BROCHURES
BUNDEL
. T
1
, /
'i'
■ ■ il
- / . '
•t
l 'y- . s
f quot; '
I. »• •
/ I
■ ■ ' quot; ■■ ■
s, V ;
' (
/
i
(
I
ii
V
h;
' lt;
V
, (.
lik'-.
■ K?\ ■ , - \
: :
If-.':
■
I ■
, :ï.
■ riquot;
t .
\
■ \ .
•A». ,nbsp;-
ftriquot;
» .
w
1î
/ . ■ V 1
f
1
FRAGMENTEN
o V E a
FREDERIK den GROOTEN.
-ocr page 8-■Jr::-
1 ■ - / . *
■ ^ !
■ ^ ■ :
tfel t
-ocr page 9-/
OVER
DOOR DEN RIDDER
KONINGLTKE GROOTBRITT^NNISCHE
LTF-ARTZ EN HOFRAAD.
eerste deel.
's G R A V E N H A G E,
By ISAAC VAN CLEE.F,
M D C C X C,
-ocr page 10-xj. J± 'J.
T s {
ït V c
• a 'nbsp;« ^ »4. 4nbsp;^ t/rr
C li t J» Vr ' • ' . ' I..
\
- T r.quot;
- i^v^.nbsp;/ gt;
o k vi î1 ^^ ^^
clnbsp;VI A V vO-A /'.' 3 gt;
Inbsp;X 3 a H
-ocr page 11-M,
IVX yn in het jaar 1788 driemaal her-
drukt Werk over Frederik den Groo-
ten , en de fchielyk daar op gevolgde
Verde'diging van Frederik tegen den
Graaf van Mirabeau, zyn wel mees-
tendeels in deze Fragmenten vereenigd,
w
* 4nbsp;maar
r
maar het grootfte gedeelte van deze
Fragmenten is nieuw , en bevat zeer
veele zaaken, welke men nergends an-
ders vindt.
Hannover
, - den 20 September 178p.
INHOUD
VAN HET
Inleiding t Overzigt, Oogmerk en Bronnen
van deze Fragmenten.
hl. I.
n. H O O F D S T U K.
Over Frederiiv Wili.em «few Eerfien, het
karakter van zyne regeering, en derzelver
invloed op de regeering van zynen Zoon. hl. ii.
III. HOOFDSTUK.
Over Frederik's betreding tot zynen
l/ader , over zyn voornemen , om naa
Weenen te gnan, daar Ronm^h te wor-
den , en dan de 'Aartshertogin Maria
Theresia te trouwen.nbsp;hl. 22.
Over zyn leven, voor en onmiddelyk naa
zyne verheffing tot den troon.nbsp;hl. 40.
Over Frederiks gewaande Griekfche fmaak
in de Liefde.nbsp;m. 45.
VI. HOOFDSTUK.
Over zyn huislyk en ïetter-kundig leven,
letterkundige verkeering en gemeenzaam-
fte vrienden tot aan zyn dood.nbsp;hl. 64.
Over zyne voorgewende min-achting voor de
Duitfche letterkicnde.
Over Frederiks gewaand hygeloof, en over
zyne wezenlyke proeven in de Alchymie. bi. 125.
Over Frederiks ßaatkundig karakter. hl, 134.
Over z^ gedrag met de afgezanten van
buüenlandfche Mogendheden aan hem en
met zyne gezanten aan hun. Over zyn
doorzicht in buüenlandfche zaaken, han-
delingen, en voorvallen.nbsp;bi. 148.
Over de geheime bronnen der berichten^nbsp;^
welke hy van voorvallen aan buitenland'
fche Hoven, en van andere gewigtige
zaaken verkreeg.nbsp;hl. 174-
Over het Engelfche verbond in den Zeven-
jaarigen oorlog en deszelfs gevolgen.
Over de verdeeling van Poolen, en over
het Duitfche Forflen-verbond.nbsp;bl. 185.
m
-ocr page 16-Over Frederiks gevoekn voor de fefidten.
Over het Roomfche Bisdom, het welk hy
in het Kleeffche wilde oprichten. Over
'de helagchelyke hoop, welke Frederik
aan Paus Klemens den Dertienden liet
geven, dat hy Roomsch wilde worden.
hl. iplt;r.
OVER
TOT DE
GESCHIEDENIS VAN ZYN LEVEN,
REGEEPvING EN KARAKTER.
B E H O O R E N D E.
Inleiding, Overzigt, oogmerk en Ir omen
van deze Fragmenten.
D e gefchiedenis van Fkederik is nog niet uitge-
put, zeer veel groots en goeds is van hem nog niet
openlyk verhaald. Daar ligt iet oneindigs en onuit-
putlyks in zulk een leven , in zulk een karakter.
Meu zoekt en Tpoort na , en komt nooit aan het
einde. Maar ook de gedagtenis van groote zaaken
verdooft met al het geen eens zo levendig en onver-
^eetlyk gevoeld werdt, en zich zo diep in de ziel
prentte: wanneer de eenige getuigen van deze din-
.1. Deel.nbsp;Anbsp;gen
gen van tyd tot tyd (ierveii, en niemand van huil
nog by zyn leven aan den eenen of anderen onbe-
vooröordeelden Waarheidsminnaar het zyne mede-
deelt, welke naar zyn gezichtpunt het onbekende
■ met het bekende vereenigt, getrouw en naauwkeurig
optekent, wat hy heeft; dan, zoo dikwyls hy kan,
twyfelingen oplost, duifterheden verklaart , en de
waarheid verdedigt, tegen valiche voorllellingen en
oordeelen.
By menfchen, wier Overgrootvaders nog niet ge-
boren zyn , in de verst afgelegen tyden , in alle
toekomende eeuwen, blyft het Ijeven, de Regeering
en 't Karakter van Fréderik zeker nog altyd een
voorwerp van nieuwsgierigheid , en nafpooring.
Nooit zal men by de befchouwing van dezen Groo-
ten Man moede worden; geene omwenteling van de
i8de Eeuw, hoe groot zy ook in eenig land wezen
moge, zal zyne gedachtenis verzwakken. Eeuwig
zullen veelen van zyne fchriften voor hem fpreeken;
en alhoewel flechts het rainfte van het geen tot hier
toe over hem gefchreven is , tot den nakomeling
komt, zo zal toch de ftroom der tyden niet alles
vernielen. Kalk, frecnen en zuilen voor den tempel
van Frederiks onflerflykheid kan ondertusfchen
ieder, wie wil, famenbrengen , want een kundig
Bouwmeester zal toch wegwerpen, het geen niet
deugt. Maar wanneer eens de Heer Staatsdienaar
Graaf Van Herzberg , gelyk hy my in zyne brie-
ven doet hoepen, her geheel van dit zaakvolle leven
famenftelt, dan eerst is alles opgerekend, en dan
heeft men een werk van eeuwige duuring (*).
Het is dus eene zeer geoorloofde en onfchuldige^
bezigheid , om iet over een zo groot onderwerp te
fchrj.'ven, het geen niet uit volks praatjens ontleend,
niet in Berlynfche Herbergen en Kofryhuizen verza-
meld, maar uit de eerfte cn naafle bronnen geput is;
dus iet, waar mede men ten minften zynen tydge-
noot onder de oogen mag zien.
Ik zal in deze Fragmenten Gedenkwaardigheden
uit Frederiks leven uitkiezen, waar van het groot-
fte gedeelte niet uit boeken en bloote overleveringen
genomen is, maar uit Frederiks ongedrukte brie-
ven,
Inbsp;I
(*) Dn Heer Graaf van Herzberg 'fchreef my den 12
April 1788; Si je ne croyois pas devoir facrifier mon
tems aux affaires eflentielles amp; neceffaires de l'Etat, je
pourrois peut-être compofer Thifloire de Frédéric II. la
plus fûre, la phis complette amp; la plus inftruftive pour le
genre humain, qui exifte, parceque j'ay manié les princi-
pales affaires fous lui depuis 1745 jusqu'à fa mort, amp; que
i'ay toutes les archives à ma difpofition. Je verrai ce
que la providence me permettra de faire; en attendant
i'nmalfe des matériaux. - En den '-j Juny 1788 .■ Je
foufcris parfaitement à tout ce que vous dites du enraftere
amp; du cœur grand, magnanime, jufte , amp; bienfaifant de
Frédéric II. amp; je poiirrois le conftater par une infinité
de faits amp; par toute fon hiftoire, fi la providence me
pertneitroit de l'écrire.
ven, uit zeer veele fchriftelyke narichten, van voor-
naame perzoonen, die by hem en met hem geleefd
hebben ; uit mondelyke berichten van groote deel-
neemers «in zyne bezigheden, en uit antwoorden op
ontelbaare wagen, die ik eenen van zyne veeljaarige
Staatsdienaarcn en gemeenzaame Vrienden fchriftlyk
deed, en waarop ik een geheel jaar door, elke week
fchriftelyk antwoord kreeg. Alle deze berichten
en daadzaaken zal ik tot dit doel alleen voor-
naamlyk bybrengen , dat men Frederiks verheven
karakter minder misduidde, dat men niet voor
zwart houde , wat groot en fchoon is ; dat men
niet fchuins zie , waar niets te zien is , dan een
vasten grondregel , diep plan , evenredigheid eu
overeenftemming.
Eenige wilde Pruisfifche Dweepers hebben ge-
loofd , dat zy Patriotten waren, wanneer zy de gee-
nen,die dc een of andere misflag, of zwakheid van
dezen Grooten Koning openlyk verliaalen , voor
deugnieten verklaarden , of, gel}^^ dit my zeiven
werklyk is wedervaaren , dwaaslyk met dc dood
dreigden!
Maar zulke dichterlvke invallen ver-
wekken meer medelyden dan gramfchap; en bevoeg-
de Rechters hebben deze Dweepers aangetoond, dat
zy ^de cerfte grondregels der gefchiedenis niet ver-
flaan; dat hunne wilde eifchen zelf in eenen lofre-
denaar onverdraaglyk waren ; dat een groot Man
niet is een Man zonder gcbreeken, en dat gelyk het
zeker voedzel voor eenen kleinen geest was, enkel
zyne gebreeken op te haaien , zo ook dezelve te
willen bedekken, even zo veel is, als den grooten
Man verkleinen.
Met een vast voorneemen, om alles bedaard voor
te dragen, het geen ik van den Grooten Koning te.
zeggen heb, is het nogthans onmooglyk zyne meefte
Gefchiedlchryvers , Jaarfchryvers , Levensbefchry-
vers, Karakterfchilders en Karakterventers, niet dik-
wyls en in veele zaaken tegen te fpreeken. Evenwel
zullen alle myne critifche aanmerkingen bedaard en
gelaaten zyn , behalven over zulke Schrj'vers en
menfchen , voor welke eene hardere behandeling
heilzaam is. Nooit zal ik uit eenige andere beweeg-
. reden wederfpreeken, dan uit eerlyke waarheidslief-
de , en nooit anders dan onder het fchild van onwe-
derfpreekelyke getuigen. De Heer Graaf van Mi-
RABEAU ben ik verpligt recht te doen , niet alleen
om dat ik dit alle menfchen fchuldig ben, maar ook
dewj'l hy by veele gebreken en misflagen evenwel
in veele opzichten grooten lof verdient; maar
zyne aanmatigingen eu orakelfpreuken kan__ik
nogthans alsdan niet onaangeroerd laaten ,' wanneer
zy niets voor zich hebben , ,dan valfche oog-
merken , groote onkunde , en by voorbeeld , de
trotsheid , waar mede hy zegt : De Pruisfifche
Monarchie zal nooit ryp worden, maar uitteeren (*).
Nie-
(*) Hifloire Secrete de la ceur de Berlin Tum. II.
h 87. ipi-
-ocr page 22-Niemand van de veelvuldige Pruisfifche liefhebbers
van Hiflorietten, Kramers in Anecdoten; Anecdo-
tophagen (*) zal zich , hoop ik , tot hoogden en
opperften rechter willen opwerpen over alles , het
geen Frederiks Leven, Regeering en Karakter be-
treft. Zekerlyk zal niemand zich grooter gezag
aanmatigen , dan aan onverwerpelyke ooggetuigen,
Deelnemers in groote Wereldzaaken , Generaals,
oude Staatsdienaars, Vrienden en Korrespondenten
van den Grooten Frederiic toekomt. Niemand zal
enkel en alleen dat voor waarheid doen gelden, het
geen in zyne Verzamelingen ftaat, want niemand
is onfeilbaar, en geene Gefchiedenis is vry van mis-
flagen. De eene nafpoorer der Gefchiedenisfen moet
daai'öm altyd den anderen helpen. Even zo geem
moet men zich zeiven laaten verbeteren, als men zelf
geern anderen verbetert. Vooral moet men oprecht»
wanneer men een eerlyk Man is, zich over het goe-
de verblyden, dat men by eiken mensch vindt, en
m
over
(*} Pruisfifche Anecdotophngen zyn lieden, qui n'ont
ni les mnterinux, ni les qusHtés neceffaires pour écrire
une hiftoire bonne amp; vraye,, amp; qui publient tant d'snec-
dotss, amp; de fsits faux ou incertains: qu'il faudroit plus
de peine pour les refuter amp; pour reftifler leurs erreurs,
que pour écrire une hiftoire exafte' de ce grand Roi,
Memoire fur le vrai caraS^re d'une bonne hiftoire par
Mr. le Comte de Herzberg yag. 2.
Ovar elke nieuwe waarheid , die men van eiken
iiensch leert.
Het geen dit Boek over Frederik den Grootea
oevat, zyn maar Fragmenten, niets dan blikken in
Frederiks Leven, zyne Regeering en Karakter.
Een wyd veld voor den Waarnemer en Denker,
zyn wel de nagelaten fchriften van den Koninglyken
Schryver. ISlaar .daar men het nafpooren in de, Ge-
fchiedenis van. zulk eenen Man nooit moede kan
worden, zo zoekt men toch geern, waar nog iet te
vinden is. Veel is er voor handen, het welk voor
ie wereld verborgen is. Ontwistbaar bewaart, men
tot de gefchiedenis van Frederik, in de Archiven te
Wtaien, Fßiamp;ubmg en rerfailles, zeer groote eu
gewigtige dingen',, berichten en gedenkllukken, die
men misfchien in de Archiven te Berlyn ontbeert.
Misfchien komt Frederiks Levensgefchiedenis nooit
geheel aan -den: dag. Met de dood van eenige.men-
fchen, welken Erederik in ongelooflyk veel zaaken
gebruikte , zyn ook reeds gewigtige berichten en
oplosfingen voop. de v/ereld verloorcn; en indien de
Heer graß/.van HePvZberg, wiens geestvermogen
nog zo levendig en fterk werkt, niet lang genoeg
mögt leven , om een werk der onfterflykheid over
Frederik den- Grooten te voltooijen, dan bleef het
groote Schilderftuk van Frederiks geheele gefchie-
denis onvoltooid.
Wanneer Herzberg niet meer is , en wanneer
zyne gefchiedenis van Frederik nooit in het licht
A 4nbsp;kwam.
kwam , dan zou het eiken toekomenden Gefchied-
fchryver buitengemeen moeilyk vallen, om de waare
oorzaaken van Frederiks handelingen te bepaalen;
en vooral de oorzaaken van zulke daaden, by welke
hy een vastgeileld plan, in elk vak, door zynen ganr-
fchen regeeringstyd volgde. Eenige Vingerwezen tot
dit oogmerk, zal men toch reeds in deze Fragmen-
ten vinden; en in dit opzicht verbiydt myn arbeid
misfchien een Wysgeerig nafpoorer der gefchiedenis-
fen, en ook wel hier en daar een Staatsman.
Doch even daarom is men ook bevoegd, om my
zo bepaald en zo ftipt mooglyk, te vragen , hoe
ik, als een Vreemdeling, en als een Geneesheer,
die meestendeels alleen met zieken omgaat, en voor
het overige geheel ftil leeft, en van wereldlche zaa-
ken weinig weet, aan zo veele, geheel buiten den
kring van geneeskundige ondervinding en nieuwsgie-
righeid liggende berichten kom, aan de kennis van zo
veele, de Pruisfifche Monarchie en Frederik betref-
fende , gefchied en ftaatkundige waarheden ? Hier over
heb ik reeds iet gezegd, en kan er dit nog byvoegen.
De brieven, waar mede de Koninglyk Pruisfifche
Staatsdienaar Graaf van Herzberg my vereerd
heeft, bevatten zeer gewigtige bydragen voor dit
Boek, op m\Ti verzoek hadt deze Staatsdienaar ook
de goedheid , van my aan te wyzen, wat hem in
mj'n eerlte werk over Frederik den Grooten mis-
haagde ; en alles het geen zulk een Man mishaagde,
heb ik natuurlyk doorgefchrapt.
Zeer
-ocr page 25-Zeer veel nieuws vernam ik door Perfoonen van
hoogen ftand en geboorte , tydgenooten van de'
hoogfte waarde van karakter, die ik niet kan of mag
bekend maaken. Ztilke levendige Archiven openen
zich alleen voor den gelukkigen Schryver, die zich
nog ter regter tyd zulke fchatten weet te verfchalFen,
die anders in 't gemeen met haare eerfte bezitters van
de aarde verdwynen.
Terwyl het gebaf van eene ongeloofelyke menig-
te hondjens tegen myn eerile werk over Fredrrik
den Grooten door alle geleerde Boekwinkels van
Duüschland klonk, zocht ik in den kring van myne
kennisfen nieuwe iloiTen tot dit Boek , en ftoorde
my voor het overige nergens aan. Myn tweele-
dig verblyf by dien ouden Staatsdienaar, Vriend eu
Korrespondent van Frederik den Grooten , den
Vryheer van der Horst , op zyn Landgoed te
Halden in Westphalen iu Juny en Pecember 1788,
gaf my berichten en verklaaringen tot Frederiks
gefchiedenis, die ik nergens in de wereld gevonden
had. Van zeer veele brieven van Frederik. aan den
Heer Staatsdienaar van der Horst heb ik niet
Hechts iet gehoord, maar ik heb zelf deze brieven
gezien, en veelen derzelven, vati verfchillende'na-
tuur, in myne handen gehad en geleezen. Frede-
riks laatfte brief aan den Heer van der Horst was
van den tienden Augustus 1786: dus omtrent van
den laatften postdag voor de dood des Konings.
Geen voorraad van gefchiedkundige bewyzen kan
fterker zyn , offchoon tevens alleen weinigen van
deze brieven kunnen medegedeeld worden.
Zulk onderricht en zulke hulpmiddelen had ik tot
deze gefchiedkundige Fragmenten. Dus is het
■naauwlyks geoorloofd, om nog de waarnemingen, en
ondervindingen te gewaagen, die ik zelf onder Fre-
deriks oog, voor zyn Leuningftoel maakte. Maar.
misfchien bevatten deze in weinig hoofdftukken van
de.ZQ Fragmenten verborgen waarnemingen , toch
hier of daar een opmerkingswaardig woord: want zy
waren overiil, en voornaamlyk te Berlyn, een lied
pynlyke doorn in het oog van veele geleerde Heeren,
welke het my volftrekt niet willen vergeven, dat ik-
voor dezen Leuningftoel ftond.
i.-
-ocr page 27-Over Frederiiv Willem itn Eerjlen, het
karakter van zyne Regeering, en der-
zelver invloed op de Regeering
van zynen Zoon.
Ctuibert zegt: dat men Frederik Willeïm den I
den Korporaal der Koningen genoemd heeft; en de
Graaf van .Mirabeau fchynt ten vollen te geloven;
dat hy niet volkomen wel by zyn zinnen geweest
is (*).
Frederik Willem de Eerfte deedt zynen eerden
veldtogt onder Marlborough en Eugeen ; en deze
Mannen vormden evenwel juist geen Korporaals. Hy
was by den flag by Malplaquet, en lieeft den veld-
togt tegen Kakel den XII in Pommeren mede byge-
woond. Als Koning gaf hy aan de Palmen der vrede
den voorrang boven de Laurieren des oorlogs. Maar
hyhadt ook het geluk, om geen oorlog te moeten voe-
ren, dus bewyst dit nog niet, dat hy onbekwaam
geweest zou zyn om het groote van den oorlog te
overzien en te beftuuren. Men vondt onder zyne
fchrif-
(♦) De la Monarchie Prujftenve Tom. /. pag. 86.
-ocr page 28-fchriften uitgewerkte plans van veldtogten, tot wel-
ke hem misfchien de Gulikfche en Hergfche Succes-
fiezaak zou hebben kunnen noodzaaken. Zulke
plannen vindt men niet onder de papieren van Kor-
ftoraals.
Zyne groote eigenfchappen, en z\m waarlyk ge-
zond verlland kende niemand zo wel als zyn Opvol-
ger , en niemand beoordeelde dezelve ooit met groo-
ter billykheid. Zyne opvoeding was wel Hechter,
dan de gewoonlykfte opvoeding van Kroonprinfen,
nogthans was zyn geest groot genoeg, om, zoiider
de minde opleiding, inftellingen uit te denken, en
werkftellig te maaken , van welke veelen eenen
Colbert en yeelen eenen Sully eer zouden aange-
daan hebben'.
Hy was de uitvinder van de gewigtigfte Fabrieken
in zyne Straten, de van hem ingerichte Wol-Fabrie-
ken houden nog tegenwoordig millioenen handen
bezig. De volmaaklle wyze van rekening by allé
Kasfcn heeft hy het eerst ingevoerd. Den Akker-
bouw en Landktmdc bracht hy door zyn voorbeeld
tot nieuwe volmaaktheden , en deze verbeteringen
zou men zonder hem in twee eeuwen niet gemaakt
hebben.
Nooit heeft hy den Koopmansftand gehaat; en
nooit heeft hy geloofd , dat deze niet voor zyne
Staatsinrichting voegde. Maar hy maakte onderfcheid
tusfchen. dea_eigenlyken en werklyken Koopman;
cn tusfchen de ontelbaare menigte van kleine Kra-
mers ;
m
mers ; den grooten Koophandel heeft hy buitenge-
meen'begunlligd. Het is een teken van zyn fcherpe
mzichten in zulke zaalcen, dat hy byzonder te iJer-
I n, een zeer groot Handelhuis wilde hebben; en
dit oogmerk bereikte hy volkomen door de ftiehting
van het beroemde Huis van Splitgerber en Daun*
Aan het voordeel van kleine Handelaars, wdkc
niets dan vreemde Fabriekwaaren verkochten, wilde
hy wel den welvaart van zyne Wol en Katoen-Fa-
brieken niet opofferen; want hy berekende het getal
der menfchen, welke hier by fchade zouden lyden,
of winnen. Voor dat Sikfi^n , Oostfriesland en
IVestpruisfen, tot de Pruisfifche Monarchie be-
hoorden, quot;telde men nog naauwelyks meer dan drie
honderd Steden in deze Monarchie. Indien nu in
elke Stad flechts tien Kooplieden. alleen in vreemde
Fabriekwaaren handel dreeven , dan was hun getal
al zeer fterk. Nu hadden daarentegen reeds over de
millioen menfchen, hun aandeel of wel hun geheel
beftaan van Inlandfdie Fabrieken; en deze millioenen
menfchen wilde Frederik Willem niet uit hun
neering zetten, op dat een zeer klein en onevenredig
getal van kleine Handeldryvers zou wel varen. Na
zyne gedachten konden de kleine Kramers en Winke-
liers , even zo goed door het verkopen van Inland-
fche Fabriekwaaren als door Uitlandfche hun kost
winnen. Maar Staatkunde en Koophandel ftryden
dikwvls tegen een. De kleine Kooplieden waren
daarom met Frederik Willem gantsch niet te we-
den
den, en de Kramers uitten tegen liem bittere klagten;
want in alle gevallen beweert de Koopman, dat hy
in ieder land de onöntbeerlykfte ftand , en dat de
vrye handel de ziel van iederen Staat is.
Groot was vervolgens ook in het geheel de gedach-
ten van Frederik Willem den Eerllen , dat een
Koning zich door niets zo zeer eene gewenschte ze-
kerheid verfchaft, door niets een grooter aanzien by
andere Vörden verkrygt, dan door eenen grooten
fchat.
Hy bezorgde zich dezen fchat t hoe gewigtig en,
groot ook de twyfelingen zyn, die men uit de nage-
laten fchriften van zyn grooten Opvolger daar tegen
kan en zal maaken. De Pleer Fischer Profesfor te
Halle en Opdellcr van eene goede gefchiedenis van
Frederik den Grooten zegt: dat de fchat van Fre-
ijerik Willem in het jaar 1731 uit zestig millioenen
Daalders beftondt, en in het jaar 1740 uit 7i2j-nillioe-
nen (1) andere fpreeken zelf van honderd millioenen.
In de nagelaten werken van Frederik den Tweeden
daarentegen ftaat uitdruklyk, dat de overleden Ko-
ning acht millioenen en zeven honderd duizend Daal-
ders in baar geld naliet (f).
Een Profesfor kan den voorraad van eene fchatka-
mer wel niet zo goed berekenen, als een Koning,
1nbsp; Gefchichte Friederiois des Zweit en I. Th. 41 f.
(tj Oeuvres pofthumes de Frédéric II. Tom, I, pag. 26.
die zelf bezitter van dezen fchat is; of óok alleen
als de geen, die den flentel van de Schatkamer heeft,
en de daar toe verëischte rekeningen zag. Maar
desniettegenftaande mag men byna beweeren, dat de
Heer Profesfor Fischer te Halle gelyk heeft , en
dat de nagelaten werken van Koning Frederik den
Tweeden ongelyk hebben.nbsp;j
Het is ongelooflyk , dat Koning FredeIuk de
Tweede met zyne eigene hand gefchreven zou heb-
ben; dat zyn Vader niet meer dan acht millioenen
en zeven honderd duizend Daalders nagelaten heeft.
De kundige Denina roert dit onderwerp in zyn
fchoon werk over Frederik aan (1), maar hy is tc
verltandig om niet te geloven, wat wy eens moeten
geloven , wanneer \vy willen. Een Staatsdienaar
van Frederik den Grooten zeide my lagchende: dat
deze acht millioenen een fout van den Affchryver,
of een drukfout was, want de valschheid der fom
was klaar en openbaar.
Van groot gewigt fcheenen my de twyfelingen van
dezen Staatsdienaar. Zeker zyn zy het ook voor de
Gefchiedfchryvers van onzen cn volgende tyden.
Daarom geloof ik , dezelve zo te mogen plaatzen,
gelyk ik ze uit den mond van dezen Pruisfifchen
Staatsdienaar heb. Heeft men, zeide hymy, flechts
eeni-
1nbsp; Efai fur la vie amp; le regne de Frédéric
Berlin 1788 pag, 51«
eenige kunde van het oude Pruisfifche Finantie-
wezen, waar van men in /-Feewew voor veele jaaren
reeds affchriften zou gevonden hebben, zo zou men
weeten ; dat Frederik Willem de Eerfle in de
laatfle jaaren, meer dan een millioen en drie honderd
duizend Daalders jaarlyks in zyn Schatkist opleidde.
Kwam nu zedert 1720 jaarlyks flechts één millioen
in zyn Schatkist; dan zou dit reeds tweemaal zo
veel en nog veel meer bedragen, dan de opgegeven
acht millioenen. Maar nog veel grooter was onder
Frederik Willem den Eerfien de jaarlykfche in-
komst der Schatkamer uit de zogenaamde Rekruten-
kas. Alles moest daar toe bydragen; en dit maakte
zeker een veel grooter fom uit, maar die niemand
ondet deze regeering naauwkeurig wist , dan de
Staatsdienaar van Marschall, en de Geheimraad
Frautzettel. De laatfle bezat den fleutcl van de
Schatkamer; en hóe veel gelds de Koning jaarlyks
' in zyn Schatkist opleidde, was aan deze twee Man-
nen alleen bekend.
Zelf de menigte zilverwerk, welke Frederik Wil-
lem de Eerfte op het Slot te Berlyn naliet, be-
droeg reeds meer aan gewigt dan acht millioenen
daalders. Alle Hukken waren van eene reusachtige
grootte. Veertien kroonen hongen op de witte zaal,
en in de galery; de grootfte bedroeg acht en twintig
centners in gewicht, en de overige naar evenredig-
heid. In eene menigte van groote kamers waren fpie-
gellysten van zes centners; nog zwaarer waren dc
zil-
ïl'
zilveren tafels otider de fpiegels. Een geheele Loge
van masfif zilver was in de ridderzaal in de hoogte
opgericht; En deze Loge hadt genoeg ruimte voor
achttien muzikanten. Armblakers, gueridons en al
wat van dit zoort kan uitgedacht worden, was van
eene verbaazende grootte en zwaarte. Dit alles was
van louter goud in de kamer der Koningin, tot de
vimrpooken toe , en al het overige , wat tot :de
fchoorfteen behoort, en elders van yzer of ftaal gemaakt
wordt. De grootfte flukken bracht Frederik de
Tweede vervolgens naa de munt. Maar veel vindt
men thans-nog in het Slot te Berlyn; en tot den
eerften en tweeden Silefifchen oorlog zou men ook
wel deze Hukken verfpild hebben , indien men in
de fchatkist van Frederik ^villem den Eerften niet
meer dan acht millioenen gevonden hadt.nbsp;'
Zo wys en voorzichtig heeft FredeRik Willem
de Eerile zich derhalven in dit verzamelen van eenen
onloochenbaar grooten fchat getoond, even zo toonde
hy zich, gelyk geheel Europa weet, door de inftel-
ling en difcipline van zyn leger. Als Koning heeft
% dus over het geheel by den nakomeling met recht
roem verworven. Maar als mensch was hy zeker
met beminlyk , vooral wanneer hy het in 't hoofd
kreeg, om in de Paruik van eenen armen Franfchen Pro-
ponent met zyn ftok te roezemoezen (*}. Zyne ver-
waai-
. (♦) Souvenirs d'un Cito^ten, par Mr. Formey, Berlyn
Tom. I. pag.
waarîoosde opvoeding, en zyn onophoiidelyke arbeid
aan zyn armee en foldaaten, gaf aan zyn karakter,
door de lange ge^woonte zekere hard- en ruwheid.
Van recht en onrecht hatk hy niet altyd heel klaare
denkbeelden. Zeer dikvvyls gelooftle hy recht te
doen, wanneer het volmaakt onrecht was, en over
het geheel heeft hy ook zomwylen, gelyk men dit
niet kan ontkennen , naar gewoonte van den edelen
Duitfchen ouden tyd met den ftok geregeerd (*).
Maar hy was evenwel fchrander in een zeer groo-
ten graad; en dus niet een zooit van halven zot, ge-
lyk de Graaf van Mirakeau fchynt te geloven. Zyn
testament bevat zaaken, over welke men zich moet
verwonderen. De overleden geheimraad van Schlie-
stedt in Brumwyk, was als Commisfaris van zyn
Hof by de opening van dit testament tegenwoordig,
eïi verzekerde aan eenen Heer, van wien ik dit ge-
vvigtig bericht heb, dat Koning Frederik Willem
de Eerfte in dit testament zegt: „ Myn gantfche le-
„ ven door vond ik my genoodzaakt, om den nyd
„ van het huis van Oostenryk te ontgaan , twee
„ hartstogten uittehangen , welke ik niet had : de
„ eene
C) Le Roi, mécontent de quelque fénrence portée par
une chambre de Juffice, fit ordonner à tous les membres
de fe rendre chez lui à une heure marquée. Ils compa-
rurent amp; à méfure, qu'il en entroit un, le Roi le roffoit
vigoureuferaent en lui reprochant fon iniquité. Souvenir!
d'un Citoyen. Tom. I. pag. 84.
■T
1
eene was eene onmaàtige gierigheid; en de ande-
j, re, een buitenfpoorige neiging tot groote Soldaa-
„ ten, alleen wegens deze zo zeer in het oog loo-
j, pende zwakheden, vergunde men my de verzame-
,, ling van eenen grooten fchat, en de oprichting
,, van eene fterke armée. Beide zyn er; en nu heeft
„ myn opvolger verder geen maske van doen. On-
„ der myne papieren bevindt zich eene berekening,
„ dat myn eerfle Bataillon Gardes juist zo veel kost
als zes andere Infanterie Regimenten. Plaatst flien
,, dus dit Bataillon op den algemöenen veldvoCt, en
„ al vergroot men zelfs tot myner gedachtenis, des-
„ zelfs belooning een derde , dan bezorgt dit myn
„ zoon daarentegen zes gehêele nieuwe Infanterie
„ Regimenteruquot;
Zulk een Koning, die zyn geheel leven door, met
2odanige ftandvastigheid en met zulk een onvernioei-
den arbeid zyn plan volgde , was men dus ook de
eer fchuldig, dat men zyn testament door den druk
bekendmaakte: de het zulke eèrwaardige, zo wei-
nig geloofde, en zo weinig gedachte dingen bevat. Fre--
»ERIK de Groote volgde byna in de eerfte dagen van
zyne regeering den raad Van zynen vader; en om
die zes nieuwe Regimenten des te fchielyker op te
richten, nam hy zes Wurtembergfche Regimenten,
welke de toenmaaüge Wurtembergfche Voogden wil-
deti afdanken, iti zynen dienst.
By alle de^e voortreflykheden, waardoor de regee-
ring vsai Klt;iaing Frederik Willkm den Eerften uit-*
B 2nbsp;mun-
mimte, by den grooten eerbied, dien Frederik de
Tweede voor zynen vader hadt, en in onfterflyke ge-
denkdiikken betuigde, kan men intusfchen niet vol-
ftrekt zeggen, dat de vader in de gewigtigfte regee-
ringszaaken het voorbeeld van den zoon was. Fre-
derik de Tweede geloofde en volgde de volgende
grondregels van zynen vader: Pruisfen was zonder
eene fterke Armée in het oog der groote Europifche
Mogendheden, een niets beduidende (laat; eene goe-
de voorraad van geld is er nodig, om eene groote Ar-
mee bruikbaar te maaken; de vermeerdering van be-
volking is hiertoe noodzaaldyk, en deze bevordert men
in de Pruisfifche landen voornaamlyk door de Fabrie-
ken te begunffigen en te vermeerderen , welke aan
millioenen van menfchen arbeid en beftaan bez'or-
gen.
Aan deze grondwaarheden geloofde de zoon even
zo fterk als de vader. Maar geheel verfchillend en
ongelyk uitgebreider was de ftaatkundige gezicht-
krhig van den zoon. Geheel oiulerfcheiden waren
zyne grondregels, ten aanzien der verbetering der
juftitie , ten aanzien van dc algemeene wetgeving,
en byzonder ten aanzien der wetten tot onderhouding
vaide beste inlandfche politie, en van het geluk der in-
wooners. Maatregels , gedachten , en de manier
de.- uitvoering, waren ten aanzien van dit alles by
den zoon geheel anders dan by den vader. Tot eene
groote ftaatshuishouding wees Frederik Willem de
Eerfte den weg; en zyn groote opvolger heeft ge«
toond,
-ocr page 37-FREDERIK den^GROOTEN. m
toond, hoe veel verder nien daar op nog kon voort-
gaan. By onverbetertyke fchikkingen van den vader,
maakte hem zyn buitengemeeil fcherp gezicjif 'tot zy-
nen navolger ; in al het overige maakte hem zyn
flerker geest tot uitvinder.
m.
Over Fredkriks betrekking tot zynen vader, over
zyn voornemen, om na Weenen te gaan, daar
Roomsch te worden, en dan de Aartsher-
togin Maria Theresia te trouwen.
Ï^rederik Willem de Eerfte was een groot Ko-
ning , maar in het uitdrukken van zyne gewaarwor-
dingen en gevoel fcheen hy werklyk zomwylen een.
weinig hard. De Heer Busching, een eerlyk ge-
fchiedfchryver, zegt: „Dat hy by de wapenoefening
„ der foldaaten op de paradeplaats en elders, dan
„ met de vuist, dan met den ftok blindlings op de
„ ongeoefende foldaaten toegeflagen heeft : dat dit
„ den Kroonprins, by hem ftaande, zeer mishaag-
„ de, en dat zyne wezenstrekken dit verraadden;
„ en dat in het geheel tot het foldaatjen fpelen,
„ waar aan Frederik Willem zo zeer gehecht
,, was, de Kroonprins ver of na niet zulk een groo-
„ te neiging gehad heeft, als tot het lezen van Fran-
„ fche boeken, tot het maaken vanFranfcheVerzen,
„ en tot het op de fluit fpelen.quot; (1}
Maar kan men bewyzen, het geen de Heer Bu-
sching ,
1nbsp; Karakter van Frederik de Tweede befchreven door
Busching bladz. 199, 300.
sching, deze aiiders buitengewoon fcherpe en
naauwkeurige gefcliiedfchryver , verder zegt : dat
Koning Frederik Willem de Eerfte, als hy op den
Kroonprins vei-ftoord was, van tyd tot tyd op hera
aandrong, dat hy van de Troons-opvolging afftand
doen, en die aan zynen volgenden broeder zou over-
laten ? Doch de Kroonprins verklaarde: dat hy zich
liever het hoofd zou laaten afflaan, dan den Koning
in zyne onrechtmatige begeerte te willen zyn; maar
indien de Koning in een openlyk manifest, als eene oor-
zaak van zyne uitfluiting van den Troon wilde verklaa-
ren, dat hy geen Ij'flyke, en echte zoon van hem was,
dan mögt hy den Prins August Willem tot zyn' opvol-
ger benoemen ? Maar de Kroonprins had eindlyk geduu-
rende zyn hechtenis in Kuftrin tot den Prefident van
Munchow in een aanval van mismoedigheid gezegd;
dat by van de Troons-opvolging afftand doen , en
van zyn' vader om eene Jaarwedde verzoeken wilde,
benevens verlof om die buitenslands, 'm Engeland^
of ergens elders, te mogen verteeren, en dan mögt
zyn vader Prins August Willem voorts tot zyn
opvolger in de regeering benoemen ?
Het billykst antwoord hierop is dit; dat het kan
zyn, dat Frederik Willem de Eerfte, in de dagen
van zyn grootfte ongenoegen tegen zynen zoon, het
misfchien in de gedachten heeft gehad, hem van de
Troons-opvolging uit te fluiten. Alleen deze ge-
dachten was zeker kort van duur, en eene uitwer-
liing van eene vlaag van drift, waaiin hy zyne oudftc
B 4nbsp;doch-
dochter, naderhand Markgraavin van Bayreuth, hy
dezelfde gelegenlieid, uit het venfter werpen wilde,
en niet dan met moeite door de handen der 'Konin-
gin , daar in verhinderd werdt. Alle vertellingen
van het geen geduurende de gevangenis in Kiifirin
de Koning en de Prins tot dezen en geenen zal ge-
zegd hebben , zyn volkspraatjens', welke iet waars
met duizendvouwig veranderde omftandigheden be-
vatten , en welke niemand met zekerheid ikande zal
durven houden.
Zekerheid is eene zeer zeldzaame zaak in alle din-
gen, en vooral, in de gefchiedenis. Het is geen be-
vsrys rän redelykheid, wanneer men met drift beweert,
het geen men met geen genoegzaame zekerheid weet,
even zo duister, even zo zwaar en onzeker, Is toch
natuurlyker wys de gefchiedenis van den ouden tyd,
gelyk veele verhaalen uit de ftad, waar in wy leven,
en in zo veel zaaken, die om ons gebeuren. Daar-
om moet men, als men geen ftreng bewezen gefchie-
denis kan verhaalen , dit ook oprecht, en redelyk
bekennen, en dit is in dit hoofdfluk myn geval.
Geen grootfcher gedachten zou Frederik de'
Groote in zyn gantfche leven gehad hebben , dan
die, van naar Weenen te gaan, daar Roomsch te
worden, en dan met de Aartshertogin Maria Theresia
te trouwen, als dit even zo waar als vvaaifchynlyk
was. Men verftaa niy wel, ik zeg niet, het is waar,
maar ik zeg, het is waarfchynlyk: want het fteunt
op het gezegde van twee mannen, welke Frederik
Kiet
-ocr page 41-met zynen zeer vertrouwdèn omgang vereerde. Maar
hoe deze twee lieden hun gezegde quot;bewezen Éoudeii'
hebben, dat weet ik niet, dewyl zy dood zyn. Dus'
ben ik ook hier tot niets anders verplicht ^ dan om
bloot de waarfchynlykheid van eene gedachten aante-.
toonen, van dewelke men kan zeggen: zy zou llroo--
men van menfchenbloed gefpaard, en voor een gróót
gedeelte, de reuzenftappen van de achttiende eeuw
veranderd hebben.
Fkederuc de Groote walde zyn' vader ontvluchquot;
ten. De vader ontdekte dit voörnecmen , geraakte'
daar over-in de uiterlle woede-, liet zynen zoon op
de vesting te Kuftrin gevangen zetten, deedt viei^'
fchaar over hem fpannen, en' in deze vierfchaar wa-'
ren ftemmen om hem te ötithoofden. Dit is alge-
meen erkend, en er twyfelt niemand aan.' Maar don-
ker en zwaar zyn de gisfingen over deze vlucht.
Zeker weet men , dat de Kroonprins drie jonge
officieren tot vertrouwden van zyn oogmerk hadt-,'
die dan ook de medgezellen van zyn vlucht zouden
zjTi; De-Baron van Spaan , en deze was reeds
vooruit na Dresden gegaan; De Heer van Keith , die
na Portugal ontvluchte, na lange jaaren van daar te-
rug kwam, en als Generaal-Adjudant en Stalmees-'
ter van Frederik den Tweeden ftierf; cn eindlyk
de ongelukkige Lieutenant van Kat , die alleen ge-'
vangen , en gelyk bekend is , voor de oogen van
Frederik te Kujlrin onthoofd werdt.
Zeker weet men, dat de Markgravin van Bayrentfi
B 5nbsp;deze
deze geliefde zuster, die Frederik zyn gantfche le-
ven door voor zyne vertrouwde vriendin hieldt, eii
welker beeld, hy als het beeld eener Godin in den
tempel der vriendfchap in de tuinen te Sans Souci liet
plaatzen, van de voorgenomen vlucht van haareu
broeder wist, en hem daartoe haare juweelen gaf.
Zeker weet men ook, dat de \^eldmaarfchalk van
Seckendorf', toenmaaligen Keizerlyke gezant te
Berlyn, by de terugkomst des Konings uit Wezel,
waar deze voorgenomen vlucht ontdekt werdt, zich
de zaak des Kroonprins, by den Koning buitenge-
meen, aantrok, en niets onbeproefd Het, om hem
tegen het geweld van den vaderlyken toorn te behoe-
den , maar tevens is hier zeer merkwaardig , dat
Seckendorf zelfs van Weenen, last hadt voor al
het geen hy deedt; ook deedt hy alles zo behendig,
dat hy niet eens tyd hadt, om een kourier na Wee-
nen te zenden; Dus wist men ook reeds van te vo-
ren het voornemen van den Kroonprins te Weenen,
en gaf dus ook te voren reeds last aan Seckendorf,
hoe hy zich gedragen moest, wanneer men zomtyds-
de voorgenomen vlucht van den Kroonprins ontdekte,
en de Koning dan in zyne drifi:igheid verviel, die
men ligt kon voorzien.
Zeker weet men, dat, zodra men gewaar werdt,
dat de toom des Konii^'s op het hoogst gekomen
was, en hy op niets anders bedacht was, dan om
den Kroonprins te doen onthoofden, Seckendorf
den Koning eenen tot hier toe geheim gehouden last-
brief
brief liet overryken, waar door hem de Keizeiquot; tot
zynen Ambasfadeur verklaarde ; dat Seckendorf
hierop, eene ai^dientie gevraagd en den Koning ge-
zegd heeft: „ het was hem van den Keizer bevolen,
„ om den Koning aanftdnds den oorlog te verklaren,
„ als hy iet ftrengs tegen den Kroonprins ondernam,
„ want de Kroonprins ftondt , als Keurprins , ea
„ gebooren, Ryksvorst, onder de befcherming des
„ Keizers en van het gantfche Ryk.quot;
Zeker weet men, dat de Koning den Keizerlyken
Gezant eerst met hevigheid geantwoord heeft: ,, ik
„ ben Heer in myn land, en in myn huis;quot; -
majff dat by zich itit hoofde van deze bedreigingen
bedacht, cn den Kroonprins het leven heeft gelaten.
Op het Jaast mankte hy dan de zaak ook in zo verre
nog daar door goed, dat^ hy tot bevrediging van de
BrunsTvykfche Gem.talin des Keizers het hnwlyk van
den Kroonprins met eene Brunswykfche Prinfes be-
geerde.
Maar nu zal de Heer Frederik. Nicolai voor-
treden cn zeggen: „ dit alles is van het begin tot
„ het eiaide verdicht; ofwan waar, dan uit zyne
verbceldrag, kaa men berichten hebben, van welke
,, ik niets weet ? quot;
ZecT bcflisfend heeft zich reeds de Heer Nicolai,
in zyne beroemde Verzamelingen hier over met de
volgende woorden verklaard i „ Voltaire , zegt
» hy, heeft eerst in de armhartige priveé het
„ fprookjen uitgedacht, dat Keizer Karel de Zesv
« de
-ocr page 44-de beweerd ■ hadt , dat de Kroonprins., als een
„ Ryksvorst, alleen op den Ryksdag te Regensburg
„ kon geoordeeld worden, en dat hy derhalven door
„ zynen Gezant, den Graaf van. Seckendorf, de
„ ernftigfte voorftellingen hadt laten doen , waar
„ door alleen den Kroonprins het leven geredt was
,, geworden. - Het is waar , dat van verfcheidcT
„ ne Hoven tiisfchenfpraaken voor den Kroonprins
„ inkwamen ; maar of zy van lïet^ Keizerlyke Hof
„ dringender dan van eenig ander, \raren , is niet
„ bekend.' Ernftig , of in een gebiedenden:to[onj
,, kunnen zy niet wel geweest zyn. Het geen
„ Voltaire van Seckendorf'wil gehoord hebben,
„ is geen bèwrys, nadien de zeer! groote verdïchtin-
,, gen, die hy zich in het yie, priveé de Frederik 11
„ vergunt, zo veelvuldig zyn.quot; (1) ■
Dus fpreekt de gróote Verbeteraar de Heer Eredet
rik Nicolai. Daartegen fchryft my de Staatsdi'enaar
Heer van der Horst : „ Spreekt de Heer Nicola^
„ als tydgenoot van deze gebeuiteni'sfen, is hy ooit
„ in het geval geweest, om iet zekers van.de in^
„ wendige,-:, gefchiedenis van het .Pruisfifche Hof te
„ verneemen^'zoWil ik geloven, dat zyn getuige-
„ nis, boven het algemeen gezegde , en meningen
„ van den toèhmaligen tyd, den vooii-ang verdiend.—
„ De
1nbsp; Nicolai anekdoten vtn 'König Yuzukioi 11. Ifrltiet
Heft. 324, 325, 3slt;5. /. . -.nbsp;-V/ ..
„ De Graaf van Munchow naderhand Staatsdienaar
„ in Sikzien, en de Generaal van Borck, waren
„ gemeenzaame vrienden van myn' Vader; en het
„ geen deze Heeren zeiden, wederlegt hier volftrekt
„ het gevoelen van den Heer Nicolai.quot;
Verdicht is dus niet, het geen ik hier voor zeker
opgeef, maar wanneer voor het overige de Heer
Nicolai wilde beweeren , dat zich het Keizerlyk
Hof nooit in de zaaken der Keurvorsten en Keurprin-
fen gemengd, en dat dezelve nooit ernftig, in eenen
gebiedenden toon, en'als opperfte richter, in zulke
gevallen beproefd heeft te fpreeken, zo bid ik hem
voor eerst na te lezen de depeches, welke aan den
Keur Brunswyk-Lunenburgfchen Gezant te Regens-
burg Vryheer van Ompteda, van de regeering te
Hannover, met betrekking tot de door den Prins
van Walles overgenomen regeering van Koerland,
den acht en twintigften February 1789 afgezonden
is e).
Maar dit alles is nog niet toereikend tot verzwak-
king van het tegengeftelde gevoelen, dat Frederik
na Engeland heeft willen reizen , om daar met
eene Dochter van George den Tweeden, nader-
hand Gemalin van den Prins Stadhouder van Oranje,
op welke hy zedert zyn elfde jaar zou verliefd ge-
weest zyn, te trouwen.
^_■__Tot
(*) Een echt affchrift van deze depeche vindt men in
folitifchen Journal vom Junius 17S9. S. 697.
Tot opheldering van deze liefde kan dienen, het
geen de Heer Abt Dänina zegt: deze Prinfes Anna
zou gelyk haare Zuster Amalia buitengemeen fchoon,
en zeer beminnelyk geweest zyn (quot;■). - Beminlyk
was de Prinfes Anna door haar kaïtikt-er; maar de He-
mel vergeeve het den Heer Denina , dat hy deze
Prinfes Anna voor eene fchoonheid uitgeeft. In den
winter van 1788 zag ik haar marmeren borstbeeld in
den Haag, en dit fcheen my wel juist niet geheel
en al van fchoonheid ontbloot te zyn, doch ongeluk-
kig fprak ik daar eenen ooggetuigen, die dikwyls de
eer hadt gehad, om deze Pi-infes te zien, en aan haar
tafel te zyn, en deze befchreef my haare fchoonheid
met de volgende trekken: „ haare kleur was omtrent
„ gelyk wit Deensch Handfchoenen-leder; de oogen
„ ftrak en gi'oot; de oogleden afliangend , en zo
„ groot, dat zy een kleinen mond tot lippen hadden
„ kunnen dienen; de mond zeer groot; de onderlip
„ fchroomlyk afhangend ; het geheele gezicht plat
j, en breed; het hoofd diep tusfchen de fchöiiders;
„ het ligchaam dik , kort, en breed; en eindelyk
„ de fpraak der Prinfes buitengemeen fchielyk, zeer
,, onduidelyk, en onaangenaam.quot;
Liefde uit het aanfchouwen van ligchaamlybe
fchoonheid, veel min zinlyke liefde, kwam dus hier
by Frederik in geen aanmerking, maar met meer
waar-
(♦) Efai fur la m ö* la regne äe Frederik IL p, 1jgt;.
-ocr page 47-waarfchynlykheid zegt een beroemd Schryver: Fre-
derik heeft naar Engeland willen gaan , om onaf-
hanglyk van het Oostenryksch Syfkma te blyven, en
den Veldmaarfchalk Seckendorf geene voldoening
te geven, die' zynen Vader wilde bewegen, hem aan
zyne volgende Gemalin de Prinfes Elisabeth Chris-
tina eene Nicht der Keizerin uit te trouwen (1).
Alle de omftandigheden van zyne voorgenomen
vlucht, verhaalt deze beroemde Schryver zeer
naauwkeurig en bepaald.
„ Frederik was met den Koning te IVezel. Door
„ den Lieutenant Katt hadt hy reeds in Holland
„ een fchip gereed laaten houden, maar de Koning
,, liet den Kroonprins gevangen neemen, en zond
„ eenige Officieren naar Holland, om Katt daar te
,, vatten. De Raadpenfionaris dreigde in het eerst
„ hen by de geringde onderneming te zullen laten
„ ophangen , des niettegenftaande volgde het vast-
„ houden van Katt , en de Pruislifche Gezant in
„ den Haag Meinershagen , was deswegens in
„ doods verlegenheid.quot; (f)
Maar alle deze ook nog zo naauwkeurig opgegeven
omftandigheden, der toen uitgedrooide en misfchien
te ligt geloovig in Frederik's levensgefchiedenis
aangenomen vlucht naar Engeland, verminderen in
1nbsp; Fischer in leiner gefchichte Friedrich des Zweiten
I. Th. 9, f.
(t) Fischer k Th. f.
geenen deele het tegeilgeftelde gevoelen. De zaak
werdt ontdekt, als de Koning met den Kroonprins
te Wezel was; maar dit bewyst nog niet, dat het
plan van den Kroonprins geweest is, regelrecht van
de zyde van zynen Vader naar Holland te ontvluch-
tern. In Holland hadt hy zich niet veilig kunnen
rekenen , ten zy zyne affpraak met het Engelfche
Hof ten volle gefloten was geweest. Maar juist de
uitlevering van den Lieutenant van Katt bcwy^t,
dat dit zo niet was; want anders hadt de Engelfche
Gezant in den Haag deze uitlevering door een enkel
woord by de Algemeene Staaten onfeilbaar kunnen
verhinderen. Ongeloollyk is het zelf, dat Meiners-
hagen deswegens van fchrik zou gcftorven zyn;
want onmooglyk kan men zich verbeelden, dat Mei-
iviershagen van het geheim van den Kroonprins ge-
weten heeft. Meinershagen was een Zoon van
Èen' ryken Bankier in Keulen; hy deed zyn best om
het karakter van een' Pruisfifchcn Gezant in den
Haag alleen daarom te verkrygen, op dat hy, gelyk
men dit in puitschland noemt, een karakter zou
hebben. Zeker kende hy de minlle menfchen aan
het Pruisfifche Hof, en nog minder Lieutenanten by
de Armee. Hadt de Prins van Wezel naar Weenen
willen gaan , dan zou hy uit het Kleeffche in het
Oostenrykfche gebied naar Roermond gegaan zyn:
dit is een weg van weinig uuren , maar naa alle
waarfchynlykheid heeft men zyn ontwerp ontdekt,
voor dat het ryp was; en de Lieutenant van Katt
vluchte, langs den konften weg, over de Holland-
fche grenzen.
Dus bewyzen alle de bovenftaande omftandigheden
voor eene voorgenomen vlucht naar Engeland geheel
niets. Nog minder waarfchynlyk is dezelve, gelyk
men reeds weet, wanneer het oogmerk van deze
Vlucht een Huwejyk met de Engelfche Prinfes Anna
zou geweest zyn : want de onäangenaame krygstucht
van zyn Vader , zou Frederik door dit Huwelyk
niet ontgaan zyn. Daarenboven is het onbegryplyk ,
waarom Freeerik Willem zich zo woedend tegen
de oogmerken van zynen Zoon verzet zou hebben,
indien hy zulk een groot verlangen getoond hadt,
om zich met eene Engelfche Prinfes te verbinden.
Deze verbinding zou toen met het ftaatkimdig fyftema
overeengekomen zyn ; want Frederik Willem
hong toen geheel aan Engeland en aan Oostenryk,
Ook zou de Koningin van Pruisfen alles gewaagd
hebben, om dit Huwelyk met de Dochter van haaren
Broeder mooglyk te maaken. Niets hadt Frederik
dus in de wereld onnodiger en overtolliger kunnen
kiezen, dan om een zo gemaklyk Huwelyk naar En-»
geland te vluchten.
Maar Frederik heeft misfchien ook geheel zonder
oogmerk op een .Huwelyk, alleen om vry'^en onaf-
hanklyk te zyn, en volkomen n«ar zyne neiging te
leven, op eene vlucht naar Engeland gedacht? mis-
fchien wikle hy heimlyk door geheel Europa rei-
den ? - Het antwoord hietöp fchynt gemakkelyk.
Hadt Frederik een bloote reis voorgebadt, dan zo'ti
zyn Vader dit als een ftap van de jetigd aangemerkt
hebben; en nooit zou hy in zulk een woede verval-
len zyn , nooit zou hy van onthoofden gefproken
hebben.
■ Veel minder laat zich het gevoelen van den Heer
Profesfor Fischer verdedigen, dat Frederik alleen
naar Engeland wilde gaan, om van het Oostenrykfclie
fyftema onafhanglyk te blyven. Koning George de
Tweede was even zo wel in het Oostenrykfclie fyfte-
ma, als Frederik Willem; en naar alle waarfchyn-
lykheid, was het Frederik zelf nog veel meer, dan
zyn Vader.
Derhalven kwam Frederik denldyk door eene ge-
heime onderhandeling met het Weener- Hof op de
gedachten , om zich met de Aartshertogin Maria
Theresia, de Erfgenaame van alle de Oostenrykfclie
Staaten , te verbinden. Niemand kon deze onder-
handeling beter verrichten dan Seckendorf , een
listig en gelukkig Staatsman , en waarlchynlyk zou
deze alles gedaan hebben, om het geheele ontwerp
tot rypheid te brengen, en dan de vlucht des Kroon-
prins naar Weenen te begunftigen, indien niet hem
als een bekenden Aarts - Lutheraan de overgang van
Frederik tot den Katholyken Godsdienst tegen de
borst hadt geftaan, hoe zeer het zyn pligt ook was,
als Keizerlyken Gezant, om dezen overgang te be-
vorderen.
Maar de Kroonprins hadt, gelyk de Heer Fischer.
-ocr page 51-Regt, den grootften tegenzin tegen Seckendorf , en
tegen de geheele Oostenrykfclie party aan liet Hof
van zynen Vader. Zeer nadeelig en vörachtlyk fpreelft
liy, gelyk men weet, van Seckendorf, en noemt
hem als Soldaat, en Staatsonderhandelaar een Woe-
keraar , welken het liegen zo eigen was, dat hy alle
gebruik der waarheid daar door verloor. - Ook
deze tegenwerping bewyst niets. - De tegenzin
des Prinffcn tegen Seckendorf ontftond laater ; en
Frederik dacht in het vervolg gewis, dat Secken-
dorf hem misleidt of de oogmerken van het Weener
Hof met hem niet bekwaam, en niet genoeg, beyverd
hadt. Dit is wel de oorzaak van den tegenzin, wel-
ken Frederik geduurende zyn geheele leven tegen
Seckendorf behieldt. Nog veel later ontllondt zyn
ongenoegen tegen het Weener Hof, en wel daarom:
devvyl men kort voor Frederiks Willems dood
byna ongelooßyke kuiperyën van het Weener Hof te
Berlyn ontdekte ; en dewyl men te gelyk ontwaar
werdt, gelyk ik het van eenen Pruisfifchen Staatsdie-
naar weet, dat de Pruisfifche Staatsdienaars van den
Keizer door goede jaargelden omgekocht waren.
A! het geen men zich voordelig voor het Oosten-
rykfclie Huis kon voorllellen, verëenigde zich in het
ontwerp van een Huwelyk tusfchen Frederik en
Marl\ Theresia. Veel meer beloofde dit Huwelyk
?an de toenmaalige oogmerken van het Weener Hof,
geheel andere hulpmiddelen zou het zelve tot hand-
houding van de F:agmaiike SanÜie verfchaft heb-
C anbsp;ben,,
-ocr page 52-ben, dan de volgende verbintenis met het Huis van
Lotharingen. Staatkundig' was deze Lotharingfrhe
verbintenis toen niet; hoe groot, fterk, en wonderlyk
werkzaam voor alles , het geen het Oostenrykfche
Huis ooit dacht of niet dacht, de heldhaftige en ont-
zaclilyke Jozeph wierd, welke uit deze verbintenis
geboren werd, maar dezelve ftondt zeer in verband
met de zwakheid van de toenmaalige Keizerlyke
Staatsdienaaren , die fteeds belluitenlnos waren,
fteeds het dan op den een' dan op den anderen boeg
wenden , en die niets van het groote toekomffige
konden voorzien , dat wy thans zien en beleven.
Deze Keizerlyke Staatsdienaars waren echter zeer
geleerd , en maakten dus aan Keizer Karel den
zesden deze verbintenis daar door aangenaam , dat
zy hem zeiden : nu zou de Stam van Hapiburg
niet uitfterven, dewyl Gekhard de derde Landgraaf
in den Elzas, de Stamvader van alle Hapsburgfche,
en een onloochenbaar afftamling van Ae. Lotharingfche
Hertogen was: en dewyl dus dit Httwelyk de beide'
oude Stammen nu weder zou verëenigen.
Onder alle de voorwaarden, die Seckendorf den
Kroonprins volftrekt moest voorflaan, was natuurlyk
geen een voor het Keizerlyke Hof zoo zeer en buiten-
gemeen gevvigtig , dan de overgang ven Frederik
tot den Katholyken Godsdienst. Zonder de allervol-
komenfte aanneming van deze allerhoogfte voorwaar-^
de, zouden eer alle wateren tot haare bronnen te rug
gekeerd, zou eer de Zon verbleekt zyn , voor dat
het
-ocr page 53-het Weener Hof zou toegegeven hebben, dat eene
Oostenrykfche Pnnfes met een Proteftansch Prins zou
trouwen. Verandering van Godsdienst was daaren-
tegen voor den Wysgeerigen Fredekik toen eene
kleinigheid, want in de daad fpotte hy toch me.t alle
Godsdienften.
Hy zou dus, en wilde ook werklyk Roomsch, wor-
den , ten minften is dit door mannen bevestigd, die
zyn gezelfchap en vrienden waren: door den Graaf
van Munchow , naderhand Staatsdienaar in Sile-
zien, en door den Generaal van borck. ' Uit den
mond van deze twee Heeren , herinnerde zich de-
Heer Staatsdienaar van der Hórst , thans nog
zeer duidelyk , gehoord te hebben : dat Frederik
naa Weenen wilde gaan, en daar Roomsch worden,
om met Maria Theresia te trouwen.
En juist dit bracht Frederik Willem den Eerften
in die verfchriklyke woede, die voor een yvyle door.
niets op de wereld dan door het bloed van zynen
Zoon fcheen te kunnen verzoend worden. Frederik
Willem de Eerfte hieldt, volgens de letter van den
Heidelbergfchen Katechismus, de Mis voor een ver-
vloekte afgodery ; bleef onwrikbaar verbonden aan
de rechtzinnigheid van zyne Vaderen; en zou geloofd
hebben: dat zyn gantfche volk , alle Protefiantfche
Zielen, in de geheele Pruisfifche Monarchie, regel-
recht en fpoorflags met zyn' Zoon, als deze iii Wee-
nen den Roonifchen Godsdienst aangenomen hadt,
in de Hoofdwacht der Hel zouden gevaren zyn.
C 3nbsp;Deze
37
Deze Pruisfifche algemeene Hellevaart, was dus,
door de in Wezel gedaane ontdekking , verydeld.
Maar het is toch wonderlyk , dat de Profesfor Fi-
scher, na dat hy Frederik's voorgenomen vlucht
naar Engeland zoo duidelyk heeft befchreeven , toch
by het flot byna van myn gevoelen is, als hy zegt:
Den Hertog Frans van Lotharingen, was het
5, daaröp gevolgde Huwelyk van Frederik den
„ Tweeden met de Prinfes Elisabetii Christina
,, van Brunswyk zo aangenaam, dat hy het zelf in
55 perzoon bywoonde, dewyl hy voor eene verbinte-
5, nis van Frederik met Maria Theresia als
5, ftaatskundig mooglyk moest vreezen , waar door
„ Oostenryk op eens het doel bereikt zou hebben,
„ waarna het drie Eeuwen lang vergeefsch getracht
,, hadt.quot;--Zelfs voegt er de Heer Fisciier nog
by : „ dit fchynt ook de reden gev*^eest te zyn,
,, waarom^ Frederik een Huwelyk by htt leven van
5, zynen Va ler wilde ontgaan.quot; Op eene andere
plaats zegt hy nog: „ de overgang tot den Room-
„ fchcn Godsdienst zou Frederik den Grooten
„ het uitzicht tot de grootfte StaatsVoordeelen be-
„ zorgd hebben.quot;
Het gaat met de Gefchiedfchryvers als met de
Wysgeeren. Zy bewyzen fomtyds , het geen zy
zelf niet recht geloven; en dan ontvalt hun onvoor-
ziens een woord, waar door aan den dag komt, het
geen zy anders verduifteren. Wonderlyk is dit,
maar het zonderhnglie zou zyn , indien de door;
Sec-
-ocr page 55-Seckendorf aan het Weener Hof afgeleverde papie-
ren, van welke in een ander Hoofdftuk zal gefpro-
ken worden , in het licht brachten, het geen mis-
fchien in dit Hoofdltuk nog iti nacht en duisternis
ligt , en het geen toen, hoogst waarfchynlyk, de
Hoven van Weenen en Berlyn onder eikanderen be-
fioten te verzwygen.
IV.
m
C4
-ocr page 56-Or'er 23*« Zeven, vöor onmiddelyk naa zyns
verhefing tot den Troon,
Frederik bracht als Kroonprins den meesten tyd te
Reinsberg, zo veel hy kon, door, om daar het eeuwig
exërceeren te ontgaan. Als zyn Vader eens gezwind
en dapper van den op tot den ondergang der Zon
toe , liet exërceeren en weder exërceeren , fchreef
Frederik aan den toenmaaligen Saxijchen Gezant,
den ■ Heer van Suhm : wy fterven hier met exërcee-
— Een andermaal: wy verflyten hier eenen
ren!
tyd, die nooit wederkomt, met beuzelingen! -
Eens noemde hy, ook in eenen brief aan Suhm , allen
dezen militairen opfchik: waar kinderfpel!- Mid-
den onder zyn Vaders revues , en al zyn eeuwig
rechtsom, linksom, verlangde Frederik de Groote
naa zyne Studiën, naa zynen Wynberg, naa zyne
Kersfen en Meloenen.
Hy vondt zyn lieffte tydverdryf»in de Letterkunde,
in de briefwisfeling met Geleerden naar zyn zin en
hart, in de verkeering met geedige koppen, zo veel
als hy er kon bekomen. Voor het overige leefde hy
vrolyk, en maakte fchulden.
Zyne gemeenzaamfte vrienden waren in dezen tyd
voornaamlyk de Graaf van Kaizerling, de Baron
van Rohwedel , welke nog onlangs voor eenigen
tyd als Kommandeur van de Johanniter Orde leefde,
de Baroft van Bieleveld, de Geheimraad Jordan ,
de Graaf van Mumchow , welke in het vervolg een
beroemd Staatsdienaar in Silezien was , en de nog
levende Graaf van Chazot,
Maar de Studiën gingen by hem boven alles, daar-
om was hy op niets zoo gierig, dan op zyn tyd, en
zaaide onöphoudelyk in zich zeiven voor het toeko-
mende. Hy begreep ook niet , hoe wellevend hy
anders ook toenmaal was , hoe men van modes,
vrouwenkleding en vrouwenkraam fpreken, hoe men
zich met zulke kleinigheden zo diep bezighouden,
altyd de tydsverveling op den- hals hebben, en toch
de dood vreezen kon. Het gewoonlyke Hofleven en
het Prinfenleven fcheen hem geen leven.
Munnichs overwinningen op de Turken, maak-
ten hem onrustig, en ondraaglyk op het zagte kusfen
van zyne wysbegeerte. My dankt , dat in deze
onrust de eerfte zichtbaare fpooren van Frederiks
volgende liefde voor hoogen krygsroem lagen. De
Berliners alleen gevoelden niets van het geen groot
'in hem lag. Zy hoorden , dat hy te Rheinsberg
lieve maaltyden gaf, dat hy meisjens en het muzyk
beminde, dat hy een fchoonen voet had, en voor-
treflyk danste: en nu beloofde zich gantsch Eerlyn
by Frederiks komst tot de regeering niets dan gul-
lt;kn dagen, altydduurende feesten , eeuwige Kome-
diën , Opera's, en Redouten.
Zyn Vader Frederik Willebi daclit geheel an--
ders , als hy, op zyn fterfbed , tot de Koningin,
zyne Gemaliji, zeide: „ nu gy zult blyde zyn, dat
ik fterf! thans zal het lustig gaan; maar gedenkt aan
my , op het laast zal alles anders uitkomen.quot; -—-
Ja wel kwam het anders uit!
Veele van zyne Rheinsbergfche Jcugdgezellen ge-
loofden by zyne komst tot de regeering, dat zy nu
zeer zeker aandeel in alle groote regeeringszaaken
zouden verkrygen. Niemand geloofde dit vaster dan
Kaiserling, welken de Koning gewoonlyk C^sa-
rion noemde, en dien hy wezenlyk beminde. Op
de eerfte reizewelke Koning Frederik naa Pruis/en
deedt, om ingthnldigd te worden, zat hy met Kai-
serling , Algarotïi en met een derden in het
rytuig; en om zich tevens in het bezit, van alle voor-
rechten eenes gunfteling te dringen overftelpte Kai-
serling den Koning met verzoekfchriften , recom-
mandatiën en voorfpraken van allerhande zoorten,
Eenige maaien herinnerde de Koning hem , dat dit
niet zou gaan, en met zyn regeeringsplan niet over-
eenkwam. C^SARioN Hoorde zich niet aan dezeii
wenk; en dus wilde Frederik hem niet.meer in zyn
rytuig hebben. Maar als vervolgens te Koningsberg,
volgens oude , en nog niet uit de mode geraakte
Fruisfifclie gewoonte en kunst, eene vreeslyke (lag,
regen van gelukwenfchen, in rym en onrym den Kpt
ning
-ocr page 59-ning overviel, gaf hy dit alles aan CiESARiON over j
en zeide tot hem: „ ik weet, dat gy u geern roet
vreemde papieren ophoudt; doe my dan den dienst»
en beantwoord al dit tuig.quot;
Het voorbeeld van C^sarion maakte de anderen
voorzichtiger; en van dezen dag af aan, was de toon
aan de nieuwe regeering gegeven; voor het overige
betoonde de Koning zich jegens KAisr.rs.ing geheel
niet onvriendlyk, en behieldt hem evenwel by zich.
Een Jeugdgezel des Konings, voor dat hy ter re-
geering kwam was de Abt de Solignac. Hy kwam
met Koning Stanislai^s als zyn Aalmoesnier te
Bérlyn, en maakte zich by den Kroonprins , door
zyn verflandig voorkomen , door zyne kunde , en
geleerdheid ongemeen bemind. Sölignac hadt voor
den Kroonprins eene buitengemeene , en fomwylen
geheel zonderlinge genegenheid: want hy badc hem
dikwyls, om Gods wil, dat hy zich met de Vrymet-
zelaary niet zou inlaten! - De quot;Kroonprins hoorde
deze vermaningen met groote goedhartigheid aan,
lagchte er hartelyk om, en ging vervolgends in de
Loge.
Als de Koning zyne bekende reize naar Straatsburg
deedt , ontmoete hem tusfchen Landau en Straats-
lu^g een reiskoets. Hy liet vragen , wie er in de
koets zat ? - De Abt de Solignac. Schielyk
keerde de Koning om. De Abt verbaasde, als hy
den Koning van Pruisfen zag afklimmen , en aan
zyn rytuig komen. Hoe is het mooglyk, riep Solig-
nac ,
FR.AGMENTEN over
NAC, dat ik uw Majefteit hier vinde ? De Koning
hernam: „ myn waardfte Abbé, ik ben expres hier
,, gekomen, om u in de orde van de Vrymetzelaars
„ aan te nemen ; hier heb ik het geheele gereéd-
„ fchap eener Loge; en de plechtigheid volbrengen
„ wy hier in het open veld.quot;
De goede Abbé fcheen over dit voorval fchriklyk
getroffen, maar hy merkte dra de boert. De Koning
fprak met hem byna een uur. - Deze byzonder-
heid heeft een Pruisfisch Staatsdienaar my verhaald,
en deze Staatsdienaar heeft de byzonderheid uit de
mond des Konings.
44
Over Frederiks gewaande Griekfche fmaak
in de Liefde.
'e Opper-Confiftoriaal-Raad Busching zegt:
,, Frederik verloor veel zinlyk vermaak door zynen
„ tegenzin in de Sexe; maar dit bezorgde hy zich
„ weder door de verkeering met mansperzoonen,
„ hebbende uit de gefchiedenis der wysgeerte wel
„ onthouden, dat men Sokrates nagaf, dat hy de
„ verkeering met Alcibiades beminde.quot; (*)
Doch niet alleen geloofde dit de Heer Busching,
maar Voltaire, la B'eaumelle, de Hertog van
Choiseul, ontelbaare Franfchen en Duitfchers, by-
na alle de vrienden en vyanden van Frederik , byna
alle de Vorllen en Grooten van Europa, zelfs zyne
Bedienden , zyne vertrouwde en gemeenzaamlle
vrienden van zyne laatfte jaaren geloofden dit ook:
dat Frederik beminde , gelyk men zegt, dat So-
krates Alcibiades beminde!---En
ik zal bewyzen, dat geheel Europa, en alle Bedien-
den en vertrouwden van Frederik hierin dwaalen;
__en
(*) Busching karakter van Frederik dett Tweeden.
-ocr page 62-en eenen onverdienden fchandvlek op Frederiks
naam en op Frederiks nagedachtenis werpen.
Over geen gewigtiger zaak kan men fchryven, als
men over het leven, en karakter van Frederik den
Grooten fchryft, zekerlyk zal men my van alle kan-
ten tegenwerpen, dat ik over eene zo buitengemeen
kiefche flof had moeten zwygen. Maar zou men
altyd zwygen, het geen men hier over kan zeggen,
dan zou men het eigenlyk waare van deze zaak ook
nooit ontdekken; en van eeuw tot eeuw zoude de
eene Schryver den anderen nababbelen: Frederik
heeft bemind , gelyk Sokrates Alcibiades be-
minde.
. Het geen Busching en Voltaire over dit punt
denken , dacht ik voorheen ook , vooriil om dat
een van de gunftelingen Fredèriks , een vertrouw-
de , en vriend van zyne laatfle levensjaaren my te
Potsdam zeide : „ Frederik hadt kort voor den
„ zevenjaarigen Oorlog nog bemind, gelyk Sokra-
5gt;
tes Alcibiades beminde.'
Kon Freder-Ik dit doen, dacht ik, dan was hy
toch, volgens een ander voorgeven der Franfchen,
niet ontmand. Om deze reden befpotte ik dus in
inyn eerfte werk over Frederik den Grooten de
Fraufche Lieutenanten en Vaandrigs , welke in heü'
begin van den zevenjaarigen Oorlog (het verftaat
zich van zélf voor den flag by Roszbadi) - zo
dikwyls zeiden: hoe kan de Marquis vfl« Branden-
lurg zich met ons in een zoort van oorlog inlaaten,
daar hy toch niet eens in (laat is, om by eene vrouvV
te flaapen ?
Frederik was niet ontmand ; maar hy was tes
maanden na zyn trouwden door een Irleelkundig mes
fchriklyk van de dood gered, en onder alle zyn Kabi-
netsgeheimen was dit zeker het eerde en grootde.
Iet moet intnsfchen hier van reeds lang ruchtbaar
geworden zyn, dewyl men anders in Frankryk, en
elders niet op deze gedachten zou gekomen zyn.
Maar daar men tevens den Koning toch fteeds den
Griekfchen fmaak in de liefde tegenwierp, dan verviel
men in eene openbaare tegen ftrydigheid. Alle deze
tegenftrydigheden en donkerheden kan ik, gelyk my
voorkomt , wegnemen; en het geen nog veel meer
is, ik kan dit alles zo verhaalen, dat daar door een
anders onfterllyke vlek van Fredbriks naam vervalt.
Voor zyn trouwen hadt Frederik in het geheel
geen tegenzin in de Sexe. Zyn geitel wekte veel
meer by hem in deze jaaren, de grootfte neiging voor
de vrouwelyke kunne op. Maar de hardheid, waar
mede zyn Vader eens tegen een aartig Meisjen te
werk ging, welke in verdenking was, hem te beval-
len, verwyderde hem van het geen men Hefde noemt,
beroofde hem van dit hemelsch genot, en voerde hem
tot het geen geen liefde is, dus bloot tot den korten
en enkelen omgang met ligte Vrouwen. Hy verwy-
derde zich in vervolg van tyd, zeer zichtbaar, van
de vrouwelyke Sexe. Maar zeer beminlyk was en
Weef hy zyn gantfche leven door, als hy met Damesf
fprak
-ocr page 64-fprak of aan Dames fchreef: zo gelyk hy ook zyn
gantfche leven door, door zyne onbefchryflyke wel-
levendheid en onbefchryflyke lieftaligheid, verruklyk
aangenaam voor alle menfchen. was, zo dikwyls hy
aangenaam wilde zyn.
Met de grootfte naauwkeurigheid, welke men my
om de gevolgen zeker, vergeeft, zal en moet ik, ge-
heel volgens haare natuur, deze gefchiedenis voorftel-
len , door welke een zo groot en tot nog toe zo
ondoordringbaar dekkleed van FuEDERUis daaden
afvalt.
Juist toen zyn Vader hem ter voltrekking van zyn
huwlyk naa Brunswyk wilde brengen, hadt Frede-
rik. eene zeer hevige Venerike Zaadvloed. Hy
openbaarde de fchriklyke verlegenheid, in welke hera
dit ongeluk ftorte, aan den Markgraaf Hendrik van
Schwedt , welken hy ook in het vervolg zyn leven
lang niet lyden kon, dewyl hy'geloofde, dat de
Markgraaf hem den raad, welken ik zo aanftonds zal
verhaalen, uit boosheid hadt gegeven. Hy noemde
hem eenen in de kunst ervaaren Man, en beloofde
hem, dat deze dadelyk het kwaad zou wegnemen,
want dat hy hem zelf dikwyls in weinig dagen daar
van bèvrydt hadt. Deze ongefchikte en heillooze
kunftenaar, was de Lyfarts van den Markgraaf Lo-
dewvk tot Malchow, men noemde hem daarom
den Doctor van Malchow. Op de voorflagen van
den Markgraaf Hendrik liet dus Frederik, in zynen
nood, dezen Geneesheer terftond haaien j en deze
vet'
-ocr page 65-verdreef hem zyn Venerike Zaadvloed in vier dagen.
Frederik geloofde nu volkomen herfteld te zyn, en
de Kwakzalver liet hem in zyn geloof, de reis naar
Brunswyk hadt haar voortgang, en het byleger werdt
voltrokken.
Hadt zich nu ook by den Kroonprins in het begin
een tegenzin tegen den dwang der vaderlyke keus
geopenbaard , dan zou toch deze tegenzin door de
fchoonheid van eene in alle opzichten voortreffelyke
Prinfes dra volkomen weggenomen zyn. Frederik
leidde zyne Gemalin naar Rheinsberg, en de eerfte
zes maanden fcheenen met alle tekenen van een ver-
genoegd huwlyk doorgebracht te worden.
Een waardig Schryver verzekert dus geheel ten
onrechte (1) dat Frederik met zyne Gemalin in
eene wysgeerige onthouding leefde: want Frederik
Hiep dezen geheelen tyd door, alienachten, by zy-
ne Gemalin. En dit heeft haare tlians overledene
Hofdame , de Freule van Kametzky , naderhand
Gemalin van een' zeer verëeringswaardig Man, den
Heer Hofrichter van Veltheim tot Harpke, aan
den Heer Staatsdienaar van der Horst dikwyls ver-
zekerd.
Deze gelukkige toeftand veriinderde evenwel naa
verloop van een half jaar. de verftopte Zaadvloed
brak
1nbsp; Fischer /« der Gefehichte Friedrichs des Zweiten
1 Th. f. 9. 48.
I. Deel.nbsp;D
-ocr page 66-brak met groote woede , en veele booze toevallen
weder uit. Frederik viel in eene hevige ziekte,
welke men zocht geheim te houden , en welker oor-
zaaken men vooral verzweeg. Het was, zeide men
volgens de gewoonte van het Hof, flechts eene on-
paslykheid. Maar deze onpaslykheid werdt zoo erg,
en het koude vuur was zoo naby, dat niets in de
wereld meer in flaat was, om den zieken Frederik
het leven te redden , en werklyk geredt heeft;
dan - eene gevaarlyke infnyding!
By eenen zo grooten geest was het niet zo wel
eene zwakheid dan wel een waar misverftand, we-
zenlyk eigenlyke onkunde in zulke dingen, om deze
geheel niet volkomene ontmanning voor eenen hoon
te houden , welke by hem boven alles ging. Hy
wist niet, dat het karakter van eenen Man dan niets
verändert, dat hy dan niet fchroomachtig en klein
wordt, wanneer hy geen Vrouw kan bywoonen, ge-
lyk het behoort; maar dan eerst, wanneer hem door
eene geheel verfchillende operatie de voortfchicting
van het Zaad onmooglyk gemaakt is. In dit laatfte
geval , maar niet by de bloote onbekwaamheid om
by een Vrouw te flaapen wordt het karakter klein,
befchroomd, arglistig, en valsch; en men heeft nog
wel vernuft, of fchyn van vernuft, maar geene waare
en hooge geestvermogens , geene ftoutheid , geene
onverfchrokkenheid, geen mrted. By Frederik was
de voortfchieting van het Zaad door die infnyding
niets gehinderd; het was een klein weinig verminkt,
. maar
-ocr page 67-maar' niet afgefneden , en daarom bleef hy die hy
was, een Man van het grootfte geestvermogen, de
onvertraagdfte en grootfte held van zyne eeuw. De
drift moet hy behouden hebben, om by een vrouwlyk
wezen te flaapen.
Frederik kon wel uit de fchriften van de Romei-
nen weten , hoe men in het oude Rome van een
volftrekt gebrek van de mannelykheid fprak, en hoe
bitter daarom Klaüdianus tegen eenen waaren Ge-
fnedenen den Burgemeèfter Eutropius fchreef. Het
was daarom het grootfte belang van zyn leven, om
zyne kleine verminking, welke hy altyd met de ont-
manning verwisfelde, en de daar uit ontftaane onge-
makken te verbergen.
Geheel tegen zyne neiging en tegen zynen wil zag
by zich gedwongen, om zich van zyne hoogst He-
veuswaardige en hartlyk van hem beminde Gemalin te
verwyderen, om zich te houden, als of het onmoOg-
lyk was, om den natuurlyken tegenzin afteleggen,
welke een gedwongen huwelyk hem veroorzaakte.
Openlyk betoonde hy dus voor zyne Gemalin niets
meer dan de grootfte achting. Maar op dat toch
geen mensch geloofde, dat hy niet alle neigingen van
de menschlyke natuur ondervond , welke hy ook
zonder twyfel gewaar werdt, openbaarde hy voor-
eerst nog altyd het grootfte behagen in ichoone
Vrouwen. Nog zyn de fchilderyen der fchoone
Dansferesfen voorhanden, welke hy om deze reden
Zyne kamer liet ophangen.
Hy nam juist om deze reden het voorkomen aan,
als of hy een groot behaagen in onkuifche-fchilderyën
fchepte. Dit gelukte hem vooral door het onkuifche
fchilderftuk, het welk Voltaire befchryft, en het welk
zyn Verbeteraar, de Heer Frederik Nicolai ontkent.
Voltaire verzekert, dat de Eetzaal van den Ko-
ning met een zeer onkuisch fchilderftuk verfierd is
geweest, waar van de Koning zelf aan den Schilder
Pesne het onderwerp zoude opgegeven hebben. De
Heer Nicolai noemt dit eene openbaare onwaarheid,
en zegt: „ La Vaux (de aflchryver van deze uitge-
„ dachte leugen) zal toch geduurende zyn verblyf te
„ Berlyn, wel eens te Potsdam of Sans-Souci ge-
„ weest zyn, maar men ziet, dat in dit Slot niet
„ een eenig fchildery van onkuifche onderwerpen
„ was. Ook is daar zelf nooit eene dergelyke voor
,, handen geweest; ik heb daar naa in het byzonder
„ vernomen. Thans , nu naa den dood van den
5, Koning de geheele vleugel, waar hy woonde, af-
„ gebroken , en op nieuw opgebouwd is , moest
j, men zulk eene fchildery, al was het zelf in een
„ hoek verborgen geweest, gevonden hebben. Aller-
3, minst was er zulk eene in de Eetkamer. Alle de
„ in Sans-Souci gevonden wordende fchilderyen zyn in
,, de befchryving vm Berlyn en Potsdam (iii ßd, S.
5, 1214) opgetekend. Pesne heeft bovendien nooit
„ zulk een beeld gefchilderd, gelyk Voltaire het be-
5, fchryft; niemand heeft ooit zulk een fchandelyk beeld
5, op de Lustüoten van den Koning gezien. In tegen-
deeii
-ocr page 69-deel; de Koning beminde wel in de fchilderyën
,, fchoone en aangenaame vronwelyke gedaantens,
„ maar geene onbehoorlyke voorftellingen. Als hem
„ eens een anders fchoon gefchilderd, maar eenig-
J5 zins onbetaamlyk fchilderftuk van eenen Satyr en
„ eene Nymf, van Cignani, te koop geveild werdt,
5, 20 zeide hy , zodra hy het gezien hadt : Foei!
5, Foei! weg daar mede.quot; (*)
De Heer Nicolai is zonder twyfcl een groot Ver-
beteraar ; maar daar er in de wereld zo veel te verbe-
teren is, en daar de Heer Nicolai buitendien nog
voor zo veele groote dingen heeft te zorgen en te
waaken , zo kan zulk een Man zomwylen wel in
kleinigheden dwaalen. De Heer Staatsdienaar van
der Horst fchreef my den 3 Mai 1789: „ Ik herin-
„ ner my zeer wel, dat ik in het jaar 1747 in Pots-
„ dam een fchilderftiili zag, gelyk aan dat van Pesne
„ het welk Voltaire befchryft. Het hing in de
„ tweede Kamer van de groote Eetzóal, waar in de
„ tafel van de Officieren der Gardes is. Maar dit
„ fchilderduk was ver of naa niet het onkuischte,
„ want veel onkuifcher waren andere fcliilderyën in
„ de kamers van de Koninglyke Lustüoten. In deze
„ tweede kamer der groote Eetzaal van de Officiers
„ der Gardes in Potsdam, zag ik in het jaar 1747
„ een
(*)' Nicolai's Anekdoten von König Friedrich II.
^'■'ites Heft, f, ZIJ.
D3
-ocr page 70-„ een kleine fchildery van Vatteau , het llerkile ia.
,, zyn zoort, dat ik ooit gezien heb. Het was een
„ uitgeftrekt leggend geheel naakt Vrouwsperzoon,
„ welke een naakt Jongeling naderde; het beeld was
5, uitmuntend fchoon. Veele andere fchilderyen van
„ dit zoort zag ik hi de Lustfloten des Konings; en
„ gy weet van my, welke redenen de Koning hadt,
,, om zulke fchilderyën in de eerfte tyden van zyne
„ regering te laten hangen, - Naa den zevenjaa-
„ rigen Oorlog werden veelen van deze fchilderyën
„ weggenomen, maar niet alle: want zelf te Berlyn
„ hing in de gewoone Eetkamer van den Koning nog
„ in zyne laafte levensjaaren, de fchildery van een
,, geheel naakt liggend Vrouwsperzoon levensgroot-
„ te, het welk ik voor eene Italiaanfche Copy hielt;
„ en indien er in deze Eetkamer geene veranderingen
„ gemaakt zyn, dan hangt het nog daar in den hoek
„ van het tweede venfter by de deur. De Koning
„ moet evenwel het van de Heer Nicolai byge-
„ brachte fchildery van eenen Satyr en eene Nymf
„ gekocht hebben, dewyl ik het zeive op het Slot
„ te Potsdam in de kamer zag hangen , welke de
,, oude Hertog van Holstein Beck bewoonde.
,, Deze fchildery hadt tot zyn onderwerp een oude
„ Pantalon , welken een Meisjen het geld uit de zak
„ haalt, tcrvvyl zy zich zelve van hem op eene an-
„ dere wyze laat onderzoeken. Ik herinner my een
„ zeer vrolyk gefprek, wanneer de Graavin Hacke
„ met den ouden Hertog van Holstein over de
„ Al-
-ocr page 71-„ Allegorie van deze juist in zyne kamer hangende
fchildery boertte.quot;
Dit Punt fchynt dus afgedaan. Voldoet intusfchen
het gezag van zulk een ooggetuigen, den Heer Nico-
lai niet, dan zal ik hem noemen een getuigen, wel-
ken hy zeker hooger fchat, en welke misfchien veel
nieer by hem geldt, dan alle de getuigenisfen der
wereld: naamlyk zyn eigen! - Hy zelf, de Heer
Nicolai zegt : in het Koninglyk Kunstkabinet te
■nbsp;hangen aan den derden muur No. ^59.
de verraste gelieven van Giuliö Romanonbsp;Dit
fch.ldery zag ik in het jaar 1786 in dit Kabinet, en
het bekleedt onder alle onkuilclie fchilderyën van de-
wereld toch wel den eerden rang.
Dus is het bewezen, dat hequot;t van Voltaire be-
fchreven fchildery te Potsdam voor handen was; en
kulfchenbsp;'''''nbsp;quot; Lustfloten on-
ku fch Sclnlderyën hadt, van welke de Heer Nico-
lai zelf m zyne befchryving van het Ktmstkabinet te
^ans-Souci het onkuischte opgeeft.
Maar fchüderyën waren het ienigfle hulpmiddel
n t waar door de Koning wilde te kennen geven,
^nscLeT'nbsp;= -»t h;
J3ARBARXN1 eene vertrouwde verkeering
p Be/Mung^er KMsUchen Reßäenzßäd^e Berlin
Potsdam. III Band. f. 1209.
D 4nbsp;(
-ocr page 72-hadt. Op de Redoute te Berlyn leidde hy haar,
zonder Maske aan zynen ann om, en ging vervolgens
met haar in een geheim Kabinet; al waar hy flechts
thee met haar dronk I
Deze fchoone Italiaanfche is de eenigfte Vrouw,
waar op Frederik de Groote als Koning verliefd
fcheen; en daarom behoort haare gefchiedenis in het
geheel by de gefchiedenis van zulk een groot Man.
De Heer Denina gaf haar daarom ook eene plaats
in zyn werk over Frederik; maar omtrent de ge-
fchiedenis van deze fchoone Dansferes, is de Heer
Denina niet wel onderricht. Deze Barbarini ging
nooit van Berlin naa' Venetien te rug ; Zy is ook
nooit met eenen Engelsman uit Berlyn ontvlucht,
en de Koning hadt dus geen reden om haar weder te
laten opligten (1). - Zy hadt zich te Venetien by
den Pruisfifchen refident voor de Opera in Berlyn
met een inkomen van zevenduizend Daalders laten
aanneemen. Een wettig kontraft werdt hier omtrent
tusfchen haar en den refident gefloten. Maar nu
brak zy dit kontraft, want juist hadt zy zich met
haaren beminden, eenen Schot, den Heer Macken-
ZEL weder verzoend; en deze beloofde haar, te zul-
len trouwen. De Koning bracht.dus tegen haar door
zynen refidente eene behoorlyke klagt by den Senaat
te
1nbsp; Un anglois l'enleva, amp; le Roi la fit enlever à fon
tour. Denl\a Efai fur la vie (jf le regtie de Frederic II.
pag. IM-
te Venetien in. De Senaat fpotte met deze klacht,
en weigerde in het geheel alle hulp van hen Gerecht.
Maar Frederk wist den Senaat te behandelen, ge-
lyk men een Senaat van een gemeenebest moet behan-
delen. Juist zond een Venetiaansch Gezant , de
Ridder Campello , zyne goederen, op veele wagens
door de Pruisfifche Staaten. Deze goederen moesten
over Hamburg naar Engeland gaan. De Koning gaf
bevel, dat men alle deze wagens in Arrest zou nee-
men , en liet daar op te Venetien verklaren, dat hy
niets daar vjn zou • wedergeven , tot dat Barbarinx
overgeleverd zou zyn. Campello hadt in den Raad
te Venetien veel Familie, en deze beflisten de zaak.
Dus zeide de Senaat nu, dat de Koning gelyk hadt;
en teffens bracht men met een Wacht de fchoone
Dansferes tot aan de OostefirykfcJie grenzen. Het
JVeener-Hof bezor^^ haar van daar met een Escorte
tot aan Peterswald iit Boheemen, en het Saxi^che
Hof voerde haar van daar tot aan de Brandenburgfche
grenzen. De Heer Mackenzel volgde haar over al.
Maar op verzoek van zyne Familie moest hy Berlyn
dra verlaten, en naa Engeland te rug keeren. Deze
Barbarini vergat hem fchielyk, want zy behaagde
den Koning: en haar inkomen werd tot op twaalf
duizend Daalders verhoogd. In het vervolg trouwde
zy den Zoon van den Grootkancelier van Cocceji ,
welke thans Prefident van de Regeering te Glogau is,
en met welken zy nog leeft. Mackenzel, hadt,
gelyk; men Jigt denken kan, een onfterflyken haat te-
D 5nbsp;gen
gen Frederik opgevat; en als een bloedverwant,
cn groot vriend van Lord Buïe, vervulde by naa
zyne terugkomst in Engeland nu ook dezen anders
g,oeden Man met zyne onfterflyken haat. Men weet
uit Frederik's gefchiedenis van den zevenjaarigen
Ooilog, hoe Lord Bute den even weder herlevenden
held op het einde van den oorlog behandeld heeft.
Dus hadt de gefchiedenis van eene aan den gunfteling
van Lord Bute geweigerde Dansferes denzelfden
invloed, op het einde van den zevenjaarigen Oorlog
gelyk op het einde van den Spaan fchen Succesfie
Oorlog , een paar van de Hertogin van Marlbo-
rough de begunftigde van de Koningin Anna ge-
weigerde handfchoenen.
Voor en naa deze voor de Dansferes BarbarinI
voorgewende liefde , openbaarde Frederik uit de-
zelfde oorzaaken, en met dezelfde oogmerken, en iti
der daad even zo onfchuldig, de geheel tegengeftelde
verliefdheid van Sokrates voor Alcibiades, (1)
maar
1nbsp; Men vergeeve my deze hier zo dikwyls herhaalde
toelpeeling op den Zaligen Sokrates , ik weet hoe dikwyls
men bewezen heeft, dat men Sokrates ten onrechte vati
den anders in Griekenland zo algemeenen finaak in de
liefde befchuldigt, met de Griekfche verlichting ging deze
fmaak eerst narr Rome, toen weder vrn Conftantinnpulen
naar It alien, toen naar Frankryk en Engeland, toen naaf
Duitschland. Zeden eenige jaaren vondt men vooral in
de ftad Bern in Zmtzerland even zö veel Liefhebber»,
ge«
-ocr page 75-maar ook dit was gemaaktlieid: een bloote dekmantel
over de gevolgen van eene hem onaangenaame Chi-
rurgifche infnydifig,. en van zyne ingebeelde ontman-
ning. Hy veinsde deze neiging Voor het mannelyke
geflacht, niet alleen tot aan den zevenjaarigen Oor-
log , maar ook , gelyk ik uit zeer zekere bronnen
weet, naa dezen oorlog. Maar zeker hseft Frede-
rik: deze neiging nooit gehadt, en is ook nooit ia
deze fpoorloosheid vervallen.
Maar hy deedt alles, op dat het de geheele wereld
zou geloven. Nog dikwyls naa den zevenjaarigen
Oorlog, fprak hy met de vrienden van zyne avond-
ftonden van veele groote Mannen der oudheid, welk©
deze neiging hadden ; en hield nooit op , dezelve
en bagatelle te behandelen. Met waare achting vooc
den Griekfchen fmaak in de liefde fpreekt hy zeer
openlyk, in het vierde gezang van zyn Falladion.
Voor aan plaatst by Socrates met zynen Alcibia-
des; dan EuriSlus en Nisus; vervolgens zegt hy j
lastertongen alleen , hielden C.'esar voor éen Man
van alle Romeinfche Vrouwen. Hy was de Vrouw
vait
-ocr page 76-van haare Mannen : dan zegt hy : by Suetonius
ftaan op deze lyst alle Keizers , en op het einde
noemt hy ronduit den Heiligen Apostel Johannes
eenen Ganymedes ! (1)
Dus zocht Frederik de kuur van den Doctor van
MakhoT zelf met Godslasteringen te dekken. Hy
wist zeer wel, dat men geloofde, het geen hy voor-
gaf. Hy wist, dat zyne Pages en Bedienden , dat
zyne Hovelingen in Potsdam en Berlyn, dat alle
Hovelingen in geheel Europa, dat zyne gemeenzaam-
lle vrienden, zyne gunflelingen, en vertrouwden van
zyne laatfte levensjaaren • liem verdachten : dat hy
veelen van zyne Pages, menigen Antinous , veele
fchoone Jongelingen over het algemeen beminde, niet
eigenlyk gelyk Socrates den fchoonen Alcibia-
des -— maar gelyk de Jefuiten, volgens zyn eigen
verhaal, (f) zo dikwyls hunne fchoone leerlingen
beminden. Frederik zocht in het miuften niet deze
verdenking van hem af te wenden. Het fchynt veel
meer , £Äs men verfcheiden omftandigheden zamen-
voegt, dat hy de verfpreiding van deze verdenking
met zyn geheel Koninglyk vermogen begunftigde.
Hy deedt dit niet alleen daar door, dat hy Jonge-
lingen , welke wegens hunne fchoone gedaante en om
zyne daaglykfclie verkeering met hun deze verdenking
1nbsp; Oeuvres pofthumes de Frederic k gravel, Roi de
Pruflè. Bpsler Edition. Tom. IV. pag. 92
(f) Ebendafelbst Tom. IF. fag, 90, 91, ps.
veroorzaakten, met byzondere genade bewyzen be-
gunftigde, en een foort van vertrouwlykbeid quot;zichbaar
met hen veinsde : maar het allerflerkfte vermoeden
geeft een van hem aan den Boekverkooper Boür-
I'eaux in Berlyn gegeven verlof, om de van la
Beaumelle vervalschte editie van de Pucelle d'Or-
leans als het ware onder de venfters van zyn Paleis
te drukken.
Maar de Heer Frederik Nicolai verzekert: „ dat
„ er nooit eene Satyre tegen den Koning in Berlyn
„ of Potsdam gedrukt is!quot; - En evenwel
Vindt men in deze editie van de Pucelle d'Orleans
welke la Beaumelle in Berlyn uitgaf, en Bour-
deaux met de goedkeuring des Konings in Berlyn
liet drukken, de onbefchaamdfte Satyrike plaatzen,
waar men den Koning niet alleen klaar en openlyk,
met alleen zo lasterlyk en zo grof mooglyk , maar
volkomen met de allerhoogtle Cym/c/,. duidlykheid,
van den Griekfchen fmaak in de liefde befchul-
digt. (t)
_____Hadt
(*) Nicolais Anekdoten von König Friederich II.
Drittes Heft. S. 318.
(t) Tot een be^vys heb ik deze plaats , met weglaating
van een gruwelyken regel, hier ingevoerd. De Biegtvader
van Karel den Zevenden van Frankr^k verhaalt een pro
feetisch gezicht, het welk hem het toekomende openbaar-
de; verhaalt, in hoe zonderlinge omfendigheden hy de
komingen in het toekomende zag; zegt iet van Koning
Gfi.
-ocr page 78-Hadt Frederik zelf niet gewild, dat geheel Euro.
pa aan de waarheid van deze befchnldiging zou ge-
looven, dan hadt hy ook nooit vergund, dat men
tegen hem zulke onbefchaamde Satyren in ßerlyn
drukte.
Duizend andere bewyzen van dit zoort gaan wy
hier voorby. Maar het geen dit in dit Hoofdftuk
aangehaalde gevoelen ook zeer fchynt te onderftcu-
jien , is de zeer buitengemeene zorgvuldigheid vnn
den Koning, om nooit, ook by geen voorval in zyne
ziekte, het geheime en tot zulke ondernemingen van
Sokrates , of veel meer van de Jefuiten, geheel'on-
gefchikt gedeelte van zyn ligchaam te laten zien.
Alle de geenen, welke om hem en by hem zyn ge-
weest , zullen dit getuigen, en zyn toenmalige eerfte
Kamerdienaar , de thans Geheim - Krygsraad Schö-
ning heeft het my in Sans-Souci nog kort voor Fre-
derik's dood verzekerd. Zelf by zyn fterven gaf hy
hier een bewys van : want hy moet op het llrengRe
ver-
George den Tweeden van Engeland-, en eindelyk komt
hy op den Koning van Pruisfen met de volgende woorden :
- Mais quand, au bout de TAugufte enfilage.
Il apperçut entre Iris amp; fon page
Cet Auteur Roi, fi dur amp; fi bizr.re.
Que dans le Nord on admire, on compare
à Salomon, ainfi que les Germains
Leur Empereur au César des Romains.
verboden hebben, dat men hem na zyne dood niet
zoa ontkleden , maar hem alleen in zyae Soldaten
mantel tot aan den hals toegedekt, nederleggen.
Men heeft my verzekerd , dat dit in het eerst ge-
fchied is; en dat de tegenwoordige Kroonprins van
Pruisfen dezen mantel opengeflagen heeft, om zynen
grooten Oom nog eens de hand te kusfen. Maar in
het geheel moet toch het bevel van den ftervenden
Koning niet opgevolgd zyn, want een fchoon hemd
was aan zyn ligchaam getrokken, en daar over zyn
Gardes Uniform. Dus was toch het ligchaam van
den Koning omblpot. Men weet ook, dat de Heer
Generaal-Chirurgyn Engel, uit den buik van het
Konmglyke ligchaam het water heeft afgetapt.
Door alle hier bygebrachte daad-zaaken en erondea
dunkt my dat het dus beflist is: dat Frederik de
Groote de befchuldiging der fuoode zwakheid van
zo veele Grieken en Romeinen geern tot aan zyne
dood wilde dulden , dewyl hem dit deedt hoopen
iu hy door eene zeer kleine, maar hen toch tot den
byflaap onbekwaam maakende, en misfchien aan zyn
waterzuchtig Lyk onzichtbaare verminking zoude
verbergen.
Ovêr Jmislyk en letter-kmdig leven, .
letter-kundige verkeering en gemeen-
zaamjle vrienden tot aan
zyn dood.
Let huislyke leven van dezen Wysgeer te Snns-
flotici was zagt en ftil. Waar hy geen Koning be-
hoefde te zyn, daar was hy zo geern mensch. Mis-
fchien heeft nooit een Koning de voordeden van het
burgerlyke leven beter weten te fchatten dan hy, en
evenwel droeg nooit een Koning zyne kroon met
grootere waarde , met grooter moed , en grooter
roem.
Nooit heeft eenig Koning op aarde ook zyne een-
zaamheid meer veredeld , en nuttig gemaakt , dan
Frederik. De talryke werken van zynen geest, zja
onfterflyke bewyzen, hoe huishoudelyk hy met zy-
nen tyd omging, hoe hy elk oogenblik van ledigheid
waarnam, en met welke eer hy rekenfchap van elke
minuut van zyn leven kon geven! - Van al het
geen anders de meefte Koningen omringt, zag men
in Sans-Souci niets. Staatsdienaars, Hovelingen, en
de Grooten van het Ryk, kwamen niet naar Sans-
Soud of Potsdam, wanneer zy niet derwaarts geroe-
pen
pen waren. In piaatze van het voormalige, gewoel
van Verjailles zag men in de woonplaats van Frede-
rik en rondom dezelve of geheel niemand, of flechts
eenige bedienden. Overal in het rond heerschte ffilte ^
vrede, en rust.
Frederik , welke rust en eenzaamheid boven
alles beminde, kon voornaamlyk in zynen ouderdom
niet meer dulden, dat een vreemdeling, welken hy
niet begeerde, zyne fliille wooning naderde, en dezelve
thans flechts van verre zag. Onder aan de Terrasfen
van het klein Sans-Souci , mögt men daarom in zyne
laatfte levensjaaren niet meer komen. In betere ty-
den ging Frederik daar dikwyls alleen, cn kon toen
reeds niet veelen, dat men hem zag. Hy liet voor de
brug, waar over men in den tuin tot de Basfin 'en aan
de Terrasfen van klein Sons-Souci komt , op een
Standbeeld van rood Egyptisch Porphyr zes voeten
hoog, het Borstbeeld van den Hertog van Alba
plaatzenj eert zeer verfchriklyk gezicht: „ op dat,
gelyk hy eens al boertend aan den Heer Marquis van
Lucchesini zeide, vreemdelingen, welke lust heb-
ben om in myne tuinen te komen, voor het gezicht
van den Hei tog van Alba verfchrikken, en terftond
omkeeren.quot;
Maar hoe zeer FreDeiuk ook de kunst verfl:önd,
om alleen te leven, zoo zeer gevoelde hy evenwel ook
de behoefte van den omgang met geestige en belang-
ryke menfchen. In ontelbaare gedenkftukken heeft
hy zelf zynen omgang met Jordan , Alqarotti,
I. Deel.nbsp;Enbsp;Mau
-ocr page 82-MaupeRïuis , voltaire, d'Argens en d'Alem-
bert vereeuwigd.nbsp;de grootheid en zomvvylen
ook van de kleinheid van deze mannen, van hunne
daaden, en van hunnen wandel, weet men zo veel,
dat ik my voorgenomen heb, byna niets daar van
in deze Fragmenten aan te haaien, en Hechts in
het voorbygaan zo veel van hun by te brengen, als
nodig is, om het gedrag van den Koning omtrent
cenigen van hun in het behoorlyke licht te ftellen.
Frederik's waare vriendfchap voor eenige man»
«en van groote waarde, gelyk de Lord iMarshal,
en voor eene groote menigte van zyne Generaals, en
Staf-Officieren, is algemeen hekend; de Duitfchers,
welke met den Koning leefden, waren meestal Officiers
behalven Pölnitz en Gotter: want voor het ove-
rigen verkoos Frederik zich Hechts een klein getal
van zyne Staatsdienaaren en Hovelingen tot zyne ge-
meenzaamfte vrienden. Maar onder de Generaals en
Staf-Officieren, welke hy zich te huis èn in het veld
dikwyls, om mede te verkeeren, verkoos, waren ook
altyd vreemdelingen, als by voorbeeld de Veldmaar-
fchalk van Keith , een Schot. Onder deze vreem-
delingen waren ook eenige Zvvitzers. De Generaal
van Lentulus , naderhand Landvoogd te Könitz
by Bern; de Generaal van Warnery, welke in den
zevenjaarigen Oorlog de eerlle piltoolfchoot deedt,
toen hy zelf de vierde man de Saxifche vesting '
Stolpen overrompelde; en de lievensvvaardige Gene-
raal van Rosieres.
Eene
I I
I:
1:1
■ 1
quot;1.
ri-
Eene menigte groote naamen van ten deele reeds
gellorven en deels nog levende Pruisfifche Gene-
raals , en Staf-Qfficieren, welke de Koning niet alleen
om hunne groote daaden in den oorlog buitengemeen
geern by zich hadt, maar voornaamlyk ook om de
lieftaligheid van hunne verkeering en om hunne gees-
tige gefprekkcn., gaa ik hier insgelyks flechts daarom
voorby , dewyl deze naamen overal beroemd zyn.
Overal kent men deze heldhaftige mannen, en brengt
hun zo geern het offer, het welk hun wegens
hunne letterkundige en vvysgeerige verdienften toe-
komt , en wegens hunne met Laurieren omwonde
hoofden.
Van eenige geleerde en gemeenzaame vrienden van
den Koning kan ik iet zeggen, het welk hier en daar,
met het geen men van hun in de boeken leest, niet
overeenkomt; of ook voor een gedeelte in de boeken
niet ftaat.
Men vertelt in eene op hilloriëtjes zeer gezette en
in hoofdzaaken gelyk in kleine dingen zeer onzeke-
re, voor het overige zeer groote Berlynfche ver-
zameling van byzonderheden: dat de Kardinaal van
zinzendorf deu als den gemeenzaamften vriend,
van den Koning zeer bekend geworden Abt Bas-
tiani als Abbé eerst aan zyn Hof zou getrokken
hebben ; dat Bastiani den Kardinaal naar Berlyii
zou verzeld hebben , en daar door by den Koning
bekend is geworden, dat deze hem naar Rome
zou gezonden hebben, en dat de manier, waarop
E anbsp;hy
-ocr page 84-hy dezen last uitvoerde, hem de gunst van den Koning
verworven zou hebben (1).
Hier van is geen woord waar. Bastiani kwam
in de laatfte levensjaaren van Frederik Willem den
Eerften uit Italien in de Pruüfijche landen. Hy
leefde in Italien als een jong geestlyke , en was
reeds tot Priester irigewydt. Maar zo als op de kus-
ten. van Africa de eene bloedverwant den anderen
aan de Europifche Staavenhandelaars verkoopt, juist
«0 verkocht een van zyne bloedverwanten den jongen
BastIaivi aan de Pruisfifche wervers. Dit was in
die tyden, op zeer veele plaatzen, een zeer gewoone
koophandel. Bastiani kwam onder de Cavallerie.
Tot zyn geluk erkende zyn Chef zeer fchielyk zyne
werkzaame geleerdheid en talenten, hy maakte hem
dus tot zynen Schryver. Schielyk raakte Bastiani
ook by elk, met welken hy omging,'in gunst. In
korten tyd verloste men hem uit den Soldatenftarid;
en hy verkreeg op eene plaats, welke my niet ge-
' noemd is, eene kleine Roomfche Prebende. Bastia-
ni werdt by den Koning eerst bekend door den Abbé
de Prades, en dus werdt hy terftond naa Potsdam
ontboden. Hy was zeer geleerd , fprak met groot
vernuft, overtrof dra de gemeenzaamlle vrienden van
den \Vysgeer van Sans-Souci, en verwierf zich ook
zeer
1nbsp; Anekdoten und charakterzüge aus dem leben Frie-
drich des Zweiten. (^Berlinnbsp;VII. 28.}
zeer fchielyk, door zyn goed en befcheiden gedrag,
de heel byzondere genegenheid des Konings.
Basïiani verdiende dit geluk, even als in laater
tyd zyn landgenoot Lucchesini , byzonder ook hier
door, dat hy nooit den Koning van iemand iet na-
deelig zeide, dat hy nooit zelf geen heel onverfchilli-
ge zaak by den Koning vertelde, welken aan eenen
derden hadt kunnen nadeelig zyn, en in het geen men
hem in vertrouwen zeide , kon men zich op zyn
ftilzwygenheid verlaten.
De Koning behandelde hem dus geheel niet bard,
gelyk de Heer Busching zegt (*); want de Koning
behandelde hem ten minften in den laatften tyd, met
waare vriendfchap.
Byna elke winter werdt Bastiani in Frederik's
laatfte levensjaaren naar Potsdam ontboden. Nog in
het jaar 1784 was hy, byna de geheele maanden Fe-
bruary en Maart door, met den Heer Staatsdienaar
van der Horst , met den Heer Generaal Graaf van
Chazot, en met den Heer Marquis van Lucche-,
siNi , zyn beftendig gezelfchap. De Koning hadt
toen het Podagra; en evenwel was hy in de daaglyk-
fche en menigvuldige gefprekken met deze vier Hee-
ren, midden in zyne ongemakken, even zo geestig
en lievenswaardig als in zyne beste dagen. Bastiani
was toen eenigzins doof, en hoorde niet anders, dan
door
-ocr page 86-dooi' een hoora, welken hy aan zyn oor hield ; waar-
om dan ook de Koning, uit achting voor Bastiani,
hoe zagt óok anders zyne natuurlyke uitfpraak was,
zich altyd bevlytigdc, om' overluid te fpreeken.
In de dagen, welke voor de Roomsch-Catholyken
vastendagen zyn, bezorgde de Koning altyd vier of
vyf kleine fchotels met vastenfpyzen voor den Abt
Bastiani op zyne tafel. Dit was wel niet nodig
■voor het ztelsheil van den Abt, want de Koningen
Bastiani waren van een en denzelfden Godsdienst,
maar Frederik deedt dit, uit een zoort van boerten-
de beleefdheid , waarby hy dan dikwyls voegde:
„ in eenen wel ingerichten ftaat moet elk zyn plicht
„ doen ; vasten en bidden is de plicht van eenen
„ Abt.quot;
Zo buitengemeen vriendlyk behandelde de Koning
den goeden Bastiani , dat hy eens over tafel, in de
tegenwoordigheid van den Heer Staatsdienaar van
der Horst en van den lÄer van Lucchesini, hem
met zyne eigene hand eene purgans bereidde. Bas-
tiani hadt den vorigen dag, denklyk uit vaderlands-
liefde , te veel van de beroemde Polenta gegeten, en
deze bedorf hem elendig de maag. Maar nu at hy
niets. Dit bemerkte de Koning, welke terftond naa
de oorzaak vraagde. Lucchesini , een zeer matig
man, vertelde lagchend de gefchiedenis van de be-
dorven maag. De Koning hernam; ,, met eene In-
„ digeftie moet men niet fpotten, en niet verzuimen,
,, vooral wanneer men oud is!-Ik zal iet geven,
„ dat
fi
„ dat terftond zal helpen.quot; Tevens beval Frederik
aan den Kamerhuzaar, dat hy rhabarber zou haaien.
Met eigene hand roerde hy toen de rhabarber in een
glas, en gaf dezelve aan Bastiani; welke wel het
eenige mensch in Europa is, voor welken' de hoogst
eigene hand van eenen Koning eene purgans gereed
heeft gemaakt.
Gevolglyk heeft de lieer Busching de woorden
niet verftaan, met welke de Koning zomwylen aan
tafel zich naa Bastiani wendde. Zo dikwyls hy
over de Roomfche Kerk en haare gebruiken aan zyne
tafel boerte, keerde hy zich lagchend tot BasïIANI ,
als of hy daar de gezworen voorvechter van de Heili-
ge Kerk was! - Antwoorde Bastiani nu, dat
by deze voorvechter niet was , en dat hy over de
Roomfche Kerk , gelyk zyne Majefteit dacht , dan
hernam de Koning weder boertende; dat zegt niets,
jj Vous éles mon plaftron, c'efi Jur vous, qiie je
5, decoche tont mon venin contre rEgUfe romaine,
j, c'ejl a vous de la defendre!quot; -Juist zo hadt
dan ook de Heer Busgjiing die woorden moeten
verftaan, wanneer de Koning in volle boerte en lag-
chend er byvoegde : „ Niet Bastiani (g^ïlyk de
„ Heer Busching gelooft) maar de lloomfche'Kerk,
,, was de hoer, die op de zeven bergen zit! quot;
Zeer genadig nam Frederik ook eiken böert van
Bastiani op , en deze grensden toch dikwyls ge-
noegzaam aan Sarcasmi. Ecns_ zeide. de Koning in
tegenwoordigheid van den Heer Staatsdienaar van
Iv 4nbsp;der
der Horst , van welken ik deze in de groote Eer-
lynfche verzameling van byzonderheden (*) , onwaar
verhaalde , en ten onrechte op rekening van den
Bisfchop van Ermeland geplaatfte byzonderheid
•weet, tot Bastiani: als gy in den Hemel zyt, en
ik daar ook kom, en Petrus my als een Ketter af-
wyst, wilt gy, myn lieve Abt, my dan uit vriend-
fchap niet onder uwen mantel biunen helpen? -
„ Zeer geern , zeide Bastiani tegen den Koning,
,, indien men daar boven maar niet zo fcherp op het
„ fmokkelen let, als hier te land!quot;
Bastiani kon onmooglyk afflaan om naar Sans-
Souci te komen, gelyk de Heer Busching verkeerd
verhaalt. De geest van eenen volmaakten hoveling
ruste op hem zevenvouwig. De Heer Staatsdienaar
van der Horst , welke den Abt Bastiani zeer
naauwkeurig kende, en van wién ik alles weet, het
geen ik van Bastiani zeg, heeft my verzekerd: dat
al was Bastiani ook half dood geweest, hy zich even-
wel, op den eerften v/enk van den Koning , naar
Sans-Souci zou hebben laten dragen. Voor het ove-
rige hadt de Koning zeker befloten, om den Abt
Bastiani aan eene groote geestlyke waardigheid te
helpen. Eens zeide hy boertende: „ Ik hoop met
,, den Paus nog zulk eene vriendfchap te maaken,
„ dat hy Bastiani tot Kardinaal verheffen moet.quot; —
Maar
O Anekdoten und Charakterzüge. VII. 114. 115.
-ocr page 89-Maar ook zonder den Kardinaalshoed hadt hem de
Koning, gelyk de Heer Busching niet fchynt te ge-
loven, ryklyk verzorgd: want hy bezat taamlyk goe-
de prebenden, was op het laatst Domproost in Glogau
en in NeUfe, en hadt nog andere voordeelige benefi-
cien, welke nu aan eenen jongen Heer van Cudem-
hofen uit Ments toegevoegd zyn. Ook zon hy ze-
ker Bisfchop van Breslau geworden zyn, indien de-
ze plaats was opengevallen; en dus kan men wel ge-
loven , dat Bastiani van droefheid flierf, toen hy
hoorde, dat zyn goede Koning dood was.
Alle geleerde vrienden van den Koning waren niet
zo gelukkig als Bastiani, en aomwylen verkoos men
ze ook zeer ongelukkig. • De Graaf van 'Gotter
was op zyne reis naar Montpellier, in de postfchuit
op de Rhone, met een' Ridder de Masson bekend
geworden. Hy was Kapitein in het Regiment Riche-
lieu. Na zyne terugkomst verhaalde Gotter aan
den Koning over tafel: „ dat hy op zyne reis een
„ goede vond voor den Koning gedaan hadt, eenen
„ Ridder de Masson , welke een fraaie geest , en
„ een geleerden was; want dat hy in de Postfchuit
„ hl Horatius gelezen, en in zyne gefprekken veele
„ griekfche woorden hadt laten hooren!quot; - Deze
fraaie geest werdt dus uit Frankryk naar Potsdam
ontboden, werdt Kamerheer, kreeg een jaargeld en
kwam fchielyk by de kleine avondmaalen van den Ko-
ning. Vier of vyfmaal at hy daar; maar ook meer
niet; want reeds by de eerfle gefprekken bemerkte
E 5nbsp;de
de Koning, dat deze fraaie geest geen verftand bezat.
Een dom woord bezorgde hem voor altyd het af-
feheid van de tafel en uit het gezelfchap van den Ko-
ning. Men fprak van groote krygskundigen. De
Koning zeide : dat hy boven allen Hannieal den
voorrang gaf (*); en ik, viel de Ridder de jiasson
in, acht hem in het geheel niet, want hy was geen
eerlyk man. - De Koning vroeg met verwonde-
ring : „ Vanwaar heb gy dit bericht , Heer Rid-
ggj.?quot; - Masson hernam: Hannibal was geen
Kristen, cn ik geloof van elk mensch, welk geen goed
Kristen is, dat hy ook geen eerlyk man kan zyn! —
Een luid gelach ontftond op dit woord aan Fre-
deruv's tafel, en Pollnitz luifterde den Graaf Göt-
ter in het oor : dit is, Heer Graaf, een van die
fraaie geesten en groote geleerden, welke een reiziger
zomwylen in de Postfch uiten aantreft!
Eene zeer domme inval was den Kamerheer de
Masson ook reeds eenige dagen vroeger aan de ta-
fel van den Koning ontvallen. Zyn vriend, de Heer
Formey verhaalt dezen inval (f). Maar nu werdt
by
O Jenbsp;p'quot;'nbsp;rkifloire mus a
trasifmh d'Hannibal fur ce fujet, je refiime prefera-
blement.
(t) De Prinfes Ajiaua Zuster des Konings was ook
Abtdis van Quedlingburg. Zy kwam te Potsdam, at by
den Koning, en Masson was van het gezelfchap- Op
het einde van de maaltyd ftond Masson van zynen ftoel
op.
-ocr page 91-hy nooit weder by den Koning ontboden. Hy leefde
evenwel nog vyftien jaren in Potsdam, behieldt daar-
by beftendig zyn'jaargeld, floot zich in eene gehuur-
de kamer op , en kwam geheel niet te voorfchyn.
Zyn bedienden mögt zelf niet by hem komen, maar
reikte hem zyn eeten , en andere behoeftens door
eene klap toe. Masson zou nog in Frankryk leven;
en denkt dus daar ook nog wel aan Hannibal.
Met meer eer bewaarde de overfte icarel God-
lieb Guiciiard , of Quintus Icilius , gelyk de Ko-
ning hem noemde, onder de vrienden der avonduuren
van den Koning zyne plaats, maar ook niet altyd met
hetzelfde geluk. Hy was zedert 1763 beftendig by
alle letterkundige gefprekken des Konings, en werdt
geduurende langen tyd met den Marquis d'argens
's avonds genoodigd. Zeer ^dikwyls was hy ook aan
de tafel des Konings.
Hy
op, keerde zich naa de Prinfes, en zeide: Madame, js
prens la. liberté de feliciter votre Alteffe Royale de la
digneté, qui vient de lui etre conferée. Vous avez fait
trois vœux, celui de pauvreté, amp; vous aurez des t réfors;
celui droheiffancé, amp; vous commanderez; celui de chafteté,
G? vous le garderez, fi vous pouvez!--Aile Tafel-
genooten waren verftomd. De Koning floeg de oogen
neder. Men wachte, wat quot;er gebeuren zou, de Koning
hief zyne óogen weder op, zeide niets, en 'er gebeurde
niets — op dezen dag. Souvenirs hm Qito^en, Tom, IL
51. 52-
Hy hadt in de Godgeleerdlieid geftudeerd, en dik-
wyls gepredikt. In den zevenjaarigen Oorlog kom-
mandeerde hy een Vrycorps, en vervolgens gebruikte
de Koning hem in de Finantiezaaken, offchoon hy
tevens de oorlogskunst veel beter verftond dan de
Finantiekunst. Maar hy was zo verftandig, dat hy
nooit onmiddelyk in de Finantiezaaken wilde arbei-
den , en altyd eenen anderen Virtuoje opzocht
onder wiens naam'en door wien hy handelde. Tot
oprechting van eene bank ontbood hy eerst uit Ham-
burg den in het vervolg geheimen Commercieraad
WuRMB, en vervolgens den Staatsraad Cossel. Hy
was het voornaamlyk die den Geheimraad Calza-
BiGi tot die hoogte verhief; en hy was over deszelfs
plan als het ware middelaar tusfchen den Koning en
hem. Calzabigi hadt de tal-lotery ingelleld, en hadt
altyd nieuwe plans in het hoofd.. In de generaale ta-
baks pagt v»^ist hy zich eerll in te dringen. Dezelve
was aan eenen Fransman met naame Rubauï ge-
geven , doch niet voor honderd duizend daalders ,
gelyk de Heer Graaf van Mirabeau zegt , maar
voor elfmaal honderd duizend daalders. Eene mee-
nigtc van andere generaale verpachtingen formeerde
Calzabigi , byzonder van de Accyzen, waarby een
' Graaf Bolza moest komen. De Koning noemt de-
zen Bolza, even gelyk Schimmelmann, een geas-
focieerden van Keizer Frans den Eertlen (*) : hy'
hadt
(*} Oeuvres poflhumes. Tom. ///. pag. 26.
-ocr page 93-hadt van het Dresder hof den titel van Geheim-raad,
en onder de toenmaalige Regeering dikwyls den
grootsten invloed in hetFinantiewezen. In het Oosten-
rykfche en byzonder in Moravien bezat hy goederen,
welke hem zevenhonderd duizend gulden opbrach-
ten, en in de Koophandel, en in Finantie zaaken be-
zat hy groote kunde. De Grootvader van dezen
Graaf Bolza was om het Joodfche geloof uit Portu-
gal gevlucht, en zyne familie behoorde daar even ge-
lyk de familie Pinto tot den oudften Adel.
Bolza handelde zeer veel met den Overfte Quin-
Tus. Maar van den Koning werden evenwel deze
plans niet aangenomen; en hadt hy ze aangenomen,
dan zou men kunnen bewyzen , dat Keizer Frans
de Eerfte, met eenige andere Accys Pachter van den
Koning in Pruisfen geweest was. De Keizer was
een van de Hoofd-deelnemers by deze voorflagen; en
men weet, in hoe veelvuldige ondernemingen van dit
zoort Frans de Eerfte in Duitschland en Italien zich
inliet, waar hy byna allerwege Groote-bankiershuizen
oprichte, welke hem alle hunne namen leende. By
alle deze dingen was Quintus in het begin
werkzaam ; en , gelyk men my verzekert , open-
baarde hy ook in alle deze dingen, niet zeer zel-
den , iet van den geest eenes aanvoerders van een
Vrycorps.
Zeer fcherpe fteeken ontvielen daarom den Ko-
ning dikwyls tegen Quintus : want hy wist alle zy-
ne geheime Finantiekunsten. Maar zelden bleef Quin-
tus
.77
tüs ook den Koning antwoord fchuldig, en zeer dik-
wyls waren zyne antwoorden geheel niet zagt.
Quintus wilde eene jonge en fchoone Freule yan
ScHLABERNDORF trouwcn. Maar hy was oud, en
deugde niet meer tot zulke koene ondernemingen.
Intusfchen verzocht hy den Koning om verlof tot dit
huwlyk» Frederik zocht hem daar af te brengen.
Maar als alle redenen niets hielpen, werdt hy onge-
duldig , en zeide tot Quintus ; dar hy van al te
flechte afkomst was, om met eene Freule van
ScHLABERNDORF, te ^trouvven : want zyn vader en
grootvader waren toch niet anders geweest dan Pot-
tebakkers. - „ Uw Majefteit, hernam Quintus,
„ is zo wel een Pottebakker als myn vader en groot-
„ vader: deze hadden alleen eene Fabriek van aarde-
„ werk, en gy hebt er eene van Porcelyn.quot;
Eens gaf Quintus den Koning over tafel op een
zeer hard woord een zeer fcherp antwoord, welk ik
in het vyfehtwintigfte hoofdüuk verhaalen zal. De
Koning fcheen getrofl'enen te geloven, dat deze boert
te ver ging: hoe gunffig hy ook anders veele aan ta-
fel hem gegeven floutc antwoorden opgenomen hadt.
Quintus ftond van tafel op, en ging heen. De Ko-
ning verwachte hem by het avondgezelfchap. Quin-
tus kwam niet, hield zich ziek, en wilde in het ge-
heel niet weder komen. De Koning gevoelde, dat hy
hem te hard bejegend hadt, liet hem door den Mar-
quis d'Argens bevredigen, en deedt hem eenige ge-
fchenken. IMaar nu klaagde Quintus evenwel over
zy-
-ocr page 95-zyne gezondheid, en in Potsdam was dit gewoonlyk
de voorloper van een verzoek om affcheid. Hy wil-
de naar Karlsbad gäan. _ De Koning fchonk hem dui-
zend daalders voor deze reize. En dus werdt het
vrede tusfchen den Koning en Quintus , welke nu
de Freule van Schlaberndorf trouwde, weder by
den Koning kwam, en de deelgenoot van zyne avond-
uuren bleef tot aan zyne dood.
Eenige voorlezers van den Koning, vooral de Heer
van Kat en de Heer van Pauw waren ook zyne ge-
meenzaame vrienden. d'arget was de eerfte, toen
volgde la Mettrie , de Abbé de Pradés , de Heer
van Kat, de Heer van Pauw, de Abt du Val
PYR.eau. Eindlyk kwam voor zeer korten tyd, een
Heer le Beque de Villiers ; en nog kort voor zy-
ne dood hield zich de Koning tot voorlezer eenen
goeden Jongeling uit de Franfche Colonie in Berlyn.
De Heer Villeaume welken de Koning het hand-
fchrift van zyne Oeuvres Postkumes naliet, en wel- .
ken hy meer daardoor begunftigd heeft, dan zeer vee-
le voornaame Heeren , welke hy de Orde van den
Zwarten Adelaar omhing, en de grootfte titels gaf,
was geen voorlezer van den Koning maar zyn affchry-
ver, en indien hy nog iet van het aflchrift van de
werken des Konings heeft, dan was hy waarlyk oqk
een man van groote waarde voor een verzamelaar van
byzonderheden.
De Heer van Cat , een Zwitzer uit de ftad Mor-
ße aan het raeir van Geneve, zag den Koning eerst
in
-ocr page 96-in Holland in eene trekfchuit. Hy behaagde den mo-'
narch, welken hy niet kende, en welken hem deze
plaats, eene zwarte paruik, en een kaneel kleurig
kleed, onkenbaar moesten maaken (*). Drie maan-
den daarna fchreef de Koning van Pruisfen aan den
Heer van Cat , en begeerde, dat hy in den dienst
van
De Heer van Cat verhaalt dit en zeer veele zeer
merkwaardige zaaken in zyne brieven aan den Heer de
Lavaux, fchryver van eene in i'/^a/ïtor^ gedrukte levens-
befchryving van den Koning, met de volgende woorden :
En 1754 ffie trouvant dam une campagne entre Amfter-
dam amp; Utrecht, je fis arrêter la barque, qui pasfoit tout
près, pour tue rendre dans cette dernière ville. Ne pou-
vant entrer dans ce qu'on appelle le Rouf, parce qu'il
et oit loué, je reftai dans la barque même, avec les autres
pajfagers ; amp; comme il f ai [oit beau, je me tins à l'aire
Au bout de quelque tems, je vis fortir du Rouf un homme
en habit cannelle , boutonnières d'or, perruque noire, le
vifage , amp; rhahit paffablement barbouillis de tabac
d'Efpagne. U inconnu m'ayant fixé pendant quelque tems,
me dit fans autre préambule; Monfîeur, qui êtis-vous?
Piqué de ce ton cavalier de la part d'un inconnu dont
l'extérieur n'annonçait rien de bien important, je refufai
de fatisfaire fa curiojîté. Il fe tut. Quelque tems après il
prit un ton plus poli amp; me dit: Monfieur, entrés dans
l'endroit ou je fuis, vous y fêtés mieux que dans la barque
même avec ces fumeurs. - Fie de Frédéric II. Roi de
Prujfe (Strasbourg 1789) Tom. VI. pag. 37i- 372.
! ''
Van den man met de zwarte 'paruik zou treden. De
Heer van Gat was juist ziek geweest, en kon den
voorflag niet aannemen. Naa den flag by Leuthen,
in !iet jaar 1757, fchreef de Koning i weder aan Viem.
De Heer van Gat kwam in het jaar 1758 te Breslau.
De Koning zeide hem, ik neem u tot myn gezelfchap
aan (♦), hy was dus niet eigenlyk des Konings voor-
lezer, maar de Koning was veelmeer, gelyk my dit
de Heer van Gat m het jaar 1771 te Potsdam zelf
heeft gezegd , zyn voorlezer. Frederik las geern
overluid , en las voortreflyk. Geduurende één en
twintig jaaren was de Heer van Cat by den Koning.
Hy volgde hem in menigvuldige gevaren van den ze-
venjaarigen Oorlog, en hadt das gelegenheid om den
gi'ootften man van onze eeuw midden in zyne groot-
fte beproevingen, in zyn hoogde geluk, en hoogfte
ongeluk, en dèshahillé te zien. De wyze, waarop
de Koning den Heer van Cat zyn ongeluk by Roch-
kerken verhaalde, is verheven. Hy vertrouwde aan
den Heer van Cat een groot aantal van zyne letter-
kundige hand-fchriften, en dikwyls gaf hy hem den
gevaarlyken last, om het gebrekkige in deze hand-
fcliriften optemerken. In eenen zedert gedrukten brief
bekent de Koning aan Cat zyne neiging tot zelf-
moord. Alle gedrukte brieven van den Koning aan
dezen goeden Zwitzer zyn vol liefde. Geene omftan-
dig-
C*) Je voiis prends fowr ma co
I. Deel.nbsp;F
digheid ter wereld eischt meer heerfchappy over zich
zeiven, meer {lilzwygendheid , meer onhartstogtlyk-
lieid, dan de daaglykiche verkeering met eenen Ko-
ning ; niets behaagt in eene zulke ouiftandigheid, el-
ken Koning langer, dan zuiver vernuft, waare deugd,
de hoogde voorzigtigheid, en de grootfte trouw. Zo
behaagde de Heer van Gat : en evenwel raakte hy,
naa een en twintig jaaren met Frederik den Grooten
geleefd te hebben, uit onbekende oorzaken, in on-
genade. Frederik liet hem zyn jaargeld; en de Heer
van Cat leeft thans nog geëerd, en 'gelukkig, 's win-
ters in Pöï^^üto , 's zomers op zyn landgoed. Voor
korten tyd begiftigde hem Koning Frederik Wil-
lem de Tweede met het Recht, op een zeer voor-
deelig Kanonicaat, en vergunde hem het eerentekea
van dit ftift te dragen.
Toen de Heer van Cat den Koning moest verla-
ten , werdt de beroemde Heer van Pauw , Canunnik
te Xanten , voorlezer van den Koning. Frederik
kende reeds lang dezen in den grond geleerden fcherp-
zinnigen , en geestryken man uit zyne fchriften.
Maar het geen zonderling is, in het jaar 1771 hadt
de Koning zelf een klein twistfchrift tegen Pauw
gefchreven. Hetzelve werdt xe. Berlyn in het jaar 1771
by Samuel Pitra gedrukt, en heet : de VAméri-
que èf des Américains, ou obfervations curieufes du
Philofophe LAjyovc^vR, qui a parcouru cetHemifphe-
re pendant la dernier e guerre, en faifant le noble mé-
tier de tuer des hommes fans les manger.
Dit
-ocr page 99-Dit gefchrift van den Koning was eene vrolyke en
lustige verdediging van den niet geestryken Bibliothe-
caris PePvNety in Berlyn, tegen Pauw. Pernety
was oorfpronglyk een Benediélyner Munnik , en
kwam op de vloot van den Heer van Bougainville,
als deze de eilanden ontdekte, welke de Franfchen
Maloiiines, en de Engelfchen de eilanden van Falk-
land noemen. Hy gaf eene befchryving van deze
eilanden uit. In deze befchryving verhaalde Perns-
ty veele dingen van America , en deszelfs ontdek-
king met de lichtgelovigheid van eenen Munnik. Pauw
fchreef zyn fchoon werk Confiderations fur les Amé-
ricains , en behandelde daarin den goeden Benedicly-
ner wat fcherp. Pernety wilde zich verdedigen ,
en fchreef een dik boek tegen Pauw; maar Pauw
antwoorde hem onoverwinlyk. Intusfchen werdt
Pernety, gelyk ik in het dertiende Hoofdftuk van
deze Fragmenten verhalen zal, op eene zeer zonder-
linge wyze Koninglyke Bibliothecaris in Berlyn; en
door de bemiddeling des Konings , maakte hem de
Paus Abt van Burgel in het land der ongelovigen ,
niet ver van Jena. Nu wilde de Koning niet geern,
dat men zynen eerften Bibliothecaris, welken hy toch
als eenen grooten geleerden Berlyn hadtlaten ont-
bieden, verachtlyk zou maken. Dus zocht de goede
Monarch den armen Pernety door het boven aan-
gehaalde gefchrift weder op de been te helpen: zo
als weleer zynen Prefident Maupertuis tegen de be-
fpottingvan Voltaire; en dus eindigde dan de twist
tusfchen Pauw en Pernety.
F anbsp;Als
-ocr page 100-Als nu Pauw voorlezer van den Koning werdt ,
ftond hem deze dienst niet daarom tegen , dat de
Koning tegen hem hadt gefchreven , maar daarom,
dewyl hy gewoon was, vry en onafhanglyk en ge-
heel in letterkundige ledigheid te Xanten te leven.
Reeds by zyne aankomst in Potsdam, zeide hy aaa
eenen Pruisfifchen Staatsdienaar, Welke my dit ver-
haald heeft: Nooit zal ik het uithouden, om daag-
lyks op een bepaald uur tot den Koning te gaan, om
daar te lezen! - Men begi7pt zulke gevoelens,
maar men begrypt niet, waarom de Heer Busching
als oorzaak van deze mismoedigheid opgeeft , dat
Pauw niet befluiten kon, om den Koning te vleiën(*).
Men behoefde Frederik den. Grooten niet te vleiën.
Pauw zeide eerlyk en openhartig aan den Koning,
hetgeen veele anderen in zyne plaats ook wel gevoeld
maar niet gezegd hadden: dat alle dwang voor hem on-
draaglyk was ! —^ De Koning nam dit zeer wel
op ; Pauw fclieidde met vriendfchap van hem , en
keerde vrolyk en gelukkig terug naa Xanten.
Naa de verwydcring van den Heer van Pauw ,
veranderde dit toneel op eene zonderlinge wyze, door
de aankomst van den Abbé du Val Pyreau. Hy
was uit eene adelyke en aanzienlyke familie in het
Bisdom Luik, hadt verfcheidene kleine dingen ge-
fchreven, en was daarom met de Roomfche Kerk in
ver-
co Buscïiing Karakter van Frederik den Tweeden
pag. 85.
vcrfchil geraakt, welke hem voor eenen ketter ver-
klaarde , eii hem uit zyn vaderland verdreef. Hy
hadt nu geen beftaan, en werdt Corrector by eenen
boekdrukker in Frankfort aan den Mayn. d'Alem-
bert prees den Koning dezen ketter aan, en de Ko-
ning maakte hem tot zynen voorlezer.
Du Val Pyreau was een zeer innemend man, en
niet zeer onkundig, maar door zyne verregaande
hoogmoed maakte hy zich in Potsdam alle menfchen
tot vyanden. Daar hem de Koning nu in het begin
geêrn zag, en zich geern met hem onderhieldt, ont-
ftondtbyna een algemeen eedgefpan tegen hem in Pots-
dam. Hy zocht niet alleen flechts Vicarms ApoftoU-
min Westphalen te worden, gelyk de Heer Nico-
i-ai zegt. (1) : Zyne Hoofdeerzucht bedoelde een
Bisdom; en de Koning hadt werklyk befloten, ge-
lyk ik in het dertiende Hoofdftuk zal verhaalen, hem
tot Bisfchop te maaken. Jly -zond hem deswegens
naa den Paus. Maar du Val Pyreau gedroeg zich
tegens den Paus zo flecht, dat hy daar door den Ko-
ning buitengemeen mishaagde. Dit misnoegen ver-
meerderde hy nog, naa zyne terugkomst in Potsdam,
by den Koning daardoor, dat hy zich zeiven tot Bis-
fchop wilde maaken, zedert de Koning hem daartoe
Riet bekwaam oordeelde. Hy overmeesterde de Ca-
tho-
1nbsp; Nicolai's Anekdoten von König Fpjedpjcii II, n.
-ocr page 102-tliolyke geestlyken iu Potsdam zo zeer door zyn aan-
zien, dat zy hem de Mis moesten laten lezen, of-
fchoon hem dit volgens de Wetten van de Roomfche
Kerk niet meer toekwam: want zyne Priester - brief
was hem afgenomen, en elke Priesterlyke bediening
was hem van zyne Kerk verboden. Maar hy las niet
alleen de Mis in Potsdam, maar liet zicli het kleed
voor het Altaar omhangen, en liet zich by de Mis
door twee gevvyde Priesters bedienen; en volgens de
gebruiken der Catholyke Kerk behoort dit alleen aan
eenen Bisfchop.
Met eene warme hand bracht men den Koning dit
cn andere kleine dwaasheden van dezen eerzugtigen
man over. Du Val Pyreau werdt dus om zyn
Hecht gedrag niet meer by den ^ Koning ontboden.
De Koning hadt hem een Jaargeld van twee duizend
daalders op eenige groote Silefijche prebende of kom-
manderyën gegeven, en dit jaargeld liet hy hem be-
houden. Het hem zoo gevaarlyk geworden Potsdam
verliet ook daarom deze Exbisfchop niet, want hy
was nog daar, toen de Koning ffierf.
De eenige gezelfchaphouders van den Koning in
zyne zes laatfle levensjaaren, waren nu, met uitzon-
dering van de Heeren, welke ik aan het einde nog '
noemen zal : De Abt Bastiani , de Staatsdienaar
van der Horst dikwylg door den Koning van zyn
Landgoed Haldem in Westfalen ontboden, de Bis-
fchop van Ermeland, de Graaf van Chazot Com-
mandant der ftad Lubek , zomwylen ook de Prins
VAN
-ocr page 103-VAN lioHENLO Ingeli'-ingen; ch daaglyksch de Ka-
merheer Marquis van Lucchesini.
Nooit was de Koning gezelliger, nooit behaagde
het hem meer, dat men hem gezelfchap hieldt, dan
wanneer hy het Podagra hadt. Dan bracht de Heer
Staatsdienaar van der Horst met den Bisfchop van
Ermeeand veele weeken in Potsdam by den Koning
door. Laatst nog in de jaaren 1784 en 1785 waren
de Heer Staatsdienaar van der Horst , de Graaf
van Chazot , en de Abt Bastiani byna geheele
twee maanden het beftendig gezelfchap van den Ko-
ning. Gewoonlyk liet dé Koning deze Heeren voor
elf uuren des voormiddags roepen. Dan bleeven zy
tot het middagmaal toe , welke dikwyls ' over de
drie uuren duurde, 's Avonds tegen zes of zeven
uuren werden deze Heeren weder tot het gezelfchap
van den Koning genodigd , en zy bleeven by den
Koning tot naa het avondeeten, by welk hy, indien,
hy het Podagra niet hadt, altyd tegenwoordig was,
oflchoon hy niets at. Maar hadt de Koning het Po-
dagra , dan plaatften zich deze Heeren van elf uuren
des voormiddags tot aan de eetens-tyd voor zyn bed;
maar dan werden zy 's middags veel vroeger weder
by den Koning ontboden, en meestdeels reecis om
vyf uuren. Kon de Koning het bed verlaten, dan
ging hy met deze Heeren aan de vocJr hen bereid®
avond-tafel, niet om te eeten, maar om te praaten.
De Heer van Lucchesini was niet altyd des voor-
middags , m.aar altyd 's middags en 's avonds in dit
gezelfchap des Koniugs.
F 4nbsp;De
-ocr page 104-Dc Bisichop van Ermeland is een Pool uit de
bekende familie Grarowsky. Hy leefde in zyne
jeugd lang in Frankryk. Zyne verkeering was zeer
aangenaam, en by betoonde zich altyd als eenen man
van groote wereldkunde. De Koning liet hem daar-
om. dikwyls naar Potsdam en Sans-Souci komen. De-
ze Bisfcliop moest voor veele dingen, ook over zaa-
ken van zyn beroep, veel boert van den Koning aan-
hooren. Eens zeide hy hem over tafel : „ Ik weet
„ heel v/el, hoe alle de andere Apostelen aan hunne
5, ambten gekomen zyn, maar ik kan niet begrypen
,, hoe de Apostel Paulus daaraan kwam: daar hy
„ toch onzen Heere Christus niet gezien , en
,, nooit één woord met hem gefproken heeft?quot;--
De Bisichop hernam: Sire dit gebeurde, toen de Hei-
lige Paulus
op zynamp; reis naar Antiochien van het
paard viel. — „ Wat, Heer Bisichop , zeide de
„ Koning, gy wilt my wys maaken, dar men een
5, Apostel wordt, als men van het paard valt?--
„ Ik kan u verzekeren, dat dit niet altyd waar is ;
want ik ben tienmaal van het paard gevallen, viel
,, altyd plomp als een zak ; en werdt nooit Apos-
„teie)!quot;'
Men
-ocr page 105-Men zal den Koning aan deze woorden niet misken-
nen , maar men zou hem miskennen , indien men
den Heer Graaf van Mirabeau wilde geloven, dat hy
den Bisfchop van Erïieland zyn inkomen van hon-
derd duizend Ryksdaalders op vier en twintigduizend
verminderd zou hebben (1). -- Dit is Berlynfch
gebabbel; hetwelk ook waarfchynlyk de grootevei-za-
melaar van byzonderheden aldaar, daarom in zyn
Register heeft aangenomen, quot;en op dat fiy van den
Bisfchop vanErmeland eene kreupele Anekdote zou
kunnen verhaalen, welke valsch is Cf)- ï^e Koning
heeft het inkomen van den Bisfchop van Ermeland
niet verminderd , maar vermeerderd , zyn gantfche
toeiland niet verergerd maar verbeterd. Grabowsky
was altyd een zeer flecht huishouder geweest, daar-
om hadt hem eene Poolfche Commisfie op verzoek
van zyne fchuldëifchers tot een inkomen van twaalf-
duizend Poolfche guldens, dat is, in Duitsch geld,
op tweeduizend Ryksdaalders verminderd. Maar
ais Frederik West Pruisjen-overmm, gaf hy hem
een jaarlyksch inkomen van zes en twintig duizend
Ryksdaalders , onderhielt voor hem zyne floten ,
gaf hem vrye wooning, vrye vuur- en jagt, en be-
val aan de Pruisfifche kamer om de betaling van alle
zy-
1nbsp; Hiftoire fecrete de la cour de Berlin Tom. 11, pas,
368.
(t) Anekdoten und Chcrakterzuge. VH. 114.
/ ,nbsp;F 5
-ocr page 106-zyne fcbulden over te nemen. Nooit heeft een Bis-
fchop van Ermeland, gelyk de Heer van Mira-
beau gelooft, heyiderd duizend Rj'ksdaalders inko-
men gehadt , maar flechts vyf en twintig duizend.
Maar by de Pruisfifche beftuuring reezen deze in-
komften veel hooger want men vondt in dit Bisdom
dc volmaakfle Priesterlyke huishouding. De Domein-
ambten werden by de, eei-fte verpachting dikvvyls
zevenmaal hooger dan te vooren opgebracht, en daar-
by nog de dienflien van de onderdaanen ongelooflyk
verligt, al hetgeen dit Bisdom Ermeland daardoor
verloor, dat de Koning West Pruisfen in bezit nam,
was de rechten van Souverainiteit, welke zich de
Bisfchoppen onder de Poolfche Regeering aanma-,
tigden.
Een der eerfte en laatfte gezelfchaphouders des
Konings was de Graaf van Chazot, welke thans
met het Karakter van eenen Franfchen Generaal Lieu-
tenant en twaajf duizend Livres Penfioen van Frank-
ryk, als Stads Commandant in Lubek leeft. Cha-
zot werdt eerst als Dragonner Hopman in Franfchen
dienst met den 'Koning bekend , als hy met zynen
vader den veldtogt aan den Rhyn bywoonde. Hy
behaagde den Kroonprins zo wel, dat hy hem ter-
ftond naa het eindigen van den Oorlog bewoog om
zyn affcheid uit den Franfchen dienst te neemen.
Chazot kwam naar ÜAewJer^, én was een van Fre-
derik's lieffte gezelfchappen. Terftond naar zyne
komst tot de Regeering gaf de Koning hem een Eska-
dron
dron in het beroemde Dragonder Regiment van Ba-
reuth , waarover thans de groote en geestryke Ge-
neraal van Kalkreuth Overfte is. Chazot deedt
overäl wonderen van dapperheid. In den (lag by Fried-
Urg lag hy zes en dertig Oostenrykfche Vaandelen,
die het Regiment van Bareuth alleen veroverd hadt,
voor dê voeten des Konings. Frederik begiftigde
Chazot's moeder, welke in Normandie leefde, met
Goud en Brillanten , en betuigde haar door eenen
fchoonen brief zyne genegenheid voor haaren Zoon.
Maar hy handelde met Chazot , gelyk met ieder,
welken hy geern by zich wilde houden, naa eenerlei
grondregels: was beurtelings zeer genadig, en dan
weder koel. Dikwyls moest Chazot taamlyk lang
in zyn Garnizoen te Pafewalk zitten, zomwylen zei-
de de Koning hem ook onaangenaame dingen in brie-
ven. De goede Chazot kende deze manier des Ko-
nings niet, van welke ik in een afzonderlyk Hoofd-
ftuk zal fpreeken, en kon dezelve ook niet verdra-
gen. Hy greep dus de eerfte gelegenheid de beste
aan , om eene post te vinden , welke voordeeliger
was dan een Regiment, daar hy misfchien op hoo-
pen kon, en verliet den dienst des Konings. Maar
Frederik was daarom niet boos op hem: want hy
verzocht hem dikwyls, en voor het laatst tegen het
voorjaar van 1784 om van Lubek tot hem te Potsdam
te komen, begiftigde hem telkens, behandelde hem
zeer vriendlyk, en nam ook zyne Zoonen in zynen
öienst, Cha20T moet oiuier ?y.n dan de Koning;
hy
-ocr page 108-hy betoonde zich altyd als ecnen man van verflitnd,
van de edelfle eerliefde, en van de grootfte krygskun-
dige begaafdheden en kimde. In de verkeering was
hy zeer aangenaam, en met de grootfte openhartig-
heid zeide hy den Koning als aan den geringften ho-
veling de waarheid vlak in het gezicht.
De Marquis van Lucchesini genoot geduurende
zes jaären, tot aan Frederhc's dood, zyne verkee-
ring: Hy was beftendig zyn tafelgenoot, en de be-
ftendige medgezel van zyne avond-uuren. Scherper
en billyker oog wierp geen Wysgeer, noch Geleerde
in het hoofd en in het hart van Frederik den Groo-
ten, dan deze geestvolle, diepgeleerde, en lievens-
waardige Italiaan. Niet alleen heeft hem de Koning
in het geheel niet zelden by buitengewoone Staats-
zaken , by alle zyne briefwisfelingen met den Paus
en tot veele geheime dingen gebruikt, hy deedt nog
veel meer ; want een roemwaardig bekend en alge-
meen geëerd en bemind Vorst heeft iny gezegd; dat
Frederik niet alleen den Fleer van Lucchesini we-
gens alle buitenlandfche en inlandfdie belangen van
den Pruisfifchen Staat onderricht, maar hem tevens
alle zyne geheimen toevertrouwd heeft.
Dit laatfte weet juist niemand zo- naauwkeurig ,
want eigenlyk vertrouwde Frederik geen mensch
zyne waare geheimen: maar zeker was Lucchesini
de letterkundige vriend des Konings. Nieuwe boe-
ken las Frederik niet geern meer, en Dmtfche boe-
ken heeft hy nooit gelezen. Lucchesini las alles,
ook
-ocr page 109-Dok zelfs Hoogdüitfche boeken, want in de Duitfche
Letterkunde is hy zo wcl ervaaren, als eenig Duit-
fcher, en das verhaalde hy dan den Koning ook Let-
terkundige nieuwigheden uit Diiitschland. Frede-
luiv openbaarde zyn geliefde gedachten en gewaar-
wording in den omgang met Lucchesini. Hy was
de vertromvde van alle zynen jouden en nieuwen
Letterkundigen arbeid, hy gaf hem alle zyne hand-
fchriften te lezen , en fprak over alle met hem. Een
bewys van vertrouwen, hetwelk de Koning op Luc-
chesini Relde, zag ik met myne eigene oogen in zyn
huis te Potsdam, rdle met de eigene my bekende hand
des Konings aan d'Alembert gefchrevene brieven
waren in zyne bewaring ; want aan d'Alembert
zondt de Koning flechts de affchriften van deze brie-
ven.
Niemand was dus in het geheel bekwaamergeweesc
om de werken van den Koning uittegeven dan de
Heer van Lucchesini , wanneer'men zoude ver-
langd hebben, dat iemand dezelve met aanmel-kingen
en verklaringen.uit den mond des Konings verzelde.
Lucchesini is in dit opzicht onuitputlyk ryk in by-
zonderheden, die alle in het gemeen en elk in het
byzonder verborgen en bedekt zyn voor den Berlyn-
Jc/.êw verzamelaar van byzonderheden. Niemand dan
hy kende beter de Letterkundige gefchiedenis van de
werken van Frederik. Aanmerkingen van hem
zouden op veel min treffend opllel, op veele niet
zeer aangenaame gedichten eene hoogere waarde ge-
zet
zet hebben, want zy zouden ons met de aanleiding
tot deze ftukken bekend gemaakt hebben, en met het
oogenHik, waarin zo veel ontftond. Maar deze ver-
klaaringen en uitleggingen zal men fchryven, wanneer
de menfchen niet meer leeven, welke eenig en alleen
deze uitleggingen kunnen fchryven. Een Landsman
en vriend van den Heer van Lucchesini, de Heer
Abt Denina , was op bevel van den Heer Staatsdie-
naar van Herzberg alleen de uitgever der nagelate-
ne werken des Konings, onmiddellyk voor den druk.
Meer dan ooit-geef ik thans den wensch lucht, dat
toch de Heer van Lucchesini Frederik's leven
mogt befchreven hebben, en niet de Franfche taal-
meester de Heer de Lavaux ! De laatfte nakomehng-
fchap zoude den Heer van Lucchesini daarvoor be-
dankt , en hem daarvoor met onfterflyken roem be-
Joond hebben. Maar de Heer van Lucchesini fchynt
thans als Pruisfisch gezant in Warjchau meer den
Staatkundigen roem te beminnen : offchoon men den- quot;
zeiven nooit anders dan op ongebaande en doornige
wegen vindt, en offchoon hy zo ligt verdwynt als
men hem aangrypt. Maar zeer zeker weet hy ook
beter, dan men zulke dingen in de geleerde wereld
weten kan, hoe hoogst bezwaarlyk, lastig, en ge-
vaarlyk het is, het een of ander over de gefchiedenis
van zynen tyd te fchryven. Zoo lang de perfoonen
nog leven , wier eigenliefde zich -verbeeld, dat zy
een groot of haair-klein aandeel aan deze gefchiede-
nis hebben, zoo lang kan elk gefchiedfchryver verze-
kerd
ker.I zyn , dat niet alleen de groote Acteur, maar
ook zelf de geringde muizenbaard op het toneel,
hem zou willen vermoorden, wanneer hy niet zelt;''t
dat alle groote dingen, welke gebeurden, door hem
gedaan zyn 1 - In het gemeen kan ook ieder ,
die in de Staatkunde van dezen tyd ingewyd is ,
de lust tot fchryven zomwylen geheel vergaan, of
zich verbeelden, dat men zo min alles zal geloven,
hetgeen hy fchryft, gelyk hy zelfvan noden heeft
om alles zoo zïiiver, gelyk hy het weet, te zeggen.
Onder de vrienden van FrederUv's laatfte dagen
zag ik, kort voor zyne dood, ook den Heer Marquis
van Lucchesini , den Heer Generaal Graaf vaw
Görtz , den Heer Generaal en Opperftalmeester
Graaf van Schwerin , en den Heer Staatsdienaar
Graaf van Herzberg.
De Heer Genetaal van Görtz , broeder van den
■doorheen Pruisfifchen gezant in Petersburg, was eerst
in Deenfchen dienst, en zedert 177a altyd by Frede-
rik. Hy was meer dan alleen goed gezelfchaphouder
en Generaal; de Koning gebruikte hem dikwyls tot
vreemde geheime bezendingen van groot gewigt.
geheele kunst van het hofleven en van den welle-
venden omgang hadt de Heer Generaal van Görtz
in zyne magt. : .
De onlangs overleden Generaal en Opperftalmeester
van Schwerin heeft Frederik den Grooten op zyn
geheelen Heldenbaan verzeld. Op veele groote da-
gen verwierf Schwerin door uitftekende moed, en
on-
-ocr page 112-onverzaagdeii dapperheid een geduurzaam aandenken
in de Pruisfifche Oorlogsgefchiedenis. Ontelbaare
maaien heeft hy met zyn Regiment aangevallen, en den
vyünd overhoop geworpen. Zedert het eindigen
van alle Oorlogen boerte Schwerin, in edele rust
over dit en alles met den Koning, en de Koning over
dit en alles met Schwerin,
De Heer Staatsdienaar Graaf van Herzberg heeft
geheel voor Frederik, en met hem geleefd, want
hy was zyn Staatsdienaar, Raadgever, Gezelfchap-
houder en Vriend. Eene niet openbaar gemaakte
Voorreden voor een in het voorige jaar gedrukt werk
van den Heer Graaf van Herzberg (*) kreeg ik uit:
de hand van dezen Staatsdienaar. Dezelve was my
zeer merkwaardig ten aanzien van zyne verbintenis
met den overleden Koning , vooral door eenen be-
llisfenden brief over den Bsyerfchen Oorlog : en was
eene geduchte wederlegging van den Franfchen Are-quot;
tin. De Heer van Herzberg heeft deze voor-
rede uit befcheidenheid niet uitgegeven, en my daar-
byden 8 November 1788 gezegd: „ kon men eene
„ di-
C*) Recueil des deduàions, inanifefies , declarations ,
traités, ij? autres aâles Squot; écrits publics, qui ont été ré-
digés Squot; publiés pur la cour de Prujfe par le Minijîre
d'Etat Comte dj Herzeerg depuis le Commencement de
la guerre rie fept ans 1756 , jusqu'à celui de la guerre de
Bç-ièr: 1778 volume I. Berlin 1788.
» diplomatike gefchiedenis van Fred er ik den Twee-
s, den met rechtvaardigende bylagen fchryven, dan
„ zoude blyken, dat ik het grootfte aandeel in Fre-
„ derik's aanflagen had; dat ik een groot gedeelte
»J van dezelve aan hem opgaf, dat alles wat ik voor-
„ ftelde, altyd gelukte.quot; (♦)
Herz-
vous envoye cy-joint, fchreef my de Heer.Staats-
dienaar van Herzberg, un exemplaire du Recueil de mes
écrits publics , à la tête du quel vous trouverez une pré-
face, qui peut fervir de preuve, combien en mquot; a mal jugé
dans les lettres fecretes fur l'article des vues, f avais fait
une préface plus étendue, qui contient furtout une lettre
fur la guerre de Bavière, decifive fur cette matière, avec
toutes fortes d'autres circonfiances , qui regardent ma
vie; mais je l'ay enfuit e racourci fur le confeil de quelques
perfonnes , pour qu'on ne puife pçts m'accufer de trop
d'égoïfme. Je vous communique cette pièce pour votre
levure, en vous priant de me la renvoyer fans en faire
aucun ufage. Fous pouvez la montrer à fun Excellence
Monfîeur le Baron de Beulwitz , fi vous le juges à propos.
^ ^fl le meilleur juge competent pour vous dire, fi je. n'ay
pas eu raifon dans le Confeil que fay donné au feu Roi
fur la guerre de Bavière, fi? fi elle n'aufoit pas mieux
tourné en fuivant ce confeil. Si l'on pouvait ecrire
rhifîoire diplomatique de Frederic II. avec des pièces
jufiificatives, on v err oit, que fay eu la principale part
à fes vues; que f en ay fourni une grande partie, ûf qus
les miennes ont toutes réujfi.
HerzbepvG was de Staatsdienaar, tegen welkers
Frederik nog tien dagen voor zyn dood mondlyk
zeide : croyez vous que fay béfoin de vos yeux pour
yoir? -- De Staatsdienaar hadt den Koning door
een billet te verftaan gegeven; dat hy den Koning,
op een gewigtig punt van zyne depeches niet geant-
woord had. Daarop kwam deze Ichriklyke vraag
ijopens de oogen , maar tevens liet Frederik den
Heer van Herzberg den volgenden dag komen, en
zeide hem : vous avez eu raifon ; vous n'avez qu'à
ecrire ce que vous avez propojé, ô? à envoyer même
un Courier pour cet effet. - Dit gefchiede.
Veertig jaaren heeft de Heer van Herzberg met
Frederik den Grooten geleefd, en zedert de vrede
van Huhertshurg in eene zoort van vriendfchap en
vertrouwlykheid. Frederik heeft den Heer van
Herzberg nooit gefchenken gedaan, dan alleen veer-
tien dagen voor zyn dood een Tafelfervies van Por-
celein. Maar twee dagen naa de te Huhertshurg
geflotene vrede, kwam hy by hem, en zeide : „ Gy
„ maakte vrede , gelyk ik den oorlog , een tegen
„ veelen !quot;- Frederik wist, dat dit voor eenen
Herzberg genoeg was (1).
Naa
1nbsp; Den zevenden Juny 1-88 fchreef my de Heer
Graaf van Herzberg dit met de volgende woorden:
Frédéric ti'etoit pas libéral; il faifoit rarement des pre-
fens, mais il était prodigue pour la totalité de la Monar-
chie, Quoique faye vécu quarante ans avec lui, amp;
àî-
-ocr page 115-Naa zulke trekken heb ik niets nodig meer te zeg-
gen. Het geen ik fchryf, zyn Fragmenten; en
Herzbergs naam behoort niet alleen in Frederik's
gefchiedenis , maar in de tegenwoordige groote ^ge-
fchiedenis van Europa.
Dit is het geen ik van Frederik's verkeering en
van zyne gezelfchaphouderen wilde zeggen. Eenige
algemeene aanmerkingen blyven my nog over. De
Heer Graaf van Mirabeau zegt in zyn werk tegen
den voortreflyken Graaf van Guibert: „ Dat Fre-
„ derik Voltaire niet meer beminde dan de overi-
„ ge Geleerden , welke hy by zich hadt : dat hy
« Voltaire misfchien minder beminde: en dat het
„ niet moeielyk zou zyn, voor den geenen, welke
» zyn byzonder leven befchreef, te bewyzen; dat
„ Frederik zich in zyn gantfche leven om mannen
„ van geest Cgem d'efprit:, Aechts middelmatig be-
„ kommerd heeft, dat hy in het gemeen meer wensch-
„ te, dat men hem hoorde, dan dat men zelf fprak.quot; (*)
________ Hoe
àrpuis la paioc de HouherUbourg dam une forte d'amitié
^ Je f^rn,l,arité, U ne m^a jamais donné le moindre
paient extraordinaire, qu'un fcrvice de porcellaine quinze
jours avant fa ; mais il vint chez moi deux jours
après la patx de Houhertsbourg conclué,.amp; me dit: vous
avez fait la paix, comme fay fait la guerre, un contre
plußeurs. Il fçavoit que cela me fuffifoit.
C*) Lettre du comte de Mirabeau fur F Eloge de Fré-
ï^f-Ric, par M. de Guibert, amp; PEfai général de Taêlique
même Auteur, pag. 8. 9.
G a
-ocr page 116-Hoe veel of hoe weinig Voltaire van Fredërik
bemind werdt, is volgens myn gedachten, een zeer
gemaklyk voorftel. In het begin kende Frederik
hem alleen uit zyne werken en uit zyne brieven. Hy
kende dus Voltaire zoo lang flechts als fchryver,
en niet Voltaire als mensch. Zoodra hy den eigcn-
lyken, ligchaamlyken en natuurlyken Voltaire zag,
by zich hadt, en met hem leefde, vondt hy terftond.
de Henriade en haaren maaker, twee zeer onderfchei-
de wezens. Zyne neiging voor de Henriade bleef, de
genegenheid voor Voltaire verdween. Nooit hieldt
Frederik op , • om de werken van Voltaire te
pryzen, maar haaren maaker zeide hy dikwyls fcher-
pe waarheden. Nooit verzocht hy hem weder by
zich, naa het voorval met Maupertuis, offchoon
hy hem een fchuilplaats in zyne landen aanboodt,
toen hy dezelve fcheen te behoeven. Maar alhoewel
Frederik nooit voor Voltaire eene waare liefde
hadt, zoo hadt hy evenwel dezelve zeker voor Al-
garotti , voor d'Argens , voor Bastiaki, voor
Lucchesini , en voor veele anderen ; en het is niets
dan de bloote opwelling van vernuft, welke de Heer
Graaf de Mirabeau van geringe nydige Berliners
mag ontleend hebben, wanneer hy beweert, het g-een
hy zeker niet gelooft : dat Frederik flechts ftomme
toehoorders by zich gehadt heeft , flechts heden,
welke onbekwaam waren, om hem te antwoorden, of
een gefprek met hem te onderhouden.
Zelf midden onder het geval tusfchen Voltaire
en Maupertuis openbaarde Frederik nog eene
goed-
-ocr page 117-goedheid en eene verfchooning, welke de Heer Deni-
Na in het geheel miskent, wanneer hy Frederik den
Grooten wegens het verbranden der Akakia zeer zagt
van onverdraagzaamheid befchuldigt (*).--Maar
de Akakia was geen geloofs artikel, ep het verbran-
tien van een zo boosaartig werk tegen Maupertuis
was, zodra als men de omflandigheden naauvvkeurig
Weet, het volmaakfle tegendeel van onverdraagzaam-
heid.
Voltaire hadt het handfchrifc van de Akakia reeds
cenigen tyd in Potsdam verfpreid. Dit vernam de
Koning, en op zyn verzoek las Voltaire hem dit
fchrift Voor. De Koning zeide tegen Voltaire ; „In
„ den grond moogt gy wel gelyk hebben, ook is dit
„ ding aangenaam gefchreven ; maar bedenk, hoe eer-
„ roovend het zelf voor my is , indien ik toeftaa,
„ dat men den Prefident van myne Akademie befpot;
„ dus begeer ik van u het woord van Eer, dat de
„ Akakia nooit zal gedrukt worden ?quot; - Voltai-
re gaf met de grootfte bereidwilligheid den Koning
zyn woord van Eer; en vier dagen daarna kwamen
er eenige duizend gedrukte exemplaaren van de Aka-
kia naar Potsdam. Aanftonds het de Koning Vol-
taire roepen, en deedt hem over deze trouwloos-
heid de bitterfte verwyten. Voltaire ontkende,
dat hy de Akakia hadt laaten drukken, en was onbe-
fchaamd
C*) Efai fur la vie amp; le règne de Frédéric II. pag, i ip.
G 3
fchaamd genoeg om te verzekeren, dat hy de fchry-
ver van dat werk niet was! - „ Goed, zeide de
„ Koning, dewyl gy dus de fchryver van dit werk
„ niet zyt, dan zal de beul het ook verbranden,quot; —
Dit werdt gedaan, en maakte den grooten Voltairr
byna zinneloos.
Kan dit onverdraagzaamheid genoemd worden ?--
Zeer laaghartig handelde Voltaire in deze zaak, en
de Koning zeer goedig. Maar nooit vergat hy deze
laaghartigheid , en als Volïaire naa de dood van
Maupertuis liog voortging, om hem te befchimpen;
zo vergeleek de Koning in eenen aan hem zelf ge-
fchreven brief, Voltaire by de raaven, welke zich
met doode ligchaamen voeden.
De goede Heer Formey gelooft, dat hy aangaande
de Akakia dingen verhaalt , welke geen mensch
weet (1). Dit doet my leed: want ik heb uit den
mond van den Heer Staatsdienaar van der Horst
hier de gefchiedenis van het verbranden der Akakia
verhaalt, zoo als ze de goede Heer Formey niet
wist.
Een bev/ys van Frederik's kleine en groote open-
hartigheid over tafel en in zyne avondgezelfchappen,
is my van eenen Heer medegedeeld, welke van btide
zeer dikwyls getuigen was. Over tafel fprak de
Koning, Koe onderhoudend hy ook altyd was, niet
al-
lil:'
li!quot;'
[Ir.
It'
1nbsp; Sffuyentrs (Tun ciioyen. Tom. P^S' 2^5. 270.
-ocr page 119-alleen niets, dan het geen hy wenschte, dat alle men-
fchen wisten, maar ook in het gelieel het geen hy
wilde verfpreid hebben. Dit was voedzel voor de
vreemde Gezanten in Berlin: want deze hadden,
gelyk my een oud Staatsdienaar, en gezelfchaphouder
van den Koning verzekerd heeft, altyd Spions onder
de bedienden des Konings, en de Koning mögt, ge-
lyk billyk was, die Heeren van het Corps diplomatique
geern betrekken. Veel openhartiger, en minder be-
zorgd was hy natuurlyk in zyne avond-gefprekken ;
want daar waren zyne bedienden of in het geheel
niet, of flechts zelden tegenwoordig.
Eene andere aanmerking heb ik van den Heer Mar-
quis van Lucchesini, welke evenwel bewyst, dat
de Koning dezen zeer goeden regel van voorzigtigheid
zomwylen vergat. Op een avond, dat de Heer van
Lucchesini alleen by hem was , zeide de Koning
eene zaak van groot gewigt aan Lucchesini, in het
Fransch, en zeer hard. Zeer zagt, in het Italiaansch
antwoorde Lucchesini : de hier in de kamer tegen-
woordig zynde bediende verftaat Fransch 1 Ces ani-
maux n'entendent point le François - hernam de
Koning zeer luid. De Heer van Lucchesini noem-
de my den bedienden, welke nog by den Koning was,
en welken ik anders nog nooit had gefproken. Uit
nieuwsgierigheid wenschte ik te weeten , of deze
bedienden Fransch fprak, of niet? Ik nam dus, als
ik weder naar Sans-Souci kwam, de eerfte gelegen-
heid de beste waar , om met dezen bedienden te
G 4nbsp;fpree-
fpreeken. Ik fprak hem in het Fransch aan: 6f eet
animal me répondait admirablement!
Ondoordringbaar was toch de Koning in het ge-
heel , daar waar hy het wilde zyn : Ik zou myn hemd
verbranden, zeide hy eens, indien het wist, dat ik
weet. Daarom openbaarde hy zich over Staatszaa-
ken nooit aan de geenen, welke daar aan kon gelegen
zyn, om in zyn ziel te zien, en in zyn hart te lezen ;
behalven zyne Sarcasmi, fprak hy over hoofdzaaken
niets , dan her geen hy doorgaans zeggen wilde ;
evenwel zeer dikwyls iet, gelyk my verzekerd is,
als of het hem ontvallen was, en dan ftelde hy zich
aan, als of hy te rug deinsde. Slim was dit niet,
want een groot karakter is niet flim, maar met de
grootfte en edelile eenvoudigheid, en eene zeer on-
fchuldig fchynende houding, zeide Frederik wel
zeer dikwyls bytende waarheden.
VU,
-ocr page 121-Over zyne voorgewende min-achting van
de Duitfche letterkunde.
Let geleerde boek over het karakter van Frederik.
den Tweeden van onzen goeden Busching, is het
Archif, waar men echte aften-ftukken en documenten
vindt, waar uit men in het geheel met de grootfte
Diplomatifche naauwkeurigheid kan leeren, hoe deze
groote Koning het lioogduitsch fpelde en fchreef.
Zuivere liefde verworf de goede Heer Busching
zich zeker, door deze aclen-ftukken, en door deze
documenten, by die Duitfche geleerden, welke het
zeer kwalyk namen , dat de Koning van Pruisfen
hunne fchriften niet las. Zoo, en niet anders, zei-
den zy, gelyk Busching het karakter van Frederik
befchryft , moet men een gefchiedenis fchryven.
Deze aften en deze documenten waren volftrekt on-
loogenbaare bewyzen en bylagen, dat Frederik de
Grooten geen Hoogduitsch fpellen kon. Busching's
boek was dus een eigenlyke triumph, en een waar
gedachtenis-feest voor alle kleine geesten op alle Uni-
verfiteiten, en in alle recenfeer-winkels van Duitsch-
g 5
land. Alle deze geesten geloofden, dat zy daar door,
om dat de Koning van Pruisfen niet kon fpellen]
gewrooken waren voor alle tyden en alle eeuwen,
aan den verachter van hunne fchriften, en aan den
Koning, welke hen niet kende.
Franfche woorden fpelde en fchreef Frederik niet
veel beter (1). Zelfs Voltaire kon niet fpellen.
Zyn Secretaris moest daarom, gelyk men my verze-
kerd heeft, al het geen Voï.taire fchreef, naazien,
en verbeteren.
Maar Frederik was als een kind, en als een jongen,
niet anders opgevoed, en onderricht, dan gelyk men
alle Vorflelyke kinderen en jongens in Duüschland
om dezen tyd, en misfchien nog zestig jaaren hier na
opvoedde. Hy hadt, hoe Duitsch voor het overigen
ook zyn Vader was, eene Franfche Gouvernante, en
eenen Franfchen Leermeester gehad. Het geen hy als
jongen leerde , vervolgde hy als jongeling. Hoog,
duitfche boekén werden toen aan Duitfche Hoven
zeker niet eens van Lakeyën gelezen. Elk Duitsch
Prins en Edelman van eenige opvoeding , vormde
zynen fmaak naa Franfche Schryvers ; en ieder
Duitsch Prins en Edelman fchreef, wanneer hy kon
fchryven, Fransch. Frederiks letterkundige jonge
vrien-
1nbsp; De bewyzen hiervan geeft de Heer Busoiing
insgfilyks op; als ook de Heer Formey in zyne Souveniri
4'un Ciioyen. Tom. 1. pag. 131. 353. 354.
vrienden waren Franfchen: en in Rheinsberg, gelyk
aan alle Duitfche niet geheel onbefchaafde Hoven,
fprak men Fransch. Zoo gelyk men ons nu, in de
dagen van onze verlichting, eenen tyd voorbereidt,
in welken eens de Duitfclie geleerden niet meer
Latyn zullen verftaan , zoo waren in Frederik's
kindfche jaaren zeer veele groote Duitfche geleerden
onbekwaam om eenen Hoogduitfchen brief te fchfy-
ven.
Frederik. kon dus met de Hoogduitfche letterkun-
de iu zyne jeugd even zoo min bekend worden , als
met de Hoogduitfche rechten. Zyn Vader bezorgde
hem , toen hy in Kufirin gevangen zat, de twee
eenige Hoogduitfche boeken , welke hy voor zyne
komst tot den troon en misfchien in zyn gantfche le-
ven gelezen heeft , den Bybel en Arndt's waare
Christendom.
Maar het geen Fredeiitü in zyne kindfche jaaren
niet hadt geleerd , dat hadt hy in het jaar 1740 in
Leipzig behooren te leeren! - Een nieuwe Zon
v.'as daar voor Duitschland opgegaan, en deze Zon
heette Gottsched. Wie oogen hadt om zulk licht
te verdragen, plaatfte zich in deze Zon. Doch Fre-
derik wist niets van haar tot aan den zevenjaarigen
C)orlog. Dit verdroot de hoogachters van Gott-
sched. Een van hun, en de laatfte van allen, welke
nog in Güttingen moet leven , zo als men zegt,
fchoot daarom , nadat half Europa reeds zyn kruid
tegen Frederik. verfchooten hadt, nog met papieren
prop^-
107
proppen naa hem: want zyne proppen hieldt de oude
zot voor fpreuken! (♦)nbsp;^
Niets dan de vastheid en onveranderlykheid van
zyn karakter en van zyne denkwyze bewoog Frede-
rik de Groote ook ten aanzien van zyne ftndiën, den
gang als man en gryzaard nog te vervolgen, welken
hy
c*) Met fcherzende fpot tegen den fmaakloozen en
onvernuftigen Gottsched en zyne verwasnde leerlingen,
zeide ik in myn eerfte werk over Frederik : „ Maar
„ waaróm hing Koning Frederhj akyd flechts de Franfche
„ letterkunde aan, waarom floeg hy in het geheel geen
„ acht op dat heldere zonnelicht, hetwelk zedert 1740
„ over geheel- Duitschland , door Gottsched , en een
„ dozyn magifters te Leipzig opging? - Uit befchci-
„ denheid!--Want Frederik de Groote voelde
5, zich zelveii in zaaken van zulke Duitfche letterkunde
„ zoo achterlyk , dat hy nooit van Sans-Souci naar Leipzig
„ keek.quot; - Alle deze belpotting, welke zeker in ge-
heel Duitschland ieder een verftaan heeft, nam de fleer
de Lavaux , fchryver van de in zeven deelen in Straats^
burg uitgekomen vie de Frédéric II. Roi de Prufe, zeer
belagchlyk voor ernst op ! -- Mr. le Doàeur Zddierjian
(zegt de Heer Lavaux) prétend que ce fut par modeftie
que Frédéric fe tint éloigné de la littérature allemande;
il fe fentait, dit-il, fi fort en arrière à F egard de cette
littérature, qiCil n'ofoit jamais porter fes regards de Sans-
Souci à Leipzig. Vie de Frédéric II. Strasbourg 178^
Tom. yil. pag. 40.
hy reeds als jongeling begon. Hy fchreef zyne wer-
ken in de gemeende en geliefdfte taal van Kuvopo.;
in de taal, welke meer zyn moederfpraak was dan de
Hoogdnitfche. Hy fchreef in de taal van een volk,
welke reeds in den voorige Eeuw beter fchreef dan
alle de overige volkeren; en hy mag ook wel gevoeld
hebben , dat het oneindig hgter is, in de Franfche
taal goed te fchryven, dan in de Hoogduitfche.
Maar daarom fprak Frederik van de Hoogduitfche
Mufen met geen verachting. Daarom liet hy bun
toch hunnen reiëndans danzen. Daarom was hy, de
Purperdrager, hunne ruwe toonen niet ondankbaar.
De Hoogduitfche Mufen konden zich vermaaken en
zingen , in Galakleederen wandelen en feestvieren:
Frederik zag en hoorde haar flechts niet! - Ge-
duurende de jongehngs-jaaren van Frederik , hadt
men nog geen Hoogduitfchen Voltaire. Ontelbaa-
re goede vernuften, welke thans de roem en eer van
Duitschland zyn , waren toen nog niet geboren.
Daarom hieldt Frederik zich aan de Franfche let-
terkunde , welke reeds in de vroegere jaaren van
Lodewyk den Veertienden even zoo befchaafd was,
gelyk het nu eindlyk , een Eeuw laater, de Hoog-
duitfche ook is. Dus las hy ook (jnet verlof} geen
Hoogduitsch boek.
Maar zyne liefde voor de uitlandfche en in het ge-
heel voor de Franfche letterkunde verfterkte zich ook
voornaamlyk, door de beftendige verkeering met
Algarotti , Maupertuis , Voltaire en d'Ar-
gens.
-ocr page 126-CENS. Uy hadt deze tnannen het lieffle by zich. Dé
manier van hunnen omgang overtrof toch alles, het
geen de Éoning ten minflen van de Hoogduitfche ge-
leerdheid zag, hoorde, en wist; Sulzer beminde
en vereerde de Duitfchers, maar hy geloofde toch,
dat menig Duitfche lierman , menig Magifler met
fnydersmanieren daar in de marmorzaal te Sans-Souci
aan de tafel des Konings , tusfchen den Koning,
Voltaire, Algarotti en d'Argens, zeer verle-
gen , zeer betrokken en pynlyk zou gezeten hebben,
en zekerlyk daar,- eer buikpyn zou gekregen heb-
ben , dan vernuftige invallen ! - Oneindig ver-
maaklyker was het, gelyk my de redelyke en vernuf-
tige Sulzer dikwyls heeft verzekerd, om Algarot-
ti, Maupertuis, Voltaire, en d'Argens, met
elkander te hooren fpreeken , dan het aangenaamfte
boek te lezen. Deze billyke wysgeer, en zeker eer-
lyke en trouwe Duitfche Patriot, verwonderde zich
ook daarom niet, dat'toch af en aan een eenigzins
linkfche en zwaarmoedige Duitfche Geleerden of
Lierman, in vergelyking met deze geestige vernuften,
den Koning lastig fcheen; en daarom zeide Sulzer
ook, dat het den Koning (het geen men hem dwaaslvk
kwalyk nam,en waar over de oudeMagifler 'mGottin-
gen zoo dikwyls met zyne wysheids tanden knarste)
onmooglyk was geweest, om zich eenen Duitfchen '
Bel' Efprit voor te ftellen!! - Maar zedert'dat
in Duitschland fchoone geesten op alle ftraaten loo-
pen, beloonden zekerlyk de domften van deze gees-
ten.
tf-n , den Koning , Z3'ne afkeerigbeid van hunne
Duitschheid, dikwyls hard genoeg met hunne prop-
pen.
Intusfchen aten eene vooriil geene DuitfdheMagifters
en Liermannen maar Algarotti , d'Argens en
Voltaire , gewoonlyk des avonds met den Koning.
Deze avondmaaltyden in de Marmorzaal van het klei-
ne Slot te Sanx-Som, deze zoo fchoon genaamde een-
zaame woonplaats der rust, van het huislyke leven,
van de fchoone natuur en der Mufen, duurden tot
diep in de nacht, zoo dat alle om de tafel ftaande
bediendens des Koning, gélyk my de Heer Generaal
Chirnrgyn Schimukker gezegd heeft, de beenen
zwollen. Veel Champagner Wyn dronk men dan ook
by deze avondfeesten der Mufen en des vernufts.
Misfchien is in geheel Duitschland geen plaats, waar
ooit zoo veel vernuft geftrooid werdt , dan in deze
Marmorzaalen te Sans-Souci! -- Dit zeide ik my
zeiven dikwgt;'Is, met eene zoort van verwonderende
beweging der ziel, en dan ook weder met eene on-
aangenaame huivering, by de overweging, hoe dik-
wyls men hier misfchien den Hemel getrotzeerd heeft,
wanneer ik daar , alleen tusfchen de Corinthifche
Zuilen zat, de Venus Urania voor my zag , en
Apollo, welke het boek van Lucretius in de hand
houdt, en in dit open boek , met groote gulden
letters de woorden : Te fociam fiudeo fcrihundis
verßbus ejje, quos ego de rerim natura pangere
conor !
Maar Frederik verachte nooit het Duitfche voili.
Door Duitfchers werden toch alle zyne groote denk-
beelden uitgevoerd, en alle zyne koene en onilerflyke
daaden verricht. Hy verachte ook in het geheel niet
de Hoogduitfche fpraak. Alle brieven , welke men
aan hem over openbaare en byzondere belangen van
zyn land fchreef, alle berichten van Staatsdienaars en
Generaals , al het geen de gantfche Armee betrof,
moest in het Hoogduitsch gefchreven zyn. Met
zyne Olïïcieren, welke Franfchen van geboorte wa-
ren, fprak de Koning in het veld Hoogduitsch. Al-
leen de Akademie der wetenfchappen in Berlin moest
in het Fransch aan hem fchryven; over zyne tafel en
met zyn avondgezelfchap fprak hy Fransch. Dit alles
ging, zedert het begin van zyne regeering, onveran-
derlyk zyn gang, en volgens dezelfde wetten voort.
Een Schryver vol van geest, welfprekendheid en
kracht, was en bleef Frederik voor alle Eeuwen,
offchoon de Heer Busching Pragmatisch en dus met
de nodige bewyzen aantoont , dat hy noch Hoog-
duitsch fchryven noch fpellen kon , offchoon hy
flechts Franfche en geene Hoogduitfche boeken las,
geen Magiiler ten eeten nodigde, en van Voltaire.
meer werk maakte dan van Gottsched.
Het kan zyn , dat hy ook wel zomwylen eenen
grooten Hoogduitfchen geleerden lastig vondt. Mis-
fchien zag hy ook wel zulke Hoogduitfche mannen,
by de in perfoon met hun gemaakte kennis, ftotterend
en verlegen. Maar daarom heeft hy deze mannen
niet
-ocr page 129-fiiet gering gefchat, noch veracht. Een grooter geest
was naa Leibnitz en Frederik hi Berlin nooit ver-
Ichefinen, dan Lambert. Hy gedroeg zich ook by
den Koning met groote ftandvastigheid , en edele
openhartigheid. Men deedt de uiterlle moeite om den
Heer Lambert by den Koning belagchlyk te maaken:
en hy hadt wezenlyk iet hem geheel eigen in zyn
voorkomen, in zyne manier van fpreeken, en in zyn
manier van doen. Des niet tegenftaande weet ik zeer
zeker, dat de Koning met den grootllen eerbied van
Lambert fprak, en de fpotters antwoorde: men
„ moet by dezen man op de uitgeftrektheid van zyne
„ kundigheden zien, en niet op kleinigheden.quot;
Veel meer fmaak vondt Frederik in de Saxifche
Schoolmeesters dan in Gottsched. Hy hadt, zegt
de Heer Busching , reeds in den zevenjaarigen Oor-
log in Saxen zes Schoolmeesters uitgezocht, welke
hy voor by uitftek bekwaame, en bruikbaare lieden
hieldt, en liet deze in de Keurmark en Pommeren,
elk met honderd veertig daalders inkomen op dorpen
plaatfen. Nog in het jaar 177a betuigde hy in eene
kabinets-orde, welke de Heer Büsching aanhaalt,
dat men byzonder op Saxifche Schoolmeesteren letten
moest, welke boven de Brandenburgfche in alle op-
zichten , eene grootere waarde hebben , gelyk hy
meende (1). Dit was derhalven een geringachting,'
1nbsp; Busching karakter ■ van Frederik den Tweeden
bi. 90.
I. Deel.nbsp;H
-ocr page 130-indien men wil, voor de Brandenburglche, maar niet
voor de Hoogduitfciie letterkunde.
Eenigzins heb ik moeten lagchcn, by de plaats,
waar de goede Heer Busching zegt: „ Frederik
„ heelt niet alleen van School-leeraars niet zoo veracht-
5, lyk geoordeeld en gefproken, als van de Kerk-leeraars,
„ maar hen zelfs mede onder de Regenten geteld.
„ Men kan ligt denkeu, dat 'er alleen van School-
„ regenten gefproken wordt , echter is deze titel,
„ inzonderheid wanneer hy uit den mond, en tiit de
55 pen van eenen Koning komt, heel aanzienlyk; en
„ ziet hier het bewys, dat hy dien aan School-on-
„ derwyzers gegeven heeft.quot; (1)
Heel aanzienlyk zouden zeker de Schoolmeesters
daar door geworden zyn, indien Frederik, gelyk
de Heer Busching Pragmatisch bewyst , hen met
Regenten, dus ook met Koningen en Vorften gelyk
gefield hadt. Maar helaas! Frederik, welke, gelyk
bekend is, niet zeer goed Hoogduitsch fchreef, dacht
by deze Regenten niet meer dan het Franfche woord
Régent; en dit woord beduidt dan in oprecht Duitsch
niet meer, en niet minder dan eenen Schoolmeester!-
Hadt hy geloofd , dat de Schoolmeesters eigenlykcj-
Koningen of Regenten waren, dan zou hy het woord
Scheol-regent (in een verhevenen zin) ten mhiften niet
van
1nbsp; uüsching karakter van Frederik den Tweeden
bl. 105.
van Dorp-fchoolmeesteren gebruikt hebben , maar
veel meer van den Heer Busching zelf, als den Di-
refteur van veele fchoolen, of van eiken Berlinfche
Opper-fchoolraad (*).
Maar Frederik was niet alleen goed tegen Saxi-
fche Dorp-fchoolmeesters , maar ook tegen, veele
Duitfche Geleerden, vooral in zyne laatfte jaaren, en
het allermeest tegen Zwitzers. Hy was in het geheel
de Zwitzerfche natie zeer genegen, en hier van heeft
men veele bewyzen.
Inzonderheid geeft een hoog-achtingswaardig en
fcherpzinnig Italiaan, de HeerDENiNA, de Zwitzer-
fche natie dit ook door zyne pen zeer. voortreflyk
getuigenis , wanneer hy zegt: „ Gottsched was
,, een Pedant van het allergemeenfte en onverdraag-
„.lykfte zoort (f). By zulke Leipziger kennisfen
'______55 ver-
(*) Zo goed als Frederik de Groote verftond Koning
Frederik Willem de Eerfte het woord Régent niet. De
Heer Formey zegt: m jour Ie Roi rencontra en riie un
Régenz du collége frangois, komme agreflc, amp; qui
'^^■o't la phyßonomie la plm pedantesque ,.qu'an ait jamah
Vue. Qra éies vous? __ Je fuis Régent, du ton Ie plus
tér me. Cela derouta Ie Roi, qui n'avoit jamais oui pa,
Ier que du Régent de France. II fe tourna vers les Oß-
Ciers qui Ie fuivoient, amp; ponant fon doigt au front, U
leur fit ßgne, que eet komme etoit foul Souvenirs d'un
Citojen Tom, I. pag. 87. 8S1. •
Cl) Gottsched etoit un Pédant des plus plats ^ desplut
H 3nbsp;in.
-ocr page 132-„ verkoelde Frederik's byzondere liefde voor de
„ Zvvitzers niet , welke openbaare partyen (niet
„ rivaux) van Gottsched en van zyne wapendra-
5, gers waren. Hy vervolgde dus , om zo veel
5, Zwitzers, als hy üechts kon, in zyn land te trek-
„ ken, en gebruikte hun voornaamlyk by alle zyne
„ letterkundige fchikkingen. Het Zwitzerfche volk,
„ het welk zedert de wederherftelling der weten-
„ fchappen zeer uitgemunt heeft, verwierf zich eenen
„ grooten naam juist in dien tyd, dat Frederik zich
„ met de befchaaving van zyne volkeren bemoeide,
„ en met de verbetering der kunsten en wetenfchap-
„ pen. Naauwlyks zou geheel Zwitzerland eene
„ middelmatige Provincie in eene der grootfte Euro-
„ pifche Monarchien uitmaaken, en evenwel bevatte
„ het een grooter aantal van nog levendige beroemde
„ mannen, dan de talrykfte en befchaaffte volken.
„ Zoo weinig Frederik ook naar Hoogduitfche
„ boeken vroeg, zoo was hem toch niet onbekend,
„ dat drie of vier Zwhzers begonnen hadden om de
„ Hoogduitfche letterkunde de meeste eer aan te
,, doen ; en dat Zwitzers de koenheid hadden ,
„ van zich tegen den fmaak van den beroemden Pe-
„ dant Gottsched te kanten. Er waren toen in
„ geheel Duitschland geen twee Schryvers zoo be-
„ kend
infupportables. Efai fur la vie amp; Ie regne de FrédÉric
II. pag, 237.
„ kend als Haller , en Gesner. Ten minften
„ was Klopstock's onfterflyk gedieht toen niet be-
roemder dan de gedichten van Haller , en Ges-
„ ner's dood van Abel. De Duitfchers hadden
„ toen voor geen hun eigene letterkundigen meer
„ achting dan voor Breitinger enBoDisiER. Daarom
„ nam Frederuc ook in de Akademie der Weten-
„ fchappen in Berlin meer Zwitzers aan, dan geleer-
„ den van andere volkeren. In de eerfte jaaren naa
„ de vrede, hadt de Akademie in Berlin acht Zwit-
„ zerCehe medeleden: Beguelin , Merian , Ber-
„ noulli, Gat, Eüler, Lambert, Sulzer, en
„ Wegelin, de Duitfchers, Franfchen, en Italiaa-
„ nen waren flechts vyftien. De Opvoeders, wel-
„ ke Frederik aan de beide Zoons van zynen
„ Broeder gaf, waren Zwitzers. Het Gymnafium
„ van Joachimsdal ftond twintig jaaren , onder het
„ opzicht van wylen den Heer Sulzer , en den Heer
„ Merian.quot; C)
Eenigen dezer braave Zwitzers moesten dan ook
voor de gunst, welke zy by den Koning vonden,
de gewoone tol opbrengen , welke het letterkundig
gepeupel verlangt.
SuLZER voornaamlyk hadt deze eer: want hy was
leeraar van den Trooii-opvolger , daar by een man
van een verheven geest en karakter, zeer openhartig,
re-
55
C) Ibid. pag. 237' 238. 239« 240,
HS
redelyk, en koen, en een openbaar vyand van fchur-
ken. Dit maakte hem in Berlin geleerde tegenllree,
vers, welke hy befpotte , en welke hem zyn leven
geen oogenblik droeviger maakte, gelyk te begrypen
is. Maar dit verdroot de geleerde Heeren , welke
alle kunsten van fchurkheid en arglistigheid tegen
Sulzer reeds uitgeput hadden. Eindlyk greepen zy
naar andere wapenen. Als Sulzer eens in den nacht,
op eenen hem zeer gewoonen weg, naar huis ging,
werdt op hem gefchoten , eu de kogel vloog zeer
digt langs zyn hoofd voorby! - De redelyke Sul-
zer heeft my zelf, deze gebeurenis in het jaar 1771
in Berlin, met medelydende verachting voor zyne
elendige vyanden, verhaald.
Maar hy bleef daarom toch een trouw Pruisfisch
en Duitsch Patriot. In den zevenjaarigen Oorlog
deedt hy zyn uiterfle best, om door den Ridder
Mitchel , en den Marquis d'Argens , by Frederir
opmerkzaamheid en liefde voor de Hoogduitfche let-
terkunde te verwekken , en daar door is het geko-
men , dat Frederik de beroemde Saxen , Reiske ,
Ernesti , Rabener , en Gellert fprak, Sulzer's
liefde en hoogfchatting van Hoogduitfche verdienften
deedt hem in het jaar 1761 befluiten, om met hulp
van eenige zyner vrienden, voor den dapperen verde-
diger van Colberg den Overfte van Heyden een
gouden medaille te laten Oaan. Frederik verheugde
zich over deze Vaderlandfche gedachten , betuigde
den braaven Sulzer zyn genoegen , begeerde zelf
om op de lyst der intekenaaren te ftaan, en wenschte
dat den Generaal Werner dezelfde eer mogt weder-
vaaren , gelyk den Overfte van Heyben. Dit alles
gebeurde , en Frederik fchreef nog in den oorlog
deswegens aan Sulzer eenen dankbaaren en onver-
geetbaaren brief, welken ik uit Hirzels fchoone ge-
denkftukken hier plaats (*). De liefde en achting
Werden in het vervolg, by den Koning voor Sulzer
zoo groot, dat hy alles deedt om dezen grooten en
goeden man het verblyf in Berlyn aangenaam te maa-
ken , intusfchen dat Sulzer hartelyk wenschte dit
verblyf tegen een ftil leven aan de bekoorlyke oevers
van het meir van Geneve te verwisfelen. Den by
deze gelegenheid gefchreven brief des Konings aan
Sulzer en over Sulzer , heeft ons zyn waardig
vriend Hirzel bewaard (f).
By alle deze liefde des Konings voor de Zwitzers,
bevondt zich intusfchen iet, hetwelk grappig kan
fchynen , indien het geoorloofd ware aan een' zo
ffroo-
(*} Je fuh d'autant plus fenfible, fchreef üe Koaing
aan Sulzer, à votre attention d'avoir travaillé à honorer
ceux qui fervent fî bien la patrie, que vous m'avez préve-
nu fur ce defein., que j'aurais executé depuis longtems fans
les cir confiances pre fentes , qui ne me permettent pas
toujours, de donner, comme je le voudrais , à ceux qui fe
difiinguent, les marques de conpderation quils meritent.
et) Hirzel an Gleim uber Sulzer den Weltweifen.
n. Th. f. 8i. 82. 83.
H4
-ocr page 136-grooten man hier of daar iet grappig te vinden. Een
man , welken ik eer en bemh. , gelyk ik Sulzer
geëerd en bemind heb, de Heer Overfle van Stam-
ford thans Opperhofmeester van den Erfprins van
Oranjen, heeft my te Potsdam gezegd: dat ook de
geenen , welken geen Zwitzer was , par tous les
Diables eenen Zwitzer moest zyn , als Frederik
hem daar voor hieldt. Hy verkoos om die reden voor
den tegenwoordigen Kroonprins van Pruisfen, eenen
Heer Behnisch tot Onder-gouverneur. Deze Heer
Behnisch deedt my in het jaar 1786 te Potsdam de
eer aan, om my naa den ftaat wegens zyne gezondheid
te raadplegen. Ik hieldt hem voor eenen Zwitzer,
dewyl de Koning hem daar voor hieldt. Maar daaj
my zyne Hoogduitfche uitfpraak zeer fyn, en aange,
naam fcheen, daar hy dus het grove accent der fpraak
en de barbaarfche uitfpraak niet hadt, welke ik en
alle Zwitzers zonder uitzondering, en eenige van ons
in eenen boven-barbaarfchen graad hebben: zoo wist
}k in lang niet, wat ik van dezen landsman moest
maaken, welken Frederik evenwel, gelyk my de
Heer van Stamford heeft verzekerd, altyd koning-
Ijk ftout, dapper en onoverwinlyk voor eenen Zwit-
zer hieldt. Maar de Heer Behnisch zeide my eindelyk
zelf, dat hy van Breslau was.
Goed en grootmoedig was Frederik vooral voor
den Koning van alle toenmaalige Duitfche geleerden,
den Heer van Haller. In het jaar 1749 liet Fre'-
derik door den Prefident van Maupertuis aan
Hal,
-ocr page 137-Haller fchryven: „ dat hy naa Berlin moest ko-
„ men, en daar blyven. Titel en rang kon hy heb-
„ ben, zoo veel hy zelf wilde; ook een zeer groot
„ inkomen, dat de Koning daar voor verder ^ene
„ arbeid begeerde, dan alleen zyne tegenwoordigheid
in Berlin.quot; - Haller zou zeker eene groote
winst voor de Akademie der wetenfchappen in Berlyn
geweest zyn ; en dit dacht en wilde Maupertuis
ook eigenlyk. Dus deedt hy hem hoopen, ten min-
iten naa Ellers dood, op het algemeen beftuur van
het gantfche geneeskundig wezen in de geheele Pruis-
fifche Monarchie, en gaf hem nog grooter en glins-
terender vooruitzichten.
Toen Haller dezen brief van Maupertuis ont-
fong, woonde ik by hem in zyn huis te Gottingen.
Zeer duidlyk en levendig herinner ik my, welken in-
druk deze brief op hem maakte , en die woorden
voornaamlyk, met welke Maupertuis hem te ken-
nen gaf: ,, dat de Koning hem dikwyls zou laaten
„ roepen , en hem met Voltaire en de overige
„ Heeren in zyn avondgezelfchap zou aanneemen.quot;
Ongelooflyk werkten alle deze voorflagen en uitzich-
ten op Haller. Zy verhieven zyne ziel, gelyk ik
zedert naauwlyks eene ziel van het beste zoort ver-
heven zag. De Koning van alle Duitfche geleerden
wierp voor eenen tyd alle zyne folianten, alle zyne
ontleed- en alle zyne kruidkunde voor eene wyleweg.
Hy hieldt zich met niets bezig , dan met de fraaie
letterkunde , en hadt den gantfchen dag door de
vernuftigfle invallen. Maar zomvvylen vielen hem
dan evenwel ook de onkristelyke avonduuren en
avondmaaltyden te Potsdam en Sans-Souci op het
hart.' Hy verhaalde my , hoe men toen hier van,
en van het gantfche byzondere leven des Konings in
Berlyn fprak: en toen fprak men dn Berlyn volko-
men, ftiptlyk, en woordlyk zoo, gelyk Voltaire
zedert in zyn leugenachtig vie privée de Frédéric.
Zyne overmagt boven Voltaire in het vak der we-
tenfchappen van de fraaie letterkunde, en zyn eigen
meer bevattend geestvermogen fcheen Haller zeer
wel te voelen. Hy hadt veel verder rondom zich en
dieper, naa alle bronnen van menfchelyke kunde ge-
graven. Hy was met de gefchiedenis van alle tyden ,
alle volkeren , alle menfchen , en alle dingen beter
bekend. Over de gefchiedenis en de wysgeerte der
gefchiedenis was het my altyd even zoo aangenaam
om Haller te hooren, als Voltaire te lezen. Zyn
groote en fynvoelende geest wist even zoo goed het
onnutte weg te werpen , als het treffende voor te
ftellen. Haller bezat in de verkeering niet de on-
befchaamdheid van vernuft als Voltaire : maar zyn
geest was even zoo vlug, en hy wist de dingen even
goed te zeggen. Hy was wel een Christen , maar
nogthans toen geen zoo befchroomd en overrecht-
zinnig Christen, als in het vervolg, en daarom zeide
hy my: „ verbeeld u eens eenen Christen, verbeeld u
„ eens eenen mensch , welke aan de godsdienst
„ van Jefus gelooft, en dezelve van gantfchen harte
„ belydt, naa Potsdam, tusfchen den Koning, VoL-
„- taire , Maupertuis , en d'Argens,quot;
Dit was een fchoone trelc van Haller. Maar nu
fchreef hy aan Maupertuis de voorwaarden, onder
welke hy befloten hadt, naa Bedyn te komen. Alle
deze voorwaarden nam de Koning aan. Het fcheen
dat de geheele zaak haar beflag hadt gekregen, als
Haller, zeer onverwacht, aan Maupertuis mel-
det: „ dat hy niet naa Berlyn kon komen, want dat
„ het niet voegzaam was, dat hy zyne oude betrek-
,, Uingen met Hannover zou vernietigen.quot;
Haller was zoo verftandig om aan Maupertuis
zyne intusfchen begonnen en nu reeds voleinde on-
derhandeling in Hannover niet te verzwygen. Natuur-
lyk berichte hy dit alles tevens terftond aan den Schep-
per en Onderhouder van Gottingen, den Staatsdienaar
van Münchhausen. Zoo fchielyk als Voltaire
fprak, zoo fchielyk was Münchhausen in befluiten,
en handelingen. Hy bewoog Haller om in Göttin^
gen te blyven; Hy beloofde hem daar dc oprichting
van eene Koninglyke Societeit van Wetenfchappen,
de Prefidemsplaats by deze Societeit, en eenen brief
van Adel van den Keizer.
Maupertuis werdt over Hallers gedrag boos;
en in zyn hart ontftond , gelyk ik door Sulzer
weet, eene in het vervolg nooit weder afgelegde
vyandfchap tegen Haller. De Koning werdt ook
opgeftookt. Maar de Koning vergaf ligt, waar hy
kon vergeven; want in het begin van het jaar 175Ö
liet hy Kaller door Sulzer de plaats van Kancelier
op de Univerfiteit te Halle aanbieden, en daarby een
jaargeld van drie duizend daalders ; maar vvaarby
Haller in het vervolg nog zeer veel begeerde.
Deze gefchiedenis van 1749 verhaalde HALLER^in
het jaar 1771 in het derde boek van zynen Ufong:
dus wel in een Roman, en in zo verre hadt hy daar
by een vrye hand. Zongtu (Frederik de Koning
van Pruisfen') zegt hy , hadt geen onderfcheid tus-
fchen goed en kwaad geloofd; en nadien Oel Fu
(Haller) hem niet wilde verbergen, dat hy een ver-
eerer van God was, en de deugd boven de ondeugd
ftelde ; hadt hy niet alleen zynen post by Zongtu
moeten misfen, maar Zongtu hadt zich ook in zoo
verre tegen hem vernederd, dat hy in harde uitdruk-
ken tegen hem fchreef; maar zyne fchriften hadt hy
nooit gelezen.
Dit alles was verdichting; maar dewyl ik Frederik's
hart en denkwyze beter kan kennen, dan de Heer van
Haller beide kennen kon; zoo fmertmy deze plaats in
Ufong, welke toch openbaar op Frederik den Grooten
zien zal! Ook alleen daarom kon ik de anders tegen my-
nen grooten leeraar en geëerden bloedverwant onvrien-
delyk fchynende drift niet wederftaan, om Frederik
den Grooten hier tegen den Koning der toenmaalige Duit-
fche geleerden te verdedigen; voornaamlyk om dat de
eene Koning den anderen het eerst hadt beledigd, en om
dat de Koning van Pruisfen tegen den Koning in Gottin-
gen eigenlyk niets meer, dan een piftoolfchoot loste.
Over Frederiks gewaand bygeloof, en over
zyne wezenlyke proeven in de
Akhymie.
E en verftandig hoogachter, en bemind gezelfchap-
houder van Frederik , heeft my in Potsdam gezegd:
dat Frederik de Groote hier en daar een weinig by-
geloovig geweest is! - Dit bevreemde my niet,
maar evenwel hield ik het voor laster, toen ik ergens
las: „ dat Frederik de Groote aan de Witte Vrouw
„ geloofde.quot;
Drie of vier jaaren voor Konings dood, raakte het
verouderde fprookjen van de Witte Vrouw in Berlin
weder in zwang, en eene groote menigte van Dames
en Heeren van het Hof geloofde er aan. Alle Ber-
lynfche Hof-kamerjuffers zwoeren : dat zy op den
helderen middag, juist tegen over de kamer der Ko-
ningin , eene Witte Vrouw aan het venfter zagen!
Allengs zag ook de Koningin en het gantfche Hof de
Witte Vrouw. Men zondt aan de Caftelein, dat hy
de onbewoonde kamer achter de Ridderzaal openen
zou. Dit was de weg tot de Witte Vrouw. Maar
als de Caftelein in de kamer kwam, waar de Witte
Vrouw
-ocr page 142-Vrouw zich aan het venRer hadt laaten zien, was dé
Witte Vrouw niet meer thuis.
Zeer geloofwaardig vonden het intusfchen veele
lieden , en byzonder een zeer geestryk Prins : dat
men op den helderen middag niet anders kon zien,
dan het geen was. -- En het geen dan nog de zaak
eindelyk fcheen te bewyzen, was een tweehonderd-
jaarige houten prent, welke men na het Hof bracht,
en welke de Witte Vrouw zoo levendig voorftelde,
als men haar op den klaaren middag in de onbewoon-
de kamer aan het venfter zag ftaan.
Frederik lachte verbaasd, gelyk dit van zelf te
begrypen is, over alle menfchen, welke aan de Witte
Vrouw geloofden. Hy zeide : ,, dit goochelfpel
5, werdt onder de regeering van mynen Vader twee-
„ maal ontdekt , en geilrafd ; een Keukenjongen
„ wierd in de kleederen van de Witte Vrouw gegees-
„ feld, en een Soldaat zette men op den houten Ezel
„ in de kleederen van de Witte Vrouw!quot; Beftendig
draaide de Koning, in dezen tyd, aan zyn tafel het
gefprek op deze zotheid ; inzonderheid wanneer er
iemand aan tafel zat, welken hy verdacht hielt, dat
aan deze Witte Vrouw geloof floeg. Eens vroeg de
Koning onverwachts den Vorst van Saxen, welke in
het geheel niet tot het gevolg van de Witte Vrouw
behoorde , „ of men in Dresden ook zulk een
„ voorzeggend fpook hadt?quot; - Ja, zeide de
Vorst. De Koning vraagde toen verder: „ hoe is
,, lifit dan. gefchaapen ; is het Saxifche fpook ook
„ eene
-ocr page 143-„ eene Witte Vrouw?quot; (*) De Vorst was verbaasd,
eu vreesde, dat het den Koning zou mishaagen, als
by de waarheid zeide : dus fchilderde hy , als een
fyn Hoveling, op ftond het fpook groen , en zeide:
„ Neen , Sire , het is eene Groene Vrouw.quot; (f)
Denklyk om dat hem het groene verwulfzel te Dres-
den daarby inviel. Naauwlyks kan men zich dat
gefchater van lagchen voorftellen, welk hierop aan de
tafel des Konings ontftond; maar daarom hieldt Fre-
derik niet op, om de aanhangers der Witte Vrouw,
waar het te pas kwam, met Zyne Sarcasmi te ver-
volgen.
Ook fchynt de Heer Denina Frederik den Groo-
ten voor een klein weinig bygeloovig te houden,
wanneer hy zegt: „ My is ten minften niet bekend,
5, dat Frederik het zwak hadt om aan de ftarren-
„ wichelaary te gelooven , gelyk zoo veele andere
„ groote Vorften. Hy befpotte genoegzaam alle
„ waarzeggingen. Intusfchen fcheen hy evenwel
„ nieuwsgierig'omeen zekerProphetisch-boek te zien,
5, in den fmaak der boeken van Nostradamus,
5, waar van men zeide, dat het in het oude Klooster
,, Lenin gevonden was ? quot; (§)
Over het geheel heeft de Heer Denina hier niet
gantsch ongelyk. Maar de waarzegging uit het
Kloos-
(»3 Quoi, außi une pmme blanche?
(f ) Non, Sire, c'efi une femme verte.
G) Eß^ A'' ^^ ^ ^^ de Frédéric II. pag. 450.
-ocr page 144-Klooster Lenin {Vaticinium Leninenfe} kan in het
geheel niet vergeleken worden met de waarzeggingen
van Nostradamus ; zy is ook geen boek, maar een
enkel blad, het welk men wil dat ten tyde van Fre-
derik Willem den Eerften onder eenen fteen van
het Klooster Lenin gevonden is. Het is in oud
Munniken-Latyn gefchreven, onderfcheiden gedrukt,
en eene bloote bedrjegery, of veel meer, gelyk de
Witte Vrouw , een bloote fpotterny. Voor meer
dan twintig jaaren , ontdekte men in Berlin deze
fpotterny. De boeken van eenen overleden Profesfor
op het Gymnafium van Joachimsdal, werden op eene
openbaare verkooping verkocht. In de verkoopkata-
logus ftond het waare oorfpronglyke van deze voor-
zegging, onder het opfchrift: Plan van het Fatici.
nium Leninenfe ! -- Zoo kwam dus aan den dag,
dat de maaker van deze fpotterny zich van deze uit-
vinding bediend hadt, om denklyk de Lands-regeering
van dien tyd van nieuwe inrichtingen af te fchrikken ,
welke het volk mishaagden. Het kan zyn dat Fre-
derik deze dwaaze voorzegging, waar van ten min-
ften onder het gemeen zeer veel gefprooken werdt,
eens wenschte te zien ; want zulke dingen waren
hem , gelyk men zal zien, toch niet geheel onver-
fchillig.
Een voormaalig gezelfchaphouder van Frederik,
de fcherpzinnige Heer Kanunnik van Pauw in
Xanten , zeide nog in dit jaar 1789 mondelyk:
„ dat Frederik de Groote, ongeacht zynen fterken
„ geest.
-ocr page 145-,, geest, de aanprikkelingen tot de Alcbymie en tot
5, de dvvaaze nafpooring van het toekomende niet
„ kon wederftaan. Op de eerfte heeft hy veele Jaa-
,, ren lang jaarlyks tien duizend daalders verfpild.
„ Om de langte van zyn leven, of om het uiteinde
„ van gewichtige gebeurenisfen na te fpooren, heeft
„ hy niet ligt, eenen Starrenkyker, of Waarzegger
5, in zyn land onbevraagd gelaaten , hoewel men niet
„ kan zeggen , dat hy de Waarzeggers geloofde.
„ Maar de drift tot zulke dingen fcheen evenwel in
„ het Brandenburgfche Huis erflyk te zyn.quot;
Zulk een oordeel over Frederik van zulk eenen
grooten waarnemer en denker als de Heer van Pauw
is , verdient een naauwkeurig onderzoek. Mannen
van aanzien mt Berlin , welken dit oordeel van den
Heer van Pauw werdt medegedeeld , antwoorden:
,, dat zy nooit iet dergelyks gehoord hadden , en dat
„ zy het moesten vernomen hebben, zoo het waar
„ was.quot; - Maar van waar hebben die geleerde
Heeren in Berlin het recht om te gelooven: dat veele
dingen van gewicht, welke Frederik den Grooten
betreffen, daarom niet waar zyn, omdat zy er niets
van weeten?
Frederik de Groote heeft aan den Heer Staatsdie-
naar van der Horst gezegd: „ Al het geen de men-
„ fchen van alle leeftyden van de Astrologie en
„ Waarzeggers - kunst hebben willen gelooven , is
,, byna even zoo ongerymd, als alle de Godsdienst-
,, ftelzels der geheele wereld. Zedert zeer oude ty-
den
I. Deel.
-ocr page 146-,, den verëenigde men deze beide zoorren vp,n onzin;
„ altyd geloofde de verbeelding, tot overtuiging toe,
„ het geen het gezonde menfchen-verftand verwierp.
,, Maar daar ik ook overtuigd ben, dat men op zeer
„ ongebaande wegen, dikwyls de waarheid ontdekt,
„ en dat de fchynb'aarfte fluitredenen zeer dikwyls
5, tot grond-valfche begrippen brengen: zoo deed
5, ik alle my mooglyke onderzoekingen over deze
„ twee groote voorwerpen van onze dwaasheid en
geloof. Allen, welke zich voor Starrenkundigenuit-
„ gaven , zelfs ook alle Dorps - propheeten (dévins
„ de village) liet ik om raad vraagen : want van
„ zulke dingen verneemt men niets noch van de
„ Katheders 'noch Predikfloelen! - Het gevolg
„ hier van was , dat ik overiil niets vond , dan oude
„ wyfs fprookjens, en onzin! Francheville ver-
„ flond in myne Staaten het best de uitrekeningen
„ der Cabaliftica; en hy heeft my verzekerd, dat hy
,, er niets van geloofde. Een oud boek, het welk
,, veel dom tuig van dit zoort met geleerdheid voor-
„ draagt, zyn de brieven van den Graaf van Gaba-
„ lis; ten minften dit boek heeft my vermaakt.quot;
Dit zyn de eigen woorden van den Koning, welke
de Heer van der Horst zich zeer duidelj-k herinner-
de. Men zal uit deze woorden leeren, wanneer men
ze met het bericht van den Heer van Pauw verge-
lykt, hoe zorgvuldig men toch alles moet proeven,
het geen men ook met de grootfte waarfchynlykheid
geneigd kan zyn, om het voor waarheid te houden.
Niet het geloof aan zulke dingen, maar de begeerte
tot het onderzoek van zulke dingen, is misfchien in
het Brandenburgfc,he Huis erflyk: want Frederik de
Groote heeft toch evenwel de ydele kunst van de
Starrenkykers en Dorps - propheeten beproefd; maar
hy heeft , gelyk de Heer van Pauw zorgvulaig er
byvoegt, er niet aan geloofd.
Even zoo is het gelegen met Frederiks voorge-
wende drift tot de Alchymie. Zeer dikwyls fprak hy
van de Alchymie in tegenwoordigheid van den Heer
Staatsdienaar vAn der Horst. De Koning verborg
in het geheel niet: „ Dat hy geld aan Alchymisten
„ hadt gegeven, op dat zy proeven zouden neemen;
„ en hy zelf hadt de gevolgen van deze proeven op
,, het naauwkeurigst waargenomen.quot;
De Heer van der Horst heeft zeer naauwkeurig
de volgende woorden uit den mond van den Koning
gehoord: „ Goudmaakery is een zoort van ziekte;
„ dezelve fchynt dikwyls door de reden voor een'
„ tyd geneezen te zyn, maar dan komt zy onver-
5, wachts weder en wordt wezenlyk befmetlyk., By
„ Fredersdorf hadden zich hier in Potsdam Alchy-
„ misten aangediend, deze geloofde er fterk aan, en
„ liet zich met hun in. Dra veifpreide zich het ge-
„ rucht van deze onderneming over het geheele gar-
„ nizoen, en er was geen Vaandrig in Pofj-^fam, welke
niet hoopte, om door de x\lchyraie zyne fchulden
„te betaalen. Winderige en ' bedriegelyke Goud-
5) maakers (adepten) floopen van alk hoeken en on-
^ I 2nbsp;„ der
„ der allerlei gedaantens naa Potsdam. Uit Saxen
,, kwam eene Vrouw van Pfuel met twee zeer fchoo-
,, ne Dochters ; deeze verftonden dit handwerk
,5 kunstmaatig, en jonge lieden vooral hielden haar
„ voor groote Waarzeglters. Ik wilde de zaak met
„ geweld ftooren, maar het gelukte my niet. Men
„ boodt aan, om in myne tegenwoordigheid alle be-
„ denklyke proeven te doen, en om my door het te
„ zien-» te overtuigen. Dit hieldt ik voor het beste
„ middel om de zotheid te ontdekken, en dus liet ik
,, deze Alchymistinnen onder naauw opzicht arbei-
,, den. Goud in de ketel te werpen, en ander grof
„ bedrog, kon niet gelukken; maar evenwel maakte
„ de Vrouw van Pfuel de zaak zoo waarfchynlyk,
„ dat ik alle proeven moest veroorloven, en dat het
5, my op het einde ver over de tien duizend daalders
„ koste, welke ik daar toe beHemd had. - Het
5, blyft altyd zotheid om aan de verandering der me-
„ taaien te gelooven ; maar dit is zeker; dat zich
„ de metaalen in geheele andere gedaantens laaten
„ brengen , onder welke men ze niet zou zoeken.
„ Men maakt van goud kleine roode korreltjes ,
„ welke bynaa er uitzien als Robynen , en in het
5, geheel niets metaal-achtig fchynen te hebben. Wie
„ my myn geld wedergeeft, dien leer ik deze kunst.—
„ Alleen moet ik daarby bekennen, dat men er niet
„ ryker door wordt, want om vyftig dukaaten in
„ zulke roode korreltjes te veranderen, verliest men
„ omtrent zes dukaaten.quot;
Deze woorden, welke de Koning in tegenwoordig-
heid van den Heer Staatsdienaar van der Horst en
van den Heer Marquis van Lucchesini gefprooken
heeft, bewyzen, dat Frederik de Groote eene aan-
inerklyke fomme gelds tot Alchymistifche proeven
uitgaf, maar niet dat hy aan de Alchymie geloofde.
lx;
Over Frederik's ßaatkundig ..
karakter.
Frederik's verbaazeude grootheid van geest be-
ftond in htjt geheel niet in de langzaame ontwikkeling
van een groot karakter, maar daar in , dat hy. op
eens, en met een fprong daar ftond, gelyk hy was,
en gelyk hy worden zou, in zyne volle rypheid en
kracht.
De grondregels, welke hy eens hadt aangenomen,
volgde hy ook zyn gantfche leven door, met onbe-
vveegbaare ftandvastigheid. Zyn eerfte ftaatkundige
oogs-opflag trof en beflisde. Het geen hy in alle din-
gen eens voor waar hieldt, dat hieldt hy zyn gantfche
leven door voor waar. Het gantfche plan van zyn ge-
drag in ftaatszaaken, zyne eenmaal over ftaatkundige
zaaken aangenomen gevoelens^, en grondreges heeft
hy ook in zynen ouderdom nooit verhaten, hy heeft
er nooit tegen gehandeld.
Als Kroonprins fchreef hy een opftel over de toen-
maalige gcfteldheid van Europa, het welk in het zes-
de deel van zyne nagelaaten werken ftaat. Hy zag
toen reeds, wat eene verëeniging der grootfte krach-
ten van Europa doen en uitwerken kon. Hy zag dat
de-
-ocr page 151-dezelve groot genoeg was , om de overige wereld
onder zich te verdeelen. Hy wist er geen middel
tegen, dan in de Coülitie van alle de overige magten
en ftaaten. Dit dacht en fchreef Frederik als
Kroonprins; en onöphoudelyk heeft hy als Koning
op dezen eenmaal aangenomen grondregel gebouwd.
Na de dood van Keizer Karel den Zesden moest
hy in gevolge van dezen grondregel, zyne ftaaten ook
zoo vergrooten, op dat ook hy.eens eene ftein onder
de grootfte Mogendheden van Europa zou hebben.
Frankryk geloofde toen, dat het tydpmit op handen
was, waarin het de vreeslyke Oostenrykfche magt
onder drie mededingers zou kunnen verdeelen. Beye-
ren, Saxen, en Maria Theresia, de Eifgenaame
van Karel waren deze mededingers. - De eerfte zou-
den zoo veel voor zich neemen, dat aan de eigenlyke
Erfgenaame byna niets overig bleef, dan Hongarien
cn Neder-Oostenryk. Frederik kon voor zich. ner-
gens aanfpraak op maaken dan op Silejieti; en deze
Provincie moest hy in bezit hebben, voor dat van
hier of daar een ander kwam, en zéide, Silefien be-
hoort my! - Om dus ook deelgenoot van de Oos-
tenrykfche Erfenis te worden , koos Frederik de
party van Frankryk.
Maar hy verbond zich niet door eene volkomene
Alliantie. Even zoo als met Beyeren en Saxen»
1'prak hy met Frankryk af, om het gemeenfchaplyk
werk zoo veel mooglyk te bevorderen. By zyn idt-
niarsch uit Bsrlp, zeide hy fcherzend tegen de
i 4nbsp;Fran-
Franfche Gezanten: ik neem uw fpel over, valt my
het geluk mede dan zullen wy deelen. Maar als hy
zag, dat Frankryk en Saxen hem misleiden, dat de
Franfchen alles deeden, om hem op te ligten , dat
de Saxifche hulptroepen door listen en lagen van het
Hof hem niet alleen onnuttig , maar ook nadeelig
werden , zoo hadt hy niets meer , dat hem bond.
Hy maakte dus de vrede van Breslau, en verkreeg
door deze eerde formaliteit, het beftendig bezit van
Silefien, door middel van eenen volkomenen afftand
van den eigenaar. Oostenryk's eenige Bondgenoot,
Koning George de Tweede van Engeland ftond als
borg voor deze vrede.
Maar een nieuw toneel trok hem fchielyk weder
op de zyde van Keizer Karel den Zevenden, toen
hy nog naauwlyks tyd hadt gehad, om zich in
fien een wemig vast te zetten, Engeland maakte een
verbond te ÏVorms; en Frederik vernam deszelfs
geheim Artikel door een tot nog toe nog niet open-
lyk bekend toeval. Willem de Achtfte Landgraaf
van Hesfen-casfel, was deels uit ftaatkunde en deels
door eene byzondere neiging, de yverigfte aanhanger
van het huis van Beieren: Koning George de Twee-
de van Grootbrittannien hadt groote achting voor
dezen Vorst, en als zyn Schoonvader hieldt hy zich
van hem volkomen verzekerd. De Landgraaf bezocht
den Koning in Herrnhaufen, en was bekwaam ge-
noeg om het geheimfte Artikel van het verbond van
Wnms uit hem te lokken. Zoodra hy dit geheim
mag-
-ocr page 153-magtig was geworden, fpoedde hy zieh, om hetzel-
ve aan Frederik te ontdekken; en deze gewichtige
ontdekking verhaaste Frederiks inval in Bohemen,
Frederik's en Frankryks vernedering , was het
doel van het Verbond te Worms. Hadt hy thans aan
Oostenryk hét geheele overwicht gelaten , dan zou
hem ook niets meer gered hebben. Dus vertoefde
hy geen oogenblik. Hy greep naa de wapenen, in
fchyn, voor het Opperhoofd des Ryks; maar in de
daad, voor zyn eigen behoud. Frankryk was in de
uiterfle verlegenheid , de Oostenrykers ftouden in
den Eifas, en Frederik redde Frankryk. Maar
Frankryk handelde trouwloos met Frederik , toen
het, ongeacht de heiligde beloften, de gantfche Oos-
tenrykfche magt naa Bohemen het trekken , zonder
haar te volgen. De Kardinaal de Fleury handelde
hierby zoo prieSterlyk, en kinderachtig, dat hy de
geheele hoofdzaak in een gevaar bracht, welk groot
bleef tot aan den flag hy Fontenoi; dewyl hy geloof-
de , dat Frankryk in zulk een kritik tyddip niets
grooter kon doen, dan Freyburg in Breisgau te vero-
veren ! maar Fleury volgde eigenlyk de grondregels
van den Kardinaal de Mazarin : deze beide Kardi-
naals geloofden, gelyk zedert de beroemde Staatsdie-
naar de Vergennes , dat de waare daatkunde be-
dond in verraad en bedrog.
Frederik moest dus den gantfchen last van den
Oostenrykfchen aanval in Bohemen doordaan. Zyne
plans waren in die voorönderdelling ingericht, dat de
I 5nbsp;Fran-
-ocr page 154-Franfchen Prins Karel naa Bohemek zouden verzei-
len; men weet, wat er gebeurde. Nog in het vol-
gende jaar was Frederik , ook naa zyne groote
overwinningen by Friedberg en by Soor, evenwel in
gevaar , van de Oostenrykfche Armee in zyn land
te zien, en misfchien wel voor Berlin. Hy verzette
zich des niet tegenftaande met nadruk en fpoed tegen
dezen ftorm , verfloeg zelf een gedeelte van zyne
vyanden doör de verrasfing by Groshennersdorp,
en liet het andere gedeelte, door eene verfterking by
Kesfelsdorp verflaan. Nu was Frederik in ftaat,
om eene vrede te fluiten, waarby hy niets verloor.
Zal men dus wel in Frederik's ftaatkundig karak-
ter byzonder in de- twee eerfte Silefifche oorlogen
eene zekere vreesachtigheid ontdekt hebben? _
Scherpzinnige Staatsmannen heb ik hooren zeggen:
dat hy in den eerften oorlog en vrede zoo veel narn,
als nodig was , om zich Oostenryk tot een eeuwig
onverzoenlyk vyand te maaken, maar niet zoo veel,
als hy moest hebben , om het veroverde zeker te
bewaren. Zeer klaar is het, dat hy in de Breslauer
vrede niet meer kon veikrygen; maar tot het fluiten
der vrede van Dresden fchynt de grond niet fterk
genoeg. Moest hy niet ook Bohemen, of ten min-
ften een groot gedeelte van hetzelve hebben , om
eene vrede te maaken, gelyk hy nodig hadt ? -
Noch vrienden noch vyanden zouden geduld heb-
ben , dat Frederik by de vrede van Dresden het
Huis van Oostenryk geheel buiten ftaat ftelde , om
aan
-ocr page 155-aan de herovering van Silefien te denken.- De over-
macht des Konings by de vrede van Dresderi was
zeker niet van die natuur, dat hy dit verzoek met
de minfte waarfchynlykheid van een goed gevolg zou
hebben kunnen waagen. De Rusfifche Armee was
gereed om tegen hem te marfcheeren. Waren dc
, Rusfen in Pruisfen ingerukt , dan zouden zy daar
niets voor zich gevonden hebben , dan eene opene
weerlooze Provincie. In de twee veldflagen by
Groshennersdorp, en Kesfeldorp, hadt de Oostenryk-
fche Armee weinig geleden ; het grootile verlies in
dit trgt;.ffen viel op de Saxen. Dus konden de Oos-
tenrykers Frederik nog tegenftand bieden, en hera
dwingen , om hun niet uit het oog te verliezen.
Terwyl dat de Rusfen, Cofakken, en Calmucken,
vryheid zouden gehadt hebben in Frederik's landen.
Op Frankryk kon hy zich niet meer vertrouwen, naa
zulke een hem bewezen trouwloosheid; Frankryk
zou hem hebben laten vernielen, en intusfchen gerust
zyne veroveringen in de Nederlanden voortgezet
hebben. Frederik maakte dus de vrede te Dresden,
zoo goed als hy gemaakt kon worden; en hadt hy,
gelyk Karel de Twaalfde alles gewaagd, en alles op
het fpel gezet, dan zou hy niet gehandeld hebben,
nis een Staatkundig wys Koning, maar als een doo-
iend Ridder.
Vreesagtig was Frederik in zyn leven nooit, dus
ook niet iti de twee eerfte Silefifche oorlogen. Zyne
iiatuurlyke gelteldheid liet ook by zyn fyn gemaakt
lig- ,
-ocr page 156-ligchaam geen vrees over ; gelaaten en magtig ver-
treedt zulk een geest elke neiging tot zwakheid. Zelf
het vervvyt van lafheid, welk zyn gedrag by Molwitz
hem op den hals haalde, is zeer ongegrond. Frede-
rik's toenmalig gedrag was door een famenvloed van
omflandigheden zoo onvermydlyk, dat ook Achil-
les en Alexander in zulk een geval niet anders
zouden hebben kunnen handelen dan Frederik. De
Generaal Römer wierp aan het hoofd van de gant-
fche Oostenrykfche Ruitery, een Pruisfisch Regiment,
hetwelk de geheele Cavallerie van den vleugel uit-
maakte, waar by de Koning fliond, over hoop. Fre-
derik zag het ogenblik waarin hy nedergehouwen of
gevangen genomen moest worden. Hy reedt dus te
rug. Maar zoo ver trok hem wel de drom der vlug-
tende weg, dat hy flechts eerst in den nacht, en naa
het volkomen winnen van den flag zyne Armee we-
der vond. Hy reedt ook weg van Collin, in een vol-
len gallop, terwyl zyne Officieren onder eikanderen
op het flagveld zeiden, hier is' ons Pultawa! Maar
moest dan Frederik het gevaar niet myden, om zy-
ne vyanden in de handen te vallen; en hadt hy geen
reden, om dit meer te vreezen, dan de dood! ___
In alle veldflagen van den zevenjaarigen Oorlog heeft
Frederik zich aan alle gevaaren gelyk een Major
blootgefl:eld, en in duizend andere voorvallen heeft
hy getoond, dat niet flechts eene door de fterkte zy-
ner ziel overwonnen natuurzwakte hem overal zoo
moedig maakte, zoo gelaten, en zoo koen. Die Span-
jaard
jäard was wel een eerlyk man, die zeide, op dezen
of 2;eenen dag was ik dapper , maar by Frederik
was dit nooit het geval in den oorlog.
Dikwyls hieldt men hem voor Staatkmidig vreesach-
tig, wanneer hy, het geen hem toch by zyne over-
macht , en zyne overwicht zoo gemaklyk was , in
zyne Staatkundige onderhandelingen, niet fterk door-
drong. Maar dit deedt hy uit eenen zeer verftandigen
en billyken grondregel , waardoor Frederiks Staat-
kunde zoo geheel van de denkwyze van zoo veele
andere Staatkundigen veifchilde. „ Ik menge my nooit,
„ zeide hy dikwyls, in de inwendige zaaken en huis-
„ houding van andere Staaten , dan wanneer myn
„ eigen en grootfte gevaar dit noodwendig vordert.quot;
Dus kan men ook niet zeggen , dat Frederik
eerst door de goede gevolgen van zyne ondernemin-
gen recht koen geworden is, gelyk veele of wel alle
groote mannén , vooral ook Luther. Frederik
was Staatkundig ftout, terftond naa zyne aankomst
tot de regeering: In zyn ouderdom was hy voorzig-
tig, en achterhoudend by ondernemingen, welke al
te uitgebreide gevolgen konden hebben. Zyn ftout-
fte Staatkundige ftap waagde hy draa naa zyne Troon-
beklimming , als hy wegens de Heerlykheid Herfial
aan den Bisfchop van Luik drie duizend man in het
land bezorgde. In de uiterfte zwakheid bevond zich
toen het Keizerlyke hof; maar met een weinig meer
overleg moest het Minifterie te Weenen toch ten min-
ften den jongen Koning van eene Land-vredenbreuk
aan-
-ocr page 158-aangeklaagd , en hem daardoor den haat van alle
minder magtige ryksftanden op den hals gehaald heb-
ben , en -hadt zich dan nog eindlyk Frankryk, het-
welk in een duurzaam verbond en Alliantie met het
Bisdom Luik flaat, toenmaals met Holland tegen Fre-
derik verbonden , dan zou misfchien Frederik's
veldtogt tegen eenen Bisfchop een droevig einde ge-
nomen hebben.
Een koen en floutmoedig inzien hadt FREDERm
terftond by elk hem voorgelegd nieuw en groot Pro-
jecT:. Maar daarom onderzocht hy dit Projetl niet
minder zeer naauwkeurig. Zyn doordringend oog
ontdekte terftond in het eerfte oogenblik, de waat^-
fchynlykheid en gegrondheid van een voorflag , en
zulk oog trof men nergends, gelyk my honderdmaal
van eenen zyner veeljaarige Staatsdienaars gezegd en
weder gezegd is, by geen mcnsch van dezen eeuw
in die fterkte aan. . Maar op dit oog verliet Frederik
zich ook niet geheel. Hy rekende , onderzocht ,
«ischte bericht, en vervolgènds boude hy evenwel,
vooral in Finantie zaaken, nooit op de zekerheid van
de gevolgen, maar hieldt alles voor een-proef.
Frederik was in alle -zyne' onderhandelingen we-
zenlyk vei-fchillend van de meeste andere Staatsman-
nen van Europa. Dit bekent met de edelmoedigfte
oprechtheid de^Graaf van Guiberï in de volgende
plaats van zyn lofrede op Frederik.. „ Frederik
„ zegt hy daar, zeide, fchreef, en deedt alles met
5, eene klaarheid, waarde, eu bepaaldheid, waarvan
, „ men
-ocr page 159-,, men by onze buitenlanclfclie belangen niets weet.
„ Want daar ligt men zich altyd daarop toe , om
„ niet regelrecht tot het oogmerk te komen , maar
„ de zin met fpreekwyzen te verdiiifteren, zich in
„ duifterheden te bekleden , om voor zich uitvlug-
„ ten open te hebben, in plaats zich van de naakte
„ waarheid te bedienen, welke toch zoo veel zeld-
„ zaamer, en ten minften met meer waarde in ver-
„ legenheid geraakt , dan leugen en bedrog. In.
„ alle zyne eigene brieven , in alle onmiddelbaare
„ onderhandelingen , by welke zyn naam gevoegd
„ is, betoont Frederik zich altyd vast en waar.quot; (*)
Tot bewys van het geen deze grootmoedige Fransch-
man zegt, behoeft men flechts Frederik's uitdruk-
kingen en Frederik's ftyl, in Staatkundige onder-
handelingen , met de uitdrukkingen en ftyl van eeni-
ge andere groote Hoven te vergelyken. Frederik
bevlytigde zich zeer , om klaar en nooit donker to
zyn; en geen mensch zal hem van eene onwaarheid
kunnen overtuigen. Volkomen moest men van zyn
oprecht gedrag overtuigd worden, daar hy zeer dik-
wyls zyne brieftvisfeling met een Hof, waarmede hy
in onder'handelingquot;was, zeer openhartig aan een der-
de Hof mededeelde. Het geen hy by de Keizerly-
ke onderneeming om Beyeren by ruiling te verkry-
gen.
(♦) Eloge du Rot de Prujfe, par Mr. Ie Comte de Gui-
bert, Wtreflich uberfetzt vonZöllner. S. 71, 72, 73.
gen, aan het Keizerlyke Hof naa Weenen gefchre1
ven , en van dit Hof tot antwoord hadt gekregen,
zondt hy ook naa Verfailles.
Trouw en geloof hieldt hy altyd, en nooit heeft hy
een gegeven woord verbroken. Eene openbaare leu-
gen ftaat in een by zyn leven over hem gefchreven
en gedrukt, en lang bedekt verkocht gefchrift, dat
hy , welke by de vrede van Hubertsburg aan de
Saxen beloofde, om drieduizend vyfhonderd gevan-
gen Soldaaten uit te leveren, altyd den gezant door
zynen Staatsdienaar liet antwoorden : „ de Koning
„ w^ordt verdrietig, wanneer men hem hiervan fpreekt;
„ of de Koning is zeer verwonderd, dat het Saxifche
„ Hof iet zoekt, waardoor de zoo even van nieuw
„ weder opgerichte vriendfchap ligt zou kunnen ver-
„ koelen.quot; (*) Het is waar, dat men naa de vrede
van Hubertsburg wegens terug gehouden krygsge-
vangenen van alle kanten klaagde, en elkander van
alle kanten verwyten deedt. Oostenryk handelde
vooral ten aanzien van de Pruisfifche krygsge van geus
niet zeer billyk, en brak in het geheel het uitwisfe-
lings werk weder af. Maar het geval tusfchen den Saxi-
fchen gezant en de Pruisfifche Staatsdienaars is verdicht.
Uit Frederuc's nagelaten fchriften kan men zeer
wel bewyzen, dat hy, de bondgenoot van Rusland ^
by de groote .en fnelle voortgangen van deze zoo ge-
wel-
1nbsp; Fréoérxc ie grand, pag. 26.
-ocr page 161-Welilig en gelukkig tegen de Turken, zoo als overal
en in alles zich verheffend volk even zoo ongerust
was, als de overige groote Hoven van Europa, Hy
voegde zich zelf in het geheel by het Weener Hof,
welke toen groote lust betoonde , om zich met de
Turken tegen Rusland te vereenigen. Frederik
vreesde, dat zyne vriendin, de groote Keizerin, hem
eens even zulke wetten mogt willen voorfchryven ,
als aan de Poolen; en het Weener Hof wilde volftrekt
niet toegeven , dat de Rusfen Maldavien en Wal-
iachim voor zich zouden overmeesteren. In deze ge-
wikkelde omftandigheid gedroeg Frederik zich in-
tusfchen met eene fchcrpzinnigheid, voorzichtigheid,
zagtheid en wysheid, waarby zyne Staatkundige be-
kwaamheden , en zyn geheel Staatkundig karakter in
vallen luister verfchenen. Frederik bleef de groo-
te Catiiarina getrouw. Hy vergat niet , dat zy
hem eens zyn Koningryk Pruisfen weder gaf, en dat
zy alleen hem toch aan het einde van den zevenjaa-
rigen Oorlog geredt hadt. Maar de daarop gevolg-
de verdeeling van Poolen bewyst, dat hy daarby even
zoo min zyn eigen voordeel vergat. Wie Frederiks
Staatkundig karakter geheel wil kennen, belioeft ver-
der niets dan alleen de gefchiedenis van zyne onder-
handeling wegens de verdeeling van Poolen te lezen;
en ongelukkig hy, wellce dan niet ziet, dat Frede-
rik in de kunst om by eene groote Staatsonderhan-
deling , zich geduldig en flim, zagt en fterk, fyn en
meesterlyk te gedragen, even zoo groot was als in
den oorlog.
Intusfchen zonde het ook te veel gezegd zyn, wan-
neer men wilde voorgeven; dat niemand in Europa
het zedert den zevenjaarigen Oorlog gewaagd hadt,
om een plan te maaken, zonder Frederik om raad
te vraagen, of te vreezen. Zeker heeft men zedert
den zevenjaarigen Oorlog plans gemaakt, waarby hy
niet om raad gevraagd werd: want anders hadt men
tegen hem zelf geen plan moeten maaken. Maar dit
was openlyk het geval, by de in bezitneeming van
Beyeren, en by het Projeél: van dit land tegen de
Nederlanden te wisfelen; ook by het plan van den
Heer de Vergennes, om door list en tweedragt,
de zeven vereenigde Nederlanden aan de Kroon van
Frankryk te onderwerpen.
Frederik was ook zeker niet by het groote Staat-
kundig plan om raad gevraagd, hetwelk in het
jaar 1780 tot ftand gekomen zou zyn , en in ge-
volge hetwelk menfchenvrienden wenfchen durfden,
en hoopen konden, dat Rusland's vaanen op de muu-
ren van Conflantinopolen geplant , en de zagte en
wyze wétten van Catharina de Groote , in dat
fchoon werelddeel geëerd eu bemind te zien ; waar
zedert de omkeering van het Grieksch Keizerdom ,
het despotisme zich nooit zat aan menfchen bloed
drinkt, waar- wilde barbaarsheid alle rechten der na-
tuur vertreedt , en alle wetenfchappen en kunflen
verbant. Groot en verheven was dit plan; hoe wei-
nig het ook aan Frederik den Grooten kon behaa-
gen , en hoe vresslyk het voor de handeldryvende
volkeren zyn mogt. Achthonderd duizend menfchen
zyn
-ocr page 163-zyn thans om dit Prcijea in ftryd; en terwyl een
Wild, ontmenscht, en ruw volk, dat tusfchen zich
en elk Christen zonder uitzondering een even zoo groot
onderfcheid maakt , als een Edelman tusfchen zich
zeiven en een lyfèigenen boer, van zynen Propheet
Muhammed vervloeking, dood, en ondergang voor
de gantfche Christenheid afüneekt , wenscht een
groot gedeelte des Christendoms aan de V^aanen van
Muhammed de zege toe.
K a
Over zyji gedrag met de afgezanten van luiten-
landfche Mogendheden aan hem en met zyne
gezanten aan hun. Over zyn door-
zicht in buitenlandfche zaaken,
Handelingen, en Voorvallen.
B,
►y de eigenlyke byzondere gehoorgevingen aan
vreemde gezanten was niemand tegenwoordig , dan
de Staatsdienaar van het departement van buitenland-
fche zaaken. Maar nooit heeft men gehoord , dat
de Koning aan vreemde gezanten antwoorden zou ge-
geven hebben , welke hen in perfoon onaangenaam
konden zyn, de gezanten van kwalyk gezinde Ho-
ven vleide Frederik wel nooit, maar zeide hun wel
openbaare waarheden.
By openbaare gehoorgevingen op de Courdagen te
Berlyn kwam de Koning voor een half üur uit zyne
kamer, fprak iet met drie of vier gezanten, en mees-
tendeels van zeer onverfchillige zaaken , indien hy
hun niet flechts vroeg, hoe hunne Heeren zich be-
vonden ?
Geen mensch in de wereld verftond beter dan Fre-
de-
derik , als hy wilde, hier of daar iemand iet hem by-
zonderst aangenaam te zeggen. De Oostenrykfche
gezant Graaf Rewitzky was een byzonder wys en
zeer geleerd man, welken de Koning hoog fchatte.
Hy verllond de Oosterfche taaien uitnemend goed,
en dit was bekend. De Koning vroeg hem eens by
een openbaar gehoor: „ uit welkefpraak is het woord
„ Aga alkomftig; my is dit onbekend, en geen ^e-
„ leerde gaf my ooit hiervan bericht?quot; Rewitzky
hernam , het woord Aga ftamt uit de Armenifche
fpraak af, en betekent in dezelve zoo veel als Heer
of Vorst; van de Armeniers hebben de Saraceenen
en Turken dit woord overgenomen, het is met hun
naa Spanjen overgebracht, daar op het vronwelyke
geflagt toegepast, en van daar komt het beminnely-
ke Spaanfche woord Aija. - De Koning bedank-
te in tegenwoordigheid van zyn geheele Hof, den
Heer van Rewitzky voor deze verklaaring, als wa-
re het voor'hem eene ontdekking van het grootfte
gewigt.
De Keizer bejegende eenigen tyd daarna den Pruis-
fifchen gezant in Weenen , Baron van Riedezel,
met uitftekende onvriendelykheid en verachting, want
hy fprak op de Courdagen met alle de andere gezan-
ten, zoo als gewoonlyk, en nooit met Risdezel.
Dit vergoldt Frederik terftond den Graaf van Re-
witzky. Hy fprak met hem geen woord, offchoon
hy met den Rusfifchen, Franfchen, Saxifchen, en
andere gezanten, welke naast Rewitzky ftonden,
een poos praatte.
Naa het overlyden van den Baron van Riedezel
benoemde de Koning den Graaf Podewils tot zynen
gezant in Weenen. Podewils was in Berlin Lieute-
nant by de Gens d'Armes. De Keizer bejegende hem
vriendelyk , maakte den Graaf van Rewitzky tot
zynen gezant in London, en benoemde in zyne plaats
naa Berlin den Generaal Majoor Vorst van Reusz :
en Trederik bejegende dezen Vorst even zoo vrien-
delyk als de Keizer den Heer Lieutenant van Pode-
wils.
Het kon gebeuren, dat de Koning, uit ongenegen-
heid voor den perzoon van eenen gezant, hem niet
alleen niet aanfprak, maar hem geheel niet aanzag.
Dit wedervoer den Engelfchen gezant den Heer El-
liot. Flet geen zich menig ander gezant ver-
oorloofd , als hy kan, veroorloofde zich de Heer El-
liot; Hy liet door den lerfchen Lord Miltown,
twee in B:rlin zich bevindende. Americaanfche zen-
delingen in het Logement, hunne koffers openbree-
ken , en hunne p'apieren er uitligten. Onder deze
papieren waren twee brieven van de hand des Ko-
nüigs. Van dit uur af aan, dat de Koning deze ge-
weldadigheid vernam , fprak hy geen woord meer
met den Heer EllioT. Maar als het Engelfche Hof,
ongeacht dit fpreekend ongenoegen , den Heer
Elliot evenwel te Berlin liet, zoo gaf de Koning
zyn ongenoegen duidlyker te kennen. Elliot , zei-
de rte Koning, is Kapitein by de Engelfche Land-mi-
Mtie; dp.s maak ik den Kapitein van een Vrybataillon
tot mynen gezant te London.
De Graaf Lusi, welke in het voorige jaar den vry-
heer van Alvensleben van zyn gezamfchap in Lon-
don afgelost heeft , was deze Kapitein. Te Berlin
noemde men hem den kamerheer van het Hof van
den Koning Ulysses ; want Lusi is van geboorte
uit Ithaca. Maar Lusi was een man van verftand,
welke zich aan het Engelfche Hof zeer wel gedroeg,
en daar zeer behaagde. Als het verbond van de Duit-
fche Vorsten tot zyne rypheid naderde, en men ook
in Engeland om de Hollandfche zaaken den Koning
vnn Pruisfen tot vriend wilde hebben , zondt het
Engelfche Hof eenen anderen gezant naa Berlin , en
de Heer Elliot ging naa Koppenhagen.
Voor het overige heeft ook plaats gehadt, waarin
men van FREDEPaic met recht kon zeggen: dat hy
de vreemde gezanten te weinig achte , hy befpotte
of vleide hun, zoo als het hem in het hoofd kwam.
Door dit gedrag wilde de Koning deze gezanten wel
niet in perfoon beledigen; maar het hadt toch zom-
wylen fchriklyke gevolgen aan hunne Hoven.
De fchryver van een Fransch werk over Frederik
den Grooten zegt: dat de afgezanten van vreemde Ho-
ven te Berlin de meeste opfchudding maakten; welke
niet een woord weten vap al hetgeen er aan hunne Ho-
ven omgaat, en welke evenwel, uit vrees dat men
dit mogt merken, den gantfchen dag rechts en links
over de hen onbekende Staatszaaken twisten. (*)
O FRÈoèsiC Ie grand. pag. ni.
K4
-ocr page 168-Dit oordeel is over het geheel te hard, en voor de
helft lasterlyk. Maar waar is het wel, dat geen Hof
zyne gezanten wegens zyn geheel fyftema , en we-
gens de geheele loop van zyne Staatkunde onderricht.
Elk Hof openbaart zyne gezanten maar alleen die
punten, welke hunnen byzondren last betreffen. De
Schrandere Mirabeau maakt het in zyne geheime ge-
fchiedenis van het Berlinfche Hof zeer klaar, dat'hy
zelfs zich ook in dit geval bevondt. Van het gehei-
me verbond van Frankryk met den Keizer was Mira-
beau in het geringde niet volkomen onderricht; en
daarom fpreekt hy ook zoo flout van den Keizer.
Frederik betoonde in het geheel voor perfoonlyk
verdienstvolle gezanten van vreemde Hoven, wan-
neer zyne betrekking met hunne Hoven hem niet
tot een tegengefleld gedrag noodzaakte, dat hun per-
foonlyk niet betrof, alzins achting, maar men kan
niet zeggen, dat hy zich uitnemend wel tegen domme
gezanten gedroeg; dit is onwaarheid. Even zoo on-
waar is het, dat Frederik met zeer verftandige ge-
zanten in het geheel niet fprak. Maar wel liet hy
zich met zulke gezanten geheel niet in, wien men het
terftond aan- de neus zag , dat zy hun natuurlyk
kundfchaps-werk met list dreeven.
Geen vreemd gezant verwierf zich ooit eenen zul-
ken hoogen graad van achting en vriendfchap by Fre-
derik , als de Engelfche gezant Ridder Andreas
Mitchel. Hy verzelde den Koning door den ge-
heelen zevenjaarigen Oorlog, en ftond dikwyls aan
zyn zyde in de bloedigfte veldflagen. By Zornderf
hieldi
-ocr page 169-hieldt hy zich naast den Koning , als hy juist een
hoek van de verbaazsnde vierhoek aangreep, waarin
zich de Ruslilche Armee onder den Generaal Fermor
ftelde. Met Kartetfchen vuurden de Rusfen juist op
de plaats, waar de Koning en Mitchel waren. De
Koning keerde zich om, en zeide: „ myn waardfte
„ Mitchel, dit is uw plaats niet!quot;-Mitchel
hernam ,, Sire, is het de üwe?quot; — Ik ben
55
„ tot UW perfoon gezonden, en myn plaats is over-
,, al, waar Uwe Majefteit gelieft te wezen.quot; --
Midden in dit bloed - bad by Zorndorf verliet Mit-
chel den Koning voor geen oogenblik , als alleen ■
uit nieuwsgierigheid, tegen het einde van den flag, om
den Generaal van Schwerin te volgen, welke met
het Regiment van de Gens d'armes eene aanval deedt
op eenige Rusüfche Infanterie , en veele Cofakken.
Deze troepen hielden in een dorp ftand, en wilde
dit dorp verdedigen. Schwerin floeg ze uit een ,
Twee duizênd Cofakken verlieten vervolgends hun-
ne paarden, wierpen zich in het Koninglyk Hospi-
taal by Quar7.en, een buitengemeen groot fteenen ge-
bouw, fchqoten daar uit alle openingen, en wilden
zich niet overgeven; maar het dak, waar onder veel
hooy en ftroo lag, raakte in brand, ftorte in, en de
dappere Cofakken werden alle verftikt en verbrandt.
Ik zwyge de aanmerking, welke Mitchel over de-
zen brand maakte! - Genoeg, Mitchel verliet
den Koning nooit, welke ook naauwlyk ooit eenen
Eensch meer bemind heeft, dan dezen Heer Mit-
k 5nbsp;chel,
-ocr page 170-CHEL, en even zoo oprecht was hy van dezen zeer
voortreflyken man bemind. Frederik hadt hem in
den zevenjaarigen Ooriog zoo geern by zich, dat
hy dikwyls veele weeken achter een, gelyk by voor-
beeld in Freyberg, met niemand at dan met Mitchel.
Daags voor den zegenryken en in een verfchriklyk tyd-
punt geleverden Veldflag by Liegnitz, badt de Ko-
ning zynen vriend Mitchel , gelyk Kato zyne
vrienden in Utika: dat hy zich toch van hem ver-
wyderen zou ! - Mitchel verbrande alle zyne
Papieren , dewyl hy geloofde , dat aUes verlooren
was. Maa'r hy verliet, gelyk billyk was, den held
niet; welke dan ook door eene volkomene overwin-
ning op Laudon zynen ondergang andermaal ontkwam.
Eiken gezant , welke betoonde een redelyk man
te zyn, kon de Koning zeer wel dulden, indien hy
ook maar een man van veel verftand en groote be-
kwaamheden was. Vooriil behaagden den Koning,
onder veele anderen, naast Mitchel , de Zweed-
fche gezant van Rudenschöld, de Oostenrykfche
gezant Graaf Puebla , de Franfche gezant Ridder
des Touches , Lord Tirconel , en Graaf van Va-
lory.
Treflyk wist Frederik de zomwylen te verregaan-
de onbefcheiden nieuwsgierigheid van vreemde ge-
zanten te ftralfen. Met alle listen , en Kunstgree-
pen van gezanten liet zich toch van al hetgeen in
Frederik omging , waarlyk niets naafpeuren ; dus
richten alle deze Heeren alle hunne fcherpzinnigheid ,
al-
-ocr page 171-alle hunne list, en laagen eindlyk alleen op de kunst
om op den welltaijd van den Koning te fpiöneeren.
Maar ook over dit punt kwamen zy in veele verle-
genheid. Eens als de Koning zich uitnemend wel
bevond, moesten alle zyne bedienden, gelyk my een
Pruisfisch Staatsdienaar verzekerd heeft, op elke vraag
naa de welftand des Konings niets antwoorden; maar
de fchouders ophaalen, en met bedroefde oogen naa
den Hemel zien! zoo ftreng, geweldig, en fcherp
gcboodt FiuyjERiK dit, dat alle zyne bedienden dit be-
vel met de grootfte naauwkeurigheid gehoorzaamden.
Een groot ongeluk trof daarom, in het jaar 1782
of 1783 den Franfchen gezant, Marquis de Pons.
Hy vernam door zyne geheime zendelingen naa den
welftand des Konings. De Kouinglyke bediende flocg
de oogen ten Hemel , haalde elendig de fchouders
op, en fpeelde zyne rol meesterlyk. De Pons fchreef
terftond in den brief, waarin hy den Koning van
Frankryk een nieuw jaar wenschte: „ ook kon hy
no- melden, dat de Koning van Pruisfen zich zoo
quot; flecht bevond, dat hy zeker dood zou zyn, te-
Z gen dat deze depeche te rerfailles kon zyn.quot;
Als hierop Lodewyk de Zestiende op nieuws-.iaar-
dag de gelukwenfchingen aannam, zeide hy op eene
zeer edele manier, voor het gantfche Franfche Hof:
Ik kan u eene tyding mededeelen, welke my treft.
De grootfte man in Europa is doodl - Ik heb
geheime berichten , dat de Koning van Pruisfen
„ op dit uur niet meer leeft!quot; — Eenige Fran,
quot; ^nbsp;fche
55
gt;5
fche Hovelingen antwoorden; dat de Pruisfifche ge-
zant, de Heer van Golz, hiervan niets wist. Maar
de Koning bleef op zyn ftuk flaan, en verzekerde:
„ ^at de zaak zeer zeker was.quot;
Omtrent een dag voor nieuwe jaar kwam Frederik
naa Berlin , vertoonde zich overal , was geheele
uuren in de Exercitie-plaatfen , en was zoo vlug,
dat hy ook, hetgeen in de laatfte jaaren ongemeen
zelden gebeurde, des avonds Dames ten eeten noo-
digde. De arme Marquis de Pons ftond verbaasd
by alle deze gebeurtenisfen; welke hy dan ook eind-
lyk naar Verfailles moest fchryven-, dewyl Frederik
niet ftierf. Maar hy gedroeg zich als een braaf man,
en fchreef naa Verfailles: dat men hem bedrogen
hadt.nbsp;°
De zaak der Poolfche verdeeling bleef zeer geheim.
Men zag, dat er iet over Poolen te doen was , en
wist niet wat. De Hertog van Choiseul fchreef
aan den Franfchen gezant in Berlin: dat hy wensch-
te, het mogt kosten wat het wilde, toch alleen eene
Inftructie te zien, welke Frederik over deze zaak
aan zynen gezant in Warfchau mededeelde. De Fran-
fche gezant deedt zyn best. Hy verkoos een' Ber-
linfchen fchurk tot deze fpiönnery; deze openbaarde
zynen last aan eenen Cabinets-Secretaris van den Ko-
ning, en beloofde hem, wanneer hy hem de Copy
van zulk eene Inftructie kon bezorgen, duizend Louis
d'Or. Maar de Cabinets-Secretaris was een eerlyk
man , en verwittigde den Koning terftond van de
hem
-ocr page 173-hm voorgeflagen fchelmery. De Koning liet het zich
gevallen, dat de Cabinets-Secretaris eene geheel val-
fche depeche vervaardigen , deze den fchnrk ter
hand Hellen , en de duizend Louis d'Or aannee-
men zou. Alles gefchiede; de duizend Louis d'Or
werden geteld , en de groote ontdekking ging met
eenen Courier naa Ferfailles.
Choiseul was te verllandig, om aan dit ding ge-
loof te geven; hy verzekerde den gezant terftond,
dat hy bedrogen was. Zoo weinig wist ook in het
vervolg het Franfche Hof van de Hoofd-omftandig-
heden van de verdeeling van Pooltn, dat, nog voor
het fluiten van het verbond van verdeeling, de op-
volger van Choiseul de Hertog van Aiguillon
zelf eene ftoute ftap by den Koning waagde.
Frederik, welke de zoo onbehoorlyk gedrevene
nieuwsgierigheid van vreemde gezanten altyd vergol-
den heeft, zoo als het behoorde, rekende het bene-
den zyne waarde om zyne Postmeesteren te vergun-
nen , dat zy de brieven van de gezanten openden.
Hy wist zeer wel, dat in brieven, welke met den
Post afgaan, of met den Post aankomen, niets van
gewigt ftaat, maar hy wilde ook niet toeftaan, dat
Postmeesters zonder eer en Karakter, uit eigen be-
weeging en laage nieuwsgierigheid, zich deze fchurk-
achtige geweldadigheid zouden vergunnen. Een toe-
ziender op de vreemde gezanten, zoo als het de nood-
zaaklykheid volgends de tegenwoordige tydgebruiken
verëischt, hieldt Frederik. voor zich. Veele Jaaren
door
-ocr page 174-door nam hy tot dit oogmerk, met een aanzienlyk
inkomen , eenen Heer Ellerman aan.
Zyne eigen gezanten aan vreemde Hoven , heeft
Frederik gelyk men weet, zomwylen flecht ge-
kozen. Dit vond men zGcr buitengewoon, dewyl
men overal van gedachten is; dat elk Koning, elk
Vorst , en iedere Staat , de verftandiglte , fcherp-
zinnigfte , vernuftigfte , en bekwaamfle mannen in
den lande tot gezanten verldest : geesten van den
eerden rang, en vooral van zeer fyne reukzenuwen.
Wie Frederik's grondregels hieromtrent niet ken-
de , geloofde, dat Frederik flechte keuze deedt, uit
kwalyk begrepen fpaarzaamheid ; of dat het hem
in het geheel niet fcheelen kon, om ten »aanzien
van het fpel der menschlyke zaaken en hartstog-
ten geoefende geesten tot gezantfchappcn te. gebrui-
ken; ook misfchien niet eens in haar gevolg, kleine
en in alle openingen kruipende en bekwaame Diplo-
matifche muizen.
Een vooroordeel , hetwelk hy by alle gelegenhe-
den openbaarde, was de grond, dat hy zyne gezan-
ten zomwylen flecht verkoos , en nog flechter be-
taalde. Dit vooroordeel befl:ond werklyk daarin ,
dat hy by eenen gezant geen prys op bekwaamheid
ftelde. Een gezant, zeide Frederik, 1s een brie-
venbefteller, welke, vraagen moet overbrengen, en
daaröp het antwoord ontvangt. Hy geloofde niet,
dat van zulke brievenbeftellers het goed gevolg van
eene onderhandeling afhong, maar zeer dikwyls van
een
-ocr page 175-een onverwacht toeval, en van zamenloopende ge-
beurtenisfen.
Zyne lastbrieven waren zeer bepaald. Hy begeer-
de , dat zyne gezanten deze lastbrieven zeer naauwkeu-
rig volgen, en over de verkregene antwoorden met
kunde bericht zouden geven. Gedroegen zy zich
in huiine posten als mannen van verftand, dan kon-
den zy by hunne terugkomst op bevordering hoo-
pen. Niet hgt vergoldt hy het zyne gezanten, wan-
neer zy in hunne last,niet wel Haagden; en hy nam
den geheim - raad van Klinggraff, welken hy kort
voor den zevenjaarigen Oorlog naa Weenen zondt,
om een beflislend antwoord van de Keizerin Maria
Theresia te haaien , de hoogst nadeelige tyding,
welke hy mede bracht, in het geheel niet kwalyk.
Met de vreemde gezanten aan zyn Hof handelde
Frederik geern zelf. Hy zondt ook naa vreemde
Hoven, waar. hy zyne gezanten hadt , niet zelden
zonder een openbaar Karakter tot groote oogmer-
ken mannen uit , waarmede hy zelfs briefwisfeling
hieldt , zonder dat de gezanten daarvan een woord
wisten. Achtte hy den Legations Secretaris voor we-
zenlyk bekwaam , dan hieldt hy briefwisfeling mee
den Legations Secretaris, en niet met de gezanten.
Zoo hieldt hy veele jaaren door,quot; met den tegenwoor- •
digen Pruisfifchen gezant te Madrid, den Heer van
Sandoz , briefwisfeling , toen deze nog Legations
Secretaris te Parys was; en van deze brieven zag
cn wist zyn gezant aldaar niets.
Ts
É
Te veel vertrouwde Frederik zeker niet op de
bericliten van zyne gezanten , en even min werdt
hy door gebrekkige berichten misleidt: want zeker
niemand wist tegen zulke berichten zekerer maatre-
gelen te neemen, dan deze groote Koning. Trede-
rik was ook de man niet, welke zich door niets be-
duidende tydingen liet ophouden , door onechte of
valfche waarnemingen, ydele gisfingen, en uit daag-
lyksch gebabbel zaamgevoegde bulletins. Zyne
fcherpzinnigheid heeft men intusfchen zoo min er-
kend , dat men zelf durfde beweeren: dat hy elendig
van de zendelingen bedrogen werdt, welke hy naa
Cmßantinopolen zondt, om daar het geheim van den
Divan naa te fpooren.
Te Confiantinopolen hadt de Koning reeds voor
den zevenjaarigen Oorlog, eenen gezant, met naa-
me Rexin , en buiten hem niemand. Maar terftond
by het begin van dezen Oorlog zondt hy den Overfte
Lieutenant Marquis de Varenne met geheimen last
derwaarts. Deze bleef niet lang , want hy werdt
naa den flag by Collin, niet ver van de Saxifche gren-
fen, als hy juist naa Berlin wilde te rug reizen, on-
der een groot aantal van gekwetfte en zieke officie-
ren, welke naa Dresden gingen, van Laudon om-
ringd, en tevens met den gekwetften van Collin te
rug gekomen Generaal van Manstein dood ge-
fchooten.
Rexin's onderhandelingen hadden in Conftantino-
polen niet daarom geenen voortgang, om dat Rexin
eynen plicht niet volbracht. De onkunde der Tur-
ken was hierin voor eerst in den weg; want de ze-
venjaarige Oorlog hadt al reeds over het jaar geduurd,
en nog verkreeg PvExin by den Groot-Sultan geen
verhoor. Daarenboven wederflond , hetwelk onge-
looflyk zou zyn, indien de Koning liet zelf niet zei-
de, de Grootbrittannifche gezant te Conßantinopokn
de Heer Porter zyne onderhandelingen met de Por-
te (1). Ook was de Groot-Sultan een man zon-
der eenige werkzaamheid, en de groote zommen gelds,
welke van Berlin naa Confiantinopolen gingen, werk-
ten niets uit, dewyl het Hof van Weemn en Verfail-
les dezelfde zommen verfpilde , om de Turken in
hunne werkeloosheid te houden. Eindlyk tekende
Rexin evenwel eei] verbond van vriendfchap met den
Grootvifier; en allengs trokken by Belgrado over de
honderd duizend Turken zamen. De Groot - Sultan
fcheen lust te hebben, om deze Armee tegen Oos-
tenryk te gebruiken, als Peter de Derde te Conflan-
tinopolcn liet weeten, dat hy de Turken daarin geen-
zins zou verhinderen; maar naa de dood van Peter
wilden de Turken bet hen van Frederik reeds lang
aangeboden verdedigings-verbond niet aanneemen.
Dit alles zyn daad - zaaken, welke de Koning in zy-
ne nagelatene werken zelf verhaalt; en waarüit het
blykt, dat hy wel van öe Turken bedrogen werdt,
maar niet van Rexin.
Hadt
1nbsp; Oeuvres pofthumes. Tom. UI. pag. 351.
I. Deel.nbsp;L
Hadt de Koning ook van te vooren zeker gevvee-
ten, dat de Turken hem niet zouden byftaan, dan
zou hy deswegen niet nagelaten hebben om den ze-
venjaarigen Oorlog te beginnen , hetgeen elk moet
voelen , welke zyne toenmaalige omftandigheid ga-
deflaat. Schielyk moest hy te veld , of niets min-
der verwachten, dan de vernietiging van zyn' troon.
Voor het overige verkoos FREOERUi tegen het
einde van den zevenjaarigen Oorlog, eenen voortref-
lyken gezant naa Conßantinopolen , in den Overfte
van Zegelin. Hy verwierf zich groot aanzien en
vertrouwen by den Divan, en verkreeg daar door
grooten invloed. Op begeerte des Konings heeft hy het
Rusfisch Hof te Conflantinopqlen wezenlyken dienst
bewefen, vooral ten tyde, dat er zeer veel aangele-
gen lag, om den Oostenrykfchen gezant, den Heer
van Thugutt , naauwkeurig in acht te neemen.
Door Zegelin het Frederik de Turken hunnen on-
gelukkigen Ooriog met de Rusfen afraaden, en daar-
door verwierf de Koning het volle vertrouwen der
Turken. In zeer veele onderhandehngen over de
vrede met Rusland, heeft Zegelin dus ook groot
aandeel gehad. Naa zyne terugkomst van Conflan-
tinopolen bewees de Koning aan dezen verdandigen
en nuttigen man alle tekens van de grootfte te vre-
denheid; en dewyl hy niet weder in den Krygsdienst
wilde treden , verkreeg hy een aanzienlyk Penfioen
te Berlin.
Even zoo moejelyk en niet minder gewichtig en
-ocr page 179-gelukkig waren, geduurende den zevenjaarigen Oor-
log, de onderhandelingen van den Overfté van Gor,z
in de Crini. Frederuc zondt dezen verdienstvollen
Officier aan Kerim Gueray den Chan der Tartaarcn,
om hem tegen Rusland en Oostenryk op te zetten.
De Heer van Golz voerde deze onj'.erhandeling met
groote bekwaamheid uit , gelyk men uit het goed
gevolg weet, nadien de Chan den Koning veertig
duizend man liet aanbieden } en hy verwierf daar-
door Frederik's grootfte goedkeuring. Maar de
Heer van Golz verwierf zich niet de goedkeuring
van den Heer Graaf de Mirabeau , dewyl deze zyn
gedrag zoekt te verdraajen, en alle dienften by deze
onderhandeling aan den tolk van het .gezantfchap Bis-
kamp doet toekomen (1). Maar van vi'ien uit Ber-
lin heeft de Heer van Mirabeau hier omtrent toch
wel zeker bericht gehadt; hy, welke daar-zoo gre-
tig aannam, hetgeen hem ellï zeide, en aan wieh elk
ydel gebabbel even zoo veel goldt, als bewezen waar-
heid?
De tegenwoordige Heer Hofmedicus Frese te Pot's-
dam was van den Koniftg aan den Heer Gotz als
Geneesheer medegegeven: want by de Tartaaren heeft
de Geneesheer van deii Chan den e'erften rang naa
den Chan. Eigenlyk was dus de Heer Frese gezant-
fchaps - cavalier van den Heer van Gölz , en hy was
ook
1nbsp; Hiftoire Secrete de la Cour de Berlin. Tom. f.
P^ê' 134-
L a
-ocr page 180-fragime^^ren over
ook als Geneesheer by den Chan zeer welkom, de-
wyl hy hem van eene hevige droefgeestigheid genas,
en in hem daardoor eenen lust tot den oorlog verwek-
te. De Chan zondt daarentegen zynen barbier als
gezant aan Frederik. Dit moet, zegt de Koning
zeU', niemand bevreemden; want by deze Oosterlin-
gen geldt geen Adel, en men houdt die genen voor de
eeiiten van het land, welke den Landsheer het dichts
aan het lyf komen (*). ■
Mogt de Heer van Golz flechts de gefchiedenis
van zyn gezantlchap en zyne onderhandelingen in de
Crtm mededeelen. Zeker zou daardoor Frederik's
fcherpzinnigheid zoo zeer aan den dag komen , als
de onkunde, waar mede de Heer van Mirabeau,
en zyn Berlinfche Oorblazer dit Tartaarsch gezant-
fchap bezwalken. Te Confiantinopolen en te Bakt-
fchijarai, wist Frederik zich, buiten alle twyfel,
even zoo goed te gedragen, als in elk ander land:
want van buitenlandfche zaaken was geen Koning
in Europa beter onderricht dan hy.
Verwonderlyk is het daarom, wanneer het fchynt,
dat men fpooren van onkunde in buitenlandfche be-
langen in Frederik's nagelatene werken ontdekte.
Men verwondert er zich over, indien men vooral de-
ze onwetendheid in dingen gelooft te vinden, welke
den Koning het naast betroffen; en niets betrof hem
164
toch
-ocr page 181-toch nader, dan elk op Pruisfen betrekking hebbend
geval aan het Weener Hof.
quot; Frederik zegt in zyne nagelatene werken: „ de
„ Graaf van Seckendorf verkreeg in zyne gevan-
„ genis te Gratz zynt vryheid, onder beding , dat hy
„ den Keizer alle bevelen zon overleveren , door
„ welke hygevolma^tigd was geworden om den over-
„ leden Koning van Pruisfen de beste verzekerin-
„ gen van byftand te doen, welken de Keizer hem
„ ter begunftiging van zyne rechten op de opvolging
„ in het Hertogdom Gulik en Berg beloofde.quot; (*)
HierSmtrent wwdt aana;eracrkt: dat Seckendorf
eerst naa de dood des Keizers uit zyne gevangenis
ontflagen is, en in het geheel niet uit hoofde van
de onderhandehngen tusfchen hem cn Karel den
Zesden maar enkel en alleen door de genade van Ma-
ria Theresia. Daar was ook geheel niet gefproo-
ken , en er kon niet gefprooken zyn van de overleve-
ring der bevelen des Keizers, die hy geduurende zyn
gezantfchap te Berlin bekomen hadt, in gevalle men
ook het bericht des Konings van de eerfte nog op
^evel van Karel den Zesden gedaane verlichting van
Seckendorffs arrest wilde verftaan.
Eigenlyk is hier de vraag: of Seckendorff nog
by het leven van Karel den Zesden, of naa zyne
dood van Maria Theresia uit zyne gevangenis ver-
iost zy geworden ? vervolgends: of de Graaf Sec-
KEN-
(♦) Oeuvres pofthumes. Tom. I. pag. 119.
-ocr page 182-kendorff, als ecnc voorwaarde van zyn ontflag,
zekere fchriften heeft moeten overgeven, welke be-
trekking hadden op de belofte van het Weener Hof,
om Frederik Willem den Eerften wegens de op-
volging in Gulik en Berg te hulp.te koomen?
Over het eerfte punt heeft Frederik zeker ge-
dwaald, dewyl hy de twederlei zoorten van ontflag
van dea Graaf van Seckendorfp niet onderfcheidt.
Seckendorff werdt by zyne eerfte gevangen - nee-
ming te Weenen, met eene byna ongelooflyke hard-
heid behandeld. Den zwakken Keizer deedt men ge-
loven ; dat het kwaade gevolg van zyne wapenen al-
leen daar van kwam, dewyl hy eenen trouwloozen
ketter het Commando van zyne Armee over gaf. Het
ergfte was hier by, de haat van de Keizerlyke biecht-
vaders, Een van hen maakte op Seckendorff
een volllagen zot Epigramma: en dewyl gemeenlyk
alle volflagen zotte Epigramma's overäl het gemeen
het best behaagen : zoo vondt ook dit Epigramma
te Wienen de grootfte goedkeuring, en het ontftak
eiken domoor tegen den ketter Seckendorff in de
grootfte woede. Men behandelde hem ook als eenen
wezenlykcn verraader; en gaf hem by het eeten niet
eens mes en vork. Maar eindlyk zag toch het Hof
en de Keizerlyke Biechtvaders , hoe zeer de arme
Seckendorff door het gedrag van zynen opvolger
in het Commando, wegens het Hoofd-punt van de te-
gen hem gedaane befchuldiging voor gantsch Europa
gerechtvaardigd wierd!--Dus werdt bcflooten ,
om
-ocr page 183-om zyne gevangenis te verlichten, en hem naa Gratz
over te brengen; waar van men tor reden gaf, dat
men daartoe alleen beflooten hadt, om hem aan de
woede van het Weener gemeen te onttrekken.
Maar aangaande het tweede punt kan men toch
misfchien den Koninglyken Schryver rechtvaardigen,
dewyl men in ïVeenen zeer groote redenen kon heb-
ben , om van Seckendorff de overgeving der papieren
te begeeren , welke zyn voormaalig gezantfchap in
Berlin bctrolFen. Frederik meldt alleen van de pa-
pieren , welke op de opvolging van Gulik -en Berg
betrekking hadden; en zeer natuurlyk maakt hy van
de papieren geen gewag, welke een veel grooter en
hem veel nader betreffend onderwerp hadden, naam-
lyk zyne voorgenomen vlucht naa Weenen. Maria
Theresla ontfloeg ook den Graaf van Seckendorff
uit zyne gevangenis, misfchien niet zoo zeer uit ge-
nade dan wel uit noodzaaklykheid, daar zy toch ook
eenen Wallis en eenen Neuperg ontfloeg, en aan
den laatften zelf het Commando van haare Armee
tegen Frederik toevertrouwde.
Van eene nog veel meer in het oog loopende on-
kunde van buitenlandfche zaaken wordt Frederik
van eenen Franfchen Schryver befchuldigd. Hy zegt:
,, Frederik zou nooit een recht denkbeeld van
„ Frankryk gehadt hebben. Hy hieldt alle Franfchen
„ voor een groot gezelfchap van vrolyke jonge lie-
„ den, welke altyd, nergends anders najaagden dan
j, naa vreugde ; en hy heeft oprecht geloofd, dat
L 4nbsp;35 Frank'
,, Frankryk's finantien, Frankryk's wetten, Frank-
„ ryk's^ oorlogen , aan een aantal van verwaande,
„ bedrieglyke en listige lieden overgelaten waren,
„ welke daarby hun geluk maakten.quot; (»)
Indien Frederik dit werklyk van de Franfchen ge-
loofde, en zeide,dan heeft hy zeker de Franfchen van
zynen tyd zeer goed gekend. Maar de Schryver,
welke den fchyn maakt als of hy hem deswegen ver-
wyten deedt , kan ook wel alleen aan de Franfche
Staatsdienaars hebben willen zeggen, in wiens han-
den de finantien, wetten, en oorlogszaaken in Frank-
ryk waren. Onder de regeering van Lodewyk den
Vyftienden naa de dood van den Kardinaal van Fleu-
ry, en onder Lodewyk den Zestienden tot byna aan
onzen tyd toe, zyn waarlyk die valfche denkbeelden,
welke Frederik van Frankryk gehadt zou hebben'
eene zeer trouwe aftekening van het Franfche Hof]
Niets hadt daar zelf de minfte beaendigheid. Oorlog
eu vrede kwam voort uit Mevrouw van Pompadour;
en als zy van de groote Maria Theresia in eenen
brief ma Coufine genoemd werdt, bepaalde terftond
de Franfche Ambasfadeur den tyd, waarin Mevrouw
van Pompadour den Marfchall d'Eïrees over de
IFezel zou zenden, om Hannover te vernielen.
Als een oorfpronglyk Lotharinger volgde de Hertog
van Choiseul niet alleen eenigzins zyne natuurlyke
nei-
(*) Frédéric k grand. pag. 63.
-ocr page 185-neiging, toen hy een verbond tusfchen Frankryk en
Oostenryk voorfloeg; want hy bevestigde zich daar-
door in zyn ambt van eerden Staatsdienaar, en maak-
te zich daar door van Pompadour onaffcheidbaar.
Niet alleen was Poamp;ipadour volkomen van het Oos-
tenrykfche Hof gewonnen , maar zy^'wenschte in
eenen voort maar Armeen te laaten marfcheeren, om
flechts aan eenen van haare lievelingen het Commando
op te draagen. De aanzienlykfl:e Officieren in de
Franfche Armee zeiden openbaar: ,, Deze hoer zou
,, onze Armee tegen onzen lieven Heer te veld doen
„ trekken, alleen om het genoegen te fmaaken, om
„ Generaals te benoemen.quot; (1) -- Met zulke
lichtvaardigheid werdt Frankryk geregeerd! Ook zei-
de de Hertog van Ciioiseui, eens; wanneer hy Me-
vrouw van Pompadour te VerfaiUes de trappen
afleidde : ,, bekent Mevrouw , dat wy Frankryk
„ recht vrolyk by de neus leiden.quot; (f) De Heer
Graaf van Nesselrdd , thans Ruskeizerlyk Gezant
te Berlin heeft deze woorden gehoord.
Het geen naa dezen tyd te VerfaiUes en ?arys ge-
beurde , bewyst ftap voor ftap , waar en treffend,
al-
1nbsp; Cette Catin fairoit ' marcher notre Arr.iée coMre
le bon Dieu, pour avoir le plaifir de nommer des Gene-
ra.V'X
(t) Cofivenes, Madame, que nous ménons la France
bien gayriKnt.
L5
-ocr page 186-alle deze trekken van de Franfche ligtzinnigheid,
welke Frederik zoo naauwkeurig beoordeelde.
Choiseul was wel een kundig Staatsdienaar, en in
het Oorlogsdepartement een Staatsdienaar van uit-
muntende werkzaamheid; maar hy was driftig, on-
voorzigtig , en ligtvaardig. Rusland werdt hem te
groot onder den Scepter van Catharina, hy bere-
kende , hoe men best dit ontzachlyk Ryk verkleinen
kon, hitfte daarom den Divan tot den oorlog tegen
Rusland aan , en de Rusfen toonden door de zes
Jaarige onafgebrokene overwinningen, te water, by
Mor'èa , in den Archipel, by Tfchesme , Metelin,
Lemnos, Negropom, Patrajfu, in Mgypten, op de
zee van Afof en zwarte zee , op den Dnieper, en
op eene groote ftreek van den Donau, en te land in
Moldavien, in Besfarabien, in Wallachien, aan gee-
ne zyde den Donau, eu de Balkanfehe gebergten, in
de Crim , en in Georgien , hoe Hecht Choiseul
gerekend hadt. Naa de fchandelyke.of toch ten min-
ften voor Frankryk harde vrede met Engeland, werdt
te Verfailles des voonniddag's een raadvergadering
omtrent de flegting der werken van Chandernagor
gehouden, het welk de Franfchen zich nog moesten
laaten welgevallen. Eenige uuren werdt daar over
geraadpleegd, en eindlyk beet men den zuuren appel
door. Het oudfte lidt van den Staatsraad riep daar
by uit: „ verlooren is hier mede de groote achting,
„ waar in Frankryk by Europa ftond; nooit zal hy
„ weder die hoogte bereiken, welke hy zoo langen
„ tyd verdedigd heeft.quot; (*) - De Hertog van
Choisïïul antwoorde den ouden man: '„ Ei, Ei,
„ myn Heer; dan daalen wy tot de tweede plaats!
„ maar bedenk , dat wy moeten eeten , want het
„ flaat daar zoo drie uuren.quot; (t)
By zulke trekken , waar van Frankryks nieuwe
gefchiedenis krielt, kon Frederik de groote de Fran-
fche natie, en de Franfche regeering toch wel houden
voor het geen zy was, zonder de aan hem gedaane
verwyten te verdienen.
Maar indien Frederik in dezen merkwaardigen
zomer van het jaar 1789 nog in leven was geweest,
of indien hy daar boven in het land der onfterflykheid
vernam het geen in dezen beroemden zomer op onze
ondermaanfche wereld gebeurt, zouhy, welke zich
over de geestvermogens der Franfchen flieeds met
recht verwonderd heeft, thans niet minder over de
TOoed van deze natie zich verbaazen, welke zoo lang
met een fl:eeds vrolyk hart , en beminlyke losheid
bet verfchriklyk juk van het despotisme verdroeg ,
en nu over zyne bloedige puinhoopen de banier der
vry-
C) P'oHa donc cette grande cotifideration de la France
fcrdiié en Europe , amp; jamais elle ne remontera parmi
Ifi puifances à la premiere place , qu'elle maintint jî
long- tetns.
(f ) Hé hien ! Hé bien, Monfieur , nous defcendrons à
la féconde! Mais fongés, qu'il faut aller dlncr, car voila
trois heure , qui fonne.
vryheid voor het oog van den zoo diep vernederden
Koning van Frankryk zvvaaidt? - Zou Frederik
de Groote misfchien niet voelen , dat een talryke,
magtige en geestvolle natie meer te vreezen is, dan
een gehuurd leger; en dat juist de drie mannen, van
welken hy zich ten minften over twee verwonderd
heeft, Montesquieu Rousseau , en Voltaire ,
in de harten der Franfchen dat onuitblusbaar vuur
brachten, hetwelk thans den troon van Bourbon zoo
geweldig fchudt ? - Montesquieu , Rousseau ,
en Vol taire , leerden wel het zagte en Hoflyk Paris-
fche volk niet, hoofden afflaan, en op pieken om-
draagen ; zy leerden het niet, om Frankryk onder
den fchoonen naam van Vryheid met roof, moord ,
en brand te vervullen. Maar ging niet uit hun de
geest, welke aan de menfchen , en den burger de
rechten der menfchen en burgers wyst ; welke ten
minften in een groot oogenblik, den hoogften edel-
moedigheid , de hoogfte en grootmoedigfte afftand
van alle andere rechten bewerkt heeft, by den Fran-
fchen Adel, en Franfchen geestlykheid ; en misfchien
vroeg of laat, dood en verderf aan alle Despotisme
dreigt, in Monarchien , en Republieken , by elke
ftoute vordering van het verftand?
Frederik zou misfchien zeggen : „ dat de Fran-
„ fchen in july 1789 dol waren. Dit noemt men
„ byna algemeen, het Patriottisme en Energie. Maar
„ het is losbandigheid van hongerige flaaven, wel-
5, ker eenen arm men ontkluifterd heeft, en daar
„ by niet dachten; dat zy zouden, en moesten vol-
gends de natuur der zaaken, met dezen arm nu
quot; ook de andere band losmaaken ! -- De Fran-
„ fchen mogen Engelfchen of Amerikaanen zyn, zy
„ blyven Franfchen. Meer dan een' menfchen - leef-
„ tyd, en nog zeer veel bloed behoort er toe, voor
„ dat zulk een volk tot vvyzer vryheid ryp is. Frank-
„ ryk is thans byna een planeet in de ontbinding
„ gelyk, het is niet zoo naa aan de waare vryheid als
„ wel aan een bankroet. De grootfte zwarigheden
„ zullen eerst dan ontftaan, wanneer men de oude
„ belastingen van een gewapend volk begeert, het-
„ welk niets meer kent dan Regeringloosheid en al-
„ leen daarom opgeftaan is, om zich van alle ver-
drukking te ontftaan. De Franfchen zyn in het
„ geheel niet op den weg tot eene Engelfche Con-
„ ftitutie, zy zyn veel eer op den weg tot eene Con-
„ ftitutie van Fooien: met dit klein onderfcheid, dat
„ in Poolen de geestlykheid en de Adel alles is, en
de burgers en boeren niets; daarentegen in Frmik-
ryk de burger aUes zyn zal, en de Adel en geest-
„ lykheid niets. In Staatkundige zaaken kan men
„ niets verzweeren. Maar indien de Franfchen zich
ook niet fchielyk onder eikanderen bevredigen, dan
krygt toch zeker eens een vreemd leger in dit on-
gelukkig land een onderleggende party op zyn
zyde.quot;
5'
55
5?
S'
5?
55
Over de gehebne bronnen der berichten, welkf.
hy van voorvallen aan buitenlandfche Ho-
ven, en van andere gewichtige zaa-
ken verkreeg.
JL/angs veelvuldige wegen ontdekte Frederik
de Staatkundige geheimen van vreemde Hoven.
Zyne fcherpzinnigheid wist eiken weg op te fpot-
ren, en elke zwarigheid te overwinnen. Geheel te-
gen het gewoone denkbeeld ^ het welk men van Fre-
derik heeft, verfpilde hy dfkwyls verbaazende zom-
men aan zulke ontdekkingen , en menigmaal begun-
ftigde hem ook een byzonder gelukkig toeval.
Zeer eenvoudig, en-zonder alle argwaan van Fre-
derik's Staatkundige fchranderheid , werdt in de
groote Berlinfche verzameling van byzonderhcden
verzekerd: dat Frederik nooit menfchen uit vreem-
de dienften, welke hem zaaken van gewicht en voor
hem belangryke omftandigheden ontdekten, des we-
gen byzonder beloond heeft. (1)
1nbsp; Anekdoten und Karakterzuge. XF. 34.
-ocr page 191-De Heer Denina zegt op eene plaats van zyn fchoon
Werk over FREDEP^nt: men vertelt, dat de Koning
eens aan den Rusfifchen Cancelier Graaf van Bestu-
chef een gefchenk van honderd duizend daalders be-
loofd heeft , en hun vervolgends om (Economifche
redenen dit gefchenk niet gegeven heeft (*). Op eene
andere plaats zegt de Heer Denina : dat de Koning
zich dikwyls in zyne werken beklaagt, dat de Staats-
dienaar, welken hy last gaf om deze honderduizend
daalders aan Bestuchef te tellen , deze betaaling
nagelaten heeft (f). Maar men heeft my verzekerd,
dat dit ten minften een dwaaling is, dat de Koning
bevolen heeft om aan Bestuchef deze honderd dui-
zend daalders niet te betaalen, indien hy hem werk-
lyk deze betaaling beloofd heeft. Nooit , zeggen
my mannen en getuigen vap groot gewicht, was Fre-
derik mildadiger, dan tot zulke groote doelëindens,
en vooral aan het Rusfifche Hof onder de Keizerin-
nen Anna, en Elisabeth. Er ligt, zegt men my,
omtrent zeven mylen van Berlin , een fchoon Ko-
ninglyk Ambt; het werdt eertyds het Chatul - ambt
genaamd , en bedraagt aan inkomen veele duizend
daalders. Deze waren onder die Regeeringen van
Rusland, een lyfëigen van den Overfte geweldenaar
aan
(*) EJfai fur la vie amp; le regne de Frédéric II. pag.
126.
(t) Aldaar pag. I74-
-ocr page 192-aan bet Hof te Petersburg, en by zyne vernietiging
ging dit inkomen van de eene hand in de andere.
De Vorst Menzikovv bezat dit Ambt het eerst, naa
hem Biron , vervolgends den Graaf Munnick ; en ,
gelyk men meent, eindlyk ook Bestuchef. Maar
Bestuchef verkocht zich toch, gelyk het fchynt,
aan den meestbiedenden, dewyl Fr.ederik hem over-
al, met uitzondering van een eenig geval (1). Zy-
jjen ouden en openbaaren vyand noemt, Frederik ,
welke zich anders als den huishouder van den Staat
aanmerlvte, was over het geheel nooit in uitgaaven
van dit zoort gierig, want zy dienden ten beste van
den Staat. Zeer groote zommen , welke men my
niet vergunt aan te haaien , heeft hy aan mannen
verfpild , welke in vreemden dienst waren , welke
hem op eenige wyze in zjue, oogmerken behulpzaam
waren, en welke hem zaaken van gewicht en voor
hem belangryke omftandigheden ontdekten.
Groote gefchenkeu verkreeg van hem een nu reeds
overleden my zeer wel bekend geweest , en in de
werken des Konings met ouloochenbaare trekken al-
tyd levendig voor myne oogen geftelde Staatsman ,
welke met hem in Potsdam , gelyk een Romeinsch
DicT:ator fprak , en wiens vuurig cn heerschzugtig
gedrag aldaar Frederik zelf met het gedrag van
den Pnetor Popilius aan het Hof van den Koning
pi
14'-'
1nbsp; Oeuvres pofthumes, Tom. Hl. pa%. i^l.
-ocr page 193-Antiochus vergelykt. Men Icon my wel de eigen-
lyke zommen , welke hy verkreeg , niet bepaalen.
Maar zoq veel wist men naauwkeurig , dat de Ko-
ning hem alleen ter beweering van zyne rechten te-
gen eene voornaame ftad , twintig duizend daalders
zonder nut liet toetellen: want deze ftad gaf hem veel
meer , en maakte hem daardoor tot haaren vriend.
Nooit zou deze buitenlandfche Staatsman den Ko-
ning werklyken dienst bewezen hebben, en dit ver-
oorzaakte ook zyne val. Een my ook zeer wel be-
kend en zeer fcherpzinnig Generaal , welken Fre-
derik. om eene andere reden, aan het Hof zondt,
in wiens dienst deze Staatsman ftond, maakte fchie-
lyk de geheime kunften van dezen ftimmen man be-
kend , en zoo viel hy.
De Heer Denina verhaalt , hoe Frederik door
den geheimen Archivafim'-MFMTZiLX. in Dresden de
groote gevaaren ontdekt heeft, welke hem noodzaak-
ten , om den zevenjaarigen Oorlog te beginnen; hoe
Mentzel in Warjchau gevangen werdt; en hoe hy
nog in een Kerker op de vesting Koningßein leeft (1).
Maar nog eene andere zeer toevallige omftandigheid,
welke aan den Heer Denina niet bekend moet ge-
weest zyn , ontdekte aan den Koning de vyandige
oogmerken van de tegen hem verbondene Keizerlyke
Ho^
1nbsp; EJfdi ßrnbsp;^ ^^ ''^Sfi^ ^^ Frédéric H. pagi
132, 133-
I. Deel.
Hoven, De broeder van den Oostcnrykfchen Lega-
tions-Secretaris Weingarten te Berlm,ms als twee-
de Secretaris by het toenmaalig Keizerlyk gezaut-
ichap, en was met eene Berlinfche vrouw getrouwd,
welke hy ongemeen beminde. Onmooglyk was het
hem om zyne droefheid over de voorhanden zynde
omkeering van de Pruisfifche Monarchie zyne vrouw
te verzwygen. Maar even zoo onmooglyk was het deze
goede Berlinfche vrouw, om eene zoo fchriklyke ty-
ding, in haar boezem te fmooren. Zy bewoog haa-
ren man om tot Frederik te gaan, en hem alles te
ontdekken, hetgeen hy wist. Weingarten werdt
hierop in zekerheid gebracht, verkreeg eene beloo-
ning en Penfioen, en leefde nog onlangs in eene (lad
van het oude Mark.
Er zyn my voorbeelden bekeiid , dat de Koning
Origineele papieren van het grootfte gewigt uit het
Kabinet van Verfailles verkregen heeft. Maar van
zulke dingen laaten zich de omftandigheden niet op-
geven , en de bewyzen niet bybrengen, dewyl men
de perfoonen niet noemen wil, welke deze dienften
beweezen. Zeer dikwyls verzweeg de Koning ook
hunne naamen, ook de zaak zelf, aan alle menfchen
behalven aan eenen Secretaris.
Opmerkings - waardig en byna grappig zyn de
kunstgreepen van welke Frederik zich bediende ,
en vooral in de laatfte jaaren der Keizerin Maria
Theresia , om achter de geheimen van het Hof te
Weenen te koomen. Maria Theresia voelde, ge-
lyk
Ivk elk mensch op aarde, de behoefte om zich mede-
tedeelen; maar met dit onderfcheid, dat andere men-
fchen aan een perfoon genoeg hebben , en dat het
goede en beminnende hart der Keizerin daartoe eeni-
ge perfoonen nodig hadt. Onder deze perfoonen
waren altyd twee Dames. Deze Dames waren ook
goedhartig en mededeelzaam. Dit wisten haare Ka-
merjulFers; en Frederik vernam met eiken post al-
le geheimen van deze Kamerjnflèrs, en van het Wee-
ner Hof.
Dit ging zoo. Frederik liet door zynen vertrouw-
llen Staatsdienaar, wakkere, kundige, wellevende,
vooral fchoone, frisfche en met groote aautrekkely-
ke krachten begaafde jongelingen in zynen dienst nee-
men, en zondt ze naa Weenen, waar zy onder dui-
zend voorwendzelen kwamen en feefden. Voor dat
zy naa Weenen gingen, v/ei'den zy mondlyk in alles
onderricht, hetgeen tot Frederik's oogmerk diende.
De Hoofdregel was: dat zy zich met de Kamerjuf-
fers der Dames, welke men hun noemde, bekend
maaken, op dezelve verheven, alles doen, en alles
beproeven moesten om liefde in deze Kamerjulferlyke
harten te verwekken. - Deze jonge zendelingen
verkregen gewoonlyk vyfhonderd daalders jaarlyks
inkomen. Al hetgeen de van hun gemagnctifeerde
Kamerjulfers hun kosten, en hetgeen zy anders uit-
gaven, werdt hun bovendien betaald. Wekentlyks
moesten zy , zodra de Roman goed begonnen was,
aan eenen Pruisfifchen Staatsdienaar bericht van hun-
M 2nbsp;ne
-ocr page 196-ne ontdekkingen geven. De Ijrieven 'gingen in dequot;
laatfte -jaaren , van Weenen over München : want
toen was deze weg de eenige, waarop men de brie-
ven niet opende. Het is ongelooflyk , welke ont-
dekkingen deze jonge Adonis/en maakten. Er wa-
ren voorbeelden, dat zy twee jaaren achtereen aan
de Weener Kamerjuffers hingen; en brieven fchree-
ven , welke veel grooter en gewigtiger ontdekkin-
gen bevatten, dan de verëenigde berichten van alle
gezanten (1).
Andere Hoven verkozen tot dit oogmerk op gelyke
wyze vlugge, ftoute, frisfche, en fchoone Legadons-
Secretarisfen , of gezantfchaps-ridders. Zomwylen
magnetifeerden ook wel de gezanten zelf, niet de Ka*
merjulfers, maar haare Dames. Maar dit alles mis-
lukte fchielyk: want niet alleen elk gezant, maar ook
elk fchoone roodwangig , rechtgefchapen , en met
alle eigenfchappen van eene kleine Diplomatifche muis
begaafde Legations-Secretaris , Legations-Ridder, of
Prediker, maakt zich reeds door zyn ambt verdacht,
en draagt dus zyn teeken aan het voorhoofd. Fre-
ue-
1nbsp; Een Pruisfisch Staatsdienaar fchreef my dit met de
volgende woorden: Célait alors le regne des foiibrettes
à Vienne amp; un joli garçon , maitre paß dans Part d'ac-
crocher les femmes de chambre , pouvait apprendre des
chofes indcterrables à tout le corps Diplomatique. Tay vu
quantité de rapports de cette efpece, extrêmement bien
faits.
derik's Adonisjen daarentegen magnctifcerden lang
in Wehnen, zonder dat men wist, tot welk einde
dit gefchietle; want de allergeringfte verbinding met
het Pruisfisch gezantfchap aldaar was hen verboden.
Maar veroorzaakten zy den allerminllcn argwaan ,
en dit gebeurde zomwylen, dan werden zy terug ont-
boden. Maar ook terftond zondt Frederk, in des-
zelfs plaats, eenen nieuwen en nog rustiger Adonis
naa Weenen.
Zulke en duizenderlei andere Diplomatifche kun-
ften werden aan alle Hoven en van alle Hoven in Eu-
ropa aangewend. Menig Monarch zou fchrikken
voor hetgeen zyn gezant doet , of door de derde,
vierde, en tiende hand laat doen, zoo hy het wist.
De Staatkunde veröorloft alles, niet in de befchou-
wing en boeken, maar in de oefening. Hetgeen Fre-
derik deedt, was noodzaaklyk in vrede en iu oor-
log.
Als de Generaal Fouquet naa eenen dapperen te-
genweer , met het overfchot van zyn Corps by Lands-
hut gevangen werdt, Marfcheerde de Koning zon-
der het ongeluk van dezen held te weeten, juist tot
zyn ontzet door de Lausniz. Terwyl de Generaal
van Hülsen van Meisfen zich tot den Koning
fpoedde , welke by Radeberg ftond , verfchynt by
zonnen opgang een Oostenryksch Officier met eenen
trompetter voor de Pruisfifche buitenpost, en zeide:
dat hy den Kotnmandeerende Generaal moest fpree-
ken , over eene omftandigheid , welke deu Koning
M
van
van Pruisfen zelf betrof. De Generaal van Hülsen
komt. De Oostenrykfche Officier verhaalt hem de
allernaauwkeurigfte omftandigheden van Fouquets
gevecht ; zegt , dat dit bericht in den vergangen
nacht kwam, met een' door Bohemen gezonden Kou-
rier met het volkomen rapport van Laudon aan Daun,
en men mögt daarop zeker ftaat maaken. Uw Koning
zeide hy, kan dezelve zoo fchielyk niet krygen, want
de weg aan geene zyde van het gebergte door Sile-
zien , en de Lausniz is zeer veel langer. Hülsen her-
nam : om den Koning dit rapport bekend te maaken,
dien ik iiw rechten naam te weeten ? De Oostenryker
antwoorde. Meld alleen uwen Koning, dat de Oos-
tenrykfche Generaal, welke zyn vriend is, hem dit
bericht gebracht heeft; en met een reedt hy weg.
Er zyn zeker nog honderd perfoonen in leven, wel-
ke deze zonderlinge byzonderheid weeten. De Ge-
neraal van Warnerv bedoelt dezelve , maar zon-
der de hier verhaalde omftandigheden , met twee
woorden (1).
In het jaar 1757 ftierf een zeer aanzienlyk Oosten-
ryksch Generaal; maar welke toen niet Komniandcer-
de. Men was zeer verwonderd , in zyne chatiille
eene zeer verbaazende fom van Pruisfifche Frederiks
d'Or van de laatfte munting te vinden.
Zul-
1nbsp; Des General Major van Warnery Sämtliche fchrif-
ten (Hannover 1789) VIII. Th, 84 S.
Zulke regelen van fchranderheid worde« in den
oorlog gevolgd, zoo dikwyls als inen daartoe gele-
genheid heeft. Cremnitzer Dukaaten en Souverains
d'Or fchuildcn daarom zomwylen ook wel in ftuis-
fifche zakken. Een Pruisfisch Generaal en een Pruis-
fisch Kapitein der Ingenieurs van het Corps van den
Iiertog van Bevern,welke na denveldflag by Praag
den vluchtenden Veldmaarfchalk Daun in het oog
moest houden, overreeden om dezer Dukaaten wil
den Hertog, om eene zeer goede plaats te verlaaten,
om Neulwf, een flot, hetwelk den Veldmaarfchalk
Bathiany toehoorde , te fpaaren ; en op de vette
Ileerlykheid Podiebrad, het eigendom van den Kei-
zer, honger te lyden; of ten minften de Soldaaten
niets dan brood en water over te laaten, en de Offi-
cieren alleen een ftuk rundvleesch (*).
Doch deze gefchiedenisfen van trouwloosheid ver-
veelen èiy, waarvan men onder elk volk, in ieder
land, aan elk Hof, en by menig leger, zoo veele
voorbeelden heeft. Et verhaal ze, zoo ftiptlyk en
naauwkeurig, op dat men overal goede wacht hou-
de. En dan bid ik te bedenken, dat ook dit Hoofd-
ftuk toch ten minften een voorbeeld van waare edel-
moedigheid bevat; en dat het geen Staatsman noch
geen Koning verdacht kan maaken, indien hy kun-
dige menfchen tot alles gebruikt, waartoe zy hem
die-
(*) Warnery. VII. Th. S. 124, 125, 127.
M 4
184
dienen ;
zoodra zy daartoe fterk en flecltt genoeg
denken; zoodra zy linnne lialzen, of gelyk Frede-
rik's fchoone zendelingen in Weenen hunne ande-
re begaafdheden daaraan willen waagen.
Over het Engelfche verhond in den zevenjaari-
gen Oorlog en deszelfs gevolgen. Over de
verdeeling van Poolen, en over het
Duitfche Forsten-verbond.
IL
Let was een groote Staatkundige misflag, zegt
de Heer Denina , dat Frederik in den zevenjaa-
rigen Oorlog zyn verbond met Engeland voor voor-
deeliger hieldt, dan een verbond met Frankryk (*).
Zoo fpraken voorlieen flechts Franfchen. Maar
Frederik kende zedert zyne vroegile jeugd , de
Staatkundige omftandigheid van Europa zeer wel,
dan dat hy zich voor het begin van den zevenjaari-
gen Oorlog, in de waare grondfl:ellingen zou hebben
laaten misleiden: al hadt de Hertog van Nivernois
hem ook zes andere voordeehger eilanden aangebo-
den , dan het elendig eiland Tabago. Hy zag en
wist, welke troonen naa de overheerfching overal-
Ie troonen ftonden; en dus kon hy zich zeiven niet
van Frankryk als een werktuig laaten gebruiken, om
Engeland onder te brengen.
' Pruis-
(*) Efai fur la vie amp; Ie regnenbsp;pag 41Ö.
-ocr page 202-Pruisfen zou klein zyn, indien de grootfte Euro-
peefche mogendheden in Eurepa alleen den toon ga-
ven. Maar ook flechts een eenig voorval bevvyst
geheel, hoe Frederik de beste party koos, dat hy
zich met Engeland verbondt. Slechts een eenig kwaad
was met dit traclaat verbonden, hetwelk hy niet voor-
uitzag , en niet vooruitzien kon : het kwaad , dat
Lord Bute in Engeland een man van zoo groot ge-
wigt en omtrent het einde van den zevenjaarigen
Oorlog een van Frederik's gevaarlykfte vyanden
werdt.
Dit in de tydgefchiedenis niet genoeg bekend
voorval , kwam door den bekenden hevigen twist
over Commandozaaken tusfchen den Marfchalk
d'Etrees , en den Generaal Lieutenant van Mail-
eeüois , aan den dag. „ Maillebois bafchuldig-
„ de d'Etrees : dat hy fteeds getalmd hadt, dat
„ hy niet op den recliten tyd over den Wezer getrok-
ken en niet fchielyk genoeg in het Keurvorstendom
„ Hannover gedrongen was.quot; d'Etrees antwoor-
de hierop in eene gedrukte verdediging: „ dat Mail-
„ LEBOis hem deze befchuldiging zeer onverftandig
„ deedt, en tot een groot bewys van zyne onkunde
„ \;erftrekte. Dat hy de Marfchalk d'Etrees ,
„ byna twee jaaren te vooren, als Franfche Ambas-
fadeur in Weenen een geheim tracTiaat hadt moe-
ten onderteekenen , door hetwelk Frankryk aan
het Weener Hof beloofde, om op eenen bepaal-
den dag in het Keurvorstendom Hannover te drin-
« gen,quot;
Han.
55
Hannover leefde toen in eene volmaakte vrede met
Weenen. .Schrikiyk was dus dit kenteken van onze-
kerheid op de verbonden met het Keizerlyke Hof.
Ook deedt de Keurbrunswyk-Limenburgfche gezant
te Regensburg, Vryheer van Gemmingen op den
Ryksdag , de Keizerlyke Staatsdienaars de bitterde
verwyten. Hy gaf het over aan de Vv^ereld om te
beöordeelen , wat men van trouw en geloof moest
deuken, indien men zag, dat het van Koning Geor-
CB den tweeden gered Oostenryk, midden in de vre-
de , en voor dat de vriendfchapsverbinding gebroken
was, aan het Franfche Hof tot een voorwaarde van
een heimlyk tractaat maakte, om op eenen bepaalden
dag in de landen van George den tweeden in te
dringen.
Gewis zal de Heer Denina naa deze gronden over-
tuigd zyn, dat Frederik zeer Hecht in het toeko-
mende gezien zou hebben, indien hy by deze denk-
wvze van zyne vyanden, hun vriend geworden was,
en zich met Frankryk verbonden hadt tegen Enge-
land en Hannover. Daardoor zou hy afgekocht heb-
ben , in dit oogenblik, het gevaar van zyne omftan-
digheid; en in het toekomende zou men hem des te
zekerer onderdrukt hebben.
Engeland was Frederik den Grooten in het ver-
volg wel niet gunftig; maar dit hadt voor hem juist
geene gewigtige gevolgen. Bute was op het einde
Wn den zevenjaarigen Oorlog Frederik's vyand,
gelyk men uit Frederik's nagelatene werken weet,
en
-ocr page 204-en dit om zeer zonderlinge- redenen, welke ik in het
vyfde Hoofdllük van deze Fragmenten verhaald heb.
Maar even zoo min was in het vervolg Lord Stormont
zyn vriend , om redenen , waarvan de gefchiedenis
van dien tyd niets meldt, en welke men hier vindt..
Stormonï zocht den gantfchen tyd door, dat hy
Staatsdienaar was, Engeland's onëenigheid niet Pruis-
Jen te vermeerderen. Ily geloofde, dat ongeacht het
tusfchen de Bourbonfche Hoven gefloten familie-ver-
bond, Engeland zyne oude alHantie met Oostenryk
weder kon vernieuvi'en ; en dit Staatkundig geloof
was even zoo zeker eene Staatkundige misflag , als
de in het vervolg door Lord Stormont bewerkte
breuk met Holland.
Lagcliend verhaalde Frederuv dikwyls , hóe hy
zynen grooten vyand den Lord Stormont in Saxen
hadt leeren kennen. Stormont was by het begin
van den zevenjaarigen Oorlog Engelsch gezant te
Dresden. Frederuc hadt juist dc Saxifche Armee
ingcflooten, en Stormont hadt juist eene Saxifche
Dame getrouwd. Dus-hadt Storimont den Koning
eerst fchriftlyk , dat hy toch de geheele by Pirna
ingefloten Saxifche Armee zou verguimen , hom te
ontgaan? Frederik vondt dit in het geheel niet raad-
zaam. Lord Stormont, komt dus zelf in Koning's
leger, hieldt over het eeten eene fierlyke redenvoe-
ring aan Frederuc om hem te bewyzen , dat het
zyn grootfl:e belang was , om zich met Oostenryk
eji Sa^en te vergelyken !
Deze fierlyke t-edenvocring van den Engellchen
Gezant, ftreedt regelrecht tegen het belang van En-
geland. De Konhig antwoordde niets, en vergenoegde
jiich met den mede aan de tafel zittende Ridder Mit-
chel aan te zien. Maar Mitchel was zoo gelaaten
niet als de Koning. Hy ftond van de tafel op, nam
den Lond Stor.mont by den arm, ging met hem aan
het venfter, deedt hem de hevigfte verwyten, dreig-
de , kwam vervolgends weder by den Koning , en
luisterde hem iet in het oor, het welk ik weet, cn
verzwyge.
Dit alles, en het geen Mitchel den Koning in het
oor luisterde, heb ik van den Heer Staatsdienaar van
der HoiiST, wien de Koning dit a]les gezegd heeft.
Stormont kwam des onaangezien , vervolgends
in het Engelfche Minifterie; en was hy Staatsdienaar
gebleven, dan zou Engeland zich nooit mei Pruisfen
vereenigd hebben : dewyl Frederik in den zevenjaa-
rigen Oorlog den zin van den Lady Stormont niet
doen wilde, om de Saxifche Armee te laten omko-
men. Koning George de Derde heeft zedert voor
zich alleen, en geheel pnder eenige bewerking van
den Engelfchen Staatsdienaar, en zeer gelukkige en
ftaatkundige vereeniging van Engeland met Pruisfen
gegrond en bewerkt; en wel zedert het begin der
traftaaten wegens het Duitfche Vorftenverbond. Fre-
derik wendde zich toen, met vriendlyk vertrouwen
aan George den Derden ; en George de Derde
tradt met alle krachten van zyne fchoone en redelyke
ziel in dit verbond.
Eene groote en door geheel Europa even zoo veel
verwondering als afgunst verwekkende fhatsonder-
handcling van Frederik , was onloochenbaar de ver-
deeliiig van Poolen. Maar het geen Pruisfen door de
verdeeling van Poolen won, heeft m'en ook grooten-
deels kwalyk begreepen. Nooit zou Frederik zyn
eigen belang gekend hebben, hadt hy niet by de ver-
deeling vaii Poolen zyn aanwas van krachten , met
Rusland's en Oostenryk's aanwas in evenwigt gefield.
Deze grondregel wederleidde een zeer ydel gebabbel,
het welk toen in Berlin zeer algemeen was: de Ge-
neraal van Lentulus , zeide men in Berlin, heeft
uit eigenbaat des Konings voordeel te Warfchau ver-
zuimd. Maar Lentulus was in Warfchau flechts de
Jchynbaare Staatsdienaar, en in geene deeledeeigenly-
ke onderhandelaars. Dus hadt hy op de geheele zaak
geen invided. Frederik's eenige werktuig by deze
onderhandeling was geen Zwitzer, maar een uit
Hannover, de Ridder van Benoit. Deze bekwaa-
me, fcherpzinnige, en my uit fchoone karaktertrek-
ken bekende man, verkreeg in Warfchau alle voor-
fchriften van den Koning, zeer evenredig en bepaald,
onmiddelyk uit de hand des Konings.
Frederik's voordeel was by deze gantfche zaak
geenzins verzuimd, hoe zeer men dit ook in Berlin
geloofde , zeide , en ftaande hieldt. Aan land en
getal van menfchen verkreeg Frederik van Poolen
minder dan Rusland, of Oostenryk; dit is waar,
maar daarentegen willen ftaatkundige mannen bewee-
len : Dat het aandeel van Pruisfen in Poolen meer
waardig zy, dan misfchien het gantfche aandeel van
Ruïland, en het geheele aandeel van Oostenryk za-
mcn genomen. Ook zeide een fcherpzinnig en door-
zichtig man , de toenmaalige Oostenrykfche Gezant
in Brdin , Vryheer van Swieïen , rondborstig:
„ Ik moet bekennen, dat beide de Keizerlyke Hoven
„ by de verdeeling van Poolen gerekend hebben, ge-
„ lyk Edellieden by eene akkerverdeeling; Frederik
„ daarentegen als een Souverain , welke op niets
„ ziet, dan op de grootte van zyn ftaatsvoordeel.quot;
Een onfchatbaar voordeel voor. den Koning van
Pruisfen is reeds het gebied over den ïVeixel door
den tol te Vordan en de haven van Dantzig. Midden
door het Pruisfifche. gebied en door Pruisfifche han-
den gaat dus al de uit en invoer van het Koningryk
Poolen ter zee. Dus werdt de Koning van Pruisfen
Heer van den Poolfcheu handel. Byzonder is dan ook
hier by merkwavrdig, dat van de Kourlandfche gren-
zen tot aan den Moezel alle ten noorden vlietende
ftroomen door tollen of havens onder Pruisfisch ge-
weld ftaan. Het Koningryk Poolen heeft in zyn ge-
heelen omtrek, alleen nog de eenige haven van Polan-
gen in het gebied van den Vorst van Saxen. Maar dit is
geen diepe en in het land loopende ftroom; daarente-
gen loopen alle vaarbaare ftroomen , de Ruff, de
Bog, de Poprad, de Warta, en Jf^^eixel in het Pruis-
fifche zaamen; en al het geen men daar op vervoert,
ftaat onder Pruisfifche afgaaf en willekeur. Zelf de
aan den Keizer by de verdeeling van Poolen te beurt
É
gevallen zeer Voordeelige zoutwerken brengen het
groote voordeel, niet aan , het welk men daar van
verwachtte ; want ook toen bemagtigde Frederik.
door het ingevoerde zee-zout weder het evenwicht.
I/ankryk was verfchriklyk verlegen bydeze verdee-
ling van Poolen. De dieprte geheimhouding bedekte
deze geheele onderhandeling tusfchen Catharina t
Maria Theresia , en Frederik. ïloe begeerig de
Hertog van Choiseul was , om flechts iet hier
van te verneemen, en hoe meesterlyk Frederik de
onbefclieiden nieuwsgierigheid van den I'ranfchen
Gezant in Berlin flrafte, heb ik reeds in het tiende
Hoofdftuk van deze Fragmenten verhaald. Maar
Frankryk deedt nog meer, en met even zoo weinig
geluk. Na Choiseul , kwam nu ook zyn opvolger
de Hertog van Aiguillon , en zondt eenen geheimen
zendeling naa Berlin. Zyn naam is de Mettra,
en hy leeft nog. d'Aigüillon boodt den Koning
Frankryks garantie aan voor hier of daar een van hem
zelf naa eigen goedvinden gekoozen ftuk van Poolen;
maar Frankryk begeerde dan ook van hem, dat hy
zyne verbintenisfen met Oostenryk en Rusland we-
gens de Poolfche verdeelingszaak geheel opzeide?
Men kan denken, hoe Frederik op zulk ecnen zen-
deling zag.
Op zyn hoogst klom Frederik's kunst van onder-
handelen by de langzaame ftappen tot het Duitfche
Vorstenverbond. Reeds zedert de ontdekking van
het grootfte Oosterfche plan, waarvan ik op het ein-
de
5e van het negende Hoofdftuk een woord waagde te
zeggen, dus zedert 1780 en 1781, was Frederik
m« den Edeldenkenden , en waarlyk Vaderlandlie-
venden Keurvorst van Mentz, wegens bet Duitfclie
Vorsten - verbond in eigenhandige briefwisfehng ; eu
de nacht van het dieplle geheim bekleedde deze brief-
wisfehng. Zeer wel wist het Pruisfisch Minifterie,
dat de Koning in eene beftendige briefwisfeling met
den Keurvorst was ; maar geen Staatsdienaar wist
toen ook iet het allerminfte van den inhoud van de-
ze briefwisfeling , welke nu geheel in de geheime
Archiv van Berlin Hgt, Ook geen fchaduw van
argwaan of vermoeden, hadt hieromtrent de anders
voor alwetend gehouden Franfche Staatsdienaar de
Vergennes; want nog in Juny 1784 zeide Vergen-
NEs in VerfaiUes aan den Pruisfifchen Staatsdienaar
Vryheer van der Horst : „ Uw Koning is de groot-
,, fte Koning van deze Eeuw; hy doet de grootfte
„ dingen; maar hy heeft geene bondgenooten! Hy
„ zit alleen, en hy kan ook geen hoop hebben zelfs
„ niet op den fchyn van waare hulp door eenige al-
liantie.quot; (1)
Toen
1nbsp; Fotre Roi eft le plus grand Prince de fon Siècle,
il a fait les plus grandes chojes , mais Una aucun allié l
Il s'eft mis tout feul-, amp; il ne peut avoir Papparence de
trouver des fecours léels par une alliance , quelle fen
puijfe imaginer.
I. Deel.nbsp;N
-ocr page 210-Toen Vergennes dus kortzichtig in Verfailles
fprak , was Frederik met zyne gewigtige onder-
handelingen wegens het Duitfche Vorstenverbond
reeds aan de gang ; en eenen geruimen tyd daarna
kwam het eerfte gerucht van dit verbond in de Ka-
binetten van Europa. Maar niemand in Europa was
daar over meer verwonderd dan Vergennes. Want
indien deze Franfche Staatsdienaar ook flechts reke-
nen kon, dan moest hy zien: dat Hatinover, Saxen,
Hesfen, en Brunswyk, in weinig v.'eeken eene groo-
ter hulp-armee van de uitgezochtfte en geöefendfte
volkeren den Koning van Pruisfen konden leveren,
dan de grootfte Mogendheid van Europa , in veele
maanden door een flechts eenigzins mooglyk verbond.
Het grootfte geheim van het Duitfche Vorstenver-
bond , zyne waare en diepe grond-oorzaak berust
wel, buiten alle twyfel, op de voor Duitschland ge-
vaarvolle verbintenis van Oostenryk met het toenmaa-
lig Frankryk. Pruisfen toonde dit gevaar aan. Ge-
orge de Derde voelde wat er uit deze overwigt van
Frankryk ontftaan zou; vooral indien het hem gehikt
was Holland te onderdrukken. Maar den voortgang
van de oprichting van het Duitfche Vorstenverbond,
met de wezenlyke Actenftukken en bewyzen van het-
zelve , weet zedert het overlyden van Frederik ten
minften niemand beter dan de Keurvorst Frederik
Karel Joseph ran Mentz.
Over Frederik's gevoelens voor de ^efidten. Over
het Roomfche Bisdom, heiwelk hy in het Kleefs-
land wilde oprichten. Over de belagchelyke
hoop, welke Frederik den Paus. Kle-
mens den Dertienden liet geven ydat
hy Roomsen wilde worden.
Frederik's gevoelens voor de Jefuiten zyn in zy-
11c nagelatene werken , vooriil in zyne brieven aaii
d'Aleinibert , duidlyk uitgedrukt. Het is daarom
onbegrypelyk, hoe men onbepaald heeft durven be-
weeren , dat Frederik een openbaar vyand der Jefui-
ten geweest is.
Hy verächte by de Jefuiten, het geen aan hun ver-
achtlyk is. Maar als hy zyne gefchiedenis van den
zevenjaarigen Oorlog fchreef, verhaalde hy de oor-
zaaken van hunne uitdryving uit Portugal, gelyk
men deze oorzaaken toen wist. Zedert het overly-
den van Pomeal heeft zich evenwel deze gefchiedenis
o-eheel anders ontwikkeld. Nog onlangs hoorde ik
uit den mond van een' zeer verlicht en geestvol man,
den Heer Graaf van Susa , welke als Portugeesch
gezant naa Berlin ging, liet volmaakfte tegendeel van
N anbsp;het
hetgeen Frederik over de voorgewende , van de
Jefüiten tegen het leven des Konings van Portugal
aangeftookte zamenzweering fchryft (1). De Jefüi-
ten hebben om zeer veele oorzaaken verdiend, om
uit Portugal verdreven te worden , zeide de Heer
Graaf van Susa. Maar aan deze voorgewende za-
menzweering tegen het leven des Konings , waren
zy even zoo onfchuldig, als de Hertog van Avei-
ros, en de andere perfoonen van den eerften rang
in Portugal, welke om deze valfche 'befchtddiging
onfchuklig de fraaadelykfte dood ondergingen. Geen
mensch heeft daaraan gedacht, om den Koning om-
tebrengen. Niemand wist en kon weeten , dat de
Koning in de koets zat, op welke by nacht door
huurlingen des Hertog's van Aveiros eenige fchoo-
ten gedaan werden. Deze koets behoorde aan eenen
Kamerheer des Konings, welken de Hertog van
Aveiros wilde dc^n vermoorden. De fchooten wer-
den juist op dien tyd gedaan, dat de Koning anders
gewoonlyk raad met zyne Staatsdienaars hieldt. Maar
dewyl hy toen juist een Liefdehandel met eene Nonne
hadt , verkoos hy dezen bekenden tyd , om zich
heimlyk in de koets van zynen Kamerheer naa dit
Nonneklooster te begeven (f). Zyn eerfte Staatsdie-
naar,
1nbsp; Oeuvres poßhumes, Tom. III. pag. 344, 345. '
(t_) Portugal gelyk bekend is, het Kristelyke land,
waar men het vroavvlyk geilacht het allermeest, en zeer
fterk
-ocr page 213-naar , de Marquis van Pojibal hadt geen werk ,
om den zwakken en vreesachtigen Koning (1) te
overtuigen, dat Aveiros hem hadt willen vermoor-
den ; en hy bediende zich met vermaak van deze
goede gelegenheid , om de voornaamlle perfoonen
van Portugal in de handen van den beul te leveren.
Volftrekt onfchuldige perfoonen van den eerften Adel
van dit Koningryk werden onthoofd en gerabraakt,
dewyl zy den Marquis van Pombal mishaagden.
Aan eene Koningsmoord dachten de Jefuiten even
zoo min , als zy van den voorgenomen moord des
Koninglyken Kamerheer wisten , in wiens koets de
Koning zat. De Pater Malagrida was een byge-
loovige bloed, een dvveepcr, welke zyn leven met
oude vrouwen doorbracht , welke hy allerhande
zot-
1nbsp; De Koning van Portugal was zoo vreesachtig, dat
hy zedert altyd gelaaden Pifloolen by zich droeg; naa zy-
iie dood, vondt men in het bed, waarin hy llierf, twee
gelaaden Piiloolen, onder zyn haofdku.fai.
N5
-ocr page 214-zotte wonderen verhaalde, welke zyn bygelovig hoofd
voortbracht. Dus fprak de Heer Graaf van Scsa.
Dus was toch geheel de anders zeer eenvoudige
Paus Klemens de Deruende bevoegd, om zich de
Jefuiten aan teneemen , in zoo verre men ze voor
moordenaars des Konings van Portugal hieldt. Fre-
DERK de Groote verhaalde deze gefchiedenis, gelyk
POiMBAL dezelve aan geheel Europa hadt laaten ver-
haaien : en hy beoordeelde dezelve, gelyk elk mensch
ze beöordeelen moet, welke niet weet, hetgc-cn an-
ders niemand ter wereld beter dan Frederik wist:
hoe veele algemeen bekende zaaken flechts zedert
veertig jaaren in Europa gebeurd zyn, waarvan do
waare oorzaaken het volmaakfl:e tegendeel zyn van
hetgeen men in geheel Europa gelooft.
Hoe i;adruklyk de Koning zich ook in de aange-
haalde plaats van zyne nagelaatene werken tegen de
Portugeefche Jefuiten verklaart, zoo geduldig fchreef
en fprak hy van de Jefuiten in het algemeen by me-
nige andere gelegenheid. Hy fchatre hun wegens
hunne verdiensten in de opvoeding , of eigenlyk ,
wegens de goede kunde in de fchoone wetenfchap-
pen , vyelke zy de jeugd mededeelden. Hy zeide tot
den Vorst van Ligne : „ Men moet niets vernieti-
„ gen; en waarom heeft men de Jefuiten vernietigd,
„ deze bewaarers der bevalligheden van Rome en Athe-
5, ne, deze voortreflyke Profesforen? Zonder twyfel
,, zal de opvoeding daardoor verliezen; maar nadien
„ myne brogders , de Katholyke, de AUerchristly-
„ ke , de Allergetrouwfte en Apoflülifc'he Majeftei,
„ ten cle Jefuiten vcrjaagen, neem ik, Aardskettersdi
„ Koning, zoo veel van hun op, als ik flechts vin-
„ den kan, en misfchien maaia men by my nog eens
„ zyn Hof om er eenigen van in handen te kry-
„ gen.quot; (1)
Frederik onderzocht in het geheel met m zyne
laatfle levensjaaren de in Berlin verwekte Exjefuiten
jagt. Hy wist , hetgeen overlt; den eigenlyken en
eerften oorfprong van dit alarm wetenswaardig was,
lang, zeer lang voor het gefchreeuw van den Heer
Boekhandelaar Nicolai en zyne helpers. Reeds in
het jaar 1771 verhaalde de Heer Staatsdienaar van der
Horst, den Koning: dat de Exjefuiten in Fiank-
ryk Loges van Vrymetzelaars hadden opgericht-;
en dat de aanleiding hiertoe zeer natuurlyk was;
want op het allerfcherpfte was van de Franfche
Regeering verboden, dat nooit meer dan drie Exje-
fuiten in het geheim op eene plaats zouden bySenko-
men. Het eerfte oogmerk by het maaken van deze
Conventiculen was wcl , gelyk de Koning terftond
inzag, om i:it de Schipbreuk van hun orde dat geen
te redden , hetgeen zy misfchien mogten geborgen
hebben , en om onder eikanderen hierover te raad-
pkegen. Naa gedachten meenden zy in het vervolg
ook
1nbsp; Memoire fur le Roi de Prüfe, Frédéric le grand,
far le Prince de ligne, pûg. 53 gt; 5'!-
ook wel andere oogmerken door deze vermenging
van Vrymetzelaary en Jefuitery te bereiken. Alle
die geenen ten min^e, welke zy in hunne Loges aan-
namen , werden gefchooren , en werden eigenlyk
Jefüiten. Maar zy behielden voor het overige de
vryheid om te trouwen. Zoo werdt ook de Hertog
van Orleans en de flertog van Chartres gefchoo-
ren; zoo, gelyk men zegt, de Keurvorst ßeye-
ren,tn zoo ook zedert menig Vrymetzelaar in Duitsch.
l'iud. Dit alles wist Frederik dus veele jaaren voor
het bekende Berlinfche Anti-Jefuiten-alarm. Maar
daarom was hy voor de Proteltanfche Kerk even zoo
min bang , als hy voor dezelve bang zou geweest
zyn, indien men hem gezegd hadt, dat de Heer Op-
per-CoofUlorie-raad Gedike in Berlin geen Voor-
huid hadt.
Grooter opzien, dan de eerfte zedert eonigen jaa-
ren alleen onder eenige geleerde Heeren en Dames in
zwang gekomen Jefuitenmaakery maakte in de wereld
de van Frederik beproefde invoering der Jefuiteu
iu zyne landen. De groote en edeldeukende Heer
van Birkenstok in Weenen ipreekt ih zyne fchoone
Latynfche lofrede op Frederik den Grooten van
dit ProjecT: zeer gewigtig. Hy gelooft, dat de Je-
füiten daardoor hunne flangenlist betoond hebben ,
omdat zy Frederik's ftrikken ontgingen. Maar
geheel anders heeft zich deze gebeurenis in haare
geheele zamenhang, en in haar waare gedaante toe-
gedragen,
In dien Pryswaardigen tyd, dat men by Paus Gan-
ganelli op de opheffiug van de Jefuitenorde iterk
begon te dryven, kwam, gelyk ik het van den Heer
Staatsdienaar van der Horst zeer omllandig weet,
een gewezen Overfte in Keizerlyken dienst de Heer
van Dobriluck, tot deu Koning. Dobriluck was
in zyne jeugd Novitie by de Jefuiten, en bleef, ge-
lyk dit zeer gemeen was, zonder aanneeming'van
het gewaad aan de orde gehecht. Hy deedt deu Ko-
ning den voorflag: „ hy mogt de thans zoo verdruk-
„ te Jefuiten in zyne landen volkomen befcherming
„ verkenen , en volk zekerheid. Zy daarentegen
„ beloofden, in een Pruisfifche haven den grootften
„ en voortreflykften handel naa China op te richten,
„ welke nooit hier of daar eene Europeefche mogend-
„ heid naa China dreef. Het is bekend , dat zy
„ aan het Hof te Peking altyd den grootften invloed,
„ en den rang van Mandarins hebbenen tot de
„ grootfte ontwerpen en ondernemingenquot; (gelyk de-
ze zendeltng aan het einde van zyn gefprek den Ko-
ning zeer zHgt te verftaan gaf) „ weeten de Jefuiten
„ wel middel.quot;
Den Koning fcheen dit geloofbaar, en hy keurde
alle voorwaarden goed. Maar als men de ondcrhande-
lingiVerder voortzette, vernam men: dat Dobriluck:
aan den Koning nkt van den Jefuiten Generaal Ricci
afgevaardigd v/as, maar van den bekenden en ftou-
ten opziender van alle Duhfche Jefuiten, den Pater
Roisiberg.
N 5nbsp;Ric-
-ocr page 218-Ricci wilde zich met deze voorflagen geheel niet
inlaaten , gelyk een waar Monnik zeide hy: „ dat
„ zyn orde in de hedroefdfte en elendigfle omftandig-
„ heid was. Dat het hem byna onmooglyk was,
j, om flechts het noodige onderhoud aan zyne uk Span-
„ je en Portugal verdreven broeders te bezorgen;
„ en dat hy dus ver af was, om op gewigtige Com-
j, mercie ondernemingen te denken.quot;
Een zeer korten tyd naa dit aan den Koning me-
degedeeld antwoord , zette men den Jefuiten Gene-
raal Ricci gevangen op Engsknhurg in Rome. On-
der de befcherming van de Keizerin Maria There-
sia geloofde Ricci zich volkomen zeker te zyn voor
de gantfche vernietiging der Orde. Tot zulk een doel
gedroeg Ricci zich evenwel dom; want men vondt
onder zyne papieren de eigenhandige biechtcedul van
de Keizerin Maria Theresia , welke de Pater
Hambacher en andere Jefuitifche biechtvaders der
Keizerin, volgends het fchandelyk gebruik der Orde,
altyd aan hunnen Generaal naa we verzonden. Was
Ricci min onvoorzichtig geweest, dan zou hy deze
biechtcedul op zyn' tyd verbrand hebben.
De Paus Ganganelli , welken de Keizerin we-
gens de van haar gevreesde vernietiging van de Jefui-
ten Orde juist hard gedreigd hadt, zondt aan de Kei-
zerin deze van haar eigen hand gefchreven en met na-
lating van alle Kerkevvetten van haare biechtvaders
den Generaal der Jefuiten Orde fteeds ftiptlyk mede-
gedeelde biechtcedul. Nu ftflde de toorn der Kei-
zerin
zerin tegen den Roomfchen ftoel, maar zy verandtr-
de in den bitterden haat tegen de Jefuiten. Zy werden
van het Hof gebannen, in de geheele-Oostenrykfche
Monarchie werdt de Orde vernietigd. Niemand be-
greep in JVeenen de hardheid , waarmede men by
de vernietiging van de voorheen zoo teder beminde
Orde der Jefuiten te werk ging. Men ontnam hen
alles. Of de Jefuiten broeken droegen, weet ik niet;
maar zeker isquot; het, men ontnam hen zelfs ook hunne
hemden , en zy moesten oiii die weder te krygeii
met fmeekfchriften komen.
De neiging van Frederk den Grooten voor de
Jefuiten ontftondt, gelyk ik het van den Heer van
der Horst weet , midden onder de fchrikken en
gevaaren van den zevenjaarigen Oorlog , als dwee-
pery en wilde Godsdienst-woede by het Roomfche
gemeen zoo zeer tejen hem werkten en ftreeden. In
- dezen Oorlog, waarin de driemaal gekroonde zukke-
laar in Rome ^ Klemens de Dertiende , juist deze
woede in de geestlyke Vorsten van Duitschland ont-
ftak; waarin ook de JefUiteu in Glatz, door hunne
verftandhouding met de Oostenryksrs den Koning in
het vervolg hunne trouwloosheid betoonden : mun-
ten deze vaders in Breslau uit door waare edelmoe-
digheid en Pruisfisch Patriottisme. Naa den van deu
Hertog van Bevern verboren flag by Breslau,
werdt%en zeer groot aantal van gekwetfte Pruisfen
naa Breslau gebracht. Deze ongelukkigen waren ge-
heel verlaten, De Jefuiten verzochten by de Oosten-
ryk-
ivj?Xfche:^^Éaliteit vryheid, om alle Pruisfifche ge-
•ïtwetftèh ap te neemen, en te verzorgen. Zy verkre-
gen deze vryheid , ruimden vervolgouds byna hun
gantsch uitgeflrekt Klooster , om het met deze ge-
kvvetften te vullen, voor welke zy op het best zorg-
den. Dit gebeurde voor den ilag by Letithen. Dus
in eenen tyd, dat niemand geloofde, dat de Koning
weder meester van Breslau kon worden. Nooit ver-
gat de Koning ook deze van de Jefüiten in Breslau
hem bewezen trouw. Dikwyls zeide hy in tegen-
woordigheid van den Heer Staatsdienaar van der
Horst , van welken ik deze groote trek uit het Ka-
rakter des Konings weet: „ My raaken de twisten
5, der Jefüiten met de Roomfche Kerk, en met zoo
„ veele Hoven zoo min als de dwaaling in hunne
„ geloofsleere. Als goede burgers en welgezinde in.
5, woonders gedroegen zich de Jefüiten by deze en
„ veele andere gelegenheden in myne landen ; en
,, daarom is het byna myn plicht , 'om hun te bc-
5, fchermen.quot;
Dit was edelmoedigheid en welverdiende Dankbaar-
heid. Natuurlyke Regenten plicht was dus Frede-
rik's gedachten aan de oprichting van een nieuw
Roomsch Bisdom in zyne Staaten. Maar veel meer
grond heeft deze gefchiedenis dan de Heer Abt De-
nina gelooft, en geheel andere omftandigheden dan
de Heer Denina opgeeft (1).
Fre-
1nbsp; EJfai fur la vie amp;quot; Ie règne de Frédéric 11. pag, 357.
-ocr page 221-Frederik heeft er nooit aan gedacht,, om den
Abt du val Pyreau tot Bisfchop van Minden te
maaken; Minden is een Vorstendom met zitting en
ftem op den Ryksdag. Maar over het geheel hadt
Frederik beilooten, om een' eigen Bisfchop in het
Kleefsland aan te ftellen , om de menigte van zyne
Roomfche onderdaanen, welke in geloofszaaken on-
der vreemde Bisfchoppen Haan. Deze gedachten ont-
ftond by hem, vooral toen hy zag , dat de Keizer
de Duitsch-Vorstelyke Bisfchoppen alle Diocefen in
zyne landen wilde ontneemen. Frederik hadt hier-
omtrent reeds zyn plan gemaakt, en daar van mond-
lyk dikwyls gefprooken.
Xanten in het Kleeffche zou de zetel van dit nieuw
Bisdom zyn. De oude Hertogen van Kleef hadden
daar eene Kathedrale Kerk en een Kollegie opgericht,
waarüit men gemakkelyk een Domftift kon maaken.
Het inkomen van dit Bisdom zou bepaald worden,
zonder kosten voor den Koning, en zonder last voor
de Roomfche Geloofsgenooten. Twee goede Kloos-
ters in het Kleeffche, Marienwolde cn Marienboom,
hebben een inkomen van veele duizend daalders. De-
ze Kloosters zyn van de Brigittyner Orde, en deze
heeft, gelyk bekend is, het zonderlinge voorrecht,
dat zyne Kloosters half uit Monniken en half uit Non-
nen kunnen beftaan; welke dan ook, gelyk natuur-
lyk is, vriendlyk met clkanderen leven. Maar vriend-
fciiap gaat in de zuidelyke hv.dcnvzn Europa, tus-
fchen perfoonen van beiderlei kunne altyd ongelyk
verder dan in ons koud Duitschland. Met bewilli-
ging van den Paus werden daarom in die landen deze
vriendlyke Kloosters meestendeels vernietigd; eu wel,
gelyk men het noemt, om de ergernis ! Frederik
meende daarom deze vernietiging ook zeer ligt van
Paus Pius den Zesden te zullen verkrygen. Juist
kwam deze Paus naa Duitschland. Frederik liet hem
door den Abt du val Pyreau in Beyeren en Augs,
hurg begroeten ; en gaf hem deze onderhandeling
over.
Da val Pyreau was lang om zyne Ketterfche
fchriften by het Roomfche Hof in haat. Hy gedroeg
zich ook by den Paus met zulke onbefcheidenheid
dat hy hem zeer moest mishaagen, en dat de Paus
den Koning de driftiglle verwyten deedt, niet over
de oprichting van een Bisdom te Xanten, maar over
dezen onverdraaglyken Bisfchop. De klagten tegen
du val Pyreau verbaasden den Koning; en alles
bleef fteeken.
De reden des Konings waren zeker niet ongegrond,
by deze gezochte, en vervolgehds weder nagelaten
oprichting. By veele voorvallen moet het eenen Pro-
teftantfchcn Landsheer zeer onaangenaam zyn, hon-
derduizende Roomfche onderdaanen onder het Geest-
lyke gerichtshof van verfcheide buitenlandfche Bis-
fchoppen te hebben. Buitengemeen mishaagde de
gewetensdwang van den Oostenrykfchen Bisfchop te
Roermonde over de inwoonders van geheel Pruisfisch
Gelderland den Koning : want Gelderland is by-
na
na gelicel Roomsch, gelyk een deel van het Kleef-
fche. Het is daaröin in het geheel niet onmooglyk ,
dat nog eens aan de oprichting van een Roomsck
Bisdom in deze landen weder kon gedacht worden,
vocrül nadien de Paus thans een' gezant te Berlin
heeft, en de Koning van Pruisfen eenen in Rome.
Een yverige, vroome, en domme Graaf Monca-
da kwam naa den zevenjaarigen Oorlog van Weenen
naa Berlin , om den Koning van Pruisfen tot het
Roomfche geloof te bekeeren. Moncada liet naa
gedachten niet tot dit oogmerk, in vier taaien eene
gefchiedenis van het leven en wonderen van de Hei-
lige Theresia drukken. Maar men kan zich wel
verbeelden, hoe Frederik -over dezen zendeling zal
gelagchen hebben.
Nog meer heeft hy gelagchen, toen hy den armen
Paus Klesjens den Dertienden de belagchelyke hoop
liet geeven, dat hy Roomsch wilde worden. Zulke
Sarcasmi verdiende werklyk ook deze gekroonde
Priester, om den gewyden hoed , en gewyde degen ,
waarmede hy in den zevenjaarigen Oorlog den Veld-
marfchalk van Daun uit dankbaarheid befchonk ,
om dat hy de Pruisfen by Hochkirchen verfloeg (*).
Deze grappige gefchiedenis hangt met de gefchie-
denis van den Abt Pernety zamen, welke als een
gewaande bekeerer van den Koning , voor eenigen
tyd
O Oeuvres pofthumes. Tom. lil. pag. 343, 244.
-ocr page 224-tyd eene kleine rol fpeelde. Hy was broeder van den
Franfchen Regisfeur Pernety te Berlin, en de Heef
Formey zegt : De Abt is juist daarom naa Berlin
ontboden, om dat hy een broeder van den Regisfeur
was; een fchatbaar man, voegt er de Heer Formey
by, welken de Koning aan zich daardoor wilde ver-
binden (1). - Maar ik weet van den Heer Staats-
dienaar van der Horst, dat de Koning den Abt
in het geheel niet om zynen broeder ontboden heeft,
want hy verachtte den Regisfeur, en ontfloeg hem,
zoodra hy kon.
■ De Koning verlangde naa dezen Monnik om zynen
toenmaligen naam. Hy hadt met den Heer van
Bougainville eene ontdekkings reize naa de Ma-
louinifche eilanden gedaan; zyne reisbefchryving en
zyn zeejournaal bevatten eenige Mathematifche en
Astronomifche opmerkingen , welke aan den armen
Pernety eenen naam gaven, tot dat Pauw kwam,
en dit alles befpotte. Men hieldt hem toen ook voor
den maaker van de Phyfiognomifclie brieven, waar-
van men in het vervolg beweeren wilde, dat hy ze
niet gefchreeven hadt, en welke de Heer Formey
ook aan eenen onbekenden Jacop, Pernety toefchryfr.
Maar dc Abt Pernety was in Franbyk door deze
Phyfiognomifche brieven beroemd , offchoon men
in het geheele boek niet een eenige Phyfiognomifche
waar-
1nbsp; Souvenirs d'm citoyen, Tom. I. pag, 155.
-ocr page 225-waarneming vindt; en hoofdzaaklykom deze Pliyaog-
nomilclie brieven was de Koning begeerig, niet al-
leen om don Pernety te zien , maar om hem te
hebben. Zoo zeer Fiuïderik voor zich zei ven over-
tuigd was, dat hy de menfchen alleen op het gezicht
kon bïöbrdeelen, zoo fcheen het hem toch misfchien
niet geheel overtollig , om nog daarenboven eenen
Phyliognomist te bezoldigen.
De voorllag werdt dus aan Pernety gedaan. Per-
nety antwoorde: dat hy geen Hoveling was, en in
zyn Ordes-gewaad dorst hy voor den Koning niet
verfchynen. Maar de Koning wilde volftrekt dezen
Phyliognomist' hebben. Dus liet hy hem den post
van eenen Koninglyken Bibliothecaris iu Berlin on-
der de beste voorwaarden aanbieden. Pernety hadt
grooten zin om dit Ambt aan te neemen. Nu kwam
het daaröp aan, om hem van het Bencdiktyner ge-
waad 'te ontflaan, en deze vergunning weigerde hem
de vroome Paus Rezzonico.
Bastiani hieldt toen de Roomfche briefwisfeling
des Konings, en hadt eene belagchelyke inval, wel-
ke alles mooglyk maakte, en by den vroomen Paus
alle zwaarigheden wegnam. De Koning vondt de-
zen inval goed. Bastiani fchreef aan den Paus:
,, dat het eene gewetenszaak was, om don Pernety
„ niet te vergunnen, dat hy zyne Ordens - gewaad
„ uittrok, om dat hy met dezelve volftrekt niet by
„ den Koning van Pruisfen mogt zyn: want dat de
„ Koning eene zeer zonderlinge afkeer van zulke
rok
O
É
I. Deel.
-ocr page 226-„ rok hadt! Maar nadien die Monarch toch eene zeer
„ groote neiging voor de Roomfche Godsdienst be-
„ toonde, gelyk hy dit zeer zeker wist ; zoo zou
„ ook niemand ter wereld, dan een zoo geleerd man
„ gelyk Pernety , bekwaam zyn om, den Koning
„ van. Pruisfen geheel in den fchoot van de alleen Za-
„ ligmaakende Kerk over te brengen.quot;
Pernety was eigenlyk, en in waarheid, een fpeeU
bal. Maar de vroome Paus wilde, door het verhin-
deren van een zoo groot inzicht voor de Kerk Gods
zyne ziel niet in gevaar ftellen. Hy gaf dus aan don
Pernety volkomen ontflag van het Ordens - gewaad,
en benoemde hem tot Abt in de landen der ongeloo-
vigen. De Paus befchikte hem tot eene Abtdy, het
Ambt Bürgel, een myl van Jena, eene van de Saxi-
fche Vorsten ingetrokken Abtdy. Hy fchonk ook
aan den nieuwen Abt een verbaazend goud kruis ,
benevens eene groote gouden keten om den hals.
Met dit Prelaaten kruis om den hals , tradt dus
voor Frederik den Grooten zyn domme bekeerer
Pernety. De Koning was een veel beter Phyfiog-
nomist dan hy; hy fprak hem flechts tweemaal, hadt
daaraan genoeg, en zondt hem fchielyk op zyne Bi-
bliotheek naa Berlin. Zonder hem ooit weder te zien,
fchreef hy evenwel, in een oogenblik van eene goede
luim, gelyk ik in het zesden Hoofdfl:uk verhaald heb,
voor Pernety tegen Pauw. Bastiani gaf vervol-
gends ook eenige maaien den Paus zeer aangenaame
en troostryke berichten van de opbouwing en inwy-
ding der Roomfclie Kerli in Berlin, en de overige
voortgangen van FredePvIK in den Roomfchen Gods-
dienst onder liet beleid van zynen belveerer Pernety.
■Pernety bleef veele jaaren Akademist en Bibliothe-
caris in Berlin, Om den naam te behouden , dat
hy den maaker van ae ellendige Phyfiognomifche brie-
ven w^as , fchreef hy ook verfcheiden opftellen ter
verdediging der Phyfiognomie voor de Akademie.
Eindlyk begaf hy zich te Berlin, in een gezelfchap
van Geestenzienders, en vertaalde de werken van den
dweeper Swedeneürg. Maar als hy met den aan-
geftelden tweeden Bibliothecaris, den Hofraad Stosch
in twist raakte, en deze twist niet tot zyn voordeel
uitviel, verliet hy zyn Ambt, en bedankte voor zyn
Penfioen, het welk de Koning hem geern hadt laa-
ten houden. Te voet ging hy van Berlin naa Wee-
nen. Vervolgends begaf hy zich naa Italien, waar
hy natuurlyk den Paus moest verhaalen, dat Frede-
rik , Helaas ! nog niet Roomsch was. En dewyl
hy in Berlin lidt van een gezelfchap Geestenzien-
ders was, ging hy uit Italien weder te voet naa zyn
vaderland in de gebergte van Auvergne , en zocht
daar den onbekenden opperflen.
Einde van het eerste deel.
-ocr page 228-L
»nbsp;- - Ir ...7 •
....
' \
1'VI
•j . V
-nu'. ■■■
r- : ,nbsp;r- . \
'-r ..r ^ • i
ÏiK.V
tfïi:;;. -
-aù. z'
« ■ I
.nbsp;r
jb 't,.