Geïllustreerd Maandblad voor hoefsmeden en anderen
die in het hoefbeslag belang stellen.
ONDER MEDEWERKING
TAN
m. g. de bruin te Utrecht, j. l. g. cayaux te 's Gravenhage, a. frederikse te Amersfoort,
w. a. h. van horsen t6 Utrecht, f. laméris te Zutfen, j. b. larmené te Amersfoort,
j. b. h. moubis, w. c schimmel en m. h. j. p. thomassen,
alle drie te Utrecht, en anderen.
GEREDIGEERD EN UITGEGEVEN
DOOK
rijks-veearts en medebestuurder eener inrichting voor hoefbeslag.
Xle Jaargang.
GRONINGEN. — A. W. HEIDEMA. — 1906.
ruksuniversiteit utrecht
0851 7678
-ocr page 6- -ocr page 7-De titels, voorzien van een t, geven artikelen aan waarbij een of meer afbeeldin-
gen of figuren behooren, — die met * zijn bijdragen onder een afzonderlijk hoofd,
de overigen zijn ,korte mededeelingenquot;.
De Romeinsche cijfers duiden het nummer der aflevering aan, de gewone de blad-
zijden.
Abnormale lengte der hoeven bij Indische
paarden. 111 42.
Advertentiën. I 2 en 14, 11 18 en 29,
III 34 en 46, IV 50 en 63, V 66 en
78, YI 82 en 95, YII 98 en 110,
VIII 114 en 127, IX 130 en 142,
X 146 en 157, XI 162 en 174, XII
178 en 190.
*Besohouwingen over het hoefbeslag in
Nederland. 1 4.
Beslaan. Op tijd laten —. V 78.
t*Beslag bij knolhoef. IX 131.
„ zonder kalkoenen. V 72.
♦Bestrating. Invloed van — op de hoeven
en beenen. V 71.
»Bevordering van Militaire boefsmeden.
YII 99.
♦Bezoek a/d. hoefnagelfabriek firma Moelier
en Sobreiber. XI 163.
t*Borden, trippen en touwsandalen.
XII 179.
Briefwisseling. II 29, III 46, IV 62,
IX 142, XI 173.
*Burgerhoefsmeden. Opleiding van — m
Pruisen. lY 51.
Concours-hippique te 's Hage. YII 106.
Curiosum. III 42.
Cursus in hoefbeslag te Amersfoort. YI 90.
-nbsp;. Arnhem. I 12.
: :nbsp;Bosch, n 25,
Y 73.
* „ „nbsp;„ in Friesland. X 152,
XI 171.
, „nbsp;„ te Haarlem. Y 74.
„ „nbsp;„ „ Schagen. X 154
, „ „ , Utrecht. IX 136.
Cursussen. Vervolg — voor gedipl. hoef-
smeden. YI 90.
j-*Dresden. Hoefsmidschool te —. X 147.
Dubbele ondervoet. YII 106.
Errata. II 25.
♦Eischen v/d. leeraar in hoefbeslag aan
vakscholen YI 88.
^Friesland. Cursussen in hoef beslag in —.
X 152.
t*Gutta Peroha-zolen tegen inballen van
sneeuw. IX 133
lY 58.
III 41.
»Hoefbeslag. Beschouwingen over het —
in Nederland. I 4.
*nbsp;„ , waargenomen b/d. Kijks-
hengstenkeuringen. III 37.
*nbsp;„ . Eischen v/d. leeraar in —
aan vakscholen. YI 88.
*nbsp;„nbsp;in de Rijnprovincie. VII 102.
*nbsp;„nbsp;Nieuw systeem —. XI 167.
*nbsp;„nbsp;-wedstrijd te 's Gravenhage.
III 40, XII 184.
*nbsp;„nbsp;-wedstrijd te Nijmegen. YI
86, *YIII 115.
*nbsp;„ -wedstrijd te Tilburg. X 153.
*nbsp;„nbsp;o/d. tentoonst. te Diepen-
veen. IX 136.
*nbsp;„nbsp;-cursus te 's Bosch. Y ' 69
en 73.
„nbsp;-examen te Arnhem. lY 64.
,, Doetinchem.
Tlnbsp;nnbsp;quot;
YIII 121.
„ „ '8 Bosch. Y 73.
„ Utrecht. lY 59,
IX 136.
„ „ Zutfen. YIII 121.
»Hoefnagelfabriek firma Moelier en Schrei-
ber. XI 163.
»Hoefsmeden. De tegenwoordige regeling
voor opleiding der — vol-
doende? II 19.
* „nbsp;quot;Wat — van paardenhou-
ders verlangen. II 23.
»Hoefsmid. De verantwoordelijkheid v/d.
—. YI 83.
Hoefsmidcursus (Prov.) te Haarlem. Y 74.
2-j. te Tiel XII 185.
Hoefsmidscholen in Ned.-Indië. lY 61.
t*Hoefsmid8chool te Dresden. X 147.
„ Amersfoort. lY 59.
Wnbsp;quot;
f*Hoefkraakbeen (verbeend). I 7.
Hollands Noorderkwartier. Curaus Scha-
gen. X 154.
Huurkoetsiers te Berlijn. IX 136.
f*Inballen van sneeuw (bestrijding). IX
133.
Ingekomen boekwerken. Y 77.
»Inleiding. I 3.
*Hoef. Teekeningen van den
De groei
Inrichting voor hoefbeslag te Groningen.
Inbsp;n, II 25, III 42, IV 61, T 73,
VInbsp;90, VII 106, VIII 122, X 154,
XI 171, XII 184.
Inrichting voor hoefbeslag aan 's Rijks-
Veeartsenijschool. II 25, IV 59, X 152.
*Invloed van bestrating op de hoeven en
beenen. V 71.
*Kittelige. Omgang met — paarden.
III 35.
Kosters' decoratie. IX 135.
t*Knolhoef. Beslag bij —. IX 131.
*Kracht van een zweepslag. III 38.
Landb.tentoonst. te Zutfen. V 73.
Machinale ijzers. V. 72, *XI 166.
Mededeelingen over het smidsvak vallende
buiten het hoefbeslag. I 12 (ribveeren);
IInbsp;28 (apiraalboren); III 44 (ventilator);
flV 61 (verlichting); flV 62 (slijp-
plaatje voor spiraalboren); fV 77 (ge-
reedschappen, buigmachine); VI 91
(harden van staal); f^H 109 (smida-
werktuigen); VIII 125 (aamenstelling
van soldeerwater, soldeerpoeder en
-pasta); IX 138 (lasschen door middel
der zuuratof-acetyleenvlam); X 155
(ijzerkwaliteiten); XI 172 (harden van
ijzer); XII 186 (aanleg en installatie
voor be- en ontwatering).
*3Iilitaire hoefsmeden. Bevordering van —.
VIInbsp;99.
*Onderscheiding aan Prof. H. Kosters.
IX 135.
Onderwijs i/d. hoefsmederij in België. X
153.
„ in hoefbeslag in Zeeland. X 153.
♦Opleiding. Is de tegenwoordige — der
hoefsmeden in Nederland voldoende?
IInbsp;19.
♦Opleiding v/d. burgerhoefsmeden in Prui-
sen. IV 51, *V 67.
»Opletten. Waar vooral —. VII 101.
*Paarden. Omgang met gevaarlijke, las-
tige en kittelige —. III 35.
♦Paardenhouders. quot;Wat hoefsmeden yan
— verlangen, enz. II 23.
Paardenkeuring te Groningen. VII 106.
Persoverzicht. II 27: Over de werking
eener vakorganisatie voor ameden.
IIInbsp;44: Voorwerpen zilverblank maken.
V 76: Hoefbeslag op het eiland Cjprua;
Inateekkalkoenen; quot;Werking van garni-
tuur aan het ijzer en hoefbelaating
bij kwartierhoornaoheuren. VII 107:
fPriedrich Gutenacker, Karl
Marschner, en 108: H. Wenzel,
Studiereis Ernst Stoye, Jubileum
tentoonst. Neurenberg, 53-jar. paard.
Oorzaak hoornaeheuren. VIII 122: Te-
gen het inballen van sneeuw; Hoef-
smidschool te Neurenberg; Tgdduur
cursus hoefbeslag; Patent voor beslag
zonder nagela en bijzonder gevormd
hoefijzer. IX 137: Cursus hoefbeslag
Holl. Mij. van Landb.; fBokhoef.
X 154: Inspectiereis door H. J. de
Groot naar Z.-Duitachland. XI 171:
Staatsbegrooting 1907. XII 185: Verg.
Afd. Tholen Zeeuwaohe Landb.-Mg.
Prov. hoefsmidcursus te Haarlem. V 74.
♦Pruisen. Opleiding v. burgerhoefameden
in —. V 67.
Reorganiaatie v/h. hoefbeslag b/h. Ind.
leger. III 41.
♦Resultaat van 1276 onderzochte voor-
hoeven. VIII 120.
Rijpaarden. Hoefijzers voor —. II 26.
*St. Eloy. VIII 119.
Standbeeld in Sendling. XII 185,
♦Strijken. Het —. III 40.
*Xeekeningen v/d. hoef in verschillende
werken. IV 58.
Tentoonstelling te 's Hage 1907. III 40,
♦XII 184.
Toontreder. Beslag van een —. II 25.
t*Touwsandalen. XII 179.
Tijdig beslaan. V 73.
Uitvinding hoefijzermachine. II 26.
♦Uitvoeren en voorschrijven. V 71.
*Vak8cbolen. Eischen v/d. leeraar aan
—. VI 88.
♦Verantwoordelijkheid v/d. hoefsmid.
VI 88.
Verliezen van ijzera. II 26.
Vervolgeurauaaen voor gedipl. hoefsmeden.
VI 90.
♦Voorhoeven. Resultaat van 1276 onder-
zochte -. VIII 120.
♦Voorschrijven en uitvoeren. V 71.
t^Vorm, De —. 17.
Vragen en antwoorden. IV 61.
*Waar vooral op te letten. VII 101.
quot;Wedstrijd in hoefbeslag den Haag 1907.
III 40,*XII184.
* „nbsp;„nbsp;„nbsp;Nijmegen. VI86,
♦VIII 115.
Tilburg. X 153.
quot;Winterbeslag. IX 136.
*IJzers. Machinale —. XI 166.
Zeeland. Onderwijs in practisch hoef-
beslag. V 74, VIII 122, X 153.
♦Zweepslag. Kracht van een —. III 38.
t*Zijbeen. Het —. I 7.
-ocr page 9-Ile Jaargang. — 1906. — Aflevering 1.
HOOFDREDACTEUR-UITGEVEE: A. W. heidema, rijks-veearts te GRONINGEN.
-ocr page 10-
Lambert amp; | ||
Hallanan Hoefzolen de Beste en | ||
Rotterdam, Wijnhaven 127. |
1905—1906. — Beschouwingen over het hoefbeslag in Nederland. — De
vorm, hefc zijbeen of verbeend hoef kraakbeen. — Korte mededeelingen. —
Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag. —
Advertentiën.
Het afgeloopen jaar heeft, op het gebied van het hoefbeslag, een vrij kalm
verloop gehad. De ontwikkeling van het vak als zoodanig is niet te ont-
kennen, hoewel de organisatie voor het verkrijgen van deugdelijke leer-
krachten nog steeds op zich laat wachten. Toch schijnt er veel kans te
bestaan, dat eindelijk in 1906 een deugdelijk ontwerp ter degelijke opleiding
verwacht zal kunnen worden.
In de December-aflevering is het voornemen medegedeeld in Januari de
vraag onder het oog te zien: Is de tegenwoordige regeling voor de opleiding
der hoefsmeden in Nederland voldoende te achten ten opzichte van den
stand der verkregen ontwikkeling ? Zulks zal worden uitgesteld tot Februari
of Maart, daar de voorbereiding voor het geven van dat antwoord nog niet
geheel is afgeloopen. Het antwoord zal ontkennend zijn, doch om behoor-
lijk opbouwende kracht te kunnen vertoonen dient tevens op goede grond-
slagen te worden aangegeven, hoe die opleiding dan eigenlijk wel behoort
te zijn.
In 1906 zal „De Hoefsmidquot; wederom trachten niet alleen de ontwikke-
ling der hoefsmeden zooveel mogelijk te bevorderen, maar ook meer en
meer te streven naar verbetering der maatschappelijke positie. Een onzer
belangrijke medewerkers doet inzonderheid veel moeite voor de verheffing
der militaire hoefsmeden, waarop kort geleden in de Tweede Kamer der
Staten Generaal de aandacht van den nieuwen minister van Landbouw,
Nijverheid en Handel is gevestigd. Dat bij dit nieuwe ministerie de
landbouw in zijn geheelen omvang wat meer op den voorgrond is getreden
kan ongetwijfeld het hoefsmidsvak niet anders dan ten goede komen.
Afgezien van de vraag of in de verre toekomst een verplicht examen
voor het recht van uitoefening van het hoefsmids vak wenschelijk moge
worden geacht, voorloopig althans meenen wij, dat het vrijlaten te dezen
opzichte de voorkeur verdient. De lust tot ontwikkeling bestaat bij den
aanstaanden hoefsmid, voor zoover onze ervaring reikt, in zeer bevredi-
genden aard. Wanneer de Overheid, in de eerste plaats de rijksregeering
— naar onze meening is het zelfs het beste zij alleen — slechts de hulp
en den weg tot ontwikkeling behoorlijk wil verleenen, dan komt het ons
voor, dat de a.s. hoefsmeden zelve wel voor het behoorlijk zorgen van dien
weg zullen zorgdragen.
* *
Allen die in 1905 „De Hoefsmidquot; hunnen steun hebben willen verleenen
betuigen wij onzen hartelijken dank en bevelen het tijdschrift ook voor de
toekomst in hun welwillende aandacht aan. Moge 1906 voor hen en voor
^lle lezers van ,De Hoefsmidquot; brengen wat zij wenschen.nbsp;Red.
BESCHODWINaEN OVER HET HOEEBESLAG IN NEDERLAND,
rooE
KARL MARSCHNER,
Giv. Vorschmied a. d. Kon. Sachs. Lehrschmiede te Dresden.
Gedurende een reis door Nederland was ik in de gelegenheid de uit-
voering van het hoefbeslag in onderscheidene plaatsen gade te slaan. Er
zijn mij hierbij eenige, waaronder werkelijk belangrijke, bijzonderheden
opgevallen. Voor zoover ik zulks zelf gezien heb, kan ik zeggen, dat er
deels heel goed, deels ook nog zeer gebrekkig wordt beslagen.
Het slechte beslaan is mijns inziens hoofdzakelijk daaraan te wijten, dat
in Nederland nog geen verplicht examen bestaat. De hoefsmeden zijn niet
in de gelegenheid het hoefbeslag in zijn geheelen omvang en volgens eene
bepaalde methode te leeren kennen. Goed beslag zag ik voornamelijk in
Amsterdam en Utrecht, deels ook in den Haag en in Arnhem. Meestal
was ik in de gelegenheid in de smederijen de verschillende manieren van
't beslaan te zien. Vooral werd mij die in Amsterdam en Utrecht geboden.
Opvallend zijn de mooie hoefvormen en het vlakke verloop van de hoorn-
wanden. Zulke groote afwijkingen, als ik tot nog toe gewoon was in
Duitschland te zien, heb ik in Nederland niet opgemerkt, niettegenstaande
ik, dank zij de groote vriendelijkheid der hoefsmeden, uitstekend in de
gelegenheid was, niet alleen paarden op straat of in de smederij te zien,
maar ook, op mijn speciaal verzoek, de meeste paarden der groote stal-
houderijen en sleeperijen. Een groot deel hiervan was opvallend zwaar, zóó
zelfs, als ik zelden vroeger gezien heb. Niet alleen echter aan de hoeven,
maar ook aan de hoefijzers ziet men dien mooien afgewerkten vorm in alle
details, of het voor- of achterijzers zijn, rechter of linker. Verder deed
het mij genoegen te zien, dat het grootste deel der paarden vlakke ijzers
draagt. Ijzers met kalkoenen ziet men niet veel, nog minder met stooten.
Die ouderwetsche veronderstelling van zoo velen in Duitschland: „Het
gaat niet zonder ijzers met stootenquot;, bestaat daar niet, en dat is goed
ook. Daarbij komt, dat de bestrating in die steden net zoo is als in
Duitschland, dikwijls zelfs nog ongunstiger, vooral door de vele hooge
bruggen. Niettegenstaande de asphaltstraten worden daar nergens touw-
ijzers gebruikt, hoewel van Duitsche zijde meermalen door het zenden van
zulke ijzers daarop de aandacht gevestigd is. En met welk een vasten
gang komen al die paarden vooruit! Ik stond zelf dikwijls bij zulke
bruggen en zag, dat zware paarden met groote lasten veel gemakkelijker
op vlakke ijzers over den brug heenkomen, dan diegene, waarvan de
eigenaar, uit een zuiuigbeidsoogpunt, kalkoenen en stooten had laten geven.
Behalve de eigenaar, heeft ook de smid schuld, wanneer hij zijn klant
niet probeert over te halen vlakke ijzers te nemen. Daarbij wil ik op het
volgende voorbeeld wijzen: Een eigenaar laat zijn paard eens vlakke ijzers
geven; deze zijn echter te snel versleten. Dan welt de smid in den regel
een stukje staal in den toon en hardt het, waarvan het gevolg is, dat het paard
bij het trekken eerder uitglijdt. Dan zal het geen mensch verwonderen,
dat de eigenaar van het paard het vertrouwen in het vlakke beslag verliest.
Had echter de smid, in plaats van een stukje staal aan te brengen, het
ijzer in den toon zoo breed gesmeed, dat dit niet voor den tijd versleten
vras, zoo zou dit misverstand betreffende het vlakke beslag geheel voor-
komen zijn.
zijn in Nederland de ijzers in den toon meestal
breed, vooral bij zware paarden. Fabrieksijzers ziet men zelden.
De meeste ijzers zijn kort, dikwijls zeer kort aan de verzenen. Heel
vaak zag ik, dat vlakke ijzers aan de verzenen dunner waren dan in den
toon. Eene duidelijke opzet ziet men aan ieder ijzer, zoowel aan een voor-
als aan een achterijzer.
Over zijlippen, die in den regel niet hooger worden gemaakt dan het
ijzer dik is, loopen de meeningen zeer uiteen. Zoo werd b.v. in Utrecht
beweerd, dat ze niet noodig zijn, hetgeen, volgens mijne meening, zeer te
betwijfelen is, want ik lieb zelf gezien, dat daar meer paarden met strijk-
wonden loopen, en met hoeven, waarvan de hoornwanden sterk brokkelig
zijn, dan b.v. in Amsterdam, waar men vóór de zijlippen is.
Meestal worden ritsijzers gebruikt, waarvan de ritsdiepte Vs^^s der
ijzerdikte bedraagt. Ijzers met stampnagelgaten worden weinig aangetroffen.
Te Amsterdam (Kerkstraat) zag ik in een smederij, waar zelfs meer dan
900 paarden beslagen worden, zeer veel bijzonderheden naar Dresdener systeem.
Het smeden der ijzers, het omzetten , het ritsen en het slaan van gaten
wordt ongeveer evenzoo gedaan als in Duitschland.
Veel waarde hecht men aan het goed inslaan der gaten, en ook dat de
paarden de ijzers gelijkmatig afslijten. Men probeert steeds het steunvlak
daar te vergrooten, waar de ijzers het meest te dragen hebben en daar-
door het meest slijten. Daar het grootste gedeelte der Nederlandsche
paarden min of meer vlakke hoeven heeft, laat men de afhelling geheel
weg, en heeft daarvoor in de plaats de van den buiten- naar den binnen-
rand afhellende draagvlakte,*) voor zoover de nagelgaten in het ijzer reiken.
Hierbij ligt tot grondslag den hoornwand zooveel mogelijk in een rechten
hoek door het ijzervlak te ondersteunen. Reeds bij het besnijden der hoeven
wordt daar rekening mee gehouden, om ook de gewenschte breedte van
den draagrand te verkrijgen.
Niettegenstaande de dikwijls zeer schuin staande hoornwanden, zag ik,
door toepassing van die methode, zeer weinig brokkelige hoornwanden.
Alleen in zeer bijzondere gevallen worden 2 zijlippen aangebracht.
Het gebruik der eenvoudige leeren zolen heb ik in Nederland weinig,
baast heel niet opgemerkt; daarentegen gebruikt men echter veel leeren
zolen met gummi. Bij lichte paarden is dit gebruik zelfs regel. Zeer
worden aanbevolen de halve ijzers met de bekende Senopad-zolen. Deze
worden zeer dikwijls gebruikt voor paarden met steengallen, verbeende
hoefkraakbeenderen en tegen het klappen.1)
Naast de lederen zolen met gummi gebruikt men ook veel luchtdrukzolen.
1nbsp; Gummizolen voldoen bij het klappen niet.nbsp;Red.
-ocr page 14-Daarin heeft men 3 soorten, Engelsche, Fransche en Duitsche. Het meest
worden de Engelsche gebruikt, omdat de bol van de zool meestal beter bij
den Torm van den hoef past. — Bij bevangen paarden worden zulke zolen
altijd gebruikt.
Ik heb mij dikwijls overtuigd, dat men daarmede zeer weinig merkt van
den hangen, pijnlijken gang, anders zoo eigen aan bevangen paarden. —
Door den uitstaanden bol vermindert het stooten op het toongedeelte
(zulke paarden willen, zooals bekend is, alleen met de verzenen op den
grond komen), zonder dat daardoor een druk op de gevoelige hoornzooi
ontstaat. Men gebruikt deze zolen bij vlakke ijzers, bij welke de draag-
vlakte aan den toon opvallend naar binnen overhelt.
Kurkbuffers worden in Nederland niet gebruikt.
Iedere smid houdt het been, bij het beslaan, gewoonlijk zelf op. Toch
wordt op sommige plaatsen nog de noodstal gebruikt, b.v. in Botterdam.
Ongaarne denk ik aan deze wijze van beslaan, want dat de eigenaar van
een paard het toelaat, dat zijn eigendom zóó gekweld wordt, is mij tot nog
toe onbegrijpelijk. Ik zag, dat paarden in den noodstal gedreven werden,
terwijl men ze zóó sloeg dat de striemen zichtbaar waren. — Nauwelijks
zijn de paarden er in, of de voet, die beslagen moet worden, wordt met
een lus aan een ijzeren stang gebonden, onverschillig of het paard springt
of niet. En deze stangen zijn heelemaal niet bekleed. Haast altijd zijn de
noodstallen vlak aan de straat. Er zijn smederijen waar 4 noodstallen zijn.
Een treurig gezicht in een stad als Kotterdam.
Men past de ijzers met behulp van een doorslag, die in het eerste gat
gestoken wordt, en brandt meestal te lang. Ongeoefende smeden kan men
deze methode niet aanraden, daar de punt van den doorslag dikwijls door
het ijzer steekt, en het gat dan te groot wordt. Wordt het ijzer dan nog
erg heet gemaakt dan kunnen ook de hoornwanden ongelijk worden. Men
kan bovendien net zoo goed een kleine oppastang gebruiken.
De meestal gebezigde hoefnagels lijken precies op de rijkshoefnagels;
alleen is er geen merk op.
De meeste heerenpaarden worden gewoonlijk op stal koud beslagen.
Veel zorg besteedt men in Utrecht aan de renpaarden en harddravers.
Bij de renpaarden worden lichte concaafijzers, bij de harddravers toonge-
wichtsijzers aan de voorvoeten en zeer lichte smalle ijzers aan de achter-
voeten ondergeslagen. — Deze hebben alleen aan de buitenzij een zijlip,
en zijn aan den buitentak sterk naar buiten gedraaid, opdat de paarden een
vasten stand zullen houden.
Dikwijls zag ik, dat de toongewichten aan de voorvoeten opgegespt, of
aan de lip geschroefd waren.
De hoeven worden na het beslaan niet ingevet, maar de nagelgaten
worden met stopverf dichtgemaakt.
Bij paarden, die met de achterbeenen bodemnauw staan, worden veel
ijzers gebruikt.
De hoornstraal wordt in de meeste gevallen in 't geheel niet of heel
weinig besneden. De steunsels besnijdt men eveneens weinig.
Wat het slechte beslaan betreft, staat wel een deel van Eotterdam boven-
-ocr page 15-aan. Zoo'n groot verschil met het min of meer goede beslag in andere
steden zag ik nooit. Men gebruikt stooten tot eene hoogte van 5 a, 6 cM, 1)
hetgeen wel een bewijs van groote onwetendheid is. Dikwijls zijn dan nog
aan zulke ijzers de kalkoenen lager dan de stooten. De toon- en zijlippen
zijn zeer laag en ook tot 6 cM. breed. Ook staat het beslag van lichte
paarden in Eotterdam achter bij dat van andere plaatsen. Het gatenslaan
in de ijzers is ook gebrekkig. IJzers zonder rits worden nog dikwijls
gebruikt.
Over de Nederlandsche leersmederijen is o.a. het volgende te zeggen:
Men heeft er 2, 2) waarvan de grootste wel de militaire-leersmederij te
Amersfoort is. Ten tweede heeft men er de civiele leersmederij in Utrecht,
behoorende bij 's Eijks Veeartsenijschool aldaar.
Een overzicht van de toestanden aan de leersmederij in Amersfoort kan
men vinden in No. 11 bldz, 242—243 in „Der Hufschmiedquot;, 23ste Jaargang
en in „De Hoefsmidquot;, jaargang 1897, bldz. 59.
De leerlingen moeten 2 jaar deze school bezoeken. Niettegenstaande zij
gedwongen zijn 2 jaar te blijven, maakt hun smeden der hoefijzers een
ongunstigen indruk.' Ik zag, dat een ijzer 6 maal werd heetgemaakt, en
dat bij een gewoon ijzer, en slechts voorzien van 6 gaten. 3)
Meer gaten kan men haast in geen ijzer vinden; ze zijn aan de ver-
zenen ook breeder dan aan den toon.
De nagelaten zijn meestal zeer vet, en de vorm is goed. — Het mate-
riaal voor het theoretisch onderwijs is ook goed. — Heel vriendelijk bood
men mij de gelegenheid alles van nabij te bezichtigen.
De leersmederij in Utrecht is veel kleiner, en toen ik er was werkten
er slechts 4 man. De praktische opleiding voor hoefsmeden kon veel beter
zijn, en daar staat tegenover, dat de hulpmiddelen zeer goed zijn.
In de meeste steden van Nederland ziet men een paard van middelsoort
grootte en zwaarte. De meeste zijn ook heel mooi gebouwd. Behalve deze
ziet men er ook mooie Engelsche paarden en heel zware Belgische.
Aan het verzorgen van paarden hecht men veel. De stallen zijn niet
alleen zeer rein, maar dikwijls met veel luxe ingericht. Turfstrooisel wordt
ia veel groote stallen gebruikt. In vele stallen is, behalve een ziekenstal
ook een koelplaats voor de voeten, waar de bodem ± 1 voet met nat
zand bedekt is.
DE VORM, HET ZIJBEEN OF VERBEEND HOEFKRAAKBEEN.
Vorm is eene oude benaming, die in het noorden van ons land meer
bekend is dan in de overige provinciën; zijbeen is overgenomen van het
Engelsche „sidebonequot;, welke naam eenigszins wijst op de plaats waar het
1nbsp; Naar onze meening bedraagt die hoogte niet meer dan 3 a 4 cM. Red.
2nbsp; De „inrichting voor hoefbeslag te Groningenquot; werd door den schrijver niet
bezocht. Red.
3nbsp; Dit is voor een legerpaard en voor lichtgebouwde rijtuigpaarden oi ook een
voldoend aantal. Red.
gebrek wordt aangetroffen; verbeend hoefkraakbeen geeft direct de geaard-
heid van het gebrek aan.
Otn zich een goed idee van het gebrek te kunnen vormen, moet men
Fig. 2.
natuurlijk eerst weten wat of hoefkraakbeen is. Zooals de naam aanduidt,
is dit een kraakbeenig gedeelte dat aan het hoefbeen wordt gevonden; het
is feitelijk een verlengstuk, dat aan weerszoden van het hoefbeen wordt
aangetroffen. Bovenstaande fig. 1 beschouwende, stelt A het hoefbeen, a
een der hoefheenstakken voor. Als men vervolgens fig. 2 beziet, dan is
het heel gemakkelijk een scheef vierhoekig verlengstuk waar te nemen,
aangeduid met c. üit groote, scheef vierhoekige stuk is een der hoefkraak-
beenderen. Aan de andere zijde (hetgeen op de fig. natuurlijk niet te zien
is) komt een dergelijk kraakbeen voor. In fig. 3 is te zien, dat hoefbeen.
straalbeen en een stuk van het kroonbeen binnen den hoorschoen zijn ge-
legen. Uit bovenstaande fig. 2 is nu wel na te gaan, dat de bovenrand
van het hoefkraakbeen aan den kroonrand moet zijn te voelen, uitgezonderd
in het midden van het toongedeelte, waar geen kraakbeen voorkomt.
Kraakbeen is in verschen toestand grijswit van kleur en elastisch.
Wanneer het indroogt, verschrompelt, een tijdlang aan de lucht is bloot-
gesteld, dan verdwijnt het grijswitte van lieverlede, de kleur wordt bruin,
donkerbruin, terwijl tevens de elasticiteit zoo goed als verloren gaat.
Dat die iioeflsraaljbeenderen elastisch zijn, kan ieder nagaan bij het
levende paard — aangenomen dat dit normale hoefkraakbeenderen bezit.
Daartoe wordt de hoef opgenomen en met beide handen omvat, terwijl de
dikke gedeelten der duimen langs den kroonrand komen te liggen. Wan-
neer men nu met beide handen den hoef samendrukt, dan is met de
duimen duidelijk waar te nemen, dat de deelen onder de huid gelegen,
elastisch meegeven, — dat zij veeren, en op het oogenblik, dat de druk van
weerszijden wordt nagelaten, werken die veerende hoefkraakbeenderen
belangrijk mede tot de uitzetting van den hoef. Indien dezelfde bewerking
wordt toegepast bij een hoef waarvan zoowel het binnen- als het buiten-
kraakbeen verbeend is, dan wordt ondervonden, dat het samendrukken van
den hoef veel minder of in het geheel niet volgt en derhalve het uitzetten
evenmin.
Ieder lezer weet wel, dat alle deelen van het lichaam gevoed moeten
worden, zoo ze in het leven willen blijven, en dat die voedende bestand-
deelen 'alleen door het bloed kunnen worden aangevoerd. De hoef heeft
niet alleen bloed noodig voor eigen onderhoud, het heeft bovendien ook
voedende bestanddeelen noodig voor het vormen van hoorn. De hoorn-
schoen slijt immers voortdurend beneden af en groeit boven aan. Hoe
gemakkelijker de bloedstroom door den hoef plaats vindt, des te beter
kunnen de voedende bestanddeelen worden afgegeven, — des te beter kan
de hoornschoen aangroeien. Nu wordt de bloedstroom door den hoef ver-
gemakkelijkt indien de hoef afwisselend uitzet en samenkrimpt, — welke
afwisselende uitzetting en inkrimping het best kan geschieden als de onder-
scheidene, van nature elastische deelen, waaronder ook de hoefkraakbeen-
deren, werkelijk elastisch zijn en tevens de hoef afwisselend meer en minder
wordt belast, m. a. w. als het dier veel beweging heeft.
De aard van het gebrek is dus zeer eenvoudig, hij bestaat slechts in een
verbeening van de hoefkraakbeenderen. Als iemand zich de moeite heeft
getroost en de gelegenheid heeft gehad goed te leeren waar de hoefkraak-
beenderen zitten, — dan is het ook niet erg moeielijk een vorm te leeren
kennen en om een vorm niet te verwarren met een overhoef.
Straks is gezegd, dat een hoef, wanneer deze normaal is en vrij veel
beweging ondergaat, afwisselend uitzet en samenkrimpt; de waarheid van
deze bewering is te zien aan ieder oud ijzer dat onder het paard wegkomt.
De bovenvlakte van zoo'n ijzer bezit altijd glad-geschuurde strepen, het
duidelijkst en het breedst daar waar de verzeneinden van den hoef tegen
hebben gelegen. Die gladde gedeelten kunnen natuurlijk alleen ontstaan
zijn door wrijving. Het is bekend, dat de uitzetting en de samenkrimping
van den hoef juist aan de verzengedeelten het duidelijkst zijn waar te nemen.
Als men nu een hoef heeft, waarvan de kraakbeenderen verbeend zijn,
dan is op het oude ijzer van die glad-geschuurde strepen zoo goed als niets
te bespeuren. Er heeft eigenlijk geen noemenswaardige uitzetting meer
plaats. Die hoef wordt aan den kroonrand dikker en door de belemmerde
uitzetting en samenkrimping aan den draagrand (de rand die op het ijzer
komt), voornamelijk aan de verzengedeelten, langzamerhand kleiner van
omtrek.
-ocr page 18-Wanneer nu dè afwisselende uitzetting en samenkrimping zoo goed als
achterwege blijft, wordt de bloedsomloop belemmerd, de voeding eenigszins
ondermijnd en de gevormde hoornzelfstandigheid minder krachtig en taai,
waardoor langzamerhand brokkeligheid intreedt en hiermede een lastig
hoefgebrek, waarvan in zoodanig geval de oorzaak niet is weg te nemen.
# #
#
In den tijd dat onze paardenhandel, de enkele zwarte hengsten voor de
lijkkoetsen daargelaten, niet met Engeland in betrekking stond, was het
verbeend boefkraakbeen hier weinig bekend en in elk geval in den handel
zoo goed als niet in tel. Nu sedert de laatste jaar of zes zich de Engelsche
handel belangrijk heeft ontwikkeld en zij been vooral in Engeland als een
ernstig gebrek wordt beschouwd, ja zoo, dat bijna ieder daarmee behept
handelspaard er om wordt geweigerd, — nu zijn onze Nederlandsche han-
delaren in koetspaarden er ook scherp op gaan letten. Of een bandelaar
zich op dezelfde wijze, omtrent het al of niet bestaan van een zijbeen,
overtuigt als boven aangegeven? Neen! ' Dat was een manier om het te
leeren. Voor geoefenden is het voldoende, en feitelijk zelfs beter, om het
betasten te doen op het oogenblik, dat het dier op den hoef rust. De
kooper tast dan met een of twee vingers op zij over den kroon naar den
kroonrand toe en merkt op die wijze vrij spoedig of er verbeening bestaat.
Indien deze meer naar voren, alzoo meer naar het midden (al komt ze
nooit heelemaal in het midden) aanwezig is, dan wordt het gebrek als
ernstiger beschouwd, dan wanneer de verbeening uitsluitend meer naar het
achtereinde waar te nemen is. Een Engelsche handelaar is zóó bang voor
het gebrek, dat hij in den regel bij ieder paard, ook wanneer er aan den
kroonrand niets vreemds is te zien, even den kroonrand betast. Bij een
geringe verbeening kan iemand, die handig met de schaar weet te werken,
den kroonrand wel zoo'n voorkomen geven, dat er geen afwijking aan te
zien valt.
# #
#
Verbeende hoefkraakbeenderen zijn het minst erg bij paarden, die op een
zachten bodem en stapvoets hun werk kunnen verrichten. Bij zulke is
immers ook de beste voorwaarde voor het gezond houden van den hoef
aanwezig, terwijl het eenigszins wegzakken in den bodem het pijnlijke, dat
bij het belasten van den hoef intreedt, eenigermate opheft. Een kwaad
gebrek kan het worden voor paarden die in snelle gangen op den harden
weg dienst moeten doen. Bepaald kreupel gaat een dier er niet gauw aan,
doch is de kreupelheid er eenmaal, dan is herstel ook zoo goed als uitge-
sloten. Als laatste middel wordt door den vee-arts de zenuwsnede, het
wegnemen der gevoeligheid (gevoelszenuwen) toegepast, maar de hulp is
toch ook in den regel slechts van tijdelijken aard.
Er is vermoedelijk geen enkel ras waar het gebrek zoo veelvuldig wordt
aangetroffen als bij het Begische. Boven is reeds aangegeven, dat het
gebrek voor stapvoets werkende dieren ook veel minder erg is dan voor
luxepaarden. In Engeland let men er zeer sterk op, misschien wel wat te
sterk, — in België ziet men er weinig op, vrij zeker te weinig en het is
niet onmogelijk dat de tijd eenmaal zal komen dat er ook daar bij de fok-
paarden meer aandacht aan zal worden geschonken. Een geluk is het voor
de Belgische fokkerij, dat in de laatste 25 jaren een belangrijke verbetering
in den hoefvorm valt te constateeren, zoodat de nadeelen der verbeende
boefkraakbeenderen ook beter kunnen worden verdragen.
« *
Al is de onderkenning van zijbeen bij eenige ervaring vrij gemakkelijk
— het is in de meeste gevallen zeer moeilijk om uit te maken of een be-
Staande hoefkraakbeen-verbeening als gevaarlijk, als ernstig of als van
weinig beteekenis moet worden beschouwd. Het gebrek is meermalen
erfelijk, terwijl afgezien van den aanleg, de verbeening het gemakkelijkst
intreedt als de hoef veelvuldig stooten ontvangt of het kraakbeen zelf dik-
werf wordt gedrukt. Het laatste krijgt men nu meermalen bij paarden,
die in de boerderij in het span ploeg werk verrichten. Ieder die met deze
landbouwwerkzaamheid bekend is, weet ook, dat het vaak voorkomt, dat
de paarden aan het eind der „voorquot; als het ware half over den sloot heen-
bangen en dan, al trekkende, aan den slootrand kort moeten omdraaien.
Tijdens dat draaien nu komt het meermalen voor dat het linkerpaard het
rechter tegen den kroonrand trapt; vooral wanneer zulks herhaaldelijk
gebeurt, kan de bovenrand van het kraakbeen tot verbeening overgaan,
doch als deze verbeening zich slechts bevindt boven den kroonrand en zich
niet binnen den hoef uitstrekt, dan behoeft men zich over den ernst der
afwijking niet ongerust te maken. Het is echter bijna ondoenlijk met
zekerheid te zeggen, dat de verbeening uitsluitend in het bovendeel van
bet kraakbeen aanwezig is of zal blijven. (Door genoemde oorzaak wordt
het veelvuldigst het linker buiten-hoefkraakbeen gekwetst en tot gedeel-
telijke verbeening gebracht).
Een tweede omstandigheid, waardoor somtijds hoefkraakbeen-verbeening
van weinig ernstigen aard optreedt, wordt verkregen door het aanleggen
van een z.g. bungel, welke wordt gebezigd om het over den sloot springen
aan een paard te verhinderen. Hierdoor ontstaat ook een herhaaldelijk
terugkeerenden druk op den bovenrand van de kraakbeenderen, die dik-
werf een gedeeltelijke verbeening ten gevolge heeft.
Verbeening van het buiten-hoefkraakbeen komt meer voor dan van het
kraakbeen aan de binnenzijde, vooral bij toontredenden of bodemnauwen
stand, tengevolge van een sterker belasten der buitenzijde.
# »
#
Indien beiderzijds verbeening voorkomt, is het verkeerd het paard van
balkijzers of Engelsche hoefzolen te voorzien, omdat zulks de uitzetting,
die pijn veroorzaakt, bevordert. Het beste is om ijzers zonder kalkoenen
te bezigen en nauwlettend op het zuiver vlak gesmeed zijn der bovenvlakte
toe te zien, terwijl de ijzertak wat breed wordt genomen en ruim gelegd.
— Inrichting voor hoefbeslag in Groningen. 2 Januari j.1. is de
leerling M. Köller te Weiwerd met het volgen van een cursus begonnen,
terwijl J. Leutscher van Zuidhorn deze maand vertrekt. De opvolger
van laatsgenoemde is D. de Vries van Bzinge. Mede zijn thans als leerling
aanwezig: Bussemaker van Sleen en Boelkens van Üithuizermeeden.
— Cursus in hoefbeslag te Arnhem. Vanwege de afdeeling Arnhem
der Geld. Overijs. Mij. van Landb. wordt te Arnhem een 2-jarige cursus
in hoefbeslag gegeven. De theoretische zoowel als de practische lessen
hebben plaats in de Ambachtschool. De ruime smederij met 8 vuren is
voor de practische oefeningen bijzonder geschikt, vooral nu het aantal smeden,
dat de lessen volgt, groot is, namelijk 25.
De cursus heeft plaats onder leiding van den heer H. M. Kroon, Rijks-
veearts te Deventer, voor de praktijk bijgestaan door den heer S. van
Angeren, korporaal hoefsmid te Arnhem.
— Glasgow, ijzermarkt. Nog steeds luiden de berichten over den prijs
van het ijzer iets hooger; dientengevolge stijgen de prijzen in ons land gedurig.
Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag.
RIBVEEREN.
Wanneer wij terugdenken aan den tijd, dat onze wagens nog zonder
veeren gereden werden, daar men nog nimmer op de gedachte was geko-
men voor dat doel veeren aan te wenden, en wij zien daarbij nog de eerste
wagenveeren in hun eenvoudigen, primitieven vorm uit Engeland en later
ook uit Duitschland tot ons gekomen, waarna vrij wel iedere smid trachtte
deze zelf te maken, en wij vergelijken dan deze veeren bij die, welke heden
door den smid en wagenmaker worden aangewend, dan moeten wij bekennen,
dat ook op dit gebied de krachten niet stilstaan, en men telkens opnieuw
betere en eenvoudiger constructies ziet verschijnen. Een vergelijking tus-
schen wagenveeren van voor twintig of dertig jaren, met die welke heden
worden vervaardigd, zegt duidelijk, hoe deze in den loop der tijden meer
en meer volkomen zijn geworden. Echter kon het niet uitblijven, dat ook
op het gebied der veerenfabricatie, het menschelijk vernuft steeds iets nieuws
daarstelde.
De ribveeren, waarvan wij onze lezers in woord en beeld eene schets wil-
len geven, geven van onze bewering hierboven geuit wederom een duidelijk
bewijs, niettegenstaande dat dit systeem ook weer zijn nadeelen met zich
voert.
Voor wij echter aanvangen met de beschrijving der ribveeren, en deze in
al hare onderdeelen uitleggen, willen wij nog in korte woorden beschrijven,
welke bijzondere nadeelen de door ons tegenwoordig gebruikte wagenveeren
aankleven. In 't kort gesproken is de grootste factor waarom deze lijdende
zijn de reinagel en het reinagelgat, waardoor de bladen onderling ver-
bonden zijn. Hier ligt de zwakke plaats van iedere wagenveer (zie fig. 1).
Wij behoeven er hier niet verder op in te gaan om te verklaren, dat door
de gaten of ingedopte punten de bladen kolossaal verzwakken; iedere smid
zal dit hebben ondervonden.
De hieronder beschreven ribbenveer is in België, Frankrijk en meer andere
landen gepatenteerd, een bewijs voor hare bruikbaarheid niet alleen, doch
er zijn vele voordeelen aan verbonden, zooals wij in het volgende zullen
zien. De naam ribbenveeren zou vele onzer lezers doen denken, dat de
IS samengesteld uit ribbenveerenstaal, zooals dat in den handel voor-
komt; dit is echter niet het geval. De veerenbladen zijn uit gewoon veeren-
staal vervaardigd, waarna de rib is ingewalst; een en ander is uit de
teekening duidelijk op te merken.
1 geeft een bovenaanzicht op het hoofdblad, fig. 2 daarvan een zij-
s-anziebt, terwijl fig. 3 ons de bladen alle op zich zelf vertoont.
O
naar de grootte der veerbladen verschillende lengten der ribben
tebben eene breedte van vijf m.M. en vervangen den reinagel met gat,
waarvan hierboven sprake was. In tegenstelling met de verzwakking,
waarvan het reinagelgat of dop de oorzaak was, verkrijgen wij hierdoor
eene versterking der veer, welke aan deze een veel grooter weerstandsver-
mogen geeft, waardoor zij in staat wordt gesteld zwaardere lasten te kunnen
dragen, als een gewone veer van dezelfde dikte en afmeting. Bovendien kunnen
de veerbladen op de dun uitgewalste einden, wanneer zij belast zijn, veel
^eter, zachter veeren, waardoor ook de elasticiteit der veer aanmerkelijk
verhoogd wordt. Een tweede en grooter voordeel der ribveeren is, dat men
het verwisselen der veerbladen bij breken, of het aanbrengen van meerdere
of mindere bladen, zonder eenige bijzondere werkzaamheden kan verrichten.
Om dit te bewijzen, kunnen wij fig. 3 wat nader beschouwen. Het hoofd-
blad a en de daaropvolgende bladen b, c en d liggen hier uitelkander ge-
nomen en geven een bovenaanzicht. Daaruit blijkt, dat in geval men b. v.
het tweede blad wil verwijderen, het derde zonder eenige verandering past
op het hoofdblad, en daarbij de ribben nog grijpen in hunne voegen. Het-
zelfde geldt voor dat vierde en tweede blad, wanneer men soms het derde
verwijderen.
a
-ocr page 22-Hoeveel meer werk levert deze arbeid op wanneer men deze verandering
wil maken bij gewone veeren! De reinagels passen niet meer in hunne
gaten, men moet de laatsten bijgevolg stoppen en wederom nieuwe maken,
hetgeen het veerblad uitermate verzwakt. Bij bovengenoemde veeren is
hier geen sprake van en gebeurt dit werk eenvoudig en snel. Men neemt
daartoe enkel de veer los, verwijdert de overtollige bladen, of voegt er de
ontbrekende aan toe, monteert de veer opnieuw en daarmede is alles afge-
loopen. Zooals onze lezers zien, blijkt hieruit bijzonder het voordeel dezer
veeren en is dan ook oorzaak dat zij in België, Frankrijk en Duitschland
veel worden aangewend. In bovengenoemde landen past men dit veeren-
systeem reeds toe bij automobielen van elke soort, en verzekert hierbij,
dat deze veeren het stooten en stampen dezer machines beduidend langer
uithouden dan de gewone veeren, die uitgerust zijn met reinagelgaten van
5 X 10 m.M. en spoedig bij deze voertuigen breken. Daar deze veeren tot
heden in ons land nog niet gefabriceert worden, maken wij onze lezers op
merkzaam, dat de fabrikant is firma Colaertte Poperinghein België.
M.
C3
John's „Volldampfquot; Waschmachine
wascht, stoomt, kookt
en ontsmet de wasch
tegelijkertijd met een
besparing van 75 quot;/g
aan zeep, soda, water,
tijd en brandstoffen,
zonder het goed in het
minste te ruïneeren,
waardoor men haar
ook tot de fijnste waschnbsp;nüb-ij ■ 5 ^
zonder vrees kan toe-nbsp;g
vertrouwen.
Vraagt -weclerverlcoopsofferte aan. de
HOEFZOLES voor paar-
den met gebrekkige en
gevoelige hoeven.
Deze zolen worden
zeer geroemd en zijn
in alle afmetingen ver-
krijgbaar.
CIECULAIEE8 op
franco aanvage bij:
W. A. H. van HORSEN, Utrecht.
verkrijgbaar in de chemicaliën- en
drogerijen-handel van
K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,
te Dordrecht.
Prijscouranten voor HH. veeartsen
en hoefsmeden op aanvrage gratis.
Beste en meest beproefde beslag.
Hoogste onderscheiding.
Groote gouden Medaille.
Gediplom. Smidsvaktentoonstelling Nürnberg, IVIeissen, Leipzig, Trier.
Branscheid amp; Philippi - Remsclieid, Rijnland.
ALLE SOORTEN van
Schroef- en Insteekkalkoenen. Losse Stooten.
f^rlma. kwaliteit.nbsp;Geen hiandelswaar.
(losse Stooten). Uitwissel-
I (gnbsp;!t verloren).
UT Ik I 'tgebruik!nbsp;|
SW * I quot;pr 1 (Stooten). 1
______ Practiscli lilillllllB^^^^^^
en billijk.
Steeds groote voorraad in den winter. Catalogus franco op aanvrage aan den
Hoofdagent voor Nederland:
Het Tectiniscti Bureau „Vulcanquot;, 81 Haarleinmerweo, Amsterdam.
Vele getuigschriften van Koninkl.- en Privaat-hoefsmidscholen en van de
grootste hoefsmederijen.
Vraagt bij uwen ijzerhandelaar ECHTE
DICK'S Hoefraspen
Hoefbeslag. ^^^n^^Sf^^^ Gelieve
FRIEDR. DICK, Esslingen a. N., (Württemberg).
Vertegenwoordiger; J. J. VAN MEEKREN, Amsterdaai, Sarphatistraat 75.
-ocr page 24-S. C. lïl. BAX. - 2, 4 en 6 Jufferstraat. - ROTTERDAM.
— Specialiteit in Artillt;elen voor HOEFBESLAG. —
Meest uitgebreide sorteering prima blanke Hoefnagels, waarvan meer
dan 60 verschillende voorradig. Billijke prijzen.
met caontcbouc straal.
Beter en goedkooper dan Engelsche zolen. Stevig geplakt en opgenaaid op best sterk leder.
Iedere zool ïoorzien van Garantiestempel van niet los te laten.
Merk „The Favorite barquot;, prima kwaliteit, Merk „The Holdfast barquot; prima kwali-
zachte, veerkrachtige Witte Caoutchouc.nbsp;teit, zachte, veerkrachtige JZawwe Oaow^cAowc,
in 10 verschillende maten voorradig.nbsp;in 13 verschillende maten voorradig.
— Pr ij zen uiterst bill ij k. —
Men lette op het stempel op iedere zool.
Hoefraspen.
Renetten (rechts en
links).
Hoinvklingen.
Hoefhamers.
Hoeftangen.
Alle Caoutchouc ar-
tikelen.
Knnsthoorn.
enz., enz.
Gemaakte Hoefijzers
Rits- en Stampmodel
Yoor- en achterijzers
in 9 verschillende
maten voorradig . . .
IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.
Las- of Welbladen om
ijzer en staal te
wellen. Las-poeder.
Pneumatiek- of Luchtdrukzooi
in 8 verschillende maten voorradig.
-ocr page 25-Ile Jaargang. — 1906. — Aflevering 2.
-ocr page 26-
Lambert amp; |
% | |
Hallanan Hoefzolen de Beste en | ||
Rotterdam, Wijnhaven 127. |
Is de tegenwoordige regeling voor de opleiding der hoefsmeden in Neder-
land voldoende te achten ten opzichte van den stand der verkregen ontwik-
keling? — Wat wij hoefsmeden van de paardenhouders verlangen. — Korte
mededeelingen. — Persoverzicht. — Mededeelingen over het smidsvak,
vallende buiten het hoefbeslag. — Briefwisseling. — Advertentiën.
IS DE TEGENWOORDIGE REGELING VOOR DE OMLEIDING DER
HOEESMEDEN IN NEDERLAND VOLDOENDE TE ACHTEN
TEN OPZICHTE VAN DEN STAND DER VERKRE-
GEN ONTWIKKELING?
In de December-aflevering 1905 is besproken: „De tegenwoordige toestand
van het hoefsmidsvak in Nederlandquot;, waarvan het slot luidde:
Tien a twintig jaar terugziende moet dankbaar worden erkend, dat het
boefsmidsvak in ontwikkeling beslist belangrijk is vooruitgegaan, maar toch
blijft nog volkomen waar wat de heer Moubis reeds in 1896 op blz. 27 in
quot;De Hoefsmidquot; schreef: „Men zij indachtig dat men nog verder moet; eerst
-i-^^olkomen zal het doel worden bereikt, wanneer in de naaste toekomst ook
»voor de opleiding tot burgersmid hoefsmidscholen zullen bestaan, waarde
«kunst eenvoudig maar degelijk wordt onderwezen. Ik bedoel niet dat men
»den hoefsmid op het voetspoor van Duitschland wettelijk gaat dwingen
„examen af te leggen, alvorens hij het vak mag uitoefenen, maar deze zaak
„facultatief (geheel vrij) te laten. De lust om zich te bekwamen is groot,
«bet eergevoel der vakmannen genoeg ontwikkeld en de concurrentie zal
„het overige doenquot;.
Het is thans ongeveer een kwart eeuw geleden, dat men in Nederland
getracht heeft door het verstrekken van onderwijs de kennis van het hoef-
beslag bij de beoefenaars van dit vak tot ontwikkeling te brengen. Het
is van lieverlede uitgebreid, waarbij men meer en meer is gaan inzien,
dat de tijd van opleiding, welke aanvankelijk werd verlangd, te kort was.
De smeden hebben door het volgen van de gehouden cursussen in hoef-
beslag zeer voldoende belangstelling getoond, doch de gedachte is ook bij
^en op den voorgrond gekomen, dat tal van verstrekte diploma's geen vol-
doende waarde vertegenwoordigen om met recht te kunnen veronderstellen,
dat de bezitters dier diploma's daardoor tot goede hoefsmeden kunnen zijn
Sedert twee jaar heeft de Rijksregeering bij het toekennen van subsidie
voor het houden van cursussen in hoefbeslag de voorwaarde gesteld, dat
de cursus over minstens tweemaal een halfjaar moet loopen. In een enkel
geval moge hiervan zijn afgeweken, daar anders werd gevreesd geen vol-
doend aantal leerlingen te verkrijgen; zeer zeker zal dit niet veel meer
voorkomen en wordt ook van Staatswege gestreefd de opleiding der aan-
staande hoefsmeden metterdaad degelijker te maken.
***
Naar onze meening is de tegenwoordige regeling voor de opleiding der
boefsmeden in Nederland niet meer in overeenstemming met de ontwikke-
ling, die de hoefsmeden thans over het geheel hebben verkregen. Het aantal
hoefsmeden, dat met goed gevolg een cursus heeft meegemaakt, loopt
reeds tot ver over de duizend. — Vanwege het Friesch Paarden Stamboek
worden reeds 110 hoefsmeden bij de paardenhouders aanbevolen. De In-
richting voor hoefbeslag te Groningen, waar de leerlingen vijf a zes maan-
den achtereen verblijven, heeft sedert haar oprichting in 1888 reeds onge-
veer 116 leerlingen afgeleverd, terwijl in andere provinciën herhaaldelijk
en meerendeels jaarlijks cursussen in hoefbeslag werden gehouden.
* *
*
Bij de oprichting van een Cursus in hoefbeslag heeft men dikwerf moeite
gehad met het verkrijgen van een voldoend groote smidse en beslagplaats,
waar over een behoorlijk aantal vuren kon worden beschikt en waar
geregeld het gewenschte aantal paarden tot beslag werd aangeboden.
Meermalen heeft men ook de fout begaan een te groot aantal leerlingen
voor het bijwonen van de lessen in het practisch hoefbeslag toe te laten.
Tegenwoordig is meu er vrij algemeen van overtuigd, dat een zoodanig
aantal niet hooger dan 8 en liefst niet meer dan 4 mag bedragen.
Naast de moeilijkheid om een voldoend ruime smidse, een flinke beslag-
plaats en een voldoend aantal paarden te hebben, treedt een tweede moei-
lijkheid op in het vinden van bekwame onderwijzers. De leiding en het
onderricht in de theorie van het hoefbeslag zijn in den regel opgedragen
aan een veearts. Het onderwijs in het practisch hoefbeslag aan een hoefsmid.
De ontwikkeling der veeartsenijkunde is pas in de laatste honderd jaar
belangrijk op den voorgrond getreden. De eerste veeartsenijscholen waren
ongeveer alle zoodanig ingericht, dat het onderwijs daarbij een voorname
plaats innam. In oude tijden deden ook de meeste hoefsmeden aan de
veeartsenijkundige praktijk en zelfs tegenwoordig nog vindt men verschei-
dene smeden, die zich gaarne afgeven met het behandelen van kreupele
paarden of het doen van aderlatingen, waar deze worden gevraagd, hetgeen
evenwel meer en meer tot de geschiedenis gaat behooren. Dit is ook,
zoowel voor de paardenhouders als voor de smeden, juist gezien.
Nederland is één veeartsenijschool rijk. Zij werd opgericht in 1821 op
kosten der Landbouwmaatschappijen en later voortgezet op kosten van den
Staat. Aanvankelijk werd ook daar, in verhouding tot de overige leervakken,
vrijwat tijd aan de leer van het hoefbeslag besteed. Wanneer men in aan-
merking neemt, dat een veearts van de ziekten en gebreken der huisdieren
en de kennis der geneesmiddelen, van de genees-, heel- en verloskunde,
eigenlijk evengoed op de hoogte dient te zijn als een menschenarts, wat hij
met het uiterlijk voorkomen en de voornaamste rassen, van paard, rund,
schaap en varken, ja zelfs van hond en kat vertrouwd moet zijn, dan is
wel na te gaan, dat met de enorme uitbreiding der kennis op het gebied
van de besmettelijke ziekten van lieverlede minder tijd beschikbaar blijft
voor de studie van het hoefsmidsvak. Dit wordt dan ook geleidelijk inge-
krompen en verdient naar onze meening nog meer te worden beperkt dan
thans reeds het geval is.
Voor de toelating der studeerende jongelingschap aan 's-Eijks-Veeartsenij-
school wordt tegenwoordig het bewijs gevorderd met goed gevolg het eind-
examen van een Hoogere Burgerschool met vijfjarigen cursus, een Gymna-
^t-^iTnbsp;examen, welks eischen daarmede ongeveer gelijk zijn te
® en, te hebben afgelegd. De studie van veearts is dan in 4 jaar te vol-
rengen, doch vordert dikwerf het dubbel aantal jaren. Toch is het onder-
wijs nog 2QQ geregeld, dat van 4 studiejaren wordt gesproken en van 4
examens. Jq j^gg?, misschien nog zelfs enkele jaren later, bevatte de roos-
equot;quot; der lessen nog de bepaling, dat in het eerste studiejaar 3 namiddagen
In^h^ ^ onderwijs in het practisch hoefbeslag diende te worden gevolgd.
et tweede studiejaar 2 namiddagen van 2 tot 4 en in het derde studie-
jaar één namiddag. Bovendien werd gedurende een klein halfjaar in het
ho f ^t^diejaar 2 uur theoretisch onderwijs gegeven in de leer van den
^ ® en het hoefbeslag, terwijl ook bij de studie van de ontleedkunde van
® geheele paard de bouw van den hoef en den ondervoet nauwkeurig
werd nagegaan. Thans, een kleine tien jaar later, heeft het eerste studie-
J^ar in (Jen winter- en in den zomercursus om de twee weken een les van
het tweede studiejaar iedere week 2 uur en het derde studiejaar
e m het winterhalQaar om de twee weken een les van 2 uur, welke
^ s e lessen zelden worden bezocht, daar alleen aan het einde van het
etie studiejaar, bij het zoogenaamde natuurkundig examen voor a.s.
veeartsen, kennis van het hoefbeslag wordt vereischt. Daarbij wordt van
en candidaat gevorderd, dat hij een normaal-, of strijk-, of klapijzer
maakt, en dat hij een dooden hoef besnijdt en beslaat met een ter beschik-
king gesteld passend ijzer.
Gedurende het eerste studiejaar wordt het wellen geleerd en het maken
van ijzers en in het tweede wordt de beschikbare tijd besteedt aan het maken
van ijzers, het besnijden en beslaan van doode hoeven.
en veearts dient natuurlijk nauwkeurig op de hoogte te zijn van den
^ w van den hoef en met de werking der onderscheidene deelen, die den
e samenstelt. Hij moet weten hoe een ijzer van vorm dient te zijn en
waarom; hoe een hoef dient te worden besneden; hoe een ijzer er onder
ien te worden geslagen en waarom. Hij moet de verschillende soorten
ipers kennen, zoowel die in onbruik zijn geraakt als de tegenwoordig
doel 'nbsp;welke paarden en in welke gevallen elke soort het meest
,nbsp;te achten, terwijl het in de veeartsenijkundige practijk her-
V, 1,nbsp;^°orkomt, dat het van waarde is te achten, als de veearts zelf
IJK een ijzer onderweg kan nemen, een hoef besnijden en een oud
Qfnbsp;onderslaan, doch nimmer heeft hij noodig het wellen te verstaan,
een ijzer te maken. Dit heeft hij niet noodig al practiseerend veearts
deze^^^*^quot;^^'^ bij het geven van theoretisch onderwijs in hoefbeslag. Om
rnaknbsp;^et ons inziens zeer nuttig te achten, dat het wellen en
van ijzers niet meer worde gevorderd van de candidaten bij het
tijd wnbsp;examen van a.s. veeartsen en dat de hierdoor vrijkomende
sni'denquot;'''^^ gebruikt om een meerdere oefening te geven in het leeren be-
klag methnbsp;boef, het leeren beoordeelen van ijzers van bepaalde be-
paarden ° paarden met afwijkende standen en gangen, voor ren-
ondersla' rijpaarden , koetspaarden en werkpaarden en in het
Op groud van vorenstaande toelichting komt het ons doelmatig voor,
dat het onderwijs in practisch hoefbeslag aan 's Eijksveeartsenijschool te
Utrecht meer in overeenstemming worde gebracht met de eischen der prac-
tijk, waardoor tevens het onderricht van veeartsen, te geven in cnrsnssen
in hoefbeslag, in waarde zal kunnen stijgen.
# *
*
Het onderwijs in practisch hoefbeslag aan een cursus wordt gegeven door
een hoefsmid. Aanvankelijk en ook tegenwoordig nog is het meermalen een
militair-hoefsmid, waarover evenwel slechts in enkele gedeelten van Neder-
land te beschikken valt. Aangenomen dat een militair-hoefsmid zijn vak
werkelijk goed verstaat, dan is om goed onderwijzer te zijn nog tevens noodig,
dat hij in staat is om datgene wat hij weet aan een leerling goed duidelijk
te maken. Bovendien heeft een militair-hoefsmid voor leerlingen burger-
smeden het bezwaar, dat onwillekeurig te veel aandacht zal worden ge-
schonken aan het beslag van rijpaarden. Dit neemt niet weg, dat enkele
ons bekende militaire-hoefsmeden ook heel wat paarden van particulieren
beslaan en zoodoende ook voldoende andere ijzersoorten vervaardigen en
onderslaan, zoodat ook bij het onderricht behoorlijk op de eischen voor de
kennis van een burgerhoefsmid wordt gelet. Toch is het in het algemeen
wenschelijk, dat aanstaande hurgerhoefsmeden ook door een burger-hoefsmid
worden onderricht.
Bij onderscheidene cursussen is ook op verdienstelijke wijze onderricht
gegeven door een burger-hoefsmid. Toch blijft het een bezwaar voor onder-
wijzers-smeden om met het oog op het te geven onderwijs behoorlijke be-
kwaamheid te verkrijgen. En werkelijk bekwame onderwijzers is een
eerste vereischte om een deugdelijke opleiding te kunnen verkrijgen. Naar
onze overtuiging moet zoodra mogelijk een centrale inrichting in het leven
worden geroepen, waar onderwijzers in het practitch hoefbeslag kunnen
worden opgeleid, opdat in de behoefte aan een veelzijdig ervaren hoefbe-
slagkundige wordt voorzien.
Waar een zoodanige centrale inrichting het best zou kunnen worden op-
gericht ? Naar onze meening afgescheiden van, maar toch in de nabijheid
van ,de Eijksveeartsenijschool te Utrecht, waar over zeer bekwaam per-
soneel valt te beschikken en waar een doelmatig ingerichte smidse, die bij
wijziging van het leerplan inzake hoefbeslag aan voornoemde inrichting ge-
heel of bijna geheel ter vrije beschikking zou komen. Bovendien heeft
Utrecht het voordeel in het centrum des lands te zijn gelegen, vanwaar
b.v. uitstapjes naar verschillende renstallen, harddraversstallen, groote
sleeperijen, gemakkelijk waren te doen.
# #
*
Na de vraag hoe de verbetering in het onderwijzend personeel ware te
bereiken komt de tweede vraag, welke eischen zouden zijn te stellen voor
de toelating van de leerlingen aan een zoodanige eventueele hoefsmidsschool.
Zij zou naar onze meening ongeveer moeten luiden als volgt:
le. Voldoende kennis van de Nederlandsche taal, zoodat een opgegeven
onderwerp voor het maken van een opstel in duidelijke termen en zonder
ernstige fouten kan worden uitgewerkt, waaruit vrij zeker is na te gaan.
dat de candidaat later ook in staat zal zijn om zijn kennis op behoorlijke
duidelijke wijze aan anderen mede te deelen;
2e. Het bewijs te kunnen overleggen met uitmuntend gevolg een van
Rijkswege gesubsidieerden cursus in hoefbeslag te hebben medegemaakt.
*#*
Ten slotte zij aangestipt, dat mocht eenmaal van Eijkswege in Nederland
tot stichting van een hoefsmidsschool worden overgegaan, het overweging
201 kunnen verdienen, de opleiding der a.s. militair-hoefsmeden ook grooten-
deels aan de nieuwe hoefsmidsschool te doen plaats vinden.nbsp;Eed.
WAT WIJ HOEESMEDEN VAN DE PAAEDENHOUDERS
VEELANGEN.
Aan 't vuur, het aambeeld eu een paard staan mij de handen gemakke-
lijker en vlugger om zonder praten te doen wat ik bedoel; maar ik zou
toch gaarne naar aanleiding van het artikel: „Wat wij paardenhouders van
van onzen hoefsmid verlangen en meenen te mogen eischen,quot; Afl. 12 1905
van „De Hoefsmidquot;, even hamer en houwkling uit de hand leggen en
®ven praten. Ik ben het geheel eens met den geachten schrijver, dat hij,
die zich als hoefsmid uitgeeft, zijn vak meester moet zijn, maar .... de
liefde kan niet van één kant komen, evenmin bij een vrijage met Aafke,
als voor ons hoefsmeden in 't hoefsmidsvak. Evengoed als de liefhebberij
er gauw of is, indien Aafke den anderen kant uitkijkt telkens als we haar
in de lieve blauwe oogjes staren, evengoed is de „aardigheidquot; voor ons
smeden er af, als de paardenhouders ons bij hoeven brengen, die door hun
schuld feitelijk niet meer behoorlijk beslagen kunnen worden.
Ik bedoel niet hoeven, die van nature abnormaal zijn in bouw of groei,
op zulke hoeven kunnen we juist toonen ons vak meester te zijn. Ze zijn
den „echtenquot; smid niet onwelkom, maar ik bedoel hoeven aan wier slechten
toestand de paardenhouder schuld heeft; hoeven die goed en gezond en gaaf
van aard zijn, doch die verwaarloosd werden. Bij zulke hoeven gebracht
stelt men ons wel een beetje voor het vraagstuk „hoe plukt men veeren
lilt een kikvorschquot; — en wie kan daf} —
Dat de paardenhouders er toch voor mogen zorgen dat van hunne jonge
paarden de hoeren op tijd worden besneden, en daarmede niet zóólang
wachten dat de stand van beenen en hoeven er onder geleden hebben!
Voorkomen is immers veel gemakkelijker dan genezen! En toch zien wij
vaak, dat de paarden van den herfst tot het voorjaar op stal staan, dat
dan naar de hoeven niet omgekeken wordt, ja er zijn paardenhouders, die
nimmer iets aan de hoeven laten doen, voordat het paard zijn eerste beslag
krijgt, 't Gevolg hiervan is dat die dieren erg lastig zijn bij 't aankrijgen
van de eerste schoenen, en hoewel niet voor een kleintje vervaard, kan
Ik verklaren, dat een dergelijke klant gevaar oplevert voor den smid. Is
1 billijk tegenover ons, zoolang ons beroep ons vak is heslaan, en niet
ressuur, te meer daar de paardenhouder zoo heel gemakkelijk zijn paarden
aan handgrepen aan been en hoef wennen kan ?
ijn de paarden eenmaal beslagen, goed beslagen, dan gebeurt het waar-
-ocr page 32-lijk nog te veel, dat hoeven en ijzers maar moeten zien zich zelf verder
te redden; en in stallen waar turfstrooisel gebruikt wordt staan de dieren,
vooral achter, in het natte doorweekte strooisel, 't gevolg is warme, broeie-
rige weeke, hoeven, en is de hoorn niet buitengewoon taai, dan móeten de
hoeven slecht worden, dan veroorzaakt men opzettelijk rotstralen en weg-
gevreten straalkussens, en geloof mij, die kan de beste smid er niet
aansmeden.
Wel geeft hij den raad de hoeven te zuiveren, en den straal daarna goed
met bruine teer in te wrijven — dat gebeurt dan wel één, laat ons zeg-
gen drie keer, maar dan is 't uit — tot de smid weer komt, dan wordt de
hoef zelfs Jieelemaal ingesmeerd, en de smid moet maar zien dat hij de
glibberige, kleverige buitenwand van den hoef vasthoudt.
De hoeven aan de buitenzijde insmeren is zeker goed, maar dan moet
het ook goed geschieden, d.i. de buitenoppervlakte reinigen, en met vase-
line inwrijven, en zulks iederen dag herhalen; dat is deugdelijk voor
de hoef, maar het bestrijken met een brouwsel van twijfelachtig gehalte
en altijd maar opnieuw, de eene laag op de andere, is slecht. Toch gebeurt
het veel — en de smid moet dikwijls met een mes den hoornwand van zoo'n
korst ontdoen, vóór hij werken kan. En al klinkt het vreemd, toch geloo-
ven velen niet, dat die vettige korst de hoorn verstikt en onbruikbaar maakt.
Wat de tijd van beslagwisseling betreft, wij hoefsmeden zagen gaarne
dat dit om de 5 a 6 weken gebeurde, in plaats van om de 3 maanden.
Denk niet dat ik overdrijf, ik herhaal, om de drie maanden, want er zijn,
meer buiten de steden en daarbinnen, eigenaars die in 't begrip verkeeren:
zoolang het ijzer nog maar vast zit, zoolang gaat het nog welquot;. — Neen
geloof ons, zóólang gaat het niet .... dan ten nadeele van pezen en ge-
wrichten en van arbeidsvermogen van het paard, dus per slot ten nadeele
van den eigenaar, èn laat ons oprecht zijn . . . , ook ten nadeele van den
smid, die op deze manier niet de vergoeding ontvangt voor alle moeite, tijd
en kosten, die hij besteedde om het hoefbeslag te leeren niet alleen, maar
die als hij Zaterdagsavonds thuiskomt, daardoor dikwijls den blanken daal-
der mist, dien hij zoo graag gehad had om een cadeautje voor Aafke, of
een hoed voor moeder de vrouw of een prentenboek voor klein Jantje te
koopen. Het zou toch niet aangaan om Jantje te zeggen, als ik Zondags
met hem wandel en zoo'n schijnbaar zuinige paardenhouder tegenkom:
„Zie menneke, hij lopt met de centen van den smid in z'n zak.quot; Jan
zou 't misschien niet begrijpen, maar wat hij stellig niet begrijpt is, dat er
paardenhouders zijn die hunne schroeven en insteekkalkoenen bij den ijzer-
handelaar koopen, omdat ze daar wat goedkooper zijn, dan de smid ze
leveren kan.
Zoo zijn er meer kleinigheden achter de coulissen van ons vak, maar al
die kleinigheden bij elkaar gevoegd worden één grootigheid — en als de
paardenhouders daarin ons hoefsmeden tegemoet wilden komen, bij St.
Eloy .... dan zou zulks voor ons hoefsmeden en vooral voor hen op het
platteland zoo'n aangename aansporing wezen ons werk zoo goed moge-
lijk te leeren en uit te voeren, en — dan zou bij de eer „kunstenaarquot; te
wezen, ook Aafke en Jantje gebaat zijn.nbsp;S.
dat denbsp;voorgaande aflevering, pag. 8, 6de reg. v. o. staat:
zullen ^^ hoefsmeden zelve wel voor het behoorlijk zorgen van dien weg
zorgdragen. Dit moet zijn volgen van dien weg, enz.
^'oor Hoefbeslag aan 'sRtjks-Veeartsenijschool. Met
van^^^quot;nbsp;leerlinpn: H. Stnnkel van Utrecht en J. J.
Sentnbsp;v^Q Schalkwijk, die gedurende den wintercursus van 1
gevo^quot;^ '05 tot 31 Januari '06, de lessen in het practisch hoefbeslag
^S hebben, de school met een getuigschrift verlaten,
g ®nbsp;J- H. Hendrikse van Lopik, die den wintercursus heeft
6 gt; moet ook nog deelnemen aan den zomercursus. Voor den
le^lT^*^*quot;^quot;^'nbsp;^ Februari tot 31 Juli 1906, zijn weder toegelaten de
IJ,nbsp;P- J. Boone van Kolijnsplaat (Z.) en G. Oitteur van
_' quot;ii® de lessen in het practisch en theoretisch hoefbeslag volgen.
sehenbsp;hoefbeslag te Groningen. De leerling J. Lent-
te h b ^uidhorn is, na 5 maanden een cursus aan voornoemde inrichting
e ben gevolgd, op 22 Januari j.1. in 't bezit van een goed getuigschrift
te Mnbsp;^^ ^^ Januari werd zijn plaats ingenomen door D. de Vries
^ unnekezijl. — De andere drie, thans aanwezige, leerlingen zijn:
■ Bussemaker, M. Köller en J. Boelkens, resp. van Sleen, Weiwerd en
Uithuizermeeden.
~ Cursus in hoefbeslag te 's Hertogenbosch. De twee-jarige cursus
® November aangevangen onder leiding van Dr. J. van Dorsen,
--paarden arts te 's Hertogenbosch. Het eerste gedeelte van den
eindigde met 16 leerlingen, die op één na weder terugkeerden.
kende, A. J. van Diessen te Hedel, kon wegens militiedienst
eelnemen, doch in zijne plaats is gekomen de millicien-stukrijder
ge der, die te Doetinchem verleden jaar bet eerste gedeelte van den
cursus bij den beer Laméris heeft gevolgd. Het aantal leerlingen is hier-
clt;ioo^r^op 16 gebleven.
Delftnbsp;deelnemers zijn: A. van Beex, E. v. d. Boogaard, J. van
jj® ' B. J. yan Driessen, Th. Derks, Ant. de Grol, A. Hermens, W.
p ™ens, J. yg^jj Herwaarden, Arn. Marinus, A. van Rossum, F. Simons,
Tangelder, A. Verhoeven en J. Vermeer,
het ^nbsp;onderwijs wordt aan allen gelijktijdig gegeven, terwijl
^practische gedeelte weder in 2 ploegen van 8 plaats heeft,
ve Vnbsp;in begin Maart geëindigd zijn, waarna het examen ter
^^nbsp;diploma zal plaats hebben. Het examen zal nader door
^o^dbrabantsche Maatschappij van Landbouw worden geregeld,
heid ^^nbsp;van een toontreder. Wellicht treedt nergens de waar-
van het spreekwoord „schijn bedriegtquot; zoo op den voorgrond als in
niaar^^'''^^^quot; paardenmensch-wereld, en zoolang van den „schijnquot; nu
kwaad^^^'' «iisbruik gemaakt wordt om te „bedriegenquot; kan dat alles geen
kan uit ^^ P^^rd dat de toonen zijner hoeven naar binnen heeft staan,
een nuttigbeidsoogpunt beschouwd, zeer goede eigenschappen bezit-
ten, maar kan evenmin als de mensch, die dezelfde bouw beeft, doorgaan
voor „een fraai iets.quot; Br wordt gezegd, dat „kunstquot; de natuur niet ver-
beteren kan .... en tocb, als bij een toontreder de lip van bet ijzer,
lipbreedte naar buiten wordt aangebracht, is 't verwonderlijk hoeveel beter
de stand van hoef en been „schijnenquot;, dan wanneer de lip in 't midden
van den toon is aangebracht en het oog wil en mag toch ook wel wat.
—nbsp;Hoefijzers Rijpaarden. Enkele der jachtritten der Mil. Sportvereeni-
ging in de omstreken van Nijmegen hadden plaats over sterk besneeuwden
bodem. Met succes is daarbij gebruik gemaakt van een beslag, dat het
aanballen van de sneeuw in de zooiholte belette en de paarden gelegen-
heid bood zich voor de sprongen behoorlijk op den gladden harden grond
af te zetten.
De ijzers waren voorzien van vier schroefgaten, een aan weerszijden van
den toon en een in de takuiteinden. Op het ijzer werden metalen plaatjes
geschroefd die de zool afdekten, de schroefkoppen hielden de ijzeren plaatjes
op hun plaats en deden tevens dienst als kalkoentjes.
—nbsp;Wat is dikwijls de oorzaak dat paarden hunne ijzers verliezen?
Wellicht is de menigvuldigst voorkomende oorzaak dat een ijzer los raakt
of verloren wordt, gelegen in de omstandigheid dat noch de draagvlakte van
den hoornwand, noch de draagvlakte van het ijzer geheel vlak waren toen
het ijzer ondergelegd werd. Er kan nooit te veel tijd worden besteed
voor de poging om die beide draagvlakten werkelijk geheel vlak te maken.
Is aan deze voorwaarde voldaan, zet dan gerust de nagels goed vast, de
hamer kan dan ernstig werk doen. In Nederland op de bekeide straten
worden kalkoenen onder de toon en de takuiteinden aangebracht.
In Londen hebben de zware werkers slechts achterkalkoenen. Deze toon-
en tak-kalkoenen zijn een noodzakelijk kwaad, en hoewel ze bet paard het
uitglijden beletten, geraken ze dikwijls tusschen de voegen der keien en
bemoeilijken daardoor het vast blijven liggen der ijzers. Waar de omstan-
digheden zulks niet gebiedend noodzakelijk maken, vermijde men dan
ook iedere oneifenheid op de ondervlakte der ijzers en vooral men ge-
bruike niet te veel nagels, want hiermede wordt de hoorn en de voet ver-
zwakt, de lioorn breekt en wordt brokkelig, en bij 't onderleggen van
nieuwe ijzers, is er al bitter weinig goede substantie om een nagel op te
nemen.
—nbsp;Uitvindingen. In Christiania heeft iemand een machine uitgevonden
waarmede hij beweert 60 hoefijzers in de minuut te kunnen maken. — Een
buitengewone uitvinding voorwaar, — als daarbij nu nog een machine
komt die 60 paarden in het uur beslaat — en de paardenhouder kan
middels een paar kwartjes „in de sleufquot; zich zelf en z'n paard helpen,
dan wordt 't voor ons hoefsmeden tijd een diploma als „tuinman op zeequot;
te gaan halen, tenminste als dat vak tegen dien tijd ook al niet per
automaat uitgeoefend wordt.
—nbsp;IJzermarkt. Op 12 Eebr. was de handel in ijzer op de markt te
Glasgow flauw, doch met veel handel in Cleveland-ijzer.
~ Uit: „Metallicusquot;.
zijne meening geeft Metallicus over de werking eener vakorganisatie
voor smeden , te kennen, dat zoodra de Smeden-Patroons bij de vakafdeelingen
zijn aangesloten, de Bond zich zal bezig houden met het oplossen van de vraag:
»Wat moeten wij doen om de verstandhouding tusschen de Patroons en
«de werknemers te verbeteren?quot;
Aan het behandelen van dit vraagstuk moet het leerlingstelsel worden vast-
geknoopt; pakt de Bond het leerlingstelsel niet aan, wees er verzekerd van,
de Eegeering zal er u toe verplichten en dan begint het algemeen gemopper.
begrijpelijk zullen de werkgevers het groote aandeel in de daarvoor te
™aken onkosten moeten dragen, dus heeft men slechts te kiezen tusschen
aansluiten, het onderwerp gezamenlijk aanpakken en de Eegeering daarin
voor te zijn, of verdeeld blijven en flink in de portemonnaie tasten.
Zooals thans de opleiding van den smidsgezel geregeld is deugt het niet.
bestaat niets, het teekenonderwijs dat dagelijks te pas komt, ontbreekt
zoowat geheel. In eenige groote steden voorkomen de vereenigingen van
werklieden dit euvel, maar daar houdt het dan ook bij op.
-'-'e toekomst van den schooljongen, wanneer hij in een smederij komt,
om het smidsvak te leeren, hangt geheel en al van geluk af.
Komt een jongen in de smederij, waar de patroon of de gezellen iets
voor den jongen gevoelen, laten wij ons dan maar niet druk maken, dan
IS geen leerlingstelsel noodig, hij wordt vast een kundig smid, wat er niet
zit, dat zal men hem wel inpompen; maar komt een jongen in eene
smederij, waar de patroon bijna steeds afwezig is, teneinde werk te zoeken,
(in groote gemeenten treft men zeldzaam den patroon in de smederij) en
IS hij een verschoppeling van de gezellen, dan is en blijft hij een prul.
El' zijn ambachtsscholen, zal men ons tegenwerpen, zeker dat is zoo,
maar er is eene zekere categorie (afdeeling) van jongens, die zoo van school,
een weekloon moeten thuis brengen en onder deze bevinden zich eveneens
.longens, die in het bezit zijn van juiste denkvermogens en wilskracht, doch
ZIJ kunnen wegens economische omstandigheden, de lessen aan de ambachts-
school niet volgen en het is een feit, dat men vooral in steden deze cate-
gorie het meest in de smederijen aantreft.
Wij hebben ons laatst hiervan overtuigd, van de 72 jongens die wij in S
verschillende gemeenten in de smederijen aantroffen en aan wie wij vroegen,
»zeg ventje, waarom ga je niet op de ambachtsschool om je vak te leeren?quot;
kregen wij van 38 ten antwoord:
»Ja Mijnheer, ik zou dat gaarne willen, maar ik kom uit een groot
huishouden en moeder kan mijn weekloon niet missen.quot;
12 antwoorden, „er is geen plaatsquot; en de rest gaven als antwoordt: „mijn
vader, broeder, oom of neef hebben ook hun vak zonder ambachtsschool geleerd.quot;
Hoe of het leerlingstelsel toegepast moet worden, moeten de lezers van
quot; ®tallicusquot; niet aan ons vragen, zij zelve moeten daarover met elkaar
raadplegen^ doch dit staat bij ons als een paal boven water, de Bond zal
oor het invoeren van een leerlingstelsel een groote weldaad doen.
Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag.
SPIEAALBOREN.
Om bij bet boren met
Spiraalboren de best moge-
lijke resultaten te ver-
krijgen, is het noodzake-
lijk, dat de snijvlakken
een bepaalden en gelijk-
vormigen hoek maken
met de lengte-as der boor
(figuur 6). De vlakken
moeten nauwkeurig even
lang zijn en de lepel-
vormige bek in den juis-
ten stand afgeslepen. Zijn
de snijkanten ontoerei-
kend en onregelmatig
afgeslepen, dan snijdt de
boor niet, en men be-
loopt alle kans dat zij
bij eenigen druk uitbreekt.
Wanneer de boor op-
nieuw geslepen is, is het
aanbevelingswaardig,
vooraf de snijkanten te
eontroleeren, waarvoor
toestelletjes (als in fig. 6
is weergegeven) in den
handel verkrijgbaar zijn.
Wanneer de boor goed
snijden zal, moet de hoek
waaronder de snijvlakken
staan 59° groot zijn. Is
de hoek kleiner, dan
vreten de snijvlakken in,
hetgeen aanleiding geeft,
dat het geboorde gat
scheef en niet zuiver
rond is.
De hoek der spits is
ook van groot gewicht.
Wanneer deze hoek, welke
vóór de afslijping goed
was, te groot wordt ge-
maakt, dan snijdt de
boor ongelijkmatig; is zij
integendeel te klein, dan
snijdt de boor in 't geheel
niet.
In
2 geven wij een boven aangezicht op de goed geslepen boor van fig. 1,
terwijl fig. 3 ^^ grooten en fig. 4 een te kleinen hoek voorstelt; der-
halve zullen de twee laatstgenoemde, indien men ze productief wil doen
worden, geslepen moeten worden naar het eerstgenoemde model.
Een practisch werk is daarom, gelijk wij hierboven reeds meldden, de
oor te onderzoeken door middel eener schaal, aangegeven in fig. 5.
^oor de boor te draaien, kan men de snijvlakken geheel beschouwen,
ook de hoogte der beide snijvlakken tegenover elkander; dit laatste is mede
een zeer gewichtige factor.
den weerstand der boor te verhoogen is deze in het midden dikker
an tegen de schacht. Wanneer nu de boor door afslijping korter wordt,
wordt het midden der boor successievelijk dikker; een gevolg hiervan
J®) dat zij zwaarder werkt. Om dit euvel te vermijden, moet het hart der
oor aan beide zijden eenigszins worden afgeslepen, en wel zóó, dat het
eenter ia het midden blijft (fig. 6). Alle boren boven »/g Eng. duim door-
snede
M.
zijn voor dit doel voorzien van een slijplijn.
— Ingekomen postwissels van 1 Jan.—15 Eebr. van de heeren: P. Bijp-
meester te H. bij T. voor abonnement 1906 ƒ3.— , van H. Donders te 'sH.
voor idem Ie kwartaal ƒ0.75, van K. Qons te B. idem Ie halfjaar ƒ 1.50,
S. Scholten te A. idem Ie kwartaal ƒ 0.75, van Joh. de Potter te
K. idem over 1906 ƒ3.— , van Dr. J. v. Dorssen te 's H. idem over 1906
en van Th. Q. van Bijssel te D. idem over 1906 ƒ3.—.
HOEFZOLEN voor paar-
den met gebrekkige en
gevoelige hoeven.
Deze zolen worden
zeer geroemd en zijn
in alle afmetingen ver-
krijgbaar.
frar,^.nbsp;CIECFLAIRES op
tranco aanvage bij:
Kij^nsthioorn,
voor Hoefbeslag,
verkrijgbaar in de chemicaliën- en
drogerijen-handel van
K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,
te Dordrecht.
Prijscov/rmten voor HH. veeartsen
en hoefsmeden op aanvrage gratis.
Aan de abonné's van „De Hoefsmidquot;.
Ontbrekende of zoek geraakte nummers van den jaargang 1905 zijn,
voor zoover de voorraad strekt, gratis verkrijgbaar bij
Groningen.
De Administratie van „DE HOEFSMID'
-ocr page 38-Ei©^©.
TT
HAOKNKVHENGST.
Voor abonné's verkrijgbaar a f2.50, franco per post met inbegrip der ver-
pakking ƒ0.20 bovendien. Verkrijgbaar bij de Administratie van dit Blad
alsmede bij den heer WIJMA, beambte aan de Dresseerschool te Groningen.
Alom bekend, 235,000 reeds geplaatst:
over de geheele wereld verspreid; H.H.
Lezers, die nog niet met ons in relatie
staan en welke aan een werkelijk courant
en veel gevraagd, gemakkelijk te verkoo-
)en artikel gelegen is, verzoeken wij , ons
mn adres op te geven, opdat wij hen
onze wederverkoopersofterte en voordee-
ligste condities doen toekomen.
Ilversgehofen 2.3 bU Erfurt (Duitschland).
^Schoorsteen-
kap
'vérbetert eiken Schoorsteen,
ito bperflienste voor HoefsmefleD.
is een g e ï 11 u s t r e e r d weekblad voor
fokkers, houders en liefhebbers van
paarden, dat veel gelezen wordt en zich
kenmerkt door een degelijken, prettigen
inhoud met zeer goede afbeeldingen.
Het bevat artikelen over: verpleging en
voeding, rijden onder den man en van
den bok, verslagen van rijkskeurin-
____gen, concoursen-hippique, landbouw,
tentoonstellingen in binnen- en buitenland, paardenkennis, fokker«,
hoefbeslag, paardenhandel, rennen en harddraverijen op de lange baan,
terwijl er tevens een vraagbaak aan is verbonden, zoodat de abonné's op
het geheele gebied, waarover het Blad handelt, vragen kunnen stellen, die
door speciale deskundigen voor de onderscheidene rubrieken KOSTELOOS
worden beantwoord.
Onder de abonné's komen ook hoefsmeden voor. Het bevat dikwert ver-
handelingen, die niet alleen belangwekkend voor hen zijn, maar vooral ge-
schikte onderwerpen van bespreking opleveren met eigenaren of koetsiers, die
bij het beslaan hunner paarden tegenwoordig zijn. Het abonnement bedraagt
echter franco huis ƒ4.— per jaar, ƒ!.— per kwartaal, waartegen menigeen
opziet. Dit behoeft nu geen bezwaar op te leveren, wanneer de zaak maar
wat handig wordt aangepakt. Juist door de geregelde aanraking met personen,
die zich voor paarden interesseeren, is de hoefsmid herhaaldelijk in de gele-
genheid om de aandacht op „HET PAAEDquot; te vestigen en van tijd tot tijd
Hiervoor kan provisie worden bekomen, zoodat het aangename met het
nuttige goed is te vereenigennbsp;_ _
Proefnummers en voorwaarden betreffende provisie op aanvrage gratis
te bekomen bij den uitgever van „Het Paardquot; te Groningen.
Beste en meest beproefde beslag.
Hoogste onderscheiding.
Groote gouden Medaille.
Gediplom. Smidsvaktentoonstelling Nürnberg, Meissen, Leipzig, Trier.
Branscheid amp; Philippi - Remscheid, Rijnland.
ALLE SOORTEN van
Schroef- en Insteekkalkoenen. Losse Stooten.
Geen handelswaar.
^^^^^rria kwaliteit.
(losse Stooten). Uitwissel-
baar (gaan niet verloren).
Uitstekend In 'tgebruik!
Sweetgrepen (stooten).
E_________Practisch
en billijk.
as-^si::®Gelieve een proef te nemen, het zal|U klandisie bezorgen.^
Steeds groote voorraad in den winter. Catalogus franco op aanvrage aan den
Hoofdagent voor Nederland:
Het TechniscH Bureau „Vulcanquot;, 81 Haarlemmerweg, Amsterdam.
^''sagt bij uwen ijzerhandelaar ECHTE
OICK'S Hoefraspen
andere gereedschappen
voornbsp;^^
^vooral op het merk:
te letten.
Verkoop alleen aan grossiers!
FRIEDR. DICK, Esslingen a. N., (Württemberg).
Vertegenwoordiger: J. J. YAN MEEKREN, Amsterdam, Sarphatistraat 75.
-ocr page 40-S. C. lïl. BAX. - 2, 4 en 6 Jufferstraat. ROTTERDAM.
— Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. —
Beter en goedkooper dan Engelsche zolen.
Meest uitgebreide sorteering prima blanice Hoefnagels, waarvan meer
dan 60 verschillende voorradig. Billijke prijzen.
met caoutcbonc straal.
Stevig geplakt en opgenaaid op best sterk leder.
Iedere zool ïoorzien van Garantiestempel van niet los te laten.
Merk „The Favorite barquot;, prima kwaliteit. Merk „The Holdfast barquot; prima kwali-
zachte, veerkrachtige Witte Caoutchouc.nbsp;teit, zachte, veerkrachtige hiauwe Caoutchouc,
in 10 verschillende maten voorradig.nbsp;in 13 verschillende maten voorradig.
— Pr ij zen uiterst bill ij k. —
Men lette op het stempel op iedere zool.
Hoefraspen.
Renetten (rechts en
links).
Honwklingen.
Hoefhamers.
Hoeftangen.
Alle Caoutchouc ar-
tikelen.
Knnsthoorn.
enz., enz.
tremaakte Hoefijzers
Eits- en Stampmodel
Voor- en achterijzers
in 9 verschillende
maten voorradig . . .
IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.
Las- of Welbladen om
ijzer en staal te
wellen. Las-poeder.
in 8 verschillende maten voorradig.
-ocr page 41-Ile Jaargang. — 1906. — Aflevering 3.
hoopdredacteur-uitgever: a. w. heidema, kijks-veearts te groningen.
-ocr page 42-
Lambert amp;. | ||
Hallanan Hoefzolen de Beste en | ||
Rotterdam, Wijnhaven 127. |
De hoefsmid en zijn omgang met gevaarlijke, lastige en kittelige
paarden. — Het hoefbeslag met betrekking tot de onderscheidene ver-
plichte rijkshengstenkenringen in Nederland. — De kracht waarmee een
zweepslag aankomt. — Het strijken. — Korte mededeelingen. — Pers-
overzicht. — Mededeelingen over het smidsvak vallende buiten het hoef-
beslag. — Briefwisseling. — Advertentiën.
DE HOEFSMID EN ZIJN OMGANG MET GEVAAELIJKE,
LASTIGE EN KITTELIGE PAARDEN.
Nadruk verhodm.
Het is van beteekenis dat een hoefsmid krachtig gebouwd, lenig en handig
is, daar zijne werkzaamheden zulks zeer vereischen. Het maken van het
ijzer, het besnijden van den hoef en het onderslaan van het ijzer vorderen
die eigenschappen om werkelijk goed te kunnen worden uitgevoerd. — De
omgang met het paard en het opnemen der beenen en hoeven, vorderen
ze nog in sterkere mate.
Dikwerf leert men die eischen pas goed inzien als reeds eenige jaren ge-
leden de beroepskeuze is gedaan en wanneer men dan eigenlijk niet in
voldoende mate die eischen bezit, dan is het dikwerf te laat om nog met
gunstige resultaten een ander beroep te kiezen. Een en ander is een
vingerwijzing om bij het aannemen van leerlingen, in het belang van deze
jongelieden — waarschijnlijk toekomstige collega's —, nauwgezet acht te
geven.
De lichamelijke eigenschappen voor een goede uitoefening van het hoef-
smidsvak zijn vrij groot, doch er behoort nog meer toe om een bekwaam
hoefsmid te zijn en een hoefsmederij met succes te beheeren. Er zijn ook
deugdelijke geestelijke eigenschappen voor noodig. Om bekwaam hoefsmid
te zijn moet men een goed gezond verstand bezitten, op de hoogte zijn van
de leer van het hoefbeslag in haar geheelen omvang, de gangen en standen
van het paard goed weten te beoordeelen en met groote nauwgezetheid de
aangeboren en verkregen kundigheden bij de werkzaamheden toepassen.
Nog hooger worden de eischen, wanneer de hoefsmid als chef moet optreden,
hetzij voor eigen rekening, hetzij als meesterknecht. In deze gevallen dient
de persoon niet alleen zijn vak uitnemend te verstaan en nauwgezet toe te
passen, maar moet hij ook veel menschenkennis bezitten en veel tact hebben
met menschen om te gaan. Even goed als een dokter niet alleen de patiënt
heeft te behandelen, maar ook op de gezonde leden van het huisgezin een
goeden indruk dient te maken, — zoo heeft ook de hoefsmidsbaas, om
alzijdig in zijne betrekking te worden gewaardeerd, niet alleen het in de
smidse aangeboden paard op deugdelijke wijze te beslaan, maar tevens zorg
te dragen den eigenaar of den koetsier zoodanig te bejegenen als door dezen
aangenaam, of in elk geval correct wordt gevonden. — Een lompe eigenaar
of een brutale koetsier kan op zijn tijd op zijn plaats worden gezet, doch
in alle andere gevallen dient de baas van zijn zijde welwillend, beleefd en
inschikkelijk te zijn.
* *
#
Om een gewaardeerd hoefsmid te zijn en te blijden is derhalve nog niet
zoo eenvoudig, terwijl bij het voldoen aan bovenvermelde eischen soms nog
een brok van het aanzien wordt verspeeld, doordat een aangeboden paard
niet van de gewenschte ijzers kan worden voorzien. Dit betreft dan in den
regel een kittelig, lastig of gevaarlijk paard, terwijl het den bewusten
bekwamen hoefsmid aan de noodige kalmte en het vereischte geduld heeft
ontbroken.
Ben kittelig paard moet evenals ieder ander goed en menschelijk worden
behandeld, het hoofd dient goed vastgehouden, het paard niet aangebonden
te worden, de romp niet aangeraakt of alleen de bovenvlakte, waar de
huidzenuwen minder sterk zijn ontwikkeld dan aan de ondervlakte, en het
touw voor het opnemen van het been direct om de koot te worden gelegd.
Kracht, lenigheid en handigheid van den smid moeten gepaard gaan met
kalmte en overleg en het been, met eene hand steunende tegen den schouder
of de heup, ineens van den grond worden opgenomen. Tijdens het ophouden
moet de romp en de bovenvlakte van het bovenbeen zoo weinig mogelijk,
dus liefst in het geheel niet, worden aangeraakt. Mocht blijken dat deze
methode niet voldoende is om het gewenschte te bereiken, dan wordt de
bovenlip van een touwpraam met stok voorzien, waarbij in acht is te nemen,
dat het touw behoorlijk dik dient te zijn.
Lastige paarden vorderen, evengoed als kittelige, een goede dosis door-
tastendheid, maar boyendien een groot volhardingsvermogen naast kalmte
en veel geduld. ■— Het is ons bij ervaring bekend dat men wel eens twee
ä drie uur noodig heeft voor dat het dier behoorlijk vermoeid is geworden
en ten slotte zijn verzet laat varen, overwonnen door de grootere hoeveel-
heid volhardingsvermogen en geduld van den smid. Er zijn verschillende
middelen om het slaan te voorkomen en het gevaar voor den smid te be-
perken (welke middelen wij voor dit oogenblik bij den lezer als bekend
veronderstellen), maar toch is de gelatenheid, het onderworpen zijn van
het paard in den regel pas dan goed verkregen, als het dier na tallooze
vergeefsche pogingen in zijn beenspieren in hooge mate vermoeid is ge-
worden. Met geduldig afwachten en geregeld doorzetten van de poging
gelukt het eigenlijk altijd om overwinnaar te worden. Is het paard eerst
een of meer keeren de baas geweest, dan wordt natuurlijk de strijd des te
moeilijker. Om dezen minder moeilijk te maken is het wenschelijk een zoo-
danig paard eerst eenige uren flink te laten werken en pas in den namiddag
naar de smederij te laten komen, terwijl tevens is te trachten de geheele
beslagplaats ter beschikking van dat eene paard te kunnen stellen.
Gevaarlijke paarden eischen, buiten de genoemde voorwaarden, een nog
grootere mate van voorzichtigheid dan lastige paarden. Met zulke dieren
moet ook zorgvuldig worden gelet op de neiging van het dier om te bijten
en met de voorbeenen te slaan.
In vroeger tijden was het heel vaak gewoonte om veelvuldig den nood-
stal te gebruiken; makke paarden werden desnoods uit de hand beslagen,
doch lastige enz. werden als het eenigszins kon in den noodstal gedreven.
Te dien opzichte is er gelukkig en terecht een heele ommekeer gekomen.
Tegenwoordig wordt weinig van den noodstal gebruik gemaakt en dit is
bijna geheel beperkt tot makke, oude en zware paarden, die de gewoonte
hebben aangenomen veel op den helper of den smid te steunen. Jonge,
angstige, kittelige en lastige paarden mogen nimmer anders dan uit de
hand worden beslagen.
HET HOEFBESLAG MET BETREKKING TOT DE ONDER-
SCHEIDENE VERPLICHTE RIJKSHENGSTENKEU-
RINGEN IN NEDERLAND.
Nadruk verloden.
Sedert het najaar van 1901 bestaat in ons land van Rijkswege een ver-
plichte keuring van dekhengsten, die wij in de gelegenheid waren, van den
aanvang af tot nu toe, bijna geregeld bij te wonen. Het doet ons ge-
noegen als onze overtuiging te kunnen weergeven, dat de wijze waarop de
hengsten zijn beslagen een geleidelijken vooruitgang aanwijst en tegen-
woordig werkelijk bevredigend mag worden genoemd. Of er dan geen
fouten meer bij worden aangetroffen ? Zeker wel!, maar dit zal ook altijd
eenigermate het geval blijven, al dient voortdurend naar verbetering te
worden gestreefd. Het volmaakte is nu eenmaal op dit ondermaansche niet
te bereiken.
In Nederland treft men in hoofdzaak of Belgen öf Oldenburgers-Oost-
friesen onder de dekhengsten aan; de eerste voornamelijk in de zuidelijke,
de tweede in de noordelijke provinciën. Buiten die twee groote groepen
worden enkele Normandiërs, inlandsche zwarten, hackney's, harddravers en
renpaarden aangeboden.
De Belgen zijn meestal van zware ijzers voorzien, de overigen van mid-
delmatig zware, behalve de harddravers- en Engelsche volbloedhengsten, die
bijna altijd heele lichte ijzertjes bezitten. Het is een hooge uitzondering als
een hengst wordt aangeboden op ijzers met kalkoenen.
Het komt nog al eens voor, dat de hoeven te lang gelaten zijn, of dat
de zool te sterk besneden is. Meestal is zulks evenwel op voorschrift van den
eigenaar bewerkstelligd. Het te lang laten der hoeven gebeurt veelal bij
hengsten, die wat te weinig maat bezitten, waarvoor ook wel extra dikke
ijzers worden ondergelegd. Deze dikke ijzers moeten heel vaak dienen om
den hengst een hoogeren gang, meer actie, te doen toonen. Het te lang
laten van de voorhoeven en het weg laten van achterijzers of het aan-
brengen van dunne versleten achterijzertjes vindt vrij vaak toepassing bij
hengsten die op het kruis hooger zijn dan op de schoft, met andere woorden:
overbouwd zijn, ten einde op die wijze de bestaande fout in den bouw
minder in het oog te doen springen.
Boven is ook gezegd, dat de zool soms te sterk is besneden en ook al
met opzet. Zulks geschiedt met de bedoeling de ondervlakte van den hoef
een goed hol voorkomen te verschaffen. De eigenaars weten wel, dat plat-
en volhoeven voor een dekhengst ernstige fouten zijn, aangezien deze ge-
breken op de veulens overerven.
Als eigenlijke beslagfout ziet men hier en daar bij de hengsten nog, dat
-ocr page 46-de hoeven veel te veel worden beraspt. Er komen soms kruiselings
loopende raspstreepen op voor. Dit moge voor de overerving van eigen-
schappen op de nakomelingen geen kwaad doen, het is voor de hoeven van
den hengst zelf beslist verkeert en kan op den duur aanleiding geven zoo-
wel tot brokkelhoeven als tot nauwe hoeven, vooral nauw vlak aan den
kroonrand.
Een tweede beslagfout wordt aangetroffen in te kleine ijzers, waarbij de
hoeven dan wel zijn bijgeraspt, doch in hun ondereinde bij den draagrand
een gewelfd beloop vertoonen.
DE KRACHT WAARMEE EEN ZWEEPSLAG AANKOMT.
Nadruh verhoden.
Het gebeurde kort geleden in een der steden onzer noordelijke provinciën.
De sneeuw had allen overvallen en lag in korten tijd een voet dik op de
straat. Gespannen voor een kolenvracht stond een paard stil; 't had geruimen
tijd den ongeveer 1800 K.G. zwaren last, onder inspanning van al zijn
taaie krachten, tegen den ietwat opwaarts loopenden weg in beweging ge-
houden, hoofd en hals omlaag en naar voren, rug gewelfd, achterbeenen
vlug beurtelings sterk gebogen en onderplaatsend; de wil was er, maar de
voldoende kracht ontbrak om die gewrichten zoover mogelijk te strekken
en er de 1800 K.G. door de pakkende dooiende sneeuw te drukken. Het
arbeidsvermogen was tijdelijk verbruikt, het paard had gestopt. — „Vortquot;
riep de voerman; even onrustig omkijken, maar H blij ft staan. „Toe dan,
verdommequot;! en de slag snerpt een paar koorden over de oude taaie huid
van 't dier, doch het blijft staan — niet uittartend of koppig het hoofd
hoog en de ooren scherp naar achteren gespitst, klaar om te „ketsenquot; —
maar dof, gelaten, in een houding, die een der vrouwelijke omstanders een
„'t stomme dierquot; ontlokt.
De vrachtrijder geprikkeld, neemt de zweep onder den linkerarm, opent
de rechterhand voor den mond, fluistert er iets in dat met „negeretquot; en
speeksel verband houdt, grijpt er dan het handvat van de zweep mede, vat
met de linkerhand het paard bij het bit, en ... . wég dierenbescherming-
theorieën, (de politie was al weg in verband met Eosier) maar de kolen-
wagen bleef. Wat er alzoo gebeurde, is thans overbekend, gelooven we.
Evenwel niet algemeen bekend is de kracht, waarmee zoo'n zweepslag
aankomt.
Baron Henry d'Anchald te Parijs heeft zeer merkwaardige onder-
zoekingen gedaan op dit gebied. Hij nam een blok gezuiverde gekneede
klei, dat over zijn geheelen inhoud zoo gelijkmatig mogelijk was aangestampt
en overal ongeveer hetzelfde vochtgehalte had, dus overal in dezelfde laag
denzelfden weerstand bood. Op het vlak gestreken bovenvlak werden door
eenzelfden man met verschillende zweepen, telkens met aanwending van
dezelfde kracht van hem die sloeg, slagen toegebracht. Daardoor ontstonden
er in de kleimassa groeven van verschillende diepte.
Naast elke zulk een slagindruk werd daarna met het slagkoord, dat den
indruk achterliet; een indruk van dezelfde gemiddelde diepte gemaakt, thans
mechanisch, middels opgeplaatst gewicht aan lood.
Er bleek, dat de kegelvormig toeloopende, rondgevlocbten, zware slag
aan den korten zweepstok van een vrachtrijder een indruk achterliet, gelijk
aan dien verkregen met een gewicht van 144 K.G.
Een striem toegebracht met een platte slag (vierhoekig in doorsnede)
zonder boog aan een zweepstok van gewone lengte bevestigd, toonde een
groeve, gelijk aan die van een druk van 74 K.G.
Een ronde slag zonder boog: groefdiepte van 67 K.G. druk. Een vier-
kante slag zonder boog: groefdiepte van 54 K.Q. druk. Een ronde slag
middels een boog aan den stok bevestigd: groefdiepte van 35 K.G. druk.
Hoeveel al deze kilogrammen voorstellen aan „pijnquot; kan iemand zich
ongeveer denken, als men weet dat een klap met een vierkante liniaal, als
jongen velen onzer door meester in de binnenvlakte van de hand toegebracht,
omdat meester ons „liefhadquot;, zoo ongeveer een groefdiepte van 2.5 K.G-.
druk in klei achterlaat.
Zonder in de verste verte den schijn op mij te willen laden ook maar te
twijfelen aan het nuttige en soms noodzakelijke van „aandrijvenquot; met de
zweep, en zelfs het in werking brengen van een „lam handjequot; op zulke
oogenblikken beslist afkeurend, wenschte ik op te merken ook hierbij een
grens bestaat, welks overschrijden „goedquot; in „kwaadquot; en „onnutquot; omzet.
Wellicht kan de herinnering aan 't meesters klap, en de verspreiding van
de onderzoekingen van d' Anchald de overtuiging helpen vestigen dat een
onbesuisde brutale striem het paard brandt, en de veroorzaakte pijn moed
doet verliezen, in stede van dien bij 't paard op te weTcTcen!
Eonde, dikke en kegelvormig toeloopende slagen doen meer pijn dan
vierkante; zonder „boogeindequot; aan den stok bevestigd doen alle soorten
meer pijn dan met een boogeinde; en een gewone leeren slag van ongeveer
7 mM. dikte tot maximum 1,10 a 1,20 lengte op een veerenden stok met
boogtop is ruim voldoende om aan te drijven!
Let wel — ik zeg „aan te drijvenquot; en bedoel niet correctie van deug-
nieten en booze humeuren en reken onder deze categorieën zoowel het
paard dat zich verzet en ondeugend is, als de koetsier, die een slag uitdeelt,
omdat .... eerlijk zijn? . . welnu . . omdat hem de handen jeukten, omdat
de fooi niet groot genoeg was, omdat de „lamme bokquot; schrikte of aan-
stootte, omdat uit conservatief beginsel vóór 12 uur de man last van z'n
humeur heeft, en ten slotte misschien omdat deze regelen gedrukt werden
en — sommige menschen bepaald boos worden als men hun laat zien zij
verkeerd dachten of deden.
In tusschen aan dit alles heeft „het paardquot; geen schuld, en heeft zoo'n
klap niet verdient of noodig. Te beoordeelen wanneer een zweepslag wél
noodzakelijk is, trachtte ieder voor zich ; met wat goeden wil en ervaring
in het paardenvak leert men zulks, zelf den verstrooiden professor-amateur-
horseman !
HET STRIJKEN.
In de Maart-afl. van „Der Hufschmiedquot; heeft Prof. Dr. M. L u n g w i t z
een eenigszins uitvoerig artikel over bovengenoemd onderwerp geplaatst,
waarin wederom nadrukkelijk is gewezen, dat het te bezigen strijkijzer geheel
in overeenstemming moet zijn met de afwijking, die in stand en gang wordt
aangetroffen bij het paard, waarvoor het ijzer zal dienen.
De verschillende strijkijzers zijn iu „De Hoefsmidquot; voldoende afgebeeld en
besproken, doch het heeft zijn nut er eens weer op te wijzen, dat om
werkelijk veel kans te hebben om een dier van het strijken af te helpen,
eerst nauwkeurig dient te worden vastgesteld met welk deel van den hoef
het dier zich raakt. Daarbij blijkt dan tevens telkens dat de ergste strijkers
aan de voorbeenen die met Eranschen stand zijn, en aan de achterbeenen
die waarbij Eransche stand gepaard gaat met lange slappe kooten en nauw
in de kooten staan.
Het bovengenoemd artikel heeft de verdienste uitdrukkelijk de aandacht
te hebben gevestigd op het feit, dat de meeste hoefsmeden bij het beslaan
tegen strijken zoo goed als uitsluitend aandacht schenken aan den hoef of
het ijzer waarmee gestreken wordt en te weinig of in het geheel niet op
het andere been. En dit is toch noodig! Vooral bij die genoemde erge
strijkers aan de achterbeenen. De smid gaat immers daarbij vaak te werk
den binnentak nauw te leggen, soms binnen den draagrand dit is goed om
de aanraking met het strijkende ijzer zooveel mogelijk te voorkomen, doch
het werkt verkeerd op het andere been, dat meer naar binnen toe overhelt
en vooral in den kogel meer naar binnen toe doorzakt. Wat wij er aan
den eenen. kant door winnen wordt meermalen aan den anderen kant ver-
loren, ja dikwerf meer dan dat.
Lungwitz wil zelfs in een zoodanig geval de buitenhoefhelft iets meer
besnijden dan de binnen-hoefhelft, den binnentak niet smal en kort en
nauw, doch voldoende breed en lang maken en ruim leggen, om hierdoor
het naar binnen zakken van den kogel zooveel mogelijk te voorkomen en
daarmede tevens het strijken te verhelpen.
Al moge in het voorschrift van Lungwitz wellicht eenige overdrijving
schuilen, — ieder hoefsmid die goed nadenkt zal willen toestemmen, dat er
een kern van waarheid in zit en waarop hij goed zal doen bij voorkomende
gelegenheden te letten.
— Wedstrijd hoefbeslag 1907. Vanwege de Hollandsche Maatschappij
van Landbouw, in haar streven gesteund door andere Landbouwmaatschap-
pijen en stamboeken en niet het minst door de Nederl. regeering, zal in 1907
een nationale en internationale tentoonstelling worden gehouden, waarvoor
thans reeds voorbereidende maatregelen zijn en worden getroffen. Een der-
gelijke omvangrijke en voor ons land ongetwijfeld belangrijke zaak is zulks
zeer zeker gewenseht en noodig. Het is hoogstwaarschijnlijk, ja eigenlijk
zoo goed als zeker, dat daarbij ook het hoefbeslag een afdeeling zal vormen.
Majoor J. Laméris, oud-paardenarts en leider van den bekenden cursus
in hoefbeslag te 's Gravenhage, zal optreden als voorzitter der commissie
voor hoefbeslag.
Het is een open vraag of er alsdan een wedstrijd voor hoefsmeden, of een
rubriek inzendingen op hoefbeslaggebied, dan wel beide, zullen worden
ingesteld. Een wedstrijd verdient verre de voorkeur, doch ook een ten-
toonstelling, van een zoo volledig mogelijke, beste verzameling hoefbeslag
kan veel nut doen, wanneer een deskundig persoon bij de verzameling
tegenwoordig is om belangstellende vragers omtrent verschillende punten
te kunnen inlichten. Wanneer men aan den eigenaar van een zoodanige
verzameling alle onkosten van verzending en verzorging vergoedt, dan be-
hoeven de noodige kosten niet veel hooger te worden dan bij het uitschrij-
ven van prijzen voor een rubriek verzamelingen hoefbeslag en het doel
wordt beter bereikt, het nut eener zoodanige afdeeling belangrijk verhoogd.
— De winter is bijna voorbij en de kans op, of het gevaar vóór, sneeuw
en vorst eveneens. Daar waar los scherp vrij algemeen gebruikelijk is, heeft
de smid van zoo'n slappen winter niet veel schade, maar in andere streken
worden niet onbelangrijke baten gemist. De verkoop der losse schroeven
en insteekkalkoenen is een der weinige verdiensten waarvoor de smid als
hooge uitzondering niet hard behoeft te werken.
Op dit oogenblik woeden in verschillende streken van ons land de
Maartsche buien en wisselen sneeuw, hagel en regen met wind elkaar af
doch gladheid is weinig meer te duchten, hoewel vroeg in den ochtend
hier en daar een brug nog aardig glad kan zijn.
—nbsp;Indië. Naar wij vernemen zal het hoefbeslag voor het leger in
Nederlandsch-Indië spoedig worden gereorganiseerd. Zoo werd ons in
December 1905 bericht. Tot op beden is ons daarover niets naders bekend
geworden.
—nbsp;De groei van den hoef. Lungwitz beeft hierover indertijd proeven
genomen en de resultaten daarvan vastgelegd in de volgende regelen :
1.nbsp;De groei van den hoornwand bij paardehoeven is langzaam en be-
draagt gemiddeld per maand c.a. 8 m.M.
2.nbsp;De snelheid waarmede de hoornwand van de kroon afgroeit is belang-
rijk verschillend en wisselt af van 3.98 tot 13.6 m.M.
3.nbsp;Onbeslagen hoeven groeien sneller dan beslagen; eveneens
4.nbsp;Achterhoeven sneller dan voorhoeven.
5.nbsp;Bij hengsten is de groei van den hoornwand langzamer dan bij de
overige paarden.
6.nbsp;De groei van den hoornwand aan een en denzelfden boef geschiedt
langs den geheelen kroonrand gelijkmatig.
7.nbsp;De kleur van den hoef heeft geen invloed op de snelheid van den
groei.
Gunstige voorwaarden voor den hoorngroei zijn: onbeslagen loopen; bij
-ocr page 50-beslagen paarden veel beweging op matig zachten bodem; het bezigen van
hoefinlagen en een hoefverpleging waarbij het uitdrogen, het hard en brok-
kelig worden van den hoornschoen zooveel mogelijk wordt verhinderd, als-
mede het op tijd vernieuwen of verwisselen van het beslag.
Omstandigheden, die op den groei ongunstig werken, zijn: het beslag,
gebrek aan beweging, loopen in warm zand, op steenen plaveisel, uitdrogen
en bovenmatige lengte van den hoef, ongelijkmatige belasting bij gebrek-
kige standen, en bij voortdurende te sterke belasting van den eenen hoef
ten opzichte van den anderen, zooals bij kreupelheid enz.
— Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. De leerling J. B u s s e m a k e r
te Zuid-Sleen (Drenthe), die 9 Oct. '05 een cursus is begonnen, heeft 10
Maart j.1. de inrichting met een goed getuigschrift verlaten. De hierdoor
opengevallen plaats is den 12lt;l™ daaropvolgende weder ingenomen door den
leerling E. de Jong te Oostwold.
Mede volgen thans den cursus de leerlingen M. Köller, J. Boelkens en
D. de Vries, respectievelijk van Weiwerd, Uithuizermeeden en Munnekezijl.
—nbsp;Aanbevolen hoefsmeden. Het Bestuur van de vereeniging „Het
Drentsch Paardenstamboekquot; beveelt als bekwame hoefsmeden aan: Eemmelt
Knik te Beilen, H. Pal the te Assen, E. van Werven Gzn. te Meppel,
Albert Kuiper Kzn. te Euinerwold, J. de Weerd te de Wijk; G. Kamps,
H. Stocker, beide te Assen, B. Hooijer te Echten, R. Staal te Annerveensche-
kanaal, Roelf Staal te Anloo, H. Broeksma te Gieten, B. B. Eaber te Beilen,
J. V. d. Veen te Euinerwold, G. Huisman te Meppel, H. Smit te Roden,
K. J. Venema te Nietap, J. Eaber te Wapserveen, Haule te de Wijk, E.
Veening te Glimmen gem. Eelde 1, D. Smid te Ide gem. Vries, K. Rieske
te Dwingeloo, R. Casimir te Roden en J. Rumph te Beilen, allen gediplomeerd.
Aan deze lijst had nog kunnen worden toegevoegd den in 1905 gedipl.
hoefsmid J. Oosting te Paterswolde. Bed).
—nbsp;Nederlandsch-Indië. Dr. H. 'tHoen, Gouvernements-veearts, heeft
in afl. 4, jaarg. 1905, van „Veeartsenijkundige Bladen voor N.-I.quot; een zeer
lezenswaardig artikel geplaatst, handelende over „De Veeteelt in de residen-
tiën Kedoe en Banjoemaas in verhand met den oeconomisehen toestand van de
levolhing.quot; Daarin wordt ook over paarden gesproken, welke zinsnede,
met het oog op de waargenomen abnormale lengte der hoeven, curiositeits-
hal ve wordt medegedeeld:
„Zooals reeds terloops werd opgemerkt, worden ook de paarden op stal
„gehouden, uitsluitend voor de mest, zoodat deze dieren er goed uitzien.
„De merries zijn somtijds te vet om voor de voortteling gebezigd te wor-
„den. Men krijgt hier de beste paarden te zien en als bewijs dat ze bijna
„nooit van stal komen, kan dienen, dat ik er exemplaren onder aantrof
„waarvan de hoeven 35 cM. lang en in den vorm eener halve maan naar
„boven gebogen waren, zoodat loopen met groote moeilijkheden gepaard
„ging.quot;
1nbsp; Moet zijn gem. Haren. Red).
-ocr page 51-—nbsp;Glasgow, 9 Maart. IJzer (bericht van Reicbmann amp; Co.). Begin
der week was onze markt weder zeer flauw en daalden no. 3 Middlesbro
ceelen tot op 47/5 contant, maar sedert gisteren is de stemming vaster ge-
worden en heden werd voor bovengenoemde ceelensoort 48/5 contant be-
taald. De beschikbare voorraad in Schotland is sedert eenigen tijd dagelijks
aan het afnemen. Te Middlesbro doet zich betzelfde geval voor, van no. 8
giet-ijzer is aldaar de voorraad sedert Maandag met ongeveer 3000 ton ver-
minderd. De openbaar gemaakte handelsstatistiek toont over Februari
weder een belangrijk grooteren uitvoer van ruw ijzer dan in het vorig jaar.
Hematite ceelen blijven vast. Vanwege de staalfabrieken, die in de laatste
4 weken weinig gekocht hebben, doet zich thans wederom meer vraag
voor.
—nbsp;I)uishurg-Buhrort,4,'M.Yt. Steenkolen. De afgeloopen week bracht bij
slecht weder zeer hoogen waterstand, zoodat ook de vaart naar Straatsburg
hervat kon worden. Het laden onder de tippen is echter bij de groote
leege sleepschepen zeer moeilijk en moeten deze leege vaartuigen op hoog
gelegen laadplaatsen bij enkele tippen eerst wat bijgeladen worden. Naar
Nederland kan thans zeer weinig meer afgeladen worden, daar het water
reeds gelijk aan de magazijnen staat, er wordt dus alleen aan die kantoren
geladen welke van hooge laadinrichtingen voorzien zijn, dit geldt ook voor
de aflading bootkolen. Vrachten zijn weinig veranderd, er is ook weinig
vraag oogenblikkelijk. Men betaalt voor schepen van middelbare grootte
per 1000 kg. naar:
Rotterdam..... |
ƒ 0.70/73 |
Zwolle..... |
. . ƒ1.05 |
groote ..... |
„ 0.60/63 |
Zevenbergen . . . |
. . „0.90 |
kleine..... |
■ «1— |
Breda..... |
. . „0.95 |
Schiedam..... |
„ 0.75/78 |
kleine..... |
. . „1.20 |
groote ..... |
„ 0.68/70 |
Eozendaal kleine |
. . „].25 |
Grouda...... |
„ 0.75/80 |
Bergen op Zoom |
. . „0.90 |
Delft...... |
. „0.80 |
Helmond .... |
. . „ 1.10 |
Leiden...... |
„ 0.90/93 |
Dordrecht .... |
. . „0.73 |
Haarlem..... |
■ „1-- |
Middelburg . . . |
. . „0.95 |
Amsterdam .... |
. „0.85 | ||
groote ..... |
. „0.70 |
Zierikzee .... |
. . „0.85 |
Wormerveer .... |
's-Hertogenbosch. . |
. . „0.80 | |
Alkmaar..... |
. „1.05 |
Antwerpen.... |
. . „0.90 |
Zutfen ... |
. „0.90 |
groote .... |
. . „ 0.80 |
Grave (vrij lichten) . |
. „ 1.10 |
Brussel..... |
„ 1.20/25 |
Hoorn kleine .... |
. „1.15 |
Gent...... |
. . „H5/20 |
Groningen . |
. „2.- |
Den Haag . . , . |
. . „0.95 |
Lemmer. . |
. „1.40 |
kleine..... |
. . „1.45 |
Brielle . |
. „0.90 |
Deventer .... | |
Alfen . . |
. „0.90 |
Utrecht..... |
. . „0,80 |
Arnhem........ 0.80nbsp;kleine........ 1 —
Nijmegen....... 0.70/75 Kuilenburg...... 0,78
kleine........ 0.90 Middelharnis...... 0.9O
Op eene vraag: „hoe kan ik gesmede voorvrerpen (kunstsmeedwerk)
't eenvoudigst zilverblank maken?quot; luidt het antwoord:
„Ben zilverachtige glans op gesmeed ijzeren voorwerpen wordt door bijten
en behandeling in een koud tinbad verkregen. Voor 't bijten neemt men
90 deelen water en 10 deelen zwavelzuur. De voorwerpen worden 2 tot 3
uren in dat mengsel gelegd en daarna met schoon water, zand en borstel
bewerkt. Door dat schuren krijgt de oppervlakte van 't ijzer een witachtig
grauw uiterlijk. De zilverachtige kleur krijgt men als 't schoongemaakte
ijzer nu met zink in 10 procent zoutzuur wordt gebracht en na verloop
van een halfuur in 't tinbad komt, waarin 't tot 3 uren blijft, 't Tinbad
wordt verkregen door 't oplossen van 2 kilo tinzout en tot 3 kilo witten
wijnsteen; bij 't bad voegt men nadat het zout is opgelost 4 kilo gekris-
talliseerde soda. Daarna worden de voorwerpen met fijn zand afgewreven.
De geheele behandeling eischt wel eenige oefening, is echter anders niet al
te moeielijk. De eerste proeven neemt men met waardelooze artikelen, om
te zien of 't goed wordt.quot;
Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag.
BEN GEMAKKELIJK TB VERVAARDIGEN VENTILATOR,
DIE ZICH DOOR ZIJN EENVOUD EN
SOLIDITEIT KENMERKT.
Meer en meer gevoelt men in de klein-industrie het gemis aan krachtwerk-
tuigen. Het is vooral de blaasbalg die den smid vele onaangenaamheden
veroorzaakt. In de eerste plaats zijn het meestal zeer oude exemplaren die
wij hier en daar aantreffen en met inspanning van alle krachten hunne ge-
brekkige windstralen den smid ten dienste staan, terwijl repareeren een
onbegonnen werk is. In de tweede plaats is bet de omzetting van het be-
drijf, dat met die krachtsaanwending gepaard gaat, wat veelal groote kosten
met zich brengt. Doch als wij tegenwoordig de industrie gadeslaan, die
ons zeer billijk gas-, benzine-, spiritus- en petroleummotoren levert, dan mag
die omzetting van het bedrijf voor den smid geen bezwaar meer opleveren.
Vooral als men bedenkt, dat de generators (zuiggas-installaties) en ook de
Diessel-motor, die met de zoogenaamde gasolie werkt, zeer billijk in onder-
houd zijn. Doch het neemt niet weg, dat indien onze smeden gaarne hun
bedrijf zouden omzetten en door middelen van mechanisch verkregen kracht
werkten en ook hiervoor de financiëele moeilijkheden zouden overwinnen,
zij nog altijd voor het feit gesteld worden, ook de arbeids-machines aan te
schaffen, welke hun die omzetting productief zouden maken. Het is met het
oog daarop, dat wij onze lezers voor en na in woord en beeld zullen trachten
in te lichten over de wijze waarop die werktuigen door hem zelf te ver-
vaardigen zijn.
Onze teekening stelt voor een ventilator, dien wij door afname van een
der zijwanden van binnen kunnen beschouwen. A. is de liggende as met
de riemschijf. Deze as loopt in twee verstaalde en geharde schroeven die
van te voren van centerbooringen voorzien zijn. Deze schroeven kunnen
door middel der schroefdraad zeer nauwkeurig gesteld worden, en rusten
in den beugel (g g). De beugel is op den zijwand vastgeklonken en
de laatstgenoemde worden door middel van schroefbouten aan de andere helit
verbonden. Op de as A., waarvan hierboven sprake is, wordt de vleugel-
schijf (waaier) gesteld en vastgespied. Aan de beide zijden hiervan worden stel-
ringen geplaatst, die in de eerste plaats dienst doen om den waaier vast te zetten
en in de tweede plaats er toe bijdragen dat deze zuiver balanceert. Op
deze schijf zijn de bladen door middel van hoekijzer geklonken en wel zes
in getal zooals op onze teekening duidelijk is waar te nemen. De gestip-
pelde lijnen stellen de waaierbladen voor op de tegenovergestelde zijde
der schijf. Bij (t) sluit zich de buitenste omvang van den ventilator het
dichtst tegen de waaiereinden aan, verwijdert zich echter vandaar steeds
meer tot deze bij (e), waar de windleiding begint, den grootsten afstand be-
reikt heeft. Ten slotte beteekent (h) de uitlaatopening van den ventilator
dat is de plaats waar de windleiding wordt aangesloten.
Indien nu de as zeer snel in de door de peil aangegeven richting roteert,
wordt ook de lucht die in den ventilator aanwezig is geroteert, dat is, in
draaiende beweging gebracht. De meer van de as verwijderde, alzoo het
dichtst bij den buitenwand van den ventilator verblijvende luchtdeelen worden
het eerst hierdoor in den windleiding gedreven. Tengevolge biervan ver-
dunt zich de lucht die zich om de as bevindt, waardoor de dichtere lucht
welke de buitenste lagen vormt, nastroomt. Daar echter door de wind-
leiding, in het bijzonder door de nauwere douche, de lucht eenigszins wordt
tegengehouden, verkrijgt men niet slechts in de buitenste, doch ook in de
binnenste ruimte van het buis een ietwat- hoogere spanning als bij gewone
lucht aanwezig is. Tengevolge dezer persing wordt de uitstroomsnelheid aan-
merkelijk verhoogd. Wanneer men de buitenzijde van het huis van den
ventilator tamelijk dicht bij de schoepen van den waaier plaatst, dan worden
hier de luchtdeelen te sterk gewreven, er ontstaat een wervelende beweging
in die hoeveelheid lucht, die een doordringend, onaangenaam geraas ver-
oorzaakt. Om dit gebrek zoo goed mogelijk op te heffen, laat men den
afstand van de vleugeleinden tot den buitenkant huis van lieverlede grooter
worden, zooals onze teekening aangeeft.nbsp;A.
— Ingekomen postwissels voor het abonnement „De Hoefsmidquot; over 1906
van de H.H.: O. vam, Boven te E. ƒ3.—, J. Duijssens te H. ƒ3.— , S.
Kabel te V. ƒ3.—, en J. J. Louw te Milligen ƒ3.—.
HOEFZOLEN voor paar-
den met gebrekkige en
gevoelige hoeven.
Deze zolen worden
zeer geroemd en zijn
in alle afmetingen ver-
krijgbaar.
CIECULAIRES op
franco aanvage bij:
verkrijgbaar in de chemicaliën- en
drogerijen-handel van
K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,
te Dordrecht.
Prijscouranten voor HH. veeartsen
en hoefsmeden op aanvrage gratis.
John's „Volldampfquot; Waschmachine
wascht, stoomt, kookt
en ontsmet de wasch
tegeUjkertijd met een
besparing van 75 ®/o
aan zeep, soda, water,
tijd en brandstoffen,
zonder het goed in het
minste te ruïneeren,
waardoor men haar
ook tot de fijnste wasch
zonder vrees kan toe-
vertrouwen.
Vraagt -wecierverlcoopsofferte aai
Mij.
Beste en meest beproefde beslag.
Hoogste onderscheiding.
Groote gouden Medaille.
Gediplom. Smidsvaktentoonstelling Nürnberg, Meissen, Leipzig, Trier.
Branscheid ä Philippi - RemscMd, Rijnland
ALLE SOORTEN van
Schroef- en Insteekkalkoenen. Losse Stooten.
F'rima kwaliteit.
Geen handelswaar.
(losse Stooten). Uitwissel-
baar (|nbsp;i).
Uitstek I I I ki IIH^
Eenvoudig. — Practisch ...................................................
en billijk.
Gelieve [een proef te nemen, het zal U klandisie bezorgen.
Pfiilippi's
Steek-
veerende
Kaikoeoen,
Steeds groote voorraad in den winter. Catalogus franco op aanvrage aan den
Hoofdagent voor Nederland:
Het Techniscti Byreaü „Vülcanquot;, 81 Haarlemmerwefl, Amsterdam.
Vele getuigschriften van Koninkl.- en Privaat-hoefsmidschoien en van de
grootste hoefsmederijen.
Vraagt bij uwen ijzerhandelaar ECHTE
DICK'S Hoefraspen
te letten.
Verkoop alleen aan grossiers!
FRIEDR. DICK, Esslingen a. N., (Württemberg).
Vertegenwoordiger; J, J. VAN MEEKREN, Amsterdam, Sarphatistraat 75.
-ocr page 56-S. C. M. BAX. - 2, 4 en 6 Jufferstraat. - ROTTERDAM.
— Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. —
Meest uitgebreide sorteering prima blanke Hoefnagels, waarvan meer
dan 60 verschillende voorradig. Billijke prijzen.
met caoutchouc straal.
Beter en goedkooper dan Engelsche zolen. Stevig geplakt en opgenaaid op best sterk leder.
Merk „The Holdfast barquot; prima kwah
teit, zachte, veerkrachtige blauwe Caoutchouc
in 13 verschillende maten voorradig.
Iedere zool ïoorziea van Garantlestempe) van niet los te laten.
Merk „The Favorite barquot;, prima kwaliteit,
zachte, veerkrachtige Witte Caoutchouc.
in 10 verschillende maten voorradig.
— Pr ij zen uiterst bill ij Ic. —
Men lette op het stempel op iedere zool.
Hoefraspen.
Renetten (rechts en
links).
Honwklingen.
Hoefhamers.
Hoeftangen.
Alle Caoutchouc ar-
tikelen.
Knnsthoorn.
enz., enz.
Gemaakte Hoefijzers
Rits- en Stampmodel
Voor- en achterijzers
in 9 verschillende
maten voorradig . . .
IJs- of Scherpnag:els
in 1*2 soorten.
Las- of Welbladen om
ijzer en staal te
wellen. Las-poeder.
in 8 verschillende maten voorradig.
-ocr page 57-Ile Jaargang. — 1906. — Aflevering 4.
hoofdredacteur-uitgever: a. w. heidema, rijks-veearts te groningen.
-ocr page 58-
Lambert lt;amp; | ||
Hallanan Hoefzolen de Beste en | ||
Rotterdam, Wijnhaven 127. |
Opleiding der burgerhoefsmeden in Pruisen. — De teekeningen van den
hoef in verschillende werken over hoefbeslag, paardenkennis, gezondheids-
leer enz. — Korte mededeelingen. — Vragen en antwoorden. — Mededee-
lingen over het smidsvak vallende buiten het hoefbeslag. — Advertentiën.
OPLEIDING VAN DE BUEGERHOEESMEDEN IN PRUISEN,
doob
E. Laméris, Kapitein-Paardenarts.
Nu er ook in ons land plannen bestaan om de opleiding der burgerhoef-
smeden te regelen, komt het mij niet ondienstig voor eens uitvoerig mede
te deelen hoe het daarmede in het buitenland is gesteld.
Reeds sedert langen tijd was men in Duitschland overtuigd van het
groote gewicht dat het hoefbeslag aan kundige vakmannen werd toevertrouwd,
en wist men dat speciaal daarvoor opgeleide hoefsmeden een zegen waren
voor de paardenfokkerij en van groot nut voor het in goeden toestand
houden van het paardenmateriaal.
Het vak mocht zich dan ook steeds in de belangstelling der regeering
verheugen; reeds in 't begin der vorige eeuw bestond in enkele Staten reeds
de bepaling, dat het alleen door daarin geëxamineerde personen mocht worden
uitgeoefend.
De wet van 18 Juni 1884 eischte dit voor geheel het Duitsche rijk.
Alvorens echter verder te gaan, eerst eenige woorden omtrent de organi-
satie der ambachten.
De beoefenaren van hetzelfde vak of ambacht zijn plaatselijk tot zooge-
naamde „Innungenquot; vereenigd, die, wat het uiterlijk betreft, overeenkomen
met de gilden van vroeger tijden. Deze vereenigingen hebben zich ver-
bonden tot een grooten bond, welke door den Staat is erkend. Die der
smeden heet de „Bund Deutscher Schmiede-Innungenquot;; voorzitter daarvan is
de heer Scholz, Mr. smid te Berlijn. — De vereeniging komt op voor
de rechten harer leden, regelt het leerling- en gezellen wezen en het afnemen
van de meesterproef.
Heeft een leerling een bepaalden tijd bij een der leden gewerkt, dan kan
hij tot de gezellenproef worden toegelaten; slaagt hij, dan ontvangt hij een
leerbrief als gezel. Later kan hij voor de daarvoor aangewezen meesters
de meesterproef afleggen en is dan gerechtigd tot het voeren van den titel
„Schmiedemeisterquot;.
Deze smedenvereenigingen zijn vroeger dan de andere ambachten er op
bedacht geweest zoogenaamde opleidings- en vakscholen op te richten om
hunne leerlingen en gezellen in de gelegenheid te stellen een grondiger
theoretische en practische vorming te verkrijgen. Aan deze leerling-vakscho-
len wordt ook hier en daar onderricht in hoefbeslag gegeven, zij staan in
verband met de plaatselijke inrichtingen van herhalingsonderwijs. In de
„Beschlagschmiedquot; 1905 No. 10, 11, 12 en 13 komt een artikel voor van den
Commissaris voor het hoefbeslag in Pruisen, professor Eberlein, van
de Veeartaenijkundige Hoogeschool, welke van de Eegeering in opdracht had
een onderzoek in te stellen naar de inrichtingen voor hoefbeslagonder wijs
in de provincie Oost-Pruisen. We zien daaruit, dat in deze provincie zeven
vakscholen en vijf leersmederijen bestaan.
Het aantal leerlingen aan iedere vakschool bedraagt ongeveer 30 tot 50,
de leeftijd van 14—18 jaar, duur van het onderwijs 3 a 4 jaar. Het on-
derwijs wordt een of twee maal per week gegeven, meestal des Zondags;
de leerlingen ontvangen les in het teekenen en in de theorie van het
hoefbeslag.
Als leeraren fungeeren meestal militaire paardenartsen of daarvoor ge-
schikte burger-veeartsen en teekenleeraren. Ook vinden van tijd tot tijd
demonstraties van beslagen paarden plaats. Waar de schooltijd met de
kerktijd samenvalt wordt van te voren een half uur Godsdienstoefening
gehouden; deze vakscholen worden daarom in de spreektaal dikwijls aange-
duid met den naam van Zondagscholen.
De kosten dezer inrichtingen worden bestreden door toelagen van het
ministerie van landbouw, idem van handel en nijverheid, stedelijke en
gewestelijke besturen en de smedenvereeniging. Na afloop van deze vak-
scholen kan de leerling de gezellenproef afleggen; hij krijgt daarvan een
bewijs in den vorm van een gezellenbrief, uitgereikt door den Bond der
Duitsche Smids-gilden. Deze brief geeft den gezel toegang tot de leersme-
derij voor hoefbeslag, welke de wet van 1884 in het leven heeft geroepen.
Bij deze wet werden tot het afnemen van het examen in hoefbeslag
gerechtigd: de smidsgilden, de rijks-examencommissie, de hoefsmidscholen
en de militaire smederijen bij de regimenten.
Het gevolg hiervan was dat de gestelde eischen al naar de inrichtingen
en de streek zeer variëerden; sommige leersmederijen deelden zelfs na een
veertiendaagschen tot vierweekschen cursus zulke getuigschriften uit, zoodat
er geen voldoende waarborg bestond dat deze geëxamineerde hoefsmeden
werkelijk aan de gestelde eischen voldeden. Om nu meerdere gelijkheid
te bekomen heelt men getracht het aantal gelegenheden te beperken en
heeft de Minister van Landbouw van Pruisen, in samenwerking met die
van Handel en Nijverheid en van Oorlog, een examen voorschrift gegeven, dat
thans voor allen geldig is. Op voorstel van Pruisen zal dit voorschrift voor
geheel Duitschland geldig worden verklaard.
Het luidt aldus:
§ 1. De commissiën welke het volgens de Wet van 18 Juni 1884
geëischte examen tot de toelating van de uitoefening van het hoefsmidsvak
afnemen , moeten bestaan uit:
De departements-veearts als voorzitter, een in het hoefbeslag geëxami-
neerden meestersmid, een der zake kundig persoon uit de kringen der
belanghebbenden bij het hoefbeslag, voorgedragen door de Kamer van
Landbouw (meestal een vee-arts, voor Brandenburg bijv. prof. Moelier, een
goede bekende op 't gebied van hoefbeslag). Voor ieder medelid der com-
missie moet een plaatsvervanger worden gesteld om in geval van verhinde-
ring op te treden.
De benoeming der leden en hunne plaatsvervangers geschiedt door den
-ocr page 61-Eegeeringspresident (overeenkomende met onzen Commissaris der Koningin).
§ 2. De examens hebben ieder kwartaal plaats en worden twee maanden
van te voren door de plaatselijke bladen ter kennis gebracht..
§ 3. Zij, die tot het examen wenschen te worden toegelaten, moeten het
bewijs leveren, dat zij hun 20ste levensjaar voleindigd hebben, als smidsgezel
zijn opgeleid en gevormd en minstens 3 maanden in het gebied der examen-
commissie werkzaam zijn. Adspiranten welke niet geslaagd zijn, mogen
eerst na verloop van zes maanden tot een nieuw examen worden toegelaten.
De aanmeldingen moeten minstens 4 weken van te voren aan den voor-
zitter der commissie gericht worden onder bijvoeging van het examengeld.
De voorzitter roept de adspiranten voor het examen op.
§ 4. De onkosten voor het examen bedragen 10 Mark. Deze vervallen
wanneer de adspirant niet aan de eischen voldoet of zonder voldoende ver-
ontschuldiging niet verschijnt.
§ 5. Bij wijze van uitzondering kan de commissie in bijzondere gevallen
op aanvrage van één of meer adspiranten ook buiten de gewone tijden een
examen afnemen. De kosten van zulke examens moeten door hen, welke
dit aangevraagd hebben, voor gelijke deelen worden gedragen.
§ 6. De medeleden der examencommissie ontvangen voor iederen examen-
dag verbli-jfkosten.
§ 7. De examengelden dienen ter bestrijding der uitgaven; de voorzitter
geeft daarvan rekening en verantwoording aan den Eegeeringspresident,
die bepaalt hoe met een eventueel overschot of tekort moet worden gehandeld.
§ 8. Het examen strekt zich uit over alle onderdeelen van het hoefbeslag,
de hoefverpleging en het klauwbeslag, en vervalt in een practisch en een
mondeling gedeelte.
1.nbsp;Het practisch gedeelte omvat:
a.nbsp;de vervaardiging van twee ijzers, waarvan één moet dienen voor een
zieken hoef, of voor een paard met gebrekkigen stand, gebrekkigen gang,
of voor het beslag voor een bijzonder doeleinde, of voor winterbeslag.
b.nbsp;Het geheel beslaan van twee hoeven en wel één voor- en één achter-
hoef. Zoo mogelijk moet men hiervoor paarden met gebrekkige hoeven,
stand of gang kiezen en kan één der onder a. gemaakte ijzers daarvoor
dienst doen.
Bij het beslag zal worden gelet op de juiste, zuivere en zekere uitvoering
van de navolgende verrichtingen: de beoordeeling van het paard voor het
beslag, het afnemen der ijzers, het besnijden van den hoef, het smeden, het
richten, oppassen en onderleggen der ijzers.
2.nbsp;Het mondeling onderzoek strekt zich uit over:
a. De algemeene bouw van het lichaam en de ledematen in betrekking
tot het hoefbeslag, alsook de grondslagen van den bouw en den verrichtingen
van den voet.
5. De grondstellingen en regelen zoowel als de uitvoering van het
beslag van gezonde, gebrekkige en zieke hoeven en hoeven van paarden
met gebreken in den stand en de gangen.
c.nbsp;Het beslag der paarden voor een bepaald dienstgebruik, het winter- en
het zomerbeslag, het beslag met patent-, touwijzers, zoolbeslag enz., het
beslag met hoefinlegsels, verder de hoefverpleging, alsook de voornaamste
hoefziekten in zooverre deze met het beslag in betrekking staan.
d.nbsp;Het klauvrbeslag, voor zooverre dit in het gebied der examen-commissie
gebruikelijk is.
e.nbsp;De grondbeginselen der kennis van de waarde, de samenstelling,
bewaring en behandeling der te verwerken materialen, en de kenteekenen
van hunne goede of slechte hoedanigheden.
De exameneischen moeten zich beperken tot datgene wat van een flinken,
practisch gevormden hoefsmid geëischt kan worden.
§ 9. Het benoodige gereedschap'moet de adspirant zelf meebrengen; de
inrichting der smederij en de noodige paarden worden door de commissie
ter beschikking gesteld.
§ 10. Het getuigschrift vermeldt of het examen voldoende, goed of
zeer goed is geweest en wordt onder de volgende bewoording opgesteld:
De........uit........geboren den........te........
heeft voor onderstaande commissie het bij de wet van 18 Juni 1884 inge-
voerde examen tot staving van de bekwaamheid voor de uitoefening van
het hoefsmidsvak met het praedicaat........afgelegd.
.........den.........
De examencommissie
.........Voorzitter.
§ 11. Het protocol van het examen moet een afschrift van het getuig-
schrift bevatten en moet door de commissie worden opgemaakt. Het wordt
aan den Eegeeringspresident ter hand gesteld en door dezen bewaard.
Het meerendeel der adspiranten dat aan dit examen deelneemt heeft aan
een cursus eener leersmederij deelgenomen.
De door den Staat erkende leersmederijen moeten ook aan bepaalde
eischen voldoen, wanneer zij daarvan subsidie willen ontvangen. Het
volgende ontwerp-statuut moet daarbij als voorbeeld dienen: .
Statuten der leersmederij te........
§ 1. De leersmederij heeft ten doel:
a. Smeden in de gelegenheid te stellen grondige kennis en bekwaam-
heid te verwerven in het hoefbeslag en in de hoefverpleging, opdat zij in
staat zijn de eigenaars van paarden en paardenfokkers bij het fokken en
houden van hunne paarden een vakmatige hulp te verschaffen en door
deskundige inwerking de instandhouding en ontwikkeling van normale
hoeven, standen en gangen te bevorderen;
i. De bij de Wet van 18 Juni 1884 voor de uitoefening van het hoef-
smidsvak geëischte getuigschriften uit te reiken;
c.nbsp;Den eigenaars van paarden en hoefsmeden de aanschaffing van bruik-
bare en goede hoefbeslag-materialen door bemiddeling te vergemakkelijken;
d.nbsp;Den eigenaars van paarden een aan alle eischen voldoend goed hoef-
beslag te verschaffen.
§ 2. De leersmederij te........is een openlijke inrichting van
het gewest en wordt uit gewestelijke middelen met subsidie van staats- en
provinciewege onderhouden.
§ 3. Het beheer der leersmederij voert de voorzitter van het gevrestelijk
bestuur; hij moet als leerkrachten benoemen:
1. Den vee-arts van het gewest of een anderen door den staat geëxami-
neerden vee-arts voor de leiding en het theoretisch onderwijs; 2 een meester-
smid tot het geven van practisch onderricht onder toezicht van den onder
1 genoemden vee-arts.
§ 4. Als materiaal voor het onderwijs dienen de in de smederij voorko-
mende hoefsmederij werkzaamheden, het bewerken der hoeven, de voorhanden
zijnde hoef- en klauwpraeparaten, alsook het benoodigde ruwe materiaal
aan ijzers en nagels.
§ 5. De aanschaffing der leermiddelen geschiedt uit de ter beschikking
staande middelen; de leidendende veearts, respect, leermeester blijven ver-
antwoordelijk voor het in stand houden.
§ 6. De leercursussen der hoefsmeden duren drie maanden en beginnen
met den aanvang van ieder kwartaal. Zij omvatten alle onderdeelen van
het hoetbeslag en vervallen in een theoretisch en een practisch gedeelte.
A. Het theoretisch gedeelte behandelt:
1.nbsp;De anatomie van den voet en den hoef;
2.nbsp;De bloedsomloop, den groei van den hoef en het hoefmechanisme;
8. Normale en abnormale hoeven;
4.nbsp;De verschillende standen en gangen der paarden;
5.nbsp;Het ontstaan en voorkomen van verschillende hoefgebreken, zooals
steengallen, hoornscheuren, klemhoeven, losse en holle wand, vernageling,
nageltred, kroonbetrapping, plathoef, volhoef, knolhoef, bokhoef, stel voet,
rotstraal enz.;
6.nbsp;De voordeelen van een rationeel hoefbeslag;
7.nbsp;Hoefverpleging (verweeken, besnijden, beronden en invetten) der
beslagen, onbeslagen en veulenhoeven;
8.nbsp;Het beslag van regelmatige hoeven;
9.nbsp;Het beslag voor bijzondere gebruiksdoeleinden (rij-, ren-, gewichts-
ijzers enz.);
10.nbsp;Het beslag van abnormale hoeven (plat-, vol-, klem-, en knolhoe-
ven etc.)
11.nbsp;Het beslag met patentijzers (touwijzers en zoolbeslag);
12.nbsp;Het beslag bij gebrekkige gangen (het strijken, in de ijzers klappen);
13.nbsp;Het winterbeslag (kalkoenbeslag);
14.nbsp;De hoefinlegsels;
15.nbsp;Het klauwbeslag der ossen en runderen, voor zoover het ter plaatse
gebruikelijk is;
16.nbsp;De grondbeginselen voor de kennis der waarde, de aanschaffing,
het opbewaren en behandelen der te verwerken ruwe materialen;
17.nbsp;De inrichting der smederij en der vuren, gereedschappen en werk-
tuigen ;
18.nbsp;Het teekenen van hoef beslag voorbeelden, alsook de boekhouding
van het smidsvak;
19.nbsp;De behandeling van lastige paarden, welke zich niet willen laten
beslaan;
20. Wettelijke verplichtingen en aansprakelijkheid van den hoefsmid
voor beslagfouten, behandeling der paarden tegen de voorschriften, en de
door dieren veroorzaakte kwetsuren en ongevallen.
B. Het practische onderwijs omvat:
1.nbsp;Het smeden der ijzers en de uitvoering van het beslag voor gezonde
en zieke hoeven en wel: a. achterijzers voor linker- en rechtervoet, h. voor-
ijzers (zonder kalkoenen) voor idem, c. de ijzers voor de onder no. 8 tot
15 genoemde beslagmethoden;
2.nbsp;De afname der oude ijzers;
3.nbsp;Het gebruik van het Engelsche hoefmes (renet) voor het besnijden
der hoeven;
4.nbsp;Het richten, passen en onderleggen der ijzers;
5.nbsp;Het aanbrengen van hoornscheurnieten;
6.nbsp;Het besnijden en bewerken der veulenhoeven.
§ 7. Wanneer een adspirant kan aantoonen, dat hij reeds voor de intrede
in de leersmederij zeer goed practisch gevormd is, kan de voorzitter van het
Gewestelijk Bestuur een verkorting van den leertijd tot op een maand toestaan.
In dit geval moet de adspirant een veertiendaagschen proeftijd doormaken,
waarin hij zijne reeds verkregen bijzonder goede practische vorming moet
bewijzen. Deze proeftijd wordt op de daarna te bepalen verkorten leertijd
niet in rekening gebracht. Totaal onbegaafde of anders niet geschikte
leerlingen kan de voorzitter ten allen tijde verwijderen.
§ 8. Het hoogste aantal der gelijktijdig aan het onderwijs deelnemenden
wordt op acht bepaald.
Aanvragen tot opname in de leersmederij moeten gericht worden aan het
gewestelijk bestuur, waarin de aanvrager werkzaam is of na verkrijging van
het bekwaamheidsbewijs zijn vak wil uitoefenen. Dit gewestelijk bestuur
zendt het verzoek in bij den voorzitter van het gewestelijk bestuur der
leersmederij met een bemerking over de waardigheid en levensomstandig-
heden van den aanvrager en met een bepaalde voordracht of aan het ver-
zoek al of niet moet worden voldaan.
§ 9. Het onderwijs aan de door den voorzitter van het gewestelijk bestuur
opgeroepen leerlingen vindt kosteloos plaats.
§ 10. Gereedschap en leerboeken krijgt de leerling bij het begin van den
cursus kosteloos; zij gaan bij voldoend examen in zijn bezit over.
Iedere behoeftige leerling krijgt tijdens den cursus vrije woning en levens-
onderhoud. De kosten daarvan worden telkenmale van te voren in de be-
grooting der leersmederij bepaald. Ieder gewest, op wier aanvrage een
behoeftig leerling wordt opgeroepen (§ 8) is verplicht een bijdrage van
50 Mark voor de kosten van woning en levensonderhoud aan de kas der
leersmederij te betalen. Daarentegen moet iedere leerling welke kostelooze
opleiding aanvraagt, een schriftelijke verklaring afleggen, waarbij hij
zich verplicht, bij niet terugbetaling der onderhoudskosten, minstens
drie jaar als hoefsmid werkzaam te zijn in het gewest waar hij het
verzoek heeft ingediend, in zooverre dit door het gewestelijk bestuur wordt
verlangd.
§ 11. Voor het deelnemen aan een cursus is de qualiflcatie van smids-
-ocr page 65-gezel (leerbrief van de Bond der Duitsche smidsgilden) en een ouderdom
van 20 jaar noodzakelijk.
§ 12. Gedurende den voorgeschreven arbeidstijd hebben de deelnemers aan
den cursus de hun opgegeven hoefsmidsarbeid bereidwillig en nauwkeurig
naar de hun gegeven aanwijzingen uit te voeren.
Het verzuimen der arbeidsuren zonder geldige redenen, luiheid, ongehoor-
zaamheid en ongepast gedrag ten opzichte van den theoretischen leeraar,
den leermeester en het in de smederij vertoevende publiek, alsook onzede-
lijken levenswandel kannen door den voorzitter van het gewestelijke Bestuur
door verbod van verdere deelname aan den cursus bestraft worden.
§ 13. Behalve de demonstratie's bij het beslag van hoefzieke paarden
worden wekelijks minstens 3 uren theoretisch onderwijs gegeven.
§ 14. Na afloop van den drie-maandelij kschen cursus zal een examen
worden afgenomen ter verkrijging van het vereischte getuigschrift, noodig
voor de uitoefening van het hoefsmidsvak. (Wet van 18 Juni 1884).
De examen-commissie bestaat uit:
1. de departements-veearts of diens wettelijken plaatsvervanger als voor-
zitter; 2. de theoretische leider van den cursus; 3. de practische leer-
meester; 4. een der zake kundig persoon te benoemen door den „Landes-
hauptmannquot; op voordracht van de Kamer van Landbouw.
§ 15. De datum van het examen wordt twee maanden van te voren
door de ambtelijke bladen ter kennis gebracht. Het examen vindt in den
regel plaats daar, waar de leersmederij gelegen is.
§ 16. Tot het examen moeten worden toegelaten:
a. de leerlingen van de leersmederij welke den cursus gevolgd
hebben;
h. iedere andere smid, die zijne technische vorming in het hoefbeslag door
getuigschriften bewijzen kan en minstens 20 jaar oud is.
§ 17. De aanmeldingen voor het examen moeten minstens vier weken
van te voren onder overlegging van een extract uit het geboorteregister
en de getuigschriften over de verkregen technische opleiding aan den voor-
zitter van het Gewestelijk Bestuur worden gericht, die daarop de leerlin-
gen tot het examen oproept.
§ 18. Leerlingen der leersmederij betalen een proefgeld van 5 mark;
andere tot het examen toegelaten smeden 10 mark. Candidaten zonder
middelen kunnen hiervan geheel of gedeeltelijk ontheven worden.
§ 19. De medeleden der examencommissie krijgen voor iederen examendag
6 Mark daggeld, behalve de reiskosten.
§ 20. Het examen loopt over alle onderdeelen van het hoefbeslag, de
hoefverpleging en het klauwbeslag. Zie § 8 van het examen-voorschrift.
§ 21. Adspiranten, welke geen leerlingen van de leersmederij zijn
moeten het noodige gereedschap zelf meebrengen. De smederij-benoodig-
heden en de paarden worden door den leermeester ter beschikking
gesteld.
§ 22. Door de leden der examencommissie moet een protocol worden
opgemaakt met vermelding of de adspirant geslaagd, goed geslaagd, zeer
goed geslaagd of niet geslaagd is.
Aan ieder geslaagde wordt een getuigschrift uitgereikt van het model
§ 10 Bxamenvoorschrift.
Opgemaakt te........, den........
Voorzitter van het Gewestelijk Bestuur.
In de provincie Brandenburg bestaan zes zulke leersmederijen, n.1. te
Luckau, Cottbus, Wittstock, Prenzlau, Landsberg a/d Watte en Charlotten-
burg. In de provincie Oost-Pruisen vindt men er vijf: te Pruisisch Holland,
Wehlau, Lyck, Tilsit en Trakehnen.
Ten einde een denkbeeld te krijgen van de inrichting van zulk een leer-
smederij bezocht ik de leersmederij van den heer Brandt, Stabsveterinär
a. D. te Charlottenburg, als een der best bezochtste en meest bekende.
In de Mei-aflevering van „De Hoefsmidquot; wordt de smederij van den heer
Brandt nader toegelicht, aangezien plaatsgebrek ons heden daartoe noodzaakt.
DE TEEKENINGEN VAN DEN HOEF IN DE VERSCHILLENDE
WERKEN OVER HOEEBESLAG, PAARDENKENNIS,
GEZONDHEIDSLEER, ENZ.,
doob
W. VAN DER BURG,
Kapitein-paardenarts O.-I. Leger.
Dat bij het onderwijs in het hoefbeslag goede natuurgetrouwe teekeningen
een onwaardeerbaar hulpmiddel zijn, wie zal het ontkennen? In den
laatsten tijd zijn wij op dit gebied aanzienlijk vooruitgegaan en tot mijn
genoegen heb ik, die zelf belast ben met de opleiding van de hoefsmeden
bij het Wapen der Cavalerie in Nederl.-Indië, dan ook geconstateerd, dat
„Het Hoefbeslagquot; door J. B. H. Moubis, IVde druk, in dit opzicht een
aanzienlijke vermeerdering en verbetering heeft ondergaan.
Bij het doorbladeren is mij echter opgevallen, dat fig. 28, voorstellende
een rechtervoorhoef, zich niet bijzonder leent om den aanstaanden hoefsmid
een juist denkbeeld te geven van de dikte van den hoornwand. Deze
afbeelding toch moet voorstellen een normalen voorhoef. Met den besten
wil van de wereld is het mij echter niet mogelijk hieraan te zien, dat de
hoornwand naar achteren dunner wordt, dus dat de draagrand in breedte
afneemt, een eigenschap toch waarmede met het maken van het ijzer reke-
ning moet worden gehouden; een axioma dat bij de behandeling van het
hoefbeslag telkens en telkens terugkeert.
Aangezien dergelijke afbeeldingen veelvuldig uit andere werken worden
overgenomen, gaf dit mij aanleiding de teekeningen, die ik te mijner
beschikking heb, eens aan een nader onderzoek te onderwerpen.
Inderdaad de heer Moubis verkeert in dit opzicht in goed gezelschap.
In de ondervolgende werken ontdekte ik het zelfde euvel:
Be Hoefsmid, op vele plaatsen, o.a. blz. 130 (1903), blz. 52 (1904).
-ocr page 67-^/Zfls behoorende bij dei^aar^^e«Ww door W. G. ScÄrnwe;, plaat XLIII fig. 1.
Fusz des Pferdes, Leisering und Hartmann, VII Aufl., blz. 69.
Lehrbuch der Anatomie der Baustiere, Paul Martin, fig. 524.
Die Tierzuchtlehre, IV. Aufl. Br. G. Kraft, fig. 208.
Be Hoef en zijn beslag, 1896, K A. L. QuadeJcTcer, fig. IIIc.
Wel is met bovenbedoelde eigenschap van den hoornkapsel rekening
gehouden in:
Manuel de Maréchalerie IV Ed., Alph. de Give, planche II hg. 5.
Anleitung zum Bestehen der Hufschmiede Prüfung, Br. Möller fig. 2.
Hufkranhheiten, Br. Möller, bandstempel.
Anleitung zur Kenntniszdes Aüszeren Pferdes, VI. Aufl., Wilh. Baumeister,
fig. 108. j ...
Platen behoorende bij de handleiding ten gebruike bij bet onderwijs in
de paardenkennis op de Kader-scholen der bereden wapens (in Ned.-Indie)
flg. 98.nbsp;, ^ ,
Het is mij opgevallen, dat de schematische teekeningen over het algemeen
juist zijn en de meer uitgewerkte afbeeldingen niet en ik hoop dat de
geachte uitgever van dit blad in deze opmerking aanleiding zal vinden, de
door hem gebruikte teekening van den normalen hoef eéns te herzien.
Salatiga, 3 Maart 1906.
_ Hoefsmidschool te Amersfoort. 23 en 24 Maart werd het examen,
vastgesteld bij aanschrijving van het Departement van Oorlog, d.d. 13 De-
cember 1897, II Afd. No. 20, afgenomen.nbsp;, ^ ..
Zeven miliciens der Veld-Artillerie, sinds 1 April 1905 aan de Hoefsmid-
school gedetacheerd, namen daaraan deel. Zij moesten ieder twee boeven
beslaan, de ijzers daarvoor maken , alsook een voorijzer met schroe kalkoenen
en een balkijzer voor plathoef en blijk geven van theoretische kennis van
het hoefbeslag.nbsp;..„ , i vi.
Het getuigschrift kon aan allen worden uitgereikt; vijf van hen hebben
een ruim voldoend examen afgelegd, terwijl één van hen een voldoend en
één een even voldoend examen aflegde.
Het diploma werd uitgereikt aan A. J. Claassens, J. Dekker, C. de Lange,
H. M. Meinders, A. C. van Eossum, J. H. van de Vosse en B. J. van de
Wciicr
—nbsp;É. C. Breman uit Dalfsen heeft, na een verblijf van zes maanden,
de school met een diploma verlaten.
—nbsp;Hoefbeslagexamen te Utrecht. De tweejarige cursus 1904—1906,
vanwege het Genootschap van Landbouw en Kruidkunde, in de kazerne der
Veld-Artillerie gehouden, eindigde den 17 Maart, op welken datum het
examen werd afgenomen van de deelnemers aan dien cursus, door de onder-
wijzers er van, bij aanwezigheid van meerdere leden van het hoofdbestuur
van genoemd Genootschap. Het getuigschrift, om als geschikt hoefsmid te
worden erkend, werd naar orde van kunde behaald: met «eer goed door K.
van de Geest te Bunschoten, W. H. Buurman te Angeren (tijdelijk te
Werkhoven), Joh. van den Hengel te Hamersveld gem. Leusden; met goed
door J. Th. Vernooij te Gooij gem. Houten, C. M. Moes te IJselstein-
met voldoende door A. Eootring te Kamerik, F. J. Toonen te Kuilenburg
en W. van Setten te Doorn.
De lessen in theorie en practijk werden gedurende de wintermaanden
1904—'05 en 1905-'06, telkens op 20 Zaterdagen van 9-12 uur v.m. en
van 1—3 n.m. gehouden.nbsp;jy^
- Hoefbeslagexamen te Arnhem. Deze cursus, vanwege de Geld.-
Overijs. Maatschappij van Landbouw, afdeeling Arnhem en O., ingesteld
wordt gehouden in de Ambachtschool aldaar, onder leiding van den heer
h m. Kroon, rijksveearts te Deventer, bijgestaan voor het practische
gedeelte door S. van Angeren, korporaal-hoefsmid der Rijd. Artillerie
Hieraan werd door 24 hoefsmidsleerlingen deelgenomen, van welke 23 zich
onderwierpen aan het overgangsexamen voor het 2e gedeelte van dezen
cursus. Het examen in theorie had plaats 30, het practische gedeelte er
van 31 Maart. Beiden werden bijgewoond door de commissie voor hoef-
beslag der Maatschappij, door meerdere leden der afdeeling en andere be-
langstellenden. De namen der geslaagde candidaten zijn: A. van Reeden
te Eist, G. J. Nieuwkamp te Arnhem, M. Jansen te Eist, H. Thus te
Lobith, G. W. ten Asbroek te Eist, J. A. Suikers te Dreumel, J A Brink
te Arnhem, A. Wellink te Didam, F. J. Linsen te Hemmen, W de
Bont te 'tLoo bij Duiven, A. F. de Wildt te Slijk-Ewijk, W A Frens
J Mathijsen, beide te Herveld, G. Mathijsen te Doornenburg, J. Heeze tj
^nbsp;Doornenburg, J. W. Ton te
Echteld, W. J. Merkestein te Lienden, A. T. Linsen te Driel, W J
Merkus te Andelst en H. Schaars te Didam.nbsp;M.
- Hoefbeslagexamen te 's-Gravenhage. Het examen, na afloop van
den cursus 1905-'06 vanwege de afdeeling 's-Gravenhage van de Hol-
landsche Maatschappij van Landbouw gehouden, had plaats den 6 en 7
April 1.1. in de smederij en lokalen van het 3e Eegt. Huzaren. Het werd
afgenomen door eene commissie, bestaande uit de H.H. L a m é ri s. Oud-
majoor Paardenarts, leider van den cursus, Moubis, dirigeerend Paarden-
arts te ütrecht, Fauël, rijksveearts te Eotterdam, en bijgestaan door
den korporaal-hoefsmid Eiedé, practisch onderwijzer er van. De 13 deel-
nemers aan den cursus slaagden allen, zoodat het diploma van genoemde
Maatschappij werd uitgereikt aan de navolgende hoefsmeden: E. Visser te
Zevenhuizen, J. de Bruin te Gouderak, W. Stijnis te Hendrik Ido Ambacht,
D. de Vries te Brielle, H. A. Verlinden te Hoogvliet, J. Kosten te 's Grave-
sande, allen met lof-, A. A. den Oude te I.Jsselmonde, P. Schmahl te Zuid-
land, heiden met goed-, W. Verstegen te Ridderkerk, J. Verbakei te Pijn-
akker, W. Eietdijk te Dordrecht, O. Schmahl te Oudenhoorn, H. van Waas-
bergen te Oud-Beijerland, allen met voldoende.
Het examen werd bijgewoond door verschillende leden van het bestuur
der afdeeling en meerdere belangstellenden.
— Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. De op 24 Oct. '05 aan
de Inrichting toegelaten leerling J. Boelkens te Üithuizermeeden, is op
24 Maart j.1. vertrokken met een goed getuigschrift. Zijn plaats zal op
1 Mei weder ingenomen worden door de leerling A. Lubberste Munnekezijl.
De cursus wordt thans gevolgd door M. Köller te Weiwerd, D. de Vries
te Munnekezijl en E. de Jong te Oostwold.
—nbsp;Hoefsmidsscholen in Indië. Er zijn van uit Indië voorstellen gedaan
om te Salatiga een hoefsmidsschool op te richten, hetgeen waarschijnlijk
veel kans van slagen zal hebben. Tot dusver werden de hoefsmeden van
de Artillerie te Banjoe Biroe, en die van de Cavalerie te Salatiga bij den
troep opgeleid; thans zal de opleiding eenvormig worden.
—nbsp;Glasgow. IJzer. De laatste berichten omtrent Cleveland-ijzer geven
aan een flauwe handel en lagere noteeringen, doch met vrij goeden omzet.
—nbsp;Dnisbnrg-Rnhrort. Steenkolen. De afgeloopen week vaste stem-
ming en hoogere prijzen. Naar België en N.-Erankrijk veel vraag, terwijl
ook Nederland aanhoudend blijft betrekken. Vermoed wordt, dat in den
loop des jaars eene prijsverhooging niet zal uitblijven.nbsp;W. B. G.
Vraag: M. de E.: Waar kan ik slijpmaatjes voor spiraalboren koopen,
waarvan in uw nummer van Eebruari 1906 sprake is? C. v. W. te A.
Antwoord: Spiraalboor-slijpmaatjes uit staalplaat, zuiver en juist uitge-
voerd, prijs ƒ1.25 per stuk, bij E. Eijle amp; Ruijgers, Maaskade O.z. 32—33,
Rotterdam.
(Zie verder onze beschrijving hierover in deze aflevering.)
Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag.
VERLICHTING.
Ofschoon de uitvinding van het gasgloeilicht een grooten ommekeer in de
verlichtingstechniek bracht, kleven er aan dit systeem toch nog eenige ge-
breken, welke het in vele gevallen tot een dumr licht maken. Het kousje
dat, zooals elke lezer weet, bij de minste beweging
scheurt, ja soms geheel breekt, heeft niet alleen van
de soms onvrijwillige beweging veel te lijden, doch moet
verbazend veel weerstand bieden aan den soms veel te
hoogen gasdruk. Dikwijls zal door onze lezers zijn op-
gemerkt het eentonig gefluit dat dit licht soms doet
hooren, waarmee gewoonlijk gepaard gaat, dat de vlam
boven het glas uitkomt. Het zou in vele gevallen ver-
bazend veel last oplevert, telkens de kranen te temperen
om dit euvel te verwijderen. Door de „Handels Maatschappijquot;, firma
Stokvis te Rotterdam, is heden een toestelletje in den handel gebracht,
mEmrnms
■--F. J. M.
8LIJPPLAATJE VOOR SPIRAALBOREN.
«i- I®^«- -an „De Hoef-
rLilen ^Iquot;'nbsp;-- lezers in kenli
quot;rtX tan^^nbsp;^^^nbsp;een dergelijk stnk gereedXap
----------F. J. M.
/
Ingekomen postwissel yoor het abonnement „De Hoefsmin'^--T;:^-
van den heer S. J Smit te R q 'anbsp;/ aoetsmid over 1906
te ü. voor 2e, 3e en Ie kt. 06^272^ quot;nbsp;^^ ^^nbsp;^
-ocr page 71-Maatschappij tot bevordering van Landbouw en Veeteelt in Zeeland.
Voor het geven van onderwijs in de practijk van het hoefbeslag wordt
gedurende vier maanden in dit en in het volgend jaar gevraagd een
tegen eene belooning van minstens dertig gld. (ƒ30) per week boven reis-
en verblijfkosten.
Sollicitanten wenden zich met vrachtvrije brieven tot den Voorzitter.
AABDENBTjaa, April 1906.
Mr. P. C. J. HENNEQTJIN, Voorzitter.
G-. A. VOSTERMAN VAN OTEN, Secretarsi.
TT
Efi©^©,
HA-OKNEYHENGST.
Voor abonné's verkrijgbaar a f2.50, franco per post met inbegrip der ver-
pakking ƒ0.20 bovendien. Verkrijgbaar bij de Administratie van dit Blad
alsmede bij den heer WIJMA, beambte aan de Dresseerschool te Groningen.
Alom bekend, 235,000 reeds geplaatst:
over de geheele wereld verspreid; H.H.
Lezers, die nog niet met ons in relatie
staan en welke aan een werkelijk courant
en veel gevraagd, gemakkelijk te verkoo-
3en artikel gelegen is, verzoeken wij, ons
lun adres op te geven, opdat wij hen
onze wederverkoopersofferte en voordee-
ligste condities doen toekomen.
Ilrersgehofen 23 bfl Erfurt (Duitsclillt;and).
FRIEDR. DICK, Esslingen a. N., (Württemberg).
Vertegenwoordiger; J. J. YAN MEEKREN, Amsterdam, Sarphatistraat 15.
Vraagt bij uwen ijzerhandelaar ECHTE
DICK'S Hoefraspen
en andere gereedschappen
voor
Hoefbeslag.
S. C. M. BAX. - 2, 4 en 6 Jufferstraat. - ROTTERDAW.
— Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG.—
Meest uitgebreide sorteering prima blanllt;e Hoefnagels, waarvan meer
_dan60 verschillende voorradig. Billijllt;e prijzen.
met caontch««c straal.
Beter en goedkooper dan Engelsche zolen. Stevig geplakt en opgenaaid op best sterk leder.
Iedere zool yoorzien yan Garantiestempel van niet los te laten,
MerK „The Favorite barquot;, prima kwaliteit. Merk „The Holdfast barquot; prima kwali-
zachte veerkrachtige W^tte Caontclioue. teit, zachte, veerkrachtige
m 10 verschillende maten voorradig.nbsp;in 13 verschillende maten voorradig.
— Pr ij zen uiterst bill ij k. —
Men lette op hef stempel op Iedere zool.
Hoefraspen.
Renetten (rechts en
links).
Honwklingeii.
Hoefhamers.
Hoeftangen.
Alle Caoiitchonc ar-
tikelen.
Knnsthoorn.
enz., enz.
IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.
Schroeven en Stiftei)
in alle modellen.
Las- of Welbladen om
ijzer en staal te
wellen. Las-poeder.
Pneumatiek- of Luchtdrukzooi
in 8 verschillende maten voorradig.
-ocr page 73-Ile Jaargang. — 1906. — Aflevering 5.
hoofdredacteur-uitgever: a. w. heidema, rijks-veearts te groningen.
-ocr page 74-J-nbsp;v.r.,nbsp;; V i;- •
Lambert amp;. | ||
Hallanan Hoefzolen de Beste en | ||
Rotterdam, Wijnhaven 127. |
Opleiding der burgerboefsmeden in Pruisen. — Verslag hoefbeslag-cursus
te 's Hertogenbosch. — Voorschrijven is soms gemakkelijker dan uitvoeren, —
soms is het tegengestelde het geval. — Over den invloed van bestrating
op de hoeven en beenen der paarden. — Korte mededeelingen. — Pers-
overzicht. ■— Ingekomen boekwerken. — Mededeelingen over het smidsvak
vallende buiten het hoefbeslag. — Advertentiën.
OPLEIDING VAN DE BURGERHOEFSMEDEN IN PRUISEN,nbsp;: /
doob
F. Laméris, Kapitein-Paardenarts.
(Vervolg en slot).
De leersmederij van den heer Brandt, Stabsveterinär a. D. te Charlottenburg.
Deze leersmederij is het eigendom van genoemden heer en is opgericht
in het jaar 1888. Als practisch leermeester is werkzaam een oud-Ober-
fabnenschmied, die 12 jaar lang aan de Militaire Hoefsmidschool te Berlijn
als zoodanig dienst deed. Het aantal leerlingen bedraagt 8 per klasse; zijn
er meer dan worden parallelklassen gevormd; het vorige jaar waren zes
klassen gedurende 3 maanden werkzaam. De leerlingen moeten minstens
19 jaar oud zijn en in 't bezit van den gezellenbrief van den Bond der
Duitsche Smidsgilden.
De leersmederij bestaat uit een ruime smederij met vier vuren en staat
in directe verbinding met een groote, goed verlichte beslagloods, welke on-
geveer ruimte biedt voor acht tot tien paarden.
Aan de wanden waren opgehangen de bekende platen van Lungwitz,
welke de standen en daarbij behoorende hoefvormen aangeven.
Bniten de smederij bevindt zich een goede, zuiver horizontale monster-
baan, om de paarden voor en na het beslag te onderzoeken.
De theoriezaal is boven de smederij gelegen en door middel van een
trap van daar uit te bereiken. De leermiddelen, ijzers, hoeven en praepa-
raten waren in kasten langs den muur gerangschikt.
Onder de leermiddelen trok mijne aandacht een door Lungwitz ten ge-
'schenke gegeven houten model van een doorsnede van den voet. De ver-
binding tusschen hoornplaatjes en vleeschplaatjes en de vleeschtepeltjes aan
de vleeschkroon waren kunstig op vergroote schaal nagebootst; de hoornwand
ten opzichte van den vleeschwand verschuifbaar, waardoor een zeer duidelijke
voorstelling van het afgroeien van den hoornwand aan de leerlingen gegeven
kon worden.
Ook vond ik daar een door den hoefsmid Kliemchen geconstrueerden
kegel, waarin de hoefvorm door middel van kegelsneden was aangegeven,
zooals dit ook door mij in „De Hoefsmidquot; van 1905, aflevering 10, is be-
schreven en afgebeeld.
Wederom het spreekwoord bewaarheid: Er is niets nieuws onder de zon !
Gedurende haar 18-jarig bestaan zijn aan deze leersmederij 110 cursus-
sen gehouden met een totaal van 987 leerlingen.
De examencommissie bestaat uit den Veterinärrath K1 e b b a te Pots-
dam, Stabsveterinär Brandt, zijn hoefbeslagleermeester en een gedeputeerde
van de Kamer van Landbouw: prof. Mo el Ier, de bekende schrijver van
werken op hoefbeslaggebied.
Heeft een gezel het examen met goed gevolg afgelegd dan mag hij den
titel voeren van „geprüfter Hufschmied; was hij reeds meestersmid, dan
noemt hij zich Hufbeslagmeister; dit is echter niet officiëel. Deze leer-
smederij te Charlottenburg heeft bovendien nog een recht wat de andere
leersmederijen in de provincie Brandenburg niet hebben, n.1. zij mag toe-
komstige leermeesters in hoefbeslag opleiden, welke den titel Lehrschmiede-
meister voeren.
De cursus hiervoor duurt 4 maanden en begint wanneer het noodige aan-
tal aanvragen is ingekomen, dat is minstens twee en niet meer dan drie.
De leider van den cursus krijgt daarvoor 400 mark van den Staat. Er
worden slechts smeden toegelaten die het examen als meester hebben af-
gelegd en in het bezit zijn van het getuigschrift van hoefbeslag van de Wet
van 18 Juni 1884, en wel voorzien met het praedicaat „goedquot;.
Zij moeten in staat zijn zonder fouten te schrijven en hunne gedachten
in klare, heldere woorden uit te drukken.
De deelnemers krijgen van den directeur der leersmederij onderwijs over de
inrichting en den bouw van den hoef, standen en bewegingen der ledematen,
over geschiedenis en ontwikkeling van het hoefbeslag, alsook over hoefver-
pleging, hoefziekten en die der ledematen, voor zoover het hoefbeslag op het
ontstaan of de genezing daarvan invloed uitoefent.
Zij krijgen verder onderricht in het maken van teekeningen van normale
en zieke hoeven en van zulke standen der ledematen, welke van belang
zijn bij het te geven onderwijs. Ook moeten oefeningen worden gehouden
in vrije voordrachten over onderwerpen het hoefbeslag betreffende.
Ten slotte moeten de deelnemers het onderwijs van de leerlingen der in-
richting bijwonen en onder toezicht van den leider zelf onderwijs geven.
Vier weken na het begin van den cursus moet de leider over de bekwaam-
heid en andere eigenschappen van de deelnemers berichten. Waar het uit-
zicht op een doeltreffende behandeling niet voorhanden is of op andere
gronden de geschiktheid van een deelnemer moet worden betwijfeld, moet
de betreffende persoon direct worden vrijgesteld. Over dezen maatregel kan
hij zich bij de later genoemde examencommissie beklagen. Na afloop van
den cursus vindt onder voorzitterschap van een door den Minister van
Landbouw benoemden Commissaris (op dit oogenblik prof. Eberlein) en een
commissie (bestaande uit de heeren prof. Moeller, Stabsveterinär Brandt en
Schmiedemeister Scholz, voorzitter van den Bond der Duitsche Smidsgilden)
een examen plaats, welke zich uitstrekt over alle onderwerpen van het
practisch en theoretisch onderwijs. Ook moet de candidaat een of meerdere
scholieren onderwijs geven en hun een examen afnemen.
De door den Minister benoemde voorzitter heeft het recht in een gegeven
geval het oordeel van deze commissie op te schorten. Het examengeld be-
draagt 20 mark. Van den uitslag van het examen wordt den Minister van
Landbouw kennis gegeven door een afschrift van het verkregen getuig-
schrift; hij doet daarvan mededeeling aan de betreffende autoriteiten.
# *
#
-ocr page 77-Ten slotte nog een enkel woord over de opleiding van hurgerhoefsmeden
bij het leger.
Bij de eskadrons en batterijen wordt het hoefbeslag onder toezicht en
verantwoordelijkheid der militaire paardenartsen door de „Oberfahnen-
schmiedenquot; en „rahnenschmiedenquot; uitgevoerd. Deze hoefsmeden bezitten
den rang respectievelijk van opperwachtmeester en wachtmeester en zijn aan
de militaire hoefsmidscholen opgeleid.
Teneinde bij mobilisatie over een voldoend aantal boefsmeden te kunnen
beschikken en ook om burgerhoefsmeden te vormen worden per eskadron of
batterij drie ä vier manschappen daarvoor opgeleid. Zij dragen den naam
van „Beschlagschmiedenquot;, en worden gekozen uit de jongelieden, welke reeds
in hun burgerbestaan als hoefsmeden werkzaam waren.
Na afloop van bun diensttijd leggen zij een examen af, waarbij dezelfde
eischen worden gesteld als het voorschrift eischt voor het examen als burger-
hoefsmid. Zij krijgen hierdoor het recht bij terugkeer in de burgermaat-
schappij, na afloop van hun diensttijd, zich „geprüfter Hufschmiedquot; te noe-
men en bet hoefsmidsvak zelfstandig uit te oefenen. Als examencommissie
fungeeren de paardenartsen bij de regimenten, de eskadrons- of batterij-
commandant en de Oberfahnenschmied.
Door dezen maatregel kan de Duitsche militaire overheid over 5 ä 6
hoefsmeden per eskadron beschikken, wat van groot belang is in tijd van
oorlog. Tevens doet zij daarmede een grooten dienst aan de burgermaat-
schappij en aan de hoefsmeden, welke laatste nu in staat zijn gedurende hun
diensttijd een uitstekende en kostelooze vakopleiding te verkrijgen.
VEESLAG „HOBEBESLAG-CTJRSIJSquot; TE 's-HERTOGENBOSCH,
2e JAAR.
(Zie voor het verslag van het eerste jaar: „De Hoefsmidquot; 1905, Afl. 5).
Dato 11 November 1905 werd een aanvang gemaakt met het 2e jaar van
den hoefbeslag-cursus, die uit de 16 leerlingen bestond van het vorige jaar,
met dit verschil, dat A. J. van Diessen te Hedel als milicien bij de Huzaren
te Zutphen was ingedeeld en zoodoende het 2e jaar van dezen cursus niet
kon volgen. In zijn plaats kwam J. Tangelder te Gaanderen (Gem. Doetin-
chem) die als milicien bij de Ie Afdeeling van het 4e Regiment Veld-
Artillerie te 's-Hertogenbosch in garnizoen was gekomen en die het vorig
jaar met gunstig resultaat den len cursus te Doetinchem had gevolgd onder
'leiding van den kapitein-paardenarts P. Laméris te Zutphen. De leerling
Th. Derks te Rosmalen, die wegens ziekte niet aan het overgangsexamen
had kunnen deelnemen, was ook weder aanwezig.
De indeeling der werkzaamheden was dezelfde als het vorig jaar: de
theorie werd des Zaterdags van 10—12 uur v.m. gegeven aan alle leerlingen
tegelijk, waarvan de le ploeg (8 leerlingen) denzelfden dag van 1—5 uur
n.m. in de smederij bleef werken, terwijl de andere ploeg (de 8 dichtst bij-
wonende leerlingen) des Woensdags terugkwam om van 1—5 uur n.m. werk-
zaam te zijn. Zoo werd deze indeeling den geheelen winter door gevolgd
om dato 24 Februari 1906 te eindigen met de laatste theoretische les en
dato 28 Februari met de laatste practische. Br werden weder 16 lessen
gegeven; de theoretische les duurde 2 uren, de practische 4 uren.
Het onderwijs van het vorig jaar werd geheel herhaald, voor wat betreft
de bouw en verrichtingen van den hoef, de hoefverpleging, het winterbeslag
en het beslag van gezonde hoeven. Dit onderwijs werd uitgebreid met de
bespreking van de verschillende ziekten van den hoef en de afwijkingen in
stand en gang met de aan te brengen verbeteringen en casu quo het voor-
komen dezer abnormale standen.
Het practische gedeelte bestond uit het vervaardigen van alle soorten ijzers,
ook winterbeslag, zoowel voor normale als abnormale hoeven en voor afwij-
kende standen.
Verder werd steeds zorg gedragen voor het aanwezig zijn van een voldoend
aantal paarden met zoowel normale als abnormale hoeven en afwijkende
standen, welke hoeven door de leerlingen werden bekapt en beslagen. Ook
werd eenige malen gebruik gemaakt van kunsthoorn-beslag en gutta-percha
zolen, die door de leerlingen werden ondergelegd. De paarden waren
slacht-, handels-, troepen- en ofïicierspaarden.
Bij de theoretische lessen kon ter verduidelijking over voldoend materiaal
beschikt worden, voor wat betreft praeparaten, modellen en platen, zoodat
den leerlingen van alle te behandelen stof een duidelijk beeld kon gegeven
worden.
In het practische gedeelte stond de korporaal-hoefsmid H. Donders de
leerlingen met daadwerkelijke hulp ter zijde. Van de vaardigheid van ge-
noemden hoefsmid trokken de leerlingen dagelijks partij. Bn 't was opmer-
kelijk hoe zichtbaar de vooruitgang was van vele leerlingen, die de handig-
heid van Donders ook zichzelf trachtten eigen te maken. „Smedende wordt
men smidquot; werd door allen duidelijk ingezien en nagestreefd en hiervoor
gaf Donders een nastrevend voorbeeld.
De leerlingen legden allen veel ijver aan den dag. De opkomst kon niet
trouwer geschieden; een enkele maal moest een leerling wegens ziekte ver-
zuimen, maar overigens konden er geen absenten worden geconstateerd.
Practisch werd hun werk dadelijk beoordeeld, zoodat er cijfers werden toe-
gekend voor het besnijden van den hoef, voor het ijzer maken en voor het
onderleggen, zoodat dit menigmaal de na-ijver van de leerlingen opwekte,
en allen dubbel hun best deden ook eens het hoogste cijfer te bereiken.
Theoretisch goed onderlegd, en practisch de noodige vaardigheid bezit-
tende, onderwierpen zich allen aan het examen dat dato 25 en 26 April
afgenomen zou worden. Ook had zich hiervoor aangemeld A. J. Diessen
voornoemd, die tot het afleggen van het examen uit Zutphen overkwam.
Deze laatste, als hebbende te weinig kennis van de theorie, kon met nog
één leerling het diploma niet worden uitgereikt, zoodat 15 leerlingen van
de 17 aangemelden slaagden.
Voor de namen der geslaagden verwijzen wij naar achterstaande korte
mededeeling hieromtrent in deze aflevering.
De uitslag van den tweejarigen cursus is zeer bevredigend geweest; er is
-ocr page 79-slechts 1 leerling niet geslaagd van alle die den 2-jar. cursus hebben gevolgd en
deze leerling was op de theorie zoodanig onder den invloed van zijn
zenuwen, dat hij hierdoor een zeer slecht cijfer behaalde, wat hij evenwel
veel beter verdiend had.
's Bosch, Mei 1906.nbsp;-De leider mn den cursus:
Dr. J. van Dorssen.
VOORSCHEDVEN IS SOMS GEMAKKELIJKER DAN UITVOEREN,
— SOMS IS HET TEGENGESTELDE HET GEVAL.
Wanneer er zich moeilijke vragen in een of ander vak voordoen is het
dikwerf slechts weinigen gegeven een bevredigend antwoord te verstrekken.
Het ei van Columbus is overbekend. Als het vraagstuk eenmaal is opgelost,
dan is de uitvoering meermalen eenvoudig.
Het is ook wel vaak anders. Vooral wanneer het algemeen wenschelijk
geachte zaken betreft, die geen afzonderlijke vergoeding medebrengen. Dan
wil de vakman dikwerf gaarne medewerken in de goede richting doch de
praktijk — drukte in het bedrijf of scherpe concurrentie — maakt zulks
soms uiterst bezwarend. Het is gemakkelijker voor te schrijven dat een
paard voor het beslaan eerst nauwkeurig op een vlakken bodem in stand,
stap en draf moet worden beoordeeld, dan zulks op te volgen bij veel drukte
in een hoefsmederij, gelegen aan een slecht bestraat gedeelte in een drukke
stadswijk. Toch wordt op den duur een nauwgezette uitoefening van het
vak geregeld het beste betaald. In drukke tijden moet een hoefsmid zich
evenwel ook behoorlijk vlot door het werk heen kunnen slaan. Bedoeld
voorschrift is ook van de meeste beteekenis voor paarden met onregelmatige
standen en die voor het eerst door den betreffenden smid worden beslagen.
OVER DEN INVLOED VAN BESTRATING OP DB HOEVEN
EN BEENEN DER PAARDEN.
Om er zware lasten in voertuigen over te verplaatsen, is 't gewenscht
dat de bestrating der wegen hard zij.
Voor de hoeven en gewrichten der paarden op zichzelf beschouwd, is die
bodem 't gunstigst, welke een lichten hoefindruk toelaten; daarvoor wordt
het stooten en den kans op uitglijden bij het neerzetten niet alleen van
den voet verminderd, doch ook zool en straal ondervinden den noodigen
tegendruk, die door het beslag eenigszins verhinderd wordt. Is de bodem te
week, dan zakken de voeten te diep in, wat groote spierinspanning vergt
en zeer vermoeiend werkt. Is de bodem te hard dan zijn stooten, dreunen
in de gewrichten, verstuikingen, uitglijden en vallen 't gevolg, en hoe on-
effener die harde bodem is, des te sterker is de nadeelige invloed op het
paard.
Van alle bestratings wij zen zijn plaveisel, ruwe straatkeien en aspbalt 't gevaar-
lijkst, vooral als daarbij de straatoppervlakte bolligt. Bij 't noodwendig recbts-
bonden der voertuigen wordt, hoe 't beslag ook zij, het linker hoevenpaar
steeds met de buiten-, het rechter hoevenpaar steeds met de binnen draag-
vlakte het eerst op den grond geplaatst. Daardoor wordt de zekerheid in
't neerplaatsen vermindert, doch ook elk gewricht ongelijk belast. Bedenkt
men hoe vaak door onvoldoend beslag ditzelfde op vlaTche wegen veroorzaakt
wordt, dan is 't duidelijk, dat verstuikingen en verrekkingen op zijwaarts
hellenden, oneffen lodem schering en inslag moeten zijn.
Op zachten bodem schaadt het ongelijkmatig vlak neerzetten van den
voet minder, omdat het gedeelte van den voet, dat 't eerst neerkomt, zich
in den grond drukt. Op harde straten gaat het paard ten koste van zijne
gewrichten; het wordt wat de Duitscher noemt „pflastermüdequot;, d.i. vroegtijdig
stram en versleten in de beengewrichten.
In verband met het bovenstaande blijkt, dat, hoewel steeds de hoefsmid
en zijn beslag schuin links worden aangekeken als paarden, die een door-
loopend zwaren arbeid over stadskeiën verrichten, stram worden, bet ver-
wijt feitelijk toekomt aan den toestand der straten en de zwaarte v. d. te
vervoeren last.
En waar hoefinlegsels en zolen geweigerd worden, omdat ze te duur
zijn en kalkoenen van allerlei soort en hoogte zoo goed als mogelijk de
dienst van grijpvingers moeten doen, omdat ze goedkoop zijn, daar is 't de
zuinigheid die de wijsheid te pakken heeft.
i^RTE MEDEDEELINGEIÏ
—nbsp;Machinale ijzers. Het gebruik dezer ijzers neemt de paar laatste
jaren in Nederland zeer toe. In Duitschland is dat gebruik reeds jarenlang
vrij algemeen en er is meermalen over geklaagd dat de smeden daardoor
geen voldoende handigheid en ervaring behielden in het vervaardigen van
hoefijzers, in welke opmerking ongetwijfeld een kern van waarheid ligt.
De machinale ijzers zijn vrij goed gevormd; zij slijten dikwerf wat sneller
dan uit de hand gesmede, terwijl ook in betrekkelijk kleine ijzers nog 8
nagelgaten voorkomen. Evenals zoogenaamde koopschoenen ten achteren
staan bij naar den vorm der voeten goed gemaakte schoenen, kunnen ook
machinale ijzers niet zoo goed zijn als deugdelijk uit de hand gesmede^, doch
men kan het in nood er wel mee doen.
—nbsp;Winterheslag heeft dezen winter weinig in de beurzen der smeden
gebracht, daar het weer niet medewerkte.
— Beslag zonder kalkoenen is voordeeliger voor den eigenaar van
paarden dan dat met kalkoenen, omdat het niet zoo spoedig versleten is.
Het lijkt oogenschijnlijk niet waar, doch de ondervinding heeft geleerd,
dat de sliehte ijzers het langer volhouden. Vele eigenaars willen zulks nog
niet gelooven.
— Op tijd laten beslaan. In deze maand worden in de prov. Groningen
tal van keuringen gehouden ter opneming van merriën in het Gron. Paar-
denstamboek. Op de meeste keuringsplaatsen kan men tevreden zijn over
het beslag waarmede de paarden zijn voorzien. Bij de keuring te Beerta
op 5 Mei j.1. was zulks evenwel niet het geval. Als een staaltje van on-
achtzaamheid zij vermeld, dat een der voorgebrachte merriën reeds zoo
langen tijd buiten verzorging van den hoefsmid was geweest, dat de ijzers
volslagen binnen den hoef lagen en het dier zelfs weer op den hoefin plaats
van op de ijzers rustte. Toen de jury zich de vrijheid veroorloofde over
deze nalatigheid haar verwondering uit te spreken, antwoordde de eigenaar:
„Och ja! de paarden staan op stal, en zoolang als dit het geval is wordt
êr eigenlijk niet aan den smid of om het beslag gedachtquot;. Het is jammer
dat nog niet alle eigenaars er voldoende van overtuigd zijn, dat een zoo-
danige slordigheid en nalatigheid niet alleen schadelijk is voor den smid en
dikwerf nadeelig voor den hoef en den stand van het paard, maar eveneens
beslist schadelijk voor henzelven ook. Verbetering in dat opzicht is in de
eerste plaats te verwachten door de kennis van het hoefbeslag, voornamelijk
wat de verzorging van den hoef aangaat, onder de landbouwers-paarden-
fokkers meer algemeen bekend te maken.
—nbsp;Landbouwtentoonstelling te Zutfen, opening 9 Augustus a.s. Op
deze tent., die gehouden wordt vanwege de Geldersche-Overijselsche Maat-
schappij van Landb., zal o.m. een wedstrijd in hoefbeslag plaats hebben,
waaraan worden toegelaten gediplomeerde hoefsmeden.
—nbsp;Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. Sedert de opgave van de
vorige maand zijn geen leerlingen vertrokken, doch is op 1 Mei tot den
cursus toegelaten de leerling A. Lubbers te Munnekezijl, waarvan in de
vorige Afl. reeds werd gesproken. Mede wordt den cursus gevolgd door M.
Köller, D. de Vries en E. de Jong, respectievelijk te Weiwerd, Munnekezijl
en Oostwold.
—nbsp;Hoef beslagexanien te 's Hertogenbosch. Het examen van de leer-
lingen, die gedurende de wintermaanden 1904-'05 en 1905-'06 de cur-
sussen vanwege de Noord-Brabantsche Maatschappij van Landbouw te
Eindhoven, Zevenbergen en 's Hertogenbosch gehouden, hadden bijgewoond,
had plaats 25 en 26 April aan de smederij en in lokalen van het 4e Eeg.
Veld-Artillerie te 's Hertogenbosch. Door het Dagelijksch Bestuur van ge-
noemde Maatschappij waren in de Commissie tot het afnemen van het
examen uitgenoodigd de Heeren J. B. H. Moubis, Dirigeerend Paardenarts
te Utrecht, J. de Vries, Eijks-Veearts te Zalt-Bommel en Dr. J. van
Dorssen, Kapitein-Paardenarts te 's Hertogenbosch.
De eerste dag werd besteed aan de 10 leerlingen van den cursus te
Eindhoven, de 14 leerlingen van dien te Zevenbergen, en aan 1 leerling
die het le gedeelte had gevolgd van den cursus te Doetichem (Gelderland)
en, in militairen dienst zijnde te 's Hertogenbosch, het 2e gedeelte van den
cursus aldaar had gevolgd.
De uitslag was dat voor het getuigschrift als bekwaam hoefsmid werden
voorgedragen van den cursus te Eindhoven: Mart. Verbruggen te Mierlo,
Chr. Capel te St. Oedenrode, Jan Thomassen te Aarle-Eixtel.
Van den cursus te Zevenbergen: E. van Aalst en C. de Jonge van
Dinteloord, J. Bastiaanse te Halsteren, C. Peijs te Heerle; verder J. Tan-
gelder te Gaanderen, gem. Doetichem.
De niet geslaagde 17 candidaten waren voor een gedeelte theoretisch,
voor een ander deel practisch, en meerdere in beide opzichten te weinig
ontwikkeld om door de Maatschappij van Landbouw als hoefsmid te worden
gediplomeerd.
Den 2en dag kwam de beurt aan de 16 leerlingen van den cursus te
's Hertogenbosch. Het zij opgemerkt dat door beide eerstgenoemde commissie-
leden de beoordeeling zoowel van het theoretische als van het practische
gedeelte geschiedde, terwijl het 3e lid der jury als leider van dezen cursus
daaraan niet deel nam.
De volgende leerlingen slaagden in hun examen: J. van Delft te Drunen,
Arn. E. Marinus te Veghel, J. van Herwaarden te Lith, W. Hermens en
A. Hermens te Eosmalen, Jac. Vermeer te Haaren, Arn. P. van Beek te
Vught, A. van Eossum te Lith, Th. Derks te Eosmalen, P. Smeekens te
Tilburg, E. van den Boogaart te Schijndel, B. J. van Diessen te Hedel,
E. A. Simons te Helvoirt, A. Verhoeven te Oisterwijk.
Niet slaagden 2 deelnemers omdat hun kennis in de theorie te wenschen
overliet, hetwelk jammer was, wijl alle 16 leerlingen zich onderscheidden
door een degelijke practische vorming, ongetwijfeld het gevolg van een goed
practisch onderwijzer, i. c. den korporaal-hoefsmid der Veld-Artillerie H.
Donders. Het geheele verloop van het examen werd bijgewoond door den
Secretaris der Maatschappij, den heer Daniëls, en andere belangstellenden.
De geslaagde candidaten staan vermeld volgens de verstrekte lijsten. M.
—nbsp;Zeeland, De Zeeuwsche landbouwmaatschappij heeft succes gehad
met haar oproeping in de voorgaande afl. van „De Hoefsmidquot;, waarbij een
rondgaand onderwijzer in de practijk van het hoefbeslag werd gevraagd.
De bezoldiging is zeer goed doch het bezwaar der betrekking is het tijdelijke.
De heer secretaris der voornoemde maatschappij deelde ons juist heden
mede: „Wij zijn geslaagd; er deden zich 34 sollicitanten op en een daarvan
zal eerstdaags benoemd worden.quot;
—nbsp;Provinciale Hoefsmidscursus te Haarlem. Op 10 en 11 April 1906,
werd in de Cavalerie-Kazerne te Haarlem een examen gehouden van de
leerlingen, die in den winter van 1905/'06 deel hebben genomen aan den
aldaar vanwege de Afdeeling „Haarlem en Omstrekenquot; der Hollandsche
Maatschappij van Landbouw gehouden cursus in practisch en theoretisch
hoefbeslag voor burgerhoefsmeden.
De examen-commissie bestond uit den leider van den cursus, den heer
H. Vixseboise, Kapitein-Paardenarts der Huzaren te Haarlem, en uit de
heeren J. Laméris, Gep. Majoor-Paardenarts der Huzaren, te 's Graven-
hage, en D. C. Kruymel, Eijks-Veearts te Haarlem, de laatste in de
plaats van den beer M. J.Hengeveld G. Jz., District-Veearts te Haarlem,
die wegens gezondheidsredenen verhinderd was ditmaal deel uit te maken
van de examencommissie.
Aan al de 8 leerlingen, die aan het examen deelnamen, kon het diploma
worden uitgereikt, dat zij aan de door de examen-commissie gestelde eischen
hadden voldaan, van wie drie met lof gediplomeerd werden.
De geslaagden zijn: Hendrik van der Laan te Noordwijkerhout. Jan
Brante te de Eijp, Martines Kool te Haarlem, Gerrit van Leeuwen te
Bussum, Bieter Sluys te Buiksloot, Petrus Iping te Haarlem, Gilles Smit
te Durgerdam, en Daniël Brouwer te Oosthuizen. Allen zijn smidsgezellen.
— Glasgow, 4 Mei. IJzer (bericht van Eeichmann amp; Co). Tengevolge
van de minder gunstige berichten omtrent den financiëelen toestand aan de
fondsenmarkt te New-Tork, liepen de prijzen in het begin der week terug
op 48/101 voor No. 3 Middlesbro ceelen en 53/3 contant voor Hematite
ceelen. Heden heerschte er echter weder eene betere stemming, hetgeen
trouwens, met het oog op den buitengewoon gunstigen toestand Tan den
werkelijken handel, wel te verwachten was. Eabrikanten van ruw ijzer,
die evenmin hier als te Middlesbro noemenswaardigen voorraad hebben en
veelal met hunne leveringen ten achter zijn, hebben de daling der ceelen-
prijzen niet gevolgd, sommigen hebben zelfs hunne noteeringen verhoogd.
De uitvoer in April heeft het belangrijke cijfer van 131,339 ton bereikt
en belooft ook in Mei buitengewoon groot te zijn.nbsp;{N- B- G.).
_ De algemeene vergadering der Vereeniging van smeden in Duitschland
vindt plaats van 17-19 Juni a.s. te Koningsbergen in Pruisen.
_ De Mei-aflevering van dit vakblad bevat een uitvoerig uittreksel van
de in Juni en Juli 1905 in „De Hoefsmidquot; opgenomen artikelen over de
Militaire hoefsmidschool te Saumur en de opleiding van de hoefsmeden bij
de corpsen van het Eransche leger, door den Kapitein-paardenarts E. Lameris.
De destijds daarbij verschenen afbeeldingen zijn eveneens overgenomen,
waartoe de betreff-ende cliché's in bruikleen zijn afgestaan.
Deze aflevering bevat verder een artikel over de beteekenis van het
hoefbeslag voor de veeartsenijkunde, een stukje over de uitoefening van het
hoefsmidsvak op het eiland Cyprus en een ingezonden epistel over insteek-
kalkoenen.
Het eerste artikel wijst er voornamelijk op dat de vee-artsen zoo dikwerf
om advies worden gevraagd op het gebied van hoefbeslag, terwijl het o.i.
van meer beteekenis is te achten in hoeverre de practische kennis van het
hoefbeslag den practiseerenden vee-arts te stade komt, zooals voor eenigen
tijd nog in „De Hoefsmidquot; is betoogd. Daarbij is toen aangegeven dat
vooral het afnemen van het ijzer, het besnijden van den hoef en het weder
onderslaan van het ijzer dikwijls zonder hulp van den smid dienen te worden
uitgevoerd, — reden waarom de vee-arts ten behoeve van den eigenaar,
den patiënt en zichzelven, die werkzaamheden vlot en goed moet kunnen
uitvoeren. Daarbij is toen ook aangegeven dat wijziging te dien opzichte
ook aan onze, in Nederland eenige, inrichting voor opleiding van artsen
voor de huisdieren wenschelijk is te achten.
Wat het tweede artikel aangaat, — hierin wordt aangestipt dat op Cyprus,
eene oorspronkelijk tot Turkije behoorend eiland in de Middellandsche
zee, welk eiland thans onder Engelschen invloed staat — het hoefbeslag
algemeen vrij goed wordt uitgevoerd. Er komen bijna alleen muildieren
en ezels voor; de gebezigde ijzers gelijken op de oude Arabische modellen
en zijn derhalve meer ijzerplaten met een kleine opening in het midden
dan balkijzers in gewone beteekenis. Het ijzer wordt bijna steeds koud onder-
gelegd en het dier zelden rondom beslagen, doch alleen voor zoover het
strikt noodig is, alzoo meestal slechts aan één voet. — De smeden zouden
een vrij goed bestaan hebben en toch billijk in hun eischen zijn, de betaling
geschiedt dikwijls niet in specie, doch in ruil tegen kaas, een kip of eieren
en de schrijver wenscht de wakkere hoefsmeden van het schoone eiland
Cyprus in de toekomst beste verdienste, heerlijke kaas, vette kippen en
veel versehe eieren toe.
—nbsp;Het ingezonden epistel is naar aanleiding van een bemerking betreeffnde
insteekkalkoenen, waarop Heinrich Brohm, boefsmid te Mannheim, die een
uitvinding betreffende insteekkalkoenen heeft gedaan, o.m. terecht antwoordt:
In het kort samengevat heeft het beslag met insteekkalkoenen alleen däär
aanhangers, waar de hoefsmeden het verstaan om de ijzers, de gaten en de
kalkoenen nauwkeurig en juist te vervaardigen.
—nbsp;Be werking van garnituur aan het ijzer en de hoefbelasting lij kwartier-
hoornseheuren. Volgens M. Baby te Barcelona in Spanje ontstaan hoorn-
scheuren door een ongelijkmatige hoefbelasting. Men kan ze in 8 van de
10 gevallen willekeurig te voorschijn roepen, indien men eene zijde van den
hoef te veel of te weinig besnijdt, en genezen door een doelmatig besnijden,
d. w. z. zorg te dragen dat het paard den hoef gelijkmatig en vlak neerzet
en belast en dat het ijzer aan die zijde garnituur heeft (het ruim past).
In 't kort zijn Baby's grondstellingen de volgende:
1.nbsp;De zij- en verzenscheuren komen steeds voor aan de te sterk belaste
deelen van den hoef en deze over-belasting is daarvan de hoofdoorzaak.
2.nbsp;De druk van den lichaamslast in den hoef komt steeds het meest op
die zijde te rusten die van grondvlak (niveau) veranderd is *).
3.nbsp;De hoornschenr blijft zoolang bestaan totdat een gelijkmatige belasting
hersteld is.
4.nbsp;Het garnituur van het ijzer, dat voor een gezonden hoef schadelijk is
■) Deze stelling is ons niet duidelijk. Bij een ongelijkmatig besnijden van den hoef
zal die zijde, welke over het geheel te sterk besneden is aanvankelijk minder en bij
eene voortgezet dergelijk besnijden op den duur meer te dragen hebben dan de andere
helft. Bij een hobbelig besnijden van de geheele vlakte zullen de hoogste gedeelten
steeds het meest te dragen hebben. Ref.
(o. i. niet. Bef), vormt een uitstelsend middel om den stand van een
abnormalen voet te verbeteren. Het heeft ten doel den hoef zijn natuur-
lijke uitzetting en zijn natuurlijk grondvlak terug te geven en de verdeeling
van den druk in den hoef te reguleeren, daar de zijde, waar zich hoorn-
scheuren bevinden, niet zooveel druk verdragen kan.
5. Het ijzer moet aan de zijde, waar zich de hoornscheur bevindt, ruim
liggen en des te meer al naarmate die zijde sterker ingetrokken is. De
andere ijzertak daarentegen moet met den draagrand gelijk verloopen.
Baby schrijft dus dezelfde maatregelen voor die ook op andere plaatsen
reeds met goed gevolg worden toegepast. Zij gaven bij eenige paarden met
hoornscheuren genezing, die oogenschijnlijk onherstelbaar waren. — Betref-
fende het inzicht van den schrijver omtrent het garnituur bij gezonde
hoeven zijn wij van andere meening.
_ Door tusschenkomst van de heeren Kappelhof en Hovingh te Schiedam,
als vertegenwoordigers voor Nederland, ontvingen wij van H. Hauptner,
Instrumentenfabriek te Berlijn, een duidelijk geïllustreerden katalogus van de
nieuwigheden over 1905. Onder de afgebeelde instrumenten vinden wij
ook vele op het gebied van het hoefbeslag.
Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag.
GEREEDSCHAPPEN. BUIGMACHINE.
Niet iedere smid, en vooral niet diegene, welke niet speciaal aan rij-
tuigwerk doet, veroorlooft zich de weelde van de aanschaffing eener buig-
machine, niettegenstaande het een arbeid is, welke, als wij ons zoo mogen
uitdrukken, tot de dagelijksche consumptie van den smid behoort. In groote
werkplaatsen is dan ook meestal voor dit doel een wals aanwezig. Doch
waar geen van beiden, om welke redenen dan ook, aanwezig is geschiedt
het buigen van ringen, kleine wielbanden, stelringen uit platijzer, ringen
van staand- zoowel als van hoekijzer, in de meeste gevallen uit de hand.
Welke moeite dit werk, vooral wanneer het eenigszins zuiver moet ge-
schieden, met zich brengt, zullen de meeste onzer lezers bij ondervinding
weten, én het behoort dan ook geenszins tot de ontspanning der smeden
een ring te zetten uit de hand, die werkelijk op een cirkel gelijkt.
Zooals wij reeds in een onzer vorige nummers schreven, zouden wij voor
en na zulke werktuigen in woord en beeld brengen, welke de smeden zich
zeiven konden vervaardigen en hunne inrichtingen meer en meer met de
moderne eischen mee deed gaan.
Bij de tegenwoordige scherpe concurrentie, waar zich billijkheid in prijs en
goede uitvoering der opgedragen werkzaamheden moeten vereenigen, is het
bijna noodzakelijkheid, zich van machines te gaan bedienen, daar onze
handenarbeid niet meer in staat blijkt het hoofd te kunnen bieden aan
hetgeen door die werktuigen geleverd wordt.
Onze teekening geeft een toestelletje te zien, om gemakkelijk, 'tzij koud
of warm, ringen te buigen van elke gewenschte ijzersoort. Om nu niet het
gemakkelijkste voor te stellen, hebben wij daarvoor in onze teekening
hoekijzer genomen: (a) is een vierkante plaat, welke zoo mogelijk ergens
met bouten op wordt bevestigd; op deze plaat is nauwkeurig centrisch een
ring (d) vastgemaakt in welks middelpunt zich de bout (b) bevindt. Om
deze bout past draaibaar de hefboom c, waarin bij e een rolletje verstel-
baar geplaatst is. Moet men nu een ring buigen, dan zoekt of maakt men
een passende binnenring (d) en spant het ijzer door middel eener ketelklem
a
.J
=tF=r-
1
a
e
daarop vast; het laatste geschiedt al naar de zwaarte warm of koud. Alsnu
plaatst men den hefboom c op de pen b. Stelt de rol e op de juiste plaats
in het lange gat f en buigt door dezen het ijzer zuiver om den gewenschten
vorm. Vooral daar, waar meerdere ringen voor een middellijn vervaardigd
moeten worden, zal het toestelletje spoedig zijn onkosten goed maken. M.
HOEFZOLEN voor paar-
den met gebrekkige en
gevoelige hoeven.
Deze zolen worden
zeer geroemd en zijn
in alle afmetingen ver-
krijgbaar.
OIEOULAIEBS op
franco aanvage bij:
K\j.nsthLoorn,
voor Hoefbeslag,
verkrijgbaar in de chemicaliën- en
drogerijen-handel van
K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,
te Dordrecht.
Prijscouranten voor HH. veeartsen
en hoefsmeden op aanvrage gratis.
TT
HAOKNEYHENGST.
Voor abonné's verkrijgbaar a f 2.50, franco per post met inbegrip der ver-
pakking ƒ0.20 bovendien. Verkrijgbaar bij de Administratie van dit Blad
alsmede bij den heer WIJMA, beambte aan de Dresseerschool te Groningen.
John's „Volldampfquot; Waschmachine
wascht, stoomt, kookt
en ontsmet de wasch
tegelijkertijd met een
besparing van 75 quot;/q
aan zeep, soda, water,
tijd en brandstoffen,
zonder het goed in het
minste te ruïneeren,
waardoor men haar
ook tot de fijnste wasch
zonder vrees kan toe-
vertrouwen.
Vraagt wederverlcoopsoffert© aai
op Aandeelen J. A. JOHN,
Hoefsmeden en Eigenaars mn Paarden
Gij zult daarin vinden een volledig, oorspronkelijk overzicht van schier alles
wat er op 't gebied van paardenfokkerij in ons land en van het voornaamste
in het buitenland betrekking heeft.
Belangrijke opstellen over voeding, behandeling, extérieur en dressuur van
het paard door specialiteiten voor ieder onderdeel geschreven!
Abonnementsprijs per jaar: Voor Nederland fr. p. p. ƒ4.00. Voor België
fr. p. p. ƒ4.40. Voor Indië en het overige Buitenl. fr. p. p. ƒ5.00.
Hoofdredacteur-Uitgever: A. W. HEIDEMA te Groningen.
(Hoefsmeden zijn mede geschikt om agent voor „Het Paabdquot; te zijni
betreffende de voorwaarden gelieve men zich te richten tot den Uitgever
te Groningen.)
te letten.
Verkoop alleen aan grossiers!
FRIEDR. DICK, Esslingen a. N., (Württemberg).
Vertegenwoordiger; J. J. VAN MEEKREN, Amsterdam, Sarphatistraat 75.
Vraagt bij uwen ijzerhandelaar ECHTE
DICK'S Hoefraspen
en andere gereedschappen
voor
Hoefbeslag.
Gelieve
vooral op het merk:
S. C. M. BAX. - 2, 4 en 6 Jufferstraat. - ROTTERDAM.
— Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. —
Meest uitgebreide sorteering prima blanilt;e Hoefnageis, waarvan meer
dan 60 verschillende voorradig. Billijice prijzen.
met caontcbouc straal.
Beter en goedkooper dan Engelsche zolen. Stevig geplakt en opgenaaid op best sterk leder.
Iedere zool ïoorzien van Garantiestempel van niet los te laten.
Merk „The Favorite barquot;, prima kwaliteit, Merk „The Holdfast barquot; prima kwali-
zachte, veerkrachtige Witte Caoutchouc. teii, zachte, ^eevkmchtïge blauwe Caoutchouc,
in 10 verschillende maten voorradig.nbsp;in 13 verschillende maten voorradig.
— Pr ij zen uiterst bill ij k. —
Men lette op het stempel op iedere zool.
Hoefraspen.
Renetten (rechts en
links).
Honwklingen.
Hoefhamers.
Hoeftangen.
Alle Caoutchouc ar-
tikelen.
Knnsthoorn.
enz., enz.
IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.
Las- of Welbladen om
ijzer en staal te
wellen. Las-poeder.
in 8 verschillende maten voorradig.
-ocr page 89-He Jaargang. — 1906. — Aflevering 6.
hoofdredacïeur-uitgeveu: a. w. heidema, rijks-veearïs te groningen.
-ocr page 90-
Lambert amp; | ||
Hallanan Hoefzolen de Beste en | ||
Rotterdam, Wijnhaven 127. |
De verantwoordelijkheid van den hoefsmid tegenover den paardenbe-
bezitter. — Wedstrijd in hoefbeslag te Nijmegen. — Eischen voor den
leeraar in hoefbeslag aan vakscholen. — Korte mededeelingen. — Mede-
deelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag. — Adver-
tentiën.
; :' - 1
• v i. »' •
DE VERANTWOORDELIJKHEID VAN DEN HOEFSMID TEGEN-
OVER DEN PAARDBNBEZITTER.
Ongetwijfeld vertrouwt de eigenaar, wanneer hij zijn paard door den
smid laat beslaan, dikwerf een groote waarde aan hem toe, waaruit volgt,nbsp;-
dat ook de smid eene groote verantwoordelijkheid op zich neemt tegenover
den eigenaar. Vloeit bij ons te lande uit art. 1746 v.h. Burgerlijk Wetboek
voort, dat de herbergiers en hotelhouders bij stalling van paarden een /
zekere verplichting op zich nemen (art. 1746: herbergiers, logementhouders
zijn als bewaarnemers verantwoordelijk voor de goederen, welke de reizigers'
die bij denzei ven hunnen intrek nemen, medebrengen. De bewaargeving
van zoodanige soort van goederen wordt als eene bewaargeving uit noodzaak
aangemerkt.) Voor den boefsmid geldt blijkbaar geen enkele bepaling,
mits geen opzet in het spel is, althans zoo lichtte mij een deskundig persoon
de zaak nader toe.
In Duitschland, waar de z.g. „Haftplichtquot; een veel grootere strekking
bezit, heeft men getracht sommige verplichtingen nader te bepalen; vooral
Lungwitz trachtte zulks te doen op het gebied van hoefbeslag.
Wij ontleenen aan de Gerechtelijke Veeartsenijkunde van Dr. Malkmus
omtrent „Haftplichtquot; o.a. het volgende:
De hoefsmid gaat, wanneer hem een paard wordt aangeboden om beslagen
te worden, stilzwijgend een contract aan. Het staat hem vrij het paard
voor het beslag aan te nemen of af te wijzen; neemt hij het evenwel aan,
dan is het contract gesloten. Op grond van deze stilzwijgende overeenkomst
is de smid verplicht het paard met de in het gewone verkeer gebruikelijke
voorzorgen te beslaan en wel zoodanig dat het beslag vrij is van grove
gebreken. Wordt het dier beschadigd, op welke wijze ook, gedurende den
tijd dat hij het paard voor het beslag aannam en het wegvoeren uit de
smidse, tengevolge onachtzaamheid van den smid of zijn personeel, dan
moet hij de toegebrachte schade vergoeden. Is evenwel een stilzwijgend
werkcontract nog niet tot stand gekomen, dan treedt een ander artikel in
werking (paragr. 831). Verzoekt b.v. iemand door een bode een hoefsmid
om te komen teneinde het beslag bij een paard te verbeteren, en de
smid stuurt een knecht er heen met het doel aan de opdracht te voldoen,
dan is hij in principe wel aansprakelijk (haftbar) voor eventueel aangebrachte
schade, die de andere in het bedrijf den derde wederrechtelijk toevoegt;
de aansprakelijkheid vervalt evenwel, wanneer de patroon bij de keuze
van den knecht, het meegeven van de noodige instrumenten en het geven
der noodige instructiën doelmatig te werk is gegaan en de noodige voor-
zorgen genomen heeft gebruikelijk bij het gewone verkeer, of wanneer de
schade ontstaat bij de toepassing dezer voorzorgmaatregelen.
Een goed beslag vordert een zekere wetenschappelijke kennis van den
bouw en de verrichtingen van den hoef en anderzijds niet het minst tech-
nische vaardigheid. Ongetwijfeld levert de beoefening van het hoefsmidsvak
zeer veel moeilijkheden, die verhoogd worden door ziekelijke toestanden
van den hoef en het karakter van het paard (temperament, weerspannig-
heid, enz.). Degene die geroepen is om toegebrachte schade aan een paard
te beoordeelen, gekregen b.v. in den noodstal, moet zeer voorzichtig te
te werk gaan en nader vertrouwd zijn met mogelijke bijkomende omstandig-
heden en meestal zal na een eerlijk onderzoek bet oordeel ten voordeele
van den smid luiden. De grootste zorg van den kant van den smid is
niet zelden te zwak om ongelukken te voorkomen, zulks door allerhande
omstandigheden.
Lungwitz onderscheidt „Beschadiging in den omgang met het paardquot;
en „Bescliadiging bij het eigenlijke beslagquot;.
Beschadiging bij den omgang met de paarden.
Beschadiging van het paard kan niet enkel door slechte behandeling optreden,
maar ook door het nalaten van de noodige voorzorgen, eeu gebrekkige
inrichting van den noodstal, enz. Aan den smid en de inrichting zijner
smederij mag men de volgende eischen stellen:
1®. Voor en alleer met het beslag te beginnen moet de smid zich het
paard laten voorbrengen, den stand en de beweging der ledematen bezich-
tigen, op het neerzetten van den hoef letten en mede of er kreupelheid
valt waar te nemen.
2°. Geschiedt het monsteren voor het beslag door een smidsleerling, dan
moet deze van tevoren de noodige instructies ontvangen hebben; hij moet
het paard aan een korten teugel monsteren. Zwakke personen en onervaren
lieden zijn hiervoor ongeschikt.
3°. Deuren, die gepasseerd moeten worden, dienen wijd open te staan,
zoodat het paard zich niet kan verwonden of kneuzen bij bet doorgaan daarvan.
4®. De bodem van den noodstal moet vlak wezen en zoo ingericht dat
de paarden niet kunnen uitglijden of zich verwonden.
5quot;. Op den bodem mogen geen voorwerpen blijven liggen waaraan de
dieren zich kunnen verwonden, zooals nagels, tangen, raspen, enz. en ter
reparatie aangevoerd materiaal (hout, ijzer, enz.).
6°. De noodstal moet hoog genoeg gebouwd zijn, de sehoftketting lang
genoeg, zoodat de dieren zich daaraan niet kunnen beleedigen; aan de posten
mogen geen nagels uitsteken, de dwarsstok, waaraan de hoef moet worden
opgetrokken, moet stevig zijn.
7®. Kalme paarden mag men vastbinden; onrustige, kwaadaardige, zenuw-
achtige of op andere wijze bij het beslag lastige paarden mag men niet
vastbinden, maar door een helper bij den teugel doen vasthouden.
8®. Wanneer een paard zich weerspannig of onrustig vertoont tegenover
het beslagen, dan mag men maar niet onmiddellijk bestraffen of dwang-
middelen aanwenden. Door toespreken, kloppen op den hals enz. is meestal
meer gedaan te krijgen dan door straffen, daar het eerste eenigszins
blijvende verbetering geeft en bet tweede dikwijls niet. Wanneer het
paard werkelijk uit overmoed weerspannig is of door boosaardigheid, en door
bijten en slaan blijken geeft niet gediend te zijn met het beslaan, dan is de
smid niet enlsel gerechtigd, maar onder omstandigheden zelfs verplicht te
straffen en dwangmiddelen toe te passen, die het paard er toe brengen te
leeren begrijpen dat de mensch zijn meester is. De smid mag niet aan
den vreemden eigendom ieder dwangmiddel toepassen, maar alleen zulke,
die geen blijvende schade kunnen teweegbrengen.
Geoorloofd is: Het terugzetten — het rukken met de trens — het op-
binden van een voorbeen — het voor- en achteruit laten gaan — het ver-
moeien aan de longe — het aanleggen van een touwpraam om de boven-
lip of om de bovenkaak — het aanleggen van een zacht hoeftouw om de
koot teneinde het been op te trekken ; het aanleggen van een borst-, rug-,
en staartkoottouw of een afzonderlijk daartoe vervaardigd tuig bij paarden
die slaan. (Beleediging door een ondoelmatige aanwending of door het in
een gebrekkigen toestand verkeeren van de dwangmiddelen sluit de verant-
woordelijkheid van den smid niet uit).
Niet geoorloofde dwangmiddelen zijn : De touwpraam aan de onderlip —
de ijzeren neuspraam — alle oorpramen — de poolsche praam — het vast-
houden der tong, het optrekken van een achterbeen met een touw door
een vasten ring. (Het neerwerpen mag de smid enkel toepassen met toe-
stemming van den eigenaar, evenals het plaatsen in den noodstal).
Ongeoorloofd is ten slotte iedere ruwe bestraffing of mishandeling.
Beschadigingen hij het beslagen. Tot de handelingen die als nalatigheid
van den kant van den smid in aanmerking komen, behooren:
1®. Het afrukken der ijzers zonder de nieten teruggeslagen te hebben.
2®. Te veel besnijden, zóó dat de levende deelen te voorschijn komen.
3°. Beleediging der hoeflederhuid (het leven) door aansnijden of inslaan.
4quot;. Euwe, opvallend gebrekkige besnijding van den hoef, zoodat dien-
tengevolge hoefziekten optreden.
5°. Het uitsnijden of uitboren van steengallen.
6°. Aanwending van het gloeiend ijzer met het doel den hoorn te ver-
weken en gemakkelijker suijbaar te maken.
7quot;. Verbranden der levende deelen door te lang aanleggen van warme ijzers.
8®. Verkeerd richten van het ijzer, zoodat daardoor beschadiging van het
paard het gevolg is, in weerwil dat de hoef niet abnormaal is of werkelijk
misvormd. Bij zeer gebrekkige hoeven of sterk misvormde hoeven kan de
geringste afwijking van het ijzer nadeelige gevolgen hebben, waarvan de
oorzaak evenwel meer in den hoef, dan wel in het ijzer te zoeken is. Iu geen
^ geval is dan de schuld aau den smid te wijten.
De vereischte zorg bij het beslag kan als verwaarloosd beschouwd worden in
de volgende gevallen: te klein ijzer — ijzer met neer of opgebogen takken —
ijzers wier binnenrand dikker is dan de buitenrand — te wijd, te kort of te
nauw ijzer — een te ver naar achteren doorloopende afhelling of een naar
binnen afhellende draagvlakte — te vet gestampte gaten, zoodat hernageling
moet volgen — ijzers waarbij de stoot hooger is dan de kalkoenen — balk-
ijzer dat enkel draagt op den straal en niet op de verzenen — kalkoen ijzers
bij een duidelijken knolhoef — ijzers zonder kalkoenen, daar waar verhooging
der verzenen juist aangewezen is. Behalve deze opgenoemde zijn er nog tal
van andere die als verregaande nalatigheid kunnen gerekend worden.
9®. Vernageling (nagelverwonding of nageldruk).
De schuld komt met recht op den smid:
a. wanneer de nagel niet in de witte lijn, maar op de zool werd aangezet
omdat het ijzer te vette nagelgaten heeft, te eng gericht is of te groote
nagelgaten heeft;
h. wanneer de nagel in plaats van met de punt naar buiten —, naar
binnen wordt aangezet en ingeslagen;
c.nbsp;wanneer de nagel zonder noodzaak te hoog geslagen wordt (te hoog
uitkomt);
d.nbsp;wanneer een nieuwe nagel geslagen wordt en drukt, ter plaatse waar
kort te voren een nagel wegens vernageling werd uitgetrokken.
Niet verantwoordelijk is de smid voor de vernageling:
a. Wanneer groote onrust van het dier het nagelen bemoeielijkte;
h. wanneer abnormale toestanden van den hoef het moeielijk maken of
beletten èn door gevoel èn door gehoor den gang van den nagel te volgen;
c.nbsp;wanneer achtergebleven nagelresten in den hoorn oorzaak zijn dat de
nagel van den normalen weg afwijkt;
d.nbsp;wanneer de wand abnormaal zwak is;
e.nbsp;wanneer de hoef vordert dat hoog genageld wordt;
10®. Slecht omnieten, tengevolge waarvan het paard zich heeft verwond,
hetzij doordat de nagelpunt niet onmiddellijk is omgeniet, hetzij de niet
onvoldoende werd aangeklopt.
Roermond, Juni '06.nbsp;T. A. L. Beel.
WEDSTRIJD IN HOEFBESLAG TE NIJMEGEN.
In de vorige aflevering van dit maandblad stond abusievelijk vermeld
dat er dit jaar een wedstrijd in hoefbeslag te Zutphen zou plaatsvinden.
Dit heeft echter betrekking op den wedstrijd welke den 10 en 11 Augus-
tus te Nijmegen gehouden zal worden tijdens de nationale landbouwtentoon-
stelling aldaar. Het programma vermeldt daaromtrent het volgende:
Artikel 22. Een wedstrijd in het hoefbeslag van gediplomeerde hoef-
smeden zal plaatshebben op Vrijdag 10 Augustus 1906 vanaf 9 uur v.m.
voor rubriek A en Zaterdag 11 Augustus 1906 vanaf 9 uur v.m. voor
rubriek B.
Deelnemers moeten zich aanmelden vóór 15 Juli 1906 bij den heer
D. G. Montenberg, Spoorstraat No. 5 te Nijmegen, met nauwkeurige
vermelding van naam, voornamen, woonplaats, ouderdom en waar zij hunne
opleiding hebben genoten.
Wanneer bij het behalen van een prijs, de uitkeering daarvan in geld
wordt gewenscht, moet dit uit de inschrijving blijken.
Geen inleggeld. Programma's verkrijgbaar bij den Heer D. G. Montenberg
voornoemd.
Artikel 23. Rubriek A. Onbeperkt aantal deelnemers.
Opdracht. Het maken van een ijzer, volgens een opgegeven model
(voor allen hetzelfde) met de op het terrein te verstrekken gereedschappen.
Tijd twintig minuten, aanmaken van vuren uitgesloten.
-ocr page 95-Eerste prijs Verg. Zilv. Medaille. Tweede prijs Zilv. Med. Derde prijs
Bronzen Med.
Eubriek B. (Voor de tien besten uit rubriek A).
Het afnemen, het maken en het onderleggen van een voorijzer, volgens
opgegeven model (voor allen hetzelfde). Zoowel om het paard als om den
hoef zal worden geloot; vijf paarden worden beschikbaar gesteld.
Eerste prijs Verg. Zilv. Medaille. Tweede prijs Zilv. Medaille. Derde
prijs Zilv. Medaille. Vierde prijs Bronzen Medaille.
We zien hieruit dat deze Commissie van de Afdeeling Paarden en Hoef-
beslag is afgeweken van de gewone eischen welke er vroeger bij dergelijke
wedstrijden werden gesteld. Als aanleidende oorzaak daarvan meen ik te
moeten veronderstellen dat zij zich bewust is van het feit dat bet voor een
jury niet doenlijk is in den daarvoor gestelden tijd het overgroote aantal
mededingers te beoordeelen. Wanneer een wedstrijd werkelijk goed zal
plaats hebben is het noodig dat deelnemers minstens ieder een vóór- en
een achtervoet in een bepaalden tijd beslaan en ook mondeling rekenschap
geven van het hoe en waarom van hunne handelingen.
Eijp en groen geeft zich voor zulke wedstrijden op; daarom had men
verleden jaar te Zutphen ƒ 1.— als inleggeld geheven teneinde de deelname
tot de besten te beperken.
Te Nijmegen tracht men het euvel weg te nemen door den eersten dag
alle deelnemers een ijzer te laten maken en daarvoor prijzen toe te kennen.
De 10 beste ijzermakers zullen dan den volgenden dag moeten kampen om
het meesterschap in het beslaan.
Dit stelsel heeft echter ook zijne bezwaren; wanneer er van de staaf
wordt gewerkt is het moeilijk te zeggen wie de 10 beste ijzermakers zijn.
Verder geeft het ook een verkeerd idee omtrent de uitoefening van het
hoefbeslag.
Het zwaartepunt van het hoefbeslag ligt niet in het maken van een mooi
ijzer; ik stel een hoefsmid die een middelmatig ijzer op rationeele wijze op
een goed en oordeelkundig besneden voet aanbrengt hooger dan dengene
die een prachtig ijzer aanbrengt op een hoef waarvan de een of andere
toon-, zij- of verzenwand te hoog is gelaten.
Maar toch is het prijzenswaardig dat men is gaan zoeken naar verbeterde
inrichting der wedstrijden. Alleen het streven naar verbetering zal ons den
rechten weg doen vinden.
# *
*
Het programma vraagt verder nog:
No. 14o. Inzendingen meest volledig beslag (zomerbeslag, afwijkend beslag,
winterbeslag, waaronder verschillende soorten van kalkoenen).
Eerste prijs: zilveren medaille, tweede prijs: bronzen medaille.
No. 145. Inzendingen leermiddelen (verschillende onderdeelen van den
hoef tot ontwikkeling der theoretische kennis).
Eerste prijs: zilveren medaille.
No. 14c. Inzendingen gereedschappen als tangen, hoefhamers, houw-
klingen, renetten enz. (Uitgezonderd de gereedschappen tot het vervaar-
digen van ijzers).
Eerste prijs: zilveren medaille.
Omtrent deze rubriek heeft onze redacteur in dit tijdschrift reeds meer-
malen zijne opinie gezegd, n.1. dat zoodanige rubriek weinig practische waarde
heeft en er geen prijzen voor moeten worden uitgeloofd, doch dat het beter is
een bekend goede verzameling ten toon te stellen, waarbij een deskundig per-
soon dagelijks tegenwoordig moet zijn om belangstellenden inlichtingen over
onderscheidene hoefijzers te verstrekken en vooral om smeden de nieuwe
modellen te toonen en uit te leggen.
De eigenaar van een zoodanige verzameling moest daartoe worden uit-
genoodigd en hem de gemaakte onkosten worden vergoed.
In hoofdzaak ga ik geheel met onzen redacteur mede, doch waar niet elke
tentoonstellingscommissie in staat is de betrekkelijk groote kosten te dragen
aan zulk eene afdeeling gesteld met een persoon die dagelijks uitlegging
geeft, vrees ik dat er op deze plaatselijke tentoonstellingen niet veel van
inkomt.
En toch zou het mijns inziens verkeerd zijn deze rubriek geheel weg te
laten en wel omdat door inzendingen van hoefijzers, leermiddelen enz. enz.
niet de hoefsmeden, maar het paardenhoudend publiek eens wordt geïnstru-
eerd en wakker geschud.
Dit is hoog noodig; de gediplomeerde hoefsmeden hebben hun best gedaan
om het diploma te verwerven, maar de paardenhouders zijn nog niet vol-
doende op de hoogte wat of een gediplomeerd hoefsmid eigenlijk wel is.
Hen moet aan 't verstand gebracht worden dat het hoefsmidsvak voor
hunne beurs en hunne paarden een groote factor is, zij moeten leeren inzien
dat het niet goed is hunne paarden maanden over den tijd te laten loopen
op het oude beslag, en de overtuiging krijgen dat een goed werkman ook
zijn loon waard is, m. a. w. dat een gediplomeerd hoefsmid voor een goed
beslag wel wat meer mag eischen dan een ander.
Waarlijk, het wordt tijd dat de paardenhouders eens een cursus gaan
volgen in bet beter beloonen van hen die zich moeite en tijd geven een
zegen te zijn voor hunne beurs en hun paardenmateriaal.nbsp;L.
EISCHEN VOOE DEN LEEEAAE IN HOEFBESLAG
AAN VAKSCHOLEN.
Dr. Fambach te Glauchau heeft over bovenstaand onderwerp op een
vergadering van smeden aldaar een voordracht gehouden, naar aanleiding
waarvan het volgende in de Juni-afl. van „Der Hufschmiedquot; is opgenomen:
Sedert de invoering van de wet van 16 April 1884, waarbij de uitoefening
van het hoefbeslag voortaan slechts veroorloofd bleef aan hen, die met goed
gevolg een examen in dat vak hadden afgelegd, lag het voor de hand dat
de jongere smeden voornamelijk er naar zouden streven de vereischte kun-
digheden op de geschikste manier te verwerven. Sommige vonden daartoe
geledenheid bij gewone smidsbazen, doch hoofdzakelijk werden leerlingplaat-
sen gezocht in z. g. n. leersmederijen. Daarbij bleek dat de jongelui dikwijls
te weinig onderlegd op de leersmederijen kwamen, waardoor te veel van den
beschikbaren studietijd aan de kennis der theorie moest worden besteed.
zoodat er onvoldoende geoefend werd met betrekking tot de practische werk-
zaamheden. De gevolgen bleven niet uit in verband waarmede door de
Vereenigingen vakscholen werden gesticht, die inderdaad uitnemende resul-
taten hebben gegeven. De verhouding van de vakscholen ten opzichte van
de leersmederijen nauwkeurig aan te geven, is een van de eerste plichten
van den onderwijzer aan de vakschool verbonden.
De vakscholen dienen de theorie van het hoefbeslag te behandelen: de
ontleedkundige bouw van het lichaam in het algemeen en van den voet in
het bijzonder, de verrichtingen en de ziekelijke afwijkingen van den ondervoet,
alsmede het eigenlijke beslag. Zij moeten de jongelieden zoodanig met het
wetenswaardige vertrouwd maken, dat zij later op de leersmederij niet
meer 's avonds of 's nachts de theorie van het hoefbeslag er in hebben te
werken, doch hunne krachten geheel kunnen weiden aan de practijk,
zoowel wat het paard als het eigenlijke beslag betreft. In de leer-
smederijen moet de practijk steunen op de theorie die aan de vak-
scholen is verkregen en alzoo de eigenlijke kennis voor het practische
bedrijf worden verworven. De leeraar aan de vakschool heeft er ook
op te letten dat zooveel mogelijk slechts grootere leersmederijen ter verdere
opleiding worden gekozen, d. w. z. zoodanige, waarvan voldoende bekend
is, dat er veel paarden tot beslaan worden aangeboden, zoodat er voor de
jongelieden veel gelegenheid bestaat zich te oefenen in het beoordeelen
van paarden ten opzichte van het beslag en van het beslag zelf. Degene
die het er slechts om te doen is een voldoende examen af te leggen, het
recht tot uitoefening van het vak te verwerven, zonder werkelijk veelzijdig
in de practijk te zijn geoefend, — alleen zoo iemand kan de kleinere
leersmederijen bezoeken, waarvan echter de waarde weinig hooger is te
stellen dan die der vakscholen. De leerlingen krijgen dan wel het diploma
in den zak, doch zij gaan niet met voldoende geoefende handen naar huis.
De leeraar der vakschool moet van het begin af aan voor oogen houden,
dat het onderricht voortreffelijke voorbereiding zij ter beoordeeling van
allerhande paarden en van hun beslag. Op die wijze gaan de oogen der
leerlingen feitelijk open; zij leeren datgene zien wat zij nocdig hebben,
zoowel op straat als in de smederij. De meeste jongens toch komen aan
een smederij zonder eenig begrip te hebben van den bouw van het paard,
van den voet en van den hoef, terwijl de baas dikwerf geen voldoende
kennis of geschiktheid bezit om hen daarin duidelijk voor te lichten. Het
gaat den smidsjongen evenals alle andere ongeschoolden op het gebied van
paardenkennis; zij zien aan de paarden op straat of aan de smederij eigen-
lijk niets bijzonders, zoolang zij niet hebben geleerd wat er eigenlijk wel
te zien is. Het gaat hen als iemand die van plantkunde niets weet bij
het kijken in een weide: hij ziet slechts het groene gras, — de plantkundige
evenwel tal van eigenaardigheden der afzonderlijke grassoorten.
Het is voor den leeraar noodzakelijk, dat hij de noodige eerbied weet
te wekken en voortdurend weet te houden. Hij moet de noodige ambitie
toonen, slag hebben om de jongelieden tot groote opmerkzaamheid te prik-
kelen en geleidelijk de noodige kennis aan te brengen en niet in de eerste
plaats letten op schoolkennis doch voornamelijk in het oog houden, dat
het onderwezetie moet dienea voor het practitch leven en om een goed
sfcuk brood te kunnen verdienen.
Het mag nimmer ontbreken aan welwillendheid en voorkomendheid, evenmin
echter aan duidelijke terechtwijzigingen wanneer zulks noodig blijkt, orde
en regel in de hut moet er zijn.
Wat nu het eigenlijke onderwijs betreft, zoo moet dit, daar het hoef-
smidsvak betrekkelijk veel wetenschap vereischt, zeer doelmatig, eenvoudig
en ondersteund door veel platen en veel voorbeelden naar het leven,
worden verstrekt. Do jongelieden hebben geen verstand van de natuur-
wetenschappen of van de geneeskunde, zoodat dan ook al tot het moei-
lijkste is te rekenen het onderwijs en de kennis van den bouw van den hoef,
en toch is deze noodzakelijk. Ik wil u evenwel een methode mededeelen,'
waarbij alle hinderpalen kunnen worden overwonnen: dat is de methode der
lijnteekening. De lijnen laten zich zooals bekend is in de aardrijkskunde
de ligging van landen, bergen en rivieren gemakkelijk aanwijzen en zoo
gaat het ook in de ontleedkunde met de richting van beenderen en andere
lichaamsdeelen. Het geheele paardegeraamte kan door eenige lijnen in
korten tijd worden voorgesteld, belangrijke deelen worden daarbij door
kruisjes, afzonderlijke lijnen door cijfers aangegeven. Ieder, zelfs de meest
ongeschikte, kan een dergelijke lijnkaart teekenen. De spreker, dr. Ham-
bach, maakte zulks op het bord even duideUjk, waarbij tevens werd gewezen
op de standen van het paard, de hoefas, verschillende hoefvormen en op de
belasting van de onderscheidende hoefdeelen daarbij. Groote waarde werd
ook gelegd op de nauwgezette beoordeeling van den omtrek van den inwen-
digen hoef, die wordt aangegeven door de witte lijn, op welke waarde voor
de practijk eenige voorbeelden uit het leven werden aangehaald.
De voordracht werd met het oog op den weinig beschikbaren tijd niet
verder voortgezet, doch dr. Eambach wees er ten slotte nog even op, dat
de vakschool te Glauchau thans 10 jaar had bestaan en veelzijdig waar-
deering had verworven en op verschillende andere plaatsen navolging
gevonden.
—nbsp;Yervolg-cursussen voor gediplomeerde hoefsmeden. Het is een
verblijdend verschijnsel dat ook van de zijde der gediplomeerde hoefsmeden
de noodzakelijkheid van vervolg-cursussen in het hoefsmidsvak wordt ingezien.
Aan het 2e gedeelte van den 2-jarigen cursus in hoefbeslag te Zutphen
wordt dit jaar door twee gediplomeerde hoefsmeden deelgenomen, teneinde
de verkregen kennis te onderhouden en zoo mogelijk nieuwe te verwerven.
—nbsp;Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. De leerling M. Köller
van Weiwerd gem. Delfzijl is op 2 Juni na een vijfmaandelijksch verblijf
aan voornoemde inrichting vertrokken, en is hem bij vertrek het getuig-
schrift verstrekt van met goed gevolg de cursus te hebben meegemaakt.
—nbsp;Cursus in hoefbeslag te Amersfoort. Het bestuur van het Paarden
-ocr page 99-Stamboek in Friesland maakt bekend dat de hoefsmeden J. G. Faber
te Sexbierum en W. Ho ge boom te Makknm met goed gevolg een cursus
in Hoefbeslag te Amersfoort hebben gevolgd en dus worden aanbevolen
als bekwame hoefsmeden.
— Glasgow, 8 Juni. IJzer. (Bericht van Reichman en Co.), In de
Engelsche ijzermarkt vallen, bij opgewekten handel, langzame, maar gestadig
stijgende prijzen waar te nemen. De verschepingen zijn zeer goed en zullen
dit nog geruimen tijd blijven.nbsp;C'-)-
Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag.
HET HAEDEN VAN STAAL.
Hebben wij in onze vorige artikelen het harden van staal al reeds opper-
vlakkig besproken, wij willen volgens onze belofte hiermede verder gaan
en deze zaak wat meer van nabij beschouwen. Hoewel dit niet in enkele
woorden is samen te vatten, zullen onze lezers zeker deze artikelen met
genoegen volgen, omdat er voor onze hedendaagsche staaltechniek veel uit
valt te leeren.
Algemeene grondregels.
Zooals bekend is heeft iedere harding eene uitzetting van het geharde
voorwerp in de dikte tengevolge, welke stijgt, naarmate de temperatuur bij
het harden hooger was en tot zooverre kan reiken, dat de verbinding der
staaldeelen onderling (cohesie) overwonnen wordt, en hardscheuren doet
ontstaan.
Uit deze samenhang tusschen hardingstemperatuur, uitzetting van het
geharde voorwerp en spanning, volgt als regel, dat de hardingstemperatuur
niet boven de absoluut noodige gevoerd mag worden; het staal wordt daar-
door week, en kan bij de verminderde vastheid, de verhoogde spanningen,
welke het gevolg zijn der te groote uitzetting, geen weerstand meer bieden.
Wanneer verder de uitzetting door die verhitting geen gelijkmatige was,
of wanneer het afkoelen bij het harden niet alle deelen van het geharde
voorwerp op gelijke temperatuur waren gebracht, dan kan ook de uitzetting,
welke na het harden blijft, beslist niet gelijkmatig wezen. Het voorwerp
zal alzoo zijn oorspronkelijken vorm verliezen, zich vertrekken (scheluw
worden), wanneer het niet gaat scheuren. Hieruit volgt dus, dat het nood-
zakelijk is, het staal bij het harden niet alleen gelijkmatig te verwarmen,
doch ook gelijkmatig af te koelen. Zijn echter de voorwerpen slechts bij
gedeelten te harden, dan zal zoowel de verhitting van het voorwerp als
zijne afkoeling, niet door scherpe lijnen begrensd worden. Wanneer de
harding een uitzetting in de breedten tengevolge heeft, bewerkt zij het
tegendeel — eene verkorting — in de lengten. Wil men daarom een pas
gesmeed werkstuk (staal) in nog gloeienden toestand harden, zoo zal zich
de oppervlakte, welke door smeden reeds eenigszins is afgekoeld, minder
inkrimpen, als de veel meer heete kern. De eerst op de tweede plaats-
hebbende afkoeling van het binnenste gedeelte, zal een spanning ver-
oorzaken tusschen de buitenste en binnenste lagen en zich spoedig in dwars-
scheuren openbaren.
Op dezelfde wijze ontstaan langs-scheuren, indien de koude vlakken een
mindere blijvende uitzetting na het harden behouden, dan de binnenste.
Deze verschijnselen bewijzen niet slechts de noodzakelijkheid eener gelijk-
matige verwarming, doch leeren ons,buitendien, dat een gesmeed werktuig
eerst moet afkoelen, en dan voor de harding opnieuw verhit moet worden,
m. a. w. de smeedhitte zal niet tegelijk de hardhitte zijn.
Bedenkt men eindelijk, dat de zoo schadelijke spanningen gedeeltelijk
reeds in het staal, zooals wij het van den fabrikant ontvangen, aanwezig zijn,
en door ondoelmatig smeden nog verhoogd worden, en dat het uitgloeien
van alle werktuigen vóór het harden, vooral die voorwerpen welke een ge-
compliceerden vorm bezitten, of van sterk verschillende doorsneevormen voor-
zien zijn, hoogst noodzakelijk is, dan hebben wij hierin de grondregelen ge-
legd voor de verschillende vormen waaronder het harden geschiedt, en welke
in de volgende regels nader zullen worden besproken.
De vorming.
Het smeden zal in zoo weinig mogelijk hitten geschieden, daar bij veel-
vuldige verwarming onder toetreding der lucht bet staal spoedig bederft,
d. w. z. geheel of gedeeltelijk van zijn koolstof beroofd wordt, en daardoor
meer of minder zijn hardingsvermogen verliest. Wat de vorming door
weinige verhitting onvermijdelijk maakt, zal voor verdere mechanische
bewerking niet zoo krap bemeten worden, daar zich gemakkelijk, direct onder
de oppervlakte van het gesmeede werktuig, ontkoolde plaatsen gevormd
kunnen hebben, die, wanneer zij niet worden verwijderd, mede de harding
tegenwerken. Ten alle tijde is het voordeelig, voor stukken welke hun
laatste bewerking op de draaibank ondergaan, slechts met een ruw voor-
smeden te bewerken. Men zal echter hiermede ook niet te ver gaan; moet
men b.v. een stuk gereedschap maken als nippels, enz., waaraan de eene
doorsnede veel kleiner is dan de andere, dan zal deze wel degelijk moeten
worden voorgesmeed, want indien men deze direct van den staaf gaat
draaien verliest het staal aanmerkelijk in Tastheid hetgeen zij door smeden
herwint. Gedeeltelijk vindt ook het breken dezer voorwerpen zijne oorzaak
in het ondoelmatig construeeren derzelve; nimmer zal men de grenzen der
verschillende afmetingen plotseling laten verspringen, doch de hoeken hol
of rond afwerken. Om dezelfde reden zullen ook de inkepingen bij tappen
en ruimers niet scherp begrensd, doch hol uitgewerkt zijn.
Bij werktuigen, welke op koud ijzer of staal aangewend worden, zooals
beitels, kornagels, enz. zullen heftige stooten zooveel mogelijk vermeden
worden. Ter beschutting van de oppervlakte van gecompliceerde werk-
stukken voor ontkoling is het aan te bevelen deze te bedekken met een
brei van het volgende mengsel: 100 gram soda wordt opgelost in 1 Liter
water, waarin 1 KG leem wordt omgeroerd. In deze massa wordt het koude
staal gedompeld, daarna boven het vuur gedroogd, en hierna zooals ge-
woonlijk verhit. De gewone smee-temperaturen zijn voor:
Zeer hard en hard staal (draaibeitels enz.) licht-kersrood.
Middel en taai hard staal (beitels en stempels) lichtrood.
Meer taai en zacht staal (veeren, hamers enz.) tot lichtgeel.
Wordt het staal te hoog verhit, dan is het oververhit, heeft een grof-
kristallijne breuk en wordt broos. Is de hitte zoover opgevoerd, dat de
vonken van het voorwerp afvliegen, bij gelijktijdige luchtaanvoer, dan is
het staal verbrandt, alzoo onbruikbaar. Echter ook bij te lage smeetempe-
raturen, namelijk beneden roodwarm, is het schadelijk het staal te bewerken,
het staal is in dien toestand weinig uitzetbaar en wordt daardoor zeer broos,
waarbij het gevaar voor scheuren zeer groot is. Op gelijke grond vermijdde
men eveneens het staal te stuiken.
Evenals bij andere werkzaamheden met staal, zoo is ook bij het smeden
de gelijkmatigheid aan te bevelen. Wanneer een vierkant of vlak stuk staal
aan een einde tot een spits of snede moet uitgesmeed worden, dan volgen
niet alle deelen der doorsnede de slagen van den hamer in gelijke mate, het
midden blijft tegen de buitenvlakte terug, en zoo vormt zich aan de snede
een massa, welke noodzakelijk bij het gebruik uitspringt, wanneer dit deel
niet eerst verwijderd wordt. B.v. bij koubeitels, welke eerst geheel plat ge-
slagen worden, en slechts in hun laatste stadium ingekant zijn, zullen de
hoeken uitspringen, öf bij het harden öf direct bij het gebruik. De gelijk-
matigheid in zake de dichting is bij vierkant en vlak staal in grootere
mate voorhanden dan bij rond staal. Op dezen grond gebruikt men voor fijne
werktuigen welke met bijzondere attentie gehard moeten worden, vierkant
staal, zelfs dan, wanneer deze rond moeten worden. Echter ook bij vierkant
staal is de buitenzijde dichter dan de innerlijke kern, daarom zal men voor
fijne munt- en andere stempels de vereischte maat in het vierkant staal
zoeken, en het van zijn hoeken ontdoen. Het afslaan van korte stukken m
kouden toestand zal slechts bij dunne staven staal geschieden, nadat deze
rondom zijn ingehakt, zoodat het staal bij eenen lichten hamerslag breekt.
Van zware staven staal zullen korte stukken slechts warm worden afgehakt,
of op den draaibank worden afgestoken.
Het uitgloeien.
Het uitgloeien is noodig, om de door ongelijke dichting of verkeerde
bewerking bij lage temperatuur, en de daardoor ontstane broosheid, te
verwijderen. Zelfs komen deze gebreken, zooals wij meermalen opmerkten,
voor in het staal dat door den fabrikant geleverd wordt en onstaat daar
door de bewerking in kouden toestand, om de staven een glanzend aanzien
te geven. Daarom is het aan te bevelen ook bij stukken, welke geen smeden
behoeven te ondergaan, doch echter van gecompliceerden vorm zijn, deze
eerst uit te gloeien. Bij eenvoudige vormen is het genoeg de stukken zoo
gelijkmatig mogelijk donkerrood te maken en dan langzaam in de lucht te
laten afkoelen. Deze laatste eigenschap dient wel goed te worden overwogen
daar een gebrekkig gegloeid, en in dezen toestand gehard stuk staal zijn
volle broosheid behoudt. Dunne voorwerpen, of dezulke met vooruitspringende
hoeken of kanten, laat men in eene omhulling van houtskool of cokespoeder,
zand of hamerslag afkoelen. Bij voorwerpen die door vorm of grootte
gemakkelijk springen, of op zijn minst genomen vertrekken, wordt het ruw
gesmeede stuk in een plaatijzeren bak gelegd, welke geheel met roestvrije
ijzerdraaisels omgeven worden, de kast wordt daarna geheel met leem dicht-
gesmeerd, zoodat de lucht geheel is afgesloten, en nu in een rustig kolen-
vuur gebracht, waarin deze zoolang verblijft, tot men den inhoud donker-
rood vermoedt. Naar de grootte van het voorwerp, en de dikte zijner
omhulling zijn hiervoor van 2—4 uren noodig; na het verloop van dezen
tijd laat men de geheele massa, zooals hierboven reeds werd gezegd, lang-
zaam afkoelen.
Men moet bij deze operatie er vooral acht op slaan, dat het staal met
de noodige voorzichtigheid wordt behandeld, daar het gemakkelijk oververhit,
verbrand of bedorven kan worden, daarom zal de temperatuur nooit boven
donkerrood gaan, en ook de gloeiïngsduur niet te lang gerekt worden. Een
uitzondering kan slechts dan plaatsvinden, als er met het uitgloeien tege-
lijkertijd een weeker worden der oppervlakte verkregen moet worden, het-
geen voor de bewerkingen als graveeren enz., van hooge waarde is.
Het verhitten voor het harden, moet steeds afzonderlijk geschieden en
nimmer zal de smeedhitte tegelijk de hardhitte zijn.
De aard der vuring.
Voor het vuur zal zooveel mogelijk houtskool gebruikt worden; wordt
echter steenkool aangewend, dan zullen deze vóór dat het staal daarin
wordt verhit, half uitgebrand moeten zijn, hiermede toch wordt het zooge-
naamde zwavelijzer verbrand, hetwelk oorzaak is dat er weeke partijen in
het staal ontstaan. De brandstof moet zooveel mogelijk uit even groote
stukken bestaan, zij zal niet hol boven den windvorm geplaatst worden op-
dat de wind niet direct het staal treffe. Bij het inleggen van het staal,
zal het vuur in vollen gloed zijn, de wind daarentegen getemperd, en deze
laatste tegen het einde der verhitting eenigszins aangezet worden. Voor
zeer kleine en dunne voorwerpen is het aan te bevelen, deze in een
gasbuis te verwarmen, welke laatste in het vuur tot op een gelijkmatige
roodgloed verwarmd wordt. Voor lange voorwerpen is het noodig het vuur
te vergrooten, bij houtskoolvuren doet men dat bet beste door in den
windbuis een gasbuis te leggen waarop vertakkingen zijn aangebracht,
welke ongeveer 13 c.M. van elkander verwijderd zijn; ook kan men aan
deze buis een ovale ring verbinden welke een wijdte heeft van 25 X 12
c.M. Het spreekt van zelf dat hierin gaatjes moeten worden gemaakt, tot
doorlating van den wind. Wil men, in geval deze zaken slechts hoogst zelden
voorkomen, zijn vuur er niet op inrichten om lange stukken te harden,
dan kan men zich een provisioneelen haard daarstellen, welke later bij de
behandeling van schaarmessen nauwkeuriger wordt beschreven. Ook ver-
hit men lange voorwerpen, en voornamelijk die, welke een zeer onregel-
matige doorsnede bezitten, in gesmolten lood dat roodheet gestookt is.
Voor dat men de voorwerpen hierin dompelt bestrijkt men ze met lijnolie
en roet om het aanzetten van het lood tegen te gaan. Wordt slechts
een gedeelte van het voorwerp verwarmd, dan zal het loodrecht in het
loodbad geplaatst worden, opdat daardoor de warmte geleidelijk afloopt.
Kleine voorwerpen worden door middel van een spiritusvlam in een gloei-
-ocr page 103-of mofFeloven, kappen uit klei-, plaat- of gietijzer, vervaardigden de verkregen
temperatuur waargenomen door een stuk ijzer wat mede ingelegd wordt.
Laatstgenoemde metbode wendt men ook aan bij groote voorwerpen ter
voorkoming van hamerslag-vorming. Waar veel werktuigen te harden zijn
is het echter aan te bevelen zich een hardoven te bouwen.nbsp;M.
HOEFZOLEX voor paar-
den met gebrekkige en
gevoelige hoeven.
Deze zolen worden
zeer geroemd en zijn
in alle afmetingen ver-
krijgbaar.
CIECULAIEES op
franco aanvage bij :
verkrijgbaar in de chemicaliën- en
drogerijen-handel van
K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,
te Dordrecht.
Prijscouranten voor HH. veeartsen
en hoefsmeden op aanvrage gratis.
' vérbetert eiken Schoorsteen.
Alom bekend, 235,000 reeds geplaatst:
over de geheele wereld verspreid; H.H.
Lezers, die nog niet met ons in relatie
staan en welke aan een werkelijk courant
en veel gevraagd, gemakkelijk te verkoo-
pen artikel gelegen is, verzoeken wij , ons
hun adres op te geven, opdat wij hen
onze wederverkoopersofferte en voordee-
ligste condities doen toekomen.
Ilversgehofcn 28 ftji Erfurt (Dnitsclilanii).
te letten.
Verkoop alleen aan grossiers!
FRIEDR. DICK, Esslingen a. N., (Württemberg).
Vertegenwoordiger: J. J. VAN MEEKREN, Amsterdam, Sarphatistraat 75.
Vraagt bij uwen ijzerhandelaar ECHTE
DICK'S Hoefraspen
en andere gereedschappen
voor
Hoefbeslag.
Gelieve
vooral op het merk:
S. C. M. BAX. - 2, 4 en 6 Jufferstraat. - ROTTERDAM.
— Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. —
Meest uitgebreide sorteering prima blanke Hoefnagels, waarvan meer
dan 60 verschillende voorradig. Billijke prijzen.
met caoutchouc straal.
Beter en goedkooper dan Engelsche zolen. Stevig geplakt en opgenaaid op best sterk leder.
Merk „The Holdfast barquot; prima kwali-
teit, zachte, veerkrachtige hlauwe Caoutchouc,
in 13 verschillende maten voorradig.
Iedere zool voorzien van Garantiestempel ïan niet los te laten.
Merk: „The Favorite barquot;, prima kwaliteit,
zachte, veerkrachtige Wiiie Caoutchouc.
in 10 verschillende maten voorradig.
— Pr Ij zen uiterst bill ij k. —
Men lette op het stempel op Iedere zool.
Hoefraspen.
Renetten (rechts en
links).
Honwklingen.
Hoefhamers.
Hoeftangen.
Alle Caontchonc ar-
tikelen.
Knnsthoorn.
enz., enz.
IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.
Schroeven en Stiften
in alle modellen.
Las- of Welbladen om
ijzer en staal te
wellen. Las-poeder.
in 8 verschillende maten voorradig.
-ocr page 105-Ile Jaargang. — 1906. — Aflevering 7.
hoofdredactïur-un geveu: a. w. heidema, r1jks-veeaäts te groningen.
-ocr page 106-
Lambert amp; | ||
Hallanan Hoefzolen de Beste en | ||
Rotterdam, Wijnhaven 127. |
Bevordering van militaire hoefsmeden. — Waar vooral op te letten ! —
Over het hoefbeslag in de Eijn-provincie, België en Franljrijk. — Nationale
en internationale landbouw-tentoonstelling vanwege de Hollandsche maat-
schappij van landbouw, 14—23 Sept. 1907. — Persoverzicht. — Korte
mededeelingen. — Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het
hoefbeslag. — Advertentiën.
BEVORDERING VAN MILITAIRE HOEFSMEDEN.
Tijdens de debatten over de begrooting van het dienstjaar 1906, Hoofdstuk
Oorlog, kwam ook de positie der militaire hoefsmeden ter sprake. Door de
afgevaardigden ter Laan en Lieftinck werd o. a. het volgende gezegd,
overgenomen uit de Handelingen der Staten Generaal:
De heer ter Laan: Ten laatste een enkel woord over de korporaals-
hoefsmeden, zoowel bij de cavalerie als de artillerie. Tot heden kregen zij
voor ieder hoefijzer 25 cents, maar de commandant der bereden artillerie
wil nu maar de helft geven.
Deze menschen krijgen zoodoende voor 210 ijzers slechts ƒ27, waarvoor
zij echter ijzer, kolen en alles verder zelf moeten bekostigen, zoodat zij op
die wijze er op moeten toeleggen. Ik ben sterk voor bezuiniging, maar
wanneer op die wijze de loonen worden'verminderd, niet. Ook blijven zij,
zelfs na 36 dienstjaren, altijd korporaal, terwijl trompetters reeds na 12-
jarigen dienst wachtmeester worden en vrije woning krijgen. Dit laatste
geldt reeds na 6 jaar voor de houtwerkers en bankwerkers. Ook de geweer-
makers deelen in dit recht. Ik meen dus, dat het tijd wordt, dat ook de
toestand van de hoefsmeden wordt verbeterd.
De heer Lieftinck: Mijnheer de Voorzitter! Ik zou bijna kunnen afzien
van het woord, want ik had willen spreken over hetgeen behandeld is in
de laatste plaats door den heer ter Laan, n.1. de inferieure en sober betaalde
positie, waarin vakmannen, de hoefsmeden bij de bereden wapens, zich
bevinden.
Een deskundige heeft daarover geschreven in den laatsten tijd in het
weekblad Be Hoefsmid, afl. 9, 1905, en heeft daarin uit elkander gezet
hoe vooral in den tegenwoordigen tijd van die hoefsmeden zeer veel vak-
kennis en vaardigheid wordt gevergd.
Ik weet het zelf ook, omdat de afd. Haarlem en omstreken der Hollandsche
Maatschappij van Landbouw, waarvan ik het genoegen heb voorzitter te zijn,
jaarlijks een hoefsmidscursus kosteloos doet houden, voor burgerhoefsmeden,
maar die gegeven wordt in de cavaleriekazerne onder leiding van den kapitein-
paardenarts, en wat het practisch gedeelte aangaat, door de daar aanwezige?
militaire hoefsmeden.
Mijnheer de Voorzitter! De wetenschap, mag ik wel zeggen, van het
hoefbeslag vergt steeds meer kennis en ervaring. Met tal van technische
bijzonderheden voor afwijkingen van den hoef en voor winterbeslag moet
voortdurend rekening worden gehouden om het paard zoolang mogelijk ge-
/
schikt te doen zijn voor den dienst, maar de hoefsmeden blijven altijd maar
dezelfde in loon en in rang. De paarden verbeteren er op, maar de hoef-
smeden niet.
Bedenkt men nu, dat de hoefsmid is de orthopaedische schoenmaker van
het paard, dat van hem veel intellect en handigheid wordt vereischt, dat
zij kostbaar materieel te verzorgen hebben, dan moet men erkennen, dat de
hoefsmeden in betere positie moeten komen dan tegenwoordig.
Zij kunnen het thans, op een enkele uitzondering na, niet verder brengen
dan tot korporaal; zij blijven dan de korporaal-distinctieven dragen, al zijn
ze nog zulke knappe ambachtslieden en krijgen niet meer traktement dan
een gewoon huzaar.
Dat komt niet uit. Mijnheer de Voorzitter! Ik wensch dan ook met
aandrang 's Ministers aandacht op deze onevenredigheid te vestigen.
Zooeven is door den geachten afgevaardigde uit Hoogezand reeds gezegd,
dat na 12 jaren een hoornblazer sergeant kan worden; een hoefsmid echter,
al munt hij nog zoo uit in zijn vak, blijft steeds nagenoeg zonder bevorde-
ring en loonsverbetering hetzelfde. Dit gaat niet. Mijnheer de Voorzitter,
vooral niet in een tijd nu wij werkelijk het ambacht beter gaan leeren waar-
deeren. Dat is in het burgerlijk leven zoo en aldus moet het in het militaire
ook worden.
Het is bovendien in het belang van den Staat dat die menschen een
betere positie en betaling krijgen dan zij thans hebben.
De heer Staal, Minister van Oorlog: Ik wist niet dat de hoefsmeden het
zoo slecht hadden. Het door den heer Lieftinck genoemd tijdschrift heb ik
niet gelezen. Ik wil er echter op wijzen, dat de bedoelde personen veel
bijverdiensten hebben door het beslaan van ofBcierspaarden als anderszins.
Ik zal intusschen met ernst nagaan of in dit opzicht voorziening noodig is.
En wat nu den graad betreft, dien de hoefsmeden bekleeden, merk ik op,
dat het het personeel geldt, waarbij de graad weinig te maken heeft. Men
moet den graad der hoefsmeden niet te hoog maken, want dan zouden zij
allicht rang-pretentiën krijgen. De trompetter heeft zeker gezag bij den
troep zelf noodig, de hoefsmid is echter altijd in zijn werkplaats. In ieder
geval zal ik gaarne het financiëele deel van deze quaestie in overweging nemen.
De heer Lieftinck: Mijnheer de Voorzitter! Ik hoop, dat de Minister
met ernst in overweging zal nemen wat ik over die hoefsmeden heb gezegd.
In het door mij genoemd tijdschrift Be Hoefsmid is door een zeer bekend
deskundige, de kapitein-paardenarts Laméris, die zich op het oogenblik,
gezonden door de Nederlandsche Eegeering ter bestudeering van den veteri-
nairen dienst, in Berlijn bevindt, een artikel geschreven, waarin hij datgene
wat ik, omdat de tijd dringt, slechts heb gememoreerd, nader ontwikkelt.
Ik beveel den Minister de lezing daarvan aan.
Mijnheer de Voorzitter! Bovendien is het niet juist, maar ik neem het
een stafofficier niet kwalijk, dat hem dit niet bekend is, dat de hoefsmid
altijd in de werkplaats vertoeft en een rang hem onverschillig zou zijn.
Hij rijdt mee met den troep en het zal u blijken, Excellentie, dat hij
er zeer op gesteld is om een hoogeren rang te bezitten.
Het komt hier niet alleen aan op het geld, maar ook op de eer. De
-ocr page 109-Minister heeft van morgen zoo welsprekend gezegd, dat den soldaat er veel
aan gelegen is om er kranig uit te zien en geëerd te worden. Welnu, de
Minister verheffe den kundigen vakman en betale hem naar verdienste.
WAAU VOOEAL OP TE LETTEN!
Alle bladen, die zich met het hoefbeslag bemoeien, bevatten van tijd tot
tijd artikelen, waarin er op wordt gewezen, dat het gebruik van stoot en kal-
koenen afkeuring verdient, — dat in tal van groote steden, waar asphalt
en houtbestrating voorkomt, het gebruik van stootijzers is verboden en dat
de paarden op slichte ijzers minstens even vast staan als op stootijzers.
In tal van streken evenwel wordt door de paardenhouders het stootbeslag
nog als onmisbaar beschouwd, terwijl de vorm der stooten niet overal gelijk
wordt gewenscht. In Eotterdam b.v. wenscht men breede stooten, die 2 a
3 maal de breedte bezitten van die b.v. in Groningen als de meest bruik-
bare worden beschouwd en dan ook algemeen worden toegepast.
Het bezwaar in stoot en kalkoenen gelegen is dat de straal den bodem
niet raakt en deze derhalve op den grond geen behoorlijken tegendruk
ondervindt, waardoor het hoefmechanisme onvoldoende tot stand komt. Het
nadeel is niet zoo groot als door de theorie oppervlakkig zou worden ver-
ondersteld, aangezien paarden met stootbeslag zelden anders dan voor
stappend werk worden gebezigd en het dier meestal ook een zekeren tijd
dienst doet, terwijl stoot en kalkoenen zoo goed als versleten zijn, in
welken tijd de straal behoorlijk zijn functie kan verrichten.
Wat het hoefmechanisme aangaat is bekend, dat sommige hoefbeslagkun-
digen aan den straal een minder belangrijke functie toekennen en de gunstige
werking bijna alleen op de rekening der steunsels schrijven. Afgezien van
dezen strijd is het beslist waar, dat steunsels, straal en verzengedeelten van
den hoef van zeer groote beteekenis zijn. Ieder smid weet, dat wanneer
een boef maar sterk van verzenen is, dat er dan heel wat aan den hoornschoen
kan mankeeren om het dier nog zoo te kunnen beslaan dat het voor zijn werk
geschikt blijft. Het krachtig zijn der verzenen wordt niet alleen verkregen
door behoorlijk hooge verzenen en een stevigen hoornwand, maar ook door
stevige en normaal verloopende steunsels en een gaven, veerkrachtigen en
flink ontwikkelden straal.
In de voorgaande aflevering van „De Hoefsmidquot; is er door den kapitein
E. Laméris, paardenarts te Zutfen, nog op gewezen dat de bruikbaarheid
van het paard beter bewaard kan blijven door een hoefsmid, die de hoeven
doelmatig besnijdt, doch een minder mooi ijzer kan vervaardigen, dan door
een ander, die het doelmatig besnijden niet weet uit te voeren en wel het
vermogen bezit er een keurig ijzer onder te leggen.
In Parijs wordt veelvuldig gebruik gemaakt van het beslag Lavalard-
Poret, een ijzer zonder kalkoenen, waarbij de ijzertakken zelfs van den
toon naar de verzenen van lieverlede in dikte afnemen. Dit beslag voldoet
daar goed en heeft het voordeel dat de straal beter functionneert en door
zijn wrijving op den bodem het uitglijden op aspbalt en gladde keien
zooveel mogelijk helpt voorkomen. Bij spitse hoeven zal men echter met dit
beslag zeer voorzichtig dienen te zijn en daarbij zullen ijzers met verdikte
takken in vereeniging met Engelsche hoefzolen heel wat beter op hun
plaats zijn.
Op de vraag: Waar vooral op te letten! is o. i. te antwoorden: Op
een doelmatig verzorgen van den hoef en op een doelmatig besnijden, zoodat
wand, verzenen en straal, witte lijn en zool, in één woord de hoornschoen
gezond en sterk blijve!
OVER HET HOEFBESLAG IN DB RIJN-PEOYINCIE,
BELGIË EN FRANKRIJK.
De meester-hoefsmid Ernst Stoye te Halle a/d Saaie heeft in opdracht
van de Landbouwkamer in de provincie Saksen een studiereis naar de Rijn-
provincie, België en Frankrijk gemaakt om het hoefbeslag in die streken
te leeren kennen, van welke reis in „Der Hufschmiedquot; van deze maand een
overzicht wordt gegeven. S. vond over het algemeen bewaarheid dat in
die streken overwegend ijzers zonder kalkoenen worden gebezigd, terwijl
de ijzers goed van vorm en afwerking zijn. De Schrijver zegt verder:
Te Geilenkirchen bij Aken bezocht ik den heer PI um, welke daar als
hoefsmid hoog staat aangeschreven en werkelijk uitnemend op de hoogte
is met de paardenfokkerij aldaar, en het bewijs levert van den gunstigen
invloed dien het hoefbeslag op de hoeven, de standen en de gangen kan
hebben ; dit wordt door de fokkers erkend en hoog gewaardeerd. De fok-
paarden zijn evenals in België van sliehte ijzers voorzien ; de werkpaarden
worden in den zomer vóór ook zonder kalkoenen beslagen; 's winters alleen
bezigt men stootijzers. De bekende fokker-handelaar te Hofstadt bij Aken,
de landbouwraad Meulenberg, wiens paarden door den heer Plum'
werden beslagen, waren van deugdelijke ijzers voorzien. Ik bezocht ook
het hengstendepot Wickrath waar 205 dekhengsten zijn; het hoefbeslag
was hier niet vrij van gebreken en de ijzers waren niet best afgewerkt.
Men maakt in deze streek algemeen gebruik van den noodstal (travaille)
en van ijzers zonder rits, alzoo met Fransche of stampnagelgaten.
Wat België betreft, bezocht ik Luik en Brussel. Te Luik treft men van
tijd tot tijd ook nog wel stootijzers aan, doch sliehte ijzers hebben de over-
hand. Bij de achterhoeven worden dikwerf strijkijzers zonder stoot gebruikt.
De uitvoering van het hoefbeslag was zeer uiteenloopend, deels slecht,
deels zeer goed. Onder de beste werkplaatsen trad die van Lo uis Artus'
op den voorgrond, goed verlicht en netjes. Ik zag er hoefijzers, uitstekend
van vorm en eigenschappen, gewone sliehte voorijzers en ook met verdikte
takken, alsmede voortreffelijk gevormde achterijzers. Bij de strijkijzers,
welke hij ten deele ook van eene rits voorziet, viel vooral de breede draag-
vlakte van den strijktak op. Deze meester-hoefsmid gebruikt voor luxe-
paarden ritsijzers, die door één man zonder voorslaander iiit fa9onstaaf (zooals
bekend is: machinaal geritst staafijzer) worden vervaardigd.
Te Brussel wordt alleen slicht beslag gebezigd, stoot en kalkoenen kent
men alleen bij naam. In verband met de Duitsche begrippen, dat paarden
zonder stoot en kalkoenen niet kunnen werken, is het des te meer op-
vallend, dat de paarden te Brussel in eiken dienst, niettegenstaande er ook
steil loopende straten worden aangetroffen, met kei-, hout- of asphaltbe-
strating, evenals bij ons, toch hun werk zoo goed verrichten.
Bij een slicht ijzer is de wrijf- en steunvlakte evengroot als het ijzer
zelf, terwijl bij het stootijzer er feitelijk maar drie steunpunten zijn en
het paard hierbij altijd tracht den toon in den bodem te drukken. Indien
het paard slicht beslag heeft en de straal met den bodem in aanraking
komt, dan tracht het dier niet om met den toon in den grond te boren,
hetgeen ook niet noodig is, daar er bijna over de geheele ondervlakte
wrijving bestaat. Een tweede voordeel van het slichte beslag is, dat deze
ijzers veel gemakkelijker blijven vastzitten en de hoeven dan ook minder
hebben te lijden. Te Brussel hadden de hoeven over het geheel een zeer
goed voorkomen , — werden de ijzers zeer gelijkmatig afgesleten en kwam
een gebroken hoefas, die bij ons veelvuldig is te zien , hier zelden voor.
Herhaaldelijk zag ik paarden met steltvoeten aan de achterbeenen, welke
eveneens van slichte ijzers waren voorzien, zonder dat het toongedeelte naar
voren werd gesteund. Het waren hoofdzakelijk omnibuspaarden, die reeds veel
in de beenen hadden geleden.
Verder bezocht ik te Brussel de rijkshoefsmidschool, waar ongeveer 25
gediplomeerde hoefsmeden aan tien vuren bezig waren, deels stampijzers,
deels ritsijzers te vervaardigen. Zij werkten voor een tweede examen. Voor
zoover ik heb kunnen ■ nagaan is deze rijkshoefsmidschool de eenige in
België en bestaat eerst sedert 2 jaar. De leiding berust in handen van een
directeur, twee vee-artsen en een meester-hoefsmid, die zelf wel geen school
heeft bezocht, doch veel handigheid in het smeden van hoefijzers toonde. De
basis dezer inrichting is goed. Men smeedt achter- en voorijzers gewoonlijk
even dik, de eerste nog al breed in den toon en de ijzers worden nauw-
keurig onderscheiden in rechter en linker met betrekking tot de breedte
van den tak, de plaatsing en de richting der nagelgaten. De voorijzers
worden zonder afhelling gesmeed. Ook worden ijzers tegen klappen, strijken
enz. vervaardigd, die eveneens goed van vorm zijn. Over de richting van
het toongedeelte is men het nog niet geheel eens. Men beweert zelfs dat
de opzet bij versleten paarden nadeelig werkt.
De noodstal wordt in deze hoefsmidschool weinig gebezigd; ofschoon er
wel een voorhanden is, wordt meestal zonder helper uit de hand beslagen.
De enorm dikke ijzers, welke de Belgische paarden in Duitschland dikwerf
meebrengen en eenigermate dienen tot misleiding van den kooper, worden
in deze inrichting niet vervaardigd.
In België worden nog geen fabrieksijzers gebezigd, hetgeen toejuiching
verdient, want hoe meer fabrieksijzers in gebruik komen, des te minder
ontwikkelt zich de handigheid der smeden in het maken en richten van
hoefijzers.
Te Parijs viel evenals in België op, dat de toestand der hoeven werkelijk
goed was, terwijl uitsluitend slichte ijzers worden gebezigd
Mij interesseerde vooral het beslag Lavalard-Poret, ijzers met dun uit-
loopende takken. Ik achtte het niet goed mogelijk zulk beslag te kunnen
toepassen zonder schade te doen aan de richting van de hoefas. Intusschen
heb ik mij overtuigd bij de omnibusmaatschappij, welke dit beslag sedert
eenige jaren bij haar 14000 paarden laat onderslaan, dat de hoeven en beenen
hunner paarden zich in besten toestand bevinden, en heb verder op straat
herhaaldelijk kunnen waarnemen dat deze paarden hun werk zeer goed doen
De drie redenen, welke tot het algemeen gebruik van het beslag Lavalard-
Poret aanleiding hebben gegeven, zijn:
1.nbsp;het toongedeelte dient sterk en breed te zijn om een spoedig versleten
geraken van het ijzer te voorkomen;
2.nbsp;de ijzertakken dienen dun te zijn, opdat de straal goed met den bodem
in aanraking kome, ten einde uitglijden te voorkomen, - en smal opdat
het mogelijk zij het ijzer goed passend onder te leggen zonder den straal
te besnijden;
3.nbsp;het verdient aanbeveling den hoef zooveel mogelijk met den onbesla-
gen toestand in overeenstemming te brengen, - het hoefmechanisme door
tegendruk op den bodem te bevorderen, ten einde den hoef op harde wegen
voortdurend in bruikbaren toestand te houden.
Voor de bruikbaarheid van het beslag spreekt bovenvermelde ervaring
alsmede dat ook bij veel andere paarden in Parijs dit soort ijzers in toe-
passing is gebracht.
De omnibusmaatschappij laat de door haar benoodigde ijzers machinaal
vervaardigen. Haar paarden hebben vrij groote hoeven en er worden slechts
2 verschillende grootten gebezigd.
De winter is in Parijs meestal zeer zacht. Indien de straat evenwel glad
is, wordt gebruik gemaakt van ijsnagels, waartoe in ieder (winter)ijzer 4
afzonderlijke nagelgaten worden aangetroffen.
# #
#
Over het geheel ziet men in België en te Parijs, dat de paarden onder
alle omstandigheden op iederen weg alle werk met slichte
ijzers, zoowel róór als achter, goed kunnen verrichten en
tegelijk is op te merken dat deze paarden veel beter hoeven hebben dan
bij ons in Duitschland, waar men er nog steeds aan vasthoudt, dat de
paarden stootijzers dienen te hebben.
Wanneer de tijd eens moge aanbreken dat de paardenhouders en koetsiers,
en bovenal vele hoefsmeden, de meening omhelzen dat het sliehte beslag
vele voordeelen heeft, dan zal men ook een gunstiger beeld van hoeven
onzer paarden verkrijgen; — de smeden zullen meer genoegen in het hoef-
beslag vinden wanneer zij de mooie natuurlijke hoefvormen door het zoo
eenvoudige beslag zullen zien tot stand komen en de Rijnlanders zullen dan
niet meer met zulke scheele oogen de hoeven uit de provincie Saksen
bekijken.
NATIONALE EN INTERNATIONALE LANDBOUW-TENTOON-
STELLING VANWEGE DE HOLLANDSCHE MAAT-
SCHAPPIJ VAN LANDBOUW, 14—23 SEPT. 1907.
Rubriek Hoefbeslag.*)
Deze rubriek zal omvatten: le. Een wedstrijd in het hoefbeslag van
gediplomeerde burgerhoefsmeden, waarvoor prijzen worden uitgeloofd van
ƒ100, ƒ50, ƒ25, ƒ 10, ƒ 10, ƒ10 en eervolle vermeldingen.
2e. Een wedstrijd in het hoefbeslag van militaire boefsmeden, waarvoor
worden uitgeloofd: gouden medaille, verguld zilveren medaille en ƒ10 en
zilveren medaille.nbsp;j i, f
3e Eene tentoonstelling van de beste inzending van handgesmede hoet-
ijzers (niet blank gevijld op de vlakten). Zomer- en winterbeslag. Als
prijzen kunnen worden toegekend: ƒ 25, ƒ 15 en ƒ 10.
4e Eene tentoonstelling van leermiddelen voor hoefbeslag, (vooral met
het oog op cursussen in dit vak). Als prijzen worden diploma's uitgereikt
5e. Eene tentoonstelling van nieuwe doelmatige uitvindingen op het
gebied van hoefbeslag. Als prijzen kunnen worden toegekend: ƒ15 en ƒ 10.
6e. Het uitreiken van prijzen voor de hoefsmeden, die de dekhengsten,
welke het best beslagen ter tentoonstelling kwamen, besloegen. Als prijzen
zal men toekennen: ƒ25 en ƒ10.
Algemeene bepalingen voor de wedstrijden.
a. Om tot den wedstrijd onder No. 1 bedoeld, te worden toegelaten zal
eene keuze van een 24-tal gedaan worden uit de personen, die den dag te
voren aan een concours hebben deelgenomen, bestaande in het vervaardigen
van eenzelfde hoefijzer, onder gelijke voorwaarden en in een vooruit be-
paalden tijd — 20 minuten.
•j Dit programma is nog slechts een ontwerp, hoewel het zeer waarschijnlijk is, lt;lat
slechts weinig wijzigingen zullen worden aangebrachtnbsp;, • . ••
Met het oog op de mogelijkheid der wijzigingen stippen wij aan dat o. i. de prijzen
voor de doelmatige uitvindingen te klein zijn, terwijl die voor de best beslagen dek-
hengsten desnoods wel kleiner konden zijn of door medailles worden vervangen.
Deelnemers moeten zich aanmelden aan het Bureau der tentoonstelling
Buitenhof 42a te 's-Gravenhage vóór 1 Aug. 1907, met nauwkeurige ver-
melding van naam, voornaam of voornamen, woonplaats, ouderdom en waar
zij hun diploma behaald hebben. Inleggeld wordt niet geheven.
6. De deelnemers zijn verplicht hun eigen gereedschap mede te brengen
Staven voor het maken der ijzers zullen op het terrein aanwezig zijn.
c. De deelnemers hebben zich stipt te gedragen naar de aanwijzingen
der Oom missie.
-nbsp;Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. DeleerlingD.de Vries
van Munnekezijl, die op 22 Januari '06 aan voornoemde inrichting is toe-
gelaten, heeft deze op 23 Juni j.1., met een goed getuigschrift, verlaten
Zijn plaats is op 2 Juli weder ingenomen door den leerling H. Stel te
Buinen, gem. Borger. — Mede wordt de cursus thans gevolgd door E. de
Jong te Oostwold en A. Lubbers te Munnekezijl.
-nbsp;Concours hippique te 's Gravenhage, 2-8 Juli. Deze internationale
wedstrijden hebben weder een enorm bezoek gehad. De meeste tuigpaarden
waren weder met dikke ijzers beslagen om hierdoor de actie nolt;r te ver-
hoogen. - De buitenlandsche paarden hebben de meeste eerste prijzen
behaald; bij het springconcours b.v. werd door een Eranschman over een
hoogte van 2 Meter gesprongen, dat men haast niet kan gelooven, vooral
met als men even te voren zelf tegen zoo'n hindernis heeft opgekeken.
Het IS net of de paarden er over heen kruipen en zij lijken dan in hun
springen ook meer op katten dan op paarden.
Een hoefsmid was op het terrein aanwezig, die mocht rekenen: ƒ0 10
voor het vastmaken - en fO.15 voor het verleggen van een ijzer, r0,40 voor
een nieuw ijzer. Zeker geen hoog tarief!
-nbsp;Antwerpen. In het begin dezer week werd alhier een landbouw-
tentoonstelling gehouden, waarbij ook een wedstrijd voor hoefsmeden
was uitgeschreven.
-nbsp;Dubbele ondervoet. In Mei^fis te Eilland in Zeeland een veulen
geboren met een zeldzame afwijking aan een der voorbeenen, n 1 het been
normaal tot en met den handwortel of voorknie, terwijl het onderbeen -
pijp, koot, kroon en hoef - geheel dubbel was. De afwijking is opgezonden
naar s Eijks Veeartsenijschool te Utrecht.
-nbsp;Centrale paardenkeuringen te Groningen, 9 en 10 Juli. Het beslag
was over het algemeen goed, doch bij een 3-j. merrie uit Pieterburen waren
de voorijzers zoo dik en zoo ruim gelegd dat iedereen op die schuiten attent
werd gemaakt en bij allen de gedachte opkwam, dat de hoeven wel slecht
zouden zijn en de gang vóór te weinig actie zou toonen. En toch ziin
hoeven en gang beide goed, zoodat die bijzonderheid onnoodig was Be
smid kreeg natuurlijk de schuld!nbsp;^
—nbsp;TJit: „N. B. Courwnt.quot; Delft, 9 Juli. Het volgende geval wordt
den raad ter beslissing voorgelegd.
Aan de Geer had een hoefsmid aan den waterkant een travaille staan en
niemand weersprak dat dit gebouwtje met de omgeving een der meest
schilderachtige kiekjes van Delft vormde. Een verhuiswagen reed het ge-
bouwtje omver. Den smid werd nu door B. en W. aangezegd, dat hij, in
het belang van het verkeer, niet tot wederoprichting mocht overgaan.
Nu komt echter de smid en zegt, dat hij, om in zijn werkplaats de
paarden te kunnen beslaan, hij eene verbouwing moet maken die ƒ1200
kost, welk bedrag hij den raad vraagt.
B en W stellen voorop, dat de raad niet verplicht is iets te geven,
maar stellen voor ƒ400 toe te staan, omdat zij ƒ1200 geheel uit den
koers achten.nbsp;^ ^^ ■ i
—nbsp;Glasgow, 6 Juli. IJzer (bericht van Eeichman amp; Co.). Begin dezer
week was de markt voor ceelen beslist flauw. Sedert eergisteren heeft
zich echter weder eene iets betere stemming doen gelden, ongetwijfeld als
gevolg van de opnieuw levendige vraag die er voor het Continent is
ontstaan. — Te Middlesbro was de markt vast.
—nbsp;Duishurg-Ruhrort, 6 Juli, Steenkolen. De afgeloopen week bracht
weinig verandering, alleen veel regen en daardoor opnieuw stijgenden
waterstand. Schepen zijn intusschen schaarsch geworden, de meeste groote
schepen worden leeg gekomen direct naar Rotterdam gezonden, waar veel
vracht, vooral in ertsen, te vinden is.
Uit: „Ber Hufschmiedquot;, Juli-afl.
—nbsp;t Eriedrich Gutenäcker, professor in de leer van den hoef, het
hoefbeslag en hoefziekten, en directeur der Hoefsmidschool van de Veeartse-
nijkundige Hoogeschool te München, is op 20 Mei j.1. overleden. De redactie
spreekt haar hooge waardeering uit voor de groote verdiensten, die Guten-
äcker bezat als uitmuntend onderwijzer met groote ervaring op het gebied
van het hoefbeslag en de hoefziekten, als onderzoeker en schrijver.
—nbsp;Karl Marschner, gedipl. hoefsmid, verbonden aan de hoefsmid-
school te Dresden, betoogt onder het opschrift: geen regel zonder
uitzondering, dat hij een geval heeft waargenomen van een paard
met bodemnauw-toonwijden stand der achterste ledematen, waarbij de hoeven
iets grooter binnen- dan buitenhelft hadden, terwijl de afslijting der hoef-
ijzers zóó was, dat bij het linkerijzer de buiten-, bij het rechterijzer echter
de binnentak het sterkst werd afgesleten. Niettegenstaande de stand van
beide achterbeenen gelijk in afwijking was, moest toch de eene hoefbeslagen
worden als een bodemnauw staande en de ander als een bodemwijd staande,
m. a. w. onder beide hoeven moest feitelijk eenzelfde ijzer gelegd worden,
alzoo niet een linker en een rechter, maar twee linker of twee rechter in
verband met den stand.
Onder bovenbedoelden stand verstaat men een zoodanigen, waarbij de
pijpen en misschien zelfs ook koot, kroon en hoef van beide beenen
naar elkaar toeloopen, doch waarvan de laatstgenoemde onderdeelen om
hun lengte-as naar buiten gedraaid zijn, zoodat de hoeven met hun toon-
gedeelten ook uit elkaar wijken. De hoeven staan dus wel dicht bij elkaar
— de stand is dus bodemnauw — maar zijn tevens om hun as naar buiten
gedraaid, alzoo gelijktijdig toonwijd of Fransch.
Het betreffende paard was een Belg en met het oog op de buitengewone
afwijking werd bij den linkerhoef de buiten- en bij den rechterhoef de
binnentak door verbreeding zwaarder en duurzamer gemaakt, derhalve zooals
boven is aangegeven feitelijk links en rechts eenzelfde ijzer ondergelegd,
en biermede in dit bijzondere geval een doelmatig beslag aangebracht.
— H. Wenzel, gemeente-veearts te Chemnitz, vervolgt zijn artikel:
„Wenschen tot terzijdestelling van eenige fouten bij de uitoefening van
het hoefbeslagquot; en wijst thans op het verstrekken van fooien, de onvol-
doende bezoldiging van den hoefsmid, het verkeerde van stoot en kalkoen-
ijzers, het nut van rijkspaardenkeuringen, met het oog op de verbetering
van het hoefbeslag, en het nut van vakscholen voor smeden.
—nbsp;ErnstStoye geeft verslag van een studiereis, dat zoo goed als geheel
in dit nummer vertaald is opgenomen, zoodat het voldoende is daarheen
te verwijzen. Alleen zij opgemerkt, dat het beslag Lavalard-Poret reeds
besproken is door Majoor Moubis, paardenarts te Utrecht, in den jaargang
1898, blz. 163 en 164, waarin o.a. is gezegd: Volgens Delpérier moet het
worden beschouwd als de meest natuurlijke beslagmethode, die op de beste
wijze de gebreken van den hoef voorkomt.
Door ons is op blz. 175 van dienzelfden jaargang gezegd:
Het beslag Lavalard-Poret komt ons uit een oogpunt van doelmatigheid
niet zoo schitterend voor als Delpérier zulks aangeeft. Het is onbegrijpelijk
dat bij een steilen stand van koot en kroon en evenzeer bij te vlakken
stand hierin toch de verhouding van den toon- tot verzenlengte als 3—1
moet worden gemaakt. Zoolang wij niet beter overtuigd worden dan thans
nog het geval is, blijven wij het houden met den bekenden en natuurlijken
stelregel, dat Ut besnijden van den hoef in overeenstemming dient te zijn
met den stand van het onderheen. (Die meening deelen wij nog. Eed.)
—nbsp;De redacteur M. Lungwitz schreef een artikel over: „Het hoef-
beslag op de Beiersche jubileumtentoonstelling te Neurenberg. Op de ten-
toonstelling zijn vertegenwoordigd de hoefsmidscholen te Augsburg, Lands-
hut, Neurenberg, Eegensburg en Würzburg. München en Zweibrücken
ontbreken. De tentoonstelling had betrekking op industrie, ambachten en
kunst, waarbij de rubriek hoefbeslag natuurlijk slechts een bescheiden
plaats innam. De inrichting te Würzburg had de grootste inzending. Na
München heeft Würzburg ook de meeste leerlingen en zij kan beschikken
over een groote en belangrijke verzameling hoefbeslag.
—nbsp;Paard van 53 jaar. In de 11e afl. van 1905 is eene mededeeling opge-
nomen betreffende een paard van 44 jaar, dat zich in Australië bevindt. In een
Amerikaansch Blad „The Horseshoers Journalquot; 1903 wordt nog grooter merk-
waardigheid vermeld, n.1. in de stad Niles, staat Michigan zou een paard van
53 jaar voorkomen. Daarbij is een afbeelding opgenomen, waaruit bliiktdat
het dier een erge zadelrug heeft, doch nog in het bezit van goed been werk is.
_ In de rubriek „Vragen en antwoordenquot; worden inlichtingen over
hoornscheuren verzocht en medegedeeld, dat de oorzaak hiervan bijna
altijd zetelt in een ongelijkmatige belasting van den hoef, m.a.w. in een
ongelijkmatig besnijden van den hoef, of in een onregelmatige draagvlakte
van het ijzer, terwijl voor bet bestrijden de oorzaak van het kwaad moet
worden weggenomen, terwijl voor het genezen van de bestaande scheur het
gedeelte van den hoef moet worden vrijgelegd vanaf de plaats waar de
scheur begint, tot daar waar de loodlijn uit bet boveneinde der scheur
neergelaten, aan den draagrand uitkomt.
Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag.
Ofschoon men tegenwoordig in de meeste smids werkplaatsen de moderne
werktuigen, zoowel voor hand- als krachtbedrijf ziet verschijnen, zijn er
echter nog tallooze inrichtingen, en vooral ten platten lande, waar dergelijke
zaken ten eenenmale ontbreken. Getrouw aan onze belofte om voor en na
in woord en beeld hulpmiddelen aan de hand te doen, die dergelijke werk-
tuigen vervangen, en door den smid zelf vervaardigd kunnen worden, geven
wij in bovenstaande figuur een toestel te zien, dat in vele gevallen
de aanwezigheid eener ponsmachine overbodig zal maken. Voor ieder onzer
is tegenwoordig de leus „tijd is geldquot; het wachtwoord, en hoe vlugger het
werk gaat des te beter zullen wij de immer grooter wordende concurrentie
het hoofd kunnen bieden. Om bovenstaand toestel te vervaardigen kan men
b.v. een stuk van een oude wagenas, twee duims vierkant, nemen. Men
stuikt het eene einde op tot deze ongeveer twee en een halve duim vier-
kant wordt, neme het direct achter dit gestuikte gedeelte iets in, terwijl
men het ondereinde, na vooraf pas te zijn gemaakt in het gat van het
aambeeld, haaks omzet (zie c). Nu wordt in het gestuikte gedeelte een
gat geboord, circa vier cM in diameter, hetgeen men aan de bovenzijde
eenigszins wijder maakt (conisch) ter opname van de matrijs {led) {d). üit
bed wordt van gegoten staal vervaardigt en óf geheel óf aan de bovenzijde
gehard. In dit bed zit het Tereischte gat, in tegenovergestelde richting
tapsch voor het lossen der ponsdoppen. Over het geheel wordt een stuk
ijzer met twee bouten bevestigd, dat zooveel doorgezet is dat het te be-
werken materiaal juist tusschen dien beugel en de matrijs doorgaat. Ook in
die beugel zit het te ponsen gat, hetgeen zuiver boven het gat in de matrijs
gesteld moet worden. Als nippel gebruikt men een gewone stokdoorslag
welke aan de onderzijde goed vlak afgewerkt moet zijn en voor goede lossing
naar boven conisch is afgewerkt, terwijl bij de bewerking bet gebruik van
een weinig ohe is aan te bevelen (a); het conische gedeelte van den stempel zal
ongeveer 0,5 mM op de 15 mM schuin zijn. Dit toestelletje waarmede men
gemakkelijk met behulp eener lichte voorhamer, door koud ijzer van 8 mM
dik gaten kan slaan van 13 mM groot, zal zeker aan menigen smid
welkom zijn.nbsp;^^
Gemattfilfi bijTerilieïïste voor Hoefsme
is een geïllustreerd weekblad roor
fokkers, houders en liefhebbers van
paarden, dat veel gelezen wordt en zich
Z^' -ri^'^B 1nbsp;kenmerkt door een degelijken, prettigen
amp;nbsp;inhoud met zeer goede afbeeldingen.
^^^^^ Het bevat artikelen over: verpleging en
voeding, rijden onder den man en van
den bok, verslagen van rijkskeurin-
, . „. - .nbsp;gen, conconrsen-hippique, landbouw,
tentoonstellingen m binnen- en buitenland, paardenkennis, fokkerij
hoetbeslag, paardenhandel, rennen en harddraverijen op de lange baan
terwijl er tevens een vraagbaak aan is verbonden, zoodat de abonné's op
het geheele gebied, waarover het Blad handelt, vragen kunnen stellen, die
door speciale deskundigen voor de onderscheidene rubrieken KOSTELOOS
worden beantwoord.
Onder de abonné's komen ook hoefsmeden voor. Het bevat dikwerf ver-
handelingen, die niet alleen belangwekkend voor hen zijn, maar vooral ge-
schikte onderwerpen van bespreking opleveren met eigenaren of koetsiers die
bij het beslaan hunner paarden tegenwoordig zijn. Het abonnement bedraagt
echter franco huis ƒ4.— per jaar, ƒ 1.— per kwartaal, waartegen menigeen
opziet. Dit behoeft nu geen bezwaar op te leveren, wanneer de zaak maar
wat handig wordt aangpakt. Juist door de geregelde aanraking met personen
die zich voor paarden interesseeren, is de hoefsmid herhaaldelijk in de gele-
genheid om de aandacht op „HET PAAEDquot; te vestigen en van tijd tot tijd
Hiervoor kan provisie worden bekomen, zoodat het aangéname met het
nuttige goed is te vereenigen.
Proefnummers en voorwaarden betreffende provisie op aanvrage eratis
te bekomen bij den uitgever van „Het Paardquot; te Groningen.
HOEFZOLEN voor paar-
den met gebrekkige en
gevoelige hoeven.
Deze zolen worden
zeer geroemd en zijn
in alle afmetingen ver-
krijgbaar.
CIECTJLAIEES op
franco aanvage bij:
verkrijgbaar in de chemicaliën- en
drogerijen-handel van
K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,
te Dordrecht.
Prijscouranten voor HH. veeartsen
en hoefsmeden op aanvrage gratis.
John's „Volldampfquot; Waschmachine
wascht, stoomt, kookt
en ontsmet de wasch
tegelijkertijd met een
besparing van 75 quot;/q
aan zeep, soda, water,
tijd en brandstoffen,
zonder het goed in het
minste te ruïneeren,
waardoor men haar
ook tot de fijnste wasch
zonder vrees kan toe-
vertrouwen.
Vraagt -sTvederverlcoopsofferte
Mij.
te letten.
Verkoop alleen aan grossiers!
FRIEDR. DICK, Esslingen a. N., (Württemberg).
Vertegenwoordiger; J, J. VAN MEEKREN, Amsterdam, Sarphatistraat 75.
Vraagt bij uwen ijzerhandelaar ECHTE
DICK'S Hoefraspen
en andere gereedschappen
voor
Hoefbeslag.
Gelieve
vooral op het merk:
S. C. M. BAX. - 2, 4 en 6 Jufferstraat. ROTTERDAM.
— Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. —
Beter en goedkooper dan Engelsche zolen.
Meest uitgebreide sorteering prima blanilt;e Hoefnagels, waarvan meer
dan 60 verschillende voorradig. Billijllt;e prijzen.
met caoutcbouc straal.
Stevig geplakt en opgenaaid op best sterk leder.
Iedere zool foorzieü yan Garantiestempel van niet los te laten.
Merk „The Favorite barquot;, prima kwaliteit. Merk „Tlie Holdfast barquot; prima kwali-
zachte, veerkrachtige WiUe Caouichouc.nbsp;teit, zachte, veerkrachtige èZawwe Caowi^c^owc,
in 10 verschillende maten voorradig.nbsp;in 13 verschillende maten voorradig.
— P r ij z e n uiterst b i 11 ij k. —
Men lette op het stempel op iedere zool.
Hoefiaspen.
Renetten (rechts en|
links).
Honwklingen.
Hoefhamers.
Hoeftangen.
Alle Caoutchouc ar-
tikelen.
Kunsthoorn,
enz., enz.
IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.
Las- of Welbladen om
ijzer en staal te
wellen. Las-poeder.
Schroeven en Stiften
in alle modellen.
in 8 verschillende maten voorradig.
-ocr page 121-Ile Jaargang. — 1906. — Aflevering 8.
hoofdredacteur-uitgever: a. w. heidema. rijks-veearts te groningen.
-ocr page 122-
Lambert amp; | ||
Hallanan Hoefzolen de Beste en | ||
Rotterdam, Wijnhaven 127. |
Wedstrijd in het hoefbeslag te Nijmegen. — St. Eloy. — Het resultaat
van 1276 onderzochte voorhoeven. — Korte mededeelingen. — Persover-
zicht. — Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag.
— Advertentiën.
WBDSTEIJD IN HOEEBESLAG TE NIJMEGEN.
De Geldersclie-Overijselsche Maatschappij van Landbouw staat zeer zeker
niet ten achteren bij hare zustervereenigingen, wat betreft de bevordering'
van de ontwikkeling der hoefsmeden. Deze ontwikkeling behoort ongetwij-
feld ook tot een der hulpmiddelen om de paardenfokkerij te verheffen, al
staat natuurlijk bij het uitoefenen van het hoefsmidsvak het bruikbaar houden
der dienstpaarden op den voorgrond. De paardenhouders in de eerste plaats
trekken er profijt van, indien de hoefsmeden bekwaam zijn en hun vak met
ijver en nauwgezetheid uitvoeren.
Vroeger was het de vaste gewoonte slechts prijzen toe te kennen voor
tentoongestelde ijzers, smidswerktuigen enz. Langzamerhand is het duidelijk
geworden aan de groote meerderheid, dat een dergelijk tentoonstellen van
zulke collecties hoefijzers weinig — en de beki-oning slechts twijfelachtige
waarde heeft. Alle w^aarde is er niet aan te ontzeggen, daar het zien van
flinke collecties ongetwijfeld de belangstelling in het hoefsmidsvak bij het
publiek kan verhoogen. Herhaaldelijk is er in „De Hoefsmidquot; op gewezen,
dat deze betrekkelijke waarde zooveel mogelijk is te vergrooten door het
tentoonstellen van een volledige, degelijke verzameling, waarbij eenige uren
per dag een deskundige aanwezig is om alle belangstellenden, in de eerste
plaats hoefsmeden en hoefsmidsleerlingen, alle eventueel te stellen vragen
naar vermogen te beantwoorden. Van Staatswege bestaan er twee collecties
aan inrichtingen van onderwijs, die wel tot de beste en volledigste ver-
zamelingen zullen mogen worden gerekend, terwijl tevens over geheel des-
kundig personeel valt te beschikken. Wij bedoelen 's Eijks Veeartsenij-
school te Utrecht en de Militaire hoefsmidschool te Amersfoort. Alle ge-
examineerde veeartsen hebben in Nederland hun opleiding ontvangen te
Utrecht, terwijl het onderwijs in hoefbeslag, wat het theoretisch gedeelte
betreft, aan alle cursussen wordt gegeven door een veearts, zoodat het voor
de hand ligt dat de verzameling van 's Eijks Veeartsenijschool tot de beste
en de meest volledige is te achten. Aan de Militaire hoefsmidschool te
Amersfoort worden de hoefsmeden voor het leger opgeleid, terwijl tevens
enkele plaatsen beschikbaar zijn gesteld voor burger-hoefsmidsleerlingen. Ook
hier zal de verzameling hoefijzers goed en behoorlijk volledig dienen te zijn,
doch het theoretisch gedeelte strekt zich natuurlijk niet zoo ver uit als aan
's Rijks Veeartsenijschool. Wij hopen dat bij de in 1907 te 's Gravenhage
te houden tentoonstelling deze beide verzamelingen , of althans minstens één,
aanwezig zullen zijn, terwijl een deskundige eventueel gevraagde inlichtingen
kan verstrekken. Wij achten het geen gewaagde voorspelling, door te zeggen
dat een dergelijke medewerking van Staatswege door een groot aantal hoef-
smeden zeer zal worden gewaardeerd, terwijl zij zal bijdragen tot vermeerde-
ring van de kennis der hoefsmeden en tot een zeer verhoogde belangstelling
van het publiek over het algemeen, hetgeen dit vak zeer zeker ten goede
zal komen. Door die verhoogde belangstelling, door het leeren zien water
van die ambachtslieden wordt gevergd, alvorens in hun vak thuis te zijn,
zal het publiek, zullen de paardenhouders het weer billijk gaan vinden dat
goed werk ook goed geld waard is. Indien er enkele uren speciaal voor
hoefsmeden werden opengesteld, dan zullen er het volgend jaar voor het
bezichtigen dier collecties wel gezelschapsreisjes van hoefsmeden zijn samen
te stellen uit verschillende oorden van Nederland naar den Haag.
# *
#
Van grooter beteekenis dan zoo'n tentoonstellen van verzamelingen —
dikwerf onvolledig en altijd zonder deskundige uitlegging, — zijn de wed-
strijden, waarbij de hoefsmeden zelf ten aanschouwe van de jury hun werk
hebben geleverd. Voor de verzamelingen waren te Nijmegen ook nog 2
medailles beschikbaar, waarvan de eerste prijs werd uitgereikt aan een
collectie keurig gevormde ijzers, doch waarvan de tentoonstelier, vrij zeker
ook tevens de vervaardiger, thans het hoefbeslag niet eens weer uitoefent.
Ook de 2e prijswinner (bronzen medaille) J. Gr. Altink te Andelst, liet goed
gemaakte ijzers zien. H. W. de Bont te Eavestein had ook een voldoende
collectie, doch de ijzers gelakt, waardoor de beoordeeling niet goed kon
plaats vinden. Aan deze inzending werd nog een eervolle vermelding verstrekt.
De wedstrijd, die uitnemend was voorbereid, waarvoor in de eerste
plaats hulde toekomt aan kapitein H. A. Mos, van het Corps Koninklijke
Maréchaussee te Nijmegen, had bij de hoefsmeden groote belangstelling ge-
wekt. Er waren 62 inschrijvingen, waarvan 9 niet opkwamen. Van deze
53 bleken een viertal geen volledigen cursus in hoefbeslag te hebben ge-
volgd, terwijl van de overige 49 ook nog een niet gediplomeerd zou zijn,
doch daar het door dezen vervaardigde ijzer beneden het gemiddelde peil
bleek te zijn, werd er door de jury niet nader naar geïnformeerd. Natuurlijk
kwam het overgroote deel der mededingers uit de provincie Gelderland, n.1.
34, terwijl uit Utrecht, Noordbrabant en Zuid-Holland elk 3, uit Noord-
Holland, Groningen en Overijsel elk 2 deelnemers waren ingeschreven.
Volgens de bekende voorwaarden, moest ieder mededinger een ijzer ver-
vervaardigen, alle hetzelfde. Aanvankelijk bestond het voornemen een ge-
woon voorijzer te laten vervaardigen, in verband waarmede de hoefsmid H.
Huising h, die bij den wedstrijd voortdurend de behulpzame hand bood,
een modelijzer was vervaardigd. Met het oog op het groot aantal deel-
nemers werd evenwel door de jury besloten een eenigszins moeilijker ijzer-
te kiezen, zoodat werd opgedragen een gewoon strijkijzer met kalkoen voor
een rechter achterhoef. Ieder mededinger had voor de vervaardiging, vanaf
het oogenblik dat de staaf in het vuur werd gestoken, 20 minuten tijd,
daarvoor beschikbaar. De ervaring heeft geleerd dat deze tijdruimte als
voldoende is te beschouwen. Een paar hebben hun ijzer in een tijd van 12
minuten afgeleverd; het meerendeel in een tijd van 14 a 16 minuten, ter-
wijl slechts één den beschikbaar gestelden tijd heeft overschreden.
De jury, bestaande uit Dr. J. van Dorssen te 's Hertogenbosch, A.
W. Heidema te Groningen, W. A. H. van Horsen te Utrecht, H. J.
C. van Lent te Tiel, en J. de Vries te Zalt-Bommel, waren van oordeel,
dat over -het geheel goed is gewerkt en dat de regeling uitstekend was.
Er kon aan drie veldsmidsen 1) worden gewerkt, die geplaatst waren onder
een behoorlijk hoog aangebracht afdak, terwijl het publiek door een houten
schutting op behoorlijken afstand werd gehouden. Het afdak beschutte
meestal zoowel tegen de zon als tegen den regen.
De jury was over de geleverde ijzers goed tevreden, toch was er natuurlijk
nog al wat verschil in het gehalte der vervaardigde ijzers. Wat de ge-
maakte fouten betreffen werd bét veelvuldigst gezondigd tegen het behoorlijk
vlak staan van het ijzer en in de tweede plaats tegen het goed geplaatst
zijn der nagelgaten. Zoo was er onder de niet eervol vermelden één die in
15 minuten een keurig gevormd en overigens best vervaardigd ijzer leverde,
dat evenwel door het veel te vet gestampt zijn der nagelgaten, dat, als te
zeer in strijd zijnde met de eischen der practijk, door de jury ter zijde
moest worden gelegd. Het gaat iemand aan zijn hart, dat in zoo'n geval
een wellicht zeer goed werkman door overhaasting bij het inslaan der rits
zijn kans op succes geheel verliest. Ook viel iemand, die eeu zeer goed
ijzer had vervaardigd, buiten de medailles, doordat hij de onattendheid had
gehad een linker-, inplaats van een rechterijzer te vervaardigen. Hij be-
hoorde wel tot de beste werkers, doch mocht voor een prijs niet in aan-
merking komen.
De uitslag was:
le prijs S. K. Gorter te Eoodeschool (Gr.) verguld zilveren medaille
of ƒ 25.
2e prijs D. K. Gorter te Oude-Schip (Gr.) zilveren medaille of ƒ 10.
3e prijs W. J. Zoet te Ophemert (Geld.) bronzen med. of ƒ5
en 7 eervolle vermeldingen aan:
A. de Gruijter te Eockanje (Z.-H.), J. G. Haank te Ambt-Doetinchem
(Geld.), A. Steinmeijer te Aalten (Geld.), H. Griffioen te Hien gem
Dodeiard (Geld.), J. A. Koenders te Eheden (Geld.), Th J. Lem te Driel
gem. Heteren (Geld.) en N. Daanen te Benningen (Geld.).nbsp;^ntal
waarvan dus 7 uit Gelderland, 2 uit Groningen en 1 uit Zuidholland
werden toegelaten tot den wedstrijd op den tweeden dag. Zaterdag 11
Augustus, waarbij voor een bepaalden hoef een ijzer moest worden ver-
vaardigd en ondergelegd.nbsp;, , ,
De uitslag van Vrijdag 10 Augustus kon s middags om 4 uur bekend
worden gemaakt.
# #
»
Zaterdagochtend om negen uur waren bovengenoemde 10-tal deelnemers
voor den tweeden wedstrijd present. De indeeling der beoordeeling was
weder evenzoo als vroeger, n.1.:
1.nbsp;voor het afnemen van het oude ijzer en het besnijden van den hoef,
2.nbsp;voor het maken van het ijzer,
3.nbsp;voor het onderslaan van het ijzer.
1nbsp; Welwillend ter beschikking gesteld door de firma Charles Huatinx te Nijmegen.
-ocr page 126-Elk een cijfer, terwijl het totaal aantal punten voor iederen candidaat de
plaats en de ranglijst van de 10 deelnemers aanwees.
Er waren 5 paarden beschikbaar, terwijl alleen de voorhoeven werden
beslagen. Een van de vijf had goede hoeven, de andere yier min of meer
gebrekkige. Er werd om het paard en om den hoef geloot.
De jury was ook thans weer tevreden over het geleverde werk, dat
grootendeels vlot en goed werd uitgevoerd. Het is nog niet zoo eenvoudig
om voor een gegeven hoef een werkelijk goed passend ijzer te maken. Het
komt zoo weinig in de practijk voor zoodat de meeste smeden er niet recht
voldoende ervaring in bezitten, zoodat men zich eigenlijk voor zoo'n wed-
strijd eenigszins speciaal moet voorbereiden. In ieder hoefsmederij bestaat
de regel dat er zoo mogelijk een groote hoeveelheid ijzers van uiteenloo-
pende maat in voorraad zijn, ja zelfs van paarden, die betrekkelijk vaak
worden beslagen is vaak steeds een nieuw stel aanwezig. Wat de paarden
betreft die minder vaak, of voor de eerste keer in de beslagplaats komen,
•—- daarvoor worden een paar passende ijzers van het rek genomen en
daarna afgewerkt, m. a. w. geheel pasklaar gemaakt en ondergeslagen.
Alleen in zeer drukke tijden, als er veel meer paarden worden beslagen
dan er in den overigen tijd ijzers kunnen worden gemaakt, ja dan komt
het nog al eens voor, dat de smid eerst ijzers voor sommige paarden moet
maken alvorens hij tot beslaan kan overgaan.
Bij een wedstrijd is het gewenscht om zooveel mogelijk de eischen der
practijk te volgen. Hoewel het maken van een ijzer voor een opgegeven
voet hieraan niet geheel voldoet is dit onderdeel toch moeilijk te vervangen
en wij zouden het dan ook willen behouden. Het wordt evenwel aange-
stipt ter verklaring van het feit, dat bij een zoodanigen wedstrijd door
werkelijke bekwame smeden, toch meermalen een ijzer te nauw, te wijd of
te kort wordt gelegd, daar de berekening omtrent de lengte van de benoo-
digde staaf niet geheel juist is geweest.
De ijzers, die thans werden vervaardigd waren grootendeels weder van
goede hoedanigheid.
De uitslag kon om één uur bekend worden gemaakt en luidde als volgt:
le pr. W. J. Zoet te Ophemert, verguld zilveren medaille of ƒ25 (10 Au-
gustus 3e prijs); 2e pr. A. de Gruijter te Rockanje, zilveren medaille of
ƒ10 (10 Aug. eerv. vermelding no. 1); 3e pr. A. Steinmeijer te Aalten,
zilveren medaille of ƒ10 (10 Aug. eerv. vermelding no. 3); 4e pr. N.
Daanen te Beuningen, bronzen medaille of ƒ 5 (10 Aug. eerv. vermelding
no. 7). Eerste eervolle vermelding: D. K. Gorter te Oudeschip (10 Aug.
2e prijs). Tweede eervolle vermelding: H. Griffioen te Hien (10 Aug. eerv.
vermelding no. 4). Derde eervolle vermelding: S. K. Gorter te Roode-
school (10 Aug. le prijs).
* *
#
De 10 bovengenoemden ontvingen hun diploma, na met goeden uitslag
een cursus te hebben gevolgd: W. J. Zoet en H. Griffioen te Geldermalsen,
A. de Gruijter aan de hoefsmederij van 's Rijks Veeartsenijschool te ütrecht,
A. Steinmeijer aan een cursus te Doetinchem, N. Daanen aan de Militaire
hoefsmidschool te Amersfoort, D. K. Gorter en S. K. Gorter aan de In-
richting voor hoefbeslag te Groningen, J. G. Haank aan een cursus te
Winterswijk, J. A. Koenders aan een cursus te Zutfen en Th. J. Lem aan
de hoefsmederij (vroeger van den heer v. Duim) te Arnhem.
# .
»
De wedstrijd te Nijmegen heeft wederom vrij wat kosten gevorderd, al
waren de uitgeloofde prijzen laag, doch die kosten zijn wel besteed, niet
alleen uit het oogpunt van nut maar ook met betrekking tot de groote
belangstelling door het publiek getoond. Wij brengen ten slotte eerbiedige
hulde aan de hoefsmeden in het algemeen voor de groote deelname die van
hunne zijde voor den wedstrijd is getoond.
ST. ELOT.
„De Hoefsmidquot; heeft op zijn omslag het portret van den patroon der
smeden St. Eloy, die nog zeer veel als zoodanig in eere wordt gehouden,
vooral in Limburg en Noord-Brabant. We ontleenen omtrent dezen Hei-
ligen Bisschop Eligius (Eloy) het volgende, aan „De Levens der Heiligenquot;
van Prof. H. Bartels, professor v/h. Bisschoppelijk College te Eoermond, wel
wetenswaardig voor den smid, die er zijn schutspatroon in ziet. Bisschop Eligius
stierf in 659. Deze bewonderenswaardige man heeft eerst als goudsmid
de tempel des Heeren met de voortbrengselen zijner kunst versierd, later
evenwel, als ijverig opperherder voor Noyon in Erankrijk, onsterfelijke
zielen voor de kerk gewonnen. Lang vertoefde hij als muntmeester aan
het Erankische hof, doch leefde strenger temidden van den glans dan menig
kluizenaar in den woestijn. Zijn vriend Audoënus, de latere bisschop
van Houaan, schrijft van hem: „Eligius schitterde in geheel zijn wandel als
de morgenster onder de sterren. Waar hij iets goeds, eene deugd aan
anderen zag, trachtte hij die na te volgen. Hij was bedachtzaam in het
spreken en gewillig om te luisteren; zijn gesprek was overwogen, zijn be-
scheidenheid uitmuntend, zijn weldadigheid onvermoeibaar, hij was overal
goedig in de reinheid des harten en in alle kerkelijke zaken zoo volleerd,
dat hij zelfs Bisschoppen ten voorbeeld strekte. Als Bisschop was „zijn
leven als zijn leer, en zijne leer als zijn levenquot;. Steeds vol mildheid, toonde
hij toch nooit zwakheid en zijn ijver was altijd vrij van hardheid.
Nadat hij den eersten tijd van zijn bisschoppelijk ambt tot de verbetering
der ondergeschikte geestelijkheid gebruikt had, wijdde hij zich daarna geheel
aan de bekeering der grootendeels nog heidensche Vlamingen in het Bisdom
Doornik, hetwelk hij benevens Noyon bestierde. Een groot succes verge-
zelde zijn apostolischen arbeid. De legende verhaalt van den heilige ook twee
trekken der teederste eeriijkheid. Toen Eligius nog goudsmid was, kreeg
hij van koning Clotarius II de opdracht eenen met goud en edelsteenen
rijk versierden troonzetel te vervaardigen. Eligius maakte van de hem
gegeven stoffen twee tronen in plaats van éénen en wel zoo prachtig, dat
de koning er zijne volste tevredenheid over uitte; nog meer evenwel be-
wonderde hij des kunstenaars eerlijkheid. Later schonk koning Dagobert
den heiligen een stuk grond om daarop een klooster te kunnen bouwen.
Toen de bouw voltooid was, bemerkte Eligius, dat daartoe een voet
breed meer gebruikt was, dan de koning geschonken had. Vol smart en
onrust daarover wierp hij zich aan de voeten van den koning neder en bad
om vergeving. Deze verwonderde zich over zulke teedere nauwgezetheid
en verdubbelde zijne schenking. — We lezen verder in Wetzer Kirchen-
lexicon: De H. Bisschop van Noyon werd te Cadillag of Cadaillac in
Aquitanien geboren, twee uur verwijderd van Limoges, uit rijke en vrome
ouders. Naar aanleiding van zijn aanleg gaven ze den knaap bij den goud-
smid Abbo in de leer. Door dezen leermeester, schatmeester van koning
Clotarius II, kwam hij aan het hof. Deze benoemde hem tengevolge der
boven beschreven stoelenleverantie tot muntmeester. Op de munten,
dateerende uit de tijden van Dagobert I en Clovis II, vindt men herhaalde
malen den naam Eligius. De kunstenaar maakte nog tal van kasten ter
bewaring van reliquien, grafversieringen, doodkisten (o. a. die van den
H. Martinus) en andere waardevolle kunstvoorwerpen. Hij nam aan het
hof steeds de gebruikelijke etiquette in acht. Wanneer hij bij den koning
moest verschijnen, droeg bij steeds de meest kostbare, destijds zeer zeldzame,
zijden kleeren. Zijn onderkleed was met goud gestikt, gordel en geld-
buidel van edel metaal prijkten met heerlijke edelgesteenten. Bij het uit-
voeren van werken namens den koning bewees hij steeds dat de staatsschat
hem zeer ter harte ging. Verder was hij zeer vroom en las gaarne de
H. Schrift. Zijn liefdadigheidsgeest was algemeen bekend, aldus schrijft
zijn vriend Andoënus, de latere Bisschop van St. Quen en Eouaan. Na
den dood van Clotarius verwierf Eligius ook de gunst van de opvolgende
koningen Dagobert I en Clovis II. De eerste schonk hem een schoon huis
in Parijs, dat hij evenwel tot een nonnenklooster bestemde. Ook stichtte
hij op deze wijze een monnikenklooster. Eene diplomatieke zending bracht
hem in aanraking met de opgestane bevolking van Bretagne waar het hem
gelukte het Bretonsche opperhoofd tot onderwerping te brengen.
Later wilde Dagobert Eligius nader aan zich verbinden door een duren
eed, dien Eligius weigerde uit beschroomdheid. Vooral zijn predicaties
waarin hij weldadigheid tegenover den evenmensch aanbeveelt, zijn zeer bekend.
Hij stierf op 1 Dec. 659 in den ouderdom van zeventig jaren. Zijn graf
werd door de koningin Bathilde prachtig versierd. Zijn gebeente rust te
Noyon. De smeden kozen terecht den genialen goudsmid tot patroon.
T. A. L. Beel.
HET RESULTAAT VAN 1276 ONDERZOCHTE VOORHOEVEN,
(üit: „Bie Gestaltsveranderungen des Pferdefussesquot;, von Dr. H. Sohwxtee).
Onderzoek van 1276 voorhoeven van jonge, slechts weinig of in 't geheel
niet voor militaire dienst gebruikte paarden. Er werden de volgende veran-
deringen opgemerkt:
Duidelijke verzwakking van den binnenwand bij 217, van den buitenwand
bij 48.
Drukking van den binnenwand bij 48, van den buitenwand bij 5.
-ocr page 129-Indeuking van den binnenwand bij 39, van den buitenwand bij 1.
Verkorting van den binnenwand bij 60, van den buitenwand bij 3.
Draaiing van den toon naar binnen bij vermeerderde belasting van den
binnenwand 165.
Idem naar buiten bij vermeerde belasting v. d. buitenwand 11.
Verschuiving van den binnenwand tegen de weeke deelen 34.
Verandering van beide wanden aan denzelfden hoef 12.
Lage, zwakke drachten 107.
Ingetrokken en omgeslagen drachten 98.
Toonwijden (Franschen) stand zonder noemenswaardig verschil in de sterkte
der beide wanden 2.
Toonnauwe stand als voren 2.
Ongelijk groote hoeven bij hetzelfde paard 12.
Naar buiten uitwijkend kroongedeelte 14.
Geringe beginnende plathoef 72, bokhoef 5, volhoef 2, knolhoef 8.
Hoeven met ringen 6.
Smalle, lang uitgerekte hoeven 14.
Naar voren omgeslagen drachten 2.
Hoornpijpjes aan den zijwand schuiner verloopend dan aan den toonwand 28.
Losse wand 20.
Rotstraal 31.
Hoornscheuren 5.
Brokkelige wand 4.
Beschadigde wand 14.
Ontsteking van den vleeschzoom met gebrekkig schubvormig veranderde
dek- of glazuurlaag 10.
— Hoefbeslagexamen te Zutphen. Dinsdag 17 Juli had te Zutphen het
eindexamen plaats van den aldaar gehouden tweejarigen cursus in hoefbeslag.
De cursus stond onder leiding van den Kapitein-Paardenarts P. Laméris,
bijgestaan door den korporaal-hoefsmid J. Blokker.
Het examen werd afgenomen door de commissie voor hoefbeslag van de
G.nbsp;O. M. van Landbouw onder presidium van den heer mr. Ridder van
Rappard en in tegenwoordigheid van het bestuur der afdeeling Zutphen-
Warnsveld.
Aan den cursus werd deelgenomen door dertien leerlingen, waarvan twee
reeds vroeger een diploma hadden behaald, één van de G. O. M. v. L. en
één in het buitenland.
Alle leerlingen slaagden, te weten: G. J. Rolink te Enschedé, G. H.
Rutgers te Almen, M. J. Berends te Deventer, D. Mus te Warnsveld, B.
Koenders te Eerbeek, D. Boevink te Eibergen, H. J. Eijkelkamp te Vörden,
C. Langeler te Lochem, K. G. op 't Klein Heksel te Diepenheim, H. Alfe-
rink te Vörden, A. M. Ankele te Eibergen, H. Halfman te Apeldoorn en
H.nbsp;J. Zandhuis te Wijhe.nbsp;-
— Hoefbeslagexanien te Doetüichem. Woensdag 18 Juli had alhier
-ocr page 130-ten overstaan van de hoefbeslageommissie der Geld.-Overijs. Maatschij. van
Landbouw, de h.h. mr. J. G. Ridder van Eappard te Laren, J. de
Vries te Zalt-Bommel en H. van Lent te Tiel het examen plaats van
den hier gehouden dubbelen tweejarigen cursus voor hoefbeslag. Van de 18
leerlingen slaagden VV. Besseling te Hengelo (G.), P. J. Venderbosch te
Varsseveld, A. Steinmeijer te Aalten, D. J. Buesink te Aalten, 0. H. Klein
Hesselink te Varsseveld, D. Renssen te Borculo, H. J. Tangelder te Gaan-
deren, G. J. Bloemendaal te Gendringen, T. .1. Habers te Gramsbergen, G.
J. Züthoff te Giesbeek, J. T. Haarsma te Terborg, T. J. Verhoeven te
Groenlo, D. W. Bussink te Zelhem, B. Reesink te Doetinchem en D. J. van
Putten te Slangenburg.
Als leider van den cursus trad op de Kapitein-Paardenarts Laméris,
bijgestaan door den hoefsmid Blokker te Zutphen.
— Naar wij vernemen wordt de militaire hoefsmid J. Blokker van het
4 Regiment Huzaren te Zutphen overgeplaatst naar Deventer, ingaande
1 September.
— Zeeland. De Zeeuwsche landbouwmaatschappij die, zooals wij in afl.
5 reeds mededeelden, naar aanleiding van een in „De Hoefsmidquot; geplaatste
advertentie sucses hadden met de oproeping van een tijdelijk onderwijzer
voor hoetbeslag, heeft uit de 33 sollicitanten benoemd de gedipl. hoefsmid
H. Kruyt te Purmer.
— Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. De leerling B. de Jong
te Oostwold heeft 11 Augustus j.1. de inrichting met een hem verstrekt
goed getuigschrift verlaten. Vanaf 12 Maart '06 heeft de Jong den cursus
gevolgd.
Uit: „N. R. Courant.quot; — Glasgow, 3 Augustus. IJzer. (Bericht van
Reichmann amp; Co.). In het begin der week was de markt stil en de prijs
van No. 3 Middlesbro ceelen daalde, bij tragen handel, tot op 51/272
contant. Sedert gisteren is de handel weder levendiger geworden. De
omzet bereikte heden een cijfer van circa 35.000 ton, terwijl de prijzen
eene verbetering van 7 d. per ton aanwezen. De zeer gunstige berichten
uit de Ver. Staten, gepaard aan voortdurend goede vraag voor het Continent
en groote verschepingen, werken zonder twijfel sterk mede om de markt
op te houden. Mochten bovendien de toestanden in Rusland beter worden,
dan zou aan eene verdere rijzing weinig in den weg staan. [Jit de Ver.
Staten zijn orders op hematite ruw ijzer voorhanden. De productie aldaar
schijnt niet toereikend te zijn, om de Amerikaansche behoefte te dekken.
—nbsp;Te Middlesbro is de markt opnieuw zeer vast geworden.
—nbsp;Duisburg-Ruhrort, 4 Augustus. Steenkolen. In de afgeloopen
week was de productie op de kolenmijnen rond 220.000 ton per dag, waar-
van nog steeds een groot deel door de industrie gebruikt wordt, terwijl
ten overstaan van de hoefbeslagcommissie der Geld.-Overijs. Maatschij. van
Landbouw, de h.h. mr. J. G. Kidder van Rappard te Laren, J. de
Vries te Zalt-Bommel en H. van Lent te Tiel het examen plaats van
den hier gehouden dubbelen tweejarigen cursus voor hoefbeslag. Van de 18
leerlingen slaagden VV. Besseling te Hengelo (G.), P. J. Venderbosch te
Varsseveld, A. Steinmeijer te Aalten, D. J. Buesink te Aalten, C. H. Klein
Hesselink te Varsseveld, D. Renssen te Borculo, H. J. Tangelder te Gaan-
deren, G. J. Bloemendaal te Gendringen, T. .1. Habers te Gramsbergen, G.
J. Züthoff te Giesbeek, J. T. Haarsma te Terborg, T. J. Verhoeven te
Groenlo, D. W. Bussink te Zei hem, B. Eeesink te Doetinchem en D. J. van
Putten te Slangenburg.
Als leider van den cursus trad op de Kapitein-Paardenarts Laméris,
bijgestaan door den hoefsmid Blokker te Zutphen.
— Naar wij vernemen wordt de militaire hoefsmid J. Blokker van het
4 Eegiment Huzaren te Zutphen overgeplaatst naar Deventer, ingaande
1 September.
— Zeeland. De Zeeuwsche landbouwmaatschappij die, zooals wij in afl.
5 reeds mededeelden, naar aanleiding van een in „De Hoefsmidquot; geplaatste
advertentie sucses hadden met de oproeping van een tijdelijk onderwijzer
voor hoefbeslag, heeft uit de 33 sollicitanten benoemd de gedipl. hoefsmid
H. Kruyt te Purmer.
—nbsp;Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. De leerling E. de Jong
te Oostwold heeft 11 Augustus j.1. de inrichting met een hem verstrekt
goed getuigschrift verlaten. Vanaf 12 Maart '06 heeft de Jong den cursus
gevolgd.
Uit: „N. R. Courant.quot; — Glasgow, 3 Augustus. IJzer. (Bericht van
Reichmann amp; Co.). In het begin der week was de markt stil en de prijs
van No. 3 Middlesbro ceelen daalde, bij tragen handel, tot op 51/272
contant. Sedert gisteren is de handel weder levendiger geworden. De
omzet bereikte heden een cijfer van circa 35.000 ton, terwijl de prijzen
eene verbetering van 7 d. per ton aanwezen. De zeer gunstige berichten
uit de Ver. Staten, gepaard aan voortdurend goede vraag voor het Continent
en groote verschepingen, werken zonder twijfel sterk mede om de markt
op te houden. Mochten bovendien de toestanden in Rusland beter worden,
dan zou aan eene verdere rijzing weinig in den weg staan, dit de Ver.
Staten zijn orders op hematite ruw ijzer voorhanden. De productie aldaar
schijnt niet toereikend te zijn, om de Amerikaansche behoefte te dekken.
—nbsp;Te Middlesbro is de markt opnieuw zeer vast geworden.
—nbsp;Duisburg-Ruhrort, 4 Augustus. Steenkolen. In de afgeloopen
week was de productie op de kolenmijnen rond 220.000 ton per dag, waar-
van nog steeds een groot deel door de industrie gebruikt wordt, terwijl
tevens voor export ook veel benoodigd blijft. De aanvoer naar de Euhr-
havens was wel is waar voldoende, echter niet zoodanig dat met alles direct
in de schepen kon verladen worden. De Boven-Eijn ging druk, evenals
België en N.-Frankrijk, echter hapert het hier aan passende schepen, ook
de zoogenaamde Maasponten, die anders talrijk hier zijn, mankeeren nu.
Nederland betrekt wat meer, schepen zijn thans voldoende aanwezig. De
invoer van ertsen, hout en granen is nog druk, zoodat de expeditie vol-
doende werk heeft. Groote leeg komende schepen varen nog steeds naar
de zeehavens, vooral Eotterdam.
Een bericht van 11 Augustus luidt: In de afgeloopen week hield de vaste
stemming aan, er zijn er wel is waar wat meer leege vaartuigen aanwezig,
maar dit is nog niet van terugwerkenden invloed op de vracht. Naar den
Bovenriin wordt met volle kracht verladen, de altijd nog gunstige waterstand
liet een aflading der groote schepen toe op nog Mt. 2.30/40. België betrekt
nog regelmatig, hoewel minder druk dan voorheen, wel ten gevolge der wat
hooggaande vracht. Nederland neemt sterker af, men begint langzamerhand
voorraad voor den a.s. winter op te doen. De aanvoer van de kolenmynen
naar de Euhrhavens is wederom minder, vooral Nederland en België krijgen
minder kolen dan benoodigd; nog steeds neemt de industrie alhier zulke
groote hoeveelheden, niettegenstaande de productie op de mijnen 220,000
ton per dag bedraagt.
— Uit „Der Hufschmiedquot;, Äug. aflevering 1906.
Korpsstabsveterinair W alther te Leipzig heeft deze maand het hoofd-
artikel geschreven, zijnde „Mn Beitrag zur Rufeinlage gegen das Umhallen
von Schnee.quot;
Het artikel komt ons van voldoende waarde voor om door de lezers van
De Hoefsmidquot; te worden gekend, reden waarom een vertaling daarvan is
opgenomen. Intusschen zijn aan de voorgestelde methode enkele bezwaren
verbonden die door den schrijver niet zijn aangegeven en o.i. wel de moeite
waard zijn om genoemd te worden.
10. het inballen van sneeuw — het verkrijgen van „stelten — treedt
op bij geringen dooi; het optredende vocht trekt van lieverlede ook in het
stroomatje dat zwaar wordt en gaat uitzakken, hetgeen door de bandage
niet geheel zal worden voorkomen als de eventueele rit van eenigszins
langen duur is;nbsp;•• . i i
20 de bandage langs den kroonrand en tusschen verzenen en ijzertakken
doorloopende, blijft hierdoor goed op haar plaats en helpt het stroomatje
in zijn achtergedeelte bevestigen doch zal anderzijds aanleiding kunnen
geven tot een te sterken druk op de verzenen alsmede tot het ontijdig
losraken van het ijzer.nbsp;, ,nbsp;n ,
De guttapercha hoefzolen indertijd in „De Hoefsmidquot; voor hetzelfde doel
aangegeven komen ons minstens even practisch voor, terwijl in werkelijke
„nood-gevallenquot; tijdens den oorlog wellicht nog het spoedigst is te help.en
met een stuk leer dat tusschen het ijzer en den hoef geschoven tot aan de
punt van den straal reikt. Zoo'n stukje steiry leer neemt zoo goed als
geen ruimte in, — kan derhalve door den soldaat met heel weinig bezwaar
tevens voor export ook veel benoodigd blijft. De aanvoer naar de Eubr-
bavens was wel is waar voldoende, eebter niet zoodanig dat niet alles direct
in de schepen kon verladen worden. De Boven-Eijn ging druk, evenals
België en N.-Erankrijk, eebter hapert het bier aan passende schepen, ook
de zoogenaamde Maasponten, die anders talrijk hier zijn, mankeeren nu.
Nederland betrekt wat meer, schepen zijn thans voldoende aanwezig. De
invoer van ertsen, hout en granen is nog druk, zoodat de expeditie vol-
doende werk heeft. Groote leeg komende schepen varen nog steeds naar
de zeehavens, vooral Eotterdam.
Een bericht van 11 Augustus luidt: In de afgeloopen week hield de vaste
stemming aan, er zijn er wel is waar wat meer leege vaartuigen aanwezig,
maar dit is nog niet van terugwerkenden invloed op de vracht. Naar den
Bovenriin wordt met volle kracht verladen, de altijd nog gunstige waterstand
liet een aflading der groote schepen toe op nog Mt. 2.30/40. België betrekt
nog regelmatig, hoewel minder druk dan voorheen, wel ten gevolge der wat
hooggaande vracht. Nederland neemt sterker af, men begint langzamerhand
voorraad voor den a.s. winter op te doen. De aanvoer van de kolenmynen
naar de Euhrhavens is wederom minder, vooral Nederland en België krijgen
minder kolen dan benoodigd; nog steeds neemt de industrie alhier zulke
groote hoeveelheden, niettegenstaande de productie op de mijnen 220,000
ton per dag bedraagt.
— Uit „Der Hufschmiedquot;, Aug. aflevering 1906.
Korpsstabsveterinair W alther te Leipzig heeft deze maand het hoofd-
artikel geschreven, zijnde „Ein Beitrag zur Rufeinlage gegen das Einlallen
von Schnee.quot;
Het artikel komt ons van voldoende waarde voor om door de lezers van
De Hoefsmidquot; te worden gekend, reden waarom een vertaling daarvan is
opgenomen. Intusschen zijn aan de voorgestelde methode enkele bezwaren
verbonden die door den schrijver niet zijn aangegeven en o.i. wel de moeite
waard zijn om genoemd te worden.nbsp;^^
10. het inballen van sneeuw — het verkrijgen van „stelten' — treedt
op bij geringen dooi; het optredende vocht trekt van lieverlede ook in het
stroomatje dat zwaar wordt en gaat uitzakken, betgeen door de bandage
niet geheel zal worden voorkomen als de eventueele rit van eenigszins
langen duur is;nbsp;.. , , ,
2« de bandage langs den kroonrand en tusschen verzenen en ijzertakken
doorioopende, blijft hierdoor goed op haar plaats en helpt het stroomatje
in zijn achtergedeelte bevestigen doch zal anderzijds aanleiding kunnen
geven tot een te sterken druk op de verzenen alsmede tot het ontijdig
losraken van het ijzer.nbsp;, .,„nbsp;, ,,, i ,
De guttapercha hoefzolen indertijd in „De Hoefsmid voor hetzelfde doel
aangegeven komen ons minstens even practisch voor, terwijl in werkelijke
„nood-gevallenquot; tijdens den oorlog wellicht nog bet spoedigst is te help.en
met een stuk leer dat tusschen het ijzer en den hoef geschoven tot aan de
punt van den straal reikt. Zoo'n stukje steiry leer neemt zoo goed als
geen ruimte in, — kan derhalve door den soldaat met heel weinig bezwaar
in nog hoogere mate neutraliseerend. Men moet echter hierbij zorgdragen,
dat een klein overschot van het zink achtergelaten wordt, wanneer de
inwerking van het zoutzuur ophoudt.
3.nbsp;Een nog werkzamer soldeerwater bereidt men op de volgende wijze.
Zink wordt zóólang toegevoegd aan zoutzuur tot dat geene inwerking meer
plaats vindt, hetgeen men daaraan erkent, dat geen opschuimen meer volgt.
Daarna wordt aan dit mengsel van tijd tot tijd, kleine hoeveelheden amoniak
toegevoegd en wel zooveel, dat het mengsel een zwakke amoniakreuk bezit,
waarna dit de metalen niet meer aangrijpt, en tengevolge hiervan slechts
een geringe neiging tot roestvorming of verstoring der metalen bezit.
4.nbsp;Een ander goed werkend soldeerwater, wordt door bereiding eener
chloorzinkoplossing, zooals bij (2) is omschreven daargesteld, waar echter
zooveel glycerine aan toegevoegd wordt, tot dat dit het achtste deel der
chloorzinkoplossing vormt.
5.nbsp;Er zijn proeven genomen, soldeerwater zonder aanwending van chloor-
zink daar te stellen; de daarbij verkregen resultaten waren echter niet zeer
bevredigend. Een dergelijke vloeistof verkrijgt men, b. v. door oplossing
van 0,45 Kg. salmiak, 113 gram borax en 28,3 gram glycerine in 1,5 liter
water.
6.nbsp;Het soldeerwater, volgens Muller, wordt gewonnen uit 0,56 liter
phosphorzuur (1 deel phosphorzuur op 8- deelen water) en 0,85 liter hout-
spiritus.
7.nbsp;Een werkzaam soldeerwater geeft 0,45 Kg. melkzuur, 0,45 Kg. glyce-
rine en 3,6 Kg. water.
1.nbsp;Soldeerpoeder. Harst in poedervorm is langen tijd als soldeerpoeder,
bijzonder voor lood, ijzer en tin gebruikt geworden, en levert ook goede
diensten, daar het de roestvorming der gesoldeerde metalen verhindert.
2.nbsp;Een samengestelde soldeerpoeder verkrijgt men door het tot poeder
stampen van 0,9 KG. harst, 56,7 gram salmiak en 16,7 gram gedroogde
zinksulfaat; men kon hierbij ook in plaats van de zinksulfaat, 16,7 gram
gedroogde borax aanwenden. Bij het gebruiken der twee laatstgenoemde
substansies, is het noodzakelijk, deze door verwarming van al het water
wat zij inhouden te ontdoen, daar dit anders ongunstig werkt op een goed
resultaat bij het soldeeren.
Soldeerpasta. Bij grof werk wordt door den loodgieter talk gebruikt, het-
geen met harst tot soldeervet gemengd wordt.
1.nbsp;Men smelt 0,45 KG. harst en 0,45 KG. talk en roere hierin 56 gram
gepoederde salmiak.
2.nbsp;2,20 KG. boomolie en 1.81 KG. talk worden tezamen gesmolten, en
hieraan wordt 1 KG gepoederde harst toegevoegd. Dit mengsel verhit
men zoolang totdat alles gesmolten is. Daarna voegt men er nog 0.12 KG
salmiak aan toe (fijn) en laat het geheel onder gestadig omroeren afkoelen,
Is de pasta te stijf, dan voegt men er nog eenige boomolie aan toe, en zal
•dan een goed werkende pasta verkrijgen.
HOEFZOLEN voor paar-
den met gebrekkige en
gevoelige hoeven.
Deze zolen worden
zeer geroemd en zijn
in alle afmetingen ver-
krijgbaar.
CIECULAIRES op
franco aanvage bij:
W. A. H. van HORSEN, ütreclit.
KiJ^nsthioorn,
voor Hoefbeslag,
verkrijgbaar in de chemicaliën- en
droger ij en-handel van
K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,
te Dordrecht.
Prijscouranten voor HH. veeartsen
en hoefsmeden op aanvrage gratis.
Alom bekend, 235,000 reeds geplaatst:
over de geheele wereld verspreid; H.H.
Lezers, die nog niet met ons in relatie
staan en welke aan een werkelijk courant
en veel gevraagd, gemakkelijk te verkoo-
pen artikel gelegen is, verzoeken wij, ons
hun adres op te geven, opdat wij hen
onze wederverkoopersofferte en voordee-
ligste condities doen toekomen.
Ilversgeliofeii 23 bij Erfurt (Dnitscliland).
haoknkyhkngst.
Voor abonné's verkrijgbaar a f 2.50, franco per post met inbegrip der ver-
pakking f 0.20 bovendien. Verkrijgbaar bij de Administratie van dit Hlad
alsmede bij den heer WIJMA, beambte aan de Dresseerschool te Groningen.
FRIEDR. DICK, Esslingen a. N., (Württemberg).
Vertegenwoordiger: J. J. VAN MEEKREN, Amsterdam, Sarphatistraat 75.
Vraagt bij uwen ijzerhandelaar ECHTE
DICK'S Hoefraspen
en andere gereedschappen
voor
Hoefbeslag.
Gelieve
vooral op het merk:
te letten.
S. C. lïl. BAX. - 2, 4 en 6 Jufferstraat. - ROTTERDAM.
— Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. —
Meest uitgebreide sorteering prima bianilt;e Hoefnagels, waarvan meer
dan 60 verschillende voorradig. Billijllt;e prijzen.
met caontcbouc straal.
Beter en goedkooper dan Engelsche zolen. Stevig geplakt en opgenaaid op best sterk leder.
Iedere zool ïOorzIen van Garantiestempel van niet los te laten.
Merk „The Favorite barquot;, prima kwaliteit. Merk „The Holclfast barquot; prima kwali-
zachte, veerkrachtige Witte Caoutchouc. teit, zachte, veerkrachtige hlauwe Caoutchouc,
in 10 verschillende maten voorradig,nbsp;in 13 verschillende maten voorradig.
— Pr ij zen uiterst billijk. —
Men lette op het stempel op Iedere zool.
Hoefraspen.
Renetten (rechts en
links).
Houwklingen.
Hoefhamers.
Hoeftangen.
Alle Caontchonc ar-
tikelen.
Knnsthoorn.
enz., enz.
IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.
Las- of Welbladen om
ijzer en staal te
wellen. Las-poeder.
Schroeven en Stiften
in alle modellen.
in 8 verschillende maten voorradig.
-ocr page 137-Ile Jaargang. — 1906. — Aflevering 9.
hoofdredacteur-uitgever: a. w. heidema. rijks-veearts te groningen.
-ocr page 138-De knolhoef en het hierbij te bezigen beslag. — Gutta-percha ter voor-
koming van het inballen van sneeuw. — Korte mededeelingen. — Persover-
zicht. — Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag.
— Briefwisseling. — Advertentiën.
DE KNOLHOEE EN HET HIERBIJ TE BEZIGEN BESLAG.
De goedgevormde voorhoef ziet er van buiten en op de ondervlakte uit
zooals hierboven door afbeeldingen is aangegeven. Hoe gelijkmatiger de
wand op de buitenvlakte is des te beter. De richting van den toonwand
moet dezelfde zijn als die van koot en kroon en bij het voorbeen met den
vlakken grond een hoek maken van ongeveer 45 graden, bij eeu achterhoef
ongeveer 50 a 55 graden. De hoornwand groeit vry regelmatig van den
kroon- naar den draagrand en heeft voor het afleggen van dien weg onge-
veer een jaar noodig, aan het verzeneinde ongeveer 4 maanden. Indien de
hoef steiler is, wordt die verhouding van 3 op 1 natuurlijk kleiner. Het
duurt in den toon in zoodanig geval veelal korter dan een jaar, aan de
verzenen langer dan 4 maanden, alvorens het kroonrandgedeelte tot draag-
rand is geworden.
Bij een knolhoef is het beloop van den hoornwand anders. Wij waren
in de gelegenheid de laatste weken een paard met be-
ginnende knolhoefvorming waar te nemen. Voor enkele
dagen is van dien linkervoorhoef een foto genomen,
waarvan het beeld hiernevens is afgedrukt. Duidelijk
is te zien, dat vlak onder de kroonharen, die met be-
hulp van vet wat ter zijde zijn gestreken, de wand
een steiler beloop heeft verkregen dan voor enkele
weken het geval was. De ring in den wand, waar
het steilere en het schuinere gedeelte aan elkaar gren-
zen, is in het toongedeelte duidelijker dan naar de
verzenen toe. Het dier is reeds enkele maanden kreupel,
zal wellicht voor stapvoets werk op zachten bodem
bruikbaar worden. Misschien is de uitslag wat gunstiger, misschien ook
ongunstiger, doordat liet hoefbeen van lieverlede meer en meer gaat door-
zakken. Het is voor dit paard gunstig dat de lichaamszwaarte niet bijzonder
groot is en dat de rechtervoorhoef en de beide achterhoeven normaal zijn
gebleven.
Op nevensgaande teekening, de doorsnede van een goed gevormden hoef,
ziet men de normale richting
van het hoefbeen. Zoodra er
hoefbevangenheid intreedt, ont-
staat er een meer of minder
ernstige loslating bij den vleesch-
wand, door welke ontsteking het
dier hevig kreupel gaat en het
de lichaamszwaarte zooveel mo-
gelijk door de andere beenen
zal doen dragen. Hoe eerder
een zoodanige patiënt onder
'ff '' quot;quot;'nbsp;doelmatige behandeling komt,
des te grooter is de kans dat de vee-arts het dier volkomen rad aflevert
en er geen knolhoefvorm ontstaat. In erge gevallen, bij een te laat inge-
stelde behandeling of een ondoelmatige, bestaat er groot gevaar dat het
hoefbeen zich blijvend verplaatst, er een knolhoef optreedt en het dier
zelfs voor alle diensten onbruikbaar wordt. Dit laatste is door anderen
meermalen waargenomen, — wij hebben het nooit gezien, evenmin dat
de plotselinge intredende hoefbevangenheid zoo erg was dat het dier er
aan ten gronde ging, slechts enkele dagen na het optreden of nog eerder.
Dit kan voorkomen bij dieren die langen tijd aaneen in snelle gangen op
den harden weg zijn gereden, oververmoeid zijn geworden, terwijl het
natuurlijk ook nog nadeelig is wanneer zoo'n dier na dien rit niet in een
hok of box, doch op een nauwen stal wordt geplaatst.
Door de verplaatsing van het hoefbeen naar achteren, en gelijktijdig met
de punt naar beneden, gaat met de inknikking van den wand veelal een
doorzakking van de zool gepaard, waardoor de knolhoef somtijds tevens
volhoef is. De beweging, zoowel in stap als in draf, is door dezelfde oor-
zaak zeer eigenaardig geworden. Door het achteruitgaan van het hoefbeen
toch is de afstand van den kogel tot aan het straalbeentje kleiner geworden.
Dit is gemakkelijk op de doorsnede van den hoef na te gaan. Tengevolge
van het verkleinen van dien afstand is de hoefbeenbuiger als het ware wat
te lang geworden. Hierdoor komt het dier bij het stappen steeds met de
verzenen het eerst op den bodem. De hoef slaat na het vooruitgaan van
het been met behulp van de strekpezen als het ware naar voren toe door.
Dit doorslaan treedt natuurlijk het duidelijkst op den voorgrond in snellere
gangen. Als men een paard, behept met knolhoeven aan de voorbeenen,
naar zich toe ziet draven, dan is, indien het dier behoorlijk hoog gaat,
telkens duidelijk, tengevolge van het doorslaan van den hoef, de ondervlakte
hiervan vlak na het oogenblik van grootste strekking, te zien. Dikwerf
krimpt die buigpees na verloop van tijden wat in, zoodat de afwijking op
den duur minder duidelijk is waar te nemen.
Hoe rni zoo'n knolhoef te beslaan. De pijnlijkheid is het grootst in het
midden-toongedeelte. Dit gedeelte dient dus te worden vrijgelegd. De
geheele hoef is evenwel pijnlijk, reden waarom men zal trachten de stooten,
die het dier telkens bij het neerkomen op den bodem ontvangt, zoo gering
mogelijk te doen zijn. Dit is b.v. te bereiken door tusschen den hoornwand
en het ijzer een reep leer te leggen. Dit is b.v. ook gebeurd bij het paard
waarvan boven een afbeelding is geplaatst. Ook bevalt goed een dik ijzer
te nemen, dat met het oog op de zwaarte dan iets smal kan worden gesmeed.
Zoodra bet dier aan den arbeid komt en de straal eenige draagkracht bezit,
zal het aanbeveling verdienen een balkijzer te nemen, dat in den toon steeds
eenigszins vrijgelegd dient te worden, terwijl met het oog op de zool een
flinke, goed afgewerkte vlakte aanwezig dient te zijn.
Ten opzichte van de bruikbaarheid van het dier is het van groote beteekenis
of de wand behoorlijk dik en sterk is, alsmede of de zool plat of vol is.
Is de wand sterk, dan kan immers zelfs een dier met voihoef wel bruikbaar
worden gehouden op den barden weg. Wanneer knol- en voihoef evenwel
samengaan, dan is er van een gebruiken op den harden weg geen sprake.
Wel is dit het geval indien de zool slechts plat is geworden, maar toch is in
elk geval door den geknikten wand het bewijs geleverd, dat het hoefbeen
eenige verplaatsing heeft ondergaan en de bruikbaarheid van het dier is beslist
verminderd.
Indien de knik aanwezig is, komt op de ondervlakte binnenkort een
scheiding in de witte lijn zichtbaar, — wand en zool wijken vaneen. Het
is dan dikwerf mogelijk het geheele schuin staande stuk weg te snijden en
het blootkomende gedeelte met kunsthoorn zoodanig bij te vullen, dat de
toonwand een gelijkmatig beloop vertoond in de richting, zooals door het
nieuwe gedeelte aan den kroonrand wordt aangewezen.
Het verdient natuurlijk aanbeveling dit wegnemen pas te doen na over-
leg met den vee-arts, die bet dier vroeger in behandeling heeft gehad of nog
heeft, — en na overleg met den eigenaar, daar door het wegsnijden van
het schuitvormige gedeelte de hoef aanvankelijk een heel vreemd aanzien
verkrijgt en het wegnemen van dit vreemde met behulp van kunsthoorn
nog al eenige onkosten vordert.
GIJTTA-PERCHA ZOLEN TER VOORKOMING VAN HET
INBALLEN VAN SNEEUW.
Met het oog op de voorbereiding voor den naderenden winter wordt dit
artikel van den beer van Angeren, opgenomen in De Hoefsmid, 4e jaargang,
nogmaals in zijn geheel geplaatst.
# #
*
Het tegengaan van ballen van sneeuw in de hoeven heeft men in het
leger beproefd met gutta-percha. Men heeft het eerst bevestigd tusschen
de afhelling van het ijzer en de zool, met beliulp van drie lippen aan het
Gutta-percha zool met uitsnijding voor den Gutta-percha zool met uitsnijding voor den
Fig 3.nbsp;Fig. 4.
Gutta-percha zool zonder uitsnijding voor den Gutta-percha zool zonder uitsnijding voor den
straal, van de ondervlakte gezien.nbsp;straal, van de bovenvlakte gezien.
ijzer, terwijl later de lippen weggelaten zijn. De gutta-percha moet nu dus
hoofdzakelijk worden vastgehouden door een dun randje gutta-percha, wat
tusschen de afhelling en de zool wordt bevestigd en in de zijdeiingsche straal-
groeven. Door de ondervinding is mij gebleken welke gebreken die aan-
wending heeft. Het zijn voornamelijk het vrij veel verliezen der gutta-
percha-plaat en het te veel tijd vorderen van het onderbrengen daarvan.
Met het doel om te trachten die gebreken op te heffen, heb ik de
volgende wijziging aangebracht, voldoende duidelijk uit vorenstaande figuren
op te maken.
Zooals men uit de afbeeldingen ziet, is aan deze zool een dunnen rand
aangebracht die in de afhelling van het ijzer komt te liggen en aan de
verzengedeelten der zool uitsteeksels bezit, die dwars over het ijzer komen
te liggen.
Deze zolen kunnen bij elk win-
terbeslag worden toegepast. Er
behoeft alleen maar een insnijding
op de draagvlakte van den buiten-
en binnentak van heb ijzer ge-
maakt te worden (fig. 5), welke
insnijdingen dienen tot opneming
van de uitstekende gedeelten der
gutta-percha zool.
Het voordeel verkregen door
die wijziging is dat men altijd
gereed is om uit te rukken, in
tijd van mobilisatie, wat met de
tot nu toe gebezigde platen niet
het geval is. quot;Wat de kosten be-
treft, deze zullen op den duur
Hoefijzer van de bovenvlakte gezien; A draag-nbsp;^ ^^^^ ^^ tegenwoor-
vlakte, B afhelling, C nagelgat, D msnij- °nbsp;,
. , , ° E- iT f inbsp;dige vorderen, vooral doordat van
dmg m het gzer, E schroefgat.nbsp;amp;nbsp;gt;
verliezen geen sprake kan zijn.
Men legt de zool op het ijzer, na dit eerst te hebben gepast. Voordat
men het ijzer met de zool onder legt, ontdoet men de zool van alle vuil
en onreinheden en bestrijkt de zool met bruine teer. Heeft men een sterk
uitgeholde zool, dan is het wenschelijk dat deze eerst met vlas wordt op-
gevuld, zoodat de plaat, wanneer het paard met den bodem in aanraking
komt, niet te veel naar boven kan gedrukt worden. Dan zal men de zool
ook het langst kunnen sparen.
De afslijting zal zeer gering zijn, vooral bij de achtervoeten omdat die
in het geheel niet met den bodem in aanraking komen.
Op grond van een en ander meen ik dat deze zolen beter aan hun doel
zullen beantwoorden dan de tot nu toe gebezigde gutta-percha, omdat men
deze massa eerst in warm water moet weken, daarna in den hoef aanbren-
gen en afkoelen, hetgeen m. i. te tijdroovend is. Bovendien moeht men
hierbij wel een contract sluiten met den kok voor de levering van warm
water, indien bij mobilisatie moet worden uitgerukt. — Ten slotte zal het
aanbrengen nog al te wenschen overlaten daar het immers de bedoeling is
dat de manschappen zelve daarvoor zorgdragen.nbsp;S. van Angeren.
— Bij Koninklijk Besluit van 11 Augustus j.1. is benoemd tot Ofiicier
in de Orde van Oranje Nassau, de Korpsstabsveterinär prof. Hubert
Kosters, Directeur van de Koninklijke Militaire Hoefsmidsschool te Berlijn.
Bovenstaande benoeming staat in verband met de detacheering van den
Kapitein-Paardenarts E. Laméris aldaar, gedurende den vorigen winter.
— Cursus in hoefbeslag te Utrecht. Door Z. E. den Minister van
Oorlog is weder de goedkeuring gegeven om, vau wege het hoofdbestuur
van bet Genootschap voor Landbouw en Kruidkunde in de provincie Utrecht,
aan de smederij van het le Regt. Veld-Artillerie te LTtrecht, onder de
leiding van den dirigeerend paardenarts J. B. H. Moubis, een 2-jarigen
cursus voor hoefbeslag te houden. — De lessen zullen gedurende de maanden
Nov., Dec., Jan., Eebr. en Maart van de jaren 1906—'07 en 1907—08,
elke week op Zaterdag worden gegeven aan 8 smeden uit de prov. Utrecht.
Deelnemers aan dezen cursus zijn: J. J. van Sautens te Schalkwijk,
E.. van Veenendaal te Soestdijk, J. van Veenendaal te Leusden, J. W. van
Setten te Doorn, D. van der Kooij te Achterveld, J. Hofman te Werkhoven,
C. de Graaf Hzn. te Spakenburg en H. de Eooij te Nieuwersluis.
— Hoefbeslag op de landb.teiit. te Diepenveen bij Deventer, 22 en
23 Aug. Aanwezig waren 3 collecties en wel van de heeren H. Haverkamp
te Deventer, G. Kroes Jr. te Diepenveen en Lindeboom uit Olst.
De beide eerste collecties bestonden uit gepolijste en zwarte ijzers, hoef-
beslaggereedschap, beslagen hoeven, zoolinlegsels, enz. Beide, hoewel lang
niet volledig, maakten een zeer goeden indruk. Die van Kroes zijn 't best
en zuiverst afgewerkt en aan beide colleties is een eerste prijs toegekend.
— Winterbeslag. De winterijzers dienen binnenkort weer in orde te wor-
den gemaakt. Stiften en schroeven verdienen nog altijd de meeste aanbe-
veling. De eerste worden het meest gebezigd in het noorden van ons land,
de schroeven meer in het centrum, terwijl in Noord-Brabant b.v. beide
Veelvuldig worden aangetroffen. In Groningen en Friesland vindt men veel
vierkante insteekkalkoenen, in Noord-Brabant meer ronde. Stiften en schroe-
ven kunnen beide zeer goed bevallen. De hoofdzaak is dat de afwerking
nauwkeurig eu het stift-gat in de juiste sterkte tapsch zij. Stiftbeslag
verdient de voorkeur in die gevallen waar dikwerf in zeer korten tijd de
stompe door de scherpe insteekkalkoenen dienen te worden vervangen, —
schroefbeslag in andere gevallen. Ook hangt het er veel van af waar de
eigenaar of koetsier van het paard aan gewend is. Indien het gebezigde
goed bevalt, dan is het in den .regel voor den smid niet aan te raden
een andere metbode aan te bevelen.
— Huurkoetsiers te Berlijn. Dit jaar hadden wij in Juni gelegenheid de
in Berlijn gehouden landbouwtentoonstelling bij te wonen. Over die ten-
toonstelling en enkele daarmede in verband staande bezienswaardigheden op
paardengebied zijn in „Het Paardquot; een paar artikelen geplaatst.
Uit een gesprek, dat wij destijds met een huurkoetsier aldaar hadden, is
het volgende opgeteekend:
Te Berlijn zijn ongeveer 10000 huurrijtuigen. De koetsier ontvangt per
dag meestal ƒ2.70 loon. Ieder hunner heeft twee paarden te zijner beschik-
king, die in den regel om den anderen dag werken en vrij zijn. Op den
werkdag wordt het dier plusminus 10 a 12 uur in het tuig gehouden. Het
paard ontvangt 15 KG haver en mais per dag, de laatste gebroken. Met
verzorging op stal of met het poetsen van het paard heeft de koetsier niet
te maken. Evenmin met het reinigen van het rijtuig. Daarvoor zorgt het
stalpersoneel.
Voor 4 ijzers (volledig beslag) wordt gewoonlijk ƒ2.40 betaald, dat is
dus nog al wat meer dan in Nederland, waar het zomerbeslag zelden meer
dan ƒ 1.60 kost. In Berlijn wordt zeer veel touw-, vilt- en kurkbeslag gebe-
zigd en wij vermoeden eigenlijk dat de koetsier in quaestie met dezen vorm
heeft gerekend, hoewel hij het tegendeel beweerde.
— IJzer. In 't laatst van Augustus was de omzet te Glasgow groot.
Een en ander mede tengevolge der vele orders uit de Ver. Staten, Canada
en de Koloniën. Hierdoor wordt een prijsverlaging bijna onmogelijk. In
den laatsten tijd is de prijs steeds stijgende geweest. Tengevolge den goeden
afzet beginnen de gewilde merken schaarsch te worden en zullen in den
eerstvolgenden tijd de voorraden weder meer aangesproken worden.
__ Steenkolen. Van prijsverandering wordt in den laatsten tijd niet veel
vernomen. Wel zijn tengevolge der steeds dalende waterstand de vracht-
prijzen gestegen.
Op de 78e jaarlijksche vergadering van de Hollandsche Maatschappij
van Landbouw, 30 Aug. te Beverwijk gehouden, werd het volgende mede-
gedeeld omtrent de cursussen in hoefbeslag :
„De permanente cursussen in hoefbeslag vanwege de afdeelingen 's Gra-
venhage en Haarlem gehouden, werden door het hoofdbestuur gesubsidiëerd.
De aanvragen om deel te mogen nemen aan de cursussen overtreifen nog
steeds het aantal beschikbare plaatsenquot;.
__ Uit „Der Hufschmiedquot;, September-aflevering 1906.
üohhoef bij jonge paarden en herstel door doelmatig
beslag. Dr. M. Lungwitz wijst er op dat nu en dan
reeds in het eerste jaar bokhoefvorming optreedt, welke
zeer schadelijk voor de ontwikkeling van het jonge
dier en voor de portemonnaie van den eigenaar kan zijn.
De Schrijver vertelt van een Oldenburgsch veulen
waarbij op den leeftijd van vier maanden een steil
worden van het toongedeelte aan den linker voorhoef
merkbaar werd. De eigenaar liet het lijden voorloopig
onbehandeld, doch er trad van lieverlede verergering
in, ja zelfs kreupelheid. Nu werd het dier ter behan-
deling gebracht aan de cliniek van de Veeartsenij-
kundige Hoogeschool te Dresden. Het veulen was nu
een jaar oud. De behandeling bestond in het onder-
leggen van een ijzer zooals in nevenstaande afbeelding is weergegeven. Het
beslaan geschiedde aan de hoefsmidschool, verbonden aan voornoemde
Hoogescbool. Ook de vernieuwing van het beslag, voor zoover noodig, vond
daar telkens plaats. Na verloop van 4 maanden tijd was de stand weder
normaal geworden.
Uit de afbeelding is af te leiden dat de kootrichting nog al vlak is ge-
weest, waarbij herstel minder moeilijk zal zijn dan bij een eenigszins steilen
kootstand.
Het ijzer is in zijn takken eenigszins langer dan bij zoo'n toon-halvemaan-
ijzertje in den regel noodig of gewenscht is. In dit bijzonder geval werden
de takken iets verlengd omdat de hoefwand in het toongedeelte los was
en derhalve slechts in de zij-verzengedeelten kon worden genageld.
Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag.
LASSOHEN DOOE MIDDEL DER ZUURSTOE-ACETYLEENYLAM.
Tot de nieuwste wijze van Iasschen, welke sinds eenige jaren met goed
gevolg door de practijk is ingevoerd, behoort naast het watergas-lasschen,
en het Iasschen door de electrische boogvlam en weerstandslassching onder
anderen ook de autogene-lassching. De oudste wijze dezer soort, is het
Iasschen met de waterstof-zuurstofvlam, waarop wij heden niet nader willen
ingaan, doch een wijze van Iasschen nader uitleggen, welke sedert korten
tijd op verschillende groote fabrieken ingang heett gevonden.
In het eerste oogenblik zal het opvallend schijnen, dat de industrie zoo
weinig waarde hechtte aan het acetyleen, totdat men eindelijk de groote
waarde er van inzag, welke het voor de techniek opleverde, door hare ver-
branding, in verbinding met de zuurstof. Het waren dan ook alleen me-
chanische moeilijkheden, welke de vereeniging van beide gassen in den weg
stonden en hunne aanwending eerst laat deed plaatsvinden. De beroemde
fransche chemist prof. le Chatelier vertoonde in 1895 in de fransche
academie van wetenschappen proeven, welke bij meting der temperatuur van
de acetyleenvlam een hitte van 4000® C. aangaf.
Op grond der proeven genomen door de firma Carl Zeiss verkreeg men
met een mengsel van acetyleen en zuurstof bij een verbruik van liter
zuurstof per uur een kaarsensterkte van ruim 3000 kaarsen.
De verdere uitwerking der proeven, werden slechts daardoor belemmerd,
dat tot nu toe geen materiaal gevonden is, welke die hitte weerstaat: kalk,
magnesium, thorium, enz., alles wordt in deze vlam vloeibaar.
Van grooter gewicht voor de acetyleen-zuurstoflassching was de constructie
der branders. De vroegere genomen proeven met een menigte van branders
voor de laschtechniek waren allen als mislukt te beschouwen. Bij de con-
structie der mengbranders bestond vóór alles het gevaar van het terug-
slaan der vlam, naar het binnenste van den ontwikkelaar.
Le Chatelier had namelijk berekend, dat de ontbrandingssnelheid bij het
terugslaan der vlam bij een mengsel van zuurstof en acetyleen ongeveer
1000 Meter bedroeg. Men had dus na deze gegevens om een brandende
vlam aan den branderkop te behouden het gas een snelheid moeten geven
welke grooter was dan 1000 Meter. Hievoor moesten de gassen in zoo'n
hooge mate worden samengeperst dat hunne aanwending wederom practisch
was uitgesloten.
Fouché bewijst echter dat de functie van een brander niet aan de voor-
waarden voldoet, welke gesteld moeten worden aan een explosief gasmengsel,
bijzonder dan wanneer de uitlaatopening van den brander zeer klein is,
zoodat in zulk geval het explosieve gasmengsel slechts een snelheid bezit
van 100—150 Meter per seconde.
Het gelukte ten slotte Fouché, een practisch apparaat te construeeren,
waarbij bij de gassen, zoowel zuurstof als acetyleen, een druk van vier
Meter (Waterzuil) gaf, en kiezelzuur als mengstof in den brander aanbracht.
De acetyleen werd in een reservoir geperst, welke met kiezelzuur en ace-
tyleen gevuld was, en waarin het acetyleen onder een druk ran 10 atmos-
feer stond, alzoo op dezelfde wijze samengeperst als de zuurstof, zoodat de
afname onder een druk van vier Meter waterzuil geen groote bezwaren
opleverde.
De gevolgen welke Fouché met dezen, in Frankrijk lang gebruikten brander
verkregen had liet hij niet rusten en was er steeds op uit acetyleen zonder
druk aan te wenden, om met eene willekeurige gasleiding ten allen tijde bij
gebruik van een gewone slangleiding de laschplaats te bereiken. Dit laatste
is hem, in een door hem geconstrueerden brander gelukt. De zekerheid van
bet apparaat wordt hierbij door de eigenaardige constructie van de acety-
leen-aanvoerbuis gewaarborgd. De acetyleen stroomt niet door een eenvou-
dige buis naar den brander, doch door een tamelijk nauwe, en zeer lange
buis, welke het terugslaan der vlammen volmaakt verhindert. Die lange
aanvoerbuis geeft slechts een zeer geringen weerstand aan de circulatie der
gassen, doch verhindert echter dat er zich groote volumen explosieve
gasmengsels kunnen vormen.
De acetyleen-zuurstofvlam van den brander Fouché is zeer verschillend
van alle laschvlammen, welke bij de tot heden gebruikte gassen aangewend
zijn en kenteekent zich uiterlijk door een lichtblauw gekleurden geheel
scherp omlijnden kegel, die zelfs bij de grootste vlam welke 1500 en meer
liter per uur verbruikt niet grooter is als drie of vier mM. in zijn basis,
en in de lengte nimmer meer bedraagt als 10—15 m.M. Aan deze opper-
vlakte is de zetel der grootste hitte gevestigd. In het binnenste van den
licbtkegel zijn de gassen nog niet tot verbranding gekomen, eerst aan de
oppervlakte voltrekt zich de verbranding van het acetyleen. Koolstof wordt
vrij en er ontstaat een momenteele omzetting der laatste in kooloxyd.
Vermeerdert men de hoeveelheid van het acetyleen slechts weinig, dan
wordt de rand van den lichtblauwen kegel onscherp. Vermindert men
daarentegen den aanvoer van het acetyleen, dan wordt de kegel kleiner en
verliest zijn glans, daar alsdan de verbranding van het kooloxyd intreedt.
Men heeft het hierbij dus volmaakt in de hand, de vlam van den zuur-
stofacetyleenbrander, nauwkeurig in te stellen, en met 't oog op de practijk
de goede laschvlam en de goede laschtemperatuur te ontwikkelen, terwijl
hiervoor bij de kleurlooze waterstofvlam, welke de hitte tengevolge der
exeptioneele stroomsnelheid van het waterstofgas over de geheele vlam verdeelt.
een zeer groote oefening behoort. Deze kooloxyd-waterstofkegel nu, is van
een belangrijk groote en donkere vlam omgeven, waarvan de temperatuur
eveneens belangrijk lager is. Hierin bevindt zich ook de zetel der verbran-
ding van het kooloxyd tot koolzuur en de waterstof tot waterdamp, hetgeen
met behulp der lucht wordt voltrokken.
Is de vlam op de beschreven wijze gereguleert, dan zal de verbranding
proportioneel worden voltrokken door ongeveer 1 deel acetyleen en 1.4—
1.5 deel zuurstof. Deze verhouding der practijk stemt echter met de
theorie niet overeen, welke een gelijke verhouding eischt. Daaruit volgt
dat de temperatuur dezer vlam ook niet de theoretische waarde van 4000° C
bereikt, doch echter ongeveer 3000° C zal bedragen, eene temperatuur
welke heii electrisch boogliclit zeer nabij komt.
Naar de grootte en dikte der te lasschen voorwerpen wordt ook een grooter
verbruik aan menggassen vereischt, welke wederom een grootere mengruimte
vragen. Om nu een idiaal mengsel toe te voeren en om de gassen met een
snelheid te laten uitstoomen welke een terugslag in het mengsel geheel
buitensluiten zijn meerdere grootten van branders noodzakelijk.
Tot een complete laschinrichting behoort buiten den brander:
1quot;. Een acetyleenontwikkelings-inrichting,
2quot;. Een waterafsluiting,
3quot;. Een flesch zuurstof met reduceerklep.
De reduceerklep der zuurstofflesch is speciaal voor het lasschen vervaar-
digd en naar het doel zijner aanwending met een manometer gemonteerd.
Eveneens is een inhoudsmeter aangebracht, welke een overzicht geeft over
den inhoud van den zuurstofcylinder en daarmede over het verbruik.
Elesscheninhoud X flesschendruk = voorraad zuurstof.
38.4 80 3072
b.v. ~—- X 3—r = T^ zuurstof,
inhoud druk liter
De aangebrachte manometer geeft de nauwkeurige instelling voor iederen
brander automatisch aan, waarbij een gebrek bij het werk uitgesloten is.
Door draaien eener vleugelmoer wordt de inhoudsmeter in werking gesteld.
Daardoor stijgt de wijzer der manometer op 2,3 enz. en deze getallen geven
den druk aan onder welke de brander, die hetzelfde nummer draagt, werkt.
Er zal hierdoor worden voorkomen dat de werkman met een hoogeren druk
werkt dan noodzakelijk is, en dat b.v. voorkomen wordt om sneller te werken,
men den brander instelt voor 6 mM. dikke voorwerpen terwijl er slechts 4
mM. dikte mede verwerkt moet worden, zoodat een onnoodig gasverbruik
eveneens vermeden wordt.
Tengevolge der aanwending van het injectortype der soldeerbranders bij
welke, zooals vermeld is, de acetyleen direct uit den generator, of een
tusschengeschakelden gashouder gezogen wordt, wordt een zoogenaamde water-
afsluiting benut. De waterafsluiting is geen veiligheidsklep in den waren
zin des woords, doch zij zal slechts veroorloven, dat de acetyleen in een
richting uitstroomt, en deze zal verhinderen dat zelfs bij een boos opzet van
de zijde van den werkman, de gasmeterklok van het acetyleen-apparaat zich
kan vullen met lucht of zuurstof.
Dit toestel moet in vertikalen stand zoo mogelijk in de nabijheid van het
-ocr page 149-werkstuk worden opgesteld. In gevallen waar twee of meer soldeer- of
laschbranders op dezelfde gasgenerator werken, zal voor ieder werkstuk een
gesepareerde waterafsluiting aanwezig zijn. De wijze van werking en de
inrichting van het apparaat is de volgende:
De van den gasmeter komende acetyleenleiding is aangesloten op de water-
afsluiting, terwijl een kraan de verbinding tusschen soldeerbrander en water-
afsluiting bewerkt. Op het toestel is een deksel geplaatst, waardoor men
het apparaat met water vult, en wel zoover tot het uit een kraan, die ter
halve hoogte is aangebracht, vloeit. De vulbuis is daarbij zoo lang, dat een
waterzuil verkregen wordt gelijk aan den druk in den gasmeter. Door
middel eener kraan wordt de gastoevoer naar den brander geregeld. Mocht
zich de soldeerbrander verstoppen, terwijl de oxygeentoevoer naar den brander
niet onderbroken wordt dan stijgt de druk van het gas en dringt het water
uit het reservoir in de vulbuis. Stijgt de druk zoo, dat al het water uit
het reservoir gedrongen wordt, dan sluiten zich tevens de aanvoerkranen
der gassen.
Over het acetyleenapparaat is weinig te zeggen. Bij een aanschaffing is
op een goed bruikbaar systeem te letten, en als eerste voorwaarde te stellen,
dat het voor de lassching benoodigde acetyleen in een bepaald tijdsbestek in
kouden vorm ontwikkeld wordt. Heet ontwikkelde acetyleen vormt geheel
andere producten, en de verbinding tot kooloxyd en waterstof, volgt niet meer
op bovengenoemde wijze. Ook op de doorsnede der buizen zal in de eerste
plaats worden gelet, opdat de acetyleenbrander steeds de genoegzame voor-
raad ter plaatse kan worden toegevoerd.
De soldeerpijp wordt door middel eener sterke gummislang verbonden met
de uitlaatkraan. Deze laatste (soldeerpijp) wordt door een gewapende stang
verbonden met de uitlaatkraan der reduceerklep, welke met den cylinder der
zuurstofflesch goed verbonden is. De lassching zelve wordt uitgevoerd met
een spits buisje, waaruit de blauwe kegelvormige vlam te voorschijn komt.
Bij niet goed instellen der vlam, kan het voorkomen dat deze verdooft,
dan moet direct de waterafsluiting afgezet worden. Een uitdooven der vlam
is natuurlijk niet uitgesloten en kan ontstaan door gebrekkige zuurstofdruk,
door heet worden der spits van den brander, wanneer b.v. in de diepte of
in zeer schuine hoek gewerkt wordt, zoodat de terugslaande vlam de brander-
kop omstuwt.
Alhoewel de degelijkheid der lasch niets behoeft onder te doen voor die
verkregen bij de waterstof aanwending, zal de toekomst eerst moeten leeren
of wij werkelijk hiermede zijn vooruitgegaan. De kunst om op deze wijze
te lasschen is zeer spoedig te leeren. Het verdient aanbeveling de stukken
van te voren schuin af te slaan om een zuivere laschnaad te verkrijgen. In
hoofdzaak komt het lasschen met de acetyleenzuurstofvlam in aanmerking
voor de fabrikatie van stoomketels, reservoirs enz., eveneens voor het lasschen
van hoek- en profielijzer, benevens voor heb aan- en om-lasschen van flensen,
en in 't algemeen waar het lasschen van zware stukken geldt.nbsp;M.
De aoetyleengloeilichtbrander, systeem L. Schimek, wordt aanbevehngswaardig ge-
noemd.
— Aan onze luitenlandscJie abonnis. Voor het abonnement over 1906
worden de qnitanties in 't laatst dezer maand of begin October aan de post
ter incasseering afgegeven.
Geiiatole liijïerilieiisie yoor HoefSDieileii.
is een g e ï 11 u s t r e e r d weekblad voor
lokkers, houders en liefhebbers van
paarden, dat veel gelezen wordt en zich
kenmerkt door een degelijken, prettigen
inhoud met zeer goede afbeeldingen.
Het bevat artikelen over: verpleging en
voeding, rijden onder den man en van
den bok, verslagen van rijkskeurin-
i . „. . ,.nbsp;«'onoonrsen-hippique, landbouw,
tentoonstelhngen in buineu. en buitenland, paardeXnnis, fokkerij
hoef beslag, paardenhandel, rennen en harddraverijen op de lanse baa^
terwijl er tevens een vraagbaak aan is verbonden, zoodat de abonné's on
het geheele gebied, waarover het Blad handelt, vragen kunnen stellen die
door speciale deskundigen voor de onderscheidene rubrieken KOSTELOOS
worden beantwoord.nbsp;-i^jjv^v^o
Onder de abonné's komen ook hoefsmeden voor. Het bevat dikwerf ver-
handelingen, die met alleen belangwekkend voor hen zijn, maar vooral ge-
schikte onderwerpen van bespreking opleveren met eigenaren of koetsiers die
bij het beslaan hunner paarden tegenwoordig zijn. Het abonnement bedraagt
ech er franco hms ƒ 4._ per jaar, ƒ 1._ per kwartaal, waartegen menigeen
opziet. Uit behoeft nu geen bezwaar op te leveren, wanneer de zaak maar
wat handig wordt aangpakt. Juist door de geregelde aanraking met personen
die zich voor paarden interesseeren, is de hoefsmid herhaaldelijk in de gele-
genheid om de aandacht op „HET PAARDquot; te vestigen en van tijd tot tijd
Hiervoor kan provisie worden bekomen, zoodat het aangename met het
nuttige goed is te vereenigen.
f» h^lffquot;'quot;quot;'!!quot;''®,betreffende provisie op aanvrage gratis
te bekomen bij den uitgever van „Het Paardquot; te Groningen.
HOEFZOLEN voor paar-
den met gebrekkige en
gevoelige hoeven.
Deze zolen worden
zeer geroemd en zijn
in alle afmetingen ver-
krijgbaar.
CIRCULAIRES op
franco aanvage bij:
verkrijgbaar in de chemicaliën- eu
drogerijen-handel van
K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,
te Dordrecht.
Prijscouranten voor HH. veeartsen
en hoefsmeden op aanvrage gratis.
zijn liet beste, het gemakltelijkste en het yoordeeligste, omdat men ze
zelf kan inleggen en er nimmer iets van verloren gaat, doordat de oude
zolen steeds opnieuw gebruikt worden; ze voorkomen hoef- en been-
gebreken eu zijn onmisbaar op asphalt of gladde bestrating.
Een kilo inhoudend 8 tabletten, voldoende voor 8 hoeven.
Prijs per Kilo.....f S.—.
„ 2^2 gt;gt; .....f 4.75 per kilo.
„ „5 „ .....f 4.SO „ „
Uitvoerige prospectus op aanvrage gratis verkrijgbaar bij den vertegenwoordiger
voor Nederland E. IL DWARS, Wolvenstraat 19, Amsterdam.
Zie «le etalage in de »loiisterzaal.nbsp;Hoefsmeden lO % rabat.
John's „Volldampfquot; Waschmachine
wascht, stoomt, kookt
en ontsmet de wasch
tegelijkertijd met een
besparing van 75 7o
aan zeep, soda, water,
tijd en brandstoffen,
zonder bet goed in het
minste te ruïneeren,
waardoor men haar
ook tot de fij nste wasch
zonder vrees kan toe-
vertrouwen.
V^raagt -wederverlcoopsofferte aai
op Aandeelen J. A. JOHN,
Vraagt bij uwen ijzerhandelaar ECHTE
DICK'S Hoefraspen
Hoefbeslag. ^nbsp;^nbsp;Gelieve
te letten.
Verkoop alleen aan grossiers!
FRIEDR. DICK, Esslingen a. N., (Württemberg).
Vertegenwoordiger: J. J. VAN MEEKREN, Amsterdam, Sarphatistraat 75.
-ocr page 152-S. C. lïl. BAX. - 2, 4 en 6 Jufferstraat. - ROTTERDAM.
— Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG.—
Beter en goedkooper dan Engelsche zolen.
Meest uitgebreide sorteering prima blanice Hoefnagels, waarvan meer
_dan 60 verschillende voorradig. Billijke prijzen.
met caoutcbouc straal.
Stevig geplakt en opgenaaid op best sterk leder.
Iedere zool yoorzien van Garantiestempel van niet los te laten.
MerK „The Favorite barquot;, prima kwaliteit, Merk „The Holdfast barquot; prima kwali-
zachte veerkrachtige Witte Caoutchouc. teit, zachte, veerkrachtige hiauwe Caoutchouc,
in 10 verschillende maten voorradignbsp;in 13 verschillende maten voorradig.
— P r ij z e n uiterst b i 11 ij k. —
Men lette op het stempel op iedere zool.
Hoefraspen.
Renetten (reclits eu
links).
Houwklingen.
Hoefhamers.
Hoeftangen.
Alle Caoutchouc ar-
tikelen.
Kunstboom,
enz., enz.
IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.
Schroeven en Stiften
in alle modellen.
Las- of Welbladen om
ijzer en staal te
wellen. Las-poeder.
Pneumatiek- of Luchtdrukzooi
in 8 verschillende maten voorradig.
-ocr page 153-He Jaargang. — 1906. — Aflevering lO.
hoofdredacteur-urj'gever: a. w. heidema rijks-veearts ïe groningen.
-ocr page 154-
Lambert amp; | ||
Hallanan Hoefzolen de Beste en | ||
Rotterdam, Wijnhaven 127. |
De boefsmidschool te Dresden. — Cursussen in lioefbeslag in Friesland.
— Korte mededeelingen. — Persoverzicht. — Mededeelingen over het
smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag. — Advertentiën.
DE HOEESMIDSCHOOL TE DEESDEN,
dooe
E. LAMÉRIS, Kapitein-Paardenarts.
Het was voor mij een groot genoegen, in Maart van dit jaar te Dresden
vertoevende, Ijennis te maken met bovengenoemde inricliting, wier gunstige
reputatie tot ver buiten de Saksische landpalen is verbreid. Hoofdzakelijk
heeft zij dit te danken aan haren vroegeren directeur, den bekenden heer
Commissionsrath E. C. A. Lungwitz, die twee en twintig jaren onver-
moeid bezig was de hoefsmidschool tot deze hoogte op te voeren.
Als jongeling nam Lungwitz deel aan den veldtocht in Bohemen in 1866,
zijne studiën voor militair paardenarts werden door den oorlog tegen Erankrijk
in 1870—'71 nogmaals onderbroken. Na werkzaam te zijn geweest als
militair assistent aan de Veeartsenijschool en als paardenarts bij den troep,
kwam hij in 1879 als directeur aan de hoefsmidschool.
Hier was hij in zijn element; door zijn impulsief energisch karakter, zijn
werken en streven als leeraar, onderzoeker en schrijver heeft hij het hoef-
beslag in zijn vaderland tot ongekenden bloei gebracht. Zijn leerboek over
hoefbeslag „Der Eusz des Pferdesquot;, oorspronkelijk ontworpen door Leisering
en Hartmann, heeft zijn 10e uitgave beleefd en is nog heden een der
standaardwerken op dit gebied.
De Dresdensche verzameling van leermiddelen is door zijn ijver zoo rijk
als er geen tweede in Europa te vinden is.
Zijne verdiensten werden beloond door verheffing tot ridder in de Al-
brechtsorde en in de Koninklijk Saksische Orde van Verdienste, door be-
noeming tot Commissionsrath en tot eerelid van verschillende vereenigingen.
Het Saksische smidsgilde eerde den grooten meester door een relief portret
in brons gegoten, aan te brengen in de leerzaal.
Lungwitz trad den 1 October 1900 wegens een ooglijden uit den staats-
dienst. Zijne gezondheid laat evenwel nog niets te wenschen over; het was
mij een lust tijdens mijne aanwezigheid den krassen ouden heer gelaarsd en
gespoord aan de school te zien verschijnen. Van zijne villa buiten Dresden
kwam hij aangereden om zijn rijpaard te laten beslaan en aardig was het
te zien met welken eerbied de oude meester daar werd ontvangen en hoe
de leerlingen zich beijverden om zijn paard volgens de regels van de kunst
van nieuw schoeisel te voorzien.
\
- l
Sedert vijfjaren houdt zijn neef en opvolger professor Dr. M. Lungwitz,
als drager van denzelfden naam, de traditie hoog, voortbouwende op de
stevige grondslagen door zijn voorganger gelegd.
Ook de tegenwoordige directeur is zijne loopbaan als militair paardenarts
begonnen.
Z. Hooggeleerde ontving mij zeer welwillend en voerde mij in persoon
rond door de verschillende lokalen tot deze inrichting behoorende.
De hoefsmidschool bevindt zich op de terreinen der Yeeartsenijkundige
Hoogeschool en dient tevens om de studenten in de gelegenheid te stellen
zich met de eischen van goed hoefbeslag vertrouwd te maken opdat zij later
in staat zijn dit te beoordeelen en te weten, wat zij van een goed boefsmid
kunnen en mogen eischen.
Als assistent van Prof. Lungwitz is werkzaam een Oberveterinar van het
Saksische leger, terwijl een
burger en twee militaire onder-
wijzers voor de practijk hem
daarbij ondersteunen. De in-
richting dient zoowel om mili-
taire hoefsmeden op te leiden
als om hurgerhoefsmeden te
vormen, vandaar de detachee-
ring van het militaire personeel
aan deze school. De cursus
duurt voor militairen een half
jaar, voor burgers 4 maanden.
Vier Nederlandsche hoefsme-
den hebben in de laatste jaren
hier hunne opleiding genoten,
n.1. de H.H. Steding en Van
Horsen uit Utrecht en Lange-
veld en Falkenhagen uit Am-
sterdam. Over 't geheel hebben
zij een zeer goeden indruk
nagelaten, zooals ik van Prof.
Lungwitz en de practische
onderwijzers vernam.
Het Saksische ministerie is zeer tegemoetkomend wat de bijdragen in de
kosten voor behoeftige burgerleerlingen betreft, gemiddeld ontvangen 3—6
leerlingen per cursus een gratificatie van 100 Mark of meer.
De militaire leerlingen krijgen iederen dag van 1—8V2 uur onderricht,
het eerste kwartaal in den bouw en de verrichtingen van den voet, voor-
gedragen door den militairen paardenarts, het tweede kwartaal in het eigen-
lijke hoefbeslag van Prof. Lungwitz. Driemaal in de week krijgen zij les
in 't schrijven van een der onderofBcieren voorwerkers, bestaande in het maken
van een opstel of een dictee over onderwerpen het hoefbeslag betreffende.
Bovendien zijn voortdurend jonge Saksische paardenartsen aan de hoef-
smidschool gedetacheerd, alvorens zij naar de regimenten gaan.
Tijdens mijn verblijf waren er vijf TJnterveterinäre tegenwoordig, 't Spreekt
wel Tan zelf dat de aanwezigheid van deze heeren, afgezien van het nut
voor hun eigen opleiding, niet anders dan zeer gunstig kan werken op het
doen van onderzoekingen en proeven op het gebied van hoefbeslag, hetgeen
wederom het geheel ten goede komt.
De eigenlijke smederij bezit 12 vuren, 2 beslagloodsen en een ijzerkamer
opgevuld met hoefijzers voor verschillende standen; het geheel is eleetrisch
verlicht. De beslagloodsen zijn geplaveid met groote houtblokken, hetgeen
16 Mark per M^ kost, doch zeer weinig afslijt en vlak blijft, zoodat het
lange jaren gebruikt kan worden. Het aldaar aanwezige plaveisel had reeds
16 jaren dienst gedaan en was nog in uitstekenden toestand.
Het hoofdgebouw bevat gelijkvloers een bureau voor den Oberveterinär
en de gedetacheerde paardenartsen, welke ook met de administratie zijn belast,
een zitkamer voor prof. Lungwitz en een wasch- en kleedkamer voor de
hoefsmidsleerlingen.
Boven bevindt zich een leerzaal met leermiddelen, waarvan een gedeelte
op onderstaande fotographie staat afgebeeld en waarop men o. a. ook de
bronzen gedenkplaat met de buste van den vorigen directeur A. Lungwitz
kan waarnemen, die door den Bond van Saksische hoefsmeden aan de in-
richting werd aangeboden.
Yerder eene ruime zaal met banken en klemmen, waarin doode hoeven
kunnen worden bevestigd, dienst doende voor het practisch onderricht aan de
studenten der Veeartsenijkundige Hoogeschool. Daarnaast een groot museum
met voorwerpen bestemd voor leermateriaal, geplaatst in groote glazen
kasten. We treff'en er aan kasten met antieke hoefijzers, met verschillende
soorten van winterbeslag gescheiden in practische en onpractische, met leer-
middelen, doorgezaagde hoeven, beenderen enz., beslagmethoden zonder
nagels, hoefzolen en buffers, abnormale hoeven, nationale beslagmethoden,
gerangschilït naar de landen van herkomst; de sneeuwschoenen uit Noor-
wegen zoowel als hoefijzers uit Nederland en uit Azië, enz. enz.
Aan een der wanden hangt een kaart met een prachtige, zeer complete
collectie van uit de band gesmede hoefnagels. Door het algemeen gebruik
van fabriekshoefnagels is een dergelijke collectie thans niet meer bijeen te
brengen; een bekend hoefnagelfabrikant bood er tevergeefs 3000 Mark voor.
Behalve vele andere zaken is nog zeer merkwaardig een mooie collectie
hoefbeenderen (op de photographie goed te zien), waaraan verschillende
afwijkingen voorkomen.
Een woord van dank zij hier gebracht aan prof. Lungwitz voor de uiterst
welwillende wijze, waarop hij mij in staat stelde van al dat schoons kennis
te nemen.
Saksen bezit behalve deze hoefsmidschool nog een leersmederij te Bautzen,
indertijd opgericht door den bekenden voorvechter voor goed hoefbeslag.
Graaf von Einsiedel. Uit piëteit voor den oprichter heeft men deze inrichting
laten bestaan.
Deze privaat inrichting wordt geleid door den districts-veearts Stefany,
maar staat onder toezicht van de rijks-examencommissie, bestaande uit den
Landesthierarzt prof. Edelmann als voorzitter, prof. Pusch en prof. Lungwitz
als leden 1).
Door deze centrale leiding verkrijgt men eenheid in de eischen en ge-
1nbsp; Ook Pruisen bezit zulk een centrale leiding door de benoeming van prof Eberlein
tot Regeerings-commissaris voor hoefbeslag.
lijkwaardigheid der diploma's, — voor ons land een zeer navolgenswaardige
instelling.
# #
#
Yolgens mijne besciieiden meening heeft de Saksische regeering een zeer
gelukkige oplossing gevonden voor de questie hoe de opleiding van de hoef-
smeden moet geschieden.
Voor kleine staten, waartoe ook Nederland gerekend moet worden, is het
ook met het oog op de kosten van zeer groot belang één centraal punt te
scheppen, als 't ware een brandpunt van waaruit zij de opleiding der hoef-
smeden, zoowel voor het leger als voor de burgermaatschappij, regelt, en
dit tevens dienstbaar te maken voor de studiën der a.s. veeartsen. Zulk
een centrale, zelfstandige inrichting, los van de Veeartsenijschool, doch
direct in de nabijheid, zou voor ons een zeer gewenschten toestand zijn.
Hier toch kan men een kern van uitstekende hoefsmeden vormen, welke
zich over het rijk verspreiden en als pioniers voor nieuwe recruten dienst doen.
De tegenwoordigheid van militaire leerlingen, waarvan vele later in de
burgermaatschappij terugkeeren, het onderwijs in een hand en daardoor
mindere kosten met een uitstekend leermateriaal, een plaats waar alle vragen
over hoefbeslag kunnen worden bestudeerd, de aanwezigheid van een
adsistent en detacheeriag van jonge paardenartsen welke den directeur van
een gedeelte zijner taak kunnen ontlasten, zoodat ook nog tijd overblijft
voor het doen van nieuwe onderzoekingen, zoowel op 't gebied van hoefbe-
slag als van dat der hoefziekten; ziedaar in enkele trekken het doel aangegeven
waarnaar wij moeten streven. Wat zou er tegen zijn zulk eene inrichting
naast onze Veeartsenijschool te scheppen, den thans met vakken overladen
leeraar van een gedeelte zijner zware taak te ontlasten om den directeur
der hoefsmidschool op te dragen de veterinaire studenten practisch te oefenen,
in de beoordeeling van het paard vóór en na het beslag, het leeren be-
snijden van den hoef met het oog op stand en gang, het beoordeelen van
ijzers en bepaalde beslagmethoden, van ren-, rij-, koets- en werkpaarden,
het afnemen en onderleggen van een ijzer, zooals dit door onzen redacteur
zoo juist is gezegd in zijn artikel: Is de tegenwoordige regeling van de
opleiding der hoefsmeden in Nederland voldoende te achten ten opzichte
van den stand der verkregen ontwikkeling? Zie Aflevering 2 van De
Hoefsmid 1906.
Verder zouden aan deze hoefsmidschool toekomstige practische leermeesters
voor de cursussen in hoefbeslag kunnen worden opgeleid, welke, evenals dit
in Duitschland het geval is, gekozen worden uit de gediplomeerde hoef-
smeden, die tijdens hunne opleiding getoond hebben daarvoor geschikte
eigenschappen te bezitten.
Moge spoedig de tijd aanbreken dat onze Eegeering tot dezen stap over-
gaat in 't belang van de paardenfokkerij en dat der paardenhouders!
CTJE8FSSEN IN HOEFBESLAG IN FRIESLAND.
In de laatste jaren worden er in de Prov. Friesland vanwege het Paarden-
stamboek twee cursussen in hoefbeslag gegeven en wel één tweejarige,
welke de laatste twee zomers te Dokkum gehouden is en één eenjarige, die
verleden jaar te Heerenveen was, en dit jaar te Sneek wordt gehouden.
Tot den tweejarigen cursus worden toegelaten 9 leerlingen die gedurende
16 achtereenvolgende weken ééns per week één uur theoretisch onderwijs
krijgen, gevolgd door 3 ä 4 uur practisch onderricht. Na afloop van het
eerste semester wordt door een examen uitgemaakt wie tot de tweede wordt
toegelaten.
Bij den onlangs te Dokkum geëindigden 2-jarigen cursus zijn aan 8 van
de 9 leerlingen het diploma uitgereikt, n.1. aan: W. K. Olynsma te Dokkum,
D. Geertsema te Hantumhuizen, Jan Postma te Ooster-Nijkerk, F. P.
Geertsma te Nes (W. D.), R. v. d. Mark te St. Anna Parochie, A. Miedema
te Oude Biltzijl, H. Gaastra te Twijzel en R. R. Postma te Rinsumageest.
Tot de eenjarige cursus worden gewoonlijk 15 leerlingen toegelaten die
eerst gedurende 7 weken ééns per week twee uur theoretisch onderwijs
ontvangen. Aan het einde van die zeven lessen wordt door een examen
uitgemaakt wie voldoende onderlegd is om tot de practische lessen te worden
toegelaten.
Hiervan worden 9 ä 10 leerlingen uitgekozen die bij de theoretische
lessen de meeste ambitie toonden en het meeste daarvan profiteerden. De
dan volgende 10 lessen praktijk, gedurende 4 uur, worden voorafgegaan door
één uur theorie of repetitie.
Voor de theoretische lessen wordt bij beide cursussen een lokaal gehuurd
en voor de practische een ruime smederij, zoo mogelijk met 3 aambeelden
en vuren. De paarden, die gewoonlijk in voldoend aantal aangeboden
worden, worden door de leerlingen gratis beslagen.
De leiding dezer cursussen is opgedragen aan ondergeteekende die daarin,
voor zoover het practisch gedeelte betreft, wordt bijgestaan door den te
Amersfoort gediplomeerden hoefsmid J. W. de Jong te Heerenveen.
Het onderwijs wordt gratis verstrekt en de adspirant-leerlingen op een
lijst geplaatst en zoo in volgorde tot de cursussen toegelaten, onder dien
verstande dat steeds met de oproeping der leerlingen en de plaats waar de
cursus gehouden zal worden, onderling rekening wordt gehouden.
Heerenveen.nbsp;Joh. Plet.
— Inrichting yoor Hoefbeslag aan 's Rijks Veeartsenijschool te
Utrecht. Met 31 Augustus 1906 heeft de leerling J. H. Hendrikse
van Lopik, die den winter- en zomercursus van 1 September 1905 tot 31
Augustus 1906 heeft gevolgd, de school met een getuigschrift verlaten.
De leerlingen P. J. Boone van Colijnsplaat (Z.) en G. Sitteur van Utrecht,
die gedurende den zomercursus van 1 Februari tot 31 Juli 1906, de lessen
in het practisch en theoretisch hoefbeslag hebben gevolgd, hebben eveneens
als eerstgenoemde de school met een getuigschrift verlaten.
Tevens zijn voor den wintercursus van 1 September 1906 tot 31 Januari
1907 weder toegelaten de leerlingen: J. B. Wildenburg van Haaksbergen,
C. Gr. Lengers van Baarn en E. van Veenendaal van Soestdijk, die
de lessen in het practisch hoefbeslag volgen.
— Wedstrfld in Hoefbeslag ter gelegenheid der groote landbouw-
tentoonstelling te Tilburg, o]) 24 Sept. 1906. Alleen gediplomeerde hoef-
smeden konden hieraan deelnemen. Mededingers 10.
De wedstrijd bestond in:
1®. afnemen van het ijzer;
2quot;. besnijden van den hoef;
3quot;. het maken van een goed passend ijzer;
4quot;. het onderleggen van dat ijzer.
Daar het een wedstrijd van gediplom. hoefsmeden gold was wel te ver-
wachten dat er groote concurrentie zou wezen. Het aantal deelnemers viel
echter niet mee. Er waren vele paarden ter beschikking. Over 't algemeen
was de jury zeer ingenomen met het beslag; alleen een paar hoeven werden
met veel te korte ijzers beslagen. Vooral één deelnemer, die overigens in
het besnijden en 't vervaardigen van een model-ijzer onberispelijk was,
moest daarom voor bekroning uitgesloten worden.
De prijzen bestonden in zilveren medailles en diploma's. Uitslag: 1quot;. P. van
Dijk, Udenhout, 2quot;. H. Verstappen, 's Bosch, 3quot;. H. v. d. Velden, Geldrop,
4quot;^. J. T. Keusters, Tilburg, 5quot;. J. Vermeer, Haaren, 6quot;. P. Smeekens, Tilburg.
— Onderwijs in de hoefsmederij in België. Blijkens een in „Be Land-
lodequot; voorkomend bericht zou de cursus aan de practische middelschool voor
hoefsmederij van den Staat te Brussel opnieuw geopend zijn op 7 October
j.1. Het onderwijs wordt gegeven in het Vlaamsch en in het Fransch, des
Zondags en Maandags. Duur van den cursus: October tot einde Juli. Tot
den cursus worden toegelaten alle hoefsmeden, die in 't bezit zijn van een
certificaat, dat verkregen wordt na bijwoning der openbare voordrachten
over hoefsmederij, ingesteld door het departement van landbouw. Het
onderwijs is kosteloos en bevat hoofdzakelijk het practisch gedeelte. Na
afloop van den cursus kunnen de leerlingen zich aan een examen onder-
werpen ter bekoming van het diploma van „meester-boefsmidquot;.
— Onderwijs in de practflk van het hoefbeslag in Zeeland. Het
eerste gedeelte van den rondgaanden cursus in hoefbeslag is 30 Sept, j.1.
geëindigd. Op de 8 verschillende plaatsen zijn ieder 16 lessen gegeven, n.1.
te Middelburg, Oostburg, Axel, Hulst, Goes, Cortgene, Zierikzee en Scher-
penisse. Te zamen is er door 85 leerlingen aan deelgenomen. Met het
tweede gedeelte wordt in 't laatst van April of 1 Mei 1907 weder aange-
vangen.
De heer H. Kruyt, gediplomeerd hoefsmid te Purmer, die het onderwijs
in vorenbedoelde cursussen geeft, deelt ons nog mede, dat bij de paarden.
meest allen ran Belgisch ras, die daar veel onbeslagen loopen en tot beslag
werden aangeboden, veel hoefgebreken werden geconstateerd, zooals zooi-
kneuzingen, zeer scheeve en gescheurde hoeven, eenzijdige klemhoeven, lage
verzenen, platvoeten enz. Het Belgisch beslag is er vrij algemeen, n.1. zeer
zware ijzers met stampgaten, die alles behalve netjes zijn afgewerkt, daarbij
veel te groot zijn en niet op de juiste plaats zijn aangebracht. Het uit de
hand beslaan wordt er niet toegepast; de paarden worden in den noodstal
gezet en zoo strak aangebonden, dat het aan mishandeling doet denken.
—nbsp;Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. De leerling A. Luppes
van Stadskanaal heeft, na een vijfmaandelijks verblijf, de inrichting op 29
Sept. j.1. met een goed getuigschrift verlaten. Op 15 Oct. a.s. wordt weder
toegelaten de leerling B. Klaassen te Zwinderen gem. Oosterhesselen.
—nbsp;Het tweede gedeelte van den cursus in hoefbeslag vanwege de Afd.
Schagen Hollandsch N. Kwartier, zal in November worden gegeven. De lessen
worden gegeven door den gedipl. hoefsmid H. Kruyt te Purmer.
Uit: N. Rotterdamsclie Courant.
•— De heer H. J. de Groot, inspecteur middelbaar onderwijs, heeft verschil-
lende inrichtingen van technisch-, industrieel- en handelsonderwijs in Zuid-
Duitschland bezocht waarvan een uitgebreid verslag in de Staatscourant
werd geplaatst. Tevens zijn in dat rapport die inrichtingen met de gelijk-
soortige in ons land vergeleken.
Na dit vergelijkend overzicht zet de inspecteur ten slotte zijne denkbeelden
omtrent een regeling van het vakonderwijs uiteen. Hij blijkt een voor-
stander er van te zijn, om het vakonderwijs niet in de wet op het middel-
baar onderwijs, gelijk de minister Kuyper voorstelde, maar in een afzon-
derlijk wetsontwerp nader te regelen. In enkele trekken geven wij zijne
denkbeelden weer.
Het leerlingwezen wenscht hij bij de wet te regelen, hoofdzakelijk om de
leerlingen voor het avondonderwijs vrij te krijgen; de opleiding in de werk-
plaats wil hij direct of indirect door het rijk zien ondersteund.
Uitbreiding en reorganisatie der burgeravondscholen moet plaats hebben.
Terwijl thans de verplichting om deze scholen op te richten zich tot ge-
meenten van minstens 10,000 zielen bepaalt, moet die uitgebreid worden tot
gemeenten van minstens 6000 zielen. Naast de technische afdeeling der
burgeravondscholen moet eene afdeeling voor handel en administratie worden
in het leven geroepen. Het rijk zou deze inrichtingen moeten subsidieeren.
Voorts zou, waar dit noodig is, voortgezet onderwijs aan de burgeravond-
scholen moeten worden gegeven voor aanstaande patroons, werkmeesters enz.
Teekenscholen zullen, evenals thans, door het rijk moeten worden gesub-
sidieerd en zooveel mogelijk in handen der gemeentebesturen gebracht.
Een regeling betreffende de ambachtsscholen is dringend noodig, ook uit
een financieel oogpunt.
Cursussen aan enkele ambachtsscholen, uitgaande van het rijk, moeten
voor de opleiding van opzichters en dergelijken dienen.
Voor bijzondere industrieën zullen vakscholen moeten worden opgericht
en ook voor meer uitgebreid handelsonderwijs zal moeten worden gezorgd.
Eindelijk moeten de bevoegdheden van het onderwijzend personeel worden
geregeld.
—nbsp;Glasgow, 5 October. IJzer (bericht van Eeichmann amp; Co.). Deze
week zijn er groote partijen No. 1 en No. 3 Middlesbro ijzer naar de Ver.
Staten verkocht, dezer dagen zullen waarschijnlijk de verschepingen bij
volle stoombootladingen een aanvang nemen. Onze markt was begin dezer
week tamelijk ontstemd tengevolge van de werkstaking onder de ketelmakers
op de scheepswerven aan de Clyde. Hoewel deze omstandigheid voor een
oogenblik van ongunstigen invloed was op de plaatselijke vraag naar huid-
en ketelplaten, werden er zulke groote orders op dit materiaal uit het
buitenland ontvangen, dat de staalfabrieken nauwelijks iets konden merken
van de verminderde plaatselijke vraag. Sedert gisteren is de stemming
weder zeer levendig geworden. De ceelenprijzen liepen, bij zeer grooten
omzet, sprongsgewijze omhoog. Heden kwamen ongeveer 60,000 ton tot
afdoening. Het laat zich aanzien, dat de ook buiten het artikel staande
speculanten weder meer belang gaan toonen in den ceelenhandel. Mocht
de speculatie verder in omvang toenemen, zoo is het zeer wel mogelijk dat
de prijzen in den eerstvolgenden tijd eene nog veel grootere rijzing zullen
ondergaan,
—nbsp;Middlesbro. Bij levendigen handel en aanhoudend goede vraag, zijn
de prijzen opnieuw gestegen.
— Duisburg-Ruhrort, 6 Oct. Steenkolen. Ook de afgeloopen week
bracht nog steeds vallend water, afgewisseld door een dag regen, echter had
dit geen invloed, zoodat voor den Bovenrijn nu nog op 1.50 meter en naar
Nederland 1.90 meter diepgang wordt afgeladen. Schepen zijn schaarsch
en daardoor de scheepsvracht zeer hoog, er werd voor een enkel schip mk.
2.95 p. 1000 kg. naar den Bovenrijn betaald. Leeg komende grootere
schepen vertrokken onmiddellijk naar Rotterdam, niettegenstaande het sleep-
loon voor leege schepen met f 100 betaald wordt. Er worden thans overal
kolen in de magazijnen afgeladen, die zeer waarschijnlijk op het najaar
goed te pas zullen komen. Ook de levering per waggon is hier in vollen
gang, daardoor is de aanvoer naar de Euhrhavens niet zoo geweldig als
het anders zijn kan. Er begint zich ook gebrek aan waggons bemerkbaar
te maken, zoodat enkele minder gunstig gelegen kolenmijnen hieronder
reeds lijden. Vrachten zijn hoog en daar bij het goede weder alsnog
geen verbeterde waterstand te verwachten is, zoo komt er zekerlijk geen
verandering daar ook de suikerbietenvaart veel schepen noodig heeft.
Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag.
IJZERKWALITEITEN EN HUNNE BEOORDEELING.
Het kan voorkomen, dat op de breukvlakken van proefstaven verschil-
lende gekleurde plaatsen optreden. Somwijlen hebben deze plaatsen het
aanzien van kern-en randscheurvorming. Dergelijke Terschijningen, kunnen
in de soort van het materiaal berusten, hetgeen door ertsproeven gemakkelijk
is aan te wijzen. Dikwijls gebeurt het echter dat deze plaatsen in 't geheel
niet in betrekking staan tot de eigenlijke structuur van het ijzer, doch zijn
aan de vormen der breuk toe te schrijven. In zulke gevallen zou het
verkeerd zijn, naar de ongelijksoortige breuk het ijzer als ongelijksoortig
te beschouwen. Soms merkt men aan de breukoppervlakte van proefstaven
ook lichte ronde vlakken.
Op de plaats waar deze vlekken, tengevolge de bewerking der staaf aan de
oppervlakte treden, bemerkt men aan de staaf in zijne lengte-richting, parallel
aan haar lengteas, kleine scheurtjes, zoogenaamde „hartaderenquot;. Die lichte
plaatsen kunnen ook van phosphorischen oorsprong zijn, welke tengevolge
van het smeden of walsen, in de werkrichting langer zijn geworden. Deze
plaatsen zijn wegens hun hooge phosphorgehalte minder rekbaar dan hunne
omgeving, en scheuren bij de trekproeven vroegtijdig in. Het voorhanden
zijn van zulke plaatsen laat zich het beste metalograpisch vaststellen. De
oorzaak der broosheid kan ook weder ontstaan door de materiaalsoort, of
door zijn behandeling in warmen toestand (oververhitting) ontstaan zijn.
Dit laatste gebrek kan bij ijzersoorten optreden, welke bij een goede be-
handeling volledig vrij van gebreken zijn.
Broosheid kan echter ook zijn ontstaan vinden door slechte materiaaleigen-
schappen. Bijzonder opvallend is de werking van phosphor- en zwavelrijke
plaatsen, op de binnenste helft der doorsnede, welke door meer genoemde erts-
proeven aangetoond kunnen worden. In menige vloeiijzerplaat komen plaatsen
voor waarvan het phosphorgehalte tot op 0.3 quot;/q en soms nog hooger stijgt.
Deze plaatsen liggen in de meeste gevallen, in grover of fijner verdeeling
in de kern, en deze is dan bepaald rijker aan phosphor dan de rand.
Tengevolge deze plaatselijke phosphorophooping, wordt dat ijzer slecht
bestand tegen stooten, hetgeen door inkeepingsproeven aan te toonen is.
Het gevaar voor breken is het grootste daar, waar de phosphor het meest
aanwezig is. Al naar de phosphor zich bevindt, zal ook het breekgevaar zich
in de kern of aan den rand het meeste voordoen, in de plaat of staaf daar
het meeste broosheid vertoonen. Worden in dit geval gaten geponst, niet
geboord, dan scheuren die phosphorrijke plaatsen, welke scheuren evenals
bij de inkeepingsproef werken, d. w. z. aanleiding tot breken geven. De
ervaring leert, dat zulke platen bij hevige stooten op hun gaten scheuren.
De aanwending van zulk plaatijzer, b.v. voor den ketelbouw, sluit groote
gevaren in zich op, vooral dan, als vastheidsproeven, zooals zij meestal voor
die branche worden voorgeschreven, de aanwezige broosheid niet kunnen
oplossen, zooals in onderstaande tabel is op te merken.
Belasting Breukuitzetting
in KG per cM^. bij 200 mM Samen-
Strekgrens. Breukgrens. lengte. trekking.
T • ^ ^ . langsch ) 26.3nbsp;42.9nbsp;23.8nbsp;46
Levermgstoestand ^^^^^ | ^^ ^nbsp;25.4nbsp;54
langsch i 30.0nbsp;43.5nbsp;15.9nbsp;23
22.7nbsp;40
,nbsp;langsch i 30.0nbsp;43.5
Uitgegloeidnbsp;^^^^^ I 28.7nbsp;43.7
-ocr page 165-Ook bet volgende voorbeeld geeft daarvoor een bewijs. Een ketelplaat
was bij proefdruk over zijn geheele lengte gescheurd. Deze scheur strekte
zich uit over 13 klinkgaten. Bij vastheidsonderzoek kreeg men de volgende
resultaten: vastheid 42 KG en een uitzetting van minstens 20 quot;/o- De
breekproef gaf geen bewijs voor broosheid van het materiaal, doch het
phosphorgehalte bedroeg in de buitenlijnen 0.088 °/o, in de kern 0.203 quot;/o!
gemiddeld over de geheele doorsnede 0.168 7o- De breuk stond dus in
directe verbinding met de geponsde klinkgaten.nbsp;M.
Alom bekend, 235,000 reeds geplaatst:
over de geheele wereld verspreid; H.H.
Lezers, die nog niet met ons in relatie
staan en welke aan een werkelijk courant
en veel gevraagd, gemakkelijk te verkoo-
pen artikel gelegen is, verzoeken wij, ons
hun adres op te geven, opdat wij hen
onze wederverkoopersofterte en voordee-
ligste condities doen toekomen.
IlTersgeliofen 23 bU Erfurt (Duitschland).
HOEFZOLEN voor paar-
den niet iïebrekkige en
gevoelige hoeven.
Deze zolen worden
zeer geroemd en zijn
in alle afmetingen ver-
krijgbaar.
CIEOTJLAIEES op
franco aanvage bij:
W. A. H. van HORSEN, ütrecht.
verkrijgbaar in de chemicaliën- en
drogerijen-handel van
K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,
te Dordrecht.
Frij scour anten voor HH. veeartsen
en hoefsmeden op aanvrage gratis.
Hoefsmeden en Eigenaars mn Paarden
Gij zult daarin vinden een volledig, oorspronkelijk overzicht van schier alles
wat er op 't gebied van paardenfokkerij in ons land en van het voornaamste
in het buitenland betrekking heeft.
Belangrijke opstellen over voeding, behandeling, extérieur en dressuur van
het paard door specialiteiten voor ieder onderdeel geschreven!
Abonnementsprijs per jaar: Voor Nederland fr. p. p. ƒ4.00. Voor België
fr. p. p. ƒ4.40. Voor Indië en het overige Buitenl. fr. p. p. ƒ5.00.
Hoofdredacteur-Uitgever: A. W. HEIDEMA te Groningen.
(Hoefsmeden zijn mede geschikt om agent voor „Het Paabdquot; te zijn;
betreffende de voorwaarden gelieve men zich te richten tot den Uitgever
te Groningen.)
Welke hoefsmid kan leveren 200 paar slichte hoef-
ijzers van 10 tot 13 d.m. en voor weiken prijs.
Brieven onder letter R. E. Bureau „DE HOEFSMIDquot;.
zijn het beste, het gemakkelijkste en het voordeeligste, omdat men ze
zelf kan inleggen en er nimmer iets van verloren gaat, doordat de oude
zolen steeds opnieuw gebruikt worden; ze voorkomen hoef- en been-
gebreken en zijn onmisbaar op asplialt of gladde bestrating.
Een kilo inhoudend 8 tabletten, voldoende voor 8 hoeven.
Prijs per Kilo.....f S.—.
» „nbsp;J-:» .....f4.75 per kilo.
„5 „ ...../ 4.50 „
Uitvoerige prospectus op aanvrage gratis verkrijgbaar bij den vertegenwoordiger
voor Nederland E. E. DWARS, Wolvenstraat 19, Amsterdam.
Zie de Etalage in de Moiisterzaal.nbsp;Hoefsmeden lO % rabat.
Met toestemming van den Minister van Oorlog opge-
maakt naar officiëele bescheiden in het archief
van het Departement van Oorlog,
door
H. C. M. E. H. Van Soetermeer Vos,
Kapitein der Veld-Artillerie te Breda.
(Met een plaat van het kasteel te Borculo, en bovendien in den
tekst het portret van den generaal-niajoor Jhr. J. van de Poll,
oud-directeur der genoemde Stoeterij.)
Het werk telt 100 blz. druks. Aan de uitvoering zijn geen
kosten gespaard. — Prijs slechts fO.lb, fr. p. p. ƒ 0.85. — Uitgave
van A. W. HEIDEMA te Groningen.
Raadt uw hoefsmid aan te lezen:
Geredigeerd en uitgegeven door A. W. HEIDEMA te Groningen.
Geïllustreerd Maandblad.
Prijs ƒ0.75 per kwartaal, franco huis.
Beste en meest beproefde beslag.
Hoogste onderscheiding.
Groote gouden IMedaille.
Gediplom. Smidsvaktentoonstelling Nürnberg, Meissen, Leipzig, Trier.
Branscheid amp; Philippi ■ Remscheid, Rijnland.
ALLE SOORTEN van
Schroef- en Insteekkalkoenen. Losse Stooten.
Prima kwaliteit.nbsp;Qeen handelswaar.
(losse Stooten). Uitwissel-
baar (gaan niet verloren).
Uitstekp I tj 1 K!
Sweet-j- ■ i' ' n).
Eenvc.-J.^ P t ii ^illllllllllllill
en billijk.
Gelieve een proef te nemen, het zal U kiandisie bezorgen.
Steeds groote voorraad in den winter. Catalogus franco op aanvrage aan den
Hoofdagent voor Nederland:
Het Tectiiiiscti Büreay „Vülcanquot;, 81 Haarlemmerweo, Anisterdam,
Veie getuigschriften van Koninkl.- en Privaat-hoefsmidscholen en van de
grootste hoefsmederijen.
te letten.
Verkoop alleen aan grossiers!
FRIEDR. DICK, Esslingen a. N., (Württemberg).
Vertegenwoordiger: J. J. VAN MEEKREN, Amsterdam, Sarphatistraat 75.
Vraagt bij uwen ijzerhandelaar ECHTE
DICK'S Hoefraspen
en andere gereedschappen
voor
Hoefbeslag.
Gelieve
vooral op het merk:
S. C. M. BAX. - 2, 4 en 6 Jufferstraat. - ROTTERDAM.
— Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. ~
Beter en goedkooper dan Engelsche zolen.
Meest uitgebreide sorteering prima bianlce Hoefnagels, waarvan meer
dan 60 verschillende voorradig. Billijke prijzen.
met caoutcbouc straal.
Stevig geplakt en opgenaaid op best sterk leder.
Iedere zool voorzien van Garantiestempel van niet los te laten.
Merk „The Favorite barquot;, prima kvpaliteit, Merk „The Holdfast harquot; prima kwali-
zachte, veerkrachtige Witte Caoutchouc. teit, zachte, veerkrachtige i/aMweCaöwMoMC,
in 10 verschillende maten voorradignbsp;in 13 verschillende maten voorradig.
— Pr ij zen uiterst bill ij k. —
Men lette op het stempel op iedere zool.
Hoefraspen.
Renetten (rechts en
Hnks).
Honyvklingen.
Hoefhamers.
Hoeftangen.
Alle Caoutchouc ar-
tikelen.
Kunsthoorn,
enz., enz.
IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.
Las- of Welbladen om
ijzer en staal te
wellen. Las-poeder.
Schroeven en Stiften
in alle modellen.
Pneumatiek- of Luchtdrukzooi
in 8 verschillende maten voorradig.
-ocr page 169-He Jaar garag. — 1906. — Aflevering 11.
hoopdredacteur-uitgevek: a. w. heidema. rijks-veearts ïe groningen.
-ocr page 170-
Lambert amp; | ||
Hallanan Hoefzolen de Beste en | ||
Rotterdam, Wijnhaven 127. |
INHOUD.
Een bezoek aan de hoefnagelfabriek van de firma Moeller amp; Schreiber te
Eberswalde. — Het gebruik van machinale ijzers. — Ben nieuw systeem
hoefbeslag. — Korte mededeelingen. — Persoverzicht. — Mededeelingen
over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag. — Briefwisseling. —
Advertentiën.
EEN BEZOEK AAN DE HOEENAGELEABEIEK VAN DE EIEMA
MOELLER amp; SCHREIBER ÏE EBERSWALDE,
DOOE
E. LAMÉBIS, Kapitein-Paardenarts.
Tijdens mijne detacheering aan den Stabsveterinär-cursus te Berlijn,
maakten de deelnemers daaraan, onder leiding van den Oberstabsveterinär
Ludewig, excursies naar verschillende fabrieken en technische inrichtingen
welke voor den militairen paardenarts van belang zijn. Zoo werd o. a. ook
door ons een bezoek gebracht aan de bij iederen hoefsmid zoo bekende
fabriek van Moeller amp; Schreiber te Eberswalde.
Eberswalde is een bedrijvige industriestad met 22000 inwoners, ongeveer
9 uur van Berlijn in een schoone boschrijke omgeving gelegen. Het heeft
zijn opkomst te danken aan de enorme ontwikkeling der industrie na den
Eransch—Duitschen oorlog.
Aan het station door de directeuren der fabriek opgewacht, begaven wij
ons naar het fabrieksterrein, waar wij in groepen van zes personen, ver-
gezeld door de eigenaars en ingenieurs, werden rondgeleid.
De fabriek werd in 1870 opgericht en beslaat thans met hare gebouwen
eene oppervlakte van ongeveer 3 Hectaren; het is de grootste hoefnagel-
fabriek op de geheele wereld en liare voortbrengingskracht is even groot als
die van alle overige fabrieken van dit artikel in Europa of Amerika tezamen.
Per dag kan de fabriek van 25.000 tot 30.000 kilo hoefnagels produceeren;
tien stoommachines met 1500 paardenkracht brengen 450 nagelmachines,
80 schuurtrommels en 38 machines voor reparatie en het maken van werk-
tuigen in beweging, werk verschaffende aan 600—1000 arbeiders 1).
De terreinen en gebouwen zijn door de firma Siemens amp; Halske electrisch
verlicht; de geheele inrichting der fabriek maakt een uitstekenden indruk;
de werkplaatsen en schaftlokalen zijn ruim en luchtig.
Blijkbaar zijn de eigenaars uitgegaan van het idee dat lucht en licht een
goeden invloed uitoefenen, zoowel op den gezondheidstoestand der arbeiders
als op de werkkracht.
Buiten op de fabrieksterreinen zagen wij groote vierkante hoopen, be-
staande uit lange, dunne staven van gewalsd Zweedsch houtskoolijzer, 6—10
voet lang en 6 bij 9, of 8 bij 12 millimeter dik.
Ondanks vele proefnemingen is het gebleken dat het niet mogelijk was
het Zweedsche houtskoolijzer door andere ijzersoorten te vervangen, zoodat
1nbsp; Wegens heffing van te hooge invoerrechten in bepaalde landen is het aantal
arbeiders tijdelijk van 1000 op 600 verminderd.
de eigenaars genoodzaakt zijn voor liunnen wintervoorraad 120.000 cente-
naars ijzer (d. i. voor ongeveer millioen mark) in te slaan, zij moeten
bovendien nog 2.50 Mark per 100 kilo invoerbelasting betalen, waaruit wij
kunnen opmaken welke kapitalen er noodig zijn om zulk een fabriek te
drijven.
In de fabriekshallen heerscht een oorverdoovend geklop en gehamer,
veroorzaakt door de in werking zijnde hoefnagelmachines. Bij iedere machine
staan twee smeden, de eene is bezig de ijzerstangen aan het eene uiteinde
witgloeiend te maken en het smidsvuur te verzorgen, de andere neemt de
stang aan en plaatst deze met het witgloeiende uiteinde in de machine.
Door gelijktijdig hameren van verschillende zijden wordt de ijzerstang uit-
gerekt en in een matrijs (vorm) gesmeed. Elke nagel krijgt bij deze operatie
18 snel op elkaar volgende slagen in witgloeihitte.
De ruwe „voorgesmedequot; nagels worden op de bepaalde lengte afgehakt en
vallen in een bak naast de machine, ruw en zonder punt.
De nagels worden dus in juiste nabootsing van de uit de hand gesmede
gemaakt, evenwel uit dikkere ijzerstaven.
De gesmede machine-hoefnagels worden duizenden na elkander in den-
zelfden matrijs met dezelfde werktuigen gesmeed en vallen dus zuiver gelijk
uit; zij zijn volkomen gelijkmatig in vorm eu grootte, kleur, taaiheid en
pietbaarheid. Daar iedere nagel in één witgloeihitte en in een oogenblik
klaar wordt gesmeed, en de snel na elkaar gesmede hoefnagels nog lang een
nagloeiende hoop vormen, behouden de nagels een grootere weekheid en
taaiheid, welke eigen is aan het ijzer in witgloeienden toestand gesmeed.
Het materiaal lijdt door deze wijze van verwerken niet, maar wordt
daardoor eerder nog beter.
Zijn de ijzerstangen tot een bepaalde lengte verbruikt, zoodat zij niet
meer te hau teeren zijn, dan worden deze einden weer aan elkaar geweld
tot nieuwe stangen, om daaruit weer nagels te maken. Het kan nu voor-
komen dat bij uitzondering een nagel uit een dergelijke laschplaats gemaakt,
scheuren of onzuiverheden vertoont; deze nagels worden echter later bij het
sorteeren zooveel mogelijk verwijderd. Dit verklaart de reden waarom
somtijds een nagel • bij het inslaan iu den hoef splijt, de qualiteit van het
ijzer behoeft daaraan geen schuld te hebben.
De bakken met ruwe nagels worden geledigd in de schuurtrommels, groote,
sterke ijzeren trommels welke om een horizontale as draaien. Gedeeltelijk
gevuld draaien deze gedurende 2 X 24 uur rond, de nagels schuren daardoor
voortdurend tegen elkaar en polijsten elkander blank.
Nu komen zij in een andere zaal en worden de blanke nagels door vrouwen
één voor één in de zwikmachine gezet. Dit is een massieve, om een verti-
kale spil langzaam ronddraaiende ijzeren cylinder. De nagels komen met
de koppen hier buiten aan te hangen, met de einden naar beneden. Onder
het ronddraaien wordt de onderste helft in kouden toestand recht gezet en
uitgetrokken, d. w. z. langer en dunner gehamerd in de kling, stijver ge-
maakt, gericht en met den zwik voorzien.
Door het maken van de punt ontstaan als afval die zwaluwstaartvormige
stukjes ijzer, die iedere hoefsmid zeker wel eens bij toeval in een pak nagels
zal hebben aangetroffen. Deze stukjes worden zorgvuldig verzameld en
verkocht aan fabrikanten van borlogeveeren en andere dure iizerartikelen,
waarvoor uitstekend ijzer noodig is.
Wanneer de nu geheel gereede nagels mechanisch uit de zwikmachine
vallen, hebben ze door deze bewerking altijd iets olie aan de oppervlakte
gekregen. Dit moet verwijderd worden om later de mogelijkheid van het
roesten tegen te gaan en om de nagels een beter glanzend uiterlijk te geven.
Om dit te verkrijgen gaan de nagels nogmaals in draaiende trommels,
nu echter gevuld met houtzaagmeel. Een man is speciaal belast met het
maken van het benoodigde zaagmeel door middel van eene machine, hij
heeft sedert jaren nooit anders gedaan dan beukenhout in zaagmeel te ver-
anderen en is overgelukkig wanneer men hem een compliment maakt over
zijn fabrikaat.
Door sommige Amerikaansche en Engelsche nagelfabrikanten wordt
dikwijls als voordeel van hunne hoefnagels aangehaald, dat deze in olie
bewerkt zijn, dit is echter niets bijzonders, maar iets van zelf sprekends,
zonder daarom gewenscht of voordeelig te zijn.
Na aldus gezuiverd en blank gemaakt te zijn, komen de nagels in de
sorteerkamers ; één voor één worden zij door vrouwen nagezien en gesor-
teerd; die, welke ongans zijn of andere gebreken vertoonen, worden verwijderd.
De gesorteerde nagels gaan daarna naar de verzendingszalen. In groote
kisten langs den wand vinden we 275 soorten van hoefnagels, verschillend
in kopvorm en grootte, al naar de landen van export gerangschikt. Bijna
ieder land heeft zijn bepaalde eischen voor kopvorm enz. en de fabrikant
houdt daarmede rekening. De zinknagels zoowel als de ritsnagels hebben
al naar de verschillende landen en bodemverhoudingen de verschillende
kopvormen en dikten. Ieder model wordt wederom in 6, 8, 12 tot 16
verschillende nummer aangemaakt. De grootste, no. 12—16 dienen voor
de groote Belgische paarden met hoeven als soepborden, no. 9—10 voor
zware trekpaarden, no. 8—9 voor trampaarden, no. 7—8 voor rijtuigpaarden
en no. 4—6 voor ren-, rijpaarden en ponies.
Wanneer men het kleinste model voor ezels of muildieren vergelijkt met
no. 16, dan zou men er aan kunnen twijfelen dat zij voor 't zelfde doel
dienst moeten doen.
Aan de wanden boven de bakken zien wij opschriften vermeldende de
landen van export: Erankrijk, Engeland, Spanje, Nederland, Zuid-Amerika,
Australië, Oost-Indië, Afrika, enz.
Eenige douane-beamten hebben hier een kantoor en zijn uitsluitend belast
met de controle voor de verzendingen naar het buitenland.
Hier geschiedt ook de verpakking, gewoonlijk in kisten van 3000 stuks
of in kartonnen doozen van 500—1000 stuks, welke weer in grootere kisten
worden verpakt. Om het hout en het papier daarvoor te bewerken en ge-
schikt te maken zijn weer groote werkplaatsen ingericht. In iedere kist of
doos wordt een prospectus met afbeelding en beschrijving der fabriek en
een naam der ürma gelegd. Bovendien worden de kartons voor export van
buiten met gekleurde etiquetten beplakt, waar in alle talen der beschaafde
wereld de inhoud staat vermeld. Door haar uitstekend fabrikaat is de
firma er in geslaagd in alle landen vasten voet te verkrijgen voor den
afzet van haar product, zoodat de Engelsche en Noorsche fabrikanten het
tegen hen hebben moeten afleggen, en de Moeller amp; Schreiber hoefnagels
een wereldreputatie hebben verkregen.
Zij voorziet het geheele Duitsche leger van hoefnagels; behalve de
militaire hoefnagels wordt ook door haar de vierslagsnagel geleverd en reeds
lang voordat een andere firma op de gedachte kwam deze als de „Reichs-
hufnagelquot; te patenteeren.
EET GEBRUIK VAN MACHINALE IJZERS.
Aan de smeden, vooral ten platten lande, worden voortdurend hooger
eischen gesteld, terwijl de ontwikkeling van het machinevak en de algemeene
verhooging der maatschappelijke welvaart meer en meer schaarschte aan
smidsknechten heeft veroorzaakt.
Door genoemde oorzaken is het den hoefsmeden dikwerf ver van gemak-
kelijk steeds een behoorlijken voorraad van uit de hand gesmede ijzers ter
beschikking te houden. Het voor de hand liggend gevolg is: aanschaffing
van machinaal vervaardigde ijzers. Dit is jammer, want ieder hoefsmid
dient een goed ijzer te kunnen maken en het blijft altijd waar dat „oefening
kunst baartquot;. Zoodra een hoefsmid veelvuldig gebruik maakt van machinale
ijzers, zoo zal zijn handigheid in het vervaardigen van ijzers uit de hand
langzamerhand geringer worden, terwijl de jongmaatjes eveneens veelminder
oefening krijgen, hetgeen met het oog op de toekomst nog het ergste is.
Nood breekt evenwel wet, en indien er geen voldoende werkkrachten zijn
is het zaak te streven naar zoo goed mogelijk gemaakte machinale ijzers
die niet te hoog in prijs zijn.
Reeds in Lungwitz' handboek van 1882 komt een afbeelding voor van een
goed gevormd machinaal voorijzer, een model aangegeven door Baron von
Luchaire. In den trant van de bekende jachtijzers was daarbij geen afhelling
aangebracht op de bovenvlakte en wel op de ondervlakte. De 4 ijzers kosten
evenwel bij aanschaffing in den handel reeds ƒ1.50, zoodat van verdienste
van den smid bij de gebruikelijke prijzen geen sprake was.
Later is vooral in Duitschland het gebruik der machinale ijzers zeer uit-
gebreid, terwijl door de fabrikanten aan den eisch van billijk werken is
voldaan, doch de qualiteit, wat vorm en afwijking aangaat, liet veel te
wenschen over. In de laatste jaren is hierin vooruitgang te bespeuren,
terwijl per kilo 4 a 5 cent boven den gewonen ijzerprijs wordt betaald.
De bezwaren, die aan de tegenwoordig beschikbare fabrieksijzers meestal
nog voorkomen, zijn de volgende: soms is de rits te ondiep, zijn de gaten
veel te schraal gestampt, soms veel te ver naar de uiteinden van den tak
geplaatst; ook zijn er fabrieksijzers, waarbij rits en nagelgaten behoorlijk
goed zijn geplaatst, doch waarbij het ijzer zelf heelemaal ongeschikt van
vorm is en er haast geen vóór- en ook geen achterijzer van is te maken.
De fabrieksijzers worden afgeleverd in bossen van 10 paar, d. w. z.
-ocr page 175-van 20 stuks, want de grootte is lang niet gelijk en men moet ze dus
zooveel mogelijk passende bij elkaar zoeken. De ijzers moeten steeds voor
het gebruik worden bijgewerkt, soms moet een der takken worden gerekt
of ingekort, moeten de takken van kalkoenen worden voorzien, of zoo dit
niet wordt vereischt, de uiteinden toch gewoonlijk wel degelijk worden
bijgewerkt.
De plaatsing der nagelgaten is soms wel goed, maar de wijze waarop ze
doorgeslagen zijn, eigenlijk haast nooit. Ze zijn vrijwel loodrecht ingeslagen,
zoodat het toonnagelgat en het zij nagelgat beide, voor zoover zulks nog
goed mogelijk blijkt, eene andere richting moeten ontvangen.
Een lip komt aan de fabrieksijzers niet voor, zoodat deze er ook altijd
nog moet worden aangetrokken. Deze zal ook bezwaarlijk aan een
fabrieksijzer te leveren zijn, doch het komt ons voor, dat de overige ge-
noemde fouten, wat vorm, rits en nagelgaten betreifen, bij een meer nauw-
keurige en meer samengestelde constructie betrefiende de machines, denkelijk
wel te overwinnen zullen zijn.
# #
#
Wanneer het werkelijk noodig blijft fabrieksijzers te gebruiken, dan zullen
aan de eischen van opleiding wederom hoogere eischen gesteld dienen te
worden, daar de oefening der leerlingen in de werkplaats dan zoo afneemt,
dat er geen voldoende gelegenheid overblijft om vlot en goed ijzers te
leeren zetten en richten.
EEN NIEUW SYSTEEM HOBEBBSLAamp;.
Wie veel Australische paarden rijdt, zal, evenmin als ik, verschoond
blijven van getob met het hoefbeslag. Een bij die paarden veel voorkomend
gebrek is slechte hoeven. De hoornwand is dikwijls brokkelig en de zool
te weinig hol, soms zelfs bepaald plat. Door de sléchte qualiteit van den
hoornwand raken de hier gewoonlijk gebruikte ijzers spoedig los, en de te
weinig holle zool maakt dat de paarden, vooral op ongelijke, steenachtige
wegen, zoogenaamd gevoelig zijn en onzeker gaan.
Een mijner paarden, een bijzonder zwaar gebouwde zwarte ruin van 1.54
hoogte, heeft een zeer slechte en brokkelige hoornwand en weinig holle
zool. Het gewone beslag, hoewel door een niet onbekwamen Europeeschen
smid ondergelegd, lag na gemiddeld 16 dagen los en het paard verloor op
slecht terrein dikwijls onderweg een ijzer dat vóór het afrijden nog goed
en vast scheen te zitten. Het na korten tijd opnieuw beslaan is natuurlijk
zeer nadeelig voor den hoornwand door de vele nagelgaten; daarbij is het
moeilijk en kostbaar, vooral hier waar men voor vierkant beslag, dat in
Holland ƒ1.50 kost, ƒ4 betaalt. Na lang sukkelen en vele proefnemingen
ben ik eindelijk tot een vorm van ijzer en wijze van beslaan gekomen die
volkomen voldoen. Het paard zelf is, blijkbaar uit den veel beteren gang,
daarmee zeer voldaan, er worden geen ijzers meer verloren en het beslag
behoeft nooit meer binnen den op mijn stal reglementairen tijd van zes
weken te worden vernieuwd. Na dat goede resultaat bij bedoelden ruin
worden nu sedert één jaar al mijn paarden, ook die met normale boeven,
op dezelfde wijze beslagen met volkomen succes. Het ijzer en de wijze van
beslaan, waartoe ik ten slotte gekomen ben, wil ik nu in het kort beschrijven.
De breedte van het ijzer, en dit is de hoofdzaak, hangt af van den vorm
van de zool. Hoe vlakker de zool, hoe breeder het ijzer, zoodat soms één,
soms twee en meer centimeters van den buitenrand van de zool door het
ijzer worden bedekt; de bovenvlakte (zooivlakte) van het ijzer heeft geen
afhelling, is zelfs volkomen horizontaal; de onder (bodem) vlakte heeft eene
zeer sterke afhelling die aan den rits begint, terwijl de binnenrand van
het ijzer mes-dun is; het ijzer is overal even breed; aan de einden der takken
wordt van den binnenrand zooveel afgehakt dat de straal net vrij komt.
Het meer of minder vetgestampt zijn van de nagelgaten richt zich naar de
dikte van den hoornwand en de breedte van de witte lijn. In iedere tak
worden vier nagelgaten gestampt. Aan het einde der takken steken de
ijzers op zijde en achter van drie tot vijf millimeter buiten den draagrand
uit. Het ijzer is één centimeter dik.
Bij het beslaan wordt op de volgende wijze te werk gegaan: Nadat de
oude ijzers zijn afgenomen, iets wat altijd, maar vooral bij brokkeligen
hoornwand, zeer voorzichtig moet geschieden, wordt die wand met de
houwkling zooveel als noodig is ingekort, waarbij nauwkeurig rekening
wordt gehouden met de voetas, de stand en wijze van neerzetten van den
voet en met de wijze waarop het oude ijzer is afgesleten, waarna met de,
plat over de ondervlakte van den hoef bewogen rasp, alles van de zool
wat beneden den hoornwand uitsteekt, wordt weggeraspt. De renet wordt
niet gebruikt en van straal en zool verder niets weggenomen, ook geen
zoogenaamde doode hoorn, die toch altijd nog zachter en meer elastisch is
als een scherpe steen. Als men nu een duimstok dwars over de onder-
vlakte van den hoef legt, bij de grens van het voorste derde gedeelte, zal
de hoornwand en een deel van de zool (natuurlijk van den buitenrand de
duimstok raken en de dikte van den hoornwand, de breedte van de witte
lijn en het gedeelte van de zool dat den duimstok raakt, bepalen tezamen
de breedte van het ijzer, die dus eenvoudig op den duimstok af te lezen is.
Ik heb nooit goed begrepen waarom het beslagen paard alleen op den
draagrand, den straal en een minimaal randje zool, het militair voorschrift
in Indië bepaalt dat randje op één milimeter — zou mogen loopen, terwijl
het paard in den natuurstaat op een breed deel van de zool loopt.
Om zich hiervan te overtuigen heeft men eenvoudig de ondervlakte van
de hoeven van zonder beslag loopende paarden even te bezien. Vooral
draagpaarden, die op steenachtige bergpaden loopen en van wier hoeven
dus veel gevergd wordt, leveren het overtuigend bewijs. Van een mee-
dragen van den straal is bij de meeste beslagen paarden geen sprake en
bestaat zulks dus in hoofdzaak alleen in theorie.
Ik houd van breede, platte en lange nagels. De hoornwand wordt door
zulke nagels het minst beschadigd en men houdt, ook als de nagels goed
hoog geslagen zijn, een breed en sterk nagelstuk over voor de niet. Er
wordt opzettelijk gezorgd dat de nagels niet op één lijn uitkomen. Het
aantal nagels bedraagt 5 of 6 en de overige gaten dienen om in geval van
nood, b.v. onderweg, een nagel te kunnen bijslaan. Aebter dragen mijne
paarden alle klapijzers. Ligt het ijzer onder en is het omnieten en aan-
trekken van de nagels met zorg geschied, dan neemt de smid rasp noch vijl
verder in de hand; het bijraspen van den hoornwand is voor dien wand
nadeelig en het bijvijlen van de nieten vermindert bun kracht.
Vau de ijzer-vormen die mij uit de litteratuur bekend zijn, gelijkt het
Schumachersche, dat bij de zwitsersche artillerie in gebruik is, bet meest op
het mijne, maar mijn hoofdprincipe: de hreedte van het ijzer regelt zich naar
het minder of meer hol zijn van de zool, komt daarbij niet in aanmerking.
Het systeem van horizontale zoolvlakte en afhelling aan de bovenvlakte
is op zich zelf niet nieuw. Het voorijzer van Goodwin en Cousin Tharij
had afhelling aan de ondervlakte om het klappen in de ijzers te voorkomen;
de winterijzers van graaf Einsiedel hebben afhelling aan de ondervlakte en
bijgevijlden buitenrand tegen bet glijden; ook ziet men die afhelling dikwijls
aan jachtijzers.
Hoe verklaren zich nu de voordeelen van mijn ijzers en van mijne wijze
van beslaan?
In de allereerste plaats loopt het paard op dezelfde deelen van den voet
waarop het in den natuurstaat loopt. Die deelen zijn behalve de straal (die
daaraan door zijn elasticiteit en die van zijn onderlaag, het straalkussen,
trouwens geen behoefte heeft) voor het op kunstwegen te snel afslijten en
voor verwonding door scherpe voorwerpen op den weg beschut.
De hoornwand, die bij het gewoonlijk gebruikt wordende ijzer alles alleen
te dragen heeft, wordt belangrijk ontlast; de noodzakelijkheid om bij bet
beslaan nagels door den hoornwand te drijven verliest een groot deel van
zijn nadeel omdat het ijzer over eene breede oppervlakte dragende van zelf
vaster ligt en dat het niet wrikt wat bij ijzers met afbelling aan de zooi-
vlakte, die dus met over hunne geheele breedte dragen, onvermijdelijk is,
vooral bij het met den binnenrand van het ijzer trappen op een steen. De
nagels raken daardoor los en de hoornwand wordt beschadigd.
De sterke afhelling aan de ondervlakte van mijn ijzer belet dat steenen
of andere voorwerpen zich tusschen de ijzertakken of tusschen ijzertak
en straal vastzetten; de beslagen hoef heeft den natuurlijken hollen vorm
van den onbeslagenen. De afhelling voorkomt in sommige gevallen het
klappen in de ijzers; bij de uitzetting tengevolge van het hoefmechanisme
blijft de draagrand geheel door het ijzer beschut; bet niet op één lijn staan
der nagels vermindert het gevaar voor afbrokkelen van tusschen twee
nagels gelegen wandgedeelten.
Een klein nadeel is dat mijn ijzers bij het maken meer geschiktheid en
tijd van den smid eischen, vooral ook omdat afhelling niet alleen aange-
smeed, maar ook nog zorgvuldig bijgevijld moet worden. Het beste is dat
men voor ieder paard eenige stellen goed passende en goed gerichte ijzers
in voorraad laat maken, men kan dan getroost de overigens zeer af te
keuren methode volgen om den hoef naar het ijzer te bewerken waarbij het
ijzer dan alleen even zwart-warm wordt gemaakt en op den bewerkten
voet gedrukt om ongelijkheden te markeeren die dan worden bijgeraspt.
In sommige opzicliten kan men iiet ook een nadeel noemen dat mijn ijzers
zwaarder zijn dan de gewoonlijk gebruikte.
Dit betreft vooral de vóórijzers, de achterijzers minder omdat de achter-
hoeven in den regel holler zijn en de ijzers dus niet zoo breed worden.
Een vóórijzer van bovengenoemden zwarten ruin b.v. weegt 0,750 kilo,
wat in verhouding tot de hoogte van het paard (1,54) nog al veel is.
Wat zware vóórijzers is intusschen, naar mijn gevoelen, eer een voor-
dan een nadeel. De paarden nemen daarmee de beenen beter op en werpen
ze verder vooruit, terwijl de stoot bij het neerzetten meer wordt gebroken.
De overal bekroonde prachtig gaande hackney's van Miss Eoss dragen bij-
zonder zware voorijzers en bij harddravers worden ze dikwijls opzettelijk
verzwaard.nbsp;van Effen.
*
* *
Het vorenstaand artikel is uit de pas verschenen aflevering 3, Deel XVIII,
van de „Veeartsenijkundige Bladen van Nederlandsch-Indiëquot; in zijn geheel
(behalve enkele regelen die betrekking hebben op een toegevoegde plaat,
die o.i. kon achterwege blijven en ook volgens den Schrijver niet recht
gelukkig is uitgevallen) overgenomen, aangezien er veel nuttige wenken
in worden gegeven en er niet zoo veel afwijkends in voorkomt met het in
Europa aangegeven beslag als de Schrijver blijkbaar van meening is.
Het is zeer nuttig dat opnieuw zeer de aandacht is gevestigd op het nauw-
keurig aansluiten van de draagvlakte van den hoef tegen die van het ijzer
en het onnoodig veel beraspen van den wand en de nieten, waartegen helaas
veel te dikwerf wordt gezondigd. ïer verontschuldiging van den smid, in
zake het niet voldoende nauwkeurig afwerken van den hoef vóór het beslag
en van het ijzer, kan alleen gelden het veelvuldig te laag gestelde tarief,
dat wellicht pas door meerdere aaneensluiting van de patroons en door
betrekkelijke uitsluiting van de knoeiers zal kunnen worden verbeterd.
Wij nemen aan dat de Schrijver volhoeven geheel buiten beschouwing
heeft gelaten.
Schr. zegt: „hoe vlakker de zool, hoe breeder het ijzer.quot; Dit is ook de
algemeene opvatting, indien de vlakke zool gepaard gaat met een wijden
hoef. Lungwitz zegt immers ook in den lOden druk van Leisering-
Hartman, 1903, op blz. 240, 12de regel van boven e.v.: „De breedte der
draagvlakte van het ijzer is die der draagkrachtige deelen van den hoef, dat
is de wand, de witte lijn en dat gedeelte van den buitenzoo 1-
rand hetgeen voor den onder(voor)rand van het hoefbeen ligt.
In aansluiting hiermede wordt die draagvlakte voor wijde hoeven en schuin
staande wanden breeder dan voor nauwe hoeven en steile wandenquot;. Indien
het ijzer breeder wordt dan door Lungwitz is aangegeven zal er vrij zeker
na eenigen tijd op harde wegen een drukking der vleeschzool ontstaan.
Naar onze overtuiging hebben de algemeen gebruikelijke hoefnagels vol-
doende breedte en zwaarte om in 5 tot 8 stuks de ijzers goed te bevestigen.
De zware ijzers, waarmede vooral hackneys op concoursen hippique zijn
voorzien, worden na het concours weer afgenomen. Zij dienen alleen om
tijdelijk de actie zooveel mogelijk te verhoogen.nbsp;Eed.
—nbsp;Cursussen in hoefbeslag in Friesland. Na afloop vau den hoefsmid-
cursus, vanwege het Eriesch P. S., te Sneels, die 25 October 1.1. eindigde,
zijn aan de navolgende smeden diploma's als bekwaam hoefsmid uitgereikt:
O. Nolles, St. Nicolaasga, H. van den Berg, Oudega (W.), J. van der Berg,
Blauwhuis, S. Pelsma, Balk, G. Landstra, Wieuwerd, S. van der Schaaf,.
Jorwerd, H. Bleeksma, Sneek en T. Eiemersma, Eolsgare.
—nbsp;Inrichting YOor hoefbeslag te Groningen. Voor het volgen van een
cursus aan voornoemde inrichting is op 23 Oct. j.1. toegelaten de leerling
G. Wij ma te Kommerzijl en op 6 Nov. j.1. de leerling J. Poort te
Noordhorn. Mede wordt de cursus gevolgd door H. Stel te Buinen en
B. Klaassen te Zwinderen gem. Oosterhesselen.
—nbsp;Vereeniging ter verbetering van het ambacht. Algemeene vergadering
op maandag 19 November 1906 te 12 uur in het gebouw der Maatschappij
voor den werkenden stand. Kloveniersburgwal 87 te Amsterdam.
—nbsp;De Staatsbegrooting 1907 voor het Departement van Landbouw, Nijver-
heid en Handel bevat o.m. het volgende:
Voor de opleiding van burgerhoefsmeden, die zich verder in hun vak wenschen
te bekwamen, werd tot nu toe gebruik gemaakt van de daartoe bestaande
gelegenheid aan de militaire rij- en hoefsmidschool te Amersfoort. Door
gebrek aan ruimte in die inrichting bestaat er groot gevaar, dat bedoelde
opleiding voortaan niet meer daar zoude kunnen plaats vinden. Vermits
zulks in hooge mate te betreuren zoude zijn, is de Minister van L. N. en H.
te dezer zake met den Minister van Oorlog in overleg getreden. De slotsom
van dat overleg is, dat voornoemde Minister zich bereid heeft verklaard
de localiteit der hoefsmidschool zoodanig uit te breiden, dat voortaan geregeld
zes burgerhoefsmeden in de gelegenheid gesteld kunnen worden aan het aldaar
gegeven onderwijs deel te nemen, mits de op ƒ3750 geraamde kosten van
dat werk voor de helft door het Departement van Landbouw, Nijverheid
en Handel worden gedragen.
Zich vereenigende met dat voorstel, vindt de Minister v. L., N. en H.
vrijheid daartoe te dezer plaatse ƒ1875 aan te vragen.
Uit „N. R. Courant.quot;
—nbsp;Glasgow. IJzer. De wekelijksche berichten van Eeichman en Co.
geven in de laatste helft van October en begin November steeds een opge-
wekte stemming der markt aan, terwijl het laatste bericht van 9 Nov. eene
verlaging der prijzen meldt.
—nbsp;Duisburg — ßuhrort. Steenkolen, 2 Nov. Tengevolge van den
nog steeds vallende waterstand ontstaan groote zwarigheden voor verschepin-
gen. Veel wordt per spoor verzonden. Aan den Bovenrijn is nu bijna alle
voorraad kolen verbruikt, zoodat het daar voor den winter bedroefd uit-
ziet; hier daarentegen is voorraad, zoodat bij hoogeren waterstand, vooral
naar Nederland, sneller dan anders zal kunnen worden verladen.
— Der Hufsclimied, afl. Nov. '06, bevat een artikel over bet beslag van
paarden voor afstandsritten, over de hoefsmeden in de hoogste gedeelten der
wereld (het Himalaya gebergte), over den meester-titel voor hoefsmeden, —
diverse mededeelingen.
Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag.
HET HARDEN VAN IJZER.
Tot in den laatsten tijd hardde men ijzer door het in poeder te gloeien,
bestaande uit organische stikstof houdende stoften, welke een groot gehalte
bezitten aan smeltbare asch, zooals b.v. geel bloedloogzout, cyankalium, enz.
Het nieuwste op dit gebied is echter de toevoeging van phosphor aan boven-
genoemde stoftfen, waardoor hunne werking bijzonder verhoogd wordt. Het
principe der harding bestaat hoofdzakelijk daarin, het koolstofgehalte van
het ijzer te verhoogen, hetgeen bij aanwending van eerstgenoemde stoffen
slechts ten deele gelukt, wanneer men namelijk de gloeiing niet zeer lang
aanhoudt. Ook dringt deze harding niet diep in de oppervlakte in. Het
is reeds lang bekend, dat door inwerking van phosphordampen, een harde
oppervlakte op ijzer wordt verkregen. Hierdoor verkrijgt het ijzer echter
eene broosheid, welke het voor de techniek onbruikbaar maakt. Daartegen-
over is de opmerking interessant, dat bij gelijktijdige aanwending der beide
stoffen, deze de eigenaardige werking uitoefenen, het behandelde ijzer in den
kern taai, en aan de oppervlakte hard te maken. Proeven welke vóór de be-
handeling 0.045—0.038 o/o koolstof en 0.0725—0.0672 phosphor aangaven,
wezen na de harding een gehalte aan van 0.459—0.468 quot;/o koolstof en 0.08—
0.074 o/o phosphor. Niettegenstaande dit hoogere phosphorgehalte, was bij
proef twee, de harding reel dieper ingedrongen, in hetzelfde tijdsverloop als
bij proef één; met hetzelfde hardpoeder echter was die hierbij vrij van phos-
phor. De oppervlakte had geene verandering, dan ten opzichte der hard-
heid ondergaan. De verrassende werking, bij gelijktijdige aanwending van
hardpoeder en phosphor, wordt op die wijze verklaard, dat de phosphor niet
als eigenlijk bardmiddel hier werkzaam is, doch het middel is om het ijzer
de koolstof gemakkelijk te doen opnemen. Door den invloed der phosphor
verwijderen zich de moleculen van elkander, waardoor de koolstof een
tamelijke diepte bereikt, hierbij behoudt men een beduidende taaie kern,
terwijl de oppervlakte hard wordt, en wel zoo, dat deze hardheid voor die
van werktuigstaai niet onderdoet, terwijl de laschbaarheid van het ijzer
hieronder geenszins te lijden heeft.
Om 200—300 KG ijzer aan de oppervlakte 1 mM diep met de aangegeven
werking te behandelen, plaatst men de stukken ijzer in een retort, moffel
of dergelijk, omgeven door beendermeel, hetgeen met 300 gram geel bloed
loogzout, 250 gram cyankalium en 400 gram phosphor vermengd is. Men
sluit die omhulling goed door het te besmeren met klei of een andere vuur-
vaste stof, en verhit daarna het geheel tot lichtrood- of witheet, waarna
men het op deze wijze behandelde ijzer in water of een andere vloeistof
afkoelt. De roode phosphor eigent zich het beste voor dit doel, doch kan
ook als mengsel aangewend worden. De mengverhondingen zullen zich
hierbij aanpassen naar de bardtegraad, welke vereischt wordt. De diepte
der inwerking is onafhankelijk van de gebruikte ijzersoorten. Deze behan-
deling is bijzonder aan te bevelen voor macbinedeelen, als tappen, lagers,
enz., aan hun oppervlak zeer diep te harden. Echter kan men ook werk-
tuigen, bij gebrek aan goed staal, door deze behandeling uit ijzer vervaar-
digen, die dan tevens onberispelijk zullen werken, b.v. beitels, boren, enz.
Evenals het bovengenoemd bardmiddel, werkt ook carbid en deze wordt
däär aangewend, waar men alleen deze stof gebruikt en die door de werking
der hitte of een electrischen stroom moet indringen. Bij deze bewerking
wordt de keuze der carbid echter begrensd, daar slechts die soorten kunnen
worden aangewend, welke door verhitting of door aanwending eener elec-
trischen stroom smelten. Hiervan zijn zeer vele soorten, b.v. het calcium-
carbid uitgesloten, daar zijne omzetting zoo'n hooge bittegraad vordert, dat
ijzer of staal hierdoor zou verbranden. Deze nadeelen heeft men echter in
den laatsten tijd op die wijze trachten te overwinnen, door het carbid niet
alleen, doch met zulk een stof vermengd, te gebruiken, waardoor het
mogelijk wordt bet carbid te doen vloeien. De aanwending van zulke stoffen
heeft buitendien het voordeel, dat de reactie tusschen koolstof en ijzer,
alzoo de kooiing van het ijzer, bespoedigt wordt. Men kan b.v. silicium-carbid
met natriumsulfaat mengen, en dat mengsel opbrengen op koud ijzer of staal,
en daarna gloeien, of de van te voren gloeiend gemaakte werkstukken in
dit mengsel brengen.
Ten slotte is nog eene methode te vermelden, welke een oppervlaksharding
van ijzeren voorwerpen langs electrischen weg tengevolge heeft. Bij den
tot heden toe gevolgden weg legt men het weeke ijzer in een laag houtskool
(fijne), waarna het in een bijzonderen oven langen tijd verhit wordt, zoodat
het ijzer koolstof opneemt. Deze wijze van werken is werkelijk omslachtig,
daar tengevolge de slechte warmtegeleiding der kolen, zeer veel brandstof
noodig is, om al de boutskool doelmatig te verhitten. Brengt men nu
zonder afsluiting der lucht, de te harden voorwerpen aan alle zijden in
aanraking met grove houtskool, of wanneer dat verlangd wordt, op een
bepaalde plaats, en benut men dan een electrischen stroom waardoor die
kolen gloeien, dan is ook deze zwarigheid opgelost. Al naar de stroom-
sterkte en den duur van den stroom, laten zich verschillende hardte-graden
bereiken. Voor het cementeeren (oppervlaksharding) van week ijzer, kan men
zich b.v. van een bak bedienen, waarvan de twee tegen elkaar overstaande
wanden uit een geleidende stof bestaan, of stroom toevoerende plaatsen be-
zitten. De te harden voorwerpen kunnen ook zelf als electroden (polen) dienst
doen. In dit laatste geval kan de geheele omhulling uit geleidende stoffen
bestaan.
— Plaatsgebrek noodzaakt ons het programma van de Intern, en Nat.
tentoonst. te den Haag in Sept. 1907, voor wat betreft de rubriek hoef-
beslag, tot de December-afl. te laten liggen.
HOEFZOLEN voor paar-
den met gebrekkige en
gevoelige hoeven.
Deze zolen worden
zeer geroemd en zijn
in alle afmetingen ver-
krijgbaar.
CIECIJLAIKES op
franco aanvage bij:
W. A. H. van HORSEN, Utrecht.
Kij^nsttioorn,
verkrijgbaar in de chemicaliën- en
drogerijen-handel van
K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,
te Dordrecht.
Prijscouranten voor HH. veeartsen
en hoefsmeden op aanvrage gratis.
John's „Volldampfquot; Waschmachine
wascht, stoomt, kookt
en ontsmet de wasch
tegelijkertijd met een
besparing van 75 7o
aan zeep, soda, water,
tijd en brandstoffen,
zonder het goed in het
minste te ruïneeren,
waardoor men haar
ook tot de fij nste wasch
zonder vrees kan toe-
vertrouwen.
Vraagt -wederverlcoopsofferte aan de
nn Annrlortlon I A inhm ilveusnehofex 23,
op Manoeeien j, m. junn, bijKrf,.rt(m.itsci.iand):
zflii liet beste, het gemakkelijkste en het Toordeeligste, omdat men ze
zelf kan inleggen en er nimmer iets van yerloren gaat, doordat de oude
zolen steeds opnieuw gebruikt worden; ze voorkomen hoef- en been-
gebreken eu zijn onmisbaar op a.sphalt of gladde bestrating.
Een kilo inhoudend 8 tabletten, voldoende voor 8 hoeven.
JPrijs per Kilo.....f 5.—.
« «nbsp;^^ .....f 4.7.% per kilo.
» » S » .....f 4.50 ,, „
Uitvoerige prospectus op aanvrage gratis verkrijgbaar bij den vertegenwoordiger
voor Nederland E. E. DWAES, Wolvenstraat 19, Amsterdam.
Zie de E^talage in de Monsterzaal.nbsp;Hoefsmeden lO % rabat.
te letten.
Verkoop alleen aan grossiers!
FRIEDR. DICK, Esslingen a. N., (Württemberg)-
Vertegenwoordiger: J. J. VAN MEEKREN, Amsterdam, Sarphatistraat 75.
Vraagt bij uwen ijzerhandelaar ECHTE
DICK'S Hoefraspen
en andere gereedschappen
voor
Hoefbeslag.
Gelieve
vooral op het merk:
Beste en meest beproefde beslag.
Hoogste onderscheiding.
Groote gouden Medaille.
Gediplom. Smidsvaktentoonstelling Nürnberg, IVIeissen, Leipzig, Trier.
Branscheid amp; Philippi - Remscheid, Rijnland.
ALLE SOORTEN van
Schroef- en Insteekkalkoenen. Losse Stooten.
Prima, kwaliteit.nbsp;Geen handelswaar.
(losse Stooten). Uitwissel-
baar (gaan niet verloren).
Uitstekend in 'tgebruilc!
Eenvoudig. — Practisch
en billijk.
Gelieve een proef te jnemen, het zal U klandisie bezorgen.
Steeds groote voorraad in den winter. Catalogus franco op aanvrage aan den
Hoofdagent voor Nederland:
Het Tectiniscti Bureau „Vulcanquot;, 81 Haarlemmerwefl, Amsterdam,
Vele getuigschriften van Koninkl.- en Privaat-hoefsmidschoien en van de
grootste hoefsmederijen.
S. C. M. BAX. 2, 4 en 6 Jufferstraat. - ROTTERDAM.
— Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. —
Meest uitgebreide sorteering prima bianlce Hoefnagels, waarvan meer
dan 60 verschillende voorradig. Billijke prijzen.
met caoutcbouc straal.
Beter en goedkooper dan Engelsche zolen. Stevig geplakt en opgenaaid op best sterk leder.
Merk „The Holdfast barquot; prima kwali-
teit, zachte, veerkrachtige hlauwe Caoutchouc,
in 18 verschillende maten voorradig.
Iedere zool ïoorzien van Garantiestempel van niet los te laten.
Merk „The Favorite barquot;, prima kwaliteit,
zachte, veerkrachtige Witte Caoutchouc.
in 10 verschillende maten voorradig;
— Pr ij zen uiterst bill ij k. —
Men lette op het stempel op iedere zool.
Hoefraspen.
Renetten {rechts en
links).
Hoinvklingen.
Hoefhamers.
Hoeftangen.
Alle Caoutchouc ar-
tikelen.
Knnsthoorn.
enz., enz.
IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.
Las- of Welbladen oin
ijzer en staal te
wellen. Las-poeder.
Pneumatiek- of Lnchtdrukzool
in 8 verschillende maten voorradig.
-ocr page 185-Ile Jaargang. — 1906. — Aflevering 12.
hoofdredacteur-tjitgbver: a. w. heidema, rijks-veearïs te groningen.
-ocr page 186-
Lambert amp; | ||
Hallanan Hoefzolen de Beste en | ||
Rotterdam, Wijnhaven 127. |
INHOUD.
Borden, trippen, touwsandalen. — Nationale en internationale tentoon-
stelling te 's-Gravenhage. — Korte mededeelingen. — Persoverzicht. —
Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag. —
Correspondentie. — Advertentiën.
BORDEN, TRIPPEN, TOUWSANDALEN,
boob
E. LAMÉRIS, Kapitein-Paardenarts.
In ons vaderland, zoo rijk aan water en moeras, moet de bevolking reeds
in oude tijden groote behoefte hebben gevoeld aan middelen en inrichtingen
om het wegzakken in den bodem van de hoeven der paarden te verhinderen.
De natuur zelfs heeft daaraan mede geholpen, door de paarden op lagen,
weeken of moerassigen bodem te voorzien van een grooten, wijden en platten
hoef; men zou geneigd zijn dit te beschouwen als een aanpassing aan de
omstandigheden.
Nu evenwel, dank zij den verbeterden waterafvoer en drainage der gronden,
de plaatsen „waar eens de zeemeeuw vloog en de roerdomp zijn dof geluid
liet hoorenquot; langzamerhand beginnen te verdwijnen, wordt ook de behoefte
aan dergelijke toestellen minder gevoeld en zullen zij weldra tot de geschie-
denis behooren.
Op dit oogenblik worden zij behalve op lagen bodem voornamelijk gebruikt
op pas ingepolderde gronden of in ontginning verkeerende veen- en dalgronden.
De oudste inrichtingen zijn mijns inziens de zoogenaamde borden of trippen.
Veel moeite heb ik er indertijd voor gedaan, deze in mijn bezit te krijgen,
totdat een gelukkig oogenblik mij gunstig was; de vorige maand ontving ik
een stel van den heer Th. Bosma, Rijks-veearts te Wommels in Friesland,
waarvoor ik hem hier openlijk mijn welgemeenden dank betuig. Ook zijn
door genoemden heer een tweetal borden geschonken aan het museum voor
hoefbeslag van de Rijks-Veeartsenijschool, door den heer W. 0. Schimmel
aangelegd.
De beide borden, welke ik ontvangen heb, zijn niet geheel gelijk van vorm,
hoewel het een stel is, dat bij elkaar is gebruikt. Het nieuwste is wat
smaller en langer en aan de hoeken minder afgerond, het oudste is van het
model zooals men ze gewoonlijk ziet. De beide borden of „boerdenquot;, zooals
ze in 't Eriesch heeten, welke door den heer Bosma naar Utrecht zijn ge-
zonden, zijn van hetzelfde type als de oudste der twee.
Zooals uit de achterstaande photographie te zien is bestaan zij uit een
4 cM dik plankje, 22 cM breed en 28 cM lang met afgeronde hoeken; de
vorm van den hoef is aan de bovenvlakte er in uitgesneden. Daarboven
bevindt zich een ijzeren beugel van denzelfden vorm als de omtrek van den
hoef en is door middel van de rechthoekig omgebogen uiteinden en één
opslaande ijzeren staaf in het toongedeelte aan het plankje bevestigd. Juist
in 't midden achter den straal is een ijzeren kram aangebracht, wier punten
het plankje doorboren en aan de onderzijde evenals de drie steunpuiiten
van den beugel zijn vastgeklonken op twee dunne, dwars verloopende ijzeren
reepen aan de ondervlakte.
Aan den ijzeren beugel bevinden zich drie leeren lussen waardoor een
riem met gesp gaat, die tevens loopt door een vierde lus aan de boven-
genoemde kram bevestigd. Door den riem los te gespen, den hoef van het
paard er in te plaatsen en den riem weder aan te halen, worden deze borden
op zeer gemakkelijke en practische wijze aan den voet vastgemaakt.
Het plankje is van zeer licht hout gemaakt, het gewicht dezer borden
valt daardoor zeer mede, het bedraagt van 1.45 KGr tot 1.8 KG. Meestal
worden alleen de achterhoe-
ven ervan voorzien.
De heer Bosma schrijft
mij omtrent het gebruik
het volgende: „Ze worden
gebruikt in de laagveen-
streken van midden Fries-
land, die gewoonlijk 's win-
ters onder water staan.
Door inpoldering is het ge-
bied waar ze gebruikt wor-
den veel beperkt geworden
en eveneens is het gebruik
verminderd door verbeter-
den waterafvoer. In droge
zomers behoeven ze in den
regel geen dienst te doen.
Goede „boerdenquot; moeten
gemaakt zijn van wilgen-
hout. Deze blijven licht.
Van iepenhout zijn ze ook
wel vervaardigd, maar deze
bleken te zwaar.
De paarden die geoefend
zijn op terrein waar de
boerden noodig zijn, loopen
met niet te groote passen.
Ze strekken zich onder het loopen eenigszins, daarbij worden de achterbeenen
iets wijder geplaatst dan gewoonlijk, waardoor ze voorkomen, dat bij het
neerzetten der achterhoeven, deze terecht komen in de indrukken in den
bodem gemaakt door de voorhoeven.
De hoeven worden daarbij vlak neergezet. Een paard dat te veel op het
toongedeelte loopt, zakt onmiddellijk diep in den bodem weg (geraakt to
leger, zooals men in Friesland zegt).
Dat wegzakken gebeurt enkele malen ook nog met de boerden onder,
vooral bij zwaar trekken, bijvoorbeeld met een wagen hooi of voor de tieme.
Ze zitten dan vast natuurlijk en zijn riemen en borden goed sterk, dan
breekt de boel niet, dan dienen ze uitgegraven te worden. Om de ver-
ongelukte weer aan de oppervlakte te krijgen, worden takkebossen, bossen
stroo of riet vóór en terzijde van het paard gelegd om eenigen steun te
geven bij het spartelen om naar boven te komen.
Bij een eenigszins langdurig gebruik krijgen de paarden huidkneuzingen
in het koothol door drukking en schaven der achterste riem. Ook ontstaan
soms kneuzingen aan de kroon door den ijzeren beugel, wanneer die ver-
keerd gesteld is. In den schafttijd en ook zoodra de bodem maar eenigszins
betrouwbaar is, worden de boerden afgenomenquot;.
Ook in Noord-Holland schijnen deze zelfde plankjes gebruikt te worden.
Van den heer Busing, Rijks-veearts te Naarden, kreeg ik in 1899 opeen
door mij daaromtrent gedane vraag ten antwoord:
„De door U bedoelde plankjes worden gebruikt bij het ploegen in pas
drooggemaakte polders om den hoef grooter steunvlak te geven en het
inzakken in den weeken, kleiachtigen bodem te voorkomen. Zij zijn onge-
veer 2 dM lang en breed en worden door middel van riemen aan den hoef
bevestigd. Het is al jaren geleden, dat ik ze in den toen drooggelegden
Horstermeerpolder heb gezien!quot;
In de Groningsche Veenkoloniën en de Z. O. hoek van Drenthe noemt
men deze borden ook wel trippen; de plankjes die de turftrappers onder
hunne voeten gebruiken om de klien (bagger) vast te trappen, dragen ook
dezen naam. Naar men mij mededeelde wordt in den omtrek van Hooge-
zand veelal gebruik gemaakt van dunne ijzeren platen van denzelfden vorm,
waarop een beugel is bevestigd, evenals dit bij de borden het geval is. Deze
beugel komt echter iets hooger te zitten en is van binnen met schapenvacht
bekleed om beleedigingen aan de kroon te voorkomen.
Uit Dedemsvaart, in het noorden van Overijssel, ontving ik indertijd
een ijzeren plaat welke voor hetzelfde doel wordt aangewend, n.1. het ploe-
gen van de met succes in cultuur gebrachte veengronden aldaar.
De ijzeren plaat bezit twee vierkante gaten, welke dienen voor het door-
laten en vastzetten der haakvormig omgebogen kalkoenen van het ijzer. De
plaat wordt geschreven tusschen de kalkoenen en het ijzer en daarna in het
toongedeelte door middel van een schroef met grooten vierkanten kop vast-
gezet.
De binnenhelft der plaat is veel kleiner dan de buitenhelft, daar dit anders
tot hevige strijkwonden of hewegings-stoornissen aanleiding zou geven.
Dit beslag is zeer zwaar, het weegt per stuk 2.5 K.G.; het kost den
paarden veel moeite den daarmede voorzienen hoef uit den weeken modder
te trekken. Bovendien zal er veel kans bestaan, dat de ijzers bij eenigszins
langdurig gebruik door zuiging verloren gaan, wanneer de hoeven tenminste
niet van de sterkste soort zijn; bij brokkelhoeven is de toepassing geheel
uitgesloten.
Men maakt daarom te Dedemsvaart en ook in andere streken meer ge-
bruik van uit touw gevlochten sandalen of mandjes, welke den geheelen
hoef omkleeden, als een schoen aangetrokken en met banden om de kroon
worden gevestigd. Deze zijn veel lichter en gemakkelijker, laten het opne-
men van het been beter toe; men kan dikwijls volstaan met alleen de
achterhoeven er van te voorzien. Ze hebben het voordeel dat men daarbij
nooit geen last van drukkingen krijgt.
Ook in Friesland maakt men hiervan gebruik, men noemt ze daar koer-
kes (mandjes, korfjes). Waar men ze gebruikt, laat men ze dikwijls den
geheelen dag zitten. Een nadeel is, dat ze lang niet zooveel draagkracht
bezitten als de borden. In Friesland worden ze met een plat touw ter
hoogte van de kroon vastgegespt. Eeeds vroeger had ik de gelegenheid
er op te wijzen dat deze touwsandalen op verrassende wijze overeenkomen
met de soleae sparteae, door de oude Eomeinen in het begin onzer jaartel-
ling gebruikt.
Deze soleae sparteae of touwsandalen werden gevlochten uit esparto-gras,
dat tegenwoordig nog veel gebruikt wordt voor 't vlechten van mandjes,
vloermatten, touwwerk en schoenzolen. Ook thans maakt men in Japan nog
gebruik van gevlochten kussentjes of matjes van stroo onder de hoeven der
paarden, echter meer om overmatige afslijting daarvan tegen te gaan. Ge-
woonlijk zijn zij van rijststroo gemaakt, bij de rijkere klassen echter van
katoen of zijde. Eijststroo wordt tot banden gevlochten en deze saam-
geweven tot een dik rond kussen, groot genoeg om de geheele ondervlakte
te bedekken. Aan den omtrek van dit kussen zijn lissen aangebracht (in
het toongedeelte een dikkere en sterkere, waardoor twee smalle banden van
af de verzenen loopen
om het geheele toestel
om de koot vast te
maken. In de laatste
jaren zijn ze evenwel
zeldzamer geworden, daar
de Europeesche hoef-
smidskunst in Japan
groote vorderingen heeft
gemaakt.
Ter wille van de vol-
ledigheid, wil ik hier nog even vermelden dat men in den Zuid-oosthoek van
Friesland, in de buurt van de dorpen Oosterwolde, Appelscha en Donker-
broek de hoeven der paarden met dubbelgevouwen zakken omwikkelt, om
het hooi uit bet drassige hooiland te kunnen halen en ook om daarbij de
zode zoo min mogelijk te beschadigen.
Ten slotte nog een enkel woord over de houten schoenen die in Noord-
Duitschland in de veenstreken worden gebruikt en welke ik voor 't eerst
zag op de Ausstellung für Moorkultur in Februari 1904 te Berlijn, tijdens
de Landwirtschaftliche Woche.
Ze zijn evenals de klompen voor den menschen voet, geheel naar den hoef
van het paard te pas gemaakt en loopen naar den bodem toe wijd uit om
een groot steunvlak te verkrijgen. Ook deze zijn van licht hout, meestal
wilgenhout vervaardigd. Zooals uit de bijgaande figuren goed is waar te
nemen, worden zij, zoodra de hoef van het paard er in geplaatst is, van
achteren door middel van een houten spie vastgezet.
Het is mij niet bekend of dit soort van trippen in ons vaderland gebruikt
worden, wel weet ik dat dit het geval is in het naburige Westfalen.
NATIONALE EN INTERNATIONALE TENTOONSTELLING
TE 's GRAVENHAGE, 14-23 Sept. 1907.
Rubriek „Hoefbeslagquot;.
Deze rubriek zal bevatten:
Ie. Een wedstrijd in hoefbeslag van gediplomeerde burgerhoefsmeden.
Hiervoor worden de volgende prijzen uitgeloofd. Ie prijs ƒ100; 2e prijs
ƒ50; 3e prijs ƒ25; 4e prijs ƒ10; 5e prijs ƒ10; 6e prijs ƒ10, en eervolle
vermeldingen.
2e. Een wedstrijd in het hoefbeslag van militaire hoefsmeden. Hiervoor
worden als prijzen uitgeloofd: Ie prijs gouden medaille; 2e prijs verguld
zilveren medaille en ƒ10; 3e prijs zilveren medaille.
3e. Eene tentoonstelling van de beste inzending van handgesmede hoef-
ijzers (niet blank gevijld op de vlakten). Zomer en Winterbeslag.
Als prijzen kunnen worden toegekend: ƒ 25, ƒ 15 en ƒ 10.
4e. Eene tentoonstelling van leermiddelen voor hoefbeslag (vooral met
het oog op cursussen in dit vak). Als prijzen worden diploma's uitgereikt.
5e. Eene tentoonstelling van nieuwe doelmatige uitvindingen op het
gebied van hoefbeslag.
Als prijzen kunnen worden toegekend: Ie prijs ƒ15; 2e prijs ƒ 10.
6e. Het uitreiken van prijzen voor de hoefsmeden, die de dekhengsten,
welke het best beslagen ter tentoonstelling kwamen, besloegen.
Als prijzen zal men toekennen: Ie prijs ƒ25; 2e prijs ƒ10.
Bepalingen voor de Wedstrijden in Hoefbeslag.
a. Om tot den wedstrijd onder No. i bedoeld te worden toegelaten zal
eene keuze van een 24-tal gedaan worden uit de personen, die den dag te
voren aan een concours hebben deelgenomen, bestaande in het vervaardigen
van eenzelfde hoefijzer, onder gelijke voorwaarden en in een vooruit be-
paalden tijd — 20 minuten.
Deelnemers moeten zich aanmelden aan het Bureau der tentoonstelling.
Buitenhof 42« te 's-Gravenhage vóór 1 Aug. 1907, met nauwkeurige ver-
melding van naam, voornaam of voornamen, woonplaats, ouderdom en waar
zij hun diploma behaald hebben. Inleggeld wordt niet geheven.
h. De deelnemers zijn verplicht hun eigen gereedschap mede te brengen.
Staven voor het maken der ijzers zullen op het terrein aanwezig z^n.
c. De deelnemers hebben zich stipt te gedragen naar de aanwijzingen der
Commissie.
Rubriek ter opluistering.
Ter opluistering kunnen toegelaten worden (voor zoover ruimte beschik-
baar is) voorwerpen, werktuigen, enz. ä ƒ 10 per M^.
— Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. De leerling H. Stel
te Buinen gem. Borger heeft na een verblijf van 5 maanden de inrichting
op 1 Dec. j.1. met een goed getuigschrift verlaten. Als leerlingen zijn
weder toegelaten: W. Hiel k erna te Eottum gem. Kantens en J. Pal the
te Peize, resp. op 27 Nov. en 10 Dec. j.1. — Mede volgen den cursus de
leerlingen: B. Klaassen te Zwinderen, G. Wijaia te Kommerzijl en J.
Poort te Noordhorn.
—nbsp;Een goed voorbeeld ter navolging. Het Gemeentebestuur van Deven-
ter heeft aan de plaatselijke Afdeeling van de Geldersche-Overijsselsche
Maatschappij van Landbouw geheel kosteloos de smederij en een leslokaal
in de Ambachtsschool ten gebruike afgestaan, ten behoeve van een Gursus
in hoefbeslag.nbsp;{Friesch weekbl.)
—nbsp;Tiel. De 2-jarige hoefsmidcursus, in het leven geroepen door de afd.
Tiel der Geldersch-Overijselsche Mij. vau Landbouw, is 14 Nov. j.1. in
tegenwoordigheid van bet bestuur dier afd., den directeur der ambachts-
school, den leider van den cursus, den heer H. J. C. van Lent, en den
heer L. J. Schotman, onderwijzer aan de ambachtsschool, geopend.
Practisch onderwijzer is de heer W. A. H. van Horsen te Utrecht.
De eerste les nam een aanvang met 13 leerlingen.
—nbsp;Standbeeld in Sendling (Beieren). Ter herinnering aan den Send-
linger boerenslag op 24 December 1705 heeft men een standbeeld opgericht,
waarbij op een der zijden van het 6V2 Meter hooge voetstuk het beeld is
weergegeven van den heldhaftig strijdenden smid Balt hes uit Koebel.
Deze vocht met een disselboom in zijn handen, zoodat zijn reuzenbouw
begrijpelijk is. Hij doet herinneren aan „Groote Pierquot;, waarvan in Fries-
lands geschiedenis immers verteld wordt, dat hij met een ploeg zijn woning
wees alsof die zoo licht als een wandelstok ware.
—nbsp;Uit N. R. Courant. — In eene vergadering der afd. Tholen der
Zeeuwsche Landbouwmaatschappij, te Oud-Vossemeer gehouden, is o.m. ook
eene bespreking gehouden over het hoefbeslag, dat in deze omgeving, vooral
met oog op het steeds toenemende getal Belgische paarden, te wenschen
overlaat en de wensch is te kennen gegeven dat bij eventueel te houden
cursussen in beslag vooral daarop het oog moet gevestigd worden, en dat
het zoogenaamde „Belgische beslagquot; worde aangeleerd.
—nbsp;Glasgow. IJzer. De wekelijksche berichten van Reichmann en Oo.
geven in de laatste maand een gedurige verbooging der ijzerprijzen, —
zulks tengevolge der groote vraag. De voorraad is schaarsch, terwijl het
verladen der schepen onvoldoende vlug kan geschieden.
—nbsp;Dnisburg-Ruhrort. Steenkolen, 1 Dec. Naar Nederland wordt
oogenblikkelijk veel verladen, er zijn schepen voldoende aanwezig, de
waterstand is gunstig en de scheepsvracht wat lager.
—nbsp;De Engelsche regeering heeft aan het parlement een statistiek doen
toekomen van de productie van ijzer en staal in de voornaamste landen.
(Bij plaatsruimte zullen wij in een volgende aflevering hieruit enkele hoofd-
cijfers overnemen. Bed.)
Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag.
AANLEG EN INSTALLATIE VOOE BB- EN ONTWATERING.
De inwoners van Isleine steden en dorpen is liet niet vergund de gemakken
te genieten, het water uit de leidingen te ontvangen, aangelegd door gemeente-
besturen of maatschappijen, daar deze zaken voor dergeliike gemeenten te
groote financiëele bezwaren met zich brengen. Wanneer dit voor velen nu
het géval is, zijn dezulken genoodzaakt zich zelf van een waterverzorgings-
aanleg te voorzien. De eenvoudigste hiervan is wel de gewone zuigpomp,
waarmede het water uit den aardbodem circa een Meter boven den grond
gevoerd wordt. Deze pompen worden in zeer vele constructies vervaardigd
en in den handel gebracht. De meest algemeen gebruikte is de één-cylinderige
zuigpomp uit gietijzer. Niettegenstaande vindt men ook nog de pompcylinder
vervaardigd uit 1,5 streep plaatkoper, en niet zelden uit looden buis, waar-
van de wanddikte 3—4 m.M. bedraagt, terwijl men vroeger voor datzelfde
doel nog hout gebruikte. Deze laatste constructie is echter vrijwel verdwenen.
Deze zuigpompen bestaan uit de volgende deelen: Een cylinder vervaardigd
uit bovengenoemd materiaal, met een binnenwerksche doorsnede van 7 tot
12 c.M. bij een lengte van 60—100 c.M., waarvan de wanden over de geheele
lengte zuiver afgewerkt zijn. In deze buis bevindt zich de zuiger, waar-
mede de waterzuil, van uit de bronnen, naar buiten wordt gewerkt. Deze
zuiger, uit hout of metaal gemaakt, is omgeven door een lederen manchet
van 3—6 c.M. breedte, om een goede afdichting met den cylinder wand te
bewerken. In het midden van den zuiger is een ronde opening door de geheele
lengte geboort; dit gat is in verhouding tot de cylinderdoorsnede, 272—5
c.M. in doorsnede, hetwelk door een stuk leder (goed kernleder) met lood- of
ijzerverzwaring afgesloten wordt. Bij zuigers uit metaal gebruikt men voor
dat doel, in plaats van de leeren klep, een van pas geslepen metalen klep,
hetgeen bij pompen die weinig gebruikt worden de voorkeur verdient, daar
bij het droog staan der pomp het leder verhardt, en geruimen tijd noodig
heeft, weer zijn functie uit te oefenen.
Buiten dezen zuiger bevindt zich in den cylinder van het pomplichaam nog
een klep, hartklep genoemd, en wel in het onderste gedeelte of overgangs-
trechter, dit laatste bij extra groote cylinderdoorsnede. Deze hartklep komt
voor in verschillende vormen en metalen, b.v.b.
1.nbsp;Gegoten messing, waarvan de afsluiting zuiver is afgedraaid, met een
massieve kegelvormige afdichting van paragummi.
2.nbsp;Gegoten messing met kegelvormige lederafdichting.
3.nbsp;Gegoten vnessing met kegelvormig ingeslepen messingdichting.
4.nbsp;Recht afgedraaide gietijzeren met lederen klep.
5.nbsp;Houten klep met leeren afdichting, en dergelijke meer.
De werking der pompen is de volgende:
Zoodra de zuiger, door het naar beneden drukken van den pompzwengel,
welke door een korten hefboom en den zuigergaffel, met deze in verbinding
staat, omhoog getrokken wordt, sluit zich de leeren klep; gelijktijdig opent
zich de hartklep, zoodat de waterzuil, welke zich in de zuigbuis bevindt.
naar boven verplaatst. Bij het zakken van den zuiger opent zich de daarin
bevindende klep, en valt de hartklep dicht. Het zich in die tnsschen-
ruimte bevindende water wordt door de zuigerklep boven dezelve gestuwd,
en loopt bij herhaalde heffing door den uitlaat der pomp.
Bij eventueele reparatiën is daarop te letten, dat de pompcylinder, en
de verbinding met de zuigleiding, welke meestal door flensen wordt gevormd,
dicht zijn. Verder dat de beide kleppen, benevens de lederen manchet,
goed afsluiten. Om bij reparaties tijd en geld te besparen, is het voor-
deelig poreuse, en door vreemde voorwerpen enz. ingedrukte leeren dich-
tingen, tegelijkertijd door nieuwe te vervangen, eveneens bij ingeloopen
messingkleppen, deze met fijne amoril pas te schuren.
Het vallen van het water in de pomp bewijst de ondichtheid der klep
of zuigerdichting, terwijl het vallen van het water in de zuigleiding een
bewijs levert van lekkage der zuigbuis, tusschen de klep en den waterstand
in den aardbodem; dit laatste bemerkt men, wanneer men niet direct bij
de eerste, doch bij herhaald op en neder beweging van den zuiger water bekomt.
Bij ondichtheid der klep, moet de pomp eerst bijgevuld worden om water
te ontvangen.
Installatie deb zriGPOMP en de aaedlbidinq.
I. Aanleg met open hronnen.
De eenvoudigste montage is de aard- en zuigleiding in open bronnen.
Deze wordt meestal gemaakt van cementbuizen van 60—80 c.M. doorsnede,
de gevorderde diepte hangt af van den waterstand in den aardbodem, en
bedraagt bij de meeste installatie's 4—8 M., echter vorderen sommige
bronnen een leiding van 20 Meter en meer, om goed drinkbaar water te
verkrijgen. In plaats van de hierboven genoemde cementbuizen, worden
ook sommige bronnen opgetrokken van kunst- of zandsteen, zelfs vindt men
nog bronnen waarvan de buitenwand bestaat uit houten planken.
De voorkeur moet worden gegeven aan eene bron welke van boven niet
dicht is afgesloten, opdat die duffe lucht gemakkelijk kan ontwijken. Is
dit om plaatselijke reden niet mogelijk, en moet de put door den aardbodem
bedekt worden, dan is het noodzakelijk om in het deksel een ventilatie-
buis aan te brengen, want waar dit verzuimd wordt, krijgt men allicht de
klacht dat het water vroeger zeer goed, doch na dien tijd onbruikbaar is.
De verbindings- of zuigbuis bestaat uit: looden buis of verzinkte ijzeren
pijp, koperen pijp, terwijl een houten koker nog heel zelden in aanmerking
komt. Bij de meeste installatie's der gewone huispompen moet de buis
38 m.M. binnenwerksche doorsnede bezitten, bij extra groote pompen 50 m.M.
Er moet steeds op gelet worden, dat de zuigbuis steeds stijgende is, daar
horizontale leidingen den gang der pomp verzwaren en minder water
toevoeren; ook vormen zich in dit gedeelte gemakkelijk luchtbellen, welke
den doorlaat vernauwen. Wanneer de loodrecht gemeten hoogte, van af de
klep van den pompcylinder tot aan den waterstand der bronnen 6 M. niet
overschrijdt, dan is een voetklep bij een goed werkende pomp niet noodig,
de zuiger zal er slechts zwaarder doorgaan, wijl deze buiten de waterzuil,
ook nog den voetklep moet heffen. In plaats van een voetklep, zal men
een zuigkorf aanbrengen, deze moet met een messing of koperen zeef
omgeven zijn, om het indringen van vreemde lichamen in de pomp te
voorkomen.
Wanneer de diepte meer dan 6 Meter bedraagt, dan is het aanbrengen
eener voetklep noodzaak, bij 10 Meter moet nog een tusschen ventiel worden
ingeschakeld. Men zal hierbij slechts met den loodrechten afstand rekening
moeten houden, en op de 6—7 Meter een tusschenventiel plaatsen. Is b.v.b.
een bron 20 M. diep, dan gebruikt men een voetklep en twee tusschenventiels.
Om de hoogte te verminderen, worden de pomp-cylinders pl.m. 2,50 Meter
lang gemaakt. Hierbij komt de onderste klep meer als een Meter in den
aardbodem. Voetklep en tusschenventiel, zijn precies geconstrueerd, als den
hierboven omschreven zuigerklep (1—3).
vïïbbinding dbe vbesciiillbndb btjizen.
A. Looden buis.
De verbinding der looden buis met de pomp geschiedt het eenvoudigste
door middel van flensen, daar bij een eventueele reparatie, deze verbinding
het gemakkelijkst los te nemen is. Twee einden looden buis verbindt men
het beste door soldeeren, door het eene einde met een kegelvormige houten
pen uit te drijven, terwijl men het andere einde daarin pas maakt. Beide
in elkander passende deelen worden zuiver blank gemaakt, en met stearine
ingewreven, daarna kan de soldeering door middel der soldeerlamp of sol-
deerbout geschieden. Als soldeer gebruikt men eene legeering van 2 deelen
zuivere Bankatin en drie deelen zuiver lood, hetwelk tezamen gesmolten,
en aan dunne stangen wordt uitgegoten. Wanneer de soldeeringen met
veel moeite gepaard gaan, gebruikt men ook hier flensen, hetgeen echter
veel duurder is dan soldeeren.
B. Verzinkte ijzeren pijpen.
Bij een ijzeren zuigleiding, zal men er in hoofdzaak op letten, geen
scherpe haaksche hulpstukken te gebruiken, doch ronde bochten van min-
stens 100—110°. Deze verbindingen veroorzaken veel last voor den instal-
lateur, dien soms een goed snij-ijzer ontbreekt, daarom zal hij zijn cliëntele
zooveel mogelijk een looden buisleiding aanbevelen, om zijn eigen lasten te
verkleinen. Wanneer echter de bron ver van de pomp verwijderd is,
zoodat een lange horizontale leiding noodzakelijk is, dan zal men gegal-
vaniseerde (verzinkte) ijzeren pijp verkiezen, boven looden, omdat deze
laatste met zoogenaamde zakken gaat liggen, en de goede werking der pomp
daardoor benadeelt.
C. Koperen buis.
Een koperen zuigleiding komt om zijn hoogen prijs zelden in gebruik
(1 Meter koperen buis onbewerkt, 35 m.M. binnenwerks, wanddikte 2 m.M.
kost circa ƒ 3.60 per Meter).
II. lustallatie met ingeslagen ijzbben btjisleiding.
De ijzeren buisleiding wordt van verzinkte buis, meestal 38 m.M.
binnenwerks (50 m.M. gebruikt men voor extra groote pompen), vervaardigd.
Aan het onderste einde wordt de ramfilter door middel eener sok verbonden.
Om aan te vangen neme men een verzinkte buis van gelijke doorsnede als
de stijgleiding 80—100 e.M. lang, en bore daarin circa 100 gaten van 1 c.M.
doorsnede, echter 10 c.M. van beide einden verwijderd. Deze gaten worden
nu met koper- of messingdraad omgeven, voor het indringen van vreemde
lichamen, deze verwoesten namelijk de klep, aan het onderste gedeelte
wordt een scherp gesmede punt bevestigt, voor het gemakkelijk indringen
in den bodem.
^oot^oudez
^zoitcïbop z
Ramtoestel,
Door middel der grondboor, wordt zoo diep mogelijk een gat geboord, en
de spits, benevens de buisleiding, door middel van een ramtoestel in den
bodem gedreven, tot op de diepte dat men goed drinkbaar water ontmoet.
Op menige plaats verdringt de vleugelpomp, de ééncylinder zuigpomp,
daar deze eerstgenoemde als drukpomp het water 2 Meter boog opvoert.
De zuigboogte kan bij het aanbrengen eener voetklep tot op 8 M gebracht worden.
De vleugelpomp is echter däär aan te bevelen, waar absoluut geen vreemde
stoffen met het water meegevoerd worden. De zich van binnen bevindende
kleppen en „vleugelsquot; zijn van geslepen dichtingen voorzien, en hierbij kan
een enkele zandkorrel averij veroorzaken. De zuigkorf moet hierom van
een zeer fijne zeef omgeven zijn. Eventueele reparaties moeten zeer voor-
zichtig geschieden; beschadigde plaatsen in de vleugels moeten met tin
worden aangevuld, terwijl de kleppen gevlakt worden met scbraapstaal en
fijne zoetvijl. Voor bouwwerken gebruikt men de tweecylindrische Dia-
pbragmapomp, welke transportabel is, en overal opgesteld kan worden; voor
de zuigleiding wordt eene met touw omwonden 50—75 m.M. gummi-
spiraalslang gebruikt, met aangeschroefde zuigkorf, welke slang door middel
van koppelingen aan de pomp verbonden wordt. Alle in den handel voor-
komende zuigpompen, welke vorm zij dan ook mogen bezitten, werken gelijk
de door ons beschreven zuigerpomp en verschillen enkel alleen in de levering
van vloeistof.nbsp;M.
— Plaatsgebrek noodzaakte ons tot onzen spijt een artikeltje „Een aar-
dige berekeningquot; tot de Januari-aflevering te moeten laten rusten.
HOEFZOLEN voor paar-
den met gebrekkige en
gevoelige hoeven.
Deze zolen worden
zeer geroemd en zijn
in alle afmetingen ver-
krijgbaar.
CIRCULAIRES op
franco aanvage bij:
W. A. H. van HORSEN, ütrecht.
Ki-ins thioorn,
voor Hoefbeslag,
verkrijgbaar in de chemicaliën- en
drogerijen-handel van
K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,
te Dordrecht.
Frij scour anten voor HH. veeartsen
en hoefsmeden op aanvrage gratis.
B
Iemand, genegen om tegen provisie, hoefsmidsartikelen te ver-
koopen (nieuw).
Brieven Lett. J. NI. Bureau „DE HOEFSMID.quot;
zijn het beste, het gemakkelijkste en het voordeeligste, omdat men ze
zelf kan inleggen en er nimmer iets van verloren gaat, doordat de oude
zolen steeds opnieuw gebruikt worden; ze voorkomen hoef- en been-
gebreken en zjjn onmisbaar op asphalt of gladde bestrating.
Een kilo inhoudend 8 tabletten, voldoende voor 8 hoeven.
Prijs per Kilo.....f 3.—.
„nbsp;„ .....ƒ 4.7S per kilo.
„nbsp;» .....f 4.SO „ „
Uitvoerige prospectus op aanvrage gratis verkrijgbaar bij den vertegenwoordiger
voor Nederland E. R. DWARS, Wolvenstraat 19, Amsterdam.
Zie de Etalage in «le Monsterzaal.nbsp;Hoefsmeden lO % rabat.
te letten.
Verkoop alleen aan grossiers!
FRIEDR. DICK, Esslingen a. N., (Württemberg).
Vertegenwoordiger; J, J. VAN MEEKREN, Amsterdam, Sarphatistraat 75.
Beste en meest beproefde beslag.
Hoogste onderscheiding.
Groote gouden IVIedallle.
Gediplom. Smidsvallt;tentoonstelling Nürnberg, iVIeissen, Leipzig, Trier.
Vraagt bij uwen ijzerhandelaar ECHTE
DICK'S Hoefraspen
en andere gereedschappen
voor
Hoefbeslag.
Gelieve
vooral op het merk:
Branscheid amp; Philippi - Remscheid, Rijnland
ALLE SOORTEN van
Schroef- en Insteekkalkoenen. Losse Stooten.
Périma kwaliteit.
Geen handelswaar.
(losse Stooten). Uitwissel-
baar (gaan mot verloren). A{||||{{||{|
Uitstekend in 'tgebruik!nbsp;|
Eenvoudig. — Prautisch
en billijk.
Gelieve een proef te nemen, het zal U kiandisie bezorgen.
Ptiilippi's
Steek-
veerende
Kalkoenen.
Steeds groote voorraad in den winter. Catalogus franco op aanvrage aan den
Hoofdagent voor Nederland:
Het Tectiniscli Bureau „Vnlcanquot;, 81 Haarlemmerweo, Amsterdam.
Vele getuigschriften van Koninkl.- en Privaat-hoefsmidscholen en van de
grootste hoefsmederijen.
S. C. lïl. BAX. - 2, 4 en 6 Jufferstraat. - ROTTERDAM.
— Specialiteit in Artillt;elen voor HOEFBESLAG. —
Meest uitgebreide sorteering prima bianlce Hoefnagels, waarvan meer
dan 60 verschillende voorradig. Billijke prijzen.
met caoutcbouc straal.
Beter en goedkooper dan Engelsche zolen. Stevig geplakt en opgenaaid op best sterk leder.
Merk „The Holdfast harquot; prima kwali-
teit, zachte, veerkrachtige hlauwe Caoutchouc,
in 13 verschillende maten voorradig.
Iedere zool voorzien van Garantiestempel van niet los te laten.
Merk „The Favorite barquot;, prima kwaliteit,
zacbte, veerkrachtige Wiüe Caovtchouc.
in 10 verschillende maten voorradig^
— Pr ij zen uiterst bill ij k. —
Men lette op het stempel op iedere zool.
Hoefraspen.
Renetten (rechts en
links).
Honwklingen.
Hoefhamers.
Hoeftangen.
Alle Caoutchouc ar-
tikelen.
Knnsthoorn.
enz., enz.
Gemaakte Hoefijzers
Rits- en Stampmodel
Voor- en aehterijzers
in 9 verschillende
maten voorradig . . .
IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.
Las- of Welbladen om
ijzer en staal te
wellen. Las-poeder.
Pneumatiek- of Luchtdrukzooi
in 8 verschillende maten voorradig.
-ocr page 201-m-.
mi
ii^'i
-iW
-ocr page 202- -ocr page 203-
lira | |
li |
\ . -1 |
'ld
■»M 5
fI