|
|||||
c
|
^laquo;o
|
ÖöntB.-
|
|||
|
|||||
^BiJDRAGE
|
..5laquo;
|
||||
|
|||||
TOT IDE
|
|||||
|
|||||
GBSCBMESISVAal DB IMISTUiS
|
|||||
|
|||||
MDERPESTf
IN RUSLANDv
r * .nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;DOOR
FRIEDRICH ÜNTERBEROER,
Professor en Dlrecteur der VeearWenijschool le Dorpat.
VERTAALD EN MET EEN NASCHRIFT VOORZIEtl DOOraquo;
j. A. ALEES,
Rljks-Veearts der lquot;te Klasse to 'a Gtavenhage.
|
|||||
|
|||||
11
|
|||||
|
|||||
- itri . ;•#9632;
|
|||||
|
|||||
iß. B. vÄJirtJQOlfö^-fS'
|
|||||
|
|||||
|
|||||
|
|||||
|
||
|
||
|
||
|
||
i
|
||
|
|||
|
|
||
|
|||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6gt;tiilt;r
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BIJ D R A G E
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
TOT 13-E.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ESCHIEDENIS VAN DE mENTING
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
KINilERPEST.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IN RUSLAND,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
FRIEDKICH UNTEEBEEGEK,
ssor en Directcur der Veearlscnijscliool te Dorpal. VERTAALD
en met een Naschrift voorzien
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J. A. ALEES,
Rijks-Veearts der Iste Klasse le 'sGravenhage.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
raquo;#9632;#9632;nFT^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
.#9632;.-#9632;#9632;#9632;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; .nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;•#9632;_ -
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
V
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||
|
||
V O O R E E 1) E.
|
||
|
||
^5gt;äaSgt;amp;-
|
||
|
||
De nu en dan tegenstrijdige gerückten,
. die over dc verkregen uilkomslen van do
inenting der Runderpcsl in Rusland in Duil-
sche en Rumsche lijdschriftcn versehenen,
gaven reeds voor genuinen tijd aanleiding
aanvcrschillende landbouwkundigen le dezer
plaatse, mijne meening te vragen over de
waarde van de inenting der Rundnrpest. Ik
voldced aan hun verlangen, dock hcsloot —
om redenen, wier ondersoek hier niet te huis
hehoort — mijne meening eerst in do maand
Maarl 1864 in het Balliscke Wee/Mad in de
Duitsche, en in de Russische laal in kcl Jour-
naal van het Ministcrie der Rijksdomeinen
openbaar le maken; uit het eerstgenoemde
tijdsckrifl ging kel zander mijne medewer-
king in het OoslcnrijkselicViertel-Jahrsschrift
i \voor tvetenschappehjke veeartsenijkunde en
\bij uittreksel in het landbouwkundig Jour-
#9632;tnaal over. Ik kon hwrtegen niets mbrengen,
^doch macht ook, daar de reeds voorlanff
1*
|
||
|
||
|
||
#9632;
|
||
|
||
genomen proeven in de inentihgs-inslitulen
van do Ouuvernemenlrn van Orenburg en Cherson nog altijd zondc.r gevolg sijn, den Duilschen Collega's en landbouwkundigen deze feilen niet langer onlhouden, die ilt hij het hepuleii der waarde van de inenting der Runderpest op lieloog had. Als een geschikl tijdslip voor dnze openbaarmaking scheen mij loe de in Wcenen aanslaande tweede internationale veearlsemj kundige bijeenkomst, waaraan niet alleen veearlsen, maar ook landhmwliundigen deel z-ullcn neinen, en waarop, vnlgens het programma, voornawelijk eene voortzelling van de in Hamburg aan-gevangen beraadslaging over de legen het in steepen der Runderpest nnndige maalre-gelen :iit finals vmden.
Terwijl ik nog vonropstel, dal ik naar de getrouwe reproductie mijner raquo;meening over de waarde der inenting van de Runderpestquot; met btjvoeging van twee aanmertdngen in de bijlagen, slechls zulke daadzaken heb bijge-bracht, die tot nu toe geen wederlegging von-den, veroorlonf ik mij hij deze getegenheid, met betrekking tot de herhautde malen ult;t-gesprohen bewering, als of het contagium der Runderpesl in Rusland ook dan werkt, wan-neer het niet werkt, nnjn legenovergesleld gevoelen nil te spreken.
Ondcr werken verstnat men gelijk bekend is, ledere soort van tverkzanmheid. Deze werkzaamheid noeint men daurom ook wer-king van al wat gesehiedt, als tegenstelling van het insebeelde. Wanneer b. v. lets van de schapenpokken onder de opperhiiid van een voor de pokziekle vathaar schaap gebracht wnrdt, dan zien wij daarhij na eenigen fijd pokken ontstaan. Er is lets geschied, en wij zeggen dan: de entslof heefl gewerkt —, en
|
||
|
||
|
|||
VOOllREDE.
|
|||
|
|||
lt;J
|
op duizendvoudige ondervindingen gpgrond:
dil schnap is poor hel Urn tweeden male uil-broken der genoemde ziekle behoed of laquo;e viijwaard. Onder de ziekten der huisdierm is er, gelijk bewezevis, dechls nr.q erne, din in dtt opsichl met de pokknn Inj schapen en andere huisdierm na verwant is, en ivel de Runderpest, bieren die deze siehle eens hadden doorgeslaan, hctzij door mluurlijke of kunstmalige besmetting {Infectte of Inn-culalie), hehben — ik spreek hier van den rei/el — de valhaiirheid voor de Runderpest verloren. Van eene working van het con-tagium der Runderpest kan echter, naar niijn inzien, slcrhts dan sprnke sijn, wanneer Im de daarmede op de eene of aridere ivijze in aanrakmg gebrachte dieren, in hoogeren of lageren trap, de Runderpest optreedt. Is dit het geval met, dan heeft het contagium met gewerkt. Wanneernu heweerd ivordt, datdes-niettegenstaande loch de enting vrijmaarl — wanncer daarna hij de aan tie proef onder-worpen runderen ook nu raquo;nauwelijks waar-necmharequot; of raquo;in het geheel genequot; ziekle-verschijnselen te voorschijn komen — dan is dit niet anders dan eene onderstelling, voor welker juislheid geene bewijzen, gelijk men heweert, voorhanden zijn. Derhalve kan het, naar mijne meening, niet als hemijs geldon, dal runderen, met niet-werkzame dof geent, door de enting gevrijniaard zijn, wan-neer zij hij de Inter ingestelde legenprnef niel pestziek morden, evenmin als het be-wezen kan worden, dat het aan de wer-king van verschillende, dikrvijls zeer anschuldige geneesmiddelen is Ine te schrijven, wanneer na hare aanmending, do door een dollen hand gebeten mensch niet tot hands dolheidvcrvalt. Want evenals het een groot
|
||
|
|||
|
||
VInbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;VOORREDE.
geluk voor de menschheid is, dat niet alle honden dol zijn, die lust heloonen om le bij-ten, en eon nog grooter, dat zclfs niet alle van onbetwist dolle honden gebeten menschen dol worden #9632;—#9632; cvenzoo is het een geluk voor den veehoudcr, dat niet alle runderen of lij-delijk of Icvenslang de voorheschiktheid voor de Runderpest hezilten. Was het laalste niet het geval, dan tiezal Rusland b. v. nu nog nuar evenredigheid wemig runderen mecr. In mijne piaktijk — ik diendc 13 jaren als veearls bij besmellehjke ziekten in het binnensle van hot rijk — kwam het niet zelden voor, dat at het vee van kleine edel- of bouwhocven, nimmer echter dat eene gcheele dorpskudde, oud enjong, de Runderpest kreeg, zelfs wanneer de kudde 20 en meer jaren van deze ziekte verschnond ge-bleven wai. lieltalue de van deze ziekte gene-zen dieren, kamen er altijd vete, somtijds in verhoudmg seer vete runderen voor, die aan de bestneltitig wederstand hieden, zander daardoor verzekcrd te zijn bij een volgend nitbreken der Runderpest door haar ver-schaond le blijven. Zulke dieren lean men, gelijk dit ook door de praeven in Rhslaml bevestigd is geworden, met versehe of reeds stinkende, jaren oude, ulgemeen als niet werkzaam bekende stuf inenten of niet in-cnten — zij zullen zieh tijdelijk, of ook voor imn geheele leven, legen de Runderpest beveiligd toonen.
|
||
|
||
|
||
De inenting als verdelgings- en voorbe-hoedmiddel der Rnnderpest is geene uitvin-ding van den nieuwen tijd, — zij heeft reads lang den eersten roem overleefd. De aanlei-ding daartoe gaf waarschijnlijk de günstige uitkomst, die door de invoering van de inenting der menschenpokken is verkregen. En gelijk onder de Europeanen een En-gelschman het eerst zijne famiiie in het jaar 1670 in Comlantinopcl met de menschenpokken liet inenten 1), en deze knnstbewerking nadat zij aan weezen en misdadigers in het jaar 1713 beproefd was geworden, het eerst in Engeland ingang vend, zoo was het weder een Engelschman, met name Dadson, die in het jaar 1744 het eerst de inenting met de Runderpestin Engeland moet beproefd hebben. De ge-noemde ziekte had sedert haar laatste op-treden in Europa (1709) toen reeds onge-hoorde verwoestingen in de kudden van verscheidene landen aangericht, en nadat, om het onheil afte wenden, veel tevergeefs beproefd was geworden, greep men met ijver naar het nienw aangeboden, en gelijk het scheen, zoo veel belovend middel. Na Engeland werden de inentingsproeven
|
||
|
||
(l) De zankgelastigde Montague.
|
||
|
||
|
||
— 8 —
in de meeste Staten van Europa herhaald en langen tijd voortgezet, en wel in Holland, Frankrijk, Üencmarknn en de verschillende Ooslenrijksche en Duitsche Slalen. Wan-neer men de berichten uit die tijden mag vertrouvven, en er is geen reden om de vvaarde daarvan te betwijfelen, dan was bet gevolg der inenting, tegenover de verliezen, die de door natuuilijke besmetting te weeg gebrachte Eunderpest na zieh sleepte, in het algemeen gunstiger. Zoo werden, om slechts bin voorbeeld te noemen, in het jaar 1778 en in de eerste maauden van het jaar 1779 in het hertogdom Mecklenburg 4075 die-ren ingeent;van deze stierven slechts 438, genazen 3241, en bleven, toen de berichten gesloten weiden, nog 290 ziek, terwiji 106 onmerkbaar ziek of niet aangetast waren. Een ongewoon resultaat! — vooral wanneer men bedenkt, dat geen steppenvee, maar in-landsch vee ingeent is geworden. En dit is niet de gelukkigste uitkomst, die men toen verkreeg: er zijn gevallen bekend, waaruit blijkt dat gemiddeld van 100 in-geenten nog minder dan lo/0 verloren ging. De ziekte scbijnt echter ook in de vorige eeuw soms een minder boosaardig ka-rakter bezeten te hebben, zoodat in eenige streken het grootste gedeelte des veestapels, somwijlen | daarvan en nog meer, door-ziekte. Als een feit wordt medegedeeld, dat in zulke gevallen de buren uit dennbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;1
omtrek, alwaar de ziekte heerschte, hun nognbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;j
gezond vee in de besmette streck dreven, om het aan de natuurlijke besmetting bloot te stellen: het grootste gedeelte der kudde kwam doorgeziekt terug. Het was geen wonder, dat door zulke uitkomsten de inen-nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;i
ting meer en meer veld won en zelfs door
|
||
|
||
|
||
— 9 —
eenifce regeerinsen befrunstigd werd. Er deden zieh zoogenmimde inenters op, die bui-tenslands gingen om de Runderpest in te eilten; er waren kooplieden, die met ingeent vee, diit met het brandmerk geteekend was, hanclel dieven; stof van 6 jaren oud bleef werkzaam en sclieen door het lange bewa-ren zachtaardiger te zijn geworden, en er weiden berekeningen gemaakt, die het bui-tengewone voordeel als het gevolg der in-enting aantoonden. Nog minder baarde het verwondering, toen Ulrich Cbristiaah Sal-chow in zijne aan alle vorsten opgedragen brochure, zonder tegengesproken te worden, het eerst het veelbeteekenende woord waagde uit te spreken : „de Runderpest is door de in-enting volkomen to vernietigen''; dit was in het jaar 1779, nadat reeds in het jaar 1778 Ka.mper het voorstel had gedaan tot blijvende inriehtingen voor de inenting, bij welke de entstof door inenting van vaarzen, binnen bepaalde tijdniimten, voortdurend versch zou worden onderhouden.
En toch hield de inenting geen stand: het hinkende paard kwam achteraan. Na verloop van jaren bevond men, dat de uit-komsten der inenting zieh niet gelijk bleven. Ingeente voor iverpen schenen nietvoorbehoed, al mocht dan ook bij hen de Eunderpest niet werkelljk optreden ; ten gevolge der in euting stierven somwijien meer dieren, dan het gevolg was der natuurlijke besmetting, enz. Uit Engeland had zieh de inenting regelmatig verspreid, uit Engeland kwam de eerste jobsbode over de onvoldoendheid der inenting. Dr. Talk, die ten tijde der inenting in Denemarken, welke ongelukkig eindigde, uit Engeland terugkeerde, geeft een bericht over de volksstemming aldaar
|
||
|
||
|
||
— lernet betrekking: tot fle inenting', en omschrijft de volgende door de landliedrn fredane nit-spraak: „Wij beklagen ons niet over God, „vvauneer bet Hem behaagt ons om onze „zonden te bezoeken : de raadsbesluiten des „Heeren zijn onnaspeurlijk, zijn wil is ons „heilig; wij beklagen ons echter over de „kwaadfrezinde menschen, die door onware „voorstellen, welke zij aan de rejeeering doen, „ons tot bedelaars inaken en op onze ellen-„de hunne vvelvaart bonwen.quot; De nit Mecklenburg ontborten inenters waren in Oost-Friealand raquo;zeer ongelukkigquot;, evenzoo in Denemarken; hnn werk verliep, en de in-enting in bet groot hieb! allengs op.
Zoo is het — eenige in den iaatsten tijd ondernomen proeven niet medegerekend — tot nn toe in het buitenland gebleven. Noch het. sebitterende resnltaat, dat de Med. Doct. Barbasgh in het jaar 1847 in Hon-garije verkreeg, waar van de 2500 door hem ingeente dieren slechts 75 stuks vielen, noch bet overal verbreide gerucht over de in den Iaatsten tijd met de inenting in Rusland verkregen gelukkige gevolgen, kon-den de buitenlandsche regeeringen bewegen tot de inenting terug te keeren. Zij is bewezen even ontoereikend te zijn, terwijl daarentegen andere tot nn toe volgehou-den maatregelen zieh hebben bevestigd. Deze bestaan daarin, dat bij het uitbreken van besmettelijke ziekten in het algemeen, van een genoegzaam aantal vneartsen in dienst van den Staat eene krachtige polltie-ver-ordening wordt uitgevaardigd. Zelfs van de noodenting in de streken nabij de Russische grenzen, wanneer daarin de Kun-derpest nit Rusland wordt overgebracht, wil men in den regel niet weten : men geeft aan
|
||
|
||
|
||
— 11 —
het schijnbaar kostbare dooden der zieke runderen de voorkeur boven de inenting. In den laatsten tijd heeft men in het buiten-land er aan gedacht, ook de voorbehoe-dingsinenting bij de schapen in streken, alwaar de scbaapspokken niet veelvnldig voorkomen, bij politieverordening te ver-bieden, om het gevaar voor de verspreiding dezer ziekte te voorkomen.
Voor de Steppenlanden werd de inenting als verdelgingsmiddel der Runderpest het eerst door Walz in 1803, vervolgens door ViBORC in 1809, later in het bijzomler voor Rusland in 1834 door Jessen en iu 1846 door Spinola aanbevolen, tenvijl de in het jaar 1847 door de Russische regeering be-roepen buitenlandsche hoogleeraren Hertwio, Pbikz en White, nadat zi) een gedeelte der steppen van Rusland bereisd hadden, tot vernietiging der Rundeipest het voltooien der veeartseriijkundige politie-maatregelen hebben aanbevolen. Spihola motiveerde zijn voorstel op de volgende wijze: „Het voor-naamste voordeel van de inenting bcstaat in den daardoor verkregen korteren duur der ziekte, en zij kan slechts onder deze omstandigheden doelmatig worden aange-wend, wanneer de pest over geheele landen zieh verbreid heeft en men door het dooden der zieke dieren de ziekte niet meer meester kan worden. Vooral echter is zij daar aan te bevelen, waar de onderlinge gemeenschap van dien aard is, dat er on-mogelijk eene doortastende controls kan worden ingesteld. In deze omstandigheid bevindt zieh Rusland, enz.quot; Dit was de toestand tot het jaar 1852.
Het verbazende verlies, dat Rusland jaar-lijks door de Runderpest lijdt (volgens offl-
|
||
|
||
|
||
— 12 —
cieele brennen beloopt dit gemiddeld 10 millioen roebels), moest de opmerkzaam-heid der Russische regeeringf zieh daarop vestigen en werd er aan eene conimissie in het Ministerie der Rij ksdomeinen opgedrajjen: „het middel tot vernietifrinj? der Runderpest op te spoienquot;; medeleden van deze Cütn-missie waren 3 hoogst verdiensteliike men-schenartsen, onder dezen de later door zijne Schriften over Voorbehoediiifrspokinenting met roem bekende Genoraal-majoor van het vorstelijk leger, de Med. Dr. M. v, Bitljierincq.
Nadat de Conimissie een groot aantal berichten Tan binnenlandsche veeartsen en in het jaar 1847 nit het buitenland aange-stelde veeartseniiknndige hoogleeraren had ondeizocht, kwam zij tot het besluit, „dat aan het oprichten van quarantainen ter voor-koming van het insleepen des contagmma slechts dan eerst kan gedacht worden, wan-neer do grenzen van het vaderland der ziekte met zekerheid kunnen bepaald worden. De uitbreiding en versterking der vee-artsenijkundige politie-maatregelen, onder-vinden, vooral in de Steppenlanden, de grootste zwarigheden, en zelfs op de nauw-keurige uitvoering der tegenwoordig gel-dende bepalingen is slechts in de minste gevallen te rekenen.quot;
„Er bleef derhalve aan de Commissie niets meer over, dan op de gunstige gevolgen te wijzen, welke de inenting in vroeger en later tijd in het buitenland gehad beeft, en in dit opzicht het nemen van proeveu aan-te bevelen. Zij werd daartoe nog meer aangespoord door het inmiddela versehenen schrijveu van den directeur der Dorpatsche veeartsenijschool , den Heer Collegieraad P. Jessen : „lieber die gänzliche Aus-
|
||
|
||
|
||
— 13 —
rottung der Kinderpest. Dorpat, 1852 u. s. w.quot; 1)
De gevraagde toestemming volgde, en de proeven begonnen in het jaar 1853 het eerst in de gouvernementen van Charkow en Kurski, tegelijk in dat van Cherson en later in dat van Wjatka. Zij vielen in het laatst genoemde gouvernement niet ten gun-ste der inenting uit, voldeden meer in dat van Cherson, doch leverden schitterende re-sultaten in de beide eerstgenoemde gouvernementen: van 1059 ingeente runderen stierven slechts 60 en 999 herstelden!
De laatstgennemde uitkoinst droeg wel het meest er toe bi), dat het bevel volgde om de inentingen voort te zetten. Ten gevolge daarvan werden zij in 1854 in het gouvernement Cherson, verder bij de leerscholen in Kasan en in Dorpat onder-nomen ; ik werd, daar mijn collega Jessen verhinderd was de reis te doen, met de opdracht vereerd om de proeven in het eerstgenoemde gouvernement te leiden.
Ik beken, dat ik na de in vroegere ja-ren opgedane ondervindingen toen geen aanhanger van de inenting en, gelijk van zeit' spreekt, ook niet van Salchow's denk-beeld was. (2) Dit denkbeeld is wel niet zoo
|
||
|
||
1)nbsp; nbsp; /.je : Bericlit über die ersten, :iuf Befehl Sr, Majestät des Kaisers in Neu-Hussland angestellten Impfungen der Rinderpest, 1854, pag, 3.
2)nbsp; nbsp; Het denkbeeld, om de Randerpest door inenting ge-heel te vernietigen, schijnt in Rusland nog niet geheel te zijti opgegeren.
In een zoo even versehenen opstel (Bericht over de inenting der Runderpest te Karlowka in de maanden Mei tot September t864. Livländische Jahrbücher, 18. Band, I, Heft. Dorpat 1805) steint de berichtgever, de Heer Max Raupach,
|
||
|
||
|
|||
— 14 —
|
|||
|
|||
ci
in h. ve
h( ,1 raquo;1 ra sc sc m
V(
b( in st 01
at
ki
si III zi d(
ai
vi
Ki ki di
|
dwaas als het door Peterka (1833) uit-gesprokene, maar even zoo inin uitvoer-
|
||
VeeartseDijkundige der heerlijklieid Karlowka, bepaald t e-gen de veeartsenij-politie-maatregelen en eveuzoo bepaald voor de ioenting. Hij zegt:
laquo;Deze (de veeartsenijkundige politic-) maatregelen bebben ons niet gebaat en zullen ons ook niet baten, gelijk wy aan Oostenrijk zien, dat uiettegenstaaude zijne strenge poli-tie-maatregelen met quarantainen, afsluitingen en dooding toch niet verhinderen kan( dat dc ziekte in bet land komt, zieh spoedig verbreidt en jaren heerscht. WiJ behoeven andere middelen, die eene zekerder bulp beloven, en bezitten die laquo;in de inenting''. Ik beboef slecbts op de geschriften der venlienstelijke beeren Professoren JESSEN en Galitzki en op de berichten nit de inentingsinriehtingeu in de Gouver-nementen van Orenbarg, Cherson en Pultawa te wijzen: overal hetzelfde gunstige gevolg.*'
De Heer Raupach gelooft, dat eene algemeene invoe-ring der inenting van de Kunderpest bet doelmatigst en met de minstc kosten daardoorkan worden verkregen, dat van de regeering een bevel van in en t en vooral vanbet eenjarigc vee in het steppengebied, overeenkomstig met de pokinenting der kinderen, uitgevaardigd worde, waarbij het aan de eige-naars de sehadevergoediug der door de inenting omgekomen dieren verzekeren moetquot;.....
laquo;Wat nu de nitvoering der inenting aangaat, zoo moet volgens R. iedcr dorp zijne kleine inentingsinrichting hebben, waarin alle jaren, onder het toezicht der kreitsveeavtsen of een ander tot ditdoel in den kreits benoemd toezicht, de eenjarige runderen door eenen hiertoe geschikteu man, die lezen en acbryven kan, ingeent worden.quot; Hij verklaart ten slotte : laquo;dat met iedere inenting het gevaar verminderen zal en na 4-5 jaren geheel ophouden moet, omdat alsdan al het vee ingeent zal zijn'*.
Wanneernu ook de steiler, zieh vergetende, overdetegen-Standers zijner inzichten zieh uitlaat en onder anderen zegt; laquo;zij zullen toeh altijd hunne onverzettelijke hoofden scbud-den, ook dan wanneer zij met slellige bewljzen overladen worden**, dan zic ik mij toch gedrongen, tegen de uitvoer-baarhcid van het door hem voorgestelde reeds daarom mijnen
|
|||
m w la ir
t€
a:
sc
V(
p
|
|||
|
|||
|
||
— 15 —
baar als dat van Puffendorff (1792), die de menschenpokken door gelijk.tijdige
|
||
|
||
tw^jfel te opperen, om de tegenstanders der veearlsen(ikundige politie-maatregelen niet in de gelegenlieid te stellen, het giti lacet consentire videtur op ons toe te passen.
De Heer Raupach oieent.dat al het vee in liet steppen-gebied in den loop van 4—5 jaren ingeent kan worden. Deondervjnding hceft echter geleerd, dat, mettegenstaande de bemoeiingen van hoogieeraren der veeartsenijscholen van Rusland, de opollerende pogitigen van 3 dirtxteuren der inentingsmrichting en van de toegevoegde veeartseaij-kundigen en Studenten, zonwel als de geldelijke offers, diede regeering met schroonit, en die op ca. 5Ü,UÜU Z. R. zouden beloopen, tooh siechts 400() en eenige Iionderdm runderen in den loop van \i jarea ingeent ztjn geworden. Welke oilers sullen er dun wel geljraclit uioeien worden voor liet ineuten der kndden vau een geheelen kreiis b, v. van Clierson — of laquo;el van alle runderen der gezameniijke kreitsen van dat Gouvernement — liet uantHl bedrängt vol-gens otlieieele bronnen ca. ^5Ü,UUÜ,en in Nieuw Rusland, leide men in het jaar 1853 in de prü^incien Jekatannoslaw, Taune, Clitrsun en Bessarabie gezaiueiilljk ^,0(32,^^1 stuks runderen ! Het gouvtrnement van (Jliürs^n is siechts öiin steppengou-vernement: in die van Eurupisch Rusland,'/vnn den vost der Rrtrpatisclie l)ergen tot in het verre oosten, waar zieh de Steppen tot in Are voortplanten, over eene uitgestrektheid van 41) lenglegraden, telt inen naar oflicieele bronnen (zie Reis in Ina westelijke en zuidi;li)ke Enropist-h Rusland in hetjaar 1855, van Alexander Petzholdt, Leipzich I8lraquo;4) omstreeks 9 millioen, en, het steppengebieü van Aziatisch Rusland er bij gerekend, nog eenige tmllioenen runderen meer.
Wanneer men nu onderneraen wilde, deze millioenen runderen in körten tijd in te enten — hetgeen in't algemeen wanneer een verständige maatregel ten uitvoer gebracht en geen Danaiden-arlieid verncht zal worden — geschieden moet.-wanneer men zieh verder wilde voorstellen, dat de Kussiscbe regeering de macht daartoe had, eualsdan hetgrootste gedeelte vanRusIand, dat door de Runderpest is ingenomen, van den voet der Karpatisclie bergen af tot aan de Clüneesche
|
||
|
||
#9632;
|
|||
|
|||
— 16 —
|
|||
|
|||
inenting: op de geheele aarde wilde uitroeien. Als eene bijzonderheid vermeld ik hier, dat Pkterka den raad gaf, de kalveren met paardenmelk op te voeden, om bij hen de voorbeschiktheid tot zelfontwikkeling der Runderpest te vernieti^en.
Twee gronden echter waren het, die mij bewogen aan de uitnoodiging gehoor te
|
|||
|
|||
grenzen, door een miiitair cordon voor de kudden van bet overige Ruslaod en middeliilk voor geheel Europa onscha-deiijk te maken — want niet door het drijven alleen, m!iar ook op verschillende andere wijzen en vooral van kuddetot kudde verbreidde zieh de Runderpest in het inwendige van Rusland — en dit Herkules werk, Inenting en pohtie-bewa-king aan de grenzen en in het inwendige der steppen, ware gelukkig geeindigd, is dan de Kunderpest geheel uitgeroeid' — Neen en nogmaals neen — moet aan de geloovigen worden toegeroepen, al mögen ze daarbi) nog zoozeer bet lioofd sclmdden; door herbaalde inentingen kan wel een aanwezige veestape!, en wel metmeeiof minder verlies, voor een herhaald uitbreken der Kunderpest gevrijwaard worden,— maar door de inenting kunnen de (nog onbekende) voorhe-schikkende en gelegcnheidgevende oorzaken, welke de ziekre in haar (tol nog toe onbekend) steppen-vaderland te voor-schijn roepen, om het even of zi) in kosmisch-tellurische of in tellunsche invloeden te zoeken zijn, — niet weggeno-men worden; — de hypothese, dat de runderpest door inenting geheel kan worden vernietigd, is zonder grond.
En de veeartsenijkundige polilie-maatrcgelen sullen, niet-tegenstaande het vonnis van den HeerRAUPACH, vroeger of later ook in geheel Rusland dezeifde erkenning vinden, gelijk zi) die ten nntte der veefokkera en landbouwers in alle besühaalde staien en reeds ook in enkele Gourerne-menten en op eemge goederen van Rusland, b. v. in de Hare Keizerlijke Iloogheid de Grootvorstin Helena Powlowna toebehoorende Karlowka ondervonden hebben — en in het vervolg lia.id aan hand met de noodinentingen gaan, gelijk de/e, tot spoediger vernietiging der Runderpest voor Rusland, voor de eerste maal in 1846 door Spinola is aanbevolen. Noot van den Schrijrer.
|
\
|
||
|
|||
|
||||
17 —
|
||||
|
||||
\
|
,',
|
geven. Ten eerste bood zieh met deze reis tie gelegenheid aan, mijne kennis van de Rundei'pest, gelijk zij in het zuiden heerscht, tot mijn en mijner toehoorderen nut, daar ik decent voor de leer der besmettelijke ziekte ben, te verrijken; ten tweede wilde ik de inentingsproeven op eene wijze instellen, die naar mijn inzien, eenig en alleen op een goed gevolg doet hopen, d. i. slechts opereeren met de entstof van zulke dieren, bij welke de ziekte een exanthematisch karakter heeft aangenomen. Een exantheem stelt zieh bijna altijd bij ieder insleepen der Eunderpest, of-schoon ook slechts bij enkele patienten, in; het schijnt echter in de vorige eeuw menig-vuldig te zijn voorgekomen; er was een tijd, .vvnarin men de Runderpest Pokziekte noemde: het verkrijgen van gecultiveerde entstof, zoo jals Pessina bij de schaapspokkenziekte in 1802 en Maciiold bij de Rnnderpestinenting in 1829 aanhaalt, scheen mij toe dan des te zekerder te zijn. Van zulke entstof liet zieh een belangrijk voordeel verwachten, wan-neer daarmede tot ondersteuning der politie-maatregelen al het vee van eene kudde ingeiint werd,waarin de Eunderpest was uitgebroken. De uitkomst der onder mijne leiding in Zuid-Rusland in de nabijheid van Odessa in het werk gestelde proeven overtrof alle mijne verwachtingen. Mijn collega Jessen had het vorige jaar toch 7 dooden gehad, ik geen: van 64 stuks werd slechts een ziek met alle teekenen van de Eunderpest, maar werd ge-zond; een tweede stierf — maar niet aan de Runderpest. Van de culture der entstof kon geen sprake zijn, daar was niets te cul-tiveeren. Ik gebruikte entstof, die 24 uren oud, entstof die 10 maanden en 24 dagen oad was; alles te vergeefs. Tweemalen
2
|
||
|
||||
|
|||
18
|
|||
|
|||
ine Ali da' me de Ei
be
|
werden er iederen keer 3 generation achter elkander geent en altijd dezelfde uitkomst! Om met de zaak aan een einde te komen, zond ik 20 van de in het jaar 1853 inge-ente en 11 van de in de Iste generatie door mij geente runderen in de duitsche kolonie Helenenthal, waarin de llunderpest boosaar-dig gewoed had, en liet hen aldaar aan alle mogelijke tegenproeven blootstellen; allen hieven gezond. Ik gaf de ingeenten voeder te beruiken en te eton, hetwelk uit de stallen van pestzieke runderen in Cherson en Bessarabie was genomen; zij hieven gezond. Met de huid van een pestzieken os, die in mijne tegenwoordigheid gedood en door mij geopend was geworden, en wiens speeksel bij den eenigen raijner entelingen de werke-lijke liuiidcrpest had te weeg gebracht, werden de geenten langen tijd in aanraking gebracht — en altijd dezelfde uitkomst! Zal men het voor aanmatiging houden, wanneer mij toen het vreugdegevoel bewoog, in de door mij ingeslagen handelwijze een zeker middel gevonden te hebben ora het vee, hetwelk in eene ziekteplaats de besmetting voor-loopig ontgaan was, door inenting te vrij-waren ? Ik kan geen anderen grond daarvoor vinden dan dezen, dat ik raquo;1deg;. den proef-dieren van het Steppenras aan de gewone omstandigheden niet had onttrokken, en dat 2deg;voornamelljk slechts van zulke dieren entstof was genomen, bij welke de Runder-pest een exanthematisch karakter had aan gen omen.quot; (1) De uitkomst
|
||
de oo ki R
ki
r
a
ii
|
|||
|
|||
1) Zie Gesammtbericlit über die seit 1853 in Russlaml fortgesetzen Versuche mit der Impfung der Riuderpest, 1859, H. pag. 72.
|
|||
|
|||
|
||
— 19 —
|
||
|
||
mljner proeven was nogtans te gelukkig geweest, om mijnen twijfel geheel op te hetfen. Ik kou mij met mijne tegenproe-ven niet vergenoegen, ik moest ze, om in eene voor den Staat zoo gewichtige aan-gelegenheid mij voldoeude te overtuigen, verder uitbreiden: ik wilde nader tot de waarheid komen. Ilet best geloofde ik dat doel te bereiken, wanneer ik de runderen, die niet ingeent waren en die naar de op-gave der eigenaars, van wie zij gekocht waren, de Eunderpest niet gehad hadden, aan dezelfde tegenproeven onderwierp als de geenten. Zij vielen ongunstig uit, daar 32 niet geönte runderen, waaronder 22 zuigkalveren, van welke men met zekerheid wist, dat zij de Runderpest nog niet gehad hadden, aan de bovengenoemde tegenproeven werden ouderworpen. Van deze proef-dieren bleven de volwassene gezond; de 22 kalveren vermagerden oogenschijnlijk in den eersten tijd na de proef, maar slechts 4 van hen weiden ziek met verso hij n-selen, zooals zij bij de ßunderpest voor-komen, geen een aan de Runderpest 1).
|
||
|
||
1) Deze proeveu werden tut in den lautsten tijd (zie Oesterreichiscbe Vierteljahrssciirift für wissenschaftliche Veterinärkundc, XXIII, Band, 2 Heft. 1865 in het opstel: Immunität und Mitigation) als bijlage voor het groote nul, dat de bevciligende ineütini; liebbeu kan, aaugebaald, Ik ge-loof ten unrechte. In ieder geval beboort men, zouals ik gedaau lieb, het bewijs er bij te voelt;jeu, dat van de onder mijne leiding geente 64 runderen na 2 jaren slechts 10 voor de ten deele na 3 jareu in andere Gouvernementen te ne-men tegunproeveu uitgezoebt werden en slechts deze 10, dus IS'/, % V1quot;i de iugeente gevrijwaard waren. Van de bovengenoemde 22 kalveren werd, helaas, niet een eeuige gekozen. Mogelijk hadden deze zieh evenzoo bevei-ligd getoond als gene uiet ingeente proefdieren, welke ik
2quot;
|
||
|
||
|
||
— 20 —
Mijn tijd liet het niet toe de tegenproeven nog menigvuldiger in te stellen, en met grooteren twijfel over de waarde der inen-ting, dan ik vroeger gehad had, keerde ik naar mijne woonplaats terng.
In mijn, den 17den December 1854 in-geleverd maar eerst in het jaar 1859 ge-drukt, bericht over de bovenstaande proeven deelde ik daaromtrent het volgende mede:
„Is de na de inenting ontstane terugwer-king, wanneer zij onbeduidend was, vol-doende, om de geenten tegen het uitbre-ken der natuurlijke Kundcrpest voortdnrend te beschütten'?quot;
„Van de beslissing dezer vraag hangt de geheele toekotnst der inentingen van do Rnnderpest af, en ik vervul in het belang derzelve slechts een plicht, Indien ik hier ten slotte den dringenden wensch uitspreek, dat de hooge besturen, die in hunne om-vangrijke voorzorgen in het belang der landbonwkuncligen van Kusland deze on-derneming in het leven riepen, dit ook verder ondersteunen mögen, opdat door voortgczette proeven eindelijk eens de nog altijd twijfel overlatende vraag over de waarde of onwaarde der inenting, met de Rnnderpest hewezen worde.quot;
„De oplossing dezer vraag kan op geen groote moeilijkheden meer stuiten, want er is nu slechts eene laatste tegenproeve noodig, waaraan de gezamenlijke entelingen van de proef des vorigen jaars zoowel als die van dit jaar moeten onderworpen Wor-
|
||
|
||
te gelijkcr tijd metdegccntc aan de nHtunrlijke besmetting bloolstelde (zie Bericht über die im J. 1854 auf Befehl Sr. Majestät des Kaisers angestellten Impfungen der Rinderpest, von F. Unterberger. Dorpat 1859).
|
||
|
||
|
||
— 21 —
den. Deze tegenproeven moeten echter niet slechts binnen de grenzen van Nieuw Rus-land, maar ook in andere gouvernementen en wel in zulke, alwaar de ziekte boos-aardig heerscht, worden ondernomen.quot;
BHet beste kan, naar mijne meening, het voorgestelde doel bereikt worden, wanneer de geheele kudde onder het opzicht van een bekwamen en vertrouwden veearts in het gouvernement van Kasan gedreven werd, om aldaar maanden lang in plaatsen, waar de Runderpest heerscht, te blijven.quot; (1).
Mijn raad bleef toen onvervuld; in plaats daarvan ward besloten, de in de jaren 1853 en 1854 in Zuid-Rusland met de inenting opgedane ondervinding nog eens te beproe-ven en te voltooien, aau het zachtere beloop bijzondere opmerkzaamheid te wijden en, zoo mogelijk, ook in besmette kudden de inenting te bewerkstelligen. Mijn col-lega Jessen en ik ontvingen de opdracht, de proeven te leiden; andermaal, evenals in de voorgaande jaren, namen de verdien-stelijke en bekwame veeartsen uit verschil-lende ressorten aan de proeven deel. Ik kan, daar het bericht gedrukt voor mij ligt, kort zijn (2). Zoolang ik aan deze proeven deel nam (ik moest naar het voorschrift mijner onmiddellijke lastgeving reeds den Isten Augustus de proefplaats vertaten), was de uitkomst dezelfde als in het jaar 1854; de ten gevolge der inenting ontstane reactie was zoo mogelijk nog onbeduiden-der; van het cultiveeren der smetstof was weder geen sprake; inentingen in besmette kudden te ondernemen, daartoe bood zieh
|
||
|
||
1)nbsp; nbsp; nbsp;ib. pag. 71.
2)nbsp; nbsp; nbsp;ib. VII.
|
||
|
||
|
||
— 22 —
geene gelegenheid aan. Na mijn vertrek gelukte het de Runderpest uit Bessarabie in de proef kudden van 1855 over to brengen.
Niettegenstaande alle tegenproeven echter, die bij dezc gelegenheid met de entelingen van 1853 eu 1854 werden ingesteld, ble-ven deze gezond; onder de entelingen van het jaar 1855 daarentegen brak, ofschoon zij 2niaal ingeent waren, de Runderpest uit. Bij mijne vooropgezette meening schreef ik dit aan de oostandigheid toe, dat men bij de proeven in het jaar 1855 minder gelet had, sledhts entstof van zulke zieke dieren te nemen, bij welke de Kunderpest een exan-thematisch karakter had. In deze meening moest ik verstärkt worden door de geluk-kige uitkomst, welke de door mij voorge-geslagen, in het begin van het jaar 1857 in de gouvernementen van Charkow, JVIo-hilew en Smolenski volbiachte proeven le-verden. Van mijne G4 proefdieren werden slechts lOstuksvoor deze tegenproef uitge-zocht, doch deze, evenals 20 stnks uit de proefjaren van 1853 en 1855, stünden de proef schitteren d door : niet een word besmet.
Sedert het jaar 1855 ben ik bij de in-entingsproeven verder niet direct betrokken geweest. Desniettemin volgde ik met groote belangstelling de proeven, bijzonder die, welke op de goederen van Hare Keizer-lijke Hoogheid de grootvorstin Helena Pow-lowna, in het gouvernement van Pultawa in Karlowka met zulk een groot gevolg ingesteld en beschreven geworden zijn. 1)
i) Wenscbelijk is het, dntookde oflkicele berichten over de in de overige inentingspltmtsen, evenals het geheele bericht over de in het jaar iSöb in de Znidrostelijke streek bij Kasan ingestelde proeven door den druk worden open-baar gemaakf.
|
||
|
||
|
||
— 23 —
Hetzelfde gevolg heeft men, volgens de geruchten ook in de inentingsinrichting Ban-darewka in het gouvernement Cherson ver-kregen; minder gelukkig moethet resultaat in de inentingsinrichting te Salmysch in het gouvernement Orenburg uitgevallon zijn. Entstof tot 1| jaar ond werkte en bevei-ligde : deze was, gelijk men beweerde, door den tijd gecultiveerd geworden. Bij vele 100 ingeenten bedroeg het verlies hoogstens lo/0; de verschillende tegenprocven waren gelukkig uitgevallen, enz. Alle deze mededee-lingen en geruchten waren slechts geschikt cm de hoop op eene gelukkige oplossing der inentingsvraag levendig te honden.
Doch helaas! ook bij ons zal het hinkende paard niet weg blijven.
Keeds in het jaar 1862 brachten de ingestelde proeven te Dorpat het goede geloof aan eene gelukkige oplossing der Kunderpestinenting aan het wankelen.
Als oorzaak, waarom de uitkomst der proeven hier in het jaar 1854 (1) genomen zoo ongelukkig was, kan men ook de koude weersgesteldheid beschuldigen, voor welker invloed de entelingen in de tot bladen ver-eenigde schubben niet voldoende waren be-veiligd; in 1862 was dit onmogeliik. De proeven werden bij het schoonste weder en onder overigens gunstige uitwendige om-standigheden ondernomen en leverden de-zelfde uitkomst op: het was geen voorbe-hoedend inenten, het was slechts een lang-zaam dooden, en was slechts dienstig voor
|
||
|
||
1) De ziekte was in de 12cie generatie nog even doode-lijk als in de Iste. In de Gde generatie ziekte alleen een stierkalf door, doch de daarvan genomen entstof was wer-keloos.
|
||
|
||
|
||
24 —
|
||
|
||
de ziektekundige ontleedkunde. De uit-komst van daze proef is door mij op eene andere plaats medegedeeld geworden (1), hier merk ik slechts op, dat zieh onder de entelingen twee bevonden, die vroeger met stof uit het zuiden, die zieh werkzaam be-toond had, waren ingeent.
ledere illusie onatrent de waarde der voor-behoedende inenting tegen de liunderpest moet echter bij elken zaakkundige verdwij-nen, nadat de adjunct-hoogleeraar Bosgünow zijn bericht over de in de inentingsiurichting in de gouvernementen Cherson en Orenburg gedane waarnemingen enz. in de October-aflevering van het vorige jaar van het jour-naal van het Ministerie der Rijksdotneinen openbaar gemaakt heeft.
Voegt man de uitkomsten in deze inrich-tingen in Bondarewka in het vorige jaar en te Salmjsch in het Orenburgsche se-dert het jaar 1860 verkregen, en die sedert 1853 op verschillende tijden en plaatsen in Rusland, bij de ongunstig verkregen proeven, dan volgt, niettegenstaande de schitterende uitkomsten, die men bij ons, evenals in het buitenland voor 100 jaren vorkreeg:
1deg; Dat runderen, bij welke de inenting de Runderpest niet voort-bracht, niet als gevrijwaard kun-nen worden beschouwd;
2deg; Dat het verlies, wanneer ten gevolge der inenting de Runderpest uitbreekt, naar evenredig-heid grooter is, en
3deg; dat de het eerst door Wactihold beweerde eultiveering der ent-stof, waarop men zulk eene groo-
|
||
|
||
1) Repeitorium der Thieiheilkuude 1863.
|
||
|
||
|
||
— aste verwachting meende te kun-nen bouwen, zieh helaas niet b e-vestigd heeft.
De voorbehoedende inenting is der-halve, naar mijne meening, wanueer geene bgzondere garantie van de zijde der vee-bezitters geleverd wordt, zelfs in de step-penkudden niet te bewerkstelligen, bijzon-der daarom, omdat ook de proeven, die in Eusland zijn genomen, bewezen hebben, dat de ingeente ziekte evenzoo besmettelijk is, als de door de natuurlijke besmetting ver-oorzaakte. In Staten echter, waarin bij het groote gebrek aan veeartsen nog in hat geheel geen sprake kan zijn van eene geregelde veeartsenijkundige politie, kernt deze omstandigheid in het geheel niet in aanmerking, — want in dezelfde evenredigheid, waarin de smetstof derEunderpest door het inenten vermeerderd wordt, neemtook het gevaar toe voor bare verdere ver-breiding.
Daarentegen hebben ook de by ons in-gestelde proeven bewezen, dat in Kusland de Nood-inenting met nut in alle besmette streken kan worden ondernomen, waarin de veearts de onmogelijkheid vooruitziet om het reeds door de natuurlijke besmetting aan-getaste deel der kudde door politie-maatre-gelen te redden. Hare uitvoering kan ook niet op moeilijkheden stuiten, wanneer aan de eigenaren van het gegnte en daardoor gestorven vee de volle waarde alsdan vergoed wordt. Wanneer dit echter het geval niet is, dan zal de veehouder, en dit niet enkel onder de dorpbewoners, moeilijk te overtui-gen wezen, dat zijn vee ook dan gestorven zou zijn, wanneer men het niet ingeent had.
|
||
|
||
|
||
ßULAGEIV.
UIITREKSEIDIT RUSSISCHE lUDSCflBIFIEN.
|
||
|
||
C )ver tie l^einoeiingen der Veeartsenij-
soliool te CJliarltOAV l^ij liet naspo-
reu der PtuncleT-pest.
(Journalihn Ministeriums des Innern. Jahrg.lSÜ. 6 Band).
In dit geschrift wordt er vooreerst op gewezen, dat de in hat jaar 1853 om en in Charkow geheerscht hebbende Runderpest eene voortzetting is geweest van die, welke in het jaar 1852 in 3 kreitsen van dat gouvernement uitbrak en door Tschu-maki was ingesleept „De ziektequot;, zoo heet het in dit geschrift, „verspreidde zieh niet, geliikmatig: in eenige buurten overviel zij eenige weinige dieren en hield dan geheel op; in andere heerschte zij in den beginne zeer hevig, dan zachter, hetgeen zieh na eenigen tijd herhaalde, en verdween dan geheel. Men kan echter niet aannemen, dat zij ophield uit gebrek aan offers: integendeel, in vele dorpen brak zij slechts op enkele hoeven uit en liet andere onaangeroerd, ofachoon al het vee op de laatstgenoemde hoeven, naar den schijn, evenzoo gevoederd en verpleegd
|
||
|
||
|
||
27
|
||
|
||
werd, als dat der besmette. Ook had er na het nitbreken der ziekte evenzeer onmiddel-lijke aanraking tnsschen het dorpsvee plaats als vuör haar optrcden, en geen politiemaat-regelen werden aangewend om het nog ge-zonde vee voor besmetting te behoeden.quot;
De eerstc proef ondernam men den Isten Aug. 1853, ten tijde dat de ziekte in Charkow boosaardig heerschte, in de veeart-senijschool aldaar. Van 7 runderen van Duitsch ras genazen 3 en stierven 4.
Met den lüden September begonnen in dezelfde inrichting eene reeks van proeven, welker hoofddoel was om ait te maken: of een cultiveeren der smetstof door over-brenging van geenten op geönten mogelijk is. Men kocht tot dit doel klein Russisch vee in eene streek, alwaar de natuurlijke runderpest nog niet was uitgebroken. Bij deze proeven werden 10 generation achter elkander ingeent, en in het verslag heet het: „Men kon duidelijk bespenren, dat in de laat-ste 7 generatien de werking der smetstof merkelljk zwakker geworden was, zoodat van de laatst geente 13 stuks slechts 1 stierf, terwijl in de eerste 3 generatien van 6 stnks 8 stierven.quot;
In Allem werden 19 stuks aan de proef onderworpen, waarvan 15 genazen en 4 stierven.
Ik ben in de gelegenheid geweest een blik te werpen in het nitvoerig geschreven bericht der Charkower-veeartsenijschool over de opgenoemde proeven en daaruit de vol-gende aanteekeningen te nemen, die ik den lezer niet onthouden wil.
|
||
|
||
|
||
28
|
||
|
||
Inde I'generalie: ingeent 2runclereri, gesl.l, hersl. 1
....nbsp; nbsp; 2raquo;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;raquo;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; .nbsp; nbsp; nbsp; 1nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;,.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;„ _nbsp; nbsp; nbsp; „ 1
..nbsp; raquo;nbsp; nbsp;3'nbsp; nbsp; nbsp;..nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;.3nbsp; nbsp; nbsp;•nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; raquo;2nbsp; nbsp; nbsp;..1
.,nbsp; nbsp;.,nbsp; nbsp; Jenbsp; nbsp; nbsp; nbsp; ..nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; „nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;onbsp; nbsp; nbsp; nbsp; ..nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; „ _nbsp; nbsp; nbsp; , j
.,nbsp; nbsp;.,nbsp; nbsp; glaquo;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; ,.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; .nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;-2nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; ..nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; .. —nbsp; nbsp; nbsp; .. 2
„nbsp; ..nbsp; nbsp; (;••nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; ..nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; .,nbsp; nbsp; nbsp; 3nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; raquo;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; .. _nbsp; nbsp; nbsp; h 3
„nbsp; nbsp;..nbsp; nbsp; 7cnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; .,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; „nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;onbsp; nbsp; nbsp; nbsp; .,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; „ _nbsp; nbsp; nbsp; „ S
..nbsp; ..nbsp; nbsp; glt;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; „nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; ,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;1nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; .,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; „ _nbsp; nbsp; nbsp; „ ]
.,nbsp; „nbsp; nbsp; 9.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;,.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; .,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;1nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; ..nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; „1nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;,,1
.,nbsp; ..nbsp; nbsp;10-nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; raquo;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; ..nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;1nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; ..nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; „ _nbsp; nbsp; nbsp; „ 1
Naar de aangenomen gewoonte om het verlies der inentingen in procenten uit te drukken, waren bij deze proeven in de Iste generatie 50, in de 2de 0, in de 3de 66|-, in de 4de, 5de, 6de, 7de, 8ste 0, in de 9de 50, en in de 10de generatie 0o/o gestorven.
De tegenproeven, waarvoor men van de herstelden 10 stuks uitkoos, vielen, niette-genstaande zij in eene streek genomen werden, waarin voor körten tijd de runder-pest zeer kwaadaardig geheerscht had, zeer gunstig uit: van de 10 stuks ward er niet een ziek.
|
||
|
||
-^SßfgycS^
|
||
|
||
,1
|
||
|
||
|
||
m\ dg mm der BU^EBPesTi^ni.\G i\
DE VEEARISESMKUSDIfiE PßACIIJK.
van A. L. SOLATOWSKY.
(Miiiltir-medicinisclies Journal Th. LXVIII. I860).
Bijna te gelijker tijd, vvaarin de proeven in Charkow en bij Odessa in het jaar 1853 plaats vonden, werden door professor pro-sokew en den adjunct solaiowski inentings-proeven in het gouvernement van Wjatka in het door zijne geweerfabriek bekendo dorp Ischewskoi genomen.
Voor de eerste proef, den 30sten Augustus, koos men 3 kalveren, wier moeder, volgens de opgave des eigenaars, de Kunderpest niet hadden gehad. De inentingsstof was 4 dagen cud en afkomstig van een kalf nit de nabljheid, dat gestorven was. Er volgde geen besmettlng; ook bleven deze kalveren, niettegenstaande de herhaalde inenting en de aanraking met runderpestzieken, vol-komen gezond.
Ook bij de tweede proef, welke den 6den September genomen werd met 3 kalveren van koeien, die de runderpest doorgestaan hadden, bleven de inentelingen, onaangezien herhaalde besmettingsproeven, gezond.
GENEEATIE-INENTINGEN. 1raquo; Generatie. Van 3 kalveren, die den 14den September ingeent waren met stof van 3 dagen
|
||
|
||
|
||
— 30 —
oud van eene aau de Eunderpest gestorven vaars, genas er 1, stierven er 2. 2deg; Generatie.
Den 233ten September werden 2 kalveren ingeent met stof van een in de Iste generatie geent en genezen kalf. Beide genazen. 2raquo; Generatie.
Twee kalveren werden den 2den October ingeent met stof van een genezen kalf uit de Iste generatie. Een kalf stierf, de twee andere herstelden.
36 Generatie.
Twee kalveren, ingeent den 9den October. Entstof van een in de 2de generatie ingeent en genezen kalf: een stierf, het tweede genas.
3e Generatie.
Een kalf, ingeent den 13den October met entstof, die bij de vroeger genoemde dieren werd aangewend. Het herstelde. 4deg; Generatie.
Deze werd ondernomen den 17 den October met 1 vaars en 3 koeien. Deze dieren, zoowel als de vroeger genoemde, behoorden tot inlandsch ras. De drie dageu oude entstof was afkomstig van een kalf, dat in de ' 3de generatie ingeent was geworden en her-steld was. Alle 4 de proefdieren bezweken.
Het ware te wenschen, dat de Heer SOLOTOWSKY, thans buitengewoon hoogleer-aar aan de Keizerlijke medisoh-chirurgi-sehe hoogesohool te St. Petersburg, zijn' omvangTijken, zeer leerzamen arbeid ook in de Duitsche taal mocht uitgeven. De proe-ven, onder de leiding van professor Puo-sohew ingesteld, behooren tot de rationeel-ste, die over het algemeeu in Busland zijn
|
||
|
||
|
||
31
|
||
|
||
genomen, en leveren, naast de in Dorpat en op andere plaatsen gedane inentingen, wanneer daarna werkelijkde runderpest uit-brak, het bewijs, dat het incubatietijdperk bij deze ziekte hoogstens 10 dagen duurt.
|
||
|
||
Overzichl der RuiiderpesliDenlingen.
van N. Halicki.
(.Journal der Kaiserlichen Moskauschen ikomrnisclien Geseihehaft: die Landwirlltschaft. i. Hand. ISUl).
Proeven in da middcn-Kirgisen-orde. In het jaar 1856.
Den Isten Augustus nam de veearts Ko-BttsciiEw van eene aan de natuurlijke Kun-devpest zieke koe entstof, en entte daarmede den 4den Augustus 15 stuks runderen in. Er werden 14 daarvan ziek en (j stierven er van.
Den 14den Augustus entte hij 25 stuks met stofvan in de Iste generatie ingeente dieren: 12 genazen, 13 stierven.
Van de den 5den September iu de 3de generatie ingeente 28 runderen werden 26 ziek en stierven 10.
In de 4de generatie werden den 23sten September 38 stuks ingeent: 29 werden ernstig ziek, 8 slechts licht, 1 in het geheel niet: er stierven 15.
Squot; Generatie.
Van 20 stuks, den 3den October ingeent, werden er 8 hevig ziek, 12 lieht en 2 stierven.
|
||
|
||
|
||
— 32 —
6laquo; Generatie.
Van de den 15den October ingeente 10 runderen stierf niet een; allen werden slechts in een lichten graad aangetast.
Het is te bejammeren, dat de proeven met de 6de generatie plotseling werden afge-broken. Professor Jessen, die het oor-spronkelijke bericht van den Heer Koiiü-sciiew bekend maakte, dealt raede (zie Ge-sammtbericht über die seit 1853 in Russland fortgezetsen Versuche mit der Impfung der Rinderpest, Dorpat 1859, XI), dat Ko-büschew het noodig oordeelde van de voort-zetting der inentingen af to zlen, om het vroegtijdig ingetreden siechte herfstvveder.
Hier dient nog aangemerkt te worden, dat bij de den 4den Augustus in de Iste generatie ingeenten, 6 stierkalveren, die in het jaar 1855 in dezelfde Kirgisen Orde ingeent waren, geplaatst werden; er werden 5 daarvan ziek en van deze stierven er 3, dus G0o/o.
En verder: den 25sten Augustus entte men 6 ossen met stof, die genomen was van eene in de Iste generatie ziek geworden koe, die, gelijk is opgegeven, voor 15 runderen was gebezigd. Er volgde bij de 6 ossen geen besmetting; toen men hen echter met entstof van de 4de generatie opnienwinentte, werden allen ziek en 2 stierven.
Proeven, genomen door de ledeii der vee-
artsenijschool In Charkow in de gouver-
nemenlen Charkow en Kursk en de
midden-Kirgisenorde.
In het jaar 1853 1). In het dorp van den grondeigenaar Wass-
|
||
|
||
1) Ik houd isi.i aan de volgorde der opijegeven jaren v^n mijne auteurs.
|
||
|
||
|
||
— 33 —
kow heerschte de runderpest van 28 September tot 22 October; van 221 runderen werden 52 ziek, daarvan genazen er 29, en stierven er 23. De inenting begon den llden en duurde tot den 22sten October. De stof was van eenen patient genomen, die in de veeartsenijschool in de 3de generatie was ingeent geworden. Er werden 169 proefdieren ziek en van deze stierven er 19.
In de 5de generatie werden bij den edel-man Eabapsei den i7den October 17 runderen ingeent. Zij werden van den 4den tot den 8stcn dag na de inenting ziek; 14 genazen en 3 stierven.
Bij den landeigenaar Pabow entte men in de 5de generatie den 24sten October 26 stuks; alle werden tot 8 dagen na de inenting ziek, 21 genazen en 5 stierven.
Van de bij den Heer v. Dmietriew den-zelfden dag in de 5de generatie 25 inge-enten, stierven er 4, genazen er 21.
Op het goed van den graaf Podgobetschani-Petrowitsoh brak de ziekte den 6den October nit; van 2 patienten stierf er een en genas er een. Tusschen den 21sten en SOsten October werden 63 runderen aan de proef onderworpen, met entstof van de 4de en 5de generatie en met stof, die van de vroeger genoemde herstelde runderen was genomen. Geen proefdier werd met duidelijke verschijnselen der Runderpest ziek en niet een stierf. Het verlies in deze kudde bedroeg alzoo slechts (ien rund.
Op het goed van den Heer Stremauchow werden van 19 tot 26 November van de 68 stuks rundvee 14 ziek; van deze stierven er 11, en genazen er 3. Men entte nu 54 runderen in met entstof van de 9de
3
|
||
|
||
|
||
— 34 —
generatie uit de veeartsenijschool, alle werden tusschen den öden en lOden dag na de proef ziek, 43 genazen en 11 stierven. In November tot 7 December werden op het goed van den Heer Kvvitka ongefeer 50 runderen door de natuurlijke Runderpest aangedaan; 28 stierven er. Van 7 tot 28 December werden 52 runderen in-geent met stof, van runderen genomen, die op dat goed de Kunderpest in een lichten graad hadden gehad. Alle proefdieren begonnen na 4—10 dagen te hoesten, uit neus en oogen te vloeien, bij eenige volgde een geringe doorloop — alle echter hcr-stelden.
In het jaar 1854.
Op het goed van den Heer Poliewsky bevindt zieh slechts inlandsch vee van klein-Kussisch ras, hetwelk tot het jaar 1852 niet aan heerscheude ziekten had geleden. In het jaar 1852 werd het vee in Augustus en in 1853 in Februari en Juni ziek aan mondzeer; geen rund echter stierf. In het jaar 1854 werden 4 runderen in de eerste dagen van Januari ziek. Diagnose: Runderpest. 3 stuks stierven, een 4de, kuisch-kalf, genas. Dit laatste gaf de stof, waar-mede den 15den Januari 23 stuks runderen op datzelfde goed werden ingeent. Bij 10 van deze ontwikkelden zieh duidelijke teekenen van Runderpest na 4—10 dagen, terwijl de overige 13 met uitzondering van de zwelling aan de plaats der iuenting, in het geheel niet ziek werden; 7 genazen, 3 stierven. Een kalf, waarbij ook de be-doelde zwelling niet ontstaan was, werd nogmaals ingeent — maar zonder gevolg.
Van den 15den Januari tot den 12den
|
||
|
||
•L
|
||
|
||
|
|||
35
|
|||
|
|||
;i
|
Februari werden bij de boeren 22 runderen ziek aan de natuurlijke Runderpest, waarvan 11 genazen en 11 stierven. Het overige der kudde entte men in met stof van een 6jarigen stier, die zwaar ziek geweest, doch hersteld was. Slechts bij een enteling versehenen Symptomen van ßunderpest, doch hij genas; 12 andere bleven gezond.
In een ander dorp van den vroeger ge-noemden landeigenaar was het gevolg van de inenting hetzelfde. Nadat van den 18den Januari tot den 12den Februari van 11 aan de natuurlijke llunderpest ziekgewor-den 5 stierven en 6 herstelden, entte men 14 stuks in; 9 werden ziek en daaronder 3 ernstig aan de pest — niet een stiert'; wanneer men de zvvelling aan de entplaats er aftekent, werden er 5 in het geheel niet ziek.
Even zoo gelukkig vielen de inentingen uit, die van den öden Januari tot den 4den Mei 1854 op verschillende goederen van leden der Charkower-veeartsenijschool gedaan werden. Van 908 ingtenten stierven er 17, d. i. 1 van de 148, 1 van de 22, 3 van de 56, 9 van de 59, 1 van de 5 en 2 van de 30; bij de overige 17 proe-ven stierf van 588 ingeenten niet een eenige.
Twee proeven moeten van deze 24 bij-zonder worden vooropgesteld. De eerste werd op het goed van Vrouwe van Svveuevv ondernomen om te bepalen, welk gevolg de inenting bij zulke dieren heeft, die bereids de natuurlijke Kunderpest hadden gehad. Op het genoemde goad had de Eunderpest in December 1853 geheerscht. Van de ge-heele kudde, uit 31 stuks bestaande, werden toen 30 ziek, stierven er 16, herstel-
3*
|
||
|
|||
|
||
— 3fi —
den 14, en slechts eene negenjarige koe, van klein-Kussisch ras, bleef van de ziekte verschoond. De laatstgenoemde 15 runderen werden den 25sten Februari 1854 met versehe smetstof iugeßnt. Bij alle had aan de plaats der inenting zwelling plaats, van de grootte van een hoenderei tot die van eene vuist; bij eenigen merkte men dadelijk eene vermeerderde traanafzonde-ring en slijmvloed nit den neus waar, bij niet een trad de Runderpest met dnidelljke verschijnselen op, en alle werden gezond.
Door de tweede proef moest uitgemaakt worden: hoe lang het Runderpestgift be-waard kan worden zonder zijne kracht te verliezen. Hiertoe was etterachtige vloei- • stof nit den neus, oogen en zweren in het darmkanaal en bloed van' Runderpestzieken, in goed gesloten glazen in een drogen kelder bij 8—12deg; R., in de veeartsenijschool bewaard geworden. Deze stof was van dieren afkomstig, die ernstig ziek waren en meest stierven. In December 1853 en in Februari en Maart 1854 verzameld, werd het van 4 Mei tot 16 Juni 1854 in de kliniek der veeartsenijschool bij 6 proef-dieren herhaaldelijk aangewend. De entstof was volkomen ontleed, met Schimmel be-dekt en stonk reeds. Aan de entplaats vertoonde zieh zwelling, anders werden de dieren niet ziek. Om tot het doel te ge-raken, entte men dezelfde voorwerpen nog tweemaal, met versehe 2 dagen oude stof, doch weder zonder gevolg — met uitzon-derlng van het vroeger genoemde gezwel. Daar ten tijde van de laatste inenting de temperatuur in en om Charkow (3 Juni) 30deg; R bedroeg, nam men aan, dat de versch genomen entstof door de bitte zijne
|
||
|
||
|
||
37
|
||
|
||
werking had verloren. In dit vermoeden verzamelde de assistent der kliniek, Tschi-kikow, des avonds van den löden Juni in de streek van Soletschew, 40 wersten van Charkow verwijderd, van kwaadaardige zieken weder versehe stof, die den 16den Juni gebruikt werd. Nu eerst, na verloop van Sdagen, zag men in het oogvallende ziekteverschijnselea en wel: koorts, pols 95, hittc over het geheele lichaam, gebrek aan eetlust, outlasting schaarsch, het hoes-ten evenals bij Runderpestzieken, uitvloeiin-gen uit neus en oogen, gevoeligheid in het kruis en in de 4de maagstreek. Bij een proefdier merkte men doorloop op — maar alle deze ziekteverschijnselen verdwe-nen in den loop van 5 dagen en de pa-tienten waren hersteld.
Op het goad van den Heer Gobdejesko brak de Runderpest op het einde van December 1853 uit, en tot 25 Januari 1854 stierven 20 stuks boerenvee. Het heeren-vee bevindt zieh in eenen hof bijna 1^ werst van het dorp verwijderd. De inenting had plaats bij 96 runderen den 29sten en 30sten Januari en den 8sten, 9den en 23sten Februari, en wel met stof van de den 22sten Januari in de 3de generatie ingeente dieren, en met stof, die een dag oud was en van de aan de natuurlijke pest lijdenden was ver-zameld. Bij alle entelingen volgde reaetie, bij eenige Knnderpestverschijnselen van mid-delmatige sterkte, bij andere en wel bij de meeste, vormde zieh het bekende gezwel van de grootte van een ganzenei tot die van een grooten appel. Zoo bleef het tot het einde van Februari. Daarop brak in de proefkudde, ten gevolge van natuurlijke be-smetting, de Runderpest uit en stierven na
|
||
|
||
|
||
— 38 —
elkander 35 runderen; dit laatste in de eerste dagen van April.
In Kadinetz, den Heer Podgoretschani toebehoorende, werden in 1853 in November ossen van Tschnmaken tot masting met bran-dcwijnspoeling opgenomen. Na eene week vielen 4 van deze ossen aan de Runderpest. Nadat men ze had gevild, liet men de lij-ken onbegraven op eene plaats liggen, waar dagelijks bet vee tot drinken werd gedreven. Den 3den Febrnari begonnen de inentin-gen op de goederen van genoemden Heer en dunrden tot 20 Maart. Er stierven 1 van de 8, 5 van de 73, geen van 12, geen van 8; 36 van G3 1) en 9 van de 83, in liet gebeel 51 stuks.
Nog ongunstiger nitkomsten verkreeg men bij de proeven op de goederen van de Gravin Ki.EmiicHEr,. Sedert October 1853woedde de Runderpest in die streek, doch was reeds aan bet verminderen, wanneer de inentings-proeven aldaar aanvingen, nadat de ziekte in eene naburige streek nauwelijks bet 20ste gedeelte der kudde verschoond had.
Op bet goed Dmitriewki werd vee van Tyroler- en Zwitsersch ras gefokt, bij som-mige was eene vermenging van vreemd bleed op te merken. Den laden Maart werden 68 stuks ingeent, daaronder waren 43 koeien, 12 kalveren en 4 fokdieren van Tyroler- en Zwitsersch ras, en van bet Ukrainsche ras 9 koeien. Voor het buiten-landsche vee was de entstof nit de nabuur-schap van een stier genoraen, die na de
|
||
|
||
1) De entstof voor deze dieren wns van zulke piitienten genoraen, die aan de natuiirli|ke Uonderpest geledcn Irnd-den, doch hersteld warea. Het incnbatie-tijdperk duurde i—R daraquo;en.
|
||
|
||
|
||
— 39 —
ingeente ziekte genas, terwijl voor de Ukrainsche koeien stof uit een dorp in het gouvernement Kurski werd genomen, waarin van 330 runderen 215 stierven. Van het vreemde vee stierven 40, 3—10 dagen na de inenting, de Ukrainer koeien genazen alle.
Dp het vorstelijk Siirzow werd Ukrainsch vee gefokt, bij sommige daarvan is ver-menging met vreemd bloed op te merken. Men entte den 23steu Febrnari 55 ossen van dit ras met 4 dagen oude stof van de 3de generatie. Bij alle entelingen kwamen onbeduidende zwellingen aan de entplaat-sen, voor het overige geen verschijnselen van Eunderpest, en alle genazen. 21 dagen later herhaalde men de inenting inet stof, van runderen genomen, die in de Iste generatie ingeent waren. De Runderpest brak uit, en de helft van de kudde (27 stuks) ging verloren.
Dit geval behoort volgens anderen tot diegene, welke voor den tijd van Veith het dwaalbe-grip hadden in het leven geroe-pen, dat het in cubati e-tij dperk bij de Kunderpest weken lang kan duren.
Proeven in het jaar 1855.
Zij begonnen den 20sten Mei. Tot op dien dag nam de ziekte bij de grondbezit-ster SiEPiirow dagelijks 3—10 offers weg; gedurende den geheelen tijd sedert haar uit-breken op den 20sten April, van 299 stuks 142. Met de inenting veranderde dit. Van de 106 nog onbesmet gebleven genazen 97, en stierven slechts 9.
In de kliniek der Veeartsenijschool werd weder met znlke en wel met 4 eueren be-
|
||
|
||
|
||
— 40 —
|
||
|
||
proefd, die in hetjaar 1853ingeeiit en niet gestorven waren. Zij stierven bij de be-doelde proeven ook niet, slechts het gezwel aan de plaats der inenting kwatn weder te voorschijn. Meer dan dit verschljnsel ward echter ook niet waargenomen aan 4 stuks tot dat doel opzettelijk aangekocht en vroeger niet ingeent jong vee, ofschoon men het met dezelfde stof (4 dagen oud) inentte.
Professor Ostrowskv entte gemeenschap-pelijk met den veearts Kobusciiew en 2 Studenten in de midden-Kirgisenorde 111 runderen. Bij 63 van deze vertoonde zieh eenige besmetting, alle echter herstelden. Wij hebben boven reeds geleerd, dat aan de herstelden dezer proef in het jaar 1856 6 ossen in dezelfde Kirgisenorde aan de natuurlijke besmetting waren blootgesteld, waarvan 5 ziek werden en 3, dus 60o/o stierven.
Proeven in het jaar 1856 en 1857.
Zij hadden, behalve in de Kirgisenorde in het jaar 1856 boven bedoeld, slechts in de Veeartsenljschool plaats en bestonden daarin, dat aangekocht vee (het getal is niet aan-gegeven), dat de natuurlijke Eunderpest niet had gehad, met in die inrichting uit de jaren 1853, 54 en 55 bewaarde entstof ingeent werd. Niettegenstaande alle moeite in de maanden Januari en Februari 1856 en in Februari 1857, gelukte het niet de proefdiereu te besmetten.
Proeven in het jaar 1858.
Den 29sten October werden bij den Heer Waszkow, nadat hij zieh van het nut der inenting had overtuigd, 89 runderen aan de proef onderworpen, die bijna alle eeni-
|
||
|
||
|
||
41
|
||
|
||
germate ziek werden en genazen. Bij een anderen grondbezitter verkreeg men bij 9 runderen dezelfde uitkomst, op een derde goed echter, aan den Heer Kwitka toebe-hooreude, was de uitkomst ongunstiger. De natuurlijke Kunderpest brak in de kudde van den genoemden Heer uit, en van het begin tot den 25sten November vielen er 46 stuks, alle een en tweejarige kalveren. Van den 25sten November 1858 tot den 2den Januari 1859 werden nog 35 volvvas-sen runderen ziek en daarvan stierven er 16. Opmerkelijk is het, dat onder de aan de natuurlijke Kunderpest ziek geworden en gevallen dieren niet een zieh bevond, dat in het jaarl854 de ingeönte Runderpest had doorgestaan. Ofschoon er geen twijfel bestond, zoo luidde het bericht, dat reeds al het vee besmet was, werd tooh, om den wensch van den Heer Kwitka te be-vredigen, de inenting den 14den en 23sten December 1868 ondernomen. Den eerstge-noemden dag entte men 2 vierjarige stier-kalveren en den 23sten 22 melkkoeien, alle in den ouderdom van 6 tot 10 jaren en van Ukrainsch ras, en 22 werkossen van 4—10 jaren oud. Van 45 ingeenten werden 13 vier en vijfjarige ossen ernstig ziek en 8 stierven daarvan (61J0/0); bij de ove-rige dieren waren, behalve de zwelling aan de entplaats, geene algemeene ziektever-schijnselen waar te nemen.
Proeven in het jaar 1859.
Van den 9den tot den 23sten October entte de Heer Adjunct Stepanow op de goederen van den Heer Sadonskv en wel:
|
||
|
||
|
||
— 42 —
Zuiükalveren.....nbsp; nbsp; nbsp;60; daarvan stiervener 10
Jaarlingen......nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;6; raquo; • quot;1
Tweejarige stierkalveren.nbsp; nbsp;139; laquo; raquo; raquo; 26
raquo; kuischkalverennbsp; nbsp; 2S; •• raquo; quot;6
Driejarige stierkalveren .nbsp; nbsp; nbsp;28; gt;• laquo; laquo;2
•• kuischkalverennbsp; nbsp; 22; raquo; raquo; •gt; ä
Vierjarige laquo;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;11; #9632;#9632; #9632;• #9632;#9632; —
Werkossen......nbsp; nbsp;19quot;); raquo; •• raquo; 33
Gusle koeien.....nbsp; nbsp; nbsp;18; quot; •. raquo; i;
Melkkoeien......nbsp; nbsp; nbsp; laquo;t; raquo; •gt; raquo;1
Fokdieren......nbsp; nbsp; 3'lt;; raquo; gt;• quot;3
In liet getieel Ingeent 625, geslorven. ... 92
Sedert het jaar 1859 hebben, voor zoo-ver mij bekend is, de ineiitingen in de gou-vernementen van Kurski en Charkow op-gehonden, — maar niet de Etinderpest, die, gelijk de Heer N. Halicki, Directeur der A^eeartsenijschool te Charkow, verklaart, in die streken nimmermeer zal ophonden.
|
||
|
||
üillreksel oil liot hericlit van den in de Clierson-sclm Incnlings-inricliling dirigccrendcn Oppe1quot;-vcearls liij de genficsbndigc adminislralie in liel minisierie der Rijldomeinen, den adjnncl-hoogleeraar Bosch now.
|
||
|
||
{Journal des Minisleriumt der Heichs-Domainen. 84 Hand. 1863.)
Het is bekend, dat de directeuren van twee inentings-inrichtingen eene bljzondere behandeling hebben gevolgd ora de inentings-stof (traanvloeistof, neusslijm, enz.) te be--waren, en de ondervinding opdeden, dat zij dan allengs zachtaardiger werd. De na het gebruik ingetreden reactie was meestal hoogst onbednidend en bestond in eenige
|
||
|
||
IPquot;
|
||
|
||
— 43 —
vermeerderde afzondering der tränen bij de iijgeenten, in gebrek aan eetlust en andere minder in het oogvallende ziekteverschijn-selen; soms werden de dieren nauwelijks merkbaar ziek of ook in het geheel niet, en toch zouden zij, zoo berichtte men, van dat oogenblik af voor het uitbreken der Rnnderpest beschut zijn.
Met ziilke entstof entte, volgens den Heer Professor Bosgbhow, de directenr van het inentings institunt te Bondarewka, de beer GrEnr.EJEw, bijna zonder nitzondering het vee van bljzondere personen; het aan de kroon bchoorende daarentegen grootendeels met versehe entstof, waarom dan ook bij dit vee meer of minder hevige Symptomen der Eunderpest zieh vertoonden; ook werden de aan de kroon behoorende runderen meer dan de overige aan tegenproeven onder-worpen Het laatstgenoemde vee met be-trekking tot zijne vrijheid aan eene strenge controle te onderwerpen, hield de Heer R. voor noodzakelijk, omdat onder de door den Heer S. in 4 jaren ingeenten, tegen 1000 stuks, meer dan 90o/o eigendom van bijzondere personen geweest waren.
In de inrichting bevonden zieh 14 zulke runderen; de directenr liet echter niet toe, deze met versehe stof opnieuw in te en-ten „omdat hij vreesde, dat het vee ten gevolge der verwonding met de entnaalden, en omdat de maden in de entwenden kon-den kruipen, bij de siechte weide, zonden vermageren.' Op dezen grond, zoo deelt Prof. R. mede, was er ook geen eigenaar, die besluiten kon, eenige runderen aan de tegenproef over te geven. Gelnkkig, vervolgt de Heer R., bracht den 26sten Augustus de eigenares eener ingeente kndde.
|
||
|
||
|
||
— 44 —
Vrouwe Kofschaxi, met den ritmeester Stick-sel een bezoek te Bondarewka, en verklaarde zieh bereid, 6 vroeger geenten uit hare kudde aan dc tegenproef over te geven, doch onder voorwaarde, dat het mogelijke verlies vergoed werd. Over de uitkomst van haar vee, den 3den Juni 1863 met 7 maanden en 3 da-gen oude stof ingeent 1), had de Heer CrEii(;EJKw aan het Comitc voor verbetering van de veeartsenijkunde en de maatregelen tot onderdrukking der besmettelijke ziek-ten in St. Petersburg bericht, dat hij de bedoelde kudde slechts eens had gezien, en er bijgevoegd, dat naar de verklaring der herders de entstof bij vele niet zonder werking was gebleven: hoesten, voortdu-rend liggen en tranenvloed waren de ge-volgen. De Heer Stigksel berichtte den Heer K., dat het vee na de inenting meer of minder ziek was geweest. Bij het contro-leeren van het register in de inrichting bleek, dat daar zelfs niet was aangeteekend, of er bij de entelingen van den 3den Juni ziekte-verschijnselen waren opgemerkt of niet. Het resultaat der inenting van den 29sten Augustus, in tegenwoordigheid van alle leden der Commissie, met van een aan de natuurlijke Eunderpest ziek kalf genomen entstof aan de bovengenoemde 6 runderen, zoowel als aan twee der aan de kroon behoorende vroeger niet ingeente stierkalveren, was het volgende: alle proefdieren werden ziek aan de Kunderpest, en tot den 7den September, den dag van het vertrek der Commissie, waren gestorven: 2 van het aan de land-eigenares Kofsuium toebehoorend vee: 4
|
||
|
||
1) 43 kalveren, die alle, belmlvc 5 roodharige kalvercn, tot het steppenras behoorden.
|
||
|
||
|
||
45
|
||
|
||
bleven ernstig ziek; van het in de eerste generatie ingeente kroonvee stierf er een, het tweede gaf hoop op genezing.
Eenige dagen vöör het begin der boven-beschreven proef was de Runderpest door natuurlijke besmetting onder de bovenge-noemde 14 runderen laquo;itgebroken. Ook deze, de grondeigenares Krusser toebehoo-rende, waren den 22sten Mei 1863 met 6 maanden en 19 dagen oude entstof in-geent geworden, en bij 3 van hen had, volgens het bericht van den Heer Gercejew aan het Comite, deinenting gevolg gehad: zij waren treurig geweest, aten niet en hoestten. Het is te betreuren, zegt Prof. Roscbhow, dat men de dieren niet gemerkt had en daardoor niet kon weten, of bij de tegenproef die dieren ziek waren geworden, bij welke de entstof de eerste maal gewerkt had of niet. Uitkomsten: van de 8 Knus-sERsehe runderen van het steppenras, een-en tweejarige, werden 4 ziek, waarvan 3 stierven. Van de overige 6 runderen der genoemde kudde, die ook in Mei waren ingeent geworden, werden 2 zeer gevaarlijk ziek, waarvan 1 beterende was bij het ver-trek der Commissie.
Generatie-inentingen, gedaan onder de lei-ding van Prof. Bosohrow van 2 Aug. tot 8 Sept. 1863.
1raquo; Generatie.
Tot deze proef werden gekozen : 4 vroe-ger nog niet ingeente runderen (2 stier-kalveren van zoogenaamd Duitsch ras). 1)
|
||
|
||
1) Men bedoeltdaarmedehetin de Steppen geboren, doch van het oorspronkelijk uit het buifenland ingevoerde af-komstige Tee.
|
||
|
||
|
|||
— 46 —
|
|||
|
|||
|
Later bleek, dat in de keuze eene vergissing had plaats gehad: zeven runderen van de vroeger gekozenen behoorden tot de tot dusverre niet geenten. Bij hot ontbreken van braudteekens was het namelijk moeilijk in de inrichting de geenten van de niet-geenten te onderscheiden. Alle v/erden met 1 dag oude stof uit de ca. 4^ mijl van de inrichting verwijderde Duitsche ko-lonie, waar de Banderpest heerschte, ingeent.
üitkorasten: Bij 'S entelingen vertoonden zieh hevige JKunderpestverschijnselen den 4den en 5den dag; 2 stierven, het derde genas; bij 3 bespeurde men zeer zwakke ziekte-verschijnselen, 2 werden in het geheel niet ziek.
2e Generatie.
Er werden 2 tweejarige stierkalveren van Duitsch- en steppenras ingeent. Beide werden den 4den dag ziek, de toevallen waren hevig: het kalf van het Duitsche ras stierf, dat van het steppenras genas.
3deg; Generatie.
2 kalveren van Duitsch- en steppenras, 15 maanden oud; de incubatie weder 4 da-gen: het steppenkalf stierf, het Duitsche genas.
4e Generatie.
Wederom werden 2 anderhalf- en Sjarige runderen van Steppen- en Duitsch ras tot de proef gekozen, incubatie-tijdperk 5 en 6 dagen : beide stierven.
|
||
|
|||
Proeven genomen met oude enlslof.
Deze was in haarbuisjes met te samen-gesmolten einden van den Heer Gtergejew 9 maanden en 19 dagen bewaard geworden
|
|||
|
|||
M
|
|||
|
||
47
|
||
|
||
en werd aan 2 kalveren beproefd. Zij werkte niet. Evenzoo onwerkzaam toonde zieh de aan 1, 3, 3, 4 en 1 kalveren be-proefde entstof, die de Heer S. 9 maanden 24 dagen, de hoogleeraren Jessen en Ra-iutscii 31 en 30 dagen, zoo ook 11 maanden, en 1 maand en 20 dagen hadden bewaard.
Het zoude mij te ver afleiden, wanneer ik hot uitvoerig bericht van den Heer rrofessor Rosghnow nog verder wilde me-dedeelen ; de volgende aanteekeningen meen ik echter mijnen Duitschen collega's niet te mögen onthouden.
De Heer K. bezocht in het jaar 1863 op zijne reis naar Cherson den landeigenaar graaf Pod60retschasiPbtrawitsch in het gou-vernement van Charkow, en haalt in zijn bericht de van den graaf gehoorde uitspraak aan, dat hij na de verkregen ongunstige resultaten zijn vee ten tweeden male niet weder zou lateu inenten. De graaf, zoowel als de ouclsten van zijn dorp, bevestigden verder de door den Heer 11. van de zijde des regimentsveearts Dodakbw gedane uitspraak, waarnaar in het jaar 1854 van 400 ingeente runderen 120 gestorven waren. Dddarew en Oriow waren toen als kwee-kelingen der (Jharkower-vecartsenijschool met de inentingen op de goederen van den graaf Potgokettceia.m-Petbowitsch belast ge-weest.
Over den aard en de wijze, hoe in de in-entingsinrichting van Bondarewka vroeger de politiemaatregelen gehandhaafd werden, geeft de Heer K. verrassende mededeelin-gen. Hij zegt in zijn bericht: „Het dienst-personeel in Bondarewka, dat het zieke vee verpleegde, bemoeide zieh ook tus-
|
||
|
||
|
||
— 48 —
schenbeide met het gezonde: zij vingen het op, wanneer het ingeent moest worden, openden de lijken en begroeven die.quot; Be-langrijk is verder de volgende mededeet, ling, die de Heer van ScBEiDEHAmr, toen maals adsistent van den opperbestuurdei der goederen van Hare Keizerlijke Hoog-heid de grootvorstin Helena Powlowna, aan Professor Boschnow persoonlijk deed.
raquo;In het jaar 1860 heerschte deKunderpest zeer boosaardig in eene kudde, die van den, veehof des Heeren v. S. slechts door een op-y gedroogd riviertje geseheiden was. Ofschoon,-, geen bijzondere maatregel tot bescherming. zijner kndde genomen werd, bleef het gezond.quot; #9632;
Wanneer men dit leest, dringt zieh on-willekeurig de vraag op: hoeveel procent er wel in de Scheidemannsche kudde als offer der ziekte zoude gevallen zijn, wanneer men dezen runderen neusslijm, tranenvloeistoi, bloed, enz. van de pestzieken onder de op-perhuid gebracht had ? Apodictisch laat zieh deze vraag niet beantwoorden; wanneer het echter geoorloofd is van het be-kende tot het onbekende te besluiten, dan is het antwoord: in de kudde van Scheigt; demann zou ten minste even zooveel ve gevallen zijn, als in de aan de overzijt van het riviertje weidende kudde aan de natuurlijke Kunderpest gevallen was. Dit besluit wordt gerechtvaardigd door de ir Dorpat gestaafde feiten.
De Hoogleeraar Jessen (zie die Wirksaa keit der Klinik der Dorpatschen Veterinär-schule in den J. 1860 und 1861. Dorpat 1862) ging met den Adjunct, den Heer A. Umebbehger, den 26sten November 1859 naar Weissensee (5 mijlen van Dorpat ver-wijderd) en in het gebucht Waelli, alwaar
|
||
|
||
#9632;#9632;#9632;
|
||
|
||
— 49 —
in den fijd van 10 dagen van 16 runderen, 10 gestorven en 3 gedood waren geworden 1). Na het voorgenomen onderzoek aan levenden en dooden werd de Rnnder-(#9632;•est gediagnostiseerd en politiemaatregelen 'astgesteld om het nog gezonde in den na-'iijgelegen hofstal zieh bevindende vee (60 tuks) en het vee van eenen boer, wiens !iof van de besmette slechts door een tnin gescheiden was, te beveiligen. Uit den hofstal werd den 29sten des morgens eene koe veggebracht, die door een juist ingetreden -'oorts met Sterke huiveringen, körten, stoo-enden hoest, stroef haar, gevoeligheid in den 3g, tranenvloed uit beide oogen en slijm-gt;^oed uit den neus, van Kunderpest verdacht #9632;as. De daarop in de veeaitsenijschool in-gestelde inentingsproef bewces de jnistheid In de diagnose. De inenting werd aan 2 -alveren en 2 koeien, een zwarte en een -Jnte, die beide vroeger met stof van 11 maanden nit Kalowkn ingeent waren geworden, gedaan, ten gevolge waarvan beide kalven en de bonte koe aan de Runderpest stierven; het verlies bedroeg alzoo 75deg;/ — in den genoemden hofstal en de inde nabij-! eid van den hof zieh bevindende kudd'e, . copy;uit 18 stuks rundvee bestond, werd geen ftf ziek en stierf er ook geen een.
|
||
|
||
rlk sluit hiermede mijn verslag over de
dzaken die ik bij den aanvang mijner
quot;feeningquot; voornamelijk op het oog had,
och zie mij in het belang mijner Duitsche
wollega's gedrongen nog twee werken te
gedenken die eerst versehenen, nadat mijne
1) De laatste 3 koeien stierven ook spoedig daarnn
4
|
||
|
||
|
||
50 —
|
||
|
||
raquo;meeningenquot; aan den druk waren overge-geven. Het zijn het verslag van den Roog-leeraar J. Ravitsch en het bericht van deigt; veearts M. Raupach; de eerste uitgegeven in de Russische taal onder den titel: raquo;Zur Rinderpestimpfungsfragequot; in het Journal des Ministeriums der Reichs Domainen, 85. Theil, 1864, de tweede in de Duitsche taal in de reeds vroeger opgegeven Livländischen Jahrbücher der Landwirthschaft, 1865.
Uit de opgaven van den Heer Ravitsch neetn ik slechts de besluiten, die hij uit de uitkomsten trok van de inentingsinrichting in de gouvernementen van Cherson en Orenburg, hij leidde de proef in het jaar 1863 gemeenschappelijk met den hoogleeraar Jes-SEn. Zij luiden woordelijk als als volgt:
1deg; raquo;De inenting met niet versehe ent-stof, betoonde zieh onwerkzaatn.quot;
2deg; raquo;Dieren die met oude stof waren in-geent geworden, werden later ziek na eene tweemalige inenting of door natuurlijke be-smetting.
3deg; Het inenten met versehe stof bracht in het inentiugsinstituut van Cherson, be-langrijke verliezen te weeg. Buiten die inrichting werden in een dorp, waarin se-dert eenigen tijd eene Runderpestepizoötie heerschte, 80 runderen ingeent, waarvan 16 stierven. Men moet hierbij opmerken, dat ledere epizoötie na verloop van tijd van zijne kwaadaardigheid verliest.
4deg; Runderen die na de inenting van de pest waren hersteld, konden niettegen-staande alle pogingen niet weder worden besmet.
|
||
|
||
|
||
Berichl over de ioeDliog der Runderpesl io Karlowka in de maaüdcn Jlei lot September 1864
van Raupach.
De eerste proef werd genomen den 15den Mei aan 120 dieren met entstof van de 2e en 3e generatie die in Maart verzaraeld was. De entstof was volkomen bedorven en de proef mislukte Seheel: geen dier werd ziek zeifs niet licht. Meerdere proe-ven met deze entstof leverden geen betere uitkomst.
Generatie-inentingen. 1 G-eneratie. Ingeent met stof, die voor 34 men van een aan natuurlijke Eunderpest ziek rund afstarade, werden 6 eenjarige kalveren. Alle werden ziek, 2 den 6den en 4 den 7den dag na de inenting niet twijfelachtig maar zwaar aan de Eunderpest, een stiorf. Het verlies bedroeg 16| 0/ .
2- Genera tie. Ingeent werden 36 eenjarige kalveren Alle dieren werden duidelijk en zeer zwaar ziek, 21 den 7den, 13 den 8sten en 2 den 9den dag na de inenting. Er stier-ven 4 dus 11^ 0/o.
3laquo; Generatie. 136 runderen, en daaronder li tot 81 jarige ossen en stieren. Den 6deii, 7den en 8sten dag na de inenting werden zij
4quot;
|
||
|
||
|
||
— 52 —
|
||
|
||
ziek. Alle dnidelijk en zwaar, er vielen 5 stuks, dus 3| 0/0.
Tweede Proef,
1laquo; Generatie.
Dezelfde entstof, die voor de eerste proef werd gelmtikt was nu 6 weken ond. In-geent 10 tweejsrige koeien. Zlj werden alle duidelijk en zwaar ziek, eene koe stierf, 9 genazen. Het verlies bedroeg 10o/o.
2laquo; Generatie. Ingeünt werden 12 tweejarige koeien. Alle werden dnidelijk en zwaar ziek; 4 dieren den 6den, 6 den 7den en 2 den 8sten dag, doch niet een viel.
3raquo; Generatie.
97 twee- en driejarige koeien, 4 kalveren van 6 maanden oud en 26 tweejarige ossen, te zatnen 127 stuks werden alle duidelijk en zwaar ziek, 34 den 6den, 53 den 7den en 40 den 8sten dag na de inenting'. Er vielen 8 stuks, 6^0/0; onder deze 3 tweejarige ossen.
De tweejarige ossen waren op eene jaar-markt aangekocht, waarvoor de boeren de te verkoopen dieren, vooral het fokvee, door beter voeder geschikt maakten. Dit ge-schiedt voornamelijk door een overvloed van meeldranken, waardoor wel de dieren gladder en ooglijker, doch ook bijzonder in de verteringswerktuigen verzwakt werden, en minder bestand tegen de ziekte waren. Deze aangekochte dieren werden na de inenting bet zwaarste ziek en leden veel aan stinkende diarrhee.
4. Generatie.
Ingeent 10 dieren, stieren, ossen en os-
|
||
|
||
|
||
— 53 —
kalveren. Zij werden alle duidelijk ziek; 2 den 7den, 7 den 8sten dag, doch niet zwaar en geen een stierf. Deze zoovvel, als alle in het berioht genoemde, met uitzon-dering van 4, behoordeu tot het steppenras.
4'' Geueratie.
Tb gelijker tijd met de voorgaande en met dezelfde entstof entte de Heer R tot proef 4 stuks een eu- tweejarige ossen in van Devonshirre as. Zij werden met duide-lijke teekenen van Kunderpest ziek en stier-ven tusschen den 6den en 9den dag na de inenting.
5laquo; Generatie.
Er werden iugeent 10 op de markt gekochte en 2 eenen boer van Karlowka toe-behooreude tweejarige ossen. Alle 12 die-ren werden duidelijk en zwaar ziek, 11 den 7den en 1 den 8sten dag; een stierf. Het verlies bedroeg dus 8^ deg;/0. Van de tien ossen, merkt de Heer E. op, geldt hetzelfde, wat vroeger van de in de 3de generatie ingeente gezegd is.
In het oogvallend is het, zoo als uit het bericht blijkt, dat het in het jaar 1864 tot de proef gebruikte in en om Karlowka gefokte Steppen vee eene zoo groote vat-baarheid voor de Kunderpest bezat. Van 349 ingeente werden ahe „duidelijk, zwaar, zeer zwaarquot; ziek en slechts 10 werden „op-pervlakkigquot; ziek; niet een toonde geene vat-baarheid. Zou dit feit niet als een vin-gerwijzing dienen, hoe nadeelig onder ze-kere omstandigheden de voorbehoedende inenting zijn kan, zelfs in het Steppenge-bied van Zuid-Kusland, waarin, gelijk laat-stelijk daarop gewezen is, kudden zieh be-
|
||
|
||
|
||
— 54
|
||
|
||
vinden die 10—20, in sommige gevallen zelfs voile 40 jaren van de Bunderpest ver-schoond gebleven zijn ?
In een aanhangsel van zijn bericht haalt de Heer R. aan, dat op aandrang van zijue Excellentie den Heer Generaal-ndju-dant von Grunwaldt in het jaar 1864 in Karlowka 32 stuks 2^jarige ossen, die ze liet koopen, ingeent werden, waarvan 2 ten-gevolge der inenting, dus 6^ 0/0 stierven. ,Na het einde der inenting gingen echter nog 2 dieren aan het in dien tijd in Karlowka en de omstreken sterk heerschende Miltvuur te gronde en Wn kwam ten ge-volge eener beleediging om.quot; Daar de ße-neraal bij de Karlowkaer oeconomie de ge-noemde 32 stuks ossen tegen het gevaar van inenting met 20o/o verzekerd had, moest deze voor 15| 0/0 verlies sehadever-lies leiden
In het geheel zijn sedert den 8sten November 1857 tot het einde van 1864 in Karlowka 1189 stuks runderen ingeent geworden, hetgeen bij den grooten veestapel aldaar een betrekkelijk gering getal is. Men telde daar toch, volgens den Heer Baupach, bij de boeren in Karlowka in het jaar 1860, niettegenstaande dat vroeger de Bunderpest „op waarlijk schrikbarende wijze niet slechts onder de boerenkudden van Karlowka, maar in den geheelen omtrek gewoed had,quot; nog 13,000 stuks vee.
|
||
|
||
|
||
ülaschrift.
|
||
|
||
„Ziedaar luijne waarde Landgenooten! een „middel ter behoudenis van ons kostelljk vee, „vergeef mij deeze stoute taal, mijne onder-„vindinge gedoogt, in mlj, geen twijffeling „meer. Cteniet gij dan mijn waardste mede-„mensch, de beoogde, heilzame vruchten mij-„ner ontdekkinge; laat het een nieuwe „drangrede voegen, aan nwe veelvuldige ver-„pligtinge tot dankbaarheid, omtrent dien „Goedertieren Weldoenee, dien wlj, zonder „ons aan de snoodste ongevoeligheid schul-„dig te maken, niet kunnen nalaten, Mer-„van de eer te geven.quot;
Met deze veelbeteekenende woorden sluit de waardige Geeht Keinders, huisman te Garnwert zijne tvaarnemingen en proeven meest door inentingen op het rundvee gedaan. Dienende ten hewijse, dat wij onze kalvers van gebeterde koeien geboren, door inentingen, legen de Yeepest kunnen beveiligen 1); geschreven op zijne Boerewoninge den obsten Februari 1776, en ware het niet dat het voor het bestek dezer vertaalde Bijdrage tot de geschiedenis der inenting van te grooten omvang was, ik had al zijne proeven in dit naschrift willen laten volgen.
De eerst genomen proeven hebben echter zoo veel overeenkomst met de door Prof.
|
||
|
||
1) Uitgegeven blj Lubbartus Huisingh, Gromngn 1776.
|
||
|
||
|
||
56
|
||
|
||
P, Urterberger opgegeveue, dat ze in eeue gelijke lijn zijn te plaatsen met de ongun-stige uitkomsten opgegeven in de inentings-proeven op het goed van den Heer Gorde-je.nko in Jan. eu Febr. 1854 (Pag. 37); op-dat van den Heer Podgoketschim en op het goed Dmitrieuskie Febr. en Maart 1853 (Pag. 38) op Let vorstelijk Siirzow Febr. 1853 (Pag. 39) van Prof. Ostiiowskv 1856 (pag. 40); bij den heer Kwitka, Nov. 1858 en Jan. 1866 (pag. 41); de generatie-inen-tingen van Prof. Rosghbow 1863 en 1864 (pag. 45 en 47) en die van Prof. J. Kavitsch en M. IIaui'awi, welke ten volle de uitspraak schijnen te rechtvaardigen op pag. 24 en 25 medegedeeld 1).
Vergelijken wij deze uitkomsten met die verkregen met de iuentingsproeven, op last der llegeering genomen aan den proefstal te Schiedam door de Commissie van Vee-artsen wegens den Veetyphus in Nov. en Dec. 1865, en medegedeeld in de Ned. Staats-Courantvanl9 April 1866 N0. 92, tweede en derde bijvoegsel, van welke 9 runderen slechts een herstelde, terwijl de 8 overige bezweken en waaruit blijkt, dat de inenting aan volwassen runderen volbracht, nog ver-reweg veel ongunstiger uitkomsten opleverde dan de natuurlijke besmetting, dan verwon-dere het ons niet dat in 1799 tegen de inenting met geeseling en verbanning be-dreigd werd.
Deze strafbepaling heeft bij velen wel
|
||
|
||
1) Vergelijk hierbi); Bericht aangaaude de ineuting van het Ruadvee in l-'riesiand, op order van hun Hoogmogende de Gedeputeerde Staten van Friesland door J. de Vries, Anat. en Chirurg. Lector en Lands Operateur in Le Francq van Berckhev Gesch. van het Kundvee.
|
||
|
||
|
||
— 67 —
den twijfel doen geboren worden aan de waarheid of de deugdelijkheid van Geert Beiüdebs proeven; doch waar hij die heeft genomen onder medewerking van mannen als de Hoogleeraren P. Camper, G. vak Doeveren en W. Munkiks en onder toezicht van de Heeren U. H. Alberda, J. G. Geert-sema en M. van Marum zal die twijfel wel voor het grootste deel worden opgeheven.
Sedcrt Augustus des vorigen jaars is het eene levensvraag geworden : Hoe zullen wij van de Runderpest verlost worden ? en gaan wij de verliezen na die onze Nationale rijkdom in dien tijd reeds heeft geleden, en nog lijdt, al ware het ook dat van de-zen dag af aan die ziekte ophield te heer-schen, door het verlies van nagenoeg alle de kalveren die zoowel uit de herstelde als uit de gestorven runderen dit jaar zou-den zijn voortgekomen, dan zal wel ieder-een trachten, die het met zijn vaderland wel meent, alles op te sporen wat dien al-gemeenen ramp kan verlichten en onzen Nederlandschen Veestapel voor eenen bijna totalen ondergang kan behoeden. Die vraag pogen op te lossen heb ik mij ten doel gesteld van dit naschriß, waarbij ik echter trachten zal zoo kort, doch ook zoo dui-delijk mogelijk te zijn.
Van alle zijden wordt aangedrongen op het nemen van afdoende maatregelen ten einde den verderen voortgang der ziekte te stuiten, en op eenige uitzonderingen na hoort men van werkelijke en gewaande Veeartsenijkundigen, van deskundigen en leeken in de wetenschap, het stelsel van afmaken zoowel in den besmetten kring als daar buiteu met kracht aanbevolen, zonder dat men de gevolgen van zulk eenen maat-
|
||
|
||
|
|||
— 58 —
regel in den besmetten kring toegepast, zelfs in de verte berekend heeft en die vermoe-delijk op nog veel grooter schade zou be-loopen dan bet verlies nu reeds geleden en wellieht nog te lijden, door de aan de na-tunrlijke doorzieking onafscheidelijke sterf-gevallen, hoe enorm die ook möge zijn. Van af men bekend is geworden met welke ziekte men hier te lande sedert Juli des vorigen jaars had te kampen, is het pogen van iederen w'eldenkenden geweest, midde-len te beramen nm tie ziekte dood to slaan doch door het opvolgen der bovenstaande raadgeving had men dit doel niet bereikt, al had men cd de zielten dood geslagen; want toen reeds (in Augustus) had zieh de Veetyphus reeds zoo ver en op zulk eene oppervlakte verspreid dat er door dit mid-del aan geen uitroeien meer te denken viel.
Doch dit zij zoo. Thans zij en blijve het onze zorg, die ramp niet alleen zooveel mo-gelljk te verzachten, maar middelen uit te denken om onzen Vaderlandschen bodem daarvan te eeniger tijd te verlossen.
De verplichte inenfing binnen den besmetten kring door sommigen aanberolen 1) möge hiertoe ook al oogenschijnlijk leiden, in de voorafgaande bladzijden is, geloof ik, genoegzaam aangetoond dat de inentings-proeven in Rusland op vrij uitgebreide schaal genomen, in het land alwaar die ziekte als inheemsch kan worden beschouwd, niet die uitkomsten hebben opgeleverd, die men er zieh van had voorgesteld. En zou nu de Nederlandsche Eegeering, door die uitkomsten voorgelicht, tot zulke veelom-
|
|||
|
|||
1) J, B. Snellen. De Uunderpest. Naschrift, I'ag. 18nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;j
|
|||
|
|||
en vervolg.
|
|
||
|
|||
|
||
— 59 —
vattende maatregelen mögen besluiten? Ik zeg neen! en nogmaals neen!
„Laat ons trachten gebeterde koeien te verkrijgenquot;, was in het begin van Sept. mijn advies aan een der regeerings-auto-riteiten, overtuigd als ik was, dat de slach-ting op zoo uitgebreide schaal als toen reeds zon moelen plaats hebben, nutteloos zou geweest zijn. Dit advies was geen losse opgevatte meaning naaar gronde zieh op de verklaring van mijnen hooggeachten leermeester Prof. A. Nü.iiax ait zijne zieklc-liundige lessen, dat de in de vorige eeuw door den landbomver Geert Keixders voor-geslagen methode, om de kalveren van gebeterde koeien in te enten alleen in staat is, bij een mogelijk heerschen derzelve, ons daarvan te verlossen.
Toen reeds wees ik 1) op de gezegde inenting en onbekend met het werkje daar-over doer dien huisman nitgegeven, gaf ik eenige raadgevingen en wenken, die daarop betrekking hebben. Thans zal ik trachten in het kort zijne gevolgde methode mede te deelen en de Stellingen die hij daarnit heeft getrokken.
„De theorie is sclioon, als de practijk maar niet fault.'quot; wierp mij een vriend dezer dagen tegen, toen ik hem mijne denk-beelden over de inenting mededeelde. Doch men vergete niet dat ik hier niet spreek over eene opgevatte meening, of eene theorie op de studeerkamer gemaakt, maar dat de practijk in de vorige eeuw is voorge-gaan en nu zal getoetst worden aan eenige wetenschappelijke gegevens.
Bij het doen zijner veelvuldige proeven
|
||
|
||
1) Zie mijn werkje de Runderpest 1865, Pag. 29—33.
|
||
|
||
^#9632;i
|
|||
|
|||
— 60 —
|
|||
|
|||
om de Eunderpest door inenting op nog gezond vee en door cultiveering der smet-stof goedaardiger en korter van beloop te maken, had Geert Eeinders 1) opgemerkt dat kalveren van gebeterde koeien geboren 2), voor dat ze in de lucht kwamen, nooit ziek werden, zelfs niet bij de hevig-ste natuurlijke besmetting. Meer dan eens gebeurde het dat kalveren van gebeterde en ongebeterde koeien, te zamen in een hok zijnde, die van de ongebeterde koeien ziek werden en stierven, zonder dat men aan die van de gebeterde koeien de geringste ziekteverschijnselen opmerkte. Nog-tans werden zij, in de open lucht komende, vatbaar voor de besmetting en stierven na verloop van een half jaar zoo wel als andere.
Dit was zijne opmerking toen de Epizo-otie de proviucie Groningen en ook zijne woonstede in de jaren 1767 tot 1770 be-zocht. Toen in 1774 de ziekte opaieuw zijnen omtrek naderde, begou hij zijne proef-nemingen op kalvers van gebeterde en ongebeterde koeien, waarvan de uitkomst was dat onder de laatstgenoetnde verschillende sterfgevallen plaats hadden. In Januari 1775 zette hij die voort op 12 kalveren van gebeterde koeien van slechts eenige weken oud, bij welke de ziekte op den
1)nbsp; nbsp; Zie zijne Waarnemingen ea Proeven 1776 Paraquo;. 13.
2)nbsp; nbsp; Door kalveren van gebeterde koeien geboren, verstaut hfl niet die, welke nog niet geboren waren tijdens hunne moeders de ziekte hadden en in die ziekte het leven be-houdende, naderhand levend ter wereld kwamen; maar zulke kalveren waarvan de koeien na het doorstaan der ziekte, hetzij na korter of langer tijd wederom drachtig werden, zouder onderscheid of dit het late, 2de, 3de, 4de of 5dc kalf is na de ziekte van de moeder.
|
tl
|
||
|
|||
|
||||||||
Tafel ter -vergelijking van der gequot;beterd.e en ongebeterc huisman te Cjärrrw^
|
|
er Veepest aan 371 kalven van van Oeert Keinders, 3 ancq van Berdkh.ey.
|
||||||
|
||||||||
DE AFZONDERLIJKE NAMEN.
|
— 61 —
7den en 8sten dag na de inenting hare hoogte scheen te Lebben bereikt. Om te ontdekken of eene tweede inenting (in het land namelijk) noodzakelijk was of dat die slechts ais eene proef kan worden beschouwd, entte hij in de maand Juni 10 van de twaalf genoemde kalveren voor de tweede maal in, waarbij slechts lichte aandoeuin-gen te bespeuren waren. Ten derde male entte hij den 24sten Aug. weder 9 van de genoemde kalveren en waarop geen ziekte-verschijnselen volgden 1). Op meerdere kalveren van verjächillende eigenaars werden dezelfde proeven genomen en steeds met dezelfde uitkomst.
Het zou mg te ver het bestek doen over-schrijden dat ik mij zelven heb afgebakend, indien ik woordelijk alle de door hem ge-dane inentingsproeven wilde mededeelen. Om echter een overzicht te geven van het-geen door dien huisman gedaan is, voeg ik hierbij eene Tafel letterlijk overgenomen uit en te vinden in het vijfde sink der Natuurlijke Historie van hei Rundvee in Holland door Johannes le Franco van Behckhey (Bladz. 516).
Verder zegt Gteert Keinmrs 2), dat hij door de zekerste tegenproeven tot de over-tuiging is gekomen dat deze wijze van inenting beschut tegeu het verder uitbreken der ziekte, daar hij zijne aldus ingeente kalveren in de hevigste natuurlijke besmet-ting heeft gebracht, waar de Veepest zoo kwaadaardig heerschte dat er niet een enkel beest van opkwam. . Men plaatste deze dieren op dezelfde stallen waarvan het doode
|
|||||||
Nahen dbb iifiMTKRS.
|
||||||||
Abjbic Boelops cd ziju broeder
ItoELOF PlBTBBS .....
OoK^Doemden....
FiBTEB Reimdkrs, te Stieos
Jan Jacobs, te FiDkam
Hesse Lolkes Henneha, te Flnkam a]
Pijbb Aalbbbts, te Hyum.
Sijbbbn Habmens, te Hollam .
Nicolaas Kleu, te Boskoop Mevr. Lews van Adiiart, geh. Albhbda U. A. Albbbda tan Mensbha. Dezblfde, als bösen (a) .
J. H. Quintos.....
H. K. Hobths.....
G. J. Bacot......
F. tan Mabdiw.....
P. Fbuissbn......
Miomonte Zandwkrb.
Door viTNcbciden personelaquo; (c),
Gbbbt Heindbbs.....
Jan Jacobs Temfbl ....
Dbzblfdb en een goed vriend ,
Bij J J. Teufels, als boven .
D. H. Cock, op VosBenborg .
Claas Gkerts, op den Harn .
Jan Tumens, op den Ham en Tijubn Jans.
Door veracheidene peraonen (d)
Jan Willem Smit, enz.
Meindbbt Habhs.....
0. R. Albbbda, te Usqnert Klaab jahsz. te Usqnert ,
|
||||||||
(a)nbsp; nbsp;Deze 17 kalven hebben wij, in den tekst, bij de ber; . ,
inceent, zoo berekend, dat wij de 9 kalven van gcbgt; . rdt ^ : zija ing-f'eut, en de 8 kalven van ongebeterde kueien. -. stu #9632;.
(b)nbsp; nbsp; In de berekening is verondersteld, dat de 6 kalven uit gebet^laquo;
(c)nbsp; nbsp;Door alle deze peraonen ia niet opgegeren boeveel der lt;nttlt; -
berekeuing hebben wij ondersteld dat er 23 van gdbetd
(d)nbsp; nbsp; Door alle deze peraonen mede zoodanige opgave met gcuaai ,#9632;#9632;
16 van ongebeterde koeien onder geweest zjjn, alsmede c ^ land zvjn ingeeut.
|
„be.TdzUa, airäiS hui,!2,quot;quot;' 'laquo;'#9632;''quot;#9632;iw-Kid hebben, al. alle In hui. te
|
|||||||
- gebeterde intomüi 'tdeg;ane^„,erJe.ko,eie? 0? het 1?,,d zquot;n ineeent.
a on/ebeSlaquo;de Cr/nLnsÄetlaquo;6 quot;quot;quot;' seboren wareni quot;#9632; *'
•en va'nquot; getetedeg;,df Ä^Ti^T^'11- ^ el 15 van gebeterde ,n e^ueioruB noeien in hum cn de IG van ongebeterde koeien op het
|
||||||||
RECA^ULATIE.
|
||||||||
Van de kalven uit gebeterde koeien z\ ingegnt
Zvjnde het totaal der InveSate kalven .rie koeien Van deze kalven, welke in huis zijn inn laquo;atorven Van die op het land zijn iageg.-t. zijo[ f
duraquo;. Van die, welke'in huia zijn ingetot. raquo;d. Van die op bet land 7,iju mge . nja :
du Zijnde te zamen het totaal der iogeaik te'beterde koeip'n Van de kalven nit ongebeterde koei. dl iS^l™
Zijnde het totaal der ingeßnte kalven uiidee]t^e[eu
Zijnd? het totiao-,. , -n
|
1
-17 151
|
|||||||
112
26
|
||||||||
|
371
|
1)nbsp; nbsp; T. a. p. Bladz. 30—34.
2)nbsp; nbsp; T. a. p. Bladz. 38.
|
||||||
Van deze kalven, welke in huis
|
#9632;ran k (orven.
|
|||||||
Van die op het land zijn in;- nt
Van die, welke in huia zijn In^eaat, Van die op het land zijn läget , z* n
|
||||||||
|
||||||||
Zlaquo;nd. te ..men het totul der inSe5r: Ii'^gebeterde koeien
|
||||||||
|
||||||||
|
||
— 62 —
vee dienzelfden dag was weggesleept, op hetzelfde hooi en stroo, waarop die dieren gestorven waren; hier kwam bij, dat deze kalveren een uur gaans door een vuilen weg gedreven zijnde, honger hebbende, te meer daar het namiddag was, dit vuile, en door het kwgl der zieke en stervende beesten nat gemaakte hooi en stroo, gretig verslon-den waardoor slechts een eenigszins onge-steld werd, doch het was geen pestziekte en vorder bleven zij alle volmaakt gezond; gelijk ook zijne andere kalveren, die hij weder had ingeent, niet de.minste teekenen van ziekte gegeven hebben.
Hieruit put hij de volgende Stellingen: 1)
1deg; Dat wij onze kalveren van gebeterde koeien geboren, door deze inenting tegen de Veepest kunnen beveiligen, daar het door de ondervinding reeds lang is nitgemaakt, dat kalvers van ongebelerde koeien, zoo-wel vöör dat ze in de lucht zijn geweest, als daarna ingeent zijnde, of natuurlijk ziek wordende, sterven, zoowel als het be-jaarde vee.
2deg; Dat vee van gebcterde koeien voort-gebracht, na een half jaar of meer in de buitenlucht geweest te zijn, niet minder sterft aan de besraetting, dan het vee van ongebeterde koeien voortgeteeld
3deg; Dat het algemeen is waargenomen, dat kalvers van gebeterd vee, natuurlijk niet besmet worden, zoo lang ze niet aan de open lucht zijn blootgesteld geweest.
4deg; Dat kalvers van gebeterde koeien, eer ze in de open lucht geweest zijn, ingeent wordende, alle slechts licht ziek worden. Men zij slechts verzekerd dat het waarlijk
|
||
|
||
1) T. a. p. Bladz. 41, 42.
|
||
|
||
|
||
— 63 —
kalvers van gebeterde koeien zijn, waarom-trent wel eenig. bedrog gepleegd is.
5deg; Is het door de uitkomst der proeven gebleken, dat deze inenting alleen, hen niet zeker beveiligt, maar dat deze in het land moet herhaald worden, en dat die dan op het hoogste slechts eene lichte aandoening veroorzaakt, en zonder gevaar is.
Tot het verrichten der inentingen nam hij wollen of losse katoenen draden die hij in de neus bracht van zieke runderen bij wie de ziekte een goedaardig karakter had, en op den 3den of 4den dag der ziekte, totdat ze genoegzaam met de slijmstof waren doortrokken. Van dezen bundel nam hij 3 a 4 draden, stak die door het oog eener gewone hechtnaald en trok die op het vleezigst gedeelte der dijen onder de huid door, ter lengte van 5 a 6 Ned. dui-men en knoopte de einden, bij wijze van eeu dracht, aan elkander. Op den 4den of 5den dag na de inenting nam hij de draden weg en drukte de etter uit de wond-jes. Volgde er eenige hevige ontsteking, hetgeen echter zelden plaats had, dan ver-genoegde hij zieh met de inentingsplaats vlijtig met azijn te wasschen of daarmede ook wel de wond uit te spulten. Ook op andere plaatsen zooals aan de ooren en aan de punt der staart was de inenting door hem beproefd, doch ofschoon ook deze wijze van handelen gecn bezwaren mede-brachten, acht hij de eerst opgegeven wijze van inenting de beste, omdat de laatste geen genoegzame zekerheid tot welslagen gaven.
Eindelijk voegt er de hoisman 1) nog de volgende raadgeving bij: Dat niemand
|
||
|
||
J) T. a. p. Bladz. 52.
|
||
|
||
|
||
64 —
|
||
|
||
zijiie kalveien ineute, in hetzelfde huis waar ongebeteid vee Staat. Hij acht dit gevaar-lijk en vooibaiig', omdat er geen dringende redeneu zijn, waarom men zulks zou doen, want deze kalvers zijn niet vatbaar voor de besmetting voor dat ze in de open lucht zijn geweest, en eeuige weken ouderdom makeu weiuig verandering in de ziekte. Men kau dus zonder gevaar, eeiie behoor-lijke gelegenheid tot de eerste inenting af-wacbten, d. i. wanneer bet ander ongebe-terde vee des voürjaars in de weide gaat. En wanneer men bij de inentingen in bet land de kalveren van bet andere vee be-hoorlijk afzondert, heeft men geen gevaar te vreezeu.
Ten slotte nu nog de vraag beantwoord, waarom men aan de inentingsproeven van Gteeht KusuEits, met hoop op goed slagen, vertrouwen mag schenken ?
Bij zijne waarnemingen en proeven had de huisman reeds een verschil in disposi-lie 1) opgemerkt, voor zoo verrc de Vee-pest aangaat bij de kalveren van gebeterde en ongebeterde koeien geboren. En de algomeene regel schijnt zoo hier als in bet buitenland, zoo in de vorige eeuw als thans zieh te bevestigen, dat de runderen eons van den Veetyphus hersteld, voor de tweedemaal daardoor niet worden aange-daan ; dus de voorbeschiktheid of vatbaar-heid (praedispositio) voor die z;iekte heb-ben verloren.
Op physiologische gronden kan worden aangenomen dat wanneer een rund de vat-baarheid voor eene ziekte, op welke wijze dan ook, heeft verloren, zijn descendent of ----------
1) T. a. p. Bladz. 40.
|
||
|
||
|
||
— 65 —
het kalf nit deze koe geboren, mindere vatbaarheid bezit voor de ziekte, welke mindere vatbaarheid schijnt voort te duren tot het vijfde kalf nit dezelfde koe geboren, en die vermoedelijk nog zal vermin-derd worden wanneer ook de vader een gebeterde bul of stier is. Vorder dan tot het vijfde kalf schijnt onze huisman zijne onderzoekingen niettehebben knnnenvoort-zetten, wellicht dat dit ook op nog latere kalveren zijne heilzame nitwerking nit-oefent.
In deze omstandigheid is, naar mijn oor-deel de belangrijke waarheid gelegen, waar-door onze veestapel voor een totalen on-dergang kan worden gevrijwaard, dat bij eenigen tijd voortgezette inenting men een rnndergeslacht zal verkrijgen, dat geheel onvatbaar is voor den Veetyphns en deze laatste dus geen voedsel meer vindende voor zijne verdere uitbreiding, bij het laatste ingeente kalf, ook den laatsten genadeslag heeft ontvangen. Daardoor zal de levens-vraag worden opgelost: Hoe zullenwij van de Runderpcit verlost worden? eene levens-vraag die vroeger zon worden opgelost, wanneer iedereen met meer zorg en naauwgezet-heid de maatregelen en voorschriften had ge-tracht na te leven, die tot wering voor hare verdere verspreiding zijn ingesteld. Mettegenstaande die maatregelen heeft zieh de ziekte toch allengs verder verspreid en wanneer men nu niet willens blind of on-geloovig zijn wil in de geschiedenis der laatste dagen, dan moet men erkennen dat het onderlinge verkeer van menschen wel het meeste tot hare verdere verspreiding heeft bijgedragen, een verkeer dat niet door wettelijke bepalingen schijnt verhinderd te
|
||
|
||
|
|||
— 66 —
|
|||
|
|||
Z1J1
on;
m
tec wa de ziji ma Me lijk wa ter En lau ho( te
wai Ge
ver
de tie
pes en alg het tha eei, twe daa hei' ben ( aan baa dai:
|
kunnen worden, maar wel te verkrijgen is wanneer iedereen, doordrongen van de ge-vaarlijkheid der ziekte en bezield met den goeden wil, om met alle kracht en volhar-ding het zijae bij te dragen, om de uit-voering der gegeben wenken en raadge-vingen te helpen bevorderen.
Wil men nu in den besmetten kring in-enten met eenige hoop op welsiagen, men wachte tot er katveren van gebeterde koeien zijn en handele dan op de wijze door GrEEnT Kebdeks aangegeven ; de voordeelen daaraan verbonden toeli zijn grooter dan die door eene geforceerde inentiug van vohvassen vee, of door de slachting van al het aangetaste en verdachte vee zal ver-kregen worden; want behr.lve dat ieder veehouder, hetzij in eene grootere of geringere mate zijn bedrijf nog zal kunnen blijven voortzetten, heeft men op goede zoowel practische als theoretische gronden het vooruitzicht, om den Nederlandschen veestapel van een zljner grootste plagen te verlossen.
En zij het mij nog vergund met een enkel woord te spicken over de bestaande zoogenaamde geraoedsbezvvaren, waardoor de inenting als goddeloos wordt nitgekreten en men de anders goedgezinden vrees aanjaagt door het gewaande Oordeel Gods! Onze Reinbebs had ook zijn deel daarvan vooral bij het mislukken, na reeds verschei-dene goede uitkomsten te hebben verkre-gen 1). Doch hij gaf den moed niet op, en volhardende in zijn pogen, zag hij die eindelijk met de door hem verkregen goede uitkomsten beloond.
----------------
1) T. a, p. BlHrtz, 7.
|
||
|
|||
|
|||
— 67 —
Volgen wij dan zijn voorbeeld, en in plaats dat wij Gods oordeel hebben te vree-zen, mögen wij met khulerlijk vertrouwen zijnen zegen op onzen arbeid verwachten.
Ten slotte voeg ik er den wensch nog bij, dat de tegenwoordige Epizoötie bevor-derlljk möge zijn aan eene goede wettelijke regeling van de uitoefening der veeartse-nijkunde en eener veeartseuijkundige politie, welke regeling van des te meer gewicht wordt, wanneer men bedenkt, dat wanneer wij te eeniger tijd van deze ziekte zijn bevrijd, het gevaar van Let opnieuw in-slepen van buiten oneindig grooter is geworden door de vermeerderde en versnelde middelen van vervoer, dan in de vorige eeuw. Onder zulke omstandigheden is het niet te verwachten dat eene ziekte in wei-nige weken zulk eene nitbreiding zal be-komen dan de tegenwoordige Veeziekte be-zat, bij het ontdekken van haar bestaan.
|
|||
|
|||
~^Sgt;£%amp;S*-
|
|||
|
|||
a 2
|
o amp;
|
||
|
|||
|
||
|
||
Pquot;
|
||
|
||
|
||
|
||
De Dttgever dezes deiiteert met sueces: J. A. ALEflS.
De Runrferpest,
BESCHREVEN MAAR HARElaquo; AAfiD, OOR-$ SPRONG EN VERSPREIBING. BENE^ VENS HARB'GENEESWIJz'e.
V,ilaquo;'raquo;*laquo;raquo;laquo;~quot; raquo;•laquo;••*gt; hraquo;laquo;raquo; KMkkllaquo;laquo;raquo;!laquo; der Bho-
PaUdoWUalr.Kelon. am de lakloptoc on laquo;erden TenprsMIng dier sieltie le wtaltea.
PBIJS-f O.laquo;raquo;.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; ~
Dit werije gesehreven nief al de zaakkennis; die men van den naam en de betretking des Schryvers mag verpachten, verdient in het tegenwoordig tijdsgewriciit in handente zjjn van allen, diereehtstreeks of zydelings belang hebben bij de ramp, jtaafdoor zoo vele streken van Nederland quot;bezocht en andere bedreigd wordien.
Prof. NUMAN. H A N D B O E.K
DER
|
||
|
||
V1JFOEDRUK.-Prösr2.90.
fif eenvoudige en hgogat bevatteil)ke wjjze worden ia dit Handboek de meest gewone Veeziekten in Nederland ter sprake gebracht en hate geneeswflze aangednid, ter-wfll tevenraquo; de noodige terechtwlizingen jvorden geteven aangaande de middelen en voorzorgen, welke ter atwering en soorbehoeijing kannen en behoofen in 't werk gesteld te worden. Ook dfe Verloskiniae derPaarden, Koeieu en Scbapen is hier met al die nitvoerigheid en klaarheid be-handeld, als het gewicht van het onderwerp vorderdi De beste, geschnften, zoo van landgenooten als raquo;reemdelingen, iljn bfl de samenstelling van -laquo;it Handboek geraadpleegd, en dat een en ander op hoogst voortreffelijke wilie ia geschied, daarvoor waarborgt de naam van *raquo;len Prof. NIMAN, den beroemden hoogleeraar voor het Practisch ondervi^s aan 's Rjlks Veeartäehjjsehool; daarvoor ook deze V'JM. dr-h raquo;an zfln „veelomvattend Werk, dat her-lt; haaldeltJk doot verschillendo antoriteiten op het drin- i gendst aan alle belaaghebbenden werd aanbevoleu
|
||
|
||