-ocr page 1-

m

-ocr page 2- -ocr page 3-

■ s-C'l'H^

if

rt-

■ -.

-ocr page 4-

•i v-, -Ç

m

«

-ocr page 5-

DE HOEFSMID.

Geïllustreerd Maandblad voor hoefsmeden en anderen
die in het hoefbeslag belangstellen.

ONDER MEDEWERKING

VAÏS-

m. g. de bruin te Utrecht, j. l. g. cayaux te Deventer, f. w. van dulji te Arnhem,
a frederikse te Amersfoort, w. a. h. van horsen te Utrecht, \v. kamerbeek te
Venlo,
f. LAMÉRis te Miliigen, j. b. larmené te Amersfoort, a. van leeuwen
te Groningen, j. b. h. moubis te Utrecht, dr. j. poels te Rotterdam, h. c.
reimers
te Wageningen, w. c. schimmel en m. h. j. p. Thomassen, beide
te Utrecht,
k. f. wiersum te Groningen, en andei'sn.

GEREDIGEEKD EN UITGEGEVEN

BOOB

A. W. HEIDEMA,

rijks-veearts en medebestuurder eener inrichting voor hoefbeslag.

NIN^k - A. W. HEIDEMA. - 1899.

[l «nbsp;J i

.......

IVe Jaargang.

-ocr page 6-

INHOUD.

De titels voorzien van een f, geven artikelen aan waarbij een of meer afbeeldingen
of figuren behooren, die met * zijn bijdragen onder een afzonderlijk hoofd, de overige
zijn opgenomen onder „korte mededeelingen.quot;

De Komeinsohe cijfers duiden het nummer der aflevering aan, de gevfone de blad-
zijden.

Aanbevolen hoefsmeden door het Drentsoh
P. S. IV 61.

Aaneensluiting door vorming van bonden.
I 11.

t*Achtspan van C. Ni en huis. XI 163.

Advertentiën. I 15, II 32, III 47, IV
63, V 79, VI 96, VII 112, VIII 128,
IX 143, X 159, XI 175, XII 188.

Aluminium. IX 141.

„ Nieuwe methode tot bewer-
king van —. IV 59.
„ Wit bijten van —. IV 58.

Aluminiumbeslag in Rusland. 11 29.

„ legeering. Hoefijzers van —.

m 44.

*Amerikaan8ch ijzer. IX 135; X 158.

Aurich. De jaarl. groote hengstenkeuring
te —. VI 84.

quot;''*Balkijzer. Het maken van een — VI 84.

*Bedrog. IV 53.

Beitelhamer of dissel. IV 61.

♦Beschouwingen. Alg. — over het ont-
staan van de veranderingen aan den
hoef. X 148.

Beslag. Het onvoldoende — bij de verpl.
hengstenkeuringen in Nederl. III 41.

Beslagnetten aan noodstallen. VIII 127.

Besnijden van den hoef. T 14.

t* „ „ „ „ Ben weinig be-
kend instrument
v. het —. II 20.

t*Boekbespreking. XII 181.

Briefwisseling. I 15, III 47, IV 63, V
79, VI 95, VII 112, VIII 128, IX
143, X 159, XI 175 , XII 188.

Bruikbare insteek- of schroefkalkoenen.
Zijn er — voor sleepersp. op gladde
straten? III 44.

Bijgeloof. III 46.

Cursus in hoefbeslag te Alkmaar. Toe-
kenning van sub-
sidie voor een —.
VII 111.

* „ „ . . Almelo. II 21;

2e —. III 42.

„ „ „ „ Dokkum. VIII
123, IX 137.

„ Druten. II 28.

Cursus in hoefbeslag te Geldermalsen.

II 28, IV 57.

„ „ „ „ Haarlem. V 79.

, „ B „den Ham. XI
173.

„ „ „ „ Heerenveen. VII
111, XI 172.

„ „ „ „ Leiden.VIII123,
programma voor
den —. IX 142.
XII 187.

„ „ „ „ Ouderkerka/d.

Amstel XI 172,
XII 186.

„ „ „in Saksen. Aantal
leerl. die een —
hebben gevolgd.
I 14.

„ „nbsp;„te Schimmert. I 11.

„ „ „ „ Staphorst. XI
173.

„ „ „ „ Steenwijk. XI
173, XII 185.

*nbsp;„ „ „ „ Utrecht. IV 53.

*nbsp;„ „ „ „ Venray. III 40.

Cursussen in „ in Friesland. V 78.

„ „ „ „ Overijsel. VIII
124, XII 188.

„ „ „ „ Wurtemberg. III
45.

„ Zeeland. V 77,
78, XII 186.

„ „ r Subsidie voor de —
in Nederl. XI 173.

Dissel of beitelhamer. IV 61.

Duitsche smeden. De jaarl. bijeenkomst
der —. III 42.

*Duitschland. Bepalingen omtrent het
staatsexamen voor hoefsm. in —. II 22.

08

RIJKSUNIVERSITEIT UTRECHT

76

Engelsch ijzer. II 31.
*Bxamen te Almelo. VI 91.

*nbsp;„ „ Amersfoort. II 26.

„ „ Breslau (Duitschl.). II 31.
„ „ Oharlottenburg (Duitschl.). II
30.

*nbsp;„ „ Geldermalsen. VI 90.

*nbsp;„ „ Gorssel. V 75.

„ Hannover. VIII 126.

-ocr page 7-

*Examen te Wamel. VI 92.

n voor hoefsmeden in Mecklenburg.
XII 187.

Fabriek van schroef- en insteekkalkoenen

te Ringelstein. II 30.
*Pabriek8hoefij zers. Onze —. IX 131.
Eabrieksijzers. Nadeel der —. V 77.

*nbsp;„nbsp;of handwerk? III 39;

VIII 124.

Gereedschap markeeren. VIII 125.
Geschiedenis van het hoefbeslag. VI 95.
t*Ge wichtsijzers. Het beslag met —.
VIII 115.
„nbsp;in de praktijk. IX 136.

Gratificatie voor hoefsmeden in Oost-

Friesland. XI 174.
*Groei. Waarnemingen over den — van
den hoef hoorn bij het paard. II 25;
IV 57.

Gutta-percha. Prijsnoteer. van —. X 158.
t* „ „ zolen ter voorkoming van
het inballen van sneeuw.
III 35.

*Handwerkstand. De vei-hefftng van den

—. I 6.
fHercules III. IV.

♦Hoefbeslag. De verzameling — op de
tentoonstelling te Appinge-
dam. VI 88.
„nbsp;Goed — vóór sierlijk werk.

I 12.

*nbsp;„nbsp;Het — bij bodemnauwen

stand. IV 54.

*nbsp;„nbsp;„ — in Amerika. X151.

*nbsp;„nbsp;„ — „ Koord-Amerika.

VIII 121.
„ in Saksen. IX 141.
„ Uitvoering van het—.XII183.
„ van papier. VIII 127.
„ zonder nagels. V 77.
Hoefkit. Zolen van — als hoefverband-

middel. IX 140.
Hoefsmederij aan 's Rijks Veeartsenijschool

te Utrecht. II 28, IV 57, IX 137.
Hoefsmidschool te Altona. II 44.

„nbsp;„ Amersfoort. IV 57, X

158.

„nbsp;„ Danzig. Jaarverslag der

—. III 43.
„nbsp;„ Dresden. De toelating

als leerling aan de —.
I 14.

„nbsp;„ Hannover. II 30, VI 95.

„nbsp;„ Landshut (Duitschl.).

III 42, VII 111.

Hoefsmidschool te Neurenberg (Duitschl.).
I 12.

„nbsp;in Oost-Friesland niet op-

gericht. VIII 126.
♦Hoefsmidskunst in dichti-egels. VI 92.
Hoef vet. Reclame voor —. VIII 126.
♦Hoefvullingen. Over —. V 68.
fHoefijzer. Een —. V 78.
* „nbsp;Het — bij de Ouden. IV 56.

„ oudste —. IX 139.
„nbsp;van papier. I 14.

Hoefijzers. Materiaal voor het vervaardi-
gen van —. VII 111.
„ Nieuw soort — voor het loo-
pen op asphalt. II 31.
Wat zijn gekleurde —. II 29.
Hoeven. Het weerstandsvermogen bij on-
beslagen —. IV 58.
Hoornscheur in den toon. XII 185.
Hoornscheuren. Nieuwe agrafe met tang

voor —. II 30.
Hoorn wand. Het ontstaan van den —. I 14.
♦Hoornzoom. De — en zijn voortzetting
aan den wand. I 3.

Ingezonden. V 76, VI 93, VII 109.
Inrichting voor hoefbeslag te Buda-Pest.

IV 61.
V Groningen.
I 11, IV
57, VI94,

VIInbsp;111,

VIIInbsp;123,
X 158, XI
173, XII
187.

f* „nbsp;„nbsp;„nbsp;„ Groningen.

Leermidde-
len der —
VII 99.

„nbsp;„nbsp;„nbsp;, Rostock.

IV 60.

Insteekkalkoenen. Gedeeltelijk holle —.
I 12.

Eerste — der Vereen, t. v.
v. h. Ambacht. VI 94.
over de hoefsmidschool te
Dresden en de gehouden exa-
mens in 1898. XI 168.

Kalkoenen. Holle —. III 41.
Kamerbeek. W., overleden. V 76.
♦Klemhoef. Iets over het beslag bij —.
III 38.

Kroontrap. Het ontstaan van —. IX 139.
♦Kunsthoorn. Het —. XI 166.

-ocr page 8-

Landbouwtentoonstelling te Overflakkee
en Goedereede.
IV 61.

te Winterswijk.
X 158.

Lastige paarden te kalmeeren. lY 61.
»Leven. De hoofdverriohtingen van het
dierlijk Y 70, YI 87.

Magnalinum , een nieuwe metaallegeering.
XI 158.

Mak bij het beslaan. Omschrijving van

- IX 141.
*Memoriam. In — W. Kamerbeek Y 67.
Motorwagen. Een — uit vroegeren tijd.
Y 79.

Nagelfabriek Bergedorf te Christiania.
IX 141.

f*Nagelgaten. Het doorslaan der — vanaf

de bovenvlakte. II 23.
Xoodstal Een ongeluk bij het beslaan in
den —. X[ 175.

*nbsp;„ Moet de — weg? YII 102.

*nbsp;„ quot;Weg met den —. Vil 100.

Onderwijs in hoefbeslag. Alg. plan voor
het — aan de ambachtschool te Alk-
maar. YIII 120.
Opleiding van hoefsmeden in Nederl. 113.

te Amersfoort.
YIll 124.

Paarden die zonder voerman hun weg

aflegden. III 45.
Proces. Een — in Duitschland over een
vernageld paard. I 14, IX 140.
^ Een interessant paarden —.III 45.

*Rapport. Een — van A. Lungwitz.
YII 105.

*nbsp;over een paard met murwe,

weeke hoorn der voorhoeven.
XI 170.

Raspen en vijlen scherp te maken. XI 174.
Ringen aan den hoef. De vorming van
XII 185.

Roest van ijzer te verwijderen. III 45.
»Kijksb^drage voor bevordering van het

hoefbeslag. XI 164.
Rijkssubsidie voor de paardenfokkerij. III

47, XI 173.

tSandelhoutpaarden. lY 62.
•j-*Schmied der Deutschen Einheid. Der

—. VI 83.
Schroef kalkoenen. Gedeeltelijk holle —.
• —. I 12.
^nbsp;Hulpmiddel bij het in-

en uitdraaien van —. XII 184.

Sonderman. A., overleden. YI 95.
Staal. Een zeer eenvoudige methode voor

het harden van —. II 31.
Stoommachine. Een nieuwe —. YIII 126.
Stoot. De —. YIII 127.
tStraalbeen. Over de belasting van het — ,

in betrekking tot het beslag. lY 59.
*Strijken. Het —. IV 52.

„nbsp;Goedkoop middel tegen het —.

III 42.
Strijkijzers. III 42.

Tentoonstelling van Landb. en Nijv. te
Appingedam. II 28.
^nbsp;te München. XI 147.

*Touw-balkijzers. V 74.
*Transvaal en Duitschland. X 155.

*'Vakbelangen. YI 85.
Yakscholen voor hoefsmeden. I 12.
Yereeniging van smeden te Dresden. XII

187

in ïf. Holland.

Hnbsp;nnbsp;quot;

XI 172.
in N. Limburg.
111, XI172.

„ St. Eloy te Rotterd. XI 172.
*Yereenigingen. Het vormen van —. XII
179.

Vergadering van Duitsche smeden. Uit

de Alg. —. IX 138.
Yergadering van smeden te Heerenveen.

XII 186, 187.
»Verleden. Uit het —. X 147.
Yerzennagelgat. De plaatsing van het bui-
ten —. I 12.
Vloer voor een smederij. IX 139.
Voordrachten over hoefbeslag in Duitsch-
land. I 13.
*Yorm. Een nieuwe — voor hoefsmeden.
II 25.

Vragen en antwoorden. I 10, fH i
lY 56, YII 110, VIII 123, IX 142,
fX 156.

quot;Wand. Het beslag voor brokkelige en

rottende —. YIII 125.
f »Werkplaats.
Uit de — I 9, II 19, III 37 ,

lY 51, Y 68.
AVinterbeslag in 1898/99. I 14.

Yzer. De ligging van het ondergeslagen
—. IX 137.
„ -industrie in Rusland. II 31.

-producten van Groot-Brittannië.
II 31.

Zomerijzers voor koetspaarden. III 41.

-ocr page 9-

4e Jaargang.

Aflevering 1.

UEDACTEUR-XJITGEVER: A. W. HEIDEMA, RIJKS-VEEARTS ÏE GRONINGEN.

-ocr page 10-

Vaste medewerking is toegezegd door tal van deskundigen. De volgende
beeren hebben reeds mede verlof verleend hun namen als zoodanig te ver-
melden.

M. G. de Bruin, Leeraar aan 's Rijks Veeartsenijschool;

J. L. G. Cayaux, Kapitein-paardenarts b/h. Ie Regt. Huzaren te Deventer-

F. W. van Dülm, Vee-arts te Arnhem;

A. FREDEmKSE, Ie Luitenant-paardenarts bij de Rij-en Hoefsmidsohool te
Amersfoort;

A. H. van Horsen, Onderwijzer in practisch hoefbeslag aan 's Rijks
Veeartsenijschool te
Utrecht-,

W. Kamerbeek, Oud-Opperwachtmeester-hoefsmid, te Venlo ;

F. Laméris. Ie Luitenant-paardenarts b/h. Remonte-Depot te Millinen
b/Voorthuizen ;

J. B. Larmeké, Opperwachtmeester-hoefsmid b/d. Rij-en Hoefsmidscbool te

Amersfoort;

A. van Leeuwen, Districtsveearts voor Groningen en Drenthe, te Groningen-,

J. B. H. Moubis, Kapitein-paardenarts b/h. Ie Regt. Veld-Artillerie te
Utrecht ;

Dr. J. PoELS, Plaatsvervangend Districtsveearts te Rotterdam;
H. C. Reimers , Leeraar aan de Rijks-Landbouwschool te Wageningen ;
W. C. Schimmel , Leeraar aan 's Rijks Veeartsenijschool te Utrecht;
M. H. J. P. Thomassen, Leeraar aan 's Rijks Veeartsenijschool te Utrecht-,
K. F. Wiersum , Rijks-veearts te Groningen.

INHOUD.

De hoornzoom en zijn voortzetting aan den wand, door Moubis.nbsp;3

De verheffing van den handwerkstand...............6

Uit de werkplaats, door D. F. Stuivenberg.........9

Vragen en antwoorden................^^

Korte mededeelingen..............^^

Briefwisseling.........

••••••

Advertentiën ....

-ocr page 11-

DE HOOENZOOM EN ZIJN YOOETZETTING AAN DEN WAND.

Het is bekend dat de hoornzoom, ook zoombcand geheeten, wijl hij een
band vormt, welke den krooarand omgeeft, naar beneden een gedeelte van
den hoorn wand bedekt. Dit hoornig gedeelte, dat men bij verweeking in
water kan los prepareeren, ziet men dan als een 1 a 2 c.M. breede dunne
band van hoorn, welke in de zijgedeelten van den hoef gewoonlijk een
weinig smaller is dan in den toon, maar aan de uiteinden der verzenen zeer
toeneemt in breedte, wijl hi.j aldaar de hoornige ballen -vormt, om dan in
den straal over te gaan. Vroeger werd hij dan ook straalband genoemd
(zie fig. 1), een zeer eigenaardige naam, vooral ook daarom, dat zijn hoorn
■van elastische qualiteit is, evenals zulks met het hoorn van den straal het
geval is. De binnenvlakte is met den hoornwand verbonden, en groeit
met dezen naar. beneden, welk gedeelte wordt beschouwd als tot den hoorn-

wand te behooren, en dek- of glazuur-
laag wordt genoemd. Deze deklaag ia
intusschen een zeer dun vlies, dat men
aan de verzenen meestal kan zien; el-
ders in vele gevallen tevergeefs zal
zoeken, of aldaar slechts sporen er van
zal aantreffen; zelden kan men haar
tot ^/g van de wandhoogte volgen. Dit
hoorn trekt vocht sneller aan dan dat
van den overigen wand en zwelt dan,
wordt dof wit en teekent zich sterk
op den wand af. Bij droog worden ver-
dwijnt de zwelling, het hoorn wordt
doorschijnend en broos, terwijl zijn aan-
wezigheid op den wand alsdan zeer on-
duidelijk is. Tot zoover zijn de des-
kundigen vrij w^el eensgezind aangaande
de verhouding van dien band. Welk
doel heeft nu dat hoornig gedeelte,
of wel, welke taak heeft het aan den
hoef te vervullen ? Hieromtrent zwijgen
vele schrijvers, zij verdiepten zich niet
zeer in de rol van dit beetje hoorn, terwijl andere het een taak toeschrij-
'^'en, aan welke het niet schijnt te kunnen beantwoorden.

Steller van dit epistel heeft zich steeds voorgesteld, dat die elastische
band om den kroonrand voornamelijk diende om de vrijheid der beweging

-ocr page 12-

daar ter plaatse te bevorderen, noodzakelijk bij de werking der gewrichten,
en bij het hoefmeclianisme den kroonrand voor gebreken, vooral scheuren,
te beschermen.

Van andere zijde (zie „De Hoefsmidquot; 1896, blz. 93) wordt beweerd dat
de hoornzoom, althans het glazuur, voor de elasticiteit van den hoef van
groote beteekenis is, daar die veerkracht afhankelijk is van het water- en
vetgehalte van het hoorn; gaan die beide door verdamping verloren, dan
wordt de hoornwand brokkelig en hard. Dit nu wordt door het glazuur
tegengegaan, daar het een moeielijk doordringbaar vlies vormt. Zou dat
nu werkelijk de opgaaf van den hoornzoom met zijn voortzetting, het
glazuur zijn? Het is aan twijfel onderhevig, daar dat dunne vlies van
hoorn aan een groot gedeelte van den wand ontbreekt en aldaar dus niet
tot beschutting kan dienen, dat zoo weinig weerstandsvermogen bezit voor
uitwendige invloeden, en vocht zoo sterk er op inwerkt, dat het broos en
vezelig wordt, dus splijt, zoodat het zelf zeer noodig een bescherming zou
moeten hebben. Daarom kan dat hoorn ook niet dienen tot beschutting
van den wand tegen de schadelijke werking der lucht, der vochtigheid,
der droogte, der hitte en der koude, zooals Hekmeijer ons leerde, of
wel volgens „Het Hoefbeslagquot;, blz. 62, waar Hinze zegt, dat de zoomband
hoofdzakelijk dient tot beschutting van den hoornwand voor uitwendige
schadelijke invloeden, als groote vochtigheid en warmte.

Het is dus niet zonder reden om moeielijk aan te nemen, dat de zoom-
band en zeker ook de voortzetting er van, voor genoemd doel zou dienen.
Meer waarschijnlijkheid heeft hetgeen Delpérier ons leert (zie „Etude
spéciale du sabot du chevalquot;). Volgens hem is de taak van den zoomband
een zeer gewichtige, zoodat ook dit kleine hoorngedeelte als een meesterstuk
van bouw is aan te zien. De levensrol er van zou zijn, in de eerste plaats
om het hoorn dat aan de vleeschkroon wordt voortgebracht, dus het wand-
hoorn 1), te beletten om zich in horizontale richting te ontwikkelen, en
het te dwingen om zich bij den afgroei evenwijdig aan hem zelf en aan dén
vleeschwand te richten. Die band naar beneden gaande, doet de vleesch-
tepeltjes aan de vleeschkroon, omgeven door in ontwikkeling begrepen hoorn,
naar beneden overhellen. Dit jeugdige hoorn verbindt zich met de binnen-
vlakte van den hoornzoom en wordt door dezen medegenomen in de richting
evenwijdig aan de vleeschplaatjes. Het hoorn der vleeschkroon, gevolg
gevende aan den horizontalen druk der vleeschkroon, en der verticale rich-
ting van den hoornzoom, is genoodzaakt evenwijdig aan dezen mede omlaag
te gaan, wijl het bij het begin een kromming maakt, welke meer of minder
sterk is, naar mate dat gedeelte sterker uitspringt (zie iig. 2).

Dat de hoornzoom ook werkzaam is bij de dichtheid en vastheid, evenals
bij de dikte van den hoornwand is reeds vroeger (zie „De Hoefsmidquot;, 1898,
No. 12) aangetoond. Het jeugdige hoorn gaat onder den druk, eensdeels van
de gezwollen vleeschkroon, ten anderen van den zoomband, in de ruimten
tusschen de vleeschplaatjes aan den vleeschwand. Voornamelijk is dit het

1nbsp; Men ZIJ indachtig, dat D. de meening huldigt, dat de wand, met de hoornplaatjes
inbegrepen, voortkomt uit de vleeschkroon.nbsp;Jif_

-ocr page 13-

geval met het hoorn aan den bodem der vleeschkroon, om reden dat het
't dichtste er bij is, het weeker is, en de vleeschtepeltjes aldaar reeds als
plaatjes gegroepeerd staan.

Eenmaal zoo ver gevorderd, is de zoomband niet meer
noodig, want voortaan heeft de wand zijn dichtheid en
dikte en zijn richting, welke niet meer kunnen verande-
ren. IVutteloos geworden, droogt de zoomband (deklaag)
aan de oppervlakte van den wand, dien hij heeft helpen
ontwikkelen en in beweging gesteld, in, hij splijt, schil-
fert af en verdwijnt; het is zeldzaam dat eenig spoor er
van tot den draagrand overbUjft.

De voornaamste rol in de vorming van den wand, van
af zijn kroonrand lot het begin der hoorn plaatjes, is alzoo

'quot;j ■ , toebedeeld aan den zoomband, welke de zoo even ge-
^cnema van de rioh- , , ,nbsp;. , ,nbsp;, , ,,

, welke het wand- ^o^^de gedeelten van den wand behoorlijk bedekt.

hoorn, uit de vleesoh- ^e zoomband is bij zijn begin uitrekbaar, maar van

kroon K voortkomen- een buitengewone taaiheid; naarmate hij aan den wand

de, door de werking afdaalt, moet hij zich uitspreiden over een vlak, dat steeds

den hoornzoom grooter wordt; deze uitrekking, horizontaal over den bo-

aanneemt.

dem der kroongroeve, verhoogt de drukking, welke hij op
e wandmassa uitoefent, op het oogenblik dat deze in de plaatjes-ruimten
wordt overgebracht. Zoodra de plaatjeslaag gevormd is en verbonden met
e^v^leeschplaatjes, dan wordt de hoornzoom overbodig.

oogte van de kroongroeve is de zoomband des te dikker en sterker, al-
naarmate de hoeveelheid hoorn, waaraan hij den vorm moet geven, grooter is;

and'quot;°™ ^^ ^^^nbsp;^^^nbsp;dikker dan aan de

an ere deelen. Aan de steunsels, waar alle voorwaarden aanwezig zijn om
quot;eze met van de normale richting te doen afwijken, wegens de verbinding
® en hoornstraal en de beperkte vleeschplaaties aldaar, is de zoomband

overbodig.

Dat de zwakke zoomband in staat is tot genoemde werkingen, vindt zijn
ï'e en daarin, dat hij i-ond verloopt, en zeer taai is, en vooral ook werkt
op en wand bi.] zijn ontstaan, wanneer het hoorn nog van geringe vastheid is.

eller van dit epistel meent dat bovenstaande beschouwing van genoeg-
zaam gewicht is, om den hoefsmid er mede bekend te maken. Zij moet
ons leeren om, niet minder dan vroeger, bij de bewerking van den hoef
en hoorn wand te ontzien; zi.] is vooral ook voor hen van belang, die met
de verpleging der hoeven zijn belast; deze zullen moeten zorgdragen dat
dit gedeelte van den hoef steeds behoorlijk wordt zuiver gehouden, en geen
gebruik worde gemaakt van smeersels van slechte qualiteit, welke het hoorn
aantasten, en voorzichtig te zijn met zulke van onbekende geheime samen-
stelling, welke allicht schadelijk kunnen zijn.

Zoogenaamd gestikt of ontaard hoorn treft men aan de kroon, alzoo aan
en zoomband, vooral van den toon, maar al te dikwijls aan bij hoeven,
■we ke na den arbeid geen reiniging ondergaan, en onder een dikke laag
■^a^ vet worden gezet. Alle smeersels onderhevig aan omzetting, waarbij
scherpe producten worden gevormd, zijn te ontraden; daarom is oud vet

Fig. 2.

Van
Z Z

-ocr page 14-

en ook onzuivere vaseline niet te gebruiken, want vetzuren en petroleum
zijn het hoorn niet welgezind.

Paardenoppassers, koetsiers, enz. blijken over deze zaak soms weinig
kennis te bezitten, of wel hun eigen slechte gewoonten te hebben, zoodat
het beter ware, wanneer dit personeel in 't geheel niet van hoefsmeersels
gebruik maakte. Daar nu alle dienstdoende paarden op zekere tijden, ten
behoeve van het beslag, voor den hoefsmid moeten verschijnen, is deze
laatste in de beste gelegenheid om den verzorger voor te lichten omtrent
de wijze, waarop met den vetkwast in den stal dient te worden gehandeld,
c. q. een overbodige zorg wordt, daar toch bij de meeste paarden , welke
veel buiten zijn, en vooral op een geschikten bodem hun arbeid verrichten,
dat invetten kan worden nagelaten. De verpleging kan zich in zoo'n geval
bepalen tot een grondige reiniging der hoeven na den arbeid, een goed
verzorgde standplaats in den stal en een goed beslag op zijn tijd. Daar-
door worden de hoornige deelen op de beste wijze in betrekkelijk normalen
toestand gehouden.nbsp;Moubis.

DB VEEHEFFING VAN DEN HAND WEERSTAND.

Men hoort in den laatsten tijd overal spreken over verheffing van den
handwerlistand en van vele zijden wordt daarvoor ook met kracht geijverd.
Maar men stuit daarbij op allerlei hinderpalen, en een daarvan ligt in het hand-
werk zelf, of beter gezegd in het feit, dat vele werkbazen hun stand geringer
schatten, dan hij op grond van het verleden en van zijn groote beteekenis in
het maatschappelijk leven verdient. Dit komt onder anderen ook daardoor
aan den dag, doordat vele werkbazen hun zoons te goed achten om een
handwerk te leeren. Toont de knaap iets meer dan gewone geestesgaven,
talent, zooals men gewoonlijk zegt, dan denkt de vader er over na, hem in
een anderen stand in te leiden; hij stuurt hem dan naar een hoogeschool
en is er trotsch op een jongen te hebben, die studeert, en hem 't uitzicht
opent een geleerden zoon de wereld in te zenden.

Op zich zelf beschouwd is 't streven van een vader zijn kinderen zoo ver
mogelijk te brengen, zeer zeker te prijzen; maar men mag niet vergeten,
dat ouders licht geneigd zijn den geestelijken aanleg hunner kinderen te
overschatten, en zij hen geschikt achten voor een hoogere carrière dan 't am-
bacht biedt. Wij hebben er niets op tegen, dat zoons van handwerkslieden
den weg naar den ambtenaars- of den geleerden stand gebaand wordt, en
het feit is niet te loochenen, dat niet weinig mannen van beteekenis uit hand-
werkersgezinnen zijn voortgekomen, maar — 't mag toch niet vergeten wor-
den, dat het in de eerste plaats de vraag is, of het talent van den knaap
toereikend is. Dit wordt dikwijls veronachtzaamd; een groot aantal ouders,
dikwijls gedreven door liefde tot de kinderen, onderzoeken den aanleg of de
neiging voor het een of ander beroep dikwijls veel te oppervlakkig.

Menig handwerksman waant dat zijn zoon talent bezit, denkt dan, dat hij
een onrecht aangaat, als hij hem een handwerk laat leeren, en zendt hem,

-ocr page 15-

nadat ook de moeder overtuigd is van de geestesgaven van haar zoon, naar
een hoogeschool. Dat kost natuurlijk geld en de liandwerksbaas of winkelier
bekend dan wel eens in stilte, dat hij de gelden, die zijn zoon voor de studie
noodig heeft, heel goed in zijn zaak zou kunnen gebruiken, dat hij en zijn
huisgenooten zelfs het een en ander ontberen moeten om de verplichtingen
na te komen; maar dan troost hij zich weer met de gedachte, dat zijn zoon
tem en de zijnen later voor de gebrachte offers schadeloos zal stellen. Dit
gebeurt nu ook wel, als de jongen in het ouderlijk huis goed is opgevoed,
voldoende talenten bezit en vlijtig is en daarbij ook eenigszins geluk heeft.

Maar er zijn ook gevallen, waarbij de berekening der ouders faalt, en
dan is de zoon in de eerste plaats, en met hem zijn familie, er slechter aan
toe dan wanneer hij handwerksman was geworden.

Wij raden alle handwerksbazen, die zoons hebben, dit wel te bedenken;
tegelijkertijd voegen wij er echter dit bij : men denkt toch zeer gering van
den handwerkstand en van 't verheven standpunt waarop het handwerk feite-
lijk staat, als men aanneemt, dat om een handwerk te leeren, geestelijke
bekwaamheden onnoodig zijn, en dat men 't recht heeft jonge talenten aan
t handwerk te onttrekken. Dit is een dwaling!

Wij achten 't handwerk hoog, en omdat wij dit doen, daarom zijn wij
ook overtuigd, dat het in vele gevallen zeer onverstandig gehandeld is, als
handwerkbazen hunne zoons trachten op te leiden voor een anderen werk-
•^ring, omdat zij meenen, dat zij dan hunne bekwaamheden meer productief
kunnen maken. Als men nu aan den handwerkstand alle jonge lieden met
talent onttrok, dan zou het handwerk nog meer den kreeftengang gaan
dan nu 't geval is; want men moet niet vergeten, dat het niet alleen mate-
rieele gebreken zijn die den vooruitgang van den handwerkstand van onzen
tijd belemmeren, maar dat ook niet voldoende geestelijke kracht mee de
SC uld is, dat het handwerk van zijn vroegere hoogte is afgedaald.

De ergste vijanden van den handwerkstand zijn feitelijk de stumperts
en de knoeiers, die zich — ten gevolge der vrijheid op 't gebied van 't hand-
werk — onder onze vakgenooten bevinden, die met de
bekwame werkbazen
op ongerechtvaardigde wijze concurreeren, de prijzen drukken en't aanzien
Tan den geheelen stand benadeelen. Om die concurrenten te verwijderen,
bestaat er, gelooven wij, geen beter middel dan het versterken van den hand-
■vverkstand door het toevoeren van zooveel mogelijke flinke jonge lieden, met
aanleg of talent. Daartoe moeten echter de handwerksbazen ophouden, als
hunne zoons niet bijzonder begaafd zijn, hen aan den handwerkstand te ont-
trekken, en veeleer alles doen om hen tot flinke vakgenooten te maken. Af-
gezien nog van het nut, dat daardoor ontegenzeggelijk voor den geheelen
stand ontstaat, zouden ook de handwerksbazen er zeer veel van profiteeren.
Men bedenke slechts eens, hoeveel geld veeljarige studie, eerst op het gym-
nasium en later op de universiteit kost, en dan vrage men zich af, of der-
gelijke, jaren lang durende uitgaven voor menigen handwerksbaas niet te
bezwarend zijnP Nemen wij aan, dat de knaap of jongeling, die zich aan
de studie wijdt, gemiddeld jaarlijks slechts 300 gebruikt, dan bedraagt dit in
eenige jaren, zelfs zonder renten, een vrij groot bedrag, dat feitelijk aan de
zaak van den vader wordt onttrokken. Bedenken wij daarbij nog, dat de

-ocr page 16-

jongeling, in den tijd dien hij aan de universiteit doorbrengt, tot op het
oogenblik, waarop hij een bezoldigde betrekking heeft, niets verdient, ter-
wijl hij, als hij een handwerk had gekozen, zijn brood zelf zou verdienen
dan zien wij dat hij zichzelf of zijn ouders en huisgenooten niet weinig
benadeelt.

Daarmee is de zaak echter nog niet uit. Zooals iedereen weet, is 't aantal
studeerende jongelui uit den niet-bemiddelden handwerkstand in onzen tijd
vrij groot; 't is hoogst moeielijk een vaste betrekking in den ambtenaars-
of geleerden stand te bekomen, en heeft een jongmensch die eindelijk ver-
kregen, dan is het inkomen zóó, dat het nauwelijks voor levensonderhoud
van hem en zijn gezin toereikend is; aan blijvenden steun van ouders en
broeders en zusters is niet te denken, en die zijn in hun verwachtingen
bitter teleurgesteld. De vader is intusschen ouder geworden, hij is niet in
staat zoo flink meer te werken als vroeger en moet omzien naar een steun
in zijne zaken. Had zijn zoon in plaats van te studeeren zijn handwerk
geleerd en zich in 't buitenland verdere kennis en bekwaamheid verworven,
dan kon hij zijn vader een groot deel van den last afnemen, nu hij dat
niet kan, moet er een andere kracht genomen worden en daardoor wordt
het inkomen der handwerkersfamilie steeds aanmerkelijk verminderd. En
gebeurt het, dat de vader ziek wordt of sterft, dan is de moeder als er
slechts een besturende zoon is of geen der zoons het handwerk van den
vader geleerd heeft, genoodzaakt, de leiding der zaak aan vreemde handen
toe te vertrouwen en ten slotte moet soms de zaak, die 't gezin onderhield,
verkocht worden.

Dat zijn voor het gezin dikwijls de gevolgen van het feit dat van den
zoon geen handwerksman, maar een heer gemaakt werd.

Wij willen na deze beschouwingen er den niet-bemiddelden handwerksbaas
nog op wijzen, dat de bloei van den handwerkstand in vroeger tijden niet
het minst ook daaraan te danken is, dat de handwerksbazen hun zoons in
hun eigen handwerk opleidden en er trotsch op waren als hun zaak in de
familie bleef. Daarbij komt nog een verschijnsel, dat zich in onzen tijd in
handwerkskringen openbaart. Dit is de opvoeding der dochters van hand-
werksbazen. Een groot aantal worden weinig tot huiselijken arbeid aange-
zet, kleeden zich boven hun stand, en besteden een groot deel van den tijd
met wandelen, uitgaan en een of ander haak- of borduurwerk. Dat derge-
gelijke meisjes voor vrouwen van handwerksbazen niet geschikt zijn, behoeft
niet aangetoond te worden. De handwerksman, die zoo'n vrouw krijgt, is
volstrekt niet te benijden, 't zij dan, dat zij in 't huwelijk — wat echter
wel zelden 't geval is — erg veranderde. Wij gelooven, dat de handwerks-
bazen , die 't met de verbetering van hun stand ernstig meenen, ook aan de
opvoeding hunner dochters tot spaarzame, bescheiden en bekwame huisvrou-
wen evenveel waarde moeten hechten, als aan de opleiding hunner zoons.
Iets meer standbewustzijn, iets meer handwerkstrots, en
nog veel meer, zal
dan bij ernstige samenwerking der handwerkers wel van zelf komen.

Ten slotte zeggen wij nog dit: het geld, dat thans door menige hand-
werksbaas voor de wetenschappelijke opleiding zijner zoons, of voor „be-
hoeftenquot; zijner dochters wordt uitgegeven, die eigenlijk geen behoeften zijn,

-ocr page 17-

gebruike men tot verheffing der zaak of tot het aanleggen van een reserve-
fonds voor den ouden dag; dit beschouwen wij ook als een der middelen
tot verheffing van den handwerkstand.
nbsp;{Vulhaan?)

UIT DE WERKPLAATS.

He vervaardiging van een voorijser «onder Teaïkoenen.

Rechter voorijzer, van onderen gezien.nbsp;Rechter voonjzer, van boven gezien.

a. draagvlakte; h. afhellende vlakte.

Voor het maken van een voorijzer zonder kalkoenen gebruikt men bij
een paard van gemiddelde grootte in den regel staafijzer van 1 bij '/ig.
Nadat de staaf op maat is afgehakt, maakt men de grootste helft wit heet,
smalt deze eerst wat op, waarna de punt kort schuin wordt bijgesineed.
Nu zet men de helft rond en kant den buitenrand over den horen van het
aanbeeld eerst wat schuin bij. Dit schuin bijsmeden verdient aanbeveling
omdat door het inslaan van de rits de onder- of grondvlakte van het ijzer
iets meer uitzet dan de boven- of hoefvlakte. Vervolgens wordt het ijzer
vlak geslagen en de rits aangebracht.

Het ritsen geschiedt aan den buitentak van een rechter ijzer en aan den
binnentak van een linker van af het verzeneinde, bij de 2 andere van
het toongedeelte. Men maakt in den regel steeds den buitentak van het
ijzer het eerst. Bij de eerste keer ritsen slaat men de rits direct tot bijna
het twee derde deel der dikte van het ijzer door, terwijl men daarna nog
zachtjes even naritst om de beide zijvlakten der rits goed glad te krijgen.

De nagelgaten worden met den stamper aangebracht. Het toonnagelgat
behoort een weinig vanaf den hoek der rits te zitten, het derde of verzehnagel-
gat even over de helft der lengte van den buitentak, het tweede, zij- of
twartiernagelgat juist tusschen die twee in. Met den doorslag worden de
gaten verder doorgeslagen. Het toonnagelgat moet schuins, ongeveer ruim
half zoo schuin als de richting van den hoorn wand kan worden veronder-
steld , het zijnagelgat iets minder schuin zijn gericht, terwijl men het derde

-ocr page 18-

gat rechtop kan doorslaan. Verder slaat men het ijzer vlak en brengt er
meteen eenige afhelling in aan, waarna de buitenrand op den horen goed
wordt opgekant, zoodat hij flink glad wordt. Na opnieuw te zijn vlak ge-
slagen, is de buitenhelft van het ijzer afgewerkt.

De andere helft wordt vrij wel op dezelfde wijze vervaardigd, onder op-
merking dat het niet geritste gedeelte precies het midden van het ijzer
behoort in te nemen, terwijl het derde nagelgat op het midden van den
binnentak behoort te komen.

Zoodra het ijzer zoover in orde is, gaat men over tot het oprichten van
het ijzer. Dit wordt grootendeels goed rood heet gemaakt, de afhelling
naar behooren afgewerkt, het ijzer omgekeerd en de gaten van de zijde der
ritsvlakte nog eens doorgeslagen. Het ijzer wordt weer vlak geslagen, de
lip getrokken, het ijzer bij de lip wat opgekant en de gaten van de zijde
der draagvlakte op maat gebracht. (In den regel zijn hiermede de gaten
geheel afgewerkt, en behoeven zij niet meer te wenschen over te laten,
ofschoon het nog eens doorslaan der gaten van de zijde der ondervlakte,
voor het volledig passen der nagels in de gaten, niet anders dan nuttig
kan werken).

Ten slotte wordt de draagvlakte zuiver vlak geslagen, de afhelling bij ge-
smeed, het ijzer goed van vorm gezet, eenig opzet aangebracht en het overige
deel der draagvlakte nog eens goed vlak gemaakt.

D. ïquot;. Stuivenberg.

{Wordt vervolgd).

VRAGEN EN ANTWOORDEN.

Vraag 1. Indien de hoeven eens per maand worden beslagen, hunnen deze
dan niet goed worden gehouden?

Antwoord: Het is voor paarden met goede hoeven wel zoo goed als
Let beslaan om de vijf of zes weken gebeurd, want dan kan er meer van
de hoeven worden afgekapt en de smid heeft niet zoo veel last van de oude
nagelgaten.

De hoeven kunnen echter wel goed blijven als zij ieder maand worden
beslagen. Mij zijn verscheiden paarden van nabij bekend, die prompt ieder
maand, somtijds wel om de drie weken, worden beslagen en goede hoeven
houden. Ik heb het wel gehad dat paarden met brokkelhoeven, die eerst
geregeld ieder maand beslagen werden, betere hoeven hielden als later, toen
ze om de zeven of acht weken van ander hoefbeslag werden voorzien.

(3^roningen.nbsp;D. P. Stuivenberg.

Vraag 2. Is er bezwaar om voorijzers tot achterijzers om te zetten?

Antwoord: Mijns inziens bestaat daartegen geen bezwaar als de voor-
ijzers maar goed naar de achterhoeven worden gezet. Het is voor een smid
echter altijd een onpleizierig werk, vooral als de ijzers erg dun zijn —
soms als een gulden; dan komt daar nog vaak bij dat er kalkoenen aan
getrokken moeten worden. Door een en ander worden de ijzers dikwerf

-ocr page 19-

te kort, maar het steekt bij vele boeren niet zoo nauw hoe of de paarden
van achteren op het beslag staan, als ze van voren maar dikke ijzers onder
krijgen.

Gronin-en.nbsp;D. F. St aivenberg.

KORTE MEDEDEELINGEN.

— Op 15 November j.l. werd de hoefsmidscursus te Schimmert door den
rijks-veearts Lemmens' op kosten van de Maatschappij van Landbouw in
Limburg gegeven, gesloten met een degelijke toespraak door den heer Graaf
I. d'Ansembourg, onder-voorzitter dier Maatschappij (de voorzitter, de
heer Merckelbach, was wegens gezondheidsredenen verhinderd). De
spreker w-ees daarbij op het groote belang voor de paardenhouders. goede
hoefsmeden te hebben. Door de hoefsmeden werd den heer Lemmens, als
een bewijs van dankbaarheid voor de ontvangen degelijke lessen, een prachtig
geschenk aangeboden, bestaande uit een portret-album met koperen stan-
der. — De heer Lemmens dankte zijne leerlingen eui wenschte hun toe dat
zij Tan het genoten onderwijs schoone vruchten mochten dragen in het prac-
tische leven.

—nbsp;Bovengenoemde hoefsmidscursus werd gehouden, voor zooverre het
't practische gedeelte betrof, in de smidse van J. Co lijn te Gulpen.

De bij dien cursus geslaagden zijn: Fr. en Hub. Bastings, beide te
Mheer, Guill. Oolijn en Jan Haener, beide te Gulpen, Ad. Kohl
te Mechelen, Pr. Meelkop te Wittern, Jos. Vermeeren te Eys, Aug.
en Jos. van Oppen, beide te Klimmen en J. Heusscher te Wijlre.

—nbsp;In Noord-Limburg heeft zich een hond van hoefsmeden gevormd, ten
doel hebbende de onderlinge belangen te behartigen. Vooral zal men trachten
door gezamenlijken aankoop van materiaal, voordeeliger in te slaan, en
zich tevens verplichten wanbetalers onderling te weren. Het van den een
naar den ander loopen dezer categorie van paardenhouders wordt zoodoende
voorkomen. De vereeniging telt thans reeds 18 leden, allen hoefsmeden die
een cursus, gegeven vanwege de Maatschappij van Landbouw, met goeden
uitslag hebben gevolgd.

Het bestuur bestaat uit: A. Turlinx, president, hoefsmid te Lottum,
J. J a n s s en, secretaris, hoefsmid te Velde en G. Thielen, penningmeester,
hoefsmid te Lottum. Vermoedelijk zullen nog meerdere smeden toetreden. B.

—nbsp;Set goede voorbeeld van Noord-Limburg moge navolging vinden! Aan-
eensluiting , op zoo velerlei gebied met uitstekend resultaat bekroond, is ook
voor de hoefsmeden een hoogst belangrijke zaak, waardoor tal van voordeelen
kunnen worden verkregen. Kolen en ijzer, om slechts een paar der voor-
naamste artikelen te noemen, zijn bij gemeenschappelijken aankoop billijker
te bekomen en kan de controle op qualiteit tevens scherper zijn, dan wan-
neer ieder smid zijn inkoopen afzonderlijk doet.

—nbsp;Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. De leerling J. Paagman
van Uithuizen, sedert 15 Augustus 1898 aan genoemde inrichting geplaatst,
heeft 14 Januari 1899 het bewijs ontvangen zijn leertijd met goed gevolg

-ocr page 20-

te hebben volbracht en wordt voorloopig werkzaam te Uithuizen. — De
opengevallen leerlingplaats wordt 16 Januari a.s. ingenomen door L. Koster
van Grodlinze, prov. G-roningen.

De 3 leerling-plaatsen (meer zijn aan genoemde inrichting niet beschik-
baar) zijn dan ingenomen door 2 smeden uit de prov. Groningen en 1 uit
Overijsel. De dit jaar achtereenvolgens openvallende plaatsen zijn reeds
toegezegd tot October a.s. Als eischen voor toelating worden gesteld: een
leeftijd van minstens 20 jaar, een flinke ontwikkeling in het smidsvak en
voldoende handigheid in het maken van een hoefijzer.

—nbsp;In sommige leerboeken wordt aangegeven dat het luiten-verzennagelgat
moet worden aangebracht op het midden van den buitentak. In de meeste
hoefsmederijen wordt zulks niet opgevolgd, doch genoemd nagelgat 1 ä 2
nagelgat-breedten verder naar het verzeneinde geplaatst. En dit onzes in-
ziens met recht, omdat daardoor de bevestiging van het ijzer aan den hoef
veel steviger wordt.

—nbsp;Een degelijk en kundig hoefsmid dient steeds zorg te dragen dat het
uitgevoerde hoefbeslag goed is en dit er zoo mogelijk keurig uitziet.
Het
goede heJioort echter op den voorgrond te staan
en pas daarna komt het sier-
lijke in aanmerking.

—nbsp;H. Behrens Jr., assistent aan de leersmederij te Rostock in Duitsch-
land , heeft een uitvoerig artikel over
vakscholen voor hoefsmeden geschreven
en komt daarbij tot de volgende resultaten:

1quot;. een hoefsmidschool moet over een uitgebreid onderwijsmateriaal
kunnen beschikken ten opzichte van alle benoodigde leermiddelen, prepa-
raten, hoefijzers, werktuigen enz.

2quot;. het aantal te beslagen paarden moet voldoende groot zijn om aan
de leerlingen gelegenheid te geven zich daarin goed te bekwamen; te veel
paarden schaadt echter, daar zulks aanleiding kan geven tot te weinig
oefening in andere opzichten (het toezicht zou daarbij ook allicht te wenschen
overlaten, en meermalen door baast slordig werk worden geleverd);

30. in een werkplaats tot opleiding van hoefsmeden mogen geen andere
dan hoefsmidswerkzaamheden worden verricht, daar ander smidswerk slechts
storend zou werken op de ontwikkeling in zake hoefbeslag.

—nbsp;G-edurende het nu loopende winterseizoen zijn van Duitsche zijde
zoowel
schroef- als msteehhalhoenen aanbevolen, die gedeeltelijk hol zijn, en
wel in dien zin dat wanneer zij in het ijzer zijn aangebracht het voorkomen
hebben van gewone. Het aangegeven voordeel moet gelegen zijn in het
volgende: indien een schroef kal koen afbreekt, kan het vastblijvende stuk
op eenvoudige wijze worden uitgedraaid; indien een insteekkalkoen te ver
wordt afgeloopen, kan deze toch gemakkelijk worden verwijderd, terwijl

■ door de aangebrachte holte langen tijd het uitglijden zou worden voorkomen.

—nbsp;Hoefsmidschool te Neurenlerg, in Beieren. Deze nieuwe inrichting werd
1 October 1898 geopend. Het gebouw is zoo ingericht, dat beneden de
werkplaats is en boven het leslokaal en de verzameling leermiddelen. Er
zijn in de smederij 2 dubbele vuren, 4 aambeelden, 4 groote bankschroeven
en 1 boormachine. De oppervlakte der werkplaats bedraagt 70 vierkante
Meter, waaraan de beslagplaats onmiddellijk grenst. De smederij en de

-ocr page 21-

beslagruimte zijn door een deur verbonden, of gescheiden zoo men wil. De
beslagplaats is geheel van de buitenlucht afgesloten, van steen opgebouwd,
ia het bezit van een flinke, groote deur, veel bovenlicht, terwijl in de zij-
■«■anden groote boogramen zijn aangebracht. In de beslagplaats is één
noodstal geplaatst.

Buiten de smederij en de beslagplaats vindt men in de inrichting nog
een afzonderlijke voorraadkamer voor hoefijzer en een voor kolen.

De leiding der inrichting voor hoefbeslag is opgedragen aan den rijks-veearts
Hans Dimpfl, terwijl als onderwijzer-hoefsmid is aangesteld de meester-
lioefsmid J. Br od wolf.

Er zullen 2 cursussen in het jaar worden gehouden, elk van 4 maanden,
aanvangende 1 Januari en 1 September. In den regel zullen hoogstens 12
leerlingen worden toegelaten. De toe te laten leerlingen moeten minstens
2^/2 jaar als hoefsmidsgezel werkzaam zijn geweest. — Het onderwijs is
kosteloos doch de leerlingen moeten zelf voor kost en inwoning zorgen. De
'«■erktijd is van 's morgens zes tot 's avonds zes, natuurlijk onderbroken door
rust- of schaftti.jden. Sommige leerlingen kunnen van de landbouwmaat-
schappij in Midden-Frankenland een geldelijke ondersteuning ontvangen.

Aan het einde van ieder cursus zal een examen worden afgenomen. De
examen-commissie zal bestaan uit: een Eegeeringscommissaris, den directeur
der School, een militair paardenarts, den onderwijzer-hoefsmid en een eige-
naar van paarden. Het examen omvat: P. het maken van een ijzer, zomer-
of ^Tinterbeslag; 2°. het maken van een ijzer voor een abnormalen hoef, of
^oor een paard met gebrekkigen stand of gang; S». het volledig beslaan
van een hoef; 40^ ggn mondeling vragen omtrent de theorie van het hoef-
eslag.
qiq^ ^^^ werden aan deze hoefsmidschool 180 paarden per maand
beslagen.

Het schijnt dat in 1899 de reorganisatie van het veeartsenijkundig
onderwijs degelijk door de Begeering zal worden voorbereid, en de organi-
satie van de maatregelen ter bevordering der paardenfokkerij van Eijkswege
eveneens. Beide verdienen ten volle toejuiching, maar wij hopen dat daarna
de opleiding der hoefsmeden in ons land eens goed aan de beurt komt. De
M toegekende subsidiën worden zeer zeker dankbaar als nuttig erkend,
maar zij vormen toch slechts een zekere geruststelling dat het hoefsmidsvak
door de Regeering in het oog wordt gehouden. Op den duur kan alleen
een degelijke opleiding blijvende tevredenheid geven. Wij zijn echter ten
volle overtuigd dat het instellen van een of meer hoefsmidscholen, in directe
aansluiting met practische oefeningen, zeker zal plaats vinden, doch de tijd
van voorbereiding daartoe kan nog eenige maanden op zich laten wachten.

De heer Lungwitz, redacteur van „Der Hufschmiedquot; en chef der
hoefsmidschool te Dresden, heeft op ondescheidene plaatsen in Saksen voor-
drachten over hoefbeslag gehouden. Dit geschiedde in opdracht van den
-Li-inister van Binnenlandsche Zaken, met het doel de houders en
eigenaren
^ö» paarden meer behend te maJcen met het hoefbeslag en het groote belang
'lat gelegen is in een doelmatige uitvoering daarvan. Indien de paarden-
ouders meer kennis hadden van het hoefbeslag dan nu het geval is, zoo
zou het aan de goed ontwikkelde hoefsmeden gemakkelijker vallen de klan-

-ocr page 22-

disie geheel tot zich te trekken. In dit geval werd ieder smid verplicht
voor een degelijke opleiding zorg te dragen, waarmede het gestelde doel
voor de verbetering van het hoefsmidsvak zou zijn bereikt.

—nbsp;Papieren hoefijzer. J. Dollar, veearts te Londen, heeft een hoefijzer
van papier aanbevolen. Volgens het tijdschrift
La Fapeterie (De Papier-
fabriek) wordt het gemaakt van geperst papier, is het licht en duurzaam, _
en wordt het met kit aan den hoef bevestigd. Dit nieuwe beslag zou te
Berlijn groote opgang maken.
{Revue vétérinaire de Toulouse, Dec. 1898).

S.

—nbsp;Het ontstaan van den hoornwand. ■— In een uitgebreide verhandeling,
voorkomende in het
Bec-ueil de médecine vétérinaire van 30 November 1898,
tracht de Pransche paardenarts Delpérier aan te toonen, dat de geheele
hoornw^and, met inbegrip van de hoornplaatjes, wordt voortgebracht door
de vleeschkroon. Hij meent dat de vleeschwand daartoe volstrekt niet
bijdraagt.

Dezelfde theorie is, reeds vele jaren geleden, van Eussische zijde verkon-
digd (namelijk door Eawitsch), doch heeft geen stand kunnen houden.

S.

—nbsp;Het winterheslag levert voor den hoefsmid gewoonlijk nog al een goede
bate op, doch 1898/99 heeft zich in dat opzicht tot nu toe slecht gehouden.

—nbsp;Het besnijden van den hoef is de belangrijkste bezigheid in het hoef-
beslag. Voor een doelmatig besnijden dient de smid niet alleen voldoende
kennis van zijn vak te hebben maar bovenal een gezond oordeel.

—nbsp;In Duitschland is een proces gevoerd over een iJernageld paard, dat ten-
gevolge van die vernageling zou zijn gaan lijden aan algemeene spierkrampen,
in Nederland veelal aangeduid met den naam van klem. De eigenaar van
het paard gaf den smid de schuld en eischte schadevergoeding. Op verzoek
van de rechtbank werd een uitvoerig veeartsenijkundig rapport uitgebracht.
Aangezien de eigenaar het paard heeft laten afmaken en genezing bij klem
niet geheel is uitgesloten, werd de ingediende eisch tot schadevergoeding
door den aanklager teruggenomen.

—nbsp;In het koninkrijk Saksen hebben gedurende 1897 161 hoefsmidsleerlin-
gen een cursus in hoefbeslag gevolgd, terwijl bovendien 55 andere hoefsnle-
den zich mede aan het examen hebben onderworpen. Van deze waren 2
reeds gediplomeerd, doch wenschten het recht zich meester-hoefsmid te kunnen
noemen, bij welk examen zij niet voldoende hebben gehaald. De genoemde
161 zijn alle geslaagd; 71 hunner waren militaire leerlingen, de overige
burgerleerlingen; 125 ontvingen een getuigschrift als gezel-hoefsmid, 36 als
meester-hoefsmid. Van de 55 die zich door zelfstudie hadden bekwaamd,
of ten minste niet aan een Eijkscursus in hoefbeslag deelnamen, werden
31 als gezel en 1 als meester-hoefsmid toegelaten, terwijl 23 werden afgewezen.

—nbsp;Be toelating als leerling aan de hoefsmidschool te Dresden kan geschie-
den na schriftelijke aanvrage aan de Directie der Veeartsenij kundige Hooge-
school aldaar. Een leerling moet ISVg Mark inschrijvingskosten betalen,
het leerboek kost 8 M., voor een slaapgelegenheid aan de school moet per
maand 3 M. worden vergoed, voor kost moet de leerling zelf zorgdragen,
de examenkosten bedragen 14 M., de duur van den cursus is 4 maand.

-ocr page 23-

Onvermogende leerlingen met goeden aanleg kunnen worden vrijgesteld van
woning- en examengelden en bovendien gedurende hun leertijd 112 Mark
voor kost enz. ontvangen. Indien het na een verblijf van 4 weken aan de
hoefsmidsohool blijkt dat een geldelijk ondersteunde leerling voldoenden aan-
leg, ijver of ontwikkeling mist om met grond te kunnen verwachten, dat
hij na zijn leertijd een goed examen zal afleggen, zoo wordt dien leerling
een verdere ondersteuning ontzegd.

■— In de Ivovember-aflevering van „Der Hufschmiedquot; 1898 kwam de vol-
gende vraag voor:
„Berust het op waarheid dat de hoefijzers het straatpla-
veisel vernielen''quot;
Het antwoord hierop luidde: Natuurlijk berust zulks op
waarheid. De paarden, vooral die met stootijzers zijn beslagen, doen meer
kwaad aan het plaveisel dan de wagens. Juist in verband hiermede stelt
uien zich voor dat de algemeene aanwending van motorwagens een niet
onbelangrijke bezuiniging zal geven door minder onderhoud der bestrating
en minder onkosten der reinigingsdienst.

BRIEFWISSELING.

Sedert 15 December 1898 zijn ingekomen postwissels van de beeren:
Menenage te A., Q. Nieuwenhuizen Tzn. te Gr. en G. H. Löwenstein te
L-^over '98 ieder ƒ3.00; van P.
S. van der Linden te S. voor jaarg. '96,
, 98 ƒ6.00; voor het 4de kwart. '98 en 1ste halfjaar 1899 van
P. Butler
B- ƒ2.25; van S. Veerman te S. (N. O. I.) voor losse afl. ƒ0.30.

Advertentiën.

den uitgever dezes verscheen:

DE VOORMALIGE

RIJKSSÏOETERIJ TE BORCÜLO.

Met toestemming van den Minister van Oorlog opgemaakt
naar officiëele beseheiden in het archief van
het Departement van Oorlog.

door

H. C. M. E. H. VAN SOETERMEER VOS,

Isfe Luitenant der Veld-Artillerie te Utrecht.

een plaat van het kasteel te Borcnlo en bovendien in den tekst het portret
van den generaal-majoor Jhr. .1. van de Poll, oud-directeur
der genoemde Stoeterij.

Prijs van af I Januari 1899 slechts f 0.75.

-ocr page 24-

T)V MDFI^^MTnquot;nbsp;^^^ plaaisen van het Binnen-

llKJLjl OmiUnbsp;^ ^^^ ^^^ Buitenland gelezen.

}}

KiansthLOorn,
voor Hoefbeslag,

verkrijgbaar in de chemicaliën- en
drogerijen-handel van

K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,

te Dordrecht.
PRIJSCOURANTEN voor HH. Vee-
artsen op aanvrage gratis.

HET PAARD,

Geïllustreerd Maandblad, gewijd aan Paarden-
fokkerij en Paardenkennis in ultgebreiden zin.

fiedaotem--Uitgever A. W. HEIDEMA.
DERDE JAARGANG.

Prijs per jaar fr. p. p. ƒ 3.— voor
Nederland, ƒ3.50 voor O. en W.-Indië
en het buitenland.

Engelsclie veerkrachtige

HOEFZOLEN voor paarden met geroelige of gebrek-
kige hoeven.nbsp;.

Deze zolen worden zeer geroemd en zijn m alle afmetmgen

verkrijgbaar.
CIRCULAIRES op franco aanvrage bij :

W. A. H. VAN HORSEN, Utrecht.

„DE HOEFSMIDquot;

neemt van lieverlede toe
in abonnentental. Indien
ieder tegenwoordige abonné

één abonnement

aanwierf, zou de prijs direct
van /■ 3.— op
f2.— wor-
den gebracht. Mochten de
inkomsten der advertentiën
belangrijk toenemen, dan
zou zulks hierdoor mogelijk
worden. Wij verzoeken in
beide opzichten steun, waar-
door de belangen der abon-
né's en die van „De Hoefsmidquot; beide worden behartigd.

-ocr page 25-

UIT DE WERKPLAATS.

Ret mähen van een acJiterijzer zonder halhoenen.

Dit gescliiedt op dezelfde maniei- als een voorijzer met dit verschil dat
tiet spitser in den toon wordt gezet in verband met den vorm van den hoef,
en de ritseinden in den toon worden een weinig verder van elkaar gehouden
als bij een voorijzer. Daarbij worden de gaten een beetje verder naar ach-
teren geslagen.

Rechter achterhoef bij normalen stand.

Als men ijzers met kalkoenen maakt dan worden deze er aangetrokken
als men het ijzer rond heeft gezet en voordat men de rits er in slaat. De
kalkoenen moeten zoo hoog zijn als het ijzer dik is en goed vlak voor den
tak staan, met andere woorden rechthoekig op het uiteinde van den tak.
Als men een strijkijzer met kalkoen maakt, zet men de grootste helft van
de staaf om en verder werkt men den buitenkant gewoon af. Dan gaat men
den binnentak opsmallen en wel zooveel dat het toongedeelte van de binnen-
zijde iets smaller wordt dan aan den buitenkant maar het verzengedeelte
slechts zoo breed als de draagvlakte van den hoef. Men houdt daarbij den
buitentak van het linker ijzer een weinig naar zich toegekeerd en dan w^ordt
met de voorhamer vlak op deu binnenkant geslagen. Zoodoende krijgt men
de binnenkant vlak en de buitenkant wordt schuin bijloopend naar de grond-
vlakte. Bij een rechter ijzer houdt men den buitenkant een weinig van zich af.

-ocr page 26-

De rits wordt in den strijktak tot ruim op de helft van de lengte van
den tak geslagen en zij moet iets korter wezen dan die van den buitentak
en de schuine binnenkant wordt goed glad afgewerkt.
(Wordt vervolgd').

D. E. Stuivenberg.

EEN WEINIG BEKEND INSTRUMENT VOOR HET BESNIJDEN

VAN DEN HOEF.

Eenigen tijd geleden werd ons door den heer Th. Gr. van Rijssel, districts-
veearts voor Zuid-Holland ten Zuiden van de Lek en de Maas en Waal en
voor Zeeland, verzekerd dat in Zuid-Holland soms een soort scherp gebekte
hamer voor het besnijden van den hoef werd gebezigd. Dit was voor ons
geheel nieuw. Mogelijk is dit met tal van lezers van „De Hoefsmidquot; ook
het geval.

De heer van Rijssel had de vrien-
delijke welwillendheid een model
van het instrument aan ons te zenden
— hiernevens volgt een afbeelding
van dien beitel-hamer — en het vol-
gende daaromtrent mede te deelen:
„Het eerst zag ik het gebruiken
„hij een smid te Klaaswaal, toen ik
„mij aldaar in 1875 vestigde; deze
„deelde mij mede, dat toen hij ruim vijftig jaar geleden in de smederij
„van zijn ouders werkte, het vervangen werd bij harde hoeven, voor het
„veegmes, en dit ook zeer goed ging, bij eenig gebruik en handigheid; —
„deze smid zijn zoons hebben het af en toe ook nog gebruikt en roemen
„het gemak er van. Door enkele familieleden is het ook overgenomen, ech-
„ter niet door allen, want een algemeen gebruik heb ik er niet van opge-
„merkt, en heeft dat ook nog niet plaats.

„Het voordeel van het gebruik van dit werktuig, dat er indertijd door
„mij van opgemerkt werd en ook heden nog door de deskundigen in die
„buurt (eiland Hoeksche Waard) van getuigd wordt, is, dat de smid niet
„zoo licht het verzengedeelte te veel afhakt, maar meer op het midden van
„den hoef begint en dan zoo naar den toon; met het veegmes heeft het om-
„gekeerde gewoonlijk plaats.

„Of het ook nog in andere streken gebruikt wordt, kan ik niet opgeven;
„zoo hier en daar heb ik er mijn aandacht als reeds op gevestigd, ook bij
„de Cursussen in hoefbeslag onder mijn toezicht gegeven, maar tot nu toe.
zag ik het nog niet anders gebruiken dan in de bovengenoemde streek.

-ocr page 27-

CÜESITS IN HOEFBESLAG TE ALMELO.

Tanwege de Overijsselsche (voorheen Twentsche-)]andbouwmaatschappii had
in den winter 1898/99 een cursus in hoefbeslag plaats, n.1. te Almelo, en
Wel in denzelfden trant als harentwege in den vorigen winter te Enschedé
werd gehouden.

De leiding en het theoretisch onderwijs in hoefbeslag waren opgedragen
aan den heer J. H. Cramer, rijks-veearts te Almelo, en het practisch
onderricht aan den heer W. ten Gate, gediplomeerd hoefsmid te Almelo. —
De theorie van het hoefbeslag werd gegeven in 12 lessen, ieder van 2 uur,
terwijl de 16 leerlingen ten opzichte van het practisch onderwijs in 2 ploe-
gen werden gesplitst. Ieder ploeg ontving 14 lessen, elk van 2V2 uur.

Het examen werd evenals het voorgaande jaar te Enschedé afgenomen door
den leider van den cursus, voor zoover het de theorie vaji het hoefbeslag
hetrof, door den heer Larmené wachtmeester-hoefsmid bij de Eij- en
Hoefsmidsohool te Amersfoort, en den redacteur van „De Hoefsmidquot;, wat
het practische gedeelte aanging.

Ieder candidaat werd ongeveer 10 minuten in de theorie gevraagd, en
Terder moest een hoef worden beslagen. Voor het theoretisch deel werd
ééu cijfer gegeven, voor het practisch deel drie, n.1. 1 voor het afnemen
het oude ijzer en het besnijden van den hoef, 1 voor het maken van
het benoodigde ijzer en 1 voor het onderslaan hiervan.

Het examen, 's morgens om 9 uur aangevangen, was tegen half zes 's na-
middags afgeloopen. Het vond plaats in de goed verlichte en vrij ruime
hoefsmederij van Gebrs. ten Cate te Almelo, dezelfde werkplaats waar
practische lessen waren gegeven.

Over het geheel werd er vrij goed gewerkt, hetgeen met het oog op den
betrekkelijk korten leertijd een succes is voor hen die het onderwijs gaven
en lieten geven.

De uitslag van het examen is als volgt: alle leerlingen hebben betoond
met vrucht het onderwijs te hebben gevolgd, waarvoor hen een getuigschrift
zal worden uitgereikt. Al naarmate de candidaten meer of minder bekwaam-
heid hebben betoond, zal worden vermeld dat zij met zeer goeden uitslag,
'net goeden-, met voldoenden- of met even voldoenden uitslag den cursus
hebben gevolgd.
Zeer goed: H. Stokkers te Holten en G. Eysink te
Oldenzaal;
goed: B. Nieuwenhuis en H. Jans, beide te Wierden, .L J.
Egberts te Almelo, B. liupert te Ootmarsum, H. Elferink te Almelo;
voldoende: J. AVinkel te Vriezenveen, H. J. Jansen en A. van Dijk,
heide te Almelo, H. Koelman te Hengelo, Ch. L. Bodard te Almelo,
zum Gr
O te nh off te Varse en A. J. Men sink te Tubbergen, even
voldoende:
G. Bodard en W. ten Gate Gzn., beide te Almelo.

Het examen werd ten deele bijgewoond door het Hoofdbestuur der Over-
ijselsche L. M. en het Bestuur der Afdeeling Almelo dier Maatschappij,
l^erwijl de heer F. S. J. Veeze, rijks-veearts te Enschedé, onder wiens
eiding den vorigen cursus in hoefbeslag vanwege deze maatschappij werd
gehouden, mede van zijn belangstelling deed blijken door het examen voor
een groot deel bij te wonen.

-ocr page 28-

De heer L. Lasonder G-.Azn., voorzitter der Overijselsche L. M. deelde
met een opwekkend woord omtrent het onderwijs en de verkregen resultaten
den uitslag mede en reikte namens den leider van den cursus aan elk der
met zeer goed gevolg geslaagden een renet ten geschenke uit.

BEPALINGEN OMÏEENT HEÏ STAATSEXAMEN YOOE
HOEESMEDEN IN DTJITSCHLAND.

§ 1. De Commissiën, belast met het examen, vastgesteld bij de wet van
18 Juni 1884, met betrekking tot de uitoefening van het hoefsmidsvak,
zijn samengesteld uit minstens een geëxamineerden vee-arts, een hoefsmid
en een deskundige-paardenhouder. — Voor ieder Commissielid dient een
plaatsvervangend lid te worden aangewezen. — De benoeming dier leden en
plaatsvervangende leden geschiedt door den Eegeeringspresident.

§ 2. De examens worden in ieder kwartaal een keer gehouden en de
datums minstens 2 maanden te voren gepubliceerd, zoowel in de plaatselijke
bladen als in het officiëel Eegeeringsorgaan.

§ 3. De aangifte voor het examen dient minstens 4 weken voor den
aanvang daarvan aan den voorzitter der examen-commissie te worden inge-
zonden, onder overlegging van een geboortebewijs, een verklaring omtrent
de practische ontwikkeling van den candidaat, terwijl een bedrag van ƒ 6
gelijktijdig bij de aangifte moet worden ingezonden.

§ 4. Het examengeld wordt niet teruggegeven, ook niet wanneer een
candidaat een onvoldoend examen heeft afgelegd of zonder voldoende bewijzen
van verhindering niet aan het examen heeft deelgenomen.

§ 5. In bijzondere gevallen kan een examen-commissie meer dan eens
per kwartaal, op verzoek van belanghebbende candidaten, een examen
uitschrijven en houden. De kosten hiervan moeten geheel door de candi-
daten gelijkelijk worden gedragen.

§ 6. leder Commissielid ontvangt per examen-dag ƒ 3.60 verblijfkosten.

§ 7. De gestorte examengelden worden in de eerste plaats besteed ter
bestrijding der onkosten van het examen. De voorzitter der examen-
commissie doet rekening en verantwoording van de inkomsten en uitgaven,
betreftende ieder gehouden examen, aan den Eegeerings-president, en dient
daarbij tevens een rapport in van den loop en den uitslag van dat examen.
De Eegeerings-president stelt vast wat er met een eventueel overschot van
examengelden dient te geschieden, terwijl ter aanvulling van een eventueel
tekort wordt beschikt bij het ministerie van landbouw, domeinen en bosschen.

§ 8. Het examen bestaat uit een practisch en een theoretisch gedeelte. —■
Het practisch gedeelte omvat: Het maken van 2 ijzers, een voor een nor-
malen- en een voor een abnormalen hoef; het afnemen van een oud ijzer
en het beslaan van een normalen hoef Hierbij is te letten op een juiste,
nauwkeurige en spoedige uitvoering van de volgende werkzaamheden: het
afnemen van het ijzer, het besnijden van den hoef, het maken —, het
richten —, het passen — en het onderslaan van bet ijzer. — Het theoretisch

-ocr page 29-

gedeelte loopt over de ontleedkunde in grove trekken van den hoef, de
standen van het paard in verband met hun invloed op den hoefvorm en
het daarbij gewenschte beslag; de voornaamste hoefziekten en hun behan-
deling, in zooverre deze betrekking kan hebben op het beslag; de verschil-
lende methoden van hoefbeslag, in verband met het verschillend gebruik

der paarden, zomer- en winterbeslag enz.

§ 9. Voor de benoodigde handgereedschappen moet door den candidaat
zelf worden zorggedragen, terwijl het overige, een smidse en
paarden, door
de Commissie ter beschikking wordt gesteld.

§ 10. Aan de geslaagde candidaten wordt een getuigschrift uitgereiM,
waarin wordt vermeld of het examen met voldoenden —, met goeden ,
dan wel met zeer goeden uitslag is afgelegd, terwijl het op de volgende

wijze behoort te worden gesteld:

......van....... geboren den . . . . te . . ■ •,

heeft ten overstaan van de ondergeteekende Commissieleden het examen
voor hoefsmid, ingesteld bij de Wet van 18 Juni 1884 met betrekking tot

de uitoefening van het hoefsmidsvak, met.....uitslag afgelegd.

•.....den.....

De examen-commissie:

.....voorzitter.

§ 11- Het rapport van het examen dient een kopie van het getuigschrift
te bevatten en dit te zijn onderteekend door de examen-commissie. Dat
rapport moet door den Eegeerings-president worden bewaard.

het DOORSLAAN DER NAGELamp;ATEN VAN AE DE
BOVENVLAKTE.

In de Eebruari-aflevering 1899 van „Der Hufschmiedquot; komt over boven-
staand onderwerp een artikel voor, waaruit wij een en ander wenschen weer
te geven.

Fig. A.

Een deel der overlangsche doorsnede van een

hoef met ondergelegd ijzer,
a
het ijzer; b hoornwand; c hoornzooi; d pijp-
jeslaag of eigenlijke hoornwand; e plaatjeslaag
van den hoornwand;
f nagelkop; g nagelgat;
h nagelhals of begin van de kling; i nagel-
kanaal;
k niet.

He schrijver (A. Lungwitz, redacteur van „Der Hufschmiedquot;) wijster

-ocr page 30-

op dat het doorslaan der gaten van af de boven- of hoefvlakte van het
ijzer naar de grond-, bodem- of ondervlakte, vooral wanneer zulks in erge
mate geschiedt, afkeuring verdient. Hetzelfde is vroeger reeds in De
Hoefsmidquot; aangegeven, nl. in een artikel „De oorzaken van het afbreken
der hoefnagels en het verloren gaan der ijzersquot;, opgenomen in den jaargang
189/ bJz. 19-33, geschreven door den Ie luitenant-paardenarts F. La mé-
ns. Daarin komen onder anderen de 4 volgende figuren voor-

Ieder deskundige op hoefbeslag-gebied zal erkennen dat de vorm der
nagelgaten, aangegeven in B, C en D, verkeerd is.

De bedoeling van den schrijver Lungwitz is thans dus vooral gericht
tegen het in fig. C weergegevene. Deze verkeerde methode wordt vooral

Fig. B.

veel in het koninkrijk Saksen toegepast doordat in het werkje „Gedanken-

zettel zur Ausübung des englischen Hufbeschlagsquot;, geschreven door Graaf

Einsiedel, is aangegeven: „Loche nun und reichlich zurück, so dasz der

Nagel Freiheit in dem nach Umständen für ihn bestimmten Wege behält

. . . met andere woorden: Sla het gat dan flink terug, opdat, al naar-

dat het noodig blijkt, de nagel in verschillende richtingen kan worden
aangezet.

Dat de bewering van den heer Lungwitz, in verband met een goede be-
vestiging van het ijzer, de juiste is, blijkt duidelijk uit bovenstaande teeke-
nmgen. Het kan onder sommige omstandigheden gemak opleveren dat de
nagelgaten ook in hun bovengedeelte ruim zijn maar goed is het niet.

Bij het doorslaan der nagelgaten van de rits- naar de bovenvlakte, blijft
het uitgedreven stukje ijzer soms aan den bovenrand zitten. Dat stukje
moet zooveel mogelijk nauwkeurig met den hamer worden afgeslagen. Meer-
malen ziet men dat de smid die moeite te tijdroovend of overbodig vindt en
het uitgedrevene eenvoudig vlak slaat. Het ligt voor de hand dat hierdoor
zoowel de draagvlakte van het ijzer als het nagelgat minder mooi van vorm
zullen worden. — Berst moet het werk goed zijn en pas daarna komen in
aanmerking de gepaste spoed en de sierlijkheid van het werk.

Lungwitz zegt: Iedere afwijking van den trechtervorm der nagelgaten
moet feitelijk als foutief worden beschouwd, daar anders noch een totaal
verslijten van het ijzer noch een voortdurend vaste ligging hiervan kan
worden verkregen. Indien men nu voor goed uitgevoerd beslag den eisch,
dat het zoo goed als geheel kan verslijten alvorens verloren te gaan, voor
billijk en juist houdt, dan is ook het tegenwoordig gebruikelijke beslag in
het Duitsche leger verkeerd, als niet voldoende aan dien eisch. Dit ijzer
toch bezit nagelgaten, bestaande uit een wijd aanvangend gedeelte, een soort

-ocr page 31-

verdieping of verzinking, en verder uit een nagelkanaal dat overal dezelfde
doorsnede heeft, alzoo niet trechtervormig toeloopt.

EEN NIEUWE YORM VOOR SMEDEN.

Iedere smid, ja bijna elke vuurwerker kent de moeielijkheden en den last
der tot nu toe gebruikte voi-men, bij 't bewerken van groote stukken; een
Vuur vrij van stubbe, sintels en kolengruis, ter vermijding van het zich
hechten aan het gloeiende werkstuk, was tot nu toe zelfs voor den bekwaam-
sten smid een onmogelijkheid.

Eeeds veel is daarover nagedacht, veel beproefd en uitgevonden en
samengesteld, maar alles was tevergeefs en steeds meer kwamen alle vak-
bannen tot de zekerheid, dat een smidsvorm die van dien last bevrijdde,
®en onmogelijkheid zou zijn. De nieuwe vorm levert echter het bewijs, dat

®t onmogelijke toch eindelijk mogelijk is geworden, want het is den uit-
vinder gelukt, door de eigenaardige constructie van zijn vorm zelfwerkende
Verwijdering van slakken en andere onzuivere bestanddeelen daardoor te
erken, dat door geschikt rondvoeren der blaaslucht, die bij haar uit-
Sang uit gg^ windkransopening naar het midden van het vuur geleid wordt,
windkegel vormt, die ongewoon snelle verhitting bij zeer verhoogd
e-eft'ect verkrijgt, terwijl 't afvoeren van slakken, asch en dergelijke
hrand^ ^^^^^ meer in een afvalopening alleen door 't nadringen der onver-
e kolen aan de schuin afloopende wanden van 't vuurbekken en der

Doonbsp;wordt.

001 den nieuwen snelvuur-vorm, wordt, zooals bewezen is, een besparing

'^Ter ^^ ^an minstens SSVs tot 50 «/o verkregen.
Ve h ^'^quot;quot;^ijding van mogelijk afslijten van den nieuwen smidsvorm door
ooknbsp;quot;I® dichtst bij het vuur liggende deelen, wordt die vorm

van waterkoeling voorzien.

I^oor deze geheel nieuwe constructie wordt, wat nog nooit gelukte, een

zui-^^P yyyjnbsp;dat geheel al vrij is van stubbe, asch en kolengruis,

ijft het werkstuk voortdurend van elke aanraking met de bestanddeelen
bevrijd.

Hie iets naders betreffende dien vorm wil weten, kan zich wenden tot
Schulze, Berlijn K W., Haidestrasse 48.
nbsp;{Vulkaan).

^VAAENEMINamp;EN OVER DEN GROEI VAN DEN HOEEHOORN

BIJ HET PAARD.

eef^'^nbsp;Pad er, veearts te Nimes, heeft uit 2000 metingen, door hem

ge urende verscheidene maanden aan 58 voor- en achterhoeven verricht, de
volgende stelregels getrokken.

groei van den hoorn geschiedt even snel en ongeveer onder gelijke
oorwaarden bij voor- en achterhoeven.

-ocr page 32-

Het groeien van den wandhoorn geschiedt zelden gelijkmatig over de ge-
heele uitgebreidheid; zoo kan men in sommige gevallen waarnemen, dat de
groei op een bepaalde plaats gedurende een maand zeer zwak is en dat in
de daaropvolgende maand hetzelfde gedeelte, als 't wou het tekort herstel-
lende, abnormaal snel groeit.

Zulke onregelmatigheden vindt men bij het eene paard meer dan bij het
andere, zonder dat ouderdom. ras of hoefvorm een bepaalden invloed schij-
nen uit te oefenen. De gewoonlijk genoemde oorzaken als beslag, arbeid,
voeding, jaargetijde enz. schijnen eveneens van -weinig invloed te zijn.

De verschillen in groei betrekkelijk het hoefgedeelte en de tijd van waar-
neming wegen tegen elkander op, wanneer men de waarnemingen verschei-
dene maanden achtereen voortzet. De gemiddelde groei bedroeg per jaar
103 mM., dus per maand 8.5 mM. De groei neemt toe van den toon naar
de drachten. Zoo groeide gemiddelde de uitwendige dracht 107.08 mM.,
de uitwendige zijnaad 101.07 mM., de teenwand 97.87 mM. de inwendige
zijwand 101.05 mM. de inw. dracht 107.78 mM.

Bec. de mid. vet.nbsp;y_ Jj

EXAMEN IN HOEFBESLAG TE AMEESEOOET.

9 en 10 Februari werd het examen, vastgesteld bij aanschrijving v/h De-
partement van Oorlog d.d. 13 December 1897, II Afd. No. 20, afgenomen.

Acht miliciens der Veld-Artillerie, sinds Maart 1898 aan de Hoefsmid-
school gedetacheerd, namen daaraan deel. Zij moesten een voorijzer, een
strijkijzer en een voorijzer met schroefkalkoenen maken, verder heeft ieder
een vóór- en een achterhoef beslagen en blijk moeten geven van theoretische
kennis van het hoefbeslag. (Zie pag. 11, afl. 1, Jaargang III).

Het getuigschrift kon aan alle miliciens worden uitgereikt; vier van hen
hebben een goed, drie een ruim voldoend en een, een voldoend examen
afgelegd.

Deze miliciens zijn: P. M. Bos, W. van Empel, F. Huebert, D.
Kruyt, W. Melgerd, P. H. B. Stevens, J. Swart en A. van Wijk.

F.

VRAGEN EN ANTWOORDEN.

Vraag no. 3. Hoe moet een steil gekoot paard worden beslagen?

Antwoord: Bij jonge paarden, behept met een steilen stand in de kooten
en die nog onbeslagen gaan, vooral wanneer zij in de weide loopen, kan
men dien stand misschien nog wat verbeteren door geregeld, b.v. eens per
maand, de verzenen een weinig meer in te korten dan zulks anders, in
overeenstemming met dien stand, het geval behoort te zijn. Het is
mogelijk dat op die wijze de richting van de koot van lieverlede iets vlakker
wordt. Men moet zich echter niet voorstellen dat zulks bij doelmatige toe-

-ocr page 33-

passing zeker verbetering zal brengen. Indien het inkorten der verzenen
in een te kort tijdsverloop geschied, zal men in den regel precies het tegen-
overgestelde verkrijgen van datgene wat wordt gewenscht.

Paarden met steil gekooten stand, die in beslagen toestand worden
gehouden, zijn te verdoelen in gebruiks- en handelspaarden, waarmede hier
^'orden bedoeld paarden die geen arbeid verrichten.

een steil gekooten stand behoort van nature eenigermate een stompe

Stompe hoef bij te steilen Hoef bij regelmatigen stand, Spitse hoef bij te sterk door-

stand in den kogel.nbsp;van ter zijde gezien.nbsp;treden in den kogel,

hoef, evenals bij een vlakke richting der koot een spitse hoef (zooals bekend
: maakt een beervoetige stand op dezen regel eene schijnbare uitzondering;
. ® ^oot is hierbij wel vlak gericht, maar de richting van kroon en hoef
steil, met welke laatste richting de hoefvorm overeenstemt. De richting
'^'an koot. kroon en hoef moet eenzelfde zijn; dit is bij een beervoetigen
s ^and niet het geval. Die richting van koot, kroon en hoef, die middenlijn
as, wordt hoefas genoemd. Eij beervoetigen stand nu is die hoefas ge-
quot;■OKea, en wel naar voren toe).
Vanneer men nu bij een paard met steile kooten, de verzenen sterk ging
inkorten en den toon weinig of niets, den hoef dus als het ware normaal
^an vorm maken, zoo zou het paard in den kogel te veel moeten doorzakken,
n hiervoor zijn de pezen, die op de achtervlakte van pijp, koot, kroon en
hoef liggen, alsdan niet lang genoeg. Een ieder zal
zich kunnen voorstellen dat door een dergelijk besnijden
die pezen zullen worden gerekt, en wanneer dit rekken
te sterk plaats vindt, kan het niet anders of die pezen
moeten pijnlijk worden, in ontsteking geraken, waarbij
kreupelheid in meer of minder hevigen graad optreedt.
Uit dezen gedachtengang is de gevolgtrekking gemak-
kelijk vast te stellen: bij een gebruikspaard, een dier
dus dat werken moet, hetzij dragen hetzij trekken, mag
nimmer een te sterk besnijden worden toegepast — de
hoefvorm moet in overeenstemming blijven met den stand
en de lengte der pezen op voor- en achtervlakte van den ondervoet; bij
een handelspaard wiens hoeven niet anders hebben te dragen dan zijn
^ aamslast, kan het soms mogelijk blijken dat een weinig meer besnijden
^ ^ verzenen dan uit een gebruiksoogpunt aangewezen zou zijn, eenige ver-
.. ®''_ing brengt in den stand. Neemt men zooveel weg dat de pezen iets
pijnlijk worden, dan zal men juist zien dat het dier steiler gaat staan.

-ocr page 34-

Wijlen de heer H. K o n i n g te Groningen liet een handelspaard met steile
kooten in den regel beslaan met ijzers, voorzien van vrij hooge kalkoenen.
Het wil hierbij soms gelukken dat het dier iets in den kogel gaat doorzak-
ken, ook weer te verklaren volgens bovenvermelden gedachtengang.

In het algemeen moet een paard met steilen stand in de kooten worden
beslagen met een ijzer zonder kalkoenen en het besnijden van den hoef ge-
schieden in overeenstemming met den stand.

KORTE MEDEDEELINGEN.

—nbsp;Hoefsmederij van 's Bijlts Veeartsenijschool. De 3 volgende leerlingen
hebben gedurende een halfjaar, van September 1898 tot Februari 1899 een
cursus in hoefbeslag aan 's Eijks Veeartsenijschool gevolgd: J. W. ter Berg,
P. J. Hazenbroek en J. W. Walbeek, die zich opeenvolgend hebben
gevestigd te Benschop, Driebrugge bij Oudewater en te Hilv ersum. — Thans
is opnieuw een leerling toegelaten, n.1. H. de Gruyter van Rockanje bij
Brielle.

—nbsp;Curms in hoef leslag ie Geldermalsen. Het practisch gedeelte van dezen
cursus is begonnen op 6 Februari j.1. Er nemen 20 leerlingen aan deel.

—nbsp;Vanwege de Afd. Maas- en Waal der Geld.-Overijss. Mij. van Land-
bouw wordt
te Druten onder leiding van den heer E. H. Berch Graven-
horst, rijks-veearts aldaar, bijgestaan door den heer S. v. A n g e r e n, kor-
poraal-hoefsmid b/h 1ste Regt. Veld-Art. te Utrecht, een
cursus in hoefbeslag
gehouden. 11 leerlingen volgen de lessen, waarvan 2 buiten de afdeeling
woonachtig. De theoretische lessen worden gegeven in de openbare school,
de practische Inj den heer Stevens, smid te Druten.

—nbsp;Tentoonstelling van landbouw en Nijverheid te Appingedani, op 1, 2, 3
en 4 Juni 1899, ter herdenking van het 50-jarig bestaan der Afdeeling
Appingedam v/h Genootschap van Nijverheid in de Provincie Groningen.
Er zijn 6 rubrieken: A. Paarden; B. Rund- en Wolvee; O. Werktuigen,
voorwerpen en inrichtingen ten dienste van den Landbouw; D. Zuivel en
werktuigen ten dienste der zuivelbereiding; E. Nijverheid; F. Bloemisterij
en Tuinvruchten.

Onder rubriek C, bestaande uit landbouwwerktuigen en leermiddelen op
het gebied van landbouwonderwijs, komt als nquot; 28 voor: Verzamelingen
hoefbeslag (niet gekleurd), prijzen ƒ10 en .fS. — Die toevoeging „niet ge-
kleurdquot; is o.i. niet recht duidelijk. Vermoedelijk zal het de bedoeling zijn
„slechts met den hamer bewerktquot;, niet gepolijst, met hoorn gekleurd of ge-
verfd. Zooals het er staat mogen de ijzers wel degelijk gevijld en gepolijst
zijn.

Reeds meermalen is*er in „De Hoefsmidquot; op gewezen dat dergelijke keu-
ring van verzamelingen vrij wel nonsens is. Het is geen vereischte dat de
inzender tevens de vervaardiger is. Indien men werkelijk een wedstrijd in
het hoefsmidsvak wil uitlokken, dienen de mededingers onder de oogen der
jury een ijzer te maken en een hoef te beslaan. Het verwerven van een
prijs met een verzameling hoefbeslag behoeft volstrekt geen bewijs te zijn

-ocr page 35-

dat de eigenaar — zelfs nog niet eens indien hij tevens de ijzers heeft ver-
vaardigd — een bekwaam hoefsmid is.

De rubriek hoefbeslag op een dergelijke tentoonstelling vordert in den
regel ± ƒ 15 aan prijzen, terwijl de juryleden, gewoonlijk drie in aantal,
■vergoeding van reis- en verblijfkosten ontvangen. Die vergoeding zal ge-
middeld meer dan /15 bedragen. Het nut van tentoongestelde verzamelin-
gen hoefbeslag kan misschien wel in een luciferdoosje. Zulks zou wellicht
weinig meer onkosten anders kunnen zijn, n.1. door een der houders
van bekende goede en uitgebreide verzamelingen hoefbeslag uit te noodigen
^ijn collectie, van het nieuwste op het gebied van het
hoef beslag voorzien,
te willen tentoonstellen en aan belanghebbenden verklaren. Dan zou de
tentoonstelling ook door hoefsmeden met het oog op hun vak, belangrijk
■^Vörden geacht en leerend voor hun kunnen zijn, hetgeen tot nu toe ternau-
wernood naam mag hebben.

Programma's met formulieren van aangifte worden op franco aanvrage,
^egen betaling van 10 ct., verstrekt door den heer Gr. Veendorp Jzn. te
Uitwierde, Secretaris v/h. Tentoonstellingsbestuur, aan wien tevens alle
stukken, de tentoonstelling betreftende, moeten worden gezonden.

De aancjifte dient te geschieden door het inzenden van een behoorlijk in-
gevuld en onderteekend formulier, voor de afdeeling C vóór den 1 April
• ^: terwijl de
inzendinq voor deze rubriek moet plaats hebben van den
—15 jVXei 1899. — Alles van afd. C moet 2 dagen vóór de opening der
entoonstelling ter expositie gereed staan en een week na sluiting van het
^-'•^ein zijn verwijderd.

Omtrent die toevoeging „niet gelcenrdquot; hebben wij ons om nadere inlich-
^iquot;gen gewend tot den heer G. Veendorp Jzn. te Fitwierde, die de wel-
quot;'^^eid had het volgende antwoord in te zenden: „De bedoeling van
® Tentoonstellingsbestuur is dat de hoefijzers wel gepolijst mogen zijn,
dat dit bij de beoordeeling niet in aanmerking zal worden genomen,
^aar hoofdzakelijk op doelmatigheid en deugdelijkheid zal worden gelet.quot; —
e eventuëele mededingers weten nu dus waar zij zich aan hebben te houden.

—nbsp;Met beslag met aluminium in Bnsland. — Hiermede is onlangs een
proef begonnen bij een regiment dragonders in Finland. Ten einde het ge-
^^one ij^er en dat van aluminium, wat betreft de slijting, met elkander te
runnen vergelijken, werd elk paard half beslagen met ijzers van het oude
ïQodel en voor de andere helft met aluminium. Tot heden was de uitslag
geheel in het voordeel van het aluminium. De ijzers daarvan zijn veel lich-
ter dan de oude, slijten minder snel en bieden meer weerstand aan de in-
metende werking van het vocht,
(ßevue du Gerde Militaire, 26 novemhre
1898; Le Progrès Vétérinaire, 25 Janvier 1899).nbsp;S.

—nbsp;Een hiermede overeenkomende mededeeling is reeds vroeger in „De
oefsmidquot; opgenomen, waaraan de opmerking is toegevoegd dat de minder

spoedige slijting van aluminium in vergelijking met ijzer op zijn zachtst uit-
gedrukt vreemd lijkt.

jaar lij ksche groote hengstenheuring te Aurieh in Oost-Friesland,
aarheen ook dit jaar weder tal van Nederlandsche paardenfokkers en han-
delaren waren getrokken, vond plaats op 7, 8, 9 en 10 Februari. — De

-ocr page 36-

weersgesteldheid was in deze dagen meerendeels uitstekend, eigenlijk onnatuur-
lijk warm, zoodat scherpe schroeven of insteekkalkoenen onnoodig waren
Dit speet de eigenaren der hengsten niet. De dieren toonen zich in den
regel m stap en draf beter op gewoon - dan op scherp beslag. _ Ongeveer
lo hengsten werden naar Nederland verkocht, het meerendeel naar Gronin-
gen en Zuid-Holland, een paar naar IViesland en naar Noordbrabant, terwiil
voor Noord-Holland, Gelderland en Drenthe ieder een werd aangekocht
- Hoejsmidschool ie Hannover, verbonden aan de Koninklijke Yeeartsenii-

ÏZ f^^^nbsp;dagen van December

1898 had een examen voor hoefsmeden plaats, waarvoor zich 22 candidaten
hadden aangemeld. Van deze woonden 21 een cursus in hoefbeslag te Han-
nover bij , terwijl 1 zich te dien opzichte ergens anders had ontwikkeld — Het
examen werd gehouden onder het voorzitterschap van den Geheimraad Dr Dam-
mann directeur der Veeartsenijkundige Hoogeschool, en had plaats in-^evolge
de Wet van 18 Juni 1884, met betrekking tot de uitoefening van het hoef-
smidsvak. _ De uitslag was als volgt: alle candidaten slaagden, waarvan
4 met de toevoeging „zeer goedquot;, 17 met „goedquot; en 1 met voldoende. -
Deze 22 hoefsmeden zijn herkomstig: 16 uit de provincie Hannover, 1 uit
Hessen-Nassau, 1 uit de provincie - en 1 uit het Koninkrijk Saksen

1nbsp;uit West-Pruisen, 1 uit het Hertogdom Brunswijk en 1 uit het Vorsten-'
dom Lippe-Detmold. - Op dit oogenblik zijn nog 22 leerlingen aan die
hoefsmederij geplaatst, terwijl 1 hiervan reeds voor de tweede keer een cur-
sus in hoefbeslag over een tijdvak van drie maanden meemaakt. (Der Huf-
schmied, afl. 2, 1899).

- Jixamen in hoefbeslag ie Charloitenhurg (Duitschland). Op den laatsten
dag van het voorgaande jaar vond, onder voorzitterschap van den heer Prof.
Dj Moller, aan de inrichting voor hoefbeslag te Charlottenburg het
boste examen in hoefbeslag plaats. Hiervoor hadden zich 10 aangemeld 1
voor meester-hoefsmid en 9 voor gezel. Behalve een dezer laatsten werden
alle toegelaten, en wel met de toevoeging „goedquot;. _ De eerstvolgende cur-
sus neemt een aanvang op 6 Maart a.s.; een cursus te Charlottenburg duurt

2nbsp;maanden. - De directeur dier inrichting is de heer Brand, oud-paar-
denarts.
nbsp;tt

n ^7-7nbsp;(Idem).

■nbsp;^ehroef en insieehkalkoenen ie Bingelstein, bij Büren

m Westfalen (Duitschland), is in staat 20 ä 25 duizend l.alkoenen per dag
te fabriceeren. Dat is nog eens een dingetje!- Een zes millioen per jaar,
en als de fabriek dag en nacht werkt niet minder dan 10 millioen ' Der
Hi^schmiedquot; vermeldt dat de kalkoenen mooi afgewerkt zijn en daarbij goedkoop.

De heer Paul Kretowicz, leeraar in theoretisch en practisch hoef-
beslag aan de 1 eeartsenijkundige Hoogeschool te Lemberg (Galicië, een pro-
vincie van Oostenrijk-Hongarije), publiceert in „Der Hufschmiedquot; afl. 2,1899
dat hij sedert een reeks van jaren studie heeft gemaakt van de geneesme-
thoden voor hoornscheuren, dat hij dikwerf, niet alleen bij toon- maar ook
bq kwartier- en drachtscheuren, met agrafes herstel heeft verkregen, en dat
hij thans
niemae soort agrafe en hij beloerende tang heeft gevonden, waar-
door de kans om hoornscheuren geheel te herstellen'grooter zou zijn gewor-
den. — Die tang is nog al samengesteld van vorm.

-ocr page 37-

—nbsp;Examen in hoefbeslag te Breslau. Onder voorzitterschap van den heer
Koschel, departements-veearts alhier, vond op 28 Januari 1899 te Breslau
dit jaar het eerste examen in hoefbeslag plaats. De vooraf gegeven cursus
in hoefbeslag duurde 4 weken. 11 candidaten, vijf voor meester-hoefsmid
en 6 voor hoefsinidsgezel, namen aan het examen deel en slaagden alle,
waarvan 2 als „zeer goedquot;, 6 als „goedquot;, en 3 met „voldoendequot;. — Het
eerstvolgende examen vindt plaats op 25 Februari a.s., terwijl 2 dagen later
®en nieuwe cursus aanvangt.

(„Der Pferdefreundquot;, 1 Febr. 1899.)
—- Amerikanen zijn qroot in het opvatten van ideeën. „Nederlandsche
Sportquot; vermeld onder dezen titel het volgende: Te New-Tork is onlangs
een vennootschap opgericht onder den weidschen naam van „Hallanan Humane
Kubier Pad Companyquot;, met een kapitaal van 250.000 dollars. Deze ven-
nootschap heeft ten doel het fabriceeren van een nieuw soort hoefijzers
'^oor het loopen op asphalt. Door deze ijzers vermindert de stoot van den
voet en verhindert men het uitglijden der paarden. Door de New-Yorker
brandweer is een proef met dit beslag genomen, die uitmuntend geslaagd is.

—nbsp;He ijzer-industrie in Busland. Tot groote verrassing van ieder, die de
statistiek geregeld raadpleegt, is de opbrengst van ijzer in Busland in 1897
met 15 procent vermeerderd (van 1.773.000 tot 2.043.000 tons). Tien jaren
pleden was Rusland zevende, thans vijfde in de rij der ijzerproduceerende

anden. Dg opbrengst van 1897 overtrof die in Oostenrijk-Hongarije en
e gie. — jjg^ Russische ijzer is grootendeels van minder soort, een gevolg
^^^ de gebrekkige wijze van ertsbewerking, de langzame ontwikkeling der
y^-er-industrie en de beperkte uitbreiding der spoorwegen in Rusland.

(u. „Vulkaanquot;)

^ ij^er-producten van Oroot-Briftanniê is in den tijd van 1891 tot
van 16.087.000 — verminderd op 12.249.009 tonnen, terwijl die van
.. quot;^^tschland in denzelfden tijd verdubbeld is. Het meest is in dien tijd de
ijzerproductie van Spanje toegenomen, die negenvou.dig vermeerderd is. In
® ^ereenigde Staten van Noord-Amerika is de ijzerproductie van 1891 tot
1895 jaarlijks met 15 millioen ton vermeerderd.nbsp;(Idem).

Een zeer eenvoudige methode voor het harden van staal, die reeds in
■verschillende landen gepatenteerd is, bestaat in het volgende: „Het kers-
rood gemaakte staal wordt eerst korten tijd in warm water gedompeld,
aarna langen tijd in rauwe olie en ten slotte ter geheele afkoeling in een
matig koel bad, bij voorbeeld van petroleum, gedompeld. Volgens het
patent-bureau van Pataky moet het staal bij die methode uitmuntend hard

(Idem).

^^^ Engelsch ijzer. De delfstoffen-rijkdom van Engelsch-Indië is, zooals
.nbsp;is, zeer groot en bezit uitgestrekte lagen van ijzererts, die slechts

zeer geringe mate geëxploiteerd worden. De reden daarvan ligt in de
st''^^^ P^^^ts in de nog onvoldoende transportmiddelen, welke met de zich
koi ^ ^®^'i^®®rderende spoorlijnen zal verdwijnen en dan zal er wel een tijd
men waarin Indisch ijzer op de wereldmarkt een groote rol speelt. (Idem).

-ocr page 38-

Advertentiën.

DE HOEFSMIDquot;nbsp;^^^ /O/««'«®quot; Binnen

''nbsp;- land en 7 ^a/? het BuUenland gelezen.

KuLnsthLOorn,
voor Hoefbeslag,

verkrijgbaar in de chemicaliën- en
drogerijen-handel van

K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,

te Dordrecht.
PRIJSCOURANTEN voor HH. Vee-
artsen op aanvrage gratis.

HET PAARD,

Geïllustreerd Maandblad, gewijd aan Paarden-
fokkerij en Paardenkennis in uitgebreiden zin.

Redacteur-Uitgever A. W. HEIDEMA.
DERDE JAARGANG.

Prijs per jaar fr. p p. / 3. — voor
Nederland, /quot;S.BO voor O, en W.-lndië
en het buitenland.

^^^ Enpjelsche veerkrachtige

(nbsp;) I HOEFZOLEN voor paarden met f?evoelige of gebrek-

'ki^lmtd^ kige hoeren.

Deze zolen worden zeer geroemd en zijn in alle afmetingen

verkrijgbaar.

CIRCULAIRES op franco aanvrage bij:

W. A. H. VAN HORSEN, Utrecht.

„DE HOEFSMIDquot;

neemt van lieverlede toe
in abonnentental. Indien
ieder tegenwoordige abonné

één abonnement

aanwierf, zou de prijs direct
van f3.— op
f2.— wor-
den gebracht. Mochten de
inkomsten der advertentiën
belangrijk toenemen, dan
zou zulks hierdoor mogelijk
worden. Wij verzoeken in
beide opzichten steun, waar-
door de belangen der abon-
né's en die van „De Hoefsmidquot; beide worden behartigd.

-ocr page 39-

amp;TJTTA-PEECHA ZOLEN TEE YOOEKOMING VAN HET
INBALLEN VAN SNEEÜVV.

Het tegengaan van ballen van sneeuw in de hoeven heeft men in het
leger beproefd met gutta-percha. Men heeft het eerst bevestigd tusschen
•ie afhelling van het ijzer en de zool, met behulp van drie lippen aan het

Guttnbsp;^

ii-percha zool met uitsnijding voor den Gutta-percha zool met uitsnijding voor den
straal, van de ondervlakte gezien.nbsp;straal, van de bovenvlakte gezien.

i

Gutta

Percha zool zonder uitsnijding voor den Gutta-percha zool zonder uitsnijding voor den
raai, van de oudervlakte gezien.nbsp;straal, van de bovenvlakte gezien.

J^er, terwijl later de lippen weggelaten zijn. De gutta-percha moet nu dus
^ zakelijk worden vastgehouden door een dun randje gutta-percha, wat
schen de afhelling en de zool wordt bevestigd en in de zijdelingsche straal-
den. Door de ondervinding is mij gebleken welke gebreken die aan-

-ocr page 40-

wending heeft. Het zijn voornamelijk het vrij veel verliezen der gutta-
percha-plaat en het te veel tijd vorderen van het onderbrengen daarvan.

Met het doel om te trachten
die gebreken op te heffen, heb ik de
volgende wijziging aangebracht, vol-
doende duidelijk uit vorenstaande
figuren op te maken.

Zooals men uit de afbeeldingen
ziet, is aan deze zool een dunnen
rand aangebracht die in de afhel-
ling van het ijzer komt te liggen
en aan de verzengedeelten der zool
uitsteeksels bezit, die dwars over
het ijzer komen te liggen.

Deze zolen kunnen bij elk win-
terbeslag worden toegepast. Er
behoeft alleen maar een insnijding
op de draagvlakte van den buiten-

Fig. 5.

Hoefijzer van de bovenvlakte gezien; A draag- ^^ binnentak van het ijzer ge-
vlakte B afhelling, C nagelgat D insnij-nbsp;^^

dmg m het ijzer, E schroefgat.nbsp;. . _nbsp;_ \ o

insnijdingen dienen tot opneming

van de uitstekende gedeelten der gutta-percha zool.

Het voordeel verkregen door die wijziging is dat men altijd gereed is om
uit te rukken, in tijd van mobilisatie, wat met de tot nu toe gebezigde
platen niet het geval is. Wat de kosten betreft, deze zullen op den duur
geringer zijn dan de tegenwoordige vorderen, vooral doordat van verliezen
geen sprake kan zijn.

Men legt de zool op het ijzer, na dit eerst te hebben gepast. Voordat
men het ijzer met de zool onder legt, ontdoet men de zool van alle vuil
en onreinheden en bestrijkt de zool met bruine teer. Heeft men een sterk
uitgeholde zool,'dan is het wenschelijk dat deze eerst met vlas wordt op-
gevuld, zoodat de plaat, wanneer het paard met den bodem in aanraking
komt, niet te veel naar boven kan gedrukt worden. Dan zal men de zool
ook het langst kunnen sparen.

De afslijting zal zeer gering zijn, vooral bij de achtervoeten omdat die
in het geheel niet met den bodem in aanraking komen.

Op grond van een en ander meen ik dat deze zolen beter aan hun doel
zullen beantwoorden dan de tot nu toe gebezigde gutta-percha, omdat men
deze massa eerst in warm water moet weken, daarna in den hoef aanbren-
gen en afkoelen, hetgeen m. i. te tijdroovend is. Bovendien mocht men
hierbij wel een contract sluiten met den kok voor de levering van warm
water, indien bij mobilisatie moet worden uitgerukt. — Ten slotte zal het
aanbrengen nog al te wenschen overlaten daar het immers de bedoeling is
dat de manschappen zelve daarvoor zorgdragen.nbsp;S. van Angeren.

(De door mij aangegeven zolen zullen in verschillende afmetingen ver-
krijgbaar worden gesteld).

-ocr page 41-

UIT DE WERKPLAATS.

A^ anneer men het paard niet van het strijken af kan krijgen met het
voorgaande beschreven strijkijzer, dan kan men verschillende andere soorten
strijkijzers in toepassing brengen, al naar gelang het paard zich met den
toon wand of het verzengedeelte strijkt. In het eerste geval wordt gebruik
gemaakt van strijkijzers zonder kalkoenen. Het ijzer wordt gemaakt als een
gewoon strijkijzer, behalve dat er geen kalkoen aan den buitenkant wordt
getrokken. Zoodoende zal het paard aan den binnenkant hooger komen te
staan dan aan de buitenzijde. — Ook bezigt men wel een toonstrijkijzer. Dit
wordt met of zonder kalkoenen gemaakt; de buitenkant wordt gewoon afge-
werkt, maar er worden 4 of 5 nagelgaten
ingeslagen. Als men den binnenkant heeft
omgezet, wordt alleen het verzengedeelte
geritst en 2 nagelgaten ingeslagen. Na
het ijzer verder te hebben afgewerkt, maakt
men het aan den binnenkant warm en van
de lip tot aan de rits een weinig smaller
door er met de handbeitel een strookje af
te kappen. Vervolgens wordt het goed glad
en schuin bijgevijld.

Een wandstrijkijzer wordt gemaakt als
een gewoon strijkijzer met of zonder kal-
—Kiiicernbsp;.., koen. In den buitentak komen 4 of 5 nagel-

mof j ''^ntenjzer tegen het strijken , ^^nbsp;i ,nbsp;• i ^ n

tolnbsp;«nbsp;De stippelUjn g^^en. De rits laat men in den toon door-

hoever de hoornwand over loopen tot op de plaats, waar men het
het ijzer uitsteekt.nbsp;toongat in kan slaan. Het overige gedeelte

1 ..nbsp;van den binnentak wordt niet geritst en

ook niet van nagelgaten voorzien. Nu wordt het ijzer van de
den toon tot aan het verzengedeelte net eender afgewerkt als bij

toonstrijkijzer.

Rechter

-ocr page 42-

Paarden, die zicli met het verzengedeelte strijken, kan men een ijzer zonder
kalkoenen geven, waarvan de binnentak een weinig dunner en korter is dan
de buitentak. Als dit niet mocht helpen, dan kan men een ijzer maken
met een halve binnentak; de buitenkant wordt goed ver omgezet, het twee
derde deel ongeveer. Er worden 4 nagelgaten ingeslagen. De binnentak
behoort de helft korter te zijn dan gewoon en van een of 2 nagelgaten
voorzien. Ook kan men de buitentak wat zwaarder maken dan gewone
dikte, om het paard wat wijder te doen gaan. Somtijds trekt men. aan den
buitenkant ook wel een lage kalkoen aan.

(Wordt vervolgd).

Groningen.nbsp;D. E. Stuivenberg.

IETS OVEE HET BESLAamp; BIJ KLEMHOEE.

Eenigen tijd geleden werd mij een paard vertoond, dat aan de beide voor-
hoeven voorzien was van gesloten ijzers. Dit dier werd reeds sedert een
paar jaren op deze wijze beslagen, om de nauwe hoeven, waarmede het be-
hept was, wijder te maken, zonder evenwel het gew-enschte resultaat te
hebben verkregen. Met hetzelfde doel had het paard gedurende al dien tijd
op turfstrooisel gestaan. Beide voorhoeven hadden een regelmatigen bouw,
den gewonen nauwen hoefvorm, geëvenredigd aan den lichaamsbouw van het
dier, voor hetwelk naar ik meen een ruimer maken dezer hoeven luxe kon
worden genoemd. Stand en gang waren trouwens ook goed.

Toen ik de beenen had opgenomen en de hoeven aan de ondervlakte be-
keek, bleek nog duidelijker, dat gesloten ijzers hier niet op hun plaats waren,
want behalve dat de zool volstrekt geen overtollig hoorn bevatte, was de
straal enkel voorzien van een zeer dunne laag van taai hoorn, en deze hoog
in de zijdelingsche straalgroeven gelegen, zoodat tusschen den straal en den
dwarsbalk van het ijzer een ruimte aanwezig was van een paar c.M. Blijk-
baar had dat balkijzer, als ijzer overigens zuiver passende en goed onderge-

legd, geen schade. aan den hoef gedaan; maar welk
nut verwachtte men van het balkijzer in dit geval ?
Volgens zeggen raakte bij het onderleggen van het
ijzer de dwarsbalk den straal. Het verdwijnen van
dezen, evenals van het zooihoorn, zal wel op reke-
ning van de turf moeten worden gesteld, de na-
tuurlijke afschubbing van het hoorn op dit rustbed.

In gevallen dat men het noodzakelijk acht om
een balkijzer te gebruiken, zal men dus goed doen
om rekening te houden met het strooisel, wil men
het effect verkrijgen van de werking van den dwars-
»Balkjjzer van boven gezien.quot; halk. Naar ik geloof wordt het gesloten ijzer nog

te veel gebruikt bij nauwe hoeven, of beter bij
klemhoeven, om daardoor verwijding te verkrijgen, in de veronderstelling

-ocr page 43-

dat het naar den eisch is ondergelegd, d. w. z. veerende op den hoornstraai,
en dezen vrij latende, wanneer de lichaamslast er niet op rust. Dat dit
in zeer vele gevallen anders is, daarvan kan men zich maar al te dikwijls
overtuigen aan de door den balk veroorzaakte indrukking van den straal,
welke drukking niet zonder schadelijke stoornissen in de voeding van den
vleeschstraal afloopt.

In de meeste gevallen draagt de balk ook niet op de steunsels; zulks is
toch bij klemhoeven een eerste vereischte. Zulks kan in vele andere om-
standigheden , waarin men een sterke beweging aan den wand niet wenscht,
worden gemist, zooals bij plathoeven, wier verzenwanden uit zich zeiven zeer
schuin gesteld zijn, om dezelfde reden bij scheeve hoeven, en uit het oog-
pnnt van rust bij hoornscheuren, vooral aan de verzenen. Maar bij steile
Wanden, bij klemhoeven brenge men de steunsels in functie. Deze zijn de
werkdadige deelen ter uitzetting. En heeft men door deze te versterken,
en als gevolg daarvan een krachtiger werking der verzenwanden verkregen,
dan ontwikkelt zich de hoornstraai van zelf. Zulks verkrijgt men niet of
slechts in die gevallen met een gesloten ijzer, wanneer daarmede tevens
andere hulpmiddelen zijn aangebracht, als onderlagen en tusschenlagen,
welke evenwel hare werking alweer op de steunsels hebben. Het is dan ook
een feit dat ik van het gesloten ijzer, bij klemhoef gebruikt, weinig goede
'■esultaten heb gezien; daarentegen met het meeste succes het ons bekende
Pantoftelijzep met niet te sterke helling aan de verzenen, heb aangewend. —
Aangaande de verklaring daarvan verwijs ik naar hetgeen in dit maandblad,
1896 hlz. 37 en vervolg, over de uitzetting van den verzendraagrand,
^Is gevolg van de werking der steunsels, door mij is aangetoond, waarbij
straal slechts een zeer lijdelijke rol speelt. Tevens verwijs ik hier naar
hoefverwijder van Defays, waarmede door velen bij klemhoeven zulke
sehoone resultaten zijn verkregen, welk instrument enkel eene werking op
•le steunsels uitoefent; ook hierbij ontwikkelt zich de straal, zoodra steun-
sels en Verzenwanden ruimer worden.

Bij vernauwing der achterste hoefhelft zou, goed beschouwd en niet zon-
der grond, een halvemaanvormig ijzer het aangewezen beslag zijn; maar de
ondervinding heeft geleerd, dat het gebruik er van door de verzenen en
«oefballen op den duur niet wordt verdragen, deze deelen te veel lijden en
gevoelig worden, terwijl de stand van hoef en koot abnormaal wordt.

Moubis.

EABEIEK8IJZBES OE HAND WEEK?

Het is opmerkelijk dat men nog steeds, alhoewel veel meer in het Bui-
. '^^and dan in Nederland, veel aankondigingen aantreft van fabrieksijzers,
'ilat^^^^^ inet touw- of andere inlegsels. Ieder practicus zal evenwel erkennen
fabrieksijzers beslist in waarde ten achteren staan bij goede handwerks-
Jzers. Bij (^g eerste, vooral bij die met een of ander inlegsel, is de smid
quot;^s genoodzaakt, bijna altijd onwillekeurig geneigd den hoef te vormen

-ocr page 44-

naar het ijzer, welke neiging bij het gebruik maken van handwerksijzers in
veel mindere mate optreedt, gewoonlijk in het geheel niet bestaat. Dit ver-
schil is van veel belang, en wel ten gunste van het handwerk.

De fabrieksijzers moeten natuurlijk naar één model, den meest voorko-
menden —, den normalen hoefvorm worden vervaardigd. Het linker en
het rechter ijzer zijn precies even groot. Al naar verkiezing kan de fabri-
kant een grooter of kleiner aantal verschillende grootten, in den regel volgens
nummers gerangschikt, laten vervaardigen, doch alle hebben een zeker
standaard-model tot basis.

En hoe staat het nu met de hoeven, die tot beslaan worden aangeboden?
Zijn deze zoo wat alle normaal van vorm? Zijn de beide voorhoeven of de
beide achterhoeven van hetzelfde paard steeds even groot, evenals zulks met
het stel fabrieksijzers het geval is ? . . . . Hét moge vreemd klinken in de
ooren van leeken, doch ieder hoefsmid zal die vragen alle ontkennend
beantwoorden. Tal van hoeven wijken, hetzij in lengte, breedte of ronding,
van den normalen vorm af; dikwijls zijn linker en rechter hoef iets verschil-
lend in lengte, breedte of ronding, of zelfs geheel in grootte, hetgeen meer
bij voor- dan bij achterhoeven wordt aangetroffen.

En wanneer nu de meeste fabrieksijzers, alvorens een goede ligplaats
onder den hoef te kunnen verkrijgen, door den smid moeten worden ver-
vormd , zoo heeft deze toch de hiervoor noodige handigheid en bekwaamheid
te bezitten! Laten de smeden dan ook in de gelegenheid zijn zich zooveel
mogelijk te kunnen oefenen, de ijzers zelf te vervaardigen! Oefening en
verdienste gaan dan samen, evenals de belangen van paardeneigenaren en
hoefsmeden.

Slotsom: De paardenhouders zijn in hun eigen belang verplicht er naar
te streven dat de hoefsmeden hun vak goed verstaan en in het geheel geen,
of ten minste zoo weinig mogelijk, gebruik te laten maken van fabrieksijzers!

CUESIJS m HOEFBESLAG TE YENEAT.

Op 16 Februari 1.1. had de laatste practische les plaats van den hoefsmids-
cursus, gegeven vanwege de Maatschappij van Landbouw in Limburg door
den plaatsvervangenden districtsveearts T. A. L. Beel en den gediplomeerden
hoefsmid J. Lucasse, beiden te Yenray. Er werden 5 theoretische en
24 practische lessen gegeven; bij de laatste waren de leerlingen in twee
ploegen gesplitst, wegens het groot aantal deelnemers.

In het geheel meldden zich 23 hoefsmeden tot deelneming aan, waaronder
5 die reeds in 1892 een cursus meemaakten. Bij het einde van den cursus
waren 4 smeden wegens ziekte uitgebleven en kon aan 3, wegens te jeug-
digen leeftijd, geen bewijs worden afgegeven. Na afloop van de laatste les
vereenigden de smeden zich gezamenlijk in een locaal en richtte een der
oudste smeden, de heer Baltissen van Yenray, een hartelijk woord van
dankbetuiging tot hun leeraar voor de genoten lessen. Tot aandenken aan
den tijd, gezamenlijk zoo werkzaam doorgebracht, boden ze hem een paar

-ocr page 45-

keurige terra-cotta beelden aan. Het bewijs, dezen cursus met vrucht te
hebben gevolgd, vrerd uitgereikt aan (plaatsgewijze gerangschikt): Michel
Baltissen, J. Lucassen en Hub. Zeegers, alle drie te Venray, P. J. Vullings
te Oostrum, J. M. Janssen te Merselo, gem. Venray, Gr. van den Munckhof
te Leunen, gem. Venray, L. en M. van den Munckhof, beide te Horst,
Gquot;- Küsters te Meerloo, J. H. Pranssen te Blitterswijck, J. van de Liesdonk
te Ayen, H. Brouvrers te Afferden, J. Hoedemakers te Sevenum, J. H.
Smits te Velden, J. Keizers te Venlo, Th. Giesen te Tegelen en Turlinx en
Thiele, beide te Lottum.

De regelingscommissie, bestaande uit de HH. Mr. v. Basten Batenburg
en Th. Houba, was door omstandigheden verhinderd de sluiting van den
eursus bij te wonen.

KORTE MEDEDEELINGEN.

Hoefijzer met ingelegd touw, van
°oderen en van ter zijde gezien.

In alle provinciën van Nederland bestaat tegenwoordig een verplichte
''euring van dekhengsten.
Vermoedelijk zullen die provinciale keuringen
binnen enkele jaren worden vervangen door een verplichte rijkskeuring. Dit
^ou meer eenheid in die belangrijke zaak brengen, verbetering geven, reden
^^aarom wij hopen dat die wijziging, hoewel in alle kalmte voorbereid, reeds
1900 in werking moge komen.

Bij de voorjaarskeuringen in de onderscheidene provinciën bleken verschei-
öen hengsten zeer onvoldoende te zijn beslagen.
De meest voorkomende fout
^'as: te korte ijzers. De meest ergerlijke en nadeelige fouten zijn: de hoe-
'^'en te klein en te sterk beraspt.

Zomerijzers voor de koetspaarden van den Dnitschen Keizer. De heer
I^nvinage, paardenarts en chef der hoefsmederij van den Koning-Keizer te
Berlij

n heeft in de Maart-aflevering van „Der HescUagschmiedquot; een artikel
geplaatst over het door hem aangewende zomerbeslag. Dit bestaat uit een
bijzonder soort balkijzer met touwinlegsel.

In „De Hoefsmidquot;, jaarg. 1897, blz.
174, heeft de heer W. C. Schimmel
ook een en ander medegedeeld over de
touwijzers, waaruit nevenstaande figuur
is overgenomen.

De touwbalkijzers van Duvinage
hebben slechts die bijzonderheden, dat zij
een smallen, naar voren doorgeslagen balk
bezitten, 8 nagelgaten en 5 lippen. Die
ijzers worden fabriekmatig vervaardigd,
terwijl zij eenigermate kunnen worden
verzet, door wijziging van den straalbalk
wijder of nauwer gemaakt. — De schrij-
ver zegt dat de niet noodig geoordeelde
^^nbsp;lippen eenvoudig kunnen worden wegge-

en bij het gebruik dier ijzers steengallen bijna in het geheel niet
er voorkomen en hoornscheuren volstrekt niet.

-ocr page 46-

Het is mogelijk dat wij het aangehaalde artikel niet voldoende hebben
begrepen, maar anders heeft de uitvinder niet veel nieuws gevonden.

—nbsp;De 2e cursus in hoefbeslag te Stad-Almelo (onder leiding van de beeren
J. H. Cramer, rijksveearts, en ten Cate, hoefsmid), is 1 Maart j.l. aan-
gevangen met 14 leerlingen, n.1.: J. Jansen Smit te Vriezenveen, j'. Budde
te Nijverdal, J. G-. Walkorte te Denekamp, H. Amsink te Borne, J. Smit
te Rijssen, G. Kamphuis te Tubbergen. H. J. Degger te Albergen, C. Jans
te Daarle, J. E. van den Bosch te Vriezenveen, J. Blom te Hellendoorn,
H. Oonk, J. G. Oonk en B. Meier, alle drie te Wierden, H. ten Cate Gz.
te Almelo, J. Kleise te Vriezenveen en G. Hemmelder te Delden.

De voordrachten over de theorie van het hoefbeslag worden eiken Woens-
dag van 4—5 uur 's nam. gehouden, de practische lessen op dienzelfden
dag van 5—9 uur 's nam.

—nbsp;De heer L. Pas qua y, landstalmeester in Elzas-Lotharingen (het zoo-
genaamde Eijksland, dat door den oorlog in 1870 door Frankrijk aan
Duitschland is afgestaan), heeft het eenige maanden geleden noodig geoor-
deeld te publiceeren, dat zijnerzijds vóór 35 jaren reeds kalkoenen met
een inwendige holte zijn aangegeven. Het groote voordeel dezer kalkoenen
moet^ zetelen in het feit dat bij eventaëel afbreken het in 't schroefgat
vastzittende deel zonder moeite kan worden uitgeschroefd, hetgeen bij
massieve kalkoenen meermalen onmogelijk blijkt en pas m.et veel moeite
kan geschieden, nadat het ijzer onderweg is genomen en warm gemaakt. —
Die
holle kalkoenen zouden bovendien proefondervindelijk zijn gebleken
sterker te zijn, minder gemakkelijk af te breken dan massieve.

Het komt bij uit goed materiaal vervaardigde kalkoenen zelden voor dat
zij afbreken, zoodat de paardeneigenaars zich de hoogere kosten der holle
kalkoenen in den regel niet wenschen te getroosten. En onzes inziens
hebben zij hierin geen ongelijk.

—nbsp;Een zeer goedkoop en ook wel bruikbaar middel ter voorkoming van
strijken
zagen wij bij een der huurkoetsierspaarden. Het bestond eenvoudig
tut een gevlochten strooband, gelegd op de gewone plaats boven den kogel,
terwijl beide einden op de binnenvlakte door een band waren samengebonden.
Het samengebonden einde stak een duim of drie naar binnen toe uit.

Vooral niet slecht, dunkt ons zoo, voor jonge paarden.

—nbsp;Strijkijzers. Dr. Vogt heeft in het „WocTienschrift für TUerheilhunde
und Viehzuchtquot;
er op gewezen dat een ijzer met zwaarderen buiten- dan
binnentak zeer doelmatig is om strijken te verhelpen. Ook deze methode
vmdt reeds op verschillende wijzen toepassing, zoodat zij evenmin als iets
nieuws kan worden beschouwd.

—nbsp;De „Deutsche Schmiede-Zeitungquot; vermeldt het volgende: De jaarlijk-
sche bijeenkomst van de Dnitsche smeden
vindt thans voor de vier-en-twin-
tigste keer plaats en wel op 12 en 13 Mei aanstaande te Gotha. Op den
llden Mei wordt een voor-vergadering gehouden. Gelijktijdig zal er een
tentoonstelling worden gehouden van machines en andere werktuigen en
benoodigdheden, alle betrekking hebbende op het smidsvak.

—nbsp;Koninklijke Beiersehe Hoefsmidschool te Landshiit. De op 3 October

-ocr page 47-

van het vorige jaar geopende hoefsmidschool heeft thans den eersten cursus

geëindigd.

Het examen had 1 Februari plaats in tegenwoordigheid van een regee-
ringsraad, een militair-veearts, den directeur der school, den leeraar-hoefsmid
en een eigenaar van veel paarden. Alle leerlingen hebben goed gewerkt
en hebben met voldoenden uitslag hun examen gedaan.

Gedurende den cursus werden door de 9 leerlingen 737 paarden en 17
ossen beslagen, terwijl 2724 ijzers werden ondergelegd. 296 keer werd aan
doode hoeven gewerkt en 2771 nieuwe ijzers vervaardigd.

He school is door een schot in tweeën verdeeld, waarvan het eene deel
Wordt gebruikt als beslagplaats en de andere helft als smederij. In die
smederij zijn 4 vuren met bijbehooren. Boven deze werkplaatsen bevinden
zieh op de eerste verdieping het schoollokaal en snijkamer. De directeurs-
kamer en de zaal voor de leermiddelen, waar reeds verscheidene modellen
en preparaten zijn, is op de tweede verdieping.

De directeur is een militair-veearts, terwijl er nog een leeraar-hoefsmid
en een eerste knecht zijn.

Jaarlijks worden twee cursussen gehouden die begin Februari en October
aanvangen. Iedere cursus duurt 4 maanden. Op 6 Februari is de tweede
cursus met 12 leerlingen begonnen; dit is het grootste aantal dat toege-
laten mag worden.
nbsp;{.Der Hufschmied, no. 3).,

— Jaarverslag van de West-Prnisisclie Hoefsmidschool te Danzig over 1898.
Het jaar 1898 was weder gunstig te noemen ofschoon het niet zoo gelukkig
niet de weersomstandigheden (voor het op scherp zetten) was als vorige

jaren.

In dat jaar zijn 23900 hoefijzers, waarbij 2500 voor zieke hoeven, onder-
slagen en 20000 kalkoenen verbruikt. Bij 32 paarden werden de tanden
g^'vijld, bij 40 zieke hoeven werden verbanden gelegd, een paard met straal-
kanker werd behandeld en genezen; 80 hoornscheuren werden op onder-
scheidene wijze behandeld en genezen. Buitendien zijn voor het beslag 2000
tüffers van gummi, kurk, vilt en hoeflederkit gebruikt. Zonder beslag zijn
hoeven besneden en bij 100 klauwen van runderen is het beslaan geleerd
practisch uitgevoerd.
De cursus werd door 31 smeden bezocht waarvan 15 als leerlingen den
geheelen cursus van 3 maanden doorliepen en aan het examen deelnamen,
^e uitslag van het examen was zeer gunstig n.1. 14 met goeden en 1 met
voldoenden uitslag. De school is met een leerzaal vergroot. De aanwezige
Verzameling van hoeven en ijzers is door preparaten, zieke hoeven, model-
ijzers en ijzers uit vroegeren tijd weder belangrijk uitgebreid.

Het theoretisch onderwijs werd door den directeur, de veearts L e i t z e n,
g®geveu en omvatte de leer van het hoefbeslag, de bouw van het paard in
Verband met de voor den smid noodzakelijke kennis der beenen, de ouder-
ODaskennis volgens de tanden, de ziekten en de behandeling van den hoef
zoover dit het hoefsmidsvak aangaat. De praktische leiding werd door
leeraar-hoefsmid gegeven. De lessen werden gegeven van 's morgens 6
s avonds 7 uur in het beslaan van paarden en het vervaardigen van
e Voorkomende ijzers zoowel voor paarden als ossen. De theoretische les-

-ocr page 48-

seil werden, al naar dit noodig bleek, tusschen den bovenstaanden tiid ver-
deeld.

Aan het einde van iederen cursus moet ieder leerling voor het examen
15 verschillende ijzers maken en twee hoeven en twee klauwen beslaan. Op
den dag van het examen worden die ijzers bezichtigd en na voldoend afge-
legd examen aan den leerling als modelijzers meegegeven.

De examencommissie bestaat uit een voorzitter, den directeur en den
leeraar-hoefsmid. Het examen wordt practisch en theoretisch gehouden
Het practisch gedeelte omvat het smeden van een ijzer voor een gebrekkige
of zieke hoef en het zelfstandig beslaan van een hoef van een willekeurig
gegeven paard, waarbij de leerling het beslag zelf moet vervaardigen en
overeenkomstig den stand en gang moet uitvoeren. Bij het mondeling examen
wordt de bouw van het paard in het algemeen gevraagd, verder de bouw
verrichtingen en verpleging van den hoef en ook de ouderdom van het paard
^-^Igens de tanden. Voorts wordt het beslag van gezonde , gebrekkige en
zieke hoeven, zomer- en winterbeslag, gebrekkige gangen en standen, ge-
vraagd. Ook wordt op klauwbeslag onderzocht.
De cursus begint op 2 Januari en vervolgens op den eersten van elk

{Mem).

—nbsp;In de Maart-aflevering van „Der Hufschmiedquot; wordt de vraag gedaan-
„Zijn er insteek- of schroefkalkoenen voor sleeperspaarden, die op gladde
straten
(glad door sneeuw en ijs) goed bruikbaar zijn gebleken?quot;

Het antwoord geeft aan, dat insteekkalkoenen meteen halvemaan-vormig
insteekgedeelte zich als goed bruikbaar hebben leeren kennen, terwijl schroef-
kalkoenen geen aanbeveling zouden verdienen, daar zij gemakkelijk los
zouden gaan zitten.

—nbsp;Hoefsmidschool te Altona. Gedurende het studiejaar 1897/98 hebben
45 leerlingen de school tezocht. Alle leerlingen hebben den cursus met
goed gevolg meegemaakt. 21 zijn geslaagd met de toevoeging zeer goed
18 met goed cn 6 met de toevoeging voldoende. — In het geheel werden
werden in dat jaar 13225 hoeven beslagen; 3732 paarden. Van die 13225
hoeven waren 9104 normaal, 466 hadden een strijkijzer noodig, 486 een
klapijzer, terwijl 454 stomp waren, 430 scheef, 416 plat, 348 klemhoeven
\erder waren 350 behept met steengallen, 298 waren brokkelig 237 had-
den hoornscheuren, 202 een holle wand, 208 rotstraal, 110 waren hoef be-
vangen, 93 vertoonden nageltred en 53 waren vernageld.

„ „..nbsp;{Der Hufschmied).

—nbsp;Hoefijzers vervaardigd uit een aluininiumlegeering. Op de industrie
tentoonstelling te Turijn heeft, volgens mededeeling van een Duitsch vakblad
een Italiaansche veearts Bottazzi een legeering uit aluminium met nog
vier andere metalen vervaardigd, dat voortreff-elijk voor het maken van
hoefijzers geschikt zou zijn. Deze legeering zou de volgende voordeelen
hebben: 1°. lichtheid, 2». elasticiteit, waardoor iedere stoot van den hoef op
den bodem verzwakt wordt, 3». het tegengaan van uitglijden, 4«. zij kunnen
ook koud worden uitgesmeed en laten de nagels zich wegens de elasticiteit
van het materiaal gemakkelijk inslaan en zitten daardoor vaster.

Door het Italiaansche ministerie van oorlog is eene commissie benoemd

-ocr page 49-

die deze uitvinding heeft geroemd. Het volledig beslag voor een paard kost
2.40 Mrk. (ongeveer ƒ 1.40). Voortgezette proefnemingen zullen de practische
bruikbaarheid van dit materiaal nog moeten bewijzen.

{Der FfeYdefreimd no. 5).
— Paarden die zonder voerman hun weg aflegden. De particuliere omnibus,
die tevens de posterijen vervoert, was op 16 December des avonds om 7 uur
uit het Duitsche plaatsje Golzow vertrokken en kwam bij het postkantoor
m Brandenburg zonder koetsier aan. Reizigers waren er niet in den wagen.
Plundering van het voertuig had niet plaats gehad, want de postzakken en
geleidebilletten waren alle in orde. Bij het nadere onderzoek bleek, dat
de koetsier onder weg aan een beroerte gestorven en van den wagen ge-
tallen was. De dieren hadden ook zonder leider trouw hun gewonen dienst
gedaan.
nbsp;Idem.

— Om roest van ijzer te verwijderen kan men de volgende eenvoudige
ttiethode toepassen. Het geroeste voorwerp, onverschillig hoe diep het is
ingeroest, wordt met een gewoon stuk zink verbonden en dan in water
gelegd dat eenigermate zwavelzuurhoudend is. Na ongeveer een week is de
roest van het ijzer verdwenen. De tijdduur is des te grooter, alnaarmate
het voorwerp sterker is ingeroest. — Het is noodzakelijk dat het ijzer en
lgt;et zink goed met elkaar in aanraking komen, reden waarom het goed is
'Ie beide stukken met ijzerdraad stevig te omwikkelen. — Volgens het
patent-bureau van H. en W. Pataky te Berlijn wordt het ijzer in het
geheel niet door het zwavelvuur aangetast, indien maar wordt zorggedragen
dat ijzer en zink steeds in innige aanraking zijn. — Nadat de voorwerpen
Uit de vloeistof zijn genomen, verkrijgen zij spoedig een donkergrauwe of
^Warte kleur, en behooren dan te worden afgewasschen en geolied. —
^ ooral voor vijlen en andere ijzeren scherp-kantige voorwerpen, die anders
'Moeilijk van roest kunnen worden bevrijd, is de methode zeer aanbevelens-
■^aardig.nbsp;{„Deuische Schmiede Zeitimgquot;).

Wurtemberg. Gedurende 1898 hadden op 6 plaatsen, n.1. Stuttgart,
liii, Ravensburg, Heilbronn, Hall en Reutlingen, cursussen in hoefbeslag
plaats, waaraan te samen 91 leerlingen deelnamen. Deze legden na afloop
hun leertijd alle een voldoend examen in hoefbeslag af. Hieraan on-
erwierpen zich ook 24 smeden, die zich door zelfstudie hadden bekwaamd
geen cursus gevolgd, waarvan slechts 3 met goeden uitslag konden huis-
^^■aarts keeren.
nbsp;{„Der Hufschmiedquot;).

~~ Een interessant paardeu-proces is, naar „Puhrhalterquot; mededeelt, voor
®t kantongerecht te Berlijn beslist. — De expediteur F. uit Mittenwalde
'ocht in April van het vorige jaar bij den paardenhandelaar M. te Berlijn
l^^'ee ponevs, een zwarte en een vos voor 610 Mark, franco Mittenwalde te
^e'^eren. Op 14 Juni 1898 werden de dieren weder teruggezonden aan den
^idelaar, omdat zij de beloofde eigenschappen niet bezaten. De handelaar
^^eigerde echter ze te ontvangen en F. bracht de kwestie voor het kanton-
gerecht en eischte nu ook vergoeding voor voederkosten voor den tijd die
IJ de poneys in bezit had gehad. Hij bewees dat zij bij den verkoop over-
®en Waren gekomen dat de poneys ruin en volkomen mak zouden zijn, om-
zij door zijn vrouw gereden zouden worden. Later was echter gebleken

-ocr page 50-

dat de vos een z.g.n. klophengst was en de zwarte nog één bal had, zoódat
zijn vrouw meerdere malen in levensgevaar had verkeerd. — De beklaagde
bestreed garantie te hebben gegeven dat het ruinen waren. Die garantie
was ook onnoodig daar de aanklager zich de dieren had uitgezocht met hulp
van een veearts, die had kunnen vaststellen welk geslacht de dieren hadden.
Buitendien waren zij noch klophengsten noch gevaarlijk. In den tijd dat
zij bij hem waren geweest, hadden zij zich niet onrustig getoond. Hij
moest daarom wel aannemen dat de aanklager door ondoelmatige voeding
en behandeling ze bedorven had. Dit alles doet thans echter minder meer
tot de zaak af, daar kooper ze direct na ontvangst te Mittenwalde had
moeten laten onderzoeken. Na zes weken konden dergelijke gebreken toch
niet meer als koopvernietigend worden aangemerkt en moest dit lange stil-
zwijgen veel meer als genoegenneming met den aankoop worden beschouwd.
Kosten voor voeding kon kooper niet verlangen omdat hij de paarden da-
gelijks gebruikt had. — Er waren vele getuigen waaronder de veeartsen
Eickert en Klingenstein. Vooral verdienen de verklaringen van
den veearts Eickert en getuige O c h s vermelding. De eerste, die den koo-
per bij den aankoop ter zijde stond, verklaarde dat de handelaar op zijn
vraag naar het geslacht der paarden zeide dat het ruinen waren, hetgeen
hij niet in twijfel had getrokken, daar geen ballen waren te zien. Op de
vraag of zij vertrouwd mak waren, was met ja geantwoord en ook bij de
proefrit, die ongeveer 15 minuten had geduurd, hadden de paarden uit-
stekend geloopen. De getuige Ochs verklaarde dat het geen ruinen waren
hetgeen deskundigen direct konden onderkennen, ten minste bij de zwarte
die een zichtbare bal had. De vos was zeer onaangenaam wanneer er mer-
riën of ruinen in zijn nabijheid waren. Hij maakte dan zeer veel leven en
zocht de paarden te bereiken. Hierdoor waren gevaren mogelijk, zoowel
voor de in den wagen zittenden als voor derden.

Het kantongerecht heeft beklaagde tot terugname der paarden en tevens
tot vergoeding der voederkosten veroordeeld.

Het is er bij zijn betoog van uitgegaan, dat de beklaagde voor deze
gebreken ook dan in moest staan, al had hij die ook niet uitdrukkelijk toe-
gezegd. Paarden moeten, als elke andere koopwaar, bruikbaar zijn. De
paarden zijn niet bruikbaar, wanneer hun gebruik met levensgevaar is ver-
bonden. Of de gebreken voor het oog zichtbaar zijn doet niet ter zake,
daar de kooper geen vakman is, en dus de makheid of het geslacht niet
behoeft te kunnen onderscheiden. Hit alles blijkt niet twijfelachtig dat de
paarden bij den verkoop de gewaarborgde eigenschappen niet bezaten,
terwijl de verkooper het bestaan der ontkende eigenschappen niet kon
bewijzen, redenen waarom hij zich de nietigverklaring der overeenkomst
dient te laten welgevallen. Dat kooper eerst op 14 Juni 1898 de paarden
terugbracht, was volstrekt geen bewijs dat hij genoegen met den aankoop
nam. De voederkosten moeten worden betaald, omdat de kooper geen nut
van de dieren heeft gehad.

— „Der Pferdefremur' vermeldt dat een uitstekend middel tegen vergeet-
achtigheid
kan worden verkregen door het hart van een wit paard te drogen ,
fijn te wrijven en met wijn aan te mengen. — Men kan nooit weten!

-ocr page 51-

EIJKSSUBSIDIE-PAAEDENFOKKEEIJ.

Bij KoninkUik Besluit van den 21en Februari j.l. No. 33, is aan de na-
genoemde provinciale commissiën, vereenigingen, maatschappijen en genoot-
schappen ter bevordering van de paardenfokkerij, over 1899 eene Eijks-
subsidie toegekend tot het bedrag achter elks naam vermeld:
«• de provinciale commissie voor de paardenfokkerij in Noord-

Brabant ....................ƒ 5585.—

i- de commissie tot bevordering der paardenfokkerij in Grelderland „ 9300.—
c. de afdeeling „Zuid-Hollandquot; van de Ver. „Het Nederlandsch

Paardenstamboekquot;.................. 6060.—

de afdeeling „Noord-Hollandquot; van de Ver. „Het Neder-
landsch Paardenstamboekquot;............... 3110.—

de Maatschappij ter bevordering van Landbouw en Vee-
teelt in Zeeland.................. 5650.—

,/• De commissie tot ondersteuning van paardenfokkerij in de

provincie Utrecht.................„3175.—

9- de provinciale commissie voor de paardenkeuringen in
I'riesland..................... 3625.—

de Vereeniging tot verbetering van het paardenras in de

provincie Overijsel.................„2180.—

de provinciale vereeniging ter bevordering der paarden-

denfokkerij in Groningen..............„ 5670.—

J- het genootschap ter bevordering van den landbouw in Di-ente „ 3275.—
de provinciale commissie voor de Eijkskeuring van paarden

in Limburg.................... 2370.—

(N. L. \V.)

BRIEFWISSELING.

Sedert 15 Januari zijn ingekomen postwissels over 1898 van de heeren:
Tieleman te N. T., Mr. W. F. HiddingJi te 's G. en Boekh. J. F. Bevers
D., ieder ƒ3.00; van A. Q. Buesink te P., F. FoTcUnga te O. en G. EUng
^iehelaar te L. voor 4de kwart. '98 ieder ƒ 0.75.

Over 1899 a ƒ 3.00 van A. G. Buesink te P., H. Kruyt te P., Jolis. de
botter
te C. en F. Bipmeester te H.; van J. G. Wolkorte te D. voor 1ste
2de kwart. /■1.50; van
U. J. Brantsma te A. voor 1ste kwart, ƒ0.75,
van
J. J. Louivs te M. ƒ 8.00 volgens nota.

Advertentiën.

. Het mooiste en nuttigste cadeau voor EEN HOEFSMID
een in prachtband gebonden exemplaar van „De Hoefsmidquot;,

de jaargangen 1896, 1897 en 1898 omvattende,

^elk lijvig boek is te verkrijgen a ƒ 5.00 bij de Administratie
^an „De Hoefsmidquot; en „Het Paardquot; te
Groningen.

-ocr page 52-

DE HOEFSMIDquot;nbsp;^^^ plaatsen

quot; ------------------------land en 7 van het Buitenland

van het Binnen-
gelezen.

SFquot;

Ktinsthioorn,

voor Hoefbeslag,

verkrijgbaar in de chemicaliën- en
drogerijen-handel van

K. 6. W. DE BOSSON, Apotheker,

te Dordrecht.
PRIJSCOURANTEN voor HH. Vee-
artsen op aanvrage gratis.

HET PAARD,

Geïllustreerd Maanilblad, gewijd aan Paarden-
fokkerij en Paardenkennis in uitgebreiden zin.

Redacteur-Uitgever A. W. HEIDEMA.
DERDE JAARGANG.

Prijs per jaar fr. p p. ƒ 3.— voor
Nederland, /'3.50 voor O. en W.-Indië
en het buitenland.

Engelsch e veerkrachtige

HOEFZOLEN Toor paarden met gevoelige of gebrek-
kige hoeven.

Deze zolen worden zeer geroemd en zijn in alle afmetingen
verkrijgbaar.
CIRCULAIRES op franco aanvrage bij:

W. A. H. VAN HORSEN, Utrecht.

5?

DE HOEKSMID'

neemt van lieverlede toe
in abonnentental. Indien
ieder tegenwoordige abonné

één abonnement

aanwierf, zou de prijs direct
van
f 3.— op f2.— wor-
den gebracht. Mochten de
inkomsten der advertentiën
belangrijk toenemen, dan
zou zulks hierdoor mogelijk
worden. Wij verzoeken in
beide opzichten steun, waar-
door de belangen der abon-
né's en die van „De Hoefsmidquot; beide worden behartigd.

-ocr page 53- -ocr page 54-

HERCULES III,

preferente premiehengst, toebehoorende aan K. J. van Deen te 't Zandt (prov. Groningen).

-ocr page 55-

UIT DE WERKPLAATS.

Dat men soms paarden van het strijken af kan krijgen door het laatsthe-
chreven stryfajzer met een halven binnentak en een kalkoen aan den bui-
tentak, lyok mijn ervaring. Het volgende geval herinner ik mij nog le-
vendig Een zwaar trekpaard werd tot beslaan aangeboden aan de inrichting

werk, de beide kogels waren rauw ter grootte van een rijksdaalde'. Ik
p obeerde het eers met een gewoon strijkijzer met
kalkoenen, omdat de eige-
naar het met op s ic i e ijzers wilde hebben, wegens de zware vrachten L
het paard moest trekken. Dit beslag heeft geen verbetering gebracht en
toen ben ik overgegaan tot het beslaan met boven beschreven mer Het

^gTtpnbsp;na eenige da-

Tot het maken van een strijkijzer met strijkschenkel als nevenstaande figuur

maakt men eerst gewoon den buitentak af, daarna
de binnenkant. Deze moet zoo zijn dat de
strijktak tamelijk hoog is en wat breeder aan
het einde dan een gewoon strijkijzer. Als men
nu de binnenkant heeft omgezet, wordt de
grondvlakte van den strijktak over zijn geheele
lengte en ongeveer de helft van de breedte met
een zethamer ingezet en slaat men de buiten-
rand zooveel weg tot op een dikte van een halve
centimeter en een breedte van 8 tot 9 streep
(nu moet men van zelf den strijktak wat hoo-
ger hebben omdat die met inzetten en versmeden
Strijkijzer met strijkschenkel,nbsp;wat dunner wordt). Vervolgens wordt er

waarvan slechts de binnenrandnbsp;geslagen over de geheele lengte van

de gewone dikte heeft behou- den strijktak en drie kleine nagelgaten aange-

den, terwijl de ondervlakte hracht. Dit strijkijzer werd vroeger wel gebruikt

overigens verdund is.nbsp;maar tegenwoordig ziet men het niet meer

Een klapijzer wordt gemaakt met of zonder kalkoenen. De buitenkant
wordt gewoon afgewerkt als bij een achterijzer, maar
men behoeft haar niet
zoo spits in den toon te maken. Als nu de binnenkant is omgezet, wordt
■eerst het gedeelte in den toon, dat anders spits staat, op de hoorn van het
aanbeeld vlak gesmeed en de buitenrand van de grondvlakte schuin bijge-
werkt. Daarna ritst men het ijzer en werkt het verder af. Met het op-
richten van het ijzer worden er twee lippen aangetrokken, een aan den
umnen- en een aan den buitentak, tusschen het eerste en tweede nagelgat
iiij paarden die zich met den toon strijken, laat men de lip aan de binnen-

-ocr page 56-

volgende manier: de zwik van een hoefnagel werd verkeerd gezet om zoo-
doende de levende deelen te kwetsen. Het bloed dat uit de wond liep,
werd onzichtbaar gemaakt door het paard door modder en vuil te laten
loopen. Zijn gang was nu aan beide achterbeenen hetzelfde.

Bij het monsteren van zulk een paard is het voor minder geoefende oogen
onzichtbaar, dat het paard aan beide achterbeenen kreupel is. Zulke paarden
gaan nog menigmaal voor rad van de hand, terwijl later aan den kooper
blijkt, dat hij de dupe is geworden van een sluwen bedrieger.

Mochten alle hoefsmeden den lieden, die met zulk een wensch aan de
smederij kwamen, eenvoudig de deur wijzen!nbsp;L-

HET HOEFBESLAG BIJ BODEMNAUWEN STAND,

door

J. H 01 m, smid te Hamburg.

De uitwendige zijde van den hoef, van het koot- en kroongewricht hebben
bij den bodemnauwen stand bijna den geheelen lichaamslast te dragen. De
hoef heeft neiging aan de buitenzijde steeds steiler te worden, waardoor de
buitenhelft nauwer wordt, zich eindelijk naar binnen toe omkrult en ten
slotte ernstige kreupelheid kan veroorzaken. De binnen-hoefwand wordt
schuiner, er treedt somtijds zelfs een lossen wand bij op.

Bodemnauwen (juister 0-beenigen)
stand.

Die afwijkingen komen vooral voor bij zware werkpaarden aan de achter-
hoeven. Hoe breeder het bekken is, des te meer komt de lichaamslast op
de buiten-hoefhelft. Bij voorhoeven is zulks gewoonlijk niet in die mate
het geval. De binnen-hoefwand is schijnbaar altijd te lang, hetgeen den
hoefsmid licht op een dwaalspoor brengt. De binnenzijde wordt veelal te
sterk besneden, de buitenkant te weinig.

Het nagelen is moeielijk, daar de hoef aan de buitenzijde steil is. Zij-
lippen houden het verschuiven van het ijzer naar binnen niet voldoende meer
tegen, de nagels beschadigen niet alleen de uitwendige —, maar ook de
binnenzijde. — Ook bij koets- en rijpaarden kan dit euvel voorkomen.

Bij alle paarden is het hoefbeslag het eenige middel ze langen tijd voor
den arbeid bruikbaar te houden.

-ocr page 57-

Bij bodemnauwen stand komt het nog al eens voor, dat het paard bij
het neerzetten van den hoef, dezen draait. Het dier vindt aan den toon
geen voldoenden steun en draait den voet, om dien steun aan de verzenen te
vinden. Deze draaiing mag niet worden tegengegaan. Vele smeden trachten
zich te redden door den buitentak langer te maken en het verzeneinde met
den kalkoen buitenwaarts te draaien. Daar het paard, zooals men vaak
zegt, scheef loopt, wordt in den buitenkalkoen staal ingeweld. Het naar
buiten richten van den tak wordt somtijds zoo overdreven, dat van een hoef-
ijzervorm eigenlijk geen sprake meer kan zijn. De draaiing van den hoef
wordt er door tegengegaan, terwijl het aftrappen van het ijzer er gemakke-
lijker door plaats vindt.

Het naar buiten richten van den buitentak geeft geen afdoende verbete-
Deze kan naar mijne ervaring wel worden bereikt op de volgende

rin

wijze: De wand der buiten-hoefhelft moet zooveel mogelijk worden be-
sneden , maar mag niet worden beraspt; de binnenwand moet in het geheel
niet worden besneden, maar zooveel worden beraspt, als
eenigermate moge-
lijk blijkt. Natuurlijk moet in geen van beide richtingen te ver worden
gegaan. — Het ijzer moet aan de binnenzijde smal worden gesmeed en zoo
nauw mogelijk worden gelegd. De buitentak moet breed zijn en een voldoende
ruime ligging verkrijgen. De rits moet natuurlijk aan de binnenzijde schraal
zijn, aan de buitenzijde vet, ja bijna aan den binnenrand van het ijzer ko-
men. Het is wenschelijk het ijzer van 16 nagelgaten te voorzien. Een
maat voor den afstand van de rits tot den buitenrand van den buitentak is
afhankelijk van den stand; zij kan echter bij lichte paarden 10—12 m. M.
bij zware paarden 15—20 m. M. en meer zijn.

Wordt het paard met stoot en kalkoenen beslagen, dan moet de plaatsing
in verband met den gewenschten ijzervorm zijn, terwijl de buitenkalkoen
niet uitwaarts moet worden gericht. De buiten-zijlip mag niet over de helft
van het ijzer zitten, moet goed aansluiten ten einde de nagelgaten precies
tegenover de witte lijn te kunnen houden.

Bij een dergelijke uitvoering van het besnijden en het beslaan, bestaat
er natuurlijk nog al gevaar voor vernageling.

Is het nu door beslag gelukt den lichaamslast vrijwel over beide hoef helf-
ten gelijkmatig te verdeelen, dan is het scheef loopen grootendeels verhol-
pen. Zoodra het dier voelt dat het voldoende ondersteuning aan den toon
en den zijwand heeft, loopt het vrij wat beter, want zonder doelmatig be-
slag staan zulke dieren slecht. Het draaien van de hoeven houdt dikwijls
geheel op, ten minste het wordt veel minder erg. — Na verloop van maan-
den nemen de hoornwanden een meer normalen vorm aan. Met het aan-
brengen van een schuine draagvlakte, waarvan sommige autoriteiten zich
zeer veel voorstellen, heb ik nog niets bereikt en ik geloof met een hori-
zontale draagvlakte nog het verste te komen.

{Ber Beschlagschnied, no. 4).

-ocr page 58-

HET HOEEIJZEE BIJ DE OUDENquot;.

Onder den titel Nouvelle hypothese sur Ie rôle de Thipposandale. — Sépul-
tures gallo-romaines et wisigothes,
opent de heer A. Lombard-Dumaa,
in de
Mém. Acad., Nîmes, 1892, een nieuw gezichtspunt over het doel en
het nut van de hoefijzers. Hij ziet daarin niets anders dan een eenvoudig
middel om den voet van het paard te beschermen tegen de venijnige „be-
driegertjesquot; , welke door de Ouden in hunne oorlogen werden gebruikt als
verweermiddelen.

In de eerste plaats tegen den stimulus, een soort spoor of stekel met
scherpe ijzeren punt-tandjes, uit deu grond verraderlijk tusschen het gras
uitkomende ; en 2o. tegen de voetangels, een vereeniging van vier ijzeren
punten of pennen, die stersgewijze zijn aangebracht, en ter nedergeworpen
zijnde, steeds een punt naar boven keeren. Daarmede werden de slagvelden
bezaaid.

Het tweede gedeelte der studie van den heer Lombard-Dumas geeft de
beschrijving van eenige grafsteden te Saint-Clément, dicht bij Sommière
(Gard). Er werden daarin eenige gespen gevonden, waardoor men tot de
overtuiging kwam , dat zij verband houden met de grafsteden uit den laat-
sten tijd der Eomeinsche overheersching, samenvallende met de komst der
Eranken in het noorden van Frankrijk. Zij zijn dus deels
„GhampdoUennesquot;,
en deels „Wahéniennesquot;.nbsp;A. J. S. v. E.

VRAGEN EN ANTWOORDEN.

Vraag no. 4: Verdienen ijzers zonder kalkoenen de voorkeur boven die
met kalkoenen? En zoo ja, om welke redenen dan?nbsp;B.

Antwoord: Het is vooral in de laatste jaren wel bewezen dat een ijzer
zonder kalkoenen beter is dan een met kalkoenen, aangezien ze hoe langer
hoe meer in het gebruik komen.

De voornaamste redenen hiervan zijn:

1°. een paard met slichte ijzers beslagen houdt beter zijn natuurlijken stand.

2quot;. de drukking wordt beter over den geheelen voet verdeeld.

3quot;. het paard zal niet zoo gauw last van nauwe voeten krijgen, aangezien
de straal beter met den grond in aanraking komt en dus de uitzetting van
den hoef zal bevorderen.

Het is het beste als men het paard van jongs af er aan gewent op slichte
ijzers te loopen. Men ziet namelijk vaak dat paarden, die gewend zijn aan
kalkoenen en later met slichte ijzers worden beslagen niet zoo goed durven
aanzetten als voor dien tijd, aangezien zij steun zoeken op de kalkoenen,
welke dan ontbreken.nbsp;D. E. Stuivenberg.

Vraag no. 5: Wordt er in de omstreken van Gouda dezen zomer ook een
cursus in hoefbeslag gehouden ? — Voor mededeeling hiervan houdt de
Eed.-Uitg. zich aanbevolen.

-ocr page 59-

KORTE MEDEDEELINGEN.

—nbsp;Hoefsmederij van 's Rijlis-Veeartsenijscliool te Utrecht. Op 15 Februari
j.l. heeft zich als leerling voor het practisch hoefbeslag aangegeven: W.
Janssen te Eist bij Nijmegen.nbsp;v. H.

—nbsp;De cursus in lioef beslag te Oeldermalsen, gehouden vanwege de Afd.
Tiel der Greldersch-Overijselsche Mpij, van landbouw, is 27 Maart j.l. ge-
ëindigd. Er hebben 20 smeden aan deelgenomen. Waarschijnlijk zal het
examen in Mei a.s. worden afgenomen.nbsp;v. H.

—nbsp;Hoefsmidschool te Auiersfoort. Den bürgerleerlingen M. J. Brantsma
en F. E. van der Horst is een getuigschrift afgegeven, na voldaan te
hebben aan het examen (zie bladz. 11, afl. 1, jaargang
ITT).

Sedert 1 April is aan de Hoefsmidschool geplaatst de burgerhoefsmidsleer-
ling O. Sc hukken uit Tjerkwerd bij Bolsward.

—nbsp;Inrichting voor lioefbeslag te Groningen. De leerling E. Star van (ïod-
linze, prov. Groningen, sedert 8 November 1898 geplaatst, heeft op 8 April
j.l. zijn leertijd met goed gevolg volbracht en die opleidingsplaats verlaten. —
De opengevallen plaats wordt 17 April a.s. ingenomen door J. Smid te
Boden, prov. Drenthe.

De in dit jaar beschikbaar komende leerling-plaatsen zijn reeds alle be-
sproken. Ieder leerling moet vóór zijn plaatsing het bewijs afleggen vol-
doende handigheid in het smidsvak te bezitten en minstens den leeftijd van
20 jaren hebben bereikt. — De verbintenis van den leerling loopt over een
halfjaar, terwijl
getooonlijlc na verloop van 5 maanden de leertijd wordt af-
gesloten en den leerling een bewijs uitgereikt met goed gevolg een cursus
in hoefbeslag te hebben gevolgd aan de Inrichting voor hoefbeslag te Gro-
ningen.

—nbsp;Waarnemingen over den groei van den hoefhoorn bij paarden, door
Pader, Rijksveearts te Nimes.

Pader verrichtte 2000 metingen aan 58 voor-en achterhoeven en besloot
daaruit, dat de groei bij de voor- zoowel als bij de achterhoeven even snel
en nagenoeg onder dezelfde omstandigheden geschiedde.

De wand groeit zelden gelijkmatig over den geheelen omtrek, men kan
in enkele gevallen soms waarnemen dat een bepaalde plaats gedurende eene
maand zeer weinig en diezelfde plaats een volgende maand zeer veel aangroeit.

Deze onregelmatigheden komen bij het eene paard meer voor dan bij hetnbsp;:}

andere zonder dat de ouderdom , het ras of' de vorm van den hoef hierop
eenigen invloed hebben. De gewoonlijk vermelde oorzaken zooals beslag,
arbeid, voeding, jaargetijde schijnen geen bijzonderen invloed uit te oefenen.

Verricht men de metingen gedurende meerdere maanden, dan vindt men
in het algemeen onderscheid in hoorngroei naar gelang van de plaats en
den tijd. Het hoorn groeide gemiddeld per jaar 103 m.M., per maand 8.5
m.M. De groei neemt toe van het toongedeelte naar de drachten. Buiten-
dracht 107.08 m.M., buiten-zijwand 101.07 m.M., toon 97.87 m.M., binnen-
dracht 107.73 m.M., binnen-zijwand 101.05 m.M.

(Uit „Berliner ThierarztlicJie Wochenschrift.quot;)

-ocr page 60-

—nbsp;Het weerstandsvermogen van onbeslagen hoeven. Professor Dr. Prinz
te Dresden bezat omstreeks 1848 een 20-jarig Turksch rijpaard (hengst), dat
nog nooit was beslagen.

De hoeven waren steil, echter zonder gebreken, volkomen glad en met
een normale glazunrlaag; om de 4—6 weken werden deze hoeven in een
smederij iets bijgeraspt en de zolen van het losse hoorn ontdaan. De draag-
rand van deze hoeven was hard als been en de kanten waren scherp even-
als de voortreffelijk gevormde stennselhoeken. De stralen lagen wat diep,
doch er bestond geen neiging tot klemhoef. De gang was zoowel in stap
als in draf normaal.

Door den eigenaar werd dit paard des winters — bij gladde wegen —
veel gereden wegens zijn zekeren gang, zelfs op straten die sterk afhelden,
zooals die indertijd te Dresden werden gevonden.

Dit interessante dier werd later gedood en het scelet benevens de hoorn-
schoenen aan het anatomisch museum der toenmalige veeartsenijschool te
Dresden ter beschikking gesteld.

Een tweede geval betrof een 20-jarige Hannoversche halfbloed.

De voorhoeven van dit paard waren niet vrij van klemhoef. Het dier
kon geen beslag verdragen; onbeslagen ging het goed, echter zeer voorzich-
tig en langzaam op harden bodem, daarentegen veel vrijer op zachte, vochtige
wegen.

De hoeven waren vast, hard, de zolen en draagrand eveneens vast, de
straal iets klein en smal, de drachtwanden wat ingetrokken.

Des winters werd het paard voor een lichte slede gespannen zonder dat
de hoeven beslagen werden. Deze laatste hadden geen last van het inballen
van sneeuw; over gladde of met ijs bedekte plaatsen ging het dier vast en
zeker.

Van 1850—1857 werd dit paard door den eigenaar steeds „barrevoetsquot;
gereden of aangespannen , zonder dat er het minste gebrek aan de hoeven
was waar te nemen.
nbsp;{Der Hufschmied, no. 4).

—nbsp;In de April-aflevering van „Het Paardquot; komt o. a. een artikel voor
van den heer J. C. Steenkamp, 1ste Luit. der Artillerie: „Over de
Eijkunst en de verzorging der paarden in Ked.-Indië.quot; — Het beste en
meest bekende paard van Ned.-Indië is het Sandelhout-paard. Deze paard-
jes zijn in den regel niet hooger dan 1.36 M. stokmaat. (Onder „stokmaatquot;
verstaat men den loodrechten afstand van het hoogste punt van de schoft
tot op den bodem. Deze hoogte wordt gemeten door middel van een maat-
stok aan welks boveneind een dwarsbalk voorkomt, die een rechten hoek
vormt met den stok. De hoogte der Nederlandsche paarden ligt gewoonlijk
tusschen 1.54 M. en 1.62 M.).

In dat artikel zegt de heer Steenkamp, dat het beslag bij de Sandelhout-
paarden onbekend is, onder opmerking, dat de hoeven dier paarden meestal
uitstekend zijn.

—nbsp;Wit bijten van Aluminium. De kleur van het zuivere aluminium is mooi
zilverwit. Bij bewerking door walsen, drukken, persen enz., neemt het
echter een blauwachtigen tint aan. De oorspronkelijk witte, iets matte
kleur krijgt men weer, als men de voorwerpen in een zeer sterke kokende

-ocr page 61-

sodalaag dompelt. Men moet minstens 2 kilogr. soda op een gewonen emmer
water nemen; bovendien kan men er nog wat bijtende natron bijvoegen. In
die kokende oplossing brengt men dan de voorwerpen omstreeks vijf minu-
ten lang, totdat rijkelijk witte blaasjes opstijgen. De voorwerpen worden
nu met een vuilgrauwe laag bedekt, die bij Iet afspoelen in salpeterzuur
verdwijnt, waarna de mooie witte kleur te voorschijn komt. Nadat de
voorwerpen uit het salpeterzuur genomen zijn, worden zij in zuiver water
goed afgespoeld en in zaagsel gedroogd.
nbsp;{Yulcaan).

—nbsp;Nieuwe Methode tot bewerking van Aluminium.

1.nbsp;Aluminium kan evenals messing door middel van ijzerrood op een leeren
schijf gepolijst worden (bij gladde oppervlakken).

2.nbsp;Een in Amerika gebruikt middel bestaat uit 1 deel stearinezuur, 1 deel
fijne leem en 6 deelen tripel, alle deelen zeer fijn gemalen, goed vermengd
en met leer of een lap gebruikt.

3.nbsp;Het aluminium wordt met een snel loopende straalkratsborstel bewerkt.
Natuurlijk hoe fijner de borstel is, des te gladder wordt het metaal. Die
methode is bijzonder geschikt voor in zand gegoten voorwerpen, waarbij ook
de door te heet gieten veroorzaakte gele strepen verdwijnen. De voorwer-
pen krijgen een ruw, korrelachtig uiterlijk. Vet en vuil worden met ben-
zine verwijderd.

4.nbsp;Een mooie witte kleur krijgen de aluminium voorwerpen, als men ze
eerst in een geconcentreerde oplossing van bijtnatron of bijtkali, daarna in
een mengsel van 2 deelen geconcentreerd salpeterzuur en 1 deel geconcen-
treerd zwavelzuur, dan in zuiver salpeterzuur en ten slotte in verdund azijn-
zuur dompelt, waarop ze goed met water gewasschen, met zaagsel gedroogd
en door middel van polijststaal of bloedsteen gepolijst worden.

5.nbsp;Als smeermiddel voor polijsten met de hand is het meest aan te be-
velen een vermenging van vaseline of creosineolie, of een oplossing van borax
in 1 liter heet water, waarbij eenige druppels ammoniak gevoegd zijn. Voor-
deelig is het dat de polijster bij 't polijsten van draaiwerk een met een meng-
sel van vaseline bevochtigd stuk flanel gebruikt, terwijl bij snelle draaiing
van het te polijsten voorwerp ook veel smeren onmisbaar is.
{Idem).

—nbsp;„Eine Amerikanische Stimme über das Beschlagnen der Pferdequot; (von P.
Schönfeld in Londen). In dit artikel, voorkomende in het thans niet
meer verschijnende blad „Das Pferdquot;, no. 15, wordt o. m. het volgende ge-
zegd: „Over het volgende punt is de veeartsenij kundige faculteit eenstemmig
in haar oordeel en toch heeft zij ongelijk. Zelfs de Engelsche hippologische
schrijver prof. Williams is met vele anderen op een dwaalweg waar hij
schrijft, dat men het straalbeen ontlast door de verzen of drachtgedeelten
van den hoef te verhoogen of het toongedeelte in te korten. Dit is ten
eenenmale verkeerd gedacht. Wanneer men de theorie van die beeren leest,
zoo gelooft men, dat deze juist is, doch zoodra men de beenderen van een
paard van af de voorknie (handwortel) naar beneden bekijkt, zoo merkt men
uit hun bouw, dat die theorie niet de ware kan zijn. Feitelijk is de zaak
als volgt: wanneer men de verzenen hooger maakt zoo ontlast men het
straalbeen en als het toongedeelte van den hoef wordt verhoogd doet men
zulks eveneens, trots de tegenovergestelde opvatting der beeren veeartsen.quot;

-ocr page 62-

Het genoemde artikel is door Schönfeld ontleend aan een Amerikaansch
vakblad, tervs'ijl de schrijver van dat oorspronkelijk stuk niemand minder
is dan Mr. Robert Bonner zoo zeer bekend door het in eigendom hebben
van eenige der snelste dravers van de geheele wereld. Er wordt bij verteld,
dat B. in de laatste jaren zeer veel studie heeft gemaakt van het paard in
het algemeen en van het hoefbeslag in het bijzonder.

In het boven aangehaalde wordt beweerd, dat een theorie, die alle schijn
van waarheid heeft, onwaar is, welke bewering echter door geen enkel be-
wijs wordt gestaafd.

Wij meenen, dat het straalbeen door een verhooging van het toongedeelte
van den hoef ten allen tijde meer zal worden belast dan te voren, dat het
straalbeen door het verhoogen der verzenen wordt ontlast, indien de straal
den bodem blijft raken of ook voor de verhooging niet bereikte. Deze mee-
ning zullen wij thans verdedigen en trachten te bewijzen waarmede dan o.i.
gelijktijdig de opvatting van Mr. Robert Bonner is weerlegd.

In nevenstaande figuur stelt
O de doorsnede van het straal-
beentje voor. Het is bekend
dat de richting van koot, kroon
en hoef dezelfde moet zijn, en
dat die richtingslijn met het
vlak van den bodem een halven
rechten hoek, een hoek van
45*^ dient te vormen. Is die
hoek kleiner dan heeft men een
spitsen hoef, waarbij immers de

lengte van den toonwand meer
Overlangsohe doorsnede door het midden van hoef, ^^^ driemaal die van den ver-
kroon en onderste helft der koot.nbsp;, . ^nbsp;, ..

senwand is, terwijl bij een groo-

tere hoek de toonlengte betrekkelijk gering, de verzenlengte groot is.

Nu kan ieder, dunkt ons zoo, met nevenstaande figuur voor oogen, op
zijn vingers natellen dat hoe schuiner koot, kroon en hoef zijn gericht, de
druk op het straalbeentje, even goed als op de buigpezen, die op de ach-
tervlakte zijn gelegen, des te grooter moet worden. En in de tweede plaats
krijgt men bij een verhooging van het toongedeelte (evenals bij een verla-
ging, een te veel besnijden der verzenen) een grootere belasting van de
achterste hoefhelft en daarmede ook van het straalbeentje. — Mocht er
iemand der lezers zijn die met de bewering van Mr. Bonner medegaat, dan
houden wij ons vriendelijk voor een met redenen omkleede verklaring daar-
omtrent aanbevolen.

Dat bij verhooging der verzenen het straalbeentje eenigermate wordt
ontlast, wordt door Mr. Bonner toegestemd.

—nbsp;P. Prince beveelt in de ,,Annal. de méd. vét.quot; 1898, blz. 597, aan
om in plaats van de gewone hoefijzers gebruik te maken van een dubbele
leeren zool die met behulp van lippen op haar plaats wordt gehouden en
door gewone nagels aan den hoef bevestigd.

—nbsp;Inrichting voor hoefbeslag te Rostock, in Mecklenburg. Gedurende

-ocr page 63-

1898 ontvingen 51 leerlingen opleiding aan deze inrichting, waarvan 35 uit
Mecklenburg en 16 uit andere provinciën of Rijken. Deze waren herkomstig
uit Zweden, Beieren,
Slees wij k-Holstein, Pruisen, Anhalt, Pommeren en Posen.

Als scherpmethode werd gebruik gemaakt van ronde insteekkalkoenen
(systeem Judson). Deze methode heeft opnieuw zeer goede resultaten op-
geleverd , er zijn zelfs van deze stiften en werktuigen, benoodigd voor de vervaar-
diging daarvan, naar Nederland, Zwitserland, Zweden en Rusland verzonden.

Vijf en veertig leerlingen hebben zich aan het staatsexamen in hoefbeslag
onderworpen en wel 44 met goed gevolg, 20 hebben een voldoend, 11 een
goed en 13 een zeer goed examen afgelegd.

—nbsp;Inrichting voor hoefbeslag, behoorende bij de Koninklijke Hongaarsche
Teeartsenijkundige Hoogeschool
te Bnda-Pestli. Gedurende 1898 hebben aan
die inrichting 174 aanstaande hoefsmeden een halfjaarlijkschen cursus mee-
gemaakt. — Er werden 16452 hoeven beslagen.

_ Vanwege de Vereeniging „Het Drentsch Paardenstamboekquot; worden als

hoefsmeden aanbevolen: Remmelt Knik te Beilen, Harm Palthe te
Assen E. van Werven Gzn. te Meppel en Albert Kuiper Kzn. te
Euinerwold, welke hunne opleiding hebben genoten aan de Hoefsmidschool
of bij het Detachement Veld-Artillerie te Amersfoort; J. de Weerd te de
Wijk, G. Kamps te Assen, H. Stocker te Assen, B. Hooijer te
Echten, R. Staal te
Annerveensche Kanaal, Roelof Staal te Anloo en
H. Broeksma bij L. Bakker te Gieten, die den hoefsmidscursus, in 1892
te Assen gehouden, met goed gevolg hebben bezocht, B. B. Eaber te
Beilen die met goed gevolg in 1895 den Cursus te Leeuwarden heeft be-
zocht,'alsmede J. van der Veen te Ruinerwold, G. Huisman te Meppel
en Haulo te de Wijk, welke met goed gevolg een cursus aan de inrich-
ting voor Hoefbeslag van Wiersum en Heidema te Groningen hebben bezocht.

—nbsp;Landbouwtentoonstelling op Overllakkee en Goedereede, te Middelhar-
nis, te houden 18, 19, 20 en 21 Juli a.s. Het uitvoerige programma is
op aanvrage gratis verkrijgbaar bij den secretaris, den heer C. Groenen-
dijk, te Sommelsdijk.

In dat programma zijn 2 nos. op 't gebied van het hoefbeslag, onder de
rubriek:
afdeeling land bouw-onderwijs. Het zijn: lquot;. Verzameling hoefbeslag,
prijzen: ƒ10 en ƒ5; 2°. Nieuwste uiininding op het gebied tan hoefbeslag,
prijzen:' ƒ 15 en ƒ 10. De ijzers mogen niet gevijld of zwart gemaakt zijn;
alleen zuiver hamerslagwerk komt in aanmerking.

—nbsp;Om lastige paarden te kalmeeren. In de November-aflevering van „De
Hoefsmidquot;, 1898, werd aangeraden om lastige paarden te kalmeeren met
behulp van eenig druppels Oleum Petrosilini op een doek en dit onder den
neus te houden. Dit middel heb ik geprobeerd en de uitslag bij mij is
dat het in geen enkel opzicht iets hielp, het paard was even kwaadwillig
als de vorige keeren zonder oleum.

Seerjansdam.nbsp;W. Zuiderent.

—nbsp;Beitelhamer of dissel. In het no. van Februari j.l. zag ik een afbeel-
ding van een TJ onbekend werktuig, n.1. van een, zooals 17 het noemt,
beitelhamer, onder de smeden bekend als dissel, U door den heer v. Rijssel
toegezonden' en geroemd bij eenige handigheid. Ik moet U zeggen dat

-ocr page 64-

tegenwoordig de dissel bij verreweg de meeste smeden afgeschaft is ; 1) welis-
waar wordt er met dit toestel niet licht te veel van de verzenen gehakt
doch er kan ook vreeselijk aan de zool gehakt worden en licht, bij een
beetje onrustig paard, verwonding van den elleboog plaats hebben, redenen
waarom het is af te keuren en ook in onbruik is geraakt.

W. Zuiderent.

—nbsp;Boor het tevergeefs wachten op clichés, hestemd voor de April-aflevering,
verschijnt deze, mede in verhand met den invallenden Zondag, een paar dagen
te laat.

—nbsp;Door toevallige omstandigheden zijn wij in de gelegenheid onze abonné's
een tweetal afbeeldingen van Sandelhout-paarden te geven, ons welwillend
verstrekt door den heer Ie Luit. der Cavalerie W. Gr roe ne veld. Direc-
teur van het Remonte-depot te Poerabaia in Nederlandsch Oost-Indië.

Zij volgen hier onder:

1nbsp; De heer van Rijssel heeft het instrument dan ook voornamelijk uit een
geschiedkundig oogpunt vermeld.nbsp;(Eedactie).

-ocr page 65-

DANDY.

Zwartvos hengst, uit Kambera Nquot;. 51, van Petro Nquot;. 15, toebehoorende aan en
gefokt door den heer E. Meertens te
Bandoeng.

Op den leeftijd van jaar had dit paard eene hoogte van 1.36 M (4 voet 4
duim RL).

Geheel ontwikkeld zal hij zijnen vader wellicht nog in schoonheid en zeker in
hoogte overtreffen.

BRIEFWISSELING.

Sedert 15 Maart zijn ingekomen postwissels over het 1ste en 2de kwart.
1899 a ƒ1.50 van de heeren: K. Gons te B., J. Smid. te U., J. J. Hoogen-
hoom
te W., W. F. Altevogt te K. en B. van Leeuwen te N. W.; over het
1ste kwart, a ƒ0.75 van
J. A. Pennings te B.

Advertentiën.

Het mooiste en nuttigste cadeau voor EEN HOEFSMID
is een in prachtband gebonden exemplaar van „De Hoepsmidquot;,

de jaargangen 1896, 1897 en 1898 omvattende,

welk lijvig boek is te verkrijgen a /quot;S.OO bij de Administratie
^an „De Hoefsmidquot; en „Het Paardquot; te
Groningen.

-ocr page 66-

DE HOEFSMIDquot;nbsp;^^^ plaatsen van het Binnen-

------------- - — land en 7 van het Buitenland gelezen.

KtinsthLOorn,
voor Hoefbeslag,

verkrijgbaar in de chemicaliën- en
drogerijen-handel van

K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,

te Bordrecht.
PRIJSCOURANTEN voor HH. Vee-
artsen op aanvrage gratis.

HET PAARD,

Geïllustreerd Maandblad, gewijd aan Paarden-
foiclcerij en Paardenkennis in uitgebreiden zin.

Redacteur-Uitgever A. W. HEIDEMA.
VIJFDE JAARGANG.

Prijs per jaar fr. p p. f3.— voor
Nederland, fS.oO voor O. en W.-Indië
en het buitenland

Engelsch e veerkrachtig e

HOEFZOLEN voor paarden met gevoelige of gebrek-
kige hoeven.

Deze zolen worden zeer geroemd en zijn in alle afmetingen
verkrijgbaar.
CIRCULAIRES op franco aanvrage bij:

W. A. H. VAN HORSEN, Utrecht.

„DE HOEKSMIDquot;

neemt van lieverlede toe
in abonnentental. Indien
ieder tegenwoordige abonné

één abonnement

aanwierf, zou de prijs direct
van /'S.— op
f2.— wor-
den gebracht. Mochten de
inkomsten der advertentiën
belangrijk toenemen, dan
zou zulks hierdoor mogelijk
worden. Wij verzoeken in
beide opzichten steun, waar-
door de belangen der abon-
né's en die van „De Hoefsmidquot; beide worden behartigd.

-ocr page 67-

IN MEMORIAM.

Den 22en April 11. overleed te Venlo, in den ouderdom van 58 jaren,
de heer Willem Kamerbeek, gepensionneerd Opperwachtmeester-
Hoefsmid, Broeder in de Orde van den Nederlandschen Leeuw.

Zooals de lezers van dit Maandblad weten (De Hoefsmid 1897 blz. 75)
werd K. met ingang van 1 Mei 1897 op zijn verzoek wegens langdurigen
dienst op pensioen gesteld.

Leerling der Hoefsmidschool, verliet hij deze inrichting in 1863. Na
ruim één jaar aangesteld te zijn geweest als hoefsmid bij een der korp-
sen van het Leger, werd hij reeds den 15en Mei 1865, wegens zijn
groote bekwaamheden, als hoefsmidsbaas aan die school geplaatst. Daar
verwierf hij zich door zijn stipte plichtsbetrachting en door zijn goede
eigenschappen als practisch onderwijzer, de achting van zijn meerderen,
den dank van velen, en een naam, die steeds met het hoefsmidsvak hier
te lande zal verbonden zijn. Behalve bovengenoemde onderscheiding was
zijne borst versierd met de gouden dienstmedaille.

De wensch, uitgesproken bij zijn heengaan tot het ambtelooze leven,
dat hem voor het verdere van zijn arbeidzaam leven een welverdiende
rust mocht ten deel vallen, heeft zich door zijn vroegen dood niet mogen
vervullen. Wel laat hij geen leegte aan de school, waar hij zoolang werkzaam
was; zijn plaats werd spoedig bezet; maar in den engen kring zijner familie
zal men diep gevoelen het gemis van den achtenswaardigen man en vader.

Gedenken wij hem, zoolang het ons moge gegeven zijn, omdat hij een-
maal was een sieraad van het hoefsmidsvak!nbsp;Moubis.

-ocr page 68-

FIT DE WEEKPLAATS.

Een ijzer met verdikte takken wordt gemaakt als een gewoon slicht ijzer,
met dat verschil, dat eerst de punten worden opgestoot al naar gelang de
dikte die ze moeten hebben; daarna smeedt men het ijzer gewoon af; men
moet het ijzer in het toon- en zijgedeelte vooral niet dik maken, anders
wordt het over zijn geheel te zwaar.

Deze ijzers worden het meest gebruikt bij paarden met lage verzenen;
ook gebruikt men ze wel bij paarden die last van steengallen hebben, omdat
de verdikte takken de schokken meer breken en niet zoo gauw doorbuigen.

Een halvemaanijzer met dun uitloopende takken wordt gemaakt als volgt :
men neemt een staaf van ongeveer de helft der lengte, die men voor een
gewoon slicht ijzer noodig heeft. Wanneer men de grootste helft warm
gemaakt heeft, wordt het geleidelijk van den toon naar de punt dun uit-
gesmeed, zoodat van het toongedeelte naar de punt de grond- of ritsvlakte
schuin bij loopt, daarna wordt het ijzer rondgezet, geritst en 2 of 3 nagel-
gaten in geslagen en verder, na den binnenkant ook zoo dun uitgesmeed te
hebben, geheel afgewerkt.

Dit soort ijzers, maar dan worden zij nog korter gemaakt, toonstukjes
genaamd, gebruikt men wel bij paarden, die zomers geregeld in het
land loopen, om te voorkomen dat de paarden korte hoeven krijgen, maar
dan moeten de ijzers nu en dan eens verlegd worden, want het kan anders
wel gebeuren, dat ze een knik of deuk in de hoeven krijgen, doordat de
hoeven te lang worden. Men wendt ze ook wel aan bij veulens die te steil
gekoot zijn, om ze zoodoende langzamerhand wat door te laten zakken, of
om te voorkomen, dat de dieren door het krabben de hoeven te kort maken.

D. E. Stuivenberg.

OYEE HOEEVtTLLINGEN.

In het „Zeitschrift für Veterinärkundequot;, Nov. '98, deelt de paardenarts
Becker over hoefvullingen het volgende mede:

In den winter van '97 op. '98 werden in het 8ste Ulanenregiment uitge-
breide proeven genomen om door hoefopvullingen of op andere wijzen het
inballen van sneeuw te beletten. Daarvoor werden gebruikt: „Huflederkittquot;,
zolen van kurk of stroo en ijzeren of stalen platen. Voor de hoefvullingen
werden de ijzeren takken aan het einde naar binnen omgebogen en aan de
zijgedeelten van lippen voorzien. Ook werd de afhelling wat sterker in het
ijzer geslagen. In eenige gevallen werd ook een langwerpig blikken plaatje
gebruikt, dat de ijzertakken met elkander verbond en in zekere mate een
blikken zool, waarvan het bovenste afgesneden was, voorstelde. Tegen het
inballen van sneeuw bleek een opvulling met „Huflederkittquot; het meest ge-
schikt te zijn, zoodat hier slechts de hooge prijs een nadeel blijft. De
stukken worden overeenkomstig den omvang van den hoef gesneden en in
warm water voldoende geweekt. Vóór zij in den hoef gelegd worden,
moeten zij boven het smidsvuur zoolang worden gedroogd totdat zij aan den

-ocr page 69-

Jioef blijven kleven. Bij het indrukken moet men de hand nu en dan nat
!nbsp;maken. De paarden laat men dan zoolang staan op een vlakken vochtigen

•jnbsp;bodem of op met een weinig zand bestrooide plaatsen totdat de opgevulde

(.nbsp;zool met den vinger niet meer in te drukken is. Vóór het inleggen moeten

'nbsp;de lioornzool en de straal ruimschoots met warme houtteer bestreken worden.

Mettertijd ontstaat tusschen den hoef en de ingelegde zool een spleet,
'nbsp;waarin men dan meermalen warme houtteer laat vloeien. Wanneer later

de ingelegde zolen worden verwijderd, bemerkt men weliswaar dikwijls een
zeer kwalijke »reuk, die afkomstig is van het doode zooihoorn, welke niet
zooals gewoonlijk in platen loslaat, maar in een smerige, licht rottende
massa uiteenvalt.

Zolen van kurk zijn licht, goedkoop (15 ets. het paar) en sterk. Zij
moeten ongeveer 1/4 c.M. grooteren omvang bezitten dan de inwendige
omvang van het ijzer bedraagt. Voor den straal wordt er een stuk uitge-
sneden, de buitenranden worden overeenkomstig de welving van de zool
een weinig afgeraspt; dan w-orden de zolen behoorlijk in kokend water
gelegd, waardoor zij week worden en opzwellen.' Schijnbaar zijn zij nu te
groot, doch zij moeten met kracht in de uitholling van de hoefzool worden
geperst, waarna het paard dadeUjk gereden kan worden. Vóór het inleggen moet
de hoefvlakte dik met teer worden bestreken. Kneuzingen van de zool wer-
den niet waargenomen. Hoe grover het kurk, des te minder duurzaam is het.

De zool van stroo is zeer geschikt wanneer een veldtocht in den winter
moet plaats hebben.

Waar zij slecht beoordeeld is geworden, ligt dit aan het slechte maaksel
van de zolen of aan de geringe dikte. quot;Wanneer de zool van stroo gemaakt
duurzaam zal zijn, dan moet de vlecht IY4 tot c.M. hoog zijn, uit
vochtig gemaakt, lang en effen stroo bestaan en zoo dicht mogelijk in ellcaar
gevlochten zijn. Het maken van dergelijke vlechten vordert veel oefening.
Ook de vorm van de zool vereischt veel zorg, daar de zool ook iets grooter
moet zijn dan de inwendige omvang van het ijzer en met kracht inge-
drukt moet worden; daar zij verder de neiging heeft zich steeds uit te
zetten, zoo heeft zij vóór alle hoefopvullingen het voordeel, dat zij vast
tegen de zool en den straal ligt.

Alleen de hoefbuffers volgens Hartmann deelen dit voordeel. Bij de opvul-
lingen met „Hufkittquot; of kurken zolen is dit na een dag of tien niet meer
het geval. De zool van stroo gemaakt kan ook gemakkelijk uit den hoef
verwijderd worden.

Wat betreft de ijzers met platen, zoo is het gebleken dat blikken platen
meestal doorbuigen, stalen niet. Wanneer zij zorgvuldig bewerkt zijn,
vormen de platen een uitstekend beschuttingsmiddel. Zij klepperen echter
op bevroren of geplaveide wegen zeer sterk en zijn voor een veldtocht in
geen geval te gebruiken. De in den winter aangewende schroefkalkoenen
worden door het inballen van sneeuw nutteloos, wanneer dit niet door hoef-
opvullingen verhinderd wordt. Voor het leger beveelt B. aan twee paar
zolen uit stroo gevlochten voor elk paard voorhanden te hebben. Voor
paarden van particulieren zijn de „Huflederkittquot;, de hoefbuifer of de kurken
zool eveneens aanbevelenswaardig.nbsp;K.

-ocr page 70-

DE HOOFDVEEEICHTINGEN YAN HET DIEELIJK LEVEK.

De genees- en vooral de heelkunde ontwikkelen zich meer en meer. De
laatste heeft reeds een hoogen trap bereikt. Het afzetten van een arm of
been komt dagelijks voor, ja zelfs het wegnemen van een der beide nieren
gebeurt meermalen met een gunstig gevolg. Het behoud van het leven is
bij dergelijke operaties zeer wel mogelijk. Er zijn echter ook deelen van
het lichaam die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van het leven.
Deze kunnen derhalve niet worden weggenomen zonder het leven te vei-nie-
tigen. Zij behooren tot de stofwisseling. Eén nier kan desnoods worden
gemist, doch beide niet. Geschiedde dit wel, zoo zou de urine niet meer
kunnen worden afgescheiden, het lichaam zich zelf als het ware vergiftigen
en de dood zeker volgen. De meeste dier stofwisselingsorganen behooren
evenwel tot die welke de 3 hoofdverrichtingen van het dierlijk leven be-
werkstelligen.

Die drie hoofdverrichtingen zijn: de bloedsomloop, de ademhaling en de
spijsvertering. Ieder weet dat het wegnemen van hart, longen of maag
onverbiddelijk aanleiding geeft tot den dood.

Het lichaam van den mensch en dat van de groote dieren b.v. het paard
hebben in hun bouw zeer veel overeenkomst en zijn verwonderlijk kunstig
samengesteld. Men denkt er in den regel niet veel over na, doch de be-
wonderenswaardige wijze waarop het raderwerk van het lichaam in elkaar
zit, maakt het interessant voor ieder om er ten minste een weinig kijk in
te hebben.

A. De Ademhaling. Ieder weet dat wanneer (laten wij nu maar telkens
het paard als voorbeeld kiezen) het veulen wordt geboren, onmiddellijk de
ademhaling aanvangt en deze duurt totdat „de laatste adem wordt uitge-
blazenquot;, de dood intreedt. Onwillekeurig kan hierbij de gedachte opkomen:
„waartoe is die ademhaling eigenlijk noodigquot;? Het korte antwoord hierop
is: „Om het bloed te zuiveren.quot;

Het is bekend dat mensch en dier steeds versehe lucht noodig hebben,
dat zij bij gebrek hieraan ten slotte stikken. De omgevende lucht is dan
niet meer in staat het benoodigde bestanddeel aan het dier te leveren.
Welk bestanddeel dan is verbruikt? Men noemt het zuurstof.

Om het begrijpen dier hoofdverrichtingen iets gemakkelijker te maken,
is het noodzakelijk ook een paar regelen uit de leer der scheikunde te ver-
melden. Scheikunde is het vak, zooals zijn naam trouwens reeds aangeeft,
waarin de kennis van de onderscheidene bestanddeelen der stoifen wordt
behandeld. Het aantal dier enkelvoudige stoffen is betrekkelijk klein, dat
van de verschillende samenvoegingen dier stoffen zeer groot. Zuurstof is
een enkelvoudige stof en wordt in de scheikunde aangegeven door een enkele
hoofdletter, namelijk door O. Ben tweede enkelvoudige stof is koolstof,
voorgesteld in de scheikunde door C, die in de natuur b.v. wordt aange-
troffen in den vorm van houtskool. Zuurstof en koolstof kunnen te zamen
in zeer verschillende verhoudingen aan elkaar gebonden zijn. De thans voor
ons van belang zijnde verbinding is koolzuur, bestaande uit 2 deelen zuur-
stof en een deel koolstof. Dit koolzuur is derhalve aan te geven door CO.,.

-ocr page 71-

Bij de ademhaling onderscheidt men een inademing, waarbij lucht uit de
omgeving naar binnen wordt gezogen, in de longen komt — en een uitade-
ming, waarbij lucht uit de longen naar buiten stroomt. Een inademing plus
een uitademing heet men een ademtocht. Bij ieder ademtocht heeft derhalve
een zekere
Terwisseling van longlucht en lucht uit de omgeving plaats.
Die lucht ondergaat in de longen een verandering, zij verliest een zekere
hoeveelheid zuurstof die ter zuivering van het bloed hieraan wordt afgegeven,
en ontvangt koolzuur uit het bloed terug. De verhouding tusschen die
afgifte en die ontvangst is als 2 deelen zuurstof tot 1 deel koolzuur. Kool-
zuur bestaat echter, zooals boven is aangegeven uit 1 deel koolstof en 2
deelen zuurstof, zoodat het lichaam daarbij dus regelmatig koolstof verliest.
Dit verlies moet, om het lichaam in denzelfden staat te kunnen houden,
weer worden gedekt en dit geschiedt door het opnemen van voedsel, dat
na verschillende omzettingen en veranderingen te hebben ondergaan in
mond, maag en darmen, grootendeels in het bloed kan worden opgenomen.
Hierop komen wij bij de spijsvertering nader terug.

Wanneer men zich nu een paard geplaatst denkt in een ruimte, omgeven
door wanden die volstrekt geen lucht doorlaten. ISTa verloop van tijd zal
door de ademhaling van het dier de voorraad lucht armer aan zuurstof en
rijker aan koolzuur zijn geworden. Hoe groot de ruimte, waarin het paard
geplaatst is, ook moge zijn, eenmaal zal er een tijd komen dat de voorraad
zuurstof zoo goed als geheel is verbruikt. In dat verloop is het verschil
tusschen de inademings- en de uitademings lucht steeds geringer geworden
en ten slotte bestaat er geen verschil meer. Dan wordt het voor het paard
onmogelijk zuurstof op te nemen, het bloed te zuiveren; het bloed wordt
opgehoopt met koolzuur en vergiftigt zich als het ware hiermede. Het
dier stikt.

„Hoe of de ademhaling tot stand komt?quot; De beantwoording van deze
vraag zou zeer uitvoerig kunnen zijn doch voor de lezers van „De Hoef-
smidquot; is een kort antwoord wellicht het meest verkieslijk.

De inademing komt tot stand door een uitzetten, een vergrooten der
horstholte. Bij magere dieren is duidelijk waar te nemen dat de ribben
dan naar'voren schuiven, terwijl bij een uitademing de ribben weer naar
achteren gaan, de borstwanden wat samenvallen.

B. De bloedsomloop. Alle deelen van het lichaam moeten worden gevoed,
hoe' klein zij ook mogen zijn, willen zij in het leven blijven. Wanneer
b.v. om de koot een band sterk wordt aangehaald, zoodat de bloedsomloop
in dat deel wordt afgesloten, zal het ondereinde van het been na eenigen
tijd afsterven.

De voedende stoften worden in den darmwand opgenomen en geraken in
het bloed. De kringloop hiervan door het lichaam komt tot stand met
behulp van het hart en de bloedvaten.

Ieder lezer heeft wel eens een hart gezien. Het schijnt een massief
klompje vleesch te zijn, dat kegelvormig is, aan het eene einde meer plat,
aan het andere meer spits. Snijdt men dat hart echter open, dan blijkt die
veronderstelling
onjuist. Er komen namelijk vier holten in voor. Van ieder
holte gaat een
betrekkelijk wijde buis af. Kijkt men goed toe zoo is licht

-ocr page 72-

te zien dat het hart overlangs in 2 helften is gescheiden. Deze scheiwand
bezit geen enkele opening. Ieder helft is door een dwarsschot in tweeën
gedeeld, waarvan de holte naar het platte einde van het hart gekeerd de
kleinste is. Deze heet boezem, de grootere afdeeling, naar de punt toe,
kamer.

IJit het vorenstaande — hij die hier-
in nog al belang stelt en uit de be-
schrijving zich nog geen duidelijke voor-
stelling kan vormen, doet goed eens
een hart te nemen en open te snij-
den — kan licht worden nagegaan dat
het hart uit een linker en een rechter
helft bestaat. Deze beide helften zijn
in nevenstaande teekening naast elkaar
weergegeven, terwijl tevens een voor-
stelling is gegeven van den bloedsom-
loop. B stelt de rechter, B' de linker
boezem, K de rechter, K' de linker
kamer voor.

Zoo in het dagelijksche leven hoort
men vaak alle bloedvaten aanduiden
met den naam van aders. Dit is eigen-
lijk niet juist. Men onderscheid name-
lijk slagaders en aders. Onder een slag-
ader verstaat men ieder bloedvat dat
bloed van het hart afvoert, onder een
ader ieder bloedvat dat bloed
naar het
hart toevoert.

De richting van den bloedstroom is
als volgt: Vangt men b.v. aan in den
linker boezem (B'). De vleezige boezem-
wand kan zich samentrekken. Dit ge-
schiedt van het einde, de bovenkant af,
waardoor het terugvloeien in de uit-
mondingsbuis (een ader) niet kan plaats
vinden doch al het bloed stroomt naar
de linker kamer (K'), door de opening
die zich tusschen boezem en kamer be-
vindt. Gelijktijdig geschiedt hetzelfde
met het bloed uit den rechterboezem naar
de kamer. Een oogenblik na die samen-
trekking der boezemwanden verslappen
deze, de kamers zijn dan met bloed ge-
vuld en trekken hun wanden zich samen.
Hoe of het komt dat het bloed niet naar de boezems terug vloeit? Wel,
doordat de opening tusschen boezem en kamer door een klep kan worden
afgesloten, welke klep of klapvlies zich naar beneden, naar de kamer toe

-ocr page 73-

TOU W-BALKIJZEES.

De velerlei nadeelen zooals kroonbetrapping, wonden veroorzaakt door
strijken en onvasten gang, die vooral door scherp beslag in den winter worden
veroorzaakt, hebben den H. Griesecke, chef-paardenarts bij de koninklijke
posterijen er reeds 9 jaren geleden toe gebracht bij de onder zijn toezicht
staande paarden der rijkspost te voorzien van een touw-balkijzer met stroo-
vulling.

Het touwijzer, dat reeds ongeveer 25 jaren bij zeer veel paarden te Berlijn
wordt gebruikt, wordt uit smeedbaar gietijzer fabriekmatig vervaardigd.
Dit ijzer heeft aan de ondervlakte een diepe, breede gleuf waarin de nagel-
gaten zijn aangebracht en die met geteerd touw wordt aangevuld. Om het
weerstandsvermogen te verhoogen en de kans op verbuigen te verminderen,
zijn naar het voorschrift van bovengenoemden heer Griesecke, balk-touw-
ijzers vervaardigd;, de balk is even breed als het hoefijzer en eveneens van
een gleuf voorzien, waarin het teertouw moet worden opgenomen. Deze
ijzers hebben geen gaten voor insteekkalkoenen.

Bij de uitvoering met dit beslag dient men er op te letten dat deze ijzers
niet te groot of te lang zijn. Het geheele ijzer moet slechts weinige mM.
achter den hoef uitsteken.

Deze ijzers zijn aan den toon en de buitenzijden reeds van een lip voor-
zien, zoodat het richten van het ijzer alleen bestaat in het vormen naar
het model van den hoef. Daar de ijzers van smeedbaar gietijzer zijn ver-
vaardigd , dat in roodgloeienden toestand zeer week is, kan het richten door
iederen hoefsmid zeer gemakkelijk worden uitgevoerd. De horizontale (vlakke)
draagrand dezer ijzers behoeft gewoonlijk niet veranderd te worden. De
door sommigen aangemerkte bezwaren dat deze ijzers zich niet of slechts
zeer moeilijk volgens het model van den hoef laten richten, moet ik op grond
eener 9-jarige ondervinding van de hand wijzen, daar het nog niet voorge-
komen is dat een niet-passend ijzer door de smeden is ondergeslagen. (In
den laatsten tijd werden met dit beslag 1100 postpaarden van dit beslag voorzien.)
Hoewel voor den postdienst verschillende soorten van paarden (Oostpruisen,
Mecklenburgers, lichte Hannoveranen en eenige Denen) worden gebruikt en
dus de vorm en grootte der hoeven zeer veel uiteen loopt, worden thans
slechts 22 tot 24 verschillende grootten van ijzers gebruikt en zijn dan ook in
de smederij aanwezig.

Bij het besnijden der hoeven moet vooral zorg worden gedragen dat de
middelste en de zijdelingsche straalgroeven zeer goed worden gereinigd, opdat
daarin geen ziekten, door vuilnis veroorzaakt, kunnen ontstaan, wanneer
zij door het stroo zijn bedekt. Bij het besnijden van den draagrand moet
de smid zorgen dat bij het passen het sluitstuk gelijkmatig tegen de
beide stralen ligt, of daarvan even ver verwijderd is.

Nadat het ijzer is ondergeslagen worden zool en hoomstraal goed met
houtteer bestreken en vervolgens de stroozool goed vast onder den hoef ge-
bracht. Volgens dies ecke zijn zolen van stroo beter dan die van ander
materiaal vervaardigd zooals kurk, leer, gummi enz. Deze stroozolen worden
het best van roggestroo vervaardigd. Daar de touw-balkijzers zeer veel

-ocr page 74-

sterker, zeker twee maal zoo sterk zijn als gewone ijzers, moet natuurlijk
voor dit beslag een veel dikkere zool van stroo gevlochten worden om de
ruimte tusschen de zool en het ijzer geheel te vullen. Deze zolen zijn on-
geveer 3 cM. dik, hebben groote veerkracht en drukken zich zoo vast in de
verdiepingen der onderzijde van den hoef, dat zij bijna nooit worden verloren
en in den regel zoo lang kunnen blijven liggen tot het ijzer, wegens versleten
zijn, moet worden afgenomen.

Deze zolen van stroo worden door de postiljons voor de hun toevertrouwde
paarden zelf gemaakt en is een
zeer nauwTceurig vlechten niet noodzakelijk.
Het best te gebruiken stroo is het machinaal gedorschen, daar de halm van
het met de vlegel gedorschen stroo veelal te rond en daardoor hol is en
zich hierdoor minder goed dicht ineen laat drukken.

Wat de hoefverpleging aangaat valt nog op te merken, dat het wasschen
der hoeven niet noodzakelijk is, daar de onderzijde van den hoef niet vuil
worden kan. Daar het hoorn van den hoef, door de stroozool beschut, niet
meer aan de weersinvloeden is blootgesteld en zelfs bij aanhoudende droogte
het stroo altijd iets vochtig blijft, zal de hoef voor te veel uitdroging wor-
den beschut, terwijl bij te veel regen het stroo de te groote opname van
water in het hoorn zal tegenhouden.

Deze voordeelen hebben de stroozolen vooral bij hoeven met een gezonden,
goed ontwikkelden straal. Het is bekend dat dit echter bij de meeste
hoeven niet wordt gevonden. De hoornstraal is dikwijls door verschillende
invloeden verkleind. Ook door de stroozool kan hierin verbetering komen
zooals de veeljarige ondervinding mij geleerd heeft. De verkommerde straal
wordt n.1. door de stroozool gedwongen den lichaamslast mede te dragen,
hierdoor weder in werking gesteld en als gevolg daarvan begint de hoorngroei
daar ter plaatse weder, zoodat eindelijk een goede straal wordt verkregen.
Zelfs klemhoef werd op deze wijze genezen.

Deze ijzers zijn in verbinding met de stroozolen even duurzaam als gewone
ijzers, zelfs wanneer deze met stalen stoot en kalkoenen zijn voorzien en
zijn niet duurder, zooals de ervaring bij de postpaarden heeft geleerd.

Het glijden der paarden op gladde wegen wordt door het groote en ruwe
oppervlak der zool uitstekend tegengegaan, redenen waarom de postpaarden
het geheele jaar door van dit beslag worden voorzien. Door dit beslag wordt
het doel bereikt dat de geheele onderzijde van den hoef, evenals dat bij on-
beslagen paarden in de weide het geval is, in verhouding gelijkmatig wordt

{Der BeschlagscJimied, no. 4).

HOEPBESLAG-EXAMEN TE GOESSEL.

Aan den cursus in hoefbeslag, vanwege de Afdeeling „Gorssel en Om-
strekenquot; der G. O. M. v. L. in den afgeloopen winter gehouden, werd
deelgenomen door 20 hoefsmeden. Evenals het vorige jaar was de leiding
opgedragen aan den heer H. M. Kroon, Eijksveearts te Deventer, terwijl

-ocr page 75-

sterker, zeker twee maal zoo sterk zijn als gewone ijzers, moet natuurlijk
voor dit beslag een veel dikkere zool van stroo gevlochten worden om de
ruimte tusschen de zool en het ijzer geheel te vullen. Deze zolen zijn on-
geveer 3 cM. dik, hebben groote veerkracht en drukken zich zoo vast in de
verdiepingen der onderzijde van den hoef, dat zij bijna nooit worden verloren
en in den regel zoo lang kunnen blijven liggen tot het ijzer, wegens versleten
zijn, moet worden afgenomen.

Deze zolen van stroo worden door de postiljons voor de hun toevertrouwde
paarden zelf gemaakt en is een
zeer nauwTceurig vlechten niet noodzakelijk.
Het best te gebruiken stroo is het machinaal gedorschen, daar de halm van
het met de vlegel gedorschen stroo veelal te rond en daardoor hol is en
zich hierdoor minder goed dicht ineen laat drukken.

Wat de hoefverpleging aangaat valt nog op te merken, dat het wasschen
der hoeven niet noodzakelijk is, daar de onderzijde van den hoef niet vuil
worden kan. Daar het hoorn van den hoef, door de stroozool beschut, niet
meer aan de weersinvloeden is blootgesteld en zelfs bij aanhoudende droogte
het stroo altijd iets vochtig blijft, zal de hoef voor te veel uitdroging wor-
den beschut, terwijl bij te veel regen het stroo de te groote opname van
water in het hoorn zal tegenhouden.

Deze voordeden hebben de stroozolen vooral bij hoeven met een gezonden,
goed ontwikkelden straal. Het is bekend dat dit echter bij de meeste
hoeven niet wordt gevonden. De hoornstraal is dikwijls door verschillende
invloeden verkleind. Ook door de stroozool kan hierin verbetering komen
zooals de veeljarige ondervinding mij geleerd heeft. De verkommerde straal
wordt n.1. door de stroozool gedwongen den lichaamslast mede te dragen,
hierdoor weder in werking gesteld en als gevolg daarvan begint de hoorngroei
daar ter plaatse weder, zoodat eindelijk een goede straal wordt verkregen.
Zelfs klemhoef werd op deze wijze genezen.

^ Deze ijzers zijn in verbinding met de stroozolen even duurzaam als gewone
ijzers, zelfs wanneer deze met stalen stoot en kalkoenen zijn voorzien en
zijn niet duurder, zooals de ervaring bij de postpaarden heeft geleerd.

Het glijden der paarden op gladde wegen wordt door het groote en ruwe
oppervlak der zool uitstekend tegengegaan, redenen waarom de postpaarden
het geheele jaar door van dit beslag worden voorzien. Door dit beslag wordt
het doel bereikt dat de geheele onderzijde van den hoef, evenals dat bij on-
beslagen paarden in de weide het geval is, in verhouding gelijkmatig wordt

{Ber BeschlagscJimied, no. 4).

HOEFBESLAG-EXAMEN TE GOBSSEL.

Aan den cursus in hoefbeslag, vanwege de Afdeeling „Gorssel en Om-
strekenquot; der G. O. M. v. L. in den afgeloopen winter gehouden, werd
deelgenomen door 20 hoefsmeden. Evenals het vorige jaar was de leiding
opgedragen aan den heer H. M. Kroon, Rijksveearts te Deventer, terwijl

-ocr page 76-

de practische oefeningen werden • gegeven door den Hoefsmid H. Hu Ising
van de Kon. Maréchaussee te Nijmegen.

Het examen, waaraan zich alle leerlingen onderwierpen, werd den 26 en
27 April 11. te G-orssel gehouden.

Door de Commissie voor het hoefbeslag werden 11 deelnemers tot het
verkrijgen van een diploma waardig geoordeeld. Het zijn: A.J. Florijn,
Vörden; J. L. Wisseborn, Vörden; J. H. van den Berg, Deventer;
H. Huiskamp, Wilp; J. H. Berends, Loenen; J. Schooltink, Baak;
J. Vlaswinkel, Brummen;
Gr. M. Laar, Warnsveld; Gr. Broekers,
Deventer; J. ten Broek e, Brummen;
Gr. J. Brokken, Warnsveld. De
overige candidaten voldeden niet aan de gestelde eischen. AVel waren van
deze een paar goed onderlegd in de theorie, eveneens een paar goed in de
practische werkzaamheden. Wijl men evenwel geen halven, maar een ge-
heelen hoefsmid verlangt, moest voor dezen het diploma tot meerdere ont-
wikkeling achterwege blijven.

Het examen werd beide dagen bijgewoond door den Heer Mr. van Marie,
lid van het Dagelijksch Bestuur der Maatschappij, terwijl ook de Voorzit-
ter der Afdeeling door zijn aanwezigheid belangstelling toonde.

Mou bis.

INGEZONDEN.

In verband met de uitreiking onzer diploma's als hoefsmeden en de daaraan
verbonden gratificatie's kunnen wij een woord van dank niet onthouden aan
de Heeren Bestuursleden van het Genootschap voor Landbouw en Kruid-
kunde te Utrecht voor de lessen in het hoefbeslag, aan den W.E.G. Heer
J. B. H. Moubis, Kapitein-paardenarts, voor het theoretisch onderwijs en
ten slotte aan den Heer S. van Angeren, hoefsmid bij de Artillerie, voor
zijn practisch onderricht.

Aan hun vooi-treftelijke leiding danken wij hoofdzakelijk den gunstigen
uitslag van ons examen op 15 Maart 1.1. te Utrecht.

C.nbsp;van Dommelen te Maarsen.

D.nbsp;van Dommelen te Zuijlen.

KORTE MEDEDEELINGEN.

■— f Nog kort ligt het in een ieders geheugen, het verlies door den dood
van een man, wiens naam wel mag genoemd worden, naamlijk de gepen-
sionneerde opperwachtmeester-hoefsmid, de heer W. Kamerbeek.

Een elk dan is er van bewust, de groote verdiensten welke hij voor zich
heeft verworven maar ook tevens, al zijn krachten heeft besteed aan zijn
leerlingen, om ook van hen verstandige en bekwame vakmannen te maken
voor de maatschappij. Moge hij bij degenen, die zijne lessen hebben ge-
noten, immer warm in 't geheugen blijven, en zij de schreden van hun
Meester mogen navolgen!nbsp;Een oud-leerling.

-ocr page 77-

- Hoefbeslag zonder nagels. Over hoefbeslag, dat zonder nagels kan
worden bevestigd, deelen wij het volgende mede.

Uitvoerig uit te weiden over de voordeelen die daardoor ontstaan, is wel
geheel overbodig, daar deze voor de hand liggen. Het voornaamste voordeel
bestaat wel hierin, dat het nieuwe ijzer in buitengewoon korten tijd door
iedereen aan den hoef kan worden bevestigd. Het nieuwe ijzer komt, wat
den vorm betreft, het gewone hoefijzer geheel nabij. Aan de beide vrije
uiteinden zijn oogen vastgemaakt, waaraan een beugel van buigzaam ijzer
IS bevestigd, die boven over den hoef wordt gelegd. Aan de voorzijde van
den hoef is tusschen den beugel en de buiging van het hoefijzer een schroef
aangebracht om dit vast te te maken aan den hoef. De paarden, die met
dit ijzer beslagen zijn, liet men gaan onder buitengewoon zwaren last en
onder de moeilijkste omstandigheden. De ijzers werden geheel opgebruikt
zonder dat zij van den hoef waren losgeraakt. De ijzeren band oefent
geenerlei schadelijken druk op den hoef uit en voegt zich geheel naar den
vorm daarvan, waartoe men eventueel door lichte hamerslagen medewerkt.

Een band duurt langer dan vier hoefijzers en is goedkooper dan het vast-
nagelen van het ijzer.

-nbsp;Nadeel der fabrieksijzers. Het streven der leersmederijen in Duitsch-
and om goed ontwikkelde hoefsmeden te vormen, die in staat zijn voor alle
hoeven van welken vorm ook, een goed en met den stand van het dier
overeenkomstig ijzer te maken, ondervindt zeer veel tegenwerking door de
fabrieksijzers, die in Duitschland veel worden gebruikt. In sommige streken
wordt bijna uitsluitend van deze ijzers gebruik gemaakt waardoor de
vaardigheid van den hoefsmid ten opzichte van het maken van hoefijzers
steeds meer achteruit gaat.

Er wordt veel geklaagd over de gebreken van het beslag en dit is in de
meeste gevallen te wijten aan het gebruikmaken van dergelijke fabrieksijzers.

(Ber Hufschmied, no. 4).

-nbsp;De redenen waarom fabrieksijzers minder goed zijn dan handwerk is
o.a. beschreven in de j.l. Maart-aflevering van „De Hoefsmidquot;.

-nbsp;Hoefbeslag in Zeeland. De in dit jaar in Zeeland te houden cursus in
hoefbeslag bestaat uit 16 theoretische en 28 practische lessen, waarvan 8
theor. en 14 pract. lessen te geven in 1899 en de andere helft in 1900.

De cursus staat onder de opperleiding van den distr. veearts voor deze

streek, wordt gegeven in de verschillende afdeelingen der maatschappij v

landb. in Zeeland door, wat de theor. lessen betreft, de verschillende

Zeeuwsche veeartsen en wat de practische lessen aangaat door den heer P.

van der Mheen, gediplom. hoefsmid te Barneveld, die eveneens de vorige

cursussen in Zeeland, wat het practische gedeelte aangaat, op zeer waardee-

rende wijze leidde. - Zij die deel wenschen te nemen aan den cursus beta-
len ƒ5.

Het Eijk heeft voor die jaren waarin de cursus wordt gehouden eene
subsidie toegezegd van ƒ600, de provincie eene bijdrage van /700 en de
VVilhelminapolder ƒ 100 jaarlijks.

De theoretische lessen zijn voor dit jaar geëindigd, terwijl de practische
een aanvang hebben genomen.

-ocr page 78-

JSTa afloop van den cursus in 1900 zal voor die smeden welke den cursus
in zijn geheel hebben gevolgd, gelegenheid zijn, tot het afleggen van een
examen te worden toegelaten.

— Cursussen in lioefbeslag in Friesland. — Er is uitzicht, dat dezen zomer
twee cursussen zullen worden gehouden voor theoretisch en practisch onder-
wijs in het hoefbeslag. De ééne wellicht te Heerenveen en de andere mis-
schien te Dokkum.

Liefhebbers voor het volgen van een der cursussen behoeven zich echter
niet aan te melden, daar eene keuze zal worden gedaan uit de 69 liefheb-
bers, die zich reeds vroeger hebben aangemeld.

Daarentegen is er wellicht tegen October a.s. plaatsing voor één, hoogstens
twee leerlingen, aan de hoefsmidschool te Amersfoort of bij het detachement
der veld-artillerie aldaar, te verkrijgen.

Zij, die voor zoodanige plaatsing in aanmerking wenschen te komen, ge-
lieven zich schriftelijk te wenden tot den Secretaris van het Paarden-Stamboek.

(Uit Meel en Ber., n». 12).

Het ijzer waarvan hierboven een afbeelding is weergegeven, is het voor-
gaande jaar reeds in ons bezit gekomen.

Door bijzondere omstandigheden is het ons onbekend gebleven wie de in-
zender is geweest.
Wie oneer ahonné^s hm ons daarin voorlichten?

— Cursussen in Zeeland. De hoefsmidscursus vanwege de Maatschappij tot
hevorderinrj van landbouw en veeteelt in Zeeland
dit jaar te houden, wordt
evenals vorige jaren weder druk bezocht.

-ocr page 79-

Aan den cursus nemen deel: te Middelburg 20, Goes 15, Zierikzee 20,
Oostburg 22, Axel 8, Kruiningen _8 en Cortgene 8 personen, tezamen 101.

{Midd. Crt?)

—nbsp;De cursus in hoefbeslag te Haarlem. Op 15 April j.1. had het examen
in hoefbeslag vanwege de afdeeling Haarlem de Holl. M. v. Landbouw te
Haarlem plaats. Aan dit examen namen 16 leerlingen deel, waarvan 12
een diploma verwierven. Deze cursus ontvangt subsidiën van de prov. Staten
van Xoord-Holland en van het hoofdbestuur der Maatschappij.

—nbsp;Een motorwagen uit vroegeren tijd is bekend geworden door'het vinden
van een document dat daarop betrekking heeft. Het voertuig dat in dien
vroegeren tijd een rariteit mocht worden genoemd, werd in 1740 aan den
Franschen Koning Lodewijk XV getoond en deze stelde hierin het meeste
belang toen dit rijtuig zonder paard, w-aarin twee personen waren gezeten,
over het slotplein reed. Zooals uit het document blijkt, w-ilde de Koning
aan dit nieuwe voertuig zijn protectie verleenen, doch de academie van
wetenschappen ried hem dit af, daar die uitvinding gemakkelijk onheilen
op de openbare straat kon aanrichten. — Deze eerste automobiele werd in
beweging gebracht door een sterke spiraalveer en de duur van den rit was
dus telkens zeer kort. Een voertuig, gemaakt naar het model van de
vroegere, zal op de tentoonstelling te Parijs ter bezichtiging worden gesteld.

(D. Schmiede-Zeitung, no. 7.)

BRIEFWISSELING.

Sedert 15 April zijn ingekomen postwissels over 1899 a ƒ 3.00 van Joh.
Klem
te V., voor 2de, 3de en 4de kwart, ƒ 2.25 van B. L. Meijers te 8.,
voor 1ste kwart. '99 a ƒ 0.75 van
W. van Hengslum te M., van J. Bemp
te O. voor 3 jaarg. in aii. /'4.00 en van A. de Ligng te D. volgens nota ƒ 2.70.

Advertentiën.

Bij den uitgever dezes verscheen:

DE VOORMALIGE

RIJK8ST0EÏERIJ ÏE BOßCüLO.

Met toestemming van den Minister van Oorlog opgemaakt
naar ofïiciëele bescheiden in het archief van
het Departement van Oorlog.

DOOR

H. C. M. E. H. VAN SOETERMEER VOS,

iste Luitenant der Veld-Artillerie te Utrecht.

Met een plaat van het kasteel te Borcnlo en bovendien in den tekst het portret
van den generaal-majoor Jhr, J. van de Poll, oud-directeur
der genoemde Stoeterij.

Prijs van af I Januari 1899 slechts f 0.75.

-ocr page 80-

so

DE HOEFSMIDquot;nbsp;^^^ plaatsen van het Binnen-

quot;nbsp;land en 7 van hei Buitenland gelezen.

PCuLnsttioorn,
voor Hoefbeslag,

verkrijgbaar in de chemicaliën- en
drogerijen-handel van

K. G. VI/. DE BOSSON, Apotheker,

te Dordrecht.
PEIJSCOURANTEN voor HH. Vee-
artsen op aanvrage gratis.

HET PAARD,

Geïllustreerd Maandblad, gewijd aan Paarden-
fokkerij en Paardenkennis In uitgebreiden zin.

Redacteur-Uitgever A. W. HEIDEMA.
VIJFDE JAARGANG.

Prijs per jaar fr. p. p. ƒ 3.— voor
Nederland, ƒ3.50 voor O. en W.-Indië
en het buitenland.

Engelsche veerkrachtige

HOEFZOLEN yoor paarden met gevoelige of gebrek-
kige hoeven.

Deze zolen worden zeer geroemd en zijn in alle afmetingen
verkrijgbaar.
CIRCULAIRES op franco aanvrage bij :

W. A. H. VAN HORSEN, Utrecht.

55

DE HOEKS MIDquot;

neemt van lieverlede toe
in abonnentental. Indien
ieder tegenwoordige abonné

één abonnement

aanwierf, zou de prijs direct
van fS.— op
f2.— wor-
den gebracht. Mochten de
inkomsten der advertentiën
belangrijk toenemen, dan
zou zulks hierdoor mogelijk
worden. Wij verzoeken in
beide opzichten steun, waar-
door de belangen der abon-
De Hoefsmidquot; beide worden behartigd.

né's en die van

-ocr page 81-

„Der Schmied der deutschen Einheitquot; (De smid der Duitsche eenheid), zoo
luidt het onderschrift der beroemde schilderij van Guido Schmitt, voorstel-
lende den grooten stichter van het Duitsche Rijk.

Mooi is die schilderij, waarvan o.a. een beeld in lijst is aangeboden aan
den heer W. A. H. van Horsen, ter gelegenheid van zijn 25-jarig jubilé als
onderwijzer-hoefsmid aan 's Rijks Veeartsenijschool te Utrecht.

Bismarck, vaak de ijzeren kanselier genoemd, wordt in smidskostuum
voorgesteld, staande voor het aambeeld, met de hamer in de rechter- en
het rijkszwaard, pas afgewerkt, in de linker hand. Het rijksschild met wa-
pen rust tegen het houtblok van het aambeeld, terwijl een Duitsche dog,
een bijna onafscheidelijk gezelschap van den wereldberoemden kanselier, met
belangstellend uiterlijk naar het rijkszwaard kijkt.

Do teekening geeft bet denkbeeldige oogenblik weer waarop Bismarck het
rijkszwaard, direct na de vervaardiging, overhandigt aan het geharnaste
vrouwenwezen, voorzien van helm met adelaar, dat Duitschland voorstelt.

„DER SCHMIED DER DEUTSCHEN EINHEIT.quot;

-ocr page 82-

Het is bekend dat de eenheid van het Dnitsche rijk, het tegenwoordige
Duitsche keizerrijk, is tot stand gekomen in verband met den oorlog 1870/71,
gevoerd tusschen Frankrijk en Duitschland, die geëindigd is met de over-
winning van Duitschland.

Bismarck met zijn forschen lichaamsbouw en kranigen geest, die de ver-
schillende afzonderlijke Duitsche Staten tot één Eijk heeft weten aaneen te
smeden, hij heeft zich een onsterfelijken naam veroverd. — Guido Schmitt
heeft zich omtrent die Duitsche eenheid een gelukkige voorstelling gevormd
en deze uitnemend uitgevoerd.

Een dergelijke gedachte in verband met het smidsvak tot uitvoering te
brengen, strekt dit zeer zeker tot eer. Mogen alle hoefsmeden Bismarck's
volharding erlangen!

HET MAKEN YAN EEN BALKLIZEE.

Tot het maken van een balkijzer neemt men een staaf 3 a 4 duim lan-
ger dan men noodig heeft voor een slicht ijzer. Het balkijzer is het ge-
makkelijkst te maken als men het eerst afsmeedt als een ijzer zonder kal-
koenen , met dit verschil dat de punten op de kant
niet schuin worden bijgewerkt, de rits wordt tot
ruim over de helft en de gaten ruim binnen de
helft van den tak ingeslagen, anders komen de gaten
te ver naar achteren te zitten, aangezien de punten
moeten worden omgezet. Als men nu het ijzer zoo
ver heeft afgewerkt, maakt men het einde van den
tak warm en zet dien om op den hoorn van het
aanbeeld. Daarna wordt de jJunt kort schuin bij ge-
smeed ; de andere punt eerst bijgewerkt (juist anders-
om schuin als de eerste tak) en daarna omgezet,
Balkijzer van boven gezien,nbsp;quot;i® „splitsenquot; (schuin bijgewerkte gedeelten)

op elkaar komen te liggen. Vervolgens wordt de
balk geweld, op de gewenschte breedte gebracht, het ijzer opgericht en
pasklaar gemaakt.

Om het balkijzer op deze manier te maken, moet men het minstens zes
maal warm hebben. Zal het vlugger, dan doet men als volgt.

Waanneer de eerste helft is omgezet, wordt ook direct de punt bijgedraaid
en aangesplitst. Daarna wordt die tak geritst, de gaten er ingeslagen en
verder afgewerkt. Met de tweede hitte wordt de binnenkant eveneens af-
gewerkt. In de derde hitte wordt de balk aan elkaar geweld en met de
vierde het ijzer opgericht en pasklaar gemaakt.

Het balkijzer kan men voor verschillende doeleinden gebruiken, vooral om
gevoelige plaatsen van den hoef vrij te leggen, bijv. bij paarden die last hebben
van steengallen, bij hoeven met hollen of lossen wand of met kwartierscheuren.
Ook kan men ze gebruiken bij klemhoeven, als de straal nog genoeg ontwik-
keld is, en bij paarden met lage verzenen, waarbij dan echter de wand altijd

-ocr page 83-

moet worden opgehoogd met kunsthoorn, en wel zoo veel dat de balk van
het ijzer even vrij van den straal blijft. (Ligt de balk aan den straal dan
worden de paarden gedurende de eerste paar dagen na het beslag allicht
pijnlijk, omdat het paard die sterke drukking op den straal niet gewend is.
Bovendien zal door het te veel drukken van de balk op den straal, deze al
heel spoedig in elkaar worden gedrukt en het ijzer veel te gauw weer op
de verzenen drukken. Als men een balkijzer pas heeft ondergelegd, dient
er zooveel ruimte tusschen de balk en den straal over te blijven als onge-
veer de dikte van een mes bedraagt. Dan zal, wanneer het paard den voet
op den grond zet, de straal nog voldoende op het ijzer drukken en de straal
blijft tevens voor zijn functie bew-aard).

D. F. Stuivenberg.

A'AK BELANGEN.

Dat er onder de gediplomeerde hoefsmeden personen worden gevonden,
die de eer van hun vak niet weten hoog te houden, en de waarde van het
diploma niet schijnen te kennen, bewijst het volgende artikel uit het Maand-
blad van de Eriesche Maatschappij van Landbouw en door andere bladen
overgenomen:

Aanbeveling Hoefsmeden.

„He hoefsmeden, die door onze tussehenkomst, 7 zij te Amersfoort, Hzij een
„der provinciale cursussen hebben gevolgd, zijn tot dusver onzentwege aanbevolen,
„m de overtuiging dat allen zonder uitzondering duurzaam goed beslag zouden
„malcen. Tot ons leedwezen blijkt echter dat dit met enkelen niet het qeval is
„en deze tot den ouden slenter terugkeeren. — Bij in loco inr/esteld onderzoek
„is ten aanzien van een hunner gebleken, dat de oude zoogenoemde „gatijzersquot;
„aan het rek ruim voorhanden waren, dat de houwkling en renet weinig ge-
„bruikte gereedschappen zijn, achteraf lagen, in verroesten staat.

„Haarentegen scheen bij hem het veegmes zeer in eere. Hit hing zelfs op
„de vroegere plaats aan den noodstal.

„Genoeg ten beivijze dat bij dezen oud-leerling van een cursus de oude ver-
„keerde ivijze van smeden weer wordt gevolgd. Hit mag niet voortduren. He
cur sussen zijn niet be.it emd om voor reclame te worden misbruikt.

„Hoefsmeden, ook al hebben zij bij het verlaten van een cursus blijk gegeven
„practisch goed geoefend zijn, zullen voortaan onzentwege niet worden aanbevolen,
„zoodra door een deskundig onderzoek is gebleken, dat het geleerde door hen
„niet wordt toegepast.

„Hen ieder hoede zich dus voor schade!

Bovenstaand artikel levert het bewijs dat in het Noorden van ons land
meer dan gewone opmerkzaamheid aan het hoefsmidsvak wordt gewdjd; eene
waarschuwing aan hen, die nalatig zijn het geleerde behoorlijk in practijk
te brengen, zal, hopen we, niet vruchteloos zijn. Steller hiervan wil be-
langhebbenden er voorts op wijzen, dat zij zeiven zijn aangewezen endaar-
toe tevens de macht hebben, om een hoefsmid, die zoo weinig achting heeft

-ocr page 84-

voor het door hem geleerde, tot ernstig nadenken te brengen. Het houden
van cursussen en het verstrekken van diploma's is immers niet ingesteld ten
genoege van den hoefsmid alleen, maar met het doel ten dienste te zijn aan
het welzijn der paarden, alzoo van het paardenhoudend publiek.

Hetzelfde verschijnsel doet zich niet enkel ten onzent voor; ook in het
buitenland, en wel in Duitschland, waar het hoefsmidsvak niet mag worden
uitgeoefend zonder een afgelegd examen, waarvan de bepalingen van rijks-
wege zijn vastgesteld, vervallen vele vakmannen in hun oude sleur. Zulks
mag zeker niet worden toegestaan, en zou controle, zelfs van gediplomeerde
hoefsmeden, door deskundige rijksambtenaren over het beslag der paarden,
waarover in genoemd rijk reeds stemmen zijn opgegaan, recht van bestaan
krijgen.

Intusschen mo6t ons d-it voorbeeld vaii liet buitenltnid. leeren dat een
ideale toestand in de uitvoering van het beslag der paarden, nog lang een
vrome wensch zal blijven, en mag men tevreden zijn met de resultaten der
opleiding in betrekkelijk korte jaren ten onzent verkregen. Niettegenstaande
veel wordt gedaan tot verbetering van het hoefsmidsvak, en zoowel door
het rijk, maatschappijen van landbouw en andere lichamen tamelijk veel
aan de opleiding wordt ten koste gelegd, moet men billijk zijn in zijn
oordeel, en niet steeds alle zonden den smeden aanrekenen.

Is de opleiding steeds zoodanig geweest, dat de hoefsmid, (gewoon aan
zijn eigen inzichten aangaande werken en theoretische beschouwingen) geen
aanleiding behoeft te geven tot klachten over slechte toepassing van het
geleerde in de practijk wegens zijn halve kennis? Toonen de eigenaars van
paarden steeds de noodige belangstelling in den toestand der hoeven en van
het beslag, en wordt door hen goed werk op prijs gesteld? Wordt tot dit
doel steeds met den hoefsmid medegewerkt, of kan zorgeloosheid oorzaak
zijn, dat belanghebbenden het goede werk van den smid soms zelfs te niet
doen ?

Deze en meer andere vragen hebben ook recht van bestaan, wijl het
welzijn van den hoef en het beslag niet enkel van een goeden hoefsmid
afhangt, en de lust van dezen om goed werk te leveren daar nauw mede
in verband staat.

Evenals in elke betrekking, zijn er onder de hoefsmeden personen, welke
beter hadden gedaan nimmer dit vak te hebben gekozen; maar ook deze
volgen de gelegenheden om een getuigschrift van bekwaamheid te verwer-
ven, wat hun natuurlijk dikwijls gelukt. Zij brengen intusschen het diploma
in discrediet, en maken het nut eener opleiding verdacht.

Wij zijn evenwel er vast van overtuigd, dat bovengenoemde klachten niet
zullen worden vernomen van die ijverige en intelligente mannen, welke,
zooals de ondervinding ons heeft geleerd, de meerderheid in het hoefsmids-
vak vormen, en die geen gelegenheid laten voorbij gaan om hun kennis te
vermeerderen, en hun schoone vak eer aan te doen.nbsp;Moubis.

-ocr page 85-

II. DE HOOFDVEEHICHTINamp;ElSr VAN HET DIERLIJK LEVEN.

In de vorige aflevering hebben wij twee hoofdverrichtingen van het dier-
lijk leven, de ademhaling en den bloedsomloop in het kort nagegaan. De
bloedsomloop zorgt er voor dat alle deelen
Tan het lichaam van de noodige
voedingstofien worden voorzien, terwijl het onzuiver geworden bloed door
middel van de longen, met behulp van de ademhaling en de ademhalings-
lucht, weder rein wordt. Men kan op zijn vingers natellen dat het bloed
echter ook weder van nieuwe voedingstoflen moet worden voorzien. Deze,
als het ware de steenkool, benoodigd om de meest kunstig ingerichte machine
ter wereld in beweging te houden, worden geleverd van uit maag en darmen.
De derde hoofdverrichting is de
spijsvertering.

Er zijn verscheiden voedingsstoffen; de voornaamste zijn: eiwit, vet en
zetmeel. Deze drie komen in het meeste voeder voor. Zij kunnen echter
alleen dan in de bloedvaten komen, wanneer zij in oplosbaren toestand zijn.
Soms is dit het geval, doch gewoonlijk zijn eiwit, vet en zetmeelsoorten in
het verstrekte voedsel in onoplosbaren toestand aanwezig. Het lichaam
zorgt er dan zelf voor ze oplosbaar te maken.

Wat of men onder oplosbaar moet verstaan ? Een zeer eenvoudige proef
kan zulks duidelijk maken. Neemt 2 glazen met water. Wanneer men in
het eene een schepje suiker doet, in het andere eenig meel en roert beide
om in het water, dan zal spoedig de suiker niet meer te zien zijn, terwijl
bet meel nog onveranderd voor het oog is gebleven. Men zegt dan dat de
suiker is opgelost en dat meel onoplosbaar is in water.

Indien vast voedsel wordt opgenomen in den mond, zoo wordt het tusschen
tanden en kiezen goed fijngemalen en tevens innig vermengd met speeksel.
Dit heeft het vermogen om zetmeel te veranderen, oplosbaar te maken, tot
een soort suiker, druivensuiker genaamd, om te zetten. Er blijven nu nog
over ter behandeling het eiwit en het vet.

Nadat het fijngekauwde en met speeksel vermengde voedsel is doorgeslikt,
komt het door een vleezige buis in de maag. De maagwand bezit klieren,
die op de binnenvlakte der maag uitmonden en vocht afscheiden. Dit vocht
heet het maagsap, welk sap stoffen bevat die het vermogen bezitten eiwit
oplosbaar te maken.

De maag houdt het voeder eenige uren, gewoonlijk een uur of drie,
waarna het overgaat in den darm. Het hier aanwezige vocht is afkomstig
van de lever, namelijk het gal vocht, de gal, of van een andere klier inde
buik, de buikspeekselklier, met een vreemd woord ook wel pancreas genoemd.
Daar is dus: galsap en pancreassap. Het galsap nu kan het vet zoo ver-
anderen en fijn verdeelen dat het zoo goed als oplosbaar wordt. Het is
dezelfde toestand als waarin de boter zich in de melk bevindt. Het pan-
creassap heeft het vermogen zetmeel te kunnen omzetten in suiker, eiwit
oplosbaar en vet opneembaar te maken, zoodat het laatste vocht als het
ware de controleur kan worden genoemd, die al datgene wat door mond-
speeksel, maag- of galsap niet omgezet is, nog voor de opneming in het
lichaam geschikt kan maken.

Het onbruikbare van het voedsel, dikwijls vermengd met nog tal van

-ocr page 86-

bruikbare stoffen - de meeste menschen en dieren eten meer dan hun
lichaam kan benutten — wordt langs den endeldarm ontlast.

Eenmaal komt er een tijd, zoo het lichaam niet aan de ziekte ten gronde
gaat, dat er verval van levenskrachten komt, dat de machine „opquot; is de
dood intreedt.nbsp;'

DE VERZAMELINGEN HOEFBESLAG OP DE TENTOONSTELLING

APPINGEDAM,
gehouden 1, 2, 3 en 4 Juni 1899.

Het programma telde 19 inschrijvingen, waarvan 13 ter beoordeeling
kwamen, terwijl de eigenaren van 2 inzendingen deze niet hadden gemerkt
De 11 verzamelingen met aangegeven namen van eigenaars behoorden ach-
tereenvolgens aan (dezelfde volgorde als in het programma): S. Wilkens te
Warlum , G. N. H. van Riesen te Zwolle, O. Baarda te Wieuwerd, J. Looienga
te Lexta, A. H. Rouaan te Grauwdijk, E. Star te 't Zandt, T. Huizinga
te Kommerzijl, J. B. Zaagman te Uithuizen, S. K. Gorter te Roodeschool,
P. Goelema te 't Waar en W. Jonker te Appingedam.

De inzending van S. Wilkens te Warfum is over het geheel goed te
noemen, zoowel in vorm en afwerking der ijzers als wat de volledigheid
betreft. Er waren 19 modellen alleen met de hamer afgewerkt en een
aantal gepolijst. Het model-voorijzer kon in het binnentoongedeelte wat
mooier van richting zijn, terwijl de nagelgaten in het achterijzer ten deele
wat te klem zijn. — Het model-balkijzer heeft de nagelgaten iets te ver
naar voren, enkele iets te schuin verloopend, het steengal-ijzer heeft den
binnentak wat te ruim verloopend. - De nagelgaten van het ketelijzer zijn
te k-Jein, die van het voorijzer met H-kalkoenen te groot, terwijl de lip
van het voor-stootijzer iets scheef is aangetrokken. - Deze bij enkele mo-
dellen voorkomende fouten kunnen grootendeels vrij gemakkelijk worden
verbeterd.

De tweede genoemde collectie was zeer onvoldoende in alle drie op-
zichten — vorm, afwerking en volledigheid.

De inzending van O. Baarda te Wieuwerd zag er netjes uit en bestond
alleen uit 20 gepolijste ijzers. De afwerking was goed, de vorm en de vol-
ledigheid tamelijk goed. Een in ongeveer alle modellen terug te vinden
fout bestond in het te rond, gelijkmatig gebogen verloopen der ijzers.

J. Looienga te Eexta had 4 modellen alleen met de hamer bewerkt,
8 eigenlijk eveneens doch een weinig de randjes er afgevijld en 18 gepo-
lijste ijzers. ^ De laatste waren goed van vorm doch de nagelgaten veel te
klein. De inzender beweerde dat hem in Amersfoort was geleerd dat bij
model-ijzers op den vorm en de grootte der nagelgaten niet gelet behoefde
te worden, doch alleen op de plaatsing. Vermoedelijk zal deze opvatting
verkeerd begrepen zijn.. Een model behoort toch bij een passenden hoef
zoo, zonder eenige wijziging, te kunnen worden ondergelegd. — De voor-
ijzers der 4 eerstgenoemde modellen behoorden iets ronder in den toon te

-ocr page 87-

zijn, enkele wat zuiverder vlak te staan, terwijl de nagelgaten van deze 4 en
de 8 volgende modellen alle te lang en ten deele ook te smal van vorm
waren. — De klapijzers waren niet best afgewerkt.

A. H. Rouaan te Grauwdijk had 16 blanke ijzers ingezonden, alsmede
1 ijzertje klauw-beslag. Het model en de afwerking waren tamelijk goed,
terwijl verscheiden ijzers te smal waren. (Hiermede wordt de eigenlijke
breedte van het ijzer bedoeld, niet de afstand tusschen beide takken).

De collectie van E. Star te 't Zandt bestond uit 12 modellen alleen met
de hamer bewerkt, en uit 14 blanke ijzers. Vorm, afwerking en volledig-
heid , alle drie tameHjk goed. Enkele nagelgaten waren vierkant van vorm.

T. Huizinga van Kommerzijl had 20 blanke ijzers tentoongesteld, waar-
van de vorm en afwerking tamelijk goed waren. Het halvemaan-ijzer en
het voorijzer zonder kalkoenen, beide behooren iets vlakker te staan.

J. B. Zaagman te Fithuizen had een nette verzameling van 16 blanke
ijzers; jammer dat bijna alle nagelgaten fout waren, n.1. te breed en hier-
door ongeveer vierkant en te groot. Overigens waren de ijzers goed van
vorm en afwerking.

S. K. Gorter te Roodeschool had 2 ongeveer even groote en gelijkvormige
kastjes tentoongesteld, waarvan één alleen met de hamer bewerkte en één
geponjste ijzers bevatte. Tusschen beide kasten waren enkele hoefgereed-
schappen aangebracht. —
Alleen met de hamer bewerkte: 20 modellen. Vorm
zeer goed, het voorijzer met verdikte takken kon iets mooier beloop hebben;
de afwerking is uitstekend; de volledigheid tamelijk goed, er ontbreken achter-
ijzers, zoowel zonder als met kalkoenen. —
Blanke ijzers: in alle opzichten
zeer goed, alleen de nagelgaten van het achterijzer zonder kalkoenen zijn
te groot, terwijl het achter-renijzer van 10 nagelgaten is voorzien; dit aan-
tal is onnoodig groot. Het model in de achterijzers is wat te gelijkmatig
gebogen verloopend.

De verzameling van P. Goeie ma te 't Waar bestond uit een betrekkelijk
groote verzameling blanke ijzers, die in alle opzichten middelmatig goed
zijn te noemen. De meeste nagelgaten waren wat aan de kleine kant.

AV. Jonker te Appingedam liet ook een goede, nog al volledige verza-
meling ijzers zien, ten deele bestaande uit bijna alleen met de hamer bewerkte
ijzers (de scherpe randjes waren een weinig afgevijld, op een wijze zooals
zulks ook in de smederij gewoonlijk plaats vindt bij het beslaan), ten deele
uit gepolijste ijzers. Het model der achterijzers was bepaald mooi van vorm,
de voorijzers iets te breed in verhouding tot de lengte; de afwerking was
goed, enkele nagelgaten klein. De beide achter-strijkijzers waren iets te
gelijkmatig gebogen van vorm.

De twee verzamelingen, waarvan de eigenaren niet waren vermeld,
bestonden uit een grootere en een kleinere, beide geborgen in een kastje
van hoefijzer-formaat, evenwel van verschillende grootte.

a.nbsp;de grootste kast in hoefijzer-formaat. Deze bevatte uitsluitend blanke
ijzers, die zoowel in vorm als afwerking tamelijk goed waren. De nagel-
gaten toonden geen gelijkmatige grootte.

b.nbsp;de kleinste kast in hoefijzer-formaat. Deze collectie bestond uit een
aantal blanke ijzers en 6 alleen met de hamer bewerkte modellen. De blanke

-ocr page 88-

waren goed van vorm en afwerking, de andere lieten veel te wenschen over
-De gegeven opzet was nog al sterk, de nagelgaten wat klein. Het model-
strykijzer b.v. was veel te lang ten opzichte van de breedte. De verzame-
ling maakte op ons den indruk als te behooren aan iemand die in ziin
leertijd de blanke heeft gemaakt, zijn kennis slecht heeft onderhouden in

zijn werk is achteruitgegaan en toen de overige 6 modellen heeft ver-
vaardigd.

(Wie geeft ons eens de namen van deze beide inzenders op ?)

Het Bestuur der tentoonstelling had voor de rubriek „verzamelingen hoef-
beslagquot; slechts 2 prijzen uitgeloofd, ƒ10 en ƒ6, beide met getuigschrift
De jury was van oordeel dat deze prijzen ten opzichte van de gedane inzen-
dingen bepaald onvoldoende moesten worden genoemd en stelde voor 3 eerste
prijzen en een vijftal eervolle vermeldingen toe te kennen, welk voorstel
na eenigen tijd door het Bestuur werd goedgekeurd.

De uitslag was: Ie prijs ƒ10 met getuigschrift aan: S. K. Gorter te
Eoodeschool, W. Jonker te Appingedam en S. Wilkens te Warfum ■ een
eervolle vermelding, (getuigschrift) aan: O. Baar da te Wieuwerd, E. Star
te 't Zandt, T. Huizinga te Kommerzijl, P. Goelema te 't Waar en ?
eigenaar der verzameling, geborgen in het kastje groot hoefijzer-formaat.

Zooals uit de gegeven omschrijving kan worden opgemaakt waren alle
inzendingen, misschien 3 a 4 daargelaten, van voldoend gehalte te noemen.
De met eerste prijzen bekroonde verzamelingen liepen, volgens het oordeel
der jury, zoo weinig uiteen dat het haar niet wenschelijk toescheen de volg-
orde 1, 2 en 3 aan te wijzen, waaruit het publiek allicht minder juiste
gevolgtrekkingen zou hebben opgemaakt. Gorter kan met weinig moeite
zijn verzameling tot een uitstekende maken.

[Het verdient aanbeveling bij het tentoonstellen, dat de eigenaar der
inzending, op het oogenblik dat deze door de jury wordt beoordeeld, tegen-
woordig zij, ten einde mogelijk gevraagde inlichtingen te verstrekken. — In
Appingedam waren alleen Wilkens, Looienga en .Jonker tegenwoordig tijdens
de beoordeeling - Men heeft dan tevens onwillekeurig de gelegenheid te
vernemen welke bemerkingen de jury heeft].

Het is ons aangenaam te kunnen constateeren, al mogen dergelijke ten-
toonstellingen van verzamelingen hoefbeslag niet veel waarde hebben dat
de quahteit der inzendingen in de laatste 10 jaren belangrijk is verbeterd

HOEEBESLAG-EXAMEN TE GELDEEMALSEN.

De cursus in hoefbeslag vanwege de Afdeeling Tiel van de G O M
van Landbouw, gehouden gedurende de afgeloopen wintermaanden, werd
^jgewoond door 20 leerlingen. De leiding was opgedragen aan den heer
H. J. C. van Lent, rijks-veearts te Tiel, de practische oefeningen aan
den heer W. A. H. van Horsen, onderwijzer in practisch hoefbeslag aan
's Eijks Veeartsenijschool te Utrecht.

-ocr page 89-

Op het examen, dat 23 en 25 Mei 1.1. te Greldermalsen ^Yerd gehouden,
verschenen 19 candidaten, van welke door de Commissie voor hoefbeslag van
genoemde Maatschappij 12 voor het ontvangen van een diploma werden
voorgedragen; een candidaat was wegens ziekte verhinderd te verschijnen,
terwijl de 7 overige niet voldeden aan de gestelde eischen.

De namen der geslaagde hoefsmeden zijn: E. de Jong, Deil; P. Vos,
Nederhemert; A. van de Grein, Wadenooien; J. D. Spies, Eek en
Wiel; P. L. van Gent, Geldermalsen; J. A. Dingemans, Bruchem;
H. M. J. Ton, Kapel-Avezaath; C. van Eooijen, Hellouw; J. H. C.
Werner, Deil; A. Vroege, Tright; J. C. van de Peppel, Ingen; J.
van Gessel, Deil.

Het examen werd op beide dagen bijgewoond door het Bestuur der Afdee-
ling en den Voorzitter van het Dagelijksch Bestuur der Maatschappij.

Moubis.

EXAMEN IN HOEFBESLAG TE ALMELO.

De Overijsselsche (voorheen Twentsche) Landbouwmaatschappij heeft in de
laatste paar jaren ernstig gestreefd naar verbetering in de uitoefening van
het hoefsmidsvak. Dit streven verdient alleszins hulde. Kennis en bekwaam-
heid zijn niet alleen voor de hoefsmeden zeiven van veel belang, maar zeer
zeker ook voor de paardenhouders in hun omgeving.

Te Almelo is nu reeds voor de 2de keer een cursus in hoefbeslag gehou-
den , thans van 1 Maart tot einde Mei. De cursus omvatte 12 lessen ä 1
uur in de theorie van het hoefbeslag, en 14 lessen a 4 uur in practisch
hoefbeslag, terwijl het onderwijs wederom werd gegeven door den heer J.
H. Cr am er, rij ks-veearts, en W. ten Ca te, hoefsmid, beide te Almelo.

Het examen werd afgenomen door de heeren J. de Vries, rijks-veearts
te Zalt-Bommel, en J. Larmené, wachtmeester-hoefsmid te Amersfoort, en
vond op Woensdag 31 Mei j.1. in de werkplaats van den onderwijzer-hoef-
smid te Almelo plaats.

18 leerlingen namen aan het examen deel. De uitslag was als volgt:

Met goed gevolg zijn geslaagd: J. G. Walkotte te Denekamp, H. J.
Degger te Albergen en J. Smit Gz. te Eijssen, waarvan de beide eersten
een souvenir van den heer Cramer ontvingen;
met voldoend gevolg: E. Derk-
sen te Vriezen veen, C. Jans te Daarle, J. Blom te Hellendoorn, H. Oonk
te Wierden, J. Budde te Nijverdal, J. Jansen Smit te Vriezenveen,
J. G. Oonk te Wierden en J. KI eisen te Vriezenveen;
met even voldoend
gevolg:
G. Nquot;ieuwenhuis te Borne, B. G. Hemmelder te Delden en
J. E. van den Bosch te Vriezenveen; 4 leerlingen slaagden niet.

Vanwege het Hoofdbestuur der Overijsselsche Landbouwmpij. werd den
leerlingen sterk aanbevolen zich verder zooveel mogelijk op ontwikkeling in
hun vak toe te leggen, het tijdens dezen cursus geleerde te beschouwen als
den grondslag voor den ge wenschten trap van kennis en bekwaamheid. —
Een der leerlingen bedankte namens hen allen voor het houden van den
cursus en voor het genoten onderwijs.

-ocr page 90-

Wi^t Z 177 quot;nbsp;tevredeuheid. Gewoonlijk

blijkt het dat dergelijke cursussen een nuttigen invloed uitoefenen doch te

kort van duur zijn om werkelijk een voldoende vaardigheid in de nractiik

van het hoefbeslag te kunnen geven, enkele uitzonderingen daar^^n

Ve theorie is in den regel wel in orde. Zoo ook hier.

# #

ÏÏOEEBESLAG-EXAMEN TE WAMEL.

De cursus in de afgeloopen wintermaanden gehouden te Druten door de
Afdeebng „Maas en Waalquot; van de G. O. M. v. L. werd bijgewoond doo
10 leerlingen. De leiding was opgedragen aan den heer E H Berch

''nbsp;voor de practische oefe-

SritTenbsp;^^ ^^ ^^ ^^ ^'eld-

detlnlTT: wnbsp;-- hoefbeslag

n 1 i'nbsp;candidaten deel ,

LeWdtt^^^^^^^nbsp;bovengenoemde Maatschappij het diploma

Dit gunstige resultaat is een groote voldoening voor de ijverige bemoeiin-
gen der leeraren. Het examen in de theorie leverde het bewijs, dat de
leerlingen zonder onderscheid een goed begrip van de zaak hadden terwiil
de UI voering van het beslag der paarden de verwachting geeft, da in d e
Afdeeling het hoefsmidsvak aan bekwame werklieden is toeveLu;d Mogen
de eigenaars van paarden dit op prijs weten te stellen!nbsp;®

De namen dezer hoefsmeden zijn-

senquot;quot;nbsp;'nbsp;'nbsp;J. van Rossum, Hors-

sen; F^Stevens, Druten; G. P. Pallada, Wamel; J. A. van Ros-

.um Dreumel; P van Toor, Deest; R. Berkvens, AVamel; J. tquot;

van Sommeren, Druten; E. J. Everts, Leeuwen.

Moubis.

HOEFSMIDSKFNST IN DICHTREGELS,
door een Gediplomeerd Hoefsmid.

Op hoefijzers met kalkoenen en stooten

Zullen de paarden het langste loopen.

Maar of het zoo het beste is ?

Het tegenovergestelde verzekert Moubis!

Ook kapitein Quadekker is die meening toegedaan ,

Dus zullen wij ze maar licht er onder slaan.

Verheugd en blij, zijn wij in de smederij.

Ook in de sportwereld speelt het hoefijzer zijn rol,
Modemagazijnen zijn er aan overvol.
Op de strikken van dames en heeren
Ziet men vaak het hoefijzer verkeeren.

-ocr page 91-

Het wordt gedragen tot nut en pleizier,
En daarop zijn wij smeden zeer fier.
Werken aan 't vuur, dat valt ons niet zuur.

A'aak heeft het hoefijzer een rol gespeeld,
Meermalen heeft het groot geluk geteeld.
Komt men in stallen en schuren.
Vindt men het hoefijzer aan de muren.
Het heeft zijn ridders onder armen en rijken.
Wat wil men schooner bij 't hoefijzer vergelijken.
Aan de bank, werken wij alles blank.

Hoefijzers zijn er van zilver en goud.

Men vervaardigt ze gloeiend en koud.

Nu heb ik mijn versje klaar;

Wie tokkelt nu even de snaar?

Ja, ik weet niet wie

Zal maken een fraaie melodie.

Bij den dag, is het beste voor beslag.

Doch zeker zijn er onder de lezers van Vulkaan 1)
Mannen die aan de muziek hebben geidaan.
Wie zal het rijmpje accompagneeren
En ons allen de wijs er op leeren ?
Wij smeden zullen paarden beslaan.
Dat ze er gemakkelijk op zullen gaan.

Met de lamp. Gaat het zoo al navenant.'nbsp;v. A.

INGEZONDEN STUKKEN.

Ik heb in het jaar 1894 den cursus in hoefbeslag te Klaaswaal, met nog
18 andere leerlingen, bijgewoond en ik mag niet nalaten te vermelden als-
dat alle leerlingen veel voor het hoefbeslag over hadden. Tenminste een
ieder was getrouw op zijn post, en den uitslag van het na genoten onderwijs
afgenomen examen was tamelijk gunstig. Nu had ik gedacht, evenals ik voor
mij zelven thans nog een eerste voorstander van verbetering ben, om het
genoten onderwijs, dat ik op den cursus ontvangen heb, tot eer van mijn
leermeesters en tot voordeel van mij zelven de wereld te doen blijken. Maar
neen, het tegendeel heeft bij de meeste plaats, en misschien niet hier alleen,
maar ook elders is dit het geval. Zij hebben dien ouden sleur van vroeger
weer aangenomen, en bleef het nog hierbij , maar ze verloochenen nog 't geen
ze hoogst noodig moesten voorstaan. Als dat zoo moet blijven voortgaan,
dan hebben leerlingen die trouw en stipt het genoten onderwijs nog volgen,
menigmaal een harde verantwoording af te wachten, want om oude palen
te verzetten, al is 't op een beter standpunt, dat is zware arbeid.

Ik wil hierbij mijn bedoeling neerschrijven. Er moest van hooger hand

-ocr page 92-

een wet tot stand gebracht worden, dat hoefsmidsleerlingen die een voldoend
bewijs van bekwaamheid ontvangen hebben, en niet aan den gestelden eisch
bleven voldoen, 't hoefsmidsvak niet meer mochten uitoefenen. (Dit ware
nog beter dan dat een niet-gediplomeerde de uitoefening van het hoefsmids-
vak werd verboden).

Er wordt tegenwoordig veel geld, tijd en moeite besteed tot verbetering
van het paardenras, maar de groote fouten, die dagelijks nog door vele
smeden bij het hoefbeslag worden begaan, laat men nog maar steeds bestaan.
Als dit eens tegenovergesteld werd, dan, ja dan waren wij een groote
schrede vooruit op het gebied van verbetering van dat edele ras.

Uw getrouwe lezer,
J. J. KIMMEL,
Qedipl. Hoefsmid te Goudswaard.

(Met betrekking tot uw verzoek hierover ook onze meening te zeggen,
verwijzen wij voorloopig naar het artikel „Vakbelangenquot;, voorkomend in
deze aflevering. In de Juli-afl. zullen wij aan uw verzoek voldoen.
Red.)

KORTE MEDEDEELINGEN.

-ocr page 93-

contributie bedraagt ƒ1.00) wensclien op te geven of inlichtingen verlan-
gen, kunnen zich richten tot den heer H. L. Boers ma, Secretaris dier
Vereeniging, te 's Gravenhage, Z.0. Binnensingel 32.

—nbsp;Geschiedenis van het hoefbeslag. Lungwitz heeft een bijdrage uit
de geschiedenis van het hoefbeslag gepubliceerd. Aan het einde daarvan
zegt hij: „Deze aanteekeningen kunnen natuurlijk geen aanspraak maken op
volledigheid, zij stellen slechts brokstukken uit de geschiedenis van het hoef-
beslag voor, doch bevestigen ten deele de opvatting dat de ijsnagels het
eerst gebezigde winterbeslag vormen en dat reeds in de 16de en waarschijn-
lijk ook in de 15de eeuw het winterbeslag in den vorm van ijsnagels of
door het scherpen van stoot en kalkoenen toepassing vond, en verder dat
het beslag met schroefkalkoenen waarschijnlijk in de eerste helft der 18de
eeuw werd uitgevonden. Wie de uitvinder der schroefkalkoenen, het tot nu
toe bekende beste wdnterbeslag is, heb ik, niettegenstaande veel tijd en
moeite in deze richting te hebben opgeofferd, niet kunnen ontdekken.quot;

—nbsp;„Der Hufgmiedquot; maakt melding van het overlijden van den vee-arts
Adolf Sonder mann, onder herinnering aan een vroeger door hem gehou-
den voordracht over „straattoestanden en straat-plaveiselquot;, uitgesproken op
een vergadering eener Vereeniging tot bescherming van dieren. In die voor-
dracht, waarin ook het hoefbeslag ter sprake werd gebracht, deed hij de
uitspraak:
„Velen leggen zich op de kennis van het hoefbeslag toe, doch het
meerendeel hunner ivorden deze niet meester en deze groep smeden doen onein-
dig veel kwaad.quot;

„Der Hufschmiedquot; voegt er aan toe: „Het is sedert dien tijd veel beter
geworden, doch Sondermann's uitspraak heeft ook thans nog niet haar be-
teekenis verloren.quot;

—nbsp;Hoefsmidschool, behoorende bij de Veeartsenij kundige Hoogeschool, te
Hannover.
„Der Hufschmiedquot; maakt pas thans melding van den uitslag der
in de laatste dagen van Maart j.1. geiiouden hoefbeslag-examens te Hannover.
Br hadden zich 21 candidaten voor het examen aangegeven, waarvan 20 de
hoefsmidschool ter plaatse hadden bezocht (sommige gedurende 6, andere
3 maanden), terwijl 1 ergens anders zijn opleiding had ontvangen. — De
heer Directeur der Veeartsenij kundige Hoogeschool, de geheimraad Dr.
Dammann was voorzitter der examen-commissie.

De uitslag van het examen was als volgt: 20 candidaten slaagden, waar-
van 6 met de toevoeging „zeer goedquot;, 10 met „goedquot; en 4 met „voldoendequot;,
terwijl 1 candidaat werd afgewezen. — De candidaten waren herkomstig:
10 uit Hannover, 2 uit de provincie Saksen, 1 uit Hessen-Nassau 1 uit
Brandenburg, 1 uit het Koninkrijk Saksen, 1 uit het vorstendom Lippe-Det-
mold, 1 uit Schaumburg-Lippe en 4 uit het hertogdom Brunswijk.

Op dit oogenblik zijn aan de hoefsmidschool te Hannover 14 leerlingen
geplaatst, waarvan 1 reeds een leertijd van 3 maanden achter den rug heeft.

BRIEFWISSELING.

-ocr page 94-

Advertentiën.

DE HOEFSMIDquot;nbsp;^^^ plaatsen van het Binnen-

- -- -_- _ land en 7 van het Buitenland gelezen.

Kuinstlnoorn,

voor Hoefbeslag,

verkrijgbaar in de chemicaliën- en
drogerijen-handel van

K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,

te Dordrecht.
PRIJSCOURANTEN voor HH. Vee-
artsen op aanvrage gratis.

HET PAARD,

Geïllustreerd Maandblad, gewijd aan Paarden-
fokkerij en Paardenkennis in uitgebreiden zin.

Redacteur-Uitgever A. W. HEIDEMA.
VIJFDE JAARGANG.

Prijs per jaar fr. p. p. ƒ 3.— voor
Nederland, /■3.50 voor O. en W.-Indië
en het buitenland.

Eng'elsche veerkrachtige

HOEFZOLEN voor paarden met gevoelige of gebrek-
kige hoeven.

Deze zolen worden zeer geroemd en zijn in alle afmetingen
verkrijgbaar.
CIRCULAIRES op franco aanvrage bij:

W. A. H. VAN HORSEN, Utrecht.

„DE HOE ES MID'

neemt van lieverlede toe
in abonnentental. Indien
ieder tegenwoordige abonné

één abonnement

aanwierf, zou de prijs direct
van f3.— op
f2.— wor-
den gebracht. Mochten de
inkomsten der advertentiën
belangrijk toenemen, dan
zou zulks hierdoor mogelijk
worden. Wij verzoeken in
beide opzichten steun, waar-
door de belangen der abon-

né's en die van „De Hoefsmidquot; beide worden behartigd

-ocr page 95-

Bovenstaande afbeelding geeft de verzameling leermiddelen der Inrichting
voor Hoefbeslag te Groningen weer, aan welke verzameling in 1889 op de
.sporttentoonstelling te Groningen den eersten prijs werd toegekend.

Deze „Inrichting voor Hoefbeslagquot; is gesticht in 1888. De heer A. van
Duin, thans hoefsmid te Gouda, is ruim 2 jaar meesterknecht aan die
inrichting geweest, terwijl zijn plaats toen is ingenomen door den heer
1). F. Stuivenberg, die ook tegenwoordig nog die plaats bekleedt.

A. W. H.

-ocr page 96-

WEG MET DEN NOODSTAL!

In de „Allgemeine Centraizeitung für Tierzuchtquot; komt een opstel voor
van Dr. Zürn, over de verpleging en opvoeding van jonge paarden. Daarin
komt
o. m. het volgende voor:

„De Engelsche en Amerikaansche paardenfokkers houden het voor nood-
zakelijk, dat de veulens zoo vroeg mogelijk zich aan den smid gewennen
die ze later beslaan zal; zij laten den smid dikwijls in de stallen der jonge
veulens gaan, laten hen de beenen opnemen en op verstandige wijze de
gewrichten buigen en strekken, de hoeven met den hamer bekloppen of,
zoo noodig, wat doode hoorn wegsnijden, alles nadat de jonge paarden den
angst voor den smid met zijn rammelend schootsvel en rinkelende gereed-
schappen afgelegd hebben.

Men pleegt daardoor twee vliegen in één klap te slaan, eenerzijds be-
merkt de smid vroegtijdig beginnende hoefgebreken en afwijkende stellingen
der ledematen, voornamelijk der onderbeenen, welke door doelmatig besnij-
den nog bestreden kunnen worden; anderzijds wordt het veulen er aan
gewend, zich bij het later noodig geworden beslaan kalm te gedragen.

Daardoor komt het ook, dat in Engeland en Amerika de hoefsmid bij het
beslaan geen noodstal behoeft, hij neemt den paardenvoet tusschen zijne
beenen, houdt dezen daarmede vast, en doet er verder alles aan wat bij
het beslag gedaan moet worden. Zoover zijn onze Duitsche smeden, alsook
de smeden van andere Europeesche en buiten-Europeesche landen nog niet;
zij hebben zelf daaraan evenwel meestal geen schuld, doch de eigenaars,
wier zaak het is, te zorgen dat een jong paard zich de beenen voor het
beslag rustig en geduldig laat opnemen.quot;

Tot zoover de Heer Zürn, met wien ik het volkomen eens ben, waar hij
de noodzakelijkheid betoogt, jonge paarden de beenen te laten opnemen en
de voeten te laten besnijden. Ik ben het evenwel niet met hem eens waar
hij meent, dat het nalaten hiervan de oorzaak is van het beslaan in den
noodstal. Ook niet waar hij zegt dat, behalve de Engelsche en Amerikaan-
sche hoefsmeden, alle andere den noodstal nog behoeven. Evenmin waar
hij zegt dat de eigenaars aan het voortbestaan van den noodstal meer schuld
hebben dan de hoefsmeden.

Er zijn in Nederland althans meerdere hoefsmeden die den noodstal heb-
ben afgeschaft. En de Nederlandsche fokkers staan er toch niet voor be-
kend dat zij de jonge paarden zoodanig opvoeden dat het beslaan later
„gesneden koekquot; is. Ik heb bijv. in Leiden een Duitschen hoefsmid gekend,
die alle paarden zonder onderscheid, ook weerspannige, welke door andere
smeden niet geregeerd konden worden, uit de hand besloeg. Het is waar,
dat deze hoefsmid eenigen tijd in Amerika had gewerkt en het daar dus
waarschijnlijk had geleerd, maar zijn opvolger, een volbloed Nederlander,
deed het eveneens. De zeer beklante hoefsmederij had zijn goeden naam,
naast het goede beslag, ook voor een groot gedeelte te danken aan het uit
de hand beslaan. De meeste eigenaars mogen toch het gemartel in de nood-
stallen niet gaarne aanzien en zij hebben gelijk ook. Die dingen behooren
eigenlijk alleen nog thuis in de folter- of gruwelkamers van een museum

-ocr page 97-

van ovidheden. Men vergete daarbij niet, er de veegmessen aan op te
hangen!

Wil ik U nu eens zeggen, hoe die hoefsmid, waarvan ik sprak, handelde F
Hij was ten eerste niet bang voor paarden, en verder een pootige vent;
sterk en handig. Hij nam een been zacht maar beslist op, en liet bij het
eerste verzet van het dier niet los. Eustig, kalm maar stevig vasthouden
tot het paard nageeft en bespeurt dat hem niets ergs overkomt. Dan nam
hij den ondervoet tusschen de beenen, sloeg de nieten weg en nam het
ijzer af. Dan werd de voet meestal met de renet besneden en het ijzer
gemaakt. Bij het onderslaan van het ijzer dito, het been steeds opgenomen
zoodat de ondervlakte van den hoef bovenkwam. Alleen bij het omnieten
en beraspen werd een losse bok gebruikt voor de voorbeenen, de achter-
beenen werden eenvoudig gebogeii op de knie van den smid naar voren
gebracht.

Merkwaardig, zoo weinig paarden als zich tegen deze behandeling ver-
zetten 1 Als men de beenen maar zoo opneemt, dat het paard er geen last
van ondervindt, hebben zij er niets tegen. Wat evenwel, vooral in den
zomertijd, ook nooit verzuimd werd, dat was het vliegenjagen. Een jongen
was steeds rondom den smid en het paard met een doek of een bos paar-
dehaar in de hand, die geregeld de vliegen verjoeg en tevens alles aangaf
wat de smid noodig kon hebben, nagels, nijptang, hamer enz. Hoe gaat
het anders in den regel? De smid is bezig het ijzer te passen of een nagel
in te slaan, daar steekt een vlieg het paard in de zijde, het bijt er naar,
verliest het evenwicht en wil het opgenomen been neerzetten. De smid
moet loslaten en wordt dus in zijn werk gestoord, hij wordt boos (alle
hoefsmeden zijn niet even lankmoedig), neemt het been weer met een ruk
op, soms onder het uiten van een paar liefelijkheden, bestemd voor de ooren
van het paard alleen (alle hoefsmeden zijn geen jonge juffrouwen), het paard
wordt bang, verzet zich en een formeel gevecht tusschen paard en hoefsmid
kan zich ontspinnen. Zoo moet het nu niet, daarom zorge men vooral
steeds de vliegen te verjagen!

Het uit de hand beslaan heeft zeer veel voor. Ten eerste is de smid dan
niet aan zijn werkplaats gebonden, hij kan op stal gaan beslaan, waar dit
wordt verlangd. Ten tweede worden de achterbeenen niet met een touw
aan een stuk hout gesnoerd en soms veel te sterk in de gewrichten gebogen.
Ten derde kan de smid die uit de hand beslaat, het veegmes niet best ge-
bruiken. Ten vierde kan de smid niet aan een jongen opdragen, om, zoolang
hij zelf het ijzer maakt, aan de voeten te gaan staan villen, tot er bijna
geen hoorn meer aan zit. Ten vijfde houdt de smid meer voeling met den
hoef die hij beslaat en merkt beter de oorzaken op waarom een paard
„trektquot; bij een verkeerd geplaatsten nagel of iets dergelijks. Ten zesde
komen er geen oploopjes, als een paard niet in den noodstal wil, en bet
dier verschalkt moet worden met schootsvellen en mouwvesten over het hoofd.

En waarom blijft de noodstal dan, niet alleen in Duitschland, maar ook
in Xederland, nog zoo lang in gebruik? Want het
is waar, hij is ook bij
ons nog veel te veel in zwang. Wie kent niet het heerlijke schouwspel als
een jong paard met zijn eene achterbeen aan den achterboom verbonden

-ocr page 98-

zich tegen die verbintenis hartgrondig verzet en een strijd op leven en dood
aangaat? Wie kent niet het geroep van los! los! als het paard op het punt
IS zich den rug of een been te breken? Het is maar al te bekend. Minder
bekend is zeker de aparte marteling die daarenboven in de provincie Gro-
ningen nog in gebruik is en die ik nergens anders zag toepassen. Men bindt
daar n. m ernstige gevallen den staart met een touw aan den bovensten
dwarsbalk van den noodstal, zoodat het dier bij sterk verzet formeel aan

zijn staart komt te hangen. Verfoeilijk, menschonteerend en zeer onaesthe-
tisch bovendien!

Waarom dan toch de noodstal? Och, het is zoo gemakkelijk en zoo veilicr
weet je? Je hebt het dier als 't ware in een kooi, voor en achter met
Ijzeren kettingen afgesloten, voor de „kwadenquot; heb je
nog de schoftketting
Je bindt het achterbeen maar goed vast, je gaat op je gemak met het
Ijzer naar het aambeeld als er nog iets aan hapert, en je begint maar te
hameren je hebt allebei je handen vrij. En je staat zoo veilig, al sla je
een nagel dwars door het hoefbeen heen, het paard
kan je toch niet raken'
liovendien, je vader en je grootvader hebben den noodstal ook al gebruikt
en hij zal JOU tijd ook wel uitdienen! A^etwaar, dat is toch al zoowat alles
wat voor den noodstal te zeggen is. Weet iemand nog andere voordeelen?
Je behoeft heelemaal niet sterk of niet handig te zijn, of geen kennis van
den omgang met paarden te hebben om in den noodstal te beslaan dat is
waar; maar ik zeg u, vriend, als ge niet sterk of niet handig zijt' als ge
bang zijt voor paarden en niet goed een been kunt opnemen, veranderden
nog, wjrd nog koekebakker of alleen kachelsmid, en probeer niet hoefsmid
te worden, want ge wordt het nooit!
Daarom, nog eens, weg met den noodstal!

De noodstal moet opgeborgen worden, of werkelijk W-stal blijven, alleen
in gebruik bij hoefoperaties, het aanleggen van hoef-verbanden enz

ik hoop van harte, dat ook de leiders van hoefsmidscursussen er op aan
zullen dringen, den noodstal voor het gewoon gebruik af te schaffen, en
verder dat ook bij de examens in hoefbeslag wordt gefischt dat de candidaten
urt de hand beslaan. Dan zullen ze wel verdwijnen, evengoed als de scha-
votten, schandpalen en andere marteltuigen uit vroegere eeuwen.

A. van Leeuwen.

MOET DE NOODSTAL WEG?

De heer van Leeuwen heeft deze vraag op zeer waardeerende wijze in
het vorige artikel bevestigd beantwoord, met klem op de totale afschaffinlt;.
aangedrongen en het verzoek gericht aan alle leiders van hoefsmidscursussen
om in die richting hun medewerking te verleenen.

Wy zijn het met den geachten schrijver eens dat er veel te veel gebruik
van den noodstal wordt gemaakt, maar meenen toch dat
geheele afschaffing
hiervan in de hoefsmederij om verschillende redenen geen aanbevelin- ver-
dient. Deze uiting behoort nader te worden omschreven en verdedigd

-ocr page 99-

hetgeen wi] hieronder, in verband met een paar aanhalingen uit het genoemde
artikel, zullen laten volgen.

le aanhaling: „Het uit de hand beslaan heeft zeer veel voor. Ten
eerste is de smid dan niet aan zijn werkplaats gebonden, hij kan
op sial
gaan heslaan
, waar dit wordt verlangd. Ten tweede worden de achterleenen
niet aan een stuk hout gesnoerd en soms veel te sterk in de gewrichten ge-
hogen.
Ten derde kan de smid die uit de hand beslaat, het veegmes niet best
qehruihen.
Ten vierde kan de smid niet aan een jongen opdragen, om zoo-
lang hij zelf het ijzer maakt,
aan de voeten te gaan staan villen, tot er bijna
geen hoorn meer aan zit. Ten vijfde houdt de smid meer voeling met den
hoef dien hij beslaat en merkt beter de oorzaken op
waarom een paard „trektquot;,
bij een verkeerd geplaatsten nagel of iets dergelijks. Ten zesde komen er
geen oploopjes, als een paard niet in den noodstal wil, en het dier verschalkt
moet worden met schootsvellen en mouwvesten over het hoofd.quot;

Zeer zeker heeft het uit de hand beslaan onder tal van omstandigheden
veel voor; van een theoretisch standpunt bekeken verdient het altijd de
voorkeur, doch o.i. uit een practisch oogpunt niet. Dat een smid op stal
beslaat, gebeurt meermalen, doch zoo goed als uitsluitend op dringend ver-
zoek van den eigenaar der paarden. Aanbeveling verdient het niet omdat
het immers beter is de ijzers zwartwarm te passen dan koud, ten einde eennbsp;|

zuivere aansluiting van het ijzer tegen den hoef te verkrijgen en het ijzer
geheel naar den vorm van den hoef behoort te zijn, tegen welke laatste
eisch bij het koud passen en beslaan licht kan worden gezondigd. Bovendien,
doch dit is bij deze bespreking van minder belang, is het verkeerd dat de
hoefsmidsbaas niet steeds in de werkplaats tegenwoordig is. — Het is vol-
komen waar dat door het vastzetten van een achterbeen gemakkelijker pees-
verrekkingen ontstaan dan bij het uit de hand beslaan, al is de smid ook
attent en laat het been onmiddellijk los, zoodra het dier hieraan te sterk
trekt of er te veel op gaat hangen. — Een hoefsmid die een degelijke
opleiding heeft genoten, denkt er niet meer aan het veegmes te gebruiken,
of een jongen aan het besnijden van den hoef te zetten (het voornaamste
onderdeel van het geheele beslaan), zoodat wij deze redenen laten rusten. —
Bij het beslaan uit de hand zal de smid zeker beter voeling houden met
den hoef, doch het geheel juist onderslaan van het ijzer, vooral van een
zwaar achterijzer, is in den noodstal gemakkelijker dan uit de hand. Het
moge waardeering verdienen moeilijkheden te overwinnen, in het algemeen
is het wenschelijk de bestaande moeilijkheden zooveel mogelijk op te heilen. —
Oploopjes ontstaan er licht bij het beslaan van een lastig paard, ook wan-
neer het dier uit de hand wordt beslagen, indien de beslagplaats der smederij
niet is overdekt en van de straat of den weg is afgesloten. Een overdekte
beslagplaats is een gebiedende eisch en vindt gelukkig meer en meer toe-
passing.

Yoor welke gevallen wij den noodstal nog wenschen gebezigd te zien ?
Wel, voor de oudere zware werkpaarden en voor die kwaadwilligen, welke
bij het beslaan bepaald gevaar voor den smid en zijn helper opleveren!

Het hoefsmidsvak is een mooi, nuttig, belangrijk vak. Het behoort echter
tot de uitzonderingen, evenals min of meer bij alle andere bedrijven, dat

-ocr page 100-

afkeuren wanneer bii naardennbsp;i ■

geld in den noodst 1 Tn ;i;uw bnbsp;-zet of nadeel gere-

wordt gemaakt?nbsp;^nbsp;voorzien, hiervan gebruik

kunnen wordt ïk irhetquot; quot; quot;nbsp;vermeerderd

wanneer hij steeds kalm J r^quot; ' aanbeveling voor een hoefsmid,

beenen pas' opnee n^ nl hetTaanbsp;^^^^^^^^ ^^

maakt; het been ^^nbsp;T denbaar te hebben ge-

op de; jui teHydnbsp;^^^ - - ^eze kraclit

onnoodig slaat LT 'nbsp;^^ ^et paard nimmer

die eigenschappen nu eefs te, H Tnbsp;^^^er,

- opeens Je'n ander ^k ^e fr^^^ het dan maar altijd mogelijk

-nbeveling, soms echter niet En in d5t 1 T '

zoo goed moeeliik vnn. -Inbsp;•nbsp;^nbsp;trachten

te verfienr' OokTn anT 'nbsp;^ost

van menschen voop 7 T. fhoefsmidsvak komen tal
of hiervrr ::enl;t tebbnbsp;'nbsp;^^ -k bezitten

nog een anC be reS^te kSen^

zij geen ambtenaar zijn met valTk .nbsp;'

gestraft door het hebbfn van tr^ri^^Zr'

nadeel ondervinden ^ 'nbsp;^^ den noodstal of hiervan eenig

doch LTi Tnbsp;quot;quot;nbsp;van dieren gevoelen wij veel ■

doch ,oor bescherming van menschen nog meernbsp;'

dafrenboven t'd^quot;'nbsp;quot;nbsp;^^P^^®nbsp;die

an e frrpatf^T^'^r^^^^ quot;nbsp;^ en die ik ne^rgenl

een iovw^T 7' ^^ ^nbsp;gevallen den staart met

een tonw aan den bovensten dwarslalh mn den noodstal zoodat het Z t
sterk verzet formeel aan den staart komt te hangen

vinl'^inlrrtf'nbsp;^^^^ afkeurenswaardig

vindt, indien het bezigen van den noodstal reeds wordt veroordeeld. Dit is echter

-ocr page 101-

met ons niet het geval en achten ook zelfs die laatstgenoemde handelwijze
eenigermate te verdedigen, zonder te ontkennen dat in die handelwijze
eenige barbaarschheid is gelegen. Tot tweemalen toe hebben wij het, in
het verloop van een vijftal jaren, bijgew-oond dat een kwaadwillig paard,
geplaatst in den noodstal, voorzien van schoftketting en broek, zich zoo-
danig, onder de schoftketting door, achterover wist te werken dat het
royaal op den rug kwam te liggen. Dit is een angstvallige gebeurtenis,
die met eenige kalmte gewoonlijk ook weer goed afloopt, doch die voorkomen
zou zijn indien de staart ware opgebonden aan den achtersten dwarsbalk
van den noodstal.

A. W. Heide ma.

Een rapport van A. Lungwltz,

Directeur der Hoefsmidschool te Dresden en Redacteur van ygt;Der Hufschmiedquot;.

Op verzoek van den Eaad der gemeente Leipzig is door den heer Lung-
witz een rapport uitgebracht, betreffende de mogelijkheid om het blijven
vastzitten der paarden met hun stootijzers tusschen de tramrails en bij brug-
gen, hetgeen in die stad nog al veel schijnt te worden waargenomen, zoo-
veel als het kan, te voorkomen. Het zakelijk deel van het rapport, in zijn
geheel opgenomen in „der Hufschmiedquot; luidt als volgt:

ATTEST.

Om hoeven gezond te houden zijn de volkomen slichte ijzers beter dan
alle andere.

Het uitglijden der met slichte ijzers beslagen paarden is evenwel niet
absoluut uitgesloten.

Het blijven vastzitten der met volkomen slichte ijzers beslagen paarden
komt uiterst weinig voor.

TOELICHTING:

Voor het gebruik maken van slichte ijzers pleit de praktijk, daar deze aan-
wijst, dat dit beslag den hoef het gezondst houdt. Tot goed inzicht hiervan,
dient men zich de werking van het ijzer op den hoef en de gewrichten voor
te stellen. Men kan vooropstellen, dat alleen de onbeslagen hoef, daar hij
direct op den bodem rust, in zijn volkomen natuurlijke verhouding tot dien
bodem is geplaatst, hierdoor droogt hij niet uit en behoudt de hoornschoen
zijn natuui'lijke elasticiteit. De tegendruk van den bodem op de ondervlakte
van den hoef bevordert zoowel de elastische bewegingen van den hoornschoen
als die der ingesloten organen, wat weder een krachtigen toevoer van bloed
en dientengevolge een snelleren groei van het hoorn ten gevolge heeft. Het
onbeslagen paard glijdt niet uit, ten gevolge van de verschillende samenstel-
ling van het hoorn, waaruit de hoornschoen bestaat.

De beslagen hoef daarentegen is door het ijzer in een onnatuurlijke ver-

-ocr page 102-

houdmg ten opzichte van den grond gekomen en dit schaadt niet alleen
den hoef, maar ook de gewrichten. Hoe minder nu de zool en straal den
tegendruk van den bodem ondervinden en tevens hun natuurliike wiize van
bevochtiging, des te meer verliezen deze deelen hunne werkzaamheid de
hoet wordt nauwer, en wel vooral in de achterste hoefhelft. De hoefschoen
groeit langzamer, het hoorn droogt uit, wordt hard en broos. Deze nadeelen
zijn aan alle beslag verbonden, ook aan het slichte, hoewel aan deze in
mindere mate dan aan het beslag met stooten, daar hierbij de hoef verder
van den grond komt.

Op de gewrichten werkt het beslag nadeelig wanneer het paard niet op
een zuiver horizontaal vlak loopt, wat zeer dikwijls het geval is, zooals
bij sterk gewelfde straten, of wanneer het beslag niet goed is gemaakt
wat soms bij nieuw beslag voorkomt. Bij slichte ijzers en bij gelijfcmatigen
gang lijden de gewrichten niet, en wanneer dit soms toch het geval mocht
zijn, dan ontstaat de beschadiging door het overmatig gebruik of te zware
belasting van het dier.

__ Tegenover het slichte beslag staat dat met stoot en kalkoenen. Deze
Ijzers werken nadeelig op de gewrichten van het geheele been, daar slechts
3 punten den grond raken, n.1. de stoot en de kalkoenen.

Het ondersteuningsvlak is bij ijzers met kalkoenen een driehoek, die aan-
merkelijk smaller is dan bij het andere ijzer. Dit smalle ondersteuningsvlak
bevordert naast ongelijkmatige afslijting van het ijzer, tevens het kantelen
van den hoef, wat weder op de gewrichten van het geheele been inwerkt-
uitgezonderd hiervan zijn het schouder- en het heupgewricht. Het vroe^tiidi^
versleten zijn der paarden vindt hierin zijn oorzaak, hetgeen nog V de
hand wordt gewerkt door snellen gang op harde wegen. Alle gewrichten
der ledematen zijn bij het paard scharniergewrichten, uitgezonderd het schou-
der- en het heupgewricht, die tot de vrije gewrichten behooren, en onder-
scheiden zich daardoor van deze laatste, dat de bewegingen slechts naar
twee zijden n.1. strekken en buigen, is toegelaten. Zijdelingsche beweging
IS onmogelijk met uitzondering van het hoefgewricht, dat deze beweging
slechts in zeer geringe mate toelaat. Van dit standpunt bezien, moet het
Ijzer met stoot en kalkoenen dus het schadelijkst voor den hoef zijn. Het
Ijzer met kalkoenen, doch zonder stoot, hindert lang zoo veel niet, daar
het den hoet alleen in zijn achterste helft van den bodem brengt en ook
door het ontbreken van den stoot het steunvlak niet zoo smal maakt
Het breedste steunvlak geeft echter alleen het slichte ijzer
Van de practische zijde bezien heeft het slichte beslag minder waarde
dan het andere, daar het des winters bij sneeuw en gladde wegen niet
bruikbaar is. Bij gladheid zijn stoot en kalkoenen niet te ontberen, en
het spreekwoord: „Het hoefbeslag is een noodwendig kwaadquot;, treedt vooral
bij winterbeslag op den voorgrond.

Veel eigenaars van paarden meenen, dat slichte ijzers minder duurzaam
zijn, en laten ze daarom uit zuinigheid niet onderslaan.
Verder gelooven zij

kan ontstÏnnbsp;^quot;^glijden of vallen der paarden door dit beslag

Wat die mindere duurzaamheid aangaat, kan dit in zoover niet worden

-ocr page 103-

tegengesproken, want hierbij moeten eerst de stoot en de kalkoenen ver-
sleten zijn vóór het ijzer zelf in slijting komt. Wij stellen natuurlijk voorop
dat de eigenaar de versleten stoot en kalkoenen niet laat vernieuwen. Het
opnieuw aanbrengen van een stoot komt in Duitschland tamelijk veel voor
en slechts Dresden met omstreken maakt hierop een uitzondering.

De eigenaars van paarden laten zich hierdoor in twee groepen splitsen,
n.1. 1. die welke, een versleten stoot en -kalkoenen weder laten vernieuwen
en 2. zij die niets aan het ijzer laten doen voordat het geheel versleten is.
De paarden van laatstgenoemde eigenaars loopen feitelijk het grootste gedeelte
van de beslagperiode op slichte ijzers en verrichten toch hetzelfde werk als
toen die deelen nog niet versleten waren. Het feit, dat de paarden op de
slicht geloopen ijzers hun dienst soms weken lang op bevredigende wijze
doen, bewijst ten zekerste, dat de meening van sommige eigenaars niet de
juiste is, als zij beweren dat paarden met dit beslag niet kunnen trekken
of dat het uitglijden en vallen veroorzaakt, en dit alles op onkunde en
gebrek aan zakelijk oordeel berust.

Opgemerkt mag nog worden dat dit ook voor werkpaarden en zelfs voor
de zware en zwaarste soorten geldt.

Wie nog aan het glijden van beslagen paarden in den zomer mocht
gelooven, zullen wij de volgende verklaring geven. Wij moeten echter
vooropstellen, dat een volkomen tegengaan van het uitglijdeu, door welk
zomerbeslag dan ook, niet wordt verkregen.

De waarnemingen op de verschillende bestratingen of op de in het land
arbeidende paarden geeft het volgende:

Op grint- en klinkerwegen glijdt geen paard met slicht beslag uit.
Deze wegen en straten zijn altijd voldoende ruw en laten het uitglijden
hoogstens onwaarneembaar toe. De paarden, van dit beslag voorzien, gaan
op deze wegen goed en vast, zelfs in bergstreken, zooals in Zwitserland en
op het eiland Wight, hetgeen daarvoor het beste bewijs is. De gevaarlijke
straten zijn die in de steden, en dan zijn er nog steden waar men tever-
geefs naar stootijzers zal zoeken, b.v. Londen, Parijs, Milaan, Rome en
ten deele ook Brussel. In al deze steden beslaat men de voorhoeven met
' slichte en de achterhoeven met ijzers zonder stoot doch met kalkoenen. Ge-
heel anders is het echter in de groote steden van Oostenrijk-Hongarije en
Rusland; daar komt het stootbeslag bijna zonder uitzondering voor en slicht
beslag ziet men bij koetspaarden bij uitzondering. Een voldoende verkla-
ring voor het verschil bij al die steden is niet te geven. De Oostenrijksche
huurkoetsiers en de Russische koetsiers rijden sneller in verhouding tot de
andere en zijn de meening toegedaan dat paarden met slicht beslag glijden
en vallen. Zeer zeker biedt het stootbeslag of dat met kalkoenen meer ga-
rantie voor uitglijden, daar het paard, wanneer het over een of meer stee-
nen is gegleden, spoedig met de stoot of een der kalkoenen in een gleuf
tusschen de steenen geraakt, wanneer er ten minste gleuven in den weg
voorkomen. Londen en Parijs zijn steden waar reeds sedert vele jaren goed
onderhouden gladde wegen voorkomen en toch zal men er het stootbeslag
tevergeefs zoeken, daar men aldaar door veeljarige ondervinding weet dat,
onverschillig welk soort paarden, deze op dit beslag minder glijden dan op dat

-ocr page 104-

SnLtt'';nbsp;waargenomen dat de hoeven in voortref-

SÏ^etg™^^nbsp;-nbsp;bewijs dat het

wiitn'quot;' HeT*' 't'^r r^nbsp;vindt men verschillende beslags-

r, rnbsp;of niet kalkoenen

We »If,nbsp;het „iehtenbsp;l quot;JeTlen

ten heeft Bij het la.trte ,j,er i, de rteunvhkte (a.o™ki„) „.j dei Lien,

Z oTZ IT'quot;'nbsp;geschiktheid van vele straatplave seÏ

Z].r„T' 1nbsp;»quot;»«»'»•«■So. SMeu „eenen, hetgeen doo?

rinrr \ ,,nbsp;quot; '■-'»quot;'•««g i. glad Mi d~.

«nd en „ok b.j regenachtig we.r^ Zelf, „ootij„„ „f die It
SteAe welving van den .eg „aakt dat d. diere» op een „ngeliik vlak

nenhel t op den grond, waardoor de gang minder vast is

-ocr page 105-

ons niet verwonderen dat steeds klachten, hetzij gegronde of ongegronde,
over het uitglijden worden gehoord. Te kort aanspannen en het te sterk
inkorten van den opzet, waardoor hoofd en hals in hunne bewegingen worden
belemmerd, verhoogen, vooral wanneer te snel om de hoeken der straten
wordt gereden, het gevaar van glijden.

Om het gevaar van blijven vastzitten, b.v. tusschen tramrails, zooveel
mogelijk te voorkomen, is het gewenscht de eigenaren van paarden te wijzen
op de mindere waarde van het stootbeslag en hun de deugdelijkheid van
bet slichte ijzer te verklaren. Vooral moet er op worden aangedrongen dat
tenminste de voorhoeven van stootijzers verschoond blijven en voor de achter-
hoeven van zware werkpaarden is het aanbevelenswaardig dat aldaar de stoot
zoo kort mogelijk is, zoodat het blijven vastzitten in de rails niet mogelijk
is. Voor lichte tuigpaarden is het aanbrengen van een stoot overbodig;
hier zijn slichte ijzers voor de voorhoeven voldoende en die met kleine kal-
koenen voor de achterhoeven. Wordt den eigenaars er verder nog nadruk-
kelijk op gewezen dat, wanneer de stoot en kalkoenen zijn versleten, het
paard feitelijk op slichte ijzers loopt, dan zou er licht in de wijze van be-
slaan spoedig verbetering komen.

Het uitglijden op slicht beslag kan bovendien nog aanmerkelijk worden
tegengegaan door het bezigen van touwijzers als de vorm van den hoef dit
slechts toelaat; verder door andere inlegsels, b.v. gevlochten stroo, gevlochten
cocosvezel, vilt, kurk of hoefkit. In alle gevallen staan den eigenaars
soorten van beslag ten dienste, die het uitglijden, zoo goed als geheel knnnen
voorkomen.nbsp;S.

INGEZONDEN STUKKEN.

Mijnheer de Hedacieur!

Vergun mij voor onderstaande regelen een plaatsje in uw veelgelezen
maandblad. In de laatst verschenen Juni-aflevering werd in het stuk „Vak-
belangenquot; en ook in het ingezonden stuk van den heer K i m m e 1 te Gouds-
waard uiteengezet, hoe door sommige gediplomeerde hoefsmeden nog volgens
de oude sleur werd beslagen. Ik kan niet nalaten er op te wijzen, dat de
schuld van slecht beslag in vele gevallen schuilt bij de eigenaars der paarden
zelven. Want het is immers aan vele smeden bekend, dat waar men zuiver
model beslag in toepassing wil brengen, men veel tegenwerking ontmoet bij
het paardenhoudende publiek zelf. Want verreweg de meeste eigenaars willen
hebben dat men hunne paarden beslaat zoo als het hun het beste voorkomt
en
niet zoo als de smid zulks noodig acht voor het welzijn der voeten. Doet
de smid zulks niet, dan gaan de eigenaars immers naar een anderen smid,
die
ivel zoo beslaat. Er rest dus voor een kundigen hoefsmid niets over dan
te beslaan zooals het de paardenhouders belieft. In vele gevallen is dan zulk
een beslag dwars tegen de voorschriften in.

Het bovenstaande is een onloochenbaar feit. Waren echter de eigenaars
van paarden beter op de hoogte met hetgeen
c/oed en slecht was voor de
voeten, dan werd er weinig of geen slecht beslag meer gelegd, want zij

-ocr page 106-

zouden er zeiven de meeste zorg voor dragen. Nu meen ik Mijnheer de
Eedacteur, wil men tot een algemeen goed beslag komen, dat er dan pogin-
gen in het werk gesteld moeten worden om de paardenhouders op de hoogte
te brengen met wat goed beslag is voor het welzijn der hoeven. Het is
mijn vaste overtuiging dat dit ook een weg zou wezen in de goede richting.

Onder dankzegging voor de verleende plaatsruimte, teeken ik mij

Hoogachtend,

Uw Bib. Bn.

Ulrecht.nbsp;A. V. d. Leun.

VRAGEN EN ANTWOORDEN.

Vraag: Is er ook een middel tot meerdere bevordering van den groei
van het hoorn ?

L.nbsp;A. B.

Antwoord: Om den hoorngroei te bevorderen is het van het meeste be-
lang het paard zooveel mogelijk stappend werk te laten verrichten op een zach-
ten bodem. Hierdoor ontstaat zeer weinig slijting, alle deelen der onder-
vlakte van den hoef dragen gelijkmatig, de uitzetting ende samenkrimping van
den hoef vinden afwisselend zeer goed plaats, de bloedsomloop wordt er door
bevorderd. En een flinke bloedsomloop brengt immers aanhoudend betrekke-
lijk veel nieuw bloed, voorzien van voedingsstoffen. Deze voedende deelen
worden door den hoeflederhuid (de vleezige deelen, het leven) verwerkt en
ten deele vervormd tot hoorn.

Gewoonlijk komt men eerst tot den wensch om den hoorngroei te bevor-
deren, nadat de hoeven te kort of brokkelig zijn geworden. Nog dezer dagen
kregen wij een patiënt in behandeling waarbij de wand en de zool veel te
sterk waren afgeloopen, doordat het paard eenvoudig onbeslagen voor werk
over een grintweg, gedurende verscheiden dagen aaneen, was gebezigd. —
ISoms legt de smid ijzers onder die geen zuiver horizontale draagvlakte be-
zitten, of dat het ijzer wordt ondergeslagen terwijl de draagvlakte van den
hoef niet zuiver horizontaal is besneden, in welke beide gevallen het ijzer
niet goed aansluit of draagt. Dit heeft op den duur bijna altijd tot gevolg:
1°. veel losse ijzers, en 2°. brokkelige hoeven. — Het ligt voor de hand
dat hierbij in de eerste plaats de oorzaak moet worden weggenomen, het
beslag of de uitvoering hiervan of beide moeten worden verbeterd.

Het is mogelijk dat in een bepaald geval geen stapvoets werk op een zach-
ten bodem, kan worden verstrekt, ja zelfs niet een van beide. Men moet
dan toch zooveel mogelijk trachten het zoogenaamde hoefmechanisme, in
hoofdzaak de regelmatige uitzetting en samenkrimping van den hoef, te be-
vorderen. Het beslag moet correct worden uitgevoerd, fijne nagels worden
gebezigd, die, als het eenigszins kan, direct in de goede richting dienen te
worden aangezet en doorgeslagen, de hoef zoo weinig mogelijk worden beraspt
om de dek- of glazuurlaag te bewaren. Stoot en kalkoenen moeten, als het
kan, worden weggelaten, het aanwenden van kunsthoorn of van Engelsche
hoefzolen kan in sommige gevallen zeer nuttig werken.

-ocr page 107-

Mogelijk is het uwe bedoeling een middeltje, een smeerseltje te leeren
kennen, waarvan de aanwending op zich zelve reeds een goeden hoorngroei
zou kunnen bewerkstelligen. Is zulks het geval, dan moeten wij u helaas
grootendeels teleurstellen. Gij kunt dit trouwens zelve gemakkelijk nagaan,
indien u zich den bouw en de levensverrichtingen van den hoef maar goed
voor den geest stelt. Het is volstrekt geen geheim dat nu en dan laurier-
zalf wordt aangewend om de kronen te prikkelen , in de hoop hierdoor den
bloedstoevoer naar de vleeschzoom en den vleeschkroon te bevorderen en zoo-
doende ook het afgroeien van den hoornwand, doch veel resultaat moet men
zich hiervan niet voorstellen. Bovendien behoort dit feitelijk tot het terrein
van den dokter, doch vrij zeker zal ieder veearts wel bereid zijn u aan eenig
laurierzalf te helpen, zoo gij dit smeersel bepaald eens zoudt willen bezigen.
Ben rationeel beslag en een doelmatige hoefverpleging zijn evenwel
de mid-
delen ter verbetering, hoewel in hun toepassing veel moeilijker dan „het
middeltje.quot; Intusschen zij sluiten elkaar niet uit en kunnen tegelijk worden
toegepast.
nbsp;Redactie.

KORTE MEDEDEELINGEN.

—nbsp;Te Heerenveen wordt een ciirsiis in hoefbeslag gehouden onder leiding
van den Bijksveearts .Joh. Plet te Heerenveen, terwijl deze voor de praktijk
geadsisteerd wordt door den te Amersfoort Gedipl. hoefsmid J. W. de .Jong.

15 leerlingen, waarvan de leeftijd varieert van 19—47 jaar, volgen de
theoretische lessen. Waarschijnlijk zullen hiervan 9 a 10 tot de practische
lessen worden toegelaten. De cursus bestaat uit 5 theoretische lessen, elk
van 2 uur, en 10 practische, ieder van 4 uur, en gaat uit van de Vereeni-
ging „Het Paarden-Stamboek voor Frieslandquot;, met behulp van Rijks-subsidie.

—nbsp;Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. L. Koster, sedert 16 Januari
1899 als leerling aan deze inrichting geplaatst, heeft 17 Juni j.l. deze ver-
laten, het bewijs ontvangen met goed gevolg zijn leertijd te hebben volbracht
en zich thans te Godlinze, gem. Bierum, prov. Groningen, gevestigd.

_ In het „Kort Verslag der 376e Vergadering v/'h Hoofdbestuur der Hol-

landsche Maatsch. v. Landbouwquot; op 28 -Juni j.l. te Amsterdam gehouden,
werd behandeld: Het verzoek der Vereeniging
„de Ambachtschool voor Alk-
maar en omstrekenquot;
om subsidie voor den cursus in hoefbeslag die de Veree-
niging met steun ran het Rijk, de Provincie en de Gemeente zal oprichten,
met mededeelingen omtrent het te geven onderwijs en de voorwaarden van
deelneming.

Wordt besloten een jaarlijksch subsidie van ƒ150 te verleenen, tot weder-
opzeggens toe.nbsp;(ïv'ed. Landb. Weekl. no. 27.)

—nbsp;Koninkl. Hoefsmidschool te Landshut (Duitschland). Op 6 Juni j.l.
werd aan deze school, na gehouden examen, de 2de cursus van dit jaar ge-
sloten. 12 leerlingen namen aan het examen deel. De eerstvolgende cursus
vangt aan op 2 October a.s.
nbsp;{Der Hufschmied, 1899, 7.)

. _ Het internationaal patentbureau Carl Fr. Reichelt te Berlijn

deelt mede welke zeer uiteenloopende artikelen wel voor vervaardiging van
hoefijzers iu de verschillende deelen der aarde dienst doen.
De grootste tegen-

-ocr page 108-

stelling van onze ijzers vindt men in Japan, waar ze meestal uit stroo
worden gemaakt en dan den naam
hoefijzer niet meer verdienen. Eveneens
kan men dit van liet beslag in IJsland zeggen, waar men het maakt uit
ramshorens. In het dal van den Oxus (Klein-Azië) gebruikte men vroeger
de horens van berggeiten, die dan met nagels, uit been vervaardigd, aan
den hoef werden vastgemaakt. In Soedan bekleedt men de hoeven met
kameelhuid; in Australië heeft men het eveneens met koehuid geprobeerd.
— Een Duitsche uitvinding van den laatsten tijd is het ijzer van papier,
dat met olie is doortrokken. Dit kan men in zooveel lagen als men ver-
kiest aan den hoef doen kleven, waardoor men in staat is, dit op de
gewenschte dikte te krijgen.
nbsp;{Idem.)

BRIEFWISSELING.

—nbsp;Den heer K. H. te TT. Wij meenen dat er weinig onderscheid bestaat
tusschen de gewoonten, of alle niet van ons afkomstige stukken van een
onderteekening te voorzien en de van de redactie afkomstige artikelen on-
geteekend te plaatsen, of die door de red. geschreven epistels ook te onder-
teekenen. De quaestie laat ons vrij wel koud, en zullen in verband hiermede,
uwe bedoeling zeer waardeerende, voortaan de redactioneele artikelen ook
teekenen.nbsp;(Eed.)

—nbsp;Sedert 15 Juni is ingekomen een postwissel a f 2.25 voor 2de, 3de en
4de kw. '99 van
K. T. Smits te R.

Binnen-

Advertentiën.

DE HOEFSMIDquot;nbsp;^^^ P'^^isen van het Bi,

''nbsp;land en 7 van het Buitenland gelezen.

Kunsttioorn,

voor Hoefbeslag,

verkrijgbaar in de chemicaliën- en
droger ij en-handel van

K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,

te Dordrecht.
PRIJSCOURANTEN voor HH. Vee-
artsen op aanvrage gratis.

HET PAARD,

Geïllustreerd Maandblad, gewijd aan Paarden-
fokkerij en Paardenkennis in uitgebreiden zin.

Redacteur-Uitgever A. W. HEIDEMA.
VIJFDE JAARGANG.

Prijs per jaar fr. p p. ƒ3.— voor
Nederland, ƒ3.50 voor O. en W.-Indië
en het buitenland.

Engelsche veerkrachtige

HOEFZOLEN voor paarden met gevoelige of gebrek-
kige hoeven.

Deze zolen worden zeer geroemd en zijn in alle afmetingen
verkrijgbaar.
CIRCULAIRES op franco aanvrage bij:

W. A. H. VAN HORSEN, Utrecht.

-ocr page 109-

HET BESLAG MET GEWICHTSIJZEES,

DOOE

J. DÖRING.

Ingevolge de opdracht van mijn geëerden chef, den heer Lungwitz,
om een artikel te schrijven over de aanwending van gewichtsijzers, wil ik
in de volgende regelen beproeven, de geachte lezers van dit Blad, de daar-
over door mij gedane ervaringen mede te deelen.

Onder gewichtsijzers verstaat men zoodanige, waarbij of de buitentak of
het toongedeelte breeder wordt gesmeed, zoodat aan deze gedeelten het
meeste gewicht komt. In verband hiermede onderscheidt men ijzers met
zijgewicht of met toongewicht. Deze ijzers zijn het eerst van Amerikaan-
sche zijde aangegeven. Zij hebben ten doel de paslengte van het paard te
vergrooten en zoodoende bij harddraverijen een bepaalden afstand in korto-
ren tijd te kunnen afleggen. Volgens waarnemingen van Amerikaansche
rijders moet die grooter verkregen snelheid per Engelsche mijl (1609 M.) 2
tot 5 seconden bedragen.

Bij zulke harddravers slaat men lichte, z.g. harddraversijzers onder en
verzwaart dan den hoef met een koperen gewicht van 50 tot 190 gram.

Deze gewichten worden
bij de voorhoeven beves-
tigd aan een toonuitsteek-
sel van het ijzer , dat juist
op de plaats van de toon-
lip zit en de richting van
den hoornwand heeft. De
onder- of achtervlakte van
het gewicht heeft een zwa-
luwstaartvormige insnij-
ding, welke juist het
toonuitsteeksel in zich
kan opnemen. Verder zit
er dwars door het kope-
ren gewicht een gat, in
welk kanaal juist een
schroefje past, waardoor
het gewicht sterker aan
het uitsteeksel wordt be-
vestigd. Bij de achterhoeven komt het gewicht op den buiten-hoornwand
(zie de figuren op de volgende blz.).

-ocr page 110-

De bevestiging van het ijzer met zijgewicht wordt nog wel op twee ver-
schillende manieren bewerkstelligd. In de eerste plaats zooals nit voren-
staande figuur 1 duide-
lijk is te zien en in de
tweede plaats meer in
denzelfden trant als
plaats vindt met het
toongewicht bij het
voorijzer, met dit ver-
schil dat het uitsteek-
sel, de gewichtsdrager,
niet aan het ijzer is

Achterhoef met harddravernjzer beslagen en met vastge- vastgesmeed. Bij de
gespt gewicht: a haak van het
gewicht, welke geschovennbsp;manier heeft

is in een verdieping tusschen draagrand en ijzer, b koperen

gewicht, c schroef, welke de ijzeren plaat, voorzien van men dus aUeen een
het oog d, met a en 6 vereenigt,
e riemen.nbsp;ijzeren haakje, dat

steun vindt tusschen den hoef en het ijzer, terwijl bij de tweede methode
in plaats van een haakje een bepaalde gewichtsdrager is aangebracht; het

laatste ziet men weergegeven in nevenstaande figuur 3.

Een paard, met dergelijke zij ge-
wichten voorzien, zal achter wijder
gaan dan voor dien tijd het geval
was, en zoodoende zijn achterhoe-
ven tijdens het draven naast en ook
voorbij zijn voorhoeven kunnen
plaatsen. Door het toongewicht
wordt een voorhoef, in verband met
de slinger- of middelpuntvliedende
kracht, niet alleen recht, maar ook
zoover mogeli-ik vooruitgeworpen.
Om zich de werking dezer gewich-
ten duidelijk voor te stellen, kan

men ze bij zijn eigen voeten aanbrengen en dan gewoon trachten te loopen.
Bindt men b.v. aan de buitenzijde van den voet een gewicht of een ander
zwaar voorwerp, zoo heeft men bij het verplaatsen van het been onwille-
keurig neiging om dit meer uitwaarts naar voren te brengen.

Op dezelfde wijze werken de gewichtsijzers, waarbij de ijzers, hetzij aan
den toon hetzij aan de buitenzijde,
verzwaard en uitgesmeed zijn. (Deze zijn
vroeger reeds in „De Hoefsmidquot; beschreven en op de volgende blz. opnieuw

afgebeeld).nbsp;^nbsp;• i .

Sedert 1893 zijn aan de hoefsmidschool te Dresden proeven met gewichts-

iizers genomen, n.1. bij het klappen en bij het strijken, welke proefnemin-
gen een bevredigend resultaat hebben opgeleverd. Het spreekt van zelf dat
men er ook steeds naar moet streven om andere, mogelijk bestaande, ge-
breken, die aanleiding kunnen geven tot klappen of strijken, tevens zoo-
veel mogelijk weg te nemen.

1°. JHappen. In 1894 werd een Eussische harddraver, die zich door

-ocr page 111-

Al LRAT,

toeliclioorendo aaii W. E. IIoJtAS te Eext, prov. Drente.

VAN MARLE,

toebehoorende aan K. Hendriks te Ilavcltc, prov. Drente.

-ocr page 112-

çftm
r» '/T^x-iji Ol

M

m

-ocr page 113-

Fig. 4

Amenkaansoh toongewichts-ijzer.

^lakte der Hoeve, 'de ruimte goed met iut

zich aan de achterhoeven juisTtquot;'; Z,nbsp;^^ ^^^^^^^

-oor tusschen de ijzertakken in den toon r Wnbsp;' ^^

van terzijde gezien was voor en achterTt . 'nbsp;^^d^-aten

-enigszins stomp van vorm lehte Je d ITnbsp;^^ ^^ —

. met sterke kleine zijlippen, dt bui elk . T-'nbsp;---en

dat de geheele buiten!foolhelft ^et quot;nbsp;en zwaar, zoo-

was. De binnentak werd daar;nrelnbsp;bedekt

ruimte was voor het aanbrengen vaf elnbsp;«^^^^ts
verder naar achteren geplaatst dan ge^nk

tet toongedeelte zoo breed uitgesmeed dafnbsp;^^

ƒ raai kwamen, de verzeneinden entetn ' ^nbsp;d«-

draagrand van den hoef. De opvuU ng mefL^nbsp;quot;

ren zool naar onderen een gewelfd voort .nbsp;dat de lee-

adat'hetnbsp;' -ZZrnbsp;^^ ^^nbsp;wa-

den hoef had

verplaatst.nbsp;^^^ meer naar de binnenzijde van

-- -^--ts opne-

een meer naar voren brengen f' Ï ^oongewichten der voorhoe-
feemt men een met toongeSte; bTl

draf - ^en moet zfch dta^or '-
plaatsen ,oo ziet men da het Zdnbsp;^^^ het paard

^mt, terwijl het too^edeer'! TetT ^ ^''^-^^-deelten op den

hetnbsp;- -s later ook dufdel k aan de^e

2onbsp;-erzeneinden waren afgesleten ^

-ocr page 114-

is in geheel Noord-Amerika en ook aan de overige hoefsmidscholen, b.v. aan
de universiteit in Pennsylvanië, in gebruik. Practische oefeningen, zooals
het beoordeelen der paarden voor zoover dit het beslag betreft, het smeden
en passen van het ijzer enz., zooals mij dit aan de hoefsmidschool te Dresden
is geleerd, hebben hier niet plaats. Er wordt alleen onderwijs gegeven in
den bouw van den hoef. De leerlingen hebben het grootst mogelijke on-
derscheid in jaren; men vindt er mannen met grijze haren, zoowel als piep-
jonge knapen onder.

Yoor het beslag gebruikt men zoowel handwerks- als fabrieksijzers. De
fabrieksijzers zijn geperst en meest slicht, doch er zijn ook met stoot en
kalkoenen; in het oosten van N.-Amérika worden vooral handwerk-ijzers
gebruikt, in het westen vooral fabrieksijzers ondergeslagen.

Naast het bovengenoemde leerboek van A. Lungwitz bestaan er nog eenige
andere, waarmede ik mij echter niet best vereenigen kan. Ik zal eenige
voorbeelden geven.

In de eerste plaats is het boek „Het Paard, door Pitscherquot;, te noemen.
Deze schrijver is een groot tegenstander
van lippen aan hoefijzers. Hij zegt:
„Had ik de macht wetten te geven, dan kwam er een wet, waarbij elke
hoefsmid die lippen aan het hoefijzer trekt, in een verbeteringsgesticht werd
geplaatst, totdat hij geleerd had een ijzer zonder lippen onder te slaan.
De lip hindert den voet. De gevolgen er van zijn hoornscheurenquot;. Het
gesloten (balk)ijzer keurt hij ook af en zegt er van, dat het steeds schadelijk
werkt. Voor hoornscheuren, steengallen, klem- en knolhoeven beveelt hij
een slicht ijzer met doorgebogen verzeneinden aan, een product van eigen
vinding, waarmede hij verklaart in zijn 37
-jarige praktijk steeds goede resul-
taten te hebben verkregen. — Voor de behandeling van steengallen en nagel-
tred geeft hij de volgende voorschriften: „Snij de gal er goed uit, totdat
er bloed komt. Neem een mes dat aan beide zijden geslepen is en waarmee
men dus dieper kan inboren, zonder een groot gat te maken. Giet het gat
vol zoutzuur en
brandt het dan met een gloeiend ijzer waardoor de steengal
verdwijnt. Gebruik geen gesloten ijzer, doch een met doorgebogen verzen-
einden. Komt u een ijzer met stoot en kalkoenen gewenscht voor, zet dan
een losse kalkoen voor het omgebogen gedeelte. Vul het gat met teer en
boomwol, dat het vuil verwijderd houdt en den hoorn geneest. Een zachte
steengal moet men goed laten uitbloeden, hetgeen ontstekingen voorkomt, en
overigens behandelt men ze als boven beschreven.

Met ditzelfde mes verwijdert men ook ingetrapte nagels of boort het gat
uit waar de nagel heeft gezeten. De hoofdzaak is weer, zorg te dragen voor
goed uitbloeden, opdat het gift kan wegkopen. Vul dan het gat met zout-
zuur en brandt dit met een gloeiend ijzer uit. Vul dan het gat met teer
op en de geheele zool met paardemest. Is het paard den volgenden dag nog
kreupel, laat de wond dan opnieuw goed uitbloeden, opdat ettering moge
worden voorkomen. Het zoutzuur vernietigt het gift en de teer geneest de
wond. Is de kreupelheid dan nog niet verdwenen, dan de wond maar weer
laten uitbloeden en de hoef met lijnzaad inslaan, dan zal het paard zeker
genezen.quot;

Een ander leerboek is: „Wetenschappelijk hoefbeslag,quot; door Prof. Eussel.

-ocr page 115-

Het boek is helder en duidelijk geschreven en gemakkelijk verstaanbaar.
De schrijver geldt als een autoriteit op het gebied van het hoefbeslag. In
enkele opzichten meen ik mij niet te kunnen vereenigen met zijne inzichten,
b
V hij wil hebben dat een ijzer even goed moet passen voor een linker-
als voor een rechter hoef, daar bij een normaal gevormden hoef de binnen-
zijde evenveel buiging zou bezitten als de buitenzijde.

Ik heb steeds vastgehouden aan datgene wat mij in mijn oud vaderland
is geleerd. Natuurlijk heb ik meermalen meeningsverschillen met mijn werk-
gevers gehad, doch het is mij steeds gelukt mijn standpunt te verdedigen
en te behouden. Ook, nu ik onafhankelijk en zelfstandig ben, zal het steeds
mijn streven zijn, het mij op de hoefsmidschool te Dresden geleerde, en de
Duitsche hoefsmidskunst in eere te houden.

(u. „Der Hufschmiedquot;).

VRAGEN EN ANTWOORDEN.

Traag nO. 7. Ik heb een twenterpaard op beslag, die erg op de buiten-
zijde van zijn rechter achterhoef loopt. Ik heb hem een keer beslagen met
gewone slichte ijzers en den binnen-hoornwand zooveel mogelijk ingekort.

De buitenkant van het ijzer is bijna versleten en de binnenkant nog bijna
niets. Zou hier ook iets aan te verbeteren zijn?
E

A n t w o o r d: Het gelukt niet altijd om in een dergelijk geval verbetering
aan te brengen. Versmalt den binnen-hoornwand wel, doch kort hem met
meer in dan noodig is om het dier op de geheele draagvlakte te laten rusten.
Neemt een ijzer waarbij de buitentak zeer breed is en de binnentak zeer
smal, de nagelgaten 4 aan de buiten- en 1 aan de binnenzijde, in den toon.
Wilt het verloop later eens in „De Hoefsmidquot; meedeelen.nbsp;Bed.

KORTE MEDEDEELINGEN.

—nbsp;Cursus in hoefbeslag te Leiden. Nog in deze maand (Augustus) zal
worden begonnen met den cursus in hoefbeslag, te geven in de Ambachts-
school te Leiden en uitgaande van de Holl. Maatschappij van Landbouw,

afdeeling Leiden en omstreken.

Het theoretisch onderwijs zal worden gegeven door den heer D. van
G-ruting, rijksveearts te Leiderdorp (tevens directeur van den cursus), ter-
wijl als onderwijzer in de practijk zal optreden de heer A. Löwen stein,
Mr. Hoefsmid bij het Depot Bscadron Huzaren te Leiden.

_ Cursus in hoefbeslag te Dokkum, gehouden vanwege de Vereeniging
„Het Paardenstamboek voor de Provincie Frieslandquot;. De cursus vindt plaats
onder toezicht van den heer districts-veearts in Friesland. ' Het theoretisch
onderwijs wordt gegeven door den heer B. Tacoma,
rijks-veearts te Imsum,
terwijl het practisch onderricht geschiedt door den heer Tinga, mr. smid te
Winsum (Fr.). — 18 leerlingen nemen aan den cursus deel.

—nbsp;Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. De leerling L. Koster heeft
op 17 Juni j.l., na een verblijf van vijfmaanden, een verklaring ontvangen

-ocr page 116-

in dit tijdsverloop met goeden uitslag een cursus in hoefbeslag te hebben
gevolgd. Dit is reeds in de vorige aflevering vermeld, doch niet dat de
opengevallen leerlingplaats den 19 Juni daaraanvolgende is ingenomen door
H. Homan te Niehove, die dus thans de jongste der drie leerlingen is.

— Opleiding hoefsmeden. Twee jongelingen werden het afgeloopen jaar aan
de rij- en hoefsmidschool te
Amersfoort wederom opgeleid, wier getal daar-
door klom tot 23. Bovendien kon, dank zij den door het Eijk verleenden
steun, w-ederom een cursus voor hoefbeslag binnen de provincie worden ge-
houden, waartoe
Heerenveen werd aangewezen, ten einde de hoefsmeden in
het zuidelijk deel de gelegenheid te openen, zich in het hoefbeslag te bekwamen.

Een 9-tal hoefsmeden hebben dien cursus met goed gevolg bezocht, waar-
door het getal langs dezen weg gevormde hoefsmeden tot 49 is geklommen.

Hoewel het hoefbeslag in deze provincie ook door deze opleiding aanmer-
kelijk is verbeterd, zoo blijft het getal smeden, dat naar eene gelegenheid
tot opleiding uitziet, nog groot. (u.
„Med. en Ber. der Fr. M. v. L.quot;)

—nbsp;Overijsel. Volgens een mededeeling gedaan op de algemeene vergade-
ring der Overijselsche Landbouwmaatschappij, gehouden op 17 Juli j.l. te
Hengelo, zullen dit jaar te Staphorst en den Ham (prov. Overijsel) cursussen
in landbouw en hoefbeslag worden gegeven.

—nbsp;Fabrieks- of handwerksijzers. Voor eenigen tijd is in „Der Hufschmiedquot;
ook aangegeven, dat het meer aanbeveling verdiende van zelfgesmede ijzers
gebruik te maken, dan van fabriekmatige. Hierover is thans door H. L.
een schrijven gericht tot de Eedactie van genoemd Blad, waarin de Schrij-
ver zijn verwondering uitdrukt, dat die fabrieksijzers zoo van verschillende
zijden worden veroordeeld. Hij zegt o. m. het volgende: „Wij landsmeden
zijn gedwongen uit een financieel oogpunt ook fabrieksijzers te gebruiken.
Ook hebben tal van gezellen er op tegen om bij het maken van hoefijzers
voor te slaan. In kersmederijen gaat dat beter; daar moeten de jongelui
wel. Hij geeft toe dat fabrieksijzers altijd nog gebreken hebben, maar bij
gezonde en zeer goede hoeven zouden zij zeer goed kunnen worden toege-
past. JSTaar mijne opvatting moet men er naar streven, dat de meesters en
gezellen meer belang hebben bij het hoefbeslag dan thans het geval is, en
vóór tot de uitoefening er van te worden toegelaten, aan een degelijk exa-
men hebben voldaan.quot;

De Eedactie van genoemd Blad zegt, dat de beschouwingen van den
Schrijver aandacht verdienen, dat het bij de tegenwoordige toestanden niet
altijd mogelijk is handwerksijzers te gebruiken, en merkt op dat de fabrieks-
ijzers ook niet absoluut worden veroordeeld. Ook wij, zegt de Eedactie,
hebben tegen de aanwending van
correct gevormde fabrieksijzers geen be-
zwaar, doch de Duitsche half afgewerkte fabrieksijzers zijn niet correct.
De geachte Schrijver vergist zich in de bewering: „een kundig hoefsmid kan
ook met fabrieksijzers een goed beslag leveren, wanneer hij de ijzers maar
goed richt.quot; Met richten, geachte heer LP — Juist goede hoefsmeden
hebben ingezien, dat zulks onmogelijk is, wanneer men te maken heeft met
onregelmatige hoeven, b.v. toontredenden stand. Wij zijn er van overtuigd,
wanneer gij dit zelf eens probeert, gij van uwe oorspronkelijke bewering
zult terugkomen. Zoolang als alle hoeven nog niet regelmatig van vorm

-ocr page 117-

zijn, of er voor alle abnormale hoeven nog geen passende fabrieksijzers ver-
krijgbaar zijn gesteld, is het nog noodzakelijk, dat de smid een goed hoef-
ijzer moet kunnen maken, wanneer hij het beslag correct wil uitvoeren.

— Op een andere plaats is in „Der Hufschmiedquot; de volgende vraag be-
antwoord: „Ik heb eenige
landbouw-paarden te beslaan waarbij de wand
vanaf het ijzer tot aan de nieten zoo los en rottend is, dat ik het nieuwe
ijzer zeer licht moet nemen en de nagels zoo hoog mogelijk slaan om het
ijzer 3 tot 4 weken te kunnen vasthouden, en dan is alles precies weer als
bij het vorige beslaan. Ik bestrijk na het beslag ieder hoef met bruine teer.
Kan dit in sommige gevallen ook schadelijk werken en
wat raadt u mij te doen 2quot;

De oorzaken van dezen gebrekkigen toestand liggen in een verkregen
slechte kwaliteit van den hoefhoorn, ten gevolge van slecht passende ijzers
of van een te mager stampen der nagelgaten. Bij zoodanig schraal geplaatste
nagelgaten wordt of alleen in den hoornwand genageld en deze dus te veel
gespleten, óf het ijzer is te klein waarbij de nagelgaten dan wel op de witte
lijn komen, doch er veel te veel van den hoornwand wordt weggeraspt.
Juist dit sterke raspen neemt den besten wandhoorn weg en werkt het rotten
en brokkelig worden van den zachteren wandhoorn in de hand. — De ge-
brekkige toestand is niet gemakkelijk te verbeteren en alleen van lieverlede
te verkrijgen door steeds op de zorgvuldigste wijze te beslaan. De paarden
mogen niet veel en zwaar werken. daar de ijzers anders gemakkelijk worden
verloren. Mocht dit voorkomen, dan is het meermalen noodzakelijk de dieren
buiten dienst te stellen, wanneer men ten minste het doorloopen van de
zool en een ontsteking van de hoeflederhuid wil voorkomen. — Ten opzichte'
van het beslaan het volgende: Bij het besnijden behooren alle losse deelen
van den draagrand nauwkeurig te worden verwijderd. Barsten en kloven
in den draagrand moeten tot aan hun begin worden blootgelegd, omdat
van hier uit de beterschap moet aanvangen. Men neemt een licht balk-
ijzer van beste en vrij harde kwaliteit, draagt zorg voor kleine nagel-
gaten, goed passende nagels, die juist moeten komen op plaatsen waar
de wandhoorn het sterkst is. Men moet zich er niet aan storen of de
nagels in den toon of in de verzenen worden geslagen, doch er voor zorgen
dat de ijzers zoo vast komen te zitten, dat vóór het vernieuwen van het
beslag, minstens 6 weken kunnen heengaan. — Verder draagt men zorg,
dat ijzer en hoef op alle plaatsen zooveel mogelijk aansluiten, zoo noo-
dig met behulp van kunsthoorn. De draagvlakte moet in den toon iets
afhellende zijn van den buiten- naar den binnenrand, doch bij de zij- en
verzengedeelten zuiver vlak verloopen. Ook kan men gebruik maken van
zijlippen, terwijl bet nuttig is, na alle losse deelen te hebben weggenomen
en den hoef gereinigd, deze met dikke terpentijn in te smeren en met
behulp van een warm ijzer flink in de witte lijn te laten trekken. — Na
het onderslaan van het ijzer moeten alle oude nagelgaten zorgvuldig met
was of stopverf worden opgevuld, terwijl in den stal natuurlijk voor zuiver
stroo moet worden zorggedragen.

— Gereedschap te markeeren. Gereedschappen met namen te kenmerken,
kan gemakkelijk op de volgende wijze geschieden: Men overtrekt het betref-
fende gereedschap met een dunne laag was of harde talk, terwijl men het

-ocr page 118-

staal eerst verwarmt en daarna het was warm er op drijft, totdat het vloei-
baar wordt, waarna men het er op laat afkoelen. Is het dan hard dan
schrijft men er den naam of het teeken met een spits voorwerp in, gieter
soldeerwater op, spoelt na eenigen tijd het zuur met water er weer af,
verhit het metaal, totdat de was smelt en veegt het af De letters ziji^
dan als het ware in het metaal gegrift.
{VulhaoM).

— Een uitTinding. Door den heer Bruynis, ingenieur van de firma
Bruynis en Van Ginkel te Zeist, is een nieuw soort stoommachine uitge-
vonden, waarvoor in de voornaamste rijken patent is aangevraagd en
verkregen. Deze roteerende machine behoeft slechts i/,o der plaats van een
gewone stoommachine van dezelfde capaciteit, terwijl de prijs tot op 1/3 van
dien eener gewone stoommachine wordt gereduceerd. Zij heeft geen vliegwiel,
geen krukas, geen zuigerstang, evenmin als excentric of stoomschuif.

Zij is een cylindervormige buis waarin in hare lengteas een as rondwentelt,
die buiten de cylinderdeksels uitsteekt en aan de eene zijde een riemschijf
van zeer kleine middellijn draagt, voor overbrenging harer kracht naar
andere werktuigen. Naar gelang harer afmetingen varieeren hare omwen-
telingen van 1000 tot 2000 per minuut. Zij kan in alle standen geplaatst
worden en werkt door expansie.

Reeds is eene vennootschap gevormd om deze uitvinding in exploitatie te
brengen en zijn fabrieksterreinen nabij het station Zeist—Driebergen
aangekocht.
{VulJcaan).

—nbsp;Oost-Friesland. Het voorgaande jaar werd in het Oostfriesche land-
bouwblad het plan vermeld dat te Emden een „Lehrschmiedequot;, een school
en_ werkplaats ter opleiding van hoefsmeden, zou worden opgericht. Daar
wij er later niets meer van hadden vernomen, wendden wij ons tot den
heer Peters, plaatsvervangend districtsveearts te Emden, om eenige inlich-
tingen dienbetreffende. Het antwoord luidde dat er te Emden geen „Lehr-
schmiedequot; was opgericht.

—nbsp;Examen in hoefbeslag te Hannover, gehouden in het laatst van .Juni j.l.
Er namen 12 candidaten aan deel, waarvan 11 hun opleiding aan
de hoef-
smidschool te Hannover hadden ontvangen, 6 gedurende een half jaar,
5 drie maanden.

Het examen werd afgenomen onder voorzitterschap van den Geheimraad
Dr. Dammann, Directeur der Veeartsenij kundige Hoogeschool te Hannover.
Alle candidaten slaagden, 3 met de toevoeging „zeer goedquot;, de overige met

Hufschm.).

—nbsp;Hoe bescheiden de reclame soms wordt ingekleed, bleek ons dezer dagen
nog eens weer in een aan „De Hoefsmidquot; toegezonden circulaire over hoefvet.
Deze vangt aan met:

„De behoefte aan een werkelijk doelmatige en bruikbare hoefzalf is sedert
jaren niet alleen in veeartsenij kundige kringen, maar vooral ook door houders
van paarden gevoeld. Alle tot nu gebezigde hulpmiddelen in die richting
zijn zonder uitzondering gebleken bij langdurig gebruik óf te duur te zijn
of niet het gewenschte gevolg op te leveren.

-ocr page 119-

De kampherboom in de staats bosseben van Japan en China levert naast
de zuivere kampher nog een vloeibare kampherhoudende massa, en dit
extract oefent op den hoefhoorn een zeldzaam opwekkende en prikkelende
werking uit, zooals sedert jaren bij ervaring is gebleken. Dat extract nu
komt in mijn hoefzalf voor, weshalve deze voor gezonde en zieke hoeven
van groot voordeel is, voor de eerste omdat de zalf hoorn en hoef gezond
doet blijven en voor beschadiging vrijwaart — en zoo deze toch mocht
intreden, gemakkelijker doet herstellen —, voor de laatste doordat even-
tuëele wonden er door genezen, uitdroging en rotting van den hoorn er door
worden bestreden en de hoef er zoo veerend mogelijk door wordt.quot;

Verder heet het: „De zalf voorkomt bij veulens in laaglanden het optreden
van plathoef, bij stalveulens, rotstraal en klemhoef; de fijne olie trekt in de
hoornpijpjes zonder den teeren hoorn aan te tasten.quot;

Als de goê gemeente het nu maar gelooven wil!nbsp;Bed.

—nbsp;Hoefbeslag van papier. „Der Hufschmiedquot; plaatst deze mededeeling
van genoemd patent-bureau zonder eenige toevoeging. Zoo bijzonder nieuw
is die uitvinding anders niet. Toen er indertijd in „De Hoefsmidquot; melding
van is gemaakt, werd in aansluiting hiermede de veronderstelling geuit dat
het papier-beslag weinig kans had voldoende stevig aan den hoef te kunnen
worden bevestigd. Door de afwisselende uitzetting en samenkrimping van
den hoef toch, moet er allicht eenige verschuiving plaats vinden, die op haar
beurt aanleiding zal geven tot een loslating der lijmlaag tusschen hoef en
papier of der papierlagen onderling. — Het is ons niet bekend dat van
een eigenlijke toepassing van dit papier-beslag in de praktijk ergens ernstig
sprake is geweest.
(JDit stukje hehoort eigenlijk te volgen op de laatste korte
mededeeling der Juli-afl., en is toen door plaatsgebrek hlijven liggen!) Med.

—nbsp;Beslagnetten aan noodstallen. De Firma Chr. H. Kleinsteuber te Gotha
(Duitschland) brengt hangnetten voor noodstallen in den handel. Dit net
bestaat uit sterk touw, dat solied gevlochten is en waarin groote mazen
voorkomen. Het wordt onder het paard langs, op dezelfde wijze als een
broek, aangebracht. Het net wordt echter zoo sterk opgehaald, dat het dier
los van den grond komt. Het paard bekomt geen letsel door drukking,
daar het net tamelijk gelijkmatig op alle plaatsen aanligt.

Bij de oude methode van riemen enz. wordt het dier te veel op enkele
plaatsen gedrukt, waardoor het jjaeer lijdt en minder rustig hangt. Voor
den smid is dat dus een groot voordeel.

Voor boosaardige paarden, die zich met groote moeite laten beslaan, wordt
deze methode zeer door bovengenoemde firma aanbevolen.

Deze netten worden vervaardigd met een draagverjnogen tot 2000 KG.
en kunnen voor iederen noodstal passend worden geleverd. De prijs is be-
trekkelijk gering.nbsp;(-D.
Schmiede-Zeitung mquot;. 11.)

_ Nimmer te vergeten: Bij stootijzers, en eveneens bij ijzers met losse

kalkoenen in toon en takken, mag nimmer de stoot hooger zijn dan de kal-
koenen. — Ieder, die den bouw van den ondervoet heeft leeren kennen en
begrijpen, kan op zijn vingers natellen dat bij een zondigen in dat opzicht
een zekere rekking der buigpezen moet optreden, die ten slotte aanleiding
geeft tot een meer of minder ernstige kreupelheid.

-ocr page 120-

BRIEFWISSELING.

— Sedert 15 Juli zijn ingekomen postwissels van de heeren: M L Mat-
tUjsse
te O. ƒ 2.00, W. van Hengstum. te O. voor 3de kwart, ƒ0 75 A v
d. Leun
te F. voor één afi. III Isfe kw. en 2de kw. ƒ1.05, en van V. van
Borssen
te E. voor geb. jaarg. 1895-'96-'97 ƒ5.00.

Advertentiën.

„DE HOEFSMIDquot; ^ ^SOpkatsen

- --- -------------- land en 7 van hei Buitenland

van het Binnen-

gelezen.

Kunsthioom,

voor Hoefbeslag,

verkrijgbaar in de chemicaliën- en
drogerijen-handel van

K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,

te Dordrecht.
PRIJSCOURANTEN voor HH. Vee-
artsen op aanvrage gratis.

HET PAARD,

Geïllustreerd Maandblad, gewijd aan Paarden-
fokkerij en Paardenkennis in uitgebreiden zin.

Redacteur-Uitgever A. W. HEIDEMA.
VTJFDE JAARGANG.

Prijs per jaar fr. p p. ƒ 3. - voor
Nederland, fi.öO voor O. en W.-Indië
' en het buitenland.

Engelsche veerkrachtige

Sgeïï™ paarden met gevoelige of gebrek-

Deze zolen worden zeer geroemd en zijn in alle afmetingen
verkrijgbaar.nbsp;®

CIRCULAIRES op franco aanvrage bij:

___ w. Ä. H. VAN HORSEN, Utrecht.

Bij den uitgever dezes verscheen:

DE VOORMALIGE

RIJKSSTOETEßlJ ÏE BOßCÜLO.

Met toestemming van den Minister van Oorlog opgemaakt
naar officiëele bescheiden in het archief van
het Departement van Oorlog.

DOOR

H. C. M. E. H. VAN SOETERMEER VOS,

isle Luitenant der Veld-Artillerie te Utrecht.nbsp;'

Met een plaat van het kasteel te Borculo en bovendien in den tekst het portret
van den generaal-majoor Jhr, .1. van de Poll, oud-directeiir
der genoemde Stoeterij.

Prijs van af I Januari 1899 slechts f 0.75.

-ocr page 121-

ONZE EABEIEKSHOEEI.IZEES,

DOOE

SCHLEG,
Militair Paardenarts te Dresden.

In 1888 werd door C ar sten een geribde hoefnagel aangegeven, in 1892
door denzelfden de reform-hoefnagel en thans is aangegeven een zekerheids-
hoefnagel door E e d 1 i e n , welke nagels alle werden uitgevonden met het
doel een beter en duurzamer vastzitten der ijzers te verkrijgen.

De verschillende oorzaken voor het losraken der ijzers liggen in het
algemeen, naast invloeden van buiten, in gebreken van het ijzer of de
nagels, of in de uitvoering van het beslag. Dat men er naar heeft gestreefd
deze misstanden op te heffen, ligt voor de hand, en waarom men zich
juist op een wijziging der nagels heeft toegelegd, eigenlijk eveneens. Het
is eenigermate te verontschuldigen, dat hij, die niet goed met het hoefbeslag
is vertrouwd, het gebrekkige der bevestiging in het bevestigingsmiddel, dit
is de nagel, zoekt. Bovendien had het uit een oogpunt van verkoop iets
voor, dat men een middel ter verbetering bracht, dat in geen enkel opzicht
het werk van den smid zelf in een minder gunstig daglicht plaatste.

Ieder deskundige zal zich er echter over verwonderen dat men zich moeite
gaf het onnauwkeurige van een nagel aan te toonen, waarvan het nauw-
keurig zijn door een uitgebreide ervaring reeds w-as bewezen. Waarom legt
men er zich in 's hemelsnaam niet op toe een wijziging der fabriekshoefijzers
te verkrijgen! Deze vormen in hoofdzaak het kwaad. Die wijziging is
echter niet zoo gemakkelijk; daartoe moeten deskundige handen helpen,
daar aan deze ijzers tal van fouten kleven die tezamen en elk voor zich
zoo schadelijk werken voor het hoefsmidsvak, voor den hoef, voor het paard
en zijn eigenaar.

Op het standpunt van hen, die de fabrieksijzers in het geheel niet willen
zien aangew^end, vooral ook met het oog op het onttrekken van werk aan
de hoefsmeden, kan men zich tegenwoordig niet meer plaatsen 1). De
arbeidskrachten zijn duurder geworden en minder beschikbaar dan vroeger,
terwijl de arbeidstijden zijn ingekort. Ijzer, staal- en kolen zijn bovendien
hooger in prijs geworden. Het gebruik maken van fabrieksijzers, die altijd
goedkooper zullen zijn dan uit de hand gesmede, kan niet meer worden
voorkomen. Integendeel, zooals ook Lungwitz reeds in 1893 heeft gezegd,
het gebruik zal voortdurend toenemen. De billijkheid blijft altijd een voor-
name factor, bijv. voor den smid op het platteland, wiens werk in hoofd-

1nbsp; quot;VVij zijn nog zoo vrij. Red.

-ocr page 122-

zaak bestaat in bet herstellen van landbouwwerktuigen, en minder handigheid
zal bezitten in het vervaardigen van hoefqzers. Voor hem is het maken
nog al moeilijk en tijdroovend. Bovendien valt het niet te ontkennen dat
een dergelijke smid het beslag beter zal uitvoeren met goed gevormde fabrieks-
ijzers, dan met zijn eigen slecht uit de hand gesmede. Eveneens zal liet
leger, bij do altijd toenemende behoefte in geval van oorlog, zich van
fabrieksijzers moeten bedienen.

Voor het hoefsmidsvak zal het steeds een nadeel zijn dat fabrieksijzers
worden gebezigd, daar de smeden dan in den regel op onvoldoende wijze
het maken van een ijzer zullen leeren en dientengevolge ook minder goed
kunnen beoordeelen welke eischen aan een goed hoefijzer behooren te worden
gesteld. Zij leeren niet goed beoordeelen of een fabrieksijzer voor een
bepaalden hoef bruikbaar is en hoe het moet worden ondergelegd. Zij leeren
ook niet voldoende het vervormen van het hoefijzer bij afwijkende standen
en -hoefvormen. Deze achteruitgang kan alleen worden voorkomen door
een degelijke theoretische kennis. De aanwending van fabrieksijzers zal des
te meer nadeel veroorzaken al naarmate de smid minder met den bouw van
den hoef is vertrouwd. Hierom moet men streng zijn in zijn eischen bij
het afnemen van een verplicht hoefsmidsexamen. Een goed opgeleide,
bekwame hoefsmid kan zich zonder handwerksijzers niet redden en alleen hij
zal zonder nadeel voor het paard en zijn eigenaar, in daartoe geschikte
gevallen, fabrieksijzers kunnen bezigen. Hierom moet ik ook in meening
verschillen met H. droszbauer te Weenen, die in 1895 heeft geschreven,
dat men bij aanwending van fabrieksijzers in leersmederijen meer tijd zou'
vinden voor andere werkzaamheden. .Tuist hier echter moet de smid in het
maken van hoefijzers volkomen vertrouwd geraken.

Om nu de nadeelen voor den hoef, het paard en zijn eigenaar op te betten,
moet het fabriceeren van hoefijzers in Duitschland nog een belangrijke ver-
betering ondergaan, hetgeen evengoed mogelijk is als zulks met de hoef-
nagels reeds heeft plaatsgevonden, en zooals trouwens reeds sedert jaren in
andere staten is gebeurd. Zoo hebben Oostenrijk, Denemarken, Zweden,
Engeland, Frankrijk, de Vereen.-Staten van Noord-Amerika en sedert 1896
ook Eusland fabrieken, die goede hoefijzers leveren.

Bovenaan staat Denemarken met de veel geprezen fabriek te Kopenliagen.
In Oostenrijk zijn het de ijzers van de firma Hanns Söhne te Weenen,quot;
in Zweden die der Stockholmer hoefijzerfabriek, in Engeland die der Hors«^
Shoe en JYail Cie. te Londen en vele andere, in Eusland die der fabriek
van P. P.
V. Der wis te St. Petersburg.

Vooral moeten in Duitschland de lompe, half afgewerkte fabrieksijzers
worden geweerd; daar slechts bij normale hoeven deze ijzers kunnen worden
gebruikt, is het alleen dan een voordeel en besparing van arbeid voor den
smid, wanneer zij goed en geheel geschikt voor het gebruik worden geleverd
zooals rechter en linker, voor- en achterijzers, ijzers voor rij- en werkpaarden'
zomer- en winterbeslag in verschillende grootte en met de overeenkomstige'
gewenschte eigenschappen zooals diepte, plaatsing en verdeeling der nagel-
gaten enz. — Al deze dingen laten zich nu eenmaal niet in één vorm van
ijzer vereenigen — en de weinig geoefende smid zal met zulke goede ijzers

-ocr page 123-

minder bederven en den hoef minder schaden. Deze ijzers moeten uit goed
materiaal worden vervaardigd, zoodat zij warm gericht en ondergepast kunnen
worden, daar deze wijze van beslaan door de uitgebreide ervaring als de
beste bekend is. Deze fabrieksijzers moeten worden gemaakt naar modellen,
die door ervaren vakmannen en kenners worden aangegeven en in de theorie
en praktijk bewezen hebben dat zij in het gebruik voldoen. Met de fabrieks-
ijzers van thans, die zoowel in vorm, breedte, dikte, draagvlakte, afhelling,
randen, rits en vooral in de aangebrachte gaten grove gebreken hebben, dus
slechte ijzers kunnen w-orden genoemd, moet zelfs de bekwame smid den
hoef schaden, hij mag ze richten zooals hij verkiest. Het is voor een der-
geiijken smid moeilijker en meer tijdroovend zoo'n ijzer in een half passenc'
ijzer om te zetten dan direct van een staaf een bruikbaar en goed ijzer te
smeden. Dit is een reden waarom fabrieksijzers bij een bekwaam hoefsmid
slechts zullen worden gebruikt wanneer hij hiertoe door den nood wordt
gedwongen.

In de goede uitvoering van het fabrikaat zijn de straks genoemde landen
Duitschland sedert lang ver vooruit. Zij worden daar kant en klaar geleverd
en behoeven alleen gericht en ondergeslagen te worden. Zij zijn uit goed
materiaal vervaardigd, gewoonlijk van goed hoefijzerstaai en naar modellen
van zeer bekwame vakmannen. De modellen voor de hoefijzerfabriek te
Kopenhagen worden grootendeels verkregen uit de groote hoefsmederij van
Hansen en Petersen aldaar. Door de goede eigenschappen van dit fa-
brikaat wordt het veel gebruikt en overal heen gezonden wat weer ten ge-
volge heeft dat de fabrikanten in staat zijn nieuwe vindingen of verbeteringen
aan te brengen. Zoo werden aldaar reeds ijzers met breeder buitentak en
toongedeelte vervaardigd, waarbij de nagelgaten dieper werden gemaakt.
Door deze verbreeding van het ondersteuningsvlak wordt een gelijkmatiger
afslijting en grootere duurzaamheid van het ijzer verkregen. Het ijzer kan
dus langer blijven liggen. De ijzers van de firma M. Hanns Söhne te
Weenen zijn van goed smeedbaar gietijzer vervaardigd en verdragen de wit-
gloeihitte goed, laten toe er lippen aan te trekken en nieuwe nagelgaten
in te slaan; zij zijn door H. Groszbauer te Weenen gemodelleerd. De
Kussische fabrieksijzers zijn vervaardigd naar de voorschriften van de smeden
der Cavalerie-school, uit best hoefijzerstaai gemaakt en staan, wat hunne goede
eigenschappen betreft, hoewel niet volkomen op de hoogte van den tijd,
toch boven de Duitsche half afgewerkte fabrieksijzers.

Dat de hoeven en de paarden door het gebruik van Duitsche fabrieksijzers
zeer veel hebben te lijden, blijkt duidelijk bij de militiekeuringen van paarden
en is hierop reeds door de militiecommissarissen en de districts-veeartsen
dikwijls gewezen. Ik kan hier slechts wenschen dat aan het door den heer
A. Lungwitz, in opdracht van het Koninklijke Ministerie van Binnen-
landsche Zaken, geschreven boek over het hoefbeslag en eveneens aan zijne
gehouden voordrachten in de landbouwvereenigingen over dit onderwerp , de
volle aandacht wordt geschonken.

Vooral van beteekenis zou het zijn dat door den eigenaar werd verboden
van deze schadelijke ijzers gebruik te maken.

Het is bekend hoe een ijzer voor een normalen hoef moet zijn. Legt

-ocr page 124-

men hiernaast zoo'n slecht afgewerkt fabrieksijzer, dan vallen zeer gemakke-
lijk de grove, ernstige gebreken hiervan in het oog. De fabrikanten hebben
zich met door een deskundige voldoende laten voorlichten. Het fabrieksiizer
iijkt soms eenvoudig op een gebogen stuk staafij zer met hier en daa'* een
gJeut aan den uitwendigen rand en voorzien van'een aantal gaten. Dat de
To! de^/l^l^te^. de randen, de rits, de gaten bepaalde eigenschappen
moeten bezitten, schijnt den fabrikanten onbekend te zijn of hunne macMnes
laten het aanbrengen daarvan niet toe. Meermalen is het materiaal te zacht
het toongedeelte van het ijzer bijna steeds te smal. In hun geheel lijken
ZIJ plomp en zwaar en missen een goeden vorm. Er wordt gewoonlijk 'een
onderscheid gemaakt tusschen linker en rechter ijzer. Ja soms ziet men het
er ternauwernood aan dat het een hoefijzer is. De grondvlakte is in den
regel mooi glad, doch van de bovenvlakte kan men dit niet zeglt;.en De
draagvlakte en de afhelling zijn meermalen onduidelijk begrenst De bui-
teni-and is ten gevolge van het aanbrengen der nagelgaten dikwijls onrec^el-
matig verloopend, de rits veelal smal en ondiep en te schraal ingesla-Ten
De binnenrand der rits is loodrecht, de buitenzijde rond. De nac^ekaten
zoowel wat de richting als de plaatsing aangaat, laten veel te wenscLn over'
dikwerf zijn ze te groot, zonder trechtervormig verloop, voor geen enkelen
hoefnagel passend.

Maakt men nu van zulk een ijzer gebruik, dan blijkt het door zijn zacht-
heid vaak spoedig versleten, terwijl ook licht een doorbuiging plaats vindt
Het te smalle en te zwakke toongedeelte wordt door het aanbren-en van
de lip, of door het inwellen der stoot nog meer verzwakt, breekt -emakke-
4k en geeft aan de breede draagvlakte van den hoef weinig beschuttinlt;.
\an een goed passen van het ijzer kan in den regel geen sprake zijn, voorll
ten gevo ge van het te schraal zijn der rits; de nagels komen dan dus te
veel in den wand, of het ijzer wordt te nauw gelegd. Doordat de na..el-

gaten te ruim zijn, laat de bevestiging van het ijzer gewoonlijk ook veel te
wenschen over.

Vraagt men zich nu af, wat den smid wel aanleiding geeft om altijd weer
zulke
Ijzers te gebruiken, dan zijn het alleen de goedkoopte en de mogelijk-
heid om het
Ijzer voor verschillende doeleinden te bezigen. De smid maakt
er een slicht ijzer van, een ijzer met kalkoenen, een stootijzer en ook wel
een
ijzer voor winterbeslag, al naar believen, ja zelfs heb i'k er een striik
Ijzer van zien maken. Hoe of deze uitvallen voor het paard en zijn eilt;.enaar-
och, daar moet men, bij gebrek aan beter, maar niet al te veel over denken
Bovendien, met ieder eigenaar weet zoo op het oog uit te maken of zijn
paard met fabrieksijzers dan wel met uit de hand gesmede is beslagen Het
IS van lieverlede ook bij het publiek bekend geworden, dat de fabrieksijzers
van mindere kwaliteit zijn, vooral wat de duurzaamheid betreft

Het IS reeds vroeger ook bij ons geprobeerd om een flink, knap fabrieks-
ijzer in te voeren, bijv. door Baron Luchaire in 1883. Deze lt;raf zelf
het inodel aan. De firma Eunke en Hueck te Hagen (Westfalen^zorgde
voor de vervaardiging, en in de jaren
1884, '85 en '86 is door deskundigen
veel over die ijzers, sommige er voor en andere er tegen, geschreven. De
hoofdzaak was, dat men destijds nog uitsluitend heil zag in handwerk ter-

'1 i

-ocr page 125-

wijl tegenwoordig de verhoudingen zijn gewijzigd, hoewel dit nog niet alge-
meen erkend wordt. Verder was het voor die ijzers een groot bezwaar,
dat de prijs zoo hoog was (een viertal kostte ƒ 1.80.
Bed.), terwijl ook de
nagelgaten wat groot waren en uitsluitend modellen slichte ijzers beschik-
baar waren. Ten slotte werd het invoeren nog belemmerd door den strijd
tegen koud passen en onderslaan, waarvan destijds bij invoering dezer fa-
brieksijzers de mogelijkheid werd uitgesproken.

De firma Ernst Haas en zn. te Neuhoffnungshütte b/Sinn (Hessen-
Xassau) levert voor Elzas-Lotharingen een gunstig bekend, uit smeedijzer
vervaardigd fabrieksijzer. Het bevat stampnagelgaten en er zijn sedert 1896
modellen van voor- en achterijzers, linker en rechter, zooals zulks behoort,
goed van vorm, van nagelgaten en van gehalte. In het overige Duitschland
worden zij evenwel weinig gebruikt, vermoedelijk omdat het geen ritsijzers
zijn en zij slechts als slichte ijzers zijn te bezigen.

In het kort samengevat meen ik onderstaande gevolgtrekkingen te mogen
maken: „Eabrieksijzers kunnen tot op zekere hoogte niet meer worden ge-
mist ; zij moeten uit goed materiaal vervaardigd en goedkooper zijn dan uit
de hand gesmede en de eigenschappen bezitten, welke men voor normale
hoeven met recht en billijkheid kan eischen; zij dienen te worden vervaar-
digd naar modellen, geleverd door ervaren, kundige vakmannen; er moeten
zoowel rechter als linker, voor- als achterijzers zijn, ijzers voor rij- en voor
werkpaarden, voor zomer- en winterbeslag en zijn dan voor zulke hoeven
en voor genoemde doeleinden bruikbaar.quot; „Hoeven van afwijkenden
vorm, paarden met afwijkende standen, zieke hoeven, moeten
van bijzondere, uit de hand gesmede ijzers worden voorzien.quot;

AMERIKAANSCH iJZER.

De ijzerproductie in Amerika is beduidend veel vooruitgegaan. In het
bezit van een hoogst ontwikkelde techniek, gesteund door uitmuntende en
goedkoope verkeerswegen hebben de Amerikanen dientengevolge de geheele
ijzerindustrie ook tot hooge ontwikkeling gebracht. De behoefte aan ruw
materiaal is daardoor aanmerkelijk toegenomen, zoodat de vrees, dat de Euro-
peesche markt door Amerikaansche producten zou overstroomd worden, on-
gegrond is. De invoer van ruw ijzer is wel is waar veel verminderd, wat
echter weer te wijten is aan den minderen opbrengst der Europeesche mijnen.
De gezamenlijke productie der Vereenigde Staten wordt op omstreeks 20
millioen ton geschat. Bijna elke staat der Unie draagt daartoe bij. Pitts-
burg met zijn ijzerrijk
Alleghany-gebergte leverde 23 der totale productie.
De productie zal evenwel grooter worden door het ontsluiten der mijnen
aan Lake-Superior. De verschijning van dit product op de lokale markt
heeft tot het aanleggen eener nieuwe spoorlijn van het Eriemeer naar de
Bessemerwerken bij Braddock geleid, zoodat van het Ohiomeer uit direct
vervoer mogelijk werd, per schip naar het Eriemeer en vandaar op de slechts
16 K.M. lange spoorlijn. In het Noorden van den Michiganstaat zijn de

-ocr page 126-

mijnen die langen tijd gesloten waren, weer geopend geworden. Daar ziin
mynen, dze een onsehatbaren rijkdom aan ijzer bevatten. Xiet m nSr

L Z1 ,nbsp;Er^«nbsp;zieb dl

Z 30 ïonbsp;^^^nbsp;^^--titeit wordt

op 30 tot 40 mdhoen ton geschat. Het ertsgehalte der mijnen van Hazt

üle xs zeer hoog en bevinden zich in dit district ook de m inen wie™

^ quot; e=;r ^^ -- ..^proinZ S

onffTanTeirhS fquot;'quot; '^-/-^^l-ting van d,e rijke bronnen is de geheele
Zsche ^ « ■nbsp;van den invoer van Enro-

peesche mwe stoften. Ook Nieuw-Mexico is op weg geheel zelfstand^ te

W ''dquot;^nbsp;^^^nbsp;--- I^eedf bTd A!

) de onttnbsp;ij-^jkdom van dat land bekend •

op de ontginning van het ijzererts heeft men zich echter in den laatsten
tijd eerst meer intensief toegelegd. Als de kolonisatie van dezen staat eei5

i; tnVquot; r'k^^^-nbsp;^j--dnstrie daar ve^st quot;n

vinden^ Op een dergelijk niveau staan Ohio, Kentucky en Tennessee alleen

heeft Europeesch kapitaal hier vele ondernemingen in Lden gromen De

nïtir r r-r^

wezt Cnbsp;voorwaarden tot verbetering zijn echter aan-

^vezig. A eel ongunstiger zijn die voor Baltimore, dat bijna ziin geheele
onsumptie door invoer moet dekken. Virginië bezit veel magneeier teen

de pTodtrnbsp;r'nbsp;- langdurige'wintirs w rdt

de productie zeer beperkt. De invoer aan smeltproducten is er trouwens

TaMiheTf', T^quot;nbsp;—nL Alabama,

tenbsp;quot;'If'nbsp;moeielijkheid om brand- en smeltmateriaal aan

geëxp oTe;rquot; r f ''nbsp;^^^ Texasgebied weinig

geexp oiteerd worden. Het gouvernement heeft in de nabijheid der ber^-

.eiken eenige hoogovens opgericht, die door gedeporteerden, die men ook

oor de mynwerken gebruikt, bediend en met houtskolen gestookt worden

^e reusachtige ijzerertslagen in Californië wachten nog steeds op ontgin-

wer!' hfeftT 7 quot;nbsp;^er landbou-

wers heeft de ondernemingsgeest bijna geheel gedood. Geëxploiteerd op

rationeele wijze worden tot nu toe slechts de chroomijzermijnen n Tchama

die een product van 47 o/, leveren. Als de ontwikLling^er L™'W

rb iW tnbsp;gaat, zal Amerika Lk mefiZS

Ubrikaat op de markten van Europa invloed uitoefenen, zooals Engeland
reeds sinds eenigen tijd ondervindt.nbsp;(
fJw)

korte mededeelingen.

'-^^^l^iding van de in de voorgaande afleverincr
beschreven zygewMjzers, kan ik het volgende mededeelennbsp;°

In de maand Julij of in het eerst van Augustus, kocht een paardenkoop
man alhier op een markt in Drenthe een hit of klein paard, air ouÏ en

van achteren onbeslagen.nbsp;■nbsp;.|aaroua,en

-ocr page 127-

Dit dier werd voor eigen gebruik aangekocht en moest alzoo ook achter
op beslag. Dit geschiedde met slichte ijzers, volkomen al naar het paard
zijn hoef had afgeloopen, hetgeen naar mijn inzien altijd het beste is, ten
einde de dieren zoo gemakkelijk mogelijk te laten loopen. Op beslag zijnde
bleek dat het dier, nadat het reizen van 4 a 5 uur gaans had gedaan, zich
streek. Nu ging ik er toe over om de binnenzijde van den hoef eenigszins
te verhoogen om den kogel iets naar buiten te laten draaien, maar mis!
het dier strijkt zich nog, en nog wel erger dan op het eerste beslag.

In „De Hoefsmidquot; een verslag over de ^iJ^'ewcÄfcyÄers lezende, besloot ik
dadelijk eens een proef hiermede te nemen en ik kan verklaren dat het paard
hierboven vermeld genezen is van het strijken. Het heeft op dit beslag ook
reeds reizen van 4 a 5 uur gaans gedaan.

Mij dunkt dat het zijn goede zijde kan hebben indien ik den stand van
het paard even beschrijf. Deze is vanaf de dij tot den kogel naar binnen
toe, van af den kogel tot den grond naar buiten.

L.nbsp;r.

—nbsp;Hoefsmederij aan 's Rijks Veeartsenijschool te Utrecht. De leerlingen
AV. J. Jansen te
Eist en A. de Grruijter te Bockanje hebben deze in-
richting verlaten, na aldaar een halfjaar te zijn geweest. Zij hebben zich
goed in het vak bekwaamd.

Met 1 September zijn weder als leerlingen toegelaten F. C. W. van
Horsen te
Utrecht en A. .1. v a n M a z ij k te Leksmond.

_ De cursus te Dokkum, onder leiding van den rijks-veearts B. Tacoma

te Imsum, wat het practische deel betreft gesteund door den smid J. Tin ga
te Winsum (Pr.), is begonnen den 29 Juli j.l. De vijf theoretische lessen,
gegeven in een der localen van de school voor kosteloos lager onderwijs aan
„de Oostersingelquot;, is bijgewoond door de volgende smeden, op een paar na,
allen bazen. 1. J. Gr. Holster, Nyawier; 2. Jan G. Stienstra, Hol werd;
3. Gosse J. Faber, Paesens; 4. S. Dijkstra, Dantumawoude; 5. A. Klein,
Aalsum bij Dokkum; 6. Sytsema Jr., Aalsum bij Dokkum; 7. T. Vogel,
Ternaard; 8. Koelof Hof, Morra; 9. J. J. Postma, Zwaagwesteinde; 10. K. W.
Wielenga, Kollumerpomp; 11. Ype Stienstra, Hantum; 12. Jan Sijtse Koster,
Eestram; 13. K. J. Bakker, Oudwoude; 14. G. Eosier, Hvum;15. Willem
Gordel, Engwierum; 16. Jelte Olynsma, Giekerk en 17. Douwe Boonstra,
Twijzel.

Tot de practische lessen, die 26 Aug. j.l. voor het eerst zijn gehouden,
zijn toegelaten de volgende mimmers: 1, 2, 4, 6, 7, 10, 11, 12,
14 en 15.nbsp;***

—nbsp;Het ondergeslagen ijzer moet in zijn verzeneinden precies in hetzelfde
loodrechte vlak liggen als de achterrand der ballen van den hoef. Vooral
moet op een voldoende lengte van het ijzer worden gelet als de hoef wat
spits, de drachten wat laag zijn.

Tegen dit voorschrift ziet men telkens en telkens weer zondigen, zelfs
door bekwame hoefsmeden. Zoo men op de fout attent maakt, wordt eenigs-
zins schoorvoetend toegegeven door den betrokken smid, dat het langer
maken van het ijzer wellicht beter is doch minder mooi lijkt. Dit is ook

-ocr page 128-

zoo, doch het beshig moet in de eerste plaats doelmatig zijn en alleen sierlijk
wanneer dit geen afbreuk doet aan den eersten eisch.

Hetzelfde ziet men dikwijls ten opzichte van het garnituur. Het staat
netjes indien het ijzer zooveel mogelijk gelijk verloopt met den buitenrand
van den hoef, maar toch behoort men zorg te dragen voor een voldoend
garnituur, een voldoend ruim leggen van het ijzer, ten einde zorg te dragen
dat de hoef, zelfs bij de grootste uitzetting, niet buiten het ijzer komt
Dit gebeurt immers meermalen, ook bij een voldoend ruim onderleggen,
wanneer het beslaan langen tijd geleden is. Dan is echter de schuld niet
op den smid maar op den eigenaar te werpen, die niet voor tijdige ver-
nieuwing van het beslag zorg droeg.

- Uit de verhaudelingen der Algemeene Vergadering van Duitsche smeden,

gehouden in Mei 1899 te Gotha.

Het zesde punt der lijst van werkzaamheden had. betrekking op het hoef-
beslag. De voorzitter, de heer W a r n c k e, sprak over de jongste ervarin-en
met betrekking tot het hoefsmidsesamen en gaf daarna het woord aan den
heer Fischer te München, ter inleiding van de volgende stelling: ,.Het is
wenschelijk dat voor het geheele Duitsche Rijk de eischen voor liet hoef-
smidsexamen dezelfde zijn.quot; Deze spreker zegt dat er in Duitschland
ongeveer 58 opleidingsplaatsen zijn voor hoefsmeden, waarbij een groot
aantal slechts een cursus van 4 tot 6 weken eischen. Deze tijd is zijns
inziens te kort om voldoende met het hoefbeslag op de hoogte te komen
derhalve beveelt hij aan om er naar te streven, dat de duur der opleidin-
minstens 3 maand moet zijn, terwijl het alleszins billijk en rechtvaardig moet
worden geacht in alle deelen van het rijk dezelfde eischen te stellen bij het
hoefsmidsesamen.

De heer Schatz te Halle is van meening, dat de candidaten bij het

hoefsmidsexamen een ijzer moeten vervaardigen en wel een met stoot en

kalkoenen. Deze meening wordt door den voorzitter W a r n c k e niet gedeeld.

De heer Schmidt te Stolp wenscht hoogere eischen bij het hoefsmids-
examen.

De heer Warncke II te Berlijn zegt, dat het antwoord van den heer
voorzitter op de uiting des heeren Schatz, weinig instemming heeft gevonden,
terwijl het toch juist was. De smid moet het wellen hebben geleerd, voor-
dat hij zich tot het afleggen van het examen aanmeldt. In Berlijn 'wordt
wel een streng examen afgenomen, maar er zijn ook, zooals voldoende bekend
IS, wel plaatsen waar vrijwat door de vingers wordt gezien. In Beieren
zijn 8 vanwege de regeering aangewezen examen-commissiën en 2 militaire
smederijen. Particuliere leersmederijen komen daar niet voor, zooals wel in
Pruisen het geval is. Het ware zijns inziens wenschelijk, dat de laatstge-
noemde alle verdwenen.

De heer Göcke te Brunswijk is van meening, dat bij examens voor
leerlingen de proefstukken niet in de werkplaatsen, waar die leerlingen
werkzaam zijn, behooren te worden vervaardigd, doch ergens anders De
heer Uhlig uit Potsdam geeft hierop te kennen, dat in zijn district het
geeischte proefstuk voor het examen van gezel steeds in een vreemde werk-
plaats moet worden vervaardigd.

-ocr page 129-

De voorzitter, de heer Warncke, zegt dat Dr. Eberlein van de Yee-
artsenijkundige Hoogeschool te Berlijn de opvatting heeft, dat gedurende
de laatste 14 jaren het hoefbeslag zich belangrijk heeft gewijzigd, reden
waarom een wijziging der examen-eischen noodzakelijk moet worden geacht.

Met op een na algemeene stemmen werd het volgende voorstel door de
algem. vergadering aangenomen: „De XXIY A.lgem. Vergadering van Duit-
sche smeden besluit den voorzitter hunner vereeniging op te dragen bij
den Bondsraad, of op andere wenschelijk geoordeelde plaatsen, er op aan
te dringen, dat de studietijd op de leersmederijen minstens 3 maand moet
tellen en voor allen gelijk behoort te zijn.quot;
{„Deutsche Schmiedezeitung.quot;)

—nbsp;Het oudste hoefijzer, dat men in een graf heeft gevonden en met vele
andere oude ijzers in de bibliotheek te Parijs wordt bewaard, dagteekent
ongeveer van het jaar 481. Men vond in 1653, te Doornik of Tournay in
Belgie, op een diepte van 7 voet een zeer groot geraamte en nog weder 7
voet dieper vele gouden en andere kostbare voorwerpen. Bij deze voorwer-
pen was
O. a. een kostbare gouden ring. TJit dit alles werd door oudheid-
kundigen besloten dat dit het graf van den Fränkischen koning Childerik I
was. Bij de uitgegraven antiquiteiten bevond zich ook een geheel door roest
verteerd halfrond ijzer, dat wel den vorm van een hoefijzer bezat, ook aan
iedere zijde 4 gaten, doch kalkoenen, stoot en lip miste. Het is mogelijk
dat dit ijzer een ondergenageld hoefijzer is geweest, maar ook dat men het
volgens een oud gebruik den overledene mee in het graf gaf als teeken
zijner ridderschap.

Andere natuuronderzoekers beweren hoefijzers en hoefnagels uit de 9de
■ eeuw te hebben gevonden. Deze overlevering zegt dat de markgraaf Bono-
facius van Toscane, een der rijkste vorsten van zijn tijd, toen hij zijne bruid
Beatrix in 1038 afhaalde, met zijn geheele gevolg zoo prachtig uitgedost
was dat zelfs de paarden niet met ijzer maar met zilver waren beslagen.

Ook de hoefijzers waren van dit metaal en als zij verloren werden, be-
hoorden zij aan den vinder. Vanaf dien tijd zijn er bewijzen van het gebruik
van hoefbeslag en in de 12de eeuw bestond er reeds in Mailand hiervoor
een vaste prijsnoteering.
nbsp;{Der Hufschmied, no. 5).

—nbsp;In „Der Hufschmiedquot; komt op de vraag: „Wat is de beste bevloering
voor een smederijquot;
het volgende antwoord voor.

De beste vloer voor een beslagplaats wordt gemaakt uit eiken-wortelhout.
De blokken hiervan worden kops in zand gezet en de voegen met asphalt-
teer dicht gegoten, terwijl over den geheelen vloer eveneens een laag van
deze stof wordt aangebracht, waarover dan zand wordt gestrooid en hierna
een paar dagen rustig blijft liggen. In 1886 werd in de leersmederij te
Dresden deze bevloering aangebracht en sedert dien tijd is daaraan nog niet
de minste reparatie geweest. De vierkante meter kostte toen ongeveer
ƒ 9.00. Deze vloer wordt dagelijks goed schoongemaakt en dun met zand
bestrooid om het uitglijden der paarden te voorkomen.

—nbsp;De veearts Schmidtchen heeft er op gewezen, dat kroontrap soms
niet onstaat door betrapping, maar doordat de kroon van den achterhoef
zich verwondt aan een der kalkoenen van den voorhoef. Dit geschiedt

-ocr page 130-

natuurlijk het gemakkelijkst bij nieuwe kalkoenen. In zoo'n geval is het
ook juxster te spreken van kroonverwonding dan van kroontrap

- Zolen van hoefkit als hoefverband.uiddel. - Zooals bekend zal ziin
wordt bij hoefverwondingen, verzweringen, veelal gebruik gemaakt van lee-
ren zolen houten spalk,es of plaatijzers. Er zijn groote nadeelen aan deze
hnlpm.ddelen_ verbonden De leeren zool bijv. moet bij het nazien der wond

virnbsp;.nbsp;- later

^.eder worden ondergelegd. Een spalkverband geeft bij nat weder geen
voldoende beschutting tegen verontreiniging en indringen van vocht. Boven-
dien raakt een dergelijk verband gemakkelijk los. Het plaatijzer is in ver-
band met de bevestiging der plaat door schroefkalkoenen niet bij alle pa-

tTb^nnbsp;gemakkeijk in de

verbandstoften, terwijl de plaat soms vrij hinderlijk kleppert.

Om nu deze fouten zooveel mogelijk te verhelpen, heeft Eranke in het
Zeitschrift für 1 eterinärkiindequot; aangegeven gebruik te maken van een zool

vkkt n Wnbsp;gladde, koude, natte

akte (b.v het aambeeld) tot een plaat van ongeveer 6 mM dikte uitge-

Mopt en de grootte gelijk gemaakt aan die der ondervlakte van den hoef.
Deze plaat van hoefkit wordt nu op dezelfde wijze bevestigd tusschen hoef
en Ijzer als een leeren zool. Het aclitereinde der plaat wordt met behulp van
een warme spatel zoo luchtdicht mogelijk tegen straal en ballen aangesloten
Met het oog op de behandeling der wond wordt juist op de plaats hier-
van een stuk uit de plaat gesneden; de wond kan worden behandeld en na
afloop hiervan kan het uitgesneden stuk, wanneer de randen even warm
worden gemaakt, gemakkelijk weer worden ingezet

Dergelijke plaat van hoefkit zou volgens Eranke vooral dan aanwending
verdienen wanneer een patiënt overigens weer geschikt zou zijn om arbeil
te verrichten, x^a geheel herstel der hoefverwonding kan de plaat worden
weggenomen en deze later opnieuw dienst doen. („Der HuLhmiedquot;)

- litspraak in een proces (in Duitschland) over een paard dat na verna-
geling aa,. stijfkran.p
(klem, tetanus) overleed.

Alle getuigenverhooren zijn uitvoerig in „Der Hufschmiedquot; vermeld doch
het schynt ons voldoende alleen den uitslag te vermelden. Tot een juist
begrip der zaak zij opgemerkt dat volgens de Duitsche wet een hoefLid
verplicht IS tot schadevergoeding indien de schade door verkeerd werken
dus door eigen schuld is veroorzaakt.

Na de getuigen te hebben gehoord, kwam men tot de volgende overeenkomst

1.nbsp;De aank ager vermindert de gevraagde schadevergoeding tot 200 Mark'

2.nbsp;Daar beklaagde een bedrag van 245,75 Mrk van klager te goed had

ïwhtquot;nbsp;''nbsp;'''nbsp;^^ mindering'worden

3.nbsp;De kosten van het geding worden door beide partijen, elk voor zijn
eigen kosten, gedragen.nbsp;i
J . ^oor zijn

Na een toespraak door deri rechter en door de beide advocaten om de
gei je financieele draagkracht van den klager in aanmerking te nemen,
stemde de smid toe bovenstaande bepalingen te onderteekenen Op zulk
een proces is niemand gesteld en om deze te vermijden had de smid reeds

-ocr page 131-

vroeger bovengenoemde 200 Mrk voor het paard geboden, hetgeen echter
door de vrouw van den eigenaar van de hand was gewezen; zij wilde niet
minder dan 800 Mrt hebben. Slechts uit medelijden stemde de smid in de
bovengenoemde bepalingen toe, daar het niet bewezen kon worden, dat de
vernageling de oorzaak van de klem was.

Dit proces moge weder een waarschuwing zijn om niet al te lichtvaardig
tot procedeeren over te gaan. Den aanklager bleef van het bedrag, na hier-
van zijne onkosten voor de procedure te hebben betaald, ongeveer niets over.

—nbsp;Bij gelegenheid van een proces gaf de veearts Krühtner de volgende
omschrijving van het
mak zijn van een paard bij het beslaan.

Een paard is mak wanneer men het kan beslaan op elke plaats die daar-
voor geschikt is. Dit moet kunnen geschieden in ieder doelmatig ingerichten
noodstal, door twee willekeurig gekozen bekwame smeden, zonder aanwending
van dwangmiddelen, uitgezonderd de praam.

—nbsp;Aluminium is 't hoofdbestanddeel in alle aarde- en leemsoorten, in
veldspaat en een groot aantal andere delfstoften. In 't midden dezer eeuw
werd op aansporing van keizer Napoleon III in Frankrijk de eerste alumi-
niumfabriek opgericht, waarin dit mooie, witte, op zilver gelijkende metaal
gewonnen werd. Uit de aluminiumverbindingen werd tot nog voor 10 jaren
't metaalhoudend aluminium hoofdzakelijk door smelten met metaalhoudend
natrium verkregen. Sinds dien tijd zijn er echter groote werken ontstaan,
die 't aluminium uit zijn verbindingen door smelten in den electrischen licht-
boog verkrijgen, 't Aluminium zal in de toekomst zeker nog een groote rol
spelen, als men 't eerst begrepen heeft geschikte legeeringen met andere
lichamen, namelijk koolstof, te verkrijgen.
nbsp;{VulTcaan).

—nbsp;De nagelfabriek Bergedorf te Christiania had op de tentoonstelling van
smids-handwerksartikelen, gehouden te Gotha (Duitschland) van 10 tot 14
Mei j.l., een zeer smaakvollen tempel geplaatst waaraan hun fabrikaten „Hoef-
nagels en patent-houtschroevenquot; waren tentoongesteld.

Sedert vele jaren is deze fabriek wegens haar uitstekend werk bekend en
is in het bezit van vele gouden en zilveren bekroningsmedailles. In het
bijzonder legt deze fabriek zich toe op het maken der in Duitschland veel
gebruikte „üijkshoefnagels.quot; Deze laten zich zoowel voor ritsijzers als voor
ijzers met stampnagelgaten gebruiken, die het mogelijk maken om in Duitsch-
land eindelijk één soort nagel te zien bezigen.

Er worden in Duitschland 140 soorten hoefnagels gebruikt, terwijl de 12
nummers van den rijkshoefnagel (30 m.M. tot 85 m.M.), die deze fabriek
levert, voldoende voor alle beslag mogen worden geacht, hetgeen door be-
kwame vakmannen wordt bevestigd. Van de gezamenlijke productie der
fabriek zijn 85 rijkshoefnagels en toch is die nog ontoereikend om aan
de vraag te voldoen. Men moest dit jaar de fabriek te Bergedorf de helft
grooter maken, hoewel de dagelijksche productie dezer nagels 10000 Kilo be-
droeg. Dit is zeer zeker een bewijs voor de deugdelijkheid van het fabrikaat.

{Deutsche Schmiede-Zeitung, 11).

•— In „ Der Hufschmiedquot; vestigt een abonné er de aandacht op dat som-
mige smeden
in Saksen het hoefbeslag uitoefenen zonder op dit gebied een
opleiding van eenige beteekenis te hebben gehad, en dat het recht van uit-

-ocr page 132-

oefening eigenlijk nimmer moclit worden verkregen alvorens met goed gevolg
een minstens 4 maand durenden cursus in hoefbeslag te hebben bijgewoond

- Progrannna voor den cnrsns in hoefbeslag te'Leiden, te houden vanwege
Ldhouw'''^nbsp;Hollandsche maatschappij rL

Artikel 1. De cursus zal aanvangen op den 3den Donderdag in de maand
Augustus 1899 en zal bestaan uit minstens 15 theoretische lessen elk van
een uur, en 10 practische lessen, elk van twee uren.

Artikel 2. Aan de practische lessen zullen eenige tlieoretische voorafgaan
en daarna zal, na elke theoretische les, een practische plaats hebben

Eiken Donderdag wordt theoretisch onderricht gegeven des namiddags van
^ /2—^72 nur en practisch vannbsp;uur.

Voor de theorie moeten de leerlingen voorzien zijn van het werkje over
hoefbeslag van Kapitein-Paardenarts Moubis; voor de praktijk ^n de
meest gebruikelijke smidsgereedschappen.

Artikel s. Het aantal deelnemers aan den geheelen cursus zal niet meer
dan twintig mogen bedragen.

Artikel 4 Elk deelnemer moet den leeftijd vau achttien jaar hebben
bereikt, reeds in het hoefsmidsvak werkzaam zijn en eenige kennis van het
vak bezitten en als bijdrage bij vooruitbetaling ƒ 6.- storten

Amkel 5 De deelnemers zullen zich, vóór 14 Augustus 1899, moeten
aanmelden by den Directeur van den Cursus (den gediplomeerden Vee-arts
IJ. vau b-ruting te Leiderdorp).

Artikel 6. N^i afloop van den geheelen cursus zal een examen worden
afgenomen, ten overstaan van een Commissie bestaande uit: den Directeur

^^f.^derwijzer in practisch hoef beslag, den Directeur der
Ambachtschool te Leiden en het Bestuur der Afdeeling.

Tevens zullen tot bijwoning van het examen worden uitgenoodigd den
^s nets Vee-arts te 's Gravenhage en twee leden van het Hoofdbestuurder
Hollandsche Maatschappij van Landbouw.

Artikel 7. Aan hem die blijken heeft gegeven van met vrucht den Cursus
te hebben bijgewoond, wordt door den Voorzitter der Afdeeling een dinloma
uitgereikt.nbsp;f

vragen en antwoorden.

I raag: Zoudt u mij niet eenige inlichtingen willen geven omtrent het
beslag bij knolhoef? _ Er is hier een landbouwer die laatst een paard heeft
gekocht met zulk een hoef en wilde die nu beslagen hebben met gutta-
percha-zolen, doch mij dunkt dat het beter is met een breed sterk afbellend
01 een gesloten ijzer.

H.

Antwoord: Fwe opvatting schijnt ons de beste toe, hoewel ook'een
Deslag met gutta-percha zolen niet slecht is.

Vermoedelijk is de bewuste knolhoef reeds van langen duur Indien de
wand in het toongedeelte los is, behoort dit losse te worden weggesneden
tot op den vasten hoorn. Met behulp van kunsthoorn wordt de hoef zoo-

-ocr page 133-

veel mogelijk een normale wandriehting en normalen vorm gegeven en hierna
een breed balkijzer met flinke afhelling onderlegd. — Mocht de zool vol
zijn, dan is het tevens wenschelijk de draagvlakte van den hoef met kunst-
hoorn, voor zooveel noodig, op te hoogen.

In den regel voldoet het beter een paar kleine zijlippen aan te brengen
dan een toonlip.

Yoor mededeeling van het resultaat houden wij ons ten behoeve van „De
Hoefsmidquot; aanbevolen, terwijl desverlangd onzerzijds natuurlijk gaarne nadere
inlichtingen worden verstrekt.
Bed.

Y r a a g: Steengallen ontstaan, voor zoover mij bekend is, door klemhoe-
ven, te korte ijzers, te sterke drukking of w-el door het over den tijd loopen.
Onlangs bemerkte ik ze echter bij een veulen met overigens normale hoeven,
die nog niet beslagen zijn, en die op tijd besneden worden. Waardoor
zouden deze zijn ontstaan?nbsp;M.

Antwoord: Het komt ons voor dat de oorzaak moet zetelen in een
drukking, een kneuzing, vermoedelijk in verband met een te hard zijn of
een te hard geweest zijn van den hooi-n. Zooals u weet komen bij vorms,
verbeende hoefkraakbeenderen, ook wel zi-jbeen genoemd, heel vaak steen-
gallen voor. Om uit te maken of de kraakbeenderen al of niet verbeend
zijn, w-ordt de hoef opgebeurd en beide handen langs den kroonrand gelegd.

Door het samendrukken der handen is licht uit te maken of die kraak-
beenderen goed elasitsch, veerkrachtig zijn, of dat zij niet meer meegeven
bij drukking, met andere woorden, verbeend zijn.

Wanneer jonge paarden, die bij vochtig weer geruimen tijd in de weide
hebben geloopen, eenigen tijd op een grintweg moeten gaan, wordt de weeke
lioefhoorn spoedig afgesleten en kunnen ook licht kneuzingen, steengallen
ontstaan.
Bed.

BRIEFWISSELING.

— Sedert 15 Aug. zijn ingekomen postwissels van O. KamerheeJc te H.
voor 6 div. afl. ƒ1.50,
H. Oonk te W. voor afl. YII ƒ0,25, A. Beckinrj
te B. (N. O. I.) voor geb. jaargang '96 ƒ2.90«, H. Fonsaerts te A. (België)
buitenl. ab. '99 ƒ 3.40,
B. van Leeuwen te N. W. voor 3de en 4de kwart.
ƒ1.50 en
S. J. de Jong te K. voor 3de kwart, ƒ0.75.

Advertentiën.

KuinstbLOorn,
voor Hoefbeslag,

verkrijgbaar in de chemicaliën- en
drogerijen-handel van

K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,

te Dordrecht.
PRIJSCOURANTEN voor HH. Vee-
artsen op aanvrage gratis.

HET PAARD,

Geïllustreerd Maandblad, gewijd aan Paarden-
fokkerij en Paardenkennis In uitgebreiden zin.
Redacteur-Uitgever A. W. HEIDEMA.
VIJFDE JAARGANG.

Prijs per jaar fr. p. p. /quot;S.— voor
Nederland, ƒ3.50 voor O. en W.-Indië
en het buitenland.

-ocr page 134-

„DE HOEFSMIDquot;nbsp;^^^ quot;quot;quot;

- -------land en 7 van het Buitenland nel

Bij den uitgever dezes verscheen:

DE VOORMALIGE

RIJKSSTOETERIJ TE BORCÜLO.

Met toestemming van den Minister van Oorlog opgemaakt
naar officiëele bescheiden in het archief van
het Departement van Oorlog.

DOOR

H. C. M. E. H. VAN SOETERMEER VOS,

\sle Luitenant der Veld-Artillerie te Utrecht.

Met een plaat van het kasteel te Borculo en bovendien in den tekst het portret
van den generaal-majoor Jhr. J. van de Poll, oud-directeur
der genoemde Stoeterij.

Prijs van af I Januari 1899 slechts f 0.75.

Het mooiste en nuttigste cadeau voor EEN HOEFSMID
is een in prachtband gebonden exemplaar van „De Hoefsmidquot;,

de jaargangen 1896, 1897 en 1898 omvattende,

welk lijvig boek is te verkrijgen a ƒ5.00 bij de Administratie
van „De Hoefsmidquot; en „Het Paardquot; te
Groningen.

Engelsche veerkrachtige

HOEFZOLEN voor paarden met gevoelige of gebrek-
kige hoeven.

Deze zolen worden zeer geroemd en zijn in alle afmetingen
verkrijgbaar.

CIRCULAIRES op franco aanvrage bij:

w. A. H. VAN HORSEN, Utrecht.

het Binnen-

gelezen.

-ocr page 135-

Yoor de oprichting van het Eemontedepót te Milligen was ik eens in de
gelegenheid van de toen aangekochte jonge paarden, ijzers af te nemen en
de makelij hiervan na te gaan.

Het zal nu ruim 10 jaar geleden zijn, dat ik een paard moest beslaan,
waarvan ik de voorijzers afhaalde en die van een zoo merkwaardig gehalte
gefabriceerd waren, dat ik ze als reliquie bewaard heb*).

TJIT HET YEELBDEN!

Daar dit voorval, betrekkelijk kort geleden, nog zulke blijken van geringe
vakkennis gaf, meende ik wel te doen door een blikje in het verleden te
slaan en hiervoor eenige ruimte in ons vakblad te verzoeken.

É

♦) Bovenstaande figuur geeft het beeld van zoo'n voorjjzer weer. — Deze figuur is
ook opgenomen op blz. 78 van dezen jaargang. Door bijzondere omstandigheden was
de oorsprong van dat ijzer ons onbekend geworden.nbsp;Red.

-ocr page 136-

148

ALGEMEENE BESCHOUWINGEN O VEE HET ONTSTAAN VAN DE
VEEANDEEINGEN AAN DEN HOEF,
volgens Delpérier.

De oorzaken van deze veranderingen zijn gelegen in de gewone of toe-
vallige voorwaarden der huisdierwording. Hoe nader het dier den natuur-
staat nabij komt, zooveel te meer is zijn voet vrij van gebreken. Nemen
we een paard uit de steppen in het Oosten of van de stammen in Arabië,
en onderwerpen het aan onze huishoudelijke omstandigheden, dan is het
eerste van alle organische toestellen, die belangrijke veranderingen ondergaan,
de voet van dit dier. Gaan we dus na de algemeene oorzaken, voortkomende
uit de huiselijke verhoudingen, uit het verschil tusschen een leven in de
vrije natuur en dat in den getemden staat, als huisdier in verband met
stalling, harde w-egen enz.

1». Verandering van landstreek. Deze verandering kan den voet van het
paard zeer sterk wijzigen; zij werkt door de lucht en door den bodem. De
paarden in een koud klimaat hebben dikke, zware hoeven, die in een warm
klimaat kleine, dunne, stevige hoeven. Breng de eerste naar het zuiden,
en de laatste naar het noorden, dan bevinden hunne voeten zich in onna-
tuurlijke verhoudingen. Hetzelfde heeft plaats bij de paarden afkomstig
uit vochtige of droge streken, indien men ze van land doet veranderen.

De voet, gevormd voor de warme luchtstreken, is over het algemeen
voorzien van een kleinen straal; hij zal niet op een bevroren bodem of
een grond met sneeuw bedekt kunnen gaan; de straal is niet scherp genoeg
geteekend om voor glijden te bewaren, en het glijden is het uitgangspunt
van een aantal ziekelijke aandoeningen van den voet. Het te dunne lioorn
kan de levende deelen van den voet niet tegen de koude beschermen, waar-
uit meer of minder aanzienlijke veranderingen ontstaan.

De voet, gebouwd voor de koude streken, zal niet zonder schade het bran-
dende zand betreden; zijn straal, groot maar zacht, zal spoedig verdroogd,
eigenlijk verbrand zijn; hij krimpt in, splijt, vervuilt en eindigt met voor
een gedeelte te verdwijnen; zijn wand, dik en taai, droogt sterk uit, wijkt
af, verliest zijn vorm, drukt op de vleeschplaatjes, welke veranderingen
ondergaan en in ontsteking geraken.

2quot;. Be voeding. De voeding heeft een grooten invloed op de hoornaf-
scheiding, naarmate het voedsel veel of weinig voedende stoffen bevat.
Maar de voornaamste verandering op de samenstelling van den voet teweeg-
gebracht door de stalvoedering, is de rust, welke zij aan de ledematen en
aan den voet geeft. In den vrijen staat moet het paard leven van het
voedsel dat het op den grond vindt; zijn maaltijd duurt bijna den geheelen
dag, en het is al grazende dat het dier al de bewegingen uitvoert, waartoe
dè ledematen geschikt zijn.

Het paard in den huiselijken staat voedt zich en wordt vet aan de ruif,
terwijl zijn ledematen en dus ook de voeten bijna werkeloos zijn. Deze
rust onder een aanzienlijk gewicht kan licht overspanning van sommige
organen, vernieling van den hoef, rekking van den vleeschwand veroorzaken,
terwijl vele spieren, draaiers, bij- of af brengers, door nietsdoen, in ontwik-

-ocr page 137-

keling teruggaan. Door die rust kan ook gemis aan evenwicht ontstaan
tusschen de verschillende spiergroepen aan de ledematen, en kunnen ook
gebreken in den gang ^optreden, welke hunne werking op den hoornwand
uitoefenen, door strijken, maaien, aanstooten, enz.

3quot;. Het verblijf. Het verblijf wijzigt vooral den stand van den voet en
de hoornafscheiding. Het stalpaard heeft niet meer tegen de weersinvloeden
te strijden. Het heeft geen jaargetijden meer, of is althans voor deze on-
gevoelig. De nadering van den winter zet de hoornafscheiding niet meer
aan of doet dit te laat. Ook de lente oefent geen invloed meer uit; in
plaats van zich te voeden met versche, waterrijke, zuiverende grassen, ont-
vangt het dier de zware, aan voedingsstoifen rijke granen van het vorige
oogstjaar, en de vleeschkroon, welke haar afscheiding moest matigen met
het verblijf op zachte en grasrijke weiden, geraakt door de droge en voed-
zame voeding, welke het dier in den stal krijgt, integendeel tot een ruimere
afscheiding. Maar het stalleven van het paard heeft op den voet een meer
directe schadelijke werking; het verblijf gedurende de helft van zijn bestaan
op een naar achteren hellenden bodem; van daar gewrichtsaandoeningen,
overbelasting van de spieren en pezen der ledematen, abnormale verdeeling
van het lichaamsgewicht over de steunpunten, waardoor een menigte ver-
anderingen van den hoef ontstaan; van daar ook afwijkingen der kroon,
waardoor abnormaal verloop der pijpjes van den hoornwand ontstaat.

4®. De dienst. De verschillende diensten die wij van onze paai-den vergen,
zijn lang niet altijd van natuurlijken aard, daar eene behoorlijke afwisseling
van werken en rusten, noodig voor de werking der spieren, niet wordt in
acht genomen. Deze diensten zonder regel vermoeien en overbelasten som-
mige deelen van den voet, door eene te langdurige werkzaamheid, of wel
ze laten die deelen te lang in rust. Die diensten begunstigen bepaalde
spieren der ledematen, b.v. die voor het rechtlijnig voorwaarts brengen,
terwijl zij de spieren, welke voor zij bewegingen, draaien, bij-en afbrengen
van het lidmaat dienen, in een bijna volslagen onwerkzaamheid laten.
Van daar ontstaan de gebreken in den stand, welke zich tot den hoef
uitstrekken.

5°. Be wegen. De wegen waarop het paard werkt, zijn bijna altijd goed
gemaakt en goed onderhouden met betrekking tot het verplaatsen van den
last en de snelheid; maar zij zijn weinig geschikt voor het gezond houden
van den paarde voet. Te hard zijnde, maken zij den voet gevoelig door de
trillingen, welke bij het neerzetten en steunen ontstaan; zijn zij te glad,
dan begunstigen zij het glijden, bij vorst en sneeuw; te ondoordringbaar,
dan verhinderen zij het steunen op straal en zool; bol gemaakt met zijde-
lingsche hellingen, dan worden de steunpunten hellende, waardoor de goede
verdeeling van den lichaamslast op den hoef schade lijdt; eindelijk te ruw
van aard en van oppervlakte, overdrijven zij de afslijtjng, en zijn oorzaak
dat een zwaar, dik beslag noodig is, dat weer direct 'aanleiding geeft tot
een groot aantal ziekelijke aandoeningen van den wand.

6®. Set beslag. Het beslag is noodig geworden wegens de schadelijke
werking der wegen en door de langdurige marschen, de steeds grooter wor-
dende inspanningen, welke men van het paard in den huiselijken staat vergt.

-ocr page 138-

Het gewone beslag, in de Westersche landen in gebruik, heeft het gevolg
de natuurlijke rol van den hoef en de functie der verschillende deelen van
den voet zeer te storen. Het beslag is hinderend door zijn dikte, waardoor
de spierwerking lijdt, en door zijn gewicht, dat het spier- en bandstelsel
vermoeit. Het heete passen veroorzaakt verbranden van het leven. De
breedte welke aan het ijzer wordt gegeven (couverture), het verloop van
het Ijzer naar den wand (tournure), het geven van opzet (ajusture), de be-
werking van den hoef (parure), het wijder leggen van het ijzer aan de
verzenen (garmture), zijn alle handelingen welke in hare toepassing meer of
minder schadelijk voor den hoef of voor enkele deelen daarvan kunnen zijn.
Het vastnagelen van het ijzer geeft soms toegang aan de lucht tot het bin-
nenste van den wand door de nagelplaatsen, geeft aanleiding tot het schei-
den, verdeelen, en verscheuren der wandpijpjes door de nagels, welke den
wand doordringen, en soms ook door de nieten; het schaadt door den voet
soms aan een pijnlijk hameren te onderwerpen; de levende deelen eindelijk
bloot te stellen aan verschillende verwondingen, als vernageling, enz. De
shjtmg van het ijzer is bijna nooit gelijkmatig wegens den invloed, welke
het beslag op het steunen, op de hoornafscheiding, op den hoorngroei heeft.
De slijting teekent zich bijna altijd op het een of ander punt van het ijzer,quot;
en stoort dan den stand van den voet; zij veroorzaakt afwijking van de
kroon, van de voetas en van de richting der wandpijpjes; het ijzer wordt
minder duurzaam, misvormd aan zijn takken, zijn vlakten en vorm. Al
deze misvormingen hebben haar uitwerking op den wand door de nagels
aan het ijzer verbonden. Kalkoenen veranderen den stand en den steun van
den voet. Het ijzer zelf stelt door zijn hardheid, zijn kanten en scherpte
van zijn randen den tegenoverstaanden voet en het been aan meer of min-
der ernstige verwondingen bloot. Het vermindert het tastgevoel van den
hoef, wijl het als vreemd lichaam tusschen bodem en hoorn dienst doet.
Ook zonder kalkoenen wordt de voet op den bodem vastgezet, en hindert
daardoor de veerkrachtige bewegingen uit te voeren, welke zoo dikwijls van
hem worden gevergd.

Sommige hulpmiddelen bij het beslag, als leder en caoutchouc, veranderen
het hoorn dat ze bedekken, wegens verhindering der uitwaseming van den
hoef. De bewerking van het hoorn door de vijl of de rasp wijzigt in sterke
mate de natuurlijke eigenschappen van den wand.

Onderhoud en verpleging der voeten. Het gebruik van vette zalven
en smeersels, het gemis aan zindelijkheid, de gewoonte om de kroonharen
af te scheren, veroorzaken, meer dan men denkt, aandoeningen van den
wand. De vetten verwecken den hoornzoom, maken hem los van den wand,
en storen dus de functie van dezen samendrukkenden band; zij verhinderen
de uitwaseming van het hoorn, bedorven zijnde, veranderen zij de hoornstof
Het scheren van de koot en de kroon prikkelt of ontsteekt de huid dier
deelen; bovendien stelt het de huid en de kroon bloot aan vuil worden door
urine, mest, slijk en dergelijke onreinheden, waarde voet dagelijks intrapt
en die prikkelend werken. Het scheren der kroon en van den vetlok ver-
mindert het gevoelsvermogen van den voet.

8». Kruuing der rassen. De kruising is dikwijls oorzaak van sommige

-ocr page 139-

misvormingen van den hoef. Door een kruising van paarden met sterk
uiteenloopende hoefvormen, verkrijgt men licht producten met onregelmatige
voeten of ongelijk van vorm zijnde hoeven bij eenzelfde dier.

9quot;. Verloskundige handelingen. Dikwijls genoeg brengt de merrie het
veulen eerst met behulp van meer of minder onhandige helpers ter wereld,
die soms de voeten van het in den geboorte weg zijnde veulen beet pakken
en onderwerpen aan zeer ongeregelde trekkingen. Wanneer het jeugdige
dier niet dadelijk volgt, legt men strikken om de kooten en trekt er maar
op los, brengt de leden van elkander af, plaatst ze kruiselings, draait ze
van binnen naar buiten en omgekeerd, en onder deze handelingen knellen
de banden of de handen van den helper de koot en kroon in hevige mate.
Hierdoor ontstaat de aanleg aan voeten en ledematen tot al die aandoeningen
van het been- en bandstelsel, van de gewrichten en van het hoorn, welke
in later tijden bij den dienst voor den dag zullen komen, en welke men
dan aangeboren of erfelijke gebreken zal noemen, omdat men de oorzaak
van het ontstaan niet kent.

10''. De opvoeding. Zekere voorwaarden der opvoeding kunnen den hoef
wijzigen, b.v. het langen tijd op stal staan. Het is niet alleen de helling
van den bodem en zijn hardheid, welke voor den voet van het veulen
schadelijk zijn, maar ook de vochtigheid, de gisting en de warmte van den
lang opgehoopten mest, tasten den jeugdigen hoef aan, maken den wand
te buigzaam, en werken als loog en hitte. De hoef van het veulen moet
zich voortdurend verwijden, maar langzaam aan, naarmate het hoefbeen
zich ontwikkelt. Vooral de vochtigheid en de warmte van den mest
begunstigen al te zeer de verwijding van den hoef door die te verhaasten
en te overdrijven; van daar de te wijde, platte, volle en bolle hoeven,
welke de waarde doen verminderen.

Het bewerken van den voet van het veulen, dikwijls genoeg herhaald,
van af het spenen tot aan den leeftijd waarop het beslag wordt onderge-
legd, is soms oorzaak van veranderingen van den voet en in den stand,
wijl die handeling dikwijls wordt verricht door menschen, welke de daartoe
vereischte kennis niet hebben. De bewerking van den jeugdigen voet is onder
deze omstandigheid misschien verderfelijker dan het beslag op volwassen
leeftijd.nbsp;Moubis.

HET HOEFBESLAG IN AMERIKA ,

DOOR

W. DICKSON,

Veearts aan de Mijks Landbouwschool te Minnesota.

TJit het „Special Meport on Diseases of the JLorsé\ uitgegeven onder
redactie van D r. Salmon, met medewerking van de heeren M i c h e n e r,
Law, Hasbouch, Trumbower, Liautard, Holcombe, Huilde-
koper en Dickson. Washington 1896, welk boek handelt over de ziekten
der paarden, ontleenen wij aan het hoofdstuk over hoefbeslag datgene wat

-ocr page 140-

van algemeen belang is. Wij kunnen met den schrijver, enkele uitzonde-
ringen daargelaten, in alle opzichten meegaan.

In de inleiding zegt de schrijver, dat liet hoefbeslag eigenlijk niet tot
de paardenziekten behoort, doch even goed als deze de aandacht verdient
daar het dikwerf de bron van veel lijden voor het paard is.
Ieder eigenaar
van een paard kent de waarheid der spreuk: „Zonder goede hoeven geen
goed paard en toch komen aan geen enkel lichaamsdeel zooveel onge-
wenschte afwijkingen voor als juist aan de hoeven, waarvan vele direct of
mdirect door het beslag zijn teweeggebracht. De wijze van gebruik en de
inrichting der wegen eischen voor het paard een kunstmatige beschutting
der hoeven en hiertoe is het hoefijzer het minst nadeelige middel. Toch
IS het hoefbeslag, al moge het door bekwame handen worden aangewend
nadeehg Ieder nagel dringt door den hoorn, hetgeen voor den hoef nimmei^
ten goede kan werken. Het spreekt van zelf, dat het nadeel des te kleiner
IS, aj. naar mate het beslag correcter is uitgevoerd.

Bij de landbouwpaarden is het onderleggen van ijzers niet altijd noodig
Het IS zeer te betreuren dat een groot aantal landbouwpaarden niet goed
worden beslagen. De dorpssmeden zijn in den regel in het hoefbeslag onvol-
doende ontwikkeld. De schrijver zegt dat zij, zonder hen onrecht te willen
doen, gewoonlijk hardnekkig vasthouden aan verouderde gebruiken Daar
zy onbekend zijn met den bouw en de inrichting van den hoef en de afslij-
ting van den hoorn, veroorzaken zij dikwerf door het besnijden hoefgebreken
Zij zijn nog vaak gewend den straal te besnijden en de zool zoo sterk te
verdunnen dat zy met de duim kan worden ingedrukt. De straal is echter
de natuurlijke gummi, hij verwijdt den hoef en beschut
door zijn veerkracht
de minder elastische deelen. Wordt hij besneden, dan is de aanraking met
den bodem soms met meer mogelijk, hij verschrompelt, wordt hard en
verliest de eigenschappen die voor den hoef nuttig zijn. De sterk besneden
en dun geworden zool heeft dan ook aan de oppervlakte jonge hoorn die
spoedig uitdroogt, waardoor de dieper liggende deelen, dus ook de vleeschzool
kunnen worden gekneusd. Naast een dergelijk verkeerd besnijden wordt
soms nog een veel te klein ijzer ondergelegd en met behulp van de rasp
wordt dan de hoef passend gemaakt voor het ijzer. Een hoefsmidsleerling
behoort daarentegen reeds te weten, dat het ijzer passend moet worden
gemaakt voor den hoef en niet de hoef voor het ijzer.

Na het onderleggen van zoon klein ijzer heeft de hoef dikwerf een sierlijk
voorkomen, maar de nuttige straal heeft veel geleden; de kans van regi
matig uitzetten en samenkrimpen is deels verkeken; de zool is zwak gewor-
den; de voeding wordt belemmerd; de van zooveel belang zijnde dek- of

glazuurlaag van den hoornwand is grootendeels weggeraspt; de hoornwand
wordt brokkelig.

De schrijver zegt, dat wanneer bij het veulen meer op de hoeven werd
gelet, de paarden in den stal niet op droog hout stonden, zoo zouden die bij
den arbeid krachtiger, taaier blijken te zijn. Hij vertelt te hebben gezien
dat de kleine Arabische en Australische paarden, wier
hoeven zelfs dikwijls
verkeerd besneden werden, natuurlijk door een kunstenaar in zijn vak zich
later nog als renpaarden, op de staalharde straten der heete luchtstreken

-ocr page 141-

voortreffelijk hebben gehouden. Hij meent dat, bij een streng toezien op de
hoeven der fokpaarden, na verloop van eenige geslachten nu en dan paarden
zouden voorkomen, die onbeslagen hun diensten zouden kunnen verrichten.

Nadat de schrijver op bezwaren, die het hoefbeslag aankleven, heeft gewezen,
gaat hij de middelen na waardoor men die bezwaren tot op een minimum
kan terugbrengen. Hij verwijt den hoefsmeden dat zij meer de renet dan
hun verstand gebruiken. Hij beweert dat de draagvlakte, waarop het ijzer
moet komen te liggen, slechts met de rasp mag worden bewerkt en dat de
zool en de straal niet mogen worden besneden. Hij zegt dat de smeden toch
meerendeels nog aan het besnijden vasthouden, niettegenstaande alle schrijvers
op het gebied van het hoefbeslag die handelwijze veroordeelen.

Bij het verkorten van den hoef moet er ook op worden gelet, dat de
hoefas niet wordt gebroken. (Onder hoefas verstaat men de lijn, 'die men
zich getrokken kan denken midden door de koot, de kroon en den hoef tot
op den bodem). Zulks moet de smid door ervaring op het oog weten te
beoordeelen. — De draagvlakte van den hoef moet zuiver horizontaal zijn.
Wijkt hij hiervan af, dan is al zijn arbeid nutteloos, daar hij daardoor niet
alleen den hoef maar ook het geheele been schaadt. Door de ongelijke
draagvlakte ontstaan er licht kneuzingen, wordt het been ongelijk belast
en Ujden beenderen en pezen door die ongelijke belasting onwillekeurig.

Het hoefijzer. De schrijver zegt: „De hoefijzers moeten zoo licht zijn dat
zij in overeenstemming zijn met de zwaarte van het dier en den te verrichten
arbeid, uitgezonderd bij harddravers, waar door bijzondere middelen de gang
der dieren en de actie der ledematen moeten worden verbeterd.quot; Zware
ijzers belasten niet alleen het dier maar verergeren ook den stoot die bij
het neerzetten van den hoef op den bodem ontstaat. Het ijzer dient een-
voudig om het te sterk afslijten van den hoef te voorkomen en lichte ijzers
doen dit even goed als zware. Velen denken dat zware ijzers het langer
uithouden dan lichte, doch tal van proefnemingen hebben het tegendeel be-
wezen (? Eed.). Wanneer de paarden zoogenaamd „de straat in de beenenquot;
hebben, moe of versleten zijn, dan licht de oorzaak dikwerf in het hevige
stooten tegen den bodem door de te zware ijzers.

De draagvlakte van het ijzer moet horizontaal zijn. Helt deze van den buiten-
naar den binnenrand, zoo geeft dit aanleiding tot vernauwing van den hoef.
De schrijver geeft toe, dat door een doelmatige behandeling meermalen een
klemhoef weer voldoende wijd is geworden , doch die behandeling behoort steeds
onder toezicht van een veearts le worden toegepast, daar de geringste fout
daarbij steeds den hoef schaadt. De schrijver noemt als een goed middel de
verzenen zoo sterk te besnijden, dat de straal weder voldoende op den bodem
komt te rusten (F? Eed.). Het ijzer moet natuurlijk zoo gevormd zijn, dat
het overeenkomt met den natuurlijken stand van den voet. De schrijver
drukt er hierbij nog eens weer sterk op, dat het ijzer passend moet worden
gemaakt voor den hoef waartegen zoo dikwerf, vooral door het zoo veel-
vuldig gebruik van fabrieksijzers, wordt gezondigd.

Het-passen. Het is verkeerd het ijzer rood-warm, goed om het zwart-
warm te passen; hierdoor zal het ijzer veel nauwkeuriger tegen den hoef
sluiten. Men laat de ijzers vaak te lang liggen, hetgeen de schuld is van

-ocr page 142-

de houders van paarden. Het is echter misplaatste zuinigheid. De hoef is
immers wijder aan den draagrand dan aan den kroonrand. Bij het afgroeien
moet die ondervlakte dus onwillekeurig grooter worden en derhalve na ver-
loop van tijd geheel over het toen passende ijzer heengroeien. De schrijver
noemt die zuinigheid even groote onzin als dat men voor zijn zoon van 6
jaar een paar laarzen koopt en verlangt dat deze er tot zijn 12de jaar in
blijft loopen. De ijzers moeten niet langer dan vijf weken onderliggen.

De nar/eh. Betrekkelijk weinig en lichte nagels verdienen de voorkeur.
Wanneer de ijzers voldoende diep geritst zijn, dan zitten de nagels dieper in den
hoefhoorn, waarmede zij bij een volkomen horizontale draagvlakte goed kunnen
vastzitten. Het gebeurt nog al vaak dat er te veel en te zware nagels
worden gebezigd, die men zoo hoog mogelijk tracht aan te brengen. Is daarbij
de draagvlakte oneffen, dan wordt de hoornwand bijna altijd brokkelig, daar
de belasting ongelijk is en vocht en vuil gelegenheid hebben langs so°mmige
nagels in den hoornwand te dringen. Konden wij de nagels weglaten, zoo
ware zulks nog beter. De aangegeven vormen van beslag zonder nagels
hebben echter ook niet voldaan. Het nadeel hiervan is niet minder groot
en bovendien laat de bevestiging nog al wat te wenschen over.

De schrijver noemt verder het ijzer van Charlieren meent dat dit ijzer
meer dient te worden gewaardeerd dan zulks het geval is. Hij acht dat
ijzer nog al hoog, daar de straal en de zool bij dat beslag voldoende met
den bodem in aanraking kunnen komen (en wijst niet op het groote nadeel,
dat de uitzetting van den hoef er bijna geheel door wordt belemmerd. Eed.)

Be laatste handgrepen. In dit hoofdstuk wijst de schrijver er nog eens
met nadruk op, dat het vele beraspen van den hoef zoo enorm schadelijk werkt.

Winierijzers. De schrijver acht een ijzer met stoot en kalkoenen voor win-
terijzers het meest geschikt, doch wijst er op dat stoot en kalkoenen niet
te hoog moeten worden gemaakt. Deze zouden aanleiding kunnen geven
tot aandoeningen van het straalbeen en den hoef beensbuigpees, die over de
achtervlakte van het straalbeentje heengaat.

Beslagvormen voor bepaalde doeleinden. De schrijver wijst nog op de be-
slagvormen die men bezigt voor harddravers met slechte gangen en slechte
hoeven en zegt dat op dit gebied ware meesterstukken zijn geleverd. Hij
noemt de ijzers tegen het klappen, de zij ge wichtsijzers, enz. Al die bij-
zondere beslagvormen, zoo ook voor tal van gebreken, kunnen zeer zeker
nut brengen, doch alleen dan, wanneer zij door zeer deskundige handen
worden aangebracht.

Ten slotte spreekt de schrijver de aangename verwachting uit dat het
wellicht nog in onzen tijd zal gelukken den hoefhoorn door scheikundige
middelen zoodanig te beschutten of te verharden, met behoud van zijn
elastische deelen, om onbeslagen tegen te sterke afslijting te worden ge-
vrijwaard. (Die verwachting zal nog wel niet spoedig in vervulling komen.
Mocht het ooit worden bereikt, dan kunnen de hoefsmeden gaan rentenieren.
Mogen hun middelen hen er in dat geval toe in staat stellen! Eed.) Tot
dien tijd evenwel zou het zaak zijn er van Staatswege zorg voor te dragen,
dat ieder hoefsmid, vóór zijn vak te mogen uitoefenen, voldoende blijken
van bekwaamheid moest hebben afgelegd.
nbsp;{Ber Hufschmied:)

i

• f:

-ocr page 143-

DB TRANSVAAL BN DTJITSCHLAND.

Sinds in 1867 de Duitsche reiziger Mauch in de noordelijk van Trans-
vaal gelegen landstreken en in 1870 in de Transvaal zelf — thans Zuid-
Afrikaansche Republiek genaamd — goudvelden ontdekte, is daar de goud-
productie tot een nooit vermoede hoogte gestegen. De goudproductie in de
Transvaal bedroeg in 1885 6010 in 1895 reeds 8.5 mill. £ en in 1898
11.7 mill. £. In de mijnen, die die goudproductie voortbrengen, zit voor
een groot deel Engelsch, Eransch en Duitsch kapitaal. Het aandeel dat
Duitschland in die goudmijnen heeft, schat men op minstens 300—400 mill.
Mark. (£ = ƒ 12; Mark = ƒ 0.60.)

Behalve goud bezit Transvaal in een gebied, dat omstreeks zoo groot
is als Pruisen, een ongehoorden rijkdom aan andere delfstoffen, zooals ijzer,
koper, lood, zilver en steenkolen. Al die delfstoffen zijn bevat in zeer hard
gesteente, in graniet, lei, kwarts, enz. en er zijn springstoff'en noodig om
ze los te maken, vooral dynamiet en springgelatine. De springstoffen vor-
men dus in Zuid-Afrika den grondslag van de ontwikkeling der bergwerken.

Men kan wel zeggen, dat evenals in Engeland en Duitschland, de steenkool
dè basis der industriëele ontwikkeling is, voor Zuid-Afrika de springstoffen
dezelfde positie innemen. De behoefte aan springstoffen zal binnen korten
tijd jaarlijks 400,000 kisten bedragen. Men stelle zich eens voor, welke
werking het zou hebben als in Engeland of Duitschland de ontginning van
alle kolenmijnen in handen van één maatschappij was. Welnu, met de spring-
stoff'en is dat in Zuid-Afrika het geval. Iedere invoer van springstoffen
door anderen is verboden.

Het kan niet ontkend worden, dat de tot nu toe bestaande vereenigde
Zuid-Afrikaansche springstoffenfabrieken voor de maatschappelijke ontwikke-
ling van de Transvaal veel gedaan hebben. Aan hen is in de eerste plaats
de bloei der goudproductie en ook de overige industriëele ontwikkeling van
het land te danken, ofschoon zij daarvan zelf 't meest profiteeren.

Het kapitaal der maatschappij bedraagt 450,000 £, verdeeld in 450,000
aandeelen van 1 £. Volgens het laatste verslag der maatschappij, gedateerd
13 Mei 1899, keerde zij van elk aandeel 4 sh. dividend uit, dat is dus 20 O/,,.
In het verslag over 1898 staat voorts, dat evenals in 'tjaar 1897, vooreen
fabriek der maatschappij, nu in Modderfontein, 50.000 £ is afgeschreven,
ter dekking der waardevermindering der fabrieken in 1908, 'tjaar waarin
't contract als agent van den staat is afgeloopen.

Tot 1908 loopt namelijk het monopolie-contract met de Zuid-Afrikaansche
regeering. Sinds eenige jaren hoort men steeds meer stemmen onder de be-
volking, die vroegere ontbinding van 't contract eischen, omdat de maat-
schappij door hare hooge prijzen der springstoff'en de verdere ontwikkeling
van het land belemmerde. Op grond van die oppositie verlaagde de maat-
schappij in Mei 1898 den prijs van een kist dynamiet met 10 sh., nadat
de regeering van Transvaal afstand had gedaan van de 5 sh., die zij voor elke
kist ontving; voor de maatschappij bedroeg de vermindering dus slechts 5 sh.

De industrie van Transvaal eischte een prijsvermindering van 15 sh., daar
de maatschappij dan toch nog 1 J op elke kist verdiende.

-ocr page 144-

Wij gunnen de Zuid-Afrikaansche dynamiet-maatscliappij gaarne hare groote
voordeelen, maar wijzen er toch op, dat met verlaging der dynamietprijzen,
niet alleen de goud-industrie, maar ook de overige industrie van Zuid-Afrika
zich op reusachtige wijze zou ontwikkelen. Daar de Transvaal nu reeds een
groot deel van zijn behoefte aan artikelen op het gebied der ijzerindustrie
uit Duitschland ontvangt, zoo zou vooral dit land daar in de toekomsteen
uitgebreid veld vinden voor den afzet van locomotieven, wagens, rails, land-
bouwmachines en machines voor metaalbewerking.
nbsp;(Vulkaan.)

vragen en antwoorden.

\ raag no. 1: Ik heb een dubbelen hit te beslaan, die wat ongelukkig
op zijn beenen staat, v. Oude Tabor. Hij slaat zich met de achterhoeven
tegen de vleezige ballen der voorhoeven en wordt dan zoo kreupel dat zij
met meer voort kan. Ik probeerde reeds vóór gutta-percha zolen en achter
klapijzers, doch vond geen baat. — Het te verrichten werk is: loopen voor
de tilbury. Weet u er misschien ook raad voor?

fnbsp;W.

Antwoord: Het komt ons rationeel voor dat gij tracht de achterbeenen
van dien dubbelen hit wat meer uitwaarts te doen opnemen, zoodat de hoef-
slag van den achterhoef naast dien van den voorhoef komt te liggen Mo-
gelijk is zulks te verkrijgen door het onderleggen van een bijzonderen vorm
van zijgewichtsijzer. Wij bedoelen een vorm waarbij tevens het toon-zijlt;.e-
deelte der binnenzijde is versmald. Uit de beide onderstaande figuren 'Ll
onze bedoeling u gemakkelijk duidelijk worden.

Amerikaansch zijgewichtsijzer.nbsp;Rechter aohterijzer tegen het strijken met

den toon; a zijlip. De stippellijn toont
aan hoever de hoornwand over het ijzer
uitsteekt.

Verder is het aangewezen het toon-zijgedeelte der binnenzijde van de achter-
hoeven, na het beslaan, iets weg te nemen en zoo glad mogelijk te raspen
en te vijlen. Mocht de eigenaar niet tegen eenige kosten opzien, dan is
tevens den raad te geven de voorhoeven van elastieke kappen te voorzien.

-ocr page 145-

welke te verkrijgen zijn bij lederen zadelmaker die eigenaars van harddravers
onder zijn klanten telt.

Ten behoeve van „De Hoefsmidquot; houden wij ons voor mededeeling van
het resultaat aanbevolen.nbsp;Eed.

Naar aanleiding van de eerste vraag in de vorige aflevering van „De
Hoefsmidquot;, blz. 142, kan ik u mededeelen, dat in mijne smederij veel
paarden met zieke hoeven komen, zelfs van buiten mijne gemeente. —
Twee paarden met knolhoeven heb ik ruim drie jaar in beslag, die thans
als rij- en werkpaarden worden gebruikt. De gang dezer dieren is wel iets
moeielijk, maar kreupelen doen zij niet. Bij een goed en doelmatig beslag
kunnen zij nog menig jaar voor den dienst geschikt blijven. — Men lette
eerst op den stand, den gang en het neerzetten van den voet. Knolhoeven*
raken den bodem het eerst met de achterste hoefhelft. Om nu de belasting
meer over den geheelen draagrand te verdeelen, make men de drachten
(verzenen) lager, doch hierbij de zool en straal niet aan te raken. De losse
wand moet goed van vet en vuil worden gereinigd. Het toongedeelte wordt
iets ingekort.

Men maakt nu een gesloten ijzer dat breed in den toon is en met goede
afhelling. De toonlip moet lang en buigzaam zijn, terwijl de zijlippen iets
korter mogen wezen. De lippen dienen om den kunstmatigen draagrand te
steunen en het ijzer een vastere ligging te geven.

Wanneer wij het ijzer pasklaar hebben, wordt de draagrand kunstmatig
verhoogd. Dit doet men op de volgende wijze. Men neemt een reep gutta-
percha , maakt dit pasklaar in den hollen of lossen wand en brengt dit met
goede kwaliteit gesmolten kunsthoorn vast in het holle gedeelte. Vervolgens
wordt er een laagje kunsthoorn over gestreken, totdat men den wand op de
gewenschte hoogte heeft. ISTu legt men het
nat gemaakte ijzer even op zijn
plaats, om te zien of dit overal goed aanligt. De zool moet ver genoeg van
den bodem verwijderd zijn, terwijl het zieke gedeelte van den hoef van den
druk van het ijzer verschoond moet blijven. Men zorge voor nagels die niet
te kort zijn (vooral de vier toonnagels) om beter in den gezonden hoorn te
kunnen nagelen. Nagels no. 9 zijn meestal lang genoeg. Het kan aanbe-
veling verdienen de kling iets dunner te vijlen om daardoor te trachten het
scheuren van den wand te voorkomen, daar het hoorn meestal broos is.

In plaats van het hiervoor opgegeven balkijzer, heb ik in enkele omstan-
digheden wel eens gebruik gemaakt van een ijzer met lage kalkoenen en
stoot, en om de zool te beschutten een balk over de zool. Van een der-
gelijk ijzer maak ik veelal gebruik bij paarden die b.v. op een nieuwen
grindweg moeten loopen.

Voor winterbeslag kan men gebruik maken van schroefkalkoenen.

Paarden met knolhoeven een doelmatig beslag te geven, is lang niet ieders
werk. Dit bleek mij toen ik bedoelde paarden aan de smederij kreeg. De
paarden waren niet meer bruikbaar en bijna waardeloos; thans zijn ze voor
alle diensten geschikt en den eigenaars naar genoegen.

Mocht de heer Z. te H. verdere inlichtingen noodig hebben, zoo ben ik
hiertoe gaarne bereid.

Purmer.nbsp;H. Kruvt.

-ocr page 146-

158

korte mededeelingen.

—nbsp;Inrichting' voor Hoefbeslag te Groningen. H. Smid van Eoden, 17
April j.1. als leerling geplaatst, is op 7 October weder vertrokken. Wegens
ziekte in zijne familie was de leertijd 3 weken onderbroken. Aan hem is
een getuigschrift uitgereikt, dat hij met voldoend gevolg een cursus aan
deze inrichting heeft meegemaakt. Zijn plaats is op 9 October ingenomen
door R. Tpey van Noordwolde.nbsp;Eed.

—nbsp;Hoefsmidschool te Amersfoort. De leerling Oege Schukkink uit
Tjerkwerd (Pr.) heeft, na een leertijd van 6 maanden, op 30 September j.1.
een diploma ontvangen met goed gevolg een cursus in hoefbeslag te hebben
meegemaakt. De heer Schukkink vestigt zich, voorloopig ten minste, te
Tjerkwerd.

—nbsp;Be gutta percha die nog korte jaren geleden met ƒ 5 per K.G. werd
betaald, staat thans genoteerd op ƒ 3. — Zoo'n voordeeltje mag de hoefsmid
tegenwoordig ook wel hebben, daar
het ijzer duur betaald moet worden en
de beslagprijzen onveranderd blijven.nbsp;Eed.

—nbsp;Delpérier is een man van beteekenis op gebied van het hoef beslag,
doch zijn artikel, vertaald in deze aflevering weergegeven, ademt niet veel
practische kennis uit.nbsp;Eed

—nbsp;LandbonwtentoonsteHing te Winterswijk, gehouden 12 September j.1.
De heer J. A. Weeberdink, gediplomeerd hoefsmid te Winterswijk, had
een zeer mooie collectie hoefijzers ingezonden.

Ook was op deze tentoonstelling vertegenwoordigd het radmakersbedrijf,
dat evenals het klompenmaken hier door de kleinere landbouwers als neven-
bedrijf wordt uitgeoefend. Men ziet zoowel zware kar- en ploegraderen als
de fijnste rijtuigwielen.

—nbsp;Amerikaansch ijzer. Het Amerikaansch ijzer is niet zoo sterk als men
oppervlakkig bij het smeden er van zou zeggen. Het gebeurt vrij dikwerf
dat de hoefijzers, als zij half of soms iets meer versleten zijn, stuk breken.
Tooral bij het verleggen van de voorijzers komt dat nog al eens voor, aan-
gezien men het ijzer dan weer warm moet maken en afkoelen waardoor het
te hard wordt en hierdoor spoedig breekt. Bij paarden, die dravend werk
op straatkeien moeten verrichten, komt het breken het meeste voor. Eed.
— Magnalium, een nieuwe metaallegeering. Reeds menigmaal werd in
buitenlandsche couranten geschreven over magnalium, en in enkele beweerd
dat dit metaal voor de instrumentfabricatie van onschatbare waarde is.

E. Tuesz, fabrikant van optische instrumenten te Steglitz, heeft de
fabriek der Duitsche magnalium-maatschappij bezocht en geeft daarvan het
volgende verslag:

Het groot aantal der mij voorgelegde en ter bewerking beschikbaar ge-
stelde gietstukken bestonden uit een legeering van 100 deelen aluminium en
10—12 deelen magnesium, en die verhouding in de legeering zal een uit-
muntende vervanging voor messing, nieuw zilver en roodkoper geven.

Welk een vastheid en hardheid magnalium in vergelijking met zuiver
aluminium bezit, wordt bewezen door het feit, dat men gemakkelijk in staat

-ocr page 147-

is met een scherpkantig bewerkt stuk magnalium zuiver aluminium direct
te snijden.

Wat echter 't magnalium tegenover het aluminium voor de geheele metaal-
industrie de grootste beteekenis zal geven, is de buitengewone geschiktheid
tot gemakkelijke bewerking, waarbij geen bijzondere kunstgrepen noodig
zijn, zooals bij de bewerking der gewone koper-zinklegeeringen. Draaien,
freesen, boren heeft op dezelfde wijze plaats als bij de behandeling van
messing en roodkoper, 't Bewerken met de vijl is intusschen niet zoo gun-
stig als bij de laatstgenoemde metalen, maar toch veel beter dan bij het
zuivere aluminium, koper of zink het geval is. Draad kan er uitmuntend
op gesneden worden, zelfs de fijnste draad met stijgingen van 0.25 m.m.
snijdt men zeer gelijk en zonder dat hij in het minst scheurt.

Proeven door Dr. Mach genomen toonden mij, dat het magnalium ook
zeer goed is om lensglazen en andere glazen te omvatten. Daar 't geheel
vrij is van oxydatie en zijn kleur bijna zilverwit, is het magnalium uitste-
kend geschikt voor die instrumenten, waar het op vermindering van gewicht
aankomt. Voor draaiassen en hunne lagers zal men 'tmagnalium, evenals
de koper-zinklegeeringen, in verschillende verhoudingen kunnen samenstellen.

Die proeven gaven resultaten, die ons de overtuiging geven, dat deze
nieuwe ontdekking niet alleen van groot gewicht is voor 'tgebied der fijnere
werktuigkunde, maar voor de geheele metaalindustrie.
nbsp;(Vulkaan).

BRIEFWISSELING.

—nbsp;Den heer D. K. te B. Uw briefkaart ontvangen. Uwe bedoeling is ons
niet recht duidelijk. Wenscht gij een veulen? Welnu de bittemerrie behoeft
geen andere verpleging dan een paardemerrie. Stapvoets werk is nuttig,
draven in de laatste weken der dracht licht nadeelig.

—nbsp;Heeren practici worden vriendelijk verzocht hunne meldenswaar-
dige ervaring steeds aan „De Hoefsmidquot; in te zenden.

—nbsp;Sedert 15 Sept. is ingekomen een postwissel over het 3de en 4de kwart.
'99 a
f 1.50 van K. Gom te B.

Advertentiën.

KuinsthLOorn,
voor Hoefbeslag,

verkrijgbaar in de chemicaliën- en
droger ij en-handel van

K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,

te Dordrecht.
PRIJSCOURANTEN voor HH. Vee-
artsen op aanvrage gratis.

Er biedt zich aan een

FLINK JONGMENSCH,

een cursus in hoefbeslag met succes
gevolgd hebbende, om als HOEFSMID
geplaatst te worden.

Brieven franco lett. C P boekh.
PIEKART,
Leidsehestr. 83, Amsterdam.

-ocr page 148-

DE HOEFSMIDquot;nbsp;^^^ plaatsen van het Binnen-

quot;nbsp;land en 7 van het Buitenland gelezen.

Bij den uitgever dezes verscheen:

DE VOORMALIGE

RIJKSSTOETERIJ TE BORCüLO.

Met toestemming van den Minister van Oorlog opgemaakt
naar officiëele bescheiden in het archief van
het Departement van Oorlog.

DOOR

H. C. M. E. H. VAN SOETERMEER VOS,

\sle Luitenant der Veld-Artillerie te Utrecht.

Met een plaat van het kasteel te Borculo en bovendien in den tekst het portret
van den generaal-majoor Jhr. J. van de Poll, oud-directeur
der genoemde Stoeterij.

Prijs van af I Januari 1899 slechts f 0.75.

Het mooiste en nuttigste cadeau voor EEN HOEFSMID
is een in prachtband gebonden exemplaar van „
De Hoefsjiidquot; ,

de jaargangen 1896, 1897 en 1898 omvattende,

welk lijvig boek is te verkrijgen a /quot;S.OO bij de Administratie
van „De Hoefsmidquot; en „Het Paardquot; te
Groningen.

Engelsche veerkrachtige

HOEFZOLEN voor paarden met gevoelige of gebrek-
kige hoeven.

Deze zolen worden zeer geroemd en zijn in alle afmetingen
verkrijgbaar.
CIRCULAIRES op franco aanvrage bij:

_W. A. H. VAN HORSEN, Utrecht.

De Redacteur-Uitgever van »De Hoefsmidquot; wenscht een

MEDEWERKER

voor dit Blad, die genegen is maandelijks een overzicht te geven van het
meldenswaardige op het gebied van het grofsmidsvak. De bedoeling is met
Januari a.s. daarmede aan te vangen. — Salaris ƒ150 per jaar, benevens
een maximum-bijdrage van ƒ 50 per jaar voor benoodigde lectuur, boekwerken
en tijdschriften.

Aanbiedingen worden ingewacht bij A. W. HEIDEMA te Groningen, vóór
20 November a.s.

-ocr page 149- -ocr page 150-

ACHTSPAN,

to,.belK,orcndo aan den heer C. Nienhuis te «roningon.

-ocr page 151-

ACHTSPAKquot;,

toeleJioorende aan C. NiEA-iins te Groningen.

Deze 8 paarden toebehoorende aan en gereden door den bekenden stal
houder [C Nxenhuis te Groningen, zijn voor de helft goudvosruinT terS
de andere 4 bruin-appelschimmel merries zijn

Het levert een alleraardigst gezicht op, wanneer deze acht, ieder snan
bestaande uit een schimmel en een vos een Engelsch span gen^L^Ü
in gestrekten draf worden voorgereden. Dat de rifder hieri,ii
nbsp;a ,

teugels heeft en het rijden van een achtspan eef i te t bektamT h
vereischt, behoeft geen nader betoog.

Deze paarden zijn vóór gewoonlijk beslagen met Engelsche zolen, hetzij

met^halvemaanyzers hetzij met doorloopende ijzers, achter in den reg Ivoor
zien van ijzers met kleine kalkoenen. De Engelsche zolen -verhtderen
27nbsp;dikwerf Ïdd^

Red.

-ocr page 152-

de eltksbijdraamp;e voor bevordering van het

hoeebeslag.

Op de Staatsbegrooting 1900 is een gelijk bedrag als in 1899 nitgeh-ok-
ken voor subsidiën en andere nitgaven ten behoeve van cursussen in hoel-

beslag, n.1. ƒ 3600.—nbsp;.

ZoLls bekend is, zijn aanvankelijk in alle Provinciën Exjkscursussen in
hoefbeslag gehouden. Thans organiseert de Ilegeering met zelf cursussen,
maar bepaalt zich er toe tot het geven van subsidies. Als voorwaarden
stelt de Regeering dat het programma en de keuze van het onderwijzend
personeel aan de goedkeuring van den Minister van Bmnenlandsche Zaken
moet worden onderworpen en eene begrooting van
uitgaven en mkomsten
overgelegd. Na afloop moet een verslag worden ingediend dat dan in het
Blauwboek (Verzameling van landbonwverslagen enz., uitgegeven en uit te
geven vanwege het Ministerie van Binnenlandsche zaken) wordt gepubliceerd.

In 1899 ziin onderstaande subsidies verleend:
Maatschappij tot bevordering van landbouw en veeteelt m Zeeland /
Vereeniging Het Paardenstamboek voor de Provincie Eriesland; cur-
sussen te Heerenveen en te Dokkum...../nbsp;quot; ' quot;

Afdeeling Goeree en Overfiakkee der Hollandsche Maatschappij van

Landbouw............... ' quot;t quot; ji,

Afdeeling Leiden der Hollandsche Maatschappij van Landbouw . . -
Afdeeling Ouder- en Nieuwer-Amstel der Holl. Maatschappij van

Landbouw........quot; ' V ji,quot;

Geldersch-Overijselsche Maatschappij van Landbouw . . • • • • ••
Overijsselsche Maatschappij van Landbouw; cursussen te Staphorst ^^

en te den Ham....................

Hoermond en Weert...............

Utrecht......................

ƒ 2810

Van de ƒ 3600 blijft in 1899 dus bijna ƒ 800 ongebruikt, wijl hiervoor

^tcX^l t iÄeeland en in Gelderland eene organisatie^
gaande van de Maatschappij van Landbouw; er worden «Pf-J^J ^
Lntal plaatsen cursussen in hoefbeslag gehouden, waarvoor ^ Ma^^
van Landbouw en Provinciale Staten
subsidie geven. AV xjl het hiei een
deugdelijke organisatie geldt, is het Rijkssubsidie gesteld op / 600.

Voor 1900 is weder ƒ 3600 uitgetrokken.

Zal ook dan weder worden gespaard, minder worden aangevraagd dan er
beschikbaar zal zijn? En dat terwijl een deugdelijke opleiding --W® quot;
hoefsmeden nog steeds op zich laat wachten. Moet dan bij zoo weinig be

langstelling van de zijde der belanghebbenden de Eegeering niet gaan denken

dat gebrek aan een degelijke opleiding van hoefsmeden weinig .ordt ge-
voeld? Oppervlakkig oordeelende zou men hierop een toestemmend ant-
woord gevel maar bij nader inzien zal ook de Eegeering kunnen gewaar

600

300

180
180

200
600

250
300
200

-ocr page 153-

worden dat wel degelijk blijken worden gegeven door de belanghebbenden
om zich goed te kunnen bekwamen.

Bij de hoefsmidschool te Amersfoort en bij een paar regimenten veld-
artillerie bestaat gelegenheid tot degelijke opleiding van enkele burger-
hoefsmeden. Het aantal aanvragen overtreft steeds dat der beschikbare
plaatsen. — Dezelfde verhouding vindt men aan de Inrichting voor hoef-
beslag te Groningen. — Ligt hierin niet eenige aanwijzing voor de Eegeering
op welke wijze de smeden zoo'n cursus in hoefbeslag wenschen te zien ingericht r
In den 2den jaargang van „De Hoefsmidquot; (1897) is op blz. 83—86 het
rapport opgenomen, dat door een speciale Commissie, vanwege de QeJderscli-
Overijsehche M. v. Landbouw
aangewezen om na te gaan hoe op de beste
wijze zou kunnen worden voorzien in de behoefte aan goede hoefsmeden,
vooral ten platten lande, is uitgebracht. In dat rapport komt o. a. voor'
„Wil men werkelijk goede hoefsmeden vormen, in staat het vak op
dragelijke wijze uit te oefenen, dan zal er een degelijke hoefsmidschool
moeten worden opgericht en wel op een plaats waar zeer veel paarden
worden gehouden en dus veel leermateriaal aanwezig is. Een dergelijke
inrichting zal op eenigszins uitgebreide schaal, dat is uit meerdere vuren
moeten bestaan, en dus moeten zijn een welbeklante hoefsmederij, aan het
hoofd waarvan een zeer bekwaam hoefsmid, speciaal daarvoor opgeleid,
moet staanquot;.

Deze uitspraak der commissie is naar onze meening volkomen juist. De
berekening der kosten van eene dergelijke „school-werkplaats-opleidingquot;,
zooals ook door die Commissie is aangegeven, komt ons voor nog al wat
besnoeid te kunnen worden. Zij luidt:

„Aan inventaris hoefsmederij voor eens /quot;lOOO.

ritgaven jaarlijks: huur van een gebouw fmo-, afschrijving en rente
inventaris / 150; brandstoften en verlichting /• 300; ijzerwaren /-ISOO-
salaris van den veearts ƒ 1000; - baas /quot;lOOO; _ knecht ƒ 300; examen-
kosten /lOO; onvoorziene uitgaven
f50, tezamen f éQOO.
^ De ontvangst is gerekend op minstens f 200Q, zoodat de jaarlijksche sub-
sidie op ongeveer ƒ 3000 zou moeten worden gesteldquot;.

Wij gelooven dat een dergelijke inrichting tot opleiding van hoefsmeden
te verkrijgen zou zijn door toekenning van een subsidie ä ƒ 1500, misschien
nog wel voor een lager bedrag. Stel dat van particuliere zijde b.v. van
een landbouwmaatschappij, in het bezit vau rijkssubsidie, de oproeping
wordt geplaatst voor het stichten en het exploiteeren eener inrichting tot
opleiding van hoefsmeden tegen een jaarlijksche vergoeding van /1500
Dan kunnen alle eischen, gesteld in genoemd rapport, worden voorge-
schreven, en men zou zeer zeker de ervaring opdoen dat er voldoende
aanbiedingen zouden inkomen. Op die wijze zouden per hoefsmidschool
ongeveer 16 bekwame hoefsmeden per jaar kunnen worden gevormd, aan-
nemende dat de leertijd 4 maanden zou bedragen en het aantal leerlingen
telkens vier. Met het oog op het praktische der opleiding zou het aanbe-
veling verdienen ieder maand 1 of 2 leerlingen toe te laten en tevens
hetzelfde getal laten vertrekken. De opleiding zou dan zeer geregeld kunnen
geschieden, de werkzaamheden in de smederij van lieverlede nauwkeurig

-ocr page 154-

kunnen worden geleerd. Tevens zou deze regeling voor den chef der hoefsmid-

school het meest voordeelig zijn.

In Zeeland is voor de opleiding der hoefsmeden tegenwoordig jaarlijks
/•1800 beschikbaar, waarvan f 600 door het Rijk, f 700
door de Provincie,
/•400 door de Maatschappij van Landbouw en f 100 door de WiMmina-
polder. Op 8 plaatsen worden door gediplomeerde veeartsen 8 lessen a 2
Lr gegeve^ in de theorie van het hoefbeslag, terwijl op evenveel plaatsen
14 iLen a 3 uur worden gegeven door gediplomeerde hoefsmeden in het

practisch hoefbeslag.nbsp;. .

Gedurende de eerste jaren, vooral in de „eilanden-provincie Zeeland ,

verdient een dergelijke rondgaande hoefsmidscursus de voorkeur, maar op
den duur dient er een school te komen en deze behoeft zeer zeker met meer
uitgaven dan de tegenwoordige regeling. Het leermateriaal en het onderwijs
kuLen,door dezelfde onderwijzers, veel beter worden ingericht op een plaats,
dus aan een school, dan op tal van plaatsen. De leer van het hoefbeslag
moge niet zeer omvangrijk zijn om haar goed te onderwijzen is tlieore-
tische en practische kennis van het vak, nevens veel tact om deze kennis

duidelijk te kunnen weergeven, strikt noodzakelijk.

(In „De Hoefsmidquot;, jaarg. 1898, blz. 92-95, komt een artikel voor over
„Hoefsmidscholenquot;, geschreven door den he,r Ie Luitenant-paardenarts F.
Lméris, dat eindigt met: „En Nederland? Moge toch spoedig de t,d
aanbreken dat we kunnen zeggen: Ook wij hebben een burgerhoefsmidschool.

Ook kapitein Moubis drong hierop meer dan eens aan.

In den eersten jaargang van „De Hoefsmidquot; (1896) zijn op blz 9v en
98 door ons reeds een tweetal wenschen besproken, luidende als volgt:

10 Van Regeeringswege worde een Commissie benoemd, die tot taak
hebbe, eens of meermalen per jaar aanstaande hoefsmeden te examineeren
en dezen, na het afleggen van een voldoend examen, een diploma als hoefsmid

Ctwee of drie plaatsen in Nederland worden door de Regeering

Yakscholen voor a.s. burgerhoefsmeden opgericht.)

Ten slotte schijnt er ons veel voor te zeggen dat de hoefsmeden, zoowel
militairen als burgers, dezelfde opleiding ontvangen. Dit is op enkele
andere plaatsen, b.v. Dresden in Saksen, ook het geval.nbsp;Red.

HET KUNSTHOORN.

Het kunsthoorn van Defays bestaat uit eene verbinding van guttapercha
en ammoniakgom; het dient om het hoorn van den hoef tijdelijk te veiwan-
gen, ten einde op deze wijze diensten te kunnen hebben van het paard, in

afwachting van herstel.nbsp;,, i .

De genoemde twee stoff-en worden in gelijke gewichtshoeveelheden tezamen

gevoegd, of ook wel zoodanig, dat op twee deelen gutta-percha, een deel
Lmoniakgom komt, en dit naarmate men eene hardere of
zachtere verb n-
ding wil hebben, daar ook het natuurlijke hoefhoorn verschi end van hard-
heid is zelfs de verschillende deelen aan eenzelfden hoef. Wij weten, dat

-ocr page 155-

het straalhoorn steeds taaier, zachter is dan het hoorn van de zool en van
den wand.

De eerstgenoemde verhouding vormt de hardere massa, de andere het
weekere kunsthoorn.

De bereiding geschiedt op de volgende wijze: de gutta-percha, welke in
platen of brokken in den handel komt, wordt in stukken gesneden, hetgeen
het best kan geschieden, wanneer zij in warm water is week gemaakt; ver-
volgens wordt zij in een pan met de ammoniakgom vermengd, over een
zacht vuur gesmolten, terwijl men de massa goed omroert, tot zij eene ge-
lijkmatige chocolade-achtige kleur heeft gekregen. Deze massa, het kunst-
hoorn kan als zoodanig dadelijk aan den hoef worden aangebracht, of wel
zij wordt in een emmer met koud water gegoten, en daarin met de hand
tot pijpen gevormd, om voor later gebruik te dienen.

De aanwending geschiedt bij gebrek aan hoorn van den wand, vooral als
deze bij hollen wand is weggenomen; bij brokkelhoeven, bij plat- en vol-
hoeven; bij gebrekkige, kleine, verdroogde stralen, om deze te verhoogen, ten
einde bij gebruik van een gesloten ijzer de noodige drukking te verkrijgen.

De massa wordt versch gesmolten op den hoef afgegoten, of met een spa-
tel aangebracht, vervolgens met eene, telkens in koud water gestoken hand,
in den vorm gebracht dien men verlangt, en daarna eenigen tijd door water
bekoeld, totdat zij hard geworden is.

Het in staven of pijpen bewaarde kunsthoorn kan door een gloeiend ge-
maakten spatel, op de plaats van aanwending ingesmolten worden, endoor
dit gereedschap of wel op de vroeger aangegeven wijze met de hand, ge-
vormd worden.

Het ijzer kan vóór de aanwending van het kunsthoorn ondergelegd wor-
den; in andere gevallen geschiedt dit na dien tijd, en moeten alsdan de
nagels voorzichtig door de gestolde massa worden gedreven, waarbij men te
letten heeft op het vastslaan en omnieten der nagels, vooral als de niet in
het kunsthoorn werd aangebracht.

Vóórdat het kunstmatige hoorn op den hoef komt, moet men al het vuil
op de plaats van aanwending zorgvuldig verwijderen en het losse gespleten
hoorn met de renet wegnemen, alzoo zorg dragen dat men zuiver en goed
verbonden hoorn heeft, en de geheele plaats met een lap of spons met
aether gedrenkt goed inwrijven, omdat men hierdoor alle vetachtige stoffen
van het hoorn verwijdert; aether lost namelijk het vet op. Men moet ook
vermijden, vetten, zalven of dergelijke hoefsmeersels te gebruiken, omdat
door deze de verbinding van het natuurlijke met het kunstmatige hoorn
w-ordt los gemaakt.

Niet al het kunsthoorn dat tegenw-oordig in den handel verkrijgbaar is,
blijkt aan het doel, waarvoor het bestemd is, te beantwoorden. Er wordt
al te veel geklaagd, dat, wanneer men het aan den voet heeft aangebracht,
het niet hard genoeg wordt, zoo dat het niet met den eigenlijken hoornwand
overeenkomt. Die klachten komen meestal van gediplomeerde hoefsmeden.
Nu geloof ik dat die daarover niet behoeven te klagen, daar zij toch heb-
ben geleerd hoe zij het kunsthoorn moeten bereiden. Is het soms te veel
werk om dat zelf klaar te maken ? Of is het dat zij dit hebben vergeten,

-ocr page 156-

niettegenstaande zij zulks op den cursus hebben geleerd? Dan zal er van
het geheele hoefsmidsvak ook een beetje terecht komen, want dan zal er
wel meer vergeten worden, wat ook maar al te veel in onze dagen gebeurt.
Anders zou er niet zoo veel gezondigd worden op 't gebied van het hoefbe-
slag, zooals men het bij sommigen wel eens ziet.

S. van An ge ren.

.JAAEYEESLAG OVEE DE HOEFSMIDSCHOOL TE DEESDEN, EX
DE GEHOUDEN EXAMENS GEDUEENDE 1898.

Leerlingen. De studenten der Teeartsenijkundige Hoogeschool hebben,
overeenkomstig het vastgestelde leerplan, het onderwijs aan de hoefsmidschool
gevolgd. Bovendien is zij, met inbegrip van de aan het einde van 1897
nog aanwezige 10 burger- en 16 militaire smidsleerlingen, door 152 leer-
lingen bezocht (67 burgers en 85 militairen). Van deze leerlingen hebben
in het afgeloopen jaar 118 (50 burgers, 68 militairen) het onderwijs geheel
gevolgd en na goed afgelegd examen de school verlaten, terwijl 2 burgers
en 1 militair tusschentijds, alzoo voor het afleggen van het examen, zijn
weggegaan. 31 leerlingen (15 burgers en 16 militairen) hadden met het
einde van 1898 hun leertijd nog niet volbracht en zijn derhalve voor 1899
ingeschreven.

Een toelage van 67.50, benevens vrije woning gedurende 3 maanden en
vrijstelling van de examenkosten a/quot;7.50, is gedurende 1897 aan 7 burger-
leerlingen toegekend.

Bet onderwijs werd gegeven door 2 veeartsen, n.1. door ondergeteekende
en zijn assistent. De eerste heeft de geheele leiding, houdt voordrachten
over de theorie van het beslag bij gezonde en zieke hOeven, over het beslag
bij beengebreken en verder over
hoefverpleging en klauwbeslag. Laatstge-
noemde geeft onderricht over den bouw en de hoofdverrichtingen van het
paard in het algemeen en over den voet meer in het bijzonder. Deze twee
veeartsen-leeraren worden ter zijde gestaan door 3 hoefsmeden, die onder-
wijs geven in het maken der hoefijzers en in het beslaan. Alle leerkrachten
houden te gelegener tijd voordrachten bij het levende paard en over doode
leermiddelen van zeer uiteenloopenden aard.

De leermiddelen. Br werden 8840 paarden beslagen, waarbij 25930 nieuwe
ijzers werden gelegd en 4041 ijzers verlegd. Onder de nieuwe ijzers waren
8603 balkijzers en 5204 met Engelsche zolen, vilt enz. Bovendien werden
111 ezels ten deele beslagen, ten deele alleen de hoeven besneden.

Voor het oefenen in het besnijden en het beslaan werden bovendien eenige
honderden doode hoeven gebezigd. Het klauwbeslag kon slechts bij doode
klauwen worden aangewend, daar geen werkvee tot beslaan werd aangeboden.

Met betrekking tot de hoef-onderlagen verdient aanteekening dat hoefkit
minder en vilt meer is gebezigd dan in een vroeger jaar. Het laatste is
nog al wat goedkooper en doet dezelfde diensten als hoefkit. Leeren zolen

-ocr page 157-

met een onderlaag van jute zijn veelvuldig gebezigd. Hiermede zijn uit-
stekende resultaten verkregen.

Er zijn 7 vernagelingen voorgekomen, waarvan 5 nagels niet in liet leven
zaten dooh dit drukten en 2 direct het leven hadden beleedigd Alle 7
kneuzingen waren van lichten aard, daar de betrokken paarden niet buiten
dienst behoefden gesteld te worden en de betreffende hoeven dunne wanden
hadden en een brokkeligen draagrand. Dit uiterst gering aantal vernage-
lingen is mijns inziens enkel en alleen te danken aan het zorgvuldio- aan-
brengen der nagelgaten, ten opzichte van diepte en richting, en aan de zorg
dat de nagelgaten steeds de witte lijn dekten.

Doordat de plattelandssmeden zoo veelvuldig gebruik maken van fabrieks-
hoefijzers hebben tal van burgerleerlingen uiterst weinig ervaring in het
maken van hoefijzers. In verband hiermede zijn verscheiden leerlingen bij
het verlaten der hoefsmidschool in het smeden der ijzers nog niet voldoende
geoefend. Dit en het feit, dat de leerlingen na het verlaten van den cursus
weer bijna geregeld met fabriekshoefijzers hebben te werken, geven de ver-
klaring hoe of het komt, dat sommige oud-leerlingen der hoefsmidschool te
weinig handigheid bezitten voor het vervaardigen van een goed hoefijzer.

In 1898 zijn talrijke proefnemingen gedaan met den zekerheids-noodstel,
in den handel gebracht door een firma te Hamburg 1). De hiermede ver-
kregen resultaten bij het beslaan van weerspannige en boosaardige paarden
zijn evenwel zoo weinig bemoedigend uitgevallen, dat niet tot de aanschaf-
fing van een dergelijken noodstal is overgegaan. Volkomen bevredigende
resultaten konden daarentegen bij dergelijke paarden worden verkregen met
den borst-rug-staart-kootband, alsmede door het gebruik van chloroform.
Een noodstal is en blijft voor het beslaan van weerspannige paarden onnoodig.

Ten einde het nut van een goed hoefbeslag meer bekend te maken bij de
houders van paarden, werden door den ondergeteekende 26 voordrachten
gehouden op landbouwvergaderingen in verschillende deelen van het konink-
rijk Saksen.

De verzameling leermiddelen werd met 14 modellen uitgebreid, alle inge-
zonden door de uitvinders of door de firma's, die het gevondene in den
handel hadden gebracht.

Examens. De examen-commissie bestond uit: de staats-veearts, geheime
medische raad. Prof. Dr. Siedamgrotzky, voorzitter; de medische raad
Prof. Dr. Johne en de commissie-raad, leeraar Lungwitz.

Van 118 (50 burgers, 68 militairen), die alle een cursus aan de hoefsmid-
scliool hadden gevolgd, werden 26 (9 burgers en 17 militairen)
„met lofquot;
gediplomeerd, met het recht dit getuigschrift later tegen een meester-diploma
te mogen ruilen, en 92 (41 burgers en 51 militairen) slaagden als „gedi-
plomeerd hoefsmid.quot;

1nbsp; Op de Algemeene Duitsche Landbouwtentoonstelling te Dresden in 1898 waren
wij ook in de gelegenheid kennis te maken met dezen nieuwen vorm van noodstal.
Uit een practisch oogpunt was de indruk niet gunstig. Hij heeft in Duitschland,
of ergens anders, dan ook slechts weinig toepassing gevonden en zal wel spoedig
geheel tot de geschiedenis behooren.nbsp;(Red)

-ocr page 158-

Van 48 smeden, die het onderricht aan de school te Dresden niet hadden
gevolgd, werden 4 „met lof' gediplomeerd en 28 slaagden zonder die toe-
voeging, terwijl aan 16 een diploma werd onthouden.

Bij het examen te Bautzen zijn in 1898 34 smeden in het hoefbeslag
geëxamineerd. Eén werd „met lof' gediplomeerd, 32 slaagden zonder die
toevoeging, terwijl 1 smid werd afgewezen.

Bovendien werden 2 prijzen, elk van 30 Mark (/■18.—) toegekend.

{Der HufscTimied).nbsp;A. Lungwitz.

EAPPORT OVEE, EEN PAAED MET MUEWE, WEEKE
HOOEN DEE VOOEHOEVEN,

DOOE

A. LUNGWITZ.

Ondergeteekende ontving de opdracht van den heer Er. von K., een zijner
uit Hannover ontvangen nieuwe paarden, waarbij de voorhoeven aan den
wand waren beraspt, te onderzoeken en te rapporteeren of dat paard ge-
zonde, vaste hoeven had, die vrij van gebreken waren.

De hoeven van dit paard — rijpaard, spiegelbruine ruin zonder afteeke-
ningen, ongeveer 6 jaar oud, hoog 1.70 M. en gecoupeerd (gekorten staart) —
werden den 17 Mei 1899 in oogenschouw genomen. Zij toonden een goeden
vorm. De hoornwand had een recht verloop van den kroon- tot den draag-
rand, was vrij van kloven en scheuren, doch zijn oppervlakte was vanaf 2
duim onder de kroon tot den draagrand ruw en onregelmatig, evenals
zulks het geval is wanneer de wand is beraspt; slechts het achterste deel
der verzenen toonde deze ruwe oppervlakte niet. Onmiddellijk onder de
kroon bevinden zich fijne ringen, die
evenwijdig met de kroon loopen; aan
de drachten zijn eveneens fijne ringen aanwezig, die naar achteren toe uit
elkaar loopen. De hoeven zijn met ijzers zonder kalkoenen beslagen, waar-
door een nader onderzoek der zooivlakte op denzelfden dag niet plaats vond.

Den volgenden dag, 18 Mei, zag ik het paard in het tuig en wel bij den
terugkeer van een wandelrit. De voorijzers waren loS, de wanden waren,
zoowel aan de binnen- als aan de buitenzijde, over den rand van het ijzer
heen geschoven, iets ingebogen en ingescheurd, 's Namiddags van denzelfden
dag werd het paard, tegelijk met zijn kameraad, onder toezicht van den
ondergeteekende, beslagen. Nadat het ijzer was afgenomen en de hoef ge-
reinigd, bleek het volgende: de draagrand van den wand was ongeveer
5_6 m.M. hooger dan de hoornzooi, zwak van verzenen en een slechte ver-
binding in de witte lijn tusschen wand en zool. De hoornzooi is zeer matig
uitgehold en van weinig dooden hoorn voorzien. Bij het onderzoeken der
zool, door middel van de visiteertang, geeft zij reeds bij een zachten druk na.
De hoomstraal is bij beide hoeven goed ontwikkeld, de steunsels schij-
nen geheel te ontbreken, daar zich op hun plaats verdiepingen bevinden.
De hoeven werden hierna voor het beslag in orde gemaakt, waarbij alle hoorn

-ocr page 159-

zich murw en week toonde. De witte lijn is iets verbreed, vuil en brok-
kelig ; zij bleef zelfs na het besnijden van den wand nog altijd als een don-
ker gekleurde, vuile, verdiepte strook zichtbaar.

Op grond van mijne bevinding luidt mijn rapport als volgt:

Bapport.

1°. De voorhoeven van bovenomschreven paard zijn niet vrij van gebreken
of geheel gezond.

2®. De hoeven hebben zwakke verzenen, dito steunsels, bezitten geen
innige verbinding tusschen wand en zool en bestaan uit slechte hoorn.

3quot;. De hoeven bezitten niet die eigenschappen, welke men verlangt bij
een paard dat dienst moet doen in snelle gangen op geplaveide straten.

Toelichting.

Het ruwe voorkomen van den hoornwand kan slechts het gevolg van be-
raspen zijn. Daar het beraspen van den wand bijna nooit tot vlak aan de
kroon plaats vindt, daar het iederen gezonden hoef zou benadeelen, zoo
moet worden aangenomen, dat aan zulk beraspen een bijzondere oorzaak
ten gi'ondslag moet hebben gelegen. Of men daarmede de hoeven een mooier
aanzien heeft willen geven, of dat men in het oog vallende ringen, ofwel
een andere afwijking van den wand heeft willen verwijderen, zulks kan wel
is waar niet met zekerheid worden vastgesteld; toch is zoowel het een als
het ander waarschijnlijk, daar paardenhandelaren er steeds naar streven hun
waar een zoo goed mogelijk aanzien te geven. Eingen op den hoornwand
zijn deels een gevolg van onregelmatigeü hoorngroei, en wanneer zij samen-
gaan met een losse, verbreede witte lijn en brokkeligen hoorn, zooals hier
het geval is, zijn zij gevolgen eener hoefontsteking, waaraan het betreffende
paard hoogstwaarschijnlijk vroeger heeft geleden.

Zwakke verzenen en steunsels en een onzuivere, murwe witte lijn, zijn
gebrekkige toestanden, in verband waarmede steengallen en losse wand ge-
makkelijk optreden. Genoemde gebreken zijn bij landbouw-gebruikspaarden
van weinig beteekenis, doch moeten bij paarden, die in snelle gangen op
geplaveide straten moeten gaan, als ernstig worden beschouw-d, want de
hoeven houden het schudden, trillen op de straten, door hun slechte ge-
aardheid niet uit.

Alle genoemde gebreken moeten als verborgen worden beschouwd, want
zij kunnen bij eene gewone opmerkzaamheid — het beraspen der wanden
daargelaten — zelfs door deskundigen niet worden waargenomen. Er is
zelfs een bijzondere handeling noodig geweest om ze te onderkennen, n.1.
het afnemen der hoefijzers en het besnijden der hoeven.

Daar eindelijk deze gebreken niet in korten tijd kunnen ontstaan, doch
maanden voor hun vorming noodig hebben, terwijl zwakke verzenen en
steunsels aangeboren gebreken zijn, zoo volgt uit een en ander, dat deze
gebreken reeds voor het sluiten van den koop moeten hebben bestaan.

{J)er Hufschmied).

-ocr page 160-

korte wiededeelingen.

—nbsp;Een provinciale Vereeniging van smeden in Noord-Holland is tot stand
gekomen. Bravo! Wanneer volgen hunne collega's in andere provinciën
dat voorbeeld?

De kern van genoemde Vereeniging ligt in Schagen, waar heb eerst een
plaatselijke vereeniging is opgericht, die thans uitbreiding over geheel
Noord-Holland ten doel heeft.

In 1898 is in „De Hoefsmidquot; door den heer J. Bronda te Groningen
aangedrongen op het vormen van „Provinciale Bonden.quot; Zoodra andere
provinciën volgen, kan een Nederlandsche Bond komen, waardoor de smeden
gemeenschappelijk zullen kunnen optreden ter behartiging hunner belangen.

Eed.

—nbsp;Zooals in de Januari-aflevering van dezen jaargang is vermeld, werd
toen door de smeden van
Noord-Limbnrg een Vereeniging opgericht, terwijl
hier en daar plaatselijke vak-vereenigingen bestaan. Deze moeten worden
uitgebreid en er dient gestreefd naar bovengenoemd doel. Eendracht maakt
macht!

—nbsp;De Vereeniging van smeden „St. Eloyquot; — de schutspatroon van het
smidsvak, ook gehuldigd in het titelblad van „De Hoefsmidquot; — te Eotter-
dam is nog al bekend en geeft nu en dan teekenen van werkzaamheid.

—nbsp;Te Heerenveen is dit jaar een cursus in hoefbeslag gehouden vanwege
de Vereeniging Het Paardenstamboek voor Friesland. De cursus ving
20 Juni j.l. aan met 15 leerlingen en eindigde 3 October daaraanvolgende.
Zij bestond uit vijf theoretische en tien practische lessen.

Aan de volgende tien leerlingen werd het diploma uitgereikt: P. Agter
te Nieuwebrug, H. P. de Jong te Terhorne, J. B. de Boer te Ureterp,
M. J. de Jong te Drachtster-Compagnie, Joh. J. Hedders te Oosterwolde,
Jan M. Panders te Makkinga, G. G. Schmidt te Oldeboorn, J. Houwman
te Langezwaag, W. B. Jongbloed te Gorredijk en L. v. d. Berg te Heerenveen.

De leeftijd der leerlingen liep van 20 tot 47 jaar, terwijl 8 zelf baas
waren en 7 knecht.

De cursus werd geleid door den veearts Joh. Plet te Heerenveen, terwijl
deze voor het practisch gedeelte werd terzijde gestaan door den te Amersfoort
gediplomeerden hoefsmid J. de Jong, mede te Heeren veen woonachtig.

—nbsp;Cursus te Ouderkerk a/d Amstel (Zuid-Holland). Deze cursus, uitgaande
van de Afdeeling Ouderkerk der Hollandsche Maatschappij van Landbouw,
gesubsidieerd door het Eijk, staat onder toezicht van den heer Districtsveearts
voor Zuid-Holland, ten noorden van Maas en Lek. De leiding is opgedragen
aan den heer J. Eempt Dzn., rijks-veearts te Ouderkerk a/d Amstel,
die tevens belast is met het geven van onderwijs in de theorie van het
hoefbeslag en voor dat in de practijk wordt bijgestaan door den heer
P. Zegwaard Gzn., gediplomeerd hoefsmid te Amstelveen.

Op 25 October jongstleden is de cursus eenigszins feestelijk geopend, en
aangevangen met 12 deelnemers. Het onderwijs zal worden gegeven: 20
lessen a 2 uur in de theorie — en 20 a 4 uur in de uitoefening van het

-ocr page 161-

hoefbeslag. De lessen in de practijk zullen worden gegeven in 3 ploegen
a 4 leerlingen, terwijl bij eventueel gebrek aan paarden doode hoeven zullen
worden beslagen.

]Va afloop van den cursus zal een examen worden afgenomen, en bij vol-
doende bekwaamheden aan iederen smidsbaas een diploma worden uitgereikt.

—nbsp;€nrsus te Steenwijk. Vanwege de Afdeeling „Steenwijk en omstrekenquot;
der Geldersch-Overijselsche Maatschappij van Landbouw wordt een cursus
in hoefbeslag gegeven te Steenwijk.

De leiding van den cursus is opgedragen aan den heer A. A. O ver beek,
rijks-veearts te Steenwijk, bijgestaan voor de practijk van het hoefbeslag
door den heer Doorschodt, korporaal-hoefsmid bij het le Regiment
Huzaren te Deventer.

Het aantal deelnemers bedraagt ongeveer 14, terwijl de eerste les is be-
paald op 1-3 November 1899 en de cursus tegen het laatst van Januari 1900
zal eindigen.

—nbsp;Aan den cnrsns te den Ham, staande onder de leiding van den heer
Balk, rijks-veearts te Ommen, die, wat het practisch hoefbeslag aanbelangt,
zal worden bijgestaan door den heer Hartgers, gediplomeerd hoefsmid te
Vroomshoop, zal worden deelgenomen door de navolgende tien leerlingen:
J. Voort, J. H. Podde, J. Meins, alle drie te den Ham, J. Eondlmis te
Zeesse, Klomp te Stad-Ommen,
Gr. Hartgers te Vroomshoop, C. de Goede
te Daarlescheveld, G. Kamphuis te Marle, J. E. v. d. Broeke te Hellen-
doorn en H. Timmerman te Stad-Ommen.

Deze cursus neemt eerstdaags een aanvang; waarschijnlijk zullen nog een
paar andere leerlingen worden toegelaten.

—nbsp;De cursus te Staphorst heeft wegens geheel en al onvoldoende deelname
geen voortgang; de hierdoor vrijvallende Rijkssubsidie hoopt de Overijssel-
sche Landbouwmaatschappij op eene andere plaats in de Provincie te be-
steden. Zij heeft te dien einde reeds eene oproeping van gegadigden in de
Zwolsche Courant geplaatst. Zoodra hieromtrent iets naders bekend is, zal
dat in „De Hoefsmidquot; worden medegedeeld.

—nbsp;Inrichtiug voor hoefbeslag te Groningen. De leerling W. J. Roze-
boom van Westernieland, Prov. Groningen, van 22 Mei 1899 af geplaatst,
heeft op 21 October j.l. een getuigschrift ontvangen met
goeden uitslag een
cursus in hoefbeslag aan genoemde inrichting te hebben gevolgd. — Thans
is hij werkzaam bij den heer Schreuder te Stediim. — De quot;opengevallen
leerlingplaats is ingenomen den 23sten October door M. Huizinga van
Westeremden, Prov. Groningen.

—nbsp;In de staatsbegrooting voor 1900 is een bedrag van ƒ 3600 uitgetrokken
tot bestrijding der onkosten voor het houden van cursussen in hoefbeslag.

De post voor „subsidiën en andere uitgaven ten behoeve van de verbete-
ring der Nederlandsche paardenrassenquot; is ƒ 102,600, d.i. ongeveer ƒ 25000
meer dan het voorgaande jaar is uitgetrokken en toegestaan.,

—nbsp;De Rijkssubsidie der paardenfokkerij in 1899 bedroeg f 75000, waarvan
/• 50000 ter beschikking is gekomen van de onderscheidene provinciale com-
missiën tot bevordering der paardenfokkerij , verdeeld naar het aantal veulens,
gedurende de 3 laatst voorafgaande jaren in de provinciën geboren, als volgt:

-ocr page 162-

Gelderland /-gSOO, Zuid-Holland /quot;ÖOeO, Groningen /•5670, Zeeland ƒ 5650,
Noord-Brabant
f5585, Friesland f 8Q25, Drenthe /•3275, Utrecht fsirs',
Noord-Holland f^llQ, Limburg f2370, Overijsel /quot; 2180.

De Regeering heeft op de begrooting voor 1900 uitgetrokken f 102,600,
welk bedrag evenwel door de Tweede Kamer der Staten Generaal nog moet
worden goedgekeurd.

—nbsp;Oost-Friesland. De Oostfriesche landbouwmaatschappij heeft een grati-
ficatie uitgeloofd voor smeden, die met
goeden uitslag een cursus in hoef-
beslag hebben meegemaakt aan de hoefsmidschool te Hannover. Op 5 October
jongstleden hield genoemde maatschappij te Aurich een vergadering, waarin
ook 2 aanvragen om toekenning dier gratificatie werden behandeld. Beide
werden geweigerd, een omdat de aanvrager reeds jaren geleden een zoo-
danigen cursus had bijgewoond, en de andere op grond van het feit dat
het aan dien smid verleende getuigschrift niet met
goeden doch slechts met
voldoenden uitslag was toegekend en de Maatschappij het eerste als eisch
had gesteld.

—nbsp;Raspen en vijlen scherp te maken. Men bereidt een zuurbad uit 1 deel
salpeterzuur, 3 deelen zwavelzuur en 7 deelen water bestaande. In dit bad
legt men nu de scherp te maken vijlen en raspen, nadat men ze van on-
zuiverheden en vette stofièn gereinigd heeft. De duur van dit bad bedraagt
10 seconden tot 5 minuten, naar gelang der slijtage van de vijlen, hunne
afmetingen en voornamelijk hun fijnheid en hardheid van den kap. Het
scherp maken van een zeer zachten en zeer fijnen kap geschiedt veel sneller
dan dat van een zeer harden en groften, ja, dit laatste kan een bad van
nog längeren duur vereischen dan het zooeven vermelde. Naar gelang van
de werking der zuren, ten gevolge hunner verbinding met ijzer of staal
verzwakt, moet men nieuwe hoeveelheden van het zuurbad inde opgegeven
verhouding er bijvoegen. De vijlen worden alsnu met rijkelijk toevloeiend
water gewasschen, hierna door witkalk gehaald, vervolgens in een verhitte
droogruimte gebracht, verder met behulp van een borstel, die in een meng-
sel van gelijke deelen vette olijfolie en etherische terpentijnolie gedompeld
wordt, afgewreven, en ten slotte met zeer fijn gestampte cokes en een drogen
borstel afgeborsteld. Wil men afzonderlijke, minder versleten of ingedrukte
plekken of deelen der vijlen tegen den invloed van het zuurbad beveiligen,
dan gebruikt men een op 30» gebracht mengsel van lijnolie en was, in
gelijke deelen versmolten, of een schellakvernislaag, die den invloed'der
zuren weerstaat.
nbsp;(Vulkaan.)

—nbsp;De sport-tentoonstelling te Miinclien in 1899 had ook een belangrijke
inzending op het gebied van hoefbeslag en wel de verzameling van de konink-
lijke hoefsmidschool in Beieren. Deze verzameling mocht zich wel laten
zien en was doelmatig gesplitst in ijzers en beslagen hoeven, voor ren-, rij-,
tuig- en werkpaarden.

De ijzers waren ten deele alleen met den hamer bewerkt, ten deele ge-
vijld en gepolijst.

Uit deze verzameling, die den heer Wagner, onderwijzer in het practisch
hoefbeslag, alle eer aan doet, bleek, dat bij het smeden correct was ge-
werkt; de vorm der ijzers was goed, de nagelgaten en de rits waren tamelijk

-ocr page 163-

nauwkeurig aangebracht. Aan de verzameling viel de onderscheiding te beurt
met een gouden medaille te worden bekroond.
nbsp;{Ber Hufsehmied)

~ Een ongeluk hij het beslaan in den noodstal. Een abonné deelt ons het
volgende mede: „In December 1898 kwam een paard bij mij in de sme-
derij dat op twee uur gaans afstand thuis hoorde. De knecht van den
eigenaar deed het verzoek het paard in den noodstal te beslaan.* Het dier
werd in den noodstal gezet, de hoeftouwen en de broek (ophanggordel) aan-
pbracht. Het paard toonde zich echter zoo onrustig, dat hij mij een nieuw
hoeftouw en een ring stuk sloeg. De beide achterhoeven werden met levens-
gevaar van ijzers voorzien; de knecht vertrok met het paard, gaf het 2V
uur rust, voerde en ging op weg naar huis. Na verloop van een kwartier
viel het dier neer. De knecht stak het dood en bij lijkopening door een
veearts bleek dat er 7 ribben gebroken waren en zich in het middenrif een
scheur bevond. - Korten tijd geleden werd hiervoor 600 Mark schadever-
goeding van mij verlangd. Ik verklaarde voorloopig niet te zullen betalen
en nu zal de kwestie gerechtelijk worden beslist. Volgens verklaring van
een rijks-veearts en van een meester-hoefsmid is mijn noodstal goed en prac-
tisch ingericht.

Men is benieuwd hoe of de uitspraak der rechtbank zal ziin. Het zii
ons vergund er op te wijzen, dat er voor het paard altijd eenigszins gevaar
aan verbonden is wanneer het in den noodstal wordt beslagen. Wij waar-
schuwen derhalve voor het gebruik van den noodstal, want men kan het

er wel buiten stellen.nbsp;,-n s

{Idem).

briefwisseling. ~~

-Sedert 15 Oct. zijn ingekomen postwk^dT^^T^jf. van BieAsehoten

Advertentiën.

De Redacteur-Uitgever van »De Hoefsmidquot; wenscht een

medkwerker

voor dit Blad, die pnegen is maandelijks een overzicht te geven van het

Het moo/sfe en nuttigste cadeau voor EEN HOEPSMID
is een in prachtband gebonden exemplaar van „
De Hoefsmidquot;,

de jaargangen 1896, 1897 en 1898 omvattende,

welk lijvig boek is te verkrijgen a ƒ5.00 bij de Administratie
van „De Hoefsmidquot; en „Het Paardquot; te
Groningen.

-ocr page 164-

DE HOEFSMIDquot;nbsp;^^^ /»/««'^e/; van

quot;nbsp;land en 7 i^an Ae^ Buitenland aele

hei Binnen-
gelezen.

KtinsthLOorn,
voor Hoefbeslag,

verkrijgbaar in de chemicaliën- en
drogerijen-bandel van

K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,

te Dordrecht.
PRIJSCOURANTEN voor HH. Vee-
artsen op aanvrage gratis.

HET PAARD,

Geïllustreerd Maandblad, gewijd aan Paarden-
fokkerij en Paardenkennis in uitgebreiden zin,

Redactem'-Uitgever A. W, HEIDEMA.
VIJFDE JAARGANG.

Prijs per jaar fr. p p. /S.— voor
Nederland, /S.BO voor O. en W.-Indië
en het buitenland.

Bij den uitgever dezes verscheen:

DE VOORMALIGE

RIJKSSTOETERIJ TE BORCÜLO.

Met toestemming van den Minister van Oorlog opgemaakt
naar olËciëele bescheiden in het archief van
het Departement van Oorlog.

DOOR

H. C. M. E. H. VAN SOETERIVIEER VOS,

isle Luitenant der Veld-Artillerie te Utrecht.

Met een plaat van het kasteel te Borcnlo en bovendien in den tekst het portret
van den generaal-majoor Jhr. J. van de Poll, oud-directeur
der genoemde Stoeterij.

Prijs van af I Januari 1899 slechts f 0.75.

Engelsche veerkrachtige

HOEFZOLEN Toor paarden met gevoelige of gebrek-
kige hoeven.

Deze zolen worden zeer geroemd en zijn in alle afmetingen
verkrijgbaar.
CIRCULAIRES op franco aanvrage bij:

W. A. H. VAN HORSEN, Utrecht.

-ocr page 165-

HET VORMEN VAN VEREENIGINGEN.

In de vorige aflevering is medegedeeld dat in Noord-Holland een provin-
ciale vereeniging van smeden tot stand is gekomen, terwijl in deze aflevering
IS te zien dat Friesland reeds dat goede voorbeeld heeft gevolgd Verder
IS ons bekend dat nog in een andere provincie maatregelen worden genomen
om een dergelijke Vereeniging te stichten. In Noord-Limbnrg is de eerste
gromèr^nbsp;gemeenten werkende, tot stand

Het gegeven voorbeeld heeft nuttig gewerkt en begint reeds vruchten te
dragen. De provinciale bonden zullen wellicht spoediger dan algemeen kon
worden verwacht, te voorschijn komen. In verband hiermede komt het ons
gewenscht voor, een en ander omtrent het hoofddoel van dergelijke vereeni-
gingen in het midden te brengen. Vermoedelijk zal dit aanleiding geven
aan anderen om ook eens hunne meening dienbetreflende in „De HoefLidquot;

zTllen kom'e'nquot;'nbsp;verschillende belangrijke punten ter sprake

_ AVij leven in een tijd van aansluiting, die in vele gevallen verbeterinff
m den bestaanden toestand heeft gebracht of vrijwaring voor schade, die
anders allicht door bonden van andere standen zou zijn ontstaan. En wie
zich met voegt naar de tijdsomstandigheden, wordt hiervan meermalen de dupe'

Het hoofddoel der Vereeniging zal wel luiden: het bevorderen der belangen
van het smidsvak en zijne beoefenaren.

Het is al meermalen gebeurd dat vakvereenigingen ten slotte weinig of
geen nut brachten en slechts kosten voor de leden opleverden. Het bestaan

^^^^^^ ^^^nbsp;-reling

Wij stellen ons voor dat de duidelijk bestaande neiging der smeden om
zich te vereenigen in hoofdzaak wordt veroorzaakt door het verlangen den
flnanciëelen toestand te verbeteren, terwijl verder de aaneensluiting kan
leiden tot verheffing van het vak, door een meer doelmatige opleiding dan

tegenwoordig het geval is, en tot leerzame en aangename samenkomsten van

vakgenooten.

Dat aaneensluiting verbetering der financieele verhoudingen kan geven
staat vast. Zoo het nog noodig ware dit te bewijzen, zoo zouden wij voor-
beelden uit eigen ervaring kunnen aanhalen dat kolen en ijzer belangrijk
goedkooper werden verkregen, dan in de prijscourant stond genoteerd, door
een groote hoeveelheid in eens te koopen en contant te betalen. Hetzelfde
ziet men immers m andere vakken gebeuren. De meeste landbouwers koo-
pen tal van benoodigdheden, zooals meststofl-en, zaaigranen enz. voor ge-

-ocr page 166-

meenschappelijke rekening, en zij die zulks niet doen betalen dikwerf een
hoogeren prijs voor waar van mindere qualiteit.

Meent iemand soms dat de groothandelaren hunne reizigers geen salaris
hebben uit te keeren ? Of dat die beeren reizigers de hooge reis- en ver-
blijfkosten niet vergoed krijgen? — En waaruit moeten die belangrijke
uitgaven worden bestreden ? Natuurlijk alleen uit de grove winsten, be-
haald op de verkochte artikelen. Het ligt voor de hand dat de groothan-
delaar bij verkoop in massa al die onkosten van reizen enz. kan schrappen,
en zelfs nog meer dan die. Hij ontvangt immers direct „geld bij de vischquot;
of ten minste zekerheid van betaling, terwijl de administratie veel eenvou-
diger — en de handel prettiger wordt. — Dat een degelijke aaneensluiting
der smeden nadeel zal doen aan de belangen van reizigers in smidsartikelen
is jammer, doch niemand zal het den smeden euvel kunnen duiden dat zij
zoo goed mogelijk voor hun eigen belangen opkomen.

Het 2de punt dat wij noemden was: „verheffing van den stand door een
meer doelmatige en hetere opleiding.
Dat deze veel te wenschen overlaat,
zal ieder lezer ons wel willen toestemmen. Er zijn tal van knappe am-
bachtslieden , zeker!, doch indien de opleiding beter ware, zou hun aantal
grooter zijn en op jongeren leeftijd die zaakkennis kunnen worden bemach-
tigd, hetgeen veel voordeel en genoegen zou geven. De tijdruimte dat men
met recht „meesterquot; mag en kan heeten — aannemende dat deze mate van
bekwaamheid wordt bereikt — is eigenlijk te kort. Beneden de veertig
wordt de „baasquot; nu en dan als „nog wat jongquot; aangezien en boven de
55 ongeveer hoort men soms al zeggen: „de beste puntjes gaan er al wat af.quot;
Nogmaals, die tijd is te kort en een verbeterde opleiding kan in dat opzicht
een wijziging ten goede brengen.

Of er dan tegenwoordig geen pogingen in het werk worden gesteld die
opleiding te verbeteren? Zeker wel, b.v. de „Vereeniging tot veredeling
van het Ambachtquot; geeft zich daarvoor veel moeite, doch
de smeden zelve
moesten voor hun eigen belangen opkomen.' Zij dienen eerst eigen krachten
in te spannen. Wanneer men zich kan redden, behoort men er te trotsch
voor te zijn om door anderen te worden gedragen. Dat zich onmondig
verklaren, dat hulpbehoevende moet worden afgeschud, de handen dienen
uit de mouwen te worden gestoken, en verbetering zal het gevolg zijn^
zoo die pogingen kalm worden voorbereid en goed uitgevoerd.

Het 3de aangegevene voordeel van aaneensluiting is o. i. het houden van
leerzame en aangename samenkomsten.
Een ontwikkeld persoon dient natuur-
lijk zijn vak bij te houden en is hiertoe ook in staat, daar bijna voor alle
bedrijven goede vakbladen bestaan en de nog ontbrekende zullen spoedig
volgen, nadat de belanghebbenden tot het ontstaan daarvan hun verlangen
hebben kenbaar gemaakt. Nu doet het goed bijhouden van een vakblad
voor de ontwikkeling in den regel meer nut dan het bijwonen van verga-
deringen , die dikwerf ontaarden in feesten. Hiertegen behoort natuurlijk
gewaakt te worden, hoewel het aangename met het nuttige is te vereenigen.
Een jaarlijksche vergadering, goed geleid, kan het nut brengen om een
voordracht te hooren over den vooruitgang van het vak in het pas afge-
loopen jaar en om de gemeenschappelijke belangen der Vereeniging te be-

-ocr page 167-

spreken —, en het genot geven vriendschapsbanden te hernieuwen of aan
te knoopen.

Of er geen bezwaren aan het stichten eener vakvereeniging zijn verbonden ?
Jawel, en die bestaan in hoofdzaak in het geldelijk offeren voor het lid-
maatschap, het bevorderen van uithuizigheid en het wekken van afgunst
bij sommige personen. Vooral het laatste geeft dikwijls aanleiding tot on-
aangenaamheden tusschen leden onderling, ja soms zelfs tot een kwijnend
bestaan der Vereeniging zelve.

De nadeelen wegen echter veel minder zwaar dan de voordeelen, zoodat
wij het als een belangrijken stap ten goede zullen beschouwen wanneer de
smeden zich tot provinciale Vereenigingen hebben gevormd, waarna een
voor geheel Nederland wel zal volgen.nbsp;Eed.

boekbespreking.

Prof. L. Hoffmann te Stuttgart (Wurtemberg, Zuid-Duitschland)
heeft een boekje geschreven over hoefverpleging, hoefbeslag en hoefziekten.
Dat werkje is besproken door den heer
A. Lungwitz in „Der Hufschmiedquot;.
Gewoonlijk zijn de boekbesprekingen, vooral in Duitsche Bladen, nog al
zoet van inhoud , doch genoemde verhandeling is zoo scherp veroordeelend
als men zelden te lezen krijgt.

Er wordt onder meer het volgende over gezegd:

„In het hoofdstuk over hoefijzers en hoefnagels onderscheidt de Schrijver
hoofdzakelijk 3 vormen, namelijk Duitsche, Engelsche en Eransche ijzers,
en zegt het Duitsche ijzer heeft stoot en kalkoenen, het Engelsche geen
van beide en het Eransche is een strook ijzer met diepe rits, welk ijzer in
den hoornwand wordt ingelaten. — Die bewering is toch te kras! Weet
de Schrijver dan niet dat in Duitschland veel ijzers zonder kalkoenen en in

Engeland veel stootijzers worden gebezigd,
dat het Eransche ijzer in den regel zonder
stoot en kalkoenen is, geen ijzer met diepe
rits voorstelt en niet in den hoornwand
wordt ingelaten ? Dat wat de Schrijver als
Eransch beslag aanwijst, is het ringzool-
ijzer van C har lier (de op dit ijzer be-
trekking hebbende figuren, voorkomende
in „De Hoefsmidquot;, jaargang 1898, blz. 38
en 39, zijn ter verduidelijking hierbij ge-
plaatst A. W. H.). Het beslag met dit
ijzer is wel is w^aar van Eranschen oorsprong,
doch volstrekt niet het gewone Eransche
beslag. Het ringzoolijzer heeft echter ook
geen rits en wordt slechts hier en daar — bij wijze'van uitzondering —
en bovendien nog eenigszins gewijzigd, toegepast. Het Eransche beslag
had door den Schrijver geheel anders moeten worden beschreven, minstens
had hij moeten zeggen, dat het bijna zonder uitzondering een ijzer zonder
kalkoenen en zonder rits is.

-ocr page 168-

Dat verder staalijzers Hj keibestrating passend zijn, is een dwaling, want
die worden zeer glad en bevorderen het uitglijden. Stalen ijzers zijn meer
geschikt voor klinker- of grindwegen. De vorm van hoefnagel, waarvan
een afbeelding gegeven is in het werkje, wordt niet meer gebezig, deze had
derhalve niet meer moeten worden vermeld, of aangegeven moeten worden
als gebrekkig.

^ De bewering, dat de hoornwand rechthoekig op de bovenvlakte van het
ijzer moet staan, is onjuist en wanneer die leer in toepassing werd gebracht,
zou zulks juist gevaar voor de hoeven kunnen opleveren.

Dat het Engelsche ijzer van Field met slechts één, hoogstens 2 nagels
wordt bevestigd, is niet waar. Het kleinste aantal waarmede men hoefijzers
aan den hoef heeft bevestigd en kan vasthouden is drie en het was'niet
Field, doch Miles, die het bewijs daarvoor heeft geleverd.

De Sehr, schijnt het nog noodig te achten, dat het ijzer aan de verzenen
met aanligt, niettegenstaande het verkeerde hiervan reeds lang is bewezen.
Aan het vooropstellen van het steeds vrijleggen der verzenen en het recht-
hoekig ondersteunen van den hoornwand door het ijzer, is nog duidelijk te
zien, dat S. thans nog een aanhanger is van de leer van Dominik en

Hoef beslagen met het halvemaanvormig Hoef gereedgemaakt voor het halve-
ijzer naar Charlier.nbsp;maanvormig ijzer naar Charlier.

deze zelfs geschikt oordeelt, om aan de landbouwers als model voor te
stellen. Dit verklaart ook weer het door Schr. aangegeven beslag voor
wijde hoeven, want hij wil ze door een ijzer, waarvan de draagvlakte sterk
naar binnen helt, voor nog wijder worden behoeden, net alsof een hoef
zich als de duigen van een vat bijeen liet houden. Dat is glad mis, de
wijde hoef heeft veel meer drukking op den straal noodig om hem zoo goed
mogelijk te houden.

Ook kan het niet als juist worden beschouwd, dat de zij- en verzennagels
veel lager op den wand moeten uitkomen dan de toonnagels. — Buitenge-
woon slecht is de afbeelding van den schroef kalkoen, want er is een groote
verbeeldingskracht bij noodig om dat ding voor schroefkalkoen aan te zien.
— Verscheiden ijzers zijn vermeld, die uitsluitend uit een geschiedkundig
oogpunt waarde hebben, en derhalve voor den landbouwer zeer zeker geen
vermelding waard waren. — De afbeelding van het pantoffelijzer deugt niet,
want zij toont kalkoenen. — Het meest gebrekkig van alle is de afbeelding
van een hoef, voorzien van een klapijzer, want dit is zoover naar achteren

-ocr page 169-

gelegd, dat niet alleen de geheele toonwand, maar ook een groot deel van
de zool vóór den voorrand van het ijzer zichtbaar is.

Ook de leersmederijen worden ter sprake gebracht. Zij zouden wegens
de goedkoope werkkrachten in de gelegenheid zijn het beslag billijker te
leveren, terwijl aan -dergelijke inrichtingen zelfs bepaalde onderwijsuren
zouden zijn, waarin beslag voor lageren prijs zou worden geleverd. Het
zou er treurig uitzien voor leersmederijen, wanneer de reeds lage prijs nog
verminderd moest worden. Wij troosten ons er mee, dat zulks bij de hoef-
smidschool te Dresden niet geschied en dat de aangevoerde paarden soms
zoo talrijk zijn, dat zij niet alle in de gestelde uren kunnen worden ge-
holpen en de overblijvende dieren eenvoudig naar een gewone hoefsmederij
dienen te gaan.

Het vorenstaande moge voldoende zijn om te toonen, dat dit werkje niet
zoo is, als het eigenlijk moest zijn.

Wij willen vooruitgang in het hoefbeslag; deze wordt echter niet ver-
kregen door verkeerd onderwijs en evenmin door allerlei overvloedige ballast.
Streng moet daarom het belangrijke van het onbeduidende worden gescheiden
en wanneer afbeeldingen worden gegeven, zoo moeten deze nauwkeurig
zijn en niet zooals in dit werkje, waarin zij alle slecht en onnauwkeurig
zijn en de nagelgaten onjuist zijn aangebracht. Laten wij hopen, dat on-
bevoegden de pen in de toekomst mogen laten rusten met betrekking tot
zaken, die buiten hun terrein liggen.

Ten slotte zij vermeld, dat ik in zekeren zin geen recht had, het boekje
te bespreken, daar mij geen „exemplaar ter besprekingquot; is toegezonden;
intusschen meende ik daartoe toch reclit te hebben, ingevolge mijn ambt als
directeur eener groote leersmederi^j en als redacteur van „Der Hufschmiedquot;,
die onpartijdig prijst wat prijzenswaardig, maar ook afkeurt, wat afkeurens-
waardig is.quot;

korte mededeelingen.

Om tot eene betere uitvoering vau het hoefbeslag te geraken is men in

de eerste plaats goede hoefsmeden noodig.

Voor de opleiding van zulke smeden is allereerst een leersmederij (hoef-
smidschool) noodzakelijk, waaraan goede krachten zijn verbonden. Behalve
de technische leider, die de smeden dagelijks controleert, moet er een
uitstekende meester-hoefsmid zijn, die de lieden in alle richtingen practisch
vormt. Verder moesten en slechts aan de school smidsgezellen worden toe-
gelaten, die reeds drie jaar paarden hebben beslagen. Wat nut heeft het
onderricht in hoefbeslag voor een 15- of 16-jarig jongmensch, dat een enkele
maal een paard heeft beslagen! Zou zoo iemand in 16 of 17 weken zoover
gevorderd zijn, dat men hem bijv. een paard van ƒ 3500 waarde, zou aan-
vertrouwen om te beslaan?

Een doelmatige verbetering voor het hoefbeslag zal in het algemeen niet
eerder plaats vinden, voordat door het ingrijpen van den Staat de hoefsme-
den gedwongen worden zich beter in hun vak te bekwamen. Het hoefsmids-
vak moest slechts door bekwame smeden mogen worden uitgevoerd, zooals

-ocr page 170-

dit ook in andere landen, deels reeds sinds lang, ingevoerd is (in Pruisen
reeds 15 jaar). Men mag echter de lieden, die reeds geruimen tijd dit
handwerk uitgeoefend hebben, hun het recht hiertoe niet ontnemen, doch
hoe langer het hoefbeslag doelloos wordt uitgevoerd, des te grooter zal de
schade voor paarden en eigenaars zijn.

{Landtv. Blatt ƒ. Oldenburg, van 6 Nov. '99).
— Een noodzakelijk hnlpmiddel bij het in- en uitdraaien vau schroefkalkoenen.
Onder dezen titel heeft kapitein Gay au x, paardenarts bij de cavalerie
te Deventer, in „De Hoefsmidquot;, jaarg. 1897, blz. 160 en volgende, een
artikel geplaatst, waaruit wij thans het onderstaande overnemen. Bij den
aanvang van den winter kan zulks voor sommigen van nut zijn en tot proef-
neming brengen. Voor mededeeling van de resultaten hiervan, houden wij
ons ten behoeve van „De Hoefsmidquot; zeer aanbevolen.

Tot het fixeeren van den hoef bij het in- en uitdraaien van schroefkal-
koenen , raad ik het gebruik van
een hoogst eenvoudig stalen werktuigje aan,
dat m. i. genoegzaam voldoet aan de eischen van lichtheid,
eenvoudige samenstelling en goedkoopte; ieder smid kan het
maken. Het gewicht behoeft niet meer dan 180 gram te be-
dragen en de prijs niet hooger te zijn dan 70 ets.

Fit nevenstaande afbeelding van de lengtedoorsnede blijkt
dat het onderste gedeelte bestaat uit een eenvoudig, rondge-
smeed handvat i), terwijl in het platgesmede boveneinde (dat
echter de noodige dikte moet behouden) eene vierhoekige insnij-
ding is aangebracht, die eene breedte (hoogte) heeft van ruim
een hoefijzer-breedte en een diepte van meer dan een ijzer-dikte
Wordt nu de schroefsleutel aangewend, dan wordt tevens
met de andere hand, door middel van den even bedoelden
veiligheidshefloom eene tegenwerking uitgeoefend, die even groot
is als de werking van den schroefsleutel. Men laat het werk-
tuigje daartoe met de insnijding grijpen in de ondervlakte van
het ijzer, en wel in den tegenovergestelden tak of wel in den
toon. Het ijzer (en dus de hoef) kan zoodoende totaal worden
gefixeerd, waardoor de genoemde nadeelen, die een gevolg
kunnen zijn van het in- en uitdraaien der schroeven, zullen
worden voorkomen.

Reeds den vorigen winter heb ik mij (en anderen) kunnen
overtuigen van het practische nut van bedoeld werktuigje,
de helftnbsp;dagen geleden vernam ik van den heer Lungwitz

Ter warenbsp;ii^ ^et hoefbeslag te Dresden), dat ook in Duitschland

grootte).nbsp;dergelijk werktuigje wordt gebruikt. Het is echter minder

eenvoudig en daardoor m. i. minder practisch. Aan het uitge-
smede gedeelte is het breeder en heeft daar nog een vierkante opening,
zoodat het ook als schroefsleutel kan dienst doen. Door de aanwezigheid
van die opening wordt echter m. i. het werktuig juist op de plaats die het

1) Ik heb er over gedacht het ondereinde als achroefsleutel te doen inrichten,
maar ben daarvan teruggekomen.

[\

w

gt;

-ocr page 171-

meest aan afbreken blootstaat, zeer verzwakt. Aan den steel is verder nog
een schroef aangebracht om de gaten uit te boren of te zuiveren, welke
schroef mij tamelijk overbodig voorkomt en het werktuigje slechts lastiger
en duurder maakt. Volgens mijn bescheiden meening kunnen bij dit werk-
tuig de twijfelachtige voordeelen niet tegen de nadeelen opwegen. Bovendien
kan het toch niet te gelijk aan zijne beide bestemmingen van schroefsleutel
en fixeerhefboom beantwoorden, zoodat men toch steeds voor het beoogde
doel twee dergelijke voorwerpen zal moeten hebben, hetgeen m. i. niet te
verkiezen is boven het gebruik van een eenvoudigen schroefsleutel en nog
eenvoudiger fixeerhefboom.

Bij het gebruik van schroefbeslag vermeen ik dus het gebruik dezer beide
laatstgenoemde 'werktuigen te mogen blijven aanbevelen.

—nbsp;Hoornscheur in den toon. Ik kreeg eens een paard op beslag met
wijden toonscheur, van boven naar beneden. Het dier was reeds meer dan
een jaar kreupel.

Ik legde een balkijzer onder en liet het toongedeelte vri^j. Eesultaat: niet
rad. — Toen gaf ik het een balkijzer met twee zijlippen en een leeren zool
onder. Besultaat: nog niet rad. — Ten einde raad maakte ik een gewoon ijzer
met kalkoenen, voorzien van twee zijlippen en een balk in het midden van
het ijzer, de balk iets hooger dan de bodemvlakte. Toen was het paard rad!

Ik veronderstel dat daardoor de stoot bij het raken van den grond ge-
broken werd.nbsp;j

—nbsp;De vorming van ringen aan den hoef. Men neemt steeds aan dat de
ringen aan de hoeven der paarden ontstaan door ontsteking van de vleezige
deelen; daarvan zou een meerdere hoornvorming het gevolg zijn. Arloing
is van meening dat dit onjuist is. De ontstoken vleezige deelen hebben in-
tegendeel verminderde hoornproductie ten gevolge. De ring wordt niet
teweeggebracht door een verhevenheid, doch door een verdieping. Ter ver-
gelijking we^s Arloing op den nagel van zijn pink, waaraan, als gevolg
van een vroeger bestaan hebbende ontsteking van het nagelbed (de vleezige
deelen), een door dunner hoorn gevormden ring te zien was.

(Ze Progrès vétérinaire. April 1899.)nbsp;g.

—nbsp;Cursus in hoefbeslag te Steenwijk. Aan den hier ter stede, vanwege
„De Afdeeling Steenwijk en omstreken der Geldersch-Overijselsche Maatsch.
V. Landbouwquot;, thans gehouden cursus in hoefbeslag wordt deelgenomen door:
Jan de Jonge, Dirk Heinen, Stefanes Drent, A. Bouwknecht, allen te
Steenwijk, Jacob Eijkmans te Dedemsvaart, Klaas van Dalen te Ambt Vol-
lenhove, H. Bremans te Genemuiden, Jan Hiemstra te Meppel, L. Ooster-
kamp en Jan Schulting te Noordwolde, Jan Baijlje te Kallencate (Steen-
wij kerwold), Hendrik Jan van Hulzen te 's Heerenbroek (Zwollerkerspel)
Tieme Eoek en Jan Eoek, beiden te Kuinre.

Een woord van lof komt toe aan het bestuur der afdeeling Steenwijk en
omstreken der G. O. M. v. L. voor hare ijverige beinoeiingeii in deze, waar-
door een paar jaar nadat hier met veel succes een cursus in hoefbeslag werd
gehouden, thans reeds een tweede gegeven wordt.

De cursus zal bestaan uit 12 theoretische lessen van 2 uur en 12 prac-
tisclie lessen van 4 uur.

-ocr page 172-

—nbsp;Cursus te Ouderkerk a/d. Amstel 1). In de November-aflevering is ge-
zegd dat deze cursus door 12 deelnemers wordt gevolgd. Dat aantal is se-
dert nog met een toegenomen, dat thans bestaat uit 7 bazen (waaronder
vier van ongeveer 40 jaar) en 6 gezellen. De heer
J. Eempt Dzn. heeft
van de 20 lessen a 2 uur in de theorie van het hoefbeslag reeds 7 gegeven,
terwijl de overige vijf hoofdzakelijk zullen dienen om de voorgedragen theorie
eens goed te repeteeren.

Het onderwijs vindt plaats eens per week, iederen Woensdag van V-L^Q^j,^
uur 'snam.; de cursus staat onder toezicht van den heer M. Hengeveld
G.Jzn., districtsveearts voor Noord-Holland, te Haarlem en een Commissie
uit de Besturen der Afdeelingen Ouder- en Nieuwer-Amstel der Holland-
sche Maatschappij van Landbouw.

Het aantal, tijdens de practische lessen, tot beslaan aangeboden paarden
is bevredigend.

Ieder deelnemer aan den cursus heeft voor de bijwoning der lessen f 10
moeten bijdragen. Hun ambitie laat niet te wenschen over, terwijl thans
tevens blijkt wie van hen de meeste zaakkennis bezitten.

—nbsp;Cursussen in hoefbeslag in Zeeland. Deze cursussen vangen, wat de
theoretische lessen betreft, weder aan in Januari a.s., en zullen hetzelfde
leerplan volgen van het voorgaande jaar.

Ook de leerlingen zijn dezelfde daar zij 2-maal een cursus moeten mede-
maken om aan het examen te mogen deelnemen.

Het theoretisch onderwijs wordt gegeven door de heeren veeartsen : L. Boo-
gaert te Axel, J. P. L. Goemans te Zierikzee, J. A. de Graaftquot; te Scherpe-
nisse, M. Lucieer te Oostburg, H. J. Nederveen te Serooskerke (Walcheren),
Jac. Z. Eisch te Goes, G. C. Verwey te Cortgene en M. van der Vliet te
Kruiningen.

Het practisch onderwijs is opgedragen aan een rondgaanden onderwijzer-
hoefsmid, den heer van der Mheen te Barneveld.

In het onderwijzend personeel is sedert het voorgaande jaar alleen deze
wijziging gekomen dat de heer vee-arts Jeronimus, van Staatswege aange-
steld in Nederlandsch Oost-Indië, is vervangen door den heer Nederveen.

—nbsp;Heerenveen. In een talrijk bezochte vergadering van smeden in de
vorige maand, gehouden te Heerenveen, werd getracht eene provinciale
vereeniging op te richten, ten doel hebbende hunne prijzen te verhoogen
in billijke verhouding tot de steeds stijgende ijzerprijzen en verheffing van
het smidsvak in het algemeen.

Een voorloopig bestuur werd benoemd, hetwelk inlichtingen zal vragen
te Schagen (N. H.) alwaar eene dergelijke vereeniging tot stand is gekomen.
Een reglement van bedoelde vereeniging is al reeds ontvangen (De tweede

1nbsp; In de vorige aflevering is deze cursus vermeld als staande onder het toezicht
van den heer Districtsveearts voor Zuid-Holland, ten noorden van Maas en Lek. Dit
is niet juist. Het onderwijs wordt gegeven in een door het Rijk gesubsidieerde tee-
kenschool, gelegen in de gemeente Nieuwer-Amstel, die overigens alleen 's avonds
wordt gebezigd. Hierdoor bestond er geen bezwaar het onderwijs in hoefbeslag
mede daarin te laten plaatsvinden.

-ocr page 173-

vergadering is bepaald op den 11 Dec. aanstaande om dan te beproeven
de vereeniging tot stand te krijgen en reglementaire bepalingen vast te
stellen met een hoofd- of bondsbestunr, en verder de provincie in afdeelin-
gen te splitsen.)

—nbsp;Tweede Vergadering te Heerenveen. Deze, den llden December j.l.
gehouden, heeft tot resultaat opgeleverd dat een provinciale vereeniging
van smeden in Priesland is tot stand gekomen en dat de statuten, opge-
maakt door de Leeuwarder Vereeniging, voorloopig werden goedgekeurd, ten
einde later in eene vergadering te Leeuwarden opnieuw te worden nagegaan
en alsdan vast te stellen. — Het aantal leden bedraagt reeds ongeveer
100. — De jaarlijksche bijdrage voor het lidmaatschap is vastgesteld op /quot;l.SO.

—nbsp;Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. De leerling H. Ho man van
Niehove, sedert 19 Juni van dit jaar geplaatst, heeft op 18 November
jongstleden een getuigschrift ontvangen met
goed gevolg een cursus in hoef-
beslag aan genoemde inrichting te hebben bijgewoond.

De opengevallen leerlingplaats is den 20 November ingenomen door W.
J. Z waive van Oude Pekela.

—nbsp;Examen voor hoefsmeden in Mecklenbnrg (Duitschland). De Mecklen-
burgsche Landdag heeft voor 1900 weder een bedrag van 900 Mark uit
's lands kas voor de bestrijding der kosten van examens in hoefbeslag
beschikbaar gesteld. De hoefsmidschool voor Mecklenburg is gevestigd te
Eostock en wordt door leerlingen uit alle oorden van Duitschland bezocht,
ook uit Zuid-Duitschland en zelfs uit Denemarken en Zweden.

(Ber Bferdefreund?)

—nbsp;De vereeniging van smeden te Dresden stelt haar leerlingen wederom in
de gelegenheid, onderricht in de theorie van het hoefbeslag te ontvancren
De betreffende lessen, die tegenwoordig door 56 leerlingen worden bezocht
namen 1 October j.l. een aanvang en worden des Zondagsochtends van 8-9
uur gegeven in de gehoorzaal der leersmederij van de veeartsenij kundige
hoogeschool te Dresden.
nbsp;Hufschmied:)

—nbsp;Cursus te Leiderdorp. Bij het vanwege de afdeeling Leiden en Om-
streken van de Hollandsche Maatschappij van Landbouw in het gebouw
der Practische Ambachtsschool te Leiden gehouden examen verkre-en het
diploma als hoefsmid, de navolgende, in alphabetische orde vermelde peraonen•
W. Beukelaar te Zoeterwoude, J. van den Bosch te Woubrugge, M. Bruijnen
te Lisse, J. H. van Deurse te Voorburg, N. Dullemans te Leiden D
VV Ge-
sink te Voorschoten, J. W. Gesink te Katwijk, A. Gesman'te Leiden
H. Grimbergen te Eijnsburg, H. Hoogeboom te Rijnzaterwoude W Huis-
man te Hillegom, H. Mul te Zevenhuizen, L. H. de Nie te Warmond

Pieterse te Zoeterwoude, A. S. Schalkers te Leiderdorp, A. J. Schouten
te Hazerswoude, .Jacob Schouten te Oudewetering, P. G. Spierenburg te
Leiderdorp, R. Fljee te Alfen, A. E. van der Voet te Leiden, Th. de
Vroomen en J. Waasdorp te Rijpwetering.

Het examen werd, ten overstaan van het bestuur der Afdeeling, afgenomen
door de heeren D. van Gruting, directeur, en G. H. Löwensteyn
onderwijzer aan den cursus, benevens de heeren J. E. Laméris, districts-
veearts, en Ittmann, kapitein-paardenarts.

-ocr page 174-

No. 1 van het examen heeft behaald de heer H. Hoogeboom, van Eijn-
zaterwoude. Vijf candidaten werden afgewezen.

— Tweede cursus in lioefbeslag voor Overijsel. De Overijsselsche Land-
bouwmaatschappij heeft, zooals in de November-aflevering van „De Hoefsmidquot;
is medegedeeld, een oproeping geplaatst in de Zwolsche courant aan belang-
hebbende smeden die een cursus in hoefbeslag wenschten (aan dien te den
Ham nemen 10 leerlingen deel).

Tot den lOden December was er nog geen enkele aangifte ingekomen.
Wanneer deze toestand onveranderd blijft, bestaat er kans dat het restant
der Eijkssubsidie voor hoefbeslag-onderwijs over 1899, dat 1-5 Nov. j.l. nog
ƒ800 bedroeg, nog verhoogd wordt.

Het is zeer zeker jammer dat geen smeden, door geen gevolg aan die oproeping
te geven, belangstelling toonden. Toch ware de subsidie o.i. minstens even
nuttig besteed, wanneer de Overijsselsche Landbouwmaatschappij, onder
goedkeuring van den Minister van Binnenlandsche Zaken, mocht besluiten
het beschikbare bedrag toe te kennen aan 1 of 2 flinke smidsleerlingen,
die een degelijken cursus te Amersfoort of elders volgden of gingen volgen.

Eed.

jj

BRIEFWISSELING.

Sedert 15 Nov. is ingekomen een postwissel a / 3.00 voor ab '99 van den
heer:
G-. JSfieuwenhuixen Tzn. te G.

Advertentiën.

DE HOEFSMIDquot;nbsp;P'aafsen van het Binnen-

--- land en 8 van het Buitenland gelezen.

KuLns thLOorn,

voor Hoefbeslag,

verkrijgbaar in de chemicaliën- en
drogerijen-handel van

K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,

te Dordrecht.
PRIJSCOURANTEN voor HH. Vee-
artsen op aanvrage gratis.

HET PAARD,

Geïllustreerd Maandblad, gewijd aan Paarden-
fokkerij en Paardenkennis in uitgebreiden zin,

Redacteur-Uitgever A. W. HEIDEMA.
VIJFDE JAARGANG.

Prijs per jaar fr. p p. ƒ3.— voor
Nederland, /'S.oO voor O. en W^.-Indië
en het buitenland.

Engelsche veerkrachtige

HOEFZOLEN voor paarden met gevoelige of gebrek-
kige hoeven.

Deze zolen worden zeer geroemd en zijn in alle afmetingen
verkrijgbaar.
CIRCULAIRES op franco aanvrage bij:

W. A. H. VAN HORSEN, Utrecht.

-ocr page 175-

•sy.ïQ^tiwasHEaKf»; : • ^-^'fmmm

rj-s

m:

-ocr page 176-

ÏJt 7

•ï lt;

ê ät™

■t-

Vi-,

v * ^nbsp;. «

-ocr page 177- -ocr page 178-