ovTR iii:r
VAX
HET (iRADl ALE ROMAiMJM VA\ PAULUS V
mechï;lschf, uitgave
EN
HET (iRAD. ROM. NKÈRLAMXSCHK (ITdAVE.
ANTIPHONARIUM EN VESPERAEE.
OVER HEÏ BF.OF.I.EIBIÏX
1 'gt;.
».nbsp;, priester.
X/ ///
TE S' BOSCH
BIJ nKN SCHRUVER.
.\M5TFRnAM, RIJ C. l. VAgt;- LANGEXHUU.SF.t.
4 HS«.
-ocr page 2- -ocr page 3-over het
HET GRADUALE ROMANUM VAN PAÜLUS V
mechklsche uitgave
f.n
HET GRAD. ROM. NEÉULANDSCHE ÜITGAVK.
ÄNTIPHONARIUM EN VESPERAEE.
over het begeleiden
GREGORI\ANSCHEN ZANG , ENZ.
HOOR
W. A. JASSSB1«, priester-.
TE S' BOSCH
RU DEN SCHRIJVER.
Amsterdam, bij C. h. Van Lahgenhduse«.
'iï ïâi l
rt '
■ r i \ a IÏ »rtiTJ n /i
ftiinbsp;Tdii ,
■è
•«f'
- ^ • •nbsp;-nbsp;■ ■ : v ■• 'nbsp;.......
over het
Sedert het jaar 1842 vertoont zich in meer of min-
dere mate, aanvankelijk in Belgien, eii wel op de
eerste plaats in het Aartsbisdom van Mechelen ; wat
later in Frankrijk, Duitschland, Italien, Engeland ,
Zwitserland , enz. eene beweging tot herstel, zuivering,
hervorming en verbetering der R. K. Kerkgezangen,
die deels door ongelukkige tijds-omstandigheden, mis-
schien deels door achteloosheid en onverschilligheid
van die hadden behooren te zorgen dat die gegangen zoo
veel mogelijk rein en onvervalscht bewaard bleven , ver
waren afgeweken van hnnne oorspronkelijke eigeudom-
melijkheid en waarde, of geen' gelijken tred hadden
gehouden met de pogingen welke deswege te Rome
meermalen aangewend werden tot derz,elver verbete-
ring, hervorming, en/..
Z. E. de Kardinaal Sterckx, Aartsbisschop van Me-
chelen , die er vooruitkwam dat hij het hoogst gewigt
hechte, dat de Roomsche Liturgie —sins lang in zijn
Bisdom aangenomen— op de best mogelijke wijze be-
houden bleve (1), begreep, hetgeen Karel-de-Groote in
'/.ijnen tijd had begrepen, toen hij zijne zangers, die het
over den zang oneens waren , naar Rome verwees , als
naar de bron, waaruit de geheele Kerkelijke Liturgie
met alle hare deelen en onderdeden over het katholiek
Europa gevloeid was (2).
(1)nbsp;« Lilurgiam romanam in dimcesi noitra diii receptam acairatiori quo
• fieri polest modo servari volumus. »
(2)nbsp;n'alafr. de reb. eccles. c. 25. Baluz. mbill. T. I. capil. col. 203 vet.
dmlect. in f. p. 73.
Geaoeinde limin. begon, met -/.ijnen Seminarien een
^angleerboek (méthode) te be/.orgen , welks beginselen
en regels ontleend waren aan datgeen wat —voor 7,00
veel mlks te achterhalen was— van af Gregorins I, later
cn vooral in het begin der XI® eeuw door Guido vau
Are/,/.o , en d,at met pauselijke medewerking, bescher-
ming cn goedkeuring, cn door volgende eeuwen heen
tot op on/.e dagen, door de grootste meesters geleerd ,
door Pausen, Kerkvergaderingen en Heiligen bekrach-
tigd^ gehandiiaafd en aanbevolen werd.
b)gewijd in de ware gronden van den gregoi-iaanschen
■/.iiiug moesten de kweekelingen de toepassing dier gron-
den vinden in de zangboeken welke men hun in Imnden
stelde. Doch, aangezien die vvare gronden van den dia-
tonischen zang (1), grootendeels miskend waren in de
tot dan toe aan deze zjjde der Alpen beslaande ujtga-
yen (2), besloot Z. eene nieuwe, de best mogyclijke
uitgij.ve aan zijn Bisdom te bezorgen. Wat kon tot dat
einde beter en doelmatiger gedaan worden dan zich te
wenden tot den oorsprong, tot Rome? Een bekwjiam en
specia£|l toonkenner ■—Wfint alles wil door jtijn meester
gedaan zijn— werd derwaarts gezonden. Deze raad-
(t) f De Di.\TONisCHE toonaard is volgens alle groote meesters de
» eenige, waarin de gregor. kerkzang geschreven is. Waaruit al aanstonds
B volgt, dat deze zang zelfs den schijn niet aanneemt van toevallige tee-
» kenen, zoo als kruis (äS;) en bémol (I5); behalve dat de no.ot si toevalli-
f gerwijs een' liahen toon verlaagd wordt, wanneer de vermeerde kwart of
igt; de verminderde —vahdte— kwint moet vermeden worden. De eersie
)gt; Kerkvaders die den kerkzang invoerden zorgden vooral, dat de Kerk een
» gezang hadde eenvoudig en ernstig, vol deftigheid cn waardig om Gods
') majesteit te loven. Daarom verbanden zy alle soort van beeldende, ver-
e wijfde cn luchtige muziek. Daarom ook kozen zij den diatonischen toon-
p aard, als ^velke meest zaaipgesield uit Ijeele toonen, het karakter heeft
» van eene statige en godsdienstige deftigheid; terwijl zij dpn chro-
« malischen toonaard verwierpen die, om zijne al te groote zoetigheid,
» hunne goedkeuring niet mögt wegdragen. » a II genere diatonico èl'imico
» (jenere, in cni secoiido tutti i primi ntaëstri é composto il canto jermo. ...
» che il canto fermo non ametla onibra di accidenli di nè alcftn malle,
gt;: se non nfHa corda befami a solo Jinedi evitare il trilono di sotto con },
B fa—Ut, e di sopra la quinui falsa con f, fq—vl... elf. (P, Jlartini. sagg. di
gt;; contvap. p.
(2) Ook wol, maar in mindere mate, aan gene zijde der Alpen.
-ocr page 7-pleegde er personen en zaken, de specialiteiten der pau-
selijke Kapel, de boekerijen der Moederstad met hare
belangrijke handschriften en oorkonden. Hij trad vooral
in nadere kennis met het Graduak Romanum dat daar cii
elders, volgens getuigenis der eerbiedwaardigste autori-
teiten, Yoor het best gehouden werd dat men kende (1),
het eenige officiele om zoo te spreken; het Graduale dat
te Rome door hen die prijs stellen (2) op goed grego-
riaansch yjngen bij voorkeur gebruikt wordt, het Gra-
duale dat op last van Paulus V, hervormd en verbeterd
in 1614-1615 te Rome het licht zag.
Reeds had Gregorius XIII den grooten Palestrina dc
taak van de zangboeken te verbeteren opgedragen. Deze
hervorming stond in verband met die van Brevier en
Missaal, noodzakelijk geworden nit kracht van een Be-
shiit der Trentische Kerkvergadering. Doch Palestrina
had zijnen arbeid niet kunnen eindigen, zelfs had men
ïich —om hier niet te melden omstandigheden— van
het door hem reeds afgewerkte niet kunnen meester
maken (3). De latere wijzigingen welke Clemens VIII het
Breviarium deed ondergaan , verlevendigden op nieuw
de gedachte, van toch eindelijk eene nieuwe uitgave der
zangboeken te verwezenlijken. Dit deed Paulus V voor
hel Graduaal.
De hoofdzakelijke verbeteringen waaraan toen Ier tijd
algemeen de behoefte gevoeld werd, kwamen hier op
neer :
1quot; Het snoeijen van een aantal nuttelooze notenreijen
op ééne lettergreep, vooral op het einde der woorden.
Dit gebruik vond, wel is waar, zijn oorsprong in de oud-
ste handschriften der middeleeuwen, eu had van dien
kant zijne eerbiedwaardige zijde; maar men meende met
dat ariiet oude altoos goed is. Daarenboven bemerke
men dat in die vroegere tijden de gregor. melocHcn, mei
(1)nbsp;Deze gelnigenisscn zullen later blijken.
(2)nbsp;Want ook op Rome is foms toei.asselijk : iliacos inlra muros peccalw
ct cxlxa.
(Ä) 7,ie Baiiii. mem. s;o;'. crit t. 11- l'- 113-nbsp;^
-ocr page 8-uitAOiideriiig der psalmen eii soortgelijke gezangen , niet
7,00 als later cu thans in koor, maar meest slechts in so/o
\yerdeu voorgedragen ; waaruit volgt dat dezelfde melo-
dispUe phrasen , dezelfde notenreijen die voor ééne stem
geschikt zijn , niet altoos passelijk door eene geheele
gj-oep van stemmen uitgevoerd kunnen worden. Ook
Verlie/.e men niet uit het oog, dat in die vroegere tijden
vau levepd geloof en warme godsdienstuitoefening de
kerkelijke plegtigheden gerekt werden zóó , als later bij
verflaauwing ei} vermindering van godsdienstzin met gccii
mogelijkheid was slaande te houden. Hetgeen vroeger
gediend had tot stichting en opwekking , lgt;egon van lie-
verlede aanleiding te geven tot verveling en ontsticht
ting. Daar van daan d^t Kerkvergaderingen zelve er zich
aan gelegen heten zijn j zoo als b. v. die van Rheims i»
1564 : .t Quantum ad prolixiorcm proliingulionein cantiis in
» ultima sylluha cujuslihet antiphonm, qm cantus tnlgaxl^
gt;1 ter piieuma vocalur , quoniam in co multum te))iporis in-,
« itüliler a'isunü indctur, rjuod de ccetero pneumu fiat in
» vllimiü anliphonis vesperarum, imhroionim , Magnißcof
gt;1 el Benedictiis. Sivüliler abbrepietur cunlns quantum fieri
igt; poterit, quando super uimin syllahavi aut dictionem plu-
gt;1 res sint nolidwqmm par sit. n (1)
2° Het. behoorlijk schikken van woorden en letter-
grepen, het letten op eeiie goede uitspraak volgcn.s
de echte latijusche prosodia , hetgeen in de middel-
ecuwen bijna geheel over het lioofd was gezien. Hef
reeds aangehaald Rheinisch concilie van 1564 laat
zicli, ook betrekkeUjk dit punt, duidelijk hooren : « AV
!i militer quod in Cßntu habeatur ratio litterce sen verborum
II debitce pronuntiationis, et qiinntum fi.eri poteyit, obser-
» ventur quantitates (2). » Zoo ook ia 1585 « et lex
(l) I' insgelijks bekorte men den zang, zoo veel mogelijk, als op eene let-
» tergreo[) of op een woord meerdere noten staan dan noodig is. n (Labb
^V. ]gt;. b8. Item iüuf. p. H3T).
(-2) Insgelijks —willen wij— dat men in den zang lette op de goede
nitspiaak van letteren en woorden , en dat men zoo veel mogelijk liel
lange e» koftü der lettergrepen naauvkeurig gadesla.
■I accentuum ulque sylluhoruin quanlitm exacle leneaiur
» et serveliir. » (1) (Ibid. p. 68. 887.)
5dc -^Yas er veel te /.uiveren met betrekking tot de
regels der diatonische tonaliteit.
Ruggero Giovanelli, opvolger van Palestrina, als ka-
pelmeester des Pausen,- hy altlians wordt er algemeen
voor gehouden- werd met deien verbeteringsai'beid door
Paulus V belast; waarin hij, zoo niet volkomen, dan
toch beter slaagde dan iemand dergenen welke vóór
hem soortgelijk werk ondernomen hadden.
Het is iedereen niet mogelijk , door eigen bevinding ,
liet oudere vergelijkende met hetgeen Giovanelli heeft
tol stand gebragt, tot eeue gegronde en regtstreek-
sche overtuiging te komen (2). Maar het gezag moet
wel in de/.e, gelijk in zoo menig andere stof , de meesten
bevredigen en hun ten gids verstrekken. Welnu,
hooren wij wftt J. Baini, voormahg kapelmeester van
Gregorius XVI, een uitstekend toonkenner en ver-
maard navorscher geheel zijn leven lang, in al wat
kerkelijke mu/.iek en /.ang betreft, dus een getuige
welke door alle deslaindigen het hoogst geschat wordt,
deswege aanvoert : « In alcune edizioni vedesi essere
.1 slata cotale operazione eaeguita a rimpetto de' codici; ed
c manco male, perchè vi rimane nelle melodie tl sapore e
1) l'eslratto delle antieke. Fra tutte Ie edizioni cosi fatle, io
precjio quella del 1614, eseguita d'ordine di Paolo F
« per la stamperia Medici in Roma, in dtie vohimi in
» folio stragrande. ».....« Onder alle zoo bewerkte uit-
« gaven (3) , geef ik de de voorkeur aan die van 1614,
» op last van Paulus V te Rome door de Mediceische
» drukkerij in twee buitengewoon groote folianten nii-
)) gegeven. (Baini mem : stor- crit. ibid. p. 120),
Allen die zich na Baini met het verbeteringswerk vüh
(1)nbsp;« Dat men den regel der accenlcn —spraak of klemtoon— en liet
r lange en korte der lettergrepen mei naauwgezetlieid opmerke en onde'r-
» houde ».
(2)nbsp;Wij zullen dit straks eeuigzins voor den lezer doen,
(quot;) Tot verkrijging der boveiigeiiiclde verbetEriiigcn.
Paulus V, hebben be/.ig gehouden, zijn volmaakt van
lietzelfde gevoelen (l).Zie hier hoe, onder anderen, A.De
La Fagc zich daaromtrent uitlaat. (2) « On ne sait
« pas précisément qui fut en cette occasion chargé de
» la révision de l'ancien chant : on a cependant lieu
,) dc penser que ce fut Ruggero (iiovanelli, excellent
» compositeur et successeur de Palestrina à la chapelle
du Vatican. Quoiqu'il en soit, le travail de correction
» et de réforme fut fait avec autant de soin et de ju-
» gement que de hardiesse ; on ne toucha qu'impercep-
» tiblemcnt aux antiennes et autres pièces dont les ré-
» dondances étaient peu sensibles; mais on porta la
» faux dans les graduels et répons. La mélodie fut ha-
,, billement conservée et les points de suture adroite-
» ment dissimulés , quoique Baini reconnaisse en quel-
» qnes uns des passages ime certaine lueur de l'art
» et du goût moderne , ce qui ne l'empêche pas de con-
îgt; dure que l'ensemble du travail fût tout-à-fait satisfai-
» sant. « [ De la Reprod. des livr. de Chant, p. 29.)
« Men weet niet juist, wie bij deze gelegenheid belast
» werd met het herzien van den ouden zang : men
» heeft echter reden van te dehken dat het was
■„ Ruggero Giovanelli, een uitmuntend componist, en
« opvolger van Palestrina in de Kapel des Vaticaans.
« Wat er van zij, het verbeterings en hervormingswerk
» werd met even veel zorg en oordeel als stoutmoe-
„ digheid tot stand gebragl. Men raakte op eene bijna
onmerkbare wijze aan de Antiphonen en andere
» stidvken waarin de noten minder overtollig waren,
« maar men hakte door, in de gradualen en responso-
« ria. Be melodie werd behendig gespaard , cn de
» aanlasschingsplaatsen kunstig bedekt; ofschoon Baini
(1)nbsp;üe lezer 7,al dit gevoelen deelen, als wij hem, door vergelijking van
hel vroegere met het latere, daartoe zullen geholpen hebben.
(2)nbsp;ilie niet weet, wat A. De La Fage is, leze en besludere zyn Cours
Complet de IHam-Chimt. Paris, chez Gaw.ne frè.res. — Daaruit zal men
kunnen besluiten of en welk gezag aan zyiie denkwijze betrekkelijk dit on-
i^crwcrp behoort gehecht te worden.
» in sommige deier passaziën wel iets ontdekt dat eenig-
» zins riekt naar de moderne kunst en smaak : des niet-
» tegenstaande besluit hij, met het werk in zijn geheel,
» als in alle opzigten voldoende te beschouwen. »
Ofschoon reeds in 1608 in handschrift gereed, ver-
scheen deze uitgave eerst in 1814, voor dat gedeelte
dat men noemt de tempore, terwijl dat de saiictis in
1615 het licht zag.
En zoo had men dan eindelijk een zangboek ver-
viiardigd op last van een Paus, en dat wel wa t
den zang zeiven betreft (1). Wel is waar, deze uitgave
werd even min als welke andere ook, ooit verpligtenc!
gemaakt; maar dat vermindert in niets hare Avaarde.
Men kon wel niet verstandiger doen dan de algemeen
voor de beste gehouden uitgave van Paulus V. tot
(1) Grad. Rom. juxta ritum sacrosaiiclce Rom. Eed cum cantu Patili V.
I'oiit. max. Jussn reformato.
ffy drukken op dit pauselijk bevel, op deze pauselijke goedkeuring ,
omdat zij in alle andere waar en wanneer ook geopenbaarde uitgaven
—nbsp;voor zoo veel ons bekend is — niet te vinden zijn. Zoo , b. v. lezen
wij op een tittelblad van een Crad. Rom. dat in Nederland gedrukt is
en gebruikt wordt, wél : Grad. Hom. juxta novum Missale recognitum.
Editio novissima summa diligentia ab erroribus expurgata — drukfouten
waarscliijnslijk in den tekst - Maar wat beduidt dat? Welke waarborg
beeft men voor liet aangevoerde? Welke vooral met betrekking tot den
zang? Op een ander leest men eenvoudig : Grad. Rom. of mis gezangen
voor de R. K. keiken in Nederland — vermeerderde en volledige
uitgave. In een voorberigt wordt aangegeven dat men de uitmunlende
—nbsp;hier bedoeit men zeker de typographische uitvoering — uilgave
van den Heer A. Zweesaardt benaarstigd heeft; wat zegt dat met be-
trekking tot den zang'? Daarbij een irnprimatur van B. J Gerving , Holl,
et Zei. Archipr. Men weet, welke waarde aan zoo een imprimatur gehecht
wordt, zelfs door die het verleenen. Daar de Paus nog verschijnt, hoet
het : Grad. Hom. juxta ritum missalis... PH V. Pont. max. jussu editi...
—nbsp;Deze laatste uitgave van 1390 bij Plantin te Antwerpen, schijnt door
de Nederlandsche uilgevers gevolgd te aijn ; zij hebben er al de fouten
en gebreken i ,g al trouw van weêrgegeven ; wat er yai) afwijkt, is er niet
Ie beter om. llen vergel.jke lb9Ü met IQl i-161ö, om te ontwaren, dal
men in Nederland — Belgie er onder begvepen — toen ter tijd niet
schijnt geweten te hebben van Paulus' hervormingswerk. Misschien
ook heeft men gewild dat het hek aan den ouden paal bleve hangen;
daar houdt men nog al van. Maar als hek en paal eons rotten!!
grondslag te nemen yan nieuw uit te geven zangboeken.
Doch ook hierin moest men niet blindelings te werk
gaan. Het was een schoon werk, het best dat men
in getiere kende ; doch het was en bleef altoos men-
schemverk, het liet hier en daar nog al iets te ver-
beteren over. Geen wonder; de arbeid was zoo ko-
lossaal , hij was zoo moeijelyk geweest. Men moest
dan dat schoone Graduaal bestuderen, men moest
het toetsen aan het verbeteringsplan zelve dat zich
Giovanelli had ten taak gestekl, men moest hel toetsen
aan de geijkte gronden en regels van den diatonieken
toonaard ; want juist op het laatst der XVI eeuw had
men dien meer dan vroeger over het hoofd beginnen te
zien, zich min of meer latende verleiden door de mo-
derne tonaliteit,die op dat tijdstip radikale hervormingen
onderging. Men moest dat alles doen te meer , wijl
— zoo als te Rome door bevoegde beoordeelaars
zonder tegenspraak erkend wordt, (men heeft het
overigens reeds kunnen merken) er hier en daar nog
al iets in het Grad. Rom. van Paulus V voorkomt,
dat men in eene nieuwe uitgave behoorde te vermijden.
Het zou ons ver leiden, moesten wij deswege in
veie bijzonderheden treden. Die deze bijzonderheden
door voorbeelden opgehelderd wil kennen, kan te regt
komen in een werk dat de Mechelsche uitgevers op-
zettelijk tot dat einde hebben geleverd, het heet :
Etudes sur les livres choraux qui ont servi de base dans
la publication des livres de chant grégorie7i, édités d
Malines, sous les auspices de son Emin. le Cardinal
Sterckx, Jrehev. de Malines (tijpographie de H. Dessain ,
successetir de P. J. Hanicq 1855).
Echter willen wij , ten gunste van den weetgierigen
lezer, het hoofdzakelijke aangeven dat de Mechelsche
uitgevers zich hebben voorgesteld te moeten verbe-
teren. Ook wij , indien wij hier eenig gezag kunnen
hebben , troffen er hetzelfde in aan, en anderen met
ons. Een elk die daartoe gelegenheid en wil heeft,
zal cr hetzelfde vcrbeteringswaardige in terug vinden.
De in het Grad, Rom. van Paulus V gevonden fouten,
onnaauwkeurigheden, enz. komen dan hier op néér :
1Op eenige y)laatsen wordt si b gebruikt zonder
reden of noodzakelijkheid; dus in strijd met den hoofd-
regel (Ziebl. 4. aant. 1), dat si alleen mag, maar dan
ook moet gebémohzeerd worden , wanneer eene ver-
meerderde kwart of eene verminderde —valsche — kwint,
rein, dat :s van dissotiant consonant gemaakt moet
worden.
Een gevolg dezer fout is, dat men daardoor dikwerf
melodien het eigendommelijke van hare modaliteit (1)
doet verliezen, zoo als wij later gelegenheid zullen
hebben door voorbeelden begrijpelijk te maken.
2.quot;nbsp;si b wordt soms niet gebruikt waar zij volstrek»,
noodzakelijk is tot vermijding van vermeerderde kwart
of verminderde kwint. Behalve het reeds aangevoerde op
bl. 4, aant. 1, past hier dezelfde hoofdregel, door Guido
in het begin der XIquot; eeuw aangehaald als reeds lang
bekend : b vero rotmidum, quia minus est reguläre,
» quod adjunctum vel molle dicunt, cum F {fa) habet
» concordiam, et ideo additum est, quia F {fa) cum
» quarta a se tf {si) tritono differente nequibat habere
» concordiam (microl. de disc. art. mus. C. VIII. ap.
Gcrb. Script, ecclesiast. de mus. sacr. t. II, p. 8).
3.°nbsp;Het toon-of klemteeken wordt dikwijls overhel
hoofd gezien.
Het is hier de plaats niet, deze gewigtige stof in het
breede te verhandelen. In de latijnsche woorden van
meer dan twee lettergrepen speelt vooral de voorlaatste
lettergreep onder dit opzigt de hoofdrol. Naar dat deze
lettergreep lang of kort is, heeft zij zelve op de voor-
laatste den klemtoon (2). De goede latijnsche uitspraak
Jiangl grootendeels af van het naauwkeurig onderhouden
(4) Karakter der kerktoonen.
(2) Men spreekt hier in 't algemeen, de bijzondere regels daarlatende,
b. v, toor de woordleden que, cum , enz. op het einde van een woord , die
den klemtoon voeren op de lettergreep welke er onmiddelijk vóórgaat, als :
vtiHscum, riecoraqm, enz.
dezes regels. Ook is men het tegenwoordig vrij alge-
meen eens dat, hetgeen men deswege in de middel-
eeuwen toeliet, en waarvan schier alle handschriften
wemelen, inderdaad onverdragelijk is aan elk die ook
maar eenigzins is ingewijd in de kennis der latijnschp
Prosodia. Degenen zeiven die vroeger, uit eerbied voor
onze vaderen in de kristelijke kunst, de zangers
ontsloegen van het onderhouden der Spraakkunst ,
vinden, dat het voortaan onmogelijk is geworden, in
de heilige plaatsen een' zang te dulden die, verre van
den zin der woorden beter te doen gevoelen, of hem,
gelijk de H. Bernardus zich uitdrukt, te bevruchten,
denzelven verandert en dikwijls onverstaanbaar maakt.
Zoo, b. V. vindt men niet alleen in oude handschrif-
ten , maar ook in sommige zangboeken (1) de noten
zoo ingedeeld dat de H. Moeder Gods niet meer heet
MarIa, maar maria (zeen) ; in plaats van tuóriim, hoort
men tüórum ; suscïpc wordt siesdpe ; lèvavi wordt lévcivi;
Dómmus wordt soms Dömimis, enz. Laten wij het toch
niet vergeten : aan het altaar zelf hooren wij bijna
dagelijks zingen adducét cum eo, voor addücel; doch voe-
gen wij hier eerlijk bij, dat die dat zingen, het nie» op
noten voor zich hebben. (2).
A.quot; Had men het Grad. Rom. van Paulus V te zuive-
ren van niet weinige ingeslopen drukfouten.
De reeds aangehaalde Etudes, etc. geven daar voor-
beelden van, zoo wel als van de drie voorgaande
punten.
Wij, wij gaan een stap verder en zeggen : na het
(() üie Wij in Neder'and gebruiken zien er in dat opzigt niet te best uil.
Dat zullen wij later doen blijken.
(2) 'T is in het Epistel der Mis in die obitus, seu deposilioiiia defiincli.
En toch ziet men d.iar het lange op du en de klemtoon op deze lettergreep
nog wel verduidelijkt door een toonteeken {■) of ('}. Die het kakelbonte van
wat men zoo al aan het altaar boort zingen, aandachtig wilde nagaan,
kwameal ligtelijk lot liet uitroepen van : O beklagenswaardige verbaste-
ring der rtoomsche formulen ! O verregaande willekeur! O onverklaarbre
tegenstrijdigheden ! O wensehelijke eenvormigheid ! —
opgeklaarde en toegelichte met aandacht te hebhen
overwogen, moet, dunkt ons, de le/.er natuurlij-
kerwijs tot het volgend resultaat komen : indien de
Mechelsche uitgevers het u:ezm van het Grad. Rom. van
Paulus V behouden, en de aangewezen erkende gebreken
zorgvuldig, met verstand en oordeel verbeterd hebben,
dan 0 ja, begrijp ik^ dat hun werk een dégelijk, een
zoo niet volmaakt — dat is onmogelijk — dan toch in
alle opzigten een goed, een schoon werk is moeten
worden, beter dan al wat is voorgegaan, zelfs beter dan
het Grad, van Paulus V, zoo als het in 1614-1615 het
licht zag.
En zoo is het, volgens bevinding en getuigenis van
onbevooroordeelde, van eigen baatzucht vreije en on-
partijdige geregtigde beoordelaar». Die er gebruik van
maken zijn alle met ons van hetzelfde gevoelen j wij
vreezen niet, op dat punt te zullen worden tegengespro-
]i.en ; zij willen van niets anders meer hooren.
Om niet te gewagen van bijzondere autoriteiten ,
bepalen wij ons by een paar doorslaande bewijzen, voor
iedereen vatbaar :
1In een tiental jaren ziet reeds de derde uitgave
van het Grad. Rom. van Paulus V. M. U. Fesperale
Processionale , enz. het licht, en dat wel in tweederlei
lormaat : klein 8°, en klein in folio.
2.quot; Die zangboeken gebruikt men in een goed gedeelte
van Belgien (1), in onderscheidene Bisdommen van
(I) Dat ze geheel Belgien door nog niet algemeen gebruikt worden is
onze schuld met. Het zou ons allergemakkelijkst wezen dit, op grond van
lt;legel,jke redenen, te verklaren. Dat oordeelen wij voor alsnog onnoodig.
Wje weet overigens niet dat beuzelachtige voorwendsels -niet redenen-
d.kwerrverhinderen dat ook de meest gewenschte verbeteringen tot stand
komen ?W,e weet vooral niet, welke rol eigenliefde en eigen belang spelen in
de meeste aangelegenheden, waar iets stoffelijks aan vast isV Wie heeft ooit
van nuttige hervormingen gehoord zonder tegenstand ? Wie weet niet wat
het z,j, tegen stroom op te varen - en altoos stroomafwaarts, dat leidt
m zee, en hoe menigeen vindt er den dood! - verouderde gewoonten, sleur
1 hlfhquot;.'quot; ?nbsp;'nbsp;af te keuren ,
althans het voorkomen te hebben, als wilde men anderen de les opzeggen [
O
-ocr page 16-Frankrijk — en toch loopen de ligte Franschen niet ligt
weg met voortbrengselen van andere landen — in het
grootst gedeelte van Ierland en Engeland, in Zwitser-
land — wij vonden ze in het groot Seminarie van Chur
(Coïre), in Beijeren, enz. Om kort te gaan, te Rome zelf,
met name in het door de E. P. Jesuiten bestuurd Dnitsch
Collegie — Collcgnitn Germanicwn — waar, zoo als te
Rome bekend is , do oude gregoriaansche zang het ern-
stigst en ijverigst gcleeraard en beoefend wordt, ook daar
gebruikt men de besproken zangboeken, met ter zyde
stelling van alle andere, zelfs Italiaansche, ja Romeinsche
uitgaven.
Gee'n wonder dan ook dat de thans regerende Paus
Pius IX, den Kardinaal Aartsbisschop van M. er een
compliment over maakte, hem schrijvende : « meritis
» sane laudibiis prosequimur studium et alacritatem tuam
» quibus doctoruni opem et operam arcessere conatus es ut
» cantiis ecclesiasticus in tua ista dimcesi ad regulas accom-
» modaretur Ecclesice Romante. » « Wij laten u welver-
» dienden lof wedervaren wegens uwen ijver en uwe
» vurigheid waarmede gij u de hulp en medewerking
» der in die stof ervarenen hebt weten te verschaffen ,
als wilde men hun zeggen : ge doet verkeerd, ge kent er niets van, enz.,
enz.
Wij mogen hier nieivoorbij zonder den lezer opmerkzaam temaken, dat men
de onderhavige hervorming, —de Meehelsche, in navolging van Paulus V_
hier en daar vrij hevig bestreden heeft; doch die zich, onder onze lezers, op
deze aanvallen zou gronden, moeten wij bij deze beduiden, dat zich op alle
gedane tegenwerpingen een kalm en dégelijk antwoord nooit heeft laten
wachten. Men kan die antwoorden gedrukt vinden bij Dessain, opvolger van
Hanicq te Mechelen. Hiervan moesten wij wel den lezer onderrigten. aange-
zien de aanvallers niet altoos-zeer kiesch waren in den pennenstrijd. Zoo
herinneren wij ons, dat een veel gelezen, te Luik uitgegeven tijdschrift, wel
eens geweigerd heeft, een bedaard antwoord op te nemen dat door de Redak-
tie van dat tijdschrift was uitgelokt. Iets dergelijks is ons ook wedervaren
van wege een fransch tijdschrift, dat zich van eene kwestie afmaakte en ons
antwoord verhinderde met te zeggen, dat de zaak genoegzaam was toege-
licht, dat zij beslist was, enz.j maar later verklaarde de schrijver van het
tegen ons gerigt artikel, hij verklaarde voor vier getuigen , dat wij het régt
voorhadden. Maar die groote Heer moest coram publica gelijk hebben. Mögt
het noodig zijn, wij kunnen man en paard noemen.
» len einde de kerkelijken zang in uw bisdom zoude
» stemmen met de regels der Roomsche kerk. »
Of — dit behoeft wel niet gevraagd — maar in hoe
ver hel besproken Grad. Rom. M. U. in allerlei slag
van waarde overtreft hetgeen wij in ons Grad. Rom.
Neerlandsehe uitgaven vinden, dat zullen wij later
trachten aan te toonen. Thans blijft ons voor alsnog
over, iets te zeggen betrekkelijk het zoo genaamd Jn-
tiphonariiim , ook wel Jntiphonale of Vesperale geheeten,
dat almede door de zorgen van den Kardinaal van M.
en onder deszelfs hooge bescherming werd uitgegeven.
Laten wij hier de M. uitgevers zeiven spreken. « Wat
» aanbelangt het Autiph. Rom. te Venetien in 1579-1580^
» dat wij tot grondslag namen voor eene nieuwe uitgave
» van een Fesperale, dit voert in zijn titel den naam
» eens Pausen niet, die het — wat den zang betreft —
)i zou hebben doen verzorgen. Nooit zelfs — voor zoo
» veel wij weten — heeft eenig Paus voor een Antiph.
» gedaan , wat Paulus V deed voor het Graduaat (1).
» Aangezien er derhalve hier geen gedenkstuk van eea
» min of meer oflicieel karakter voor handen was,
» hebben wij ons bepaald , dat gene te kiezeÜ wat zich
» aanbeval als min gebrekkig dan de andere, te oordee-
» len naar derzelver waardering door de geleerdste
» toonkenners , en naar onze eigene bevinding. Om hier
» slechts de zienswijze van den doorluchtigen Baini
» aan te halen, die te gplijker tijd zijn oordeel uitbrengt
» over het Antiph. en Grad. Rom. van Liechtenstein,
» « de waarde , zegt hij, dezer twee banden is bij
» uitstek groot, derzelver gezangen zijn getrokken ,
» zoo niet uit de beste, dan toch uit goede en zui-
» vere exemplaren. Dien ten gevolge hervindt men er
» dan ook den ouden zang zonder eenige althans noe-
» menswaardige verandering. » 11 pregio di cjuesti due
» vohimi è singularissixno, perchè il canto de medesitni
» fu tratto da esemplari se non ottimi, certamente huoni
(1) Misschien de H. Gregorius uitgenomen.
-ocr page 18-» e corretti; oude vi si conserva l'antko canto seiiza
ygt; cangiamento almeno notabile (mem. ibid, p. 99).
» Üit het boven verhandelde zal men gemakkelijk
» begrijpen waarom deze woorden, ofschoon ons krach-
» tig bewegend, om het Antiph. van Liechtenstein tot
» grondslag te nemen voor het Vesperale, ons noglans
» niet hebben kunnen doen besluiten, het Graduale van
» denzelfden dnikker en uitgev-er aan te nemen. Iedereen
» bevroedt ligtelijk de beweegreden van dit onderscheid.
» Wij zeggen daarom niet dat dit Graduale ons in niets
» nuttig is geweest, in tegendeel; meermalen hebben
» wij er ons van bediend, om deze of gene lezing van
» het Grad. Rom. 1614-1615 te vergelijken , te verifie-
» ren. De twee te Venetien uitgegeven zangboeken
» kunnen zeker niet op ééne lijn gesteld worden met
» het Grad. van Paulus Y, zoo ter oorzake van het gemis
» aan pausselijke bekrachtiging ■—■ en deze zoo krach-
» tig —- als, omdat men er in aantreft die eindeloos
» lange reeksen en slepen van noten —neumen— waar-
» van wij het onpasselijke reeds hebben aangetoond, cn
» die in het Grad. van Paulus V zijn weggelaten.
» Hierbij komt, dat men in de Venetiaansehe boeken
)) geen spoor vindt van arbeid strekkende om den
» zanger de regels der goede latijnsche uitspraak te
B doen naleven. Ondanks alle deze gebreken, welke wij
)) hebben trachten te verbeteren, zijn wij overtuigd dat
» het Antiph. van Liechtenstein, in Itahen nog het best
» is wat men nemen kan als punt van uitgang voor een
» Vesperale ; en de getuigenis van geregtlgde beoordee-
» laars , als die van den doorluchtigen director der
» pausselijke Kapel, heeft ons bevestigd en gesterkt in
») onze overtuiging. »
Komen wij nu tot het hoofddoel van ons thema , eene
fiksche schrede doende in het hart der kwestie. De lezer
gelieve met ons aandachtig, onbevangen en onbevoor-
oordeeld te onderzoeken en door vergelijking — in den
regel het geschikst middel om in zulke en vele andere
aangelegenheden tot eene gegronde overtuiging te gera-
ken — na te «en, hoe het ten onzent, in ons Nederland,
geschapen is met onze zangboeken, en wel op de eerste
en voornaamste plaats met ons Grad. Rom. Wij willen
slechts iets weinigs onder de oogen brengen ; maar dal
weinige zal meer dan voldoende wezen, om onze Grego-
riaansch zingenden te doen nadenken, of en wat er zou
behooren gedaan te worden met het schier ongelooflijk
gebrekkige dat zij uit hel Grad. Rom. Neerlandsche
uitgave zullen zien oprijzen; of zij , tweedens , niet
zullen overtuigd geraken van het voortreffelijke dat
door de verlichte zorgen van Mechelens Aartsbisschop is
tot stand gebragt; ja , of het niet aliezins verstandig
zou mogen geacht worden, een werk te benuttigen dat
wij — en dit zeggen wij met volle overtuiging, op zulke
degelijke gronden, dat wij gerust alle tegenspraak daar-
omtrent durven afwachten — niet gelooven, dat met
hetzelfde goed gevolg in ons land zou kunnen onderno-
men worden. Waartoe zou dat overigens dienen, nu
anderen gedaan hebben , hetgeen met mogelijkheid te
doen was , en hunne arbeid de beste vruchten heeft
opgeleverd ?
Ofschoon voor velen overbodig, zal het voor sommi-
gen niet ondoelmatig zijn —eer wij tot een' ontledings-
arbeid overgaan— de gemoedelijke verklaring te willen
lezen, dat wij in alle onze studiën, uavorschingen, cn
hoe men het noemen wil, niets persoonlijks beoogeu.
Wij zijn voor niets hoegenaamd betrokken , of geweest,
in het uitgeven der zangboeken, welker verbreiding w ij
gaarne helpen bevorderen. Alleen de liefde tot de kriste-
lijke Kunst, en het rcgtzinnig verlangen, om iets tot
Gods meerdere eer en tot opluistering van Zyne H. Eere-
dienst te helpen stichten , doen ons bestrijden hetgeen
w ij meenen bestreden te moeten worden , naar ons ver-
mogen schragen, dat wij gelooven te moeten helpen be-
vorderen , verdedigen en toelichten hetgeen wij wen-
schen door allen begrepen en aangenomen te zien. Het
is ons alleen om de waarheid te doen, dit vooronder-
stellen wij ook bij den lezer.
Om het dey.en 7.00 gemakkchjk mogehjk te maken,
gaan wij hem eerlijk en rond de eerste Llad/.ijde de beste
van het Grad. Rom. onder de oogen brengen , vergelij-
kende de Nederlandsclie met de Mechelsche uitgave. Men
gelieve ons oplettend te volgen , onze woorden ja , maar
niet onze gedachten beoordeelende; wij van onzen kant
zullen trachten zeer duidelijk te zijn, eenvoudig genoeg,
om door elkeen begrepen te kunnen worden , en de
droge ontleding zoo smakelijk te maken , als zulke
stof toelaat. De lezer zal zich, op zijne beurt, wel eenige
niet altoos te vermijden langwijligheidlaten welgevallen.
Wij volgen het Grad. Rom. in 8° N, U. (s'Hertogen-
bosch , Gebr. Verhoeven).
Grad. Rom. in 8° M, ü. MDCCCLIV, bij Dessain.
Voor het Antiph. N. U. in 8° Amsterdam. J, F. A,
Beukman. 1851.
Vesperale Rom. in 8quot; M. ü. MDCCCLIV, bij Dessair.
De Nederlandsehe uitgaven zijn overigens, wat de no-
ten betreft, eenerlei. Wij gebruiken bij voorkeur de
kleinere boeken , opdat de lezer gemakkelijker onze
liittreksels kunne vcrifieren.
Op den 1''°quot; Zondag van den Jdvent,
introïtus.
Nederl.
Lilgaven
liiiiiiiiz:!!
Ad te le - va-vi a - ni-mam me - am :
iitiziiliïiii^i^
M. t
\1II
.Mudus.
Ad te Ic - va- vi a - ni-mam mc-am :
-ocr page 21-
1 | |||||
E - |
- ■■■—■■ - |
.■a—q | |||
p—■ |
■ | ||||
V-----------------M im | |||||
i)e-us |
me - us |
in |
te |
con-ti - |
do |
i)e - US • me - us in te con - li - do ,
te
nou e - ru - be - scam, ne - que
-m—■-
non e - ru - be - scam, ne-que ir - ri - de-
ir - ri - de-ant me i- ni- mi - ci me - i :
ant me i - m - mi - ci me - i :
et - e - nim u - ni - \er - si qui
m-
et - e - nim u - ni - ver - si qui te
-ocr page 22-
ex - spe - |
ctant , non con-fun - den-tur. | |
js—B-q—a—^ |
ex-pe- ctant, non con-fuii - deii
tur.
De eerste blik van den lezer valt welligt op hel ver-
schil der vijf en vier lijnen. Dit is eene nietsbednidende
kleinigheid, een bloot toevallig iets. Een eenigzins
geoefend zanger gewent zich in eenige dagen zoo wel
aan vier als aan vijf lijnen , en omgekeerd. Het ge-
bruik van vier lijnen heeft wel iets voor (zie Grcgoriaan
bl. 3-4); 't is daarom, om het meer doelmatige, dat men
het, buiten Neerland, schier algemeen aantreft.
Het onderhavige Intróitus — niet Introilus - is klaar-
blijkelijk van den VIII modus (kerktoon). In de N. U.
wordt dan ook deze modus, achter het psalmvers, door
een arabisch cijfer (8) aangeduid ; maar overal elders,
bij Graduale, alkluia, ofj'ertorium, communio, enz. wordt
dit in 'l midden gelaten. En toch is de modus als dc spil
waar alle gregor. zangen op draaijen, de leest waarop zc
geschoeid zijn, de maatstaf waarnaar ze geregeld wor-
den, het karakter waarvan zich de zanger behoort Ie
doordringen. In de M. IT. vindt men dan ook de modus
vóór alle gezangen naauwkeurig door een Romeinsch
getal aangegeven.
De aanhef van dit Intr. geeft u in de N. U. al aan-
stonds een verkeerd denkbeeld, dat namelijk van den
eersten modus, in plaats van dal des achtsten; terwijl
de aanhef in de M. ü. u van den beginne ruiterlijk in den
VIII modus plaatst, u doende aanvangen mei eene der
eigendommelijke noten (sol) van dien kerktoon, u meer-
malen die sol doende herhalen, in plaats van la driemaal
zoo als in de N. U. — waardoor ge zoudt zweren — door
die la's, dominant des lquot;quot;quot; keriitoons — inden 1quot;quot;quot;
te zijn.
In de N. ü. doet men u, flaamv genoeg, en in strijd
met de goede latijiische uitspraak, het lange va in levavi
korter zingen dan het korte h, «ven lang als vi; en toch
valt de klemtoon geheel op va, behalve dat deze letter-
greep, zoo als gezegd, reeds uit haar zelve lang is (1).
Deze gewigtige aanmerking betrekkelijk het behoorlijk
plaatsen van spraak- of klemtoon , en het verwaarloozen
van lange en korte lettergrepen , vindt hare toepassing
het geheele boek door, op honderde , misschien op dui-
zende plaatsen. De arme N. U. ziet er in dat opzigt o! zoo
arm uit. Men zegge niet dat hierin, zingende, wordt
voorzien ; dat is met de gegeven noten dikwijls onmoge-
lijk, en , onze meeste gregoriaansch zingenden verstaan
geen latijn.
Men sla de tweede noot (/et) in de M. U. gade. Op een
«énlettergrepig woord , vooral van eene bijzondere be-
teekenis, vindt men in het Grad, van Paulus V immer
eene lange .noot, ten zij de melodische schikking der
noten of de maatklank der versen er zich tegen verzette.
Hier : tot u {ad te) —^God— heb ik mijne ziel opgeheven,
komt dit wel te stade. Inde N. ü. is dit overal over het
hoofd gezien.
Zie verder hoe in de N. U. de groote God (Deus), men
zou haast zeggen, als met minachting behandeld wordt;
want 1° in Deus toch valt de klemtoon op Dc, niet op nn,
2° myn God ! Hier mögt het zelfstandig naamwoord God,
de eenige w.are zdfsta«digheid, toch nog wel een noolje
ontleenen aan het bezittelijke voornaamwoord mijn. Nu ,
op Deus laat de N. U, veeleer —door stemverheffing van
la-do, den klemtoon hooren op m.s dan op De; en God
moet zich vergenoegen met twee gewone noten, terwijl
mtjn er 15«//quot; heeft. Dat is toch vry egoïsti.sch! Vergelijk
omtrent het eeo en ander de M. U.
(t) Ken ■verbeelde zich in het hollandseh Ie hooren zingi-n opgritcve/i; dat
is niet Ijespotleijker dan h'i'avi in 't laiijn.
quot;De laatste noot (re) op (ms) in meus is hier, met betrek-
king tot de daaropvolgende sol op iti, alles behalve keu-
rig , wijl zij u het denkbeeld geeft van den VII kerk-
toon , in welken re de dominant is. Deze zoo sterk uitko-
mende re-sol is hier op zijn zachtst gesproken , eene on-
regelmatigheid , waarvan men zich in het Grad. van
Paulus V, M. ü. wél heeft weten te wachten.
Op het eenlettergrepige te past eene vorige aanmer-
king. Maar het wordt erger. Men is reeds eenigzins be-
kend met een der hoofdregels van het gregoriaansch (zie
bl. 4. aant. 1.), volgens welken eene vermeerderde of
onreine kwart niet geduld wordt, moetende zulke toons-
afstand, waar hij mögt voorkomen, tot eene reine kwart
gemaakt worden door het verlagingsteeken 1? • Deze re-
gel reeds, zoo als wy gezien hebben, vóór Guido be-
kend , werd immer erkend en nageleefd door alle Gre-
gorianen van alle tijden; hij werd immer beschouwd, en
nog, als een logisch gevolg voortvloeijende uit de zuiver
diatonisch-consonerende tonaliteit, en de daar tegen
zondigende fout werd bij de Ouden zoo verafschuwd,
dat zij als 't ware geene woorden sterk genoeg wisten te
gebruiken, om ze te brandmerken; zij noemden dat eu-
vel . . . diabolus in nmsica, den duivel in de muziek!
Nu, op confulo N. U. krijgt ge zoo'n duivel in de ooren,
doordien niet eene —dit ware reeds te veel— maar
twee fa's haar invloed doen gevoelen op twee si's. Men
denke niet dat de fa's in geen regtstreeksch verband
staan met de daarna volgende si's, wijl do er tusschen
slaat j dit immers belet den duivel niet, met heische
wanluidendheid het goed gehoor te kwetsen. Eene indi-
rekte valsche kwart is zoo wel verboden als eene direkte
—daar omtrent bestaat geen verschil bij de geleerden — :
men zou alleen kunnen twisten, of er in het besproken
geval zelfs wel eene indirekte onreine kwart aanwezig is;
doch hieraan valt wel niet te twijfelen, als men slechts
in aanmerking neemt — en ook dit is buiten kijf— dat
men in zulke gevallen hoofdzakelijk te letten heeft, niet
zoo zeer, hoe het zich aan de oogen voordoet, maar, welk
muzikaal uitwerksel de ooren waarnemen. Wij zouden
hier gaarne toepassen het bekende sed auditu solo tuto
creditur. Een geoefend zanger —maar doordrongen
van het diatonieke-consonerende bestanddeel des Gregor.
zangs— zinge slechts dat confido; hij zal niet dralen, van
ons gevoelen te zijn. Vergelijk hiermede het confido in
de M. Ü.
Vergelijk ook het volgend eruhescam. In de N. U. zingt
men ru in eruhescam langer dan bes , en toch valt de
kracht der goede uitspraak geheel op béscam.
Die eenigzins bekend is met de esthetiek der toonkunde
bemerkt van zelf het onaangename van la, fa, la, het-
geen in de M. U. door de tusschenstaande sol een geheel
ander en beter uitwerksel oplevert.
iVeQDÉ ! o, dat nequé is goud waard ! Men moet zoo
voorzigtig wezen in zyn uitdrukken , anders vroegen wy
welligt: wie heeft ooit gehoord of gedroomd van nequé?
En toch vindt men zoo eene liefelijkheid in het Grad.
Rom. N. U.; dat zingt men , dat moet men hooren; en
die latijn verstaan, zingen en hooren het, zonder dat hun
de haireii te berge rijzen. O dikwijls gelukkige gevoel-
loosheid! O bewonderenswaardig stoïcismus! o heldhaf-
tige lijdzaamheid!
Men vergelijke den notengang op neque irrideant in de
twee vütgaven.
De korte noot op ni in inimicus kan er door, alhoewel
de M. U. op ini twee noten van dezelfde waarde gebruikt,
aangezien i, zoo wel kort is als ni, en deze tweede i niet
korter dan de eerste. Het komt cr vooral op aan dat mi
wél lang zij , ter oorzake van den klemtoon op die letter-
greep ; Qok hiervoor is in de M. ü. beter gezorgd.
Een toonkenner zal de noten sol, si \gt; , la, sol, op versi
'mtiniversi voor beter houden dan de zoutelooze herhaling
si b , la, si b , der N. U.
Qui te —die u— (God). Ook hier gunt de N. U.
slechts ééne noot aaii u; de M. U. daarentegen ontleent
twee noten aan het voorzetsel ex uit expectant, die aan te
(u) toevoegende.
De reeds meermalen vermelde Guido van Arezzo, die
in het begin der XI eeuw, met uitgedrukte goedkeuring
van den toen regerenden Paus, onder toejuiching zijner
tijdgenooten en tot verwondering der muzikale nakome-
lingschap zoo veel geniaalsch tot stand bragt, stelt ook
dezen nog altoos door alle deskundigen aangenomen en
onderhouden regel : « titrumque autem [gt;. tj. m eodem
netima nonjungas. » {Microl. ut suprd, ibid.) « Gebruik
nooit in hetzelfde neuma —muzikaal lid— de twee bé's ,
dat is , zoo als ingewijden weten, si en si t». Doch in de
N. U. schijnt men hierin geen het minste erg gehad te
hebben ; althans men bezondigt zich aan de tegenoverge-
stelde hoofdfout, op het woord expectant. In de M. U. is
daar geen schijn van, afgezien van het meer muzikale
der notenschikking.
Men zou het voor rationeel kunnen houden, dat in de
N. U. op expectant, drie lange lettergrepen, elk drie noten
van dezelfde waarde hebben. Wij hebben er alleen op
tegen dat men .dan geen waarde hecht aan den klemtoon
op spec; ook hiervoor is in de M. ü. gezorgd.
Op Confimdentvr N. IJ. wordt fttn langer dan den; en
toch valt de klemtoon op den, niet op fun.
Tot hiertoe de niet oppervlakkige, maar toch ook niet
door vergelijking uitgeputte ontleding van het Intróitus.
Gaan wij tot iets anders over. Doch om niet nutteloos
al te lang te worden, nemen wij hier en daar het een
of ander dat het meest de opmerkzaamheid van den
kunstminnenden lezer waardig is. Zoo, b. v. iets uit het
Graduale dat onmiddelijk op het Intr. volgt.
IJ • ni - ver
N. r.
qui te ex-
-ocr page 27-te ex - pe - ctant,nbsp;nou con - fun- den-
N. U.
'Ar-
M. l!.
pc - ctant, non con - fun - den -
Do - mi - ne.
ï
—m-
mi - ne.
tur
tur, Do
Bemerk iquot; den notengang op universi waar, in do
N. II. deze melodie van den I modus, van het begin af
het aanzien krijgt van den II, door de beneden la.
2° Beschouw, nog beter, zing de vijf laatste noten op
verst, in verband met en tot de twee volgende noten op
qui; dan vindt ge de anti-esthetische herhaling van do, re-
do, re,-re, do. Vergelijk dat in de M. U.
3quot; Expectant: in de N. U. staat op spee. waarop nood-
zakelijk de klemtoon valt, ééne noot, en zeven noten
staan er op tant. o ! zing — met deze waarschouwing
voor den geest — dat tant, volgens de waarde der daaroj)
geplaatste noten, et vous m'en direz des nouvelles.
4° Op confundentur wordt in de N. ü. de klemtoon
over het hoofd gezien op den.
5° O, die sleep op tur in confundentur!
6° Nog erger op de onnoozele e sluitletter van Domine :
elf noten op e ! en alsof het nog niet lang genoeg ware,
is de sluitnoot nog eene lange.
•ö
-ocr page 28-Zie daarentegen in de M. ü. met al het andere be-
tere , ook den veel beteren gang en notenschikking,
eigenaardiger vooral aan den I modus, op confunden-
tur, Domine,
Dat nu komt is lezers aandacht overwaardig :
K 11. l _
mi
ItFwF^z
y. Vi - as tu - as, Do - mi - ne
y. Vi - as tu - as, Do - mi - ne ,
no - tas fac
t-
no - tas fac
bi,
mi - hi,
Die meenen dat het gebruik van vier lijnen aanleiding
geeft tot meerdere verandering van sleutels , kunnen
zich hier overtuigen dat dit altoos het geval niot is ; in
de N. ü. met vijf lijnen maakt de fa-sleutel van het
graduale plaats voor den do-sleutel bij y. vias, terwijl
voor (te viei' lijnen, M. U. de /a-sleutcl doorgaat tot het
einde der melodie.
Men teile hier, in de N. U. de een-en-twintig noten en
nootjes op e, sluitletter van Doniine. Eh! n'est-ce pas
ussez ? e, e, e, e,!! en de vijftien noten op hi in mihi: men
verbeelde zich dat door een kortademig zanger vijftien
maal uitgebragt i - daartusschen waarschijnelijk ook
wel eens hi, hi, hi.....
Gezegend uwe nagedachtenis, o groote Paulus V, gij
die zulke onverdragelijkheden uit het Grad. Rom. ge-
weerd hebt! Bravo, signor maestro, Ruggero Giovanelli!
Men kan niet alles aanstippen, anders spraken wij
nog van het euveltje in de N. U, op mi in tnihi; en ook
nog al zoo wat, in de M. U. vermeden, dat wij ook
zouden meenen te moeten vermijden, naar liet einde
van hi.
Na het allehda valt het oog op— en hooren onze
ooren, achter ostemh nohis Domine misericordiam
N. ü
am.
tu
am.
1.quot;nbsp;Van af het Jlleluia verkeert men in den VIII
modus. Onnoodig te zeggen dat die overgang, van
uit den I in het Graduale , tot de YIII in het Jlleluia,
in de N. Ü. door niets wordt aangeduid. Maar
2.°nbsp;Dat bémolletje {h) op en in tn veroorzaakt twéé
hoofdfouten , en ëéne grove onregelmatigheid :
a)nbsp;het wordt zonder schijn van reden gebruikt :
ergo , etc. :
b)nbsp;met het te gebruiken staan si cn si h in hetzelfde
neumn : ergo , etc. : (zie bl. 24).
tu
Door die 6 verkeerd te gebruiken bekomt men eene
conclusie of cadeny. Avelke volstrekt niet rijmt met
den VIII modus ; zij is overigens niet gregoriaanseli,
tot geen een kerktoon te brengen : dus een onding
op deze plaats.
Nu een staaltje van vijf-en-dertig noten , groote
en kleine, langere en kortere op... ééne lettergreeji
n. u.
... tu Ib——-j |
- |
l f^M 1 . . tu - um. . [a i^l B^a | |
ly - - um |
. . . |
Men bcmerke daarbij de t] en 6 in hetzelfde neuma,
het hefelijke van Si-re , si-re; sol-si b, sol-si b, enz.
Al wederom : Bravo Paolo V ! bravo R. Giovanelli !
Het hierop volgend Offertorium is vrij lang; nemen wij
daarom het kortere Communio :
da - bit
-B-
Do
mi - nus
da - bit l)c - rti-
•N. u.
Do - mi - uus
M. u. , ^
1 Motlu;-. f ^
-ocr page 31-bc - ni-gni- ta - tem ,nbsp;et ter - ra
\f:
-H-
— 29 —
—iizlEfepiZTZi:
«EEi!^
gni - ta -nbsp;tem, et ter - ra
no - stra da
no - stra da
iiiÜ^öq
bitnbsp;fru-ctnm
bit fru - ctum
SU - um.
SU - um.
Baar dc kerlvtoon , in dc N. Ü. niet is aangeduid,
7,011 zich de zanger ligteiijli kunnen A'erbeelden, inden
VI, niet in den I te zingen. Zou de steller of bederver
•—■ sit venia verho —- van dit gezang zelf wel regt ge-
weten bebben wat bij deed ? Men zou er aan twij-
flen , wijl de aanhef , dc conclusie van het eerste
muzikaal lid en van andere onmiddelijk daarop vol-
gende , en de gangen [allures) der gansche melodie
daartoe aanleiding geven. Van daar, zou men gevol-
gelijk redeneren , de hoofdfout op tem in benignita-
— Sö-
tern (1)- Daar Immers staat eene b voor si, üne raliune
siiMcieule , dat is — voor die geen latijn verstaat —
zonder reden; dus door niets te regtvaardigen. Immers
de voorafgaande fa op nig is te ver verwijderd, door tc
veel noten — en die op onderscheidene trappen geplaatst
— van si gescheiden, dan dat zij den invloed van haar
geluid doe gevoelen ops«' . hier valt dus niets dissonerends
in de ooren, hier is gelukkig de duivel afweüg, hier
is geene onreine kwart rein te maken.Vergehjk de M. IJ.
Wii bemerkten het reeds ter loops : de conclusie
op US in Dominus, iei de geheele gang en/amenhang
vau dit eerste muzikaal volzinslid geeft u het denkbeeld
van den^ I, niet van den I kerktoon : en toch-
daar valt niet aan te twijfelen - is dit Commumo
van den I modus. Dat ziet er dan ook, ui het Grad.
Rom. van Paulus V, M. ü. heel anders uit. Daar is
het in den haak : de dominant la spreekt er luide
tegen de daarop volgende re , finaal des I kerktoons.
2.quot; Men zegt Dominus niet Dominus. Doch in de N. U.
schijnt men geen noten genoeg bij malkaar tc hebben
kunnen rapen - wij weten onze gedachte niet juister
uit te drukken — om us in Dominus toch maar lang,
lanlt;r te maken; ac/U noten op«s. O hcnedetto Paoio fquot; ■
Zon, hetgeen wij tol hiertoe aanvoerden, met als
voldoende kunnen geacht worden, um er ons met het
bekende ex uno disee. — van af te maken? Want ,
treft men in het weinige dat wij ontleed hebben,
juist datgene, en op menigvuldige plaatsen aan, wat
vooral Paulus V en alle verstand igen vóór , met cn
na hem wilden veranderd, gezuiverd en verbeterd
hebben ; wat zou het wezen , indien wij het gaiische
Grad. Rom. N. U. moesten analiseren, aan de geijkte
re°-els der diatonieke tonaliteit toetsen, aan een billijk
cnquot;gemoedelijk oordeelkundig onderzoek bloot leggen,
met het Grad. Rom. van Paulus V, M. U. vergelijken !
(1) Zich verbeeldende in den VI modns te zijn , kou hij zich gemakke-
l,)ker in het gebruik der b vergissen , •aungrzicn deze in dn, M dikwijlnci
kan voorkomen lt;lan in lt;U'n I.
Doch
Het wordt ook een vermoeijeade arbeid,
moed geschept, en vooruit!nbsp;_
Nemen wij iets van meerdere bekendheid , iets dal
nog ruimere slof tol onderzoek zal opleveren, iels
dat ons de gelegenheid zal bezorgen een punt te be-
handelen , welks oplossing aan min vertrouwden
met den echten ouden diatonieken toonaard, aan de-
zulken die meenen en beweren dat hel gregoriaanseli
gelijken tred moet houden met de latere, heden-
daagsche tonaliteit, allerbezwaarlijkst voorkomt; ne-
men wij het Lcnida Sion, op H. Sakramenlsdag.
N. U.
M. ü.
VllModusj
iiiixtus
cum Vni
Lau - da Si - on Sal - va - to- rem , lau - da
Lau-da Si - on Sal - va - to - rem, lau - da
HEsHquot;:'
du-cem el pa - sto - rem, in hy-rnnis
du-cem et pa-sto-remnbsp;in hy - mnis
et can - ti - cis.
et can - li - cis.
-ocr page 34-Vergelijken wij liier, op de eerste plaats, den
notengang op laiida dticem , welke ons in de N. U.
eene kwint si-sol-mi aanbiedt, die meer en dus beter
in de III of IV , dan wel in de VII of VIII modus
te huis behoort. Nogtans , wy bekennen het gaarne ,
dat is eene kleinigheid vergeleken bij hetgeen wij
fluks gaan aantreffen. Hoe geheel anders nogtans en
beter is de notenschikking op deze woorden in de
M. IJ, van do dominant des VIII kerktoons tot sol,
eene 7,00 eigendommelijke kwart van dezen modus.
Doch , wat meer opziens baart en geheel zonderling
mag genoemd worden, is die fl voor si, op Icmda (1),
Waarom deze ^ ? Si b toch gaat er niet voor ■ men
zingt dus van zelf si... Wy kunnen daarvoor geene
andere reden gissen dan deze : men heeft niet gewild
dat de zanger, misschien een wijsneus, op het volgend
et, fa ziende, het in de gedachte zoude krijgen , si b
te zingen, welUgt kunnende meenen dat sj'een tritonus
— onreine kwant — daarstelde met betrekking tot do
onderhavige fa. Heeft men dat bedoeld, dan heeft
men stoutweg beslist hetgeen in dit geval alles behalve
uitgemaakt is, dat namelijk de si, op da geen ver-
meerderde kwart is met betrekking ttgt;t fa op et. Yoor
het oog , trcmseat, men kan het toegeven ; niaar voor
het gehoor-en daar komt het hoofdzakelijk op aan,
geldende het een zang , geen bloote notenlezing — O !
dat zouden wij ons wel wachten van te durven be^
slissen ; wy zouden veel eer tot het andere overhellen.
Een geoefend zanger met gregoriaansehc ooren — die
(1) In deN. U. van het Grad. Rom. by Zwee.saardt te Amsterdam 18ti
is deze ^ opgeruimd, Des te beter; daarvoor meet eer gebragt worden
wien eer toekomt j aap wien weten wij niet; niisschien aan den zeer Ge-
leerden Heer M. A. Van Steenwijk, misschien aan den Heer Zwee.saardt,
Jammer dat men dit in de uitgave in 8vo niet benuttigd heeft, ofsclioon
men daar in een voorberigt zegt, zorgvuldig partij getrokken te hebben van
de uitgave Zweesaardt. Jammer ook, en nog meer , dat of de ?eer Geleer-
de V. S. of Z, niet veel meerdere cn oni zoo te spreken oneindig grootere
feilen en gebreken uit hunne uitgave hebben doen verdwijnen. Maar zoo
gaal het, men zift soms muggen en zwelgt kamelen.
niets dissonerends duiden — /.inge eens, gelijk li;it- er
slaat; welligt zal hij hel onderhavige geval, met ons,
minstens voor zeer twijfelachtig houden.(1).In het Grad.
Rom. M. U. is er geen plaats voor twijfel, en de melodie
heeft er merkelijk bij gewonnen , zoo als wij bereids
hebben aangetoond , echter eene kleinigheid verge-
tende , dat namelijk die hoogere do zoo regt eigenaar-
dig klinkt op lauda (loof !)
Daarna— en dit is van meer beduïdeuis— tuurt
men op hymnis et caii.....Hier, zoo ooit, vertoont zich
de naakte diabolus in musica in geheel zijne wanstallig-
heid! si in regtstreeksche betrekking, dissonerendc
tegen fa. Waarom hier si niet voorzien van eene b ?
Men doet het, wanneer het niet mag (zie bl. 27 op
tiiam); daar men het volstrekt behoort te doen, wordl
het vergeten (2). Wij komen zoo met één aan eene
tegenwerping die wij voorzien , maar eerst verzoeken
wij den lezer dat hij gelieve zijne oogen te slaan in de
M. ü., daar zal hij alles in de beste orde bevinden.
O ja, zal men ons tegenwerpen, die fa welen wij
wel rein te maken; dat doen ze allemaal (sic), met fa
chromatisch een' halven toon te vcrhoogen— door een
kruisje , niet waar ? — Zeer zeker , dan pakt de duivel
lijn biezen, dan wordt alle? rein. Maar, waar blijft ge
dan met den onomstootbren hoofdregel — meer malea
besproken— doorliet eerbiedwaardigst gezag gestaafd ,
en door alle Gregorianen van alle lijden begrepen en in
beoefening gebragt, trots alle tegenkanting , trots de
overigens zeer verklaarbare neiging tot latere gemakke-
lijkere en liefelijkere praktijken; waar blijft ge met
(1)nbsp;Is dat zoo, dan zal er wel niet veel overblijven va' de eer die
wij zoo gaarne iu ^oliemaat, voor de opgeruimde S (Zie bl. 32. aant. f.)
aan den zeer geleerden Heer V. S. of den Ileere Zweesaardt toedachten.
(2)nbsp;Hadden dat de voornoemde Ueereii hier gedaan, O! zeker, hun
naam ware er door vereeuwigd.
Maar, had men het gedaan, het ware nog niet gansch rigtig geweest,
ter oorzake van de dan te verkrygen abnormale conclusie, gelijk wij reeds
vroeger (bl. 49.) zagen. Daar werd men door zulk ongerief niet afge-
schrikt, waarom hier ?
den regel, dat de diatonieke kerkzang geen schijn aan-
neemt van verhoogingsteeken (3«); dat het rein maken
eener zoodanige kwart moet geschieden door middel
van het verkgingsteeken ( b)? Waarom vindt men dan
voor die/a niet zoo n verhoogingsteeken? Of, zou men
kinderachtig genoeg kunnen zijn om te denken, laat
staan te beweren , dat zoo'n teeken , avcI niet geplaatst,
maar piag, en dus hier móet gebruikt worden? Men
heeft wel een verkgingsteeken (b) weten uit te vinden
en aan te w enden waar het noodig, -zelfs— wij hebben
het gezien— waar het niet mogt; en men zou geen
verhoogingsteeken uitgevonden of hebben weten aan te
duiden, om alle vergissing voor te komen! Men zou er
In geen een schrijver die ex profenso over gregoriaanseli
gehandeld heeft, door alle middeleeuwen geen van ge-
waagd vinden , in den zin welken wij hier bespreken !
Onmogelijk; of gij breekt met de zuiver—diatonieke
tonaliteit, en stelt u in strijd met al het eerbiedwaardige
der oudheid van Kerk en kunst, of ge spreekt van geen
kruisen meer, wilt ge niet van inkonsekwentie overtuigd
worden (1).
Wel is waar, eenige latere schrijvers en vooral— door
het meer algemeen worden der orgels (2)— meerdere
practici hebben, in latere tijden, onze hedendaagsche
conclusien door middel van quot;ï'quot;quot; major— zoogenaamde
/et-noot of note semihie— in het begeleiden van den
Gregor. Zapg gaan gebruiken, in strijd met de ware
Gregor. toonladders ; maar ook het is niet minder, het is
vplstrekt waar, dat pok op latere tijden dégelijke mees-
ters en theoretici, dat de specialiteiten en summiteiten
overal en altoos protest hebben ingeleverd tegen dat
mengen en verwarren der twee tonahteiten, tegen dat
'\Vandahsmus , waardoor der Gregor. melodien haar
(1)nbsp;Hier is de kwestie niet : mal doet men; zelfs niet, als het er op aan-
komt: wal heejt men gedaan. Hier vragen wij : quid jurü ? wat behoort men
It doen- zelfs ... fat had men behooren te doen, om konsekwent Ie zijn en 1«
blijven naar algemeen erkende beginselen.
(2)nbsp;Zie Alüeri, sagijio slor. leor. pral. [gt;. 28.
-ocr page 37-voornaam kenmerk van eigendommelijkheid ontroofd,
waardoor het quasi depositum sacrum van den gewijde«
zang ontheihgd wordt.
Men herleze op de eerste plaats, wat wij reeds uit P.
Martini (bl. 4. aant. 1)— een gezag waarvoor men zich
behoort te ontdekken— hebben afgeschreven.
« Voor zoodanige halve toonen, zegt Gerbertus (de
» mus. sacr. t. II. p. 280), bestaat volstrekt geene
,, noodzakelijkheid , zelfs niet dezulke die sommigen ,
» welluidendheidshalve, vooral in conclusien of caden-
» zen eigen achtten aan de diatonieke tonaliteit (1)»
)i ejusmodi semitoniorum nulla necessitas est , nee illa qui-
» demquam quidam euphonim gratia,pra;sertim in clausulis
» seu cadentiis generi diatonico propriam statuunt. r,
Lesueur, wiens getuigenis des te onpartijdiger is, naar-
mate hij eene voorliefde moest gevoelen ten gunste van
hetgeen hij hier bestrijdt. spreekt in zijne verhandeling
over het verband der nieuwere muziek met de gregor.
melodien (d'une musique une, imit. etc.) op de volgende
» wijze : « men zal trachten dat onze hedendaagsche
» toonladder de Gregor. gezangen niet hindere door aan
» deze b. v. gevoelige (7quot; maj.) noten toe te voegen, die
» ze niet dulden. Dit zou ze doen gelijken aan die
» kerkzangen , welke met een nieuwerwetsch kleedje
een gedeelte verloren hebben van hunne voormalige
« deftigheid! 'T Is bespottelijk, onze muziek te willen
» indringen in den kerkzang igt; enz.
Hooren wij hierna den verdienstelijken cn helderzien-
den Choron {nouv. man. de mus. P. II. c. III. L. VIII.
Sect. I. ch. L).
« De kerkzang verschilt wezenlyk— essentiahter ,
I) zooals de philosophen zich zouden uitdrukken— van
B de latere muziek, door deszelfs notenschikkingen (2),
» en heeft met haar slechts eene louter toevallige gehj-
( I) Wij beweren dat ze er zelfs tegen strijden.
(2) Das niet alleen, zelfs niet voornamelijk, omdat hij als mateloos is
eenstemmig (a Vunisson) wordt voorgedragen. Dat zyn toevalligheden,
dat raakt het toesen niet.
9 keiüs. Om te begrijpen, waarin dit verselül gelegen
n zij, moet men zicli herinneren dat in elke muzikale
j) compositie de voorname partij— hier de Bas— moet
)) eindigen op eene noot welke eene volmaakte rust
« daarstelt, en de grondnoot is van eene grootere of
« kleinere toonwijze {mode maj. of min.). In den kerk-
» zang is dat geheel anders gelegen ; want , hoewel
» daar de zang eindigt op de grondnoot van den kerk-
» toon {modus), volgt daar niet uit, dat deze grond— of
sluitnoot dezelfde is van een grooteren of kleineren
.gt; muziek-toon, gelijk wij die thans begrijpen : immers
)gt; zij is de sluitnoot van eene toonwijze onbekend in
« onze hedendaagsche muziek.... Men ziet uit deze
)) korte beschouwingen , dat de kerktoonen van den
» koorzang ge.heel anders zijn zaamgesteld, dat zij een
« gansch verschillend karakter hebben, dan de toonwij-
» zen der muziek. 'T is daarom, dat men niet wel de
» eene door de andere kan verklaren of uitleggen. Dit
» is nogtans gewoonlijk het geval bij de meeste toon-
» kenners die zich met kerkelijke muziek inlaten; zij
» vergenoegen zich met dergelijke opjiervlakkige ver-
,) klaringen. Wat ons betreft, w ij betuigen dat het eene
» blijk is van de grootste ligtzinnigheid en onkunde, als
» men zoo gcreedelijk zulke valsche en onvolkomene
» uitleggingen aanneemt cn aan anderen voorstelt. gt;gt;
Bemerken wij dat de geleerde musicus ook praktisch
beoefende hetgeen hij in bespiegeling even duidelijk als
bondig voorhoudt. (Zie ibid. tons de l Eghse, ou tons du
plain-chant. p. 201).
Wij maken een einde aan onze vrij lange citatien met
het volgende van Hector Berlioz. De woorden van zoo n
man , die tot over de ooren in de ongewijde muziek
zit, zullen welligt in staat zijn, de uitvallen dergenen
te matilt;Ten die het Gregoriaansch, zoo als wij het uit-
gevoerd wenschen, voor onverdragelijk en barbaarsch
uitkrijten (1). Berlioz zal hier voor ons optreden cn
(t) Wij (lenlen hier onwilloieiirif, vrij vati wrevel, aan een zf ker iemand
-ocr page 39-antwoorden : « Les Plain-chants que vous appelez barba-
» res, tie sont pas tous aussi sévèrement jugés par la géné-
» ralité des musiciens actuels. Il en est plusieurs , au
» contraire, qui leur paraissent empreints d'un rare carac-
» tbre de sévérité et de grandeur. Le système de tonalité
» dans lequel ces hymnes sont écrites et que vous condam-
» nez, est susceptible de rencontrer fréquemment d'admi-
« rabies applications. Beaucoup de chants populaires,
» pleins d'expression et de naiveté sont dépourvus de
» note sensible, et par conséquent écrits dans le système
» tonal du plain-chant. D'autres, comme les airs écossais
» appartiennent à une échelle musicale bien plus étrange
n encore, parce que le quatrième et le septième degrés de.
» notre gamme n'y figurent point. Quoi de plus frais
» cependant et de plus énergique que ces mélodies des mon-
■) tagnes. Déclarer barbares des formes contraires à nos
» habitudes, ce n'est pas prouver qu'une éducation différente
n de celle que nous avons reçue, ne puisse en venir à mo-
)gt; difier singulièrement nos opinions à leur sujet. » (Diet, de,
la Conv. Art. Mus.) « De kerkzangen welke gij har-
» baarsch noemt, worden niet allen zoo streng beooi--
» deeld door de meeste hedendaagselie (1) toonken-
» ners. Integendeel , vele van die gezangen komen
1) hun voor met een wonderbaar karakter van (gods-
« dienstige) streng- en grootscheid. Het toonstelsel (to-
il nalité) waarin deze hijmnen geschreven zijn en dat
» gij veroordeelt, leent zich dikwerf tot wonder schoonc
» toepassingen. Vele volksgezangen, vol uitdrukking
» en van eene natuurlijke ongedwongenheid hebben
)gt; geene lei-noot (7quot;quot; maj. note sensible), en zijn derhalve
» geschreven in het toonstelsel van den kerkzang. An-
» dere, zoo als de Schotsche liederen behooren tot eene
» nog vreemdere toonladder, wijl zij noch den vierden
II noch den zevenden trap in hunne tonaliteit opnemen.
die onze leeringen met den lieven naam van barbaarsch bestempelde ,
zonder ze gelezen te hebben; hij wilde zo zelfs — zoo schreef hij in 't open-
baar— niet lezen. Q. D. B. V. !
(1) Hoe veel minder door vroegere.
-ocr page 40-1» Ongewone vormen voor barbaarsch verklaren, is nog
» niet bewijzen dat eene muzikale aanleiding verschillend
» van die wij ontvangen hebben, niet in staat zoude zijn,
» onze zienswijze-in dat opzigt merkelijk te wijzigen.»
Een der hoofdbeginselen van den diatonischen gregor.
zang, iu hetgeen voorgaat, vastgesteld zijnde, en wel
«lat hoofdbeginsel , welks verwaarloozing het meest
aanleiding geeft dat, die den kerkzang op het orgel
begeleiden, er vooral aan toedragen dat de zang ook
in vele andere opzigten zijn waar karakter verliest;
oordeelen wij het allerdoelmatigst, in eene wat breed-
voerige ontwikkeling te treden van een punt dat in het
naauwst verband staat met al het tot hier toe verhandel-
de , een punt dal door weinigen begrepen is, omdat
men er niet op nadenkt, omdat men geene grondige
kennis heeft van beginselen, waarop dat punt nood-
zakelijk rust, of omdat men gebruikelijkheden , gemak-
kelijkheden en gewoonten stelt boven de toepassing van
beginselen, van welker onwrikbaarheid men welligt niet,
«f weinig, of in geene genoegzame mate is doordrongen.
Derhalve , A'an het zuiver-diatonieke des Gregor.
gezangs uitgaande—cn dit, hopen wij, zal nu toch wel
genoegzaam bevestigd zijn—is de vraag : hoe behoort
«len dien zttiver-consonerenden zang , geschreven in
'zuiver-diatonieken toonaard op het orgel te vergezellen?
Toen wij in 1841—1845, in een der aanhangsels van
t)ns werk de ware grovd^n rmi den Gregor. Zang. eenige
gegevens stelden betrekkelijk dit onderwerp, zeiden wij:
« Er zijn meesters die de begeleiding door den or-
ygt; ganist, voor de acht kerktoonen {modi), regelen vol-
» gens de groote en kleine toonladders der muziek (1);
» omdat gene eene schijnbare gelijkenis hebben met
« deze... Mijns bedunkens kan deze regel niet gevolgd
» worden, tenzij men twee gansch verschillende zaken
» op denzelfden leest schoeije. In der daad, de groote
» en kleine, of muzikale toonladders, zijn een zamen-
(1) Breng hiermede :n verhand hetgeen wij opbl. 33. 36. 3T. afschreven.
-ocr page 41-» stel vau dialonko-chromalische toonen, terwijl (k
» toonladders van den. Gregor. y.aug uitsluitend diato-
» nische, en wel zuiver-diatonische-toonen aannemen.
» Ondanks deze, ook door bedoelde meesters aange-
» kleefde beginselen, schijnt het, dat zij zich zelven
» niet gelijk blijven, wanneer het er op aankomt, den
ouden kerkzang praktisch te begeleiden; want, zeggen
» zij, deze zang begeleid wordende door middel van
» hel hedendaagsche akkoordcnstclsei, is het natuur-
» lijk, dat hij ook de hedendaagsche tonaliteit volgc
» der hedendaagsche muziek (1).
» Om de valschhestf dezer leering op eene lastbare
» wijze te doen gevoelen, zullen wij slechts aanmerken :
» 1° Dat zij— die leering— de Gregor. toonladders—
B minstens acht in getal—ondergeschikt maakt aan de
» twee toonladders der hedendaagsche tonaliteit, liarmo-
» aïe^ enz. iets dat ons als onredelijk voorkomt, aange-
» zien de harmonie slechts dient tot begeleiding, verge-
» zelling, met andere woorden, slechts een middel is dat
» toevalligerwijs gebruikt wordt. Nu, indien het oude
» accessorhim sequitur suum principale, het teevallige of
» aanvullende is ondergeschikt aan de hoofdzaak—
» waar is, dan lijdt het geen twijfel, of de harmonie is de
» dienaresse van deu Gregor. zang; niet omgekeerd (2) j
» ä..quot; Dat zij omverwerpt het eigendommelijke onder-
« scheid dat er beslaat tusschen de onderscheidene
)) en verschillende kerkto.onen , en bij gevolg, het wc-
» zenlijk verschil tusschen het toonstelsel vau Gregorius
» en dat der moderne musici. Waarlijk, indien menjde
» oude zangwijzen gelijk stelt met den nieuweren zoo-
» genaamden kleineren en grooteren toonaard {muj. cn
» min.), iulllen er. slechts twee modi zijn , waartoe
(1) Maar er bestaat ook een met hedendaagsch akkoordenstelsel, z»o
als wij later zullen aantoonen; waarom dat niet toegepast op liet niet
iiedendaagseh, op het eeuwen oud gregoriaansch?
{quot;2) Wij hadden er bij kunnen voetjen dat de Gregor. Zang lang bestond ,
eer er aan harmonie gedacht werd, althans zeker, iwo als, dcM nu wordt
ta'äjrepen.
» al de andere door transpositie kunnen gebragt worden.
» Immers , waarin bestaat de wezenlijkheid van
» onderscheid tusschen de kerktoonen anders dan in
» de verschillende plaats van den diatonieken halven
» toon in elk derzelve ? Nu, in de hedendaagsche
» muzikale toonladders is de halve toon slechts ver-
» schillend, voor zoo veel de toonaard — gelijk men
» hem naar deszelfs terts noemt — groot of klein is j
» 5.° Dat men door het vermengen en verwarren
» der Gregor. toonladders met die der hedendaagsche
» muziek, den zuiver- diatonischen toonaard der eerste
» overbrengt in den diatonico-chromatischen der laatste;
» het nieuwere stelt in plaats van het oudere (1), het
» ongewijde in plaats van het gewijde , en zoo vele
» andere gevolgtrekkingen die het te lang zoude zijn,
» hier op te noemen (2).
» Deze beschouwingen doen ons zeggen en besluiten :
» 1Dat men in het begeleiden van den kerkzang, door
» middel van akkoorden, vooral moet zorgen, dat de
» zang — melodie — ongeschonden en zuiver blijve zoo
« met betrekking tot de tonaliteit, als lot de kerktoonen,
» welke de oudheid ons overgeleverd cn de Kerk be-
» krachtigd heeft j te meer
(1)nbsp;En dat wel eigendunkelijk en zonder reden.
(2)nbsp;Zou men die moderne wijze »an Gregoriaansch te ancompagneren
niet mogen vergelijken bij een Gotisch geboi.w der middeleeuwen opge-
smukt met c.ieraden ontleend aan de Jtemissame ? Ni.g erger, want nooit
lieeft zich eenig Paus verklaard voor den Gotischen bouwtrant; wél voor
bet diatonieke van den kerkzang. (Zie Martini Sloria delta mus. I. p.
410.) « Yielarono inUodur nel canto alcima novitä, e rnoho piücerie voet,
passaggi o affetlazioni del gcuere Chromalico, molle e dissoltilo, proprio
bensi pel il canto Jigurato, ma al canto ecclesiasiico disconvenienlissimo, il
quah non ha ammesso giammai che il simplice e-puro diatonieo. » « Zij ver-
» boden, in den zang eenige nieuwigheid in te voeren, en veel meer zekere
» stembewegingcn, gangen en gekunstelde trekken ontleend aan den Chro-
» niatischen zoeten cn verfijnden toonaard, eigen wel is waar aan den
» beeldenden of maatzang, maar ailerongepasts aan den kerkzang, welke
» nimmer dan alleen den eenvoudigen en zuiver— diatoniekeii toonaard heeft
B aangenomen, u (Gf. Innocentius 111. de sacrif. mis.i. Joannes X\li. docta
SS.Pao-um,Ben.Xill. ap. Raijn. adannAS'SG. hen.XlWadann jtib. 1749 )
wm
» 2.quot; Omdat men /.ich icer Nvcl van akkoorden kan
» bedienen, zonder der oorspronkelijke zuiverheid des
» Gregor. koorzangs te schaden , haar te vervalsehen ,
» haar te bederven, te verkrachten...
» 3.° Dat in alle geval, voorondersteld zelfs de onmo-
» gelijkheid, om de harmonie te vereenigen m«t de oude
» Gregor. tonaliteit, hieruit alleen zou kunnen volgen,
» dat men aan zulke begeleiding zou behooren te verza-
» ken, liever dan die echte toonladders op zij te sehuiven,
» beginselen op te otferen , enz. »
Daarna traden wij in eenige bijzonderheden rakende
het accompagnement dat wij meenden- te moeten aanbeve-
len, gaven er ten slotte eene proef van, en wederlegden
nog eenige reeds gemaakte of nog te maken tegenwer-
pingen.
Dit alleen hebben wij thans bij het toen gezegde te
verklaren, dat wij op dat tijdstip , ter oorzake van om-
standigheden geboren uit de bijna algemeen aangeno-
men verkeerde zienswijzen en praktijken in deze, eene
toegeeflijkheid en inschikkelijkheid in a«}it namen, welke
wij nu, nadat de zaak bij de mees-te deskundigen In
vele landen haar logisch gevolg heeft genomen (1), te-
rug nemen zoo dat wij thans hiide verkondigen, met
goed gevolg beoefenen — en velen met ons — en bereid
rjn al wat wij door studie en ervaring deswege hebben
opgedaan , aan allen mede te deelen die het verlan-
gen : dat de Gregor. zang, zal hij logisch, naar ware
beginselen begeleid worden, deze begeleiding hare
bestanddeelen moet ontleenen aan de zuiver — diatoni-
sche tonaliteit, aan hetgeen In vroegere eeuwen door hen
die toch ook akkoorden op melodie wisten toe te passen,
door een Francon, door een de Vitry, door een de
Muris en anderen geleeraard, verkondigd en beoefend
werd.
En, 7.al men ons welligt vragen : wat is dat ? O ,
dat is eenvoudig, gelijk de Gregor. zang eenvou-
(I) Want, la raison finit toujours par avoir raison.
A.
-ocr page 44-dig is; dat is het logisch gevolg van een beginsel,
dat is — om kort te zijn — hetgeen ons en zoo vele an-
deren , die toch ook van kindsbeen af niet vreemd zijn
aan hedendaagsche harmonie, zelfs aan ongewijde, de
ooren liefelijk streelende muziek , ten volle bevredigt,
hetgeen wij aankleven met hand en tand, hetgeen
ons, zullen wij konsekw ent blijven, niet meer zal ver-
laten. Om er den aandachtigen en weetgierigen lezer iets
bepaalds , het hoofdzakelijke van te zeggen , en hem de
kern er van mede te deelen, dat is : gebruik in uwe ak-
koorden geen andere toonsafstanden —intervallen — dan
die eigen zijn aan den kerktoon waarin gij speelt; uwe
harmonie zij zuiver — diatonlek, zuiver — consonerend
in vier partijen (1).
Kat is makkelijk, zeggen sommigen. Deze bedriegen
zich. Dat is vreeselijk lastig, zeggen anderen. Ook deze
bedriegen zich. Dat is l)etrekkelijk niet moeijelijk voor
die wat grondige kennis van harmonie hebben, voor
hen is het wel te leeren; doch om het correct te doen (2),
behoort men dat te schrijven. Dat op alle voorkomende
gezangen zuiver te improviseren, o ! dat houden wij
voor bijna onmogelijk. Hoe zullen het dan de meeste
organisten stellen die niet in de gelegenheid zijn om er
eene speciale studie van te maken ? Wel, zie hier een
kostelijk aan te wenden middel, even eenvoudig als alle-
zins doelmatig : Bezorg den organisten hun speelboek
(pardon!) gelijk de zangers hunne zangboeken hebbm,
(1) Men treft toonkonncrs aan — cn deze behooren tot het klein g tal
\on denkers — die zich, meest naar aanleiding -van Duitsche schrijvers ,
Terdicpen in het oud Gricksch muzikaal sijsteem. Wij zijn ook van dat
gelal geweest, en hebben er veel tijds aan besteed, wij hebben er op
gezweet, als men zich zoo mag uitdrukken. Het berouwt ons wel niet;
maar wat hebben wij er uit opgedaan ? Deze kennis vooral, dat het een
doolhof is , waaruit men zich niet gemakkelijk een weg baant. O neen,
die daar aan vast houden, dat in alles toepassen op hel zuiver — diato-
niekc der Gregor. tonaliteit , O 1 zij laten het zich door ons gezeggen : gij
zijt niet aan het regte e»rf, daar komt ge nooit mee te regl. Kr bestaat
wel eenige gelijkenis tusschen die twee tonaliteiten ; maar op verre na
zijn ze niet eenerlei.
tl') Dal toch eischt men wel in conccrlzalen cn Echnuwburgcn.
-ocr page 45-— —
Wij hebben een werkje onder de pers dat welligt vóór
de/.e verhandeling zal verschenen zijn— (1). De diato-
nieke orgelbegeleiding der Gregor. melodien, die in het
aanhangsel van ons handleerboek de Gregoriaan voor-
komen — ; dat kan als een begin en eene proef dienen
voor een grooter werk hetgeen wij ons gelukkig zouden
achten, te mogen bezorgen. Ook dit grootere werk be-
hoeft niet voorbereid, niet ondernomen te worden. Het
gansche Grad. Rom. is afgewerkt met een goed deel van
het Vesperale j dat heeft ons vijf jaren arbeids gekost.
Doch men is er nog niet rijp voor. Zoo een werk moet
kans hebben om geplaatst te worden^, Die er nieuws-
gierig naar mögt wezen , kan het komen zien. Wij
zouden zelfs verlangen dat vele organisten ons met zulk
bezoek vereerden ; door wederzijdsche mededeeling ,
vriendschappelijk overleg en wisseling van denkbeelden
— vooral door assaciatie indien het mogelijk ware —
zou er de kristelijke kunst bij winnen, het zou ons de
gelegenheid bezorgen, van hen praktisch tot overtuiging
te brengen dat het niet waar is hetgeen velen zeggen :
7,00 een zuiver diatonisch accompagnement is /iörcLHardl
neen, dat is niet mogelijk; hoe immers kunnen akkoor-
den uit zuiver consonercnde toon-safstanden zaamgestekl
hard zijn ? Ongewoon ? ja , ja , dat is het voorzeker ,
7.00 lang men er nog niet aan gewoon is; maar dat komt
gaauw, als men overtuigd is dat het toch zóó behoort té
wezen. Is het overigons niet lofl'elijk, ja soms noodzake-
lijk eene gewoonte door eene andere gewoonte te ver-
vangen ? Of zulks hier het geval zij, beslisse de lezer voor
zich zelven, de lezer die al het voorgaande oplettend on
onbevooroordeeld overwogen en die overweging met
studiën van velerlei aard zal gepaard hebben. Zegt men :
eene begeleiding ä la moderne is behagelijker, liefelijker,
(1) Het is reeds verschenen en verkrijgbaar bij den schrijver te 'S Bosch,
bij C. L. Van L.iiigkkhmjsen te Amsterdam , enz.
Binnen kort hopen wij een werkje in soortgelijken geest uit le geven :
DE ware gbecokiaANSCHE oi:gakist of Grouditj onderrUji lol het zuiver
bcjjclcidcn vivi den Gregor. zcaig.
ï-oeter, enz., (1) dan zouden wij toestemmend kunnen
antwoorden, maar er onmiddelijk op laten volgen : 'l is
juist het minder zoele, hel minder liefelijke, het minder
behagelijke dal de H. Kerk in hare gezangen — dus ook
in dezer begeleiding — gewild heeft (Zie bl. 4. aanl. 1.
item bl. 40. aanl. 2.). Mooi is uw hedendaagsch accom-
pagnement zeker »iet, want hel is niet ivaar ; nu , riew
M'EST EEA.U QUE LE VRAI.
Keeren wij terug tot het Lauda Sion.
Lau-dis the-ma spe-ci-a - lis, pa-
lis , pa - nis
Lau-dis the-ma spe - ci - a
EE^
ho - di - e
vi - la - lis
et
Vl-VUS
vi - vus et vi - la - lis ho - di - e
- ni - tur.
pro - po - ni - tur.
(1) Zelfs dit zoetere, liefelijkere enz. is sleclits betrekkelijk , dit hangt
Teel, welligt geheel cn al af Yan gewoonte, gemoedsstemniing, omstandig-
heden, enz.
pro - po
Deze afdeeling begint in de N. U. met si, geen best
figuur makend tegen fa, voorlaatste sluitnoot op het
voorgaande svfflcis-, 't is echter voor uitleg vatbaar, in
de vooi-onderstelling namelijk dat men tamelijk lang
gerust heeft, alvorens laudis thema aan te vangen; 7.00
niet, hadden wij weer met den duivel te doen. In de
M. ü. is er geen plaats voor onwisheid, doordien de
dominant do gebruikt wordt.
Een goed gregoriaan zal zich op specialis M. U. meer
bevredigd gevoelen; die overgang op lis N. U. is alles
behalve muzikaal.
De klemtoon op hodie is in de N. U. over het hoofd
gezien, zoo ook op po in proponititr.
Regtvaardige wie kan de si op i in hodie, een duiveltje
doende hooren tegen fa op po.
Quod in ca; - na Cliri-stus ges - sit ,
M. u.
[f^
fa - ci - en - dum lioc ex - pres - sit in
fa - ci - en - dum hoe ex - pres - sit
[• L | |
----B-■--1 — | |
'____=____■_■__■__ |
me - mo - ri - ain.
SU - 1 me - mo - ri - am.
U-g
Quüd in coe - na Chri-stus ges - sit.
-ocr page 48-— AG —
Iu de M. U. wordt vooreerst de lange tweeklank Cm
in ccena naar behooren van eene lange noot voorzien,
eveneens ges in gessitj niet zoo in de N. U.
Maar hier is vooral merkensAvaardig de b op su in sui
naar het einde van den volzin. Waarom deze b ? Tot
reinmaking der vermeerderde kwart si, langs Ia, sol tot
op fa, op n in memoriam. Eene andere reden is ondenk-
baar. Dus heeft de steller dezer tgt; hier zeer wel den
regel van en vóór Guido toegepast. Maar, vragen wij ,
waarom datzelfde niet gedaan overal waar dezelfde
reden bestond , zoo als op /(ymnis et canticis (zie boven
bl. ol), op hodie propotiitur, en op zoo vele andere
plaatsen? Wij spreken niet meer van de uitheemsche
conclusie door de si aangebragt tot op sol, hier de
finaal van den VII modus.
Welk een zamenkang ! w elk slag van Logica!
Tusschen twee haakjes : hadde men in die tijd' de
vermeerderde kwart fa-si, of de verminderde kwint si-fa
rein gemaakt door fa chromatisch een lialven toon te
verhoogen — in de praktijk zoo men wil; want in het
Grad. blijkt daar niets van — waarom dan hier voor si
eene \gt; geplaatst? Dit zou overigens nog niets bewijzen
tegen de erkende beginselen die w ij voorstaan; immers
dat verkeerd geschiedt, is verkeerd om hel even wan-
neer en door wie.
Doch hoe maken het op deze plaats onze d la moderne
begeleidende organisten? Hoor, lezer, en sta verbaasd :
in plaats van te begrijpen dat deze hier voor si geplaatste
h alleen dient en dienen kan, om de kwart rein te
maken, spelen ze ja , de si b , maar toch en daarenbo-
ven verhoogen ze fa door een chromatischen halveu
toon, en doen op die wijze — 't is ongelooflJjll — ze
doen het onmogelijke ; immers zij gebruiken het onbe-
kende en ongehoorde, een toonsafstand, waaraan in de
gregor. tonaliteit nooit gedacht is , een onzin, een
7ion smis, eene____verminderde kwart! ! In zulke onge-
rijmdheden vervalt men, wannneer eenmaal dc ware
principes worden opgeoÜ'erd aan onkunde, aan eigen zin,
aan eigen smaak, aan eigen goeddunken.
Hiermede stappen wij van het Lauda Sion af, en gaan
over tol het een of ander van nog meerdere bekend-
heid cn veelvuhiiger gebruik. Nemen wij iets uit het
proprium de Sanctis, b. v. het Intr. Statuit ei in de
gewone mis van een BeUjder die Bisschop is.
N. u.
-B—«-
öia - tu - it e - i
Uo
mi - nus
1 Modus,
antiqui-
tus IX.
- tu - it e - i Do
rni - nus
te - sta - m' U - tum
izip:
- CIS, ec
pa
te - sta - men - tum pa - cisnbsp;et
-sv-
prin - ci- pem
prm - Cl - pe
fe - citnbsp;e - um :
?m fe - cit e - um :
Ef^i
-m-r-v
ut sit il - h sa - cer-do - li - i
f p ■
ut sit il - li sa ' eer - do - ti - i
-ocr page 50-^lEH^iMEid:
llt
(ii - gm- tas
m
a;
ter - iitiin.
di - gni-tas iu
a;
ter
num.
Hier bemerken wij 1» den anti-esthetischen notengang
op Dominus N. ü. welke, benevens het slot op us in
Dominus veel beter, natuurlijker, meer vloeijend en
passend te lezeu eq^vsoral te zingen staat ia hot Grad.
M. U.
2° De duivel — God zegene ons allen ! — zoo als wij
er nog geen gehad hebben, maar toch een duivel vertoont
zich in de W. ü. en doet zich hooren op testamenhim,
waar si b eene valsche kwint maakt tegen de beneden
mi. Wij spreken niet van de meer doelmatige noten-
schikking op testamentiim pacis in de M. U. Zulke betere
notenschikking valt ook in oog en ooren op sacerdotii,
inzonderheid lette men op de laatste t van dat woord.
Als eene curiositeit, waaruit men onder andere moge
besluiten, hoe zeer eene herziening van het Grad. Rom.
noodzakelijk was, en hoe wijsselyk derhalve door Paulus
V bevolen en verwezenlijkt, bestudere men het volgend
Intr. op het feest van den H. Ignatius (1 Februarij).
Opdatjde lezer er makkelijker mee te regt kome, schrij-
ven wij het eerst in zijn geheel af uit de N. ü.j daarna
uit het werk van Paulus V, M. U.
Mi - hi
glo - ri - a
au - tem ab - sit
ri ni - SI m
-ocr page 51-
quot;■-rF^quot; |
■ ■■■- mr | |||||
f' | ||||||
Cru- ce |
Do |
- mi - ni |
no - stri |
Je ■ |
■ SU | |
quot; _ 1 |
-- ■ ■ - |
JL-a«- | ||||
•ir- |
r ■ T | |||||
Chri - |
sti, |
per quem mi - hi |
muii |
- dus | ||
■ M, |
0 | |||||
t |
- |
-■■- |
m— | |||
nr |
cru - ci |
- |
ü - |
xus |
est. |
et |
--■—Hk |
- quot; -|— |
r-fc-«- | ||||
-«iÊ- |
4-4- |
■ | ||||
.11 |
C - go muil
do.
Om niet meer te gewagen van het gebrekkige der
■woorden-toepassing en het verwaarloozen des klem- of
spraaktoons, zoo als b. v. op mihi, crüce, nóstri, égo,
etc. stippen wij in dit Intr. op de eerste plaats aan, het
.volgens de nu overbekende hoofdregels onverklaarbare
der j? op Do in Domini, 2quot; de valsche of verminderde
kwint op Chri in Christi, 3° dezelfde , minstens zeer
twijfelachtige valsche kwint op per tot op mun in mun-
dtis, en het zeker noodeloos, dus ongeoorloofd gebruik
der b op mun 'm mundiis, 4° wederom de valsche kwint
öp het laatst mun in mundo.
Maar hetgeen nog meer onze opmerking verdient, is
het zamenraapsel van noten en gangen, waarop men een
psalmvers met de Doxologie laat volgen van den IV kerk-
toon. Dat grenst aan het onbegrijpelijke. Van af de eer-
ste noot tot schier op de laatste is daar zoo veel als niets
aanwezig, dat eenigzins het karakter draagt van den
IV modus. Moesten wij die melodie, gelijk ze hier staat,
karakterizeren , wij zouden ze niet anders kunnen bren-
4
-ocr page 52-gen dan tot een mengelmoes van den 1, V en VPquot;. De
finaal des IV is er, o ja ; maar zoo veel te erger, daar
men eene slultnoot gegeven heeft aan eene melodie waar-
aan ze volstrekt niet te passen is noch te huis behoort. Alle
die verkeerd gebezigde bémols, en dat in den IV modus !
't Is waarlijk ongehoord en ongezien buiten het Grad.
Rom. N. U. en de boeken waaruit deze getrokken is.
Nog eens, dank zij Paulus V die gewild heeft, dat zulk
broddelwerk verdween, om plaats te maken voor iets
beters. Zie hier dat betere :
ni - si in cru-ce Do-mi-ni no
Je - SU Chri - sti : per quem mi - hi
mun - dus cru - ei - li - xus est , et
e - go mun - do.
Maar sla gade, hoe regt eigenaardig de naar lijden
smachtende, in den treurigen II modus zingt. Zie die za-
menhang, die woorden zoo eenvoudig lief door gepaste
noten uitgedrukt. Bewonder, b. v. dat aan Jyst kruis
gehecht —crucitixus— door die eenvoudige la opwaarts
tot f/o, en/..
stri
Wij zouden , o! zoo gaarne een groot getal melodien
den tot hiertue geleverden onüedingsarbeid doen onder-
gaan. Naar waarheid gesproken, en zonderde minste
overdrijving : er is in het geheele Grad. Rom. N. ü.
naauwelijks eene enkele melodie, of er is op dégelijke
gronden en naar aanleiding van het Grad. Rom. vajn
Paulus V, M. ü. het een of ander, meestal veel aan Ie
merken. Doch waar zou dat heen Men vergenoege zich
derhalve met nog eenige weinige brokstukken, geno-
men zoo als het valt :
Uit het Communio Quinque Prudentes.
K. 11.
Chri - stonbsp;Do - mi - no.
M. U.
Cln-i - sto Do
De lezer is reeds lang in staat, zelf te oordeelen over
notenschikking in verband met de woorden en dezer
lettergrepen.
Waarop wij andermaal oplettend maken is de za-
menloop der si en si jj in hetzelfde neuma : dus eene
grove fout. Hoe gemakkelijk is dat in hel Grad. Rom.
M. ü. vermeden!
Uit het Offertorium Gloria et honore.
N. u.
M. u.
■ | ||
l ♦ - 1 | ||
ho - no - re ...... | ||
■ ■ n è |
— | |
■ ■ 1 • * ■ | ||
— |
.1 . |
ho - no - - re
-ocr page 54-ma - im - um.
Behalve de ongelukkige notenrei op het korte re in
honore, /.ie b en in hetzelfde neuma N. U. Datzelfde
euvel op manuum.
Hill
au - uuj.
M. u.
Uit het Offertorium Mihi autem (1).
N. c.
hi ... tu
mi
m. u.
tu - - 1
hi
Uit het CoMMUMo Semel juravi.
et sic-ut iu - na per-fe - cta _
N. ü.
31:
et SIC - ut lu - na per - fe ^ cta
(1) Men lette op de kruisjes (t) — regtslreeksche valsche kwinten.
l°Eene si b /.ouder reden ; ergo, etc.
2° Bewonder die korte a in Itim, lang gemaakt door
drie noten , terwijl het lange Iu kort gezongen wordt.
5° O! dat streelende (sic) gezang van zoo vele naast en
op elkaar gezongen las, sol's.
Een woordje over het gewoon mis-gezang in de N. TJ.
Van waar toch die missen van den H. Geest, van de
H. Engelen? üat is noch Roomsch, noch Katholiek (1).
Die van den H. Geest is vooral curieus. Eene gansche
mis —en nog wel met Credo— waarin men, van het be-
gin tot het einde, noten hoort —muziek kan dat niet ge-
noemd worden— noten ex professo gemaakt voor één
hijmnus En dat noemen sommige menschen mooi! Had
men verder dat andere Credo bl. 257 om Gods wille
toch maar weggelaten; 't is zoo'n nare zang, het wemelt
van narigheden.
Nemen wij iets uit de mis voor de overledenen. Het Dies
irce verdient in zijn geheel nagezien en vergeleken te
worden; maar het zou ons te ver voeren. De.lez.er ver-
genoege zich met het volgende :
N. u.
M. u.
XIV Mo-
dus, aiii
reduxe-
rui.t ad
VI.
A - gnus |
De - i, qui tol-lis pee- ca - ta | ||
M— |
A - gnus De - i qui tol - lis pee - ca - ta
(t) Dat vindt zich dan ook niet in het Antwerpsch Grad. Rom waaruit
het onze getrokken is; 't is dus waarschijnlijk inheemsch fabrikaat. O ! dat
spijt mij; want ik ook ben Nederlander. Maar hoe kan het anders, als ker-
kelijke zaken aan de conlróle van het hoogere kerkelijk gezag ontvallen.
mim-di, do - nanbsp;c - is re-qui-em
mun - di do - na e - is re - qui - em
sem - pi - ter - nam.
sem - pi - ter - nam.
Daar latende bet naainvkeuriger in acht nemen des
spraaktoons in de M. II. zien wij hier wederom, men
weet niet om welke reden, eene 15| op e in eis; vergelijk
hetgeen wij deswege bl. 32 gezegd hebben.
Maar tot welken modus moet dat Jgnus Dei N. U. ge-
bragt worden? Dat laten wij geleerderen beslissen. Zie
deze melodie uit het Grad. Rom. van Paulus V, M. U.
dat geeft u een gansch regelmatig iets. Hoe ongewrongen
vooral is daar de conclusie , hoe is daar geen twijfel
mogelijk betrekkelijk de vermeerderde kwart, die in de
N. ü. niet te vermijden is, dan door een' chromatischen
halven toon —onding in den gregor. zang—, of door
eene abnormale conclusie.
k
Tot genoegen van den lezer schrijven wij uit de M. U,
een klein gedeelte af van het onder of na de opheffing te
XIV Mo-
dus, alii
reduxe-
runt ad
VI.
Je - SU , Sal - va - tor mun - di, ex - au - di
-ocr page 57-pre-ces sup-pli-cum mi- se- re - mi-ni me- i ,
mi - se - re - mi - ni me - i,
-♦—1
a - mi - ci me - i, qui-a ma-nus Do-mi-ni
te - ti - git me.
Ofschoon het aanhangsel, dat op het Grad. Rom. N. U.
volgt, geen officieel deel uitmaakt van het Grad., mee-
nen wij toch den lezer er eenige staaltjes van te moeten
leveren; vele toch daarin opgenomen gezangen worden
bijna dagelijks gebruikt. Het zal dus niet ondoelmatig
wezen, ook daaromtrent door vergelijking zoo wat op de
hoogte te komen.
Vangen wij aan met het begin — Rorate (1).
sal - tem vos
N.
c. (Et
Ne i - ra - sca - ris Do - mi - ne ,
Ne i - ra - sci - ris Do - mi - ne ,
(t) Dil gezang vindt men niet in hel Grad, Rom. van Paulus V, M. U. De
M. uitgevers hebben dat met vele andere melodien geplaatst in een daartoe
opzettelijk vervaardigd boek genaamd Processionale. Men vindt het Romie
ook In de Gregoriaan.
— 56 —
L ,- »-^Ji___
ec - ce ci - vi-tas , , . . dcscrta Si - on
CC - ce ci - yi-tas . . . deserta :
de - ser - ta fa - cta est.
Si-on de-ser-ta fa-cta est;
Die op dat irascaris noten gesteld heeft, verstond —men
zou het zeggen— geen latijn, of had zeker geen z\yeem
van prosodische kennis. Immers zoo wel i als ras zijn
lang; men maakt ze hier kort. Dat komt er van, als
men alleen acht slaat op de muziek , het voornaamste
—de tekstwoorden— latende worden wat zij kunnen (1).
Van de woorden ecce civitas sancti tui facta est deser-
ta : Sion deserta facia est, — Zie, de stad uws heiligdoms
is verlaten geworden—heeft men gemaakt : ecce civitas
sancli facla est deserta Sion—hierop een pausa of rust
in den zang, en dan volgt : deserta facta est. Wij wagen
het niet, dezen onzin, althans zeker dezen vervalschten,
verminkten zin der n. schrift te vertalen (2).
(1)nbsp;Zoo is het met bijna a! de gezangen in dat aanhangsel, gelogen : men
heeft van de statigste melodien de flaauwste deunen gemaakt
(2)nbsp;Zou wel b. i. cehving, Holland, cn Zei. Archipr. zijn imprimaCur
can dat boek^ waai-in zoo iets voorkomt, gcschonkeu hebben?
lau - da - ve - runt.
W--
lau quot; da - ve - runt.
N. r.
Al langer hoe erger : da en ve zijn lange lettergrepen,
daarbij valt nog de spraaktoon op ve ; en men zingt dal
alles kort! en runt dat men het zachtst moet hooren ,
daarop valt geheel de kracht der uitspraak! men ver-
beelde zich eens in het hollandseh te hooren /.ingen
hooggeprezen ; ge én pre kort, maar zen lang, zeer lang ,
het laagst j want dat wordt het noodzakelijk door ver-
heffing der stem op si |gt;. De Franschen zouden het
niet erger kunnen maken.
h . . ■ 4 . , | |||
■Pi ■ | |||
■ | |||
■|- |
qua-re ma - ro - re sal - va - bo te ,
fcziH:
-m—m-
■ ■
M. c.
qua - re moe-ro - re sal - va' - bo te ,
De tweeklank mw—lang, dit behoeft wel niet gezegd,
in mwrore, m^akt men in de N. U. kort, men vergeet
den klemtoon op ro, en re wordt lang door verhe.iling
van stem.
Sal in salvaho is lang, men ziet het tegendeel in dc N.
U., op va valt de klemtoon; het wordt verwaarloosd,
veeleer komt hij op ha; die er aan mogt twijfelen , ge-
lieve 't maar eens te zingen.
— 58 —
Nog een enkel stukje :
N. u.
Atl-o-ro te de-vo- te la-tens De - i - tas ,
M. U.
V. Molus,fg
aiitiqui-
lus \i1i.
fk^H:
ti - bi se eor me-um to-tum sub-ji - eit,
ti - bi se cor me-um to-tum sub-ji-eit,
__■—---:—-------- tt--^
qui - a te eon-tem-plans to-tum de - fi - eit.
-»—
qui-a te contemplans to-tum de - fi - eit.
a-
A - ve Je - SU pa - stor fi - fle - li - urn
n. l'.
Ë
M. ü.
A - ve Je - SU pa-stur fi - de - li - urn
ad - au - ge ti - dem o - mui-um iu tc
ad - au - ge fi - dem o - mui-um iu
te
—9—■—*—d— |
ere - den - ti - um.
' 1 ■ -=
ere-den - li - um (1).
Nergens scLijn van spraaktoon—lange en korte let-
tergrepen, even lang ; dat kort is lang, dat lang is kort j
lel onder anderen op adauge, 't is als of men in 'l hol-
landsch hoorde zingen vermeerder, ver lang, meer kort.
Die iJ] op i in Deitas is fout; de t] wordt in die modus
niet geduld, de toonladder van die modus kent haar niet.
k
Maar, waarom toch dat almagtig lange op ti in tibi,
op qui in quia? Wat beduidt toch dat verfijnde uit-
(t) Ook deze melodie vindt men in het genoemde Proccssiomle en
de Gregoriaan.
vindsel op tem in coniemplam, op om in omnium ? Is dat
allemaal gregoriaanseli! Vergelijk en oordeel.
Wij hebben geen lust, om onzen tijd te verspillen
aan het recenseren van al wat verder in het aanhangsel
N. U. voorkomt. Om het een naam te geven : het heeft
er zoo iets van, van hetgeen dö Franschen noemen plain-
r.hant musical—maar dan nog vreezen wij het woord
musical te onteeren—iets half-of tweeslagtigs —een Jm-
phibie , ook al, iets ainphibologique, als ge wilt. Maar
dit durven wij ronduit verklaren en bevestigen, dat
het is noch gegoriaansch-diatonisch-consonerende zang,
noch andere muziek van eenige gehalte of waarde j 't is
meest beneden alle kritiek. Indien bijna alle die dertien
zoogenaamde nieuwe missen gregoriaansche moeten
heeten , dan behoort dit woord wel eene andere be-
teekenis te krijgen dan die het gedurende zoo veel
eeuwen gehad heeft, 't Is opmerkenswaardig dat juist
die missen de slechtste zijn, welke door velen voor de
mooiste gehouden wrden. O waan ! O wansmaak (1)!
Bij het Grad. Rom. van Paulus V, M. U. heeft men
ook wel een aanhangsel gevoegd; maar het bevat niets
anders dan drie missen, welke men zeer verstandig geeft,
als naar verkiezing — ad libitum — te zingen. Daar
kunnen deze meê geriefd worden die niet altoos dc
officiele missen van het Grad. Rom. willen gebruiken.
Maar die missce ad libitum zijn dan toch in waren, echten
gregor. stijl, met in achtneming der Avarc gronden en
regels geschreven; zij leveren zelfs veel schoons op en
doen zien dat het mogelijk is, ook nog op onzen tijd iets
goeds in dat genre te leveren.
Wij naderen het einde van dezen niet zeer aangena-
men arbeid, met eenige vergelijkingen voor den lezer
aanschouwelijk te maken tusschen gezangen getrokken
ui het Jntiphonarium N. U. en het Fesperale M. U.
Al wederom eerlijk, de eerste bladzijde de beste.
(1) In latere Neêrlandsche üitgaven vindt men nog meerdere —nieuwe —
missen ; ze zyn geen ziertje beter dan de hier besprokene.
— 61 —
{Zaturdag vóór den 1'quot;quot;quot; Zondag van den Advent.)
HYMWrs.
1 ■ |
B ■ ♦ ~ É ■ |
♦ ■ ♦ -1 |
i'i |
F ■ É - * 1 | |
- - 1 B | ||
Ore - a - tor al- me si - de-rum, oe - ter -
na
zpzirzizz:!^
--^---
Cre - a - tor al - me si - de-rum , se - ter - na
lux cre-den - ti - um , Je - su lle-dem-ptor
■ ^
P
31:
lux cre-den - ti - um , Je - su Ke-ücmplor
f:
O - mnium , in - ten-de vo- tis sup- pli-cum.
111=5:
o - mnium , in-ten-de vo-tis sup-pli-cum.
Deze melodie, hoe oud ook, en zich hervindend in de
Romeinsche, Venetiaansche en meer andere uitgaven,
achten wij niet zeer gelukkig, niet zeer gregoriaansch,
niet zeer kerkelijk; zij komt ons wel cenigzins liedjes-
achtig voor. Reden waarom zij statig en dragend behoort
voorgedragen te worden. Dat wordt zij dan ook in ie
M. IJ.
Maar iien wij wat ze in de N. U. is. Onze aandacht
valt vooreerst op het eerste klein nootje in ere van
creator; dat is klaarblijkelijk een tusscheningeschovcn
lap, een eigendunkelijk bijvoegsel, een soort van
vreemdslagtig portamejito, eene futselarij, een gril van
een' smakeloozen zanger.
Op het lange te in œteriui staat eene korte noot, zoo
ook op ere in credentium, op Je in Jesu, op in van intende,
op tis in votis. Al die korte nootjes bederven de gansche
hijmnus. Wilde men een kerkzang bespottelijk maken,
men kon het al niet beter aanleggen. Uitgevoerd gelijk
het daar staat en gewoonlijk gezongen wordt, kan men
er beter op dansen dan bij bidden, dat lijkt meer op een
straatdeun, dan op een kerkzang. In een théâtre des
boulevards zou men ermee lagchen.
Uit het antiphoon ad magnificat nemen Avij slechts een
enkele laakbare trek.
N. U.
nit
M. ü.
ve - nit
De lezer zal het voor ons zeggen : si en si j? , in het-
zelfde neuma.
In den aanvang der wijze waarom men de psalmen in
den VII kerktoon zingt, vinden wij eene verbodene
valsche kwint, als :
N. U.
■ -----g--,-■--fl- | |
il ■ ■ quot; i- | |
/ Lau - da - te pu - e - ri | |
fP ■■ ■ | |
---------- Lau - da - te pu - e - ri |
Men zegge niet dat de veroordeelde toonsafstand zich
ook in de M. U. voordoet. Dat is niet. Men herinnere
zich een vroeger deswege gestelde aanmerking, dat het
hier geen bloot beschouwen, maar hoofdzakelijk een
zingen geldt. Door de dtiplicata — zoo als men het in de
gregor. school noemt, dat is, door de twee re's, ja hier
door drie, op het gehoor zelfs het uitwerksel doende van
vier, doet zich bet dissonerende van si niet meer op fa
gevoelen.
Jlgemeene Bemerhing : de vijfde psalmtoon is
—■—=—1— |
-----j—■—■— |
i— | |||
—....... Dat vindt men dan ook wel in het Antiphon. N. U. lezing , die een geheel ander karakter heeft , als :
| |||||
... quot; quot;-♦-^H |
=1 | ||||
- M | |||||
Men ziet uit de twee bovenstaande voorbeelden twee-
dcrlei conchisle. De oplossing is deze : de V modus
heeft slechts één formulier; het op de eerste plaats
gestelde is het ware ; liet andere behoort tot den XIII
modus, welke men hedendaags incest verwart met den
V. Dat is onze schuld niet, dat is inkonsekwent, dat is
dus verkeerd. Wij bekennen het echter : voor hel
gehoor verkrijgt men hier, zoo in de M. II. als in de
N. U. hetzelfde uitwerksel; want ook in de M. U. staat
datzelfde tweede formulier ; doch daar geefl men het
niet als van den V modus, men zegt althans : V modus,
antiqttihis XIII — vijfde kerktoon, oudtijds de dertiende.
(1) Ofschoon men hel bijna nooit uitvoert gelijk het geschreven staat.
-ocr page 66-— 64 —
Ook wij zijn er voor, dat de zaken met haar regten
naam genoemd worden.
Zaturdag vóór Passie-Zondag.
N. U.
M. U
I Modus.
Ve - xil - la Re - gis pro - de - unl :
Ve - xil - la Re - gis pro - de - nnt :
fnl - get cru - cis my - ste - ri - um ,
ful - get cru - cis my - ste - ri - um ,
qua vi - la mor- tem per - tu - Jit ,
—f-
qua vi - ta mor-tem per - tu - ht,
et mor - te v1 - tam pro - i hl.
If:
et mor - te vi - tam pro - tu - lit.
-ocr page 67-In de N. U. heeft men deze melodie overgebragl in
een toonladder , waarin een gewoon zanger den I modus
bezwaarlijk zal terug vinden. Waarom ze niet gelaten
in haar eigen toonladder ?
Men bemerkt wijders in de M. ü. het beter uitko-
men van korte cn lange lettergrepen, benevens het in
verband staan van den spraaktoon met het metrisch
accent of maatklank.
Zingende zal men weldra gevoelen dat ook de bene-
den staande lezing het wint van de andere door fikschen
gang en zuiver uitwerksel.
Op het feest der Vil Weën van O. I.V.
IV.Modus.
jux- ta
' 6.
Sta - bat Ma - ter do - lo - ro - sa
•--—--- |
_—g- | ||
■ ■-; | |||
■ ^ | |||
Sla-bat Ma-ter do-lo - ro - sa jux-ta cru-cem | |||
■ | |||
us.
la - crj - mo- sa , dum pen- de - bat J^i - li -
Het komt ons voor dat de VIII kerktoon hier niet
gelukkig gekozen is voor zulk een droevig onderwerp ,
als het naast het kruis staan van Maria, terwijl haar
goddelijke Zoon daar aan hing.
Wat moet dat verder voor een gezang worden,
wanneer al die noten van eenerlei waarde — de voor-
laatste noot alleen uitgezonderd — gezongen worden
door die geen latijn verstaan ? — en dat is toch in den
regel het geval. Waar men nog twee noten aan eene
lettergreep toevoegt, deugt het niet, wijl men daardoor
het reeds te korte de in pendéhat nog korter maakt; het
wordt nu pèndehat in plaats van pendéhat.
Men vergelijke nu dezelfde hijmnus getrokken uit het
Vesperale M. U.
cru-cem la- cry - mo - sa , dum pen - de - bat
Fi - li - us. Cu-jus a - iii-mam ge-men-tem ,
—I-
- tri - sta - tam et do - li,-ii - i
per- trans - i - vit gla - di - us.
Hoe veel beter past die geheimzinnige vierde kerk-
toon aan die geheimzinnige droefheid ! Hoe duidelijk
spreekt dat alles , hoe wél geschakeerd, hoe wél zijn
spraaktoon en maatklank weêrgegeven ! En toch, welke
eenvoud, schoonst sieraad van het vehevene des kerk-
zangs (1)! Ook is hier meer verscheidenheid, doordien
zes versen zijn getoonzet,, terwijl in het andere dezelfde
melodie voor elke drie versen weérkomt. Wij twijfelen
er niet aan , of elke toonkenner zal de tweede lezing ver
boven de eerste waarderen. Doch een zanger late zich
niet misleiden door de gewoonte. Men hecht dikwerf meer
waarde aan een melodie, alleen omdat men «a- aan ge-
woon is , hoezeer ook het ongewone soms meer waarde
hebbe en van betere gehalte zij.
(1) Vele — men zou welligt mogen zeggen de meeste — zangers beder-
ven jammerlijk de schoonste kerkmelodien, met er eigendunkelijk, zonder
oordeel of smaak, in de uitvoering versierselen aan toe te voegen die kant
noch wal raken. Men moet al veel kunde gepaard aan ervaring, veel goeds
gehoord hebben, zal men door geene flaauwe niets beduidende tiorituren
den zang in uitwerksel doen dalen, in plaats van hem door esllietische
ornamenten in waarde te doen rijzen.
5
67 —
Donderdag in de Goede Week.
K. u.
N. ü.
M. (J.
\'i .Modus. I
—V- |
\. m ..... |
■ | ||||||||
- |
♦ |
■ |
♦ |
- ^ | ||||||
In - |
ci - |
pit |
la - m n |
- ta - |
ti - |
0 | ||||
— |
-■— |
-m | ||||||||
-1- |
i | |||||||||
Hr 1 |
In - |
Cl - |
pit 4- |
la |
- men |
- ta - J. |
tl - |
0 |
1 | |
t 1 | ||||||||||
—- |
■ |
■ |
■ |
■i |
■ |
d | ||||
-.g ■■ - ■ | ||||||||||
HF - | ||||||||||
1 |
Je - |
re - |
mi ■ |
■ se |
pro |
phe |
: - ta- | |||
JB. |
■ | |||||||||
■ |
1. |
■ |
Onnoodig bij dit geiang iets te zeggeffi betrekkelijk
deszelfs betere muzikale uitwerking in de M. U.j en dat
is toch wel behartigenswaardig.
In de N. ü. Avordt de spraaktoon verwaarloosd op in
van incipit, op ta in lamentatio, in phe van prophetm;
zelfs wordt hier pro langer gemaakt dan phe.
Maar het grofste is de valsche kwint si b —
op de aangestipte plaatsen.
Wij zouden die klagtliederen in hun geheel moeten
afschrijven, om er al het gebrekkige in de N. U. van te
doen uitkomen. Dat laten wij den lezer over, indien hij
daartoe lust heeft; hijg zal het overigens zonder ons
wel gedaan krijgen, mits hij latijn en zang versta.
Op den feestdag van Pinksteren.
—L-sMgZIZIIIj
-a-
M. U.
vm
Mudus.
Ve- |
■ ni ( |
■re - a - tor Spi |
- ri - |
tus, |
men-les |
amp;..... _ - fflquot; |
-B--- | ||||
F— |
--Br—fl | ||||
-...... 1 - T |
Ve - ni Cre - a - tor Spi - ri - tus , men-tes
-ocr page 70-na gra - ti - u, qua; tu ere - a - sli
na gra.quot; ti - a, quse tu ere - a
pe - cto - ra.
pe - clü - ra.
Die latijn verstaat, stoot op a en tor in ereator N. U.
a is lang, daarenboven valt op haar de spraaktoon ,
maar deie wordt onmogelijk, door het lang worden van
tor : dus zingt men de lange, dubbel lange a kort, en het
betrekkelijk veel kortere tor xingt men lang; e'est Ie mon-
de au rehours.nbsp;,
Op tuorum passen dezelfde aanmerkingen, zoo ook op
superna en creasti.
In de volgende strophen van dit hijmnus ziet het er
hier en daar nog misselijker uit. Zoo zingt men : dicéris
voor diceris — spiritalis voor spiritalis — septiformis
voor septifórmis — sérmone voor sermóne — düdns voor
ditans — accendi voor accénde — lumén voor lümen —
sti
amorém voor amórem — virtute voor virtute — /irmdtis
voor firmans — vitemus voor vitémus — oniné voor
ómne — crédamus voor creddmus — smcülorum voor
sceculórum, enz.
Kan het nog^ erger ? !
Men beinerke wél de conclusie in de M. U. Dat is
7.00 regt schoon , het slot des VIII kerktoons aange-
bragt door deszelfs eigendommelijke kwart do-sol. —
Toen men in latere tijden, eerst op het orgel, en van
lieverlede in den zang, smaak kreeg in de zoetere ca-
denzen door middel der 7quot;quot;® maj. («ote seiisible), heeft men
dat zoetere, op het einde van vele melodien — « tort et d
travers — op menigvuldige plaatsen aangebragt, waar
het vroeger niet gevonden werd. Dit is duidelijk voor
die in oude handschriften gesnuffeld hebben. Het is
overigens—dat zagen wij vroeger—anti—gregoriaansch,
anti-diatoniek, enz.
Jntiphoon quot;mtgt; O. L. V.
N. ü.
itzlziziËi^:
ve Re - gi - na coe- lo - rum,
M. u.
VI Modus
aniiqui'
tu» XIV. \Hr--1
V(! Re - gi - na coe - lo
rum ,
±:
A - ve Do-mi-na An-ge-lo - ruin :
A - ve Do - mi - na An-ge-lo - rum :
-ocr page 72-Sal - ve Ra - dix , sal - ve por - ta ,
Ff
ex qua
ï-Ht--1 | |||
—■— |
--■_!! |
ex qua
mun - do
lux est
Ipeës
or - la.
or - la.
Deze melodie is van den XIV kerktoon; met dezen
uit de diatonische gregor. toonladders logisch vloeijen-
den modus, in de N. U., op zij te schuiven, heeft men
de melodie tot eenen der acht meer bekende kerktoonen
moeten brengenj maar met het ongelukkig resultaat,
dat zij hare eigendommelijkheid grootendeels heeft ver-
loren. Had men konsekwent willen zijn, dan had er, bij
den aanvang—in plaats van do, si tgt; ; fa, mi b—een non
sens in het diatonieke stelsel van Gregorius—ten voor-
schijn gekomen. Daarom, en om dat te vermijden, de
onderhavige transpositie. Doch de non sens is slechts
voor de oogen geweken. Een gregoriaan die op de
hoogte is, zal er wel altoos fa mi b , dat onding, uit
waarnemen; of deze melodie behoort tot geen één kerk-
toon.
Hierop he eft betrekking, en komt dus te stade de
jammerklagt van Baini, daar hij over het bederven ,
verminken, schenden en vervalsehen van Gregor. me-
lodien zegt : « qui si vede un puro scheletro, ld un aborto
igt; mostruoso , qui una veste di cento pezzi, ld un canto
» senza canto : vi ha perfino chi ha sognato dei b molli
» in elami (mi) : e quindi o si è dovuto contradire, od è
n stato costretto a porre il b molle anche in alamire (la),
» ed ecco la natura stessa del canto gregoriano tutta a soq-
» qiicdro ' chi ha seniinato qua e la, a diritto ed a roves-
» do b molli, M quadri, e perfino i diesis : e cht non ha
» lasciato nemmen l'antico modo ad alcun canto, cangiata
„ la sede alla cantilena. » mem. stor. crit. ï II. p. 122.)
« Hier ziet men een bloot geraamte, daar een wanscha-
» pen misgeboorte , hier een kleed van honderd lappen,
„ _een handsworslen pak—daar een zang zonder zang.
» Men is zoo ver gegaan dat men zelfs de mi gebémoli-
» seerd heeft, weshalve men, om zich gelijk te blijven ,
» ook de la van eene \gt; heeft moeten voorzien. Dit heeft •
). ten gevolge gehad de gansche omverwerping van de
» natuur zelve des Gregor. gezangs. Sommigen hebben
» hier en daar, regts en links hémols, hécars, ja tot krui-
» sen toe (1) in het spel gebragt, terwijl anderen zelfs
» de oude kerktoonen hebben weggecijferd, door het
» veranderen, vervalsehen en verbasteren hunner toon-
» ladders (2).»
Wat verder in de bovenstaande melodie N. U. ge-
brekkigs voorkomt betrekkelijk de goede uitspraak der
lettergrepen, en het betere, ook in dat opzigt, der M. U.
laten wij over aan het gezond oordeel van den lezer. Hij
(1)nbsp;'t Is waar, onze zangboeken N. U. zijn hiervan in den regel nog ver-
schoond gebleven; doch de ä la moderne begeleidende organisten weten
daarin wel te voorzien, en de zangers volgen lijdelijk als schapen.
(2)nbsp;Die al de bestanddeelen dezer regtmatige klagt wil t^erug vinden , be-
studere het vroeger besprolien aanhangsel van het Grad. R)m. N. U.
— 72 —
gelieve inzonderheid te letten op ve in ave — op Do in
Domina — op dix in radix — op ve in salve — op do in
mu7ido.
Men vergelijke ook den notengang op sake radix, salve
porta uit een esthetisch oogpunt,
quot;Wij gaan met den groet tot Maria eindigen.
A - ve Ma - ri - a , gra - ti - a
M. U.
{l'roces-
3 Modas,!
aiitiqui-
zizi:^
A - ve Ma - ri - a, gra - ti - a
rsn:!!
Jtzi:
ï—
ple - na , Do - mi - nus te- cum , be - ne-
ple - na , Do - mi - nus te - cum , be - ne-
■■H^Ï-iM
di-cta tu in mu-li - c - ri-bu5,
JIZZE
di - cta tu in mu - li - e - ri - bus.
-ocr page 75-ct be - ne - di - ctus fru-ctus vcn-tris
f
et be - ne - di - ctus fru - ctus ven - tns
tu - inbsp;Je - sus. San-cta Ma - ri - a ,
ig-
tu - i Je - sus. San - cta Ma - ri - a ,
Ma - ter De - i, o - ra pro
i—
Ma - ter De - i, o - ra pro
if
no - bis pec - ca - to - ri-bus nunc
fz^üfcl—i=E=RK
- Iiis per - ca - to - ri - bus, innic
no
ï
et in ho - ra mor - tis no - strse ,
ï!^
et in ho - ra mor - tis no - strse.
A- men.
A - men.
Wij merken op de eerste plaats aan, dat deze melodie
altoos erkend is geweest als zijnde geschreven in den
IX kerktoon (zie Alfieri saggio stor. teor. prat. del canto
Gregor. p. 41). Lateren hebben baar eigendunkelijk en
niet zonder inkonsekwentie overgebragt tot den I. In do
M. U. heeft men dan ook dien IX. —ofschoon getrans-
poseerd— behouden. De lezing daarentegen in de N. U.
is van den I modus. Hiervan daan, dat men op rï in Maria
do heeft gebruikt, niet si\gt; —verbeeldende eene noot
welke deel uitmaakt van de toonladder des IX— eigen
aan dezen modus. Doch do is daar niet gelukkig geplaatst,
wijl zij eene septima, dus een' dissoncrenden toonsafstand
daarstelt met betrekking tot de voorafgaande re op Mari.
Nu is elk dissonerend intervallum een afschuw in gregor.
zang : ergo, etc.
Eene uit soortgelijk verwarren van kerktoonen ont-
stane ongepastheid is de trek do, si, la, sol op het tweede
ria ia Maria; die trek is gansch niet eerste-kerktoonach-
tig, veeleer een heerlijke kwartgang in den VIII.
Wat wij verder zouden te zeggen hebben, bepaalt zich
hoofdzakelijk bij het ad nauseam iisque —tot vervelens
toe , want het juiste woord durven wij kieschheidshalve
niet gebruiken— herhaalde, betrekkelijk het niet gade
slaan der goede latijnsche uitspraak. Zoo, b. v. in mulie-
ribus wordt li langer dan e — ï in tui langer dan tu — de
drie lettergrepen in het tweede Maria alle even lang —
ra in ora langer dan o — ra in hora langer dan ho, enz.
Aan hem die do conclusie heeft getoonzet was Avaar-
schijnelijk onbekend, dat de Engelsche Groetenis eigen-
lijk eindigt met nostrce. Amm maakt geen wezenlijk deel
uit van het voorgaande; 't is slechts een wensch welken
de Kerk aan hare gebeden toevoegt. Daarom dan ook
sluit in de M. U, de muzikale zin met den zin des teksts.
Het zij genoeg ! Al degenen welken de kristelijke
kunst, Gods meerdere eer en de betamelijke opluis-
tering van Zijne H. Eeredienst ter harte gaan, versmaden
onzen raad niet, dezen : bepaalt u niet bij het aandach-
tig gelezen , overwogen en bestudeerd hebben van het-
geen wij u aan het verstand hebben trachten te brengen •
maar , ontbreekt er nog iets aan uwe volle overtuiging ,
doe dan met den ganschen inhoud van Grad. Rom. enz. in
de twee uitgaven, hetgeen -wij slechts gedeeltelijk gedaan
hebben , om u den weg voor te bereiden.
Weten anderen ons van dwaling te overtuigen, en in
te lichten, wij zullen hunne teregtwijzigingen met erken-
telijkheid ontvangen, indachtig de schoone spreuk van
Cijprianus (Epist. 71) : « Wanneer ons iets beters wordt
aangeboden, worden wij niet geslagen, maar onder-
wezen : Quando nobis meliora offermtur, non vincimur,
sed instruimur.
Lector, vale!
-ocr page 78-iflt;gt;iy« l'-d', n-Mld-iil nogg-vî gînbsp;jj.v lt;«7/
rnohrf i' uj—nbsp;rä)»*55»:ii)D J^d jîd jii_quot;rh/«ihîoon'
a/Ißd^tii . - wc.fî y .»/ ivr/ràb inoof/^inl J'iii iar. rr , qot
obüg lyiö. Jim! JiU-^ijf-ni'id ç-iblûcif-io.d —no;iiijitlo:s l:.ia
-b i;:« Iii . / .d , ooX .ii^KpJiw oiK'Ti^iici »Iwog i'jh nsm!-.
■ b — ulnrä lyçoEl 'ii; aï-^'^asb tj^UBI ÏÏ.'fnôy/ iwWjT
— î^iifil n-jyo 'litt ViîuVrobfyffi 3ü/f ni rrwp-sg-olJyl^ohb
.ill- .on niil) i'jqófiJ unoÄ ^pt ^.ii a-Jgagi too ;ii «'t
-luiiw afiw IsmooJ'jg il-^'-ff oij^ufoooo olx oii^ inoff ««A
-up:i:h aiiioJoo^nbsp;ab lub çbnoi-jdao Jyl-jfi^ufsg
Isa!) ü'yitKSAsyf naa» JJJRCIU SWWW .^-rtw« Joai Igihnb Jyf
nyiiaw djiiövï «ss^zJ^^I^J^fnbsp;loïl nßr Ji-j
;!oo niib m ifrrd Js-nrfw) aahndt-i -iniî ara Ati^ 3I»
.eJ^oJ Kal) iiii U'jb l-jni nü »IfiJiiuui yl». J .M sb ui liir^.
M-
m
k-
-vif^ÏfvJïhyi ; ó . u gt;jiï /.' Ü3U gt;goL IA !nbsp;(_r\ i'jH
-»ifiiijo 9/ï[ihni,'il9d ob «9 to') OT:f)T'Mfa »boü ^Jgfiirif
noheoiïaj/ üJ iÄii TJ] Jeii'.übatyiï .il »»[iJi nfi/ gnhaJ
ted j^id l-j'ta w Jksqad :nbsp;^^^MU i^Mi^^ jmup
-tirf nRvquot; u.,gt;Jf{Ljji irrwbuteod lö. uagonrtow ^nbsp;gil ■
:nbsp;jJnbsp;utHlJjilbütJ-.iJ^ Jüd «£ifi jj ji// li'i-JJ^'..
isnisiutovp aUuif orru ni;e t^oi ^ou n iif-j-ndlno , -ißern
xitwuwnbsp;tyjy huo^iiji uodpyffi^ tpm o^qoji
ijRßitT.gnbsp;tjd-gt;'gt;{s (i ff uoogl^n^Tßs^'tr : b
.n'/biwid 0} wgt;7 gw « wo., nudd-id
ui .10 . « )giuiï9V'o 9J gaiJßwb iXsv ^no imohas fi?jjV/
-n-iAvj iomnbsp;'^nnuxl nolfu.t ij/r,tt;.Jlt;ijiÏ9}
' i^- - r ■ '
.ra ■ '
■■m-
m/ Â^j-iq^. »«(Kufoa,ob..gtJdoftbiji ,0031^84J«o bi dü^a'^l
'h^t-.v enJad i-ioißno loannsY/ s : (tT .Ukl-Tj «/JRßiiqj/'.).
i'jbfio iBBiiT 5 n^^filïo^ lorn \\u iTilnov? , uofiad'cgnrii
»Hirni-î uo«nbsp;jnojbrnnbsp;: n gt;x;gt;w
lt;
-ocr page 79-Bl. ü alinea 6 staat 1814 — voor 1614.
-nbsp;IS eersten notenbalk staat re op « in anhnmn - lees do
-nbsp;2b alinea 26 staat inimicm — lees inimici.
-nbsp;23 men denke weg alinea 34 „een toonzetter... tot ;,derN TT
-nbsp;24 De /« sleutel van dennbsp;^^^ j N. ü.^^
quot;nbsp;quot;nbsp;(3 e
-nbsp;in de voorlaatste alinea staat la — lees fa.nbsp;' quot;
laatste „nbsp;do „ U.
NB Op bl. 21, alinea 21 straalt wel eenigzins door, dat do maat-
klank der versen somwijlen eenigen invloed uitoefent op het notensehrift
p bl 67nbsp;eeno schijnbare tegenstrijdigheid, wanneer zij
p bl. 6. in het Vem Creator (m. u.) den spraaktoon, waarvan tot daartoe
ïïSx: 'die:t
en Se,Jia, iu c'i: ^oi:. Ïa lH;^ i^ uquot;s t
ver.n of uaar het gebruik der middeueeuwsehe ehrisLSquot; quot; tequot;
gerijmde stukken. Hier ^doet zich de moeijelijkheid voor, van met den
spraaktoon te gelijker tijd het metrisch accent te laten hooren dat eig n
gt;s aan den aard dier gehangen en als de eigendommelijke tint hnnLr
goede ^itvoering. Daar het uiterst moeijelijk zou geweest zijn, de twee
bedoeldenbsp;onderhavige gezangen aan te duid n Teeft
men -„cl. bepaald bij het aangeven van hun maatklank Llï
oor hetzelfde middel waardoor in andere geza gen d
spraak- of klemtoon bednid wordt; echter met dien verstande at d
zanger -Vooronderateld wordt niet ten eenemale den spraaktoon'in den
w^n te slaan. .„ tegendeel: met dezen op eene'verstandige en
smaakvol e wijze ni overeenstemming te brengen met het LCk
accent, bekomt men die minstens betrekkelijk volmaakte uitvle quot;
waarvan do schriften der oude Spraak- en Redekundigen ons wel'
eens het ideaal in de verte als voorspiegelen, maar waarvan zij on
al de bijzonderheden met hebben nagelaten, die, overigens 'naa
^ew™ niet zonden kunnen terug gegeven worden door typographische
Wij dachten er niet om, hiervan in ons werkje opzetteliik to
gewagen, omdat wij dezelfde aanmerking reeds vroeg r elders len t t
badden; ook vindt men zo met menig andere nutl!. f
Voorrede van het Vesj,erale M U