-ocr page 1-

i

u ■

-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-

lm

-ocr page 5-

DE HOEFSMID.

Geïllustreerd Maandblad voor hoefsmeden en anderen
die in het hoefbeslag belang stellen.

ONDER MEDEWERKING

VAN-

si. g. de bruin te Utrecht, j. l. g. cayaux te 'sGravenhage, a. frederikse te Amersfoort,
w.
a. h. van horsen te Utrecht, f. laméris te Zutfen, j. b. larmené te Amersfoort,
j. b. h. moubis, w. 0. schimmel en m. h. j. p. thomassen,

alle drie te Utrecht, en anderen.

GEREDIGEERD EN UITGEGEVEN

BOOB

A. W. HEIDEMA,

RIJKS-veearts en medebestuurder eener inrichting voor hoefbeslag.

Xe Jaargang. /

A

\

S

GRONINGEN. — A. W. HEIDEMA. — 1905.

RIJKSUNIVERSITEIT UTRECHT

0851 7660

-ocr page 6-

Ifnbsp;4

.Mnbsp;......

(•'iVWM »nbsp;- -.ilSfi

I ^ .if ^Wâ :

* -

'»Ai quot;Hl/'

1 t r -

-ocr page 7-

INHOUD.

De titels, voorzien van een f, geven artikelen aan waarbij een of meer afbeeldin-
gen of figuren behooren, — die met * zijn bijdragen onder een afzonderlijk hoofd,
de overigen zijn „korte mededeelingen.quot;

De Romeinsohe cijfers duiden het nummer der aflevering aan, de gewone de blad-
zijden.

Advertentiën. I 2 en 14, II 18 en 30,
III 34 en 46, IV 50 en 61, Y 66 en
78, VI 82 en 94, VII 98 en 109,
VIII 114 en 126, IX 130 en 142,
X 146 en 158, XI 162 en 174, XII
178 en 190.

*Balkijzer. Aansluiten v. h. — XII 188.
Beslag der paarden b/h. Haagsohe cone.
IX 133.

t* „ Het stooten- en kalkoenen —.
IX 136.

„ met losse kalkoenen. VII 108.
t* , zonder nagels. VIII 115.
Bevordering. XI 167.
»Boekbeoordeeling. X 150, XI 163.
Boekwerken. Ingekomen —. I 10, VI 91,

VII 109, VIII 120, IX 140.
Briefwisseling I 14, II 30, III 46, IV
61, X 158, XII

*Cone. hipp. den Haag. IX 133.
Cursus in hoefbeslag gesubsidieerd van
Rijkswege. IV 52.
„ „te Heerenveen en Dok-
quot;nbsp;kum. VI 92, XII 188.

te 's Hertogenbosch.
quot; quot;nbsp;V 69.

„ „nbsp;„ (provinciale) 's Hage.

VII 106, XI 167.
„ „nbsp;„ prov. Friesland. VII

107.

„ „nbsp;« » ïfoordbrabant.

III 41.

„ „ „ aan 's Rijks Veeartse-
nijschool II 25, XI
167.

„ „ „te Schagen. XI 167.

„ „ Utrecht. IV 54.
*Cursus.Herhalings — v hoefsmeden. V 68.

D

etaeheering b/h. Duitsche leger. X 154.

♦Drachten. Het vrijleggen der —. IX 135
en 138.

*Examen hoefbeslag te Doetinchem en
Zutfen. III 43.

*Fransche leger. Opleiding en bevorde-
ring
v. hoefsmeden b/h. —. VII 99 en
102.

*tGereed80happen. V 74, VI 89.

*Herhalingsouraus voor hoefsmeden. V 68.

t'Hoefbeslag. Wat hebben ontwikkelde
landbouwers in hun studie-
tijd van het hoefbeslag
geleerd? III 39, IV 51,
V 67.

„nbsp;langs galvanischen weg.

IX 147.

♦Hoefbeslagexamens te Doetinchem en
Zutfen. III 43.

»Hoefbeslagcursus te 's Bosch. V 69.

*nbsp;„nbsp;„ Utrecht. IV 54.

*Hoef. Uitzetten en samenkrimpen v/d —.
II 24.

t*Hoefmeohanisrae. XI 163.

»Hoefsmid. Wat moet de — noodzakelijk
weten. I 7, fH 19, flll 35.

Hoefsmid. Wat wij paardenhouders van
onzen — verlangen en mogen
eischen. XII, 182.

Hoefsmeden. Wedstrijd v. — te Zutfen,
VIII 115.

»Hoefsmidscursus. Prov. — te 's Hage.
IV 53.

Hoefsmidsschool te Saumur. V 75, t*VI 83

Hoefsmidsvak. De tegenwoordige toe-
stand v/h. — in Nederland. X, 179.

f*Hoefsmid8werktüigen. Paar minder be-
kende —. V 72.

t*Hoornsohoen. De vorm v/d —. X 147.

-ocr page 8-

Ingekomen boekwerken I 10, YI 91,

VII 109, VIII 120, IX 140.
Ingezonden stukken. lY 57, YII 91, XII

185.
»Inleiding. I 3.

Inrichting voor hoefbeslag te Groningen.
III 44, lY 57, YI 91, YII 108,
IX 138, X 154, XI 168, XII 187.
Inrichting voor hoefbeslag aan 's Rijks

Yeeartsenijsohool. II 25, XI 167.
t
*Kalkoen. Het stooten — en — beslag.
IX 136.

„ Beslag met losse —. YII 108.
*Luik. Tentoonstelling te —. YIII 118.
t
*Machine voor het buigen van hoef-
ijzers. YII -104.
»Mededeelingen over het smidsvak vallende
buiten het hoefbeslag. II 29 (werktuig-
staal); III 45 (grootte middellijn v/d
cirkel); flV 58 (waterleidingkranen);
fY 74 (gereedschappen); YI 89 (gereed-
schappen, en cirkelstraal beschrijven);
fYII 105 (kegels uitslaan); YIII 123
(smeren der assen); flX UI (klinken);
X 156 (soldeeren); f^I 169 (iets over
schroefdraad); XII 188, (behandelmg
van werktuigstaai).
»Militaire hoefsmeden in Frankrijk. Yll
99 en 102.
„ ons land. lY 131.
f*nbsp;hoefsmidsschool te Saumur.

YI 83.

*Opleiding van hoefsmeden b/h Fransche

leger. YII 99 en bevordering 102.
»Onderzoek van
het paard voor het beslag.

I 3.

»Opzet. Het geven van een —. IX 135.
* ^ De - XII 184.
Ontwikkeling als geldbelegging. lY 58.
Persoverzicht. 111: Handwerksnijverheid
en Staatshulp; voorbeelden aan leer-
lingen; scherpen van vijlen en raspen;
ij zei-uitvoer; hoef hoorn-elastieiteit; be-
paling hoefvorm. 11 26 : Laschpoeder;
onderscheiden van gegoten
ijzer; staal-
en
staafijzer; hoefsmidscursus te Heeren-
veen; beslag in Pruisen; aanstelling
wachtmeesters-hoefsmeden in Engeland;
leersmederij Charlottenburg; leeren zool;
do kwaliteit der hoeven. lY 58: Moderne
snelle verkeer Y 76: Gedenkschrift
over het onderricht in hoefbeslag. YI
92: Aanbeeldblok; breuk van het hoef-
been; hoefmechanisme. YII 106: Hoef-
beslagcursus te 's Hage en in Friesland;
harden van boren; beslaan; opleiding
Duitsche burger-veeartsen; vrijleggen
der drachten; beslag met losse kalkoe-
nen. YIII 122: Nieuwigheden op't ge-
bied van hoefbeslag. IX 139: Prijsbe-
rekening hoefbeslag door de afd.
Enschedé v/d Bond v. Smedenpatroons;
onderricht in hoefbeslag te Baden;
winterbeslag in Zwitserland. X 154:
Practische hoefsmidschool te Dresden;
vergadering Dagel. Best. Bond v. Sme-
denpatroons te Haarlem. XI 168: Wed-
strijd in hoefbeslag district Keulen;
nieuw strij kijzerbeslag.

Rijkssteun inzake opleiding v. burger
hoefsmeden. XI 166.

t*Schokbreker. Een nieuwe vorm van
—. YIII 119.

Schoorsteen- en Yentilatiekappen XII 187.

Steengallen. IX 139.

Subsidie voor hoefbeslag in GelderlanO.

YII 108.
Tariefwet. Ontwerp YII 108.
»Tentoonstelling te Luik. YIII 118.

„ en wedstrijd in hoefbe-
slag te Zutfen. YI 92.

Veendam. Landhuishoudk. congres. Y
75, YI 92.

»Vergadering v/d Smedenbond „Hollandsen
Noorderkwartierquot;, en van de afd. Scha-
gen v/d
B. v. Smedenpatroons I »7
lY 56.

Wedstrijd in hoefbeslag te Zutfen. Y
71, YI 92, »YIII 115 en 122, IX 138.

IJzers. Machinale —. IX 138.

„ Open- en gesloten —. 11 23.

-ocr page 9-

HOOFDREDACTEÜR-nri'GEVER: A. W. HEIDEMA, RIJKS-VEEARÏS TE GRONIN(;EN.

-ocr page 10-

Lannbert amp;
Connpany.

Hallanan Hoefzolen

de Beste en

de Goedkoopste

Rotterdann,

Wijnhaven 127.

INHOUD.

1904-

-1905. — Het onderzoek van het paard voor het beslag, door
F. Laméris, Kapitein-Paardenarts. — Wat moet de hoefsmid noodzakelijk
weten? door H. A. Kroes. - Verslag der Vergadering van den Smedenbond
„Hollandsch Noorderkwartierquot; en van de Afd. Schagen van Bond van

Smedenpatroons.—Ingekomen boek werken. — Persoverzicht. — Briefwisseling.
— Advertentiën.

-ocr page 11-

1904—1905.

Het pas afgeloopen jaar heeft niet veel opvallend bijzonders voor het
hoefsmidsvak opgeleverd. Hoewel een meer deugdelijke regeling der oplei-
ding van hoefsmeden nog altijd op zich laat wachten — blijkbaar tenge-
volge van geldgebrek in de Staatskas — kan met zekere tevredenheid op
het afgeloopen jaar en op den tegenwoordigen toestand worden neergezien.
De smeden, die behoorlijk onderlegd en ijverig zijn en niet met ziekten
of andere ernstige tegenspoeden hebben te kampen, verdienen alleszins een
goede positie, maar hebben deze ook werkelijk. Er is werk genoeg en bepaald
gebrek aan gezellen. Misschien wordt men tegenwoordig wel eens wat
te vroeg „meesterquot; of „baas.quot; Voor enkele dagen viel het ons op dat in
één nieuwsblad 32 advertentiën voorkwamen, in ieder waarvan een smids-
knecht werd gevraagd.

De aaneensluiting der smeden is wel toenemende, maar nog niet zoo
vlot als de ijverige voorstanders zich wel hebben voorgesteld. Maar ook
in dit opzicht worde in het oog gehouden dat „Eome niet in één dag is
gebouwdquot; —, dat het doel waarnaar gestreefd wordt nuttig en goed is,
en dat ook hierin „de aanhouder zal winnen.quot;

Moge 1905, waarmede „De Hoefsmidquot; zijn tienden jaargang zal volbren-
gen , voor het smidsvak, en inzonderheid voor het hoefsmidsvak en zijne
beoefenaren, gunstig worden!
nbsp;Bed.

HET ONDERZOEK VAN HET PAARD VOOR HET BESLAG *)

door

E. Laméris , Kapitein-Paardenarts.

{Vervolg en Slot).

II. Onderzoek van het op vlakken, harden en op vlak-
ken, zachten bodem gaande paard.

Hierbij gaat men na of er kreupelheid aanwezig is, en zoo ja, of
dit met het hoefbeslag in oorzakelijk verband staat; verder de be-
'«'eging der ledematen, richting, breedte en hoogte der beweging,
het neerzetten der hoeven.

Vindt men bij het dravende paard de oorzaak der kreupelheid niet in
liet beslag, dan doet men verstandig, den eigenaar te adviseeren, het paard
^oor een veearts te laten behandelen. De onderzoeker laat daarop het ge-
zonde paard in stap op de harde, effen monsterbaan in rechte lijn bewegen,

-ocr page 12-

waarbij de bewegingsrichting der ledematen wordt vastgesteld en tevens of-

deze in overeenstemming is met den stand der ledematen. Hoeveel waarde

men er aan hecht, de paarden op stal eene horizontale onderlaag als steun-

vlakte te geven mag als bekend worden verondersteld. Des te meer echter

IS het noodig, de stennvlakte, welke de hoeven voor den lichaamslast vor-

men horizontaal te maken, omdat de invloed daarvan zich niet alleen in

rusttoestand, maar vooral gedurende de beweging in versterkte mate laat

gelden. Bij vlak optreden komt de beweging van gezonde ledematen overeen

met den stand daarvan, en het paard vindt op zijn hoeven een zekeren steun

Bij verkeerd besneden boeven daarentegen is de beweging niet altijd in

overeenstemming met den stand der ledematen; zij wordt'niet in één en

dezelfde maar in verschillende richting uitgevoerd. De paarden vinden op

hnnne hoeven, ten nadeele van hunne gewrichten, hun pees- en bandstelsel
een onzekeren, ongelijkmatigen steun.nbsp;o^inasceisel,

Is bijvoorbeeld de binnenhoefhelft bij regelmatigen stand te laag, dan
wordt vooral bij het begin der stapbewegingen het been nu eens in rechtr
aan weer m bodemwijde richting voorwaarts gebracht

Verder moet men de breedte der beweging vaststellen, welke onder nor-
Hin ZTTT-'''nbsp;voortbewegen van het paard in eene rechte

if'br Snbsp;daarentegen neemt zij

m breedte nu eens af, dan weer toe. De sekeef besneden lodemvlaUe Jn

den hoef veroorzaaM ald^s een onzekere stennvlakte en werkt storend in ojgt;
dlrT.'nbsp;strijken, en

been Sf htTquot; T 'nbsp;^^^nbsp;^^^

frquot;®^™ het paard in stap moet men nauwkeurig

vaststellen welk gedeelte van den hoef het eerst, en welk gedeelte he!
laatst met den bodem in aanraking komt, en hieruit opmaken, hoeveel de
draagrand op de eene plaats te hoog en aan de andere zijde te laag is

Bij het monsteren in draf gaan paarden met scheeve bodemvlakte onzeker-
voerdT®'quot;®nbsp;overeenstemming met den stand uitg«:

vaTb t 'YTunbsp;beschouwing van ter zijde, tijdens de beweging

wordt oquot; 'nbsp;l'odem

worden opgenomen en onder welken hoek deze worden neergezet. De lage

trr't hnbsp;tot struikelen, waar men rekening

mee moet houden bij het nieuwe beslag.nbsp;^

Verder is na te gaan, hoe de verhouding is tusschen de beweging van
voor- en achterbeenen ten opzichte van elkaar; of de hoefslagen der achter-
hoeven samenvallen met die der voorhoeven, of dat zij vóór de hoefslagen
van de voorbeenen komen te liggen.

In het laatste geval liggen de bewegingsruimten der voor- en achter-
beenen gedeeltelijk in elkaar, in plaats van gescheiden; de paarden vangen

let koTnbsp;TTquot;quot;nbsp;-- bij hoogbeenige paarden

met korten rug, alsook bij paarden, welke van voren en achteren onder

zich staan vooral wanneer deze gelijktijdig overbouwd zijn en daardoor
de voorhand zwaarder dan normaJil is belast.

Men mag hieruit niet besluiten, zooals dikwijls staat geschreven, dat
paarden van dezen bouw zich vangen, omdat zij achter langere pissen

-ocr page 13-

a en dan voor. De paslengte is van de voor- en achterbeenen bij een en

etzeltde paard, zonder te letten op den stand der ledematen, altijd even
^^^ ^^ noodig voor een regelmatig voorwaarts gaan en laat zich
ook door metingen controleeren en bevestigen. De mogelijkheid is evenwel
niet buitengesloten, dat de een of andere voet gedurende de beweging van
de gemiddelde paslengte nu en dan afwijkt, dat bijvoorbeeld een achterhoef
een grootere ruimte doorloopt dan de voorhoef, zooals dit hoofdzakelijk
waargenomen wordt, wanneer de paarden niet rechtuit gaan. Iedere af-
^iJ ing wordt echter reeds bij den volgenden pas vereffend. In zachten,
teeken bodem vangen hiertoe gedisponeerde paarden zich gemakkelijker
en hooger, tengevolge van de meerdere belasting van de voorhand en het
aaardoor teweeggebrachte dieper inzinken van de voorbeenen. Onder deze
omstandigheden kan het zich vangen zelfs bij paarden optreden, welke ge-
woonlijk geen neiging daartoe vertoonennbsp;f 'nbsp;S

Een tydelijk vangen of klappen in de ijzers neemt men waar bij ver-
moeiae ot jonge paarden, bij paarden met slecht ontwikkelde voorhand en
bij paarden met gebreken aan de voorbeenen. Deze overwegingen vereischen
vooral voor troepenpaarden, in verband met hun dienstgebruik, eene bijzon-
dere oplettendheid in zake de lengte der ijzertakken.

Aanleiding tot vangen geven verder: de te lang gelaten hoornwand der
achterhoeven, voor den toonwand uitstekende of bodemwijd gerande achter-
ijzers, alsook een te lang toongedeelte bij voorhoeven, vooral als de ver-
zenen daarbij te laag zijn, bij steile hoeven en onderstaande voorbeenen
een te korte toon, verder te lange voorijzers.

Het op vlakken, zachten bodem gaande paard neemt zelfs bij scheeve
bovenvlakte, langzamerhand zijn natuurlijke beweging aan, omdat de te hooge
gedee ten van den draagrand in den bodem worden gedrukt. Men vindt
ÏÏIn hnlnbsp;buitenhoefhelft op zachten.

Evenzoo maken paarden met te hooge verzenen op zachten bodem langere,
met te lage verzenen en te langen toon kortere passen dan op harde^
bodem. In aatste geval bemerkt men dat denaarden op^achten
bodem gemakkelijker aanstooten en struikelen.

Hoeven, welke tengevolge van scheef besnijden in rusttoestand met den
toon naar binnen staan, keeren bij beweging op zachten bodem in hunnen
vroegeren, bij de stelling der ledematen passenden stand terug.

I£et onderzoek op vlakken, zacUen lodem in vergelijking met 'de levinding
op vlakken, harden hodem geeft derhalve het zekerste richtsnoer voor het be-
snijden van den wand aan de verschillende deelen van den draagrand.

Bij voortdurende oefening zijn wij door dit onderzoek in staat, op het
oog te bepalen, hoeveel millimeter de draagrand op de eene plaats te veel
8 weggenomen of op eene andere plaats te hoog is gelaten.

aannbsp;''P quot;berken, dat paarden met verwondingen

neden quot;'iderylakte van den hoef, pijnlijke straalaandoeningen of naar be-

H^tnbsp;uitsluitend op harden bodem moeten worden onderzocht,

groote aantal verschillende hoefvormen en hunne betrekking tot den

-ocr page 14-

bouw van het paard vereischt, vooral voor weinig geoefenden, een herhaald
monsteren van het paard op vlakken, harden en zachten bodem, om tot de
noodige gegevens voor de uitvoering van het hoefbeslag te geraken.

III. Het bezichtigen van de onderste hoefvlakte en
van het ijzer vóór en na het afnemen daarvan.

Bij den opgenomen voet gaat men na, of het ijzer in wijdte met den
hoef overeenkomt, of de ijzertakken den straal vrijlaten, even ver van de
middellijn daarvan verwijderd liggen en de verzeneinden van den hoef be-
dekken. Afwijkingen hiervan zijn terug te brengen tot gebrekkige uitvoe-
ring van het beslag, tot den groei van den hoef of tot verschuiving van
het hoefijzer tijdens den duur van het beslag. De afslijting van het ijzer
wordt veroorzaakt door de wrijving van het neerzetten, het afzetten en het
rollen over den toon. De voorijzers vertoonen bij paarden met gezonde,
regelmatig gestelde ledematen en vlak optreden, eene gelijkmatige afslijting
aan de takken. Aan het toongedeelte is deze sterker, in den vorm van den
opzet. Bij de achterijzers is de afslijting daarentegen over 't algemeen ge-
lijkmatig, omdat deze in den regel aan het toongedeelte ontbreekt.

Bij steile hoeven met te hooge verzenen, bij paarden, welke in berg-
achtige streken gebruikt worden, bij sommige ziekten in het toongedeelte
van den hoef (bijvoorbeeld knolhoeven) zijn de ijzertakken naar verhouding
aan eene sterkere afslijting onderhevig.

Daarentegen vindt men bij trekpaarden, vooral bij dezulke, welke zware
lasten trekken, en bij paarden met zekere ziekten der ledematen eene
sterkere afslijting aan het toongedeelte.

Verder heeft eene scheeve bodemvlakte van den hoef invloed op de af-
slijting. Bij afwijkenden stand der ledematen is de afslijting der ijzers,
zelfs na vlak besnijden der hoeven, ongelijkmatig, hetgeen veroorzaakt
wordt, doordat de steile wand-afdeelingen bij even sterken groei vroeger
den bodem bereiken dan schuin staande.

Bij bodemnauwen stand bijvoorbeeld slijt de buitentak meer af dan de
binnentak. Ook de wijdte van het hoefijzer heeft invloed op de afslijting;
de ijzertak, welke te nauw is gericht, of tengevolge van het verschuiven te
nauw is geworden, zal meer afslijten.

De afslijting van het ijzer is derhalve zeer verschillend naar het gebruik
van het paard, den stand der ledematen, het besnijden der hoeven, de
wijdte en ligging der ijzers en de ziekten der ledematen en hoeven.

Het besnijden van den draagrand kan dus op grond van de afslijting van
het oude ijzer alleen, niet vastgesteld worden; de afslijting geeft daaren-
tegen aanwijzingen voor het nieuwe beslag, welke vooral betrekking hebben
op de dikte der opnieuw onder te leggen ijzers.

De nieten der nagels liggen bij een gezonden, stevigen hoornwand recht
boven de nagelkoppen. Schuin ingeslagen nagels houden de ijzers niet vol-
doende vast en geven aanleiding tot afbrokkelen van den hoornwand. De
zool moet gelijkmatig gewelfd zijn. Het doode hoorn hangt daaraan in den vorm
van schilfers of vormt een daarmede samenhangende plaat. Dit laatste wijst
op een gebrekkig hoefmechanisme. Verder onderzoekt men hoeveel en op

-ocr page 15-

welke plaatsen van de zool de doode hoorn zich bevindt. De steunsels,
welke in gezonden toestand van den verzenboek rechtlijnig naar de punt van
den straal verloopen, vertoonen dikwijls inbuigingen van verschillende soort
naar den straal en naar de zool.

Zij begrenzen zijdelings den straal en geven dikwijls aanleiding, tenge-
volge van eene geheele liggingsverandering naar binnen, tot eene vernauwing
van de ruimte voor den straal. De ligging der steunsels is daarom van
gewicht voor de instandhouding van den vorm van den straal.

De straal moet zoo weinig mogelijk worden besneden, evenwel mag de
voorste helft daarvan niet onder den draagrand van den hoef uitsteken.
De ballen moeten even hoog liggen; mogelijke verschuivingen daarvan moeten
bij het nieuwe beslag doelmatig worden behandeld.

Na afname van het ijzer onderzoekt men, of dit goed gericht is, of het
een draagvlakte bezit, welke met den hoefvorm overeenkomt en of het in
voldoende breedte op den draagrand van den hoef gelegen heeft.

De draagrand van den hoef wordt daarna met dien van het ijzer verge-
leken en onderzocht naar zijne stevigheid. Nadat het paard is beslagen,
wordt het wederom voorgebracht en gemonsterd, om na te gaan, of er met
de voor het beslag waargenomen feiten voldoende rekening is gehouden en
of het paard vlot en zeker gaat.

WAT MOET DE HOEFSMID I^OODZAKELIJK WETEN?

door
H. A. Kroes.

(Vervolg.)

Sedert wij onder bovenstaand opschrift eenige artikelen, het hoefbeslag
betreffende, ten beste gaven, werden in „De Hoefsmidquot; voornamelijk die
onderwerpen behandeld, welke tot nog toe geen onderwerp van onze bespre-
kingen uitmaakten. Zoo werd door den heer Erederikse eene verhande-
ling gegeven over „de ziekten en gebreken van den hoefquot;, terwijl in een
vorig no. door den heer Laméris een begin werd gemaakt met een artikel
aan de hand van Koster's werkje over bet onderzoek van het paard vóór
het beslag.

Beide onderwerpen laten aan duidelijkheid en volledigheid niets te wen-
schen over en het kan overbodig worden geacht, reeds in dezen jaargang
van „De Hoefsmidquot;, opnieuw die onderwerpen weer te behandelen —, al zou
het dan ook zijn op een andere wijze, omdat natuurlijk ieder schrijver er
een eigen manier van indeelen en mededeelen op nahoudt, nl. die, welke
hij voor zich zelf het doelmatigst acht.

Op blz. 151 van den vorigen jaargang werd door ons gewezen op het
onderzoek van het paard vóór het beslag en de veronachtzaming van dat
onderzoek, of de gebrekkige wijze waarop het wordt uitgevoerd.

Wanneer wij thans lezen hetgeen de heer Laméris in afl. 12, jaargang
1904 meedeelt, gevoelen wij van hoe groot gewicht dit onderzoek is, doch
ook hoe goed men daarvoor moet zijn ingericht. Waar vinden wij hier
lande een monsterbaan naast de smederij, zooals die aanwezig is bij de

-ocr page 16-

hoefsmidscholen en vele groote smederijen in Duitschland? Waar zou men
de methode door L. behandeld in toepassing kunnen brengen zonder in z'n
onderzoek gestoord te worden met de opmerking: „Ja m'n goede vriend -
Ik vind dat allemaal mooi en wel, maar wij kunnen ons daarmee hier niet
inlaten, t duurt te lang - er wachten nog veel meer paarden op beslag
.... er moet
geld verdiend worden.quot; Ik geloof dat een dergelijke opmer-
king wel de meest welwillende zou zijn, welke wij van de leden van ons
hoefsmedengilde zouden te wachten hebben. En het is hun niet kwalijk te
nemen! Waar wij in no. 9 van den vorigen jaargang eene berekening
hebben gevolgd van 'tgeen er aan het beslag wordt verdiend, mogen wü
met verwachten dat de hoefsmid nog in de le plaats kosten kan maken
voor het aanleggen van een monsterbaan naast z'n smederij (gesteld dat hü
daarvoor de geschikte ruimte heeft) en in de 2e plaats de voor het mon-
steren noodige tijd en hulp niet kan geven bij een zoo karige berekening
van het beslagloon.nbsp;^

In afwachting van meer gunstige verhoudingen op dat gebied, kunnen
WIJ ons in de gegeven omstandigheden slechts enkele plaatsen denken waar
ten opzichte van het hoefbeslag, de noodige onderzoekingen kunnen worden
gedaan gegevens verzameld enz. Het zijn voornamelijk die plaatsen waar
geldverdienen niet de drijfveer is van het houden der'smederij, doch waar
deze IS een
leersmederij in den waren zin des woords.

Het stichten van dergelijke inrichtingen is een groote vereischte voor de
doelmatige ontwikkeling van ons nationaal hoefbeslag en de hoefsmid dient
het noodzakelijk te weten, dat hij er, met ons, naar moet streven, de oprich-
ting van dergelijke leerscholen te bevorderen, wijl zij veel meer nut zullen
atwerpen dan de thans in zwang zijnde hoefsmidscursussen.

» #
*

En wanneer wij dan om bovengemelde redenen de hoefgebreken en de
afwijkende standen en gangen thans niet onder bovenstaand hoofd zullen
behandelen, blijven er niet veel onderwerpen meer over welke gewoonlijk
bij de beschrijving van den hoef en het hoefbeslag worden ingedeeld.

Wij zouden nog kunnen behandelen de techniek van het hoefbeslag, het
z.g.n. beslaan, alsmede de verschillende soorten van ijzers en het gebruik
daarvan bij verschillende hoeven en toestanden.

Van de rubriek ijzers zal thans niet behandeld worden, datgene wat
behoort tot het scherpe beslag, omdat ook dit onderwerp nog niet lang
geleden door ons is uitgewerkt onder „De nieuwste vindingen op het gebied
van het hoefbeslagquot;, in jaarg. VII en VIII.

Alzoo blijft te behandelen: de techniek en eenige soorten van hoefijzers.

Wat betreft de praktijk van het hoefbeslag, kan worden getuigd dat vele
van onze smeden de kunst verstaan vlug te kunnen werken. De cursianen
onder het gilde, achten zich gelukkig wanneer bij het theoretisch gedeelte
van het examen voornamelijk vragen over de techniek tot hen worden
gericht. Zitten ze met vleeschzoom, vieeschkroon, vleeschplaatjes, beteekenis
van de steunsels enz. wel eens in de knoei — te beschrijven hoe een ijzer
wordt ondergeslagen — gaat van een leien dakje. Echter — wat die
vlugge uitvoering betreft, blijft ze, getoetst aan' de theorie, wel eens in

-ocr page 17-

gebreke de noodige punten van goedkeuring te behalen. Dit blijkt bij de
wedstrijden in het hoefbeslag — veel nuttiger dan tentoonstellingen van
hoefijzers — dikwijls nog zeer duidelijk. Letten wij daarbij op het afnemen
der oude ijzers, dan zullen niet altijd alle nieten der
nagels weggeslagen en
niet alle nagels worden uitgetrokken alvorens het ijzer wordt weggenomen.
Bij het besnijden van wand, zool en straal wordt ook al weer dikwijls
met voeten getreden, wat men op de theorie als wenschelijk en noodig
verkondigt. En dit zijn zaken, die ons onaangenaam aandoen. Immers
— of de theorie deugt niet en moet anders gegeven worden — of in
een goede hoefsmederij moet volgens de theoretische grondslagen worden
beslagen! Daar hebben we b.v. de theorie dat er niet meer van den wand
mag worden weggenomen dan het gedeelte 't welk buiten de zool uitsteekt.
'Ongetwijfeld berust dit op zeer goede gronden; immers wanneer wij ook het
met de zool verbonden gedeelte van den wand wegnemen, maken wij nood-
zakelijk die verbinding zwakker en bestaat er dus ook meer kans dat de
zool meer en meer doorzakt. Toch zien wij in de praktijk niet veel reke-
ning houden met deze grensbepaling van wandbesnijding, doch wordt er naar
believen van den wand weggenomen. Met het voorschrift „niets wegnemen
van zool, steunsels en straalquot; wordt ook dikwijls zeer willekeurig omge-
sprongen. Velen hebben de vaste gewoonte om steeds aan deze deelen te
peuteren — noodig of niet noodig! Het gevolg moet weer zijn, dooi-zakken
van het verzwakte zooigewelf en het beperken van de zoo gewenschte
werking van het straalkussen. Immers door de sterke straalbesnijding zal
deze, bij het neerzetten van den hoef, niet den bodem raken en zal het
elastische vetkussen niet op den bodem komen, niet geknepen worden tusschen
de pees van den hoefbeenbuiger (bovenste begrenzing) en den straal als
onderste grens. Zal dit wel gebeuren, dan moet de straal den bodem raken

—nbsp;daar tegendruk ondervinden — welke gepaard met den druk van boven

—nbsp;het lichaamsgewicht — het platter en breeder worden van het straal-
kussen — en dus ook van den hoef — in de hand werken.

Deze toestand moet natuurlijk bestaan bij den beslagen hoef en omdat
nu op den straal in den regel geen ijzer wordt gelegd, moet bij den onbe-
slagen hoef, de straal zooveel beneden den draagrand uitsteken als bet ijzer
dik is.nbsp;__
(Slot volgt.)

YERSLAG DER VERGADERING
VAN DEN SMEDENBOND „HOLLANDSCH NOORDERKWARTIERquot;

en van de

AED. SCHAGEN VAN DEN BOND VAN SMEDENPATROONS.

De jaarlijksche algemeene vergadering van den Smedenbond „Hollandsch
Noorderkwartierquot; werd 8 Jan. te Schagen gehouden. Uit het verslag van
den secretaris bleek, dat het ledental tamelijk wel hetzelfde was gebleven.
Betreurd werd dat nog zoo weinigen het nut van aaneensluiting inzien en
dat de meeste leden op de vergaderingen door afwezigheid schitteren. Een
woord van hulde werd gebracht aan den wakkeren voorzitter v. d. Bond,
■den heer J. L. Wissekerke van Kolhorn, die steeds trouw op zijn post is.

De toestand der financiën mag bevredigend genoemd worden. Pogingen

-ocr page 18-

zullen worden aangewend om in het volgende najaar weer een cursus in
hoefbeslag te doen houden, terwijl op de volgende vergadering getracht
zal worden eene lezing te doen houden over de standen van het paard
Eveneens zal het Bestuur dan voorstellen doen betreffende den aankoop
van smeekolen.

In de nu volgende vergadering van de afdeeling Schagen en omstreken
V. d. Bond van Smedenpatroons in Nederland werd, na afdoening der gewone
werkzaamheden, het woord gevoerd door den heer
N. J Oldendorp
secretaris van bovengenoemden bond. ZEd. had tot onderwerp gekozen dè
Onderlinge Omslag Eisico-verzekering. Op zijne gewone duidelijke wijze
zette Spreker aan de vergadering uiteen, waarom deze wijze van verzekering
de voorkeur verdient boven de Eijksbank of particuliere maatschappijen.
Verder werd nog een korte uiteenzetting gegeven van het werken en streven
van den Bond en werd hierna de vergadering gesloten. Beide vergaderingen
waren ais gewoonlijk slecht bezocht.nbsp;jj

INGEKOMEN BOEKWERKEN.

Door de bekende firma H. Hauptner te Berlijn is wederom een
katalogus uitgegeven, waarin afbeeldingen voorkomen van toestellen en in-
strumenten op 't gebied van verschillende wetenschappen. Ook leermiddelen
ten behoeve van cursussen in hoefbeslag zijn bij de firma in grooten voor-
raad voorhanden. —

De heer H. Borgrink, ijzerhandelaar te Leeu-
warden, zendt ons een paar der door hem in Friesland
en Groningen in den handel gebrachte, holle, veerende
insteekkalkoenen. Als deugden van deze kalkoenen
worden aangegeven dat zij uiterst hard zijn, niet af-
breken en dat ze bijna nooit verloren gaan, omdat ze
eenigszins veeren. In iederen kalkoen zit een kurkje
om te verhinderen, dat er vuil in komt en de schroef-

K*

draad, die zich daar ter plaatse bevindt, niet verstopt geraakt doch steeds

-ocr page 19-

geschikt blijft om er den trekker in te draaien en op die wijze de kalkoe-
nen uit de gaten te verwijderen.

Met het oog op den winter is het voor de smeden, welke nog geen ge-
vestigde ervaring bezitten omtrent bet doelmatigste scherp beslag, thans
wenschelijk ook deze kalkoenen eens te beproeven. Het succes van de
verschillende scherpe kalkoenen is nog al afhankelijk van de soort van
paarden en wegen bij welke zij dienst moeten doen. Zoo zullen b. v. de
insteekkalkoenen met ronde halzen bij de werkpaarden in de steden nog
al eens verloren gaan, omdat de gaten uitloopen, zelfs niettegenstaande ze
in staal zijn ingeslagen en voldoen in die omstandigheden beter de kal-
koenen met vierkante halzen en vierkante gaten.

PERSOVERZICHT.

Uit: „Vulkaanquot;.

— Door den heer J. de Koning, civiel-ingenieur te Hilversum, is in de
afdeelingsvergadering v. d. Maatsch. t. bev. d. Bouwkunst te Amsterdam
een lezing gehouden over: „Handwerksnijverheid en Staatshulpquot;.

De bemoeiingen van den Staat tot bevordering van de handwerksnijverheid
zijn in de eerste plaats het uitvloeisel geweest van de moderne wijze van
productie. De toepassing van het grootkapitaal op de industrie heeft zeer
verschillend gewerkt op verschillende takken van het handwerk; sommige
takken zijn totaal verdwenen, zooals huisweverij, maar andere zijn weer
geschapen zooals het installatiebedrijf voor gas, waterleiding, electriciteit
enz. Andere bedrijven hebben door de nieuwe productiewijze zeer geleden,
doch zijn niet ten onder gegaan, o.a. de kleermakerij, de schoenmakerij en
bet slotenmaken. Ook op het bouwvak is de uitwerking zeer verschillend
geweest, doch zeer waarschijnlijk heeft dit vak er meer voor- dan nadeel
bij gehad. Tegenover de nadeelen van machinale bewerking van deuren,
vensters enz. staat, dat de groot-industrie het bouwen van vele groote ge-
bouwen en arbeiderswoningen noodig maakt.

Vooral in Oostenrijk worden door de Regeering de verschillende takken
van het kleinbedrijf krachtig gesteund. Het Handelsministerie aldaar richtte
een afzonderlijke tak van werkzaamheid in. De centrale machinehal te
Weenen, het houden van cursussen voor meesters en gezellen, de verstrek-
king van arbeidshulpmiddelen zijn hiervan het bewijs, en deze zijn het
gevolg van het zeer ontwikkelde leerlings- en vakvereenigingswezen.

In die machinehal — een zaal van 800 M''' — worden verschillende werk-
tuigen tentoongesteld en 's Zondags en een paar middagen 's weeks in be-
weging gesteld, terwijl ambtenaren aanwezig zijn voor het geven van
inlichtingen omtrent de voordeelen van die machines, het kolenverbruik
der motoren enz. Ook werden cursussen opgericht voor kleine patroons in
verschillende vakken, welke 6—8 weken duren. Aan lieden uit de provincie
worden toelagen gegeven van ƒ 10 tot ƒ 12 per week om die cursussen te
bezoeken. In de provincie worden eveneens cursussen gehouden met behulp
der vakvereenigingen. Tevens worden er plaatselijke tentoonstellingen van
machines gehouden.

-ocr page 20-

vaste tarieven van de werktuL. k ? f ^^^^eniging kunnen tegen
voor werktuigen In
174 fe Sl^ quot;nbsp;^^nbsp;i« ƒ 330.L

on^ngen Jdragen J:eri:;rr

Prats'SkTtrnS^^^^^ ^et ,ministerie is het leerlingwezen,
leerlingen L vrk^r/ef'r.e:^^^^^^^ ff^efd

leerlingen. De hier bekroondfnbsp;^'Me

der districten gezonLn en iÏnbsp;»^-%1-tsen

tentoonstelling'te Wee'nequot; lorT

gingswezen zfer gerTelTopnbsp;vX^ tnTsV 'het vakv.eeni-

vakvereenigingen waarbii dp .. ! fnbsp;milhoen zijn 5 è 6000

«ede ï^cXr^ ::;r

schappelijke rekening- h v ••nbsp;gemeen-

ductfe'veieen. zt T; de verl™quot;quot;'nbsp;--l^ooP-; de pro-

^en doel hehhen Lr aaneel Sg dTdawtr^''^^^'^^^^^'nbsp;^^

In Duitschland vokt men f.nbsp;P'-y^en te voorkomen, i?«/.)

In ons land hlft het hln^ fnbsp;Oostenrijkers na.

voordeel gehad. Op het gehtd^tT t^'-i^-gen nog maar weinig
als voorbeeld wordï de zufvelhe ^nbsp;^ - -el samenwerking;

Wie in ons land de taak terh 7 ^ . quot; ^^^^quot;--^ing) genoemd.'

-nbsp;belangrijk is, du^^W S quot;n^^ fnbsp;^ fquot;
IS geschied van groot belano- • ^ ' ^^t hetgeen elders

O. „O.., ireuitLz

spreekwoord „ieder ding op Z Z^^ ZelT r-\nbsp;^^

plaats. Orde is de ziel van ele zaak iS^ac '
van tijd tot tijd nagezien en loontm

stalen instrum nten . IZrquot;nbsp;^omen nu

ijzeren of

alleen onmiddellijk afvegen met el'^oeMnbsp;^

vet noodzakelijk.^ Ditnbsp;Z Eto'rnbsp;areirT ^^^^

m ohe, fijne beenderolie (geen brandolie) heeft gedompeld

wü^niren tfte^^^^^^^^^^^^ ^^ f^TVquot; ^^ --^-wen arbeider

keek. Maak e de a be der n dat\iT d

zijn gereedschap schoof Ing of le de m quot;^

werd hij aangesteld Ón nL ^ ? ^ ^^ aangewezen plaats, dan
reedschai onSjk .eerfegd:nbsp;^^

-nbsp;Om half versleten vijlen en raspen weer scherp te maken kookt men

-ocr page 21-

ze gedurende een half uur in eene scherpe soda-oplossing, en spoelt ze daarna
schoon in zuiver stroomend water. Hierop legt men ze in een bad, bestaande
nit 1 deel salpeterzuur, 3 deelen zwavelzuur en 7 deelen water. Hierin
blijven zij van 10 seconden tot 5 minuten, afhankelijk van de afmetingen',
bet meer of mider afgesleten zijn, fijnheid en vastheid van structuur enz.

Zeer zachte en fijne vijlen worden spoediger scherp dan grove en harde;
deze laatste zullen wellicht nog langer in het bad moeten blijven dan boven
is aangegeven.

De vijlen worden na het bad in stroomend water goed van het zuur ge-
reinigd, door kalkmelk gehaald en gedroogd.

Na droging worden zij met een vetten borstel afgeborsteld, ten einde
roesten te voorkomen; zij zijn daarop weer evengoed bruikbaar als nieuwe
vijlen.

Uit: „N. K. Courant.quot;

—nbsp;De uitvoer uit Duitschland van ijzer en ijzerwaren is over de maan-
den Jan.—Oct. belangrijk minder dan in hetzelfde tijdvak van 1903.

— De afd. Amsterdam v/d vereeniging „Volksonderwijsquot; heeft een adres
verzonden aan de 2e kamer, waarin zij haar leedwezen uitspreekt over het
feit, dat door den Min. van Binn. Z. geen post is uitgetrokken voor de
stichting van nieuwe ambachtscholen.

—nbsp;Bij de behandeling der koloniale begrooting heeft de heer Pastoors
gewezen op de bevordering van de nationale industrie, voornamelijk voor
de ijzerindustrie en den wagenbouw.

Uit: „Der Hufschmiedquot;.

—nbsp;Door Richter, assistent aan de leersmederij te Dresden, zijn onder-
zoekingen gedaan naar de elasticiteit van den hoefboorn. Hij onderzocht
die eigenschap bij wand-, zool- en straalboorn.

Het bleek hem dat de elasticiteit nog al afhankelijk was van het meer-
dere of mindere watergehalte van het hoorn (hoe meer watergehalte des
te meer elasticiteit).

Aan overeenkomstige stukjes van aan een uiteinde vastgezette wand-,
zool- en straalboorn, werd aan het andere uiteinde een schaaltje gehangen
en daarin kwik gegoten totdat de hoornstukjes afscheurden. Dit geschiedde
bij wandhoorn bij een belasting van gem. 10265, bij zooihoorn vain 4600
en bij straalboorn van 2650.5 gram. Terwijl de wand- en zooihoorn bij
belasting slechts weinig uitrekt en dan nog bij zwaardere belasting, is die
uitrekking bij zooihoorn nog al aanzienlijk en heeft bij veel minder belas-
ting plaats. Volgens de onderzoekingen was de uitkomst dat de elasticiteit
van straal-, zool- en wandhoorn tot elkaar staat als 4 : 2 : 1.

—nbsp;De vee-arts Groszbauer, leeraar in hoefbeslag te Weenen, beschrijft
in een artikel „ Bepaling van den hoefvorm door het meten der richting
van den hoornwandquot;, het daarbij gebezigde instrumentje en geeft aan dat
bij een regelmatigen voorhoef: de toonwand met den bodem een hoek van

zou vormen, de buiten-zijwand (op de plaats der grootste breedte van
den hoef) een van 77°, de binnen-zijwand een hoek van 79®, de buiten-ver-

-ocr page 22-

zenwand en de binnen-verzenwand beide een hoek van 118» terwiil de
toonlengte tot de verzenlengte zon staan als 8.5 tot 4 bij een regelmatigen
achterhoef: in dezelfde volgorde als boven: 55«, 840, 870, IO80 (bnitenwand)
112 (binnenwand), 9 en 4.3.

(Gewoonlijk wordt anders geleeraard dat de grootste lengte van den
hoornwand bij den voorhoef 3 a maal de afstand van kroonrand tot
draagrand zou zijn, - bij een achterhoef
h 2 maal, hetgeen volgens
Groszbauer s ervaring derhalve niet juist zou blijken te zijn. Denkelijk is
de verhouding in den regel ook kleiner dan de aangegevene, maar dat de
achterhoef met stomper is dan de voorhoef, komt ons onjuist voor.
Bef.).

Dit: „De Landbode.quot;

- Gedurende 1905 zullen in het Vlaamsche gedeelte van België 13 eratis-
cursussen in hoefbeslag worden gegeven.

Brief wiss e I i n g.

Ingekomen postwissels van P. Buiier te B. ƒ1.50 voor 4e kwart '04 ph
1ste kwart. '05, Br. J. .. Borssen te B. voor 2 jaarg. ƒ 3.-, QelJpoltk t

/d.50 voor 1905 en 2 afz. nos.; en voor 1905 a f3__ van TV n 'inuJ^ i
te ü., M. G. de Bruir. te U., H. Kalei te V. eif I. mprlster'

Advertentiën.

Engelsche veerkrachtige

HOEFZOLEN voor paar-
den met gebrekkige en
gevoeHge hoeven.

Deze zolen worden
zeer geroemd en zijn
in alle afmetingen ver-
krijgbaar.

CIECtrLAIRES op
franco aanvage bij:

W. A. H. van HORSEN, Utrecht.

KunsthLoorn,

voor Hoefbeslag,

verkrijgbaar in de chemicaliën- en
drogerijen-handel van

K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,

te Dordrecht.
Prijscouranten voor HH. veeartsen
en hoefsmeden op aanvrage gratis.

Wereldtentoonstelling Parijs 1900:

Hoogste onderscheiding en Gouden medaille.

RENETTEN twalltelt, onder garantie, vanaf Mrk. 1.15.

,---1 Catalogus voor alle instrumenten en leermidde-
len voor hoefbeslag gratis.

H. Hauptner, Berlin, Postamt 6.

-ocr page 23-

QiqI^'^ Patent = Hoefraspen,
----met het merk

DICK'S Gereedschappen voor Hoefbeslag

levert FRIEDR. DICK, Esslingen a. N. (Wurt.)

Vertegenwoordiger: J. J. VAN MEEKREN, Groningen. Alleen verkoop
aan handelaren.

Beste en meest beproefde beslag.

Hoogste onderscheidingen!
1901: Groote GOUDEN MEDAILLE.
1902: Diploma Nürnberg, Smidsvaktent.
1903: Diploma en Medaille te Meissen,
Smidsvaktent., voor de beste afwerking.
ALLE SOORTEN van

Schroef- en Insteekkalkoenen.
Losse Stooten.

Branscheid amp; Philippi - RemscMd, Rijnlaiid.

Geen handelswaar.

Steeds groote voorraad

in den winter.

Teekeningen en Prijzen

franco op aanvrage.

Correspond,: NEDERLANDSCH.
Vele getuigschriften van Koninkl.- en Privaat-hoefsmidscholen en van de
grootste hoefsmederijen.

-ocr page 24-

S. C. M. BAX. - 2 4 en 6 Jufferstraat. - ROTTERDAM.

— Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. —

Merk „The Holdfast barquot;, prima kwali-
'it, zachte, veerkrachtige
hiauwe Caoutchouc,
in 13 verschillende maten voorradisj.

Meest uitgebreide sorteering prima blanke Hoefnagels, waarvan meer
dan 60 verschillende voorradig. Billijke prijzen.

met caoatchoue straal.
Beter en goedkooper dan Engelsche zolen. Stevig geplakt en opgenaaid op best sterk leder.

Iedere zool ïOorzlen van Garantiestempel ïan niet los te laten.

Merk „The Favorite barquot;, prima kwaliteit,
zachte, veerkrachtige
WiUe Caoutchouc,
in 10 verschillende maten voorradig.

— fP rjij zen uiterst bill ij k. —

Men lette op het stempel op iedere zool.

Hoefraspen.
Renetten (rechts en

links).
Honwklingen.
Hoefhamers.
Hoeftangen.
Alle Caontchonc ar-
tikelen.
Knnsthoorn.

enz., enz.

Las- of Wel bladen om

ijzer en staal te
wellen. Las-poeder.

Pneumatiek- of Luchtdrukzooi

in 8 verschillende maten voorradig.

-ocr page 25-

lOe Jaargang. — 1905 — Aflevering 2.

HOOFDREDACTEUR-UITGEVER: A. W. HEIDEMA, RIJKS-VEEARTS TE GRONINGEN.

-ocr page 26-

Lambert amp;
Company.

Hallanan Hoefzolen

de Beste en
de
Goedkoopste

Rotterdam,

Wijnhaven 127.

INHOUD.

Wat moet de hoefsmid noodzakelijk weten? door H. A. Kroes. (Slot.) —
Open en gesloten ijzers. — Het uitzetten en samenkrimpen van den hoef.
Korte mededeelingen. — Persoverzicht. — Mededeelingen over het smids-
vak, vallende buiten het hoefbeslag. — Briefwisseling. — Advertentiën.

-ocr page 27-

WAT MOET DE HOEFSMID NOODZAKELIJK WETEN ?

DOOE

H. A. K r O e s.

( Vervolg.)

Dikwijls wordt er zeer onmethodisch gehandeld waar het geldt een gedeelte
hoorn weg te nemen yoor de plaats waar de lip zich bevindt. Het spreekt
van zelf dat er slechts een klein gedeelte van den toonhoorn mag worden
weggeraspt — wij zouden zeggen
zooveel als de dikte van den basis der lip
bedraagt, omdat anders het ijzer te veel naar voren komt te liggen en de
naplpten niet zuiver uitkomen op het midden van de witte lijn. Echter
wij zien dat er dikwijls een belangrijk stuk hoorn wordt weggekapt, ja
dikwijls de lip bij het roodgloeiend passen, geheel in den toonwandhoorn
wordt weggebrand. Dit moet natuurlijk tengevolge hebben dat het ijzer
veel te ver naar achteren komt te liggen, het breede toongedeelte van
den wand, naast de lip, buiten den uitwendigen rand van het ijzer uitsteekt en
later wordt weggenomen, waardoor alweer een verzwakking van den wand
veroorzaakt wordt. Het ijzer past slecht, de nagelgaten komen te veel naar
achteren en de takken steken te ver naar achteren uit.

Te heet passen is tevens een fout waarmee dikwijls gezondigd wordt!
Onder gewichtig kijken en tasten ziet men soms de smeden de roodgloeiende
ijzers met geweld op den hoef drukken om ze daarin geheel weg te branden
. ... en dan past het natuurlijk perfect.

Alle voorschriften van een vlakken draagrand van hoef en ijzer, van een
overeenkomstigen draagrand- en ijzervorm worden hiermede met voeten
getreden; immers wat buiten het ingebrande ijzer uitsteekt, wordt eenvoudig
weggekapt of weggeraspt en het ijzer past zoo mooi alsof het onder den hoef
gegoten is! Hoe brokkelig dat uitgebraden hoorn wordt, hoe nadeelig er
wordt ingewerkt op de lenigheid en taaiheid van den hoornwand, daarover
bekommert zich de smid niet; hij komt op een gemakkelijke manier en met
weinig technische vaardigheid met z'n werk klaar.

Het inslaan van de nagels geschiedt ook nog niet altijd zooals het geleer-
aard wordt. Mede door bovengemelde fouten kan men dikwijls niet precies
met z'n nagels komen waar men wezen wil en moeten ze scheef en schuin
■worden aangezet, dikwijls, half ingeslagen, weer worden uitgetrokken — en
men maakt ten slotte meer gaten in den hoef dan wenschelijk is. Bovendien
zal een scheef ingeslagen nagel, tijdens het gaan van het paard, zeer in den
hoef wroeten en losraken. Dat onder dergelijke omstandigheden de nagels
met in één lijn aan den wand uitkomen, ligt voor de hand en om dan deze
sichtbare gevolgen van een minder correct beslag weg te nemen, worden de

-ocr page 28-

hoog uitkomende nagels sterk omgeniet, waardoor ze gemakkelijk aanleiding
kunnen geren tot drukking der gevoelige deelen — dus tot kreupelheid.

Het sterk beraspen van den hoef, zelfs boven de nieten, om alles eens netjes
te maken, het daarna insmeren met een zwarte massa, bestaande uit vet en
roet, zijn tevens gewoonten welke niet doeltreffend kunnen worden genoemd.

# *
*

Aldus — in de praktijk de voorschriften opvolgen, tenzij er grondige
redenen bestaan waarom daarvan wordt afgeweken!
Zoo moet er eenheid
komen in het beslag en komt er een einde aan de betweterij van eige-
naars en koetsiers, die zoo gaarne een woordje willen meespreken en den
smid zoo dikwijls plaatsen tusschen z'n verstand en plicht en de lager ge-
deponeerde, doch niet te minachten portemonnaie.

# #

#

Er blijft thans nog over eene beschouwing te geven over het gebruik
van sommige ijzers, die — hoewel ze niet als gewoon beslag kunnen
worden aangemerkt — toch in de praktijk zooveel burgerrecht hebben
verkregen, dat ze tegenwoordig zoo nagenoeg bij alle smeden — die zich
eenigszins op hoefbeslag toeleggen — bekend zijn. Een le plaats wordt
bij die collectie ijzers ingenomen door het balk- of gesloten ijzer. Omdat
het ijzer vrij algemeen bekend en hierbij is afge-
beeld, kan eene nadere beschrijving gevoeglijk
achterwege blijven. Alleen zij er op gewezen dat
bij het maken van dit ijzer zorgvuldig moet wor-
den gelet op den vorm van den hoef waarvoor men
het wil bestemmen. Is het in den toon te nauw
of te breed dan zal — wanneer eenmaal de deelen
van den balk zijn saamgeweld — het veel moeite
kosten het ijzer passend te krijgen en daarmee
gaat een gedeelte van het doel — waarvoor men
dit ijzer wenscht te gebruiken — verloren. Ook
Balkijzer.nbsp;bet verzwakken van het omgebogen gedeelte tusschen

tak en balk moet worden vermeden. Moet het ijzer telkens en telkens nog
wat worden verzet en moet het daarvoor dikwijls op den hoorn van het
aambeeld worden bewerkt, dan zullen bedoelde deelen van het ijzer te
smal worden en ook hiermee gaat weer een van de goede eigenschappen
van het gesloten ijzer verloren. — Wat toch is het geval?

We gebruiken een balkijzer o. a. dan, wanneer wij ook den straal zooveel
mogelijk willen doen dragen op het ijzer en den druk van den hoef op het
ijzer over een grooter vlak willen verdeelen — dus voor ieder van die deelen
minder bezwarend te maken. Ben van die deelen welke men dikwijls wil
sparen is de verzenwand, welke veel door verkeerd besnijden, verkeerd
verplegen en verkeerd beslaan, zwak wordt. Het verkeerd besnijden berust
veelal op een te veel wegnemen van de steunsels en den straal, alsmede
het te laag maken van den verzenwand waardoor een te groot gedeelte op
de achterste hoefhelft valt.

Verkeerd verplegen is: het te droog houden van den wand (voornamelijk
voorhoeven), waardoor deze in het achterste gedeelte — dat het meest aan

-ocr page 29-

uitzetting en vernauwing onderhevig is — samenkrimpt. Deze inkrimping
kan zich niet duidelijk openbaren aan het bovenste gedeelte van den verzen-
wand, omdat dit gedeelte als kroonrand een min of meer vaste onderlaag
heeft en daardoor in z'n vorm meer bepaald blijft. Echter het onderste
gedeelte van den verzenwand mist die vormgevende onderlaag en krimpt
in, zoodat de wand van af den kroonrand niet meer buitenwaarts — doch
binnenwaarts verloopt (ingetrokken verzenen).

Het ijzer kan dit euvel nog in de hand werken wanneer het te kort, te
wijd of te smal van draagvlakte is. In deze gevallen toch heeft de verzen-
draagrand van den hoef geen voldoende aanraking met den draagrand van
het ijzer en zullen de verzenwanden tusschen de ijzertakken naar binnen
ombuigen. Welnu — bij zulke verzwakte verzenen en steunselhoeken geeft
men als remedie wel een balkijzer, en het spreekt van zelf, dat men dan
niet, bij het maken van zoo'n ijzer, dezelfde fouten moet aanbrengen als
waardoor de afwijkende toestand is ontstaan — ergo .... zorgen voor be-
hoorlijke breedte in het omgebogen takgedeelte, zoodat de verzenwand beschut
is en alle gelegenheid heeft zich over die breede vlakte uit te zetten, nu,
door het drukken van den straal op den balk, daartoe aanleiding wordt
gegeven.

Een balkijzer vereischt meer ijzer, dus een langere staaf, dan een gewoon
ijzer voor eenzelfden hoefvorm. Dat spreekt als een boek, zal men zeggen
.... goed .... doch dan moeten er ook maar niet zoo dikwijls te korte
balkijzers worden ondergelegd, die het doel missen waarvoor ze dienst heeten
te doen .... n.L: op den straal te drukken!

Wanneer moeten en wanneer zullen ze dat doen?

Natuurlijk onder het loopen van het paard en niet enkel bij den opge-
lichten en beslagen hoef. Gedurende dat loopen verplaatst zich de lichaams-
last, wegens het doorbuigen van het hoefgewricht en het rollen van het
hoefbeen (zie art. hoefmechanisme) naar achteren en is die lichaamslast op
z'n verst naar achteren verplaatst wanneer het paard op den neergezetten
hoef zoogenaamd
doortreedt en de hoef van de tegenovergestelde zijde is
opgetild. Deze naar achteren verplaatste lichaamslast zal mede door den
straal gedragen worden wanneer hij met den bodem in aanraking komt, en
wil men die aanraking door een balkijzer bevorderen, dan moet de straal,
bij den
doorgetreden toestand van den hoef, gedrukt worden tusschen de

lichaamslast van boven en den balk van onderen _ ergo — de balk moet

goed ver naar achteren liggen en dus het ijzer vrij lang zijn. — Wanneer
het balkijzer moet dienen om een groot gedeelte van den hoefwand te ont-
lasten — b.v. bij plat- en volhoeven, waarbij de hoornwand, door te grooten
druk daarop, is ingebogen — moet men trachten door kortere balkijzers de
belasting zooveel mogelijk op de achterste hoefhelft te doen neerkomen. In
den regel is hierbij toch de straal goed ontwikkeld.

Wanneer een gedeelte van den wand niet op het ijzer mag drukken,
wegens brokkeligen toestand, scheuren, onsteking enz., moet de straal voor
het verleenen van steun worden aangesproken, omdat er anders niet genoeg
steunvlakte overblijft waarop de lichaamslast neerkomt. Het beschutte deel
van den hoornwand wordt dan ingekort, zoodat het niet op het ijzer rust.

-ocr page 30-

De balkijzers voor plat- en volhoeven moeten aan den buitenrand, van af
de hoefvlakte naar de bodemvlakte, naar binnen worden bijgewerkt, om niet
onnoodig het toch al te breede bodemvlak te vergrooten.

Er is strijd gevoerd over den vorm van den balk, n.1. of deze volkomen
vlak, naar voren of naar achteren hellend, breed of smal moet zijn.

Wanneer wij ons het doel van den balk goed voor oogen stellen, zullen
wij meestal een vrij breeden balk eischen, n.1. wanneer hij moet dienen om
den straal te drukken. Ook heeft het dan geen zin, den balk naar voren
toe dun te laten toeloopen, omdat hij dan slecht met een rand met den
straal in aanraking komt, daar de straal ook niet horizontaal is, wat z'n
ondervlakte betreft, doch naar boven helt. Wenschen wij dus veel aan-
raking van den straal en balk, dan zou men den balk in z'n voorrand dikker
moeten maken om naar achteren toe af te hellen.

Wil men liever horizontale ondersteuningsvlakten, dan make men toch
vooral den balk niet te smal.

In één geval, waarbij dikwijls volgens den hoefvorm het balkijzer op z'n
plaats zou zijn, moet het toch zorgvuldig worden vermeden, n.1. wanneer
er eene verbeening van de hoefkraakbeenderen van den hoef aanwezig is.
Immers in dit geval is iedere uitzetting van den hoef pijnlijk, doordat de
weeke zenuwrijke deelen bij hunne uitzetting worden beklemd tusschen de
niet uitwijkende verbeende kraakbeenderen.

We hebben dus hier te doen met een van die weinige gevallen waarbij
we de werking van het hoefmechanisme niet bevorderen en dus den straal
niet laten dragen op het ijzer.

(In een volgend artikel eene beschrijving van nog eenige andere ijzers en
haar gebruik).

OPEN EN GESLOTEN IJZERS.

Open ijzer.

Door het gewone (open) hoefijzer wordt de tegendruk van den bodem
slechts op den draagrand, de witte lijn en den uitersten omtrek van de
zool overgebracht, de geheele straal en bijna de geheele zool worden op
harden bodem onttrokken aan hunne natuurlijke bestemming. Gevolg hiervan
kan zijn: kleiner worden van den straal en nauwer worden van den hoef.

Gebruikt men ijzers met kalkoenen, zoo treedt deze verandering nog
sterker op.

De afslijting van den wand in de achterste hoefhelft door het hoef-
mechanisme, alsmede de grootte (hoogte) van den straal, zijn van groot belang
voor de beoordeeling van het beslag. Door de afslijting wordt de voetas
gebroken; heeft deze afslijting vooral aan de eene helft plaats, zooals bij
bodemwijden stand en verbeening van het hoefkraakbeen, dan wordt de
hoef scheef, de voetas is ter zijde gebroken; blijft deze toestand lang bestaan,
dan is er groote kans op het ontstaan van een krommen hoef.

-ocr page 31-

De straal ligt met den draagrand in één vlak bij het onbeslagen paard
en ondervindt dus voortdurend den tegendruk van den bodem; legt men
echter een ijzer onder, dan verandert de zaak, n.1. op harden bodem raakt
de straal den grond niet meer. De smid moet dus in het vervolg behalve
't losse hoorn, niets van den straal nemen om de straalschenkels met den
bodem in aanraking te laten komen. Maar dit komt lang niet altijd tot
stand.

De ondervinding heeft geleerd, dat het open ijzer voor paarden met goede
hoeven, die steeds op harden bodem moeten werken, meestal als voldoende
te beschouwen is. TJit bovenstaande volgt echter ook dat dit beslag nooit
als volkomen goed aangezien kan worden.
Gesloten ijzer of ialkijzer.

De hoornstraal ligt op den balk en neemt daardoor een deel van den
lichaamslast over waardoor de draagrand met een even groot deel ontlast wordt.

Bij gebruik van een balkijzer komt de straal dus weer tot zijne normale
werking, waardoor het hoefmechanisme wordt
aangezet; gevolg daarvan is
vermeerderde bloedstroom, beter hoorngroei, terwijl de afwrijving van de
drachten op het ijzer minder wordt. De vorm van den hoef wordt beter,
nauwe hoeven worden wijder.

Zal deze gunstige werking volgen, dan moet het balkijzer goed gemaakt
en goed ondergelegd worden. Voor normale en stompe hoeven behoeft de
balk niet breeder te zijn dan het ijzer in den toon, maar bij spitse hoeven
is het goed den balk naar voren wat te verlengen.

De balk moet zoo gemaakt zijn, dat de straalschenkels in de eerste plaats
dragen; nooit mag het straallichaam alleen dragen daar harde deelen van
den hoef — straal en hoefbeen — daar boven gelegen zijn, daarentegen
ligt boven de schenkels juist het stootbrekende elastische straalkussen.

Zooals reeds herhaaldelijk gezegd is, in den vorigen jaargang, kan zeer
dikwijls met groot voordeel het balkijzer gebruikt worden. Een feit is het
echter dat de eigenaar, dikwijls tot zijn schade, niet voor een balkijzer is
en dat menige smid niet voldoende doordrongen is van het nut er van:

1.nbsp;Gezonde hoeven houdt men door het gebruik van balkijzers gezond.
TJit vorenstaande blijkt toch voldoende, dat het onnatuurlijk is dat de

draagrand alleen den last draagt, wat feitelijk geschiedt, als het paard met
een open ijzer beslagen, steeds op harden bodem dienst moet doen.

2.nbsp;Wil men een grooter of kleiner gedeelte van den draagrand niet laten
dragen, dan is een gesloten ijzer op zijn plaats.

Een gedeelte van een open ijzer niet te laten dragen, vooral als het in
de achterste helft is, en dit is toch de regel, is m. i. verkeerd. Een open
ijzer moet van het eene uiteinde tot het andere overal volkomen dragen.

3.nbsp;Waar men het hoefmechanisme wil aanzetten, zooals bij klemhoeven,
IS het balkijzer aangewezen.

4.nbsp;Verder moet men paarden, die hoeven met dunnen wand ofwel plat-,
vol- of scheeve hoeven hebben, met balkijzers beslaan.

Natuurlijk mag men bij verbeening van het hoefkraakbeen (en bij ont-
steking van het hoefgewricht) nooit een balkijzer gebruiken.

-ocr page 32-

Wat is nu de keerzijde van de medaille, m. a. w. wat is er tegen het
gebruik van balkijzers?

Het balkijzer is zwaarder, het paard zal eerder glijden en door druk van
den balk
Team de straal lijden.

Het zijn nadeelen, het valt niet te ontkennen, maar het laatste bezwaar
is door een juist, zaakkundig passen, te ontloopen.

De balk mag slechts los op den straal liggen, drukking mag er niet be-
staan. Nu kunnen er zich drie gevallen voordoen, afhankelijk van de grootte
van den straal.

1.nbsp;De ondervlakte van de straalschenkels ligt in één vlak met den draag-
rand. In dit geval behoeft er niets aan den balk veranderd te worden;
is de straal iets grooter, zoo moet de bovenvlakte van den balk een weinig
verdiept (uitgehold) worden.

2.nbsp;De straal is klein en ligt boven het vlak van den draagrand; er blijft
dus een ruimte tusschen balk en straal over. Vóór het ondernagelen vult
men de ruimte op met „Huflederkittquot;, guttapercha of kunsthoorn.

Zulk een straal vindt men nog al dikwijls bij stompe en nauwe hoeven.

3.nbsp;De ondervlakte van den straal ligt lager dan den draagrand, hetgeen
bij plathoeven dikwijls voorkomt.

N u moet de balk naar beneden doorgezet worden en van schroefkalkoenen
in de takken gebruik worden gemaakt om een vasten stand van den hoef
te verkrijgen.

Bij gebruik van een goed balkijzer, volgens de bovengenoemde regels onder-
gelegd, kan men een gedeelte van den draagrand vrijleggen. Dit kan men
doen door hoorn weg te nemen, of wel, door ijzer ter plaatse weg te vijlen.

Men beoogt met het vrijleggen het wegnemen van ijzerdruk en last op
de vrijgelegde plaats.

Als men een balkijzer gebruikt, blijft een gedeelte, dat vrijgelegd is, in
den regel vrij liggen; geheel adders dan bij het gebruik van open ijzers,
legt men hierbij de drachten vrij, dan zakken deze en raken het ijzer weer.

Nooit mag echter de ligging van het ijzer waggelend of onzeker zijn
en het ijzer mag niet veeren, het moet juist een vaste ligging hebben om
te bereiken wat men wenscht met het vrij leggen.nbsp;F.

HET UITZETTEN EN SAMENKRIMPEN VAN DEN HOEE.

De ervaring, die men bij het geven van onderricht in de leer van den
hoef en het hoefbeslag aan leerling-hoefsmeden geregeld opdoet, is, dat het
meerendeel der leerlingen moeilijk een goed inzicht verkrijgen en behouden
in den bouw en de verrichtingen van den hoef en dat zij als het ware een
heele verlichting ondergaan zoodra wordt begonnen met de bespreking van
het ijzer en verder van het eigenlijke beslaan.

Indien het onderwijs goed aanschouwelijk wordt gegeven, dan valt den
leerlingen de behandeling van de beenderen, de gewrichten —, in 't kort

-ocr page 33-

van den bouw dikwijls nog al mede, maar de bloedsomloop, de voeding
der hoefdeelen en in verband biermede bet boefmechanisme — dat is vaak
een heele toer.

Nu wordt er onder het hoefmechanisme immers alleen verstaan het afwis-
selend uitzetten en samenkrimpen van den hoef, een gevolg van de afwis-
selende belasting in ontlasting. Ieder leerling, die zijn oogen behoorlijk
den kost heeft gegeven in de beslagplaats, weet dat ieder pas onder den
hoef weggenomen oud ijzer aan de bovenvlakte gladgeschuurde gedeelten
vertoond, die steeds duidelijk zichtbaar en streepvormig zijn bij de verzen-
gedeelten. Die blanke ijzer gedeelten kunnen alleen ontstaan doordat de
draagvlakte van den hoef zich over het ijzer heen en weer beweegt en zij
worden het duidelijkst waargenomen bij paarden, die geregeld werken en
waarbij de nagels niet te ver in de achterste hoefhelft zijn aangebracht.

Het afwisselend uitzetten en samenkrimpen bevordert den bloedsomloop,
derhalve de voeding en den groei van den hoef. Hierom wenscht men het
hoefmechanisme door de bevestiging en den vorm van het ijzer zoo weinig
mogelijk te hinderen en door het verstrekken van beweging aan het paard
zooveel mogelijk te bevorderen.

Wij zullen in dit opzicht thans niet verder daarover uitweiden.

Hoe en wanneer die uitzetting en samenkrimping plaats vinden heeft
voor de praktijk minder beteekenis dan het feit dat zij bestaan en bevorder-
lijk zijn voor het welzijn voor den hoef. Het „hoe en wanneerquot; heeft echter
in de boeken en tijdschriften over hoefbeslag al veel plaats ingenomen en
nog steeds zijn de geleerde onderzoekers het daarover nog niet met elkaar

eens.

Bberlin, professor aan de Veeartsenij kundige Hoogeschool te Berlijn,
heeft kort geleden aangegeven: Tijdens de belasting van den hoef — dus
wanneer het paard er op rust —, wordt de kroonrand in bet voorste ge-
deelte wat vernauwd of ingetrokken, in de achterste gedeelten zijdelings
verbreed of verwijd, terwijl daarentegen de drachtgedeelten aan den draag-
rand wat naar binnen en naar voren zouden worden getrokken, en de
zooltakken met de steunsels en den straal gelijktijdig iets naar boven en
naar voren zouden worden verplaatst.

Kosters, chef der militaire Hoefsmidschool te Berlijn, is daartegen
opgekomen en nu ook Richter, assistent aan de Inrichting
voor Hoefbeslag
te Dresden, die zijne resultaten in de volgende aflevering van „Der Huf-
schmidquot; zal bekend maken.

.nbsp;KORTE MEDEDEELINGEN.

— Cursus aan 's Rijks-veeartsenijschool te Utrecht. De beeren C.
Tonen van Culemborg, C. Daams van Loosdrecht en W. Evers van
Amsterdam, die gedurende den wintercursus, van 1 Sept. 1904 tot 31 Jan.
1905, de lessen in het practisch hoefbeslag hebben gevolgd, hebben de
school met een getuigschrift verlaten.

Voor den zomercursus van 1 Eebruari tot 31 Juli zijn weder aangenomen
de leerlingen: K. Tauber van Oude Niedorp (N.-H.), L. Schakel van

-ocr page 34-

Benschop en Gr. W. van der Baan van Doorn, die de lessen in het
practisch en theoretisch hoefbeslag volgen.

_PERSOVERZICHT._

TJit: „Vulkaanquot;, 21 Jan.

—nbsp;Bij het in December j.1. gehouden examens van wege de Vereen, t.
v. v. h. ambacht zijn diploma's verworven: Voor meester in het smeden
door A. E. Blok, Amersfoort; H. J. Kremer, Groningen. Voor gezel in
het smeden: D. W. Gesink, Asperen; W. C. Lefeber, Den Helder, en
N. H.
v. d. Veen, Groningen.

—nbsp;Laschpoeder wordt in den laatsten tijd onder verschillende namen
aangeboden. Daar zoo'n middel dikwijls groote diensten bewijst, zoo willen
we hier beschrijven, op welke wijze men goedkoop en betrouwbaar laschpoeder
zelf bereiden kan. Men neemt een kast van plaatijzer, omstreeks 25/20—8
centimeter groot, vult haar voor 2/3 met borax, die men voor 35—45 cents
per kilo koopen kan. Die kast wordt dan op het smidsvuur gezet en men
laat langzaam blazen, totdat de borax in roodgloeienden toestend vloeibaar
is. Dan verspreidt men de borax in dunne laag op een plaat om koud te
worden, en na 't koud worden wrijft men de massa tot poeder. Dan neemt
men vijlsel van gegoten staal (of zaagsel) menge 't boraxpoeder en 't vijlsel
door elkaar, van elk de helft en 't laschpoeder is gereed voor 't gebruik.

Met dit poeder kan zoowel gegoten staal op gegoten staal als gegoten
staal op ijzer of ijzer op ijzer gelascht worden. Men maakt het gegoten staal
roodwarm, brengt het poeder tusschen de te Iasschen plek, houdt zesamen
in 't vuur tot roodwarm gloed en hamert dan de plek met vaste slagen.

IJzer kan tot witgloed verhit worden.

—nbsp;QemakJcelijh onderscheiden van gegoten ijzer, staal en staf ijzer. Op
de vooraf blank gevijlde oppervlakte van 't te onderzoeken voorwerp,
wordt een droppel sterk water gebracht; na eenige minuten der werking
van 't zuur op 't oppervlak wordt de droppel afgeveegd en met water
afgespoeld. Bij stafijzer is een matwit-aschgrauwe, bij staal een bruinach-
tig-zwarte, bij gegoten ijzer een donkerzwarte vlek duidelijk waar te
nemen, zoodat die eenvoudige bewerking voldoende is, om de bovengenoemde
verschillende producten gemakkelijk en snel te kunnen onderscheiden. Op
die wijze kan men gemakkelijk zien, of een voorwerp van stafijzer met
staal aangelascht is en hoe ver dat aanlasschen zich uitstrekt, 't Ge-
heele onderzoek berust op 't zeer verschillend koolstofgehalte der ijzerpro-
ducten, daar gegoten ijzer betrekkelijk de grootste hoeveelheid koolstof
bevat, daarna 't staal en eindelijk het stafijzer volgt, omstreeks 3:0,6:0,3
in procentwaarden; door de werking van 't salpeterzuur op het metaalvlak
wordt dus de koolstof blootgelegd, terwijl 't ijzer door zuur wordt opgelost.
Een dergelijk verschijnsel treedt ook te voorschijn bij 't aanbijten van mete-
oorijzer, met sterk water, eigenaardige figuren vormend.

Uit: „Friesch Weekbladquot;.

—nbsp;Hoefsmidcursus te Heerenveen. Bij den gehouden één-jarigen cursus

-ocr page 35-

in hoefbeslag is het diploma uitgereikt met toevoeging van eeer goed aan
H. Mous te Wams en B. Bijlsma te Wolvega; met
goed aan 8. van Asperen
te Koudum en C. Kok te Tzum; met
ruim voUoen.de aan W. Klijnsma te
Oosterzee, G. Rijpkema te Sneek, O. Eizinga te Heerenveen en J. H.
Keuning te Drachtster-Compagnie; met
voldoende aan J. A. Welling te
Oudega en K.
TJ. Panders te Makkinga.

Uit „Der Hufschmidquot;, Pebr. 1905.

Pruisen. Volgens een bekendmaking van den Minister van Oorlog aan
zijn Ambtgenoot voor Landbouw is bij de paardenkeuringen opnieuw gebleken
dat de uitvoering van het hoefbeslag nog steeds veel te wenschen overlaat
en dat in verband daarmede reeds op 21 Mei 1904 aan de onderscheidene
„Commissarissen des Koningsquot; („Oberpräsidentenquot;) in overweging is gegeven
maatregelen te beramen, in overleg met de Eegeeringspresidenten en de
Kamers van Landbouw, ten einde den houders en fokkers van paarden attent
te maken op het nut van goed hoefbeslag.

(Dit is wel nuttig, maar een verbeterde opleiding der aanstaande boef-
smeden zal nog wel meer nut doen dan een zoodanige opwekking of een
wet op de uitoefening van het hoefsmidsvak. A. W. H.)

Engeland. Van af 1 April 1905 worden 9 hoefsmeden-wachtmeesters
aangesteld, op een dag-salaris van ƒ3.20, n.1. bij de Cavalerie 4, bij de
Artillerie 3, bij de Genie en bij den Trein elk een. Alleen bij de Artillerie
en bij de Genie is deze graad pas ingevoerd, terwijl alleen voortreffelijke
militaire smeden voor deze bevordering in aanmerking kunnen komen.

(Wanneer zouden de Nederlandsche militaire hoefsmeden den graad van
wachtmeester mogen deelachtig worden ? De invoering eener zoodanig moge-
lijk promotie zou nuttig werken!nbsp;Red.

TJit: „Berl. Th. Wochenschriftquot;.

— 28 Nov. werd aan de leersmederij te Charlottenburg het 100ste examen
afgenomen en werd bij die gelegenheid aan den directeur dier Inrichting,
paardenarts D. Brand, de orde van den Rooden Adelaar verleend, bene-
vens een zilveren herinneringsmedaille van de Kamer v. Landbouw.

Deze leersmederij werd in 1888 opgericht en heeft reeds 785 leerlingen
afgeleverd en 899 smeden geëxamineerd. Sedert 1892 werden bovendien
nog 80 onderwijzers gevormd.

TJit: „Metallicusquot;.

De heer H. M. K. schrijft omtrent de leeren zool, dat deze alleen
schadelijk is bij straalkanker; men zal haar verder niet aanleggen bij
nageltred en andere verwondingen van zool en straal, zoolang deze nog
behandeld worden, daarentegen kan men ze zeer goed bij rotstraal gebruiken.
In dit geval moet alle rottende hoorn weggenomen en zool en straal met
borstel en water gereinigd worden. Nadat de hoorn weer droog is, wordt
werk in teer gedrenkt, in de middelste straalgroeve gedrukt, dan de geheele
straal rijkelijk met teer bestreken en goed met vaste werkwieken opgevuld.

-ocr page 36-

Uit: „Live Stock JournaLquot;

— Over de kwaliteit van de hoeven. De belangrijkheid van goede, sterke en
gezonde voeten voor een paard is zoo algemeen bekend, dat uitweiden daar-
over onnoodig is. De vorm en 't algemeen voorkomen van den hoef geven ge-
woonlijk een voldoende beeld van haar kwaliteit, doch er dient onthouden te
worden, dat de goede vorm van een voet niet altijd een bewijs is, dat hij
gezond en sterk is. Bij de beoordeeling van den vorm van de hoeven, lette
men vóór alles er op, dat voor- en achterhoeven, twee aan twee, volkomen
gelijk zijn, en aangezien de voorhoeven het meeste dragen en blootstaan
aan de gevolgen van kneuzingen op harde wegen en straten, terwijl de
achterhoeven betrekkelijk weinig daarvan te lijden hebben, is het wensche-
lijk dat aan de kwaliteit en den vorm der vóórhoeven het grootste gewicht
wordt gehecht. De grootte van den hoef is van minder belang dan de
vorm. De grootte er van zij in verhouding tot afmeting en zwaarte der
ledematen;
abnormaal kleine hoeven zijn gewoonlijk niet sterk, doch men
verwarre niet
abnormaal klein met klein, vergeleken bij hoeven van paarden
van een ander soort. Lichte paarden in bergachtige streken hebben gewoon-
lijk kleinere hoeven dan dezelfde dieren in vlakke landen, en toch zijn die
kleinere hoeven daarom niet minder sterk, integendeel, zij zijn gewoonlijk
harder en beter.

Zware werkpaarden staan het best op zeer groote hoeven, en landbouwpaarden
indien zij arbeiden op kleigrond, zijn beter gediend met groote hoeven dan
met kleine, daar deze laatste te diep intreden.

Ben groote hoef gaat gewoonlijk gepaard met een vlakken vorm en lage
verzenen, in welk geval hij niet sterk is, slecht draagt en zeer vatbaar
voor steengallen blijkt. — Paarden van zeer geringe kwaliteit en die, welke
op moerassige gronden gefokt worden, hebben dikwijls vlakke hoeven,
wijden zoolomvang en lage verzenen.

Ben hoef van goeden vorm is wijd tusschen de verzenen als een gevolg
van een wel ontwikkelden straal; hoe nauwer de hoef aan de achterzijde,
hoe kleiner de straal en hoe geringer het draagvermogen. Klemhoeven
moeten beschouwd worden, het paard, dat er mede behept is, zeer in waarde
te verminderen, omdat zijne bruikbaarheid er in niet geringe mate door
geschaad wordt.

De hellende stand van den hoef ten opzichte van den bodem, is tot op
zekere hoogte afhankelijk van het beslag en het besnijden van den voet
vóór het beslag. Over 't algemeen genomen is echter een te geringe helling
(stompe hoef) te verkiezen boven een te groote helling (schuine, spitse,
aan de verzenen lage hoef), terwijl bij een stompen hoef onderzocht dient
te worden of de verhooging der verzenen 't gevolg is van een samenge-
schrompelden straal en klemvoet (?
Bef) dan wel van het feit dat de bouw
van den hoef van nature zoo is. De buitenzijde van den hoornwand moet
veerkrachtig en glad van oppervlak zijn. Eingen, die groot in aantal en
dicht op elkaar liggend (m. i. zijn de ringen vooral dan als nadeelig aan
te zien zoo ze niet evenwijdig aan den kroonrand loopen.
Bef), de buiten-
oppervlakte ongelijk doen zijn, zijn dikwerf het gevolg van ziekte in den
hoef of van acuut of chronisch rheumatisch lijden; bij jonge paarden of

-ocr page 37-

dieren die veel in de weide loopen treft men ook ringen op den hoornwand
aan, — deze ringen zijn weinig hoog, staan ver van elkaar en zijn niet

zorgwekkend.

De hoefwand hebbe een recht verloop, zij dus niet hol of bol. Al is
dit niet altijd een bewijs van ziekte van den hoef, is eene hoefvergroeiing
van dezen aard toch niet gering te schatten, en een zeer nauwkeurig
onderzoek gewenscht. De zool in een goeden hoef is hol gewelfd; aan de
achterhoeven sterker dan aan de voorhoeven. Vlakke zolen zijn gewoon-
lijk voorbeschikt tot het veroorzaken van kreupelheid. Na „bevangenheidquot;
bolt de zool dikwerf naar onderen uit en wordt en blijft convex, en maakt
daardoor het paard onbruikbaar.

De samenstelling van het hoorn der hoeven is van groot belang; liggen
de hoornpijpjes dicht bij elkaar, dan is de hoef taai en draagt goed, —
liggen de pijpjes niet nauw tegen elkaar, zijn de hoeven brokkelig en
murw, dan bezit de hoef niet de noodige vastheid en kan weinig dragen.

Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag.

Werlctuigstaal.

Alsvorens verder te spreken over versehillende eigenschappen van werk-
tuigstaal, wil ik den lezers eenigszins bekend maken met de behandeling
van gietstaal.

In veel gevallen wordt het staal verbrand, en verliest daardoor direct
zijn beste eigenschappen. Het gehalte aan koolstof, dat feitelijk de kwaliteit
van het staal aangeeft, vermindert bij de verwarming van het staal; hoe
heeter men dus dit laatste maakt, des te geringer zal het overschot van
koolstof-gehalte zijn en ten laatste zal het oorspronkelijk goede werktuig-
staal zijn stabiliteit geheel verliezen.

Bovenstaande diene als inlichting eener zaak waarmede ik eenigen tijd
geleden kennis maakte. Zooals ik reeds in het begin mijner regelen ver-
meldde, gebeurt het maar zeer zelden dat het staal niet te heet verwerkt
wordt, hetgeen tengevolge heeft, dat het voor ons feitelijk waardeloos wordt,
tenminste dat gedeelte, wat aan die hitte is blootgesteld geweest. Om dit
gebrek te verhelpen bracht den heer Herman Woite, Spuistraat no.
295 Amsterdam, een artikel in den handel hetwelk hij „Staalhardmassaquot;
noemt en in blikken bussen van verschillenden inhoud verkrijgbaar is.

De samenstelling van deze staalhardmassa bestaat uit verschillende
chemicaliën, waarvan de melange natuurlijk een geheim van bovengenoemden
fabrikant is. Het gebruik van staalhardmassa is als volgt:

1. Ten einde het te harden werktuig voor barsten en scheuren te be-
waren, handelt men aldus:

Het werktuig worde zoo sterk verhit, dat papier en houtsplinters, welke
men er tegen aanhoudt, zouden zengen, alsdan dompelt men het 3—5
seconden in de massa, brenge het dan tot gloeihitte, koele het in 20—220
Eeaumur gecondenseerd water af en behandele het vervolgens naar ge-
woonte, waarbij valt op te merken, dat aanzetten bij draai-, schaaf- etc.

-ocr page 38-

stalen niet noodig is, omdat de snede na boven omschreven behandeling,
aanmerkelijk meer weerstandsvermogen bezit.

2. Teneinde een verbrand werktuig weer voor gebruik geschikt te
maken, hetwelk een hoofddoel der massa is, is de navolgende behandeling
noodzakelijk: Men verhitte het werktuig totdat het donkerrood ziet, dom-
pele het 4—5 seconden in de massa, verhitte het dan nog eens tot gloei-
hitte, koele het in water af en handele verder als naar gewoonte. Het
staal is dan elastisch veerkrachtig geworden. De resultaten verkregen door
de indompeling in deze staalhardmassa mogen met gerustheid schitterend
worden genoemd.

Verbrand onbruikbaar staal werd na het gebruik van „Staalhardmassaquot;
beter dan voorheen.

Met deze kan ik aan al mijn vakgenooten de Hardmassa van den heer
H. Woite met vrijmoedigheid aanbevelen, daar het bij eene goede behan-
deling verwonderlijke uitkomsten geeft van taaiheid en duurzaamheid.

K.

Briefwisseling.

Ingekomen postwissels a ƒ3 voor ab. 1905 van de heeren J. L. O.
Gayaux
te G., G. v. Veen te V., J. de Potter te 0., G. van Boven te E.,
J. Duysens te H. en a ƒ 6 van J. v. Dorssen te 's H.

Advertentiën.

Engelsche veerkrachtige

HOEFZOLEN voor paar-
den met gebrekkige en
gevoelige hoeven.

Deze zolen worden
zeer geroemd en zijn
in alle afmetingen ver-
krijgbaar.

CIECÜLAIEES op
franco aanvage bij :

W. A. H. van HORSEN, ütrecht.

KuinsttioorrL,
voor Hoefbeslag,

verkrijgbaar in de chemicaliën- en
drogerijen-handel van

K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,

te Dordrecht.
Prijscouranten voor HH. veeartsen
en hoefsmeden op aanvrage gratis.

Wereldtentoonstelling Parijs 1900

Hoogste onderscheiding en Gonden medaille.

pCMFTTPM beste kwaliteit, onder garantie, vanaf Mrk. 1.15.

!gt; Catalogus voor alle instrumenten en leermidde-
len voor hoefbeslag gratis.

H. Hauptner, Berlin, Postamt 6.

-ocr page 39-

QIqI^I^ Patent = H:oefraspen,
----met het merk

levert FRIEDR. DICK, Essiingen a. N. (Wurt.)

Inrichting met 500 werklieden.

Vertegenwoordiger: J. J. VAN MEEKREN, Groningen. Alleen verkoop
aan handelaren.

F. ^

DICK'S Gereedschappen voor Hoefbeslag

Beste en meest beproefde beslag.

Hoogste onderscheidingen!
1901: Groote GOUDEN MEDAILLE.
1902: Diploma Nürnberg, Smidsvaktent.
1903: Diploma en Medaille te Meissen,
Smidsvaktent., voor de beste afwerking.
ALLE SOORTEN van

Schroef- en Insteekkalkoenen.
Losse Stooten.

Branscheid amp;PMlippi - Remscheid, Rijnland.

igt;

Geen handelswaar.
Steeds groote voorraad

in den winter.
Teekeningen en Prijzen
franco op aanvrage.
Correspond.: NEDERLANDSCH.

Vele getuigschriften van Koninkl.- en Privaat-hoefsmidscholen en van de
grootste hoefsmederijen.

-ocr page 40-

S. C. WI. BAX. - 2, 4 en 6 Jufferstraat. - ROTTERDAM.

— Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. —

Meest uitgebreide sorteering prima blanice Hoefnagels, waarvan meer
dan 60 verschillende voorradig. Billijke prijzen.

met caoutchouc straal.
Beter en goedkooper dan Engelsche zolen. Stevig geplakt en opgenaaid op best sterk leder.

Iedere zool voorzien van Garantiestempel van niet los te laten.

Merk „The Favorite barquot;, prima kwaliteit. Merk „The Holdfast barquot; prima kwali-
zachte, veerkrachtige
Witte Caoutchouc.nbsp;teit, zachte, veerkrachtige JZosMwe CaowMoMC,

in 10 verschillende maten voorradig.nbsp;in 13 verschillende maten voorradig.

— Pr ij zen uiterst bill ij k. —

Men lette^op het stempel op iedere zool.

Hoefraspen.
Renetten (rechts en

links).
Honwklingen.
Hoefhamers.
Hoeftangen.
Alle Caoutchouc ar-
tikelen.
Knnsthoorn.

enz., enz.

Gemaakte Hoefijzers
Rits- en Stampmodel
Voor- en achterijzers
in 9 verschillende
maten voorradig . . .

Las- of Welbladen om

ijzer en staal te
wellen. Las-poeder.

Schroeven en Stiften
in alle modellen.

Pneumatiek- of Luchtdrukzooi

in 8 verschillende maten voorradig.

-ocr page 41-

lOe Jaargang. — 1905 — Aflevering 3.

ri^^v- .nbsp;IN'iiiiSllililHlilirii

• X/,'^- ■ ■■: ■nbsp;; • = IHM' '

HOOFDREDACTEUR-TJITGEVER: A. W. HEIDEMA, RIJKS-VEEARTS TE GRONINGEN.

-ocr page 42-

Lambert amp;
Company.

Hallanan Hoefzolen

de Beste en

de Goedkoopste

Rotterdam,

Wijnhaven 127.

INHOUD.

Wat moet de hoefsmid noodzalselijk weten? door H. A. Kroes. (Slot.) —
Wat hebben ontwikkelde landbouwers in hun studietijd van het hoefbeslag
geleerd? — Hoefbeslagexamens te Doetichem en Zutphen. — Korte mede-
deelingen. - Persoverzicht. - Mededeelingen over het smidsvak, vallende
buiten het hoefbeslag. — Briefwisseling. — Advertentiën.

-ocr page 43-

■ . j'i

WAT MOET DE HOEESMID NOODZAKELIJK WETEN?

doornbsp;ï'

H. A. KEOES.nbsp;, .

(Blot)

Behalve van gesloten- of balkijzers wordt ook menigmaal gebruik gemaakt
van strijkijzers, n.1. ijzers waarvan de achterste helft van den bianentak

_ van den buiten- naar den binnenrand — vlak is gesmeed, waardoor die

tak smaller en dikker wordt dan de buitentak. Het uiteinde van den
binnentak mag ruim zoo hoog zijn als het uiteinde van den buitentak met
den daar aanwezigen kalkoen. De buitenrand van den smallen binnentak
loopt van boven naar beneden schuin binnenwaarts, terwijl bovendien deze
tak wat nauw gericht is, zoodat een gedeelte van den draagrand van den
hoef buiten de draagvlakte van den ijzertak komt te liggen.

Strijkijzer voor den iinker achterhoef, dat aan
den binnentak niet van nagelgaten voorzien is;
de stippellijn wijst aan, hoever de hoornwand
over het ijzer uitsteekt.

De naam van het ijzer duidt reeds aan voor welke doeleinden dit ijzer
wordt gebruikt. We moeten er echter direct aan toevoegen dat, in veel
gevallen van strijken, het strijkijzer niet op z'n plaats — en niet in staat
is blijvende beterschap aan te brengen.

Onder strijken verstaan wij het elkaar raken van voor- of achterbeenen,
waarbij dan dikwijls verwondingen ontstaan aan de binnenzijde van den
kogel, soms echter ook hooger of lager.

Verschillende oorzaken kunnen dit lastige gebrek te voorschijn roepen;
b.v. verkeerde standen en gangen, verkeerd besnijden en dito beslag, te
lange hoeven, ongelijk besneden hoeven, te lange of te wijd liggende of
verschoven ijzers, uitstekende nieten, vermoeidheid, gebrekkige dressuur,
scheef aanspannen, enz.

Het spreekt al van zelf dat bij die veelheid van oorzaken niet steeds één

-ocr page 44-

middel - een strijkijzer - doeltreifend zal zijn. Dit is even onmogelijk
alle Mennbsp;Haarlemmerolie genezing zonden aanbrengen bij

Een paard met normalen stand zal, waneeer de hoef regelmatig wordt
besneden, zich met strijken. Deze uitspraak moet er den smid op wijzen
dat hij in de 1ste plaats moet letten op het paard en op den hoef en niet
moet redeneeren aldus: „Er zijn strijkwondjes aanwezig — ergo — striik-
ijzers onderleggen.quot;

De hoef moet bij normalen stand zóó besneden worden, dat hij op vlakken
harden bodem gelijkmatig wordt neergezet, d.w.z. buiten- en binnenwand
te gelijk. Worden de binnenwanden te laag gemaakt dan zullen de kootge-
wrichten te veel naar elkaar toebuigen; de hoeven zullen wel is waar met
de draagranden der binnenvlakten verder uit elkaar komen te staan - toch
zal er neiging tot strijken zijn.

Zijn de hoeven te lang en daardoor te breed, waardoor ook de kans tot
strijken wordt vergroot, dan moet dus het besnijden niet te veel geschieden
ten koste van den binnenwand.

Iets dergelijks geldt ook ten opzichte van het te veel naar binnen leggen
van den binnen-ijzertak. Meestal toch wordt, bij aanwezigheid van strijken,
de binnenwand nog al vrij sterk afgeraspt, zoodat hij vrij steil - ja J
soms naar binnen schuin verloopt van af den kroonrand - zoodat de hoef
daar ter plaatse nauw wordt. Volgens de gewone regeling van een doelma-
tig beslag, zou de ijzertak nu hier ter plaatse
ruim moeten worden gelegd
(zie mede de beschouwingen van Kosters, weergegeven door Laméris in
afl. 12, jaargang 1904 en afl. 1 jaarg. 1905.)

Wordt echter in dit geval de binnenijzertak nog een heel eind binnen
den draagrand gelegd — wat moet er dan terecht komen van de regelma-
tige verdeeling van den lichaamslast over het bodemvlak van den hoef? Wat
moeten onder dergelijke omstandigheden de gewrichten onregelmatig worden
belast, hoe beslist zeker moet er een blijvende, scheeve hoefvorm gevolgd
door een naar elkaar toebuigen der kootgewrichten, ontstaan, waardoor de
nejmg tot strijken bij iedere vernieuwing van een dergelijk beslag grooter

In dergelijke gevallen zou het doelmatiger zijn, den binnenwand hoog te
laten daaronder te leggen een normalen strijktak die geheel den draagrand
bedekt, of, indien daarmee gestreken wordt, den binnenijzertak voor de helft
weg te nemen, en den korten tak, bij wijze van halvemaanijzer, op den
draagrand te bevestigen.

Hierdoor wordt het gevaar van strijken met den ijzertak weggenomen en
behoudt toch de hoef meer z'n natuurlijken vorm en blijft de lichaamslast
regelmatiger verdeeld.

Ten einde de paarden te nopen de beenen wat verder uit elkaar te plaat
sen, worden de huitentakken verzwaard; overigens moet men gebruik maken
van strijkringen of strijklappen; - hiermee bederft men althans niet den
stand en den hoef.

Wanneer paarden met een scheppenden gang zich strijken, dan geschiedt
dit in den regel met het binnentoongedeelte en zullen dus de strijkijzers

-ocr page 45-

zonder efeet blijven. In dit geval kunnen wij veilig een gedeelte van den
wand wegvijlen, aan het gedeelte van het ijzer daar ter plaatse een rech-
ten buitenrand geven en zullen daar ter plaatse geen nagel inslaan.

Een middeltje, om te onderzoeken met welk gedeelte van den hoef gestreken
wordt, is: deze te bestrijken met krijt en daarna het paard even te laten

draven; op de strijkplaats zal alsdan het krijt weggeschuurd zijn.

* *

*

Behalve het strijken is ook het klappen en vangen in de ijzers een leelijk
gebrek.

Ook hierbij zijn de oorzaken zeer uiteenloopend. Bij klappen in de ijzers
komt de toon der achterijzers met de takken of het toongedeelte der voorijzers
in aanraking, omdat bij het neerzetten der achterhoeven,
op oï voorUj de
hoefindrukken der voorhoeven, deze nog niet ver genoeg zijn vooruitgebracht
om de achterhoeven vrij spel te laten. Zijn de voorhoeven, tijdens het
neerzetten der achterhoeven, nog niet opgetild, dan kan de toon der achter-
hoeven op de ijzertakken der voorboeven worden geplaatst — en het paard
vangt zich! Dit gebrek kan aanleiding geven tot het afrukken der ijzers — ja
tot vallen, terwijl het klappen niet die gevaren oplevert, doch desniettemin
een onaangenaam geluid veroorzaakt, tijdens het gebruik der paarden.

Het ligt zoo voor de hand dat als oorzaken voor dit gebrek worden
aangeven: te lange ijzertakken
vóór, te lange toon acUer, te veel doortreden
of te weinig opnemen
vóór, te lange passen achter, te geringen afstand
tuschen vóór- en achterbeenen, vermoeidheid, inspannende beweging in mulle
zandwegen, slecht aanrijden en zoo meer.

Tele van deze opgegeven zaken zullen zeer zeker het gebrek kunnen
veroorzaken, doch van andere wordt dit betwijfelt. Zoo zegt b.v. Kosters
dat het strijken niet veroorzaakt wordt door het maken van langere passen
met de achterbeenen dan met de voorbeenen, omdat de paslengte der vóór-
en achterbeenen geUjk is — of indien er eenig verschil mocht bestaan dit
direct weer bij den volgenden pas gelijk wordt gemaakt.

Het middel ter bestrijding wijzigt zich bij het klappen en vangen niet

-ocr page 46-

Het geconstrueerde ijzer met beugel, waartusschen een stuk leer om het
geluid bij aanslaan tegen het voorijzer weg te nemen, zal wel voor de
praktijk geen groote waarde hebben, omdat het
niei voldoet aan een van
te^Svfardyndoelmatig, praktisch hoefbeslag, n.1. „gemakkelijk

De voorhoef wordt in de verzenen niet te veel besneden om het sterke
doortreden te voorkomen, waardoor natuurlijk het tijdig
opnemen der voor-
hoeven nog meer wordt tegengegaan. In den toon wordt eeu opzet gegeven
om het vlot vooruitwerpen der voorbeenen te bevorderen.

Het voorijzer mag niet te lange takken hebben, doch deze extra kort
te maken, wat, zoo oppervlakkig beschouwd, ons zou toelachen, is toch ook
niet gewenseht, omdat aldus beslagen paarden weer meer doortreden dan
die met iets langere takken. Met het oog hierop is het wel
aangewezen
iets kortere takken aan de achterijzers te geven, omdat daardoor het te
spoedig verplaatsen der achterhoeven iets wordt belemmerd.

Aan de voorijzers zal men zooveel mogelijk het ijzer afvijlen daar waar
de toon der achterhoeven kan raken, dus men laat de uiteinden der takken
naar beneden en voren schuin toeloopen en neemt tevens zooveel mogelijk
ijzer weg aan de bodemvlakte van het toongedeelte, door daar ter plaatse
een afhelling te maken. Het beslag met Engelsche hoefzolen zal ook het
geluid opheffen, doch ook zal dit beslag bij klappen en vangen veel te
verduren hebben en moeilijk te houden zijn.

Mochten de dieren niettegenstaande bovengemelde middelen toch nog
klappen en vangen, dan moet er getracht worden eenige wijziging te bren-
gen in het neerzetten der hoeven tijdens den gang; b.v. door te trachten
de achterbeenen zijdelings langs de voorbeenen te doen werpen, door het
verzwaren van de buitentakken der achterijzers en de binnentakken der
voorijzers. Staan de paarden reeds wat ruim van voren en nauw achter
dan zou men ook het tegenovergestelde kunnen doen en trachten de ach-
terbeenen te doen neerkomen binnen het bodemvlak der voorbeenen

Dat in deze gevallen met het veroorzaken van strijken rekening moet
worden gehouden, spreekt wel van zelf.

zooveel naar de inwerkende oorzaak. Steeds zal men den toon der achter-
hoeven kort maken en een ijzer onderleggen zonder toonlip doch met
2 zijhppen en een recht toongedeelte.

-ocr page 47-

WAT HEBBEN ONTWIKKELDE LANDBOUWERS IN HUN STUDIE-
TIJD VAN HET HOEEBESLAG GELEERD?

I.

De belangen der paardenfokkerij liebben dikwerf medegebracht dat van
de zijde der landbouwvereenigingen is aangedrongen op een betere opleiding
der hoefsmeden, ja vrij zeker zijn veel meer cursussen in hoefbeslag gehou-
den op aandrang'van de landbouwers-paardenfokkers dan van de smeden zelve.

De landbouwers, die een behoorlijke theoretische opleiding hebben ont-
vangen, hebben ook als leervak op school gehad de paardenfokkerij,
waarbij als aanhangsel mede eenige lessen over de leer van den hoef
en het hoefbeslag zijn gegeven. Het schijnt ons voor de hoefsmeden van
beteekenis om te weten hoever dat onderricht is gegaan, opdat zij zoo
weinig mogelijk voor vragen kunnen komen te staan, die op gebied van hun
vak door landbouwers beter zouden kunnen worden beantwoord dan door
hunzelf Niet alle landbouwers hebben zoodanig onderwijs ontvangen en
zelfs deze hebben het lang niet alle voldoende begrepen en onthouden,
maar het landbouwonderwijs breidt zich voordurend meer uit en ook in den
landbouw wordt meer en meer ingezien dat „kennis macht is.quot;

In de eerste plaats zij weergegeven wat ongeveer wordt verteld van:

i. het besiaan.

Bij het afnemen van het oude ijzer moet de smid goed de nieten terug-
slaan, omslaan, opdat bij het uittrekken van de nagels de hoornwand
zoo weinig mogelijk wordt beschadigd. Vooral is dit het geval bij brokke-
lige hoeven.

Dikwerf ziet men dat de smid, na de nieten te hebben omgeslagen, met de
tang om het ijzer heengrijpt, en steunende tegen den hoef, de binnennagels en
daarna de buitennagels of omgekeerd gemeenschappelijk gedeeltelijk uittrekt.
Vervolgens slaat hij het ijzer tegen den hoef terug, zoodat de nagelkoppen
er dan gedeeltelijk uitsteken. Hij haalt er vervolgens een paar nagels uit,
doch pakt ten slotte den buitentak aan het einde
met zijn tang beet en rukt
dan ineens het ijzer onderweg. Bij brokkelige hoeven in elk geval is de
smid verplicht het wegnemen van het ijzer minder snel maar ook minder
ruw te doen plaats hebben. Daarbij moeten de nagels stuk voor stuk worden

weggenomen.

Aan de bovenvlakte van het oude ijzer ziet men altijd gladgeschuurde
gedeelten, hoofdzakelijk aan de verzeneinden, en wel in verband met het
hoefmechanisme, - met de afwisselende uitzetting en samenkrimping van
den hoef. Indien op andere plaatsen gladgeschuurde gedeelten voorkomen,
dan kan de oorzaak ook gelegen zijn in eene onregelmatige afwerking der
draagvlakte van het ijzer, of in een onregelmatig besnijden van den wand.
Beide zijn verkeerd en dienen door een goed werkman te worden voorkomen

Het besnijden van den hoef moet geschieden in verband met den stand
van het paard, b.v. bij een Eranschen
stand hoort ook een scheeve hoef. Bij
een steilen stand in de kooten hoort een stompe hoef. Zoo de hoefas van
nature niet gebroken is, moet de smid er steeds naar streven het besnijden

-ocr page 48-

Het besnijden geschiedt met een scherpen houwkling en een hoefhamer De
wand wordt zooveel noodig ingekort; de steunsels moeten
niet te vr^wor

tó Le? ' rnbsp;moet op

Tuk 00 den J 71door den tegen-
teve? heens ee
r toor dquot;'^^ ^^-gelsgewijze over de zijdeiingsche str'aal

Li in de zïs:gscr:tXoref^^^^^^^

^^dig dat de rottingsbacillef rustig op feÏl^rplaarbl^^^^^^^
VO ht en warmte voor hunne ontwikkeling bevorderlik zijn. In den hoef
willen we de ontwikkeling der rottingsbacillen zooveel mogelijk tegengaan
reden waarom de smid gerechtigd en verplicht is in zulke fev^llen d eX'
gelvormige aanhangsels af te snijden. Dit geschiedt hft beste met een
renet, waarvan men, al naar de hand, zoowel een rechtsche als een Hnks he

Rechtsche renet.

iormi.^L'Tquot;'quot;'nbsp;-jdelingsche straalgroeven moet dus kegel-

en f-fi. fquot;quot;quot;nbsp;^quot;'•den afgenomen

Na het besnijden van den hoef zoekt de smid een paar passende ijzers'

en het is een eerste vereischte dat het ijzer goed aan den hoef past Dit
ooJi de voornaamste reden waarom het gewenseht is dat ieder hoefsmid

Ie trdnbsp;quot; vervaardigen van ijzers en dat tu t

de hand gesmede ijzers de voorkeur verdienen boven de machinale. Alleen
m gevallen, dat in eene smederij tijdelijk buitengewone, drukke werkzaamhe-
den voorkomen, kan het bezigen van machinale ijzers eenigszins verdeS
worden, alsmede bij paarden waarvan men weet L zij norZ TevormS
hoeyen hebben. Wat de machinale ijzers aangaat,' zijn allefr zuÏ

gequot; chT^enV'^'l''nbsp;-- l^unnen wortn

ge Dracht en door den smid verzet.

Het passen van ijzers is van vrij veel belang. De draagvlakte moet hori-

van den hoef zoo te doen, dat de hoefas ook werkelijk ongebroken blijft Wan
neer h, by een stompen hoef b.v. de verhonding tnssehen toon en veizenle^^tequot;
normaal wilde maken, dan zouden daardoor de buigpezen te kotr ^^

-ocr page 49-

zontaal zijn en die van het ijzer precies passen tegen den hoef. Deze bestaat
uit de doorsnede van den hoornwand, de witte lijn en 1 a 2 mM. van
den buitenrand der hoornzooi. De nagelgaten moeten precies boven de
witte lijn komen en de richting der nagelgaten in verband met die van den
hoornwand verloopen. Het ijzer moet zwart-warm worden gepast. De smid
ziet bij dit passen welke hoorn gedeelten dragen en welke niet. De bruinge-
kleurde plekken worden bijgeraspt en deze handeling herhaald, totdat ijzer
en hoef overal regelmatig tegen elkaar aansluiten. Dit is met koud beslag
bijna niet te bereiken, terwijl roodgloeiend passen de hoornzelfstandigheid
te veel verhit, te dood en te brokkelig maakt.

Het onderslaan van een ijzer gebeurt in den regel door eerst een toon-
nagel in te slaan en daarna de verzennagel yan de andere zij. Vooral bij
den eersten nagel, maar toch ook nog bij den tweeden, moet de smid er
goed om denken dat het ijzer op de goede plaats komt te liggen. Dikwerf
ziet men, dat de smid na het inslaan van beide bovengenoemde nagels
tegen den binnen- of den buitenrand van het ijzer moet tikken, ten einde
het ijzer de juiste ligplaats te geven. Dan heeft de smid bij de eerste
nagels niet goed opgepast en dat tikken werkt vooral bij brokkelige hoeven
zeer nadeelig. Het inslaan van de overige nagels levert minder moeilijk-
heden op. Een geoefende smid voelt heel gemakkelijk of de nagel in de
goede richting gaat. Gaat deze door de witte lijn-hoorn, dan vereischt het
inslaan geen groote kracht, alleen in het laatst, als de nagel dwars door
den wand moet dringen, dienen er een paar krachtige hamerslagen te
worden gegeven. Als de nagelgaten goed zijn aangebracht, dan komen de
nagels ongeveer even hoog op den wand uit en zitten ze op gelijkmatige
afstanden van elkaar.

II. IETS OMTBBNT HOEFZIEKTEN.

De meest voorkomende hoefaandoeningen zijn: rotstraal, nageltred, verna-
geling en drukking van het ijzer.

* *

Onder rotstraal verstaat men een rottingsproces van pas gevormde straal-
hoorn. Deze komt het meest voor bij paarden, die te weinig beweging
krijgen, terwijl vochtige warmte, alzoo een vuile, warme stal, mede rotting
in de 'hand werkt. Het meest wordt het aangetroffen in de middelste
straalgroeve. De oorzaken wijzen ons er vanzelf op, hoe de bestrijding
dient te zijn. Nauwkeurige reiniging, insmeren met bruine teer, de groeve
opvullen met een strookje vlas of jute, den stal rein houden en het paard
beweging geven. E,otstraal veroorzaakt zelden kreupelheid, maar bij lang-
durig bestaan ontstaat er klemhoef, die wel aanleiding geeft tot kreupelheid
en moeilijk is te genezen.

#
# #

Het intrappen van een nagel of een ander scherp voorwerp staat in den
regel bekend onder den naam van nageltred. Het kan natuurlijk aan eiken
hoef voorkomen. Het intrappen van nagels gebeurt in den regel meest op
de navolgende wijze. Met het voorijzer wordt zoo op den kop van een op

-ocr page 50-

den grond liggenden nagel getrapt, dat de punt van den nagel recht naar
boven wordt gericht. Het is bekend, dat de achterhoef ongeveer op dezelfde
plaats komt te staan, waar de voorhoef even te voren geweest is. Nu kan
de punt van den nagel juist vat krijgen in de ondervlakte van den achter-
hoef. Dit geschiedt meestal in de punt van den straal of in de buitenste
straalgroeve. Al zit de punt ook maar even vast, dan wordt de nagel toch
van lieverlede onder het verder loopen dieper ingetrapt. Zoodra de nagel
het leven raakt, treedt kreupelheid in.

De eigenaar doet goed den nagel direct uit te trekken, doch dient ook
zorg te dragen een duidelijk merkteeken aan te brengen, waar die ingetrapte
nagel heeft gezeten. Dit geschiedt het beste door met een zakmes een
keepje hoorn weg te snijden. Dit dient als wegwijzer indien heelkundige
behandeling moet worden ingesteld. Indien na het uittrekken van den
nagel nog kreupelheid blijft bestaan, brengt het belang van den eigenaar
mede, zoo spoedig mogelijk de hulp van een vee-arts in te roepen. Het
komt onder het rijden ook nog al eens voor, dat er een steen in de
zijdelingsche straalgroeve wordt geperst en door het verzeneinde van het
ijzer wordt vastgeknepen. Die kreupelheid is, na verwijdering van het

vreemde voorwerp, bijna altijd direct weer genezen.

*

» *

Onder vernageling verstaat men dat een of meerdere nagels het leven
hebben geraakt, of ook wel dat de nagel eenvoudig de hoefiederhuid drukt.
Indien de hoornwand dun is en daarbij eenigszins brokkelig, dan kan het
den besten smid gebeuren dat hij het paard vernagelt. Hij kan dit bij het
onderslaan van het ijzer, door het heftig trekken van het paard, direct
bemerken. Ieder smid, en feitelijk ook ieder eigenaar, moet weten, dat
wanneer een nagel het leven heeft geraakt of dit drukt, dat dan die nagel
onmiddellijk moet worden uitgetrokken en voorloopig niet door een
anderen nagel mag worden vervangen. Wat men eigenlijk onder drukking
van een nagel verstaat? Hierbij kan de nagel wel goed ingeslagen zijn,
maar hij zit wat dicht bij het leven, terwijl de fout voornamelijk zit in het
niet goed omnieten van den nagel. Als de nagel is doorgeslagen, wordt
de punt, voor zoover noodig, afgeknepen. De smid zet dan de tang, steu-
nende op den hoef, tegen het nageleinde aan, steunt hierop, terwijl door
slaan op den kop van den nagel, deze goed wordt aangehaald en de niet
omgeslagen. Indien de smid nu de tang te veel tegen het nageluiteinde
aandrukt, dan ontstaat gevaar dat bij het doorslaan de nagel naar binnen
toe doorbuigt. Het doorgebogen nagelgedeelte drukt dan den vleeschwand
eenigszins tegen het hoefbeen aan; men zegt dan: de nagel drukt het paard

te veel, en dit is feitelijk ook vernageling.

* *

*

Onder het „drukken vam, let ijzerquot; verstaat men het ongelijkmatig aan-
sluiten van het ijzer tegen den hoef, — het te klein zijn van het ijzer,
hetzij direct te klein gemaakt, hetzij te klein voor den hoef geworden,
doordat het er veel te lang ondergezeten heeft en de hoornwand over het
ijzer uitsteekt. In al deze gevallen krijgt men ook weer een druk tegen
de hoefiederhuid, en wel in den regel tegen de vleeschzool. De oorzaak

-ocr page 51-

is in den regel gemakkelijk te verhelpen en, bij een,ge kenms van den
hoef en het hoefbeslag, zelfs
gemakkelijk door den eigenaar ^ g^;;*

Het minst gemakkelijk gaat dit bij het ongelijkmatig aansluiten van het
ijzfr De oorzaak vai dit euvel zit in het ongelijkmatig besnijden
van
L hoef of in het ongelijkmatig, alzoo niet horizontaal, smeden v^n het

ijzer.

hoefbeslagexamens te DOETICHEM EN ZUTPHEN.

Het examen aan het einde van het eerste f-fj
hoefbeslag van de afdeeling Doeticbem en omstreken had den
11 plaats in de bekende smederij van den heer Martens. Wegens den
gLïen toevloed van leerlingen was deze cursus in 2 gedeelten gesplitst

quot; Het eTamln van de afdeeling Zutphen-Warnsveld werd den 24 Eebr^
da.v. gehouden te Zutphen in de smederij van de Cavalerie, reeds
vele jaren

daartoe welwillend ter beschikking gesteld.nbsp;.-PTrn.ris-

De leiding dezer cursussen had de Kapitein-Paardenarts Iquot;- Namens
het practiscL onderwijs was toevertrouwd aan den Korporaal-hoefsmid L
Blolker, beiden te Zutphen. De examens

leermeesters, onder toezicht van de Commissie voor l^o^fbes ag
van de
G e 1 d.-O v e r ij s. m. v. l a n d b o u w, en bijgewoond door de
Besturen der genoemde afdeelingen.

Te Doeticbem werden 20, te Zutphen 14 deelnemers geexammeerd.
De examens maakten een gunstigen indruk; vooral in de theorie van het
vak werden over het algemeen hooge cijfers behaald. De F-t-^ gedeel-
ten gaven blijk van handigheid en vooral ook van eenvormigheid m de
beweging der hoeven. Betreffende de vervaardiging der hoefijzers zij op-
gemerkt dat deze allen van eenzelfde model waren, van dat van den leer-
meester zelf die zijne leerlingen naar zijne hand heefl; gevormd

Het reslat deJ examens was, zooals te verwachten, bijzonder guns^ig^
Waar lust bestaat om een cursus bij te wonen, zoo groot als
afdeelingen het geval was, kan het niet anders of de ijver om tot een goed
Se tf komen! laat niet in den steek, en waar de leiding en het onder
cht in handen'zijn gegeven van zulke bekendenbsp;^^' ^^^ ^^^^^^^^^^^^^

cursussen het geval is, daar moet met ijver en goed gevolg worden gewerkt
De bingstellfng welke de besturen in een goed verloop der cursussen, en
fn
het ïgemeen stellen in de bevordering van het onderwijs in he bes ag
der paarden in hunne betrokken afdeelingen, werken er zeker krachtig toe
mede om den ijver der deelnemers aan te wakkeren.

Mogen deze cursussen dienen als voorbeeld aan andere lichamen, waar
men tot heden in gebreke bleef om dezen tak van onderwijs tot meerdere
Tolmaking te brengen, tot voordeel van den fokker en tot heil van het paard.

Te Sichern sfaagden 19, te Zutphen 13 deelnemers in bun voornemen
om tot het 2e gedeelte van den cursus, dat in de eerstvolgende winter-

-ocr page 52-

maanden wordt gehouden, te worden toegelaten. Deze zijn in volgorde der
overgelegde lijsten, te
Boeiichem: D. J. Verhoeven te Groenlo, Eee-
s i n li te Varseveld, B u s s i n k te Zelhem, G. J. Bloemendaalte
Gendringen, Besseling te Hengelo, Rensen te Borculo, Stein-
m e ij e r te Aalten, V enderbosch te Varseveld, H. J. T a n g el d e r te
Gaanderen, Klein Hesselink te Varseveld, Haarsma te Didam,
Züthoff te Giesbeek, Doornink te Varseveld, Geerligs te Ulft,
Habers te Winterswijk, Polmer te Westervoort, B u e s i n k te Aalten,
D. J. van Putten te Ambt Doetichem en J. A. T a n g e 1 d e r te
Wijnbergen; te
ZutphenD. Mus te Eefde, A. M. Anke Ie te Eibergen,
(in theorie, was door ziekte verhinderd het practische gedeelte mede te
maken), C. Langeler te Lochem, Op 'tKleinheksel te Diepen-
heim, H. J. Eikelkamp te Vörden, B. Koenders te Eerbeek, D.
Boe vink te Rekken, H. Alferink te Twello, H. J. Zand huis te
Deventer, M. J. Berends te Olst, J. de Vries te Zutphen, H. Half-
m a n te Dieren en T. B 1 e ij e r v e 1 d te Zutphen.nbsp;M.

KORTE IVIEDEDEELINGEN.

—nbsp;Noord-Brabant. De cursussen in hoefbeslag worden in deze provincie
thans gehouden te 's Hertogenbosch, Eindhoven en Steenbergen, terwijl zij,
evenals bijna overal elders in ons land, thans terecht over twee jaren
loopen.

—nbsp;Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. Door toeval is er bin-
nenkort een leerling-plaats aan deze leersmederij ter beschikking, waarvoor
voldoend onderlegde smidsgezellen zich schriftelijk of mondeling bij de
heeren Wiersum en Heidema, of bij den meesterknecht der Inrichting, ge-
lieven aan te melden. De opleiding is kosteloos, doch loon wordt evenmin
ontvangen, terwijl de leertijd 5 a 6 maanden bedraagt.

—nbsp;De slappe winter brengt den smid weinig voordeelen!

—nbsp;Treurig. De smidsgezel Hendrik Goëken te de Punt, in den
laatsten tijd werkzaam te Stadskanaal en die in Mei a.s. aan de „Inrichting
voor Hoefbeslagquot; te Groningen een cursus wensch te mede te maken, is bij
het nazien van een revolver, die geladen was, zoodanig door een afgaand
schot in het hoofd getroffen, dat hij onmiddellijk overleed.

—nbsp;De ijzermarkt is de laatste paar weken stijgende, terwijl ook de
kolen verre van goedkoop zijn, waaraan de stakingen in Duitschland en
België het hunne ook we! eenigermate zullen hebben bijgedragen.

PERSOVERZICHT.

Uit: „Ned. Sport.quot; (4 Maart).

—nbsp;Al de paarden van Mr. Edm. Blanc, een zeer bekend Eransch eigenaar
van renpaarden, loopen thans op ijzers van aluminium, die gesmeed worden
door zijn particulieren hoefsmid Jammer; de resultaten, daarmede genomen
gedurende het laatste jaar, zijn zeer bevredigend geweest.

Deze ijzers van brons-aluminium (6 ä 10 pOt. koper), zijn van geen
Engelsch of Amerikaansch model, maar zijn precies het model van de Oom-

-ocr page 53-

pagnie des Omnibus te Parijs. Het is model Lavelard et Poret, dat ten
slotte een verbetering is van het oude ijzer Lafosse, dat reeds meer dan
100 jaar oud is. Alweder wordt dus bewaarheid: geen nieuws onder de zon.

De hoefsmid Jammer bewerkt zijn ijzer van aluminium warm; om den
juisten graad van hitte te weten, plaatst hij het te bewerken ijzer op een
plaatijzer in het vuur van de smidse; op den vorm is een blaadje papier
bevestigd, en wanneer dat begint te branden, is het metaal gereed om
gesmeed te worden. De aluminiumijzers, bij Mr. Edm. Blanc in gebruik,
duren ongeveer drie weken. Men moet zorg dragen om de onzuivere
kanten, die ter weerszijden aan den binnenkant ontstaan, te verwijderen.

Volgens het beweren van vele eigenaars en trainers zijn deze ijzers, model
Poret-Lavelard, voorbeschikt om in de toekomst een groote rol te spelen,
want het zijn tot nog toe de beste ijzers voor renpaarden.

(Wij zijn het met deze uitspraak niet eens! Sed)

Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag.

VOOR DE PRACTIJK.

Het is voor alle smeden nog niet even gemakkelijk, wanneer hun de
grootte der middellijn wordt opgegeven om hierna te berekenen de lengte
welke noodig is voor het daarstellen van den band of ring, welke hun is
opgedragen te vervaardigen. Daar hiervoor echter een zeer practisch middel
bestaat, achten wij het niet van belang ontbloot hierop eens de aandacht
te vestigen. Volgens meetkunstige berekeningen verhoudt zich de omtrek
van den cirkel tot de middellijn als 22 : 7, d. w. z. wanneer de middellijn
7 c.M. is, dan zal de lengte van den omtrek 22 c.M. zijn. — Om nu over
te gaan, tot de bedoelde gemakkelijke wijze van berekening, diene 't vol-
gende :

Zooals onze lezers allen weten is de Engelsche duim, welke wij op onzen
duimstok moeten hebben, omdat IJzer en Staal in die maat wordt geleverd,
verdeeld in acht deelen. Nu is 7 centimeter precies 22 van die achtste
deelen van een Engelsche duim, dus krijgen wij bij het gebruik van die

maat de volgende formule.

Wanneer de middellijn van den cirkel 22 achtste deelen van een Eng.
duim is, dan is de omtrek 22 centimeter, dus wanneer de middellijn één
achtste ÏEng. duim is, dan is de omtrek een centimeter en m. a. w. zooveel
achtste Engelsche duimen de middellijn groot is, zooveel centimeters zal de
lengte van den omtrek zijn. Nemen wij tot slot de proef op de som welke
elke lezer op zijn duimstok kan nazien. Hoe lang zal de omtrek van den
cirkel zijn, wanneer de middellijn 20 cM is?

20 cM = 63 achtste Eng. duim, dus de lengte van den omtrek is 63
cM. Het spreekt van zelf, dat wij hierbij altijd rekening moeten houden
met stuiken, dikte van ijzer enz., in een woord de praktijk doen samengaan
met de theorie.

-ocr page 54-

Briefwisseling.

— Ingekomen postwissel a ƒ 3 voor ab. 1905 van den heer Th. O. van
Bijssel
te D.

Advertentiën.

Engelsche veerkrachtige

HOEFZOLEN voor paar-
den met gebrekkige en
gevoelige hoeven.

Deze zolen worden
zeer geroemd en zijn
in alle afmetingen ver-
krijgbaar.

CIRCULAIRES op
franco aanvage bij:

W. A. H. van HORSEN, Utreclit.

KiansthLOorn,
voor Hoefbeslag,

verkrijgbaar in de chemicaliën- en
drogerij en-handel van

K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,

te Dordrecht.
Prijscouranten
voor HH. veeartsen
en hoefsmeden op aanvrage gratis.

Veeverzekering
„ALMELOquot;.

Afdeeling Luxepaarden.
Premie IVaVoP- ^Uh
Uitkeering 100 «/o-

DB

Een SMIDSKNECHT, bekend met
boerenwerk en hoefbeslag; voor vast
werk, tegen 1 April a.s., door

A. VAN HEINING-EN,
te Koudekerk (Z.-H.)

. HAÖPTKER, Berlijn, N.ff. 6.

Grootste fabriek der wereld speciaal voor Veeartsenij-
kundige Instrumenten.

RFNFTTFNnbsp;kwaliteit, onder garantie, vanaf Mrk. 1.15.

tlLIlL I I Lil y Catalogus voor lioeflnstrumenten en ontleedkun-
dige modellen, alsmede alle leermiddelen voor cursussen in hoef-
beslag en hoefsmidscholen, vrij van invoerrechten.

Groote prijs: Wereldtentoonstelling St. Louis (Amerika).

DEPOT IN NEDERLAND gevestigd bij: KAPPELHOF amp; HOYINGH
te Schiedam.

Alle bestellingen en aanvragen aan dit adres te richten.

-ocr page 55-

Patent=Hoelrasperi,

If IPI^ ^ ^^^nbsp;^^

DICK'S Gereedschappen voor Hoefbeslag

levert FRIEDR. DICK, Esslingen a. N. (Wurt.)

Inrichting met 500 werklieden.

Vertegenwoordiger: J. J. TAN MEEKREN, Groningen.nbsp;Alleen verkoop

aan handelaren.nbsp;___

Beste en meest beproefde beslag.

Hoogste onderscheidingen!
1901: Groote GOUDEN MEDAILLE.
1902: Diploma Nürnberg, Smidsvaktent.
1903: Diploma en Medaille te Meissen,
Smidsvaktent, voor de beste afwerking. ^
ALLE SOORTEN van

Schroef- en Insteekkalkoenen.
Losse Stooten.

Branscheid amp; Philippi - Remscheid, Rijnland.

Geen liandelswaar.
Steeds groote voorraad

in den winter,
Teekeningen en Prijzen
franco op aanvrage.
Correspond.; NEDERLANDSCH.

vele getuigschriften van Koninkl- en Privaat-hoefsmidscholen en van de
grootste hoefsmederijen.

-ocr page 56-

S. C. lïl. BAX. - 2, 4 en 6 Jufferstraat. - ROTTERDAM.

— Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. —

Meest uitgebreide sorteering prima bianlce Hoefnagels, waarvan meer
dan 60 verschillende voorradig. Billijke prijzen.

^mei-lamp;aaagoli,©nbsp;met caoatcbouc straal.

Beter en goedkooper dan Engelsche zolen. Stevig geplakt en opgenaaid op best sterk leder.

Iedere zool yoorzien van Garantiestempel van niet los te laten.

Merk „The Favorite barquot;, prima kwaliteit,
zachte, veerkrachtige
Witte Caoutchouc.
in 10 verschillende maten voorradig.

Merk „Tlie Holdfast barquot; prima kwali-
teit, zachte, veerkrachtige
blauwe Caoutchouc,
in 13 versehillende maten voorradig.

— P r ij z e n uiterst b 111 ij k.
Men lette op het stempel op iedere zool.

Hoefraspen.
Renetten (rechts en

links).
Hoinvklingen.
Hoefhamers.
Hoeftangen.
Alle Caontchoiic ar-
tikelen.
Knnsthoorn.

enz., enz.

IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.

Las- of Welbladen om

ijzer en staal te
wellen. Las-poeder.

Pneumatiek- of Luchtdrukzooi

in 8 verschillende maten voorradig.

-ocr page 57-

lOe Jaargang. - 1905 - Aflevering 4.

hoofdredacteur-uitgever: a. w. heidema, rijks-veearts te groningen.

-ocr page 58-

Briefwisseling.

— Ingekomen postwissel a ƒ 3 voor ab. 1905 van den heer Th. Q. van
Sijssel
te D.

Advertentiën.

Engelsche veerkrachtige

HOEFZOLEN voor paar-
den met gebrekkige en
gevoelige hoeven.

Deze zolen worden
zeer geroemd en zijn
in alle afmetingen ver-
krijgbaar.

CIECULAIRES op
franco aanvage bij:

W. A. H. van HORSEN, Utrecht.

K u n s t h O O r n,
voor Hoefbeslag,

verkrijgbaar in de chemicaliën- en
drogerijen-handel van

K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,

te Dordrecht.
Prijscouranten
voor HH. veeartsen
en hoefsmeden op aanvrage gratis.

Veeverzekering
„ALMELOquot;.

Afdeeling Luxepaarden.
Premie 1 Va7oP- ^kl

Uitkeering 100 »/o.

Een SMIDSKNECHT, bekend met
boerenwerk en hoefbeslag; voor vast
werk, tegen 1 April a.s., door

A. VAN HEININGEN,
te Koudekerk (Z.-H.)

H. HAOPTIR, Ber

Grootste fabriek der wereld speciaal voor Veeartsenij-
kundige Instrumenten.

prMryrrM eerste kwaliteit, onder garantie, vanaf Mrk. 1.15.
n
LliL I I Lil, Catalogus voor lioeflnstrumenten en ontleedkun-
dige modellen, alsmede alle leermiddelen voor cursussen in hoef-
beslag en hoefsmidscholen, vrij van invoerrechten.

Groote prijs: Wereldtentoonstelling St. Louis (Amerika).

DEPOT IN NEDEELAND gevestigd bij: KAPPELHOF amp; HOA'INGH
te Schiedam.

Alle bestellingen en aanvragen aan dit adres te richten.

-ocr page 59-

nStf^k'^ Patent=Hoefrasperi,
DICK'S Gereedschappen voor Hoefbeslag

levert FRIEDR. DICK, Esslingen a. N. (Wurt.)

Inrichting niet 500 werklieden.

Vertegenwoordiger: J. J. VAN MEEKREN, Groningen. Alleen verkoop
aan handelaren.nbsp;_

Beste en meest beproefde beslag.

Hoogste onderscheidingen!
1901: Groote GOUDEN MEDAILLE.
1902: Diploma Nürnberg, Smidsvaktent.
1903: Diploma en Medaille te Meissen,
Smidsvaktent., voor de beste afwerking.
ALLE SOORTEN van

Schroef- en Insteekkalkoenen.
Losse Stooten.

Branscheid amp; Philippi - Reischeid, Rijnland

Oeen liandelswaar.
Steeds groote voorraad

in den winter.
Teekeningen en Prijzen
franco op aanvrage.
Correspond.; NEDERLANDSCH,

vele getuigschriften van Koninkl.- en Privaat-hoefsmidscholen en van de
grootste hoefsmederijen.

-ocr page 60-

ongeveer 200 K.G. en een achterhoef pl. m. 150 K.G. hebben te dragen.

Als de afslijting het niet noodig maakt en het paard niet op harde wegen
wordt gebezigd, dan verdient het onbeslagen laten de voorkeur!

Als de afslijting het niet noodig maakt, maar het paard wel op harde
wegen wordt gebruikt, dan is beslaan niet noodzakelijk maar verdienen
ijzers toch de voorkeur, aangezien het dier er gemakkelijker doorloopt, de
stoot bij het neerkomen op den bodem er iets door wordt gebroken!

Als het paard veel op den harden weg wordt gebezigd, dan is de afslijting
steeds sterker dan het bijgroeien — de groei bedraagt gemiddeld zoo veel,
dat de hoef in zijn langste gedeelte in een jaar geheel wordt vernieuwd-
en is het beslaan noodzakelijk om het dier bruikbaar te kunnen houden.

CUESUSSEN IN HOEEBESLAG, GESUBSIDIEERD VAN
EIJKSWEGE.

Wat de cursussen in hoefbeslag betreft worden thans vanwege de Noord-
Brabantsche Maatschappij van Landbouw twee gehouden, gesteund door
Eijkssubsidie, namelijk een te 's Hertogenbosch en een te Steenbergen.

De eerste ving op 17 December 1904 aan en staat onder leiding van
Dr. J. van Dorssen, kapitein-paardenarts, terwijl het practisch hoef-
beslag wordt ondei-richt door den korporaal-hoefsmid P. Donders, beide
bij de Veld.-Artillerie te- ' Bosch. Er nemen 8 leerlingen aan deel.

De cursus te Steenbergen is aangevangen den 14 Januari 1905, wordt
geleid door den rijks-veearts A. van Mansfeld te Steenbergen, terwijl
het onderwijs in het practisch gedeelte wordt gegeven door den gediplo-
meerden hoefsmid J. Verhoeven.

Beide cursussen loopen over twee jaren. Behoudens een enkele uitzon-
dering stelt de Eegeering thans bij de toekenning van subsidie als eisch
dat de cursus over twee jaren loopt en verder als voorwaarden, wat de
hoofdzaken betreft, ongeveer hetgeen in navolgend model is aangegeven.

Model-Eeglement voor een door het Eijk gesubsidieerden
cursus in hoefbeslag.

§ 1. Doel en inrichting van den cursus.

Art. 1. Het doel van het onderwijs verstrekt op een door het Eijk
gesubsidieerden cursus in hoefbeslag is, aan personen die reeds in bet hoef-
smidsvak werkzaam zijn, op weinig kostbare wijze de gelegenheid open te
stellen, zich de noodzakelijke theoretische en praktische kennis van het vak
eigen te maken.

Art. 2. De cursus strekt zich uit over 2 achtereenvolgende jaren, ge-
durende minstens 4 maanden per jaar. Hij wordt verdeeld in een theore-
tisch en een praktisch gedeelte.

Art. 3. Het bestuur der Vereeniging zorgt voor:

-ocr page 61-

0 een lokaal dat behoorlijk verwarmd en verlicht en ook overigens ge-
schikt is voor het theoretisch onderwijs.

h de praeparaten, modellen en platen noodig voor het theoretisch onderwijs,
c een smederij met het benoodigd aantal vuren en het materieel voor

het practisch hoefbeslag.

d een voldoend aantal paarden voor het practisch hoefbeslag.

e de getuigschriften bedoeld in art. 6.

§ 2. Van het onderwijs en de onderwijzers.
Art.
4. Het onderwijs omvat het eerste jaari

Theoretisch gedeelte. Als inleiding voor het onderwijs in hoefbeslag een
zeer beknopt overzicht van den bouw en de levensverrichtingen van het
paard. De bouw en de verrichtingen van den hoef, het beslag van gezonde
hoeven met inbegrip van het winterbeslag en de hoefverpleging.

Frahtische gedeelte. Het vervaardigen van gewone en winterijzers, het
besnijden en het beslaan van hoeven.
Het tweede jaar.

Theoretisch qedeelte'. Herhaling van het onderwijs in het le jaar. Be-
spreking der ziekten van de hoeven en der afwijkingen in standen en gan-
gen, voor zoover deze door het hoefbeslag kunnen worden voorkomen, ver-
beterd of hersteld.

Fractisch gedeelte. Het vervaardigen van ijzers voor normale en abnor-
male hoeven en voor afwijkende standen. Het besnijden en beslaan der
normale en abnormale hoeven van paarden bestemd voor verschillend gebruik.
Toepassing van kunsthoorn, beslag met
gutta-percha zolen en met andere

hulpmiddelen.nbsp;.

Art 5. Het onderwijs wordt eenmaal per week gegeven aan ploegen, die,
althans wat het practisch gedeelte betreft, uit hoogstens
acht leerlingen be-

^^Tedere halfjaarlij ksche cursus bestaat uit minstens 16 theoretische lessen
van 1 ä 2 uren en uit 16 practische lessen van 3 a 4 uren.

Art. 6. Aan het einde van het eerste gedeelte van den cursus, of bij
den aanvang van het tweede, wordt door de onderwijzers ten overstaan van
de Commissie bedoeld in art. 11 een theoretisch en praktisch examen afge-
nomen. Alleen die leerlingen worden tot het tweede gedeelte van den
cursus toegelaten, welke bij dit examen blijk hebben gegeven dat zij de
lessen met goed gevolg hebben bijgewoond.

Aan het einde van den cursus wordt door de onderwijzers ten overstaan
der Commissie bedoeld in art. 11 wederom een theoretisch en praktisch
examen afgenomen, handelende over het geleerde gedurende den geheelen
cursus.

Hun, die aan de gestelde eischen voldoen wordt een door de Commissie-
leden en de onderwijzers onderteekend getuigschrift uitgereikt, ten bewijze
dat zij zich „gëexamineerdquot; hoefsmid zullen mogen noemen. Aan deze ge-
tuigschriften kunnen gratificatiën worden verbonden.

De leden der Commissie bedoeld in art. 11 zijn bevoegd bij de examens
den leerlingen vragen te stellen en werkzaamheden te doen uitvoeren.

-ocr page 62-

Art. 7. Het theoretisch onderwijs wordt gegeven door een gediplomeerd
veearts en dat in het practisch hoefbeslag door een bekwaam hoefsmid,

onder toezicht van den eersten.

Art. 8. De kosten van het onderwijs bedragen ƒ *) per jaar voor iederen
leerling, te voldoen vóór den aanvang van de tweede les. Deze gelden
komen ten bate van de kas der Vereeniging.

§ 3. Vwn de leerlingen.

Art. 9. Om tot den cursus te worden toegelaten moeten de adspiranten:
a. den 20-jarigen leeftijd hebben bereikt; h. behoorlijk kunnen lezen en
schrijven; c. tengenoegen van de onderwijzers, die met het houden vau den
cursus zijn belast, het bewijs leveren eenigermate bedreven te zijn in bet

praktisch hoefbeslag.

Art. 10. De leerlingen zijn verplicht zich behoorlijk en ordelijk te ge-
dragen. Bij willekeurig verzuim der lessen of bij herhaald berispelijk ge-
drag kan den leerling het verder deelnemen aan het onderwijs worden ont-
zegd door de Commissie van toezicht.

§ 4. Van het toezicht.

Art. 11. Het toezicht op den cursus wordt uitgeoefend door eene Com-
missie door het Hoofdbestuur aan te wijzen.

HOEPBESLAGCXJESUS TE UTEECHT.

Den 18 Maart eindigde het le gedeelte van den 2-jarigen cursus voor
hoefbeslag, welke vanwege het Genootschap voor Landbouw en Kruid-
kunde te Utrecht wordt gehouden. Den 5 November 1904 aangevangen,
werden de lessen steeds gehouden des Zaterdags van 9—12 uur v. m. en
van 1—3 uur n. m., de practische oefeningen in de smederij, het theore-
tische gedeelte in een der lokalen van de kazerne Damlust. Aan dezen
cursus werd deelgenomen door 8 hoefmeden, welke op eerstgenoemden datum
hun 20e les, tevens het examen hadden om tot het volgen van het 2e ge-
deelte van den cursus, dat in November a. s. zal beginnen, te worden toe-
gelaten.

Dit gedeelte zal worden bijgewoond, alphabetisch gemeld, door: W. Buur-
man te Werkhoven, K. van de Geest te Bunschoten, J. van den
Hengel te Leusden, C. M. Moes te IJselstein, A. Eootring te Ka-
merik, W. van Setten te Doorn, E. Toonen te Culemborg, J. Th.

Vernooij te Houten.

Ook hier gaven de leerlingen bewijzen van ijver om hun vak goed te

leeren; trouw werden de lessen door hen bijgewoond.

Het ter beschikking stellen van lokalen en van personeel voor het onder-

Dit bedrag is op onderscheidene plaatsen niet hetzelfde. Bed.

-ocr page 63-

wiis door de militaire autoriteit toont aan, dat eene goede
Z mardenhoef van de zijde van den hoefsmid haar zeer ter harte gaat.
Deze'huWa I gheid mag op hoogen prijs worden gesteld, vooral door de
eÏnaarseu gebruikers van paarden, daar deze in de eerste plaats voordeel
Xn uit leze cursussen, Lgens de grootere waarde en -hoog.n^ van
het gebruik van hun paarden als gevolg van een goed beslag Mogen
5 arom ook zij beseifenf dat van hun kant worde -dege.xrkt me den
ln die zich de moeite heeft gegeven om zich in zyn vak
behoorlijk te
bekwamen; want enkel door die samenwerking

den paardenvoet goed; -rwaarloozmg van eene zijde le dt tot ge^^^^^^^

nl« het^^^^^^ n?et eikel door de besturen der Maatschappijn van
Landbtw met hft instellen der e—duidelijk wor^t aangetoo^^^^^^

ook door de departementen van Oorlog en van W. H. en N. door vo

T uZ resp het geven van subsidies wordt bewezen. Willen deze
h^beoogd^d::^er medf bereiken, dan is die medewerking bovenbed^dd

evenwel hard noodig.

provinciale HOEESMIDSCüRSIJS te 'S-gravenhage.

Sedert 1900 wordt vanwege de afdeeling 's-Gravenhage van de Holland-
:aaquot;iding steeds is opgedragen geweest aan den ^

Sn, tLlTde korporaalWsmid van Vuren daarbij zijne diensten

quot;''ïet'examen aan het einde van den cursus 1904-05, dat op 7 en 8
Ap^if iT pTal had en waarvoor de 12 deelnemers aan dezen cursus allen
tar n
ers'chenen, werd afgenomen door het.onderw^zend personeel en de
,nbsp;Tltrpcht en Eauël uit Rotterdam.

hee„„nbsp;u „.aid.t.« het dipl,»« «U ho.taid

De .rt.!.g w». a.t aejo^gnbsp;,, He.drik-Id.-imtacbt. P.

Dat 6 iMtlmgennbsp;D.arom kw Ie yer.laggev.r z.oh

i, g„e,kt, i.t.»che. w..r zdke lachte»

en ook de p..etiBcl.. onderwij», voornoemd, dam ka. »en met anders

-ocr page 64-

verwachten dan een uitslag als voor is opgegeven. Het onderricht is een-
voudig boven eiken lof verheven, en dat de leerlingen op zoodanig gunstige
•wijze daaraan beantwoorden, is voor het onderwijzend personeel een groote
voldoening. Zulks is het ook voor het bestuur der afdeeling, dat deze cur-
sussen vormde en mag hier er op worden gewezen, dat het met die oprich-
ting den grootsten lof verdient.

De belangstelling in het hoefbeslagexamen is in de residentie altijd groot.
Zoowel de practische als de theoretische gedeelten hadden plaats in het
bijzijn van de meeste leden van het bestuur. De heeren Mr. A. Ferf,
von Franck en Jhr. Boëll, resp. voorzitter, secretaris en penning-
meester, vereerden het met hunne tegenwoordigheid. Verder moet zeer op
prijs worden gesteld de aanwezigheid van den heer Löhnis, Inspecteur
van Landbouw, van den Luitn. Kolonel A. O v e r b o s c h, dirigeerend-
paardenarts, de heeren Korteweg en Schuurman, de kapiteins-paar-
denartsen Cayaux en Maas, terwijl ook de kolonel-kommandant van het
3e regt. huzaren met den ritmeester-adjudant de practische werkzaamheden
met een bezoek vereerden. Door allen werd met veel belangstelling de
prachtige collectie hoefijzers, door de leerlingen vervaardigd, bezichtigd.
Zulke bewijzen van belangstelling in een vak voor den landbouw, de indus-
trie en het leger van groot belang, is te prijzen en werkt gunstig op de
beoefenaren er van.

De diploma's werden na afloop van het examen onder een keurige toe-
spraak van den voorzitter aan de geslaagden uitgereikt, die hunnerzijds
dank betuigden voor de gelegenheid welke hun gegeven was, om zich in
hun vak grondig te bekwamen.nbsp;M.

VEEaADERING VAN DEN SMEDENBOND
„HOLLANDSCH NOORDERKWARTIERquot; TE SCHAGEN,
op Zondag 2 April.

De vergadering wordt door den voorzitter, den heer Wissekerke van
Kolhorn, met een kort woord van welkom geopend. Alweer moet hij het
betreuren, dat zoo weinig leden zijn opgekomen. De notulen der vorige
vergadering, welke hierna worden gelezen, worden onder dankzegging goed-
gekeurd.

Alsnu wordt overgegaan tot het openen der inschrijvingsbiljetten voor
de levering van smeedkolen aan de leden van den bond over het tijdvak
1 April 1905 tot 31 Maart 1906. 4 biljetten waren ingekomen; de levering
wordt opgedragen aan den laagsten inschrijver, die zal leveren: kolen
neuts 3 ä ƒ0.95 per H.L. a contant en ƒ1.00 op jaarrekening; de neuts
4, 5 cent per H.L. minder, franco thuis aan alle leden bij hoeveelheid
van minstens 5 H.L.

Als men nu weet, dat voor een jaar of vier sommige der leden ƒ1.40
per H.L. moesten betalen, dan ziet men al weer hoe hier door
verletering werd verkregen.

-ocr page 65-

Aan de orde is nu een voorstel van het bestuur om weer pogingen in
het werk te stellen om een hoefsmidscursus op te richten. Algemeen is
men hiervoor. Op de vraag of het een 1- of 2-jarigen cursus zal zijn blijken
de meeningen nog al te verschillen en besluit men dit aan de onderwijzers
over te laten. Oproepingen zullen door het bestuur in de hier meest ge-
lezen couranten geplaatst worden, teneinde zich van deelname te verzekeren.

Bij de nu volgende rondvraag wordt op voorstel van een der leden be-
sloten om circulaires te laten drukken en deze aan gemeente- en polder-
besturen te richten, waarin er op wordt aangedrongen, bij aanbestedingen
het smidswerk afzonderlijk te doen aanbesteden. Hierna sluiting.

Schagen, April 1905.

ingezonden stukken.

Geachte heer Redacteur!
Naar aanleiding van Uw referaat uit „Der Hufschmiedquot;, opgenomen in
de 2e Aflevering van dit tijdschrift, aangaande de positieverbetering der
militaire hoefsmeden in Engeland het volgende:

Het bericht kwam mij zeer vreemd voor, daar reeds sedert lange jaren
de hoefsmeden in Engeland den graad van wachtmeester hebben.

Nu echter het officiëele stuk onder mijn oogen komt, zie ik dat er negen
opperwachtmeesters (sergeant-majoors) zijn aangesteld. Het duitsche woord
„Wachtmeisterquot; beteekent bij ons opperwachtmeester; ons „wachtmeester
of „sergeantquot; heet in Duitschland „Vice-Wachtmeisterquot;. De rangen der
hoefsmeden in Duitschland zijn: „Unteroffizierquot; (iets meer dan onze korpo-
raals), „Vice-Wachtmeisterquot; (wachtmeester of sergeant) en „Wachtmeister'

(opperwachtmeester).nbsp;/ v, i j

In Frankrijk zijn de hoefsmeden: „brigadierquot; (korporaal) en „marechal de
logisquot; (wachtmeester), terwijl thans een voorstel is gedaan om één adjudant-
onderofficier („chef d'atelierquot;) per regiment aan te stellen.

Ik hoop later in een meer uitgebreid artikel op de graden der hoefsmeden
in de verschillende legers terug te komen.

Ondertusschen stem ik volkomen in met Uwe verzuchting: „Wanneer
zouden de Nederlandsche militaire hoefsmeden den graad van wachtmeester

mogen deelachtig worden?nbsp;.

Vnbsp;F. Lameris.

Zutfen.

korte mededeelingen^

Inrichting voor hoefbeslag te (ïroningen. De leerling J. Tolhuizen
te Uithuizermeeden, die 17 October 1904 is gekomen, is 18 Maart j.l. ver-
trokken met een getuigschrift, dat hij met goeden uitslag dezen cursus
heeft gevolgd. Zijn plaats is 20 Maart ingenomen door 11. Homan te

Scharmer.nbsp;.

Op 15 April vertrekken de 3 volgende leerlingen, die 14 Nov. j.1. zijn
geplaatst: H. Baar të Oosternieland, L. Gorter te Oude Schip en J.
Oosting te Paterswolde met denzelfden goeden uitslag als de leerling
J. Tolhuizen voornoemd.

-ocr page 66-

De door toevallige omstandigheden opengevallen leerling-plaats is nog
niet vervuld. De adspirant-leerling dient minstens 20 jaar te zijn en vol-
doende kennis en ervaring hebben opgedaan om te kunnen verwachten na
5 ä 6 maand goed met het hoefsmidsvak, practisch en theoretisch, op de
hoogte te zijn.

—nbsp;Degelijke ontwikkeling is meestal een goede geldsbelegging. De
gezellen, die een getuigschrift kunnen vertoonen een cursus aan de Inrich-
ting voor hoefbeslag van de firma Wiersum en Heidema te Groningen met
goeden uitslag te hebben gevolgd, kunnen in den regel minstens
f 60 per
jaar meer verdienen dan vóór het volgen van dien cursus. Eenige weken
geleden kwam er een smidsbaas aan de toen aanwezige leerlingen vragen
of een hunner binnenkort gezel bij hem wilde worden, doch allen waren
reeds van een plaats voorzien. Hij betaalde thans zijn knecht nevens kost
en inwoning ƒ130 en wilde een hunner ƒ230 betalen. Hij werd hierbij
volgens zijn zeggen, gesteund door landbouwers uit zijn omgeving en moest
iemand huren met diploma Amersfoort of — Wiersum en Heidema.

PEBSOVERZI clTr

Fit: „Yulkaan.quot;

—nbsp;„Architectura^^ gaf een artikel over het moderne snelle verkeer, dat in
Vulkaan werd overgenomen, waarvan wij op onze beurt enkele gedeelten
overnemen, en iets uit eigen ervaring toevoegen.

De gemoedelijke omnibus van de vorige eeuw — hoewel thans in Neder-
land hier en daar, en b.v. in Oost-Friesland nog veelvuldig in gebruik —
moest plaats maken voor den spoorwagen, het zeilschip voor de stoomboot,
en het verdringen van een aantal rij- en voertuigen door automobielen is
nog slechts een quaestie van tijd.

In Engeland, Erankrijk en Duitschland loopen de snelste treinen met
een gemiddelde snelheid van 90 kilometer per uur. (Een uur gaans wordt
gerekend op 5555 M, alzoo ruim een halve kilometer).

Met het oog op de electrische spoor, het vervoermiddel der toekomst,
mogen we echter op een veel grootere snelheid rekenen, n.1. 200 tot 250
K. M. per uur.

Niemand zal, vooral met het oog op de groote voordeelen van het mo-
derne snelverkeer voor handel en nijverheid, den tijd terugwenschen dat
een reis naar Amerika eenige weken in beslag nam en een reis van Keulen
naar Berlijn met de postkoets 14 dagen duurde.

Wanneer eenmaal de electriciteit als krachtbron de plaats van stoom
heeft ingenomen, dan zullen we nog geheel andere dingen beleven, dingen
waarvan onze wijsheid zich nu de rechte voorstelling nog niet weet te maken.

Mededeelingen over het smidsvak, vallende bulten het hoefbeslag.

WATEELEIDINGKEANEN.

In vele vakbladen, tot zelfs in locale tijdschriften, hebben onze lezers
zich kunnen overtuigen van de uitvinding eener waterleidingkraan, door den

-ocr page 67-

Hr Paulussen te Breda. Door het aanwenden dezer kraan zou het bevriezen
der waterleidingbuizen voortaan tot het verleden behooren. Hoewel wij
de inrichting dezer kraan niet kennen, zullen wij onze lezers hier een beeld

trachten te geven op welke wijze men tot bovengenoemd resultaat kan
komen. De tapkraan, hierbij in teekening gebracht, is reeds
twee jaar oud,
en er bestaan nog ouderen welke aan dezelfde eischen voldoen, wier ouderdom

-ocr page 68-

wij niet konden opsporen. Voor wij echter overgaan tot een nadere ver-
klaring, zij bereids opgemerkt, dat niet de kraan, doch wel de ligging der
buizen het onbevriesbare der waterleiding uitmaakt; terecht schrijft dan ook
de heer v. Du ijl van zijn Neptunes-kraan dat deze als kraan onbevries-
baar is.

Laten wij nu de zaak in het algemeen gaan beschouwen.

Bij groote inrichtingen in onze steden is het vrijwel een voorschrift van
gemeentewege, zelfaftappende hoofdkranen te plaatsen, d. w. z. kranen,
die wanneer zij gesloten worden, het leidingwater, hetgeen zich in de op-
gaande leiding bevindt, gelegenheid geeft zich te ontlasten, doch hiervoor
is noodig dat men de lucht kan laten toetreden, hetwelk men bereikt door
het openen der kranen. Bevindt zich nu in het buizennet een zoogenaamde
zak, dan zal deze manoeuvre niets helpen, want dan blijft het water ondanks
kunstmatig geconstrueerde kranen zitten waar het was. Dus een eerste
vereischte is alle horizontale leidingen op afschot te leggen circa 1 : 20.
Voldoet de leiding aan dezen eisch dan kan men zich op de goede werking
der kranen verlaten. Behoudens Closets Pissoirs („Engelsche naam voor beste
kamersquot;) en dergelijke zaken, welke men nog verplicht is open te trekken of
men zou al deze apparaten naar het volgende systeem moeten inrichten,
en dit laatste zal wel eene physische onmogelijkheid zijn. Hoewel nevenstaande
kranen in den handel zijn, zooals wij reeds in den beginne beweerden,
zullen wij hun namen niet noemen, en ons tot de werking alleen er van
bepalen. De hoofdkraan is een zelfaftappende, zij is op onze teekening ge-
opend voorgesteld, en het water dat in de opgaande leiding staat, kan zich
langs den weg, aangegeven door pijl (a), naar buiten begeven door een
gaatje hetwelk zich in de kraan bevindt en met (o) is aangegeven. Dit
gaat alleen dan, wanneer men de lucht uit het hoogste gedeelte der leiding
laat toestroomen, d. w. z. alle kranen opent welke op de leiding zitten, en
om nu van dit laatste, hetgeen bij groote inrichtingen een reuzenwerk is,
bevrijdt te zijn, kan men zich bedienen van de tapkraan welke mede hier
geteekend is. Deze tapkraan is op de teekening in gesloten toestand. Het
balletje, dat van glas is vervaardigd, wordt door den druk der waterleiding
afdichtend geperst op den gummiring. Moet men water tappen, dan drukt
men door middel der spindel (op de gewone manier) den bal benedenwaarts
en het water stroomt naar buiten door het gedeelte (f), zie tapkraan. Slechts
een smal ribbetje is het, welke verhindert, dat de bal het toestroomende water
afsluit. Is nu de kraan na gebruik weder gesloten, en wordt de leiding
bij vriezend weder 's avonds afgesloten, dan zal het water direct geneigd
zijn om te zakken, doordat het aan de hoofdkraan een uitweg vindt, en dit
doet het dan ook beslist, daar met het water ook de bal der tapkraan zakt,
en de lucht vrijelijk kan toetreden. Wij hopen met deze beschrijving niet
een ander af te breken, doch onze lezers een ruim inzicht te geven op zaken
die reeds lang bestaan en aan de hoogste eischen voldoen. Bij verzoek aan
de redactie is schrijver dezer zelfs genegen, het door proeven in nature te
komen bewijzen.

-ocr page 69-

Briefwisseling.

— Ingekomen postwissels van de lieeren: fV. G. v. d. Stolpe te G., J. J.
Louws
te M. en K. Kuipers te D. ieder ƒ3.— voor ab. 1905; van K. Gons
te B. ƒ 1.50 voor 2e halfj. en van S. Boydonh te B. voor 2 losse ex. enz. ƒ 0,85.

Advertentiën.

Engelsche veerkrachtige

HOEFZOLEN voor paar-
den met gebrekkige en
gevoelige hoeven.

Deze zolen worden
zeer geroemd en zijn
in alle afmetingen ver-
krijgbaar.

CIECIJLAIRES op
franco aanvage bij:

W. A. H. van HORSEN, Utrecht.

Kunsttioorn,
voor Hoefbeslag,

verkrijgbaar in de chemicaliën- en
drogerijen-handel van

K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,

te Dordrecht.
Frij scour anten voor HH. veeartsen
en hoefsmeden op aanvrage gratis.

Veeverzekering
„ALMELOquot;.

Afdeeling Luxepaarden.
Premie IV,7oP-

Uitkeering 100 »/o-

H.H. Hoefsmeden!
Werft Abonné's aan voor
dit Blad.

H, HAOPTffl, Berlijn, M. 6.

Grootste fabriek der wereld speciaal voor Veeartsenij-
kundige Instrumenten.

DFNTTTFNnbsp;kwaliteit, onder garantie, vanaf Mrk. 1.15.

nunL I I uil y Catalogns voor hoeflnstrnmenten en ontleedknn-
dige modellen, alsmede alle leermiddelen voor cursussen in hoef-
beslag en hoefsmidscholen, vrij van invoerrechten.

Groote prijs: Wereldtentoonstelling St. Louis (Amerika).

DEPOT IN NEDEELAND gevestigd bij: KAPPELHOF amp; HOVINGH
te
Schiedam.

Alle bestellingen en aanvragen aan dit adres te richten.

-ocr page 70-

h liperflieflste voor H

HET PAARD

is een geïllustreerd weekblad voor
fokkers, houders en liefhebbers van
l)aarden,
dat veel gelezen wordt en zich
kenmerkt door een degelijken, prettigen
inhoud met
zeer goede afbeeldingen.
Het bevat artikelen over: verpleging en
voeding, rijden onder den man en van
den bok, verslagen van rijkskeurin-
gen, concoursen-hippique, landbouw-
tentoonstellingen in binnen- en buitenland, paardenkennis, fokkerij,
hoefbeslag, paardenhandel, rennen en harddraverijen op de lange baan,
terwijl er tevens een vraagbaak aan is verbonden, zoodat de abonné's op
het geheele gebied, waarover bet Blad handelt, vragen kunnen stellen, die
door speciale deskundigen voor de onderscheidene rubrieken KOSTELOOS
worden beantwoord.

Onder de abonné's komen ook hoefsmeden voor. Het bevat dikwerf ver-
handelingen , die niet alleen belangwekkend voor hen zijn, maar vooral ge-
schikte onderwerpen van bespreking opleveren met eigenaren of koetsiers, die
bij het beslaan hunner paarden tegenwoordig zijn. Het abonnement bedraagt
echter franco huis ƒ 4.— per jaar, ƒ1.— per kwartaal, waartegen menigeen
opziet. Dit behoeft nu geen bezwaar op te leveren, wanneer de zaak maar
wat handig wordt aangepakt. Juist door de geregelde aanraking met personen,
die zich voor paarden interesseeren, is de hoefsmid herhaaldelijk in de gele-
genheid om de aandacht op „HET PAAEDquot; te vestigen en van tijd tot tijd

een abonné te werven.

Hiervoor kan provisie worden bekomen, zoodat het aangename met het
nuttige goed is te vereenigen.

Proefnummers en voorwaarden betreffende provisie op aanvrage gratis
te bekomen bij den uitgever van „Het Paardquot; te Groningen.

Bij den Uitgever G. J. SLOTHOUWER te Amersfoort is ter perse, om
weldra te verschijnen :

De VIERDE veel vermeerderde druk van

Het Hoefbeslag.

Handleiding tot eene rationeele uitoefening van het hoefsmidsvak,

doob

J. B. H. MOUBIS,

Dirigeerend paardenarts le klasse.

Prijs ƒ2.25, gebonden ƒ2.75.

Deze druk is door den auteur geheel om- en bijgewerkt, met 136 nieuwe
illustraties en ruim 40 pagina's druks vermeerderd. Het boekje is dan ook
zelfs voor hen, die een vorige uitgaaf mochten bezitten, onmisbaar.

n
j

93

-ocr page 71-

Dick's Patent=H:oefrasperi,

DICK'S Gereedschappen voor Hoefbeslag

levert FRIEDR. DICK, Esslingen a. N. (Wurt.)

Inrichting niet 500 werklieden.
Vertegenwoordiger: J. J. VAN MEEKREN, vanaf 1 Mei te Amsterdam.

Alleen verkoop aan handelaren.

Beste en meest beproefde beslag.

Hoogste onderscheidingen!
1901: Groote GOUDEN MEDAILLE.
1902: Diploma Nürnberg, Smidsvaktent.
1903: Diploma en Medaille te Meissen,
Smidsvaktent., voor de beste afwerking.
ALLE SOORTEN van

Schroef- en Insteekkalkoenen.
Losse Stooten.

Branscheid amp; Philippi - RemscMd, Rijnland.

Geen liandelswaar.
Steeds groote voorraad

in ien winter.nbsp;|

Teekeningen en Prijzen
franco op aanvrage.
Correspond.: NEDERLANDSCH.

Vele getuigschriften van Koninkl.- en Privaat-hoefsmidscholen en van de
grootste hoefsmederijen.

-ocr page 72-

S. C. WI. BAX.-2, 4 en 6 Jufferstraat. - ROTTERDAWI.

— Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. —

Meest uitgebreide sorteering prima blanke Hoefnagels, waarvan meer
dan 60 verschillende voorradig. Billijke prijzen.

met caontcbonc straal.

Beter en goedkooper dan Engelsche zolen. Stevig geplakt en opgenaaid op best sterk leder.

Iedere zool ïoorzlea ïan Garantiestempel van niet los te laten,

Meris: „The Favorite harquot;, prima kwaliteit. Merk „The Holdfast harquot; prima kwali-
zachte, veerkrachtige
Witte CaoutcJiouc. teit, zachte, veerkrachtige iZawweCaoj^^cAoMC,
in 10 verschillende maten voorradig.nbsp;in 13 verschillende maten voorradig.

— Pr ij zen uiterst bill ij k. —

Men lette op het stempel op iedere zool.

Hoefraspen.
Renetten (rechts en

links).
Honwklingen.
Hoefhamers.
Hoeftangen.
Alle Caontchonc ar-
tikelen.
Kunsthoorn,
enz., enz.

Las- of Weibladen om

ijzer en staal te
wellen. Las-poeder.

Pneumatiek- of Luchtdrukzooi

in 8 verschillende maten voorradig.

-ocr page 73-

lOe Jaargang. — 1905 - Aflevering 5.

lt;1

hoofdredacteur-uitgever: a. w. heidema, rijks-veearts te groningen.

-ocr page 74-

Lambert

Company.

Hallanan Hoefzolen

de Beste en
de
Goedkoopste

Rotterdam,

Wijnhaven 127.

INHOUD.

Wat hebben ontwikkelde landbouwers in hun studietijd van het hoefbeslag
geleerd ? — Herhalingscursussen voor hoefsmeden. — Hoefbeslagcursus te
's Hertogenbosch. — Wedstrijd in hoefbeslag te Zutphen. — Een paar minder
bekende hoefsmidswerktuigen. — Mededeelingen over het smidsvak, vallende
buiten het hoefbeslag. — Korte mededeelingen. —• Persoverzicht. —
Advertentiën.

-ocr page 75-

WAT HEBBEN ONTWIKKELDE LANDBOTJWBES IN HUN STUDIE-
TIJD VAN HET HOEFBESLAG GELEERD?

Vóórdat met de uitwendige kennis van het paard wordt aangevangen is.
eerst een overzicht gegeven van den groven bouw van het lichaam, en van
de voornaamste levensverrichtingen als ademhaling, bloedsomloop en vertering.
Daarbij is ook in korte trekken aangegeven hoe de bouw van den hoef
ig^ — hoe de huid aan den kroonrand niet ophoudt doch slechts van
karakter verandert, geen haren, schubben, smeer en zweet meer vormt of
afscheidt, doch slechts hoorn, en wel wandhoorn.

In de uitwendige paardenkennis zijn natuurlijk ook de verschillende been-
standen besproken, — is aangegeven hoe de beweging der beenen bij
Eranschen stand en bij toontredenden stand is, en hoe de hoefvorm dient te
wezen en kan zijn.

In de leer van den hoef en het hoefbeslag wordt op den bouw van den
hoef en den groei hiervan nader teruggekomen. Er wordt herinnerd aan
het verschil in voorkomen van den hoef bij pasgeboren veulens, — bij
veulens op lateren leeftijd, — bij paarden die nog nimmer zijn beslagen en
bij zulke die reeds met het beslag hebben kennis gemaakt.

De eigenaar van paarden moet het werk van een hoefsmid tot op zekere
hoogte kunnen beoordeelen en goed werk waardeeren. Hij dient ook te
weten dat het op tijd besnijden der veulenhoeven en het op tijd beslaan
der gebruikspaarden zoowel den eigenaar en de paarden als den smid tot
voordeel strekken, en waarom.

De eigenaar moet in hoofdzaak het ontstaan van afwijkende hoefvormen
en van hoefgebreken zooveel mogelijk voorkomen, en den hoefsmid in
beiderlei opzicht steunen. Daarom is het gewenscht dat de eigenaar ook
weet wat de dek- of glazuurlaag van den hoef is en waartoe zij dient, —
wat het hoefmechanisme is en waartoe het dient, — welke hoefgebreken
door ondoelmatige verzorging licht optreden en hoe zij kunnen worden
voorkomen.

Zooals in de twee voorgaande afl. mede reeds is vermeld, wordt tevens
uitgelegd boe het beslaan dient te geschieden, — welke werktuigen daarbij
worden gebezigd, — en verder een en ander omtrent de onderdeelen van
het ijzer, de verschillende ijzers, zoowel zomer- als winterbeslag met hunne
voor- en nadeelen, alsmede de hoefzolen, hoefijzer-inlegsels, het belaan met
of zonder nagels.

» #
*

Ieder hoefsmid dient er dus op te rekenen dat leerlingen van landbouw-
en winterscholen een overzicht van den bouw en de verrichtingen van den

-ocr page 76-

hoef alsmede van het hoefbeslag hebben ontvangen, bij welk overzicht vooral
de nadruk is gelegd op die onderdeelen, waarin de eigenaar zoo veel nut
kan doen om hoefgebreken te voorkomen.

HEEHALINGSCUESUSSEN VOOE HOEESMEDEN.

In de onderscheidene streken van ons land bestaat over het geheel geno-
men voldoende neiging om aan cursussen in hoefbeslag deel te nemen. Het
aantal leerlingen dat met goed gevolg een zoodanigen cursus heeft gevolgd,
is reeds belangrijk. Toch hoort men nog weinig over de uitoefening vau
het hoefbeslag roemen, ja zelfs dikwerf klagen.

De ondervinding heeft geleerd dat cursussen in hoefbeslag, 12 lessen van
2 a 4 uur omvattende, in het algemeen van te korten duur moeten worden
geacht om kans te hebben aan het eind daarvan op goede grondslagen getuig-
schriften van bekwaamheid aan de deelnemers te kunnen uitreiken. Dit
wisten de meeste smeden natuurlijk vooraf ook wel, doch vele leerlingen
was het in de eerste plaats te doen om een getuigschrift en hoe gemakke-
liiker - aan tijd, moeite en kosten — zulks kon worden bemachtigd, des
te liever Eerst na verloop van tijd heeft men door de ervaring leeren
inzien dat tusschen de onderscheidene getuigschriften belangrijke verschillen

in waarde voorkwamen.

De Eegeering heeft terecht ingezien dat bij het subsidieeren van een

cursus meer degelijke grondslagen moesten worden geëischt, en tegenwoordig
wordt bijna geregeld een tweejarige duur verlangd. In de vorige afl. van
De Hoefsmidquot; is het „Model-Eeglement voor een door het Eijk gesubsi-
dieerden cursus in hoefbeslagquot; opgenomen.

*

Dat 4ie „snel-cursussenquot; aan de groote meerderheid der deelnemers slechts
een zeer oppervlakkige kennis konden bijbrengen, was gemakkelijk te voor-
spellen. Evenzoo is het licht na te gaan dat een aantal dier gediplomeerden
na verloop van tijd geen nut meer van het oppervlakkig geleerde blijken

te bezitten.nbsp;, ....i , vi

Hoe staat het echter met hen die op niet te jongen leeftijd een degelijken

cursus hebben gevolgd, en wel met goeden uitslag? Onder deze komen heel
wat voor die het hoefsmidsvak goed verstaan, goed uitoefenen en bijhouden,
maar ook heel wat die geen recht hebben op een dergelijke verklaring.
Het is ons al wel voorgekomen dat een voldoend bekwaam hoefsmid ijzers
in ziin smederij had hangen of bij paarden ondergeslagen, waarvoor hij zich
terdege had te schamen. Het werk was dan niet door hemzelf verricht,
doch door een knecht, dikwijls zelfs zonder toezicht van den patroon. Zulke
patroons zijn eigenlijk voor het vak verloren.

De andere, de goedgezinde, doen hun best en strekken het vak tot eer
gelukkig in den regel tevens tot hun eigen voordeel. Ook bij hen evenwel
Lstaat in den regel geen tijd en gelegenheid om het nieuwe in het hoef-
beslag te koopen en te beproeven, terwijl de puntjes van het vroeger ge-

-ocr page 77-

leerde er van lieverlede ook wat afgaan. In verband hiermede zou het
nuttig zijn tot op zekere hoogte herhalingscursussen in het even te roepen
die naar onze meening evenwel te beperken zouden zijn tot eeu dag per
jaar, waarop het nieuwe, in het pas verloopen ^««/sf ' V®quot;
toond en uitgelegd, zoo mogelijk met vermelding van het resultaat der be-
proeving,
welke dag-cursus op 1, 2 of 3 plaatsen in elke provincie zou

dienen te worden gehouden.nbsp;x-

Een zoodanige aanvulling zou ongetwijfeld de sympathie der hoefsmeden
en paardeneigenaren beide verwerven, indien voor goede voorb^erejdmg en
uitvoering werd zorggedragen.

HOEFBESLAG-CUliSUS TE 's-HEßTOGENBOSCH.

In het begin van den winter 1904 werd ik aangezocht door het Bestuur
van de
Noorlbrabantsche Maatschappij van Landbouw tot opening van een
2-iari.en hoefbeslag-cursus. Na het plaatsen van een advertentie meldden
zich hiertoe 16 leerlingen aan, rondom den Bosch woonachtig.

Ondergeteekende werd met de leiding belast, terwijl den korporaal-hoef-
smid P. D o n d e r s het practische gedeelte werd toevertrouwd.

Wegens het groot aantal leerlingen werden deze voor het practische ge-
dele n 2 ploegen verdeeld, elk van 8 leerlingen. De theoretische lessen
werden 1 maal 's weeks gegeven, aan alle leerlingen tegelij C^-^ateMags
van 10-12 uur). De le ploeg, die uit leerlingen bestond die t verst at
woondl bleef d en dag practisch werken van 1-5 uur. De 2e groep van
Tleeriinien die 't dictt^ bijwoonden, kwam 's Woensdag terug om van

1_5 uur in de smederij te werken.

De theoretische lessen werden gegeven in bet schoollokaal van de Kazerne
welk lokaal op machtiging van Z.B. den Minister van Oorlog, welwillend

door den Commandeerenden Officier werd afgestaan.

Het practische gedeelte had plaats in de militaire hoefsmederij, eveneens
hiertoe welwillend afgestaan. In deze smederij bevinden zich 3 vuren en
S aanbeelden, zoodat over voldoende ruimte kan worden beschikt.

De eten namen een aanvang op Zaterdag 17 December 1904 en zijn
geSldigd op Woensdag 5 April j.1. Er werden gegeven 6 theoretische
fessen elk -n 2 uren en even zooveel practische lessen, elk van 4 urem
rjr voldoend leermateriaal kon beschikt worden.
Alvorens tot het beslag
aarhet levende paard werd overgegaan, werden eenige
lessen besteed oor
het beslag aan d'oode hoeven, om zoo geleidelijk te komen tot het beslaan
van slachtpaarden en later van handels- en troepenpaarden.

Zonder uitzondering legden alle leerlingen veel ambitienbsp;^

noodzakelijkheid tot het volgen van een dergelijken cursus -- ^^ ^ ^
leerlingen, waarvan enkele reeds een eigen smederij hadden, zeer zichtbaar

^ÄTmTt'Noordbrabantsche Mij. toe voor het openen van de.n

cursus, waarvan het nut mede voor landbouwer en paarden okker zeer groot

is. H^t hoefbeslag in Brabant staat over het algemeen met op hoogen trap.

-ocr page 78-

Enkele leerlingen hadden met de theorie het meeste te kampen. Toch
kregen allen hierin een helder inzicht, wat gebleken is op het examen, dat
op 8 en 12 April j.1. door mij ten overstaan van bet Bestuur der Maatsch.
en dat der Afdeeling 's Bosch, werd afgenomen. Ook het practische gedeelte
was over het algemeen te roemen, zelfs bij enkele leerlingen uitmuntend.

Eén der leerlingen heeft het examen niet medegemaakt, zoodat er door
15 leerlingen aan werd deelgenomen, die allen geslaagd zijn voor het 2e
gedeelte van den cursus, in den aanstaanden winter te houden.

De volgende leerlingen slaagden, geplaatst naar bet aantal behaalde
punten: A. J. van Diessen te Hedel, J. Vermeer te Haaren, A.
Verhoeven te Oisterwijk, Ant. de Groot te TJden, Arn. Marinus
te Veghel, P. Smeekens te Tilburg, J. van Herwaarden te Lith,
E. van den Boogaart te Schijndel, A. van Rossum te Lith, A.
Hermens te Rosmalen, B. J. van Diessen te Hedel, E. 8im o ns te
Helvoirt, W. Her mens te Rosmalen, J. van Delft te Drunen en A.
van Beek te Vught.

Ook hier bleek weder dat de beste in de theorie, niet de beste in de
practijk was. — De eerstgenoemde leerling behaalde 17 punten, waaronder

2nbsp;vijven voor het practische gedeelte konden toegekend worden. De eerste

3nbsp;leerlingen behaalden hetzelfde aantal punten. Twee leerlingen waren
theoretisch onvoldoende; het eindcijfer konden zij door het practische ge-
deelte aanmerkelijk verbeteren.

Het examen liep over 4 rubrieken, op de volgende wijze verdeeld:

ijzer

afnemennbsp;ijzer

ennbsp;maken,

bekappen.

met punten van 1—5, waarvan 1 = slecht, 2 = onvoldoende, 8 = ruim
voldoende, 4 = goed, 5 = uitmuntend.

Het minimum aantal punten voor geslaagd was 12.

Het minst aantal behaalde punten was 13 (1); dan volgden ze elkander
op met 14 p. (1), 141/2 p. (1), 15 p. (3), 151/2 p. (3), 16 p. (3) en 17 p. (3).

Het succes van dezen cursus is bepaald groot te noemen. Practisch werd
er goed en degelijk werk geleverd.

Het is te verwachten dat alle leerlingen voldoende doordrongen zijn van
het feit om het geleerde steeds in toepassing te blijven brengen en niet
meer in de oude sleur te vervallen, waarvan ouderen van dagen zich zoo
moeielijk kunnen losmaken. De ouderdom der leerlingen wisselde tusschen
20 en 30 jaar.

Onder de leerlingen, die bij de theorie op het examen 41/2 en 5 punten
hadden behaald (5 leerlingen in getal), werd verloot een exemplaar van:
„Het onderzoek van het paard vóór het beslag, door E. Laméris,quot; wat aan
J. Vermeer ten deel viel. Een 2e ex. werd toegekend aan hem, die het
meest aantal punten bij het practische gedeelte behaalde, wat A. J. van
Diessen verwierf.nbsp;De leider:

Dr. J. van Dorssen.

's-Hertogenbosch, 18 April 1905.

Ijzer
onderleg-
gen.

theorie.

-ocr page 79-

WEDSTEIJD IN HOEEBESLAG TE ZIJTPHEN,
op 11 en 12 Augustus 1905.

Tijdens de Groote Landbouwtentoonstelling te Zutphen, ter gelegenheid
van de 62ste Algemeene Vergadering der Gelderseh-Overijselsche Maat-
schappij van Landbouw, zal op Vrijdag 11 en Zaterdag 12 Augustus een
wedstrijd worden gehouden in hoefbeslag.

Als prijzen zijn beschikbaar gesteld door de H.H. H. J. Eeesink amp;
Co. en de firma, Brinkmann amp; Niemeijer samen ƒ65, de H.H.
D. Molenaar en E. Laméris ieder ƒ25, de H.H. Van den Berg
van Saparoea, S. J. Me ij j es en E. 8. J. Veeze ieder ƒ 10, de H.H.
J. G. J. W e s s e 1 s en E. W. van Duim ieder ƒ 5.

Programma van den Wedstrijd.

Art. 1. Aan dezen wedstrijd kunnen alle gediplomeerde hoefsmeden deel-
nemen tegen een inleggeld van ƒ 1.— te voldoen bij de aangifte.

Art. 2. De aanmelding tot deelname moet schriftelijk geschieden voor
den 15 Juli bij den heer F. Laméris, Kapitein-Paardenarts te Zutphen,
met nauwkeurige vermelding van naam, voornamen, woonplaats, ouderdom
en waar zij hunne opleiding hebben genoten.

Art. 3. De wedstrijd zal plaats hebben op Vrijdag den llden en Zater-
dag den 12den Augustus, 's morgens ten 9 ure. Aan de mededingers zal
tijdig worden bericht op welken dag zij moeten verschijnen.

Art. 4. Ieder mededinger zal een hoef van een hem door het lot aan-
gewezen paard hebben te beslaan, waarvoor een werktijd van 35 minuten
wordt toegestaan.

Art. 5. De beoordeeling geschiedt volgens puntenstelsel naar:

a) het afnemen van het oude ijzer en het besnijden van den hoef;

h) het maken van een daarvoor bestemd ijzer;

c)nbsp;het passen en onderleggen;

d)nbsp;een kort mondeling examen over den bouw en de verrichtingen van
den voet, de eischen waaraan een goed beslag moet voldoen.

Voordat tot het beslag wordt overgegaan, moet de candidaat den stand,
den gang en den hoefvorm mondeling beoordeelen.

Art. 6. De voorijzers moeten zonder, de achterijzers met kalkoenen of
strijktak worden voorzien.

Art. 7. Ieder mededinger is verplicht tot het medebrengen en gebruiken
van eigen werktuigen, n.1. handhamer, tang, ritsijzer, doorslag, rasp,
renet, houwkling, hoefnagels enz.

Art. 8. De jury bestaat uit de „Commissie voor hoefbeslag der G. O.
M.
V. Landbouwquot;, aangevuld door eenige leden aan te wijzen door het
Hoofdbestuur.

Art. 9. De te behalen prijzen zijn:

Ie prijs
2e „
3e „
4e „
5e „

Een gouden medaillenbsp;of ƒ65

verguld zilveren medaille -I- ƒ 10nbsp;„ƒ35

verguld zilveren medaillenbsp;»ƒ25

zilveren medaillenbsp;„ ƒ10

zilveren medaillenbsp;« ƒ 10

-ocr page 80-

6e prijs: Een bronzen medaillenbsp;of ƒ 5

7e „: „ bronzen medaillenbsp;n ƒ 5

en Eervolle vermeldingen.

Art. 10. De uitslag van den wedstrijd wordt Zaterdag 12 Augustus na
afloop bekend gemaakt.

Art. 11. Bij eventueele geschillen berust de beslissing bij de Jury.

EEN PAAE MINDER BEKENDE HOEFSMIDS WERKTUIG EN.

De bekende firma Dick te Esslingen, die ook op de wereldtentoonstelling
te St. Louis met goud is bekroond, en vooral veel werk maakt van hoef-
raspen, waarvan hiernevens een beeld is
weergegeven, had de welwillendheid ons in
bruikleen af te staan drie afbeeldingen van
een tang die gebruikt wordt om hoeven en
klauwen te besnijden. Indertijd is hierop
in „De Hoefsmidquot; de aandacht reeds ge-
vestigd en aangegeven, dat de tang wellicht
voor het besnijden der klauwen bij koeien
en schapen van praktisch nut zal blijken te zijn, doch bij paarden houw-
kling en hamer wel niet zal vervangen. Wat samenstelling en aanwending
van de tang aangaat, spreken de afbeeldingen zoo duidelijk, dat nadere
toelichting overbodig is te achten.

-ocr page 81-

Bovendien zond de firma ons afbeeldingen van een tang, die wel wordt
gebezigd bij paarden met gevoelige voeten en bij paarden die voor het eerst
worden beslagen en aanbevolen wordt voor het omnieten der nagels.

De heer A. Frederikse, kapitein-paardenarts bij de Rij- en Hoef-
smidsschool te Amersfoort, beeft een dergelijke tang indertijd in „De Hoef-
smidquot; aangegeven en besproken. Bij bovenstaande figuren komt tevens ook

-ocr page 82-

voor een tang, die dienen moet bij het onderleggen van touwijzers, waarin
immers een zeer diepe rits voorkomt. De figuren zijn ook weer zoo duide-
lijk, dat zij geen toelichting behoeven.

Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag.

Gereedschappen.

Zeer veel nieuws, en ontegenzeggelijk ook veel goeds, wordt ons tegen-
woordig geleverd op 't gebied van gereedschappen, vooral als wij ons op
't oogenblik bepalen tot de boren, werktuigen die tot de dagelijksche
behoeften van den smid behooren. Wat zien wij al niet verschillende maten
en vormen. Hebben wij bij smeden, die zich nog met geweld aan het oude

vasthouden, nog de gewone platte boor
zien gebruiken, verreweg de meesten
bedienen zich van spiraalboren, 't zij
met vierkanten kop, welke in hun nog
oude boormachine past, of met marse
taper, waartoe in den laatsten tijd de
meeste machines zijn ingericht, en ons
de beste waarborgen schenken voor het
boren van een zuiver gat. Doch hoe
gemakkelijk deze laatstgenoemden ook
mogen zijn, toch komt het in een
smederij maar al te dikwijls voor, dat,
of onze krachten zijn te kort, d. w. z.
de machine is niet berekend voor gaten
van zoo'n groote afmeting, of de boor
is ons te kostbaar, om deze misschien
voor het boren van een enkel gat aan
te schaffen. Om aan de beide laatst-
genoemde factoren te hulp te komen,
bezitten wij een stuk gereedschap, dat
door velen onzer smeden niet gekend
wordt, nl. de „Kotterboorquot;. Bijgaande
figuur geeft een duidelijk beeld van
dit gereedschap met zijn onderdeelen.

Het hoofddeel wordt gevormd door
een rondstuk (liefst Bessumerstaal)
a waaraan aan de bovenzijde een vier-
kante pen
e is gesmeed, terwijl aan
de onderzijde eene ronde pen
d ge-
draaid is. In het gedeelte
a is een
langwerpig, vierkant gat aangebracht,
waarin het kottermes
c geplaatst is,
hetwelk wordt vastgehouden door twee
op elkander passende spieën b. Het

i

a

Lif:

d

-ocr page 83-

kottermes wordt van een stukje goed snijdend staal vervaardigd, en
moet vooral in den nek sterk geconstrueerd zijn, om trillingen te voorko-
men, welke lichtelijk oorzaak kunnen zijn van breken. Wij hebben ten
overvloede in c^ nog een apparte teekening van dit mes gegeven, benevens
van de spieën in b^, zoodat onze lezers gerust de boor naar deze teekening
kunnen vervaardigen; evenwel dient er op gelet te worden, dat het gat in
de boorspil niet wijder is dan de breedte der spieën, of die van het mes.

I

e

Wanneer er nu een gat moet geboord worden van grooter diameter, b.v.
7 of 8 cM, dan plaatst men het mes precies op de maat van den straal en
zet dit door middel der spieën goed vast. Men begint nu in het te boren
voorwerp eerst een gat te boren, waarin de pen d goed sluitende past. Is
dit geschiedt, dan zet men de kotterboor in den boormachine en het mes
c
snijdt een ringetje uit ter breedte van hetzelve. Onze lezers zullen zeker
wel begrijpen, dat wij op deze wijze zeer gemakkelijk ook met een lichtere
boormachine gaten van groote afmetingen kunnen boren.

Steller dezer heeft dan ook menigmaal 6quot; gaten *) geboord met een kotter-
boor in een machine welke hoogstens 1quot; gaten boort. Alhoewel de kotter-
boor nu niet meer tot onze moderne gereedschappen behoort, bewijst zij
nog dagelijks goede diensten en zullen ook vele onzer lezers met deze
voorstelling gebaat zijn.nbsp;A.

korte mededeelingen.

—nbsp;Hoefsmidschool te Saumur. In de Juni-aflevering zullen eene be-
schrijving en afdeeldingen van deze Fransche militaire hoefsmidschool worden
opgenomen. Die inrichting is enkele weken geleden bezocht door den heer
F. Laméris, kapitein-paardenarts te Zutphen.

—nbsp;Veendam. Het landbouwkundig congres zal alhier worden gehouden
van 12—16 Juni a.s. Naar wij vernemen moet het voornemen bestaan
gelijktijdig hiermede een tentoonstelling te houden, waaronder ook een
rubriek voor hoefbeslag.

Mocht het voornemen bestaan prijzen of medailles uit te loven voor
inzendingen van
hoefbeslag-verzamelingen, zoo zouden wij een dergelijke
rubriek betreuren. Een wedstrijd tusschen hoefsmeden, zooals die bijna
jaarlijks vanwege de
Geldersch-Overijselsche M. v. Landbouw wordt gehouden,
en dit jaar te Zutphen plaats vindt, heeft flink nut, maar collecties

6quot; gaten = gaten met eene diameter van 6 Eng. duim.

-ocr page 84-

hoefijzers niet. Wel kan men weer nut hebben, wanneer een belangrijke
verzameling wordt tentoongesteld, waarbij een deskundige wordt geplaatst,
die aan belangstellenden, inzonderheid aan de smeden, alle gewenschte

inlichtingen kan verschaften.

Mocht Veendam hier eens naar luisteren! In den regel echter wordt er
zoo goed als geen aandacht aan geschonken. En bovendien is de ouder-
wetsche regeling zoo goedkoop. Jammer dat zij tevens zonder nut is!

persoverzicht.

Uit: „Der Hufschmied.quot;

Baden. Qedenksclrift over het onderricht m hoefbeslag.
Door de Wet van 5 Mei 1884, de uitoefening van het hoefbeslag als vak
betreffende, werd het zelfstandig uitoefenen
van het hoefsmidsvak afhankelijk
gemaakt van een examen, dat door den patroon met goed gevolg diende te
zijn afgelegd. Gelijktijdig daarmede werden 5 hoefsmidscholen opgericht
teneinde jonge smeden in de gelegenheid te stellen, zich voor bedoeld

examen behoorlijk te kunnen voorbereiden.

Om tot dat examen te worden toegelaten was het geen vereischte het
onderwijs aan een dier van staatswege opgerichte hoefsmidscholen te hebben
gevolgd maar toch maakte het overgroote aantal van dat onderwijs gebruik.
Een cursus in hoefbeslag liep aan iedere onderwijsinrichting in een half
iaar af Om het volgen van dat onderricht te vergemakkelijken werd aan
'L kweekelingen, na het examen met goeden uitslag te hebben afgelegd,
een toelage verstrekt van ƒ30 tot ƒ45, waarmede zij een deel der onder-

houdskosten konden bestrijden.nbsp;. , , ,,

Bijna overal, waar zoodanig opgeleide hoefsmeden zich hebben gevestigd,
is ongetwijfeld een geleidelijke verbetering in het beslaan merkbaar, zoodat
het nut en de noodzakelijkheid van het onderrichten in de leer van den
hoef en het hoefbeslag duidelijk voor den dag zijn gekomen. Het is echter
tevens duidelijk geworden, dat de duur van den cursus, zooals die oorspron-
kelijk is vastgesteld, werkelijk te kort is en een verlenging derhalve als

dringend gewenscht is te beschouwen.

In § 11 van het reglement voor de hoefsmidscholen is de duur van den
cursus op 3 maanden vastgesteld, hoewel gelijktijdig is verklaard, dat het
volgen van een tweeden cursus is geoorloofd, ja zelfs als wenschelijk is te
beschouwen. Hierdoor is wel reeds duidelijk uitgedrukt, dat ook voor beter
voorbereide leerlingen tot het aanleeren van de noodige kennis minstens een
leertijd van 3 maanden noodig is. Daarbij is op den voorgrond gesteld, dat
de toegelaten leerlingen blijken moeten hebben gegeven in verschillende
opzichten een zekere ontwikkeling te bezitten, o.a. in staat te moeten zijn
uit staafijzer in 2 hitten een hoefijzer te kunnen vervaardigen en ook
vaardigheid te bezitten in het besnijden van den hoef en in het beslaan.

Volgens aan de verschillende scholen opgedane ervaring, gedurende de
laatste jaren, bezitten echter de smeden, welke om toelating tot het onder-
wijs hebben verzocht, die kennis slechts in geringe mate. De oorzaak
daarvan is te zoeken in de wijze van opleiding der smeden gedurende de

-ocr page 85-

periode van leerling en gezel zijn. De meeste smeden gebruiken n.1. niet
meer zooals vroeger uit de band vervaardigde hoefijzers, maar bijna uitslui-
tend fabrieksijzers. Zij geven hieraan wel niet de voorkeur met het oog
op doelmatigheid en duurzaamheid, maar zij nemen ze om hun grootere
billijkheid en ter besparing van tijd. Die oorzaak heeft tengevolge, dat de
iongelieden het maken van ijzers in het geheel niet of slechts gebrekkig
leeren. Daarbij komt dat een aantal leerlingen ook nog een tijdlang in
fabrieken gaat werken, waardoor het vroeger geleerde nog weer gedeeltelijk
wordt vergeten.

Met het oog op die omstandigheden kan bij de toelating tot de hoefsmid-
scholen aan de
oorspronkelijk vastgestelde eischen niet streng meer de hand
worden gehouden. In aansluiting hiermede valt het nog moeilijker dan
vroeger om in 3 maanden tijd de leer van den hoef en het hoefbeslag
behoorlijk bij te brengen. In verschillende streken is dan ook uit den
kring van
landbouwers-paardenhouders wederom geklaagd over de vakken-
nis der boefsmeden. De van tijd tot tijd uitgeschreven wedstrijden voor
hoefsmeden hebben in dat opzicht dan ook geen voldoende verbetering
kunnen brengen. Daarbij komt dat tot nu toe geen enkele smid een tweeden
cursus aan een hoefsmidschool heeft medegemaakt.

Als het meest nuttige middel ter verbetering van deze misstanden is te
beschouwen een behoorlijke verlenging van den cursus-duur.

Een zoodanige maatregel levert ook geen bezwaar op wanneer men het
oog richt op de in nadurige Staten geldende bepalingen betreffende de
hoefsmidscholen. Zoo is voor de leersmederijen in Beieren en Hessen een
duur van 4 tot 6 maanden voorgeschreven, welke bepaling aanleiding heeft
gegeven, dat een aantal Beiersche en Hessische smeden het onderricht aan
de Badensche hoefsmidscholen zijn komen volgen, teneinde op die wijze
met minder opoffering van tijd, moeite en kosten tot de zelfstandige uit-
oefening van hun vak te worden toegelaten.

Zoo werd b.v. de hoefsmidschool te Tauberbischofsheim in de laatste 10
jaren door 96 leerlingen bezocht, waaronder 29—30 pet. smeden uit Beieren
herkomstig, waarvoor het gemakkelijker was geweest — met het oog op

den afstand _ om de Beiersche hoefsmidschool te Würzburg te bezoeken.

Overeenkomstig waarnemingen zijn gedaan aan andere Badensche scholen.
Dergelijke leerlingen uit andere landen maken het volgen van het onderwijs
voor de leerlingen uit Baden zelf niet gemakkelijker of beter.

Op grond van het vorenstaande, zij in over weging te n emen
den duur van het onderricht aan de hoefsmidscholen uit te
breiden, en wel van 3 op 4 maanden te brengen.

Bezwaren tegen een zoodanige wijziging kunnen er te minder bestaan als
de toegelaten leerlingen, bij het met vrucht volgen van den cursus, hoogere
vergoedingen zouden kunnen verkrijgen, en wel in plaats van 30 tot 45
daarvoor ƒ 60 uit te trekken.

Aan den Landbouwraad is verzocht boven aangegeven wijziging te over-
wegen, welk verzoek tot een gunstige beslissing heeft geleid. Ook werd
tevens als wenschelijk betoogd het onderricht in het hoefbeslag meer te
centraliseeren en tot dit doel een of twee der bestaande hoefsmidscholen

-ocr page 86-

uit te breiden en de overigen op te heffen. Ten slotte werd voorgesteld
aan de hoefsmidscholen herhalingscursussen voor geëxamineerde smeden op
te richten en middelen ter beschikking te stellen, om de deelnemers aan
zulke cursussen een behoorlijke vergoeding te kunnen toekennen.

(Mededeeling van de „Vereeniging van Badensche veeartsenquot;, 1905, blz. 36.)

Advertentiën.

Engelsche veerkrachtige

HOEFZOLEN voor paar-
den met gebrekkige en
gevoelige hoeven.

Deze zolen worden
zeer geroemd en zijn
in alle afmetingen ver-
krijgbaar.

OIECFLAIEES op
franco aanvage bij:

W. A. H. van HORSEN, Utrecht.

Kunst hoorn,

voor Hoefbeslag,

verkrijgbaar in de chemicaliën- en
drogerijen-handel van

K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,

te Dordrecht.
Prijscouranten voor HH. veeartsen
en hoefsmeden op aanvrage gratis.

Veeverzekering
„ALMELOquot;.

Afdeeling Luxepaarden.
Premie 1 Va VoP-Vsj-

Uitkeering 100 o/j.

H.H. Hoefsmeden!

Werft Abonné's aan voor
dit Blad.

HAUPTNER, Berlijn, N.ff. 6.

Grootste fabriek der wereld speciaal voor Veeartsenij-
kundige Instrumenten.

prMTTTriU eerste kwaliteit, onder garantie, vanaf Mrk. 1.15.
__I Catalogus voor Loeflnstrnmenten en ontleedkun-
dige modellen, alsmede alle leermiddelen voor cursussen in hoef-
beslag en hoefsmidscholen, vrij van invoerrechten.

Groote prijs: Wereldtentoonstelling St. Louis (Amerika).

DEPOT m NEDEELAND gevestigd bij: KAPPELHOP amp; HOVINGH
te Schiedam.

Alle bestellingen en aanvragen aan dit adres te richten.

-ocr page 87-

Branscheid amp; Pllilippi -Remscheid, Rijnland.

Cteen handelswaar.
Steeds groote voorraad

in den winter.
Teekeningen en Prijzen
franco op aanvrage.
Correspond.; NEDERLANDSCH.

Vele getuigschriften van Koninkl.- en Privaat-hoefsmidschoien en van de
grootste hoefsmederijen.

u

Vraagt bij uwen ijzerhandelaar ECHTE
DICK'S Hoefraspen

en andere gereedschappen
voor
Hoefbeslag.

Gelieve
vooral op het merk:

p ^ te letten.
Verkoop alleen aan grossiers!

FRIEDR. DICK, Esslingen a. N., (Württemberg).

Vertegenwoordiger; J. J. VAN MEEKREN, Amsterdam, Sarphatistraat 75.

Beste en meest beproefde beslag.

Hoogste onderscheidingen!
1901: Groote GOUDEN MEDAILLE.
1902: Diploma Nürnberg, Smidsvaktent.
1903: Diploma en Medaille te Meissen,
Smidsvaktent., voor de beste afwerking.
ALLE SOORTEN van

Schroef- en Insteekkalkoenen.
Losse Stooten.

-ocr page 88-

S. C. lïl. BAX. - 2, 4 en 6 Jufferstraat. - ROTTERDAM.

— Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. —

Meest uitgebreide sorteering prima blanice Hoefnagels, waarvan meer
dan 60 verschillende voorradig. Billijke prijzen.

met caoutcbonc straal.

Beter en goedkooper dan Engelsche zolen. Stevig geplakt en opgenaaid op best sterk leder.

Iedere zool voorzien ïan Garantiestempel van niet los te laten.

Merk „The Favorite harquot;, prima kwaliteit. Merk „The Holdfast harquot; prima kwali-
zachte, veerkrachtige
Witte Caoutchouc. teit, zachte, veerkrachtige ^^Zawwe CajomYcAomc,
in 10 verschillende maten voorradig.nbsp;in 13 verschillende maten voorradig.quot;;

— Prijzen uiterst billijk. —

Men lette op het stempel op iedere zool.

Hoefraspen.
Renetten (rechts en

links).
Honwklingen.
Hoefhamers.
Hoeftangen.
Alle Caoutchouc ar-
tikelen.
Knnsthoorn.

enz., enz.

-ocr page 89-

lOe Jaargang. — 1905 — Aflevering 6.

hoofdredacteur-uitgever: a. w. heidema, rijks-veearts te groningen.

-ocr page 90-

Lambert amp;
Company.

Hallanan Hoefzolen

de Beste en
de
Goedkoopste

Rotterdam,

Wijnhaven 127.

INHOUD.

De militaire hoefsmidschool te Saumur. — Congres en wedstrijd in hoefbe-
slag te Parijs. — Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoef-
beslag. — Ingekomen boekwerken. — Korte mededeelingen. — Persoverzicht.
— Aanstaande tentoonstellingen en wedstrijden. — Advertentiën.

-ocr page 91-

AV'

DE MILITAIRE HOEESMIDSCHOOL TE SAUMUR,

DOOE

E. Laméris, Kapitein-Paardenarts.nbsp;■--

Ter gelegenheid van een bezoek aan de groote Cavaleriesehool te Saumur
in Erankrijk maakte ik kennis met de militaire hoefsmidschool aldaar ge-
vestigd. De Cavaleriesehool is een zeer groote inrichting, welke uit ver-
scheidene onderdeelen bestaat, alle geplaatst onder het bevel van een
Generaal der Cavalerie, thans de Generaal Dubois. De voornaamste onder-
deelen zijn: een rijschool voor de Cavalerie en Artillerie, een applicatieschool
voor jonge cavalerieofficieren, een applicatieschool voor jonge militaire
paardenartsen, een opleidingsschool voor onderofBcieren tot cavalerieofiScieren,
een bereden telegraaf-afdeeling, een school voor zadelmakers en een hoef-
smidschool.

Het aantal paarden van deze inrichtingen bedraagt ongeveer 13 a 1400
en deze worden aan de Hoefsmidschool beslagen. De inrichting staat onder
de directie van den Kapitein-Paardenarts Thary, zeer bekend op het ge-
bied van hoefbeslag, terwijl een Dirigeerend Paardenarts, Directeur van
den dienst en het militair veterinair onderwijs, met het toezicht is belast.

De Kapitein-Paardenarts Thary heeft onder zijne bevelen: een adjudant-
onderofficier, chef van de werkplaats, vier wachtmeesters, onderchefs en
vier korporaals-hoefsmeden, voorwerkers. Deze gegradueerden zijn belast
met de opleiding der leerlingen en het beslag van de paarden der Cavalerie-
sehool.

De hoefsmidschool bestaat uit een aantal gebouwen en met glas overdekte
binnenplaatsen, de namen dragende van beroemde mannen op het gebied
van hoefbeslag, zooals Lafosse, Bourgelat, etc.

Vooreerst hebben we een bureau van den Kapitein-Paardenarts, directeur
der inrichting en een daarmee in verband staand bureau van den adjudant-
hoefsmid Dumée, hetgeen tevens dienst doet als ontvanglokaal der ge-
maakte ijzers.

In het hoofdgebouw bevinden zich twintig vuren, in een nevengebouw
nog tien vuren. Op een der binnenplaatsen magazijnen voor ijzer, kolen,
etc. In een ander gebouw de leerzaal, welke rondom langs den wand
voorzien is van eenigszins oploopende tafels, waarop een groote menigte ijzers
van uit de grijze oudheid tot heden zijn geëtaleerd, terwijl hier en daar
gipsafdrukken van hoeven en ledematen de verschillende standen en hoef-
vormen weergeven. Tegen de muren zijn eeretafels opgehangen met de
namen van hen, welke met No. 1 de school hebben verlaten, en gedenk-
tafels met de namen der directeurs en der chefs-hoefsmeden, welke hier

\

-.1

-ocr page 92-

werkzaam zijn geweest. De practisclie onderwijzers (moniteurs), acht in
getal, genieten alleen soldij, zij hebben geen abonnement. Zij worden meestal
gekozen uit de leerlingen welke met No. 1 de school hebben verlaten en
komen als korporaal aan de school terug. Na twee jaren aan de school
werkzaam te zijn geweest worden zij gewoonlijk tot wachtmeester bevorderd
en na drie jaar komen zij voor eene plaatsing als chef d'atelier bij de
regimenten in aanmerking.

Lang niet alle hoefsmeden van het Fransche leger worden aan de school
opgeleid; bij ieder regiment is daarvoor gelegenheid, hoewel in den laatsten
tijd gestreefd wordt naar de oprichting van meerdere hoefsmidscholen. De
leerlingen-hoefsmid worden bij de regimenten opgeleid tot bijsmid; deze
kunnen na afgelegd examen korporaal worden en de besten onder hen kunnen
tot wachtmeester opklimmen, maar meestal wendt men zich tot de school,
wanneer er geen geschikte brigadiers zijn.

Alle jaren worden er van de regimenten een zeker aantal hoefsmeden
naar de Hoefsmidschool gezonden om daar een speciale vakopleiding te ont-
vangen. Deze werklieden-hoefsmid worden aangewezen door de generaais-
inspecteur op voorstel van den commandant van het legerkorps en het advies
van den dirigeerend paardenarts, directeur van het ressort.

De aanwijzing heeft plaats van een werkman-hoefsmid per brigade cavalerie
of artillerie (2 regimenten) en een per vier eskadrons trein, een per twee
compagnieën remonte-ruiters en twee voor alle genie-regimenten tezamen.
De regimenten cavalerie en artillerie van eenzelfde brigade wisselen ieder
jaar om een leerling-hoefsmid naar Saumur te zenden. De regimenten
Afrikaansche jagers, Spahis en de compagnieën remonte-ruiters, welke een
oneven nummer hebben, zenden hun leerling-hoefsmid naar Saumur op den
10 October van ieder oneven jaartal, de andere op 10 October van ieder
even jaartal. Deze leerlingen worden gekozen uit de werklieden-hoefsmid
welke goed kunnen lezen en schrijven en geschikt geoordeeld worden om
te kunnen profiteeren van het vakonderwijs dat aan de Hoefsmidschool
gegeven wordt. Het totaal aantal bedraagt 112 leerlingen.

De cursus aan de school duurt elf maanden en begint den 10 October
van ieder jaar. Om de drie maanden worden de leerlingen beoordeeld, vol-
gens een puntenstelsel, voor de plaatsing in de ranglijst. Aan het einde
van den cursus wordt een examen afgenomen door een jury. Van dit examen
geeft nevenstaande photographic ons een beeld. Wij zien hier den Majoor-
Paardenarts Boëlmann en den Kapitein Thary bezig met het examineeren
der leerlingen.

In den staat van dienst van ieder leerling wordt melding gemaakt van
zijn rangnummer en het aantal punten op zijn eindexamen behaald. Zij,
welke met goed gevolg het examen hebben afgelegd, ontvangen den titel
van meester-hoefsmid met den graad van korporaal en krijgen dan een
abonnement bij een der regimenten, terwijl een diploma op perkament in
hun zakboekje wordt aangebracht.

Het reglementaire zomer- en winterbeslag verdeelt men in vijf categorieën
van paarden en twee voor muildieren, al naarmate de verschillende afmetingen
welke varieeren naar de soort van paarden of de verschillende wapens. De

-ocr page 93-

eerste categorie omrat de paarden der reserve-cavalerie (Kurassiers), de
tweede de linie-cavalerie (Dragonders) en de rijpaarden der Artillerie, Genie
en Trein en de spanpaarden der Artillerie, de derde de lichte cavalerie
(Huzaren en Jagers), de vierde de trekpaarden der Infanterie, Artillerie,
Genie en Trein, de vijfde de Arabische paarden van alle wapens, de zesde
de muildieren voor trekdiensten, de zevende de muildieren voor lastdragen.

Al naar de streek waar de troepen in garnizoen liggen zijn voor deze
dieren ijzers van bepaalde dikte en breedte (als maximum) voorgeschreven.

In 't algemeen kunnen we zeggen dat het voor ij zer van het paard een
gelijkmatige dikte moet bezitten van hét teengedeelte tot het uiteinde der
takken, welke afwisselt van 9—13 mM voor de verschillende categorieën.
De breedte van het toon- en zijgedeelte varieert van 18—25.5 mM en de
uiteinden der takken van 16—23.5 mM; de verbreeding van toon- en zij-
gedeelte bedraagt dus 2 mM voor alle categorieën.

Het achterijzer moet in toon- en zijgedeelte 2 mM dikker zijn dan
aan de takken in de le, 2e en 4e categorie, en 1 mM in de 3e en 5e
categorie (lichte cavalerie en Arabische paarden). De dikte varieert van
11—15 mM voor den toon, 11—14 mM voor de zijgedeelten en 10—13 mM
voor de takken. Ook hier bedraagt de verbreeding van het ijzer in het
toon- en zijgedeelte 2 mM, voor alle categorieën.

Voor de bespanningen der Artillerie is bovendien nog een verbreeding
van 2 mM voor het toon- en zijgedeelte, zoowel voor
vóór-als achterijzers,
toegestaan, zoodat de totale verbreeding hier 4 mM mag bedragen.

In het Fransche leger maakt men slechts bij uitzondering gebruik van de
rits; de ijzers zijn voorzien van stampgaten: zes voor de paarden van de
lichte cavalerie, acht voor alle overige wapens. Het zijn de bekende
Fransche zinknagelgaten, overeenkomende met de reglementaire zinknagels.
Bij het voorijzer zijn de gaten gelijkmatig over de voorste helft van het

-ocr page 94-

worden, zoodat het geheel eigenlijk tot het kromzetten der staven terug-
gebracht wordt.

De tijd zal moeten leeren of dit werktuig voldoet; een nadeel is dat men
alleen van voorbewerkte staven gebruik kan maken, en niet van oude
ijzers, tenzij deze eerst tot staven van de vereischte maten worden gevormd.

Doch dan zijn deze gemakkelijker en beter gedurende de bewerking in
den gewenschten vorm te zetten, want iedere hoef eischt zijn eigen ijzer.

Wanneer het er echter om te doen is, in korten tijd een groote hoeveel-

heid ijzers in voorraad aan te maken van nieuwe staven, dan kan deze
machine goede diensten bewijzen.

Zooals reeds vroeger is opgemerkt, ontvangt slechts een gedeelte der
militaire hoefsmeden hunne opleiding aan de Hoefsmidschool, Er wordt
echter gestreefd naar de oprichting van meerdere hoefsmidscholen om hierin
te voorzien, evenals dit in Duitschland reeds sedert jaren het geval is.

Van de opleiding van de militaire hoefsmeden bij de korpsen hoop ik in
een volgend artikel te spreken.

CONGRES EN WEDSTRIJD IN HOEFBESLAG TE PARIJS.

Van den 15 Juni tot den 15 Juli zal in de Galerie des Machines te Parijs
eene tentoonstelling plaats vinden op het gebied van hoefbeslag. Tijdens
deze tentoonstelling heeft er een bijeenkomst van hoefsmeden plaats op
Vrijdag 23 en Zaterdag 24 Juni in het Vereenigingsgebouw van de patroons-
hoefsmeden te Parijs en der departementen, faubourg St. Antoine 289.

Verder zal er op 18, 19, 20, 21 en 22 Juni een wedstrijd in hoefbeslag
worden gehouden binnen de omheining van de Paardententoonstelling (Galerie
de Machines), onder het patronaat van den Minister van Landbouw.

le serie Zondag 18 Juni voor burgerhoefsmeden.

2e serie Maandag 19 Juni voor hoefsmidsleerlingen.

3e serie Dinsdag 20 Juni voor gegradueerde militaire hoefsmeden.

-ocr page 95-

4e serie Woensdag 21 en Donderdag 22 Juni voor niet gegradueerde mili-
taire hoefsmeden, met speciale goedkeuring van den Minister van Oorlog.

Het programma omvat:

A.nbsp;Practisch gedeelte. Ieder mededinger moet smeden een Fransch voor-
en achterijzer en een ijzer voor hoefgebreken; hij moet twee voeten beslaan.

B.nbsp;Theoretisch gedeelte. Beschrijving van den bouw, eigenschappen en
functie van den hoef, zijne gebreken, stand van ledematen en hoeven, ge-
breken daarvan, onregelmatigheden in den gang en de middelen om deze te
verbeteren, beschrijving van de meest gebruikelijke ijzers van afwijkend
model, hoefgebreken door het beslag veroorzaakt.

Voor de militairen worden gouden, zilveren en bronzen medailles, voor
' de burgers geldprijzen, diploma's en medailles beschikbaar gesteld. Ieder
mededinger moet voorzien zijn van zijne hoefbeslagwerktuigen.nbsp;L.

Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag.

In bovenstaande afbeelding geven wij te zien een passer, geschikt voor
het trekken van groote cirkels. Dat dit in onze werkplaatsen veelvuldig
voorkomt, zal iedere lezer met ons eens zijn, en het is daarom dat wij dit
instrument, eenvoudig in uitvoering, onder de aandacht der smeden brengen.

B is de doorsnede van een rond of vierkant huisje, aan welks onderzijde
een punt is aangebracht; dit stukje moet van staal (liefst gegoten) vervaar-
digd worden. In dit huisje is een zuiver rond gat geboord, waarin passend
is gemaakt een cylindervormig stukje (0). Aan de bovenzijde van dit
cylindertje is een draadeind gemaakt, waarop de moer D past. De stang A,
die mede van staal vervaardigd kan worden, is aan de voorzijde voorzien
een passerpunt; gemakshalve kan dezelve ook van ijzer vervaardigd

van

worden, mits dan de punt goed verstaald is.

Het toestel werkt op de volgende wijze. Door het buitenste huisje
(waaraan zich de punt bevindt, B, alsmede door het cylindervormig stukje C),

-ocr page 96-

worden, zoodat het geheel eigenlijk tot het kromzetten der staven terug-
gebracht wordt.

De tijd zal moeten leeren of dit werktuig voldoet; een nadeel is dat men
alleen van voorbewerkte staven gebruik kan maken, en niet van oude
ijzers, tenzij deze eerst tot staven van de vereischte maten worden gevormd.

Doch dan zijn deze gemakkelijker en beter gedurende de bewerking in
den gewenschten vorm te zetten, want iedere hoef eischt zijn eigen ijzer.

Wanneer het er echter om te doen is, in korten tijd een groote hoeveel-

heid ijzers in voorraad aan te maken van nieuwe staven, dan kan deze
machine goede diensten bewijzen.

Zooals reeds vroeger is opgemerkt, ontvangt slechts een gedeelte der
militaire hoefsmeden hunne opleiding aan de Hoefsmidschool. Er wordt
echter gestreefd naar de oprichting van meerdere hoefsmidscholen om hierin
te yoorzien, evenals dit in Duitschland reeds sedert jaren het geval is.

Van de opleiding van de militaire hoefsmeden bij de korpsen hoop ik in
een volgend artikel te spreken.

CONGRES EN WEDSTEIJD IN HOEFBESLAG TE PAEIJS.

Van den 15 Juni tot den 15 Juli zal in de Galerie des Machines te Parijs
eene tentoonstelling plaats vinden op het gebied van hoefbeslag. Tijdens
deze tentoonstelling heeft er een bijeenkomst van hoefsmeden plaats op
Vrijdag 23 en Zaterdag 24 Juni in het Vereenigingsgebouw van de patroons-
hoefsmeden te Parijs en der departementen, faubourg St. Antoine 289.

Verder zal er op 18, 19, 20, 21 en 22 Juni een wedstrijd in hoefbeslag
worden gehouden binnen de omheining van de Paardententoonstelling (Galerie
de Machines), onder het patronaat van den Minister van Landbouw.

Ie serie Zondag 18 Juni voor burgerhoefsmeden.

2e serie Maandag 19 Juni voor hoefsmidsleerlingen.

3e serie Dinsdag 20 Juni voor gegradueerde militaire hoefsmeden.

-ocr page 97-

4e serie Woensdag 21 en Donderdag 22 Juni voor niet gegradueerde mili-
taire hoefsmeden, met speciale goedkeuring van den Minister van Oorlog.

Het programma omvat:

A.nbsp;Practisch gedeelte. Ieder mededinger moet smeden een Fransch voor-
en achterijzer en een ijzer voor hoefgebreken; hij moet
tvfee voeten beslaan.

B.nbsp;Theoretisch gedeelte. Beschrijving van den bouw, eigenschappen en
functie van den hoef, zijne gebreken, stand van ledematen en hoeven, ge-
breken daarvan, onregelmatigheden in den gang en de middelen om deze te
verbeteren, beschrijving van de meest gebruikelijke ijzers van afwijkend
model, hoefgebreken door het beslag veroorzaakt.

Voor de militairen worden gouden, zilveren en bronzen medailles, voor
de burgers geldprijzen, diploma's en medailles beschikbaar gesteld. Ieder
mededinger moet voorzien zijn van zijne hoefbeslagwerktuigen.nbsp;L.

Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag.

In bovenstaande afbeelding geven wij te zien een passer, geschikt voor
het trekken van groote cirkels. Dat dit in onze werkplaatsen veelvuldig
voorkomt, zal iedere lezer met ons eens zijn, en het is daarom dat wij dit
instrument, eenvoudig in uitvoering, onder de aandacht der smeden brengen.

B is de doorsnede van een rond of vierkant huisje, aan welks onderzijde
een punt is aangebracht; dit stukje moet van staal (liefst gegoten) vervaar-
digd worden. In dit huisje is een zuiver rond gat geboord, waarin passend
is gemaakt een cylindervormig stukje (C). Aan de bovenzijde van dit
cylindertje is een draadeind gemaakt, waarop de moer D past. De stang A,
die mede van staal vervaardigd kan worden, is aan de voorzijde voorzien
van een passerpunt; gemakshalve kan dezelve ook van ijzer vervaardigd
worden, mits dan de punt goed verstaald is.

Het toestel werkt op de volgende wijze. Door het buitenste huisje
(waaraan zich de punt bevindt, B, alsmede door het cylindervormig stukje C),

-ocr page 98-

is een vierkant gat gemaakt, hetwelk sluitend past om de stang A. Wan-
neer nu de passerpunten op maat gesteld zijn, draait men de moer D aan,
en trekt daardoor het cylindervormige stukje omhoog, zoodat dit vast tegen
de stang aansluit. Moet men zich behelpen, dan kan de stang ook rond
gemaakt worden en moeten de gaten in de huisjes dus ook rond zijn; dit
laatste zal echter oorzaak zijn, dat de punten niet altijd recht voor elkander
komen te staan. Gewenscht is het daarom de stang vierkant te maken,
en wil men dan een stuk gereedschap bezitten, dat niet alleen nuttig en
eenvoudig, doch ook sierlijk is, dan maakt men 't geheel blank en maakt
aan . de bovenzijde der stang eene verdeeling in cM. Het behoeft zeker geen
betoog dat de lengte der stang onbepaald kan zijn.

voor db practijk.

Geven wij in het bovenstaande eene teekening met beschrijving van een
passer om cirkels van grooten omvang te kunnen trekken, bij deze cirkels
levert het soms bezwaren op om het middelpunt te bepalen. Wanneer de
boog, betgeen bij brug- en kapconstructie zeer dikwijls voorkomt, geen halven
cirkel vormt, dan is het lastig om het middelpunt te bepalen en vooral bij
groot werk, waar men niet met een passer kan gaan zoeken. De volgende
metbode wordt hiervoor in de practijk gevolgd. De dik getrokken gebogen
lijn stelt de boog voor welke getrokken moet worden; A is de koorde, B de
pijl. Om nu het middelpunt te bepalen vermenigvuldigt men de helft van
A met hetzelfde getal en telt daarbij op het kwadraat van B = de pijl;
deze uitkomst deelt men door tweemaal B. Dus geformuleerd is de straal
der boog

V2 A^ B2
2B =

De beide volgende voorbeelden ter verduidelijking.

1.nbsp;Gevraagd de straal van den cirkel die hij den hoog van bovenstaande
figuur behoort.

De koorde A = 10.4 cM. De halve koorde = 5.2 cM en deze

in 't kwadraat = 27.04

De pijl B = 1.8 „ en deze in 't kwadraatnbsp;= 3.24

Samen = 30.28.

Deze 30.28 moet nu worden gedeeld door 2 X 1.8 of 3.6 = 8.4. De
straal waarmee deze cirkelboog kan worden getrokken is dus 8.4 cM.

2.nbsp;Aangegeven zijn een koorde van 1.30 M en een pijl van 0.20 M. Hoe
groot moet de straal zijn om den boog te kunnen trekken?

-ocr page 99-

De koorde = 130. De halve koorde = 65 cM en deze in 't kwadraat = 4225
De pijl = 20 en deze in 't kwadraatnbsp;= 400

Samen = 4625.

4625 4625 ^ ^^^ ^ ^^nbsp;^^^ ^ ^^ ^^ ^^gg ^yj

2 X 20 40

A.

INGEKOMEN BOEKWERKEN.

— Van de heeren Ls. N. Alta amp; Co., Technisch Bureau te Amsterdam,
ontvingen wij een geïllustreerde catalogus, betreffende gasmotoren en gas-
ontwikkelaar van de naaml. vennootschap A. Bollinckx te Buysinghen
(België). Deze catalogus geeft zeer mooie afbeeldingen van deze machines
met eenvoudige beschrijving.

_ Het Hoefbeslag, handleiding tot eene rationeele uitoefening van het

hoefsmidsvak, door J. B. H. Moubis, Dirigeerend-Paardenarts, Majoor bij
het le Eegiment Veld-Artillerie te Utrecht.

Van dit werk is thans de 4e herziene en vermeerderde druk verschenen,
die met 162 houtsneefiguren is geïllustreerd.

Het voorbericht van deze vierde uitgave zegt:

„De vooruitgang in het hoefsmidsvak, zoowel op theoretisch als op prac-
„tisch gebied, maakt eeu nieuwe uitgaaf van dit werkje noodig. Alle afdee-
„lingen en onderdeelen daarvan zijn daarin meer of minder herzien, sommige
„geheel omgewerkt; daarbij is het getal figuren aanzienlijk vermeerderd.
„De indeeling is dezelfde gebleven, behalve dat achter de beschrijving van
„den hoornschoen een hoofdstukje is gewijd aan de taak der hoornige
„deelen; eveneens achter winterijzers aan eene nabetrachting betreffende
„de scherpmethoden, en dat het beslag voor de paarden bij de bereden
„korpsen, zoowel bij het Nederlandsche als bij het Nederlandsch-Indische
„leger, afzonderlijk is geplaatst aan het eind van het werk.

Aldus voorzien van de voornaamste vindingen en wijzigingen, sedert de
„vorige uitgaaf in practijk gekomen, meen ik dat deze nieuwe weder voldoen
„zal aan den eisch, dien men aan eene handleiding voor den vakman en

„belanghebbende mag stellen.quot;

De redactie van „De Hoefsmidquot; hoopt in de volgende aflevering nog
nader op dit boek terug te komen en verwijst thans nog naar de advertentie
in deze aflevering.

korte mededeelingen.

— Inrichting voor Hoefbeslag te Groningen. Om als leerling een
cursus aan voormelde inrichting te volgen, is op 15 Mei geplaatst H. Kort-
huis te Loppersum en op 22 Mei H. Hallen ga te Zuidbroek.

-ocr page 100-

-nbsp;Cursussen in hoefbeslag. Behoudens nadere goedkeuring van de
regeering zal dit jaar een 2-jarige cursus in hoefbeslag aanvangen
te Bohhum
en een 1-jarige te Heerenveen.

-nbsp;Veendam. Voor „verzamelingen hoefbeslagquot; zijn op de a.s. tentoon-
stelling, te houden ter gelegenheid van het 57ste landhuishoudkundig con-
gres te Veendam, uitgeloofd: Ie pr. zilv. medaille ƒ10; 2e pr bronzen
med. -f ƒ 6.

Hoewel geen heil ziende in een zoodanige uitloving deelen wij belang-
hebbenden mede, dat op 12 Juni j.1. nog geen inzending in deze rubriek
was gedaan en dat de aangifte tot inzending op 15 Juni moet zijn inge-
komen. Het Bestuur kan hiervan afwijken, als zulks nuttig en wenschelijk
wordt geacht, maar iemand die inzenden wil, doet goed zulks onmiddellijk
na lezing, van dit bericht te doen, aan het adres van den heer secretaris
van het tentoonstellingsbestuur te Veendam.

-nbsp;Tentoonstelling en wedstrijd iu hoefbeslag te Zutfen. Vanwege
de afd. Zutphen der Geld. O. M. v. L. zal van 9-12 Aug. a.s. eene land-
bouwtentoonstelling worden gehouden, waarop ook hoefbeslag kan worden
ingezonden. Voor de beste en volledigste inzending op dit gebied zijn een
zilveren en bronzen medaille en een eervolle vermelding uitgeloofd.

De wedstrijd van hoefsmeden, die op 11 en 12 Aug. zal worden gehouden,
IS opengesteld voor alle gediplomeerde hoefsmeden. Het inleggeld bedraagt
ƒ1.—. In het vorige nummer is reeds het uitgebreide programma van den
wedstrijd opgenomen, en wekken we de smeden nogmaals op, zoo mogelijk van
de gelegenheid gebruik te maken. De aangifte moet vóór 15 Juli geschieden
bij den heer F. Laméris, Kapitein-paardenarts te Zutfen.

-nbsp;De ijzermarkt is tot de voorgaande week weinig willig geweest en
de prijs bijna 6 o/,, verminderd, vergeleken bij eenige weken terug. De
laatste week evenwel is de stemming te Glasgow evenwel beter geworden
voor de ijzermarkt en is de prijs iets gestegen.

persoverzi c~ht.

Hit: „Vulkaan.quot;

— Gevraagd wordt of een aanbeeldblok van steen beter is dan een van
hout. Het antwoord luidt, dat steen hier en daar gebruikt wordt, doch
dat bout, en vooral eikenhout, het beste voldoet.

„De Smidsgezelquot; bevat naar aanleiding van die mededeeling een inge-
zonden stuk. Deze schrijver vindt de ijzeren aanbeeldblokken beter dan de
eikenhouten. Wel worden houten het meest gebruikt, doch in zijne werk-
plaats bevallen de ijzeren veel beter. Deze zijn van hoekijzer. Zij hebben
het voordeel nimmer in brand te geraken (wat met houten nog al eens
gebeurt als er scheuren in zijn), niet kantelen of draaien en niet scheuren.
De Schr. zegt verder: Het aanbeeldblok van hoekijzer (of laten wij het
liever een stoel noemen) bestaat uit een hoekijzer raam naar den vorm van

-ocr page 101-

den voet van bet aanbeeld, zoodat het aanbeeld, tusschen de staande flens
van het hoekijzer komt te staan. Daaraan bevestigt men aan iederen hoek
een staand hoekijzer, dat aan den anderen kant, door middel van een win-
kelhaak aan een plaat bevestigd is welke ^/i of een 1/2 meter in den grond
staat. Ook is het bij deze stoelen niet mogelijk, bij een beetje nauwkeu-
rige afwerking, dat het aanbeeld verdraaien of kantelen kan, wat bij hou-
ten blokken, als door scheuren van het hout de krammen niet meer houden,
nogal eens voorkomt.

Uit: „Der Hufschmiedquot;, no. 6, 1905.

Breuh van het hoefbeen.

De leeraar in hoefbeslag aan de Veeartsenijkundige Hoogeschool te Buda-
Pest, A. Schwenszky, beschrijft een geval voorgekomen in Januari j.1.,
waarbij een sleeperspaard met het ijzer van den linker achterhoef tusschen
de rails van de electrische tram beklemd geraakte, juist op het oogenblik
dat het rechter achterbeen weer naar voren werd gebracht. Hierdoor werd
het dier bij het vallen op de linker zijde geworpen. Gelijktijdig geraakten
hoef en ijzer weer uit de rails, terwijl het ijzer nog aan den hoef zat. Bij
het opstaan, en ook onder het loopen, bleek het dier aan dat linkerbeen
kreupel te zijn. Bij nader onderzoek bleek den eigenaar, dat de hoornschoen
bij beide ballen, aan den geheelen binnenrand, alsmede aan het toongedeelte
van huid en hoefiederhuid min of meer losgescheurd was, in verband waar-
mede belangrijke bloedingen waren opgetreden. De hoef werd met watten
en linnen lappen verbonden en het dier naar huis gebracht. Eerst 2 dagen
later werd het paard aan den schrijver voornoemd aangeboden, en bleek,
dat bij de bovengenoemde losgelaten deelen reeds ettering was ingetreden,
terwijl bij het bewegen van den hoornschoen een geluid werd waargenomen,
dat wees op een breuk van het hoefbeen. Het dier toonde bij het bewegen
van den hoornschoen hevige pijn, terwijl het tevens reeds kortademig was,
vrij wat koorts had en een snelle pols. Afmaken was het beste, waartoe
de eigenaar evenwel nog niet direct overging; 2 dagen later stierf het dier.

Bij de ingestelde lijkschouwing bleek aan S. voornoemd, dat het hoefbeen
overlangs gescheurd was en dat boven voor, alzoo bij het kroonuitsteeksel,
een stuk geheel was afgebroken.

_ Jlet Hoefmechanisme. De geëxamineerde hoefsmid E. Harborth te

Thale geeft aan, dat bij het belasten van den hoef deze wordt verwijd,
niet alleen aan den kroonrand, doch ook aan den draagrand. Op de laatste
algemeene vergadering van den Smedenbond te Leipzig, werd door sommigen
beweerd, dat bij belasting van den hoef, uitzetting aan den kroonrand
optrad en vernauwing aan den draagrand, en anderen meenden overtuigd
te zijn van het tegenovergestelde. Schr. geeft aan, zijn overtuiging door
proeven en ervaring te hebben verkregen.

Aanstaande Tentoonstellingen en Wedstrijden.

_ 13 tot 16 Juli. Tentoonstelling van hoefbeslagverzamelingen te Veendam.

11 en 12 Aug. Wedstrijd in hoefbeslag te Zutfen.

-ocr page 102-

Advertentiën.

Engelsche veerkrachtige

HOEFZOlEIf voor paar-

en

gevoelige

Deze zolen worden
zeer geroemd en zijn
in alle afmetingen ver-
krijgbaar.

CIECULAIEE8 op
franco aanvage bij:

W. A. H. van HORSEN, Utrecht.

Heden verscheen;

K11 ns t h. O O r n,
voor Hoefbeslag,

verkrijgbaar in de chemicaliën- en
drogerijen-handel van

K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,

te Dordrecht.

Frijscour anten voor HH. veeartsen
en hoefsmeden op aanvrage gratis.

De vierde herziene en vermeerderde druk

HET HOEFBESLAG.

Handleiding tot eene rationeele uitoefening van het hoefsmidsvak,

doge

J. B. H. MOUBIS,

Majoor dirigeerend paardenarts.

MET 162 HOUTSNEEFIGUREN.

Prijs ƒ2.25, gebonden ƒ2.75.

HODwIfgnbsp;quot;nbsp;O. J. slot-

H. flAüPTIEß, Berlp, I.f. 6.

Grootste fabriek der wereld speciaal voor Veeartsenij,
kundige Instrumenten.

RENETTEN kwaliteit, onder garantie, vanaf Mrk. 1.15.

---? Catalogus voor hoeflnstrumenten en ontleedkun-
dige modellen, alsmede alle leermiddelen voor cursussen in lioef
beslag en hoefsmidscliolen, vrij van invoerrechten.

Groote prijs: Wereldtentoonstelhng St. Louis (Amerika)

teSïanï^ NEDERLAND gevestigd bij: KAPPELHOF amp; HOVINGH
AUe bestellingen en aanvragen aan dit adres te richten.

van

-ocr page 103-

Beste en meest beproefde beslag.

Hoogste onderscheidingen!
1901: Groote GOUDEN lUEDAILLE.
1902: Diploma Nürnberg, Smidsvaktent.
1903: Diploma en Medaille te Meissen,
Smidsvaktent., voor de beste afwerking.
ALLE SOORTEN van

Schroef- en Insteekkalkoenen.
Losse Stooten.

Branscheid amp; Philippi - Remscheid, Rijnland.

Lage prijzen.

P r i m a kwaliteit.

Geen handelswaar.
Steeds groote voorraad

in den winter.
Teekeningen en Prijzen
franco op aanvrage.
Correspond,: NEDERLANDSCH.

Vele getuigschriften van Koninkl.- en Privaat-hoefsmidschoien en van de
grootste hoefsmederijen.

te letten.
Verkoop alleen aan grossiers!

FRIEDR. DICK, Esslingen a. N., (Württemberg).

Y rtegenwoordiger: J. J. VAN MEEKREN, Amsterdam, Sarphatistraat 75.

Vraagt bij uwen ijzerhandelaar ECHTE
DICK'S Hoefraspen

en andere gereedschappen
voor
Hoefbeslag.

Gelieve
vooral op het merk:

-ocr page 104-

S. C. lïl. BAX. - 2, 4 en 6 Jufferstraat. - ROTTERDAM.

— Specialiteit in Artiiceien voor HOEFBESLAG. —

Meest uitgebreide sorteering prima bianlce Hoefnagels, waarvan meer
dan 60 verschillende voorradig. Billijke prijzen.

.^m^^lfeaaaageii©nbsp;met caoutclioac straal.

Beter en goedkooper dan Engelsche zolen. Stevig geplakt en opgenaaid op best sterk leder.

Iedere zool voorzien van Garantiestempel van niet los te laten.

Merk „The Favorite barquot;, prima kwaliteit, Merk „Tlie Holdfast barquot; prima kwali-
zacbte, veerkrachtige
Wiüe Caouiehouc. teit, zachte, veerkrachtige ê^aMweCaoM^cAowc,
in 10 verschillende maten voorradig.nbsp;in 13 verschillende maten voorradig.

— P r ij z e n uiterst b i 11 ij k. —

Men lette op het stempel op iedere zool.

Hoefraspen.
Renetten (reclits en

links).
Hoinvklingen.
Hoefhamers.
Hoeftangen.
Alle Caontcbouc ar-
tikelen.
Kiin si hoorn.

enz., enz.

IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.

Las- of Welbladen om

ijzer en staal te
wellen. Las-poeder.

Schroeven en Stiften
in alle modellen.

Pneumatiek- of Luchtdrukzooi

in 8 verschillende maten voorradig.

-ocr page 105-

lOe Jaargang. — 1905 - Aflevering 7.

hoofdredacteur-uitgever: a. w. heidema, rijks-veearts te groningen.

-ocr page 106-

Lambert lt;Sc
Company.

Hallanan Hoefzolen

de Beste en
de
Goedkoopste

Rotterdam,

Wijnhaven 127.

INHOUD.

Opleiding van hoefsmeden bij de korpsen van het Pransche leger. —
Bevordering van militaire hoefsmeden in Erankrijk. — Machine voor het
buigen van hoefijzers. — Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten
het hoefbeslag. — Persoverzicht. — Korte mededeelingen. — Ingekomen
boekwerken. — Aanstaande tentoonstellingen en wedstrijden. — Advertentiën.

r

-ocr page 107-

OPLEIDING VAN HOEESMEDEN BIJ DE KORPSEN VAN HET
ERANSOHE LEGEE, .

DOOBnbsp;i

E. Laméris, Kapitein-Paardenarts.nbsp;r'-

De Paardenarts, Chef van Dienst, heeft in Erankrijk de directiè over de .
werkplaatsen der hoefsmeden bij de regimenten. Hij is den Kolonei-ver-
antwoordelijk voor de practische opleiding en de bekwaamheid der hoefsmeden,
voor den aanmaak en bet onderleggen van het beslag, maar hij is niet ver-
antwoordelijk voor het onderhoud daarvan. Hij mag geene veranderingen
aanbrengen in het reglementaire beslag, behalve wanneer hij een speciaal
beslag noodig acht. Hij controleert de afmetingen der ijzers en laat deze
breken, zoodra zij de voorgeschreven maten niet bezitten.

De Paardenarts, Chef van Dienst, geeft les, of laat door een zijner paarden-
artsen les geven, aan de hoefsmeden over alles wat het beslag betreft, in
het aanleggen van bepaalde verbanden en in de zorg voor zieke of gebrekkige

''quot;mr zorgt dat de wachtmeester-hoefsmid en de korporaals-hoefsmeden
hunne bijsmeden verder bekwamen en hunne leerlingen opleiden; hij ziet
toe dat zij allen voorzien zijn van die werktuigen welke de Staat met ver-
schaft en dat deze gereedschappen goed worden onderhouden. Hij oefent
de hoefsmeden in het gebruik van de veldsmidse. Hij geeft zijn advies
omtrent de voorstellen welke betrekking hebben op het hoefsmidspersoneel.
Hij geeft rekenschap door middel van een rapport omtrent den toestand der
regimentssmederijen (Artikel 70 van den Inwendigen Dienst).

Eenmaal per week moet de Eerstaanwezend Paardenarts de in die week
beslagen paarden nazien, om zich te overtuigen van de goede uitvoering van
het beslag, waarvoor hij verantwoordelijk is. Iedere hoefsmid moet voorzien
zijn van een aanteekenboekje waarin staat opgegeven het hoefnummer, de
naam van het paard, de toestand der hoeven en het toegepaste afwijkend

beslag met redenen waarom.

Bü de cavalerieregimenten heeft men per eskadron een korporaal-hoefsmid
(een van hen is wachtmeester), twee bijsmeden (een le en een 2e) en een
leerling-hoefsmid. De Spahis hebben een korporaal en drie bijsmeden per
eskadron. Bij de Veld-Artillerie heeft men per batterij een korporaal en
een bijsmid, een der
meester-hoefsmeden is wachtmeester. De bergbatterijen
hebben een korporaal en twee bijsmeden, de genieregimenten een korporaal-
hoefsmid en een bijsmid per compagnie, de jager-bataillons een korporaal en
een bijsmid, de regimenten infanterie ieder een bijsmid, welke in 't gelid

meetelt.

-ocr page 108-

In het Fransche leger is men doordrongen van de beteekenis in tijd van
oorlog over voldoend hoefsmidspersoneel te kunnen beschikken; de onder-
vinding in de oorlogen, vooral ook die van 70/71 heeft dit geleerd. (Zie
O. a. Hoefsmid 1902 bl. 183 en volgende). De tegenwoordige Minister van
Oorlog heeft dan ook onlangs een wetsvoorstel gedaan tot aanstelling van
een wachtmeester-hoefsmid per eskadron en per twee batterijen en een
adjudant onderofficier-hoefsmid per regiment cavalerie of artillerie.

Om de geschiktheid der hoefsmeden bij de infanterie te verbeteren heeft
de Fransche Minister van Oorlog de volgende bepalingen gemaakt, dato
5 Maart 1902.

le. De manschappen van het veldleger, bestemd om in de infanterie-
korpsen het vak van hoefsmid uit te oefenen, moeten in het naastbijzijnde
garnizoen van troepen te paard, een oefentijd van zes maanden doorbrengen;
na afloop daarvan worden zij naar hunne korpsen teruggezonden om hun
speciaal vak uit te oefenen. De oefeningstijd zal beginnen op den 1 Maart,
volgende op de inlijving van het contingent waartoe zij behooren.

2e. De manschappen van de reserve en van de landweer behoorende tot
de infanterie en aangewezen om daarbij dienst te doen als hoefsmid, bijsmid,
of in hun burgerbestaan het hoefsmidsvak uitoefenen worden door de Com-
mandanten der Rekruteeringsbureau's op eene lijst geplaatst. Deze man-
schappen zullen hunne oefeningstijden vervullen bij het Treineskadron van
dit district. Zij zullen daar practische lessen in het hoefsmidsvak en de
noodige militaire opleiding ontvangen. De Generaals, Commandanten der
Legerkorpsen, stellen het tijdstip voor de oproeping vast en bepalen de voor-
waarden waarop de militaire opleiding aan deze reservisten en landweer-
mannen zal gegeven worden.

De benoemingen tot korporaal en wachtmeester-hoefsmid, evenals de aan-
wijzing der bijsmeden en leerlingen geschieden op advies van den Kapitein-
Paardenarts en Eskadrons-Commandant door den Kolonel.

De hoefsmeden staan onder de bevelen van den paardenarts, den wacht-
meester-hoefsmid en de korporaals-hoefsmeden, wat hun specialen dienst en
hun vakopleiding betreft.

De hoefsmeden (bijsmeden en leerlingen) en de meesters-hoefsmeden (wacht-
meester en korporaals) zijn onderworpen aan dezelfde voorschriften en
plichten als de andere militairen, zij zijn evenwel vrij van alle corveeën.
De Kolonel bepaald de diensten waaraan zij moeten deelnemen, opdat zij
naast de goede vervulling van hunne taak, ook te paard goed bruikbaar blijven.

Wijee vwn recruteering. De leerlingen worden ieder jaar genomen uit de
recruten, welke dit vak hebben uitgeoefend en voor hun taak geschikt ge-
oordeeld worden. Jongelieden, geschikt om als hoefsmid te worden gebruikt,
kunnen zich verbinden voor een korps in garnizoen in de streek waar zij'
wonen. Zij moeten zich melden bij den chef van het korps, die, na hen
op hunne bekwaamheid te hebben laten onderzoeken door den Paardenarts,
Chef van Dienst, een getuigschrift zal uitreiken waarin hunne vakkennis'
staat vermeld. Ieder jaar kunnen zich op deze wijze verbinden: 6 hoef-
smeden per regiment cavalerie, artillerie en genie, en 1 per regiment
infanterie en per bataillon jagers.

-ocr page 109-

Wanneer deze leerlingen bijsmid zijn geworden, kunnen zij na verloop
van tijd examen doen voor meester-boefsmid en daarmee den graad van
korporaal verkrijgen. Dit brevet van meesterboefsmid wordt verkregen na
het afleggen van een examen en het leveren van de bewijzen van vakkennis,
op den 15 October van ieder jaar, in de hoofdplaatsen van de veterinaire
ressorten. Het programma omvat:
A. Mondeling examen:
1 Over de standen der ledematen.

2. De hoofdzaken omtrent den bouw van den voet, gebreken van den

hoornschoen, taak van den hoef.

3nbsp;Smederij, materialen en werktuigen.

4nbsp;Het reglementaire beslag, zomer-, winter- en reserve beslag.

5.nbsp;De wijze van smeden, het ijzers maken, besnijden van den hoet. De-

vestigen van het ijzer.

6.nbsp;Afwijkend beslag en ijzers voor zieke en gebrekkige boeven, gebreken

in den stand.

7.nbsp;Vreemd beslag.

8.nbsp;Beslag van het muildier.

9.nbsp;Eerste zorg aan zieke paarden te geven.
B. Practisch gedeelte:

Smeden :nbsp;,

1 Vier reglementaire ijzers smeden voor een aangewezen paard
2'. Het smeden van twee ijzers voor een gebrek in den stand of voor

gebrekkige of zieke hoeven.

3.nbsp;Het smeden van een ijzer voor een muildier.

4.nbsp;Het smeden van twee Engelsche ijzers.
Beslag :

1 Ben paard vierkant beslaan.

2. Het beslaan van een zieken of gebrekkigen hoef of van een hoef be-
hoorende bij een gebrekkigen stand.

3 Twee hoeven volgens de Engelsche methode beslaan.
De veterinaire ressorten zijn gevestigd te Amiens, Parijs, Ie Mans, Châlons,
Tours, Besançon, Clermont-Eerrand, Lyon, Bordeaux, Toulouse en Algiers;

zii om'vatten ieder twee legerkorpsen.

De iury met het examen belast wordt benoemd door den Commandai^t
van het iegerkorps wonende in de hoofdplaats waar de Luitenant-Kolone -
Paardenarts, Directeur van het militair-veterinair ressort ^^nbsp;J^i

bestaat uit een luitenant-kolonel, den directeur van het ressort een kapitein-
paardenarts, een ritmeester-instructeur en een wachtmeester-hoefsmid
^ Het brevet, op perkament gesteld, wordt in het zakboekje gehecht

Deze gebreveteerde meestershoefsmeden kunnen een
der korpsen krijgen; zij zijn dan vrijgesteld van alle bijzondere diensten,
welke schadelijk zijn in de vervulling van hunne beroepsplichten.

% behoeven niet deel te nemen aan de gemeenschappelijke menage, maar
kunnen als alle onderofficieren zich abonneeren m de cantine.

In alle bereden korpsen moeten de cantines bij voorkeur gegeven worden
aan de vrouwen der gehuwde meesters-hoefsmeden.

-ocr page 110-

De distinctieven der lioefsmeden Ijomen veel met de onze overeen. De
leerlingen-hoefsmeden dragen een laken hoefijzer op den mouw, de bij-smeden
hetzelfde ijzer met omboordsels van goud of zilver, al jiaar het wapen (twee
omboordsels voor den len bijsmid en één voor den 2en bijsmid). De
korporaals-hoefsmeden een wit of geel zijden, de wachtmeesters een zilveren
of gouden hoefijzer, behalve de strepen.

De Pransche bij-smid staat niet gelijk met onzen bij-smid; hij is hoefsmid
en beslaat evengoed paarden als zijn patroon, de meester-hoefsmid. Onze
bij-smeden zijn meestal manschappen van het Eskadron, welken den hoef-
smid tegen vergoeding zoo nu en dan 's.avonds eens helpen om ijzers te
maken, door met den voorhamer voor te slaan.

BE VORDERING VAN MILITAIRE HOEESMEDEN IN ERANKRIJK.

Door een bevriende hand werd mij uit Parijs het Kamerverslag toegezonden
van den 3 Maart 1905, en daar ik het niet van belang ontbloot acht, met
het oog op komende dingen, ben ik zoo vrij hieruit het een en ander aan
te halen, met weglating van datgene, wat voor onze toestanden van minder
belang is.

M. Erancois Eournier. Het is IJ allen niet onbekend, dat bij de
bereden wapens het totaal onmogelijk zou zijn, zich van het paard te be-
dienen, zonder de medewerking van den bescheiden werkman, welke den
hoef onkwetsbaar maakt door het aanbrengen van een metalen plaat; het
zijn de militaire hoefsmeden.

Zij hebben altijd meer dan hun plicht gedaan, zoowel als combattanten
als mannen van hun ambacht.

Men heeft steeds veel gewicht gehecht aan de kunst van den hoefsmid;
ieder die met paarden omgaat weet, dat zij absoluut onmisbaar zijn om
deze schoone viervoeters te laten marcheeren. (Bijval).

De omstandigheden waarin de hoefsmeden van het leger verkeeren zijn
waarlijk zeer moeilijk en te bescheiden. Het zijn cavaleristen en artille-
risten, evenals hunne kameraden; zij rijden mee in 't gelid en nemen aan
de oefeningen deel. En toch kunnen zij niet genieten van dezelfde voor-
deelen als alle andere soldaten; zij kunnen slechts den graad van wacht-
meester behalen.

Er is slechts één adjudant-onderofficier in Frankrijk, het is die van de
School te Saumur; hij heeft thans 28 dienstjaren en leidt reeds 28 jaren
jonge hoefsmeden op. Gij zult moeten erkennen, mijne heeren, dat zij zich
in te inferieure en te precaire omstandigheden bevinden, voor soldaten die
zulke nuttige en loyale diensten bewijzen. (Bijval van verschillende kanten).

Ik verzoek den Minister van Oorlog de levensomstandigheden der militaire
smeden te onderzoeken en hen een maandelijksche toelage te geven, welke
hen vroeger was toegekend, om hen in staat te stellen zich beter te voeden,
daar hunne arbeid moeilijk is.

Ik vestig speciaal de aandacht van den Minister op dezen toestand, en

-ocr page 111-

ik Den er zeker van, dat hij daarin verandering zal brengen, wanneer hij

daarvan een speciale studie maakt.nbsp;, , j niet veel beter.

Wat de meesters-hoefsmeden betreft, hun toestand is met veel D

Ïn heeft besparing willen maken op den ^bonne-f sp^s

dit oogenblik de gemiddelde prijs van het abonnement ^J

per mland is. Bij een escadron cavalerie, ^^^

Lkf men Te.so; van fr. 220.50 af, dan blijft er fr. 33 over voor het
rider voorwaarde dat de prijs van het ijzer niet hooger

quot; m'Franc ois Fournier. Bij de regimenten artillerie is de toestand
l .Ter
Het eLtief van een batterij is minder dan van een escadron
Zltt Waneer tls de Heer Lasies opmerkt, de grondstoffen .zer

zal nog erger worden door de wet op dennbsp;be^;^^^^^^^ Het

dan onmogelijk zijn om aan de paarden eennbsp;omdat

gevolg zal zijn, dat vele paarden op ^nbsp;^^^^^^^^nbsp;.'oor het

zij lijdende zijn aan beengebreken; het zalnbsp;. ,

leger worden. Het is werkelijk beklagenswaardig dat
laid der Revolutie naar den vreemde moet wenden om te zxen hoe men
T.v gehandeld heeft. In Duitschland heeft men deze quaestie met ver

waarloÏ - n .^ft een 14-tal hoefsmidscholen gesticht, welke een kweek-

Thool vomen voor de hoefsmeden van het leger. Zij kunnen daar opper-

^'trhlÏLrafnbsp;frankrijk. In Duitschland

l^r^ZL en zelfs in België, waar men bezig is een groote school

heTmen zich met deze quaestie bezig gehouden. Dezen morgen

sLIk ml'ovefde^^^^^^^^^^^^ ^hoeveelheid paarden, welke men te -Me —
sprak meii ovenbsp;oorlogsverklaring; men schatte 400.000.

rekenschap gegeven van de groote hoevee-

Heeftnbsp;voorraad gehouden moeten worden en hoeveel

tl'^et Ilht 'rmet kalkoenen en schroefgaten te voorzien voor een

Minister van Oorlog belang stelt in
«nderfeekenaars van een wetsvoorstel, dat ik den 22 Januari iwo

Tequot; ^oquot;^^^^nbsp;beb ingediend, vind ik den naam .an d-

Ter Mau?ice Berteaux, op dit oogenblik Minister van Oorlog. (Gelach

'^tMinSter van Oorlog. Ik heb geen spijt van mijn handteekening.

-ocr page 112-

M. Francois Four nier. Daar ben ik van overtuigd. Generaal
Andre, de vorige minister, was geëindigd met mij toe te staan, in afwach-
ting van de wet op het kader, de aanstelling van 50
adjudant-onderofficieren.

Ik doe een beroep op den nieuwen Minister van Oorlog, die mijn ontwerp
heeft geteekend en ik verzoek hem dezen maatregel dadelijk in te voeren,
rekening houdende met de aanwijzigingen welke ik gegeven heb.

De Minister van Oorlog. Ook ik heb een wetsvoorstel klaar ge-
maakt, waarin wordt voorgesteld in plaats van een wachtmeester per regi-
ment en een adjudant voor het geheele korps hoefsmeden, in het vervolg
een wachtmeester per eskadron of per twee batterijen en een adjudant per
regiment cavalerie of artillerie. Aldns zal de wensch van den achtbaren heer
Fournier worden vervuld. (Bijval).

MACHINE VOOR HET BUIGEN VAN HOEFIJZERS.

In afl. 6, 1905 van „De Hoefsmidquot; lees ik in een artikel. De militaire
hoefsmidschool te Saumur, dat daar ter plaatse de hoefijzers machinaal
gebogen worden, met behulp van een daarvoor geconstrueerd werktuig, 'tgeen
bij aanschafling ƒ 50,00 kost. Daar ik nu speciaal geen hoefsmid ben, kan
ik niet beoordeelen, of het loonend zou zijn, een dergelijke machine aan te
schafl'en, want terecht schrijft u, dat iedere hoef zijn eigen gevormd ijzer
vereischt. Is echter het gebruik van matrijzen ook bij den hoefsmid van
eenig nut, zoo is dit zeker voor één tiende van den prijs te maken door
iederen smid.

Bovenstaande figuur geeft een idee van een model, wat met zeer weinig
kosten te vervaardigen is. Men neemt hiervoor een vierkante plaat, b. v.
20 m.M. dik en plaatst daarop het gewenschte caliber V van den hoefijzer-
vorm. Men kan dit laatste, zooals onze teekening aangeeft, met bout
1—2 afneembaar maken tot verwisseling van den hoefijzervorm. Op ongeveer

-ocr page 113-

6 cM. afstand der plaat boort men willekeurig eenige gaten, waarin men
eenige conische pennen maakt (zie A-D). Men kan nu het ijzer eerst
geheel gereed maken, zooals op de figuur aangegeven wordt, maakt het
daarna heet en zet het door middel eener spie vast tusschen pen en plaat.
Wanneer men nu tot ongeveer op de helft heeft gebogen, plaatst men
nogmaals een pen met spie en drukt daardoor het ijzer volkomen tegen
het caliber. Of nu deze inrichting, of de machine waarvan in bovenge-
noemde aflevering sprake is, van practisch nut is, laat ik aan de hoefsmeden
ter beoordeeling over; zeker is het, dat de laatste even goed en^eei

goedkooper is.

Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag.

Voor velen, welke met meetkunstige zaken onbekend zijn, is het uitslaan
van een afgeknotten kegel lang niet gemakkelijk en daar het in
onze branche
veelvuldig voorkomt, o. a. bij het maken van trechtervormige zaken, zd
het
voor iederen smid van belang zijn, met de constructie van deze figuur

wat nader kennis te maken.nbsp;i „ „„

Men begint met de figuur i, c, ^ (zie links), waarvan de -te- g^-

gevl zijn op te zetten, waarvan men de basis a-lnbsp;fnbsp;^tquot;

ferdeeld be lijnen en dh trekt men hierna zoolang door, tot zij elkander
in (O) snijden. Dit snijpunt (o) vormt nu het centrum voor onzen uitslag,

die als volgt wordt opgezet (zie rechts).nbsp;^ ^ . „i

Neem de passer en beschrijf een cirkel uit (.) met ol oi oa tot ^raal;
eveneens uit datzelfde punt een cirkel met
od of oc tot straal. Hierna

-ocr page 114-

trekt men een lijn uit het center (o) naar den buitensten cirkel. Nemen
wij nu aan, dat deze lijn in de rechtsche figuur oa is, dan begint men van
uit het punt a 22 deelen op den buitensten cirkel uit te zetten, welke precies
even groot moeten zijn als een zevende deel der basis in de linksche figuur.
(Dit laatste berust weer op de verhonding in ons vorig artikel reeds beschre-
ven, dat de omtrek van den cirkel zich verhoudt tot de middellijn als 22 : 7).
Het 22e deel wat op dien cirkel is uitgezet, verbindt men met (o), rechtsche
figuur, en men verkrijgt daardoor den uitgeslagen kegelmantel a,
h, c, d
(rechts). Voor klinken of soldeernaad neemt men weder een klein gedeelte,
hetwelk aan deze teekening gestippeld is te zien, terwijl de bodem vlakken
mede zijn aangegeven.

Deze constructie, welke in de practijk als zuiver mag worden betiteld,
levert meetkunstig eenige bezwaren op, omdat de lengte der koorde en de
lengte der boog, dien zij onderspant, gelijk genomen worden. Daarom laten
wij voor de meer ontwikkelden onder ons ook de meetkunstig zuivere op-
lossing hier volgen. — Denken wij ons den cirkel (figuur rechts) uit
o,
geheel doorgetrokken met den straal oa en noemen wij den middelpuntshoek
van den sector
x, dan verhouden zich .x en de middelpuntshoek om o
(dus een hoek van 360») als de boog waarop a; staat tot den omtrek van
den geheelen cirkel. Daar de boog van den sector even lang is als de omtrek
van het grondvlak van den kegel, weten wij dat:

x : 360quot; = omtrek grondvlak kegel : omtrek grooten cirkel. De omtrekken
der cirkels verhouden zich als hunne stralen. De straal van het grondvlak is
bekend, en de straal van den grooten cirkel is even lang als de beschrij-
vende lijn van den kegel. Noem de eerste straal
r en de tweede s, dan is:

x-.mo = r-.s of X = 360 —.

Willen wij ons ten slotte bij maten bepalen en stellen dat r = 25 mM
en s = 70 mM, dan is dus de middelpuntshoek van den cirkelsector

25

o: = 360 X ^ = circa 1280.

A.

PERSOVERZICHT.

Uit: „Nederl. Landb. Weekblad.quot;

— Provinciale hoefsmidscursus te 's Gravenhage.

De Afdeeling Eiland IJsselmonde van de Hollandsche Mij. van Landbouw
heeft twee premiën uitgeloofd voor de smeden in die Afdeeling, die den
thans afgeloopen provincialen Hoefsmidscursus te 's Gravenhage hebben
gevolgd en daarvoor in aanmerking konden komen.

Deze uitloving verdient ten hoogste waardeering. Daardoor toch heeft
deze kleine Afdeeling een nuttig en practisch werk verricht, hetwelk den
landbouwers in hare omgeving ten goede zal komen.

Een dergelijk voorbeeld verdient alleszins navolging en wij meenen dat
het goed is, hierop de aandacht van andere Afdeelingen in de Provincie
Zuid-Holland te doen vestigen.

-ocr page 115-

TJit: „Friesch Weekbladquot;.

_ Voor de hoefsmidscursussen in Friesland melden zich ongevraagd steeds
een groot aantal jongelui aan, zoodat aangenomen ^^
cursuLn in eene behoefte voorzien. - De leden van
het Fnesche Paarden-
tamboek worden verzocht aan het bestuur van dit stamboek ter kennis te
brengen, wanneer het werk der gediplomeerde hoefsmeden aanleiding tot
klachten geeft. - De 2-jarige cursus in Franeker liep af en een een-jarige
cursus werd te Heerenveen gehouden.

Uit: „Metallicus.quot;

— Harden van horen.

— Harden van boren.nbsp;... , „„t

Zelfs vaklui komen zeer dikwijls in moeilijkheden, wanneer zij in glashard

staal een gat moeten boren; de gewone boor moet het

hard voorwLp slechts door een nog barder gescheurd gespleten of geboord
kL worden Om staal te boren, moet men de boor harder maken dan he
hardste staal van het voorwerp, dat geboord moet worden. Yoor dit doel
t h t men de op de gewone wijze gemaakte boor
- doelmatig is het om
een korte dikke puntboor te nemen - tot kersroodgloed en koelt plotseling
de punt der boor af in kwikzilver en verder de geheele boor in water.
Met zulk een boor kan men zelfs glashard staal boren.

_ Beslaan. De geheele draagrand van den hoef moet dragen op de draag-
vlakte van bet ijzer, opdat niet enkele gedeelten er van meer belast en

^aakt het achterste gedeelte van den drachtwand.
Door de bewegelijkheid, voornamelijk door het zakken

deelte van den hoef, ontstaat aan het achterste gedeelte der drachten
g makkelijk drukking, kneuzing
of kreupelheid (steengallen). Daarom neem
Ln van dit gedeelte van den draagrand, nadat het ijzer gepast is, met de
rasp een weinigje af, zoodat tusschen draagwand en ijzer een ruimte over-
bliift ter grootte ongeveer van de dikte van een mes.

Bij paarden met zwakke drachten, en vooral als die paarden op steen-
wegen moeten arbeiden, is dit zoogenaamd een weinig
lueM leggen van het
ijzer aan te raden. Bij dergelijke paarden zijn gesloten ijzers (balkijzers)

ook op hun plaats.

..nbsp;Anbsp;van Der Hufschmiedquot; betoogt in een hoofdartikel dat

opleidingnbsp;^

gen om met grondig oordeel tot de verbetering van

meehelmn Schrijver acht het zeer nuttig en noodzakelijk dat daarin
Tetering komt en geeft als middel daartoe aan: het hoefbeslag, waarin op
d t ooge'^blik bij h!t laatst af te leggen examen aan de
--rtsen.kundige
hoogesLlen niet geëxamineerd wordt, te maken tot een der hoofdvakken

bij^at^examen.^^^ heeft in een vroegere aflevering betoogd dat Jiet zooge-
naamde vrijleggen der draehten
aanbeveling verdient bij paarden met zwakke

-ocr page 116-

verzenen A. L u n g witz komt thans tegen deze meening op en verklaart
dat paarden met deze hoeven alleen dan behoorlijk op harde wegen dravend
werk kunnen verrichten als zij beslagen zijn met balkijzers of met leeren
zolen enz., bij welke laatste de geheele ondervlakte van den hoef tot het
dragen van den lichaamslast meehelpt.

Zoowel uit theoretisch oogpunt als uit ervaring scharen wij ons geheel
aan de zijde van Lungwitz. (Eed. „De Hoefsmidquot;.)

—nbsp;Kort geleden is verschenen: „Der preussische Kreistierarzt als Beam-
ter, Praktiker ünd Sachverständigerquot;, door Fröhner en Wittlinger welk
werk 2500 blz. telt en 60 M (ƒ36) kost. Daarin komt ook een hoofdstuk
voor over het ambtelijke toezicht van den „Kreistierarztquot; met betrekking tot
het hoefbeslag. Hiervan zal een overzicht verschijnen in „Der Hufschmiedquot;
waarvan thans het eeste gedeelte is geplaatst. Zoo mogelijk zal met een
paar maanden dat artikel in eens in „De Hoefsmidquot; worden behandeld.

Uit: „Berl. Th. Wochenschriftquot;.

—nbsp;Beslag met losse kalkoenen ter verbetering van den gang

Een remontepaard liep slecht en zonder' actie. In draf vertoonde het
dier een waggelen met de voorhand en bleef het achter bij de andere paarden

Door afrijden, longeeren, beslag met middelmatig zware ijzers werd geen
verbetering verkregen en daarom werden ijzers met schroefkalkoenen en een
stoot geprobeerd.

De stoot had aanvankelijk een gewicht van 260 gram. De kalkoenen en
stooten werden alleen ingeschroefd tijdens het africhten. Na drie weken
werd de stoot verzwaard tot 500 gr. Met den dag werd de gang beter
Na het weglaten van stoot en kalkoenen verviel het paard aanvankelijk
weer tot z'n vroegere wijze van gaan. Echter na meer doorgezette dressuur
had zulks met meer plaats en waren inmiddels de schouderspieren flink
ontwikkeld, de zijwaartsche beweging verdwenen en de draf ruim en ge-
makkelijk geworden.

KORTE MEDEDEELINGEN.

—nbsp;Ontwerp Tariefwet. De tariefwet, die in de Tweede Kamer behandeld
zal worden, laat den invoer van onbewerkt ijzer vrij,
zoodat de staven voor
hoefijzers met aan invoerrechten onderworpen zullen worden. Met hoef-
nagels zal dit wel het geval zijn; voorgesteld wordt hiervan 3 quot;/o te heffen.

—nbsp;De Provinciale Staten van Gelderland hebben voor 1906 ten
behoeve van het onderwijs in hoefbeslag ƒ300 toegestaan aan de Geld.-O.
Maatsch.ij. v. Landbouw.

—nbsp;Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. Aan voormelde inrich-
ting is nog één plaats beschikbaar voor een leerling, die een halfjarigen
CMSUS wenscht te volgen. Waarschijnlijk zal er tegen November, wegens
een twijfelachtig gedane opgave, ook gelegenheid bestaan tot opname van
nog eén leerling.

-ocr page 117-

INGEKOMEN BOEKWERKEN.

Het hoefbeslag. Bandleiding tot eene rationeele uitoefening vom let loef-
smidsvah,
door J. B. H. Moubis, majoor-dirigeerend paardenarts b. b.
le Eeg. Veld Artillerie. (Met 162 houdsneefiguren.) 4e druk.

De verschijning van den 4en druk is een aangenaam te melden leit, daar
het werk thans weer in overeenstemming is met den vooruitgang, die het

hoefsmidvak heelt ondergaan.

De uitgever had o. i. goed en in de toekomst voordeelig gedaan door
sommige figuren beter verzorgd te doen verschijnen, maar toch kan de
leerling het noodige er wel uit begrijpen. Intusschen verdient het de
voorkeur het aanschouwelijke onderwijs zooveel mogelijk door natuur-juiste

beelden te steunen.

Op enkele onderdeelen, die ons een meer uitvoerige bespreking wenschelijk
doen voorkomen, waartoe thans evenwel geen plaatsruimte beschikbaar is,
zullen nog nader ter sprake worden gebracht, inzonderheid de steunsel-

werking.____

Aanstaande Tentoonstellingen en Wedstrijden.

11 en 12 Augustus. Wedstrijd in hoefbeslag te Zutfen.

Advertentiën.

Engelsche veerkrachtige

HOEFZOLEN voor paar-
den met gebrekkige en
gevoelige hoeven.

Deze zolen worden
zeer geroemd en zijn
in alle afmetingen ver-
krijgbaar.

CIECtrLAIKES op
franco aanvage bij:

W. A. H. van HORSEN, ütrecht.

Ktanstlaoorn,
voor Hoefbeslag,

verkrijgbaar in de chemicaliën- en
drogerijen-handel van

K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,

te Dordrecht.
Prijscouranten voor HH. veeartsen
en hoefsmeden op aanvrage gratis.

Hoefsmeden en Eigenaars van Paarden

leest „HET PAARD.quot;

Gil zult daarin vinden een volledig, oorspronkelijk overzicht van schier alles
wat ir op 't gebied van paardenfokkerij in ons land en van het voornaamste

in het buitenland betrekking heeft.nbsp;vnr,

Belangrijke opstellen over voedmg, behandeling, exterieur en dressuur van

het naard door specialiteiten voor ieder onderdeel geschreven!nbsp;.

ACnenientsprijs per jaar: Voor Nederland fr. p p. ƒ 4-00 Voo, Belgie
fr n D ƒ 4 40 Voor Indië en het overige Buitenl. fr. p. p. ƒ ö.OO.
■nbsp;Hoofdredacteur-IJitgever: A. W. HEIDEMA te Groningen.

(Hoefsmeden zijn mede geschikt om agent voor „Het Paabdquot; te zijn;
betreffende de voorwaarden geheve men zich te richten tot den Uitgever
te Groningen.)

-ocr page 118-

De voormalige

RIJKSSTOETERIJ TE BORCÜLO.

Met toestemming van den Minister van Oorlog opge-
maakt naar officiëele bescheiden in het archief
van het Departement vau Oorlog,
door

H. C. M. E. H. Van Soetermeer Vos,

Kapitein der Veld-Artillerie te Breda.
(Met een plaat van het kasteel te Borculo, en bovendien in den
tekst het portret vau den generaal-niajoor Jhr. J. van de Poll,
oud-directeur der genoemde Stoeterij.)

Het werk telt 100 blz. druks. Aan de uitvoering zijn geen
kosten gespaard. — Prijs slechts /quot;O.Tö, fr. p. p.
fO.Sö. — Uitgave van
A.
W. HEIDEMA te aroningen.

[. HAUPTNER, Berlijn, If.ff. 6.

Grootste fabriek der wereld speciaal voor Veeartsenij-
kundige Instrumenten.

prMTTTriü eerste kwaliteit, onder garantie, vanaf Mrk. 1.15.
_I Catalogus voor hoeflnstrumenten en ontleedkun-
dige modellen, alsmede alle leermiddelen voor cursussen in hoef-
beslag en hoefsmidscholen, vrij van invoerrechten.

Groote prijs: Wereldtentoonstelling St. Louis (Amerika).

DEPOT IN NEDERLAND gevestigd bij: KAPPELHOF amp; HOVINGH
te Schiedam.

Alle bestellingen en aanvragen aan dit adres te richten.

Raadt uw hoefsmid aan te lezen:

„DE HOEFSMIDquot;,

Geredigeerd en uitgegeven door A. W. HEIDEMA te Groningen.
Geïllustreerd Maandblad.
Prijs ƒ0.75 per kwartaal, franco huis.

-ocr page 119-

(Jeen handelswaar.
Steeds groote voorraad

in den winter.
Teekeningen en Prijzen
franco op aanvrage.
Correspond,; NEDERLANDSCH.

Vele getuigschriften van Koninlci.- en Privaat-hoefsmidscholen en van de
grootste hoefsmederijen.

Beste en meest beproefde beslag.

Hoogste onderscheidingen!
1901: Groote GOUDEN IViEDAILLE.
1902: Diploma Nürnberg, Smidsvaktent.
1903: Diploma en Medaille te Meissen,
Smidsvaktent., voor de beste afwerking.
ALLE SOORTEN van

Schroef- en Insteekkalkoenen.
Losse Stooten.

Branscheid amp; Philippi - Remscheid, Rpand.

te letten.
Verkoop alleen aan grossiers!

FRIEDR. DICK, Esslingen a. N., (Württemberg).

Vertegenwoordiger: J. J. VAN MEEKREN, Amsterdam, Sarphatistraat 75.

Vraagt bij uwen ijzerhandelaar ECHTE
DICK'S Hoefraspen

en andere gereedschappen
voor
Hoefbeslag.

cfö

Gelieve
vooral op het merk:

-ocr page 120-

S. C. lïl. BAX. - 2, 4 en 6 Jufferstraat. ROTTERDAM.

— Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. —

Meest uitgebreide sorteering prima blanke Hoefnagels, waarvan meer
dan 60 verschillende voorradig. Billijke prijzen.

met caontcbouc straal.

Beter en goedkooper dan Engelsche zolen. Stevig geplakt en opgenaaid op best sterk leder.

Iedere zool ïOorzien van Garantiestempel Yan niet los te laten.

Merk „The Favorite barquot;, prima kwaliteit. Merk „Tlie Holdfast barquot; prima kwali-
zachte, veerkrachtige
Witte Caoutchouc. teit, zachte, veerkrachtige i^awwe CfeoMfcAowc,
in 10 verschillende maten voorradig.nbsp;in 13 verschillende maten voorradig.

— Prijzen: uiterst billijk. —

Men lette op het stempel op iedere zool.

Hoefraspen.
Renetten (rechts en

links).
Honwklingen.
Hoefhamers.
Hoeftangen.
Alle Caontchone ar-
tikelen.
Knnsthoorn.
enz., enz.

Las- of Welbladen om

ijzer en staal te
wellen. Las-poeder.

Pneumatiek- of Luchtdrukzooi

in 8 verschillende maten voorradig.

-ocr page 121-

lOe Jaargang. — 1905 — Aflevering 8.

hoofdredacteur-uitgever: a. w. heidema, rijks-veearts te groningen.

-ocr page 122-

Lambert amp;
Company.

Hallanan Hoefzolen

de Beste en
de
Goedkoopste

Rotterdam,

Wijnhaven 127.

INHOUD.

Beslag zonder nagels. — Wedstrijd van hoefsmeden te Zutphen. —
Expositie te Luik. — Een „nieuwequot; vorm van schokbreker. — Ingekomen
boekwerken. — Persoverzicht. — Korte mededeelingen. — Mededeelingen
over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag. — Advertentiën.

-ocr page 123-

BESLAG ZONDER NAGELS, tquot;:,quot; /^'K '

Aan het ijzer bevinden zich 3 lippen, terwijl de uiteinden lipschewijze
zijn omgeslagen, alle drie voorzien van een moerschroefje. De beugel komt
evenwijdig aan den kroonrand te liggen. De uiteinden zijn van een schroef-
draad voorzien en steken door eene opening aan de naar omhoog omgeslagen
uiteinden, om daar door een moerschroeQe naar omstandigheden te kunnen
worden aangeschroefd. Op de hoogte der lippen, welke eenigszins stevig
moeten zijn, bezit de beugel moerschroeven, die door losse vaarschroeQes
aan elkander geschroefd kunnen worden.

De teekening maakt alles voldoende duidelijk. Dit beslag is uitgedacht
door den heer Eiedé, korporaal-hoefsmid bij het 3e Reg. Huzaren en ver-
vaardigd door de leerlingen — nu gediplomeerde hoefsmeden — van mijn
cursus 1904—05 de heeren van Rugge en 8tij nis, en is natuurlijk slechts
een noodbeslag.
nbsp;Be gep. Majoor Paardenarts,

Laméris.

WEDSTRIJD VAN HOEESMEDEN TE ZUTPHEN, i)
geJiovden 11 en 12 Augustus 1905.

Deze wedstrijd, wederom gehouden ter gelegenheid van de jaarlijksche
algemeene vergadering der Geldersch-Overijselsche Maatschappij van Land-
bouw, is op degelijke wijze georganiseerd en heeft door zijn nationaal

1) In verband met den wensch nog in de Augustus-aflevering het verslag van dezen
wedstrijd te plaatsen is het drukken van den 13den tot den 15den verschoven, reden
waardoor »De Hoefsmidquot; deze maand later dan gewoonlijk is verzonden. Red.

-ocr page 124-

karakter mede de aandaclit der Nederlandsche Regeering getrokken. Hierdoor
is niet alleen een stille hulde gebracht aan de degelijkheid der inrichting
en het nut van dien wedstrijd, maar is tevens het uitzicht geopend dat de
Eegeering ter bevordering van het hoefbeslag wellicht in de toekomst een
zoodanigen wedstrijd krachtdadigen steun zal willen verschaffen. Dat zou
goed zijn!

Voor den wedstrijd waren 46 aangiften ingekomen, waarvan een ongeldig
was, als zijnde van een niet-gediplomeerden hoefsmid. Ieder deelnemer had
een gulden inschrijvingskosten te storten. De deelnemers waren over 2
dagen verdeeld. Op Vrijdag waren 20 ingeschreven, waarvan 19 opkwamen;
op Zaterdag dongen 24 mede.

Als prijzen werden beschikbaar gesteld door de H.H. H. J. Eeesink amp;
Co. en de firma Brink mann amp; Niemeijer samen ƒ65, de H.H.
D. Molenaar en F. Laméris ieder ƒ 25, de H.H. Van den Berg
van Saparoea, S. J. Meijjes en F. S. J. Veeze ieder ƒ10, de H.H.
J. G. J. Wessels en F. W. van Duim ieder ƒ5.

Het programma van den wedstrijd bevatte onder meer:

I.nbsp;Ieder mededinger zal een hoef van een hem door het lot aangewezen paard
hebben te beslaan, waarvoor een werktijd van 35 minuten wordt toegestaan.

II.nbsp;De beoordeeling geschiedt volgens puntenstelsel naar:

a) het afnemen van het oude ijzer en het besnijden van den hoef;

i) het maken van een daarvoor bestemd ijzer;

c)nbsp;het passen en onderleggen;

d)nbsp;een kort mondeling examen over den bouw en de verrichtingen van
den voet, de eischen waaraan een goed beslag moet voldoen.

III.nbsp;De voorijzers moeten zonder, de achterijzers met kalkoenen of
strijktak worden voorzien.

IV.nbsp;Ieder mededinger is verplicht tot het medebrengen en gebruiken
van eigen werktuigen, n.1. handhamer, tang, ritsijzer, doorslag, rasp, renet,
houwkling, hoefnagels enz.

V.nbsp;De te behalen prijzen zijn:

Ie prijs: Een gouden medaillenbsp;of ƒ 65

2e „ : „ verguld zilveren medaille ƒ10 „ ƒ 35
3e „ : „ verguld zilveren medaillenbsp;»ƒ25

4e „ : „ zilveren medaillenbsp;»ƒ10

5e „ : ,, zilveren medaillenbsp;» ƒ10

6e „ : „ bronzen medaillenbsp;n ƒ5

7e „ : „ bronzen medaillenbsp;» ƒ5

en Eervolle vermeldingen.

De jury bestond voor het examen in de theorie van het hoefbeslag uit de
heeren Majoor J. Laméris, oud-paardenarts te 's Gravenhage en Kapitein
Dr. ,1. van Dorssen, paardenarts te 's Hertogenbosch, — en voor het
practische gedeelte uit de heeren J. de Vries, lid der vaste „Commissie voor
hoefbeslag der G. O. M. v. Landbouwquot;, vee-arts te Zaltbommel, W. A. H.
van Horsen, onderwijzer in practisch hoefbeslag aan 'sEijks Veeartsenij-
school te Utrecht, en A. W. Heidema, medebestuurder eener inrichting
voor hoefbeslag, vee-arts te Groningen.

-ocr page 125-

De beoordeelingscommissie is zeer tevreden geweest over de getoonde
bekwaamheden, lietgeen ook door den uitslag is gebleken. ^V^ffJ^
iury toch werd door de Eegelingscommissie een extra-prijs
van ƒ5 toegeljentt
en negentien eervolle vermeldingen. De uitslag, Zaterdagnamiddag tegen
4 uur bekend gemaakt door den heer voorzitter der Regelingscommisse D.

Molenaar, luidde:nbsp;^ , . a

le pr W. Ph. Tijding te Enurloo; 2e pr. J. G. Haank te Ambt-

Doetinchem; 3e pr. Wouter Ton te Meteren (G.); 4e pr J A

te Eheden; 5e pr. W. J. Zoet te Ophemert; 6e pr. J. Eltink te Anddst;

7e pr A J Smit te Bronkhorst en 8e pr. J. H. van Ommeren te Zoeten.

Een .eervolle vermeldingquot; ontvingen (volgorde alphabetisch); A. Alfering

te Wili gem. Voorst; G. J. Breukelaar te Amsterdam; T. Brnntink

te de Rifp (N. H.), D. J. Ohevalking te Barneveld, E. K. Gorter e

Oude ScHp Groningen), G. J. Hesselink te Dieren, J. H. Huitink te

Mo, G^iimmels te Eheden, A. op 't Klein Heksel te Diepenheim,

H Kruijt te Purmer (N. H.), A. M. Lindeboom te Olst, J;^Ofman

tequot; Buren, M. M. van Ommeren te Zoelen, G. J. Eolink te Enschede,

M Schreurs te Ellecom, H. Stokkers te Holten, A. Vos te Oldehove

(Gron.), 0. van Wingerde te Dubbeldam, en J. E. Wisseborn te

.ti QscViodénbsp;•

De winners der geldprijzen zijn derhalve alle wonende in de provincie

quot;quot; Detldtrijd vond plaats in het schoone Coenenspark, waar onder de

boomen door L deelnemers rustig en prettig konnbsp;^^vetS

op den eersten dag viel er een bui regen en dreigde de lucht met verschil

lende nazendingen, doch het weer verliep verder geheel ''-ar ^nsch.

Bij loting werd uitgemaakt welken hoef een deelnemer had te beslaan
Aanvankelijk werd slechts bij elk paard aan één hoef gewerkt, doch dit
vorderde te veel tijd, zoodat de jury al spoedig besloot bij ieder paard aan
twee hoeven te laten werken. Dit was temeer noodig, daar het overgroot^e
meerendeel der mededingers een klein uur noodig hadden voor het verrich-
ten van den voorgeschreven arbeid. Alleen eenige der beste werkers waren
binnen den voorgeschreven tijd van 35 minuten klaar. Aan deze bepaling,
dat niet meer dan 35 minuten beschikbaar waren, kon dan ook met streng

de hand worden gehouden.

Met het oog op slecht weer waren 4 werkplaatsjes in gereedheid gebracht

en met zeilkleeden overdekt, van welke gelegenheid gelukkig geen gebruik

behoefde gemaakt te worden.nbsp;i -n j

De firma's Eeesink en Co, en Brinkman en Niemeijer hadden welwil end

aanbeelden en blaasbalgen, kolen en ijzer ter beschikking van den wedstrijd

gesteld, waaruit mede blijkt, dat deze heeren den wedstrijd krachtdadig

hebben gesteund.

* *
»

Op een wedstrijd of een examen wordt heel vaak minder goed werk ge-
maakt, dan de betrokken persoon onder gewone omstandigheden kan leveren;
zoo ging het ook weer hier te Zutphen, maar toch kan worden gezegd, dat
er over het geheel goed werk is geleverd en er is zelfs geen een geweest.

-ocr page 126-

die in alle opzichten onvoldoende cijfers heeft behaald. Dit is dan ook het
in de eerste plaats gew^enschte resultaat; enkele uitloopers verdienen natuurlijk
ten zeerste waardeering, maar goed werk, over bijna de geheele linie, is van
meer algemeen belang.

Zenuwachtigheid heeft dikwerf tot oorzaak het niet al te best weten hoe
men het werk moet maken of hoe men het antwoord op een gegeven vraag
moet stellen, maar toch heeft de eene persoon van nature er meer mee te
kampen dan een ander. Zweetdroppels op het voorhoofd en een bleek
uitzicht van den candidaat zijn voor een jurylid ook angstwekkend, namelijk
of het wel zal gelukken den candidaat naar behooren te beoordeelen. Een
paar gemakkelijke vragen vormen bij het theoretisch examen dikwerf de brug
tot beterschap, en enkele opwekkende woorden, in verband met het begonnen

werk, geven dikwerf een belangrijke verbetering in het te leveren proefstuk.

* #

#

Kapitein F. Laméris, paardenarts te Zutfen, heeft, zooals aan de lezers
van „De Hoefsmidquot; voldoende bekend is, reeds verscheiden jaren be-
langrijk bijgedragen tot de ontwikkeling van het hoefsmidsvak en zich als
ondervoorzitter van de Afdeeling Zutfen—Wars veld, welke thans de ge-
heele landbouwtentoonstelling had georganiseerd, zeer veel moeite gegeven
voor het tot stand komen en een goede uitvoering van dezen wedstrijd der
hoefsmeden. Wij wenschen genoemde afdeeling, de Sub-Commissie voor
werktuigen en hoefbeslag, en inzonderheid kapitein E. Laméris, geluk met
het alleszins welslagen van den wedstrijd en de geheele tentoonstelling. De
deelnemende hoefsmeden waren voor ruim de helft uit Gelderland herkomstig,
verscheidene uit Overijsel, eenige uit Noord-Holland, een paar uit Groningen,
uit Eriesland en uit Zuid-Holland en 1 uit Drenthe.

EXPOSITIE TE LUIK.

Er schijnt zoo zoetjes aan eene behoefte te ontstaan aan het houden van
Mjverheidstentoonstellingen, en wij kunnen niet anders dan volkomen
hiermee instemmen, dat het bezoeken van dergelijke plaatsen, gewijd aan
handel en wetenschap, ook voor den oppervlakkigen werkman veel nut kan
afwerpen. Doch niet iedereen zijn portemonnaie laat toe zijn kennis te
gaan verrijken op dergelijke tentoonstellingen, welke meestal het glanspunt
vormen van een buitenlandsch reisje.

Daarom achten wij het noodzakelijk eenige regelen te wijden aan de
verzameling werktuigen en werkstukken, heden tentoongesteld te Luik.
De Belgische zoowel als de Duitsche munten uit door grootsche inzendingen
op het gebied van machinebouw, zoowel als de verschillende vernuftig
geconstrueerde werktuigen voor den landbouw. Wij zien naast een groote
collectie locomotieven verschillende machines voor beweegkracht in werk-
plaatsen, allen naar het nieuwste systeem geconstrueerd.

Een stalen as (ruw gesmeed, van de firma John Cockerill te Seraing) trekt
bijzonder onze aandacht, daar ze meer dan 55 Meter lang is. De meest

-ocr page 127-

verschillende werktuigen voor de ijzerindustrie, als boren, tappen, ruimers,
fraisen enz liggen hier tentoongesteld, en munten uit door accurate afwer-
HnT om h;n werk waarvoor zij werden daargesteld zoo nauwkeung moge-
k te volbrengen. Smeewerk als scheepsankers, kettingen waarvan de
gischte schalmen circa drie Engelsche duimen dik zijn, doen den maker
Se eer aan. Boormachines, draaibanken, fraisbanken enz leggen getui-
genis af, op welken trap van hooge bloei de werktuigkunde staat. In de
Seel afdeLngen is een groote ruimtenbsp;^^

voermiddel de motorwagen-rij wiel ennbsp;' XlLl^ Z

fraaie collectie rijtuigen getuigt, dat ook deze taknbsp;^

leven bezit. Een eer uitgebreide collectie van haarden, kachels, fornuizen
zoowel V or gas, water als steenkoolvuring trekt bijzonder onze aandacht,
z : Te wflke door eenvoud als zij welke van sierlijke afwerking getui-
On^pr de
inzending der caoutchoucfabrikanten merken wij nog op
e
'ercoS boefren Ooi voor hen, welke hun werkplaats naar de eischen
des tids wenschen in te richten, kunnen wij wijzen op de verzameling
tnsef scharen, blaasbalgen, aambeelden enz., welke hier aanwezig zijn
T om Cnne ^oliede uitvoering tal van kijkers lokken.
Een menigte
brandkasten, zoowel Hollandsch- als baitenlandsch fabrikaat, is mede geex-
nolrd Evenals op de meeste wereldtentoonstellingen is de firma Krupp te
Cen aanwezig en maakt met hare pantserplaten, kanonnen, wapens enz
een geweldigen indruk. Ook onze Nederlandsche industrie is goed verte-
geuwSigd! vooral wat betreft baggermachines. Het zou ons te ver
fo^en
alfes op te noemen wat bezienswaardig was in deze omgeving, en
::;rdatom:'dat onze lezers, voor zoover het hun mogelijk is, een bezoek
zullen brengen aan bovengenoemde tentoonstelling.

BEN „NIEUWEquot; VORM VAN SCHOKBRBKBE.

Het is bekend, dat sommige paardenhouders gebruik maken -an schok-

brekers waardoor de stoot, dien de paarden bij het in het tuig vallen, by
brekers, waanbsp;gebroken. Van deze veeren zijn

1 quot;quot;b'd ne model eT Ee; ons nog al practisch voorkomende troffen
inlichtingen verstrekt omtrent prijs enz.

-ocr page 128-

INGEKOMEN B O E K W E R K E iT

Het Hoefbeslag.

Handleiding tot eene rationeele uitoefening van het hoefsmidsvah, door
J. B. H. Moubis, Majoor dirigeerend paardenarts bij het 1ste Regiment
Veld Artillerie (met 162 houtsneefiguren) 4e herziene en vermeerderde druk.

Reeds in de vorige Aflevering is bovenstaand werk in het kort en in het
algemeen besproken, en toegezegd later, inzonderheid op de werking der
steunsels, eenigszins uitvoerig te zullen terugkomen.

Ons land is klein; het aantal smeden, dat zich op een wetenschappenlijke
beoefening van het hoefsmidsvak toelegt, niet groot, al is in dit opzicht de
laatste jaren een belangrijke verbetering te constateeren. Door de kleine
uitgestrektheid van ons land en het beperkt aantal koopers van een studie-
boek over het hoefbeslag, maakt het temeer wenschelijk om eensgezindheid,
aaneensluiting, zooveel mogelijk te bevorderen, m. a. w. te trachten voor
het geheele land overal hetzelfde leerboek te doen bezigen. Het werk van
Moubis heeft reeds een 4en druk beleefd en het zou veel voor hebben dit
boek overal in gebruik te zien, ten einde den uitgever in staat te stellen
bij den 5den druk meer kosten te besteden aan het plaatsen van goed afge-
werkte figuren. De algemeene ontwikkeling der hoefsmidsleerlingen maakt
het niet alleen wenschelijk, dat hun leerboek eenvoudig en helder is gesteld,
maar tevens dat de beschrijvingen door juiste en veelvuldige teekeningen
worden opgeklaard.

Het is ook wenschelijk, dat in het boek neergelegde opvattingen en om-
schrijvingen algemeen als waar worden beschouwd of wanneer er onder-
deelen voorkomen waarover de „geleerdenquot; zooals men vaak zegt, het nog
niet eens zijn, dan óf de behandeling van eeu dergelijk onderdeel geheel
achterwege te laten, óf de verschillende opvattingen weer te geven met
aanwijzing welke opvatting de meeste aanhangers telt.

Eeeds in den eersten jaargang van ,,De Hoefsmidquot;, dat is dus in 1896,
heeft de heer Moubis over de steunsels geschreven en wel in afl. 3 en in
afl. 4. De geachte Schrijver gaf daarin een overzicht van de meeningen
betreffende de werking der steunsels en van den straal, waaruit bleek, dat
alleen Wüppermann aangaf, dat de uitzetting van den hoef werd verkregen
door de werking der steunsels, alle overigen gaven meer of minder duide-
lijk te kennen dat de afwisselende uitzetting en samenkrimping van den
hoef voornamelijk op de werking van den straal is te stellen, terwijl de
steunsels meer ten doel hebben bovenmatige uitzetting of samenkrimping
van den hoef te voorkomen. Moubis eindigde het artikel met den zin: „Dus
zeg ik, met wijlen Wüppermann voorgenoemd, de steunsels zijn de werk-
dadige deelen ter uitzetting.quot;

Die meening, dat de steunsels voornamelijk het hoefmechanisme regelen,
is derhalve een zeer bijzondere en in verband met onze bovenaangegeven
opvatting vinden wij het jammer, dat de Schrijver alleen zijn eigen, be-
trekkelijk afzonderlijke, meening in het leerboek heeft neergelegd.

Dit geschiedt in de volgende bewoordingen:

-ocr page 129-

Het Hoefbeslagquot;. De voortzettingen van den hoornwand op de grond-
„vlakte van den hoef, de
steunsels, hebben als hoofddoel om het verwijden
„van den verzenwand aan den draagrand te bewerken; ze zijn de werk-
quot;dadige deelen ter uitzetting. Hun vorm en hunne verbinding met den
'^hoornstraal maken hen in staat om die taak te volbrengen, onder voor-
,gaarde dat zij op gelijke hoogte staan met den verzendraagrand, en in
„schuine richting naar boven en binnenwaarts met het bovenzijgedeelte van
^den straal zijn verbonden. Deze verbinding van den harden steunselrand
quot;met den weeken straal is een geheel eigenaardige toestand; toch berust
„daarop het vlakker worden der steunsels bij de belasting, omdat een
„weeke, elastieke hoornmassa, als de straal is, in normalen toestand aan
„die beweging niet hinderlijk is.

„De hoornstraal dient tot beschutting der inwendig liggende deelen; hij
„is wegens zijn weeke gesteldheid van het hoorn en door zijn hoekige zigzag-
',^vorm er op ingericht om de noodige beweging van de achterste hoefhelft
te verzekeren. Hij moet worden beschouwd als een gummi-lichaam, dat
quot;door zijn taaiheid vooral tot taak heeft om den schok op den bodem zonder
quot;bezwaar te ontvangen en dient te breken, in verband met het er boven
„liggende straalkussen en de daarmede zijdelings verbonden hoefkraak-
„beenderen. De schuddingen, bij de beweging ontstaan, worden in die elas-
quot;,tische deelen te niet gedaan, althans verminderd, waardoor de hoornwand
^^in zijn gewichtige taak, om den lichaamslast te dragen, wordt beschermd

„tegen beleedigingen van allerlei aard.quot;

In „De Hoefsmidquot; 1904, bladz. 105—107, is door kapitein F. Laméris,
paardenarts te Zutfen, een artikel over „hoefmechanismequot; geschreven, en
daarbij vermeld op welke wijze is aan te toonen dat de straal wel degelijk
bijdraagt tot de uitzetting van den hoef in zijn achterste gedeelte. In dat
artikel komen een paar afbeeldingen voor van het bijbehoorende toestel-
letje, aangegeven door Kosters te Berlijn.

Tijdens den wedstrijd van hoefsmeden. Vrijdag en Zaterdag j.l. te Zutfen
gehouden, waren wij persoonlijk in de gelegenheid waar te nemen, dat bij
eenvoudigen druk tegen de ondervlakte van den straal uitzetting van den
hoef in de verzengedeelten optrad, en dat die uitzetting sterk merkbaar
werd, zoodra die druk van onderen gepaard ging met druk van boven. En
dit vindt toch bij het levende paard telkens en telkens op zeer krachtige
wijze plaats, wanneer de straal den bodem raakt. Als de straal den bodem
niet raakt, dan lijdt de uitzetting van den hoef daar ongetwijfeld sterk
door, maar ook in dit opzicht immers klopt de practijk ten volle met de
proefneming, daar bij een verschrompelden straal de achterste hoefhelft van
lieverlede inkrimpt, de steunsels niet meer door den straal worden gesteund
en er van lieverlede klemhoef intreedt.

Voor zoover wij met het onderwijs in hoefbeslag te maken hebben, zullen
wij ook door eigen voorbeeld toonen het leerboek van Moubis nuttig en
bruikbaar te blijven achten, maar wij blijven het van andere zijde betreu-
ren, dat het bedoelde onderwerp „de taak der hoorngedeeltenquot; zoo afwij-
kend van de algemeen heerschende opvatting is behandeld, zonder dat deze
opvatting op overtuigende grondslagen is verdedigd.

-ocr page 130-

PERSOVERZICHT.

TJit: „Der Hufschmied '

Nieuwigheden op het gebied van het hoefbeslag.

Ieder jaar, ja iedere maand komen er nieuwe vindingen, die meestal met
groote reclame aanbevolen worden. Prospectus en afbeeldingen noemen
alle mogelijke voordeelen op. Ook goede getuigschriften en verklaringen
ontbreken niet zelden. Eeizigers met monsters trekken overal op af. En
als men de zaak nauwkeurig beziet en onderzoekt, vraagt men zich dikwijls
af, welk nut toch wel die uitvinding heeft. — Opgemerkt wordt nog, dat
het verkrijgen van attesten zeer gemakkelijk gaat.

Bovengenoemd vakblad wenscht echter geen nieuwigheden bekend te maken,
indien zij er geen juist oordeel over kan vormen.

Zoo wordt thans o.a. den hoetïjzer met staaldraadborstel-inlegsel en losse
scherpe stoot behandeld.

Door Klaiber en Barrath is een hoefbeschuttingsmiddel in den prospectus
aanbevolen, waarboven vermeld staat, dat dit het ijzer der toekomst is en
ongeveer met de volgende woorden aanbevolen wordt: „Alle tot dusver
verschenen nieuwigheden, die ten doel hebben het uitglijden der paarden te
voorkomen, hebben hieraan niet of slechts ten deele voldaan. Het hoef-
ijzer met staaldraadborstel-inlegsel sluit het glijden en vallen der paarden
volkomen uit. Volgens militaire-paardenartsen is het ijzer niet alleen ge-
schikt om den gang te vergemakkelijken, doch neemt het paard ook een
vasten, elastischen gang aan en verkrijgt een geheel anderen stand als met
andere stootijzers, enz.quot; —

Dit hoefijzer is gemaakt van getemperd gietijzer en heeft in den toon een
losse scherpe stoot, die met een zwaluwstaart in het ijzer geschoven wordt.
Deze constructie is reeds oud en heeft in de praktijk niet voldaan. Voor
scherpe stooten bezit het hoefbeslag betere constructies.

Nieuw aan dit ijzer is de staaldraadborstel. — Het ijzer vertoont veel
overeenkomst met een balkijzer, waarvan de balk zeer breed is. In die
balk is nu een zwaluwstaartvormige gleuf die den borstel kan opnemen.

Die borstel bestaat gedeeltelijk uit hout en anderdeels uit fijn staaldraad.
Het hout past juist in de gleuf van den balk, zoodat de borstel er onge-
veer 1 c.M. boven uitkomt. Die borstel kan echter den last van het paar-
denlichaam niet dragen, buigt om, en beantwoordt dus niet aan het doel:
het uitglijden te beletten. Verder buigt de hoef in de achterste helft dan
te veel door, de hoefas wordt gebroken. Het paard krijgt dus, zooals de
prospectus zegt „een anderen standquot;, doch een die bet dier niet moet hebben.

De prijs van het ijzer is den schrijver niet bekend, doch vermoedelijk is
het niet goedkoop, Met deze uitvinding zal het wel gaan, evenals met
zoovele andere, dat zij niet wordt ingevoerd.

KORTE IVIEDEDEELINGEN.

— „De beste en volledigste inzending op het gebied van hoefbeslag.quot;

Dit geregeld op landbouwtentoonstellingen aangetroflen no. ontbrak ook te

-ocr page 131-

Zutphen niet. Herhaaldelijk is er in „De Hoefsmidquot; op gewezen dat een zoo-
danige rubriek weinig practische waarde heeft, indien men er met een be-
langrijke wijziging in brengt. Die wijziging is, dat er geen prijzen voor worden
uitgeloofd, doch dat een bekend goede yerzameling wordt tentoongesteld en
dat een deskundig persoon dagelijks bij de verzameling tegenwoordig is om
belangstellenden inlichtingen over onderscheidene hoefijzers te verstrekt^,
en vooral om smeden de nieuwe modellen te toonen en uit te leggen. De
eigenaar van een zoodanige verzameling moet daartoe worden uitgenoodigd

en hem de gemaakte onkosten vergoed.

Er waren 3 prijzen uitgeloofd, zilv. med., bronzen med. en een eervolle
vermelding, die respectievelijk werden toegekend aan een kleine inzending
best gevormde hoefijzers, eig. Wouter Ton te Meteren, ?
(naam is ons met
nauwkeurig bekend geworden; no. 327 v. b. programma; woonplaats zou
Zutphen zijn) en een behoorlijk volledige inzending, eig. G. J. Eolink te
Enschedé De heer Eolink behaalde bij den wedstrijd eveneens een eervolle
vermelding, terwijl de heer W. Ton den derden prijs verwierf.

Onder de ter opluistering ingezonden nummers was er een belangwek-
kende verzameling leermiddelen, eig. de Afd.
Zutphen-Warnsveld van de
G O. Maatschappij van Landbouw. Hierbij werd ook vertoond en ver-
klaard het toestel „Kostersquot;, beschreven door kapt.
Laméris in de Juh-
aflevering van 1904. Bij deze onderafdeeling
werd dus betracht wat wij
als wenschelijke inrichting boven aangaven, waarvan met waardeering mei-

ding wordt gemaakt.

_ Glasgow, 4 Augustus. IJzer (bericht van Eeichmann amp; Co.)^ De
stemming is deze week weder iets kalmer
geworden, maar de prijzen bleven
over 't algemeen tamelijk vast. De binnenlandsche gieterijen en
ijzer- en
staalfabrieken hebben de laatste 14 dagen vrij
groote partijen ruw ijzer
gekocht, gedeeltelijk op levering tot het einde van het jaar, terwijl er voor
rekening van bet Continent vraag bestaat per voorjaars- en zomerlevermg
1906. Over het geheel genomen schijnt er iets meer vertrouwen in de
toekomst van het artikel te heerschen.
nbsp;N. B. G.

Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag.

HET SMEEBN DEE ASSEN.

Het smeren van eenvoudige assen is een eenvoudige zaak welke, indien
het met goede middelen wordt uitgevoerd, verbazende resultaten op^vert.
Voor dit werk worden de wielen met behulp van een hefboom opgeheven,
en van den asloop afgenomen. De asloop wordt goed gereinigd en het smeer
met behulp van een mes of houten spaan opgedragen, daarna plaatst men
het wiel weder, draait de moer op en daarna plaatst men de splitpen

of voorsteker.nbsp;j.nbsp;„„

Bii eenvoudige assen gaan de moeren allen voorwaarts, en moeten naar

achteren losgeschroefd worden, reden waarom de schroefdraad der as en

moer aan de eene zijde van den wagen rechts en aan de andere zijde links

is Goede smeer voor zulke eenvoudige assen wordt mt steenkool, resp.

-ocr page 132-

koolteer bereid en in den handel gebracht als wagensmeer. Eveneens is
varkensvet en talk, vermengd met een weinig boomolie, een zeer goed
smeermiddel; voor zwaar werk gebruikt men met succes 0,5 KG- dennenharst
en 0,125 KG varkensvet met eenige was vermengd.

Door veelvuldig gebruik krijgen de wielen veel afloop, d. w. z. door de
onophoudelijke wrijving der bussen tegen de stootschijf aan de eene en de
asmoer aan de andere zijde, krijgt het wiel tusschen deze twee punten hoe
langer hoe meer ruimte. Bij lichte voertuigen legt men hiervoor tegen de
stootschrijf een leeren ring, uit zoolleer of drijfriem gesneden. Deze lederen
schijf mag echter niet te dik zijn, want hierdoor zou het wiel vastloopen,
en de wagen stil blijven staan; derhalve is het aan te bevelen, te weten
hoeveel deze slijtage bedraagt, en de leeren schijf tegen de naaf van het wiel
vast te spijkeren.

Het voorleggen der leeren schijf is ook daarom beter, omdat de ietwat
uitgeloopen bussen, voornamelijk bij conischen asloop, meer naar achteren op
den loop gedrongen worden, waardoor het rollen moeielijker wordt.

Het smeren van patentassen is een meer gecompliceerde zaak, en niet
iedere smid, die een moer weet los te nemen en vast te zetten, is daarmede
bekend. Dientengevolge wordt er op deze wijze veel gezondigd, vooral ten
platten lande, waar zoowel de eigenaar van den wagen als de smid te
weinig accuratesse aan den dag legt, en zoodoende oorzaak zijn, dat het
materiaal spoedig verslijt. Derhalve achten wij het raadzaam vooral over
dit laatste onderwerp eens wat breeder uit te wijden.

Voor het smeren van patentassen bedient men zich van beenderenolie, uit
het merg van dierenbeenderen gewonnen en eenvoudig in de zon, zonder
aanwending van zuren, gedistilleerd. Voor het grootste deel gebruikt men
echter machineolie, welke men tevens voor alle werktuigen in den landbouw
aanwendt. Ofschoon de laatste ook wel dienst kan doen, mag zij in goede
hoedanigheden niet worden vergeleken bij beenderenolie. Bij het smeren
dezer assen in de vrije lucht zij men vooral voorzichtig, dat geen stof door
wind opgewaaid den gesmeerden asloop kan bedekken, want deze stofdeelen
vreten in en bederven de as. Om goed te kunnen smeren blijve men
liefst binnen, heffe het wiel omhoog, en schroeve alle deelen af, welke men
stuksgewijze reinigt en op eene schoone doek bewaart. Voor het schoon-
maken dezer deelen benut men het beste een wollen of linnen doek gedrenkt
met terpentijn. Mocht zich op den asloop een harde massa hebben gehecht,
dan moet dit voorzichtig worden afgeschraapt en daarna zuiver met lappen
worden gereinigd. Alsnu wordt de olie in de kamer der bus gegoten. In
de bus is namelijk aan de zijde der stootschijf een ruimte gespaard, welke
kamer genoemd wordt. Deze kamer wordt zoover gevuld tot ze half vol
staat, d. w. z. met de doorsnede gelijk, daarna rolt men het wiel eenige
malen om, zoodat de olie zich verdeelt. Na dit proces steekt men het wiel
op den asloop, welke van te voren even vet is gemaakt, en plaatst de vijf
gereinigde voorwerpen in de volgorde der afneming. Het eerste deel, de
voorligger, heeft geen schroefdraad, doch is aan de bovenzijde afgeplat, aan
de voorzijde is zij conisch, zoodat zij hiermede in het conisch uitgewerkte
deel der bus past, aan de achterzijde heeft zij nauwkeurig den vorm van

-ocr page 133-

den asloop. Hierop dient vooral goed gelet te worden, dat deze met ver-
keerd geplaatst wordt. Hierna plaatst men de metalen moer, welke naar
rechts vastschroeft, en wel aan alle vier aseinden gelijk. Deze moeren
worden door middel van den sleutel goed vastgezet, zoodat geen beweging
meer in het wiel is waar te nemen van voren naar achteren. Dit is a zoo
het voornaamste principe bij het smeren der patentassen; zit er evenwel na
deze behandeling nog ruimte in het wiel, dan zal de leeren schijf door een

dikkere vervangen moeten worden.

Na deze bewerking worden de kleinere moeren (contra-moeren) geplaatst,
welke links aangedraaid zijn en hiervoor een splitpen gestoken tot meerdere
zekerheid Tot dekking van het geheel, wordt in de bus een kop geschroeid,
die verhindert dat zich daarin vuil of stof nederzet, en die gewoonlijk
gemerkt is met den naam van den rijtuigfabrikant.

Gewoonlijk giet men ook de koperen sluitdop vol olie, doch dit is nergens
voor noodig; in geen geval zal men voor het smeren der as'alléén de kap
losschroeven, deze vol olie gieten en weer vast zetten. De olie, welke m
deze kap wordt gegoten, zal successievelijk naar achteren op den loop der
as gaan, en zich daar verwijderen, hetgeen vergezeld gaat van een onnoodige
bevuiling, en hierdoor blijkt dat zij overtollig is. Dit laatste geval doet
alleen die olie, welke te veel is, en zich op deze wijze verwijdert. Wanneer
een wagen met Collings-patentassen veel gebruikt wordt, zal zich de olie
beter houden, dan wanneer zij langen tijd ongebruikt staat; in 't laatste
geval verdikt en verhardt äe olie, en is 't raadzaam voor t gebruik de
wielen af te nemen en schoon te maken, om ongemakken te voorkomen.

Br bestaan evenwel nog andere patentassen wier slmting afwijkt van de
collingsassen, laatstgenoemde leveren echter geen bezwaar op, wanneer
men de deelen, nä de smering, weer plaatst zooals men ze heeft losgenomen.
Bij alle systemen is echter hoofdzaak, dat men de leeren schijf achter op
den loop der as geplaatst, de juiste dikte geeft, daar anders öf het wiel
zich beweegt van voor naar achteren, of hetzelve vastloopt.

De mail- of stumpspatentassen bezitten geen moeren, doch wordt hier
de bus opgesloten door een schijf met drie trekschroeven. Deze as wordt
veel gebruikt bij zware lastwagens en groote personenwagens (omnibussen),
vandaar den naam van mailassen. Vroeger sloot men de bussen dezer as
door een geheel vlakke dop, doch om het smeren gemakkelijk te maken
heeft men laatstgenoemde geheel uitgewerkt, om olie in te gieten welke
zich van daaruit over de as verspreidt. Deze assen zijn wegens hun zwaar-
dere afmeting niet zoo verschillend te verkrijgen als de
collings-patentassen.
Ook is het gewenscht, na vastgestelde tijdsruimten het wiel los te schroeven,
om de as geheel te kunnen reinigen en smeren. In de bus dezer as is,
evenals bij de collingsassen, een kamer uitgedraaid, welke half vol olie
ge-
goten moet worden; aanbevelingswaardig is het, wanneer men een stukje
Ler in den vorm eener beitel smeedt, ter breedte dezer kamer om
het vuil hetwelk zich eventueel vastzet in de hoeken te kunnen verwijderen
want onverschillig den aard van het systeem is voor het smeren, vooral
van patentassen, de hoofdfactor vóór het smeren de as en de bus goed te

reinigen.

-ocr page 134-

Advertentiën.

Engelsche veerkrachtige

HOEFZOLEN voor paar-
den met gebrekkige en
gevoeHge hoeven.

Deze zolen worden
zeer geroemd en zijn
in alle afmetingen ver-
krijgbaar.

OIECTJLAIEES op
franco aanvage bij:

W. A. H. van HORSEN, ütrecht.

Ktansttioorn,
voor Hoefbeslag,

verkrijgbaar in de chemicaliën- en
drogerijen-handel van

K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,

te Dordrecht.

Prijscouranten voor HH. veeartsen
en hoefsmeden op aanvrage gratis.

. MOPTm, Berlijn, M. 6.

Grootste fabriek der wereld speciaal voor Veeartsenij-
kundige Instrumenten.

priurTTrM eerste kwaliteit, onder garantie, vanaf Mrk. 1.15.

* ' ? Catalogus voor hoeflnstrumenten en ontleedkun-
dige modellen, alsmede alle leermiddelen voor cursussen in hoef-
beslag en hoefsmidscholen, vrij van invoerrechten.

Groote prijs: Wereldtentoonstelling St. Louis (Amerika).

DEPOT IN NEDEELAND gevestigd bij: KAPPELHOF amp; HOVINGH
te Schiedam.

Alle bestellingen en aanvragen aan dit adres te richten.

Hoefsmeden en Eigenaars van Paarden

leest „HET PAARD.quot;

Gij zult daarin vinden een volledig, oorspronkelijk overzicht van schier alles
wat er op 't gebied van paardenfokkerij in ons land en van het voornaamste
in het buitenland betrekking heeft.

Belangrijke opstellen over voeding, behandeling, extérieur en dressuur van
het paard door specialiteiten voor ieder onderdeel geschreven!

Abonnementsprijs per jaar: Voor Nederland fr. p. p. ƒ4.00. Voor België
fr. p. p. ƒ4.40. Voor Indië en het overige Buitenl. fr. p. p. ƒ5.00.

Hoofdredacteur-Uitgever: A. W. HEIDEMA te Groningen.

(Hoefsmeden zijn mede geschikt om agent voor „Het Paabdquot; te zijn;
betreffende de voorwaarden gelieve men zich te richten tot den Uitgever
te Groningen.)

-ocr page 135-

Branscheid amp; Philippi - Remscheid, RijnlaM

Beste en meest beproefde beslag.

Hoogste onderscheidingen!
1901: Groote GOUDEN MEDAILLE.
1902: Diploma Nürnberg, Smidsvaktent.
1903: Diploma en Medaille te Meissen,
Smidsvaktent., voor de beste afwerking.
ALLE SOORTEN van

Schroef- en Insteekkalkoenen.
Losse Stooten.

Gleen liandelswaar.
Steeds groote voorraad

in den winter.
Teelieningen en Prijzen
franco op aanvrage.
Correspond.; NEDERLANDSCH.

te letten.
Verkoop alleen aan grossiers!

FRIEDR. DICK, Esslingen a. N., (Württemberg).

Vertegenwoordiger; J. J. VAN MEEKREN, Amsterdam, Sarphatistraat 75.

Vraagt bij uwen ijzerhandelaar ECHTE
DICK'S Hoefraspen

en andere gereedschappen
voor
Hoefbeslag.

Gelieve
vooral op het merk:

-ocr page 136-

S. C. Wl. BAX. - 2, 4 en 6 Jufferstraat. - ROTTERDAM.

— Specialiteit in Artillt;elen voor HOEFBESLAG. —

Meest uitgebreide sorteering prima blanke Hoefnagels, waarvan meer
dan 60 verschillende voorradig. Billijke prijzen.

met caontcbouc straal.

Stevig geplakt en opgenaaid op best sterk leder.

Beter en goedkooper dan Engelsche zolen.

Merk „The Holdfast barquot; prima kwali-
teit, zachte, veerkrachtige
hlauwe Caoutchouc,
in 13 verschillende maten voorradig.

Iedere zool ïoorzien van Garantiestempel van niet los te laten,

Merk „The Favorite harquot;, prima kwaliteit,
zachte, veerkrachtige
Witte Caoutchouc.
in 10 verschillende maten voorradig.

— Pr ij zen uiterst bill ij k. —

Men lette op het stempel op iedere zool

Hoefraspen.
Renetten {rechts en

links).
Houwklingen.
Hoefhamers.
Hoeftangen.
Alle Caontchonc ar-
tikelen.
Knnsthoorn.

enz., enz.

Gemaakte Hoefijzers
Rits- en Stanipmodel
Voor- en achterijzers
in 9 verschillende
maten voorradig . . .

IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.

Las- of Welbladen om

ijzer en staal te
wellen. Las-poeder.

Pneumatiek- of Luchtdrukzooi

in 8 verschillende maten voorradig.

-ocr page 137-

lOe Jaargang. - 1905 - Aflevering 9.

hoofdredacteur-uitgever: a. w. heidema, rijks-veearts te groningen.

-ocr page 138-

Lambert amp;
Company.

Hallanan Hoefzolen

de Beste en
de
Goedkoopste

Rotterdam,

Wijnhaven 127.

INHOUD.

De positie van de militaire hoefsmeden in ons leger. — Internationaal
concours hippique te Den Haag. — Het geven van een opzet - het vrij
leggen der verzenen. — Het stooten- en kalkoenenbeslag, - zijn licht- en
schaduwzijde. — Korte mededeelingen. — Persoverzicht. — Ingekomen
boekwerken. — Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoef-
beslag. — Advertentiën.

-ocr page 139-

de positie van de militaire hoeesmeden in ons leger, jj

Alle hoefsmeden van ons leger beginnen met als huzaar of artillerist ii
dienst te treden, en worden als zoodanig afgericht. Gevoelen zij later ü(St
tot militair hoefsmid te worden opgeleid, dan melden zij
en worden na verloop van tijd, zoodra er plaats komt, aan de Rij- en
Hoefsmidschool te Amersfoort gedetacheerd. Gedurende twee jaren ontvangen
zij daar hunne opleiding, zoowel practisch als theoretisch, en keeren na
afgelegde bewijzen van voldoende kennis en bedrevenheid naar hunne regi-
menten terug. Telken jare stelt men hoogere eischen, en dit is noodig daar
de kunst van het hoefbeslag vooral in de laatste jaren een hooge vlucht
heeft genomen. Er is geen enkel ambacht, waar men meer rekening moet
houden met de resultaten door de wetenschap verkregen als bij het hoefsmidsvak.

Bij hunne terugkomst bij het Regiment moeten zij soms één ä anderhalf
jaar wachten, voordat zij plaatsing vinden; tot zoolang doen zij tegen een
luttele vergoeding als bijsmid dienst. Komt er eindelijk een plaats open
en zijn zij eenigen tijd als hoefsmid werkzaam geweest, dan wordt hun de
vergunning verleend de distinctieven van korporaal te dragen; hun soldij
blijft echter dezelfde als die van een gewoon huzaar of artillerist.

In deze positie blijven zij gedurende hun geheelen diensttijd verkeeren;
zij hebben geen uitzicht op bevordering of andere belooning wanneer zij hun
best doen; het werkt doodend op alle ambitie.

Slechts twee hoefsmeden in het geheele leger ontvangen soldij als korporaal
of wachtmeester, n.1. de korporaal-hoefsmid aan de K. M. Academie en de
wachtmeester-hoefsmid (die ook opperwachtmeester kan zijn), belast met de
opleiding der hoefsmidsleerlingen aan de Hoefsmidschool te Amersfoort. De
hoefsmid der K. M. A., welke den effectieven graad van korporaal bezit,
is ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan dezer inrichting tot wachtmeester-
titulair bevorderd.

Deze onderscheiding is tot heden niet toegekend aan een derden hoefsmid
in een speciale betrekking, ik bedoel den hoefsmid van het Remonte-Depót
te Miliigen. Aan hem is de gewichtige taak opgedragen om de hoeven
in verband met den stand der ledematen te besnijden van 500 jonge,
dikwerf lastige paarden. De effectieve graad van korporaal en de distinc-
tieven van wachtmeester zouden werkelijk geen te hooge belooning zijn
voor zijne gevaarvolle en gewichtige taak.

Het totaal aantal hoefsmeden in ons leger bedraagt ongeveer 65, waarvan
38 bij de Cavalerie, 23 bij de Bereden Artillerie en 4 bij de bijzondere
inrichtingen (2 aan de Hoefsmidschool, één aan de Koninklijke Militaire
Academie en één aan het Remonte-Depót).

-ocr page 140-

Geen Van de hoefsmeden ingedeeld bij de regimenten Cavalerie en Artil-
lerie kan het ooit verder brengen dan korporaal-titulair.

Zelfs bij het Wapen der Koninklijke Maréchaussee, waar alle rangen een
graad hooger zijn dan bij den troep, deelen de daarbij ingedeelde boef-
smeden niet in deze voorrechten; zij dragen als ieder pas tot maréchaussee
aangestelden huzaar de distinctieven van korporaal. Dit is al zeer onbillijk,
daar het lang de siechste smeden niet zijn welke bij dit Wapen overgaan.
Zij zijn genoodzaakt hier steeds koud te beslaan en zooals bekend mag
worden voorondersteld, moet koud beslag aan hoogere eischen voldoen.

De diensten welke van de militaire hoefsmeden gevergd worden zijn in
vergelijking met alle andere zwaar te noemen.

Zij rukken mede uit en doen dienst als ieder ander met den sabel in de
vuist, en thuiskomende moeten zij met den hamer aan het werk om ijzers
te maken en paarden te beslaan. Het vereischt heel wat physieke kracht
om des zomers na een vermoeienden marsch of velddienst het verdere ge-
deelte van den dag voor het gloeiend haardvuur te staan of in gebogen
houding die werkzaamheden te verrichten, zonder welke geen artillerie of
cavalerie bruikbaar zouden zijn.

Er is dan ook, voor zoover mij bekend, geen enkele hoefsmid bij de
veldeskadrons van het wapen der cavalerie in 't bezit der zilveren medaille
voor 24 jaar trouwen dienst; de meesten van hen hebben voor dien tijd den
dienst wegens lichaamsgebreken moeten verlaten.

Eerst na 30 jaar dienst hebben zij recht op vol pensioen, hetgeen ƒ300
bedraagt; zeker te weinig op een leeftijd wanneer zij niet meer geschikt zijn om
veel bij te verdienen om in hun onderhoud en dat van hun huisgezin te voorzien.

Een verzoek, verleden jaar door de hoefsmeden van het 2e Regiment
Huzaren ingediend, om, wat pensioen betreft, gelijk te worden gesteld met
een onderofficier, is door de autoriteiten van de hand gewezen.

Niet alleen physieke kracht, maar ook het voortdurend gebruik van al
zijne zintuigen eischt de dienst; hij moet ieder oogenblik zich rekenschap
geven van hetgeen hij doet, letten op hoefvorm, stand, gang en alle moge-
lijke afwijkingen en gebreken welke zich voordoen, te veel om op te noemen
en waarmede ieder lezer van dit tijdschrift voldoende bekend is.

Immers, ieder die eenigszins op de hoogte is van de eischen, welke goed
hoefbeslag stelt, weet dat de hoefsmid een grooten invloed uitoefent op het
meer of minder langdurig dienstgebruik, dat wij van'onze paarden kunnen
hebben, en beseft dus levendig, welk een groot kapitaal aan zijne handen
is toevertrouwd. Dit is dan ook de reden, waarom men voor het Leger
een hoefsmidschool heeft opgericht en het is niet meer dan billijk de beoe-
fenaren van dit vak een meer passende positie en hoogeren rang in dat

leger toe te kennen.

Het is zelfs in het belang van het Rijk dit te doen; de goede uitoefening
van zijn vak stelt steeds hoogere eischen; wordt den hoefsmid de kans ge-
geven om als ieder ander militair na verloop van tijd en bewezen geschikt-
heid den rang van wachtmeester te behalen, dan zal dit hem aansporen
nog meer zijn best te doen en niet door gebrek aan ambitie in den ouden
sleur te vervallen.

-ocr page 141-

Het is bovendien een pliebt tegenover de ouderen; zij ljunnen door hun
hoogeren rang in verband met hun meerdere kennis en ervaring een wel-
dadigen invloed uitoefenen op de jongere, pas aangestelde hoefsmeden.

Het gaat toch niet aan, oude beproefde dienaren met 20 en meer dienst-
jaren te plaatsen onder zeer jonge pas aangestelde wachtmeesters van den
troep. TJit een moreel oogpunt is dit een betreurenswaardige toestand en
een soort van achteruitzetting van den soldaat-werkman, aan een jonge
milicien-wachtmeester de macht te geven een oudgediende van 45 tot 50 jaar,
getrouwd en vader van een huisgezin, in de politiekamer te kunnen zetten.

Gaan we den toestand in de legers van naburige staten eens na, dan
zien we dat de hoefsmeden in België, Engeland en Oostenrijk-Hongarije
wachtmeester zijn of opperwachtmeester kunnen worden. In Duitschland
worden de wachtmeesters-hoefsmid na negen jaren dienst in dien rang tot
opperwachtmeesters bevorderd.

Ook in Erankrijk heeft men den wachtmeestersrang niet voldoende ge-
acht. Naar aanleiding van een voorstel van het kamerlid Eournier (zie
Hoefsmid bladzijde 102 en volgende) vragende aanstelling van 50 hoef-
smeden tot adjudant-onderofficier, is de Minister van Oorlog zelfs verder
gegaan en heeft een wetsvoorstel ingediend om een adjudant-hoefsmid per
regiment aan te stellen. Dit maakt reeds voor het wapen der Cavalerie
alléén 87 adjudant-onderofficieren.

De opleiding der militaire hoefsmeden duurt in Duitschland één jaar, in
Erankrijk ll maanden, in Nederland twee jaar! Onze hoefsmeden behoe-
ven dus wat vakkennis betreft niet bij hunne buitenlandsche collega's
achter te staan. Bij onze regimenten Cavalerie kan aan tien trompetters
per regiment den titulairen rang van wachtmeester worden verleend.
Bovendien kan aan alle trompetters, die met de bronzen medaille (12 jaar)
voor trouwen dienst versierd zijn, door gedrag en ijver een gunst ver-
dienen en bovendien goed geoefend zijn in het blazen, zoowel van de dienst-
signalen van het wapen, als die van alle andere wapens bij het leger hier
te lande, de titulaire rang van wachtmeester worden verleend.

Hoewel ik volstrekt geen afbreuk wil doen aan hunne nuttige diensten
en bekwaamheden, zoo komt het mij toch voor, dat de strijdvaardigheid der
bereden wapens meer gediend is met een korps goed geschoolde en met
vollen ijver hun plicht doende hoefsmeden.nbsp;J

Het zou mijns inziens een daad van groote rechtvaardigheid en openlijke
erkenning zijn van de diensten, welke de hoefsmeden aan het leger bewijzen,
ook aan hen het bereiken van hoogere rangen open te stellen.nbsp;L.

INTERNATIONAAL CONCOURS HIPPIQUE TE DEN HAAG.

Van den 11—16 Juli is in het Park Zorgvliet onder de leiding van Luit.-
Kolonel Punt een uitnemend geslaagd concours hippique gehouden, zooals
nog nooit in Nederland heeft plaats gehad. Vele vreemdelingen waren met
hunne paarden naar Den Haag gekomen om naar de uitgeloofde prijzen
mede te dingen.

-ocr page 142-

Een Tuim veld van waarneming voor uiteenloopende beslag-methoden,
verschillend al naar mate het ras der paarden en daarvan gevorderde dien-
sten, zoodat hier veel voor den hoefsmid viel te leeren.

De verzorging van het hoefbeslag was opgedragen aan vijf hoefsmeden
van het 2e Eeg. Veld-Artillerie, welke bij toerbeurt dienst deden. Voor
hen was een hoefsmederij op het terrein ingericht; onder een afdak (wel wat
te laag met het oog op brandgevaar) stond een veldsmidse, aambeeld,
bankschroef en verdere benoodigdheden. De ventilator moest door de hand
in beweging worden gebracht, de luchtaanvoer was onvoldoende, zoodat
het moeilijk viel een ijzer goed heet te maken. Een veldsmidse met trap-
beweging en meerdere capaciteit zou zeker de voorkeur verdienen. TJit
een opgehangen tarief bleek, dat voor het vastleggen van een ijzer ƒ0.10,
voor het onderleggen van een ijzer ƒ0.20, idem met bijlevering van het
ijzer ƒ0.50 verschuldigd was.

Het meest interesseerde ons natuurlijk het beslag der paarden uit den
vreemde gekomen, om te zien hoe in andere landen door de hoefsmeden
wordt gewerkt. Over 't algemeen kunnen we zeggen, dat die indruk gunstig
was, hoewel ijzers met te lange takken en het beraspen van den wand niet
tot de uitzonderingen behoorden.

De springpaarden, voor het meerendeel uit België, waren beslagen met
lichte ijzers, met doorloopende rits in den toon, vastgehouden door zeven
nagels en aan de bodemvlakte evenals een jachtijzer uitgehold; enkele ijzers
waren van
fa9onstaaf gemaakt. De buitentak der achterijzers, voorzien van
een kalkoentje, was somtijds iets naar buiten gebogen op de manier zooals
dit bij harddraversijzers voorkomt. Bij een paard van den Belgischen
luitenant Lancksweert had men in de ijzertakken vierkante gaten aan-
gebracht; deze werden tijdelijk met nagels van Delpérier voorzien, wanneer
het paard verplicht was over de gladde keien te marcheeren.

De Engelsche hackneys waren beslagen met een zwaar draversbeslag,
met het doel deze paarden nog meer actie te geven. De ijzers namen van
af de takken naar het toongedeelte geleidelijk in breedte toe, de takken
rond en schuin naar den bodem gesmeed, de ijzers mager geritst en met
acht nagels bevestigd, verdeeld over het voorste gedeelte van het ijzer.

De takken waren kort, de verzenen van den hoef gedeeltelijk weggesneden,
de toonwand sterk beraspt.

De achterhoeven waren beslagen met klapijzers, door negen nagels vast-
gehouden, iets lichter dan de voorijzers, die zeer dik en breed waren. De
afmetingen van een voorijzer van het paard Eowton Merrylegs van Miss
Eoss waren: breedte in den toon 4.1 cM., zijgedeelte 3.9 cM., takken 3 cM.,
dikte van het ijzer 2.5 cM.; ik schat het gewicht van dit ijzer op ruim
2.5 K.Gr. Het ijzer bedekte de zool geheel en liet juist den straal vrij;
het doel is daarmee den stepgang te bevorderen. Op het terrein vond men
uitstallingen van zadels, tuigen en rijtuigen, terwijl op een der dagen
een wedstrijd in het poetsen, opzadelen, optuigen en monsteren werd
gehouden.

Slechts noode misten wij hier inzendingen op het gebied van hoefbeslag
en stellen wij de vraag of bij een volgende gelegenheid een wedstrijd in

-ocr page 143-

hoefbeslag zou kunnen gehouden worden. Ter gelegenheid van de hippische
feesten te Parijs hadden dit jaar verscheidene wedstrijden in hoefbeslag plaats.

L.

HET GEVEN VAN EEN OPZET — HET VEIJ LEGGEN
DER VERZENEN.

In den kring der hoefbeslag-knndigen, zoowel veeartsen als hoefsmeden,
treft men van tijd tot tijd overtuigde voorstanders aan van het geven van
een opzet, althans bij ieder voorijzer, en ook van het vrijleggen der ver-
zenen. Het komt mij voor dat beide op hun tijd aanbeveling verdienen,
doch evenmin een van beide als algemeene maatregel ingevoerd mag worden.

Waarom heider toepassing in het algemeen geen aanbeveling verdient? Omdat
het steunvlak van den hoef in dat geval te klein zou worden, daar immers
dan alleen de zijgedeelten op den bodem zouden rusten, hetgeen niet
alleen een onzekeren stand aan het paard bezorgt, doch bovendien een te
sterke belasting der zijgedeelten veroorzaakt, die op haar beurt het ontstaan
van een lossen wand in de hand zal werken. En wanneer deze eenmaal
aanwezig is, zorgen de rottingsbacteriën in den regel wel dat herstel niet
te wachten is, vooral indien de oorspronkelijke oorzaak blijft voortbestaan.

Waarom de toepassing van een van heide in sommige gevallen aanbeveling
verdient, en wanneer?
Verscheiden paarden hebben de gewoonte de voor-
beenen met weinig actie te verplaatsen. Dikwerf zijn het dieren die de
voorbeenen wat ver onder het lichaam hebben staan. Door beide oorzaken
wordt betrekkelijk sterk op den toon gerust en sterk over den toon gerold.
Dan ziet men bij het afnemen van het oude ijzer een buitengewoon sterke
afslijting van het toongedeelte en dan tevens is het aangewezen den hoef en
het ijzer eenigermate een opzet te geven, vooral wanneer de verzenen vol-
doende sterk zijn om iets meer dan gewoonlijk van den lichaamslast te
dragen. Dit is dan in het meerendeel der gevallen ook inderdaad zoo.

En nu het vrij leggen der verzenen! Dit is reeds in de voorgaande afl.,
ja in den loop van den tijd herhaaldelijk, aangegeven. Indien de verzenen
wat gevoelig zijn en toon- en zijgedeelten sterk, dan kan het in de praktijk
goede gevolgen geven door de drachten niet direct aansluitend op het ijzer te
maken, doch een beetje vrij te leggen. Waarom? Omdat in werkelijkheid,
bij sterke belasting van den hoef, vooral als het ijzer wat versleten is, de
verzengedeelten wat doorzakken en op dit oogenblik sterker aansluiten dan
toon- en zijgedeelten. Dit neemt niet weg dat ook in dit geval de aan-
wending van een balkijzer nog de voorkeur verdient boven een gewoon
ijzer. Hierbij houdt immers de hoef zijn normalen vorm, terwijl het tevens
natuurlijk is dat hulptroepen worden gebezigd (de straal) als de gewone
(de verzeneinden) tijdelijk of voorgoed vrijstelling van dienst moeten hebben.
Dit laatste komt meermalen voor bij hoeven met naar binnen gekrulde
verzengedeelten, meestal ontstaan doordat langen tijd achtereen de steunsels
te sterk zijn besneden.nbsp;A. W. H.

-ocr page 144-

HET STOOTEN- EN KALKOENENBESLAG, — ZIJN LICHT-
EN SCHADUWZIJDE.

Veelvoudig zijn de klachten welke geuit worden bij het aanwenden van
kalkoenen of stooten, als niet passen, verloren gaan, afbreken enz. Hier-
door is op te maken dat steeds gezocht is naar verbetering van de zijde der
fabrikanten. Inderdaad moest dan ook in deze zaak het ei van Columbus
gevonden worden.

Vele producten werden in deze branche geleverd, doch de meeste moesten
als waardeloos terzijde geworpen worden. Aan de eene zijde gebrek aan
vakkennis, anderzijds onkunde bij de daarstelling, deden de nieuwtjes
spoedig weer verdwijnen.

Hiermede moet echter niet gezegd worden, dat men ooren en oogen ge-
sloten hield voor werkelijk practische uitvindingen, integendeel leven wij
in een tijd van „vooruitquot;, en hetgeen goed is wordt productief gemaakt.
Stilstaande bij deze beschouwing, zullen wij meeten bekennen, dat het niet
alleen is de hoef behandeling, welke ons verwondering afdwingt, doch dat
ook het beslag, voornamelijk het goede plaatsen van kalkoenen en stooten,
tot de kunstwerken behoort, daar het met de meeste zorgvuldigheid en
attentie moet geschieden.

Inderdaad wordt door vele smeden op dit gebied veel goeds geleverd,
doch ook menigmaal wordt een goed beslag er door bedorven.

Het grootste gebrek is wel de gaten; deze worden in de meeste gevallen
scheef aangebracht, wat voor steekkalkoenen hoogst nadeelig is, want bij
't eene ijzer staan zij naar binnen, bij het andere naar buiten gekeerd,
hetgeen onvermijdelijk aanleiding geeft tot verloren gaan. Verder
gebeurt het maar al te dikwijls, dat de gaten te wijd zijn gemaakt
en de onderzoekingen om steekkalkoenen in te voeren hierop afbreken.
„De kalkoen is verlorenquot;! is dan telkens de uitroep van den gebruiker.
Ook de prijs van 't beslag is vaak zoo, dat er van goed werk geen
sprake kan zijn. Vele paardenbezitters zien in het beslag (dank zij hun
onkunde) een zaak van minder belang en denken daarbij niet, dat een goed
paard door slecht beslag minder productief is. Wat het afbreken aangaat,
hiervoor zal iedere smid zich de moeite geven, om te onderzoeken welke tap-
vorm zich het beste eigent, en hoe dik deze in ieder afzonderlijk geval moet zijn.

Van de vele offerten welke in dit artikel gedaan worden, is het
voor den smid of paardenbezitter moeielijk een goede keuze te doen. De
een roemt zijn waar nog meer dan de ander, terwijl een derde billijk en
nog billijker levert, zoodat ten slotte de kooper de dupe der zaak wordt.
Doch die smid, welke zijn verstand gebruikt, zal weten, dat voor weinig geld
ook weinig goeds geleverd kan worden, en dat, wanneer hij onzuiver
materiaal verwerkt, de gevolgen hiervan niet uitblijven.

Hieruit volgt, dat hij meergenoemd artikel van eene soliede firma zal
betrekken, opdat hy overtuigd is van een goede uitvoering der schroef-
draad, dikte der tap enz., en dat de dikte der tap evenredig is aan die der
stooten en kalkoenen. Voor stooten van 20—22 mM. doorsnede is b.v.
eene tap van 12 mM. te licht; deze zal afbreken. Evenwel mogen deze
tappen ook niet te dik zijn. In geen geval zal de tap dikker zijn dan de
stoot zelve. De goede verhouding is de volgende:

-ocr page 145-

Dikte der stooten 11—12, 13—16, 18—20, 21—22

„ schroefdraad 10, 12—13, 13—14, 14—15

De schroefdraad zal ten alle tijde zuiver, dat is volgesneden zijn. De
lengte der tap zal gelijk zijn aan de hoefijzerdikte. Een te lange tap gaat
door het ijzer, raakt de hoefzool en werkt dus schadelijk; een te korte tap
heeft geen steun genoeg in het ijzer.

De maten moeten alzoo voor de praktijk genomen zijn, en zal men een
paard niet als 't ware op stelten laten gaan, waardoor hij geen voeling
houdt met den bodem, en een onzekeren gang verkrijgt.

De nauwkeurigheid en gelijkmatigheid der tappen zijn factoren waarmede
de smid terdege rekening dient te houden.

Er zijn vele losse stooten en kalkoenen in den handel, welke op ver-
schillende wijzen bevestigd zijn. Het beste op dit gebied is en blijft de
steekkalkoen; alle andere hulpmiddelen als schroeven, nokken enz. zijn
lastige verbindingen. Nu rijst bij ons de vraag, welken vorm moet deze
tap hebben? Er worden gefabriceerd kantige, ronde, ovale en de nieuwste
van halfronde doorsnede. Het vierkante gat is in 't hoefijzer niet aan te
bevelen, omdat het aanleiding tot scheuren geeft. De ovale vorm biedt in
deze eenige voordeelen, doch is niet aan te bevelen, doordat bij een lang gat
het uitscheuren mede in de hand wordt gewerkt (over verdere nadeelen straks).

De grootste bijval heeft de gevormde tap vorm gevonden (fig. 1), daar dezelve
—^ zich bij den vorm van het hoefijzer aansluit. Inderdaad is deze
L-_A vorm voor het kalkoenbeslag tot heden het practische en meest

Fig. 1. aanbevelenswaardige, hetgeen in de volgende regelen wordt aan-
getoond. Vooraf zij nog gemeld, dat iedere tap — 't zij rond, ovaal of
vierkant en halfrond —, wanneer hij zuiver is afgewerkt, evenals het gat
waarin hij wordt opgesloten, nimmer verloren gaat.

Doch laten wij ons bepalen bij de voordeelen der halfronde tap. Bij het
stuiken van ieder ondergat geldt als regel, dat na het indrijven van den stempel
dat gat niet meer zijn oorspronkelijken vorm verkrijgt, b.v. een vierkant

r------ gat zien wij worden (fig. 2), terwijl een ovaal gat /------x

l mede een anderen vorm verkrijgt (fig. 3). Bij zulke V.___

Fig. 2. gaten zal de tap alleen aansluiten op de vooruit- Fig- 3.
stekende punten en licht verloren gaan.

Dit is uitgesloten bij den halfronden vorm; het halfronde gat laat zich ge-
makkelijk stuiken door gelijkmatige slagen op het gebogen hoefijzerdeel, waarbij
slechts het teengedeelte behoeft warm gemaakt te wor-
den (fig. 4). Nadat hirr de
leest weder is ingeslagen
heeft het gat zijn oorspron-
kelijken vorm en de stoot
sluit lauwkeurig, zonder
gevaar voor uitvallen,
Fig. 4.nbsp;Deze stooten met tappen

van halfronden vorm geven wij in figuur 5 te

zien. Zij heeten naar den uitvinder Döring-stooten en zijn in ons land

mM.

-ocr page 146-

verkrijgbaar bij het Technisch Bureau „Vulcaanquot; Haarlemmmerweg 81,
Amsterdam.

#
« #

Tot zooverre de brochure van de betreffende firma, die deze halvemaan-
vormige losse stooten aanbeveelt. Wij zullen hiermede proeven nemen en
het resultaat nader in „De Hoefsmidquot; mededeelen.

KORTE MEDEDEELINGEN.

— Wedstrijd voor hoefsmeden te Zutfen. In aansluiting met het
artikel over genoemden wedstrijd in de vorige afl. zij nog vermeld, dat van de
43 mededingers, over de beide dagen verdeeld, voor het „besnijden van den
hoef' 12 deelnemers een onvoldoend cijfer behaalden, voor het „maken van
het ijzerquot; 13, voor het „passenquot; en „onderleggenquot; 6 en voor de „theoriequot;
bleven 8 beneden het gestelde cijfer.

Over de 4 categorieën tezamen geteld bleken 9 aspiranten niet aan het
gewenschte cijfer te beantwoorden en 5 waren voor het behalen daarvan
precies in staat geweest.

— Inrichting voor Hoefbeslag te Groningen. De leerling R. Homan
te Scharmer, gem. Slochteren, die 20 Maart j.1. aan die inrichting is ge-
komen, is 19 Aug. vertrokken met een getuigschrift, waarop zijn practische
en theoretische kennis als
goed is vermeld.

Op 21 Augustus is de leerling .ƒ. Deutscher te Zuidhorn aan voormelde
Inrichting een cursus begonnen.

— Het vrijleggen der drachten wordt nog door heel wat smeden bij het
beslaan toegepast. Voor eenigen tijd werd het ook in „Der Hufschmiedquot;
aangegeven, tegen welke meening de redacteur Lungwitz is opgekomen.
Dit is in „De Hoefsmidquot; overgenomen onder toevoeging dat wij L's opvat-
ting waren toegedaan.

De meester-hoefsmid Lohse te Danzig is de voorgaande maand mede
komen verklaren dat de drachten bij gezonde hoeven behoorlijk moeten
mededragen en dat alleen bij zwakke verzenen of pijnlijke drachten deze
deelen niet op het ijzer dienen te rusten, terwijl hierbij het doelmatigst
een balkijzer kan worden gebezigd, of anders Engelsche zolen.

— Machinale ijzers. Deze worden helaas meer en meer in ons land
gebruikt. Zij zijn intusschen van veel beter vorm en afwerking dan
eenige jaren geleden, doch mogen eigenlijk alleen in nood worden gebezigd.
Bij een tijdelijke overvloed van werk kunnen ze in toepassing komen, doch
er moet om worden gedacht, dat de gaten alle loodrecht zijn ingeslagen en
derhalve moeten worden vervormd. Bovendien zitten ze te ver naar de
verzeneinden, waaraan niets meer te verbeteren valt.

— Hoefbeslag langs galvmischen weg. Alle mogelijke en onmogelijke

-ocr page 147-

wijzen van beslag worden in den laatsten tijd beproefd. Vooral tracht men
beslag zonder nagels toe te passen. Als iets nieuws op dit gebied is te
vermelden het beslag door den galvanischen stroom, ongeveer op de wijze
zooals dit bij de galvanoplastiek wordt toegepast. Het paard dient met
zeer zorgvuldig gereinigde hoeven in een bad te worden geplaatst. De
boeven, die vooraf met een voor electriciteit goed geleidende stof worden
ingewreven, moeten geheel of gedeeltelijk in de vloeistof staan, waarna de
electrische stroom een hoefschoen vormt. Er wordt nog vermeld dat die
schoen voor zware paarden dikker en steviger moet zijn dan voor de lichte
paarden. De algemeene toepasssing van dit beslag zal nog wel eenigen
tijd op zich laten wachten. „Der Hufschmiedquot; noemt het „een doodge-
boren kind.quot;

—nbsp;Steengallen. Voor eenigen tijd hadden twee collega's — hoefsmeden
verschil van gevoelen omtrent de vraag of bij een vierjarig paard wel steen-
gallen zouden kunnen voorkomen. Wij hebben den vrager per brief ingelicht
dat zulks wel degelijk het geval kon zijn, al is het regel dat kneuzingen
van de
hoeflederhuid (meestal voorkomende in den binnensteunselhoek, maar
toch ook meermalen op andere plaatsen) veel meer worden aangetroifen bij
oudere dan bij jongere paarden en het veelvuldigst bij dieren, behept met
onregelmatigen 'stand, b.v. Franschen stand, die reeds jaren in snellere
gangen op den harden weg dienst hebben gedaan.

—nbsp;Glasgow, 11 Augustus. IJzer (bericht van Eeichmann amp; Co.).
Het in het vorig bericht (opgenomen in de vorige Afl. van „De Hoefsmidquot;
Sed.) gemelde grootere vertrouwen dat in de toekomst van het artikel
wordt gesteld, heeft deze week aangehouden, zoodat de prijzen opnieuw zijn
gestegen. Dat deze week de omzet geen hooger cijfer heeft bereikt is meer
toe te schrijven aan gebrek aan verkoopers dan aan koopers. Het zal thans
weldra blijken, of bij de hoogere prijzen, die thans verlangd worden, de
consumenten verdere groote aankoopen doen, dan wel of de door hen in
den laatsten tijd gekochte partijen voldoende zijn om in hunne behoeften
gedurende eenige maanden te voorzien. Gaan zij voort met koopen, dan
bestaat er kans voor nog veel hoogere prijzen, omdat de algemeene stem-
ming, althans voor het oogenblik, gunstig is voor eene rijzing. N. E. C.

PERSOVERZICHT.

Uit: „Metallicusquot;.

— De Afdeeling Enschedé v. d. Bond v. Smedenpatroons drong er bij
de leden op aan tot eeii betere prijsberekening van het hoefbeslag te komen.
Hiertoe werden 3 leden tot eene commissie benoemd, welke zou overleggen
boe op de beste manier een ontwerp tarief voor het hoefbeslag is samen te
stellen. Het ingediende voorstel van minimum-prijzen werd door de ver-
gadering aangenomen en besloten:

-ocr page 148-

le. dit tarief, hetwelk ieder lid op carton gedrukt zal ontvangen, 1 Juli
in werking te doen treden.

2e. een boete van ƒ 10 te heffen van elk lid, waarvan bewezen kan wor-
den, dat hij onder dezen prijs werkt.

TJit: „Der Hufschmiedquot;.

—nbsp;Bondreizende hoefsmeden. In de omstreken van de Doode zee, de
Jordaan, enz. treft men nog vele zwervende volkstammen aan, die vele paar-
den en muildieren bezitten. De rondreizende hoefsmid komt daar ook veel-
vuldig voor. Hij berijdt zelf een muildier en voert een groot aantal
hoefijzers en nagels met zich; benevens enkele gereedschappen. Daar het
eenvoudige beslag steeds koud werd gelegd is een groot aantal gereedschappen
niet noodig. Deze zwervers arbeiden voor billijke prijzen.

—nbsp;Onderricht in hoefbeslag. Door de wet van 6 Mei 1884, betreffende
de uitoefening van een bedrijf in Saden, wordt de zelfstandige uitoefening
van het hoefbeslag toegestaan, wanneer een getuigschrift kan worden over-
gelegd. Gelijktijdig werden aldaar 5 hoefsmidscholen opgericht, om jonge-
lieden tot goede smeden in hoef- en klauwbeslag te vormen en ze voor te
bereiden tot het verkrijgen van genoemd getuigschrift.

— Voor winterbeslag in Zwitserland wordt zeer veel de extra lage H-
schroefkalkoen voor. rijpaarden en lichte tuigpaarden gebruikt. Deze kal-
koen grijpt nog voldoende in den gladden bodem en geeft een voldoend
vasten stand, terwijl bij het stilstaande paard, wegens de geringe hoogte,
bijna geen kalkoen te zien is.

Pabrikanten en handelaren leveren daar dikwijls direct de schroefkalkoenen
en ijsnagels aan de paardenhouders tegen dezelfde of weinig hoogere prijzen
dan de smeden moeten betalen, hetgeen een afkeurenswaardige gewoonte
is te achten, daar de hoefsmid zoodoende een deel zijner rechtmatige inkom-
sten zou gaan verliezen. Aaneensluiting der hoefsmeden om van dergelijke
kooplieden niet meer te nemen is op den duur het eenig goed werkende
middel, ten einde zoodanige ongewenschte gebruiken te keeren.

INGEKOMEN BOEKWERKEN.

—nbsp;De heer Fried. D i c k te Essiingen a. N. (Duitschland) zond ons
zijn nieuwe prijscourant voor hoefraspen en hoefbeslagwerktuigen, die met
duidelijke afbeeldingen van die gereedschappen is voorzien. Op aanvrage
zal de vertegenwoordiger voor Nederland, J. J. van Meekren, Sarphatistraat
75 te Amsterdam, gaarne een prijscourant zenden.

—nbsp;Door bemiddeling van het agentschap, het Technisch Bureau, Haar-
lemmerweg 81 te Amsterdam, ontvingen we een uitvoerige catalogus van
Branscheid en Philippi te Eemscheid. In deze prijscourant vinden we een
uitgebreide keuze in modellen kalkoenen, hoefzolen enz. en hoefbeslag werk-
tuigen, die ook door duidelijke afbeeldingen worden voorgesteld.

-ocr page 149-

Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag.

KLINKEN.

Bovenstaand bedrijf, 't welk in de grootindustrie vrijwel geïsoleerd is
van alle andere takken der werktuigkunde, komt toch ook dagelijks voor
bij onze gewone smeden, en het is ons inziens daarom nuttig, eenigszins
over dit onderwerp uit te wijden. Wij hebben hierbij niet op het oog de
wijze waarop geklonken moet worden bij zekere voorwerpen, doch zullen,
omdat velen nog al eens voor die vragen gesteld worden, de volgende zaken
oplossen, namelijk:

Hoe dik moet een klinknagel zijn?

Hoe lang moeten wij een klinknagel afhakken om een goede volle snap-
kop te kunnen verkrijgen?

Om geslagen platen te verbinden, gebruikt men in de meeste gevallen
klinknagels, welke bij de verbinding van gietijzer vervangen worden door
schroefbouten. De te verbinden platen hebben in de bouwconstructie ge-
woonlijk een dikte van 5 tot 13 m.M.

Klinknagels worden uit best, taai ijzer vervaardigd, en in bijzondere
gevallen uit staal daargesteld. De klinknagel bestaat uit kop en schacht.
De laatste moet zóó lang worden gelaten, dat, behalve de dikte der te
verbinden platen, nog ongeveer 1.5 a 1.7 maal de dikte van den klinknagel
buitensteekt, om aan de zijde welke geklonken wordt een kop te krijgen,
gelijkvormig aan die, welke de klinknagel reeds bezit; deze laatste noemt
men snapkop.

Klinknagels, gewoonlijk in gebruik voor ijzerconstructie, bezitten de vol-
gende afmetingen der doorsnede: 10—12—14—16—18—20—22—24 en
26 m.M.

Dezen worden warm geklonken; de nagels welke een kleinere doorsnede
bezitten kunnen koud worden verwerkt, terwijl zwaardere klinknagels ge-
woonlijk met behulp eener klinkmachine bewerkt worden. Om den nagel
in warmen toestand gemakkelijk door het gat te kunnen steken, maakt men
het laatste circa 5 ®/o grooter dan de nagelschacht.

Voor ruw werk gebruikt men bij het klinken geen snapper maar slaat den
kop met den klinkhamer kegelvormig af (riffelkop).

Wanneer bij vlak werk een van de twee hierboven genoemde klinkkoppen
niet geplaatst kan worden, verzinkt men het gat en slaat den kop gelijk
met de plaat (verzonken kop).

Bij cylinders, ketels of reservoirs, welke dienst doen voor berging van
water, gas, stoom of lucht, worden de platen zoowel als de bouten eenigs-
zins onder den kop verzonken, tot meerdere zekerheid voor dicht werk.
Bij het tezamen klinken van meerdere platen zal men steeds zorg dragen
dat deze goed op elkander dragen, zoodat bij het klinken der eene, de kop
der andere niet afspringt. Nooit mag de som der plaatdikten grooter zijn
dan viermaal de doorsnede van den klinknagel. Volledigheidshalve geven wij
hierbij nog een staatje van de afmetingen der meest voorkomende klinknagels.

-ocr page 150-

E
r
V'n

= straal van den bolvormigen kop.
= hoogte (radiaal) van den kop.
= hoek der verzinking voor nagels voor

stoomketels

enz.

d

10 12 14 16 18

20

22

24

26

mM.

H

3,75 4,5 5,25 6,0 6,75

7,5

8,25

9,0

9,75

n

h

1,25 1,5 1,75 2,0 2,25

2,5

2,75

3,0

3,25

n

E

10,0 12,0 14,0 16,0 18,0

20,0

22,0

24,0

26,0

n

r

5,0 6,0 7,0 8,0 9,0

10,0

11,0

12,0

13,0

n

D

15,0 18,0 21,0 24,0 27,0

30,0

33,0

36,0

39,0

ff

n

7,5 9,0 10,5 12,0 13,5

15,0

16,5

18,0

19,5

f)

Advertentiën.

Engelsche veerkrachtige

HOEFZOLEN voor paar-
den met gebrekkige en
gevoeUge hoeven.

Deze zolen worden
zeer geroemd en zijn
in alle afmetingen ver-
krijgbaar.

CIECÜLAIEES op
franco aanvage bij:

W. A. H. van HORSEN, Utrecht.

Kun» thioorn,
voor Hoefbeslag,

verkrijgbaar in de chemicaliën- en
drogerijen-handel van

K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,

te Dordrecht.
Prijscouranten voor HH. veeartsen
en hoefsmeden op aanvrage gratis.

Hoefsmeden en Eigenaars van Paarden

leest „HET PAARD.quot;

Abonnementsprfls per jaar: Voor Nederland fr. p. p. ƒ4.00. Voor België
fr. p. p. ƒ4.40. Voor Indië en het overige Buitenl. fr. p. p. ƒ5.00.

Hoofdredacteur-Uitgever: A. W. HEIDEMA te Groningen.

-ocr page 151-

Branscheid amp; Philippi - RemscMd, Rijnland.

Lage prijzen.

Beste en meest beproefde beslag.

Hoogste onderscheidingen!
1901: Groote GOUDEN IVIEDAILLE.
1902: Diploma Nürnberg, Smidsvaktent.
1903: Diploma en Medaille te Meissen,
Smidsvaktent., voor de beste afwerking.
ALLE SOORTEN van

Schroef- en Insteekkalkoenen.
Losse Stooten.

Prima, kwaliteit.

Geen handelswaar.
Steeds groote voorraad

in den winter.
Teekeningen en Prijzen
franco op aanvrage.
Correspond.: NEDERLANDSCH.

Veie getuigschriften van Koninkl.- en Privaat-hoefsmidscholen en van de
grootste hoefsmederijen.

te letten.
Verkoop alleen aan grossiers!

FRIEDR. DICK, Esslingen a. N., (Württemberg).

Vertegenwoordiger: J. J. VAN MEEKREN, Amsterdam, Sarphatistraat 75.

Vraagt bij uwen ijzerhandelaar ECHTE
DICK'S Hoefraspen

en andere gereedschappen
voor
Hoefbeslag.

Gelieve
vooral op het merk:

-ocr page 152-

S. C. lïl. BAX. - 2, 4 en 6 Jufferstraat. - ROTTERDAM

— Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. —

Meest uitgebreide sorteering prima blanke Hoefnagels, waarvan meer
dan 60 verschillende voorradig. Billijke prijzen.

met caoutchouc straal.
Beter en goedkooper dan Engelsche zolen. Stevig geplakt en opgenaaid op best sterk leder.

Iedere zool voorzien van Garantiestempel van niet los te laten.

Merk „The Favorite harquot;, prima kwaliteit. Merk „The Holdfast harquot; prima kwali-
zachte, veerkrachtige
Witte Caoutchouc. teit, zachte, veerkrachtige iZaKJoe Cajom^c^omc,
in 10 verschillende maten voorradig.nbsp;in 13 verschillende maten voorradig.

— Prijzen uiterst billijk.; —i

Men lette op het stempel op iedere zool.

Hoefraspen.
Renetten (rechts en

links).
Houwklingen.
Hoefhamers.
Hoeftangen.
Alle Caoutchouc ar-
tikelen.
Knnsthoorn.
enz., enz.

Las- of Welbladen om

ijzer en staal te
wellen. Las-poeder.

Pneumatiek- of Luchtdrukzooi

in 8 verschillende maten voorradig.

-ocr page 153-

lOe Jaargang. — 1905 — Aflevering lO.

hoofdredacteur-uitgevek: a. w. heidema, rijks-veearts te groningen.

-ocr page 154-

Lambert amp;
Company.

Hallanan Hoefzolen

de Beste en
de
Goedkoopste

Rotterdam,

Wijnhaven 127.

INHOUD.

De vorm van den hoorschoen. — Boekbeoordeeling. — Korte mededee-
lingen. —^ Persoverzicht. — Mededeelingen over het smidsvak, vallende
buiten het hoefbeslag. — Briefwisseling. — Advertentiën.

-ocr page 155-

DE VOEM VAN DEN HOOENSCHOEN,

dooe

E. Lam ér ia, Kapitein-Paardenarts.

In bijna alle leerboeken over hoefbeslag vinden wij de stelling verkondigd,
dat de hoef al afgroeiende wijder wordt en de hoornwand de inwendige
deelen als een koker omsluit. Bij het veulen heeft die koker een meer
cylindrischen vorm; bij het volwassen paard de gedaante van een kegel.
Dezen indruk krijgt men door den hoef van voren te beschouwen; men
ziet de binnen- en buitenwand schuin van boven naar beneden verloopen.

De vorm van den hoornschoen, de ronding van den wand, wordt aange-
geven door en hangt af van den vorm van de vleezige deelen, in casu de
vleeschzoom en de vleeschkroon. Of de vleeschwand daaraan ook deelneemt,
of alleen tot geleiding van den afgroeiende hoornwand dient, komt er hier
minder op aan.

Indien men aanneemt dat de hoornschoen al afgroeiende wijder wordt,
zou deze dus den vorm van een trechter verkrijgen, met de nauwe opening
naar boven. Denken we ons den hoornwand rondloopende en naar achteren
gesloten, dan kan er van een naar beneden schuiven door den groei geen
sprake zijn, tenzij de hoornwand gerekt werd, omdat de onderste omtrek
grooter is dan de bovenomtrek.

G-esteld dat de hoornwand al afgroeiende wijder werd, dan moeten nood-
zakelijk de hoornpijpjes aan den draagrand verder van elkaar komen te
liggen dan aan den kroonrand; inscheuringen aan den draagrand zouden
daarvan het gevolg moeten zijn.

Wanneer we het verloop der hoornpijpjes aan den wand nagaan, dan
zien we onmiddellijk dat dit niet het geval kan zijn; ze loopen onderling
evenwijdig van boven naar beneden. Ook de hoornplaatjes zijn aan den
draagrand even dicht bij elkaar als aan de kroongroeve.

Om nu te bewijzen dat de hoornwand al groeiende niet wijder wordt,
kunnen we dit ten overvloede nog door metingen aantoonen.

Kiest men aan den buiten- en binnenverzenwand van een normalen hoef'
een duidelijk verloopend hoornpijpje uit en meet men den omtrek aan den
kroonrand en aan den draagrand door middel van een niet rekbaren metaal-
draad, dan vinden we, dat de bovenomtrek gelijk is aan den onderomtrek,
ja, in vele gevallen zelfs is de benedenomtrek iets kleiner. Dit moet toe-
geschreven worden aan het indrogen en ineenschrompelen der hoorncellen,
naarmate zij verder van hun punt van oorsprong worden verwijderd.

-ocr page 156-

Ten einde de meting zoo zuiver mogelijk te verrichten, maakte ik gebruik
van de uiterste fijne groeirimpeltjes, welke er op iederen normalen hoef

Fig. 1.

voorkomen; de metaaldraad werd door middel van fijne naalden in de goede
ligging gehouden (fig. 1).

Denken we ons bij een normalen hoorn-
schoen den wand naar boven en naar
beneden doorloopend, bijvoorbeeld door
dezen met sneeuw of klei te verlengen,
dan krijgen we een kegeloppervlak.

Deze kegel kunnen we ook in hout
construeeren wanneer we maar kennen
den hoek, welke gevormd wordt door de
schuinverloopende hoornpijpjes van binnen-
en buitenwand (ongeveer ter hoogte waar
de zijwand in den verzenwand overgaat)
met de lijn welke deze twee overeen-
komende hoornpijpjes aan den draagrand
verbindt. Deze hoek is bij een normalen
voorhoef aan binnen- en buitenzijwand
vrij wel even groot.

Niet in 't bezit zijnde van daarvoor ge-
schikte instrumenten, heb ik dezen hoek
ten ruwste gemeten en daarmee een kegel
geconstrueerd (fig. 2). Brengen we nu

-ocr page 157-

door dezen kegel twee vlakken welke overeenkomen met de bodemvlakte
van den hoef, en een vlak door den kroonrand gedacht, dan zien we, zooals
in nevenstaande figuur 2 is te zien, den hoefvorm duidelijk te voor-
schijn komen.

Nemen we nu het middenstuk er uit en plaatsen wij die vlak voor ons

op de tafel, dan zien we, dat buiten- en binnen-
wand een helling naar den bodem vertoonen,
evenals dit bij den hoef het geval is.

Nemen wij nu bijv. 15 cM van den bo ven-
omtrek en zetten die op een lager gelegen
plaats evenwijdig aan het bovenvlak af, zooals
dit ook in fig. 1 is aangeduid, dan krijgen we
op het kegeloppervlak den hoornwand uitgezet,
welke ter verduidelijking de kleur van het
hoorn is gegeven, waarop door fijne even-
wijdige lijnen het verloop der hoornpijpjes is
aangegeven.

Bij het beschouwen van den kegel aan de
achterzijde, frappeert ons duidelijk het uiteen-
wijken der verzenen (fig. 3), evenals dit bij
den werkelijken hoef het geval is.

Hoe meer nu de hoefvorm tot een cylinder
nadert, des te meer zullen de lijnen, welke
het verloop der verzenen voorstellen, even-
wijdig komen te loopen.

Bij het veulen hebben we een cylindrischen hoefvorm (fig. 4). Door de belas-
ting welke deze hoef ondergaat en in verband met het hoefmechanisme, gaan de

verzenen van achteren uiteen-
wijken. Hoe langer en meer
dit plaats vindt, des te meer
zullen de verzenen uiteenwij-
ken; de kromming van den
hoordwand verandert en de
hoef zal van cylindrisch meer
kegelvormig worden. Het is
dus het hoefmechanisme, dat
van een cylindrischen veulen-
hoef een meer kegelvormigen
paardenhoef maakt.

Is om de een of andere reden
het hoefmechanisme bij een
volwassen paard buiten werking gesteld, dan zien we den straal kleiner
worden, de verzenen beginnen meer en meer evenwijdig te verloopen en we
krijgen een klemhoef, welke een meer cylindrischen vorm heeft. Hier zien we
dus het omgekeerde; uit den kegelvorm krijgen we den cylindervorm terug.

Het schijnbaar wijder worden van den hoornwand wordt mijns inziens
veroorzaakt:

-ocr page 158-

le. doordat de draagrandvlakte het kegeloppervlak onder een scherperen
hoek snijdt dan de kroonrandvlakte waardoor een grootere kegelsnede ver-
kregen wordt;

2e. omdat de hoornwand al afgroeiende een mindere kromming verkrijgt,
veroorzaakt door de voortdurende inwerking van het hoefmechanisme.

BOEKBEOORDEELING.

Wederwoord.

De 4e uitgaaf van mijn boekje „Handleiding tot een rationeele uitoefening
mn het hoefsmidsvakquot;
mocht het voorrecht genieten in verschillende organen
meer of minder uitvoerig te worden besproken.

Ondergeteekende, zeer gevoelig voor die attentie, betuigt hierom gaarne
zijn dank aan de heeren Schimmel, de redactie van „De Hoefsmidquot;, en
H. M. K. voor hunne vriendelijke beschouwingen resp.: in het tijdschrift
voor Veeartsenijkunde, in het maandblad „De Hoefsmidquot;, en in „Metallicusquot;,
officiëel orgaan van den bond van smedenpatroons in Nederland, gegeven.

Ik constateer met genoegen dat deze besprekingen over het algemeen
gunstig voor het boekje zijn. Intusschen is de critiek niet geheel zonder
aanmerkingen. Zulks is, betreffende een vak waarin sommige vraagstukken
nog niet volkomen zijn opgelost, ook zeer natuurlijk; het spreekt immers
van zelf, dat over zoodanige punten de meeningen uit elkaar loopen.

Het eerste cardinale punt, waarover de critiek haar oordeel velt, bepaalt
zich tot het verschil in opvatting over de wijze waarop het tot stand komen
der uitzetting van den hoef moet worden verklaard. Het is dus zuivere
„grauequot; theorie, waarover het verschil loopt, die dit gemeen heeft met de
meer algemeene theorie der uitzetting, dat ik practisch tot hetzelfde resultaat
kom, als de bestrijders mijner opvatting; want ik ga met hen geheel mede
in eene verwijding van den hoef in zijn tweede helft, zoodra deze is belast;
ik pleit met hen voor een goed behoud van steunsels en van een krachtigen,
elastischen straal; dat dus het beslag van den hoef moet gebaseerd zijn op
goed functionneeren van genoemde deelen, volkomen gelijk aan hunne op-
vatting.

Als dit zoo is, dan begrijp ik niet goed op welken grond de heer Schim-
mel mijne opvatting
gevaarlijk acht voor den jeugdigen hoefsmid. Hij zelf
erkent dat die theorie het practisch hoefbeslag niet raakt. Bovendien kan
hij gerust zijn; de jeugdige hoefsmeden op de cursussen begrijpen best hoe
ze de zaak moeten opvatten; aan hen wordt elke opvatting medegedeeld.

Ook moet ik een protest aanteekenen tegen eene uitdrukking van de
geachte redactie van „de Hoefsmidquot;; immers in de laatste zinsnede van haar
critiek zegt zij het te
betreuren dat mijne opvatting omtrent „de taak der
hoorngedeeltenquot; zoo afwijkend van de algemeen heerschende opvatting is
behandeld, zonder dat deze opvatting op overtuigende grondslagen is ver-
dedigd.

De wijze waarop referent die verdediging wenscht, welke grondslagen
hem zullen overtuigen, zijn dingen die ik niet gemakkelijk kan beoordeelen.

-ocr page 159-

Gaarne wil ik daartoe een poging in het werk stellen, het is de moeite
wel waard.

Ik meen in bet hoofdstuk „bet hoefmechanismequot; de werking van den
hoef, voor zoover deze van belang voor den hoefsmid is, duidelijk te hebben
beschreven, naar de opvatting die ik van de zaak heb.

Ik begrijp zeer goed dat men zijne overtuiging, die men steeds van deze
zaak heeft gehad, zoo maar niet prijsgeeft; maar iets anders is het toch om
een andere opvatting, die naar ik meen vrij duidelijk is toegelicht, gewoon
weg te betreuren, dus te zeggen „gij hebt ongelijkquot;. Eeferent meent het
bewijs, dat ondergeteekende ongelijk heeft, te hebben geleverd door te
verwijzen naar de uitwerking van een toestelletje, aangegeven door Kosters
te Berlijn, waarbij bij eenvoudigen druk tegen de ondervlakte van den
straal uitzetting van den hoef in de verzengedeelten optrad.

Wat zegt nu de Kapitein F. Laméris, paardenarts te Zutphen (De
Hoefsmid 1904, blz. 105—107), beschrijving en gebruik van bedoeld toe-
stelletje, door referent aangehaald?

„Neemt men den hoef op en plaatst men de beide duimen in de zijde-
„lingsche straalgroeven, tegen de binnenvlakte der steunsels (zal wel onder-
„of buitenvlakte moeten zijn), dan gaat de bel. Ook door bard drukken
„op den straal kan dit effect verkregen worden (gaat dus ook de bel). In
„veel sterkere mate gaat de bel wanneer men de duimen plaatst op de
„straalschenkels en de vingers legt in de kootholte; zoodra het straalkussen
„ook van boven gedrukt wordt, is de geringste druk reeds in staat een
„voortdurend bellen te veroorzaken.quot;

Klopt dat niet van a tot z met mijne theorie?

Het toestelletje bewijst niet veel meer dan dat onder de belasting de
verzenwand uitzet, en dit zijn we immers met elkander volmaakt eens.

Ik meen nog steeds, dat men uit den anatomischen bouw, in verband
met de bekende qualiteit der afzonderlijke deelen, tot de werking moet
kunnen besluiten.

Yoorts lees ik in „de Hoefsmidquot;: „als de straal den bodem niet raakt,
dan lijdt de uitzetting van den hoef daar ongetwijfeld sterk door,
maar ook in dit opzicht immers klopt de practijk ten volle met de proef-
„neming, daar bij een verschrompelden straal de achterste hoefhelft van
„lieverlede inkrimpt, de steunsels niet meer door den straal worden gesteund
„en er van lieverlede klemhoef intreedt.quot;

Deze beschouwing onderschrijf ik ten volle, maar geef toch een eenigs-
zins andere verklaring aan deze zaak, die naar ik meen aan duidelijkheid
niets te wenschen overlaat. Vooreerst moet ik zeggen, dat ik die onder-
steuning van de steunsels door den straal een tamelijk duister punt vind;
de steunsels zijn opvallend innig verbonden met de zool, en gaan er geheel
in over. Hoevele malen sneed ik bij hevigen graad van rotstraal den
geheelen straal weg, zonder ooit een klemhoef te maken!

Ik breng hier in herinnering dat de steunsels uit hard hoorn zijn gevormd,
terwijl dat van den straal bestaat uit week hoorn. Bij den belasten hoef
laat dit zachte hoorn van den straal toe, dat de bovenranden der steunsels
elkander naderen, waarbij de onderranden er van buitenwaarts gaan; terwijl

-ocr page 160-

bij verschrompelden straal, alzoo een straal, waarvan het hoorn zijn elasti-
citeit heeft verloren en hard is geworden, die toenadering der steunselranden
niet meer toelaat, dus ook geen effect aan hun vrijen rand resp. aan den
verzendraagrand kan hebben. Evenwel zou ik liever niet hebben, dat
men van mij zegt, dat ik de werking van den straal wegcijfer, dat ik de
meening ben toegedaan dat hij niets zou kunnen bijdragen tot de uitzetting
van den hoef. Ik geloof veeleer dat alle elastische onderdeelen van den hoef
het hunne er toe bijdragen; maar de werking van enkele deelen treedt
meer op den voorgrond. Hetzelfde ziet men immers bij het dragen van
den lichaamslast, en ook bij het breken van den schok!

Eindelijk moet ik verwijzen naar de rol die de steunsels vooral spelen,
wil men een klemhoef tot een normalen hoef terugbrengen; die zaak mag
wel eens ernstig worden overwogen.

Het resultaat van de middelen, waarvan vele reeds sedert lang hierbij
in practijk zijn gebracht, (hetzij het gebruik van een ijzer met naar buiten
hellende draagvlakte, al of niet verbonden met steunsellippen, het gebruik
van steunsel veeren, hetzij de hulp van den dilatator of van andere hoef-
verwijdingsmiddelen), die eene werking uitoefenen waarbij de steunsels
actief optreden, terwijl de straal slechts in lijdelijTcen toestand verkeert, is
voor mij althans een duidelijker bewijs, dan dat van de overigens zeer inge-
nieus uitgevonden toestelletjes, om de wijze van uitzetting der achterste
hoefhelft te demonstreeren.

Ik meen te] mogen aannemen, dat die afwijkende opvatting omtrent de
uitzetting niet zonder goed overwogen reden door mij is neergeschreven,
dat ik niet over één nacht ijs ben gegaan, die als nader bij de waarheid
liggende, aan te nemen, en die als zoodanig haar plaats in het boekje te
geven.

Door den heer Schimmel wordt nog op een ander gevaar gewezen, namelijk
dat ik in het hoofdstuk „Hoefverplegingquot; het insmeren van den hoef ont-
raad. Hij beweert „dat de helft der kreupelheden van de in steden gehou-
„den paarden haar ontstaan direct of indirect te wijten heeft aan het
„uitdrogen dier hoeven, afgezien nog van de overkoote standen, de gallen
„en het vroegtijdig versleten zijn, welke als gevolgen der pijnlijke harde
„hoeven moeten worden aangemerkt.

Ik stem met deze ontboezeming van den heer S. volkomen in. Het komt
mij evenwel voor, dat zulks niet erg pleit voor het groote voordeel door
het smeren verkregen; want gesmeerd wordt er sedert lang, en veel ook.
Ik zoek de oorzaak voor een groot deel juist in dat gesmeer zelf, omdat
men meent met een bad van water en opvolgend insmeren van 't een of
ander vet al wonder veel aan de verzorging van den hoef te hebben gedaan.
De hoofdverpleging, dat is een geregelde bewerking van den hoef, een nieuw
beslag op zijn tijd, verzorging van het beslag tusschen tij ds, wordt daardoor
maar al te zeer als bijzaak beschouwd en over het hoofd gezien.

Wat de jeugdige hoefsmid er van zal denken? Ik meen dat mijn raad
goed is, veel nut sticht, en dat de hoefsmid en ook de eigenaar er het
goede van zullen ondervinden.

Het plaatsen van het paard gedurende een paar dagen voor het beslag

-ocr page 161-

op vochtig zand, zal de bewerking van den hoef begunstigen, omdat de
onderste droge laag van hoorn gaarne vocht aanneemt.

Dan zegt de heer S., hoe zal hij het verklaren dat de achterhoeven in
den regel gezonder zijn dan de voorhoeven? Men zegt de achterhoef ver-
keert in gunstiger conditie dan de voorhoef, als men het staan in sommige
uitscheidingen van het lichaam daarvoor voordeelig acht. Van jeugd af aan
heeft hij daardoor minder gelegenheid gehad om zoo droog en hard te wor-
den als de voorhoef.

Als die omstandigheid zoo gunstig werkt, wat zou dan de reden zijn, dat
zoo verbazend veel brokkelige achterhoeven voorkomen? Ik geloof wegens
die vuil vochtige conditie.

De vraag is intusschen niet zeer logisch, omdat een vergelijking tusschen
voor- en achterhoef niet goed is te maken; want de achterhoef is sterker
gebouwd, heeft een anderen vorm en een alndere functie te vervullen dan
de voorhoef.

Komen nu meer ziekten aan den voorhoef voor, dan zoeke men de reden
daarvan in die omstandigheden.

De opmerking betreffende den Franschen stand gemaakt, deel ik geens-
zins. Wanneer de stand der kroon binnen ook hooger is dan buiten, zoo
is de afstand van kroon tot draagrand buiten grooter dan binnen. Dat
meestal verbetering van den stand wordt verkregen (we spreken hier van
het jeugdige dier, van het veulen) door stelselmatig verkorten van den
binnenwand, kan ik niet toegeven; dit zou naar mijn meening een te sterk
ingrijpen zijn. Wanneer we aannemen dat op dezen leeftijd de stand kan
worden verbeterd door de bewerking van den hoef, dan meen ik, .zal men
dezen den normalen vorm moeten geven, en niet daarover heen gaan, het-
geen schadelijk op de onvolgroeide beenuiteinden zou kunnen inwerken.

Van de verdere opmerkingen van den geachten referent zal ik gaarne
aanteekeningen houden; niets zal me meer genoegen doen dan in de gelegen-
heid te worden gesteld om onzuiverheden in taal en andere tekortkomingen

te kunnen herstellen.

Aan den schrijver in „Metallicusquot; nos. 32 en 33 breng ik niet het minst
mijn welgemeenden dank voor zijn welwillende en gemoedelijke wijze mijn
werkje te hebben besproken en ontleed. Het zich verschuilen achter de
initialen H. M. K. belet me niet te bekennen, dat ik vermoed den man
voor me te hebben, die reeds geruimen tijd geleden mij wees op de tekort-
komingen in het boekje voor den tegenwoordigen tijd. Hij ziet dat ik mij
die terechtwijzing gaarne heb ten nutte gemaakt, evenals ik hoop ook
de goede raadgevingen van thans door hem en door de redactie van „De
Hoefsmidquot; gegeven, vooral betreffende verzorging der figuren, niet in den
wind zal slaan.

Utrecht, September 1905.nbsp;Moubis.

Het doet ons genoegen dat Majoor Moubis de taak der steunsels en de
werking van den straal opnieuw ter sprake heeft gebracht en wij stellen
ons voor in de volgende aflevering dat onderwerp, na geheele overneming
van Moubis' artikel over „Hoefmechanismequot;, uitvoerig terug te komen.

-ocr page 162-

Het is nuttig en noodzakelijk voor de hoefsmeden en hunne aanstaande
collega's dat zij een zoo duidelijk mogelijk inzicht in de werking van steunsels
en straal verkrijgen.

Thans echter zij ons reeds vergund op te merken dat met „betreurenquot;
in geenen deele is bedoeld „gij hebt ongelijkquot;, en naar onze meening is dit
daaruit ook volstrekt niet op te maken. Br is eenvoudig spijt uitgedrukt
dat omtrent het bewuste onderwerp de algemeen heerschende opvatting ge-
heel ter zijde is gesteld en slechts de persoonlijke afwijkende meening van
den schrijver is vermeld. Bn dit komt ons nog voor verkeerd te zijn.

Eed.

_KORTE ME DEDEELINGEN.

— Detacheering hij het Duitsche leger. De heer Iquot;. Laméris,
kapitein-paardenarts te Zutphen, is bij Koninklijk Besluit van 18 Aug. j.1.
voor den tijd van vijf maanden te Berlijn gedetacheerd, om aldaar een
cursus voor „Stabsveterinärequot;, te volgen aan de „Militär Veterinär Akademiequot;.

De cursus duurt van begin November tot einde Maart. Het onderwijs
loopt over: remonteering, stoeterij wezen, legerziekten, legerverpleging,
vleeschkeuring, hoefbeslag, ziektekundige ontleed kunde, serum-behandeling,
militaire heelkunde en de leer van het zadelen, het opstangen en de kennis
van tuigen en aanspannen.

Aan den cursus nemen dikwerf ook enkele otHcieren der Cavalerie en
Artillerie deel, namelijk die, welke tijdelijk ongeschikt zijn om dienst te
doen. In 1903/04 b.v. werd de cursus gevolgd door 5 van hen en overigens
door 40 militaire paardenartsen.

—nbsp;Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. Heden, Zaterdag, gaat
de leerling Hilko Korthuis te Holwierde gem. Appingedam, voornoemde
Inrichting met een goed getuigschrift verlaten, na hieraan vanaf 15 Mei
den cursus te hebben gevolgd.

Op 9 Oct. j.1. is wederom toegelaten J. Bussemaker te Zuid-
Sleen (Dr.).

_PERSOVERZICHT.

—nbsp;Fit: „De Landbodequot;.

—nbsp;Fractische hoofdschool voor hoefsmeden te Brussel. Op Zondag 8 Oct.
is de cursus aan die inrichting weder geopend tot opleiding van bekwame
hoefsmeden. Deze cursussen mogen alleen gevolgd worden door hen, die
reeds een getuigschrift bezitten, dat zij de voordrachten over hoefbeslag,
ingesteld door het Departement van Landbouw in België, hebben gevolgd.
De lessen worden zoowel in het fransch als in het vlaamsch gegeven, en
wel des Zondagsmorgens van 9^2—12 uur, van October tot einde Juli. Indien
het aantal voldoende is kunnen de lessen ook op werkdagen gegeven worden.
Het onderwijs is kosteloos en vooral practisch.

-ocr page 163-

Na afloop van den cursus kunnen de deelnemers examen doen en als zij
slagen wordt een diploma uitgereikt als meester-hoefsmid.

Aan hoefsmeden die buiten Brussel wonen kunnen premiën worden toe-
gekend voor abonnement op het vervoer per spoor.

Uit: „N. R. Courant,quot;

— Glasgow, 29 September. IJzer. (Bericht van Keichman amp; Co.)
Ook deze week valt weder eene algemeene prijsverhooging te melden, zoo-
wel voor ruw ijzer als voor alle staal producten. De Schotsche staalfabrieken
hebben hare prijzen 10/- per ton verhoogd. Engelsch en Schotsch hematite
ruwijzer was heden 3/- ä 4/- hooger dan een week geleden. Schotsch en
Middlesbro gieterij ruwijzer is 2/- ä 2/6 per ton gestegen. In 't algemeen
is het heden moeilijk, om juiste noteeringen voor uitvoermerken te geven,
daar het meerendeel der fabrikanten tot einde des jaars uitverkocht en niet
meer geneigd zijn om op levering in de eerste helft van 1906 te verkoopen.
De aanleiding tot de verdere prijsverhooging moet in de eerste plaats gezocht
worden in zeer belangrijke orders op groote vrachtstoombooten, gedurende
de laatste dagen aan de Clyde geboekt. Men spreekt van circa 20 stoom-
schepen van 6000 tot 8000 ton inhoud. In verband met de zoo gunstige
positie van het artikel is ook de ceelenmarkt nog levendiger geworden en
alle soorten wijzen noemenswaardige prijsverbeteringen aan.

üit: „Vulkaan.quot;

Vraag. Hoe kan ik gesmeed beslag blank bijten en blank houden, dat
het niet roest?

Antwoord, 't Bijtmiddel wordt samengesteld uit 1 deel zwavelzuur
of zoutzuur met tien deelen water, waarbij wat houtteer is gevoegd. De
te bijten voorwerpen worden zoolang ingedompeld, totdat het gloeispaan
losgaat, dan met schoon water afgespoeld en goed gedroogd, 't Best is ze
dan met zaponlak te dekken; die moet echter warm opgebracht worden;
nog beter is 't het voorwerp in de lak te dompelen, zal 't ijzer daaronder
niet roesten.

üit: „Metallicus.quot;

_ In de vergadering van het Dagelijksch Bestuur van den Bond van

smeden-patroons in Nederland, den 20 Sept. 1.1. te Haarlem gehouden,
werd ten slotte besloten een adres te zenden aan den Minister van Oorlog,
waarin wordt te kennen gegeven dat de leden van B. S. P. N. in den
laatsten tijd te kampen hebben met lakenswaardige concurrentie, hun aan-
gedaan door smeden in militairen dienst, hetwelk door eenige feiten wordt
toegelicht. Dat voor de cursussen in hoefbeslag (bier Zutfen genoemd)
paarden van particulieren worden gebezigd en deze kosteloos worden be-
slagen. Voorts dat militaire Smeden minstens vijftien procent goedkooper
kunnen werken, dan particuliere smeden, omdat zij geen huur of onderhoud
voor hun smederij behoeven te betalen, geen rekening hebben te houden
met de financieele verplichtingen, voortspruitende uit de „Ongevallenwet

-ocr page 164-

1901quot; en wat betreft het nakomen van de verplichtingen omtrent de Wet
van 2 October 1893, S. 149, minder gemakkelijk gecontroleerd kunnen

worden.nbsp;„ • j

Eedenen, waarom adressanten zich eerbiedig tot Uwe Excellentie wenden,

met het beleefd verzoek zulke maatregelen te willen nemen, dat dergelijke
lakenswaardige concurrentie worde voorkomen.

Nog werd er besloten ter audiëntie bij den Minister van Oorlog te gaan,
teneinde de in het adres voorkomende onderwerpen mondeling toe te lichte^n,
welke audiëntie den 5den October 1.1. plaats had. Zijne Excellentie de
Minister van Oorlog zal een streng onderzoek instellen en naar billijkheid

handelen.

Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag.

Soldeeren.

Onder soldeeren verstaat men de verbinding van twee verschillende
of dezelfde metalen, door middel van een ander metaal in vloeibaren toestand

op te dragen.nbsp;, i i

Het soldeer kan echter ook nog ten doel hebben een ander metaal als

dekking te dienen, waardoor eene legeering ontstaat; b.v. vertinnen enz.

De volgende zaken zullen echter bij het soldeeren niet uit 't oog verloren

moeten worden:nbsp;, , , .. vi ••

le Het soldeer zal in vastheid de te verbinden metalen bijna gelijk zijn;

2e Het smeltpunt van het soldeer zal steeds lager zijn dan dat van de
te verbinden metalen, echter met dien verstande, dat deze niet te ver uit
elkander liggen;

3e. Het soldeeren vereischt een verhitting der voorwerpen, tot den graad

waarop het soldeer smelt;nbsp;.

4e. De te soldeeren metaaloppervlakken zullen zuiver schoon zijn, dat is
vrij van roest, vet of vuil. De reiniging geschiedt door schaven, vijlen of

chemisch door verdunde zuren;nbsp;„ i ^

5e Gedurende de soldeering zullen de metaal-oppervlakken afgesloten

worden van de zuurstof der lucht, door middel van borax, salmiak enz.

6e De te soldeeren voorwerpen zullen gedurende de soldeering steeds op
hun plaats worden gehouden; dit geschiedt bij week soldeeren met de hand,
bij hardsoldeer door binddraad, vastklemmen, soms klinken of schroeven;

7e De verkregen warmte moet groot genoeg zijn om het soldeer te doen
smelten en het eenige oogenblikken in vloeibaren toestand te houden;

8e. Het soldeer zal zooveel mogelijk de kleur bezitten voor de te ver-

binden metalen.

Het weeksoldeeren.

Het week- of tinsoldeer wendt men aan, daar, waar hardsoldeeren uitge-
sloten is, b.v. bij voorwerpen van zink, tin, legeeringen van lood met tin,
Brittania-metaal, blik, vertinde brons werken enz. Als soldeer hiervoor dient
snelsoldeer, zuiver tin en bismuth. Men giet het weeksoldeer voor practisch

-ocr page 165-

gebruik in staafjes van ongeveer 60 c.M lengte, en verhit deze met den
soldeerbout of lamp, terwijl men bij byouterie gebruik maakt van de sol-

^^Arsoldeermiddel dienen soldeerwater, stearine en bij zink zoutzuur.

Samenstelling van weeksoldeer:

10 deelen tin, 20 deelen lood, smelten bij 240» 0.

quot; » ^^ quot; quot; quot; quot; fooo quot;
10 „ „ 10 „ , » 200

10 „ „ 4 „ „ „ » lyquot; »

of

4 deelen tin 4 deelen lood, 1 deel Bismuth smelten bij leO» C.;

2 „ . 2 „ „ 1 „ .nbsp;» » 145 „

1 „ „ 1 . » 1 » »nbsp;- » 125 „

Het hardsoldeeren.

Als soldeermiddel dient hiervoor het zoogenaamde hard- of slagsoldeer
Als verwarming dient hierbij 't kolenvuur of lichtgas in verbinding met
geperste lucht. Ook gebruikt men voor dit doel benzinelampen volgens de
nieuwste constructies. Als bedekking tegen oxydatie gebruikt men borax

met water aangemengd; bij grootere werken,nbsp;l^^r'^Tri^Tzr

flensen, zet men een gedeelte af, door middel van klei of leem, om zoo-
doende het soldeer binnen zekere grenzen te houden. Wanneer men voor-
werpen tweemaal moet soldeeren (oversoldeeren of repareeren) zal men zich
van een licht vloeibare soldeer bedienen. Ben scherpe begrenzing voor
messing ligt bij een menging van: 46 deelen koper en 54 deelen zink.

Deze soldeer is echter, ofschoon zij zeer goed hamerbaar is, met aan te
bevelen omdat ze niet spoedig vloeit. Door toevoeging van 3 »/o wordt
dit mengsel licht vloeibaar, doch verliest daarbij
enorm veel van zijn hamer-
baarheid De toevoeging van lichtvloeibare metalen heeft in de meeste
gevallenquot; geen merkbare gevolgen, tenzij men het in die mate doet, dat
het mengsel broos wordt, zooals wij hierboven reeds zeiden.

In betrekking tot hamerbaarheid, licht vloeibaar en daarbij eene goede
verhouding bezittende, bleven er van de 53 beproefde
soorten slechts eemge
aanbevelingswaard over, welke als volgt zijn samengesteld:

Goedvloeiend 48 deelen koper, 48 deelen zink, 4 deelen zilver;
lichtvloeiend 43 „ „ 48 „ „ 9 » »
snelvloeiend 38 „ „ 50 „ „ 12 , „
Deze mengsels munten uit door goed hamerbaar te zijn en branden m
het vuur niet zwart, zoodat zij ook voor het werk met succes kunnen
worden aangewend. Voor massa-artikelen te soldeeren, worden nog de

volgende mengsels aanbevolen:nbsp;, , • j

50 deelen koper, 46 deelen zink, 4 deelen zilver = goedvloeiend;

.Qnbsp;Qnbsp;= lichtvloeiend;

48 „ „ 48 „ » » » quot;nbsp;, , • j

ocnbsp;12 ,nbsp;„ = snelvloeiend.

36 „ „ ö^ „ «nbsp;» »nbsp;^

-ocr page 166-

Briefwisseling.

— Ingekomen postwissels van de heeren: F. Oldenburg te H. v. H. voor
b. 3e en 4e kw. '05;
E. Simons te H. voor ab. 4e kw. '05.

Advertentiën.

Engelsche veerkrachtige

HOEFZOLEN voor paar-
den met gebrekkige en
gevoelige hoeven.

Deze zolen worden
zeer geroemd en zijn
in alle afmetingen ver-
krijgbaar.

CIECFLAIRES op
franco aanvage bij:

W. A. H. van HOBSEIf, ütrecht.

Kunst hoorn,

voor Hoefbeslag,

verkrijgbaar in de chemicaliën- en
drogerijen-handel van

K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,

te Dordrecht.
Prijscouranten voor HH. veeartsen
en hoefsmeden op aanvrage gratis.

TT

Verkrijgbaar bij de Administratie van dit Blad, een uitnemend geslaagde
Photo van bovengenoemden Haekney hengst,
gestationneerd te Win-
schoten, tegen den prijs van
f 1.50 per exemplaar, bij eene grootte van
IIY2 hij 16 cM., opgeplakt op zwaar carton; dubbele grootte a f3. Voor
abonné's verkrijgbaar respectievelijk a
f 1 en f 2.50, franco per post met
inbegrip der verpakking ƒ 0.20 bovendien.

Mede verkrijgbaar bij den heer WIJMA, beamte aan de Dresseerschool
te Groningen.

Hoefsmeden en Eigenaars i/an Paarden

leest „HET PAARD.quot;

Gij zult daarin vinden een volledig, oorspronkelijk overzicht van schier alles
wat er op 't gebied van paardenfokkerij in ons land en van het voornaamste
in het buitenland betrekking heeft.

Belangrijke opstellen over voeding, behandeling, extérieur en dressuur van
het paard door specialiteiten voor ieder onderdeel geschreven!

Abonnementsprijs per jaar: Voor Nederland fr. p. p. ƒ4.00. Voor België
fr. p. p. ƒ4.40. Voor Indië en het overige Buitenl. fr. p. p. ƒ5.00.

Hoofdredacteur-Uitgever: A. W. HEIDEMA te Groningen.

(Hoefsmeden zijn mede geschikt om agent voor „Het Paaedquot; te zijn;
betreffende de voorwaarden gelieve men zich te richten tot den Uitgever
te Groningen.)

-ocr page 167-

Beste en meest beproefde beslag.

Hoogste onderscheiding.

Groote gouden Medaille.

Gediplom. Smidsvaktentoonstelling Nürnberg, Meissen, Leipzig, Trier.

Branscheidä Philippi -RemscMd, Rijnland

ALLE SOORTEN van

Schroef- en Insteekkalkoenen. Losse Stooten.

Prima k^valitelt.

Geen tiandelswaar.

Origineel
Döring-Steekgrepen

(losse Stooten). Uitwissel-
baar (gaan niet verloren).
Uitstekend in 'tgebruik!

Sweetgrepen (stooten).

Eenvc i „ P t t
en billijk.

Gelieve een proef te nemen, het zal U klandisie bezorgen.

Pfiilippi's II1 veerende

Steeds groote voorraad In den winter. Catalogus franco op aanvrage aan den
Hoofdagent voor Nederland:

Het Tectiniscti Bureay „Vülcanquot;, 81 Haarleinmerwefl, kmMm.

Vele getuigschriften van Koninici.- en Privaat-hoefsmidscholen en van de
grootste hoefsmederijen.

te letten.
Verkoop alleen aan grossiers!

FRIEDR. DICK, Esslingen a. N., (Württemberg).

Vertegenwoordiger; J. J. VAN MEEKREN, Amsterdam, Sarpliatistraat 75.

Vraagt bij uwen ijzerhandelaar ECHTE
DICK'S Hoefraspen

en andere gereedschappen
voor
Hoefbeslag.

Gelieve
vooral op het merk:

-ocr page 168-

S. C. M. BAX. - 2, 4 en 6 Jufferstraat. - ROTTERDAM.

— Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. —

Hoefraspen.
Renetten (rechts en

links).
Honwklingen.
Hoefhamers.
Hoeftangen.
Alle Caoutchouc ar-
tikelen.
Knnsthoorn.
enz., enz.

Gemaakte Hoefijzers
Rits- en Stampmodel
Voor- en achterijzers
in 9 verschillende
maten voorradig . . .

Meest uitgebreide sorteering prima blanlce Hoefnagels, waarvan meer
dan 60 verschillende voorradig. Billijke prijzen.

^©©fs©!©©. met caoutchouc straal.
Beter en goedkooper dan Engelsche zolen. Stevig geplakt en opgenaaid op best sterk leder

Iedere zool ïoorzien van Garantiestempel van niet los te laten.

Merk „The Favorite barquot;, prima kwaliteit. Merk „The Holdfast bar prima kwali-
zihte veerkrachtige
Witte Caoutchouc.nbsp;teit, zachte, veerkrachtige llauwe Caoutchouc,

in 10 verschillende maten voorradig.nbsp;m 13 verschillende maten voorradig.

— Prijzen uiterst billijk. —i

Men lette op het stempel op iedere zool.

-ocr page 169-

lOe Jaargang. - 1905 - Allevering 11.

hoofdredactedr-uitgeveu: a. w. heidema, rijks-veearts tb groningen.

-ocr page 170-

Lambert amp;
Company.

Hallanan Hoefzolen

Beste en
de
Goedkoopste

Rotterdam,

Wijnhaven 127.

INHOUD.

De taak der steunsels en het hoefmechanisme. — Korte mededeelingen. —
Persoverzicht. — Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten bet
hoefbeslag. — Advertentiën.

-ocr page 171-

tr

de taak der steunsels en het hoefmechanisme.

(Naar aanleiding der bespreking van „Het Hoefbeslagquot; 4e druk, door J.
B. H. Moubis, Majoor-Dirigeerend paardenarts hjh le Rgt. Veld. Art.,
in „De Hoefsmidquot; van Aug. 1905, en het „Wederwoordquot; van den geachten
Schrijver in de Oct.-aji. vam. dit Tijdschrift).

De vierde druk van Majoor Moubis' „Handleiding tot eene rationeele uit-
oefening van het hoefsmidsvakquot; heeft ons naast uiting van veel waardeering
ook aanleiding gegeven tot eene opmerking betreifende de beschouwing over
de steunsels en het hoefmechanisme, die door den Schr. niet als juist zijn
erkend. In verband hiermede heeft het eenig nut te trachten door verdere
toelichting tot klaarheid te komen, waartoe wij gaarne een poging willen
wagen.

M. zegt dat de hoornige steunsels als hoofddoel hebben het verwijden
van den verzenwand aan den draagrand; er wordt zelfs met geen enkel
woord vermeld dat zij ook nog ergens anders voor dienen. (Zie „Het Hoef-
beslagquot; blz. 22, 9 laatste regels, en blz. 23, 4 eerste r., of „De Hoefsmidquot;
j.1. Aug. afl. blz. 121, 12 eerste r.).

De steunsels hebben, naar onze meening, een zeer juisten naam ontvan-
gen, en als hoofddoel het behouden van een goeden hoefvorm. Zij zijn één
geheel met den hoornwand, zij zijn de omgeslapn gedeelten hiervan, en
doen door de zeer geleidelijke, innige verbinding met de hoornzooi een
stevig verband in den hoornschoen tot stand komen. Juist doordat zij één
zijn met den wand, is de steun, de verbinding tusschen de buiten- en de
ondervlakte van den hoornschoen van zoo groote kracht. Ten einde onze
omschrijving van de „taak der steunselsquot; zooveel mogelijk gelijkluidend aan
die van den heer M. te doen zijn, kan zij derhalve worden: „Het hoofddoel dier
taak is om den hoef van normale wijdte te doen blijvenquot;. Al is het ver-
schil in woorden thans gering, het verschil in beteekenis is belangrijk. Zij
helpen bij de verwijding van den hoef mede, doch ook bij de vernauwing, —
zij dragen bij om het optreden van zool- en wandsteengallen en van lossen
wand te voorkomen — de hoofdtaak evenwel is om het bovenmatig inkrim-
pen en bovenmatig uitzetten van den hoef tegen te gaan en tevens de ver-
zenen sterk te doen zijn.

*
* *

Wat het hoefmechanisme betreft, luidt het betreffende hoofdstuk in „Het
Hoefbeslagquot; woordelijk als volgt:

Men verstaat door deze uitdrukking de veranderingen, welke ten gevolge
der veerkrachtige eigenschappen, gedurende de belasting in den hoef ont-
staan. Over het tot stand komen dezer tijdelijke veranderingen, bestaan

-ocr page 172-

verschillende uitleggingen. Algemeen wordt aangenomen dat de hoef bij
de belasting
wijder wordt aan de achterste helft, vooral aan de verzenen,
zoowel aan den kroonrand als aan den draagrand; dit is de zoogenaamde
„uitzetting,quot; en verder dat de zool doorzakt of vlakker wordt.

Men maakt zich daarover de volgende voorstelling.

Indien het paard vierkant staat, dat is de stand, waarbij de zwaarte des
lichaams zoo gelijkmatig mogelijk verdeeld is over de vier ledematen, dan

hebben de hoeven hun waren omvang.

Dit is evenwel anders, zoodra het paard in beweging is, daar alsdan,
zoowel voor als achter, de zwaarte dikwijls op een hoef rust, terwijl het
andere been opgeheven, en de hoef daarbij van elke drukking ontheven is.
De belaste hoef heeft méér dan het gewone gewicht te dragen; en dit neemt
toe met de snelheid der beweging, daar behalve het gewicht dan ook de
kracht, waarmede het lichaam wordt vooruitgebracht, in rekening komt.

Bij het nederzetten van den hoef op den bodem, bij snelle beweging,
staat hij bloot aan schokken, die op de beenderen en gewrichten worden
voortgeplant, en dit te meer, naarmate de kracht grooter is; de vorm van
den hoef, en zijne veerkrachtige eigenschappen, breken deze stooten evenwel

voor een groot deel bij hun ontstaan.

De hoef wordt, zooals we vroeger gezien hebben, vlak op den bodem
geplaatst, waarna doortreden met de koot volgt. Bij dit doortreden, waarbij
koot- en kroonbeen naar achter en onder worden bewogen, doet het bree-
dere bovenste gedeelte van het kroonbeen de zijdelingsche hoefkraakbeenderen
naar buiten wijken, waardoor de hoornzoom ook deze beweging volgt. Deze
laatste is door zijn taaie eigenschap daarvoor ingericht, en worden zoodoende
inscheuringen aan den kroonrand voorkomen. Bij verlies der veerkracht
van de hoefkraakbeenderen, b.v. bij beenvorming, is doortreden in de koot
gebrekkig, er heeft ook geen uitzetten aan den kroonrand plaats.

De last des lichaams valt door de beenderen der ledematen op het kroon-
been; hier wordt de last op het hoef- en straalbeen verdeeld. Zoodra het
paard den hoef op den bodem zet, drukt het straalbeen de
dwars daaronder
liggende steunsels.

a hoornwand. 6. hoornzooi c. steunsel.nbsp;a. hoornwand. h. hoornzooi c. steunsel.

d. hoornstraal.nbsp;hoornstraal.

Tengevolge der schuine stelling der steunsels worden deze naar achter en
buiten gedrukt en vlakker gesteld, zoodat de verzenwanden, welker voort-
zettingen de steunsels zijn, naar buiten worden gedreven. Gelijktijdig
drukt het hoefbeen op de gewelfde zool, en deze druk heeft een vlakker
worden der zool ten gevolge. Met de verwijding van den hoornwand gaat

-ocr page 173-

gepaard, dat de weeke of veerkrachtige deelen van den hoef, namelijk het
straalkussen en de hoornstraal, op welke ook de van het straal- en hoefbeen
vallende druk werkt, tegen den bodem worden gedrukt.

De voorstelling, dat de hoef zich zou verwijden door de drukking van
het straalkussen tegen den hoornwand moet worden betwijfeld, wegens de
weekere gesteldheid van het eerste, zoodat hierdoor geen werkzame druk
op de hoornige deelen kan worden uitgeoefend. Evenmin is de weeke
hoornstraal in staat om de hoornige steunsels, welke
slechts met hun boven-
rand daarmede verbonden zijn, naar buiten te drukken, enden verzenwand
te verwijden.

Hoeven met sterke uitholling der zool bieden grooteren weerstand tegen
doorzakken dan vlakke of platte zolen, waarbij behalve de zwakkere welving
ook de ondersteuning van de zool door den wand minder is. Om dezelfde
reden en wegens de grootere zwaarte der voorhand, zakt de zool der voor-
hoeven sterker door dan die der achterhoeven.

De uitzetting aan de verzenen is zeer verschillend, vooral naar den vorm
der hoeven; nauwe hoeven zetten minder uit, wijde doen dit meer; bij
klemhoeven kan het tegenovergestelde, namelijk nauwer worden der verzenen
bij de belasting plaats hebben.

Wijde hoeven kunnen tot 5 m.m. worden uitgezet, vooral bij onbeslagen
paarden of liever bij hoeven, welke nimmer beslagen zijn geweest; door
het ijzer en de nagels wordt de beweging van den wand in de zijgedeelten
verminderd en verliest het hoorn van zijn veerkracht.

De zijwaartsche bewegingen van den draagrand kan men duidelijk waarne-
men aan de schuringskringen op de bovenvlakte van het ijzer aan de verzen-
gedeelten. Een gevolg der schuringen is afwrijving van den verzendraagrand
op het ijzer. Het verlies aan hoorn kan binnen één maand 5 m.m. en
zelfs nog meer bedragen.

Verdere vormsveranderingen tot het hoefmechanisme behoorende worden
hier stilzwijgend voorbijgegaan.

# ^
*

Het doet ons genoegen dat de heer M. in „Wederwoordquot; op blz. 152
(voorgaande afl.), regel 4 tot 8 van boven, heeft gezegd: „Evenwel zou ik
liever niet hebben, dat men van mij zegt, dat ik de werking van den straal
wegcijfer dat ik de meening ben toegedaan dat hij niets zou kunnen bij-
dragen tot de uitzetting van den hoef. Ik geloof veeleer dat alle elastische
onderdeelen van den hoef het hunne er toe bijdragen; maar de werking
van enkele deelen treedt meer op den voorgrond.quot; Met deze uitspraak zijn
wij het geheel eens. Toch is het verschil in opvatting nog groot. De heer
M. is de meening toegedaan dat door de sterkere belasting van boef-
en straalbeen de bovenranden der steunsels elkander naderen, terwijl de

onderranden hiervan naar buiten gaan.

Als men een der nevenstaande figuren beziet en dan naleest wat de heer
M. aanhaalt op blz. 151 van „De Hoefsmid,quot; regel 19 en 20 van boven,
namelijk: „Ook door hard drukken op den straal kan dit efi-ect (verwijding
van den hoef) verkregen wordenquot; — dan zou men toch zoo zeggen dat bij
zoodanigen druk de boveneinden der steunsels niet naw elkaar toe maar

-ocr page 174-

juist uit ellEaar zullen moeten gaan. Zooals Kapitein Laméris aangaf:
,In veel sterkere mate gaat de bel (zet de hoef zich uit) wanneer men de
duimen plaatst op de straalschenkels en de vingers legt in de kootholte;
zoodra het straalkussen ook van boven gedrukt wordt, is de geringste druk
reeds in staat een voortdurend bellen te veroorzaken.quot;

De heer M. vraagt daarna: „Klopt dat niet van a tot z met mijne theorier^

Het komt ons voor: in geenen deele! Indien d (zie figuur) van boven
en van beneden wordt samengeperst dan zal c (links en rechts) zoowel boven
als beneden naar buiten wijken. (De verzenwand zet zich immers, zooais
door de proeven
van Lungwitz is aangetoond, ongeveer evenveel aan den
kroonrand uit als aan den draagrand. Bij plathoeven zal de uitzetting aan
de ondereinden wel grooter zijn dan boven, - bij hoeven met vorms (ver-
beende hoefkraakbeenderen) is de uitzetting bijna uitsluitend boven aan-
toonbaar.) Alleen dan wanneer
d geen tegendruk van beneden ontvangt -
als dus de straal den bodem niet raakt - dan zullen de boveneinden der
steunsels elkaar bij sterke belasting naderen. In het laatste geva ziet
men immers ook van lieverlede een smalleren hoef optreden en bij platte,
wijde hoeven den straal een aanzien verkrijgen alsof hij met kracht door een
smalle spleet is geperst, die van lieverlede nog nauwer wordt en de opper-
vlakte van den straal als het ware een gespannen aanzien geeft. Als de
steunsels „de werkdadige deelen ter uitzetting van den hoefquot; waren zou
O. i. bij verschrompeling van den straal geen versmalling van den h^f^be-
hoeven in te treden.

korte mededeelingen.

- Rtikssteun in zake opleiding van burgerhoefsmeden. Evenals
voorgaande jaren bevat de Begrooting voor het volgende jaar een post van ƒ3600,
waaruit de 'onkosten van het houden van cursussen in hoefbeslag, voor zoover

mogelijk, kunnen worden bestreden.

De cursussen in hoefbeslag ondervonden veelzijdig sympathie en hebben
ongetwijfeld heel wat nut gedaan, hoewel hier en daar door
schijn-ontwikke-

ling ook nadeel is teweeggebracht.

De tijd is gelijktijdig met de ontwikkeling der smeden in zake hoefbeslag
zoover gevorderd, dat een stelselmatig degelijke voorbereiding van het onder-
wijzend personeel der cursussen noodzakelijk is te achten. Hoe beter de
leerlingen zijn onderlegd en hoe algemeener een behoorlijke ontwikkeling m
een bepaald vak op den voorgrond komt, des te duidelijker treedt de omvang
van het vak te voorschijn en worden de eischen van bekwaamheid, vooral
wat het onderwijzend personeel aangaat, voortdurend hooger. Zoo zulks
niet tijdig wordt ingericht, remt men de ontwikkeling en verdwijnt het
hebben van voldoende gezag bij dat personeel. En hij die de bakens bij
een wijziging van den stroom niet verplaatst, evenals hij die bij het invoeren
van schepen met meer diepgang niet tijdig voor voldoende kanaaldiepte en
benoodigd peil zorg draagt, werkt stranding in de hand!

Is de kennis van het hoefbeslag bij de Nederlandsche beoefenaren van dit

-ocr page 175-

vak reeds voldoende aanwezig? En is de tegenwoordige regeling voor de
opleiding der hoefsmeden in Nederland voldoende te achten ten opzichte
van den stand der verkregen ontwikkeling?

Deze twee gewichtige vragen zullen in de December-aflevering eenigszins
uitvoerig worden beantwoord, terwijl het de Redactie aangenaam zal zijn,
als er onder de abonné's mochten zijn, die lust gevoelen mede antwoord te
geven, deze antwoorden tevens te plaatsen.

— Bevorderingen. De Oorpsstabsveterinär H. Kosters, technisch
directeur der hoefsmidschool te Berlijn is den titel van professor verleend.
De Pruisische regeering verleent dezen titel aan militaire geneeskundigen,
welke zich op wetenschappelijk gebied bijzonder verdienstelijk hebben ge-
maakt. Ook aan den Corpsstabsveterinär 8chwarznecker, van het
Garde Korps, leeraar aan den cursus voor Stabsveterinäre is deze eer te
beurt gevallen.

_ Inrichting voor Hoefbeslag aan 's Rijks-Veeartsenijschool. Met

1 Augustus hebben de leerlingen: G. W. van der Baan te Doorn,
K Tauber te Oude-Niedorp (N.H.) en L. Schakel te Benschop, die
gedurende den zomercursus van 1 Eebruari tot 31 Juli 1905, de lessen in
het practisch en theoretisch hoefbeslag gevolgd hebben, de school met een

getuigschrift verlaten.nbsp;.nbsp;..

Voor den wintercursus, van 1 September 1905 tot 31 Januari 1906, zijn
weder toegelaten de leerlingen: H. Stunkel te Utrecht,
J. J. van Santen te
Schalkwijk en J. H. Hendrikse te Lopik, die de lessen in het practisch
hoefbeslag volgen.

—nbsp;Cursus in hoefbeslag te 's-Gravenhage. Aan het op 19 Oct. gehou-
den toelatingsexamen voor den provincialen cursus in hoefbeslag 1905/6,
te houden vanwege de afdeeling 's-Gravenhage der Hollandsche Maatschappij
van Landbouw, namen 17 aspiranten deel voor de twaalf beschikbare plaatsen.

Toegelaten werden: J. de Bruin Jzn. te Gouderak, W. Verstegen te
Ridderkerk, W. Stijnis te Hendrik-Ido-Ambacht, H. van Waasbergen te
Oud-Beierland, J. Kosten te 's-Gravezande, E. Visser te Zevenhuizen, 0.
Schmahl te Zuidland, H. Verlinde te Hoogvliet, A. A.
den Ouden te IJsel-
monde, W. Rietdijk te Dordrecht, J. Verbakei te Pijnacker.

Voor den cursus 1906/7 komen in aanmerking de aspiranten: B. Gohres
Jzn. te Mijnsheerenland, J. van Wingerde te Dubbeldam en J. Brandwijk
te Rotterdam.nbsp;.

—nbsp;Cursus in hoefbeslag te Schagen. Voor den 2-jarigen cursus in
hoefbeslag vanwege de Smedenvereeniging Hollands Noorderkwartier te
Schagen, te houden per jaar, is toegezegd eene Rijkssubsidie van ƒ 275.
Met het onderwijs zal worden belast de heer G. Muys, gediplomeerd
veearts te Schagen en den gediplomeerden hoefsmid H. Kruyt te Purmer.

De theoretische lessen zullen worden gehouden in het gebouw van de
Rijkslandbouwwinterschool te Schagen.

-ocr page 176-

— Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. De leerling H. Hal-
len ga te Zuidbroek, die op 22 Mei tot de inrichting ia toegelaten, heeft
die 21 October met een goed getuigschrift verlaten.

Op 24 October is de leerling J. B o e 1 k e n te Uithuizermeeden een cursus
begonnen, die thans ook gevolgd wordt door .1. Bussemaker te Sleen en
J. Deutscher te Zuidhorn.

persoverzicht.

Uit: „N. R. Courant.quot;

— Glasgow, 3 Nov. IJzer (bericht van Reichmann amp; Co). De ge-
beurtenissen in Rusland hebben ook op onze markt een ongunstigen invloed
geoefend. De prijzen van ceelen waren aan herhaalde en tevens hevige
schommelingen onderhevig en sluiten heden op ongeveer het laagste stand-
punt. Er vonden dagelijks omvangrijke liquidatie-verkoopen plaats in No.
3 Middlesbro-ceelen. De bij uitstek gunstige berichten uit het binnen- en
buitenland, alsmede uit Amerika omtrent den toestand van de ijzer- en
staal-industie, hebben de teruggaande beweging der ceelenmarkt niet kunnen
tegenhouden.

(Latere berichten melden doorgaans een flauwe opening der markt, doch
met goeden handel en vaste sluiting.
Bef.)

Uit: „Vulkaanquot;.

— Op de vraag: een groot aantal ijzeren haakjes een blauwe kleur te
geven, luidt het antwoord: U moet de haakjes goed schoon maken. Dan
lost u 1409 onderzwaveligzure natron in 1 liter water op, voegt er een
oplossing van 359 loodsuiker in 1 liter water bij en legt de voorwerpen in
die vloeistof, die u voortdurend in beweging moet houden. Zoodra de voor-
werpen de verlangde blauwe kleur hebben, worden zij uitgenomen en met
kleurlooze lak bestreken.

Uit: „Deutsche Pferdezuchtquot;.

— Wedstrijd in hoefbeslag. Tijdens de paardententoonstelling in het
district Keulen werd een wedstrijd in hoefbeslag gehouden, bestaande uit
de volgende proeven;

Op paarden met normale voeten, le. Keuring der gangen, voor den
invloed, die zij hebben op de keuze van het beslag; 2e. 't afnemen en be-
snijden van twee voorhoeven; 3e. 't klaarmaken, passen en onderleggen
van twee vlakke ijzers; 4e. monstering van het paard na 't beslag.

De 5 overwinnaars uit dezen wedstrijd moesten daarna deelnemen aan
een wedstrijd in hoefbeslag op paarden met van het normale afwijkende
voeten.

Uit: „Der Hufschmiedquot;.

— Nieuw strijkijzerbeslag met vrij liggende nagelkoppen. Door H. Fischer,
hoefsmid te Frankfort a./M. is een ijzer gemaakt, dat iets met het gesloten

-ocr page 177-

touwijzer overeenkomt. De verdiepingen zijn hier alleen aangebracht in
die gedeelten waar geen nagelgaten zitten. Hierdoor kan beter genageld
worden en kunnen de koppen verzinken. Het ijzer heeft een kurkinlegsel
en rust zóó op den grond, dat de gedeelten waar de nagels geplaatst zijn
den bodem niet raken. In den winter blijft het inlegsel uit het toonge-
deelte weg en wordt aldaar een kleine lage stoot door middel van een
zwaluwstaart ingeschoven. De noodige vaste verbinding tusschen ijzer en
stoot moet hierbij gemakkelijk op den hoorn van het aambeeld door een
paar hamerslagen te verkrijgen zijn.

Het idee moet niet slecht zijn, doch de ondervinding moet nog leeren of
ze voor de praktijk waarde heeft. De wijze van bevestiging van den stoot
bij winterijzers maakt den indruk van niet soliede te zijn.

— Het vakonderwijs in hoefbelag is te Dresden Zondag den 8 October
met 72 leerlingen begonnen. Als leerboek is aangeschaft het boek van
A. Lungwitz.

Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag.

IETS OVER SCHROEEDRAAD.

De daarstelling van den schroefdraad.

In het algemeen kunnen schroefdraden worden verkregen:

le. door uit- of opsnijden;

2e. door gieting;

3e. door uitsmeden of uitwalsen;

4e. door vastsoldeeren der verheven schroefgang.

Van al deze methodes is voor onze lezers slechts het snijden van den
schroefdraad van belang, welke door middel van snij-ijzers uit de hand, of
door snij blokken, geplaatst in draadsnijmachines verkregen wordt, en ten
laatste de schroefdraad welke verkregen wordt op draaibanken, door middel

van beitel of frais.

Het snijden van schroefdraden door middel van snij-ijzers, beperkt zich
alleen tot het snijden van ronde en driehoekige schroefdraden.

Deze snij werktuigen hebben het gemeenschappelijke, dat het verkrijgen
van een schroefdraad bewerkstelligt wordt door een geharde stalen moer.

Het snij-ijzer voor kleine schroeven is van langwerpig vierkanten vorm,
welke aan één zijde steelvormig uitloopt. Het platte gedeelte is voorzien
van een aantal gaten van verschillende grootte, welke allen een anderen
schroefdraad snijden; de grootste dezer gaten zijn allen voorzien van twee
of drie insnijdingen welke het uitgesneden metaal doorlaten, en tegelijk een

meer snijdend vlak bieden.

De bout, welke gesneden moet worden, wordt aan de voorzijde eenigszins
puntig gevijld en daarna in het passende gat gedraaid, waarbij men ver-
plicht is, bij den aanvang eenigen druk uit te oefenen.

Na eenmaal heen en terug draaien is de schroefdraad gereed, en wil men
een meer gladden of scherpen draad bekomen, dan is men verplicht ditzelfde
in een kleiner gat te herbalen.

-ocr page 178-

Voor schroeven van grootere doorsnede als vier mM zijn dergelijke snij-
ijzers niet aan te bevelen, omdat bij een of twee maal heen en terug snijden
geen voldoend diepe draad verkregen kan worden. De werking dezer snij-
ijzers is in het geheel niet goed te noemen, omdat de schroefgang hierbij
ingedrukt en opgestuikt wordt, zoodat een grooter doorsnede der bout
ontstaat, hetgeen wij gewoonlijk bestempelen met de naam van opsnijden.

Een veei grooter aantal verschillende doorsneden kunnen bewerkt worden
met het door ons allen gebruikt gewone snij-ijzer met uitwisselbare blokken.

Hetzelve bestaat hoofdzakelijk uit een raam, voorzien van handgrepen.
In dit raam worden twee, drie, somwijlen meer, geharde snijblokken uit
staal ingezet, welke door middel van stelschroeven op de juiste maat kunnen
worden geplaatst.

Ieder blok is uitgesneden in den cirkel der verlangde schroefbout, in een
hoek van 30quot; tot 120quot; en voorzien van schroefdraad, hetgeen als een gedeelte
eener moer kan worden beschouwd.

Nieuwere draadsnij-ijzers, welke bijzonder voor zware schroeven en pijpen
zijn geconstrueerd, bezitten uitwisselbare snijschijven van fraisvorm en be-
zitten voeringrollen voor het rechthouden der blokken.

Bij het aansnijden van den draad lette men er vooral op het snij-ijzer
goed recht te plaatsen.

Gedurende het draadsnijden bestrijke men het te behandelen voorwerp
met olie, zeepwater, of bij messing met was (ook is bij dit laatste een
mengsel van talk en was aan te bevelen) en drage zorg dat dit zich gelijk
met het gevormde snijsel kan verwijderen. Om een glad oppervlak van den
schroefdraad te verkrijgen, zet men de snijblokken niet in eens te vast aan,
want hierdoor ontstaat ligt een gescheurde of afgebroken draad, en in vele
gevallen een kromme schroefbout.

Bijzonder bij snijblokken is het te vermijden hierop een bijzonderen druk
uit te oefenen, waardoor in vele gevallen een dubbele gang ontstaat; evenzoo
dient er op gelet te worden, dat bij een herplaatsing het snij blok goed op
den afgelegden weg gesteld wordt.

Bij het draadsnijden kan men het groote voordeel constateeren, hetwelk
een snij-ijzer boven een snijplaat bezit. Eerstgenoemde bezit een beter
snijdend oppervlak, terwijl aan het uitgesneden ijzer een beter weg is aan-
gegeven, en het aanzetten op die wijze kan geschieden, dat gevaar voor
scheuren geheel is buitengesloten. De bij ieder snij blok behoorende tap
dient tot het draadsnijden der moeren.

Een tap is een stalen, geharde schroef van conisch cylindrischen vorm,
die door doelmatig aangebrachte gleuven (meestal loodrecht, ook wel schroef-
vormig) snijvlakken op den cylinderwand vormt. Aan het einde is deze tap
vierkant afgewerkt voor het plaatsen in een wringijzer.

De tappen zijn, wat bout en schroefdraad betreft, verdeeld in de volgende
vier soorten:

1. Voorsnijder, 2. Nasnijder, 3. Grondsnijder, 4. Orgineel, normaal of
meestertap.

Het doel der eerste drie tappen is aan hunne namen te ontleenen. De
laatstgenoemde, in de practijk ook wel
rol genaamd, dient voor het nasnijden

-ocr page 179-

van snijblokken en onderscheiden zich door hunne scherpe schroefgang.
De doelmatigste vorm bezitten de voorsnijtappen, waarbij de schroefdraad
cylindrisch is aangebracht; zij loopt van af den kop conisch af, totdat op
het einde de schroefdraad bijna geheel afgenomen is. Door drie of vier
aangebrachte gleuven worden de snij kanten verkregen. De voorzijde van den
tap werkt hierbij als ruimer en doet het gat der te tappen moer de juiste
maat verkrijgen.

Met den voorsnijtap worden de schroefgangen zoover voorgesneden, dat
de nasnijtap gemakkelijk grijpt, waarna de grondtap het werk zuiver en
volmaakt aflevert.

Bij gewone moeren, waarvan het gat aan de onderzijde open is, wordt
alleen de voorsnijtap gebruikt, daar deze geheel het gat doorloopt en den
schroefdraad eveneens op maat snijdt. Alleen voor gaten welke blind zijn,
d. w. z. die, waar de tap niet van 't begin tot 't eind kan doorgaan, is het
noodzakelijk gebruik te maken van de drie hierboven genoemde tappen.

Dezelfde regelen welke bij draadsnijden gelden omtrent het recht plaatsen
van het snij-ijzer, zijn ook op het gebruik der tap van toepassing; eveneens
is het gebruik van olie, zeepwater enz. onontbeerlijk. Om het verwijderen
van bet afsnijsel te bevorderen, laat men slechts weinig van het cirkel-
vormig snijvlak staan, doch maakt het aan de achterzijde zooveel mogelijk arm.

Voor het indraaien van den tap bezigt men een wringijzer, dat naar omstandig-
heden met een of twee armen is vervaardigd; het laatstgenoemde echter het
meest. Het gebruik van het wringijzer is precies dezelfde als die van het
snij-ijzer, hierboven beschreven.

De draadsnijmachine.

Bovenstaande werktuigen worden voor hand- en krachtbedrijf ingericht. Bij
fabrikanten van schroeven en moeren wordt uitsluitend met krachtbedrijf
gewerkt. Het opsnijden van den draad kan hierbij op de volgende wijze
plaats vinden:

Ie. dat de bout of moer vastgezet wordt in een verschuifbaar support
en vandaar bewerkt door in den spindelkop geplaatste snijblokken of tap;

2e. dat de bout of moer geplaatst wordt in een vast support, en de
spindelkop, welke de tap of snijblokken vasthouden, verschuifbaar is;

3e. dat de te snijden bout of moer in den spindelkop geplaatst wordt,
daarmede een draaiende beweging uitvoert en op die wijze naar de snelheid
der gesneden schroefdraad de snijblokken of tap naar zich too werkt. De
snijblokken kunnen massief zijn, en bij éénen doorgang een zuiveren schroef-
draad leveren; ook kunnen zij meervoudig geplaatst worden en eerst bij een
herhaald snijden den schroefdraad gereed maken.

Schroefdraden in moeren worden met één gewone tap gesneden, welke
echter aanmerkelijk langer is dan de gewone tap. Slechts bij moeren van
groote afmetingen wordt op de machine van twee tappen gebruik gemaakt.

Onder de nieuwste draadsnijmachines worden de volgende het meest ver-
meldingswaardig geacht: Sellers, Oster en Borden machines.

De laatstgenoemde is wel de allernieuwste constructie en in den handel
gebracht door de firma Peek amp; Co. te Amsterdam. Zij worden, wat bou-

-ocr page 180-

tendraad betreft, geleverd voor het snijden van schroefdraad van tot 2^/2
Eng. duim doorsnede en in vier verschillende grootten geleverd. Deze
machines snijden draadstangen van onbegrensde lengte in één maal gereed.
De snijblokken kunnen door middel van een hefboom excentrisch geopend en
gesloten worden; daardoor is het terugdraaien van den schroefdraad uitgesloten,
waarbij deze meestal beschadigd wordt. Onder de machine is tegelijk aan-
gebracht een bewaarplaats voor olie of zeepwater, hetwelk als smeermiddel
dienst doet. De met deze machine geleverde onderdeelen bestaan uit: Een
compleet stel snijblokken; een rol (meestertap) en moerentap; een stel
taphouders voor het inzetten der tappen; ramen voor de kleinere snijblokken,
benevens de gereedschappen voor het vastzetten der blokken als platen,
moersleutels enz.

Speciaal schroefsnijmachines bezitten een revolversupport, waardoor het
mogelijk is, naast het schroefdraadsnijden, de machine te gebruiken voor
het vervormen, afsteken, afdraaien enz. van andere voorwerpen.

De draaibank als schroefdraadsnijder.

Voor de vervaardiging van alle schroefdraden van de meest verschillende
doorsneêvormen, zoowel uit- als inwendig, bezitten wij in de Leispindel-
supportdraaibank een onontbeerlijk hulpmiddel.

De draaibankconstructie met leispindel is zoowel geconstrueerd voor
schroefdraadsnijden, als voor algemeene zaken.

Bij de speciale constructie is het mogelijk, de supportslede met de hand
snel te verplaatsen, waarbij de ingestelde beitel steeds denzelfden weg volgt.
Buitendien kunnen hierbij, door omschakeling van het diiferentialwerk, ver-
schillende spoeden gesneden worden, zonder dat men andere wielen behoeft
te plaatsen. Wanneer men gebruik maakt van de speciale wielen kan de
spoed, welke gesneden wordt, zes- a achtmaal verhoogt worden. Slechts
bij abnormalen schroefdraad wordt de toestand ingewikkeld.

De nieuwste leispindeldraaibank voor algemeen gebruik is door zijn
uitrusting met verschillende apparaten een universal-metaalbewerkings-
machine geworden, welke benevens het gewone rond- en vlakdraaien, ook
draadsnijden, fraisen en andere werkzaamheden verricht.

Een eenvoudige leispindeldraaibank, bestaat uit: bed, lossen- en vasten
kop, sledesupport en leispindel, benevens zijn toebehooren als: klaauw-
plaat, spanplaat, centers, holle kop, twee brillen, een stel wisselwielen,
en de noodige schroefsleutels. Betere soorten zijn gewoonlijk uitgerust met
een trekspindel of tandreep. De leispindel is uitschakelbaar en wordt alleen
voor draadsnijden benut. Het mechanisme is echter zoo ingericht, dat met
de inschakeling der trekspindel, de uitschakeling der leispindel gelijken tred
houdt en omgekeerd. Dit schakelmechanisme is aan de wielplaat van het
support aangebracht. Voor den lichten gang van het support is de slede
zuiver vlak afgewerkt. Buitendien kunnen deze draaibanken nog worden
voorzien van een speciale fraisinrichting, een revolverkop, een achterdraad-
snij-inrichting, enz.; het laatste echter alleen als hulpwerktuig.

Het draaibankbed kan recht, d. w. z. vlak zijn, doch is in de meeste
gevallen verkropt, hetgeen ons in de gelegenheid stelt, werkstukken van

-ocr page 181-

grootere doorsnede als de afstand van bed tot center te kunnen afdraaien.
In deze verkropping wordt, wanneer er geen gebruik van wordt gemaakt
een zoogenaamde brug geplaatst. Zware draaibanken van meer dan 300 mM
centerboogte, bezitten gewoonlijk een kast geheel onder vasten kop en de
verkroppiug doorgaande; zij dient zoowel tot verhoogde standvastigheid der

bank, als tot berging der gereedschappen.

De supportslede bezit ingeschaafde groeven, tot bevestiging van groote
werkstukken of den bril. Het support kan zoowel in dezelfde lijn als
haaksch op de bank worden verplaatst; echter kan het in bijzondere ge-
vallen ook schuin gesteld worden. (Verdraaibaar kruissupport).

De bedlengte der draaibanken is zeer verschillend en varieert gewoonlijk
van 1—10 M.; er bestaan echter ook banken voor grooter afmeting.

Een draaibank voor draadsnijden met patronen (patronendraaibank) bezit
gewoonlijk slechts den vasten kop, in welke zich de draaibankspindel radi-
caal verschuiven kan.

De daarstelling van den schroefdraad op de draaibank.

De daarstelling van den schoefdraad op een draaibank kan door middel der
leispindel en overzetwielen, door patronen, en eindelijk door middel van
draadbeitels uit de vrije hand geschieden.

Bii draadsnijden op de draaibank wordt het werkstuk tusschen de centers,
in de klauwplaat of de spanplaat bevestigd. Het werkstuk draait hierbij
rond, terwijl de beitel vast is ingespannen en de spoed snijdt, door de ver-
eischte wielen aangegeven. Deze verschuiving van den beitel gaat uit van de
draaibankspindel, welke wordt overgebracht door de wielen waarvan hier-

boven sprake is.nbsp;, j j -u i

Bij groote en zeer lange binnendraden (moeren) wordt de draadsnij beitel

tusschen de centers gespannen, het werkstuk op het support bevestigt, en
terwijl eerstgenoemde slechts een rondgaande beweging maakt, verschuift
het werkstuk met de vereischte snelheid.

Het draadsnijden op de draaibank gaat als volgt: nadat de draadsnij-
beitel is ingespannen en het raderwerk het vereischte aantal omdraaiingen
maakt, laat men de bank loopen. De omdraaiïngssnelheid is afhankelijk
van het weerstandsvermogen van bet werkstuk. Men laat den beitel met te

diep ingrijpen, om afbreken te verhoeden. Heeft de beitel den geheelen
weg afgelegd, dan draait men hem achterwaarts en brengt hem door terug
draaien van het support naar den aanvang der snede, om hetzelfde zóó lang

-ocr page 182-

te herhalen tot de schoefdraad gereed is. Het is aanbevelingswaardig den
stand der kruk waarmede de beitel tegen het werkstuk gedrukt wordt, met
krijt te teekenen, opdat men bij een volgende snede zich overtuigen kan,
hoeveel dieper de beitel zal snijden.

Bij het snijden van rechtsche schroefdraden beweegt zich het support van
den lossen kop naar den vasten kop, terwijl voor het snijden van
linksche schroefdraden die beweging in omgekeerden zin moet plaatsvinden.

Hebben wij hiermede een klein overzicht gegeven over verschil-
lende manieren van draadsnijden, wij zullen er later nog eens op terug
komen.nbsp;M.

Advertentiën.

Engelsche veerkrachtige

HOEFZOLEN voor paar-
den met gebrekkige en
gevoelige hoeven.

Deze zolen worden
zeer geroemd en zijn
in alle afmetingen ver-
krijgbaar.

CIECTJLAIEES op
franco aanvage bij:

W. A. H. van HORSEN, ütrecht.

KiansthLOorn,
voor Hoefbeslag,

verkrijgbaar in de chemicaliën- en
drogerijen-handel van

K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,

te Dordrecht.
F rij scour anten
voor HH. veeartsen
en hoefsmeden op aanvrage gratis.

^fe©quot;!©nbsp;Efi©^©,

Verkrijgbaar bij de Administratie van dit Blad, een uitnemend geslaagde
Photo van bovengenoemden Hackney hengst,
gestationneerd te Win-
schoten, tegen den prijs van
f 1.50 per exemplaar, bij eene grootte van
111/2 bij 16 cM., opgeplakt op zwaar carton; dubbele grootte a f 3. Voor
abonné's verkrijgbaar respectievelijk a
f 1 en f 2.50, franco per post met
inbegrip der verpakking ƒ0.20 bovendien.

Mede verkrijgbaar bij den heer WIJMA, beambte aan de Dresseerschool
te Groningen.

Hoefsmeden en Eigenaars van Paarden

leest „HET PAARD.

Gij zult daarin vinden een volledig, oorspronkelijk overzicht van schier alles
wat er op 't gebied van paardenfokkerij in ons land en van het voornaamste
in het buitenland betrekking heeft.

Belangrijke opstellen over voeding, behandeling, extérieur en dressuur van
het paard door specialiteiten voor ieder onderdeel geschreven!

Abonnementsprijs per jaar: Voor Nederland fr. p. p. ƒ4.00. Voor België
fr. p. p. ƒ4.40. Voor Indië en het overige Buitenl. fr. p. p. ƒ5.00.
Hoofdredacteur-Uitgever: A. W. HEIDEMA te Groningen.
(Hoefsmeden zijn mede geschikt om agent voor „H
et Paabdquot; te zijn;
betreffende de voorwaarden gelieve men zich te richten tot den Uitgever
te Groningen.)

-ocr page 183-

Beste en meest beproefde beslag.

Hoogste onderscheiding.

Groote gouden Medaille.

Gediplom. Smidsvaktentoonstelling Nürnberg, Meissen, Leipzig, Trier.

Branscheid ä Philippi - Reischeid, Rijnland

ALLE SOORTEN van

Schroef- en Insteekkalkoenen. Losse Stooten.

Prima krwallteit.

Geen handelswaar.

Origineel
Döring-Steekgrepen

(losse Stooten). Uitwissel-
baar (gaan niet verloren).
Uitstekend in 't gebruik!

Sweetgrepen (stooten).

Eenvc i „ P r i
en billijk.

Steeds groote voorraad in den winter. Catalogus franco op aanvrage aan den
Hoofdagent voor Nederland:

Het Technisch Bureau „Vülcanquot;, 81 HaarlemmerweQ, Amstemani.

Vele getuigschriften van Koninkl.- en Privaat-hoefsmidscholen en van de
grootste hoefsmederijen.

te letten.
Verkoop alleen aan grossiers!

FRIEDR. DICK, Esslingen a. N., (Württemberg).

Vertegenwoordiger; J. J. VAN MEEKREN, Amsterdam, Sarphatistraat 75.

Vraagt bij uwen ijzerhandelaar ECHTE
DICK'S Hoefraspen

en andere gereedschappen
voor
Hoefbeslag.

Gelieve
vooral op het merk:

-ocr page 184-

S. C. M. BAX. - 2, 4 en 6 Jufferstraat. - ROTTERDAM.

— Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. —

Meest uitgebreide sorteering prima blanke Hoefnagels, waarvan meer
dan 60 versctiiilende voorradig. Billijke prijzen.

met caoutchouc straal.
Beter en goedkooper dan Engelsche zolen. Stevig geplakt en opgenaaid op best sterk leder.

Iedere zooi ïoorzien van Garantiestempel van niet los te laten.

Merlï „The Favorite harquot;, prima kwaliteit,
zachte, veerkrachtige
Witte Caoutchouc.
in 10 verschillende maten voorradig.

— Prijzenruiterst billijk. —^
Men lette op het stempel op iedere zooi.

Hoefraspen.
Renetten (rechts en
links).

Houwklingen.
Hoefhamers.
Hoeftangen.
Alle Caontchonc ar-
tikelen.
Knnsthoorn.

enz., enz.

Gemaakte Hoefijzers
Rits- en Stampmodel
Toor- en achterijzers
iu 9 verschillende
maten voorradig . . .

IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.

-ocr page 185-

lOe Jaargang. — 1905 — Aflevering 12.

hoofdredacteur-tjitgevek: a. w. heidema, rijks-veearts te groningen.

-ocr page 186-

Lambert amp;
Company.

Hallanan Hoefzolen

de Beste en

de Goedkoopste

Rotterdam,

Wijnhaven 127.

INHOUD.

De tegenwoordige toestand van het hoefsmidsvali in Nederland. — Wat
wij paardenhouders van onzen hoefsmid verlangen, en meenen te mogen
eischen? — De opzet. — Ingezonden stukken. — Korte mededeelingen. —
Persoverzicht. — Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het
hoefbeslag. — Briefwisseling. — Advertentiën.

-ocr page 187-

I

DE TEGENWOORDIGE TOESTAND VAN HET H0E^%IDSV!AK^!'

IN NEDERLAND.nbsp;—«r'quot;''

Het is van beteekenis dat een ambtenaar met zijne betrekking uit bet
oogpunt van bezoldiging, diensttijd enz. tevreden is, maar van nog meer
beteekenis dat de uitoefening dier betrekking zoodanig
geschiedt, dat de be-
langhebbenden, te wier behoeve het ambt is ingesteld, met den ambtenaar
tevreden zijn, — met andere woorden dat de vervulling der betrekking op een
deugdelijke wijze plaats vindt.

Wat te dien opzichte voor quot;een ambtenaar moge gelden, geldt in nog
sterkere mate voor iemand, die niet alleen het publiek ten dienste moet staan,
doch tevens van hetzelfde publiek de bezoldiging der verleende diensten
moet vorderen. Om een voorbeeld te noemen: het is van gewicht dat de
leeraar aan een hoefsmidscursus met zijne bezoldiging enz. tevreden is, —
van meer gewicht dat de leerlingen van het onderwijs veel proflteeren, —
van nóg meer gewicht dat de leerlingen, na met goeden uitslag den cursus
te hebben gevolgd, het hoefbeslag tot tevredenheid van de paardenhouders
uitoefenen.

*
# #

Sedert 1887, toen vanwege het Ministerie van Oorlog voor het eersteen
cursus in hoefbeslag voor niet-militairen werd gehouden, en wel op verzoek
van de Hollandsche Maatschappij van Landbouw te Hoorn, is de kennis van
het hoefbeslag bij de smeden hier te lande belangrijk toegenomen. Het was
dan ook wel noodig. De aandacht werd er vooral aan geschonken in ver-
band met de verbetering van den paardenstapel en den aankoop van voor
de artillerie bestemde paarden in Nederland zelf.

Vóór 1887 was het ijzer met stampnagelgaten algemeen in gebruik en

S

■ook nog langen tijd daarna. In „Het Hoefsmidsvak in Nederland, in den
„loop dezer eeuw, door J. B. H. Moubisquot;, geplaatst in de Januari- en in

f \

-ocr page 188-

de rebruari-afievering van „De Hoefsmidquot;, jaargang 1896, wordt door den
Schrijver o.m. gezegd: „Enliel bij het Regiment Rijdende Artillerie werd
„reeds vroeg een
ritsijzer gebruikt; F. C. Hekmeijer, in zijn boekje over
„hoefbeslag, 2e druk 1874, blz. 32, zegt dat dit ijzer reeds voor meer dan
,30 jaren door hem, als paardenarts bij dat regiment dienende, was aan-
geprezen, en daar ook in gebruik is geblevenquot;. — Langzamerhand zijn de
ritsijzers meer en meer in gebruik gekomen, vooral voor rij- en koetspaarden,
maar toch ook reeds heel wat voor de werkpaarden. Het ritsijzer verdient
wel de voorkeur boven een ijzer met stampnagelgaten, doch het laatste kan

ook zeer bruikbaar zijn.

Vóór 1887 was ten platten lande algemeen, in de steden vrij veel het

veegmes in gebruik bij het besnijden van den hoef. Daarna is meer en meer
het veegmes vervangen door de
houwhling en den kaphamer. Aanvankelijk,

toen er nog weinig houwklingen werden gebezigd, werden deze nog meeren-
deels uit oude sabels vervaardigd, maar tegenwoordig wordt daaraan niet
meer gedacht en worden houwklingen bij 1000-tallen in de fabrieken ver-
vaardigd. Naast de houwkling en den kaphamer werd de
renet in gebruik

geteld, welk instrument in die gevallen, waarbij slechts weinig van den
hoef behoeft te worden afgenomen en deze niet extra hard is, het eenige is,
dat bij het besnijden van den hoef gebezigd wordt.

De vervanging van het ijzer met stampgaten door het ritsijzer moge een
geringe verbetering zijn geweest, — de vervanging van het veegmes door
houwkling en renet was een belangrijke verbetering. Door het veegmes
toch werden toon en verzenen dikwerf te weinig ingekort, de zijgedeelten,
de zool en de straal in den regel te veel bewerkt, terwijl de werkzaamheden
voor den hoefsmid bovendien er gemakkelijker en korter van duur door
zijn geworden.

-ocr page 189-

Vóór 1887 trof men in de meeste smederijen geen afzonderlijke voor- en
achterijzers aan, tegenwoordig is zulks wel het geval en weet bijna ieder

hoefsmid het verschil in bouw tusschen den voor- en den achterhoef en past
in verband hiermede het voorschrift toe, dat het ijzer passend voor den
hoef moet zijn.

Vóór 1887 was het ongeveer regel, dat wanneer een hoefijzer met de
grondvlakte op het aambeeld werd gelegd, alleen de binnenrand op het
aambeeld rustte. Hierbij wordt verondersteld dat de kalkoenen, die vrij
wel aan ieder ijzer werden aangebracht, buiten het aambeeldvlak uitstaken.

Bezag men de bovenvlakte van het ijzer, zoo was die geheel in overeen-
stemming met de ondervlakte en derhalve in plaats van bol dus hol. —
Tegenwoordig weten de meeste hoefsmeden, dat het ijzer vlak dient te zijn
en dat de bovenvlakte dient te bestaan uit een draagvlakte en een afhel-
lende vlakte.

Vóór 1887 werd door tal van smeden het ijzer zóó warm gepast, dat het
eigenlijke besnijden van den hoef haast achterwege had kunnen blijven.
Als reactie op dat te heete passen, is een streven gevolgd om het koud
beslag ingevoerd te krijgen. De tegenwoordige hoefsmeden weten meeren-
deels dat zwartwarm passen de voorkeur verdient, alsmede waarom zulks
het geval is.

Vóór 1887 was het regel, dat de wand na het onderslaan van het ijzer
over de geheele vlakte werd beraspt. Tegenwoordig is het gelukkig een
zeldzaamheid geworden als men dergelijke met schuine en kruislings ver-
loopende raspstreepen voorziene hoeven kan opmerken. De meeste hoef-
smeden weten thans, dat de dek- of glazuurlaag van den wand bewaard

-ocr page 190-

dient te blijven en dat hoogstens bet deel der wandvlakte beneden de
nieten gelegen met de rasp en vijl eenigszins mag worden bijgewerkt. Er
zijn nog wel gevallen, dat de smid, wetende in strijd met de leer van het
hoefbeslag te handelen, de geheele wandvlakte met rasp en vijl min of
meer bewerkt en hen over het geheel een glad voorkomen geeft; dit ge-
schiedt namelijk dikwerf bij handelspaarden, waar de hoef steeds zooveel
mogelijk een normaal voorkomen moet worden gegeven: de buitenvlakte
derhalve glad, de hoef voldoende groot, de zool uitgehold en de straal
alleen van de doode stukken en van de over de zijdelingsche straalgroeven
heen stekende stukken ontdaan.

Vóór 1887 werd door den boefsmid zelden bij het beslag voldoende reke-
ning gehouden met den stand en den gang van het paard. Later is daar
van lieverlede meer de aandacht aan geschonken, maar ook tegenwoordig
nog blijft er in dit opzicht vrij wat te wenschen over.

Tien a twintig jaar terugziende moet dankbaar worden erkend, dat het
hoefsmidsvak in ontwikkeling beslist belangrijk is vooruitgegaan, maar toch
blijft nog volkomen waar wat de heer Moubis reeds in 1896 op blz. 27 in
„De Hoefsmidquot; schreef: „Men zij indachtig dat men nog verder moet; eerst
„volkomen zal het doel worden bereikt, wanneer in de naaste toekomst ook
quot;,voor de opleiding tot burgersmid hoefsmidscholen zullen bestaan, waar de
quot;kunst eenvoudig maar degelijk wordt onderwezen. Ik bedoel niet dat men
„den hoefsmid op het voetspoor van Duitschland wettelijk gaat dwingen
„examen af te leggen, alvorens hij bet vak mag uitoefenen, maar deze zaak
quot;facultatief (geheel vrij) te laten. De lust om zich te bekwamen is groot,
'^het eergevoel der vakmannen genoeg ontwikkeld en de concurrentie zal
„het overige doenquot;.

(In de Januari-aflevering zal worden beantwoord de vraag: Is de tegen-
woordige regeling voor de opleiding der hoefsmeden in Nederland voldoende
te achten ten opzichte van den stand der verkregen ontwikkeling ?).

WAT WIJ PAAEDENHOUDERS VAN ONZEN HOEESMID VEE-
LANGEN, EN MEENEN TE MOGEN EISCHEN?

Niet, dat hij, om moeder de vrouw ter wille te zijn, een nieuwe plaat
zonder'fout in 't fornuis kan leggen, -
niet, dat hij het slot waarin klein
Jantje, speelsch als 't ventje is, de baard van den sleutel afdraaide weer
„gangsquot; kan brengen, —
niet dat hij een Collings-patent-as repareeren of
Ln nieuwe krullentang voor Marietje's haartooi kan smeden, en
niet, dat
hij, uitverkoren tot bondsrijwielbersteller van den A. N. W. B., onze fiets
uit elkaar te peuteren, op te knappen en te „moffelenquot; weet.

Het is ons bovendien onverschillig, of hij als hoefsmid zijn vrijen tijd
besteedt aan weervoorspellen, aan vrijage met Aafke, aan het „uit porrenquot;
gaan van vroeg opstaan willende visschers, het „belezenquot; van zieken of
't vangen van vinken.

-ocr page 191-

Maar wèl verlangen wij van hem, dat hij in zijn werkuren als hoefsmid
ons een deugdelijk ijzer kan smeden, een hoef besnijden en het ijzer onder
weet te plaatsen zooals 't behoort; en, indien hij zich de eer toekent de
vakkennis van
hoefsmid te bezitten en zulks verkondigt op het uit de
smidse prijkend uithangbord of door het aannemen van 't beslag onzer
paarden, dan
mogen we ook eischen dat hij zulks goed doet.

De paardenhouder, die zelf op de hoogte is of meent te zijn van het
beslag, dat zijn paard hebben zal, bestelt de ijzers zooals
hij ze wil, laat
de hoef besnijden zooals
hij zulks verlangt; — in dit geval treedt dus op
den voorgrond de kunde van den smid een ijzer
op aanwijzing te kunnen
smeden, een hoef te besnijden als
aangegeven wordt; de volle verantwoorde-
lijkheid' voor het al dan niet passen, van de al of niet behoorlijke zwaarte
V. h. ijzer, berust dan bij den paardenhouder en niet bij den smid; deze
blijft slechts aansprakelijk voor het smeden en het hanteeren van houw-
kling, renet en rasp.

Edoch, hoeveel werkelijk wetende paardenhouders zijn er? — Niet veel —
en waar de paardenhouder zelf
niet weet wat soort ijzer zijn paard toekomt,
en
waarom een bepaald ijzer en geen ander gebruikt moet worden voor dat
speciale paard in verband met den staat zijner voeten, stand der beenen,
en den arbeid dien het verrichten moet, daar eischen we, en mogen we
eischen van den hoefsmid, dat hij onder volle eigen verantwoordelijkheid,
berustend op kennis en ervaring, te werk gaat en naast smeedkunde blijken
geeft van een uitgebreide kennis van den paardenhoef niet alleen, maar ook
van de gangen en de spierwerking van het paard dat hij „nieuwe schoenenquot;
geven zal. En is hij
werhelijk hoefsmid, dan is telkens 't leggen van een
doelmatig beslag, vooral bij abnormale hoeven, een zelfvoldoening voor
den kunstenaar.

Kunstenaar — is in dit geval niet te veel gezegd! Ieder die maar een
beetje weet hoe door het beslag de deugdzaamheid van een paard voor zijn
werk staat of valt, en dat dit paardenwerk in de laatste jaren een groot
gebied beheerscht, — dat in elke afdeeling van dit gebied ieder paard weer
eigenaardig individueele eischen stelt, — zal van harte
gaarne erkennen dat
het hoefsmeden een
kunst is. —

Of is er geen verschil tusschen het ijzer van een renpaard en dat van
een zwaar werkpaard, dat van een jachtpaard en van een ezel, dat van een
rijpaard en van een tuigpaard, tusschen ijzers waarmee een hengst gemon-
sterd zal worden en die van den vigelante-klepper, tusschen het beslag
voor een hoef met lage verzenen en een knolhoef en een volhoef, enz., te veel
om op te sommen. Al die soorten kennen, het
waarom ervan weten en
dit kunnen aflezen op ieder paard voor datzelfde paard,
is kunst!

En toch — toch zien we nog maar al te veel smeden, op dorpen en in
steden, zich belasten met hoefbeslag, terwijl bij al de kundigheid in grof-
fijn- en
rijwiel-smederij die ze wellicht bezitten, zij zoo goed als niets van
hoefsmederij afweten — en zie
dat moest niet wezen.

Ik weet wel, op een dorp kan een smid van hoefsmeden alleen niet
bestaan, dat is daar bijvak en de soort paarden die hij beslaat loopt niet
te ver uiteen. — Niemand zal dan ook eischen hij zijn heele smederij laat

-ocr page 192-

varen, om enkel en alleen hoefsmid te worden. Doch in de steden, op groote
dorpen en in de centra van paardenfokkerijen, daar moest iedere hoefsmid,
die zich zoo noemt, het ook
zijn.nbsp;D.

DB OPZBT.

De veearts Schumann te Grimma heeft in de December-aflevering van
„Der Hufschmiedquot; een uitvoerig artikel over den opzet geschreven, met
vermelding van de daaromtrent in den loop der tijden verkondigde meeningen,
en eindigt met de hiernaar samengestelde uitspraak:

„De opzet dient aanwezig te zijn aan alle voorijzers en niet bij ijzers voor
„achterhoeven met goeden stand der achterbeenen, — op het midden van
„het ijzer te beginnen en niet sterker te zijn dan de halve ijzerdikte, hoewel
quot;deze graad wordt verhoogd alnaarmate de hoef spitser is. Voorijzers met
„kalkoenen of verdikte takken hebben een eenigszins längeren en sterkeren
,',opzet noodig dan de overige, terwijl bij die graadbepaling vóór alles rekening
„moet worden gehouden met de wijze van afslijting van het oude ijzer.
„Meestal is de buitentoonwand het sterkst afgesleten, soms het midden,
quot;slechts bij uitzondering den binnen-toonwand. Ben flinke opzet is noodig
quot;bij bokhoeven, bij aanstootende of strompelende paarden en bij zulke met
quot;pees- of gewricbtsaandoeningen, als peesverkorting, hazehak, spat en over-
l^hoef, — en kan tot het herstel van aandoeningen aan de buigpezen, de
^isesambeenderen, de onderste banden der sesambeenderen, de achterste
'',kroongewrichtsbanden, aan de slijmbeurs van het straalbeen of aan het

„straalbeen zelf bijdragen.

„Het nut van den opzet bestaat daarin dat hij het rollen van de lichaams-
„last over den toon vergemakkelijkt en derhalve de pezen ontlast, — dat
',',hij het struikelen voorkomt en zoowel aan het paard als aan den ruiter
',',een gevoel van zekerheid verschaft, dat hij den stoot, bij het neerkomen
'',van de lichaamslast op het been, en de afslijting van het ijzer tevens,
„minder erg doet zijn, en dat hij aan het ijzer een vorm geeft, die over-
',',eenkomt met de natuurlijke afslijting van den onbeslagen hoef. Ook aan
,quot;de veulenhoeven dient de aangeloopen opzet bij het besnijden niet te
„worden opgeheven.nbsp;^

* #

Mede een voorstander van den opzet aan het voorijzer zijnde, komt het
mij nuttig voor om het bovenstaande in „De Hoefsmidquot; over te nemen. Als
mijne persoonlijke ervaring wensch ik er aan toe te voegen, dat een opzet
voor het paard in het algemeen gemak oplevert, behalve bij zulke die ge-
voelig zijn in den toon, b.v. bij knolhoef of hoornzuil. Zeer nuttig acht ik
den opzet bij plathoeven, indien de wand voldoende sterk is.

Wat het achterijzer aangaat, kan een opzet nuttig worden geacht bij
paarden, die de achterijzers te gauw in den toon doorslijten, terwijl het ijzer

bovendien er vaster door ligt.

Het nadeel van den opzet is bekend; het paard rust niet op het geheele

-ocr page 193-

ijzer, zoodat het steunvlak op den bodem wat kleiner is dan bij een ijzer
zonder opzet en de stand derhalve wat minder vast.

Ten slotte zij nog opgemerkt dat bij modelijzers een opzet gewoonlijk
achterwege wordt gelaten, ook door hen die een opzet waardeeren; een
model-ijzer moet echter ook met de eischen der praktijk in overeenstemming zijn.

Qronwigen, Inrichting voor hoefbeslag.nbsp;D. F. Stuivenberg.

tn gezond en stukken^_

AAN DE REDACTIE VAN „DE HOEFSMIDquot;.

Verleen mij nog een plaats in uw orgaan, ten einde enkele opmerkingen
te maken, betreffende de taak van de steunsels en den straal, in verband
met het hoefmechanisme.

Het is een vrij algemeen erkend feit, dat de proeven tot vaststelling van
de mechanische veranderingen aan den hoef zeer verschillende resultaten
hebben opgeleverd, welke bovendien dikwijls met elkander in tegenspraak
waren. Dit is ook niet te verwonderen, omdat men hier te maken heeft
met enkele millimeters of gedeelten van millimeters. Nog meer is zulks het
geval met de verklaring, waarop het mechanisme is gebaseerd, op welke
wijze deze veranderingen bij de belasting tot stand komen. Dit wordt
immers door Lungwitz zelf ook toegegeven.

De overigens vernuftig uitgedachte toestelletjes zijn eensdeels onvolkomen
«n onbetrouwbaar om die veranderingen te controleeren of te meten, en
ten anderen geven zij weinig opheldering van de wijze waarop die tot stand
komen. Men kan daarom die bellengeschiedenis gewoonweg voor ons doel
laten rusten, daar immers de druk werking tegen den straal in uw laatste
beschrijving niet beantwoordt aan eenige natuurlijke belasting en tegen-
drukking 1); daarom is ook de gevolgtrekking niet juist. Bij de op natuurlijke

'^T^nbsp;cLnbsp;c b a

u. hoornwand. b. hoornzooi. c. steunsel.nbsp;a. hoornwand. b. hoornzool. c. steunsel.

d. hoornstraal.nbsp;d. hoornstraal.

wijze tot stand komende drukking van boven, en tegendrukking van onder,
neem ik niet aan dat
c (zie figuur) aan het boveneinde naar buiten wijkt,
maar dit wel het geval is aan het ondereinde. Daar zit 'm juist „des Pudels
Kernquot;. Mij dunkt dat de richting, de stand der steunsels, reeds aangeeft,
dat de drukwerking van den last de boveneinden der steunsels naar elkander

-ocr page 194-

toe moet brengen **). Verandert die richting der steunsels (c), zooals zulks bij
den ingekrompen hoef kan ontstaan, dan zal bij de belasting het boveneinde
der steunsels naar buiten kunnen gaan, en het ondereinde binnenwaarts.

Lang niet alle schrijvers volgen dan ook de verklaring yan Lungwitz,
en geven eigen uitlegging van deze zaak. De oude quaestie van het mecha-
nisme of van de elasticiteit blijft nog steeds een nog niet afgesloten vraagstuk.
Het zou voor den hoefsmid niet van belang ontbloot zijn eens melding te
maken van die lange rij van schrijvers en onderzoekers, te beginnen met
Bracy-Clark, betreffende hun inzichten over het hoefmechanisme. — Nu
kan men zich een autoriteit kiezen, dien men volgen wil, op wiens gezag
men aanneemt, en zoo blijkt uit uw artikel in afl. 11, dat de uwe Lung-
witz is. Zeker is deze geen slechte mentor; maar bet bewijs, dat hij alleen
de ware leer verkondigt, is er niet, en wordt ook niet algemeen gedeeld. —
Gij weet thans hoe ik denk over de werking van den straal, van het straal-
kussen en de hoef kraakbeenderen, en ook van de steunsels. Welnu, dan
moet gij ook weten, dat wanneer ik, met mijne zienswijze over de werking
der steunsels, uwe verklaring of die van L. volgde, zal moeten aannemen dat
de hoef aan den verzendraagrand onder de belasting zal vernauwen. Ik zou
de eerste niet zijn om die inkrimping aan te nemen.

Vooralsnog zal ik dien draai niet nemen, gedachtig aan de door mij ge-
maakte doorsneden van volkomen normale hoeven, waarvan de figuren in
uw laatste aflevering 1) goede afbeeldingen zijn, en die mij sterkten in mijn
meening over de hoofdtaak der steunsels.

Dat deze steunsels mede ten doel hebben een goeden hoefvorm te be-
houden, ook om den hoef van normale wijdte te doen blijven, en daarbij
het bovenmatig inkrimpen en bovenmatig uitzetten van den hoef tegen te
gaan, ben ik met u geheel eens; zulks volgt, dunkt me, uit de taak die ik
hun toe ken, en had door mij in „Het Hoefbeslagquot; breeder kunnen worden
omschreven. — Het doet u genoegen dat ik betreffende de werking van
den straal (zie afl. 11) eenige toenadering gaf. Zulks is ook mijn meening,
maar niet opgevat in dien zin dat de straal bij de belasting en bodem-
drukking, als wig tusschen de steunsels, direct, of wel door zijdelingsche
drukking van de kraakbeenderen tegen den wand, indirect de uitzetting
doet ontstaan; maar zoo opgevat dat de straal als elastisch, stootbrekend
lichaam, aan de drukking Van den bodem onderworpen, aan de steunsels
de gelegenheid geeft, gedreven door dezelfde belasting van boven, hunne
taak te volbrengen. Bij verschrompeling van den hoornstraal worden de
steunsels daarin verhinderd. Waarvan is die inkrimping van den straal het
gevolg? De straal moet op den bodem komen, moet functionneeren, d. i.
tegen den bodem worden gedrukt. Alleen daardoor behoudt hij zijn om-
vang, zijn grootte, zijn vorm, zijn qualiteit. Houdt die steun tegen den

-ocr page 195-

bodem op, dan atropbieert hij, dan krimpt het straalkussen in, de kraak-
beenderen hiermede innig verbonden volgen die inkrimping, en de geheele
hoef vernauwt van lieverlede aan de verzenen. Dezelfde verschijnselen
treden ook op wanneer de steunsels worden verzwakt, weggesneden, of
wanneer de wand op mechanische wijze wordt belemmerd zich aan den
verzendraagrand te kunnen uitzetten, door een ondoelmatig beslag of wel
ook door zijbeenen (zie „Het Hoefbeslagquot;, 4e druk, resp. blz. 114 en 118).

Op de verwijding aan den kroonrand van den hoef zal de straaldrukking
wel niet veel meer invloed uitoefenen, dan dat een goed ontwikkelde elastische
straal een behoorlijk doortreden van de koot bevordert.

UtrecM, November 1905.nbsp;Moubis.

korte mededeelingen.

-ocr page 196-

—nbsp;De balk van een ondergelegd balkijzer moet niet geheel tegen den
straal aansluiten als de hoef is opgenomen; er dient zooveel ruimte tusschen
den balk en het ijzer te zijn als een mes dikte ongeveer. Zoodra het paard
op den hoef rust, zullen straal en balk elkaar dan vrijwel aanraken. In
beweging, en vooral in draf en galop, zal op het oogenblik dat het paard
op den hoef rust, de straal niet onbelangrijk door den balk worden ingedrukt.

quot;Wanneer het balkijzer eenigen tijd heeft ondergelegen, ziet men dat straal
en balk van lieverlede gelijkmatiger aansluiten en dat er in den straal op
de plaats van den balk een groeve is ontstaan.

Naar onze ervaring geeft een balk van het pas ondergelegde ijzer, die
bij den opgeheven hoef tegen den straal aansluit, wel degelijk gevaar voor
het optreden van kreupelheid, vooral wanneer het dier spoedig na het
beslaan in een snellen gang dienst moet doen.

—nbsp;Steenkolen. Het regenachtige weer en de vele mist der laatste dagen
bracht veel vertraging in de verscheping van kolen uit Duitschland. Het
syndicaat zorgt niet voldoende voor geregelde aflading in de havens. Het
productie-vermogen bedraagt nog altijd 200.000 ton en meer. Voor Neder-
land zijn nog vele orders niet uitgevoerd. De scheepsvrachten zijn tegen-
woordig vast en hoog, doch de schippers moeten wel wat lang op het laden
wachten.

—nbsp;IJzer. De markt te Glasgow blijft willig met goeden handel.

(jsr. B. G.)

PERSOVERZICHT.

Uit: „Friesch Weekblad.quot;

_ Uitslag Cursus-Hoefbeslag, gehouden te Heerenveen van Juli—Decem-
ber 1905.

Aan den Cursus werd door 15 leerlingen deelgenomen. De theoretische
lessen werden door allen tegelijk bijgewoond, terwijl de practische lessen
over twee dagen (8 en 7 personen) verdeeld werden. De uitslag is geweest,
dat aan de twaalf volgende personen het diploma werd uitgereikt:

G. Tadema van Gorredijk, H. Feenstra van Eijs, J. v. d. Werf van
Heerenveen, K. Kuiper van Akkrum, F. de Tos van Oldeberkoop, A. v.
Dijk van Warns, A. Bouma van Oosterzee, J. Moris van Bakhuizen, G.
Bijlsma van Balk, K. Boersema van Wolvega, H. Smedes van Surhuisterveen,
J. Jansma van Hemrik.

Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag.

-ocr page 197-

bij de bewerking door een niet vakkundige behandeling bedorven, en daar-
door voor het doel onbruikbaar gemaakt.

Ten einde een en ander te voorkomen, willen wij onze lezers in korte
trekken den juisten weg aanwijzen om het werktuigstaai het meest produc-
tief te behandelen.

Een der gewichtigste punten is het verwarmen bij het smeden en
harden. Hierin toch schuilt meestal de groote fout.

Bij het verwarmen van het staal voor het smeden, moet in de eerste plaats
op den toestand van het vuur gelet worden. Dit mag niet uit versche steenkool
bestaan, doch deze moeten eerst zoover zijn uitgebrand, dat alle vluchtige
zwaveldeelen daaruit verbrand zijn, waardoor wordt voorkomen, dat zich op
de oppervlakte van het staal zwavel-ijzer vormt, hetwelk scheuren bij
het smeden en harden veroorzaakt, en ook weeke plaatsen in het staal doet
ontstaan. Verder moet het verwarmen in een niet al te heet vuur, zoo
langzaam mogelijk en onder voortdurend draaien geschieden, en alle over-
verhitting absoluut vermeden worden. Zware en dikke stukken moeten bij
het smeden zoowel als bij het harden zorgvuldig door en door verwarmd
worden. Is het binnenste niet zoo warm als het buitenste, dan heeft dit
altijd scheuring tengevolge. Ook is het stuiken van staal sterk af te keuren,
en bij ieder werkstuk, die afmeting van staal te kiezen, dat de grootste
doorsnede zonder stuiken verkregen kan worden. Bij het uitsmeden van
snijkanten, moet er op gerekend worden, dat deze door herhaalde verwar-
ming veel geleden hebben, en dus door vijl, beitel of andere bewerking
kunnen verwijderd worden. Ook is het niet aan te bevelen, werktuigstaai
op een droge, sneldraaiende amarilsteen te slijpen; ook hierdoor ontstaat
een warmte, welke voor staal verdervend werkt. Is het gereedschap klaar
gesmeed, dan is het in ieder geval raadzaam dit uit te gloeien, door het
langzaam gelijkmatig donkerood warm te maken, en het onder droge kolen-
asch, zaagsel of iets dergelijks bedolven, koud te laten worden. Door dit
uitgloeien voorkomt men het scheuren tijdens de harding, want spanningen
ontstaan bij het smeden, en ook die, welke het staal reeds heeft opgedaan
bij de bewerking aan de fabriek, zullen zich door dit proces neutraliseeren.
De smeedhitte is in de meeste gevallen lichtkersrood, doch richt zich in
vele gevallen naar de hardtegraad van het staal, en zal bij zeer hard staal
het donkerroode niet mogen overschrijden.

Het verwarmen voor het harden van gereedschap eischt dezelfde, ja nog
meer oplettendheid, als bij het smeden; zoo mogelijk zal het staal hierbij
in houtskool verwarmd worden; indien dit niet mogelijk is zal men daarvoor
een goed uitgebrand kolenvuur gebruiken, om dezelfde redenen als hierboven
reeds werd vermeld. Tevens zal men zorg dragen, dat het vuur niet hol
is, d.w.z. de versche windstroom zal het staal niet direct raken, want hier-
door oxydeert het en verhit bijgevolg een hoeveelheid der koolstof, hetgeen
hetzelfde beteekent, dat het minder hardingsvermogen bezit, 't geen voor
de practijk als een der grootste factoren mag beschouwd worden.

Is de juiste warmtegraad bereikt, dan late men het staal nog eenige
oogenblikken rustig liggen, nadat de wind reeds is afgesloten; hierdoor
bereikt men een door en door gelijke temperatuur. De hardingstempera-

-ocr page 198-

tuur ncht zich zooals wij reeds vermeldden naar de staalsoort, of liever
pzegd naar het koolstofgehalte, en het is dus een onloochenbaar feit
dat waar men het staal te heet maakt, deze koolstof verbrandt, en met
deze koolstof de kracht van het staal. Het water waarin gehard wordt zal
een temperatuur bezitten niet beneden 20quot; C = 16quot; E. Het intensieve
der harding kan men verhoogen, door aan het water van 2 tot 37 keu-
kenzout, blaauwzure kali, of salpeterzuur toe te voegen.nbsp;°

Het ligt heden niet in onze bedoeling alle wijzen van harding afzonder-
lijk te bespreken, en wij willen ons daarom bij enkele voorname
punten bepalen. Voor stootend gereedschap als beitels enz., waarbij
slechts de snede gehard wordt, dompele men deze laatste kersrood in het
water, totdat zij donker bruin is, daarna fixeert men deze houding in de
lucht, d.w.z. men laat het staal door zijn inwendige warmte aanloopen
varieerende van geel tot blauw, waarna men het volstandig in het water
atkoelt. Eustig belaste gereedschappen koelt men direct geheel af, waarna
men ze opnieuw verwarmt om de gewenschte stabiliteit aan het gereedschap
te geven. Wij zullen onze lezers later uitvoeriger uitleggen waarom een
en ander zoo moet geschieden.nbsp;^

Briefwisseling.

— Ingekomen postwissels van de heeren: J. A. de Qraaf te 8. voor
afl. I en II 6e jaarg. ƒ0.50 en van P.
Butler te B. voor 4e kwart, ƒ 0.75.

Advertentiën.

|.§choorsteeii-

^ kap

^ verbetert eiken Schoorsteen.

Alom bekend, 285,000 reeds geplaatst:
over de geheele wereld verspreid; H.H.
Lezers, die nog niet met ons in relatie
staan en welke aan een werkelijk courant
en veel gevraagd, gemakkelijk te verkoo-
pen artikel gelegen is, verzoeken wij, ons
hun adres op te geven, opdat wij hen
onze wederverkoopersofterte en voordee-
ligste condities doen toekomen.

Mij. op Aandeelen J. A. JOHN,

_Ilrersgehofen 23 bfl Erfurt (Duitschland).

Engelsche veerkrachtige

HOEFZOLEN voor paar-
den met gebrekkige en
gevoelige hoeven.

Deze zolen worden
zeer geroemd en zijn
in alle afmetingen ver-
krijgbaar.

CIECÜLAIEES op
franco aanvage bij:

W. A. H, van HORSEN, ütrecht.

Klunst hoorn,

voor Hoefbeslag,

verkrijgbaar in de chemicaliën- en
drogerijen-handel van

K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,

te Dordrecht.

Brijscouranten voor HH. veeartsen
en hoefsmeden op aanvrage gratis.

-ocr page 199-

Hoogste onderscheiding.

Groote gouden IVIedailie.
Gediplom. Smidsvaktentoonstelling Nürnberg, Meissen, Leipzig, Trier.

Branscheid amp; Philippi - Reischeid, Rijnland.

ALLE SOORTEN van

Schroef- en Insteekkalkoenen. Losse Stooten.

Prima kwaliteit.nbsp;Geen handelswaar.

X Beste en meest beproefde beslag.

Origineel
Döring-Steekgrepen

(losse stooten). Uitwissel-
baar (gaan niet verloren).
Uitstekend in 'tgebruik!

Sweetgrepen (stooten).

Eenvoudig. — Practisch
en billijk.

Gelieve een proef te nemen, het zal U klandisie bezorgen.

Pliilippi's
Steek-

Steeds groote voorraad in den winter. Catalogus franco op aanvrage aan den
Hoofdagent voor Nederland:

Het Tecfiniscti Boreay Jylcanquot;, 81 Haarleininerwefl, Amsterilaiii.

Vele getuigschriften van Koninkl.- en Privaat-hoefsmidscholen en van de
grootste hoefsmederijen.

te letten.
Verkoop alleen aan grossiers!

FRIEDR. DICK, Esslingen a. N., (Württemberg).

Yertegenwoordlger: J. J. VAN MEEKREN, Amsterdam, Sarphatistraat 75.

Vraagt bij uwen ijzerhandelaar ECHTE
DICK'S Hoefraspen

en andere gereedschappen
voor
Hoefbeslag.

Gelieve
vooral op het merk:

-ocr page 200-

S. C. lïl. BAX. ■ 2, 4 en 6 Jufferstraat. - ROTTERDAM.

— Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. —

Meest uitgebreide sorteering prima blanice Hoefnagels, waarvan meer
dan 60 verschillende voorradig. Billijke prijzen.

met caoutchouc straal.

Beter en goedkooper dan Engelsche zolen. Stevig geplakt en opgenaaid op best sterk leder.

Iedere zool yoorzien van Garantiestempel van niet los te laten.

Merk „The Favorite barquot;, prima kwaliteit,
zachte, veerkrachtige
Witte Caoutchouc.
in 10 verschillende maten voorradig.

— Pr ij zen uiterst bill ij k. —

Men lette op het stempel op iedere zool

Hoefraspen.
Renetten (rechts en

links).
Honwklingen.
Hoefhamers.
Hoeftangen.
Alle Caoutchouc ar-
tikelen.
Knnsthoorn.

enz., enz.

Gemaakte Hoefijzers
Rits- en Stampmodel
Voor- en achterijzers
in 9 verschillende
maten voorradig . . .

IJs- of Scherpnagels
In 12 soorten.

Las- of Welbladen om

ijzer en staal te
wellen. Las-poeder.

Pneumatiek- of Luchtdrukzooi

in 8 verschillende maten voorradig.

-ocr page 201-

ml

-ocr page 202- -ocr page 203-
-ocr page 204-