^#9632;^
|
quot;™^™™
|
||||
|
|||||
£)^y C^Z^L
|
|||||
|
|||||
|
|||||
|
|||||
MEDEDEELINGEN
OMTRENT GEDANE DER
BESMETTELIJKE LONGZIEKTE
OP
ROTBISIIH
IN DE
^|Ji*0titstctc JfVicslatib,
DENEVENS
Geschiedkundige Äanteelienlwgei!
NOPENS IIET ONTSTAAN EN DE VERSPREIDING D1ER
|
|||||
|
|||||
(
|
GEWEST'\
|i :'- VAN HET JAAR -
V'.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; ., ',#9632;#9632; -v
1842 TOt-^N JfET tfET JAAR 1802.
IE LEEDWARDEN,' TER PROYINCIALE DRUKKERIJ VAN DE #9632; Weditwe M. van den BOSCH. 1853.
|
|
|||
)
|
|||||
„laquo;mPE'
|
|
||||
|
|||||
|
||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
s
|
||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
m
|
|||||
|
|||||
|
|
*s
|
|||
|
|||||
I N H 0 ü D.
|
|||||
|
|||||
—lt;copy;(G3]Qgt;—
|
|||||
|
|||||
1 en 2. Rapporten der commissie tot opsporing der middelen tot genezing van de longziekte onder het rundvee omtrent gedane inentingsproeven.
3.nbsp; nbsp; Afzonderlijk verslag van den Rijks-veearts J. L. Hoe-gen , te Witmarsum, betreffende de inenting van het rundvee van den heer C. Oncides , landbouwer, te Exmorra.
4.nbsp; nbsp; nbsp;Geschiedkundige aanteekeningen nopens het ont-staan en de verspreiding der hesmettelijke longziekte onder het rundvee in de provincie Friesland, van het jaar 1842 tot en met het jaar 1852, - opgemaakt door den heer J. Ledder , Med, amp; Art. Obst. Doctor te Leeuwarden.
|
|||||
|
|||||
#9632;
|
|||||
|
|||||
|
|||||
|
|||||
-^OHSÜHD^^—
|
|||||
|
|||||
|
#9632;
|
||||
|
|||||
|
|||||
|
|||||
. .-Sv
|
|||||
|
|||||
BUOTHEEK UNIVERSITEIT UTRECHT
lllllllllllllllllllllllllllllilllllillllllllllllilllllllll
|
|||||
|
|||||
2856 600 2
|
|||||
|
|||||
|
||
M. 1.
Leeimarden, den 3 November 1852.
|
||
|
||
De commissie, benoemd door HH. Gedeputeerde Sta-len van Friesland, bij besluit van 6 October 18bl , no. 11, volgaarne voldoende aan een tot haar gerigt mondelijk verzoek, om mede te deelen hetgeen haar omtrent de inenting van bet rundvee is bekend geworden, vooral door eigene proefnemingen en tevens door de resultaten van anderen, heeft de eer daarom-trent in een kort rapport bet navolgende te vermelden.
Van bet jaar 1842 af, bet tijdstip van het ontstaan der longziekte in de provincie Friesland, en later waren sommige der leden dikwerf getuigen van de weef-selveranderingen in de organen, dienstbaar tot adem-baling en bloedbereiding, en werd het meer en raeer bunne innige overtuiging, dat men van de geneeskun-de te vergeefs bulp zoude vragen, wanneer de ziekte eenmaal al hare tijdperken heeft doorloopen. Uverig waren zij met velen er op bedacht, om middelen te kiezen, welke de ziekte konden voorkomen , wijzigen of beteugelen. In de onderscbcidene geschriftcn over de vroeger geheerscht hebbende runderpest, door Ra-mazzini en vooral in Nederland door Petrus Camper en anderen opgesteld, werden vele en gelukkige resultaten vermeid over eene inenting der runderen, ten einde deze zoo zeer gevreesde kwaal te voorkomen of hare uitbreiding te beperken; welke proeven echter door Vinke en anderen naderhand zijn bestreden geworden. Vix wees in zijne belangrijke bijdragen op nieuw op het nut der inenting, en geen wonder dus, dat men zieh de vraag voorstelde: op welke wijze en met welke stof de inenting de meest gunstige resultaten zoude opleveren. Niet lang na den 6 October
y4an de commissie uil hecren (iedeputeerde Staten voor de saken der besmettclijke iöng-ziekte ander de runderen.
|
||
|
||
|
||
( 5 )
1851 werden door bovengemelde commissie, onder andere hulpmiddelen, ten einde de zoo zeer gevreesde longziekte te beteugelen, tevens voorgesteld en aan-genomen twee wijzen van inenting, t. w. een door middel van bloed en een door toediening van melk, afkomstig van longzieke runderen, aan jonge kalve-ren, ten Snde blj deze jonge dieren kunstraatig de ziekte op te wekken, en, zoo doende, met de van de ziekte herstelde kalveren, langzaraerhand den veesta-pel op nieuw aan te vullen ; hetgeen vooral berustte op de waarnemingen van velen, dat de longziekte, slechts bij uitzondering, zieh blj hetzelfde rund herhaalt. Dientengevolge wendde de commissie bovenbe-doeld zieh, bij missive van 23 January 1852, tot de HH. Gedeputeerde Staten, met het verzoek, om toe-stemming te bekomen tot het doen van eenige proef-nemingen op zoodanige stallen, waar de longziekte was uitgebroken, en welke, door hunne ligging nabij de stad Leeimarden, gelegenheid verschalten eenige waarnemingen te doen.
Om afdoende redenen ongetwijfeld, is tot nu toe de toestemming daartoe niet verleend kunnen worden,-redenen waarom de commissie nog niet in Staat is, een geregeld rapport van bare werkzaamheden aan te bieden.
Dit heeft natuurlijk niet verhinderd, dat ieder lid van de commissie op zieh zelven, of in vereeniging met elkander, konde voortgaan, eenige waarnemingen te doen, waar zieh gevallen voordeden van longziekte, hetgeen dan ook heeft plaats gehad in de gemeenten Franeker, Franekeradeel, Menaldumadeel, Leeuwarden, Leeuwarderadeel, Idaarderadeel en vervolgens in het geheele zuid-westelijke gedeelte van de proviueie.
Toen in het voorjaar van 1851 de proeven van den heer L. Willems , Äled. Doctor te Hasselt, in Belgie, eenigzins nader bekend werden, was het ons aller verlangen, eenige nadere inlichtingen daaromtrent te ontvangen, hetgeen plaats vond door de mededeelingen
|
||
|
||
|
||
( 4 )
van den Hoogleeraar P. H. J. Wellenberge, in de le afdeeliug van het Landhuishoudkundig Congres, ge-houden te Leenwarden in Junij 1852, waarbij eenige opmerkingen van ons medelid Dr. J. Ledder, vervat in hat verslag van dat Congres, pag. 188 en volg.
Metongeduld verbeidden wij de gelegenheid, om de proeven van Dr. Willems te kunnen herhalen, maar telkens werden wij te leur gesteld, naardien geen der landbouwers, bij wie de longziekte was uitgebroken, toe-stemraing wilde geven tot het aanwenden der inenting.
In eene der bijeenkomsten van onze commissie boven-genoemd, werd daarom besloten, een verzoek te rig-ten tot HH. Gedeputeerde Staten , ten einde een tien-tal jonge, volkomen gezonde runderen aan te koopen, afkomstig uit stallen of weiden, verwijderd van plaat-sen, waar de longziekte heerschte, en deze te onder-werpen aan de inenting, om hen, na voldoende resultaten daaromtrent, te plaatsen tusschen runderen, door de longziekte aangedaan, en alzoo nader de waar-de der inenting te leeren kennen.
Inmiddels heerschte de longziekte van 29 3Iei 1852 af bij voortduring bij den landbouwer Klaas Doü-wes van der Wal , wonende op 't Hoogterp, nabij Leeimarden, en waren van een 16tal runderen reeds onderscbeidene dientengevolge afgemaakt, hetwelk ook plaats had op den 21 Julij 1852. Reeds onderscbeidene malen had ons medelid , de beer Dr. Ledder de inenting van twee of meerdere runderen voorgesteld, waartoe van der Wal evenwel niet vroeger de toe-stemming gaf dan op den 21 Julij voornoemd. Op twee kalveren, oud 19 en 17 weken, welke bestendig hadden geloopen bij bovenvermelde 16 runderen en bij een naauwgezet onderzoek als volkomen gezond werden beschouwd, werd de inenting aangewend. De stof tot inenting Averd genomen van de koe, op dien dag gedood, door middel van uitdrukking van een klein gedeelte van het ziekelijk weefsel der regter-long, uit het tweede tijdperk der ziekte, en deze stof aan-
|
||
|
||
,-#9632;
|
||
|
||
|
||
( 3 )
gebragt op den staart door middel van twee kleine insnijdingen, op I Ned. duim afstands van elkander, terwijl tevens een gedeelte van de stof werd gebragt onder de huid van den staart aan het ondereinde, alles dus volgens het voorschrift van Dr. Willems.
Dagen, ja zelfs weken verliepen, zonder dat er iets bij deze dieren konde worden waargenomen. Zij bleven gezond, gelijk nog lot op dit oogenblik.
Op den 2 Augustus werd een kalf, dat op den 21 Julij reeds kennelijk ziek was, afgemaakt. De regter-long was belangrijk ontaard. Een gedeelte daarvan werd uitgeperst en dit vocbt gebragt in het ondereinde van den staart van een kalf oud 16 weken, dat bij de anderen graasde. Ten einde tevens eenigzins nader den graad van terugwerking te kennen op eenen aangebraglen prikkel op den staart van zoodanig jong kalf, werd een draad saijet, gedurende 24 nur, geplaatst in eene verzadigde oplossing van braakwijn-steen (Tart. Emeticus), na beboorlijk gedroogd te zijn, getrokken door het ondereinde van den staart van een jong kalf, oud 18 weken, met het bijgevoegd ver-zoek aan van der Wal, elken dag tweemaal den draad door te trekken en tevens te bevochtigen met de oplossing, waarin de draad was geweekt geworden.
Bij beide werden geene de minste sporen van terugwerking gezien; de kalveren bleven en zijn nog gezond.
Op den 20 Augustus werd een kalf afgemaakt wegens longziekte, hetwelk zieh steeds had bevonden bij boven-verraelde; het was grooter en zwaarder van stuk dan de anderen, en daarom, volgens v. d. Wal, ie goed, om geent te worden. 3Iet de stof uit de ziekelijk veranderde regter-long van dit kalf, werd het kalf geent dat vroeger onderworpen was geweest aan de inwerking van braak-wijnsteen. Op den 12en dag was het dier minder vlug, de ademhaling sneller, evenzoo de pols, de eetlust verminderd en hoestte bet nu en dan; op den 24en dag bestond er eene ligte zwelling van den staart, welke
|
||
|
||
|
||
( 6 )
spoedig afnam. Het kail' werd en bleef later volko-men gezond. Over het geheel had de inenting van deze kalveren weinig gevolg, in welk opzigt de uit-komsten overeenstemden met die van Dr. L. Willems, waarover straks nader.
Ons medelid, de hear P. van Staa, Rijks-veearls te Sneek, vond veel spoediger gelegenheid tot het aan-wenden der inenting en heeft zijne hevindingen in het navolgend kort rapport medegedeeld.
Het luidt aldus :
raquo; Bij H. 31. Oudhuis , te Lutkewierum, werden 9 melkkoeijen ingeent, waarvan drie eenige dagen na deze kunstbewerking alle teekenen van longziekte ga-ven en dientengevolge werden afgemaakt. Het lijdt, mijns inziens, geen twijfel, ja ik zoude zulks voor zeker durven beweren, dat deze runderen op het oogenblik der inenting, hoewel schijnbaar gezond schijnende, reeds aan deze ziekte lijdende waren.
Vier weken na de inenting vertoonden zieh bij drie, bijna te gelijk, ziekteverschijnselen aan den staart, ter plaatse, waar de enting had plaats gehad. Bij twee van deze runderen zwol de geheele staart tot boven toe, en viel na eenigen tijd, ter plaatse waar deze gevaccineerd was, af; bij de drie andere runderen werd niets waargenomen en bleven zlj gezond.
Bij W. A. Knossen , te Heeg, werden 8 melkkoeijen ingeent. Ook hier werden twee van deze eenige dagen later ziek en afgemaakt, en ik houde, dat deze even-zeer reeds aan deze ziekte waren lijdende vöör de enting. Vier weken na de enting vertoonde zieh bij vier van deze runderen opzwelliug van den staart. Bij een dezer werd deze zwelling van zulk eene hevig-heid , dat de staart wel drieraaal zijne gewone dikte bekwam; deze decide zieh ook aan geheel het achter-stel mede, als anus, kling en eene zijde van het achterbeen; drekstoHen en urine konden niet dan met veel moeile geloosd worden. Dit rund is dan ook ten gevolge van dien komen le sterven.
|
||
|
||
./
|
||
|
||
|
||
( 7 )
Bij twee andere runderen viel de staart, na eenigen tijd, ter plaatse van de enting af, terwijl bij de twee anderen niets werd waargenomen en zij gezond bleven.
Bij P. D. Piersma , te Hommerts, werden 10 runderen (melkkoeijen) geent. Ook hier kwamen eenige dagen na de enting een paar zieken, die werden af-gemaakt als boven, en ontwaarde men ongeveer vier we-ken later opzwelling van den staart bij twee runderen , hetwelk bij het eene in zulk eene erge mate werd, dat de staart wel driemaal zijne gewone dikte bekwam, de anus genoegzaam geheel werd gesloten en weinig of geene drekstoffen, maar nu en dan met veel moeite bloederige stukken, werden geloosd. De kling deelde ook quot;niet weinig in deze opzwelling. Dit rund is, na eenigen tijd bieraan geleden te hebben, dan ook bezweken; bij het andere rund was deze opzwelling minder hevig, en viel de staart, na eenigen tijd, ter plaatse van de enting af.
Bij J. F. Langedijk , te Oudega, werden 6 hokke-lingen ingeent, bij geen waarvan eenige opzwelling of ziekteverschijnselen werden waargenomen; al deze runderen bleven gezoiid.
De inenting van de drie eerstgenoemde is gescbied in navolging van het verslag van Professor Wellenbergh, Directeur van 's Rijks vee-artsenijschool te Utrecht, ophet Landhuishoudkundig Congreste Leenwarden mede-gedeeld, - door namelijk een stukje van de ziekelijk aan-gedane long ait te persen en met een mesje, gedoopt in dit vocbt, even de opperhuid van den staart, even boven de pluim te doorboren, na alvorens de baren op die plaats te hebben afgeknipt en wel op twee plaatsen boven elkander.
Bij de. hokkelingen van J. F. Langedijk heb ik, na alvorens de onderste punt van den staart een weinig gewreven te hebben, daar ter plaatse eene lang-werpige, even door de opperhuid loopende insnijding ge-maakt, en bij vijf van dezen de stof gebragt uit een uitgeperst ziekelijk stuk long als boven; terwijl bij bei
|
||
|
||
|
||
( 8 )
zesde of andere de stof gebragt werd, die ik bekwam uit de bortsholte van een pas gedood longziek rund, (wei of serum).
De uitkomsten hierboven zijn alzoo in geenen deele gunstig te noemen, waaraan het dan ook is toe te schrijven, dat deze proeven niet bij raeerdere veehou-ders en grooter aantal runderen zijn genomen. De buitengewone wärmte van dezen zomer heeft hiertoe, mijns inziens, zeer veel, zoo niet het grootste ge-deelte bijgedragen. Zoo men deze enting op stal of in het voorjaar of wel in het najaar hadde bewerk-stelligd, zeker zouden de uitkomsten gunstiger zijn geweest, en men meer bijval en aanmoediging hebben gevonden.quot;
Sneek den 29 September J852.
De inentingen, door den beer van Staa gedaan, le-verden, om bijzondere redenen, weinig gunstige resul-taten, en hoogst aangenaam was het ons daarom, na-dere proeven omtrent de inenting te kunnen doen. De aankoop van vier melkkoeijen (cud 4 jaren), af-komstig uit de gemeente Hijum, op last van beeren Gedeputeerde Staten en op bun verzoek door ons ge-ent, opende daartoe eene geschikte gelegenheid.
Na alvorens elk der runderen naauwkeurig onder-zocht te hebben omtrent de ademhaling (meestal 20 in een minuut), de snelheid van den pols (55 a 60 slagen aan den staart) het adetnhalings-geruisch (goed en volkomen) de spljsvertering, bet herkaauwen (55 a 63 slagen achtereen) werden zij op den 12 October 1852, des namiddags 4 nur, ten liuize van den kaste-lein Biebergen, in de Roskam, te Leeuwarden, aan het onderste einde van den staart, na vooraf het. haar af-geknipt te hebben, ingeent met vocht, geperst uit een gedeelte ziek longweefsel (in het tweede tijdperk), af-komstig van een rund van den kastelein J. E. Tülle-neu , wonende op de Bontekoe, onder Jelsum, dat des morgens elf nur, wegens longziekte was afgemaakt.
|
||
|
||
y
|
||
|
||
|
||||
( 9 )
Tot op den 16 October vertoonde zieh geene de minste verandering; de dieren waren gezond en gaven dagelijks met elkander 54 halfmengels melk van goede hoedanigheid. No. 1 en 2 van de koeijen (gemerkt volgens de standplaats) gaven 1 half raengel meerdan no. 3 en 4.
Op den 17 October bleef alles hetzelfde ; de wond-jes, waar de stof was aangebragt, waren geheel geslo-ten, de melk-afscheiding geregeld, des morgens gaven no. 1 en 2 ieder acht halfmengels, no. 5 en 4 ieder 7 halfmengels, des avonds no. 1 en 2 ieder 7 en no. 3 en 4, 6 halfmengels.
Den 18 October. De dieren gewennen meer aanquot; den stal en begeven zieh meer ter rüste. De melk-afscheiding ruimer, no. 1 en 2 ieder 9 h. m. - no. 3 en 4 ieder 8 h. m.
Tot op den 22 October geene verandering, op welken dag no. 2 en 3 vrij sterk begonnen te hoesten, no. 2 vooral op bet oogenblik van melken. De pols lets sneller, ademhaling lets sneller, aderahalings-ge-ruisch bij no. 2 sterker aan de linkerzijde.
Zaturdag 23 October, de melk-afscheiding vermin-derd, 's morgens en 's avonds iedere koe gemiddeld 6'/2 h. m. Zij aten van Vrijdag af hooi van minder goede kwaliteit.
Zondag en JIaandag alles als boven, de hoest van no. 3 eenigzins verminderd. Zoo bleef alles tot heden (1 November) voortduren; aan den staart is nog geene
|
||||
|
||||
veranderin
|
#9632;8
|
waar te nemen.
|
||
|
||||
Hoezeer nu de aangevoerde uitkomsten weinig günstig schijnen te pleiten voor de waarde der inenting en daarvoor allhans geen direct bewijs opleveren, ja, in sommige gevallen zelfs, eene zeer nadeelige zij de hadden door de schadelijke uitwerkselen, die de runderen daarvan ondervonden, is het er echter ver af, dat wij daarom die waarde geheel zouden in twijfel trekken. Integendeel vinden wij reden, met al den
|
||||
|
||||
|
|||
|
( 10 )
ernst, die het belang der zaak vordert, er op aan te dringen, dat deze proeven op ruimere schaal worden herhaald en zulks te meer, omdat het te vreezen Staat, dat de landlieden kwalijk er toe te bewegen zullen zijn, de inenting op hunne stallen te doen in het werk stellen, zoo lang zij niet meer afdoende blijken van bare waarde voor oogen hebben. Te meer vinden wij daartoe reden, lettende op hetgeen bepaaldelijk door de beeren J. M. J. de Saive en L. Willems elders is verrigt, waaromtrent wij het niet overbodig achten het volgende mede te deelen.
De beer J. M. J. de Saive, Med. Doctor en vroeger Hoogleeraar aan de vee-artsenijschool te Luik, thans te Keulen woonachtig, kent zieh zelven de eer toe van de invoering der inenting en betwist aan Dr. Willems de prioriteit der uitvinding, om de runderen, door inenting, te beveiligen tegen de longziekte, hetgeen hij beeft opgeteekend in zijne mededeeling, ge-tileld: Die Inoculation, ein Schütsmittel gegen die Lungenseuche des Rind-viehs. Daarin zegt hij tevens haar, in 1835 en 1836, toen de longziekte in Belgie sterk beersebte, naauwkeurig te hebben leeren kennen, en in 1856 hij vele runderen de inenting te hebben aan-gewend, gedeeltelijk met gelukkigen aitslag, terwijl bij anderen een minder gunstig gevolg werd waarge-nomen. Zijne proefnemingen werden door Z, E. mede-gedeeld in een kort verslag aan Zijne Excellentie den Minister van binnenlandsche zaken, door wien bem in het jaar 1843, den 13 Mei, bij gunstige beschik-king de medewerking van de regering werd toege-zegd. In 1851, den 16 February, zegt hij verder, zieh begeven te hebben naar- Hasselt in Belgie, waar de longziekte destijds sterk heerschte, en toen tevens aan Dr. Willems den raad gegeven te hebben, de inoculatie te beproeven op de runderen van zijnen vader, die door de ziekte sterk en langdurig bezoebt waren. Na eenige körte opmerkingen omtrent den aard en de oorzaak der ziekte vermeld te hebben, tracht hij door daadzaken zijne prioriteit te bewijzen, door de
|
||
|
|||
|
|||
.-
|
|||
|
|||
|
||
( 11 )
inededeeling van 4878 inentingen, door hem gedaan van 1856 af, en zegt, dal niet 6ea rund, waarbij het proces der inenting geregeld is verloopen, later door de ziekle is aangedaan geworden, tervvijl slechts weinigen een gedeeile van den staart verloren en elf slierven ten gevolge der inenting. Het verloop der inenting is meeslal langzaam; doen er zieh van den 9tD en 10en dag reeds duidelijk sporen van tegen-werking op, dan noemt Saive haar eene valsche en-ting , terwijl de verschijnselen, vooral op den stal, zieh langzaam openbaren en dikwerf 50 dagen en meer verloopen, voor zij zieh vertoonen. Bchalve voorzigtige aanwending en eene juiste keus van stof tot inenting, prijst Saive Lovendien aan, om van den 9en dag af, de hoeveelheid voedingstof, aan het rund toegediend, te verminderen , en tevens daarbij het ge-Lruik van middenzouten (b. v. Glauberzout enz.) Zijn geschrift eindigt hij met de woordeh: raquo; de inenting, raquo; aangewend onder de juiste voorzorgen, gunstige voor-raquo; waarden en met de juist gekozene stof, is een ze-raquo; ker behoedmiddcl tegen de longziekte.quot;
In het werk van Dr. Willems : raquo; Verhandeling over raquo; de longziekte van het vee en de middelen om hetzelve raquo; te behoeden enz., vinden wij pag. 7:quot; Het eenige, raquo; ware en krachtige middel, np welks ontdekking raquo; men zieh moet toeleggen, is een voorbehoedings-raquo; middel, hetwelk ik geloof gevonden te hebben. De i) eerste proeven werden gedaan op den 1 February raquo; 1851 en hebben op 108 stuks vee van het hoornras raquo; plaats gehad, welke allen van de ziekte bevrijd zijn )gt; gebleven, terwijl drie schoone ossen het slagtoffer raquo; waren geworden van de eerste proeven.quot;
Behalve de zoo evengezegde voordeelen van de inenting voegt Dr. Willems er bij : raquo; dat de daarmede raquo; behandelde dieren, om, zoo te zeggen, volkomen aan raquo; de nadeelige invloeden der longziekte onttrokken zijn raquo; en gemakkelijker en spoediger vet worden dan die, raquo; welke, niet tegen de longziekte voorbehoed zijnde, raquo; niet door dezelve aangedaan worden.quot;
|
||
|
||
|
||
( 12 )
Na eene korle vermelding van de wijze, waarop de inenling raoet plaats hebben, vermeldt hij p. 14: raquo;Na raquo; een tijdsverloop sedert de inenting van besmettend laquo; vocht, welke gewoonlijk van twaelf tot dertig dagen raquo; is, ziet men verschijnselen der aenzetting zieh aen-raquo; bieden, en bij sommige dieren zijn zij blijven tot raquo; twee en drij maenden voortduren.quot;
Belangrijk zijn dikwerf dan de verschijnselen, welke zieh vertoonen en soms zelfs zoo hevig, dat enkele dieren het slagloffer daarvan zijn geworden ;• waarom Dr. Willems dan ook aanprijst, om voorziglig te zijn in de wijze van aanwending en vooral in de keuze van de stof, waarmede men enten wfl. Uit zijne proefnemingen, vermeld van elf reeksen van waarne-raingen, blijkt levens duidelijk, dat de aanwending der smetstof op andere dieren, zoo als paarden , kalkoe-nen enz. geene uitwerkselen vertoont, zoodat de longziekte eene ziekte schijnt te zijn, geheel eigen aan het rundvee, welke zieh openbaart in het bloed, terwijl in de longen en in de knobbeltjes aan den darm van longzieke dieren, kleine bewegende lig-chaampjes gevonden worden, waarin, volgens hem, de voorname zelel der ziekte begrepen ligt.
Zijne waarnemingen worden besioten met de navol-gende gevolgtrekkingen :
raquo;1deg;. De longziekte is niet besmeltelijk door de inenting van het bloed of andere Stoffen, op zieke dieren genomen en op gezonde overgebragt.
2quot;. Door de doenwijs, door mij gevolgd, zijn hon-derd acht dieren tegen de longziekte bevrijd geworden, terwijl van vijftig anderen, op welken de inenting geene plaats gehad had, er zeventien ziek zijn geworden. Heden is de longziekte gebannen uit onze stallen , die sedert 1836 met deze plaag gestadig besmet waren.
3deg;. De inenting der ziekte, op de hiervoren be-schreven manier gedaen, hetzij dat zi] aanleiding tot
|
||
|
||
y
|
||
|
||
|
||
( 15 )
ziekteverschijnselen gegeven heeft, of niet, is het mid-del, om de dieren van het hoornras legen de longziek-te te behoeden.
4o. Het bloed of het zeeverachtig nat, door persing uit de longen genomen van een dier op den eersten graed der natuerlijke longziekte gekomen, is de beste smetstof, om de inenting te bewerken.
5o. De inbroeding (incubation) der smetstof gebeurt tusschen de tien dagen en eene maend voor aleer zieh door zichtbare verschijnselen te openbaren.
6laquo;. De smetstof, tot de inenting dienende, oefent geene uitwerkselen meer uit op een dier, dat voor-gaendelijk de inenting ondergaen heeft of door de na-tuurlijke longziekte is aengedaen geweest.
7o. Het dier, door de inenting behoed , onderstaet ongehinderd de longziektebarende invloeden, en vet beter en spoediger, dan deze, welke de inenting niet ondergaen hebben en zieh in dezelfde luchtruimte bevinden.
8quot;. De inenting ruoet met voorzichtigheid en zorg bewerkt worden, best op magere dieren, ongeveer tien dagen na de inenting geeft men aan het dier, een zoutaerdig purgeermiddel (purgatif salin).
9raquo;. Door de inenting der longziekte doet men eene nieuwe ziekte ontstaen ; men vestigt uitwendiglijk de krankheid der longen met alle hare bijzondere ken-teekenen.
10raquo;. De smetstof, op longzieke ossen bekomen, heeft lets in zieh, dat eigenaerdig (specifique) is; het is geene gewoone smetstof. Het hoornvee-geslacht alleen gevoelt er de uitwerkselen van hi) de inenting; ter-wijl de dieren van andere geslachten, op welke de inenting op dezelfde manier en met dezelfde stof be-werkt wordt, er hoegenaemd geene toevallen door ge-voelen.quot;
Vermits wij geene redenen kunnen vinden, aan de ' waarheid te wijelen van hetgeen door Dr. Willems
|
||
|
||
|
||
( I* )
of Dr. Saive wordt vermeid, gelooven wij, dat het onze dure pligt is, deze waarnemingen te herhalen, onder inachlneming echter van eenige wijzigingen, welke vooral zullen bestaan in de aanwending der smetstof op een ander deel van het rund, hetwelk ge-makkelijker kan worden uitgezet dan de staart, die rondom omgeven is van eene stevige peesschede. of anders, door het aanwenden der smetstof aan den staart, wanneer hij , na plaats gehad hebbende enting, e6n-maal opgezwollen en daardoor de opvolgende terug-werking welligt minder hevig zal zijn.
Met denwensch, dat de toestemming der Staten de commissie thans in staat zal kunnen stellen, omtrent dit punt eenige juiste waarnemingen te doen, eindi-gen wij deze korte en zeer onvolledige beschouwing over de inenting van het rundvee als voorbehoedmid-del daartegen.
Namens de Commissie, J. LEDDER, President. J. J. BRUINSMA, Secretaris.
|
||
|
||
/
|
||
|
||
|
||||
M 2.
JLeeuwarden , den 17 Junij 18ä3.
|
||||
|
||||
.
|
||||
|
||||
|
IV.
|
|
||
Haar aanleiding van hel rapport der commissie, door beeren Gedeputeerde Staten van Friesland benoerad tot bet opsporen van geneesmiddelen ter herstelling der longziekte op kleine scbaal, ingediend op den 3 November 1852, beeft bovengemelde commissie de eer aan HH. Gedeputeerde Staten toe te zenden bet ver-slag van bet vervolg barer werkzaamheden van November jl. tot en met Junij 1853.
In de eerste plaats moeten alzoo worden vermeld de verdere waarnemingen omtrent de inentingen, ver-rigt bij de runderen, geplaatst ten buize van den kaslelein Bikbergen, in de Roskam, te Leeuwarden.
Uwe commissie acbt bet evenvvel niet ondienstig, vooraf eenige opmerkingen te laten volgen, betrekke-lijk eene door haar gewijzigde manier van inenting, welke enting door Dr. Willems en anderen aan den staart wordt verrigt.
Bij bet vermelden der inentingsproeven op den staart, trof bet bare aandacht, dat, zoo dikwerf belangrijke verscbijnselen van aandoeningen der organen, vervat in de buikbolte, vooral te weeg gebragt door ontsteking, werden waargenomen, inzonderbeid in die gevallen , waar door eene bevige opzwelling van den staart, de geslacbtsdeelen enz., eene verbinderde uitscbeiding van mest en urine was veroorzaakt geworden, een en ander berustende op aandoeningen van bet onderste ge-deelte van bet ruggemerg en de daaruit voortkomen-de zenuwtakken. Eene. bevige ontsteking en opvol-gende zwelling van een zoo belangrijk deel als de staart, te zamengesteld uit eene stevige buid, niet minder kracbtige peesschede, bindweefsel, vereeniging van grootere en kleine wervelen, in wier bolten bet zoo gevoelige ruggemerg is besloten , moest, volgen s
|
||||
|
||||
|
||
( 16 )
haar oordeel, dikwerf aanleiding geven tot de zoo even vermelde verschijnselen, en het verlies van een groo-ter of kleiner deel van den staart, waardoor het rund, behalve de schending, vooral gedurende den zomer aan vele ongemakken kan blootgesteld zijn. Geen deel van het rund biedt, volgens het oordeel van Uwe commis-sie, eene meer geschikte gelegenheid aan tot het doen der inentingen, dan het voorste gedeelte van de borst (de kossem). Eene ruime huidplooi, met vast onder-liggende basis (het borstbeen), veroorlooft daar eene belangrijke uitzetting, welke zieh vrij längs de voor-vlakte van den hals en de buikholte kan voortzetten; terwijl buitendien dit deel eene meer innige #9632; gemeen-schap uitoefent met de organen, dienstbaar tot de adem-haling.
Na overweging hier van, besloot Uwe commissie, de eerste proeven hieromtrent te doen op de bovenver-melde runderen, bij welke zieh door enting op den staart, blijkens rapport van 3 November, en ook later, geene de minste tegenwerking (reactie) had voor-gedaan.
Op Zondag den 4 December 1832, des namiddags 4 nur, werden ingeent:
No.l. aan de linkerzljde van de borst (kossem) met stof, afkorastig uit de long van.een rund, den voorgaanden dag wegens longziekte afgemaakt. Een klein gedeelte van het niet belangrijk ontaarde weefsel werd uitgeperst in een zuiver horologie-glas, en de enting verrigt door middel Van een zuiver en scherp lancet; twee insteekpunten werden ingebragt op vier Ned. duimen afstands van elkander. Op den 9 December vertoonde zieh de eerste opzwelling aan de beide insteekpunten, welke op den 13 was toegenomen tot de grootte van een klein menschenhoofd; de melkafscheiding was eenigzins afgenomen, de ademhaling versneld, pols 70 ä 72 slagen, het dier verlangt veel drinken. 14 December. De opzwelling heeft zieh verder
|
||
|
||
,--
|
||
|
||
|
||
( 17 )
uilgestrekt, zoo wel längs den Jinis, als over hei voortste gedeelte van de borst, vooral längs de linkerzijde; de melkafscheiding 's morgens 5, 's avonds 41/2 halfmengels.
15 December. Het dier ligt ruslig, de opzwel-ling is belangrijk; 's avonds S mir ontstaat eene opening op de plaats der inenting, waaruit een helder geel, kleverig vocht vloeit, dat spoedig ver-dikt tot eene vrij vaste half doorschijnende massa; het vocht vloeit echter langzaam af, 't geen 00k plaats vindt op den 16 December,'s namiddagseön mir, terwijl de hardheid van den tumor rondom de opening langzaam afneemt; het rund ligt rus-• tig, herkaauwt geregeld, heeft ruime mestafschei-ding en is minder dorstig.
17nbsp; December. De hardheid van den tumor iets minder, het rund als gisteren , de quot; melkafscheiding 's avonds vermeerderd van 31/2 tot 4 halfmengels.
18nbsp; dito. Het uitvloeijen van het vocht neemt langzaam af. Van dien tijd tot op den 26 December vermindert de omvang van den tumor tot op de grootte van eene halve mansvuist; op de plaats ter inenting laat een gedeelte van het weef-sel los, dat langzaam wordt afgestooten.
Tot aan den 8 Januarij 18ö5 zet zieh dit gunstig verloop geregeld voort, en is het rund her-steld en volkomen gezond; de melkafscheiding tot de vroegere hoeveelheid terug gebragt.
Op den 10 Januarij 1833 wordt hetzelfde rund bereut aan de regterzijde van de borst, met twee insteekpunten. Twee dagen daarna is deze plaats eenigzins opgezwollen en gevoelig, zonder dat echter verdere terugwerking (reactie) wordt waar-genomen.
No. 2 wordt vooraf nogmaals geent aan den staart, met stof uit de straks vermelde long, echter uit
|
||
|
||
|
||
( 18 )
dat gcdeelte, waar meerdere ontaarding zieh voor-doet. Een en ander onder voorwaarde boven vermeld. Tot op den 28 December werden geene veranderingen aan den staart waargenomen, al-leen op den 13 bevorens vertoonde zieh eenevrij sterke opzwelling van den buik, veroorzaakt door gaz-ophooping, welke, na ruime mestafscheiding, langzaam afnam. Op den 10 Januarij 1833 werd dit rund herent aan de linkerzijde van de borst, met 2 insteekpunten en met stof, afkomstig uit de long van een rund, wegens longziekte afge-maakt, welke stof tevens is gebezigd geworden tot het doen der inentingen, ten huize van A. Bis a da, achter Cambuur, waarover straks nader.
Op den 11 Januarij was het insteekpunt pijn-lijk, vooral bij aanraking, 's daags daarna vertoonde zieh eenige opzwelling, welke tot aan den • 13den langzaam toeneemt, doch drie dagen later af-neemt. Het rund bleef gedurende dien tijd ge-zond, de melkafscheiding geregeld en is later vol-komen gezond gebleven. No. 3 wordt geent aan de beide zljden van den kos-sera met vier insteekpunten met dezelfde stof, als bij no. 1 gebezigd. Op den 10 December vertoonde zieh de eerste opzwelling, welke tot op den 13 toenam tot de grootte van een manshoofd; het rund is zeer gevoelig, heeft overal sterke jeukte en is zeer dorstig; de melkafscheiding, vermindert, de pols snel, 72 ä 73 slagen, even zoo de ademhaling 23 ä 26; de herkaauwing geregeld.
14 Dec. De opzwelling heeft zieh uitgestrekt tot op 1i/j palm van den hoek der onderkaak af, tot over de helft der borstholte , vooral längs de linkerzijde zelfs over de schoft en het achterstel; de dorst sterk; melkafscheiding 3 halfmengels. Niettegenstaande de belangrijke opzwelling, ligt het dier tamelijk goed, de voorbeenen regt uitgestrekt.
|
||
|
||
y
|
||
|
||
|
||
( 19 )
lo December. De tumor zet zieh nog mepr uit, vooral over het linker-schouderblad; de pols is snel, hartslag sterk, het dier beweegt zieh moeijelijker, en gaat niet leggen; de dorst minder hevig, mestontlasting geregeld, bij ausculta-tie geene merkbare veranderingen in het longen-weefsel. Des avonds S nur opent zieh de tumor, die zeer hard is, op een der insteekpunten, vermeid bij no. 1, en welke, bij näder onderzoek, behalve eiwit enz., veel vet hevat.
16 December. Eene ruime hoeveelheid stof vloeit uit den tumor, wiens bitte eenigzins is afgenomen ; de beweging van het linker-voorbeen is lets vrijer, het dier minder stijf, en heeft ge-durende den nacht weder gelegen; de pols 65 slagen, ademhaling minder snel, de dorst ver-minderd , eetlust beter , herkaauwing geregeld , de melkafscheiding van 3 tot 4 halfmengels toe-genomen.
Gedurende de tvvee opvolgende dagen neemt de opzwelling langzaam in omvang af en verbe-tert de toestand van het rund; terwijl de melkafscheiding langzaam vermeerdert en op den 26 tot 5 halfmengels is opgevoerd.
Op den 26 December heeft de opzwelling de grootte van meer dan een menschenhoofd en zakt langzaam iets puntig naar beneden; terwijl zieh rondom het onderste gedeelte van den tumor een rand vormt van een gedeelte, dat later wordt afgestooten.
Op den 29 December heeft de achterrand van dit stuk zieh reeds losgelaten en hangen eenige deelen vrij en los neder.
Twee dagen daarna is dit stuk, ter grootte van ruim l'/a palm middellijns en ter dikte van Vz palm met eene kleine basis, nog aan den tumor verbonden, en laat eindelijk op den 3 January geheel los. Bij het onderzoek daarvan blijkt.
|
||
|
||
|
||
( 20 )
. dat, niel de huid, eene dikke laag veranderd bind-weefsel is afgestooten, hetwelk l)ij uitwendige be-scbouwing veel overeenkomst vertoont met bet in water uitgeweekte ziekelijk weefsel der long, Gedurende bet alnemen van den tumor en bet afstooten van dit stuk, verbctert de toestand van bet rund en neemt de raelkafscheiding toe.
Van den 4 January af wordt de wond aan de borst berhaalde malen gewasscben met zuiver water en azijn; ondcr deze bebandeling neemt de opzwelling langzamerhand af, tot dat deze zicb sluit op bet einde der inaand.
No.4. wordt nogmaals geent aan den staart, met de-zelfde stof als gebezigd bij no. 2, zonder dat zicb ook tbans eenige reactie beeft voorgedaan. Dit rund is niet berent aan de borst, ten einde alzoo niet alle runderen onder dezelfde voor-waarden aan de besmetting Moot te stellen.
Tot op den 26 Januarij bleven de vier vermelde runderen gezond, op welken dag no. 2 is overgeplaatst in den stal van A. Brada, waar de longziekte was beersebende; terwijl de drie anderen zljn overgevoerd bij den landbouwer A. Top-ma ., mede onder Leeuwarden, op den 26 Febr. daaraanvolgende, ten einde, aan de besmetting bloot gesteld zijnde, de waarde der inenting als voorbehoedmiddel tegen de ziekte nader te toetsen.
Mogten deze proeven van inenting, vooral omtrent de drie runderen, bij welke zieh, na inenting op den kossem, voldoende reactie beeft vertoond, met eenen gunstigen uitslag worden bekroond, dan dürft Uwe commissie de hoop koesteren, dat ze op veel ruiniere en afdoende wljze zullen worden voortgezet, te meer nog, daar wij in de gesebriften van 0. de la Fond , raquo; Tratte sur la Maladie de Poilrine du gros betau connue raquo; sous le nom de Peripneumonie contagieuse p. J48quot; en van anderen vinden opgeteckend, dat, ingevalle de longziekte eenmaal is beersebende op een' stal,
|
||
|
||
y
|
||
|
||
|
||
. ( 21 )
of in eene weide, voornamölijk die runderen daardoor worden aangedaan, welke uit andere plaatsen of stallen worden aangevoerd, waar de ziekte niet plaats vond: raquo; II semblerait que ces nouveau venns soient plus impressionnahles ä la cantagion.quot;
Doordrongen van de noodzakelijkheid, om verdere proefnemingen te bewerkstelligen, deden de leden van de commissie herhaalde malen pogingen, om de land-bouwers te bewegen tot bet doen inenten van hunne runderen, met dien uitslag ecbter, dat slecbts weini-gen zieh daartoe bereid verklaarden.
Aangenaam was daarom Uwe commissie de mede-deeling van Uw besluit, vervat in de missives dd. 4 en 24 January 1855, inhoudende: de eerste eene magtiging tot bet doen van inentings-proeven op de runderen van A. Brada, achter Camhuur, onder wiens runderen de longziekte becrscbte, en de tweede eene gunstige beschikking op bet adres van den beer Ca-trimjs Oäcides , landbouwer en veebouder onder Ex-morra, met het verzoek, dat aan hem werde töege-staan, bet middel der inenting onder zijnc vroeger als verdacht van longziekte gemerkte runderen te mögen beproeven, onder medewerking van een' Rijks-veearts der le klasse, alsmede de uitnoodiging, dat Uwe commissie zieh met de verdere leiding en regeling dier inentings-proeven zoude willen belasten.
De ijverige pogingen van den beer C. Oxeides, om te willen medewerken tot het opsporen van middelen ter leniging of vernietiging van eene ziekte, welke de provinciale welvaart bedreigt, openden voor Uwe commissie tevens een nieuw veld van onderzoek, na-melijk de waarde der inenting te beproeven op schijn-baar gezond, en reeds door de ziekte meer of minder hevig aangetaste runderen. Zij voldeed daarom nog te meer bereidvaardig aan Uwe uitnoodiging, in de over-tuiging, dat de vruchten van baren arbeid anders uiterst raiddelmatig zouden zijn, bij gemis aan de volstrekt noodzakelijke gelegenheid tot bet doen van waarne-
|
||
|
||
|
||
( 22 ) .
mingen en proeven, betreffende den aard en de ver-schijnselen der longziekte op e6n of meerdere stallen , waarin zij pas was uitgebroken, en met het be-paalde doel, om , door deze proeven voorgelicht, eenige hulpmiddelen tot het spoedig herkennen der ziekte, en andere ter voorkoming van verdere verspreiding op te sporen. Bij gemis hiervan, bleef en was Uwe commissie tot zoo lang raeer een adviserend ligchaam, als hoedanig zij de eer had, U, bij verschillende gelegenheden, te dienen van consideration en advies, omlrent verschillende tot de longziekte in betrekking staande punten.
Op den 5 Januarij 1853 begaven zieh twee leden van de commissie ten huize van A. Brada, en vonden aldaar vier runderen, waarvan 3 klein van stuk, en vooral no. 1 , welke waren geplaatst op eenen weinig doelmatig ingerigten stal, en werden gevoed, gedeel-telijk met hooi, doch vooral met schulen van aardap-pelen en bladeren van kool enz. De navolgende in-entingen, vermeid in de label hierachter sub no. 1 , 2 en 3, werden door ons verrigt.
No. 1. Eene vierjarige koe, zwartbont haar, verdacht van de ziekte, blijkens nader onderzoek, werd op den 4 Januarij jl. geent met een insteekpunt aan de linkerzijde van de borst, met de stof uit de long van een rund, des morgens wegens longziekte gedood.
Op den 8 Januarij bestaat er eene opzwelling op de plaats der enting, ter grootte van eene halve vuist, welke tot op den 12 zeer langzaam toeneemt, en op den IS den omvang heeft van cen mensebenhoofd. Van af den 14 is de melkafscheiding afgenomen, met I1/2 halfmengel per maal. Het rund eet echter even als vroeger en ligt geregeld. Herkaauwing natuur-lijk, de pols snel, bartslag sterk.
18 Januarij. De opzwelling is meer en meer toe-genomen en heeft eene lengle van 6 Ned. palmen. Zij strekt zieh uit van de helft van den hals af, onder de voorbeenen door, over de voorvlakte van de
|
||
|
||
|
||
( 23 )
borst, en längs het linker voorbeen over bet schouder-blad. Niettegenstaande deze belangrijke, zeer vaste opzwdling, staat en llgt bet dier geregeld.
21 Januarij. De opzwelling neemt de geheele voor-vlakte van het rund in; in bet instekingspunt is eene opening ontstaan, waaruit een helder geel, kleverig vocht vloeit, dat spoedig vast wordt. De melkafschei-ding is uiterst gering. De eetlust verminderd. Het riyid weigert het booi, doch neemt met graagte rog-genbrood.
25nbsp; Januarij. Het rund verkeert in niet gunstigen toestand; in de opzwelling is nog eene tweede opening ontstaan , waaruit veel geelkleurig vocht vloeit, zonder dat de hardbeid van den tumor merkbaar af-neemt. Het dier is nog meer vermagerd en Staat thans moeijelijk, ligt meestal, en kan zieh bijna niet opheffen. De mest, welke in ruime hoeveelheid en dikwerf wordt outlast, is zeer dun en stinkend. Het dier weigert volstrekt het hooi, doch neemt nu en dan een stuk roggenbrood, echter minder graag.
26nbsp; Januarij. De opzwelling strekt zieh nog verder uit, vooral längs de voorvlakte van den buik tot aan den navel. De toestand is dus niet verbeterd.
28nbsp; Januarij. De tumor is langzaam nog grooter geworden. Het dier Staat moeijelijk, de voorbeenen van elkander verwijderd. De mestafscheiding overvloedig en dun. De melkafscheiding heeft geheel opgehouden.
29nbsp; Januarij. De tumor strekt zieh uit tot op eene handbreedte van den hoek der onderkaak. De toestand van het dier ongunslig.
30nbsp; Januarij. De geheele hals, zelfs de bekleedselen van den kop en over de schoft zijn opgezwollen. Het beest staat met uitgestrekten hals en houdt zieh moeijelijk op de beenen. De mestafscheiding zeer dun en overvloedig. Van lijd tot tijd wordt een stukje roggenbrood genuttigd, even zoo eene tamelijke hoeveelheid water.
|
||
|
||
|
|||
•
|
( 24 )
Ten einde eenige ontspanning te bewerkstelligen in clezen steeds zeer harden en grooten tumor, en in de vrees, dat het dier weldra zoude bezwijken, be-proefden wij eene insnljding te bewerkstelligen, ten einde bloed enz. te entlasten, üit eene tamelijk diepe insnijding (het mes drong zeer gemakkelijk door) vloeide veel dun , donker gekleurd bloed, vermengd met eene zeer kleverige vloeistof, gedurende 1/2 nur, zonder merkbaren invloed op het rund. Eenigen tijd daarna gaat bet dier leggen, en is den volgenden morgen gestorven.
Bij de lijkopening gedaan körten tijd na den dood, werd eene zeer geringe hoeveelheid bloed in devaten gevonden. De Organen in de buikholte waren schijn-baar gezond, doch slap van weefsel, vooral de milt en lever. Bij het openen der borstholte ontlast zieh eene tamelijk groote hoeveelheid geel troebel vocht. De longen, donker gekleurd , vertoonen, brj nader on-derzoek, duidelijk sporen van longziekte, zonder dat echter een bepaalde graad van vastheid (hepalisatie) is tot stand gekomen. De tumor heel't op bet midden van het borstheen eene dikte van 3 Ned. palmen en strekt zieh uit van de heft van de tong tot aan de uijers. Het weefsel heeft veel overeenkomst met dat van eene ziekelijke long, doch op vele plaatsen doen zieh uithollingen voor, gevuld met dezelide stof, als welke bij het openen van den tumor gewoonlijk uit-vloeit.
No. 2. Een Sjarige, dragtige, schijnbare gezonde koe werd op den ä Januarij 1833 geent aan de reg-terzijde van de borst, met dezelfde stof als no. 1.
Op den 8 Januarij vormt zieh eene geringe op-zwelling op de plaats der inenting, welke na 2 da-gen weder langzaam afneemt, zonder dat aan het rund eenige verandering is waargenomen geworden.
Ten einde de vraag te beantwoorden, of welligt eene eenvoudige kwetsing aan de borst, door middel van p,en scherp puntig werktuig oorzaak konde zijn van de opvolgendc opzwelling, werden bij
|
||
|
|||
y
|
|||
|
|||
|
||
( 25 )
No. 5. eene zware Bjarige koe, vier insteekpunten aangebragt, aan de beide zijdcn van de borst, met een zuiver en gelieel nieuw lancet van gelijken vorm, als waarmede de inenting der andere runderen had plaats gehad. Na verloop van 13 dagen en later heeft zieh hierop geene de minste terugwerking (reac-tie) voorgedaan. Dit rund was volgens oordeel van Brada te goed , om aan verdere inentings-proeven te worden onderworpen.
Bij no. 4, eene öjarige schijnbaar gezonde koe, volgden wij de inentings-wljze van de la Saive. Aan het uiterste einde van den staart, na vooraf naauw-keurig het haar te hebben afgeknipt en de huid ge-zuiverd, werd met dezelfde stof, als bij no. 1 aange-wend, ingeent.
Ook bij dit rund hebben wij geene de minste ver-andering of terugwerking waargenomen. Een latere enting aan de borst werd niet toegestaan. No. 2, 3 en 4 zljn tot op heden volkomen gezond gebleven.
Hoewel de uitkomst in dit geval geene voldoende resultaten oplevcrde, meent Uwe commissie te moeten opmerken, dat de zwakke bouw van het bereids door de zickle aangetaste rund, alsmede de siechte wijze van voedering daarop waarschijnlijk eenen niet on-belangrijken invloed zullen hebben uitgeoefend. Met gespannen verwachting zag Uwe commissie daarom den uitslag te geraoet der proeven van inenting op de runderen van den beer C. Oneides , te Exmorra, waar, zoo veel mogelijk, voor eene spoedige afzonde-ring van de door ziekte aangetaste runderen gezorgd en, bij zindelijke behandeling, goede wijze van voeding in acht genomen werd.
De eenige, doch hoogst gewigtig ongunstige om-standigheid, welke omtrent dezen stal vermeld moet worden, was, dat de ziekte aldaar reeds gedurende eenen geruimen tijd had geheerscht, en het dus te verwachten was, dat velen van de schijnbaar gezonde bereids door de ziekte zullen aangedaan zijn geweest.
#9632;
|
||
|
||
|
||
( 26 )
Op den eersten Februarij 1853 , begaven zieh dan twee leden van de commissie naar Exmorra, ten huize van den heer C. Oneides , landbouwer, door wien zij op de meest hupsche en vriendscbappelijke wijze, werden ontvangen. Onder geleide van de beeren G. Oneü-des en J. L. Hoegen , Rijks-veearts, gestationeerd te Witmarsum, begaven zij zieh naar den stal en von-den daar 59 meestal zwaar gebouwde runderen, waar-van sommige kennelijk ziek.
Op dien dag werden, onder beider medewerking, geent aan den kossem 10 runderen, en ^n aan den staart, en de heer J. L. Hoegen uitgenoodigd, op den 4 Feb. daaraanvolgende nog 19 runderen te enten. Een achttal, afzonderlijk geplaatst in de schuur, werd, volgens ons verzoek, eerst later geent op den 9 April met zooge-naamde gecultiveerde stof, d. i. die geel kleverige stof, welke zieh ontlast uit de zeer vaste opzwelling, aan den kossem ontstaan na voorafgegane inenting, en wel op het oogenblik, dat de eerste opening daarin is tot stand gekomen.
Met naauwgezetheid en ijver werden, sedert het vol-brengen dier inenting de loestand der runderen, het verloop der inentingen, alsmede de bijzondere waar-nemingen in dezen, door meergemelde beeren gade-geslagen en opgeteekend, waardoor wij in staat ge-steld werden, een meer naauwkeurig verslag op te maken.
Op den 9 Mei jl. begaf Uwe commissie zieh ander-maal naar den heer Oneides , ten einde zieh in het bijzonder omtrent het verloop en den afloop der inenting te overtuigen.
Uit bet nevensgaande rapport, naar aanleiding van bovengemelde aanteekeningen en bevindingen in loco opgemaakt, 't welk tevens bevat de enkele proeven bij den landbouwer Brada, hiervoor genoemd, blijkl, dat bij 21 van de 42 runderen zieh reactie heeft voorgedaan, welke reaclie soms zeer spoedig, ja zelfs den volgenden dag zieh verfoonde. De tumor nam, in
|
||
|
||
|
||
( 27 )
den regel, spoedig in omvang toe, werd meer en meer vast en gespannen, tot dat eindelijk, gemiddeld, bij gezonde runderen op den 14en dag, en bij door ziekte bereids aangedane runderen op den 19en dag, deze zieh opende op de plaats van het insteekpunt. Dit vond plaats bij 5 van de 4 gezond zijnde geente runderen en bij 11 van de 15 in ziekelijken toestand verkeerende runderen, bij welke goede reactie tot stand kwara. Eene vrij belangrijke, beider geele, kleverige veel vet bevattende vloeistof (blijkens nader onderzoek) wordt dan ontlast, uit den tumor, die daar-na langzaam in omvang afneemt, terwijl in andere gevallen een gedeelte van de opzwelling woedt los-gemaakt en later gebeel afgestooten , soms ter grootte van 2 palmen middellijn en vier vingers dikte. In bet laatste geval neemt van dien tijd af de tumor langzaam af, en is het dier meestal hersteld na ver-loop van 30 a 40 dagen.
Bij soramige runderen, vooral bij die, waar meer verschijnselen van longziekte aanwezig waren, nam de tumor eenen boogst belangrijken omvang en eene uit-gestrektheid somtijds van den achtterrand van de on-derkaak af, längs den geheelen hals, over de borst, denvoorwand van den bulk tot in het jaar (Mamma).
Hoewel deze uitzetting sommige runderen boogst lastig was en velen belangrijk trof, bleef bij anderen de eetlust geregeld en scheen het dier niet te lijden.
Wat betreff de melkafscheiding, deze werd, bij gunstigen afloop, niet belangrijk verminderd, blijkens de aanteekeningen van den beer C. Oneides en A. Brada. Bij ongunstigen afloop hield die afscheiding soms gebeel op, eenige dagen voor het afsterven.
Bij de in het gebeel ten huize van A. Brada en C. Oneides geente runderen, maakte Uwe commissie de navolgende aanteekeningen, in tabellarischen vorm uitgedrukt tot een meer gemakkelijk overzigt.
|
||
|
||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||
( 29 ) C. ÜJVEiDES, le Exmorra en A. Brada , landbouwer te Leeuwarden.
|
|||||||||||
|
|||||||||||
Omvang van den
tumor,
toen hij
zieh het grootst
vertoonde.
|
ÄFLOOP.
|
||||||||||
Hersteld. Wanneer.
|
Overleden. Wanneer.
|
A A N M E R K I N G E N.
|
|||||||||
|
|||||||||||
7an de long af over en geheelen kos-iem, de bovenvoor-iteledematcn, längs lenbuikende uijers #9632;n zells over het elieele achterstel.
|
31 Jan. 1851
|
||||||||||
|
|||||||||||
Maart. 1853, ter
[rootle van ruim een
menschenhoofd.
iengedeeltevan den
umor afgestooten.
|
Is steeds ge zondgebleven
Is steeds ge zond geweest
9 Mei geheel genezen. 27 Maart gekalfd na 283 dagen dragtig
|
De tumor was steeds toenemende, verhar-' dende langzamerhand , terwijl de uitzweetinquot;-Iplaats vend ter grootte van cen handpalm met ' donkeren tint.
|
|||||||||
|
|||||||||||
April 2^ palm ing, 2 palm breed, afstootm;; -van Bn klein gedeelte an den tumor.
|
1 April 1853 geheel her-steldvanlong-ziektc en 23 April geheel gezond
|
/ Van den 24 tot den 26 Maart washetdier
glanzeloos en borstelig van hnid. Onder toe-
neming van den tumor kennelijk longziek. Den
1 folgenden dag werd de eetlust lets be ter, ge-
llijk ook de melkafscheiding.
1 Als een bewijs, hoezeer de ziekte in den loop
Ider gedane inenting op de melkafscheiding in-
Ivloed uifoefent, mögen de dagelijksche aantee-
jkeningen van den Heer C. One'ides dienen;
Jdeze toch vermeldt, dat het dier gaf op den
\19 Maart 91 h. m. daags 28 Maart 6 h. m. daags.
|
|||||||||
|
id. id. id. id.
id.
id. id. id.
|
|
|||||||||
|
20 30 31
|
|
|||||||||
71 •T
6
3^
5
6
4
6
|
|
8|
|
id. id. id. id. id. id. id.
|
||||||||
|
|||||||||||
1 April 8i
|
|||||||||||
9^-9'
|
|||||||||||
en vervoIgens9 JenlO Jid.
|
|||||||||||
|
|||||||||||
r^quot;
|
^mmmarn
|
|||||||||
|
||||||||||
( 30 )
|
||||||||||
|
||||||||||
a
a a
B C
o
gt;
|
OMSCHRIJVING VAN HET RUND.
|
Datum, opweike eh plaats, waar de inentisg gesc11ieddf.,
|
DAGTEEKEN1NG
|
|||||||
der eersle
verschijnse-
len van
reactie.
|
waarop de
tumor zieh opende.
|
|||||||||
W
|
Gezond.
|
Kenteekenen
dragende
van ziekte.
|
Dag.
|
Plaats.
|
||||||
|
||||||||||
Eene koe, 3laquo; kalfs, 236 dagen dragtig.
|
4 Febr. 1853
|
Linkerzijde
|
8Febr.l853
|
14Febr.l853
|
||||||
|
||||||||||
Eene koe, 6raquo; kalfs, 244 dagen dragtig.
|
4 Febr.
|
Regterzijde
|
19Febr
|
24 Febr. raquo;
|
f 1 a la ir ai ei
|
|||||
|
||||||||||
I
|
||||||||||
|
||||||||||
Eene koe, 5quot;kalfs, lOdagen melk gevende.
|
4 Febr. raquo;
|
Linkerzijde
|
7Febr
|
Links,endaar-na op den 1 Maart tevens regts.
|
:o
al er 7 bi
t0(
ire
|
|||||
|
||||||||||
Eene vaal bonte, 4laquo; kalfskoe.
|
4 Febr. raquo;
|
Regterzijde
|
Geene reactie,
dochherentop
9 Mei op de
regterzijde,
terwijlhetdier
teekenen
droeg van
longziekte.
|
|||||||
|
||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
( oi )
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
)mvang van den
tumor,
toen hij
zieh het grootst
vertoonde.
|
ÄFLOOP.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hersteld. ' Wanneer.
|
Overleden. Wanneer.
|
AANMERKINGEN.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4 Febr. meerdan en menschenhoofd root. 5 Maart had
eeue afstooting ilaatsvan den tumor er grootte van 1^ ialm,dik5ä6duim
|
9Meihersteld, Het dicr kalt de den 12 Maart.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maart ter grootte an meer dan een land. 3 Maart be-in van afstooting aneengedeeltevan en tumor.
|
23Aprill853
|
Nadat op den 23 Maart de tumor begon at I te nemen, begon de wond een meer zniver iaanzien te verkrijgen en verbeterde de toe-f stand van dag tot dag.
De melkatscheiding was tamelijk, doch ook I vroeger nimmer uitstekend, zoodat te dien aanzien geene aanmei'kingen te maken zijn. Het .rand kalfde op den 13 Maart.
f Staande de werking der inoculatie was de koe vrij wel, de dagelijksche melkopbrcngst was als volgt : 12 Febr. 39^ halfmeng. 20 Febr. 44| halfmeng.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
0 Febr. p. m. 1| lalm. 25 Febr. als enmenschenhoofd 7 Febr. een stak bindweefsel afge-tooten, 4 vingers ireed.
|
|
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
16Mrt.]853
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
\
|
Bij het afnemen van den tumor was de et-terontlasting steeds goed. Uit de opening werd op den 27 Febr. een ontaard celweefsei outlast , ter lengte vaa 3 ä 4 en ter dikte van 1 vinger.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wegens longziekte, gedood op den 13 Mei.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||
( 32 )
|
||||||||||
|
||||||||||
s s
o a
ba
|
OMSCHRIJVING VAN HET RUND.
|
Datum, op welke en plaats,
WAAR DE IHEmlNG GESCHIEDDE.
|
DAGTEEKENING
|
|||||||
der eerste
verschijnse-
len van
reactie.
|
waarop de
tumor zieh opende
|
|||||||||
Gezond.
|
Kenteekenen
dragende
van ziekte.
|
Dag.
|
Plaats.
|
|||||||
|
||||||||||
10
|
Eene koe,
8deg; kalfs, dragtig
238 daRen.
|
4 Febr. 1853
|
Linkcrzijdc
|
5 Febr. 1853,
(gering) her ent 9 April , weder zonder reactie.
Geene ver-schijnselen van reactie.
|
||||||
11
|
Eene koc,
6e kalfs, dragtig
196 dagen.
|
Regterzijde
|
||||||||
|
||||||||||
12
|
Eene 4 jarige vare raelkc koe.
|
Linkcrzijdc
|
8 Febr. 1853
|
18Febr.l85;
|
||||||
|
||||||||||
IS
jo
'IS
li
|
||||||||||
|
||||||||||
13
|
Eene zwart-
bonte, 3 jr. vaie
melke koe.
|
Regterzijde, inct2msteek-punten
|
Geene reactie, herent 9 April met gcculti-veerde stof, waarnareactie op 12 April.
|
19 April raquo;
|
||||||
|
||||||||||
14
|
Zwarte 2e kalfs- 1 koc, 203 dagen dragtig.
|
j Zonder reac-
. . , .tie, herent op Aanaenstaart!n . .,. #9632;. * [9 April ter linkcrzijdc , op den 25 April werking.
|
||||||||
|
||||||||||
15
|
Zwartb. 210
dagen dragtige
koc.
|
Regterzijde
|
Zonder reac-l tie, welke ook niet kwam na hcrenting op 7 April.
|
|||||||
|
||||||||||
|
||||||
( 33 )
|
||||||
|
||||||
Omvang van den
tumor,
tpen hij
zieh het grootst
Terloonde.
|
AFLOOP.
|
|||||
Hersteld. Wanneer.
|
Overleden. Wanneer.
|
AANMERKINGEN.
|
||||
|
||||||
5 Febr. ter grootte; van eene noot, later' geene meerdere re-actie.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;#9632; i
|
Op den 9 April werd dit rund herent, zon-
I der dat er reactie plaats had, toen op den 3
April, de stellige verschijnselen van longziekte
I waren waargenomeu. Wegens longziekte afge-
. inaala op 17 April.
I Dit dier Meet en was gezond op den 9 Mei, inadat het den 6 bevorens herent was, zonder ' reactie. I
Buiten de groote opening vertoonden zieh
nog 6 anderen, die eiwit- en etferachtige stof-
i fen ontlastten. De tumor, steeds afnemende, was
lop den 30 Maart verdwenen, uitgezonderd
jeenige verhardingen, welke nog eenigen tijd
fzigtbaar bleven. Niettegenstaande den buiten-
'gewonen omvang des tumors had het beest
\schijnbaar niels geleden en was steeds goed
jetende. De melkafscheiding, die met het begin
| der werking 12 halfmengels was, is slechts 2
' dagen op mini 9 geweest en vervolgens tot
112 halltnengels geklommen, hoewel de voeding
iets minder was geworden door onthouding van
bij-voeder.
|
|||||
26 Febr. raim 6ä7j
palm van de onder- ]
kaak af, tusschen ,30 Mrt. 1853
de voorbeenen enj
verder.
|
||||||
|
||||||
Zeer uitgestrekt en steeds toenemende, van deonderkaak af längs den hals, de
voorbeenen, den bnik tot in de uijers.
|
1 Mei
|
1853 ! Hoewel de exsudatie goed was bleef het dier [steeds bedenkelijk.
|
||||
|
||||||
Ter grootte van eene g Mei 8 vuist.
|
* Dit dier, dagelijks 10 halfmengels melk gebende ; is nog aanwezig.
|
|||||
|
||||||
i De longziekte nam steeds toe, zoodat het J rund den 23 April wegens longziekte werd al-f gemaakt, voor het had gekalfd. |nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;2*
|
||||||
|
||||||
|
|||||||||||
( 34 )
|
|||||||||||
|
|||||||||||
S B
a a
a
o
gt;
|
OMSCBRUVING VAN HET RUND.
|
Datum, opweike en piüis, waar de inehtin6 gescdiedde.
|
DAGTEEKENING
|
||||||||
der eerste
versehijnse-
len van
reactie.
|
waarop de
tumor zieh opende.
|
||||||||||
fco
|
Gezond.
|
Kenteekenen
dragende
van ziekte.
|
|||||||||
Dag/
|
Plaats.
|
||||||||||
|
|||||||||||
16
|
Zwartb. 4e kalfs
koe, 242 dagcii
dragtig.
|
4 Febr. 1853
|
Links aan den kossem
|
7Febr.l853
|
16Febr.l853
|
||||||
|
|||||||||||
17
|
Zwartb. 6e kalfs
113 dagen drag
tige koe.
|
Regterzijde
|
13Febr. raquo;
|
16
|
|||||||
|
|||||||||||
18
|
2jarige slier.
|
Regterzijde
|
Geene reactie.
|
||||||||
|
|||||||||||
2e kalfs, zwartb.
208 dagen drag-
tige koe.
|
Lihkerzijde
|
3 Febr. 1853 ter groote van
|
11 Febr. raquo;
|
||||||||
|
|||||||||||
20
|
Licht zwartb. 3e kalfskoe, 128 dagen dragtig.
|
Regterzijde
|
Geene . ook nietnadeher-enting op den 9 April.
7 Febr. weinig , later 9 April herent, zonder reactie
|
||||||||
21
|
2laquo; kalfs, 203
dagen dragtige
zwartb. koe.
|
Linkerzijde
|
|||||||||
|
|||||||||||
22
|
2lt; kalfs, 193
dagen dragtige
zwartb. koe.
|
Reglerzijde
|
7 Febr. zeer gering.
|
Niet.
|
|||||||
|
|||||||||||
|
||||||
I
|
( 35 )
|
|||||
|
||||||
Omvang van den
tumor,
toen hij
zieh het grootst
vertoonde.
|
AFLOOP.
|
|||||
Hersteld. Wanneer.
|
Overleden. Wanneer.
|
AANMERKINGEN.
|
||||
|
||||||
24 Febr., ter grootte van meer dan 2 tnen-chenhoofden.
|
12 Maait
|
Op den 26 Febr. scheen de tumor geneigd een stuk at te stooten; hij werd kleiner, ter-iwijl de huid losliet; de toestand werd allengs ) gunstiger en lict hot dier toe na eene dragt van .277 dagen te kalven. Van de werking is Islechls eene geringe verdikking der huid over-(geblevcn, terwijl de uielkafscheiding steeds ge-regeld was. Het dier kalfde den 10 Maart.
Van dag tot dag werd bet beest minder, de pols flaauw en rad, steeds mcer opzwellende en lusleloozer. Bij de lijkopening bleek, dat de longcn nagenoeg geheel zuiver waren, hoe-wel op den 21 Febr. voldoende kenteekenen zieh voordeden van longziekte.
Is nog gezond.
|
||||
Van de ondei'kaak afl tot over de uijers.
|
13 Maart
|
|||||
|
||||||
15 Febr., lang 65 palm, breed 4 palm, dik 30 duim, neemt eindelijk toe van de onderkaak a( tot over de uijers en verder.
|
Niettegenstaande den grooten omvang van den tumor, schijiit het dier nict veel te bebben geleden.
|
|||||
|
||||||
Dit dier was longziek geworden 6 dagen be-vorens. Is ten gevolge van dien afgemaakt op 113 April.
|
||||||
|
||||||
I 14 April was het dier kennelijk longziek. 'Sedert 7 April niet meer gemolken. 17 April afgemaakt..
|
||||||
|
||||||
Op den 10 Febr.i als eene nootj werd herent op 9 April, doch zonder reactie.
|
f Nadat het rund sedert 3 dagen duidelijk j longziek was geweest, afgemaakt op 17 April,
|
|||||
|
||||||
|
|||||||||||||
( 56 )
|
|||||||||||||
|
|||||||||||||
S S
3 S
|
OMSCHRIJVING VAN HET RUND,
|
Daum, opweike en plaats, waar de inertihg gescuiedde.
|
DAGTEEKENING
|
||||||||||
der errste
veischijnse-
lea van
reactie.
|
waarop de
tumor zieh opende.
|
||||||||||||
|
Gezond.
|
Kenteekenen
dragcnde
van ziekte.
|
|||||||||||
W
|
Da
|
Plaats.
|
|||||||||||
|
|||||||||||||
23
24
25 26 27
28 29
30
31 32 33
|
Zwartbonte, 5quot;
kails, 243dagen dragtige koe.
|
1 Febr. 1853
|
Linkerzijde
|
Zonder reactie, herent 9 April met rt' actie, 8 dagen later.
4Febr.gering, herent 9 April metopvolgen-de reactie.
Zonder reactie , eventnin bij dc heren-tingop9April.
Idem als bo-vennbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;i
|
23 April 1853
|
||||||||
Zwarte Ijarige koe.
|
Linkerzijde
|
23 Febr. raquo;
|
|||||||||||
Zwartb. Ijarige toe.
|
Zwartb. idem.
|
1 raquo;
|
Regterzijde
|
||||||||||
1 raquo; raquo;
|
14 Febr. raquo;
|
||||||||||||
Zwartb. Ijarige koe.
|
Linkerzijde
Regterzijde Linkerzijde
Regterzijde
Linkerzijde Regterzijde Linkerzijde
|
7 Febr.
|
|||||||||||
Zwartb. idem. Zwartb. hokkel.
}
Ills.
I
Uts. Ijarige stier.
|
4nbsp; nbsp; nbsp;raquo;nbsp; nbsp; nbsp; raquo;
4nbsp; nbsp; nbsp; 5)nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; raquo;
4nbsp; nbsp; raquo;nbsp; nbsp; nbsp; raquo;
4nbsp; nbsp; raquo;nbsp; nbsp; nbsp; raquo;
4nbsp; nbsp; raquo;nbsp; nbsp; nbsp; p
|
Zonder reae tie , ook niet bij de hcren tingop9ApriI.
5 Febr. 1853
Ecrst zonder, later 9 April bij de heren-ting met reactie.
|
18 Febr. raquo;
|
||||||||||
21 April raquo;
|
|||||||||||||
Zonder. Zonder. Zonder.
|
|||||||||||||
Ijarige slier.
|
|||||||||||||
|
|||||||||||||
|
||||||||
( 37 }
|
||||||||
|
||||||||
Omvang Van den
tumor,
toen hij
zieh het grootst
vertoonde.
|
AFLOOP.
|
|||||||
Hersteld. Wanneer.
|
Overleden. Wanneer.
|
AANMERKINGEN.
|
||||||
|
||||||||
F3
|
iOver de geheele i borst en hals.
|
i Op den 23 April toen zieh de exsudatie ver-Itoonde, die 2 dagen later gering was, was de jloestand vrij goed , doeh op 9 Mei bedenke-lijk; is 12 Mei gestorven.
|
||||||
|
||||||||
Niet opgegeven.
|
Leeft nog, nog in werking op 9 Mei 1853.
|
|||||||
|
||||||||
Is gezond gebleven.
|
||||||||
|
||||||||
N
|
In het begin van Mei wegens longziekte fgedood.
|
|||||||
|
||||||||
15 Febr., ruim een iinderlioofd. Een klein gedeelte werd afgestooten.
|
Later ten gevolge van longziekte gedood.
|
|||||||
|
||||||||
Hersteld.
|
||||||||
|
||||||||
Vrij belangrijk.
|
28 Maart
|
Gestorven den 21en dag na de reactie.
|
||||||
|
||||||||
3 Mei
|
{
z
|
Tot op den 25 April bevond zieh het dier redelijk wel, doeh moest later wegens long-;iekte worden afgemaakt.
|
||||||
J
|
||||||||
|
||||||||
niet herent, wegens longziekte op den 6 April afgemaakt.
Is niet herent, en hersteld.
Niet herent, op 9 Mei schijnbaar gezond. Is hersteld.
|
||||||||
|
||||||||
|
||||||||
|
||||||||
|
|||||||||||||
( 58 )
|
|||||||||||||
|
|||||||||||||
B B
a a
bs
gt;
|
OMSCHRIJVING VAN HEX RUND.
|
Datum, op welke en plüts, waml oe isentink geschiedde.
|
DAGTEEKEN1NG
|
||||||||||
der eerste
verschijnse-
len van
reactie.
|
waarop de
tumor zieh opende.
|
||||||||||||
w
|
Gezond.
|
Kenteekenen
dragende
ran ziekte.
|
Dag.
|
Plaats
|
|||||||||
|
|||||||||||||
34
|
Zwartb. lalf 10 dagen ond
|
4Febr.l853
|
Äandenstaart
|
Zonder reactie , doch is herent op 9 April met gecultiveerde stol.
Zonder reactie, gelijk ook bij de heren-ting 9 April met primitie-ve stof.
|
|||||||||
35
|
Zwartb. 1deg; kalfs-koe.
|
21
|
Biet geculti-veerde stof
|
||||||||||
|
|||||||||||||
36
|
Zwartb. le kalfs-koe.
|
21 raquo;
|
Idem, op de regterzijde
|
24 Febr.
23 Febr. met geringe reactie, later herent met pri-mitieve stof, zonder reactie
|
Op den 6 Maart begon weder de op-zwelling.
|
||||||||
371
|
Witbonte koe.
|
21
|
Idem, op de linkci'zijde
|
||||||||||
lea
\amp;
|
|||||||||||||
|
|||||||||||||
38'
|
Zwartb. dragtige koe.
|
21 raquo; met
gecultiveerde
stof
|
25 Febr.
|
5 Maart
|
|||||||||
|
|||||||||||||
39
|
Zwartbonte koe. 21 raquo; als
|
Linkerzijde
|
23nbsp; Febr.
Zonder reac tie, ook bij de herenting op 9 April.
24nbsp; Febr.
Zonder reactie.
|
2 Maart
|
|||||||||
'
|
boven
|
||||||||||||
40
|
Idem.
Idem.
Zwartbonte, 4e kalfskoe.
|
21 raquo; als
boven 21 raquo; als
boven
9 April
|
|||||||||||
41
|
|||||||||||||
42
|
|||||||||||||
|
|||||||||||||
43
tot 49
|
Zeven kalveren van verschillen-den ouderdom 10 — 30 dagen oud.
|
||||||||||||
|
|||||||||||||
|
|||||||||||||
|
|||||||||||||
|
|||||||||||||
|
|||||||||||||
|
|||||
( 39 )
|
|||||
|
|||||
Omvang van den
tumor,
toen hij
zieh het grootst
vertoonde.
|
AFLOOP.
|
||||
Hersteld. Wanneer.
|
AANMERKINGEN.
|
||||
Overleden. Wanneer,
|
|||||
|
|||||
12 April
|
!
Sedert 3 April bespeurde men geringe tee-kenen van longiiekle. In de longen was geene uitstorting, op eene plaats de long Äeer ont-stoken.
|
||||
|
|||||
Ward later longziek en is deswege afgemaakt Jop 17 April.
|
|||||
|
|||||
Op 9 Maart gelalfd na 287 dagen dragt. 'Drocg op den 9 Mei geringe sporen van op-1 zwelling, voor 't overige gezond.
|
|||||
|
|||||
!
Op 28 April gedood ten gevolge van long-ziekte.
|
|||||
|
|||||
Vnj belangrijk.
|
30 Maart
|
Op den 25 Maart had een stuk los gelaten, l de toestand werd ongunstig en verergerde meer, |en meer tot het beest stierf, niettegenstaande \de afstooting, die in de overige gevallen, vol-Igens den beer Oneides, steeds goede resaltaten [ deed verwachten.
|
|||
|
|||||
Idem.
|
27 Maart
|
||||
|
|||||
Was op 9 Mei nog gezond.
Als boven.
!
Dit dier was reeds van 31 Januarij af nog eenigzins longziek. Later hersteld zijnde, herhaal-de zieh de longziekte en werd het rund afgemaakt op 13 April.
)
Deze werden geent met geeultiveerde stof, opgevangen in een draad katoen en deze gebragt in den kossem. Bij allen eenige re-#9632;\actie (gemiddeld van 4 duim) welke lang-izaam afnam. Den 9 Mei 1853 allen nog ge-[zond.
|
|||||
|
|||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
( 40 )
RECÄPITÜLATIE,
getrokken uit bovenstaanden Staat der in behandeling geweest zijnde runderen van den beer C. Ojveides , landbouwer te Exmorra, - van no. 4 — 42.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3
|
|
Hersteld.
|
Gestorven.
|
Later gedood
wegens
longziekte.
|
No. 14 was eerst geent op den staart, zonder reactie.
Bij no. 10 was de eerste maal de reactie zoo gering, dat ze bijna niet is te noemen, de tweede maal niets.
No. 17. Bij dit dier deden zieh kenteekenen voor van longziekte.
No. 13. Gestorven op den 20en dag na de reactie.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
4,5,6,7,8,12, 14, llenlö
18
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
17, 19 13
23
29 34
38, 39
|
10, 9,
15
20, 21, 22
26
30, 31
27 35, 37, 42
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
24, 25
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3(
|
29, 30{*) 36 27
38, 39. 41
|
31
32, 33, 34,
28_ 2 m.
35, 37,40,42 2 m.
|
32, 33, 36
28
40, 41'
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3'
|
No. 34. Gestorven aan longziekte.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3^
3i
4( 4] 42
|
21
|
18
|
18
|
13
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van de 21 runderen, bij weite zieh reactie heeft vertoond, zijn hersteld 11 , gestorven 7 en 3 later wegens longziekte gedood.
Bij 18, bij welke geene reactie volgde, werden wegens longziekte afgemaakt 11, terwijl 6 bij voortduring in gezonden Staat bleven verkeeren.
Hoezeer dit gctal te gering is, otn hierop eenige uitkomst te bouwen , pleit het.bovenbe-doelde resultaat evenwel ten gunste van de inenting.
(*) Reactie bij de 2e enting.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tolt; 49
|
s
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||
( 41 )
Hoewel ook Jeze proeven een nict zoo gewenscbt resultaat hebben opgelcvcrd, als Uwe commissie zieh gevleid had te zullen ondervinden, zoo is, haars oordeels, de uitslag niet als ongunstig te noemen, vooral met het oog op de orastandigheid, dat van de 42 runderen , bij welke de- inenting is aangewend geworden , blj 50, kennelijkc vcrschijnselen van longziekle zijn waargenomen geworden op den dag, waarop de inenting plaats vond. Van de overige 12 in schijnhaar gezonden toesland ingcente runderen is slechts öen (no. 15) gestorven aan de gevolgen van de belangrtjke opzwelling. Daarentegen zijn vier, (no. 2, 8,12 en 16) volkomen hersteld, na het geregeld vcrloop van slerke reactie. Twee andere, bij welke zieh geene reactie had voorgedaan (no. 9 en 54), zijn later wegens longzickte afgeraaakt. Van de 42 runderen herstelden alzoo in het geheel 20, terwijl 9 zijn gestorven en 15 wegens longziekte afgemaakt. Het totaal verlies hedroeg op twee stallen, waarvan ruim 8/4 der runderen (win) aan de ziektc waren lijdende, alzoo ruim de helft, hetwelk niet belangrijk is te noemen , als men let op do uit-komsten, waargenomen op groote stallen, in geval zieh de longziekte daar voordoet.
Uit eene stalistieke opgave omtrent de longziekte van haar ontstaan (1842) in de prowincie Friesland tot op 1 Januarij 1835, opgemaakt door het medelid Uwer commissie Dr. J. Ledder , wier uitkomst hiernevens is gevoegd als hijlage, blijkt dat, ingeval de ziekte zieh voordoet op groote stallen, in den regel, blj nog gunstig verloop, 2/5 der daar aanwezige runderen val-len; terwijl dit getal, bij ongunstig verloop, wordt gebragt tot 3/5 van het geheel.
Uwe commissie is dan van oordeel, dat het de pligt is van alle deskundigen, de proeven omtrent de inenting met alien ijver en naauwgezetheid voort te zelten , ten einde uit een hehoorlijk getal waarnemingen
|
||||
|
||||
te kunncn besluiten omtrent de waarde der inentin
|
Bquot;
|
|
||
|
||||
Bij de geringe belangstelling der landbouwers in
|
||||
|
||||
|
|||
( 42 )
1nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; Friesland oratrent duze proeven (welligt veroorzaakt
^nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; door liet hoogc bedrag der le restitueren som, ingeval
Jnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; de runderen wegens longziekte worden afgemaakt,)
zoade eene aanmoediging van liet provinciaal bestuur,
op eenc volgens dc wet mogolijke wijzc, welligt in
dozen eenige vruchten knnnen loveren, waartoe Uwe
3nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; commissie vermeent U met allen ernst te mögen op-
wekken.
Zij meent daartoe te meer grond te vinden in den günstigen toestand, waarin zieh heden nog bevinden de runderen , vroeger ten liuize van Bikbergen geent
3nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; (hlijkcns vroeger rapport) , waarvan 5 van den 26 Fe-
bruary jl. at' zijn geplaatst geweest onmiddelijk naast de runderen van A. Topma , landbouwer onder Leeu-warden, bij wien de longziekte schier voorbeeldeloos be-vig beel't gewoed, zoodat al zijne runderen, 60 in
*nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; getal, door de ziekte zijn aangetast geworden. Hier-
van viel liet niet onbelangrijk getal van 54 , terwijl 12 herstelden na bet alzetten van bet kalf, waaron-der de dieren veel en langdurig badden te lijden; een
3'nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; en ander vermeld in bet rapport door ons toegezonden
aan Uwe vergadering, dd. 6 3Iaart 1853, en later in-gewonnen berigten.
Hot vierde rund, geplaatst ten huize van A. Brada, acbter Camhuur, alwaar 2 van de 4 beesten, wegens
31nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; longziekte, zijn afgemaakt, is steeds gezond gebleven.
Dat de toestand van de gezegde runderen bij voort-during gunstig genoemd mag worden, kan nergens beter uit blijken dan uit bet vcrzoek van bovengemel-
3inbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; den A. Topma , om voornoemde runderen van de pro-
vincie te mögen overnemen op tauxatie.
4(nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; Met den wensch, dat Uwe medewerking een ge-
wenschten uitslag zal tot stand brengen, ten aanzien
|
|||
|
|||
4
|
eener ruiniere toepassing der inenting, vooral bij Jong
|
||
vee, en dat Uwe commissie, hij daartoe geschikte selecrenbeid , tevens in Staat zal j^esteld worden , ook 'nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; in andere opziglen zoodanige proeven te doen, als
waartoe bereids geruimen tijd het voornemen in ge-
43 tol 4£
|
|||
|
|||
|
||
( 43 )
dachten l)ij haar levendig was, gelijk zij de eer had, bij schrijven van den 2ö Januarij 1852, aanüte kennen te geven, sluit zij haar tort verslag, zieh aan-bevelende in de raedewerking van het provinciaal be-stuur van Friesland.
Namens de Commissie , J. LEDDER , President. .1. J. BRUINSMA , Secretaris.
|
||
|
||
|
|||
M 3.
|
|||
|
|||
f amp; t\amp;ljj\.\jr van gedaneinoculatien legen de hesmeltelijke longziekte des runds, op den van die ziekfe verdachten rund-veesfapel van den heer C. One'ides, te Exraorra, door den Rijks-veearts
J. L. HOEGEN.
|
|||
|
|||
3i
31
4( 4;
|
Dewijl het ontegenzeggelijk vvaar is, dat liet beter is, eene ziekte te voorkomen, clan dezelve bij eventu-oel bestaan le gcnezen, en men dienovereenkomstig zijne beste pogingen moet aanwenden, ten einde deze waarheid te venvezenlijken, zoo is zulks daar van het grootste belang, waar bet eene heerschende ziekte geldt, en dus voornamelijk ten opzigte der besmette-lijke longziekte des runds. Groot toch waren en zijn de oilers, welke deze venvoestende ziekte eiscbtte en nog dagelijks eiscbt, te treuriger, daar men bij ondervinding zijn eigen onvermogen kendc, cm deze ' ziekte of te voorkomen öf te genezen. De geheele schat van geneesmiddelen baatte bier niet, terwijl de vroeger genomene inentingsproeven een ongunstig re-sultaat hadden opgeleverd. Eene blijde mare was bet derhalve, toen men bet berigt ontving, dat Dr. Willems eene nieuwe wijze van inoculeren had uitgevon-den, en wel eene zoodanige, welke gunstig effectu-eerde. leder, die het met den Nederlandschen vee-stapel wel meent, zag dus reikhalzend naar den nitslag der genomene procven uit, terwijl vast elk veearts in de gelegenheid wenschte te zijn, om zelf deze belang-rijke zaak door eigene proeven te onderzoeken. Dewijl hier in Friesland een reglement in werking was en is, tot voorkoming der besmettelijke longziekte, steu-nende voornamelijk op de vernietiging van smetstof.
|
||
|
|||
43 toi
|
|||
|
|||
|
||
( 45 )
zoo was het werk der enting hier eene verLodene zaak en kon dus niet worden bewerkstelligd, zonder be-paalde toestemming van HH. Gedeputeerde Staten van dit gewest. Overigens was de enting op geheel ge-zond vee nog niet aan te raden en schoot ons dus niets over,- dan eene proef op schijnbaar gezond rund-vee van eenen veestapel, waaronder de longziekte heerschtte. De beer C. Oiveides, te Eocmorra, onder wiens rundvee, in September 1852, deze ziek uitbrak, toonde zicb al spoedig bereid, om op zijnen rundvee-stapel de inoculatle tc beproeven. In de maand January verzocht genoemde beer aan HH. Gedeputeerde Slalen de toestemming voor deze inentingsproeven, welke ons reeds, bij resolutie van dat collegie, van den 24 January 1853, no. 8, goedgunstiglijk werd toegestaan, onder bepaling evenwel, van ons te gedra-gen naar de beveleu van eene in deze provincie be-staande coramissie, tot opsporing van de raiddelen tot genezing der longziekte onder het rundvee. Onmid-delijk vroegen wij derhalve daarop inlichlingen van den beer Dr. J. Ledder, als president van gezegde commissie, waarop genoemde beer, vergezeld van zijii medclid Dr. Gescheb, op den 1 February bij den beer C. Oneides verscheen, ten einde tot de enting over te gaan. Op dien dag werden dan ook 11 runderen ge-inoculeerd. De commissie echter adviseerde, om de enting niet, zoo als Dr. Willems voorschrijft, op het einde van den staart te doen, maar wel op den kos-sem; het effect moest natuurlijk hetzelfde zijn, en hierdoor voorkwam men bei gevaar, om de staarten te verliezen. Dienovereenkomstig werd dan vervolgens deze veestapel geent, except eene koe en een zuip-kalf, welke, bij de eerste enting, op den slaart werden geinoculeerd. Deze inoculatie was dus eene, hoe-wel naar het voorschrift van Dr. Willems ingerigte, echter eenigzins gewijzigde, operatic. Het zij mij ver-gund, bier vooraf eenige opheldering te geven om-trent dezen veestapel, ten einde alles, zoo veel moge-lijk , in het licht te stellen.
|
||
|
||
|
||
I
|
||
|
||
Inbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; ( 46 )
Jnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; Zoo als ik zeide, brak de longziekte in September
tnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;18o2 onder dezen veestapel uit. Den 27en dier maand
werd de eerste koe gedood, krachtens het bestaande reglement. Na ongeveer 8 weken werd de tvveede koe ziek en afgemaakt. In December werden twee en in Jamiarij 1855 zes dezer dieren dientengevolge ge-
^nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; dood. Van het eerste oogenblik af aan, had hiereene
strenge afzondering plaats gehad, wordende de dieren, bij de allerminste teekenen van ongesteldheid, onraid-delijk alleen geplaatst; terwijl vCrder na mijne ge-maakte diagnosis dezelve werden gedood. Na dus 10 runderen aan de gevolgen der longziekte verloren te
3nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;hebben, werd hier geinoculeerd. De veestapel bestond
op den 1 Febr. uit 28 melke-, kalve-en vare-koeijen, 1 twenterbul, 8 hokkelingen en 2 enterstieren, bene-vens een kalf van 10 dagen ouderdom. Twee van
3.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;deze koeijen stonden in eenen stal afzondeiiijk, dewijl
de eene na eenen ligten aanval der ziekte was her-steld, en de andere op den 31 Januarij was afgezon-derd, als de eerste teekenen der ziekte vertoonende; dit dier toonde zieh den 1 Februarij reeds lets beter.
*nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; Dezelve werden echter streng afgezonderd gehouden. Eene dezer laatste.koeijen is niet onder de bier volgende nnmmersgewijze opgegeven dieren opgenomen , dewijl dezelve later recidiveerde en dientengevolge is gedood, zonder vooraf te zijn geent. Vorder dient hier nog
31nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;te worden opgeraerkt, dat, behalve de runderen, on-
der no. 5. 8, 9, 15, 15, 25 en 50 vermeld, al dit vee, bij de auscultatie der borst-organen, een ligt bor-relend ademhalings-geruisch lieten waarnemen, hetwelk
31nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;natuurlijk aan beginnende infiltratie der longen deed
denken en dus deze dieren als zeer verdacht desig-
,.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;neerde. Hier volgen nu gcrcgcld nummersgewijze de
aan de enting onderworpen individu's. Ter zake nu:
No. 1. Eene zwartbonte 5e kalfskoe, 252 dagen
*nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; dragtig. Dit dier werd op den 4 Februarij met een instcekpunt op de linkerzijdc van den kossem geent. Op
41nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; den 12en dag na dc operatic, dus op den 16 Februarij,
begon do inentingsplaats op (o zwellen en -was zij ter
|
||
|
||
ta
|
||
|
||
|
||
( 47 )
grootte van eene halve okkernoot en zeer gevoeüg bij de aanraking. De zwelling nam nu langzamerhand toe: op den 19 Februarij werd de lumor eenigzins harder, en begon er rondom bet inentingspunl een beider geel serum uit te zweelen, de zwelling nam steeds toe en de exsudatie werd overvloediger, zoodat wij op den 21 Februarij de uitzwcctende serum opvingen en , met deze gecultiveerde Stoffe, de runderen, onder no. 32 tot 38 vermeld, inoculeerden. Op den 28 Februarij werd de plaats rondom bet inentingspunt, alwaar de serum nog gedurig uitzweetle, donker van kleur. Op den 2 Maart, als wanneer de lumor zijnen groolsten omvang had bereikt, zijnde ter grootte van een men-schenhoofd, liet zieh de opperbuid rondom deze don-kereplek los en vertoonde zieh neiging tot afstooting, welke dan ook op den 7 Maart plaats vend, en zieh een stuk ter grootte van een thcescbotcltje losliet. Er volgde eene alscbeiding van eene vuil geldeurde stinkende ichoreuse vloeistof, onder welke afscheiding de tumor in omvang verminderde en zieh langzamerhand de wonde weder sloot. De tumor bij dit dier was van eene bemisphaeriscbe gcdaante en bad regls eene concave vlakle. Üp den 27 3Iaart kalfde bet dier ge-regeld, na 283 dagen dragt, af; terwijl de wond omstreeks half April cicalriseerde en de werking als geeindigd kon worden beschouwd. Dit dier is nog steeds volkomen gezond.
No. 2. Eene zwartbonte 7e kalfs melkkoe, 167 dagen dragtig, 4 Februarij gt-ent met een insteekpunl regts op den kossem. Op den 40en dag, n. 1. den 16 Maart, begin van opzwelling; bet dier is ecnigzins lusteloos. Den 18 Maart is de zwelling reeds ter grootte van twee mansvuisten en zeer pijnlijk, terwijl het dier de eerste verschijnselcn der longziektc openbaart. De eetlust neerat af, de melkafschciding vermindert, de buid is vastzittend met glanzeloos over-eind staand haar. De tumor blijft in omvang toencmen, de gezondheidstoesland wordt in de eerstvolgende dagen eenigzins nngunsliger: den 23 is het dier kennclijk
|
||
|
||
|
||
|
||
|
|||
|
|||
|
|||
Inbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; ( 48 )
;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; longziek. Tot aan den 26 Maart Mijl'l de toesland
^nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; vrij geltjk, de tumor wordt nog steeds grooter. Den
27 Maart verloont het dier zieh cenigzins beter, de
-nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; eellust en melkafscheiding venneerderen weder. Den
29 Maart is het dier veel vrolijker en begint zieh wederom te rekken. Hocwel er reeds vroeger eenige exsudatie nit den tumor plaals vond, zoo stell deze zieh
3nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; Ihans rijkelijker in en is den 51 Maart overvloedig
te noemen. De tumor heeft de grootte van een men-schenhoofd en is laugwerpig roud van gedaante. Op den 2 April verloont zieh neiging tot afstooting van een gedeelte van den tumor, welke op den 4 April ter grootte
3nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; van een gulden plaats had. Uit de opening outlast
zieh eenige hloederige otter. Van at' dit tijdstip ueemt de tumor, onder al'scheiding van eene stinkende icho-reuse stof, langzamerhand af, en wordt het dier steeds gezonder en vrolijker. Op den 23 April was de zwel-
*nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; ling nog ter grootte van een ei, terwijl dezelve op
dit oogenhlik weder geheel is verdwenen. Het dier is thans volkomen gezond.
No. 5. Eene zwartlionle 5e kalfskoe, 236 dagen dragtig, 4 Fehruarij geent met een insteekpunl links op den kossem. Op den 4en dag, den 8 Fehruarij, begin van opzwelling, twee vingerhreedten beneden het insteekpunt. Op den 13 Fehruarij ter grootte van een ei; de tumor wordt nu spoedig veel grooler en be
|
|||
|
|||
3,
|
gint te verharden en te exsuderen. Den 17 February
|
||
is de uitzweeting reeds overvloedig. Den 20 February heeft de zwelling de grootte van een menscbenhoofd. Tot aan den 24 Fehruarij nemen de omvang en de ex-
3nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; sudalie des tumors steeds toe; van af den 2ö neemt
dezelve echter wederom af. Den 27 verloont de tumor wederom uilbreiding längs de rihhekas, tusschen deze
4lt;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; en den linker-voorpoot; dezelve is nu 4 palmen lang
en llt;/2 dito breed. £r verloont zieh neiging tot afstoo-ling; den 2 Maart laal de opperhuid los; den ö laat zieh een stuk, ter grootte van een gewoon boterbams-hordje en 2 a 5 vingers dik , van de zwelling los; de tumor neemt mi dagelijks . onder afscbeiding van
45 to 4£
|
|||
|
|||
|
||
( 49 )
eene stinkende vloeistof, af. Den 12 Maart kalfde het dier geregeld, na 272 dagen dragl; de melkafscheiding stell zieh naar wensch in en het dier blijft zeer ge-zond. In het laatst van April is de tumor verdwenen en* de wond gecicatriseerd. De tumor had even als hij no. 1 eene hemisphaerische gedaante. Het beest is nog volkomen wel.
No. 4. Eene zwartbonte 6e kalfskoe, 244 dagen draglig, 4 February ingeent met een insteekpunt regts op den kossem; den 15en dag, n. 1. 19 February, begin van opzwelling; de zwelling neemt langzamerhand toe en is pijnlijk. Den 24 Februarij begin van ex-sudalie. Den 1 Maart is de tumor ter grootte van een half menschenhoofd, en toont zieh neiging tot af-stooting. Den 3 3Iaart heeft er reeds afstooting plaats gehad. Den 6 Maart wordt 'de wond grooter en de afscheiding rijkelijker. Den 15 is de wond ter grootte van eene vuist, en wordt de tumor harder. Op dezen dag kalft het dier, na 281 dagen dragt; 18 Maart is de zwelling geheel hard, en de wond meer gapende. Nadat de wond zieh tot aan den 23 3Iaart nog steeds heeft verwijd en de afscheiding overvloediger is geworden , neemt dezelve een zuiverder karakter aan en wordt zij nu dagelijks beter, zoodat in het laatst van April de wond is gecicatriseerd en de tumor verdwenen ; de tumor had hier een ronde vorm.
No. 5. Eene zwartbonte uc kalfskoe, sinds 10 dagen afgekalfd hebbende; 4 Februarij ingeent met een insteekpunt, links op den kossem. Op den 7 begin van opzwelling, op den 16 Februarij begint de tumor te verharden en rondom het inentingspunt te exsu-deeren; den 23 Februarij , de tumor ter grootte van een menschenhoofd; de tumor breekt ter plaatse der inenting door, de opening wordt langzamerhand grooter en outlast eene ellerachtige stoffe. Den 24 Februarij begint de tumor in omvang af te nemen, de etterontlasting en exsudatie gaan steeds geregeld voort. Den 27 outlast zieh uit de wond een stuk ontaard lt;celweefsel, ter lengte van ongeveer 4 vingerbreedten.
|
||
|
||
|
|||
1nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;( 50 ) !
Op den 1 Maart breekt de tumor op de reglerzijde
2nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; van den kossera, eveneens als vroeger op de linkerzijde, door en ontlast daar ter plaalse een goede etter. Dit
quot;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; is het eenigste geval, alwaar de tumor op beide zijden
doorbrak. JJezelve neemt nu onder geregelde etlerlng van beide zijden sterk af. Den 12 Maart is de zwel-ling bijna geheel verdvvenen en beloven de wonden
^nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; spoedig te zullen cicatriseren, hetgeen dan ook binnen
weinige dagen plaals heeft, en het dier dus genezen kon worden bescbouwd. De tumor had bier eene na-genoeg ronde gedaante. Het dier heeft zieh tijdens de werking volkomen gezond bevonden, goed melk gege-
3nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; ven en is ook lhans zeer wel.
No. 6. Eene vaalbonte, 4e kalfskoe. Na 200 dagen dragt, had dit dier teekenen van kalfverwerping ge-toond en liet steeds eene vuile stinkende stofle uit
3nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; de scheede vloeijen. Dit dier is op den 4 Fcbruarij en den 9 April telkens met oorspronkelijke stoffe, uit eene longzieke long genomen, geinoculeerd, en wel regts op den kossem, zonder echter hierop gereageerd te hebben. Den 1 Mei was dit dier eenigzins ougesteld en werd nu dagelijks zieker, zoodat hetzelve als ken-nelijk longziek op den 15 Mei is gedood.
No. 7. Eene ligt zwarlbonle 8e kalfskoe, 258 dagen dragtig, üjdens de enting den 4 February n. 1. zeer verdacht, geinoculeerd met een insteekpuntlinks
3'nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; op den kossera. Nadat de inentingsplaats eenigzins ter
grootte eener noot was gezwollen geweest, verdween dezelve echter weder en bleef er onder de inentsteek een klein verschuifbaar knobbcltje in de cellulosa te-rug, hetgeen na eenige weken is verdwenen; dit kon derhalve niet als reactie op de enting worden aange-
4inbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; merkt; den 9 April werd dit dier herent, doch weder
zonder gevolg. Tijdens deze laatste enting, toonde dit
4nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;dier eenige verschijnselen der besmettelijkc longziekte, welke zoodanig toenamen, dat hetzelve op den 19 April
Jnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;dientengevolge is gedood.
No. 8. Eonc zwartbonte 6e kalfs melkkoe, 196 da-
|
|||
|
|||
i'c to
|
s
|
||
|
|||
|
||
( ä] )
gen dragtig. Dit dier op den 4 Februarij en den 9 April geent, heeft niet op deze entingen gereageerd , en is nog volkomen gezond.
No. 9. Eene zwartbonLe 4jarige melkgevende yare koe. Den 4 Februarij met een insteekpunt links op den kossem geent, begon den 8 Februarij de inentings-plaats te zwellen; de zwelling nam langzamerhaud toe en begint te verharden; den 18 Februarij begin van exsudatie, deze laatste is echter zeer gering. Het beestlikt den tumor gedurig af, waarna dezelve eenig dun sereeus bloed doorzweet. De tumor neemt nog steeds in omvang slerk toe tot aan den 26 Februarij, als wanneer dezelve eene verbazende grootte heeft be-koroen, loopende van af de kaken tot tusschen de voorbeenen. Dezelve is ter wederzijden builen devoor-pooten zigtbaar, er heeft nog gcene afstooling plaals gehad, de plaats rondom de entsteek, ahvaar de tumor exsudeerde, is door het gedurig likken uilgehold, ter-wijl de opperhuid bijna gehecl is verdwenen. Lang-zamerhand breekt de tumor hier nu door en ontlast op den 1 Maart eene vuile vloeistof, welke door ge-noemd likken cerst bloedig vvordt gehouden, doch eindelijk etleracblig wordt. De zwelling neemt nu bij den dag af. Op den 5 Maart zijn er nog een paar openingen in den tumor zigtbaar, welke etter ontlas-ten. Onder gedurige vermindering van omvang neemt de tumor een knobbclachtig aanzien aan en ontaardt in eene ware etterbuil. Dagelijks breekt dezelve nu hier dan daar open, zoodat op den 20 Maart de etter zieh uit 10 ä 11 openingen ontlast. De tumor is nu slechts ter grootte van een klein menschenhoofd. Op den 50 3Iaart is dezelve bijna verdwenen en zijn de wenden gecicatriscerd. Er zijn nog enkelc verhardin-gen overgebleven, welke vervolgenslangzamerhandzijn verdwenen. Het dier heeft zieh tijdens de working goed gedragen eu , toen de zwelling op het hevigst was, slechts I1/2 Ned. kau minder gegeven , dan ge-woonlijk. Na twee dagen vermindering was de melk weder op hare gevvone quantiteit. Ook in de Hgging
|
||
|
||
|
|||
( 52 )
|
|||
|
|||
3
|
had dil dier weinig of geen hinder van deze zooaan-merkelijke zwelling. Hetzelve is ook thansvolkomen wei.
No. 10. Eene zwartbonte ojarige vare melkgevende koe; dezelve wercl op den 4 February met twee in-steekpunten regts op den kossera geent, echter zonder reactie. Den 9 April herent zijnde met een insteek-punt ter zelfder plaatse, begon de zwelling zieh op den 12 April in te stellen; dezelve neenat spoedig in omvang toe en wordt, niettegenstaande er op den 19 April reeds exsudatie plaals had, al grooter en groo-ler. Op den 25 is de toestand van bet dier reeds zorgwekkend; er beeft gedurig koorts plaats; de krachten nemen af en de pols is bijna onvoelbaar. De tumor strekte zieh den 28 April van af de kaken, längs de beide vlakten van den hals, tusschen de voor-beenen en over het regler-voorbeen, längs de ribbenkas en den buikwand, tot aan bet uijer uit. Het dier stierf in den nacht van den 1 op den 2 Mei, dus op den 20en dag na het begin der werking, aan anaemie. De au-topsie van dit dier gaf dezelfde sljmptomata , als bij het rund no. 16, reeds vroeger gestorven, later wordende vermeld.
No. 11. Eene zwartbonte 2e kalfskoe, 203 dagen dragtig. Den 1 Februarij geent met een insteekpunt op het einde van den staart, zoo volgde, behalve eenige pijnlijkheid van dit dier, geene werking. Den 9 April herent met een insteekpunt links op den kossem, zoo volgde op den 16ea dag daarna, n. 1. 2o April, eenige zwelling. Deze nam langzainerhand lot eene vuist-grootte toe en werd daarop wederom kleiner, zoo-dat deze werking aldus scbijnt te zullen afloopen.
No. 12. Eene zwartbonte 2= kalfskoe, 210 dagen dragtig. Dit dier werd op den 4 Februarij en 9 April geent, zonder te reageren. Den 19 April werd hetzelve longziek en is op den 23 dientengevolge gedood.
No. 13. Eene zwartbonte 4e kalfskoe, 242 dagen dragtig. Den 4 Februarij ingeent met een insteek-
|
||
3
|
|||
31
3
4.
|
|||
|
|||
4S to 4!
|
s
|
||
|
|||
|
||
( 53 )
pun I, links op den kossem. Den 7 begin van opzwel-llng. De zwelling neemt zeer langzaam toe, doch heeft, nadat zieh op den 16 Februarij de exsudatie had ingesleld, op den 24 de grootte van twee men-schenhoofden bereikt. Den 26 vertoont zieh neiging tot afstooting, welke den o Maart werkelijk plants heeft, ter grootte van een theeschoteltje. Onder afscheiding van eene kwalijk riekende vloeistof, neemt nu de tumor in omvang af. Den 10 Maart kalft het dier, na 276 dagen dragt, geregeld af. De melkgeving stelt zieh zeer go.ed in, de gezondbeidstoestand blljft günstig , de zwelling neemt goed af. Er vertoont zieh boven de inentingsplaats eene pijpvormige verharding. welke ook weder langzamcrhand verdwijnt en , zonder vordere opmerkelijke verschijnselen, is de working omstreeks half April verdwenen en de wond gecica-triseerd. Het dier is nog volkomen wel.
No. 14. Eene zwartbonte 6= kalfskoe, 113 dagen dragtig. Den 4 Februarij ingeent met een insteek-punt regts op den kossem. Den 13 begin van opzwel-ling, dezelve neemt steeds toe, en den 19 Februarij begin van exsudatie. Den 21 heeft cr aanmerkelijke verharding van den tumor plaats. Den 24 strekt zieh de zwelling ter halvcr hoogte van den hals over de ge-geheele borst en over den regter-voorpoot uit. Het dier ligt veel en slaat zeer moeijelijk op. Den 21 Februarij verbreidt zieh de zwelling over den bulk, tot aan den uljer; het dier is koortsig. Er beginnen zieh tevens teekenen van longziekte te ontwikkelen en er heeft ken-nelijk uitstorting in de regier longvleugel plaats. Den 26 en 27 Februarij is de toestand vrij gelijk, het dier boost dof en eet en drinkt bijna in het geheel niet meer; flaauwe ongeregelde pols. Het longen-ge-ruiscb wordt wederom zuiverder en de instrooming der lucht in de longen vrijer. Den 28 Februarij wordt de toestand hoe langer hoe bedenkelijker, het dier komt bijna niet meer overeind , de krachten zinken dagelijks, de pols wordt geheel onvoelbaar en bet dier sterft op den 5 Maart aan anaeuiie. Er had hier
|
||
|
||
|
||
( raquo;4 )
volstrekt geeue at'stooting plaals gehad eu de aanwen-ding van eene sublimaatdragt op den 25 February, ten einde zoo mogelijk deze te Levorderen, Meet' zon-der werking. Er had eene ligte hepatisatie plaats der regterlongvleugel met plastisch exsudaat op de ribben, en waterophooping In de regter borstzak. Het foetus was volkomen onaangedaan. Overigens was de autopsie als bij no. 16.
No. lo. Een zwarlbonte 2jarige stier. Dit dier, op den 1 February geent met een insteekpunt regts op den kossem, beel't hierop niet gereageerd.
No. 16. Eene zwartbonte 2e kalfskoe, 208 dagen dragtig. Den 1 February ingeent links op den kossem, begon den 3 February de inentingsplaats op te zwel-len. De zwelling nam zonder merkbare ontsteking toe; den 5 February begint de zwelling te verbarden. Den 11 February is de tumor, ter grootte van een men-schenhoold, op de inentingsplaats doorgebroken en outlast een weinig otter, welke door eene sereeuse vloeistof wordt gevolgd. De tumor is dien dag veel in omvang toegenomen en zeer pijnlijk op het aan-raken. Den 15 February neemt de zwelling toe, bet dier drinkt weinig, de pols zacht, en 80 slagen in eene minuut. Den 14 February wordt de toestand ongunsliger, de eetlust vermindert, de pols ongere-geld, 90 slagen in eene minuut. De tumor is nu lang 48, breed 53, en dik 17 ä 18 Ned. duimen; de exsu-datie is overvloedig; des naiuiddags ten 1 nur, is de pols tot 100 slagen gestegen en zwak. Het dier ligt weinig en is zeer koortsig. Den 15 February eet het dier nog een weinig, doch drinkt bijna niet. De tumor is nu lang 63, breed 40, en dik 50 Ned. duimen. Er beeft eene tamelijke goede exsudatie plaats, rond-om de inentingsplaats wordt de tumor donker blaauw van kleur. Ten einde zoo mogelijk eenige afschei-ding of afstooling te bewerkstelligen, wordt nu in deze donkere pick eene insnijding gedaan, ter lengte van een bandbreedte en ongeveer 2t/2 vingerbreedlen diep. De bnid is nicer dan een vingerbreedte dik; de
|
||
|
||
y'
|
||
|
||
|
||
( 35 )
gemaakle wond wordt met groene zeep ingesmeerd ; de pols is op dezen dag zeer ongeregeld. Den 16 Fe-Lruarij zweit de tumor nog gedurig op; eet- en drink-lust verminderen hoe langer hoe meer ; de pols slaat 97 malen in eene minuut; 17 February, de toestand gelijk; pols 94 slagen; 19 February, de eet- en drink-lust bijna geheel verdwenen. De tumor, welke reeds vroeger, met eene solutie van murias ammoniae in water, later in water en azijn, was gewasschen, wordt nu, nadat dezelve over zijne geheele oppervlakte was gesca-rifiseerd, waarna zieh uit elke wond eerst een dun hleekgekleurd sereus bloed ontlastte, welke outlasting later in zuivere serum overging, wordt nu, zeg ik, met eene gesatureerde oplossing van dat zout en azijn gehaad. Ook deze behandelingswijze hielp ons geens-zins. Den 21 February zweit de tumor nog steeds en heeft eenen verbazenden omvang verkregen en loopt van af de kaken tot op het midden van den bulk ; lerwijl het hovenste gedeelle van den linker voorpoot in dezelve als het ware is verdwenen; de pols is onvoel-baar. Den 25 February is de zwelling nog toegeno-men , heeft zieh over het strottenhoold tot tusschen de kaken, en over den bulk tot aan den linker ach-terpoot, en van deze van af het spronggewricht tot aan de vulva uitgebreid. Het dier ligt nu steeds, het drinkt tusschenbeiden nog een weinig. Den 24 February is de toestand nog gelijk. Opmerkelijk is het, dat het dier weinig of niets schijnt te lijden, het ligt volkoraen rüstig, doch kreunt sedert een paar dagen bijna gedurig. Op den 26 February outlast het dier eene wateracbtige vloeistof, per anum, en urineert veel; tusschenbeide drinkt het nog lets. Des avonds te 6 ure stierf het dier, als het ware slapende. De autopsie toonde ons de volgende sijraptomota. Verdik-king der huid , eene witte eeltachtige kleur derzelve, ontaarding en verdikking der tela cellulosa, aan de voorhorst ter dikte van 2 Ned. palmen. Bij de door-snede ontlastte zieh uit deze zwelling eene groote boeveelheid geelachtig water. De ontaarding van dit
|
||
|
||
|
||
( raquo;6 )
weefsel toonde ons dezellde consislenlie en kleursehif-ting, zoo als men in eon aan de longziekte gevallcn dier in de longen aantreft, zoodat men dit weefsel op hct eerste gezigt voor eene longzieke long zoude aanzien; hel cenigste onderscheid iiestond hierin, dat men hier den cclvorm, in de longen daarentegen den ruitvorm aantreft. Deze desorganisalie vertoonde zieh evenwel in meerdere of mindere mate, daar waar de ZAvelling zieh had uitgebreid; in de omgevende spier-massa's vond men eveneens eenige infiltratie. De longen waren gezond, er had eene ligle exsudatie op de linkerribltenpieura plaats; het hart bevatte een klein hloed-coagulum; terwijl de vaten, zelfs de groole vaatstammen, volkomen hloedledig waren. In de buik-holte had zieh eene aanzienlijke hoeveelheid water uit-gestort, de ingewanden waren hleek , flets en ledig; de eerste maag gedeeltelijk en de derdc maag ge-heel gevuld. De lever was gezond , de galhlaas ver-groot met overvloedige gal; de overige ingewanden 'nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;gezond. Het foetus, dat volkomen ontwikkeld was
en kennclijk na den dood der moeder was gcslorven, had eene geringe waleraanzamcling in de horst, met een daarin drijvend plastisch exsudaaL tor groolle van een handpalm.
No. 17. Eene zwarlbonle 3e kalfskoe, 128 dagen dragtig. Den 1 Fehruarij met een insteekpunt regts jnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;op den kossem geent, zonder te reageren; den 7 April
de eerste sijmptomen der besmettelijke longziekte ver-toonende en diontcngevolge den 13 April gedood.
No. 18. Eene zwartbonte 2e kalfskoe, 205 dagen dragtig. Dit dier werd op den 1 Fehruarij met een insteekpunt links op den kossem geinoculeerd , doch werkte hierop niet lerug. Den 7 April gaf dezelve de eerste teekenen van longziekte. Hetzelvc werd evenwel op den 9 April herent, ten einde ook op zieke individu's de proef van cnting tc nemen. De ziekte nam hand over hand toe, en, zonder dat de minsle opzwelling der entplaats plaats had , is bet dier ten gevolge der ziekte den 17 April gedood.
|
||
|
||
|
||
( 57 )
No. 19. Eene zwartbonte 2e kallskoe, 195 dagen draglig. Dit dier werkte op de enting, even als de vorige, niet terug, en werd ook evenzoo, reeds long-ziek zijnde, den 9 April ten tweeden male geinocu-leerd. Ook nn liad de enting geen gevolg, de ziekte nam ongehinderd toe, en het dier werd op den 17 April gedood.
No. 20. Eene zwartbonte oe kallskoe, 243 dagen dragt. Dit dier heeft op de eerste enting, den 1 Fe-bruarij links op den kossem geappliceerd, niet gerearaquo; geerd. Den 9 April herent zijnde, begon den 17 de zwelling zicb in te stellen, dezelve nam schielijk in omvang toe; den 23 had er reeds exsudatie plaats, alsmede verharding, doch de tumor werd steeds groo-ter en grooter en deed al spoedig een ongelukkig einde voorspellen. Het beloop was hier gelijk bij het rund no. 16. De dood volgcle op den 12 Mei, dusop den 25en dag na het begin der working. De autopsie was als bij no. 16.
No. 21. Een zwartbont hokkeling. Den 1 Pebruarij met een insteekpunt regts op den kossem geent, begon den 4 Februarij de entplaats eenigzins op te zwel-len; deze zwelling nam eerst eenigzins toe, doch werd niet grooter dan eene groote okkernoot en verdween toen weder langzamerhand, zoodat men deze zwelling niet stellig als reactie op de enting kon aanmerken. Den 1 April werd dit dier evenzoo herent. Al spoedig kwam er nu weder een klein knobbeltje onder de entwond, doch van af den 21 April zag men den kossem meer en meer opzwellen; deze zwelling nam langzamerhand toe, de tumor bleef echter geheel gelijk, en er vertoonde zieh geen de minste afscheiding of uitzweeting. De tumor heeft thans (27 Mei) nog den omvang van een groot menschenhoofd en hangt nog los aan den kossem en het onderdeel van den hals; dezelve is wel bier en daar verhard, doch verändert tot nog toe overigens volstrekt niet. Het dier heeft inmiddels eenige teekenen van longziekte vertoond, doch heeft zieh hiervan wederora hersteld en is thans vrij wel.
4
|
||
|
||
|
|||
( 88 )
Op hel oogenblik liegint de tumor langzamerhand af te nemen en schijnt aldus wederom te zullen ver-dwijnen.
No. 22. Een zwartbont hokkeling, Dit dier heeft op de beide entingen, den 1 February en 9 April, niet gewerkt en is nog volkomen gezond.
No. 23. Een zwartbont hokkeling. Dit dier heeft cvenmin als bet vorige op de beide entingen gerea-geerd, doch is in hel begin van Mei longziek geworden en dientengevolge gedood.
No. 24. Een zwartbont hokkeling. Den 1 February met een insteekpunt links op den kossem geent zijnde, begon de zwelling zieh den 7 Februarij in te stellen. Dezelve natn langzamerhand toe en bereikte de grootte van een kinderhoofd. Den 14 Februarij bad er exsu-datie en neiging tnt afstooting plaats. Den 15 vertoon-de zieh naast het inentingspunt eene kleine fluctue-rende verbevenheid, welke bij de punctie eene goede geele pus ontlastte. Er volgde nu spoedig eene afstooting van een gedeelte van den tumor ter grootte van een gulden, en, onder afscheiding van een kwalijk riekende vloeistof, nam de zwelling langzamerhand weder af, en was op den 5 Maart weder geheel verdwenen. Bij dit dier had de enling dus schoon gewerkt, de tumor had geene buitengewone grootte erlangd en het dier niel geleden. Dan ziet! op den 16 Maart was het dier geheel lusteloos. Oen 18 loonde hetzelve reeds kennelijk teekenen van longziekte, welke zoodanig toe-namen, dat het dier den 22 Maart dientengevolge is gedood. De autopsie toonde ons eene linkerlongvleugel van circa lö ponden gewigl. De enling, ofschoon goed geefleclueerd, had derhalve dit dier niel gepre-serveerd, doch schijnt hier bei ziekte-proces der lon-gen , dewijl bet dier, tijdens de enling, een gering borrelend longgeruisch deed observeren, slechls ge-durende bei verloop der tumorvorming en wederver-dwijning slilgeslaan te hebben. Dit dier leverde ons dus een zeer treurig experiment.
|
|||
|
|||
4
fa
|
-'
|
||
|
|||
|
||
( 39 )
]\o. 25. Een zwartbont liokkeling. Dit dier heei't op twee inoculatien niet gereageerd en is nog volko-men gezond.
No. 26. Een zwartbont hokkeling. Dit dier den 4 February geent zijnde, links op den kossem, begon den 7 de opzwelling. Dezclve nam spoedig in oravang toe, en, ofschoon er zieh ook al eenige exsudatie in-stelde, zwol de tumor al meer en meer, en vertoonde er zieh volstrekt geene neiging tot afstooting, welke ook, na aanwending eener sublimaatdragt, nog niet volgde. Dit dier stierf op den 21en dag, na bet begin van werking, eveneens van anaemie. De autopsie was wederom als bij no. 16.
No. 27. Een zwartbont hokkeling. Dit dier had op de eerste enting niet gereageerd en werd dus den 9 April herent. Op den 6en dag, n. 1. den 15 April, begon de zwelling van den kossem. De zwelling nara langzamerhand toe, en er stehle zieh ook al spoedig eenige exsudatie in , doch , ziet! den 28 April loonde zieh bet dier ongesteld en werd hetzelve op den 5 Mei, als kennelijk longziek, gedood. Het proces der long-ontaarding en der tumorvorming had hier dus gelijk-tijdig plaats, en influenceerde hier de reactie op de entslof en dus niet op de longen.
No. 28. Een zwartbont hokkeling. Dit dier heeft op de eerste inoculatie niet gewerkt, doch werd in April longziek en heeft ons de Stoffe tot herenting ge-leverd.
No. 29 en 30. Twee zwartbonte enterbullen. Deze beide dieren hebben ook op de eenmaal ingestelde en-ting niet gereageerd en zijn thans nog volkomen gezond.
No. 51. Een zwartbont kalf, 10 dagen oud. Dit diertje werd op den 4 February op den staart geino-culeerd, evenwel zonder effect. Hetzelve is later aan longziekte te gronde gegaan.
No. 52. Een zwartbont le kalfs rier. Dit rund
|
||
|
||
|
||
( 60 )
werd, even als de 6 volgende dieren, met gecultiveerde stoffe, genoraen van het rund no. 1, zljnde de helder uitgczweete serum uit den tumor van dit dier, geino-culeerd en wel op den 21 Februarij. Al spoedig be-gon de inentingsplaats op te zwellen, en op den 5en dag na de enting ontlastte zieh uit de wood eene kleine hoeveelheid pus. Hetzelfde had bij 4 van de 6 volgende dieren eveneens plaats. De zwelling ver-dween nu weder gcheel en al, zoodat men dit niet wel als working kon aanmerken. Dit dier werd den 9 April herent met oorspronkelijke stoffe, van eene longzieke long genomen , doch eveneens zonder effect. Hetzelve werd in April longziek en is dientengevolge gedood.
No. 55. Een zwartbont le kails rier. Dit dier werd even als het vorige op den 21 Februarij met gemiti-geerde stof geent. Nadat ook bier zieh eene geringe hoeveelheid pus uit de entAvond had ontlast, werd de zwelling bier langzamerhand grooter en bercikte de grootte van een paar mansvuisten. Uit den tumor had eene goede exsudatie plaats, waarvan Avij de uitzwee-tende serum op den 9 Maart opvingen en daarmede katoenen draden bevochligden, ten einde met deze, ten tweeden male gecultiveerde stoffe, later nog eens te kunnen enten. De zwelling verdween, zonder af-stooting, bij dit dier langzamerhand weder geheel en al. Den 9 April werd dit dier, tijdens hetzelve eenige teekenen van longziekte vertoonde, met oorspronkelijke stoffe geent. Nu volgde er echter geene reactie, ter-wijl bet dier langzaam van dezen ligten aanval van longziekte genas en thans volkomen gezond is.
No. 54. Een zwart 1c kalfs rier. Dit dier werd ook op den 21 Februarij en 9 April geinoculeerd, eerst met gecultiveerde en later met oorspronkelijke stof, zonder daarop te reageren. In het laatst van April werd hetzelve longziek en dientengevolge gedood.
No. 55. Een zwartbont le kalfs rier. Dit dier werd eveneens met gemitigeerde stoffe, op den 21 Februarij
|
||
|
||
s
|
||
|
||
|
||
( 61 )
geent. Den 25 begon de entplaals op le zwellen, de zwelling nam de eerste dagen eenigzins toe, doch verminderde daarna ook wederom een weinig. Den 4 Maart werd de tumor grooter en den 5 begon hij te exsuderen. Den 9 Maart werd de exsudatie overvloe-diger. Den 10 kalfde bet dier geregeld af, na 273 dagen dragt. De zwelling nam van aiquot; den 16 Maart echter weder toe, en, ofschoon den 25 Maart een stuk als eei. kleine vuist afstootte, zoo bad er uit de wond geene genoegzame afscheiding plaats en verbreidde zieh de zwelling naar achter en naar voren, tot zelfs aan de mondspieet. De toestand van bet dier werd nu dagelljks ongunstiger en het stierf reeds den 50 Maart, even als de vroeger gevallen dieren, aan anaemic. Het sterfgeval had bier den 35en dag na bet begin van working plaats. De autopsie was even als blj no. 16.
No. 36. Een zwartbont lekalfs rier. Dit dier werd ook op den 21 February met geculliveerde stof geent. Den 23 was er reeds eenige zwelling. Den 2 Maart was zij reeds ter grootte eener vuist en stelde zieh reeds eene geringe exsudatie in. De tumor werd echter dagelijks grooter, zoodat op den 18 Maart reeds het dier in eenen bopeloozen toestand verkeerde. Den 24 aborteerde en den 27 stierf betzelve tengevolge der reactie aan anaemic. Het sterfgeval had bier den 38en dag na het begin van werking plaats. De autopsie was als bij no. 16.
No. 37. Een zwartbont gustrier. Dit dier beeft op de beide entingen, den 21 Februarij en 9 April, niet gereageerd en is steeds volkomen gezond gebleven.
No. 38. Een zwartbont le kalfs rier. Dit dier op den 21 Februarij geent zijnde, zoo had bier eene geringe opzwelling plaats en ontlastte zieh op den oquot;quot; dag der zwelling eenige pus uit de entwond. De zwelling verdween bier wederom onmiddelijk. Den 9 April werd betzelve wederom geinoculeerd. Tijdens deze laat-ste enting laboreerde het dier in het le tijdperk aan
|
||
|
||
laquo;
|
|||
|
|||
|
( 62 )
de longziekte. Er volgde nu geene reactie op de anting en het dier herstelde langzamerhand van zijne ziekte.
No. 39. Eene zwartbonte 4e kalfskoe. Op den 31 Januarij leed dit dier aan de besraettelijke longziekte en werd hetzelve als zoodanig afgezonderd; hetzelve herstelde evenwel oogenblikkelijk weder en kalfde den 8 April, na 242 dagen dragt, geregeld af. Den 9 April werd dit dier geent; op dien dag was de koe eenig-zins lusteloos. Er volgde geene reactie op de enting, doch het dier recidiveerde en wertl dagelijks zieker, zoodat het den 15 April reeds werd at'gemaakt.
No. 40, 41, 42, 43, 44, 45 en 46. Zeven zwartbonte zuipkalveren. Deze diertjes werden den 9 April met de Stoffe, van no. 35 afkomstig, geinoculeerd, door de katoenen draden, bij wijze van seton, door de huid van de voorborst te halen. Ofschoon er eene geringe opzwelling bij allen plaats had en de draden op den 2en en 3en dag werden weggenomen, zoo zijn deze kalveren echter niet aangeslagen.
Zoo als uit het bovenstaande blijkt, zijn er van de 21 dieren , welke op de entingen gereageerd bebben, 7 aan de gevolgen van deze operatic overleden (*); terwijl een hokkcling (no. 24) 14 dagen na het ein-digen der reactie longziek is geworden en gedood. Ofschoon wij willen aannemen, dat reeds tijdens de enting eenige bepatisatie der longen bestond en gedu-rende de reactie is hlijven bestaan , terwijl na het ver-dwijnen der zwelling het ziekteproces weder zijnen voortgang heeft genomen, zoo baatte ons hier de enting niet, en werd door de tumorvorming de vatbaar-heid voor de longziekte geenszins weggenomen; geluk-kig echter is dit het eenigste voorbeeld op dezen stal. Het gelal slerfgevallen bedraagt hier het ungünstige
|
||
|
|||
(') Het scliijnbaar #9632;vcrschil tusschen de hier opgegeven uitkomst en die door de commissie, hiervoor op bladz. iO , medcgedecld, lost zieh op, wanncer men in aanmerking neemt, dat door den heer Hoegen niet, doch dnor de commissie wel is nnderscheiden tusschen geente schijnbaar gezonde cn icrdaclilc runderen.
Commissie,
|
|||
|
|||
y
|
|||
|
|||
|
||
( 63 )
cijfer van ruim 39 procent; doch dient men hier steeds in het oog te houden, dat deze proeve op verdacht vee werd genomen, terwijl wij tevens, door den kos-sem als de plaats der operatie te kiezen, dat ongun-stig resultaat hieraan geneigd zijn toe te schrijven, te meer, daar de rapporten van elders, betrekkelijk proeven ook zelfs op verdacht vee genomen, bevredi-gender luiden. Ofschoon verder de longziekte van af den 1 Februarij tot den 6 April in dezen stal had opgehouden te woeden , zoo ving dezelve van af dat tijdstip wederom aan en werden achtereenvolgens 15 stuks runderen dientengevolge gedood, zoodat wij ook in dit opzigt niet zeer gelukkig waren. Vergelijken wij nu den afloop van deze proeve en het getal ge-vallen dieren, bij den gewonen loop der ziekte in der-gelijke veestapels, dan vermeeren wij en aan de longziekte 6n aan de enting niet meer dieren te hebben verloren, dan de ziekte, ook zonder deze laat-ste, in aanmerking nemende den hevigen graad, welke zij alliier had aangenomen, zoude hebben geeischt, en is dus deze operatie ten opzigtevan het finantieele, niet nadeelig geweest, dewijl het eenige nadeel in het verlies van de waarde van het residuum der dieren be-stond, - eene reden te meer, ora zieh niet af le lalen schrikken tot het nemen van meerdere proeven. Wat de sterfgcvallen op zieh zelve betreft, deze zijn inge-vallen op den SOcquot; dag tot den 33cl1 dag na het begin der reactie, terwijl de oorzaak des doods eenig en alleen aan anaemic moet worden toegeschreven; terwijl immer de tumor, bij eenen ongunstigen afloop, al grooter en grooter wortll, zoo wordt de geheele bloedmassa verbruikt tot dit zwellingsproces, en moet het dier te gronde gaan. De autopsien toonden ons dit ten stelligste, dewijl wij in de geheele cadavers geen bloed-coagula aantrofl'cn dan alleen in het hart, en men zelfs de in de hersenen zoo ligt in het oog loopende vaatvlechlen nu wegens de bloedledigbeid bijna niet konde vinden. Overigens vonden wij in de cadavers eenen zekeren graad van waterzucht, doch,
|
||
|
||
|
||
( 6* )
Wanneer wij in aanraerking nemen, dat de longziektöy als het ware, niets anders is dan een exsudatieproces, dan valt zulks niets te verwonderen, dewijl het plastische zieh in de cellulosa uitstort, hoopt zieh het sereuse in de ligchaamsholten op. Wat hetreft de ge-neeskundige behandeling der tumores, zoo is hethier-mede gelegen als met de longziekte zelve; dezelve zijn ongeneeslijk en zoodanig ongevoelig voor elke methode, dat zelfs op het appliceren van sublimaat geene reactie volgt. Wat verder aangaat de dieren, welke gereageerd hehhen en daarna zijn hersteld, zoo kan men hiervan gerustelijk verzekeren, dat zij de reactie op de enting, hoe hevig dan ook, goed hebben doorgestaan; ofschoon de kossems zeer erg waren ge-zwollen, hebben de dieren altijd goed gelegen en zijn zij alleen gedurende den tijd, dat de zwelling op het hevigst was, eenigzins in de melk verminderd, welke zieh dan ook spoedig tot het vorige quantum herstelde. Overigens zijn deze dieren tot op dezen oogenblik vol-komen gezond gebleven en zijn goed in staat. - Uit al het boven aangevoerde maken wij de conclusie, dat wij, ons niet door deze eerste proeve ontmoedigende, de verdere proeven durven aanbevelen, met dien verstände , dat men de operatic niet alleen op den kos-sem, maar Ook op den staart en andere ligchaams^ deelen zal appliceren.
Witmarsum,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;J. L. HOEGEN,
Jünij 18o3.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;Veearts.
|
||
|
||
|
||
|
||
/
|
||
|
||
|
||
M 4.
|
||
|
||
Geschiedkufidige aanteekeningen j
omtrent de longziekfe onder het rund-vee in de provincie Friesland, van haar ontstaan in hei jaar J842 tot op den J Jamiarij J853, - opgemaakl door J. Ledder, Med. et Art. Obsl. Doctor te Leeuwardeu.
|
||
|
||
Wil men grondoorzaken of beginselen opsporen, dan is, mLjns inziens, noodzakelijk eene kennis der ver-schijnselen en van de wijze, waaronder dezelve zieh openbaren. Uit de kennis der onderdeelen moet men het geheel trachten te leeren kennen. Elke bijdrage, hoe gering van waarde op zieh zelve, levert bouw-stof tot een volkomen geheel.
Niettegenstaande het belangrijk groot getal waarne-mingen nopens de heerschende longziekte onder het rundvee, blijft er veel te verklaren over omtrent het vraagstuk van den aard der ziekte en de wijze en oorzaken van hare verspreiding. Onvermoeid en op de regte wijze moet men, mijns inziens, daarom voort-gaan, om de ziekte vooral naauwkeurig waar te ne-men, zal eenmaal, zoo immer, het gelukkig oogenblik aanbreken, dat men zieh mag verbeugen in de juiste kennis van die grondoorzaken, welke nog niet genoegzaam hebben kunnen worden verklaard. Gedu-rende een' geruimen tijd getuige van vele gevallen van longziekte, zoowel in de provincie Gelderland (in 1840), als in Friesland (van 1841 af), verzamelde ik eenige aanteekeningen, welke ik omtrent betlaatst-gemeld gewest heb kunnen vermeerderen door inzage van de officiele stukken, mij door het provinciaal be-stuur ten gebruike bereidvaardig afgestaan.
|
||
|
||
|
||
( 66 )
Bij de vermelding van deze geschiedkundige aantee-keningen, zal ik een kort woord laten voorafgaan betrekkelijk die ziekte onder de runderen , thans he-laas! over gelieel Europa verspreid, om vervolgens meer bepaald te leiten op het gewest onzer inwoning, de provincie Friesland. Men verwachte echter niet te veel en verge niet, dat ik alle bijzonderheden, daarbij waargenomen, zal melden, welke mij trouvvens niet gelieel bekend zijn, en, al waren ze dat ook, bier even-wel geene plaats zouden kunnen vinden, fen einde de grenzen van eenige aanteekeningen niet te zeer te oveisclirijden.
Van de oudste tijden af, toen de Volkeren ophielden een zwervend leven te leiden en tot maatschappijen zieh vereenigden, werden de runderen (bunne bezit-ting) onderworpen aan den invloed van eene kunstma-tige levenswijze, die niet konde nalaten, op bunne gezondheid nadeelig in te werken. Van daar komt bet, mijns oordeels, dat men zoo spoedig leest van ziekten, die de runderen trollen en duizenden deden vallen. Voorheen gewoon, om voor bun vee de meest geschikte plaatsen uit te kiezen , waar bet welig konde tieren en bloeijen, waar het uit ruime velden, vrij en onge-dwongen, het voedsel koos, die planten nuttigde, welke het 't meest smakelijk en nuttig vond, werd het later verzameld in hergplaatsen, ontving voedsel, door vreemde banden verzameld, en ädernde niet meer voortdurend eene zuivere en levenmakende lucht.
Niet lang duurde het dan ook, of de ziekten onder het vee, welke door de opeenhooping van velen, ruime gelegcnheid vonden , zieh voort te planten , openbaarden zieh soms op eene geweldige wijze. Reeds zeervroeg lezen wij van ziekten bij de runderen, bij welke, onder velen, de Organen, dienstbaar tot de ademhaling, ziekelijk werden aangedaan en in bunne geregelde wer-king verstoord. Zoo vinden wij h. v. opgeteekend, bij Aristoteles , den leermeester van Alexander den Groote , die 334 jaren voor Christus' geboorte leefde, in zijne Hist. Animal., van eene ziekte onder het rund-
|
||
|
||
/
|
||
|
||
|
||
( 67 )
vee, waarbij de ademhaling raoeijelijk werd, de eet-lust verloren ging en ten gevolge waarvan de dieren spoedig stierven. ßij de lijkopening vond men de longen aangedaan. Zoo ook vinden wij bij Vegetus Regnatus {a) de beschrijving van eene ziekte onder bet rundvee, bestempeld met den naam Morbus Malleus of Malus, waarin vooral de longen werden aangedaan. Vervolgens wijs ik op Virgilius in zijne Georgica, op de werken van Siliüs Italicus (6), die in zijne ver-zen cene ziekte bescbrijft onder de runderen, waarin boofdzakelijk de longen deelden en welke zieh vooral vertoonde in Sicilie, 212jaren vöör Christus'geboorte. Behalve deze, bevatten de werken van Columella (c), die 40 jaren voor onze jaartelling geschreven zijn, bet verslag van eene ziekte onder de runderen, waarin eene ware verettering van bet longweefsel plaats vond. Langen tijd ecbter mistte men juiste waarnemingen en opmerkingen omtrent de ziekten bij bet rundvee, lot dat eindelijk zaakkurulige mannen, als Columella, Lancisius , Ramazzim en anderen optraden, die bunne aandaebt daaraan wijdden. Belangrijk vorderde de ken-nis der ziekte van bet rundvee door bet optreden van de runderpest, in den zomer van het jaar 1711. Zij begon volgens Lange (rf) boogst waarschijnlijk bet eerst in Turkije. raquo; Onlsproten ait de verrotting der v onbegravene ligchameu en lijken, die in den beruch-raquo; ten veldslag lusschen de Turkscbe en Moscoviscbe raquo; legers wcderzijds gesneuveld waren, waardoor zoo-raquo; danig een onverzettelijk vergift door deze verrotting raquo; ontsproten is; bij welke gelegenheid ook ongetwijf-raquo; felt een menichte boornvee, ten deelen uit ontbee-
|
||
|
||
(o) Vegetiüs Regnatus , artis velerinariae seu-mulo-medicinae, libri qua-luor, ed. C. Grcssncr. Manlwim 1781.
(b)nbsp; nbsp; nbsp;Silil's Italicus , Lib XIV.
(c)nbsp; nbsp; nbsp;L. Junius , Moderalus Columella do re rustica, Lib XII. Argentor 1545, 8'deg; (Lib. IV c. 8 et 15).
(rf) C. N. Lance , Phil, en Mecl. D. Acad. Caes. Leopold etc. Schaade-lijke vecpcsl, ontstaan sedert den jaarc 1711 in Italiii, Duilsland en Zwit-serland en die in deczc Nederlanden tot heden zoo jammerlijk onder 't lioorn-vec tieeft gewoed. Vertaalcl door A. Moubacii , Amst. 1719. Zic bierovcr tevens Eelko Alta , Verhandeimg over de Natmrlijke oorzaken der ziekte muter het rundvee. Leeuwarden 1765 (p. 55). en vcrder.
|
||
|
||
|
|||
|
( 68 )
raquo; ring van 't noodige voedzel, ten deelen ook wegens raquo; de geweidige hitte gestorven is, en onbegraaven ge-raquo; bleeven; uit welker verrotting, bijzonderlijk de voor-raquo; naamste oorzaak der tegenwoordige veepest ontsproo-raquo; ten zou wezen, daardoor vervolgens het vee dezer raquo;landen op de gemelde wijze eerst is besmel gewor-raquo; den. En vermits jaarlijks uit Turkijen veel hoorn-raquo; vee in 't Venetiaansch Gebied wordt overgebracht, raquo; zoo is 't niet te verwonderen, dat 'er zoodanig eene raquo; besmettelijke ziekte lichtelijk kou mede overgevoerd raquo; worden, want een eenig besmet beest, een gezond raquo; land besmetten kan, wanneer het in 't zelve gedree-raquo; ven word; dat dan mede in 't Venetiaansche gebeurt raquo; is, en klaarblijkelijk uit de geleerde Schriften der raquo; beeren Ramazzini en Gazzola van Verona te zien is.quot;(a)
Ramazzini [b) leverde daarvan de navolgende naauw-keurige beschrijving: raquo;Dat de hocdanigbeit der ziekte, raquo; die het hoornvee zoo doodelijke bestrijd, in eene raquo; koorts bestaat, doet genoegzaam blijken de sidderen-raquo; de koude, waarmede dit vee wordt aangetast, waarop raquo; gelijkzaam een bevige hitte met een snelbevveegende raquo; polsslag door 't gansche ligchaam bespeurt word; raquo; dat dan deeze koorts eene vergiftige, doodelijke en raquo; pestachtige quaal is, kan uit volgende toevallen af-raquo; genomen worden, namentlijk: uit de groote benaut-raquo; heit en zwaaren adem, die te gelijk met'kugchen raquo; verzelt word, en een krachtige betrekking in een raquo; slaapzucht niet ongelijk, die zieh in den aankomst raquo; van de koorts vertoont, waarnevens een geduurige raquo; afzijpering van een stinkende materie uit den muil raquo; en neus volgt, insgelijks een vuil stinkende loop of raquo; afgang, somtijds met bloed vermengt; den af keer raquo; van 't eaten, en een gantsche ophouding van 't her-raquo; kauwen word 'er mede verzelt; wanneer dan den raquo; vijfden of zesden dag over 't gansche lijf voortko-
(a) Volgens Eelko Alta , p. 61, ontstaan in Halte, door zekere fijne deeltjes in de lucht verspreid, afkomstig uit brandende bergen of bij aard-bevingen.
(ft) Zic bei even aangebaalde werk van C. N. Lange.
|
||
|
|||
x
|
|||
|
|||
|
||
( 69 )
raquo; men veele blaaspokken, de kinderpokken niet on-raquo; gelijk, en eindelijk ziet men ze alle meest op deeze raquo; wijze op den vljfden of zevende dag den geest geven, raquo; vermits zeer weinigen van dit besmette vee weder raquo; gezond worden, en, wanneer zulks gebeurt, is 't meer raquo; voor een geluk te achten; dan dat men 't eenige raquo; werkin g der middelen toe kan schrijven.quot;
raquo; In dit gestorve \ee, is door de vleeshouwers, in raquo; bijwezen van de Hoogleeraars ÄIolinetto en Viscardo, raquo; bij 't openeu van 't zelve als lets zeldzaams gevon-raquo; den, te weeten; een groot en hart uitgewas in den raquo; pensdarra, uitgecvende een onmatigen stank , zijnde raquo; aan de maag aangewassen ; in d' andere deelen der raquo; ingewanden vond men veel waterblaasjes, in de her-raquo; senen en long insgelijks groote blazon vol wind, raquo; waaruit een vervaarlijken stank voortquam, onder raquo; de tong en om dezelve bij den gorgel zag men rijpe raquo; zweeren en ter zijden veele kleine waterblaasjes. raquo; In al 't gestorve vee, schoon 'er den aassera pas uit gt;gt; was, en noch 't eenenmaal warm zijnde, wanneer raquo; 'I dus door de vleeshouwers opgesneeden wierd, raquo; was het bloed zoo dik en drabbig , dat het onvloei-raquo; baar scheen.quot;
Ramazzini's wensch en hoop, dat deze gevreesde ziekte zoude ophouden met den winter, werden niet be-vestigd. Zij verspreidde zieh van 1710 tot 1719 door geheel Italie, Zwitserland, Frankrijk, Duitschland en ook in ons Vaderland in bet jaar 1713. Groot en ver-bazend was de schade, welke zij aanrigtte. In Fries-land alleen stierven in 1714, volgens Oudhof , 40,000 koeijen. Wie zal het wagen, het juiste getal te gissen, 't welk daarvan het slagtoffer is geworden. Dui-zenden, ja welligt millioenen guldens gingen verloren, zonder dat de kunst (toen nog zeer gebrekkig) eenige hulp konde aanbrengen. Geen wonder echter, dat deze ramp oorzaak werd van groote vorderingen in devee-artsenijkunde, welke vooral in Frankrijk werd uitge-breid na de stichting van de eerste veeartsenijschool te Lyon door Bourgelat in 1762, van eene dergelijke
|
||
|
||
|
||
( 70 )
door la Fosse te Alforl, en vervolgens van eene in 1769 te Weenen door Schutte, in 1773 te Kopenhagen , terwijl men zieh vervolgens te Berlijn, te Louden, in Hanover en eindelijk in 1821 ook in ons Vaderland, in de provincie Utrecht, mögt verbeugen over de stichting van veeartsenij kundige scholen, die rijke vruchten opleverden.
Bourgelat, aan wien de maatschappij en de weten-schap veel verpligt zijn , schijnt de ecrste geweest te zijn , die eene naauwkeurige heschrijving leverde van die ziekte, welke wij thans bestempelen met den naam van longziekte, en die helaas! ook door geheel Europa is bekend geworden, blijkens de vele en onderschei-dene namen, welke Avij daarvoor vinden opgeteekend [a) raquo; fioms vulgaires. Maladie de poitrine, pommeliere , raquo; pomonie, raurie, foie ou mou-pourri, ulceration des raquo; poumons, dans beaucoup de parties de la France.quot;
raquo; iVoms Scientifiques. Pulmonic , phtisie , pneumo-raquo; sarcie, peripneumonie, pleuro-pneumonie maligne, epi-raquo; zootique , gangreneuse , cbronique , contagieuse.quot;
raquo; Sijnonijmes elrangeres. Peripneumonie, pneumonie, raquo; chez les Beiges ; pulmonia , polmonea, polmonera , raquo; peripneumonia ou pulmonie , polmonie , peripneu-raquo; monie, dies les Italiens ; Lungenseuche, harte Lun-raquo; genfaüle, nasse trockene und brandige , krebsartige raquo; Lungenfaüle oder blos Lungenfäule genannt, ou epi-raquo; zootie pulmonaire, putrefaction dure des poumons , raquo; putrefaction humide , seche , gangreneuse , chan-raquo; creuse des poumons , ou seulement putre/action des raquo; poumons , chez les Allemands ; new disease, ou nou-raquo; velles maladies, chez les Anglais; longziekte, ou pe-raquo; ripneumonie, chez les Zelandais et chez les Hollan-raquo; dais.quot;
Eene vergelijking van de door Bourgelat vermelde ziekteverschijnselen en veranderingen der organen, ge-vonden na den dood, bewijst, mijns inziens, duidelijk
|
||
|
||
(o) Tratte sur la maladic de poitrine du grosBelail, commc sous letmm: Perijineumonic conlngiettse par 0. de u Fond.
|
||
|
||
.•'
|
||
|
||
|
||
( 71 )
dat de tegenwoordige longziekte niet geheel is geiijk te stellen met de zoogenaamde veepest, welke toen nog ons Vaderland hevig teisterde. De geschriften van Vilet (1771), Bbognom (1789) en Toggia (1790) Avijzen tevens meer op eene wezenlijke ontsteking der longen, welke zlj onderscheiden in peripneumonie sporadique en epizootique, terwijl Chabert haar noemt eene peripneumonie gangr^neuse, een gevoelen door Favre met krachtige gründen bestreden. Lappe (in 1818) en Dieterichs (in 1821) stelden dit punt in een nog helderder daglicht en gaven eene nog juistere beschrij-ving van de ziekte, welke ons haar doet kennen, zoo als zij vroeger in Frankrijk, Ilalie, Dnitschland en nog in ons Vaderland en in deze provincie wordt waar-genoraen.
Volgens Sauberg (a), zoude Laubender {Seuchen geschickte, München J8JJ) hare verschijning reeds heb-ben vermeid, omtrent het jaar 1693, toen zij in Hessen had geheerscht, ten gevolge van de hevige wärmte in 1692, welke epidemie door Valentin is beschreven geworden. Maar de la Fond is van oordeel, dat deze ziekte even zoo min kan worden gerangschikt onder de thans heerschende longziekte, als die, welke woed-de in Zwitserland van 1754 tot 1743, welke beschreven is geworden door J. Sciieuchzer.
Ik zal dit punt thans niet verder uiteenzetten, ver-mits het meer mijn doel is, eenige historische bescheiden , vooral omtrent de provincie Friesland, te vermelden.
De longziekte, zoo als wij haar thans ontmoeten, schijnt vooral ontstaan of verbreid te zijn in de berg-streken van Zwitserland en Frankrijk en heerschte daar van 176S tot 1792. (6)
De oorlog, welke van Frankrijk uitging en geheel Europa teisterde, baarde angst en zorg, en werd oor-
|
||
|
||
(o) Die Lungeseuchc rics Rindviehes 18lt;ifi , pag. 5.
\tt) Huzard , de la peripneumonie chronique. Paris 179-'( - en
Ciubert , Instruction sur la peripneumonie. Paris 1794.
|
||
|
||
|
|||
|
( 72 )
zaak, dat velen have eu oogst verloren. Het Fransche leger, duizenden in getal, drong als een vernielende stroom voort en voedde en verkwikte zieh met alles wat op zijnen weg tot voedsel konde verstrekken. Hier vond het rijk geladen korenvelden, elders runderen , en van dat alles werd niets ontzien, niets ge-spaard. Zoo doende werd het zieke vee uit de ge-westen der Alpen en van het Jwra-gebergte als voedings-middel door de hongerige en rool'zuchtige troepen me-degevoerd; het werd verspreid onder het gezonde vee, dat spoedig werd besmet. Körten tijd daarna zien wij de ziekte reeds optreden over velc vlakten van Europa, die tot dusverre waren vcrschoond gebleven.
Huzard en Viq-d'Azijr namen haar waar in de jaren 1794 en 1799 in de nabijheid vsaParijs, terwijl in Zwitserland en elders in Frmktijk de ziekte steeds bleef aanhouden , zelfs nog tot in liet jaar 1832. Ook in Duitschland, een oord rijk met vee bezel, werden spoedig gevallen van longziekte waargenomen. Kolper nam ze waar in het jaar 1800 in Pruissen. Zij ver-spreidde zieh vervolgens door geheel het land en zelte zieh in 1829 en 1853 voort tot in ons Vader-land. In het jaar 1831 vertoonde zij zieh in het Ambt Dusseldorp (a), in het dorp Neussen, in January 1852 in den omtrek van Cleve, op de stallen van den bran-dewijnstoker en oeconoom W. A. v. d. Bosch , onder Ossen, afkomstig uit Hessen. In de maand 3Iaart stierven aldaar nog eenige runderen. Toen seheen de ziekte aldaar te hebben uitgewoed. Het schijnbaar gezonde vee werd, 22 in getal, geplaatst in eene weide, nabij het dorp Niel, juist aan de grenzen van Holland gelegen, en wel zoo nabij , dat de wcilanden van Niel en die van den Hollandsehen bodem alleen door eene betrekkelijk smalle vaart, (de ;;oogenaamdc Zeelandsche uitwalering) wordt geseheiden. Niet langen tijd, nadat het vee in de weide was gebragt, werden eenige runderen ziek, waarvan 9 stierven. De
|
||
|
|||
(a) Sauberg , Dk Lungesmche des Rindviehes etc. p. 33.
|
|||
|
|||
y
|
|||
|
|||
.
|
|||
|
|||
|
||
( 73 )
runderen van Frans Prüis, belast met het toezigt over die van van den Bosch , werden later insgelijks aan-getast. In Augustus 1833 werden vele runderen in de weide gedreven door G. Prüijs, wiens vee nog steeds door de ziekte werd geteisterd. Dat het ambt Düsseldorf veel had te lijden door deze ziekte, blijkt uit de opgaven omtrent de jaren 1832 tot 1840, in welk tijdsbestek 10,000 stuks hoornvee daardoor te gronde gingen.
In het najaar van 1853 deed de ziekte zieh dan het eerste voor in ons Vaderland, in de provincie Gelderland, en verscheen als eene ongekende kwaal. Ongekend, zeg ik, omdat zij tot hiertoe nimmer zieh hier had vertoond; in dit oord met eenen zoo vrucht-baren bodem, waarop zoo menig schoon rund graast en die, door haar zuivel, millioenen schats aan Nederland oplevert.
Van uit de provincie Gelderland verspreidde de ziekte zieh verder door ons Vaderland (*) en hereikte ook eindelijk in het jaar 1842 de provincie Friesland. Deze provincie, zoo rijk aan welige weilanden, waar-door in 1851 voedsel werd verschaft aan 186,516 stuks runderen, waarvan 151,811 koeljen, bleef dan het langst van alle provincien onzes Vaderlands gespaard voor deze heillooze kwaal.
Uit de stukken en registers betreffende de longziekte, in Friesland, mlj, zoo als ik straks meldde, bereidvaardig ten gehruike afgestaan door het provinciaal bestuur, is raij gebleken, dat in 1842 (Januarij) de ziekte zieh begon te vertoonen in het zuidwestelijk gedeelte van dit gewest, op de hoeve van Simon Jans Knol, te Nijega, gemeente Doniawerstal. Körten tljd daarna werd het vee aangetast van P. de Boer, te Wams, gemeente He-mehimer Oldephaert en Noordwolde. Behalve de aan deze ziekte overleden runderen, zegtNüMAN (p. 19), werd op beide genoemde hoeven, zoowel het ziekzijnde, als al het
|
||
|
||
(*) A. Noman , Over de besmettelijke longziekte van hei rundvee, Virecht 1851.
|
||
|
||
|
||
( 74 )
schijubaar nog gezonde vee, op hooger last afgeraaakl,-l)ij den eersten landbouwer ten getale van 65, bij den laatstgemelden van nagenoeg 50 stuks, tot kalveren ingesloten. Sedert dien tijd heeft de longziekte zieh in Friesland niet spoedig weder vertoond. In geen van die beide gevallen heeft men immer den juisten oor-sprong der ziekte op die plaatsen kunnen aanwijzen. De landbouwer Ksol verzekerde steeds, sedert den herfst, toen de runderen tcr stal waren gebragt, geen nnkel stuk vee op markten of van elders te hebben aangekocht. Ook waren er, gedurende den laatstver-loopen winter, geene vcekoopers bij hem aan huis ge-weest, en de koeljen waren allen door zijn eigen stier hesprongen. Tevens vermeldde Knol, gewoon te zijn, zijne landen sterk met niest te bedekken, waartoe hij in het afgeloopen jaar (volgcns opgave van anderen) asch en vuilnis had gebezigd, herkomstig uit de om-streken van Blokzijl (prov. Overijssel), waar de longziekte heerschte, waaraan dan ook door sommigen het overhrengen der ziekte naar Nijega werd toege-schreven. (a)
In 1843 en 1844 bleef Friesland bevrijd van ver-dere aanvallen der longziekte onder het rundvee. In hot provinciaal verslag over 1843 (p. 79) vlnd ik op-geteekend : raquo; hebben geene ziekten onder het rundvee raquo; geheerscht, terwijl ook , over het algemeen , al het raquo; vee eene goede gezondheid beeft mögen genieten.quot;
De boter was echter in 1843 bij vele landbouwers van minder goede kwaliteit, zoodat zij dikwerf door
(a) lloewel vcle deskundigen cen besmettend vermögen toeschi'ijven aan den most van door de ziekte aangetaste runderen, zoo als b. v. E. Alta , {Verhandeling over de imluurlijke oorzaken der ziekte onder hei Rundvee, p. 8-4), vvordt dit gevoelen door anderen bestreden. In het rapport van de beeren Jorritsma en van Leeuwen, voorkornende in het werk van Dr. A. Nu-man , p. 233, vinden wij hieromtrent vermeid : #9632; dal het gewaagd zoude
•nbsp;zijn, den verschen mest van aan longziekte lijdende, of daaraan gestorven . koeijen toi bemesling der landcrijen le bezigen , terwijl de gisling en eene
•nbsp;langdurige blootstelling van den mest aan den dampkring op het land,
#9632;nbsp;alvorens het vee op de weide worde toegclalcn , hnns erachlens, dezelve
#9632;nbsp;onschadelijk voor fiel gezonde vee kan maken.quot; Te Nijega brak deziekle nil in Jannarij 18^2, terwijl de wcilanden , waarop het vee gegraasd had, in de vorige jaren waren overgemest.
|
||
|
||
.-
|
||
|
||
/
|
||
|
||
|
||
( 7S )
velen met eene vermindering van f 10,raquo; is moeten worden afgeslaan.
Ook omtrent het jaar 1845 wordt vermeld: raquo; dat raquo; de staat der gezondheid van het rundvee, hetwelk zieh raquo; in zulk eene belangrijke hoeveelheid in dit gewest be-raquo; vindt, en waarbij de bloei en welvaart dezer provin-raquo; cie zoo grootelijks betrokken zijn , is gelukkig zeer raquo; voldoende geweest, en hebben wij onder betzelve raquo; geene algemeen heerschende ziekten, of eene bijzon-raquo; dere sterfte te betreuren gehad, terwijl de provin-raquo; cie, onder den Goddelijken zegen, tot nog toe is be-raquo; waard gebleven voor eene meer algemeene versprei-raquo; ding der zoo zeer gevreesde en verwoestende long-raquo; ziekte, welke elders nog steeds onder het rundvee raquo; heerscht en aldaar vele slagtoffers maakt.quot; Sedert het voorgaande verslag , 1843 — 1846 , hadden zieh evenwel drie gevallen voorgedaan van longziekte, twee onder rundvee op stallen, een bij runderen, welke reeds in de weide liepen, en wel het eerste bij A. 0. Platje, te St. Nicolaasga, in December 1845, het tweede bij C. U. v. n. Zee , onder Mirns , Maart 1846. AI deze dieren, zoo zieken als gezonden, werden gedood, het hooi, stroo en de niest opgeruimd. Het derde geval had plaats bij H. F. v. d. Wal , te Elahuizen; terwijl het vee in de weide was. Er vertoonde zieh een ziekte-geval, men zonderde de beesten af en wachtte tot dat er weder twee beesten, kennelijk ziek, werden afgemaakt; na drie weken kwam weder een ziektege-val op, waarna last werd gegeven, al het vee af te raaken. Er vertoonden zieh bij de schijnbaar gezonden vele teekenen der ziekte; - van de 25 melkkoeijen waren slechts 4 onbesmet, van 5 hokkelingen reeds 2 en van 8 kalveren 3 stuks reeds door de longziekte aan-gedaan.
Daar de longziekte zieh datzelfde jaar vertoonde in de provincie Overijssel en men daar den raaatregel van algemeene dooding niet volgde , maar alleen het kennelijk ziek vee afgemaakte, deed het bestuur van de provincie Friesland pogingen bij de Hooge Regering, ten
|
||
|
||
|
|||
|
( 76 )
einde eene algemeene dooding van het vee in Over-#9632;ijssel te willen voorschrijven, met het doel, om Fries-land des te beter te kunnen beveiligen. Dit verzoek werd niet ingewilligd, vooral op grond, dat de ziekte zieh, genoegzaam gelijktljdig, op onderscheidene plaat-sen in de provincie had geopenbaard, en de dooding van schijnbaar gezond vee en de daaruit voortkomende kosten alleen gevvettigd konden worden, wanneer de ziekte zieh bepaalde tot eenen stal. Het eenige, wat nu te doen overig bleef, was, den invoer van vee uit Overijssel, of van elders, krachtdadig te beletten, het-welk dan ook gestreng werd toegepast.
Op hoogen last werd het zelfs aan de gewestelijke besturen verboden, het schijnbaar gezonde vee tevens af te maken, 't welk dan alleen konde worden toege-staan, Indien de ziekte zieh op grooteren afstand dan van zes uren op nieuw vertoonde.
Het vee te Elahuizen werd echter met toestemming der Hooge Regering geheel afgemaakt, zoowel het zieke, als het schijnbaar gezonde. De boter en kaas waren gedurende 1845 en 1846 van goede hoedanigheid en leverden gunstige uitkomsten op voor de veehouders.
In 184S vertoonde zieh weder een nieuw geval van longziekte, hetwelk evenwel door de strenge toepas-sing van doelmatige maatregelen geene verdere gevol-gen had.
Van Mei 1846 tot aan January 1847 deden zieh geene nieuwe gevallen van longziekte voor in Fries-land.
Bij J. M. Eisma, te Nijland, brak zij uit in Januarij 1847, vervolgens in Maart daaraanvolgende bij H. H. Bou-ma, te Wijckel, twee maanden later bij F. C. Meijer, onder IJlst, en een weinig daarna bij M. J. Bouma, te Oudemirdum.
In de drie eerste gevallen werd al het rundvee, zoowel bet kennelijk zieke, als het schijnbaar gezonde, gezamcnlijk beloopende een aantal van 96 stuks,
|
||
|
|||
|
|||
|
|||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
( 77 )
buiten de drie gestorvene, afgemaakt en begraven, met inachtneming van al die maatregelen, welke geacht werden te kunnen strekken, om de versprei-ding der besmetting te voorkomen, en overigens met aanwending van alle middelen, die tot nog toe in deze provincie de beste en meest gelukkige gevolgen hadden gebad.
In bet vierde geval deden zicb omstandigbeden voor, die eene andere wijze van bandelen voorschreven, en werd naauwkeurig toegezien en bet vee afgezonderd, ten einde bet in geene aanraking konde komen met andere runderen.
De boter en kaas waren gedurende dat jaar van goede boedanigheid en werden rijkelijk gemaakt. (a)
Gedurende de laatste belft van 1847 en bet begin van 1848 begon de longziekte zieh hevig te versprei-den, zoo zelfs, dat de vrees levendig werd, dat, bij-aldien men niet de meest kraebtige maatregelen zoude nemen, eene algemeene verspreiding, met al de daar-aan verbonden gevolgen, te duchten stond.
Er deden zicb dan ook reeds 16 gevallen van longziekte voor, als:
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
j E. F. v. d. Horst, te Boekelste. T. S. Andringa, raquo; Friens. J. T. Siderius, raquo; Rauwerd. H. P. JojVGssu, raquo; Friens.
Kloosterman , raquo; Opperkoofen. E. W. de Graaf, te Goingahuizen.
onder Boornbergum. J. A. v. d. Veer, te Buitenpost. A. E. Tamsma, te Lioessens.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(a) Het verdient opmerking, dat, volgens het provinciaai verslag over 1847, het getal runderen in de provincie bedroeg:
beneden 1 jaar 50,441 sinks 2 . 30.841 • boven 2 . 111,650 •
Totaal 172,912 lerwijl in 1846 het gczamenlijke gotal 168,218 bcliep, zoodat in odn Jaar
tijds het getal runderen met 4,694 was vermeerderd.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||
( 78 ) 9 April 1848, bij A. Keuninc , te Kollum.
|
|||||||
|
|||||||
10 11
|
K. T. v. d. Laan , te Bururn. A. Reijenga , te Go'ingahuizen.
|
||||||
|
|||||||
|
12
|
|
|||||
|
|||||||
S. A. Sijtema , te Rinsumageest. (a)
|
|||||||
|
|||||||
15 raquo;
14nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; raquo;
15nbsp; Janij
16nbsp; nbsp; nbsp; raquo;
|
R. J. de Groot, te Friens. (6) H. J. Zijlstra, te Hamtumhuizen.{c) W. J. Bi.nnema, te Kooten. (d) P. D. Zijlstra , te Reitzum.
|
||||||
|
|||||||
|
Van de runderen dier landlieden zijn gestorven aan de ziekte 19 en voorts, zookennelijk ziek als gezond, afgemaakt 703, van welke laatste velen reeds door de ziekte waren aangetast, blijkens het proces-verbaal van lijkschouwing.
De maatregel van algemeene dooding konde echter later niet worden opgevolgd, uit gehrek aan bet noo-dige kapitaal tot vergoeding.
In de eerste maanden van 1848 deden zieh dan weinige gevallen voor van longziekte, evenwel vooral in het noordooslelijk gedeelte der provincie, in welke rigting de ziekte zieh over het algemeen voortzette, zoo als uit eene beschouwing van de hierbij gevoegde kaart kau blijken.
In bet najaar van 1848 verspreidde de ziekte zieh meer en meer, en nam in bet begin van 1849 band over hand toe, zöo zelfs, dat zieh 38 nieuwe gevallen van ziekte (van Junij 1848 tot Junij 1849) voordeden, als : (e)
|
||||||
|
|||||||
|
|||||||
(a) Van de 22 runderen is 1 gestorven en zijn 11 afgemaakt, terwijlmen van den 5 Julij af lierigt ontving van den heer Gouverneur, dat de Sta-ten, gcene zekerlieid hebbende van de mogelijkheid van uitreiking van schadevcrgoeding aan dc landbouwers, van dien tijd af den vroeger verstrek-ten last tot dooding van het kcnnelijk ziek vee moesten staken te Rinsumageest , alsmede te Go'ingahuizen en Opperkoolen.
{b) Doze had 51 sinks, zoo groot als klein, vvaarvan zijn gestorven 4 , afgemaakt 17. Bij de dooding hleek, dat 11 waren gezond, 8 ziek en wel 4 aan de regter- , 3 aan de linkerlong, lenvijl bij een kalf de beide longen waren aangedaan.
(c)nbsp; nbsp; Dezc had 20 stuks vee, waarvan aangetast 4, afgemaakt 1, gestorven 1.
[d)nbsp; nbsp; Binnema woonde naast Kloosterman, wiens vee vroeger wegens longziekte was afgemaakt.
(laquo;) Zio verslag van den heer Gouverneur en de Gedeputeerdc Staten der provincie Friesland, uitgebragt in Jarc 1849, pag. 72.
|
|||||||
|
|||||||
,-
|
|||||||
|
|||||||
|
||
( 79 )
In Julij, bij W. H. Schuurmans , te Friens.
In October, bij G. B. van der Meij , te Janum, F. F. Wind, te Delfslrahuizen en de weduwe 0. J. Schüür-mans , onder Burgwerd.
In December, bij G. S. Sikma , onder Roodkerk en C. T. Straatsma , te Reitzum.
In January 1849 werden 16 stallen als van de long-ziekte besmet aangegeven, als van J. A. Jongsma , te Rinsumageest, A. S. Wuchers , te Buitenpost, de weduwe G. L. Beiboer, onder Westergeest en J. K. Lu-dema, aldaar, F. J. Postma, onder Birdmrd, P. D. Zijl-stba , te Reitzum, A. J. Valkema , te Roordahuizum, T. S. Boersma , te Oostmm,, A. G. Lijzenga , te Rinsumageest , S. Taconis , te Follega, J. J. Wiersma , te Blija, de weduwe J. W. Kooi, te Mumekezijlen, B. E. Feenstra , te Westergeest, M. D. Memerda , te Brantgum, B. B. Kooistra, te Oenkerk en E. D. Rol-lema , te Oranjewoud.
In February 9, als: van A. F. Leijstra , te Wans-werd, S. Huizinga, te Nes, I). J. Boemsma, te Aalzum, F. S. Kooistra, onder Birdaard, F. G. Hi^mstra, onder Danlumawoudc, W. E. de Jong, te Akkerwoude, S. P. Brou-wer, te Ee, S. A. Sijtema, te Rinsumageest en S. J. Vis-ser , aldaar.
In Maart 6 als: van E. A. van der Woude, te Han-tumhuisen, II. T. Boersma , te Birdaard, F. S. Mijra, te Bergum, K. S. Schoustra, te Roordahuizum, E. S. van der Woude, te Jislum en J. D. Valkema, te Wirdum.
3 stallen in April als: van P. D. Dukstra, te Munne-kezijl, de weduwe T. S. Dukstra , te Btdlenpost en J. K. de Vries , te Bornwerd.
16 stallen in Mei als: van H. T. Annema, te Akkerwoude, H. S. Feikes , te Lijons, T. Albarda , te ^e, D. van der Heide, te Ezumazijl, 31. A. Wiersma, onder An-jum, P. D. Dukstra , onder Anj'mn, P. S. Feenstra , te Paesens, S. H. Sipkens, te Lijons, E. Botma, onder Anjum, S. L. Sutsma , te Paesens, A. Tamsma, onder
|
||
|
||
|
|||
( 80 )
Lioessens, de weduwe C. J. van Eizenga , te Anjutn, P. Wobma , onder Anjum, M. H. Noordman , te Wes-lergeest en W. D. Kuipers , te
|
|||
|
|||
|
Voorts 2 stallen in Junij, als van S. H. Sipkens, te Burum en R. W. Tiemstra, te Buitenpost.
De ziekte was dus toen reeds over een groot ge-deelte van de provincie verspreid en hreidde zieh in 1849 en later nog veel meer uit, hetgeen mij dui-delijk blijkt uit eene volgens de oflicieele registers opge-maakte statistische tabel, inhoudende opgaven van de personen, onder wier runderen de longziekte heeft ge-heerscht, hunaantalin gezonden toestand op de hoeve aanwezig, en dat der runderen, welke ten gevolge der ziekte zijn gestorven of afgemaakt, alsmede van den tijd waarop dit heeft plaats gevonden, - een en ander te uitgebreid, om hier te worden medegedeeld.
Veel en hevig was er gestreden onder de geleerden, in en buiten Nederland, over de vraag, of de longziekte is te rangscliikken onder de besmettelijke ziekten, en zoo ja, of ze is oorspronkelijk, of wel gevolgelijk be-smettelijk, d. i. de ziekte ontstaan door zelf ontwik-keling, welke ziekte naderband een besmettend vermögen aanneemt. Vele bestrijders van de leer der be-smetting, waaronder ik vooral wil noemen den Fransche zaakkundigen en niet minder ijverigen 0. de la Fond, waren toegetreden tot die leer, op grond van vele en afdoende bewijzen (o). Het vraagstuk van de zoo-genaamde oorspronkelijke besraetting (d. i. de ziekte, afgeleid uit in ons Vaderland algemeene of leefkundi-ge maatregelen,) en van epizoötie (algemeen heerschen-de ziekte) had reeds belangrijke vorderingen gemaakt, Avaartoe, behalve de hoogst belangrijke waarnemingen van 0. de la Pond, tevens die omlrent den gang der ziekte in Nederland zeker gewigtige bijdragen hebben opgeleverd. J. van Hertüm (a) volgde de eerstewaar-
|
||
|
|||
(o) Zie 0. de la Fond, Traile sur la Maladie de Poitrine du gros Betail, Paris iSU, p. 144 en 146 , en pag. 149 tot 214-
|
|||
|
|||
./
|
|||
|
|||
|
|||
( 81 )
nemingen in de provincie Zeeland en vond daarin het bewijs: #9632;gt; dat werkelijk op verre de meeste plaat-raquo; sen, waar de ziekte zieh heeft vertoond, primitive raquo; besmetting is kunnen worden aangewezen, en dat, raquo;in elk geval, het ontstaan van de longziekte in raquo; ons Vaderland, zonder den besmettelijken aard der raquo; ziekte te erkennen en hare insleping van buitenlands raquo; aan te nemen, volstrekt niet verklaarbaar is.quot; (6)
De beer C. C. Goedhart , hoezeer de leer der besmetting toegeneigd, verklaart zieh echter tegen het gevoelen van het verspreiden der ziekte door oorspron-kelijke besmetting, en verdedigt zljn gevoelen, dat de ziekte zieh oorspronkelijk kan ontwikkelen en naderhand een besraettend vermögen aannemen. - Zie C. G. Goedhart Be besmettelijke longziekte van hel rundvee in 1852, p. 29. Hoe dit ook zij, de meeste schrijvers stemmen daarin overeen, dat de ziekte zieh door besmetting overplant, of dit althans doen kan.
Had ieder landbouwer in en buiten de provincie Friesland, bij wien de longziekte onder het rundvee geheerscht heeft, juist waargenomen, of wel rondbor-slig verklaard, op welke wijze het mogelijk was, dat deze van elders bij hem was ingevoerd geworden, dan zoude men welligt in staat zijn , een geheel geregeld verslag te leveren van den gang der ziekte, en de weinige opmerkingen, welke ik omtrent dit punt mögt inwinnen, zouden met honderde vermeerderd en daardoor gewigtige bijdragen geleverd worden tot de bevestiging van het gevoelen der verspreiding van de ziekte door oorspronkelijke besmetting.
Gaan wij in het kort na, op welke wijze de ziekte zieh verspreidde in de jaren 1848 en 1849, dan levert deze beschouwing eene bevestigende bijdrage tot de
(a) Vcrhandeling over de besmettelijke longziekte van het rundvee in 1842.
(6) Zie hierover vooral 0. be la Fond , Makdie de Poitrine etc., p. 143 tot 232.
|
|
||
|
|||
|
||
^^^
|
||
|
||
( 82 )
Stelling van besmetting door overdraging, welke ik, voor mij , geloof de juiste le zijn.
Toen men in het jaar 1848 genoodzaakt was geworden, den maatregel van algemeene dooding, (a) dat is van ziek en schijnbaar gezond vee, te laten varen, uit gebrek aan voldoende geldmiddelen, vervolgde de ziekte geregeld haren gang onder de runderen, aan-wezig op zoodanigen stal, en werd dus eene ruime gelegenheid gegeven (nieltegenstaande den maatregel van strenge afzondering) dat de smetstof, op deze of gene wijze, naar elders werd overgebragt.
In 1848 was de ziekte aanvankelijk toegenomen en menig stuk van he! schoonste rundvee daarvan het slagtoffer geworden, terwijl vroeger nog vele gezonde en schijnbaar gezonde werden afgeraaakt. In 11 ge-meenten hadden zieh in 1848, op 18 stallen, gevallen van longziekte voorgedaan, hetwelk ongetwijfeld de vrees moest wekken, dat, bij zoodanige uitbreiding, het jaar 1849 geene gelukkige resultaten zoude ople-veren. De uitkomst bevestigde helaas! dat die vrees niet ongegrond was gekoesterd.
In 1848 had men in Januarij slechts een geval te vermelden, terwijl in dezelfde maand van het jaar 1849 zieh 16 waarnemingen voordeden, waarvan 9 op plaatsen, die tot dusverre verschoond waren geble-ven, als te Westergeest, Roordahuizum, Oostrum, Fol-lega, Blija, Mtmnekezijl, Brantgum , Oenkerk en het Oranjewoud. Vervolgens in February te Wanswerd, Nes (gemeente Westdongeradeel) , Aalznm , Birdaard, Dantumawoude en Akkerwoude en te Ee, te zamen 16 plaatsen, waarvan velen op geringen afstand van el-kander.
In de maand Maart 1849 had men gelukkig slechts drie plaatsen te vermelden, alwaar de longziekte voor het eerst was ontstaan; deze waren de dorpen Bergum,
(a) Ingesteld door den heer M. P. D. Baron van Sijtzama, dostijds Gouverneur van Friesland,
|
||
|
||
|
||
( 83 )
Jislum en Wirdum. In April slechts 66n, namelijk te Boornbergum. In Mei vertoonden zieh weder vele niemve gevallen in het noordelijk en noordoostelijk ge-deelte der provincie, in de gemeente Oostdoivgeradeel, n. 1. te Eztimazijl, Anjum, Paesens en te Huitenpost (Achtkarspelen), terwijl herhalingen daarvan voorkwa-men te Akkenvoude, Lioessens, Weslergeest en Burum. Nog werden opgegeven als van longziekte besmet twee stallen in het dorp Lijons. In Junij had men geluk-kig geene nieuwe plaatsen te vermelden.
In Julij deden zieh weder gevallen van longziekte voor in de gemeente Leeuwarderadeel , te Wirdum, en in de gemeente Kollumerland , te Kollum, doch op beide stallen werden slechts o runderen daardoor weggenomen. Ook in Augustus heerschte de ziekte in ligteren graad, en werden twee landbouwers daardoor verontrust, waarvan een woonachtig onder Jor-tverd, de andere in een geheel ander gedeelte van de provincie, te Eestrum (Tietjerksteradeel). In September vertoonden zieh eenige meerdere gevallen, en moesten vermeld worden als plaatsen, waar de longziekte was uitgebroken, de dorpen Lekkum en Sm-woude. October en November leverden günstige uit-komsten, terwijl in laatstgenoemde maand het eerste geval van longziekte werd waargenomen in de gemeente Leeuwarden, bij D. Schaap. Belangrijke vorderingen maakte zij in December, zelfs op 26 stallen brak ze uit, die tot nog toe bevrijd waren gebleven, Avaardoor de gemeenten Doniawerstal , 't Bildt en Smalunger-land , vroeger van deze ramp verschoond, deelden in het lot van zoo vele anderen, en met de vrees moesten vervuld worden, dat de ziekte zieh ook däär zoude uitbreiden.
In het jaar 1849 werd in het geheel, door en ten gevolge der longziekte, weggenomen het niet on-aanzienlijk getal van 242 runderen, waarvan 174 stierven aan de ziekte, terwijl 68 werden afgemaakt. Het aanzienlijkst was het verlies in de wintermaanden. In January toch stierven of werden afgemaakt 13, in
|
||
|
||
|
|||
|
( 84 )
February 4S, Maart 22 , April 18, Mei 25, Junij 20, Juli) 7, Augustus TO, September 15, October 3, November 7, December 37; - welken regel men als alge-meen lean vaststellen, gelijk ook uit bet verslag, over de andere jaren opgeruaakt, zal blijken. ;a)
De longziekte, eene vijandin, die adem en leven rooft, maakte in 1849, vooral op het einde des jaars, eene niet gekende uitbreiding; er waren vooral vele nieuwe brandpunten ontstaan, waaruit zij zicb konde voortzetten. Gering was het getal der gemeenten, die tot nu toe als bevrijd konden worden vermeld, enge-lukkig zoude het inderdaad wezen, Indien men om-trent 1850 niet nog grootere uitbreiding moest opgeven.
Van het belangrijk getal runderen: beneden 1 jaar 31,402 2 raquo; 31,536 boven 2 raquo; 111,827
|
||
|
|||
te zamen 1T4,765, in February 1849 aanwezig, was nog slechts een gering getal weggeno-men door de ziekte zelve, of door de middelen ter voorkoming daarvan.
In 1830 beersebte de ziekte in 25 onderscbeidene gemeenten. Er werden bij 153 landbouwers, op hoo-ger last, afgemaakt 895 stuks boornbeesten, terwijl bovendien 37 ten gevolge der ziekte stierven, alzoo in bet geheel 932. In bet genoemde jaar bleven na bet eerste ontstaan der ziekte nog slechts 12 gemeenten van die vreesselijke kwaal verscboond, n. 1. Fra-neker, Franekeradeel, Ameland, Dockum, JEngwirden, Harlingen, Haskerland, Sloten , Stavoren, Bolsward , ffeststellingwerf en Schiermonnikoog, terwijl nieuwe
|
|||
|
|||
(o) Het getal der afgemaakte en gestorvene runderen is hier genomen van primo Januarij tot ultimo December, hetwelk ten gevolge zal hebben, dat de uitkomst der cijfers niet kan sluitcn met die, vermeil in het pro-vinciaal verslag, alwaar men , niet leitende op den datum van afmaking. het gehcele getal runderen, dat op eenen stal is gevallen, heeft bijeen ge-teld, en alzoo gebragt over het loopende jaar. Het totaal-generaal der jaren sluit later evenwel naauwkeurig.
|
|||
|
|||
|
||
( 85 )
gevallen zieh voordeden op 't Bildt, in Ferwerderadeel, Opsterland, Schoterland, Sneek, Tietjerksteradeel, Utin-geradeel, fFonseradeel, fForkum en PFijmbritseradeel.
Ook in dat jaar woedde de ziekte in den winter het hevigste. Immers in January werden afgemaakt of stierven 165, in February 147, in Maart 124, in April 96, in Mei 66, in Junij 53 , in Julij 36, in Augustus 47, in September 43, in October 32, in November 45 en in December 80.
In het provinciaal verslag van 1850 vinden wij ver-der opgeteekend, dat de minst gunstige verhouding, ten aanzien van bet getal ziektegevallen, is waargeno-men in Kollumerland en Nieuwkruisland, voorts ßaar-deradeel, IVijmbritseradeel, Idaarderadeel, Mauwerder-hem, Oostdonyeradeel, Hemelumer Oldephaert en Noord-wolde, Sneek, Dantumadeel, Hindeloopen, Achtkarspelen, Tietjerksteradeel, Doniawerstal, Leeuwarden , Workum, fFestdongeradeel, Schoterland, Smallingerland, Leeuwar' deradeel, Lemsterland, 't Bildt, Barradeel, Gaasterland en fFonseradeel, en dat slechts de gemeenten Bolsward, Ferwerderadeel, Hennaarderadeel, Menaldumadeel, Opsterland en Utingeradeel gunstige resultaten gaven.
Met opzigt tot het getal aangetaste stallen of weiden, was meerendeels in de zoo even eerstgenoemde gemeenten almede de ongunstigste verhouding, - gelijk bij de zes laatstgenoemden nog kunnen gevoegd worden Barradeel en Doniawerstal.
Volgens de uitkomsten der telling voor de belasting in 1849, moet de verhouding van het getal gedoode en gestorvene beesten tot het totale cijfer der runderen, in Friesland aanwezig, gebragt worden als 51/4 op de duizend..
De ziekte heeft op de verschillende plaatsen in vol-gende mate en naar evenredigheid der in de gemeenten aanwezige runderen geheerscht, als volgt:
In de gem. Hindeloopen werden gedood en stierven74pr.mil.
|
||
|
||
|
||||
( 86 ) In de gem. Sneek werden gedood en stierven 471/3 pr. mille
|
||||
|
Ranwerderhem
Kollumerlandnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; raquo;
Baarderadeelnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; raquo;
Leeuwardennbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; raquo;
Oostdongeradeelnbsp; nbsp; raquo;
Idaarderadeelnbsp; nbsp; nbsp; nbsp;raquo; Hemel. Oldeph. en
Noordwoldenbsp; nbsp; nbsp; nbsp; raquo;
Dantumadeelnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; raquo;
fForkumnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; raquo;
ffijmbritseradeelnbsp; raquo; Achtkarspelen en Wesldongeradeel
iedernbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; raquo;
Tieljerksteradeelnbsp; nbsp;raquo;
Doniawerstalnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; raquo;
Smallingertandnbsp; nbsp; nbsp;raquo;
'/ jBlaquo;7^nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; raquo;
Lemsterlandnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;raquo;
Schoierlandnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; raquo;
Barradeelnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;raquo;
Leeuwarderadeelnbsp; nbsp;raquo;
Bolswardnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; raquo;
Gaasterlandnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; raquo;
Menaldumadeelnbsp; nbsp; nbsp;raquo;
Ferwerderadeelnbsp; nbsp; raquo; Hennaarderadeel en Utingeradeel ieder
Wonseradeclnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;raquo; Opsterland
|
|
||
235/6
21
162/3
15
142/3 143/8
112/3
81/4 72/3 62/3
|
||||
5
51/3 31/4 21/3
2*;i) 21/3 21/4
11/8
25/28
2/3
raquo;/s
2/11
|
||||
|
||||
1/7
|
||||
|
||||
Belangrijk was de schade, door de longziekte ver-oorzaakt, 't geen blijkt uit den stand van het provin-ciaal fends tot wering van de besmettelijke longziekte onder het rundvee in Friesland, over het tijdvak, loo-pende van de in werking brenging der daartoe betrekkc-lijke hepalingen, goedgekeurd bij Koninklijk besluit van den 30 October 1849, no. 57, tot en met 31 Au-
|
||||
|
||||
/
|
||||
|
||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
( 87 )
gustus 1851. Behalve de bijzondere onkosten, werd tot op dat tijdstip uitbetaald aan schadevergoedingen voor 638 runderen de belangrijke som van /quot; 27,367,50, terwijl dit cijier, met inbegrip der kosten, werd gebragt op f 52,715,055.
De hoop van den nijveren landraan en van de regering in dit gewest, dat in bet jaar 1851 de ziekle zoude afnemen, werd ecbter op nieuw te leurgesteld. Zij drong meer en raeer en op vele plaatsen, vooral in bet zuidwestelijk deel der provincie, door. Op bet einde van dat jaar waren slecbts 5 van de 43 ge-meenten in de provincie verschoond gebleven en tot dus verre de algemeene ramp ontkomen: 't Amelwnd, Dockum, Schiermonnikoog, Sloten en Weststellingwerf, terwijl zicb berbalingen voordeden in ßarradeel, 'l Bildl, fiolsward, Haskerland, Sneek en PFestdongeradeel. Op 286 stallen of weiden, gelegen in 29 gemeenten, waren gedurende 1851 wegens longziekte gedood 1881 runderen, terwijl 34 ten gevolge der ziekte bezweken, en wel
in Januarij 157 gedood 5 gestorven 160
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Totaal 1881 raquo; 34nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; raquo; 1915
terwijl van de runderen, in 1851 door de ziekte aan-getast, in bet begin van 1852 een aanzienlijk getal is afgemaakt; - in Januarij 1852 allein 501, waaronder waarscbijnlijk behooren eenigen, welke in bet provin-ciaal verslag van 1851 , ook over den loop van dat
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||
( 88 )
|
|||||
|
|||||
jaar opgenoraen zijn, ofschoon deze eerst in het begin van 1832 zijn afgemaakt of gestorven.
Het provinciaal verslag over dat jaar merkt omtrent den gang der ziekte het volgende op:
Het geheele bedrag der zieh voorgedaan hebbende gevallen op ds weiden en stallen, benevens de ver-houding naar het getal runderen, in iedere gemeente aanwezig, is als volgt (volgens het provinciaal verslag) :
stallen of werden gedood of weiden stierven pr. duizend
|
|||||
|
|||||
Achtkarspelen /Engwirdennbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;1
Baarderadeel 112 Bolswardnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;1
Dantumadeel 6 Dmiawerstal 133 Ferwerderadeel 12 Franekernbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;35
Franekeradeel 7 Gaasterland 8 Haskerlandnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 7
Hem. Oldephaert enNoordwolde 180 Henmarderadeel'2.5 Hindeloopen 91 Idaarderadeel 91 Leeuwarden 12 LeeuwarderadeelW Menaldumadeel 59 Oostdongeradeel 54 Ooststellingwerf 7
|
gevallen op 8 -------
|
3
I'll 141/3
raquo;o/n
13/4
171/2
22/11
35
12/3
12/3
331/3
31/4 31/4
167
141/3
71/2
23/7
m/s
121/7 12/3
'/*
143/5
73/s
n/raquo;
123/5
64
|
|||
1
23 1 3
13 2 7 3 6 1
23 1
20
18 9 8
10 9 1 1
14 8 3 1 4
|
|||||
Opsterland Rauwerderhem Schoterland Smallingerland Sneek
|
2 57 47
6 13 17
|
||||
Stavoren
|
|||||
|
|||||
y
|
|||||
|
|||||
|
||
( 89 )
|
||
|
||
stallen of werden gedood of weiden stierven pr.duizend
Tietjerksleradeel llgevallenoplOnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; ------- I'M
Utingerädeel 104 raquo;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;14nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; ------- 17i/3
Wonseradeel 166 raquo;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 23nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; ------- 12
Workximnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;355 raquo;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 20nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; ------- 122
Wijmhrilneradeelioi raquo; 49nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; ——- 26
üit bovenstaanden Staat is met 6eii oogopslag den toestand der ziekte in 1881 , in de verschillende ge-meenten , nategaan , terwijl de verhouding van het ge-tal gedoode en gestorvene heesten tot het totale cij-fer der runderen , in Friesland aanwezig, stond als 10^/4: 1000, zoodat het verlies meer dan dubbel zoo groot was dan in het vorige jaar.
Eene veel belangrijker som werd dus vereischt tot schadevergoeding, 't geen blijkt uit den stand van hovenvermeld fonds over het tijdvak, loopende van 1 September tot en met 16 Junij 18S1. Voor 1402 runderen, meestal gedood op hooger last, of gestorven ten gevolge der ziekte, werd uitbetaald eene som van /quot; 57,741,125 als schadevergoeding, welke som, met inbegrip der kosten, steeg tot f 66,264,44. Het to-taal-generaal der schadevergoedingen bedroeg op dal tijdslip eene som van f 98,979,495.
Het verdient opmerking, dat de werking der reglemen-taire bepalingen tot wering der ziekte geregeld plaats vond en van de zij de der landbouwers weinig of geenen tegenstand had, zöö zelfs, dat in 2100 gevallen van longziekte niet meer dan een maal de wet op het ont-eigenen ten algemeenen mitte is moeten worden toe-gepast.
Het jaar 1852 heeft helaas! geene gunstiger uilkom-sten opgeleverd. De ziekte woedde in het voorjaar hevig, blijkens de daarvan ingekomen opgaven, zoodat in de eerste maanden van het jaar verreweg het grootste getal runderen is afgemaakt of gestorven. Daardoor werden de geldmiddelen van het provinciaal fonds tot wering der besmettelijke longziekte onder
6
|
||
|
||
|
|||
( 90 )
het ruodvee in Fnesland belangiijk aaugetast. Van den 17 Junij 1851 tot den 1 Julij 18o2 werd uit het zel-ve uitgekeerd eene schadevergoeding van / 93,933,785, behalve de onkosten , welke het geheelc bedrag der uit-gaven bragten lot /quot;111,679,94=. Het geheele beloop der uitgaven aan schadevergoedingen was op den 1 Julij 1862 reeds geslegen tot een kapitaal van/quot;210,6ä9,44. De ziekle, zoo hevig Legonncn in de eerste maanden van 1882 , nam gelukkig met den zomcr belangrijk af, 't geen gemeenlijk plaats vindt en zclls als vasten grondregel in het verloop dor ziekle kan aangenomen worden (a). Het ungünstige en nalle najaar van 18o2, voorafgegaan door eenen hiiitengewoon warmen zomer, deed reeds vreezen, dat in de maanden December 1832 en Januarij , Februarij en Maart van het volgend jaar 1833 vele slagtollers zouden vallen [b). Dagelijks nam dc ziekte, en telkens op landhoevcn, die tot dus verre verschoond waren gebleven, toe, waarbij zieh bijzon-der onderscheidden de stallen , rijk geladen met vee, '( welk meestal van de vroegstc jeugd af is gedwon-gen geworden tot overvloedigc mclkafscheiding. Vol-gens de herhaalde waarncmingen van vele Fransche
|
|||
|
|||
I !
|
(laquo;xi Uetzelfde werd waargenomen i!oor ilen zankkundigen en ijverigen Eei.ko Alta io dc vceziekte van 17/i7. lichalve zijne opmerkine ,'dat dc ziekte het sterkste was in die gedeelteo van dc provincie, waar vele runderen werden gevondeu .(pag. 9), ahvaar wij Iczen : #9632; Een ieder in Fries-. land is 1 bekend , dat de ziekte omler bet rnndvee in don beginne meest
•nbsp;en zwaarst het midden dezer provincie , waarin het raecste vee is , ge-. troffen liceft, en dat in 't bijzonder de noordkant van Fnesland cr wei-
•nbsp; nig van gevoeld heeft, (en minste niet in vergclijking van de beste vee-
•nbsp;contnjen, en dat dit bijna nltijd zoo gebleven is, Jaa dat 't daarenboven #9632; bijna zedert 't jaar 1747 alle winters in het midden der provincie sterk
•nbsp;gegrassccrd heeft, en dan nog zeer weinig in de liierumen en on liet Bildt,
•nbsp;Femerderadeel, Oost- en WestdongeraieeV zegt hij nog op pag. 12: •Hierbij
•nbsp;rnoel ik nog tot nadcr opheldering voegen, dat dc ziekte meest heviger . en algcraeencr wordt in de vroege hcrfst, en allengs tot in het helle van gt; den winter toencemt en zieh versprcid.quot;
(6) Dal de wärmte eenen helangrijken invloed uitoelent op het vee, is bewezen geworden in het najaar van 1852, bij het slagten van do gedu-rende den zomer geweide koeijen. Bij verre weg de mecsten werden de eigenaars le lenr gesteld over de geringe hoeveelheid vet , welke die koeijen bevatteden ; .de runderen, zeide men , smeerden over het geheel siecht.quot; Bij veien vond men aandoening aan de lever. Dezelfde waarncmingen vinden wy vermeid in de Naluurliße Historie van Holland door J. L. Franco van bEfiKiiuu. M. D. 3 dl. 5de st. p. 1570.
|
||
1
|
|||
|
|||
/
|
|||
|
|||
|
||
( 91 )
veearlsenijkundigen, vooral van dela Fojnd (a), omlrent de runderen in het Jwra-geliergte, oefent deze over-vloedige melkalsclieiding eenen zeer schadelijken in-vloed uit op de organen, dienslbaar tot de aderaha-ling. Ook kan het niet anders, of de läge, weinig doelmatig ingerigle stallen, gelijk wij deze bijna overal in Friesland aantreflen , en waarin , volgens mijne her-haalde proefnemingen, meestal eene wärmte bestaat van gemiddekl 62laquo; Fahr., en tevens ophoopingen plaats vinden van koolzuurgaz, ammoniac enz., moeten on-gunstig werken op die organen, welke wij zoo menig-werf en zoo belangrijk vinden onlaard of veranderd (ft).
De gekoeslerde vrees, dat de zickle in bet najaar van 1852 wederom zoude toenemen , werd volkomen bevestigd.
Het geheele getal dor runderen, in hot jaar 18Ö2 , wegens ziekte gedood, was 2874 , terwijl nog boven-dien een getal van 29, na hevig lijden, bezweck, ma-kende alzoo te zamen 2903. Hiervan werden gedood of stierven , blijkens nader onderzoek van de registers, in de maand Januarij 592 raquo;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; Februarij 495
|
||
|
||
Transportefe 885
|
||
|
||
(a) De la Fond , I'raik- sw h Naiaäic ilc Poilrine etc., vonnetd op pag. 127, 188 etc Op jwi.'. 147 vinden laquo;ij opgeteekend : laquo;C'est notive-gt; incut ;iii printenps ct an commencement ile I'hiver quo I' alfectie sevit #9632; avec intensitc,quot; volgens zijuo meaning, opgewekt door de onmiildulijke aani'aking van hel vce eo eene vrarme on onznivere luclit. Zie pag. 126 en 179.
(6) Eelko Ait* vermeldt hetzelfdc omtrent lie randerpest, waarin, volccns zijn oordeel, de onmiddelijke aanraking der runderen belangrjjk Mjdniagt lot uilbreidinj; der ziekte. Zic het aangehaalde werk op p. 35 en de vermelde vcrächijnselen op pag. 52, 53 cm 83.
(c) Bij oe i.a Fond, Tratte dr., p. 125 en 128. worden vole voorbeel-den biigehragt, onder anderen van M. üoiiaüt , dat op zijne zeer loge en warme stallen roeds 150 stuks runderen hot slagtofler waren geworden , nicttegenstaande alle mogelijke aanwending van vroeger of later aangepre-zene genecsmiddelen. De mcest gonstige nitknmst verkreeg Inj door de opvolging van het voorschrift, om ruime openingen aan to hrengen in de stallen op drie onderscheidene punten , ten eindc de luchl telkcns behoor-lijk te ververschen en af te koelen. Deze openingen waren Vierkant van vorm , 2gt;. voet hoog , 2 voel breed . en konden door glasrnilen worden ge-stoten.
|
||
|
||
|
|||||
( 92 )
|
|||||
|
|||||
Transportnbsp; 88ä
in de maand Maartnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 511
Aprilnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;584
raquo; . Meinbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;242
Junijnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;195
July 20a
Augustus 102 raquo;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; September 102
October 156 November 79 December 242
|
|||||
|
|||||
Totaal 2905 Volgens de opgaven der gemeente besturen, werden slechts 2880 gedood,'t weikeen verschil daarstelt van 25, dal waarschijnlijk bier, even als over 1851, alleen is toe tc scbrijven aan het steeds doorloopen der registers van inscbrijving, terwijl door mij alleen zijn opgenomen die runderen , welke voör 1 Januarij van bet volgende jaar zijn gestorven of afgemaakt. Het vcrscbil omlrent bei getal der stallen is veroor-zaakt, doordien ik niet als afzonderlijke stallen be!) vermeld de zoodanige, waarop in datzclldc jaar eene herhaling der ziekte zicb heeft voorgedaan. Over 1831 beslond een verschil van 89 runderen minder dan
|
|||||
|
|||||
volgens bet jaarlijkscb verslag. aflrek van dc gemclde 25 , nog
|
Hiervan rest dus, na 66 , welke verminde-
|
||||
|
|||||
|
|||||
|
|||||
|
I'lIU
|
|
|||
van bedrag is veroorzaakt.
opgenomen zoodanige runderen
|
doordicn ik niet beb , die gcdood zijn , in
|
||||
|
|||||
de veronderstclling, dat zij longziek waren, terwijl de lijkopening bcwees, dat men in dezen had gedwaald, blijkens vermelding daarvan in de registers (a).
|
|||||
|
|||||
(a) Hoogst gelnkkig zoude men lie nitkomst rlcrsoms inoeijclijlic nnder-kenning moeten nocmen . indien men over een zoo belangrijk getal ziektegcval-leii sleclils fil! had te vermelden, waar de mtkomst de veronderstellingniet lievcsligdc. Mijne eigene waarnemingen geven mij echter grond , om te vcromlerstellen.dat dlt getal met nog velen moet worden aangevuld, en dat het tevens vvenschelijk is, dat men, door doclmatige raiddelen, verbetering Irachl tot stand te brengen, b. v. eene contröle van de longen der wegens Inngziekle afgemaakte runderen, en het toekennen van eene premie aan hem , die het meest naauwkcnrig heeft waargenomen, ten eindealzoo de provin-
|
|||||
|
|||||
-#9632;#9632;•
|
|||||
|
|||||
|
||
( 93 )
De gemeenlen Ameland , Schiermottnikoog , Weststellingwer f, Sloteii, en Dockum hieven van het ontstaan der longziekle tot op 1 Januarij 1855 nog allccn ge-spaard en zouden dus als heldere punlcn zieh voordoen op de grondvlakle van de provincie Friesland, door zoo vele donkere pun ten bedekt, waar de longziekte vroeger of later heeft gewoed of tlians nog heerscht.
Van uit hei zuidwestelijk deel der provincie uitge-gaan en vroeger tclkens ondcrdrukt door de toepas-sing van den strengen maatregel, om al het vee te dooden op hesmeüe stallen of weiden , was Friesland gelukkig tot in 1848, van welk tijdstip men de ziekte meer naauwkeurig in hären voortgang kan vol-gen , gelijk uit de vorenstaande opgaven overlnigend is gehleken.
Onder de algeincene hcschouwingen, betreffende deze ziekte, verdient hol hijzonder opincrking, dal de mid-densle slreken van de provincie, in noordoostclijke rigting, daarvan het mccst hadden te lijden , alsmede die oorden , welke het rijkstc zijn aan vee, inzonder-heid daar, waar vele heesten op een' stal zijn geplaatst, zoo als in Baarderadeel, ßantumadeel, Ferwerderadeel, Hemelumer Oldephacrl en Noordwoldc , Kollumerland , Oosldongcradeel. Tieljerksleradecl, Westdongcradeel en Wijmbrilseradeel, waarop Wonseradeel en Ilennaarde-radeel, tot aan het begin dezes jaars, inderdaad als gelukkige uitzonderingen vermeid moesten worden; al hetwelk als eene nieuwe bijdrage möge worden aan-genomen tot de leer van de onlwikkeling en versprei-ding der longziekte door hesmclting en andere oor-zakelijke inomenten.
Ten einde een kort en gemakkelijk overzigt te ge-ven van de vcrspreiding der longziekte over de provincie Friesland, van hei jaar 1843 af, toen de ziekte
|
||
|
||
cie te onlliellen van bet iiitbetalcn van gelden voor nmdereD, die aan ecnR andere ziekte waren lijdende. Hoosst belangrijk knmt het inij levensvoor, indien men in Staat gcsteld konde worden te weten, lioeveel runderen vroeger vocir het heerschen der longziekte , en tlians hij de toepassing van scha-devergoedingen . in de provincie Friesland , jaarlijks gcmiddcld stierven.
|
||
|
||
|
|||
( 94 )
zieh nicer aitgebreid lieeft (in 1842 deden zieh slechls 2 gevallcn voorj, heb ik geraeend, dat eene aanwij-zing van de (vroeger of lalcr als I)c.sinet vermelde) plaatsen het meest duidelijk zoude uitkomen dooreenen cirkel, wiens inhoud verdeeld is in 8 gelijke deelen
|
|||
|
|||
SW5
|
, drukkende het eerste segment links no. 1
|
||
|
|||
(hoven de doorsnede) nit het jaar 1848, hei regts daarnaast gcplaatsle no. 2 1846, vervolgens no. 3 1847 en daarnevens no. 4 het jaar 1848 , lerwijl de vier andere deelen van de onderste helft, in voigorde o, 6, 7 en 8, voorstellen de jaren 1849, 1850, 1851 en 1852. Ingeval de longziekte zieh ergens heeft voorgedaan in een of meer der genoemde jaren , is de inlioud van het segment met zwarte kleurstof aangevuld; lerwijl de niet ingeviildc deelen van den cirkel aanduiden, dat in die jaren, daar tcr plaatse, geene gevallen van longziekte zijn waargenomen geworden.
Niettegenstaande de mime gelegcnheid lot hei waar-neinen van de ziekte, welke ook elders zoo ruimschoots wordt aangetroflen, ten einde hären aard en gelegen-heidgevende oorzaak of aanleidingen nader le verklaren, hlijft er, zoo als ik in den aanhef dezes voor-loopig aanmerkle, nog veel te verklären over, en ziet men nog allijd reikhalzend nit naar voldoende inid-delen lot afwering en slniling eener kwaal, die dui-zende guldens aan de maatschappelijke wclvaarl onlroofl.
Dat zij dnizenden kost, hewijst op nieuw hcl verslag van den stand van hcl provinciaal fonds lot wering der hesmcUelijkc longziekte onder hei ruiulvec in/quot;Vi'es-land, loopendc van den 1 Jnlij 18ü2 tot den 1 Juli] i8ö5. Als schadevergoedingen wegens gedood en ge-slorvcn longziek vee , ten getalc van 4302 sinks, werd be-laald hei aanzienlijk bedrag van f 170,071,22 ;verder voor kosten, voortgevloeid uit de toepassing der polilie-verordeningen etc. /quot; 10,748,33, aan collectcloonen etc.etc.
|
|||
|
|||
/
|
|||
|
|||
|
|||||
( 95 )
|
|||||
|
|||||
/' 15,868,885, totaal f 213,158,485. Hieronder is niet begrepen ecne som van f 34,041,845, als opbrengst van de liuiden, het smeer en vleescli,dic publiek aan den meesibiedeQ.de worden verkocht, een en ander na aflrek der kosten van afmaking en andere.
Uil het bovenvermelde, alsmede uit slraks vermelde stalislieke taliel, inhoudende eene opgave van al de plaatsen en personen , onder wier runderen de ziekte heeft geheerscht, van 1842 tot en met 1832, met vermelding van het getal der daar primitief aanwezige
|
|||||
|
runderen en
|
|
|||
de daarvan gevallenen
|
i^eloof ik de vol-
|
||||
|
|||||
gende opmerkingen te mögen vaslslellen:
lo. De longziekte, onlslaan in het zuidwestelijk gedeelle der provincie, zelte zieh over de läge vee-nen langzaam voort in noordoostelijke rigting naar de hoog gelegen kleilanden en deed gedurig nieuwe hrand-punten onlslaan, van waaruit de ziekte zieh, in klimmenden graad, vooral verspreidde over dal gedeelle der provincie, waar het helangrijkste getal runderen, veelal bij clkander op groole stallen geplaalst, zieh be-vond (a).
Beide omslandigheden, welke pleiten voor de he-smettelijkheid door overdraging.
2laquo;. Hiervoor pleil ook de belangrijke sterfte der runderen gedurende de wintermaanden, wanneer het vee op de stallen is geplaalst en alzoo mel elkander in onmiddelijke aanraking is gehragl en tevens onder-
|
|||||
|
|||||
(a) De \ecpest van 1744, in November begonnen, nam dezelfde rigling, zie Eelko Alta, p. 57 en Cö, alwaar wij lezen: raquo;In den aanval dezer
gt;nbsp;ziekle ontslnnd ze aan de westlcnst van Europa en ging allengs over tot
#9632;nbsp;onzc Rciinhlijk, verspreidde zig daar gelijli in andere landen van 't vvesten
gt;nbsp;naar bet oosten of ook znidwest tot net noordoost, zoodat het sebeen dat
#9632;nbsp;de oorzaken cT de vebicnla , dat is voerscls der verspreiding, van bet wes-
gt;nbsp;ten naar bet oosten allengs afzakten, vvaartoc de vveste en zuidweste win-• den, liier veel bij de znnier waaijende , missebien ook het bare hebben raquo;toegebragt. De provincie bleef gednrende twee jaaren bevrijd van de ziekte
#9632;nbsp;lot dat dezelve in 1747 op niemv begon in Holland en in iiet najaar over-
#9632;nbsp;sloeg tot Friesland, beginnende (zegt bij) aan de znidwestkant allengs de
#9632;nbsp;gansebe provincie overstrooraende en bijna denzelfden loop hicld als tc
#9632;nbsp;voren.quot;
Zie over de rigting van de longzickte van bet weslen naar oosten, 0. ne i.* Fond , p. 26 en 27.
|
|||||
|
|||||
|
||
( 96 )
|
||
|
||
worpen aan hoogen warmtegraad , uitwazemingen van ammonia houdende gassen etc., welke de ademhaling en daarmede de bloedvorming minder volkomen doen zijn (a).
Sraquo;. De geaardheid van den grond (zand of klei), de nabijheid aan de zee of het verwijdcrd zijn daar-van oefenen geenen belangrijken invloed uit op de he-vigheid der verspreiding (6) en
4raquo;. Vertoont zieh de longziekte op eenen stal, waar zieh een tamelijk groot getal runderen hevindt, dan vallen, Jraquo;ij niet ongunslig verioop, in den regel % der zieh daar bevindenden; bij ongunstig verioop wordt het verlies opgevoerd lot =,'5, eene omstandigheid, op welke men vooral beeil te leiten bij bet beoordeelen der uitkomsten van de weinige en hoogst onvoldoende proeven der inenling , welke , volgens mijne meening , met ijver en naauwgezelbeid nioeten worden voortge-zet, vooral bij jong en gezond vee , op nog niet be-sraelte plaatsen , om , zoo doende, langzamerband den veestapel aan te vullen met van de ziekte herstelde runderen, hetwelk krachtig zal medewerken tot op-
|
||
|
||
(a)nbsp; nbsp; nbsp;Hierbij verdient tevens de bijzonderhciil onze opmerking , n. 1. dal, bij de cerste verspreiding der .ziekle, de gcvallcn zieh dikwerf het eerst voordeden bij de ledcn van cen en dezclfde famillc , eene omstandigheid, welke eene belangrijke bijdrage voor de voortplanling der ziekte door be-sraetting levert. Hiervoor pleit niet minder de tweede omstandigheid, dat dikwerf op stallen is wanrgenomen geworden , dat Je runderen orn den anderen worden aangelast, b. v. 1, 3, 5 , 7 enz. Eene vcrklaring hiervan vind ik in de wijze, waarop de landbouwors gewoon zijn, bun vee te dren-ken, als geschiedende dil door twee emmers, zoodat no. 3 drinkt uit den emmer, waaruit no. 1 het water heeft genoraen, en zoo vervolgens. De over-planting dor ziekte geschiedt dan in zoodanig geval door do nitgeademde locht, in hot -water voorhanden, of door hot aan den emmer gehechte slijm of speeksel.
Bij Eei.ko Ai.ta vind ik orntrent de runderen opgeteekend: gt; dat de be-
#9632;nbsp;suiettcnde declen in 't bijzondcr vcrmengd zijn met lie quijl en vuilighe-
#9632;nbsp;den, die nit den mond, oogen en neusgaten der zieke becstcn voort-. komen.quot;
Zie ook Dr. A. Numan, Occr Je heersehende longziekte ander het rundvec, Utrecht IS-M, p. 2 —11 en Ü. de la Fond, p. 14G.
[b)nbsp; nbsp; nbsp;Ditzelfde nam mc[i waav orntrent de rundcipest van 17-44. Eelko Alta zegt ; p. 76 , #9632; dal hoewel de zcclncht er lets kan toedoen, schijnt • dit weinig van belang to zijn, omdat de zuidwesl- en westkant van
#9632;nbsp;Friesland de zee ook spoelt, die echter doorgaans jammerlijk door de izieku wordt gequeld.quot;
|
||
|
||
|
||
( 97 )
|
||
|
||
heffing of vermindering van eene ziekte, welke zoo vele schoone runderen doet vallen. Omlrent de wijze en plaats van inenting (op den kossem) vvil ik hier te-vens nog opmerken, dat, niettegenstaande de resul-laten, op de zieke runderen verkregen, blijkens rapport , niet zoo gunstig zijn , als men zieh die aanvankelijk had voorgesteld, die op de gezonde runderen daaren-tegen (hoewel zeer gering in getal) tot heden toe goede uitkomsten hebben opgeleverd , zoodat deze plaats tot het doen der inenting inij nog steeds zeer geschikt toeschijnt, ja welligt le verkiezen is boven de inenting aan den staart. Aangenaam was het mij , dat, bij de behandeling van dit punt in de sectie-vergade-ring van de Nederlandsche maatscliappij tot bevordering der geneeskunst, gehouden te #9632;Amsterdam op den 23 Junlj jl., onder het voorzitterschap van Prof. W. Vro-lik , dit gevoelen door Z. H. Gel. en vele andere leden werd gedeeld. De beweeggronden tot het verkiezen van den kossem, boven den staart, als plaats der inenting , is uitgedrukt in het vervolg van het rapport der commissie, dd. 5 November 1832.
5raquo;. Hoewel het mij niet is mögen gelukken , eene juiste opgave le verkrijgen, omlrent den ouderdom van al de runderen, welke ten gevolge der ziekte zijn ge-storven of gedood, is het mij ait het bekende echter gebleken, dat het grootste gedeelle daarvan is aange-tast geworden op den ouderdom van 5 jaren.
6raquo;. In den regel worden de runderen slechts een-maal door de ziekte aangetast. De runderen, van de ziekte volkomcn hersteld zijnde, worden bij uitzonde-ring op nieuw door de ziekte overvallen. Ook hierin treffen wij eene overeenkomst met de runderpest aan(a).
|
||
|
||
(a) Eelko Alta , p. 62. gt; dat de jaarige Beeslen (uiel do kalven) eens
#9632;nbsp;door deezc natuiirlijke ziekte op stal aangetast en er van gebeeterdzijnde,
#9632;nbsp;dezelve zelden of nooit weerkrijgen , ten minste is mij dit nooit klaarge-
#9632;nbsp;bleeken. Een duidelijk bewijs van dit laatste levert het verschil van den raquo;prijs der van de ziekic herslclde runderen in bet jaar 1763 legen over de
•nbsp;zoogenaamde niet ongebeterde , d. i. niet aangelaste. Jonge gebeetcrde raquo;melkbeesten golden 70 tot 80 caroliguldens, de ongebeeterde groot 30
•nbsp;guldens en de kalve rieren van 20 tot 28 guldens, welke prijs het vol-
•nbsp;gende jaar nog daalde en door het schraal gewas van gras ea door over-
|
||
|
||
|
||
( 98 )
7o. Uit eenige waarriemingen en mededeelingen is mij nog gebleken eene bljzonderheid, welke tevens meerdere waarde bijzet aan het kunstmatig verwekken der ziekte , door middel van inenting, ten einde het getal van de ziekte hersteldc runderen , zoo veel mogelljk, te vermeerderen, - die bljzonderheid narnelijk, dat kalveren, geboren uit runderen in bet tljdperk van de ziekte, wanneer zij eenmaal den ouderdom hebben bereikt van drie maanden , zelden later door de ziekte worden overvallen. Hiervoor strekt ten voorbeeld , onder meerderen , de navoigende mededeeling van H. Wagenaar, veearts, woonachtig te Leeuwarden. raquo; Bij den raquo; landbouwer H. J. Valkema, op het Barmhuis, onder raquo; Wirdum, heerschte de longzickte hevig in den winter raquo; van 18ol — 1832. -Van ruim 50 runderen werd de raquo; grootsle helft wegens longziekte algemaakt, terwijl raquo; eenigeu hieven gespaard na het ontijdig afzetten van raquo; het kalf. Deze kalveren , alsmede anderen, geboren raquo; uit longzieke runderen , werden door Valkema ge-raquo; spaard op aanraden van mij veearts.quot;
raquo; In het najaar van 1832 meende Valkema zieh te raquo; mögen verbeugen , voor goed van de ziekte hevrijd raquo; te zijn, en had in den nazomer zijnen veestapel raquo; eenigzins aangevuld door den aankoop van elf stuks raquo; gezonde runderen. Ten zelfden tijde werden allen , raquo; zoowel de gebeterde, als nieuw aangekochte nm-raquo; deren met het jongc vee op stal gezet. In bet raquo; laatst van December 18152 brak de ziekte op nieuw raquo; uit onder het aangekochte vee. Gcen van de elf raquo; hleef verschoond, ja zelfs op een na vielen allen raquo; als het slagtoffer daarvan. De andere runderen (dus raquo; 00k het jongc vee) hieven en waren steeds volkomen raquo; gezond. Dergelijke waarnemingen en mededeelingen raquo; heb ik tevens ingewonnen omtrent de veestapels van raquo; de landbouwers IJ. P. Kooistba, onder Cornjum, en gt;gt; U. Roorda , onder Jelsum.quot;
|
||
|
||
•nbsp;vloed van vee, veronrznala donr het aanzetlen van eenbuitengewoongroot
•nbsp;gcla\ van jonge runderen en de ziekte niet hevig woedde (p. 126) , koe-
•nbsp;kalveren moglen np hnogcr last niet worden gedood.quot;
|
||
|
||
#9632;f
|
||
|
||
( 99 )
Soortgelijke waarnemingen zoudcn er ongetwijl'eld nog vele vermeld kunnen worden, hetgeen ik hoogst wenschelijk acht, om zoo mogelijk alle landbouwers te overtuigen van het hooge belang, dat er gelegen is in het hehouden van kalveren , geboren uit aan long-ziekte lijdende runderen , alsmede van die runderen, welke de ziekte eenmaal hebben doorgestaan, ten einde, zoo doende , bij het vermeerderen van het getal van zoogenaamde gebeterde runderen , de voorheschikthcid daartoe te beperken.
In deze körte en onvolledige trekken heb ik ge-tracht eenigzins nader bekend te maken den gang van eene ziekte onder het rundvee in Friesland, welke eene provinciale ramp zal worden, Indien zij zieh uit-breidt en telkens verdubbelt, gelijk zij tot nu toe heeft gedaan , en waartegen de geneeskunde helaas! nog geene afdoende middelen heeft mögen aanbieden. Een dure pligt rekeu ik het dan van ieder, om te trachten de uitbreiding der ziekte te beteugelen, vooral, nu enkele proeven van inenting eene gunstige uitkomst schijnen te beloven, opdat eenmaal het heugelijk nur zal slaan, dat het gewestelijk bestuur en alle inge-zetenen van Friesland dankbaar zullen juichen, dat eene ziekte van het rundvee is geweken, welke de algemeene welvaart zoo zeer bedreigt.
Leeuwarden , Julij 18S5.
|
||
|
||
•
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
( 98 )
7o. Uit eenige waarriemingen en mededeelingen is mij nog gebleken eene bljzonderheid, welke tevens meerdere waarde bijzet aan het kunstmatig verwekken der ziekte , door middel van inenting, ten einde het getal van de ziekte hersteldc runderen , zoo veel mogelljk, te vermeerderen, - die bljzonderheid narnelijk, dat kalveren, geboren uit runderen in bet tljdperk van de ziekte, wanneer zij eenmaal den ouderdom hebben bereikt van drie maanden , zelden later door de ziekte worden overvallen. Hiervoor strekt ten voorbeeld , onder meerderen , de navoigende mededeeling van H. Wagenaar, veearts, woonachtig te Leeuwarden. raquo; Bij den raquo; landbouwer H. J. Valkema, op het Barmhuis, onder raquo; Wirdum, heerschte de longzickte hevig in den winter raquo; van 18ol — 1832. -Van ruim 50 runderen werd de raquo; grootsle helft wegens longziekte algemaakt, terwijl raquo; eenigeu hieven gespaard na het ontijdig afzetten van raquo; het kalf. Deze kalveren , alsmede anderen, geboren raquo; uit longzieke runderen , werden door Valkema ge-raquo; spaard op aanraden van mij veearts.quot;
raquo; In het najaar van 1832 meende Valkema zieh te raquo; mögen verbeugen , voor goed van de ziekte hevrijd raquo; te zijn, en had in den nazomer zijnen veestapel raquo; eenigzins aangevuld door den aankoop van elf stuks raquo; gezonde runderen. Ten zelfden tijde werden allen , raquo; zoowel de gebeterde, als nieuw aangekochte nm-raquo; deren met het jongc vee op stal gezet. In bet raquo; laatst van December 18152 brak de ziekte op nieuw raquo; uit onder het aangekochte vee. Gcen van de elf raquo; hleef verschoond, ja zelfs op een na vielen allen raquo; als het slagtoffer daarvan. De andere runderen (dus raquo; 00k het jongc vee) hieven en waren steeds volkomen raquo; gezond. Dergelijke waarnemingen en mededeelingen raquo; heb ik tevens ingewonnen omtrent de veestapels van raquo; de landbouwers IJ. P. Kooistba, onder Cornjum, en gt;gt; U. Roorda , onder Jelsum.quot;
|
||
|
||
•nbsp;vloed van vee, veronrznala donr het aanzetlen van eenbuitengewoongroot
•nbsp;gcla\ van jonge runderen en de ziekte niet hevig woedde (p. 126) , koe-
•nbsp;kalveren moglen np hnogcr last niet worden gedood.quot;
|
||
|
||
#9632;f
|
||
|
||
( 99 )
Soortgelijke waarnemingen zoudcn er ongetwijl'eld nog vele vermeld kunnen worden, hetgeen ik hoogst wenschelijk acht, om zoo mogelijk alle landbouwers te overtuigen van het hooge belang, dat er gelegen is in het hehouden van kalveren , geboren uit aan long-ziekte lijdende runderen , alsmede van die runderen, welke de ziekte eenmaal hebben doorgestaan, ten einde, zoo doende , bij het vermeerderen van het getal van zoogenaamde gebeterde runderen , de voorheschikthcid daartoe te beperken.
In deze körte en onvolledige trekken heb ik ge-tracht eenigzins nader bekend te maken den gang van eene ziekte onder het rundvee in Friesland, welke eene provinciale ramp zal worden, Indien zij zieh uit-breidt en telkens verdubbelt, gelijk zij tot nu toe heeft gedaan , en waartegen de geneeskunde helaas! nog geene afdoende middelen heeft mögen aanbieden. Een dure pligt rekeu ik het dan van ieder, om te trachten de uitbreiding der ziekte te beteugelen, vooral, nu enkele proeven van inenting eene gunstige uitkomst schijnen te beloven, opdat eenmaal het heugelijk nur zal slaan, dat het gewestelijk bestuur en alle inge-zetenen van Friesland dankbaar zullen juichen, dat eene ziekte van het rundvee is geweken, welke de algemeene welvaart zoo zeer bedreigt.
Leeuwarden , Julij 18S5.
|
||
|
||
•
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
WJLAGE C.
|
||
|
||
% A
|
||
|
||
VAN HET
|
||
|
||
GETAL STALLEN
IN DE
VAN DE
Provincie Friesland,
WAAROP HET
|
||
|
||
DOOR DE
HEERSCHENDE LONGZIEKTE IS AANGETAST GEWORDEN IN DE JAREN 1842, 1845, 1846, 1847, 1848, 1849 m 1850.
m.
|
||
|
||
|
||||||
( 2 )
|
||||||
|
||||||
GEMEENTEN.
|
STEDEN
or
DORPEN.
|
MNGETASTE STALLEN IN
|
||||
o oo
|
o
|
|||||
|
||||||
Aclitkarspelen
|
Opperlooten
Buitenpost
Augustinusga
Gerkesklooster
Kootstertille
|
|||||
|
||||||
12
|
||||||
|
||||||
iEngwirden
Ameland Baardcradeel
Barradeel 't Bildt iiolsward Dantmnadeel
|
Lijons
Jorweid
Bozum
Oosterwiernm
|
|||||
St. Anna Parochie,
|
||||||
Rinsumagcest
Birdaard
Danlumawoudc
Akkerwoudc
Driesum
Dricsuracrtcrp
|
14
|
|||||
|
||||||
Dückmn Doniawerstal
|
Nijega
St. Nicolaasga
Tjcrkgaast
|
|||||
|
||||||
Transportere
|
34
|
11
|
||||
|
||||||
m
|
||||||
F
|
||||||||
|
||||||||
( 3 )
|
||||||||
|
||||||||
GEMEENTEN.
|
STEDEN DORPEN.
|
ÄANGETASTE STALLEN IN
|
||||||
p oo
|
o
.00
|
|||||||
|
||||||||
II I
|
||||||||
|
||||||||
per Transport
|
34
|
11
|
||||||
|
||||||||
Fenverderadeel
|
Reitzum
Janum
Blija
Wanswerd
Ferwerd
Genum
|
|||||||
|
||||||||
Franeler
Franekcradccl
Gaastcrland
|
Mirns
Wijckel Oudemirdum Sondel Balk
|
1
|
||||||
|
||||||||
Harlingen
Haskerland
Hemelumcr Oldephaert en Noordwolde
ilennaarderadecl
Bindeloopen
daardeiadeel
|
Warns
Elalmizen
Kolderwoldc
|
|||||||
Hindeloopen
friens
Roordahuizum Warga Warten a
|
||||||||
|
||||||||
Transportere
|
11
|
43
|
19
|
|||||
|
||||||||
.
|
||||||||
|
||||||||
r
|
||||||||||
|
||||||||||
( 4 )
|
||||||||||
|
||||||||||
STEDEN
|
AANGETASTE STALLEN IN
|
|||||||||
|
||||||||||
GEMEENTEN.
|
||||||||||
|
||||||||||
DORPEN.
|
o
laquo;5
00
|
|||||||||
|
||||||||||
per Transport
|
11
|
43
|
||||||||
|
||||||||||
Kollumci'land en Nieuw-lcruisland
|
Kollum Bumm Westergeest
Mnnnckezijl Ezumazijl Kollumcrtcrp Aujtsbuurt
|
3
2 1
|
||||||||
20
|
1 1 2
|
V
|
Scl. Scli
Slot
Smi
;Siie Stai Tiel
|
|||||||
Leeuwarden Leeuwarderadeel
Lcrasterland
Mcnaldumadcel Oostdongcradecl
|
||||||||||
ecuwarücn
|
||||||||||
Wirdum Lekkum Ilcmpcm
Follcga Lemmcr
lilessum
Lioessens
Oostrum
Aalsum
Ec
Anjum
Paesens
Wetzenlaquo;
Engwieruin
Boekcl(e
|
|
|||||||||
19
|
||||||||||
Ooststellingwcrt Opstcrland
|
Qtii
Wei
|
|||||||||
|
||||||||||
Transportcre
|
2
|
14
|
92
|
3;
|
||||||
|
||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||
BIJLAGE D.
|
||
|
||
VAN HET
Wl '^^^ 3^L ^iMls^ lit'
|
||
|
||
IN 1)E
|
||
|
||
VERSC111LLENDE GEMEENTEN
|
||
|
||
VAN DE
|
||
|
||
Provincie Friesland,
WAAROP HET
R Ü N D V E E
DOOR DE
IS AANGETAST GEWORDEN IN DE JAKEN 1851 en 1852.
|
||
|
||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
( 2 )
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
F
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
( 3 )
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||
( 4 )
|
|||||||
|
|||||||
G E M E E N T E N.
|
STEDEN
01
D 0 R P E N.
|
GETiL STALLEN AANGETAST IN
|
|||||
1851.
|
Totaal,
|
1852.
|
Totaal,
|
||||
|
|||||||
Iliudeloopen Idaarderadeel
|
per Transport Hindeloopen
Warga
Roordahuizum
Grouw
yEgum
Wartena
Idaard
|
J3
6 2 5 2
I
|
86 13
|
113
|
|||
16
|
|||||||
|
|||||||
Eollamerland en Nicuw-kruis-
land Leeuwarden
Leeuwarderadeel
|
Westergeest
Leeuwarden
Wirdum
Huizum
Jelsum
Goutum
Fink urn
Teerns
Cornjum
Lekkum
fllicdum
Britsum
|
1
1
5
5
1
2 2
2 J 2 1
1
|
10 1
|
||||
17
|
|||||||
|
|||||||
Menaldumadeel
|
Berlikum
Boxum
Marssam
Dronrijp
Blessum
Deinuna
Bectgum
Wetzens
Anjum
Ee
Lioessens
.Touswier
|
10
|
2 3
1 1 2 4
|
14
|
|||
Oostdonfieradeel
|
|||||||
|
|||||||
Transporfcre
|
150
|
170
|
|||||
|
|||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
( ä )
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
( 6 )
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
( 7 )
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
NB. Onder de bovenopgenoemdc 355 stallen in 1852 zijn niet begrcpen de stallen, waarop herbalingen hebben plaats gchad, zijnde deze de navolgende :
Oosterwierum (1), Weidum (3), Jellum (2), Hains (1), Franeler (2), Nijega (2), Warns (1), Lutkewicrum (1), Warga (1), Lceuwarden (1), Bosum (1), Blessum (1), Stavoren (1), Akkratn (1), Ilartwerd (1), Allingawlcr (1), Heeg (1), Nijhuizum (1), Nijland (1) , Gaastmeer (1), Oppenbuizen (1) en IJsbrecbtum (1) j
waardoor bet bovenstaandc getal vermeerderd zoude worden met 26 en alzoo gebragt tot 380 , het beloop der in genoemd jaar plaats gehad hebbende zicktegevallen.
Men beeft ecbter niet opgenomen die stallen , waarop wel runderen zijn afgemaakt fer zake van longziekte, docli welke bij later onderzoek geblekcn zijn daardoor niet aan-getast te zijn gcwcest.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||
Aanmerkingen.
Ten einde enkelc onnaauwkeurigheden te herstellen, die, na het afdrukken der kaart, daarop nog werden aangetroflfen, zoo als ten aanzien van Termard en Burgwerd, en ook, cm verwarring voor te komen, waartoe dc scheeve stand van het segment op andere pnuten ligt aanleiding zoude knnnen geven, zijn in enkele Segmenten cijfers van 1 — 4 aangebragt: duldende no. 1 aan, dat men daarvan af hcelt te teilen het jaar 184y. De aangevulde segmenten wijzen in het algemccn aan, dat in de opgegeven'jaren geval-Icn van longzicktc zieh liebhen voorgedaan.
De statistische opgave tot en met het jaar 1850 was vroeger reeds in gereedhcid gemaakt. Daar mi ecne ineensmelting van deze opgave met die over 1881 en 18S2 weder werk zoude hebben veroorzaak(, zijn beide opgaven afzonderlijk gcdrukl, te meer, omdat de uitkomsten toch gelijk blijken.
|
||
|
||
oCc •
|
||
|
||
|
||
|
|||
/
|
$73* 7*
|
||
|
|||
wm
|
|||
|
||
•^e^amp;ss-s-zs-.
|
mgt;------
|
||
|
|||
am
|
|||
|
|||
y
|
|||
|
|||