RIJKSUNIVERS1TE1T TE UTRECHT |
NA AR |
FRJNCIS C LATER ,
ÄAGEZIE!^, VERMEERDERD EN YERBETKRÜ
BOOK
B. ./. €. RYNDERS,
V*.karts n.'-jR. etasrn Klasse aax 'sRujcs-vkeartsenusfno-j te Ute echt«
/ 7
v»
t
I
V
-A
TE GORIJSCEEM, BIJ J A C 0 ß ü S N 0 0 R D ü Y JV.
18 40.
X~.v
r: I
1
VA N
Jgt;JBX £SJiST£r DHU/C.
Men zal zic/i icelligt verwonderea dat de uilyever het uuderneme , hct goAal der Schriften , over de %ieklen der paa rden , nog met een te vermeerderen. Föör het leze/t en beoamp;rdeelen van het werkje, het geen wij thuns aan het publiek uanbieden , aarzeldcn wij , heizelve om deze reden te vertaten ; doch geheel en cd ve randerde a wij van gedachten , toen w ij ons met deszclfs inhoud behend gemaakt hadden, wanneer wij deze moeite duhheld öeloond hoopten. J)it werkje vooralde inwendige ziekten der paarden verhandelende , bevat zeker alles , wat daar over gezegd kan worden, en onderScheidt zieh boven alle anderen door den waren oordeelkundigen en praktischen geest, in welken het geschreven is. Men zal daarin vooral eene zecr naau wkexirige opgave vinden, van alls
TI
de verschijnselen , die ons den aard der ziekteu de)-jiuu) den doen kennen ; insg-elijks eene zeer oordeelkxnidige , e« op ondervhiding gegronde hehandeling. Alle de ziekten der paar den in dit werk je voorkomende zijn zeer breedvoerig verhandcld , ja , tnsschen beide luv am het den Fertaler ivel voor , dat de schrijver hierin korter had kunnen zijn, zonder de tvezenlijke waarde van zijn werkje te verminderen. Ook zal men hier en daar eenige aanmerkingen van den IIoogduitsehen Vertaler in onze iaal over gehragt rinden , doch vele hebhen wij te weinig belangrijk geoordceld en das acht erge taten.
De een-en-tiviniig nitgaven van dit werkje in Engelund hewtjzen , hoe welkom hetzelve daar geweest is , en geven den Fertaler ook hoop , dat het zijne Landgenooten ook met onverschillig zijn zal , en zij hiernit menige wittige les in de geneesknndige hehandeling van het paard zullen it ekken.
UJK Fi:itTJZ£n.
r-jg) g g ' ' quot;
Ten einde dsn tiveeden dnih van dit werk; het welk ivij ihans het publiek aanhieden , era omirent de inwendige zxekien der paarden , veel praktische veeartsenij-knndige kennis berat , eene nog meer algemeen nuttige strekking te doen erlangen , hehben wij , 500 veel als de taak het toeliet en de bedoeling van het werk mede brag t, hetzelve , overeenkomstig de vorderingen in de veeartse-nijkundige wetenschap veranderd en omgewerkt. Ver-onderStellingen en gezoehte redeneringen , zal men hier vergeefs zoeken , welke voorzeker, zoo als het ons voor-kwam , in zoodanig als onderhavig werk, minder voegden, daar wij ons ten doel hehben gesteld, meer algemeen mittig te zijn en den landman tn paardenliefhebher in de gelegcndheid te stellen , om zijne paarden , ingeval van ziekten , gepaste hulp te kunnen toebrengen , door hem. hier door mede een geschikt hulpmiddel aan te bilden.
JJ ij ho open dal onze cirheitl niel geheel zijtt doel zai missen , en zullen ons genoe.gzaam. heloond achten , indieu ivij tot het voorgestelde einde hebben mögen medeiverken , znllende , de belanghebhenden , zoo als hot ons voorkomt, en de vroegere verialer reeds te regt heeft aungemerkt, m dit werk je menhjs nnttige les aautreffen.
Utrecht ,
lujjnstii-s 18 4 0. B, J. c, RYJiDERS.
till
I. Uoofdstuk. Tau het boslag der paardcu. . BI. 1.
11. » Van de beliantleling der paar-den, ten aauzien van het belioud hunncr gczondhoid en de aamveuding van geuces-kundige hnlp................— 4.
III. Hoofdstuk. Van lid aderlatcn.......— 6.
IT. » Van het purgcreu.......— 8.
T. » Tan het windkolijk......— 13.
TI. » Van het kolijlc , dat na eene
beleramerde uitwaseining ontstaat. ..... — 18.
Til. JToofdsitih. Van het vcrstoppings-kolijk . . — 25.
A I JN' II 0 Ü B.
Vlli. Hoofdaluk. Vau liet kolijk , dat uit ge-iiulligde yeryiftüii , tc slerk «»cyevüue prikkelcude purgeermiJdelen , injjeslokt zaud, eu iu ket d;u mkanual voortgcbiagle slconeu , of andere derwaarls {jcraakto
Treenidaardije ligchamen ontstaat . . . JJI, 30. IX, Roofdstuk. Yaa de oulsteklng der maag en van het darmkauaal, ook wel darm-jiclil genaamd.............— 34.
X. Hoofdstuh. Vau de belemmerdeof moei-
jelijke ivaterlooziug...........— 39,
XI. Hoojdstuk. Vau den gewoneu of goed-
aardigeu drocs.........., — 45,
XII. Hoofdstuk. Van deu zoogenaamden yei-
slageu dices............, . — 53 .
XIII. Uoofdstuk Vau den verdachleu droes. — 65.
XIV. » Van de snot of den kwaden
droes...................— 74.
XV. lloojdslnk. Vau den worm , ook huid-
worm genaamd {Farchi)........— 90.
XVI. Uoofdsltik. Vau de ware of acliTC onl-steking Tau de long, het borstvlies ea middemif................— 101.
XVII. Iloofdsluk, Vau de ouware of passive
longoulstekiiig........... . ! . — 110.
X'VIi'I. Hooftlsiuh. Van de keelontsteking . . .
XIX, » Van de ontsteking der liieren en baarmoeder of draagzak ....
XX. Hoofdslnk. Van den razenden kolder.
XXI. » Van den langdurigen of zoo-genaamdea stillen kolder........
XXII. Soofdshik. Van de bevangenlieid of de Terstijviag . ...............
XXIII. Eoofdstnlt. Van de mondklem . . . .
XXIV. » - T;in de dampigheid of kort-adeungliexd •••••• • •••••••»
XXV. Uoojdstuk. Yna de borsUraterzuclit . .
XXYI. » Van den dooi'loop of diar-
......................
XIYII. lloofdstuk. Over de ingegt;vandsworraen.
XXVIII. » Van den lanlerstal, pisvloed of lilare pis...............
XXIX. Boofdalnk. Van liet bloed pissen . . .
XXX, Iloofdstvh. Van de siechte spijsverte-ring, gezAvollen pooten , zuclitige ge-z#9632;wellen onder den Liiik , stroef en glansloos haar, en in het algemeen. van die algemeeue z^vakte, welke dik-wijls bij paarden eene andere ziekte ?oorafgaat of Tolgt , . . ........
I N H 0 U D.
XXXI. ffoofdslnk. Vau de stijTigheitl of stroef-
heid der poolen.............
XXXII. Hoofdstuk. Van eenige knnstbewerkin-gen.............
#
Fan het htslag der paar den.
»Er besfaat geene methoile naar welke men zieh altijd » zoude kunnen rigten.quot;
Elk laud , elke Teearlsenijschool geiooft in het bezit van de beste doelinatigsle methode Tan het hoefbeslag te zija ; ieder- schrijver oyer dit ondervverp , pryst zijne uitTinding aan en alle Hoogleeraren in de Teeartsenijknnde , alle Paardenartsen en hoefsmeden honden Jiet hoefbeslag ,, zoo als zij het ondervvijzen en uitoefenen, tooi- het beste.
Engeland verbeeldt zieh hierin een yoorbeeld , een model Tan alien te zijn. Frankryk Termeent deze knnst — altlians in een weten^chappelijk opzigt — uitgevonden te hebben , en Dnitschland ml beide landen zoo wel theoie-tisch als praktisch ovei treifcn , hoezeer men het, op de vecartsenijScholen van alle deze opgenoemde landen , nog niet eens zij , op gt;velke eigenlijk de beste methode daar-gt;an , ondenvezen en in werking gebragt wordt,
Ik heb mij overtuigd , dat elke methode hare goede en nuttige zij de heeft; dat in deze kuust nimmer een alge-meen geldende grondregel, aangenomen kan worden , maar dat de behoefle Tan het paard , de plaats gt;vaar men het gebrnikt, en meer nog de Terschillende Torm en zamen-stelling Tan de hoef zelve , derzelver gebreken en ziekten,
2
ja zelfs de clgendommelijke houding en bcivegiug van liet |gt;aard, eeiie groote verscheideulieid in Jiet beslag noodza-keiijk maakU
Welke xuetliode men dus ook opyolge mag, behoort diegene, welke dezelve in uitoefening brengt , steeds eene grondige oulleed- en uatuurkuudige keuuis van de hoef le beziüen , het malerieel, dat Inj tot liet beslag gebruikt, te kennen , de smeding van het ijzer te yerstaau en ge» noegzaine kunstmatige vaardigheid te hebben , om de hoef behoorlijk te besnijden , het ijzer daarop te passen en vast te maken ; al het andere daartoe betrekkelijke , leert de eigene beoordeeliug, de plaatselijke gesteldheid en het bedachtzame doorzigtdes hoefsmids, die altijd slechts oyer-cenkomstig de natuur, maar nooit naar eene zekere me-thode beslaan moet. Op die vyijze , kan er in alle landen en volgens alle methoden, eene goede doelmatige manier yoor het beslaan der paarden beslaan.
yiunmcrhing des lloogduitschen Feriulers.
Ofschoon in de aaiigevoerde bedenkingen des schrijvers over het hoefbeslag der paarden , niet eigenlijk opgegeveu wordt, hoe hetzelve ingejigt belioort te zyn , en die aan-jmerkingen geheel onbeantwoord laten, hoe het met dat beslag in Engeland gesleld is , tervvijl zij slechts in het algemeen op de vvetenschappelijke grondbeginsels daarvan betrekkiiig hebben , zoo onldekt men nogtans daarin den denkenden en kundigen paardenarts, daar het hier niet zoo zeer om eene melhode , dan veeleer om den aard der zaak te doen is, in welk öpzigt, ik en metmij Toorzeker, vele andere Duitsche paardenarIsen , zieh met hem ver-eenigen.
De nieuwste'wetenschappelijke werken in Duitschland oyer het hoefbeslag der paarden, op welker algemeene grondstellingen , ook het gevoelen des schrijyers berust, zijn :
1.) Kebsting's (een Hessen-Casselsche Paardenarts) 7in-t err icht Pferde zu beschlagen und die an den llüfen vorfallenden gehrechen zu heilen. Güttingen hei Dietrich,
2.) Rfmpelt's (Professor aaa de Yeeartsenijschool te Dresden) Unterricht für JFahnen Schmiede , vom vernünj-tigen rincl Ziveckmäsziyen Beschlägi der Pferde. Neue sivji, Leipzig in der Tf^eidrnannschen Buch-handelung.
3.) Unterricht über das Beschläge und die Behandelung gesunder und kranker Uüfe der Pferde , (door Lah-geübacher , Professor itt Jiet theoretische en praktische hoefbeslag bij het K. K. Militaire Instituut van vee-artsenljkuude te Weenon). Wien bei Straus.
4.) Anleitung zum zweckmässigen Beschläge und behan-delung der gesunden und kranken Hüfe der land» ivirthschaf tlichen Thiere aus dem Pferde geschlecht, (door GüävE , Veearts te Osnabrüch). Osnabrück bei Kieveling.
5.) Cathechismus der Eüföeschlagskunst oder theoretisch-praktischer Unterricht über den I/ufheschlag und die geivöhnlichten krankheiten des Pferdefuszes, (door D. Schwab , Koninkl. Beierschen Medicinaalraad , Professor eii Directeur der Veeartsenijschool te München). 3. Aujl. München hei Thieneman.
6.) Praktisches Lehrbuch der. Uufbeschlagskunst und der Erkenntnisz und Heilung der Ruf krankheiten , (door den Koninkl Saxischen Majoor en Opper-paar-denarls tos Tesseker). Allenburg bei Eahn%
4
fan de hehandeling der paar den , ien aanzien van het behond hunner gazondheid en de aanivendhig van neeskvndige hulp.
» Hct is Icier de ziehten toor ie honten dan dezelven » te yenezun.''1
Ie bewaring van de gezondheid der paarden en de •voorzojg (un hen voor ziekten le bcTciligen, beruslen vooriiainelijk op de zorgvuldige oppassing, de voedering , cu liel gebi uik dat inen van heu maakt. Eene gelijkjmalige voedei iug, oppassing eu gebmik , eeue zindelijke , hclclere eu luchlige \ej biijfplaats , benevens eeue sliplelijke verzor-ging in de slalieu over het aJgemeen , komen eene menigte ziekten voor , eu Jeggen tleii hoofdzakelijkeu grolid tot het behond der gezondheid van deze dieren. AVautniet zoozeer door tie dienst, welken vgt;ij van iieu eischen, dan vecl-eer dooriuiuue verouaciilzaamde oppassing , linuue gebrek-kige voedering eu ouvolledige veizoigiug hij de stalliiig , worden ue uieeste zieklen der paarden Toortgebragt, eu iiet oude sprcekwooid »wauneer gij het paard berijdt , » sclial hei slechls op eeuen ki eutzer , maar zoodra gij het »in den stai hebt staan , oj) honderd Lonisd'or,quot; is teveus ook de zekerste jiglsnoer \oor iiet gediag daarouilrent. (I)
lie geliikmalige dagclijksclic bewegiugiu de viije Jucht, het gdijksooilig voeder , de laugzame gang op zachten gronti eu de veimijding van allen dwangbij derzelverge-brtiik , is oiuler anderen ook de voorname reden , vvaarom wij de paarden van den landman , veei minder door ziekten overvalleu zieu dau de paarden der stedelingen , zoowel
Een onregelmatig en tc sterk gebmik , ^'eft echter mede aanlei-ding lot ondersoheiflene gclireken fgt;n ziekfen ; zoo dnt een reget» malige en gepaste arbeid , zeer veel tot onderhouding der gezondheid kan bijrfragen. Ii.
Br
van tleu burger als van den krij^man , die clikwijls da-gelijks, vau voedsel, verblijfplaals eu dienst veranderen; door welke Teranderlug , meer of minder, ook de staat liunner gezondlieid gewijzigd moet worden.
Het allenninste lielpeu de zoogeuaamde voorbchoedende {praeservative) middeleu , eu men zalnocli met pillen eu poeders , noch met aderlatingen en verkoeleude dranken , de gezondlieid der paarden behouden , wanneer niet der-zelver voedsel, dienst, verblijfplaats en staloppassing in het algemeen, overeenkomstig Imune natuur iugerigt is. Dit geidt bijzonder van de paarden , die bij eeue gelijk-matige voedering en beweging geliouden worden. Bij paarden daarentegen , welke men tot suelle ritten — zoo als de wedloopen — gebruikt, of die dagelijks ander voeder be-komeu , is , wat de eerste aangaat, eene voorbehoedende ontsteking werende behandeliug, eene algeraeene aderla-ling en bet gebruik der midden zouten , mi eu dan noöd-zakelijk , gelijk bij de laatste wederom eeu afdrij vend mid-del goede diensten bewijst. In .alle gevallen dient echter allijd eene aamvijziug deswege te bestaan.
Eeu poeder , waaraan ik als voorbelioediriiddel nog de beste werking toesclirij veu zoude , daar bet de spijsvertering bevordert en versterkt, zaclit op het ledigen van hetdarm-kanaal eu do uitwaseming der liuid werkt , eu het paard nit dien iiojfde allijd gezet eu glauzig van haar maakt, is hot volgeude mengsel; men neine :
Poeder van roode Geutiaau.
- Kalmus.
- Geneverbezien.
- Feukel.
- Auijs , en bloem vau Zwavel.
van iedereen half pond. f
- Spiesylaus en Woiiderzont, van ieder hvee
pond ,
eu menge het goed onder elkander. Vervolgeus stroo;je men voor het paard , op elk voeder , eeueu eetlepel vol daarvan, en bevoclitige eenigzins het voeder , ten einde het poeder, dat de paarden geineeulijk gaarne eaten, niet weggeblazen zoude worden
Larimer king e7i des H oogdu i t sehen Vertalers.
Het gewigtlgste gedeelte van de bewaring der gezondheid Tan de paar den , bestaatlioofdzakelijk Ja eene goede zieh ge-lijk blij vende voedering en ill eene zorgvultlige stal-opjpassing. Bedienst zelf , welken wij van heipaard verlangen , breugt minder ziekten te weeg , dan eene veizuiinde , gebrekkige en onvolledige slal- en voederinrigting , en in plaats van le me-dicineren en hot behoud der gezond¨¹eid van de dieren in voorbeboedende middelen le zoeken , belioorde men zieh meer om de voedering en oppassing der paarden over bet algemeen , te bekreunen, en men zoude alsdan meer ge-zonde dieren op stal bebben , dan bij bet gebruik van aile voorbeboedende middelen.
III. HOOFDSTUK.
Van het aderlaten.
9 Wat geen voordeel aanbrengt , is nadeelig.quot;
'Wanneer bij het gebruik van een geneesmiddel , een voorschrift vooihanden meet zijn , zoo vvordt zulks bijzoa-der bij de aamvendiug eener aderlati.ig gevorderd , ¡ª die , het zij dezelve algemeen of plaatselijk is, ¡ª in beide ge-vallen , v^anneer dezelve wezeulijk voorgesclireven is-, als een der grootsle geneesmiddelen werkt , doch teveus ook ¡öwederom hoogst schadelijk wordt, zoodra die slechls uii gewoonte , nit gebrek aan geneeskundige bekwaainhoden -Terrigt wordt. En ofschoon algemeen bet paard tot ont-steking ziekten geneigd is , en derhalve eene aderlating , bijzonder bij de paarden , die goed gevoed en tot eene drukke dienst gebruikt worden , zeer dikwijls noodig wordt, zoo is het echter hoogst verkeerd , eene zoodanige aderlating zonder voorschrift, aan le wenden. Vandaar,
1
7
(hit de aderlaling uit gewoonte , — i« zoover de dieiea niel reeds duaraati gewoou ziju ,—gelieel te verwerpen is.
Overigcns kieze meu iu die gevalJen, waarin eerie alge-meeiift aderlaling voorgeschreven is , de groote Jialsader terwijl bij eeiieplaatselijke aderlaling zulks uit deu boeg en de spatader en andere lean gcscliicdeu , waatioe men echter naauwkeurig met de liggiug dezer deelendieut bekendte zijn.
Jtanmerking van den Hoogduitsch.cn Ver taler,
Een der voornaamsto geneesmiddelen is ongetwijfeld, zoo als de sclirij ver opmerkt, eeue aderlating , welke ook bij paarden , wier ziekten zuiver ontslekingachtig ziju , dikwijls yoorgesclireven -vrordt; zij xuoet echter nooit zon-der behoorlijke aamrijziug ondernomeu , en dan nog in verliouding tot denouderdom, de ligchamelijke gesteldheid van het dier , den staat en graad der ontsteking enz. , ge-bezigd quot;worden , zal niet dit groote geueesmiddel, tot bet Terderfelij kste ja doodelijkste vergift strekkeu.
De plaatselij ke aderlatiugen beliooren even zeer onder de voornaamste middelen , die de ontsteking matigen en verdeelen, en inzonderheid na bekomene kneuziugen , waarbij uitstorting van bloed of andere vocliten plaats beeft , nooit achterwege mögen blijven.
Be belangrij kste Hoogduitscbe iveikeu over bet aderla-ten ziju:
1.) Wolsteik , über das Aderlässen. Wien.
2.) Rxbbe , über das Aderlässen. Dresden, Walter-sehe IIofbuchhandelung.
3.) Schwab , Jahrbüchern der Pjerdekunde. München, hei Thiene man.
4.) Aarnos , Handbuch für angehende Pferdeärtze 8
Francfurt , hei Bronner.
5.) Temueckek's Veterinär Chirurgie. Prag , bei Calve.
6.) Dietericq's Veterinär Chirurgie. Berlin, bei Chris-tiani.
\
8
K'Jin het purgeren.
i De huid en het darmknnaal zijn de voornaamsle gt; zuivcrinrjsoryanen van het dierlijke ligchaam,quot;
Hoe Terkeerd ook het onnoodige purgeren zij , waartoe geene aanvvijzing beslaat, zoo zijh er echter Tele gerallen » waarin een purgeermiddel groote diensteu bowijst, gelijk men ook over het algemeen , op de behoorlijke lediging des darmkauaals, bij alle ziekten , het eerst raoet leiten, en naar den aard der ziekte , mi meer dan minder prik-kelende middelen , Toor de outlasting, behoort toe te dienen.
Het zachtste purgeermiddel is eene toebereide meeldrank , zemelenwater , lijnkoekdrank en het gebruik van zemelen , jong gras en bijzonder \an de in het voorjaar groeijende jonge distelen ; gt;velke middelen , bij alle wel gevoede dikke paarden , zonder verdere wezeiilijke teekenen van ziekle , Tan tijd tottijd aangewend kunnen worden , en zelfs ook , zoo Tvel bij ontstekingen als bij slepende langdurige ziekten , Toorgeschreven zijn , dewiji in alle deze omstandig-heden , niet genoeg op de outlasting Tan het darmkanaal gelet kan worden.
Een sterker purgeermiddel , dat echter te gelijk ver-koelende eigenschappen bezit, en derhalve in outstekingt-ziekten aangewezen wordt, is de Tolgende verbinding ;
Poeder Tan Wonderzout, twee pond.
- ßapondika , zes oncen.
- Salpeter , een rierendeel pond.
- Wijnsteenroom (Cremor- tariuri).
- Bloem Tan Zwavel, Tan elk ecu half pond ,
9
met meel ea water zoo Teel als noodig is , tot eene lik-king gemaakt, waarvan men aan het paard , 's morgens , 'smkldags eu 'savouds , uadat men hetzelve iedere keer vooraf ecnen emmer met meel, zemelen , of lijnkoek met water Toorgehouden heeft, drie tot vier spatels toI op de toug smeerten daarmede voorgaat , tot dat Jiet genoegzaani gewerkt lieeft. (1) Te gelijker tijd voedert men reeds twee dagen yoor en gedurende het gebruik van dit middel, sleclits zemelen met een weiuig haver, en geeft weiuig of geheel geen hooi.
Het volgende middel werkt meer prikkelend, en is uit dien lioofde alleen bij langdurige ziekteu, zoo als de kol-der , de schürft, de chronische oog-ontsteking , aange-wezen.
Me a neme ;
Paeder van Aloe van de beste soort, een once.
- - Rapondika , vier oncen.
- - Wbnderzout , een pond,
iosse de Aloe in kokend water op, terwijl men dezelve wrijft in eenen steenen mortier , en vorme alsdan met zoo veel meel en water als noodig is, het geheel tot eene likkiiig , welke men in drie gelijke deelen verdeelt, en het eeue gedeelte 's morgens, het andere 's avonds en het derde den volgenden morgen ingeeft, waarop de working 's anderendaags volgen zal.
Ook in dit geval bereido men het paard , reeds twee dagen vöör het gebruik van dit middel, door aati hetzelve enkel voeder van. zemelen ea zeer weiuig of geheel geen hooi te geven , daarop voor , geve aan hetzelve , gedurende het gebruik daarvan , dikwijls een meel- , zemelen- of lijn-koekdrank , en late het eene matige beweging nemen.
(I) Dit middel zal men gevoegiijk kunnen missen t als bezittende voor het paard zeer weinig laxerende kracht.
10
Terwijl het middel werkt en de paarden purgeren , is alle cell us t bij lien yerdweneu , en zij eten weinig of ge-lieel niet; ook schijnen alle verschij nselen hunner ziekle , waarlegen men liet purgeermiddel gaf, zoo als b. y. bij den kolder, Termeerderd te zijn , irelke nogtans Tan zelf quot;vveder rerdwijnen , Tvanneer de werking van het purgeermiddel ophoudt , kunnende zij alsdan van het gebruik #9632;van het zachlere voeder allengs wed er o m lot dat van hard Toeder overgaan , in welken toestand het echter goed ib, dat men nog sleeds voortgaat met het lalen drinken van meelwater , lijnkoekdrank enz.
Bü paarden die minder gevoelig zijii of bij kolderige paarden , door eene verlamming der zenuwen en onder-drukte prikkelbaarheid , moet men de dosis Aloe tot 1| once en de Kapondika tot 6 oncen verhoogen (1).
In alle gevallen , ivaarin de maag en het darmkanaal , meer of min onlstoken «iju , als bij beslolene kolijken , na vergiften , te slerk gegevene purgeermiddelen van de Aloe , van het zoHe Kwik enz. , zoo als ook zelfs bij buikloopen door pi ikkelende scherpten in het darmkanaal, opgehoople dreksloffen , enz. zijn sterke poitien lijnolie , die men dan gt;an drie tot diie uren , Tau eeu half lot een gelieel pond , geeft , de doclmaligste purgeer- en levens onlslekingwerende middelen , welke in dusdanige ömstaudighedeu , de Toorkeur boTen alle andere purgeermiddelen, Terdienen.
Daar echter het gebruik Tan alle purgeermiddelen , eene vcrzTvakking te weeg bjengt , zoo is het dienstig, na derzelver gebruik , een maagversterkend poeder aan de paarden te gcven , tot welk einde zicli het volgende poeder aanbeveeit , waarvan men, tooi- het dior, op elk Toeder, eenen eetlepel vol strooit.
(1) In plaafs der Rapondika, lal men met meer vruch t 2 ä 3 oncen poeder van Geniiaan wortel, bij de Aloe en het Wonder-*out, alsmede 2ä 3 drachma'i BraaWgusteen kunnen voegsn , cm dan op deielfde wijze te doen gebruiken.
11
Men ueme :
Poeder Tan Roode Geuliaan.
- - Kalmus.
- - Geneverbezien.
- - Keukenzout,
-van .elk even ?eel, goed gemengd.
Aanmerking van den IToogduitsehen F^ertaler.
Tot liel bezigen van alle geneesmiddelen moel eene aanwij-ziug voorbanden zijn , zouder gt;velke alle en dusook de pur-geermiddelen , meer na- dan voordeelig werken. Deze aanwijziug vindt men nogtans zeldzamer bij paartlen, die slecbts zoo eenvoudig voedsel nultigen , dan bij den menscb , wieus levenswijze niet altijd de regelmatigste is, en waar zelfs nog gemoedsaandoeningen, eenen nadeeligeu iiivloed op de spijsvertering uitoefenen. By opkomende ziekten , welk karakter zij ook aannemen mögen , moet men ook bij de paarden , zorgvuldig op de zacbtc outlasting van hot danukanaal letten. Tot dat einde is als bet zaclitst-werkend laxeermiddel , aan te bevelen bet gebruik van zaclit voeder , als zemelen , meel en lijnkoek met water , eu iudien bet saizoen zulks toelaat, jong gras en yoornamely k jonge distelen. Ook worden tot betzelfde oogmerk aangewezeu , klisteren van een afkookscl van camillen met een weinig lijnolie en zout vermengd, ot met zenebladen , indien men nog eene bevigere prikkeling van bet darm-kanaal verwekken wil.
Bij ontsteking ziekten zal bet opgegevene mengsel van wonderzout, rapondika, room ran wijusteen [cremor tar~ tari) salpeter, bloem van zwavel, enz.; dat men met nog andere slijmige en ontsteking werende middelen , als violen-wortel, boks-boornzaad , lijnzaad , zoetboutwortei enz. verbinden kan , voorzeker zeer goede diensten doen , en ik zal in den loop van dit werk, meermalen bierop terugkomen , daar zieh , bij menige chronische ziekten , zoo als de kolder, hardnekkige huidziekten, enz. de Oj) pag. 11 Toorgeschrevene artsenij van aloe en rapondika.
12
zeer aanbeTeelt. (I) Men behoort echter niet uit hel oog te yeiiiezen, dat de aloe, eeu zeer prikkelend purgeer middel blijft, dat men in verdeeldo en niet te sterke giften en by alle ontsteking ziekten yolstrekt met geven moet, en welks heftige werking op de 2011 uwen , reeds daaruit bliikt , dat het bij voorbeeld , bij den htilleu kolder, gedu-rende deszelfs werkinquot;, alle ziekte verechii nselen uoh ver-sliinmert,
Bij het gebruik van eeue al te sterke hoeyeelheid daar-Yan , -welke kolijk, ja zelfs ontsteking yan het darnika-naal Yeroorzaken kan, zijn dranken van lijnolie , de beste tefjeumiddeleii, zoo als dit middel 00k bij alle andere ontstekiiigen der nj.aag en darmen , voornajuelijk bij die, welke na liet mit Ii gen gt;an vergiften eu ua eene overvoe-ilering of na het iiislokken van vreemde ligcliamen , zand of steenen of ten gevolge van bijzondere scheipe en ziekte smetsloffen , ontstaan , ilie op de niaag en het darmkanaal werken , bijzonder aantebevelen is', naar dien de lijnolie met deszelfs zaclit Jaxereudo kiacht 00k nog de eigenschap yereenigt van pijn eu krampstillend te zijn, de scherpe stolFen in te wikkelen en de vaste ligciiatneu in beweging te breiigen en lielzelve derhalve in alle de opgenoemde ^;evalleu duidelijk gevorderd wordt. Ten aanzien van het gebruik daarvan , zullen nog meerdere aanmerkingeu in het vervolg voorkomen, alwaar meer over de bijzondere ziekten gehaudeld wordt.
in de Duitsche Litteratuur vindt men gedeeltelijk ver-sckillende voorschriften omtrent de purgeermiddelen , gedeeltelijk 00k veel onderrigt dienaangaaude in Ratzehuro s Pharmacopea. Berlin. Risz, Arlzneymit t Mehre fur Thier-ärize , Bamberg. Tessecker's praktische Artzneymit-lellehre. Leipzig bei Seeger. Ook verdienen de veeart-senij kundige werken van Waldibger en Tut hierover nagelezen te worden.
(1) Zie de aanmerking op bladz. 10»
Fi7i het windkolij, |
T. H 0 0 F D S T
» Vit alle voedingxmiddelen ontwikkelt zieh lucht, bij derselver ontbinding in het ligchaam der dieren.'quot;
Onder do verschillende soorten ran kolijkeu , die wij bij de paardeu waarncinen , kornt het zoogenaamde gt;vind-kolijk gt;vel het meeste yoor , omdat de ontwikkeliiig der luclit bij de ontbinding tier Toedings-middelen in het ligchaam tier dieren, eene yoortdurende oorzaak daartoe verschaft, Toornamelijfc bij die paarden, ^velke boyen dien aan eene verzwakking der verlerings organen lijden, eu nog met irinderig Toedsel , zoo als klaver, ergt;vten, hanekauimen, wikken [vicia saiiva L.) enz. gevoed worden. Het meeste nog tans komt het Avindkolijk bij de zoogenaamde kribbebij ters voor , en is bij deze dieren een zeer gewoon verschijnsel. De kenteekeneu dezer ziekte zijn de folgende : de 2'aarden tied™ van de krib terug en weigeren alle yoedsel, de kribbcbijlers houden op zulks te doen , lt;le zoogenaamde haspelaars of linnewevers staan stil, alien dniden pija in de maag en darmen aan, welke zij door volgende niterlijke teekenen verraden. Zij zien dikwerf naar den eenen of anderen kant om , en blijven eenigen tijd met de punt van den neus in den ointrek der ribben , terwijl zij tevens met eenen tieurigen, sinartelijken blik , de omstanders aanzien , even als of zij dezen overquot; hunne pijn klagen en derzelver plaats aanwijzen wilden. Zij krabben mei de roorpooten , slaan ook somtijds met de achterpooten , even als of zij de vliegen wilden verjagen , naar den buik , Jeggen zieh neder, rigten zieh met den kop in de hoogte en brengen de punt van den neus, steunende wederom in de nabijheid der ribben, staan na eene körte beweging weder op , het ligchaam wasemt nit, de outlasting yau wind- , water- en drekstoffen houdt op ,
14
gij beginnen te zweeten , deooren en de onderste gedeellen der ledernaten zijn dan warm dan koud , zij zien telkens zydwaarts om, krabben op niemv met de voorpoolen of slaan met de achterste naar den buik en leggen zieh bij herhaling neder, en zoo gaau zij steeds voort onder aan-houdende blijken van pynen , tot dal alle toevallen der ziekte he\igcr worden. Dan kunnea zij zieh naauwelijks meer op de been houden, waggeieu in het gaan met de achterpooten , willen zieh bij elken slap , dien zij doen , nederleggen , en störten dan in dien staat , zoo hevig en onvoorzien neder , als wierden hun , even als bij het om-verwerpen, alle vier de poc'en onder het lijf , wegge» trokken. De oogen raken ontetoken , het oiuloorsciujiien-de hoornvlies is in somiuige gevallen als met blocd opge-spoten; en de geheele oogappel schijnt als of dezelve uit zijne holte gedreven ware. Er ontstaat eea hevig en daaronder ook geheel koud kleverig zweet , na al hetwelk echter geeuc betersciiap volgt: zij zelten zieh ge-lijk eeii hond, rollen zieh in hei liggen en blijven ouder het hevigste kennen en hei toonen van zware pijuen, ge-durtinde eenen körten tijd , op den rug , met de beenen in de hoogte gestoken , liggen. De pols is vol en opsprin-gend en naauwelijks te voelen , de slagen van het hart zijn sterk kloppende , krampachtig en aan beide zijden van de borst , zigtbaar. Somtijds geraken zij aan den afgang , doch zonder dat zulks eenige betersciiap te weeg brengt, de dieren verliezen alle opmerkzaamheid op de uilerlijke voorwerpen, en leiten niel meer op de overige paarden , noch op hunne oppassers of op de voe-der- en drinkgereedschappen. De oogen worden star , de onderlip hangt naar beneden, het geheele ligehaam wordt koud , en indien men niet spoedig hulp aanbrengt , dan gaat het windkolijk ineene ontsleking van het darm-kanaal over, hetwelk maar al te dikwijls met koud vnur eindigd. De dieren worden dan eensklaps rüstig , als waren hunne pijnen in eens weggetooverd , evenwel zonder dat zij wederom moed en levenslust krijgen ; in tegendeel blijven zij nogeen körten tijd , als in zieh zelven gekeerd en zieh slechls methunnen doodelijkentoestandbezig hou-
15
dende, geheel bewusteloos staan , en störten eindelijk onder stuiptrekkingen dood neder. Binnen tWee- ten hoogste driemaal vier en twin tig nren , is deze ziekte , door de Jierslelling of den dood van het paard , besllst.
Bij velen ontstaat daarbij tevens eene kramp in de nrin werktuigen; de hengstou en rninen , pogen met blijken van hevige pijn , water te lozen, zonder hetzelve te knn-neu afzetten, en geven daar door alle teekenen eener op-slopping yan water , te kennen.
De \oorzeggiiig (prognosis) dezer ziekte rigt zieh naar den meer of minder winderigen aard van het genuttigde voeder , naar den tijd ciat de kwaal rceds dunrt , naar de uieer of min doelmatig aangewende geneesmiddelen, zoo aJs mede naar de sterkte van de spijsverteiing en den voor ontsteking vatb.aren aard van het ligcliaam in het alge-meen. Het wind kolijk blijft altijd eene geva.irlijkeziekte en de Toorzegging kan dns nooit met zekerheid gunstig zyn , iuzonderheid wanneer het kwaad leeds over de vier en twin tig nren gednurd heeft en in ontsteking der dar-men drijgt overtegaan.
Wat de genezing betreft , kan dezelve hier niet spoedig genoeg oiiderno^nen worden, terwijl zij voornamelijk be-staat iu het volgende ; te weten;
1.) In de dikwerf herhaalde aanwending van klisteren nit een afkooksel van camillen met een weinig lijnolie en keuken zont. die men siech ts bij kleine portien aanwend en niet eerder herhaalt dan na dat het eerst toegediende klisteer, wed crom afgegaan is, om dat te groote portien het darm kanaal uitzetten , en hetzelve tot eene snellc ont-lasting aan zelten. Hoe langer intusschen deze kramp-stilleude stovingen zieh iu het darmkanaal oplionden , des te meer zij de kramp verminderen. Bij zeer heftige krampen kan inen bij ieder klisteer nog een half lood , in heel heet water opgelost en in eenen steenen vijzel geslampte Aamp;sa fcclida (dnivelsdrek) bijvoegen.
2.) Ininwrij vingen van den rnggegraad en den buik met terpentijnolie , en het sterk wrij ven ran deze deelen- met vast zamen gewondene stroowisschen. Deze wrij vingen helpen bijzouder bij het windkolijk en het kolijk uit
16
eeue belelte uitwaseining outstaamle , en zijn , vereenigd inet da aanwending van klisteren , dikwijls alleen toerei-kcnd om liet kwaad in korlen lijd weg le nemen. Meu gaat daarmcde zoo laug yoort , tot dat liet kolijk uil eene eukcle kramp in eeueu ontslekiagacliligen toesland oyer-gaat, bij welken men, dezelven even als alle uiteilijk en inueilijk gebezigde prikkelando middelen , niet mcer aau-#9632;vvendt.
3 ) In dranken van gelijko deelen poecler ran dubbel-zont (zwavelzure potasch) eu roodo gentiaanworlel , van welk mengsel men een vierendeel pond neemt, in eeue kan camillenlliee oplost, en laanw op eenxuaal aau liet paard iogiet. Alle twee ureu geeft men dit ecus , en zet dit tot aau de herstelling gt;ooit. Houdt liet windkolijk boven de 16 tot 18 men aan , dan veizuime men niet bet paard aan den lials ader te laten , om den overgang van bet windkolijk in cen ontstekingskolljk voor te körnen , de kramp te verzaciiten ende opkomende ontsteking , zoo mogelijk, dadelijk in de geboorte te smoren. (1) lie boeveellieid af te trek ken bloed belioort zicb naar den ouderdom , de ligcbamelij ke gesteldheid enden ontsteking-acbtigen aanleg van bet dier , te rigteu , en kan van 2 tot 4,6 en 8 pond verscliillen. Dikwijls geschiedt de herstelling kort ua de aanwending van dit vooruame krainp-stillende en oulsteking wereude middel, nog vöor dat alle andere, derzelver lieilzame werking getoond bebben.
Yoor bet overige is bij de behandeliug der aan wind-en alle soorteu van kolijk lijdende paarden nog aan te merken; dat men al bet mogelijke aauwenden moet, ten einde zij zicb niet op den grond werpen en omwentelen , waardoor zeer dikwijls eene kronkeling der darmen kan ontstaan, welke alsdan niet veriiolpen kan worden en waaraan de dieren omkomen. Om dit zoo veel mogelijk te beletten, kan men bet paard zacbt rondleiden; doch Haar men bet niet altijd geheel kan voorkomen , zoo moet men betzelve diep in bet stroo zetten.
(I) De aderlating xal men van het eertte begin der liekte met reel nut kimnen aanwenden. R.
17
Hel is een kenteeken Tan de beginnende hersteUing, wanneer het geroimuel in den buik weder ontstaat , liel-geen lot bewijs strekt , dal de kramp des darmkanaals , die tot mi toe de wormvomiige beweging verhinderde , wederoiu weggenomen is , en de uit het voeder onlwikkelde lucht zicli onmiddellijk begint te bewegen , dal men iiet eersle bemerkt, als men zicli met bet eene cor in den oin-trek der ilauken legt, gt;vaar men bet gerommel boort; voorts wanneer de opzelling Yau den buik ophoudt, de winden afgaan en bet water wederom geloosd wordt , de pijn-lijke toevallen in beviglioid afnemen , dezelve korteren tijd duren en de tusschenjwoziugen van rust en oupijnlijkbeid langer worden; wanneer bei dier weder naar de overigen omziet , op alle hem oingevende voorwerpen weder acbt slaat, de blik weder vrij en levendig , de bonding natuur-lijk wordt, de eetlusl eenigzins terugkomt en bei dier wijders deszelfs oude gewoonlen , zoo als bet kribbenbij-ten , betscbudden met den kop , bet speien met den balster-ketting liervat. De beterscbap neemt dan allengs toe, en binnen meer of minder uren is vervolgens die beterscbap , de middenstaat lusscben ziekle en gezondbeid , voorbij , en bet paaxd wederom beel wel.
Indien ecbter na de bevigsle toevallen van een reeds meer dan 24 uren durend windkolijk , dezelven in eeus opbouden , even als waren alle pijnen op eenmaal weg , en bet dier, wel is waar, zondcr smarte is , docb onop-merkzaam op al wat om betzelve been gebeurd , met een ueergebogen kop, mariner koude ooren en ledcinateu, en neerbangende onderlip Staat , terwijl geene water of windlozing , inaar wel bij tijden , eene outlasting plaals beeft, bei ligchaam opgezet blijft, Iiet oog niel meer ontsloken , maar star, en als bet ware vast en onbewe-gelijk is , bei zweet koud wordt, en de gebeele dierlijke machine als levenloos schijnt , dan is bet windkolijk in ontsleking en dil in koudvuur overgegaan , en bet paard valt binnen eenen körten tijd, onder stuiplrekkingen, dood ueder.
i
18
anmerkingen des Jloogdnitscken Fertalers.
Ik zoude bij de door deu sclirijver gcheel overecnkom-stig de natuur, geleveide beschiijviiig vau tleze ziekte, hare oorzaken , keuteckeiien en gcueziiig , niets weteu bij te voegeu, daar alles iceds zoo zuiver praktisch ncerge-steld is , eu zal derlialve alleen ter veidere iiavoiscliiug over deze ziekte , de werken der Duitsche lilteratuur op-geren , welke zijn :
Waldiugek's Therapie. J^ien.
Veit's Huudhiich der Veterinärkunde. Tfrien.
Tejiteokek's praktische Unterricht über die erkentniss und kur der kolik und der darmenenlzündung. Prag bei Valve.
Sakber's Unterricht über die kolik tind darmgicht. Brunschweig.
AJiiiou's Handbuch fur angehende P/erdeärtze. 8e Aufl. Frankfurt, bei Bronner.
TEififECKER's Handbuch Uber die erkentnisz und kur der gewöhnlichsten Pferde krankheiten. 2e -dujl. Tubingen, bei Cotta.
Kohlwe's Pferde artzneybuch. Berlin, hei Maurer.
Kekstisg's , Unterricht über die innerlichen krankheiten der Pferde. Hannover.
Fan het Kolijk , dat na eene belemmerde uituaseming
ont staat.
a Dehuid enhet darmkanaal staan in het naauwste »verband door middel der zenuwen. quot;
Yau alle soorten tan kolyken , koint dat, Ixetwelk
19
uit eeae belemmerde uihvaseming ontstaat , liet uiees* te voor , om dat geeue deelen van liet dierlij k ligcliaam in eeue 200 uaauwe belrekking met , cu spoedig voortdu-rende nederkeerige wei king op elkander staan als de huid eu Jiet darmkanaal ; zjo dat liet valteu van de minste koude reedseen z waar koüjk , eenezware kramp der werk-tuigen vau de spijsvcrteriiig , pijn en onlsteking in dezel-\eii , kau ten gevoljje licbben Daar nu de paardeu in onze dienst , zoo dikwijls aan de veraudering van tempe-ratunr blootstaan , liet zij wanneer zij warm zijnde, te spoedig afgekoeld worden , in koud water gcreden , of 00k maar door eene koude luclit aaugedaan worden , koud drinken bekomeu enz. , zoo kau liet 00k niet missen of deze ziekelijke gesteldlield , moel bijzouder bij de dieren die eciie eigenaardige vatbaarheid voor deze ziekte bebben , zeer dikwijls voorkoinen.
Hat meest zienwij deze soort van kolijk ontstaan, wanneer de paardeu gedurende bei rijden regt warm geworden zijti , meer of min uitwasemen , eu in plaats van in eeneu warmen stal geplaatst, eu sterk met stroowissclien over bet gausebe ligcliaam gewreven te worden , rond geleid worden en uog wel op plaatsen , waar liet zeer logt, zoo als in de nabijheid vati groote gebouwen , op opeue pleinen , aan lt;le lioekeu van Straten . loopende waters euz. , de oppasser liier en daar nog bovendien met heu staan blijft, en dezclve voorbedaclitelijk in eeu koud luchtbad stell. De meeste paardeu krijgeu uit dien boofde liet kolijk en worden bevaugen niet zoo zeer door hei sterke rij den zelf , maar door liet vallen van koude bij bei rondleiden; zoo als 00k verder liet behängen der paarden inet dekkeu , beeren velleu enz. gelijk zulks in den winter gedeeltelijk uit weelde, gedeeltelijk als een verkeerd midddl tot voor-koming van ziekten , door vele eigennars van paarden ge-sebiedt , juist de aanleidende oorzaak wordt , dat zij des te eerder koude vatten , naar male dezelven onder die be-dekking gedurende Imune dienst, bei meesl zweeten , en dan bij hei langzaam rondleiden, door eenen logt welke de dekkeu opslaat, het meest verkouden raken. Over hei algemeen moeten de paardeu bijzonder gedurende den
20
ilroes , wanneer de hniduilvrasetning doorgaans lets sterker werkt , en de luiid dubbel «jevoelijj en prikkelbaar is , zeer tooi- den tojjt in acht genomen worden , zullen zij niet in deze soort van kolijk of in eene bevanging ver-vallen , al naiir male zij voor de eene of de andere ziekte meer vatbaar zijn , en reeds meermaleu daaraan geleden hebben. Men belioort derlialve wel toelezicn dat in den stal waarin men zweetende paarden brengt, alle venslers en deuren wel gesloten zijn, indien men altlians deze eu andere ziekten vermijden gt;vil, welke builen dat reeds, genoeg verwekt kunnen worden door liel opeuen der deuren van eenen warmen stal , Avaarin de paarden meer uit-wasemen , en door welke nu eene koude Inclit zeer snel inslroomt, die liet eene of andere naast aan dedeurstaan-de paard tieft. Dit is evenzeer het geval , wanneer de paarden in onze dienst warm geworden zijn , en dan in eene rnwe en koude lucht, yoornamelijk in den togt op liooge bergen of bij loopende wateren, en op opene plaatsen enz. slaan moelen , of zieh warm op eenen kou-den vocbligen grond , op de steenen of bruggen enz. nederleg-gen , waardoor tie uitwaseming beleinmerd en dikwijls oogen-blikkelijk , deze soort van kolijk , inzonderlicid bij dieren , welke eene bijzondere voorbeschiktiieid tot dezelve hebben , veroorzaakt word I; gelijk over het algemeen , alles Mat in de luchlsgesteldheid eene plotseliuge veranJering to weeg brengt en de meer of minder werkelijke uitwaseming verhindert , aanleiditig lot deze ziekte geeft.
De kenteekens van deze soort van kolijk zijn geheel dezelfdo als die van het windkolijk , waarom in dat op-zigt naar het voorgaande hoofdstuk vervvezen wordt, ter-wijl het ook doorgaans dikwijls zeer moeijelijk is , de oorzaken van Jiet kolijk dadelijk tc ontdekken en uit dieu hoofde zeer goed is , dat men bij de geuezing daar-van op eene en dezelfde wijze te werk ga; want zeifs de opzetting van den buik , heeft in deze ziekelijke gesteld* heid even als bij het windkolijk plaats , ofschoon hier niet zooveel lucht uit het genuttigde vocdsel ontwikkeld is. Genoeg dat de wormvormige beweging der darmen toch door de kramp meer of min belcmmerd , gevolgelij k ook
21
de welnijje nil hot yoedsel onlbondene lacht beklemd, en daaidoor eveu als bij dc kiamp Jiet dannkanaal uitgezet en gespannen wordt; te meer , daar oolc ter oorzake yan de krampaclitige zamcntrekking des dannkanaals geene drekstoffen afgaan, en zieh ieeds nit dezen allijd nienvve dampen onhvikkelen.
Be vooizegging bij de genezing hangt hier desgelijks af, van den dnur der ziekle en oiquot; dezelve nog maar in eene door de ouderdrnkte uihvaseming te iveeg gebragte kramp des dannkanaals bestaat of reeds in eene dienten-gevolge Tcroorzaakte onlsleking van hetzelve is overgegaan ; alsmede of zicli he! dier in den loop der ziekte reeds meermalen nedergeworpen en omgewenteld heeft, waar-door ligt eene kronkeling of ineenschuiving der dannen kon ontsfaan ziju enz. In allen gevalle echter blijft doze ziekte , inzoudorheid wanneer niet tijdig genoeg doelmatige hnlpmiddelen aangewend zijn geworden , steeds geyaarlijk , en de voorzegging is nimmer met zekerheid
V 'lt;¡
gunstiH.
Wat na de genezing yan dit kolijk aangaat, dezelve komt vvederom met die yan het yoorgaande geheel over-eeu , en bestaat hoofdzakelij k in iiet volgende:
1.) In klisteren die als plaatselijke stoviugen van het darmkanaal strekken , om de jjijn en kramp van hetzelve te verminderen , en welke desgelijks nit een aikooksel van camillen met een vveinig keiikenzout en lijnolie , of bij gebiek daarvan , nit blool warm water met bijvoeging van lijnolie cn keukenzont bestaan , en van tijd tot tijd , bij voorbeeld alle kwaitier ums , herhaald worden.
2 ) In de iuwrijving van de rnggegraat en den bnik met terpentijiiolie, hetwelk hier voornamelijk zeer heil-i zaam werkt, omdat door hetzelve de uitwaseming bevor-derd en zoo dikwerf door de aanwending en het gebrnik der klisteren alleen , het kwaad zonder inwendige mid-delen weggeiiomen wordt, inzonderheid wanneer na de aanwending daarvan , het dier over het geheele ligchaam en voornamelijk op de rnggegraat en den buik , wel na-drnkkelijk met zainengevlochten stroowisschen gewreven , en dan met wollen dekens behangen en in eenen warmen
22
stal of antlers op eenc opene plaats, Maar liel met togt, zacbt rond geleicl vvordt.
3.) la lt;ie toedieiiing van iiet zoogenaamde kolijk-poe-der , namelijk gt;au een nieugsel van geiijke deelen dubbeld zout en gentiaan , vvaarvan men van 3 tot 3 men aan hel paaid een Tierendeel poud in eene kan warme camillen-tliee ingiet , en waarmede men tot aan de lierstelling voortgaat,
4.) In het doen Tan eene aderlating aan de halsader , yan 4, 5 tot 6 pond bloed. Een middel, dat vooral bij #9632;\velgevoedc , met ecnen aanleg tot ontstekiug voorziene paarden , niet moet vei zuimd worden , en na iiet bezigen #9632;van welk , de ziekte dikwijls zeer spoedig afneemt; want leiwijl het de kramp der bloedvaten wegneemt, herstelt het tevens de belette uitvvaseming , bijzouder vvanneer men na de aderlating dadelijk «ederom eene imvrijving van terpentijnolie op de ruggegraat doet, en dan het dier met wollen dekens behangt.
Het is zeer dikwijls het geval dat er in dezen staat van ziekte bij de hengsten en ruinen tevens toevallen van eene opstoppiug van water ontstaat: daar de kramp, die door de onderdrukte uitvvaseming ontstond , niet alleen het darmkanaal, maar met helzelve ook de urin-werktuigen , aangedaan heeft; hetgeen hier nogtans slechts als eene uit medegevoeligheid ontstane pijn te beschouweii is , die van zelve ophoudt , zoodia de oorspronkelijke of eersle pijn weggenomen is , en legen welke men verder geene btjzon-dere middelen behoeli aan te wenden. Indien men ou-dertusschen een schapenslal in de nabijheid had , zoude hot allezins en in elk opzigt nutlig en heilzaam zijn , wanneer men het paard (zoo als zulks ook in het Hoofd-stuk over de opstoppiug van de pis in hel bijzonder aan-bevolen zal worden) . in deuzelven bragt, en het in eene daarin gegravene diejite, in schapenmest plaatste. Le daaruit opstijgende damp werkt door deszelfs krampstillead vermögen, als een plaatselijk piikkelend krampstillend middel, op den pisweg en bevoi dert aldns de outlasting der pis, door het wegnemen der gevolglijke krampachtige aandoening der piswei ktuigen, vooral wanneer men eene algemeene aderlating te voren in het werk stelt.
23
Dcze soort van kolijk , is OTerigens de zoodanige welke in eukele gevalien, »anneer de paarden bij Jiunne dienst andenuaal regt »arm worden en zvreeten, somtijds van zelf verdwijnt; daar door de terngkomende uitwaseining der huid , de kramp van liet darinkanaal en der nabij liggende nrinwerkluigen , vveggenonien wordt; des niette-min moet men zieh in dezen zoo gevaarlijken toestand , waar iiel slechts eenigzins raogelijk is, nooit op de hulp der natuur alleen verlaten , maar telkens de opgegevene beliandeling aanwenden; want anders gaat, nadat de ziekte 18 tot 20 uren geduurd heeft, de kramp van liet darmkanaal in eene vvezenlijke ontsteking van hetzelve over, en wordt dan gevaarlijk, hetgeen in de volgende Hoofdstukken afgehandeld zal worden.
Ook liier behoort voorts zoo veel mogelijk alles aange-wend te worden, ten einde liet paard gedurende de pij« nen zieh niet nederwerpt, wentelt en achterover valt, waardoor zoo ligt eene krotikeling en veischeuriug der darmen te weeg gebragt wordt, die dan eene ongeneeslijke ontsteking in dezelve verwekt, waarvan men de oorzaak niet wegnemen kan.
De beterschap volgt op de in het vorige Hoofdstuk over liet windkolijk , beschrevene wijze; te weten: de pijn en met dezelve jalle ziekte verschijnselen verdwijnen allengs; de tijdperken van rust worden langer en die der pijn korter, terwijl de laatste in sterkte afnemen, tot dat ein-delijk de staat van gezondheid volkomen terugkeert.
In het tegenovergestelde geval gaat het kolijk in eene wezenlijke darmontsteking over , de pijnen en met dezelven alle ziekelijke verschijnselen , nemen toe tot dat op een-maal, gevoelloosheid en dan tevens het koudvunr ontstaat, waarbij het dier , onder stuiptrekkingeu , dood neder stört.
jianmerhingen des Moogduiisehen Verteilers,
De schrij ver merkt te regt aan , dat het kolijk, hetwelk na eene belemxnerde uitwaseming ontstaat, dat gene iswat het allermeest voorkomt. Ik kan zulks ook uit inijne veeljarige geneeskundige praktijk der paarden bevestigen,
24
en kan mij gedurende dezelve , zcker naainvelijks eeneu dag , zoo Avel in vrcdes- als in oorlogstijden , herinneren, dat ik nict meer of minder zieken van dien aard te be-handelen lieb geliad. Voonamelijk komt zoodanig kolijk dikwijls in de Bivouacs voor , waar de Teiliille , »arme en dus meer uilwasemende of -vermoeide paarden , zieh op den kouden of wel zelfs Yoclitigen en naüen grond nederleggen , of na eene groole \ei hilling , in den togt slaan moelen of in denzelven rondgeleid worden , koud drinken nemen , in koud water gereden worden enz.; bij welke gelegenheden ik mij telkens van eene dergelijke be-handeling met vrucht bediend heb. Wijders moet ik al-mede daarop opmerkzaam maken , dat hier de prikkelende iinvrijvingen van de ruggegraat en het vlijlig wrijven met stroowisschen in verband met deopgegevene klisteien aan-gewend , even als, bij welgevoede en lot onlsteking-ziekten geneigde dieren , eene algemeene aderlating , de heilzaam-ste werking doet en dat men het nederwerpen en rondwen-telen der dieren daarbij , zooveel mogelijk , moel zoeken te Tcrhindcren , daar jnist daardoor , om de boven aange-voerde oorzaken , niet zelden eene ongeneeslijke ontsteking in de darmen -verwekl wordt,
Overigens is ook bij deze sooit yan kolijk , na dat liet reeds boven de 13 tot 20 men aangeliouden heeft en nit eene bloote kramp des darmkanaals in eene wezenlijke onlsteking van hetzelve ovcrgegaan is , de enkele lijnolie tol halve en geheele ponden van uur tot uur gegeven , als het heilzaamste middel aanlebevelen , gelijk mij de ondervinding zoo dikwijls geleerd heeft. (1)
Wat de Dnitsche Htteratuiir over deze ziekte betreft, vcrwijze ik naar de reeds in het voorgaande Hoofdstuk ojigegcvene werken.
h
(1) Met zner veel nut zal men in dit gcval mede een afkooksel van lijnzaad kunnen geven , b. v. om het uur , of ^ uur 1 pond , waarbij men telkens I lood salpeter zal kunnen voegen. De aderlating mag alsdan volstrekt niet verzuiind worden,
0 !
25
Vafi hei Vei'sloppiugs-kolijk.
»Verstoppingen van het darinkanaal zijn meestal »moeijelijker weg te no men, dan onregelmatiya »a/tcijkingcn in hetzelve.quot;
Verstoppings-kolijken komen bij paarden almede Diet zeldzaani voor ; derzelver voorname oorzaken zijn , tereel ge-bruik van roeder, orervoedering , het nutligen vau voeder dat zeer hard en onverteerbaar is , zoo als ongeweokt koorn, of zeer windejig , gelijk jonge klaver enz.; wijders bij zeer gulzig Tieteude paarden , het Tersliudeu ran ongekaauwd voeder, het verzweigen van geheelc parlijen tot ballen ge maakt nagras, mos enz
Bijzonder dikwijls verschijnt dezo soort van koiijk bij paarden, die aan siechte spijsvertering lijden , bij welken de lever zick is, en de gal niet geregeld afgescheiden wordt, by genezeae die nog over het algemeeu zwak zijn , of bij die paarden aan welken men , als zij van het grazen komen , dadelijk veel hard en zwaar te verleren voeder , zoo als koorn en dergelijken geeft; voorts bij jonge en nog doorgaans zwakke of bij zeer oude paarden, welker ver-terings Organen de kracht verloren hebben , terwijl de sappen voor de spijsvertering gebrekkig afgescbeiden worden , enz.
De kenleekens bij dit kolijk evenaren geheel die , welke reeds in de voorgaande Hoofdstukken opgegeven zijn , uitgezonderd alleen , dat hier het slaan met de achterste beenen naar den bnik en het omzien des diers naar de eene of andere zij de , doch naar een en dezelfde plaats, menigvuldiger voorkomt , het opblazen en zwellen van het dier sterker, de dorst en pijn van helzelve heviger is , en hier de kramp des darmkanaals des te spoediger in eene wezenlijke ontsteking overgaat , weshalve daarbij de ont-stekingwerende geneeswijze dadelijk , het eerst moet aau« gen end worden,
2
26
Wat de yoorzegging aangaat , deze is hier des te minder gunslig optenemeu , hoe onvertcerbaarder, raster en winde-riger het te veel genuttigde Toeder was. Bij te Teel ge-nuttigd lioorn of klarer, inzonderheid rvanneer de paar-den uict aan dat roedsel gewoon , of de verdurvings rrerk-tuigeu in het algemeen Terzwakt waren , wordt de ziekte zoo yeel ger.aarlijker en eindigt niel zelden metdendood ; zoo als ook rvanneer zieh, bij dezo soort yau kolijk , de paarden op eenen harden grond nederwerpen , omrrentelen enz., rvaarop dan ligt eene verscheiuing en bersting der maag of dikke darmen rolgt; en eindelijk wanneer het kwaad reeds 15 tot 18 uren zoiider beterschap geduurd heeft , en zoo regt op eene plaats yast zit.
De genezing moet hier dadelyk met de ontstekingrve-rendemethode aaitgeyangen worden, en in het volgen-dc beslaan , als :
1.) In de herhaalde aanwending , ran de reeds meer-nialen opgegereae klisteren ran afkooksels yan kamilleu , met een weinig keukenzout en lijnolie. Het is nogtans beter , wanneer men zieh bij deze soort yan kolijk , yan een aftreksel ran seuebladen (1) met lijnolie en keukenzout , bediend,
2.) In de drooge wrijving ran de ruggegraat, den buik , de ribben en zijdon met zamengevlochtenstroowisschen.
3) In eene matige en zackte bewegiug , waarbij het dier , zooveel mogelijk belet wordt ran aeder te ralien.
4.) In het loedienen ?ati een pond lijnolie , waarin men cen yicrendeel pond glauber- of wonderzout opgelost heefl , cu hetwelk men yan nur tot uur herhaalt. (2)
5.) In eene mime algemeene aderlating, welke zieh naar den ouderdom , de ligchaamsgesteldheid en krachten yan het dier, en den meer of min yerhoogden aanleg tot ontsteking, rigt.
(!) De scnebladon bezitten roor de grootere hulsdieren, zoo mfn in lavensenlen ais inwendig gegRren, eene genoegzame purgerende wcri;ing, en beter is het in dit geval een aikooksel yan iijnzaad lo nemen . met die en keukentoiit.
(^) iiierbij kan men met voordeel telkens nog een hn!f onee poeder von gentiann voegen. R.
27
Is nu de genuttigde massa voeder, de in hei darmka-uaal verstopte ophooping Tan dit Toeder , slechts eeniger-mate bewegelijk te in:ilien , dan volgt de geneziag daarop zekcr , vooral wanneer , zoo wel met de aanwending der klisteren als met het ingeven van lijnolie , en het gt;yrijven van den bnik inet stroowisschen , voortgegaau #9632;wordt. In het tegenoTergeslelde geval, Termeerderen alle toeyallen , en er ontstaat op de eene of andere plaats van de maag of het darmkanaal , tvaar zieh de verstopping Toornamelijk beviudt , ontsteking met opvolgend koud vuur , en bij het nederTallen des diers, ook quot;wel eene scheuring en bersting van de maag eu het darmkanaal; hetgeeu men het eerst opmerkt, wanneer het paard begin te braken en klompen voeder nit de keel en den neus komen , »ijders wanneer alle pijnen op eenmaal yreggaan , het dierstil , maarzon-der eeiiig teeken van leven , staat, en als het irare , zij-nen aanstaanden en onvermijdelijken dood , met zekerheid voelt. De massa voeder ontlast zieh dan in de buikholte , en binnen weiuige minnten stört het dier,onder stuiptrek-kingen , dood ter aarde. (1)
De beterschap yolgt wanneer alle toevallen , zoo als bij de vroeger gemeide kolijken , alien^skens verminderen , een gerommel inhet lijf onlslaat , en winden , drekstoffen , en pis ontlast worden. Het pnrgeren alleen onder aan-hondende pijnen, is echter geenszinsals eene verdwijning van de verstopping te bescLouwen ; integendeel toont het de toenemende ontsteking aan, en ontledigt ten hoogste slechts den end eidarm , maar neemt de verstopping in de nrnag en de oveiige darmen , niet weg.
Alle andere middelen zijn nadeelig en het allerminste zijn hier , waar bovendien reeds eene aanvankelijke of stellige ontsteking van de maag en het darmkanaal voor-hailden is , sterke prikkelende purgeermiddclen aantebeve-len , want alle deze ingiedienten vermeerderen slechts de ontsteking, en veroorzaken des te spoediger het koud vuur.
(!) Bij elke Lorsting der mang volgt evnnwcl niet altijd braking, wnlke du« reeds zonder ciit vetschijnsol kan plaats hebLen.
28
De lijnolie alleen (1) , waarbij men zelfs bij eene reeds wezenlijk opgekoiaeue outsteking indemaag an liet darm-kauaal , het glaubei zout weglaten moet, is door hare smereude en glibberig makeude eigenschap in staat , de verslopjiiug -weg 1e ucineu, de opgestopte massa loedct bewegeJijk te makeu , de piju le veimiaderen, en zoo de ziekle te gciiezen.
Maar men moet de lijnolie in genoegzame hoeveelheid , te welen tot halre en heele pondeu , en zulks van nur tot nur , geven. De rerzwakking der Terteringswerktuigen en de bedorven eellust, die dezelvc acbterlaat , zullen door liet gebruik der reeds , in het Hoofdstuk over hct puige-jen , opgegevcne bittere specerij en maagversterkende iniddeleu , in korten tijd , verxniudeien : zoo als het ook oyer het algemeen noodzakelijk vvordt, dat men aan bet dier dadelijk , na dcze doorgeslane ziekte , sleclits de helft Tan deszelfs gewoon voedcr toereike , tot dat de belioorlijke spijsTerteriug terug gekomen zij.
jianmerhing van den lloogditiischen Vertaler.
Kol ij ken uit Terstoppingen komen , zoo als de schrijyer te regt opmerkt, hoofdzakelyk dan roor , Avanneer de paarden den eencn tijd meer voeder krijgen dan den anderen , en de geheel verkeerde meening, van sommige paarden oppassers , dat zij hunnen paarden eene weldaad gelooYcn te bewijzen , «anneer zij hen, op een oogenblik dat zieh de gelegenheid daartoe aaubiedt , meer yoeder geven dan gevvoonlijk en naar den regel geschiedt , heeft reeds aan vele het leren gekost, daar niets zoo zeer de gezondheid benadeelt, dan deze onregelmaligheid en af-vnjking in het voederen ; en zulks des te meer , daar hoe minder roeder gevroonlijk de paarden bekomen, met hoe grootcr eetlust zij hetzelve tot zieh nemen , en hoe meer het voeder, zoo als bij voorbeeld , het koorn en de klarer , ervvten eiiz , omerteerbaar is. Men zal dus zelden met koorn voederen , zelfs bij de grootste omzigtigheid , ten
(I) Ook lal hier een afkooksel van lijnzaad hare plasts vinden.
29
aanzieu van het Aveeken of malen van lielzelve , zonder dat daardoor meer of minder paardeu , aan de hier bc-doelde ziekte oiukomeu , inzonderheid , wauaeer nog , zoo als bij voorbeeld , dikivijls gedureiide de veldtogten ge-scliiedt, groea vocder tussclieu beide gegeven wordt, gelijk mij de onderviuding ineuigmaal geleeid lieeft, want deels is het koorn voor jonge en onde paardeu, zelfs geweekt , nog te hard ea onverteerbaar; deels verzuurt het eu in alle gevallen zelfs ook geiualen, verz\yakt het de maag der diereu, en ontwikkelt eene nieuigte vaste lucht, die aau-leiding tot wiudkolijkea gceft ; dit geschiedt te meer, naar mate door het daarbij genuttigde groeue voeder , do out'üadiag der vaste Inclit venneerderd , en tevens despijs-verteeringswerktuigen in het algemeen verzwakt worden. (1)
Orerigcns wordt bij deze soort ran kolij k , welke zoo ligt in eene wezenlijke ontstekiug des darmkanaals over-gaat, zoo als doorgaans bij alio soorten van kolij ken , wier oorzaken dikwijls moeijelijk te ontdekken zijn , en die reeds over de 12 tot 18 uren gedunrd hebben , de ontstekingwerende geneeswijze, in haren geheelen orn-vang gevorderd ; deze bestaat hier in klisteren , (2) sterke gayen lijnolio en eene algemeene aderlating, en kau niet tijdig genoeg aangewend worden,- gelijk hier ook , zoo als reeds in de voorafgaande Hoofdstukken herinnerd is , moet men het nederwerpen en wentelen van het dier op het zorgvnldigste trachten te beletten , ten einde eene bersting van de maag voor te komen.
Het sterk wrijven van het gansche achterlijf, draagt hier mede veel tot de genezing bij.
Ten opzigte der duitsche litteratuur over deze soort van kolijk , verwijs Ik naar de reeds in de voorgaande Hoofdstukken opgegeveue werken.
(1) Eene gepaste hoeveelheid koornToedet, overeenkomstig den onderdom en den arbeid welke hst paard verriglen moet , zal echter ieer geschikt iijH , om do krachten en de geiondheid van hefrelve te onderhouden. J\.
(2) De klisteren kunnen ook bestaan uit Jaauw water, met wat groena xeep en raapolie, hetwelk gemakkelijk is zamen te stellen ea elken landman voorzeker in ziju huis heelt, B,
Van he I kolijk , dat nit genntlifjde vergiften , ie stark gegeveneprikkelendepurgenrm iddelen , inqeslokt zand , en in het darmkanaal vourtgebrayte steenen , of andere derwaarls gerauhte vreemdaurdige lig chat men , ontstaat.
•»Dear het darm fcananl, dat even nh de huiii , ai' »los van buiten opnoemt, wordt oak het meesie » lijdcn, bij do sie k leu te we eg gebra/jt,''
Ofschoon genuttigde ycrgiften , in eene al le groote gaye gcgCTene purgeermiddelcn, ingeslokt zaud , en andere hardo ligcliamen , alsmcdo de Tan zehen yoortgebragte steenen in het darmkanaal , de zeldzaamsle aanleiding tot kolijken , die hier snel in eeno wezcnlijke ontsteking ran het darmkanaal overgaan , geven , zoo komt echter somtijds het geral voor , dat paarden , de ha\er celcu , waarin ratten , met yergif (gemeenlijk rattenkruid) wed crom, uitge-spogen hebhen. hetwelk men tot hare verdelging ueder-gtdegd had, of dat ook ivel menschen uit wraakzuchl; legen den eigenaar , oppasser of arts der paarden , de kwarul-aardigheid bezitten , otn aan deze dieren werkelijk Tergif te geyen , en dezelve te dooden , of dat onkundigen aau dc paarden eene purgeerpil ingeven , dio uit eene te groote hoevcelheid Gummi Gutti (gutta goin^ , verzoet kivikzil-ver , braak^ijnsteen , enz. bestaat; ook slikkea de paarden , soms uit honger , Tooral bij legers en in läge zandige streken ; zand of M'el bij hun voeder , een hard lig-chaam in, of er worden door andere oorzaken en omstan-digheden in hunne ingewanden steenen Toortgebragt; door al hetwelkeen kolijk , dat hier maar al te spoedig in eeno ontsteking des darmkanaals overgaat, te weeg gebragt wordt, en tot welks genezing dadelijk middelen uioelen aangewend worden, zal het dier niet ondor deze Kiekte bezwiiken.
31
De kcuteekcns van dit kolijk , hetwelk zoo jsuel in eeno wezeulijke on Isteking Tau de maaj» en Jo d«fnfic tiT: VfeerSraat', komen metde opgegerene ia de yorige Hy^iittrkkeu overeeSYx beiioudeus alleen dat alle toevallcu iufilei/hfeögsten van miuuut lol minuut toenenieu env%eöv^siiel tot eene hoogte klimmen die hut koud vnur 1 ceft. De; spoedig overhand nemende onlsteking der in^EÜge dee-len , toont zieh hier ten duidelijksle door de groote pijnen en het koud worden ran alio uitwendige deelen , imnid-dels dat bij de inwendige dquot; wärmte klimt; ouder aiie soorteu ran kolijken , loopt derlialve dit het spoedigste at en gewoonlijk met den dood.
De yoorzegging kau derlialve hier het allerminsto g«n-stig zijn , en de hulp niet te spoedig aangebragt worden, Deze laatste bestaat oveiigens geheel iu de behandelinj; zoo als die in het voorgaande Hoofdstuk is opgegeveu, behalve dat hier het gevea van Glauberzout bij de lijuolie geheel vervalt , en het laatstgemelde middel slechts op zi«k zelve en wel in groote portien met körte tusschenpooziu-gen op elkauder gegeveu moet worden ; zoo dat men alle halve uren daarvan aau het diereen pond lijnolie in glet, terwijl men verder nog de reeds meermaleu opgegeveae klisteren , welke in dit geval met veel lijnolie behooreu te rijn voorzien , onophondelij k toedient , mitsgaders eene rnime algemeene aderlating aauwendt, en ook wel nog eens herhaalt, zoodra de toevalleu van oatsteking voort-duren.
Specilieko tegenmiddelen tegen het ingeslokte vergift te geven, is deels te omslagtig, uiet altijd uitvoerbaar en deels reeds daarom onzeker, ein dat men slcchts in de minste gevallen met zekerheid weet, welke soort van ver-gift , het dier ingekregen heeft. Men kau zieh dus in alle gevallen van dien aard , enkel bij eeu algemeen te-genmiddel tegen vergiftigingen , bij de lijnolie namelijk , houden, welke niet alleen bij vergiftigingen , van welken aard het venijn ook zij , maar tevens ingeval van te sterke inneming van prikkelende purgeermiddelen , ingeslokt zami en andere harde ligchaaien , bijzonder heilzaam werkt ;
32
(1) daar de quot;vrarc oorzaak doorgaans bezr aarlijk dadelijk uitgevonden kan worden , en hei zeer dikwijJs twijfelach-tig blijft, -vvaaruit eigenlijk liet kolijk eil de snel daaruit gevolgde onlsteking outslaan zij , zoo is de lijnolio , die bij alJe oorzakeu , eenen even iieilzaincn invloed uitoe-feut, het besle middel ; ivaut hct wikkelt de scherpe sloffen als bet ware in , maakl hot darmkanaal glibberig en uit dien hoofde de harde ligchauien in hetzelTO bewege! ijk , vermindert de pijn en de onlsteking en drijft ge-untligde schade]ijke sloifen , zacht af, wanneer zij ove-rigens van eenen aard zijn , dal derzelver outlasting nog niogelijk vvordt, of hunno sciieikundige werking niet kan tegengegaan worden, heigeen tronwens niet altijd het ge-val is. I)e lijnolie verdient daarom zeker onder alle andere middelen de voorkeur en dczelve beeil dikwerf de beste nitwerking gehad. .
Nog verdient hier vooral opgemerkt te worden , dat bij de onlleding der aan vergifliging geslorvene paarden niet zoo zeer de maag en het darmkanaal in ontsleking be-vonden worden , als wel de binnenste rok dezer organeu geheel onlaard en verstorven is , zoo dat men dezelve even als eene kaasachlige zelfstandigheid van de overige vlie-zen ligt scheiden kan. Het scbeiknndige onderzoek van de niassa in de maag en dannen vooj banden , wijst dan dikwijls het nadere over het genutligde vergift aan.
4anmerhing des Jloogduiisckoi f^ertalors.
Onder alle soorfen van kolijken , körnen wel die welke uit de hier opgegevene oorzakeu ontstaan . het minste voor ; doch heb ik allezins reeds meerdere gevallen gebad , waarin de paarden , het voor de ratten nedergelegde vergift met de haver gegeten hadden , of voorbedachtelijk door siechte menschen uit wraakzucht tegen den eigenaar ,
(I) Ook nal hier een afkooWl van lijnzaad leer ge«chikt en met voordeel kunnen gebruikt worden.
33
oppasser of arts , vergiftigd waren geworden ; ja , ik zoiulo oudersclieidene gevalleu eu bewezeiie daadzakeu van deu laatslgemelden aard kutinen aanvoeren , die wezenlijk over het algemeen afsclmwelijk zijn , daar zij den mensch in zyne grootste laagheid ten toon stellen.
Het is dan zeker , dat er wezenlijk toevallige en voor-bedachtelijke vergiftigingeu bij de paarden gebearen, voor welke ik insgelijks (daar men gewoonlijk ointrent bet gc-bruikte vergif onzeker is, en zicb daarom gcene bijzon-dere middelen , tot vernieliging van helzclve laten aan-wenden) geene betere bebaadeliug ken , dau het dikwijls herhaalde ruim ingeven van lijnolie , welke hier, indien er nog hnlp mogelijk ia , bet meeste nut doet. Menig-valdiger intusschen komt dit kolijk , en de snel daarop volgende ontsteking , van te sterke gaveu van drastische pnrgeermiddelen voor, en wel gewoonlijk van AJoe , die men in te groote gave toedient; doch ook bier zijn, de in het voorgaande Hoofdstuk vooj geschreveno dranken van lynolie bet beste middel , zoo als my de ondervinding menigmaal gelcerd heeft.
Deze soort van kolijk , die van ingeslokt zand ohtstaat, komt ook in de legers , en ingeval van weinig voeder , wanneer de paarden , voor den honger , zeJfs kleine kei-.steeneu eeten, niet zelden voor , en wordt allezins ook dan door sterke gaven lijnolie, het beste weggenomen. Wijders komt dit kolijk eindelyk nog dikwijls voor , ten „ gevolge van steenen, welke in het darmkanaal gevormd worden , voornamelijk bij Molenpaarden , die den afval van de molensteenen , met het genialen graan eeten moe-ten , waardoor bij eenen reeds voorhandenen aanlegdaar-toe , zulke darmsteenen voortgebragt worden ; en boezeer daarbij ook wel de lijnolie bet beste middel blijft, zoo bevrijdt bet in zoodanige gevallen , het dier zelden van den dood.
Desniettegenstaande herinner ik mij , eenige gevallen nit tuijne praktijk der paarden, waar do darmsteen , (menigmaal zijn er ineer dan een) door dil middel , mis-scbien ook wel reeds voor deszelfs aanwending , door de kracht van de natuur alleen, tot in den endcldarm ge*
34
Torderd M'as, Tranneer die steen bij het inbrengen Tan ccno kleine, met olie bestreken hand in dezolTcn , (liefgeon men bij alle soorten van kolijk , nict belioorde natelalen) , daaruit genomen , cn op die Avijze het lt;lier gered Averd.
Ten aanzien der Duitsche litteratuur over dit ontwerp , yerwijs ik almede naar de reeds in do Toorgaande Uoofd-stnkken , aangeAvezene wörkeu.
IX. H 0 0 F I) S T U K.
Van de ontsteking der maag , eii van het darmkunaal, ook wel darmjicht genaamd.
»Be ontsteking van inwendige cleelen , en xoor-» natnelijk die der spijsverteringsicerktuigen , is » ecn der gevaarlijkste toevnllen, ''
Be ontsteking Tan de maag en de darmen , kan nit alle in de Toorgaande Hoofdstukken vermelde kolijken ontstaan , vvanneer dezehe lang duren , of vrordt door -vTerktuigelijk of scheikundig hevig werkende oorzaken , die niet wegte-nemen zijn , zoo als bij voorbeeld , verstoppingen, genut-tigde harde en onrerteerbare ligchamen , of vergiften , onmiddellijk zonder voorafgaande kolijk , voortgebragt.
Zij ontstaat al verder , vranneer zieh de paarden , ge-dnrende het kolijk, als het ware bewnsteloos en met geweld op den grond werpen , omvrentelen en achterover störten enz. , vvaardoor maar al te ligt eene kronkcling , of ineensclmiving der darmen ontstaat , of vvanneer er reeds breuken iu de liezen-navel en flanken voorhanden zijn , daarbij ecne beklemming der darmen volgt , en ein-dolijk na herig werkende uitwendige oorzaken , zoo als na slaan , stooten , vallen op het achterlijf, wonden die iol iu de buikliolte dringen enz. Eene zoodanigo ontstc-
35
king is , in aile oiustandigheden , eeae der gevaarlijkste ziekteu.
la iiet algemeen k.m men aanuemen , dat ieder kol ijk , dat meer dau 18 tot 20 urcn aanhoudt, in eeue ontsle-kingachtige aaiidoening van do maag , en d.armen begint overtegaan; menige zelfs , gt;vier oorzaken hevig werken en niet yreg te nemen zijn , zoo als ondersclieidene ver-stoppings-koiijken , of zoodanige iveiko uit ingeslokte liar-de ligchamen, Tergiften enz. onlstaan, of waarbij zieh dadelijk bij den aanyang , het dier op den grond gt;verj)t en omwenlelt enz., en eene beklemining , kroukeling of bersting der darmen , ten gevolge Jieeft, gaan reeds in weinige uren, in onlsteking en uit deze sael in het koiul Timr over.
De teekenen van de xoogenaamde darmjicht , zijn de-zelfde , welke reeds in het voorgaande Hoofdstnk , opge-geven zijn, behondens alleen dat hier , bij eene reeds Yolkomen ontwikkelde en gevormde ontsteking , alle toe-vallendiebij het kolijk slechls aangedaid zijn , zieh klaar-blijkelijker vertoonen. De bijzondere kenmerken zijn hier, de onderdrnkte pols , de koude der opperhuid , het ont-stokene en even als uit deszelfs holte springende oog, de groote angst en onrust van het dier , die bijna geen minuut ophondt, de hevige pijnen , het purgeren zonder verlichliiig , het koude zweet, eu marmerkoude ooren en ledematen , het zitten van het paard even als eeu hond , en het liggen van het dier op den nig enz.
Er zijn nogtans ook gevallen , vvaarin de ontsteking , als het ware, sluipende voortgaat , of het dier over het algemeen minder gevoelig is , en de pijaen benevens alle tee-kens der ontsteking, min dnideiijk blijken , terwijl het dier wel een kwartier nurs en langer geheel stil ligt , eu slechls do po!s , de versneide adeinhaling en do ophooping des bloeds , van de uitweudige deelea naar de inwendige , eene sterke outlasting enz. , den gevaarlijksten toestand ver radon.
Wat de voorzegging betreft, deze ksn hier minder givn-stig zijn, daarmon niet weet, of men de oorzaak der ontsteking al dan niet zal kunnen wegnemea , zonder welker
36
gehecle vernietiging , immers geene geneziug mogelijk is. Tromvens blijft deze ziekte iteeds eeiie der gevaarlijkste , en neexnt maar al to dikgt;vijls een doodelijk einde, gelijk ook over het algemeen , ieder kolijk , dat over do 18 tot 20 uren aanhoudt, gevaarlijk vvordt , juist daarom , oxn dat het dan in eeue ware ontsteking overgaat.
De geneziug moet hier uit do ontsteking werende me-thode , in liaren gauschen omvang bestaan , en yereischt te dier oorzake ;
1.) Eene ruime aderlating , die naar bevind der om-standigheden , bij aanhoudende ontsteking , binnen 5 tot 6 uren herhaald kau voiden , en in het bcstaande geval bij Tolwassen en vvelgevoede paarden , niet beneden de 6 of 8 pond bloed zijii mag , vraarvan de gesteldheid en hoedaniglieid , de zieh suel vor mend e ontsteking korst op helzelve , reeds fan zelf doet zicn , of men die aderlating al of niel herhalen moet.
De aderlating is liier het allei gevvigtigste en Mezenlijk-ste geneesiniddel , en werkt bijzonder heilzaam , -vranneer dezelve aan beide halsaderen te gelijk ondernomen vvordt, daar eene snelle en ruime ontlasling van bloed , op een-maal , bij alle ontstekiiigen van inwendige organen, en dus ook hier, de geneziug nog ten spoedigste te vveeg brengt. Ook uit de spooraderen zal men met vrucht bloed kunnen af tappen.
2.) In eene voortdurende aanwending van pijnstillende , goed purgerende klisteren van een afkooksel van camillen , van malva of kaasjes bladen , van lijnzaad enz. met lyn-olie.
3.) Vau nur tot nur gere men eene kan lijnolie , of een pond afkooksel van lijnzaad , met welker gebruik men voortgaat , tot dal het paard beter is. (1)
(1) Men kan in dit geval insjelijk« met voordeel gebfuikmaken va« andere slijmige en verzachlende middelen, als de heemstwor» tel, de smeerwortcl en dergelijke , wasrvan men alkookseis maekt, om daarvan alle half of heel mir 1 pond van integeven , telkens met ^ of 1 lood sal peter bedeeld.
37
Bcreikt men met tlezc bohandcling het doel niet, dan brennt men de geuezing door geeu ander middel lot stand , en liet alieriuiuste door prikkelende ingredienten , wel ke Vneu bij deze kwaal, even als bij het kolij k , zoo dikwerf gewoon is loetedienen , dock die niet anders dan scliade kunnen veroorzaken.
In het algemeeu kan men bij alle soortenifan kolij ken, zoodra zij reeds eeuige uren gednui d kebben , en daarbij vele pijnlijke toevallen zijn , niet tijdig genoeg de ontsteking werende methode aanwenden , te meer , daar men door de eigenaar of oppasser ran het dier , zelden den regten tijd yan den aanvang der ziekle Terneenit, en liet kwaad gewoonlijk reeds eenige men gednurd bee ft, alvorens men de bulp van den paarden-arts inroept.
Heeft deze ziekte bij de opgegevene behandeling, reeds langer dan twee dagen gednurd,, dan is het dier meestal zonder redding verloren, en het koud vunr onlstaat in de maag en het darmkanaal, met de bier boven bescbreven toevallen ; namelij k : bet paard wordt op eens stil, alle pijnen scbijnen als weggetooverd to zijn; maar met deze opkomende rust en bet verdwijnen van pijn, vertoont zieh ook het aanwezen van het kond vuur , de bersting van de maag of van het darmkanaal, de uitstorting van het voeder in de bnikbolte enz. Het bypocratiscbe (doodaan-kondigende) gezigt vertoont zicli , de beenen worden mar-merkoud, het hart slaat krampaclitig , en het dier stort, na eenen körten tijd onder stuiptrekkingen , dood ter aarde.
De beterscbap volgt slecbts langzaain , en in dit geval voor-al , met kleine wederiustortingen , of blijken van de vorige toevallen; want zoodra een wind het ontsloken geweest zijndc gedeelte van het darmkanaal passeert , ontstaan er, bij den altijd nog pijnlijken toestand van hetzelve , ook wederom toevallen van kolij k, pijnen en meer of mindere benaaawd-fceid ; waarom men bij de herstelling des (e meer bezorgd eijn moet , dat den eersten en tvveeden dag daarna, het dier slechts zacbt voeder , zemelen , fijn gemalen koorn , meeldrank enz. bekoinen , en aan helzelve geen heel koud drinken gegeven worde.
Gewoonlijk wordt de genezing van deze ziekte beslist
door het zireeteu , hetwelk meeslenclecls om midderuacht plaats heeft , zoo dat men dikwijls het paard 'savonds nog doodclijk ziek -verlaat , dat zieh 's luorgeus reeds bniteii alio geyaar beyindt.
De drekstoffen en de pis , mn deu als dan yoor het eerst regslmalig outlast, terwijl dezelvc tot uu toe, gcheel niet, of wat de pis aangaat, sleclils droppelsgewijze en onder Tele pijneu geloosd gt;verd , en or slechts dunue drekstoffen uit den endeldarm afgingen.
Weest alle aau het kolijfc lijdende paarden , die niet genesen yrorden , sterven aan eene ontsteking yan de maag en het darmkanaal, welke in iiet koud yimr oyergaaiu
Bij de ontleding yindt men de maag , of de dikke of dnnne darmen, gedeeltelijk yan het koud ruur aange-daan ; de laatstgemelde met geronnen bloed aangeyiild , dikwerf in elk ander gekigt;eukeld, in eeu geschoyen of ge-barsten , of yvel door harde ligchamea of steenen enz. verstopt. Somtijds is het koudvunr maar zeer beperkt , somtijds strekt het zieh oyer de gehecle maag, of een groot gedeelte der darmen uit. Hier en daar ontdekt men uitstortingen yan bloed , aan het buikylies, helgeen echter meer eeu geyolg yan het uederyyerpeu , oiayveutelen en yygze yan ligging des diers , dan een geyolg yan de ontsteking der ingewandeu zelye , schijnt te ziju. Insge» Igks yindt men somtijds de milt sterk met bloed opge-propt, de leyer daareutegen gezond , iudien zij niet reeds yoor de darmontsteking , aau chronische ziekten leed , zoo als aan yerhardingeu , eene tegeunatiiurlyke yergrooting enz. De ingeyyandon der borstholle ziju soms in eenen gezonden toestaud , doch soms ook door eene zickelijke gesteldheid aangedaan ; het achterlijf is over het algemeen meer uitgezet, en de buikholte iu ycle geyallen met water aangevuld,
Aanmerkingen van den IIgogduitscher» Vertu,lev.
Ik yreet bij de zuiyer praktische beschouwing en be-handeling dezer ziekte , die zoo geheel met mijue langda-rige onderyiuding daaromtrent overeenstemt, nieis bij te
39
voegen, dau dat men , bij alle soortcu van Koliken , die altijd 200 naaugt;v inet de ontsteking van de maag en de darmen vermaagschapt zijn , gelijk de schiijver zeer jnist opmerkt, niet tijdig genoeg , de ontstekingwerende genees-Avij ze kan beginnen, in dien men het kwaad niet verslim-meren wil, en dat zieh tot dat einde , de opgegevene een-voudige behandeling , namelijk algemeene aderlating , sterke en dikwijls herhaalde toedieningen van lijnolien en andere slijmige middelen en verzachtende klisteren , het meest aanbeveelt , gelyk mij zulks eene menigvuldige ondervin-ding geleerd heeft.
Overigens bestempelt men in Duitschlaud alle soorten van kolijk, (de wezenlijke maag- en darmontsteking niet uitgezonderd) , in depaarden-artsenijkunde , metdennaam van worm bij ten en darmjiclit, ofseboon de vvormen zelden de oorzaak dezer ziekte ziju, maar nogtans altijd, waar zij zieb in eene al te groote menigte bevinden , eene aan-merkelijke verzwakking van bet darmkanaal verraden , welke Toornamelijk mede als eene oorzaak van deze kwaal te besclionwen is.
Ten opzigte der Duitscho scbrijvers over dit ontwerp , verwijze ik naar de reeds in de voorafgaajide Hoofdstuk-ken opgegeyene werken , en maak alleen meer bijzonder opmerkzaam, op Tehüeckee's Erkenntnisz tmd kur der mayen und dat-mentziindung , nach der empirische spräche der P/erde-arzeneykunst, darmgicht genannt; Prag bei Calve.
X. H 0 0 F D S T U K
an de belemmerde of moeijelijke waterlozing.
»ledere kramp den darmkanaah, heeft teveni eene » meerdere of mindere kramp der pisblnas ten s gctolge, welke n eestendeels door do ophoudinq » ran de pislozing , gevolgi war dt.'quot;
De gestremde waterlozing ontslaal deels door eene kramp
40
des darmkanaals , gt;vaarbij de nrin-werktuigen alleen uit medegevoeliglieid lijden, zoo als in de vorige Hoofdsliikkeu aangetooud is , deels door ceue knimp der pisblaas zelfe , bij voorbeeld, na eene opbouding van üet Avaterlozen , ea deels (üeIgeeu echter bij de paarden zeldeii Toorkoint) , door zand en steenen , welke zieh in de pisblaas en de pisleiders opgehoopt hebben , of uit eene vernaauwing van den pisweg enz. Dikwijls onlstaat zij ook na eene on-derdrukte nihvaseming , waardoor de sluitspier der blaas door kramp en dit orgaan zelfs door outsteking quot;wordt aan-gedaan.
De kenteekens dezer ziekte komen in allen deele over-een, met die der in de Torige Hoofdstukkcii beschrevene kolijken , ivaarbij , zoo als aldaar reeds aangemerkt is , de belemmering in de waterlozing, zeer dikwijls een uit medegevoeliglieid Terwekt lijden is, behalve dat hier in liet bijzonder de poging tot -»Tateiiozen , onder kennen eu steenen , zeer dikwijls plaats lieeft , zonder dat de outlasting ran bet water volgt, terwijl ook de zieke paarden , altijd naar de eene of andere zyde omzien , met de achterste beeneu naar den buik slaan , als wilden zij de yliegen verjagen , zieh dikwijls nederleggen , en voor liet overige , alie teekenen en toevalleu waargenomen worden , die in bet yoorgaaude Hoofdstuk besebreven zijn.
Deze ziekte duurt twee , ten hoogste drieinaal vier-en-twintig ureu, binnen Srelken tijd dezelve, of door den dood, of door de betersebap beslist is; in welk opzigt ook deze ziekte, even als bet kolijk en de darmontsle-king , mede onder de stielst voortgaaude kwaleu beboort , eu de spoedigste bulp vereisclit.
De voorzegging kan bij dit kwaad , dat even zeer als liet kolijk, ligt in onlstekiug overgaat, op welke niet zol-den bet koud vuur volgt , geenzins gunstig zijn , vooral wanneer bet met eene kramp , of ontsteking des darmksy naals gepaard gaat, reeds over de 18 of 24 uren geduurd heeft, en niet dadelijk in den beginne , doelinatige mid-delen aangeweud zijn ,welke in de volgende bestaan; als:
1.) In rerzaebtende en krampstillende klisteren, nit een afkooksel van camillen , gekneusde maankoppen , lijn-
41
zaacl euz. met lijuolic. Zij zijn de vooruaamste geneea-iniddelen bij deze ziekte , oiu dal dezelve iu kleine por-tieti aangewend , gt;vanueer zij langer in den endeldarm blijven , eene pijn- en krampstillendc veiwarming van de pisblaas, (die onmiddellij k onder den endeldarm ligt) Kerwekken , en daarmede liet eerste in staat zija, het kvraad te verhelpeu.
Ook onlledigeu zij iiet darmkanaal van vele harde drek-stoffen , die dikwijls door hare drukking op do pisblaas alleen , de prikkeling en kramp in dezelve vooribraglen; weshalve liel ook zeer raadzaam is, ivanneer men bij deze zieklen, even als bij hc-l kolijk , inet eene kleine met olie bestrekeae hand in den endeldarm gaat, en op die wijze , de opgehoople stof, tracht te verwijderen.
üverigens zijn deze middelen hoofdzakeiijk in staat , de kramp , die bij de aandoening der pisblaas ontstaat, wan-neer de pislozing opgehotiden is , te verhelpen ; dewijl zij door hunne ontspannende, pijnstillende en bedarende ei-gonschap, den prikkel weg neinen , en zoo de krampach-tige zamentrekkiug der sluUspieren vau de pisblaas , ver-iiietigen; en daar zij eindelijk verzachtend, krampslil-lend en ontledigend op het darmkanaal werken , waarvan de belemmerde »aterlozing niet zelden een mede gevoelig lijden is , zoo zijn bij deze ziekte, zulke middelen nog de gewigtigste en dringendste.
2.) Eene algetneene adcrlating , welke in dit geval het ineest krampstillende en bedareiule , en bijzonder heilzaam middel is , mag niet Terzuimd raaar moet dadelijk in het werk gesteld worden , vooral zoo de ziekte tot eenen meer ontstekingachtigcn dan krampachtigen aardoverhelt en het paard bovendieu welgevoed en dns eenen meerderen aan-leg tot ontstekings zlekten bezit. De hoeveellieid van het af te tappen bloed , rigt zicli naar de ligchamelijke ge-steldheid , den ouderdom van het dier enz —Vier a zes pond bloed zijn gevvoonlijk in staat , deze kramp wegte-neinen.
3.) Plaatselijke warme stovingen tloor stoom aan den koker, worden bij ruinen en hengsten vereischt, e« brengen met de reelt;ls aangewezene middelen eene zeer heilsame
#9632;vverking voort. Het incest bcveelt zieh hierioe , vol gens oeue lange oiiderviuding a:ui, de amaioniakale damp die nit opgegrayene scliapeinaest opslijgt, daar dozelve deels nit hoofde liarer natniirlijke ivaiiate ontspanaend ivei'kt , deels wegens iiaar prikkeleud kraaipslillend vermögen , den krampaclitigen loestand der pisblaas wegneomt en daardoor de waierlozing bevordert un liersteld.
Bit iniddel werkt het sjwetligste en beste , na eene te Toren yedane aderlating en aangeweudo klisteren , wan-neer me;;, het aati eene belcmuierde waterlozing lijdend paard , in de schapeiiiuest tot o\er den bnik zetlen kan.
Bij gebrek van schapeumest, bewijzen ook zulke dampen eene Aveldadige dienst, diu zieh uit een broeisel van gelijke deelen hooizaad eu hoender- of duirenmest, out-wikkelen , en die men onder gedm ig omroeren , en daarbij werpen Tan gloeijead gemaakte baksteenen , aan den koker der paarden laat opgaan , Maar nie de men tot aan de be-terschap Toortgaat. Hierby moetea echter eene vooraf gedane algemeene aderlating en klisteren, niet ontbre-kea. (I)
4.) Zeer diensüg zijn inwendige middelen , welke zacht ontlasten en krampstillend trerken , vraartoe het reeds bij het kolijk aangewezene mengsel , vau gelijke deelen dub-beld zont {arcanum, dnplicatum) en gentiaan , Tan lliet-welk men aan het dier , alle uren een Tierendeel pond in eene kan thee Tan kamillen , tot aan de hersteliing , ingeeft. (2) Geheel Terkeerd, daarentegen, zijn in dezen
(1) Ook heti om de 3 i 4 uren herhaald, intvrijTen van het vlugtig smeersel, van 1 deel \4oeijende ammonia en 3 deelen raap- of lijnolie , bij ruinen eu Hengsten längs den koker cn bij merrien vöor en ter zijden des uijers'heeft mij meermalen bij ondervinding zeer goede diensten Lcwezen. Ii.
(2) Een ennvoudig aftrekseF van 4 oneon kamillen en 1 oneen «wart bitsenkmid tot 4 ä 6 pond , vvaarbij men 4 drachmen Salpeter en J pond Hjnolie mengen kan , welken men om de 2 uren I pond ingiet , Jal mede eene goede uitwerking te weeg breiigen. Afkooksels van lymaad of heefiistwortel, met I drachma saipete.r op elk poif3 gt; en daarvun om de £ urea i pond ingegeven , tijn ook zeer nuttig. ' * R.
43
toes I ami , pisdryTcndo mkldelen , als peterselie , torpeutijn euz. , waardoor, waunccr de kramp niet door andere middelea weggenomcn wordt, de al'sclieiding derzelve nog des te meer toeneemt, eu bij vooitdureude belemmerde •waterloziiig , zeer suel eeae o^erladiiig eu outstekiiig der pisblaas , voortbrengt.
]Na de aau wending der hier opgegeveae middelen , quot;vvordt de yerliinderdo waterlozing , zoodradie, gelijk gevvoonlijk het goval is, uit eeno bloote kramp der pisblaas ontstond , welke sleckts een gevolg der medegevoeliglieid met iiet darmkanaal, of der overprikkeling van de blaas zelve , na de opiiouding deruriu, wad, binnen wcinige uren ver-Iiolpen , eu zoo al niet eeidcr , dan vangt tocU gewoonly k , even als bij het kolijk , om het middernachts nur , de be-terschap aan , en het kwaad verdwij nt onder allengs Ter-miuderende pijnen ; de wormsgewijze beweging des darm-kanaals, wordt wederoin vrij ; er gaan winden af, en terwijl het paard nog met oenigo pijn waterloost, wordt eeae dikke bruinachtige pis afgezet , die vcel schuimt, en een bezinksel heeft. Is zulks niet het geval, dandunrt de ziekte tot over den Uveeden en leu hoogste deu derden dag , waarop het dier aan ontstekiug in de pisblaas eu de nabij gelegene darmen , begint te lijdeu, en tegenhet-welk meu nog eene tot twee ruime adeiiatingeuaauweuden moet, zoodra zieh na verloop van eenige uren op de eerste, geen beterschap vertoout j gelijk men ook bij doze omstan-dighedeu , de opgegeveiio inwendige middelea verlatea , en evea als bij het kolij k , die in eeue wezenlijke ontste-king der darmeu overging , niets dan dranken alleeu van lijuolie , alle urea eeue kan op eeumaal gegeven, bezigen moet; bij welke behaudeliug, onder gednrige voortzetting der opgegevene klisteren , slechts uog linlp mogelijkis. (1)
Is daarentegen de belemmerde waterlozing door steenen , zand en gruis ontstaan , die zieh in den pisweg eu pisblaas opgehoopt hadden , of door andere ziektevoortbrengselen , veruaanwing der pisbuis enz. , dan is deze ziekte zeer ge-
(') De opgegevene afkookseTs van lijmaad of hoemstTrortel met »alpeter zullen in dit guval volkomen aan het oogmerk voldoen. R.
44
vaarlijk , ja meestendeels doodelijk , enharegcuezingslechts in hot steeusnijden , de aanweuding van de catlicler euz. te zoeken ; operalien, die alle tot het gebied van de hoo-gere speciale veeartsenij kundige heelkimde , raaar uiet in een volksboek over de keunis en genezing der ziekten van de paardea behooren. —
Aanmerking van den Uoogdu it sehen Verteiler.
Bij de hier opgegeveiie kenleckens en genezing van de belemtnerde gt;vatcjlozing , vveet ik niets bij te voegen dan den wenscli , dat men bij deze kwaal tocli altijd deze voor-schriften opvolgen möge , die zoo geheel op den aard der ziekte gegrond zijn , en ook met xnijne veeljarige onder-vinding in de behandeling van de ziekten der paarden , Jiet meest overeenkomen. Men zonde als dan voorzeker eene menigte paarden , die aan deze ziekte lijden en niet zelden daarbij omkomen , redden.
Ondertiissclien wilde ik nog slechls de aandacht daarop vestigen, dat bij deze ongesteldüeid, de zieke paarden zieh ook op den grond werpen en ormventelen ; betgeen zooveel mogelijk vermeden moet worden, om dat daarnit niet alleen eeue bersting ensclienring van bet darmkanaal, maar ook. nog , waar de pisblaas, nilgezet en krampacb-tig gespannen is , eene bersting en sclieuriug derzelve Velgen kan.
Be belangrijksle Buitscbe yerbandelingen over dit onder-werp , zijn le vinden in de reeds meermalen opgegevene werken van Waldikgek , Veit, Ammob , teskecken , Rohlwes en meer dergelijke werken, en wat de kuustba-werking van bet steensnijden betreft , in Bietbich's #9632;Veterinär-ehirtirgie en in de beitrage Jiir die spezielle , ve-ieriiiär Chirurgie , von Te-quot;\5ecker , llenbarrj.
45
Fan dm gexvonen of g-oedaardigen droes.
»De droes der panrden is, even ah deverkoudheid i van den mensch, een zinkingachtige toestand, » die hijna altijd door eene onderdrukte uit-* tcaseining on/s/aof.quot;
Dc droes der paarden is eene zinkingachtige gesteldheid , #9632;vvaarbij cle slijiuvliezeii vat den neus ziekelijk aangedaau , en in veriioogde Averking zijn. Dezelve wordt van eene ineer of miutleie algemeene koorts , eu eene groolere of kleinere aandoening der longeu vergezeld ; de eersle is kenbaar door eeneu ouregelnialigen en krampachtigen oiu-loop van het bloed , nu warme dan koude ooren , gebrek aan eetlust , stroef haar, imivering over het geheele lig-chaam , kvvijning, doffe en meer of minder ontstokene oogen enz. ; de laatsle door meer of minder vochlig , flui-Icnd of slijmerig hoesten , met eene vcrmeerderde bevve-ging in de Hanken.
Jiijua aUijd is de droes een gevolg van onderdrukte uit-vvaseming , vvaaraan de paarden , onder alle onze huia-dieren , hetineest bloolgesteld zijn ; want gevroonlijk worden zi\ in onze dienst bijzonder warm , wasemen sterk nit en worden dan te sncl afgekoeld. In stede Tan hen tel-keiis na derzelver gebruik , in eenen warmen , ten minste van alle logt vrijen stal , te plaatsen, en hier ter deege met zamengevlochtene stroowisscheu over het geheele lig-ohaam te wrijven , houdt men het yoor raadzamer hen in de lucht — dikwijls nog daarbij in eenen togt —bij siecht weder , rond te leiden , en geeft juist daardoor de meeste aanleiding tot ziekten en vooruamelijk tot den droes. Maar zelfs ook , zonder dat de paarden uit den stal komen , wordt , eellijds hunne huiduitwaseming gestoord, en zulks des te eerder , hoe warmer de stal is en hoe meer de paarden in deuzelven uitvvasemen; want dan is eene instroo-
46
miug van koude luclit door de deur of het venster , reeds in staat , doze luciitgesleldlieid te veränderen, en de uit-Araseming le slreminen, waardoor eeue algemeene koorts irordt Tooitgebragt met plaalselijko aandoening der slijm-vliezen van den neus en de onder de kaak gelegene wa-teryaatsklieren.
Meestendeels zien Avij de paarden den droes krijgen , Manneer dezehe nog-»varm op pkatsen staan znoelen , waar de luclit bijzonder zuigt, als aan rivieren , aan hocken Tan bossclien , op opcne pleinen, tussclien huizen, op bergen enz. of wanneer de paarden , na eene veibitting , te snel door een koudbad of koud drinken afgekoeld worden , en niet dadclijk door hervalle vverkzaamheden we-derom vervvarmd en veriiit worden , zoo dat de door de be-doelde oiuslandighedcn onderdrukte uihvaseming, dadelijk weder viij wordt . en aan den gang korat. lleze ziekte ontslaat wijders bet nieeste bij eene menigvuldige verande-ring van dampkring , bij nat, vochlig en afwisselend weor , waaromwij dezelvehet nicest in Let voorjaar en den herfst, gedurende eentn vocliligeu zomcr en natten konden winter , zien voortkomcn. Wijders ovenalt zij de paarden dikwijls , wanncer dezche van hel gras tot hetdrooge voe-der in de stallen , of van dc ccjic op de andere plaats tot Terschiliend vceciscl eu water ovcrgaan ; hoewel het ontstaan dezer ziekte, hier ailijd aJicen in hetveranderde voeder , water euz. maar juede in do veranderde verblijfplaatscu , in meerdere verwaruiing gedurende hetloopen, en daarop gevolgde verkoeling, in dc sterkere nilwaseming in de stallen , vvaarop dan vvedcrom eene afwisseling van luchl-gesteldheid, door togt of het eemoudig in de vrije lucht koxnen volgt, inoet gezocht worden. Genoeg, dat alles wat tot eene strcmruing en beiemmering der hniduitwa-seming aanleiding geeft , do gelcgenheids oorzaak van den droes wordt.
Deze ongesteldheid overkomt den paarden onverschillig in welken . leeftijd , doch het meest de jougen , cm dat ook dan alle uitwendige oorzaken, de nog zwakke huid , zeer ligt in hare werking storen kunnen, en over het algemecn de liuiduitwaseniingdan nog het sterkste werkt ,
47
even als tie voeding en vorming zelvc , Araarmede deze ror-rigting in het naauwste verband en vvedorkeerige vverking staat. Evenmui beveiligt het doorstaan dezer ziekte , voor nieuwe verscliijningen derzelve ; want wij zien dikwij Is , hoe paarden, die eerst onlangs den droes doorgestaan hebben , bij lierhaling van deze ziekte overvallen worden , zoodra andenaaal door do eene of andere oorzaak , tie uilwaseming verliitiderd en onderdrukt wordt.
Ook is deze ziekto , zoo lang zij slechts als een goedaar-dige droes voorkomt , van welke hier alleen gesproken wordt, niet aanslekend , maar zij wordt door de reeds go-melde oorzaken , zoo meuigvuldig en dikwijls bij onder-sckeidene paarden te gelijk voortgebragt, dat het in het earste oogenblik schijnt, ais of zij van de zieken op de gezoaden overging , hoezecr dit slechts aan gelij ksoortige oorzaken toeteschrij ven is , aan welke de gezonden zoo wel als de zieken, blootgesteld zljn. (1)
De koortsachtige aandoening, welke dozen ziekelijkea staat Toorafgaat, en denzelveu in het begin vergezeld , is dikwijls weinig of geheel niet merkbaar; de paarden weigeren geen voeder, gaan niet bijzonder mat en krachte-Joos , behonden dezelfde levendigheid , de outlasting van de drekstolFcn en de pis is niet veranderd , veel min geheel belemmerd , de omloop van het bleed niet merkbaar gestoord , noch anders een toeval voorhandea , waarnit men ecae algemeene ziekte zoude kunnen alleiden.
Het is genoeg dat wij somtijds geheel niets van deze ziekelijke gesteldhcid gevvaar worden , dan dat de outlasting nit den neusiets Termeerdert, en het paard meer of minder hoest, wauneer het snel — voornamelijk tegen den liichtstroom op—moet loopen , of koud drinken gebruikt heeft enz. Overigens zijn geene verrigtingen bijzonder gestremd , en dezelve schijnen zoo regelmatig mogelij k })laats te hebben.
(1) De omlervinding leert dat do gewone droes, zieh ondorzs-fcere omstandigheden, vooral aan jonge psarden, welke eene mser-dere voorlieschiktheid tot deze ziekie schijnen te Lezitten, doorquot; ijL-uniPtting of aansteking kan mede deelen, R,
48
Bij sommigen gaat nogtans eene merkbare algemeeue koorls , liet uitbreken \an den dioos vooraf; de oiiiloop Tan Let bloetl is niel geheelregelmatig , lietgceu de veearls ook , het eerst door de afwisseiende marine eu koude ooren gt;an bet dier opmerkt; de ectlust is veruiiaderd , de outlaste drekstoffen zijn gewoonlijk harder en meer klompi» dan in den gezonden staat, do pis is in bet begin klaar-der, en daarna trocbeler ; het paaid is meer of min ver-moeid , kracht- en moedeloozer dan bij eeiie gezonde ge-steldheid; iiet oog doffer of meer ontsloken , de kop meer of minder terug getrokken , betgeeu uit deszelfs nederge-drukte houding en gansch kracbteloos voorkomen van liet gebeele ligchaam biijkt, de baren zijn niet zoo glanzig , rijzen op , terwijl zelfs eeiie volkomene kooi tsachtige hui-veiing oiitslaat; de dieren ivorden op do buid koud, be-ven, waarop eene zieh snel over het gebeele ligchaam Terbreidende , stekende bitte Tolgt, bij welke bet adem-balen steeds meer of minderquot; benaauwd , snelleren krauip-acbtig is. Zij weigeren dikwijls geheel en al bet voeder , en gebruiken slechts een weiuig hooi, ten hoogste eenige zemelen , gemalen graan , en drinken. Zij laten bunne gewoontenna, zoo als het kribbenbijten , opwinden, bijlen en slaan 5 en bun geheel wezen , blik , gebaaiden , hou-#9830;lüig gt; gang enz. , geeft een kwalijk beviuden , een alge-meen lijden der dierlijke bewerktuiging, te kennen. Spoedig daarop veiioont zieh aau beide neusgaten — hier en daar slechts op een , — eeiie vermeerderde outlasting , #9632;van een slijmig witachtig en reukloos vocht, hetwdk Toornamelijk bij de beweging des diers sterker en meer outlast wordt, en gedurende eenen längeren of korteren tijd aanhoudt. Te gelijker tijd zijn de klieren onder de keel meer of minder gezwollen, het slijmylies Tan den neus wordt rood , de oogen eenlgzins troebel en ontstoken , de long al mede meer of minder aangedaan, hetgeen zieh nu door een dof , dan door een los hoesten openbaart. De dieren zweeten ligt, en loopen matter dan gewoonlijk , terwijl overigens alle Terrigtingen rerder niet aanmerkelijk belemmerd , en de voorzegging derbalve gunstig kan zijn.
De loop dozer ziekte duurt van 12 tot ten hoogste 21
49
dajjcn , binnen welken tijd dazelve gecindigd , of in andere ziekelijke toevallen is overgegaan.
Als gcneesmiddel a void t hoofdzakelij k een matig -warm liouden, en de verwijdering van elke oorzaak gevorderd, waardoor eene verkoudlieid te weeg gebragt kan worden , zoo als kond drinken na voorafgegane verhitling, het plaatsen van liet dior , in eenen togligcn stal , hot laten staan of rondleideu in de koude luclit, quot;vvanneer de die-ren Yeriiit zijn , enz. Indien men nog iets ineer doen wil, dan geve inen een mengsel van zemelen of geraten« meel bij huu hard voedej- , dat men in dit geval, zoo veel rermindert als men zac'it vocder van de opgegevene soort , bijvocgt. Voorts is hier lijnkock en mceldrank zecr tiienslig , want het bemerkt eene zachle opening van het darmkanaal, en inaakt de raest losser.
Ook moet inzonderheid , vooral daarop gelet worden , dat het drinken reods eenigen tijd in den stal gestaan hebbe , en daardoor laanw zij ; of men belioort tot dat einde , onder hot koude drinken , een weinig warm water te mengen,
Eene omslagtigere genezing is in dezen toestand niet noodig , en het zij mij vergund bij deze gelegenheid mijn gevoelen , over het gebruik van hetdroespoeder , dedroes-conserven , enz. in het algemeen , medetedeelen.
Men vormt zieh gewoonlijk van de werking dezer, bij de onderhavige ziekelijke gesteldheid , zoo geliefkoosde middelen, een gelieel verkeerd denkbeeld ; men gelooft namelijk , dat zij de bijzondere eigenschap bezitten , ran de verdikte stof in de watervaatsklieren van iiet ligehaam op te zoeken, en (om eene gelijkenis uit het gemeene leven te nemen) «ven als de bedelvoogd , tlen bedelaar te pakken en weg ts leiden , en op die wijze , den droes te genezen ; maar dit is eene veel te werktuigelijke voorstel-ling van de levenswerking, die eigenlijk hieibij plaats heeit, waardoor de gezondheid hersteld wordt , en welke geene andere is, dan dat het droespoeder of het droes-conserf, een mengsei Tan bittere specerijachtige , maag-versterkende, voornamelyk ook op de huiduitwaseming werkende , en zenuwen opwekkende middelen is , welke
3
50
de kracht eu •vvcrking van lict Icven in hot algemeeu ver-lioogen , de ziekle stof in het ligchaain liet eerste over-ovei winnen , eu het helioorlij ke evemvigt der Jevenskrach-len dadelijk herstellen. Eene verdere Patiiologische on Tlierapeutischo Terklaring , past niet in een yolksboek , v, aarin het slochts daarom le doen is , het begrip van de -vverking Tan het droespoeder enz. , met rmve trekken te Tcrklaren.
Wil men zieh echter , cm zoo to zeggen , bloot uit aan-genomene govoonte , bij deze ziekto , van een zoogenaamd droespoeder bedienen , dan bereol ik Jiet onderstaande mengsel aan , dat niet alleen zeer geschikt tot bereiking van het doel en goedkoop is , maar de paarden ook zeer gaarne onder het voeder eleu.
Men nemo;
Gepulveriseerde Genever-bezien.
- roode gen Ii aan irortel.
-- calmus , van ieder een pond.
--fenkel.
_ an ij s en bloom van zvravel , van ieder een
half pond, spiesglans eu keukenzout,
van ieder 2 pond , good gemengd ; vvaarvan men op elk voeder een eellepel vol, of zoo veel stiooit als meu tus-seilen vijf vingers houden kau (1).
(!) Do lioeveclheid der liier opSPgevene geneesmiddelen zal {jevoegelijk eeno evenredige vfrniinderiiig kunnen ondergaan , wijl het nnvolgrnde oplossondc pofder y aan de Veeartsenljscb'oc! gt; niet veel nut werdende geljruikt, in do bedoelde ziekte medo alle aanbeyeling verdient ;
Men netnes Poeder van lijnzaad.
i hoksdoornzaad (foenumgrac).
#9632;-- zielliont.
-- gentiaan wnrtel.
_ geneverbezien , van ieder 2 oncen.
---- rn-w spiesglans, en
bloem van zwavol, van ieder 1 once.
51
Wanneer nu de droes langer duurt, een. langdurige hoest aauhoudt, het haar stroef en zonder glans blijlt , de eetlustniet volkomenterugkeert , nog ligte koorlsachlige toeTallen aanwezig zijn , de oogen troebel beiievens tie beenen en de koker eenigzins gezwollen zijn, de matheid aanhoudt enz., dan zette men omerwijld eene fontenel (dragt) yoor de borst, late dezelre 3 tot 4 ivcken etteren , en ga Toort met het opgegeveno droespoeder , waarvan het gebruik hier zeer dienstig is.
Aanmerhing van den Hoog dull sehen Kertaler.
Het ontstaan van den droes , gt;Tordt , zoo als de schrij-ver te regt opmerkt , veelal door eene belette huiduitwa» seining Teroorzaakt, welke bij paarden die in onze dienst, en door ons lot vele belioeflen gebezigd worden, zoo dik-wijls , al is het ook soms niet zoo in het oog vallend , plaats giijpt , dat wij derzclver aanyang dadelijk bemerken.
Wanneer , terwijl het paard warm is , en de nitwase-ming aanhoudt , lielzelve aan eene koude lucht bloolge-steld wordt, inzonderheid bij jonge paarden, of wanneer de zoo gewigtige peiiode Aan het verharen (waarop nog zoo wciriig aclit geslagen wordt) , bij afwisselend weder , in het voorjaar eu den herfst, aankomt, die altijd van eene algemeene zwakte en ziekelijke prikkelbaarheid ver-gezeld wordt , is zulks toercikentle , de werking der huid te belemmeren , meer of minder le onderdrukken en zoo den droes voort le breiigen. Dat gene , wat zieh als dan ons als een merkbaar vcrschijnsel voordoet, bestaat in ceno ziekelijk venneerderde werkzaamheid van hel slijmvlics van den nens , die uu langer dan korter duurt, en waar-
Heng het goed onder elkander, ora dan vanhetzehe, 3 malen daags, een lepel »ol over het kortvoeder te geven, of anders, met honing of syroop aangemengd , een lepei vol op de tong te smeren.
Bij eon meer ontstekingachtig karakter van den droes zal men er nog van 2 tot 4 oncen dubbehout of wonderzont kunnen bij-voegen. R.
52
bij niets rerder ler geneziug gevorderd ivordt , dan het paard warm te houdcii, eeuo herliaalde verkoeling te ver-inijdeii , en indien men nogiels meer doenwil , iiet geren van eenig zacht gt; oeder, laamve lijukoek-drank (slobbering van lijukoek ,) enz.; iiet gebruik gt;an droespoeder, zonder hehvelk , vele eigeuaars van paarden vermeenen bij den drocs Limner paarden , niette kimneii volstaan , is Ixierbij Tolstrekt nutteloos (1) cn de vverking, die men zieh ge-woonlijk daarvan voorslelt, reel te vverktuigelijk. Intus-sclion moet zells een kundige paardenarls, Jiet nog allijd in zijn iiinsapollicek belionden , daar Jiet hem , even als de ai tscnijenhandcl in het algetneen , zijne belooniug voor de raadpleging cn genezing veischaffen moel , vvaaromtrent ik , naar mijn werk » der mililär unci civilpferde-arl% , » in allen seinen dienstverhällenissen quot; verwijze.
De wezenlijkc beslandileelen van de jneeste droespoedcrs , keinen daarin overeen , dat zij , de levenskracht verhoo-geude , zoo wel op de verduwings-organen als de vateu werken, de iiüwaseming bevorderen, en cene oplossende en slijmontlaslende uiiwerking bebben , welke oogmerken het opgegevene vervult, terwijl het boyendien nog door de paarden ; gaarnc onder het voeder geuomen wordt.
De duitsclie werken over den droes , zijn zeer talrijk , wie slechts over de zieklen der paarden schreef, maakt gewag van deze ongestckllieid , waaraan alle paarden, in alle tijdvakken van het leven , zoo dikwijls blootgesteld zijn.
De wetenschappelijke en te gelijk op ondervinding ge-gronde verhandelingen daarover , vindt inen nogtans in Yeit's veterinär-kimde, Waloisgeb's therapier Ammos's handhnch für angehende l'fa de-ärlze, 2e yivjl. Tübingen , Rohlwes Pj'erde-arlzneyhnch , Sasder von der druse der Pf er de, Yibokg's ihierärzlliche ubhundlungen , ea meer anderen.
(5) Wanneer de middelen , welko het droespoeder zamenstellen , met den nard der ziekic overcenkomen, dan ial de aanwending van zoodanig [joedet toch wel niet anders dan nutlig kunnen zyn.
53
XII. HOOFBSTÜK.
Van den zoogenaamden. versinken drocs (I).
Afwijkingefi komen in de rliorlijke betcerkluiging even zoo goed als elders voor,
Dikwijls heeft de natuur geene krachten genoeg , omde ziektestof te yerwijderen ; dikwerf wordt dezelve op deelon geworpen, die tot gelieel gcene of ten minste uiet tot de afsclieiding van deze b'yzomlere stofverplaatsing bestemd zijn (2^. Men uoeint derlialve deze soort van krisis of zioktescheiding, liet verslaaa van den droes, wauneer dezelve, nameiijk , het zij bij de outwikkeling en liet Valien op de slijaivliezen, door eene nieuwe verkoud-lieid des diers , onderdrukt , of wel door deze laatamp;te, b'j deszelfs reeds genomen uitweg, op eenniaal gestoord , opgehouden eu als het ware wederom in bei ligcbaam ternggedreven wordt; voorts , wanneer dezelve zicli op andere deelen werpt, eu bij voorbeeld , eene zinking-achtige oogontsteeking verwekt, of door overgangen op de long , de lever , de niereu en andere inwendige Organen , eene long-, lever- en uieren-ontstekiug te weeg brengt; wanneer dezelve op de hersenvliezen en de lier-senen zelve afgeleid , eenen langzaam, cbronisckeu of
(1) Alhier bestaat eene schijnbare overdraging eener xiektestof van de eene tot de andere plaats de» ligchaams , en daar dete toevallen meermalen van plaats veranderen en onder verschillende gedaanten zieh vertoonen, zoo is deze toestand ook wel bekend onder den naam van dwalenden of roudiwervenden droes.
(2) De schrijver is een trouwe aanhanger der Humoral pat/to-logiß, welke bij al hare onvolledighcid en onverklaarbaarheid, toch allijd nog bijzonder voor de lecken in de geneeskundige wetengehappen, de verstaanhaarste blyft,
Aanmcrkivg des Boogduitschen Verlalert,
54
snel ailoopenden razciiden kokler Teroorzaakt, of nanneer dezelve zicli naar de bcenen , den bnik cnz, begeyende , zuchlige zwelliiig of mok , vooiihrcugt , Avannecr dezelve eindelijk aau uihvendige deelen van het ligchaam , kriti-sclie gezwellen en outstekiugen vormt , die dikwijls in etteriag overgaan.
Wij gaan nu , tot oplieldeiing Tan Jiel gestelde en lot eigeidijke nut vooiquot; de praklijk , de gewigligste en aiecst Toorkoinende verschijuselen Tan doze ziekle , met al der-zelver toevalleu en vvijzo van geneziug , besctomven.
Het is : •
1.) Een teruggeliouden of zoogenaamde verslagen droes , Tvanneer het als het ware , der iialuur aau krachten ont-breekl, deze, aau de dierlijke bevvcrktuiging geheel vreemde cn daaroui ziekelijk gewordene stof , op do eene of andere wijze te ontlaslen. De paarden ziju dan over het algemeeii , mat, niet vrolijk , aiJe levenskracht is weg , de eellust gering , het slijmvlies in den neus en de keel bleek, het haar zouder glaus en stroef, het oog troebel, de blik zouder leveu of vuur ; de outlasting van dc drek-stoffeu en pis is nogtaus weinig Yerscliillend van die in den gezonden staat, en de drekstoffen gewoonlijk uiet behoorlijk verteerd. De beenen , bij ruiiieu en hengsten , de koker en bij merrieu de uijer , ziju tusschen beide nieer of minder gezwollen ; de nog Toortdurendo hoest is dof; de neus outlast weinig of geheel niets; de klieren onder de keel ziju slechts zeer weinig gezwollen, veel minder ontstoken ; de ooren en de ouderste deelen der le-dematen ziju meer koud dan warm; de gevoeligheid eu prikkelbaarheid is venniuderd , en uiet zeldeu eene slui-peude koorts voorhauden , die wauneer men het paard niet spoedig door de kuust 1e hnlp komt , in eenen kwa-deu droes, in de worm , eene chronische lougontsteking , eene rotkoorts en in meer ziek ten , Toornamelij k van het wateryaalgestel, overgaat.
De behaudeling bestaat hier in ceue foutenel onder den
Jjuik , _ waarbij het paard tot alles gcbruikt kan wor-
tlen _ en welke men 3 tot 4 wekeu , lot aan de volko-
mene herstelling moel lateu eiteren. Wanne er de hoest
55
liet voornaine teekon dezer zicklc is , en dof cu iulluidt, •vvordt die foulen el op de borst gelegtl, cu uaar beviiul der omsUiudighedeu, drie of vier wckeu iu etteriug ge-lioudeti. Dit middel is Jiet beste , wauueer men daarbij aau het dier goed en ruim vocdsel loereikt, iict voor alio verkoeliugeu zoekt le beveiligeu, eu lict reeds opgegeveii droespoeder , tot aau de beterscliap , aaniioudend gebruikt; of däar vvaar do eetlust zoo ver yerdweneu is , dat het dier weiuig of gelieel geeu voeder tot zicli ueemt , eeu pap vau jene ver- of vlier-bessen, sap van gele wort eleu , of ook sleclits met meel en water , tot eeu couserf maakt , en 's morgens , 'smiddags ea 's avonds aau liet paard 3 tot 4 spatels daarvaa op de tong smeert; maar desnietto-min moet van tijd tot tijd, liet gebruik van dit middel weder nitgesteld worden. De beterscliap zal dan voorzo-ker, wanneer geeue andere ziekte-verscliijnselen opkomen , — die eene andere behandeling vereisclieu — spoedig volgen , dermate dat liet paard , zoodra de fontenel slcchts over de veertien dagen geetterd lieeft , reeds leven , kracliten , opgeruimdlieid , eetlust , glanzig haar, heldere blik enz. , terng krijgt.
Het is wijders;
2.) Een onderdrukte of vcrslageu droes, wanneer de hoest dof en scherp luidt, de neus droog blijft, of op eens droog wordt, hot dier niet regt slokken kan en meer zacht voeder dan haver eet , het neusvlies meer rood uit-ziet, de uitgeademde lucht heet, de beweging der flanken en neusgaten eenigzins onruslig , en eene meer of mindere merkbare koorts aanwezig is , do mest droog en vast en do pis beider en klaar is , de oogen eenigzins onlstoken en de klieren onder de keel tamelijk gezwollen en ont-stoken zijn, doch overigens hot dier iu het begin der ziekte nog levendig eu kraclitig is.
Tot geueziag beveelt zieh hier de volgende behandeling aan:
a.) Men geve aau hot dier , zacnt voodsel , als zemelen of getnalon koren eu laauwe meel- of lijukoek drank (slobbering).
5) Alen zette aau Ueltelve 's morgens eu 's avonds klis-
56
teren Tan een aftreksel ynu camilleu met een wcinig lijn-olie en keukenzout.
c.) Men wrijve hetzelye oni den anderen dag met 1 tot 2 oucen teipenlijnplie längs de ruggegraat.
d.) Men sla om de gezwollene klieren aan de keel , een dubbel zamcn gevouwen wollen dek , lielwelk men aan den lialster yaslniaakt, en wrijve de geheele keel en den omlrek van den strot , met een mengsel van gelijko deelen jeneverbezienolie, terpcntijnolie en laurieroiie , in. Bij gebrek van deze olicn kan men zicli tot gemeld einde ook van de terpentijnolle alleen bedienen (1).
e.) Men make voor bet dier, zoo dikwijls mogelijk , dampbaden van hooizaad , of lioude een eminer met warm water en liooizaad vobr den kop van het dier, welken men even als den lials met dekens bedekt , ten einde de damp , die zicli door het omroeren van bet liooizaad met eenen slok nog meer ontwikkelt , niet alleen in den nens en de keel van iiet paard zonde trekken , maar ook tegen de uitwendige deelen van de keel en den hals zouden dringen en bier even als bij de inwendige deelen , de spanning en de ontsteking verminderen , en den pxikkel ver-zaciiten.
Eij bet gebrnik dezer uitwendige middelen , wordt de ongesteldheid grootendeels weggenomen , en daardoor bet ingeven van inwendige middelen onlbeerlijk gemaakt, die, ingeval zij desnietteinin noodig wierden , in het volgende poeder bestaan , dat men met gele wortelensap of ook slechts met meel en water, tot een conserf maakt, en aan het paard van 3 tot 4 spatels vol , 's morgens, 'smiddags en 'saronds, op de tong strijkt.
Men neme :
Gepulveriseerd glanberzout , 2 pond ,
- salpeter,
- spiesglas , en
- zwavelbloem , van ieder een ball' pond.
(I) Gelijke deelen heemstzalf en laurieroiie, of at.dera heel eenvoudig varkensreuzel zulleu mede zeer goed aan het oogmerk voldoen. R«
57
Gepuheriseerd zoethoulwortel,
- fenkel,
- annijs em calmas , ran iedor een vierendeel
pond gemengd (1).
Eet bet dier nog iets daarbij , dau lean men hefzelve , zoo als bij ket dioes poeder is voorgesclireveu op liet voe-der strooijen. Helt daarentegen de staat der ziekte ver-Tolgens meer tot dea yroeger opgegeTcne oyer, dau blijft eene fonlenel onder den bulk of nog liever aan de borst, het beste middel. Ook lioud men bij deze verscliijnselen , met het gebruik ran het bier voorgosdireTene poeder op, en geeft bet reeds geiueldo.
Het is:
3.) een Terslagen droes , wanneer ia plaats -van bet slijmrlies in den neus, bet slijmTlics yan do keel , van het strottenboofd, of de kliere» in lt;len keelgaug ontsto-ken worden , en deze ontsteking niet zeldeu tot ette-ring orergaat (2). In bet eerste geval kau bet dier bet barde yoeder niet kaamven , eet sleckts een iveiuig booi, kaauwt ook dit langen tijd , en geeft liet uiet zelden in klompea met speeksel Termengt, wederom terug. Is bet slokdarmsboofd en aangrenzende decleu mede door de ontsteking aangedaan, dan word t het slokken voor Jiet paard , moeijelijk. Het spoelt zieh, door den neus diep in den emmer te houden , dikwijls deu mond. Ook ont-staat er bij tijden een reutelen , en bet dier sebnimt Teel , de oogen zijn meer of minder ontsto-ken, de kop is aan» gedaan en wordt dan als bet tvarc, voor bet dier te zwaar , vvesbalve zij denzelven laten langen en slecbls met onverschilligheid of geheel niet, een vveinig Iiooi uit de ruif eten , betwelk zij , vvauneer liet op den grond ge-
(1) Bij een welgevoed paard zal men eene aderlating van 4 tot 6 pond kunuen doen, terwijl het in de noot op bladz. 50aan-bevolene poeder met wonder of dubbelzout , en van 2 tot 4dräch« men braakwijmteen zeer i« aantebevelen. R.
(2) Zoodanig ettergeiwel onder de keel , alhoewel eene meer» dere hevigheid der ziekte aanrluidende, kan echterniet anders dan als eene weldadiga «cbeiding derzelve worden aargemerkt.
58
worpen ATordt , loch nog nuttigen. Het slyrnvlies van de keel is zeer rood , clc uilgeademde luclit zeer Jieet, de neusyatcn worden bij Iiet in- en uiUdemen , meer of min uilyezet , de flank is door de TCrmeerdertle beweging der long, onrustig. de pols gewoonlijk vol cn hard, de slag van het hart meestal goed te voelen, er komen koorts-achlige rillingen bij , de ooren zijn nu kond , dan brandend heet, en ook zoo do huid in het algemeen , hoewel hier minder merkbaar. De drekstoffen zijn gewoonlijk hard en droog, de pis in den beginne helder als water, cn bij hot toenemen der ziekle , het vermeerderen der koorts cn het toenemen van de ontsteking , bruin gelijk bier. De dieren kunncn bij eone meerdere ontsteking van do keel gelieel nicts meer nutligen, omdat hun het slokken onmogelijk vvordt; oveiigens geven zij blijken van eetlust en verlangen naai yceder , zoodra de voeder-kasl geopend , en voor de andere paarden voeder uitgestort #9632;»vordt. Zij kunnen hoogstens nog een vveinig meel- of lynkoek met water, naar binnen krijgen; maar ook dit moet niet al te koud zijn , anders geraken zij hevig aan het hoesten, hetgeen hen belet te drinken.
In den hoogslen graad der ontsteking , vertoonen zieh toevallen van stikking , of de ontsteking gaat in eene keel-ontsteking over , waarvan hierna gesproken zal worden , en eindigt niet zelden , voornamelijk bij jonge dieren, in het koud vuur.
De ziekte is bij deze verschijnselen, waar zieh de stof van den droes , op de inwendige werktuigen der keel, geworpen heeft (1), altijd gevaarlijk , en er moeten daa , zonder verzuim, de volgende middelen gebezigd worden; als :
1. Prikkelende inwrijvingen in de keel en den omtrek van het strottenhoofd, ten einde de ontsteking mecr van de inwendige deelen af, en naar de uitwendige te leiden, waartoe zieh voornamelijk , het reeds hier boven opgegeven
(!) Niet altijtl ontstaan deze ziolUe vnrseLijngels na eene on-derdrukte of verslagen droes, maar raenigvuldiger nog uit eene ggstremdo huiduitwaseming.
Aanmerking van den Hoogrluitgehen Vertaler.
59
mengsel , Tan gclijke dtclen terpeulijnolle , jencverbczieti-olie cn laurierolie , aanbeveelt (1).
Te gelijker tijd moet de gausclie keel in wolle dekeus gcwikkeld , en het dier ook voor het wallen Tan koude lucht, zeei- in acht geaomen worden,
2. Moeten de reeds opgegeTene stoombaden Tan hooi-zaad, aaugewend, en ook aan het paard het drinken nog laauTr-Tvarm gegeTen worden, al zoude het zieh daarin slechts den bek uitspoelen.
3. Wende men 's morgens en 's aTonds klisteren aan , op de reeds ToorgeschrcTene wyze.
4. Gebruike men de bomigemelde likking uit glanber-zont, salpeter, zwaTelbloem enz, (2) , brenge het dier in eenen warmen stal, late het ter dege , over het geheele ligchaam met stroowisscheu wrijTen, dekke het met de-kens , en neme hetzelTe OTor het algemeen , Toor het Tat-ten Tan koude in acht.
Vermeerderen de toeTallen zoodanig , dat er eene stik-king uit Toortkomen kan, dan moet men eene algemeene aderlating doen , maar ook te gelijker tijd, eene fontenel aan de borst zetten , om het Terbreiden der ontsteking op andere in- en uitwendige deelen , te belettea, en eene knnstm.itige afleiding te Teroorzaken-
Zeer dikwijls worden deze toeTallen beslist, door eene Terettering in het ontstoken geweest zijnde deel , en het paard outlast etter uit de keel en den ueus, terwiji het-geen daarTan door hetzelTe ingeslokt wordt, met de mest afgaat. In dit geTal, Tangt ook na het doorbreken T.m het gezwel, dat hier altijd Tan zelve Tolgt, dadelijk de beterschap aan ; het dier wordt leTendiger , de ontsteking in de keel Termindert , de blik wordt wederom heider en Trij , de algemeene koorts laat na , het uit- en inademeu geschiedt natuurlijk , eu alle uitwerpselen nenien huiuie natuiirlijkc geaardheid wederoui aan; slechts het kaauwen.
(1) Inwrijvingen van oude renzel zullen het gpoadigst list gezwel in eene gewenschte verettering naot buit n breiigen. R.
{1) Zie de noot op bl. 57, nls körnende liier mede in aannier-king. R.
60
\an hard voedsel en liet slokken , blijft voor de dieren uog xnoeijelijk , vvaarom men hen nog een tjjd lang met zaclit Tocder, zemelen , gemalen koren , meel en lijn-koeken met waler, tot aan de rolkoinene genezing der opengebroken plaatsen, onderliouden moet. Somtijds wordt ook door het Avarmhouden van de mtwendige deelen , en de aangewendc prikkelende inwrij vingen, de ontsteking naar buiten geleid , en er ontstaat aldaar , eene ontsteking en een kritiscli gezivel , -waarover liierna zal geliandeld worden.
In het tweede geyal , wanneer zieh namelijk eene op-gekomene ontsteking der mtwendige deelen van de keel, of aan de eene of andere zijde van den kop , meestal aan de onderkaak voor doet , en de ziekle van deze deelen zieh laat aanzien , door een kritisch gezvvel beslist te zul-len worden , dan is de voorzegging reeds gunstiger op te inaken , want de onderdrukle naar binnen gelegene droes , heeft zieh in dat geval, op de nitwendige deelen gegt;vor-pen (1) , Avaar dezelve minder gevaarlijke gevolgen heeft ; en men heeft slechts alles aan te wenden , om denzelven op deze uitwendige deelen te houden; liehvelk voorname-lijk door do volgende middelen geschiedt, als:
1.) Door het wannhouden der droesgezwellen , door het omslaan van wolle de kens, pelsen enz.
2.) Door inwrijving van het reeds boven vermeide rneng-sel ran terpentijnolie , laurierolie , of eenvoudig ouden reuzel, oin de ontsteking hier te behenden en tot den graad der veretteiing te doen komen, waartoe zieh de drooge warme omslagen en deze prikkelende inwrijvingen of nog meer heemstzalf met laurierolie aanbevelen, daar alle warme , zoogenaamde ettering bevorderende pappen , zoo als lynkoek-pap met gestampte ajuin en honig , loch niet steeds warm gehonden kunnen worden en dan meer na- dan voordeel doen (2).
d) Ook bier ontstaat deze stoftrerplaafsinjj niet altyd uit eenen onderdrukten droes, miar even menigvuldig uit eene belemmerde Imiduitwaseming. Aanmerking des Hoogduitschen Vtrlalers,
(2) Hoe daarom nog veeartaea bestaan kunnen , die op onder-
61
Door deze eenyoudige en OTeral aanwend bare behande-ling, wordt de Teretteiing gewoonlijk s^ioedig te weeg gebragt, die liier den besten cn doeluialigsten aÄoop aan de ziekte geeft. Er yorxnt zieh alsdau onder aan het ge-KAvel dat, tot aan de Tereltering , altijd meer pijnlijkont-stofcen en hard gt;rordt , eene wecke plaats , welke , wan-ueer zij zieh onder aan de keel verloont , als eene punt Toomit komt, aan gt;vier einde do haren uitvallen , eu dio ten laalste openbreekt en eenen wilten , naar room ran melk gelijkenden etter uitstort. Heeft zieh echter het go-zwel aan eene der zij den Tan den kop gevormd , dan zinkt elter , rolgens zijne zwaarte , in het naburige cel-weefsel, en yeioorzaakt menige Terwoesling , ja doet zelfs de speeksel buis aan , weshalve Iiier de opening van zelve niet afgewacht kan worden , maar eeue iusuijding in liet-zelve tot outlasting Tan den etler , meet worden gemaakt. Hierbij geldt echter altijd de oude heelkundige regel, dat alle gezwellen , Tooral in klierachtige deelen , niet terroeg , dat is : YÖdr derzelver Tolkomene rij pheid , geopend moe-ten worden, zoo als ook , dat zij , zoo veel mogelijk , voor koude bewaard behooren te worden , omdat zij anders ligt Terharden. Heeft zieh dns het gezwelin de keel zelro gevormd , waar de elter niet verzakken kan , maar zieh aileen door de huid eeneu uitweg baa tit, dan is het raad-sainer af te wachten dat het van zelf doorbreke , of het-zelve ten minste niet Tioeger door de knnst te openen, Toor dat zieh de beschreTene punt verloont heeft , aan welker bo^enste gedeelte de haren uilgeTallen zijn, en reeds een weinig vocht uit het gezwel door de thans dnnne huid dringt. Bij deze teekenen neemt men dan het laat-lancet , en stoot het in dezti weeke plaals, waarop de otter daar uitloopt. Doch met dit bloote steeken in het ge-
*liiding en veel praktijk roemen » en doch bij de hier beechrevene ziekten en andere , waar het op aankomt een gezwel bij de paar-den tot rij pheid te brengen, warme pappen aanraden T is voor mg onbegrijpelijk, daar him slechts eene korte praktijk, leer »poedig leeren zoude, dat zulks wezenlijk onuitvoerbaar, of door het koüd worden van de pap schadelijk is.
Aanmerking van den Eoogduitsehen Yertaler,
62
zwei , even als bij het open gaan yan zelvo zonder de kunst, is uog niet alles tot deszells rolledigc outlasting gedaan ; want in beide gevallen , is de opening (e Jvlein, cn sluit zieh wederom spoedig, ¡waarom men zoo wel in het eene als het andere geyal, de opening, door eene in-snyding inet het l#228;ncet, yerwijden inoet.
Tot verband bedient men zieh Tan eene vlas wiek, die met digestif zalf bestreken of maar in terpentij nolie ge-doopt is, en welke men in de gemaakte opening brengt, of beter met gclijke deelen heemtszalf en laurierolie , tcrwijl men den omtrek nog met terpentij nolie bestrijkt en eene wollen deken , pels enz. , oyer alles slaat en aan den halster vastmaakt, daar de ontstokene klieren en vooral de etter gezwcllen in dezelre , niel genoeg yoor de koude bewaard kunnen worden. Gaat het verband (de in gebragte ¡vlas wiek) wederom uit de wonde , hetwelk dikwijls go-beurt , dan moet op nieuw eene andere daarin gestoken worden, anders sluit zieh de wond , al wierd ook haie opening verwijd , wederom te spoedig en de etter hoopt zieh van binnen wederom op. Hoe langer men de eltering door het aangewezen veiband onderhoudt, hoe beter het is, daar zieh anders boTcn dien ligtnieuwe kritische gezwellen ran die soort vornien , of, eene yerbarding in de klieren on-der de keel overblijft. De genezing der wonde , Tolgt na het ophouden der eltering van zelve, zonder hulp ran de knnst, en met dezelve is dan de genezing ran dezen yer-slagen droes, tot stand gebragt.
Hier en daar gaat het gezwel zoo wel niterlijk aan de keel als innerlijk in dezelvo, open, of er hebben zieh ¡vceleer twee gezwellen, eeu in het slijmvlics van de keel en een onder de keel zelve , gevormd , die beide op hunnen tyd , na derzelver rijpwcrding , open gebroken zijn , er,, waarbij de etter van het eerste uit den neus loopt en de ingeslokte met de drekstoffen afgaat , lerwijl dezelve bij het tweede uit de nilwendige wonde wegloopt. De behan-deling in dat geval, is dezelfde , en het warmhouden des ettergezwels , door het bedekken yan de keel met pels of wollen dekens , het zacht yoeder en de laauwe slobbering van lijnkoek i hel yoornaamste middel in dezeu.
63
Deze soorl Tan vcrslajjen droes rordert eeue andere be-kaudeliug, watineer de prikkeliiig en oulsteking te gering is, om zeifs bij de iinvrijving met de opgegeveuo prikke-lende olieu, en het warmhoutlea der deeieu , iu eene Terettering te kunnen overgaau ; Avanneer het gezwel van plaats Teraudert en nu nieer naar de regte» daameernaar de linker kinnebak trekt , of meer uilgebreid , langdiuig en te weinig pijnlijk ontstoken is , omeen kritisch gezwel, te Tonnen. In dat geval , tnoet men onterwijld eene kleine foutenel, op de meest ontstokeno en gezwollene plaats leggeii, om als het ware, hier do ziekte stof vast te houden cn een kunstmatig gezwel te maken , waarmede men alle verdere rerplaatsing van den yerslageu droes , voorfcomt, en door de etlaring te oaderhouden , de ziekto genec.st.
Ket is Trijders:
4) Een verslagen droes, wanneer zieh bij deszelfson-derdrukking eene rheumaliscke oogontsteking , eeue long-nier-en lererontsteking vertoont, of het paard deu stillen of razendeu kolder krijgt , of bevangen Arordt , kanker-achtige zweren ontstaau, alle vier de beenen met zucht opzwellen , waarvan de kennis en genezing in de afzon-derlyke hoofdstukken zal behandeld worden, die aan deze ziekten gewyd zijn , en waaromtrent hier nog slechts aan-gemerkt moet worden , dat als dan bij een ontstekiugachtig karakter der zickte, eene algemeene aderlating beneyens eene fontenel, en bij lang dar ige ziskten het laatste middel op zieh zelve , dient aangewend te worden ; zoodat zieh in het eerste geval, het aanwenden van eene aderlating bij den droes , zeer goed laat regtvaardigen, ofschoon het door onkundigen zoo dikwijls gegispt wordt, daar men het hier niet zoo zeer ineer inet den droes op zieh zelten, dan yeeleer met eeue geheel andere, uit deszelfs onder-drnkking , Toorlgesprotene ziekte te doeu heeft, die als op zieh zelve staande beschouwd moet worden , en waarbij , wanneer zij zuiver ontstekiugachtig is, eene algemeene aderlating het eerste en gewigtigste geneesiniddel is; ge-lij k ook over het algemeen , reeds een droes aanwezig kan zijn, terwijl de prikkelbaarheid en het werk vermögen
64
koo verhoogd is , dat dezelve zieh uiel belioorlijk ontwik-keleu en voor den dag körnen kau, maar die juist na eeue matig gedane aderlatiug , welke de te groote of Terhoogde leyenswerking , eenigszins vermindert, iiet eerste en beste loskomt, zoo als de ondervinding leert. Toorts even zoo als zieh ten gevolge -van eenen verslagen droes ontstekin-gen en kritische gezwellen , in de keel vormen , vertoonen zij zieh na deszelfs onderdrukking ook aan alle andere deelen van het dierlijk ligchaam , «n moeten aldaar , wat het hoofdzakelij ke betreft , op dezelfde wijze behandeld worden.
Voornamelijk moct men daarop denken , dat men zoo-danige opkoinende ontstekingen niet als gevolgen eener uitwendige beleediging moet aanzien, en derhalve met vcrdeelende middelen behandelen, maar integendeel tot verettering moet trachten te brengen , en wanneer hier toe do onlsleking , te geling, chronisch en uitgebreid is , de-eclve door eene fontenel, die men zoo mogelijk dadelijk op de onstokene plaats aanbrengt, snel in Terettering be-hoort te brengen , en op die vvijze door dit kunstig voort-gebragle gezwel , de ontseking en de zieh daarlieen ge-plaatst hebbende droesstof, als het ware tot eene vaste plaats te bepalen.
Larimer hing van den JloogchiU sehen T'er laier.
Alle ziekte yerschynsels die de schrijver hieronder de kenmerken van eenen verslagen of onderdrukten droes opgeeft, knmien ook even goed na eene belette hnidnit-waseining onlstaan ; zelfs komen zij menigvuldiger daar-uit , dan uit den gestoorden droes zelven vooi-t..
Op welke wijze echter de hier vermeide ziekelijke toe-Tallen ook ontstaan mögen, zoo heeft , wat de kennis en genezing daarvan betreft, de schrijver dezelven zeer naainv-kenrig opgegeven , en al het daar over gezegde stemt ook met mijne veeljarige ondervinding overeen , dermate dat ik alle verdere bijvoegsels voor overtollig houde , en siechts nog aamnerke , dat men strikt genomen , slechts datgene , eenen onderdrukten of verslagen droes uoemeu kan,
05
#9632;wanneer de outlasting der stof längs den gewonen weg , geüeel of ten deele opfioudt ten gevolgo eener stoornis , welke de natuur in hare pogingeu onclervindl , om eene geregelde en volkomene sclieiding der ziekte te bewerken , Avaardoor tian stofverplaatsingeu en andere ziekten , met al de genoemde gevolgen worden voortgebragt. De damp-baden zijii iu dit geval zeer geschikt om de onrolkomeuo sclieiding of krisis weder te lierstellen en de outlasting yan droesstof door den neus te bevorderen.
Ten opzigte der Duitsche werken over dit onderwerp , verwijze ik uaar de reeds aan het slot van üet voor-gaande Hoofdstuk , opgegevene werken.
XIII. HOOFDSTUK.
Tran den verdachten droes.
» JDnar, icaar men betvecrl, de snot genezen te » h ebben , teas niet zoo zeer deze dan veeleer »een verdachten droes aantoezig/'
Een zoogenaamde verdiiclite tiroes , is een midden toe-stand tussclien den droes en de wezenlijke snot, of kwaden droes , waarbij vooral eene neiging tot ziekte derwaterva-ten plaats lieeft. Elke droes wordt verdacht , gevaarlijk , wanneer dezelve over de 4 tot 6 weken duurt, en zieh daarbij de volgenden toevallen vertoonen ; te weten , dat:
1.) De algemeene koorts schijnt opteliouden, en de paarden tussclien beide wederotn meer eetlust hebben, en zelfs meerdere kracht en levendiglieid toonen.
2.) De klieren onder de keel , nog altijd meer of minder gezwollen blijven , en dan toe-dan afnemen , ook zicli wel eens aan de eene of andere zijde van de onderkaak gaan vast zetten , en nogtans weinig of geheei niet ont-stoken zijn.
3.) Üit beide iieusgatea en in ergere gevallen . uit eeu cie .ve, 210,1 vooi ldm end eene graauwe , groene, inis-
eunge stolle ontlast , quot;vvelko aan den rand van den netis JJangt, overigeus reukloos is en zick iioofdzakeliik dan toont, wanueer liet paard zick beweegt, den kop laat hauten, graast en drinkt. 0
4.) De boest daarbij niet zeer bevig is . ja zelfs wel geneel weg gaat, ten zij een gedeelte der ziektestof , zieh oo.c op de long en borstvliezen geworpen liebbe , of deze op zieh zelve reeds ziekelijk tangedaan ware.
0.) Het slijmvlies van den nens bleeker is dan in den gezonden toesland en nu en dan lieui roode streepen en vlak-Ken voorzien is , welke bij tiisscJientijden tea deele verdwii-nen ol weder duidelijker zicli vertoonen (I).
b.) De becnen, tie koker en de uijer van tijd tot tiid
opzwellen , en er ook wel onder den buik en andere
deelen van het ligcliaam , zuclilaclilige zwellingen ont-staan. 0
7.) De klieren ran de oogleden , een dik , kleveria , smeng yoebt, gelijk aan etter , afsebeiden.
Ja alle overige verrigtingea, beeft er dan aeene bij-, sondere verandering plaals, ja bet is zelfs zonderlina , lt;tot boe meer deze ziekte aan den kwaden droes nadert, ol wel zelfs wezenlijk in dezelve overgaat , boe meer som-t^ds de staat der gezondbeid — de ziekelijke aandoenin» van bet slijmvlies van den neus uitgezonderd — sebiint terug te keeren , de koortsacbtige toevallen verdwiinen, o eet ust wederom komt , de paarden op nieuw levendi-öcr , slei ei , glanzig van haar worden , en hunne endo
dier^ Id3fheeft.d,,.a,gemrne ''8c'iani,elijke gesteldheid van het desze,,s voedsel, werk, oudurdom , verblijfplaats , het weer
men bii u,»wend,ge ooriaken , veel invloed; want zoo aal
men by een ond vermagerd , door vale vermoeijingen Terzwakt,
s'ap wTer Tl quot; ^ slecl,lt S^oed paard, voo al bij warn, men Z? ' i 8,1J™!l™ vaquot; de» neus altijd bleek vi.ulen ; tRrwivI W(;deroin by een jor.g, sterk , wclgevoed paard, datniet
zelf?tiT kquot; quot;u01 \ ,,'Z0quot;de'he|J bij eene zuivere koude iueht , blJ 11,5 h,er fapschrevene ziekte, rood zal vinden.
Aantn erking van den Iloogdui tsehen V er taler,
67
gevvoouleii weder aanuemeu ; daar iiilegcudcel , wauncer dcze zickelijke toeslaud , tot belerschap overliell, wel het plaatselyk lijden Tan liet slijmvlies van dcu liensoplioudt, dock de alyeiaeeiie ziekclijke gesteldheid altoos uog eeiii-gen lijd aanhoudt, eti langzaam iiersteld.
De oorzakeu van deu verdachten dxoes zijii gedeeltelyk . iu eeue beletle Jiiiiduit\Yaseimng , en daardoor onderdrukte goedaardige dices , bij sleckt en bedorven yoedsel , groole vermoeijeiiissen, als winter-Teldlogten eiiz te zoekeu ; zij kau zieh itisgelijks uit verschillende andere ziekten out-wikkelen. Gedccllelijk Etju tij ous , even als bij zoo me-nige ziekten, geheei oabekeud , en men ziet somtijds paarden deze ziokte krijgen, iratineer niet eene eukele der opgenoemde oorzakeu plaats vond ; lioevvel ik steeds geloof, dat cene ouderdrukte huiduitwasemiug took voor-afgegaan kan ziju, sonder dat men dozelve juist bemerkte : want waar besiaat wel een paard in onze dienst, dat niet geduiende liet warm was eil meer uitwasemde , door ecnen togt , koud driuken enz. , dikwijls snel afgekoeld werd? Het allermeest vindt men deu droes, voorzeker daär waar de genoemde oorzakeu plaats grepen , waarom deze ziekte hoofdzakolijk oetie ouafsclieidelijke gezellin Tan Termoeyende veldtogteu is. Of dezelve ook door aan-steldng Toortgebragt kau worden , is wel nog niet zeker , maar zeer waarscliijulijk , weshalve men, reeds voorzig-tiglieidswege, paarden die aan deze kwaal lijden, tan de gezouden belioort af te scheiden , te meer nog , daar dozelve soms moeijelijk van den eigenlijken kwaden droes te onderscheiden is, waar van het besinettelij ke meest overal erkend wordt (1).
Wat de roorzegging betreft , zoo is die hier nooit gunstig te stellen, daar men niet kan bepalen . hoo ver het stelsel der waferTateu reeds aangedaan en aan ziekte ge-Torderd is , en het byzoudere plaatselijke lijden van het
(I) Daar do verdachte dross wel door aansteking of besmetting aon andere paarden kan worden medegedeeld, 100 kaa men de afioudering niet te naauwkeurig oaderhouden.
68
iieus-slijmvlles, vorderingen geraaakt heeft; terwijl men wijders bij liet examinereu van hot zieke paard , moeijelijk #9632;van dea oppasser Terneemt , hoc lang eigenlijk de ouge-sleldlieid gcduurd lieeft , en lioe yelo hinderpalen, als: liet steeds voorlgezelle gebniik van liet diy , de weinigo rast en zorg voor Jielzelve , siecht voeder en gebrekkige oppassing enz. , de herslelling belet liebben.
De loop der ziekle is aan geen zekeren lyd bepaald ; dezelve duurt weken , maandeu, ja een Tieteadeel en een halt jaar , en is nu lieviger dau minder , zonder dat men eigenlijk zeggen kau , liet paard heeft in der daad de kwaden droes , of de droes is genezen , eu liet paard is Tvederom welvarcnde.
Dezo omstandigheid , en de overeenkomst met den we-zenlijken kvvaden droes , gesft ^anleiding tot menigvuldige verwisselingen van beide , werkelijk nog onderscheiden ziekten , en is oorzaak , dat men soms paarden voor kwaad droesig üoudt , die het echter niet zijn, eu die men dan gelooft van deze gevaarlij ke ziekte genezen te liebben , ter-wijl men slechts eeuen kwaadaardigen verdachten droes wcgnam , of het paard dadelijk doodde , hoewel het nog geneesbaar was , en dat men elders iverkelij k kwaad droe-eigo paarden houdt , meeuende dat zy slechts aan eenen verdachten droes lijden,
Inderdaad zyn de kenteekens van beide ziekten , dik« quot;wijls zoo gelijk aan elkander , en alle ziekte Terschijnsels loopen gezamenlijk bijna zoo geheel in een , dat het moeijelijk is, en veel ondervinding vereischt, beide ziekten Avel te onderscheiden (1).
Wat de genezing betreft, zoo vordert dezelve vöör alles :
0) In de paarden-artzcnijkunde , beslaat er niefs mocijelijkers' en dat meer ondervinding vereischt , dan :
De onderscheiding van eenen ouden verdachten droes, van eenan ^eienlijken of kwaden droes; eene kli|), waaraan reeds dikwijl» de geleerdste en wetenschappelijkste veearlsen met hnnne kirnst «chipbreuk geleden hehben , zoo dat men in de stellige beoordeeling en beslissing over deze ziekte, niet voorzigtig genoeg kan zijn; doch door een voorzichtig en aaauwkeurig onderzoek kan men deze klip gelukkig otnzeilen. R.
69
1.) Eene fontenel aan de borst, die men goed prikke-lend maken , en ten minste 3 tot i iveken in ettering hou-den inoet. Belxalve dat zulks iiier liet yereischte en toI-gens alle ondervinding , het tieilzaamste middel is , Terschaft het ook te gelijker tijd een waren toetssteen , of er alleen een verdachten droes of de ivezenlijk kwade droes bestaat; want,is liet de eerste , dan zal door de yoortdnrende wer-kiiig daarvan , in 14 dagen tot 3 weken , de ziekelijke prikkelbaarheid en werkzaamheid ran het slijmvlies Tan den neus, door dozen kunstig verwekten tegenprikkel afj»elcid , de algemeene koorts met alle hare verschijnsels weggenomen , en zoo de gezondheid veelal hersteld worden , daar integendeel, wanneer de ziekte reeds in den wezen-lij ken kwadcn droes overgegaan is , aile ziekelijke toovallen , als het loopen van en of beide neusgaten , het opzwellen der klieren, de kleine zweien in den neus voortduren , terwijl al deze ziekte verscliijnsclen in het eerste geval , dienten-gevolge verdwijnen; weshalve men dit middel ook nog daar aanwenden moet , waar men over het aanwezen van de snot nog in twijfel is. (1)
2.) Het inwendig gebruik van het volgende mengsel.
Men neme nainelijk;
Poeder van geneverbezien, en
— — roode gentiaan wortel.
— — calinns ; van ieder een half pond.
— — bloem van zwavel , een pond.
— — spies glas , twee pond ,
onder een geinengd , hetwelk men voor het paard hetzij zoo lang het nog eet , in sterke portien , bij voordeeld van 2 tot 3 eetlepels vol, op elk voeder strooit, of in geval de eetlust verdwenen is , met conserf van jenever- of
(I) Doie handelwijze , om door eene sterke fontenel op de horst , als hfit ware te beproeven, met welke soort van ziekte men eigen-li)k te worsfelen hebbe , (daar beide kwalen dikwijls zoo mceijelijk van elknnder te ondersoheiden zijn) , is geheel op de ondervinding gegrond, en verdien t de grootste aandacht. Mij heeft zulks in eene knge en veeljarige praktijk , op die wijze, groote dienst be* wezen.
Aanmcrking van den Hoogduitschen Fsrtaler.
70
vlicrbezien of ook slechts met mcel en rraler lot ceu lik-kiug inaakt , en daarvan aan hot paarcl 3 tot 4 spatels vol, 's morgens , 's middays en 'saTonds op.de tong strijkt , en daar mede tot aan de herstelling , yooi tgaat. (1)
3.) Dampbaden van hooizaad , zoo als die hierboven reeds meermalen zijn opgegeven , cn welke strekkeu oin de ziekelijke prikkelbaarheid en ontstane clironisclie ontsie-king ia liet neus slijmvlies te vermindereu , en zoo de ziekelijke -wcrkzaamheid van lielzelve -»veg te nemen. Gelijk ook daar, vvaar liet vlies van den neus zeer bleek cn kleur-loos iiitziet , en zieh ook somtijds quot;vvel kleine ziveren op hetzelve vertoonen , liet hangen van eetzakken met fijne houtskool gevuld , aan den inond , zeer lieilzaaui ^verkt , want tervvijl bij de inademing eene meniyte van de kool-stof, mede in de kleinste cellen en holten der nens gelrok-ken wordt, verwekt zulks eene niemve prikkelinj] in het slijmvlies, die de chronische ontsteking vvegneemt. Wij« ders worden ook de kleine zweren daarniede even als be-jwederd , zniverder opgedi oogd , en door de werking der houtskool die zieh bij alle oside en kwaadaardige zweren , zoo buitengemeen heilzaam toont, de genezing en met dezelve, in het geheele slijmvlies , eene andere stemming , eene behoorlijke prikkelbaarheid voortgebragt.
4.) Bewijzen hier de berokingen van salpeterig zure dampen , die zieh bij de vermenging van salpeter en z tva-Telzmir onlwikkelen , eene bijzonder beilzame dienst.
Wen gaat daarbij o]) de volgende wijze te werk ; na d men eenige oncen gepulvriseerde salpeter in eenen aarden pot , kop of boi d enz. , gedaan heeft , giet men, het oin-roerende met een stnkje aardea tabakspijp , matig Terdimd zwavelzunr, op het ^elve , waarop zieh slerke salpeterig zure dampen omwikkelcn , die men in den neus van het paard trekken laat, terwijl men eene wollen deken over den kop en hals hangt, waaronder men de dampeude pot
(1) Ook het zaad van de waff-rfenkel en zevenlioom lot pocder, ^ebragt, en Lij andere, vooral antimoniaal mitldelen en zwavel }jeToegd , zijn door mij meernialen met voel nut in den »erdachten droes aangevvend.
71
of kop hoiult. Wordt het paard tloor de prikkeling der dampen tot hoesten aangezet , dan slaat men van tijd tot (ijd de deken open, ten einde het ivederom yersche luciit zoude kunnen sclieppen. Hoe menigyuldiger deze dampen aangewend kunnen worden , des te beter is het; ten minste moet Jiet twee- tot driemaal daags geschieden. Naauwe-lijks lieeft men dit middel eenige dagen gebezigd, of men vindt ook reeds liet vlics van den nens levendiger en roo-der , en de kleine zweren , welke soms voorlianden inog-ten wezen , indien niet reeds genezen , altlians op het punt van genezing. Tegelijkerlijd wordt duardooi de chronische onlstekingin het slijmvlies vveggenomen , en door dit vlng-tig prikkclende middel meer eene zuivere ontsteking van het slij mvlies te weeg gehragt ; zoo dat deze dampen mede tot de voornaine geneesmidilelen bij eenen verdachten en chronischen droes hehooren. (1)
5) De onderstaand inwrijviugen werken op de klieren onder de keel, zeer verdeelende , ofschoon in het algemeen de opzwelling dezer klieren, meer als een gevolg dan als eene oorzaak dezer ziekte te beschonwen is, en derhalre slechts in zoo verre nog oplettendheid verdient. als zij de kenteekens der ziekte bevestigt.
Hen neinc :
Kwikzalf met kamfer , 3 oncen.
Terpentijnolie en laurierolie , van elk 1 once.
Geest van hertshoorn , 1 lood , onder een gemengd , waarmede men 's morgens , 's mid-dagi en 's avonds de klieren goed inwrijft, en met dnb-bel toegerouwde wollen dekens omhangt en warm houdt [2).
(Ij Met de aanwending dezes middels , mean ik voorzigtigheid te mocti!u aanbevelen , aangezien de dampen door denelver prikkelend vermögen , soms tot een st'jrk krampachtig hoesten aanleidinjj kun« neu geven, en dus niet anders dan door een veearts dienen te vrorden in het woi-k gesteld. -R«
{'2) Het insmeren dezer verharde klieren onder de keel, met oen mengsel van 2 oncen vlugtig stneersel en 4 drachiuen Tinchtur inet Spaansche vliegen ; als ook de Jödium zalf t 2 of 3 malen daags, heelt irij meermalea goede diensten bewezen.
72
6,) Heeft liet loopen iu tie -weide , vooruamelijk in tie lente eeneu buiteugovoon iieilzameu invloed , en yerdient bij deze ougesteldlieid vooral aaubevolcn le worden ; want eensdeels werkt liet op do vcrbeteriiig der sappen in het alyemeen weldadig, en oefeut daaroin ook deszelfs heiJ-zauie invloed uit op liet plaatselijk lijden van het slijm-vlies ; en ten tweede wordt door het bukken ran het paard , het door het slijmdies afgescheide ziekelij ke slijm , het welk bij deszelfs lauger oponthoud aldaar , steeds eene meerdere ziekelijke en scherpo geaardlieid aanneemt, des te beter onllast.
Builendien yordert do genezing Tan deze ziekte , uit-gezocJit good en belioorlijk voeder, en uit dien Jioohie moet men ook bij het weiden, het dier nog met goed hard voeder ondeisteunen , zoo als ook lot herslelling \an deze kwaal eene zorgvnldige oppassing , eene doeliHatilt;»e KuivciiTig door schoonmaken (1), en eene gezonde gt;er-blijfplaats , Tolstrekt vcrcisclit worden.
5]et deze hier opgegevene behandeling koiide ik my ook beroemen , zeer dikwijls den kwaden droes geaezen te hebben , indien ik deze hier besclirevene ziekte , met die Oiigeneeslijke ziekte yerwisseld had.
Aanmerking van den Hnogduilsehen Verteiler.
Een zoogenaamde \erdachte droes en de wezenlijke snot of kwaden droes , zijn zeer naauw met elkander vermaag-schapt, en koinen in Terschillende ziekte Terschijnselen bijua geheel overeen ; van daar , dathunne onderscheiding
(1) Jammer nogfans, dat juist het l)ehoorlijke schoonlioudcn bij lieke paardnn in hot algcmeen, en alzoo ook bij deze ziekte ver-tuimd wordt, hoewel het bij alle en vooruamelijk bij deze, die harfn oorspronf; {jrootendeels aan eene lielemmerde hniduitvvase-ming te danken hüeft, niet alleen als een ziiivering». maar als zooilanig, ook als een geneesmiddel le beschouvven is, dat de zweetgaten opent, en zelfs reeds door den verwekten prikkel op de liuid , mede de uilwaseniing herstelt, waardoor de kwaal te eerder wederom wegfjcnompn wordt.
Aanmerkiny can den HooijdHtlschen f'ertaler.
73
^oor oneryarenen in de paurden-arlsenijkunst, allezins moeijelijk -vvordt; ja zelfs ervarene paarden-artsen vergis-sen zieh dikwijls eu Jioudeii — althans gednrende eenigen tijd, — de Avezenlijke suot slechts voor eenen Terdachlen droes , tenvijl zij aau den anderen kaut eenen verdachten droes voor de snot of kwaden dices aanzien; en inderdaad zijn ook in vele gevallen , de onderscheidene kenmerken moeijelijk uit te vinden , en behoort er eene buitengewone menigte vvaarnemingen over deze ziekle toe, welke da minste veeartsen gelegenheld hebben te doen ; waarom de vergissingen en dwalingen dienaangaande, niet zeldzaam zijn.
De bekwame praklicus ondertusschen, kent de ware kwaal, gewoonlijk op het eerste gezigt.
Deze ondervinding echter behoort mede tot datgene , wat men bij den ervaren paarden-arts praktische tact of routine noenit , woshalve zulks niet zoo zeer door mede-deelingen, dan veeleer alleen door eigene vraarneming geleerd kan worden.
Ook grenzen beide ziekten zoo digt aan elkander, en gaan zelfs bij na de een in de andere over , dat vvaar lie-« den slechts nog maar een verdachten droes aanvvezig was , morgen de wczenlijke snot of kwaden droes opgekomen kan zijn, weshalve men in dat opzigt ten niteiste behoed-- zaam en voorzigtig in zijn oordeel moet wezen, en om dei.wege slellig te beslissen , het zieke paard eenige dagen zeer naauvvkeurig ilient gade te slaan.
En daar mi de kwade droes zoo aanstekend is , en hetgeen men van den verdachten droes eveneens zal mögen aannemen , zoo vordert de voorzigligheid, dat men elk paard . dat over 4 tot 6 weken aau den droes lijdt, waarvan de ken-teekens met de hierboven opgegevene overeenkomen , da-delijk van de gezonden afscheidt eu eenigen tijd als hcl ware qnarantaine laat Iionden (w.tarover men veel leer-zaams uit mijne lange praktijk in de paarden-artscnij-knnde vindt , in het werk: » Der mililär und civil pferde-artzt in allen seinen dienstverliällnissen ; Leipzig bei Baumgartnerquot;). Een praktische regel , die niet streng genoeg opgevolgd kan worden en yolstrekt teu allereerstequot;, ir het werk gesleld moet worden,
4
74
Overilt;;ens oiiliioude ik mij , van alle verdere byroeg-sels dieaaangaaude , daar mijne bemerkingen en waarne-mingcn over do kennis en genezing dezer ziekte , reeds mcde boven vermeld zijn , en Teovijzo slechts nog naar de Duilsche werken over dit ondenverp , die in de vol-gende bestaan ; te vveten iu ;
Text's veterinärkunde.
Waldikger's theraple.
AbjiOiVs handhvch für pferde-ärtze , § Anß. Frankfurt.
Teskeckers erkenninis und kvr der gewöhnlichsten jcfeide-krankheiien , 2 u4iifl. 'J\ihinlt;jen,
ea ivat het bijzoudoro daarover belreft, naar:
Tesskcker's -»vcrk ; üher die jezt nvter der pferden hersschende bösartige druse , 2 ~dfl. Leipzig bei Midier.
Van de snot of kiuaden droes.
» Wie eene ntigeneeslijhe ziekte met alle mogeltjke » sekerheiri leert kennen, is even zoo geleerd » en bekwaam f ols die gene lt; icelke eene ge-»neeslijke ziekte heratelt.quot;
Deze tot heden ongeneeslyke ziekte der paarden , door welke zij in alle tijdperken des levens kunnen worden aangedaan , en welke men knadeu droes of snot noemt , bestaat In een algemeen slepend lijden van bet dierlijk ligcbaam , voornamelijk van het stelsel der watervaten , gepaard gaande met eene ziekelijke aandoening van het sliimvlies van den neus , alsmede der onder de kaak gelegene watervaatsklieren, waarvan het eersle gedurende
haar bcloop door chankerachtigo zweien irordt aangelast, ilic hetzelve, be^evens de kiaak- en andere beeudereu wegvreet , waarbij eenc smetstot wordt Toortgebragt, welke het vermögen bezit, orn dezelfde ziekte aan andere ge • zonde paarden mede te deelen. Hierbij oefent het plaat-selijk lijden van het slijmvlies van den neus op het alge-meen lijden des ligehaams en do algemeene aandoening van het stelsel der watervaten , op het plaatselijko hareu Tvederkeerigen invloed nit, en daar men tot heden niet in staat is (itnmers slechts in enkele bijzondere gevallen) , om de plaatselijke ziekelijke gesteldheid , of de algemeeno ziekelijke aandoening van het lijinphatieke stelsel weg te nemen en te herstellen , zoo zal men mijns bedunkens deze ziekte tot dus ver als ongeneeslijk mögen aanmer-ken (1).
Het kan derhalve hier niet van hare genezing, maar alleen van hare keuteekens , hare ontwikkeliug, hären loop, hare besmelting eaz. do rede zijn.
Wat de eerste aa-'igaat, koinen dczelven met de kentee-kons by eenen verdachten droes veel overeen , en z'y be-staan:
1.) In eene ontlasting nit beide of wat meestendeels hot geval is , slechts uit een der neusgaten , van eeu graainvachlig, somtijds groeiiacatig met gelo strepen en vlakken , liier en daar ook wel met eenig bloed vermengdo stof, die veeltijds , aan de buitensle randen der neusgaten , even als dikke boekbinders lijm , vastbakt , en den eenen tijd meer dan den anderen uitvlooit; ja deze stof kan zelfs , gedurende eenigen tijd , inzonderheid vvanneer het dier vveinig beweging geniet , geheel weg blijven, ge-lijk znlks niet zeldea hei gevai is, en zieh loch in het vervolg vvcderom vertoonen, en het vvei kelijke aanwezon van den kwaden drocs almede bevestigen.
U) In on» Vaderland beslaan ten aanzien tlejer ziekte dan ook zoodanige verordeningen , waarbij de werkelijk kwaaddroeamp;sige paarden , op hooger last worden afgemaakt, waarvoor alsdan een derrle gedeelte van de waarde de» dk-r», uit het fonds van den Landbouw , aan den eigenaar wordt te goed gedaan. R.
70
2.) In eene opzwelllug tier klieren ondcr tie keel , #9632;»velke zieh gewoonlijk , — hoezeer doch niet, gelijk men gelooft, allijd , -— aau tie binnenste oppeivlakte tier 011-tlerkaak , \erloonen , aan Avelken kant tie onllasling be-staat; zoo dat ivanneer het aan het paard nit iiet regte neusgat loopt, de gezwollene klier zieh ook aan dezelfde zijtle bevindt, eu gewoonlijk \ast aan het kakebeen zit , en zoo oingekeerd; terwijl wanneer het uitvloeisel aaa beide nensgaten plaats grijpt , jnen ook aan elken kant een gezwel vindt, dat zieh wel gewoonlijk , tloeh niet al-tijd , aan iedere zijde van het kakebeen vast hecht.
Dit kenleeken is noglans aan eene menigte afwijkingen onderhevig: zoo bij voorbeeltl , vindt men somtijtis bijna geheel geene of slechts eene zoer geringe opzwelling tier klieren onder tie keel, welke dan zcer bewegelijk zijn , en zicli geheel niet op de eene of andere zijtle tier kaak-tak vaslzellen
Even zoo nemen deze gezwollene klieren nn af dan toe in groollc Yooits is hettene eigendommelijkheid tlerklier-gezwellen onder de keel bij den kwaden tiroes, dat zij door geen middel zoo zeor onistoken knnnen woiden , dat zij in Yeretiering overgaan , en tbiar , waar men hen derhalve van zelveof door de knnst , een gezwel onder tie keel ziot Tonnen , kan men tiaarop rekenen , dat men met gcenen kwaden tiroes maar met eenen meer goeda.aidigcu tiroes te doen heeft.
Overigens moet ik bier bij nog aanmerken , dat : a.) I)o gezwollene klierknobbels in tie keel , alleen als gerolgen en niet als oorzaken van tlen kwaden dioes bc-schouwd moeten worden , en dat ik
ä ) Ondervonden heb , dat alle gezwollene klieren onder tie keel , inzonderheid daar waar zij zieh geheel vast nan tie eene of andere zijde der kinnebak, waar ook allijd tie vloeijiiig plaats vindt , gezet hadden , zoodra de werke-lijke kwade tiroes aanwezig was , eene kleine inkerving , of eene kleine verdieping , even als het overgeblevene likteeken eener wonde hadden , die zieh bij een naanwkeurig on--djrzoek , met de pnnt van den vinger gemakkelijk liet voelen; olschoon ik geenen ziektekundigen grond kan
77
opijevcu, waaruit eijjenlijk (lit veischijasel oulstaat, eu deze waarneininjj sleclits lot -verder onderzoek , aau andere paardeii-arlseu iiiededeeleti wilde.
3 ) In ciiankeiaciitige zwcreu op het sltjmvlies van dea iieus , die nu grooter dan kleiner zijn en welke eenen spck-achtigen jjrond en eeltachtijjen raud hebbeti, eu zicli als eene roosaciiliye onisleking verbi'eiden , uu liier dan daar ver-schijnen, waar zij verdwenen zijn, omnerkbate likteekens lerug laten , die spoedi-j lt;jeiicel weggaan, terwy 1 wederoai in de nubijlieid nienwe cbanlceraclitige zweien opkomen. Daarbij vindt men liet nensvlies dan geheel bleek , dan spoedig op nleuw tegennatimriijk rood , hier en daar met witte vlakken en streepen voorzien , ook bij tijden even als met naalden puuteii zwart geprikt.
Niet alt'yd echter vertoonen zieh deze cliankerachtige zweien , zoo dadelijk op de oppervlakte van het neusslijin-vlies , dat men dezelve in het neusgat zien kan ; dikwerf hebben zij hunnen zetel dieper in deu neus , en men wordt van lain aanwezen wijders niets gewaar , dan dat van lijd tot tijd, korsten , gelijk aan die bij chankeraclitige zweien , met de dunne stof uit het neusgat ontlast worden , waarop men bijzonder aclit slaan moet om de ware kennis vau derzelver aanwezen te krijgen , want slechts deze drie ken-teekenen te zamen , iiaaiely k : het vuile , uit een of beide ueusgaten , vloeijende vocht; de opzwelling der klieren onder de keel en de chaukerachtige zweien op het ueus-slymvlies , verschaffen het wezenlijke kenteeken van den kwaden droes , en by regterlyke uilspraken dienen vooral het eersle en iaatste kenmerk aanwezig te zijn , zal het paard als volkomen kwaaddroessig veiklaard worden. Intusscheu kan het dier allezins reeds in eenen hoogen graad aau deze ziekte lijdcn , zonder dat juist alle tie drie opgegeveno eigendomuielijke teekens voorhandeu zijn , want meertnaais houdt de outlasting mien dan op, vooornainelijk wanueer het paard weinig beweging heeft, en komt op andere tijden heviger terng , en zulks mede uit de volgende oorzaak :
Wanueer namely k tie vuile stof in eene der boezemeu van den kop , waarvau er zoo vele zijn , opgehoopt is , dan wordt men niet eerder wederoin iets van de outlasting gewaar , tot dat deze holten met de derwaards gezoukenft
78
Stoffe, tot overloopcns toe opgevuld zijn, waiinecr als dau de Tloeijing op nieuw begiut cn zelfs vermeeruei t , daarde-zelve door de nieuw bijjjekouieae iioeveellieid , als hot ware nogmccr \oedsel verkiegeu heeit. Zoo viudt inen ook , dat souilijds de gezwolleue klieren onder de keel bijnage-lieel verdwenen zijn , en sieclilsivedeiom ua eenigen tijd te-rug komen , dermale dat ik gt;ele geiieel kvvaaddroesige jjaar-den aaugelioffeu lieb, bij welke op liet oogenblik dat ik dezelveu onderzoclit, geeu andere teekens van de suotdau alleeii de chaukerachtigo zweren op bei neusslij uivlies aau-ivezig waren , (1) en zoo kuuuen ook wederoin deze out-breken of slccbls , voor ons oog Terborgen , in de bovensfe gedetllen Tan den neus aanwezig zijn , terwijl er eeue vloeijing en opzwelling der klieren plaats beeil.
De onderstaande verscbijnselen , bewijzeu de gioote voort-gangen van den kwaden droes; te welen :
a.) Bloedstrepen die met bet vuile vocbt uit den neus \loeijen , cn tot bewijs strekken , dal de stoffe groolere , of kleinere bloedvalen wegfjevrelen beeil.
h.) Opzwelling gt;an de neusbeenderen , daar waar zieh » in de diepte , de rerzamelplaals van het vuile vocbl bevindt ende beenderen bedorven zijn. Men bemerk I dit bet best, door zieb vlak voör bet paard te plaalsen , en de neusbeenderen naauvvkeurig 1e besebouwen , wanneer men dau aan die zijde waar de vloeijing is, eeue meerderc of mindere opzwelling van bet neusbeen viuden zal.
c.) Wanneer bij bet in- en uilademeu , een rogchelend , piepend geluid , in liet eeue neusgal plaals beeft , waar zieb de vloeijing alleen , of ten minste slerker dau bij bet andere verloont. Hei strekl ten bewijs, dat bier de been-
(1) Dit geval gebeu:t inderdaad niet zelden, dat nanipüjk bij wezenlijkkwaaildroessige paar.ldii , het uitvlocisel even zoo wH gedu-rende eonigen tijd gBheel ophoudt , als dat de gezwolleue klieren onder de keel , geheel iti het midden g -legen , bewegelijk en slech's aeer onbeduidend , hier en daar iisaar zoo groot als i ene erwt , gezwollen zijn, doch het neusulijuivlie» vol chankeiachtige zver-n ig eene omstandigheid , die bij iuder onderzo. k der paarden , zeer in acht genomen meet worden, wanneer inen nooit vergeten mag . hehalve na de klierknobhel» te voelen en naar het uitvloeisel te aieu , ook nog het neussliimvlies te ondeizoeken.
Aanmerking tan den lloogduitschen Verteiler,
79
deren bevorderen en wellijjl reeds liet middenschot van deu ileus weggevreten is , waarin de lacht opgevangen wordt ; hetgeeu dau het suorken eil liuiten le gt;veeg brengt.
d.) Wanneer de beenen en de buik zuchlig gezwollei» ziju , zoogenaamde walerpoolen onlslaau , de worm daarbij komt , kreupellieid , door deu worin voortgebragt (iu 200 \erre de klieren aan de beenen , Toomamelijk op de binueuste oppervlakte der achterbeenen , reeds in verzwe-riug overgegaau zijn) , te voorschijn komt, en eene vol-komen nitlereude koorts merkbaar wordt, in den loop van welke het dier Termagerd , en in eeneu korteren of langereu tijd , aan deu worm en de ontaardliig van alle sappen of aan de tering omkomt,
e.^ De klieren der oogleden scheiden een smerig, dik , geelachtig, aan etter gelijkend vocht af, waarmede dik-wijls , bijzouder yroeg 's morgens, de oogen geheel be-dekt en de oogleden zameu gekleefd zijn.
y.) Er ontstaat can hoesten met opgeyen van stof uit de long , (de zoogenaamde snot der longen bij de ouden) en er gaan geheele stukken van zulke stof door den neus en de keel, en vvat daarvan door ket dier opgeslokt wordt, met de drekstoffen af.
Eene bijzoudere eigenschap dezer ziekte is , dat de diereu , zoo lang het lijden nog plaatselijk is , en slechts bij het neusslij tuvlies meer beperkt blijft , soras geene blijken van een algemeen lijden geven, en daarentegen zeer goede eetlust hebbeu, dik, opgeruimd, sterk en zuiver glanzig van haar zijn , en belialve het loopsn der stof uil den neus en de overige eigenaardige teekenen dezer ziekte , 00k niet het geringste lijden toonen, tot dat eindelijk uit het raeer plaatselijk lijden 00k het alge-meene voorkoint, of de long mede aangedaan wordt , en de diereu aan eene hevige koorts , worm en uittering beginnen le lijden (1). Terwijl men integendeel bij den
(I) Vooral dan wanneer de liekte door besmetting op het slijmvlips van den neu« wordt voortgebragt, lal inen in dit geval mögen aannemen , dat di'zelvc in den beginne een me-r plaatselijk lijden uitmaakt, welko dan naderhand in eene aigeiueene lieke«
80
gewonen droes allijd eene geringere of slerkere koorls bemerkt , de eellust , kraclil en leveuiiigiieiii des diers meer of minder Terdwenen , en iiet haar stroef en glansloos is ; zoo dat -vvauucer een paard zonder koorls is en een dik , opgeruimd , glanzig irooikomcn iieel't, maar noglatis nit het eene nensgat of aau beiden , can graaawacUlig ,g;ioen met gele -vlakkeii eu strepen Tcnnengd, klcverig Yocht ohllast, zulks mode onder do teekens van den kwadeu droes behoort , waar het lijdeu meer plaalselijk en nog uiet zoo algemeen is (1).
Wat de oorzakea aangaat , die den kwaden droes of snot voortbrongen kuniieu , zijn het Toornamelijk zidke , die verzwakkend op de dierlijko bewerkluiging gt;vcrken , als: gebrek aau voeder , sleciit voeder, vooral siecht , nat binnen gebragt met Tcel stof vermengd hooi, slectite haver , aanhoudende yennoeijenissen , groot blocdverlies ; vvijders en vvel inzonderheid eene belelle huiduitwaseming , een onderdrukte gevvono droes , eene besmetting en voor-zeker ook nog andere , ons tot nog loe onbeketuie oor-zaken. In veldtogten , bij aanhoudende vennoeijenissen , minder of sleekier voeder , eu daar waar dc afscheiding lt;ler zieken van de gezonden niet zoo gemakkelijk ge schieden kan , of nit onkunde of bijzondere omstandig-heden niet geschiedt, vooral bij voerlieden, waar cen man, twee , dikwijls vier paarden , bij het slechtste voe-
Jijken toestand overgaat, uit hoofde van do onderlinge Letrelking wanriu alle ligchaamsdeelen , door mcdegevoeligheid , tot elk ander staan. R.
(1) Hierop is voornamelijk bij paarden arht to alaan , die dik-werf zeer spoedig, eene uitlozing van grocn- en geelachtig uit-ziend vocht, uit een of twee iieiis;;ati!n bckomen; wauneer zulk^ met kooits, een algemeen kwalijk lievinden, gebrek aan entlust, vermoeidlieid , stroef haar em. , beginf, en li(;t niet boven de 8 , 12 of 14 dagen duurt. dan is bij al het siecht nitzien van hi't entlaste vocht, de ziekte, — ten minste voornerst, — nog maar een gewone droes; terwijl integendenl , wauneer deze vloeijing , lender eenige koorts, en met alle levemligheid , krachten , eet-lust enz. aanvangt, en meer dan 14 dagi-n aanhoudt, het ont-staan van den kwaden droes zeer te vreezen is.
Aanmerking tan den Hoogduitschen Vertalet.
81
der en de groolste yermoeijenisseu , op te passen heel't , wordt de bedoelde ziekle tot eene lieerschende kwaal , die eene menigte paardea wegrukt.
Jlet stelsel der watervaten schijnt dan door deze oorza-ken, ziekelijk te worden aangedaan , waarbij de bevalle lijmpha zieh in eeaen ontaarden toestaud bevindt, die eeneu Toorldureuden ziekelijken prikkel op betzelve voort-brengt en oaderhoudt.
Wat de besmeltiag aangaat, is dezelve mede onder eeue der vooniarne oorzaken te raagschikken die dea kwadea droes voortbreagen, doch zij geschiedt slechts middellijk tea gevolge eener aanrakiag der zieke axet de gezoade dierea , door Zadels , tuigen , dekeas , toomen eaz. , die op saolterige paardea gelegen en spoedig daaraa Avederoai bij gezoade paarden gebruikt quot;worden; voorts door het reinigings- ea alle stalgereeilschap die mea bij de zieke dierea gebezigd lieeft, ea nu op gelijke wijze bij de ge-zoaden gebruikt , zeifs door middel vaa den slal , den dissel enz,, waaria saotterige paarden stoadea of aaa welken zij liepea, kaa de kwade droes verbreid wordea , zoodat mea aiet voorzigtig geaoeg voor het schooninaken vaa al bei geaielde zorgea kaa , alvorens men zulks voor andere paardea gebraikt,
Het is ecliter in geeae deele aoodig , dat mea al deze Toorwerpea geiiecl yeraielt en yeraietigt, gelijk zoo velea tea oaregte meeaea. Zoodra slechts, bij Toorbeeld, al het lederwerk dikwijls regt goed , met eeae scherpe loog en zeep gereinigd is, (men doet het beste , waaaeer area hetzelve eeaige dagea in eeae zeeploog laat liggen , en dan wederoai met traan of luaaenvet iasmeert) , mea de wollea slaldekea ia dea volmolea geeft , het ijzerwerk , zoo als de stijgbeagels , de treasen, staagen, halster-borst- ea disselkettiag gloeijend maakt , ea daa alles eeaige dagea in de lacht hangt , heeft men geeae be-smetliag meer te Ti eezea ; het gift -wordt dan deels door de loog , deels door het blootsteilen aan de lacht veraa-derd , en verliest deszelfs besmettead vermogea. Bij -dezo maatregelen kan men slechts nog de voorzorg yoegea, ran het zadel ea halstuig, met nieuwe kasseas te laten
82
Toorzien, en iu alle gerallen, de gereedschappen toof het schoonuiaken te Temietlgea. Evemnin is het noodig de kribben, ruifeu, plauken en palen van den stal, vaarin het snotteiige paard gestaan lieeft, weg te nemen , don dissel vvaaraan liet geloopeu iieeft te yernieuwen, enz. , maar wauneer slechts de gelieele stal, de kribben , ruifeu, palen, enz., ouderscheidene malen met lieete loog afgewassclien, de stal eenen tijd lang gelucbt en gewit is geworden , dan belioeft men aan geeue besrnet-ting te denken , die alleeu dan plaats vindt , wanneer de opslorpende vateu der opnerliuid en van hot neusslijm-vlies , Lij een gezoud paard de smelstof opnemen , welke körten tijd to voien , eu zonder dat zij duor de working der luclit, de zuivering der loog enz. , eene scheikniidige verandering eu wijziging onderging, bij de zieke paardeii door de working der ziekte voortgebragt werd (I).
Yan daar ook dat alleen de onmiddellijke aanraking der zieke dieren zelven , of slechts al dat gene besmet, wat (ioor de uitvloeijeude stof uit den nens of andere Tocbten Terontreinigd is , en zonder vordere zuivering op nieuw bij andere gebruikt wurdt , waardoor de stof door bet beruiken en snuffelen als op bet neusvlies wordt ingeent. Minder aanstekend zoude het speeksel en de snot der zieke dieren zijn , wauneer dit door audere paarden wordt ingeslokt, die uit de krip eten of uit de em mors drinken, waarin de zielten bet hebben laten vallen , en bet uu door de gezouden met bet voedsel genuttigd wordt. Hier zoude door do spijsverteriug eene scheikundige verandering van de smetstof worden voortgebragt welke haar bet besmettend vermögen zoude ontnemeu. Anders moest ook deze ziekte doer de besmetling nog oueindig meer terbreid worden, daar immers het geval dikwijls voor-komt, dat gezonde paarden in de her bergen , dadelijk wederom uit de krib eten en uit den emmer drinken , waaruit kort te voren snotterige paarden gegcten en ge-dronken hebben ; intusschen kan de besmetting dan wel
(I) Beter en voorügtiger ia het om hot houtwerk af te schurea of te vernieuwen,
83
in zoo yerro geschieden , als bij voorbeeld, de in dekiib liggende suot, bÜ iiet eten dei- gezoude paarden , door de opslorpende Taten der Uppen en keel opgeslorpt, en zoo ontniddellijk in de Tochlen overgebragt -»vordt; en ook daarbij liebben nogtans de genomene proeven bewezen , dat wezenlijke snot , die door een kwaaddroessig paard uitgeworpen werd , en eerst dan aan een gezond paard door de kunst ingeent -vrordt, na dat dezelve reedseenige dagen aan de luclit blootgcsteld was , en eenesclieiknudige ontleding en rerandering onderging , niet aanstekende is. Gelijk ook de oppasser , die een kwaaddroessig en gezond paard te plegen heeft , iiet laatste slechts dan besmet , wanneer bij zicb met snot of andere Tocliten bemorst, en bet dan wederom op het gezonde overbreiigt. Zoodra bij zicb echter na de oppassing Tan het ziekepaard, behoor-lijk reinigt en met de gereedschappen voor het sciioonma-ken, de noodige Toorzigtigheid in aclit neemt , dezelve niet van het eene op het andere gebruikt, dan heeft inen niet zoo veel van het aansteken te vreezcn , daar deze hier , geene smctstof gelijk de runderpest is, door de lucbt, de kleederen enz. , zonder onnüddeliijke aanraking , ?ooi tge-plant wordt.
Even zeker als nogtans de besmetting van de snot is , zoodra eene onmiddellijke aanraking der gezonde paarden met de zieke, plaals vindt , of ook zoo als reeds gezegd is, de tuigen, Zadels, dekeas, toomen, enz.. van het zieke paard op het gezonde gelegd worden, bestaan er ook allezins enkele gevallen , waar niettegenstaande dit alles , de kwade droes toch niet op het gezonde paard , dat somtijds wel maanden laug b'j het zieke gestaan en naast betzelve geloopen heeft , overgebragt wordt; ofscliooti deze Terschij 11 seien trouwens slechts als bijzondere ahvij-kingen van den regel te beschonwen zijn , die in zekere ons nog onbekende oomaken , gelegen kunnen wezen. (1).
(1) M™ zal hirer eenveudig moeten aannemea dat loodnni^ pa^rd geene voorbeschiktheid tot den kwaien droes bezit, zoo al« dit met andere besinettelijke ziekten eveneens het geval is, daar zonder eene voorbeschikkende oorzaak of aanleg tot de ziekte , de werking der gm Istof geeu invloed , ter voortbronging vand -zelfde ziekte , uitgeoefend, R,
84
Op andere diercn als het rundyec, hecft de snot yeeiieii nadeeligen invloed , en een kwaaddroessigpaard , kau dus , zoo lang bet in dien toestand yerkeert, uaast eenen os ge-bruikt quot;»vorden , zouder dat de laatste de minste ongesteld-lieid toont. De onderyindiug heeft echter geleerd , dat yerscli van het paard genomene snot welke uit de neus vloeit, bij menschen en dieren , in yyonden , opene zweeren enz, , gebragt, zeer kwaadaardige gebreken , ja het koud vuur, kan yeroorzaken ; yveshalye men zieh ook bij de onlleding yan zulke paardeu , zeer in acht nemen moet , cm zieh daarbij niet met het mes te bezceren , of het on-derzoek te ondernemen , terwijl men wouden aan de banden heeft , die niet bedekt zijn ; hetwelk des te ej ger is naarmate dat de kwade droes een meer kyyaadaardig karakter bezit, iraarbij het lijden niet alleen plaatselijk maar ook algemeen geworden is , de yvorm (Tarc/n) er mede gepaard gaat , cn het dier in eenen kyyaadsappigen en rotachtigen toestand is yeryallen (1).
De loop yan den kwaden droes is niet bij alle paarden gelijk ; somtijds gaat dezelve zeer langzaain , en dan is zij nog meer plaatselijk bij het slijmylies bepaald , het paard is levendig, stork , glanzig yan haar , eet zeer goed , en kan by alle drie eiyenaardige kenteekens yan dc snot, die hierboyen beschreven zijn , nog jaren lang leyen , tot eindelijkhet algemeene lijden de oyerhahd neemt , het dier ook nog yvorm- of teringachtig yvordt on dan aan deze ziekta sterft; somtijds,—en zulks tronyvens , in alle die geval-len , waar het lijden yan het paard dadelijk in den beginne meer algemeen dan plaatselijk yyas , — yvanneer de dieren boyendien zeer zwak zijn , yele yennoeijenissen en bloedverliezen ondergaan , en weing en siecht yoeder ge-kregen hebben , loopt ook deze ziekte yyedorom zeer snel af, en de worm , eeno heyige koorts en nittering yerschij-
(1) Men tan hier over nazien de waarnemingen, over de besmet-telijkheid van den kwaden droes voor den mensch , medegedeeld door den Hoogloeraar 7?r. Ai. Numah , in bet veeartöenijkundig raa-gazijn t 2e deel, 2e stuk t bladz. 287 en yerv.
85
nen reeds in de ecrste rtiaund der ziekte , en eimligen met den dood. Voornamelij k is dit liet geral bij paarden, die reeds rroeger aau chrouische ziekten der longen geledeu hebben , of bij welke iu de kwabben der longen , ver-hardingea , zaineugroeijiagcn met liet borstvlies , geweest eijn, en waar dus , door deze prikkeliug en ziekelijke ge-sleldheid , do longen ook lie t sterkst worden aangedaan , en eeue kwaaddroessige longontstekiug wordt voorlgebragt. Ook in die gevallen , waar een zeer kwaadaardige verdachte droes , die zelf reeds half als eeaen kwaden droes kon besclioawd worden , Toorafging, en yan welken men niet naauwkeurig welen kati , lioc lang dezelve reeds duurde , neeint sointijds de droes eenen zecr Snellen loop ; maar in mike gevallen , waar zij zicli zonder ecnige voorafgaande xiekte , als bet ware uit zicli zelve , uit andere nadeeligo invloeden , ontwikkelt, waar de paarden eeu goed voeder daarbij bekomen , nog goed eefen , slerk en vrolijk zijn , en de kwaal meer plaalselijk in bet slijmvlies , dan alge-meen door de watervaten verspreid is , verloopt deze ziekte sleclits langzaam , en er kunnen maanden , ja jaren voor-bijgaan , eer bet dier aan den kwaden droes , aan den worm , de teiing enz. umkomt (1). Zoo veel is intusscbea reker , dat boe sneller de kwade droes verloopt, des to h^viger zij is, en des te meer dezelve spoedig tot een al-gemeen bederf der sappen ovcrbelt.
De kwadc droes möge overigens een langer of korter Terloop bebben, zij eindigt slceds met den worm , de
(1) Ik heb dikvrijls bij gescbillen in den paardenhandel , moeten bcslissen , binnen welken tijd w;! een paard den kwaden droes kau bekomen, en heb dan aUijd het gevoelea geuit, dat lulks binnen weinige dagen geschieden kon , daar mij zoo vele ervaringen gelcerd hebben, dat de kwade droes. dikwerl zieh zonder eenige voorafgaande ziekte, in weinige dagen ontwikkeleu kan , hetwelk voor-namelijk na eene besmetting het geval is, of er kan een zeergoed-aardige droes voorafgegaao zijn , die echter door eeue onderdrnkte huiduitwaseming of gestoorde crisis gestremd , zeer snelin den kwaden droes overgegaan is, zoo dat een hedeo nog heel gezond of slechts aan eenen zeer goeden en onbeduidenden droes lijdend paard, binnen acht dagen volkomen kwaaddroessig knn *ijn, Aamnerhing van den Hoogduilschen Vertalcr,
86
tering , de uiltereade koorls , aan welke kwalen kol paard dau sterft.
Be worm grenst zeer na aan den kwaden droes, en is nit zijuen geheeleu aard met dezelye vermaagschapt , cn men kan meest al daarop rekeuen , dat elk kwaad droessig paard , yroeger of later , ook wormaclilig , en elk wormachtig paard ook kwaad droessig wordt.
Dat gene wat de oude loiigensuot noemden , is niet zoo *eer ecu ander karakter dezor ziekte dan yeeleer een andere Torm , daar bij de zoogenaamde longensoot, de longen als dan door eene kwaaddroessige longonlsleking ziju aangedaan helwelk altijd eenen gevaarlijken toestand aandnidt.
Gewoonlijk gaat bier een cbroniscb lijden der long vooraf , als bet zamengrocijen met bet boistvlies en ver-hardingen in de long. Bij deze omstandiglieden , neemt de ziekte snel toe en eindigt al spoedig in den dood.
Bij de ontleding van kwaad droessige paarden , vindt mcu Let neus slijmvlies oj) ondersclieideiie plaatsen met cbaiikeracbtige zweien bedekt , bei middenscbot in den ueus aangesloken cn ook wel gebeel doorgevreten, de lioornvonuige beenderen mcer of minder vertcerd , bet zeefbeeu benevens de neus beenderen op verscbillende plaatsen , aangedaan en de ueus- en voorboofds boezein met eene stinkende stof gevuld. Tegelijk vindt men dat ook de long cn de lucbtzakken mcer of min geledea Uebberi, want de eersto is in den minderen graad der ziekte , aan bare oppervlaktc, dikwijlsooktotinbet binnen» ste Tan hare zelfstandigbeid , met kleine TCibardingen bedekt, nit welke bij derzelver doorsnijdiug ecu droppel etter -vloeit. Somtijds is do gebeele long of allcen een harer kwabben tegen natuurlijk gezwollen, kieurloos, door verzwering aangedaan, en aan de oppervlaktc met gestolte lijmpba overdekl. Bij eenen boogcrcn graad del aiekte , vindt men gauscbe vcrzamelingen van etter in do long , gelijk men dezelven vroeger ook in de voor-hoofds-en neusbolten aantrof, de lucbtzakken zijn soms met etter en blocdig scberp vocbt gevuld , en gebeele ge-deellea der longen zija ontaard en Terteerd. De inge-
87
wanden van den buik z?jn gewoonlijk gezond , enslechts de lever wijkt (in die gevallen , -waarin de long veel geleden Leelt) , meer ol minder van den gezonden toe-stand af.
Ontvvikkelt zieh, de kwade droes zonder yoorafgegane gewone droes , en wordt dezelve dus uit andere oorzaken of door eene besmetling , voortgebragt, dan is de koorts , welke deze ont-vvikkeling voorafgaat, en liaar in derzel-ver loop vei gezeld, weinig of geheel niet merkbaar , en bet plaalselijk lijden van üet snolvlies , wordt zonder een algemeen lijden van bet dierlijk ligchaam al beviger. Zoodra echter bieruit bet algemeen lijden sterker en ineer heerschend wordt, dan ontstaat eerst eeue merkbare koorts, en dit is bet tijdstip , waarop de paarden , bij den kwaden droes , bet olen nalaten , het Jiaar stroef wordt , en zieh ook gewoonlijk reeds wormbuilen , of outlasting van etter uit de loug , vertooneu , in den loop waarvan, de ziekte zeer spoedig toeneemt , kwaadaardig wordt, en inet eene volledige teriug en ontaarding van alle sap-pen eindigt.
Do kvvade droes kan. den paarden in alle tijdperken van het leven overkomen; echter schijnt bet ligchaam in eenen nog jeugdigen ofboogen onderdom , bet incest daar-voor vatbaar te zijn. Uij kwaad droessige merrien beefl men d;idelij k bij de geboorte wedeiom kwaad droessige veulens zien voortkomen , boewel zjj mede somtijds, zeer gezonde veulens vooiibx'agten , die ook , wanneer men hen dadelijk van de moeder verwijderde , niet kwaad droessig werden. Kwaad droessige hengsten telen , over het algemeen genomen , geene kwaad droessige veulens , zoodra de moeder niet ook besinet was en aan deze ziekte leed.
Aan eene gunstige voorzegging en geuezing kan bij den kwaden droes nimmer gedacht worden , en alhoewel sommige meenen een kwaaddroessig paard genezen te heb-ben , hadden zij (ofschoon zeer enkelde voorbeelden van genezing bestaan) denkelijk maar met eenen verdachten droes te doen , welke onder gunstig medewerkende om-standigheden , somtijds voor bersteUing vatbaar is. De geneeswijze voor deu kwadea droes is daarom des te
88
mocijelijker eu ouzekerder, omdat men 1°) mcestal in iiet onzckere verkeerl »f de ziekte nog slechts een meer plaat-selijk lijden uitmaakt , dan of reeds het algemeene lig-chaamsgestel, eu in welken trap ziekelijk is aangedaan en wauneer zieh ten 2°) de ziekte reeds duidelijk door genoegzaam kenmerkende Terscliijnselen openbaart , dan is men tot heden toe nipt in slaat (alllians zeker slechts enkel en hoogst zeidzaine gevallen , onder zeer gunstige omslandiglieden) om den Toortgang des kwaads door ge-neesniiddelen te sluilen , terwijl men daarenboven in de 3°) plaats nocli doplaatselijke aandoeuing ran hetslijmvlies van den neiis kan Avegnemen , nocli den ziekelijken toe-stand ivaarin het kraakbeenig middeiischot van den nens en de beenplaten der boezeiueu en sponsbeenderen deelen , door gescliikle middelen kan veibeleren. Het trepaneren in de boezemen , ten einde de opgehoople stof uit deze iiolligheden to onllasleu , en middelen te kunnen aan-brenlt;jen , is reeds meermaien , doch zonder gewenschten uitslag beproefd geworden , terwijl het moeijelijk is de juiste plaals te treffen: daar men niet kan welen in welke der boezemen do meesle stof is opgelioopt welke de plaatselijke aandoening ondcihondt. Of nu echter om alle deze redeneu de genezing van den kwaden droes altijd eeae onvervulde wenscli zal blijvcn , is moeijcJijTv te beslissen , want welligt is het niet onwaarschijnlijk , dat nog te eeniger tijd eeiie meer gelukkige geneeswijze zal geyonden worden oiu deze gedachte ziekte te herstellen.
Bij deze ziekte is, tot heden toe, even als bij de rnnderpest, slechts in het dooden dor zieke dieren , het meesle heil te zoeken, ten einde althans de vordere uir,-breiding door besmettiug , voor te koinen. Het is nog-tans zeer raadzaatn niet te voorbarig tot het dooden over te gaan , en do eigenaardige kentoekens van den kwaden droes af te wachten, daar reeds vole paardon voor kwaad droossig gehoudon en zelfs gedood zijn , die aan eenen verdachten droes leden.
Men behoort echter zorg te dragen , om alle deze verdachte paarden van de gezouden te scheiden, en langen
89
tijd quaranta I lie le doen lioiulen , lot dat inen zieh over-tuigd heeft , dat de kwadc droes werkelijk beslaat, wan-neer dan het dooden yan het dier , uiet mag uitgesteld wordeu.
Slechts in do Tcldtoglen , kan en mag men het dood-maken niet eens zoo laug Yeischuiven , om dat zieh daar geene strenge afscheitling der ziehen van de gezonden laat bewerkstelligen , de dieren niet genoeg gade geslagen kunneii worden , geeue gelegenheid tot quarantaine is , en door deze ziekte , de besmettiug zoo iigt vei breid kan #9632;»vorden (l).
Thans dien ik nog te gewagen van de behandeling van zoodanige paarden, die langer of korter tijd , met ecu aan den kvvaden drocs lijdend paard, in eene onmiddel-lijke aanrakiug geweest zijn, naast lielzelve stonden of gingen , of deszelfs zadel, tuig , enz, droegen , en hetzij nog in het geheel geen spoor van ziehte toonen , of reeds ineer of min den droes gekregen hebben.
Bij dezen wordt vöör alles evenzeer ecne afscheiding van de gezonden , en het houden eener quarantaine noodzake-lijk ; gedurende welken tijd , men dezelven naaawkeurig gade slaan , en dagelijks wegens de kenteekens van den kwaden droes onderzoeken moet, terwijl men hun te ge-lijkcr tijd , ook eene dragt aau de borst zet, die men 4 tot 6 vveken , in etteriug houdt, hun het poeder geeft dat bij de genezing van den verdachten droes voorgeschreven is, en hen, naar de omstandigheden, in alles zoo behandelt , als aldaar is aangewezen.
^anmerking van den Roogduit sehen Per laier,
Ten einde deze reeds zeer uitvoerige verhandeling over den kwaden droes, niet door mijne aanmerkingen te ver-
(I) Over het verdere betrekk^lijk dezn eeer naar waarheid op» 5e{;?vene grondstellinjen , verwijs ik voornamL'lijk. op naijn werk: » Der militär und civil Pferde-arlst in allc.n seinen dienst-verhült» » nissen , Leipzig bei Bann-.gärtncr.''
Aanmerking tan den Uoogduilschen Fertaler.
90
grooten , yooral daar al hel wezeuly ke daarorer , door den sclirijrer fjezegd is, zal ik omlrent dit oaderwerp sleckts nog de Dailsclie werken aauwyzea , die behalve de reeds dikwerf Tennelde sclirifteu van Veit , Waldijsger , an-mom , Tesseckeb, ook nog in het zeer belangrij ke vertoog van den Hof-paarden-arts Tscheclis , über den rots der Pferde, Carlsruhe , bestaau, en onlcgensprekelijk , de gewigligste , uitvoeiiystc en Avetcusciiapperijkslo zijn , die wy over dil onderwerp aau te vvijzen iicbben.
Tevenszijn mijne bescliouwingen en ervaringen over den kwadcn droes der paarden , die ik in in'yne dienslbetrek-king en in den loop van zoo vele jareu als opper-paar-den-arts inedegeinaakte veldtoglen , zoo menigvuldig , van alle kanten, en met alle afwijkingen van den regel , in alle voroien en karakters , lieb moelen leeren kennen , op de jjers ; in welk werk , voornamelijk ook de vraag beantwoord vvordt , of de kwade droes al dan niel verborgen kan geliouden worden , waarop ik den lezer van dil geschrift , opmerkzaaui wilde maken.
XV. H 0 0 F D S T U K.
fan den worm , ook htiidworm genaamd. {Tarein.)
» De worm en de kwade droes zijn hinderen ran v eenen vwler, en gevolgen van een ziekelijk wa-» tervaalyestcl^,,
De worm is even als de kwade droes , eeae ziekte van de watcrvaten, die zieh door de volgende teökenen te kennen gceft: Pgt; ontstaan, nainelijk , dikwijls zonder eene voorafgaande merkbare koorts , builen en nitwassen aan verschillende deelen des ligcliaams , en zulks in dea loop der takken van de watervaten en derzeiver klieren.
Het incest en liet eerst komen dezelve gewoonlijk aan
91
de binneuslo opperylakte der ackleipooteu voor , eu wel zoo , dat meu, ivauneer men inet de yinjers laugs deze oppervlakte van den uijer of den koker al' tot aan iiet ge-wriclit aldaalt, eu dezelven sterk drukt, dikwerf slechts kleine , als eeiie erwl groote knobbeltjes oiquot; builen , gewaar word t die onder de viugers lieeu en weder schuiven , en bij welker sterkere drukking , het paard pijn toont te hebben Ook koinen dergelijke of nog iets groolere knob-bels of builen gt;an deze soorl aan den hals, onder de ma-nen , zoo als mede op de ribben en flanken le voorscliijn , welke zieh gelijk een paternoster , of als knoopen in cen touvv gelegd , verlooneu , eu bij welker slerke drukking , de paardeu blijken van pijn geven. Menigmaal komen deze builen ook liet eerst aan de lippen , en men houdt dezelve dau in den beginne en zonder een meer naauw-kenrig onderzoek , voor eene uitwendige beleediging , door eene kneuzing of verwonding aau de krib enz. , to weeg gebragt.
Bij paarden , die gedurende de ontwikkeling dezer ziek-te , veel gereden worden of die alsdanzwaar trekken moe-ten , outstaan zoodanige builen yeeltijds ouder bet Zadel en bet halstuig , en loopen dan niet zelden te zaniea , zoo dat zij geheel züchtig gezwollene oppervlaklen Toruien , die alle uit opgezwollene klieren bestaan. Dikwijlsliggeu zij slechts oppervlakkig onder de huid, eu menigtuaal dieper, dermate dat dezelve in hut binneuslo der spieren indringen en zieh vooinamely k binueu liare tussclieuruim-te plaatseu.
In bet begin zijn zij hard en men voelt geene voclitgol • viug iu dezelven , maar in het vervolg worden zij zacht en de pijn neemt bij hare aaurakiug toe , terwiji men zeer duidelijk voelt , dat in dezelve eene vloeibare stof opgehoopt is. Er outstaat alsdau sleeds uieerdere builen , terwiji hier en daar wederoin sommige veidgt;vynen , doch op eene andere plaats , nogmaals te voorschiju tredeu , eu teu laatsle krenpelheid der achterpooteu daaruit voort-spruit; want bij de beweging , drukken de spieren en peezeu op dezelven , en daar zij dau iu eenen hoogeren graad , reeds wezenlijk in de diepte zweien, 200 verwekt
02
ralks piju en cene meertlcre of luiiidere kroupelheid. Te-#9632;veiis komt dan eeuo uiltcretide koorts duarbij , eroutslaut cene oallasting uit ecu of beide iieuslt;]:iteii, ea tie kwa-tle droes vereenigt zick mel deu worm ; beide ziektea laakea daa als hot ware ee/ie uit, eil dooJeu iiüt dier ouder een volkoine/i bedeif ea oalaaidiny vau liet sleisel der walervaleu zeer spoedig.
De aüoop dezer ziekle , gt;»'()i(ll ook nog door jjczwolleiie beeueu , volkoiueno waterpooteu , opzwelliiij vau deu ko-ker , deu uijer eu tleu buik , voorafyeyaau. De klieren van de oogledeu , sciieideu een taai, dik , kieverlg , yeel vociit af, dat de oayeu bedekt en de oogledeu aau elkander doet kleveu , hel iiaar vvordt stroef, de dierea Terliezen den eellast, het slijiuvlies vau den neus en de keel is bleek , do algemeene verzwakking ueemt dagelijks toe , er oulstaau ook we I buikloopeu met kolijk , de pis verdeelt zioli in dradeu , en eene rotkoorts neemt bij de vordeiing der ziekte eu iiaren overgang tot den kwaden droes zeer spoedig de overiiaud , eu doet het dier ouikomen.
Bij andere paardeu , — en vvel voornamelijk bij de zoodanigen , welke reeds voör bet ontstaan van den worm , aan ciirouisclie lougziekteu , als zamengroeijingen der lougen met bet borstvlies , aan verbardingen in dezelve ledeu — vvordt grootendeels do long zickelyk aaugedaan , eu er outslaan bier dezelfde kuobbels als onder de op-perbuid , die eenen kwaden etler voortbxengen , giootere verwoestiugen verooizaken , verzvveringen in de lougen Tonnen , van waar bet kwaad spoedig verbreid wordt, eu met kwaaddroessige longoiilstekiug eindigt.
Paarden die op deze vvijze aau den worm lijdeu , hoesten dik wijls en ontlasleu uit den neus en de keel eene stinkende stof , en lietgeeu zij daarvau uaar benetlen slokkeu , gaat met de drekstoffen af.
Opeut men de kuobbels , wauueer dezelve behoorlijk rijp zijn , dan vloeil daaruit een geel ziltig vociit , eene soort van etler , ue randeu der woml worden veriieveu , even als bij boosaardige zweien , zien kleurloos , saierig en slijinerig uit, eu vertooueu in plaals van eeueu goe-den elter, slecbts eeuo ziekelijko stof en eene duune bloedige elter.
93
De onlsleking bepaalt zieh niet tot cleze bnilen , heeft niet zoo als bij alle zuivere onlslekingen, eeneu liarden omtrek , maar is gelijk bij eeue roosaclitige outsteking , nitgebreid en zuclitig gezwollen,
Wordt bet openeu uitgesteld, dan breken de opper-vlakkige wormbuileu van zelve open , breiigen een graauw Toclit vooj t, de randen vau de wond worden verheyen , bebben een bleek en kleurloos yoorkomen , zij n gezwol-len , zonder esne zuivere ontsteking, en gelijken naar boosaardige zweien.
Wat de oorzaken van den worm aangaat , komen de-zelven geheol inet die van den kwaden droes overeen; en bestaau iü : sleclit en bedorven voeder , groote vermoei-jenissen , gebrek aan voeder, groot bloedverlies, en iioofdzakelijk ook , — inzonderheid wanneer de evenge-inelde omslandigheden vooraf gingen , — in belelle buid-uitwaseining , onderdrukle droes en besinetting , die hier even als bij den kwaden droes, iiamelijk door eene on-iniddellijke aanraking der dieren , liet bij zieke paarden gebruikt luig , dekeus onz. , dat men te gelijk ook op de gozonde dieren legt , bet bij elkander plaatsen en spannen van beide enz outstaat, en welligt in nog andere onbekende oorzaken.
De loop van den worm heeft, even als de kwade droes, geen bepaalden tijd , en dnnrt dan langer, dan korter, doch zelden zoo lang als deze, die jaren lang dnren kan en waarbij het paard, wat deszeifs eetlnst , krachten, en overige gesteldheid betreft, schijnbaar ge-zond kan zijn, daar de worm hoogstens een vierendeel tot een half jaar dunrl , dan in den kwaden droes over-gaat , tering verwekt en het iiier doodt. Eij de waar-nemingen die ik deswege deed , vond ik steeds , dat alle paarden, welke inet een aan den worm iijdend paard, in ecne naanwe aanraking kwamen , of deszeifs Zadel en tnig droegen , telkens wederotn wormig of ook wel dade-
(») Over hi-t atgemepn vcrondfirsteltl de worm een nicer a!ge» meen bedarf in hei stelsel der watervaten , dan sotns bij den kwaden droes het geval is terwijl men deielve even als laatst f;enoemde piekte vöor besmcttoiijk moet houden. R.
94
lijk den kwatlen droes kregcu , en laier eerst in dea vronn Tervielen. Over het algeineen gaan beide ziekten de eene in de andere over, zoodat een kwaatldroessig paard ten laalsto ook wormiy , en een worinig kwaad droessig wordt.
De Yoorzegging kan bij den -»rorm , niet anders dan ongnnstig zijn, allioewel dezclve ineermalen dan do kwade droes te herstellen is, vooral; wanneer:
1.) Nog geene de minste sporen yan eenen opkomenden kwaden droes Toorhanden zijn , zelfs zicli ook niet eens gezirollen klieren in de keel Tcrtoonen , die anders bui-tendien , zekero voorboden ran den kwaden droes zijn.
2.) Het dier nog kraclilen iieeft en vrolijk is, nog goed eet , zieh ook geene sluipendo koorts rerloont, de longen nog niet van do kvvaal aangelast schijnente zijn, het dier ook buiten dat aan geene andere ziekte , als aan de schürft, de leverzieklo enz. lijdt , niet to jong of to ond of in hot algeineen zwak is , wanneer wijders de worm-knobbels slechts zeer oppervlakkig liggen , niet talrij k *ijn, en het kwaad dadelijk bij deszelfs onlstaan gekend , en doehnalige uiiddclen daarlcgen gebruikt worden , en eindelijk , wanneer hot dier , gedurende de genezing , de noodige rust geniclen kan , good voeder , zoo wel als in het algemeen , eene zorgvuldige oppassing krijgt, en in eenen warmen stal igt;laat . daai bij echter ook tegelijk in de versehe lucht kouit. Oak bevordert het saizoen , iiet baden van het dier, het loopeo. in de weide enz. , de herstelling in het bijzoiuler , en zicken van dien aard , die wij , oiider deze omslandigheden , in de lento en den zomer, 1e behande!eii In bben, genczen beter dan diege-nen , welke wii bij het gcbrek van dit alles, gedurene'e den winter be hand el on
Bij paarden , waar aile deze onistandigiieden , niet plants rinden , waar zieh reeds tegelijk do kwade droes open-baart, zuchtigc zvvellingen , walcrpooten , eene outlasting van elter uit de longen , koiijkachtige ])!iikloopeu enz. ontslaan , even als in die gevallen , waar de dieren wegens diepe in ettering oveigegane wormknobbels, op weiko de pezen en spieren drukken , ki cupel worden , kan geene
95
genezin« plaals hebben , ea de paardeu slerven in längeren of korleren tijd , aan den kwaden droes , de leering en aan eene geheele ontaarding der voclilen. Weshalve men ook gedurende de geneeskundige bebandeling, hoofd-zakelij k iiierop behoort aclit te slaan : a.) Of de dieren nog goed eten.
6\) Of zieh geene klieren en zwelling daarTan onder de keel vertoonen.
c.) öf geene ontlasling Tan stof uit de long yolgt. d ) Cf niet de schärft, sleclite spijsvertering , buikloo-pen , züchtige gezwellen , of mokpooten enz. ontstaan , en c.) Of het dier zeer goed Toeder heeft, met zorg op-gepast wordt, daar anders de ziekte, zelfs in weerwil ran alle schijnbaro belerschap , toch niet genezen gt;vordt.
Deze kwaal Avordt uit dien hoofde in Teldtogten , ivaar dezo Tereischten zelden plaals vinden , niet genezen , gelijk het ook in dat geval, over het aJgemeen , daar men dan de zieke dieren niet gestreng genoeg van de gezonde kan scheiden , hun geeue quaranlaine kan laten houden , en doorgaans de bestneUing niet vermijden kan; — oneindig raadzamer is , de zieke paarden , zonder verdere pogingen tot genezing , te dooden , dan de nog meer of min gezon-den, in den loop der geneeskundige behandeling, met dezelven te besmetten (1). In eenen rüstigen toestand daar-entegen , vvaar alle aanraking der gezonde dieren met de zieke vermeden kan worden , altijd echter ook met in acht-neniing der hierboven opgegevene Tereischten , moet men alles aamvenden , vvat de kunst tot geaezing dezer moeije-lijk te overwinnen kwaal, Toorschryft, die hoofdzakelijk in het volgende bestaat, als : (2)
(1) Ik verwijs hier nogmaals naar tnijn werk.* »Der IDilHär und civil Pferde arzt i in allen seinen Dienstverhältnissen.quot; Leipzig bei Bauragartur.
Äanmerking van den Iloogduitschen Vertaler,
(') Men zal dan voornamelijk t de genezing kunnen verwaehten , wanneer onder genoemde omstandigheden de worm meer in het karakter van den gewonen of goedaardigen droe« deelt, zoo al» werkelijk meermalen het geval is, daar men deze ziekte even als
1.) In de scheidiiijj der zieke van de «jczonden,
2.) In iiet opeusuijden en branden met een gioeijend ijzer van alle wonnbuikn , zij mojjen rectls rijp zijn , dat is: eeiien vuileii etter geyeven heb ben , of niet en dus nog heel verhard zijn. In het eersle geval, kan dat bedorven vnile vocht niet lijdig genoeg outlast worden , ten cinde alle verdere opslorplng daarvan in de voqhlen door de opsloj'pende valen dadclijk voor le komen , en in het tweede geval, zelfs de vorming van zoodanig vocht te keer te gaan , en do onznivere ontsleking der vvornibui-len in het begin , id eene zuivere ontsleking te veränderen.
Het openen der vvormbuilen , geschicdt het beste met het lancet, dat men tot op den grond , in de worinbuil drukt, en het branden , met een peervormig gloeijeud ijzer, tot op de onder de wormbuil liggende gezondedee-len , waarbij de eerste zelve geheel uitgeroeid vvordt. Bij reeds van zelven opengebiokene vvormbuilen , is , vvel is »aar, niet het openen met het lancet, maar evemvel het branden , geheel volgens de hier opgegevene vvijze , nood-zakelijk.
Met deze operatic, is het gewigtigste lot genezing van den huidworm , in zoo verre dezelve nog geneeslijk is , volbragt. De tweede dag na de operatic , vvordt de brandkorst op de vvormbuilen , met warm water en zeep afge-wasschen , en daar , waar de wonden rood geworden zijn , zuiverder en goedaardiger uitzien , met ecu hard ontste-kings gezwel , of harden omtrek omgeven zijn , en het graauwachtige vocht , in ecneu behoorlijken etter veran-
de droes, in eenen gnedaardigen of gquot; won en worm , en in eetien kwaadaardigen of wezeiilijkcn woim (Tatcin) zal liunnen onderschei-den. De eerslgenocinde woim is door eene doelmalige behandeling gemakkelijk le herstellen , als lijnde meestal van eenen kritischen aardterwijl de genezing vau de laatste niet dan onder »eer günstige omstandigheden , en rian nog zcldrn znl kunnen plaats hebbeiigt; alhoevvel er nieer hoop begtaat oni deze , dan om den kwaden droeg te genezen , aangozien dezelve meer de uitwendige dan de inwendige edeler deelen des djerlijkun ligehaanis schijnt am te doen.
97
«leid is , worden gebrande plaatsen , met heel sclierpe #9632;\vijnaziju ultgewassclien , cn yochtig geliouden , als mede met ecu mengsel van gelijke deelen iijn gemaakt keuken-zout eu houtskool , bestrooid. Daär echter waar de ZAreer , nog gezgt;volleiie Terhevene rauden vertooiit , bleek uitziet, sleclits in eeue onzuiyere outsteking deeld , die zonder door eeue Terharding begrensd te zijn , zieh yerder uit-breidt , moet de operatic Yan het branden op nieuw on-dernomen , eu zelfs wel ten derden male herhaald worden , tot dat de onzuiyere zweren meerin zniyere veranderd zijn , wanueer men dezelye dan eyeneens , 's morgens en's avouds , met scherpe wijnazij u bevoclitigt , en meteen mengsel yan keukenzout eu houtskool bestrooid. In plaals van yyiju-azijn , kau men zieh ook yan het bijtende sublimaat water , yan hot aqna phagadaenica bedienen , dat tot genezing aller onzuiyere zweren, goede dienslen bewijst.
Tegelijk is het yan een builengewoon nut, wanneer men de zieke dieren , alle dagen met warm water en zeep , oyer het geheele ligchaam schoon afyyascht, cn hen dan met slroowisschen wederom goed droog wrijft, waardoor uiet alleen de zweren gezuiyerd , maar ook de belette huid-uihvaseming hersteld yvordt.
Is het iu den yyinter, dan spreekt het xan zelf, dat hot dier in eeuen warmen stal staan , eu na het bad met dubbelde wollen dekeus bedekt moet worden. Gedurende den zoiner , laat men het paard in loopend water zwem-inen , en na het baden desgelijks met stroowisschen droog wiijyeu.
3.) In het gebniik yan het poeder of daaryan bereide kouserf , zoo als het bij den rerdachteu droes yoorgeschre-yeu is.
4.) In eeue dragt aan de borst , of ingeyal de achter-dijeu, de koker , de uijer enz. door zucht gezyvollen zijn , onder den buik , die men dan tot aan de volkomene genezing laat ettereu. Indien nogtans het paard zeer mager , mat eu zwak is , of hetzelye zeer yele wormbuilen hecft, die door het branden , allen eeue soort yan fontanel worden , dan kan men deze kunstmatig yerwekte af-leiding nalateu.
5
98
Wanneer Let saizoen en de omstandiglieden van den eigenaar liet veiooiioven , dan is het even eens bijzonder voordeelig , het dier, vooral gedurende liet voorjaar , 200 mogelijk op hooge en bergachtige landen te laten weiden , gt;vaarbij liet noglans altijd zijn voeder krijgen moet, ten einde iict niet zwak worde , en gelijk gt;an zelf spreekt, iiiet bij andere paarden belioorl te komen, om de be-smetting te -vermij den.
Wijders inoet men dageJijks zeer naauivkeurig onder-zoeken , of zieh op de eene of andere plaats , niet nieime wonubuilen -vertoonen , en indien zulks liet geval is , de-zeive op de voorgescliievene wijze openen , branden en verbinden. Men behoort evenzeer na te zien , of niet de klieren onder de keel opzwellen , en zicli eene ontlasting van slof nit een neusgat vertoont, in welk geval , even als wanneer er kreupellieid der achterpooten , uit de in verelteiiug overgcgane vvormbuilen ontstaat, (welke men dan , als onder de pezen schuilende , niet openen kan , en waardoor alzoo ket bederf der sappen steeds toeneemt,) alle lioop op genezing verloren is , en bet dier gedood moet worden , alvorens het nog geheel kwaaddroessig wordt. Dit is evencens hetgoval , wanneer zieh eene ontlasting van etter uit de long , of de zoogenaanule longen snot opdoet, wanneer het dier allen eetlnst verliest, en de beenen , de koker, de uijer en de buik zuchtig gezwollcn zijn , somtijds 00k enkele plaatsen aan dezelve open breken , of zieh opzettingen aan de beenen vertoonen. Daarcntegen kan men wederom dan , wanneer de paarden nog slerk , -vrolijk , niet mager zyn , een goeden eetlust hebben , en de wormbuilen niet zeer talrijk zijr , bij een goed voeder, eene behoorlijke rast , en zorgvuldige oppassing van het dier , behoudens andere gunstige omstandigheden, de genezing in vele gevallen verwachten. (1)
(1) Dit ia] echter dan welligt alleen het geval zijn, wanneerde worm tot den goedaardigen behoort, zoo als bij jonge paarden meermalen het geval is, of in die enkele gevallen waar de we» zenlijke worm (Tarcin) in een meer goedaardig karakter deeld.
99
Bij do ontlcding \aii aaa dea worm gestorveue paanleu , viudt men bljxia altijd ook de kenteekcnea van ophooping van stof in den boezem Tan den nens en Iict yoorhoofd , meer of minder kleinere of grootere zweien in de long , eu kuobbels in dezelve , die bij de opening, even als de gczvvellen onder de huid, eeneu dnnnen elter ontlasten ; terwijl vooinamelijk alle groole watervalen gezwollen , de klieren in dezelve veriiard of in vere tiering overgegaan zyn , en zieh voorts tusschen de linid en de spieren, iclfs over alle ingevvanden , hoofdzakelijk de longen , een geel-acLtlig vocht verspreid heeft, dat nn meer dan minder vioeibaar is , en op enkele plaatsen , als gestolte lympha voorkomt.
Wat do zuivering der tuigen van den stal enz. betreft, moet men daannedo even zoo to werk gaan , als in het Moofdsluk over dcu kwaden droes voorgeschreven is. Ook moetea alle paarden , die met eeuig worinachtig paard , gedurende eeuen längeren of korteren lijd, in naanwe aanrakiug zijn gekomen , op dezelfdo wijze behandeld worden , als aldaar geleerd wordt.
Alio werktuigen, pramen eu andere dwangmiddelen , moeten dadclijk na derzelver gebruik bij wormachtige paarden , wederoin zcer voorziglig schoon gemaakt wor-• den . alvorens men dezelven op nieuw bij andere paarden bezigt.
Ook behoort men zieh, bij wormaclitige paarden even-zeer als bij kwaaddroessige paarden. in acht to nemen , dat men zicli niet met vocht nit de wormbuilen bemorse , of vvat erger is , helzelve in won den brenge, waardoor de kwaadaardigste zweren verwekt knnnen worden , naar-dien hier de smetstof even besmeltend als bij den kwaden droes is.
Paarden , die aan eene verharding van de long , de taring of eene zoogenaarade longkwaal lijden, worden , wauneer znlks eon tijd lang gednurd heeft, altijd wormig en ten laatste ook kwaaddroessig.
Het zal niet overbodig zijn, aan het slot van dit Hoofd-stnk , nog aan to merken , dat men kleine gezwellen in de huid, die bij eene groote hitle , na sleken Tan insek-
100
ten , en bij ecne belemmerde uilwaseming niet zelden -voorkomen , of kleine zweien , welke na ligt uitwendige beleedigingen ontslaan , niet voor #9632;wormbuilen moet aan-jien , daar deze door het wasschen met warm water en zeep of laairw zoutwater en goed -vvrijven, gewoonlijk we-derom geheel rerdwijnen.
Aanmerkingen van den Jlooydicitsehen ertaler.
In zoo Ter de worm een meer algemeen. lijden T.an de watervaten yeronderstelt , icrwijl de kwade droes in den beginne mecr een plaatsclijk lijden schijnt te zijn , is dezel^e soms kwaadaardiger lt;lan deze laatste. Overigens is die Tan ecnen en denzelfden aard als de eTengemelde , behalve dat de worm . bij zekere gesteldlieid en aanleg in enkele geTallen nog geneeslijk wordt — zoodra maar niet reeds de kwade droes of de longtering te gelijk begonnen is —daar men aan den dnnnenetter in de worm-builen hier en daar door het openen derzelve , eene outlasting kan verschalfen en door bet brandijzer deze on-zuivere zweien in zuirere kan veränderen ; befgeen bij den kwaden droes niet betgcral is , waar de Terzamelingen der stof niet geopend , of wanneer znlks al geschieden kan, aan de stof nimmer eeneu volkomen vrijen nitgang gege-fen kan worden.
De nitwendige middelen , fals het opensnijden en bran-den der wonnbuilen, werken het heilzaamst en het laatste weegt ver op legen het Terband dezer boosaardige xweren met roode precipitaatzalf enz. Ook zijn, in dat geial de warme baden , of het wasschen Tan het gansche ligchaam met loog en zeep , bnitengemeen nnttig.
Inwendig zijn mij Toornamelijk sterke gaven spiesglans zeer te pas gekomen. Men zie dienaangaande « die zi-chersie und zvverlässigste Heilmethode der gewöhnlichsten Pferdenhranhheilen , Leipzig bij GßäFi.quot; Overigens steint alles wat de schrij ver in het vorenstaanda gezegei heeft , zoo geheel met mijne ondervinding overeen , dat ik mij verdergeene bijvoegsels veroojlove , die slechls her-halingen van het reeds vermelde zonden knnnen zija, en
101
alleeu de Dailsclie geschrifteu over tlil ouderwerp zal aauvvijzeu, die hoofdzakelijk iu Yeit's eu Waldisges's •werken , Ammos's eu TEnsECKEu's handbuch für angehende Pferdeürzle, 8e Auß* Frankfurt am Main; Temneckek's F/'erdearzl. 2e. Anji. Tubingen , oei Cotta, eu tneer Terhaudeliugeu ogt;cr deze ziekle beslaau , welko laatsle zicli in Tesnecrer's zeituur/ für die Pjerdezucht, Leipzig eu Tubingen, iu deszelfs Archiv der Thier-artseneykunde eu War,s r's Erfahruntjen von und für, FJerdcarzie euz. beviudeu. üok bestaat er iu hct Taschenbuch der Fferdekitnde, uitlt;}ege?eu door Professor ScmvAL te München , 4e. deel, eeue zeer belaugrijke eu leerrijke verhaudeliug over deu worm , door deu Opper-Faardeuarts eu luspecteur der Stoelerijeii Aumon , gt;velko alle aaudachl verdieut.
Van de tu are of active ontsteking van do long , het borstvlies en middenrif.
9 Onder alle ziehten der paarden kamt de wart n longontsteking het meeste voor,quot;
Do meesle ziekteu der paardeu, ziju van eenen waren of activen outstekingacliligeu aard en ouder dezelve komt de eigeulyke longontsteking liet meeste voor , welke bijna altijd met eeue meer of mindere ontslekiug van het borst-TÜes, in eukele gevallen ook inet eene ontsteking van het middenrif en inet eene zwaardere of iiglere ontslekiug Tan de lever, zamengaat. De kenteekens eaner zuivere ontsteking van de long bij paardeu, ziju als volgt; te weten:
1 ) De dieren hebbeu b'j het outstaau der ziekte eeneu
102
afkecr van het voeder , liuiveriiigeu welke zieh door stroef haar , liel beveii over lict yeiieele iiyciiaii^i , ook wel door trekkingen aau eukelc ledemateu, koude ooreu en lede-in.aten le keuuea gevcu , cu waarop oeiie slekcade brandende hüte over het gansche ligcliaaiu yolgt, die dan #9632;wederom met koudo afwisselt. Doze kooi tsaohlige hui • veringeu , zijn. rooi al ties avonds nierkbaar, de pols is daarbij toI cu hard , of de slagadereu ziju ook zoodanig uitgezet door do meer ouhvikktlde warmtestof, dat de jiolsslag onderdrnkt wordl, cu naamvelijks voelbaar is (1). Be klopping Tan hol hart is nict zeer nierkbaar , Toor-namelijk bij wel gevoede paarden met eeu zwaar lijf (2). De oogen zijn meer of minder outstoken , de kop vooral aangedaan, zoodat inenige dieren bij deze ziekle , bij den eersten opslag , en wanneer men alleen de kop ziet, als met den dommen kolder behebt , Toorkomen ; in het bijzonder is zulks het geval bij die paarden , vvaarbij ook de lever sterk lijdt. J)e pis is in den beginne klaar als crater , later bruin als bier, en heelt dan , wamu-er de jcieklo tot beterschap overgaat , eeu slerk grond-zetsel. L'e drekstolfen zijn «einig, droog eu hard , en douker van kleur. Zoo wel de outlasting van de pis als van de drekstoffen, geschiedt met moeite , zelfs met pijn , vvelke het dier door kermen te kennen gceit. Ce huid is in
(1) Tot ondf;rzoek der pels kiest men de groote dijslagader, die aan de binnenste oppervlakte van het been nederdaalt en daar zeer nabij aan het been ligt, waardoor haar slag voelbaar wordl,, of wel de kaakalagader van de onderkaak, die längs de binnensta oppervlakte van elke kaaktak loopt , en daar zij tcgen het harde been ligt , evenzeer het eerste gevoeld kan worden ; alhoewel h^t onderzoek van do pols bij de paarden , die over het aigemeen zeer rustige dieren zijn, en voorls bij fijne paarden, welkc een^ zeer fijne oppeihuid en zacht haar hebben , aan de zijdo van den ondeizoeker zeer gpvoelige vingers vereis^ht.
Aanmerking van den Iloogcluilschen Vertaler,
(2) In de meeste, zoo niet in alle gevallen eener mivere long-ontsteking, zal men don hartslag duidelijk kniimTi voelen , waardoor de nteerdere of mindere hevigheid der ontsteking mede wordt aangeduid. R.
103
den bojiuiio der ziekte droog ; blj het toenemeu derzehe, outstaat keviye zweet, ua welke echter, too laug de ware krisis uiet daar is, yeene belersciiap volgt. Het paard legt zicli uiel ueder of springt ua ecu kortstoudig liggeu wedeiom op , do aitgeademde Infill is zeer heet, zelis kouit soailyds eeu ware damp uit do wyduilgezetlo neusgateii en do keel. Do slijmvliezea van (leu neus eu de keel zijn zecr rood maar gavyosulijk dioog ; de lioogs-teiis koaieu uit de eersto ecuige droppels water eu duuue slijtu to Toorschiju. Het adetuhalen gescliiedt met sterko iuspauuiug der buikspieren eu met ver opgesperde neus-gateu. Er ontslaat eeu di joge doffe iioest , die roorua-melijk lievig wordt, wanucer uieu liet dier beweegt, bij-zonder bij koude luclit eu nadat liet koud gedroukeu heelt. Drukt men met eeuo baud de luclitpijp sterk toe, quot;1? 'k^ iid pcixirci. wilde laten boesten , d:in vertoouen
zicb ware loevalleu yau stikkeu , zelfs stort bet dier dan wel gelieel op deu grond en komt onder eeu zeer pijnlijk boesten slecbts na eenigeu tijd weder bij.
Is de luclitpijp en vooral de strotklep mede oatstoken en meer of minder gezwolien , dan outstaat bij het in-eu uitademeu een bijzouder Haiteude looti. Bij do ont-steking ran het borstvlies en hoofdzakelijk van het mid-deurif komt het opstoten bij het dier op ; overigeas körnen de kenteekens van de outstekiag dezer organen gelieel met do algemeene kenteekens der longontsteking over-een , daar ook geen dezer deelen op zieh zelvo , maar telkeus met de long te gelijk outstokeu is.
2.) Het voorkomen , de houding eu beweging , zoo wel als de gelaatstrekken dezer paarden ziju zeer keuschet-sende eu geheel eigeudominelijk. Alle vier do beenen zijn onder het lijf eveu als op ecu bord zameugeschoven, de kop en de hals neergedrukt eu de eerste regt yoor zieh heeu hangende, zoodat, wauneer zij ook eetlust haddeu, zij deuzelveu uiet good buigeu eu uit do krib zoudeti kutiueu efea , eu zulks des te nicer, hoe meer de luclitpijp en het borstvlies daarbij teveus lijdt.
Trekt men aau de zieke diereu deu kop eu den hals met geweld in de hoogte , dan kennen en steneu zij van do
104
pijfl , die huu dit uitrekkeu der Inclilpijp, dei' Lorst^ spiereu eu iiet borslvlies yeroorzaakt , daar al dezc deeleu tocb, meer of minder mode oulstokeu ziju , on do Inclilpijp reeds door hare gemeenscliap met de lliaiis zoo zeer ont-stoken lonjj , blj elite inspauniitj , pijn verwekken moet; zelfs Tallen zij -vrel niel zelden daarbij ueder eveu als hiakeu zy dan tevens de acliterbeeneu (1).
W'il men de paarden in dien stand heeu en Treder la-ten gaan , dan geschiedt zulks alleen, met veel moeite en inspanniug aan de zij de van hot dier , en alleen na veel aansporing door diegeue , ^velke deze bewegiiig verlangt; gt;vaut niet alleen, dat al het gevoel als het ware onderdrukt is , tervvijl hetzelve zieh enkel op het ontstokcne en pijn-lyke orgaan geeoncentreerd heoft , maar de werking der zenuweu is tevens onderdrakt, en vrerkt slcchts gebrekkig.
Wil men het dier met liet voorstc gedeelte van net lig-cliaarn , in ziju en vorigen stand terug brengen , dan toont het door keimen en stenen , de pijn , welke het daarbij govoelt; voornamelijk vvanneer men aan helzelve , gcdu-rende het wenden of terug stooten , den kop in de hoogte houdt. Bij do beweging zelve , gaat het als ecu bevaugen paard , doetmetdo voorbeenen enkel kleixie korle staj)pen , beweegt de beenen zeer stijf en slepende , en ondergedu-rig pijulijk kermen en stenen , draagt den kop en hals zeer laag, en laat bijna deszelfs geheele ZAvaarte op het achterlijf rüsten , niettegenstaande dit zelfs ook van de eene zijde naar de andere waggelt, Deze mocijelijke.
{1) Dit is gewoonlijk ook het geval , wannepr mon him bij het aderlaten , een band otn den haf» Irebt' wanrdoor de dieren riet zeldeu achterover nedervallen en toevallen van stikken loonen waarom men hier zoo veel mngpliik , de bloedader sleclits doc.* eenen druk met de vingers der linkerhand tot zweiten breiigen en dan met do snepper, die men in de regterhand hondt , de adcr openen moet, gelijk ook uit dien zelTden hoofde, drankf.n , bij welker toediening bet paard met,den kop in de hoogte g^lrokken moet worden, bij deze ziekte nirt passen en een ronserl of brok hier de beste wijze is, vaarop men aan bet ilier het middel moet trachten toe le dienen.
Aanmerking van den lloogduitschen Fertaler.
105
als het ware gespannene en smartelijke beweging dei' voorste beenea , is lict meest in het oog valleude , bij het gaau over den drexnpel van den stal of eene andere ver-heronheid , en bij de wendingen , waar de spieren van het schouderblad, welke met de spieren van de ribben en het borstvlies, in verband staan , werkzaam worden, aldus middellijk op de tbaas ontstokene long invloed lieb-ben , en door eene nitzetting en spanning , eene meerde-re pija bij dczelve verwekken. Over liet algemeen is de gang van een , aan eene ware longontstoking iijdend paard , zoo kensciietsend en eigendommelij k, dat de ervarenpaarden-arts , de kwaal van het dier dadelijk aan den gang herkent. Op gelijke wijze geeft het paard pijn to kennen , wanneer men de eene of andere voorpoot, met beide banden aan -vat en het zoo voorwaarts trekt, als wilde bet dier daar-bij voornitgaan ; in welk geval het zieh deze bevreging , slechts tot eenen zekeren graad laat gevallen , en wanneer deze bereikt is , onder pijnlijk kennen en stenen , in de hoo^te gaal, of zieb. anders daartegen zoekt te verzetten.
Even als over het algemeen , de bonding, bet voorko-men en de beweging van ket paard bij deze ziekte, een eigendommelijk karakter heeft, zoo bezilten ook de gelaatstrekken en de uitdrnkking , iets geheel eigenaardigs ; slechts kan men dit beter zelf zien , beschonwen en ge-voelen , dan beschrijven , wanneer znlks regt begrijpelijk zal worden , weshalve bet hier , al werd zulks met woor-den uitgelegd , nogtans onduidelijk biijven zonde. Het zij derhalve genoeg daarvan te zeggen , dat het dier , aven als kende het zijnen gevaarlijken toestand , (J) in zieh zelven verdiept, zieh slechts met zyn lot bezig houdt, en
(f) Dat dit bij paarden wezen'ijk het geval ig, en als eene bij-soudeie psychologisch (zielkundig) verschijtisel ran dit dier voor-komt, durf ik , uit vele waaniemiugen dienaangaande , als zeker »teilen. Het paard kent zelfs by zjekton, veal heter dan de mensch, deszelfs gevaarlijken toestand , en drukt zijnan naderenden dood , door een zeker voorgevoel , zeer duidelijk uit. In mytie bijdragen over de proef-ondervindelijke zielkunde der paarden , vindi tnen meer hiTon-r.
Aan/ncihinj van den Itoojduiit'heri Vertalcr.
106
zondcr acht lc slaan op al lielgeen om hetzelve plaats liccit, daar staat , alle dcszelfs gewoonten , zoo als bij ten , slaan , trappen eiiz. nalaat, terwijl liet door zijne geheele uit-drukking , zijn gevaaiiijk lijden te kenneu gecft, en wan-neer dit toenecmt , door liet hypocratisclie gezigt, (het neerhangen der onderlip ,) de geslotcne oogen , den starren en reeds geheel bewusteloozen blik , liet plotselijk op-liouden van alio teekenen van pijn , zonder toch daarbij opgeruimder te worden , liet knarsen met de tanden enz. , zijnen nabij zijnden dood aankondigt.
Dcodelijke voorteekenen , ten opzigfo der stoffe, die zicli outlast , zijn :
à.) Koud klevei ig zweet , na do grootste angst on smart , en zonder dat hierop eeue beterschap gt;olgt.
á.) Het loopen gt;an een bruin Tocht, dat dikwerf met bloed yermengd is , uit den neus.
c.) Een Tiiile bedorvene renk , die zieh gedeeltelijk uit den neus en de keel, gedeeltelijk in den omtrek van het geheele paard, outwikkelt.
d.) Het ontslaan van Tuile stinkende kolijkachtigo ont-laslingen,
e.) Wanneer de oogen blijven openslaan , ingeval men dezelreu dreigt to besch#228;digen , zoo als mede het fonda-ment.
y.) Do regtstandige houding ran het paard , die eens-klaps op Jiiemv outstaat, zonder dat zij noglans , met le-vendigheid en opgeruimdheid verbonden is.
g-,) Het plotselijke ophouden yan allle pijn , zonder dat nogtans hot dier beterschap toont , integendeel reeds geheel treurig , even als eon dood dier dajir staat , zonder gCTOel , zonder aandacht, zonder cenige uitdrukking der zinucn, en deelaemiiig aan hetgeen Jietzelvo omringt.
k.) Het voorldurende en vermeerderendo opstoten , na eene aangevyende ruimc aderlating en foiitanel , hetvyelk yooral eene zeer hevige ontstekiug yan het midden rif aantoont.
i.) Wanneer de fontanel geheel en al niet werkt, e;i bij al'e mogelijke prikkeling koud, zonder pijn en zonder zwelling blijft en slechts een graauw, bloedig yocht
107
voortbrcngt ; hegt;geeu ecu bewijs oplcvert , dat do prikkel iu do louu grooler is dau de kuustmatigo , aau do uitweu-lt;lige cleelen der borst.
Tot do longoutstcking , geeft eene beleminerde huiduit-wasetaiug , eon. onderdrukle droes veelal aanleidiug. Wijders kan ook hct hard loopen , vooial bij paardeu , die uiet daaraan gewoon zlju , of, zoo als men zieh in do taal der rij kunst dienaangaaude uitdrukt, niel behoorlijk op den ad em gebragt zijn , die outsteking reroorzaken , on wel gcdeeltelijk in zoo Ter re als door het snelle in-stroomeu der lucht bij liet loopen , hoofdzakelijk bij strenge koude, do long to veel geprikkeld Avordt, en gcdeeltelijk iu zoo ver vooral zeer dikke en vette paarden , zieh daarbij altijd zeer verbitten en dan, — zoo als gewoonlijkplaats heeft , — niet terdeego met stroo wisscheu gewreven maar langzaam rondgeleid ivordca. , en Tervolgeus eene koude ratten. Ook kan het gt;oedereu met te veel koorn, in zoo ver zulks het bloed te zeer verdikt , inzonderheid na eene eerst geringere en ycrvolgens op eenmaal zeer ingespannene beweging , de longoutstcking ten gevolge hebben , vooral dan , wanneer de paarden borendien aanieg tot ontsteking-ziekten of reeds eene oude chronische kwaal in de long, als knobbels , faslgroeijingen enz. , hebbeu. Koud drin-kon na eene verhitting , koude baden , terwijl bet dier nog warm is en sterk zweet, een togt in eenen anders warmen st.il , waarin de paarden uitwasemen en alles w^t op eene of andere wijze slechts do nitwaserning meer of minder belemmert , kau iusgelijks deze ziekto Toortbrengea , die op dez(» wijze , ook even good als bet kolijk , en do droes in den stal , welken het dier somtijds gedureuda verscheiden dagen niet verba ten lieeft, ontslaan kan.
Het meest zijn de paarden gedureude de verharing , aan eene belelte uitwaseming blootgesteld; eeu tijdsgewriclit , dat bij deze diereu met het ververen der vogeis te verge« lijken is, waarbij de porien meer open zijnde , minder door do baren bedekt , en in het algcmeeu verzwakt eu gevoelig zijn.
In den winter, in het voor eu najaar eu by eene koude lucht, komt dezo ziekte meuigvuldiger voor dan iu den
103
«omer bij heet of nat weer , wanueer deze ontsteking miu-der Tooikomt eu dau meer inet ecno leveroutstekiug Ter-scliijnt (1).
Eene zuivere longontsteking duurt zeldeu langer dan 7 of 9 dagen ; dan gaat zij in gt;erdeeling over of eindigt in verettering , Tcrharding , borstwaterzuchl en koud vnur , of zij gaat in andere ziekteu , als in eene onwaro of passive long eu levcrontsteking , rolkoorts enz. , oyer.
De verdeeling , als de beste en eenig Tolkomene geuezing dezcr ziekle, kan men verwaclilcn , Avanneer alle toeTal-leu der ontsteking alleugskeus verminderen , do ooren en de onderste gedeelten der ledematen liunae natuurlijke wannte terug krijgen, vvanncer de eetlust eenigzins we-derkomt, de pols vreijer en liet ademiialen rüstiger , de blik wederoin levendiger , de houding en de beweging los-ser en meer zouder pijn vvordt; wauneer liet paard vve-derom in de krib zoekt of vvel zulfs reeds een weiuig hooi uit de ruif haalt , wederom naar andere paardeuom-ziet, en bemerkt, wanueer do oppasser aan de overige paarden voeder of driuken geeft; vvauneer liet als het ware meer of minder onderdrukte bcvvustzijn, steeds meer te-i ngkeert, de boudiug der kop Tiijer en ligter vvoidt, het lioesten ophoudt of voller en losser wordt ; vranneer zieh eene slijmige outlasting uit den ueus of zweet vertoont , na welke ket dier op eene in bet oog vallendo vvijze be-tert, of do pis ecu afzetsel vonut, bet paard vvel nog met vveerzin, ook vvel met pijn, watort , maar daarop loch steeds vrolijker wordt; wanneer de uitgeademde luclit niet meer zoo beet, do beweging der flanken eu liet nit-zetten der ueusgaten daarbij minder is ; wanneer de drek-sloffen wederom regelmatig outlast worden en voorkomen , bonding, bewegiugeu, gebaardeu , weder uatuurlijk worden , bet dier tot deszelfs oude gewoonte geiyk bot bij ten , slaan enz. , terugkeert, zieh op uieuw behoorlijk ueder-legt en zonderpijn eu beuaauwdheid te toonen , gedureude
(I) In alle tijdperken des levens kan het paard door de*e ziekte over-#9632;vallen worden, doch deielve doet vooral jonge en krachtvolle die-ren aan.
109
langereu lijdliggeu blijft, sleeds leveadiger cu opgeruim» tier Avordt, liet dier zija voeder wederom met graagte ge-bruikt, eu — indieu liet aijue gewooute in den gezoudeu staat was — zicli op liet stroo, nederlegt , omweutelt en rolt. Dit alles geeft een Tolledig bewijs , dat de ontste» king in de longen geheel verdwenen is , en in geene andere ziekten, gelijk verettering , yerharding, zainengroei-jing , borstwaterzuclit enz. , is oyergegami.
Deze afloop der ziekte, te we ten; de yerdeeling of op-lossing derzelve, en met deze de yolledige kerstelling yan het paard , kan yoorts nog verwacht worden, wanneer de fontanel op de borst, welke tot de genezing noodzakelij k is, zeer sterkgetrokken heeft , ontstoken , pijnlijken hard gezwollen is , ea yele goede gele eller geeft, na eene mime aderlaling sterk zweeten ontstaal , waarop zieh Jiot dier verlieht gevoelt enz.
De overgang der ontsteking in eene yercltering , blijkt uit het voortdnrend ziek ziju , b'ij eene groote zwakheid , na yerloop van den 7e tot den 14 dag , en gevolgelijk na den tijd , wanneer de yerdeeling der ziekte moest plaats hebbon. De ontstekingskoorts verändert dan in eene uit-lorende , de pols wordt zwakker , kleiner , maar ook te-gelij k tusschenpoozende , de slag van het hart wordt minder voeibaax, de ooren en de oppervlakte van het lig-ciiaain zijn dan kond dan heet; er ontslaan dan koorts-achtige rillingen , en de hären worden nog meer slroef. Bij de hoest, die zeer pijnlijk yoor de dieren is , wordt ware etter ontlast, die im eene geelachtige , dan eene groenachtige of met bloed gemengde kleur heeft en siecht rnikt; het grootste gedeelte daarvan slokken nogtans de paarden in , en men ziel zulks met de drekstoffen afgaan. Somtijds , wanneer een abces in de long open|jebroken is , en de etter door de luchtpijp opgeworpen wordt, onlslaan ook wel toevallen van slikking of de slikking zelve. Depooten zwelJen; ook ontslaan bij tijden zuchtige gezwellen onder den bnik , •»ooruamelijk dan wanneer de yeretteving der long ook inet eene borslwalerzucht yereenigd is. Het dier kan zieh nog steeds niet nederleggen of springt ten minste na een kortstondig liggen eu met teekenen van pijn door ker-
110
raen , ¡wederom op , :ie cellust is zoer yeiiuy en afwisse-leud , het kau den kop noy met yrij en zouder pijn op-ligten om in de krib en ruif to komen , eu deuzeivcn dikwerf even min zonder piju naar den grond brengen ; deszelfs liouding met do voorpoolen , is even als bij een bevangeu paard , vooinitstekende als wilde liet zieh daai--door de borst miigten ; alle bewegingen geschieden nog onder de groolste pijn; voornamclijk het omdraaijen , het achteruitgaan; het kiijgt daarbij , zoodra men deszelfs luchtpijp sterk en aanhoudend drukt, eenen iioest, waar-door het bijnastikt en somlijds etler ontlast. Het verma-gert Tan dag tot dag meer eu do uittereude koorts wordt steeds merkbaarder.
Het dier neemt nog geene van zijne onde geAroonten , zoo als bijten, slaau enz. wederom aan , en nog minder legt hot zieh neder , of weutelt het zieh om ; het knarst met de landen bij eenen krom getrokken kop ; het dier verdraait bij tijden, even als nit angst en smart, do matte oogen , die tromvens thans al het ontstekingachiige , maar ook al het levendige verloren hebben. Eensklaps gaat het somlijds van do krib terug , plaalst zieh met gebogen, no-derhangenden kop , even als luisterde het naar lets , ofver-vvaehtte het het een of het ander, vangt aLdan aan met de \oorste pooteu te krabbelen , hoest en geeft daarbij som-tijds etler op. Op het slijinvlies van den neus ontstaan meermalen kleine zweren , welke niet lang daarna, in Tvezenlijke chankerachtige zweren overgaan.
Bij het voorldiircn der ziekle , wanueer door do opslor-pende vaten in de borst zillende etler opgenomen en zoo de geheele massa der sappen bedorven wordt , zweiten de klieren in de keel op ; er ontstaan ook wel wormbuilen en do ziekle ontaard in volledigeu kwadou droes en worm , welke gepaard met eene uitteriugkoorts , veelal do laatste uitgang van doze ziektc is, en bij sommige paarden vroo-ger, bij andere later Yoogt;koml. Be nabij zijnde dood wordt door gehcel eigenaardige gebaarden aangetoond , eu brengt onstot de reeds vroeger aangeroerde stelling terug , dal de dieren oneindig zekerder hunneu onvermijdelijken dood go-voelen dan do mensch , die , bij voorbeeld , wauueer hij
leiinjjaclitig zonder redding is , dan juist zijneu dood nog ver yerwijderd gelooft, lenvijl liet paard zulks in dezeu toesland , reeds in alio dcszeifs gebaai den nitdrukt.
De overgang van do longonlsleking in verhardingen, zoogenaamde longenknobbels en in eene vastgroeijing der long met liet borstvlies, kan men verpachten, ivanneer alle koortsachtige bewegingen , de ontstekingachtlge toe-stand over bet algemeen , en alle enkele toevallen der long-ontsteking in hot bijzonder , vvel is waar opgehouden beb-ben , maar het dicr echter nog deels eeneu doffen boest, deels eene ziekelijke bewegiag der flanken , zonder koorlsacbtige gesleldheid beboudt ; wanneer de nitgea-demde lucht niet raeer beet , maar de nensgaten daajgt; bij nogtans mecr opgezet zijn; vvanneer bet dier zieh , wel is waar, nederlegt , doch altijd slechts op de eene zijdo , en wel wederom vrij in alle zijne bewegiugen wordt, maar echter geen vrijen adem daarbij heeft, de flanken ingetrokken zijn, het dicr bij liet in- en uitademen , alio buikspieren iu beweging zet terwijl betzelve dikvvijls in eenen doffen , droogen boest vervalt, voornamelijk bij eene snelle beweging, waarna bet niet zoo krachtig en luid snuiven kan als paarden met geheele gezoiule longen; en eindelijk wanneer het haar zonder glans is, en matte blik , benevens gebrek aan krachten zicli vertooneu , en het dier niet zoo als welligt le voren zijne gewoonte was , zieh op deu grond rolt en acbterover wentelt.
Over do geneziug van dezen toestand of liever slechls van deszelfs vermindering , zal in het Hoofdstnk , de dam-pigheid betreffende , gehandeld worden.
l)e overgang der longoutsteking in borstwaterzucht, wordt aangeduid door hel veidwijneu van alle toevallen van ontsteking zonder beterscbap. J)e eellust is dan, zeer gering en afwisselend , het dier legt zieh niet neder of staat ten minsle na een kortstondig liggen , dadelijk wederom op. De hoest is dotquot; en ontstaat bij el ko beweging, het in- cn uitademen gescbiedt met alio id spanning der buikspieren, en is lock zoo wein ig toereikende dat het dier, bij het loenemen der kvvaal, als naar dc lucht snakt , en op het punt is van to slikken.
112
Er Icoraen zuchlige zircllingen onder den buik , ile jwoten zTvellen op , de oogleden en sornwijlcn de gehecle kop wordt waterzuchtig , de slijinvliczeu van den ueus zien er bleek tuü geel uit. De lever beglnt bijzonder te lyden en bij tijden ontstaan er stinkende Avaterachtige al-gangen, benevens eene zeer heldere pis, alles echter zon-der eenige beterschap yan de ziekte. Het dier boudt den hals slijf toor zieh been, en het opligten daarvan valt even zoo moeijelijk als het brengen yan denzelven op deji grond ; telkens , ivanneer hetzelve vooruilgaat, yoor-namelijk oyer eenige hoogte , gelijk staldrempels , bij elke wending of achterwaartsche beweging , toont het dier pyn ; alle leyendigheid , kracht , moed enyrije beweging is ver-dyvenen , en het haar is slroef en glansloos. Het dier loopt mat , krachteloos, en eyen als ware het uit een stuk zonder gewrichten gemaakt, zyraarmoedig zijnen weg ; het keert geenszins tot deszelfs oude gewoonten , als bijlen , slaan enz. , tenig; de beenen zijn onder het ligehaam ge-schoyen , cn het staat däar, met een' slijf uitgestrekten hals en zonder eenige kennis, zijnen onyermijdelijken dood inwendig geyoelende , en denzelyen door zijn geheele yoorkomen en gebaarden te kennen geyende ; in eene goede yyeide staat het even zoo treurig , en als het ware half bewusteloos, in zieh zelven yerdiept als in den stal, en bij de opene voederkist, tot dat bet stikt of wel de bij körnende worm en kwade droes en in den loop daarvan eene uitterende koorts , een einde aan het lijden van het dier maakt.
Bij den oyergang eener ware longonlsteking in eene passive doen zieh alle teekenen op, die in het volgende Hoofdstnk , over deze ziekte , aangewezen zullen worden.
Hier dient alleen nog aangemerkt te worden , dat deae overgang, bij deszelfs eersle yorderingen , niet zoo gemalt -kelijk gekend kan worden , en een geoefende blik , een ervaren praktischen takt vooronderstelt, zal men dikwerf de longonlsteking niet nog maar roor waar ontstekingachtig honden , wanneer dezelve nogtans reeds in eene passive is overgegaan. Het inoeijelijkste wordt deze overgang da-delijk by deszelfs ontstaan, bij zoodanige paar den gekend ,
113
die ook reeds iu den ecrsten toesland der ziekle , mat i krachteloos waren , weiaig teekenen van oulstekiug had-den, eu ecn zeer onprikkelbaar en ongevoelig ligchaam bezitlen, gelij k bij ua allt paarden van zeer gemeen ras. Dezc overgaug to Igt intusschen raeniginaal en zal metal deszelfs toevallen in iiot volgende lloofdstuk beiiaudeld word en.
De overgang van de loiigontsteklng in het koud vuur , veroorzaakt dadelijk eeiien Snellen onvermijdelijken dood van het dier , en is die gesteldheid vraarvan de vildeis , de opening, in de gewone laal zeggen: «long en lever waren rot.quot; De hierboven aangeduide gevaarlijko en doodelyke teekens , gaan dezelve vooraf, zoo als ket loopen van een brnin stinkend vocht nit de neusgaten , eene rottige renk , die zieh bij het uitademen om het dier Iieen verspreidt, het plotseling ophouden van alle pijn , het tandknarsen , een hippocratisch gezigt , en eigenaar-dige gebaarden die den nabijzijnden dood aankondigen, welke men intusschen meer opmerken en gevoelen dan beschrijycn kan , terwijl het dier onder stuiptrekkingen , sterke kloppingen van liet hart en ecn angstig rentclend trekken en snakken naar de lacht, dood ter aarde stort.
Wat nn de voorzegging bij deze ziekte aangaat , kan dezelve reeds daarom nooit zeer günstig zijn , daar zij — gelij k wij boven gezien hebben — zoo menig gevaarlij-ken ja doodelijken nitgang heeft.
Wanneer dus dadelijk bij den aanvang der ziekle , eene doelmatige hulp verznimd wordt, dan is zij altijd zeer gevaarlijk, dikwerf doodelijk , ea laat in de günstigste gevallen een langdnrig (chronisch) lijden der long achter. Bijzonder gevaarlijk wordt dezelve bij jonge, welgevoede eu met veel aanleg voor ontstckingen voor-ziene paarden , en vordert dan eene des te spoedigere en in hareii geheelen omvang antiphlogistische (onlsteking-werende) behandeling , welke voornamelijk in het volgende beslaat, als :
1.) In eene overvloedige achterlating uit de halsader , waarvan de hoeveelheid zieh naar de ligchamelijke gesteldheid , deu ouderdom van het dier en de hevigheid der
114
otttstekiag rigt. Het is rati eeu bijzonfler goed gerolg, wauüecr bij tlo eersto aclerlating reeds dadelijk , bij ecu volwasscQ paard. ,6,8, 10 tot 12 poad bloetl afgelapt wordt. Eeue lierhaalde adedatlug doet ia deze ziekte op verre ua uict zoo vecl nut als eeuc ruime aderlaling dadelijk iti den beginne ; overigeus geldt nog iiierbij de regel, dat lioe dikker , kleveriger eu zw arter liet bloed is en iioe grooter do spekimid of de oiitslekiugskorst is , die liet Torint, des fe noodzakelijker do aangewezeue aderlaling wordt en iioe meer bloed men moet aftappen. Zoodra dit eerste Tereiscbte tot de genezing der ziekte bewerkstelligd is , zet men
2.) eeue fontanel (dragt) aan de borst , maakt in baren gebeelen omvang , de liuid van de daaronderliggende spielen , met de fontanolnaald los, blaast de Jucht in, zoo ats bij Jo aaiin ijzlug van Jczo operalie , zal geleeru worden , brengt 1 tot 2 onsen terpentijnolie in de wond, verdeelt dezelve door iiitgt;veiidilt;je Avrijving in bet losge-maakt cclweel'sel , brengt een met terpeatijnolle natgeinaakt sink leder daarin en stopt de opening met een meinig droog werk (I). Is dit geschied en eene ruime aderlaling yoor-afquot;elt;'aan , dan geraken do paarden gewoonlijk aan bet z wee ten , dat men door bet dekken'met dekens , zoo lang als mogelijk is, onderbonden , en yervolgens bet dier over het geiieele ligchaam met stroowisscben terdeeg wrijreu moet. IViet zelden wordt door dit zweet, betwelk vooral doer de voorafgegane aderlaling en den dadelijk daarop aangewenden prikkel door de fontanel to weeg gebragt ward , een krisis bewerkl en do voorname grond tot de genezing gelegd.
(1) Een haarvlcoht of Inn^o dragt van eene bchnorlijke lengte , aoo dat dwlve van 8 tot 12 Rijnl. duiraen onder de huid komt, tusschen de voorbeenen an» da boist, op de gRwOi.e wiUe , door middei van eenen dragtnaald aangebrajjt , lal voldoi-nde wuzen , in-dien men de dragt s!ei:lits met wat groene zeeji of nog betcr met l-r-pentiju olie bostvijke, daarbij zorg dragende, cm de dragt dagelijks wat to vertrekken.
Ook ia! men met veel nut inwrijvingen op ds borstwanden knnnen doen , »an de braakwijnstecnzalf (l:eslaande uit 2onsfn len-zfl en 2 drachma's brankwijnsteen zeer fijn gewrevon) waardoor men eene zeer goedc afleiding zal bewerken. R.
115
jSooil moet men bij ceue vratc longoutstekiiig of foula-nei de dragt vioeger aainrendeji dau uadat men , naar den aard der ouistaudiglj.edeii , eeuo ineer of miuder ruiuie adeiialitig ouderuoa,ieu lieeft; anders ivordt door dit prikkeleude middel uiet allcea do algemeeue oulste-kingaclitige gesleldiieid , maar ook de bijzondere iu do loug Toriueerclerd, ea de ziekelijke gesteldlieid slcciits nog meer verhoogd dau verminderd. Hetzelfde is het geval , wannoer men niet do fontanel le laat komt, wan-neer do ontsteking reetls zoo iievig in do long is, dat men dezelve door geeaen tegenprikkel uieer afleiden kan ; dau wordt door de fontanel do toevlood der vochlen naar de borst en niet naar de uitwendige deelen ver-meerderd j en men vervvekt uitwendig nock ontsteking , Hoeii opzweliing , eu geene aSeiding van liet ziekelljh aaugedane deel.
Ook kan men over hot algeineen geenen gunstigen uitslag der ziekte ver wach leu , torwijl het altijd eene kovige ontsteking in de loug veroudersteld, wanneer do foutauel weinig of geheel niet werkt , de geprikkelde deo-leu niet ontstoken en jiijnlijk worden , opzwellen en eeneu goedeu etter Yoortbrengen ; in zoodanig geval moet men de prikkeling van de fontanel nog vermeerderen, en som-quot;quot; wijleu ook —• wanneer de gevoeligheid en hot werkvermogen danrtoe eigenlijk wel voorliandeu , maar veeleer door do hovige voortdureude algeuieeue ontsteking onderdrukt is — alvorens nog eene algemeene aderlating aanwenden , na welke dan eerst de foutauel werken zal ; eene proefonder-vindelijke stelling die voor den aanvaugenden paardenai ts ran groot gevvigt is, daar hij nit gebiek aan toereikeude onderviuding , niet zelden eon blood onderdrukte toestand der levenskracht voor wezeulijke zwakheid aanziet. Zoo-dra de foutauel staat, sterk ontstoken wordt eu eeneu goedeu etter voortbreugt, kau men op de herstelling hopen.
Met den derden dag wordt do fontanel uitgedrukt eu twee tot driemaal daags daarmede voortgegaan, terwijl men door middel vau cen hont ofstok, welke met het eene eiiide aan den halster on met het andere aan eeuen gordel wordt vastgemaakt, verhindert dat het paaid aan
116
de foiilauel kan bijten of dezelvo er uitlialeu. Oferigens wordt dezelve zoo lang in elteriug gelioudeu , tot dat de Tolkouiane lierstelliug begonnen is.
3.) wandt men 's morgens , 'smiddags en 's avonds eeu klisteer aan van een verzachtend afkookscl van lijuzaad met lijn- of raapolie en keukenzout, of ook eenvoudig van laaiuv water met groene zeep en wat raapolie , oui het darinkaaaai te ontlasleu en ook längs dezen weg eene afleiding le verwekken.
Met Jiet oogmerk , om de onlstekiug ici de long wegte-neraen de opgehoopte stoffen nit het darmkauaal te ont-laslen , en cm de koorts te verminderen , gceft men:
4 ) een conserf nit
Poeder van wonderzout, twee pond.
-- Salpeter , een half pond.
- poeder van zoelliout of hecmstwortel | pond
en lionig of gewone sijroop zoo veel als ge-uoeg is om een conserf daarvaii te makeii , van welke men aan liet dier, 's morgens , 'smiddags en. 's avouds U tot 5 spatels vol op de long strijkt en tot aan Je lierstelling daarmede voortgaat (1).
Bij paarden , die aan deze ziekte sterven , vindt men bij de opening, de borstholte gewoonlijk meer of minder vol water , en de long gedeeltelijk of gelieel door versteif aangedaau; in denzelfden staat tieft men ook de lever aan , ten minste is zij opgezet , vergroot en op de meeste plaatsen ontaard. De overige ingewandea des ouderboiks
(1) He Icefregel moet met deze geneeswijze overeenkomen en eene »erkouloiide strekkinjj hcbben , waarom men het dier tarwe temelen , en loo het jaargelijde zulks toelaat teycns op »tal green voeder goeft, of anderj slroo in plaats van hooi. Hot drinkwater moet Fiiet koud , maar laauw warm wozen gt; en zeer geschikt zal men hierloe een lyjikoek drank kunnen hezigen , indien het paard aan dezen drank tneer of minder gewend is.
De uitwendi^e wrijving des ligchaams en vooral der ledematen , ten einde derwaarfs eene afleiding van den hloedstroom te makeu , zal men voiatrekt niet mögen nalaten, maar moet als zeer nutlig besohoawd worden, terwijl verzachlende dampbnden van kaasjes-kruid of heemslbladen, onder dsn kop geliouden) zeer geschikt hare uanwending vindeu. 11,
zijn soms gezoud doch somlijcls deelen dezelre mede in de oatsleking.
Aanmerking van den lloogduitsehen Vertaler.
Tot het -voorafgaande blijft mij nicts over bij te roegen, dan alleea de Terschijnselen , den loop , en de geneziug dezer ziekte , zoo als dezelve liier opyegeven zijn , door mijne ondervinding te bevesligen , en siecht s nog aan to merken dat :
a ) De ware longontsteklng bij de paarden al mede onder de meest vooikomende zieklen behoorl , daar door de verhinderde huidullwaseming , zoo dikwijls gelegenheid hiertoe gegeven word I, waarora wij ook zien , dat zieh dikwijls de getueenste en onknndigste smeden en herders , eene zekere repntalie als veeartsen , weten te verschaffen , want daar luinnc gelieele knnst in niefs verder bestaat, dan in de aanweiuling van eene adeiiating en gt;an eene fontanel , en in de toediening ran eenen verkoelenden drank , zoo als zij een mengsel van glauberzout en salpeter , in een afkooksel van linden bloesem opgelost, «oemen , en deze middelen juist in dit geval aangewezen en de gewigtigsle zijn , zoo kan het niet missen, of zij genezen , nicttegenstaande alle gebrek aan veeartsenijkunde , toch vele paarden , naardien dezelve , gelijk dikwijls het geval is , aan eene ware longontsteking leden , en zij bij deze ziekte juist door de eeiiige wetenschap die zij bezitten, de ware behandeling treifen , zoo als mij menige ondervinding dikwijls geleerd heeft,
h ) Daar de kenteekenen van eene ware longontsteking , van die e^ner onware of passive ziekte van dezen aard , inzonderheid gedurende dat de eerstgemelde ziekte in de laatste overgaal , zieh niet altijd dnidelijk latenonderschei-den , hoofdzakelij k voor eenen beginnenden paardenarts, terwijl ondertusschen in beide toestanden , datgene wat in den eenen het groolste geneesmiddel, zoo als de aderla-ting bij eene ware longontsteking, in den anderen , gelijk in de onware zeer nadeelig wordt. zoo raad ik in twijfel-jichlige gevallen aan , eene pioefaderlating te bewerkstelr
118
ligeu , Tvamieer tic gesteldheid van liet bloed spoediy zal leereu , of meu met do aderlating yooiljjaau of dezeive slaken xnoet, lictwelk ook uit tlen polsslag gcdurende en na de proefadei laling bJijkt. läij eeue scliijiibare zwakle , eeuc nieer onderdruktc Jevenskracht , die zieh iiier en daar bij eene ware lougoulsleking vei toont, raad ik al mede zoodanige proefaderlaling aan , om hot gt;vare karakler der ziekte te ontdekken, Iietwelk ons de gesleldiieid van liet bloed, de verlioogde pols enz., duideJijk doen zien.
De besle duitsciie scliriften over dit ouderwerp , vindt men in teit's en avaldibger's werken, in aaisscs's Aawrf-buche Se Avjl., en lEMiECKEßs Hossarzt, 2e uäufl, —
XVII. HOOFDSTUK.
Fan de onware of passive lougontsiekirig.
t OJ'.iclioon de chronische ziehten slechls langzaain o aßcopen , zijn dezelte echter grootendeels 9 gcvaailijker en moeijetijker te genezen, dan » de .met afloopenao ware ontstckingachiige » zieklenS*
De onware ook asienische longontsteking genaamd , is , Tolgens derzelver geheelen aard en toevallen , in alien deeie van de ware ioiigonlsteking onderscheiden; zij is bijna altijd met eene slepende leverontsteking verbonden , last de paarden zeldzamer dan de ware longontsteking aan , wanneer zy niet, zoo als dil somtijds Let geval is, als eene algemeen ixeerschende ziekte onder de paarden, nil verschiilende plaatselijke omstandigheden , als groote bitte , bedorTeii voeder , stinkend diiakwater enz. , ont« staat. (1) Buiten die geyallen , hebben wij liet bij deze
(1) Zoo ais, bij yoorbeeld , in eenige vorige jaren het goval
#9632;WH», San tic hierover mijn klein werkje; »über die jezt «ntor »den Pferden herrschende chronwche Lungen und Lebrentzün» » dunj. Ilmenau bij Voigt.quot;
Aanmerhxng van den JJoogduitschen Vertalfr,
diereu onemdig mecr met vvaie of active longoritstekiugeii te doeu , {-elijk mij zoo velc Avaarnemiugen geleerd heb-ben.
De eerste in het oog vallende teekens dezer ziekte , doen zieh door eene snel opkomende buifengewone zwak-te voor , en alle bewegingen van het dier zijn als verlamd. In die zelfde male neemt de gevoeligheid en prikkelbaar-Jieid ai, zoo dat alle levcns- en zeuuwkracht als uit-gedoofd schijnt AI wil men het slechts Tan de eene zijde naar de andere laten gaan , dan moet men zieh hier-ioe reeds Tan geweld , sterk aanspreken, en harde sla-gen bedienen, en loch gaat het niet op zijde , of ten ininste zeer laiig.-aam , zwaannoedig en yerslapt , en dit zelfs bij diereu , die in eenen gezonden toestand , znlks op het zaclitste aanspreken deden. Met him geyoel is te-vens het ziutuig van het gehoor afgenomen, zelfs hnn gezigt is niet als in den gezonden toestand , en met deze verzwakte vverking van de s])ieren en zenuvven vermin-»lert te gelijk de aandacht op alle nitvvendige voorvverpen. Deszelfs makker , aaii vvien het dier langen tijd gevvoon is , möge van hem weg en uit den stal genomen worden , of daarin terjig komen , het slaat geen acht daarop , ja schijnt het geheel niet te bemerken, terwijl het daaren-tegen in gezondedagen, bij de verwijdeiing of terngkomst van zoodanig paard hiunikte , of anders door deszelfs ge-baarden en ourust , vurig verlangen of blijdschap te kennen gaf. Helzellde geschiedt, wanneer de oppasser het deksel van de voederkist , open- en toe doet, een gedruisch met de emmers maakl , op welk alles het in den gezonden toestand zoo zeer de aandacht vestigde , en zijn verlangen om voeder of drinken te krijgen , door hinniken en eene uitgestrekte honding , of door het krabben met de eene of de andere voorpoot, aan den dag legde.
Thans blijfthet bij dit alles treurig staan , en zieh slechts
120
met zijuen in wendigen toestaiul bezig lioudcade; bet be-iveegt de ooren niet naar die zijde van waar iiet geluid komt , en scliijnt even weinig liet geraas te bemerken, als Longer en dorst te gevoeleu. ]\Tn cens staat liet slil op de icgter- dan vvederom op de linker achterpoot ; op geene rust het lang , even als ware liet na eene iievige inspan-Bing , zeer vermoeid. I)e liaren rijzen in de hoogte , en er ontslaat bij afwisseling eene koude rilling of eene vlie-gende brandende en siekende bitte over het gebeele lig-cbaam. Dit gevolg Tan eene onregelniatige , bevveging van het bloed , blijkt ten duidelijkste bij bet voelen der ooren , als ligchaams deelen zijnde , welk ver van bet bart , bet voorname vverktuig van den bloeds omloop , yervvijderd , met de fijnsle opperhnid overti okken , en met de zacbt-ste baren bezel zijn. Hier voelt men dan de afwisselendo konde en slekend brandende bitte bet eeist en duidelijkst, gelijk dezelve ook hier eene zekere maatstaf van de koorts op levei en.
Even zeer als de krachlen en alle werking van het le-Ten , de gevoeligheid en prikkelbaarheid afnemen , zoo is ook de eellnst als op eenniaal verdwenen. Hard voeder eet het zieke dier in het gebcel niet , als soms een weinig hooi, somtijds wat zcmeleu , en eene slobbering nit rogge-meel, doch ook van dit alles zeer weinig, langzaam , met Tele tussclienjroozingen en na herhaald opdringen. üit de ruif eet bet nu reeds in het geheel niet meer , omdat bij dezen ziekelijkcu toesland telkens de kop meer of minder .ingetrokken is , hetopligten daarvan aan hetzelve , nit meer dan eene oorzaak , nioeijelijk wordt, en bet voor de krib — al ware die ook nog zoo zindelijk , —om zoo te zeggen walgt, terwijl bet ook bij bet eeten nit dezelve , den kop opligten en den hals buigen moet. Het meest drinkt het nog bij voorkenr meel- of iijnkoekdrank en liever eenigzins laauw dan geheel koud nit de pomp , na het genot waar-vau hetzelve een verstikkeuden , doffen en pijnlijken boest kiijgt. Overigens is deszelfs positie reglop , en niet zoo als bij eene ware sncl afloopende longontsteking , wan-neer bet den kop en bals naar den grond laat bangen en de grpotste pijn te kennen geeft , zoodra men denzelveu
121
in de Iioogle hoffen ivil, vei mocdelijk , omdat daardoor de meer of minder mede ontstokene luchtpijpen gespannen zijn , en ook reeds nit dien hoofde daarbij de beweging der borstspieren , die wederom met het borstvlies zamen-hangen , tevens in werking gebragt worden eu derzelvcr medegevoel opgewekt Avordt. Alleen de beenen zijn , even als bij de eerstgemelde longontsteking en bij cen domkol-derig paard , onder hetlijf by elkander geschoTen en staan bij menige dieren bijna als op een bord. De beweging der flanken is , in evenrediglieid van den gezonden staat , niet zeer toegenomen , inaar gescliiedt even als het in- en nitademen der luclit kort op elkander en met inspanning der buikspieren. De adem nit den neus en den bek is slechts malig lieet , en in verre na niet zoo brandend als bij eene ware longontsteking. Het slijmvlies van den nens is gedeeltelijk rood gekleurd met eene geelachlige tint doormengd, maar dat van den bek en de lippen is meer bleek en met gele vlakken en strepen gemarmerd.
Somwijlen loopt er uit beido neusgaten eene bruin gele vuile stoffe , die kleverig is , en zicli even als iiet nitvloei-sel bij den kwaden droes , aan de uileinden der neusgaten , als boekbindcrs lijm vast hecht. Dcze ontlasling houdt we-derom plolselijk op , zonder dat daardoor de ziekte ver-quot; minderd of vermeerderd wordt.
De klieren onder de keel zijn meer of minder gezwol-len, zonder daarbij ontsloken en pijnlijk te zijn; nogtans ontstaan bij menige aan deze ziekte lijdende dieren, voornamelijk bij hare eerste ontwikkeling , gezwellen van eene passive onlsteking of van eenen zuchtigen aard aaa andere deelen van. het ligcbaam , voornamelijk aan den kop , aan den hals, aan de borst , in den omtrek der ware ribben en aaa den buik , benevens aan de beenen , welke gezwellen dikwerf wederom zeer snel verdwijneu en zieh op andere plaatsen vertoonen, somtijds op de long overgaan en het kwaad nog vermeerderen , maar dikwerf ook langer in eene gelijke slerkte blyven. Do gezvvellen bij deze passive ontstekingen zijn pappig, nitge-breid , niet omschreven en bijna zonder pijn. De oogen zijn dof maar weinig ontstoken, cn de kliei Ijes der oogleden
6
122
outlasten dik^rijls een kleverig Tocht. De blik is mat , londer leyen ea vuur, de oogleden zijn niet zelden gamp;-heel gezwolleii, terwijl het paard inet het algenieene ea plaatselijke govoel van ziekte in de long en leyer alleen bezig is. De hoest is dof, kort afgebroken en pijnlijk , en iiet (Her proest niet na het ophouden daarvan; som-wylen klinkt dezclve zeer hol , en houdt gedurende lan-geien lijd aan , doch na het gebruik van koud drinken «gt;f na ecne ccnigermate gcdwongeuo beweging, irordt dezclve heviger. De bulk is eenigzins ingetrokken, maar in het begin der ziekle nog weinig opgezet. De drek-stoffen gaan iveinig af ; bij den aaiiYang tier ziekle zijn dezelyen vast , met slijm bckleed en zwartachlig; bij het toenemen tier ziekle worden dezelven stinkend, en b^ Termeerdering van de kwaal , onfstaan er kolijkachtige , geheel rolle als cen kreng rnikende afgangen. Dij cenen längeren dunr der ziekte , gaat de reeds vöör den aanval der ziekle en bij derzelrcr ontwikkeling nog door het dior genoten haver, nit zwakte der ingewanden en wegens eene ziekelijk afgescheidene gal, onverteerd af In all« gevallen worden de drekstoffen met eene inspanning en cen onaangenaam en pijnlijk gevoel outlast, hetwelk de dieren door het kennen daarbij te kennen geven.
De pis is in het begin der ziekte helder , wordtzeldon, slechts in kleine hoeveelhcid en even als de drekstoffen met pijn door het dier ontlast; in den loop der ziekte schuixnt dezclve , maar heeft geen afzetsel, en wordt ten laatstc troebel, kleverig taai , en spint zieh in diaden niU
Na het zweeten volgt geene verligling. Iiet zwc«t is kleverig, stinkend, en wanneer de dood van hot dier nadert, koud.
De afscheiuing van het speeksel is in het begin d«r liekle als gewoon , in ilen loop derzelve echter is de af-zoudering daarvan meer onregelmatig en wordt het stinkend , dik , kleverig en als gesponnen draden , die het dier nit den bek hangen.
Do harlklopping is van het begin der ziekte weinig voel-baar , wordt menigvuldig en kianipachlig by Uet toene-
123
»neu en ten laatste zwak en onreyelmatig , terwtjl het dler onder de hevigste sluiptrekkendu slagen van lielzelvo sterft. De polsslag is gt;veiuig voelbaar , en ofsclioon de ader toI schijut te zijn, is dezelve ncgtans op hetgevoel zeer -vreek en zwak , terwijl men de slag weinig of gelieel uiet bemerkt. Wanneer men den omlrek van de lever of de borst met de hand drukt, dan toont het dier daarbij minder pij n dan bij de waro Igngontsteking, doch rooral wanneer men op de luchlpijpen drukt en het hierdoor tot hoestcn aanzet.
By de bevveging toont het zieke dier de grootste zTrakte , hot vraggelt en tuisuelt, met het achterste geileclte , gaat daarbij bijna zijdwaarts als een hond , en men kan het met moeilc , ja dikwijls ook met slaan , uiet in den draf biengen. Indien een sterk man zieh aan de cene zijd® leimen wilde, zoude hij het geheel zvvakkeeukrachtelooze dier dadelijk naar de andere zijde kuunen oinwerpen, eu deze kracbteloo^heid en mathcid komt bijua eensklaps. Paar de a , die heden nog zeer vrolijk en sterk schijnen , hebben dikvverf in eenen nacht al huuue krachten verloren , die hier meer onderdrukt dan geheel verdwenen schijaea le zijn , daar de dieren bij cene doelmatige hehaudeling , weder opkomen.
Bij hei verder toenemen der ziekte ontstaat er een tan-den knarsen , eu dikwijls ook , wanneer het middenrif (evens ontstokeu is, de hik. De drek sloffe a worden dim , vloeibaar en zeer stinkend. Er outlast zieh eene bruin met bloed gemengde vuile stof uit den neus , vau eenen aasachiigen reuk. De beeuen , de buik , de uijer of de koker worden znchlig , de foulanellen scheiden niets dan een dun stinkend vociit af, eu worden hard iu den omtrek. Alle wärmte , gevoeUgheid en prikkelbaarheid, verdwijnt; de dieren zijn als levendige mumien te beschouwen; aan eleu , zelfs aan drinkeu is niet meer te denken. De long en met haar de slijmvliezeu van de keel eu de neus, worden bleek en geheel geel. De van het liart verafgelegene deelen , zoo als de ooren eu het onderste dor ledematen , worden geheel koud. De hals en het ligchaam des diers worden stijf. Eene yuile krengachtige reuk verspreidt
124
xicli over het gelieele dier , Let ademhalen wordt benaauw-der, de polsslag Avoidt onvoelbaarder , de slag Tan liet hart krainpachlig en stootend. De oogon Terdraaijen zieh , er ontstaau sluiptrekkingen en het dier sterft daaronder.—
Gedutende den geheeien loop der ziekte gaat het dier niet liggen , of staat ten minste , na eeu kort liggen , weder op. Zclfs dan wanneer de dood nadert, en alle wer-king van het leven uilgeblascht is, staan zij nogenTallea dikwijls corst met den laatsten slag van het hart, om.
Paardeu , die in den gezonden staat, haspelden of beten en sloegen , laten gedurende de ziekte , deze kwade ge-woonlen , zoodat de kwaadste en onhandelbaarste paarden , jds de slilsle dieren Toorkomen , en deze verzwakte toestand , deze yeranderitig van hun geheeien aard neemt met tie ziekte toe ; gelijk ook met de heterschap , iiunne onde kwade gewoonten temg keeren , en zij in denzelfden graad weder aanvangen te haspelcn , te bij ten en te slaan , als hnnne gezoudheid yerbetert of wederom hersteld is.
Bij eenen hoogen graad der ziekte en wanneer, Tolgens mijne vvaarneining , alle hoop op herstel verloren is, ver-spreidt zieh over het geheele dier eene krengachtige reuk ; het gaat met de pis bloed af, even als zulks ook uit den nens outlast wordt; de stinkende afgangen nemen toe , het fondament blijft open staan , de beenen en de bnik zwellen zuchtig op , alio gevoeligheid en prikkelbaarheid is nitgebluscht, de adein stinkend , de polsslag naauwelijks te voelcn , de slag van hot hart stootende ; destijfheid van het geheele dier neemt toe , het ademhalen is zeer kort , met opgezette neusgaten en intiekken der buikspieren ; de fontancllen etteren niet meer , en er vloeit een wa.terig met bloed -vermengd stinkend voclit uit dezelve ; de ooren en het onderste der lederaalen worden marmerkoud ; de ondeiiip hangt naar beneden , het geheele gelaat van hot dier vvordt \ertJokken en vormt het hippocratische gezigt: het dier spe. t den bek open , zoekt naar lucht, stört ein-delijk onder stuiplrekkingen ter aarde , en is dood. Btj eeuige paarden die deze ziekte hebben , Toornamelijk daar naar züchtige of deegachtige gezwellen aan den kop, den hals en de borst ontstaan , wordt somtijds de oene of an-
125
dere dezer pl.aalscn vau kotid vuur aangedaau , waarby de ziekte sonitijds tot beterscliap overyaat. In dat geral is liet koud yiiur als eene crisis der ziekle te beschouwen , lenvijl iietzelve liet dier spoedig dooill, wann ear het do long olquot; de lever , of zoo als gewoonlijk bet geval is , bei-lt;le deze werktuigen zanrien aaatast.
Bij alle ziekteu van dezeu aard , scbijnt het dier slechts aau zijueu gevaarlijken toesland te denken; ueerslagtig mal een traurig gelaat alle voonverpen. aauzieude , slaau de dierau daär als gevoaldan zij linnneu naderendea dood , on bereideu zicli tot deuzelveu voor. De blik, de nit-drukking , de bonding en de gebaarden zijn niet alleen zonder kracht en leven, maar ook als het Avare pijulijk neergedrukt, even als hadden zij een treurig voorgayoel , en bemoaiden zij zieh alleen met hun lijdeu , tervvijl zij liet vooikomen hebbanals of zij daar verlalen stonden , en jnet de geheele bnitenwereld in gaene beliekkiug ineer waren.
De vaearts moet zulk eenen toesland van ziel wcl ga-deslaan , want dezelve verschaft hein een duidelijk ken-teeken vau bat gavaar dar kwaal. Het schijnt zelfs rae-nigmaal bij eena naanwkearige Avaarnaming der zieka die-ren , als of zij maar kennls van het gevaar liuns toestaneb hadden dan wij gelooven , en zelfs dan de mansch in zijne ziektaji heaft , en als of zij een eigenaardig voorge-voel van Iinnnen dood hadden , dat zieh alsdan door huune gebaarden en in hun gaheel aanwezen nitdrukt.
Eane rolaclitige long- en levarontsteking , loopt in 7 , 14 of 21 dagan af, binnen welken tijd liet dier genezen of dood , of de ziekte in andere kvvalen, zoo als bij voorbeeld , de borstwaterzuclit, overgegaan is. Bij doel-matige, dadaiijk in hat begin der ziekte aangewende mid-delen , dunrt dezelve ten laiigste 14 dagen en wordt dan beter , wanneer de herstelling in 3 tot 4 woken , voltooid is. Paarden die boven den 2le ea 25e dag aan deze kwaal lijden, worden zaldan genezen. Zonder hulp der kunst eindigt deze ziekle bij na altijd met den dood en slechts ligte aanvallen gaan zonder geacesmiddelcn we-derom gelukkig over.
120
Wanneer den 3e tot den 4e dag na hot zelten van ecne fontanel op de borst — een der yroolste en geivigtigste geneesmidlt;lelen bij deze ziekle — niet reeds de boterscliap (mtstaat, -dan wordt de ziekle , hoovei niet altijd doode-lyk , loch langwijlig , en men heeft alsdaa met eeno trage herstelling te doen. Zoo lang ivijders de fontanel al-leen tuü of kaasachtige Stoffe geeft , is de ziekte ook nog niet gebroken, en duurt dezelvc met eene gelijke hofig-heid voort.
Een teeken der beginnende beierschap is liet weder-keeren Tan den Terloien ectlust. Zij vangt aan met het eten van een vveinig gocd hooi, een vveinig gras , een vveinig gesnedeu ramanasseu , wortelen en brood , cn gaat vervolgens tot liet gebruik van ander voeder orer. Ecu weinig haver met zemelen , of genialen garst enz. is liun liet aangenaamste voeder , gelijk zy dan ook gaarne ecjiepap van roggemeel en water of gestampte lijnkoek , gebroiken. Hierbij is alleen -aan te merken , dat men met deze vrijze van voeding steeds afvvisselen moel en de krib benerens den emmer altijd zindelijk behoort te liouden, teu einde iiet geen overblijft niet verznre , wanneer de zieke diet on , bij wie bovendien de eetlust zoo gering is , uit instinct , in liet gelieel niet uit dezelve eleu. Vau tijd tot tijd moet men liun eenige handen vol zuivere haver geven en soui-wijlen wederom een vvciiiig oudbakkeu roggebrood en Toorts zoo eene gedurige afwisseliug in hun voeder trachten te brengen , wanneer zij nog het spoedigste lets lgt;e' ginnen te nuttigen.
Ook moet men hun , zoo lang de ziekte nog voorduurt en de eetlust vermindert is , het voeder niet allijd in de krib geven , dat zij ook daarom moeijelijk uit dezehe eten kunnen , daar zij daarbij den hals krombuigen en den kop die thans nog zeer aangedaan is , in de hoogte heffen moeten. Het is dus voor hen gemakkelijker en liever eten zij dan ook van de eene of andere soort van voeder , wanneer de oppasser het hun vau tijd tot tijd , in eene droog zindelijke voederwan voorhoudt.
Dat zelfde geldt ook van het eleu van gras in de weide. Het bukken valt hun moeijelijk ouulat de kop oa de
127
borts aangeilaan zijn, en zij etea derlialvo liever een weinig gras , wanneer meu iiet liun vorsck afgesuedeu voor-lioudt.
Met net drinken is liet cren zoo gcsleld. Over iiet aJgemeen gebruiken zij nog liefet een weiuig laauw meel-of lijnkoektlrank , maar men moot daanncde ook afwisselen , ea hun Tan lijd tot tijd sohoon -water vooriionden. Bit la-alstc behooi t echter .altijd in don stal gestaan te iiebben , en niet gelieel koud to ziju , daar hot anders lot lioesten aanzct (i).
De oppasser mag volstrckt uict, om zieh de mocite van het voorhouden des drinkemmers te besparcn , deu-zelven voor het dier aan do krib binden , Avant dan ver-ontreinigt hetzelve den einmer, daar het zijn specksel daarin loopen laat, zieh den bek daarin uitspoelt , en hooi en voeder daarin brengt , waardoor men dan eene ware hooi- en voedersap verkrijgt , welke het zieke paard niet zuipt. Over het algemeen moet men aan het dier ai-tijd versch zniver drinken voorhouden, en bijzoudcr op de xindelijkheid Tan liet vaatwerk zien (2),
In het algemeen doet bij dezc , even als bijna bij alle ziekten der paarden, een goeile zorgvnldige ea vlijtige oppasser, die het paard bemint, buitengemeen veel af, en hij kan in vele gevallen bijna zoo veel tot de herstelling ran het dier mede werken, als de paardenarts zelf. Een proeidndervindelijke regel, dien de praktische vee-arls alleen weet te schatten en op pr'ys te stellen.
Bä de voortdurende beterschap , neemt de eetlust van dag tot dag toe: do ziekelijke lust naar Terschillend Toeder , indien ik het zoo ueemen mag, verdwijnt ,
(1) Het telkens en herhaald drinken der zieke dieren is in (leze ziekte even als bij de ware Longontsteking nuttig, waarom de oigt;-passsr den drinkommer aan het dior meermaJen op eenen dag moet voorhouden. R.
(2) Voor het overige is het goed om het paard gelegenheid t« {jeren , dal het zieh van lijd tot tijd in eenen eramer zuiver waterde mond kan uifspoelen, dasr dit het dier gaarne doct en helzeive vervrischt. R.
128
en de smaak iu een gelijksoorlig voedei-, voornamclijk iii goed hooi en liavcr , komt wederom lerug , en ivordt al meer en meer bestendig , tcrwijl in legended bij het loe-nemen der ziekle , alle eetlust verloren gaat, en het dier zonder eenig gebruik yan voeder, als liet ware sleclits op zijne eigene krackten leert en ondcrbouden wordt, ^1) tot dat het eindelijk onder eene algemcene uitpulling der krachten bezwykt.
Bij het toenemen der beterscliap , Trordt de klopping #9632;van het hart minder voelbaar , eu de polsslag wederom voller en voelbaarder. De afwisseling der koude en warmle neemt af, en er ontstaat wederom ecn gelijke wärmte graad van JieL ligchaain ; de ooren en liet ondersle deel der ledematen verliezen hunnen levenloozen toestand ; het haar is niet meer als een borstel en neemt wederom dcszelfs glaiis aan, Het slijmvlies v.aa den bek verliest de gemarmerde gele vlakken , cn hol blecke , klenrlooze en smerig aanzien. Het speeksel wordt op nieuAr even als in den gezonden staat afyeschciden ; de koorlsachtige bewegingen , en met dezelve hei opzclten der neusgalen , het slaan der flanken verminderen , en houdcn ten laat-ste gehecl en al op.
De kop wordt vrijer, de opmetkzaamheid op uitwen-dige voorwcrpen en tevens de gevoeliyheid en prikkel-baarheid , keert lerug, even als de volkomene kennis en het bewustzijn. Het dicr neemt deszelfs oude gewoonte en kwade manieren wederom aan; het bijt en slaat op nieuw en bemoeit zieh wederom met de andere paarden. Zijne houdiiig wordt natimrlij k , zijne beweging vrijer , met meer kracht en meer bezonuen.
Behalve een weinig nachtzweeten , houdt de ziekelijke uitwaseming op; de pis en de drekstoffen neinen hnnne natunrlijke hoedanigheid aan ; de uitvloeijing van slijm uit den neus houdt op , en de vrolijkheid benevens de levendigheid van het geheele dicr keert terug.
(1) 1k Heb paarden waargenomen , die by deze ziekte in 15 tot 18 dagen geheel geen voeder gebruikten , en alecbts nog door hunne jeugdige sterko levenskrachten behonden werden.
Aanmetkingcn van den Boogrluttschen Vertaler.
129
Anders is liet met dit alles gelegen , winneer de ziekte vordert eu in lieviglieid toeneemt; in dat geval wordt de klopping van iiel hart ineer bouzeude docli kraclileloos eu de polsslag zivaarder. Do koorts en de afwisselend siekende #9632;vrarmle eu koude nemen toe, Vooruauieiijk quot;vvor-deÄ bij üet toeiiemen der ziekte, de van liet hart ver-wyderde deelen , zoo als de ooren en de onderste gedeel-ten der ledematen, manner koud. Uel haar wordt al meer en meer stroef en steeds minder glanzig. Er ont-staat eon beren en trekken van de ledemaleii; de slijm-#9632;vliezeu tan den bek en neus worden bij voortduring bleeker ea geler ; het speeksel wordt kleveriger , dikker , taayer en stinkender. Het beuaamvde adeinhalen , het opzetteu der neusgatea neeuit steeds toe ; de kop wordt al meer en meer aangedaan ; de gevoe'iglieid wordt steeds miuder , terwijl de aandaclit op uitweudige voorwerpen meer eu meer afueemt; het bewustzija is slechts somwijlen tegenwoordig , eu er oiitstaat dikwijls eeue volkoinene mij-meriug bij het zieke dier ; de slelliug , houdiug , gang , alles wordt steeds zwakker.
Aau bij ten , slaan , en dergelijke gewoouteaisniet maer te deaken, eu er ontstaat fiouitijds de hik , terwijl tus-schen beide de hals en ook wel het geheele ligchaam van het dier, stijf wordt. Het zweet wordt kleverig , stinkend en koud, de pis gaat even als brniue boekbiuderslijm af. Er ontstaau stinkende , dünne afgangen , eu uit den neus vloeit eeue dikke , kleverige , met bloed veriueugtle , ten laatste , stinkende stof. Er outstaat ook zaclit aaa de beenen, de koker eu de uijers , terwijl deegachtige ge-zwellen den kop eu meerdere andere ligehaams-deelen aandoen , en er eindelij k ook längs de ribben , wind-of luchtgezwellen , opkomen. In den omtrek van het dier ontwikkelt zick eeue stinkende bedorveue lucht; het hy-pocratische wezea vertoont zick ; het dier staat met geslo-teno oogen , geheol terzwakt en krachteloos , eu hoewel nog lerend , even als het ware reeds tot rotling overgaan-de; het legt zieh in het geiieel niet neder , beeft van matheid, schrikt wanneer het uit zwakte in elkander zakt, wel voelende , dat het, bij ziju nederstortou , ook
130
«leszclfs leven eindigen zal, tot dat stellig de ziekle over de laatste krachten der naluur zegeviert, en het dier onder stuiplrekkingen , opzelten der neusgaten en meaig Tuldige liartkloppingen , dood ncdervalt.
Deze is de getrouwe , naar de natiuir afgcschilderde, loop dezer ziekte , wanueer zij tot de beterschap of den dood overgaat. Met den 14° of den 21° dag is alles roor-bij , en bij de beterschap begint eerst een middenstaat tusschen gezondheid en ziekte , de horstelling namclijk , die nog naar mate van den onderdom en de krachten Tan het dier, do hevigheid en aanhouclendheid der ziekte , de oppassing , hetvoeder, het vreer , de bijzondere gesteld-heid en eene xnenigte plaatselijkeomsfandigheden, sieclits weinige dagen of gt;veken duurt , gedurende welken tijder nog nachtzweeten outstaan en steeds nog eene algemeene zwakte van het dier , gezgt;vollene beenen, hoest , gebrok aau vrolijkheid en kracht overbHjft, tot dat eind'elijk ook de laatste sporen der ziekte Terdwijuen , en de staat (!cr gezondheid terug koint.
Het is zonderling en verdient zeker alle opmerkzaam-heid , dat, vvauueer deze aiekte somfijds heerschende ou-der do paarden is, bijna alle droesziekte» liet karakter van eene rotkoorts aaunemen , en alJe met eene langdurige aandoening der long en lever . gepaard gaan.
Be oorzaken welke deze ziekte te weeg brengen , z jn ; bedorven voeder , te weinig voeder , het drinken van stil-staand onzuiver water, aanhondende vermoeijenissen , groote hitte en gedurende de droogte veel opgesnovene stof, groot bloedverlies , en al vvat verzwakkende op het dier werkt, eene oüderdrukte , belette huiduitvrasemiag , die bij het bestaan der gemeide omstandigheden, de aanleiding , tot lifet nitbreken der ziekte geeft. (1)
Wat de voorzegging bij deze ziekte aangaat , zoo rigt dezelve zieh naar hare hevigheid , den ouderdom, de
(I) Verder ontstaat deze »5ekte, wanneer door eens verkeerde of verzuimde behandeling , of andere nadeelig werkende invloedeu , eene ware longontsteking in eene onware overgaat of een aste-»isch karakter aanneemt.
131
iigchaauisgesteldhcid , do krachteu , hot voeder , de op-passing en Terpleging van het dier; dc verhlijfpiaats, het jaargetijde , de Terziiitnde of tijdig aangebragte hulp, cte xneer of minder doelmaligo behaudcliug en andere plaal-sclijke omslandighedcn. In het algemeen kan men diea-aangaande het volgende aannemen:
Wanneer het paard noch te jong noch te oud is , en van eene sterke gesteldheid is, het gehruikto yoeder en drinken , niet al te siecht quot;\ras. en hoofdzakelijk dadelijk in het begin der Jiiekte , eene doelmatige hulp aangewend werd , dan laat zieht met veel ivaarschynlijklieid de her-stelling venvachten, Tooral ingeval niet reeds langduiige amp; {chronische} k-.valeu ran de long cn lever , voör het begin der xiekte bestonden , zoo als verhardingen , zamengroci-jingen , euz. Wijders ook wanneer het dier tic behoorlijke rust en oppassing genie ten kan, de incatgesleldheid meer droog en koud dan nat of heet is , en atoo wel de oppas-ser van bet dier als de veearts , het zieke dier met liefde en rorg behandelen.
Heeft daarentegen dc aiekte, die miescitieu bovendien hot dier met alle kracht aaugegreneti had , iceds eoneu geruimen tijd geduurd; is dadelijk in den beginne eeue doelmatige htdp verznimd geworden ; heeft de oppasser geene zorg voor het dier, — vvanl op dezeu komt het bij do hersteiling even zoo wel aaR al» op de kundigheden , do ondervinding en de vl,ij t van den paartlenarls ; — was het dier reeds vöör dit begin der ziekte zwak , oud of geheel jong ; hadden er reeds ciiroiiiache kwalen aan de lever en long plaats , en was het voeder sleciit en alle andere plaatselijke otnslandigheden niet guustig voor (Je hersteiling , dan kan wederom geene günstige voorspei-ling gedaan worden, en. men beeft eencn doodelijkea uitgang der ziekte te vreezen. Dit is voovnamclijk het geval , wanneer het dier scdeyt ^ersclleideue dagen in het geheel geen yoeder naar zieh nam , ea met de drekstof-ien geheele onverteerde haveronilastte , wanneer al bloed nil den neus loopt, de hals stijf wordt, zieh lucht- of windgezwellen vertoouen en een dünne afgang ontstaat; wanneer er zieh eene rotachtige reuk om het dier heen
132
vcrspreicl, liet spceksel en de pis zicli in kleverige dradea verdeelen , de fonlaiiclleu gelieel uiet trekken en slcchfs iveinige dünne en kwaadiiekeiide etter geven , het iiart zwak klopt , liet ademluden zcer kort en de ooren bene-\eus de onderste gedeelten yau de poolen marmer kond Avorden ; ^vanneer Aveinige of gelieel gcene gevoeligheid en prikkelbaarhcid meer voorhanden is , en het zieke dier , even als of lielzelve OTer zijuen doodelijken toesland na-dacht, onoplellend op alles wat in deszelfs oxntrek voor-valt, daär staat; wanneer zieh steeds nieuwe deeg- of zuclilige geZAvellen vertooneu , de slijmvliezcn van den neus en de keel zeer bleck, en bruingeel gemarraerd worden , iiet paard de matio do [To oogen slait , zieh in® het geheel uiet iiederlegt, op (]e beeuen beeft, even als uit den slaap sein ikkende opspringt, en nog levetid ecn aasachtige stank van zieh geeit. Wanneer eindelijk eene bruingele stinkende snot uit den neus loopt , en alle tee-keus van pijn schijnen verdweneu te ziju , dan zal het dier spöedig onder stuiptrekkencle bewegingen dood ter aaide nederstorten.
Over het algeineen wordt de Sickte reeds gevaarlijk, zoodra zij met dezelfde hevigheid bpven den 7e. en 9e. dag du uit, de eetlust in het gelieel uiet terug keert , en de algeineene «wäkte, als het war«, van nur tot uur toeneemt; eu er hocIf op*het zweelen noch op eene ver-meerderde oirtlasting van de pis , jjeterschap volgt. Wanneer de kop aangedaan en do bonding , Stelling eu beweging , be-vvusteloos, waggclcnde, onpvillekeuiig eiituimelende blijven , de zuchtgezvvellen toenemeu of censklaps verdvvljneu , en alle levenswerking, gevoeligheid eu opinerkzaamheid , even als uitgedoofd Is; gelijk' öok wanneer eindelijk de vrocgcrc gewoonten Van het . dier niel terngkomen eu hei dier als het ware i^ eene bed^lruing blijft.
Baareii tegen kau men op de herstelliiig hopen , wanneer de eetlust inaar eeiypzins terug konal', de fontanel-len outstokeu worden , ^bpzwellen en een hard, heet en omschreven gczwel vormeri , mitsgaders goede etter geven; wanneer het dier vrolijk wordt, deszelfs aaudacht op uit-wendige voorwerpeu loeuecmt ^ de wärmte oyer het ge-
133
Lcele ligchaam gelijkmaliger en uatuurlijker wordt, ter-wijl liet ademhalen Avederom op do go wo no wijze plaats lieeft; -\vanneer de blik van liet dier wederom vi-ijer en leycndiger , liet oog glauziger quot;vrordt , de liuiyering, het tiekken der beeuen , afneeint, de drekstoffen , de pis , en het zweet weder derzelver uatuurlijke hoedanigheid krijgeu, de slijtnvliezeii levendiger en rooder worden, Let speeksei zijue natu nil ij kc eigenscbap yerkrijgt, do top \rijer, de Stelling, liouding en beweging natuurlij-ker , willekeurigcr en krachtiger worden , de passive ont-stekingen eu zuehtgezwelleu allengskens verdwijuen, of ua kritische outlas tinmen , eeno beterschap en vrolijkbeid oatstaat , en slechts nog eene algemeone zwakte en eene snelleie of laugzainere herstelling merkbaar is.
Over bet algemeea nogtans blijft deze ziekte steeds ge-vaarlijk en is het yooruitzigt uit diea hoofde doorgaans niet gunstig (1).
Men kan de] genezing niet tijdig genoeg by deze kwaal beginnen , zal de herstelling spoedig, zouder vordere aiekte en volkomen plaats hebben. Dezelve vordert voor-eerst eene zachte outlasting van het darmkanaal , ten eiade de rotkoorts, door het terugblijven der drekstoffen , niet nog venneerderd en onderhoaden vvorde. Deze mid-delen moeten echter met andere bittere , specer ij achtige middelen verbouden zijn , die do leveuskrackten opwek-ken , to gelijkop de borst werken , do opb(t)pingcn in bot darmkanaal verwijderen eu tovens de huid tot werkzaaia-heid aanzettpu.
Hiertoe behoort eon mengsel van :
Poeder van roode geutiaan.
- calmus.
- ^eneverbezien. '
- valeriaan. •
- fenkel , en
- anijs , van elk J pond.
(1) Ovpr dlt onderwerp verwijs ik naar mijn wirk: » Unterricht »in der J hier ärztlichen Klinik, Leipzig bei Muller.
Aannterking van den Uoogduitsehen Vartaler*
Poetler van spiesglans , en
— bloem Tan zwayel , i pond. - glauberzout , 2 pond
genomen te worden , lielvrclk men met meel en Water, houig of sap van gele worfele a tot een conserf maakt , en waarran men aan het zieke dier 's morgens , 's middags en 'sayonds 3 tot 4 spatels vol op de tong strijkt , of tot brokken gemaakt ingeeft. Worden liierop do arekstoffen lasser, dan wordt de hoOTcelheid Tan Jiet glauberzout met de belft Terminderd , ook bet gebruik Tan dit middel ge-durende 1 lot 2 dagen gebeel nagelaten tubij toenemendo neigiug tot rotting wordt, bij deze massa nog een half lood kamfer, Tier onceii hartshoorngeest on eren zoo Teel theriak eToegd. lugeTal reeds dunne af'gatigen ontstaan zijn, an moet men het spiesglans de zwaTelbloem en het glau* berzout nog meer Teruiinderen , maar hi plaats daarran dezelfde hoeveelUcid ran de gepulveriseerdc arnica bij voo-gen , en de portic kamfer, harlshoorngeest en thermk vcsrsterken. ~
ßehalTe deze inwendige middelen moet wijders dadelgk in den beginne eenc fontanel en wel aan de borst gezet worden, en door het iostnaken ran de huid indengelioe-len omtrek , door het opblazeu ran het celweefsel , alsme-de door hot inbrengen Tan met terpentijnolie slerk beroch-tigdo Triekenoen het ingieten Tan eenige terpen tijnolie in de wend , dezelve regt prikkelende gesuaakt worden, ( I)
Bezo handelwijze is mede het wezenlijksto der genexing , cci kan niet lijdig genoog aaugewend worden , daar hier door de ziekelijke aandoening van de inwendige meer edo-lex deelen , op de nitivendige wordt OTergebragt, en daar-door de herstelling bevordeid.
(f) Buiten de plaafsolijko prikkeling, die hier de terpenlifnolte Terwekken moet , werkt tulks ook nog in zoo verre heiltaam op den riekelijken toestand , daar deielve door do opsiorpende »«» ten opgenomen en in de massa der sappen overgebragt wordt, waar het dan ala een opwekkend middel werkt.
Aanmerking ran den Eoogduitschen Veither.
135
Minder werkzaara toout zieh quot;b* deze ziekte , een setoil of haaiTlecht; dezelve prikkelt in dezen verzwaklen eu onderdrukien toestand al te weinig en brennt dus geeno genoegzame afleiding te weeg.
Helzelfde geldt Tau eeno fontanel onder den bulk; ook deze werkt gedeeltelijk te wein ig, omdat derzelver prik-keling meer do peesachlige uilbreidsels dan de spiereu treft, waarom de aanwending van deze kunstmatigeaflei' ding op deze wijze , van weinig of geiieel geen nut is.
Bog minder werkzaain zijn de prikJtelende inwrijvingcn van terpentijnolie, laurierolic, spaauscliCTliegen-tinclnur anz. , op de borst en in den omtrek Tan de lever; zij zijn al te weinig prikkelende , om do ziekte van de long en de lever naar de uitwendige de«Ien af te leiden , terwijl dezelve ook te weinig werksaam zijn, om de versloppingen in de lever en in de vaten der long weg te nemen. In-tegemleel venneerdert de opsiorping der spasinsclievliegcn-tinct'.iar door de watervalen , de algemeene koorts eu brengt moeijelijkheden bij het waterlozen te weeg.
Prikkelende inwrijvingeu , doeu slechls dau nnt bij deze zicktc , wanneer zij längs den ruggegraat, eu dus daär waar zij het rnggetnerg trefTcn , aangeweud worden en tot dac einde bcwijst cen meugsel Tan gclijke deeleu terpeatijnolie , bartshoorn- en kamfergeest , de beste dieusteu, inzouderheid in zoo veno het deels , door de opslorpende vaten opgenomen en in de jnassa der sappen OTergebragt , doze meer voor de neiging tot rotting be waart, en deels door den vlugligen prikkel , do zenuwen opwekt en tot eene meerdere werkiug aanzet.
Met 1 tot 2 onsen van het gedachte mengscl , bevochtigt men des 's morgens en 'savonds de ruggegraat van dt sclioft af tot aan het kruis , en wrijft bet met stroowisschen sterk in , want reeds hot wrijven op zieh zelve, doet eeno heilzame uitwerking.
Overigeus hangt het van don afgaag en van den vorderen ziekelijken toestand af , of men losmakendo , dan wel zamentrekkende of voedende klisteren van tijd toltijd moet aanweuden.
Bij gebrek aaa ontlajsting , Waarop men bij deze aiekte
136
eoo zeer te zicu heeft , *iju laTemcnten van ecu afkooksel Tan kamilleu of zemelen , met een Tvciniy keukenzout en lijnolie aaugorezen , die ook ties noods, alleen uit eukel laamv zeepwaler en keukenzout kunnen bestaau. Ingeral Tan dunne ontlastingen , werken klisteren van een sterk afkooksel van eikenscliors , terwijl voor een Toedend klis-teer, sterk meehvaler met eijeren Let beste kan gebruikl worden, hoewel däar waar men dit laatste aauwenden moet, allijd weinig of in liet geheel geeu iioop op de her-ßteJliug oyerblijft.
Eij toenemende zwakte , is het insteken ran slukken roggenbrood , die met goede rooden wijn bcTOchtigt zijn , van veel nut, Noglans moet men liiermede even als mel Lot toedieuen van alle inwendige geneesiuiddeleu , wanneer alj ook nog zoo overeenkoinslig de ziekelijke gesteldlieid rijn , van tijd tot tijd wederoiu ophouden ; want nie Is on-derdrukt bij paarden meer den eetlust, dan Let gedurig gebruiken van medicijnen, en lioe meer deze eellust vermindert , lioe meer de algemeene verzwakking toeneemt , die door bloole geneesmiddelen, zouder gebruik van voe-dejr , loch uiet ^vederom weggeuomen wordt.
Men kan het paard ten aanzien van bet ingeven en d« werking van inwendige geneesmiddelen, in geeuen deele , nil betzelfde oogpunt als den menscli besckonwen. Dit heeft mij eene veeljarige praktijk als paardenarts over-#9632;docdig geleerd , en wie dus in» de paarden-artsenij-kuust, slechts bij wijze vau oyerneming uit de geueeskonsl voor menschen , te werk gaat , gelijk thaas bijna alle ge-leerde reeartsen, zonder eigenlijke onderviuding in den eiekenstal , doen , die dwaalt geweldig , enzalin verre na niet het nut daarvan zien , dat het voortgezelte gebruik van inwendige, middelen bij den mensch heeft; want;
I0,) Nemen de paarden , bij voortduring het geueesmid-del slechts met moeite en alleen ter helfte of geheel niet in.
2°.) Houden zij daarbjj op te eeten of vangeu niet we» derom aan, zoodra men znlks niet gedurende een, ja twee en drie dagen uitstell , en de natuur als het ware laat bekomen , bencveus do reeds gegevene geueesmiddelea laat uitwerken.
137
Neigens intussclien rcrdieut doze algenieene regel der praktisclie paardeh-artscnijkuust meer iu acht genomen te worden , dan by de liier afgehandelde ziekte, »aar het zoo veel op het gebruik vati het roeder aankoml, alszijude hei beste versterkend iniddel.
Sfen gcve daaroin het Merboven opgegeyene middel, naar mate , gelijk ikaldaar opmerkte , de gesleldheid der ziekte gt;ereischt, niet dagelijks , maar meu houde een ätwee da-gen , daarmede geheel op , verwachte in hel algeineen niet te veel van hetzelve , maar zoeke de geuezing made in den uitwendig te iveog gebragten tegenprikkel, en in de fontanel , met welke men als het ware krachlig tot de oyer-winning der ziekte werken moet, en dezelve uit dien hoofde , wanneerzij niet outstoken raakt, en hot gezwelzich weinig uitbreidt alsmede niet warmer en harder is, van dag tot dag , door het meerdere losniaken der huid , het inbrengen van Tlas^vieken en iagieten van lerpentijnolie , nog prik-kelender moet trachten te maken; Avant Tan het trekken der fontanel hangt reel af: is deze namelijk bij alle prik-keiing niet tot Terettering te breiigen , dan is het dier •verloren , evenzeer als men zieh de herstelling bij na met zekerheid beloyen kau , en met de kwaal , zoo als men in het gemeeno leven zegt, over het ergste heen is , wan-neer de fontanel ontstoken en opgezwollen is , hard wordt en eindelijk ceuen goeden etter goeft.
Orn dit te bewerkstelligen , drukt men dezelte reeds na den eersten dag uit , al is ook op dien tijd nog maar cen dun en waterachtig vocht daarin voorhanden, piik-kelt dezelve door het inbrengen op uieuw van versehe wieken met terpentij nolie , welke handelwijze veel toteeue betere ontsteking en veretteriug toebrengt. Deze prikke-ling van de fontanel moet wijders zoo laug voortgezet worden tot dat iiet dunue vociit in wezenlijken etter ver-anderd , of de kaasachtige etter in eeue goede naar room golijkende vloeistof overgegaan is.
Men moet hier vooral bezorgd zijn, dat het paard zieh niet aan de fontanel of dragt bijt of schuurd, daar der-gelijke beleedigingen in dezen ziekelijken , toestand eene bijzoadere neiging schijuen te bezilteu , am tot het koude
\uur of yerslerf over te gaau, hchrelk eeaea nadeelifjeu invloed op hot algcmeene gcstel kau ten geyolge hcbben. Gebcurt bet ecbter , dat door dergelijke beJeedigiiigeu aan dc fontanel zoodanigo koudvurige plaatsen worden yoort-gcbragt , dan moel men ze met bet mes voorzicblig weg-nemen, en met opwekkendo ea prikkelende middelen , nls tcrpentijn olie, kamfer enx. bebaodelen ; of men brande do aangedano declen met bet gloeijend ijzor cm het konde Tiiur in dcszelfs voorlgang te stviiten , -waardoor leretxs in de daaronder gelegene deeleu eene zuivere onl-ateking vrordt voortgebragt, ten gevolge Tan -welke do iriekelijk aangedane deelen als ran de gezonde worden «Bescheiden en ecne goede eltering in bet ziekclijke deel wordt roottgebragt.
Tot yoorkoming van het beleedigen der fontanel, dienen als het beste en doelmatigo middel , twee stangen , waar-#9660; an men aan elke zijde, eene met bet eene einde aan den gordel, — die in dezen zickelijken toestand , nooit Beer rast gegespt moet zijn , — en met het andere einde aan de nensriemen Tan den halster plaatst, daar het en-kel voorbangen Tan eene schort Tan gewast linnen niet genoeg daarvoor beveiligt. Ue tijd gednrende welken men OTerigcns de fontanel in eltering beboort te houden , hangt yan do spoedigere of laiigzamei'e beterschap tan het dier af. Zoo lang de eetlust niet Tyederom terug ge-keerd is , de algeojeene koorts , de boest, de gezwellen «an do beenen , nog niet verminderd , de rrolijkbeid , de krachten , dc onde gewoonten des diers, nog niet op nieaw versebenen zijn , en bet slijnivlies niet levendiger , de oogen niet wederom levendig geworden, met eön woord , zoo lang niet alio teekens van eene terugkeerende gezondbeid voorbartden zijn , mag de fontanel niet wcg-genoinen en dezelve moet derhalve ten minste 3 weken in etteriug gehouden worden.
Houdt men de fontanel of kunstmatig etterende aflei-ding al te lang in working, dan oefent dezelve , alhoewel misscliien minder dan bij den menscb , op het ligchaam des paards eenen verzvvakkenden invloed uit , waaroin men naauwkeurig op de uitwerking moet leiten , welke
139
dezelve op liet geslel \oortbrengt. Zij zoude dan , eene bijzontlere nadeelige uilwerking liebben en zelfs den dood bespoedigen , Tranneer men dezelve te laat aanwendt eu de ontslekiug in de longen reeds van dien aard is , dat zij in koud vuur drcigt over te gaan , en door geen te-genprikkel meer kan overwonnen of afgeleid worden.
Onlstaat by de verschijning dezcr ziekte de droes , of yertoont dezelve zieh in den loop der ziekte , dan wende men dampbaden aan van liooizaad zoo als zulks reeds op verscliillende plaatsen van dil. werk. opgegeyen is.
Aan de zuclilige gezwellen , die zieh in den loop dezer aiekle , aan den kop, deb hals , in den omtrek der ribben , onder den buik , aan den koker, de uijer en de beenen , voornaraelij k aau de achterbeenen vertoonen , behoort men yerder gelreel niets te doen dan dat mea do ontstokene of zuchtige plaatsen , hoogstens met drooge stroowisschen wrijft en denelver genezing alleea te zoeken in de goede ettering en het onderhouden van de fontanel , waardoor deze ziekelijke verscliijnsels het eerste en het zekerste weggenoincn worden.
Gednrende de herslelling ontstaan er somwijlen 200-genaainde straalzweren of een mokachlig nitslag a.an de beenen die men niet ondordt ukken moet. Het onderhou-den der fontanel gednrende opgegeven tijd , en hetzuiveren der zweeren met laauw zeepwater , zijn in den beginne do doelmatigste middelen , en eerst later tot opdrooging Tan beide, zuiverende en zameutrekkende middelen dlenstig , zoo als: goiidglltazijn , een afkooksel van eiken schors , het bijtende sublimaalwater en een poeder van houtasch , gebramle aluin eu hi aau we vitriool , om daajop te strooijen.
Deze ziekten zijn van een kiiiischen aard en rerdwlj-nen naar mate het dier in beterschap toeneomt. Ook kunnen nog andere prikkelend oplossendo middelen, zoo als de kauifer, de duivelsdrek , de hartshoorngeest , de terpentijnolie , de worlel en bloemen der arnica enz. in vereeniging met bittere versterkende middelen , als poeder van gentiaan , vvilgeubast eu andere in deze ziekte af-wisselend met voordeel worden aangevvend. Tooruamelijk
140
komt liier ook in aantnerking het zorgvuldig toedieueii #9632;vau gezond en Tersterkend vocder , zoo als goed hooi , liaver mot ecoigc zemeleu vermengd, ineel of lijukoek drank , somlijds ecnig gras , raminenas , geele worlelen , roggenbrood enz. , gt;vaardoor de krachten van het dior cmderhouden worden en hetwelk veei tot de geneziag der ziekte bijdraagt.
Bij dezen ziekelijken toes Sand is ook bijzouder nuttig (zoodra de eerste wegen gezuüerd zijn) , een conserf vau Kersch geschiapte ramanas, pocder vau kalians vvortel , goede roode wijii , en fijn gewreven roggebrood , waarvan inen aan hetdier 's morgens , 's middags en's avonds eeni-ge spatels vol op de tong strijkt. biennede nioet inon trcJiter ook niet dagelijks voortgaan , maar zulks een of twee (lagen , naar gelang der ömstandigheden , geheel vveg-lalen en aan de natuur , als het ware, den tijd laten , oou de gegevene middelen werkzaam te doen zijn.
Gednreude de belerschap is daa eene matigo beweging in de versehe luclit , wanneer hei de oinstandighedeu toe-laleu , cene geheel vrije beweging op eeue bepaalde plaats , leer heilzaam.
Als algemcen verstorkende , do spijsvertering bevordo-rende en opwekkende middelen, bevelen zieh gedurende le herstelliug aan , alle bittere specerijachlige geueesmid-dcleii, zoo als bij voorbeeld:
Poeder van geneverbessen.
- roode gentiaanwortel.
- calmuswortel.
- fenkel.
- anijs , en
- keukeuzout, van elk gelijke deelen , waarvan men voor het paard , op ieder voeder , eenen eetlepel vol of Z(fo veel men in vijf vingers hoaden kau , stiooit, Indien het echter het voeder met dit bij voegsel niet elen wil , dan is het raadzamer om er met honig of sijroop eene likking van le maken , en alzoo toe to dienen , om het dior niet in het elen te hinderen , waardoor zijne krachten medeopgewekt moeten worden,
Bij de aan dcze ziekle gestorvene paarden , vindt men
141
na de opening der borstliolle , de long en liet borstvlies inet gestolde lympha bedekt, de long op onderscheidene plaatsen met liet borstvlies aan elkander gegroeid, de long zelf ontaard en hier en daar gt;erhard. Eene gele geleiachlige stof ynlt bet cellengt;vecfsel van bet borstvlies, een Terscbijnsel betwelk men in liet celweefsel der buid en zelfs der spieren, -vTaarneemt. In bet haar *indt men versckillende polypenachlige massas yan geronnen bloed , terwijl er in de äderen slechts een dun bloed voorhanden is. Dikwijls is de borsthollo vol water, voornamelijk cläar , waar kort TÖör den dood , alle zuchtige gezwellen aan de beenen , onder den buik cnz. , snel verdwenen.
De Averkluigen Tan den onderbuik zijn , behalre de le-\er, gcrond. l)cze laatste echter is ontaard , opgezet, rer-groot, en meer of inin op rerschillende plaatsen Terhard «u met een kleverig slijm bedekt. Ia de hersenen, het ruggenmerg en de omlmllende vliezen der zenuwen vindt men sointijds een geleiaclitig rocht , tervvijl het cadarer zeor spoedig tot de lotting overgaat , en eene zeer rottige kreugachtige renk Terspreidt.
udanmerking van den Hoogduitschen Ver taler.
Ten aanzien der Duitsche werken, Terwijsiknaarwab-jhhgbr's Theraphie; veit's eterinärkunde, ammoj's handbuch für angehende Pf er deärtzte, tesseckeu's Koa-aarlzt 2e -dfl- Tübingen hei Cotta , en naar mijn reeds aangehaald geschrift über die chronische hingen- und lehertntzündung der Pferde. Ilmenau hei Voigt , vraarin »iit onderwerp b'yzonder en nitvoerig behandeld is.
XVIII. HOOFDSTÜK.
F'an de Keelonisteking.
d Eeno catharale keelontsteking homt even diJt' » tcijls als de droes en zel/s nog menigvuldt* » ger , bij de paar den voor,quot;
J)e keelontsteking komt zeer dikwijls bij de paardtn
142
voor, in alio tijdperken Tanhetleven, voornamelijk echter bij jongeu, is meeslal van eeiion calharalen annl en quot;\yordt door eene gestreiude eu ouderdrukle liuiduitwaseming Toortgebragt; waaroin ivij dezelve vooral bij afwisselend quot;neer , iu de leiile en berfst , zieu ontstaaa, hoe^vel ook dikwerf in andere tijden van Let jaar verschijnt , oindal de uitwaseming dezcr dieren zoo meuigmaal in onze dienst gestoord wordt. Zij is out.stekingachtig en Tereischt dcriialve antiphlogistische (ontstekiugwerende) genecswijze.
Zij koml ¡yeel nienigyuldiger bij de paarden voor dan do droes , gaat dezen zeer dikivijls Tooraf, vergezeld dsn-zeiven , en eindigt ook Avel daarmede. Zij beslaat in eene ontsteking der slym-yliezen yan de kt'el en hot strottenJioold , die zieh dikwijJs toi in do luchlpijp uitslrekt , en waarbij geyvoonlijk de slymyliezen ¡yan tlen nous tevens xueer of minder ontstoken en de kaainvspicren niede aangedaan zijn. Dikwerl gaat haar eene aigemeeno koorts yooraf, ¡welke nogiaus in niel bedenkelijke geyallen , eyen zoo weinig merkbaar is , als die yyelke haar yergeaeld , en welke dan catharaal en yvaar ontslekingachtig is.
Do leekens dezer zickte rijn de yolgpnde;
-Het paard eet niet, en zrdks niet zoo zeer door g#169;-brek aan eetlust, als uit pijn bij het kaauyrcn en nog mecr bij het slokken Yan daar dat het dier , yyanneer de hayerkist geopend en yoor hemzelyen of voor andere paarden , yoeder gegeyen wordt, zieh , als ware het be-geerig naar het eten , vrolijk en yerlangend naar hetzelre omziet met do yoorpooten krabt en in zijn geheele yv jze tan doen, nog eetlust doet blijken, ook het harde yoeder haasl.ig uit de krib neexnt en het kaanyven yvil, maar sulks k#246;rten tijd daama, in brokken geyormdniet speeksel yermengd, weder ii itspuwt , yraarbij men duide-lijk ziet, dat hem hetkaauwen cn nicer nog het slokken, pjjn yeroorzaakt. Hooi, ja zelfs het stalstioo , wordt door do paarden, vooral door diegenen, welke doorgaans goede eters zijn , gcgeten , evenzeer als gras en ook yyel een weinig geinalen koorn of zemelen ; slechts do harer kunncn zij niet kaauwen en slotken , omdat dezelve fie thaas boyendien dubbeld geyoeligo en ontslokene keel be-
143
zeert; (1) ook hei drinkeu rsül huu moeyelijk, en al-Jioewel zy yaarue den bek in den etmner stekeu, om denzelven le verkoelen , zoo slokken zij toch weiuig van liet drinken door, en liet meesle daarvan loopt gt;vederom uit den bek weg. Daarbij ziet bet slijjnvlies van den bek en den neus rooder uit , de uitgeademde luckt is beet, terwijl uit den bek gt;ecl speeksel , uit den neus veel slijua outlast wordt. Hier en daar , vvaar de long mcde aange-daan en geprikkeld is, ontstaat een droog , dof lioesten, en wanueer ineu de lacbtpijp , inzonderbeid nabij do keel drukt , dan toont liet dier ineer of minder pijn. en er koiat ecn doffe boest, die Tan pijn yergezeld nordt. De oogeu zijn meer of minder mode oulstoken en de kop b?j tijden aaagedaau; rooral komen deze yerscliijnsels b^ jonge oaardeu voor, die , gcdureude dat zij Tan deze kwaal overvalien worden , ook aan de wisseling der tan-den l'yden , welke toevallen in den jeugdigen leeftijd steeds er mede, gepaard gaan.
(1) Dez« on;standigheid verdient eene gehee) b^zondere aandachl, en jonge paaiden-arlsen kurnen uit dien hoofde bij het exaiui* neren van een paard, dal niet eten wil ot kan , en bij het on-dsrvragen van den oppasser, «iet voonigtig genopg «ijn , cm lich te Overlingen . of het paard niet eet . omdat de maag of darnien niet tuirer of onwerkzaam zijn , of aan eene algemeene ziekte lijdt, of wel dat slcchts. eene plaatselijke ontsteking van de keel of van het strottenhoofd, de ootzaak daarvan is. In het eerste gesal is de to?;g smerig, beslagen, en het paard heelt koortsquot;; alle voedsel walgt aati het dier in dezen toestand, ten hoogsfie eet het nog eeu weinig hooi» het ruikt aileen aan het harde voe-der , en treedt dan met neerhangenden kop van de krib temg, dostelfs opmerkzaainhcid, deszelfs eetlust wordt noch door hel openen van de haverkibt, noch door het strooyen van het voeder zeH opguwekt; het slaat op dit alles geen acht, en het heeft met ^e eetlnst ook alle levendigheid en kracht verloren ; terwijl, intogendeel, een paard, hetwelk aileen aan eene plaatselijke onj-steking in de keel lijdt, vol eetlust is, ja dikwijls den grooUten honger tnont , haastig de haver neemt, maar in plaats van de-zelve geheel te kaauwen en door te slokken , in ronde brokken gevormd , met eene menigte speeksel gemengd, wederom uitspuwt, (gelijk dit ook bij het krijgen der tanden, waarbij altijd eene onlsteking der keel plaats heelt, hetzelfde geval is)) hooi en stroo
144
De koorts wordt eerst dan merkbaar , wanncer de ont-stcking yan de keel van belang is, en toevalleu ran stik-ken en kropgezwellen ontstaan ; buiten dat ontwaart men dezelve dikwijls gelieel niet, en bij geringe keelonfslekin-gen krijgl inen geenszins eene merkbare algemeene koorts.
De klieren onder de keel zijn gewoonlijk eeuigzins ge-z^vollen , en de ziekte belt alsdan naar eenen droes oyer of #9632;vvordt door dezelve achtervolgd en gaat alzoo in her-stelling over. Dikvverf noglans gescliiedt ook de verdee-ling der ziekte zonder merkbare outlasting van de eene of andere stof, ofschoon men altijd stellen mag, dat door eene verhoogde vverking der uitwasemende vaten op de hnid of de niereu cnz. , de ziekeüjke vverking der slijm-vliczen van de keel onmisbaar vvordt afgeleid en de out-steking in de aangedane deelen vvordt veideeld.
De gevaarlijkc gevolgen of uitgangen dezer ziekte, zijn :
nogtnns met veel ectlust verteerd , dnnrbij levendig , moscHg en «terk is, en niet liet geringste leeken van koorts toont. De long is in dezen toestand niets minder dan beslagen , maar zeer zniver, doch rooder ^dan in den gezonden slant. Het dicr staat regt op met eenen levendigen biik, en geeft op alles acht, wat om het-*elv e voorvalt, voornamelijk op hetgeon tot het voederen behoort, teiwijl het nooit meer eetlnst achijiit te hebben, dan jnist tbans , daar hetzelve het #9632;soedsel niet goed kaauwen, en nog minder door» slokken kau.
Zoo onderscheiden echter ook het wezen en alle verschijnsel« dexer beide liekten zijn, zoo dikwijls worden zij echter, «elfs door kundige paarden-artsen met elkander verwisseld, ailefüi uit dien hoofde, dat de paarden-arts hei dier niet zelf naauwkeurig onderzoekt , niet oplettend geroeg bij zijn onderzoek der ziekte is, en alleen om dat het paard niet eet, eene algemeene zinkte of ten minstc eene verslijniing der eerste wegen veroiiderstel t, waarnaar hij niet zelden, een grheel valsch ontwerp van genezing beraamt, lerwijl slecbts eene plaalstdijke ontsteking van de keel, die bij geheel niet bemeitte» de schuld daarvan is. Men kan derhalve , vvanneer een paard riet eet, niet opmerkzaara genoeg lijn , of het toch eetlnst foont, en het harde voeder slecbts niet kaauwen en d'oorsiikken kan. ol dal hem het voeder geheel walgt, en de eetlnst met het gebrtik van het voeder, te gelijk verloren i».
Aanmerhing tan den lloogduitschen Verlalcr,
145
l.) De Terettering. Alle toevallen yermeerderen dan tot dat het gezwel rijp is eti in de keel opengaat , er koiut eene algemeene koorts bij , de oogen , de keel en het slijmvlies ziju lievig outstoken , de uitgeademde luclit is brandend heet , de dieren reutelen en fluiten, als het ware , bij het ademhalen , zoo dat men het stikken vree-zen moet; zij knnnen op geene wijze eenig voeder ge-bruiken , zelfs niet eens iets -vloeibaars doorslikken , en zoodra zij drinken -willen, loopt hun het water Avederom uit den bek en de neusgaten , hoezeer zij echter den mml diep in den emmer steken , om zieh den mond aftekoe-len en uit tc spoelen. Tussciien beide \ormt zieh ook uitwendig bij de keel, eene ontsleking en eenettergezwel, hetwelk , iudien het niet van zelf openbreekt, door de kunst moet worden geopeiul en behandeld , gelijk in het Hoofdstuk oyer den verslagen droes , geleerd is. Wanneer men uitwendig het boveasle der luchtpijp drukt en het gezwel bevindt zieh in de nabijheid , dan toont het paard niet alieen de grootsle pijn , maar ook benaanwdheid. Bij dezen toesland is het dier niet buiten geraar Toor 'dat wezenlijk de vereltering begonnen is , daar te vo-ren ook even gemakkelijk het koud vunr opkomen , of de croup , waarbij de luclitpijp met eene taaije , \liesachtige stoffe rerstopt wordt, ontsiaan kan , waaraan het dier bij-aa allijd ten gronde gaat.
2) Met koud vuur. De Terschijnselen zijn daarbij de-zelfde, als in het voorgaande bij de Terettering opgegeven zijn, behalve dat hierbij de ontsleking nog heyiger wordt , en wanneer geene doelmalige hulp aangewend wordt, het daaruit ontstaande koud vuur, ten gevolge heeft , dat dit het leveu des diers doet eindigen.
3) De croup. Eene ophooping en Terstopping der luchtpijp door eeue taaije stoffe, waarop eene yerstikking volgt. Deze uitgang der keelontsteking komt alieen by jonge paarden voor. Hier Termeerderen alle toevallen eener pLiatselijke en algemeene ontsleking zeor spoedig, er ont-staal een geheel eigenaardige fluitende toon bij het ademhalen , eene menigte schuim hoopt zieh ia den bek op ,
146
en wanneer niet zeer spoedig doelmatige middelen aauge-wend worden , volgt do veistikking plotselijk.
De ontsleking Tan de keel Jieeft een onbepaalde afloop , en Tvordt meestal yan den 5e. , 7e. tot den 14 dag beslist. Somtijds Jiondt zij ook langer aan en wordt langdurig, bijzonder ivaimeer tooi tdurcude gelegenheidsoorzaken , zoo als belelte uiUraseming enz. daarbij plaats hebben.
De Toorzegging rigt zieh naar de lievigheid der ontste-king , den ouderdom, de ligchaamsgesteldheid en de overige bijzondere oinstandigheden van Jiet zieke dier, cn kan in ligto gefallen steeds günstig, doch bij zeer hevige ontstekingeii sleclits twijfe lach tig zijn, daar de otergang daarvan in koud vnur en croup doodelijk is.
Wat nu tie genezing dezer ziekte betreft, zoo wordt deze door de meerdere of mindere lievigheid bepaald ; bij ligte gevallen is lt;le voJgende behandeling toereikende, teweten:
1 ) Men honde het dier warm , en zoo Teel mogelijk buiten koude lucht , bijzonder buiten den logt.
2.) Het warmhouden van de keel , door het oxuslaan en omvvikkelcn met wollen dekens , pelscn enz.
3.) Tluglig prikkeleude iuvvrij vingen längs de keel en den omlrek daarvan , ten einde de ontsteking meer naar buiten af te leiden , eu zulks met het vlugtige smeersel {linemenhtm volatile) of een mengsel van gelijke deelen terpentijn- en laurierolie.
4.) Dampbaden van hooizaad of gekookte gerst, die men op de reeds vroeger o])gegeveue vvijze bereidt en hier niet dikvvijls genocg bezigen kan. Zij moeten in de veearlse-nijkunde eenigennate de verzachtende en yerdeelende gor-geldranken vervangen , die men in die gevallen bij den mensch aanwendt ; vvaarom het ook nutlig is , wanneer men die baden , terwijl zij nog laauwwarm zijn , aan de paarden voorhoudt , daar zij dan den bek daarin steken , de damp regt inademen en zieh daarmede , als het ware, de keel uitspoelen. (1).
(f) De opgegevene behandeling door itt-n gohrijver, l'ij de drnnp-baden — vyaarbij men natnelijk heet water op eene hoeveelbeid hooizaaid giet , den emmnr aan het dier \oor den kop houdt gt; welke even als do hals taet dikke dekeus behängen i», ongt; het vervliegen
147
Zijn de drekstoffen hard en als ballen gerormd , dan gebruikt men van tijd tot tijd losmakende lavementen
Innendige middelen zijn bij dozen graad der zickte nog niet noodig, en de beterschap yolgt in dezen toestand reeds na de aainvending der bier opgegevene nihvendige middelen.
Daarbij moet men aan bet dier dikwijls laauwe lijnkoek-drank of meeldrank voorbouden , en geeft Jiem voor zijn voeder, twee deelen zemelen en een deel barer , onder elkander gemengd.
Wanneer daartegen de ontstekingacbtige toestand Ter-raeerdert, de roode klenr in de keel en op bet slijmvlios van den neus toeneemt, waarbij de laatste gebeel droog blijft, de nihgeademde lucbt steeds beeter , de oogen steeds meer oatstoken , de kop meer aangedaan wordt, bij bet uit- en inademen een reutelen of wel zelfs een fluitende toon ontstaat, bet paard bet eten geheel nalaat , den kop laat nedeibangen, alle aandacbt op uiterlijke voorwerpeu verliest en duidelijk toevallen van eene algemeene ontstekingacbtige koorts vertoont; betgeen de gespannene , voile, barde en weinig voelbare pols , bet benaauwde ademlialen , bet nitzetten der iieusgaten en de beweging der bnikspie-ren , even als bet stroeve baar , de koortsachlige buivering , de nu warme dau koude ooren verraden , dan moet dade-lijk eene meer antiphlogistische (ontstekiugwerende) ge-neeswijze gebezigd worden, en doze bestaat:
1.) in eene plaatselijke aderlating in den mond , om de plaatselijke ontsteking aldaar ts verminderen (1).
van den ivasem eenigzins tegen te houden, en dan met eenen stok in den emmer roeit , ten einde zieh sterke dampen zouden ont-wikkelen , — is ver fe verkieien boven die behandeling, waarbij men slechta gebroeid hooizaad of afgekookte garst aan het paard in eenen zak omhangt, zoo als gewoonlijk geschiedl; want bij de laatste bandelwijze wordt de oDstijgende damp ten hoogste in de keel en den neus geleid , teiwijl bij de eerstgemelde dezelve voor-namelijk ook de uitwendige deelen van de keel, dfi kaanwspieren en den hals, aanraakt, de spanning dezer deelen wegneemt en zoo de ontsteking vermindert.
Aanmerking van den Hoogduit sehen y er laier,
C) Men moet zieh verwonderen „ hoeonze theoretischeveeartsen,
143
2.) Bäar ivaar de koorts heTig is , in eene algemeeue aderlating , waarvau de hoeTeelheid door den ouderdom , de ligchamelijke geslcldheid Tan het dier en den graad der ontstekiiig bepaald ivoidt, en waarvan men zieh niet moet lalen afhouden , door het gewone maar geheel yer-keerde denkl)e«ld als of namelijk de droes , voor irelke kwaal men de keelonlsleking somtijds aanziet, daardoor gestoord en onderdrukt quot;»vierd. Want Jiierheeft men niet met eenen droes, maar met eene keelontsteking , te doen , en men moet hier allijd trachten de verdeeling van de keelonlsteking te bemerken welke geneigd is om in kond vuur oyertegaan of de croup en toeTallen van stikken vervvekt. Het is echter raadzaam , dat men in dit geyal, waar men uit hoofde der heyige algemeene en plaatselijke ontstekiiig, genoodzaakt yvordt eene adeilaliiig aan te yvenden, ook te gelijkertijd — even als bij de loiigontste-king op de borst — hier , onder de keel , eene fontanel
de plaatselijko aderlating in den bek , onvoorwaardelijk en in alle omstandigheden verwerpen en gebrekkig verklären ; want ofsehoon ik zeer gaarne toegeve , dat eene dergelijke aderlating , ten allen tijde en zonder eenige aanwijzing daartoe, aangewend , hoogst verkeerd is en het paard niet zoo zeer dikwijls niet eot, niet kaan-wen en slokken kan , omdat het aan eene ontstekiiig van de inwendige deelen van den mond , maar aan eenen geheel anderen ziekelijken toestar.d, het zij verslijming en krampachtige aandoening van de maag en het darmkanaal of aan eeneandere algemeene ziekto lijdt, zoo bestaat toch ook nog menigvuldiger het geval , det eene catharale keelonlsteking alleen schuld is aan het niet gebruiken van het voeder, waarliij allezinsplaatselijke aderlatingen geTorderd worden en zeer heilzaam zijn ; en w elke Geneesheer bij menschen zoude wel bij keelpijn . het aanleggen van bloedzuigers nalaten ? V/at ondertusschen de bloedzuigers bij dezen bewerken moeten , eene verdeeling der plaatselijke ontsleking namelijk, dat behooren in de vecartsenijkunst voor dquot;e paarden , waar de bloedzuigers moeijelijk kunnen aangewend worden , de plaatselijke aderlating in den mond en het doen van kleine insnijdingen (scarifieeren) in het ver* hemelte, te weeg te brengen , en de onderviiiding bevestigt der-zelver heilzame werking in zotidauige omsfandigheden. Met moet alleen bij de aanwending dezer operatic . wel toezien dat het searifice-van het verhemelte slechts oppervlakkig en niet zoo diep geschiede , dat daarbij de slagaderen van het verhemelte gekwetst worden.
Aanmerking tan den Jioogduitschcn V er taler.
149
uiaakt , len eiiule tie ziekelijke prikkel, aaa de uitwen-dige deelen vaa tie keel, als hct ware yast te houtlea eu af le leiden.
3.) Woidt liier liet inwendige gebruik van de ontsle-kiagweiende conserf geyorderd , waarvan tie zameastel-liug in liet iloofdstuk over de »are longontstcking , opge-geven is, en wel geheel op die wijze als aidaar voorge-sciireven vvordt. (1) liet is echter gewoonlyk zeer moeije-lijk, in dezen toestaud , bij liet dier iets inwendig aan te breiigen, daar de inwendige deelen van de keel zeer ge-zwollen z'yn ; weslialyo men zieh hier meer op de uitwen-dige uiiddelen , voornamelijk op de plaatselijke en alge-meene adeiialingen, dampbaden cnz. yexlaten moet.
4.) Worden liier boofdzakelijk dampbaden v;m hooi-zaad of andere yerdeelende krnideu , als lieemst- en kaas-jesbladen , bilzenkruid , met kamillea enz. , gevorderd , en dezelve kunnen niet dikwijls genoeg aangewend worden ; want zij werken deels in plaats van de gorgeldrau-ken, deels als verzachtende en verdeelende pappeu , welke , daar derzelver aanwending ook hier niet doenlij k
(1) Verder zullcn aikooksels van slijmachtigß middelen, als van lijnzaadi van de heemstwortel f en ook van de vijgen , bij de keelontsfeking teer te pas komen, waarbij men dan gepaste hoe« veelhedt^n van salpeter , wonderzoat, van ammoniak zout of ook wel buskruid voegen kan, terwijl de vereeniging van honigstzijn (oxymel) allezins nuttig is. Men neemt b. v. een pond vijgen , kookt dezelve met water tot dat er vier pond vocbt overblijft, waarbij men dan 4 oncen «alpeter en 2 pond honig-azijn voegen kan, om dan van zoodanigun drank om da 2 all uren 1 pond ia te geven. — Ook kan men van deze middelen likkingen met honig maken gt; wanneer men het lijnzaad of da heemstwortel in paeder met de andere middelen gehruikt.
Heeft de kuelontsteking, het zij door eon te lang voortgezette ontstekingwerende behandeling, of door andere nadeelig werkende omstandighnden, eenen onwareu of passiven aard aangenompn, dan moet de geneeswijze geheel veranderd worden en andere op-wekkende en versteikende middelen worden toegediend , als b. v. het valkruid , de nlantswortel . de kalmiiswortel, de gentiaan, kamfer en dergelijke, welke men dan met honig ol sijroop tot eene likking kan maken.
150
is, door de warme yerdeelende dampen, tervangen moet worden.
OverYalt liet paard, gedarende de aanwending der dampbaden , eeu stikkende iioest, dan laat men den kop, voor dien tijd , uit het dampbad kotneu.
5.) Mögen hier geene klisteren on I broken, daar bij do algemeene ontstekingskoorts , op do ontlediging van hot darmkanaal, die iiier traag is , moet quot;worden gezien.
6.) Worden hier de reeds o|ilt;jegovene prikkelende in-wrijvingen van bet \liigtig smeeisel en andere aan de keel en den hals bijzonder gevorderd , en dczelve mögen tot afleiding van den prikkel van de inwendige deelen , cyen zoo weinig verzuiind worden als bet zorgvuldige warmlioudeu dezer deelen door omslagen yna wollen de-kens , pelsen enz. , dewijl warme pappen van roggemeel of gekookt lijnzaad , kussentjes met verdeelende kruiden ena. , welke allezins nog meer dienst doen zonden , wan-neer men dezelven altijd warm houden en zöö opleggen konde , niet zoo goed aaugewend knnnen worden.
Wijders is het nog van groot nut bij dezen ziekelijken toestand , dat men aan het dier zeer dikvvijls laauwe lijnkoekdrank voorhoudt, al is het ook , dat hetzclvo , zoo als reeds meermalen gezegd is , niet altijd daarvan drinkt, maar alleen den bek daarin steekt en uitspoelt. quot;VTanneer het wederom aanvangt te eten , dan worden aan lietzelve drie deelen zemelen en slechls een deel haver gegeven.
Overigens moet de stal van deze zieke dieren warm gehouden worden. Ook behooren de dieren dikwijls goed met stroowisschen over het geheele ligcliaam gewreven en dan met wollen dekens bedekt te worden , ten eindo de nit-waseming , wier belemmering deze kwaal het meest ver-oorzaakt , wederom vrij worde.
Door deze behandeling zal men zeer dikwijls de ver-deeling to weeg brengen , en do vereltering, het koud vuur en de croup voorkomen, en längs eenen anderen #9632;weg , eene crisis bewerken.
Indien echter desnicltegensfaande de ontsteking tot zoo-danigeu graad toeneemt, dat de vereltering ontstaat,
151
wolligt omdiit men de hulp te laat aanwendde, of de ontstekiagwerende behandeliag in derzelver geheelen oin-Tang niet sterk genoeg bezigde , vooruatnelij k wanneer mea de aderlatiagen niet sterk genoeg deed of dezelve niet lierliaalde, of wel anders de bijzondero geaardlieid der oatsteking , de verettering , in spijt van alle aange-wende verdeelende middelen , te weeg bragt , daa wordt het gczwel zoo behandelt, als in hot Hoofdstnk over den verslagen droes is geleerd.
Watiueer bij Terzuitn van deze hier aangewezeno be-handeling, de ontsteking in het koud yuur orergaat , dat hot dier doodt, of het dier stikt, als een geyolg ran den croup , dan vindt men in het eerste geyal, bij de ontlediug , de strotklep en het begin der luchlpijp, door Tersterf aangedaan ; in het tAreede geval echter, dezelre met eene gestoldo , taaije TÜezige stof overtrokken , en als het ware verstopt.
Voor zoo Ter na dozen ziekelijken toestand nog ziekten overblijven , zoo als gezwollene beenen , zuchtige gezwel-len onder den bulk, en er eene nieuwe ziekelijke ge-steldheid ontstaat, welke meer naar eene rotkoorts over-helt, dan wordt eene geneeswijze overeenkomstig den aard dezer ziekten gevorderd.
Aanmerking van den Iloogduitschen Vertaler.
Eene catharale keelontsleking behoort mede onder de meest gewone ziekten der paarden , die Toornamelyk bij jonge dieren , inzonderheid wanneer zij tanden krijgen-, alsmede bij afwisselend weer in de lente en den herfst, en dan menigvuldiger , gedurendo het verharen , yocr-komt, terwijl dezelve zeer dikwijls miskend en voor eene geheel andere algemeene kwaal aangezien wordt.
Velgens mijne overlniging heeft de schrijver , derzelver kenteekenen, oorzaken , loop en genezing , zoo juist en getrouwelijk naar de natuur opgegeven , dat ik niet noo-dig acht, iets uit mijne ondervinding daarbij te voegen ; en ten opzigte der Duitsche werken , behalve naar Veit's Veierinärkunde en Walbikgeb's Therapie, in het bij-
152
Äonder naar Amhon's Handbuch für angeliPMde Pferdeärzte , 8e. Aufl. Francfrnt bei Brö/mer, en Tbsrec-ker's Jtoszarzt, 2e. Jtvfl. , Tubingen bei Cotta , rer-Trijze. Ook vindt meu Jiet weletischappelijko otci- de al-gemeene ontslekingskoorls bij deze ziekte , eu de aauweu-ding der plaalselijke xuiddelen hierbij , ia mijue Veterinär Chirurgie , JPrag bei Calve.
Van de ontsteking der nieren en baarmoeder of draagzak.
» De ontsteking van een inwendig we/Jituig is » to getaarlijker , naar mate dcszelft na-s tuurkundigen intloeri op de geheele Lctcerk-»tuiging gewigtiger is.quot;
De ontsteking yan de liieren en der baarmoeder koint bij paarden zeldzaam Toor , en is meestal ¥au een vaar ontstekingaclitig karakter.
De ontsteking der nieren bepaalt zieh nooit bij die deelen alleen , maar strekt zieh altijd ook op de piswegen en de wateiblaas nit, even als inen bij eenen onlsteking-achtigen loestand der baarmoeder of draagzak , ook de schede van de baarmoeder rneer of min mede ontstoken Tindt.
De teekens eener ontsteking yan nieren en alle pis-Trerktuigen, komen met die van eene pis opstopping van Let kolijk en van de ontsteking der ingewaadeu , gelieel overeen , vreshalve ik to dien aanzieu naar de vroeger daarover handelende Hoofdslukken, verwijze, behaive dat hier nog eene merkelijke algemeene koorts voorhanden is , een voortdurende zeer pijnlijke drang tot ivaterloozen ontstaat , en evenwel slechts eenige droppeleu pis •— die
153
iu hct begin der ziekte waterklaar, en in (lerzelver loop bierbruiu uitzien , — ook -vvel met bloed rermengd afgaaii , en dat alle pijnlijke gcwaarwordingen , die in liet Hoold-stuk over de ontsteking der darmeu opgegeven ziju , liier ook in den lioogsten graad legenwoordig zijn. Hetiseen gebeel bijzonder teeken der ontsteking van de njeren ea de blaas , wanneer zicb de paarden — zoo als oök bij de ontsteking der darmeu bet geval is — met bet achterste gedeelte van bet ligchaam , even als een bond , nederzet-ten , en tervvijl zij met bet voorste regtop staan, met den kop naar de eene of andere zijde , pijnlijk naar de niereci omzien , als wilden zij ons , als bet ware, de plaats der kwaal aanduiilen. De bevige pijn in de nieten wordt merkbaar , wanneer men nitwendig den omtrek der nieren drukt. Djiarbij vindt men , wanneer meu met de band in den endeldarm gaat, de pisblaas onder denzelven niet alleen gebeel uitgezet, gespannen en met pis tot barsten toe aangevuld , maar ook bij de zaebtste drukking , pijnlijk , bijzonder beet en ontstoken. Indien door pijnstil-leude en bedarende middelen , de ontsteking der piswerk-tuigen niet verdeeld kau worden, dan ontstaat er ten laatste kond vuur. De overgang in eene verettering , volgt bij paarden zeldcn of geiieel niet, en dedoodwordl voorafgegaan , van al die teekens , die bij de ontsteking der ingewanden , bet bezwijken van bet dier aankondigeu.
De oorzaken der ontsteking van de nieren en de blaas , aijn menigvuldig. Onder de voornaamste beboort: de op-stopping, waarbij de pis door krampen ongeliouden, en bij gebrek van bet ontlasten derzelve, de wanden der pisblaas en pisleiders , voortdurend geprikkeld worden , bei-geen de kramp en de sluiting der pisblaas slecbts nog meer onderbondt , en in eene wezeniijke ontsteking dezer deelen doet overgaan. Wijders draagt daartoe bij eene kramp, die bij bet kolijk en de ontsteking der ingewanden , deze deelen , trouwens in den beginne , alleen uit medegevoel aangrijpt, maar door de längere voortduring en bij de ontsteking der naburige deelen , ook bij dezen , in eene wezeniijke ontsteking overgaat, inzonderbeid, wanneer buiten dat, eeu bijzondereaanlegdaartoe , indezelvevoor-
154
handen is. Ook verschaft eeno belemmercle huiduitwase-ming, eene onderdrukte droes , en elke andere yerplaat-sing eener zieklo stof naar de uiereu , de blaas enz. , de aanleiding lot eene outsteking derzelve , en eiudelijk bren-gen nog gruis , of steen in de nieren, de blaas en de pis-iregen , deze kwaal to weeg , zoo als dezelve ook door uitwendige beleedigingen ontstaan kan , en in dat opzigt onder de bijzondere beleedigingen en Terwondingcn be-hoort, die liier niet kunnen afgehandeld worden.
De loop der ontsteking yan de nieren , die volgens mijne Avaarneiningen , allijd waar ontslekingachtig is , diiUrt sleclits korlen tijd , en is den ,Se , hoogslens den 6e dag beslisl , in welken tijd , hetzij na de verwijdering der oorzaak , de verdecling der ziekle , of bij de voorlduring der toe-#9632;vallen , Let koud •vuur ontstaat. Ju het eerste geval ver-dwijnen , zoo als bij liet kolijk en de ontsteking der ingewanden , met welke de ontsteking Tan de nieren en de blaas zeer dikwijls gepaardgaat , alio toevallen allengskens ; de tusscheüpoozingeu \an i nst , worden even als bij het Terminderen van een kolijk, langduriger; de pijiien Ter-rciiuleieu bij vooi tduiing, tot dat eindelijk de gehoele ziekelijke toestand weggeuomen is, en de volkoinene beler-schap ontstaat. In het tneede geval , honden , even als bij ontsteking der Inge wanden , die in het koud vuur over-gegaan is, alle toevallen en pijnen eensklaps op , liet dier wordt op eensrustig, en korlen tijd daarop , stort het onder stuipliekking , dood neder. Gewoonlijk wordt do ontsteking van de nieren de blaas , zoo als alle snel afloope.ade ontstekingen bij de paarden , 's middernachtsbeslist.
De Toorzegging kan by eene ontsteking van de nieren en de blaas , nooit günstig zijn, deels wegens het gewigt dezer deelen in betiekking tot de dierlijke huishouding, deels uit hoofde dat derzelver oorzaken mo»!ijelijk of in het geheel niet te verwijderen zijn.
De genezing vordert eene zuiver ontstekingwerende be-handeling , met vermij ding van alle dingen, diebijzonder op de afscheiding der pis werken , en gevolgelijk do ontsteking onderhouden en vermeerderen zouden. Weshal-t© de salpeter, hoe zeer die ook anders de ontsteking
153
Termmdcre, hier iu kleine hoeveclheden moet gegeven worden en dan nog in slij m of olieachtigo middelen ge-wikkeld , daar dezelve bijzouder op de urin werktuigen invloed heeft. Het grootste en gewigligste geneesmiddel , hetwelk dadelijk, naar mate van de iigcliaamsgesteldheid , den onderdom van het dier , en den graad der onlsle-king , belioorlijk aangewend, ook wel , naar beviud van aaken , herhaald moet worden , is :
1.) Eeae algemeene aderlatiug, die het nuttigst wordt, wanneer men dezelve dadelijk aan de beide halsaderen doet, daar het bij alle ware ontstekiiigen , op de spoe-dige ontlastiug Tan het bloed , in behoorlijke hoeveelheid , zoo zeer aankomt. Do gesteldheid Tan het bloed , en het daarbij Toelbaar worden Tan de pols , de hevigheid der ontsteking enz., bepalfcn dan de hoeTeelheid , die af-getrokken moet worden,
2.) Verzachlende eu losmakende klisleren , die behalve dat zij de onllasling beTorderen , hetwelk hier Toorname-lijk veieischt wordt, ook nog als pijnstillende en Terdee-lende stovingen , op de in dit geval zoo geprikkelde en
#9632; ontstokeiie pisbiaas te beschouwen zijn , on deihalTe aiet dikwijls genoeg aangewend knnnen worden. Men bedient zieh hiertoe Tan een afkooksel Tan lynzaad, wolkruid, althea , kamillen , Tlierbloemen , bilzenkrnid enz. , met lijnolie en zet dezelve laauw warm, in kleine portien , ten einde die zieh des te langer in den endeldarm ophouden , en als Terdeelende en pijnstillende stOTingen zouden knnnen werken. Zij maken bij deze ontsteking, zamen met eene rijkelijke algemeene aderlating , het gewigligste iu de genezing nit.
3.) Slijmige en pijnstillende inwendige geneesoiiddt-len, zoo als dranken , uilgestampt en gekookt lijnzaad, altheaworlel, met bijToegiug van zwart bilzeukruid met lijnolie Termengd, die men alle 2 uren ingeeft, tot dat de beterschap aanvangt, wanneer men dezelTe alsdan met grootere tusschenpoozingen toedient. Zij ontledigen hot darmkanaal, wikkelen de scherpe yochten in, eu Ter minderen de ontsteking door hunne ontspannende ei-genschap.
156
4.) Dampbaden Tan hooizaad en nog lieTer Tan Tlier-bloemen , kamillen , kaasjes- of malvabladen , -wolkruid, bilzenkruid enz. DezcWe zijn zeer dieustig, gt;vanjieer men die by ruinen aan deu koker en de pisvvegeu opstijgen laat. Men gaat daarbij te werk , even als met de dampbaden bij den droes , de keelonlstekiug enz., behalve dat men liier den daarmede aangevnlden' emmer onder den buik Tan bet paaid plaatsf , en deszelfs achterlijf. OTer den emmer heen met dekens bedekt. Ook is liet nultig, dat men dikke dekens in dit war me afkooksel doopt , en dezelven over hot kruis en den omtrek der nieren hangt. Daarbij meet echter in acht genomen worden , dat deze omslagen niet koud mögen worden , in weik geral ztj meer na- dan voordeel doen , en nil dien hoofde 's nachts of in andere omslandigheden, waar zij niet allijd ver-wisseld kunnen worden , door dikke drooge dekens moeten worden Tervangen, nadat te vorcn alio Tochtige plaatsen met stroowissciien droog gewreven zijn.
OTerigens behoort het tot de verpleging ran het zieke dier, dat men aau hetzelve zoo dikwerf mogelijk , laauwe lijnkoekdrank gevo , en wanneer de eetlust terugkomt, hem zemelen met cen weinig harer vermengd , eu goed droog booi of gras toedient , het in eenen warmen stal plaatst , en gednrendo de ziekte alle be'weging vermijdt. Indien bierop de pijnen, do ontsteking en de koorts nalaten , de pis zieh wederom Trijer outlast, een afzetsel Tonut, en soms ook zand en gruis mede weggaat, dan kan men op de herstelling iiopen , die echter in dit geval slechts allengskens en niet zonder ligte instortingen plaats grijpt, Het plotselijke wegblijven van alle pijnen, duidt, zoo als reeds meermaien gezegd is , het opkoinende koud vuur en den dood aan.
Wanneer na de doorgestane ontsteking der nieren , lan^durige naziekten blijTen , zoo als dit niet zelden bet geval is, zieh zuchtige zwellingen onder den buik , en gezwollene beenen vertoonen , het haar nog stroef blijft, het dier zonder eetlust is, en de Toorafgegane hevige ontsteking , door eene even zoo sterke algemeene zwakte van het dier geToIgd wordt, dan wordt het inwendige
157
gebrnik van bittere versterkeudo middelen , met keuken-zout vermengd , gevorderd , -»raartoe zieh hat opgegeyene droespoeder met jeuever of rlierbessea sap , of ook gt;vel rnaar meel en water zoo reel als genoeg is, tot een cou-serf of brokken gemaakt, Jbet meest aaabeyeelt , en het grootstc nut aaubrengt.
Wat de ontstekiug der piswerktuigea betreft , die door nitwendige beleedigiiigea of ook steeiieu in de blaas enz. outstaat, eu gt;vaarbij de stcensnijdiiig noodig wordt, of anders eeue heelkuudige kunstbevrerking wordt gevor-derd, zoo komea deze bijzrmdere loevailen liier niet te pas , en uioetea dezelve in de lieelkuude der diereu af-gehandeld worden.
De ontsteking der baarmoeder , komt belialve bij moei-jelijke geboorten , of ter oorzake van de daarbij aange-wende iinlp , of de anders verkeerde ligging ran het yeu-len, de omkeering eu uitzakking der baarmoeder , zeld-zaaru bij de paardeti roor , en behoort onder zulke om-standiglieden , in een leerboek oyer de verlossing en de ziekten der rnerrien. Ondertussclien kunnen allezins ook • verplaatsingcn van ziektestoffen , eene onderdrukte uitwa-seming enz. , bij eenen bovendieu reeds geprikkelden eu ziekelijken staat der baarmoeder , de aanleiding daartoo geven, en in zoo verre verdienen deze ontstekingen hier ook eene vennelding.
De kenteekens vertoonen zieh door yalsche weeen, die met toevallen van kolijk en ontsteking der darmen ge-paard gaan , en vvaarbij eene heyige ontstekingachtige koorts outstaat.
De aard dier ziekte is altijd vvaar ontstekingachtig , en de loop even als de voorzegging, zoo als die bij de ontsteking der nieren en ingevvanden.
De genezing vordert ruime aderlatingen , slijmige ver-zachtende dranken van lijnzaad en andere slij mige middelen , die in dit geval met salpeter en engelsch zout vermengd kunnen worden , zoo als mede de reeds opgegeyene yer-zachtende en openende klisteren en laauwwarme inspui-tingen met hetzelfde afkooksel of melk door de schede in de baarmoeder zelve.
158
Bij de uitzakking of omkeering der baarmoeder , na moeijelijke geboorlen , moeten nog bijzondere verloskundi-ge operatien worden aangeweud , die liier nietafgehaudeld kunuen worden.
Oneiadig inenigvuldiger dan de onlsteking der baarmoe-dec zelve , ontstaat bij paarden eene ontsleking Tau de moederschede, deels na moeijelijke geboorten eu daarbij toegebragte liulp , deels na andere uilwendige kwetsiugen , zoo als bij voorbeeld , na eeue kwaadaardige prikkeling van dit deel met vreemde ligcbainen , na bekomene steken van insekten, na liet ringen (de sluitiug der uitwendige schaamdeeleu met eenen ijzeren of koperen ring) op de weide , na de wrijnng van dit deel aan harde voorwer-pen , terwijl liet paardig is, enz. ; waarbij de Terwijdeling der ooi zakeu, door laauwwarme stovingen Tan Terzachlende kruiden, melk, lijuolio enz. , eu des noods, plaatselijke aderlatingen , door hei doen Tau kleine insnij-dingen in de ontstokene deelen , de gcwigtigste middelen zyn , die men , wanneer ook eene algeaieene oatslekingach-lige koorls tevens voorhanden is , met eene algemeene aderLating eu de reeds opgegeTene inwendige (ontsteking-werende) middelen , klisteren enz in Terband brengen moet.
Van den razenden holder.
» De rasende holder bij de paarden ig eene » zeer gevaarlijke en maar zeldzaam gehfei gt; in den grond te genezen ziehte. quot;
J)e razende kolder is eene ziekte welke zieh door eene verhoogde geyoeligheid der hersenen en krankzinuigheid kenmerkt, zoodat de verstandelijke Vermögens des diers oaregelmatig werken, waarmede eeue onlsteking der her-
159
seaen en hersenvliezen gepaexd gaat, waardoor de ware aard Tan den razendea kolder » elligt niet van eene ware hersenoutstekmg verscliilt. Hij overkomt de paarden. in alle tijdvakken yan het leveu , zoodra de aanleg en de gelegeulxeidsoorzaken hiertoe yoorlianden zijn , en ontstaat voornamelijk in de lente en den lierfst, bij afwisselend weer, gedurende de verliaring , en bijzonder gedurende hel tanden krijgen, vooral bij het doorkomen der laatste kiezeu in bet 5e jaar.
De oorzaken van deze zoo uiterst geraarlijke ziekte, ziju iioofdzakelijk in eene gestoorde uibvaseming , bij eenen heerschenden , hoewel ons nog onbckendeu aanleg tot deze kwaal , te zocken. Ook kan kiertoe een onderdrukte droes , eene te slerke voediiig , te Yeel voeder en te weinig beweying , de aangeboren aaideg voor deze ziekte , even-zeer als bet doorkomen en yerwisselen der landen , enzeer vaime stallen, waarin de togtgalen vlak boven de paarden gcinaakt of de vensters , in de rigtiog bunner standplaats , geopend zijn enz. , jnede veel toebrengen.
Eeae andere oorzaak d aar van is eene al te groole bitte , 'voornamelijk op plaatsen , ahvaar de brandende zon de dieren onopboudeiijk op den kop schijnt, en dezelven , aan de paal gebonden zijnde, hare stekende slralen op geene vvijze ontwijken kunnen. Evenzcer geeft ecbterook #9632;wederom eeue strenge koude aanleiding tot deze ziekte, daar in zoodanig geval, bij na al het bloed van de nit-vrendige deelen terug ennaar binnen , gevolgelijk ook naar de hersenen gevoerd wordt, iazonderheid iranneer de dieren lang in eene strenge koude stil staau moeten enz.
De aard van deze ziekte bestaat in eene verboogde ge-Toeligheld en onregelmatige vverking van het hersengestel, waarmede denkelijk in de meeste gevallen eene ontste-klng der hersenen of derzelver vliezen verbonden is ; zij verloopt zeer snel, zoo dat het dier den meesten tijd met den 5den tot den 7den dag gered of dood is ; in bet eerste geval gaat nogtans veelal de razende kolder in eenen lang-durigen of zoogenaamden stillen kolder over, vraarvan in het volgenue Hoofdstuk gewag gemaakt zal worden.
De kenteekens dezer ziekte zijn zeer bepaald en tooaen
160
duidelijk de zitplaats der kwaal aan. Het paard raast meer of minder, gaat stilstaande of onder deu ruiter of bij het trekken , bewusteloos iu de hoogte , slaat inet de voorpooten in de krib en de ruif, over deu dissel , op andere paarden enz., loopt met den kop tegeu den muur , draait in de rondte, het zij enkel steeds op de linker of wel op de regterzijde , Tail dan als het ware Terinoeid neder , wil wederom opspringen en valt andermaal neder , lot dat het eenigen tijd uilgeput en krachteloos liggen blijft , alsdan quot;Hrederom opspriiigten op niemv begiut te tobben en te razen.
In het begin zijn er ook tusschenpoozingeu , waarin het dier redelijk sehynt te wezen, maar deze worden steeds korter, komen zeldzamer terug, en houden eindelijk ge-heel op , terwijl het paard al het bewnslzijn verliest, bij Toortduring raast , en dezen toestand slechts daardoor ua en dan verändert , dat het gedurende eenigen tijd krachteloos op den grond nederstort, en korter of langer zon-der bewnslzijn Stil liggen blijft. Het slaat balsler en ket-ting aan stukken , is ongebouden iu het geheel niet te houden , zoodat men hetineen loods , stal of op eeue Yrije plaats moet laten rondloopen. Daarbij bekreunt het zieh aan geene bezeering , stoot zieh in het loopen of valleu , aan de oogen , den kop enz. , dermale dat al deze gekwelsle deelen in ontsteking gerakenen opzwellea , zonder dat het paard de geringste pijn deswege te kenneu geeft. Het kent niet meer zijnen meester , zijnen oppasser , zijue makkers , tijueu stal , en gedraagt zieh bij tijdenals volkomen krank-rinnig, hiunikt naar de paarden, wanneer dezelve bij hem zijn , kaauwt even als wilde het het voeder met de landen vermorzelen , zonder iels in den bek te houden , toont in deszelfs gebaarden soins blijdschap, zelfs eeu welbehageu , en korteu tijd daarop wederom de grootsle smart, de grootste treurigheid , neerslagtiglieid en vertwij-feling (1). Aan het gebruik van voeder is geheel niet te denken ; ten hoogste znipt het met gezelte tusschenpoozingen
(I) Bij de hengsten zweit da koker en zij maken lichtet springen gereed'
Aanmerkinj van den HoogduUschen F er taler.
161
eeu wciuig waler , maar ook dit gcscliledt geheel bewus-teloos , cu terwijl het even 200 \cel uit eleu bek loopeu laut als liet doorslikt. Wauueer Jiel al bewusleloos eenig voeder gebruikt , dan kaauwt liet zulks sleclits werktuigel jk , als liet ware zouder wil , en laat liet daa wedeioin uit den buk valleu. De oogen z'yu Jxe-vig oiilslokeu eu sciiijneu even als uit imuae kasteu gedrougen, de oorcu eu de gelieele kop ziju brandend heet, bet ademhalen geschiedl meidgvuldiger en beuaauwd , lioewel de uitgeademcle luckt uogtans niet zeer heet is , do pols is weinig voelbaar , gospaiineu , vol en hard , de slag van het hart minder of meerder yoelbaar. De huid Ls droog en gespanneu , het haar bij den aanyaug der ziekte nog uiet slroef , de pis helder; do drekstoffeu zijn geheel hard eu lot vaste klompeu gevormd , eu ua het opkomeu vau het zweet volyt geene belerschap. De bewe-gingeu geschieden alle omvillekeurig , zwaarmoedig eu be-wusleloos , de beeueu zijn ouder den buik gescliovea en de kop neergedrukt. Na yerloop van eenigen lijd , en ,wauueer geeue doelmatige middeleu zijn aaugeweud geworden , of dezelvede geweusclite uilvverking niethebben , terwijl het gebrek aau gebrnik van voeder eu het tobben en razen in eeueu gelijkeu graad voortdnurt, dan ontstaat eeue rolkoorls, met alle teekens eeuer geheele verzwak-king, eu het dier bezwijkt ouder die koorls, die dikwijls zeer spoedig , eeue aaumeikelijke hoogla bereikt (1).
Hoe heviger eu aanhoudendcr de aanvalleu der razernij dadelijk in het begin der ziekte zijn, hoe spoediger de afloop derzelve, eu hoe zekerder eeu ongelukkige uitslag daarvan is.
Somlijds gaat de langdurige of zoogenaamdeslille kolder den razeudeu kolder vooraf, terwijl somlijds de ziekle ,
(1) De onfjerogeldo versohijnselen bij dez-f ziokte op to merken, knnnen bpscbouwd worden als een .'jevolg der ziekelijk veihoogde gevoeligheid waarin de berscnen deelen , ter oorzake der plnats heb-bende ontsteking, zoodat zij tot eeue onr'g''lniatige en ongewone werking worden opgewekt en het vermögen van gewaarwording op de zintuigelijke aatidoeningen ongeregeld terug werkt en dete oa» gewone verschijnselen bij deza liekte vourtbrengt. R,
162
als liet ware plotselijk , na eene belemmerde liuiduitwa-semiug of ua eenen yeislagen droes uilbreekt.
Bij melkgeyende merrieu komt de ziekte somtijds , doch zelden , na eene verplaatsing der melk Toor. Overigens zijn de merriea in hei algeineen , na eene onbevredigde ge-slacktsdrift, meer lot den stillen kolder , even als de Hengsten , bij dezelfde oinstandigheid , meer tot den ra-zenden kolder genegen.
Gewoonlijk zijn de paarden, die van den razenden kolder aangevallen worden, van een zeer levendig en Turig temperament; zij eten van tijd tot tijd, vöor het uitbreken der ziekte, niet goed meer, en toonen in het algemeen eene langdurige kwaal der lever , die gewoonlijk beide soorten van kolder voorafgaat.
Na uitwendige beleedigingen en kwetsingen van de hersenpan en de hersenen zeh e, ziet men zelden den razenden kolder ontstaan, raaar wanneer de verwonding zeer aanmerkelijk op de hersenen werkte, des te menig-vnldiger den stillen kolder opkomen (1).
Do Toorzegging kaa bij deze ziekte nooit gunstig zijn, want ingeval men al het leven van het dier redt, dan gaat toch veeltij ds de razende kolder in eenen stillen over , en in de gelukkigste gevallcn blijft een aanleg tot deze ziekte over , die na eene toevallige geringe oorzaak , zeer spoedig wederom nitbreekt. Het grondigste wordt dezelye nog bij merrien genezen, die men na bare hersielling laat dekken, maar ook bij dezen komt zij dikwijls wederom te Toorschijn , wanneer zij niet tot in eenen hoogen onderdom tot teelt-menien gebruikt worden.
Wal nn de geuezing betrel't, zoo vordert dezelve eene ontstekingwerende geneeswijze , in hären geheelen om-vang ; derhalre :
I.) Eene algemeene rnime aderlating, en zulks gelijk reeds meermalen bij ware ontstekingachtige ziekten is ge-
(I) Verder kunnen sterke zonnehltte , te warme en bedompte stallen, bedorven of te verbittend voeder , het naar binnen slaan van uitwendige ziekten, als: schürft, mok em. tot dun razenden kolder aanleiding geven. R.
163
«egd , aan beide halsaderen te gelijk , waardoor eene zcer suelle outlasting van het bloed op eens bewerkt wordt, die liier om dubbelde redenen noodzakelijk is, Eensdeels om dou onfstoken tocstand van dit zoo gewigtige deel, zoo spoedig jnogelijk te vennindereu en de opslorping in de herseuen en derzelver vliezen te vermeerderen en ander-deels om het thans lobbende en razende dier , zoo verre te yerzwakken en tc doen bedareu, dat men bij hetzelre zonder gevaar komea kan , hetgeeu voör de adeiiating dik-wyls uiterst moeijelijk en geyaadijk is. Er bestaau zelfs gevallen , waarin dit laatste en gevolgelijk het aderlaten gelieel onmogelijk wordt, eu men om aan het dier maar zeer spoedig eene hoevcelheid bloed af te trekken , eeu stuk van den staart afsnijden eu uit deze doorgesnedeue slagaderen en äderen , de vereischte hoeveelheid bloed af-tappeu moet , quot;\vaarna men het , even als bij het afhakken yau den staart, door eeu gloeijend ijzer vvederom stilt.
De af te tappene hoeveelheid van het bloed , mag hier , uiet minder dan 8 tot 10 pond ziju, hehvelk men bij de «jerste aderlating op ecus afuemen moet; want slechts eeuo zeer ruime aderlating is heilzaam, eu de menigvuldige herhaling derzelve , zonder telkeus eene toereikende hoe-Teelheid af te tappen, heeft in verre na dat goede gevolg niet. Is daarentegen de eerste aderlating ruim eu geschiedt dezelve aan de beide halsadereu to gelijk , dat wordt het dier niet alleen het gemakkelijkst tot rnst gebragt , (hce-wel het tobben en razen van het dier , dien ouverminderd zeer dikwijis na verloop van eenigeti tijd audermaal op-koml) maar de operatie verschalt ook , op deze wijze aau-geweud , het meeste nut tot de genezing.
2.) Moeten dadelijk , zoodra de aderlatiQg geschied is , twee etterdragten längs den hals gezet , eu in derzelver geheelen omtrek , de huid van de daaronderliggende spie-ren losgcmaakt en de wond met terpentijnolie bevochligd worden. Ingeval het door de groote oiirust van het paard niet mogclijk is , de haarvlecht te zetten , dan wordt na de ruime aderlating , de geheele vlakte van het voorhoofd onder de vlechtharen tot op het been, met eeu gloeijend ijzeL- , ter grootte van eenen daalder , gebrand , ua het
164
afvallen Tau de brandkorst, met terpeiitijuolie iugewre-vea, om deze pkals ecu tijd lang in cLtcriiig lu hou-deu , eu uaar bcrind van zaken, noymaals lierliaaid. De liaarvlecliten ziju nogtans allijd yerkieslijk bo?en het ge-bruik van liet brand ijzer, daar dezelvo langer werken, eu kimnen zelis daar uog aangevveud worden , Maar inen iu den beginne , ter oorzake van het razen van liet dier, zyne toevlugt lot liet zelve nenien inoest, omdat dit op eenen afstand kon gebezigd worden. De liaarvlecliten mögen overigens niet vroeger wegjjenomen worden , dau wan-neer de volkomeue geneziug van liet dier begonnen is , en daarom moetcn dezelve ook zelfs dan nog ouderliouden worden , wanneer , wel is waar, de razeude kolder verdwe-nen , maar de stille kolder nog achtergebleven is , naar-dien zij ook in dezeu ziekelijken toestand, die hier een gevolg Tan de eerste kwaal is , nog de beilzaamste middeleu zijn.
3 ) Moet door verkoelende laxeermiddelen de outlasting Tan liet darmkanaal worden bewerkt eu de ontstekings-toesfand worden tegengegaan eu Termindert, waarloe zieh de volgende likking aaiibeveeit.
Men iieme:
Feeder van Wonderzout, 1 pond.
..... Salpeter , 4 onsen.
- Braakwijnsteen , 4 drachmeu.
- Zoetliout , 6 onsen.
Honig of sijroop zoo veel als genoeg is om er eene likking van te inaken, waarvan men dau het paard oic. de 2 a 3 uren eenen goedeu lepel vol van op de toug strijkt en alzoo ingeeft.
4 ) Wende men van tijd tot tijd aau , ontlasteudo klis-tereu van zeepwater , met keukenzont. In vele gevailen is het bij deze ziekte in het geheel niet doenlijk , aau de dierea eenige medieijuen inwendig toe te dienen , eu moet men zieh op de werking der uitwendige middeleu alleen verlaten , namelijk op de aderlating , de haarvlechteu en de klisteren ; ten minste zoo lang , tot dat men daardoor den ziekelijkeu toestand in zoo ver weggeuomen heeft , dat men het paard wederom zonder gevaar naderen kau , en hetzelve op nicuw begiut te slikken en over het algemeeu eeuigzins nicer bezounen eu rüstig tc zijn.
165
Koude omslagen ran water en ijs , of water en azijn met kenkenzout, zoutzure ammonia , en andere Terkoe-lende middelen , gednrende de verlieffing derziekteop den kop van het dier teleggen, kunnen Teel nut aanbrengen om de ontstekiftg in de hersenen te verminderen.
Wijders belioort tot de genezing dezer ziekte , dat zieh het dier, dag en naclit , niet vastgebouden , op eene ove-rigens goed afgesloteno luciitige en koele plaats , gednrig , uitgezonderd alleen bij groote bitte en koude , in het Tiije ophoude , men aan hetzelve dikwijls yerscb water tot drinken Toorlioude, en wanaeer het wederom aanvangt een Aveinig te eten , slechtszeinelen, geele wor-telcn , gemalen gerst, gras enz. , gete.
Bij de herstelling, blijft dan nog laugen tijd eene groote zwakte over, welke tusschcn den zoogenaamden stillen kolder en eene algemeene Tcrzwakking in staat, waarvan echter bij toenemende beterstap , de blijken van zwakte steeds duidelijker voorkomen , terwyl daarentegen de tee-kens van den stillen kolder steeds minder worden. Zoo endervindt men bij Toorbeeld j dat de beweging nog zeer zvvaarmoedig , ja bij tijden nog als onwiilekeurig geschiedt, maar het be.vustziju, do opleltendheid, liot gevoel is nog tans teruggekeerd , en het dier gaat bij eene geringe aansporing voorwaarts , terwijl het voorhcen dikwijls met geiveid nict van de plaats te breiigen was. Het bewuste-loos nederslorten , hot draaijeu ia eeneti kriiig , even als of het zwenkende liep , hondt op , het dier begint wederom voeder en drinken met bewustzijn en willekeurig te iienieu , en niettegensUiaiide deszelfs Stelling , bonding, beweging , ja zijne gelieele gebaardeu nog de grootsle zwakte verraden , yalt loch deszelfs geest, bewustzijn en gevoeligheid wederom duidelijk in het oog, en neemt bg eene zorgvuldige oppassing van dag tot dag meer toe.
Gedarende de herstelling moeten de paarden , wauneer zij ook eetlust toonen , niet te veel voeder, en slechts een zacht voeder , zoo als zemeleu met haver vermengd , gemalen haver , geele wortelen enz. hebben , en voornamo-lijk , voor insnanning, verLilting en daarop volgende ver-koeling , in acht genome n worden , daar zij anders zeer
166
ligt instorten. Ook moet men daarbij in hei oog houden , dat bij de groole zwakte , waaraan zij nog gedurende de lierstelüug lijden , eene geringe bewcgiug voor hen reeds eene inspauuing »ordt, en het zwcel, waarin zij daarbij zoo ligt geraken , ook in dit geval bot eerste wordt on-derdrukt, tervvijl nu zelfs eene Termeerderde nilwaseming hier het spoedigste gesloord wordt; betgeen allijd wederom iustorting van hiuuie ziekte te weeg breiigt, gelijk mg zoo vele waarnemingen geleerd hebben. Tevens behoort men nog langen lijd le zorgen voor eene Toldoende ont-lasting Tan het darmkanaal , zonder uogtans het dier daardoor te yerzwakken , waarom liet tfbelmatig kan zijn , indien men een mengsei van gelijke deelen gepul-Teriscerde roode gentiaan en glauberzout , eetlepelsgewijze bij elk Toeder gestrooid, bij Yoortduring eenigen tijd gedurende en na de herstelling gebruikl. Heeft men golc-genheid het paard eenige maanden in de -weide te laten loopen , en ingeyal het eene menie is , te laten dekken , dan zal de^ezondheid Tan hetzelve daardoor des te meer verzekerd worden.
In die gevallen , waarin deze ziekte niet met eene vol-komene genezing eindigt — betgeen troinveas zelden gebeult — uiaar zieh ook even min door den dood beslist , gaat zij in den langdurigen zoogenaamden stillen kolder over , waaroyer in het folgende Hoofdstuk gehandeld zal worden.
De dood volgt bij deze ziekte dooreeno zeuuw-beroerte , en het dier bezwijkt, gelijk raeestendeels het geval is, onder eene zoodanige beroerte, of wel er ontstaat eene rotkoorts , die hier buitengemeen snel toeneemt en het dier doodt, hetwelk dan dikwijls niet eerder dan kort rcor zijn sterven , tot kennis komt.
Bij de ontleding gt;indt men de hersenTÜezen met bloed gevuld en even als de oogen yan het dier , gedurende de Terhefling der ziekte . als het ware met bloed opgespoten , terwijl in de holten der hersenen , yoomamelijk aan die zijde , waarop het dier zieh allijd wendde , waler wordl aangetroffen , en niet zelden zieh wezenlijko waterblazen in de holligheden yan de hersenen op eene gelijke wijze
167
als bij de Schapen , die aan den blaasworm , of aan de draaijing enz. lijden , gevormd liebben , waardoor de groote of kleine herseuen zaineiigedrongen zijn , de graauwe zelf-staudiglieid der liersenen klenriger scliijnt en zieh zelfs wel Avezenlijke yerzamelingen vanbloed, zoo als ook eene tegennatimilijke uitzetling der bloedvaten , yertoont. In de Scheden der zenmven doet zieh somfijds eene geleiach-tige stof yoor , het verlengde merg is uiet zelden met bloed bedekt en met eene geleiachlige massa oveitrokken. Aan de long onldekt men gcwooulijk eenige outslokene plaalsen , doch dit is meer als een gevolg vaa den snellen omloop Tau hei bloed en ophoopingen van hetzelve in dit deel ge-dureude de ziekte zelvo , dan gt;vel als de oorzaak daai vau te beschouwen ; hetgeen welligt bij den geheel ontaarden toestaud , waariu men souilijds de lerer bevindt , niet het geval is , daar deze ziekte zeker dikwerf uit verstoppingen iu het stelsel der poor tader ontstaat.
Aanmerking van den Hoog du it sehen F'ertaler.
Bij de uitvoerigheid en grondigheid , met welke de schrij-ver zijn gevoelen oyer deze gevaarlijke ziekte bij depaar-den , ontwikkeld heeft, blijft mij niets over aan te merken , terwijl men over deze ziekte meervindt in de Hoog-duitsche Schriften: Vejt's Felerinärkunde ; Walbis-gkr's Therapie ; Ammob's en Tehseckek's Handbuch Jiir Pjerdeärtze.
Fan den langdurigen of zoogenaamden stillen holder.
9 De langdurige stille holder der paar den is in eenen » zekeren zin met de krankzinnigheid bij de men-» sehen te vergelijken. en heeft even zoo wel ijraden » en overgnngen als gene,quot;
Er zyn in den stillen kolder der paarden , 200 Tele
168
trappen als bij de krankzimiiglieid van den mensch , en van diegenen af, van vvien inen in iiet gemeene leven legt: » hij Jieefl eene stieek weg lot aan den razenden , die gekelend is , zijn even zoo vele trappen, liggen even zoo vele middeiiioeslanden nog tusschen beiden , als tus-schcn een geheel phlegmatiek paard , eix datgene, Ii et welk uit bloote domheid omvait; en evenzeer als nienig een met eenen halven gek omgaat, zonder Jiem als zoodanig te kennen, zoo lieeft vvederom menigeen een kolderig paard Tan den eersten graad in den stal , zonder hot daarvoor te houden. In geene ziekte beslaan er meer graden dan in deze , en de lioogste toren telt niet zoo vele trappen als de stille kolder bij de paarden graden heeft.
De stille kolder is eene slepende ziekte , meeslal zonder koorts, welke zieh openbaart, door eene verzwakte wer-king der verstandelijke Vermögens van het paard, zigtbaar in de buitengewone en verkeerde handelwijze des diers , waarbij het voorstellingsvermogen ongeregeld werkzaam is. Alhoewel uit de verschijnselen , welke bij deze ziekte worden waargenomen, mag aangenoiuen worden, dat de stille kolder eene ziekte van het hersengestel is , zoo is het echter niet altijd en somtijdsin het geheel niet te bepalen , waarin deze ziekelijke aandoeningen van het hersengestel eigenlijk gelegen zijn.
J)e kenteekeiis van den stillen kolder vangen met de volgende Terscliijnsels aan , of wel de geringste toeval-len daarvan , zijn de volgende :
Het paard wordt lui , zwaar en log , hetgeen het te voren niet was ; hot ect het hooi liever van den grond dan nit de ruif, en trekt derhalve groote portieu daarvan uit deze laatsle , welke het van den grond opeet.
Het harde voeder cet bei in den beginne , en menige paarden zelfs bij meergevorderde ziekte, nog met smaak , en zonder tnsschenpoozingen ; daarenlegen laat het dik-wijls , en voornamelijk na het eten , den kop oiider de krib hangen en is minder opleltend op uitwendige voor-werpen dan voorheen. Deszelfs vrolijkheid en vlugheid is meer of min verminderd, en het wil Ihans tot het loopen en tot zijne dienst in het algexneen meer en ster-
169
ker aangespoord worden dan te yoren. Deszelfs bewegin-gen Termiaderen ia ligtheid en gemakkelijkheid, eu men kan in sommige opzigten zeggen , ook in Ti ijen gt;yil; de gang wordt lomper , logger , minder los , zwaarmoediger, en geschiedt ook in verre na niet zoo naauAvkeurig als bevo-rens. Het dier wordt zclfs onzeker in den gang, en zulks zoo zcer niet uit stijflicid dan wel nit logheid, of Teeleer nog uit eene verlamde en onderdrukte gt;verking der zenn-wen; bier en daar toont bet ook eene neiging , om lieyer aan do eene zijdo dan aan de andere te gaan. Het laat zicli ongaarne den kop in de boogie betten, treedt ook wel ,— boezeer niet ailijd— met moeite terug , ivanneer men betzelyc met bnlp flaartoe aanzet, bangt bet meer of min op Uet bit, toont zieh lomp , log en ongescbikt bij de wendingen , heeft als bet ware de beweging der beenen uiet geheel in deszelfs magt of wil, pluatst dezelven in den slaat van rust onder het lijf, eu zoo , dat men duidelijk zict, dat zijne zwaarte daardoor niel beboorlijk gesleund en in cvenwijt geliouden wordt. Oyer liel algemeen , doet , bet zieh nuiar voorals ecu lui paard , in welken toes land , Tolgens mijue waarnemingeu, de eerste graad van den slilieu kolder aaurangt.
Al dcze toeyallen vermeerderen bij groole bitte ofgroote kouda , on nadat bet paard bereden is , of betzelve ge-trokken be eft , byzouder wanneer hem bij deze dienst, de kop in do hoogte getrokken of nog daarenbovea links of regis gebogen wordt. Do kop is dan in dit geval, des to meer aangedaaii , en wij zeggen Tan znlke paarden , lt;Jat bun »de kop te zwaar is. quot; Wanneer wij , in dezen tocslaud , bun voorkomen en bunne gebaardcn bescbou-wen , dan outwaren wij in bunne oogen iets iueer of min be waste loos , eu het outbreekt bun geiieel aan dat vrien-delijkc, levendlge, optnerkzamo uitzigt , hctwelk Tele paarden in eeaen zoo iioogen graad bezitten Zij toonen zicb dan bij de geringste inspanning yrolij k , even als na de grootsle veiiuoeijingen afgemat, bnn bilk geeft eena dioefbeid , ueerslagligheid te kennen , en wordt boofdza-kelijk morkbaar, wanneer men de maantop , boven bet oog , op zij de slaat, waardoor bij bei gebrok aan leren«
170
digheid en aan opinerkzaamheid in het oog, hua geheel gelaat een dorn voorkomen veikrijgt. ÜTeiigens Terriglen zij iiuiuie dienst belioorlijk , eten goed, leggen zieh neder en alle verrigllHgen gaan als naar gewooute.
In dezen Staat , en bij dezen graad ran kolder , heeft men vele kolderige paarden , op den stal , zonder zulks te vermoeden , en zouder dat xnen de ziekte, wanneer die, gelijk dikwijls het gevalis, niet toeneemt , gedurende den gansclien leveustijd van het dier , opmerkt. J)e bezitters \ an paarden iouden dan hun paard enkel voor lui , eenig-zins zwaarmoedig, logen ongeschikt, tervvijlliet reeds aan den eersten graad van den stillen kolder lijdt.
Andere paarden niel stillen kolder in eeiien geringeren graad , toonen zieh daartegen bij tijden , ivanneer zij met den kop te veel in de hoogte gerigt , geplaagd en algemeen reel met den kop en hals gebogen worden , gt;vederspan-nig , grillig , koppig enz. , en de eigenaar gelooft dat de-zeiven enkel verdrietig of ten minste sleeht gebuid zijn , tervrijl dit alles eeu gevolg van den stillen kolder is, aan welken zij lijden , hoewel zij , behalve de gezegde nitwer-kingen de gezondste paarden schijnen te zijn (1)
(J ) Ilet i» eene iiitgemaakte zaak dat bij vele paarden , het weer-harstige , koppigo en eigenzinnige , niet zoo zeer een gevolg; van hunne gemoedsgesteldheid en karakter i» • dan weleer een g»volg van eene ziekte, van een •werktuigelijk gebrek , van eene belem-mering in den omloop des bloeds, van eene drukking op de herae-nen of anders van den stillen kolder schijnt te zijn. Van daar dat vele eigenzinnige , zoogenaamde »tugge paarden , des te weerbar»-tiger worden , hoe meer men dezelven bestraft en plaagt. den kop en den hals in de boomte heft en in het algemeer zamendringt, waardoor de terugvloeijing van het bloed uit de hersenen, wog meer veihinderd en gcvolgelijk de drukking daarop vermeerderd wordt. — Zoodramen het echter «achter behandelt, hetdier niet meer plaagt en het zonder dwang geheel vrij laat staan en gaan , dan zal het op de geringste aansporing gehoorzauien, gelijk mij zoo Tele ervaringen goleerd hebben. Bij dergelijke paarden dringen , gedurende hunne toenemende halstarrigheid, die hier als het gevolg van eenen minderen graad van stillen kolder te Leschouwen is, de oogen uit derzelver holten» de blik wordt star, het oog zelf» ontstoken , en alle« duidt eenen aandrang van het Lloed naar tloa kop en eene gestremde terugvloeijing van heUelve , aan; f,e-
171
Vele paarden mel den eerslen graad Tan slillen kolder, tooaen dau eerst do kenmerkcu dezer ziekte , nadat zij eeueu lijd lang zwaar getrokken hebben of daarbij sterk op den stang gereden zijn, waardoor derzelver bovendiea verzwakte hersenen nog raeer met bloed opgelioopt en gedrukt worden. Bij andei en komen wederom de teekens van den slillen kolder duidelij ker Toor, wanneer zij ver-scbillende reizen teruggeslooten worden, somlijds ook wagens mede terugstooteu of eenen zwaren wagen eenea steilen berg af, oplionden moeten. Daarentegen doen zieh wederom de leekens van den stillen kolder bij rer-schillende paarden, eerst dan duidelij ker voor , wanneer zij stil in eenen warmen stal staan , en in de dienst wei-nig of geheel niets van knnnen ziekelijken toestand yer-raden.
Genoeg dat by vele paarden de teekens van den eersten graad van den stillen kolder moeijelijk en slechts met groote oplettendlieid , nit te vinden zijn » waardoor ont-staat dat men dikwijls een kolderig paard bezit, zonder het te welen. Bij zeer afgematte of gebeel luije paarden , welker beider toestand in eeuig opzigt aan den stillen kolder grenst, is de ontdekking van deze kwaal het moeijelijkste en zelfs de erTarenste kenner heeft dan by de uitvinding alle opmerkzaaraheid noodig , cm dozen toestand oogenblikkelijk te onderscheiden. Het moeijelijke en wederstrevige bij het terugtreden , inzonderheid wanneer zij ook to gelijk het Toertnig mede terugstooten, hetgeen men in het aigemeen als een geldend teeken van
lijk ook voort» paarden die eenen aanleg tot den stillen kolder hebben of aan deti eersten graad dezer ziekte lijilen, bij naauwe haUriemtsn, by zwaat trekken , dikwijls de hevigste toevallen \an deze kwaal toonen, omdat donr de opgenoemde oorzaken, de terugvloeijing van bet hloed. gf-stremd wordt, waardoor het zieh in den kop ophoopt , de hersenen drukt , die reeds te voren aan zwakte en ziekelijke prikkelbaarheid leden ; weshalve men met zekerheid vooraf zeggen kan, dat paarden die zieh reeds in hei rijden kolderig toonen, zoodra men hen tot trekken gebruikt, no meer toevallen van den »»illen kolder zallen doen blijken,
Aan in er king van den Boogduitschen Per Idler.
172
het aamrezen yan den stillen kolder aannecmt, kan door-gaans niet als onfuilbaar beschomvd worden , en er be-staan paarden , die reeds in eeuen hoogeu graad kolderig zijn , en locii nog gewiilig en gehoorzaam op de daartoe bekoraene aansporing tcrugtredea , en ook nog het Toer-tnig mede daarbij achtei uit zellen , terwijl wederom ge-iieel gezoude paai den , maar die zwak Tan achteren zijn, of anders , zeer log, zwaarraoedig, onhebbelijk oiigeschikt zijn, bij volkomene kennis, eu gelieel vrij van eenige sporen van den slillen kolder, ot in het gelieel niet of alieen met gevveld terng trcden (I). quot;VVat mea ecLter altijd bij kolderige paaiden aanlreft , zelfs dan ATanneer zij slechts aan den eersten graad dezer ziekle lijdcn , is het schuiven van do beenen oiuler den bnik, het ver-geetachlige en bewnstlooze in himiie houdingen , vooral nadat zij eeiien tijd lang inet iiisj)aiiiiing van krachten bereden of tot trekken gebrnikl zijn geworden, lietgeen zieh niet zoo zeer tlieoielisch beschrijven , als bij ecne praktische waarncmiiig, ji^jt gevoelen en ontdekken laat. I)e bonding van het cone of andere been is dan zoo , dat het dier zieh niet behoorlijk daarop in evenwigt houden kan,
(t) Dit i» zeer d'liwijls tiel ^pval Lij nog zeer jonge pn zwnkte remonte of nmlprc nog oiigpdreaseerde j)aarden , die door ecnen »waren riiHer liprotlcn en flaail)ij zonder Imnne zwakfe le oiilzipn, #9830;erng^Ptrnkkpn moplen worden, wanneer zij zieh dan dikwijlg nu-t de vier heenrn vast aan den grond hechten, pn door de kracht-dadigstp hulp gt; zelfs door het aanzetten met den kaptoom , niet tot tnrugtreden te l)reiigpri zijn*, zoodra erliter slechts de rijder a'zit , hefgeeh tiij dailelilk in den beginne had buhoor^n te doen , «gt;n hen ann de hand terngsfoot . zijn zij zeer ge^¥iIl^g en gehonr^ raam daarin , tot dat zij allengskens meer krachten tot bet dragen van den rrder vpikti'g' it , en ook onder dezen , bij bekomene hnlp , gemakkeliilt terng treden. Het is betzelfde geval in eeren nog hnngquot;ren graad, wanneer men zwakke paarden tegi'lijk met bei voeriuig terngslooten wil, zonder dat zij te voren aan dezen ;'lt;»h paarden bi.itcn dien zoo moeijelijke beweging zijn gewend geworden , of wanneer zij over bet algemeen eenigzins log, zwaar-mnedig, onb»hl)p)ijk en ongeschikt zijn, en zonder eene liehoor-lijke voorbereiding, dadelijk op eens met het voerting terngtreden moeten.
Annmerkiiirj ran den UoogrltiHscJien Vtrlalur.
173
ea echter yeranderl het deze iioudin«» uiet, maar blijft gedacliteloos in dezeiro staau , zoo dat men dikwijls ge-weld aanwenden moet, ten eiailo liet deze maar zoude verlaten. Hierin oiulerscheidt zicii ook eea geheel Ini paard van een dat aan dea eersten graad van den stillen kolder I'jdt , want iioe vermoeid eea paard ook zijn mag , liet neemt toch steeds zulk eene positie aau , waarin iiet zicb Tolkomen in evenwigt Jioudea kan, en laat nooit hot eene of het andere been vergelea en als het ware be-wustloos in eene positie staaa, die met de uataurlijke bonding van het paard, geheel tegenstrijdig is. Hoe inea derbalve ook eea rermoeid of lui paard wenden , terag-stooten of draaijen möge , het neemt steeds zulke positiea met de beenen aan, die van zijaen wil en van zijno kennis getnigen , tervvijl integendeel een kolderig paard , zijne beenen zoo zet , dat het openlijk eene mcerdere of mindere bewastelooslieid daarbij toont.
Er zijn ook nog verscbillende andere ziekten by wellten het paard meer of minder koideiig schijnt , en het uog-tans niet is , zoo als bij vooibeeld , bij het taadea krij-gen , yoornamelyk bij het doorbrekea van dea 5den en 6den baktand of kies , wanneer zoo wel door de vorming en bet doorkomen der tanden zelve , als door het uitzet-ten der beide kaakbeenderen, eeae zeer aaamerkelyke rerandering plaats heeft, bij welke een venneerderde aan-drang van het bloed naar den kop, moet voorvallen. Een dergelijk verschijnsel komt voor bij ziekten der lever, zoo als bij voorbeeld , bij eene langdnrige leveroatsteking eaz. ; in welke ziekten men zeer dikwijls varscliillende teekeas van den stillen kolder bemerkt , die echter dan slecbts als eene medelijdende aandoeaing of ziekte van de opgenoemde ziekten voorkomea . en vaa zelve wederom Terdwijnea , wanaeer deze ziekten wederom weggenomen of in andere ziektea overgejjaan zijn , ea de tanden zijn doorgebroken.
Bij het tocacmen van den stillen kolder en deszelfs OTergaag in eenen hoogeren graad, vermindert ia de eerste plaats de opletteadheid vaa het dier op uiterlijke voorwerpen , al meer ea meer, alle ziatuigeu schijaea
174
verzwakt te ziju ; Let hoorl, ziet, sinaakten gevoclt minder , de zemrvveu ziju eyeu als verlamd ea liet bewustzyu somwijlen sleclits zeer zwak. iMel eeneu ncdex'itaiigeudeu kop , de Toorbeeiien ouder hei lijf ycschoveii , staat het even als in nadenken veizonken. Bij tijden sleunt liet met den kop in de kiib, wendt zieh van iiel liciit zoo \eel mogelijk af, en zoekl mal den liem als liet ware te zwaar gewordene kop , de doukerste plaals van zijnen stand op , het vvil zeer Ini«! cu lioorbaar aangesproken en door eeneu slerken slagaangespoord ziju, vvauneer het in zijnen stand , van de eene naar de andere zijde zal gaan. De ooren , die bij elk gezond en voornamelijk bij levendige en opmerkzanie paardeii , liet geluid , als liet ware , tloor zieh naar alle zyden te bewegen , opvangen , hangen längs den kop neder , of zijn beiden sleeds naar Toren of naar achteren gerigt , al is het ook dat het geluid van de tegenoveigestelde zijde konit; of vvel, wat ook dikvverf bij kolderige paardeu hei geval is , het eeue oor Staat naar voren, en het andere naar achteren , zonder dat zy op een zijcleliiigs gedruisch , imune rigting veian-deren. De oogappel vvordt wijder , en veroorzaakt daar-door den starren, droefgeesligen blik ; het oog verliest ziju glans, levendigheid en vuur eu het geheele gelaat van het dier geeft eene meerdere of mindere onverschilligheid te kennen. Het neeml zijn Toeder slechts bij tusschen-poozen en met steeds dnidelyker werdende bewusleloosheid ; zoo gaat het, bij voorheeld, haastig in de krib , en grijpl met even vcel haast, eenen bek vol voeder daaruit, inaar houdt het dan, zonder het te kaauwen, in denzelve, even als of het over iets nadacht , op iets wachtte ofgeheel vergeten hadde , dat het voeder genomen heeft. Wauneer men nader bij hetzelve konit, hei hard aanspreekt , of het anders door een sterk gedruisch van zijne makkers , of van zijnen oppasser, door het openen en sluiten der voederkist , of het klappen u et de drinkemmers , opge-vvekt vvordt,, dan schijut het als nil den siaap te onlwa-ken , haalt adem met eene zeer merkbare inspanning der bnikspieren , vangt aan het voeder te kaauwen cu op lo ülokkeu , gaat ook vvel wederom haastig in de krib , ea
175
grijpt uiemv voeder , doch Talt allijd wederom in de to-rige bewusteloosheid terug , laat den kop onder de krib hangen of dringt met deuzelven daarin, ontwaakt bij het eene of andere gedruisch op nieim , en hervat zijn bevrus-teloos gedrag even als voorheeu. Op eene gelijke wijze gaat het te werk , bij het eten van het hooi ; het neemt een handvol in den bek , dat nog half daar buiten blijft hangen , luistert dan even zoo als of het over iets na-dacht, of geheel vefgeten hadde , dat het voeder genomen heeft, ontwaakt na eene längere of kortere during van dezen bewusteloozen toestand, haalt diep adem, als of het uit eenen diepen slaap ontwaakte, en vangt dan aan het yoeder te kaauvren en op te eten, neemt op nieuw Toeder , en leeft daannede op dezelfde wijze. Hetgedraagt zieh yoorts even zoo bij het drinken, het slokt alieen bij tusschenpoozingen, laat den kop begt;viisteloos in den emmer hangen, ontwaakt uit deze Teistrooijing, slokt anderinaal en vervalt op nieuw in den bevvnsteloozen staat.
Laat men het aan zieh zelven over ; op de beste weide , • staat het, midden in het hooge gras, bevv nsteloos , even als of het iets overlegde , bijt dan de punten van het gras af, luistert wederom en gaat eindelijk , onder eene diepe ademhaling, voort met kaauwen, zoekt steeds do don« kerste en koelste plaatsen der weide op , en wanneer het al , door het voorljagen of een gedruisch opgewekt, eeh eind wegs moedig yoortloopt, dan staat het nogtans, na eenen korten loop, dadelijk wederom stil , en vervalt in deszelfs vorige bewusteloosheid. Hieromtrent bestaan echter uitzondeiingen , en ik heb paarden gezien , die reeds bij eenen hoogen graad van den stillen kolder , toch nog hun voeder, spoedig achter elkander, zonder tusschen-poozing , en gelijk het scheen, ook nog met teel bewust' zijn aten; dit waren echter altijd zeldzame gevallen.
Over het algemeen nemen trouwens paarden , die slechts in eenen middelmatigea ouderdom , den stillen kolder heb-ben , hun voeder slechts langzaum en met vele tusscheu-poozen , maar eten het ecliter nog , terwijl bij den Loogsten graad des stillen kolders., het eelen , uit hoofde van eene volledige eu steeds in gelijken graad voortdurende bewuste-
176
loosheid, eindelijk geheel ophqudt. Dieti onvcrmindord blyyen de kolderige paardcn by al liet \veinige gebruik Tan Toeder , uogtans steeds by gt;leescli , nemeu weiuig af, zoo dat bet zeer te bewouderen is , boe zij bij zoo weinig gebruik yau voeder , waarbij audeie Tolkomen gezonde paarden , gebeel le groude gaau , nog zoo dik en gevuld blij veu.
Hunne bewegingen worden Tcrvo^gens steeds logger, lompcr , zwaarder eu oinviliekeuiigcr ; want met dei zelvef liersenen lijdt tbans ouk de gebeeie quot;\verking ran hunne zenuwen. Zij beffen de beeneii , z^vaartuoedig en met gebiek aaii vrijen ^vil , op; eu nog inoeijelijker , logger, alleen aan iiuuue eigene zwaarte oTergelateu , Tallen zij , als bet ware bewusleloos wederom ter aar de neder. Hua gang wordt altijd onzekerder , onJiebbdijker, onbewegelij-ker , eu zij vallen niel nil stijlbeid of zwakte , maar ail volko.men bewusteloosbeid, in de gewricliteu zamen; zQ steuueu en leggen zieh allijd meer cn ineer op bet gebit, verliezen bij toeneming alle gevoel voor bulp en stiaf , zijn uioeijelijk te boudeu , nog inoeijelijker terng te liek-ken, en even zoo moeijelijk te doen kceren, dringen cok wcl nog ineer op , naar de cene of andere zij de , zoo ;lat zij slecbts met moeite door den rijder of dcnvoerman, in de bebooriijke ligliug gebouden kunnen worden.
Inzonderbeid Avordt ium bovusleloozc toestand , merk» baar na eenige inspanniug , vooial wanueer daarbij dekop en bala in de boogie opgerigt werden, ofzij eenen zwaren last moesten trekkeu Wanneer men lien ouder den man of ook zonder denzelven, spoedig naar de eene of andere zij de wendt, dan gescbicdt zulks zoo log , zoo ougescliikt , eu met zulk ecue gebrekkige bonding der beeneii , dc.t men vreezen moet, dat zij geduieude of na bet wenden , caiiTalleu ; bclgeen ook bij paardeu die in eenen boogea graad kolderig ziju, wezenlijk gebeult; zij lalendaarbij do beeneii bew usleloos \oor eu over elkander staan , houden gicb zelve maar met moeite in eyeuwigt en nemeu eerst, somtijds na langen duur , eeue andere en zulke positie met dezelve aau , dat zij beliooiiijk daarop steunen eu zieh in eTenvvigt boudeu (kuuuea. Bij bet rijdeu voelt men
177
hänne terlamdez^Varecnbewustelooie bewegiugnog raeer, gelijk ineu over het algomeen iu dat geval, met behoor-lyke opleltendheid , rust en gevoel , bij bet opzitten eu in de band , bij genoegzame oadervinding, den stillen kolder mode ten eerste lierkeut, ofseboon overigens de kennis daarvan eigenlijk meer in bet gevoel bestaat, dat zieb door geene woorden nader laat beseluij ven.
Thans rangen zij dan ook aan de beenen , voornainelijk de Toorste, zoo optebefl'en als of zij daai mede in het water zwommen , en dit opUeffen en gt;vederoni nederzetten der beenen, ondersobeidt iieb zeer bijzouder Van betopuemen en bet roorzigtig roelende en tastende nederzetten der beenen , bij een gebcel blind paard , waar deze beweging evenzeer , maar op eene ganscb andere quot;n ijze plaats vindt , zoo dat de eryaren paardenicenner een blind, e\en- als een gek paard, dadelijk aan den aard van deszelfs be\vo-ging , reeds van verre kent. Een paard met stillen kol -der beft namelijk zijne beenen balf bewusteloos en slecbL». werktuigelijk boog op , en laat dezelve nog bcwusteloozer , gelijk volkomea doode klompen , slecbts aau de weiten der - zwaartekraebt geboorzamende, wederom op den grond neder (I); terwijl integendeel een gebeel blind paard, zgne beenen met veel oplettendbeid (die bij bet ontbreken van bet zintuig, in denzelfde« graad toeyenoman , als bij kolderige paarden , venninderd is) en bevvustziju , boog opligt, om over verbevene Toorwerpen op zijnen weg , noeu te stappen , en dezelve , als bet ware beproevende en naar eene rekere trede zoekende , wederom laugzaam en voor -zigtig op dea grond zet. Eon ondersebeid in de bewe-ging , die bij eenige opmerkiaamueid , dadelijk zigbaar wordt.
Bij eenen neg boogeren graad der ziekte , verliest bet paard steeds meer de vrije willekeniige beweging; de ai-wezigbeid van bet bewustzijn , wordt steeds sterker en duidelijker , en is nu ook door iemand die geene Je rninsie
(I) Eena so ort van boweging die men ook Velgens Bujeland, bfj eenige kraoktinnige menschen aantreft.
Äanmerhing van fan Jlooyduitschea Fertaler.
178
onderriuding lieeft, gemakkelijk te kennen. De dieren Tergeten zieh zelfs dan zoo ver, dat zij nit bcwusteloos-heid , stilstaande nederstorten. Zij Jeggen zieh niet ineer neder, houden nit zinneloosheid op to elen , zijn onge-Toelig Toor alle straffen , en de wer king hunner zenmven is zoo Terlamd , dat zij bij elke snelle wendig , dreigen omteTallen, zelfs wel wezenlijk daarbij nederstorten, en niet zelden , in eenen rüstigen staatin huiinen stal, wan-neer zij den kop van zelf naar do zij de wenden , of door hulp daarfoe aangespoord worden, op den grond vallen.
Thans komt dan ook de tijd aan waarop de stille kol-der , wegens do verlamming aller werking van de zenuwen , in eene rotkooils begint overtegaan. Hot eten hondt ge-heel op , de drekstoffen , die tot nog toe , in eenen regel-matigen staat outlast werden , veranderen in kolijkachlige doorloopen , do pis en het speeksel zijn in lijmachtige dra-den gesponnen , do slijmvliezen van den bek en den nous worden geheel bleek , en met gele vlakken gemarmerd, het oog staat onbewegelijk , do oogappel geheel verwijd , star en zonder eenige glans , de ooren bewegen zieh uaaa» welijks meer, en do beweging is zoo verlauid , dat men zulk eon paard , noch voorwaarls , ruggewaarts , of zijde-waarts , breiigen kan. De harlslag is alleen nog roei-baar , en do pols {lie gednrende het geheele verloop der ziekte ondeidrukt was, bijna geheel niet meer te voelen. Ook do beweging der longen wordt verlaind , en het nit-en inademen geschiedt met vele iuspanning der buikspie-ren , terwijl zieh eindelijk eene vnile renk oni het dier Leen ontwikkelt , het fondament open blijft staan , de on-derlip naar beneden hangt, de van het hart meest ver-wijderde deelen , do ooren , en het onderste der ledemateu inarmerkond worden , het dier krampachtig schrikt, in enkele gevallen het bewnstzijn , gediuende eenige oogen-blikkenterug schijnt te bekomen, en eindelijk dood ne-dervalt. Het doode dier zweit dan op, en gaat spoedig tot verrotting over.
Het verloop van den stillen kolder is geheel onbepaald ; vele paarden lijden gednrende bun geheel leven aan den-zelven , en gaan toch soxntijds niet aan deze ziekte, ten
*.
gronde , maar aan andere bijkomende öf gövolgelijke ziek-ten. Bij menige dieren Termindert dikwijls voor eeaigeu tijd deze ziekte zeer , en komt wederom op andere tijd-stippen aanmerkelijk te Toorschijn.
Bij aanhoudende hilte en koude zijn de toevallen van den stillen kolder , allijd Termeerderd , en even zeer ge-durende den tijd der -verLaring, zoo als ook by afwisse-lend #9632;weder in de lente en herfst. Dil is even zeer liet geval bij ongedekte merrien , na het spenen van bet Teu-len , of na de onbeyredigd geblevene geslaclitsdi ift bij de bengslen ; zoo als over bet algemeen , na den Tolkornen wasdom der dieren , in bun 5e en 6e jaar, Tooral bij nel-geroede merrien , die op dien tijd niet gedekt zijn geworden , en eenen aanleg voor deze ziekte iicbben , alle toevallen van den stillen kolder, zieh sterker voordoen.
Deze kvvaal neemt almede toe in warme en dampige stallen , door bet te veel in de boogte beffen van den kop en hals in bet rijden , het vele dresseren onder bei trekken , en vooriiamelijk doet te veel en onverteerbaar voeder , groolo rust en vveinig bevveging, deze ziekte toeneinen , zoo als een geheel mager voeder dezelve vermindert. Hoe dikker en gezetter een kolderig paard is , hoe sterker eu beviger de toevallen dezer ziekte zijn , eu daarenlegen hoe magerder het is , hoe geringer die toevallen zijn. Zelden ontstaat deze ziekte vöör het 2e en 80 jaar, maar onl-staat dan bij merrien (by ruinen eu hengsten gewoonlijk later , en dus in het 4e en 5e jaar) merkbaar , eu zulks des te meer, hoe sneller de afwisseliug van het voeder is , en het ruime voeder op bet geringe volgt.
In de weide , vvaar het paard aileen door gras onder-bouden wordt, vindt men deze ziekte bij dieren , die niet reeds te voren daaraan leden , zelden of in het geheel nie! ; zoodra inen echter de jonge paarden in den stal beginl !e zetten , bun bard en somtijds ook nog daarbij rniin voeder op eenmaal geeft, gaat die ziekte spoedig tot eeneu hoogen graad over. Bij den paardenkooper , die zijne paarden van de weide koopt , hen slecbts spaarzaasn met zacht voeder onderboudt, en voor alle groote veriiiiting en verkoeling zorgvnldig in acbt neemt, treft men deze ziekte
180
zelilzaatn aan , tea miuste alleen in den aaiileg en nooit geüeel Tolleilig. Zoodra zij nogtans door eenen parliku-lier , door ecuen gewonen burger, gekocht, ofdooreeiien inUitair overgenomen in warme dampige stallen geplaatst, met hard yoeder en Teel hooi , en bij veel rust, rnirn geroederd gt;vorden, dan breekt deze ziekle , waartoe zij gt;velligt reeds de aanleg liadden , spoedig uit , en stijgt in korten tijd tot eenen Jioogen graad; zoo ook wanneer zy verhit en haastig afgekoeld worden en — eene oinslandig-lieid waarop bijna nog geheel niet acht geslagen is , — wanneer de paarden uit eene Tiije en oubeperkle ruimle in deu sial geplaatst en aan de halslers Tast gemaakt worden , waarvan (ie keltingen of strikken , voornamelijk zoo kort zijn , dat zij zieh niet vrij en gemakkelijk ne-derleggen knnnen.
In den loop dezer kwaal, komen somwijlen tijdvakken Toor , waarin de paarden in het geheel het bit niet rat-ten willen , in het rijden steeds achter de hand , zoo als zieh de kunslmatige rijder uitdrukt , terugblijven , ja zelfs naauwelijks vooit te krijgen zijn. Trekjiaarden willen dan niet voorttrekken , en schniven het voemtig meer te-rug , dan zij het vooruilbiengen ; eu op eenen anderen tyd , is wederora alles omgekeerd , hetgeen menigvuldiger het geval is; zij trek ken dan den kop in de borst , loopen heen , zijn door niets to houden eu in het trekken , ne-men zij dikwijls de zwaarste last geheel alleen op zieh , leggen zieh , gelijk de Toex'nian zeyt , met alle krachten op het tnig , en verscheuren eerder iiet geheele tuig, eer zij den zwaarsten wagen laten zitten. Over het algemeea bezitten kolderige paarden, even als krankzinnige menschen, eene ongemeene spierkracht, maar dedireclie moot dan regtnit en met eenen langzatneu tied gaan ; bij wen-diagen en Snellen gang , blijven zij liever staan, gaan niet Tan de plants , en schniven nog wel ook het voertnig terug.
In enkele gevallen , ontsUian ook in den loop van den dorn men kolder , geheel bijzondere toevallen , zoo als bij voorbeeld : de paarden blijven op eenmaal, bij het gaan, stil-staan, schudden met den kop , als of zij pijn aan de ooren hadden, krabbeu met d® Toorpooten gt; even als of zij he!
181
kolijk kregen, maar in beule gevallen, gaan zij na eene korle poos wederoui op hunne oude nijze voort.
Alle ^uikkelemle midcleleu, zoo wel iuwendige als ait-weudige , eu derhalve ook iiet straffen cn üelpen , inoeteu bij kolderige paardeu , in eene dubbele mate aaugewend worden, iudien z'y ran working ziju zullen ; vaudaar , dat bij voorbeeld , een laxeermiddei nit het dabbeldo vau do dosis bestaau moet , die men bij andere paardeu aan-wendt; dit is lielzelfde geval met uiterlijk aaugewende prikkelende inwrijviugen , fontauellen eu dergelijke , zoo als meu ook zweepeu, sporeu en teugels , bij kolderige paardeu , met dubbelde kracut gebi uiken moet. Bienou-vermiuderd, en iioe stomp ea yerlamd ook hunue gevoe-ligbeid en prikkelba.'irlieid zij , zoo breiigen tocb alio daze prikkelende middelen kort na hare aanwending , eeneu sterkeien graad der ziekte voort, dan voorheen bestond; dermato dat bij voorbeeld , ecu kolderig paard , zoo lang een prikkelend pnrgeermiddel bij iieia werkt, eu zelfs nog eenige dageu daarua, reel sterkere toeyallen ran des-zel£s ziekto toout; gelijk zulks ook gebenrt , gedurende . do werking lan do fontanel, voör dat de ottering oatstaan is , eu zelfs ook nog eenigo dageu daarua koint het kolderige paard nog doiuiuer voor dan iiet eerst was, terw'yi de weldadige gevolgen van beide middelen zicli eerst later Tertoonen. Dil is ook gelieel en al helzelfde geval bij de aanwending van de zweep , de sporeu en de teugels , daar gedurende de iievige werkiug dezer dwangtuiddeleu dik-wijls alio toeyallen van den stillen kolder schijueu yer-hoogd te ziju, eu eerst na hau opbouden wederom weg-blijven.
Alia toevalleu ran den stillen kolder nemen toe , wan» neer het paard gegeten heeft, gelijk zij ook met de yer-tering vau hot yocder en do outlasting der drekstoffen yermiuderen.
Het haar van een kolderig paard blijft zoo lang glad en glanzig , tot dat deze ziekte in eene rotkoorts overgaat; tevens blijven kolderige paardeu, zoo als reeds gemeld is, ook bij weinig voeder, steeds zwaarlijyig eu dikv oiadat zij weinig verier en , eu do werking hunner zenuwel»
182
oneindlg geringer is. Hat kaamren gescliiedt bij een in den hoogen graad kolderig paard , op eene geheel bijzon-dere wijze , in zoo gt;eire namelijk als zij dikwijls de on-derkaak daarbij ook zijdwaarts bewegen , en in Let geheel geen voeder tusschen de baklauden hebben , zoo dat men deze op elkander slaan en wrijven hoort. De oogentreden daarbij als bet ware nit bunne holten , de oogappels ver-wijderen zieh nog meer , en de blik wordt geheel slar.
Dikwijls bereikt de stille kolder in körten tijd eene aanzienlijke hoogte , bijzonder wanneer steeds nieuwe, denzelven voortbrengende oorzaken . b. v. eene gestoorde hniduitwaseming enz., plaats -vinden; menigvuldiger echter neemt dezelve slechts allengs toe , of blijft ook wel op eene hoogle staau , en stijgt dan alleen bij groote bitte of koude. De ziekte is dan voomamelij k dadelijk , wanneer dezelve als bet ware in eene algemeene Terlamming der zenuwen overgaat , en eene rolkoorts Terwekt.
De gewone algemeene leekenen, die men yan den stillem kolder , opgeeft, zijn :
1.) Men moet het paard een vinger in bei oor steken , en wanneer het er zieh niet tegen yerzet, dan is het paard dorn. Niets bedriegt intusschen meer dan dit, daar er Tele stille , aan den omgang met menschen gewone en hen beminnende paarden beslaan , die zieh , zonder eeuige tegenslreving, een yinger in het oor laten steken, endes nietlegenstaande niets minder dan dom zijn , terwijl in tegendeel somtijds de kolderigste paarden zieh tegen deze aanrakiug Terzetten.
2.) Men moet aan het paard , de voorbeenen krnislings over elkanderen zetten , en wauneer het päard in deze bonding blijft staan, dan is het dom. Maar ook deze Stelling is niet altijd naauwkeurig , want er bestaan Tele stille , gewillige , gehoorzame of zeer rermoeide en luijq paarden , die zieh even zeer ook deze plaatsing der beenen niet alleen laten ge-vallen , maar ook wel eenigen tijd in die bonding blijven , zonder dat zij slechts in liet minste dom zijn ; terwijl wederom vele kolderige paarden zieh deze bonding geheel niet laten gerallen , en nog minder in dezelve volharden, vooral wanneer zij slechts aan den eersten graad dezer ziekte lijden.
183
3.) Moet men eenkolderiy paard op de kroon trappen , en Tranueer liet zieh hierbij niet beweegt en het been niet onder onzen roet weg trekt, dan is het dorn. Welke er-rarene paardenkenner en paardenarts of ook maar paar-den oppasser , zal echter niet reeds de waarneming gedaan hebbeu , dat er ongevoelige en in eenen hoogen graad logge paardeu bestaan , — gewoonlijk zijn zy Tan geheel gemeen ras — die zieh deze behandeling gt;vel längeren tijd geyallen laten zonder in het minst eeno pijnlijke ge-quot;waarwording , te uiten ; tenvijl in legended vele kolderige paarden, inzonderheid gt;vanneer zij slcchls aan de eerste gfaden dezer ziekte lijdcn , zieh dadelijk aan die behandeling onttrekken,
Oneindig doelmatiger is het, om zieh bij de onderken-ning van den stillen kolder , aan de hierboven opgegeTen teekens te houden, en de houding , de bewegiug , het gebruik van voeder , de gebaarden , de verminderde op-merkzaamheid ea de bewusteloosheid v.an het paard over het algeineen, gade te slaan; uit al het welk oneindig duidelijker, de meerdere of mindere graden dezer ziekte 'blijken. Voorts moet inen bij de geringe graden , bclioed-zaam met zijne beslissiug zijn , en het dicr langen tijd in- en buiten den stal, in en buiten den arbeid , gade-slaan, het zelf berijdeiiof hem voor den wagen gebrnikea , alvorens men een bepaald oordeel daarover velt; en hierbij slechts zijne eigene oogen en gevoel , niet de uitspraak ran andere vertrouwen , ook wel daarbij in acht nemen , wat tot de -verberging dezer ziekte, bij yoorbeeld, bij den paardenkooper , de zweep , de peper en de sporen bij-dragen (1).
(I) Gedurende mijne lange paardenartsenij-kiindige praktijk , bij de vele beslissingen die ik in een geregtelijk opzigt over kolderi» ge paarden ßeven moest, bij de vele inkoopen van paarden, die ik deed, en de menigvuldige overnemingen van piarden , die tot myne dienstbetrekking behoorden, bestond de handelTrijxe waarvan ik mij tot uitvinding der mindere graden van den stillen kolder bediende« wanneer ik het paard ten hoogste maar eenige minuten zag, en geen verder onderzock de»wege verrigten kon , in het volgend'e: Ik Het namelijk het paard eenige minuten stil »taan , verwijderde
184
De stille kolder is Let miust merkbaar, vrauneer meu de paarden, gedareude het rijdea of trekkeu , geheel Tiij eu als het gt;vare aau zieh zelye overgclaleu , gaau laat; terwijl AYederom alle teekens en toeyallen Tau den stillea kolder, zieh des te meer voordoen, zoodra men iets Tau het paard verlangt, het aaupakt , in de koogto rlgt, hei
alle xweepen of andere middelen van aangporing, gedruisch ein. ten einde het geheel aan zieh zelvcn ovcrgelaten , in tyne bewu»» teJoosheid cn in zun schijnhanr nadenken , zonde vcrvaüen , en dan grpep ik de tengels en wendde het zoo »nel en kort, als maar eenigzins mogelijk was, aan de eene of andere zijde cm; waarbij alle koldetige paarden , naar den giaad , waarin zij aan deze ziekto lijden , meer ol minder uit het evenwigt geraken , liunne be'enen lomp en log vooruitzetten , en na gedaue wending in eene houding, gewoonlijk met de vnorbrenen onder het lijl en over kruis gescho» ven , of met het eene of het andere siecht» op de punt van de poot trappende en in de knie gebogen , staan blijven. hoe onge-schikt en onregelmatig dezo positie ook zij , cm zieh in evenwigt te huuden. Bij deie handeKvijze , moet ook-de minsle graad van den kolder van zelf, ten duidelijkste blijkon J want wanneer men dez.e oefening met het vermoeidste , zwaarste of phlegmatiekite paard #9632;verrigt, dan zal het, wel is waar, zijne beenen, algemat of lomp. log en ongeschikt vooruitzetten, maar dezelve toeh in znlk eene positie brengen, dat het zieh daarop in evenwigt houden kan , en dezelve nog minder in eene positie laton staan, die geheel te.» genstrijdig met het werktuigelijke zijner houding en beweging is , üelgeeii wij nogtans bij kolderige paarden 2ien.
Di» mid lel tot uitvinding van den eersten graad van den dorn* nren kolder, — want de hoogern herkent men wel bullen dat, nit het geheele wezen van het dier — heeft mij bij de vele over» nemingen van paarden gt; wanneer ik dikwijls in eeuen dag meer dan 100 stuks monsteren en overnemen en daarbij nog wel bijna 200 beoordeelen moest, vele dienaten gedaan, zoodat ik hetzelve aan» vangende paarden-artaen en paardenkennersi tot bereiking van hat gemelde doel, niet genoeg aanbevelen kan.
Ook geeft de physionomio , het meer of minder domme gezigt. de houding der ooren, de starre blik, d« gebaarden, en da gTöotere of geringere bewusteloosheid van het paard . deie tiekts en hare graden — althana voor den ervaren paardenkenoer — duidelijk te kennen , en dezelve wordt het meest in het oogvaV* ienda en bemerkbaar, wanneer men de phyaionomie van bei dier, goed in het oog houdt.
Aanmerking van der) Hoogduitscher) f'ertalor^
185
hoojj dresseert , dikwijls omwendt of xelfs leruglrckt. De spiereu van kolderige pa aid en verliezeu do veer kracht , eu zclfs paarden met de vastsle eu gespanaeiiste Tezelen bekomen gedurende liet verloop van deze ziekte , eeue gt;veek-heid van dorzelver spieren , en Avorden over het algemeen zwak.
Even gelijk de razende kolder, gt;vanneer dezelve gene-ton is , eerstelijk in den stillen kolder overgaat , zoo ont-slaat ook somwijlen , lioewel zclden , do, razende kolder uit den stillen, en zulks voornamelijk dan, wanneerde Uuiduitwaseming van een kolderig paard, aaaiuerkelijk gcstoord #9632;nerd , of de zon lieu laug on lievig op den kop braudde , of eene ziektestof op de lieiseiieu of derzelver vliezen gevailen was; terwijlals dan do volledige genezing des te uioeijelijker wordt, eu mea ten iioogsle , met alio middelen , slechts deu vorigen ziekelijkeu toestand van dea bLilleu kolder , wederom lierstelt,
Gedurende de herstelliug van een kolderig paard, out-staat een uiiddclsoortige toestand tusscliea eeue Woote al-_ gemeene zwakte eu de verminderde toevallen der ziekte. Deze beide toestandeu blijveu uioeijelijk te ontlerscUeiden , zoo lang tot dat de toevallen van den stillen kolder , steeds meer begiuueu te verminderen, eu de algeineene zwakle zicii alleiigs meer voordoet; dan ziet men duidelijk, lioe liet bcwustzijn , de gevoeligheid en de opiuerkzaainheid van het dier terugkeert, en eukel nog eeue algeineene verzvvak-kiug voorliauden is.
Wanueer men in dezen toestand het paard slaat, dan toont het zieh gevoelig voor die straf, gt;velke het voor-hceu in het {»eheel uiet achtle; het bekoiat wederom gevoel voor het gebit , volgt ligter elke linlp , dringt uiet mee? op de eene of andere zijde , hangt zieh uiet meer zoo in do tcugels , gt;voi dt opmerkzaam op alle uiterlyke voorwerpen , neeintzijn voeder zouder tnssclieupoozing , schijnt uiet meer als uit eenen diepen slaap to out waken , eu is zieh zelven be-wust, maar noglans buiteugewoon zwak, eu zulks des te meer , uaar mate de stille kolder meer aau den razeu-den kolder greusde. Men moet dan deze , nog laugen tijd acliterblijvende zwakte , welke gednreude de lierstelling telkens heerscliende is , niet met de ziekte v er warren.
186
Paaiden die in eenen hoogen graad aau den stillen kolder lijtlen , eten nog iiet beste , wanneei- zij met andere paarden zijn; zet men dezelve daarentegen in eenen stal aUeen , dan hondcn zij bijna geheel op te eten , wanneer men, terwijl zij eten, niet bij hen bliji't, en dezelve door stoten of levendig aanspreken , nit hunne bewusteloosheid apwekt en tot eten dwingt.
Yele in eenen lioogen graad kolderige paarden, schui-Ten alle vier de beenen onder linn lijf, even als op een bord zamen , en zijn derhalve op liet punt, om bij de geringste -vvending met den kop of den hals , oia te Valien, hetgeen ook somtijds vvezenlijk geschiedt.
Merrien zijn vooral aan den stillen kolder onderhevig; inzonderheid yervallen zij in deze ziekte , vvanneer zij Tolwassen zijn, goed voeder en weinig beweging hebten, of wanneer zij vroeger gedekt zijn geworden en nu onder de gemeide omstandiglieden, niet wederom gedekt worden; gelijk daartegen deze ziekte oneindig zeldzamer, wanneer zij zeer jong of ond zijn, dan wel in den mid« delbaren ouderdoin voorkomt.
Hoe meer de stille kolder toeneemt, hoe meer het slijm-vlies Tan den bek en van den neus, de klenr Terliest en met gele strepen en vlakken (nit hoofde van het Ii] den der lever) gemarmerd is ; de slag van het hart wordt dan weinig of geheel niet voelbaar , de pols meer onderdrnkt en vertraagd , terwijl de pis zeldzaam ontlast wordt, en even als het speeksel , in lange taaije draden gesponnen is , gelijk bij de rotkoorts. Ten laatste ontsfaan stinkende ontlastingen , benevens eene verstomplng van alle zintui-gen , en eene snel overhand neraende rotkooits maakt een einde aan het leven van het dier.
Wat de oorzaken vait den stillen kolder betreft, dezelve bestaan hoofdzakelijk in het volgende ; te weten , in eene erfelijke gesteldheid of voorbeschiktheid tot den kolder , welke van de oude op de jonge paarden schijnt te kunnen worden overgebragt, welke wel het meeste in den bijzonderen vorm van den schedel schijnt gelegen te zijn , zoodat bij de behoorlijke ontwikkeling der hersenen, eene drnkking der siecht gevormde beenderen , door de vermin-
1.87
derde ruinate van den schedel, op dezelve ontstaat. Sora-mige paaiden -worden uit dien hoofde, na huuiieu volle-digen wasdoxn , koldej ig , wanneer zi] eenen zoogenaatn-den ramkop hebben , zoo als bij Toorbeeld , de gemeene Holsteinsche paarden , waardoor de liersenen in derzelver beiioorlijke vorming beleinmerd en gediukt worden , ea zulks des te meer en te gemakkelijker, naar mate zij over liet algeuieen van een shipper ras en meer log en slapeiig temperament zijn. Zoo gt;eel is zeker, dat de erfelijke tooi bescliiktheid tot den stillen kolder , zieh niet eer vertoont, tot dat het diej- zijnen volkomen wasdom uadert , of denzelven reeds bereikt lieeft, hetgeen bij paarden., voornamelyk bij merrien ran een gemeen ras , reeds in bet 4e , ten längste in het 5e jaar, plaats beeft.
In bet bijzonder kan ook nog de oorzaak Tan den stillen kolder, in eene ziokelijke gesteldbeid van de lever, in eene verstopping van de poortaderen , en in de zieke-lijke afscbeiding der gal, gezoebt worden , gelijk vvij ook bij de ontleding van kolderige paarden , de lever mees-.teudeels meer of minder ziek vinden. Ook zijn nitweu-dige kwetsingen van den kop, zoo als scbainpschoten, vallen en slagen op denzelre , de oorzdken van den stillen kolder; terwijl een voorafgegane razende kolder, altijd eenen boogeren of minderen giaad van den stillen kolder achter laat.
Voorts verscbaft eene beleinmerde huiduitwaseming , eea onderdrukte droes, zeer dikwijls de oorzaak tot den stillen kolder; en deze ziekte is voorzeker maar al te dikwijls op die oorzaak gegrond.
Niet minder kan groote bitte , waaraan het paard aan-houdend bloolgesteld is , en waarbij de zonnestralen lood-regt opdeszelfs kop vallen, zoo als ook zeer groote kou de , den stillen kolder voortbrengen , en znlks voornamelijk dan , wan nee r het sterk gevoederd is , en de dieren in het algetneen slap fan vezel zijn. Geheel dompige warmo stallen geven even zeer aauleiding tot den stillen kolder ; en dit zoo veel te eerder , wanneer de dieren uit tie vol-komene vrijheid, nit de stoelerij en de weide , in zooda-nige stallen geplaatst worden , en te gelijk ook de over-»
188
gang van enkel gras of ook sleclils ran Tveinig roeder , tot di oog eu ruiiu vocder, zoo spoedig en eeuskiaps volgt , waardoor dan reeds de paardeu , tooral die vanceu ZAva.!t geslel, ook zondcr eeuige Tcrdere oorzaak , zeer dlkwijls en zeer spoedig in den slillen kolder TeryaJIeu. (I)
(I) Dit is mede de voornaamste grond , waaronj niet alleen zoo vele Ouitsche , van de w^ido verplaalsle paurden , tnaar zelfs zoo vale zoogenaamde wildzangen, die uit half en geheel wilde sloe» terijen komen, .en dadelijk zoo zeer in teg-.'nstrijdighcid met hunne vorige levenswijze , in naauwe , dompige en warme stallen gcplaatst wordengt; terwijl zij nog daarbij met droog en veel voeder worden opgevoed , zoo dikwijls kolderig worden, golijk men bij alle re» inonten der kavallerie, voornamelijk de Holsteinsche bemerkt i en ziilks ook bij den partikulier die zijne paarden van den paarden* handelaar koopt, hetzelfde geval is; want de laatste geeft aan zijne gedresseerde paarden, slechU welnig en Hgt voeder, en dit nog wel in kleine portien. (Men lie mijn lehrbuch des Pferden» Handels, Hannover bei Haiin), terwijl hij dezelve in hooge en luchtige stallen plaatst. De partikulier koopt dan hier zi]ne paar' den , plaatst ze in eenen warmen dompigen stal, en de koetsier of rljknecht doet uit onverstandige liefde en voorzorg ten behoeve van dezo nieuwe paarden, alles ten einde zij rnaar spoedig dik en «terk zouden worden j er wordt geen voeder gespaard , en de oaarden die bij hunnen opvoeder niets dan gras of een weinig hooi, haksei en zemelen bekwamen, en met niet veel meer voe» deren ten minste week voeder, zemelen, genialen koorn en ha» ver onder elkander gomengd , geroed werden, komen nu bij hun» nen eig-naar als ter vetmesting J hun hjf wordt dan onevenred'g volgestofit . de verteringswerktuigen hebben bij deze gewoonlijk 3, 4 en 5 jarige paarden nog geenszins de kracht, zoo veel voeder aan de dierlijko natuur eigen te m «ken , en er ontataat eene on» eveoredigheid tnssch 'n bet voeder en de vertering J de stulTe wordt ten koste van bare krachten gevoed , de omloop van het bloed in den onderbuik gestremd en in den kop opg'-hoopt; de hersenen en de vrerking der zenuwen al» het ware verlamd ; eu wij zien dan eene menigte nog gehael g^zond en zonder alle aanleiding tot dsn glillen kolder uit de stoeteryen körnende paarden. gedurende hno gebruik bij den Militair of particulier kolderig wgt;rden , bloot uit de te snelle overgang van uit vrije in naauwe dompige stallan , en van minder krachtig en winig tot hard en ruim vorder. Wan» ireer nn nog daarbij komt , dat de paarden ook op eens door oa« verständige rtjders te veel met den kop en den hals in de hoogta geheven , en over het algemeen geplaagd of anders zeer verhit en . aaugegrepen worden, of ook te veel geapuaid, gelijk mail tagt.,
189
Dit is nn ook tie rede , waarom dikwijls magere paar-den , zoodra zij tot goed en al te ruim Yoeder komen , ook wel nog daarbij te weiaig'beweging en arbeid heb-ben , en in dompige warme stallen staan , zeer spoedig koL derig worden.
Bij Tele paarden wordt ook de grond tot den stillen kol-der op de rijbaan gelegd, waar zij op eens, en op zooda-tiige wijze, als in het geh eel niet inet hunne krachten oyereenkomt , te veel in de hoogte gerigt, met kop en hals gebogen bereden worden , waardoor de ternggang yan het bleed uit den kop , mocijelijk gemaakt wordt.
Wijders geeft bette veel voederen van zware roederstof-fen of een le veel windverwekkend voedsel , zoo als klarer, #9632;vvikken , boonen , erweneuz. , mede eene aanleidende oorzaak tot den stillen kolder , uit hoofde daardoor eene ophooping yan onzniverheden in de eersle wegen ontstaat de omloop Tan het bloed bezwaarlijker gemaakt, en naar den kop gedreTen wordt. Eene gelijke uitwerkitig heefl lt;!e te weinige beweging en arbeid , bij to reel en te Toed-znam Toedcr, waardoor het erenwigt tusschen de Toeding-en Tcrtering Tcrbroken wordt.
tu boomwol ingcpakf worden , en derlialve bij het geringste werk zieh des te ligter verbitten en dan wederom spoedig afkoelen, ol ook wel buitendien van een los en teeder g'Stel zijii, dan geell tiilks des te meer aanleiding tot den stillen kolder, loodat men enkel om die redenen efsne menigte Temonte paarden bij de ka« vallerie en door den partioulier van den paardenhandelaar gekochte en gsdresseerde paarden , in körten tyd kolderig ziet worden. Uit hoofde van deze ondervinding beboorde men toeh voorat alle re-monte bij de kavallerie, inzonderheid dezulke, die gelijk de zoo« ganaamde Poolsche remonten , onophoudelijk in vrijheid leefden , en zieh slechtg met weinig en rnag'ir gras voedden en ten hoogsten een weinig liooi bekwamen, niet in naauwe en warme stnllen te plaatsen, en in di.-n beginne enkel met mager gras en een weinig hooi en gemalen koorn te voeden » en slechts allengskena tot een harder en ruimnr vender over te gaan. Zoo als ook de particulier die M}quot;'' paarden van den paardenhandelaar knopt, hen vooral even als dt:ze in den beginne met zacht en weinig voeder verple« gen. en dezdve in luchtige stallen moet plaatsen; dan zouden wg bi) al dezc paarden oneindig minder kolderige en blinde zien, dan hut, bijzonder bij merrien , zoo dikwijls het geval is.
Äanmerking van den lloogduitschen Fertaler.
190
Magere en dagelijks in eenen gelijkmatigen arbeid blij-vcntle paarden , die veel in de lucht zijn , worden onein-pig minder kolderig dan te dik gevoederdo paarden, die #9632;»veinig beweging liebben , »einigen of zeer ongelijfcen , nu zeer inspannenden , dan geheei geenen arbeid verrig-ten l en bijna altijd in warme dompige stallen staan , in-zonderlieid wanneer zij nog in het algemeen van een siecht ras en eene weeke gesteldlieid zijn.
Merrien zijn aan den stillen kolder meer blootgesteld dan heugsten en ruinen, vooral wanneer zij huunen toI-ledigen wasdoin bereikt hebben , wel gevoed worden , weinig arbeid liebben en niet gedekt zijn geworden. Het meesle worden zoodauige merrien onder de gedachte om-standiglieden kolderig, die te voren i ee«ls eenmaal gedekt «ijn geworden , reeds veulens gezoogd liebben , en niet Wederom gedekt worden.
Zeer licugstige merrien, die niet gioeijen, en die men niet dekken laat, scJiijnen niet alleen gednrende het ge-heele verloop der hengstigheid kolderig , maar zijn het ook wezenlijk , en zelfs blijft hun deze ziekte bij, wanneer hunne henstigheid reeds lang opgeJioudcn heeit (1).
Hetzelfde is het goal somtijds by hei landen krijgen der paarden; want ook hierbij komen liij tijden , gslijk reeds vroeger gemeld is , menige paarden kolderig voor , nit hoofde van den vermeerderden aaadrang van het bloed , die gednrende deze periode naar den kop plaats iieeft, en #9632;welligt nog daardoor vermeerderd wordt , dal zij lev ens op denzelfden tijd den droes krijgen , waarbij ook nu en dan do stille kolder als eeue voorldurende en wezenlijk , onder het verloop van het tanden krijgen en den droes ,
(I) Dit is een door de algemeene ondervinding zeer bevesligde Stellinglt; gelijk mij wederom verschillende merrien voorgekomen xijn , welken, zoo lang zij hengstig waren de s'.ijtn uit d e Schede Tloeide , terwijl de dieren veel pisten en een meer of min gejjrik-kelde en ontstekingachtige toestand van de baarmoeder plaatg vond, maar dezelve geene teekens van den stillen kolder toon, den gt; doch dadelijk wederom in eenen reeda tamelijken graad de_ zer ziekte vervielen , zoodia de geprikkelde toestand in de baarmoeder ophield.
Aanmerking van den Iloogduitschen F er laier.
101
oulwikkelde ziekte , achterblijft , wanneer deze beide reeds laug verdwenen zijn.
Oiider alle ziekten , welke den paarden in den toestand der vrij heid overkomen, zien gt;vij den stillen kolder het iniuamp;te ontslaan , omdat zij hier steeds in de vrije lucht ziju , zieh willekeurig en gelijkmatig bewegen en al-lijd maar een ligt en verteerbaar voeder genieten. Zelfs dan kornt deze ziekte weiuig of geheel niet, onder de aan zieh zelve op de weide overgelatene paarden roor, wan-neer zij van een zwak en slap gestel en veel aan de zon-nestralon blootgesteld zijn.
Hengsten vervallen ligt in deze ziekte, wanneer zij Imune geslachtsdrift niet bevredigen kunnen, en het eer-ste wanneer zij bij deze strenge onthouding , goed voeder hebben en in wanne dompige stallen staan, weinig arbeid verrigten en reeds te voren gedekt hebben.
Op sonunige tijden is eene verstopping van den onder-buik , verouderde en Verharde drekstoffen, die het darm-kanaal opvnllen , te veel gebruik van hooi en windgevende vpedersoorten , de eenige oorzaak , dat wij toevallen Tan den stillen kolder zien voorkomen , die echter dan ook door pnigeermiddelen , magere levenswijze en ligt verteerbaar voeder, wederoin verdwijnen.
De ziekte is echter moeijelij ker weg te nemen , w.nnneer zij nit verhardiugen en opzettiug der lever ontstaat, gelyk zuiks niet zeldeu het geval is.
Ook kunnen werktuigelijke gebreken Tan het hart , de hersenpan en de groote vaten , de oorzaak tot den stillen kolder verschaffen , en in dat geval is dan, de bovendien moeijelij k weg te nemen ziekte , altijd geheel ongeneeslijk.
Gedurende eene langdnrige ontsteking der lever ontstaan ook toevallen van den stillen kolder, doch Terdwijnen wederom Tan zelve , wanneer de hoofdkwaal weggeno-men is.
In enkele gevallen verschijnt de stille kolder , na het verplaatsen van eene ziektestof op de vliezen der herse-nen , doch in dat geval komt meer do razende kolder voor. Ook na het te spoedig genezen of onderdrnkken van de mok , de kanker in de straal enz. , ontstaat de stille kolder,
192
maar Terdwijnt Tveder , zoodra de ecrste zicktcn op nienw te Toorschijn koinen; doch nit gcmoetlsaaiuloeningen, hartstogten, schrikken eiiz. heb ik , in zoo verre inen de geslachtsdrift daaryan nitsluit, den slilleu kolder nog niet gien voortkomen.
Wijders is de stille kolder meer eigen aan paarden Taa oen siecht ras , Tan losse en slappo vezelen , en yan daar liet meest , biiroorbeeld , aan de gemeene Holsteiusche paarden; gelijk dezelve dan ook over liet algemeen ligler aan de paarden overkomt, die op laag liggeude moeras-sige 'weiden groot gebragt worden, dan aan diegeneu, ivelke op mageren zandgrond en bergachlige weiden op-groeiden. Onder de edele en goede paardenrassen konit dezelve zeldzaam voor en bij tie veredelde paarden mot sterke en vaste spieien , is hij eeue zehfeiiamlicid. Yan daar dat de zoogenaanide volbloedige paarden in Engeland en die van Limoges en Norniandie in Frankrijk , zoo als mede het Tnrksche en Arabisclio paard , bijna nooit aan deze ziekte lijden.
Bij de voorspelliiig wegens de genezing van den stillen kolder, komt het op tie oorzaken aan , die denzelven Toorlgebragt hebben. Zijn deze vol ledig te verwijtleren , dan -wordt ook de genezing mogelijk : maar dit is niet *eer dikivijls het geval , en nog iiiocijelij icer is het die oor-raken te ontdekken ; zoo dat ia het algemeen tleze ziekte steeds moeijelijk weg le nemen bliji't, die tea minste ai-leen in de zeldzaamste gevallen , grondig en zonder w-derinsforlingen , genezen wordt. Inzoutlerheid ivordt c'e genezing moeijelijk , wanneer tie ziekte reeds lang gu-duurd , of het dier reeds ineermaicn aan dezelve geletlen heeft.
V/anneer de stille kolder, nit v,'erkluigelijke gebrekeu ontstaan is of als t-en gevoig van eene aangeborene vooibe-echiklheid moet worden aangeinerkt en nit tlien hoofde in cencn bijzonderen voim der schctleibernderen en andere ziekelijke vormingen raoet gczociit worden , dan biijft tie-zelve ongeneesiijlt. Even zoo moeijelijk is de sidle kolder te genezen , wanneer dezelve een gevoig van eenen vooraf-gegane razeutlea kolder is , eu dezo van hevige toevallen
193
vcrzeld Avas. Niet minder moeijelijk is do genezing Tan den stillen kolder bij welgcvoede, quot;vobrassene merrien, die yeel voeder ki ijgen en weinig beweging hebben , dik-wijls paardig en niet gedekt worden , welligt zelfs reeds te voran veulens opgevoed liebben , eu bij welke het ook de omstandiglieden van den eigeuaar niet veroorloven, dat zij gedekt en mede voor de paarden teelt gebruikt kunnen worden. Dit is ook doorgaans hetzelfde goval bij de heng-sten , die uit onbevredigde geslachtsdrift , kolderig worden en niet tot liet dekken toegelaten kunnen worden.
Baarenlegen wordt de genezing van den stillen kolder gemakkelijker , wanneer dezelve na eene beleminerde linid-uitwaseining of uit andere gemakkelijk weg le nemene oorzaken ontstond, boewel allijd ook nog onder zekere voorwaarden , zoo als bij voorbeeld , dat de ziekte nog niet langaangehouden hebbe , doelmatige middelen zijn aange-weud geworden, en andere plaatselijke omstandiglieden günstig voor de gcnezgt;ng zijn.
Het gemakkelij kste wordt lt;le genezing van den stillen kolder , wanneer sleciits ophoopingen van drckstofFen , opzetting Tan den onderbuik, verstopping enz , de schuld daarvan zijn.
'Destille kolder wordt onbepaald, uu gemakkelijker, dan moeijeljker te genezen , of ook wel ongeiieeslijk , wanneer dezelve uit eene meer of mindere ziekelijke gesteld-heid der lerer en verstoppingen in de poortaderen bij de paarden ontstaat; lietgeen zoo dikwijls liet geval is , eu welke kwaal men dan niet zoo ligt onderkennen en weg-nemen kan ; voorts lieeit de verblijfplaats van het dier , deszelfs voeder, deszelfs dienst enz., veel invloed op de gemakkelijkere of moeijelijkere genezing en evenzeer het jaargetijde. In warme dompige stallen, zal men den stillen kolder even zoo min genezen , als bij eene te ruim , onverteerbaar en windverwekkend voeder, en bij eene langzame beweging in de dienst , eerder dan bij eene snel-le, Een matig koude winter is gunstiger voor de gene • zing dan eeue heeto zomer , en het eerste koint de genezing in de lente tot stand , wanneer men aan de tüeren jong gras , dislelen enz , geven kan.
Ook hebben zoo menige andere plaatselijke omstandig-
9
194
liedeu, den groolsten invloed op de geüezing. Bij (l«ii landman b. v. , die ziju paard ten minsto eenige ureu daags op de kreide jagen liau , wien uiets terug lioudl, zijne uienieu te laleu dekken , en bij ivien de paarden zieh maar altijd in de vrije luchl , in eenen laugzamen gang bevegen , ivordt de stille kolder eerder genezen dan bij den stedeling , gt;vaar de dieren in vanae dompige s'allen staan , Aveinige , maar zeer suelle be\veying hebbeu , veel en slechls hard yoeder bekoiuen , terwijl er geheel geene gelcgeuhcid tot liet loopen in de Aveidc bestaat, en even too miu hot dekkeu tier inerrien uitvoerbaar is.
Wannecr men ook zoo gelukkig is, den slillen kolder groadig te genezen , dan blijft eciiler nog laug een aan-leg , eene #9632;valbaarlieid voor deze ziekteoyer , en men heeft nog altijd te #9632;yreezen , dat de dieren bij eene herhaidde verhitting en daarop geTolgde verJtoeling , nahet verslaan Tan den dices, bij ophoopingen van diekstoffen in den onderbuik , verstopjiingen in de poortader, Terhardingen in de lever enz. Jict overgaan van de hengstiglieid , zonder dat de merrien gedekt zijn , op niemv kolderig worden. Gelijk ook do ziekte bij de minste toevallige oorzaak , op nienw ontstaat , vvanneer de wegens de genezing van den stillen kolder, gedekle inerrien , na het alveulen niet nogmaals gedekt worden.
In eukelo gevalien volgt de genezing van den stilhm kolder van zclve , en zonder alle hnlp der kunst, wan-neer , lij voorbeeld , het dier , van een ruim en moeije-lyk te verteren voeder, bij eene magere leehvijze, zachl en gt;veinig voeder bepaald word I , uit eenen warmen en dompigen stal, in eenen koelen, en luchtigen, van ie \eel rust tot eenen matigcu, zieh gelijk blijvenden ar-beid , eu van eene snelle tot eene langzame beweging over-gaat; in een woord,, tot ander water , ander voeder , andere quot;vcrblijfplaals en andere dienst overgaal , anders TCrpleegt, opgepast en behandeld wordt. Zoo laten , Toorbceld , alle toevallen van den stillen kolder , na , wan-neer het paard , dat thans onder eenen onkundigen be-rijder ruw behandeld , met kop eu hals te veel in de hoogto gerigt en gebogen is geworden, van deze onverstandige behandeliug bevrijd , en het rijpaard van eenen man
195
wordt, tlie hot meer overcenkomslig deszelfs naluur be-liaudelt , het vrijer loopen laat en ket iiiet bij het dresse-reu misliandelt. Het kolderige paard , dat maar altijd snel loopeu jaoest en daarbij nog bereden iveid, Avordl som-wijlea alleen daardoor gcnezen , dat het toof den wagen van een bouwxnan komt, gt;yaar bet sleclits laugzaam en Tiij loopt , en Avel boveutlien nog in plaats van hard, week voeder bckomt. (1)
De boer geneest dikwijls het van den stedeling voor #9632;weiiiig geld gekochte kolderigo paard , terwijl hij het op de weide gedureude do lente aan zieh zelve oveiiaat , en hem beJialye het grocne voader, in het geheel geen voeder toedient, hetzelve van tijd tat tijd doet aderlaten , en wanneer bet eene merrie is , bet dier kat dekken.
Ook gaat deze ziekte in enkele gevallen van zelve weg, door kritische ontlastingen längs bet darmkanaal, de pis , uit den neus , door bet zweet, door verplaatsingen van ziektestoITea op uiteiiijke deelen , bet ontstaan van zweren in de straleu , mok enz- , of door het uilbreken van eene andere ziekte. By paarden van een edel ras , beeft men meer hoop op de genczing dan bij dieren van eene gemeene soort.
Yele kolderige paarden worden by de doelmatigste be-handeliiig gedeeltelijk , maarnooit geheel g; ondig genezen , behoudeu , gelijk men in het gemeene leven zegt, altijd eenen streck, en vervallen, bij de minste slerk werkende jianleidende oorzaak , wel zelfs op nienw in den vorigen boogen graad van den kolder terug , die clan steeds onge-nceslijker wordt Tandaar dat de genezing dikwijls niets meer uitwerkt, dan dat uit een geheel bewusteloos dom-kolderig paard slechts een van eenen minderen graad wordt. Zells daar, waar de genezing veel beter gelnkt ,
(I) Op deze wijze , worden bij voorbeeld » kolderige loets paar« den i tonder alle toedoen der kuust genezen, teiwijl zij uil liet suelle trekken , de gedrongene houding daarbij , met de teugels en de liarde voedering , in den stal en voor den wagen van eenen molenaar komen , wanneer nj slechts zacht voeder krijgen , en wel dagelijks doch slechts langzaam in brweging gebragt worden,
Aamnerking tan den Boogcluitschen Vertaler,
196
blijft het paard nict zelden toch nogaltijd kolderig , xnaar oj) eene slechts voor den kenner merkbare #9632;wijze.
Paarden die ran den invloed der warmle of koude dorn Avorden of bij welke , bij \ochtig maf weder , de afwis-selende luchtsgesteldheid deze ziekle Yoortgebragt heefl, worden nu en dan , enkel door de wijziging dezer oorza-, ken alleen genezon.
Faarden , die nil hoofde Tanleveel voeder, ondereeneu jongen , lerendigen en drifligen rijder dorn zijn geworden , worden ouder eencn ouden , bezadigden , slillen en bo-daarden rijder en bij eene gematigde behandeling over het algemeen , in enkele gevallen , alleen daardoor wederom genczen , en zulks des te mcer , wanneer deze verandering leTens mel eene rerandering Tan den stal , liet Toeder en het water gepaard gnat , en de nieuwe veiblijfplaats koel , alsniede het \ocder zacht en matig is.
Zoogenaaitule gckke . weerbarstige en eigeniinnige paarden , die onder cone rnwe behandeling en daarnit ont-stane aandrang Tan het blood naar den kop, kolderig zijn geworden , genezen dikwerf door eene Terstandige behandeling , zacht Toeder en magere leTeiiswijze , zonder alle Terdere hulp der genecskimst.
Paarden die nil hnnne natnnr , eenigzins wecrspannig , koppig en schnw zijn , toonen zieh gediirende eene ruwe behandeling dik^ijls gehecl kolderig , doch kcoren ook wederom Tan zclve tot den gczondheidsloesland t^rug, zoodra deze harde behandeling , met eene zacht« , sparende , omziglige en liefderijke verwisseld wordt.
Eij alle kolderige paarden blijTen de hersenen en der-zclver Tliezen steeds het zwakste gedeelle , dal zelfs na eene grondige genezing , bij de eene of andere toevallige oorzaak , op niemy aangedaan wordt , en dan den stillen kolder in eenon nog sterkeren graad Toortbrengt dan te Toren.
Paarden Tan eon leyendig temperament,, edel ras en vast gestel, weerstaan deze ziekte lift langst, zijn dik-#9632;,vijls — zoo lang de stille kolder bij hen niet in dfen razenden overgaat, waartoe zij allezins genegen zijn — nog lot in eenen hoogen onderdom bruikbaar lot zachte
197
bewegingen ; zelfs vermindert niet zeldea deze kwaal bij Uen met de jaren , terwijl daarentegen paarden van ecu pklegmatiek temperament eu los gestel, veel eerderoader deze ziekte bezwijkeu, eu aau eeue opvolgeude rotkoorts omkotnen.
ßij den stillen koliler is het ovcrigeus bijua als by de kraiikzinuigheid van don mensclx, betrekkelijk derzelver verschillonde trappen. Somiaige meusclieu worden gefc geboren , leren en sterreu als gekkeu , zoader dat zij ooit geloofilen , dat zij gekkeu waren.
»Deze menscli is aau ket malen,quot; wordt in de taal der veeartsenijkunde nitgedrukt door: » dat paard heeft eeneu streck weg,quot; en even als de eerste , dikwijls buiten deze malerij , de verstandigste lieden van de wereld zijn , zoo kunnen wederkeerig de laatste nn en dan , vvanneer maar uiets van lien verlaugd wordt , dat regt tegea deze streek inloopt, de bruikbaarste dieren zijn.
Zoo lang als de kolderige nog goed en zonder velo tusschenpoozingen eet , behoorlijk r er teert, en zicli nog geene teekens van eeue rottige gesteldlieid voordoen , moet men aan de lierstelling Tan denzelven — die dikwijls moeijelijk en langzaain kan gaan , — niet wanbopen, inzonderheid wanneer de beliandeling, bet voeder, de verblij fplaats van bet dier , met de overige geueeskuadige bebandeling overeenkomt.
Inwendige geneesmiddelen doen bij de genezing van den do mm en kolder , het minste mit; uiterlijke middelen, een zaclit voeder, eene magere leefwijze (I) eene koelo verblij fplaats , en eene zacble behandeliug , waarbij aau bet paard geene te booge, gebogene en gedrongene posi-tien met den kop , eu meer vi ijlieid voor alle zijne be-wegingen gegeven wordt , doen in dat geval meer af.
Kolderigen , die «it bewusteloosbeid niet meereteu , bij welken de slag van bet iiart onvoelbaarder , de pols slni-
(1) Ik heb vele domkolderlfje paarden geheel alleen door hon-gerlijden ffrondijj geueten , omdat daardooi de opglorping xoo zeer vermeerderd wordt.
Aanmerking van den Hoogduitschcn V er taler.
198
pende , tussclienpoozeud cn langzaam wordt, zijn nabij om eeae rolkooi ls to krijgeu ,die bij koldeiigeu uinuuei- geuees-lijk is.
quot;Wanneer bij kolderigen de pis en hct spceksel aanvangl in dradeu gesponnen le zijn , stinkende aigangeu ontslaan , de ZATakle loeneemt , inaar de bewiisleloosheid vermindert, zieh eindelijk cone aasachlige reuk over bet geJieele dier #9632;verspreidt, en bet hyiwcratische gczigt opkoiat, dan is het einde van den stillen kolder door een jotkoorts, spoedig opiiandeu. De meesle koldirigen eiudigen nogtaus niet met doze zickte , maar gaan aan andere gevolgen ten gronde , die soms in gecn bet minste verband staan met den stillen kolder.
Gaat de stille kolder bij eenen hoogen graad , in den razenden kolder over , — hetgeen overigens zeldzaam plaats lieelt , — dan volgt de dood van bet dier door eene rot» koorts telkens bijna zeker.
E^en als men alle bulpen straf by een kolderig paard , in eenen dnbbeld verboogden graad aanwenden moot, zullen zij door dezelve opgewekt worden , zoo mocten ook alle uitvvendige en inwendige gcneesmiddelen bij deze die-ren , in eene venneeiderde gift worden gegoren , wanneer zy daardoor aangedaan en gepiikkeld zullen worden,
Het eersle teeken van de opbanden zijnde genezing bij eenen kolderigen is , wanneer de bewusleloosbeid in zoo Ter verdwijnt, dat bij wederom begint zijne onde gewoon-ten aan te nemen , bijt , slaat , enz. , waarop de paaiden-arts zcer nioet acbt slaan.
quot;VY at de genezing van den stillen kolder aanbelangt, rigt zicb deze in do bijzonderbeden , trouvvens naar de bepaalde oorzaak van denzelven, maar daar deze zeer dikwijls moeijelijk of gelxeel niet te ontdekken is , zoo behoort men Toorrerst eene algemeene geneeswijze te bezigen , die längs verEcbillcnde wegen , den grond der kwaal tieft, en in het volgende beslaat: te vveten:
1.) In weinig en zacbt voeder , zoo als zemelen , gras enz. Het honger lijden, draagt veel bij tot do genezing dezer kwaal, en maakt zelfs dikwerf bet daarbij tevens wezeulijkste geneesmiddel nit.
199
2.) hl eeue koelo, zaiyere en luclitige rerblijfplaats.
3.) In eeue , zoo yeel inogelijk , vrijc , willekearige bo-wefjiag , al ware zuiks ook slechls ' nachts in liet ruime.
Ia tleze drie vereisohten is levens de genezing vaa den stillen ki»lder roornamelij k te zocken , en nooit moelen dezelve, ook bij de aauweadiag der andere middelen, na-gelaten worden,
4.) In liet gebruik rau gecle wortelea , jonge distelen en piardenbloeman (Taraxacum} , door de landlieden houtisbloemen genaamd , die menigvuldig op weilanden , onbebomvde velden , puiuhoopen euz. groeijen. Kan men deze , in de lente , gelassen , geslampt , en onder een weinig yoeder van haver en tanve zemeien gemengd , aan hat paard toedieneu, dan heeft men met de overige opge-geveue behandeliug een zeer goed geneesmiddel voor deze ziekte , yoox-al is hier de jonge liondsbloem heilzaam, omdat dezelve inet iiare zacht aileidende eigenschap , te gelijlc ook eene bijzonder oplossende kracht verbündt, en uit dien hoofde bij yerhardingen in de lever , verstoppingeu in de jjoorlader, uit welke oorzaak zoo dikwijls de stille kolder voartkomt , in liet bijzonder weldadig werkt.
Men inoet met dezelve benevens de distelen , zoo lang de kolderige paarden voeden , als die plant niet in de bloem schiet, wauncer zij dan dezelve, even als de distelen , zoodra die zeer rmv en stekelig worden , niet meer eten.
Begünstigt dorhalve liet jaargetijde de genezing en kan men distelen en hondsbloeinen hebbea , dan zijn inwendige middelen verder weinig meer noodig. Het extract van de liondsbloem , in andere saizoeneu , tot genezing yan den stillen Itolder te gebruikea , is zeer aan te bevelen, alhoewel dezelve deels in dezen vorm niet zoo heilzaam werkt, als het gebruik van deze plant zelvo in de lente, deels bij een laug voortgezet gebruik, gelijk heUelve in dit geval uoodzakelij k wordt, te kostbaar is. liehalve bet gebruik vau jonge distelen en bondsbloemen , doetook bet genot van joug gras in de lente, over bei algemeen bij den stillen kolder, zeer veel goeds, daar bet zaclit outlast en oplossend werkt , en de landman, die zijne paarden ,
200
in do lente , liet loopen op de Tveide bezojgen kau, ge-neest door liet gebruik van liet jonye leiilcyias eu de wii-lekeuiige Tiije bewegiiig, dikwijls die ziekle , zonder eenige andere middelcn.
Tecl hooi , haksel en liardyoeder, Yoornamelijk koorn , moel bij de genezing vau den stillen kolder, vermedcn worden.
5.) Bij wclgevoede volbloedige pa.nrden , Toornamelijk bij merrien , is ook ecne algemeeue aderlaling Tan 4 a 6 pond bleed nil de lialsader, zeer nullig , naar male van den ouderdom en de ligchaamsgeslelheid van iiet dicr, #9632;\vaardooiquot; de opslorping in de liersenon beguustigd wordt , eu Avij reeds den 3den tot den 4den «lag na de aainven-ding dezer opcratie , dock uiet vroegei;, tie weldadige Aver-kiug daarvau zien.
Uij paarden met vecl ontstekingacliligeii aanleg, eu eenige neigiug tot overhang van den stillen kolder in den razeiuleu , mod ook vvel de aderlatiug , naar deu aard der omslaudlgliedeu , op uieuw herbaald worden,
6M In purge er mid dele 11, ingeval uamelijk , liet jaar-getijde , liet gebruik vau jonge disleleu eu hondsbloeiueu , die gelijk reeds gemeld is , de voorkeur boven andere in -wendige geueesmiddeleu verdieueu , uiet gedoogt. lieu kan zicli lot dal eiude bedieuen vau liet volgeude meng-sel, en ueinen :
Toeder van gentiaan , 3 onceu.
- goede aloe , 2 ouceu.
Dubbelzont i pond.
BraakAvijnsteeu 4 drachmen. met meel eu water tot cene conserf gemaakt , waarvan men cm de 2 uren cen paar lepels vol aau liet paai d met eencn spatel op de tong stjijkl.
Bij jouge , nog zeer gevoelige of zeer afgematte eu ver-inoeide paarden , wacht meii met liet herlialen dezes middels alvoreus de werkiug van lietzelve af , die zieh eersl cenigen lyd na bei ingeven voordoet , en wanueer ileze belioorlijk volgt, dan dient men dal middel , cerst binnen i lot 6 dagen daarna , nogmaals tc herlialen.
Gednrende de werking van dit purgcermiddcl, moet men zieh uiet verwondcren , wauneer alle toev allen vau
201
ilea slillea kolder , iu cencn hoogeren graaJ voorkomeu dau zij bevoreiis waren; maar deszelfs weldadiye werkiny tooul zicli Toorzcker, al is het eerst ua 8 r 12 en 14 da-geu , en zelfs na veiloop van eenen längeren lijd , wan-neer men iielzelre dau, naar mate van de oiustandighc-deu , ook nog andertuaal herhalen kau. (1)
7.) In fontanels en liaarsnoeren ,
Ik geef in dit geval onder de genoemde soort yau te-genprikkels , de voorkeur boven allen aan de haarsnce-ren , oiu dat derzelrer prikkel aanhoudeud is , en ook zoo lang onderlioadea kau worden , tot het daarmede beoogdo doel bercikt is. Men brengt dan längs den hals der beide zijden een liaarsaoer aan , quot;vaai bij tevens de hnid van de daaronder liggende spieren goed losgemaakt enbehalve dat reeds de haarsaoer inet terpentijn olie bevochligd is , ook nog een ouce daarvan iu elke wonda gestört, en zeer sterk iu het cellemveefsel iiigewreven wordt,
JVaar mate van de gevoeliglieid en prikkelbaarheid van het dier , zweit dau de plaats aan beide zijdeu op , zoo dat zieh het gezwel dikwyls ver naar beneden uitstrelct Na drie ol' vier dageu ontstaat de ellering , en tot zoo lang of nog wel eeuige dageu langer, sohijnen alle toe-tallen vau desi stillen kolder toegenoineu to hebben , eu zulks des te eerder, hoe ineer de haarsnoereu opzwellea en de aandraug der sappeu naar doze jdaatseu sterk is: zoodra echter 8 a 14 dageu verloopen zijn, het gezwel van de haarsnoeren verminderd en deze kunslinatige zwe-reu regl beginnen te etleren , tLm lalen de toevallen van den stillen kolder steeds meer na , eu de beterscliap van het paard , in de verondersteiliug dat de onderbaik door pargeermiddelen of door het gebrnik van jonge-distelea en hondsbloeiuen , vrij gemaakt is geworden, dateciie ader lating vboraf is gegaan en dat het dier slechts weiuig en
(1) Het i» verder zeer nuttig ora de werking dfier g^neesmid-delen to ondersteunen door lavementen, welke kunnen bestann uit taauw water, groenen teep , raap otie en Keukeniout, waartoe men ook wel een aikooksel van tabak zaude kunnen bezigen.
202
»aclit Toeder onlving , in eenen koelea stal sloud , en eeuo matige beweging had , niet inet den kop in de hoogle gerigt of anders geplaagd gt;yerd , volgt zonder twijfel, iudien sleclils geen Arerktuigüj k gebrek , geene onbevredigde ge-slaclitsdrift , schuld aan den stillen kolder ziju , deze ziekto niet reeds lang geduurd heeft of reeds nxeermalen teruggekeerd is, en niet uit eenen Yoorafgaanden ra-zenden kolder ontslaan is , het dier nog eet, en zieh nog geene rotkoorls voordoet. Het laat zieh evemrel nog niet bepalen , in welken graad de genezrhg door het voor-afgaande volgen en of de kwaal gelieel of sleclits ten deele daardoor weggenomen zal Avorden; het geen eerst, na verloop van eenigen tijd , blijkt.
De haarsnoeren Jioiult inen van 4 ä 6 weken in ette-ring. Gednrende dien tijd , en ook nog maanden lang daarna , moet met de zachle voedering van zemelen en een ^veiiiig haver voortgegaan , gelijk over het ulgejneen het paard slechts zeer mager gevoed worden , wein ig hooi , luaar zoo mogelijk, jong gras, distelen , hondsbloemen cnz. bekomen , in eenen koelen stal staan , enkel cene matige beweging gnieten moet, tot dat men na eenige maandenondervindl, dat deszelfs bewiistzijn teruggekeerd, en de gezondheid van het dier niet alleen hersteld , maar ook bevestigd is; wanneer men d»u cersl lol de gewone verpleging , dressering en dienst van het paard, wederom kan overgaan.
In plaats van een haarsnoer kan men zieh ook van eeae fontanel boven voor den kop bedienen , de huid in den geheelen omtrek van den voorkop , met de fontanelnaald losmaken , i once terpentijnolie in de wond gieten , en die knnstmatige zweer, even als de haarsnoeren , gednrende een tot twee maanden in de ettering liouden ; waarop men evenzeer , onder de hierboven vermelde voorwaarden , de beterscliap van het dier zeer dikwijls zal zien volgeE. Jiaar myue ondervinding hebben mij nogtans de haarsnoeren aan den hals oneindig nicer nut gedaan, daar het beter is om de iniddelen ter afleiding op eeno meer verwijderde plaats van den kop aan te breiigen , dan op of aan denzelveu.
203
Vau liet imrrijven aau den omtrck der lever met prik-kelende olie.of zalvea , met oogmerk om aldaar yerstop' pingen iu de poorladerverliardiugcn in de lever weg to nemen, die zoo dikwerf de aanleideude oorzaak tot den stillen kolder zij n , kan men somtij ds eenig nut verpachten , vooral vvanncer zulks door liet gebrnik van jonge distelen en iiondsbloemen , zaclit en vveiuig voeder van zemelen , ondersteund wordt, welk oogmerk men welligt ook berei-ken kan, door eeuen plaatseüjken prikkel iu den omtrck der lever te weeg te breiigen , door middel vau eene kleine fontanel aldaar te plaatsen.
8.) In liet dekkeu der kolderige merrien, als eeu middel dat gewoonlijk en bijna allijd van hct beste gevolgis, want met de dragt verdwijnt de slillo kolder liet eersle en zekerste, maardczelve körnt ook op nieuw te voorschijn, zoodra de merrie afgovould lieeft, en zij niet den 9den of liden dag daarna audermaal gedekt wordt, vooral wau-ueer dezclve goed voeder heeft en weinig werk iloet. Het is sleckts moeijclijk bij kolderige meriieu , den regten graad der hengstigheid , waarbij zij alleeu liet dekkeu toelaten , te outdekken ; want dikwijls zijn zij te weinig en dan wederom te veel geprikkeld daarloe, onder welke beide oaistandigiieden bet dekkeu niet gelukt.
Minder grondig geueest de bevredigde geslachtsdiift, kolderige hengsten , tea ware zij in de lente gebeel aan derzelver willekeur orergelaten , iu eene stoeterij op de weide gedaau wierden en in liet vrije , dekkeu , beweging en versob voeder genieteu kondeu.
Met deie liier aangewezeue buhandeling , heb ik vele — indien ook niet allen — kolderige paaxdeu genezen , zoodra maar de voorbesciiiktheid tot de kwaal niet erfelyk was , de oorzaak niet in werkluigelijke gebreken bestond, of reeds zoo ontaard en lierig v ^jrkwam,quot; dal zieh al sporen van eene rotkoorts vertooudeu , wanueer alle hoop op de redding van het dier verloren is.
Vau de inspuitiugeu eener oplossing van de witte nies-wortel in de halsader , volgens Vibokg , zoo als ook van het inwendige gebruik van de belladona, de kamfer, de hertshoorngeest, euz., heb ik zeldea eenige goede
204
uihverking gczien , en ivanneer de geueziny plaats liecft gehad, dan gescliiedde zulks na de hier yeimclde liau-dehvijze , maar allijd nog in een laiiger tijds beslek , en hier en daar bij misslagen in de voedering, in da aanspoiiug der dieren of bij de stalling deizelveji in warme , douipige stallen , niet geheel zonder instortingen.
Wanneerde belerschap aanvangt, dan keert allengskens cok bet bewustzijn , steeds nicer en nicer lerug; de dieren neuien hunne oude gewoonlcn quot;vvedeiom aan, bijten , slaan , kribbenbijten cnz. ingcval zij dezclve , zoo als bij eenen hoogen graad van den stillen kolder gebeurt , na-gelatcn hadden, tie hondingen en beiveyingen van de dieren , worden Avederoin vrijer en willekeiuiger , liet oog lieldcrder , lt;!e ooreu bewegelijker en de zintuigen \an bet gezigt en liet gehoor wedeiom gevoeliger, bet algeineeu gevoel, aandocnlijker, de slag van bet bart minder vocl-baar, de polssJag vcrbeit zicb oj) nienw en komt duide-lyker voor , de spijsgt;ci tering , uitwaseiuing en outlasting worden vvedeiom n-gelmatig , en er biijlt eindelijk slechls nog eene algemeoiic zvvakte acbler, lt;iie men — zoo als vroeger gczegd is — niet met toevallen van den kolder verwisselen moct. Jn liet tcgenovergestelde geval , ontstaat eeue rotkoorts , oiilt;lcr welke liet dier van den 7 , tot den 21slen dag bezwijkt.
Oneiiidig meiiigviildiger echter dan beide bier bescbrc-veno uiteinden van den stillen kolder , nainelijk , de toI-komene beterschap of cene doodelijke rolkoorts , ontstaat er zelfs na de doelniatigste bebandcling , ecu middclsoor-tige toesiand tusschen kolder en genezing , en bet paard wordt maar gedeeltdijk van zijne zickte genezen, die bij eene geringe toevallige oorzaak , op nieuvv terugkeert.
Het is merkvvaardig , dat somwijlen kolderige paarden , door toe vail ige kwetsingen^au den kop , die tot op de vliezen der bersenen werkten , en bij welke aan de uit-wendige declen van den kop , eene aanzienlijke kwetsing en uitstorting van bloed ontstond , zelfs de beenen van den schedcl daarbij gebroken werde a , van zelvo en zonder alle hulp der kunst, genezen.
Bij de outleding der aan deze ziekte gestorvene paarden ,
205
viudt men in de holte der heiseuen eene , ineer of miu-dere ophooping vau Avaler , eu wei liet meeste aan die zijde , M'aarop liet paard zieh diong , of zieh bij voorkeur weudde en draaide.
Er bestaan zelfs gevallen , Traaiin men eeue Tolledig gerormde waterblaas — allezins oveieeukoraende met de Avaloiblaas, bij den blaasworm (duizeligheid) der Schapen— in de hersenen \iudt.
De groote boezems der hersenen zijn opgevuld met bloed , ende inergachtige zelfslandigheid\ande hersenen, riet er donkerder uit dan in den gezonden staat. Het ruggemerg is in eenige gevallen met eon geelachtig vocht o\ertrokken , »aarmede ook de Scheden der zenuwen aangevuld zijn , vooral de zenuwen der achterste ledema-len , bij welk Tcrschijnscl de koldeiige paarden , zieh ook in den Icvendigen staat , voornamelijk zgt;vak , onzeker , wankelende en tuimeleude met het aclitcrsle gedeelte des ligehaams loonen.
In enkele gevallen zijn de hersenvliezen even zeer met bloed opgeloopcn en de hersenen zelfs ook verhard.
De lever vindt men in de meeste gevallen ontaard , bleek , opgezet , verhard en op eenige plaaIsen ontstoken , of wel geheel brandig. Hetzelfde geval hestaat, hoewel in een oneindig minderen graad , bij de milt; er zijn nogfans ook gevallen , vvaarin deze bijzouder geleden schijnt te hebben en opgezet van bloed is.
De klieren aan het darmscheil zijn even ontaard , en het darmkanaal is somwijlen mel zeer oude , verharde drek-stoffen , ook wel met darmsteenen , ea somtijds wel met dun , oud en stinkend voeder, aangevuld.
Dikwerf is het hart tegenuatuurlijk groot of klein , ook wel zijn de groote vaten verhard , zelfs beenachtig geworden , en met bloedpolypen opgevuld.
De longen viudt men , wanneer zij niet uit medegeToe-ligheid te gelijk met de lever geleden hebben, of anders ten gevolge van eene op zieh zelve staande kwaal , meer of minder ziek waren , wel gesteld; de spieren nogtans zijn slap en geheel los , en hier en daar heeft zieh tus-schcn haar weefsel, ereuzeer een geelachtig vocht ver-
206
spreid en iu de cellen opgehoopl. Hel cadaver gaal zeev spoedig tot veno I ting over,
Cannier king van den Ifoo(jduit sehen Ver taler.
Het belangrij kste van dit Hoofdstuk bestaat in de vele praktische vvaarnemingen die , geiieel en al , naar de na» luur gevolgd, en als liet ware een getrouw beeld dezer ziekte zijn , vvaartoe ik niets bijvoegen kan , dan hare echtheid en gelieuwheid , uit mijne veeljarige praktijk bevesligen. Ook de genceswijze stemt in alle deele met mijne onderviiuling overeen , en zal hem , die derelve Tolgt, voorzeker lot het doel leiden , zoodra maar eenig • Kins nog eene radikale geneziug van deze moeijelijk weg te nemenkwaal mogelijk is.
Ten aanzten der Duitsche werken , rerwijs ik naar de reeds dikwijls opgegevene van waxdisgeb , viii , autmoit ena. —
Van de bevangenheid of de verstijving.
• De lenanqen Heid ot do wrstfjving der paar den in »meeslal het (jBVolg van eene gostoord« huiduit-m toaseming.quot;
Onder de bevangenheid of verstijving vcrsfaat men eene rhenmatische ontsteking van de s])ieren , de gewiichtgban-den, de beenhoofden en voornamelijk d«r hoeven; al hetwelk een gevolg van eene gestoorde of onderdrnkte huiduitwaseming is , diebij paarden , welke in ouze dienst, zoo dikwijls aan eene snelle afwisseling van den damp-kring blootgesleld lijn , menigvuldig maar in verschillende grade» Toorkomt. Zij OTervalt de paarden io alle tijd-
207
perkeu van het levea , en oyerkomt herhaalde malea eea ea hetzell'de paard , zootlra slcclits eene iiieuwe toeTal-lilt;je oorzaak daartoe voorlianden is. Zij versciiij at zelfs wederom het eerst bij die paarden , welke reeds eeumaal aan deze ziekte geledeu hebben, omdat dan , als bet ware , eeue vatbaarbeid , een aanleg daartoe acbterbleef.
Het menigvuldigste nemen wij de bevangeulieid waar, iu de lenle en iicrfst, bij afwisseletid weder, gedureude de verbaringstijd der paarden en eenen zicb ontwikkelenden of reeds nilgebrokenen droes, die door eene of andere aanleidende oorzaak , te gelijk met de buidniUraseming bclemmerd en onderdrukt wordt.
Niet zelden gaat deze ziekte met eene ontsteking Tau de longen gepaard , on is meestal Y.au eenen waren ont-stekingachtigen aard.
Dikke en welgevoede paarden zijn bet meeste aan de berangenbeid blootgesteld, Toornameljik wanneer zij alte Teel gespaard werden, veel rust en ruim voeder badden, aan geeue snelle beweging gewend , en nu echter op eengt;-maal sterk aangegrepeu zijn geworden. Zeldzamer komt deze ziekte Toor bij magere paarden, die slcclits met weinig Toeder ouderhouden worden, en steeds gelijkinatig werken.
Btj de berangenheid wordt de hmduitwaseming door het vatten van koude belet, ten gevolge van eene krampacb-tjge sluiting der buidvaten, waardoor de dieper gelegene spier- en peesacblige deelen zoodanig worden aaugedaan en in ontsteking gebragt, dat deze stijtquot; en pijnlijk en voor derzelver besteinming ongeschikt worden , lerwijl door de algeiueene terngwerking van bet slagaderlijk vaatgestel koorts ontstaat , welke of eea ontstekingacbtig of een rwaklieids karakter aanneemt, naarmate van den toestand waarin bet paard verkeert welke aan de ziekte lydt.
De bevangenbeid wordt ook reeziekte genaamd bij de Duitschers , om dat ook do herten en reeen , wanneer zij op de jagt , na eene groote verbitting, door een water ge-dreven worden , aan deze ziekte zeer dikwijls blootgesteld «ijn, Zij beeft verschillende graden, al naar mate de rheumatische aandoening meer of minder hevig is, dezelve
'208
sleclits de spieren of ook de gewrichtsbanden , beeneinden eil de hoeveu aangedaan Iieeft, slechts de voorsle of ook idle vier de beenen aanlast, eu al dan met met eene long-oatsteking Tereenigd is. Deze ziekle is ook meer of miu geyaarlijk, naar mate yau de gradea, haaneu duur , en de dadelijk in den beginne aangeweiide , meer of minder doclmatige geneeskundige hulp , alsmede uaar mate Tan andere kwalen, die quot;\velligl reeds yroeger Toorbandcn Ovaren , of zieh met deie kwaal te gelijk ontwikkelen.
De kenleekens van cene ligle bevangenheid, z'yn:
Het paard gaat met beide voorbeenen stijf, even als ge-sjmuuen en op harden grond ängstig en vastgeklemd , de hoef en vooniamelijk de ballen zijn meer of minder warm, pijnlijk en onlstokeu ; het paard legt zieh dikwijls neder , «üi blijft lauger liggen dan gewoonlijk , plaatst in het staan nti deze dan gene voorpoot, vooruit, of schuift ook Tvel beide beenen quot;vöör de borst, en rust meer op de achterste.
Overigens heeft het paard vrij goeden eetlust, is zeer opgenumd , heeft gecne koorts en wanneer Jiet eenmaal aan liet loopen is , inzonderheid op zachten grond , bemerkt men niet veel pijnlijks, noch in den ti ed , noch in de beweging, vooral in eene regie lijn. Wemlt men het echter naar de eene of andere zijde , dan vrordt men bij het slappeu ; en lerwijl de last Toornamelijk op het been -van die zijde, naar Tvelke men het dier gt;vendt , aankomt , rec(is racer een knikken en eeiien pijnlijken gang gewaar , bijzonder op harden grond , en op die zijde waar zieh aan de hoef van het voorbeen reeds te voren vlakhoev;ig-heid , steengallen , straalgezwellen , enz. , bevonden; ook blijkt het bij eene naauwkeurige vvaarneming , zelfs ge-durende liet regt uit loopen, zeer dnidelijk, dat het de.i-zelfs zwaarte meer op de achterste dan op de voorsle beenen draagt, en de laatste op alle wijzc tracht te sparen , vvaarom dan ook de achterste beenen slechts koi t naslepen , zelfs even als gespannen en verlamd voorkomen , en de onervarene gelooft, dat ook deze mede lijden, of-»choon derzelver korte tred , slechts een gevolg van de styfheid en dea pij nlij ken gang der yoorste beenen is,
209
welker last zij thans meer of miader med« ovoruemeu raoetea , en zulks altlus iiiet zoo zeer eeue kwaal dau veel ecr eea bedroy van Jiet gezigt is.
Wauneer men de hocf ouderzoekt , dan viudt men de-zelve meer of minder ontsloken , voornamelijk de ballea eu de bluuenate zijde; breekt men het hoefijzer af en ouderzoekt de lioei' niet de tang , dan toont het dier pijn» uu op dcze , dan op ecne andere plaals yan den lioef.
Bij eenen hoogeren en hevigeren graad der bcvangen-heid , gescliiedt niet alleen de bewejjing , door rheuma-tisclie pijuen in de spieren, de gewrichtsbanden en de beenlioofden , moeijelijk , en gaat het dier inet de voor-beeueu cyen als gespannen eu gebouden , maar ook de stap is ,, door pijn en ontsteking in de hoef , uitermate geklemd en smartelijk , voornamelijk op harden grond , waarop het bij na in het geheel niet voort kan , en zelfsde beeuen zijn geheel stijf, en komen voor als de pooten van eene bank. Zoo wel bi] de rust als de bewegiug , schuift het paard de vooi beenen yooi uit, draagt den last meer op de acliterbeenen en traclit de eerste , zoo vcel mogel'y k , te sparen.
' Bij de wendingen, Toornamelijk op harden grond , steent hei paaitl van de pijn , en er outstaat bij yoortgezetto beweging, eene koorts , een benaamvd ademhalen eu eene suelle volle pols , uit hoofile van pijn in de beeuen enhoe-ven , cn de terugwerking derzelve oj) hetalgemeene gevoel.
quot;Wauneer men het eeue of het andere voorbeen opligt, dau kau zulks alleen inet nioeite geschieden , en het paard staat slechts ouder veel piju , op het andere, of legt zieh wel geheel en al op het achterste gedeelte , en vait dah neder.
Aan eene zijdwaardsciie bewegiug der voorbeeuen, is niet meer te denken, ifot dier staat weinig , en legt zieh slechts op de eene of andere zijde neder, w aar bij het de voorbeeuen regt voor zieh been uitstrekt, eu van tijd toi tijd , eeu piju verladend steeuen , hooreu doet.
Ingeval men het eeue of andere been vooruit vvil dringen , helzelve tot dat eiude met beide handeu aanpakt, en het iu eene opwaards gaaude buigiiig naar voren trekt ,
210
ilan geeft het p'rju te kennen. De voorsle hocven ziju brandend heet , en bij liet onderzoek :net de tatiu; en den hamer , na dat het ijzer afgebroken is, (lietwelk met vele pijnenen inspanninj van dien (jene , welke het been rast-lioudt , geschiedt) overal niterniate pijnlijk. Des nieltemin bemerkt men in den staat van rust weiuij» koorls , en het pnard cet nog met smaak , voornamelijk , wanheer men liet deszelfs ceten , gedurcnde iiet liggen , aanbiedt of hem met veel mest en stroo eon leger maakt, waarop het met dc voorsle becnen zachi staat; zoodra hec echter gegeten heflft, legt het zieh in de reeds beschrevene houding vve-derom neder , en blijft daar meeslendeels liggen , tot dat men aan hetzelve andermaal roeder geeft, het drinken aanbiedt, of het met geweld , lot opslaan aanspoort.
De onllastingeu en afscheidingen gaan overigens nog regelmatig yoort, hoewel dedreksloffen gewoonlijk , eenig-ans hard zijn , tenrijl do pis minder holder dan in den gezonden staat is. Niet itelden ontstaat reeds bij dezen graad van bevangenheid eene outsleking van de long , de ribben en het midden rif, vrelko dan altijd vvaar ontste-kingachtig is , en in dat geval voegen zieh , bij de hier beschrevene loevallen , nog de kenteekens van geene ziekte , boo als die vroeger in liet hoofdslnk over de quot;ware long-onlsteking , opgegeven zyn geworden; te vvelen; het dier heefl dan koorls, adeint benaanwd en met iaspanning der buikspieren en opgezetle neusgalen, en heeft eenen droo-gen doffen hoest; de uittjeadernde lacht is heet, de ooren en de onderste gedeelten der ledemalen zijn nu warm dan kond , de pols is vol en hard, de kop neerhangende , de hals tot de borst genaderd, en de bewegingen worden voor het dier dubbeld inoeijeüjken pijnlijk , censdeels uit hoofdc van da rheumaVischö ontsteking en pijnin de bee-nen en hoeven , eti ten anderen , wegens de ontsteking en pijn in de long ; hei paard sleent daarom dubbeld pijnlijk , en is dikwyls niet in staat van de plaals to gaan. Is het middenrif tevens outsloken, dan ontstaat de liik , en alle toevallen verscliijnen , welke in het hoofdstuk over de long-ontsteking zijn opgegeven geworden.
Bij ecMien nog hoogerea graad der bevangenheid , die
211
gciroonlijk eerst na tc laat , of niet doelmatig aangmrende Inilp , uit den Torigen ontsta.it, doch ook somwijlen, by herige pijnen in de bcenen en hoeyen , dadelijk yau hei begin der ziekte aan verschont , kan het dier in het ge-heel niet staan , veel minder gaau; het ligt lang uitge-strekt, met de Yoorbeenen uit pijn , in de lucht werkende , onder aanhoudend kennen en steenen ; er heeft dan oene hevige ontstekingkoorts plaats, tenrijl het dier de allergroolste pijn le kennen geeft. De oogen zijn ontsto* ken , de polsslag is onderdiukl, de hartslag kloppende, de outlasting ran de pis en de drekstoffen ongeregeld; gaande de eerste slechts zeldzaam en als bruin bier , en de laatsle zeer hard af. Het aJemhalen geschiedt uiter-mate benaanwd , en met vele inspanning der buikspieren en opgezette neusgaten, de uitgeademde lucht is heet, en de slijmvliezen yan den bek en den neus zijn zeer rood. Do hoeven , voornamelijk die der vooipootea , zijn warm en in liai en geheelen omvang en overal, bij de zachtste aanraking , uilerst pijnlijk. Het dier kan zieh naamrelijks eenige minuten lang op de been houden , terwijl aan eene Tooruitgaaude bewegiug in het geheel niet te denken is ; liet ligt den geheelen tijd , eet weinig of geheel niet, maar drinkt veel , wanneer men den kop in de hoogte lieft , en aan hetzelve den drinkennner zoo voorhondt , dat het 11g-gende drinken kau ; liet steent en kennt onophoudelijk #9632;van pijn, en blijft onderdeze omstandigheden , geer spoe-dig nedeiliggen.
Is nog daarenboven eene longontsteking met doze kiraal \erbonden , dan zijn hare toevalleu , gelijk zij reeds boren beschreven zijn, zeer hevig , en veroorzaken — wanneer niet zeer spoedig eene doelmatige hulp aangewend wordt — door het bij körnende koiu! vunr in de long , al ras den dood van het dier. Maar ook zonder longontsteking , ontstaat bij dezen graad van bevangenheid zeer dikwijls het geval , dat bij eene verzuimde hulp de hoeven verloren gaau en een langdurig gebrek wordt daar-gesteld.
Ook is bet bij dezen graad van bevangenheid niet altijd het geval , dat alle vier de beonen pijnlijk aangedaan
212
Äija; zeer dikwijls zijn het ook in dat geyal alleeu de voorste , eu iiet lijden der achterste is of cea betUog van iiet gezigt , daar lict zieh thaiis uiet op de voorste houdeu kau , eu den «jeheelen last yan deszeifs liychaam op de achterste vverpt , uil gt;velkeu hoofde ook deze in hei yaan . eYen als yespanneu en stijf voorkoinen , en bij de be waging slectils zeer körte slappen Inaken , of er vormt zieh in dezelve , eerst in den loop der ziekte , ook eeue ontste-king , dewijl thans op hen , do last van het ligchaam bijnu alleen rust,
Souiwyleu heeft echter ook de bevangenheid , dadelijk in het begin der ziekto , de achterste beenen te gelijk met de voorste getroffen , en de ziekte heeft aan alle vier de beeilen plaats , hoevrel het ook in dat geval, altijd bij voor-kenr de voorste overkonit.
Gewoonlijk worden de hoeven dadelijk in het begin der *iekte mede outs token en pijnlijk, wanneermen aannemen mag , dat de bevangenheid met ontsteking in de voeten btgiut , welke zieh aan de spier- , pees- en vaatachtige deelen vaa iiet geheele been mededeeld en zieh tot over den schouder uitstrekt.
Bij tijden ontstaat de ontsteking in de hoef, eerst eenige dagen na de reeds begonnen verstijving der beenen , en dt- ziekelijke aaiidoeniiig der voeten moet dan als een gevolg der algeineene rheumatische ziekle worden aange-meikt.
Zoo veel is zeker , dat bij de beTangenheid , de ontsteking in de hoeven , vooral in de voorste , zelden nablijft; doch zij ontstaat niet altijd dadelijk bij den aanvang der ziekte , maar volgt eenige dagen daarna.
Ook bestaan er gevallen van bevaugenlieid , vraaiin de hoeven dadelijk van het begin der ziekte af raeer gele den hebben , heviger ontstoken zijn, dan de overige üee-len der beenen , en ten gevolge vvaarvan de inwendige deelen van den hoef meer bepaald zijn aangedaan eu bij welke omstandighedeu dan ook de tied smarlelijker valt da.!i de beweging.
Bij eenen zeer hevigen graad der bevangenheid , waarb^ voornaiuelyk (gelijk zulks gewoonlijk het geval is) de
213
voorste beenen geleden hebben en het dier gelieel nieinvo lioeYen bekomen mod, alvorens het ^vederotn gaan kan , en derlialve zeer langen lijd , de geheele last ran deszelfe ligcliaam op de achtei'ste beenen drangt, Talt het dikwijls Toor , dat zieh gedurende hel Terloop der ziekte , ontsle-hingen aan de achterste hoeven of de spat aan de achter-pooten yormt, tervvijl, -»vanaeer men nu eiudelijk met de geuezing der bevangeuheid aan de voorste beenen klaar is, het paard aanvangt op de eene of andere wijze , op de achterbeeuen kreupel te loopen , vvaarom men gedurende het rerloop dezei ziekte aan de voorbeenen , ook op de achterste beenen en hoeven , niet genoeg letten kan , en op eene zachte ligging, het liefst van mos , het afnemen der ijzers van de achterste hoeven, ea de vermijding van alle drukking enz., .achtgeven moet.
Wat de oorzaken dezer ziekte aangaat, bestaan dezelve hoofdzakelijk in eene gestoorde en onderdrnkte huiduit-waseming , die dan in do spieren , pezen , gewriclitsban-den en beenhoofden , eene rheumatisclie ontsteking voort-brengt. Paar, vvaar nu de hoeven bij voorkeur aange-daan worden , gaf het sneller of aanhoudend loopen op harden grond . de gelegenheidsoorzaak daartoe , vooral waimeer daarbij eene snelle en sterke afwisseling vantern-peratuur aan de voeten plaats bad.
Wijders strekt tot toevallige oorzaak van deze ziekte, een znaar, onverteerbaar en te ruim voeder, inzonder-hcid bij te groote rust, want daardoor oatstaan verstop-pingen in de kleinst« bloedyaten, ophoopingen van hot blood in de beenen , en voornamelijk in de hoeven , ea eene' daaropvolgende ontsteking. Ook zweeten dergelijke dieren dan des te ligter , wanneer zij in beweging go-bragt worden , waaraan zij geheel niet gewoon zijn , en Valien daarom ock ligt eene konde. De geroelige deelen van de hoef, worden des te meer gedrukt en geklemd , hoc meer deszolfs hoeven ingekrompen , gekneld , afge-plat of anders van eene ziekelijke geaardheld zijn , ter-wijl ook al te gezette en dikke paarden , die geheel niet aan eene snelle beweging gewoon zijn, dikwerf oogen-blikkelijk bevangen worden , wanneer men dezelve een»
214
wat hard laat loopen; lerwijl daareutegea wederom magere paardeu , die slcchts malig voeder bekomeu , maar altijd wcikzaam en aan de bewegiug gewooa ziju , voel zcldzamer iu deze zlektc vervallen.
Er bestaau ook gevallen, — en deze zijn geheel iiiet zcldzaam — gt;vaaria een paard , in den slal , bevangen kau worden, eu deze ziekte krijgt , zonder dat liet de minste beweging gehad, en de slal verlateti üeeft.
Yoornamelijk komt deze loestand bij paardeu voor, die sterk gevoed Taa koorn en dik zijn , in ceneu zeer warmen slal slaan , waar zij 's naciils of ook bij dag , met geslotene Tenslers en deuren slerk uilwaseiuen , eu nu , wanncer deze geopeud worden , welke niel ver van Imune slandplaals Yerwijderd ziju , ligl eene koude vatleu , de uitwaseming onderdrukken , en »oo deze ziekle krijgeu , zonder dat zij den slal Terlalen hebben, lloe warmer nu de slal was , hoe kouder of natter de bij de opeuiug der deureu iuslroomendc lucht is , eu hoe meer zij aau deze laalste blootgesteld gt;vareu, des te liglcr outslaat deze ziekelijke toestaud.
Paardeu die reeds, een of meermaal beTangen zijivge-weest, behoudeu steeds eene valbaarheid, eeueii aauieg daartoe , en bekomeu bij do geringste aauleiding zeer ligt Wederom deze ziekte.
Het beloop tier bevangenheid is zeer onbepaald , en hangt Tan de complicalie dezer zieklo met andere kwalcu , *00 als met eeue oiitoteking der long of der Jioeveu , de meer of minder doclmatige hulp eu andere plaatselijke omstaiuligheden , a f.
Gaat de bevangenheid met eeno longontsteking gepaard . dan wordt deze de iieerschende kwaal, die zicii iuel den 5deii tot den Jldeu dag, beslist.
Wat echter de eigenlijkc zoogenaamde bcTangenheid b«-treft, te weteu; de ihenmatischc onlsteking van de spie-ren , de pezen , de gewrichtsbanden , de beenhoofdeu en de hoeven , hangt het beloop van de hevigheid der toe-vallen , en vooruamelijk van de weiking der ziekte op de hoeven nf; hebbeu deze daarbij aaumerkelijk geleden , of zijn dezel ve iu de behandeliug vcronaclilzaamd gewor-
»t
215
den , (lau kau de kwaal maanden en zelfs een geheel jaar dureu , en het dier -vrordt dan nog niet eens gt;vedcr-om bruikbaar tot de dienst op harden grond. Desniettc-mia kan ook deze ziekle in 14 dagen , 3 , 4 tot 6 weken geeiudigd zijn, zoodra zij niet in eenen lioogen graad opkwam , of dadelijk bij den aanvang Tan haar ontstaan , doelmatig behandeld weid.
Aan de eigenlijke be^angenheid echter , hoelang dezc ziekle ook duren mag, en hoe nadeelig ook de gevolgen daarvan zijn mögen , welke dezelve achterlaat, zoo als \Iakke hoeven , Tollehoeven , de knobbelige hoef , tie staak-poolen , het verlies yan de hoornschoen, zamengroeijing der beenhoofden enz , konit zelden een paard oin, maar Avel aau de met deze zielt te zeer dikwijls gepaard gaandbß longoatsteking en opvolgeude rotkoorls , welke niet zeld* zaam den hoogslen graad dezer zickte verzelt , of opvolgt.
Pe Toorspelliiig rigt zieh naar de werking en de duiir dezer ziekfo , voornamelijk ook daarnaar of zij met eeno longontsleking veibonden is of niet, op welke wijze en in welken graad , de hoeven daarbij geleden hebben, en naar de pläatselijkc ouislancligheden, onder welke men do geneziiig ondernemen moet.
Minder heeft de oiuierdom ran het dier inyloed daarop. Bij eenen aanzienlijkcu graad dezer ziekte , en bij eene tegelijk legenwoordige loiigoiilstekiug , kan de voorspelling nooit günstig zijn , evenzeer als bij een gelijktijdig lijden der hoeTcn; want in de eerstgeinelde gevallen , is iiet lo-ven van het dier in gevaar, maar in delaatstgemelde laat het zieh niet met zekerheid Tooruitzeggen , of het dier kicupel blijven, en altlians op harden groad en tot loopen wederom bruikbaar zal worden dan niet.
Wat nu de geneziiig der bevangenheid aangaat , deze ligt zieh naar den graad der ziekle , hare rerbinding met eene longontsteking , en met eene ontsteking in de poolen of andere ziekten.
In den eersten , boven omschreyen graad, is de vol-gende handelwijze -voldoende tot de genezing.
Men neme namelijk , aan het paard , dadelijk de Toor-ste ijzeis af—want bij dezen graad der bevangenheid ,
216
Lebben de. achterste beenen en derzelver hoeyen , weinig of geüeel niet mede geleden — en na dat naar bcFÜid van zaken , de hoef, een weinig afgesneden en aan de zijden schoongemaakt is , make men inet het hoei'mes in de iioe-ken van dehoeven en voor aan de punt van de zool , aan de witle lijn , eene opening tei-gtootte van een dnbbeltje of iets grooter (1) , late de vvond goed uitbloeden (2) , dan zette men beide voorhoeven in eene dikke pap van kleien azijn , of ook enkel van klei en water, en wel zoo dat de geheele hoef tot over de kroon , in deze massa even als in gepakt staat, en bevestige den zak boven de koot. los met een touw of band (3); quot;vvelke pap van tijd tot tijd wederom vernieuwd wordt , zoo dat dezelve nooit droog mag worden. Vervolgens neme men heetgemaak-te brandewijn spoeling, of bierdroesem (in wijnlanden wijndroesem) , of ook sleclits afkooksel van hooizaad , gebroeid hooizaad, mestwater (cen middel hetwelkinmeer dan eeu opzigt het ineest geschi kt daartoe is) en stove en bade dan de voorbeenen van den schouder af tot aan het Lieigevvricht, daarmede , zoo heet als de hand daarin gehouden kan worden, en zulkszoo dikwijls als mogelijk is. Men vvrijve dan die voorbeenen, zeer sterk na elk bad , met stroo wisse hen vvederom droog : hetgeen vooral dan geschieden moet , wanneer de stai koud is , en men niet zoo dadelijk wederom de heete baden en stovingen , «anwenden kau. (4)
(1) Eene uit»oerigc , grondige en giheel praktische opgave van (\eie gcmaklielijke o-jeratie vindt men in niijne teienar Chirurgie h deelen, Altenburg im lilrrarisrhcti Comptoir,
Aanmerking van den Uoogduitschen Vertatvr.
(2) Mftl knn onk lt;le liallen met goed ge^olg doorvlijinen , oin eene plaatselijke bloedontlasting te bewerkstelligen. Rv
(3) Eene leer dnideJijke en gcheel praktische aanwijzing dewr verbanden , vindt men in nii)n Lehrbuch der Ilufbeschlagskunst.
Aanmerk. van den Uoogd. Vertaler.
(4) Het komt mij voor, dat bij oeno duidelijke ontstekings-toestand gt; met meer voordeel (ot stovingen *oude knr.nen aan-gewend worden : afkookaets van kaasjeskruid en dergelijke verzach«
217
Het roordeeligste , spaarzaamste en in alle opziglen nut-ligste , is het, wauneer hei paard ruslij» en geduldig ge-noeg is , cm zieh daarbij cen voorbeen oru het andere , in eenen met deze of gene der opgegevene yloeistoffen gevulden emraer, te laten zetten, uit welken men dan met de bloote hand of eene ingedoopte spons of lap , het geheele been van den schouder af, onophoudelijk be-Tochtigd. Eensdeels gaat op deze wijze niet zoo vcel van het vocht verloren , daar alles -vvederom längs Let beenaf, naar beneden in den emraer loopt (1) , dan vranneer men het Tvarme bad slecbls naast het been zetten lean , en het zoo op eenen afstand stoven meet; anderdeels staan in dit geval , de hoeven tegelijlcer tijdin hel bad, de boren-aclilige zelistaudigheid wordt week gomaakt, en zoo de drukking deizelve op de daaronder liggende , thans ge-prikkelde en gozwollene deeleu verniinderd, waardoor de ontstekiiig dier deelen zelve weggenomea wordt.
Deze warme stovingen cn baden en iiet daarop volgcnde droo^ en siork afvrryven met strooAvisschen , behooren nu zoo dikwijls als maar eenlgzius mogelijk is , aangewend te worden; want daarop is voornatnelijk de spoedige ge-quot;nezing gegrdnd (2).
tende middolen , met nzijn en. amnioniak zout bedeeld of anders aftrcksL-Is van kamilbtoemcn , of onk glechts eenvoudig warm water waarhij men het dier naderhand met dekkleeden onihangt om de gestoorde nitwaseniing te bei orderen. 11.
(1) Welks bodem met ijilt;gt;ren banden moet vnonien zijn.
Aanvierhing van den Jloogduitschen Vcrialer,
(2) Hoe veel men door zulke onojibondelijk aangewende warrae baden , tot de genrzing vau de bevangeoheid , medewerkt, heb ik in tnijne veeljarige paardengeneeskaiidige praktijk, z»er dikwijls gelege.nheid gehad waartenemen , maar nooit zoo merkbaar als in het jaar iS!4. »oen de thans ovcrledene Russisehe Veldmaarschalk Barclay de Tolly, uit h-t leger körnende, met zijn gevolg eu equipage door Dresden ging, en een van zijne hegte njpaarden, een circassischo Muskaten Schimmel, reeds in di-n tweeden graad bevangen was. hi;twolk evenwel binnen weinige dagen genezen ^ moest zijn , om den marsch met den Ulaarschalk voorttezetten.
Ten einde al het mogelijke hierbij te doen i verzocht ik van den Maatschalk eea kotnmando van 1 onderofficier en 6 gemeenen
218
Is men genoodzaakt , de baden , slonngcn en wrijTiii-gen gednrende eenigeu tijd uillestellen , zoo als bij voor-beeld , 's naclits , dan is het van grool nut, wanneermen voor dien tijd, haverstroo, dik om de bevangene voor-pooten »ikkelt , ten einde deels do bcenen minder ver-koeien , dcels altijd eenigzins door bet omgewikkelde stroo , gowreven zouden worden , en in dat geval eeniger-male dat yergoeden , wat in do geneeskunst Toor menscben , by rlieiiniatiscbe kwalen , wollen konsen , baudscboenen , onder veslen enz. doen.
ijtlers moet men nog , xoodra de baden en stovingen , voor eenigen tijd, gelijk 'snacbls uitgesteld moeteu worden , en men de beencn slerk met stroowisscben dioog gewreven beeft, dczelye van den sebouder af tot aan de hie! , met bet voJgetide mengsel iuwrijTen :
Gelyke dcelen van :
Jeneverbezien-olie ,
Terpentijn-olie , en Sleen-olie ,
maar bekwam in plants fJoarTan 1 officier met 16 man , die tot aan de bclersrhnp fn hot vertrek van dit pnard nit naijnen zieken stal, alle Ü4 uren nffjnlost werden, — en Tan welke ik ru 4 en 4 man afwifscli'iid , zonder ophonden , dag en nacht bij da baden en stovingen met warnie brandewijnspoeling. en de telkens dnarop volgendo wrij^ingen met glroowisschen , gebruikle ; waardoor ik voornamelijk de goneiing hinnen weinige dagen , tot j'-oote te-vredenlieid van den Veldraaarschal k »olbragt , zoodat liern het paard !iij zijn Tertrrk rolgen kon. Het is onbeschrijflijk met «#9632;elfce naauvvkenrigheid, ligcbaamskracht en werkdadigheid , dan eens fie warme baden , don wedrrom de wrijving, onophondelijk doer de rnanschappen , aangewend werden , achter welke steeds de oflicier en onderoflicier met de knoet »londen. Orerigens begrijpt men dat ik de openingen in den hoef en het »etten derzelve in kleU aarde en azijn , niet verznimde . eene algemeene aderlating en eene fontanel »oor de borst, aangewend heb, Ork het dier fn eenen kleinen »lal plaatste, die door dampen van alkookse! van hooizaad , rookende |valcn met brandewijnspoeling , waarin ik van tijd tot tijd heet gemaakte tigchelsteenen wierp, in een wan damp-, stoom- en xweetbad, herechapen werd; zoodat het die» geheel niet uit het zweet kwam gt; galijk ook klisteren en inwen*-dige middeien evenzeer niet verznimd werden.
Aanmerhivg tau den Jloogduitschen p'er taler.
219
waartoe men uog , wanneer men het mengsol vcrsterken Mil, voor eeu vierde gedeolto van 't gelieel , gees* van kamfer bijyoegen kan.
Na het s me ten , moet dit prikkelende mengsel met stroo-wissclien zeer sterk iugewreven quot;worden , dermale dat het gelieele been heet worde , en dan wordt het stroo om het been gevlochten en geivonden. Zoodia mogelijk echter, en niet later dan na verloop Tan eenige men , moeten de heele baden, op niemv aangewend worden, Avanneer mea het dier spoedig genezen wil.
Tegelij k is het goed , wanneer men het dier in eenen warmen en niet al te grooten stal zet , alwaar alio togl, zelfs reeds de toegang der koude lucht vermeden moet worden, on die men door aldaar geplaatste kuipen en em-iners met rookende en damponde afkooksels van hooizaad , bramlewija spoeling, biordroesem , (waarin van tijd tot tijd , zoodra de dampen nalaten , heet gemaakte tigchel-steenen vverpt, ten elude de dampen steeds wederom te vernienwen en te ouderhonden) in een waar stoom — en zweelbad herschept ; zoo dat het paard in eene gednrige iiitwaseming, ja zelfs in een gednrig zweet bliji't, hetgeen des te eerder gescidedt , wanneer men hot dier met dikke wollen dekens over het geheelc lijf en voornamelijk over de schouders, en do gehecle voorpooten bedekt, en onder dezelve do damponde kuipen en emmers zet; want eene ziekte dio door eene onderdrukking dor huiduilwaseming ontstond , *kau ook alleen door do herstelling van die nit-waseming en het zweet , wederom het eerste genezen worden.
Overigens hangt het van de hardlijvigheid en do meer of miuder «hardiieid dor drekstoffon af , of men klislereii nit een afkooksel van kamillen , wolkruid , lijnzaadmeel, met een weinig lijnolie en kookzout, van tijd tot tijd al dan niet moet aanwenden. Derzelver gebruik is nogtans bij deze ziekte altijd nutlig, daar znlks den onderbuik ontledigt , en de koorls verminderd.
De hevigheid van den graad der bovangenheid , de a.i:i-leg tot de onsteking , de volbloedigheid, zwaarlijvigheid , de daarbij ontstane algemeene koorls , en de mcerdere of
220
mliiclere mcdc geroeligheid der longen , bepa.alt wijders , of eene algemeene aderlating , en in iTelkcn mate , beno-Tens eene fontanel Toor tie borst aantewenden zij of niet. Bij slerke , kraclitige , volbloedige en tot ontsteking gene-gene paar den , zal men steeds ivel liandelen, ivanneer men ook bij dezen graad , die aamrending naar mate der ligchamelijke gesteldlieid , den ouderdom enz. , nietnalaat, gelijk ook eene fontanel op de borst, de genezing in allen geTalle bcspoedigen , en alle naziekten voorkomen zal.
Overigens lieelt men nog daarop te zlen , dat lict paard sleclits zeer iveinig, en enkel dat gene wat bet in den hoogsten nood , tot belioud Tan bei levcn noodig beeft , bekome , en znlks alleen in een veinig garstemeel en ze-melen , iveintg hooi en indien bet saizoen bet toelaat in gras besta; daar gcbrck aan Toedcr, zelfs bet eigcnlijke bongeilijden in dit geval , zoo veel niede tot de genezing bijdiaagt. Is daacbij tevens koorts Tooi handen , de long meer of minder niclt;!c aangedaan , dan geeft men aan liet paard Tan de likking in bet boofdstuk overdeTTaielong-ontsteking ToorgescbroTcn, en Tvel gebeel op zoodanige Tvijze als aldaar oiigcgeven wordt.
Buitendien ge\c men aan bet dier zoo dikivijls als rrgt;o-gelijk is , laamve lijnkoekdrank of ook scboomvater; ler-wiji men niet genoeg daarop aien kan , dat bet veel drinke , cm dathierdoor do onderdrukte uitTvaseming mede s])oedigejr bersteld ivordt •
Gedurende de oersle 3 lot 4 dagen wordt bet dier weinig of niet uit den slal genoraen ; behoorende dit eerst nahet begin der beterscbap to geschieden , en znlks pok maar alleen , -»ranneer deszelfs lioeTen bij de beTangenbeid niet te zeer geleden bebben : terTvijl belzelTB siechst'gedurende korlen tijd , o]) eenen zachten , zoo mogelijk Tocbligen grond , Tveiland enz , siapyoets rondgeleid TTordt.
quot;Wordt de beweging vrijer , de ontsteking en de pijnin de hoeTen , bij bet gaan , minder, en is de genezing OTer bet algemeen reeds Ter geTorderd , dan slaat men de boef-ijzers Tvederom onder en let daarop , dat zij doelmalig liggen , de zolen niet drukken en niet te sterk aangetrok-ken -worden , ook de openingen Toldoende bedenken , die
221
men voor de plaatselljke aderlaliajjea , in den lioef «jemaakt haih 7.00 tlat zij deriialvelltiver een Aveiniy te breed dan te smal zijn (I). Overigens yaat men, uaar bevind van zaken , noy eeuigen tijd voort , met Jiel pappen van don koef, ea inet de warme baden, de wijvingen en insine-ringen der prikkelende olie aan de becnen ; en onderhoudt de fontanel op de borst in ellering tot aan de geheele iiorsteliiiig , die in 9 of 14 dagen , toi 3 weken ket längste , bij dezen graad volgt.
Tot ceao bespoediging der vordere genezing belioort mode , dal men iiet dier gedurende de herstelling , aan zicli zelven overgelaten, eenige uren daags, op eenen Zaditen grond , laten weiden. Het spreekt intusschen van zelve , dal dit sleclits bij warm en. droog weer geschieden moet , waardoor deels op den zachten grond , de ontste-king in do hoeven , deels door de willokeurige be^regiilg, de slijfueid in de beenen, tevens ket beste verdwljnt.
Do genezing van den. tweeden graad dezer ziekte moet men dadelijk met eene algemeene aderlating, eene fontii-uel op de borst, eil inwendig verkoelende en onlstekiag-werende middeleu beginnen , en vöör alles even^eer ook op de Jioeven , de grootste oplettendlicid vesligen , de lioef-ijzers afnemen , in do bocken der lioeven en aan de punt , openingen tot aan de vleesclizolen maken, en daardoor eene plaalselijke aderlating bewerkstelligen, zelfs ook wel nog bij eene kevige ontsteking der koeven , deze plaatso-lijke aderlatingen daardoor vermeerderen , dat men längs de kroon , van den eenen bai tot aan den anderen , over de voorpunt keen, langwerpige insnijdingen met hei lancet raaakt, ketwelk ket meest gescliikt tot deze scarilicenng is, ton einde op deze wijze de ontsteking der hoeven, die bij deze ziekte de nadeeligste gevolgen acklerlaat, nog meer te verminderen. Men mag zelfs dan deze operatic niet uitstellen , wanneer ook nog niet zoo veel ontsteking in de hoeven te bemerken zyn zoinle, omdat dezelvc tocli
(I) Men zie hieroTer mijn Inhrbuch der Hufbeschlagskunst. Altenburg.
Aanmcrking van den Uoogduitschen Verlalor,
222
later ontslaan zal, en men haar door deze middelen als Lei ware voorkoml. Terens beliooren ook de reeds boren opgegeyene Avarme stovingen eu baden , het wrijven der beeuen eu de imvrij viiigeu met de prikkeleude olien , aangewend le worden; de laalste kau inen noyfans indie gevalleu ontberen, waar do fontanel op do borst zeer prikkelend gemaakt is geworden , en dan in eene goede ottering oveigaat,
Ook moeten in dczeu toestand , Tan tijd tot tijd , de oiitstekingvverende en laxerende likking gebezigd worden , gt;olgens (le zamenstelling en gaven , die in liet boofdstuk over de longontsteking ziju opgegeven.
De boeveeliieid af te tappen bloed , bangt van de lig-chaainsgesteldheid , den ouderdom van liet dier , deszelfs onlstekingacliligen aanleg , de meerdere of mindere aan-doeniug der longen , en de beviglieid van de koorts af , maar mag echter nooit te gering zijn. Yoornainelijk dieut men daaiop le leiten, dal eerst eene ruime aderlating de prikkelend gemaakle fontanel aan de borst , voorafga , en. dan dadelijk bei paard in eenen warmen slal gebragt worde , die naar het bovcngemelde voorschrift , door wa-lexclampen , tot eenwezenlijk zweetbad gemaakt is , daar , bij het gelijktijdig zamenkomeu van al deze middelen , het ojjaJiangen met dekens enz., het zweec het eersle uilbreekl, waardoor zieh dan deze ziekle het spoedigste en zekerste beslist. — Het spreekt van zelf, dal in dit geval, desto-Tingen en het baden der beenen, helzij het dier overeind sta , of , helgeen bij dezen graad menigvuldiger het geval is, ligge, dikwijls, ja bijna onophoiulelijk aangewend moeten worden , daar zij reeds hierboven bij den minderen graad , zoo dringend aanbevolen zijn. Voornaraelijk liecft men ook bij dezen graad der bevangenheid , op do hoeven te leiten en alles te doen , ten einde in dit geval de ontsteking verminderd en verdeeld worde , en dezelve niet andere zieklen, zoo als veretteiing , zainengroeijing der beenen, staakpooten , dikke of knobbelige hoef, afschei-ding der geheele hoornwanden enz. zoude overgaan ; wes-lialve men de plaatselijke aderlatingen , de opening in de hocken eu aan den toon van den hoef, de insnij dingen in
223
de kroou of het doorrlijineii der ballen enz , bij tijdeu Jierlialeii , gelijk: men ook ixet pappen der lioevcn met kleiaarde enazijn, onopiioudelijk dient yooit le zelteu, dewijl iiet dikwerf bet geval is, dat #9632;vvannecr nu hei riieumatismus in de beenen weggenoiuen en de bewegiug wederotn rrij geworden is , nog de nadeelijje gevolgen vaa do onlsteking in den boef gebleve« , en de gang op harden bodem uog uitermate moeijelijk is, terwijl het dier vlak#9632; boerig , dikhoevig, staakbeeuig wordt, ol loch ten min-ste , daar de wanden en zolen geheel losgescheurd zijn , eerst wederom eenen nieuwen boef bekomcn nioet , eer het toIkörnen bersteld is.
In die geTallen nu , waarde bevangenbeid Toornamelyk Je hoeven getroffen heeft, de onlsteking dan , in spijt v an alle plaatselijke en algemeene bloedontlastingen , verdeo -lende kleipappeu , baden enz. , buitengemcen hevig is , Tele loslatingen tnsschen de hoorn- en yleesciiwanden , benevens de boorn- en Tleeschzolen ,-eu betzij daardoor , of door eene ontstane verettering, groote Teranderingen in den hoef roorbanden zijn , dan is bet Tolgens mijue 'onderviuding het raadzaainste , dadelijk in den begiiiite der ziekte , de zool of althans een gedeelte yan dezehe, weg te neinen ; daar zieh deze , zoodra zij geheel van de daaronder liggende Tleeschzool gescheideu is, loch niet wederom met do laatste yereenigt, en slechts als een vreemd ligebaam , op de zieh dan voordoende nieüwe boornzool drukt, bare Torming yerbinderd en wanstallig xnaakt. In dit geval gaat men op de wyze te werk , zoo als in een volgend Hoofdstuk, over deze operalie zal opgegeven worden. Binnen den tijd van 6 tot 8 woken , beeft zieh dan, bijzonder bij jonge welgevoede, ineteeuen goeden hoef voorzienepaarden , eeue nieuwe boornzool ge-vonnd , terwijl zonder deze operatic , het paard dikwerf jaren laug kreupel blijft , vooral bij harde en moeijelijk groeijende hoeven, ja zelfs (cn zulks is gewooulijk het geval) eenen dikken of knobbeligen boef, behoudt, staak-pootig wordt enz.
Tot den groei van den boef , betzij men de zolen wegge -nomen hebbe of niet, is niels zoo dieastig , dan het wei-
224
den op cenen Zaditen en Tochtigen groncl, het dikwijis insmeren van den hoef, vooinainelijk längs de Jtroon eu de ballen , met vetachtige zelfstandigiieden , endaar, waar de groei van den iioef , over het algemeen , sleclits spaarzaara Toortgaat , waar door de lievige onlsteking in den lioef, de vleeschkroon, welke de voedeiide sap pen voor de iioorn-achtige zell'standiglieid , uit iiet bioed aisclieidt , dat eigen-lijke Toediiigsorgaan des lioefs, meer of minder geleden iieeft, moet jnen — wanneer al!e onlsteking in den boef verdienen is — de kroon met eeti »einig terpentijnolie inwrij vcn , oni door dil prikkelende middel, do Toeding :ds iiet ware er van op nieaw te rerieveiuligen en op te wek-ken , heUvelk men afwisseiend met bcl inwi ijven , van cn-kel vet , runtlermerg enz., aauwendt. Ook prijzen zieh lot dat einde aan , laauvvwarme voet- eu iioefbaden , en boven alles , bet weiden op voclitigeu grond , waardoor men bet allereerste cn zekcrste den groei van den boef vermeerdert , en over bet algemeen de nadeelige gevolgen der onlsteking in den boef voorkomt, terwijl men de ge-nezing der bevangenbeid , bet vroegsle en gcmakkelijksle lot stand brengt.
Dit is tiomvens een middel, dat niel alle eigenaars van paarden by bunne bevangene dieren in slaat zijn aan te wenden, en welks outstenlenis voornamelijk do genezing dezer ziekle in de sieden , moeijelijk maakt; daar de landman , in bet bezit van dit middel en bij de gelegenlieid oni zijne bevangene paarden , gedurende bunne berstelling , op zacblen grond te gebruiken, dezelve op bet veld in de voren le lalen loopen , de be rangen lie id der paarden , i.elfs in den boogslen graad, in de belft van den tijd geneest , die de sledding nootlig beeft , bij wien deze zieke dieren , slecbls zeei- langzaam, ja zelfs gebeel nict wederom ge-nezen , en voor de dienst , — vooral op de straat, — bruikbaar worden.
Bij den tweeden graad dezer ziekle bebben somwijlen ook reeds de achterste deelen mede geleden , en. zulks is dan niet cukel een bedrog van het gezigt, gelijk hierbo-ven bescbreven is , wanneer ook deze bij de beweging ge~ spaunen , pijnlijk , en tevens de boeven onlstoken z.ij u.
225
In dat geval, moet dan bij de achterste beenen , op de-zelfde ivijzc te werk geyaan wprdeu als bij de voorste , le welen , met warme baden eu sloniigen , en vooral moelen , even als bij de voorsle beenen , de hoBTen in aclit genomeu worden, terwijl liier zoo veel mogelijk , door de reeds besclirevene openinjjen in den hoef, plaatselij ke aderlalin-gen en yerkoeleude pappen , de ontsteking dient verde eld te worden.
Over het algemeen moet men , ook zonder dat de acli-terbeenen oiuniddellijk Tan de beTangenheid geleden heb-ben, bijzondere zorg Toor de hoeyen derzelve dragen , de hoefijzers afnemen ea de hoeven zelve op een zacht leger , doen staan , derwijze, dat zoo veel mogelyk , alle ontste-kiagen ia dezelyeu, gedurende den loop der genezing van do voorsle beenen, wanneer de geheele last van het lig« chaarn bijua nitsluitend op dezelven rust, ook de terug-vloeijing van het blood , uit gebrek aan beweging in de beenen, bovendien moeijelijk geworden is, en helzelve zieh in de hoeven oplioopt , voorgekomen , en daar , waareene zoodauige ontsteking des niet te rain ontstaat, spoedigge-nezen worde. Overigeus heeft men , zoo als even reeds hierboven gezegd is , een bevangen paard aan de achterbee-nen , nadat men deze ziekte aan de voorste genezen heeft.
Wat nn de genezing van den derden en hevigsten graad der bevangenlieid betreft, komt deze zeldzaam volkomen tot stand , en er blijven ten minste , meer of min ziekelijke en gebrekkige hoeven , zoo al niet staakpooten , zainen-groeijingen der beeniioofden enz. , over , welke het paard onbruikbaar tot onze dienst op harden grond , maken. Ook komen vele paarden bij dezen graad der bevangenlieid , aan eene longoutsteking o;n , die in een k.oiul vaur of eene verettering overgegaan is , of zij gaan 0 )k wel aan toevallen van beroerte , of eindelijk aan eene alge-meene rotkoorts , ten gronde.
By dezen graad der ziekte kunnen de paarden gcheel niet staan ; zij Hggen onophoudelijk , spartelen uit pijn in do hoeven , met de voorsle beenen in de lucht, hebben eene hevige koorts , en toonen ook altijd ineerdereof mindere toevallen van longoutsteking.
226
Eene raimo algemeene aderlaling , cene fontanel op de borst en inwendige outsleking werende en tegelijk pnrge-rende middelen , mögen benevens de klisleren , en warme stal enz. , liierbij nimmer Terzuimd worden. Ook worden in dit gev.il de warme baden en stovingen der beenen , in bet bijzonder gevorderd , en is de zorg om de ontsteking in de hoeven zoo ycel mogelijk , le verdeelen mede bet gewigtigste.
ßij dezen graad der ziekte , wanneer er verettering in den hoef ontstaan is , kan men een gedeelte Tan de zool wegnemen , om de langwijlige naziekten der bocTcn , en bare als dan niet zcldcn gelieel onjeneeslijk wordende ge-breken , tegen to gaan , weshalve ik , wat dezc opera tie zeive betrelt , naar bet later Tolgende iioofdstnk over de operalien , verwijs.
In dezen toestand , waar de dieren onophoudelijk lig-gen , en nit pijn in de boeven , alsme(!c wegensbet lijden der longen en» de algejnecn zickelijke aandoening, weinig of gelieel niet eten , liegen de dieren aan de beupbeende -ren , aan do ribben eu op eenige plaatsen aan den kop zicli door. Jlier moeten dadeiijk de lt;;ewor.de plaatsen , even als do geheele onilrek met kond water , azijn , afkook-sel van eiken-schors met azijn , dikwijls bevociitigd worden. Ook is bet uoodig , aan het paard dagelijks droog , stcrk eu zuiver stroo te geven. ilet allerbeste is nogtans, wanneer men voor bet paard een zaclit leger van mos maakt , Tooral Tan znlk dat aan eiken- en beuken boomen groeit , en bet yan tijd tot tijd van de eene zljde op de andere omkeert.
Overigens Terdwynen deze brandige plaatsen , na eene beboorlijke reiniging met koud water, aziju , afkookscl ran eikenscbors enz. , van zelve , zoodia maar cens de -vernieuwde en berbaalde drnkking Tonneden wordt, de pijn in de bceven in zoo verre, nagelaten beeft, dat bet paard wederoin meer staat dan ligt , en de algemeene koorts ook dermato verminderd is , dat bet wederom eet , en de neiging tot eenon algemeene rotacbtigen toestand minder wordt.
Het spreekt van lelve , dat men bij dezen graad der
bevangenheid , vranneer Let dier in het geheel niet op-staan kau , hetzelve onder liet liggea , «it ceue Toorj^s-houdene Toederwuu , voederen laoet, terivyl een ander aan heUelve den kop in de lioogte heft , en het opgelijlse wijze nit eenen kleinen drinkemmer , bclioort tc laten drinken.
Ook wordt dan, iranneer de rotachtige toestand de overhand neemt , of de zickte een z-wakkeids karakter heeft aangenomen , in plaals ran de bij het ontstaan der ziekle , aangewende ontsteking werende geneeswijze, de opwekkende en yersterkende behandeling -yereisclit, waar-too rich de Tolgende middelen aanbevelen , te treten: een mengsel uit cahnus, jeiierer beziea, geaziaaa , arnica, alantswortel met kookzout gemengd, en des needs nog met eene bij voeging van kamfer , hertshoorngeest of ter-pentijnolie.
In weerwil van deze hier opgegevene doelmatige be-haudeliug , gelukt het ons toch niet altijd, het leven der in den hevigsten graad bevangene paardeu te redden , ea scij gaan deels aan eeae de beTaugenheitl beg«lcideade lougonlstekLag , die in het kond yuur of veretteruig oyei -'gegaan is , ten gronde , of zij starren aau eene beroerle of aan eene rotkoorts. Nog minder en zcldzamer herstellen wij dergelijke bevangene paarden, uit den aard zoo tolledig, dat zij tot alle dienst op harden en bo-süaten grond , bijzonder in eeueu snellcn gang , weder-om bruikbaar worden,
Rij de meesteti blijren althans langdurige kwalen der hoeven achter. Deze bestaan na in bloote ringen cm den hoef, in eene vlakke en dikke zool, knobbelige hoef , verplaatsing ran het Uoefbeen uit deszelfs bchoorlijke lig-giag in staakpooten, zaiaengroeijing tier beenhoofden . misvormde hoeven enz., die het dier tot suelle gangen , op harden en bestiaten giond , meer of minder onbi uikbaar maken.
Hier en daar verwekt de mtuur bij lt;le bevangenheid , van zelve eene soort van crisis , en de beencn van he! dier , breken onder de koot open; zij krijgen de mok , zweeren in de stralen , of er rertoonea »ich aaa andere
228
deelen van liet ligcliaam , zulke kihische aileidingen , waardoor de iialuur ons duidelijk de aamveiuliiig der fou-tanellen , en der kuustmatJge zweeren , als uiiddel lot ge-nezing dozer ziekle , aamvijst.
Bij deze omstandigliedeu , even als bij Jicl begin Tan de zuclitige zucllingen ouder den buik , o^geloopeue koker , #9632;vvaterpooteu enz., gebiek aan eetlust, slroefiiaar euz , wordt cene fonlauel ouder den bulk , of naar bevind van za-ken , op de borst , (die men geduieude langeji tijd on-derhoudt) , als mede de inwendige geneeswijze gevordcrd , gt;velke in liet iiooidsluk over den verdachlen droes , op-gegeven is ; want in dit geval, vervallen de diei en gemak-kelijk in de la a 1st go melde ziekle , welke als dan bij eouen hoogen graad , spoedig in de snot en worm overgaat.
De plaalselijkc behandeling der, mok bestaat dan in. eene reiniging Jiiet laauw warm zeepwater en het zuiver hou-den der beenen , door het wrijven met drooge stroowisschen.
Als een ander genecsmiddel bij de bevangcuheid , verdienen nog de niest—en aarde baden vermeid te worden , welke mij , in vele gevallen , groote dicnslen be-wezen liebben. Men gaat daarbij , o^i volgende wijze , te vvcrk : na dat men aan de op deze wijze zieke paar-den , de lioelijzeisafgcnomen , eii op de besclirevene wijze , openingen , zoo wel in de beide lioeken der hoeven , als ook voor aan de punt op de witle lyn , in de zolen ge-maakt, en daardoor dus eene plaatselijke aderlating be-vverkt lieeft , iielgeen Lij deze kwaal, bij elke wijze van genezing , nooit verzuimd mag worden, terwijl men tevens eene ruinie algemeene aderlating aangewend , en eene prikkelende fonlanel gelegd heeit, zet men de paarden tot aan den kop , in eene mest — of aarde hoop , die door de zon verwarmt woidt, lioudt lam laauw lijn-koek-drank voor , en laat dezelve 18 lot 20 men in dit mest—of aardbad steken , waarin zij , deels door do wärmte ran de mest en aarde zelve , deels door huuue onrnst en inspanning , om daaruit te komen , en deels ten gevolge der voorafgegane aderlating over hot gansche ligchaam hcvig beginnen te zweeten ; welk zweet men , nadat het dier wederom uit dit soort van bad getrokken is, door
229
de plaatsing ran JictzclTe iu eeuen Tranneu slal , de sterke wrijviiig en oinhangiug met dikke wollene dekens , nog oenigen tyd oaderhoudt, en zoa daardoor eene buitenge-wone Ixnlp verscJial'l, dermale dal men dikwerf met een, twee of drie zoodanlge zweetbaden van mest ea aarde , de ziekte Tolledig weggenomen lieeft.
Gedurende de lierslelling ran deze ziekle , moet de fontanel op de borst nog sleeds in eltering geliondeu worden , en het dier nog allijd slecbls zeer mager , en meer met zaclit dan hard voeder geroed worden.
Voor de overblij vende meer of minder zieke lioeven , bestaat er geen ander middel dan gednld , liet dikwijls insmeren derzelve met ret, het zelten iukoemesl , enboven »lies het weiden op zachlen en yocliligen grond.
Voor dezamengroeijiugen en opzeilingen der beenhoofden» tasschen de hoef en het kroonbeen , en tnsschen dit en het kootbeen , welke na eene voorafgegane beenonlsleking, bÜ deze ontslekiug, zoo dikwerfoverblijven , evenalsvoor de slaakpoten , die zieh na deze ziekte voordoeu, den dikkeu hoef, den knobbeligen hoef , en de gelicele misvorming van den hoef , beslaaler geen genee-uniddel , en al deze paarden kunnen slechls hoogslens Jiog door den landman , in het zachle reld , bij eenen zeer langzamen gaug , gebmikt worden.
Paarden bij wien de onlsteking in de hoeven , iu ellering oyergegaan is , die volkomen onlschoeid zijn , bij wien zells wel liet hoef been door de cller aatige vielen geweest is , en nit dien hoofde de zolen weggenomen dienden te worden , moeten eene geheel nienwe hoef bekomen.
Bij paarden welke aan deze zeiktesterven , viudt men, het xij , wanueer de met de bevangeulieid , verbondene langontsteking in het koad vuar overgegaan is , de long m de lever meer of minder brandig , of wel , in geval eene zenuwen beroerto het leven van het dier eindigde , de herseneu en gedeeltelijk ook het rnggemerg met bloed opgevuld , de groote bloed raten in de hersenen uitgezet, ook bloedvaten gescheurd , en eindelijk, daar waar de ziekte in eene rotkoorts overgegaan is , waaraan het dier aiju leren eindigde , is de bevimiingbij deoatlediug , 200
230
his dezelyc , iuhet hoofJstuk orer tie passive long- en le« vorontsteking , opgegeren is geworden.
In die gevallen, waarin de ziekte in worm on den kwaden dices overgaat, leverl de onlleding dcnzelfden nitslag op als bij de laatstgeinelde.
Aanmerking van den IIoogduit sehen Fer taler.
Indien men ook in deie rerhandeling orer de betan-geulieid , of de reeziekle dor paarden , nieuwe en scherp-xinnige denkbeelden mist , zoo be?at zij noglans yeei praktische iraarnemingen en crrariiigen. Bij zonder naauw-kenrig kan men , de beschrijving ran de keuteekens dexer xlekte, ncemen; gelijk ook de opgegeyene genezing het gevolg van vele ondervinding is.
Ik kan derhahe ook verder niets bijvoegen , dan naar de Duitscho werken oyer dit onderwerp te verwijzen , Tvaarvan mea het voornaamste in WAtniBCEB's Therapie , Vkit's FtierHerknnde .Aniioy's Handbuch Jur pJerdtärtz.K en Rittea's Kan J und verkauf, München euz. , viudt.
Fan de mondklem.
» Ondet Uen paarden, welken de inondTilem ooerho/nt, «norden over hei algemecn , bij de aanicending der doelmatigsto hulp , slechls twee gered.quot;
Onder de gevaarlijksle , men mögt wel zeggcn , in bet algomeen altijd doodelijke ziekten der paarden , behoort de mojidklem , ook krampacbtige verstytingof regtstijvigbeid genoemd.
Hare benaming heeft betrekking tot den gesloten bek , de kramp , die zieh oyer alle spieren uitstrekt, en de stijf-heid en uitgerektbeid van den hals , de romp en ledema-ten, welke in dezen toestand in eene regte rigting sqb
231
uilgestrekl en ket ligchaam eeno oubewegelijke houding doet aannemcu.
Het is eeue ziekte, welke beslaat in eenc Toorldurcnde krauipachtige zaiaenUekking der spieren, waardoor als-dan, lietzij allecn de spierea Tan den kop en hals, of ook terens yan de ledematen quot;worden aangedaan , en dus eene raeerdcre of mindere onbeweeglijkheid en stijfheid dezer deelen veroorzaakt ; Tvelke krampachtige tezamen-Uekking gcgrond is in eene ongeivone prikkeiuig of ver-keerd geslemde werkiiig der zenuwen.
Zij overkomt de paarden in alle leeftijden en in alle saizoenen , maar zij Terschijnt noglans zelden bij jongen. Paardcn , die aan dezelve geleden hebben , Tervallen b^ voorhandene oorzaken daarloe, reel eer dan anderen \vo-dejotn in dezelve.
P;iarden Tan een zeker ras , lijden meer aan deze ziekte dan andere Tan eene gemeene sooit. Ook komt zy nio-uigrnldiger aan de zeekuslen en bij groofe rivicren, dan op het droogc land Toor (I).
Het is opmerkensiTaardig , dat Tranneer men de mond-klem , bij het eene of het andere pa aid waarneerat, ter-Belfder tijd geivoonlijk meerdere daarvan orervallen worden , zonder dat de rieken ergens eene gemecnschap met cdkander gehad hebben; ja, zelfs urcn en inijlen Ter ran olkander verwijderd zijn , Tolgens welke Tvaarneming, Indien dit Terschijnsel niet blout toerallig is , men bijna geregtigd zon zijn te gelooTCn , dal de uaaste oorzaak daarloe , ook in de Incht of andere plaatselijke omstandighe-den , gezocht moet TTorden.
Gewooidijk gaat de moadklem Tan eene , alllians in
(J) De oonaken daarran moeten daarin gfEocht worden, dat paardon van eene fijne opperhuid en fijn haar, veel spoedtger koude Tatten, dan paarden van eene gemeene soort met eene dikke opperhuid en Teel sterk haar , en dat de lueht aan zeeen , riTieren en wateren , doorgaans vochtiger en kouder is, dan op droogen grond ; Tan daar ook dat paarden in waterrijke »treken , Teel meet dan ia drooge, aan eene beletle huiduitwaseming bloot-gesteld zyn.
Aanmerking tan deft Iloogduilschen Fertaler.
232
den beginne , zuivere loiijjonlsleking rerzeld , welke som-wijlen zieh met cleze ziekte legelijk yertoont, of zieh cerst in liaar beloop ontwikkeld , wannecr de kramp ook het middenrif, het hart en de groote Taten , aangetast heeft,
Dan eens worden de k.iauwspieren , en doorgaans de kop en hals der dieren , het eerst door de Terslij vingskramp aangevallen , lerwijl dezelve van voren naar achteren overgaat , dan Avederom vangt dezelve van de achterste ledeinaten af aan, en gaat over naar voren.
Alvorens dezelve echter nog de rug- eti ledenspieren bereikt heeft, ontstaat die reeds in het algemeen aan do kaauvvspieren en den kop. Van welke zijdc nogtans de kramp ook beginnen mag, altijd zijn de kaauwspieren en de spieren van de achterste ligchaainsdeeien en de staart, mede het eerste door dezelve aangevallen , en als het ware de voornaaraste lijdende deelea.
Be eerste teekeus dezer ziekte worden ligt Toorbij ge-nien , en zijn, — daar dezelve gelukkiglijk zelden voor-koiut , — aan velen geheel onbekend ; zelfs de ervarenste paardenarts neemt dezelven dikwijls in de eerste oogen-blikken uiet waar , wanneer hij het dier, niisscliien uit gebrek aan tijd , niet naauwkeurig bescliouwt, en die loeirens slechts naar de e*aimnatie van den oj)passer be-oordeelt , die hem, uit onkunde, een geheel valsch verslag daarvan geeft. Een bewijs te meer, dat de veearts zieh «oDKiijk enkel op zieh zelven on zijn eigen onderzoek der «ickten van de dieren en derzelver oorzaken verlaten , en uiets anders dan alleen zijne eigene oogen, zyn eigen gevoel, vertrouwen moet.
In het bijzonder vestig ik de aandacht daarop , dat toch vooral de paardenarts, bij veiwondingen derpaarden, al waren zij nog zoo onbednidend en na de geringste operatien (1) het zieke dier in het oog houde , en tot na de ontstane
(I) 1k heb de mondklf-tn bij paarden lien ontstaan, na kleine * op »ich zelve geheel onbednidende verwoudingen en operatien . coo als b. t. na het leggen van eene fontanel of het trekken van een etterbaud, en zelf» na zeer onbeduidenda wonden aan de huid«
Äanmerking van den Uoogduitschcn Verlaler.
233
citeriii;» dagelijks ouderzoeke , inzouderlieid wanneer dd iiioudkleiu , op deazelfden tijd reeds meerdere paardeu oyerkomeii is , leu einde aldus , dczo zoo üioeijelijk Areg te nemen kwaai, tlie dikwijls zelfc na de kleinste en on-beduidendste venvoiidiiigea , versciiijtit , dadelijk by der-zelver outslaan , op hot spoor te konien.
De ziekle begint daanuede , ook dau wanneer de Ter-stijvende kramp, de achterste ledemateu lict eerste aau-grijpt , dat aan lietpaard , bij hetkaauwen , hetwelk moei-jelijk vooiquot; iielzelve wordt , en eenige iuspanuing schijnt le Torderen , speeksel nit dea bek loopt, en de punt van den neus door eene kraiap overvalleu wordt, die den neus-gaten eeue ineer drieiiockige gedaante geeft, dat voorls de blik van hct dier meer of minder star wordt, en eene eigenaardige angsl, drukking, en oiigcmakkelijklieid ver-raadt , terwijl biniieu korteu tijd ook lict oog ontstokeu schijnt , en meer of minder oabewegelijk Avordt. Byua tegelijker tijd, (al vaugt de kramp ook van voren aan), wordt de staait daarvan aangegrepen , en gslijk gewoon-lijk gcscliiedt, naar eene zijde gebogen. Tevens wordt de bewfeging met de achterste llgckaauisdeelea gespannen , de gang is breed en gescliiedl met nioeite , do rug- cn landen spiereu worden vervolgens stijf, ende verstijvendo kramp overvalt dan Jiet eerst liet voorste gedeelte , alwaar de ooren , de punt van den neus , de spiereu van den kop en den hals, eerst stijf en oubewegelijk worden, of da-zelve grijpt eerst bij voorkeur , liet achter gedeelte aan , wanneer de achterste beeuen , even als de staart , door de kramp steeds meer aangevallen worden; zoo dat ze ge-heel stijf en oubewegelijk staan , en de gang sleclits met van elkauder verwijderde beeaen , waggelende en met vele inspanning, gelij k ook onder veelpijaen groote benaauwd-hedea geschiedt. De kramp bevangt dan, onverschillig of dezelve van voren of van achteren kome , bijzonder de kaauwspieren, en de beide kaken worden van minuut tot mjuuut , steeds meer op elkauder vastgeklemd en gesloten , deoogen worden star, oubewegelijk en ontstoken , de ooren geheel stijf, en hoe meer de kramp over de borsl en den oudcrbuik vordert, en de inwendige deelen aantast , hoe
234
meer Let ademlialen ängstig en ras wordt, tenrijlde bnik-spieron daarbij ecu band Tonnen van de eigealijke ribbeu af tot ia den ointrek der zijden j do uitgeadeinde Iticlit is Toorts heel , de ncnsgateu blijven daarbij oabewegeiijk , in eene driehoekiye getiaaule gelrokken , staan ; liet neusvlies is zeer rood , en de toovallen eener long- en middemifs ontsleking , (men zie daaroier bet Toorgaaude hoofdstuk üuntrenl dezc ontsleking) die uieeslencteeis de begeleidster van den mondklem is, (inzonderheid bij vvel gevoede en volbioedige paarden) worden steeds blijkbuarder. De kramp gaat dan geweldig en ra* re id er voort , en ncemt in he-riglieid steeds meer toe , dermale dat liet dier op liet einde , eren als een honten , gelieel sl'yf paard wordt , waarbij nogtans de roorsle beenen, onderalle omstandigheden, steeds nog meer beweegbaarheid behoud.'u dan de achterste.
Er ontstaat wijders iievig ZHX'et, dat spoedig ijskond wordt, en gecne belerschap te Aveeg brengt , de onllasting van dreksloffen en pis is beleuimerd; de eerste zijn geheel hard en klein gebald ; de laatsle is bierbruin of ook som-Ißds zeer helder. Mel de kramp , die alle spieren stijf en «nbewegelij k maakt, neemt de äugst, de onrust en waar-sciiy nlijk het gevoel van den aannaderenden dood bij het paard toe, de kaken staan dan vast op elkander , en men is mel geene kracht in de wereld in staat, dezelve vaja edkander le verwijderen , indien men nict de kaken zelre wil in slukken breiten, de staart staat nilgeslrekt en mees-lendeels naar eene zijde gebogen , hot dier is geheel niel meer ia staal zieh te bewegen , necint mel de achterste beenen eene ftll^jd breedere positie aan , d« hals staat geheel stijf en onbe' wegelijk , even als een pijpearoer , regl uitgeslrekt; het kan den kop noch in de krib noch in den drinkeminer bren-gen , maar hondt denzelveu slechls regt nilgeslrekt voor eich heen ; er vloeit eene uienigtc speeksel uit den bek , die al taaijer en dikker , leu laatsle ly mächtig in draden gesponnen wordt en eene kwade renk aanneemt. Wordt dan geene luilp door de kunst verschalt, die bij allevlijt en de beste behandeling , zeldenvoigl, dan sterft het paard aan deze gevaarlijko ziekte.
In het begin der ziekte toonen dc paarden nog groolen
235
lust tot eten en drinken , genieten ook allrjd , zoo lang van beiden nog iets als de bek niet geheel gesloten , en de long niet van de kramp aangetast, en geheel stijf is , of zoo lang niet de toevalleu der longontsteldng hevig worden; maar dan, Aranueer de oflbeschijfelij ke angst der dieren en de koorls toeneeint, weigeren zij alles , en zouden niets gebruiken , al Averd de bek ook voor een oogenblife wederoin geopeud.
Onder deze toevalleu , houdt de ziekte bij tijden tot orer den 14den dag aan , doch bij de tneesten wordt zij vroeger , bij soininigea reeds van deu 5den tot den 7den dag beslist; of boveu de 14 dagen , houdt dezelve niet aan , zonder dat de dood ten gevolge eener rotkoorts , of de beterscliap onlstaat. Ongelukkiglijk gebeurt maar al te dikwijls het eerste , vraarover men zieh bij het gebrek aan alle voedsel , bij de groote vermmdering van krachten , en bij de zoo hcvige koorls , geenzins moet vervvouderen.
De polsslag is bij den aamaug der ziekte onderdrukt , wordt vervolgens hard en onregelmatig; en de slag vanhet hart ' is meer of minder voelbaar , naar de meerdere of mindere sterkle toestand des paards.
De oorzakenvan den moudklcm , bestaan , rolgens mij-ne ondervindiug , meestal in eene belette huiduitwaseming of in eene verwonding.
Wat de eerslgemelde oorzaak aangaat , zoo vindtdezelvo b§ het paard , dat in onze dienst zeer dikwijls verhit eu wederom snel afgekoeld wordt, veelmaals plaals , en is zelfs yoorhanden , iranneer de eigenaar en oppasser van het dier , die daaraan gewoou zijn, het geheel nog ver-moeden , en bij het ziek worden van het dier niets van gevalte koude vveteu willen , cm dat beide zieh deze oor: zaak alleen op eeno ruwe wijze , als aanleidiug eener aiekte kunnen voorstellen ; terwijl tocli slechts eene door ons niet bomerkle storing van de huiduilwaseming , daar-toe noodig is , tlie vooral bij paarden met eene lijne huid en fijn haar, (dus bij alle paarden van een goed ras , welke nog heviger aan de mondklem lijden dan paarden Tan eene gemeenesoort) , zoo menigvuldig voorkoint: bij voorbeeld, wanneer zij maar zonder bedekking uit eeiien warmen stal ,
236
mi do koiulc luciit gobra-jt worden (1 ) , voornamelijk ge1-durende liet rij(islif) dex- -verliariug ; zeifs kan het paaid , •loor eene onderdi uktc liuidailwascmiug in den stal , dien het geheel uiet verlalen lieoli,, nit tliea iioolde eu op deze Avijze , de krampverslij vifig bekomea, even als liet up de , te zijuer plaatso aaugetooude wijze, het kolijk krijgca , eu ook zouder den slai le vcrlateu , bevangen kau wor-uoji. (Men zic de hooftlslukkeu over beide ziekleuquot;).
In alieti gevalieu yeron derstelt Avclligt ecliler het nit-breken dezer zickle , ook bij de gedachte omstaiidiglie-den , eetien geheel bijzondeieii aaaleg ran liet ligcUaam , eejic eigeuaardige gevoeJigheid der zenuwea , die vvij nog uiet genoegzaam kennen , daar het dier anders even goed , ua eene gestoorde luiiduitwasemiug, in andere aickten , zoo als , bij voorbeeld , iiet kolijk , de longont-stekiug , de bevangeulieid, de doniuie kolder eaz. kon vex pallen.
Met is allezins helzelfde geval , yranneer de mondklem, jia eene nitwendige yerwondiug ontstaat; ook dan schijnt
M:;n beware hier niot, dat hot paard daartoo le hard , te weinig ^evotilig en prikkelbaar zy , daar hut immers in hat vrije , ewen xeer aan do afwisstding van den dampkring blootgesteld is • r.onder penige andere bedekking dan deszelfi haar; wart men vergeet bij deze tegeuwerping , in het oog te houden , dat het in den staat van vrijheid, ook niet zoo verwend is geworden als door onze oppassing , en de alwiäseling van den dani()kring ook niet zoo snel op elkander volgt , dan wanneer men een paa.'d uit eenen warmen stal , alwaar het bovendien nog met dekken behangen was, in de koude lucht brengt, zulks nog des lu moer, bij eene bi-handeling , waar men den staat van het paard, nltijd glad en glanzig Iraoht to houden, en de verwisjeliog van hot haar, door schoonmaken en roskammen, zoekt le bespoedigen ; daar gt; ofschoon dit laatsle een bewijs van eene goode oppassing eij , het fiogtan» physiologisch uilgemaukt blijft, dat het a) te veel l)cs|)0:'digde verharen der paarden en de verwijdering van het oud haar in de lente, alvorens nog het nieuwe haar deszulfs be-hoorlijke ontwikkeling en vorraing bekomen h-hba en iiet weer warm geworden is , do gezondheid van h'it paard benadeelt , en tot eene ligte onderdrnkking der hniduitwasemirg aanleiding geeft, waaruit vele ziekten der paarden ontstaan.
Aanmerking van don Jloogrluitschen Vertaler.
237
tleze zieklc hären gronrt tc hebben, in eene geheel ei-gendommelijke gevoeliglieid der zennwen, en niet alleen op eerie slechts halve doorsnijding eener zenmv te berus-ten , gelijk men gewoonlijk aanneemt; daar dergelijke , enkel ten halve plaals gehad hebbende insnijdiugen eener zenuw , nienigvuldig voorkomen , zonder dat men daarom de klem ziet oatstaan. Hier komt no;} bij , dat de mond-klem niet zclden , na geheel onbedaidende verwondingen Toorkomt, bij welke geene aanzienlijke zennw-takken , noch ten halve , noch geheel doorgesneden zijn geworden,
Bij wonden, voornameiijk na iiet treden van een spij-ker in den iioef, na eene vernageliiig , komt de xnondklem het menigvuldigste voor , en wijders verschijnt dezelvo na het Gastieren , en zeli's ook na het angliseren , doch na de laatste operatic , zeldzatner dan na de eerste. Ik lieb dezelve noglans ook na zeer geringe hnidverwonding zien voortkomen , terwijl daartegen dieren , bij zeer aanmerko-lijke wo nde n , vooiuaaielij k van znike deelen , die zeer lijk aan zennwen zijn , en waar ik de verschijtiing dezer ziekte zcker te gemoet zag, daarvan bevrijd bieven.
fiel uitbreken derzelve, gaat, na eene verwonding, niet allijd het ontstaan der elteriug vooraf , maar verschijnt doorjaaas dan eerst wanneer deze bijna geheel genezen is.
Waarom intusschen de mondldem , ook na alle soorien van verwondingen , niet zoo menigviildig verschijnt , eu waarin eigenlijk dei zelver ware en naasle oorzaak gelegen zij , is nog met geen zekerheid bekent. Weliigt ontwik-kcldzicii bij de verwonding , tijdens het lijdperk der ette-ring, eene smetstof, welke eene nalt;leelige uitwerking op hot zenn wgestel nitoefend , door de gevoeliglieid derzelve slcrk op te wekken en als een gevolg de krampachtige zamentrekking der spieren veroorzaakt , waar toe misschien andere ons nog onbekende oorzaken, gelegen in de weers-gestekllieid cnz. het hnnne bijdragen.
De voorspelüng bij de mondldem kan nooit günstig zijn, en het allerminste niet , wanneer de bek van hetdierreeds gesloten , het hart , de groote vaten reeds door de kramp aangedaan zijn , (hetgeen de kloppende en somtijds op-
238
houdende slag yanhetzelve, de groole bcnaauwdheid Tan het dier euz , verraadt) , eu de ziekte reeds eenige dagen ge-duurdJiecft; Ayijders, vvanneer dczelvo , zoo als slraks aangeinerkt is , na eeue uitweudige ycrwonding ontstoud , waar zij zeker meesteutijd onvoorwaardelijk doodelijk is , als mede ingeval zicli eiudelijk reeds een loeslaud voordoet, met welk karakler , do mondklem zelden of uooit le rer-lielpea is. Het meest laat zieh derzelver heislelling nog liopen , wanncer men dadelijk bij hare eerste verschijning , ik zoude #9632;vyelkaast zeggen , bij iiare outvvikkeling , tot hulp geroepen ivordt , de ziekte, uit eeue onderdrukte huid-uitwaseming outstoud , en men onTerwij id alio doelmatige middcleu aainvendt: lioewel ook dan nog derzelver afloop , altijd nog zeer twyfelachlig blijft, eu des nietlegenstaande nog de mceste keeren ongelukkig uitvalt.
Zells dan vvanneer zieh gedurende derzelTer yerloop , eenige teckens van belerschap Toordoen , de bek wederom een weinig ineer geopend kan woiden en de kramp van de spieren ia het algemeen eenigsins gevveken scliijnt te eyn, mag men ecliler do berstelling van het dier nog niet met zekcrheid verpachten; want gecue ziekle stort , naar inijne oudervindiiig , ineer in dan lt;ie mondklem. Dis , welke men , volgens alle opgekomene teekenen , reeds heden ge-Icoft gercd to hebbeu , zijn morgen sieker dan ooit.
Hot is intussclieu merkwaardig , dat zieh bij de mondklem , somwijlen , vooral 'savonds , eenige beteischap voordoet , Tvauneer nogtans , over het algcuieen, alle andere ziekten heviger wei den , tervvijl 's morgetis wederom alle toevailen van de bedoelde klemming verergeren , hoewcl inen bij de overige ziekten . gevvooniijk dan eene vermin-dering van het lijden bemerkt.
Zoo lang dus de beterschnp met gedurende eenige dagen stand houdt, en steeds toeneemt en bevestigd wordt, heeft men ook geone voidoende reden , om de genezing te ver-wachten ; zeils in hol bedoelde geral, gaat de genezing slechts langzaam vooruit, en men moet de geringste be-lemmering der huiduitvvasendng , die bij de algemeene zwakte gedurende de herslelling, zoo ligt volgen kan, op hot zorgvuldigste zoeken le vermijdcn , ten elude men
239
geene nieuwe instortingen krijge , welke dan altijd onge-neeslijk ziju; waarom ook de stal vau zoodanige herstellende paardeu, steeds matig warm en geheel yrij yan togt gohouden , iiet dier in liet begin sleclils met groote voor-zigtiglieid en iieel langzaam in de lucht gebragt, en ook daarna zecr sterk met stroowisschen oyer bet ganscho ligchaam , gewreven moet worden.
Bij alle aangewendo doelmatige middelen , doet zieh de beterscliap eei st den 3den , 5den of ook wel den 7den dag , na de cerste aanwending yan hulp , yoor. Paarden , die van de eerste hulp afgerekend , (welke , gelijk wij straks vernemen zullen, in mime aderlatingen, zeer prikke-londe fontanellen enz., beslaat) den 7(leu dag', nog zon«ier alle beterscliap blijyen, komenbrjna altijd aan deze ziekte oin. Hetzelfde lot tieft dicgenen , bij welke een rotach-tige toestand of eene rotkoorts onlstaat , eu die, bQ welke, de kramp hot hart, do groole yaten eu bet mid-denrif aangelast heeft. Over bet algemeen kan men aan-nemen , dat onder 10 aan de mondklem Igdende paarden, zclfs bij de doelmaligste en dridelijk bij de verschijning dor liekte aangeweudc middelen, slechts 2 gered worden , uaar welke otideniuding men zijne yoorspelling moet ia-rigten.
Zonderling is het voorts , dat bij de sluiting yan den hck soms de fontanellen en baarsnoeren , zeer goede etter voortbrcngcn , opgezwollen en sterk ontstoken zijn , oogen-schijnlijk eene goede afleiding daarstellen en toch door geene beterscliap acbteryolgd wordt.
Wat nu dc genezing dezer moeijelijk en zelden weg te nemen liekte aangaat, zoo kan men dezelye telkens mot eene zeer mime aderlating nit beide halsaderen tegelijk beginnen ; waarbij niet zoo aeer de ligchaamsgesteldheid , noch de ouderdom , maar de meer of mindere ontsteking-achtige aanleg vau bet dier , eu de duur eu beyigheid der ziekle, tot maatstaf yerstrekt.
Hoe heyiger hare toevallen ziju , hoe meer bloed men aftrekken moet, en zelfs tot Ilaauw worden too , zonder zieh naar zijnen ouderdom te rigten ; want in eene ruime en sacilc outlasting vau het bloed uit beide halsaderen
240
te gelijk , is alleen bij deze , iu den beginne altijd zuiver ontstekiugachdgc ziekte , nog iuilp te verwaciiten , gelijk mij zoo Tele #9632;waaniemingea geleerd liebben. Zoodra de aderlating gedaan is , welk , ik iierliaal bet nogmaals , bijna niet ruim genoeg zijn kan , inoet men zieh liaaslen , om dadelijk ook eene fontanel aan de borst te zetten , die men door bet losmalten der liuid in den geheelen om-trek , en bet ingielen en iuwrij ven in de quot;wontie van 1 tot 2 onsen terpen I ij uolie , zeerprikkelend xnaakt , lenyijlmeu tcvens aan iedere zi'jile \an lt;len hals , een baarsnoer moet ti ekken , welke men ook door lief losstooten der bnicl in den cm trek , en bet ingielen en iuwrij ven van 1 tot 2 onsen terpentij nolie , goetl prikkelend maakt.
Is ook dit gescbicd , dan bicugt men liet zieke paai'd in eenen warmen slid , ombangt bet met dekens , en plaatst eenen emmer , waarin men eene goede boeveelbeid booi-eaad met kokend water algetrokken beelt, onder den hals, en twee dergelijke onder den buik, welker damp en wasem men daai door vermeerdert , lt;lat men bet gc broeide booizaad, met eenen stole omroert, envantijdtot tijd gloeijend gcniaakte tigcbelsleenen in den emmerwerpt.
Hoe sneller overigcus iiet adcrlaten , de fontanel , de haarsnoeren en de damp- en wascmbadcn elkander op-Tolgen , ik zou bijna zeggen , to gelijkerlijd aangewend worden , iico eer bet dier ecu slerk zweet bekomt, dat men door de voorlgezclle damp-on wascmbadcn , ruim 24 men onderbouden moet : binnen welken tijd men aan betzelve , wanneer de belt nog eenigzins geopend kan worden , en niet ook reeds dc gciicelc long stijf en door de kramp aan-gedaan is , zoo dat liet slikken nog mogelijk woidt , alle 2 ä 3 uren de volgende drank ingeeit;
Men neme daartoc:
Salpeter , 3 onsen ,
Ramfer , ^ lood
met eene kan vlicrtbec , of in geral men aan bet dier be-ter, eene likking kan doen gebruiken , met 1 ons valeriaan en een wcinig ineel en water, tot een zoodanige likking gemaakt. Met dit middelgaat men , zoo mogelijk, in de
241
«erste 24 uren, alio 2 a 3 uren Toorl, en yennindert langzaam lilenuedo , uaar mate de lierstelliug vordert.
Te gelijk dient men aan net dier yan tijd tot tijd klis-teren ran kamillen thee toe, Avaarin | loot -d ssa fcetida (duivelsdrek) opgelost is geworden (I). Is de bek reeds zoo gesloten , dat hei gelieel niet meer eten , zelfniet eenig meel met #9632;water , nemen kan , dan moet men aan hat dier tcvens van tijd tot tijd Toedende klisteren Tan dik meel-water en eijeren geven.
Is het z^veeten voorbij , dan irordt liet paard oyer liet gelieele ligcliaaiu met stroowisschen , inet kracht droog gewreven , en vervolgeiis het onderstaaiid mengsei längs de kaaiiAvspieren en de niggegraat , Tan de schoft af tot den «oitcl yan den staart toe , met wollen läppen ingewreven.
Tot dat eindc neme men;
Terpentijnolle , 4 onsen.
Geest Tan Kamfer , 3 onsen.
- - Hartshoorn , 1 ons; of men neme :
Ylugtig Snieeisel, 6 onsen , en
Tiuctuur Tan Spaansche Vliegen , 1 ons.
onder clkandcr gemengd; waarvan de inwrijring van tijd tot tijd, b. t. van 3 tot 3 uren, herhaald, terwijl de damp- en at.nserabaden , zoo veel mogelijk , onophoudelijk voorlgezet worden.
Bij deze haudelwyze wordt dikwijls de genezing bewerkt, zoodat het dier van dag tot dag den bek eenigzins meer openen kan , wanneer men dan ook slechts 's morgens en 's avouds , of ook wel maar dagelijks eenmaal de aange-vvezene drank of conserf herhaalt , en ook , naar mate van de omstaiuligheden , geheel daarmede ophoudt, Indien liet dier reeds wederom een weinig begint te eten , daar het anders de eetlnst door de geneesraiddelen bedorven wordt. De inwrijvingen van de niggegraat moeten nog-tans , tot aan de volkomene beterschap , nog dagelijks ten
(I) De Atta fcetida, moet met leer heet waler in eenen steenen vijsel, onder gedurig wrijven , opgelost worden.
Aanmerhing van den Iloogduitsehen Vertaler,
242
miuste eenmaal yooi tgezet , en de fontanel benerem de haarsnoeren , meer dan drie wekeu , in etteiing ouderliou-den worden,
Wijders iuoet ik nog aanmerken , dat mij de mest- , of in den zomcr ook , do aarde- en zaiidbaden, groole uiensten bewezen liebben , en ik zoowcl daardoor , als door eene riiinic aderlating eu de opgcgcTene fontanelleii, me-iiige aan ue mondklem iijdeude paarden gered heb, Toor welker iierslcliiiig ik reeds alle hoop opgegeven had. Beze baden werken bijzonder hcilzaam , wauneer men liet ran de momlkicm aangetaste paartl, dadelijk na de gedane adeilating en aangewende lontanel en haarsnoer , tot den kop toe in de mest zet , en hem dan nog — in zoo ver zuiks mogelijk is — de 02)gegeveiie diank oflik-küig ingeelt , wauneer hol dan in een buitengewoon hevig zweet vei vall, waardoor in inenige gevallen de herslelling verwekt woidt. Het paaid moct echter ruim 24 uren in de mest ol aardc bcgi arcn blijven, vervolgens met stroo-wisschen goed dioog gewreven , met dekens omkangen , en in eenen warmen slal gebragt worden.
Eeuige malen iieb ik ook met vrucht eeue fontanel midden op den niggiaataaiigcwend , en die door bet losmakcn der huid in den gelieelen omlrek , alsmede door hot in-gieten van terpenlijnolle in de wond , goed prikkelend ge-maakt; Tennoedelijk wcid daardoor de ontsteking van het ruggemerg af eu naar do nitwendlge deelen geleid. Iht middel is mij dikwijls van nut geweest , en heeft hot dier met de overige middelen hersteld.
In die gevallen waarin men aan hot dier niels meer in-geven kan — zoo als gewoonlijk gebenrt, oui dat men in den beginne deze gevaarlijke ziekte miskent, en den paan-denarls te laat tot hulp roept — moeten de nitwendige middelen de herslelling , voor zoo ver die nog mogelijk is, alleen te weeg breiigen, gelijk lij naar mijne over-tniging en ondervinding , over het algemeen , de gewig-tigste voor de genezing dezer gevaarlijke ziekte zijn. Zoo lang het dier maar nog cenigzins slikken kan , alsmede ge-durende deszelfs beterschap , geve men hetzelve zeer dikwijls laauwo xneeldiank in, doch gebruike daarbij inaon-
243
derlieid de vooi zorg , deu emmer voor lict paard niet aan de kiib te biudcii, dewijl liet anders deu kop meuigmaal daariu steckt, eu zij u smerig speekscl in het driuken. laat vloeijen ; Iietwelk liet dan uiet meer zuipt , gelijk men in liet algemeen , uit dien zelldeu hoofde , de meeldiank steeds #9632;vernieuwen moet.
Daar waar de lilem in den bek , na eene uitwendige verwonding , ecu spijker in den Iioef,of andere sleek-of sckietwonden , liet castrercn of angliseren , ontstoud, moet ook gelieel dezelfde handelwijze in aclit geiiomeri worden , zoo als boven opgegeven is , doch te gelijkertijd belxoort op do verwonding zelve , de mcesle aandacht gevestigd , eu dczo voor ailes verder geopend en op uieuw onderzockt te worden , of niet nog vreemde ligokamen , beeiispliulers ena. achlergebleveu zijn , de etter , Avauneerdo ivoud reeds in eltering is , eeneu vrijen «itgaiig lieeft , eu niet soms pczen en zennvven slechis ten halve doorgesnedeu en door derzelver uitzelluig en spanning , de pijneu venneerderen ; ai hetgeen door iiol gebruik van de sonde en bet mes op , nicnw onderzockt, weggenoineu en doorgesnedeu , alsinede de woud vergroot moet worden.
liovendieu wordt liet gewoiidc deel met laauwe melk , verzaclitende eu pijnslillende lasiawwarme afkooksels van altlica , vlierbloemen , wolkruid , lijuzaad, bilzenkruid en gestasnpfe maaukoppen , ouopkoudclijk gebaad , gestoofd enz. of met verzaciitende pappeu , lig! eu los verbonden , ten eiude de eltering zoo spoedig mogelijk daar te stellen.
Eij de onliediiig der aan dezo ziekie oingekomene paar-deu , waarmede zij dikwyls eindigt, vindt men op enkele of meerdere pJaatseu , liet ruggeinerg meer of minder ont-stoken , met bloed opgevuld, eu met eene geleiacklige stof overtrokken , hetwelk zieh dikwijls ook toi iu de omhul-lende vliezen der zenawen veispreidt. Vooral vertoont zick up eeuige plaatsen de mergaclitige zelfstandiglieid met bloed gevnid , en zelfs uilstortingen van bloed. Wamieer de longen mede ontstoken ziju geweest , zoo als dikwijls gebeult , dan vindt men deze opgezet , vol zwart bloed , en aan eenige plaatsen door koud vuur aangedaan. Bit is ook het geval met de lever , voornamelijk wanneer het
244
dier eerst later slierf, en de rolachtige toestand reeds begonnen was; tenvijl de spleren tot na den dood verstijfd blijven, iudien de kramp tot aan dezelve heel't voorlge-duurd , »eshalye men den hals en de ledematen geheel stijf, hard en uitgeslrekt, ja zelfs gt;vel het doode dier op xijne Tier uilgestrekle beenen staan vindt. Het kadagt;er zweit en gaat spoedig tot Ter rolling over.
Aanmerldvg van den Ifoogduitschen 7^°rtaler.
Bij deze belangrij.kc , geheel nit de nalnnr genoraene aanmerkingen , zoo wel gt;vat de kenteckens , liet heloop, als de zelden le hewerkene genezing belreft, Toeg ik nog slecbts de opgave der Dnilsche litleratuur, die in Yfat's , Waidiitger's , Am^ios's, Rohltve's , Tesbeckek's en andere werken beslaat , en maak inzonderheid opmerkzaam op een klein gt;verkje over den tnondklem der paarden , Tan den Hr. Boblifas , Eoclor der Yeeartsenijkunde en Opper-Veearls in liet Torstcndoin Dessau, Leipzig , bij Kollman. Ook Tindl men eene zeer belangrijke beschrijving deger ziekte in mija Allgemeinen Thierärzt. Leipzig bei Seeger.
Van de dampigheid of kortademigTteid.
» Be korlariemighrid oj dampigheid der paarden , ondersieh meestal eene roorafgcgane, ofschoo» ook door ons onopgemerkte ware of talsche longonist eking.quot;
De dampigheid , aanborstigheid of kortademigheid der paarden , is een langdurig lijden der longen , dat veelal het geTolg Tan eene Toorafgegane ware of onTvare loiig-ontsteking1 is , en in eene Taslhechling en zamengroeijing der longen met het borstTlies , in eene Terharding der Ion-
245
jjen , in vrerkluiglijke gebreken van liot hart , de groole vaten euz. bestaal. Paardeu welke veel grof yoeder eten , lijdeu vooral auu kortademigheid , daar liet iniddeurif bij de boveudien reeds gebrekkige uitzeüiug der lougeu , bij het iuiidetaeti uiel zoo goed wijken kau; terwiji ook bij het in en uiladeuaen , de buikspierea zicU met meerdero of mindere hevigheid bewegen, lielgeen in eenen lioogen graad der ziekte , dikwijls zoo aanmerkelijk is, dat daar bij hel geheele ligciiaam in beweging gebragt wordt, en men als hel ware het moeijelijke voor- en achlerwaards gaan Tau het middenrif, van bullen ziet, daar deszelfs beweging den onitrck der flanken , uu opwaards dan ueder-#9632;waards doet gaan, ja het dier zelfs voor- en achleruit stoot.
Eene andere soort van dampigheid , onlstaat in vele ge-vallen daarult, dat bij wel gevoede eu vverkloos gehoii-«lene , ten minste niet aan snei loopen geweude paarden, zieh eene menigte slijui in de fijuste takken der luchtpijp ophoopt, deze verstopt , en zoo het vrije uit- en inadumcu bezwaart. Wij zien uit dien hoofde demeeste welgevoede , zwaarlijvige eu dikke paardeu , die gedurig maar eene langzauie beweging hebben , zoo als b. v. ouder eenen ouden voorzigtigen ruiter , de paardeu dor molenaars , die •wel gevoed worden en in eeuen gedurigen langzameu gang voor dcu wagen loopen, zwaarlijvige land-vocrmans paardeu enz. , aau deze soorl van dampigheid , door eene verslijmiug der lougen lijden, gclijk over iiet algeiaeen ook paarden, die dik en vet zijn en weiuig beweging hebben , in dat geval kunnen verkeeren.
Dikwijls kunnen deze paardeu allengskens aau een snel loopen gewcud worden , en de geneeskundige hulp bestaat dan daarin , dat bij het suelle loopen en het daarbij ver-uieerdorde inadcmen der dampkringslucht, de lougen eenigziiis gepriickeld worden , eu dat zieh vervolgens door eene meerdere zamentrekkiug eu werkdadigheid der vaten van de luchtpijp, het opgehoopte slijm door het zoogo-naarade proesten zieh outlast (1). Deze paardeu kunnen
(I) Men kan zieh ten duidclijkste, van hftgeen de schrijvet hier legt, overtuigen , by een tegenienl kavalerie, dat uit lijne
na iiiel zoo zecr damnig genocind worden , maar zij lijden slechts aan verstopping en verslijmimj in de takkeu Tan de luclitpijp , waaibij ovcj igens hunne longen gt;vel eenig-zins veisiapt of verzwakt , dock gezond kunuen zijn. Dit Mijkt dan deeis nit iiun slerk proeslcn , deels iiit Luu gezond hoesten , hetgeen bij alle wezculijk damjiige paar-den , tlezulken Jiamclijk , die aan laugdurige ziekten der longen lijilen , ontbreekt.
Het beste genecs- en Toorbehoedmiddel voor dcze soort Tan korlademigheid , is derhalTC om de paarden allengs-kens aan dit suclle loopen le gewennen , Iiun Tveinig en sleclils ligt Terteerbaar Toeder en zeli's uiaar in kleine , dock dikTvijls lierkaaldo ])oiiieu , en Jmn Toorts Aveiniy dock zeer goed iiooi le geTen.
Op dcze Tvijze worden in Engeland , de harddrarers-paaiden , tot die dienst, in bijzonder daarTOor bestcmdo instituten Toorbereid. Zij bekomen aldaar sleckls Tveinig en zaclit Toeder , zoo als genialen kaver met zemelen , en zulks 's morgens te 6 , te 9 , te 11 , te 3 en dan wedrrom 'saTonds te (5 ure , in kleine porlien, zonder ket ininste Iiooi, tenvijl zij tc gelijkerlijd 's morgens en'snamid-dags , Tan dag tot dag in srieller gangen , en op grootere afstanden geoeiend Tvorden , tot tlat zy eindelijk aan de snelste loopen gewoon zijn , Tvanneer dan Imnne opvoeding in de loop inslitnten -voleindigd is , en zij uit dezelve aan den eigetiaar terng gegcvcn , maar ook nog in dicns slal , tot aan den eigenlijkeu Tvedloop , steeds op dezelfde Tyijze
Iwarlieren op eeno excrcitieplaafs kernt, cn welks paarden (iik , Tet, maar door Je veel rust , weinifj aan liet bard loopen gpwoon tijn. I)e eeisie aanvallen, welke dan liet reffi-nient niaakt, jgt;aan dan nltijd niet heel spoedig , en na het konmiando-woord , haft, outstaat door het gansche front een pioasten en eene onllading •van süjm uit den neus . helwelk ecliter van dag tot dag, bij de Lerliaalde aanvallen, die steeds snfller en sneller worden , nl ineer en tneer vermind-rt, tot dat zulks na het halt maken , slechts nog bij weinige zeer dikke en *erslijmde paarden gehoord wordt. Dit gebeurt niet alleen bij de militairen , maar ook bij jagt- , wagen- en alle andere pnaiden , die niet asn het rassche loopen gewoon zijn gt; en bij (e veel voeder , te weinig snelle bewg'ng hebben.
Aanmerking van den Ooogduilschen Vertaler.
f
247
behandekl -worden. Eene on med I tigs melhode die men ook in dier voege, bij menscheu , die zicli tot liardloopers voriueti willen , aaiiweudt.
De kenteekeub der dampigheid en rooral van den hoo-yerou graad dezer ziekle , zijti zeer dnidelijk , en uiel te iniskenuen. ilet dainpige paard nainelijk, lioezeergelioel koorts vrij , slaal in de ilanken , en beweegt de bidkspie-ien , bij elke in- on nilademing met eene meerdere of miudere inspaiming , terwijl zieh daarby in dezelfde male , de neusgaten verwijden. Tevens wordt er bij iietuitade-mcn , aau de zijden van den buik , van de ware ribben tot in den oinlrek der flanken, eene goot of slenf, en bij hel inadeuien een band gevormd , die meer of minder iugedrukt en verheven , en nit dien hoofde im meer füin minder in het oog valiend is (1). Warmeer men het dier , z6(S door loedrukking der Inciitpyp prikkelt , dat het hoesten mod, dan is deze hoesl kort, dofenheesch, en het paard zet de borst liierop niet ait, of doetdit slcchts zeerzwak , en met eene zeer merkbare zwakheid der longen. Moet Let sael loopen, of ecnen zwaren last tiekken , vooi al berg op , dan vermeerdert de bewegiug der flanken , het opsperren der neusgaten en het yormen van eene slenf en eenen baud ,aan de vlakke zijden van den bnik , zelfs begint het dier dan ook Avel te kugchea , te snuiven en eenen rogchelenden , fluitenden loon van zieh te geven , hetbeeft aau al da poolen , bekomt eenen hevigen aandrang ran het bioed naar den kop, de oogen -worden even als met bloed gevnld en treden nit iiunne holten ; en wanneer men hel dier, in dieu staat, niet spoedig eonige rust geeft ,
(I) Het korte en tlofle hoesten en het {jebrok aan elt;;n krach!ig borst zetien van het pantd daarua , is eigenlijk iiet bijzondere keit-teeken der dampigheid , die uit een ineerder of minder chronisch lijilun der long onfstaal ; daar eenn bloote korfademigheid gt; een rerhindcrd in- en uitslroomen tier Incht in de long, on daarnit voortkomfiide trekken der flanken en opsperren der nensgalen, ook uit andere oorzaken, bij voorbeeld , na polijpen in de neng-en keelholte. ontsteking en opzwelling van de goot of sleuf en Inchfpijp zflvoi als mede na de reeds getnelde verslijming der takken van de hichtpijp , ontstaan kan.
Aanmerkiny tan den Huogduifsehen VertaUr.
248
dan stort het eindelijk netlor , en kan , wanueer men het nict spoedig luchl geefl door het tuig , zack'l euz. wegtenemen , eu door eeiie snelle adeiiatiiig le liuip koiut, slikkeu , of door hat springen \;ui een bloedvat in de long , of ander toeval, stervea.
Overigeus eten deze dieren nog met vecl lust , behalve dan quot;wanneer zij kort te voren in onze dienst veel geleden liebben, in gt;Telk ge\al zij veinig of geheel niets nutligen, Ook wordt telkens na het eten , voornamelijk na het genot van veel hooi, hun toestand Teel orgeren merkhaar-der ; zoo dat men zulke paarden , het beste , na den e'en , beoordeelen kan.
Behalve de werking der longen , gaan alle yerriglingen , even als in den gezonden staat, huiinen govoiieu gang ; de drekslofl'en en (is worden regelmatig outlast , slechts Let haar is geAvoonlijk stroef, glansloos , en de verharing geschiedt zecr langzaam, zoodat deze paarden eerst in het Tooj jaar beginnen te verharen, -»vanneer de gezonde paarden dit reeds lang gcdaan hebben.
De paarden legten zieh bij deze ziekte neder, doch zelden zoo, dat zij de voorbcenen daarbij onder denbnik trekken. I)e meesle dezer zieke paarden leggen allijd maar lang uilgestrekl oj) de eene of de andere zij de ; en hetgeen nog zeer op te merken valt, zulke dieren , i ollcn en gt;venteleu zieh zelden om, zoo als gt;ele paarden doen , wanneer zij, ua het onltuigen ol ontzadelen , op een zacht leger staan , of op eenen zachten giasgrond -vreiden.
Men hoort dezelven dikwijls in den slaat van rust , maar nog meer , wanneer zij snel in beweging gebiagt worden , kort, droog en dot' hoesten: eeu gepiikkelde en ziekeiijke toestand der lougeii aanduidcude , die door het verschij-nen yan andere ziekten nog vermeerderd wordt.
Bij eenen hoogeren graad dezer ziekte , is de beweging der flanken, het opsperren der neusgaten, het treksen van den band in den oinlrek der flanken , het doffe hoesten nog veel sterker ; het midden lif wordt dan metzulk eene hevigheid , bij het in-en uitademen , iroor-enach-terwaarts in beweging gebragt . dat daardoor het geheele dier g«schokt en vooiwaarts geschoven wordt, zelfsinden
249
staat ran rust; de ilauk gelijkt dau naar eeue blaas , die bij hct iuademeu opgeze!: ^vordt, en bij liet uitadenieu wederoin zameiivalt, zelfs als lie I ware , in elkauder ziukl.
Zoodaniye paarden hebbeu sleeds slroef en glausloos haar , ecu bleck en kleuiioos slijmvlies van den neus est do keel , en z'yn over bet algemeen mat en kracktelcos. Overigeus eten zij nog, leggen zieh neder, lioewel nooit zeer laug , en rollen en gt;ventelen zicli zelden of uooit. De afscbeidingen cn uitwerpiugen iiebben gewoonlijk liaii-ne natiiurlyko en gasende lioedanigheid.
Wat de oorzaken dezer ziekte bctreft , dcze zijn kicr-boven ; reeds vermeid , namely k , de eigenlijke dampigheid veronderstelt den meeslen tijd bet vooiaf gaan van eeue irare of onvvare longoatstekiag , of over bet algemeen ecu ziekelijk lijdeu der ademkalingswerktnigen, al verliep deze of dat ook onbemerkt voor den eigenaar en oppasser van liet dier, of keerde soms op die wijze meenualeu lerug. Uit haar outstond dan eeue onvolkoiuene verdee-liug , ecne vasthechting en zamengroeijing der longenmct hel borstviies , verliardiiigeu iu de longeu , eu eeue meer of miudere ziekelijke gesteldlieid , die de bedoelde ziekte • voorlbragt Eeue bloote verslijmlng der takken van de Inclitpijp, eeue oplioopiug van vet , spruit voort uiL ta veel voeder , gioote rust, weinig bewegi;ig en eeue eigeu-dommelyke valbaarhcid vaa hct dier tot vet worden.
Zeer beete en viuige paarden , zijn derhalve aan deze ziekte bet meest bloolgesleld , oiu dat zij door linn leveu- * dig temperament, zicii door bet snelle loopen of door zuare dieust, bet eerst verbitten en wederom koude vatlen , en dan door eeue geslreaide baiduitwasemiug of anders eene snelle afwisseliug der temperätuur , nagebruik van koud driuken , op eene veriiitling, zieh des teeerder eaue longoutsteking berokkeuen , die dan de danxpigiieid als gevolg acbterlaat (1)
(1) Verder kurinen eene siechte inrigting der stallen , het inade-men van onzuivere lucht, ziekelijke aandoeniiigen van da buiks-ingewanden , huidziekten , wjlke onvoorjigdg terug gedreven worden, en nog andere omstandigheden en invloeden • al» zoo velf? aan leidende oorzaken worden aangemerkt, welke de dampighairl kuaneq voottbrengen, R.
250
Hei beloop dezcr ziekle is zeer Tcrsclüliend ; er «yn paarden , die bij ceneti langzamen gang, vele jaren inet dcze zicicfe leveu kunnen *, anderen vtederom , quot;worden iti Jcorten tijd wormig en snolteiig , of sterben aan uieuwe onlstekings zieklen der long. Zij blyven altijd echter — hoo lang zij oek leren mögen—in vele opzigten , iiek , mat , en verzwakt , daar liuu gezonde longen onlbreken , die quot;voor liel algotneene belioud der gezondheid even zoo noodzakelijk ziju, als eeno regelmatigo spijsvertering; #9632;»vaut de werkingen der longen op iiel bloed is ctcii iolt;gt; belangrijk , als de spijsvertering
Troeger of later derhalve , vervaüea doze paarden in eene uiltercnde kooits , longtering , worm of kwaden droes , oader welke zieklen zij eiiidelijk bezrrijken. J)e reeds voorliajidcne verliardingen in de long, gaan tevens bij uieuwe aanleidingen tot ontsteking , ligt tot etleritig over , en breiigen eene dooJelijke etteiing in de longen , longtering , kwadon droes of worm , voort.
i)e Toorspflliug hij deze kwaal kau nooit gunstig zijn , daar ivij de zlckelijke aandoenitig in de longen niot keu-ueu , eu haar sieciits in de zeldzaamsle gevallen groudig geuezen kunnen. Ook weieu wij uiet of eu op welke wijze de lever , tc gelijk met de longen , geleden heeft, en der-zelver geregelde werkzaamixeid nog lierstcld kau worden. (I). Baarentegen kau men aanueineii, dat dcze langdu-rige ziekle , bijna altijd , ongeneeslijk blijft , de geueaing althans nict volkomeu gelukt, en de voorspelling uaar deze ondervinding inrigleti.
Tot het beproeven van de genezing belioort: 1.) De honger kuur of liever eene overeenkomstig den toestand doelmatig ingerigte leefregelkundige Terzorging en oppassing. Mot is dus noodzakelijk , het paaxd zoo wei-
(1) fie lever heoft bij deze longzifkfe altijd meer of min
der mede geleden ; van daar de gebrekkipn eetlust of het gedurige laxeren , waaraan dergelijke zieken zoo dikwijls tijden , de bieek-heid der met gelo vlakken doortrokken glijnt vliesen , het stroeve en glanslooze haar, de algemeene matheid dezer dieren en hunne nei-ging tot rotachtige ziekten.
Aantnerking ran den Uooqduitsehen V»rtdlrrt
251
uig mogelijk , en slechta xaclit Toeder, zoo als cen weiiiig ha.Ter met zemelen , zcer #9632;vreinig kooi, en liel roedcr alleeu ia kleine portieu , te geven.
Hoe ligter iiet gcvoetl wordt , des te beter is liet; wiTit daardoor gt;vortlt do working van de opslorpende Taten in liet dierlijk ligchaam liet meeste bevorderd , en daardoor de rerstoppingeu eu verbardingen nog bet eerste wegge-nomen.
Wanneer bet de omstandigbeden van den eigenaar ver-oorloven , bet zieke paard in de lente te weiden op een droog en bergacbtig land , dan is zulks een voornaatn geneesmiddel; zoo uiet , dan doet ten minste de voedering in bet vooijaar , met klein gesnedene hondsbloeraen en dis-telen , onder bet gewone voeder gemcngd , groote dienst. I)eze voedering , die reeds in bet boofdstnk over den stillen kolder aangeraden is , moot zoo lang voortgezct worden , als slechts de lioadsbloemen en distelen bruikbaar voorbet paard zijn Zoodanige krniden zijn in bet voorjaar ver-kieslijk , tot genezing dezer kwaal, boven andere inwcn-dige geneesraiddelen , en kunnen daarbij niet genoeg aaa-bevolen norden, om dat deze middelen zeer oplossend wer-ken , de verstoppingen in de vaten van den ondorbiufc wegnemeu , en zacbt de ontlasling bevorderen.
Bij gebrek van dit middel is bet raadzaani, cenig won-derzout op bet voeder te geven, cn bij wezeidijke hardlij-vigheid en vcrtraagde outlasting , kau men de aloe , met dnbbelzont , en andere gepaste bijvoegselsu toedienen of ook de middelen welke iu bet boofdstnk over den stillen kolder aanbevolen zijn , boewel men deze bier in eenig-zins kleiner, en meor verdeelde giften moet geven,
Bebalve bet vorenstaande , bewijst:
2. ) Eene fontanel onder den buik, en wel zoo ver mogelijk voorwaar's aaugebragt, dermale dat zij onder de borsten te leggen komt, eene groole dienst, tot do mo-gelijke genezing dezer ziekte. Doch de working dinr iontanel, die bier eene langwijlige ziekte te bestrijdon lice Ft , beboort niet vlugtig en enkcl snel prikkelend te zijn , maar eenige waken , in ettering gebouden te worden ; en daar bet dier daarbij tot alle dienst gebruikt kan worden,
252
zoo kan de langdurige aamvending der bedoeltle fontanei , alleeu ycrhiuderd wo id en door liet voojoordeel van den cigeuaar en oppasser tegen dezelve ; lielgeen de paarden-arts moet welen legen te gaan. «
In allen gevalle, gaat de genezing , Indien zij anders zoo Tolledig mogelijk wordt, dal zelden gebeult, slechts zeer langzaam voort, en men kan eerst na gt;eiloop van inaan-den , bij de voortgezeüe aanwending dezer middelen , en de leefregelkundigc behandeling , eenige belerschap van de kwaal bemerken.
Het is merkwaardig dat zelfs de groene klaver als een zeer voedzaain voeder , bijzonder günstig voor de genezing is , zoodra dezelve sleolils zeer mulig aan liet zieke dier gegeven , en het niet verder met eenig ander voeder on -derhouden vvoidt (1).
])e ontleding van dauipige paaiden leveit de voigende verscliijnsels op, De eene of de andere vleugel tier long is somtijds opgezet en vejgi oot , en heel't eene slechle klenr , tervvijl «lie somtijds vvedej oiu zaniengetrokken eu verkleind is. In beide gevailen , echier , is de long op veischillende plaatsen , met net borstvlies vastgegroeid , en hier en daar verhard. De takken der luchlpijp zijn met slijm verstopt, een slijinig voclit lieelt zieh over de gelieelelong vcrspreid , en de borstliolte is meer of minder met water gevuld.
Gevvoonlijk viud men ook ve» liardingen iti de lever , eene opzvvelling van (lit deel, en eene meer of inia ziekelijke verandering in deszelfs geluele zelistandigheid en kieur. Ook in liet darmsclieil vindt men verkardingen , en bij voortduriiig van deze ziekte , vertoouen zieh vej liardingen in de klieren , terwijl verder , eindelijk , de bevinding na den dood aan de borsten buiks iiigewandeji zeer onderscheiden is eu van bijkomende oinslandighedea aflxangt.
(I) Verder zal de geneeswijze moeten verschillen naannate de oorzaken onderachoiden zijn , welke de dampigheid voortbrengen, terwyl in vele gevailen, alwaar dezelve ecu gevolg is van weik*-tuiglijke gebreken der borst organen. aan geene herstelling of genezing te denken valt.
253
4a7imevkiug van den Hoogdnitschen Per taler.
Tenvijl ik het liier geslelcle, uit mijne veeljarigc prak-tyk , bevestige , vcrooiiove ik luij oia slechts uog op de lioilzauie werking der liongerknur opmeikzaain te maken , eu die gt;vel bijzoiuler aaulebeveleu , iu alle gevallen traar het kwaad uiet reeds zoo ver heen is , dat zicli teu gevolge der algetneene zwakle eeu rolaclilige toesland voor-doet. üok iu alle andere gevallen lieeft dit middel, iu verband met eene lang onderhoudene fontanel ouder den buik , eu hel gebniik van liondsbloeiueu, disleleu eu kla-ver. iu de leutc eu zomer , inij bijzouder goede dieusteu bewezeu, eu ik lieb door litlzelve alleen , zieke paardeu van deze soort liersteld , tot welker «jeneziug , ervareue paardeuartseu , reeds alle hoop opgegeveu liaddeu ; wes-halve ik vveusclite dat »leze geneeswijze meer iu achtge-iioiueu eri beproeld mögt wordeu.
XXV. HOOFDSTÜK.
Fan de horsiwaiei zucht.
» De boTstwnterzucht der paarden is altijd eene on-geneestijke sickle.'''
De borstwalerzucht is hel gcvolg eener voorafgegaue ware of on ware lougontsleking , eu vau eene gebrekkige en onevenredige verhouding tusscheu de werkiug der op-slorpeude eu afscheideude vateu. Zij komt niet zeldzaam bij paardeu voor , als eeu gevolg dezer ziekteu , en be-lioort ougelukkig ouder de ougeueeslijkste kwaleu dezer diereu; gt;vant men lieeft bij dezelve niet eukel met eene verzameling van water in de borstliolte, maar ook met eene zieke long en lever, en met eene ziekelijke werkiug der afscheiding en opslorping zclvc le doeu , derlialve met
254
Bene algetneene ziekle , welke om mecr dan eene reJo , uiet wey te nemen is.
Somtijds Tolgt daze ziekte dadelijk op cone longonlste-king , hoedanig derzelver karakter ook zij , of liever de longontsteking eiiidigt met haar en gaat in haar over. Nog menigvuldiger echter yeiscliij nt zij later daarna , ontstaat eexst woderom als gevolg van do loagontsteking , nit vast-groeijingen van de iongen met het borstvlies, yerhardingon in de longen enz., of zij is het gefolg eener daarbij ont-stane zieke lever, of xiekelijke gt;verkitig der watervaten on klieren in het bijzonder.
Bij deze oorzaken ontstaat aij vooreerst laugzaaai , en irordt in Jiaie eersto verscliijnsels , even zoo weiaig opgo-merkt, als de eersto ziektcu uit -vvelko zy ontstond : van daar dat wij hier en daar paardeu de borstwaterrnchl zien krijgen , zonder ergeas eene voorafgegauo ziekte to liebben bemerkt (1).
De eersle teekens van de borslwaterzuciit , geven zieh •daardoor to kennen , dat het dier gebrek aan eetlnst en vele afvvisseling in dozelvo toout, zouder dat eene jdaatso-Ijjko of algemeene ontsteking liierbij opgemerkt vvordt» Het dier komt in ^llen opzigtea vrij van koorts voor; de drekstoifeA en pis worden bohoorlijk ontlast; slechts in het zweel is het moeyelijk te krijgen , en zoodra men hctzelve in eene snelle beweging brengt , ontstaat er een drooge boost, een meer of miuder kortademen en slaan der flauken. Bij het in- eu uitudcmen, begint zieh de in het vorige hoofdstuk beschrevene sleuf, in den omtrek der flanken voor te doen , het dier «pert daarbij da nensgaten op, en is niet in staal laug suel te loopen, of spoedig ecnen bergte bekliinmen. In den bojjiune der ziekte gaat het dier nog wel üggen , doch zonder lang op eene plaats te nisten , daszelfs haar wordt stroef eu glansloos , het
(1) Daar waar wij da borslwaterrucht aantreffen, vindoti wij oöt nog eene »oortdurende tiekte der long en ook grootendeefs van do lever , waarvan de «phooping van het water in de borstholte f elochta een kenteeken is.
Aanmerhing van den floogduitschen Vertater.
253
slaat in den stal , en zclfs in de yrijeluclit , los en zij neu eigene» wii overgelaten , als ware Jiet in diepe gedachten verzonken , bij het ge?ool van iict ontstaan zijner onge-neeslijke kwaal, .
Later wordt do tong vuil, met slijm bedekt, en besla-^ gen ; do slijmvliezen van de keel en den neus verliezen liunue levendige roode kleur, worden bleck en met geel-achlige vlakken en strepea gemarmerd. Bit is niet zel-den mede het geval met het ondoorschijnend hoornvlies van het oog. lie cetlust houdt bij lusschenpoozing geheel op ; de drekstoffen zijn in den beginne hard en donker gcklenrd , iu hot vervolg dun ea stiukend De pis is wetiiig en donkerkieurig; or ontstaat (vooral ' avonds) somtijds eene koortsachtige hniveritig , die het dier zeer afmal en in eene iangzamo koorts orergaat Het paard verliest daarbij , bij toeueming, alle moed , kiacht en opgernimdiieid , en de jongste , anders' nog zoo vlugge en IcTendige paarden , staan , Eelfs by alie aanspoiiug , in het vrije aan ricli ztlven overgelaten , zouder de miaste leven-digheid. Do lioost, do beweging van den buik , het op-sperren der ueusgaten, en de sleut'bij hetiu- en nitademen, wordt sterker, en loopt zelfs in den staat van rust, in het oo;;. Het dier vaagtnuaaa met de voorpootea , ängstig en gespannen , als een bevangen paard, te gaan , bchalve dat het de beeilen daarbij niet verschnift, inaar oixler hot lijf terughondt. Voornainetijk wordt bij deze zieke paarden het gaan over den slaldreoipel , gelyk ook het bestijgen van eciien berg, moeijelijk , en nog moeijo-lijker het afklimmen van eenen berg , naardien daarbij het »rater iu de borstholle van het middeurif, naar voren gedrongen , zoo veel te meer op de longeu drukt on hare vrge beweging stremt. Het dier kennt en steent daar-, ook bij stiello weudingen , even als een paard, dat aan longontsfeking of do bevangenheid lijdt, zonder dat hierbij de hoef in het miaste ontstoken , of de spieren der beenen zelve door rheumatische pijneu aaugetast zijn. Het legt zieh un in het geheel niet meer nedor, en er ontstaan vraterige en zucbtige gezwellen onder den buik , aan den koker bij ruinen, aan den uijer bij merriea , en wijders
256
aan de achterbeeneu , nict zclden ook aan den kop , aau do boveuste oogletleu , en aau de zijdeu van de ouderkaak. Het dier wordt mager, de hareu yallen op eenige plaalseu uit, liet oog yeiiicst alle leveiuligheid , de oogledeu sluiten z^cli omvillekeuiig , de ondetlip en de ooren liangeu slap , naar beneden , eu liet dier neemt geeu deel meer aaniets , terwijl bet eeniglijk met bet geyoel yaa zijuen nabijzijndeu • dood , scliijut te leven.
In dezeti toestauil blijft bet, tot dat zieh kolijkacbtige slinkende afgangeu , eene rotkooi ts of de worm en k n a-den droes voordoea, die zeer spoedig eeuen boogen graad bereiken eu bet dier doodeu.
Voor de oorzaak dezer ziekte kan men Toornamclijk . eeue Toorafgogaiie ware of ouware lougonlslekiug iioiuleii, die sleclits ouvolledig genezeu is , en belzij omuiddellijk iu de borstwaterzucbt ovcrgiug , of uit andere daarbij geitomeue ziekteu der lougen, zoo als TCi bariliugeu , Taslgroeijitigeu met bot boishlies , eeue outaarde lever euz. outstuiid. EYen-Trel kau ook sleclit voeder , voornainely k muf, bedoi veu eu rerscbimmcld voeder , aanleidiug daartoe geven, omdat liier-door do vvalei vateu iu bet algemeen lijdeu , eu de opslor-ping meer of minder belemiuerd wordt. Tövens zou ook wel eeue gestremde en ouderdrukte uitwasemiiig eeue aanleidiug daartoe kuuuen verschaifen ; gelijk deze ziekte doorgaans ook als eeu gevolg van eene algeuieeue zwakte odquot; die der opslorpeude vaten in bet bijzouder, te bescbou-vren is.
Het yerloop der ziekte is zeer onbepaald , maarzijduurt nogtaus , naar mijue vvaaruemiug , bij paardeu niet iauger dan con balf jaar; oueindig menigvuldiger sterven zij reeds na eeuige weken , boogateus maanden , aaudezelven.
Korten tijd voor den dood des diers beginueu de wav.e-rige en zuchtige gezwellen aau bet ligcbaam meerofmia-der te vordwijueu, docli daarbij ueemt de benaauwdbeid, de kortademigkeid , de boest eu bet slaan der flanken toe , terwijl niet lang daarna de dood , door verstikkiug , volgt. De voorspelling bij deze ziekte kau nooit günstig zijn; iutegeudeel is zij , zoodra dezolve zieh wezeulijk gezet heeft, meest altijd doodelyk ,want noch inweudigo , noch
257
lutvremlige middelen , vermögen veel tot hare geneziug bij le tlr.-igen , zelfs niet de aftappiug van het water, waarmede men bij diereu Jiiet eenaiaal liet leveu verlen» gen kan , maar Jiet dier slechts des te eerder, door eeue veroorzaakte nieuwe outsteking in de long dooden kan, daar men aan het dier , uiet als bij den mensch , bijzon-dere posilieu en lioudiugen daarbij aanvvijzeu , en over het algemeen het verband uiet zoo doeimatig tot deae operatie imi^len kan.
Ook zal aan eene zoodanige verlenging van het leven des diers , dat wij bij deze omstandijjlicden niet tot onze dienst gebruiken kunnen , nooit iets gelegen zijn. Bij elk begin der ziekte , over Avelke wij uu helaas , weinig zekere vvaarneiningen bezitlen , zoude het weldadigste werken eene fontanel aan de borst, die men lang in ©tteiing hondt, benevens ceue doeimatig ingerigle leefre« gelkundige be'iandeling overeenkomstig (lea toestand des paards; maar in die gevallen , waar men zekere teekens van haar aanwezen heeft, eu wij daarbij geroepen worden, komen wij gewoonlijk te laat, ea het dier is dan - niet meer to redden. Eene fontanel aan de borst, voor-nainelijk wanneer men die zeer prikkcleml inaakt, be-spoedigt dan sleclils den dood van het dier; welligt ea het allermeest zoude men met pis- en zweetdiijvende middelen nog eenig nut kunnen te weeg brengen.
De ontleding dezer diereu , levert de volgende verschijn-selen op : De borstiiolte is meer of minder vol water , dikwijls versclieidene emmers; de longen zijn aan de eene of de andere vleugel . soiiitijlt;!s ecliter ook in derzelver gciicele zelfslandiglieid , verkleurd , gezuolleu , verhard , en op eenige plaatsen met het borstvlies zamengegroeid. Bij tijden tieft men dezelve ook wederom verkieiud en als zamengekrompen, aan. Het hat t en de groote vaten zijn slap en met lijmplia opgevuld, zoo dat men geheele polijpen daarin vindt. De lever is evenzeer meerder of minder ziek , verhard , verkleurd , gezwollen , en zelfs op eenige plaatsen brandig, ßijna alle klieren van het darxnsclieil zijn meer of minder verhard en gezwollen , tenvijl zieh op vele plaatsen , tusschen de huid en de
258
daaronder liggende spieren , milsgaders lussclicu liai-« vcr-deelinjea , eeu wateiachlig lijinijj vocht bevindt; de wa-tei valeu zij ti o])gczet, eu liier en daar vei tooiieu zieh worn»-biiileu. iiet cel-gt;veefscl , waar zieh de züchtige goavvel-len büvoadcu , loopt over vaa water.
Vau den Doorloop of Diarrhc.
» Alle siekclijke werkingen des darmknnnnls, hchhen de nndeeligste gevolgen toor hot bohotid der ye-tondheid oaw het dier.*'
De doorloop is eene niet zelden Toorkoroende ziekle der paarden , (voornamelijk bij jonge en zecr oude) , welke hoezeer niet oaxniddellijk doodclijk, nogtans verschillende kvvalen voortbreugt , aan welke de diereu eiudelijk loch oinkouien.
Zij begint daarmedc, dat de drekstolFen menlgyuldiger on in eenen losscu , en Tervolgens iueenen vloeibarfen \orm onlast worden , tcrwijl zicii daaronder ook wcl onverteerd voeder boviudt, eu het paard daardoor in het algemeeu , meer of miuder verzwakt , mager wordt, en stroef van haar Tojrkomt. Tooral is dit Jaatste het goval bij Jonge ])aarden , (!ie aan den doorloop lijdeii, bij paarden Tan iniddelbare jaren bemerkt men zulks uiet allijd ; zij be-liouden soms Imune krachten , blijyen dik , glanzig yau haar, eu vermindercii daardoor noch aan moed , noch aan gezondheid ; zelfs scliijnt het als of door eenen langduri-gen , als het ware , tot eene gewoonte geworden doorloop , zoodra dczelve echter uiette slcrk is, eu geeae onverteerde Toedors niede afgaan , de gezondheid yan het dier er niet door gestoord maar er als het ware door bevordert wordt, waaroin de snelle onderdrukkiug van zoodanige doorloop iu dat geval altijd schadelijk is eu de nadceligste gevolgea
259
tc weej] lean brengen , waarom men wel zal doeri van blj oene buikloop naauwkeurijj op do uitwerkiug te leiten, welke dezelve op hot gestel te v/eeg brengt. Wij zien zelfs dik-werf daarna züchtige gezwellen aan den baik en de bee-nen , alsmede de borst- en bulk- waterzuclit ontstaan, gelyk ook de dicren de raok , oogontsteking en den stillen kolder kiijgen , zoodat men hier bij da stilling Tan den doorloop , met groolo voorzigliglieid te werk meet gaan , tei wij 1 men daai legen bij jonge en zwakke, of ondepaar-den , de iicrstelling van den doorloop, sf)oediger bevorderen moet , om daardoor eene volkomeue vermagering , leringkoorts en andere ziektert voorlekomen.
De oorzaken wel ke deze zieitte voorlbrengen , zijn zeer verscliillende : bij znigende veulens , gceft dikwijis de raelk der morrie , aanleiding tot die zickte , wanneer men langen lijd liet venlen van de moeder afzondert , veol melk in den nijer der laatstgemelde zieh verzainelt die haar zachle hoedanigheid verliest, terwijl het veulen na de terugkomst bijz ijne moeder , al te gulzig drinkt, en zieh op die wijze , ,de door lang honger lijden , bovea dien verzwakte maag , met melk overlaadt , wölke eene znre gesteldheid aanneemt en alsdan do dooiloop veroorzaakt, even als zulks bij oude paarden hot geval is , die met raeel , koorn onz. gevoed worden. In dit geval verschaffen de opkoopiugen van gal-aciitiquot;' stoffen of andere onzuiverheden in het darmkanaal,
O
eene ziekelijlce aandoening dor lever, en daarbij onlstane ziekelijko gal, mode eeue oorzaak tot den doorloop, 7,00 als ook windverwekkend eu bedorven voeder, stinkend water enz.
Soiutijds onlslaat deze ziekte bloot na eene te snelle verwisseling van het voeder, bij voorbeeld , in do lenle , waar men het drooge voider, eensklaps met de weide en het verseile voeder, verwisselt , en zoo wederom omge-keerd , van het versehe tot het drooge voeder overgaat. Voorts nit eene afwisseling van liet drink water, gelijk menig water doorgaans de eigenschap bezit van doorloop te verweklcen en te onderhouden , zoo als ook door het genot van sommige planten op de weide en onder het hooi.
Vervolgens geeft eea hard en onvertcerbaar voeder,
260
tooral bij jonjje en nog in lid algemecn zwakke paardcn , de aauleitliiig tot doorloop , zoo als ook , een week , wel-ligt no«} daarbij yerzuurd voetler , denzelTen eveneens yer-#9632;wekken kan. üok zijn liier e» daar de wojinen schuld nan doorloop , lioewel zulks bij paardcn de zeldzaauste oorzaak zij. Eiudelijk kan ceno yesloordc huiduilwase-ining , die met het danukanaal , in een zoo naauw verband , oi liever in eene gedurige Avederkcei ige werking Btaat , dikwerf do 001 zaak tot lt;len doorloop opleveren , waardoor een vermeerderde toevloed Tan vociiten naar bet dai'inkanaal gelokt quot;vvordt , waarbij betzelve zoo Avel tot eene vermeerderde bevveging als afscbeiding van vocbleu wonlt aatigezet eil alzoo de doorloop tea gevolge lieelt.
Wat het beloop dezer zieklo betreft, dit rigt zieh naar de oorzakeu , welke haar voortbragten en ondej hielden. Bij derzelver vooi Iduring kunnen de gevolgen daarvau niet nilblijveu , en vvlj zien derhalve den doorloop slechts dagen en wecken , maar ook vvel maanden , ja gehecle jaren darcn , en eindclijk «le kvvaal zoo vast worden , dal zij zell's na het wegucmen der eersle oorzaken , uiet verdwijnt; terwijl een verzvvakte cn ziekelijk geprikkelde toesland van bet darmkanaal onlstaat, die de kwaal van zelf onderhoadt, cn toeneinen doct, wanueer zieh nog andere gclegenheids oorzaken , lot dat einde als zuren , bedorven of ook slechts vcranderd vocder , water enz., voordoen. Menigc paarden laxeren na het genot van elk vrecmd , bun ongewoon water, vooruainelijk dan waancer zij altijd enkel'vlietend water drouken , en nn op ecus tot bronwater oveigaan. Dit gaat echter wederotn van zelf weg, zoodra zij nog-maals tot luin eerste drinkwater terugkeeren.
Bij sominigo paarden vvordt het laxeren ecue gewoonte , terwijl sonitijds somrnigc zickten längs dezen weg worden geschciden en in derzelver voortgang gestuit; andere paarden zijn zoo lang de diarrhe , het spreekl van zeifs , ma-tig Toortduurt, gezond , en worden dikwijls zecr einstig ziek , wanneer men dezc afwijking , door zamcntrekkende middclen ondcrdrnkken vvil. Zij blijyen sterk en gezet duarbij , en zijn nooit gczoader dan wauncer het laxeren bij hen dc gewone gang liondt.
261
quot;Wederom andere, voornamelyk jonge paarden, yer-mageren daarbij binnen gt;veiuig tijd , worden stroef en glansloos yan haar, verliezen den eetlust , Terminderen in krachten , en bekotnen eindelijk ook wel de waterzucht, worm , rolkoorts, en andere ziekten.
Paarden die ran de weide terugkomen , en op eenmaal droog voeder , warme stallen, ander water euz., beko-men , krijgen gewoonlijk do diarrhe, die nogtans bij bet gcAreiinen aan bet drooge roeder, ander water en linnnen tegenwoordigen toestand , in bet algemeen van zelfs wo-deroia weg gaat, en znlks te meer , boe spoediger bunne algemeen verzwakte gesteldheid , door eene goede oppas-sing , vei*pleging en voeder , Terbolpen wordt.
Stinkende zoogenaamde kolijkacbtigo doorloopen, die zoo .als bij rotkoortsen, bij langdurige en slcpende ziekten, een geraarlijli teeken zijn , en niet zelden den nabijzijn-den dood aankondigen , komen niet in dit boofdstuk te pas , en zijn bij deze ziekten Termeld geworden.
De voorzeggiiig bij den doorloop , wanneer dezelve niet .door gebeel bijzondere oorzaken voortgebragt is , en bet in onae magt staat, al dat gene te Terwijderen, wat d© aanleiding daartoe gegeven beeft, kan ineerendeels guns-tig zijn , al gaat de genezing zehe slecbts langzaara voorU Deze laatste bestaat, Tooral in de Terwijdering der oor-ziuik , welke deze ziekte verwekt bceft , en die de paar-denarts , zoo veel mogelijk opsporen en wegnemen moet. Men behoort daarom acbt te geren op bet voeder , bet water, de verblijfplaats en de dienst der dieren , en uiets oubemerkt te lalen, wat slecbts ergens , naderbij of ver-der af, de oorzaak daartoe kan yerscbaft beb ben (1).
(1) Dikwijls moet de oorzaak alleen in muf en meer of minder bedorven voeder, ander water, de verblijfplaats der dieren, de dienet en*., gemocht worden, en de ziekte houdt van lelve, en zonder bet gebruik van eenige medicamenten , op, zoodra slecbts de oor«aak dor kwaal verwijderd, den dieren ander voeder en ander water gegeven wordt, dezelve uit eene vocbtige konde verblijfplaats , in eenen droogen warmen stal gebragt worden, en de weide of bet booi met ander verwisseld, mitsgaders bunne dienst veranderd wordt.
Aanmerhtng van den Hoogduitschen Portaler.
262
Dikwijls ligt liet keel duidclijk in dc eene of andere oorzaak , wegens liet voedcr , liet water , de vciblijfVjlaats euz,, ea men bcgiijpt niet lioe deze duiiielijJve ooizank miskend , en over liet lioofd gezien kau worden , lietgeen lock zoo dikwijls gescliicdt , daar slecliLs allijd dal gene als oorzaak opgezockt wordt , wat yerafgelegen is , en me-nigmäal in ecne bloote , losse en ingebeelde vejonderstel-ling beslaat , lerwijl de ware oorzaak , genoegzaam Yoorbij geziea wordt, eu intussclicn sleeds voorlduurt.
Na dat aid us de ware oorzaken opgezoclit ziju , tracht men deze zoo veel mogelijk le Terwijdereu , lerwijl men bij de behandeliug wel dieut to orerwcgeii of ket nutlig is ovn dezelve dadelijk door geneesmiildeleu legen le gaan , #9632;waarom men de uihverkiiig van den dooiloop op kel ge-stel des paaids atc! moel gadeslaan , oui daai Jia de ge-neeswijze mede in le liyieu, bet zij door nog zuiveieuue , of enkel veizachlende of liet darmkauaal versteikende geneesmiddelen toe te dienen , welke laatsle bij eenea doorloop uit zwakhcid z'yn aangewesen , cm de maag en hel darmkauaal deszclfs gewone werkaaamhtid lerug te geTen , belgeeu dau iiet doeluiatigste gesckieden kan,wau-neer meu te voren , de oorxalwen der kwaal zelve gron-dig weggenoiaen beeil , dat in vele geTalien tot dc moei-jelijksle vraagslukkeu bekoorl , daar het dikwerfniet ai-tijd in onze magi sutat , ket Toeder , kel water , de dienst, de Tcrbliifplaafs eisz. le veränderen.
Daar waar bij voorbeeld , zoo als bij auigende vculens , de melk der meine niot van de besle koedaniglieid is , meet deze door bcter voedcr voor de monie , door mia-dere afzonderiug de:zelve vaa bet veuleu (inen zie de oorzaak daai van bier bo veil j verbeterd worden ; zijn er znreu Toorhandeii , zoo als zeer dikwijls bij jongo dieren het geval is, dan geve men eea mengsel van Ivvee deeleu magtiesia en ecu duel rhabaiber, in denvorin vanlikkiug , met sijroop of drank , naar male van deu oudei dom en de kevi-dieid van hot kwaad , lot eeuige eetlepels vol , bij kerhaling 3 ä 4 malen daags in.
In kel geval vvaaiiu opgeboopte galacliiige vuile stoffen in ket darmkanaal , wonuen enz. , aanleiding tot den
263
tlooiioop {jeveil , Jielyecu 200 dikirijls gcjtüe« voor alles eu eer men aan liet dier versl famp;^eTmfUelelv toedient, een of meer purgcermiddelcfi gmeiO^vaartbfrx; men zieh van hot middel kau bedienen VxpeiVals zftks itt liet 4e hoofdstuk over liet pm j«ereii is Dit'
is lielzeilde geval irauneer de dooiioop ui onTerteerbaar, wind ycrwekkend Toeder outstaaTr-S^i«1: zieh ua liet yebruik gt;an meel, gemaleu koomenz , zuren oahvikkcliien , iu »elk geval men bij bet aldaar aange-wezea iniddel nog ecu gt;ieiendeel pond magnesia toeToegt. (1)
Is cene beletle uilwaseming , de schuld van deze ziekte , lt;iau vvordt iiet warm bonden des diers, bet wiijyen over iiet gebeele iigcliaaiu en bet imvrijyeii van den buik en de ruggegraat met terpenlijnolie , toi de genezing yereiscbt , alsuiede hct toedieuen van gfncesmiddelen vrelke do vverk-zaauiheid der buid bersteilen , als aftreksels van kamillcn ea iiiorbloemcn met geest Tan minderer eu andere; van iiet laalsle iniddel 1 oas 2 4 3 malen daags, waarbij men dan nog cenig verzacblend middel als b, v. slijfsel voo-gen kan.
Als een ve/sterkings middel van bet darmkanaal , be-vclon zieh zecr bijzouder aan, alle bittere , kruidacbtige , nicer of min looistof bevattendc middeien , zoo als genli-aan , duizendgulden kruid , foenegriek, alant, calinns, jeneverbezien , eikenscbors , wilgenscbors enz. , die men in den Tonn van een poeder , nset eetlepels aan bet dier op bet voeder sti ooil , eu laug daarmede Toortgaat; gt;00i ts atlrckseis van dergelijke kruiden , met rooden wijn , #9632;welke men aau Let paard, na.nr mate van zijne ligcbamelijko gesteldbeid , zijtien ouderdom en*. , in portion Kin een \ierendeel , halve en gebeele kan , ingeeft.
Ook bewijst tot dat einae do tbcriak , tot 2 , 3 en 4 onsen , in goeden rooden wijn opgelost , als een verster-keiid middel yau bet darmkanaal , zeer beilzame diensteu ,
Ilierhij moetslechts aangemorkt worden , dat men dit reeds eenfg-zins sterk prikkelend pmgeermiddel, in gt;erdeelde portien en de*e wedcrom naar de ligdiameiijke gesleldheid de» diers, zijnen omler-doin enz., ingeeft.
Aamnerking van den JloogJuitschen YcrIdler.
264
tenvijl liet bekend kersenwater (I) (afgetrokkene wijngeest op kersenpilten) uit lioofde van deszelfs gelingen inhoud aan blaauwznur , vooral indieu Jietzelve nog over oranjc-schillen gedistilleerd is, eeno spccilieke vvcrking doet, en in het verminderen van den loop en als verstärkend mid-del , wanneer men namelijk, daarvan aan een volwassen paard , een vvijnglas vol op eens geelt.
Langdurige buikloopen , aan welke zieh de natuur gebend Jieeft, en die men zonder n:uleel voor de gezoi; quot; 'ieid van het dier door geene andere middelen vvegnemen mag , worden op de allerzekerste en weldadigste wijze voor het dier, door eene fontanel onder den biiik geiiezen, die men naar bevind van zaken , jneer of minder prikkelend maakt , en gednrende 3 , 4 a G weken in ettering iiondt. Zij verstrekt lot een aileidingsmiddel, dat tie ziekelijke pjikkelbaarlieid van het darmkauaal afieidt en der natuur eenen kunstmatigen weg aanbiedl, om elke ziekteprikkel af te leiden.
Koe men oveiigens oolc overder.e werking denken mag , zoo veel is zeker en door de ondervinding bewezeu , dat eene fontanel onder den bnik , bij deze ziekte buitengo-woon heilzaam is , en tenvijl zij den doorloop geneest, tegelijker tijd ook andere ziekten voorkomt , zoo dat de-zelve niet gcnocg aanbevolen kan worden (2).
Het is nog een algemeene regel , dat men alle aan den
(i) Het is #9632;»oornnmplijk in Zwifserlar.d cn Frar.kiijk bekend.
Aanmerking ran dm lloogduitschcn Vertaler.
Bij tie zoogprarmde Poolsthe Temnnfepaarden met etnoef haar, gcbrek naneetlust, fij;{rclcopeiie heenpn en züchtige gezwel-len aan den buik , welke paard(?n dikwfjl» ook hevig laxeren, waarliij hiin voedcr geheel en onvcrleenl afgaat, heell mij eene fontanel onder dm bnik aitijd de beste .diensten gedaan , en niM alleen den loop binnen körten tijd gpnezen. nianr ook de eetlust en den gebeelen Staat van gezondbeid van het dier wedcrom her-steld. Ik kan dcrhalve dit middel niet genoP}j bij alle uit de weide körnende, ii.zonderheid echter bij de Poo'sche remonte-pnarden aanbevelen , die op hnnnen marsch, weinig en bedorven voeder bekomen t en zoo dlkwijls nit stinkende waleren drinken.
Aanmerhing ran den Ilovjduitschen Icrtaler,
263
loop lijtlcnde paarden , wciriig , en zoo veel mogelijk , geen koud »alerte drinken geeft, en hen niet met zacht,maar met droog voeder voedt.
Even als bij alle ziekten , moet men ook hier voorna-melijk , niet beginnen te merlicineien , gt;vanneer men niet alvorens, zoo veel mogelijk, de oorzaak der diarrhe op-gespoord en dezelve weggenomen hebbe; dit geldt hoofd-zakelijk hier ook van het gebruik \an bittere en verster-kend;i.middelcn , waartoe men vooraf de galachtige sloffen , wormen enz. door aileidende middelen verwijderd moet liebben , hetgeen nogtans maar al te dikwijls Terzuimd wordt.
Sterk zamentrekkende middelen , zoo als alnin enz. , heb ik zelden met yrucht tot genezing dezer ziekte ge-bruikt , en däär »aar dit middel bij langdurige buikloo-pen aangetaden wordt , een yeel beter gevolg Tan eene prikkelende en lang onderhondene fontanel onder den buik gezien.
Cannier king van den Iloogduitschen J^er taler.
Mögt deze zuiver praktische verhandeling over den buikloop der paarden , toch door alle eigenaars Tan paarden beharligd en geTolgd worden. Bit is alles quot;»vat ik er nog bij te Toegen heb.
De duitsche litteratuur daaromtrent yindt men in de reeds opgegeTeue werken.
«.a »ss
Over de Ingeivandsiuortnen,
» Bij de mpnste paarden tint men icormen ; zij '.nor' den met hen geboren en sterven met dezelven
Zonder mij met de bijzondere beschrijving der Terschü-
lemlc soorten van iiijjewauds quot;vvomieu iuielaleu (1) die men in de maag eu iiet dsinnkauaal der paaideu, ouder alle oiuslaJiilijjlieden en iu alic tijdpcxken van iiet leveu aan-treft, merk ik votir aiJes aan , dat de wortnen , vollt;jeus mijiic ondetviiidiug , bij dil dier soort, zeldzamer die Jia-«lecli'je gevolgeu voorlbrengen , als bij de mcnscheu , bij #9632;vvien iiiea de mocijelijkslo eu verborgenslcziekte-toevalleu niL dezelven ziet onlslaaii.
Bij paarden daarentegen , vvier bewerktuiging oueindig steiker is (want Iiet al le gioote aaulal der worinen is al-tijtl ecu gevolg van zwaklieid) koineu zij vooreerst iu Ter-lionding lot liuu ligcliaam iu den regei , iu een geriiiger aautal voor dan bij do iiicnsflicn , eu wordeu ook door de eeavoudige levcusn'ijze , door de gelijkmalige Toedering , i!e ontslenleui.s van yebreken nit den levensregel voort-spniileiide eir/.. , minder oudcihouden en gevoed , dan bij tic laalstfjemeideu , zoo dal vvij ook bij de paarden zcld-
(!) Ilflt I;mi evenwel nief ongepast zijn eenige der meest voor-komeiide ingewands worniün oj) tu noernen, welke bij het paard worden nangetiolTi?n.
#1072;.) i)e tepidnchti^e draailworm [Filaria paptllosa) , met eencn te-pelarhtigei) mond en hals en gekromtir gtaart; is tot y duimen lang en wordt gevonden in de hörst- en bnikholte.
#1073;.) i)e kronime priemslnartworm (O.ryurus Curvula), rond met een priemvormig aehterdeel • in den blimien darin.
c.) De gdwone spoelworra {Asonris sunibricoides), längs de beide »ijden eeiie lange groef of sluuf en Btompo staarl. In het uarra-kanaal.
d.) Oe gewapende pailissadenworm (Stiongylus armatus), met afgestompten kop, de niondoponng met nabij eikander regtstainde angels gewapend en ecnen zr.k van drie »lippen »oonien. In de dikke tlarmen.
e.) De geslraalde pailissadenworm [Slrongylus radiutus) , in de dunne dnrnien.
f.} Dquot; leverworm {Dixfoma Hepatica), een omgekcerd eivormig plat ligrhaam , körten hals, en cirkelvonnige oponingen welke aan den Jmik het grootste is. In de lever- en galljuiien.
g.) Oe getande lintworm (Taenia denticulnla), een vierkante kop , korte ledun, de randopeidngen tegen eikander overstaande en taadvormige franjes. in de d'n-men.
A.) De geplooide lintworm [ Taenia plicala) , van I tot 3 duimen lang, Ii» den blinden en karteldarm. R-
267
Earner nadeelige ye vollen daar uit zien voorlkomen. 3Iea ziet evemvel dat bij lt;le paarden , vooral bij joult;je diereu , welke trouwens eeiie hoyere mate van gevoeligheid bezit-ten , het zoojjenaaiudo worinkolijk ontstaat , vooral wanaeer liet darmkauaal met eeiie groote koeveelkeid van iagewands-#9632;worinen is voorzieu , vvaaruit de nadeeligste gevolgen voor de gezoudkeid kuaaen voortvloeijeu ej allerkande nadeelige uitwerkseleu kuimen daarstelleu , ja soms den dood kuiiueu veroorzakeu , lenvijl van den anderen kant , bij sommige paarden , deze wezens t wanneer zij niet in te groole getale voorhauden zljn, weder minder sehadelijke gevolgen le weeg brengeu en met dezelvea gezond blijven, vvaarvau men de reden in de meerdere of mindere mate, of in eene bijzondere wijzigiug van de gevoeligheitl zal moeteu zoeken. Hot rait mede uiet to onlkennen dat de oorzaak vooral van liet kolijk , meerder iu andere iuvloeden als : eene bclette iiuiduilwaseiniag , overvoedering ,iuopliooping van oazuiverhedeu in de eerste wegen , steenen en andere vreemde ligciiamen zal moeteu gczocht worden.
Met beslaiia eeuer groole iioeveelkeid ingewandswormen kan evemvel niet anders d.an nadeelig voor de gezondlieid zij a , daar z'y een gedeelte der voedsel deelen doen verloren gaan en daardoor aauleiding tot vcrmagciiug kunnen geven , niet tegoustaande dit evenwel wederom even goed een gevolg ka.-i wezen van andere omslantligliedeu , b. v. eene zwakke of gebiokkige spijsvertering , ziekten der lever en der longen en dergelijken.
Bij jonge paarden lieft men over hotalgemeen de meeslo ingewandswormen aan , welke dau in do mest voorkomeu en met deze verwijderd worden , terwijl bij loeneinende krachten der dieren en eene goede verzorging door zuiver en versterkend voeder , alsmede door eene naanwkeurige oppassing , dezelve bij gevorderde ouderdoin verdwyuen zonder nadeelige gevolgen achler le laten.
Als het zekerste keateeken van derzelyer aanwezigheid , overtnigd men zieh , wanneer er nu en dan met den af-gang wormen outlast worden , waardoor men dan tevens in staat is om de soort te bepalen , welke in de maag of darmen huisvest. Alle andere kenteekenen , die derzelver
268
aamvczcn zouden aandiiideu zija onbcpaald en eigene ver-schij useleii , Avelke hol bepaald aanwezen tloen kennen, zal men niet knnnen opjjevcn , aihoewcl liel Tcrmoedelijk be-staan door de vollende kenteekeneu soms meer of minder gt;vordt aangeduid , als : Aerm a gering , veiminderde glans van het liaar , venniiiderde doch somtijds vermeerderdo eellnst, liet lelkens omzien naar een fler zijdcn , nu en dan teekenen van bnikpijn , de afgang is soius verstopt, dock op andere tijden lieeft er doorloop plaals, terwijl ook vvcl siijin nil den endeldarm outlast vvordt enz.
Tot vei wijdering der quot;wormen dienen , bij een goed voeder , cene zorgvuldigo oppassing der dieren en gcduld , lot dat zicli daardoor derzelver krachten hersleld hebben , voornamelijk de eigenlijk zoogenaamde vvorrndoodcnde mid-delen le worden aangevvend, vvaarmede men dan nog darmonllastende middelen kan vereenigen, of ook vvel aizondeiiijk na het toedienen der eerste kan get.en. Tot dezo beliooren vooral gepasle giften van de valeriaan, het rijnvarenkruid, het vvonnkruid , de knoilook , het linvijl-sel , schoorsteenroet en meer andere , terwijl de aloe als het besle afvoerende middel in aanmerking körnt. Als VTormmiddel neuie men b. v.:
Poeder v.an valeriaan , 2 onsen ,
- rijnvarenkruid , 4 onsen ,
Timijlsel, 1 ä 1| ons ,
hetwelk men met honig of sijroop tot eene likking maakt , om daarvan het paard driemalen daags een goede lepel vol te geven, terwijl men, nadat dit middel eenige dagen gebruikt is , als ontlastend of afvoerend middel , een ons aloe kan toedienen met een half pond lijnolie en een a 11 ons VTonderzout vereenigd.
ils een eenvoudig en evenvvel doelmatig wormdodend middel kan het nilgeperste sap van do knoilook zeer ge-schikt beproefd worden, 3 malen daags 1 a 1§ lepel vol met 2 a. 3 lepels lijnolie.
Daarna keinen alle zoodanige bittere en maagverster-kende middplen le pas, welke de spijsverteriug kunnen bcvorderen en de algemcrne zwaktc kunnen ^eibeteren ,
200 als: gcntiaau , aLiut, kalmus , jcueverbezica , arnika , liet dtiizendgulileiikruitl eiiz.
Tenvijl meu liet ciyenlijke lljdeu , zoo vcel mogelyk , wegtiecmt, vennindert inoa ook de wonaeii, die uiet zoo zeer als de oorzaak , dan vvel als de gevolgeu daaivau lo besciioiiweii ziju; want eeneu zuakkelijkeu locstand 011 sotnmige siepeudü ziekten eu verslijuiiug der iugewaudeu knniicu als oorzakeu ter outwikkeliug dei- gt;voriaeu worden aaugeineikt. (1)
Eeu bijzoader xuiddel tegou de wormeu , welks geyolg zick liet beslo Toordoet , is de brandige iioornolie ot' brandige dieiTijke olie , tvaarvan meu aan een vol-wassea paard dagelijks cenige dagen 's morgens nucliteren § ä 1 ons met wat kamilleu tliee ingeeft , en gedurenda eene week daarmede voortgaat. Ook is het nullig wau-neer men aan lietzelvo, van tijd tot tijd , b. v. alle 14 dagen tot 3 weken , een purgeermiddel van de aloe geeft , zoo als liet in liet 4e. liootdstuk over liet purgeren isvoor-geschreven. De aloe werkt dan als een middel , dal de wormen afdrijft, terwijl zlj te gelijkertijd ook licl darm-kanaal veislerkt , de verrrgting der lever en zoo de spijs-vortering verbetert, mel welke ook de wormen verminderen.
Als voedingsmiddel zijn tot wegneming der wormeu, byzonderaan le bevelen , klein gesaedene gele worlelen , zoo als ook jonge dislelea s:i paardebloemon , mel liet voeder vermengd. Ook heb ik de wormen dikwijls , aa het genot van wikken- eu erlen-stroo zica afgaaa.
Aanmerhinyen van den JIoogduiischeu ferlulcr.
Bij de wormen moot mca vooruameiijk , op de heu
(1) Dil is ongelwijfeld eene leer jniste aanmSrking, want de wormen zijn nict zoo zeer de oorzaken »lau veclcer slechts du guvolgen van ziekten, zoo als zwakle der spijsvcrtering, ziektn dei.' lever en longen enz. Daar wij echter de wormen zieh . doch de opgenoemde ziekten alleen aati derzelver gevolgen bemerken, zoo zijn wij genegen , het zigtbare voor de oorzaak te houden, en de govolgen in de ziekt-n te zoekoa , die echter de oorzaak zijn waarvan de wormen de gevolgen toon -n.
A a a fit ci k in (j tan dun Iloorjd uiischcn Verldler.
270
Toortbrengeiide oorzalten lelleu , cu tlczelvon niet met deze rerwisselen , eu als den groud van eene menigle zickteu besclxomven , aan ivelke zij minder deel hebben , dan al-leeu in zoo yer zij van dezelven afliankelij k zijn.
Wie nadere keimis vvil krijgen van de ingewands wor-men , dien vervvijsiknaar de werken van Riidojlpui , Gors , ÜKE3 , en andere natuur ondcrzoekeis , zoo alsmedenaar Ebdjelis Zoophijsiologie en Veit s werken, liieenpiak-tidcii paarden-artsenijkundig opzigl, mögen over dit on-derwerp, in de Duilscke Lilleraluur voornamelijk het Handbuch fur angehende Pj'erde Arzte van Ammou, 8e Avjl. Frankfurt, en Rohlwes werken aanbevolen worden.
#9632; #9632;#9632; Ci l #9632; --
Pan den lanlersial, pisvlocd of klare pis.
jgt; Er he st a an uj einig nit zander ingen , icnar de pisrloci/ der paarden, niet uil hel voeder cn het drinkwater xoortkomt. quot;
De lanterslal of pisvlocd der paardeu , is eene chroni-sclic ziekle , waaionder men verslaat eene buileugewone vermeerdcrde onllaslin«] van pis , tea •je\o]lt;»e eener iieke-lijke afscheiding der nieren , waardoor iiet Jigchaam door vermagering woi'dt aangedaau , cn kotut op zicii ztdgt;c ^ en indicn liij niet als kentcekcu cn bcgclcider van eene andere ziekte verscliijnt , zeJdzaam voor , eu ontstaat dan gewoonlijk van voeder of walci', lielwelK bijzonder op de piswerktuigen werkt, zoo als menige planten , die het dier op de weide of als droog voeder gt;}ciiiel , of wel diink-water , dat eene pisdrijvende weiking iieeft; na de ver-wijdering van welke ooi*zakeu ecliler . ook dc ziekle van zelve eu zonder alle vordere hulp der kunst ophoudt.
27!
ÜU dien hoofde gcbemt het dikwijls dat soramigc p a aide u dea lauterslal ki ijge;i, gt;vaiiueer zi] anders dan liel gewone voeder eu waler bekomeu , en er ecu eigeudom-uielijke aauleg tot deze ziekte , otquot; welligt sleciits eeuo byzbudcre znakle der piswerktuigcu baslaat; terwijl zoo-(iaiiigc paardeu uoglaas ook , vau'zelve wederom geuezeu worden . wauueer het voeder eil water weilerom veran-derd worden , eu hunue ligcJiaatnskiachten in ket alge-laoeu toeuemen.
Er ziju ecliler ook gevallen , waar de lauterstal, als gevolg van andere oorzaken , b v. na eene belelle Imiti-uitwaseming , tea gevolge van eeue passive ontsleking van congestie naar de nieren , bijzoudere ziekelijke prikkel-baarheid, en zwaktc der pis werk luigen over bet algemeen ontstaat , \an andere ziekten afhankelijk is, of slechts als keulceken vaa eene andere kwaal verschijut. Ook is zeer dikwijls bet gebruik van bedorven voeder en vooral van muffen haver, alsmede hei misbruik van pisdrijvende middelen de oorzaak van den pisvloed.
In het algemeen zijn jougo j^aarden aan deze ziekte . eerder blootgesleld daa oude , iioewel men dezelve soiu-tijds ook bij de laatste aantreft.
De teekeas van de lauterstal zijn zeer duidelijk ea be-paald. Het paard onllast menigvuldig eeue dunae Avale-rige ia dea regel heldere pis, eu vermagerl bij hei aau-houdea der kwaal , het haar wordt borstelig ea glansloos , de ccllust ücemt af, do beenen worden zuchlig gezwoUeu, en er outstaat eene algemeeue koorls laet loenemende vermageriag en het paard gaat eindelyk aan eeae uitte-ring le groade.
Het be loop dezer ziekte rigt zieh naar de voortdurende werking en hevigheid van de oorzaken , als liel voeder , het water , de ondei druklo huidiiilwaseiniag euz, , en is diiarom zeer onbepaald. JJij loenemende kraclitea van het dior, veranderd voeder en water, goede oppassing en malige dienst , duurt deze ziekte gewooulijk slechts körten lyd , terwijl ingeval zij het gevolg van andere kwalen is , haar beloop vaa deze blijft aihaagea.
De vooispelling kau in het algemeen , bij eeuea ligtea
272
trap , günstig gesteld worden , vooral dau wan lie er de om-standiglieden , een veranderd voeder, yerandcring van drinkwater en een raatig dienst gebruik toelaten, terwijl de voorzegging ongunslig is bij eenen iioogen graad en wanneer het gebrek verouderd is.
Eij de genezing inoet begonnen worden met het op-zoeken der oorzaken, en derzelver verwijdering. Daar nu bet voeder, liet water, de verblijfplaats enz. de meesto aanleiding tot deze ziekte geeft . zoo moet de eerste taak der genezing , in bet onderzoek en de verwijdering van dit alles, bestaan; zoodra dit gescbied is , boudt in vele gevallen de pisyloed op, en zelfs de uog eenigen tijd acbterblijvcnde zvvakte en ziekelijke prikkelbaarbeid der piswerktuigen. wordt weggenoaien, zoodra door ccne veranderde oppassing goed voeder, matige arbeid enz. de kracbteu van bet dier in bet algemeen bersleld worden (1).
Bij eeno ingcwortelde laugdurige ziekte van dozen aard , waar de zwakte en ziekelijke prikkelbaarbeid der piswerktuigen , bijna der natuur tot cone gewoonte geworden is , bewijst, altbans bij een veranderd en beter voeder , water enz. , eene fontanel onder den buik , die men lot de volkomene genezing der kwaal , in etter onderboudt, de beilzaamste dienslen. Te gelijk kan men ook nog do volgende, de uitwaseming bevorderende en vcrsterkende likking ingeven :
Men neme :
Gepulveriseerde gentiaan wortel ,
---arnika-bloemen ,
van iedcr eon half pond,
Gemeene theriak , 4 onsen.
Karafer en duivelsdrek , van ieder 1 lood ,
(I) Daarl)ij is het nuttig cm de workzaamheid der huid opte-wekken, door middel van wrijviiigen met een stroowis . en niatig warme bedekking. Bij ligte trappen van den pisvloed bewijzen opslorppnde middelen, als gepaste giften van krijt, kalk i roode Lolus en derjjelijke goede diensten.
met mocs Tan jeiic?er- of viierbezien lot ceue likkiag ge-maakt , eu daarvan aau een vohvasseu paard , 's morgens, 's middags en's avonds , lgt;rec spalels \ol op de tong gestre-ken. Lit middel lierliaall men, naar mate van de om-staudigheden en de voortduring der kwaal. Men moot, echter nict verzuimen de lontancl onder den baik goed prikkelend te maken , en in eltering te onderkoudeu , daar de geneziug der kwaal liiei van mede afliangt (1).
Ook kau men , wanneer ket jaargelij kel loelaat , het dier laten zwemraen en badeu in een loopend water , iietgeen de geneziug ondersleunt en bespoedigt, wauueer de ziekie enkel slechts nog uit eene gedeeltelijke en al-gemeene zwakte acJiler blecf, die dikwerf door koiule baden bei besle weggenomea wordt.
sianmcrkhig van den Jloogduiischen Fartaler.
Als eene op zicii zelve staande ziekte komt do laaler-slal bij de paarden zeldzaain voor, en is tlan , zoo als de sclirijrer liier boven aaninerkt, meestal een gevolg van liet gebruik van voeder , water enz, , dat een bijzonder ver-zwakkende , en pisdrijvendo werking op de piswerktui-, gen , uitoefent, dock na welks verwijdaring dan ook de kwaal van zelve ophoudt, en ten boogste nog eene bij-zonderc zwakte en ziekelyke prikkelbaarlieid der nieren achlerlaat , die bij een goed voeder en goede oppassing , en do daar door bewerkte vcrbelering der krackten in bet allt;jcineen , even zeer allengskens van zelve vcrdwljnt.
I)aar waar nog bijzondere ziekeiijke prikkelingen van de piswerkluigen plaats vinden , en bet kwaad hardaek-quot; kig is , hceft mij telkens eene prikkelende fonlanel onder den buik , die men , tot aan de geneziug der ziekie , in-eltering bouden moet, de bcsle dieaslen gedaan, naar
(1) In deze oinstaniligheiJ zullen ook voorzpker zarnnntrckk Kide middolan, b. v, de wilgen- en eiksnbait , aiuin en andere, met Toordeel , in eene likking of alg poeder over het voeder of in afkooksel, met voordeel kunnen worden aungnwcnd.
274
dien dezelve de langdurige ziekelijke piikkclbaarheid ran de piswerktuigen aileidde en de hersteUiiig bevordcrde.
Inwendig sterkende , de uitwascmiug bevordcreiule , eu in het algemeen opwekkende en Yerslerkeudc middelen ; 200 als: Taleriaan, arnica, gentiaan , kamfer, asset fnetida , geest van hertshoorn enz. begunstigden dan de genezing , die onder eene zorgvuldige oppassing , goed voeder enz. besjioedigd en bcvesligd gt;verd.
De duitsche lillereluur over dit onderwerp, vindt men, #9632;»rat het praktische aangaat, het bes!e in Ammoh's Iland-bitch füt angehende. Pferdeärzte, 8e Auflage, Frankfurt am Main , hei Bronner.
P an het hloed.pissen.
» 11 et bloetl[rissen bij paatden ontstaai , het zij uit eene algemeene plaalselijke zwnkte des diers , en der pis-werktuigen in het bijzonder, of uit eene ontsleking der nieren , pisleiders, blaas en pisbuis.1*
Het bloedpissen is eene koortsziekte , meest van ecnen ontstekingaciitigen aard , waarbij congeslie van bloetl naar de nieren plaats heeft, komt bij paarden zeldzaam voor , en is liet gevolg van eene algemeene zwakte des ligcliaams , en vooral der piswerkluigen , of bet geen nienigvuldiger het geval is, van eenen onfsiekingachtigen toestand der nieren , pisblaas , pisleiders enz. die uit inwendige oorznken of nitwendige beleedigingen en verwondingen Toortkomt , en soms meer een bloot kenteeken van eene ziekte , doch nicer eene op zieh zelte bestaande kwaal nilmaakt, die nu in de zvvakte , dan in de onlsleking der nieren en der oyerige piswegen te zoeken is.
De teekens van deze ziekle , doen zieh eveneens duide-lijk voor. Er ontlast zieh , namelijk met de pis , 00k bloed ,
275
zoo dat deze na meer dan minder rood gekleurdis, naar mate van de hevijjlieid der ziekte. In de leadeslreek too-nen de liieren pij u to hebben. Er bestaat. eeuen herliaalden drauy tot pisloozing , Tooml bij de beweging; er ontstaau Torsciiijnselen vati koorts , de ilaukeii slaan en do ademlia-ling wordt versneld. Do afgang is meestal verstopt ea de eetluSt raakt verloren , leovijl de urin al rooder eu rooder geklenrd vvordt en soms eulcel bloed gelijkt.
Als eea gevolg van eerie algemeene i:gt;vakto , körnt het bloetl-pissen voornauielij it voor bij de rolkoortsea , bij iangdurige long en lever ontslekiagen , ea strekt in die gevallen allyd tot een zeer gcvaarlijk, zoo niet doodelijk teeken, Bij verwoudingea der liieren , en piswegen , gcldt liet als een teeken dezer verwoadiagen , t.erwijl liet mede een gevolg kan zija van eeae oasteking der nierea en der pisblaas , vvaar tegen alsdan do geneeswijze te pas komt welke bij deze ziekte is voorgedragea.
Be oorzakea van deze ziekte kunnea verder gelegen zija ia alles wat doa toevoer vaa bloed naar de nierea kaa bevorderea, liet zij dat eea^ zwakte , der piswerktuigea ia liet bijzoader , olquot; iaweadige of nitwendige oorzaken , welke eeae ontsteking der liieren , pisleiders , b!aas eaz. te wecg brengea kaauea , liierbij plaats heeft üaderde-zelve moet voonianielijk ook eeae belette liuiduilwaseming begrenea worlt;lea , zoo als ia het hoofdstuk over de nier-ontsteking gezegd is ; ook lijden de pisnegea, bij het ko-lijk ea de ontsteking van het darmkanaal en de baannoe-der, nit inede gevoeligiieid , en worden tegelijk ia et deze naburige deelea oatstokea , zoo als in het hoofdstuk over do opstopping van de pis ea het kolijk aaBgelooad is. üader de laalstgeiaeldo oorzaken behoorea alle soorten van beleedigingen ea verwondiugen , welke deze deelea vaa buiten treffen ea oalstekea. Het belonp dozer ziekte hangt derlialve vaa onderscheideno omstaadigiieden af, en is afhaakelijk vaa den graad ea het karakter der oatsteking , of vaa dea passivea oatstekiagachtigea toeslaad die door inwendige of nitwendige oorzakea in de piswegen voort-gebragt is.
Be voorspelliag kan in beide gevallen niet zeer gunslig
278
zija; want wij liebben hier te doen of met eeue jnoeije-lijlc weg te nemen algemeene ziekle , of met eeue groote zwakto tics Jigcliaams , en eene bijzondere zvvakle , gepaard met eeuen ziekelijkeu geprikkeldeu toestaud der piswegen ; beide gevalleu welker genezing moeijelijk is , terwiji er tlikweii' cok eene aannierkelijke oulstekiiig dezer tleelen bestaat, wier oorzaken soms niet zoo gemakkeiijk, ja zelfs wel geheel niet te yenvijderen zijn , zoo als na vor-vrondingen enz.
Wat de genezing belreft, deze rigt zieh naar de oorzaken ; moet men derhaive , Avaar het bloedpissen van een passif ontstekingachtig kai akter vei gezeld gaal of een gc^olg der algemeene zwakle is , lict ligchaam in liet algemeen en de pis wegen in het byzonder , trachten te verslerken.
Daar waar die ziekte als kenteeken eener rotkooi ts verseil ijnt, moet deze vveggenomen worden, en in die ge-Yallen eindelijk , waar het een gevolg van de ontsteking der nieren , der bl aas enz is, moet men deze als oorzaak , door inwendige ontstekingwerende middelen en aderlatingen zoeken te genezen. In zoo ver de genezing, zoo als bij-Toorbeeld , bij dc opening der Maas , de aanwending des catheters , de verwijdeiiKg van /at;d en steeuen in do pis-buis , verhardingen en gezwellen in die buis , zaiver heel-kundig is , behoort zij hier niet t'huis.
By eenen algemeen verzwakten , meer of minder tot eene rotkoorts overhellenden toestaud , vvaarvan het bloed • pissen als een gevolg kan beschouwd worden of in die gevallen waar het bloedpissen ran den beginnen van eenen passiven aard is , of ditkarakter heeft aangenomen , bewijst de kamfer , geest van hertshoorn , duivelsdrek , arnica , eiken- en willigen schors , goede rooden wijn, enz., zeer hcilzame diensten ; men geeft , bij voorbeeld , eene likking van
Gepulveriseerde arnica ,
---eikeiischors ,
--calmus,
van ieder | pond.
Kanafcr ,
Buivclsdrek , eu Geest van iiartshoorn , van iedcr 1 iooil ,
met moes yan vlisr- of jcneverbezieu , lot eene likliiiig ge-inaakt, waarvau meu 's morgens 's ai id dags en 's avouds , aan eeu yohvassen paartl , 2 tot 3 spatels vol op de tong strijkt.
Of men ncme 2 onsen theriak , in eeae kan goede roodeu #9632;vvijn opgelost, en geve Iiet aan het paard in als drank , hetgeen menom den anderen dag , tot de opvolgende beter-sckap iierliaalt. Daarby verzuime mci» niet aan het dier , zeer dikwijls versch sclioon water te drinken voortehouden , cn wanneer zulks het saizoen en de gelegenheid toelaat , het rlijlig in een loopend water te laten zwemmen en ba-lt;len , of ten minste daarmede te begieteu, en af te was-sea , Tooral in den omtrek der nierca , den koker en den onderbuik in het algemeen.
Tegelijk moet.men aan het dier goede zuiyere haver en hooi toedienen , het zorgvuldig oppassen , dagelijks bewe-giiig in de opene lucht verscliaffeii, doch het niet al te zcer vermoeijeu, en Toornatnelij k alle verkoeling , na Toorafgegane verhiltiug , Termijden.
Om nogthaus zoo wel de ziekelijke prikkelbaarheid der pis wegen af te leiden , als in het algemeen alle naziekten , zoo als zuchlige gezwellen onder den baik , opgeloopene beenen enz. voor te komen, wordt het teveus ook nood-zakelijk , aan het paard eene fontanel onder den buik te leggen en tlie eenigen tijd , gednrende 3 a 4 weken , in ettering te hoiulen.
Eeslaat het bloedpissen als gevolg eener ontsteking van de nieren , de pisblaas enz. , of is zij op zieh zeive van een ontstekingachtig karakter , dan vvordt eene oulstekitig-vverende behandeling in het algemeen , en daaronder bij -zonder algemeene mime aderlatingen eu slij migo oiieachtige inwendige niiddelen, zoo als ingaven van lijnolie , ge-kneusd maauzaad , sterke alkooksels van alihea met kleine giften van salpeter eu wonderzout ouz. gevorderd, zoo als ook in dat geval vooral, losinakende klistereu niet oat -breken mogen.
278
Ook behoort nog aangeracrkt te worden, dal na liet uitwendige gebruik van spaanscJievliegen-linkluHr , spaan-selieTfiegen-zalf, of na het gcheel verkeerd gebruik der-zelve inwendig , zoo als de schrijver zulks aangetroflen lieeft, bij onwetende paaidcnopp.issers , welke het voor-schrift der mcdicijnen niet nagekomen liadden , dikwijls bloedpissen en wel bloedafgang onlstaan; waarbij drauken van lijnolie , gekneusd raaanzaad met cen dik afkooksel van althea , de besle diensten doen,
Cher hot algeiucen meet men bij het bloedpissen niet verzuimen , liet voeder en vooral het hooi le onlt;!erzoeken , of zicli daaiin slerk prikkelende en pisdrij vende kruiden bevinden ; in welk geval, zoo als Vau zelf spreekt, liet voeder dadelijk veranderd moet worden.
Als drank past liier dan, gelijk bij elke ontsfeking der piswerktuigen , laauwe lijnkoekdrank , liet beste.
XXX. H 0 0 F I) S T ü K.
de slechia spijsverlerbi(] , ^ezivollen pnoien , zuchtige g-ezivellcn ander den huik , stroef en glanslovs haar , en in act algemeen , van die algemecne zivahle , welke, diht'ijls bij paurden eene widere ziehte vooraf gout of volgt.
p Vit cen algemecn lijrlen ran het Itgchaai.i ontsiaan later ook plaalselijke kwcilen , en de plantselijke ktea-len laten niet zetden een nlgeween lijdcn achter.quot;
lloezeer de hier opgenoerade zickelijke toestand niet zoo zeer tot eene kwaai in het bijzouder behooi t, maar slechts aan vele verbonden , en zoo wel met ontsteking als met slepende ziekten zamenhangt, die vooraf gaat of op-volgt, en derhalve ook de genezing hoofdzakelijk op de wegneming van die bijzondere gevallen berust , zoo moet
279
ecliter cleze toestand soms ook zoo nog op zicii zelven beschouwd en door bijzondere middelcn weggenomen worden ; van welkeen en-ander hier kortelijk gehandeld zal worden.
Er is namelijk een toestand van algemeene zwakte bij paarden , die dikwerf op ziob zelven bestaat, zonder nog eene bijzoudere ziekle bepaald aan te duiden , of die eene ziekte voorafgaat, of eindelijk op eenc andere ziekte volgt , en dien ik , daar dezelve genigtig voor do paardenartse-nijktinst is , bier nog kortelijk wilde vermelden.
ßÜ zoodauig lijden , waar der dierlijke natuur in bet algemeen , krachten en ievenswerkinj outbreken , is de eetlusl verminderd , de spijsvertering jlechl; de haver gaat dikwyls in geheel'e kon els onverleerd ,if , er ontstaaix door-loopen, het oog is m.at , zonder vuur en leven , het haar stroef en glansloos , de gevoeliglieid en prikkelb.aarheid van het dier verminderd , de poolen , vooral de achterste , xwellen op , er vertoonen zieh züchtige gezwellen onder den buik , den koker bij hengsten en nuuen, even als de nijer bij merrien , is opgezet , de pis is helder als water , eu in het beloop der ziekle , vettig en meer of min rijmachtig. Wijders ontslaat ook wel eeuo slepende . koorts , die bijzonder 's avonds gemerkt wordt , de polsslag is mat , de slag van het hart is meer of minder onvoelbaar. De dieren gaau zelden liggen of doen dit soms zeer veel, alle huniie bewegingen geschieden met inspauning, met een onaangenaam gevoel, en daarom onwillekeurig en slechts door aansporing ; de bonding, slelling , gang, alles duidt groote krachteloosheid aan, en hunne gebaarden , benevens de uitdrukking van hnn gelaat, toonen een dnister gevoel van eene aanstaande gevaarlijke ziekle, en zelfs van den dood (1).
(I) Hoeieer het schijnt als of hier de schrijver met het voorj^e-voel der paarden , te vor gaat, is het nogtans in zoo verre zckor , dat iets dergelijks bij hen wezenlijk plaaU vindt, zodquot; als in het algemeen de naiuurkunde, en voornameüjk de praktische ziel« kundc by het paard, nog een onbebouwd veld, ja, nog een geheel onbekend land, is, tot welk» ontdekking en bewerking,
280
Deze toestaud is Toornatnelijk aau jonge eu uog zwakke paardeu eigen , Avanneer zij vau de weide , eu vöör dat zij in den stal komen , nog aau nadeeligc invloeden , gt;vaar-bij zij »einig en sleclit i oeder, en bij stinkend water, sleeds onder den vrijen heuiel aau alle soort van weder blootgesteld zijn , en sonilyds uog daareuboyen , in de lale herfsl , van liet half verrotle , half bedorveu en half bevroren gras , op meennaleu afgemaaide weilaudeu , ge-Toed worden.
Zeer ligt koint dan eene slepeade ouIsteking der lever eu long daarbij , de klieren vangen aau te lijden , eu de dieren worden , wauneer men huu niet spoedig te hulp koml, door den worm en kwadeu droes aangetasl ; ziekteu , die onder deze omstaudigheden , spoedig den hoogsten graad bereiken , eu aau welke de dieren ouikomen.
Dczclfde toestand yolgt in eeueu meer of minder hoogen graad , na ware outstekingen of laugdurige ziekten der paarden. iiij is eeu gevolg van de meer of minder vol-komene of liever van eene onvolkomeue crisis van de aan-ge%yendc , meer of minder doelmatige middeleu, en van de verblijfplaats, de oppassing en voeding der dieren, gedurende den loop der ziekle eu herslelliug , en wordt dikwijls gevaarlijker dan het yoorgaande lijden zelf.
liet beloop vau dezen toestaud duurt nu langer dan korter , verdwijnt dikwijls van zelf door eene goede voe-diug eu oppassing, docli meuigvuldiger vorder! dezelye de hui]) der kunst, zal hetdier niet aau eene slepende long-eu leverontsleking , of aau den worm en kwaden dices of andere ziekle omkomen.
De voorspelling ligtzicli naarden meer of minder zwak-ken toestand des ligchaains , over het algemeeu , iiaar de daarbij heerschende ziekle euz. , uaar de voeding, oppassing e» verplegiug van het paard , deszelfs veiblijfplaats , deszelfs dienst , en de plaatselijke betrekkingen oyer iiet
Iiop zwaar desü ondfirneming ook zijn mo^e , touh ie's Lehoprnn freilniin l'1 worden. Mijn i: er zuck über die Erfahr uugs Scelenkunde t.'er Pferde, levert bonwatofifen daartoe.
Aanmerking van den Iloojduitschcn Verlaler,
281
alyeineen , ouder welke men de geuezing oiidernemeii kau.
Deze laatste bestaat OTerigcus , volgens mijue veeijarige ondervindiug , iu de eeuvoiidigsle middeleu , uamelijk :
1°. In oeue fonlauel onder den buik of aaa de borst, die onoutbeerlijk is , zoodra jueu de ziekle spoedig , voile-dig eu zouder iustortiugeii, wegucmei) vvil , en welke uien tot aan de geueziag in ettering houtleu moet.
2°. In een goed yoeder, eesie gezoude veiblij fplaats , eene inatige dienst en eeue zorgviildige oppassiug in kel algemeen , waarbij een oppasser, die de dieren bemint eu zijn pligt doet, bijna zoo veel bewerkstelligen kau, als de bekwaamsle paardeuarts.
3°. In biltere specerijacktige en yersterkende middeleu , welke de spijsv er taring bevorderea eu tevens heilzaain op de watervaten Averken, vvaartoe ket poeder, in lief He Hoofdstuk over den gcvvonen drocs opgegeveu, zeer ge-scbikt is.
Bij deze beliandeliug zal men zeer spoedig het genoegen liebbeu, dezen ziekelijkea toestaud tc zieu vcrdwijnen , eu alle deszelfs gevolgea voortekomeu.
De paarden bekomen dan wcdorom eetlust , de spijsrer-- tering wordt beter , de drckstoffen eu pis regelmatig outlast ; ket haar wordt glanzig, de zucktige gezwelleu ver-dwijneu , de bcweging wordt vrijer eu kracktiger , de blik loveudiger , alle gebaren opgernimder , en ket als ket ware reeds iialf outsuapte leven, keert in alle opzigteu wederom terng. Mögt derlialve de gedachte beliandeliug, bij dezen ziekelijken toestaud, ineer ingang viudeu en gevolgd worden , racn zon dau eeue menigte paarden redden , welke aan deze ziekle lijdea , eu uit dezelve in stepende long- eu leverziekteu , waterzuclit, worin eu kwaden droes overgaan en bezwijken , en daardoor eene menigte kwaleu voorkomen, tlia zouder dai, , bij de paarden ontstaau.
XITI. II 0 0 F D S T U K.
Van. de slijvigheid of stroe/heid der pooten.
x De mtunr rusfte hrl pnnrd met zoo neel vn.itigheid en kracht zijns ligchaams uit. nls het tot zijn eigen behau i en heweqing belwcft; elke oreriitalige Oijvoe-g'tig van onze ztvaaile in het rijdcn ofii ekken, vioet derhahe het bchoorlijke evenwigt verbreken , cn het paard «teer of minder stijf en stroef maken. quot;
leder scliRpscl in do vrije natuur is zelf iiet doel, Jiiet Jiet middel tot het docl van anderen , waartoe wij noylaus iiet paard in ouzo dienst maken , door hetzelve uit den «atiiurstaat te trekken , in eenen gedwongen toestand over te brengea en lietzelve eencu arbead op te leggen , tot welke het sonitijds »iet met genoejjzame vastheid en kracht voorzica was; kan het deriialve anders zijn , dan dat wij dit dicr vöor den tijd bederven , het stijf en meer of minder onbruikbaar maken ? Men moet zieh zelfs rerwonderen , hoe het mogelyk is te yerwachten , dat een paard , hetwelk langer ofkorter tijd , eeuen rniter of eenen last gcdragen , of eenen wagen getrokkea heeft, welke voor deszelfs krachten niet berekend was , nog volkomeu iiezond . onzijne beeucn en hocveu ziju kau , even ais of de bijgevoegde last , tot welks voortsleping het iramers idet met genoegzame vastheid en kracht voorzien was , Eijne spieieu , pezeu , gewrichlen , beenlioofden en iioevcn , niet aaugreep en aan ziekten blootstelde. Alle deae dee-len zijn trouwens reeds bij de yewone bonding en bevve-ging van het paard aan beleediyiugen blootgesleld , en dus nog nicer onder eeueu geheel vreeuiden last, is iiet (ierhalve wel mogeiijk ecu paard le vinden , dat reeds gednrendc laugen tijd in onze dienst gcbruikt is , cn loch nog geheel vrij van stijfheid der spieieu , pezeu eu ge-wrichten, van vlotgallen , stramheid der becneu, en meerdere of mindere hoefgebreken. ziju zoude, lenvijl iiet bij dezen vreemdeu last, ouophoiidelijk aau eene
283
•vvrijving , sclmdding , beleediging eil gedurige werkiugen tegctuvei king bloolgesteld is ? Eeue zoodanige Teronder-stelliiig zou dwaasheid zijn, die slechts uit gebrek aan juisle kcanis der naluar en doorzigt ontslaat; Jioezeer dezelve zoo zeer op eigen lief de , eigeubelang eu gemakke-lijklieid , die vooiiiaaie drijfveren -van den mensch , gegrotid is , dat wij gelice), niet daai van afgaau , en in spy t ran alles paarden willen bezitlea , die nog zoo gezond op liunne beenen en vrij van gebreken en ziekteu zullen zijn , als zij gewoonlyk van de moeder komen, en nog lang buiten onze dienst zonden blijven.
Wanneer wij nogtans wezenlijk nagaan , datgene wat wij van iiet paard verlangen , en eeue naauwkeurige ken-nis van deszelfs natunr bezitten , dan wordt liet zeer dni» delijk , dat zulks geenszins bet geval kan zijn , en dat alle paarden , die wij tot onze dienst (en dit welligt nog te Jong , alvorens limine ligchaaiusdeelen de beboorlijke vastbeid en kracht bekomen hebben) sterk gebrnikten , en nog bovendien hevig daarbij vermoeiden , oumogelijk gezonde beenen en hoeven knnnen hebben , die niet meer of minder door de overspannen werkzaamheid, zouden geleden hebben en beleedigd zijn geworden. Daarbij komt 'dan nog de gedurige verhitting en verkoeling, aan welke de paarden in onze dienst blootgesleld zijn , en die door de belemmering vati de huiduitwaseming , zoo menige rhemnatischo ziekten der beenen voortbiengen moeicii. Vau daar dan ook de steeds dnrende klagten , over meer of minder stijve en stroeve beenen der paarden , waarover hier, als cene uitwendige ziekte, zoo kort mogelijk nog gehandeld zal worden.-
Ouder meer of mi« stijve en stroeve beenen,quot; verstaat men , in hunnen aard eu vorm , door vcel aibeitl en in-spanning , meer of minder ziekelijk gewijzigde spieren , die dikwijls ook nog door eene gestoorde huiduitwaseming , aan rheumatische pijnen lijden ; nicer of minder in hareu aard veranderde , onbuigzame , met hare scliode vergroeide of verzwakte , en met eene ziekelijke gesteldheid der slijmbeurzen voorzicne pezen , eene verzameling van meer of minder vochtigheid , verharde knobbels in de Scheden
284
der pczen , die even zeer ook uog boyendicn dikwijls va» rheutualisclie pija aaiiyelast zija; nicer of miuder ver-rwakte , of door vooraFgegaue ontslekiiigeii , vethardo gewrichtibamlen , ziekelykc olijmbeuizcii , eu eene xneer • dare of mindere iiitstorting van vociit in liel gewiiciit , zoo dat die gewriclilen , slioet, onbewegeiijk en slijf worden , #9632;vooi Is de koofden der beendereti , door zware lasten ge-Aveidig geschokt, gewreven en beleediglt;l zijn geworden , en ten geyolge van dien , meennalen oalslane slepende ontstckingen , aau de gewrevene oppervlakte ruw eu on-effen worden , waarbij de omkorsteude kraakbeendereu der gewrichten beginnen te ontaarden , en de naluureene zamengroeijing der gewrichten , zoekt te bemerken , tex--wijl dezelve zeer dikwijls nog aan rJieumatische pijnen , en ontstekingeu lijden ; eindelijk hoeven , die , zoodra de spiereu , pezeu , banden en beeiidereu door sterke inspan-ning reeds leden , des te meer geieden tnoeten hebben, en op allerhanuc wijze zick geniaakt, en beleedigdinoeten zijn geworden , dewijl zij jnist liet meest aau sciiokken , ivrijving en beleediging blootgesteld waren en op haar de last van het paard , van tlen ruiter of van den wagen , welke het achter zieh heen trok , het meest werken moest; too dat de harden grond , ook op haar het meest werkte. Zij worden tiaarenboven, zoo zeldzaam, volgens hären aard , bchoorlijk verpieegd , ea overeenkomstig hare za-laeaslelliiig, doelinatig beslagen , waardoor reeds- op zieh telve, ziekteu en beleedigingen derzelve , 'voortgebragt moeten worden , en meerdere of mindere afscheiding der bekleedsels , afwykingen van den hoornwand , zoogenaam-de stccngallen , die van eeae kuciiziug ontstaan , alsiuede vlakke- volle- eu ringhoeven, mokpooten , styviglieid en zamengroeijiugen der gewiiehts beenen , van den hoef euz. niet ontbrekeu kunneu ; terwijl dit alles altijd in eaneu meerderen of minderen graad, aangelroffeu kau worden , dddr waar w'y zeggen «het paard is gebruikt, slijf en stroef.quot;
Ofschoon alle vier de beenen aan de opgenoemde kwalen lijden, heerschen zij toch voornamelijk aan de voorsle, voornamelijk wat de hoeven aaagaat , waarloe het hier te
wijdloopig zoude ^vordcn , lt;Te gronden aan le voeren. Ge-noeg dat het lt;;een , men eigenlijk stijf of stroef noemt — hoezeer hel ook reeds aan alle Tier de poolen voorhanden is,—tocli voornamelyk merkbaar is aan de voorsten , eu däar , zelfs den leek , door het gezigl en gevoel in het rijden , hel eerst in het oog valt.
De kenteekens dezer ziekte zijn overigens zoo bekend , dat zij eigenlijk geene yerdere ontwikkeling verdienen.
De Avezenlijkste overal bekende teekens derzelve zijn meerdeie of mindere slijTigheid en onzekerheid in den gang , belemmerde vrije beweging , rheumatische pijnen aan de beenen, het voornitzelten van het eene of andere Yoorbeen , en het schilderen, met het eene of andere achterbcen in den staat van rust, alsmede een gekraak , bij de beweging in de gewrichten, kleine knobbels en vethardingen, ook vvel eene verkoiiing der bnigpezen , door welke eene ineerdere of mindere slelling met stijve pooteu , als bij de bokken onlstaat (sleltpooten) , kleine aei'iiardingen in de gevvrichlsbanden , en meerdere of min-dere zickelijke hoeven.
Volgeas dcze omschrijving , welke ons eigenlijk met dat gejic bekend maakte , wat vvij ouder hel stroef en stijf zijn der paarden , te verstaan hebben , gaan vvij tot do middelen over , door welke wij de gevolgen , van het te vele gebrnik eu door te sterkeinspanning , te weeg gebrag-to ziekelijken toesland der beenen en hoeven, zoo veel mogelijk verminderen kunnen; want aan eene geheele geneziug kan ; naar den aard der kwaal, zoo als van zelve spi eekt, in het miusle uiet gedacht worden. De bedoelde middelen zijn:
1 ) Baden of Stovingen aan de pooten , die op onder-sclieidene wijzen heilzaain werken, daar zij of, de ophoo-piügcn van vocht en verhardingen in de Scheden der pe-zen en gewrichlsbanden , zoo veel mogelijk verdeelen en wegnemen , of de rheumatische aandoening der beenen , mede verlielpen , terwijl zij de uitwaseming wederom vrij maken , eu als uitwendige zachte prikkel werken , endeels de meerdere of mindere outsteking in do hoeven verdeelen , eu de hoornachtige zelfstandigheid bnigzamer en zach-
ter niaken , (lermale dal zij oj« de tharis opgezclle eu los-{jowordene oiulerliggende deeleu , niul zoo di ukt.
De aamvemling dezer badeu , gescluedtiiel beste eu doel-luatigste , vvamieer men — vooral de voorste beeilen — aan welke deze kwaal Jiet sterksfe eu nicest in het oojj-valleud is — ia eeneu einiuer (I) die met liet eene of andere warme vociit gevuld is, plaatst, waaruit dan met eeu badspons of sterke linuenlap , het been , van den schou-der of bet lieupgewricht af, aan alle zijtlen gebaden en gewasschen vvordt , op welke wijze bet minsle van bet vocbt Texloren gaat, en zicb bet onderste gedeelte van bet been, cn do Itoef, steeds in bet bad bevinden. Anders moet men den cmmer in de nabijbeid van bet been plaat-sen , en belzelve daarin met eeu in bct vocbt gedoopte badspons of la]) , van boven lot beuedeu , sloven en baden , waarbij echter hei eigenlij ke baden der buigpezen en der boef, helgeeii zoo noodig en milti« in dit «jeval is , niet zoo goed geschieden kau. Meu bedient zieh tot deze baden of stovingen :
et) Vau gewoon warm zeepwater (heel water , waariu men een grooter of kleiner stuk zeep gesneden eu tot scbuim gemaakt heefl) (2) , dal tie voorkeur boven vele andere middelen verdient, daar niets zoo verdeelende op de ophoopiageu van vociit, gallen , kuobbels en verhar-dingen in de pezeu en Scheden werkt, en tegelijk eene verzachtende eigenscliap bezit , als het zeepwater , waaroiu ook de zeep bij geeue van deze soort van baden , ontbre-ken mag. Men moet echter niet gelooven , dat met 2 , 3 of 4 , van znlke baden of stovingen , de zaak gedaau is , zoo als nalatige oppassers gewoonJijk wenseben en gelooven ; iutegendeel belioort men dezelve weken lang voort-tezetleu, en wanneer bet slechts de gelegeubeid , de
(1) Ecn {jp'.toiip rlrinkcmmor , welks boilem met een ijier krtiis voorzien i» , tun einrle bot pnard di-n bortem nii't niitrnppe.
Ännmerking van den Hoogduitsehen Vertaler.
(1) Men zal hiertoe ook zerr gevoegelijk gowone groene zeep kunnen neoieiu R.
287
omstaiicligbedcu eu tic dienst van den oppasser en iict paard zulks loelalen , dajjeiijks twee- tot driemalea te iieriiaieu.
b) Van meslsop. Dit over.il in mcnijjfe to krijgen, uitorlijk Tiiile xniddel. is by deze kwaal een van de werk-zaaiuste , naardien het door do alkalische deelen , die het bevat, liet indrinjjendsle en \erdeelendste middel wordt. Men bereidt deze meslsop-bad en , terwijl men , iietzij de mestsop zeive op liet vuur warmt ,of eenenpot vol liokend water , in den met mestsop gevulden emmer giet, en tlau uog klein genedeae stukken zeep er bijvoegt (1).
c) Van afkoohsels of aflreksels yaa yerzaclitende en vrrdeuleade kruideu , met grocue zeep Termengd en even-zeer als baden of slovingen lieet aaugewend , waartoe men het Itaasjeskruid , kamilien , de peper- en kruizemunt, het hooizaad en audeic kan aaa»enden-
d) Van byandeAvijn- eu geneverspoiling , bier- of nijn-droesem lieet geaiaakl , en desgelijks met gesuedene stuk-ken of groeae zeep veruieugd.
JJeze laatste badea on sloTiugen worden voomamelijk dan vereischt , wanueer de eerstgemelde slovingen reeds eeuigeu tijd vc-orafgegaan zijn , en de batstokingen , op-iioopingen van voclil en vei hardingen in de beenesi , ver-de.dd liebben , en nu deze ineer als versterkende middelen aaugewend knnnea worden. Van welke baden men zieh echter bedienen möge , naar male nn tot het eene , dan tot het andere , de meeste gelegenheid voorhanden is ; nooit moet men echter verzniuien de beenen , na de aangewendc baden of slovingen , met stroowisscheu wederom slerk droog le wiijven , daar reeds in deze wrijving , op zieh zelve, almede eea gelt;leclle der genezing , na de vooraf-gegane baden en stoviugen , gezocht moet worden.
(I) Gelijk hier do mesUopbaden met zeep verraengd, als nlge-meen de goedkoopste en werkzaamste iniddelen, aan te beyelen zijn 4 zoo beslaal nr ook nog , naar niijne ondervindipg, geen workzanier, goedkooper en meer venieelend middel bij beleedi-gingen , als : drukkingen \an het zadi?l, slagen enz,; dan het be« voohlige» der zieke deelen met mestsop,
Aanmcrking van den lloogduitschen Fertaier.
288
2). Doen hier zähen uit aetherische oJien en doordrin-gemie , \liiglig prikkelomle en verdeelende middelen , met eeu deel vet vermengd , eene heilzame nihverkiiig , waar-loe zick de meest zamengeslelde en diligt;vijls tegenstrijdige formulieren , bijna in ieder paarden-artsenijboek beviu-den , doch waarvoor ik slechls het voJgende eenvoudige mengsei aanbevele :
Men nemo:
Althaeazalf, een half pond ,
G eelc ivas on Laurierolie , van ieder gt;ier onsen ,
late hei in cenen pot , op een zacht nmr , langzaatn srnel-ten , roeie het daarna vvel onder elkander, en \oege, wamieer de massa hegiut koud te worden , nog daarbij :
Tcipentijnolie , drie onsen ,
eu menge het goed.
lüermede worden dan de pezen der beeilen, vooxna-meJijk de buigpezen der voorsle beeneu , eu de gewrichten , 's morgens en 's avonds slerk ingewreven , en wel zoo laug , tot dat alle zalf in de huid iiigedrongen is (1). Hare werking is tegelijk rerzachtend , vlugtig , prikke-Jend , Terdeelend en versterkend , wordt in dit geval al* lezins gevorderd en is allijd van een meer of minder goed gevolg. Men meet echter niet zoo onbillijk zijn,als gewoonlijk geschiedt, en verpachten won deren van dezelve , even als konde zij nit oude of stijve beeueu , jonge eu gezonde maken.
Otn den derden dag worden Tervolgens eenigen tijd , de warme zeep baden wederom aangewend, ook wel hvee dagen lang voortgezet, en dan w ederom de zalf ge-bruikt.
Bovendien worden nog ua de warme zeep baden , tie
(I) Op dit sterk inwrijvpn kan niet {jenoeg gelet worden, daar het deeis oji zieh zelvu mede tot de genezing liehoort , deels ander» de zalf nutteions in de hären blijlt hangen.
Aanmerking van den lloogduitschen Verteiler.
289
pczen , Toornamelijk de buigpezen en de gcwricklen , met «en mengsel yau gelijke deelea :
Brandewyn ,
Geest tan kamfer ,
- - iiarlslioorn en zcep ,
sterk ingewrevea, of daar -vvaar de aamvendiug ran dit jniddel to duur is , met enkele brandewijn gewasschen.
Behalre deze beliandcling moot men ook Toornamelijk op de Iioeren dor Toorpooten acht slaan, en deze cm den anderen dag , of om den derden dag , in versehe koemist zelten, of het paard eeuige urcn daags in eenen daarmede geyulden bak plaatsen , de kroon der boef, dikiyijls met maiien TCt of nog liever met runder merg insmeren , en op eeu doelmatig , de zamenslelling van den hoof passend beslag ietlen , daar hierin al mode de Toornaamste oorzaak Tan den moeijelijken en pijnlijken gang op harden grond te zoeken is , die bij stijve paarden , om do hier boyenaan-getoonde redenen , nooit onlbreekt.
Het grootste en mede het gewigtigste middel nogtans bij zidke slijTe en stroeve paarden, blijft alfijd :
3°. Eene fontanel aan de borst, echter zoo als Tan ' zelfs spreekt, altijd in yerband en onder gemeenschappe-lijke aanTTending der reeds opgegeTen middelen. Zij werkt hier op verschillendo wjjzen heilzaam , te gt;velen :
a.) Daar dezelv« de aanyankelijke ontstekingen in de ßeyyrichtsbanden , de schieden der pezen en pezen zelye , de beenhoofden en hoeven , afleidt, en zoo yerdeeld , zelfs op deze yyijze in yerband met do warme zeepbaden , de zalf en de yluglig prikkelende , doordringendo en Terdee-lende middelen , de ophoopingen Tan Tochten en verhar-dingen in de Scheden der pezen yan de Toorpooten , zoo yeel mogelijk wegneemt.
b.) Teryyijl dezelye de rheumatische pijn der beenen , het beste geneest,
Zonder eene fontanel aan de borst , zal men zelfs by de meest gezette en aanhondende aamvonding yan alle andere middelen , stijTO paarden slechts yyeinig beter in den gang tnakeu , maar daarenlegen met deze en het
290
gcbruik der overi^e opgegevcne middclen, dikwijls meer daarbij uilvoeieu , dan men in den beginne zelf gedacht heelt , inzouderheid , wauneer men de fontanel, geduren-de Teischiilende weken , in etlering onderiiondt, en nog langer de tvarxne zeepbadeu en do inAvrijving der xalf Toortzet.
XXXII. HOOFDSTUK.
Fan eenige hvnstheiverkingen.
» ledern behandeling van het paard, kan ineen zekcr opzigt, zoodra die tot de genezing eener inwendige of uitwendige zickte plaats heeft , ah een genee.i-kundige ojjerahe icschouwd women : weshalte ook hier, eenige hantlgrepen , die tot hot gezegd doel strckken, inede o/tgegeven zijn, al kan men dezelve eigenhjk net onäer ae heel kundige operatien rang-schikken, quot;
Van het remilt;jen en wrijven.
Terwijl iict reinigen der paarden , tot liet beler voorko-men , den gians en de schoonheid der paarden dient , be-vordert het tegelijker tijd de zindelijkJieid, en in 200 Yerre ook de gezondheid Een bijzonder nul, dat echter ook uit het Tlijlig reinigen -voortvloeil, is het open-honden der nitwaseinende valcii, het open maken van de porien derhuid , wanneer zij Terstopt zijn , en de Avej k-zaamheid , die men daaidoor Avcdciojn in dezehen breugt, wanneer zij door cene belette hniduitwaseming, die bij de paarden maar al te dikwijls voorkomt , in hunne ver-rigting meer of minder gestoord geworden zijn. In dat opzigt vvordt het goed en vlijtig reinigen , dikwijls het grootste en zelfs in menige gevallen , het alleen toereiken-de geneesmiddel. Zonder nn hier de eigenlijke praktische handgrepen eu Toordeelen te willen opgeyen , Uoe daarbtj
291
de roskara , de Lorslel, en de wrijflap gcbruikt , en op het eene of andere deel aangewend moet worden , al het-Avelk iu een leerboek der piactisclie slalorde , leeiregel-kunde , eu oppassiuy der paardeu te liuis belioort, bepaal ik mij liier aileeu om hot nut daarvan op te geven , en voornamelijk de aandaclit le yestigen , op iiet quot;vvrijYeu der paarden , met slroowissclieu , dat tot de herstelling eener on-derdrukte huidultwaseming, waardoor zoo vele ziekten der paardeu oulstaan , zoo veel , ja dikwerf alles afdoel. Men moet daarmede Yoornainelijk de mggegraat van de schoft tot het kruis , de borst , de buik en beenen wrijven , iuzonderlieid dan wanneer het paard warm geworden , of wel zelfs in het zweet gebraut is, terwijl het door het staan in de luclit of door het langzaam rondleiden , onder eeneu gedungen luchtstrooiu , wederom te snel afgekoeld is ; doch niet allcon is zulks een werkzaam middel om ziektea voor te koincii , maar zelfs ook om ziekten , die na eeue onderdrukle huiduitwaseming onlstaan zijn, te geuezeu , eu hetzelye behoort daarom bij de herstelling derzelve , iiiet \eizuimd le worden.
Van het ingeven der dranken.
In Tcrschillende ziekleu Terdienen de dranken de yoor-keur boven alle andere Tonnen, onder welke men genees-middcleu aau het paard toedient , daar zij zieh het ge-makkelijkste en spoedigste in de maag en de darmen ver-deelen , en terwijl zij met de sappen zieh vermengen , ook in die gerallen waar de kwaal ouiniddellijk in de maag, en de ingowanden zit; zoo als bij de Terstoppingen, kolijken , ontstekiugen »can de maag en de darmen , het spoedigste de aangedane plaats zelve treffen.
Bij andere ziekten beveelt zieh daartegen de yorm ran eene likking ofbrokaan ,b t. bij keel- en longontsteking enz. , waar het dier niet in staat is, den kopen den hals zoo hoog op te ligten , als tot het ingeyen der dranken yereischt wordt.
De haudelwijze bij het ingeyen der dranken is de yol-gende;
292
Men iieemf ecu eenige eilen langen band , riem of dun tomv , aiaalct daanuede eenen strik om de snijtanden van de boven kaak , en brengt dan den band over het een of ander , -waardoor men bij het aantrekken , den kop \an het dier in de hoogle trekt. Het beste is , wanneer het paard daarbij met het achterste tegen eenen muur of iets anders vaslstaat, ten einde het niet kunne terugtreden. Het is derhalve het beste , ivanneer men bij voorbeeld , met eene slang, die men over de haken heen legt, welke tot het ophaugen der toomen en tuigen dienen , en aan de standpalen zijn , het paard in zijnen stand omdraait, en den band over de haken trekt ; ook kau men aan het andere eiude van den band eenen strik maken , destroo-vork daarrloor sleken , en daarmede den kop van het dier , dat oingedraaid is , door den oppasser Jäten opliglen.
Men kan even /eer liet paard längs eene ladder trek ken ; entervvijl men den band over denzelven heen legt , deszelfs kop in fie hoogle helfen. Tervolgens gaat die getie welke den drank ingeefi , Oj) ceii-voelbank , sloel , of onderste boven gekeerden drinkeramer, (want de paardenarls moel zieh ook bij deze klcinigheden spoedig vvelen te helpen) of wanneer de kop van het paard aan den ladder opge-trokken is , op deze , scliort de momren op , want het #9632;vocht loupt hem andeis , indien hij eenigzins laag staal , längs de armen , grijpl met de regterhand de ilesch , die zoo veel inogelijk , zekerheidshalve , van blik en met eenen langen hals voorzien nioet zijn , lerwijl hij met de linkerhand de onderkaak van het paard aanvat, en dan aanvangt den drank in kleine gedeellen aan het dier in-tegieten, en vvel zoo , dat hij den hals der ilesch in den bek, (in de landelooze rnimte , tusschen de snijtanden en de baktanden) , aan de lirskerzijde van het paard , brengt, daar hem dit anders tegen de hand zou zijn. quot;VVanneer het paard niet slikken vvil , en , zoodra slechts de band eenigzins losgelaten wordt en de kop zakt , veel van den drank wederoin weg laat loopen , dan vat de ingever van den drank de long met de liukeihand, Irekt dezelve naar bniten , doch laat die dadelijk wederom los , hetgeen dik-wijis een goed middel is om het paard lot slikken der
293
slrauk te noodzakcn , of mou drukt ook wel aan liel paard. op de luclitpijp , even aid wiiile mea liel doeu hoestcu , ea laat die dadelijk wederom vrij , hetgeeu even ecus eene iiaud^reep is , om ket paard le doeu slikkeu , of wel eeu omstaiider stoot iiet paard laagzaam iu deüankeu, en deu ouitrek der valsclie ribbeu , waardoor liet dikwljls beter siikt. Wijders is , reeds h.et laug met deu kop in do Uoogte getrokken staan , van liet paard , zelfs liet beste middel , om hot eiudelijk te doeu slikken. Men moet ecliter uiet yer wach ten , dat daarbij volstrekt nietsvanden drank zon verloren gaaa , zoo als soinmige gelooven , en uit dien hoofde de inLddeleu voor hnnne pationten in znlke kleine portien voorschrij ven , waarvan geen droppel verloren mag gaan , vvanneer dezelve werken moot. Bij het ingeveu der medicljnen aau de paarden , in welken vorm men zulks ook doeu möge , gaafc altijd meer of minder verloren, naar welke verouderstelling , de dozis der ge» neesmiddelen voorgesclireveu moet zijn ; veel daarvau blijft ook in den bek zelven , en aau de baktauden hangen, en vvordt na het ingevea door hot paard wederom nitge-spogen. ^
Op deze wijze wordt dan de drank in verdeelde portien aan het paard gegeven , en vervolgens de band wederom losgelatea ; maar dadelyk wederom aan- en den kop van het paard in de hoogte getrokkeu , zoodra men bemerkt, dat het nog uiet alies doorgeslikt, en nog iets van den drank in den bek heefl.
Het strijken van het onderste en voorste gedeelle van lt;len hals, waar eerst de lucht-pijp en achter deze, de slokdarm naar beueden loopt , draagt tot het slikken van het dier, zoo als velen gelooven, weinig bij , want zoodra slechts eenmaal het vocht of elite andere zelfs tau dig he id , de strotklcp gepasseerd is , dan vait zulka , wegens des-zels eigene zwaarte , in den slokdarm , die het dan vorder door cexie eigene bewegiug in de maag voei t.
Indien men zieh van eeu glazen flesoh bij ingeven bedient , dan moet men zorgen dat de hals niet afbreekt, tlaar die anders of zelve of do splinters daarvau, door het paard opgeslokt kuunen Morden.
294
Vau het ingeven der likkingen
Tot lict ingeven der likkingen , wordt vöör alles eene ecuigszins bieede ijzeren of houten spalel veteischt, met welke men als liet ware dezelve uit de pot opsciiept en in denmondvan lict paard bieugt. Men gnat daarbij op de Tolgende wijze te werk : met de linkerhand Tat men aan de rcgterzijde van den bek, de tandelooze ruimte tosschen de snij-en baklanden, en wel zoo dat men eeu gedeelte der long medo omvat; Torvolgens brengt men met de reg-terhand aan de liukerzijde Tan het paard, de spatel met het conserf in den bek , dien men inmiddels met do linkerhand tracht te openen , schuift die tot aan den woilel der tong in de keel , draait dan spoedig de spalel om , zoo dät de likking op de tong komt te leggen , ligt met de linkerhand den kop Tan het paard zoo Teel mogelijk in de hoogte , tracht den bek te slniten , en Teegt bij het weg trek ken #9632;van de omgedraaide spatel, dezelve in de hoeken der mond nog af; dan wordt spoedig de kop met beide banden in de hoogte gebragt, waartoe het goed is , dat men nog door een gezel of oppasser geliolpen worde, ten einde men ten ininste de eene hand wederom vrij krijge, om dezelve yoor den bek van het paard te honden , en de somlijds wederom naar buiten vallende brokken daarmede op te #9632;vangen.
De kop ran het dier wordt wijders zoo lang in de lioogfe gehouden , tot dat het het middel doorgeslikt heeft , het geen men aan de bewegiug va,n de keel duidelijk zien kan : en waartoe men , om znlks te veroorzaken , van tijd tot tijd eenen Tinger in den bek van het paard steekt, even als bij het ingeven van eenen drank , de tong naar builen trekt en ze dadelijk wederom los laat , het in de zijdestoot enz Heeft het paard de eene spatel vol doorgeslikt, dan geeft men aan hetzelve op de voorgesciireven wijze, de tweede en de derde, waar bij men alti)d hun dal gene wederom ingeeft, wat zij van de voorgaande spatel uit den bek lie-ten vallen.
Menige paarden nemen de geneesmiddelen in den vorm van likking goed , en ten minste niet met grooten tegenzin
295
en tegeuslreving iu, zelfs eelen zij , eenige him juist niel ouaaiigeuauie uietigsels , vooruaineiijk wauueer zij met ho-nig aiiiigemaakl ziju, ook wel uit onxe iiaad ; terwijl er vrederoiu paanlen zij», welkeu op dcze wijze de genees-midilclea sleclits zeer moeijelij k kumieu ingegevcu worden, en waarbg ineu liet best doet , dezelve voor lieu iu brokkeu eu pillcu te Teiandcreu.
Van het ingeven der brokken en pillen.
Het gcmakkelijkste wordt het iageven der biokkea en pillen, wanneer meu zieh daartoe vau een moadijzer be-dient; eeu werktuig, dat gewoonlijk ieder smit bezit , daar hy liet zoo dikmjls bij het uazien Tan den bek , de tandeu eaz. gebruikt. Geoefendeu in het ingeven kunnen zulks noglans zonder hetzelve , ja het gaat zelf op deze laatste -»Yijze spoediger en met minder omslag. Wil meu met een moudijzer ingeven , dan wordt eerst dit in den bek -van liet pa^ird gebragt en de mond daarmede geopead ; Tervolgens kaa men geheel zeker en zondei het minste geraar, Tan door het paard gebeten te wordea , met eeneu opgeschorten arm , in Tvelks hand men een brok Taa de grootte Tan eea ei of eeae pil genomen heeft, terwijl de top Tan het dier door den oppasser Tooruit gehouden wordt, OTer de snij landen heen , tot aan het begin der toug en TerJer ingaan , en zoo den brok of de pil tot achter op dezelTe brengen, wanneer men dan de hand zeer sue! terug trekt, en eTCii spoedig het moudijzer weg neemt, doch den kop steeds nog zoo lang in de hoogte hoadt, tot dat men bemerkt dat het dier hel middel dgt;orge-slokt heeft.
Wil men zieh Taa geen moudijzer bedienen , dan grijpt men met do liakerhand aan de l eglerzijde van het paard , de tong , hoadt dezelve Tast, waardoor het dier gedwon-gen is don bek opea te maken , en belet wordt te bijteu , brengt vervolgens met de regterhaad aan de liakerzijde Tan het paard, den brok of de pil aaar binnea, schuift deazel-Ten lot op den wortel der tong Tooruit , trekt deregterhand snel teyug , laat met dc liakerhand de long los , enhoudt
296
den kop van het paard in de hoogle lot dat het liet mid-del doorgeslikt heefl.
Bij het iugereu op deze wijze gaat het minste , zelfs hijna gehecl niets , Tan het middel verloren, enmen weet met zekedieid , welke dozis daarvan Jiet paard eigenlijk ingekregen heeft.
Overigens inoet nog aangemerkt worden , dat men Toör het ingcven aller geneesiniddelen , op welk eene wijze en in welken vorm men zulks ook doen möge , aan het-zelve vooraf het drinken moet voorhouden , daar hetniet slechts in zoo ver goed is , dat het paard alvorensdrinkt , cm dat de daarop Yolgende geneesiniddelen dan in de maag en het darmkanaal, gemakkelij ker opgelost worden , terwijl het drinken hem zoo wel bij langdnrige als Tooral bij ware ontstekingachtige ziekten nuttig is.
Wijders is reeds vroeger aangemerkt geworden, dat men , even als in zoo vele opzigteu, ook met betrekking tot het innemen van inwendige geneesiniddelen , het paard bij de gcnezing zyner ziekten , niet met den menscli verge! ij ken , cn verlangen mag, dat het in elke ziekte de geneesmiddelen alle men en in eene aanhoudendo voorfr-zetting zou gebrniken , waarbij het alle eetlust verliest of niet wederom krijgt, terwijl het onderhouden der krachten , door het genot van voedings middelen, nogtans ge-wigtig bij de genezing van meest alle ziekten blijft. Men moet nit dien hoofde , inzonderheid bij slepende ziekten , de inwendige middelen, niet zoo als bij den mensch da-gelijks, ja met het nur ingcven , maar van tijd tot tijd geheel daarmede ophouden , en als hot ware der natnur wederom tijd en rust gunnen , om de l eeds gegevene middelen behoorlijk te doen werken, Over het algemeen is het in de paarden-aitsenijkunde , een stelregel op de on-dervinding gegrond , dat bij deze dieren de meeste ziekten evenveel met uitwendige middelen , zoo als aderlatin-gen , fontanellen enz. en goede oppassing en voeding , dan door inwendige middelen geuezen worden.
an het toedienen der klisteren.
Tot het zelten van klisteren bij de paardcn , bedient
297
men zieh ran eene gewone paardea-klisteerspuil, en in-geral yan nood vaa eene blaas waar aan men een pijp Tan ylierhout yasfgemaakt heeft. Na dat men het lare-ment, -naarvan liierna iu het algemeea gesproken zal worden , in de spuit gegoteu heeft, daar met het inzuigen te veel lucht mede in de spuit komt, brengt men de met olie bestrekene pijp in den. endel-darm yau het paard , en wel zoo , dat de klisteerspuit eenigzins schuins, namelijk met het haudyat naar onder , doch met de pyp naar bo-veu geriet is. om dat de iigging yau den endeldarm ook schuins en yan boven naar beneden loopt. Hierby moet men zieh echter uooit zonder eenige voorzorg, achter het paard plaatsen, daar zelfs de ziekste paarden bij dit werk dikwijls achter uit slaan , vvaaiom het het zekerste is, wanneer men zijne plaats eenigzins zijwaards yan het paard neeint, en zieh daarbij slechts met dea arm yoor-en zijwaards naar het paard been buigt om de pyp der spuit naar binnen te brengen , en het lavement te kun-neu zelten , dat slechts laauw-warm mag zijn. Om het slaau yoor te komen, zoude men eeu kluister of ook wel een touw, alleen om eeuen der achterpooten , kunnen aanleg-geu e:i het yoorste gedeelte om den hals vast maken.
Men geeft elk klisteer maar altijd in kleine hoeyeel-, heid , ten einde zij des to langer in den endeldarm blij-yeu , en hier als yerzachleude , pijnstiilende , bedareude , krampslillende , losmakende of voedende en versterkende storingen , en baden kunnen werken. Wordt daareutegeu. hot klisteer aau het dier in eene le groote dozis loege-dieud, dan zet het den endel-darm le veel nil , prikkelt deuzelren door zijn grooten omvang , hoe zaeht het ook overigens , volgens de middelen en derzelver werking ook zijn kan , en wordt daarotn zeer snel , door de verhoogde wormswijze beweging der darmen wederom yoortgedmkt en nitgedreven.
Een middel dat hier en daar tot het laager inhouden van bet lavement , waarop in alle omstandigbedeu , onder welke men hetzelve geeft, mede yeel ainkomt, is: dat men aau langstaarten , den staart om het eene of andere achterbeen been trekt ca zoo vast op hot fondament aan--
298
drukt , lenvijl men dan nog door slagen inet de hand op liet kruis , de gevoeliglieid van den endel-darm eenigzius aüeidt, en op die -wijze do zameutrekking Tan denzelren gedurende eenen korten lijd wegneerat of vermindert.
Men mag niet eer wederom een ander klisteer zetten, tot dat liet vorige afgegaan is; in het tegenovergestelde gc-val zoude men even zeer den afgang van beiden bespoe-digen. Deze regel geldt ten ininste in liet algemeen.
Wat de middelen belreft, die men tot het lavement moet nemen, rigt zieh het 'vooi schrift naar het oogmerk dat het klisteer dient te bereiken , ook dikwijls naar de middelen die men dadelijk bij de hand heeft. Tot een bloot verzaclitend , bedarend en zacht losmakend klisteer , is enkel laauw-vvaim water , met eenige eetlepels lijnolie en vvat groene zeep, en naar mate men ook daarmede meer of min het darmkanaal openen vvil, met bijvoeging van eenige eetlepels keuken zoul , voldoende. Eene meer krampstillende en bedarende werking bezit een afkooksel van gevvone kamilleri , vliei bJoemen , -wol ki nid , althea , lijnzaad enz. , met lijnolie en naar bevind van zaken , met keuken zout , al naar mate men het eene of hot andere of verschillende van deze middelen by de hand heeft, boven welken nogtans de kamillen de voorkeur verdienen.
Be klisteren werken meer losmakend, wanneer men dezelven uit laauw-warm zeepwaler met keuken zout, maakt. Tot krampstillende klisteren bedient men zieh van een aftreksel van valeriaan wortel met of zonder ka-millenbloemen en lijnolie , waarbij men nog eene oplos-sing van een half tot geheel lood duivelsdrek voegen kan. Voedende klisteren bereidf, men nit meelwater en dooiers Tan eijeren, en versterkende en zamentrekkende klisteren nit een afkooksel Tan eikenschors met gekookte stijfsel , eer koud dan warm gegeven.
Alle andere zamengestelde en dure middelen tot klisteren , kan men in de paarden artsenljkuiist , (waar men met de eenvoudigste en goedkoopste middelen dikwijls meer doet, dan met de duurste) ontberen; terwijl ook de klisteren van tabaksrook , in sommige gevalleu Tan hard-
299
nekkige versloppiug , met veel nut kuunen worden aange-#9632;wend.
yan de algemeene aderlating aan den halsader,
Deze operatic wordt liet gemakkelijfcste yerrigt , eu de ader liet eerste door den onkuudige ia de ontleedkuude gevondea , wauneer men aan het paard eenen baud om den hals trekt, en atcI op de volgende wijze (I).
Kadat men liet paard aan den halster of trens op eene lichte plaats heeft laten brengen , neemt men een tamelijk dik paktou\f of sterk bindgaren , knoopt aan het eene eindc eeaen strik en werpt dan denzelren om den hals , en wel derwijze , dat de strik Tan de regtex-- naar de linkerzijdo van het paard hangt; vervolgens neemt men het andere eiude in de hoogle , trekt het door den, aan deu anderen kaut yoorhanden , strik en met hetzelye den baud vast toe , en maakt die yast door eeueu strik , ten eiude men , in geyal van nood , den band dadelijk we-derom loslateu lian. Dan laat men den kop van het jiaard iu de hoogle , en met de puut van den neus naar de regterzijde gewend houden, terwijl meu zicii zelye aan de liukerzijde van het paard plaatst, en strijkt, met een weiuig warm water of speeksel , de baren boven den band glad , daar waar de halsader ligt, in de halssleuf achter of boyeu de luchtpijp, en gt;yel van de onderk.iak af, ten einde de haren zouden plat gaan liggen en de opgea wollen ader beter in het oog yalle. Men neemt vervolgens de vlijm in de linkerhand en zet het lemmet daarvan in de lengte op de gezwollene ader , vat met de regterhand eenen
(1) Seter is het, als ook geinakkelijker, om «ich de vaardifjheid efjjen te maken, om de ader door middel van de linkerhand , xonder touw, te drukken en te doen opiwellen , waarbij men dan de *lijm tusschcn den duim en wijsvinger houdt,eu mat den midgt; delsten vinger de drukking van de ader volbrengt, en ahdan ver. der op de wijze te work gaat, als of men eenen band had aang-?-legd J terwiji men dan om de bloedvliet te doen plaats hebben , met het vat waarin het bloed wofdt opgevangen , de ader blijft drukken, tot dat de verlangde hoeveelheid is afgetapt, P*.
300
reeds onder den linkerarm gehouden klopper of een der-gelijk sluk hout, en geefl daarmede op den rug van de vlijm zoodanigen^lag , dat dezelve lot door de liuid en de TÜezen van de ader doordringt, en zulk eeiie vvond in dezelve maakt, dat het door den vast aaugetrokkea band opgeliouden bloed , door de gemaakte opening in eenen boog naar buiten stroomt.
Is bet paard zeer onrustig en scbuw, dan is bet goed , vvanueer men hetzelve gedurende de operatic bet linker oog laat toehouden , ten eiude bet den slag niet zie , daar-over onrustig vvorde , kop en hals bewege en zoo gedurende den slag de vlijm van de ader afjjetrokken , en deze slecbt getroffen vvorde. Ook kan men zieh bij der-gelijke paarden van eenenlaat-snipper bedienen , die men, nadat dezelve, naar mate van de sterkte der buid en vet mass a van bet cehveefsel, dieper of oppervlakkiger geplaatst is, in de regtcrband neemt, bet lemmet daar-van even zoo naar do lengte op de ader plaatst, en dan de veer losdrukt.
Beide werktuigen kunnen op eene gelijke wijze zeer goed tot aderlaten gebruikt worden , en bet komt er voor #9632; nanielijk maar op aan , of men zicb meer of minder aau bet eene of andere gewend , en zieh in de aanvvending eene oefening on vaardigheid verworven bebbe. Het aderlaten met bet lancet is voor den onkundigen moeijelijker en zelfs do wetenscbappelijk gevorrade paardenarts kau dit vverktnig bij deze operatie outberen.
Stroomt bet bloed niet vrij genoeg , betzij om dat de opening te klein of bet bloed zeer dik is, en zicb eene bloedprop voor de opening geplaatst beeft, dan steke men de band in den bek van bet paard , of een stukje bout , den steel van eene zvveep enz. in denzelveu, waardoor het dier verpligt wordt , de kaken op elkander te bren-gen, betgeen dadelijk een vrijer uitgang van bet bloed bewerkt.
Wil men ook aan dequot; regterzljde de balsader openen , in vvelk geval deze operatie voor den Operateur , die zieh gewend beeft , om slecbts met de regterband ader te la-teu , eenigzias tegen de hand is, dan wordt de kop van
301
het paartl naar de linJterzijde gebogen, ten einde aan de regterzijde de opgezwollene ader beter voorkome en te aien zij ; terwijl dan vervolgens op de teeds vooigeschre-veue wijzo wordt te werk gegaan.
Heeft men uil gebrek aan de vereisclite beliendiglieid cn oefening in dcze operatic , nit te groote vrees , en daar-door ontstane berende en ouzekere band , of wel bij ecne groote onrustigbeid ran het paard , do ader niet bij den eersten slag getroffen , dan beeft zulks geene Terdere na-deelige gevolgen , eu bet laat ten boogste eeno kleine bnid wood acbter, terwijl men den slag boven den eersten berbalen moet.
Is bet noodige bloed, overeenkoinslig van den aard der ziekte , de ontsteking , de ligcbamelij ke gesteldheid , den onderdom enz. outlast geworden , dan maakt mea den strik van den baud open en dezen gebeel los , strijkt vervol-gens de gemaakte woud van boven naar beueden met de ringers, eu drukt dezelve een weinig toe, waarua de bloeding gewoonlijk ophoudt. In bet tegenoveigeslelde geval of wanneer men gebeel zeker wilziju , datdeader, zelfs bij eeuige beweging , niet wederom opengaat , dan steekt men eeue spel dvrars door de gemaakte woud in de bald , wikkelt eenige paarden baren, die men lot eenen beelkundigeu kuoop maakt, daarom been, waar door de daaronder liggende wondo in de ader gedrukt wordt , en opboudt te bloeden.
Men beboort nimmer bet uit de ader gelaten bloed, op den grond te laten loopen , zoo als gewopulijk gescliiedt, daar men bierbij eensdeels rerbiuderd ^vordt, de boeveel-beid beboorlijk te bepalen, en auderdeels uit de zieh Tormende bloedkoek , bij bet stollen ran bet bloed , den meer of minder voorbanden ontstekingacbtigen toesland niet kennen , en daaruaar zijne matregelen in de Terdere bebandeling der ziekte uemen kan.
Na de gedane aderlating, wordt bet paard wederom rüstig in den stal geplaalst , waarbij men echter te letten heeft, dat zieh geeu voeder in de krib of rnif bevinde , dewijl anders de paarden , die nog eetlust hebben , dade-lijk eleu en door het kaauwen aaalciding tot bet open-
302
i.priugen Tan de ader goven. Be opening Tan alle andere aders , om eeue algemeene aderlaling le bewerkstelligen , is onnoodig, en de adorlating aan den. iialsader hot doei-matigsle.
Van de plaatselijke aderlatingen.
Daar wij in de paarden-arfsenljkunde ons lot de plaatselijke aderlatingen zelden of niet Tan bloedzuigers bedie • nen , gel'yk in de faeelkunde bij menschen, oimiat zij aan de badge plaatsen bij de paarden niet Irekken , zoo blijft ons , tot liet bereiken Tan dat doel, niels anders OTer dan het openen der äderen aan den boeg, in den mend , Tan de spoor- eti spataderen , Tan de bloedvaten op den neus enz. door middel Tan de Tlym of snapper, waarbij dan het bloedTat met den Tinger gcdrukt wordt, om het te doen zwellen en de nitvloeijing te beTonleren, en het scarificeren Tan zoodanigo outstokene deelen, waar plaatselijke ontlastiiigen Tan bleed gCTOrderd worden , lioezeer- door dit laatsle slechts zeer weinig bloed outlast #9632;\Tordt , en deze operatic ook wel aan eenige deeleu , b. v. aan de gen i icIlten en alle meer peesachtige en van banden toorziene deelen , niet genoeg aan te wenden is, ten minslc het zeer geringe bloedveiiies daarbij , goheel zon-der gevolg blijft. Men gaat daarbij op de Tolgende wijze te werk: nadat het paard do praam op den nens gezet en Tastgeliouden is , neemt men hel lancet of de Tlijm in de regterhand, en doet Terschilleude insuiidingeu naar de lengte der Tezels, door de liuid tot op de daaronder liggende spieren , en beTOchtigt dezelve met warm water, ten. einde de bloeding nog eenigzins onderhotiden worde.
Over de plaatselijke aderlatingen in den hoef zal i'iog nader gehandeld worden.
Van het zetten van ecne fontanel.
I)aar waar inen de dragt zetten wil , bij roorbeeld , aan de borst , wordt in de huid , eene dwarsche plooi gelegd , die de Operateur met de linker , en een gezel of oppasser met de regter band vasthoudt, zoo dal iu het midden eene
303
kleine ledige ruirate blijft, die men rervolgens met een scherp laat-lancel of bistourie in eenea keer doorsnijdt.
Is dit gescliiedt. dan tracht men met den wijsvinger der regteriiand in de ivond le dringen, en de huid Tan de daaronder liggende spieren of peesachtige deelen , 200 Ter zulks met den ringer mogelijk is , te scheiden. Dan brengt men de fontanel of dragtnaald , in de ATond , en maakt daarmede de huid in den geheelen omvang van de Avond , ten minste eenige duimen , los. Wil men nu de fontanel goed prikkelend maken , dan brengt men een yan geelkoper daartoe verraaidigd of 00k ieder ander pijpje in de woud, drukt met de Tingers de wondlippen Tast aan liet pijpje toe, en blaast luclit in de wond , die nu , dewijl zy niet wederom uit dezelve terngtreden kan , zieh in den geheelen oairang ran het cehveefsel verliest, door strijken met de rlakke hand , steeds meer in hetzelre Terdeeld wordt, eu het losmaakt; terwijl zulks deelszelfs als Treemd ligehaam werkt , en de prikkeiing Terraeer-dert, deels aan de Tervolgens ingegotene terpentijnolie , die deze prikkeiing nog meer verhoogd eu onderhoudt , den weg baant en den toegang tot het cehveefsel opent.
Zoodra nu daardoor een volledig luchtgezwel ontstaan is, dan trekt men het pijfje uit de woud , houdt do wönd lippen nog zoo reel mogelijk zamen , ten einde de inge-blazetie lucht niet wederora naar builen dringe , en giet daarin 1 a 2 onsen terpentijnolie , door middel van een fleschje, met eenen dünnen hals , die men in de wond brengt, waarbg men de huid met den hals van de llesch een weinig terng dringt van de daaronder liggende spieren , ten einde de opening derzelve vrij worde , zieh niets aan de kanten rasthechte , en de olie uitloopen knnne. Wijders tracht men met de wry ring der riakke hand , 00k deze massa, in het alvorens door de ingeblazene lücht, üüge-zette cehveefsel, te verdeelen, en dan eerst brengt men een rond of hoekig (de vorm is geheel onverschillig) zacht zoolleer in de midden miel eene opening voorzieh , van de groote eens daalders of lets grooter , met tlas omwohden , waaraan een stukje bindgaren , ter lengte van een vieren-deel cl , vast gemaakt is , in de wond , isn wel zoo , dat
301
iüea het bij het iuslekeu zamenTomvt, teu eiude liet door de woud ga , doch zoodra liel binnea de gt;vond zclve is , door liel inbrengea vaa de viugers , het in dezelve we-derom zockt uit te breiden, ten eiude het niet zoo ge-makkelijk ivedcrom daaruit Talle.
Wil men minder prikkelen , dan blaze men de ge-maakte opening niet op , en giete geene terpcnlijnolie in dezelve, maar sterke cnltel , nadat do huid in den omtrek der ^vond, van de daaronder liggende spieren gescheidcn is , eeustuk droog , of met terpenlynolie bevoch-tigd , of met digestif zalf besiueerd zacht leder in de wond , nadat dit vooraf met vlas omgt;Yonden is.
Zoo veel zulks niogelijk is , moet men rerFolgens het paard 3 dagen lang rüstig op stal laten , tea einde do opzwel-ling der fontanel niet belet worde , hetgeen anders plaats heeft , Tvanneer men het dier te yroegtijdig rotid leldt; in welk geval de beweging als een Terdeelend middel iverkt, eu de opzwelling en opkomende etteriag ojihoudt. Den 4deQ dag na de gedane operatic , begint men de fontanel da-gelijks nit te drukken , terwyl men van den begiunc het stuk leder dagelijks omdraait.
Ook vangl men van dezen dag af aan , het paard , zoodra het ziju overige ziekelijke toestand veroorlooft, lang-zaam road te leiden ; terwijl men yoorts daarop te leiten heeft, dat het niet aan de fontanel bijt, of anders met dezelve tegen een hard ligchaatn wrijft, hetgeen vele paar-den doen, Tan het tijdslip af dat de wond begint te etteren , waardoor eene niciiwe ziekelijke prikkel, eene kwetsing en drukking aan de wond in derzclver geheelen omtrek , Toortgebragt wordt, die het outstaan eeuer goede ettering tegen werkt. In dat gev.il vloeit slechts een wei-achtig voclit eu bleed uit de wond; en ontstaat er zooge-naamd wild vleesch of ook het koud vuur , terwyl het dier zieh zelf wel geheele stukken yleesch aan de borst uitscheuren, en eene wond maken kan, die tot aan het borstbeen gaat, -rooruamelijk vvanneer de geheele ge-steldheid der ziekte, tot eenen rotachtigca toestand over-helt, die dan bij eene plaalselijke kwetsing, maar al te ligt als koud vuur bij de fontanel verschijut.
Oia clil derhalve te veimijden , moet meu aau hetpaard eene sciiort vau gewastliuueu voorhangeu , door gt;velke lict zieh niet zoo bijieu , ivrijvoa eu kwetseu kau , of wat nog beter eu doelmatiger is , eouen stok met het eeuo eiude aau den lialster eu uiel iiet autlere aau eeu op het paard gelegdeu gordel vaslmakeu.
De uitgeloopeue stof, die aau de harcu vastgebakkeu eu gekleel't is , moet van lijd tot tijd met warm zeepwaler afgewasschen eu de daardoor ontstane haarlooze plaats met eeu weiuig vet eu lijuoiie besmeerd worden , deels om den groei der nie u we hare u daardoor te be vorderen , deels om gelijksoortige kale vlakken voor te komen , daar de etter dan niet zoo ligt aau de iugesmeerde plaatseu vast hangen , eu de hareu wegvreten kau.
Komt bij het uitdrukkeu der fontanel, het ingebragte leder mede naar buiten , of gaat hetzelve op eene andere wijze uit de woud, dau moet zulks gezuiverd, of wel #9632;wederom eeu nieuw stuk in de woud gestoken worden , na dat het alvorens met terpentij uolie is bevocktigd
Is de fontanel te sterk gezwollen , terwiji men nu ziju oogmerk daardoor bereikt heeft , en den al te grooteu prikkel, door de verwijderiug der opgehoopte vochten wil verminderen, dan behoeft men slcclUs aau de onderste sachtste plaats der fontanel , die zieh bij liet uitdrukkeu het beste laat voelen, eene tvveede opening door eeueu sleek met het lancet te maken , dieu men, naar beviud van zaken , nog iels verwijdt, en de al te hevige prikkel lt; houdt dan met het uilvloeijeu vau de onllaste vochten eu den gevormden etter , dadelijk op.
Daar waar de fontanel te weinig prikkelt, weiuig ge-zwollen eu outstoken is, moet men die door het herhaald losmaken eu loss too tenv der huid van de daarondei liggeudo spiereu in den geheelen omtrek , het uogtnaals opblazeu en iugieteu van terpentynolio , eu het inbreugen vau eeu stuk letler en wiekcu van werk , die men met terpentiju-olie bevoclitigd heeft, op nieuw trachteu tepiikkeleu , ten eiude de fontanel behoorlijk derzelver oogmerk vervulle.
De eei-sle dageu brengt de fontanel sleclits bloedwater eu lijmpha voort; laier ontstaat eerst de elLciiag. lu ge^
#9632;
val ho!: paard , nit onachtzaamiieid van den oppasser , en liet niet oniliangou der sclioit van gewasl linnen of het aan doeu der slolc aan de fontanel gewreven en gebeten heeft, dan inoeten de afjescheidene stnkken huid , met Jiet mes weggenomen , en de wond , even als den yelieelen omtrek , dikwijls met verseil waler bevocMigd worden. Dil gescliiedt oak , wanneer gelieele deelen daarvan brandig geworden zijn , welke evenzeer dadelijk met liet mes ver-wijderd , de daaronder liggende gezonde deelen , en de wond benevens den omtrek , dikwijls met een stark koiid afkooksel van eiken#cliors , moeten bevochtigd worden.
Is de werking van de fontanel gedaan , dan wordt het ingestokene leder weggenosnen , de etter vlijlig uitgedrnkl, en de gelieele plaats dikwijls met kond water bevochtigd, waania die knnstmatige zweer zeer spoediggeneest (1). Bij eeno fontanel onder den buik moet men geenen zoo groo-ten toeloop van etter verwachten , ofsclioon in inenige ge-vallen bet gezwel in den beginne aanmerkelijk is , en de gelieele huid , de koker bij de ruinen , en de nijer bij de juerrieu omvat , (2) om dat hier meer peesachtige dan sj)ie rächt ige deelen liggen , in welke de ettering altijd slechls spaarzaam plaats heeft. Des te langer moet men derhalve hier de fontanel in ettering houden , het geen te gemakke-lijker is, uithoofde nien , wanueer die op deze plaats aangebragt is , het paard gednrende derzelver werking , tot alle diensten gebrniken kau.
(1) Somlijds gebeurt het, dat men gdooft , dat hot led»r reeds uit de fontanel verwiiderd is , terwijl het slechfs in de diepte der-eelve gezakt is , en daär de etterinf; nog ondarhondt, warineer het bovenste gedeelte der fontanel re(;d» tang geneien is. In dat geval Rnijdt men op elke plaats, waar zieh da letel der etterver-zameling door derzelver zachtheid , tocgevendheid en pijn te kennen geeft, open , en neemt het daarin geblevetie leder daaruit , waarop de fontanel geneest.
Aanmer king ran den üoorjduitsehen Verlaier.
(?) Ook bij eene fontanel aan de borst , worden in inenige gefallen , niet alleen de voorste beenen tot aan de knie , maar ook een gedeelte van den btiik , van het gezwel aingedaan , zoo dat het paard de voorate beenen weinig ol geheel niet bewegen kan ,
307
Bij het leggcu van i!e fontanel onder den bulk moet raeu hct paard good doen vasthouden , daar andei s de Operateur , in weerwil van het aanwenden van nous nijpers en de beste honding van het dier , zeer ligt aan beleediging blootgnsleld is. Ook wordt hier het in de wond gebragte ledcr meesteudeels , bij voorbeeld , bij iiet liggen van het paard , naar biiit.cn gedrukt, weshalve men immer verdacht inoet zijn , cm zoodanig leder teikens op nieuw daarin te steken.
Met eene to weinig prikkelende fontanel bereikt men het daardoor beoogde doel even zoo min als door dezelve te kort in ettering to houden , gelijk mij , de ondervin-ding zoo dikwijls getooud heeft.
Fan het zetten van eene haarvlecht {dragl).
Het is nict noodig dat men zieh voor de haarvlechten (draglen) , in den letterlijken zin , van touwen of banden van gevlochlen paardenhaar bediene, daar byna even goed daartoo ook kunnen gebrnikt worden , linnen banden , of stroken zelfkant, die men met terpentijnolie besineert, en tnsschen de huid en de daaronder liggende spieren trekt. Men gaat daarblj op de volgende vvijze te werk : na dat men aan de bovenste plaats , boven welke men de haarvlecht (dragt) aanbrengen wil , de huid in de dwarsle gevouwen , en even als bij de aanwijzing tot de operatic met de fontanel , van elkander gesneden heeft , herhaalt men hetzelfde aan de onderste plaals , waar de haarvlecht doorgetrokken moet worden , zoo dat ongeveer eene ruimte van eene vierendeel el tnsschen beide insnijdingen in de huid blijve ; vervolgens muakt men aan de bovenste gt;voiui eerstelijk met den vinger en dan met de dragtnaald , de huid van de daaronder liggende spieren los, en gt;vel , wanneer men de haarvlecht prikkelcnder wil doen zijn ,
hetgrgt;en echter in weinige dagen overgaat , zoodra (te fonfanei nitgedriikt, ook wel eene legenopening daarin gemaakt en h(4 jjaard in heweginjj gebrngt wordt.
Aanmerking van den Hoogduitschen Vertalor,
308
ia ilea gelieeleu otnliek, of bijaldieu zulks liel yeval iilei. is , sleciits i)i il« lenyle toi aau de oiulerslc suede, door #9632;^velko men im de foutauelnaald , met de iu liet bovenste eiude iugostokeue of auders met biudgarcu bevesliyde , eu met terpeulijaolie bevocliliyde bandeu , slrokeu of vleoh-teu wederom hecn trekt, beide eiude derzelve over el-kauder slaat en zameii biudl (1).
Tau lyd tot 1yd ivoidt uu de haarvlecbt ooiyeliokkea , gezuiverd en #9632;wederom op uieuw met terpeutijnolie be-rocliligd, eu dagelijks van boveii naar beneden uitgedrukt. Daar waar de eller aau de ouderste opening van de baar-yJeclit uilloopt, ligt vaslbakt , de harea -vregvieet , eu op die wijzo kale vlakken maakt , moot men de plaals CTeueeus met vet bestiijkeu, ton eiude de uilloopende etter niet aau de hareu blijve hangen en die verniele. Hceft men doar den liaarbaud en de dien ten gevolge be-wcrkle kunstige ettering , ziju doel bereikt, dan snijdt men de haarvleckt door , trekt denzslven uit de Avoiid , drukt die dagelijks zorgvuldig uit, en bevocliligt de wou-den en deii gelieeleu onitrek dikwijls met koud ivater, waärop dan do losgeraaakte huid ivederom met de daar-ouder liggende s})iei en vastgroeit , en Teryolgens weinig of gelieel niets meer van Let likteeken te zien is.
Op plaatseii, gt;vaar de huid zeer fijn en dun is ,sciieurl menigmaal de haarvlecht Tan zelfs nit, ternijl dezelve alle.'igs de huid doorvvrijft en doorsnijdt , Zonder dat het ooginerk bereikt wordt. In dat - geval, of daar quot;waar , door welk toeval ook , de haarvlecht uilgescbeurd is , moet deze naast de eerste plaats Avederom op uieuvr ge-maakt worden.
(I) In plRats van het zamon binden der beide einden vnn den band, maakt men aan ieder einde denelve een stukje hout, dat do \oorkeur hier boven hut r.amen binden der beide einden bezit , vast ! want eensdeets kunnen do paarden de dtagt niet roo ligt landen pakkun , en golyk niet leiden gebeult, gezamenlijk met de huid afscheuren J anderdcels blijven ilj daaraan, bij een vooruitstekend voorwerp, b. v. aan sloten van deureu , bij het in- en uitbrengen uit den atal lt; ook niet too tigt bangen en sebeu« ren den band weg.
Aannierking van den Hoogduilsch eti J ertciler.
509
la alle die gevallen, -vvaar hel den paardenarts orn eenen siiellen en lievigen prikkel le doea is , zoo als dit bijna iii alle ware oulstekingaclitige en leu deele ook bij slepende ziekten-gevorderd wordt, moet liij zicliniet Tan de te weinig Avcrkende haarTlechten , maar van de fontanel bedienen , wier prikkeling — gt;vanneer zij op do boven voorgesc lire veno wijze gemaakt quot;worden—beviger en door-dringender is ; terwijl daarentegen wederoxn de baarvlcclilen vereischt worden, wanneer hot er op aankomt , den prikkel langen tijd op eene plaafs te houden , bij voorbeeld , bij oogontstekingen , stillen kolder , langdurige zickle der long , zuchtige beeaen , verouderde knobbels , mokpoolen enz.
Van hei branden.
In zoo verre deze operatic tot genezing der inwendige ziekten noodzakelijk woidt , bestaat dczelye in het makeu van punten of slreken , met een gloeijend peerrormig of mesvormig ijzer , waarmede men , bij tijden , de haid half of gelieel , toi op de daaronder liggende spieren , door-brandt , en daardoor eenen prikkel'venvekt, ten gevolg© van welken de ziekelijke prikkelbaarheid en de toevloed der sappen , van andere deelen afgeleid , en do leyens-krachten overal meer opgewekt worden. Bij de aamven« ding van dit ijzer tot de genezing van uitwendige ziekten, kwaadaardige zweeren , beeubederf, koud vuur enz. wordt de lijdende plaals, meer of minder daannede gebrand, en daardoor behalve andere goede gevolgen , ook eeno betere ettering veroorzaakt , zoo als , bij voorbeeld , bij de wormbniien eu dergelijkea.
F'an het maken van opening en en het doen van plaat-selijke aderlatmgen in den ho?f.
De plaatselijke aderlatingeu in den hoef, zijn een der grootste en ononlbcerlijkste geneesmiddelen bij ontstekin-gen in den hoef, en even onontbeerlijk zijn de openin-gen , om aan de «itgestorte vochten en den etter, in den
310
hoef beTat, eeuen uihveg te verschaffen. Men doel de-zelre op de voigende ivijze : uadat men hei lioefijzer af-genomen eu den hoef , v.anneer zulks uoodig is, eenigzins gelijk — eu afgesneden heefl, neeiut men oj) de plaats der wilte ly n , Avaar men de opening wil maken , bij alge-meene ontstekingen des iioefs, alsmede blj eenebevangealieid, allijd in de beide hoeken des Iioefs , nogeeiiige gedeellen van den lioorn ineer weg , en maakt eerst met bet gioefmes en dan met het hoefmes of ook dadelijk met hei laatste , eene opening tot op de Tleeschzool , ter grootte van een stuivertje of iets grooter , maar toch allijd slechts zoo groot, dat het op« geslagene ij zer dezelve wederom bedekt , maakt dan zelfs nog eenige insnijdingeu in de vleeschzool , en laatde won-den goed uitbloeden , hetgeen nog vermeerderd vvordt , wanneer men den hoef ineenen euimer met warm water plaatst, of ook maar bcvochligd , Toornamelyk aan de gemaakte wonden. Maakt men de opening in den hoef , met oogmerk om den aldaar bevatten eller eenen vrijen uit-gang to Terschaffen , dan yervallen de insnijdingeu in de vleeschzool , om dat hier de ontsteking , die men door deze plaatselijke aderlalingen verdeelen wilde, reeds in eltenng eu dus als in eenen yeheel anderen ziekelij ken toesland over -gegaan is; intusscheu wordt het uilspoelen van de zweer, zoo mogelijk , met laauwwarm water even eens gevor-derd.
Nog moet aangemerkt worden , dat deze gemaakte ope-ningen, het zij dat dezelve geschieden enkel om eene plaatselijke aderlating in de vleeschzool to bewerken, het zij om aan uitgestorle vochfen , of aan den zieh reeds ge-vormd hebbenden etter , eenen nitweg te verschaffen , niet met pik , was enz. mögen toegeslopt worden , waardoor hun geheel doel verloren zon gaan , maar alleen met een weinig los werk behooren verbonden te worden , door welke de vochteu doortrekkon kunnen.
Van het af nemen of lostrekken va?i den hoorn.
Peze operalie wordt , even als de plaatselijke aderlating in den hoef , tot de geuezing vau onderscheidene gebre-ken van den hoef, onderuornen.
Hier word I alleen in zoo verre d.aarover geiiaucleld , als men dezelve ook voornamelijk bij de geaezing Tan den lioogslea graad der bevaiigeniieid , (waarvaa iu het vroe-gere hoofdstak gesproken is) , kau aamyenden. JJij deze operatic uioet liet paard op den grond geworpen en dan de zool längs de witleliju , do vereeniging ran den hoorn-waud met de hoornzool, door middel van liet groefmes, gesclieiden worden. Is dit geschied , dan wordt de aan iiare einden losgemaakte hoornzool aan de punt Tan den hoef, met detanggeyat, en naar de ballen toe , ran de daaron-dcr liggende Tleesclizool gesclieiden , en daar waar zij nog aan de ballen Tasthangt, met het hoefmes losgesneden , waavna de wond met laau w warm water gezuiyerd en met stark droog, of met digestif zalf bestreken werk Ter-bonden wordt; over welke heen men nog een stark küssen van werk als malras , Toor de blootliggende Tleesclizool , door een verband aanbrcngt. Daar men somtijds, door hel wegneinen Tan den geheelen hoornzool, bij de beTan-geiiheid , geeu yoordeel maar eerder nadeel, door de langwijlige geneeswijze zal te weeg brengen , zoo is het doeimatiger , zoowcl in dit als in ernstige gevallen. om siechls cen godeelte in den toon Tveg te nemen , waardoor eene Toldoende ontlasting aau de nitgestortte stoffen kan be werkt worden , waardoor inen de langdradige herstel-liog die tot de Tönning der zool noodig is zal onlgaan , en het paard veei vroegcr zal kuunen gebrniken.
f)e vcrdere beliandeling gescJiiedt , naar algemeene Tee-artsenijkundige grondstellingen.