¥
-ocr page 3- -ocr page 4-l ■
IS ■
r '
» • ■
Wr
• • -r , • • quot;V
h-
rß-
Ik:.:.
-ocr page 5-Geïllustreerd Maandblad voor hoefsmeden en anderen
die in het hoefbeslag belang stellen.
VAN
m. g. de bruin te Utrecht, j. l. g. oayaüx te Deventer, f. w. van dölm te Arnhem,
a. frederikse te Amersfoort, \v. a. h. van horsen te Utrecht, f. laméris
te Zutfen, j. b. larmené te Amersfoort, j. b. h. moubis te
Utrecht, dr. j. poei.s te Rotterdam, w. c. schimmel
en m. h. 3. p. thomassen, beide te Utrecht,
k. f. wiERSUM te Groningen,
en anderen.
GRONINGEN. - A. W. HEIDEMA. - 1902.
UTRECHT
0851 7637
DOOB
rijks-veearts en medebestuurder eener inrichting voor hq^é'slag
-ocr page 6- -ocr page 7-De titels, voorzien van een f, geven artikelen aan waarbij een of meer afbeel-
dingen of figuren behooren, die met * zijn bijdragen onder een afzonderlijk hoofd,
de overigen zijn opgenomen onder „korte mededeelingenquot;.
De Romeinsche cijfers duiden het nummer der aflevering aan, de gewone de blad-
zijden.
Aaneensluiting geeft voordeel. VIII 124.
^dvertentiën. I 2 en 14, II 17 en 30,
III 34 en 46, IV 50 en 62, V 66 en
79, VI 82 en 95, VII 98 en 111, VIII
114 en 126, IX 130 en 146, X 150
en 162, XI 166 en 177, XII 182 en 198.
Afrika. Hoefbeslag in Zuid--. V 76.
*Ambachts-onderwijs te Amsterdam. Adres
betreffende regeling v. h. —.
X 156.
, schoolteBotterdara.V77,VI90.
„ tentoonst. te Utrecht. VIII 124.
Azië. Hoefijzers in Klein--. III 44.
Begrooting voor Binnenl. Zaken. III 45.
t*BesIaan. Het —. I 8.
Beslag. Het — in Londen. III 43.
t* „ van plathoeven met Dominik-
balkijzer. III 35.
Bond voor smeden. Aanbeveling van —.
29, VIII 124.
t*Bouw en samenstelling. De — van den
toef. III 39.
Biiefwisseling. I 14, II 30, III 46, IV
ß2, VIII 136, X 161.
TBijlage plaat paard. III, XI.
^olofonium, vuur-aanwakkerend middel.
11 27.
Cursus in hoef beslag te Gouda. II 28.
quot; quot; „ „ 's-Gravenhage. IX
144, XI 175.
* » quot; „ „ Haarlem. XII 194.
quot; quot; » „ Heeren veen. X 156.
„ „ Heusden. VII 109.
quot; » , „ Hoorn. XI 175,
*XII 190.
' » n „ Lekker kerk. II 28,
VII 107.
quot; » 71 , Ruurlo. XI 176.
* » » „ Schagen. V 76.
quot; » « „ Zutfen. XI 176.
Duitsche landb. tent. Het hoefbeslag op
de groote —. VI 83.
, smid. Een brave —. III 44.
Ervaring. Treurige —. V 76.
Examen te Gouda. VII 105.
„ „ 's-Gravenhage. IV 57.
, Schagen. VI 89.
*nbsp;, „ Utrecht. IV 56.
*nbsp;„ „ Voorst. IV 56.
„ Winterswijk. III 43.
*nbsp;„ „ Zaltbommel. V 71.
„ voor hoefsmid in Zeeland. VII 109,
*Gediplomeerd. Om — hoefsmid te worden
en te blijven V 70.
t*Gesohiedenis v h hoefbeslag. I 4, II 49.
Harden van ijzer. III 45, IV 61.
♦Hoefbeslag. Hoe men voor 150 jaar over
het - dacht. I 23.
„ in Londen. VI 93.
*nbsp;„nbsp;„ tijd van oorlog. XII 183.
„ Ontwerp voorschrift —. II28.
t* , Voorschrift —. VIII 115.
Hoefsohaar van Fausel. II 30.
♦Hoefsmeden in Nederland. Een woord over
de —. X 151.
Hoefsmidschool te Amersfoort. II27, IV 61.
♦Hoefsmidscursussen. Iets naar aanleiding
van —. IV 51.
,nbsp;in Friesland. VI 90.
„ Zeeland. VIII 124.
Ingezonden stukken. V 71, XI171, XII191.
♦Inleiding voor 1902. I 3.
Inrichting v. hoefbeslag te Groningen. II28,
III 45, IV 61, V 75, VI 90, VII 108,
IX 144, X 160, XII 194.
Jaarverslag der Vereen, t. v. v. h. am-
bacht. VIII 121.
Kennisgeving aan de abonné's. I li.
Kit (universaal) IV 62.
t1Klapi(zer. Iets over een bijzonderen vorm
van —. VII 99
*Klauwbeslag. VII 101.
*Klen!iboeven. Een nieuw ijzer ter genezing
van —. IV 54.
Landbouwtentoonst. te Leeuvrarden. IV 61.
Larmené. J. B. XI 175.
*Maohinale hoefijzers. XI 170.
Mededeeling aan de abonné's. XII 194.
*Mededeelingen over liet smidsvak vallende
buiten het hoefbeslag. I 11, II iJ5, III
41, flV 60, V 78, VI 9.4, VII 109,
VIII 125, IX 145, X 161, fXI 176,
XII 197.
Noorwegen. Ijzerlagen in —. XII 196.
Ontwikkeling van ambachtslieden. VI 92.
♦Opleiding van hoefsmeden V 67
* „nbsp;„ leerling-hoefsmeden, en hoe
die aan de inrichting voor hoefbeslag
te Groningen is. IX 136.
Ordonnantiën van 't Smedengilde te Mid-
delburg. X 150.
Oude doos. Uit de —. XII 196.
Stalen hoefijzers. Geen —. I 13.
Steenkoolverbruik II 27.
Stooten aan ijzers v. trampaarden. VIII 124.
Stooten Machinale — van E. Brock-
- haus amp; Co. VI 93.
t*Strijkijzer. Een nieuw model —. IX 134.
Subsidie-aanvraag voor cursussen te Lek-
kerkerk en Schagen. II 28.
„ voor cursussen in Gelderland. VII
109.
Tentoonstelling van hackney-paarden te
Londen. III 43.
te Düsseldorf. VI 91,
VIII 125.
„nbsp;te Neurenberg. III 44.
Thermiet voor wellen. IX 145.
Trusts. XII 196.
t*Uitvindingen. De' nieuwste — op het
gebied van hoefbeslag. X 153 , XI 167.
Vaktentoonstelling te Neurenberg. III 44.
Veeartsenijschool, 's Kijks — III 43, IX
144.
Verbrand staal. XII 196.
Vergadering Smedenbond Holl. N.Kwartier.
II 29.
„nbsp;„ N.Kwartier
afdt Schagen. V .76.
„ Alg. leden — v. d. Vereen
t. v. t. h. ambacht. VII 108; Buiten-
gewone verg. VIII 122.
Voorschrift. Ontwerp — hoefbeslag. II 28.
t* „ Een nieuw — nopens het
hoefbeslag. VIII 115.
quot;Wedstrijd in hoefbeslag te Leeuwarden.
VI 90, VII 108; *Regelen betrekkelijk
den —. VIII 118; *IX 131; Prijswin-
naars. IX 145
quot;Werkstaking in de staalnijverheid V 17.
Winter. De vroege —. XII 195.
IJzermarkt VI 93, VII 108, IX 144,
X 160, XI 176, XII 195.
Zeeland. Hoefijzerbeeld van de afd N.
P. S. in —. XI 176.
1nbsp;Persoverzicht. fl'V^ 57, V 71, VI 85,
VII 106 , VIII 121, tlX 141, X 157 ,
XI 172, XII 191.
f*Plathoeven. Beslag van — met Domi-
nik-balkijzer. III 35.
Roest. Middel tegen'—. III 46.
t*Schroef8leutel Een kamrad —. VII 104.
Schroeven los maken. V 76.
Syndioaatswezen Schaduwzijde van het —.
III 4.
Smedenbond voor Winschoten en O I 12.
„ op Walcheren. III 44.
Holl. N. Kwartier. V 75;
Hoofdbestuursvergadering. VI 89.
Snurkend ijzer? V 77.
Soldeerpoeder „Womeeraquot;. II 27
Staking van hoefsmeden te Triest. VIII 124.
-ocr page 9-Aflevering 1,
REDACTEÜR-UITGEVER: A. W. HEIDEMA, RIJKS-VEEARTS TE GRONINGEN.
-ocr page 10-Rotterdam. - - 2 Groote Draaisteeg.
1901_1902. — Geschiedenis van het hoefbeslag, door F. Laméris. —
Het beslaan. — Mededeelingen over het Smidsvak vallende buiten het hoef-
beslag. —^ Korte Mededeelingen. — Briefwisseling. — Advertentiën.
Hiermede treedt „De Hoefsmidquot; zijn zevenden jaargang in. Weer ligt
er een jaar aeliter ons. Zoo rolt de tijd langzaam en toch betrekkelijk snel
vooruit. Denkt men zich in het verleden, dan gaat het nog al snel, en al
naarmate de denkende persoon ouder is, des te sneller lijkt het te gaan.
Hoe of het jaar 1901 is geweest ten opzichte van het smidsvak, meer in
^let bijzonder met het oog op het hoefbeslag? Ons dunkt nog al goed.
De ijzer- en steenkoolprijzen, die door hun stijging aanleiding gaven tot
verhooging van de gebruikelijke beslag-prijzen, zijn in de laatste maanden
wat gedaald, terwijl vooral op plaatsen waar het hoefbeslag te voren te laag
Werd berekend, het beslag op den nieuwen prijs blijft. Zoo is het ook goed.
De ontwikkeling in het hoefsmidsvak is mede bevredigend. De vooruit-
Sïgt;ng is merkbaar, gaat geleidelijk, hoewel te langzaam zoolang het ambachts-
onder wijs niet beter geregeld is als tegenwoordig het geval kan worden
geacht. De Regeering is, naar wij overtuigd zijn, wel voormemens in die
richting meer te doen, doch de plannen hiervoor, al zoo lang beraamd, zijn
iiog uiet ernstig in bewerking om met grond te mogen verwachten dat er
spoedig voldoende gelegenheid voor een rationeele opleiding kan worden
De cursussen in hoefbeslag, zoo hier en daar gegeven, stichtten nut, doch
niet voldoende te achten. Herhaaldelijk is van verschillende en des-
kundige zijde de aandacht gevestigd op de wenschelijkheid der oprichting
van een of meer burgerhoefsmidscholen in Nederland — reeds in den eersten
jaargang van „De Hoefsmidquot; — en het zal hier mettertijd ook wel eens
toe komen, maar een bepaald afgerond plan hiervoor is er ook thans nog
met. Zoo'n opleidingsplaats dient gelijktijdig werkplaats en school beide
te zijn.
Er wordt tegenwoordig vrij wat meer kennis vereischt van den smid dan
vroeger. Bijna ieder dorpssmid, wil hij behoorlijk met de voorkomende
erkzaamheden op de hoogte zijn, dient, door de ruimere vraag en de scher-
■■ : - 'i/ix
pere concurreatie, een speciale opleiding in het hoefsinidsvak en op het ge-
bied van het rijwiel-herstellen te hebben genoten. Ook is op onderscheidene
plaatsen een grootere kennis van het machinevak noodig.
Te weinig hoort men nog dat de smeden zich tot vereenigingen hebben
gevormd of tezamen aandringen op een vergemakkelijking der opleiding.
Er is toch belang genoeg bij ? In de eerste plaats geeft een vereenigd op-
treden een veel grootere kracht, zoowel uit een oogpunt van financieel voor-
deel door het gemeenschappelijk aankoopen van ijzer, steenkool enz., als
met het oog op het verkrijgen eener verbeterde opleiding en het opheffen
van misstanden. „Hollands Noorderkwartierquot; en Winschoten gaven in dit
opzicht een loffelijk voorbeeld, doch in de overige provinciën is nog te
weinig navolging en aaneensluiting. Vergeet niet dat de smeden talrijk
zijn, een vak van beteekenis beoefenen en te zamen een niet te versmaden
macht zullen bezitten! Vergeet evenmin dat plaatselijke vereenigingen zich
tot provinciale en een nationale moeten aaneensluiten, en dat die samen-
komsten niet alleen leerzaam kunnen zijn, maar vooral ook zullen bijdragen
tot verbetering der positie, zoowel wat de inkomsten als het aanzien be-
treffen! De kracht moet georganiseerd worden en zich uiten!
1901 is een mooi en een voordeelig jaar geweest! Het mooie zomer gaf
aanleiding tot veel rijden, tot veel werk, en het najaar bracht de eigenaars
van paarden er toe deze tijdig van winterijzers te voorzien, doch een over-
weldigende drukte, zooals er bij een plotseling invallenden winter gewoonlijk
intreedt, was er thans niet. Alles ging vrij geleidelijk in zijn werk en
tóch was het werk er. Dit geeft de beste uitkomsten en geen overstelpende
dagen, waarop menig eigenaar ontevreden wordt, doordat er niet spoediger
kan worden geholpen.
Zoo kunnen de smeden 1902 met goeden moed zijn ingegaan. Wij wen-
schen allen toe dat hun verwachtingen mogen worden vervuld, ja zelfs
overtroffen en dat een betere opleiding een belangrijke schrede nader tot de
rationeele oplossing moge komen. Med.
GESCHIEDENIS VAN HET HOEFBESLAG,
DOOB
E. LAMÉEIS.
Tweede deel.
HOOFDSTUK XV.
Geschiedenis van het Oostersche beslag.
Arahië, de Tartaren, China en Japan.
In de Sahara, Syrië en Arabië worden de ijzers koud gepast en onderge-
legd. De bewoners vinden het verschrikkelijk, dat de Christenen hunne
paarden met gloeiende ijzers op de hoeven branden en begrijpen niet, hoe
iemand er toe kan komen, om de hoeven, toch al warm door de lange
marschen, nog meer te verhitten door de werking van heet ijzer. Hunne
ijzers zijn zeer licht en gemaakt van week, goed plat gehamerd ijzer en
wegen de helft van de Transche ijzers door Generaal Daumas gebruikt.
/ij bestaan uit een vlakke ijzeren plaat, gesmeed naar den vorm van den
hoef, met een gat in het midden. De buitenwand is iets omgebogen en ge-
stuikt, zoodat deze onder de bodemvlakte van het ijzer uitsteekt, het achterste
gedeelte wordt naar boven omgebogen, om de verzenen en ballen van den
hoef tegen steenen te beschermen.
Het ijzer heeft iu het toongedeelte een weinig opzet en is zoo gevormd,
dat de hoorn wand eenigszins over het ijzer uitsteekt.
Gewoonlijk vindt men aan iedere zijde drie groote ronde en dicht bij elkaar
geplaatste nagelgaten, het toongedeelte blijft vrij , omdat de Arabier meent,
dat het aanbrengen van nagels in den toon de veerkracht van den hoef zou
l^eperken en de paarden daardoor pijn zouden gevoelen, evenals nauwe
schoenen dit doen om de teenen van den mensch.
De hoeven worden lang gelaten en ook voor het beslag zoo weinig moge-
lijk besneden, opdat het paard, bij eventueel verliezen der ijzers, desnoods
onbeslagen gereden kan worden.
Is het verkorten van den hoef na weidegang enz. noodzakelijk, dan ge-
schiedt dit met een scherp mes, dat iedere ruiter bij zich draagt, of wel
fflet het Arabische veegmes, indertijd door Graaf von Einsiedel in Europa
ingevoerd.
In Syrië worden de hoeven wel besneden, de wand wordt voor het beslag
•net den zool gelijk gemaakt. De Syrische ijzers zijn bijna cirkelrond of
peervormig.
De uiteinden worden, al naar de landstreek, aan de verzengedeelten ge-
onken, aan elkaar geweld, over elkaar geslagen of open gelaten.
De Afrikaansche ijzers zijn min of meer vierkant in het toongedeelte en
naderen in vorm de letter V, de opening in het midden wordt daardoor eenigs-
zins driehoekig.
Het Mooi-sche hoefijzer is aan de verzenen geweld en naar den straal
toe opgebogen, om deze te beschutten, wegens hare grootere zachtheid van
hoorn.
r^ 1 |
VO==
Dit is echter nadeelig, steentjes raken tusschen het ijzer en den straal
en veroorzaken pijnlijkheid bij het gaan. Dit is wellicht de reden, dat
men in Portugal het verzengedeelte naar beneden heeft omgebogen. In
Spanje is evenwel de oorspronkelijke Moorsche vorm bewaard gebleven.
de Artillerie Jlir. quot;Rutgers van Rozen-
burg ontving ik twee ongebruikte hoef-
ijzers uit Smyrna, door genoemden heer
medegebracht van zijn reis naar Klein-
Azië in 1899.
Beide ijzers vertoonen den peervormigen
omtrek der Syrische en zijn in tegenstel-
ling met deze uit eene massieve plaat
gemaakt. Bij het eerste ijzer vindt men
in 't midden een klein rond gat aange-
bracht, met een stempel in kouden toe-
stand doorgeslagen. Dit is wellicht ge-
daan, om den hoef zoogenaamd lucht te
geven en moet beschouwd worden als
een laatste overblijfsel van de opening
t midden van de vorige ijzers, ontstaan door de verzenuiteinden samen
te wellen of te klinken.
Dit ijzer bezit voor en achter een sterken opzet, zoodat de ondervlakte
met het ijzer van Lafosse overeenkomt. De Heer Eutgers verzekerde
■^ij r dat de paarden en muildieren daarmede op steenachtigen bodem liepen,
zelfs trappen op en af gingen, veel zekerder en vaster dan men van onze
paarden mocht verwachten. De vierkante nagelgaten zijn groot en in kou-
sen toestand ingeslagen. Het andere ijzer, voor een ezel gemaakt, is recht
iri het toongedeelte en bezit daar een breeden slechts enkele m.M. hoogen
stoot, heeft vier nagelgaten en veel minder opzet in het toongedeelte. De
opening in het midden is hier niet aanwezig.
De hoefnagels komen met de Arabische overeen.
De Oostersche hoefnagels hebben veel overeenkomst met de vroeger be-
sproken oude Keltische. Zij hebben een ronden hals en een vierkante fijn
, terwijl de koppen eenige verschillen aanbieden, naar ge-
ik , waar zij gemaakt worden.
vergelijken den nagelkop bij den kop van een sprinkhaan,
e naald. Zij hebben dezen kopvorm gekozen, daar deze
it is, het ijzer vast te houden.
Zij erkennen, dat onze methode, om de nagels om te
nieten, beter is, doch zij gaan voort met de kling plat
op den hoorn wand te slaan, of wringen ze als een kurke-
trekker op dezelfde wijze, als wij dit bij de oude Kelten
hebben waargenomen.
Dit geschiedt met het doel, om de nagels later nog
eens te kunnen gebruiken, nadat zij van nieuwe koppen
zijn voorzien.
Vangt een paard zich, dan snijden zij een gedeelte van
de verzenen der voorhoeven weg en leggen daarna zeer
ichte ijzers onder, terwijl de achterhoeven met zwaardere ijzers worden be-
slagen.
Verliest een paard onderweg een ijzer, dan nemen zij beide achterijzers
-ocr page 16-af en leggen één daarvan onder den betreffenden voorhoef. Is het paard
alleen van voren beslagen, dan wordt ook het andere weggenomen. Op
reis dragen de ruiters gewoonlijk ijzers, nagels, hamer en nijptang bij zich.
Verliest het paard een ijzer, dan slaan zij een leeren riem om de koot
en bevestigen het andere uiteinde op de gewenschte lengte aan den zadel;
het paard blijft gedurende het beslag stil staan.
De veulens worden door het geven van dadels, zacht toespreken en streelen
langs den hals reeds gewend, om den voet op te nemen en er op te laten
kloppen, ten einde ze later met des te meer gemak te kunnen beslaan.
Dit heeft waarschijnlijk aanleiding gegeven tot het overdreven Arabisch ge-
zegde :
Het verstand van het volbloedpaard is zoo verbazend, dat het, wanneer
het een ijzer verliest, de opmerkzaamheid op zich tracht te vestigen, door
den hoef te laten zien (op te tillen).
In Midden-Azië woont een nomadenvolk: de Tartaren, evenals de Chineezen,
beboerende tot het Mongoolsche ras. Mar co Polo, die in de 13e eeuw Azië
heeft doorreisd, zegt, dat de Tartaren bij vorst of sneeuw oude stukken
hoorn onder de hoeven hunner paarden bevestigen om deze voor afslijten
te beschermen en voor uitglijden te behoeden.
In de omstreken van Tomsk, in Siberië, grenzende aan het hoogland van
Centraal-Azië, vindt men vele grafheuvels, waarin de Kalmukken (een Tar-
taarsche volkstam) sedert jaren gouden en zilveren voorwerpen vonden.
G-evesten van zwaarden, versierselen van wapenrustingen, zadels en teu-
gels liggen verspreid tusschen beenderen van paarden en olifanten.
(Wordt vervolgd.^
HET BESLAAN.
Bij het beslaan kan men drie groepen van werkzaamheden onderscheiden :
Ie. het afnemen van oude ijzers;
2e. het besnijden van den hoef en het gereedmaken der nieuwe ijzers;
3e. het onderleggen en vasthechten der hoefijzers.
Het afnemen der oude ijzers moet zeer voorzichtig plaats hebben. Een
smid, die het ijzer met de tang aanpakt en het dan ineens afrukt, is „de
ware broederquot; niet. Hij is er door zijn woestheid dikwijls de oorzaak van,
dat een gedeelte van het hoorn wordt afgescheurd. Teneinde dit te voor-
komen, moet iedere nagel er afzonderlijk worden uitgetrokken.
De hoefsmid heeft het meest verantwoordelijke deel van zijn taak te ver-
richten, als hij den hoef voor het onderleggen van het nieuwe ijzer gereed
maakt. Nadat vuil, mestdeelen, steentjes enz. verwijderd zijn, worden de
deelen, die onder het ijzer te hoog of te laag geworden zijn, weggenomen.
Loshangende stukken of stukjes hoorn, waar deze zich ook bevinden,
worden weggenomen. Gewoonlijk zal het noodig zijn den toon wat in te
korten, want onder het ijzer groeit die meestal te veelaan. De draagrand
moet na het besnijden gelijk zijn met de verbinding van den wand en de
oudei'vlakte der zool. De hoefsmid heeft dus te zorgen, dat de draagrand
van binnen en Tan buiten even hoog, d. w. z. goed vlak is. Aan hefc toon-
gedeelte wordt zooveel hoorn, verwijderd, dat er plaats is voor den opzet,
die zich aan het toongedeelte van het ijzer bevindt. De steunsels moeten
zoover weggenomen worden, dat ze niet onder den wand uitsteken.
^'ele smeden snijden veel te veel aan steunsels, straal en zool; het gevolg
hiervan is dat de laatste verzwakt wordt, terwijl de eerste door het veel
besnijde n verhinderd worden hun gewichtige rol bij het beurtelings vernau-
wen en verwijden van den hoef naar behooren te vervullen. Is de hoefin
orde gemaakt, dan moet het ijzer vervaardigd worden naar den vorm van
den draagrand en het dient dan ook alleen om de slijting van dezen op
onze harde wegen te voorkomen. Men maakt het tweemaal zoo breed als
de draagrand plus de witte lijn, docli zorgt, dat het aan den buitenkant
der drachten 3 en aan den binnenkant 2 millimeter uitsteekt, opdat de
drachten ook steun op 't ijzer hebben bij hun zijdeiingsche beweging. Voor
liet overige moeten draagrand, witte lijn en een smal ringetje der zool op
^et ijzer rusten. Is 't ijzer te breed, dan rusten de uiteinden op den straal,
waardoor deze een nadeelige drukking ondergaat.
Is het hoefijzer dik, dan rust de straal niet op den grond. Aan den
uitenkant maakt men het ijzer tot voorbij de witte lijn iets dikker dan
''■an den binnenkant, zoodat de bovenvlakte vanaf de witte lijn naar binuen
Dit mag niet het geval zijn met de ondervlakte, die de gleuf met
gaten voor de nagels (rits) draagt. Het ijzer moet dus, op een plat vlak
gelegd, dit vlak overal raken. Men maakt het ijzer iets langer dan den
»■aagrand. Maakt men het meer dan een paar millimeter langer, dan gaat
® spoedig los en ook „aanslaanquot; tengevolge kan hebben. De rits wordt
aangebracht van de toonnagelgaten tot een weinig voorbij de achterste
jjagelgaten. De nagelgaten in het toongedeelte moeten dieper zijn dan die
'lepijgedeelten van het ijzer.
V Roeten alle zóó zijn, dat het onderste gedeelte der nagelkoppen erin
^ijnt. De gaten moeten denzelfden vorm hebben als de nagel koppen,
zoodat deze tegelijk met de ijzers afslijten en deze zoo lang mogelijk be-
vestigd blijven. Bij het beslaan van zware paarden slaat men meer nagels
dan bij het beslag van lichte, maar nooit gebruike men er meer dan 8, omdat
veel nagels de veerkracht van den hoef benadeelen en den hoornwand
brokkelig kunnen maken. Bij lichte paarden slaat men in de voorijzers 5,
in de achterijzers 6 nagels.
In beide soorten moet de smid steeds een reserve-gat aanbrengen. De
gaten moeten in dezelfde richting loopen als de nagels, die door de witte lijn
moeten gaan. Het achterste nagelgat in den binnentak moet juist op de
halve lengte, dat in den buitentak ongeveer 1 c.M. voorbij de helft der
lengte komen.
De richting, waarin de nagels worden geslagen en dus die der nagelgaten
ook, wisselt af met de richting van het wandgedeelte, waarin ze zich be-
vinden. Het voorste nagelgat zal dus het meest schuin moeten loopen,
terwijl dat, hetwelk zich het kortst bij de dracht bevindt, bijna loodrecht
moet staan. Vóór aan het ijzer bevindt zich de zoogenaamde lip. Deze
dient om een vaste ligging van het ijzer te bevorderen. De lip is even lang
als het ijzer dik is.
De nagels worden van taai ijzer gemaakt, 3 a 6 c.M. lang en in 5 a 6
soorten. Ze moeten glad en tweemaal zoo breed als dik zijn, doch zoo dun
mogelijk. Het hoefijzer wordt na het besnijden bruinrood, niet gloeiend
onder den hoef gelegd, zoodat geringe oneffenheden weggeschroeid worden.
De nagels moeten zeer voorzichtig worden ingeslagen, zóó dat ze gemid-
deld 2 c.M boven den bovenrand van het ijzer door den wand heenkomen.
De punten worden naar onderen omgeslagen (gebogen), met de nijptang
afgeknepen, de uitstekende einden opnieuw omgebogen en daarna in de te
voren daarvoor gemaakte verdiepingen gedreven.
Het raspen moet in zeer beperkte mate geschieden; de wand wordt zoo
weinig mogelijk geraspt, doch de rasp mag de nieten en den wand daarboven
in het geheel niet raken.
Het aanbrengen van kalkoenen is af te keuren. De nadeelen die er uit
voortvloeien, doen zich aan de voorhoeven meer gevoelen dan aan de achter-
hoeven. Alleen bij zware trekpaarden kunnen ze soms niet gemist worden;
daarbij moet men zich de nadeelen, die uit het aanbrengen van kalkoenen
voortvloeien, wel getroosten.
In den winter zijn, ook bij lichtere koets- en rijpaarden, de kalkoenen soms
onmisbaar. Ze beletten het uitglijden. Men make dan tijdelijk gebruik van
schroefkalkoenen of insteekkalkoenen. Door kalkoenen, van welken vorm
ook, neemt de hoef een onnatuurlijken stand aan, omdat het paard zijn
hoeven niet vlak op den grond plaatst. De lichaamslast wordt ongelijk-
matig over het been verdeeld, de banden van het hoefgewicht worden min
of meer gewrongen en de straal raakt den bodejn niet, zoodat hij zijn ge-
wichtige rol niet kan vervullen. Ten einde nadeel, aan het gebruik van
kalkoenen verbonden, zoo klein mogelijk te maken, mag de hoogte der
kalkoenen niet grooter zijn dan de dikte van het ijzer.
Men vergete niet dat een glad, goed vervaardigd en goed ondergelegd
ijzer gelijkmatig afslijt, zoodat de hoef steeds denzelfden stand behoudt, wat
niet het geval is bij ijzers met kalkoenen. Door de afslijting der laatste
veranderen de hoeven voortdurend van stand, tot weder nieuwe ijzers onder-
gelegd worden. Niet in het hoefbeslag bekwame smeden maken misbruik
van het veegmes; ze snijden te gaarne en daardoor te veel. Ze vervormen
den hoef naar het ijzer, inplaats van dit naar den vorm van den hoef te
vervaardigen. Ze snijden vooral te veel aan den straal, nemen veel van
de steunsels af en raspen de glazuurlaag, die het opzuigen van water belet,
van den wand.
Het is dikwijls de hoefsmid, die het paard voor altijd bederft, want
veel hoefgebreken zijn een gevolg, niet alleen van slechte verzorging
van den hoef door den verzorger van het paard, maar vooral ook van on-
oordeelkundig beslag. Wie de samenstelling en de warking van het hoef-
niechanisme niet kent, kan niet gemakkelijk een goed ijzer maken. Daarom
geen paard laten beslaan dan bij een smid, die voor deskundigen een proef
van bekwaamheid heeft afgelegd.
H. Khtjtt,
Gedipl. hoefsmid te Purmer.
Mededeelingen over het Smidsvak vallende buiten het hoefbeslag.
HET AFBRANDEN OE AEVLAMMEN.
Door deze bewerking beoogt men het ontnemen van een deel der harding
aan stalen voorwerpen en het geven daaraan van de verlangde veerkracht.
Nadat het stuk gehard is, wordt het met olie bestreken en boven een be-
glommen vuur in den smidshaard zoo gelijkmatig mogelijk verwarmd, zoodat
de olie overal gelijktijdig vlamt.
Zoodra het vlammen ophoudt, wordt het stuk in water afgekoeld. Bij
enkele staalsoorten, o. a. het gegoten staal, wordt het verhitten doorgezet,
totdat de na het ontvlammen overgebleven oliekorst heeft opgehouden te
i'ooken. Voorwerpen in dezen toestand, dat is, die de veerharding hebben
ondergaan, kunnen meestal met de vijl bewerkt woi'den.
Het doen aanloopen.
Deze bewerking heeft eveneens ten doel om een gedeelte der harding te
ontnemen, doch om daarbij volgens vaste kenteekenen den graad der har-
ding te'regelen, die het voorwerp moet verkrijgen om aan zijne bestemming
te beantwoorden. Yan het verkrijgen van veerkracht, is dus hierbij geen
sprake. Het voorwerp dat gehard en blank gepoetst is, wordt op een stuk
gloeiend ijzer verwarmd, totdat het blank gedeelte een bepaalde aanloopkleur
bekomt, waarna het in koud droog zand wordt afgekoeld. Deze kleuren
iioemt men aanloopkleuren, waaraan de naam der bewerking ontleend is;
die kleuren verschijnen naarmate de verhitting toeneemt in de volgende orde:
1- geelachtig, 2. lichtgeel, 3. stroogeel, 4. donkergeel, 5. bruingeel,
6- licht purper violet, 7. donker purper violet, 8. donker violet blauw,
donkerblauw, 10. lichtblauw en 11. lichtblauwachtig grijs.
Wanneer deze laatste kleur verschijnt, dan is het staal nagenoeg weder
ot den ongeharden toestand overgegaan. Het doen aanloopen van gehard
ijzeren voorwerpen na het poleeren, geschiedt alleen als sieraad en om de
gebreken beter te kunnen ontdekken, zooals bijv. bij de stoedels (een deer
van een geweer) ; het kan nimmer dienen om de stukken minder hard te maken.
Het ontlaten.
Door ontlaten verstaat men het geheel ontnemen van de harding aan
stalen en ijzeren voorwerpen, zoodat zij weder goed met de vijl kunnen
bewerkt worden. Stalen voorwerpen worden daartoe boven een goed be-
glommen smidsvuur tot de kersroode gloeihitte gebracht en daarna onder de
asch langzaam bekoeld. Hetzelfde kan ook geschieden door indompeling in
gesmolten lood, dat tot de gloeihitte is gebracht, hoewel deze wijze meer
bijzonder gevolgd moet worden wanneer slechts aan een bepaald gedeelte
van het stuk zijne harding moet worden ontnomen. Om op behoorlijke wijze
gehard ijzeren voorwerpen zacht en vijlbaar te maken, moeten deze gegloeid
worden in een van de buitenlucht door klei afgesloten ijzeren bak, die eerst
na het geheel bekoelen wordt geopend; de duur dezer bewerking hangt af
van de grootte van den gloeibak, de hoeveelheid en de zwaarte der voorwerpen.
Natuurlijk is deze wijze van ontlaten voor een enkel voorwerp niet altijd
te volgen en zal meestal gehandeld worden zooals voor stalen stukken is
opgegeven, hierbij kan het echter voorkomen, dat de ontlating mislukt en
de vijl bij de bewerking bedorven wordt. Het indompelen in gloeiend lood
neemt de harding niet geheel weg; het maakt alleen het stuk minder broos,
om welke reden dit wordt toegepast op dunne gedeelten van gehard ijzeren
voorwerpen.
Set ingloeien.
Hoewel deze bewerking op dezelfde wijze plaats heeft als het ontlaten,
zoo bedoelt men er echter meer bepaald mede: het zacht en vijlbaar maken
van gesmede stukken door gloeien en langzaam bekoelen, waardoor de soms -
zeer harde smeedkorst zacht wordt. Het behoorlijk uitgloeien kan alleen in
goed van de buitenlucht afgesloten ijzeren bakken geschieden.
Het Mauwen.
Door deze bewerking wordt niet bedoeld het geven van een blauwe aan-
loopkleur, maar een donker-leiblauwe kleur, waarbij alle harding, zoo die
ware aangebracht, verdwijnt en die op de volgende wijze verkregen wordt.
De voorwerpen worden met raapolie bestreken, goed met houtasch bestrooid
en vervolgens op een met houtasch bedekte ijzeren plaat gelegd en daar-
mede boven een goed beglommen vuur verhit; de stukken mogen elkander
en ook de plaat niet raken. De bewerking wordt voortgezet, totdat de
asch goed droog en wit is geworden, waarna de stukken met olie worden
schoongemaakt.nbsp;K.
— „De Smidsbond voor Winschoten en omstrekenquot; hield Maandag 23 Dec.
haar laatste algemeene vergadering in 1901 in 't hotel „Spoorzichtquot; van den
heer Giezen te Winschoten.
Na opening door den voorzitter B. L a n f e r s las de secretaris de notulen
der vorige vergadering, die zonder op- of aanmerkingen werden goedgekeurd.
Daarna kwam aan de orde: jaarverslag van den secretaris. Fit dat verslag
Week, dat het ledental der vereeniging in 1901 zoo goed als geen wijziging
had ondergaan. Verschillende omstandigheden werkten er toe mee, dat jaar-
lijks maar een paar vergaderingen konden worden gehouden, waar dan ge-
woonlijk werk was met het behandelen van huishoudelijke zaken. In dat verslag
werd dan ook de wensch uitgesproken, dat de vergaderingen in 't vervolg
meer geanimeerd zouden worden door het laten optreden van sprekers of het
doen inleiden van onderwerpen, het vak betreffende, waarmee in deze laatste
vergadering dan ook reeds een begin was gemaakt.
Uit de rekening en verantwoording van den penningmeester bleek, dat de
stand der kas zeer goed is, zoodat aan den in 't jaarverslag uitgesproken
wensch, wat het financiëele gedeelte betreft, wel kon worden voldaan. Er
Week nl. een batig saldo te zijn van ƒ 54,0872.
Bij „vragen en mededeelingenquot; deelt de heer H. Dresselhuis mee, dat
er tegenwoordig hoefijzers in den handel worden gebracht, welke per paar
vijf cent meer kosten dan waarvoor men ze zelf uit den staaf kan maken.
Hij meent, waar er soms behoefte aan werkkracht is, men pogingen moet
aanwenden, zoodanige hoefijers volgens model te krijgen, daar de tegen-
woordige nog niet naar wensch zijn. Na veel discussie wordt aan de heeren
E. J. Smid en D. A. Smid opgedragen moeite te doen fabrieksijzers vol-
gens model te krijgen en dan naar goedvinden coöperatief in te koopen.
^ij zullen van verschillende handelaren monsters aanvragen en hunne bevin-
ding dan in de Februari-vergadering ter tafel brengen.
Aan het bestuur werd opgedragen te trachten voor de eerstvolgende ver-
gadering een spreker te krijgen.
Aan de orde was nu: een en ander over het acetyleengas, welk onderwerp
op eenvoudige heldere wijze behandeld werd door de hh. Strating en De
Vries, directeuren der Nederlandsche Acetyleengasexploitatie te Groningen.
Het zou me te ver voeren 't een en ander in den breede te bespreken. Laat
ik dus volstaan met de mededeeling dat alles 't geen de genoemde heeren
te berde brachten de volle belangstelling der vergadering had. De voorzitter
was dan ook de tolk der vergadering, toen hij de hh. S. en De Vr. namens
allen dank zei voor het nuttige en aangename ons heden verschaft. Om
het gesprokene zooveel mogelijk te verduidelijken waren een twaalftal acety-
leenlampen in verschillende variëteiten geplaatst.
Na een woord van dank aan de sprekers voor de genomen moeite en aan
de leden voor hun opkomst sloot de voorzitter de vergadering.
Scheemda.nbsp;B. J. Smid, Secreiaris.
— (xeen stalen hoefijzers. In een der Friesche weekbladen, komt voor de
mededeeling dat iemand aanraadt, om stalen hoefijzers te gebruiken, welke
net voordeel hebben viermaal zoolang te kunnen liggen als gewoonlijk. De
veearts de Beijl schrijft naar aanleiding daarvan in het Friesche Weekblad:
t Is bekend dat een hoef groeit en het ijzer niet. Het ijzer is met drie
weken stellig reeds te klein.
Indien nu het ijzer (stalen) viermaal (reken maar 6 weken voor een land-
ouwpaard) zes weken onder een voet moet liggen, wat voor hoefgebreken
s'-ullen daarvan komen bij die wij nu al legio hebben !
In elk geval: om de bovengenoemde reden raad ik beslist het gebruik
van stalen hoefijzers af, tenzij — en hierop komt het aan! — de ijzers
elke drie weken zoogenaamd verlegd worden. Zoolang evenwel een hoefijzer
vastzit, wordt dit, helaas! maar ai te vaak nagelaten.quot;
KENNISGEVING AAN DE ABONNÉ'S!
Het is nog niet vastgesteld welke plaat op hoefsmidsgebied dit jaar zal
worden verstrekt. Het staat echter wel vast dat ze komt.
Bovendien worden in den loop van het jaar een paar mooie platen van
paarden toegevoegd.
Sedert de vorige opgave zijn postwissels ingekomen over 1901 a ƒ 3.00
van M. Eerland te K.. C. Bos Hzn. te H., Ag Vis te W., M. de Booij
te W en G de BeJc te O.; over 1!)02 van J. J. Loutvs te M. en P Bip-
meesier te H. en van Kramer Fzn. te W. voor 4 aft. 1900 • B. ƒ 0.875.
_ De Januari-aflevering van »Der Hnfschmiedquot; is deze maand te laat
verschenen om nog in dit nnmmer te kunnen worden behandeld.
verkrijgbaar in de chemicaliën- en
drogerijen-handel van
K. 6. W. DE BOSSON, Apotheker,
te Dordrecht.
PRIJSCOURANTEN voor HH. Vee-
artsen op aanvrage gratis.
Het bij ervaring gebleken
Tevens het beste stootheslag.
Oeêxamineerd Meester-
Hoefsmid. -
De meest praktische
voor het warm inslaan
makkelijk uitneembare,
compleet a 7.50 Mark
HOEFZOLES voor paar-
den met gebrekkige en
gevoelige hoeven.
Deze zolen worden
zeer geroemd en zijn
in alle afmetingen ver-
krijgbaar.
CIRCULAIRES op
franco aanvrage bij:
van 45 m.M. breed per
Patent in het Buitenland.
en eenvoudigste inrichting
der stootgaten met ge-
juist passende doorslag,
(f 4.50).
Engelsche veerkrachtige
Petrol.- Gas-, snelkook- en
verwarmingstoestel.
Brand zonder pit, reuk of roet —
even geruischloos als kookgas.
1 liter kokend water in 4 ä 5 min.
Petr.verbruik ± 1 ct. p. uur bij
volle kracht.
Inlichtingen, prijscouranten, be-
schrijvingen en in werking te zien.
W. ï.d. LIST, ïan Breuglielstr.liÖ,denHaag.
agenten gevraagd.
Dubbel en enkel werkende. 5 tot
50 kub. Meter opbrengst. Eenvou-
dig. — Groedkoop. — Verbeterde
Diafragma systeem. Vraag prijzen
en inlichtingen.
Overal Agenten gevraagd.
Beste en meest beproefde beslag.
Hoogste onderscheiding.
Gr. gouden Medaille.
ALLE SOORTEN van
Schroef- en Insteekkalkoenen.
Losse Stooten.
Branscheid amp; Philippi- Remscheid, Rpiand.
Lage p r ij z e n.
F'rima. kwaliteit.
(Jeen handelswaar.
Steeds groote voorraad
in den winter,
ïeekeningen en Prijzen
franco op aanvrage.
Correspond.: NEDERLNDSCH.
Vele getuigschriften van Koninkl.- en Privaat-hoefsnfiidscholen en van de
^nbsp;grootste hoefsmederijen.
S. C. M. BAX. - 4 Jufferstraat. - ROTTERDAM.
Specialiteit in artikelen voor Hoefbeslag.
Meest uitgebreide sorteering Ia Blanke HOEFNAGELS,
waarvan meer dan 60 verschillende voorradig.
IJsnagels - IJspuntjes of Stiften - IJssehroeven - Tappen voor (Schroeven -
Uithalers voor puntgaten - Engelsche Renetten met hoornheft (rechts en ;
links) - Engelsche hoeftangen - Hoefhamers - Engelsche Hoefraspen 12quot; en 14quot; -
Heel rasp of 1/2 vijl, met en zonder angel - Houwklingen of sabels - Hoefijzer
en Hoefstaal - gemaakte Hoefijzers (rits en stempelijzers).
Las- of Weibladen om ijzer en staal te wellen.
S T R IJ K R A S 1) J E S.
Systeem Lacombe.
Kunsthoorn.
Caoiitchoiic toonbescher-
luers tegen klappen enz.
Stri]kringen, met ot
zonder riempjes.
Blanke en donkere
ASOLIE,
Boorolie, Gasmotorolie,
DYNAMO-OLIE,
CYLINDEROLIE, Opruimer
voor
TALK,nbsp;Schroef ga-
POETSKATOEN, ten met
ENZ. ENZ.
Bij het opgeven
van orders of prijs-
aanvragen, gelieve
men zoo nauwkeu-
13—15 en ^ig mogelijk maten
17 mM.nbsp;-
draad. Qf beschrijving bij
te voegen.
Steeds groote voorraad, waardoor spoedige levering. — Billijke prijzen. Vertrouwbare kwaliteiten.
-ocr page 25-REDACÏEUR-UIÏGEVER: A. W. HEIDEMA, RIJKS-VEE ARTS TE GRONINGEN.
-ocr page 26-Goed Gereedschap
is hel halve Werk.
Kent Gij onze gereedschappen? Onze
raspen b.v.? Indien Gij ze kent dan
koopt Gij ze geregeld en is verdere
aanbeveling overbodig, doch indien Gij
ze niet kent, laat ons U dan monsters
zenden en Gij zult zien dat de kap
beter is dan van eenig ander fabrikaat. -
Catalogus voor het vragen. -
Lambert amp; Company,
Rollerdam.
Vergeet onze Hoefzolen niet!
Geschiedenis van het hoefbeslag, door F. Laméris. — Hoe men voor löO
jaar over het hoefbeslag dacht. — Mededeelingen over het Smidsvak vallende
buiten het hoefbeslag. — Korte Mededeelingen. — Briefwisseling. — Ad-
vertentiën.
GESCHIEDEISriS VAN HET HOEFBESLAG,
DOOB
E. LAMÉRIS.
Tweede deel.
HOOFDSTUK XV.
Geschiedenis van lietOostersche beslag.
Arahïé, de Tartaren, China en Japan.
(Vervolg en slot.)
In sommige daarvan vindt men gewelven met de overblijfselen van aan-
voerders, voorzien van pijlen, boog en lans liggende op zilveren tafels.
Russische officieren daar heen gezonden, ontdekten in een' grafheuvel van
®en machtig Khan drie gewelven. Het eerste bevatte het skelet van een
man m rijke wapenrusting, uitgestrekt op een plaat van zuiver goud, ver-
scheidene ponden wegende; in het andere een vrouwengeraamte, eveneens
'^P een gouden plaat liggende, met armringen en juweelen van groote
^vaarde, terwijl in het derde gewelf de overblijfselen rustten van een krijgs-
'os, voorzien van rijke schabrakken, stijgbeugels en ijzers aan
de hoeven.
-De hoefijzers en stijgbeugels wezen echter op Europeesche
afkomst,
men veronderstelt, dat de schatten, daar opgehoopt
tusschen 1237 en 1241 waren buitgemaakt gedurende den Tar-
taarschen inval in Rusland en Polen. In een der oudste
' rtaarsche zangen, geschreven tegen het einde der 14e eeuw,
'^egt een machtig vorst tegen zijne edelen:
Zet de paarden voor mijn gouden koets, laat de paarden
met gouden ijzers en zilveren nagels en bedekt ze
met gouden versierselen en laat de wijze Sobra halen.
In een ander Tartaarsch gezang uit 1552 lezen wij , dat onder de hoeyen
van het beroemde strijdpaard Argamacle de ijzei-s gelijken op nieuwe manen.
De Ssarten, een der grootste volkstammen in Turkestan, gebruiken tegen-
woordig hoefijzers, welke het midden houden tusschen het Oostersche en het
Europeesche. Deze zijn zeer dun en breed en ziener uit, alsof zij uit een ijzeren
plaat zijn gemaakt. De vorm komt overeen met het Europeesche hoefijzer; de
grootste dikte (3 mM.) en breedte (3 cM.) bezitten zij in het
toongedeelte, naar de takken worden zij allengs dunner
en smaller. De ondervlakte is bij wijze van versiering
voorzien van twee ondiepe, evenwiidige en doorloopende
groeven aan de verzen-uiteinden vindt men drie dwara-
groeven; met de vorige overeenkomende. De buitenrand
is gestuikt, waardoor de ondervlakte een 2 mM. hoogen
scherpen rand verkrijgt.
De drie ronde nagelgaten zijn in den kouden toestand van onderen naar boven
in de buitenste groeve doorgeslagen, de vorm en plaatsing komt geheel overeen
met die v/h. Oostersche ijzer. De nagels bezitten een korten ronden hals en een
vierkanten spits eindigenden kling, evenals de Midden-Aziatische hoefnagel.
In de Krim (Zuid Rusland) vindt men bij de oorspronkelijke bevolking
nog het Krim-Tartaarsche hoefijzer, eveneens een tusschen vorm. Zij zijn
4 mM. dik, zeer breed in het toongedeelte, terwijl wederom de vorm en
plaatsing der nagelgaten geheel met het Oostersche ijzer overeenkomen. De
hoefnagels zijn als bij het Turksche beslag.
Het is eene merkwaardige omstandigheid, dat in geheel Oostelijk Tartarije,
-ocr page 29-tot in de omstreken van Peking in China, overal ijzers van bijna denzelfden
vorm als de Keltische worden gebruikt.
De vroeger genoemde Paardenarts van het Engelsche leger, El e m i n g, heeft
in het midden der 19e eeuw deze streken te paard door gereisd. Overal, waar
^ij kwam, vond hij ijzers van uiterst primitieven vorm in gebruik, zeer veel ge-
lijkende op de oude Keltische hoefijzers. In overeenstem ming met het kleine
Tartaarsche paardenras zijn de ijzers klein, licht, dun en smal, met vier nagel-
gaten, ieder in eene afzonderlijke groeve of rits van den nagelkop geplaatst.
Het komt veel meer overeen met ons hoefijzer dan dat van de omringende
volken, zooals de Afghanen, Perzen, Arabieren of Turken. De leeraar
^chimmel zegt: „Vermoedelijk zijn de Chineezen als de uitvinders van
®t hoefbeslag aan te merken; het is bekend, dat de beschaving bij dit volk
reeds vele eeuwen vóór het begin onzer jaartelling een' hoogen trap had
gereikt, doch dat zij, door afzondering van andere volkeren, langen tijd op
atzelfde punt zijn blijven staan. Het is waarschijnlijk dat de Mongolen,
een nomadische volkstam, het uit Azië naar Europa hebben overgebracht.quot;
Volgens Eleming maakten de hoefsmeden daar gebruik van een nood-
stal of travaille, volkomen overeenkomende met dien, welken wij nog wel
IJ ouderwetsche smederijen aantreffen. De hoef wordt ook met een soort-
gelijk veegmes besneden.
Ou de oude ijzers van kwaadaardige paardjes af te nemen, plaatsen zij
eeii lange puntige staaf tusscheu den hoef en het ijzer, om dit er door
liamerslagen af te wringen.
Ijzers, een
Chinecsch muildievijzer, van onderen gezien Chineesch muildierijzer, van boven gezien,
ha^^ draagrand vlak besneden, dan wordt het koude ijzer met een paar
de''^^'quot;^^^^^'^ in den gewenschten vorm gebracht en zonder warm passen aan
^eenen bevestigd, de weinig buigzame nagels door den langen hoorn-
^ ö gedreven en op den wand omgebogen en plat geslagen. Daarna worden
un gesmede takken achter tegen de verzenen opgebogen en „Wieland
ae^Smidquot; heeft zijn geld verdiend.
e Leeraar Schimmel beschreef deze Chineesche ijzers, afkomstig van
n muildier in China, aangekocht voor het Indische leger,
y^ eze exemplaren, aanwezig in de verzameling van hoefijzers aan de Eijks-
eeaitsenijschool, vertoonen eveneens ovale nagelgaten en een voor elk nagel-
^ vooraf gevormde rits, waardoor zij, evenals de Keltische
^egolfden buitenwand bezitten.
Zij hebbeu met het Oostersclie ijzer gemeen, dat zij aan de uiteinden der
takken zijn opgebogen, blijkbaar met de bedoeling, om de ballen van den
hoef te beschermen.
Sommige bevatten vijf nagelgaten in plaats van vier; men moet evenwel
in aanmerking nemen, dat de muildieren in China bijna zoo groot zijn als
onze paarden en in ieder geval veel grooter dan de Tartaarsche pony's.
Er zijn echter vele Tartaarsche volksstammen, welke hunne paarden niet
beslaan. Andere maken nog gebruik van huiden of hoorn, zooals Marco
Polo dit in de 13e eeuw reeds beschreef. B urn es zegt, dat de stammen,
in de vallei van de Boven-Oxas nabij het Aral-meer, hunne paarden met
hertshoorn beslaan. Zij brengen het hoorn der geweien in een passenden
vorm en bevestigen deze met hoornen pinnen aan den hoef. Zij zouden
deze gewoonte van de Kirghiezen hebben overgenomen.
W O o d schrijft van de Kirghiezen, dat zij groote verwoestingen onder de
wilde kudden in de bergen aanrichten, het groote aantal geweien, welker
den bDdem bedekken, getuigt daarvan. Deze geweien zijn zeer groot en
verschaften ijzers voor de hoeven der paarden en stijgbeugels.
De ijzers bestaan uit slechts half cirkelvormige stukken hoorn en worden
onder het voorste gedeelte van den hoef geplaatst. Wanneer men de paar-
den dagelijks gebruikt, dienen zij ten minste eens per week vernieuwd te
worden.
Kolonel Smith verhaalt, dat de IJslandsche boeren somtijds ook hunne
paarden met ramshoorn beslaan.
In Japan bevestigt men gevlochten kussentjes of matjes van stroo ouder
de hoeven der paarden. Gewoonlijk zijn zij van rijststroo gemaakt, bij de
rijkere klassen echter van katoen of zijde. liijststroo wordt tot bauden
gevlochten en deze saamgeweven tot een dik rond kussen, groot genoeg om
de geheele ondervlakte te bedekken.
Aan den omtrek van dit kussen zijn lissen aangebracht (in het toonge-
deelte een dikkere en sterkere), waardoor twee smalle banden van af de
verzenen loopen , om het geheele toestel om de koot vast te maken.
Zij komen veel overeen met de soleae sparteae der oude Komeinen, door
Vegetius en Co'lumella beschreven.
Het gebruik van deze stroosandalen is algemeen en het maken daarvan
verschaft aan vele menschen werk, daar zij zeer spoedig verslijten. .
Pakpaarden en ossen,
de eenige middelen van
vervoer, dragen ze altijd;
rijpaarden slechts aan de
voorhoeven of in 't ge-
heel niet.
In de „laatste jaren
echter heeft de Europee-
sche hoefsmidskunst in
Japan groote vorderin-
gen gemaakt.
In Amerika is het
-ocr page 31-paard eerst door de ISpanjaarden ingevoerd; de bewoners hebbeu dus eerst
na dien tijd dit dier leeren kennen.
Wanneer de paarden der Indianen in het Rotsgebergte van Noord-Amerika
kreupel worden, door overmatige afslijting op den rotsachtigen bodem, wik-
kelden zij de hoeven in een stuk ongelooid en in de zon gedroogd buffei-
ot elandshuid. Men zegt, dat het dikke harige vel een uitstekende tijdelijke
hoetsehoen vormt, evenals die van kameelhuid in Soedan.
hoe MEN VOOR 150 JAAR OVER HEÏ HOEEBBSLAG DACHT.
(Vervolff en slot.)
^eer stout braveert de oude schrijver Bourgelat de kunst van beslaan,
waar hij zegt: „de kundigheid welke ik bezit (hij voert den smid ten tooneele)
op hoedanige wijze de hoorn zig formeert, onderhouden wordt, groeit, en
wederom herbooren wordt, mij in staat stelt, aan ieder gedeelte van den
voet zijne behoorlijke gedaante .te gevenquot;. En toch was hij nog niet achter
de geheimen, want waar hij de vraag beantwoordt: „Op wat manier, bij-
voorbeeld, zoudt gij een welgemaakten voet beslaan?quot; zegt hij o.a.: „indien
■iiij zulk een voet voorkomt, steek ik eenvoudig de zool uit, neem het over-
tollige van de kwartieren weg enz.quot; Toch steekt er ook weer iets bijzonder
goeds in redeneering, want verder leeraart hij: „de hielen maak ik
open door het veegmes buitenwaarts te buigen, en niet door ze uit te hooien,
^'O als ik de hoefsmids heb zien doen.....ik snij het overtollige van de
straal af en maak dezelve zoo ver open dat er een weiachtig vogt uitloopt
niet zoo diep, dat er bloed komtquot;.
Laten wij de besnijding van den straal daar, dan schuilt toch in dat
uitenwaarts buigen van het veegmes nabij de hielen (verzenen) zeker veel
goeds; immers de steunsels zullen daardoor behouden blijven, waar ze ten-
minste niet bij de zooibewerking (zie boven) te veel hebben geleden. Den
vorm van ijzers bespreekt B. als volgt:
»Het moet den gantschen omtrek van de hoef egaal sluiten, niet te ligt
of te zwaar, dezelfde dikte bij de voorhoef {in den toon) als bij de proppen
V 'alkoenen) en aan den binnenkant eenigzius dikker; ik sla het wat ruimer
aan den buitenkant door als aan den binnenkant, daar moeten 4 uagelgaten
aan weerskanten zijn, met een geschikte verdeeling; deze nagelgaten moeten
niet te ruim nog te schraal doorgeslagen zijn. Hij ijzer moet bij den hiel
niet te ver afgescheiden zijn van den voet, de proppen of kalkoenen moeten
niet verder uitsteken dan in evenredigheid met de gedaante van den voet.
n om het ijzer aangenaam voor het oog te maken, moet het van het Ie
nagelgat tot aan het laatste rondom den voorvoet een kleine verhevenheid
ebbenquot;. Zoo gaat B. door, wij hebben hem niet geheel te volgen, doch
''^len hieruit alweer dat het goede in z'n beslag zich met het verkeerde af-
wisselt. B. geeft wel kalkoenen, doch wil den onnatuurlijken stand daardoor
ontstaande vermijden door het ijzer in den toon zooveel dikker te maken,
zoodat toch de voet regelmatig op den bodem rust. Uitdrukkelijk geeft hij dit
aan: „het ijzer moet bi] de proppen even zoo dik zijn als aan den voorhoef,
{toon) opdat de voet op eene gelijke wijze overal gedrukt wordt; want
zoodra de drukking niet gelijk is, wordt hierdoor veroorzaakt, dat de vocht-
ten in eene grootere meenigte naar die plaats vloeijen, waar zij minder te-
genstand vinden.quot; De ruimere ligging van den buitentak is correct; doch
de verdeeling der nagelgaten kan ons niet bekoren.
In ons Ie artikel over dit onderwerp is echter reeds opgemerkt dat de
heilzame werking van den hoef, de regelmatige uitzetting en inkrimping,
toen ter tijde nog niet bekend was en daarom stelde B. niet den eisch dat
de nagelgaten meer in de voorste ijzerhelffc moeten worden aangebracht,
ten einde die uitzetting en inkrimping niet te belemmeren door de nagels.
Over den smaak valt niet te redetwisten! Wij zullen zeker niet beweren
dat het oog aangenaam wordt aangedaan door dergelijke verhevenheden
„rondom den voorvoet.quot; De onderscheiding van voor en achteri]iev is grappig!
„Gij zult een achterijzer onderscheiden kunnen aan de nagelgaten, die aan de
hielen zijn, dewijl die van een voorijzer altijd aan den voorkant zijn; omdat
het hoorn aan den voorkant van den voorvoet sterker is als aan de hielen,
en integendeel die van de agtervoeten sterker is aan de hielen, dan van
vooren; en om die reden wordt ook van den voorvoet bij de hielen
minder afgenomen, en men laat den voorkant sterker aan de agterhoeven.quot;
Wij zouden den stalmeester des Konings van Frankrijk en bestierder van
deszelfs academie te Lyon — onze oude Bourgelat — wel eens even in het
rijk der levenden willen terugroepen om ons dat zaakje duidelijk te maken.
Bij de behandeling van onregelmatige hoeven gaat hij nog zeer empirisch
te werk n.1.: „bij een schuinsche voet, wanneer de eene kwartier hooger is
dan de andere, zou ik beginnen met het hoogste kwartier af te snijden,
bijna tot er bloed kwam en de hiel vervolgens uithaalen .... enz.,quot; zeker
niet de methode die thans algemeen toepassing zal vinden. Toch vinden
we er een leidenden gedachtengang in Immers het wordt verklaard dat
uithollen aan den voet (wegnemen der steunsels), hij zegt: „mijn oogmerk is
om de wand aan die zijde te doen krimpen, 't geen gebeurt zoodra de kragt
van 't hoorn tusschen de hiel en de straal verminderd wordt.quot; B. had dus
wel gezien dat er door de verkeerde hoefbevverking der smeden een nauwe
hoef kan ontstaan, hij trachtte door in 't leven roepen van dit gebrek een
ander gebrek op te helfen. Deze genees-methode: het kwade door het
kwaad te verdrijven, vinden wij ook op ander gebied toegepast.
Zoo worden nog meer afwijkende hoefvormen en standen behandeld, meest
alle op eene wijze waarmee wij ons niet meer kunnen vereenigen, doch
in verband met het standpunt waarop toen de kennis van het hoefbeslag
stond. Alles wordt verklaard, de tekst is geheel vragender en antwoor-
dender wijze ingericht.
Van de bijzondere hoefijzers wordt het meest aanbevolen het pantoifelijzer,
waaronder verstaan wordt: „een ijzer welks zijden aan den binnnenkant van
de holte van 't ijzer af tot de proppen toe geduurig dikker worden, en we-
derom van den buitenkant van de rondte af tot aan de zelfde proppen toe
geduurig evenredig dunner worden.quot; (Duidelijk!! ?). Tegen strijken bedient
B. zich van een Turksch ijzer „een ijzer welks binnenste zijde drie of vier
maal zoo dik is als de buitenste, hetwelk het zetten van den voet zoodanig
verandert dat het paard niet meer strijkt.quot; (Dit verdient zeker ook geen
navolging meer, doch uit dit z.g. Turksche ijzer zal wel zoo langzamerhand
ons strijkijzer zijn ontstaan). Van scherpe ijzers wil B. niet veel weten,
hij bedient zich bij voorkeur van ijsnagels; toch kent hij al „scherpe prop-
pen , die hij zou willen hebben in den vorm van een „hazenoorterwijl
de vierkante scherpe proppen door hem altijd zijn verworpen. Aan 't einde
van z'n werk werk zegt de schrijver: „de verbeelding ondersteund door
ware kennis, kan ons tot nieuwe ontdekkingen opleiden, en 't is alzoo, dat
wel geregelde verstanden zig uit de onvoorzienste en onverwagste zwarighe-
den gelukkiglijk redden.quot;
Tot zoover eenige aanhalingen uit dit merkwaardige boek van een der eerste
beoefenaren der wetenschappelijke veeartsenijkunde en van het hoefbeslag, die
met de geringe hulpmiddelen welke toen ter tijde der wetenschap ten dienste
stonden, toch nog veel tot stand wist te brengen tot grondslag voor het zich
ontwikkelende vak.nbsp;K.
Mededeelingen over het Smidsvak vallende buiten het hoefbeslag.
Het verbeteren der uiterlijke gedaante.
Het draaien. Grewoonlijk verstaat men onder deze bewei-king het voort-
brengen van ronde voorwerpen (omwentelingslichamen) op de draaibank; dit
wordt verricht door het lichaam om een denkbeeldige as te laten wentelen,
en daarbij gelijktijdig een puntig bijloopend of mesvormig werktuig van staal
(draaibeitel of beitel) tegen de oppervlakte van het voorwerp te houden, om
eiquot; zoodoende kleine stukken (draaisel, draaispanen) van af te schaven of af
te snijden. Evenwel behoort tot het draaien ook nog het maken van zulke
voorwerpen op de draaibank, die eene ovale of anders gekromde dwarsdoor-
snede hebben, alsmede het schroefsnijden met of zonder draaibank, benevens
net guilscheeren.
Het at te draaien voorwerp moet op de draaibank zoodanig bevestigd worden,
at de omwenteling om een standvastige rechte lijn kan geschieden; anders
^ordt het lichaam niet volkomen rond, 't geen toch het doel is. Echter
schiet in dat opzicht de practijk dikwerf te kort, hetzij uit gebrek aan nauw-
enng afgewerkte hulpwerktuigen, hetzij door slordigheid der werklieden,
O wel door in de natuur der stoffen gelegen oorzaken. Tot de laatste be-
hooren het doorbuigen van lange, dunne voorwerpen, het schommelen en
rombuigen onder de drukking van den draaibeitel, de ongelijke hardheid
^an de stof, enz.
-De draaibank. Enkele gevallen uitgezonderd, bestaan alle draaibanken
een schraag (of gestel), uit één of twee boomen (liggers), een enkele drie-
oekige (loopstang) of twee evenwijdige wangen (of slede) — (die volko-
men recht en glad afgewerkt moeten zijn, en een lengte van 5 tot 30 dM.
dubbelen (of twee enkele) loodrechtstaan-
en kop en stoel (spilkop) van het hout of ijzer; uit een door dezen kop
ondei'steuad wordende horizontale as of spil, die van snaar of rieuischrijven
of getande raderen voorzien is, om in beweging gebracht te knnnen worden.
Deze beweging geschiedt, óf door een met trede te draaien drijfwiel, öf
door drijfriemen, of door raderwerk, dat van ter zijde of van boven is aange-
bracht. Voorts uit een langs de loopboomen of de bank verschuifbaren kop (punt-
kop, rijkop), die op een willekeurige plaats vastgeklemd kan worden, en
van een kegelplaat, (rijplaat) voorzien is, welke juist tegenover de spil staat;
en eindelijk uit een toestel voor het ondersteunen van de draaibeitels (de
leunspaan), maar soms ook tot het vastschroeven der draaibeitels (vaste
leunspaan of suport). De leunspaan kan niet alleen in de lengte van de
bank, maar ook rechthoekig er op horizontaal verschoven en in verschillende
standen gebracht en bevestigd worden, al naar gelang de grootte en de
gedaante van het voorwerp zulks noodig maken.
De standvastige ondersteuning van de spil is voor het rondloopen een
noodzakelijk vereischte. Bij de groote banken rust de spil in kussens of
kragen, en het sloderen of slingeren wordt dan door schroeven voorkomen.
Kleine banken hebben aan de linkerzijde van den kop een schroef, die in
een scherpe en geharde kegelpunt van staal uitloopt, welke punt in een
boorgat van de spil grijpt.
Door het aanzetten dezer schroef drijft men de spil met haar kegelvor-
vormigen hals in een passende bus (bril) van den voorkop en brengt zoo-
doende een standvastige omdraaiingsas tot stand. Ook bij de bank met
kussens, ten minste bij die voor nauwkeurig werk, loopt de spil in zulk
een ranken kegel uit, die in een passende brilbus van den voorkop sluit
en voortdurend met een schroef van achteren wordt aangedreven. Aan de
rechterzijde steekt de spil met den neus eenige centimeters voor den kop
uit, ten einde daaraan, met behulp van een schroef, een houten of metalen
bus (bos of klauw) of ook een kegelpunt van hard staal te kunnen beves-
tigen. Deze toestellen dienen voor het inspannen van voorwerpen op de
draaibank; vooral is dit het geval met de bos, waarmede men korte stukken,
die men er met stelschroeven inklemt, kan vastzetten. Ook drijft men er de
af te draaien stukken wel eenvoudig met den hamer in.
De kegelpunt gebruikt men echter als het voorwerp lang is en een dub-
bele ondersteuning eischt. In dit geval worden in het midden der uiteinden
van dat lange voorwerp gaten geboord of geslagen (keuren), waarin de
kegelpunten van de spil en van den rijkop passen; men bevestigt dan op de
spil een arm met haak, die een aan het voorwerp geschroefden ring met
verlengstuk (meenemer) en dus ook het af te draaien stuk omvoert. Voor
sommige voorwerpen, bijv. dezulke, die meer de gedaante van een schijf
hebben, zet men op den neus een groote met gaten doorboorde schijf of
ronde plaat, waaraan men de metaalstukken vastschroeft, of waartegen men
ze met een mengsel van hars en steenmeel vastplakt.nbsp;K.
( Wordt vervolgd).
-ocr page 35-— Steeiikoolverbruik. Welken omvang zal het verbruik van steenkool
in deze eeuw aannemen?
ïe oordeelen naar de ontwikkeling daarvan gedurende het jongst verleden,
luoet alsdan de consumptie van het zwarte diamant zulke proportiën gaan
bereiken, als niemand zich zal durven voorstellen.
Het kolenverbruik over de gansehe wereld bedroeg in 1883 nog niet meer
dan 385 millioen ton, maar zeventien jaren later in 1900, was dit reeds
tot 757 millioen ton gestegen, hetgeen op een toename wijst van circa 82 quot;/g.
Indien nu in de eerstvolgende veertig jaren de vermeerdering van con-
sumptie op dienzelfden voet mocht voortgaan, dan zou het wereldverbruik
'n 1940 op een cijfer wijzen van plm. 1400 millioen ton, of wel het dubbele
kwantum van thans.
Men mag inderdaad zich afvragen vanwaar die enorme hoeveelheden
moeten komen?
He Vereenigde Staten, Groot-Brittanje en Duitschland staan aan de spits
der steenkolenproductie, en leverden deze drie te zamen in 1900: 616 mil-
lioen ton; daarna brachten (in deze volgorde) Oostenrijk-Hongarije, Frankrijk
en België gezamenlijk 111 millioen ton op, terwijl de daaropvolgende pi-o-
ductie-landen zijn: Canada, Japan, Indië, Nieuw Zuid-Wales en Spanje.
(Vulkaan.)
~~ Colofoiiiuiii vuuraanwakkereiid. Dat de brandende kolen later bijna
zoo goed als uitgedoofd zijn, komt niet zoo zeer zeldzaam voor. De lange
duur en de verbazende last vaak daardoor veroorzaakt is menigeen ook
bekend en ten einde nu de kolen weder oogenblikkelijk in vollen gloed te
brengen dient het colofonium.
Bij ieder vuur moest daarom dit zeer doelmatig en gemakkelijk te be-
waren middel eigenlijk niet ontbreken wegens het verbazend gemak daarvan.
Een klein stukje colofonium is voldoende om de bijna geheel uitgebrande
kolen weder in vollen gloed te zetten, omdat het smelt en zich dan over
het geheele vuur verspreidt, en de vlam, zoowel als de liitte, in korten tijd
weder belangrijk toeneemt.nbsp;{Idem).
quot; In het weekblad „Vullcaanquot; waarschuwt de heer H. W. Leupen,
chef-werkmeester aan de Westl. Stoomtram, tegen het soldeerpoeder „AVo-
uieera.quot; Met een gediplomeerd hoéfsmid nam hij iu z'n werkplaats proeven
en het resultaat was dat het Womeera-soldeersel weer gemakkelijk los liet,
terwijl wat met borax gesoldeerd werd, moet worden gehavend om het van
elkaar te krijgen.
He importeurs van het middel verdedigen zich op dien aanval, terwijl de
heer J. volhoudt dat, zoolang hem niets beters geleverd wordt, hij zich
maar liever aan borax houdt.
Hoefsiiiidsi'hool te Amersfoort. 23 en 24 Januari werd liet examen,
vastgesteld bij aanschrijving v/'h. Departement van Oorlog d.d. 13 December
1^97, II Afd. no. 20, afgenomen.
Acht miliciens der Yeld-Artillerie en een milicien v/h. korps Rijdende
-ocr page 36-Artillerie, sinds April 1901 aan de Hoefsmidscliool gedetacheerd, namen
daaraan deel. Zij moesten ieder twee hoeven beslaan, de ijzers daarvoor
maken, alsook een voorijzer met schroefkalkoenen en een strijkijzer, en
blijk geven van theoretische kennis van het hoefbeslag.
Het examen der miliciens was in 1901 beter dan het nu afgelegde. Het
getuigschrift kon aan allen worden uitgereikt, drie van hen hebben een
goed, twee een voldoend en vier een even voldoend examen afgelegd. De
vlijt van allen was zeer goed.
Het diploma werd uitgereikt aan: Hendrik Appeldoorn, Nicolaas
Daanen, Wietse Dijkstra, Jan Jonkman, Hendrikus Wilhelmus
Lammers, Jan van der Linde, Johannes G-errit Peters, Dingeman
Wevers, Johannes Wilhelmus Wildenborg.
—nbsp;Oiitwerp-voorschrift Hoefbeslag. Door den luit.-kol. der huzaren
H. F. D. Braams en den paardenarts Ie kl. A. Prederikse, beide van
de rij- en hoefsmidschool te Amei-foort, is een ontwerp-voorschrift nopens
het hoefbeslag saamgesteld en met de daarbij behoorende modellen, ter
beoordeelinng aan den insp. der cavalerie aangeboden.
—nbsp;De hoefsmeden in Priesland worden in het Friesch WeeJcblad herinnerd
aan den cursus aan de hoefsmidschool te Amersfoort beginnende 1 April a.s.
Belanghebbenden wenden zich tot den heer E. van Weideren Baron
Rengers te IJsbrechtum.
—nbsp;Door de afdeeling Lekkerkerk e. o. yan de Hollandsclie Maatschappij vau
Landbouw gt; is aan deze Maatij. subsidie gevraagd voor een cursus in hoefbe-
slag, welke aanvrage is ingewilligd; het bedrag echter te bepalen naafloop
van den cursus en na inzage van de rekening van ontvangsten en uitgaven.
Lekkerkerk zal tevens eene Rijksbijdrage vragen. Dezelfde conclusie werd
genomen aangaande de subsidie aanvrage van de afd. Schagen van den Sme-
denbond in Holland's Noorderkwartier (zie no. 12, jaarg. 1901.
— Inrichting voor Hoef be.slag te Groningen. De leerling G. W. G o e 1 e m a te
't Waar bij Scheemda verliet, na een met goed gevolg bekroonden leertijd van 5
maanden, deze inrichting en is vervangen door den leerling Smit van iïoi^em.
—nbsp;Vanwege de afd. Oouda -en Omstreken van de Holl. Maatschappij van
Landhoim, wordt te Gouda een cursus in hoefbeslag gehouden. De leiding
daarvan is opgedragen aan den heer W. C. van de Stolpe, rijks-veearts
te Gouda, bijgestaan door den gediplomeerden hoefsmid Chr. Jansen uit
Rotterdam. De theoretische lessen zijn gegeven in een lokaal van de
ambachts-avondschool, daartoe vrijwilh'g door de gemeente Gouda beschik-
baar gesteld, terwijl de practische lessen worden gehouden op een stadserf
aan de Groeneweg, waar vijf veldsmidsen en vijf aambeelden zijn geplaatst.
Het aantal leerlingen is 25, die voor de practische lessen in twee groepen
zijn verdeeld; de eerste werkt iederen Zaterdagmiddag van 12—2 uur en de
tweede van 2—4 uur. Het practische gedeelte zal bestaan uit 24 lessen
vau twee uren, terwijl voor het theoretisch gedeelte 6 lessen van twee uren
zijn gebezigd, en er later nog een paar zullen volgen.
—nbsp;Vanwege de afdeeling Lekkerkerk en Omstreken der Holl, niaat-
sehappij van Landbouw is op 23 Januari te Lekkerkerk begonnen een cursus
in hoefbeslag, die geleid wordt door den heer J. J. Hendrikse, rijksveearts
te Groot-Ammers, met wieu als mede-onderwijzer optreedt de heer Chr.
Jansen, gediplomeerd hoefsmid aldaar.
—nbsp;In „De Smid en Koperslagerquot; van 16 Januari 11. wordt door P. Butler
gewezen op het groote belang voor de smeden van Zuid- en Noord-Beveland
om een bond op te richten.
Hij schrijft o.a.: „Maakt u toch geen verkeerde voorstellingen van een
Smedenbond! De bedoeling is geenszins IJ in uwe vrijheid te belemmeren.
De concurrentie blijft toch even vrij.
Indien een klant niet langer van een onzer gediend wil zijn, dan kan hij
toch naar een collega gaan, onverschillig of die lid van den bond is of niet.
De bedoeling is onze gemeenschappelijke belangen te bevorderen. Door bijv.
gemeenschappelijk steenkolen aan tekoopen wordt toch niemand te kort gedaan.
Het is toch gemakkelijk te begrijpen, dat de prijs der steenkolen aanmer-
kelijk lager zal zijn in gemeenschap, dan dat ieder afzonderlijk deze bestelt.
Dit zou ons toch spoedig 15 a 20 cent per HL. kunnen bevoordeelen. Een
ander voorbeeld:
Iemand verhuist uit de gemeente B naar A en is daar een vreemdeling.
Hij laat evenwel bij een collega in B een onbetaalde rekening staan, niet-
tegenstaande hij vaak tot betaling aangezocht is. In A waar hij onbekend
IS, bestelt hij smidswerk, dat hem op rekening wordt geleverd, maar evenals
ïn B niet betalen zal. Hoe uitstekend zouden wij elkaar in zoodanig geval
kunnen dienen van raad en elkaar kunnen bevoordeelen door informaties te
verschaffen. Op dergelijke wijze zou men voort kunnen gaan. Maar me
dunkt het zal duidelijk zijn, op welke wijze we elkanders belangen kunnen
dienen, zonder elkaar in den weg te staan.
Nu wil ik thans niet eens spreken van onze vakbelangen. Ook hierin zouden
we elkander de hand kunnen reiken en van raad kunnen dienen.
Welaan collega's van Zuid- en Noord-Beveland, laten wij niet achter
staan bij onze collega's van Walcheren, die uit welbegrepen eigenbelang
zich vereenigden. Laat u door verkeerde inzichten of onverschilligheid niet
weerhouden uw belangen te dienen.
—nbsp;Vergadering A^an deu Smedenbond Holl. Noorderkwartier. Boven-
genoemde Smedenbond hield Zondag 2 Eeb. j.1. eene vergadering te Pur-
merend. 21 leden waren tegenwoordig; de secretaris, de heer D.
T^oggeveen, leest de notulen en het jaarverslag, waaruit geconstateerd
wordt, dat de vereeniging en hare afdeelingen gunstig werkten, en 106
leden telt met een paar donateurs. Aan de orde kwamen: rekening en
verantwoording, begrooting, bondscommissie, installatie nieuw lid v/h
Hoofdbestuur, herziening bondsreglement, ingekomen stukken, o. a. Ken-
nisgeving dat als gevraagde subsidie v/h Rijk is toegestaan ƒ250 voor een
Cursus in hoefbeslag te houden te Schagen, indien die door dezelfde onder-
Wijzers wordt gehouden, en na toezending en overlegging van de gemaakte
kosten die bij het onderwijs gebleken zijn onmisbaar te zijn geweest.
Door den heer Van Loon uit Hoorn werd een lezing gehouden, (niet
over het Smidsvak). Hij gaf in een korte schets weer op welke wijze ver-
eenigingen, door kleine wëkelijksche bijdragen en samenwerking tot stand
kwamen. Spreker wekte de aanwezigen op om eendrachtig samen te werken
tol; het bekoiueu vau een kas, kleine aaudeelen te geven, om nader op
nuttige wijze daar mede werkzaam te kuuueu zijn.
— De Hoet'scliaar viiii Fausel, in verschillende buitenl. bhiden zeer gun-
stig beoordeeld en een onmisbaar instrument voor smeden genoemd, vindt
in „Der RufschmiecV' een minder goed onthaal. Felber te Dresden pre-
fereert een houwkling en ook Dr. L u n g w i t z heeft de schaar als een on-
brnikbaar instrument ter zijde gelegd.nbsp;{Der Hufschmied).
Engelsche veerkrachtige
HOEFZOLES voor paar-
den met gebrekkige eii
gevoelige hoeven.
Deze zolen worden
zeer geroemd en zijn
in alle afmetingen ver-
krijgbaar.
CIRCULAIR BS op
franco aanvage bij :
W. A. H. van HORSEN, Utrecht.
Ingekomen postwissels van de heeren H. Kruyt te P. ƒ3.— voor ab. 1902,
A. Oroendijle te R. ƒ0.75 voor 1ste kwartaal '02, O. Kimze te K. ƒ4.72
voor advert., J. J. lloogenhoom te W. ƒ0.75 voor 4de kw. '01, Ü. J. van
Immerzeel te N. ƒ 3.-- voor ab. '01, W. G. v. d. Sfolpe te G. ƒ4.75 voor
div. afl., en J. Plet te H. ƒ10.25 voor id.
een smidsknecht, goed bekend met hoefbeslag en boerenwerk, om met 1 Mei
in dienst te treden, bij H. IvRÜYT, gedipl. hoefsmid, Purmer, gemeente
Purmerend.nbsp;__
verkrijgbaar in de chemicaliën- en
drogerijen-handel van
K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,
te Dordrecht.
PRIJSCOURANTEN voor HH. Vee-
artsen op aanvrage gratis.
Het bij ervaring gebleken beste model van losse stoot.
Tevens het beste stootbeslriff. Duisienden is!ijn in ffebruih.
Oscar Kunze.
Oeêxamineerd Meester-
Hoefsmid.
De meest praktische
voor het warm inslaan
makkelijk uitneembare,
compleet a 7.50 Mark
Kotsctie bij Dresden
in Saksen.
en eenvoudigste inrichting
der stootgaten met ge-
juist passende doorslag,
(f 4.50).
PetroL- Gas-, snelkook- en
verwarmingstoesteL
Brand zonder pit, reuk of roet —
even geriiischloos als kookgas.
1 liter kokend water in 4 a 5 min.
Petr.verbruik ± 1 ct. p. uur bij
volle kracht.
Inlichtingen, prijscouranten, be-
schrijvingen en in wei'king te zien.
W. Ï.d. LIST, van Breugtielstr.llö,denHaag,
AGENTEN gevraagd.
Dubbel en enkel werkende. 5 tot
50 kub. Meter opbrengst. Eenvou-
dig. — Goedkoop. — Verbeterde
Diafragma systeem. Vraag prijzen
en inlichtingen.
Overal Agenten gevraagd.
Beste en meest beproefde beslag.
Hoogste onderscheiding.
Gr. gouden iMedaille.
ALLE SOORTEN van
Schroef- en Insteekkalkoenen.
Losse Stooten.
Branscheid amp; Philipp! - Remscheid, Rpland
Geen liandelswaar.
Steeds sroote voorraad
in den winter,
ïeekeningen en Prijzen
franco op aanvrage.
Correspond.; NEDERLKDSCH.
Vele getuigschriften van Koninici.- en Privaat-hoefsmidschoien en van de
grootste hoefsmederijen.
S. C. M. BAX. - 4 Jufferstraat. - ROTTERDAM.
Specialiteit in artikelen voor Hoefbeslag.
Meest uitgebreide sorteering Ia Blanke HOErWAGELS,
waarvan meer dan 60 verschillende voorradig.
l.JsQagels - IJspuntjes of Stiften - IJsscliroeven - Tappen voor Schroeven -
Uithalers voor puntgaten - Engelsche Eenetten met hoornheft (rechts en
links) - Engelsche hoeftangen - Hoefhamers - Engelsche ïïoefraspen 12quot; en 14quot; -
Heel rasp of vijl, met en zonder angel - Houwklingen of sabels - Hoefijzer
en Hoefstaal - gemaakte Hoefijzers (rits en stempelijzers).
Las- of Welbladen om ijzer en staal te wellen.
S T R TJ K R A ]S ]) J E S.
Systeem Laconibe.
Kunsthoorn.
Caoiitclioiic toonbesclier-
iiiers tegen klappen enz.
Strij kringen, met ot
zonder riempjes.
ENZ. ENZ.
Bij het opgeven
van orders of prijs-
aanvragen, gelieve
men zoo nauwkeu-
cliaad- of beschrijving bij
te voegen.
Steeds groote voorraad, waardoor spoedige levering. — Billijke prijzen. Vertrouwbare kwaliteiten.
-ocr page 41-7e Jaargang. — 1902 — Aflevering 3.
REl)AC,ÏKlîlî-Uri'GEVER: A. W, HEIDEMA, RUKS-VEEARTS TK GRONINGEN.
-ocr page 42-Vooruit gaan is wat iedereen wil.
Als Gij onze Hoefzolen slaat, gaat Gij voor-
uit, want vanaf het eerste oogenblik dat wij
quot;Hallananquot; Pads invoerden, was iedereen er
van overtuigd dat ze de beste zijn, die men
ooit gezien heeft.
Bestel nog heden en Gij zult zien dat wij
gelijk hebben. -
Rotterdam. 2 Groote Draaisteeg. -
Ge kent toch onze gereedschappen wel?
Beslag van plathoeven met Dominik-balkijzer. — De bouw en de samen-
stelling vau den hoef. — Mededeelingen over het Smidsvak vallende buiten
het hoefbeslag. — Korte Mededeelingen. — Briefwis.seliug. - Advertentiën.
PRINS HENDRIK,
toebehoorende aan de Hengsten-Associatie te Tiel.
-ocr page 44-BBSLA.G VAN PLATHOEVEN MET DOMINIK-BALKLJZER.
Plathoeven vinden wij voornamelijk bij paarden in laag gelegen streken, op
voehtigen moerassigen bodera groot gebracht. De van nature reeds wijde hoef
heeft neiging om plathoef te worden, vandaar dat wij deze bij ons inlandsch
paard lang niet zeldzaam aantreffen.nbsp;y
Men vindt ze bijna uitsluitend bij de voorhoeven, hetgeen te verklaren
valt door de grootere belasting der voorhand, o. a. door hoofd en hals.
Welke hoefsmid kent ze niet, die groote „flaphoevenquot; met bijna cirkel-
ronden draagrand, zeer schuin verloopenden wand, hier en daar wegge-
brokkeld; de witte lijn op sommige plaatsen niet meer aanwezig, doordat
de verbinding, tusschen wand en zool is opgeheven; de zool vlak, in één lijn
met den draagrand ! De straal is groot eu sterk ontwikkeld, met ondiepe
straalgroeven en van zeer elastisch hoorn, het is alsof deze weer goed wil
maken wat de natuur aan den zool en een wand heeft te kort gedaan.
Het is voor den hoefsmid dikwijls een heele toer om onder zulke hoeven
ijzers te leggen en de paarden dienstdoende te houden, vooral als de zool
nog meer gaat doorzakken en de plathoef in een volhoef is overgegaan.
Door middel van leeren hoefranden, kunsthoorn of hoefiederkit trachten
wij den draagrand kunstmatig op te hoogen, om er door een breed ijzer met
sterke afhelling, soms met sterk doorgebogen binnenrand, een zoogenaaaid
ketelijzer onder te leggen.
Vrij algemeen ziet men deze methode volgen en toch geloof ik dat dit
niet de beste manier is.
In de eerste plaats valt zoo'n ketelijzer altijd altijd zwaar uit, dit kan
wegens zijn grootte en breedte haast niet anders, en het is toch niet aan-
bevelingswaardig om aan die slechte brokkelige hoornwand nog een zwaar
ijzer te bevestigen. Verder zal de zeer schuine hoornwand slecht worden
ondersteund door de horizontale draagvlakte van het ketelijzer.
Stellen wij ons zulk een
schuine wand bij plat- of
volhoef eens op doorsnede
voor met het ijzer er onder.
De lichaamslast valt op
het hoef been en plant zich
voort over den vleesch-
wond op de hoornplaatjes
om verder door den hoorn-
wand op hel ijzer over te
gaan. Het geheele li-
chaamsgewicht wordt dus
door den draagrand ge-
^''^igen; dat de zool daarvoor niet geschikt is, weten wij door de onder-
vinding bij deze hoeven maar al te goed. Ons heele streven is immers oui
zool vrij van drukking te krijgen.
We zien dus dat het lichaamsgewicht van het paard gedragen wordt door
de verbinding tusschen vleesch- en hoornplaatjes; vandaar dat die verbinding
zoo innig en sterk is, zooals blijkt uit den bouw; (vleesch- en hoornplaatjes
van de Ie en 2e soort 1 groote oppervlakte!) Het paard komt dus als 't ware
met zijn hoefbeenderen te hangen in die hoornigen koker, welke wij hoorn-
schoen noemen. Zijn de wanden van den hoef bijna loodrecht ten opzichte
van den bodem dan kunnen zij die last gemakkelijk dragen, hoe schuiner
evenwel de wand staat, hoe meer het op de vleeschplaatjes aankomt en hoe
meer neiging de hoornwand zal vertoonen om door te buigen.
Wij zien dan ook dikwijls bij die plathoeven dat de hoornwand in het
onderste gedeelte omgebogen, omgekruld is. In 't dagelijksch leven lieb ik
ze door de smeden wel eens met naam van „kriütonenquot; hooren betitelen.
Het is mij gelukt een mooi voorbeeld daarvan te vinden en te photogra-
pheeren, de hoef was beslagen met een ketelijzer met kalkoenen, wel
eenigszins te kort maar overigens heel verdienstelijk gemaakt en blijkbaar
het werk van een gediplomeerden hoefsmid.
Uit nevenstaande reproductie blijkt duidelijk dat dè hoornwand onder die
schuine gesteldheid niet in staat was de lichaamslast te dragen, vooral de
toonwand is sterk doorgebogen. Het natuurlijk gevolg hiervan is dat de
witte lijn op die plaats geen verbinding meer kan vormen tusschen den
wand en den zool, de wand zal gaan brokkelen, de hooruzool nog dieper
doorzakken.
Door den kapitein-paardenarts Quadekker is indertijd aanbevolen
plathoeven te beslaan met Domini k-ij ze r en volgens mijn oordeel is deze
beslagmethode bij de burgerhoefsmeden nog veel te weinig bekend en daardoor
niet toegepast.
Do min ik ging uit van het denkbeeld: de draagvlakte van het hoefijzer
moest steeds zoo gericht zijn dat de hoornwand rechthoekig werd ondersteund.
Hieruit volgt noodzakelijk dat de draagvlakte van het ijzer noch steeds
horizontaal, noch steeds schuin mag zijn, maar telkens naar de richting van
den hoornwand nu eens meer, dan weer minder afbellend moet verloopen.
Zelfs de takkeu der ijzers waren hiervan niet uitgesloten, bij schuine
onderschovene verzenen werden de ijzertakken in de lengterichting naar
achteren afhelllend gesmeed, dus als bij een ijzer met verdunde takken.
Om het bovenstaande te verduidelijken laat ik hiernevens enkele afbeel-
uingen van Dominik-ijzers volgen.
quot;oefijzer voor een regelmatig gevorm-
den voorhoef.
Hoefijzer voor een wijden hoef.nbsp;Hoefijzer voor toontreden links, of
Fransehen stand rechts
Het hoefijzer voor een regelmatig geworden voorhoef vertoont in het
vei toont in het achterste gedeelte een kleine horizontale draagvlakte, oyer-
iomende met den steiler verloopenden verzen wand, in het toongedeelte
IS de draagvlakte geheel van binnen afbellend.
^ e voorijzer voor een nauwen hoef komt liet dichtst bij ons tegenwoordig
normale hoefijzer. Bij het hoefijzer voor toontreder links (of Fransche-stand
rechts) IS de ruime (binnen-)helft met een naar binnen afhellende draagvlakte
vlaH^^*^'nbsp;hoefijzer voor den wijden hoef over de geheele boven-
^ e met een sterker naar binnen afhellende draagvlakte is voorzien,
veel ^^ ®^'enwel gebleken dat deze wijze van hoefbeslag in de praktijk te
moeilijkheden opleverde, ongeacht nog verdere bezwaren, zooals bijv.
de beperkiug van het hoef mechanisme; de hoef kan niet zijwaarts uitzetten
als de draagvlakte der takken naar binnen afhelt. Nemen wij echter een
balkijzer waarvan de verzenge-
deelten horizontaal zijn gesmeed
en verder in toon- en zijgedeel-
ten volgens Dominik's leerstel-
lingen zijn bewerkt, dan hebben
wij een samenvoeging waarbij
Dominik-balkijzer.nbsp;een goede uitzetting van den
hoef gewaarborgd blijft.
Dit Dominik-balkijzer is volgens mijne meening het aangewezen beslag bij
een zeer schuin verloopenden hoornwand, zooals wi-j deze aantreffen bij zeer
wijde hoeven, plat hoeven en sommige volhoeven.
De hoornwand wordt nu zooveel mogelijk loodrecht ondersteund; door-
buigen of afbrokkelen zal hierbij niet zoo gemakkelijk geschieden. We
kunnen het loodrecht ondersteunen nog bevorderen door het ijzer in het
toongedeelte zooveel mogelijk opzet te geven, hierdoor komt meteen een
gedeelte van den omgebogen toon wand te vervallen. Dit heeft bovendien
nog het voordeel dat het „rollen over den toonquot; bij de beweging gemak-
kelijker zal geschieden en de toonwand ook minder afgebogen zal worden.
De breede sterk ontwikkelde straal heeft een groot gedeelte der lichaams-
last overgenomen, waardoor de zwakke wandgedeelten worden ontlast.
Dat de hoefvorm door een eenmalig beslag met Dominik-balkijzer reeds
veel verbeterd is, blijkt duidelijk uit nevensgaande afbeelding. Het is dezelfde
hoef als in de vorige figuur met ketelijzer beslagen, het.verschil in beloop
van den toonwand springt zeer in het oog.
Ik geloof zeker dat de hoef, na eenige malen volgens deze methode be-
slagen te zijn, wederom een recht verloopenden toonwand zal vertoonen.
Lederen hoefranden, kunsthoorn of hoeflederkit, alsmede kalkoenen om de
zool vrij van drukking te krijgen, blijven natuurlijk bij het gebruik van
Doniinik-balkijzer even toepasselijk.
Zutphen, 20 Januari 1902.nbsp;V. Laméris.
DE BOUW m DE SAMENSTELLING VAN DEN HOEF.
Aan elk onderbeen bezit het paard een hoef. Het geraamte van het
onderbeen bestaat uit vier beenderen: kootbeen, kroonbeen, hoef been en
straalbeen. De twee laatste beenderen vormen met het onderste deel van
het tweede 't zoogenaamde hoefgewicht, dat omgeven is door een beursband,
benevens banden en pezen. Dit alles is gedeeltelijk door de huid bedekt.
Het onderste deel der huid is niet bedekt met een dunne hoornhuid en haar,
doch met een zeer dikke hoornhuid, die men met den naam van hoornschoen
bestempelt. De hoornschoen vormt, met hetgeen zich daarin bevindt, den hoef
Wat uitwendig van den hoef
te zien is, als de voet op den
grond rust, heet wand; wat we
zien als we van onderen tegen
den voet kijken, bestaat uit
zool en straal.
Wand, zool en straal vormen
dus met elkander den hoorn-
schoen , waarbinnen zich de
zoogenaamde levende deelen van
den hoef bevinden. Deze worden
dus door den schoen tegen uit-
wendige nadeelige invloeden be-
i' 'i 'ff
Overlangsche doorsnede van den ondervoet,
^eiligd. Van achteren buigt de wand zich ter weerszijden binnenwaarts en
voimt de steunsels. Het gedeelte van den hoornwand, dat bij het gaan
en grond raakt, heet draagrand. De hoornzooi, ook kortweg zool genoemd,
18 dat gedeelte, dat oppervlakkig beschouwd, den grond schijnt te raken.
e zool moet min of meer naar boven gewelfd zijn. De zool en de steunsels
worden door de witte lijn of spijkerlaag van den hoornwand gescheiden. De
\vitte lijn bestaat uit lichter gekleurde hoornstof dan de hoornstof, waaruit
e hoornwand en de zool bestaan. Tusschen beide steunsels bevindt zich
de straal.
lgt;eze dringt als een wig tusschen de steunsels en de zool, maar vormt
och daarmede één geheel. De bovengenoemde steunsels zijn dus niets anders
an de deelen van den hoornwand, die zich naast den straal bevinden en
wand met de zool verbinden; zij geven den hoef vastheid en steun.
^ inham tusschen steunsel en wand draagt den naam van steunselhoek.
j ® boornwand is bedekt met een laagje glazuur, hetwelk een beschuttende
g vormt tegen vocht en warmte. De hoornachtige deelen van den hoef
ontstaan door afstooting uit de vleei-ige deelen; zij bestaan uit den vleesch-
'quot;'OOQi, de vieeschkroon, den vleeschwand, de vleeschzool en den vleeschstraal.
TJit deu vleeschzoom ontstaat de glazuurlaag en de hoornige ballen; uit de
vleeschkroon de eigenlijke hoornwand en de steunsels; uit den vleeschwand
komen de uit de hoornplaatjes voort die de binnenzijde van den hoornwand
vormen. De vleesehzool wordt bedekt door de hoornzooi; de laatste wordt
voortgebracht door de eerste. Hetzelfde is het geval met den vleeschstraal
en den hoornstraal.
In den hoef vindt men, behalve
de vleezige deelen, nog zoogenaamde
veerkrachtige deelen; die welke de
voornaamste rol spelen, heeten hoef-
kraakbeenderen en straalkussen. De
hoornachtige deelen van den hoef
groeien in benedenwaartsche rich-
ting, terwijl de straal van achteren
naar voren aanwast. De noodige
stoften hiervoor worden aangevoerd
door het bloed, dat naar de vleezige
deelen stroomt. Onder gewone om-
standigheden groeien de hoornach-
tige deelen regelmatig, d. w. z.
overal groeit in een bepaalden tijd
zooveel aan, dat de hoef den nor-
malen vorm behoudt.
Dit is alleen het geval, als het
paard geregeld beweging neemt en de
hoefverpleging niets te wenschen overlaat.
De hoef ontleent zijn beteekenis aan het afwisselend verwijden en ver-
nauwen van de deelen, die het lichaamsgewicht dragen. Een groote rol
spelen hierbij de hoornstraal, het straalkussen en de hoef kraakbeenderen.
Zet het paard deu voet neder, dan zet het straalkussen zich naar weers-
kanten uit, waardoor de hoefkraakbeenderen met de drachten uit elkander
gedrukt worden. De straal zet zich dientengevolge uit en dringt op zijn
beurt den hoornwand tot uitzetting. Het spreekt van zelf, dat ook de
gewelfde zool tijdelijk iets minder hol, doch meer vlak wordt, waaruit het
nadeel van vol- en platvoetigheid blijkt. Ligt het paard den voet op, dan
trekken de veerkrachtige deelen zich weder samen. Door de afwisselende
uitzetting en inkrimping der veerkrachtige hoefdeelen bij het neerzetten en
oplichten van den voet, worden de schokken, hierdoor veroorzaakt, weinig
of niet in de vleezige hoefdeelen en in het lichaam gevoeld. Heeft de inkrim-
ping en uitzetting der veerkrachtige deelen normaal plaats, dan ligt het
paard de beenen ongedwongen op; een zekere gang is hiervan het gevolg
en een geregelde bloedstroom naar de hoefdeelen wordt er door bevorderd.
Wordt deze belemmerd, dan kunnen hoefziekten daarvan het nadeelige
gevolg zijn.
H. Kruyt, gediplomeerd hoefsmid, Purmer.
-ocr page 50-Mededeelingen over het Smidsvak vallende buiten het hoefbeslag.
De draaibeitels.
De beitels, die bij het draaieu van metaal gebruikt worden, zijn alle uit
een goed soort van staal gesmeed, vervolgens gehard en geel ontlaten. Het
zijn gewoonlijk prismatische staven, vierkant, halfrond of kwartrond in
doorsnede. De vormen verschillen dus naar die doorsnede en daarenboven
naar de wijze waarop de punt er aan geslepen is, en hiernaar laten zich de
beitels rangschikken als volgt: 1. de punt- of grof beitel die het meest ge-
bruikt wordt; 2. de schuine puntbeitel; 3. de halfrondbeitel, en de daarop
volgende kwartrondbeitel; 4. de slecht- of sleebeitel, dienende tot het glad-
draaien of slechten; 5. de schroefdraadbeitel; deze is recht voor het draaien
van de vaarschroef en haaks voor het draaien der moer; aan den werkenden
kant is hij overeenkomstig den vorm der schroefdraden getand. De genoemde
beitels zijn uitnemend geschikt voor het draaien van koper, terwijl voor
ijzer, vooral bij groote stukken, veelal een gebogen beitel (draaihaak) aan-
gewend wordt.
Van de verdere benoodigde toestellen is nog het kartelijzer, molet of rollet
van eenig belang; hiermede kartelt men, door het eenvoudig tegen het af
te werken stuk te drukken, de randen van sommige geelkoperen voorwerpen,
zooals knoppen van schroeven, enz., ten einde ze met de vingers beter te
kunnen vatten. Somtijds wordt zulk een ijzer ook gebruikt om kleine ver-
diepingen in het voorwerp te drukken, bijv. de puntjes der vingerhoeden.
Het werken met de draaibank. Bij het gebruik der draaiijzers vat de
draaier het gereedschap met de rechter hand bij het heft en legt het voorste
of snijdende einde op de ieunspaan, het daarbij met de linker hand stevig
vasthoudende; of, als de beitel lang genoeg is, zooals bij den draaihaak,
doet hij het heft op den rechter schouder rusten en vat het gereedschap
met beide handen aan. Geeft men nu het snijdende gedeelte een met be-
trekking tot het voorwerp eenigszins naar boven wijzende richting, totdat
de voorste kant de oppervlakte van het voorwerp raakt, dan zullen er, bij
de omwenteling van het ingespannen stuk, concentrisch met de omwente-
lingsas, spaanders afgesneden worden. Een zeer nauwkeurig afdraaien is
evenwel op deze wijze niet wel mogelijk; daartoe behoort de beitel een
volkomen vasten stand te hebben, en deze kan men er niet anders aan
geven, dan door hem in het support vast te klemmen. Het support is op
9en soort van slede bevestigd, welke met een schroef in horizontale richting
naar of van de omwentelingsas kan verplaatst worden, terwijl de slede zelve
met een andere schroef evenwijdig aan die as te verschuiven is.
Het support dient ook om voorwerpen „vooreindsquot; zuiver vlak, of van
binnen of van buiten kegel- of cilindervormig af te draaien. V^oorziet men
bet support aan den anderen kant van een wijde moer waarin een schroefspil
past, die langs de geheele lengte der bank tusschen de beide wangstukken
gelegen en zorgvuldig afgewerkt is, dan kan men door het omdraaien dezer
bijv. door raderwerk van de hoofdspil uitgaande, aan de Ieunspaan, en
daardoor dus ook aan den beitel, een gelijkmatige verschuiving in de lengte-
wchting der bank mededeelen, en zoodoende het voorwerp bij een langzamen
gaug der schroef volkomen cilindervormig afdraaien, of men kan bij snellen
gang der schroefspil op een cilindervlak schroefdraden van willekeurigen
vorm en spoed voortbrengen. Niet zeer diepe schroeven draait een geoe-
fend werkman met den schroef beitel, in enkele gevallen met den puntbeitel,
dien men op de gewone leunspaan laat rusten.
Somtijds bevindt zich op de spil aan de linker zij van den kop een schroef,
waartegen kleine klossen van hout of een veer kunnen gedrukt worden (re-
gisterbank of klavier); hierdoor wordt dan de in de lengte verschuifbare
spil met het voorwerp bij het draaien zoo ver heen en weer geschoven, als
de spoed van de af te draaien schroef noodig maakt (snijden van houtschroeven).
Ten slotte dient nog opgemerkt te worden, dat voor het uitdraaien van
holle, geheel of ten deele cilindervormige stukken, beitels noodig zijn, die
of aan den kant snijden, of van voren rechthoekig omgebogen en dan afge-
slepen zijn, laatstgenoemde beitels zijn soms ook van een zeer Hauw ge-
kromde vouw voorzien.
— Hoefbeslag-exiuiieu te Zutphen.
Aan het examen in hoefbeslag, den 20ste Februari te Zutpheu gehouden,
namen 15 leerlingen deel. Be cursus werd evenals het vorige jaar van
wege de afdeeling Zutphen van de Geld. Overijss. Mij. vau Landbouw ge-
geven, onder leiding van den len Luitenant-Paardenarts F. La mé ris, ter-
wijl het practisch onderwijs was opgedragen aan den Korporaal-Hoefsmid
J. Blokkei-. Door den Minister van Oorlog waren de smederijen van het
Ie Regiment Huzaren welwillend ter beschikking gesteld.
Aanwezig waren, behalve de Commissie voor het hoefbeslag der G. O. M.
van L. de voorzitter der Afd. Zutphen, de Secretaris van het Dagelijksch
Bestuur en de districts-veearts F. S. J. Veeze als vertegenwoordiger der
Regeering, terwijl de Kapitein Moubis, lid der Hoefbeslag-commissie,
door remonte-aankoop verhinderd was het examen bij te wonen.
Vquot;an de vijftien deelnemers kon aan twaalf het diploma worden uitgereikt:
P. Sinnema te Almen, A. J. Smit te Voorst, J. A. Hesselmann te
Apeldoorn, J. Heesen te Doetinchem, H. W. El senaar teZutphen, W. Kroes
te Diepenveen, J. J. H. Struik te Deventer, H. J. Derksen te Teuge,
W. Bussink te Diepenheim, J. M. Ruesink te Hengelo (G), H. E. Dijker-
man te Laren en G. J. van Ark te Wildenborck. Door den Voorzitter
der G. O. Mij. v. L., den heer Ridder van Rappard, tevens voorzitter
der Commissie, werd een woord van dank gesproken tot den Heer Laméris
en tot den korporaal-hoefsmid Blokker voor de uitstekende leiding van
den cursus, en werd den geslaagden leerlingen op het hart gedrukt op den
ingeslagen weg voort te gaan.
De voorzitter der Afd. Zuthpen, de heer Haitsma Muiier van Lochem,
sprak de hoop uit dat het slagen voor dit examen mocht bijdragen om hen
te vormen tot nuttige leden der maatschappij.
—nbsp;'s Rijks-Veeartseiiijscliool te Utrecht.
De hoefsmidsbaas B. van Echtel van Werkhoven, die een halfjaar de
lessen in het hoefbeslag heeft bijgewoond, heeft de school verlaten.
Met 1 Februari zijn aangenomen als leerlingen:
J. Kooijman te Werkhoven en L. A. Pleijler van Lunteren, terwijl
E. O. W. van Horsen nog geregeld deu cursus blijft volgen.
—nbsp;Hoefbeslag-examen te Winterswijk.
Op 21 Februari had alhier het examen plaats voor de leerlingen van
deu hoefsmidscursus, die hier is gegeven van wege de afdeeling Winterswijk
van de G. O. Mij. van L. onder leiding van den len luitenant paardenarts,
den heer F. Laméris, terwijl het practisch onderwijs was opgedragen aan
den korporaal-hoefsmid J. Blokker. De Commissie voor hoefbeslag der
G. O. M. v. L., bestaande uit de heeren H. J. C. van Lent te Tiel .en
J. de Vries te Zalt-Bommel nam met de leeraren van den cursus het
examen af Twaalf leerlingen namen aan het examen deel. Van hen slaagden:
Ph. W. Tijdink, Ruurlo; J. F. Mast, Winterswijk; H. J. Marsman,
Borculo; J. B. Hofstede, Groenlo; G. J. Ooienbrander, Winterswijk;
J. E. Houwers, Winterswijk; H. A. Tijdink, Borculo; J. G. Haank,
Doetinchem en B. Si mme link, Neede.
T)e geslaagde leerlingen werden toegesproken door den heer van Lent,
loco-voorzitter der hoefbeslag-commissie. Van het Dagelij ksch Bestuur der
Mij. was aanwezig de heer J. A. Staring te Lochem, terwijl het Afdee-
lings Bestuur was vertegenwoordigd door de heeren ten Houten, voor-
zitter, L. J. H. Tenkink, secretaris, en J. W. te Gussinkloo, bestuurslid.
De theoretische lessen werden gehouden in een der localen van de Societeit,
terwijl de practische oefeningen plaats vonden in de bekende hoefsmederij
van Wieberdink amp; Zonen.nbsp;***
—nbsp;Iets van (Ie tentoonstelling- van hackney-paarden te Londen. Van
■1—7 Maart j.1. werd te Londen een groote tentoonstelling gehouden van
de sierlijke hackney-paarden, welke in ons land ook voor en na worden ge-
stationneerd als denkhengst.
üe redacteur van „Het Paardquot; en „De Hoefsmidquot; (A. W. Heidema)
was bij deze interessante tentoonstelling tegenwoordig en schrijft omtrent
het beslag in Londen het volgende:
Het leslaff. In Londen gaan bijna alle paarden op ijzers zonder kalkoenen.
Voorijzers met kalkoenen ziet men er niet, of ten minste zeer zelden. De
zware paarden, vooral de omnibuspaarden, hebben achterijzers met kleine
kalkoenen. Stooten komen niet voor en zijn bij politievoorschrlft, met het
oog op de houtbestrating, verboden.
Met het oog op het gladde plaveisel worden de straten dagelijks, bij eenigs-
zins vochtig weer, dikke mist, bestrooid met fijne grint, die in Engeland's
hodem, ook in de onmiddellijke omgeving van Londen, algemeen veel wordt
Of de paarden wel kunnen staan met zoodanig beslag? Zonder twijfel
2iet men veel paarden die glijden, doch vermoedelijk zou zulks met het
hezigen van stooten en kalkoenen er niet beter op worden. Thans zal de
straat vrij wat voor uitglijden behoeden, maar toch is zulks niet voldoende.
Tal van paarden schuiven nu en dan over den bodem, doch zij ziin er aan
gewend en zelden komt het tot vallen.
—nbsp;Op Walcheren (Zeeland) bestaat een nog jonge Sniedenbond. Yan
de 60 zich op het eiland bevindende smeden zijn een 40-tal aangesloten
welke zich in het afgeloopen jaar al belangrijk bevoordeeld hebben door den
gezamenhjken aankoop van 122.500 K.G. steenkolen. Pogingen worden
in t werk gesteld tot het oprichten van een cursus tot het verkrijgen van
een diploma als hoefsmid.
Deze vereeniging „Eensgezindheidquot; wil behulpzaam zijn tot het oprichten
van dergelijke vereenigingen in de naaste omgeving (doch zal zeker ook wel
genegen zijn verafwonenden voor te lichten. Red)nbsp;8. en K
—nbsp;Vaktentoonstelling te Neurenberg. Neurenlerg zal van den 23—27
Mei a. s. een vahtentoonstelling gehouden worden van machines, werktuigen
gereedschappen, rijtuigen van allerlei aard, automobielen enz. Zij is be-
stemd voor 't bedrijf der hoef- en rijtuigsmeden en voor de rijtuigautomo-
Dielen en motorfabricatie.
Die tentoonstelling verkrijgt een hooge beteekenis, omdat daarmee ook
bekroningen door het uitreiken van diploma's van de zijde van den bond
van de Duitsche Smedenvereeniging gepaard gaat.
Men kan een groot aantal vakgenooten verwachten omdat te gelijker tiid
de Ie algem. vergadering van den bond der smeden wordt gehouden.
„nbsp;{Vulkaan)
—nbsp;J!-en brave Duitsche smid. De paardenhandelaar Jacob söhnte
Oranden (West-Pruisen) had 25 paarden aangekocht voor het Engelsche leger
in Afrika. Alvorens die te verzenden bracht hij ze bij den smid Gustav
Kohls om beslagen te worden. De baas was afwezig en zijne knechten
gingen aan het werk. Onderwijl kwam de heer Köhls, die van Jacobsohn
de toedracht der zaak had gehoord, thuis, en zonder te denken aan het
hnanciel nadeel voor hem, beval hij oogenblikkelijk aan zijne knechten de
hoefijzers weder af te nemen.
„Ik ben een Duitscher,quot; riep hij uit, „een vriend der Boeren! Voorde
Engelschen besla ik geen paarden!quot;
—nbsp;Een omweg. Wij lezen in de „Eisen-Zeitungquot;:
Naar een Berlijnsch blad meedeelt, betrekken ij zei-handelaren in Noord-
west-Hannover het artikel houtschroeven niet direct uit het industrie-gebied
van Eijnsch. Westfalen, doch door tusschenkomst van handelsvrienden in
de Hollandsche grensplaatsen. Niettegenstaande hoogere vracht, kosten
van overlading, provisie en invoerrecht, hebben zij de waren goedkooper dan
direct van de fabriek betrokken. Het is buiten twijfel, dat wij hier te
doen hebben met een der schaduwzijden van het syndicaatswezen en wij
hopen , dat hierin spoedig een verandering zal worden gebracht.
—nbsp;Hoefijzers in Klein-Azië.
De behoefte aan hoefijzers is in Klein-Azië verbazend groot. Het hoef-
ijzer dat daar te lande wordt gebruikt, weegt gemiddeld Engelsche ponden
en bestaat uit een ijzeren plaat, die de geheele hoornzooi van den paarde-
hoef bedekt en in het midden eene opening heeft. De smeden daar te lande
zijn gewoon de vormen uit plaatijzer uit te snijden en op geheel ruwe wijze
verder tot hoefijzers te verwerken. In de laatste jaren is men er toe over-
gegaan, de ijzers geheel gereed uit Constantinopel te betrekken. De prijs
was loco Samsun (havenstad aan de Zwarte zee) 31/., piaster (1 piaster is
ca. 10 ct.) voor 1 Oka (1 Oka is 1.28 K.G.). Yoor de verdere verzending
naar Charput komt hier nog 41/2 ct. bij aan vracht. Korten tijd geleden
heeft eene Belgische export-firma te Samsun een magazijn van hoefijzers
gesticht. Deze zijn van goede kwaliteit; zij worden tegen 21/2 piaster verkocht.
-nbsp;Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. Voor deze opleidingsplaats'
bestaat ook voortdurend een ruim aanbod van leerlingen. In de voorgaande
maand hebben wederom een viertal aspirant-leerlingen een proefijzer gemaakt.
Alle vier hebben dit naar behooren gedaan, zoodat zij zijn toegelaten en
op de hjst van aanstaande leerlingen geplaatst. Het zijn: M. Tiegelaar te
Smilde, K. J. Rieske te Dwingeloo, E. Palthe te Peize en A. Alfing te
Heveskes (prov. Groningen). Deze zullen worden geplaatst, achtereenvol-
gens in September, October, November en December 1902, waarmede alle
leerling-plaatsen voor dit jaar reeds weder bezet zijn. Alleen de plaatsing
van K. J. Eieske is nog niet zeker, waardoor derhalve nog een plaats kan
openvallen.
—nbsp;De heer H. Kruyt behandelt in een ingezonden stuk in ,de Smid en
Koperslagerquot; liet hard maken van ijzer.
Men kan, zegt K., op zeer eenvoudige wijze ijzer als glas zoo hard maken.
Neem gewoon brievenlak, maak het te harden ijzer bijna wit heet, bestrijk
nu het heet gemaakte ijzer met het gewone brievenlak, maak het wit
heet (als het door het bestrijken te veel afgekoeld is) en dompel het dan in
't water. Het ijzer is dan glashard. Wil men een hoefijzer in het toonge-
deelte en aan de takken hard maken, om het spoedige afslijten te voorkomen,
neem dan een stukje van een ouden dunnen kachelpot, maak dit aan gruis,
bestrooi nu dat gedeelte wat men wenscht hard te maken. Men legt nu
het ijzer, bestrooid met gruis van den kachelpot, op 't vuur, op dezelfde
wijze als men met koper soldeert, verhit het ijzer totdat het gruis begint
te smelten. Is dit gesmolten en wil men in het toongedeelte eerst nog een
lip aan het hoefijzer maken, dan kan dat zonder stoornis geschieden; is het
ijzer op den voet pasklaar, dan gaat men dat gedeelte nog even verhitten
en afkoelen en het hoefijzer heeft een glasharde korst verkregen. Een enkele
maal maak ik van 't laatste nog wel eens gebruik, 't is niet tijdroovend, niet
kostbaar, en aanbevelenswaardig eene proef te nemen. Het hoefijzer behoeft
men, om spoedige slijting te voorkomen, niet te verstalen ofte verzwaren,
wat nadeelige uitwerkingen geeft of tot kreupelheid aanleiding han geven.
Bij de behandeling van de Begrooting voor Binneiilandsehe Zaken in
de 2e kamer is door verschillende sprekers een lans gebroken ten behoeve
van het ambachtsonderwijs. De Eegeering moet tegemoetkomend optreden.
Wij moeten niet enkel teekenscholen of avondscholen hebben, doch onder-
wijs in de algemeene theorie van het vak. Staatsambachtsonderwijs moet
het (volgens den heek Fokker) niet zijn doch particulieren, provinciën en
gemeenten moeten op krachtigen Eijkssteun kunnen rekenen. De heer
Passtoors vraagt cursussen; terwijl de lieer Smeenge de leeraren aan de
auibachtssclioleii wensclit opgenomen te zien in het pensioenfonds voor
burgelijke ambtenaren; tevens dient er een wettelijke regeling voor de
subsidiën te worden vastgesteld, zoodat er meer band kome tusschen het
Rijk en het ambachtsonderwijs.
— Middel tegen roest. Als een uitmuntend middel om niet geschilderde
ijzerdeelen voor roesten te beschermen wordt aanbevolen natrium- of kalium-
waterglas. Het te behandelen stuk wordt in natrium- of kaliumwaterglas
gedompeld, en met een borstel afgewreven. Dan stelt men 't gedurende
'eenigen tijd aan een krachtige ovenhitte bloot, waarbij 't waterglas smelt
en geheel in de poriën van 't ijzerstuk dringt, zoodat dit niet meer kan
oxydeeren. 't I.Jzer blijft na die behandeling jarenlang onveranderd.
Sedert 15 Febr. zijn ingekomen postwissels van de heeren Joh. de Poifér
te 0., Th. O. van Bijssel te D., J. Buyaens te H., E. J. Smid te S.,
R. L. Meijers te S. en Mr. W. O. Bar. v. Pallandt te N. alle ƒ3.— voor
ab. 1902; van II. Verstappen te 's H. en Lamhert en Gomp. te R. vooreen
afl. beide ƒ0.25.
K VI n s t tl O o r n,
voor Hoefbslag,
verkrijgbaar in de chemi caliën- en
drogerijen-handel van
K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,
te Dordrecht.
PRIJSCOURANTEN voor HH. Vee-
artsen op aanvrage gratis.
HOEFZOLEX voor paar-
den met gebrekkige en
gevoelige hoeven.
Deze zolen worden
zeer geroemd en zijn
in alle afmetingen ver-
krijgbaar.
CIRCULAIRES op
franco aanvage bij :
Het bij ervaring gebleken
Tevens het beste stootheslag.
Geëxamineerd Meester-
Hoefsmid.
De meest praktische
voor het warm inslaan
makkelijk uitneembare,
compleet ä 7.50 Mark
van 45 m.M. breed per
Patent in het Buitenland.
en eenvoudigste inrichting
der stootgaten met ge-
juist passende doorslag,
Petrol.-, Gas-, snelkook- en
verwarmingstoestel.
Brand zonder pit, renk of roet —
even gernischloos als kookgas.
1 liter kokend water in 4 ä 5 min.
-t^eh'.verbruik ± 1 ct. p. uur bii
volle kracht.
Inlichtingen, prijscouranten, be-
schrijvingen en in'werking te zien.
ï.d. LIST, van Breugheistr.llO,denHaag,
Dubbel en enkel werkende. 5 tot
50 kub. Meter opbrengst. Eenvou-
dig. — Goedkoop. — Vei'.beterde
Diafragma systeem. Vraag prijzen
en inlichtingen.
Overal Agenten gevraagd.
JUWEEL flO.--. IDIAAL IEMBRÄÄM pOMPEN.
Branscheid fiPhilippi- Remscheid, Rijnland,
Beste en meest beproefde beslag.
Hoogste onderscheiding.
Gr. gouden IMedaille.
ALLE SOORTEN van
Schroef- en Insteekkalkoenen.
Losse Stooten.
Geen handelswaar.
Steeds groote voorraad
in den winter.
Teekeningen en Prijzen
franco op aanvrage.
Correspond.; NEDERLNDSCB.
Vele getuigschriften van Koninkl.- en Privaat-hoefsmidschoien en van de
^^^^^nbsp;grootste hoefsmederijen.
S. C. M. BAX. - 4 Jufferstraat. - ROTTERDAM.
Specialiteit in artikelen voor Hoefbeslag.
Meest uitgebreide sorteering Ia Blanke HOEFNAGELS,
waarvan meer dan 60 verschillende voorradig.
IJsnagels - IJspnntjes of Stiften - IJsschroeven - Tappen voor Schroeven -
Uithalers voor piintgaten - Engelsche Eenetten met hoornheft (rechts en
links) - Engelsche hoeftangen - Hoefhamers - Engelsche Hoefraspen 12quot; en 14quot; -
Heel rasp of V2 ^ijl'nbsp;zonder angel - Houwklingen of sabels - Hoefijzer
eu Hoefstaal - gemaakte Hoefijzers (rits en stempelijzers).
Las- of Welbladen om ijzer en staal te wellen.
STRIJKRANI) JES.
Systeem Lacombe.
Kunsthoorn.
Caoutchouc toonheselier-
niers tegen klappen enz.
Strijkringen, met ot
zonder riempjes.
Boorolie, Gasmotorolle,
DYNAMO-OLIE,
TALK, Schroef ga-
POETSKATOEN, ten met
ENZ. ENZ.
Bij het opgeven
van orders of prijs-
aanvragen, gelieve
men zoo nauwkeu-
13—15 en ^jg mogelijk maten
draad. gf beschrijving bij
te voegen.
Steeds groote voorraad, waardoor spoedige levering, — Billijke prijzen. Vertrouwbare kwaliteiten,
-ocr page 58-7e Jaargang. - 1902 - Aflevering 4.
...........Ir
REBACTEÜR-UITGEVER: A. W. HEIDEMA, RIJKS-VEEARTS TE GRONINGEN.
-ocr page 59-zijn zoovele verscheidene Gereedschappen dat wij ze
allen hier niet kunnen afbeelden. De hoofdzaak
echter daarin, dat Gij weet dat wij ze leveren en dat
ze goed zijn. — Let wel! het is niet alles
wat blinkt. Vraag echter bij ons Monsters en Prijzen
en Gij zult zien dat er wel degelijk
onze Gereedschappen bijzonder goede Eigenschappen zijn. -
Prijzen zijn niet hoog, en wanneer Ge werkelijk goede
wilt hebben, schrijf ons dan. -
Hebt Gij onze Hoefzolen reeds geslagen?
Iets naar aanleiding van hoefsmidscursussen. — Een nieuw ijzer ter ge-
nezing van klemhoeven. —■ Hoefbeslag-examen te Voorst. — Hoefbeslag-
examen te Utrecht. — Hoefbeslag-examen te 's-Grravenhage. — Persover-
zicht. — Mededeelingen over het Smidsvak vallende buiten het hoefbeslag. —
Korte Mededeelingen. — Briefwisseling. — Advertentiën,
IETS NAAll AANLEIDING VAN HOEFSAIIDSOURSUSSEN.
AVanneer ik op dit gebied van eenige ervaring mag gewagen in het blad
aan de hoefsmeden gewijd, dan moet voorzeker worden erkend dat dergeliike
cursussen reeds nuttig zijn geweest en nog nuttig kunnen zijn voor de ver-
betering van het hoefbeslag. Of zou het niet voor een deel het directe
pvolg van de cursussen zijn, dat er in de verschillende smidsen, ten platten
lande voornameip, veel minder geveegd, gebraden, genageld en vernageld
wordt? Zien wij nog zoo algemeen, als voor een 20-tal jaren, die toen no-
zooveel in zwang zijnde, z.g. holgerichte ijzers, met geheel afhellende bovent
vlakte waarbij de verbinding van hoef en ijzer slechts een rand vormt en tevens
het Ijzer slechts met den binnenrand van de ondervlakte op den bodem rust?
Zien wij met oneindig veel meer ritsen en ook reeds minder kalkoenen aan de
Ijzers? Lang met al die smeden, welke zoo langzamerhand verkeerde prak-
tijken hebben vervangen door meer doelmatig beslag, hebben deelgenomen aan
een hoefsmidscursus, doch zijn langzamerhand, langs meer verwijderden weg,
met de meest voor de hand liggende en opvallende verbeteringen bekend
geworden, hebben er het nut van ingezien, of zijn ter wille van de concur-
rentie genoodzaakt geweest eenige wijzigingen in het beslag aan te brengen
b.v. ritsijzers; schroef- of insteekkalkoenen te gebruiken enz
Dit wil niet zeggen dat de smeden die dergelijke verbeteringen zoo van
de buitenwacht binnengesmokkeld hebben, ze steeds naar behooren in toe-
passing brengen,.....dat zij verre ! Ik wil er slechts mee aangeven dat de
algemeene kijk op het hoefbeslag in vele deelen van den lande een beetje
minder stuit op de allergrofste fouten en gebreken'
De cursussen in hoefbeslag hebben beweging in de brouwerij gebracht;
het begon daar te gisten en dat is al veel waard. Door die gisting werd
behoefte gevoeld aan voorlichting, zoodat naast het bestaande werkje over
hoefbeslag van den heer Moubis, nog een 2e verscheen van den heer
^J.uadekker; een vakblad voor hoefsmeden, zooals in Duitschland reeds
sedert 20 jaren bestaat, werd ook hier te lande wenschelijk geacht en in
Januari 1896 verscheen het Ie nummer van het maandblad „De Hoefsmidquot;
onder redactie van den heer A. W. H e i d e m a , die reeds sedert 1888 mede-
bestuurder IS van eene inrichting voor hoefbeslag, waaraan tal van ionge-
üeden hunne opleiding genieten. In de Ie jaargangen van dit blad behandelde
ae heer W.C. Schimmel, leeraar aan 's-Iiijks-Veeartsenijschool te Utrecht
op voortreffelijke wijze de leer van den hoef en het hoefbeslag, terwijl steeds
door ervaren deskundigen aan het blad werd en nog wordt mede-
gewerkt waarom dan ook met de meeste vrijmoedigheid kan worden getuigd,
dat dit blad, in de gistingsperiode verschenen, ook zeer heeft bijgedragen om
de kennis van den hoef en het hoefbeslag onder de vaklieden te verspreiden
Wanneer ik een antwoord moet geven op de vraag of het volgen van een
hoefsmidscursua voor de vorming van den hoefsmid voldoende kan worden
geacht, dan veroorloof ik mij daarop nog al eenige bedenkingen, wijl het
resultaat van een cursus van vele omstandigheden afhankelijk is.
In de allereerste plaats natuurlijk moet het onderwijs, zoowel wat het
theoretisch- als het praktisch gedeelte betreft, zijn toevertrouwd aan zeer
bevoegde handen en moeten b.v. de veeartsen, met de leiding van een cursus
belast, eene bijzondere studie van het hoefbeslag hebben gemaakt. Dat
bovendien van de wijze van mededeeling, ook zeer het succes afhankelijk
is, behoeft zeker geen betoog. Zeer bevorderlijk voor het goede succes zijn
de leermiddelen, zooals goede, beknopte handboekjes, duidelijke platen, ijzers,
praeparaten , hetzij van hoeven in natura, 't zij van geperst papier, gips enz.
De Geld. Overijselsche Maatschappij v. Landbouw, waarvoor ik eenige
jaren geleden een hoefsmidscursus gaf te Steenwijk, geeft zich alle moeite
om de leermiddelen zoo goed mogelijk te verzamelen en voor de lessen be-
schikbaar te stellen.
Wat het practisch gedeelte betreft, moet tevens beschikt kunnen worden over
een goede smederij met een aantal vuren in verhouding van het aantal leer-
lingen; en daar groote smederijen met veel vuren tot de uitzonderingen
behooren op vele plaatsen waar hoefsmidscursussen worden gegeven, zoo is
het wenschelijk het aantal leerlingen, in verband daarmee, te beperken,
opdat elk hunner een vaste plaats en geregeld werk tijdens de practische
lessen hebbe.
Is er op dergelijke wijze zorg gedragen dat de cursus goed kan worden
gegeven, dan komt voor het succes in aanmerking het gehalte der leerlingen
welke van de lessen zullen profiteeren. Zoowel voor het opnemen van het
theoretisch als praktisch gedeelte zijn deze natuurlijk lang niet allen even
vatbaar, waarom eenig onderzoek naar hunne verstandelijke vermogens en
vaardigheid in de practijk wel wenschelijk moet worden geacht. Zoo lang-
zamerhand moet er m.i. worden bepaald dat alleen de deelname aan een
cursus kan worden opengesteld voor jonge smeden b.v. tot 20- ä 25-jarigen
leeftijd. Ongetwijfeld zullen de jeugdige hersenen het geleerde beter ver-
werken en vasthouden en mag bij hun meer een zuiver verlangen naar ver-
meerdering van kennis worden verondersteld en als gevolg daarvan, een
voortzetten in de praktijk, zooals op den cursus is geleerd. De vele goeden
niet te na gesproken, treden er, vooral bij de meer bejaarde deelnemers
aan een cursus, nog wel eens andere belangen op den voorgrond, valt hun
het leeren op den ouden dag lastig, zijn ze te veel aan hunne gewone sleur
van hoef bewerking en hoefbeslag gewend en varen daarom, na afloop van
den cursus, dikwijls weer spoedig in het oude vaarwater, omdat de toepas-
sing van het geleerde te veel tijd kost, die zij zich niet durven laten be-
talen. Ook is het soms meer de bedoeling om aan de klanten het diploma
te kunnen toonen, dan werkelijk beter beslag te leveren.
Het weer vervallen in de oude sleur zagen wij ook bij jongere smeden
die een cursus met succes hebben gevolgd; voornamelijk in die gevallen
waar de jonge smid, na afloop van den cursus, niet zelfstandig optreedt,
doch weer in de smederij van z'n vader z'n handwerk gaat uitoefenen. Deze
guut dan soms z'n zoon niet den meerderen tijd welke voor het doelmatige
hoefbeslag noodig is, omdat hij ook al weer dien tijd niet betaald krijgt.
Evenmin krijgt de smid betaald, sommige werkzaamheden, welke vallen
buiten het hoefbeslag zelf en behooren tot het gebied van den veearts. Wij
zouden het zeer wenschelijk achteü dat de aan den cursus deelnemende smeden
daarop werd attent gemaakt, opdat ze zich enkel hebben te beijveren kennis
van hun vak op te doen en niet in de meening moeten verkeeren, dat zij ook
maar eenigszins verplicht zijn, zieke hoeven geneeskundig te behandelen.
Het is ongetwijfeld een feit dat de bacterie, die de neiging tot docteren
doet ontstaan, bij de smeden vrij sterk is ontwikkeld, doch de uitbreiding
van de ziekte wordt ook dikwijls in de hand gewerkt door de onrechtmatige
eisGhen van de paardenhouders, die zonder iets extra's daarvoor te betalen,
van den smid meer vergen dan hij weet en kan.
In al deze gevallen wordt het succes dat met den cursus wordt beoogd,
zeer zeker tot enge grenzen beperkt — ja dikwijls in nadeelen omgezet.
De korte duur van den hoefsmidscursus maakt het juist zoo beslist
noodig dat de gediplomeerde smeden zich in hunne eigene werkplaatsen met
de meeste nauwkeurigheid er op toeleggen, om juist het geleerde omtrent
bewerking van den voet, het maken van doelmatige ijzers en het deskundig
beslag, steeds in toepassing te brengen, opdat zij daarin hoe langer hoe
meer worden bedreven. Dit kost hun in 't begin meer tijd, die zij zich niet
direct kunnen laten betalen, doch daarentegen moet het zeer billijk worden
geacht dat zij, eenmaal volkomen op de hoogte vcm en bedreven in hun vak,
voor hun goed beslag meer belooning ontvangen dan daar waar nog geheel
zonder kennis van zaken de hoeven van ijzers worden voorzien. De paar-
denhouder zal daartoe zeker genegen zijn, wanneer hij de overtuiging op-
doet, dat bij dat goede beslag z'n paard eenige jaren langer goed bruik-
baar blijft.
# #
#
Sedert ruim een halfjaar maak ik kennis met eene inrichting voor hoef-
beslag, waarvan m.i. de resultaten ruimschoots opwegen tegen die van een
cursus. Ik bedoel de hoefsmederij van de heeren Wiersum en Hei de ma
te Groningen, waaraan een zeer bekwame meesterknecht is verbonden, onder
wiens leiding, door hoogstens 4 jongelingen, geregeld dagelijks een groot aantal
paarden van allerlei slag en voor allerlei gebruik wordt beslagen. De jongelin-
gen moeten zich verbinden gedurende Va .jaar in de smederij werkzaam te zijn ,
gedurende welken tijd zij tevens eenmaal per week les krijgen in de theorie
van het hoefbeslag, met vermijding van alles wat hun later tot kwakzalver
zou kunnen maken. Eén zoo'n les per week kan door de jongelui behoor-
lijk worden verwerkt, terwijl wanneer de stot door den leeraar is afgehan-
deld, een en ander vragenderwijze nogmaals wordt besproken met hem die
weer het eerst de inrichting zal verlaten. De jongelui, welke deze inrichting
bezochten, bleken mij goed op de hoogte van de theoretische grondslagen
en volkomen doordrongen van de noodzakelijkheid, dat het beslag zich
naar die grondslagen moet richten, en bovendien in staat het geleerde in de
praktijk te kunnen toepassen.
Sedert 1888 hebbea reeds vele jongelingen, ook uit naburige provincies
deze inrichting verlaten en zijn goede smeden geworden.
En waar deze inrichting m.i. in hare resultaten hooger staat dan de hoef-
smidscursussen, bevreemdt het mij eenigszins, dat de Er. M. v. L. ook niet
de oud-leerlingen van die inrichting oproept tot deelname aan den wedstrijd
in de praktijk van het hoefbeslag, waarvan elders in dit blad is melding ge-
maakt. Het meest voor de hand ligt — en zeer waarschijnlijk is dat ook
de oorzaak — dat deze inrichting geen officieel karakter draagt en waar-
schijnlijk in Eriesland niet algemeen bekend is. Welnu — in dit geval ware
het programma nog in dien zin te wijzigen, dat ook leerlingen van goed
georganiseerde inrichtingen voor hoefbeslag tot bedoelden wedstrijd kunnen
worden toegelaten.nbsp;gj.
EEN NIEUW IJZEÜ TEE GENEZING VAN KLEMHOEVEN.
De tot nog toe bekende middelen om verwijding van den hoef te verkrij-
gen zijn: het balkijzer; het halvemaanvormig ijzer (met of zonder Engelsche
hoefzool); het pantoffelijzer (met aan de takken naar buiten afhellende
bovenvlakten); het ijzer van Defays (dat naar boven en aan den binnen-
rand van eiken tak een lip vertoont, welke in de zijdeiingsche straal-
groeven tegen de steunsels komt te liggen, terwijl tusschen deze lippen ijzeren
bekken worden geplaatst, die door middel van een schroef uit elkander ge-
schroefd kunnen worden, waardoor het ijzer en daarmee de hoef wijder
wordt gemaakt); het ijzer van E ober ge (waarbij een losse veer met twee
gespannen uiteinden in de zijdeiingsche straalgroeven worden gelegd, terwijl
het voorste gedeelte in den toon, tasschen ijzer en hoef, steun vindt); het
ijzer met beweegbare takken en voorzien van een schroefbalk, waarmee de
takken uit elkander kunnen worden geschroefd en waardoor dus de hoef
kan worden verwijd i); het ijzer van Luchaire met een hellende boven- en
ondervlakte, waarbij dus weer op de wijze, zooals bij het pantoffelijzer, de
uitzetting van den hoef wordt bevorderd, het ijzer van Lavalard Poret;
beschreven door Delperier^), met verdikten toon en verdunde en smalle takken.
Al deze ijzers hebben tot nu toe slechts zeer matige resultaten gehad. —
Wij moeten dan cfok, bij het kunstmatig verwijden van den hoef, met de
noodige omzichtigheid te werk gaan, willen we niet daarbij de verbinding
van hoornige en vleezige deelen losrukken, waarvan hevige hoefontsteking
en kreupelheid de gevolgen zullen zijn.
De smid mag dan ook niet zonder toezicht van een deskundige de methode
van Defays in toepassing brengen, d. w. z. niet kunstmatig den hoef uit
elkaar schroeven. Het pantoffelijzer kan nog het best bij lichte gevallen
van klemhoef, mits verstandig toegepast, verbetering aanbrengen.
In het jongste nummer van een Belgisch blad: „Annales de médeoine
1)nbsp;Zie jaargang 1900 van »de Hoefsmid'' blz. 120.
2)nbsp;Zie » -1898 » » gt;, » 163 en 164.
-ocr page 64-veterinairequot; ..rdt door Lejenne, directeur van de hoeftmidschool te Ynres
Setnbsp;fnbsp;-- —ijd-g in zich vereenijt:
fer „o^t ■ flM'*nbsp;buitenrand afhellende bovenvlakte
d ten ;nbsp;1nbsp;Tnbsp;- die ge-
deelten m de zydehngsche straalgroeven tegen de steunsels zijn gelegen en ons
doen denken aan de hppen bij het ijzer van Defays. In elk der verdikt
takken is een sleuf aangebracht, die naar achteren smaller wordt en w ar'
door de tak van af den binnenrand als 't ware gedeeltelijk gespleten is In
die sleuven schuift van voor naar achteren een wigvormig stuk ijzer, welk
yzerstuk daarin bevestigd blijft, doordat de schuine zijden van fijne tandjes
zijn voorzien.
De hellende bovenvlakte werkt op de wijze van het pantolielijzer, terwijl
tevens het ijzer — en daarmee de hoef — kan worden verwijd, door de wig
verder tusschen de 2 sleuven te kloppen, in plaats van, zooals bij het ijzer
van Defays, het ijzer uit elkaar te schroeven.
Het voordeel bij dit ijzer zou hierin bestaan dat de verkregen verwijding
behouden blijft, omdat door den dwarsbalk ijzeren hoefden verwijden stand
moeten blijven behouden, terwijl bij de methode Defays, steeds na het weg-
nemen van de schroef, ijzer en hoef weer iets nauwer zullen worden.
De ingeschoven dwarsbalk oefent een weldadigen, constanten druk uit
op den straal, waardoor dit ijzer ook nog de werking van het hoefmechanisme
ondersteunt.
De methodes voor het bevorderen der natuurlijke en kunstmatige hoef-
verwijding zijn hier dus alle vereenigd, waarom het ijzer dan ook door den
schrijver zeer wordt geroemd - en getuigd wordt: dat er goede resultaten
mede verkregen zijn, de balk ook bij het loopende paard goed blijft zitten
en nog bovendien bijzondere diensten doet, wanneer de straal is verwond,
omdat hij dau uitstekend geseliilit is een prop vlas op de plaats te houden,
waar de verwonding bestaat.
Wij geven hierbij eene afbeelding van het, met veel ophef in het Belgische
tijdschrift, beschrevene ijzer en betrachten in onze waardeering eenig voorbehoud.
Als een mogelijk nadeel noemen wij de verzwakking van de takken door
de sleuven, waardoor, wanneer het ijzer in het achterste gedeelte wat sterk
afslijt, O. i. spoedig te geringe ijzerdikte overblijft om den balk vast te houden.
Bovendien moeten wij opmerken dat ook reeds door Nederlandsche vee-
artsen aan het ijzer van Defays een schroefbalk is aangebracht, die de ver-
wijding regelt en ook doet behouden.
HOEFBESLAG-EXAMEN TE VOOEST.
Den 26 Maart 1.1. had te Voorst het examen plaats van de hoefsmeden,
die aldaar onder de leiding van den Heer H. M. Kroon, rijksveearts te
Deventer, bijgestaan voor de practische werkzaamheden door E. J. Sar ink,
gediplomeerd hoefsudd te Voorst, gedurende 2 winters een cursus hadden
medegemaakt. Het examen werd bijgewoond door het bestuur der afdeeling
„Voorst en Wilpquot;, door den algemeenen secretaris der G. O. M. van Land-
bouw, en afgenomen door de onderwijzers, onder het toezicht van de com-
missie van het hoefbeslag van gezegde maatschappij. Aan de volgende can-
didaten werd wegens goed afgelegd examen, het diploma als hoefsmid, met
bijzondere melding van een 2-jarige opleiding, toegekend:
G. J. B. Keurentj es te Teuge, J. Mentink te Wilp, A. M. Lin-
deboom te Olst en' H. K1 o s t e r s te Diepenveen. Het resultaat van
dezen 2-iarigen cursus is alzoo, dat na afloop van het Ie jaar 3 candidaten
de oefeningen moesten staken, en na het 2e jaar eveneens 3 geen diploma
mochten behalen, allen wijl zij in hunne practische werkzaamheden onvol-
doende waren.
HOEFBESLAG-EXAMEN TE UTRECHT.
De cursus voor hoefbeslag in de provincie Utrecht, vanwege het Genoot-
schap van Landbouw en KruidTcimde, gehouden in de smederij van het Ie
Regiment Veld-Artillerie te Utrecht, werd bijgewoond door 12 hoefsmeden.
Aangevangen op Zaterdag 16 November 1901, waren de 20 lessen den 29en
Maart 1902 afgeloopen, op welken datum het voorgeschreven examen plaats
vond, in tegenwoordigheid van de commissie voor hoefbeslag uit het bestuur
van het Genootschap en van den Districts-veearts te Utrecht. Aan dezen
cursus, waarvan de leiding was opgedragen aan den paardenarts M o u b i s,
tevens belast met het theoretisch onderricht, terwijl aan den korporaal-hoef-
smid vanAngerende practische vorming was toevertrouwd, werd steeds
met veel ijver gewerkt, zoodat door alle candidaten het getuigschrift van
bekwaamheid als hoefsmid van genoemd Genootschap werd behaald, in deze
volgorde: B. Pompe te IJselstein, J. Staal te Haarzuilen, G. Maree
te Montfoort, H. C. V a 1 k e n e t te Soest, U. v a u d e r K o o ij te Hoogland,
E. Ditzel te Driebergen, J. Berg te Leusden, B. J. van de P o e 1 te
Montfoort, J. van den Hengel te Leusden, D. van der K o o ij te
Amersfoort, A. G. v a n d e r N e u t te Baarn en A. J. 0 o Ij é e te Houten.
Door 2 boefsmeden werd een zeer goed, door 7 een goed, en door 3 een
voldoend examen afgelegd.
HOEFBESLAG-EXAMEN TE 's-GEAVENHAGE.
Aan den cursus voor hoefbeslag, vanwege de afdeeling 's-Gravenhage der
Hollandsche Maatschappij van Landbouw gehouden, werd door 12 hoefsme-
den deelgenomen. Ook dit jaar was de leiding er van opgedragen aan den
Kapt. Paardenarts ,1. Laméris ; den korporaal-hoefsmid Eiedé was weder de
practische leiding toevertrouwd. Den 8en en 9en April werd het examen
gehouden, dat in tegenwoordigheid van het bestuur der afdeeling, door de
onderwijzers van den cursus, en door de H.H. Moubis, Kapt. Paardenarts te
Utrecht en Fauel, rijks-veearts te Eotterdam afgenomen. Groote verzame-
lingen hoefijzers voor gewoon en buitengewoon beslag, door de deelnemers
vervaardigd,' leverden het bewijs, dat aan dezen cursu smet ijver is gewerkt,
terwijl het beslaan van paarden en het theoretisch onderzoek der leerlingen
over 't algemeen aantoonde, dat ook dit gebied door hen met kennis en over-
leg werd bewandeld.
Het diploma als hoefsmid kon dan ook als ten voile verdiend, worden
toegekend aan: D. Hoogkamer te Naaldwijk, Th. Vogels te Honselaarsdijk,
A. A. W. Lipman te Wateringen, A. van Wijk te Delfgauw, A. D. Ver-
linde te Spijkenisse, P. Heij te Zevenhuizen, J. P. Lipman te Wateringen,
allen met lof, en G. van den Bosch te Schipluiden, A. J. Elderhorst te
Nootdorp, P. M. de Blok te Monster, allen goed. Aan 2 leerlingen kon
het diploma niet worden verstrekt, wegens onvoldoende bedrevenheid in het
practische gedeelte bij den een, en in beide opzichten bij den anderen. Be-
halve het bestuur bovengenoemd, werd het examen door verschillende belang-
stellenden bijgewoond, o. a. door den Majoor-Dirigeerend Paardenarts A.
Overbosch, de militaire Paardenartsen Brouwer en Goossen, den Inspecteur
van Landbouw Löhnis en den Inspecteur van het middelbaar Landbouw-
onderwijs van Hoek.
De April-aflevering van „Der Hufsclimiedquot;, het Duitsche vakblad
voor hoefsmeden, handelt over de volgende onderwerpen:
I. Bohhoefmrming na langdurige moh, geschreven door den paardenarts
Uhlich, assistent aan de hoefsmidschool te Dresden.
Een huidontsteking in het koothol met vochtafscheiding, doorzweeting
en meermalen kloofvorming, noemt men mok. Als deze aandoening niet
doelmatig wordt behandeld, kan het licht een sleepend verloop verkrijgen.
aauleiding geven tot huid verdikking en diepe kloven, ja zelfs tot smerig-
wratvormige verdikkingen, waarbij tevens eenige stinkende brijige massa
wordt afgescheiden.
Bij mok is de huid in het koothol pijnlijk. Die pijn zal erger worden,
zoodra het dier in den koot doortreedt. Dit wordt dan ook zoo weinig
mogelijk gedaan. Het dier gaat koot en kroon steiler houden en loopt som-
tijds meer op het toongedeelte. In ieder geval ontstaat er gevaar voor door-
knikken in den kogel, en bij het meer op den toon gaan loopen zullen de
verzenen minder gaan afslijten.
Onder een bokhoef verstaat men een zoodanigen hoef, waarbij de hoorn-
wand zoo steil verloopt, dat de lengte hiervan aan de verzenen bijna even
groot is als in den toon.
In genoemd artikel wordt nu uitvoerig een geval omschreven waarin lang
bestaan hebbende mok aanleiding gaf tot de vorming van bokhoef, welke
afwijkende hoefvorm verbeterde na herstel der mok en
inkorting der verzenen. Deze geschiedde langzamerhand
en de verbetering werd ook merkbaar, doordat de hoefas
weer in één richting ging loopen. De hoefas heet men
immers de middellijn van koot, kroon en hoef. In het
aangegeven geval zal het paard een naar voren geknikte
hoefas hebben vertoond, zooals hiernevens in sterke mate
is afgebeeld. De figuur is een beervoetige stand, waarbij
niet alleen de hoefas naar voren is geknikt maar tevens
de koot lang en de kogel doorgezakt.
Nadat in bedoeld geval langzamerhand een gewenschte inkorting der
verzenen had plaats gevonden, werd de hoefas weer
recht, alzoo in den trant als hiernaast is aangegeven.
# *
#
Uit het vorenstaande mag niet worden opgemaakt
-dat ieder bokhoef op die wijze is te verbeteren, te
herstellen. Bij een beervoetigen stand zouden lager
gemaakte verzenen de sterke belasting niet verdragen
en bij een steilere koot en kroon zijn de buigpezen te
kort om een aangebracht sterker doorzakken zonder
bezwaar, zonder pijn mede te maken, welke pijn na
eenigen tijd loopen gemakkelijk aanleiding zou geven tot een vri.j ernstige
kreupelheid.
II.nbsp;Over de hoef schaar van den meester-smid C h r. Fausel, door Ernst
Stoye, geëxamineerd meester-hoefsmid te Halle a/S.
Dit instrument tot inkorting van den hoornwand vond, volgens schrijver,
bij de vakmenschen weinig belangstelling, en terecht. Bij paarden die veel
dienst verrichten, behoeven de voeten slechts zeer weinig te worden besne-
den, terwijl renet en scherpe houwkling daartoe practische instrumenten zijn.
Alle overbodige werktuigen dienen uit den werkbak te worden geweerd.
III.nbsp;Opmerhingen ten opzichte van het beslag der paarden, voorgebracht bij
-ocr page 68-de joiyste Icenrmgen in lief Saksische Vogtland, door den vee-arts M ö b i ii s
te Plauen.
In verband met overeenkomende verslagen in voorgaande jaren, is de
Schrijver van oordeel, dat er vooruitgang in het beslag is te constateeren,
veel hoeven waren nog in het bezit der dek- of glazuurlaag (alzoo niet
onnoodig beraspt), de meeste ijzers waren zonder kalkoenen. Zoowel de eigenaren
der paarden als de hoefsmeden hadden herhaaldelijk gelegenheid waar te
nemen dat hooge kalkoenen den groei der verzenen hadden belemmerd en
zaten aan hoeven met brokkeligen draagrand. Meer paarden dan vroeger
bleken op tijd beslagen te zijn en waar zulks niet het geval was, gaven de
aanwezige hoefsmeden (vee-artsen en hoefsmeden ziet men in Nederland ook
nog lang niet genoeg op paardenkeuringen; al werpen deze geen directe ver-
diensten af, er is vrij wat leermateriaal bijeen, waardoor later meer productie-
ven arbeid kan vóórkomen. Bef) als reden op dat de eigenaars daarmede
in den regel veel te lang wachten. Verkeerde zuinigheid!
In sommige dorpen werd waargenomen dat te veel ijzers van zijlippen
waren voorzien. Deze zijn zelden anders noodig, dan bij paarden die na
liet neerzetten van den hoef het been naar buiten of binnen draaien. Zoo
zij niet noodig zijn, schaden zij ongetwijfeld aan een behoorlijke uitzetting
van den hoef.
Balkijzers werden vooral in steden nog al aangetroften, touwijzers minder
dan vroeger, fabrieksijzers helaas nog veel.
IV.nbsp;Set gepatenteerde rib-hoefijzer i-awCarlEdlervonQuerfurth
(D. E. Gr. M. 159821).
Dit machinale ijzer heeft een scherpe kam aan den buitenrand, aan de
grondvlakte, welke kam aanvangt nabij het toongedeelte, oploopt naar de
verzeneinden en hier ongeveer zoo hoog wordt als een kleine kalkoen. Het
einde wordt gesteund door een zeer smalle kalkoen.
Dr. Lungwitz merkt omtrent dit ijzer op dat het tijdens de afslijting
een braam aan dien uitstekenden kam gaat vertoonen, waardoor licht strij-
ken ontstaat.
Bescheiden opgemerkt: „het rib-hoefljzer schijnt het aantal onzin-uitvin-
dingen met een te hebben vermeerderdquot;.
V.nbsp;Eenige korte mededeelingen, w.o. een van den paardenarts Scholz
die bij een artilleriepaard waarnam dat zwarte hoeven, aan beenen die geen
afteekeningen hadden, op een gegeven oogenblik zonder aantoonbare oor-
zaak aan den kroon witte vlekken en strepen gingen vertoonen. Het kleur-
sel of pigment ontbrak dus op die plaatsen. Dit is, onder zulke omstandig-
heden, inderdaad een zeldzaam verschijnsel.
Verder wordt medegedeeld dat volgens een rapport van den Amerikaanschen
consul te Harput in Klein-Azië aldaar een belangrijk afzetgebied voor ma-
chinale hoefijzers is te vinden. — In Charlottenburg werd het 83ste examen
in hoefbeslag afgenomen, terwijl aan de goed ingerichte „leersmederijquot; te
Hannover 14 leerlingen met succes hun examen aflegden (3 als „zeer goedquot;,
10 met „goedquot;, en 1 „voldoendequot;), en er thans nog 23 hun opleiding ont-
vangen.
Mededeelingen over het Smidsvak vallende buiten het hoefbeslag.
HET LASSCHEN VAN ZEER DIKKE STUKKEN.
Bij het lasschen van zeer dikke stukken is het stuiken niet noodzakelijk.
Bij het hameren wordt genoeg metaal naar buiten gedreven om de verzwak-
king, die het strekken vergezelt, weg te nemen. Een zeer belangrijk
voorbeeld van het stompe lasschen vinden wij in het maken van een aam-
beeld , Eig. 1. Als grondslag van de vervaardiging dient een ongeveer kubus-
vormig blok a, een loupe zooals bij de bereiding van weiijzer ontstaat, dat
op de vereischte plaats op welhitte wordt gebracht. In een ander vuur
is vooraf de hoorn h gevormd en ten slotte ook op welhitte gebracht.
Is de vereischte temperatuur bereikt, dan wordt 5 op a gezet en door
krachtige hamerslagen daarmee verbonden; de naad, die zichtbaar zou blij-
ven, wordt overgehamerd. Op dezelfde wijze worden de kleine hoorn c en
de stukken e en ƒ, die stabiliteit aan het aambeeld moeten geven, door
lasschen met a verbonden. Daarna wordt de baan wellend heet gemaakt en
in een ander vuur een stalen plaat d, welke over de stukken c, «en h
c |
cL 1 | ||
..... | |||
\ |
a | ||
■ |
■ |
e
Fig. i.
Lasschen van een
aambeeld.
Fig 2. Lasschen van een
ratelboor.
U
Fig. 3. Kruislasch.
wordt gelegd en door krachtige hamerslagen met de baan wordt verbonden.
Deze laatste is nu verstaald en kan dus gehard worden, terwijl het staal
tegelijkertijd de verbinding der drie genoemde deelen nog meer volkomen
maakt.
Het levert dikwijls moeilijkheden op om bij de groote snelheid , waarmee
het lasschen moet plaats hebben, de stukken in den juisten ouderlingen stand
te brengen. Men behelpt zich dan wel door de stukken vooraf ten ruwste
samen te klinken, zie Eig. 2, welke methode vooral wordt toegepast als
het meer dan twee stukken zijn, die verbonden moeten worden, waarvan
Eig. 2 een voorbeeld geeft, waarin verondersteld wordt, dat een ratelboor
gemaakt moet worden. Ook als een stuk door een valhamer gevormd moet
worden, verbindt men de stukken vooraf (zie Eig. 3 en 4), die betrekking
hebben op het maken van een punt voor rasterwerk.
Fig. 4.
Bij het samenwellen van staal en ijzer moet men rekening houden met
het lagere smeltpunt van staal dan van ijzer, zoodat het niet tot de hooge tem-
peratuur van het ijzer mag verhit worden. Bevat het staal veel koolstof,
dan kan men niet eens de temperatuur bereiken, waarbij de slakken smel-
ten. Men behelpt zich dan op tweeërlei wijze. Vooreerst zorgt men er
voor de stukken zóó in het vuur te plaatsen, dat het staal niet zoo
warm wordt als het ijzer, of wat het zekerste is, zij worden in afzonderlijke
smidsvuren verhit. Vervolgens bezigt men als laschpoeder borax. Dit ma-
teriaal komt in eigenschappen (oplosbaarheid van ijzei-oxyden) met de slakken
overeen, maar bezit daarenboven het groote voordeel van veel gemakkelijker
smeltbaarheid. Vóór het staal de vereischte temperatuur heeft aangenomen,
is de borax reeds gesmolten, lost de laag oxyde op en beschut het staal
tegen oxydeeren. De borax wordt vooraf door gloeien van het kristalwater
bevrijd, daarna fijn gewreven en somtijds vermengd met koolstofhoudende
stoffen, zooals geel bloedloogzout, chroomzure kali, enz., welke stoffen de
koolstof, die nog mocht verbranden, weer moeten aanvullen. Op deze wijze
ontstaat het groote getal recepten van laschpoeders voor staal; het wezen-
lijke bestanddeel van al die poeders blijft steeds borax.
— Hoefsmidschool te Amersfoort. L. J. Ditzel uit Drempt en A.
de Jonge uit Slochteren, die sinds 1 October 1901 een cursus aan de Hoef-
smidschool volgden, hebben na afgelegd examen met diploma de school ver-
laten.nbsp;F.
—nbsp;Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. De leerling D. Gorter
van Oudeschip, gem. Uithuizermeeden, sedert 21 October 1901 aan genoemde
Inrichting geplaatst, heeft deze 22 Maart 1902 verlaten met een getuig-
sclirift dien cursus met goeden uitslag te hebben meegemaakt.
De opengevallen leerling-plaats is 24 Maart ingenomen door Staal
te Vries.
D. Gorter voornoemd zal thans optreden als meesterknecht in de hoef- en
grofsmederij van Mej. de Wed. Gorter te Oudeschip.
—nbsp;Tijdens de nationale lanctbouwtentoonsteiling te Leeuwarden, te hou-
den van 23—31 Augustus 1902, zal aldaar op 25 en zoo noodig op 2G
Augustus een wedstrijd in de praktijk van het hoefbeslag worden gehouden,
waaraan kunnen mededingen zij die gediplomeerd zijn aan de hoefsmidschool
te Amersfoort of die met vrucht een der cursussen hebben gevolgd, welke
vanwege de paardenstamboeken of landbonwmaatschappijen zijn gehouden.
Aangifte vóór 15 Juli 1902, onder overlegging van diploma, aan den
secretaris der tentoonstelling, den heer G. Blauw te Leeuwarden.
—nbsp;Het harden van yzer. De smid Knigge te Homburg heeft een
nieuwe methode voor 't harden van ijzer ontdekt, welke op elke ijzersoort
kan worden toegepast. Een Engelsche maatschappij heeft hem reeds ƒ 180.000
voor het afstaan van zijn geheim geboden, terwijl ook Krupp zich zeer
interesseert voor de nieuwe methode, daar Knigge beweert dat zijne be-
werking 4 maal goedkooper is dan die van Krupp. Voor de rijtuigassen
en kogellagerindustrie voorspelt Knigge van zijne methode groote voordeelen.
De uitvinder, een geboren Westfaler, woonde 20 jaar in Holland en is eerst
kort geleden weer naar Duitschland vertrokken.nbsp;{Vulkaan).
— Universaalkit bestaat uit: 2 deelen heldere arabische gom, die men in
zooveel koud water oplost totdat daaruit een dikke pap of lijm verkregen
•wordt; hierbij voegt men V-j^ deel fijne stijfsel en 1/2 deel suiker, alles goed
vermengd en daarna verwarmen in een pot die in kokend water verhit
wordt, zoolang tot de stijfsel goed gaar en goed vermengd is. S. en K.
Sedert 14 Maart zijn ingekomen postwissels van de heeren: B. v. Eek te
B. buitenl. ab. 1901 ƒ3.40, van J. G. Boland te M., H. de Smidt Jen. ie
V. en C. V. Boven te E. ieder ƒ 3.— voor ab. '02, van J. Smit te U., B.
V. Leeuwen te N. en W. Slijkhuis te E. ieder ƒ 1.50 voor 1ste halfj. '02;
van Branscheid en P. te E. voor ab. en adv. ƒ 15.90.
__Het zal aan de lezers van „de Hoefsmidquot; no. 3 zijn opgevallen, dat in
de 2 eerste artikelen eenige zinstorende fouten zijn achtergebleven, wijl
de drukproeven ongecorrigeerd de pers hebben bereikt. Wij betuigen daar-
over ons leedwezen, terwijl zeker de lezers de opvallende fouten voor zich
zelve zullen hebben gecorrigeerd.
verkrijgbaar in de chemicaliën- en
drogerijen-handel van
K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,
te Dordrecht.
PRI.JSCOUEANTEN voor HH. Vee-
artsen op aanvrage gratis.
HOEFZOLEN voor paar-
den met gebrekkige en
gevoelige hoeven.
Deze zolen worden
zeer geroemd en zijn
in alle afmetingen ver-
krijgbaar.
CIECÜLAIEES op
franco aanvage bij:
W. A. H. van HORSEN, Utrecht.
Het bij ervaring gebleken
Tevens tiet beste stootbeslag.
Geëxamineerd Meester-
Hoefsniid.
De meest praktische
voor het warm inslaan
inakkelijk uitneembare,,
Compleet a 7.50 Mark
van 45 m.M. breed per
Patent in het Buitenland.
en eenvoudigste inrichting
der stootgaten met ge-
juist passende doorslag,
(f 4.50).
Petrol.-, Gas-, snelkook- en
verwarmingstoestel.
Brand zonder pit, reuk of roet —
even geruischloos als kookgas.
1 liter kokend water in 4 ä 5 min.
Petr.verbruik ± 1 ct. p. uur bij
volle kracht.
Inlichtingen, prijscouranten, be-
schrijvingen en in werking te zien.
w. y.d. LIST, van Breuglielstr.llO,denHaag,
agenten gevraagd.
Dubbel en enkel werkende. 5 tot
50 kub. Meter opbrengst. Eenvou-
dig. — Groedkoop. — Verbeterde
Diafragma systeem. Vraag prijzen
en inlichtingen.
Overal Agenten gevraagd.
Beste en meest beproefde beslag.
Hoogste onderscheiding.
Gr. gouden IMedaille.
ALLE SOORTEN van
Schroef- en Insteekkalkoenen.
Losse Stooten.
Branscheid amp;Philippi- Remscheid, Rpland.
Geen handelswaar.
Steeds groote voorraad
in den winter.
Teekeningen en Prijzen
franco op aanvrage.
Correspond.; NEDERLANDSCH,
_ L
to
Vele getuigschriften van Koninicl.- en Privaat-hoefsmidschoien en van de
grootste hoefsmederijen.
S. a M. BAX. - 4 Jufferstraat. - ROTTERDAM.
Specialiteit in artikelen voor Hoefbeslag.
Meest uitgebreide sorteering Ia Blanke HOEFNAGELS,
waarvan meer dan 60 verschillende voorradig.
IJsnagels - IJspuntjes of Stiften - IJssehroeven - Tappen voor Schroeven -
Uithalers voor puntgaten - Engelsche Renetten met hoornheft (rechts en
links) - Engelsche hoeftangen - Hoefhamers - Engelsche Hoefraspen 12quot; en 14quot; -
Heel rasp of ^/g vijl, met en zonder angel - Houwklingen of sabels - Hoefijzer
en Hoefstaal - gemaakte Hoefijzers (rits en stempelijzers).
Las- of Welbladen om ijzer en staal te wellen.
STRTJKRASD JES.
Systeem Lacombe.
Kunsthoorn.
Caoutchouc toonbescher-
mers tegen klappen enz.
Stri.jkringen, met of
zonder riempjes.
IPM
. lil
Blanke en donkere
ASOLIE,
DYNAMO-OLIE,
CYLINDEROLIE,
TALK,
POETSKATOEN,
ENZ. ENZ.
Bij het opgeven
van orders of prijs-
aanvragen, gelieve
men zoo nauwkeu-
rig mogelijk maten
of beschrijving bij
te voegen.
Steeds groote voorraad, waardoor spoedige levering. — Billijlce prijzen. Vertrouwbare kwaliteiten.
-ocr page 74-7e Jaargang. — 1902 — Aflevering 5.
REDACTEUll-UITGEVER: A. W, HEIDEMA, RIJKS-VEEAllTS TE GRONINGEN.
-ocr page 75-zijn zoovele verscheidene Gereedschappen dat wij ze
allen hier niet kunnen afbeelden. De hoofdzaak
echter daarin, dat Gij weet dat wij ze leveren en dat
ze goed zijn. — Let wel! het is niet alles
wat blinkt. Vraag echter bij ons Monsters en Prijzen
en Gij zult zien dat er wel degelijk
onze Gereedschappen bijzonder goede Eigenschappen zijn. -
Prijzen zijn niet hoog, en wanneer Ge werkelijk goede
wilt hebben, schrfjf ons dan. -
Hebt Gij onze Hoefzolen reeds geslagen?
Opleiding van hoefsmeden. — Om gediplomeerd hoefsmid te worden en te
blijyen. — Hoefbeslag-examen te Zaltbommel. — Ingezonden stukken. —
Persoverzicht. — Korte Mededeelingen. — Mededeelingen over het Smidsvak
vallende buiten het hoefbeslag. — Advertentiën.
OPLEIDING VAN HOEPSMEDEN.nbsp;. /
Hoewel deze zaak al meermalea besproken is, ben ik zoo vrij o^
gevoelen hierover ook eens uiteen te zetten.
Het verdient mijns inziens aanbeveling dat op de ambachtsscholen gele-
genheid wordt gegeven voor die smidsleerlingen, die later hoef-en grofsmid
willen worden, daar de beginselen te leeren van het practisch en het theore-
tisch hoefbeslag. Zulke leerlingen zouden, met hetgeen zij geleerd hebben
op het gebied van hoefbeslag, zich dan veel beter ontwikkelen en het werk
beter begrijpen als zij bij hun vader in de smederij of bij een anderen
smidsbaas komen te werken om zich verder te bekwamen. En als nu van
Rijkswege, op 3 of 4 plaatsen in het land, kosteloos gelegenheid werd ge-
geven aan smeden, minstens twintig jaar zijnde, een cursus te volgen in
het hoefbeslag van 3 tot 4 maanden, waarbij zij dagelijks zich geheel bezig-
hielden met hoefijzers maken en paarden beslaan, dan zou dit naar mijne
meening de eenvoudigste manier zijn om goede hoefsmeden te krijgen.
Het ligt in den aard der zaak dat voor smeden die niet op een ambachts-
school zijn geweest of nog niet veel geleerd hebben op het gebied van hoef-
beslag, zulk een cursus langer zou moeten duren, en dat dan eens in liet
jaar een examen diende te worden afgenomen en bij gebleken voldoende
bekwaamheid het diploma als hoefsmid werd afgegeven.
D. E. Stuivenberg,
Smidsbaas der Inrichting voor Hoefbeslag te Groningen.
Nu er goede gronden bestaan dat van üegeeringswege in Nederland meer
en beter zorg aan de opleiding van aanstaande hoefsmeden zal worden be-
steed, is er alle reden voor dit belangrijke onderwerp nog eens uitvoerig ter
sprake te brengen. Er zij eerst verwezen naar het artikel „Iets naar aan-
leiding van hoefsmidscursussenquot; in het vorige nummer van „De Hoefsmidquot;,
en verder naar eenige artikelen reeds vroeger verschenen, terwijl hieruit
eenige aanhalingen zijn toegevoegd.
Ie jaargang „De Hoefsmidquot;, aß. l en 2: „Het hoef smidsvak in Nederlands,
in den loop dezer eeuw, door .1. B. H. Mo u bis.quot;
Uit het bovengemelde blijkt duidelijk dat men alom in den lande
tegenwoordig ernstig bezig is om het hoefsmidsvak te verbeteren. Een
goede grondslag is gelegd tot heil van den paardenstapel en tot voordeel
van de belanghebbenden, en zal in de toekomst goede vruchten dragen,
indien men blijve zorgen voor dit belangrijke vak — en niet verzwakke
op den ingeslagen weg, om den vakmannen gelegenheid te geven zich
te bekwamen!
Men zij indachtig dat men nog verder moet, dat de thans gevolgde
weg een hellend vlak is, waarop ook teruggang mogelijk is. Eerst
volkomen zal het (loei worden bereikt, wanneer in de naaste
toekomst ook voor de opleiding tot burgersmid, hoefsmidscliolen,
of om een meer practisch woord te gebruiken, enkele leersJiiederijen
zullen bestaan, op zich zelve aangewezen of met ambachtsscholen ver-
bonden , waar de kunst eenvoudig maar degelijk wordt onderwezen.
Ik bedoel niet, dat men den hoefsmid, op het voetspoor van Duitsch-
land, wettelijk gaat dwingen examen af te leggen, alvorens hij het vak
mag uitoefenen, maar deze zaak facultatief (geheel vrij) te laten. De
lust om zich te bekwamen is groot, het eergevoel der vakmannen genoeg
ontwikkeld, en de concurrentie zal het overige doen.
Zeer veel nut zal zonder twijfel worden gesticht door het uitschrijven
van wedstrijden in hoefbeslag, met toekenning van prijzen, zooals die
sedert kort in enkele provincies zijn gehouden tusschen de gediplomeerde
hoefsmeden.
Ie jaargang, aji. 6 .■ „Een tweetal wenschen ten opzichte van het hoefsmicls-
vakquot;, zijnde:
1quot;. Van Hegeeringswege worde een Commissie henoemd, die tot taak
hehbe, eens of meermalen per jaar aanstaande hoefsmeden te examineeren
en deze na het ajieggen van een voldoend examen een diploma als hoefsmid
uit te reiken;
2®. Op twee of drie plaatsen in Nederland worden door de Begeering
vakscholen voor a.s. hurgerhoefsmeden opgericht.
Ie jaargang, ajl. 5: „ Bapport omtrent de beste ' wijze waarop door de
Geldersch-Overijselsche Maatschappij van Landbouw zou kimnen worden voor-
zien in de behoefte aan goede hoefsmeden.quot;
Wil men werkelijk goede hoefsmeden vormen, in staat het vak op
degelijke wijze uit te oefenen, dan zal er een degelijke hoefsmidschool
moeten worden opgericht en wel op een plaats waar zeer veel paarden
worden gehouden en dus veel leermateriaal aanwezig is. Een derge-
lijke inrichting zal op eenigszins uitgebreide schaal, dat is, uit meerdere
vuren moeten bestaan, en dus moeten zijn een welbeklante hoefsmederij,
aan het hoofd waarvan een zeer bekwaam hoefsmid, speciaal daarvoor
opgeleid, moet staan.
Leerlingen kunnen zijn, alleen zij die den noodigen aanleg bezitten,
reeds een zekere mate van bekwaamheid in het hoefsmidsvak hebben
verkregen en in een der afdeelingen van de Maatschappij thuis behooren.
Hebben zij geen aanleg, dan is het beter dat zij een ander vak
kiezen. De tweede eigenschap is noodig om den cursus niet al te lang
te maken, en de derde om het onderwijs in de eerste plaats dienstbaar
te maken aan de streek waar de inrichting is gevestigd.
Het theoretisch onderricht aan een hoefsmidschool zal alleen door
een daartoe bekwaam veearts kunnen worden gegeven, die tevens belast
dient te worden met de geheele leiding der inrichting.
Het onderwijs dient gratis te worden gegeven, omdat het bijwonen
van den cursus voor den werkman reeds betrekkelijk groote opofferingen
medebrengt.
De duur van den cursus kan niet korter worden gesteld dan drie
maanden, op grond van het hiervoor reeds aangevoerde.
Een jaarlijks eenmaal te houden examen, door een daartoe benoemde
commissie, zal gelegenheid geven om een bewijs van bekwaamheid als
hoefsmid te verkrijgen.
De kosten van een hierbedoelde inrichting kunnen worden begroot
als volgt:
Aan inventaris hoefsmederij voor ééns........ƒ1000.—
Uitgaven jaarlijl?s:
Aan hunr van een gebouw ■ • ......ƒ
,, afschrijving en rente inventaris ...... 150.—
,, brandstoffen en verlichting....... 300.—
„ ijzerwaren............. 1500.
„ salaris van den veearts......... 1000.
,, baas.......... 1000.—
1 nn
,, examenkosten.............
„ onvoorziene.............
ƒ 4900.—
Hoewel de ontvangsten veel zullen verschillen naar gelang der plaats
waar de school gevestigd zal worden, mag toch op een ontvangst van
minstens ƒ2000.— worden gerekend, zoodat een jaarlijksch subsidie
van ongeveer ƒ3000.— zou benoodigd zijn.
2e jaargang, afl. 7: „De opleiding lot hoefsmid.quot;
Ben algemeene verbetering is en wordt van lieverlede meer en meer
verkregen door het houden van cursussen in hoefbeslag, bestaande in
practische en theoretische lessen, waaraan door een aantal smidsbazen
en smidsgezellen is en wordt deelgenomen. Ofschoon deze opleiding in
20 30 lessen natuurlijk niet op volledigheid aanspraak mag maken,
geeft zij aan leergierige, goed begrijpende smeden gelegenheid om zich
in hun vak veel te bekwamen.
Genoemde reeds veelvuldig in ons land gehouden cursussen hebben
niet ten doel om jeugdige personen tot hoefsmid op te leiden, doch om
smeden, welke zich alsnog in het hoefsmidsvak min of meer wenschen
te bekwamen, hiertoe in de gelegenheid te stellen. De deelnemende
personen waren dan ook in de regel beoefenaren van het (ijzerjsmidsvak
in zijn geheelen omvang.nbsp;■ ^nbsp;a
De cursussen in hoefbeslag van Rijkswege bestonden minstens uit b
theoretische en 12 practische lessen van 2 ä 4 uur. Met het oog op
het doel werden uit de, over het algemeen groote aantallen, sollicitanten
voornamelijk smidsbazen toegelaten. Hoe degelijker en duidelijker het
onderwijs werd gegeven en hoe bevattelijker de leerlingen bleken te
zijn, des te beter resultaat werd natuurlijk met een bepaalden cursus
verkregen. Volgens onze opvatting moet met het geven van deze cur-
sussen worden voortgegaan, totdat alle smidsbazen in de gelegenheid
zijn gesteld ze te volgen. Dit kan in enkele jaren het geval worden,
zoo de Regeering niet te karig is in het verleenen van subsidie voor
een weinig kostbare zaak, waarmede belangrijke voordeelen zijn te be-
halen. Het nut van goed onderwijs in het hoefbeslag wordt door
niemand, voor zoover ons bekend, ernstig bestreden.
Zoodra laatstbedoeld tijdstip is bereikt, dient o. i. een andere weg
te worden ingeslagen.
5e jaarqang, afl. 2: „Hoefsmidscholen, door S.quot;
Ben of meer hoefsmidscholen moeten er komen, dit is slechts een
quaestie van tijd. De kostbaarheid van het bezoek hiervan is een om-
standigheid, waarin kan worden voorzien. Wanneer .yoec^e hoefsmeden
werkelijk gewenscht zijn, waarom zou hierin dan met door beurzen als
anderszins te gemoet kunnen worden gekomen? Laat men zich toch
niet altijd blind staren op de kosten; zou in het rijke Nederland on-
mogelijk zijn, wat in het arme (?) Duitschland kan geschieden? Of
is Duitschland wellicht rijk geworden, juist omdat het niet steeds is
blijven wikken en wegen? Nadat de schoolmeester eenmaal Duitsch-
land's beste soldaat is gebleken, heeft het onderwijs, zoowel het vak-
als het wetenschappelijk onderwijs, er een vlucht genomen welke iedere
regeering, in en buiten Europa, het moet benijden. En het Duitsche
volk vaart er wel bij !nbsp;S.
OM. GEDIPLOMEERD HOEFSMID TE WORDEN EN TE BLIJVEN.
Ik heb in aflevering no. 4 van dezen jaargang „De Hoefsmidquot; o. a.
een stuk gevonden dat handelt over het groote nut der hoefsmidscursussen.
Alhoewel ik den vooruitgang in ons vak en de goede resultaten volkomen
erken en het geheel met den schrijver eens ben — zie ik ook weer vele
moeilijkheden en ondervind ze zelf dagelijks.
Het is een feit dat de paardenhouders ons gedipl. hoefsmeden tegenwerken
in den volsten zin van het woord. Niet alleen dat wij voor het goede beslag
geen cent meer krijgen, want vragen wij meer, dan gaan velen (niet alle
maar 't scheelt niet veel in boerenstreken), liever naar een ander — doch bo-
vendien, hij die ijzers legt met hooge kalkoenen of veel te zware ijzers, waarop
echter de paarden lang kunnen loopen, geniet de voorkeur. Al zijn de ijzers
slecht gericht, 't zij ze te wijd of te nauw liggen, en doorgaans met te veel
nagelgaten die te schraal gestampt en te veel naar aciiteren liggen — dat
hindert niet, als men maar niet te veel naar den smid behoeft te gaan.
Hoe zulke hoeven er na verloop van tijd gaan uitzien, dat weten wij allemaal,
doch de meeste eigenaars denken en zeggen eenvoudig: „zoolang er de ijzers
onder liggen, hebben wij geen hoefsmid noodig.quot; En als men bij vele eigenaars
er over praat en zegt: „dat paard moet noodig worden beslagenquot;, dan is het
antwoord: „de ijzers liggen nog vast en zijn nog lang niet versletenquot;. Dus
m. a. w.: „gij spreekt uit eigen belangquot;. Daarom kan ik begrijpen dat vele
smeden, die met vrucht een cursus hebben doorloopen, weder in de oude
sleur vervallen. De reden is zooals ik heb vermeld, zij zeggen: „ondank is
des werelds loonquot; en men kan er toch geen eer mede behalen. Ik zelf heb
het meer dan eens bij ondervinding dat ik paarden had beslagen die ik dan
na drie, ja, soms na vier maanden weer onder handen kreeg en die dus al
dien tijd op die ijzers hadden geloopen.
Nu vraag ik iedereen: wat helpt het nu of wij zulke paarden naar de
eischen van den hoef beslaan ?
De hoefsmidscursussen hebben zeer veel goede smeden gevormd, doch
zoolang de paardenhouders niet beter medewerken, zullen wij nooit de resul-
taten verkrijgen die wij kunnen wenschen. Nu vraag ik ieder belangstellende
of deze weinige regels niet volkomen met de waarheid overeenstemmen en
of er ook verbetering zal komen als de eigenaars ons in de hand werken?
Ja, dan eerst zal ons schoon doch moeilijk vak zijn hoogste punt bereiken!
P. Visser,
Wijk bij Duurstede, Mei 1902.nbsp;Gedipl. hoefsmid.
-ocr page 80-HOEFBESLAG-EXAMEN TE ZALTBOMMEL.
De afdeeling „Bommelerwaavdquot; van.de G. O. M. v. L. liet in den afge-
loopen winter een cursus voor hoefsmeden houden te Zaltbommel, waarvan
het 2de gedeelte in de a.s. wintermaanden zal worden voortgezet. De leiding
er van had de Heer J. de Vries, rijks-veearts ter plaatse; het practische
gedeelte was opgedragen aan S. v a n A n g e r e n , thans hoefsmid te Amersfoort.
Het examen dat 18 April, onder toezicht der commissie voor het hoefbeslag,
door de onderwijzers werd afgenomen in tegenwoordigheid van een lid van het
bestuur, had ten doel te bepalen, welke leerlingen tot het 2de gedeelte
konden worden toegelaten, om na afloop daarvan te dingen naar het diploma
van een 2-jarigen cursus als hoefsmid van de G. O. M. v. L.
De volgende leerlingen' slaagden: C. Valkenburg te Zaltbommel, E.
A. van Hoorn te Well, O. W. Berkvens te Wamel, J. M. van Dies-
se n te Hedel, G. Merks te Well, J. A. Bregt te Varik en J. de Euiter
te Zaltbommel.
Aan 2 hoefsmeden moest het verdere bijwonen van dezen cursus worden
geweigerd, w ijl de een in de theorie, de andere in het practische gedeelte
te weinig was ontwikkeld om met vrucht het 2de gedeelte te volgen.
Den Heer A. W. Heidema, Rijksveearts, Groningen.
Mijnheer !
Wij stellen er prijs op TJ mede te deelen dat wij over de resultaten van
het adverteeren in Uw geacht blad „de Hoefsmidquot; zeer tevreden zijn. Wij
ontvangen herhaaldelijk aanvragen waarbij men zich aan Uw blad refereert.
Hoogachtend
Lambert amp; Company.
De ambachtschool te Zierikzee. Het aantal leerlingen aan deze school bedroeg
op 31 Dec. 1901 38, n.1. 14 voor timmeren, 17 voor smeden en 7 voor verven.
Het Rijk geeft eene subsidie van ƒ1450, terwijl de provincie en de ge-
meente ieder ƒ500 geven voor den tijd van 5 jaar, ingegaan 1 Jan. 1898.
—nbsp;Bij den boekhandelaar Eduard H. Sikken, Paleisstraat, Amsterdam,
is verkrijgbaar een nuttig werk voor smeden n.1. een modellenboek, van
den, ook in ons land bekenden, teekenaar Joseph Feller.
—nbsp;Spijkers zonder punt. De hoofdingenieur A. Peschel heeft, volgens
de Technische Rundschau, aan een der oudste, tevens eenvoudigste voor-
werpen van dagelijksch gebruik, een merkwaardige verandering aangebracht,
door bij den spijker of draadnagel de punt vlak af te snijden. Hij beweert
en toont dit proefondervindelijk aan, dat zij daardoor, vooral in hard mate-
riaal, beter diensten kunnen bewijzen dan vroeger. Het is bekend, dat een
spijker of nagel, in een muur gedreven, dikwijls krom wordt en afwijkt, en
volgens den heer Peschel is de scherpe punt van den spijker meest de oorzaak
hiervan, omdat zij gewoonlijk te zwak is. Proeven hebben aangetoond, dat
de krachtsaanwending voor het inslaan van vlakke spijkers zeker niet grooter,
ja kleiner is dan bij spijkers met punt.
De nieuwe spijkers en stiften worden vervaardigd door de firma Hartmann
en Braun te Prankfort a/M., Bockenheim.
— Vuurvaste Iflm. Een lijm, die zoowel in het water als in het vuur
vasthoudt, is de volgende:
Men giete wat azijn bij melk, zoodat deze spoedig stremt, en zondere
daarna door een doek het gestremde van de waterige deelen af. Het vooraf
goed geklutste eiwit van drie eieren wordt nu met een halven liter van
deze te voren verkregen kaasachtige zelfstandigheid goed vermengd; vervol-
gens voegt men bij dit mengsel zooveel ongebluschte kalk, tot er een dikke
pap of brij ontstaat.
Met deze lijm kan men scheuren of gaten in potten, ketels etc. stoppen.
Hoe^ heviger nu de vuurhitte is, waaraan we deze zoo behandelde potten,
ketels enz. blootstellen, des te grooter duurzaamheid verkrijgen ze.
Menigeen zal bij de toepassing van dit middel baat kunnen vinden; we
houden ons aanbevolen voor mededeeling van goede resultaten.
In een ingezonden stuk van de Meuwe Rotterdammer Courant wijst
„Een industrieelquot; op een feit waarom volgens hem onze nationale industrie
gedrukt wordt, niettegenstaande hier voldoende kapitaal en arbeidskracht
aanwezig zijn. Niet aan het gemis van beschermende rechten geeft hij
de schuld. Sommigen wijzen op de toenemende ontwikkeling der industrie
in Duitschland onder invloed der beschermende rechten. Daartegenover
staan echter andere landen waar, trots hooge invoerrechten, de industrie
niet is vooruitgegaan. De schrijver wijt het aan de tusschenhandelaren,
als bemiddelaars tusschen producenten en verbruikers, die bij voorkeur hunne
artikelen uit het buitenland betrekken, zelfs al kunnen die in het binnen-
land even goedkoop, zelfs nog iets goedkooper, gefabriceerd worden. Ze
koopen in het buitenland, oai hunne concurrenten niet zoo gemakkelijk in
de gelegenheid te stellen, hetzelfde artikel ook aan te bieden. In Enge-
land bestaat de verplichting dat de ingevoerde artikelen van een merk moe-
ten worden voorzien. Dit zou ook hier al een stap in de goede richting zijn
en kon er toe leiden dat de verbruikers, dus de groote massa, slechts die
tusschenhandelaren (grossiers, winkeliers) begunstigden, die onze industrie
steunen. —
Een ander ingezonden stuk in hetzelfde blad van „Een NederlandscJi
Industrieelquot; wijst er op, dat het groote publiek (de koopers) voor een groot
gedeelte schuld heeft aan het feit dat in zooveel winkels buitenlandsche ar-
tikelen worden verkocht. Als het geen buitenlandsche verpakking enz. is,
deugt het niet! Merkwaardige staaltjes voert de schrijver daarvan aan.
„Zoo, zegt hij, wordt de Nederlandsche nijverheid, de Nederlansche win-
kelier, de Nederlandsche werkman ten ondergebracht, en dat doen niet de
Engelschen, doch de Nederlanders zelf.
(Deze uiting verdient naar onze overtuiging ernstige overweging en in-
stemming , vooral wanneer de in het land vervaardigde artikelen even deugd-
zaam en even hoog in prijs zijn als de buitenlandsche Br moge veel waars
liggen in de verklaring dat de menschheid tegenwoordig wat veel op geld
en verdienste ziet, doch een flink, bekwaam en ijverig werkman behoort
ook voor zich en zijn gezin een goed bestaan te hebben en „een appeltje
voor den dorstquot; te kunnen bewaren. Wij willen ook niet beweren dat dit
tegenwoordig voor een ieder onmogelijk is, doch wanneer de buiten-staanden
zulks zonder opofferingen meer algemeen mogelijk kunnen maken, dan is
dit een dure en niet moeilijk te vervullen plicht. Met een dergelijke opvatting
kan zelfs de meest zuivere vrijhandelaar meegaan. Het is immers geen be-
scherming, doch slechts een tegengaan eener veronachtzaming der nationale
nijverheid. Bed^
— In Engeland begint men zich ongerust te maken over het vormen van
„trustsquot; 1) in Amerika. In het Lagerhuis is reeds de vraag gesteld of de
regeering reeds eenige aandacht had gewijd aan het vormen van trusts, door
b.v. een commissie van onderzoek te benoemen, met het oog op de onder-
vinding in N. Amerika met die combinatiën opgedaan.
De groote industrieën in Engeland ziet men de eene vóór, de andere na
op Amerikaansche leest geschoeid, onder aanvoering van allerlei reusachtige
lichamen, welke er naar streven den geheelen wereldhandel te leggen in
handen van eenige Amerikaansche millionnairs.
Engeland heeft ook voorstanders der „trustsquot; en deze beweren dat zij een
einde maken aan de moorddadige concurrentie.
In een der grootste Engelsche dagbladen „Standardquot; wordt gezegd dat de
geheele gang van zaken tusschen N.-Amerika en Engeland een wonderbaarlijke
omwenteling ondergaat. Steeds waren de Engelschen de financiers en ban-
kiers voor alle beschaafde volkeren der wereld; thans worden kolossale
sommen, in verband met Amerikaansche plannen op het gebied van fabrieken,
stoomschepen, spoorwegen enz. naar Engeland gezonden. De „Standardquot;
vraagt: zal er reactie komen op dezen voorspoed in N.-Amerika? Zullen
de Engelschen, in afwachting van die reactie, de handen in den schoot
leggen of zullen zij maatregelen van tegenweer gaan beramen en is de
groote handelsoorlog tusschen de Oude- en Nieuwe Wereld, welke Ehodes
heeft voorspeld, als moetende voorafgaan aan de zegepraal van den vrij-
handel, in aantocht?
Inmiddels komen uit New-York berichten omtrent het organiseeren van
de „United-States Steel Corporationquot; : de namen der samenstellende maat-
schappijen te laten vervallen; er van te maken één maatschappij die zelve
fabrieken enz. exploiteert, in plaats van te blijven — zooals tot nog toe —
een zuiver financieele maatschappij. De heer 8 c h w a b zou directeur worden
van alle fabrieken, spoorwegen, steenkolen- en cokesmijnen, stoomvaart-
lijnen en hoogovens der vereeniging.
1)nbsp;Vereenigingen om den alleenhandel in een of ander artikel of de exploitatie van
iets in handen te krijgen.
2)nbsp;Staal-vereeniging in de Vereenigde-Staten (N.-Amerika).
-ocr page 83-—nbsp;„Der Hufsclimiedquot;, afl. 5, jaarg. 1902 handelt o. a. over:
Iets over het hoefbeslag in Italië. Paarden, muildieren en ezels zijn steeds
met voorijzers zonder kalkoenen beslagen, terwijl de achterijzers dikwijls
van kalkoenen zijn voorzien. Veel ijzers bezitten takgaten voor schroefkal-
koenen. Stooten ziet men er niet. De huitentakken der ijzers (vooral van
de achterijzers) zijn breeder dan de binnentakken. De lippen zijn
driehoekig, achter zijlippen en veelal een opzet. De takken zijn van den
bodem- naar de hoefvlakte rond bijgewerkt en kort. Eitsen ziet men niet,
doch 8 a 10 nagelgaten en dikwijls evenveel nagels; afhelling gewoon.
Hoef gebreken, als: onregelmatige wand, gebroken voetas, lange teenen,
plat- en volhoeven, komen niet veel voor; echter wel hoornscheuren , klem-
hoeven en lage verzenen. Eabrieksijzers schijnt men niet te gebruiken,
terwijl ook van gummizolen weinig gebruik wordt gemaakt.
De enge bokhoeven der muildieren worden zeer ruim beslagen, zoodat
de buitentak soms 3 a 4 cM. buiten den draagrand uitsteekt, de binnentak
minder. Tegen overkooten bezigt men een verlengstuk in den toon, dat
snavelvormig is opgezet. Door de breede ijzers wordt bij de muildieren
(met hun smalle hoeven) het ondersteuningsvlak vergroot, de spoedige af-
slijting verminderd en het uitglijden tegengegaan. De plaatsing der nagel-
gaten, nabij den binnenrand der breede ijzers, is natuurlijk noodzakelijk,
en doet het ijzer een vreemd aanzien verkrijgen.
Het afwerken en het onderleggen der breede ijzers gaat ook nog al met
bezwaren gepaard, wijl ze zich niet zoo gemakkelijk laten richten. Ook
het goed stampen der nagelgaten, in de richting der witte lijn, valt niet
mee. Men neemt het bij de afwerking echter niet zoo nauw en zoo slaat
men b.v. bij bokhoeven, de nagels in den drachtwand. Door het veel ont-
breken van lippen, liggen de ijzers ook dikwijls los.
In de omstreken van Genua ziet men meer de breede ijzers voor muil-
dieren dan te Napels en omgeving, waar ook de koetspaarden, bijna zonder
uitzondering, met gummizolen zijn beslagen.
—nbsp;Iets over hoefmechanisme. Normale hoeven zullen zich bij het neerzet-
ten op den bodem verwijden, terwijl nauwe hoeven, klemhoeven en scheeve
hoeven, zich daarbij vernauwen, of bijderzijds of aan een kant. Deze ver-
vernauwing komt tot stand op vlakken, harden bodem en op het hoefijzer.
Op zachten bodem ('t zij deze nat of droog is) wordt de neergezette hoef steeds
verwijd. De beweging aan den draagrand gaat van de zool en van den
wand uit. De zool wil platter worden, de draagwand gaat dit echter tegen
en de gesteldheid van den bodem beslist wat het resultaat zal zijn. Immers
op een zachten bodem ontstaat een druk van dien bodem naar boven tegen
den wand, 't geen noodwendig een uitzetting in de achterste hoef helft ten
gevolge moet hebben, terwijl de zooibeweging, onder invloed van den
lichaamslast, die uitzetting nog ondersteunt. Op harden bodem en op hoef-
ijzers met horizontale draagvlakten, ondersteunen wand- en zooibeweging
elkander niet, doch werken elkaar tegen. Toch heeft van nature de zooi-
beweging de overhand en zoo komt het, dat ook nog op harden bodem, bij
normale, goed besneden hoeven, de draagrand verwijd wordt.
—nbsp;Volgens veearts Deich zijn hoekvormige, scherpe kalkoenen te ver-
-ocr page 84-kiezen boven H vormige, omdat deze, wanneer ze eenigszins scheef afge-
loopen zijn, spoedig niet meer in een gladden en harden weg zullen inslaan,
terwijl de hoekvormige kalkoenen ook bij scheeve afslijting, nog met één
kant in de ijskorst zullen dringen.
—nbsp;Voor het examen voor hoefsmid, in Maart jl. te Hannover afgenomen,
hadden zich 23 smeden aangemeld. Hiervan behaalden 7 een diploma „zeer
goedquot;, 13 „goedquot; en 3 „voldoendequot;. Voorzitter der examen-commissie was:
de departementale-veearts Mathiesen. Thans wordt aan de hoefsmid-
school te Hannover onderwijs gegeven aan 14 smeden.
—nbsp;In Beijeren werd in 1901 het examen voor hoefsmid afgenomen voor
241 smeden , waarvan slechts 74 slaagden.
—nbsp;37 van de 72 leerlingen der Dresdener hoefsmidscursus, onder leiding
van D r. L u n g w i t z , hebben een examen afgelegd.
_ 29 Maart j.1. werd aan de hoefsmidschool te Charlottenburg het 84e
examen afgenomen.
—nbsp;Uit: „Zeitsclirift für Pferdekuiide und Pferdezucht.quot;
Aan een verslag der vereeniging ter bevordering der paardenfokkerij in de
Palz, ontleenen wij, dat aan een hoefsmids wedstrijd, die aldaar in het afgeloopen
jaar is gehouden, werd deelgenomen door 78 smeden. Aan geldprijzen werd
toegekend een bedrag van 720 mk., terwijl de kosten voor den wedstrijd
in 't geheel 1433 mk. bedroegen. De wensch werd uitgesproken, zulke
wedstrijden meermalen en op verschillende plaatsen te doen houden.
—nbsp;Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. De leerling G. de Vries
van Koodeschool, die van af 18 November 1901 aan de inrichting werk-
zaam was, is 19 April, voorzien van een bewijs van bekwaamheid, vertrok-
ken. Zijn plaats werd ingenomen door G. Hiddersma van Schouwerzijl.
—nbsp;Smedenbond. In eene gehouden vergadering van bestuursleden van
den smedenbond van Hollands Noorderkwartier is besloten thans een
cursus in hoefbeslag te Hoorn te houden; — drie premiën uit te loven,
resp. ƒ7, ƒ5 en ƒ3, voor de beste inzendingen van hoefijzers op de a.s.
landbouwtent. te Alkmaar, door leden van den bond.
Dat de Smedenbond levensvatbaarheid bezit blijkt wel uit onderstaande:
De afd. Schagen heeft met een kolenhandelaar een contract gesloten om hare
leden smidskolen le leveren die goed van kwaliteit zijn, volgens contract
bepaald, tegen den prijs van ƒ1.01 per mud, franco aan huis op jaarreke-
ning, a contant voor 96 cents per mud, te leveren bij verschillende hoe-
veefheden in alle omliggende plaatsen, ook zelfs te Wieringen. De afd. Hoorn
heeft nu voor eigen rekening een waggon kolen laten komen tegen ƒ0.85
per mud, welke door de leden worden verdeeld en van 't station moeten
worden afgehaald.
In een j.l. gehouden vergadering van 't Hoofdbestuur te Schagen is be-
sloten den volgenden winter een teekencursus te houden voor de leden van
den bond; _ de volgende cursus in hoefbeslag zal worden gehouden te
Hoorn, terwijl men voor dit doel de noodige subsidies zal aanvragen.
-ocr page 85-—nbsp;\erga(leriiig van de afdeeling Scliagen vau den Smedenbond Hol-
lands-Noorderkwartier. In eene gehouden vergadering werden de prijzen
voor het hoefbeslag als volgt berekend en (hoewel niet verbindend) toch
voor de leden als tarief gesteld, waaraan ze zich zooveel mogelijk moeten
houden:
4 ijzers verleggennbsp;^ q gQ
oud ijzer onderleggennbsp;quot; O 25
kalkoenen scherp uitgeslagennbsp;1 80
prijs voor een scherpe toonstootnbsp;0.15
prijs voor een schroefgatnbsp;^ 0.01^
prijs voor een stiftgatnbsp;quot; 0.071/2
winst op elke losse kalkoennbsp;0 03
—nbsp;Hoefsmidscursus. Op 16 en 17 Mei a.s. zal een examen worden ge-
houden voor waarschijnlijk 12 leerlingen van den cursus in hoefbeslag'te
Schagen. Het theoretisch gedeelte zal worden afgenomen door de heeren
M. ,1. Hengeveld Grzn., districtsveearts te Haarlem en G. Muys, plv.
districtsveearts te Schagen, en het praktisch gedeelte door den heer W. A.
H. van Horsen, onderwijzer in practisch hoefbeslag aan de Veeartse-
nijschool te Utrecht.
—nbsp;Een brokje treurige ervaring. Tijdens de stamboekkeuring te Bel-
lingwolde (provincie Groningen) gehouden 9 Mei j.L, werd onder meereen
merrie met platte, groote voorhoeven ter inschrijving in het stamboek aan-
geboden. Dit paard was notabene met smalle ijzers beslagen, die zoo nauw
gelegd waren, dat ze geheel binnen den draagrand lagen. De eigenaar, over
dit treurige ondoelmatige beslag ondervraagd, gaf te kennen dat de ijzers
m haast waren aangebracht, niet door den smidsbaas doch door diens knecht.
Wanneer een zoodanig paard op zulke ijzers op een harden weg een uur
moest draven, zou beslist hoef kreupelheid intreden en de eigenaar wellicht
het dier verscheiden dagen buiten dienst moeten stellen. Het is treurig dat
zoo iets nog kan voorkomen en men staat in zulke gevallen in twijfel wie
het meest te beklagen: den onwetenden eigenaar of den onkundigen vakman.
—nbsp;Hoefbeslag in Z.-Afrika. De paardenfokkerij in Zuid-Afrika zal daar
nog langen tijd een belangrijke rol spelen omdat het land nog vooreerst
niet van een dicht net van spoorwegen is voorzien. Hiermede in verband
zal daar ook een toekomst zijn voor hoefsmeden, wagen- en zadelmakers,
alsmede voor allen die met hun vak tot het paard in betrekking staan.'
Vooral op het gebied van hoefbeslag, valt er in Z.-Afrika nog veel te ver-
beteren , zoodat wanneer een toestand van vrede voor het geteisterde land
is ingetreden , onze jonge gediplomeerde hoefsmeden daar zeker een dankbaar
en voordeelig arbeidsveld zullen vinden.
—nbsp;Losmaken van schroeven. Bij het nazien van landbouwwerktuigen, vóór
ze opgeborgen worden bij 't naderen van den winter, wordt niet weinig tijd
verkwist en onnoodig het materiaal gebroken. Ingeroeste moerschroeven bre-
ken bij verkeerde behandeling eerder dan dat ze los gaan. Om ze gemakkelijk
los te maken, druppele men op de verbindingsplaatsen wat terpentijn of, wat
nog beter helpt, wat petroleum, die in een oogenblik in de kleinste spleten
en voegen dringt. Klopt men daarna met een hamer op de moerschroeven,
dan raken ze in de meeste gevallen terstond los en kunnen dan gemakkelijk
afgeschroefd worden. Zitten ze al te vast dan moeten de aldus behandelde
moerschroeven ook nog verhit worden, wat dan het gewenschte resultaat
doet verkrijgen.
—nbsp;De werkstaking in de staalnijverlieid is bijgelegd na eene con-
ferentie, welke zes uren duurde, tusschen de vertegenwoordigers der Amal-
gamated Association en der United States Steel Corporation. De werklieden
hebben den arbeid hervat. Aan den inhoud der getroffen overeenkomst
is geen openbaarheid gegeven; zij is onderteekend eenerzijds door de be-
stuurders der Amalgamated Association, en anderzijds door die van de
American Tinplate Co., de Steel Hoop Oo. en de American Sheet Steel Co.
—nbsp;Ambachtsschool te Rotterdam. De nieuwe cursus zal beginnen met
312 leerlingen, waarvan 187 oud- en 125 nieuwe leerlingen. De verdeeling
der beroepen is als volgt: bankwerkers 84 oud- en 56 nieuwe leerlingen ;
timmerlieden 51 oud- en 36 nieuwe leerlingen; huisschilders 10 oud- en 10
nieuwe leerlingen; instrumentmakers 21 oud- en 13 nieuwe leerlingen; meubel-
makers 10 oud- en 9 nieuwe leerlingen; beeldhouwers 4 oud-leerlingen en 1
nieuwe leerling.
—nbsp;Snurkend ijzer? Onlangs werd een smid te Sheffield, na een drukken
dag, 's nachts gewekt door een geluid van snurken. Meenende dat het zijn
echtvriendin was, die hem in zijn slaap gestoord had, gaf hij haar een
liefdevollen stoot, maar het geluid hield aan. In het aangrenzend vertrek
sliepen een paar leerjongens: de baas stond op, schudde hen wakker, —
maar het snurkend geluid hield niet op. De smid moest er het zijne van
hebben en begaf zich in het duister naar den kant vanwaar het snurken
scheen te komen: dat was de smederij. En waarlijk, daar hoorde hij, tot
zijn verbazing duidelijk het zagend geluid uit het aambeeld komen.
Het geval werd spoedig ruchtbaar en de smid kreeg talrijk nachtelijk be-
zoek, want ieder wilde het blok ijzer hooren snurken. Zoo kwam de zaak
den bekenden hoogleeraar Dobbleyen ter oore, en na onderzoek gaf de ge-
leerde deze treffende verklaring. Het vreemde geluid werd veroorzaakt door
onregelmatige schommehngen van de ijzermoleculen, als gevolg der over-
groote vermoeienis die het aambeeld, in de drukke smederij, weken lang te
verduren had gehad. Daar de smid op ongestoorde nachtrust prijs stelde,
liet hij op raad van den hoogleeraar het aambeeld een paar weken in de
open lucht ongebruikt staan, en inderdaad: thans is het snurkend geluid
nagenoeg uit het ijzer verdwenen.
Mededeelingen over het Smidsvak vallende buiten het hoefbeslag.
Be heuze van het staal voor gereedschappen.
Voor verschillende doeleinden bezigt men verschillende soorten van staal.
In den regel gebruikt men zuiver koolstofstaal, dus staal, dat vrij is van
andere elementen, uitgenomen voor enkele bijzondere gevallen, waarin de
aanwezigheid van mangaan, chroom of wolfraam noodzakelijk of gewenscht
wordt geacht, en in welk geval men daarom ook van speciaalstaal spreekt.
Mangaan maakt de behandeling van het staal in het vuur wat gemakkelijker
en kan de koolstof als hardingsmiddel gedeeltelijk vervangen; het staal wordt
daardoor echter tegelijkertijd broos.
Voor het overige zullen de onderscheidene soorten staal dus alleen ver-
schillen in hun koolstofgehalte; hoe hooger dit is, zooveel te harder is het.
Het hardste staal slijt het minste, maar het vertoont daarentegen ook de
hoogste broosheid, zoodat de snijkant het gemakkelijkst afbreekt, te gemak-
kelijker naarmate ze scherper is. Bovendien is het hardste staal het kost-
baarst. Men is daarom gewoon zich bij de keuze van het staal te laten
leiden door de hardheid van de stof die bewerkt moet worden; het staal
moet altijd een hoogere hardheid bezitten en daar de hardste stoffen ook de
meeste kracht voor haar bewerking vorderen, moet de snede van het daar-
voor bestemde gereedschap ook zoo gevormd zijn, dat zij zooveel mogelijk
weerstand kan bieden, zoo sterk mogelijk is, en dit is het geval, als zij
stomp gevormd wordt. De grootere broosheid is dan tegelijkertijd minder
gevaarlijk, daar door den vorm de snede minder gemakkelijk afbreekt.
Vele fabrieken onderscheiden de soorten van gereedschapstaai door num-
mers; gewoonlijk loopen die van 1-7, waarbij het laagste nummer met de
grootste hardheid overeenstemt. Nu men den invloed van het koolstofgehalte
beter dan vroeger begrijpt, hebben veel fabrieken de methode aangenomen
om door het nummer direct dat gehalte aan te duiden, zooals de „Bergische
Stahl-Industriequot; doet, die door staal No. 8, staal met 0.8 o/^ koolstof, door
staal No. 13, zulks met 1.3 7o aanduidt.nbsp;'
Hierdoor wordt de keuze van het staal, in verband met den aard van de
stof die bewerkt moet worden, belangrijk vergemakkelijkt. Tot de zachtste
stof moeten wij wel het hout rekenen en hierom wordt voor houtbewerkings-
gereedschappen dikwijls staal No. 10—15 gebruikt.
Voor voorwerpen van „Hartgussquot; dient het straks genoemde speciaalstaal.
Zeer dikwijls is dit van nature reeds zoo hard, dat het niet extra gehard
behoeft te worden, welke bewerking het trouwens niet zou verdragen, daar
het daardoor zou springen; het is bovendien uiterst lastig te smeden. Voor-
werpen, die een uiterst scherpe snede moeten bezitten, zooals heelkundige
instrumenten, scheermessen enz. moeten van hard staal worden vervaardigd,
ondanks dat de weerstand bij het gebruik gering is. Ook de beitels, waarvan
de vijlenkappers zich bedienen, worden uit zeer hard staal No. 13—1.5
gemaakt. Wel is waar is de te bewerken stof niet uiterst hard, maar het
gereedschap is bij het gebruik aan stooten blootgesteld.nbsp;k.
Aau lieu, die zich voIhMlig in liet hoetsmidsvak wenschen te bekwamen,
wordt daartoe de gelegenheid aangeboden in de „Moderne Hoefsmederijquot;,
opgericht door den Heer W. H. VAN HASELBN, Rijks-veearts te Amersfoort.
Het theoretisch onderwijs wordt gegeven door ondergeteekende, het practisch
onderwijs door den heer 8. VAN ANGEREN, onderwijzer van verschillende
cursussen in hoefbeslag, uitgaande van de Hollandsche Maatschappij van
Landbouw.
Aan hen, die na ontvangen onderwijs, voldoende bewijzen van bekwaamheid
hebben afgelegd, wordt een diploma uitgereikt.
Zich in persoon of per brief aan te melden bij ondergeteekende, die aan
belanghebbenden, op franco aanvraag, verdere inlichtingen verstrekt.
Amersfoort, Korte Bergstraat 22. W. H. VAN HASELEN,
ItijTcs- Veearts.
Petrol.-, Gas-, snelkook- en
verwarmingstoestel.
Brand zonder pit, reuk of roet—
even geruischloos, als kookgas.
1 liter kokend water in 4 ä 5 min.
Petr.verbruik ± 1 ct. p. uur bij
volle kracht.
Inlichtingen, prijscouranten, be-
schrijvingen en in werking te zien.
W. ï.d. LIST, Yan Breughelstr.llO.denHaag
Dubbel en enkel werkende. 5 tot
50 kub. Meter opbrengst. Eenvou-
dig. — Goedkoop. —' Verbetei.-de
Diafragma systeem. Vraag prijzen
en inlichtingen.
Wereldtentoonstelling Parijs: Hoofdprijs en Gouden Medaille.
LEERMIDDELEN VOOR HOEFSMIDSCHOLEN.
RENETTEN, beste kwaliteit, onder garantie. LEEREN BEENSTUKKEN
voor strijken, enz. en HOEFS(!HOENEN voor paarden.
ROTTEN'S HOEFLEDERKIT, het beste kunsthoorn.
,nbsp;//. HAUPTNER, Berlin, N. W., 6.
Geïllustreerde Catalogus wordt op aanvrage franco gezonden.
K UI ns t h. O O rri,
voor Hoefbslag,
verkrijgbaar in de chemicaliën- en
drogerijen-handel van
K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,
te Dordrecht.
PRIJSCOURANTEN voor HH. Vee-
artsen op aanvrage gratis.
HOEFZOLEN voor paar-
den met gebrekkige en
gevoelige hoeven.
Deze zolen worden
zeer geroemd en zijn
in.alle afmetingen ver-
krijgbaar.
CIRCULAIRES op
franco aanvage bij :
S. C. M. BAX. - 4 Jufferstraat. - ROTTERDAM.
_Specialiteit in artikelen voor Hoefbeslag.
Meest uitgebreide sorteering Ia Blanke HOEFNAGELS
waarvan meer dan 60 verschillende voorradig.
IJsnagels - IJspuntjes of Stiften - IJssehroeven - Tappen voor Schroeven -
Uithalers voor puntgaten - Engelsche Renetten met hoornheft (rechts en
links) - Engelsche hoeftangen - Hoefhamers - Engelsche Hoefraspen 12quot; en 14quot; -
Heel rasp of Va '«'ijl. met en zonder angel - Houwklingen of sabels - Hoefijzer
en Hoefstaal - gemaakte Hoefijzers (rits en stempelijzers).
Las- of Weibladen om ijzer en staal te wellen.
STRIJKRANDJES.
Systeem lacombe.
Kunsthoorn.
Caoutchouc toonbescher-
mers tegen klappen enz.
Strijkringen, met ot
zonder riempjes.
Hoefrand A.
T A, U
TALK, Schroefga-
POETSKATOEN, ten met
Bij het opgeven
van orders of prijs-
aanvragen, gelieve
men zoo nauwkeu-
^l^mM^^ rig mogelijk maten
of beschrijving bij
te voegen.
Steeds groote yoorraad, waardoor spoedige levering. — Blllijlte prijzen. Vertrouwbare kwaliteiten,
-ocr page 90-7e Jaargang.
iT^JTiiv'UÏfei®
lt; -Ml»' quot;SÉÊr?-
M
REDACTEUR-UITGEVER: A. W. HEIDEMA, RIJKS-VEEARTS TE GRONINGEN.
-ocr page 91-De „Columbian Padquot;
(voor geheele ijzers).
Vraag prijzen en bestel monster paren. Er worden
geen betere Hoefzolen gemaakt, overtuig U er van.
Rotterdam. 2. Groote Draaisteeg.
Het hoefbeslag op de groote Duitsche landbouwtentoonstelling. _ Pers-
overzicht. — Korte Mededeelingen. — Mededeelingen over het Smidsvak
vallende buiten het hoefbeslag. — Advertentiën.
Zuid-Duitschland. De regeling dier tentoonstelling is uitnemend, terwijl de
plaats reeds enkele jaren te voren door het Bestuur wordt aangewezen. Het
volgende jaar zal zij zijn in Hannover, f) Op die wijze kunnen de betreffende
streken zich goed voorbereiden en mede hun kas behoorlijk in orde brengen
voor de komende drukte en mogelijke, groote uitgaven. Verdere groote voor-
deelen voor landbouw en veeteelt in het algemeen zijn in Duitschland den
belangrijken steun dien de Staat verleent, en de belangstelling van hoogge-
plaatste en financiëel sterke personen voor die takken van volksbestaan en —
welvaart.
Het was thans de eerste maal dat de Duitsche landbouwtentoonstelling
door een regeerend Bondsvorst werd geopend, en de tentoonstelling viel
samen met de viering der vijftigjarige regeering van den tegenwoordigen
Groothertog, maar toch het Hij ft teeJcenend.....de Duitsche land-
bouwtentoonstelling te Mannheim in 1902 werd door den
Groothertog van Baden, een buitengewoon gevierden Vorst,
in eigen persoon geopend! Moge dit feit de hooggeplaatsten in Ne-
derland in die richting eens tot nadenken stemmen!
De inzendingen van machines, paarden, runderen, schapen, varkens,
geiten, gevogelte, zuivelbereiding, zijn zeer omvangrijk en groote belang-
stelling waard. Duizenden en nog eens duizenden bezoekers kunnen in
enkele dagen veel leeren dat voor de uitoefening van hun bedrijf voordeel
en nut kan aanbrengen. De fokkers en handelaren (tentoongestelde dieren
moeten het eigendom zijn van fokkers) komen op doelmatige wijze in de
gelegenheid hun dieren en artikelen onder de oogen van hun afnemers te
brengen, hun afzetgebied te vergrooten en telkens ook hun eigen blik te
verruimen door inzendingen van anderen met de hunne te vergelijken.
Het hoefbeslag is op dergelijke tentoonstellingen gewoonlijk slechts ver-
tegenwoordigd door verzamelingen van hoefbeslag, zonder dat hierbij des-
kundigen aanwezig zijn om belangstellenden en vakmannen de te vragen
inlichtingen te verschaffen. Dankbaar dient erkend te worden dat in de
laatste jaren in Nederland die verzamelingen meermalen zijn vervangen door
wedstrijden tusschen hoefsmeden. Daar waar men voor ondernijs op hoefbe-
slaggebied zoo'n tentoonstelling wil benutten, zou men m. i. het beste doen
door aan iemand, in het bezit van een uitnemende en volledige verzame-
ling van het hoefbeslag op te dragen, onder toekenning van een voldoende
subsidie, die verzameling op te stellen en hierbij een deskundige beschik-
baar te houden om aan de bezoekers, desgevraagd, alle hun mogelijke inlich-
tingen te verstrekken. Op deze wijze zouden de hoefsmeden in de gelegen-
heid komen van tijd tot tijd de nieuwe vindingen te bezichtigen en de
waarde dezer voor de praktijk te vernemen.
Te Mannheim waren een tweetal hoefbeslag-inzendingen die ter vermelding
van belang zijn n.1. van het groothertogdom Baden en van het Eijksland
t) In een beschouwing over de tentoonstelling te Mannheim in de »Neue Badische
Landeszeitungquot; werd aangegeven dat de deelneming van uit Beieren dit jaar vrij ge-
ring was, omdat dit land zijn krachten spaarde voor 1903, waarin de tentoonstelling
m München zal worden gehouden. Naar ik meen is dit echter onjuist.
Elzas-Lotharingen. Vanwege Baden was de verzameling in geen enkel op-
zicht uitmuntend, hoewel behoorlijk goed. In Nederland komen echter
enkele betere voor. Een ander geval is het met de gelegenheid tot oplei-
ding voor aanstaande hoefsmeden. Baden is niet eens zoo groot als Neder-
land en er bestaan hoefsmidscholen te Freiburg, Karlsruhe, Mannheim,
Messkirch en Tauberbischofsheim, alzoo op 5 plaatsen. In 1884 aangevangen
met 25 (2)1, bedroeg het getal spoedig veel meer en in 1894 zelfs 94(14);
na dien tijd is het iets afgenomen, n.1. in 1899 tot 76 (8), terwijl in 1901
weer een kleine stijging viel te constateeren, en wel tot 82 (20).
De verzameling Elzas-Lotharingen geeft aanleiding tot een paar opmer-
kingen. De tentoongestelde ijzers waren nog bijna alle voorzien van stamp-
nagelgaten en wek van een bijzonderen vorm. Het begin van het nagelgat
was namelijk verkeerd rechthoekig, alzoo van den buiten- naar den binnenrand
langer dan in de lengterichting van den ijzertak. Het eigenlijke nagelgat
evenwel was gewoon rechthoekig. De afwijkende vorm zit dus in den stam-
per en niet in den doorslag, en evenmin in den nagel, doch ook in den
nagelkop, zoo deze passend is in het gestampte gat. Ware nu een des-
kundige tegenwoordig geweest, zoo had deze afwijking eens kunnen worden
besproken, nu blijft het bij een eenvoudige vermelding.
Wat het aantal hoefsmeden in Elzas-Lotharingen aangaat, waren er in
1895 307 geëxamineerde , 2520 niet-geëxamineerde , terwijl 8 van het examen
werden vrijgesteld. In 1901 bedroegen die aantallen achtereenvolgens:
681, 2066 en 15. Het is nog de vermelding waard dat van die 307 83
door een burgerlijke, 207 door een militaire commissie waren gediplomeerd
en 17 in andere Duitsche Staten, terwijl die cijfers voor de 681 waren:
259, 383 en 39, alzoo een belangrijke vooruitgang!nbsp;A. W. H.
„Der Hufsclimiedquot; (Juni 1902) handelt over:
a. Klauwbeslag en het Mawwijzer „Fatent Zehetbauer.quot;
Dit beslag bestaat uit 2 platen welke ieder voor zich de zooivlakte van
een klauw bedekken. De platen hebben verheven randen op hare onder-
of bodemvlakten. Deze randen zijn zeer nuttig om het uitglijden op gladden
en glidderigen bodem te beletten. Het is dus tevens geschikt voor winter-
beslag. Door deze opstaande randen worden tevens de nagelkoppen voor
spoedig afslijten bewaard, raakt het ijzer niet spoedig los en wordt de wand-
hoorn meer gespaard.
Het komt ons voor dat weinig smeden in ons land in het klauwbeslag bij koeien en
ossen zeer veel belang zullen stellen, waarom wij dan ook maar zeer in 't kort weer-
geven wat door veearts Paul Stumpfl te Wieselburg wordt meegedeeld; mochten
er onder onze lezers-smeden zijn, die meer belangstellen in dit onderwerp, laten zij
ons daarvan dan mededeeling doen en wij willen in een volgend nummer van »De
Hoefsmidquot; wel eens uitvoeriger op het onderwerp terugkomen.
1nbsp; De tusschen haakjes geplaatste cijfers geven de aantallen leerlingen aan her-
komstig van buiten het Groothertogdom Baden
HET HOEFBESLAG OP DE GE,OOTE DUITSCHE LAND-
BOUWTENTOONSTELLING IN 1902.
„Eendracht maakt machtquot; is een oud bekend spreekwoord in Nederlaad,
dat nog steeds veel gebezigd doch minder in toepassing wórdt- g«brari?t dan
eertijds. Duitschland staat in dit opzicht in een juist tegenovergestelde po-
sitie. Beide landen leeren ons door hun geschiedenis, dat — zoo zulks nog
noodig ware te bewijzen — juist die toepassing van groote beteekenis is.
Alleen lettende op het landbouwgebied heeft Nederland in bijna iedere pro-
vincie een afzonderlijke land bouwmaatschappij , waartusschen geen behoorlijke
band bestaat, terwijl Duitschland één algemeene groote landbouwmaatschappij
bezit, werkende over het geheele Duitsche üijk, die jaarlijks op eene be-
langrijke plaats een uitgebreide tentoonstelling houdt. Natuurlijk komen
er een groot aantal kleinere maatschappijen en vereenigingen op landbouw-
gebied in de onderscheidene rijkjes van den grooten Duitschen Staat voor,
die in engeren kring veel werkzaamheid ontwikkelen en nut stichten. Wat
een tegenstelling! Het kleine Nederland in verscheidene kleinere, afzonder-
lijk werkende landbouwmaatschappijen verdeeld en daartegenover het uit-
gestrekte Duitsche Eijk één groote maatschappij. Wanneer zal men in
Nederland die veel vooruitgang tegenhoudende verdeeldheid, dat zich sterk
uitende provincialisme, ook op landbouwgebied, eens laten varen? In
Duitschland laat men afwisselend de onderscheidene deelen van het Rijk op
den voorgrond treden, terwijl wanneer in Nederland nog sprake is van een
nationale tentoonstelling, bijna altijd Holland de plaats moet aanwijzen, ter-
wijl de overige provincies als aanhangselen worden beschouwd. Dit dient
te veranderen wanneer de weinige medewerking ten goede zal worden ge-
wijzigd, de noodige samenwerking zal optreden en de tijd aanbreken dat
over een klein aantal jaren geregeld terugkeerende, groote tentoonstellingen
voldoende belangstelling, deelneming en bezoek zullen opleveren. Natuurlijk
wordt gaarne erkend dat Amsterdam of den Haag eerder kans geven op een
financiëel bevredigde uitkomst, dan kleinere en meer in een uithoek van
ons land gelegen plaatsen, doch voor een algemeene belangstelling en een
gemeenschappelijk streven is een verwisseling noodig, of anders van staats-
wege het vervoer per spoor ten opzichte van dergelijke tentoonstellingen,
zoowel voor bezoekers als voor in te zenden dieren, landbouwwerktuigen
enz., zoodanig te regelen dat zvilks bijna kosteloos kan geschieden. En zelfs
in dit geval zou nog minder nut worden gesticht dan bij een wisselende
plaats voor de tentoonstelling.
De thans van 5—10 Juni in Duitschland gehouden groote tentoonstelling
vond plaats te Mannheim, in het groothertogdom Baden, nabij den Rijn in
b.nbsp;Hoefbeslag in Italië (slot).
Bij uitzondering wordt met lialvemaanvormige ijzers beslagen, nl. bij koets-
paarden met nauwe of stompe hoeven. Men gebruikt het halvemaanijzer
met overal gelijkmatig dikke takken, die tot aan het begin van den dracht-
wand reiken en in den draagrand gelegd zijn.
In Eome en Florence is het beslag uitnemend goed. Niet alleen dat de
heerenpaarden alle zijn beslagen met gummizolen, doch het beslag der koet-
siers- en werkpaarden is zeer goed en netjes; vóór steeds zonder kalkoenen,
achter zonder kalkoenen of ook wel strijk- en klapijzers. De breede ijzers bij
muildieren (zie „De Hoefsmidquot; v. Mei j.1.) ziet men hier niet, ook ijzers zonder
lippen zijn zeldzaam. Er worden ongeveer evenveel ijzers met als zonder
rits gebruikt. De toestand van de hoeven moet goed worden genoemd,
't geen men gerust mag toeschrijven aan het feit dat men in Florence en
Eome geen stootbeslag kent.
c.nbsp;Is een noodstal nog wenseJielijk voor lastige en onwillige paarden?
Deze vraag, die reeds dikwijls is gedaan, moet steeds met „neenquot; worden
beantwoord. Toch blijft de noodstal nog altijd in vele smederijen bestaan,
en zijn er nog smeden die er zich op beroemen een koppig paard in den
noodstal beslagen te hebben. De meester hoefsmid Harboth te Thale
(Harz) doet een verhaal hoe hij een zeer lastig en onwillig paard dat door
z'n smid niet meer kon worden beslagen, in 3 keer zoover kreeg dat er
niets meer mee te doen was en een jongen van 13 jaar de achterbeenen
kon opnemen. Op grond van deze en meerdere ervaringen spreekt dan
ook H. als z'n vaste meening uit, dat de noodstallen moeten worden afge-
geschaft. H. erkent dat gedeeltelijk de eigenaars der paarden schuld hebben,
omdat zij het beslag van zoo'n lastig paard slecht betalen, niet in verhou-
ding met het werk 't welk de smid met zoo'n dier heeft. Het ware wenschelijk
dat het vasthouden en ophouden van de beenen niet altijd aan knechten
en helpers werd overgelaten en de eigenaars zich daarmee zelve wat meer
gingen belasten. A^ele helpers toch laten veel liever los dan dat ze kans
willen loopen een ongeluk te krijgen. Dit is dikwijls noodlottig; ze
houden vast als er niets te doen is, doch zoodra het paard wat weer-
spannig wordt en op hunne hulp als vasthouder moet worden gerekend,
laten ze los.
De hoefsmid H. slaat hier goed den spijker op den kop. Het komt ook dikwijls voor
dat de helpers voor deze of gene operatie onachtzaam zijn en meer letten op 't geen
de smid of de operateur verricht dan op hun eigen werk. Doet het paard een ruk,
dan zijn ze kwijt wat hun ter vasthouding was toevertrouwd.
d. Verslag van de leersmederij te Danzig over 1901
Er wwden 4 cursussen gehouden, waaraan gezamenlijk 19 smeden deel-
namen, die te samen 22644 hoeven van ijzers voorzagen, daarbij waren
2451 zieke of gebrekkige hoeven die op verschillende manieren moesten
worden beslagen en verbonden, 95 hoornscheuren werden geniet, 22500
losse kalkoenen van allerlei vorm gebruikt, 2129 hoefbuffers van kurk,
vilt, caoutchouc enz., gebruikt. Bovendien werden 360 hoeven besneden en
60 runderklauwen beslagen en waren de leerlingen dikwijls in de gelegen-
heid bij veeartsenij kundige operaties behulpzaam te zijn.
e. Engelsche hoefsmidschool en hoefsmederij te Bostoclc in MecMenhurg.
(Leerjaar 1901/1902).
De school werd bezocht door 56 smeden. Sedert de stichting van de in-
richting zijn er 1083 smeden gevormd.
Het wettelijk examen voor het meesterschap werd 9 maal afgenomen
voor 42 leerlingen, waarvan 3 als zeer goed, 23 als goed en 15 als vol-
doende werden gediplomeerd en 1 werd afgewezen.
Te Alkmaar werd onlangs een ijzeren hek aanbesteed voor de begraafplaats
der Isr. gem. De begrooting was ƒ1406; de inschrijvingssommen waren
ƒ1520, ƒ1448, ƒ1410, ƒ1360, ƒ1200 en ƒ1065; terwijl het werk werd
gegund aan den inschrijver voor ƒ1360, dus niet aan den laagsten.
Van verschillende zijde wordt deze handeling ten zeerste toegejuicht. De
begrooting was door een kundig man opgemaakt, zoodat men moest aan-
nemen dat voor ƒ1065 geen goed werk geleverd kon worden. —
—nbsp;Om roest van ijzer te verwijderen dient een verzadigde oplossing van
tinchloride, waarin het ijzer 12—24 uur wordt gelegd; daarna met water
afspoelen en snel drogen.
—nbsp;Onze jongens. Vader, indien gij een zoon hebt, die genoegzaam is
onderwezen in lezen, schrijven, rekenen, die eenige kennis heeft van teekenen,
want dit is allernoodzakelijst, die de jaren heeft om op een ambacht te gaan,
(vooral niet te jong voor vakken waarvoor meer lichaamskracht noodig is)
— zoek dan met de grootst mogelijke zorg een baas, wien gij gerust uw
kind kunt toevertrouwen. Laat u in deze keuze voorlichten door vertrouw-
bare personen, en vergeet hierbij niet dat hiervan veel, zoo niet alles,
afhangt. Immers de eerste patroon legt doorgaans den grondslag, en de
indruk, die dat jeugdig gemoed van dezen ontvangt, blijft er lang, soms
onuitwischbaar in bewaard.
Hebt gij er een gevonden, schenk hem dan uw vertrouwen; behandel hem
met dankbaarheid, want hierop heeft hij aanspraak. Immers, hij is het,
die de zorgen welke op u als vader drukken, aanmerkelijk verlicht, en aan
wien gij het wellicht zult te danken hebben, dat uw zoon zal worden uw
troost en steun in uw oude dagen. En onthoud dit wel: „De ondankbaar-
heid der ouders is meestal de reden waarom de patroons zoo menigmaal den
lust verliezen zich met leerlingen te belasten.quot;
Wees hem dankbaar en onttrek uw kind niet te spoedig aan zijne hoede,
zeker niet zonder met hem daarover in overleg te treden, hetgeen
zoo menigmaal geschiedt om nietige redenen, zooals daar zijn: door
onderkruipers, door kwade raadgevers ; doch het allermeest door het te huis
brengen van wat luttel meer centen. Neen, verlang niet, dat uw zoon
vooral in den beginnenden leertijd veel geld wint; laat hem het vak g o e d
leeren, dit is toch veel meer waard dan wat geld, al kunt gij dit nog zoo
goed in het huishouden gebruiken; tracht liever u eenig offertje te getroosten,
bijv.: door een glaasje minder te drinken, of op eene andere wijze wat te
besparen, en houd boven alles in het oog het geluk van uw kind.
— Tlit: „Smid eii Koperslager.quot;
Van wege de „ Vereeniging ter veredeling van het ambachtquot; is een brochure
uitgegeven getiteld: „Het ambachtquot;, zijne beteekenis en beoefening in vroe-
geren en in den tegenwoordigen tijd, middelen te zijner instandhouding en
veredeling, door H. L. Boersma, directeur der ambachtsschool te 's Gra-
venhage.
Allereerst beantwoordt hij dan de vraag: „Wat zijn ambachten?quot; om
vervolgens met eenige grepen uit de geschiedenis der ambachten toe te
lichten, dat het ambacht uit zijn oorspronkelijken aard een edel en verede-
lend bedrijf is.quot;
Als eerste oorzaak van het verval der ambachten dient genoemd 1;e worden
hun afscheiding van de kunst, terwijl men meest ook als een der oorzaken
hoort noemen de concurrentie der machinale nijverheid.
De schrijver haalt dan eenige voorbeelden aan om het betere voortbren-
gingsvermogen, met behulp van machines en zonder deze, aan te toonen;
tevens wordt hierdoor verklaard waarom thans vele gebruiksvoorwerpen
zooveel goedkooper zijn dan voorheen. De toepassing van het machinale
bedrijf op de handwerken behoeft niet blijvend ten nadeele hiervan, noch
van den handwerksman te komen.
Verder beantwoordt de heer Boersma de vraag op welke wijze een knao
handwerksman zich tegen de concurrentie der machinale fabrieksnijverheid
kan wapenen.
— TJit: „Nieuwe Rotterdamsche Courant.quot;
Vak- en hunst-industrieel onderwijs. Naar aanleiding van dr. K u i p e r 's
reis naar Duitschland, om zich op de hoogte te stellen van het vak- en
lagere technisch onderwijs aldaar, is het misschien niet ondienstig er aan
te herinneren, dat de Oostenrijksche inrichtingen aan Duitschland en ook
elders tot model hebben gediend.
De vader van het vakonderwijs is de baron Hiimmzeicher, die dit met
woord en daad in het leven heeft geroepen; een geniaal mensch, die, behalve
groote wils- en werkkracht, een vaardige pen had en die zijn denkbeelden
op dit stuk heeft ontwikkeld. Hij werd chef van de afdeeling vak- en
industrieel onderwijs, riep een centrale directie en inspectie voor dat onder-
wijs in het leven, richtte scholen op, ontwierp regels voorde opleiding der
onderwijzers en voor de leerplannen.
Het centraal bestuur van het vak- en ambachtsonderwijs is te Weenen
gevestigd, en vormt er een afzonderlijke afdeeling bij het ministerie van
onderwijs. Daaraan zijn een menigte ambtenaren werkzaam die, hetzij een
administratieve, hetzij een paedagogische opleiding genoten hebben. Daar-
nevens zijn inspecteurs aangesteld, die, als deskundigen inde verschillende
vakken, op vaste tijden de scholen in het rijk moeten bezoeken, en er voor
moeten zorgen dat het onderwijs naar een en hetzelfde plan gegeven wordt.
Met het oog op de verschillende plaatselijke behoeften der ambachten en
bedrijven, word en sommige vakscholen nog in hoogere vakscholen en in die
voor bazen en opzichters verdeeld. In plaatsen waar een huisnijverheid be-
staat worden scholen in die vakkeu opgericht, welke aldaar bij voorkeur
beoefend worden. Al die scholen worden geheel met het oog op de locale
toestanden ingericht.
—nbsp;De Ambachtschool te Utrecht bestaat vijf en twintig jaar. De school
hoopt dit feestelijk te herdenken, o.a. met een tentoonstelling van het werk
der leerlingen, die den 20en Juni wordt geopend.
Ook is er een gedenkschrift uitgegeven, dat de geschiedenis der school
vertelt met woord en beeld en dat van den toenemenden bloei der school
verhaalt. —
—nbsp;Van den Smedenbond „Holland's Noorderkwartierquot; werden premiön
beschikbaar gesteld voor inzendingen hoefijzers, alléén van de leden van
den Bond.
Deze beperking strookt niet met den geest van het programma, waarom
aan den Bond zal voorgesteld worden zijne leden te doen inzenden onder
no. 178 van het programma (Hoefijzers, in te zenden 10 modellen).
Mocht daartegen bezwaar bestaan, dan zou de Bond eene collectieve in-
zending kunnen doen, die in haar geheel beoordeeld zou worden, doch
waarvoor het Hoofdbestuur niet de beschikbaar gestelde premiën kan aan-
vaarden.
—nbsp;Examen-Cursus in hoefbeslag gehouden te Schagen op 16 en 17
Mei, vanwege den Smedenbond „Holland's Noorderkwartier.quot;
De examen-commissie bestond uit de heeren M. J. Hengeveld Gzn.,
districts-veearts te Haarlem, W. A. H. v. Horsen, onderwijzer in het
hoefbeslag aan de Rijksveeartsenijschool te Utrecht, en G. Muys, veearts
te Schagen. Van de 12 adspiranten behaalden er 11 het diploma, n.1. de
heeren: B. Hart, Twisk; P. Groenewoudt, Hensbroek; A. Bakker,
Schagen; M. Wisse kerke, Colhorn; G. de Leeuw, Anna Pauwlona;
P. Smit, N. Niedorp; A. Kruit, N. Niedorp; J. G. van Doorn, Heer-
hugowaard; J. Mooiboer, Opduin; J. de Jong, Haringcarspel; en J.
G. Jongejan, Zijpe.
De voorzitter en secretaris van den Bond woonden een gedeelte van het
examen bij, terwijl mede één belangstellende, als afgevaardigde van de Ver-
eeniging tot ontwikkeling van den Landbouw in Holland's Noorderkwartier,
aanwezig was.
—nbsp;Hoofdbestuursvergadering van den Smedenbond.
Zondag 8 Juni hield het Hoofdbestuur eene vergadering in het Café
„Cérésquot; te Schagen. Op de agenda was geplaatst: Bespreking Cursus in
hoefbeslag te Hoorn; uitbreiding vakblad; ongevallenwet; inzending hoef-
ijzers, tentoonstelling Alkmaar; uitreiking diploma's.
(Voor de beste verzameling hoefijzers, zullen aan de leden van den Bond,
door het Bestuur 3 prijzen uitgeloofd worden van 7, 5 en 3 gulden. De
ijzers worden, éér ze op de tentoonstelling komen, door een paar deskundigen
gekeurd.)nbsp;K-
—nbsp;Hoefsmidscursusseii in Friesland.
Vanwege de vereeniging het Friesch-Paardenstainboek werden met Rijks-
hulp in 1901 2 hoefsmidscursussen gegeven en wel te Franeker en te Sneek.
Aan 18 leerlingen kon een getuigschrift worden uitgereikt. Bovendien wer-
den 2 jongelieden te Amersfoort opgeleid, zoodat het geheele aantal der
aanbevolen hoefsmeden thans 115 bedraagt, welke onder toezicht staan van
den inspecteur. Dit jaar is wederom subsidie verkregen voor een cursus
welke te Heerenveen wordt gehouden onder leiding van den heer Johs.
Plet, tot welken cursus 15 leerlingen zijn toegelaten, waarvan hoogstens
10 voor de practische lessen. Er zullen worden gegeven 7 lessen in theorie,
ieder van 2 uur, en daarna 10 lessen ieder van 4 uur voor de praktijk,
aan welke lessen dan nog telkens weer 1 uur theorie voorafgaat.
Het diploma wordt slechts uitgereikt aan die leerlingen welke aan het
einde der lessen blijken hebben gegeven hiervan voldoende geprofiteerd te
hebben.
—nbsp;Inrichting? voor lioefbeslaj^ te Groningen,
De leerling Veening, sedert 16 December 1901 aan de inrichting werk-
zaam, is 20 Mei j.1. vertrokken, terwijl zijn plaats is ingenomen door den
leerling F. Boeringa van Termunterzijl.
—nbsp;Wedstrijd in hoefbeslag te Leeuwarden. In de 4e afl. van „De
Hoefsmidquot; (Jaargang 1902) werd door Kr. gewezen op de bepalingen voor-
komende in het programma der nationale tentoonstelling te Leeuwarden,
waarbij de mededinging in den wedstrijd voor hoefbeslag slechts is toege-
staan aan hen die gediplomeerd zijn aan de Hoefsmidschool te Amersfoort
of die een van de cursussen met vrucht hebben gevolgd, welke vanwege
de Paardenstamboeken of Landbouwmaatschappijen zijn gehouden. Hij sprak
daarbij de hoop uit dat het bestuur der tentoonstelling alsnog aanleiding
mocht vinden, ook tot den wedstrijd toe te laten leerlingen van goed geor-
ganiseerde inrichtingen voor hoefbeslag en had daarbij het oog op de in-
richting voor hoefbeslag van de h.h. Wiersum en Heidema te Groningen.
Het blijkt heden uit een tot ons gerichte vraag, dat ook nog door gedi-
plomeerden aan andere goede inrichtingen voor hoefbeslag, mogelijkheid van
deelname aan den wedstrijd begeerd wordt. Die vraag luidde:
In aflevering 4 van dezen jaargang komt onder „Korte mededeelingenquot;
voor, een wedstrijd in hoefbeslag te Leeuwarden op 25 en 26 Augustus
1902. Aangezien ik geen diploma heb van de hoefsmidschool te Amersfoort,
noch van een landbouwcursus, maar wel van een cursus gevolgd aan 'sEijks
\^eeartsenijschool, vraag ik UEd. beleefd of u mij kunt inlichten of ik
daarmee ook kan worden toegelaten tot den wedstrijd. Aangenaam zal het
mij zijn hieromtrent een bevestigend antwoord te ontvangen.
—nbsp;Ambaehtssehool te Rotterdam. Aan het verslag over 1901_1902
ontleenen wij dat de bijdrage van het dep. Rotterdam der Maatschappij
tot Nut van 't Algemeen, het bestuur der Ambachtsschool in staat stelde
aan 28 leerlingen kosteloos het onderwijs te laten genieten.
De inrichting werd o.a. bezocht door een Staatscommissie uit Zweden.
Voor den nieuwen cursus werden aangegeven 282 aspiranten en daarvan
afgewezen, als niet voldaan hebbende aan de eischen van het toelatings-
examen 129. Het cijfer der afgewezenen is in de laatste jaren stijgende,
't geen niet mag worden geweten aan onbevredigende resultaten van het
lager onderwijs, doch wel aan het feit dat vele aspiranten zich aan de
kansen van het examen onderwerpen, die reeds vroeger de school hebben
verlaten en dus veel van het geleerde vergeten of niet alle klassen door-
loopen hebben. Met het oog op een beperkt aantal plaatsen, staat het
bestuur voor het houden van een vergelijkend examen, het uitbreiden der
school of het bouwen van een nieuwe school voor 400 leerlingen. Voor
het laatste is een plan ontworpen.
— Tentoonstelling te Düsseldorf en Duitsche ijzerindustrie.
Op deze tentoonstelling is natuurlijk de ijzer- en staalnijverheid zeer goed
vertegenwoordigd; men kan daar de nieuwerwetsche ijzernijverheid naast
de antieke kunst genieten. Onder de voorwerpen van gesmeed ijzer zijn
ware kunstproducten te bewonderen, o. a. een distelmotief waarbij de armen
aardig door elkander gedraaid zijn. De Duitsche ijzerindustrie verkeerde
bij het einde van 1901 niet in een rooskleurigen toestand, doch het voorjaar
bracht weer gunstiger toestanden. De fabrikanten hebben in bescheiden
omvang eene prijsverhooging ingevoerd. Pogingen worden in 't werk ge-
steld om een verbond van concurreerende ijzerfabrikanten tot stand te
brengen, dat slechts voordeel voor de fabrikanten kan aanbrengen. De
meer bloeiende toestand wordt in hoofdzaak toegesclireven aan de meerdere
export, die gedurende de 3 eerste maanden van 1902 voor een waarde van
24 millioen mark meer bedroeg dan in de 3 eerste maanden van 1901. De
fabrieken klagen er echter over dat aan die buitenlandsche zendingen zoo
weinig wordt verdiend, en dat de export-prijzen lager zijn dan voor het
binnenland, doch ze zijn genoodzaakt dit redmiddel niet te weigeren, zoo-
lang er in het land zelf nog geen voldoende vraag is.
# #
*
Op de terugreis van de landbouwtentoonstelling te Mannheim was het
gemakkelijk een dag te besteden aan het bezoeken der Düsseldorfsche
tentoonstelling. Voor den hoefsmid is hier weinig iu zijn vak te leeren
doch voor den machine-, kunst- en grofsmid daarentegen zeer veel. In elk
geval is zij het bezoeken zeer de moeite waard. Langs de buitenzijde van
het enorm groote terrein is een electrische tram aangelegd, waarmede voor
12 cent een rondrit is te maken. Dit is ieder bezoeker aan te raden, daar op
die wijze in korten tijd een overzicht van het geheel is te nemen. Hierna
zijn ook gemakkelijker die gedeelten te vinden, welke in het bijzonder
aandacht verdienen.
Bij dien rit viel onmiddellijk het groote gebouw van den kanonnekoning
Krupp in het oog. Bij deu ingang dezer afdeeling waren stalen platen
opgesteld van uiteenloopende dikte, zelfs tot 400 mM in doorsnede en waar
met kanonkogels toch bijna doorheen geschoten was. Wat een enorme
kracht is daar toch voor noodig! — Binnen in het gebouw waren scheeps-
kanonnen, veldgeschut enz. opgesteld. Ook was er een klein veldkanon en
hiernaast 4 model-muildieren, op ieder waarvan een stuk van dat kanon was
gepakt. Op zoodanige wijze kon het dus te paard, desnoods over slecht
terrein en betrekkelijk snel worden vervoerd, hetgeen in den oorlog van
groote beteekenis kan zijn.
Zeer grootsch en interessant was het hoofdgebouw voor de machines met
zijn enormen inhoud. Afgezien van het minder passende eener uitvoerige
beschouwing over machines in „De Hoefsmidquot;, moet men vakman zijn om
deze naar behooren te omschrijven. Als leek trof mij vooral een kleine ma-
chine, waarbij in een kruisvorm 4 spitsen telkens samenkwamen, misschien
twee aan twee, terwijl een kleine ketting kant en klaar onder die plaats
van samenkomst te voorschijn kwam en nu en dan broksgewijze aan belang-
stellende bezoekers werd uitgereikt. Het is voor een leek in zoo 'n ma-
chinehal haast als in de sprookjeswereld. — Verscheidene betrekkelijk kleine
machines voor het scherpen van zagen, grootere en kleinere, waren ook
bijzonder vernuftig uitgedacht en samengesteld. Het lijkt zoo uiterst een-
voudig als men het ziet werken en hoe kunstig is het niet uitgevonden!
Ook trok veel aandacht de grootsche inzending van de Vereeniging te
Bochum, mede in Westfalen. Deze afdeeling was gebouwd in den vorm
van een kerk met toren. Deze Vereeniging drijft handel in uiteenloopende
ijzerwerken, doch blijkbaar vooral in klokken. Nu en dan klonk ver over
terrein het klokkenspel, dat deed herinneren aan plechtige en stemmige
oogenblikken in het leven.
Wat is er veel in de wereld te zien en te leeren ! Ieder, maar vooral
ieder vakman kunnen we ten zeerste een bezoek aan deze tentoonstelling,
die nog eenige weken duurt en van uit Arnhem best in één dag is te be-
zoeken, aanraden. De entree-prijs is 'sochtends vóór 10 uur 2 Mark {f 1.20),
na 10 uur slechts één.
Een Berlijnsch briefschrijver in de N. R. Courant geeft ons eene beschou-
wing van de arbeidswereld aldaar en zegt dat wanneer men niet ziet door
den zwarten bril van de reactionaire kranten, noch door den vunrrooden
bril van de uiterste radicale pers, doch met welwillende onpartijdigheid eens
heeft rondgekeken, wij onder de zoogenaamde „kleine luydenquot; zeer veel uitste-
kende elementen aantreffen. Het zijn geen beeldenstormers zonder vader-
land, zooals men door den zwarten bril leest, ook niet de wonderlijke «jeeV-
dan-memchen, zooals de lofprijzende sociaal-democratische partijorganen ze
verheerlijken, doch ontdaan van die wederzijdsche smakelooze overdrijvingen,
ziet men flinke en verlichte menschen, waarvan duizenden hun vrijen tijd
niet verbeuzelen, maar voor leering, voor vermeerdering van hun kennis
en voor onschuldige en fatsoenlijke ontspanning gebruiken. Bijna elk wel-
gesteld arbeider leest, en wel niet alleen kranten, maar ook boeken; koopt
zelfs goede boeken; zoo b.v. worden populair-wetenschappelijke werken in
goedkoope uitgaven of in afleveringen het drukst door de verlichte arbei-
derswereld gekocht. Verder koopt men de populairste staathuishoudkundige
schrijvers van de sociaal-democratie, ten deele voor goed fatsoen, ten deele
echter ook om ze met eerlijke moeite te leeren begrijpen en ijverig te be-
studeeren. Het is zeer dwaas om te gelooven dat onze sociaal-democratische
arbeiderswereld enkel uit schreeuwers bestaat.
Integendeel! Men kan gerust zeggen dat de groote meerderheid gevormd
-ocr page 102-wordt door ernstige en bekwame mannen, die een eerbiedwaardig intellect
vertegenwoordigen en vlijtig werken aan de vorming van hun ambachtsken-
nis en geestelijke ontwikkeling. Het hoogere loon gaat niet alleen naar den
herbergier, maar wordt ook aan boeken, aan volksconcerten en aan goedkoope
komedie-vertooningen besteed, waarbij niet enkel moderne sociaal-politieke
ïendenz-stukken, maar goede populaire en zelfs klassieke stukken de voor-
keur genieten. —
—nbsp;Door de firma Ernst Brockhaus amp; Co. te Wiesenthahl worden in
den handel gebracht machinaal gemaakte stooten: „Schweiss-G-riffequot; (wel-
stooten), welke aan de breede ondervlakten voorzien zijn van 4 gleuven, 2
viervlakkig en scherp toeloopende punten en een paar zijdelingsche lijsten.
Door die gleuven en lijsten wordt de verbindingsvlakte van den stoot, daar
waar hij op het hoefijzer moet worden geweld, aanmerkelijk vergroot.
De scherp toeloopende punten loopen, wat hunne buitenvlakten betreft,
schuin naar elkander toe, zoodat zij — in het ijzer geslagen — eenigszins
werken als weerhaken, waardoor het vastzitten van den stoot zeer wordt
bevorderd. Om de heetgemaakte stoot op het insgelijks verhitte ijzer te
wellen, bedient men zich van een hamer die naar beneden eene uitholling
bezit, waarin het grootste gedeelte van den stoot wordt opgenomen. In
twee slagen met dien hamer is de welling verricht en tevens de oppervlakte
van den stoot glad gemaakt, zoodat geen verder afwerken noodzakelijk is.
In eene advertentie van „De Hoefsmidquot; worden aanbevolen de losse
stooten van Oscar Kunge te Klotsche bij Dresden. Ook deze worden
warm ingeslagen, hebben echter niet de vergroote ondervlakte en bezitten
stompe in plaats van scherpe punten, waarmee ze in het toongedeelte van
het ijzer worden gedreven. De ervaring moet leeren welke de beste zijn.
In Londen ziet men de paarden dikwijls beslagen met achterijzers met
verdikte takken. Van kalkoenen wordt niet veel gebruik gemaakt en zoo
al, dan hebben ze een lang gerekten vorm. Men begint heel vroeg met
het beslag, zoodat eenjarige paarden meesial voor en achter van ijzers zijn
voorzien.
De toestand van den ijzerhandel volgens de markt te Glasgow, een stad
in Schotland, was in de maand April tamelijk flauw, doch werd in 't begin
van Mei levendiger, ook al met het oog op het uitzicht van den vrede in
Z.-Afrika, terwijl toch, nu de vrede is tot stand gekomen, geene belangrijke
stijging der prijzen valt waar te nemen.
De noteeringen in 't begin der maand waren b.v.: vast, goeden handel,
tamelijk levendig-, terwijl een week daarna die woorden vervangen zijn door
onregelmatig , verlaten, enz.
Mededeelingen over het Smidsvak vallende buiten het hoefbeslag.
Dienen nokversieringen en windwijzers hoofdzakelijk voor versiering, de
bliksemafleiders worden aangebracht om het huis tegen het inslaan van den
bliksem te beveiligen. Ik wil nu geen beschouwing over de electrische
verschijnselen en de verschillende inzichten op dit gebied leveren, doch
slechts wijzen op het volgende: „een slechte bliksemafleider is gevaarlijker
dan in het geheel geen.quot;
Een bliksemafleider bestaat uit drie deelen: de punt of de opvangstang,
den afleider en de grondgeleiding.
a.) De opvangstang met spits. Bij gewone gebouwen worden de opvang-
stangen op de hoogste plaatsen opgesteld.
Of één bliksemafleider voldoende is, dan wel of er meerdere dienen ge-
plaatst te worden, hangt van de uitgebreidheid van het gebouw en de hoogte
van de stang af. Men neemt daarvoor aan, dat alles, wat binnen den
beschüttenden kegel ligt, die ontstaat door uit den top der spits onder een
hoek van 45quot; lijnen naar beneden te trekken. Deze bepaling is evenwel
tamelijk willekeurig, daar zeer vele omstandigheden, zooals die van de
hoogte der omgevende gebouwen, de bij het onweder aanwezige vochtigheid
van bodem en lucht e. a. daarop van invloed zijn. De een wil veel kleine
opvangstangen over het gebouw verdeeld hebben, terwijl anderen weinige,
maar des te hoogere stangen verlangen. Om technische redenen zal men
de stangen niet gaarne hooger dan 5 M. maken.
Wil men van veiligheid zeker zijn, dan dienen de afstanden tusschen de
stangen niet meer dan het dubbele harer hoogte te bedragen.
De opvangstangen, welke niet geleiden, maar slechts tot bevestiging van
de spitsen en leidingen dienen, kunnen van rond of vierkant ijzer genomen
worden; het is echter beter daarvoor gegalvaniseerde ijzeren waterleidings-
pijpen te nemen van 50 mM. wijdte. Men kan deze stangen doelmatig uit
twee pijpstukken vervaardigen. De bevestiging van de stangen op het hout-
werk kan geschieden door de stang op een nokplaat te bevestigen. De
spits is een zeer gewichtig deel van den bliksemafleider, zoodat het een
vereischte is hieraan alle opmerkzaamheid te wijden. Zij moet blank en
scherp zijn, maar uiet al te dun en slank, omdat er dan gevaar voor af-
smelten bestaat. Zij moet vervaardigd worden van een metaal dat weer-
stand biedt aan de lucht, moeielijk smeltbaar en goed geleidend is. Platina
is daarvoor het beste, maar ook het duurste materiaal. Zilver lijdt te veel
onder zwavelhoudende koolgassen van schoorsteenen. Men gebruikt derhalve
gaarne goed vergulde koperspitsen van ongeveer 20 cM. lengte, waarbij de
verhouding tusschen de dikte-aanspitsing ongeveer genomen wordt zooals
dit bij een goede koppeling noodig blijkt. De spits wordt op de opvang-
stang vast geschroefd, terwijl de afleider in een uitholling van de spits met
hard soldeer volkomen zuiver en goed gesoldeerd wordt.
(Wordt vervolgd.)
-ocr page 104-Aan hen, die zich volledig in het hoefsinidsvak wenschen te bekwamen,
wordt daartoe de gelegenheid aangeboden in de „Jloderiie Hoefsmederijquot;,
opgericht door den Heer W. H. A^AN HASELEN, Eijks-veearts te Amersfoort.
Het theoretisch onderwijs wordt gegeven door ondergeteekende, heb practisch
onderwijs door den heer S. VAN ANGEREN, onderwijzer van verschillende
cursussen in hoefbeslag, uitgaande van de Hollandsche Maatschappij van
Landboviw.
Aan hen, die na ontvangen onderwijs voldoende bewijzen van bekwaamheid
hebben afgelegd, wordt een diploma uitgereikt.
Zich in persoon of per brief aan te melden bij ondergeteekende, die aan
belanghebbenden, op franco aanvraag, verdere inlichtingen verstrekt.
Amersfoort, Korte Bergstraat 22. W. H. VAN HASELEN,
__Sy'ks- Veearts.
Petrol.-, Gas-, snelkook- en
verwarmingstoestel.
Brand zonder pit, reuk of roet —
even geruischloos. als kookgas.
1 liter kokend water in 4 ä 5 min.
Petr.verbruik ± 1 ct. p. uur bij
volle kracht.
Inlichtingen, prijscouranten, be-
schrijvingen en in werking te zien.
W. v.d. LIST, van Brenglielstr.llO.denHaag
Dubbel en enkel werkende. 5 tot
50 kub. Meter opbrengst. Eenvou-
dig. — Groedkoop. — Verbeterde
Diafragma systeem. Vraag prijzen
en inlichtingen.
Wereldtentoonstelliiig Parijs: Hoofdprijs en Gouden Medaille,
LEERMIDDELEN VOOR HOEFSMIDSCHOLEN.
RENETTEN, beste kwaliteit, omler garantie. LEEREN BEENSTUKKEN
voor strijken, enz. en HOEPSCHOENEN voor paarden.
ROTTEN'S HOEFLEDERKIT, het beste kunsthoorn.
H. HAUPTNER, Berlin, N. W., 6.
Geïllustreerde Catalogus wordt op aanvrage franco gezonden.
verkrijgbaar in de chemicaliën- en
droger ij en-handel van
K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,
te Dordrecht.
PRIJSCOURANTEN voor HH. Vee-
artsen op aanvrage gratis.
den met gebrekkige en
gevoelige hoeven.
Deze zolen worden
zeer geroemd en zijn
in alle afmetingen ver-,
krijgbaar.
CIRCULAIRES op
franco aanvage bij :
S. C. M. BAX. - 4 Jufferstraat. - ROTTERDAM,
Specialiteit in artikelen voor Hoefbeslag.
Meest uitgebreide sorteering Ia Blanke HOEFNAGELS,
waarvan meer dan 60 verschillende voorradig.
IJsnagels - IJspuntjes of Stiften - IJsschroeven - Tappen voor Schroeven -
Uithalers voor puntgaten - Engelsche Eenetten met hoornheft (rechts en
links) - Engelsche hoeftangen - Hoefhamers - Engelsche Hoefraspen 12quot; en 14quot; -
Heel rasp of 1/2 ■^ijlj eii zonder angel - HouwkHngen of sabels - Hoefijzer
en Hoefstaal - gemaakte Hoefijzers (rits en stempelijzers).
Las- of Welbladen om ijzer en staal te wellen.
STRTJKRANI) JES.
Systeem Lacombe.
Strijkringen, met ot
zonder riempjes.
€'j
Hoefrand A.
CYLINDEROLIE,
TALK,
ENZ. ENZ.
Bij het opgeven
van orders of prijs-
aanvragen, gelieve
men zoo nauwkeu-
rig mogelijk maten
of beschrijving bij
te voegen.
Steeds groote voorraad, waardoor spoedige levering. — Billijlce prijzen. Vertrouwbare kwaliteiten.
-ocr page 106-7e Jaargang. — 1902 — Aflevering 7.
REDACTEUR-UITGEVER: A. W. IIEIÜEMA, RIJKS-VEEARTS TE GRONINGEN.
-ocr page 107-De
De laatste en beste
Uitvinding op het ge-
bied van Hoefzolen.
Een werkelijk pneumatische Hoefzool die
alle schokken wegneemt.
De Air Cushion Pad maakt een paard meer
geschikt voor zijn werk en verlengt den duur
van zijne bruikbaarheid. ~
Bestel monsterparen.
Rotterdam. 2, Groote Draalsteeg.
Denk aan onze Gereedschappen !
Iets over een bijzonderen rorm van klapijzer. — Klauwbeslag. - Een
kaïnrad-schroefsleutel. — Examenenrsus in hoefbeslag gehouden te Gouda.
— Persoverzicht. — Korte Mededeelingen. — Mededeelingen over het Smids-
vak vallende buiten het hoefbeslag. — Advertentiën.
IETS OVER EEN BIJZONDEREN VORM VAN KLAPTJZER.
Voor eenigeu tijd trok in „De Hoefsmidquot;, jaarg. 1900, blz. 167—168,nbsp;.;
nog eens mijne aandacht de vorm van klapijzer, aangewend door W. H.
Me verin k te Driebergen voor een paard dat ingevolge het klappen déff'-'^
Klapijzer Meyerink.
geheelen hoornwand had weggeslagen en hierdoor hevig kreupel ging.
Bedoelde vorm van ijzer bracht verbetering, zoowel in de kreupelheid als
ter voorkoming van het onaangename geluid, bij het klappen gewoonlijk
veroorzaakt. (De wijze van vervaardiging en het resultaat eener proefneming
met dat ijzer zijn in genoemd artikel vermeld).
Het komt mij voor dat eenige verbetering in den vorm wordt verkregen
door een gewoon klapijzer te nemen, hieraan een halvemaanvormig boogje te
smeden, waaraan een stukje hard zoolleder wordt vastgeklonken en dat in
zijn ondereinde over den voorrand van het ijzer heenvalt. Bij dit klapijzer
met toonbeschermer heeft tevens het toongedeelte van den hoef meer steun.
Het ijzer is door ieder hoefsmid gemakkelijk te maken.
H. Kruyt, Gedipl. Hoefsmid te Purmer.
Het klappen treedt door uiteenloopende oorzaken te voorschijn. In die
gevallen, waarbij het aanslaan zoo sterk is dat de hoornwand geheel wordt
weggeslagen, zal een ijzer met toonbeschermer nut kunnen geven. Meestal
neemt men als „toonbeschermerquot; een zware, groote lip. Het beste is, zoo
het mogelijk blijkt, het betreffende dier alleen voor stapvoets werk te bezi-
gen. Moet evenwel beslist dravend werk worden verricht, dan is een leeren
of gutte-percha toonbeschermer te probeeren om het onaangename geluid te
voorkomen, doch veel resultaat is er m. i. niet van te verwachten. Wanneer
de ervaring leert hoe in zulke gevallen een zware ijzeren lip spoedig is ver-
sleten, dient de verwachting omtrent het uithoudingsvermogen van die zachtere
stoften niet hoog te worden gespannen.
Dikwerf lioort men als oorzaak van het klappen opgeven dat het paard
in quaestie achter te sterk is. Hieraan moet eigenlijk worden toege-
voegd: in verhouding tot de vlotheid vóór. Het is bekend dat klappen
het meest wordt waargenomen bij paarden, wier voor- of achterbeenen of
alle te veel onder het lichaam zijn geplaatst, de voorbeenen te ver naar
achteren, de achterbeenen te ver naar voren. Verder hebben paarden die
wat laag van voren zijn, overbouwd zijn, er nog al aanleg voor, alsmede
zulke die kort en betrekkelijk hoog zijn. (Onder het overbouwd zijn verstaat
men dat het kruis hooger is dan het hoogste punt van de schoft. Men
wenscht, vooral voor rijpaarden, de schoft ongeveer 2 cM. hooger dan het
kruis).
Over het algemeen treedt dus licht het klappen in de ijzers op, wanneer
de voorbeenen in verhouding tot de achterbeenen niet voldoende vlot worden
verplaatst, — wanneer een paard achter meer gang heeft dan voor, hetgeen
versterkt kan worden door te kleinen afstand tusschen de voor- en achter-
hoeven en door het te lang wachten met het beslaan achter.
Ieder hoefsmid weet dat het klappen kan geschieden tegen het toongedeelte
doch ook tegen de verzeneinden van het voorijzer. En dat daartegen de
voorijzers kort worden gemaakt en op de onder- of grondvlakte uitgehold
en de achterijzers in den toon plat geslagen. Dikwerf helpt zulks, doch
niet altijd. En dan moet naar wat anders worden gezocht. In plaats van
de zoogenaamde Eriesche harddraversijzers bevallen goed de concave (onder
uitgeholde) ijzers, in 1897 als iets nieuws aanbevolen door Cousin en
Thary, in 1820 aangegeven door Goodwin, paardenarts van Koning
George IV. (Een afbeelding van het door Goodwin aangegevene is hieraan
toegevoegd).
Niet altijd evenwel is op die wijze het klappen te bestrijden en dient er
naar gestreefd de wijze van gaan iets te veranderen. J. Döring heeft
in „Der Hufschmiedquot;, waarvan in „De Hoefsmidquot;, jaarg. 1899, blz. 115_120,
een vertaling is opgenomen, uitvoerig gewezen op gunstige resultaten ver-
kregen met Amerikaansche gewichtijzers, bij verscheidene gevallen van
klappen en strijken. Door het toongewicht aan het voorijzer verkrijgt men
soms een verder vooruitgrijpen yan het voorbeen, en door het zijgewicht
van het achterijzer een ruimer gaan achter, een eenigszins naar buiten toe
opnemen van de achterbeenen.
Dezer dagen werd aan de inrichting voor hoefbeslag te Groningen ver-
moedelijk op denzelfden grondslag nog een paard van het klappen afgeholpen.
Het dier was voor reeds met concave ijzers en achter met klapijzer beslagen,
doch het te koop zijnde dier liet op de keuring van tuigpaarden het klappen
nog duidelijk hooren, hetgeen een vervelen geluid is en aanleiding geeft tot
een minder gunstige beoordeeling van het paard. Nadat het beslagen was
met klapijzers, waarvan de binnentak licht en smal was en de buitentak
regelmatig van den toon naar de verzenen in breedte en zwaarte toenam,
terwijl de concave voorijzers nog iets waren ingekort, werd geen enkele
keer meer klappen vernomen. Het paard is door tusschenkomst van de
Dresseerschool te Groningen spoedig verkocht en aan den kooper het gebrek
medegedeeld. Zoowel bij het rijden onder den man als in het tuig, kon er
niets van worden vernomen en had de kooper er geen bezwaar in. Mogelijk
is het paard achter iets ruimer gaan loopen ; mogelijk heeft een inkorten
der voorijzers de gewenschte verbetering gebracht!
KLATJWBESLAG.
Op verzoek van M. te D. komen wij eenigszins uitvoeriger terug op het
klauwbeslag. De lezers-smeden, welke nooit of te nimmer met dergelijk
beslag te maken hebben, zullen zeker den wensch van enkele collega's billijken
die het wel in hun bedrijf ontmoeten, terwijl M. zeker goed zal vinden dat
wij de zaak niet al te breedvoerig uitpluizen, juist omdat het toch slechts
enkelen zijn die hiermee hun voordeel kunnen doen.
ïen einde een goed idee te kunnen krijgen over de doelmatigheid van
het beslag bij rundvee, moeten wij weten hoe de klauw gebouwd is.
De buitenwand van iederen runderklauw komt in richting en welving vrij
wel met den buitenwand van een paardehoef overeen. De inwendige wand
van den klauw is steil, iets uitgehold en raakt met z'n draagrand slechts voor
1/3 deel op den bodem, n.1. nabij den toon. Het overige gedeelte loopt met de
zool opwaarts. De uitwendige wand is bijna 2 maal zoo dik als de inwendige.
Tusschen buiten- en binnenwand ligt de gewelfde zool, die naar achteren
en boven overgaat in den bal, terwijl de straal ontbreekt. Tusschen de beide
klauwen bevindt zich een spleet: de klauwspleet. Aan de klauwen van
onbeslagen ossen, die veel in 't land geloopen hebben, ziet men dikwijls,
dat de buiten zij- en drachtwanden aan den draagrand afgerond zijn. Dit toch
is de plaats waar de klauw het meest afslijt. Staan de dieren op stal op
weeken bodem, dan groeit de drachtwand door en krult zich naar binnen
om, wat aanleiding geeft tot vormveranderingen en ontsteking van de klauwen.
Met ziet dit veel bij jongvee dat 's winters op stal staat, alsmede bij schapen
en geiten. Bij de klauwverpleging wordt hierop niet steeds voldoende gelet,
't geen aanleiding geeft tot veel onheilen.
# »
#
Bij het neerzetten van de klauwen op den bodem zij opgemerkt dat eerst
de ballen aankomen, terwijl vervolgens de geheele zoolvlakte den bodem
raakt. Eerst daarna valt de lichaamlast op het been en ten slotte wordt
het been weer opgetild, waarbij eerst de ballen binnenwaarts worden opge-
nomen, en de toon het laatst. Op deze wijze, en in verband met den
bouw, is de afslijting van den buiten zij- en drachtwand het sterkst.
Bij onbeslagen klauwen zal het draagvlak, onder invloed van deze afslij-
ting, toch steeds gelijk blijven, omdat de sterker afslijtende buitenwand
zooveel dikker is, de meerdere afslijting beter kan verdragen, en naar verhou-
ding minder in hoogte afneemt. Moeder natuur voorziet dus, als meest
altijd, in deze schijnbare onregelmatigheid. De mensch moet de natuur leiden
en niet tegenwerken; en handelt dan de smid in overeenstemming met de
natuur, wanneer hij onder zoo'n klauw een gewone, platte plaat of ring
legt, die overal even dik is en overal den bodem raakt? Voorzeker niet,
want die ijzerplaat of ring, welke in al z'n deelen uit dezelfde ijzersoort
bestaat, zal aan weerszijden denzelfden weerstand bieden. Het buitenge-
deelte zal spoedig meer afgesleten zijn dan het gedeelte dat den binnen-
draagrand bedekt en de stand der klauwen wordt scheef, waardoor rekking
aan den kroonrand en gespannen gang ontstaat.
# #
#
Ook de wijze van bevestiging der ijzers laat veel te wenschen over, het-
geen ook weer volgt uit hetgeen wij hebben geleerd ten opzichte van het
neer- en afzetten der klauwen. Immers, wanneer op zoo'n vlakke plaat of ring
de nagels worden ingeslagen, zullen de nagelkoppen, door de hefboomsge-
wijze beweging van den klauw bij iederen pas, vóór- en achterwaarts ge-
drukt worden; die beweging wordt ook overgebracht op de nagelkling, die
in den klauwhoorn is geslagen, terwijl de hals van den nagel, die in het
nagelgat ,past, daar een steun vindt, en als 't ware het draaipunt vormt van
een cirkelbeweging, die vergrooting van de nagelgaten in den hoorn en
loslating van het ijzer ten gevolge heeft.
Een andere wijze van beslaan is: alleen den buitenklauw van iederen
voet te beschutten. Dat dit ook niet de rechte manier is, spreekt als het
ware van zelf; immers de binnenklauw slijt dan af en de buitenklauw niet,
waardoor een verkeerde stand van den voet en een moeilijke gang ontstaat.
Ook ijzers die onder beide klauwen doorloopen zijn in gebruik. Wanneer
deze doelmatig waren zou de klauwspleet een onding moeten zijn; dit is
nu juist niet het geval, daar zij door hare verwijding bij het neer-
zetten van den voet, het steunvlak aanzienlijk vergroot, dientengevolge
voordeelig is op weeken bodem, waar de gespleten klauw niet zoo gemak-
kelijk zal inzakken als de paardenhoef. Door de meerdere beweeglijkheid
der beide klauwen, als gevolg van de klauwspleet, zullen deze zich meer
kunnen voegen naar de oneffenheden van den bodem en zal het gevaar voor
verrekkingen, verstuikingen, blijven zitten van vreemde voorwerpen in de
klauwspleet, alsmede voor uitglijden minder groot worden.
Wij moeten dus door het beslag die nuttige bewegelijkheid niet opheffen,
zelfs niet gedeeltelijk, zooals dat geschiedt met ijzerstukken die in het toon-
gedeelte door een scharnier aan elkaar zijn verbonden.
Om het uitglijden op en verglijden mn de ijzers te voorkomen, voorziet
men deze, evenals paardehoefïjzers, van lippen en kalkoenen, en om de
nagelkoppen te beschutten maakt men ook gebruik van ritsen. Zoo heerscht
er ten opzichte van het klauwbeslag al een dergelijke verscheidenheid als
bi] liet hoefbeslag. Behalve gewone lippen, ziet men aan vele klauwijzers
grootere omgeslagen gedeelten, die van den binnentoonrand uit, op den
uitw. wand worden omgeslagen (binnentoonlip).
Inplaats van enkele kalkoenen ziet men bij fabrieks-klauwijzers, b.v. bij
die van de firma Hann's Söhne te Weenen, eenige stooten zoowel langs
den buiten- als binnenrand van het plaatvormig ijzer. Deze stooten zijn
stomp voor zomer- en scherp voor winterijzers. Inplaats van deze stooten,
zijn de fabrieksijzers op de bodemvlakte ook voorzien van opstaande randen
als bij een wafelijzer, terwijl thans in den handel wordt gebracht het ijzer
„Patent Zehetbauerquot; dat aan alle voorwaarden van een goed klauwbeslag
zou voldoen. En waarlijk — aan de hand van 'tgeen wij hebben geleerd van
den bouw van den klauw, heeft dit ijzer vele voordeelen. Dit beslag bestaat
uit platen die naar den vorm van den klauw en den draagrand zijn gemaakt
en alzoo een uitgesneden binnenrand hebben, waardoor de klauwspleet ruim
blijft en er niet zoo gemakkelijk iets tusschen de klauwen blijft zitten of
zich verzamelt tusschen ijzer en zool. De bodemvlakte van het ijzer is
voorzien van een naar beneden uitstaanden rand. Deze rand, z. g. stoot-
rand, is niet overal even hoog, doch volgt de richting van den draagrand
van den klauw, zooals die is aangegeven, d. w. z. van het bal- tot het toon-
gedeelte wordt de stootrand langzamerhand lager om nabij den toon weer
vrij plotseling hooger te worden, zoodat hier ter plaatse een soort haak
ontstaat. De stootrand en de haak geven een vasten stand, die voor uit-
glijden beveiligt en dus ook dienst kan doen op gladde wegen, (tevens dus
winterbeslag). Doordat de binnenrand (dank zij deze uitsnijding) den bodem
niet raakt, rust de met zoo'n ijzer beslagen klauw, op gelijke wijze op den
bodem als in onbeslagen toestand en wordt dus de gedwongen stand en de
onnatuurlijke beweging voorkomen, zooals die bij het geheel vlakke plaat-
of ringijzer ontstaat.
Binnen den stootrand zijn de nagelgaten ingeslagen (alleen langs den bui-
tenrand 1). De nagelgaten moeten niet te ver naar binnen staan omdat de
wandhoorn der klauwen veel dunner is dan die van den paardehoef. Meestal
ziet men 7 a 8 gaten die vrij ver naar het verzengedeelte kunnen worden
geplaatst, omdat wij bij den klauw niet, zooals bij den paardehoef, rekening
hebben te houden met het nuttig effect van een vet- of straalkussen, waar-
door de hoef zich daar ter plaatse, bij het neerzetten op den bodem, uitzet.
De straal toch ontbreekt bij den klauw, en het veerkrachtige vetkussen strekt
zich niet naar voren uit, doch wordt alleen aangetroffen in den vrij sterk
ontwikkelden bal, achter en boven de zool gelegen. Het is echter niet noodig
alle nagelgaten te gebruiken, want in den regel is het ijzer met 4 a 5 nagels
voldoende te bevestigen.
Door den stootrand worden de nagelkoppen van den bodem verwijderd
gehouden en de draaiende beweging der nagels — waarop in den aanvang
1nbsp; Bij sommige klauwijzers is ook nog aan den binnenrand, nabij den toon
een nagelgat. Een nagel daar aangebracht draagt veel by tot bevestiging van het ijzer
en kan de binnentoonhp vervangen, 't Is echter niet gemakkelijk in dien steilen binnen-
wand een nagel aan te brengen.nbsp;K-
van dit artikel werd gewezen en waardoor de ijzers los raken en groote
gaten in den hoorn ontstaan — kan niet plaats hebben. Alzoo het patent
Zeherbauer-ijzer levert vele voordeelen op, waardoor waarschijnlijk in
streken waar veel tweehoevigen als trekdier worden gebruikt, een nuttige
aanwinst voor het klauwbeslag zal zijn verkregen. Van de vele klauw-
ijzers, w. O. dikwijls zeer onpraktische en daarom hier niet vermelde, komt
ons het Zehetbauer-patent als een der beste voor en gaarne zullen wij van
die smeden, welke veel met klauwbeslag in aanraking komen, vernemen
of het aan die verwachtingen voldoet.
# #
*
Bij het beslaan heeft men te kampen met weerspannigheid, n.1. de achter-
klauwen laten zich niet gemakkelijk uit de hand bewerken. Een gemakkelijk
hulpmiddel voor het opnemen van een achterpoot is een paal die door 2
helpers wordt vastgehouden en waarover de acherpoot gelegd wordt.
H. A. K.
EEN KAMKAD-SCHROEESLEUTEL.
Op de tentoonstelling te Mannheim, 5—10 Juni j.1. gehouden, werden
eenige schroefsleutels tentoongesteld, die door hun praktisch voorkomen de
aandacht trokken. De nevenstaande figuur geeft een afbeelding op Vg der
ware grootte van sleutel no. 5.
Deze sleutel past op eiken willekeurigen schroefkop en op elke moer,
waarvan de breedte ligt tusschen SVa cM.—Vg cM. Hij heeft in dit opzicht
dus veel overeenkomst met de welbekende sleutels der fietsen, doch onder-
scheidt zich hiervan door haar grootere eenvoudigheid, het spoediger werken
en grooter weerstandsvermogen.
Het geheel bestaat uit 4 deelen. De twee eei-ste vormen het ovale boven-
gedeelte waarvan het linker stuk als vaststaande kan worden beschouwd,
terwijl het rechter het bewegelijke kan worden genoemd. Dit stuk is het
moeilijkst te vervaardigen. De bek heeft de volle dikte (2.1 cM.), doch het
overige ongeveer het 1/3 gedeelte hiervan (0.8 cM.), waarop zich weer een
paar geleidenokken bevinden, die door de sleuven van het onder I genoemde
deel glijden, terwijl de onderzijde van tanden is voorzien, welke in de
tanden van het handvat grijpen.
Het 3de gedeelte is de hefboom of het handvat, die van boven ongeveer
halfcirkelvormig is en van tanden is voorzien. No. 4 is een soliede stevige
pin, waarom het handvat kan draaien en waarmee de 3 eerstgenoemde deelen
aan- en in elkaar bevestigd zijn.
Het ovale gedeelte is 9.2 cM. lang, 6 cM. breed en 2.1 cM. dik. Het
handvat met tandrand heeft een lengte van 25 cM. bij een dikte van 0.8
cM. en is dus stevig.
De werking van het geheel is al zeer eenvoudig en ongeveer als bij de
dommekracht. Draait men n.1. het handvat naar rechts, dan zal door het
tandrad hiervan het geheele onder II genoemde gedeelte naar links worden
geschoven en zich tegen den schroefkop of moer plaatsen. Drukt men nu
sterker, dan moet het handvat in zijne positie blijven staan, doch de
schroef loopt terug. Wenscht men op te houden met het losdraaien der
schroef, dan trekt men het handvat even naar links waardoor de bek zich
weder iets opent en men den sleutel er ai kan nemen.
Door het werktuig het onderste boven, of beter gezegd het achterste vóór
te draaien, is de werking juist omgekeerd, daar in dat geval de hefboom
naar links moet worden bewogen om de schroef te pakken en bij voortge-
zette drukking in die richting de schroef wordt aangedraaid.nbsp;H.
Examen-Cursus in hoefbeslag, gehouden te Gouda op 10 en 11 Juni 1902,
vanwege de afd. Gouda en Omstreken van de Holl.
Maatsch. van Landbouw.
De examen-commissie bestond uit de beeren: C. Eauöl, J. J. Hendrikse
en Wquot;. 0. van de Stolpe, veeartsen te Eotterdam, Groot-Ammers en Gouda.
Van de 24 adspiranten behaalden er 18 het diploma; n.1. de beeren: E. H.
Jungling, Bodegraven; P. Eoozenboom, Oudewater; Jan Schakel,
Benschop; As. Vis, Waddinxveen;'E. van Zoest, Berg-Ambacht; allen
met lof. C. Bos, Haastrecht; J. van Zuilen, Haastrecht; G. de Eek
enll. Spoormaker beiden te Ouderkerk a/d I Jsel; A- 'S. S c h u 11 e r,
Aarlanderveen; J. Nieuweland, Zevenhuizen; 0. J. v. Immerzeel en
A. Dijksman, beiden te Nieuwerkerk a/d IJsel; M. Vis, Moordrecht; H.
IJzerman, Polsbroek; G. Vis en M. de Eooy beiden Waddinxveen; en
P. Bakker te Moercappelle.
De meeste bestuursleden van de Afd. Gouda en Omstr. v. d. Holl. Mij.
-ocr page 115-van Landbouw woonden het examen bij. Met een kernachtige rede van den
voorzitter werden de diploma's uitgereikt, waarbij den smeden vooral werd
voorgehouden op den ingeslagen weg voort te gaan en door verdere studie
en lectuur het hoefsmidsvak steeds meer te verheffen. Namens de leerlingen
werd daarna aan de onderwijzers van den cursus: de heeren Van der Stolpe
te Gouda en Jansen te Botterdam een souvenir aangeboden en aan de Afd.
dank betuigd voor de gelegenheid hun verschaft om een diploma te verwerven.
—nbsp;„Der Hufscliniied.quot; (afl. 7) handelt o. a. over :
a.nbsp;Koning Alhert van Saksen, een algemeen bemind vorst, onder wiens
regeering de wettelijke bepalingen voor de opleiding enz. der hoefsmeden
in Saksen tot stand kwam.
b.nbsp;Balk ter bevestiging van stroozolen. Deze balk, die door de schroef-
kalkoenen wordt vastgehouden, heeft aan de eene zijde een gat voor den
kalkoen en voor dien ter anderer zijde is een spleet aangebracht. De diepte
dezer spleet laat toe dat de balk steeds past of het ijzer wat nauwer of wijder
gezet wordt, 't geen niet het geval is, bij aanwezigheid van 2, voor de
kalkoenen passende, gaten. Op het midden van den achterrand van den balk
is een opzet aangebracht, waardoor aan die zijde de stroozool wordt gesteund.
b.nbsp;Onderzoek van gimmi-zolen voor winterheslag. Aan het achterste ge-
deelte van de gummizooi is nog een gummibalk aangebracht, die opstaande
randen bezit. Deze zool beantwoordde niet aan de verwachting voor winter-
heslag. De gummibalk was spoedig versleten en tevens gingen de paarden
op dit beslag struikelen.
c.nbsp;Hoefbeslagkluister van Herman Köppete Zerbst. Dit is de ge-
wijzigde borst- rug- staart- kootband, welke bestaat uit een breeden riem
langs voorborst, schouders en schoft (bij wijze van haamtuig); hieraan een
strik om het ondereinde van den hals; een einde van het striktouw gaat
tusschen de voorbeenen, maakt een lis om den kogel om vervolgens
gestoken te worden door een lis die aan den staartriem is bevestigd en tot
ongeveer de hoogte van den schenkel afhangt; met het daardoor gestoken
einde wordt nu het achterbeen opgetrokken en door een helper vastgehouden.
Bij de nieuwe methode wordt gebruik gemaakt van een buiksingel en van
losse riemen met ringen om den kogel, terwijl — in plaats van door één_
door 2 personen, (ter weerszijden van het paard een) — het been wordt
opgehouden.
—nbsp;Door F. H ene r is een schroevendraaier voor scherpe kalkoenen bedacht,
waaraan zich tevens bevindt een krabber om de kalkoengaten uit te krabben
en een schroef om even in het schroefgat te draaien voor de schroefkalkoen
wordt ingebracht.
De ambachtsschool te Alkmaar werd in 1901 door 180 leerlingen bezocht.
Een eind-diploma werd uitgereikt aan 12 timmerlieden, 7 smeden, 4 meubel-
makers en 3 schilders, terwijl door 57 jongens het toelatingsexamen met
vrucht werd afgelegd. — Te Tiel waren bij den aanvang van den nieuwen
cursus 93 leerlingen w.o. 21 smeden.
—nbsp;Te 's Bosch werden tentoongesteld de kunstsmeedwerken van Louis van
Boe kei te Lier (België) welke daar veler bewondering hebben opgewekt.
TJit de hand smeedt hij, blaadje voor blaadje, eenige rozen, verder steeltjes,
hartjes, voegt ze daarna op een stengel samen, alles natuurgetrouw en bevallig.
Is, terwijl hij staat te werken, zijn sigaar uitgegaan, dan neemt hij een stuk
koud ijzer, slaat het met eenige vlugge slagen gloeiend en steekt er zijn
sigaar weer mee aan.
—nbsp;Uit: „Nieuwe Rotterdamsche Courant.quot;
Ged. Staten van Zeeland hebben voorgesteld de subs. voor de ambachts-
school te G-oes van ƒ 1050 te brengen op ƒ 1600 per jaar en om aan de
ambachtsschool te Zierikzee een subsidie van ƒ800 gedurende 5 j. te verleenen.
__Onder de kolendelvers in N.-Amerika zijn werkstakingsplannen op
til. De vakgenooten worden bijeen geroepen.
—nbsp;Door eene commissie van rijks-veeartsen zal van wege de M. v. L. in
N.-Brabant een examen worden afgenomen van jongelingen die in 1901/1902
bij provinciale veeartsen een cursus hebben gevolgd in hoefbeslag.
—nbsp;In Oostenrijk vormt het vakonderwijs een afzonderlijke afdeeling bij het
ministerie van onderwijs. Br bestaan 4 categorieën van vakscholen: 1. waarin
de hoofdgroepen der kunst- en ambachtsnijverheid worden onderwezen;
2. voor enkele en speciale vakken; 3. gewone ambachtsscholen; 4. voor
voortgezet en herhaald vakonderwijs. Op allerlei wijze wordt het onderwijs
bevorderd, b. v. ten einde de onderwijzers in voortdurende aanraking met
hun vak te houden en om hen tevens met de vorderingen daarvan bekend
te maken, worden, op rijkskosten, jaarlijksche studiereizen ondernomen.
In Engeland staat het kunstindustrieele onderwijs ook zeer hoog en als
een der redenen daarvoor wordt genoemd, dat aldaar de knapste lui aan de
scholen worden verbonden, terwijl in andere landen deze in dienst staan
van fabrikanten en industrieelen, die hun beter betalen.
_ De commissie die in ons land een rapport heeft uitgebracht omtrent
ambachts- en teekenonderwijs voor de werklieden, noemt den toestand in
menig opzicht ongunstig. Vooral het teekenonderwijs buiten de eigenlijke
ambachtsscholen, geeft grond tot ernstige grieven, wijl de onderwijzers geen
kennis van het ambacht hebben. Een eerste eisch is alzoo: gelegenheid tot
opleiding van onderwijzers voor ambachts- en industriescholen.
—nbsp;De cursus in hoefbeslag, vanwege de afdeeling Leitkerlcerk en Om-
streken der Holl. Maatsch. van Landbouw, aldaar gehouden is geëindigd.
Er werden gegeven 8 theoretische en 15 practische lessen, waaraan deelge-
nomen werd door 13 leerlingen, uit de verschillende plaatsen ter weerszijden
van de Lek. Met volle belangstelling werden zoowel de theoretische lessen
van den ieider, den heer J. J. Hendrikse, rijksveearts te Groot-Ammers,
als de practische van den heer Ohr. Jansen, gediplomeerd hoefsmid te
Eotterdam, gevolgd door de leerlingen, waaronder mannen van 50 naast
die van nauwelijks 20 jaar. Een hunner was ook leerling van den cursus
te Gouda en behaalde daar het diploma met lof. Tot het examen op 27
Juni waren uitgenoodigd de heer districts-veearts te 's-Gravenhage en twee
leden van het Hoofdbestuur der Holl. Maatsch. van Landbouw; verder als
examinatoren de heeren rijks veeartsen 0. Eauël te Eotterdam en W. 0. van
der Stolpe te Gouda; terwijl ook het geheele afdeelingsbestuur er bij tegen-
woordig was. Een leerling trok zich bij het examen terug, terwijl 9 van
de 11 overigen het diploma verkregen; één met lof.nbsp;(N. L. W.)
—nbsp;De Alg. leden-vergadering van de Vereeniging ter veredeling van
liet ambacht zal 2] Juli a.s. te Amsterdam worden gehouden in het gebouw-
der Maatschij. v. d. werkenden stand. Punten van behandeling zijn o. a.:
jaarverslag, rekening en verantwoording, voorstel tot wijziging van art. 5
om aldaar te lezen ten minste 5 leden der tcehnische commissie, mededeeling
omtrent de proefafneming in Deeember a.s. te Utrecht en bespreking van
het rapport over de in 1901 te 's Gravenhage gehouden tentoonstelling van
ambachts-onderwijs.
—nbsp;De wedstrijd in hoefbeslag, tijdens de Nat. Landb. tentoonstelling
te Leeuwarden is thans ook opengesteld voor gediplomeerden aan goed
georganiseerde inrichtingen voor hoefbeslag, waaronder valt de Inrichting
voor hoefbeslag te Groningen.
Het is waarschijnlijk dat de heeren kapt. J. B. H. Moubis, paardenarts,
en W. A. H. van Horsen, onderwijzer in het prachtisch hoefbeslag aan
's Eijks Veeartsenijschool, beide te Utrecht, zullen optreden als juryleden
bij den wedstrijd te Leeuwarden, terwijl bij mogelijk verschil van meening
de heer Joh. Plet, rijks-veearts en inspecteur van het Eriesch Paardenstam-
boek te Heerenveen, als derde jurylid zal invallen.
De deelnemers zullen goed doen hun eigen gereedschappen mede te brengen
en daar menigmaal op zoo'n wedstrijd wordt voorgeschreven een ijzer voor
een bepaald aangewezen hoef te vervaardigen, hetgeen dagelijks weg in
de praktijk niet veel voorkomt, zich te oefenen in de verhouding van de
lengte der staaf en die van het hiervan te verkrijgen ijzer, hetzij met-
hetzij zonder kalkoenen.
—nbsp;Inrichting voor Hoefbeslag te Gironingeii. De leerling Lb. Smit te
Eoden sedert 19 Januari 1902 aan de inrichting werkzaam, heeft deze op
21 Juni j.1. verlaten met een getuigschrift dien Cursus met voldoenden
uitslag te hebben meegemaakt.
H. Ti gel aar te Smilde is 7 Juli als leerling geplaatst.
—nbsp;IJzermarkt. Een stijging der prijzen in de Ie helft der vorige maand
was minder een gevolg van den wereldhandel, dan wel van kunstmatige
opschroeverij. Eeeds in de 2e helft der maand zijn weer de noteeringen:
redelijken handel, lusteloos en kleinen omzet, geldende. Over 't algemeen
blijven bij dien kleinen omzet de prijzen vast. Inmiddels spreken sommige
bladen als hunne meening uit dat het sluiten van den vrede in Z.-Afrika
gevolgd zal worden door een algemeen streven der Europeesche natiën om
hun leger en vloot meer te versterken, waarvan een belangrijke verlevendiging
van den handel in ijzer en staal het gevolg zal zijn. Mede zullen de
behoeften voor Z.-Afrika (aanleg van spoorwegen enz.) er toe bijdragen dat
de handel in ijzer spoedig levendiger zal worden. Ook het spoorwegnet in
Eng. Indië wordt uitgebreid; dus er zijn vele omstandigheden die op meer
leven in den ijzerhandel wijzen.
—nbsp;Examen voor hoefsmid. In eene Hoofdbestuursvergadering v. d. M.
t. b'. V. L. en V. in Zeeland is besloten gelegenheid te geven om na afgelegd
examen het diploma als hoefsmid te verwerven.
—nbsp;Subsidie voor cursussen in hoefbeslag. Aan de G. O. M. v. L.
werd een prov. subsidie toegestaan van hoogstens ƒ 300 voor het onderwijs
in hoefbeslag in 1903, op voorwaarde o. a. dat het Rijk de helft der kosten
van het onderwijs drage.
—nbsp;Te Heusden zal, bij genoegzame deelneming, vanwege de N.-Brabantsche
Maatschappij v. L. een cursus in hoefbeslag worden gehouden.
Mededeelingen over het Smidsvak vallende buiten het hoefbeslag.
Vroeger vervaardigde men deze stang van plat ijzer, maar men nam daar-
voor later het beter geleidende koper, dat in den vorm van draad of touw
wordt aangewend, zoogenaamd kabel-draad.
In de laatste tijden is men echter weer meer geneigd om tot rond ijzer
over te gaan. Een koperdraad van 8 a 9 mM dikte vertegenwoordigt in
dezen een rondijzer-dikte van 16 tot 18 mM en een plaatijzer-dikte van 30
bij 8 a 10 mM. Bij koperdraad of kopertouw kan men dus met lichtere en
meer eenvoudige steun- of draagpunten volstaan dan bi.] ijzeren stangen.
Het touw verdient aanbeveling boven enkel draad,, omdat het geheel afbre-
ken van het geleidend vermogen door toevallige beschadiging daarbij niet
zoo gemakkelijk zal voorkomen. Het kopertouw bestaat uit 9 tot 12 draden
van 2 tot 3 mM dikte. De leiding wordt van de spits af tot eerst door de
pijp van de opvangstang gevoerd en komt daaruit door een opening, welke
ongeveer 15 a 20 cM boven het dak in de pijp aanwezig is. Is er slechts
één opvangstang, zooals dat op torens het geval is, dan wordt de leiding
verder langs den kortsten weg naar den grond gevoerd. Zijn er echter meer
van deze stangen geplaatst, dan kunnen deze eerst door een nokleiding met
elkander verbonden worden.
Als steunpunten of dragers van den draad of het draadtouw plaatst men
dan op afstanden van 2 a 3 M ondersteuningsstijlen, welke volgens de
noodige zwaarte kunnen aangebracht worden. Aan deze nokleiding wordt
dan de verdere afleiding verbonden, waarbij voor twee opvangstangen één
afleider komt. Het volgende moet bij een en ander in acht worden geno-
men: De afleider moet zonder onderbroken te worden en zonder verminde-
ring in doorsnede, van de spits tot den grond doorloopen.
Alle verbindingen moeten door wellen of soldeeren verkregen worden.
Koperdraad wordt voor dit doel aan de einden over 15 a 20 cM vlak ge-
hamerd en even zoover met slagsoldeer gesoldeerd.
Draadtouw wordt op 6 tot 10 cM afgedraaid, in elkander gevlochten en
-ocr page 119-eveneens in al zijn deelen tot deze lengte gesoldeerd. De afleider wordt op
de doelmatigste wijze en langs den kortsten weg naar den grond gebracht,
waarbij hij op een afstand van 10 tot 20 cM van de dakvlakten en muren
verwijderd blijft. Hij wordt daarbij elke 2 3 M ondersteund door steun-
ijzers met klemschroeven. Scherpe ombuigingen der leiding moeten voor-
komen worden; men kiest daarvoor bogen van ongeveer 40 cM straal. Zij
komen goed te pas wanneer ten gevolge der temperatuursverandering de
leiding iets korter of langer wordt. Aan den voet van het gebouw wordt
de leiding in een pijp gevoerd, welke ongeveer 2 M boven den grond reikt.
Het verdient bijzonder aanbeveling, alle groote massa's metaal van het
gebouw, zooals de vorstbekroningen, dakbedekkingen, water- en gasleidingen,
dakgoten, enz., aan de afleiders te verbinden door aangesoldeerde draden
en wel zóó, dat deze opwaarts loopen. De bodem- of aardleiding vordert
eveneens een voorzichtige en nauwlettende behandeling.
Droge grond geleidt slecht; de aardleiding moet dus diep genoeg doorgaan
om altijd in water of althans in vochtigen grond te eindigen. Men brengt
deze leiding, voor het eerste gedeelte, loodrecht in den grond en dan in ge-
bogen lijn verder naar onderen, ongeveer op 5 M van het gebouw in het
grondwater, in een vijver of anderen waterplas uitkomende (niet in drink-
water).
Waar het grondwater, zooals dit in bergachtige streken kan gebeuren,
niet beriekbaar is, neemt men daarvoor de plaatsen, waar de grond door
het inzinken van het dakwater, enz. het langst vochtig blijft.
Het einde van de leiding wordt door soldeering met een grondplaat ver-
eenigd. Voor deze plaat neemt men koper van 2 ä 3 mM. dikte en een
grootte van tot 1 M^. Van deze plaat af kan men ook nog daaraan
gesoldeerde draden verder in den grond verdeelen. IJzer wordt in den grond
te spoedig door roest aangetast; er zou hoogstens gebruik kunnen gemaakt
worden van gegalvaniseerde ijzerplaten. Alle koperdeelen moeten buiten
aanraking van kalk blijven, daar hierdoor anders de goede werking ver-
stoord wordt.
Het ijz^r moet door verven tegen roest beveiligd worden, zoo het althans
niet door galvaniseeren beschut is. Bij schoorsteenen moet de bliksemaf-
leider niet over de opening loopen, aangezien de gassen der steenkolen ver-
storing bevorderen. Bij kruitmagazijnen, chemische fabrieken, enz. brengt
men de bliksemafleider veelal geheel vrij van het gebouw aan, waarvoor
dan een afzonderlijk stangstelsel over het gebouw wordt geplaatst. Grebou-
wen tegen vooruitspringende rotsen, hebben, al naar omstandigheden, niet
alleen van boven, maar ook op zijde beschutting noodig. De bliksemaflei-
ders moeten van tijd tot tijd, maar in het bijzonder na een zwaar onweder,
onderzocht worden, waarvoor bijzondere apparaten in den handel verkrijg-
baar zijn.nbsp;K.
Aan hen, die zich volledig in het hoefsmidsvak wenschen te bekwamen,
wordt daartoe de gelegenheid aangeboden in de „Moderne Hoefsmederijquot;,
opgericht door den Heer W. H. VAN HASELEN, Rijks-veearts te Amersfoort.
Het theoretisch onderwijs wordt gegeven door ondergeteekende, het practisch
onderwijs door den heer S. VAN ANGEREN, onderwijzer van verschillende
cursussen in hoefbeslag, uitgaande van de Hollandsche Maatschappij van
Landbouw.
Aan hen, die na ontvangen onderwijs voldoende bewijzen van bekwaamheid
hebben afgelegd, wordt een diploma uitgereikt.
Zich in persoon of per brief aan te melden bij ondergeteekende, die aan
belanghebbenden, op franco aanvraag, verdere inlichtingen verstrekt.
Amersfoort, Korte Bergstraat 22. W. H. VAN HASELEN,
Rijks- Veearts.
PetroL-, Gas-, snelkook- en
verwarmingstoestel.
Brand zonder pit, reuk of roet —
even geruischloos als kookgas.
1 liter kokend water in 4 ä 5 min.
Petr.verbruik ± 1 ct. p. uur bij
volle kracht.
Inlichtingen, prijscouranten, be-
schrijvingen en in werking te zien.
W. ï.d. LIST, van Breughelstr.llO.denHaag
Dubbel en enkel werkende. 5 tot
50 kub. Meter opbrengst. Eenvou-
dig. — Goedkoop. — Verbeterde
Diafragma systeem. Vraag prijzen
en inlichtingen.
Wereldtentoonstelling Parijs: Hoofdprijs en Gouden Medaille.
LEERMIDDELEN VOOR HOEFSMIDSCHOLEN.
RENETTEN, beste kwaliteit, onder garantie. LEEREN BEENSTUKKEN
voor strijken, enz. en HOEFSCHOENEN voor paarden.
ROTTEN'S HOEFLEDERKIT, het beste kunstlioorn.
H. HAUPTNER, Berlin, N. W., 6.
Geïllustreerde Catalogus wordt op aanvrage franco gezonden.
verkrijgbaar in de chemicaliën- en
drogerijen-handel van
K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,
te Dordrecht.
PRIJSCOURANTEN voor HH. Vee-
artsen op aanvrage gratis.
den met gebrekkige en
gevoelige hoeven.
Deze zolen worden
zeer geroemd en zijn
in alle afmetingen ver-
krijgbaar.
CIRCULAIRES op
franco aanvage bij :
S. C. M. BAX. - 4 Jufferstraat. - ROTTERDAM.
Specialiteit in artikelen voor Hoefbeslag.
Meest uitgebreide sorteering Ia Blanke HOEFNAGELS,
waarvan meer dan 60 verschillende voorradig.
rasp of ^/a vijl,
en Hoefstaal - gemaakte Hoefijzers (rits en stempelijzers).
Las- of Welbladen om ijzer en staal te wellen.
S T R IJ K R A N I) J E S.
Systeem Lacoinbe.
Kunstboom.
Caoutchouc toonhescher-
niers tegen klappen enz.
Strijkringen, met otnbsp;Hoefbeslag B.
zonder riempjes.
Blanke en donkere
ASOLIE,
Boorolie, Gasmotorolle,
DYNAMO-OLIE,
CYLINDEROLIE, Opruimer
voor
TALK,nbsp;Schroef ga-
POETSKATOEN, ten met
ENZ. ENZ.
Bij het opgeven
van orders of prijs-
aanvragen, gelieve
men zoo nauwkeu-
17 mM.nbsp;quot;--
draad. gf beschrijving bij
te voegen.
Steeds groote voorraad, waardoor spoedige levering. — Billijke prijzen. Vertrouwbare kwaliteiten.
-ocr page 122-7e Jaargang. — 1902 — Aflevering 8.
REDACTEUR-UITGEVER: A. W. HEIDEMA, RIJKS-VEEARTS TE GRONINGEN.
-ocr page 123-99
Dat hebben ook zij ondervonden
die geregeld onze Gereedschappen
gebruiken. De herhaalde nabestel-
lingen met betuigingen van tevreden-
heid, die wij ontvangen, geven hiervan
de beste bewijzen.
Hebt Gij reeds een proef genomen?
Waarom wachten tot morgen als
Gij het heden kunt doen?
Lambert amp; Company,
Rotterdam, 2 draais,»es.
Onze Hoefzolen, kent Gij DIE?
m
tiitm
tWII
itif
itil
ill!
lit
MMi
Ben nieuw Toorschrift nopens het hoefbeslag. - Regelen betrekkelijk den
wedstrijd in hoefbeslag, te houden te Leeuwarden op 25 en 26 Augustus
1902. - Persorerzicht. - Korte mededeelingen. - Mededeelingen over
bet Smidsvak vallende buiten het hoefbeslag. - Briefwisseling. - Adver-
tentiën.
BEN NIEUW VOORSCHRIFT NOPENS HET HOEFBESLAG.
In „De Hoefsmidquot;, jaargang 1897 (blz. 175), schreef ik oude wetten en
voorschriften worden door nieuwe vervangen, die op hunne beurt — daaraan
bestaat geen twijfel — weer plaats zullen moeten maken.
Zou het bestaande voorschrift in die termen vallen? Br bestaat groote
kans toe; gedurende één jaar zal bij alle onderdeden der bereden wapens
een ontiverp-iworschrift beproefd worden. Dit ontwerp, meenen wij, is te
verkiezen boven het bestaande voorschrift.
Door de redactie van „De Hoefsmidquot; uitgenoodigd dit ontwerp, evenals
vroeger het voorschrift nopens het hoefbeslag van 9 October 1897, te be-
spreken in dit maandschrift, merken wij het volgende op':
Het ontwerp-voorschrift bestaat uit bepalingen voor het zomerbeslag en
bepalingen voor het winterbeslag. De eerste afdeeling wordt in 4 gedeel-
ten gesplitst: A. Het ijzer; B. Bewerking van den hoef; C. Bevestiging van
het ijzer; D. Reservebeslag.
In het bestaande voorschrift wordt eerst over de bevestiging en daarna over
de bewerking van den hoef gesproken; deze beide gedeelten zijn terecht in
het ontwerp verwisseld.
In het ontwerp is D. „Reservebeslagquot; nieuw; hieromtrent vindt men in
het voorschrift slechts iets wat paarden betreft, die gedetacheerd worden.
A. Het ijzeb.
Wat het ijzer betreft, wijkt het ontwerp in de volgende zaken van het
bestaande voorschrift af. Het ijzer behoort 2 ä 5 mM. langer te zijn dan
de draagrand.
De uiteinden der ijzers moeten in den regel rond zijn; waar zulks noodig
blijkt, worden zij aan den binnenkant eenigszins schuins weggenomen, daar
de takken den straal niet mogen aanraken.
Hierin komt het ontwerp overeen met de voorschriften in Duitschland,
Oostenrijk en Frankrijk.
Het ijzer moet twee maal zoo breed zijn als de draagrand met inlegrip
van de witte lijn', daarom zal het ijzer naar het uiteinde der takken iets
smaller moeten worden, omdat de dikte van den hoornwand naar achteren
afneemt.
Volgens het bestaande voorschrift moet het ijzer overal dezelfde breedte
hebben, iets wat niet op goede gronden verdedigd kan worden; vele smeden
maken dan ook reeds de takken iets smaller. Theorie en praktijk pleiten
dus voor deze verandering.
Het ijzer heeft aan de ondervlakte eene rits, waarin tien nagelgaten
-ocr page 125-worden aangebracht, vijf in elke tak. De diepte van de rits hangt af van
de dikte van het ijzer en de hoogte van den nagelkop; in den regel zal
deze diepte het 2/3 gedeelte van de ijzerdikte bedragen.
Volgens het bestaande voorschrift moet de diepte van de rits altijd
van de geheele ijzerdikte bedragen; hieraan kan niet steeds geheel voldaan
worden, daar toch de dikte van het ijzer uiet altijd dezelfde is en de nagel-
koppen in de verschillende nommers verschillen in grootte.
In het ontwerp is de paragraaf aangaande de plaatsing der nagelgaten
veel vereenvoudigd; hierin is toch bepaald dat de afstand der toonnagelgaten,
zoowel bij de voor- als achterijzers, tweemaal de breedte van het ijzer in den
toon bedragen moet, terwijl de laatste nagelgaten in binnen- en buitentak
evenver naar achteren worden aangebracht, n.1. in het voorijzer op het
midden van den tak en in het achterijzer een halve centimeter meer naar
QjCb.tGT'Gll*
De grootere afstand der toonnagelgaten in de voorijzers zal zeker den
smeden wel bevallen; er bestond steeds neiging den afstand grooter te
maken dan IV2 X de ijzerbreedte. De gelijke plaatsing der nagelgaten m
beide takken heeft zeker niets tegen; in het voorijzer wordt het laatste
nagelgat in den binnentak toch zelden gebruikt, en wat de achterijzers be-
treft, zal wel niemand eenig bezwaar hebben.
In het bestaande voorschrift wordt de vorm van de lip in het midden
gelaten; daarentegen wordt in het ontwerp voorgeschreven, dat de gedaante
halvemaanvormig moet zijn. Deze vorm is met het oog op mogelijke ver-
wondingen zeker te verkiezen.
Nieuw is punt 12; dit luidt:
„In plaats van gewone ijzers wordt van klap- en strijkijzers gebruik ge-
„m'aakt bij paarden waarvoor dit door hun bouw of door de wijze van be-
weging door den Eskadrons- of Batterij-Commandant, in overleg met den
„Paardenarts, noodig wordt geacht.
„Andere hoefijzers mogen alleen gebruikt worden bij afwijkende hoefvor-
„men (b.v. spitse en stompe hoeven, bodemwijden en bodemnauwen stand)
quot;en hoefaandoeningen, als dit door den Paardenarts wenschelijk wordt ge-
„oordeeld..................
Men ziet hier is rekening gehouden met de hoefvormen, die bij de ver-
schillende standen voorkomen, alsmede met hoefaandoeningen; in het be-
staande voorschrift is, met uitzondering van klapijzers, van geen andere
hoefijzers sprake. Natuurlijk werden ze steeds gebruikt; het heeft dus alles
voor in een voorschrift daar rekening mede te houden.
B. Bewebkihg taït dek hoef.
De hoofdvoorwaarden voor een goed beslag zijn opgenomen in punt 14,
dat zegt:
„Bij normalen gang en stand van het paard moeten de buiten- en de bin-
„nenwand op dezelfde hoogte worden gehouden. Er moet worden gestreefd
[naar het vlak neerzetten van den hoef, zoodat hoef- en beenas in elkanders
quot;verlengde vallen en beide takken van het ijzer gelijktijdig op den bodem
„komen.quot;
Beide zaken, n.1. het niet gebroken zijn van den voetas en het vlak neer-
zetten, gaan meestal, maar niet altijd samen. In dit geval kan alleen geëiseht
worden dat de hoef- en beenas in eikaars verlengde vallen.
C. Bevestiging van het ijzer.
De smeden mogen volgens het ontwerp geen andere nagels gebruiken dan
zulke waarvan de koppen zoodanigen vorm hebben, dat zij volkomen in de
rits met twee gelijk hellende vlakten passen.
Alhoewel het ijzer 10 nagelgaten heeft, worden in het voorijzer in den
regel slechts 5, en in het achterijzer zes nagels ingeslagen. (Vooryzer hni-
tentak: Ie, 3e en 5e nagelgat, binnentak: Ie en 3e o/4e nagelgat; achter-
ij eer: beide takken: Ie, 3e en 5e nagelgat.) De andere gaten mogen ge-
bruikt worden als in een der bovengenoemde nagelgaten geen nagel kan
ingeslagen worden.
Volgens het ontwerp mogen de nagels iets hooger uitkomen, nl. 15 a 30
m.M., met het oog op groote hoeven een goede verandering.
Bij het pas beslagen paard moeten de nagelkoppen iets boven de onderste
hoefijzervlakte uitkomen. Dit geelt meer zekerheid omtrent de goede beves-
tiging van het ijzer.
In het ontwerp is voorgeschreven bij paarden, die gevoelig zijn bij het
aanhalen der nieten, gebruik te maken van den nietentang. (Zie „De Hoef-
smidquot;, jaarg. 1900, blz. 35 en 57; hieronder opnieuw afgebeeld). Steeds
blijkt meer en meer de nuttigheid van dit stuk gereedschap; men zou het
niet meer kunnen missen.
D. Eesebvebeslag.
Dit is alleen voor militaire hoefsmeden van belang. Er wordt voorge-
schreven, dat voor elk paard steeds een compleet stel reserve-ijzersin voor-
raad moet zijn.
bepalilfgel^ toob het w i n t e b b e s l a ö.
De ijzers moeten minstens 11 mM. dik en aan de uiteinden der takken
minstens 22 millimeter breed zijn; een en ander staat in verband met de
afmetingen der sebroef-kalkoenen.
In het ontwerp is de plaats der schroefgaten met juistheid aangegeven;
het midden van het schroefgat moet namelijk 15 millimeter van het uiteinde
van den tak verwijderd zijn. Het tweede nagelgat moet geschikt zyn tot
opname van den ijsnagel.nbsp;t u ^^
Het ontwerp schrijft voor bij overgang van een beslag zonder kalkoenen
tot winterbeslag en omgekeerd bij het besnijden rekening te houden met
den eisch aangaande de richting van den voetas.nbsp;, ■ , ^
Hiertegen wordt nog maar al te dikwijls gezondigd en toch is het van
'zeer groot belang.
Vele veranderingen komen in het ontwerp voor; moge het blijken, dat
het verbeteringen zijn!nbsp;^
Over een jaar de uitkomst!
EBGELEN BETREKKELIJK DEN WEDSTRIJD IN HOEFBESLAG,
te houden te Leeuwarden op 25 en 26 Augustus 1902.
Tot den wedstrijd worden toegelaten alle hoefsmeden, welke gediplomeerd
zijn aan de Hoefsmidschool te Amersfoort *) of een van de cursussen met
vrucht hebben gevolgd, welke van wege de Paardenstamboeken of Land-
bouw-Maatschappijen zijn gehouden.
De wedstrijd bestaat uit het maken van een ijzer, voor een voorat aan
te geven paardehoef en het beslaan van dezen hoef met dit iizer. .
Beoordeeld zullen worden: afnemen van het oude ijzer en besnijden van
den hoef, wijze van werken, afwerken van het ijzer ook in verband met
stand en hoefvorm, het beslaan, afwerking van het geheel en benoodigde tijd.
Het beslaan geschiedt, als het paard daarvoor geschikt is, uit de hand
zonder helper; bij het maken van het ijzer is een voorslaander disponibel.
Ieder deelnemer is verplicht te zorgen voor eigen hoefbeslag gereedschap-
pen Van wege het Comité worden alleen disponibel gesteld veldsmidsen,
Lmbeeld op blok, voorhamer, vuurbaak en beitel, bankschroef, staafljzer,
hoefnagels en smeêkolen.
De jury wordt door het Uitvoerend Comité benoemd.
Vóór den aanvang van den wedstrijd wordt door ieder deelnemer geloot
om volgnummer en te bewerken hoef, en aan welk der vuren hij zal werken.
Hieraan is later toegevoegd dat alle gediplomeerden werden toegelaten, ter be-
oordeeling van het Bestuur, daar volgens het oorspronkelijke ^'elfs zij die een cursus
van 5 ä 6 maand hadden gevolgd aan de hoefsmederij van 's Rijks Veeartsenijschool
te Utreeht, bij een der regimenten veld-artillerie of aan de Inrichtmg voor hoefbeslag
van Wiersum en Heidema te Groningen, niet mochten mededingen. (Ked)
Ieder deelnemer is verplicht te zorgen bij het terrein van den wedstrijd
aanwezig te zijn als zijn voorganger aan 't werk is.
In onvoorziene omstandigheden wordt door de jury beslist.
* 1
*
Door het Comité wordt gezorgd voor: l«. 3 veldsmidsen; 2». drie aambeel-
den op blok; 3°. drie voorhamers; 4». drie vuurbaken; 5quot;. drie beitels; 6quot;.
drie bankschroeven aan een werkbank; 7«. drie smidsjongens om als voor-
slaander te dienen; 8quot;. voldoende hoeveelheid staafijzer in de volgende zwaarte:
1 bij 1 bij ■%, Vs, Vi6, 'U, 'I's, ^erk P. L. H.; 90. voldoende hoeveelheid
hoefnagels in de nummers 7, 71/2 en 8 van de merken: kop C. h. J^. en
kop C D merk M. V. S.; en 3 man tot vasthouden der paarden.
Leeuwarden, Juli 1902.nbsp;Het Uitvoerend Comité.
Bovenstaande circulaire is toegezonden aan allen, die zich voor den wed-
strijd te Leeuwarden hebben aangegeven en zijn toegelaten.
Het is verblijdend dat die wedstrijd veel inschrijvingen heeft uitgelokt,
ongeveer zestig. De ervaring heeft geleerd dat een deelnemer bijna een uur
voor het gevraagde werk bezigt; over het algemeen zal iemand, die 5 a 6
maanden onafgebroken aan een burger- of militaire hoefsmidschool als leer-
ling geplaatst is geweest, beter en vlotter werken dan personen die slechts
eenige lessen aan een cursus in hoefbeslag hebben ontvangen. De eischen
der toelating in aanmerking genomen, ware het wellicht doelmatiger geweest
die onderscheiden onderlegde personen ook in twee groepen te splitsen.
Uit die circulaire blijkt dat het Uitvoerend Comité het voornemen had
of nog heeft dat er slechts 3 personen gelijktijdig aan het werk zullen zijn.
Het gaat wel om 2 personen gelijktijdig aan hetzelfde paard te laten werken,
doch zij moeten dan wel eens op elkaar wachten, hetgeen bezwaren geeft
voor de vaststelling van den gebezigden tijd. Wanneer de 60 aangegevenen
alle opkomen, dan zal het met 3 vuren een groote toer zijn in twee dagen
den wedstrijd te beëindigen. Of die 60 alle komen ? *) De aangifte verplicht
niet tot deelneming. Ware dit tot op zekere hoogte wel het geval, dan
zouden Comité en Jury hun berekening beter kunnen opstellen dan thans en
het gelijktijdig den deelnemers aangenamer en voordeeliger kunnen maken. Die
betrekkelijke verplichting ware te verkrijgen geweest door b.v. f2.50 inschrij-
vingskosten te vorderen, die terugbetaald werden zoo zij minstens 10 dagen
voor den wedstrijd werden opgevraagd en ook wanneer aan den wedstrijd
werd deelgenomen. Bovendien ware welwillendheid te betrachten, wanneer
een inschrijver door ziekte of overmacht van anderen aard wegbleef.
Het zou toejuiching verdienen als het uitvoerend Comité alsnog aan ieder
inschrijver nader bericht verzocht of al dan niet werd deelgenomen, op te
geven b. v. vóór 20 Augustus. Dan kon de jury het plan der uitvoering
van den wedstrijd vaststellen en het Comité aan ieder deelnemer bericht
zenden op welk tijdstip hij tegenwoordig diende te zijn. Wanneer er in
dien geest niets gebeurt, dan is te verwachten dat bij den aanvang van den
1nbsp; Na het schrijven van deze regelen kwam bericht in dat het aantal deelnemers
ongeveer 40 zal bedragen, terwijl vermoedelijk ieder bericht ontvangt op welk tijdstip
hij voor de proefaflegging present zal moefen zijn. Bravo!
wedstrijd alle deelnemers present zijn en een belangrijk deel van ben pas
den volgenden dag hunne proeven van bekwaamheid kunnen afleggen. Over
dit bezwaar is niet zoo licht te denken. Het past vele hoefsmeden niet om
onnoodig tijd en kosten te offeren, en vele deelnemers zullen er hoogen prijs
op stellen niet meer dan een dag van huis te moeten zijn. Ware het zoo
geregeld dat alle deelnemers op den eersten dag werden beproefd en alleen
zij, die goed werk hadden geleverd en derhalve voor een prijs of eervolle
vermelding, in den vorm van een getuigschrift, in aanmerking kwamen,
den tweeden dag voor nader onderzoek dienden terug te komen, zoo zou
zulks mooi zijn gevonden. Het publiek, in hoofdzaak bestaande uit vakge-
nooten, zou dan den tweeden dag met groote belangstelling den strijd heb-
ben gevolgd en de jury ruimeren tijd hebben tot het grondig beproeven
der bekwaamste deelnemers. Mogelijk wordt nog wel getracht het in dien
geest te regelen, maar dan moet het aantal vuren grooter worden of het
aantal deelnemers kleiner.
Het Uitvoerend Comité en de Jury zouden o. i. de regeling, in verband
met de groote deelneming, dus nog beter maken door: lo. het aantal deel-
nemers nauwkeurig trachten vast te stellen; 2o. zoo noodig het aantal veld-
smidsen enz. te vermeerderen; 3o. zoo noodig buiten het reserve-jurylid een
dubbel tweetal jurvleden te benoemen om er naar te streven alle deelne-
mers op den eersten dag tot de proefaflegging toe te laten; 4o. allen die
werkelijk goed werk hebben geleverd een getuigschrift van bekwaamheid
uit te reiken en deze den volgenden dag naar de prijzen te laten dingen;
5o. ieder deelnemer bericht te zenden wanneer hij voor de proefaflegging
dient aanwezig te zijn; 60. de deelnemers uit Leeuwarden en omstreken
het eerst op te roepen, die uit meer afgelegen streken later op den dag,
zoodat zooveel mogelijk ieder mededinger, niet voor den strijd op den
tweeden dag in aanmerking komende, desgewenscht in één dag uit en thuis
kan zijn.
Door het Comité wordt gezorgd voor voorslaanders en nagels, doch het
is blijkbaar niet verboden om zich door een vriend-voorslaander te laten
helpen en eigen hoefnagels mede te brengen. Zoo een en ander geoorloofd
is zou beide voor eiken deelnemer zijn aan te raden. Een goede voorslaan-
der, waaraan men gewend is, is zeer zeker bij het maken van een ijzer van
vrij veel beteekenis, terwijl eigen hoefnagels in den regel ook het best pas-
send zijn bij eigen rits, stamper en doorslag.
Hoe hoog of de prijzen zijn, is niet of ten minste weinig gepubliceerd.
„De Hoefsmidquot; ontving er in elk geval geen bericht van, terwijl sommige
inschrijvers het evenmin wisten. De heer Joh. Plet, rijks-veearts te Heeren-
veen en inspecteur van het Eriesch Paardenstamboek, die een deel der
voorbereidende werkzaamheden ten opzichte van den hoefbeslag-wedstrijd
op zich heeft genomen, had de welwillendheid op aanvrage mede te deelen
dat uitgeloofd zijn: ƒ50, ƒ25 en ƒ10, benevens een compleet stel hoef-
beslagbenoodigdheden, aangeboden door den heer G. J. Pothaar te Beerenden.
A-, W . -TL.
-ocr page 130-—nbsp;De Aug. afl. van „Der Huf'scluuiedquot; bevat weinig, wat voor ons land
van beteekenis is en dit eenige artikel heeft geen haast en zal, wegens
plaatsgebrek thans, in het volgend no. worden besproken.
—nbsp;TJit: „Ned. Landbouw Weekbladquot;.
Door de Holl. Maatsch. van Landb. is aan den smedenbond „Holland's
Noorderkwartier te Schagenquot; subsidie toegestaan voor zijn gehouden cursus
in hoefbeslag.
In België zijn volgens ministerieel besluit van 8 Pebr. 1900 openbare
voordrachten gehouden over hoefbeslag en is aan een deel der cursianen een
soort diploma uitgereikt. Nu zal er voor deze geslaagden een specialen
cursus worden gegeven, hoofdzakelijk in practisch hoefbeslag, aan 's Eijks
Veeartsenijschool nabij Brussel. Die cursus zal over twee jaren loopen en
telkens 4 maand duren; van 15 Sept. tot 15 Jan. Het practisch onderricht
wordt gegeven door 4 meesters-hoefsmeden, terwijl voorloopig hoogstens 20
leerlingen worden toegelaten. Bedraagt het getal aanvragen meer dan 20,
zoo wordt er een vergelijkend toelatingsexamen afgenomen.
Aan het einde van den 2-j. cursus wordt een examen afgenomen door
2 leeraren aan 's Eijks Veeartsenijschool en de 4 onderwijzers-hoefsmeden,
terwijl bovendien door den Minister van Landbouw een voorzitter der jury
wordt benoemd.
Het examen zal zoowel de theorie als de praktijk van het hoefbeslag om-
vatten, terwüjl hoogstens 140 punten kunnen worden behaald waarvan 20
voor de theorie, 20 voor het maken van een ijzer, 30 voor het besnijden
van den hoef, 15 voor het afwerken en het passen van het ijzer, 15 voor
het onderslaan van het ijzer, 20 voor het dichtmaken van den voet en 20
voor het getrouw bezoeken der lessen.
Om het diploma van hoefsmid te kunnen behalen moeten minstens '/^q
van het maximum punten, alzoo 98 zijn verkregen.
— Jaarverslag van de Vereeniging tot veredeling van het Ambacht.
Het ledental bleef ongeveer op dezelfde hoogte (228 personen en 29 ver-
eenigingen), niettegenstaande de vereeniging de instemming van velen geniet.
De provincie N.-Holland telt verreweg de meeste leden, daarna volgt Z.-
Holland, terwijl het ledental der vroegere provinciën zich slechts tot enkele
personen — en zoo hier en daar nog enkele vereenigingen daarbij — bepaalt.
Het Eijk verleende weer eene subsidie van ƒ1700, aangevraagd met het
oog op de proefafneming, welke waarschijnlijk in December a.s. te Utrecht
zal worden gehouden. Deze proefafneming ondervindt de noodige belang-
stelling, blijkende uit de navraag van candidaten en uit de mededeeling van
hen die een diploma verwierven, dat zij het erkennen als een middel voor
betere waardeering van hun vakbekwaamheid. Sommige ambachtsonderwijzers
achten zelfs met het diploma hun positie versterkt.
Door den heer H. L. Boersma, algemeen secretaris der vereeniging,
werden eenige voordrachten gehouden over de beteekenis en de beoefening
van het Ambacht in vroegeren en tegenwoordigen tijd, alsmede de middelen
ter instandhouding en veredeling.
In beknopten vorm werd een geschrift over den tegenwoordigen stand van
ons Ambachtsonderwijs in het licht gegeven en zal tevens een uitgave wor-
den bewerkt van een artikel over „kunst en ambacbtsonderwi]s .
Intüsschen blijft de aandacht der Technische Commissie gevestigd op de
uitgave van een hand- en leerboek voor den timmerman.
_ Eene buitengewone vergadering van de Vereeniging tot veredeling
van liet Ambaclit werd 4 Aug. j.1. te Amsterdam gehouden, waartoe uitgenoo-
digd waren alle vereenigingen en maatschappijen die met de vakken en
ambachten in verband staan, alsmede leeraren verbonden aan inrichtingen
voor vak- en ambachtsonderwijs. Deze vergadering had ten doel om eene
motie te bespreken, welke in de Alg. vergadering der vereeniging, gehouden
te Amsterdam 21 Juli jl., door den heer v. Nieukerken werd ges eld
en tot strekking had om vereenigingen en maatschappijen met vakken
en ambachten in verband staande, uit te noodigen gezamenlijk eene com-
missie te vormen, bestaande uit vakmannen (patroons en werklieden), welke
commissie in opdracht zoude hebben:nbsp;, ^ i j
le voor Augustus 1903 rapport uit te brengen over den toestand van de
opleiding voor de vakken en ambachten door ambachtsscholen en leerling-
stelsel, burgeravondscholen enz., gegrond op persoonlijk onderzoek of ervaring
2e. Voorstellen te doen over de wijze, waarop het die commissie voorkomt
dat de opleiding voor de ambachten en vakken geregeld worde:
a. Voor werklieden (gezellen).
hnbsp;patroons (meesters).
Na gevoerde discussies achtte men het raadzamer in die vergadering geen
besluit te nemen ten opzichte van die motie, doch te trachten door gezamen,
lijk overleg een oordeel te verkrijgen over de opleiding voor de ambachten
en vakken, en daartoe in de le plaats uit te noodigen vak- en ambachts-
lieden, zoowel patroons als werklieden, om in deze een oordeel uit te spre-
ken Het doel van de op 4 Augustus jl. gehouden vergadering was dus om
te beslissen of het wenschelijk is overeenkomstig die motie te handelen en
dus een onderzoek in te stellen, dan wel of men denkt dat de wijze waarop
de opleiding voor vakken en ambachten plaats heeft eene goede is en met
meer of minder ingrijpende wijzigingen in die richting kan worden voortge-
gaan; m. a. w. moet de opleiding in ambachten en vakken meer in de werk-
plaats en op het werk geschieden of zijn de bezwaren daaraan verbonden
loo overwegend dat de opleiding moet blijven geschieden door de ambachts-
''ïeTijverige bestuur der Vereeniging tot veredeling van het Ambacht had
een 400-tal uitnoodigingen verzonden aan alle vereenigingen en personen, die
geacht konden worden belang in deze gewichtige zaak te stellen. Gaarne
had zij gezien dat vooral de mannen der praktijk ter vergadering zouden
komen, doch helaas het resultaat was dat slechts ongeveer 10 quot;/o der uit-
noodigingen in vruchtbare aarde was gevallen, in dien zin dat die 10 «/q zich
ten minste de moeite getroostte dit vraagstuk mede te willen helpen oplos-
sen of wilde hooren bespreken. Het ambacht zelf ontbrak.
Omdat ook de opleiding voor hoefsmeden een nog hangende kwestie is,
meende ik goed te doen ook eens een kijkje op de vergadering te nemen en te
onderzoeken of ook voor ons vak in 't bijzonder nog nut kon worden gesticht.
De vergadering maakte op mij een gunstigen indruk, wat betrof de bezieling
waarmede de verschillende sprekers hunne meeningen uiteenzett'en, meenin-
gen die alle uitvloeisels waren van de ervaringen op verschillend gebied op-
gedaan.
Ik hoorde meest voorstanders van de ambachtsscholen, doch niemand ont-
kende dat er nog aan die scholen niet veel moest worden verbeterd, voor
men daarvan kon verlangen wat eigenlijk gewenscht werd. Al hoe nuttig
ook de werkplaats en het werk werden geacht voor de vorming van den
ambachtsman, waren er tegen de opleiding langs dien,weg gewichtige be-
zwaren. Zoo werd er beweerd dat er geen voldoend aantal geschikte werk-
plaatsen was (hoogstens 3 ä 4), waar van opleiding sprake kon zijn; er werd
nog in de practijk te veel gelet op veel werk in korten tijd, en dat kan nim-
mer hand aan hand gaan met de vorming van den a.s. werkman. In de
werkplaats bestaat de gelegenheid niet voor opleiding, onidat er slechts zeer
weinig werklieden gevonden worden, die neiging gevoelen en in staat zijn,
den leerlingen iets aangaande de uitvoering van het werk te leeren.
Iemand in de praktijk gevormd beweerde, dat men in de werkplaats zelf
moest trachten zich kennis te verschaffen, — dat dit voor de uitblinkers wel
gelukte, doch moeilijk was voor de middelmatigen en onmogelijk voor de
zwakkelingen, die dan ook regelmatig daar mislukten.
Zal de werkplaats gelegenheid geven voor vorming van den a.s. werkman,
dan moet zij zoodanig gewijzigd worden dat zij toch weer wordt een school.
Zooals de toestand thans is, lukt de opleiding daar niet, omdat de patroons
er zich niet om bekommeren en de werklieden zelf daarvoor geen roeping
gevoelen; het een drijft het ander te veel, de maatschappij werkt niet ge-
noeg mee om daarin z'n opleiding te genieten. Het leerlingstelsel in Drenthe
heeft het bewijs geleverd dat de maatschappij nog niet rijp voor zoo iets is.
Eerst moeten er aan goed ingerichte ambachtsscholen veel goede bazen ge-
vormd worden en dan kan daarna misschien met succes het leerlingstelsel
worden toegepast. Theorie naast de opleiding in de werkplaats, zal ook
niet veel succes hebben, omdat de leeraren, welke die theoretische vakken
onderwijzen, geen voeling houden met die werkplaats, deze niet kennen.
Aan de ambachtsscholen is alles onder een leiding. Theorie en practijk slui-
ten aaneen. Wel worden de bezwaren aan de ambachtsscholen nog erkend.
Zoo werd er beweerd dat de scholen slechts leveren nagemaakte praktijk,
dat zij slechts voorzien voor de opleiding in enkele vakken en dus nog lijden
aan onvolledigheid. Nadat door verschillende degelijke mannen, op het gebied
van het ambachtsonderwijs, advies was uitgebracht, werd besloten niet over
te gaan tot de vorming van een commissie van onderzoek, geene conclusien
te nemen, doch het bij de gevoerde debatten te laten, daarvan kennis te
geven aan den Minister van Binn. Zaken en Z.E. daarbij te verzoeken op
L meest doeltreffende en eenvondige wijze de opleiding voor de^vakken en
ambachten te regelen.nbsp;'
- Het is niet met zekerheid te zeggen of er in Zeeland cursussen in
hoefbeslag zallen worden gehouden; het zal n.1. afhangen van de aan-
giften tot deelneming.
De Mpij. van Landb. dekt de kosten ten deele en zulks zal voor het over ge
moeten geschieden door de afdeelingen; deze nu zijn niet zoo goed bij kas
dat zij daartoe in staat zijn, zoodat ook de leerlingen vrij veel moeten betalen.
In een vergadering van de afd. Tholen is ten opzichte van een nieuwen cursus
in hoefbeslag bepaald: een maximum van J 100 disponibe te stel en uit de
afdeelingskas, indien een voldoend aantal leerlingen zich aanmeldt, onder
voorwaarde dat bij 8 leerlingen ieder ƒ 10 of bij 10 leerlingen ieder ƒ 8 in
de onkosten bijdraagt, ongerekend de ƒ 5 examen-kosten.
Goes kan vermoedelijk niets disponibel stellen, met het oog op de a.s.
landb. tentoonstelling, welke in die afd. zal worden gehouden.
_ Stooten aan de ijzers al of niet noodig voor tranipaarden ? Aan
de Groningsche trammaatschappij liepen gedurende verscheidene jaren de
paarden steeds op stootijzers, ten minste achter. Alle koetsiers waren van
Lening dat de paarden zonder stooten hun werk met naar behooren zouden
kunnen verrichten, te meer daar in een der trajecten, ruim een half uur
gaans, twee belangrijke hoogten voorkomen. (Een dezer is de „Hondsrug
Larop Groningen ten deele is gebouwd, en de andere hoogte is de spoorbrug.)
Onc^eveer drie jaar geleden heeft die trammaatschappij een anderen hoefsmid
genomen en deze liet van lieverlede de stooten weg, zonder dat de wijziging
Lzwaren in het trekken en het aanzetten, dat bij een vollen tram soms
een buitengewone krachtsinspaning der paarden vereischt, opleverde. Nu
zijn de koetsiers geheel met den vroeger verkeerd geachten maatregel ver-
zoend en kunnen ze waarnemen dat, niettegenstaande de dienst der 30 a 35
paarden er niet minder druk op is geworden, de brokkeligheid der hoeven
fs afgenomen. Dit heeft op haar beurt weer het goede gevolg, dat de ijzers
minder gauw los gaan zitten en de hoeven sterker worden.nbsp;_
- Er werd ons een uitknipsel van een courant toegezonden, waarin „Ue
ambachtstentoonstelling te ütrechtquot; wordt besproken en vooral hulde
gebracht aan de afdeeling smeedwerk, met vermelding dat ook het hoef-
Leden zoowel practisch als theoretisch aan die school wordt onderwezen,
en wel door den heer C. Eoodvoets.nbsp;, , ^ . i, tt
_ Aaneensluiting geeft meestal voordeel. De smedenbond Hollands
Noorderkwartier zou door gemeenschappelijken aankoop van smeekolen deze
krijgen voor 80 a 85 ct., terwijl anders sommige leden, afzonderlijk koopende,
tot /■1.30 zouden moeten betalen. Dat is nog de moeite waard!
- Triest, een stad in het zuidoosten van Oostenrijk-Hongarije, vlak bij
Italië is vermaard om zijn werkstakingen. Voor eenige weken was er een
staking der kellners.nbsp;j i „j»
Om de reputatie der stad als zoodanig op te houden staken nu de 1 oef-
smeden weer eens. Toen een paar hunner den arbeid wilden hervatten,
-ocr page 134-werden zij door de anderen bedreigd. De politie nam een 15-tal gevangen.
— Tot gisteren waren er aan de loketten van de DüsseUlorfsche teii-
tooiistelliiig ongeveer 1,250,000 toegangskaarten verkocht; verder zijn
33,000 menschen geabonneerd. Het bezoek blijft druk. Verleden Zondag
zijn er bijv. 49,500 bezoekers geteld, die 51,000 prentbriefkaarten verzonden
hebben. De post heeft dus ook een goede aan de tentoonstelling.
Mededeelingen over het Smidsvak vallende buiten het hoefbeslag.
Het bedrijf van den smid.
Het bedrijf van den smid bestaat in het juiste gebruik van hamer en
aambeeld, en is in een zeer groote smederij steeds van ruwen aard. Toch
is er een zeer practische blik, door ondervinding gescherpt, en een bijzon-
dere handigheid voor noodig, om de dikwijls zeer zware stukken op de beste
wijze te hanteeren. Zeer belangrijke bezwaren moeten bij- het lasschen over-
wonnen worden. In dit geval moet het smeedstuk ook in het vuur met
bijzondere voorzichtigheid worden behandeld, terwijl de twee stukken, na
te zijn heet gemaakt, zoo snel mogelijk vereenigd moeten worden. Overigens
is de snelheid, waarmede gewerkt wordt in de groote smederijen, gering
tegenover die in de kleinere. Als voorbeeld dient vooreerst de vervaardiging
van een dubbele krukas.
Zoodanige stukken moesten vóór Bessemer's uitvinding stuksgewijze uit
weiijzer worden vervaardigd en daarna samengeweld. Zulke assen bestonden
dus uit drie deelen: de rechte as en de twee krukken, welke laatsten onder
welhitte op de as werden gezet en door krachtige hamerslagen er mede
werden verbonden. De openingen voor de krukken ontstonden door uit-
boren. Het dus zeer ruw voorbereide stuk kwam daarna op de draaibank.
Sedert het smeltijzer in de plaats van het weiijzer is gekomen, is het samen-
wellen niet meer noodig; de geheele as wordt uit één blok gesmeed. Dit
blok, in het Duitsch „Brummequot;, in het Engelsch „Ingotquot; genoemd, bezit
zoodanige afmetingen, dat de as er ruimschoots uit vervaardigd kan worden,
zoodat het gewicht van het blok 80—100 pet. meer bedraagt dan de ge-
heele afgesmede as; op zooveel verlies door uitsnijden, afbranden enz. moet
worden gerekend. Voor het manoeuvreeren moet het blok in een kraan
hangen; het smeedstuk wordt er zoo in opgehangen, dat zijn zwaartepunt
onder den haak ligt. Het gewicht is dus opgeheven; de smid heeft niets
te doen dan het stuk te draaien, terwijl zijn helper op zijn bevel de verticale
en horizontale beweging aan het stuk meedeelt.
De eerste bewerking heeft ten doel een vlak stuk te vervaardigen, welks
breedte overeenstemt met de hoogte der krukken. Bij het verhitten wordt
het blok in een vlamoven gebracht, de opening wordt daarna geheel toe-
gemetseld; alleen de top blijft er uitsteken. Bij de volgende bewerking
worden de krukken door uitsnijden afgezonderd van de as, waartoe vooreerst
de tusschenruimte wordt gemaakt; hierop volgt het aanbrengen der uitsnij-
dingen. Men bedient zich bij deze bewerking van een mal van plaatijzer,
welke den vorm der as aangeeft; tevens maakt men gebruik van den schroot-
beitel. Zulk een schrootbeitel is wel het ruwste werktuig dat bestaat. Het
bestaat uit een stuk staal in den vorm van een mes, maar zoo ruw bewerkt
dat men moeite heeft de snede te herkennen. De smid ^t we.ktuig
nauwkeurig op het stuk en laat den hamer er op werken. Elk stuk wordt
v rwiiderd dl een snede evenwijdig aan de kruk, en door een tweede,
die evenwijdig aan de as loopt. Hierna worden de eigenlijke krukken nog
ten ruwste eenigszins voorgewerkt; den definitieven vorm krijgen zij door
Strengt somtijds twee gaten aan, en deze word,n door middel
van de mal afgeteekend en gemaakt door een stalen vierkanten doorslag,
van den vorm der opening, onder den stoomhamer door heen te drijven.
Terwijl dus bij het maken van een krukas uit weiijzer de krukken in den
behoorlijken stand ten opzichte van elkander aan de as worden verbonden,
liggen zij bij de nieuwere werkwijze, dus als men zich van smeltijzer be-
dient, in den aanvang in één vlak en moeten zij derhalve gedraaid worden
Het werkstuk wo.dt hierom opnieuw in den oven gebracht, om daar vooral
in het midden opnieuw verhit te worden. Hierna wordt de eene kruk op
het aambeeld gelegd, de hamer (van den stoomhamer) erop gezet en terwijl
deze kruk zoo wordt vastgehouden, wordt een zware, krachtige hefboom
00 de andere kruk gezet en deze door menschenkracht, bij zware krukken
natuurlijk onder behulp van mechanische toestellen, over 900 gedraaid
Daarna wordt de as gericht en besmeed en op de vereischte pun en zooveel
mogelijk afgerond, om ten slotte nog eens terdege uitgegloeid te worden,
waarmee de arbeid in de smederij ten einde is.
Ingekomen postwissels van de heeren Ä. B. Verlinde te S. ƒ3.- voor ah^
1902, C. Valkenburg te Z. ƒ0.75 voor le kw., L. Kolf v. O. te A. ƒ 11.^0
yoor jaarg. '96-1901, M. Bruynen te L. en K. T. SmiU te P. beide ƒ2.25
voor 2e, 3e en 4e kw.
Brand zonder pit, reuk of roet —
even geruischloos als kookgas.
1 liter kokend water in 4 a 5 mm.
Petr.verbruik ± 1 ct. p. uur bij
volle kracht.
Inlichtingen, prijscouranten, be-
schrijvingen en in werking te zien.
w. Y.d. LIST, van Breughelstr.liO.denHaag.
Dubbel en enkel werkende. 5 tot
50 kub. Meter opbrengst. Eenvou-
dig. — Goedkoop. — Verbeterde
Diafragma systeem. Vraag prijzen
en inlichtingen.
Amerikaansche Vijlen,
Aambeelden,
Vraagt offerten aan:
H. G. AlREMAamp;Co., Rotterdam.
Wereldtentoonstelling Parijs: Hoofdprijs en Gouden Medaille.
LEERMIDDELEN VOOR HOEFSMIDSCHOLEN.
REXETTEN, beste kwaliteit, onder garantie. LEEREN BEENSTUKKEN
voor strijken, enz. en HOEFSCHOENEN voor paarden.
ROTTEN'S HOEFLEDERKIT, het beste kunsthoorn.
H. HAUPTNER, Berlin, N. IV., 6.
Geïllustreerde Catalogus wordt op aanvrage franco gezonden.
verkrijgbaar in de chemi caliën- en
drogerijen-handel van
K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,
te Dordrecht.
PRIJSCOURANTEN voor HH. Vee-
artsen op aanvrage gratis.
HOEFZOLEN voor paar-
den met gebrekkige en
gevoelige hoeven.
Deze zolen worden
zeer geroemd en zijn
in alle afmetingen ver-
krijgbaar.
CIRCULAIRES op
franco aanvage bij:
c/gt;
■
o
l-H | |
CB | |
3' |
O |
M |
t-ts |
LC |
O! |
Oï | |
o |
œ |
s | |
œ |
S |
a | |
TU |
g s- w ®
I - o - ®
S «e
2 i W
f
S
çj
s
®
c.
I
0
©
o
■s
ai
2nbsp;inbsp;'S-
g-
o
»i
U
fS
00
gt;
X
■
I
ro
C«
-a
CD
2.
S'
m
a. (D
sj Oquot;
= 5
0gt; ti
O œ
S «
ÇD o
vgt; ^
o o
3- (D
= 3.
iï
^ z
s B)
9: =
(û ^
= lt;D
A Q)
CD (û
,, lt;2.
plt;
®
p
®
0
5quot;
5- CD
P U
0
Q
Its
cj îî
: ®
■S îi
»
5 S
CD ^
agt; S
t-*- ^
7e Jaargang. — 1902 — Aflevering 9.
REl)ACTEU]l-UITGEVETÏ: A. \V. HEIDEMA, RIJKS-VEEARTS TE GRONINGEN.
-ocr page 139-Genieten onze Amerikaansche Doorgenaaide
Hoefzolen steeds de VOORKEUR?
OMDAT zij de BESTE zijn welke ooit werden aange-
boden en nimmer zijn overtroffen.
OMDAT zij daarbij nog steeds de GOEDKOOPSTE
zijn.
OMDAT zij in VIJF verschillende modellen worden ge-
leverd
OMDAT zij slechts gemaakt worden in EEN kwaliteit
rubber n.1. de BESTE. Elke zool is dus even
goed en even duurzaam.
Wij leveren Amerikaansche zolen sedert eenige
jaren,nbsp;..
OMDAT wij onmiddellijk zagen dat zij BETER zijn dan
eenige andere en wij hebben gecontracteerd
voor den verkoop in EUROPA van DEZE zolen,
OMDAT wij na nauwkeurige studie tot de overtuiging
zijn gekomen dat het VERREWEG de beste z.jn
welke in AMERIKA worden gemaakt. Deze
zolen worden dan ook gebruikt door de GROOT-
STE instellingen en aanbevolen door de BE-
ROEMDSTE autoriteiten. Het zijn de EENIGE
zolen welke ooit officiéél zijn aanbevolen door
de American Society for the Prevention of
Cruelty to Animals, die monsters van de zolen
in haar Hoofdkantoor te New-York tentoonstelt.
Geen andere Pad kan hierop bogen.
Vraag gedrukte Prijslijst bij:
Laibert amp; Company, Rotterdam.
u kent toch onze Gereedschappen?
fe?nbsp;het „o.fb»l.g. - Advert»«n.
-ocr page 140-/
DB WEDSTRIJD IN HOEFBESLAG OP DE NATIONALE LAND-
BOUWTENTOONSTELLING TE LEEUWARDEN,
25 EN 26 AUGUSTUS 1902.
Aan het verzoek, om voor „De Hoefsmidquot; een uitvoerige beschouwing te
geven over het verloop van bovengenoemden wedstrijd, geef ik thans gevolg.
Het terrein was een goed gekozen gedeelte van de tentoonstelling; het had
iets ruimer kunnen zijn. De grasbodem was voor de beooi-deeling van den
hoef niet bepaald gunstig, waarom ook een planken toestel moest worden ter
hulp genomen. Het weder werkte gelukkig mede om de werkzaamheden
onder den blooten hemel te kunnen verrichten, want de twee dagen waren
werkelijk schoon. Was het ruw weder geweest, of regen, waarmede de
natuur in die dagen zoo kwistig was, dan zou de arbeid op dat terrein
zeker niet mogelijk geweest zijn. De hoefsmederij, opgesteld onder een
overkapping, bestond uit: 3 veldsmidsen, 3 aambeelden, 3 voorhamers, 3
vuurbaken, 3 beitels, 3 bankschroeven aan een werkbank. Ook was een
behoorlijke hoeveelheid staafljzer van verschillende zwaarte, hoefnagels in meer-
dere nummers en smeekolen voorhanden; 3 smidsjongens waren er om als voor-
slaauders te dienen en mannen tot het vasthouden der paarden. Afgezien van
den niet zuiveren stand der aambeelden, zou genoemde inrichting goed zijn
geweest, indien ook de veldsmidsen zich beter hadden gehouden; maar reeds
spoedig bleek dat op het derde vuur geen ijzer kon worden heet ge-
maakt, hetgeen ook later na eenige herstelling nog gebrekkig ging; het
eerste vuur van dezelfde constructie was voldoende, maar muntte toch ook
niet uit; alle smeden zochten hun heil bij het middenvuur, zijnde een
smidse met blaasbalg, welke zich gedurende den geheelen wedstrijd goed hield.
Deze vuren-quaestie beperkte zonder twijfel eenigszins den gang der werk-
zaamheden.
Zooals men weet bestond de wedstrijd voor eiken candidaat uit het maken
van een ijzer voor een vooraf aan te geven paard en hoef, en het beslaan van
dezen hoef met dit ijzer. Beoordeeld werden: het afnemen van het oude
ijzer en het besnijden van den hoef, het vervaardigen van het ijzer, het passen
en onderleggen van het ijzer, en de handigheid waarmede deze handelingen
plaats vonden, waarin ook de tijd en wijze van werken begrepen waren.
Met den besteden tijd zuiver rekening te houden was niet mogelijk, wegens
het groote aantal mededingers en ook wegens den toestand der vuren. — De
mededinging tot den wedstrijd was opengesteld voor alle hoefsmeden, ge-
diplomeerd aan de hoefsmidschool te Amersfoort of een der cursussen,
■welke van wege de paardenstamboeken of landbouw-maatschappijen zijn ge-
houden, i) — Wel hadden zich eenige hoefsmeden uit andere deelen des lands
aangemeld tot deelneming, hun getal was intusschen gering; de ligging van
Leeuwarden was daarvoor niet gunstig, en de verplaatsing daarheen met
veel kosten verbonden. Het sterkst vertegenwoordigd was natuurlijk Fries-
land, doch ook Groningen had een flink contingent geleverd. Van de 57
aangemelde candidaten kwamen 52 op ten wedstrijd, in elk geval een respec-
tabel getal.
Algemeen hoorde men spreken van veel belangstelling voor den wedstrijd;
men bedoelde daarmede de groote deelneming. De jury zag de zaak wel
een beetje bedenkelijk in, doch met lust en moed begonnen en met eenig
overleg, kon de wedstrijd in twee dagen worden beeindigd, dagelijks aanvan-
gende 9 uur v.m., eindigende 4 uur n.m., wel te verstaan, doorwerken zonder
pauze. Dat viel dus mede; want méér dan 3 paarden tegelijk op het terrein
konden niet worden overzien door de jury, die intusschen ondervond dat
het een vrij vermoeiende taak was, welke wel wat verlicht wordt, wanneer
zooals hier het geval was, men merkt met goedgezinde, ordelijke mannen
te doen te hebben, die met lust en opgewektheid aan den arbeid gingen.
Geen onvertogen woord werd in die twee dagen op het terrein gehoord.
Gaan we thans over tot het eigenlijke werk. Er was gezorgd voor een
goed getal paarden, een voorname zaak voor den geregelden gang der werk-
zaamheden. De 4 werkgenooten aan een zelfde paard namen samen stand,
gang, hoef en beslag op, onmiddellijk voor dat met het werk werd begonnen,
ten einde hierover elk voor zich hun oordeel te hebben, waarna door no. 1
de rechter voorhoef, no. 2 de linker achterhoef, no. 3 de linker voorhoef en
no. 4 de rechter achterhoef werd onderhanden genomen, zoodanig dat steeds
2 man aan één paard werkten. De andere werkzaamheden volgden dan in
geregelde orde, zoodat elk onderdeel steeds dadelijk door de jury kon worden
onderzocht en naar waarde geschat.
Men zou meenen, dat op een wedstrijd als hier enkel duchtige vakmannen
zouden verschijnen, en de minder sterke zich niet zou wagen aan een échec.
Het groote getal, bijna allen uit het Noorden des lands afkomstig, deed
reeds van te voren denken, dat die veronderstelling niet juist was; en de
bewijzen volgden elkaar dan ook al spoedig en verbazend in getal op. Uit
de lijst van opmerkingen blijkt, dat het bewerken van den hoef over het
algemeen te wenschen overliet; zeer weinigen brachten dit onderdeel tot een
goed einde. Zonder twijfel een der moeilijkste zaken bij het beslag is het
besnijden van den hoef, een voorname factor voor de volgende bewerkingen,
en een grove fout daarin gemaakt, is het begin van een onvoldoend beslag,
en zulke onregelmatigheden kwamen veel voor; b.v. ongelijke bewerking van
buiten- en binnenwand, waar stand, gang of hoefvorm niet om vroegen; te
weinig verband maken tusschen wand en zool, zoodat het ijzer enkel op den
wand kwam te liggen; naar binnen gekrulde verzenwanden onaangeroerd
laten; te hooge verzenen en zoomede te hooge doode steunsels, welke zoo-
1) De mededinging werd tevens opengesteld voor smeden, die aan goed georganiseerde
inriehtineen voor hoefbeslag een diploma hadden verkregen. Zie »De Hoefsmidquot;, no. 7.
(Red.)
-ocr page 142-doende niet werkzaam kunnen zijn, niet wegsnijden; loszittend dood zooi-
hoorn en door vuilnis ondermijnde losse deelen van den straal laten zitten;
de bewerking beginnen zonder de zool en de straalgroeven te zuiveren.
Wat de vervaardiging van het ijzer betreft, wordt opgemerkt, dat door enkele
hoefsmeden een uitmuntend afgewerkt ijzer gemaakt werd, bij anderen was dit
goed of voldoende; maar zij, die een ijzer met onvoldoende eigenschappen
leverden, of zelfs zeer slecht bewerkt, waren toch te veel aanwezig. De
bekende fouten: te mager, te vet gestampte gaten, deze onregelmatig ge-
plaatst, of de gaten slecht van vorm, b.v. van ongelijken vorm en grootte,
of deze in schuine richting gestampt, dikwijls in de afhelling, onzuivere draag-
vlakte, werden bij herhaling aangetroffen. Zoo lieten ook sommige smeden
bij het passen van het ijzer en onderslaan nog al menige steek vallen: het
ijzer werd te kort, te lang, te nauw, te wijd ondergeslagen, of was onder
de bewerking verschoven. Over de handigheid waarmede de werkzaamheden
werden verricht, mag niet worden geklaagd, althans van verreweg het
grootste getal mededingers; en wanneer we dezen wedstrijd willen beschouwen
uit hefc oogpunt, op welk standpunt het hoefbeslag in het Noorden van het
land op het oogenblik staat, wegens de algemeene deelneming, dan zou men
in dit opzicht tamelijk tevreden kunnen zijn met de resultaten der gegeven
cursussen. Steller dezer beschouwing twijfelt er dan ook niet aan, dat bij
velen van hen, die bij deze gelegenheid onvoldoende werk leverden, dit bij
zorgvuldige toepassing van het hun geleerde, in meer gewone of kalmer
oogenblikken, dan bij een wedstrijd het geval is, beter terecht zal komen.
Maar ook hier waren onpractische werklieden, b.v. de opmerking dat een
deelnemer millimetersgewijze den wand inkortte, welke 3 a 4 c.M. te lang
was; een ander, die den vorigen nagel wéér uittrok, zoodra de volgende was
ingeslagen, en dit bij bijna alle nagels deed; een verdere die na eiken lichten
slag op den nagelkop steeds naar de wandvlakte zag tot hij eindelijk iets
zag komen, en zoo kon men zien, dat bij geeindigde nageling soms nog
eenige flinke hamerslagen tegen het verschoven ijzer werden gegeven. Dit
nu zijn handelingen die immers niet veel handigheid verraden!
Het zondenregister is nog al groot uitgevallen; ik heb gemeend die onregel-
matigheden niet te moeten verzwijgen, omdat ik geloof dat de vermelding er
van nuttig kan zijn, en er toe bijdragen zal, dat bij volgende wedstrijden de
minder goed onderlegde hoefsmid niet luchthartig actief optrede, maar zich
liever schare bij de toeschouwers, die bij deze gelegenheid ook niet ontbraken.
Het was immers aardig om te zien, zoo druk als de hoefsmidswerkplaats
gedurende beide dagen door het publiek werd bezocht, waaronder ook vele
mannen van het vak, mannen van de pers, en niet minder het schoone
geslacht, vol bewondering voor de wijze waarop de ijzerstaaf werd verwerkt,
en de handelingen aan het paard belangstellend volgden. — De schaal van
beoordeeling was de volgende: uitmuntend werk 5, goed 4, voldoende 3,
onvoldoende 2, slecht 1, zoodat in de 4 rubrieken bovengenoemd, tot een
cijfer van 20 punten konden worden behaald. Het ware stellig aardig om
al de behaalde punten in elke rubriek hier neder te schrijven; ik wil mij
evenwel enkel bepalen tot de uiterste'totaalcijfers; het verschil is nog al in
't oog springend, want het hoogst behaalde cijfer was 151/2, het laagste 3,
voor de 4 rubrieken tezamen. Alzoo niet zeer hoog — en bijzonder laag.
Dit is dan ook de reden dat in dit epistel de lof slechts spaarzaam werd ver-
kondigd, daarentegen de tekortkomingen tamelijk breed zijn uitgemeten.
Uitslag.
Ie Prijs ƒ 50, A. Vos, Oldehove (Groningen).
2e „ „ 25, H. Mulder, Siddeburen.
3e „ „ 10, S. de Eeus, Winkel (N.-Holland).
4e „nbsp;P. P. Kas, St. Anna-Parochie — bestaande in een keurig stel
hoefbeslag-gereedschappen, op de tentoonstelling aanwezig, aangeboden door
den heer G. J. Pothaar te Heerenveen, een voorbeeld ter navolging.
Voorts werd door de jury voorgesteld en door het hoofdbestuur aangenomen
om aan alle mededingers, wier totaalcijfer minstens voldoende aanwees, een
getuigschrift uit te reiken met de vermelding dat zij aan de eischen van een
voldoend beslag van paarden hadden voldaan. Hunne namen zijn: G. de
Vries, Hornhuizen; H. Grunstra, Scharnegoutum; J. Kuperus, Dronrijp;
M. J. Brantsma, Bergum; Joh. A. Bijlsma, Eottevalle; D. Jansen, Marum;
D. K. Gorter, Groningen; K. Mulder, Siddeburen; A. H. Derks, Utrecht;
S. K. Gorter, Eoodeschool; W. Bottema, Roordahuizum; J. W. de Jong,
Heeren veen; J. Witteveen, Lemmer; J. G. van Zandbergen, St. Nicolaasga;
B. K. van Weemen, Veenwouden; T. J. Kremer, Loppersum; H. Waalkens,
Uithuizen; A. P. Groendijk, Eoodeschool; H. Hagenouw, Middelstum; Ph.
W. Tijding, Euurlo; M. Keuning, Tjummarum.
Uit vorenstaande volgt dat door 27 mededingers niet werd voldaan aan
de billijke eischen van een voldoend beslag der paarden; het moge voor deze
gediplomeerde hoefsmeden een minder aangenamen uitslag wezen, dat zij dan
deze les zich ten nutte maken!
Buiten het programma, in hoofdstuk SXVII van den officiëelen catalogus,
kwamen vóór inzendingen voor hoefbeslag, bestaande uit een 6-tal verzame-
lingen van hoefijzers van verschillende hoefsmeden. De jury voor den wed-
strijd, tevens opgedragen om die inzendingen te beoordeelen, meende geen
bekroning te moeten voordragen, om reden vijlwerk, gepolijste en phantasie-
ijzers niet aan het doel beantwoorden, terwijl het aanwezige handwerk (van
onder den hamer gekomen ijzers) niet aan de eischen voldeed.
Moubis.
BEN NIEUW MODEL STEIJKIJZEE.
Door den hoefsmid Gerlach te Berlijn wordt een balkijzer in praktijk
gebracht, eenigszins afwijkende van het thans nog bij ons te lande algemeen
gebruikelijke.
De balk van dit ijzer van Gerlach begint niet bij het uiteinde van de
takken, doch eerder, zoodat de uiteinden van de takken nog zoo ongeveer
1 cM achter het begin van den balk uitsteken, in welke uiteinden, zoo
noodig, de takgaten voor het opnemen van scherpe kalkoenen worden geslagen.
De balk zelf bezit ook andere eigenschappen dan de tot nog toe gebrui-
kelijke. Hij is nl. even breed als het overige gedeelte van het ijzer en naar
achteren gebogen, in tegenstelling van de gevpone balk, die meestal een naar
voren gericht, verbreed gedeelte bezit. Bovendien loopt de bovenvlakte van
den balk naar achteren toe schuin af.
Het komt ons voor dat dit ijzer werkelijk voordeelen
oplevert. Immers bij een aan den achterrand recht ver-
loopenden balk, zal deze, bij een behoorlijk naar achteren
gelegen ijzer, het hoefgewricht zeker ondersteunen bij het
stilstaande paard. Echter bij het gaande paard, waarbij het
hoefgewricht een draaiende beweging naar achteren maakt,
zal de balk niet voldoende steun geven en de werking van
het gewricht grootendeels achter het steunvlak van den balk plaats hebben.
Het gewricht werkt over den balk heen en wanneer deze te smal is en
niet naar achteren uitsteekt, zal het gewricht, bij doorbuiging, telkens een
onaangename rekking ondergaan, omdat het, op het tijdstip van de sterkste
doorbuiging, geen steun op den balk heeft en tevens door dezen van den
bodem verwijderd wordt gehouden, en dus ook van dien kant niet den ge-
wenschten tegendruk ondervindt.
Wij kunnen ons, dunkt me zoo, dezen toestand het beste voorstellen,
wanneer we een dame op z.g. Eransche hakken zien loopen. Onze smids-
dochters zullen, naar wij hopen, zich wel wachten voor dit verfoeilijke
modeartikel, doch er blijven nog altijd vele dames die hun verstand bet
zwijgen opleggen, ter wille van een dwaze modegril.
Welnu, op deze smalle naar voren staande hakken vindt het voetvlak
geen voldoenden steun, omdat de lichaamszwaarte grootendeels achter het
ondersteuningsvlak valt.
Bij den naar achteren gebogen balk zou juist in den toestand van door-
treden, het hoefgewricht en dus ook de lichaamslast steun daarop vinden.
Een 2e voordeel zoude zijn, het afhellen naar achteren*) — en werkelijk,
wanneer wij dit beoordeelen in verband met den vorm van den straal, dan
schuilt daarin veel goeds. Immers de straal, die met z'n achterste gedeelte
op den bodem komt, verwijdert zich in z'n verder verloop naar voren
(lichaam en punt) hoe langer hoe meer van den bodem. Leggen wij nu een vlak-
ken balk onder, waarop het achterste gedeelte van den straal aankomt, dan
zal op het voorste gedeelte van dien balk de straal niet rusten. Er ontstaat
daar ter plaatse dus eenige ruimte, waar zand en steentjes kunnen vastge-
houden worden, 't geen aanleiding kan geven tot drukking van den straal.
Is de balk daarentegen naar achteren afhellende, dan heeft hij juist een
tegenovergestelden vorm als de ondervlakte van den straal; wij krijgen 2
schuine vlakken die elkaar aanvullen en alzoo precies op elkaar passen.
De straal wordt dus over een grooter oppervlak door de af hellende boven-
■) Bovenstaande teekening laat wel iets aan duidelijkheid te wenschen over, wat
betreft het naar achteren regelmatig afhellen van den balk. De dikke schaduw aan
den achterrand van den balk doet veronderstellen, dat deze daar het dikst zoude zijn,
hetgeen feitelijk niet het geval is.nbsp;K.
vlakte van den balk gesteund, zal dus veel meer en veel regelmatiger
tegendruk uitoefenen en daarom veel heilzamer werken bij dreigenden of
beginnenden klemhoef, omdat het hoefmechanisme zooveel mogelijk werkzaam
wordt gemaakt.nbsp;H. A. K.
DE OPLEIDING DEE LEERLING-HOEFSMEDEN, EN HOE DIE AAN
DE INRICHTING VOOR HOEFBESLAG TE GRONINGEN IS.
De groote strijdvraag of de opleiding der ambachtslieden in scholen dan
wel in de werkplaats dient te geschieden, bestaat natuurlijk voor het hoef-
smidsvak eveneens. Zooals in de meeste gevallen, hebben bij verschillende
meeningen elk dezer zekere voor- en zekere nadeelen. Dikwerf wordt ver-
keerdelijk gemeend dat in een school slechts theorie, in de werkplaats
alleen praktijk kan worden geleerd, en bovendien dat theorie en praktijk
betrekkelijk tegenover elkaar staan. Dit is niet waar, zij vullen elkaar aan.
De theorie is voortgekomen uit de praktijk en kan een belangrijken steun
zijn om spoediger de praktijk te vatten dan bij een uitsluitende opleiding
in de werkplaats, en tevens om het denkend en het vindend vermogen van
den leerling tot ontwikkeling te brengen.
Reeds lang heeft in ons land het ambachtsonderwijs een treurige plaats
ingenomen. Het aantal ambachtsscholen neemt van lieverlede wel eenigszins
toe, de bestaande worden uitgebreid, maar toch is er immer gebrek aan
voldoende plaatsing voor leerlingen, terwijl de scholen ten deele door parti-
culieren steun hunne rekening behoorlijk sluitend moeten krijgen. Natuurlijk
moet zulks afbreuk doen aan de degelijkheid der inrichting, al prikkelt een
moeilijk bestaan wel tot grootere geestkracht.
Betere tijden zullen aanbreken! Wanneer men eens eene vergelijking
opstelt tusschen de geldmiddelen besteed voor het hooger onderwijs en die
voor de zooveel breedere schare der ambachtslieden, wat wordt het onderwijs
hiervoor dan verschrikkelijk stiefmoederlijk behandeld! Zeker is er veel,
zeer veel geld voor noodig, doch het zal nuttig zijn besteed en hooge rente
blijken op te brengen. Wij zien het trouwens, zooveel we willen, dat de
knapste werklieden, die aan knapheid welwillendheid en degelijkheid paren,
verreweg het beste bestaan hebben. Zij kunnen tot op zekere hoogte aan de
Averkgevers met recht hunne eischen stellen en — vervuld krijgen. „Welnuquot;
— denkt wellicht deze of gene lezer, niet voldoende op de hoogte met de
maatschappelijke en financiëele verhoudingen van de kleinere ambachtslieden —
„wanneer zulks werkelijk het geval is, en het komt mij geheel waar voor,
waarom zorgen de beoefenaren van een ambacht dan ook niet zooveel mogelijk
hun vak degelijk te leeren.quot; Wel mijnheer! omdat de groote meerderheid
daartoe niet in staat is, hetzij door gebrek aan plaats op ambachtsscholen of
bij bekwame patroons, zich naar behooren op ontwikkeling hunner werklie-
den en leerlingen toeleggende —, hetzij door onvoldoenden aanleg in het alge-
meen of in het bijzonder voor het vak, dat hun door de ouders is aangewezen of
door eigen keuze verkregen —, iietzij door een ondoelmatige opvoeding en een
te vroeg gesloten huwelijk. En wanneer men nu de misstanden wil zien
verdwijnen, dan dienen de oorzaken zooveel mogelijk te worden weggenomen.
Ieder andere behandeling moet als een lapmiddel, een slechts tijdelijke hulp
worden beschouwd. Daarom moeten er in de eerste plaats meer en nog betere
opleidingsplaatsen komen voor de aanstaande werklieden dan tegenwoordig
het geval is. Telken jare kan men lezen dat bij sommige ambachtsscholen
een grooter aantal jongelieden blijken van voldoende kennis heeft gegeven
dan er plaatsen beschikbaar zijn. De drang komt dus uit den kring der
ambachtslieden zelve, niettegenstaande zoo vaak wordt gehoord dat deze hun
kinderen liever „een kleine heerenbetrekkingquot; dan een flink ambacht zouden
zien bekleeden, doch vóórdat een zoodanig verwijt met recht door hooger
geplaatsten mag worden geuit, dienen deze er eerst voor te hebben zorgge-
dragen dat er voldoende gelegenheid bestaat en hulp is geboden om een
goede opleiding voor een flink ambacht minstens even gemakkelijk te kunnen
bereiken als die voor „een kleine heerenbetrekkingquot;.
Betere tijden zullen aanbreken! Zeker, er zijn onbedriegelijke kenteekenen
dat een goede regeling van het zeer omvattende ambachtsonder wijs zorg-
vuldig wordt voorbereid. De tegenwoordige minister van Binnenlandsche
Zaken, Dr. A. Kuyper, maakt daarvan blijkbaar een uitgebreide studie, heeft
in Duitschland op tal van plaatsen daarvoor opgaven gevraagd en inrichtingen
bezocht, en thans eveneens in Oostenrijk, waar dat onderwijs zeer goed zou
zijn geregeld. Deze bekwame leidsman heeft herhaaldelijk blijken gegeven
veel te gevoelen voor den „kleinen manquot;, terwijl zelfs de politieke toekomst
van het tegenwoordige Ministerie er ongetwijfeld door zou worden gesteund,
wanneer het Excellentie Dr. Kuyper gelukte een goede regeling van het
ambachtsonderwijs te ontwerpen en door de Kamers te zien aangenomen.
#
# *
„De Hoefsmidquot; heeft zich in de eerste plaats te bepalen tot de opleiding
der hoefsmeden. Deze is wellicht het eerst aan de beurt en zal vermoedelijk
vallen buiten de ambachtsscholen, alzoo meer worden een opleiding in de
werkplaats, al zal het ook voor iederen hoefsmid nuttig zijn en blijven als
jongen het onderwijs in het smidsvak aan een ambachtsschool te hebben
genoten.
Evenals in tal van andere vakken, heeft men ook in het smidsambacht
specialiteiten in onderdeelen. Deze worden bijna uitsluitend in groote steden
of in streken van een bepaalde industrie, b.v. scheepsbouw, aangetroffen.
Smeden die zich uitsluitend met het hoefbeslag bemoeien, treft men eigenlijk
alleen in groote steden aan, doch op geen enkel ander onderdeel is door de
clientèle zooveel invloed uitgeoefend, ten einde tot een betere ontwikkeling
der beoefenaren te geraken, dan juist op het hoefbeslag. De ontwikkeling
der paardenfokkerij, gepaard aan een enorme uitbreiding van straat- en
grintwegen, heeft de waarde van een goed hoefbeslag duidelijker aan het
licht gebracht. Een tweede onderdeel van veel gewicht, voor den dorpssmid
van nog meer financiëel belang dan het hoefbeslag, is het herstellen van
rijwielen, waarmede — naast den verkoop van nieuwe en gebruikte exem-
plaren — de smid op het platteland in de laatste jaren dikwerf een mooie
bijverdienste maakt. Herhaaldelijk komt het dan ook voor, dat een smids-
gezel, na eerst 5 ä 6 maand een speciale opleiding in hoefbeslag te hebben
ontvangen, vervolgens plaatsing ziet te krijgen aan een rijwielenfabriek,
om zich pas hierna als meester-smid te vestigen.
Wat de onderdeden grofsmid en kachelsmid aangaan, deze waren vroeger
bijna de eenige belangrijke van het vak van den dorpssmid, zoodat het
tegenwoordige geslacht daarin van hun vader of een anderen meester-smid
een behoorlijk voldoende onderricht kan ontvangen, althans veel en veel beter
dan in de overige onderdeden, waarom men die minder hoort bespreken of
op den voorgrond plaatsen. Dit wordt later natuurlijk weer anders.
Wij hebben dus twee rubrieken hoefsmeden', met welker bestaan bij de
regeling der opleiding, althans vooreerst, is rekening te houden. De spe-
cialist, hij die zich uitsluitend met het hoefsmidsvak bemoeit, kan en moet
hiervan beter op de hoogte zijn dan een die zich met het smidsvak in den
geheelen omvang op de hoogte heeft te houden. Bovendien verkrijgt de eerst-
genoemde natuurlijk langzamerhand op het kleinere gebied een veel grootere
ervaring. Is zulks niet het geval, dan behoort hij tot de sukkels.
De Eegeering — de zorg voor het hoefsmidsvak is, als aansluitende bij
de belangen der paardenfokkerij, opgedragen aan het Ministerie van Water-
staat, Handel en Nijverheid, Afdeding Landbouw, en de zorg voor al het
overige ambachtsonderwijs berust bij het Ministerie van Binnenlandsche
Zaken — heeft met dien toestand rekening te houden en zal zulks onge-
twijfeld ook doen. 1) De moeilijke vraag hoe een doelmatige vereeniging van
school- en werkplaatsopleiding is te bewerkstelligen, zal daarbij vermoedelijk
eene beantwoording vinden in den trant der opleiding van burgersmeden aan
de militaire hoefsmidschool, enkele bestaande inrichtingen voor hoefbeslag,
alzoo overeenkomende met die aan de beste der Duitsche leersmederij en, b.v.
de hoefsmidschool te Dresden. Voor de tweede groep van smeden zouden de
bekende cursussen in hoefbeslag, hervormd op een degelijker grondslag en
voor elke provincie gesteld in vaste handen, goed op de hoogte met de
theorie en de praktijk van het hoefbeslag, mogelijk voldoende vormende
kracht bezitten, terwijl de beste oud-leerlingen dezer cursussengt; plaatsing
aan bedoelde inrichtingen voor hoefbeslag zou kunnen worden toegezegd.
Het ware zeer te wenschen dat de hoefsmeden zelve thans zooveel mogelijk
hunne meeningen omtrent de meest wenschelijke opleiding voor hun vak te
berde brachten, waarmede dan door de Eegeering rekening zou kunnen
worden gehouden. Hoe beter de regeling van den aanvang af is, des te grooter
kans bestaat er op een afdoend succes. Helaas is de loop van zaken gewoon-
lijk zoo, dat de aanmerkingen of opmerkingen pas komen wanneer de rege-
ling eenmaal is vastgesteld, doch ieder zal moeten toestemmen dat die
volgorde minder wenschelijk is te achten. Komaan, wie wil zijne meening,
afwijkende van vorenstaande grondgedachten, nu eens in de volgende afle-
vering van „De Hoefsmidquot; uiteenzetten?
Het is mogelijk nuttig, om een verderen grondslag voor die besprekingen
te hebben, eens te vermelden hoe ongeveer het onderwijs is aan de Inrichting
voor hoefbeslag te Groningen, van den heer K. I\ Wiersum en önder-
geteekende.
Bij de toelating der leerlingen wordt hiervan geëischt, dat zij geheel voor
het smidsvak zijn opgeleid, voldoende handigheid in het smeden bezitten en,
enkele uitzonderingen daargelaten, 20 jaar of ouder zijn. Meestal waren
de leerlingen 23 a 24 jaar en hadden zij bij de toelating een bekwaamheid,
overeenkomende met die welke gevraagd wordt om aan een dorpssmederij
als hoofd, als meesterknecht, te kunnen staan.
Die handigheid is van groote beteekenis, van nog grooter belang dan een
behoorlijke oefening in het hoefsmeden. Het is aan genoemde inrichting,
bestaande sedert 188S, eens voorgekomen dat een leerling, na zijn leertijd
zelfs tot ruim een jaar te hebben uitgebreid, geen voldoende geschiktheid
had verworven om als hoefsmid te worden aanbevolen. De theorie zat er
uitstekend in, doch de praktijk? Een goed ijzer werd wel geleverd en een
hoef behoorlijk beslagen, doch er was voor een en ander bijna een halven
dag noodig. Zoo iemand had nooit moeten worden toegelaten, — maar de
uitzondering moge bevestigen dat in den regel op voldoende geschiktheid
der toegelaten leerlingen is gelet.
De overige voorwaarden van toelating, wel eens eerder in „De Hoefsmidquot;
vermeld, zijn:
De leerling verbindt zich 6 maanden aan de inrichting te verblijven,
geen vergoeding voor de werkzaamheden te zullen ontvangen, van 6 uur
'svoorm. tot 7 'snam., 2V2 nur rusttijd daargelaten, aan de smederij te zijn,
op drukke dagen langer, — terwijl de eigenaren der inrichting zich verplichten
den leerling zoowel in de praktijk als in de theorie van het hoefbeslag vol-
doende onderricht te geven, zonder dat hiervoor, of voor het gebruik van
kolen of ijzer, vergoeding behoeft te worden gegeven.
Het is regel dat de leertijd in vijf maanden afloopt, hoewel de verbintenis
op 6 is gesteld. Bij een behoorlijke voorbereiding is 5 maand voldoende te
achten, hoewel zes natuurlijk nog beter zou zijn.
Het theoretisch onderricht wordt sedert 1 September 1901 *) iederen Dins-
dagavond van 8—9 uur gegeven door den heer H. A. Kroes, rijks-veearts
te Groningen, het praktisch gedeelte is grootendeels opgedragen aan den
heer D. E. Stuivenberg, meesterknecht der inrichting, en zoo goed als
altijd bij de werkzaamheden tegenwoordig, terwijl van tijd tot tijd een der
drie betrokken veeartsen in de smederij aanwezig is, ten einde het werk en
de vorderingen der leerlingen te controleeren. Aangezien de hoefsmederij druk
beklant is, bestaat er voor de leerlingen (de eerste jaren steeds 2, later 3,
thans 4) ruimschoots gelegenheid tot het maken van ijzers en het beslaan,
en dus tot het verkrijgen van veel ervaring, voor zoover de betrekkelijk
korte tijd zulks toelaat. Daar er zoowel rijpaarden, koetsp., tramp., werkp.
als harddravers en poneys geregeld van beslag worden voorzien en ook
gutta-percha-zolea vrij vaak worden ondergelegd, is het licht na te gaan dat
de leerlingen wel in de gelegenheid zijn hun leertijd nuttig te besteden.
Buiten den meesterknecht is er aan de Inrichting nog een flinke knecht
verbonden, thans reeds sedert 7 jaar daaraan werkzaam. Een flinke smids-
jongen kan nog worden geplaatst.
Het viertal leerlingen wordt zooveel mogelijk op gelijkmatig verdeelde,
niteenloopende tijden toegelaten, waardoor hun graad van ontwikkeling
mede verschilt en de voorkomende werkzaamheden meer naar recht en doel-
matigheid kunnen worden verdeeld. Ieder is naar den tijdsduur zijner plaatsing
oudste, tweede, derde en jongste leerling. Deze regeling is voor het
theoretisch onderricht niet de meest gewenschte, voor de opleiding in de
praktijk en voor de belangen der smederij zelve wel. En waar de Inrichting
van zuiver particulieren aard is, in geen enkel opzicht door landbouwmaatschap-
pijen, paardenstamboek, provinciale- of rijksregeering wordt gesteund, hebben
de patroons natuurlijk aan niemand eenige verplichting en behooren zij mede
zooveel mogelijk zorg te dragen voor een goede verhouding tusschen inkom-
sten en uitgaven. Daar het aanbod van leerlingen op de boven omschreven
voorwaarden immer het aantal beschikbare plaatsen heeft overtroffen, mag
worden aangenomen dat de ervaring den oud-leerlingen heeft doen zien, dat
de gemaakte onkosten later voldoende rente hebben afgeworpen. Herhaaldelijk
is ons door hen verzekerd, dat hun jaarloon, na met goeden uitslag een
cursus van 5 maanden te hebben gevolgd, met meer dan ƒ 50 was gestegen.
Maar ook met het oog op het doelmatige van het onderricht in het practisch
hoefbeslag is een zoodanig tijdsverschil in de toelating te verkiezen. De meester-
knecht is thans in de gelegenheid gemakkelijk werk aan den jongsteu en met
denzelfden uitslag moeilijker werk aan de oudere leerlingen op te dragen. In
de eerste weken van zijn verblijf doet de leerling niet veel anders dan ijzers maken
en behulpzaam te zijn als ophouder. Van lieverlede wordt oefening in het
besnijden der hoeven toegelaten en van een paard met goede hoeven en een
stevigen wand de ijzers verlegd. Wanneer de meesterknecht over het ver-
richte tevreden kan zijn, wordt meer zelfstandig werken voorgeschreven,
worden ook strijkijzers, ij. met verdikte takken, balkij. enz. vervaardigd
en abnormale hoeven onder handen genomen. Het beslaan met zolen ge-
schiedt, onder hulp en toekijken van de oudste leerlingen, meest door den
meesterknecht zelf, hoewel nu en dan ook door de bekwaamste leerlin-
gen. Er wordt zooveel mogelijk zorggedragen dat de belangen der clientèle
nauwkeurig worden behartigd en de leerlingen hun kennis kunnen vermeer-
deren. Werd uitsluitend op deze gelet, dan zouden de klanten niet tevreden
zijn, de paarden van lieverlede wegblijven en hiermede ook het materiaal,
dat deels moet dienen om de leerlingen te laten zien hoe het beslag in de
onderscheidene vormen moet en kan worden aangewend, en deels om hen
de vereischte oefening te verschaffen. Door die vereeniging is het de patroons
mogelijk een alleszins bekwaam vakman aan te stellen, waardoor de belan-
gen der paardeneigenaars worden gediend en tevens wordt bijgedragen tot
een algemeene verbetering van de toepassing der hoefsmidskunst, en boven-
dien kans te hebben hun kosten, moeite en risico naar behooren vergoed te
krijgen. Ten slotte is het voor de veeartsenijkundige praktijk, vooral ten
opzichte van lireupele paarden, van gewicht te achten over een ambtenaar
te kunnen beschikken, die het hoefbeslag in den geheelen omvang goed
verstaat.
Ten behoeve van het onderwijs in de theorie van het hoefbeslag ontvangt
ieder leerling dus 21 a 22 lessen, telkens een per week, van minstens 1 uur.
Gedurende den cursus van 5 maanden wordt de theorie tweemaal behandeld
en de moeilijkste gedeelten zoo vaak gerepeteerd als noodig blijkt. Het
onderwijs wordt verder door onderscheidene preparaten van den ondervoet
en tal van platen en ijzers toegelicht.
De ervaring leert dat het hoefmechanisme, het afwisselend samenkrimpen
en uitzetten van den hoef, meestal het moeilijkst behoorlijk wordt begrepen.
Daarvoor schijnt ons niet alleen een duidelijke, maar ook een vrij uitvoerige
uiteenzetting noodzakelijk. Het feit der uitzetting en samenkrimping is in
de beslagplaats dagelijks aan de afgenomen oude ijzers te zien, doch om een
leerling-hoefsmid goed het nut dier wisselende vernauwing en verruiming
duidelijk te maken, is het noodig eerst een goed denkbeeld te geven over
den groven bouw van het lichaam, de 3 hoofdverrichtingen: ademhaling, ver-
tering en bloedsomloop, daarna den bloedsomloop van den hoef te behandelen
en ten slotte terug te tasten op het hoefmechanisme. Deze algemeene be-
grippen over de levensverrichtingen worden door de leerlingen steeds
met genoegen vernomen en nog nimmer is door een vee-arts aan de eige-
naren der inrichting voor hoefbeslag te Groningen beklag gedaan dat hun
oud-leerlingen meer neiging vertoonden dan andere smeden om kreupele
paarden in behandeling te nemen, terwijl het in sommige gevallen veel
gemak oplevert in de veeartsenijkundige praktijk, wanneer de hoefsmeden
hun vak goed verstaan.
Het bezwaar dat ongeveer iedere week of vijf een nieuwe leerling wordt
toegelaten, wordt zooveel mogelijk opgeheven door er op te letten dat óf de
theorie is afgehandeld en met de ontleedkunde van den ondervoet weer kan
worden begonnen, óf dat de behandeling tot het beslag is gevorderd. Dit
sluit onmiddellijk bij de dagelijksche waarnemingen in de smederij aan.
A. W. H.
Licht- en schadmweijde van het haïkoen- en stootheslag.
De gaten worden nog dikwijls verkeerd en scheef ingeslagen. Aan
den eenen kant rust de stoot op het ijzer, terwijl aan den anderen kant
vrij wat ruimte tusschen stoot en ijzer overblijft. Dikwijls worden ook de
gaten voor de stooten te wijd gemaakt, van den verkeerden kant ingeslagen,
de toon van een stootijzer niet verstaald, of de lip getrokken na het maken
der gaten. Ook het gebruik maken van te goedkoope stooten en kalkoenen
geeft dikwijls teleurstellingen. De noodige aandacht moet geschonken worden
aan de verhouding van de doorsneden van de kalkoenen en de halzen waar-
mee ze in het ijzer bevestigd worden. Eene juiste verhouding is: voor kal-
koenen van 11—12, 13—16, 18—20, 21—22 mM doorsnee, een schroefdraad
te nemen van achtereenvolgens 10, 12—13, 13—14 en 14—15 mM door-
snee. De schroefwindingen moeten zuiver en diep zijn. De hals moet even
lang wezen als de kop ol evenlang als het ijzer dik is.
In den laatsten tijd zijn er veel manieren uitgedacht voor het vastzetten
van losse stooten. De beste is nog de eenvoudige insteekstoot. Maar nu is
het weer de kwestie welken vorm van hals is de beste? Vierkant, ovaal,
rond of halfrond? De vierkante en ovale gaten verzwakken het toonge-
deelte van het ijzer te veel omdat zij te dicht bij den buiten- en binnenrand
komen. Veel is er te zeggen van de halfronde gaten, die volkomen
overeenstemmen met den vorm van het toongedeelte; tevens kunnen deze
gaten het zuiverst worden gehouden bij het richten van het ijzer, terwijl
vierkante en ovale gaten dikwijls onregelmatige vormen aannemen.
Wanneer men in déze vervormde gaten de stooten slaat, dan zal de hals
slechts gedeeltelijk met den wand van het gat in aanraking komen en dit
geeft aanleiding dat de stoot gemakkelijk verloren raakt. Dit bezwaar zou
bij de halfronde gaten niet bestaan. 1)
Ook de juiste hardheid van stooten en kalkoenen is een zaak van belang.
Zijn ze te week, dan slijten ze te spoedig af, terwijl te harde stooten ge-
makkelijk afbreken.
Ten slotte zij nog opgemerkt dat een goed beslag voor den paardenhouder
van het grootste belang is en hij daarom ook het meerdere werk en de beste
grondstoffen goed moet willen betalen.
— Voor de ontwikkeling van het hoefbeslag in den omtrek van Bautzen
(Saksen) is de uitgave van een vlugschrift zeer nuttig geweest. Er zijn
tegenwoordig plaatsen waar alle paardenhouders zomerijzers zonder kalkoenen
verlangen, terwijl zij vroeger, zelfs bij lichte paarden voor den dienst op
effen wegen en op het land, hooge stooten en kalkoenen noodig achtten.
Ook het nut der leeren hoefzolen is erkend, doch de meeste smeden hebben
nog niet de noodige handigheid en ervaring, zoodat door het indringen van
zand drukkingen ontstaan.
Voor de leeren zool moet zoolleer van gelijkmatige dikte (3—5 mM) ge-
bruikt worden. Het ijzer wordt op het leer gelegd en de uitwendige om-
vang daarop afgeteekend; dit stuk wordt afgesneden, terwijl men voor den
toon een kleine uitsnijding maakt. Het ijzer moet een beetje wijder worden
gezet, omdat door de zool de hoef iets hooger en grooter gemaakt wordt,
ook de lip wordt iets hooger gemaakt. Vervolgens wordt de zool met 1 ä
2 nagels aan het ijzer bevestigd, worden de nagelgaten ingebrand en
daarna dompelt men zool en ijzer onder water, waardoor de zool buigzamer
wordt en beter aansluit op den draagrand van den hoef. Voor men ijzer
en zool onderlegt, worden hooruzool en hoornstraal flink met teer, dikke
terpentijn of vet bestreken, de straalgroeven worden met vlas opgevuld en
1nbsp; (Het is onze ervaring, dat, voor het goed vastzitten der stooten, in den toon steeds
een stukje staal moet worden ingeweld, waarin het toongat, van welken vorm dan ook,
moet worden ingeslagen. Wij maken sinds jaren gebruik van vierkante gaten en ge-
voelen op omschreven wijze weinig van de in bovenstaand artikel genoemde bezwaren. Ref.)
wel zoo, dat de zijdelingsche groeven meer worden opgevuld dan de middelste;
daarna legt men een groote vlaswiek over de geheele zool- en straalvlakte,
zóó — dat de draagrand vrij blijft en ten slotte wordt het ijzer ondergelegd.
De hoef is voldoende opgevuld wanneer men matig moet drukken om het
ijzer tegen den draagrand te houden.
Door dit opvullen wordt het binnendringen van zand voorkomen en een
weldadigen druk op den hoef uitgeoefend. Zonder deze opvulling kan men
van de ondergelegde zool geen heil verwachten. Zelfs bij rotstraal doet de
zool goede diensten, doch in dit geval moeten alle losse hoornstukken zorg-
vuldig worden weggesneden, vóór men overgaat tot het opvullen van de
zool. Ook is het noodig eerst zool en straal goed met carbol- of creoline-
water af te wasschen en daarna met teer te bestrijken.
De doortrokken viltzolen worden minder algemeen gewaardeerd, omdat
zij, volgens sommigen, na verloop van tijd hard worden.
Aangaande het richten en het bewerken van het ijzer wordt opgemerkt
dat de meeste smeden de gewoonte hebben om bij paarden, die met de hoeven
draaien, nadat zij die op den grond gezet hebben, en daarbij den uitwendigen
tak zeer sterk afslijten, aan dien tak een lang, hoornachtig, naar buiten
gebogen verlengsel te maken, waardoor het gebruik van de onderste ge-
wrichten van het been moet veranderen en een tweemaal doortreden nood-
zakelijk wordt. In plaats van in die gevallen den buitentak ronder te maken en
naar achteren wat wijd te leggen, daarbij te verbreeden pn te versterken, om
haar zoodoende meer weerstandbiedend te maken, wordt deze tak recht of
zelfs ingebogen gesmeed, zoodat de hoef als 't ware in elkaar gedrukt wordt.
In Duitschland schijnt de gewoonte
om den buitentak hoornachtig buiten-
waarts te buigen nog al veel voor te
komen. Hier te lande zagen wij geluk-
kig dat gekke beslag niet zoo veelvuldig.
Men moet er bij het beslag, van met
de hoeven draaiende en bodemnauwe
paarden, steeds op bedacht wezen geen
stoot- of kalkoenijzers te gebruiken, en
den buitentak een breeder en grooter
steunvlak te geven, ten einde daardoor
de snelle afslijting tegen te gaan.
Het versterken van den buitentak kan
het best verkregen worden door inwel-
Rechter achterijzer.nbsp;len van staal.
Ook wordt nog de aandacht gevestigd op den hoefvorm. Ziet men een voor-
hoef met een spitsen toon als van een achterhoef, dan zal dikwijls de rasp
daaraan schuld hebben. Gewoonlijk zijn de voorijzers in het toongedeelte
te nauw. De daarbuiten vallende hoorn wand raspt men weg, de toon wordt
spits, en de wand aan weerszijden zwak.
Nog een andere fout is het gebruik maken van smalle stooten. Sommige
handboeken zeggen, wel is waar, dat de stoot niet breeder mag zijn dan
het ijzer, doch ieder smid die een goed inzicht heeft, zal begrijpen dat de smalle
stooten nog meer aanleiding geven tot onvasten stand dan reeds door den
stoot verkregen wordt en zal daarom breede stooten gebruiken, die niet
hooger mogen zijn dan de kalkoenen.
Van de 16.858 paarden in het district Bautzen werden 7997 (47.45 o/^)
voor den dienst ongeschikt bevonden en van deze tengevolge het beslag.
Wanneer dergelijke toestanden kunnen bestaan in een land waar sedert 50
jaar hoefsmidcursussen worden gegeven, dan vraagt men zich af of wel de
smeden alleen schuld hebben? Zeker niet — al kan het ook niet worden
ontkend dat men hier en daar nog stumpers van smeden aantreft, moet
het toch voor een goed deel worden toegeschreven aan de eigendunkelijk-
heid van de eigenaars der paarden, die in den regel tevreden zijn als de
ijzers nog vast liggen en niet behoeven verlegd te worden. Om het overige
bekommeren zij zich niet. Er mag dus nog gerust worden doorgegaan met
op deze zaken de aandacht te vestigen.
—nbsp;Inrichting voor hoefbeslag aan Rijks-Veeartsenijschool te Utrecht.
Gedurende dezen zomer werd door de leerlingen L. A. Plijer, J. Kooijman
en E. C. W. van Horsen een cursus in hoefbeslag aan de Veeartsenijschool
te trtrecht gevolgd. De eerstgemelde heeft zich gevestigd te Lunteren,
de 2e te Werkhoven, terwijl de laatste den wintercnrsus nog blijft volgen,
voor welken cursus, met ingang van 1 September j.L, tevens zijn toegelaten:
K. van den Ban van Rokanje en L. J. va n H en gs tum van Schalkwijk.
—nbsp;Inrichting voor hoefbeslag te Groningen.
De leerling E. Staal van Vries, die van 24 Maart—23 Augustus j.1. aan
de Inrichting voor hoefbeslag te Groningen werkzaam was, heeft deze ver-
laten met een goed diploma.
De opengevallen plaats is ingenomen door A. A 1 fi n g te Heveskes (gem.
Delfzijl).
—nbsp;Hoefsniidscurcus te 's-Gravenhage.
Vanwege de afdeeling 's-Gravenhage der Holl. Maatij. v. Landbouw, zal
er in den a.s. winter aldaar een hoefsmidscursus worden gehouden. Het onder-
wijs is opgedragen aan den Kapitein-paardenarts J. Laméris te 's-Hage
en aan twee hoefsmeden van het leger.
De M. v. O. heeft verlof gegeven om, ten behoeve van den cursus, gebruik
te maken van de smidse in de Alexander-kazerne.
Er hebben zich reeds 6 smidsgezellen en bazen voor deelname aangemeld.
Verdere belangstellenden kunnen zich daartoe aanmelden bij den heer Mr.
A. Eerf te 's-Hage, voorzitter van bovengemelde afdeeling, die tevens bereid
is nadere inlichtingen te verstrekken.
—nbsp;IJzermarkt in Augnstns. In het begin der maand was de markt stil,
daarna ontstond er plotseling een levendige kooplust. Er wordt vrij wat ruw
ijzer naar Amerika verzonden, doch dit geschiedt meest voor uitvoering van
vroeger afgesloten contracten en niet ten behoeve van nieuwe zaken. De markt
was dan ook omstreeks het midden der maand weer stiller, doch tevens vast
met vrij goeden handel.
—nbsp;Thermiet. In den laatsten tijd wordt weer veel gewag gemaakt van
thermiet, een stof, dienstig tot fiet wellen van verschillende ijzeren en
stalen machinedeelen. (Zie jaarg. 5, afl. 11). (Gaarne stellen wij ons blad
beschikbaar voor het doen van verdere mededeelingen aangaande het prak-
tisch nut van bedoelde stof. Bed.)
—nbsp;Prijswimiers lioefwedstrijd te Leeuwarden. Van de 4 prijswmners
hebben no. 1 en 2 hun getuigschrift, met goed gevolg een cursus in hoef-
beslag te hebben meegemaakt, ontvangen aan de Inrichting voor Hoefbeslag
van Wiersum en Heidema te Groningen, de 4e aan de Hoefsmidschool te
Amersfoort, terwijl de heer de Eeus (3e pr.) zijn opleiding, kreeg aan een
cursus voor hoefbeslag vanwege de H. M. v. L. te Haarlem, in 1899 gege-
ven door den kapitein-paardenarts Westbroek.nbsp;__
Mededeelingen over het Smidsvak vallende buiten het hoefbeslag.
Het damaststaai. Een bizonder soort van geraffineerd staal is het damast-
staal Het echte Europeesche damast onderscheidt zich alleen hierdoor van
het eenvoudige geraflineerde staal, doordat bij het doorsmeden hier en daar
staven ijzer tusschen de staven staal zijn gelegd. Bovendien wordt de soort
van staal nog veel zorgvuldiger in overeenstemming met het beoogde doel
gekozen dan bij het gewone raffineerstaal wordt gedaan. Het iasschen ge-
beurt op dezelfde wijze als gewoonlijk; alleen wordt het buigen en dus
verdubbelen vaker herhaald, totdat ruim 300 lagen op elkander liggen. De
Japanneezen buigen nog vaker en verkrijgen zoo het hooggeachte, fijn ge-
aderde staal voor hunne zwaarden.nbsp;t. inbsp;j
Wordt het voorwerp, dat uit zoodanig staal is vervaardigd, geetst, dan
wordt daardoor het smeedijzer sterker aangetast dan het staal, de staallagen
komen op en men kan de aderen zien. Het voorkomen herinnert aan dat
van in de lengte doorgesneden hout. Door stempelen, gevolgd doorslijpen,
vertoonen zich meer of minder regelmatige figuren, welke aan dit damast-
staal de benamingen van roozendamast en soortgelijke hebben doen geven.
Hierdoor kan in 't algemeen het ruwe echte Europeesche damaststaai van
het gestempelde echte damaststaai worden onderscheiden.
De gedamasceerde geweerloopen worden vervaardigd door draad op een
doorn te winden en de verschillende windingen samen te Iasschen. In den
laatsten tijd gebruikt men voor hetzelfde doel ringen, waarmee de arbeid
wat gemakkelijker gaat.
Tot het damasceeren rekent men ook te behooren een oppervlakkige ver-
siering van blanke vlakken van stalen voorwerpen door etsen of door gra-
veeren Het zijn willekeurige figuren, dikwijls geheele voorstellingen van
hooge kunstwaarde, die dus in geen verband staan met de aderen van het
damaststaai, tenzij deze bewerking bestemd mocht wezen om bedrog te
plegen Zulk een damasceering vindt men aan de kostbare voorwerpen,
zwaarden, dolken, enz., dikwijls in verband met vergulding. Men zegt
dan van die voorwerpen, dat ze zijn ingelegd. Op een eenvoudiger wijze
worden goedkoopere voorwerpen gedamasceerd, n.1. door de beelden of figu-
ren daarop niet te graveeren maar te drukken en ze daarna eveneens te
etsen.
-ocr page 155-Wereldtentoonstelling Parijs: Hoofdprijs en Gouden Medaille.
LEERMIDDELEN VOOR H0EF8MIDSGH0LEN.
RENETTEN, beste kwaliteit, onder garantie. LEEREN BEENSTUKKEN
voor strijken, enz. en HOEFSCHOENEN voor paarden.
ROTTEN'S HOEFLEDERKIT, het beste kunsthoorn.
H. HAUPTNER, Berlin, N. W., 6.
Geïllustreerde Catalogus wordt op aanvrage franco gezonden.
Beste en meest beproefde beslag.
Hoogste onderscheidingen!
1901: Groote GOUDEN MEDAILLE.
1902: Diploma Nürnberg, Smidsvaktent.
ALLE SOORTEN van
Schroef- en insteekkalkoenen.
Losse Stooten.
Branscheid amp; Philippi - Remsclieid, Rijnland.
Geen handelswaar.
Steeds groote voorraad
in den winter.
Teekeiiingen en Prijzen
franco op aanvrage.
Correspond.; NEDERLANDSCH.
Vele getuigschriften van Koninkl. en Privaat-hoefsmidscholen en van de
grootste hoefsmederijen.
PetroL-, Gas-, snelkook- en
verwarmingstoestel.
Brand zonder pit, reuk of roet —
even geruischloos als kookgas.
GEEN BBANDOEYAAB.
1 liter kokend water in 4 ä 5 min.
Petr.verbruik ± 1 ct. p. uur bij
volle kracht.
Inlichtingen, prijscouranten, be-
schrijvingen en in werking te zien.
W. vi. LIST, van Breughelstr.ilO,denHaag
AGENTEN gevraagd.nbsp;_
Dubbel en enkel werkende. 5 tot
50 kub. Meter opbrengst. Eenvou-
dig. _ G-oedkoop. — Verbeterde
Diafragma systeem. Vraag prijzen
en inlichtingen.
Overal Agenten gevraagd.
Wordt zoo spoedig mogelijk gevraagd;
Een bekwaiiui HOEESMIDSKNECHT, liefst gediplomeerd in de hoef-
smederij van W. H. vai. HASELEN, Eijks-veearts ie Amersfoort.
Liefst persoonlijk of per brief zich aan te melden te Amersfoort, korte
Bergstraat 22.nbsp;______
gt;1«
Engelsche veerkrachtige
HOEFZOLEN voor paar-
den uiet gebrekkige en
gevoelige hoeven.
Deze zolen worden
zeer geroemd en zijn
in alle afmetingen ver-
krijgbaar.
CIRCULAIRES op
franco aanvage bij:
W. A. H. van HORSEN, Utrecht.
met 2 ronde, itegelvormige tappen. Gemailt;ilt;eliik
te verwisselen — houden goed vast. Te ver-
krijgen bij
J. H. Rencker, Niedersedlitz in Sa.
Prijscourant en Monsters op aanvraag gratis
en franco.nbsp;—
Bekroond op de Sinidsvaktentoonstelllng Nürnberg 1902, met Eere-
diploma en Zilveren Medaille.
verkrijgbaar in de chemicaliën- en
drogerijen-handel van
K. G. W. DE BOSSON, Apotlieker,
te Dordrecht:
PRIJSCOURANTEN voor HH. Vee-
artsen op aanvrage gratis.
S. C. lïl. BAX.-2, 4 en 6 Jufferstraat - ROTTERDAM.
— Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. —
Meest uitgebreide sorteering prima blanke Hoefnagels, waarvan meer
dan 60 verschillende voorradig. Billijke prijzen.
^mie^lfeaaagoix©nbsp;met caoutchonc straal.
Beter en goedkooper dan Engelsche zolen. Stevig geplakt en opgenaaid op best sterk leder.
Iedere zool voorzien van Garantiestempel van niet los te laten,
Merk „The Favorite barquot;, prima kwaliteit,
zachte, veerkrachtige Witte Caoutchouc,
in 10 verschillende maten voorradig.
— Prijzen uiterst billijk. —
Men lette op het stempel op Iedere zool
_____ prima kwali-
teit, zachte, veerkrachtige blauwe Caoutchouc,
in 13 verschillende maten voorradig.
±
Hoefraspen.
Renetten (rechts en
links).
Houwklingen.
Hoefhamers.
Hoeftangen.
Alle Caoutchouc ar-
tikelen.
Kunsthoorn.
enz., enz.
Las- of Welbladen om
ijzer en staal te
wellen. Las-poeder.
Schroeven en Stiften
in alle modellen.
in 8 verschillende maten voorradig.
-ocr page 158-7e Jaargang. — 1902 — Aflevering lO.
Pr.......... ,
^éMmm'fsm^
- quot;.-.'■■'j^nbsp;KHiiiwimiyii!quot;..
redacteur-uitgever: a. w. heidema. rijks-veearts te groningen.
-ocr page 159-HET IS IMMERS
ZOO KLAAR ALS
DE DAG.
Om een goed Hoefbeslag te
maken, moet men In de allereer-
ste plaats goede HOEFNAGELS
hebben.
Wij leveren de beroemde
tot zeer concurreerende prijzen.
Vraag prijsopgave bij ons aan.
LAMBERT amp; COMPANY, ROTTERDAM,
Denk aan onze Hoefzolen en aan onze Gereedschappen.
Een woord over de hoefsmeden in Nederland. — De nieuwste uitvindingen
op het gebied van hoefbeslag. — Cursus in hoefbeslag te Heerenveen. —
Adres betreffende regeling van het ambachtsonderwijs in Amsterdam. —
Persoverzicht. — Korte mededeelingen. — Mededeelingen over het Smidsvak
vallende buiten het hoefbeslag. — Briefwisseling. — Advertentiën.
EEN WOOED OVEE DE HOEFSMEDEN IN NEDEELAND.
Naar aanleiding van een art. over de opleiding der leerlingen-hoefsmeden
en inrichtingen voor hoefbeslag in „De Hoefsmidquot; van 15 Sept.
Het hoefbeslag, een tak van n^verheid, dieper ingrijpende in de algemeene
welvaart dan een oppervlakkige beschouwer zelfs in de verte kan vermoeden,
staat hier te lande op een lagen trap van ontwikkeling. Ik vermeen met
eenig recht hierover te mogen en te kunnen oordeelen; reeds verscheidene
jaren toch heb ik het hoefbeslag bij ons te lande nagegaan en de waarne-
miuo' heeft mij de waarheid doen kennen, dat de hoefsmeden meestal niets
anders zijn dan ambachtslieden, die zonder kennis van zaken handelende,
een groot getal van gebreken veroorzaken, verergeren of onderhouden. In-
dien men eene statistieke opgave kon bekomen van al de nadeelen, door
onkundige hoefsmeden aan het paard veroorzaakt, ik houd mij overtuigd,
men zoude verbaasd staan over de sommen gelds, welke alleen door hunne
onkunde verloren gaan. Brokkelige hoeven, zijn zij niet meestal het gevolg
van het te veel wegraspen en het te sterk branden van den hoornwand?
De meeste platvoeten, het doorzakken van de zool, worden zij niet veelal
veroorzaakt door het te diep uitsnijden van die zool? Klemhoeven, rot-
stralen en daardoor ontstane stijve en pijnlijke bewegingen en kreupelheden,
ontstaan zij niet tengevolge van het te veel wegsnijden van den straal en
het te nauw liggen der ijzers? Vernagelen, steengallen en vele andere
hoefgebreken, zijn zij niet een uitvloeisel van de onkunde der hoefsmeden?
Wilde ik al de nadeelige gevolgen van een slecht beslaan der paarden op-
sommen, waar zoude ik eindigen? Genoeg zij het een beroep te doen op
de ondervinding van alle bezitters van paarden, die toch weten, hoe menig-
maal hun paard door het beslaan voor korteren of längeren tijd, en soms
geheel, onbruikbaar is geworden.
Ongelukkig genoeg bestaan er in ons land, zooals in andere beschaafde
landen, geene wetten die daartegen waken. Andere landen, b.v. Enge-
land en verschillende Duitsche Staten, zijn ons hierin verre vooruit, doch
bovenal munt hierin uit het koninkrijk Beijeren. In dat Eijk mag niemand
zich als hoefsmid vestigen, dan na vooraf, bij een examen, de noodige be-
wijzen van bekwaamheid te hebben gegeven; dan eerst verkrijgt hij een
diploma als hoefsmid, en mag hij het vak uitoefenen.
Ofschoon ik een voorstander ben van vrije concurrentie, zoo kan ik toch
niet anders dan ten zeerste den maatregel billijken, waarbij van personen,
die betrekkingen wenschen te vervullen of ambachten uit te oefenen, bij
wier richtige uitvoering, zoo niet de geheele maatschappij dan toch een groot
gedeelte belang beeft, bewijzen bunner bekwaamheid worden gevorderd, vóór
hen wordt toegestaan het verlangde vak uit te oefenen.
Daarom zoude het mij zeer gepast voorkomen, dat evenals van génees-
heeren, rechtsgeleerden, onderwijzers enz. enz. ook van hoefsmeden een
examen gevorderd werd, en om dat doel te verwezenlijken, waardoor
deze belangen eenigszins gewaarborgd werden, zouden toch wel middelen ge-
vonden kunnen worden. Wil men een examen vorderen, dan moet men
beginnen met de gelegenheid te geven tot het bekomen van onderwijs. Ana-
tomie en Physiologie van den hoef, kennis van den stand en de beweging
der ledematen, zijn de eerste vereischten voor hen, die een bekwaam hoefsmid
willen worden.
Door kennis toch zouden zij vele der boven opgenoemde gebreken voor-
komen, en de mishandelingen vermijden, die ons beter gevoel pijnlijk moeten
aandoen.
Bestaan er bij ons te lande wel genoeg gelegenheden tot het bekomen van
onderwijs?
Wij kunnen die vraag volmondig met „neenquot; beantwoorden. Er bestaan
maar enkele inrichtingen van dien aard in ons land, die meest bestemd zijn
voor de opleiding van militaire hoefsmeden, en deze geven niet de voldoende
uitkomsten welke terecht daarvan verwacht worden.
Vandaar dat de vader verplicht is het vak aan zijn zoon, de meester-hoef-
smid het aan zijn leerlingen te onderwijzen, en wellie vruchten kan men
van zulk onderwijs verwachten, waar de leermeesters niet met behoorlijke
kennis zijn toegerust ?
Het eenige radicale hulpmiddel is dus, zooals in de meeste gevallen, on-
derwijs. En daarin zoude gemakkelijk te voorzien zijn, indien de Maatschappij
van Nijverheid, die hare kapitalen grootendeels onverbruikt laat liggen, de
Maatschappijen van Landbouw enz. de handen in elkander sloegen, om in-
richtingen tot stand te brengen, waar aan hoefsmeden een wetenschappelijk
en praktisch onderwijs werd gegeven.
Zoodanige inrichtingen, al ware 't maar in 't klein als proefneming, om
later bij goeden uitslag op grootere schaal voort te gaan, zullen toch wel geen
tonnen gouds kosten. De maatschappij zou voorzeker hunner met dankbaar-
baarheid gedenken, die in eene zoo dagelijks gevoelde behoefte zouden
hebben voorzien. De vraag zou gericht kunnen worden, welke plaatsen van
ons land zijn het meest geschikt, om het den leerlingen doenlijk te maken,
die inrichtingen te kunnen bezoeken? Men moest naar mijn bescheiden
meening op den eenigszins ingeslagen weg voortgaan, door op verschillende
plaatsen van ons land cursussen te doen houden en daaraan te verbinden
herhalings-oefeningen. In iedere groote plaats is wel gelegenheid te vinden
waar men een cursus kan houden. Dit zou aan de maatschappijen enz.
geen schatten kosten en zeer zeker goede vruchten afwerpen.
H. Kruyt, Furmer.
-ocr page 162-DE NIEUWSTE UITVINDINamp;EN OP HET GEBIED YAN
HOEFBESLAG.
Onder de rubriek „Hoefbeslagquot; van de te Alkmaar gehouden tentoon-
stelling kwam een nummer voor „De nieuwste uitvindingen op het gebied
van hoefbeslagquot;. De resultaten met dit nummer verkregen bleken met
schitterend te zijn, zoodat de Ie en 2e prijs niet en slechts een 3e en 4e
prijs werden toegekend.
Deze uitslag brengt ons op de gedachte in eenige opstellen eens te ver-
zamelen, wat'er in de laatste jaren op het gebied van hoefbeslag al zoo is
uitgevonden en daarbij te voegen teekeningen van de nieuw uitgevonden
ijzers, gereedschappen enz.
Onze hoefsmeden enz. die reeds gedurende een 7-tal jaren lezers zijn van het
maandblad „De Hoefsmidquot; zouden ook zelve voor een groot gedeelte een en
ander kunnen bijeenzamelen, omdat wij voornamelijk datgene zullen ver-
melden, 't geen tijdens het bestaan van ons Maandblad aan beschrijving en
kritiek 'is onderworpen. Echter zeker zullen zij het niet ongeschikt vinden
wanneer wij dit peuterwerkje op ons nemen, want velen zullen er geen lust
of tijd voor hebben, anderen nummers missen, zoodat het hun onmogelijk
is een volledig overzicht te verkrijgen. Ook zullen zij daarbij nog missen
't geen de buitenlandsche vakbladen ons verschaft hebben en waarvan nog
geen melding in „De Hoefsmidquot; mocht zijn gemaakt.
Voor de abonné's van een gedeelte onzer jaargangen en vooral voor hen die
sedert kort het Maadblad bezitten, is het overzicht der nieuwste vindingen
zeker van nog grooter belang, waarom wij ons dan ook niet ontzien bet
voedsel van ons Blad voor dit maal eens te herkauwen.
Wij zullen in dit overzicht niet uitwijden over die nieuwe vindingen
welke, naar het ons voorkomt, voor de praktijk van den hoefsmid van nul
en geèner waarde zijn, terwijl wij zoo hier en daar gelegenheid zullen vinden,
het nieuwe aan een nieuwe kritiek te onderwerpen.
In de Ie plaats zullen wij ons tot het zomerbeslag bepalen om daarna het
winterbeslag te behandelen.
In jaargang I (1896) blz. 47, wordt melding gemaakt van het aluminium-
beslag Men meende, met het oog op den verminderden prijs van het alu-
minium, met voordeel van dit metaal gebruik te kunnen maken, en de
paarden op die wijze ' te voorzien van een uiterst lichte hoef beschutting,
welke bovendien nog het voordeel zou hebben, dat het metaal weinig geraas
op de steenen maakt en een vasteren stand verzekert. Toch heeft dit
beslag zich sedert dien tijd niet in een eenigszins vermeldmgswaardige be-
langstelling mogen verheugen en zijn de nadeelen, zooals moeielijke bewer-
king van het aluminium, spoedige slijting en weekheid — waardoor aan
denquot; rand der ondervlakte van het ijzer een graat of braam ontstaat, die
aanleiding kan geven tot verwondingen — voor een praktische toepassing
te veel belemmerend. Toch moeten wij, m.i. het bestaan der aluminium-
ijzers niet vergeten en voor deze en andere uitvindingen op het gebied van
hoefijzers niet direct minachtend onze schouders ophalen wanneer ze niet
zoo opvallend strooken met onzen ultra-praktischen zin. Immers al is deze of
geue uitvinding niet geschikt om een geheelen ommekeer in het hoéfbeslags-
bedrijf tot stand te brengen, toch kan het van zeer groot belang zijn dat wij
weten van w elke hulpmiddelen en van welke vindingen wij gebruik kunnen
maken, wanneer het ons onmogelijk is, een gewoon beslag onder te leggen,
een gewone wijze van scherpen toe te passen enz. Zoo kunnen wij ons b.v.
gemakkelijk in een toestand verplaatsen, waarbij het zeer wenschelijk moet
geacht worden den hoef uiterst weinig te belasten, bijgevolg een zeer licht
ijzer onder te leggen. Denk b.v. aan brokkelhoeven, die zeer sterk met
kunsthoorn zijn bijgewerkt, volhoeven, waarbij een dik ketelijzer moet worden
aangelegd om gelegenheid te hebben een diepe afhelling te verkrijgen, en
meerdere toestanden die wij in de hoefsmederij zoo nu en dan ondervinden.
Is het in die gevallen nu niet van groot belang dat wij, waar men niet
van ons eischt de meerdere kosten te ontzien, den weg weten om een ijzer
te vinden, dat wij behoorlijk dik kunnen nemen, zonder dat het den hoef
onnatuurlijk belast ?
Een dergelijke gedachte moet ook ten grondslag liggen aan een beslag
waarvan wij in denzelfden jaargang en in dezelfde afl. eene beschrijving en
afbeelding vinden, n.1. een beslag zonder nagels, waarvoor het „Universal
Hüfeisen-Gresellschaftquot; te Berlijn, octrooi verkreeg.
Dit nieuwe beslag bestaat uit ijzers waarin, nabij den buitenrand, breede
sleuven worden aangetroffen, waarin gespleten platen (b) worden geslagen,
die aan hun boveneinde een scherp omgeslagen gedeelte vertoonen, waarmee
zij in den hoornwand worden vastgezet. In het gespleten gedeelte van de
plaat wordt een wig (c) gedreven, zoodat de plaat ook in het ijzer vol-
doenden steun heeft. Alhoewel dit beslag zonder nagels niet in staat zal
z^n het gewone nagelbeslag te vervangen moet
worden geacht deze methode - en meerdere op dat gebied - te kennen,
wanneer wij met een hoef te doen hebben waarbij het schier onmogelijk is,
het iizer met behulp van nagels vast te leggen.
Het beslag zonder hoefnagels is volstrekt niet nieuw en van af de toe-
Hipposandalen.
passing van hoefijzers is men er steeds op uit geweest, de hoefbeschutting
op andere wijze dan door hoefnagels te bevestigen. Zeer samengestelde.
plompe en hoogst onpraktische vindingen zijn op dat gebied gedaan. Zien
wij b.v. de afbeeldingen van de hipposandalen, zooals men die gevonden
heeft in verschillende opgravingen van Eomeinsche en Frankische leger-
plaatsen, dan moeten wij toch bekennen dat ook op het gebied van de
bevestiging der ijzers zonder nagels, het hoefbeslag sterk is vooruitgegaan.
Kan of wil men ook den hoornwand in, z'n bovenste gedeelte niet kwetsen,
dan zou men bok gebruik kunnen maken van de besiagmethoden van E e i s z
of van Pan li en de Gournay. hoewel deze ijzers, wat hunne construc-
tie betreft, verre van eenvoudig zijn.
{Wordt vervolgd?)
CÜESTJS m HOEFBESLAG TE HEEEENYEEN.
De geëindigde cursus in hoefbeslag te Heerenveen werd geleid door
den heer Joh. Plet, rijks-veearts aldaar, voor de praktijk van het smeden
daarbij gesteund door den gediplomeerden hoefsmid J. de Jong. Yan de
10 smeden, welke aan de praktische lessen deelnamen, kon aan een achttal
een diploma worden uitgereikt nl. aan: Tj. de B o e r te Elsloo; T. S.
F aber te Tjalleberd; S. Hui zin ga te Imsum; J. D. K e u n i n g te
Freterp; J. Larooi te Balk; W. v. d. Yelde te Donkerbroek; G. Y.
Warringa te Oldeboorn en Y. E i e m e r s m a te Witmarsum.
Deze cursus werd gehouden van wege het Fr. Paarden-Stamboek en was
ingericht als volgt: 5 lessen theorie ieder van 2 uur; 10 lessen praktijk
van 4 uur, met dien verstande dat aan deze 4 uur praktijk, telkens nog
één uur ter repetitie van de praktijk voorafging. In dit uur werden tevens
algemeene zaken, het hoefbeslag betreffende, behandeld. In het geheel
werden gedurende de praktische lessen 75 paarden, geheel of gedeeltelijk,
beslagen.
ADEES BEÏEEFFENDE EEGELING VAN HET AMBACHTS-
ONDEEWIJS IN AMSTEEDAM.
Het volgende adres is verzonden:
Aan den Eaad der Gemeente Amsterdam.
Geven met verschuldigden eerbied te kennen,
H. Grafing en H. Bueker, respectievelijk als Yoorzitter en Secretaris der
Commissie voor de Avond-Ambachtsschool Concordia Inter Nos, domicilie
kiezende ten huize van den tweeden genoemde, aan de 2e Hugo de Groot-
traat 40, alhier, namens de besturen der door het Eijk, de Gemeente en de
Provincie gesubsidieerde Yak-, Teeken- en Ambachtsscholen: de Avond-
Ambachtsschool voor Timmerlieden Concordia Inter Nos, de Teeken-, schilder-
en Vakschool van den Ned. E. K. Volksbond, afd. Amsterdam, de Vakteeken-
school Patrimonium, de Vakteeken- en Schilderschool der St. Josephs Gezellen-
Vereeniging en de Teekenschool De Eenheid,
dat het hun voorkomt, dat de gestage en snelle ontwikkeling van het
ambachtsonderwijs in deze gemeente eenige nadere voorziening vereischt;
le betreffeude bet toezicht door de Gemeente uit te oefenen;
2e betreffende de noodige aanvulling in het tekort aan goed ambachts-
onderwijs.
ad. lo. In de Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs, wier
werkkring zich ook uitstrekt tot de onderscheidene teeken- en ambachts-
' scholen, zijn slechts enkele personen die meer in bijzonderheden bekend zijn
met de eischen van goed ambachtsonderwijs, hetzij praktisch of theoretisch.
De Commissie zou voorzeker een meer intensieveu invloed op dit onderwijs
kunnen uitoefenen, meer tot steun en voorlichting van de besturen van ge-
noemde scholen kunnen zijn, indien personen, meer met de praktijk der
ambachten bekend, te vinden waren om tot de genoemde Commissie te be-
hooren.
ad. 2o. De opleiding der kinderen uit den werkmansstand, — van den
toekomstigen ambachtsman, voor wien goed vakonderwijs eene levensvraag
is, laat nog veel, zeer veel te wenschen over; en naar onze meening, welke
wij gaarne voor beter geven, is het noodig dat vóór tot de oprichting van
eene° derde dag-ambachtsschool wordt overgegaan, ernstig de vraag worde
overwogen, of zulk een school werkelijk de goede opleiding van den aan-
staanden werkman zal bevorderen, — of er geen middelen te vinden zijn,
om ook de kinderen uit den werkmansstand meer te doen deelen in de wel-
daad van goed vakonderwijs.
Eesumeerende meenen adressanten den Eaad in overweging te moeten
geven dat voor toezicht op de teeken- en ambachtsscholen eene Commissie
worde benoemd, hetzij als Subcommissie van de Commissie van Toezicht op
het Middelbaar Onderwijs, hetzij als zelfstandig lichaam, waarin uit onder-
scheidene kringen mannen zitting hebben, bekend met de eischen van prak-
tisch en theoretisch vakonderwijs, welke commissie tevens belast zou moeten
worden met de overweging van het vraagstuk, op welke wijze moet het
ambachtsonderwijs in deze Gemeente georganiseerd, resp. gesteund worden,
wil het, meer dan tot nu, goede uitkomsten geven en ook den kinderen
der werklieden ten goede komen? Het advies van zulk een commissie zou
in vele gevallen tot richtsnoer kunnen zijn, niet alleen voor het Gemeente-
bestuur, maar ook voor de Besturen der verschillende vakscholen.
^.dressanten, overtuigd dat uw geacht College het groot maatschappelijk
belang van goed vakonderwijs naar waarde schat, zien met vertouwen uwe
nadere besluiten in dezen te gemoet.
't Welk doende enz.nbsp;t-
(Get.) H. GEaEIlSG, \oorz.
Amsterdam.
— Uit: „Der Hufscliniied.quot;
Men heeft reeds lang getracht hoefijzers van allerlei stoffen te maken.
Zoo heeft b.v. de ingenieur Tates te Manchester, een hoefijzer uitgevonden
van buffelhuid, dat minder zou afslijten dan het ijzer-beslag en daarmee
gelijk in prijs zou zijn. Merle te Lyon maakte hoefijzers van geitehoorn.
Sacks, Neddermann en Lüdeke van gummi; Goldberg van
papier. In Japan gebruikt men tegenwoordig nog bij de gewone ijzers, stroo-
sandalen om de hoeven te beschutten; op IJsland beslaat men de paarden
met de hoorns van schapen en het gewei van bergwild, terwijl ook hoornen
hoefnagels worden gebruikt. Op de Philippijnen wordt ook leer en hard
hout voor hoefbeschutting aangewend, terwijl de Kirgizen ijzers van kaas
maken, n.1. van de zgn. buffeleieren (kaas die gemaakt wordt van de melk
der daar levende buffelsoort: „de Tak.quot;)
—nbsp;De ijzerproduktie is in Duitschland zeer aanzienlijk. In 1900 werd 7.55
millioen ton ijzers in de verschillende hutten geproduceerd, waarvan 4.62
mill. ton in het gebied waar de tegenwoordige tentoonstelling (Düsseldorf)
wordt gehouden. De totale produktie vertegenwoordigt een waarde van
461.76 millioen Mark.
Het blad bevat eene opgave van het onderwijs-programma dér leersmederij
te Bautzen, waar jonge smeden na hun leertijd verder opgeleid worden voor
hoefsmid en ze voor te bereiden voor 't examen in hoefbeslag, voorgeschreven
bij de wet van 16 April 1884. Dit leerplan omvat o.a.: kennis der ver-
schillende soorten van ijzer, behandeling van het paard bij het beslaan, in-
richting der smederij, handwerksgereedschap, extérieur van het paard.
—nbsp;Te Amsterdam is opgericht eene electro-teclinisclie ambaclitsscliool,
met het doel, jongelieden de noodige practische en theoretische kennis op
het gebied der electrotechniek te leeren, opdat zij later in staat zijn, zooveel
mogelijk zelfstandig en oordeelkundig op te treden.
De cursus is een driejarige met halfjaarlijksche toelating (Maart en Au-
gustus). Na den cursus geheel doorloopen te hebben kunnen de leerlingen,
ten overstaan van eene commissie van deskundigen, examen afleggen en
w.ordt hun daarvan een diploma uitgereikt.
Het onderwijs omvat: a. praktijk: metaal- en houtbewerking; h. practische
montage; c. electro-techniek; d. vakteekenen in verband met electro-techniek
en werktuigkunde; e. mechanische technologie; ƒ. de schoolvakken: Neder-
landsche taal, rekenen, algebra, vlakke meetkunde, natuurkunde, werktuig-
kunde en schoonschrijven.
—nbsp;Oogeiibescliermer „Mica.quot; Men leest dikwijls in couranten en vak-
bladen van de gevaren, waaraan 't personeel van industrieele werken bij de
uitoefening van hun beroep is blootgesteld, waarbij reeds menigeen 't gebruik
der oogen verloren heeft. De fabriek „Micaquot; te Dresden, Nicolaistrasse 2,
beeft nu een gezichtsbeschermer uitgevonden, die oogen, gezicht en inwen-
dige organen voor die gevaren beschut. De gezichtsbeschermer bestaat uit
een aluminium-raam met een schijf van micaglas. De micaschijf is door-
schijnend als glas, onbrandbaar en onbreekbaar, dus lijdt niet door aan-
raken. Neus-steun en oorbeugels zijn verstelbaar, dus passend voor ieder
gezicht. Ook wordt, bij gebruik van dezen beschermer, 't gehoor niet be-
lemmerd, daar de ooren wel niet vrij liggen, maar toch licht bedekt zijn.
't Gewicht van dezen oogenbeschermer is 25 gram, dus niet veel zwaarder
dan een bril. Voor vuurwerkers, gieters enz. is daarbij nog aan te bevelen
de „asbest-halsbeschermerquot;, die met den oogenbeschermer gemakkelijk ver-
bonden kan worden. De oogenbeschermer „Micaquot; wordt in 5 grootten
geleverd, 8,. 10, 12, 14 en 16 centim. hoog, de prijs is ƒ1.80 en hooger.
° - Wil men ijzer tegen roest l)eschutten, dan moet men het eerst niet
met menie verven, doch eerst met gekookte lijnolie; als die droog geworden
is kan men door herhaald met menie schilderen, de invloeden van t weer
tegenhouden. Verven van roestig ijzerwerk is totaal nutteloos.
_ Uit- „Scientific Americanquot; het volgende hieromtrent:
Het schijnt dat een enkele laag lijnolie, rnw of gekookt, of van verschil-
lende soorten vernissen, geen effect heeft als be-che™-d middel,^w^^^
het metaal aan de invloeden van het weder wordt blootgesteld, zooals zon-
licht, regen en vochtige dampkring, doch dat, indien een olieverf met een
goedé pigment is vermengd, de bedekking permanent is, mits bepaald lijnolie
quot;quot;quot;ithe^metfal daarentegen altijd onder water, en wel voornamelijk versch
water, dan zijn olieverven van geen nat, behalve menie in gekookte olie^
Zoutwater, zooals zeewater, is minder schadelijk voor olieverf dan versch
water, en een enkele laag loodwit in olie biedt beter weerstand aan een 3
pet. sterke oplossing van gewoon zout, dan verscheiden lagen van dezelfde
verfstof in zuiver water.nbsp;i
De beste methode om ijzer, dat steeds onder water blijf , te beschermen,
moet nog uitgevonden worden, doch tot nu toe heeft men de gunstige resul-
taten me? een grondlaag van menie in gekookte olie, gevolgd door een vernisverf.
— Uit: „Smid en Koperslager.quot;
Naar aanleiding van de Alkmaarsche tentoonstelling schrijft de gedipl.
hoefsmid H. Kruijt te Purmer: „Tot mijn leedwezen was de reis naar
/Llkmaar voor mij eene teleurstelling, evenals voor vele collega's, die ik
daar ontmoette en die ook in de verwachting waren er wat goeds te zullen
zien Enkele inzendingen waren volgens het programma met voldoende,
nl te weinig modellen voor het gevraagde; de jury heeft dan ook geen
isten en 2den prijs toegekend; ten tweeden waren er maar enkele ijzers ^
.oede eigenschappen hadden. De meeste ijzers hadden geen goede steil ng,
^f de nagelgaten niet op de juiste plaats, waren onregelmatig gestampt en
geritst, de gaten waren te groot, bij enkelen was zichtbaar, dat ze voorat
gevijld of geraspt waren, draagvlakte en afhelling waren niet duidelijk
!enoeg afgescheiden, bij enkele waren de gaten in of vlak tegen de afhelling.
° Ik begreep er niets van; alle inzenders kennen de voorschriftén hoe een
iizer moet zijn: de meesten toch hebben een cursus meegemaakt en daar
wordt niet alleen geleerd het gewone model te maken, ook de abnormale
iizers worden er besproken en vervaardigd.
Het is mij en velen met my een raadsel, daar geen enkele goede ver-
zameling te hebben aangetroffen.quot;
De uitslag der tent. voor hoefbeslag is als volgt:
Inzending van de nieuwste uitvindingen op het gebied van hoefbeslag:
le pr Zilv. med. Niet toegekend; 2e pr. Bronz. med. Niet toegekend:
3e pr. Getuigschrift. M. Koopman, onderwijzer aan de Ambachtschool, te
Alkmaar; Eervolle Vermelding. H. W. Meyerink, te Houten.
Vernis voor gepolijst koper. 110 deelen sanderak, 30 deelen hars, 5 deelen
glycerine en een voldoende hoeveelheid alcohol. Men lost eerstgenoemde
twee stoffen in de alcohol op en voegt daarna de glycerine er bij.
Boest van nikkel verwijderen. Is de roest niet al te diep doorgedrongen,
dan de geroeste plekken met een of ander dierlijk vet goed inwrijven, en het
verscheiden dagen laten staan. Daarna met een doek in ammonia gedoojjt
af te wrijven. Diepe roestplekken worden behandeld met een oplossing van
zoutzuur, waarbij is te voorkomen dat deze oplossing met het metaal zelf
in aanraking komt.
—nbsp;Inrichting voor Hoefbeslag te (kroningen.
De leerling E. Eiddersma van Louwerzijl verliet 20 September j.1. deze
Inrichting met een diploma van met goeden uitslag sedert 21 April j.l.
aldaar werkzaam te zijn geweest. Zijn plaats werd bezet door den leerling
H. Pesman van Baflo.
—nbsp;Llzenuarlft in September.
In den ijzerhandel is weinig leven. In het begin der maand luidden de
berichten, „weinig handelquot; „flauw in prijsquot; enz. Waarschijnlijk tengevolge
van eenige orders uit Amerika omstreeks het midden der maand, werden de
berichten omstreeks dien tijd beter en veranderden in: „redelijken handelquot;
„prijshoudend met matigen handelquot;, „vaste prijzen, kleinen omzetquot;, enz.
In ieder geval is de ijzerhandel verre van levendig en het is daaraan waar-
schijnlijk toe te schrijven dat nog niet de kolenprijzen sterk stijgende zijn,
waarvoor, ook met het oog op de stakingen der mijnwerkers in Amerika
en Frankrijk, bij groote ijzer ver werking zeker aanleiding zou zijn.
De stakers denken intusschen den stri^jd voort te zetten en overal in het
kolengebied van Pennsylvanië worden groote bijeenkomsten gehouden, terwijl
berichten uit Frankrijk een getal van 100.000 stakers vermelden.
—nbsp;„Ordonnantiën ende voorRechten van 't Sniedengilde Binnen Mid-
delburg in Zeeiandt.quot;
Het vorige jaar, bij gelegenheid eener keur tentoonstelling van paarden,
in Middelburg zijnde, bezochten wij het museum in het schoone stadhuis.
Daarbij kwamen ook verscheidene merkwaardigheden uit den gildentijd voor,
o. a. een ovaal zilveren schild met de volgende omschrijving:
„In het midden is afgebeeld een smidsaambeeld met het jaartal 1705, aan
„weerszijden een smidshamer. Daarboven het wapen van den burgemeester
„Jan van Reigersberg, overdeken, tusschen dat van Jan Anias, deken, en
„van Herms. van Wiggerinck, oud-deken.quot;
„Beneden staan de wapens van Adriaan Paeis en Jacobus van Weeningem,
„beleders. Daartusschen de Stadsburg.quot;
„Deze schilden, door sommigen ook blaroenen genaamd, werden gedragen
-ocr page 170-door den knape- of gildeknecht, bij zijne dienstverrichtingen, aan eenen
quot;zilveren ketting, om den hals, op de borst of om den arm; ook werden zij
quot;bij de begrafenis van eenen gildebroeder op het lijkkleed gehecht.quot;
Irtededeelinnen over het Smidsvak vallende buiten het hoefbeslag.
Cartouches zijn schilden van verschillenden vorm, met opgerolde of omge-
bogen randen, veelal naar het midden uitgediept, vlak gewelfd of op andere
wijze gebogen en voor het aanbrengen van opschriften en wapen bestemd.
Zi vinden bij daarvoor geschikte gelegenheid hun plaats in het midden van
vullingen, in bekroningen van deuren, op grafzuilen, aan of als windwijzers
enz Zij worden van plaatijzer vervaardigd en door klinknagels of schroef-
bouten op de overige deelen bevestigd. Behalve de uithangborden, waarbij
de cartouche de hoofdzaak kan zijn, moet zij, naar verhouding van het voor-
werp, waaraan zij wordt toegepast, niet groot genomen worden. Aan hek-
werLn aangebracht, zou zij het geheel benadeelen, aangezien daardoor de
gesloten gedeelten te groot zouden worden.
Dienen de catooches voor wapenschilden, dan komen zij veelal in ver-
binding met kronen en wapens met dieren voor.
OndToplegwerk verstaan wij hier het aanbrengen van een bewerkt stuk
op een vlak, plaatvormig deel.
Zoo ontstaat er b.v. eenvoudig oplegwerk, wanneer een voor aanslaglijst
bestemde rand met een geprofileerde lijst versterkt wordt. Deze wijze van
opdikken of verdubbelen wordt niet vaak en meestal enkel bij groote deuren
in toepassing gebracht. Dat dit hier afzonderlijk genoemd wordt, geschiedt
hoofdzakelijk met de gedachte aan het vroeger genoemde Mannstiedtscbe
sierijzer, waarmede zich op smaakvolle en practische wijze verdubbelingen
voor gesloten, bewerkte poorten en deuren van plaatijzer, voor ijzeren meu-
belen, dorpelbekleedingen, sokkels e. a. laten aanbrengen.
SrdtfofgTns het een of ander model of teekening doorboordt,
uitgezaagd of uitgehakt zijn, worden voor verschillende doeleinden aange-
wend, zooals voor sleutelplaten en ander beslagwerk, voor monogrammen,
wapens en andere voorwerpen. De in de middeleeuwen veel gebruikte
cirkelvormige lichtkronen hadden dikwijls een cirkelronden, opstaanden rand
met een rij openingen. Bij soortgelijke toepassingen kan men zich thans
de daarvoor noodige bewerkingen veelal besparen, omdat nagenoeg alles
fabriekmatig kan bewerkt worden.nbsp;,, ,, ,
Men vindt daarvoor randversieringen, volgens bladmodellen of andere
motieven uitgewerkt, zoodanig in platen aangebracht, dat zij voor dat doel
in strepen gesneden kunnen worden, o. a. bij de „Maschinenbauanstalt
Humboldtquot; te Kalk, bij Keulen a/d. K. en bij „Schmidt en Her-
kenrathquot;, te Berlijn 80.nbsp;___
Ingekomen postwissel voor 3de kwart. '02 a ƒ 0.75 van TF. SlijJchuis te E.
-ocr page 171-Wereldtentoonstelling Parijs: Hoofdprijs en Gouden Medaille.
LEERMIDDELEN VOOR HOEFSMIDSCHOLEN.
RENETTEN, beste kwaliteit, ouder garantie. LEEREN BEENSTUKKEN
voor strijken, enz. en HOEFSCHOENEN voor paarden.
ROTTEN'S HOEFLEDERKIT, liet beste kunstlioorn.
H. HAUPTNER, Berlin, N. W., 6.
Geïllustreerde Catalogus wordt op aanvrage franco gezonden.
Beste en meest beproefde beslag.
Hoogste onderscheidingen!
1901: Groote GOUDEN MEDAILLE.
1902: Diploma Nürnberg, Smidsvaktent.
ALLE SOORTEN van
Soiiroef- en insteekllt;alkoenen.
Losse Stooten.
Branscheid amp; Philippi -Remscheid, Rpiand.
Geen handelswaar.
Steeds groote voorraad
in den winter.
Teekeningen en Prijzen'
franco op aanvrage.
Correspond.; NEDERLANDSCH,
getuigschriften van Koninkl.- en Privaat-hoefsmidscholen en van de
grootste hoefsmederijen.
Petrol.-, Gas-, snelkook- en
verwarmingstoesteL
Brand zonder pit, reuk of roet —
even geruischloos als kookgas.
GEEN BBANDOETAAR.
1 liter kokend water in 4 ä 5 min.
Petr.verbruik ± 1 ct. p. uur bij
volle kracht.
Inlichtingen, prijscouranten, be-
schrijvingen en in werking te zien.
W. Y.d, LIST, Yan Breughelstr.llO.denHaag
AGENTEN gevraagd.
„HET PAARD;
Dubbel en enkel werkende. 5 tot
50 kub. Meter opbrengst. Eenvou-
dig. _ Goedkoop. — Verbeterde
Diafragma systeem. Vraag prijzen
en inlichtingen.
Overal Agenten gevraagd.
■ I Geïllustreerd Weekblad voor fokkers,
houders en liefhebbers van paarden.
_____ _ ______________________Hoofdredacteur A. W. HEIDEMA.
lboquot; ementlprïjsquot;per jaar: Voor Nederland fr. p. p. ƒ 3.40^ A^or België
fr. p. p. ƒ3.75. Voor Indië en het overige Bulitenl. fr. p. p. ƒ 4.amp;U.
met 2 ronde, kegelvormige tappen. Gemakkelijk
te verwisselen — houden goed vast. Te ver-
krijgen bij
J. H. Rencker, Niedersedlitz in Sa.
Prijscourant en Monsters op aanvraag gratis
en franco.nbsp;^
Bekroond op de Sinidsvakteutoonstelling Nürnberg 1902, met Eere-
diploma en Zilveren Medaille^_
Enqelsche veerkrachtige
— — hoefzolen voor paar-
den met gebrekkige en
gevoelige hoeven.
Deze zolen worden
zeer geroemd en zijn
in alle afmetingen ver-
krijgbaar.
CIRCULAIRES op
franco aanvage bij:
W. A. H. van HORSEN, Utrecht.
KiJ-nsth^oorn,
voor Hoefbeslag,
verkrijgbaar in de chemicaliën- eu
drogerijen-handel van
K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,
te Dordrecht.
PRIJSCOURANTEN voor HH. Vee-
artsen op aanvrage gratis.
S. C. lïl. BAX. - 2, 4 en 6 Jufferstraat. - ROTTERDAM.
— Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. —
Meest uitgebreide sorteering prima blanke Hoefnagels, waarvan meer
dan 60 verschillende voorradig. Billijke prijzen.
Beter en goedkooper dan Engelsche zolen. Stevig geplakt en opgenaaid op best sterk leder.
Iedere zool vooniep van Garaptiestempel van niet los te laten.
Merk „The Favorite barquot;, prima kwaliteit, Merk „Tlie Holdfast barquot;, prima kwali-
zachte veerkrachtige Witte Caoutchouc, teit, zachte, veerkrachtige ^/««tce
in 10 verschillende maten voorradig.nbsp;in 13 verschillende maten voorradig.
— Prijzen uiterst billijk. ~
Men lette op het stempel op iedere zool.
Hoefraspen.
Renetten (rechts en
links),
Hoinvklingen.
Hoefhamers.
Hoeftangen.
Alle Caontchonc ar-
tikelen.
Kunsthoorn.
enz., enz.
Schroeven en Stiften
in alle modellen.
Las- of Welbladen om
ijzer en staal te
wellen. Las-poeder.
in 8 verschillende maten voorradig.
-ocr page 174-7e Jaargang. — 1902 — Aflevering 11.
redacteur-uiïgeveu: a. w. heidema, rijks-veearïs ïe groningen.
-ocr page 175-HET IS IMMERS
ZOO KLAAR ALS
DE DAG
Om een goed Hoefbeslag te
maken, moet men in de allereer-
ste plaats goede HOEFNAGELS
hebben.
Wij leveren de beroemde
rp
j
pp
JJUÜ
TT
tot zeer oonourreerende prijzen.
Vraag prijsopgave bij ons aan.
Lambert amp; Company, Rotterdam,
Denk aan onze Hoefzolen en aan onze Gereedschappen.
De nieuwste uitvindingen op het gebied van hoefbeslag. — Machinale
Hoefijzers. — Ingezonden stukken. — Persoverzicht. — Korte mededeelin-
gen. — Mededeelingen over het Smidsvak vallende buiten het hoefbeslag. —
Advertentiën.
3-]. Oldenbui-gsch-Oostfriescho liengst, eig. Vereeniging t. r. v. h. p. te Rozenburg.
X
Bijlage van „Hel Paard,quot; 25 April 1002.
-ocr page 177-DE NIEUWSTE UITVINDINGEN OP HET GEBIED VAN
HET HOEFBESLAG.nbsp;/
(Vervolg).nbsp;y'
Met den naderenden winter voor ons, zal liet zeker vele smeden welkotïï^
zijn, alvorens we verder gaan met de overige nieuwe vindingen, nog eens
weer te mogen vernemen wat er alzoo in den laatsten tijd op bet gebied
van winterbeslag is uitgevonden, beproefd en — laten we het er direct aan
toevoegen — voor een deel weer vrij spoedig als ondoelmatig is ter zijde
gelegd.
Het winterbeslag schijnt een vruchtbaar veld te zijn voor het doen van
uitvindingen. In den regel moet er van worden getuigd dat die vindingen
niet onaardig zijn bedacht, doch wanneer wij als grondstellingen voor een
goed winterbeslag aannemen dat het moet zijn: praktisch, eenvoudig,
goedkoop, gemakkelijk door ieder smid te maken en voor den gebruiker
van het paard niet moeilijk om aan te wenden, — dat het daarbij moet
voldoen aan den eisch: de paarden voor uitglijden op gladde wegen te be-
beveiligen — dan missen wij in den regel bij die uitvindingen eenige van
die vereischten en wel: eenvoud en gemakkelijke bewerking, waardoor dan
ook ontbreekt de billijkheid in prijs. Deze afwezigheid van sommige eigen-
schappen van praktische bruikbaarheid is oorzaak dat enkele winterbeslagen
wel uit boeken en tijdschriften bekend zijn, doch tevergeefs in de hoef-
smederijen als scberpbeslag-middelen gezocht worden. Slechts daar, waar
men er verzamelingen van hoefijzers, bij wijze van leermiddelen enz. op na-
houdt, kunnen wij de meeste van die zaken nog vinden.
Omdat het onze bedoeling is, voornamelijk met de praktijk rekening te
houden, zullen wij ook niet nogmaals in breede trekken over al die win-
terbeslag-methodes uitweiden, doch slechts datgene kiezen 't geen, naar het
ons voorkomt, van belang is.
Toch moet hier worden getuigd dat de kennis van vele methoden van
scherp beslag voor den smid van belang is, al zijn het dan ook niet de
methodes die hij zoo dagelijks in zijne smederij in toepassing brengt. Immers
wanneer de smid zich op velerlei wijze weet te redden, dan zal hij niet ver-
legen zijn, wanneer door de eene of andere omstandigheid, zijne gewone
wijze van „scherpenquot; niet gevolgd kan worden.
Heeft hij b.v. geen scherpe kalkoenen voorradig en geen tijd meer om
deze te maken, dan zal hij z'n klanten kunnen bedienen met ijsnagels, als
hij het gebruik daarvan kent. Zijn de hoeven zoo slecht dat het doorslaan
van veel nagels noodlottig werkt, dan dient hij ook bekend te zijn met
scherpbeslag-methoden, behalve de losse kalkoenen, die het paard vast doen
staan zonder dat de hoornwfxd daarbij iets te lijden heeft.
De ijsnagels behooren zeer zeker niet tot de nieuwste uitvindingen op het
gebied van het hoefbeslag en toch mogen ze nog wel eens genoemd worden
als een hulpmiddel, ons gegeven, om bij een vroegen, ons verrassenden
winter met sneeuw, in staat te zijn de paarden op de been te houden, zonder
veel drukte en kosten.
Gesteld dat in nieuw ondergelegde ijzers nog geen schroef- of andere gaten
zijn gemaakt voor het opnemen van kalkoenen en een sneeuwbui ons verrast
dan is zeker een weg die naar het doel leidt: beslag-verwisseling; doch als met
1 a 2 dagen de sneeuw weer verdwenen is en misschien voor langen tijd
nog weg blijft, denkt de eigenaar nog wel eens aan die drukte en kosten
welke z'n smid hem om dat enkele sneeuwbuitje veroorzaakt heeft. — Zou
het in dit geval niet praktisch geweest zijn, eenige ijsnagels te gebruiken?
Veelal deugen de ijsnagels niet en daarom stelt men er weinig vertrouwen
in. Ook zijn de ijzers'^in alle tijdperken van afslijting niet even geschikt
tot opname van ijsnagels. Kan men beschikken over ijsnagels die een niet
te langen kop hebben, daarbij zoo taai zijn dat ze niet afknappen en zoo
hard dat ze niet ombuigen in het gebruik, dan hebben we gezien dat ze
ons, voor menig reisje aaneen, een scherp paard leveren, vooral, zooals
werd opgemerkt, wanneer het beslag nog tamelijk nieuw is en de scherpe
nagels met hunne koppen een eind in de nagelgaten en in de rits vallen.
De koppen der ijsnagels zijn verschillend van vorm, doch dit doet aan
de deugdelijkheid niets af.
Voor de ijsnagels van Delpérier, welke niet den hoornwand doorboren, doch
geslagen worden in daartoe apart aangebrachte gaten nabij den buitenrand
van het ijzer om met hun korten, breeden kling enkel door het ijzer te
gaan en tegen den buitenrand aangeslagen te worden, moet men ijzers heb-
ben die al te voren klaar zijn, waarom ze niet aan het doel beantwoorden
wanneer men plotseling en spoedig „scherpquot; wik aanbrengen. De ijsnagels
van Delpérier hebben soms een gespleten en gegroefden kop, ook heeft men
ze met platte koppen, welke dienst moeten doen om de gaten open te houden,
wanneer de scherpe nagels niet noodig zijn, of ook wel voor het gebruik
op de glibberige straten in de groote steden. Teel praktische toepassing is
dit beslag in ons land niet te beurt gevallen; toch komt het ons voor dat
het lang niet tot de slechtste soorten van scherp beslag behoort.
Alhoewel het scherpen van de vaste kalkoenen al zeer oud is en als zoo-
danig in het kader van dit opstel niet past, meen ik toch de aandacht te
moeten vestigen op de tegenstrijdige voorschriften welke ten opzichte van
de vervaardiging van dit beslag worden gegeven. In den regel wordt ge-
leerd dat bij een zoodanig vast beslag — z. g. n. „ruiterscherpquot; — dat voor
boerenpaarden , die op de mest staan en alleen gebruikt worden wanneer
het hoog noodig is, terwijl ze bovendien niet veel op de steenen behoeven
te komen, nog wel eenige geschiktheid heeft — de buitenkalkoen dwars en
de binnenkalkoen overlangs moet worden gescherpt.
A7
IJsnagel met gegroefden kop volgens
Delpérier.
Nagel volgens Delpérier tot beschutting
der gaten en voor stadsgebruik in den zomer.
Dit toch zal minder aanleiding geven voor het ontstaan van nadeelen
tengevolge van strijken, dan wanneer de binnenkalkoen in dwarse richting
scherp gemaakt is. Echter in een werkje over hoefbeslag van Quadekker,
bewerkt naar een Duitsch leerboek van D r. H. Möller, wordt juist het
omgekeerde aangegeven en daarbij als motief aangevoerd dat op die wijze
beter het uitglijden voorkomen wordt. Verwondingen met den dwars ge-
stelden binnenkalkoen zouden dan worden voorkomen door afronden van
den binnenkant van dien kalkoen. Op het gebied van de schroefkalkoenen
en insteekkalkoenen is in de laatste jaren heel wat belangrijks aan het licht
gebracht, wel een bewijs dat deze vorm van winterbeslag veel opgang blijft
maken. De wijzigingen beoogen: langer scherp blijven, goed vast zitten
en gemakkelijke verwijdering van versleten of afgeknapte kalkoenen.
Of de insteek- dan wel de schroefkalkoen de meeste recommandatie verdient
is niet zoo in een enkel woord te zeggen. Het hangt grootendeels af van
de deugdelijkheid en de goede afwerking van het materiaal dat voor dit
winterbeslag in aanmerking komt.
Zoo geldt van den schroefkalkoen dat hij roest, soms afbreekt en dan
niet meer uit het ijzer verwijderd kan worden: zoo rust op den insteek-
kalkoenen de vloek van het gemakkelijk verliezen — terwijl al deze bezwaren
tot een kleinigheid kunnen worden teruggebracht, wanneer goed op de
afwerking van den schroefdraad, de gaten en de tappen wordt gelet. Voor
het schroefkalkoenen-heslag geldt b.v. dat tusschen den schroefdraad van
den kalkoen, en den schroefdraad van het ijzer liefst zooveel mogelijk aan-
rakingspunten moeten zijn, of wel, dat de schroefdraad diep ingesneden
moet zijn en de windingen dicht aan elkaar moeten liggen; wanneer daarbij
nog de kop niet te hoog is en liefst, met een z.g. borst, gelegen is in een
inzinking van het ijzer, rondom het schroefgat in den tak aangebracht, dan
zal het afknappen of losraken wel niet gemakkelijk plaats hebben. De
middelen om nog op andere wijze de kalkoenen vast te zetten, b.v. door
middel van insteekstukken, strootjes en dergelijke, komen ons in de praktijk
niet erg bruikbaar voor en vereischen in ieder geval een extra bewerking
van het ijzer en kalkoenen beide. Het eenvoudigste van alles is nog het
leggen van een dun lapje tusschen het ijzer en den kalkoen.
Bij de insteekkalkoenen komt het ook voornamelijk aan op de groote
mate van zuiverheid, waarmee de tap past in het takgat. Is op dat gebied
aan strenge eischen voldaan, dan bestaat er niet veel gevaar voor het ver-
liezen van insteekkalkoenen uit de ijzertakken. Wel kan dit nog plaats
hebben met in den toon ingeslagen kalkoenen, omdat hier, door het her-
haaldelijk stooten tegen den harden bodem, langzamerhand een verruiming
van het toongat ontstaat. Het is daarom wel de gewoonte om in den toon
een stuk staal aan te brengen en daarin het toongat te slaan, ten einde
op die wijze het vergrooten van dat gat te verhinderen.
MACHINALE HOEEIJZERS.
Machinale (fabrieks)hoefijzers worden hier te lande gelukkig nog niet
zooveel gebruikt als in het buitenland; gelukkig omdat op nagenoeg alle
fabriekshoefijzers nog al wat af te dingen valt, voornamelijk wat de plaat-
sing en den vorm der nagelgaten betreft.
Toch moet men soms, om veel paarden in korten tijd te kunnen beslaan,
van deze ijzers gebruik maken, o.a. in oorlogstijd. Daarom heeft het leger-
bestuur eene proef met fabriekshoefijzers bevolen, die bij de cavalerie en
bereden artillerie zal genomen worden.
Fabriekshoefijzers worden, voor zoover mij bekend is, hier te lande niet
gemaakt. De firma Eunke amp; Hueck te Hagen levert de mach. ijzers voor
het Duitsche leger en heeft ook de 3200 ijzers, voor de proef benoodigd,
voor ons leger geleverd naar gegeven modellen. Deze ijzers zijn in drie
grootten (tailles) aangemaakt. De ijzers zijn goed afgewerkt, men zou
echter de richting der nagelgaten van de voorijzers iets anders wenschen,
maar dit gaat bij machinaal gemaakte ijzers moeielijk; in vele gevallen kan
men de toonnagels niet zoo schuin aanzetten als men wel zou willen; de
afstand der nagelgaten tot den buitenrand is echter juist. De lip zou wel
iets minder zwaar kunnen zijn, alhoewel in de dagen, dat zulke ijzers ge-
bruikt moeten worden, eene krachtige lip zeker gewenscht is.
De rits is goed, deze heeft twee gelijk schuine vlakken. De vorm der*ijzers
komt overeen met het ijzer in het ontwerp-voorschrift beschreven. (Zie
bldz. 115 van dezen jaargang).
Men ziet, deze ijzers behooren tot de geheel afgewerkte fabriekshoefijzers.
-ocr page 181-bestemd om zoo mogelijk koud ondergeslagen te worden in oorlogstijd. Dik-
wijls echter zal een beter passend maken dezer ijzers op den hoef zeer wen-
schelijk zijn. De ijzers kan men warm maken en verzetten als een gewoon ijzer.
Deze ijzers zijn iets zwaarder dan de ijzers, die wij gewoonlijk gebruiken,
zij hebben het volgende gewicht:
een paar voorijzers taille iVo. 3 1160 gram
„ achterijzers „ No. 3 1070 „
„ „ voorijzers „ No. 2 1355 „
„ achterijzers „ No. 2 1400 „
„ voorijzers „ No. 1 ± 1700 „
„ „ achterijzers „ No. 1 1670 „
Nu is bet echter de vraag,quot; kan men met 3 tailles volstaan of moet men
er meer hebben; natuurlijk zullen er altijd hoeven overblijven, die in grootte
of vorm zoozeer van den normalen hoef afwijken, dat er steeds een ijzer
voor gemaakt moet worden.
In „De Hoefsmidquot; afl. 10, pag. 152, staat iets, wat nog al verwondering
heeft gewekt.
Wat bedoelt de heer H. Kruyt toch met de alinea, die begint met:
„Wij kunnen die vraag volmondig met .... enz.quot;
Hij bedoelt wellicht iets anders dan er staat; is dit niet het geval dan
zou ik gaarne juist weten, wat de schrijver meent. M. i. mag men de
Hoefsmidschool best eens van nabij bekijken. Het gaat toch niet aan een
blaam op eene school te werpen zonder feiten te noemen!
Aïiersfoobt, 20 October 1902.
FEEDEEIKSB,
Faardemrts le klasse.
AAN DEN WELED. GESTE. HEEE FEEDEEIKSE
TE AMEESFOOET.
WelJEd. Gestr. Heer!
Naar aanleiding van de aanmerking door TJ gemaakt die, zooals U schrijft
nog al verwondering heeft gewekt, dient het volgende als antwoord. In
geen geval is mijne bedoeling de bestaande hoefsmidscholen te blameeren,
aangezien ik zelf daar de vruchten nog van pluk. Het hindert mij den zin zoo
gesteld te hebben, dat hij scherper uitkomt dan bedoeld wordt, waarom
ik gaarne mijn excuses wil vragen. Mijne bedoeling is nl.: dat er veel te
weinig hurgers in de gelegenheid zijn aan bedoelde scholen onderwijs te
kunnen genieten en dat men daardoor de voldoende uitkomsten, welke
terecht daarvan verwacht worden, niet kan verkrijgen. In de le plaats
zijn de scholen, vooral te Amersfoort, altijd bezet en ten 2e voor de meeste
te kostbaar om er gebruik van te kunnen maken. Ieder leerling kan geen
honderd gulden, en meer, voor het bijwonen van een cursus betalen, 't Is
wel te betreuren dat er niet meer dergelijke scholen bestaan; er is werke-
lijk op zeer veel plaatsen behoefte aan. Zeer veel is er voor ons no«' te
verbeteren; laten we trachten dit te bereiken.
Hoogachtend,
TJw Dw. d/tir.:
Purmer, 24 Octob. '02.nbsp;jj kruIJT
— De bond der directeuren van Ambachtsscholen protesteert tegen het in
Mei 1902 verschenen rapport over de tent. van Ambachtsonderricht enz.,
gehouden te 's-Grravenhage in Aug. 1901.
In dit protest wordt gewezen op de partijdigheid van den voorzitter der
centrale commissie der tentoonstelling als beslist tegenstander der Ambachts-
scholen, die zeker, wat ook het resultaat van de tentoonstelling der am-
bachtsscholen mocht wezen, daarover in ongunstigen zin zijn stem zou doen
hooren. (Bedoeld rapport werd ook reeds bestreden in eene buitengewone
vergadering van de Ver. t. veredeling van het Ambacht gehouden te Am-
sterdam 4 Aug. jl., welke vergadering door ons werd bezocht en waarvan
een kort verslag werd gegeven in ons Augustus-nummer. Bef)
Uit: „Smid en Koperslager.quot;
—nbsp;De te Schagen gevestigde afdeeling van den Smedenbond van Hollands
Noorderkwartier heeft besloten aldaar een teekencursus voor smeden op te
richten.
—nbsp;Ook te Haarlem zal dezen winter vanwege de Hollandsche Maatschappij
van Landbouw voor „burgerhoefsmedenquot; een cursus in lioefbeslag gegeven
worden.nbsp;^ o »
Iets over het strijken. Het is dikwijls aan den stand niet te zien of een
paard zich al oï niet zal strijken; soms strijken paarden zich die vrij wijd staan
terwijl paarden met nauwen stand in beweging de beenen soms ver genoeg uit
elkaar brengen.
De wijze, waarop de paarden zich strijken, loopt zeer uiteen, terwijl de
oorzaken die het gebrek doen te voorschijn komen eveneens vele zijn. Het is
daarom van een smid niet verstandig bij ieder zich strijkend paard direct
maar een strijkijzer onder te leggen, zonder de oorzaak op te sporen.
Behalve het beslag zijn er nog vele hulpmiddeltjes om het strijken of
de verwondingen tengevolge van het strijken te voorkomen. Zoo kent men
strij klappen, doch ook strij kringen van gummi, die men over den hoef
schuift en boven de koot brengt. Verder halvemaantjes van gummi, die
tusschen den hoef en het ijzer op verschillende plaatsen kunnen worden
aangebracht en door de hoefnagels worden vastgehouden. De buitenrand van
zoo'n plaatje is wat verdikt, zoodat bij strijken daarmee het been geraakt
wordt. Een Amerikaansche manier is een riem die boven de koot wordt aange-
legd en aan welks binnenzijde eenige gummikogeltjes, aan een riempje ge-
regen, hangen te bengelen. De bedoeling hierbij is, dat het paard bij het
loopen zijn beenen verder uit elkaar zal zetten.
Met dezelfde bedoeling strijken ook bedriegelijke handelaren, zieb strijkende
paarden wel zeep tusschen de beenen, 't geen een prikkeling veroorzaakt
en aanleiding is dat de beenen tijdelijk verder uit elkaar worden gezet.
Uit: „Nieuwe Rott. Courant.quot;
■— SteenJcoIenproduciie in Bmland.
Het statistisch bureau van de mijn-industrieelen in Eusland heeft een
verslag openbaar gemaakt, volgens hetwelk de Russische steenkolen-productie
in de zes eerste maanden van dit jaar 310 millioen poed heeft bedragen,
d. i. 50 millioen poed minder dan in het overeenkomstige tijdvak van 1901.
Van een anderen kant vinden wij vermeld dat, volgens officiëele opgaven, de
steenkolenproductie in het Oeral-gebied over de zeven eerste maanden dezes
jaars 18,514,252 poed beloopen heeft, tegen 13,609,101 poed in het gelijke
'tijdvak van 1901. Dat wijst dus eene vermeerdering, voor het Oeral-gebied,
aan van 4,905,151 poed, dus 36 pet.
Wat de productie van gietijzer betreft, geeft het bovenbedoelde verslag
van het statistisch bureau voor de eerste helft van dit jaar een totaal van
44I/, millioen poed aan, of 400,000 poed minder; voor ijzer en staal 35
millioen poed, of 3 millioen poed minder dan ten vorigen jat-e.
Het aantal arbeiders in de kolen- en de ijzermijnen alsmede op de bij
het mijnwezen behoorende fabrieken was (volgens dezelfde bron) met onge-
veer 25,000 man geslonken.
Het verslag laat niet na, de, overigens niet nieuwe, opmerking te maken,
dat de sterke inkrimping van de productie, bij verminderden afzet, den val
van verscheiden ondernemingen heeft veroorzaakt.
— Vereeniging ter veredeling van het ambacht. Voor de proefaflegging ter
verkrijging van den graad van meester of van gezel in het timmeren, meu-
belmaken, huissmeden, huisschilderen, metselen en steenhouwen, welke in
December te Utrecht plaats heeft, hebben zich 98 candidaten aangemeld,
waarvan 88 voor het timmeren, 32 voor het huisschilderen, 9 voor het
huissmeden, 8 voor het metselen, 6 voor het meubelmaken en 5 voor het
steenhouwen.
_ Andrew Carnegie, de Schotsch-Amerikaansche millionair heeft een
merkwaardige redevoering gehouden.
Hij drong er op aan, dat de Duitsche keizer zijn invloed zou aanwenden
tot het tot stand brengen van de Vereenigde Staten van Europa op een
industrieele basis. Zoo alleen zou men in staat zijn nieuwe markten te
veroveren en de overstrooming uit Amerika te weren.
Hij voorspelde, dat in 25 jaren de voorraad ijzer van Engeland vrijwel
uitgeput zou zijn, die van Amerika in zestig of zeventig jaren.
Eeeds had Amerika als de eerste natie in rijkdom en handel de plaats
van Engeland ingenomen.
Carnegie drukte de Engelschen op het hart hun uitgaven voor drank en
tabak te beperken en de ruwe sport te laten varen.
Hij geloofde, dat de Engelschen na harde maar heilzame lessen geluk-
kiger zouden worden en meer vrij van ontaardende liefhebberijen.
— Rapport over de leersmederij en te Dresdeji en de examens der
hoefsmeden in het Koninkrijk Saksen over het jaar 1901.
Dr. Lungwitz brengt omtrent de leersmederijen in Saksen een rapport
uit en geeft ons eerst een overziclit van het bezoek aan de leersmederijen,
waaruit blijkt dat, met inbegrip van de 32 (12 burger- en 20 militaire)
aan het einde van 1900 overgebleven leerlingen, de scholen in 1901 zijn
bezocht door 162 leerlingen (60 voor burger- en 102 voor militair smid).
Hiervan hebben 127 (46 burger- en 81 militaire-smeden) het onderwijs vol-
ledig gevolgd en zijn na afgelegd examen vertrokken.
Aan 12 burger-hoefsmeden zijn beurzen toegekend, ieder van II2V2 mk.,
benevens vrije woning, voorzoover de ruimte zulks toeliet, en vergoeding van
de kosten van het examen ten bedrage van 14 mk.
De leersmederijen hebben eene belangrijke uitbreiding ondergaan door bij-
en aanbouw van verschillende deelen, waardoor de gezondheidsverhoudingen
der inrichtingen belangrijk verbeterd zijn. Wat de leerstof betreft, valt het
ons op, dat ook de bouw van den rundervoet besproken wordt en dat aan-
wezig is een museum rijk voorzien van hoefijzers, gereedschappen, gezonde
en zieke hoeven, ontleedkundige praeparaten.
In het geheel werden 7503 eenhoevige huisdieren, waaronder 33 ezels
beslagen, waartoe gebruikt werden 19536 nieuwe en 4669 oude ijzers, waar-
onder 3119 gesloten ijzers en 4378 zolen (3242 leeren-, 587 vilt-, 500 kurk-,
5 gummi- en 44 kunsthoornzolen).
Verder werden nog bijzondere beslagmethoden toegepast, zooals 13 verband-
ijzers, 96 ijzers met gewichten, 52 ijzers voor klemhoeven, 6 halvemaan-
vormige ijzers, 12 snavel- en beugelijzers, 10 gedeeltelijk gesloten ijzers,
19 ijzers met een dubbele rits, 5 maal plaatjes voor hoornscheuren, 19 maal
nieten voor hoornscheuren, terwijl 24 maal bij hoornscheuren een leerver-
band werd aangelegd, voornamelijk bij drachtwandscheuren, welke verbanden
steeds succes hadden.
Slechts 5 maal werd een paard vernageld zonder opvallende nadeelen.
Slechts 27 maal was het noodig hulpmiddelen aan te wenden om lastige
paarden te kunnen beslaan, enkele malen door ze met chloroform te be-
dwelmen.
Als nieuwe beslagmethode werd toegepast het stalen-ritsijzer uit de fabriek
van Landeker en Albert (met of zonder touwwerk in de rits) en het
hoefijzer met de dubbele rits van de ijzerwerken te Schönheiderhammer in
Saksen. Beide ijzersoorten zijn bruikbaar, doch moeten onderdoen voor het
gewoon gesmede ijzer.
Verder werd beproefd, met behulp van goede hoefkit, kurkplaten op leeren
zolen te bevestigen, welke kurkplaten de ruimte tusschen het ijzer opvullen
en de ondervlakte van den beslagen hoef gelijk maken met de kalkoenen en
stooten. Bedenkt men daarbij dat de ruimte tusschen de hoefzool en de
leeren zool opgevuld is met vlas, dan is het duidelijk dat door een derge-
lijk beslag vele van de nadeelen van het winterbeslag opgeheven worden.
Het oordeel der paardenhouders over dit beslag was ook zeer gunstig ten
minste tot zoolang er geen nieuwe kalkoenen werden aangelegd, wijl na dien
tijd de kurkzolen meestal spoedig loslieten en verloren gingen. Beter be-
vielen dan nog kurkbuffers zonder leeren platen, waar de inw. rand van het
ijzer dan langzamerhand geheel wordt ingedrukt.
Vervolgens geeft Lungwitz een beschrijving van de hoefijzers enz. waarbij
de leermiddelen gedurende het verslagjaar werden vermeerderd, om daarna
iets over de examens mede te deelen aan de leersmederij en te Dresden en
te Bautzen, aan welke laatste inrichting in 1901 32 smeden geëxamineerd
werden, waarvan 31 een diploma ontvingen.
— Inrichting van de in FranJcrijJc opgerichte leersmederij en.
De leeraars zullen in de inrichtingen wonen, n.1. een directeur als leeraar
in hoefbeslag; een onderdirecteur, zoo mogelijk een landbouwkundige om de
leerlingen als plattelandssmid te vormen en tevens les te geven in de ver-
pleging van veulenhoeven; 2 smeden voor het praktisch hoefbeslag en een
leeraar in boekhouden.
Alle leeraars moeten oud-militairen en niet te oud zijn.
— Provinciale hoefsmidscursus te 's-Gravenliage.
Voor den in dezen winter te 's-Gravenhage te houden provincialen cursus
voor hoefbeslag zijn toegelaten : J. Boksteijn te 's-Gravenhage ; J. Boven-
lander te Delft, ï. D. Brokx te Delft, J. Blen te Vlaardmgen, J. Aan
den Berg te Hoogvliet, D. Burgers te Strijen, Arie Gores te Dubbeldam,
H. Neuteboom te Ketel, J. Renoy te 's-Gravenhage, Joh. De Eoos te Rozen-
burg, M. Van Immerzeel te IJselmonde en L. Vente te Hillegersberg.
_ J. B. Larmené, onderwijzer in practisch hoefbeslag aan de Rij-en
Hoefsmidschool te Amersfoort, is met ingang van 19 October 1.1. bevorderd
tot Opperwachtmeester-Hoefsmid.
Larmené, die den 24en September 1854 geboren is, trad den 19en October
1869 bij het 2e Regiment Vesting-Artillerie in dienst en werd den 9en
December 187P bij het 2e Regiment Huzaren en den len Juni 1897 bij de
Eij. en Hoefsmidschool overgeplaatst, toen hij tevens bevorderd werd tot
Wachtmeester-Hoefsmid.
Wij kunnen niet nalaten Larmené van harte geluk te wenschen met deze
bevordering en hopen, dat hij nog tal van jaren in staat moge zijn in het
belang van het hoefbeslag werkzaam te zijn.
— Cursus in Iioefbeslag te Hoorn. De Smedenbond genaamd „Holl.
Noorder-Kwartierquot; vergaderde 26 Oct. in de Witte Engel te Hoorn, ter
regeling van den cursus in hoefbeslag welke zal gehouden worden te Hoorn
gedurende de wintermaanden van 1902-1903 en 1903 tot 1904. De cursus
zal staan onder leiding van den heer E. M. de Leur, Rijks-veearts te
Hoorn, bijgestaan door den gedip. hoefsmid H. Kruijt te Purmer. Het
theoretisch onderwijs zal gegeven worden boven het waaggebouw te Hoorn
en het practische in de smederij van den heer P. Schellinger mede aldaar.
20 leerlingen hebben zich aangemeld. Het bestuur behoudt zich het recht
-ocr page 186-voor, het toelaten van het aantal leerlingen in overleg met den leider van
den cursus te regelen, die niet meer dan 18 leerlingen wenscht toe te laten.
Het bestuur ontvangt subsidiën van Rijkswege en andere belangstellende
lichamen. Het onderwijs in de theorie zal worden gegeven in ongeveer 20
lessen a 2 uur, dat in de praktijk in 20 lessen van 3 ä 4 uur.
—nbsp;Zeeland. De voor deze provincie werkende afdeeling v/h N. P. S. houdt
21 Xov. a.s. eene alg. vergadering. De stukken , uitgaande van genoemde
afdeeling N. P. S., zijn steeds voorzien van een hoefijzer-beeld. Een zoodanige
vereeniging, werkende over een provincie waar veel tot verbetering van het
hoefbeslag is en wordt gedaan, zou dunkt ons goed doen, bij het bezigen
van een hoefijzerbeeld, dit zoodanig te kiezen als door de leeraren in dat
vak wordt aangegeven. Het is een kleinigheid, die gemakkelijk te ver-
helpen valt, en daarmede te verbeteren. De toonnagelgaten zijn veel te
ver van elkaar verwijderd, terwijl op de ondervlakte van een gewoon ijzer
geen afhelling is te zien.
—nbsp;Cursussen in hoefbeslag te Zutphen en Ruurloo. Daar het aantal
candidaten voor een tweejarigen cursus in hoefbeslag te Zutphen het be-
schikbare aantal plaatsen verre overtrof, heeft de Afdeeling Borculoo en
Omstreken van de G. O. M. vau Landbouw zich welwillend bereid verklaard
een nieuwen cursus te Ruurloo op te richten.
Beide cursussen staan onder leiding van den len Luitenant-Paardenarts
E. Laméris, terwijl de militaire hoefsmid J. Blokker, met het practi-
sche gedeelte is belast. Na afloop van den eersten wintercursus wordt door
de Commissie voor hoefbeslag der G. O. M. v. L. een overgangs-examen
afgenomen, terwijl bij het einde van den tweeden cursus aan de geslaagden
een diploma zal worden uitgereikt.
Eenjarige cursussen in hoefbeslag worden vanwege de G. O. M. v. L.
niet meer gehouden.
De ijzerhandel kon in de afgeloopen maand moeielijk levendig zijn, omdat
in de voornaamste kolendistricten van Amerika, België en Frankrijk zeer
uitgebreide werkstakingen aan de orde waren en nog zijn. In Amerika is
de staking afgeloopen, doch de gevolgen zullen daar nog gedurende langen
tijd gevoeld worden.
Mededeelingen over het Smidsvak vallende buiten het hoefbeslag.
Met rechts snij-ijzer een linkschen tap maken.
Een paar weken geleden kwam de heer J. Smink, reiziger van de Delftsche
vijlenfabriek, voorheen Schimmel, mij bezoeken om een commissie op te
nemen.
Behalve de mooie vijlen en raspen kan men ook alle andere smidsgereed-
schappen daar verkrijgen. De snelsnij-ijzers, waarmede men in eens den draad
kan snijden, zijn in verschillende maten verkrijgbaar en aanbevelenswaardig.
Men snijdt in veel korter tijd daarmede een draad, dan met de gewone
blok-snij-ijzers. De prijs voor gewone maten verschilt nn niet zoo veel meer,
dat ieder smid ze niet zou kunnen aanschaffen!
Toen ik met den heer Smink sprak over het draadsnijden, vroeg ik hem,
of hij wel eens gehoord had, dat men met een rechtschen tap een linkschen
draad kon snijden voor elke draaddikte. Inmiddels vertelde ik, hoe ik aan die
wetenschap gekomen was, maar dat het te veel tijd vergde om er een proef
mede te nemen, die zeer zeker geen doel zou bereiken.
De beer S. had wel eens van zoo iets gehoord maar wist niet met zeker-
heid te zeggen hoe het gaat. De heer 8. beloofde mij, bij zijne thuiskomst
er naar te vragen, en mij dan te schrijven. Bij de bestelde goederen had
de heer S. een beschrijving ingesloten van den volgenden inhoud:
Het is niet met een rechtschen tap een linkschen draad snijden, maar met
een rechts snij-ijzer een linkschen tap maken.
Zet in het snij-ijzer een gewoon rechts kussenblok (fig. 1) en een rechtschen
harden tap met den kop naar bebeneden (geen schuine) (II). Daarna neemt
men een zachten tap, waarin de linksche draad komt (III) en zet dezen
met den kop naar boven in het raam; dan volgt een koperen kussenblok
(rood koper) (IV). Men krijgt dan het snij-ijzer volgens de figuur.
De harde tap moet met den kop in de schroef worden gespannen, dan
gaat men op de gewone manier met het snij-ijzer op en neer, in het begin
zachtjes aan, want de twee tappen komen tegen elkander aan, dus dit
hobbelt wel wat, tot er draad ip den zachten tap komt. Is deze nu vol, dan
hardt men hem, en men heeft een linkschen tap, waarmede ook weer linksche
blokken kunnen gemaakt worden enz.nbsp;K.
Wereldtentoonstelling Parijs: Hoofdprijs en Gonden Medaille.
LEERMIDDELEN YOOR HOEFSMIDSCHOLEN.
RENETTEN, beste kwaliteit, onder garantie. LEEREN BEENSTUKKEN
voor strijken, enz. en HOEFSCHOENEN voor paarden.
ROTTEN'S HOEFLEDERKIT, liet beste kunstlioorn
H. HAUPTNER, Berlin, N. W., 6.
Geïllustreerde Catalogus wordt op aanvrage franco gezonden.
-ocr page 188-Inrichting voor Hoefbeslag te Groningen.
De heeren WIERSUM en HEIDEMA wenschen reeds in December 1902
een overeenliomst over de 11 a 12 leerlingplaatsen aan hnnne hoefsmederij,
open gedurende 1903, aan te gaan.
Belanghebbenden worden verzocht zich schriftelijk of mondeling aan
te melden bij den Ondergeteekende, yóór 10 Daceniber a.s. De sraidsge-
gezellen, die een opleiding aan voornoemde Inrichting wenschen, behooren
minstens 20 jaar te zijn. Anders is aanmelding onnoodig.
De zich aanmeldenden ontvangen direct na de sluiting van den termijn
der aangifte bericht, op welken dag zij blijken van bekwaamheid hebben af te
leggen.
De bekwaamste hebben in volgorde te kiezen, ten opzichte van den tijd,
welke leerlingplaats zij in 1903 wenschen.
De meesierlenecht der Inrichting:
D. F. STl IVEXBERCx.
Beste en meest beproefde beslag.
Hoogste onderscheidingen!
1901: Groote GOUDEI^ MEDAILLE.
1902: Diploma Nürnberg, Smidsvaktent.
ALLE SOORTEN van
Schroef- en Insteekkalkoenen.
Losse Stooten.
Branscheid amp; Philippi - Remscheid, Rijnland
Geen handelswaar.
Steeds groote voorraad
in den winter.
Teekeningen en Prijzen'
franco op aanvrage.
Correspond.; NEDERLANDSCH,
Vele getuigschriften van Koninkl.- en Privaat-hoefsmidscholen en van de
grootste hoefsmederijen.
Petrol.-, Gas-, snelkook- en
verwarmingstoestel.
Brand zonder pit, reuk of roet —
even geruischloos als kookgas.
GEEN BRANDGEYAAB.
1 liter kokend water in 4 ä 5 min.
Petr.verbruik ± 1 ct- P- ^ij
volle kracht.
Inliclitingen, prijscouranten, be-
schrijvingen en in werking te zien.
W. v,d. LIST, van Breughelstr.liO,denHaag
AGENTEN gevraagd.nbsp;_
De beste Z u i g -
en Perspompen.
Dubbel en enkel werkende. 5 tot
50 kub. Meter opbrengst. Eenvou-
dig. — Goedkoop. — Verbeterde
Diafragma systeem. Vraag prijzen
en inlichtingen.
Overal Agenten gevraagd.
Den Haag.
I ^ Geïllustreerd Weekblad voor fokkers,
houders en liefhebbers van paarden.
______Hoofdredacteur A. \Y. HEIDEMA.
'Abomiemeutsprijs per jaar: Yoor Nederland fr. p. p. ƒ 3.40. Yoor België
fr. p. p. ƒ3.75. Yoor Indië en het overige Bnlitenl. fr. p. p. ƒ4.50._
met 2 ronde, kegelvormige tappen. Gemakkelijk
te verwisselen — houden goed vast. Te ver-
krijgen bij
J. H. Rencker, Niedersedlitz in Sa.
Prijscourant en Monsters op aanvraag gratis
en franco.
Bekroond op de Sniidsvaktentoonstelling Nürnberg 1902, niet Eere-
diploma en Zilveren Medaille. ______
„HET PAARD.'
verkrijgbaar in de chemi caliën- en
drogerijen-handel van
K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,
te Bordrecht.
PRIJSCOURANTEN voor HH. Vee-
artsen op aanvrage gratis.
HOEFZOLEN voor paar-
den met gebrekkige en
gevoelige hoeven.
Deze zolen worden
zeer geroemd en zijn
in alle afmetingen ver-
krijgbaar.
CIRCULAIRES op
franco aanvage bij:
W. A. H. van HORSEN, Utrecht.
-ocr page 190-
w |
S |
W |
S | ||||||||||
eS: |
s |
0 |
© |
© |
® |
© | |||||||
g |
® |
cd |
B | ||||||||||
n |
0 |
05 |
O |
p |
® | ||||||||
^ |
0 |
£ |
es |
® |
72 | ||||||||
0 |
© |
ciq |
cd |
i? |
B |
s | |||||||
Cti ps |
g e. |
B |
i-t- |
a a |
• |
'/2 |
® |
b' |
S | ||||
0 cd |
(td b |
a |
0 |
ff |
cc | ||||||||
cd |
© |
p |
2 | ||||||||||
s |
C/gt;
■
O
s. ®
g- m
0nbsp;»Si
1nbsp;r
I p
= f
m P
s iia
s- r
» Q
J u
vO
O
Hs
c£ m
f ©
J-
«
I OD
CD
O ■
E I
Ü
ïïi'
2? ®
c
3:
(Q
Q- (D
ngt; oquot;
3
O
ro 5:
O CD
S «
O O
1» ^
O (D
=r m
=: 2.
iï
O-
S quot;
S: 3
■P Squot;
CD
= O
t S
lt;D (q
T3 2.
T 1»
f s
3 S
• b)
a
lt;5
®
5
(D
-ï
U)
P
lt; Q
cd
•S lt;1
s: s
CD ^
amp;3
j-t
I
CD
m
co
ETS.
fi
ï
I I
O amp;
! «
a ?
CD ^
^ »
(o
s
gt;
C5
g-i
p
a '-rt
O ^ ^
O P p-
5 S B
P I
ï^
agt;3
7e Jaargang. — 1902 — Aflevering 12.
redacteur-uitgever: a. w. heidema. rijks-veearts te grokingen.
-ocr page 192-Opdat Gij niet vergete ons Uwe orders te
zenden op onze
HALLAN PADS, de beste Hoefzolen,
op onze beroemde LEEUW HOEFNAGELS, en op
onze uitstekende RASPEN,' en andere GEREED-
SCHAPPEN.
Vraag Prijzen bij ons aan zoo deze U niet be-
bekend zijn. -
Lambert amp; Company, Rotterdam,
Hoefbeslag in tijd van oorlog door P. Laméris. — Cursus in hoefbeslag te
Hoorn. — Ingezonden stukken. — Persoverzicht. — Korte mededeelingen. —
Mededeelingen over het Smidsvak vallende buiten het hoefbeslag. —
Advertentiën.
HOEFBESLAG IN TIJD VAN OORLOG,nbsp;'
DOOB
E. LAMÉRIS.
In de onlangs uitgegevene krijgservaringen van Graaf von der Schu-
lenburg, deelt hij het volgende mede over hoefbeslag.
Het Engelsche beslag zonder kalkoenen heeft zijne deugdelijkheid in 1866
en 1870—71 goed bewezen. In den korten veldtocht van 1866 deden zich
geenerlei bezwaren voor.
In 1870 en 71 daai-entegen vond men het een groot gebrek dat de bij het
regiment aanwezige hoefsmeden niet in staat waren de noodige hoefnagels
zelf aan te maken. Daardoor waren de paardenartsen gedwongen vaten met
hoefnagels uit het vaderland te laten komen. Daar zij dit echter op eigen
kosten moesten doen, zoo hielden hunne bestellingen spoedig op, nadat
eenige vaten zoek waren geraakt. De eskadrons werden daai'door genood-
zaakt Fransche boerenijzers onder te leggen, ofschoon nog Engelsche ijzers
in groote menigte voorhanden waren, en onze smeden deze laatste bovendien
ook zelf konden maken. Dit groot bezwaar verdient voor toekomstige veld-
tochten van te voren eene opmerkzame beschouwing.
Zoodra er' sneeuw ligt, heeft men te velde steeds last van de gladheid,
omdat de infanterie alle wegen plat trapt en de ruiterij zich meestal langs
diezelfde wegen moet bewegen. Daar men echter voortdurend op gladde
wegen rijdt, gewennen de paarden er spoedig aan, zoodat men ze nauwelijks
op scherp behoeft te zetten. Mijn eskadron is, voor en na den slag bij
Le Mans, 14 dagen lang op zulk gladijs met den vijand in aanraking ge-
weest, zonder dat er vele paarden vielen of wij in het terugtrekken werden
gehinderd.
Insteek- of schroefkalkoenen schijnen niet absoluut noodig te zijn, omdat hoe
langer koude en sneeuw aanhouden, des te meer ruiter en paard zich aan
de gladheid gewennen.
Wij hebben ons op eenvoudige, doelmatige wijze geholpen en beveel onze
handelwijze aan voor de eerste acht sneeuwdagen, totdat alles zich aan de
gladheid heeft gewend.
Wij lieten de paarden van officieren, onder-officieren en van bekende goede
patrouille-commandanten in ieder hoefijzer één ijsnagel inslaan, bij eenige
haast, slechts in de voorijzers. Het was een gewone hoefnagel met spitsen
kop en deze handelwijze gaf voldoenden waarborg voor het uitglijden. Wel
is waar hielden zulke ijsnagels het bij lange marschen slechts twee dagen
vol. Een herhaald inslaan van ijsnagels — gedurende eenigzins langen
tijd — is niet aan te bevelen, daar door voortdurend uittrekken en inslaan
xler nagels, de hoornwand natuurlijk te veel te lijden heeft.
De Duitsche ruiteroverste von Sanden schrijft over zijne ervaringen
omtrent hoefbeslag het volgende:
Het verlies aan ijzers was in onze oorlogen zeer groot. Ik herinner mij
dat in de eerste marschdagen in Boheme tot 20 ijzers per dag en per eska-
dron verloren gingen, en later werd dit getal nog grooter.
De door het slechte weêr grondeloos geworden wegen in het gebergte vor-
derden natuurlijk öfters.
IJit de ervaringen in tijd van oorlog is het volgende gebleken: Om het
hoefbeslag op de moeitevolle en langdurige marschen goed in staat te kun-
nen houden, zijn minstens vier goede hoefsmeden bij ieder eskadron noodig.
Zij moeten in vredestijd in alle werkzaamheden grondig geoefend, arbeidzaam
en flink zijn.
Er moeten altijd zooveel mogelijk klaar gemaakte goede hoefijzers en hoef-
nagels in voorraad gehouden worden, terwijl de in ijzertasschen mee te voeren
ijzers reeds in vredestijd voor ieder paard pasklaar gemaakt, en met diens
hoefnummer voorzien moeten zijn. Het spreekt van zelf dat die voorraad
niet voldoende is, er moeten daarentegen in de bagagekarren en in de veld-
smidse nog grooter hoeveelheden medegevoerd worden. Hoe meer ijzers men
kan medevoeren, des te sneller zal de vervanging ef vernieuwing van het be-
slag plaats kunnen hebben'.
In de meeste gevallen zullen hiervoor de nachten moeten worden gebruikt.
De hoefsmeden moeten, dadelijk na den marsch, van de verpleging van hunne
eigene paarden en het poetsen en reinigen van hunne zadels enz. worden
ontheven. Een vergoeding in geld of kleine verlichtingen in den zwaren
dienst kunnen ook niet schaden.
Zijn de reserve-ijzers verbruikt, dan moeten deze, zoodra de tijd het ver-
oorlooft, wederom worden aangevuld. Dit geschiedt door zelf aan te maken,
door aankoop of door opvordering.
Hebben de hoefsmeden verscheidene dagen en nachten door moeten wer-
ken, dan laat men ze zoo mogelijk gedurende den marsch op een wagen mee-
rijden, opdat zij kunnen slapen. De marcheerende troep mag echter nooit
zonder een hoefsmid zijn.
Zoodra de tijd en het daglicht het veroorloven, moeten beslag-inspecties ge-
houden worden; de manschappen moeten er streng op gewezen worden bij
ieder afzitten, het beslag hunner paarden grondig na te gaan. Ieder ruiter
moet zich moeite geven reeds gedurende den marsch te hooren of te voelen
of de ijzers van zijn paard nog vast liggen.
Ontbrekende nagels en verloren geraakte ijzers moeten direct worden ver-
vangen, losse ijzers zoo mogelijk dadelijk worden vastgelegd.
Om aan de smederij de noodige orde te handhaven, moet daarvoor dage-
lijks, zoolang er paarden zijn, een flink vertrouwbaar onder-officier, zoo moge-
lijk steeds dezelfde, gecommandeerd worden.
Daar de manschappen de reserve-ijzers zelf op hunne paarden mee te voe-
ren hadden en de waarde daarvan niet dadelijk begrepen, zoo kwam het dik-
wijls voor, dat zij deze wegwierpen om levensmiddelen daarvoor in de plaats
te brengen. Hun eigen reserve-ration wierpen zij echter niet weg. Daarom
moeten bij iedere paarden-inspectie de reserve-ijzers vertoond en het ontbre-
ken daarvan streng gestraft worden, zoo niet geldige redenen daarvoor aan-
wezig zijn.
Daar thans ieder eskadron eene bruikbare veldsmidse bezit, zoo ware het
zeer gewenscht, wanneer deze zich steeds in de onmiddellijke nabijheid van
het eskadron kon bevinden. Zij zal echter bij zeer snelle marschen niet
dikwijls op de plaats aanwezig zijn en dan is men op plattelandssmederijen
of koud beslag aangewezen. In dit geval is het van nog meer belang, wan-
neer nog passende reserve-ijzers in de ijzertassehen voorhanden zijn, welke
dan koud kunnen worden ondergelegd.
Op de veldsmidse moeten altijd 100 kilo smeekolen meegevoerd worden,
daar kolen niet altijd te verkrijgen zijn. Bij verbruik moet deze voorraad
direct worden aangevuld, wanneer zich daarvoor de gelegenheid aanbiedt.
Het is een schoone illusie wanneer men denkt de veldsmidse dikwijls te
kunnen begroeten, meestal komt dit anders uit en wanneer zij eindelijk arri-
veert, heeft men juist geen kolen kunnen opscharrelen of de blaasbalg is
in het ongereede.
Het was een gevolg van de oorlogservaringen dat men thans de onderoffi-
cieren en korporaals in de gewone verrichtingen van den hoefsmid inwijdt,
opdat zij tenminste nagels kunnen vervangen en klaargemaakte passende
ijzers, in geval van nood, kunnen onderslaan. Dit is in ieder geval niet
slecht als snelle hulp.
De tot hiertoe aangevoerde maatregelen zijn wel voldoende voor den zomer,
doch zouden voor een winterveldtocht, zooals men dit in 1864 en 1870/71
ondervinden kon, lang niet voldoende zijn.
Toen in de dagen van Orleans en later van Le Mans vorst met sneeuw in-
trad, werden de wegen door veel gebruik spiegelglad, zoodat de troepen
slechts met moeite vooruit kwamen. Slechts langzaam, in lange kolonne's
ging het voorwaarts, de paarden moesten dikwijls geleid worden. De cavalerie
verloor daardoor zeer aan slagvaardigheid. Zij stond of marcheerde, met de
hand aan den teugel, en slechts met groote moeite gelukte het, kleine patrouil-
les marsch vaardig te houden. Onder bepaalde omstandigheden was het echter
ook mogelijk met onbeslagen paarden — bij gladheid — diensten te verrich-
ten. De aanval welke de Ulanen-brigade van de 4e Cavalerie-divisie bij
St. Péravy den 4 December 1870 deed, werd op licht met sneeuw bedekt
bouwland op onbeslagen paarden uitgevoerd, waarbij ik slechts één ruiter
zag vallen. Het verlies bedroeg 24 paarden.
Ik herinner mij een patrouille-rit op een gladden met sneeuw bedekten
straatweg, waarbij wij zeer snel voorwaarts moesten en zonder eenig onge-
val ook kwamen. Zoo moet in den oorlog alles mogelijk gemaakt worden
wat gelast wordt. De groote Kant zegt: „Gij kunt, want gij moet!quot;
De „alte Fritzquot; en Napoleon hebben ook geen beter beslag gekend,
tenminste ik hoorde nooit daarvan. Zij zullen wel ijsnagels gebruikt hebben.
In alle berichten over de marschen van Mn rat in Rusland leest men van
de vele paarden, die op de gladde wegen gevallen zijn. En toch kon de
zoo samengesmoltene cavalerie nog zeer krachtig er op in slaan.
Het was volstrekt onmogelijk in den beschikbaren tijd de ijzers met vaste
kalkoenen naar de gewone wijze te scherpen, en vooral scherp te houden.
Het afnemen der oude ijzers, het maken en scherpen, het onderleggen der
opnieuw gescherpte ijzers nam veel te veel tijd in beslag.
Het ontoereikende van ons winterbeslag was reeds in den veldtocht van
1864 op zeer onaangename wijze gebleken en Prins Albrecht vond
daarin aanleiding, zijn broeder, koning Wilhelm van P r n i s e n daarop
attent te maken en de invoering van schroefkalkoenen aan te bevelen.
Hij beriep zich op het aldus ingerichte beslag van de paarden van zijnen
staf, hetgeen zeer goed voldeed, en ook op het Oostenrijksche korps, wier
paarden reeds van het begin van den veldtocht met schroefkalkoenen waren
voorzien, omdat men in tijd van vrede daarop bedacht was geweest.
Dit beslag had, naar het oordeel der Oostenrijksche officieren, uitstekende
diensten bewezen.
De Prins zei verder dat de snelle voorvvaartsche beweging van het leger
in Tebruari niet zooveel tijd had gelaten om de ondervonden tegenspoeden
uit den weg te ruimen, daar de veld- noch dorpssmederijen voldoende ruimte
aanboden en geen tijd voorhanden was een nieuwe wijze van beslag in
bovengenoemden zin toe te passen. Het aanbrengen van zoogenaamde ijs-
nagels bleek na eenige uren geheel ontoereikend te zijn.
De voorstellen van den overleden Prins, welke in een gedenkschrift werden
neergelegd, bleven niet zonder gevolg.
Toch waren de even slechte ervaringen in den veldtocht van 1870 en '71
eerst in staat te bewerken, dat deze aangelegenheid beter werd onderzocht.
Men had n.1. het bezwaar dat de aanmaak van ijzers met gaten en schroef-
kalkoenen in den oorlog zelf op groote zwarigheden zou stuiten en had
daarmee zeker geen ongelijk. Men geloofde zich niet te kunnen verlaten
op het meevoeren van reserve-ijzers.
Er werden nu proeven genomen waarbij hoofdzakelijk de later zoo ver-
dienstelijke paardenarts Dominik werkzaam was, en men kwam tot
de overweging of niet insteekkalkoenen te verkiezen waren boven schroefkal-
koenen, waarop men na lange proefnemingen tot den aanmaak van insteek-
kalkoenen besloot.
De uitvinding der insteekkalkoenen door den j\merikaan Judson in het
jaar 1869 had opzien gebaard en de genomen proeven leverden voldoende
uitkomsten, daarbij rekening houdende met den gemakkelijken aanmaak,
geringe kosten, enz. Dominik heeft de insteekkalkoenen in zooverre ver-
beterd, dat hij, in plaats van ronde halzen, vierkante uitvond, welke in
de vierkante kalkoengaten der hoefijzers zuiver moesten passen.
Het voordeel van deze uitvinding lag daarin, dat zij, evenals de schroef-
kalkoenijzers, met of zonder kalkoenen konden worden gebruikt. Het beslag
bleef aldus altijd hetzelfde, een opnieuw beslaan der paarden bij intreden
van gladheid was niet noodig; het tijdroovende afnemen, scherpen en weer
onderleggen viel weg. De ruiter kon het gescherpte materiaal met zich
voeren en voor afgesleten kalkoenen zelf weer nieuwe inzetten.
Zooals alles in de wereld, zoo hebben ook de insteekkalkoenen hunne na-
deelen, en deze bestaan hoofdzakelijk daarin, dat zij, bij niet zeer zorgvul-
digen aanmaak, dikwijls verloren gaan. Dit nadeel trad echter bij den aan-
maak door geoefende smeden niet zoo sterk op den voorgrond. Desniet-
tegenstaande hield men dit later voor zoo bezwarend, dat men geloofde zich,
voor het geval van oorlog, niet op insteekkalkoenen te kunnen veriatenen
keerde men tot de schroef kalkoenen terug. Zij gaan zonder twijfel niet
zoo licht verloren, maar zijn moeilijker te vervaardigen, de aanmaak vordert
veel tijd en als zij niet heel zuiver in de schroefgaten passen, breken zij af.
Nu, de schroefk al koenen zijn ingevoerd en het is gelukt hun aanmaak zeer
Teel te vereenvoudigen, ja, naar het schijnt, de moeilijkheden daarbij geheel
te overwinnen. Ook staat in tijd van oorlog thans een groot aantal, in de
vervaardiging geoefende hoefsmeden, ter beschikking. Zelfs in den krijg kan
men zoo noodig snel schroef kalkoenen in groote hoeveelheid aanmaken, want
de oefeningen in vredestijd hebben aangetoond, dat vele hoefsmeden in
staat zijn ieder in één dag een heel eskadron met schroefkalkoenen te voor-
zien *): 't Spreekt wel van zelf dat alle hoefijzer van te voren met passende
gaten voorzien moeten zijn. In de Militär-Veterinär-Ordnung vindt men
uitvoeriger over dit winterbeslag vermeld.
In het vervolg worden bij een aanstaande veldtocht de ijzers met schroef-
kalkoengaten dadelijk ondergelegd, zoowel in den zomer als in den winter.
Dergelijke ijzers en kalkoenen worden medegevoerd. Bij intredende glad-
heid moet een regiment in een uur met deze scherp-inrichting kunnen
worden voorzien.
De tot nog toe open kalkoengaten zullen echter in het gebruik zeer
dikwijls met zand en kleine steentjes verstopt raken en deze bestanddeelen
moeten, voor het aanbrengen der kalkoenen, eerst zorgvuldig worden ver-
wijderd. Om het verstoppen der gaten te verhinderen heeft men het op-
vullen met hout of vlasproppen aanbevolen, deze zijn echter ten slotte nog
moeilijker te verwijderen dan vuil. In ieder geval gaat het schoonmaken
der gaten door middel van een ingevoerden schroefsleutel, die steeds moet
worden meegevoerd, zeer snel.
Stompgeworden kalkoenen kunnen uit de ijzertakken weggenomen en
opnieuw gescherpt worden.
Blijkbaar bezit het leger aldus eene zeer zekere wijze van op scherp
zetten , welke tevens duurzaam is, daar de kalkoenen van staal zijn vervaardigd.
De eerstvolgende veldtocht zal intusschen beslissen of deze vredesmeening
zich in haar geheelen omvang zal bevestigen. In ieder geval is iets altijd
beter dan niets.
Naast schroefkalkoenen worden ook ijsnagels meegevoerd. Men heeft zich
daarvan, zooals reeds is gezegd, ook vroeger somtijds bediend, nam ze even-
wel in den oorlog van 1870 en 1871 niet mede, maar trof ze veel in de
Eransche smederijen aan, daar waren ijsnagels meer gebruikelijk dan in
Duitschland. Zij geven wel steun tegen het uitglijden, maar slijten zeer
spoedig af. Het Fransche leger heeft ook schroefkalkoenen ingevoerd.
Ableitner, paardenarts in Beierschen dienst, deelt ook zijne ervaringen
over het hoefbeslag der paarden, gedurende den Fransch-Duitseheu oorlog
in 1870/71, mede. Het was niet iedereen gegeven, zegt hij, die dezen veldtocht
mede maakte, zich over het hoefbeslag een denkbeeld te vormen, dit kwam
hoofdzakelijk hen ten goede, die geplaatst waren op de etappe-plaatsen aan
de hoofdverkeerswegen en dagelijks de duizenden troepen te paard en lange
wagen-colonne's zagen passeeren. Bij het Beiersche legerkorps bestond de
doelmatige, practische en in den oorlog onontbeerlijke instelling, dat op de
hoofdverkeerswegen van het veldleger met zekere tusschenruimten Marode-
depots voor verwonde, nitgejmtte en zieke paarden werden opgericht.
Yan de gewonde, kreupele en zieke paarden, leed 20 pet. aan kreupel-
heden van den voet, welke voor het grootste gedeelte aan het slechte of
slecht geworden beslag der hoeven moesten worden toegeschreven.
Er komt niet licht een betere gelegenheid de vele beslagmethodes op hun
verschillende waarde te leeren kennen als bij een zoo snel uitbrekenden,
onvoorzienen grooten oorlog als in de jaren 1870/71.
In vredestijd vindt men door het voortdurend toezicht en den geregelden
gang bij het beslag der militaire paarden, dit vak rationeel en beter uitgevoerd
dan door burger-smeden. Bij niobiliseering en in tijd van oorlog, waar geheel
abnormale verhoudingen intreden, ontbreekt dit toezicht en geregeld beslag
geheel, en juist dan treedt de toestand in waarbij het allermeest op het
paardenbeslag gelet moet worden. Wat heeft men immers aan een oorlogs-
paard, als het wegens slecht beslag — of de daardoor ontstane gebreken —
voor den dienst niet te gebruiken is?
De vele militaire hoefsmeden die bij het uitbreken van den oorlog noodig
zijn en dat is minstens driemaal de vredessterkte — zijn meest jonge
ongeschoolde en onervaren mannen, die met den besten wil hun ambacht
niet kunnen beheerschen, vooral als men overweegt, dat voor de uitoefening
van dit vak meer noodig is dan routine. Want, zal het hoefbeslag volgens
de regels van de kunst uitgeoefend worden, dan is er een wetenschappelijke
onderlegging in de ontleedkunde en de werking van den hoef noodig.
Het gebrek aan goed geschoolde hoefsmeden en het geringe aantal voor-
handen zijnde smederijen, vorderden in dezen oorlog een voortdurend toezicht
op dezen tak van dienst. Wie zal echter dit toezicht houden? De troepen-
officieren hadden daarvoor noch tijd noch de noodige kennis, de paarden-
artsen waren veel te gering in aantal en vooral die in Pruisen misten
daartoe de noodige zelfstandigheid, en aan hen is het niet kwalijk Ce nemen,
dat zij zich door hunne ondergeschikte plaatsing daarmee niet altijd in vol-
doende mate hebben bemoeid.
Bij de duizenden rij- en trekpaarden, welke ik te zien kreeg, kon men alle
mogelijke beslagmethode's waarnemen: Duitsch, Engelsch, Fransch, en daar-
tusschen weer allerlei afwijkingen en combinatie's. Ook had iedere onafhanke-
lijke Duitsche staab zijn eigen beslag en vond dit natuurlijk het beste. Hoe
groot het gebrek aan goed afgerichte smeden was, blijkt wel uit het feit, dat
soms (500 tot 800 paarden voor militaire ondernemingen met elkaar marcheerden
zonder dat daarbij een hoefsmid aanwezig was. Hoeveel duizenden paarden
er noodig zijn voor het vervoer van de voertuigen voor den verplegings-
dienst en den trein, munitiekarren, veldhospitalen en andere oorlogsmate-
rialen, kan slechts hij beoordeelen, die aan den hoofd verkeersweg de gelegen-
heid had deze doormarschen waar te nemen.
Als gebreken van het hoefbeslag moeten nu worden aangemerkt:
1°. Dat wanneer paarden hunne ijzers verloren, wat zeer dikwijls het
geval was, deze niet konden vervangen worden door gebrek aan hoefsmeden.
De hoeven werden op de harde wegen stuk getrapt en afgesleten, zoodat
de dieren kreupel liepen en de inw endige deelen van den hoef zoo werden
gekneusd, dat het weken en maanden duurde, voordat zij weder dienst kon-
den doen.
20. Bleef het beslag meestal te lang liggen, het toongedeelte van den
hoef werd te lang, daardoor de ijzers te kort en kwamen op de zooltakken
te liggen, waardoor steengallen en andere hoefgebreken ontstonden.
Gebrek aan hoefsmeden, gebrek aan tijd en ook overdreven zuinigheid,
waren de oorzaken van deze, voor de paarden hoogst noodlottige hoefgebreken.
In de 3e plaats verkeerde beslagmethodes; bij sommige korpsen waren de
hoefijzers aan de takken te smal en te dun en daardoor te zwak. Engelsche
hoefijzers met en zonder rits, zonder kalkoenen, namen dikwijls van den toon
tot aan het takeinde de helft in breedte af; eveneens werd de dikte minder,
zoodat aan het verzengedeelte zich spoedig een smalle reep ijzer vormde,
welke^ omboog en op den zooltak en steunsel kwam te liggen, waardoor
kneuzingen en ontstekingen werden veroorzaakt.
Een ander veel voorkomend gebrek bestond in het aanwenden van te
korte ijzers, hetgeen ook aanleiding gaf tot kreupelheden.
Als eerste verschijnselen van een slecht beslag vertoonde zich bij de paarden
een pijnlijken gang, spoedige vermoeidheid en geen looplust, zij begonnen
zelfs na korten tijd te zweeten en verrichtten als 't ware met weerzin de
vereischte diensten. De ruiter of geleider nam dezen onvoldoenden gang
van zijn paard wel waar, maar begreep daarvan niet de oorzaak, en liet,
in plaats van het beslag te repareeren, den zweep of de sporen werken. De
paarden liepen dikwijls nog enkele dagen op deze wijze voort, totdat zij
eindelijk wegens kreupelheid niet verder konden. Hoefsmeden waren niet
altijd aanwezig, aan paardenartsen was nog meer gebrek.
Eindelijk bleef het paard ligg en of kwam met den ruiter in een Marode-
depot terecht, waar deze laatste in een behagelijke rust de genezing van zijn
paard afwachtte, om later, van de vermoeienissen van den oorlog uitgerust,
met zijn genezen strijdmakker de kampplaats weer op te zoeken.
Een ander niet zelden voorkomend kwaad was het vernagelen gedurende
den marsch. Dit was toe te schrijven aan de schaarschte aan goede
hoefnagels, men moest zich behelpen met slechte en onvolkomen afgewerkte,
ook aan de hoefijzers met slechts geplaatste nagelgaten, gemaakt en onder-
gelegd door de plattelands-smeden.
Van de in het veld staande troepen was naar mijne waarneming het
Saksische militair-beslag het beste, hierop volgde dat van Beieren, Baden
en Wurtemberg, hetgeen overeenkomt met de meerdere waardeering welke
het personeel, belast met den gezondheidsdienst 'der paarden, in deze landen
ondervindt.
Daarentegen toonde het Pruisische militair-beslag een groote verscheiden-
heid in uitvoering, nu eens Engelsch zonder kalkoenen, dan Duitsch met
kalkoenen, dan Fransch met zinknagelgaten , dan weer Engelsch beslag met rits.
Bij de duizenden boerenpaarden, dienst doende bij den trein en ander
vervoer, was het beslag eveneens uiterst gebrekkig, zoodat kreupele paarden
bij groote maesa's te onderzoeken en te behandelen waren.
Zooals uit de aangehaalde feiten te zien is, zal ieder moeten erkennen
van welk een onschatbare waarde het voor een leger moet zijn , wanneer
een goed en volgens de regels van de kunst uitgevoerd hoefbeslag het
paardenmateriaal intact houdt, zoowel in tijd van oorlog als van vrede.
Daarom zijn die mannen, welke zich met dit onderwerp bezighouden ot
dit vak uitoefenen, even hoog te schatten als de beoefenaars van ieder
ander onderdeel der militaire huishouding. Toch werd dit vak in Duitsch-
land nog niet voldoende gehuldigd en de werken dier mannen dikwijls niet
naar waarde geschat of — doodgezwegen.
h, besnijden van-deu hoef. e. ondernagelen van het ijzer. d. winterbeslag.
In het 2e jaar:
le. Herhaling van het behandelde in het le jaar onder 2 en 3 genoemd.
2e. Abnormaal hoefbeslag, waarbij behandeld zullen worden de beslagwijzen
bij alle afwijkingen in vorm en groei van den hoef, benevens die bij ab-
norme standen van het paard. Behandeling van hoefziekten zijn uitgesloten.
Het praktisch onderwijs zal met het theoritisch gelijken tred houden en
op hoeven zoowel als op paarden worden beoefend.
# #
# . •
Deze cursus is 23 Nov. door den Heer M. J. Hengèveld, Districts-veearts
te Haarlem, geopend, de praktische werkzaamheden zullen aanvangen 7 Jan.
1903. De 15 leerlingen zijn verdeeld in drie ploegen, ieder van 5 personen.
Mijnheer de Bedacteur !
Bij het lezen van het artikel „over ijsnagelsquot; in het jongste nummer van
uw maandblad „De Hoefsmidquot;, en het naderen van den tijd dat deze nagels
worden gebruikt, al is het dan ook slechts veelal een hulpmiddel, wilde ik
de lezers van dit blad — voor zoover noodig — een adres aanwijzen,
waar een soort ijsnagels te verkrijgen is, die bepaald ieder zullen voldoen.
Het adres is voor vele artikelen welbekend, n.1. de heer S. C. M. Bax,
Jufferstraat 4, Rotterdam. Deze ijsnagels zullen voldoen, ten eerste om
hun taaie hardheid, waardoor ze niet iederen of om den anderen dag door
andere behoeven te worden vervangen; ten tweede om den vorm van de
koppen, welke van dien aard zijn, dat ze juist in een goed gemaakte rits
passen-, waardoor ze steun hebben en goed vast zitten. Volgens schrijven
van den heer B. zijn ze in Holland alleen bij hem verki'ijgbaar en wel in
pakken van 5 KG, evenals zijn hoefnagels. De aanwezige modellen zijn:
B^ Bnbsp;B
O 1 2 T
Hopende hiermede velen een genoegen te doen, verzoek ik UEd. beleefd
dit als bericht in het eerstvolgend nummer op te nemen en dank U bij
voorbaat voor Uw bereidwilligheid.
Met de meeste achting
Uw abonné en dw. dn.:
Earmelen , November 1902.nbsp;J. Waagen.
—nbsp;Soldeeren van Aluminium is moeilijk, omdat het aliminium door zijn
nauwe verwantschap met de zuurstof, op daartoe blank gemaakte plaatsen,
dadelijk weer met een fljn, nauwelijks waarneember laagje aluminium-oxyde
wordt bedekt. Deze laag ontstaat zoo schielijk, dat afvijlen van het sol-
deervlak nutteloos is. Met zuren en vloeimiddelen heeft men tot heden
weinig gunstige uitkomsten verkregen.
Deze moeilijkheid wordt echter opgeheven, als men aan het soldeer een
gelegeerd vloeimiddel, uit phosphor en tin bestaande, toevoegt, waardoor de
oxydelaag gedurende de soldeering verwijderd wordt, totdat de verbinding
is gelegd. Tengevolge van het buitengewoon warmtegeleidend vermogen
van het aluminium is het raadzaam de soldeerbout zeer heet te houden en
de te soldeeren deelen te verhitten. Volgens een andere methode worden
als vloeimiddelen de nitraten of nitriten van alkaliën, soms in vereeniging
met salpeterzuur, aangewend.
Uit: „Smid en Koperslagerquot;.
—nbsp;Zwarte ijzer lak. Men smelt gewone asphalt in een ketel en voegt
er, terwijl men voortdurend roert, zoolang gerectificeerde petroleum bij,
totdat een proef bij 't koud worden geschikt is om met de kwast gestreken
te worden, 't Drogen van dit vernis kan door verhitting zeer bespoedigd
worden, 't verdraagt een hooge hittegraad en heeft naast zijn mooie zwarte
kleur nog de eigenschap elastisch te zijn. De hoeveelheden zijn: asphalt 20,
colophonium 5, lampzwart 2, petroleum 50 gewichtsdeelen.
—nbsp;Een duurzame hronzeering, die ook de hitte weerstaat, verkrijgt men
door de voorwerpen met een oplossing van 1 deel gekristalliseerde groenspaan
en 2 deelen salmiak in 260 deelen water te bestrijken, dan over 't vrije
vuur zoolang te drogen totdat de groene kleur begint te verdwijnen. De
geheele methode wordt daarna tien tot twintig maal met een, in plaats van
260, 600 deelen water bevattende oplossing herhaald. Eerst ontstaat een
olijf-groene, dan een bruine kleur op de voorwerpen.
Uit „Ned. Landb. Weel5;blad.quot;
—nbsp;In de vergadering der Hollandsche Maatschappij van Landbouw, is
aan de afd. Hoorn en Omstreken een subsidie van ƒ 100 toegestaan voor
den cursus in lioefbeslag te Hoorn.
Uit: „Zeitschrift fiir Pferdekunde und Pferdezuclit.quot;
— Werking van hoefsmeer. Vrij algemeen wordt aangenomen dat hoef-
smeer den hoef lenig maakt, daarbij uitdrogen en brokkelen tegengaat.
Dit is echter, zooals vele proeven bewezen hebben, niet het geval, omdat
het Tet, onverschillig van welke soort, niet in den hoef dringt.
Vet gaat echter verdampen van het in den hoef aanwezige vocht tegen en
beschut dezen voor indringen van water.
Voor een harden, brokkeligen hoefis dus vaseline, varkensvet of olijfolie—
met gelijke deelen beenzwart — het beste; terwijl voor een weeken hoef
gelijke gele was met dikke terpentijn, ook weer vermengd met wat been-
zwart, een nuttige zalf vormt.
Naar: „Deutsche Schmiedezeituug.quot;
— Het blad wijst op de beteekenis van vakbladen voor den vooruitgang
van bet ambacbt en op de wenscbelijkbeid van medewerking daaraan door
den ambachtsman.
In den sterk vooruitgaanden tijd met de vele nieuwe uitvindingen, kan
men zich moeilijk zonder vakblad redden, wanneer men niet spoedig zoo wat
geheel buiten de ontwikkeling van dat vak wil staan. Vergelijkt men deze
uitspraak, waartegen toch zeker weinig is in te brengen, met de werkelijke
toestanden wat betreft de abonnés-handwerkslieden op hunne vakbladen, dan
ontdekken wij treurige verhoudingen. Vooral ook in den smidsstand is de
belangstelling in vakbladen nog niet groot en juist is het een vak waarin
veel vooruitgang valt waar te nemen, niet het minst in het hoefsmidsvak.
Een vakblad moet, om zich staande te kunnen houden niet alleen, doch ook
om zich van degelijke medewerkers te kunnen voorzien, alles te kunnen
geven 't geen op het vakgebied betrekking heeft, zoo noodig teekeningen,
jjlaten enz., een groot aantal abonné's hebben. Een goed vakblad moet
weten wat aan de lezers belang inboezemt en moet den toon weten aan te
slaan om volkomen goed begi-epen te worden. Het is aan de redactie alleen
niet altijd gegeven hieraan te voldoen, zij kan daarbij den steun van de prak-
tijk niet missen. Vele handwerkslieden en vooral veel smeden, die den forschen
hamer gewoon zijn te hanteeren, gevoelen zich ongeschikt om de pen te
voeren, velen willen geen gedoe er mee hebben, doch — werkelijk — dat
is verkeerd gezien. Waarom zou een smid niet genoeg ontwikkeld en belezen
kunnen zijn om een eenvoudig verslag te schrijven van zijne waarnemingen
in de praktijk? Kleine verbeteringen brengt de redactie van het vakblad
wel aan, zonder dat de schrijver zich daarmee eenigszins in een bespottelijk
daglicht stelt. Eouten in het geschreven woord worden er zoo veel gemaalit
en niet enkel en voornamelijk door smeden. Met alle respect voor goede
taal, hebben de redacties van de vakbladen in de 1ste plaats belang bij het
ontvangen der mededeelingen uit de praktijk. Bovendien, op elke plaats
is toch zeker wel iemand die het voor mededeeling belangri_jke van den
smid voor dezen in schrift wil brengen, wanneer het den werkman zelf
totaal onmogelijk is zulks te doen. Wanneer de een het doet volgt de
ander en zoo vindt ieder op zijn beurt in het vakblad, waarop hij geabon-
neerd is, voor de door hem gegeven wenken die van anderen terug. Daarom
handwerkslieden — smeden — leest vakbladen en deelt aan de redactie van
dat blad uwe praktische ervaringen mede!
Uit: „Ostt'r. Terein.sblatt.quot;
In de 2e helft van de maand December zal in de leersmederij te Han-
nover een herhalingscursus worden gehouden voor plattelands-hoefsmeden uit
de provincie Hannover, die de bevoegdheid tot uitoefening van het hoefbe-
slag voor 1 Januari 1896 hebben verkregen.
Deze cursus moet dienen om het geleerde nog eens te repeteeren en tevens
nieuwe zaken, het hoefbeslag betreffende, te vernemen. Het plan bestaat
deze herhalingscursussen van tijd tot tijd te doen plaats hebben, al naar-
mate daaraan behoefte mocht worden gevoeld.
De deelnemers aan den cursus ontvangen van het Landbouwgenootschap
de reiskosten 3e klasse benevens 20 mk. aan het einde van den cursus terug,
terwijl bovendien diploma's en premies kunnen worden uitgereikt.
Mededeeling aan de abonné's! Er is indertijd toezegging gedaan dat
ook in 1902 een afzonderlijke plaat op hoefbeslag-gebied zou worden toege-
voegd, doch een model, dat voor de abonné's van „De Hoefsmidquot; van vol-
doende waarde is te achten, als in 1901 van de samenstellende deelen van
den hoef, is tot nu toe nog niet door ons aangetroffen of gevonden. Wij
hopen in dit opzicht gedurende 1903 gelukkiger te zijn.
Ten einde onze belofte evenwel naar vermogen, en ook in financieel opzicht,
na te komen, bieden wij met de December-aflevering, nevens den gebruike-
lijken stempelband voor den thans weer afgesloten jaargang, een premie-
kalender ten geschenke aan!
Wilt „De Hoefsmidquot; in Uwen kring blijven steunen en aanbevelen!
—nbsp;Cursus in hoefbeslag te Haarlem.
De leiding van den cursus in hoefbeslag, welke de Afd. Haarlem e. o.
ook dit jaar weer houdt, is opgedragen aan den Kapitein-Paardenarts H.
Viaseboxse.
—nbsp;Inrichting voor hoefbeslag te Groningen.
De leerling H. Tigelaar van Smilde, sedert 6 Juli aan de Inrichting
werkzaam, heeft deze 6 December j.1. verlaten met een getuigschrift van
met goed gevolg den cursus te hebben doorloopen. De opengevallen plaats
is ingenomen door Baar van Oosternieland.
_ De vroege winter! De vroeg ingetreden winter heeft aan de smeden
veel drukte gegeven doch ook extra verdiensten bezorgd. Het is weer den
tijd van schroef- en insteekkalkoenen. De eerste worden het meest in ons land
gebruikt, ook bij de legerpaarden. Evenzoo is zulks in het buitenland.
In het noorden van Nederland woi-dt evenwel meer gehouden van het stift-
beslag, de insteekkalkoenen. Vooral de stalhouders dweepen hiermede,
wanneer de smid maar zorgdraagt voor nauwkeurig afgewerkte gaten en
kalkoenen, en tevens de mate van taps toeloopen de juiste is. Deze moet van
het allergrootste belang worden geacht. Zij dient zoo te wezen dat de
kalkoen er juist in past, alzoo goed aansluit, verder onder het loopen
niet wordt verloren en toch door een of enkele hamerslagen tegen de onder-
vlakte van het ijzer te verwijderen blijkt.
Niet alleen de levering en het onderslaan van het ijzer moet door den
smid geschieden , maar ook de levering der kalkoenen dient in zijn handen
te zijn. Eerst in dit geval kan hij de plicht, de hoeven zoo doelmatig mo-
gelijk te verzorgen , naar behooren vervullen. De w interijzers moeten immers
vóór het invallen van den winter gereed zijn en de te bezigen kalkoenen
eveneens. Een nauwkeurige afwerking is van groot gewicht, van nog meer
beteekenis dan voor gewone ijzers. Juist doordat de winterijzers, en in de
hoogste mate die met los scherp, zoo lang achtereen blijven liggen, het
paard veel meer op stal is en in het vuil staat dan 's zomers, is het van
zoo groot belang dat de ijzers goed aansluiten en nanwkeurig passen om
zoodoende het te sterk drukken van het ijzer op bepaalde hoefgedeelten te
voorkomen, en het inwerken van de nadeelige rottende invloeden van mest,
urine, stroo of turfstrooisel eveneens.
Toch ziet men het menigmaal anders door een verkeerd werken van han-
delaren in kalkoenen. (Zoodanige handelingen zooveel mogelijk te beletten,
zou ook weer veel gemakkelijker gaan wanneer er maar eerst een algemeene
Nederlandsche Smedenbond tot stand was gekomen. Sluit u toch aaneen
en behartigt uw belangen! De beoefenaren van andere' bedrijven of ambten
doen het immers ook en ondervinden er den goeden invloed van als hun
Bond onder krachtige leiding staat en de aansluiting der vakgenooten vrij
algemeen is!). Wij bedoelen er mede dat die handelaren direct aan de
paardenhouders verkoopen. Deze laten zich verleiden door de lagere prijzen.
Zij houden dan ook de verdienste van den hoefsmid in den zak, doch ver-
geten dat deze met een beter oordeel kan koopen en ziet eveneens het straks
genoemde groote belang voorbij, dat zetelt in een nauwkeurig passen en
afgewerkt zijn.
IJzermarkt in November.
Niettegenstaande de berichten omtrent de werkstakingen in de verschil-
lende landen gunstiger luiden, bleef toch de handel in ijzer in de afgeloopen
maand flauw, met kleinen omzet.
— Trusts zijn vereenigingen van enkele groot-handelaren, maatschappijen
of industrieelen — die zoo ongeveer van den alleenverkoop van een of ander
bepaald artikel of product verzekerd zijn — met het doel den prijs van dat
artikel of product willekeurig te verhoogen of te verlagen.
In de Vereenigde Staten van N. Amerika zi^jn reeds door de regeering
maatregelen beraamd om den enormen invloed in den laatsten tijd door
de syndicaten of trusts ontwikkeld, tegen te gaan.
Ook Kusland schijnt zich die zaak te willen aantrekken. Immers de Mm.
van Bin. Zaken heeft besloten een commissie samen te stellen, die zal
trachten, maatregelen te nemen waardoor verbruikers gewaarborgd worden
tegen kunstmatige pri^jsverhooging die door deze moderne uitwassen van
den handel in het leven worden geroepen.
# #
*
In eene door ons bijgewoonde voordracht van den heer Fr. van der
Goes uit Amsterdam, werden de trusts genoemd de laatste nagels aan de
doodkist van het kapitalisme. Hij wees er op dat in de laatste 50 jaren
vooral de kleine bedrijven waren afgenomen in aantal; hoe langer hoe meer
kreeg men groote bedrijven. Steeds echter was er nog de noodige concur-
rentre geweest tusschen die bedrijven en de kooper profiteerde daarvan in
den vorm van lagen koopprijs. De trusts maakten echter een einde aan
de concurrentie. De kooper (de groote menigte, de volksvertegenwoordi-
ging, de Staat) zou zich hiertegen verzetten en uit dat verzet zou langza-
merhand een democratische — misschien socialistische-staatsinstelling geboren
worden, die de vermeerdering van het groot-kapitaal zou tegengaan.
Amerika toont het reeds aan.
-ocr page 206-—nbsp;Dikke ijzerlagen iu Noorwegen.
Uit Noorwegen wordt gemeld, dat ijzer gevonden is bij Vadso. De
dikte der metaallagen, voor zoover zij onderzocht zijn, loopt van 30 tot
200 M. De uitgestrektheid van den ijzerhoudenden grond is 15 vierkante
kilometer.
—nbsp;DelaGuerinière, stalmeester van den Franschen koning Lode-
wijk XV, heeft in 1756 een bekend werk geschreven over de kennis, het
onderricht en het conserveeren van het paard. Dezer dagen dat werk 1), thans
bijna anderhalve eeuw oud, doorbladerende, vonden wij daarin mede eenige
regels aan het hoefbeslag gewijd. Die bekwame rijkunstige blijkt hiervoor
terecht reeds hooge waardeering te hebben gehad en zegt: „Van de onder-
scheidene afdeelingen der paardenkennis is die van het hoefbeslag een der
nuttigste en'verdient de grootste aandacht; de hoeven vormen de fundamenten
van het geheele gebouw; dag aan dag ziet men paarden kreupel gaan door
pijn aan de hoeven , veroorzaakt door slecht beslag en gebrek aan de noodige
kennis om die oorzaak te doen opheffen.
—nbsp;Verbrand staal. Wanneer staal eenmaal door onvoorzichtige behande-
ling als verbrand is te beschouwen, is het moeilijk weer te herstellen. Het
best gelukt dit nog daardoor, dat men het staal verscheidene malen zeer
langzaam tot op rood-gloeihitte verwamt en telkens na het verhitten in
water dompelt, dat ongeveer op 't kookpunt is. Dezelfde uitwerking krijgt
men door het gloeiende staal te dompelen in een mengsel van 4 deelen talk,
4 deelen pek, 3 deelen salmiak en 1 deel bloedloogzout, in welk mengsel
men het staal laat afkoelen.nbsp;*
—nbsp;Onlangs werd een bijeenkomst gehouden door de Smedenvereeni-
ging „Musselkanaal en Omstreken.quot; Behandeld werden o.a. de volgende
punten:
1. Kegeling te treffen bij het innen der rekeningen (met het oog op de
verdiensten) bij den arbeider; 2. Het innen der veengereedschapshuur te
vervroegen; 3. De prijzen voor turfgraversgereedschap; voor zoover per
dagwerk wordt betaald,, te verhoogen en verdere bespreking der prijzen;
4. Koninklijke goedkeuring voor de vereeniging.
\'oor punten 1 en 2 werd als de beste tijd beschouwd in de maand Sept.,
omdat dan de verdiensten, wat den kleinen man betreft, nogal goed zijn
en de smeden het in dien tijd meestal kunnen wachten.
Bij punt 3 ■ werden de prijzen voor het gereedschap van 25 op 35 cent
per dagwerk gebracht. Enkele gereedschappen, als Bonkschoftels, Troefel-
sehoppen, Steekijzers, werden op ƒ2.50 teruggebracht.
Punt 4 werd na eenige bespreking goedgevonden en de werkzaamheden,
daaraan verbonden, werden aan den secretaris opgedragen.
1nbsp; Ecole de Cavalarie; contenant la connoissance, l'instruction et la conser-
vation du cheval, par M. de la Guerinière, Ecuyer du Roi. A Paris MDCCLVl.
Avec approbation et privilege du Roi.
Mededeelingen over het Smidsvak vallende buiten het hoefbeslag.
Iets over de geschiedenis van het smeden. Het, smeden, is een overoud
bedrijf. In de oudste geschiedltundige bronnen wordt er reeds melding van
gemaakt. Een der oudste zetels van de ijzerindustrie schijnt Ethiopië te
wezen, waar ze nog heden bloeit, hoewel ze daar nog op dezelfde wijze
wordt beoefend als in den vroegsten tijd. Op een steen, die te Florence
wordt bewaard, en die uit Egypte afkomstig moet zijn, zien wij de, voor
zoover bekend, oudste voorstelling van het smidsbedrijf Op een der
figuren wordt het smidsvuur voorgesteld. Een werkman, door zijn geschoren
hoofd als slaaf aangeduid, brengt den blaasbalg door zijn voeten in beweging.
Die blaasbalg is eenvoudig een dierenhuid zooals men die nog in afgelegen
streken kan vinden. De andere figuur laat zien, hoe het stuk ijzer, dat
door den meester op een steenen aambeeld wordt gehouden, wordt besmeed
en wel door een steen, die als hamer dient.
Andere afbeeldingen van ongeveer even oude dagteekening stellen het
bereiden van het ijzer in een open haard voor, een andere afbeelding een
ieemen smeltoven, weer een andere een zware koperplaat als aambeeld en
een koperen kogel zonder steel als hamer.
Onder de vele afbeeldingen uit den ouden tijd zijn er vooral Romeinsche
bewaard gebleven. Hoofdzakelijk zijn het reliëfs op grafsteenen, die ons een
dikwijls levendige voorstelling van een Romeinsche smederij geven. Zoo
vertoont een grafsteen, die in het Lateraansche museum wordt bewaard,
een oude smederij met een reeds eenigszins volmaakt smidsvuur, het is n.1.
voorzien van een hefboom, die door sommigen bestemd wordt geacht, om
den blaasbalg daarmee te bewegen, door anderen wordt aangezien voor een
draagboom, zoodat in dat geval het vuur verplaatsbaar zoude zijn.
Vervolgens afbeeldingen op vazen, waarvan er vele als Vulcanus 1) zijn
voorgesteld, bezig de bliksempijlen voor Jupiter te smeden, terwijl de voor-
stelling op verscheidene andere vazen, door het symbool van de tang duidelijk
wordt gemaakt.
Als een der belangrijkste van de oude' voorstellingen der smederij wijzen
wij op het krachtige reliëf uit Pompei afkomstig, n.1. een afbeelding van de
smederij van Hephaestos *), die bezig is een schild te vervaardigen.
Uit de mededeelingen van onderzoekingsreizigers, b.v. van Speke en
Grant in Afrika, blijkt, hoe gering de vooruitgang in dit bedrijf is, waar
de wetenschap niet te hulp komt. Een zeer groote overeenkomst blijkt nog
te bestaan tusschen de inrichting van de daar gebruikt wordende toestellen,
en die, welke volgens de afbeeldingen, de oude Egyptenaren toepasten.
K.
-ocr page 208-Wereldtentoonstelling Parijs: Hoofdprijs en Gouden Medaille
LEERMIDDELEN YOOR HOEFSMIDSCHOLEN.
RENETTEN, beste kwaliteit, onder garantie. LEEREN BEENSTUKKEN
voor strykeii, enz. en HOEFSCHOENEN voor paarden.
ROTTEN'S HOEFLEDERKIT, het beste kunsthoorn
H. HAUPTNER, Berlin, N. W., 6.
CTéilhistreerde Catalogus wordt op aanvrage franco gezonden.
Beste en meest beproefde beslag.
Hoogste onderscheidingen!
^^ 1901: Groote GOUDEN MEDAILLE.
1902: Diploma Nürnberg, Smidsvaktent.
ALLE SOORTEN van
Schroef- en Insteekkalkoenen.
Losse Stooten.
Branscheid amp; Philippi - Remscheid, Rijnland.
-ocr page 209-Petrol.-, Gas-, snelkook- en
verwarmingstoestel.
Brand zonder pit, reuk of' roet —
even geruischloos als kookgas.
PEEN BBANDGEYAAK.
1 liter kokend water in 4 ä 5 mm.
Petr.verbruik ± 1 ct. p. uur bij
volle kracht.
Inlichtingen, prijscouranten, be-
schrijvingen en in werking te zien.
W. ï.d. LIST, ïan Breughelstr.llO,denHaag,
AGENTEN gevraagd.
De beste Z u 1 g -
en Perspompen.
Dubbel en enkel werkende. 5 tot
50 kub. Meter opbrengst. Eenvou-
dig. — Goedkoop. — Verbeterde
Diafragma systeem. Vraag prijzen
en inlichtingen.
Overal Agenten gevraagd.
Den Haag.
H.H. Leiders van Cursussen in hoefbeslag.
Wilt gij een zeer geschikt leermiddel bij het theoretisch onder-
wijs in hoefbeslag? Bestelt dan bij de Administratie van „DE
HOEFSMIDquot; afl. 1 en 2 van den Vlen jaargang van dat Blad,
waarin voorkomen de uitslaande platen van den bouw van den
hoef met verklaring. Prijs 50 cent.____
Kuin$sthL00rn,
voor Hoefbeslag,
verkrijgbaar in de chemi caliën- en
drogerijen-handel van
K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,
te Dordrecht.
PRI.TSCOURANTEN voor HH. Vee-
artsen op aanvrage gratis.
met 2 ronde, kegelvormige tappen. Gemakkelijk
te verw/isselen — houden goed vast. Te ver-
krijgen bij
J. H. Rencker, Niedersedlitz in Sa.
Prijscourant en Monsters op aanvraag gratis
en franco.
Bekroond op de Siuidsviikteiitooustelling: Nüriiberg' 1!gt;02, met Eere-
diploma eii Zilveren Medaille.____
- HOEFZOLEN voor paar-
(len met gebrekkige eu
gevoelige hoeven.
Deze zolen worden
zeer geroemd en zijn
in alle afmetingen ver-
krijgbaar.
CIRCULAIRES op
franco aanvage bij:
W. A. H. van HORSEN, Utrecht.
-ocr page 210-S. C. lïl. BAX. - 2, 4 en 6 Jufferstraat - ROTTERDAM.
— Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. —
Meest uitgebreide sorteering prima blanice Hoefnagels, waarvan meer
dan 60 verschillende voorradig. Billijke prijzen.
met caout«-hout' gt;sii-aaK
Beter en goedkooper dan Engelsche zolen. Stevig geplakt en opgenaaid op best sterk leder.
Iedere zool voorzien van Garantiestempel ïan niet los te laten,
Merk „Tlie Favorite barquot;, prima kwaliteit, Merk „The Holdfast barquot;, prima kwali-
zachte. veerkrachtige Witte Caoutchouc, teit, zachte, veerkrachtige ètawre CaoMfc/^owe,
in 10 verschillende maten voorradig.nbsp;in 13 verschillende maten voorradig.
— Prijzen uiterst billijk. -
Men lette op het stempel op iedere zool.
Hoefraspen.
Renetten (rechts en
links).
Honivklingen.
Hoefhamers.
Hoeftangen.
Alle Caontchonc ar-
tikelen.
Kiinsfhoorn.
enz., enz.
Gemaakte Hoefijzers
Rits- en Stampmodel
Voor- en achterijzers
iu 9 verschillende
maten voorradig. . .
IJs- of Scherpniigels
in 12 soorten.
Las- of Weibladen om
ijzer en staal te
wellen. Las-poeder.
Schroeven en Stiften
in alle modellen.
Pneumatiek, of Luchtdrnkzool
in 8 verschillende maten voorradig.
-ocr page 211-ß , „„
A
mm
, ■■r't
-ocr page 212-y-,;
mMi^
m
■f. i