Geïllustreerd Maandblad voor hoefsmeden en anderen
die in het hoefbeslag belang stellen.
ONDER MEDEWERKING
TAlf
j. l. a. oayaux te 's Gravenhage, a. frederikse te Utrecht, w. a. h. van horsen te
Utrecht, f. laméris te Amersfoort, j. laméris te 's Hage, j. b. larmené
te Amersfoort, j. b. h. moubis en w. c. schimmel,
beide te Utrecht, en anderen.
GEREDIGEERD EN UITGEGEVEN
DOOE
vee-arts en medebestuurder eener inrichting voor hoefbeslag.
XlVe Jaargang.
GRONINGEN. — A. W. HEIDEMA. — 1909.
quot;nbsp;RIJKSUNIVERSITEIT UTRECHT
D851 7702
-ocr page 6-■ »
r.yu ,
V ' inbsp;''
öl' ' quot;
V JÄ
A'
ft..-
y
Kil-,.;',. '
-V
/- 'Ar
De titels, voorzien van een f, geven artikelen aan waarbij een of meer afbeeldingen,
of figuren behooren, — die met * zijn bijdragen onder een afzonderlijli: hoofd, de
overigen zijn „korte mededeelingenquot;.
De Bomeinsclie cijfers duiden het nummer der aflevering aan, de gewone de blad-
zijden.
Ambachtschool te Utrecht. IX 131.
Ambachtsonderwijs VI 87.
Begrooting 1910. IX 137.
van Oorlog. XII 190.
*tBeslagvorm voor Franschen- en toontre-
derstand. IV 51.
Bevordering v/h. hoefbeslag in Groningen
en Drenthe. H 25.
*tBezoek in de werkplaats. X 147.
Concours-hippique te 's-Hage. VII 103,
VIII 123.
Cursus in Hoefbeslag te 's-Hage. XII 190.
*Cursus in hoefbeslag te 's-Bosch. III 36,
Vnbsp;73, IX 137.
*Carsus in hoefbeslag te Utrecht. IV 53.
,,nbsp;„ in Zeeland. IX137.
Cursussen in hoefbeslag. IX 137.
*nbsp;„ „nbsp;,, in Friesland. X
154.
^Deensch normaal-beslag. XH 181.
Examen in hoefbeslag te Arnhem. III 35.
*nbsp;„ „ „ „ 's-Hage. IV 54.
*nbsp;„ „ „ „ Haarlem. IV 53.
*nbsp;„ „ „ „ Hoorn. IV 54.
*nbsp;„ „ „ „ Schagen. IV 54.
„ „ „ „ Tiel. VH 108.
Fabrieksijzers in Frankrijk. XI 172.
*tFransche- en Toontrederstand. IV 51.
Friesch Paardenstamboek. II 26.
Geschiedenis der hoefbevangeaheid. XI
163.
'■tHackney-tentoonst. te Londen. III 88.
*Hengstenkeuringen. Over —. IX 138,
XI 169.
*H-kalkoen als winterbeslag. XI 164.
»Hoefbeslag. Practijk en theorie. I 6.
*nbsp;„nbsp;Opmerkingen over —. V 69.
*nbsp;„nbsp;Een nieuw werk over —
VInbsp;83; *VII 102; *VIII 119; *IX 134.
»Hoefbeslag a/d. Utrechtsohe Ambacht-
school IX 131.
«Hoefbeslag-avond. III 35.
* ,,nbsp;bij de dekhengsten. V 71.
*Hoefbeslag-cursus te 's-Bosch. IH 36;
Vnbsp;73.
*Hoefbeslag-cursus te Utrecht. IV 53.
cursussen in Friesland. X 154.
examen te Arnhem. IH 35.
• „ „ 's-Hage. IV 54.
„ Haarlem. IV 53.
„ Hoorn. IV 54.
„ ,, Schagen. IV 54.
in N.-Holland. H 26; ilI 42.
„ Z.-Holland. IV 56.
„ Zeeland. VII 107.
„ den Euss.-Japanschen oor-
log. H 24.
♦Hoefbeslag-onderwijs aan vee-artsen. IX
133.
Hoefbeslag-onderwijs in Overijssel. II 26.
«Hoefbeslag-onderwijs van Eijkswege. XII
179.
*Hoefbevangenheid. XI 163.
Hoefkurkkit. Aanbeveling van — I 13.
Hoefsmeden. Aanbevolen — voor Dren-
the. IV 55.
«Hoefsmeden b/h. leger (naamlijst). XII
185.
Hoefsmidschool te Amersfoort III 42;
IV 56; VI 86; «X 153.
Hoefsmidschool te Tiel. I 13; VI 86.
„ Salatiga. II 20.
„nbsp;bij het Indische leger.
Vnbsp;75.
«fHoefverpleging, door X e n o p h o n —
X 151.
«fHoefverpleging bij de veulens. Xl 166.
Hoefijzer. Snelverband —. VII 108; «fVIH
115; «IX 136; «XI 169, 171.
Hoeven. Onbeslagen — Hl 42.
Ingekomen boekwerken: IX 140.
Ingezonden stukken. VIII 122: Over ver-
betering van den Franschen stand;
X 155: Het onderwijs in practisch
hoefbeslag aan a.s. vee-artsen.
Inleiding I 3.
Inrichting voor hoefbeslag te G-roningen:
Inbsp;12; II 25; III 41; IV 55; V 74; VI
86; VII 107; VIII 123; 1X136; X 157;
XI 170; XII 190.
*fInsteekkalkoenen. (Bichting v/h. toon-
gat bij) —I 12.
*i'Jubileum W. A. H. v. Horsen. V 68.
IVIededeelingen ovier het smidsvak vallende
buiten het hoefbeslag: Voor de praktijk
IInbsp;29; Hoefijzer, zadel en stijgbeugel
IIInbsp;45; Het mechanisch paard v. d.
Landbouw IV 60; Ligt de behandeling
der dorschmachines op het terrein van
den smid? V 77; Moderne smidsvuren;
Krachtmachines VI 91; Nikkeistaai voor
ketelconstructies VII 110; Paard en
Automobiel IX 140; Het poetsen van
metalen voorwerpen en de middelen
daarvoor X 158; Iets over de oorzaak
van het roesten van ijzerdeelen XI 173.
*Meinoriam. In —. J. E. C. Schook.
VIIInbsp;122.
»Militaire hoefsmeden. I 9; II 19.
*Militaire hoefsmidschool te Amersfoort.
Xnbsp;153.
Naamlijst der hoefsmeden b/h. leger. XII.
185.
Noodijzer. Over het —. VII 108;
*tVIII 115; *IX 136, 138; *XI169, 171.
Onbeslagen hoeven. III 42.
^quot;Onderwijs in hoefbeslag aan a.s. veeartsen.
IXnbsp;133.
♦Onderzoekingen over plat- en volhoef.
III 40; IV 57.
♦Ontwikkeling v. h. hoefbeslag in practijk
en theorie. I 6.
Oorlogsbegrooting. XII 190.
*0p de veulenmarkt XI 164.
♦Opleiding van onderwijzers in practisch
hoefbeslag. XII 179.
♦Opmerkingen over hoefbeslag. V 69,
♦Overzicht najaarsrijkshengstenkeuring.
XInbsp;169.
'^Paardenmarkt te Lowicz. VII 104.
Papieren hoefijzers. IV 56.
♦Passen van het ijzer. Over het —. I 4.
Persoverzicht. I 14: Hoefsmidschool te
Dresden; Uitslag examens in hoefbeslag
in het Koninkrijk Saksen. — II 27: Cur-
sus in hoefbeslag te Haarlem; cursussen
in Friesland; de prijs van het hoefijzer. —
III 43: Op weg naar 't armhuis; ijzer-
en staalindustrie in China. — IV 57:
Een bijdrage v. d. behandeling v. d.
hollen wand bij knolhoeven. — VI 87:
Ideaal zomer- en winterbeslag; Xieuwe
vorm van winterbeslag; Breuk van het
straafbeen; Hoefbeslag in Eumenië. —
VII 109: Reinigen van staal; hoefbeslag
in Finland. — VIII 124: Een vrouwe-
lijke smid; fHet hoefbeslag in Finland;
Paard en hoefbeslag in Azië. — IX 139:
Cursussen in hoefbeslag; Verbetering in
de opleiding van a.s. veeartsen. —
Xnbsp;157: V-vormige stalen veer ter voor-
koming van klemhoeven ; Hoefbeslag in
Eusland; Gediplomeerde hoefsmeden in
Saksen. — XI 172: Het oplossen van
ijzerroest; Schneehufkitt; Rationeel
hoefbeslag.
♦Plat- en volhoef. III 40; IV 57.
♦Positie-verbetering van militaire hoef-
smeden. I 9; H 19; XI 171. •
♦Practijk en theorie. III 37. .
♦Programma wedstrijd hoefbeslag Deven-
ter. III 37.
' Reglement Hoefsmidschool te Salatiga.
II 20.
Snelverband-hoefijzer. VII 108; ♦fVIlI
115; *IX 136, 138; *XI 169, 171.
Spoorwegbouw. Wijziging —. VHI 123.
Subsidie voor Drenthe. VI 86, XI 171.
?'Tentoonstelling te Londen. III 38.
„ Gouda. VI 87.
„ Utrecht. VIII 123.
♦fToongat. (Richting —). I 12.
♦fToontreder- en Fransche stand. IV 51.
quot;Vakteekenschool te Schagen. I 13.
♦Veulenmarkt. Op de —. XI 164.
♦fVeulens. De hoefverpleging der —.
XInbsp;166.
♦Volhoef. III 40, IV 57.
Vragen en antwoorden. VIII 125.
Wedden. Verbod van -. Hl 43.
♦Wedstrijd in hoefbeslag te Deventer.
III 37; VII 107; ♦jVIII 117.
Wedstrijd in hoefbeslag te Dokkum. VI 86.
Werkplaats. Over een bezoek in de —
X 147.
♦Winterbeslag. De H-kalkoen als —.
IX 164.
enophon over hoefverpleging. Xlol.
^ Yzer. Over het passen van het —.
„ s. Fabrieks- in Frankrijk. XI172.
14e Jaargang. — 190Ö. — Aflevering 1
REDACTEUR-UITGEVER: A. W. HEIDEMA TE GRONINGEN.
-ocr page 10-
Lambert amp; | ||
Hallanan Hoefzolen de Beste en de Goedkoopste | ||
Rotterdam, Wijnhaven 127. |
INHOUD.
1908—1909. — Over het passen van het ijzer. — Practijk en theorie,
in verband met de ontwikkeling van het hoefbeslag. — Positie-verbetering
yan de militaire hoefsmeden. — Het schuin plaatsen van het toongat voor
insteekkalkoenen. — Korte mededeelingen. — Persoverzicht. — Advertentiën.
Wat in 1908 op hoefbeslaggebied in den lande is voorgevallen kan bij
verschijning van deze aflevering van „De Hoefsmidquot; in grove trekken worden
opgesomd, doch hoe 1909 zich zal doen kennen is nog een gesloten boek.
Wel weten we thans reeds dat enkele wenschen, in den aanvang van 1908
geuit, helaas ook dit jaar niet in vervulling zullen komen, o. a. de oprichting
eener centrale hoefsmidschool, terwijl van de instelling eener Staatscommissie
tot het afnemen-van examens en het toekennen van den „meestertitelquot; aan
cursianen in het hoefsmidsvak, evenmin veel naders is bekend geworden.
Door steeds, ook uit den kring der practici, op de totstandkoming van het
wenschelijk geachte te timmeren, willen we hopen dat het noodzakelijke
en het nut er van zal worden ingezien, zoodat we ons slechts hebben te
troosten met de gedachte, dat 1908 ons toch een grooten stap nader moge
hebben gebracht tot de verwezenlijking van het beoogde.
Wat nieuwe vindingen betreft bracht 1908, evenals het daaraan vooraf-
gaande jaar, weinig belangrijks, zoodat genoemd jaartal zich op hoefbeslag-
gebied niet in die mate van de anderen zal onderscheiden, als dat b.v. wèl
het geval is met de gemaakte vorderingen in de luchtscheepvaart.
De grootste gebeurtenis meenen wij de opening der Hoefsmidschool te
Tiel te mogen noemen, waardoor het aantal inrichtingen voor hoefbeslag-
onderwijs in ons land met één is vermeerderd.
Zooals bekend, bestonden reeds langer drie dusdanige inrichtingen voor de
opleiding van hoefsmeden, t. w.: de Eij- en Hoefsmidschool te Amersfoort,
de hoefsmederij van 's Eijks Veeartsenijschool te Utrecht en de Inrichting
voor hoefbeslag (eig. Wiersum en Heidema) te Groningen. Aan de eerste
dezer drie inrichtingen werden in 1908 10 diploma's uitgereikt, n.1. 4 aan
burgerleerlingen en 6 aan militaire hoefsmeden, — te Utrecht diplomeerden
7 en te Groningen 11. Bovendien werden in de verschillende provincies na
gehouden eindexamens 150 diploma's uitgereikt aan leerlingen, die met goed
gevolg een gewonen cursus, welke, met subsidie van de Eegeering, uitgaan
van Landbouwmaatschappijen of Stamboekbesturen en die over 2 half-jaren
verdeeld zijn, hadden gevolgd. Tot dit totaal van 150 droeg Noord-Brabant
bij met 37, Gelderland-Overijssel met 61, Friesland met 22, Zuid-Holland
met 20 en Noord-Holland met 10. Te Schagen en Hoorn zijn na gehouden
examen in 1908 respectievelijk 9 en 16 tot het volgen van het 2e gedeelte
van den cursus toegelaten, terwijl te Utrecht in November een nieuwe
cursus, vanwege het Gen. voor Landb. en Kruidkunde, is begonnen met
10 leerlingen.
De toelating van leerlingen aan de hoefsmederij te Utrecht is gestaakt,
omdat het aantal studenten aan de Veeartsenijschool zoo is toegenomen dat
er thans geen plaats beschikbaar kan worden gesteld voor toehoorders bij
de colleges over de leer van den hoef en het hoefbeslag.
De prov. Zeeknd en Limburg lieten weinig van zich hooren. De uitslag
-ocr page 12-van den ambulanten cursus in eerstgenoemde prov., de beide voorgaande
jaren (1906, 1907) gehouden, heeft niet aan de verwachting beantwoord,
waartoe verschillende, reeds vroeger besproken, oorzaken aanleiding hebben
gegeven. Toch zou het jammer zijn, indien van den toen ingeslagen weg
werd afgeweken, waarbij in het zoeken naar verbeteringen getracht zou
kunnen worden den einduitslag gunstiger te doen zijn.
In Drenthe stelt een der voormannen op landbouwgebied pogingen in het
werk ook aldaar cursussen, speciaal in het hoefbeslag, in het leven te
roepen. De bezwaren, verbonden aan de oprichting er van, zijn in afl. XI
van den vorigen jaargang medegedeeld, doch het zij hier aangestipt om te
doen blijken dat men in die prov. ook vooruit wil.
Zooals uit de vorige afl. bekend is zullen ten dienste van het leger ook
eenige infanteristen in het hoefsmidsvak opleiding ontvangen, terwijl uit het
betreflende art. in deze afl. blijkt, dat de vooruitzichten der militaire hoef-
smeden gunstiger zijn geworden.
De gelegenheid voor hoefsmeden om elkaar bij wedstrijden te ontmoeten,
is het afgeloopen jaar ééns geboden, n.1. te Apeldoorn, van 26—28 Aug.
Wel was de ambitie niet zoo groot als het voorgaande jaar te 's Hage, doch
er waren toch 28 hoefsmeden saamgekomen om naar de prijzen te dingen,
hetgeen tot bewijs kan strekken dat het behalen eener overwinning ook
door hen op prijs wordt gesteld. Wat de yerschillende tentoonstellingen
betreft, waarbij voor collecties hoefijzers prijzen werden uitgeloofd, deze zijn
alle van weinig beteekenis geweest en wanneer de inrichting daarvan niet
plaats heeft zooals meermalen door ons is betoogd, kan het nut daarvan
ook nimmer groot zijn.
Allen, die „De Hoefsmidquot; in 1908 steunden, brengen wij hierbij onzen
erkentelijken dank en bevelen het Blad voor den loopenden jaargang weder
in hunne aandacht en medewerking aan.
ïDat 1909 allen hoefsmeden en vrienden van „De Hoefsmidquot; bevrediging
moge schenken!
OVER HET PASSEN VAN HET IJZER.
De uitvoering van het beslag wordt niet steeds volgens voorschrift toege-
past; hiertoe mag worden gerekend het passen van het ijzer, en wel
naarmate dit te heet of te koud op den hoef wordt gepast. Het eerste
heeft plaats wanneer het ijzer een te hoogen hittegraad bezit, of te lang
tegen den hoef wordt gehouden. Beide omstandigheden zijn nadeelig, en
hebben voor den hoef ongunstige gevolgen. Gelukkig is het hoorn een
slechte warmtegeleider, zoodat de hitte niet gemakkelijk en niet spoedig
door de hoornlaag dringt, en het leven bereikt. Intusschen is de directe
inwerking der hitte op het hoorn reeds nadeelig genoeg, om dergelijke
handeling een onnoodige of schadelijke toepassing te noemen. Het mag
daarom niet overbodig worden geacht, hier op deze zaak te wijzen, omdat
in sommige hoefsmederijen in dit opzicht nog veel misbrui^ wordt gemaakt.
Iemand die wil waarnemen, merkt znlks aan de vrij zware rookwolkjes, of
dichter bij bekeken, aan de verbrande plekken aan draagrand en zool, of
is men in de nabijheid, ook aan het eigenaardig sissend geluid van het
branden of braden.
Men leert het ijzer passen in zwart warmen toestand, dat is in een hitte-
graad die niet schaden kan, en die toch door zijn inwerking op het hoorn
duidelijk de onzuiverheden aan den draagrand aangeeft. Evenwel mag men
ook in dien toestand niet roekeloos zijn, omdat bij eenigszins langdurig
houden van het ijzer tegen de draagvlakte, het hoorn veel lijdt, verkorst,
gemakkelijk wordt weggenomen, daardoor aanleiding kan geven tot verzwak-
king van den hoef, tot het ontstaan van lossen wand. Bestaat evenwel
eene verzwakking van de ondervlakte van den hoef, aan de verbinding van
wand en zool, of wordt daar de hoef te dun gemaakt, te veel bekapt, of
is de hoef daar niet soliede door hoorn bedekt, b.v. bij hollen wand, bij
vol- en plathoef, dan kan de hitte dieper doordringen, het leven gevoelig
maken, in ontsteking brengen, en daardoor kreupelheid veroorzaken. De
gevoeligheid, bij drukking op de zool, geeft een lichten graad van verbran-
ding aan, terwijl bij dieper branden van de vleeschzool de kreupelheid veel
heviger is, steunen op den voet pijnlijk wordt, uittreden van slijmerig vocht,
zelfs van etter wordt aangetroffen, waardoor een ernstige behandeling nood-
zakelijk moet worden ingesteld.
Zulks was in vroeger tijd meer het geval dan tegenwoordig, en wel in
den tijd, zooals de historie ons leert, toen de hoef aan de ondervlakte werd
belegd met een laag gloeiende kolen om de bewerking gemakkelijker te
maken, of wel draagrand en zool werden bewerkt, voor hetzelfde doel, door
middel van roodgloeiende ijzers. Niet te verwonderen is het daarom dat
indertijd tegen het warme passen werd te velde getrokken, zelfs zoo sterk,
dat de toepassing er van, b.v. in het Eransche leger, geheel werd verboden,
en vervangen door het beslaan der paarden langs den kouden weg.
Dit koude beslag werd aldaar ingevoerd in 1845, en het warme beslag
verboden tot 1854, toen dit bij beschikking van den Minister van Oorlog
opnieuw werd voorgeschreven, omdat het niet die bezwaren had, welke er
aan werden toegeschreven, en dat het bovendien veel solieder en duurzamer
is, zooals zulks door onderzoekingen, vooral aan de Cavalerie-school te
Saumur, was aangetoond. Vrij algemeen wordt dan ook tegenwoordig het
warm passen in practijk gebracht, en met recht, — het lichte zengen, het
bruin-kleuren van het hoorn schaadt niets, de oneffen plaatsen van den hoef
teekenen zich beter af, onregelmatigheden vallen direct in het oog, er
ontstaat een meer zuiveren draagrand; men krijgt een innige aansluiting,
en hierdoor een meer vaste en zekere ligging van het ijzer, allen niet te
versmaden voordeelen van een solied beslag.
Met de toepassing van het koude beslag had men de goede bedoeling om
het branden tegen te gaan; de maat van den omtrek van den draagrand
werd genomen met den podometer, en men meende naar deze maat het
ijzer koud te kunnen onderleggen, evenals vele menschen fabrieksschoenen
dragen; men stuitte evenwel bij het paard op bezwaren, die voorde practijk
minder doelmatig bleken te zijn.
We behoeven hier slechts te vrijzen op de omstandigheid dat het zeer
moeilijk is om een zuiveren draagrand en draagvlakte te maken. Ook is de
vaste ligging van het ijzer op den
hoef minder zuiver, minder innig,
het ijzer draagt minder goed. Daarbij
komt dat het groote vaardigheid
vereischt, meer zorg vergt, en daarom
enkel door een besten hoefsmid, die
zijn paard kent in gang en stand, in
toepassing mag worden gebracht. Wat
evenwel hierbij nog erger is, in geval
het ijzer niet in allen deele aan den
hoef past, vooral met betrekking tot
de lengte of den vorm die vereischt
wordt, in zoo'n geval wordt de hoef
voor het ijzer passend gemaakt.
Er zijn omstandigheden, welke het
beslaan langs den kouden weg eischen,
b.v. bij paarden die zich in de sme-
derij niet laten beslaan, zich daartegen
verzetten, en zulks op stal gemakkelijk
laten doen, of wel niet in de smederij
kunnen komen, b.v. bij gebrekkige voeten, en waarbij gevaar voor branden
bestaat, hij kreupelheden, bij volbloedpaarden in entraînement, om deze niet
te verontrusten, wat bij deze in de smederij onvermijdelijk is, en jammer
genoeg ook te velde zal het moeten geschieden, als het beslaan niet anders
kan, waarom het goed is om den militairen hoefsmid er in te oefenen. Het
geschiedt dus hoofdzakelijkelijk uit nood dat warm passen nu en dan wordt
nagelaten.nbsp;Moubis.
PRACTIJK EN THEOEIE, IN VEEBAND MET DE ONTWIK-
KELING VAN HET HOEFBESLAG.
De Engelschen zijn sedert langen tijd bekend als een bij uitstek practisch
volk, hetgeen wellicht niet geheel vreemd is aan het feit dat de handel er de
eerste plaats inneemt. Het vlotte bedrijf van den handelsman bevordert het
snel en practisch handelen en de handel als zoodanig geeft vanzelf bekendheid
met tal van andere streken der aarde, waardoor in eigen streek het beste
kan worden aangebracht. Bij het „onderzoek alle dingen en behoudt het goedequot;
wordt door den handel, door het in aanraking komen met vreemde landen
en personen, het oog geoefend en de algemeene kennis der onderscheidene
bedrijven vermeerderd.
Het inzicht om in den vreemde en door ervaring te leeren werd in den
vroegeren tijd ook door de oprichting der gilden erkend en door de rond-
trekkende handwerksleerlingen in toepassing gebracht. De enorme verbetering
der verkeersmiddelen, het veel goedkooper worden der reisgelegenheden, het
meer algemeen worden van de kennis der landen en volken, hetA^erbeteren
der scholen, het oprichten der veeartsenijscholen en later van hoefsmidscholen,
het ontstaan en uitbreiden der vakpers, zij alle hebben in verschillende op-
zichten bijgedragen tot algemeene ontwikkeling en zoo ook tot de verbreiding
van de kennis van het hoefsmidsvak. Br zijn in de verschillende landen lang-
zamerhand inzichten doorgedrongen, die vrijwel overal geldend zijn, hetgeen
een gunstig gevolg is van het meer en meer internationaal worden der weten-
schap. Een bekend paardenhandelaar, die aanvankelijk weinig van de
wereld had gezien, doch later door zijne aanraking met collega's uit Duitsch-
land, Erankrijk, Engeland, Amerika, Spanje en Italië, tot de waarneming
kwam dat er voor het koetspaard in de geheele wereld vrijwel overal dezelfde
eischen werden gesteld, hoorden wij eens typisch uiting geven van het
betrekkelijk internationaal verbroederen, door te zeggen: „het is net of de
lieele wereld één groot dorp wordt.quot;
Niettegenstaande het meer gelijk worden der algemeene inzichten ten
opzichte van het hoefbeslag, blijkt toch ook op dit terrein hoe vasthoudend
de menschheid over het geheel aan bestaande gewoonten is. Engeland heeft
de eer altijd sterk geijverd te hebben voor het beslag zonder kalkoenen en
tevens voor ritsijzers, die daar dan ook algemeen worden gebezigd en over
de geheele wereld meer en meer toepassing vinden. Het gewone slichte
beslag heeft ook werkelijk den goeden grondslag aan het natuurlijke van
den stand en van den hoef het minst te wijzigen.
Erankrijk heeft de ijzers met stampnagelgaten aangegeven en algemeen
toegepast. Hoewel tegenwoordig in Erankrijk ook ritsijzers worden aan-
getroffen, worden toch bijna alle ijzermodellen nog van stampgaten voorzien.
Duitschland en ook Nederland hebben langen tijd het beslag met kalkoenen
algemeen toegepast, waarbij tevens stampgaten regel waren en het ijzer
dikwerf z.g.n. op zijn kant stond.
Engeland is langen tijd no. 1 geweest op het gebied van de ontwikkeling
van het hoefbeslag en bekleedt in die rij nog steeds een eereplaats. Toch
is Groot-Brittannië min of nteer voorbijgestreefd door het vindingrijke
Amerikaansche volk, dat uit onderscheidene Europeesche landverhuizers is
gevormd en ontwikkeld, deels bestaande uit min of meer uitgeworpenen
van de oude wereld, doch ook deels uit de krachtigste, flinkste en meest
vooruitziende elementen, overtuigd in de nieuwe wereld met hun bekwaam-
heden het beste vooruit te zullen komen. Het Amerikaansche volk heeft
op het gebied der paardenfokkerij een nieuw draverras gekweekt, dat
grooter snelheid bezit dan alle tot nu toe bekende andere rassen. Het is
in zijn afstamming verwant aan het Engelsche volbloedpaard, dat in galop
het snelste der wereld is. Het is den Amerikanen gelukt bij hun dravers
een snelheid te ontwikkelen, waarbij 1609 Meter (een Engelsche mijl, onge-
veer 18 minuten gaans) worden afgelegd in minder dan 2 minuten. Hierbij is
natuurlijk gestreefd om alle voorwaarden, waaronder het dier dien afstand
aflegt, zoo gunstig mogelijk te maken: de baan hard, de sulkey en de
rijder zoo licht mogelijk, het tuig licht en zoo weinig mogelijk hinderend,
de houding van hoofd en hals door een opzet zóó, dat de draf zoo snel
mogelijk kan zijn en ten slotte het beslag van dien aard, dat het dier goed
m evenwicht gaat en ook overigens zooveel mogelijk bevorderlijk is voor
het ontwikkelen der snelheid. Uit de bespreking van het nieuwste Fransche
werk over hoefbeslag, geschreven door Curot, vermeld ia de vorige aflevering
van „De Hoefsmidquot;, is ook voldoende gebleken, dat de Amerikanen, vooral
op het gebied van draversbeslag, de eerste plaats innemen.
In zake de practijk in de leer van het hoefbeslag behooren de Engelschen
en de Amerikanen tot de meest beteekenende voormannen.
Langzamerhand zijn uit de feiten, door ondervinding verkregen, algemeene
grondregelen opgesteld, met andere woorden: van lieverlede is de practische
kennis zoo uitgebreid geworden, dat er een theorie van de leer van het
hoefbeslag kon worden opgesteld. Deze grondbeginselen zijn door de kennis
van den bouw van den hoef en later van de verrichtingen van den hoef,
aangevuld en zijn langzamerhand personen opgetreden, die veel studie maakten
van den hoef en het hoefbeslag. Er is vakonderwijs ontstaan, waardoor de
hoefsmidsleerlingen in betrekkelijk korten tijd de grondbeginselen van dit
vakonderdeel kunnen leeren, waarvoor vroeger, toen alles door het zien doen
en het leeren doen moest worden opgedaan, veel meer tijd vorderde.
Niettegenstaande de uitbreiding van de kennis van het hoefsmidsvak
blijven een goed gezond verstand en een kalm overwegen van het beslag,
alvorens dit uit te voeren, voor het degelijk beoefenen der hoefsmidskunst
van zeer groote beteekenis. Het kan dan ook wel vóórkomen, en het komt
ook inderdaad wel voor, dat b.v. een paard, dat zich strijkt, doelmatiger
wordt beslagen door een smid die nooit theoretisch onderwijs in hoefbeslag
heeft gehad, dan door een collega, die volkomen vertrouwd is met de theorie,
n.1. wanneer no. 1 in verstand en ambitie hooger staat dan no. 2. Liefde
voor het vak dat men beoefent, nevens een goeden aanleg, brengen een
vakman, wanneer hij tevens een degelijke opleiding heeft genoten, in de
allervoorste rij.
Practijk en theorie dienen hand aan hand te gaan om het vak te brengen
waar of het zijn moet. Er zijn nog allerhande vraagpunten, die tot oplossing
gebracht dienen te worden, waarvoor een uitgebreide kennis, van practijk en
theorie beide, noodig is en die nog bij veel te weinig personen wordt aange-
troffen. De eigenlijke vakbeoefenaren, de hoefsmeden, zijn over het geheel
te weinig theoretisch-, de vee-artsen te weinig practisch op de hoogte om de
vraagpunten grondig te onderzoeken en te verklaren. In Nederland b.v.
is geen enkele vee-arts, die zich uitsluitend met het hoefbeslag bemoeit of
kan bemoeien. Moge de oprichting van een centrale hoefsmidschool, die ook
dit jaar nog niet op de Staatsbegrooting voorkomt, niet lang meer op zich
laten wachten. Ze is broodnoodig voor een degelijke opleiding van aanstaande
onderwijzers in de practijk van het hoefbeslag, zoowel voor de cursussen,
als voor de rondgaande hoefsmeden-onderwijzers, maar bovendien ook voor
het vooruithelpen der hoefsmidskunst, b.v. het besnijden der veulenhoeven
bij Franschen stand, het beslag bij strijken, het beslag bij zwakke verzenen
en het beslag bij het slecht ontwikkeld zijn van den straal. In Frankrijk
b.v. heeft men immers veelal de gewoonte het ijzer in den toon iets dikker
te maken dan aan de verzenen (beslag Lavalard-Poret), terwijl in andere
landen het ijzer van den toon naar de verzenen in dikte eerder toenemend is.
POSITIE-VERBETERING VAN DE MILITAIRE HOEFSMEDEN.
Ook dit jaar kwam ia de Tweede Kamer der Staten Generaal bij de vast-
stelling van de Staatsbegrooting voor 1909 de positie-verbetering der militaire
hoefsmeden ter sprake. Wederom was het de afgevaardigde van Zutphen,
de heer F. Lieftinek, die voor hunne belangen opkwam. En dit maal met
succes; de Minister verklaarde er geen bezwaar tegen te hebben dat voor
een gedeelte van de hoefsmeden de onderofjficiersrang in het vooruitzicht wordt
gesteld na een zeker getal dienstjaren en mits zij uitmunten in hun vak.
Wij laten hier het verhandelde uitvoerig volgen:
De heer Lieftinek: Mijnheer de Voorzitter! Misschien zou hetgeen ik
te zeggen heb beter passen bij art. 23, maar omdat het in de stukkeu bij
art. 22 behandeld is, zal ik in overleg met u. Mijnheer de Voorzitter, het
op het oogenblik hier maar bespreken.
Het is een oude questie, maar zooals het met veel oude questies gaat,
„zij blijft altijd nieuwquot;. Er is in de gewisselde stukken en bij het oraal
debat meermalen door mij op aangedrongen, dat men de zoo verdienstelijke
hoefsmeden bij de artillerie en de cavalerie wat meer in eere zou houden.
Ik wensch niet nogmaals in breede beschouwingen te treden over de
groote verdiensten van die vaklieden, over de groote economische voordeelen
die zij door hun kennis aan het land kunnen bezorgen. Ieder die wat
weet van paarden en van het onderhoud van paarden, weet hoe het er op
aankomt deze een goeden stand te doen verkrijgen of te doen behouden,
vooral ook door een goed beslag; hoe daardoor het gebruik der paarden
verduurzaamd wordt; hoe daardoor de gang wordt verbeterd; hoe daardoor
de marschvaardigheid van den troep wordt verbeterd.
Vooral in den tegenwoordigen tijd, nu zooveel vorderingen in dat beslag
worden gemaakt en ook het winterbeslag zooveel kundigheid en handigheid
eischt, moeten militaire hoefsmeden werkelijk hoogstaande ambachtslieden
zijn. Ik zal ze maar „ambachtsliedenquot; noemen, omdat het woord „militai-
renquot; hun werkzaamheid niet juist weergeeft.
Mijnheer de Voorzitter! Ik erken, dat door het verstrekken van vergoe-
ding voor huishuur in den materieelen toestand der hoefsmeden eenige ver-
betering is gebracht. De Ministers die aan dezen bewindsman zijn vooraf-
gegaan, hebben, voor zoover zij daartoe hebben medegewerkt, een goed
werk gedaan en als zij er op gesteld zijn, wil ik hun nog wel, al zijn zij
niet meer in deze Kamer aanwezig, daarvoor mijn dank brengen.
Er is echter één ding, dat niet in den haak is. Dat is, dat er niet meer
van die hoefsmeden tot korporaal en wachtmeester worden bevorderd. Het
is eigenaardig dat er telkens op aangedrongen wordt om dien vaklieden-
militairen den graad van onderofficier te geven voor zoover bekwaamheid
en gedrag hun daartoe in aanmerking brengen, en men zich er telkens als
het ware zonder argumenten van afmaakt.
Nog eigenaardiger is het echter, dat alle cavalerie-ofScieren, voor zoover
ik hen gesproken heb, er vóór zijn, zoowel luitenants, ritmeesters als
majoors. Als ik mij niet bedrieg was ook de vroegere inspecteur. der
cavalerie, de heer Smeding, er vóór; hoe de tegenwoordige er over denkt.
weet ik niet, maar in ieder geval zullen alle officieren der bereden wapens
den maatregel zeer toejuichen, die strekt om, zoo niet aan allen, dan toch
aan de besten en in alle geval aan meerderen dan tegenwoordig geschiedt_
er is er nu slechts één wachtmeester-hoefsmid, n.1. te Amersfoort, bij de
rijschool — den graad van korporaal en later dien van wachtmeester toe te
kennen. Vele militaire hoefsmeden verdienen dat thans ten volle.
De troep wordt bij het uitrukken altijd vergezeld door de hoefsmeden.
Die ontwikkelde vaklieden, van wie zooveel afhangt voor de bruikbaarheid
van het paard, zitten, geheel zonder rang, te midden van gewone vaak
ontwikkelde menschen. Dat is voor hun gevoel niet aangenaam. Dat noem
ik van de autoriteiten gebrek aan waardeering.
Maar, Mijnheer de Voorzitter, er is een meer practisch argument, n.1. —
dat heb ik van ofScieren gehoord — dat de smeden gewoon zijn om de
stallen na te gaan en de paarden eens na te zien. Denken zij, dat een
paard niet normaal staat of zien zij, dat er aan een hoef iets mankeert,
bij voorbeeld dat die brokkelt, dan zeggen zij tot een huzaar of tot een
remonterijder: „haal dat paard er eens uitquot;. Die remonterijder kan dan
antwoorden: „doe dat zelf' en dat gebeurt ook. Dan kan die vakman,
gewoon huzaar, tegenover dien persoon, die in de verste verte niet op de
hoogte staat, waarop hij staat, niet anders doen dan dat paard zelf van stal
halen, terwijl de andere er bij staat te kijken.
Er is, voor zoover ik geïnformeerd ben, geen enkel reglement dat aan
iemand den plicht oplegt om iets te doen voor een ander, die gelijk met
hem in rang staat. Misschien gaat het niet altijd zoo, als ik het beschreef,
want niet alle menschen zijn nurksch en onwillig, maar het gebeurt
toch zoo.
Mijnheer de Voorzitter! De Minister zegt nu er weder op aangedrongen
is in het Voorloopig Verslag, dat die menschen minder voor een graad in
aanmerking komen. Waarom? Ik verg niet van den Minister, dat hij het
fijne weten zal van alle onderdeeelen van elk wapen.
Hij moet het ook al weer hebben van zijn adviseurs, maar de adviezen
zijn in deze questie zóó mager, zóó dun, zóó onbeteekend, dat ik per slot
van rekening er niet meer mede tevreden ben. Er moet verandering komen.
Ik dring daarop niet aan voor mijn plezier, maar omdat ik ongeveer 20
jaar aan het hoofd sta van de afdeeling Haarlem en omstreken van de
Hollandsche Maatschappij van Landbouw, die alle jaren een bloeienden
cursus voor burgerhoefsmeden laat houden, waar de militaire hoefsmeden
practisch onderwijs geven. Ik ben daardoor op de hoogte der zaak. Ston-
den er tegenover mijn verlangen in dezen groote financieele bezwaren, iets
van belang, ik zou moeten berusten, maar daarvan is hier geen sprake. Ik
zie ze tenminste niet. Ik verzoek dus beleefd maar dringend aan den Mi-
nister om, wanneer hij geen andere argumenten kan bijbrengen dan in de
Memorie van Antwoord, te onderzoeken hoe het met deze zaak is gesteld;
dan zal de Minister bij commandeerende officieren, die dagelijks met dié
mensehen omgaan, kunnen vernemen wat gewenscht is.
Wij leven op dit oogenblik in het stadium, dat de ambachten worden
geëerd; overal wordt getracht ambachtsscholen op te richten en de ambachtep
te verbeteren. Maar waarom moeten nu in bet Nederlandsclie leger werke-
lijk knappe ambachtslieden blijven verdrukt, door, als ik het zoo mag zeggen,
een uniformiteit zonder vooruitzicht op verbetering, en waarom is op hen
niet toepassselijk het: dem Verdienste seine Krone?
De heer Sa bron. Minister van oorlog:
Ten aanzien van dit onderartikel is ook, door den geachten afgevaardigde
uit Zutphen, ter sprake gebracht de questie van de hoefsmeden. Ik ben
alleszins geneigd om aan een bekwaam werkman — en dat kan een hoef-
smid zijn — den onderofficiersrang niet te onthouden. Wanneer hij werkelijk
in allen deele in zijn Tak bekwaam is en het ook volkomen door zijn gedrag
verdient, heb ik geen bezwaar dat hij de gouden of zilveren strepen draagt.
Ik zal de gedachte, door den geachten afgevaardigde ter sprake gebracht,
wel degelijk in overweging nemen. Ik had uit het Voorloopig Verslag den
indruk gekregen, dat al die hoefsmeden onderofficieren zouden moeten worden.
Dit zou onmogelijk kunnen; de kosten zijn zoo verschrikkelijk niet, maar
het zou niet overeen te brengen zijn met een goede regeling van de rangen
bij de bereden wapens. Geen bezwaar heb ik er tegen, dat voor een ge-
deelte van de hoefsmeden de onderofficiersrang in het vooruitzicht wordt
gesteld na een zeker getal dienstjaren en mits zij uitmunten in hun vak.
Ik mag zeggen, dat er tegenwoordig verscheidene hoefsmeden in dienst zijn
die uitmunten in hun vak.
Ik geloof, dat de geachte afgevaardigde uit Zutphen uit deze toelichting
mijn oordeel over deze zaak zal begrepen hebben.
De heer Lieftinck: Mijnheer de Voorzitter! De minister heeft volkomen
mijn bedoeling begrepen. Het was mijn bedoeling niet om alle hoefsmeden
den onderofficiersrang te geven, maar dien alleen toe te kennen aan bekwame
vaklieden op wier gedrag als militair niets valt aan te merken. Ik twijfel
er niet aan, ot de Minister, die open en rond zijn oordeel over deze zaak
heeft uitgesproken, binnen bekwamen tijd zal doen blijken, dat, wat hij
thans theoretisch als goed heeft aangegeven, in de practijk spoedig tot uit-
voering zal brengen.
Ik dank den Minister voor zijn toezegging.
Door sommige militaire hoefsmeden, o.a. van het 4e Eegiment Huzaren,
is, naar aanleiding van de pogingen door den heer Lieftinck ingesteld, een
adres van dankbetuiging aan dezen afgevaardigde gericht, waarop zij van
hem het volgende antwoord mochten ontvangen:
Mijne Heeren!
Het was mij een aangename plicht zoolang te strijden voor waardeering
Uwer positie tot deze erkend zou worden. Zoo ver is het nu gekomen.
Ik twijfel er niet aan of aan de toezegging van den Minister zal gevolg
worden gegeven. Moge zij D prikkelen tot voortdurende plichtsbetrachting.
Voor uw schrijven van 20 December betuig ik U mijn vriendelijken dank.
Hoogachtend:
Pr. Lieftinck.
De redactie van „De Hoefsmidquot; verheugt zich zeer over dezen uitslag
en kan niet nalaten ook harerzijds hulde te brengen aan den geachten
afgevaardigde van Zutphen en hem dank te zeggen voor zijne onvermoeide
pogingen om deze rechtvaardige zaak tot een goed einde te brengen. Ook
aan Zijne Exellentie, Minister Sabron, zij onzen eerbiedigen dank gebracht.
* *
HET SCHUIN PLAATSEN VAN HET TOONGAT VOOE
INSTE13KKALK0ENEN.
Deze wijziging van toongat-richting, aangegeven door Eobert Eischer in
de Oct.-afl. van „Der Hufschmiedquot;, is overgenomen in „De Hoefsmidquot; en
naar aanleiding hiervan een proefneming gedaan door den Meester-hoefsmid
der Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. Het resultaat is medegedeeld
in de Nov.-afl. 1908, waarin o. m. is gezegd:
„Na het beslaan dan van een paard met een ijzer, waarbij de kalkoenen
op de aangegeven wijze waren aangebracht, stelde ik er den voerman mede
in kennis, dat de gaten wat schuiner in het ijzer zaten dan gewoonlijk en
of hij er eens op wilde letten bij het uitslaan der kalkoenen of die ook
vaster zaten dan gewoonlijk en of het paard er ook steviger of slechter op
ging. — Bedoelde voerman verklaarde mij daarna dat hij er geen onderscheid
in had kunnen vinden.
Naar mijne meening zal het bij vele paarden integendeel niet aan te
bevelen zijn met het oog op het gat dat in den toonwand geboord wordt,
aangezien dit gat schuin naar binnen wordt gericht en men spoediger
gevaar loopt met het leven in aanraking te komen.
Wij herhalen dit even nu wij in de gelegenheid zijn een drietal afbeel-
dingen, overgenomen uit „Der Hufschmiedquot;, te plaatsen:
I.nbsp;gat en kalkoen naar behooren,
II.nbsp;„ juist, „ niet „
III. kalkoen „ gat „ „
— Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. Sedert de vorige opgave
zijn geen leerlingen vertrokken of nieuwe bijgekofaen, zoodat thans nog
aanwezig zijn: P. Schikan van Uithuizen, H. Borgers en W. de Vries,
beide van Eoden, H. van der Tunk van Kommerzijl en J. Steenhuis van
Noordbroek. Beide eerstgenoemden zullen echter de Inrichting binnenkort
verlaten en onmiddellijk door nieuwe leerlingen worden vervangen.
—nbsp;Hoefsmidsschool te Tiel. Men deelt ons het volgende mede: Door
de commissie voor het hoefbeslag van de Geld.-Over. Mij. v. L. werd op
8 Januari j.1. aan de hoefsmidsschool te Tiel, het eindexamen afgenomen.
Door 4 leerlingen werd daaraan deelgenomen, doch aan geen kon het
diploma worden uitgereikt.
De oorzaak van dezen slechten uitslag moet vooral gezocht worden in de
geringe voorafgaande ontwikkeling. De commissie stelde terecht hooge
eischen, want zij, die de hoefsmidsschool gediplomeerd verlaten, moeten hun
vak uitstekend verstaan en uitblinken boven hen, die een gewonen cursus
hebben gevolgd.nbsp;\
Het aantal leerlingen, waarmede de nieuwe cursus begint, bedraagt vier.
Veel te weinig is deze inrichting bij de smeden bekend; daarom worden
er maatregelen overwogen hoe het best tot hen door te dringen.
—nbsp;Zaterdag 19 December 1908 werd vanwege de Smeden vereeniging
„Hollands Noorderkwartierquot; afd. Schagen, van den Bond voor Smeden-
patroons een 3-jarige vakteekencursus geopend met 19 leerlingen; tevens
is er aan verbonden onderwijs in projectie-leer en Ned. Taal. De lessen
worden gegeven in de gemeente-school door den heer W. Laféber, ass.
leeraar aan de Burgeravondschool te Helder en door den heer C. W. Dee nik,
hoofd der school te Schagen, terwijl het geheel onder toezicht staat van
den Directeur der Ambachtschool te Helder, den heer J. Kruis Voor berge.
De eerste les werd bijgewoond door het D. B. van genoemde Smeden-
vereeniging, wier voorzitter, de heer J. L. Wissekerke van Kolhorn,
een toespraak hield, waarin deze op het groote belang van dit onderwijs
wees en tot trouw volgen dezer lessen opwekte. Ook de Directeur, voor-
noemd, wees de leerlingen op de waarde van theoretisch onderwijs naast de
practijk. Vroeger kon men smedende smid worden, maar thans is meer
noodig, om sterker te staan en een werkman te worden, waarvoor men
respect kan gevoelen. De Smeden-vereeniging heeft door het oprichten van
dezen cursus voor de smidsgezellen een nuttige zaak tot stand gebracht,
vooral voor dezulken, die om financieële redenen geen ambachtschool of
teekencursus kunnen bezoeken, daar men hier — zoo noodig — voor niets
teekenonderwijs en bijbehooren kan ontvangen. Een flink succes zij hare
belooning.
Om het belang der zaak geven we aan dit verslagje, dat ons van be-
vriende zijde werd toegezonden, gaarne een plaatsje.
—nbsp;Jachtrit te Nijmegen, 3 Dec. In het verslag van dezen jachtrit,
opgenomen in „Het Paardquot; no. 49 '08, lezen we o. m. het volgende: ....
»Nog zij vermeld dat de aangekondigde jachten steeds doorgaan, welke ook
de weersgesteldheid of den toestand van den bodem moge zijn. In verband
hiermede wordt gaarne aanbevolen het gebruik van hoefkurMitt. Een,
het vorige jaar, daarmede genomen proef voldeed nog beter dan het
zoogenaamde plaatjesbeslag, daar het gebruikt kan worden bij het model
winterbeslag, de zool uitstekend beschermt, het aanballen van sneeuw af-
doende voorkomt en zonder eenig bezwaar voor de zool een dag of 14
ondergelaten kan worden, dus lang genoeg voor een sneeuwperiode bij ons
terwijl ten slotte het onderleggen heel 'gemakkelijk gaat en wel door de
massa in kokend water zoo zacht te maken als stopverf en dan de hoef er
mede op te vullen. Plaatst men daarna den voet op een plankje, dan wordt
het overtollige weggedrukt, kan afgesneden worden en klaar is menquot;. . . .
— Der Hufschmied, Becemher-aß. 1908, bevat het jaarverslag 1907
over de hoefsmidschool te Dresden en den uitslag der gehouden examens
in hoefbeslag voor het Koninkrijk Saksen. Aan het einde van 1906 waren
er aan genoemde school 34 leerlingen, met inbegrip waarvan er over 1907
60 burger- en 107 militaire leerlingen geplaatst zijn geweest. Van deze
hebben 131 (48 burgers en 83 militairen) het volledige onderwijs met vrucht
gevolgd, aan 3 militairen is het verder volgen der lessen ontzegd*en 33
leerlingen waren aan het einde van 1907 nog aan de inrichting aanwezig. —
Oedurende 1907 zijn 7583 paarden beslagen, 18073 nieuwe en 5258 oude
ijzers ondergelegd, waarvan 3555 balkijzers en 4393 ijzers met leeren- of
gummizolen, touwijzers enz.
Behalve genoemde 131 waarvan 39 het examen „met lofquot; volbrachten en
92 gewoon „gediplomeerd hoefsmidquot; werden, zijn 61 burgerhoefsmeden
geëxamineerd, waarvan 2 slaagden als „gediplomeerd meester-hoefsmidquot; en
47 als „gediplomeerd hoefsmidquot;.
Bovendien bestaat er in het Koninkrijk Saksen nog een „leersmederijquot; te
Bautzen, waar dezelfde van Staatswege benoemde examencommissie, be-
staande uit 3 professoren der veeartsenijkundige Hoogeschool, Dr. Edel-
mann, Dr. Pusch en Dr. Lungwitz (directeur der hoefsmidschool), nog 7
leerlingen ondervroeg en deze allen het diploma als geëxamineerd hoefsmid
kon uitreiken.
Vraagt bij uwen ijzerhandelaar ECHTE
DICK'S Hoefraspen
te letten.
Verkoop alleen aan grossiers!
FRIEDR. DICK, Esslingen a. N., (Württemberg)
Vertegenwoordiger; J. J. VAN MEEKREN, Amsterdam, Sarphatistraat 75.
-ocr page 23-RIJWIELEN
en RIJWIEL-ONDERDEELEN,
BEST ADEES,
uitsluitend v. d. wederverkoop,
is E. A. KESTEIN,
ROTTERDAM, Hoogstraat 216.
voor Hoefbeslag,
verkrijgbaar in de chemicaliën
en droger ij en-handel van
K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,
te Dordrecht.
Prijscouranten voor HH. veeartsen
en hoefsmeden op aanvrage gratis.
Eerste Electrische Draadvlechterij
D. HOGENBIIIK amp; ZOON, Bloemendaal bij Haarlem.
Leveren spoedig en
billijk VIERHOEKIG
in elke gewenschte
maaswijdte, draad-
dikte en breedte.
Vraag prijs en monsters.
Dit ijzer laat zich zeer diep | |
ritsen zonder te scheuren. :-: | |
H.H. Smeden die ons W. Z. D. | |
nog niet kennen, raden wij ten | |
zeerste aan, een proef te nemen. | |
WERLE amp; ZOON, Deventer. |
S. C. m. BAX. -2, 4 en 6 Jufferstraat. - ROTTERDAM.
Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG.
Meest uitgebreide sorteering prima blanke
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fijne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —
Intercommunaal
Telephoon
No, 1355.
Telegram-Adres
BAX Jufferstraat
Rotterdam,
NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN,
voordeelig, $;emakkelijli in gebruik. — Runnen niet loslaten.
Open Zolen uit één stnk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
Toorradig in 11 maten vannbsp;tot
6} Eng. dm., uiterste breedte buiten-
kant ijzers gemeten.
Merk „Ramblerquot;,
in witte en grijze
Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van
tot 61- 'Eng. dm.
Merk „Chicago',
geheel Caoutchouc
uit één stuk met
zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van
7|tot 7^\Eng.dm.
TJiterste breedte buitenkant ijzers gem.
Gewone
Engelsche Hoefzolen
Strijkringen
met riempje.
Hoef.
randen.
Knnsthoorn.
Hoeftangen.
Renetten (reclits en
links).
Hoefraspen.
Honwklingen.
Hoefhamers.
Las- of Weibladen en
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.
Touwijzers in
verschillende maten.
op Leder,
„Safety pad en
Engelsche Hoefzolen
A. en D. amp; H.
-ocr page 25-l-4e Jaargang. — 1909. — Aflevering 2.
REDACTEUR-UITGEVER-. A. W. HEIDEMA TE GRONINGEN.
-ocr page 26-
Lambert amp; | ||
Hallanan Hoefzolen de Beste en | ||
Rotterdam, Wijnhaven 127. |
INHOUD.
Positie-verbetering van de militaire hoefsmeden. — lieglement voor de
hoefsmidschool te Salatiga. — Hoefbeslag in den Russisch—Japanschen
oorlog. — Korte mededeelingen. — Persoverzicht. — Mededeelingen over
het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag. — Advertentiën.
POSITIE-VERBBTEEING VAN DE MILITAIRE HOEESMEDEN. |
Nu door Z. Exc. deu Minister van Oorlog de toezegging ia gedaan om voOr
een gedeelte van de hoefsmeden den onderotRciersraug in het vooruitzicht te
stellen, na een zeker getal dienstjaren en mits zij uitmunten,
in hun vak, hopen wij dat 'L. Excellentie, door zijne raadgevers voorge-
licht, maatregelen moge treffen om het hoefsmidsvak in het leger te ver-
heffen en tot hooger bloei te brengen.
Het komt ons het meest billijk voor om de hoefsmeden, evenals de trom-
petters, na twaalf dienstjaren, mits uitmuntende in hun vak, tot wacht-
meester te bevorderen. De quaestie is nu maar om uit te maken, wie be-
vorderd moet worden en wie niet. Geschiedt de beoordeeling van de
hoefsmeden bij de regimenten zelve, dan vreezen wij dat dit tot onbillijk-
heden aanleiding zal geven. Het is toch een bekend feit, dat er bij het
eene regiment vele oudere hoefsmeden, bij een ander regiment meestal
jongere hoefsmeden dienen. Het gevolg daarvan zal zijn, dat men de besten
daaruit kiezende, bij het eerste regiment een ouder hoefsmid zal worden
gepasseerd en bij het andere regiment een jongere wordt bevorderd. Bij
het eene regiment zal er streng, bij een ander milder worden geoordeeld;
ook hangt het er veel van af wie het oordeel over hun kennis en practische
vaardigheid moet uitbrengen.
Niet alle Eskadrons- of Batterij-Commandanten zijn voldoende op de
hoogte van het hoefbeslag om een zuiver oordeel te vellen omtrent de meer-
dere of mindere bekwaamheid hunner hoefsmeden.
In andere landen heeft men reeds lang het nut van vervolgcursussen voor
hoefsmeden ingezien; ook in ons land maakt dit onderwerp voor de burger-
hoefsmeden een punt van bespreking uit.
Na twaalf jaren min of meer zelfstandig te hebben gewerkt, vervallen zij
licht in de oude sleur, geven zich geen rekenschap van hetgeen zij waar-
nemen.
Het is dus zeer nuttig en voor de goede uitoefening van het vak van
groot belang om hen een vervolgcursus van 3 a 4 weken te geven,
hun kennis weer eens op te frisschen en kennis te laten maken met de
vorderingen en nieuwe vindingen op hun gebied.
Voor onze militaire hoefsmeden moet deze vervolgcursus gegeven worden
aan de hoefsmidsschool te Amersfoort; daar toch beschikt men over hulp-
en leermiddelen, die bij de regimenten ontbreken. Zij zullen dan met nieuwe
werklust, ijver en liefde voor hun vak naar hunne garnizoenen terugkeeren.
Het moet niet de bedoeling zijn van hen te eischen om na afloop van
den cursus nogmaals een examen af te leggen in de theorie en de practijk,
•naar toch heeft de militaire paardenarts, aan de hoefsmidschool verbonden.
ia dien tijd voldoeade gelegenheid gehad eea oubevangen, billijk en verge-
lijkend oordeel over de bekwaamheden der deelnemers te verkrijgen. Dit
oordeel moet, in verband met de rapporten uitgebracht door den Eskadrons-
of Batterijcommandant en den Eerstaanwezenden Paardenarts van hun
regiment, den maatstaf vormen voor de beoordeeling of zij den onderofficiers-
rang verdienen.
Er wordt dan een prikkel geschapen om uit te munten in het hoef-
smidsvak en dit kan niet anders dan zeer gunstig terugwerken op den
toestand van het beslag en de slagvaardigheid vaa onze bereden korpsen.
» *
*
REGLEMENT VOOE DE HOEFSMIDSCHOOL TE SALATIGA.
Art. L
Bij de hoefsmidschool zijn ingedeeld:
1 militaire paardenarts der 1ste of 2de klasse. Directeur, 1 wachtmeester
(sergeant), of opperwachtmeester (sergeant-majoor)-hoefsmid, afkomstig van
de Cavalerie of Artillerie, onderwijzer; benevens een aantal cavaleristen en
kanonniers, leerlingen, als aangegeven in artikel 3 hieronder.
De hoefsmid-onderwijzer draagt de uniform vaa het Wapen, waarvan hij
afkomstig is; hij geniet gelijke inkomsten als voor zijn ranggenooten bij het
Wapen der Cavalerie is bepaald, en voorts de toelage als bedoeld in Militair
tarief No. 46a.
De leerlingen-hoefsmid genieten tijdens hunne opleiding een daggeld, als
bedoeld bij § 14a van afdeeliag E^ van het Militair tarief No. 465.
Artikel 2.
De hoefsmidschool staat onder het toezicht van den Chef van het Wapen
der Cavalerie.
De plaatselijk eerstaanwezend militaire paardenarts te Salatiga treedt op
als Directeur.
Artikel 3.
De hoefsmidschool te Salatiga is bestemd tot opleiding van Europeesche
cavaleristen en van Europeesche kanonniers tot hoefsmid bij hun wapen.
Gelijktijdig zullen niet meer dan 14 leerlingen in opleiding genomen
worden; voor het Wapen der Cavalerie worden acTit, voor dat der Artillerie
zes plaatsen beschikbaar gesteld.
Alleen in bijzondere omstandigheden, o. a. indien opleiding van inland-
sche militairen tot hoefsmeden bij den trein nog noodig mocht blijken, kan
van het vorenstaande worden afgeweken.
Artikel 4.
Gedurende den tijd hunner opleiding dragen zij den naam van leerling-
hoefsmid.
De hoefsmid-onderwijzer en de leerlingen zijn in subsistentie bij het sub-
sistenten-eskadron te Salatiga en staan onder de bevelen van den Comman-
dant van dat Eskadron.
De Commandant der Cavalerie te Salatiga treedt opwals hun korpscom-
mandant.
Artikel 5.
De eischen tot toelating als leerling op de Hoefsmidschool zijn:
a. lichamelijke geschiktheid voor hoefsmid;
i. voltooide africhting;
c. een leeftijd van hoogstens 30 jaar;
goed gedrag;
e. voldoende kennis van het smidsvuurwerkers-ambacht en
ƒ. een nog te vervullen diensttijd van minstens vier jaren op het tijd-
stip, waarop het onderwijs een aanvang neemt.
Militairen, die op dat tijdstip geen vier jaren meer te dienen hebben,
kunnen niettemin worden toegelaten, mits zij bij hunne toelating een ver-
band aangaan voor het daaraan ontbrekend aantal jaren.
Dit engagement behoort in te gaan op den dag van eindiging van het
loopend verband en steeds, gerekend van af dien datum, bij volle jaren te
worden gesloten.
Zij, die het hoefsmidsvak reeds geheel of gedeeltelijk machtig zijn, of als
zoodanig in een ander leger zijn werkzaam geweest, genieten de voorkeur
en kunnen ook bij hoogeren leeftijd, dan 30 jaren, tot de Hoefsmidschool
worden toegelaten.
Artikel 6.
Jaarlijks, uiterlijk op 1 Juni en 1 December, bieden de betrokken korps-
commandanten eene voordracht tot toelating als leerling op de Hoefsmidschool
voor den op 1 Juli en 1 Januari d.a.v. aanvangenden cursus, door tusschen-
komst van den Directeur der School, den Chef van het Wapen der Cavalerie
of den Commandant der Veld- en Bergbatterijen aan.
Laatstgenoemde deelt zijne beslissing aan den Chef van het Wapen der
Cavalerie mede, terwijl beide autoriteiten hunne beslissing door tusschen-
komst van de betrokken Korpscommandanten toezenden aan den Directeur
der School, die tijdig den Commandant der Cavalerie te Salatiga eene
opgave van de toegelaten leerlingen aanbiedt.
Artikel 7.
De leerlingen zullen theoretisch en practisch onderricht genieten.
Het theoretisch onderricht zal omvatten:
de leer van den anatomischen bouw en de natuurlijke verrichtingen van
den hoef en de daarin besloten deelen, voorzoover de kennis daarvan voor
hen noodzakelijk is; de leer van de verpleging van den hoef, zoomede van
de wijze, waarop de hoefijzers moeten worden vervaardigd, en van de
regelen, die bij de bevestiging onder den hoef in acht genomen dienen te
worden, als ook van het ontstaan, de verpleging en het beslag van zieke
boeven.
Het practisch onderwijs zal gericht zijn op het verkrijgen van de ver-
eischte vaardigheid in het besnijden enz. van den hoef, het maken van goed
passende hoefijzers en het bevestigen van deze onder den hoef, zoomede in
het bewerken van zieke hoeven en het aanmaken en onderleggen van daar-
voor geschikte hoefijzers.
Artikel 8.
De Directeur der Hoefsmidschool is belast met de opleiding der leerlingen-
hoefsmid en is bevoegd, binnen de grenzen der algemeene voorschriften —
en voor zoover noodig in overleg met deii Commandant der Cavalerie te
Salatiga, — de noodige maatregelen te treffen, strekkende om het onder-
wijs zoo vruchtdragend mogelijk te doen zijn.
Na een af te nemen vergelijkend examen van korporaals-hoefsmeden der
Cavalerie en Artillerie, die voor benoeming tot onderwijzer in aanmerking
zouden kunnen komen, zal de hoefsmid, die het best aan dat examen voldaan
heeft, door den Chef van het Wapen der Cavalerie aangesteld worden tot
wachtmeester (sergeant)-hoefsmid-onderwij zer.
Als leden van de examen-commissie zullen zitting nemen de Commandant
van het Depot-eskadron en de Plaatselijk eerstaanwezende paardenartsen
te Salatiga en Banjoe-Biroe.
De hoefsmid-onderwijzer, den rang van wachtmeester- of sergeant-hoefsmid
bekleedende, kan bij ijverige plichtsbetrachting en veel bruikbaarheid na 4
jaar dienst, in zijn werkkring bevorderd worden tot opperwachtmeester
(sergeant-majoor)-hoefsmid.
Artikel 9.
Als regel zal de leertijd der leerlingen den duur van 12 maanden niet
overschrijden, tenzij voor de practische vorming van sommige leerlingen een
langere opleiding zal worden noodig geacht, dan wel de geregelde gang van
het onderwijs, door ziekte of onvoorziene omstandigheden, gestoord is ge-
worden ; een en ander ter beoordeeling van den Directeur der School.
Artikel 10.
De theoretische lessen worden uitsluitend door den Directeur gegeven;
de lesuren worden door dezen in overleg met den Commandant der Cavalerie
te Salatiga vastgesteld.
De leerlingen zullen minstens 3 uren per week theoretisch onderricht
ontvangen.
Het practische onderwijs is, onder het algemeen toezicht van den Direc-
teur, toevertrouwd aan den hoefsmid-onderwijzer, die gehouden is alle aan-
wijzingen en wenken van den Directeur, rakende dit onderricht, stipt op
te volgen.
De hoefsmid-onderwijzer is verantwoordelijk voor het door de leerlingen
verrichte werk.
Artikel 11.
De Commandant der Cavalerie te Salatiga en de Directeur der Hoefsmids-
school treffen, in onderling overleg, een zoodanige regeling, dat ten behoeve
van het practische onderwijs aan de leerlingen, steeds een voldoend aantal
paarden beschikbaar is, om aan de school te kunnen worden beslagen.
Artikel 12.
De werkuren voor den hoefsmid-onderwijzer en de leerlingen zijn: des
morgens van 6 tot 10 uur, en des namiddags van 2 tot 41/2 uur.
Zij zijn — behalve van inspectie voor den Commandant van bet Subsis-
tenten-eskadron — vrijgesteld van alle Korps- en Garnizoensdiensten en
nemen — behoudens het hieronder bepaalde — ook geen deel aan de
oefeningen.
Onderwijzer en leerlingen van de Cavalerie afkomstig, nemen eenmaal
per week te Salatiga deel aan de oefeningen van hun Wapen.
Op de dagen, waarop zulks geschiedt, vervalt voor hen het onderricht op
de school in de morgenuren en — bij late terugkomst in het kwartier —
ook dat in de middaguren.
Onderwijzer en leerlingen van de Artillerie afkomstig, worden op deze
dagen ten meeste bate hunner vorming te werk gesteld door den Directeur
der school, die ter zake, voor zooveel noodig, de hulp der plaatselijke Cava-
lerie- en Artillerie-Korpscommandanten inroept.
Artikel 13.
In het belang van de vorming der leerlingen, kan de Directeur der School
een of meer leerlingen, die zich reeds eenige practische vaardigheid hebben
eigen gemaakt, ter beschikking stellen van een der hoefsmeden der Cavalerie
of Artillerie te Salatiga, een en ander in overleg met den betrokken Korps-
commandant aldaar en onder voorbehoud, dat bedoelde hoefsmeden — binnen
billijke grenzen, ter beoordeeling van den Directeur — verantwoordelijk
blijven voor het begaan van mogelijke fouten of misslagen van den leerling
bij het hoefbeslag.
Artikel 14.
Leerlingen in de termen vallende om tot hoefsmid te worden aangesteld,
worden door den Directeur der School bij den Chef van het Wapen der
Cavalerie c. q. den Commandant der Veld- en Bergbatterijen voorgedragen
tot opname in het aanbevelingsregister voor hoefsmid.
Zij worden van de lijst der leerlingen afgevoerd:
ö. die van de Artillerie afkomstig, zoodra zij, ook al zijn zij nog niet tot
hoefsmid aangesteld, door den Commandant der Veld-en Bergbatterijen ^
worden ingedeeld bij de batterijen, hetgeen regel zal zijn;
b. die van de Cavalerie afkomstig, onverwijld nadat zij tot hoefsmid bij
hun wapen zijn aangesteld.
Allen kunnen, in afwachting van hunne indeeling bij den troep, aan de
hoefsmeden te Salatiga worden toegevoegd.
Artikel 15.
De Directeur der School brengt hen, die wegens lichamelijke ongeschikt-
heid, gebrek aan aanleg, wangedrag enz. daarvoor in de termen vallen, bij
den Chef van het wapen der Cavalerie c. q. den Commandant der Veld- en
Bergbatterijen d. t. k. van de betrokken korpscommandanten, voor ontslag
als leerling-hoefsmid in aanmerking.
De beslissing wordt langs denzelfden weg ter kennisse van den Directeur
der school gebracht, terwijl de Commandant der Veld- en Bergbatterijen
zijne beslissing tevens mededeelt aan den Chef van het Wapen der Cavalerie.
Laatstgenoemde deelt alle beslissingen, voor zoover noodig, mede aan
den Commandant der Cavalerie te Salatiga.
Artikel 16.
Eenmaal in de 6 maanden (15 Juni en 15 December) zal de Directeur
der school een kort verslag betreffende ijver, aanleg en vorderingen der
leerlingen, toezenden aan den Chef van het Wapen der Cavalerie, die voor-
zooverre de leerlingen der Artillerie aangaat, een extract er van den Com-
mandant der Veld- en Bergbatterijen aanbiedt.
Bij dat verslag worden tevens de leerlingen vermeld, die ingevolge artikel
14 in aanmerking komen voor opname in het aanbevelingsregister, benevens
zij, die ingevolge artikel 15 zijn ontslagen.
Artikel 17.
Ten einde in de Cavalerie korps-smederijen desgewenscht te kunnen be-
schikken over eenige helpers, kunnen — voorloopig bij wijze van proef —
hoogstens 2 cavaleristen van Inlandschen landaard, als zoodanig op de
school worden opgeleid.
Artikel 18.
Ook kunnen voor opleiding tot hoefsmid, bij de school geplaatst worden
twee Inlandsche cavaleristen van het Legioen van Mangkoe Negoro, en
eenige burgerjongelingen, de laatsten overeenkomstig het voorgeschrevene
in de Algemeene Order No. 60 van 1903.
Artikel 19.
Nadere bijzonderheden betreff-ende de school, waarin dit voorschrift niet
voorziet, worden door den Directeur der School - voorzoover noodig in
overleg met den Commandant der Cavalerie te Salatiga — bij den Chef
van het Wapen der Cavalerie voorgebracht.
Hoofdkwartier Batavii, den 25sten j^uj j^ggg
Be Luitenant-Generaal, Buitengewoon Adjudant der Koningin,
Commandant van het Leger en Chef van het Bepartement
van Oorlog in Nederlandseh-Indiê,
EOST VAN TONNINGEN.
HOEFBESLAG IN DEN EUSSISCH-JAPANSCHEN OOELOG.
In het Eussische Cavalerie-tijdschrift bespreekt kolonel v. Bunting, deel-
nemer aan den laatsten veldtocht tegen de Japanners, ook het hoefbeslag.
Hij zegt daarvan het volgende:
De Japanners waren op dit gebied beter voorzien dan wij. Bij hen had
iedere ruiter steeds een stel pasklare ijzers met hoefnagels bij zich, terwijl
wij slechts zeer weinig hoefijzers medevoerden. Zeer spoedig traden er
groote moeilijkheden op; er werden overal Chineesche smeden gerequireerd,
die dag en nacht hoefijzers voor onze ruiters vervaardigden, die zeer duur
betaald moesten worden en slechts zeer onvoldoende in de behoefte konden
voorzien. En toch vochten wij meestal terugtrekkende en kwamen dus steeds
op onze plaatsen van afmarsch weer terug; hoe zou het dan wel geweest zijn
indien wij al vechtende vooruit waren getrokken, en ons steeds verder en
verder van onze basis hadden moeten verwijderen?
Ieder ruiter moet dus in 't vervolg met minstens vier pasklare ijzers met
toebeliooren uitgerust worden; er moet verder bij den gevecbtstrein een vol-
doende hoeveelheid voorhanden zijn, voor welker voortdurende aanvulling
door de legerorganisatie moet worden gezorgd, omdat het regiment van deze
zorg moet worden ontheven; dit heeft meer als genoeg te zorgen voor vele
andere dingen.
De geheele aanvulling van beslagbenoodigdheden moet door de intendance
geschieden en wel in zoo ruime mate, dat bij de bereden troepen geen ge-
brek daaraan kan intreden.
Het beslag heeft voor de cavalerie dezelfde beteekenis als de munitie
bij de infanterie. Een paard zonder beslag is evenals een infanteriegeweer
zonder patronen, een weinig bruikbaar wapen; dit moet de legerverpleging
niet uit het oog verliezen en daaromtrent voorzorgsmaatregelen treffen.
L.
— Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. De leerlingen P. Schikan
van Uithuizen en H. Borgers van Eoden hebben den 16 Jan. j.1. de
Inrichting na een verblijf van 5 maanden met een goed getuigschrift ver-
laten. De door dit vertrek open gekomen plaatsen zijn den 18 Januari
daaropvolgende ingenomen door E. Palthe van Peize (Dr.)enE. Buik e ma
van Molenrijge (Gr.).
Mede houden thans aan de Inrichting verblijf de leerlingen W. de Vries
van Eoden (Dr.), H. v. d. Tuuk van Kommerzijl (Gr.) en J. Steenhu is
van Noordbroek.
15 adspiranten hebben zich nog aangemeld om geplaatst te worden aan
bovengenoemde inrichting, welke respectievelijk geplaatst worden als volgt:
2 in de maand Maart, 2 met Mei, 2 half Juni, 1 met Augustus, 2 half
October, 2 met November, 1 met Januari 1910, 2 met Mei 1910 en 1 met
November 1910. Nieuwe adspiranten kunnen dus niet eerder geplaatst
worden dan in de maand Mei 1910, tenzij er van de a.s. leerlingen, die
toezegging van plaatsing hebben gedaan en erlangd, door een of andere
reden verhinderd mochten worden de hunnerzijds aangegane verbintenis na
te komen, hetgeen nog wel eens een enkele maal voorkomt. Die redenen
echter tot nu toe bijna altijd van zeer geldigen aard geweest, zoodat
daarvoor nimmer boete-bepalingen zijn vastgesteld.
Groningen en Drenthe ontvangen inzake de bevordering van het
hoefsmidsvak geenerlei steun van het Eijk of de Provincie, terwijl ook de
paardenstamboeken zich er niet mede bemoeien dan alleen in negatieven
zin, dat wil zeggen men hoort hier en daar door de stamboek-jury de
opmerking maken dat het hoefbeslag toch nog vrij wat te wenschen overlaat.
Meer dan eens is in „De Hoefsmidquot; op het nut gewezen dat in genoemde
provinciën zou gelegen zijn in het steunen van hen die de „Inrichting voor
oe beslagquot; te Groningen geheel op eigen kosten gaan bezoeken. Die steun
zou tweeërlei dienen te zijn, n.1. in de eerste plaats door jaarlijks minstens
twee keer de oud-leerlingeri van genoemde inrichting (en alle anderen die
zich er aan zouden wenschen te onderwerpen) in de gelegenheid te stellen
een examen voor gediplomeerd hoefsmid te kunnen doen, en in de tweede
plaats door de geslaagden een zeker bedrag als vergoeding van opleidings-
kosten te geven. Wanneer zou dit eens ernstig worden overwogen door de
Eegeering ?
—nbsp;Het Friesch Paardenstamboek heeft sedert een paar jaar alle gedi-
plomeerde hoefsmeden in Friesland, die naar het oordeel van het stamboek-
bestuur daartoe aanbeveling verdienen, in de gelegenheid gesteld „De
Hoefsmidquot; te ontvangen voor zeer verlaagden prijs, ƒ1.—per jaar, (zonder
linnen stempelband en premiekalender), waarvan voor het loopende jaar
niet minder dan 91 gebruik maken.
Genoemd Bestuur heeft terecht de meening, dat gediplomeerde hoefsmeden
een vakblad over het hoefbeslag dienen bij te houden en verkreeg zulks door
zijn bemiddeling en met opoffering van een kleine subsidie en 'wat moeite
ook werkelijk gedaan.
Als andere provinciën dit voorbeeld van Friesland volgden, zou van een
zoodanigen maatregel nog heel wat meer kracht uitgaan dan thans van een
enkele provincie. Op het gebied van zelf iets aanpakken, van initiatief,
neemt Friesland een zeer eervolle plaats in Nederland in. Van alle in ons
land bestaande stamboeken voor paarden, rundvee, schapen of varkens is er
geen enkel, dat ook maar bij benadering zoo'n ruimen blik iu de toekomst
heeft getoond als het Friesch Eundveestamboek.
—nbsp;Overijssel. Het Bestuur der Ambachtsschool te Steenwijk heeft be-
sloten aan deze onderwijsinrichting de gelegenheid open te stellen tot oplei-
ding in het hoefbeslag, terwijl het onderwijs in de theorie der „Leer van
den hoef en het hoefbeslagquot; is opgedragen aan den vee-arts E. Boonstra
te Steenwijk. — Het is te hopen dat er gelegenheid zal bestaan in een
druk beklante smederij onder desJeimdige leiding zich degelijk in de beoefening
van het hoefbeslag te bekwamen, daar een zuivere schoolopleiding natuurlijk
voor de praktijk ten eenenmale onvoldoende is.
—nbsp;Noord-Holland. Omtrent het hoefbeslag in deze prov. meldt men
ons dat de paardenhouders over het algemeen geen waardeerende mede-
werking verleenen om het beslag hunner paarden meer naar de eischen te
doen zijn. Waar nu van overheidswege getracht wordt, grootendeels op
aandrang van landbouwmaatschappijen, door het geven van cursussen in
hoefbeslag de hoefsmeden voor hun taak te bekwamen, dan -«erkt de houding
van sommige eigenaren vau paarden belemmerend op eene richtige uitoefening
van het beslag. Zoo zouden deze laatsten den hoefsmeden er als het ware
toe dwingen om het aloude beslag te handhaven, natuurlijk tegen denzelfden
prijs van voorheen, want, en daar zit h'm de kneep, het beslag dat den
meer ervarenen smid als het meest practische dacht aan te wenden, loopt
kans een luttel bedrag meer te kosten. — Zoo ziet men dus feitelijk zijn
eigen, en dat der paarden in tegengestelden zin, direct belang voorbij.
In dit verband wijst men er verder op ,dat het beslaan in Nd.-Holland
over het algemeen nog niet „slechtquot; wordt gedaan, — beter nog dan in de
provincie Zeeland. Als hoofdoorzaak van het slechte beslag in die prov.
geldt mede een te zuinige betaling, n.l. veelal bij abonnement a ƒ 3 voor
twee voeten per jaar en daarnevens het te veel gebruik maken van fabrieksijzers.
Dat binnen weinige jaren een gunstiger getuigenis van beide provinciën
worde afgelegd!
Nederland.
—nbsp;Gursm in hoefbeslag te Haarlem. Op een schrijven van den Heer Voor-
zitter van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, inhoudende dat dit jaar
afloopt de subsidie uit de Provinciale fondsen ten behoeve van den cursus
in hoefbeslag voor burgerhoefsmeden, vanwege deze afdeeling gehouden,
wordt besloten wederom voor hetzelfde doel de tot dusver toegekende sub-
sidiën aan te vragen.
Van den leider van bovengenoemden cursus, den Kapitein-Paardenarts
H. Vixseboxse te Haarlem, werd een kort verslag voorgelezen van den toe-
stand van dien cursus op heden, aangevangen in November 1908 en eindigende
in April 1909, welke door 11 leerlingen geregeld bezocht wordt, aanvankelijk
door 12, van wie zich later 1 heeft teruggetrokken, echter te laat om een
nieuwen leerling in zijn plaats te doen invallen. 20 leerlingen hadden zich
voor dezen cursus aangemeld; zij konden echter niet allen geplaatst worden,
wil de cursus goede vruchten opleveren.
De Voorzitter wees op het groote nut van den cursus, zooals hem dezer
dagen gebleken was uit een gesprek met de eerstaanwezende autoriteit der
cavalerie alhier, die opmerkte, dat de in het land verspreide gediplomeerde
burgerhoefsmeden in oorlogstijd veel goede diensten aan het leger zouden
kunnen bewijzen, omdat het eigen-smidspersoneel dan te gering zou zijn,
waarom de cursussen ook als een landsbelang kunnen gelden. {„N. L. W.quot;).
—nbsp;Cursussen in Friesland. ' In deze provincie worden jaarlijks twee cur-
sussen in hoefbeslag, bestemd voor hoefsmeden gehouden, uitgaande van de
Vereeniging het Friesch Paardenstamboek en gesubsidiëerd door de Eegeering,
genoemde Vereeniging en de Provinciale Eegelingscommissie voor de paarden-
fokkerij in Friesland.
De leiding is opgedragen voor zoover het theoretische gedeelte betreft aan
den heer Joh. Plet, te Heerenveen; voor het practisch gedeelte aan den
heer J. de Jong, gediplomeerd hoefsmid te Heeren veen, onder voortdurend
toezicht van den heer Joh. Plet. De twee cursussen zijn verschillend en
wel als volgt:
In die streken waar de paardenfokkerij het hoogst staat, wordt een twee-
jarige cursus gehouden. Dit geschiedt beurtelings in Franeker en Dokkum,
ofschoon men niet aan deze plaatsen gebonden is. De tweejarige cursus
wordt gedurende 16 weken eenmaal 's weeks gehouden en wel 1 uur theorie
en 3 a 4 uur praktijk. Aan het einde van het eerste gedeelte van den
cursus wordt uitgemaakt of alle leerlingen tot het tweede gedeelte, in het
volgend jaar te houden, kunnen worden toegelaten.
Tot dezen cursus worden hoogstens 10 leerlingen toegelaten.
De éénjarige cursus wordt gehouden in de greidestreken, gewoonlijk te
bneek of Heerenveen. Deze cursus bestaat uit 17 lessen en wel 7 lessen
ieder van twee uur in theorie en 10 lessen ieder van 5 uur, waarvan 1 uur
voor theorie bestemd wordt en 4 uren voor de praktijk. Tot de theoretische
lessen worden 15 leerlingen toegelaten, waarvan na afloop van de 7 theore-
tische lessen de 10 besten tot de practische lessen worden toegelaten Twee-
maal ,s het gebeurd, dat de deelnemers van de theoretische lessen allen
zoodanig bhjk gaven van ijver en kennis, dat de keuze te moeielijk werd
In d.t geval (ook dit jaar te Sneek) werden alle leerlingen tot de practische
lessen toegelaten, waarvan dit gedeelte in tweeën werd gesplitst. Naafloop
van den cursus wordt den leerlingen, die hiervoor in aanmerking komen,
een diploma uitgereikt.
Een Commissie uit het Bestuur van het Stamboek is belast met het toe-
zicht op deze cursussen.nbsp;^^^ jy ^ ^ „^
Buitenland.
- De prijs mn het hoefijzer. Meermalen hebben wij het hooge nut van
het vak van den hoefsmid doen uitkomen, alsook van het onderricht in de
hoefsmederij.
Sedert 1904 wordt op de Middenschool van den Staat, telken jare, de
vorming van een zeker getal uitstekende paardensmeden voltooid die 'het
laat geen twijfel, hunnen invloed op het vak en ook op den inlandschen
paardenk week doen gelden.
Om paardensmid te zijn, moet men de vadsigheid aan den haak weten
te hangen: men hoeft kloeke spieren, kloeke armen, kloeke borst en oogen
te hebben, 't Is een mooi vak, maar wordt geen smid die geen neiging
pvoelt voor 't zware werk en die niet op eene goed aangelegde gezondheid
bogen kan.
Meer dan eens heeft men gewezen op de soms ontoereikende uurloonen
der smeden, die, op den buiten, toch een voornaam deel van de landbouw-
fortuin in handen hebben. De paardenkweek is sedert jaren winstgevender
geworden; de prijzen der werkpaarden, en vooral deze der kweekpaarden,
zijn sterk gestegen, en aan de bekwaamheid van de paardensmeden worden
ook steeds grootere eischen gesteld. Mag men zeggen dat de dagloonen van
die vakmenschen in genoegzame maat gestegen zijn ? Wij gelooven het niet.
Wij hebben van iemand, die een goed hart voor de paardensmederij over
heeft en die er, sedert jaren, zijne beste zorgen aan besteedt, eene opgave
ontvangen van de prijzen die in de verschillende provinciën des lands voor
een vierkant beslag betaald worden.
Deze prijzen, die wij hier laten volgen, zijn gemiddeld, maar op vele
plaatsen vallen ze lager, vooral daar waar knoeiers aan het aambeeld staan.
Op den Buiten Innbsp;Stad
Zware Lichtenbsp;Zwarenbsp;Lichte
^'rovinciën trekpaarden trekpaarden trekpaarden trekpaarden
Antwerpen .... 4.00 *) 3.50nbsp;4.00nbsp;3.50
Brabant..... 5.60 3.60nbsp;4.00nbsp;3.75
West-Vlaanderen . . 3.60 3.50nbsp;4.00nbsp;4.00
Oost-Vlaanderen . . 3.50 3.50nbsp;4.00nbsp;3.50
Henegouwen . . . 3.20 3.20nbsp;4.00nbsp;3.75
Luik . .
Limburg . .
Luxemburg .
4.00nbsp;4.00nbsp;4.00nbsp;4.00
3.20nbsp;3.20nbsp;4.00nbsp;4.00
. . 3.10nbsp;3.10nbsp;4.00nbsp;3.80
Namen T . . . . 3.00nbsp;2.80nbsp;4.00nbsp;4.00
Laten wij eens nagaan wat de smid voor die sommetjes buiten zijn werk
leveren moet: kolen, ijzer en nagels.
Nu, van de 3.10 tot 3.60 of 4 fr., die voor de 4 ijzers betaald worden,
gaat er daarvoor toch voor zijn minst 1.20 ä 1.50 fr. van af, zoodat voor
het loon 2 ä 2.50 fr. overschiet. Maar dan dient men nog rekening te
houden met 't verslijten der gereedschappen, met de pacht der smidse, enz.
Als men nu drie uren rekent voor het maken van vier goede ijzers, het
besnijden der voeten, het aanpassen en beleggen der ijzers, krijgt de smid
voor zijn werk, zijnen zwaren, verstandigen, geraisonneerden arbeid, hoog-
stens 60 centiemen per uur, waarvan hij dan nog den jongen bezoldigen
®oet, die hem hulp levert. Voegen wij daarbij, dat een smid natuurlijk
niet zijn levenlang 8 ä 9 uren daags hameren kan, en zelfs niet als bij
in de fleur des levens is, gedurende den ganschen dag dezelfde inspanning
zal of moet vertoonen. Waarlijk als men ziet wat van den verstandigen
smid vereischt wordt, hoeveel wetenschap en zorg, hoeveel overleg hij bij
de oefening van zijn vak aan den dag moet leggen, dan mag men wel
zeggen dat het smedersvak, als het uitgeoefend wordt door een geschoolden,
bekwamen man, nog niet naar behooren betaald wordt.
Daarom zeggen wij tot de paardenk weekers dat zij, bij slot van rekening,
er bij zullen winnen door den paardensmid, die zijn vak grondig kent, in
eere te houden en hem eene voldoende, een betere bezoldiging dan vroeger
voor zijn werk te verzekeren.
(u. „De Landlodequot;).nbsp;J- D.
*) 4 francs; 1 franc = 47 ä 48 cent.
Mededeelingen over liet smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag.
VOOE DE PBACTIJK.
Om staal zachter te maken: Bedek het goed met talk, verhit het tot
roodheet in een kolenvuur, en laat het uit zich zelf afkoelen.
Wanneer het staal heet is, doopt men het in de hars, waarna gesmeed
wordt; hierdoor verkrijgt men zeer taai staal.
Gebruik petroleum bij het boren van aluminium, waarmede ge betere
resultaten bereikt dan met olie.
Om staal weeker te maken: Verwarm staal tot op donker-kersroode hitte;
wanneer dit zoover is afgekoeld, dat het zwart ziet, koel het dan verder af
in afkookwater van gewone bruine boonen.
Om gegoten ijzer zacht te maken, zoodat het zich gemakkelijk laat boren,
verwarme men dit tot op kersroode hitte, waartoe men het schuin in het
vuur stelt; leg met tangen een stukje zwavel, eea beetje kleiner als het te
boren gat, er op; dit maakt het ijzer op de te boren plaats gelieel zacht.
Laat het in het vuur leggen totdat het iets is afgekoeld, waarna het voor
het boren gereed is.
Een goedkoope manier om kleine stalen voorwerpen te „blauwenquot;: Neem
kernzand in een loodlepel, maak deze gloeiend heet, doe de artikelen daarin,
houdt deze boven een vuur, en schudt juist zoolang tot de vereischte kleur
verkregen is.
Om het roesten van stalen voorwerpen te voorkomen, smere men deze in
met vaseline, waarbij een beetje kamfer is gevoegd; dit te zamen op een
vuurtje verwarmd.nbsp;M.
Advertentiën.
De HOEESMEDEN van het Iste Regiment Veld-Artillerie te
Utrecht betuigen hun eerbiedigen dank aan den HoogEdelGestrengen
Heer F. LIEFTINCK, afgevaardigde van Zutphen, voor het krachtig optreden
bij de behandeling der Staatsbegrooting voor 1909, in de Tweede Kamer der
Staten Generaal, ter positie-verbetering der militaire hoefsmeden.
H. A. C. Tanheldeb.
C. Wamt.
A. Ras.
C. O. L. t. d. Pijl.
Gelieve
vooral op het merk:
te letten.
Verkoop alleen aan grossiers!
FRIEDR. DICK, Esslingen a. N., (Württemberg)
Vertegenwoordiger; J. J. VAN MEEKREN, Amsterdam, Sarpliatistraat 75.
Vraagt bij uwen ijzerhandelaar ECHTE
DICK'S Hoefraspen
en andere gereedschappen
voor
Hoefbeslag.
KimsthLOorn,
voor Hoefbeslag,
verkrijgbaar in de chemicaliën
en droger ij en-handel van
K. 6. W. DE BOSSON, Apotheker,
te Dordrecht.
Prijscouranten voor HH. veeartsen
en hoefsmeden op aanvi-age gratis.
Eerste Electrische Draadvlechterij
D. HlfitHIllllK amp; lOOH, Bloemendaal bij Haatiem.
Leveren spoedig en
billijk VIERHOEKIG
in elke gewenschte
maaswij dte, draad-
dikte en breedte.
Yraag prijs en monsters.
Dit ijzer laat zich zeer diep
ritsen zonder te scheuren. :-:
H.H. Smeden die ons W. Z. D.
nog niet kennen, raden wij ten
zeerste aan, een proef te nemen.
WERLE amp; ZOON, Deventer.
S. C. M. BAX. ■ 2, 4 en 6 Jufferstraat. - ROTTERDAIÏI.
— Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. —
Meest uitgebreide sorteering prima blanl^e
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fijne Nagels voor Renpaarden enz.
~ Billijke prijzen. —
Telegram-Adres
BAX Jufferstraat
Rotterdam,
Intercommunaal
Telephoon
NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN,
voordeellg, gemakkelijk In gebruik. — ILunnen niet losUiten.
Merk „Dexterquot;, Merk „Pacific'^
met flink hielsiwk. met zwaar hielstuk.
Open Zolen uit één stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in 11 maten vannbsp;tot
6J Eng. dm., uiterste breedte buiten-
kant ijzers gemeten.
Merk „Ramblerquot;,
in witte en grijze
Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van
tot 'Eng. dm.
Merk „Chicagoquot;,
geheel Caoutchouc
uit één stuk met
zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van
7-|- tot 7y!LEng. dm.
IJiterste breedte buitenkant ijzers gem.
Gewone
Engelsche Hoefzolen
Strijkringen
met riempje.
Hoef.
randen.
Kunsthoorn.
Hoeftangen.
Renetten (rechts en
links).
Hoefraspen.
Honwklingen.
Hoefhamers.
Las- of Weibladen en
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.
Tonwijzers in
verschillende maten.
op Leder,
„Safety pad en
Frogpadquot;,
Engelsche Hoefzolen
A. en D. k H.
-ocr page 41-14e Jaargang. — 1909. — Aflevering 3.
REDACTEUR-UITGEVER: A. W. HEIDEMA TE GRONINGEN.
-ocr page 42-
Lambert amp; | ||
Hallanan Hoefzolen de Beste en | ||
Rotterdam, Wijnhaven 127. |
INHOUD.
Een hoefbeslag-avond. — Hoefbeslag-examen te Arnhem. — Hoefbeslag-
cursus te 's-Hertogenbosch. — Wedstrijd in hoefbeslag te Deventer. —
Hackney-tentoonstelling te Londen. — Onderzoekingen over den plat- en
den volhoef bij het paard. — Korte mededeelingen. — Persoverzicht. —
Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag. — Ad-
vertentiën.
Het bestuur van den bond van smedenpatroons, gevestigd/ te Loén^n
Vd. Vecht, deed aan mij het verzoels om voor de leden^t'en avond gewjd
aan hoefbeslag te geven. Den Februari 1.1. werd di^bijw^ViuSt ge-
tonden in het Vereenigingslokaal te Breukelen. Niettegenstaai^ he^pzee?
OQgunstige wêer waren van heinde en verre hoefsmeden opgekomen ten ge-
getale van omstreeks vijftig, gehoor gevende aan de attentie van het bestuur
om voor deze vergadering circulaires te zenden, ook aan vakgenooten niet-
leden van den bond.
Na opening der vergadering, waarin de Voorzitter den vakgenooten het
welkom toeriep, en als eerste bijeenkomst in het jaar 1909 veel geluk toe-
wenschte, verkreeg ondergeteekende hei woord.
Hij leidde zijne bespreking in met de vraag: „Welke kundigheden moet
de hoefsmid bezitten om een bekwaam vakman te zijnquot;? De hoefsmid be-
oefent de kunst, zijn ambacht is een kunstvak, zijn product, het hoefijzer,
een kunststuk. Om die kunst zoo volkomen mogelijk uit te oefenen, moet
tij zijn een bekwaam en handig man, een werkman toegerust met velerlei
Isennis van het veld dat hij bewerkt. Om dit practisch gedeelte van zijn
^ak rationeel te volbrengen, dient hij kennis te hebben van den ontleed-
kundigen bouw van den voet, van de werking van den hoef, verrichtingen
daarvan, van het hoefmechanisme, en een zekere dosis kennis van het exte-
rieur, dus paardenkennis. Een uitvoerige toelichting dezer stellingen was
het onderwerp, dat gedurende den avond de aandacht van de belangstellen-
den bezig hield. Aldus kwamen achtereenvolgens ter si)rake: samenstelling
van den hoef, ontwikkeling van het hoorn, hoorngroei, taak der verschil-
lende deelen, voediug, mechanische bewegingen, bouw van romp en lede-
maten, standen, gangen, hoefvormen, bewerking van en beslag bij afwijkende
beenstanden, bewerking van den hoef naar Fransche, Engelsche en Ameri-
kaansche methoden. Ik meen te mogen zeggen dat de bespreking dezer
onderwerpen in goede aarde is gevallen; daarom is het doei dezer mede-
deeling enkel deze, om andere vereenigingen van smeden hierop de aandacht
te laten vestigen, omdat het nuttige er van wel door niemand zal worden
betwijfeld.
HOEFBESLAG-EXAMEN TE ARNHEM.
In de lokalen der Ambachtschool te Arnhem had op 13 Februari 1.1. het
examen plaats van de deelnemers aan den tweejarigen cursus voor hoefbe-
slag, welke onder de leiding van den heer H. M. Kroon, leeraar aan
s Rijks Veeartsenijschool te Utrecht, bijgestaan door den Korporaal-Hoefsmid
van het Korps Rijdende Artillerie te Arnhem, S. van Angeren, vanwege
' y-C^^ir«'7
EEN H0EFBESLAG-AV0ND.1gt;; lnbsp;I
de Afdeeling „Arnhem en Omstrekenquot; van de Gelderseh-Overijsselsche Maat-
schappij van Landbouw, aldaar was gehouden. Het examen werd afgenomen
door voorgenoemde onderwijzers in tegenwoordigheid van het Bestuur der
Afdeeling en onder toezicht van de vaste Commissie van hoefbeslag der
Maatschappij.
Van de 24 candidaten, die zich aan het examen onderwierpen, slaagden
de volgende 19, welke allen blijk gaven in de practijk goed en in het
theoretisch gedeelte zeer goed, goed of voldoende onderlegd te zijn, om tot
het verkrijgen van een diploma als hoefsmid door de commissie te worden
in aanmerking gebracht, in de volgende orde van kunde:
H. EItink te Valburg, G. Hendricks te Lobith, H. van der
Poel te Arnhem, A. Suikers te Dreumel, J. Berends te Eiden, C
Eekhoff te Loenen, J. H. ten Asbroek te Eist, E. J. Broekers Jr
te Deventer, D. van Merkestein te Eist bij Amerongen, C. F. Hen
driks te Zevenaar, P. Folmer te Bennekom, A. Oosterwij k te Apel
doorn, H. van Eoest te Eenkum, P. Bouwmans te Beteren, J. E. J
Lem te Driel (gem. Beteren), H. W. Viets te Ede, Th. J. EItink te
Valburg, A. Gosselin k te Arnhem, J. Esmeijer te Andelst.
De 5 niet-geslaagde candidaten kwamen uitsluitend te kort in het practisch
gedeelte, en wel in de bewerking van den hoef en het onderleggen van het
ijzer, terwijl dit laatste bij allen voldoende was.
Het voorrecht over een goed verlicht en zeer ruim lokaal te kunnen be-
schikken, kwam op bovengemelden datum bijzonder uit; het was dien da»'
buitengewoon koud. De practische werkzaamheden zouden in de buitenlucht
met hebben kunnen plaats vinden, en zeker aanleiding hebben gegeven tot
onjuiste beoordeeling.nbsp;jj-
flOEFBESLAG-CUESUS TE 'S-HERTOGENBOSCB.
Op verzoek van de Noord-Brabantsche Maatschappij van Landbouw werd,
na machtiging van Zijne Excellentie den Minister van Landbouw, Nijverheid
en Handel en met toestemming van Zijne Excellentie den Minister van
Oorlog, te 's-Bosch weder een 2-jaarlijksche cursus in hoefbeslag geopend
op dato 12 December 1908, waartoe zich 20 personen aanmeldden, waarvan
er evenwel 2 wegens te jeugdigen leeftijd (17 jaar) niet werden toegelaten.
De leeftijd van de 18 toegelaten leerlingen wisselt tusschen 18 en 24
jaar; allen waren reeds in een smederij werkzaam en allen hadden eenige
bedrevenheid in het maken van ijzers, de een meer, de ander minder.
Wegens het groot aantal leerlingen werd er weder een dubbele cursus
gemaakt, met dien verstande dat de theoretische lessen aan allen te gelijk
worden gegeven, des Zaterdags van 10-12 uur v.m. Tien (10) leerlingen
blijven dienzelfden dag des middags in de smederij van het 4e Eegiment
Veld-Artillerie werken, alwaar zich 3 vuren en 3 aanbeelden bevinden,
zoodat over juist voldoende ruimte kan worden beschikt. De 2e ploeg be-
staande uit 8 leerlingen, komt des Woensdagsmiddags terug om van 1-4
a 5 uur in de smederij werkzaam te zijn.
Er zullen 16 theoretische lessen van 2 uren en even zooveel practische,
van 4 uren, worden gegeven. De cursus zal in Maart eindigen, waarna
een examen zal worden afgenomen ter beoordeeling van het al of niet
toelaten tot het 2e gedeelte van den cursus, die in het begin van den winter
quot;Vio een aanvang zal nemen.
Met een paar uitzonderingen leggen de leerlingen veel ambitie aan den
dag en zijn de vorderingen die zij maken groot.
Van enkele was het maken van een model hoefijzer in den aanvang van
den cursus bepaald treurig te noemen en juist bij zulke ziet een ieder,
zoowel leek als deskundige, het groote nut van het in-het-leven-roepen van
dergelij ke hoefbeslag-cursussen.
Met het practische gedeelte is belast de korporaal-hoefsmid der Ie Batterij
4e Eeg. Veld-Art. alhier, B. H. Gerritsen.
De namen der leerlingen zijn, alphabetisch gerangschikt, de volgende: F.
van Griensven te Boekei; L. van Griensven te 's Bosch; M. H.
van Griensven te Deurne; A. Hoefnagels te Tilburg; L. van Hooff
te Eerde bij Veghel; W. P. Kemps te Schijndel; M. Koeken te Oss;
A. Megens te Oss; J. Meijs, milicien-Art., te 's-Bosch; J. van Oirsouw
te Oijen; J. van Eooij, milicien-Art., te 's-Bosch; M. Scheffers te
's-Bosch; J. Smets, milicien-korporaal-Art., te 's-Bosch; J. van Son te
Gemonde; A. van Steenbergen te Nistelrode; P. van Teeffelen te
Maren bij Alem; P. Verhoeven te Schaïk en Th. v a n d e Z a n d t te Haaren.
's-Bosch, 14 Februari 1909.nbsp;De leider:
Dr. J. van Dorssen.
WEDSTEIJD IN HOEFBESLAG TE DEVENTEE.
Uit het programma voor de Groote Landbouw-tentoonstelling op 21 tot
en met 25 Juli 1909 te Deventer blijkt, dat aldaar wedstrijden in hoefbeslag
zullen worden gehouden.
Het programma vermeld daarover het volgende:
Art. 1. De wedstrijd heeft plaats op Woensdag, Donderdag en Vrijdag,
telkens van des voormiddags 10 uur.
Art. 2. De deelnemers moeten de dagen van den wedstrijd hunner af-
deeling te 9 uur bij de smederijen op het terrein aanwezig zijn, voorzien
van gereedschap. Voor den wedstrijd zal om paard en voet worden geloot.
Afdeeling I.
Wedstrijd voor Burgerhoefsmeden.
Woensdag: het maken van een ijzer volgens opgegeven model, tijd 20
minuten. Inleggeld 1 gld. (Voor deze klasse worden geen prijzen uitgeloofd).
Donderdag: het beslaan van een voet door de 16 beste deelnemers uit de
vorige klasse (afnemen, maken en onderleggen van een voorijzer); tijd 45
minuten.
Ie prijs 25 gld. of verguld zilveren medaille en 10 gld.
2e „ 10 gld. of zilveren medaille.
3e „ 5 gld. of kleine zilveren medaille.
-ocr page 46-Voorts ontvangt iedere deelnemer, die een hoef naar den eisch beslaat
een getuigschrift.
Afdeeling II.
Wedstrijd voor Militaire Hoefsmeden.
Vrijdag: het beslaan van een voet (afnemen, maljen en onderleggen van
een voorijzer); tijd 45 minuten. Inleggeld 1 gld.
le prijs 25 gld. of verguld zilveren medaille en 10 gld.
2e » 10 gld. of zilveren medaille.
3e „ 5 gld. of kleine zilveren medaille.
Voorts ontvangt iedere deelnemer, die een hoef naar den eisch beslaat
een getuigschrift.nbsp;'
HACKNEY-TBNT00N8TELLING TE LONDEN,
gehouden Tan 2—5 Maart 1909.
In ons land komen enkele hackneys voor, waaronder van de hengsten
Diplomatist van W. Baron van Vo o rs t t o t V o o rs t te Eiden bij
Arnhem en Dan Leno van de Hackney-Club te Winschoten de meest
bekende zijn. Voor een koetspaard is liet een gewichtige eigenschap indien
de draf hoog is. Br komt nu geen enkel ras in de wereld voor waar zoo'n
hooge gang wordt aangetroffen als bij de hackneys. De voorgaande maand
is in „De Hoefsmidquot; medegedeeld, dat de enorm zware ijzers, die in voor-
gaande jaren bij sommige tentoonstellingspaarden waren ondergelelt;rd niet
meer mochten worden gebezigd. Naar aanleiding hiervan is thans in een
Engelsch blad „The Fieldquot; dezer dagen het volgende gezegd:
Kunstmatige gangen. „Op de Hackney show, die pas heeft plaats gehad
waren in een afzonderlijke kamer ijzers tentoongesteld van zwaar- gewicht'
zooals vroeger werden gebruikt. Er was onder anderen een ijzer van 2cm'
dik en m het midden 7.5 cM. breed, waarmede een winner van het vorig
jaar was beslagen geweest, welk paard toen door een Franschman was ge-
kocht. De nieuwe eigenaar zond dit jaar het ijzer, dat 2 K.G. woog, als
curiositeit in, toen de nieuwe bepalingen waren gemaakt, waarbij een maximum
gewicht voor elk ijzer werd aangegeven.
„Een andere kunstgreep, om het paard zoo hoog mogelijk te doen steppen,
was het bevestigen om bovenkaak en verhemelte van een ijzerdraad of scherp'
dun koord; de monsterknecht kon daarmede het paard in zulk een prikkel-
baren en opgewonden toestand brengen, dat de draf een echte monster-
draf werd.
„Het streng toezicht hiertegen en het verbod van te zware ijzers deed
nu sommige paarden een zeer gewonen draf gaan, welke zeer verschilde van
die, welke zij vroeger toonden, toen de nieuwe bepalingen nog niet golden.
„Wel een bewijs hoe noodig deze waren.quot;nbsp;(u. „TAe Meld.quot;)
Dit neemt niet weg dat de hackneys hoog kunnen gaan, zó'oals hiernevens
blijkt uit een photo, te Eist genomen van bovengenoemden Diplomatist.
Wij zijn in de gelegenlieid de afbeeldingen te plaatsen van twee kampioens
der thans gehouden hackney-tentoonstelling die wij hieronder laten volgen.
ONDERZOEKINGEN OVEE DEN PLAT- EN DEN VOLHOEE BIJ
HET PAAED,
door Dr. med. vet. Kurt Albert*).
De plat- en volhoef behooren tot de best bekende hoefgebreken. Beide
komen dikwijls voor en kunnen het arbeidsvermogen soms sterk belemmeren.
Wij weten dat deze gebreken meer aan de vóór- dan aan de achterhoeven
optreden en dat zij bij grovere rassen meer worden aangetroffen dan bij
edele paarden. De veranderingen, uitwendig aan dergelijke hoeven waar-
neembaar, zijn nauwkeurig bekend, evenals de oorzaken, de bestrijdings-
middelen en de afwijkingen van het hoefbeen, die bij plat- en volhoef ontstaan.
Daarentegen zijn weinig bekend de veranderingen in het binnendeel van
den hoornwand en vooral die welke voorkomen aan vleesch- en hoorn-
plaatjes. Heeft de breedte der hoornplaatjés en de dikte van den hoorn-
wand invloed [op het ontstaan dezer gebreken? Van welken aard zijn de
met het bloote oog — en de met een vergrootglas waarneembare verande-
ringen aan de vleesch- en hoorn-tepeltjes? Komen er aan het hoefbeen
veranderingen voor, welke als karakteristiek voor plat- en volhoef kunnen
worden beschouwd? en meer andere.
Bij den plat- en den volhoef hebben wij met een daling van het hoefbeen
te maiïen, welise hoofdzakelijk met veranderingen van dit been, van zijn
ophang-apparaat en van den hoornschoen gepaard gaat.
Het hoefbeen, met het straalbeen samen den lichaamslast dragende, is
door de hoeflederhuid aan den hoornschoen verbonden. Deze verbinding
is vooral innig door de aanhangselen (tepeltjes en plaatjes) dier hoefleder-
huid, terwijl ieder aanhangsel sluit in een verdieping van den hoornschoen
en iedere gleuf of indeuking der vleezige deelen wordt opgevuld door een
hoornaanhangsel. Dit is een natuurlijk gevolg van het feit dat de geheele
oppervlakte der hoeflederhuid hoorn vormt.
De plaatjes zijn aan den toon wand het langst en bovendien het dichtst naast
elkaar geplaatst. De lengte, breedte, en dichtheid van plaatsing dier plaatjes
nemen naar de verzenen geleidelijk af. Fambach heeft hierover in 1886
reeds onderzoekingen openbaar gemaakt, waarbij tevens is gebleken dat bij
spitse hoeven de verbinding tusschen vleesch- en hoornwand bij de steunsel-
hoeken zwakjes is.
Om de verhoudingen bij plat- en volhoeven beter te kunnen beoordeelen,
verrichtte ik gelijktijdig metingen bij gezonde (normale) hoeven. De hoogte
(of breedte) der hoornplaatjes bedroeg in den toon 2.5—5 mM., aan het zij-
gedeelte 2.5—3.5 mM., aan de verzenen 1.5—3 mM. en bij de steunsels
1.5—3 mM.; de onderlinge verhouding van deze vier was ongeveer als:
3.5 : 3 : 2.5 : 2 mM.
De verhouding bij spitse en stompe hoeven werd vrijwel evenzoo bevonden
als vroeger door ITambach is aangegeven.
Bij 45 hoeven werden op 1 cM. breedte gevonden: 24 plaatjes in den
toon, 20 aan het zijgedeelte, 15 aan de verzenen en 9 aan de steunsels.
Wat het totaal aantal hoornplaatjes betreft, — Leisering en Hartman
vonden gemiddeld 550-600, Fambach nam 554 waar en Schrijver gemiddeld
568. Het aantal hierbij waargenomen lag tusschen 475 en 630 als uiterste
getallen, en was niet evenredig afhankelijk van de grootte van den hoef.
{Slot volgende aflevering).
*) Dit artikel komt voor in „Der Hufschmied'\ Maart 1909. Het is een uittreksel
van een proefschrift waarop de veearts K urt Alb ert tot dokter in de veeartsenij-
kunde is bevorderd en welk proefschrift is bewerkt onder de leiding van Prof. Dr.
Lungwitz, staande aan het hoofd van het Instituut voor Hoefkunde, deeluitma-
kende van de Koninklijke Veeartsenijkundige Hoogeschool te Dresden.nbsp;Bed.
— Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. De leerlingen W. de
Vries te lloden en H. van der Tuuk te Kommerzijl hebben na een verblijf
van 5 maanden aan de inrichting deze resp. op 27 Februari en 6 Maart
met goed getuigschrift verlaten.
Weder toegelaten als leerlingen op 1 Maart S. Kruijer van Middelbert
en op 8 Maart J. Dijkhuis van Eexta, gem. Scheemda.
-nbsp;Hoefsmidschool te Amersfoort. Vau 1 April tot 30 September zal
bil de rij- en hoefsmidschool te Amersfoort een cnrsus worden gehouden tot
opleiding van hoefsmeden van 6 miliciens der infanterie. Het doel is om
zoodoende bij de regimenten van dat wapen bij mobilisatie over hoefsmeden
te kunnen beschikken. Voor hen, die tijdens den cursus blijken van bij-
zondere bekwaamheden geven, kan de duur van den cursus worden bekort
door hen tot 30 September in het genot van verlof te stellen.
-nbsp;Noord.HolIaiid. -Het examen voor de 16 deelnemers aan den cursus in
hoefbeslag van de Afd. Hoorn is voor het practisch gedeelte aangevangen
op 8 Maart een week later zal de tweede ploeg in de praktijk worLn
21 TarT a.s.' 'nbsp;quot;nbsp;P^-^^-dt op
Het examen voor de 9 deelnemers aan den cursus te Schagen wordt ge-
houden op 9 April a.s.nbsp;^
-nbsp;Vereeniging Hollands Noorderkwartier. Ten behoeve van den
ifi hoefbeslag te Schagen werd wederom eene subsidie van ƒ100 verleend
Op voorstel van den heer Visser te Berkhout werd besloten met den Sme-
denbond in overleg te treden omtrent het instellen van eene contrôle over
de gediplomeerde hoefsmeden en zulks ten einde zich te overtuigen of het
geleerde wel blijvend in de praktp wordt toegepast.nbsp;{N. L. W.)
-nbsp;Onbeslagen hoeven. Somtijds hoort men nog aanraden paarden die
arbeid verrichten, onbeslagen te laten en worden dan voorbeelden opgenoemd
van Ijzerharde hoeven, die niet beslagen behoefden te worden Als men
nagaat hoe oud het beslaan of op andere wijze beschermen van de hoeven
der paarden reeds is, dan blijkt daaruit wel, dat ook in vroeger tijden de
noodzakelijkheid hiervoor heeft bestaan, evenals die ook nu nog bestaat. In
het maandblad Hippos no. 4 van 1893 zeiden wij dat de vraag: „kan het
beslag bij gewoon gebruik op onze kunstwegen worden ontbeerd?quot; ontken-
nend moest worden beantwoord, waarbij wij natuurlijk alleen normale hoeven
op het oog hadden, want bij abnormale zijn er tal van gevallen, waarin het
aangewezen is ze tijdelijk onbeslagen te laten.
Maar zelfs^ by paarden, die niet bereden of ingespannen worden gebruikt
en zich mtslmtend op zand bewegen, zijn er tijden van het jaar, dat zij
onbeslagen zijnde, gevoelig zullen loopen. In het Eemontedepôt te Miliigen
kan men waarnemen, wanneer 's zomers weinig regen is gevallen en het
zand van de loopplaatsen en drijfbanen overdag bepaald heet voelt, als men
er^de hand oplegt, dat verscheiden paarden gevoelig loopen, zoo zelfs, dat
het noodig kan zijn ze tydelijk een paar lichte voorijzers te geven Wan-
neer de paarden, na een natten zomer, uit de weide komen en de hoeven
daardoor zacht zijn, duurt het soms weken voordat zij in het zand normaal
bopen. Dit is het geval bij de Ieren, waarvan het meerendeel, vooral de
3-jar,ge voor dien tijd slechts een enkele maal zijn beslagen geweest De
inlandsche paarden van het Depót, die gewoonlijk al langer, ten minste van
voren, zijn beslagen geweest, mogen nimmer in loopplaatsen loopen waar
fijne kiezelsteentjes in het zand zijn; deze toch dringen in de zachtere zool
en doen de paarden kreupel gaan.
Men behoeft slechts te vergelijken den tijdduur van den groei van den
hoef en het spoedig slijten van de ijzers bij paarden, die eiken dag enkele
uren voor het rijtuig of onder het zadel worden gebruikt, om te kunnen
weten dat beslag onmisbaar is.
In den Eussiscb-Japanschen oorlog is de Russische cavalerie zeer in haar
taak bemoeilijkt door gebrek aan ijzers en aan hoefsmeden en dit nog wel
hij een leger, dat den oorlog grootendeels terugtrekkende heeft gevoerd;
hoeveel erger zou dit zijn geweest zoo het in voorwaartsche richting had
geageerd!
— Verbod van wedden. De burgemeester van Bloemendaal heeft ver-
boden, op grond van een wet van 1815, dat er te Woestduin op Zondag
rennen en draverijen worden gehouden. Indien dit verbod blijft gehand-
haafd zullen er heel wat hoefsmeden en zadelmakers e,en gedeelte boter van
hun brood verliezen. De eigenaars van renpaarden en dravers zijn in den
regel goede betalers. Het houden van rennen en draverijen op andere dagen
kan door te weinig bezoek in den regel de kosten niet goed maken.
Zij was vol zorgen voor man en kroost,
Teer moedertje, trouw en wijs;
Zij was zoo werkzaam, steeds onver-
poosd.
Totdat ze was oud en grijs.
OP WEG NAAR 'T AEMHUIS.
Wat is ze suff'ig, wat is ze moe.
Lief moedertje, oud en arm;
Wat knikt ze treurig haar huisje toe.
Ééns het plekje lief en warm.
Het rimp'lig voorhoofd in diépe plooi,
En weemoedvol 'n stille traan,
In d' oude oogen (eens glanzend mooi).
Staart moedertje 't huisje aan.
Als piepjong vrouwtje heeft eens haar
voet
Deez' lieflijke plek betreen;
De hand des echtvriends, zoo sterk,
zoo goed.
Zij leidde haar zacht hierheen.
Gejubeld heeft ze in 't blij genot
Tan 't vriendelijk, stil tehuis;
Geleden heeft ze, als 't harde lot.
Te dragen gaf smart en kruis.
ScHEANs, bij Leeuwarden.
Zij gingen henen, èn man èn kroost.
Heel van verre of naar 't graf.
Wat was ze eenzaam, geen kracht;
geen troost
Voor moedertje, oud en af.
Wat was ze treurig, geen werk, geen
brood.
Braaf moedertje arm en oud;
Wat is ze droevig, want in haar nood
Wenkt 't armhuis, kil en koud.
Daar gaat ze henen, met bloedend hart.
Wegpinkende traan bij traan.
En weenend klaagt ze, in diepe smart:
„God! oud en arm, mag 'tbestaan?quot;
J. K.—B.
(u. „Be Smidsgezelquot;.)
Amerika.
— Amerikaansche ijzermarkt. Volgens de „Iron-Agequot; is de toestand on-
veranderd gebleven, weshalve voor later bedrijf-inkrimpingen worden ver-
wacht. In het bijzonder wordt door de spoorwegmaatschappijen eene gere-
serveerde houding aangenomen. Er worden onderhandelingen gevoerd door
de Grand Trunk voor de levering van 37000 ton rails. De onderhandelin-
gen tusschen Carnegie, de Steel Company en de Pressed Steel Car Company
betreffende vernieuwing van het reeds vroeger medegedeelde contract voor
staalleveringen, werden afgebroken, zoodat de Pressed Steel Car. Co. haar
behoefte aan materieel in de open markt zal moeten dekken.
{u. „Be Smidsgezelquot;).
China.
— IJzer- en staalindustrie in China. In een brief uit Shanghai aan de
Erf. Ztg. wordt opgemerkt, dat terwijl de industriëele ontwikkeling in Japan
al sedert een reeks van jaren aanhoudt, nu ook China ernstig op weg is
aan zijn nijverheid meerdere uitbreiding te geven. Weliswaar gaat China
op dit punt zeer langzaam vooruit, doch er valt, volgens den correspondent
met aan te twijfelen dat, wanneer de vele Chineesche studenten uit de
Europeesche landen zullen zijn teruggekeerd, de uitbreiding der industriëele
ondernemingen een hooge vlucht zal nemen. En dit is voor den handel en
de industrie van Europa van belang, temeer nu de Chineezen voornemens
zijn aan den internationalen handel deel te nemen.
Als voorbeeld kan genoemd worden de Hanyang ijzer- en staalfabriek, die
tegenover de stad Hankow gelegen is. Deze fabriek heeft zich reeds nu
tot een inrichting van den eersten rang ontwikkeld en toont tevens aan
wat de door Europeanen onderwezen Chineezen vermogen. Tot de oprich-
ting dezer fabriek werd overgegaan op initiatief van den onderkoning Chang
Chih-toeng, toen hij te Eoochow resideerde. Eeeds bij den aanleg van den
Peking-Hankow spoorweg in 1893 was de fabriek in staat, de benoodigde
rails voor dezen spoorweg gemakkelijk te leveren.
Aanvankelijk werkte de fabriek met geen goede uitkomst, docii in de beide
laatste jaren werden de machinerieën aanzienlijk uitgebreid en verbeterd en
werd ook electriciteit aangewend, zoodat het productievermogen thans aan
alle eischen voldoet. Bedoelde fabriek beschikt nu reeds over een complex
van 120 acres land, en geeft aan 3450 Chineezen werk, terwijl er 20 Euro-
peanen als ingenieurs, electriciens en opzichters aan verbonden zijn De
nieuwe smelterijen, die dagelijks 250 ton ruw ijzer procudeeren, zijn nu in
werking gesteld; een tweede oven levert 250 ä 300 ton per dag Verder
zijn er drie staalsmeltovens, die ieder 200 ton kunnen afleveren terwijl een
vierde binnenkort zal worden gebouwd. De staalfabriek grenst lan de smel-
terijen, en zoodra de aanleg geheel gereed is, kan het gesmolten ijzer uit
den grooten gietlepel met behulp van de aangelegde korte spoorwegverbin-
ding, zonder af te koelen, in de staalovens worden getransporteerd. De
Chmeesche werk heden werken goed en zijn goedkoope werkkrachten. Ervaren
Chineesche machinisten en werklieden verdienen M. 20 ä 80 ner maand,
et gemiddelde loon is circa M. 1.20 per dag, gewone werklieden en^ i s
bekomen 20 a 40 pf. per dag. De artikelen die worden vervaardigd zÏ
rails, staal in staven, staalplaten, hoekstaal, stalen walzen, pijlers, schroeven
enz. Het vervaardigde staal moet wat de qualiteit betreft geheel gelijk
staan met het Europeesche fabrikaat.
Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag.
HOBEIJZER, ZADEL EN STIJGBEUGEL.
Alle zaken hebben hunne geschiedenis, en dingen welke ons heden zoo
alledaags voorkomen, zi^jn toch niet ten alle tijde aanwezig geweest. Uit
den aard der zaak is het dan ook niet gemakkelijk het eerste verschijnen
eener nieuwe uitvinding op te duiken. Wij willen dit echter beproeven
met het onontbeerlijke toebehooren van een rijpaard, n.1.: hoefijzer, zadel en
stijgbeugel.
Het is bewezen, dat reeds de Grieken en Romeinen getracht hebben, den
W van het trekvee voor beschadiging te beschutten. Zoo vermelden ons
Aristoteles zoowel als Plinius, dat men de kameelen, in den krijg en op
lange tochten, van schoeisel voorzag. Wanneer het trekvee, bijzonder ossen,
gebreken aan de hoeven ver-
toonden, dan voorzag men deze
van schoeisel, welke uit een
hennep-achtige plant vervaar-
digd werden. Deze werden
echter niet alle aangelegd uit
medisch oogpunt, doch ook om
andere redenen. Voorname per-
sonen lieten deze schoenen zeer
kostbaar uitrusten. Zoo ver-
haalt men van Keizer Nero
dat zijne muildieren op kleine
reizen zilveren schoeisel droe-
gen, terwijl die zijner gemalin
zelfs met goud gemonteerd waren. Zeer vast hebben deze echter niet
gezeten, want er wordt van vermeld, dat zij in het zand bleven steken.
Het blijkt uit meerdere zaken dat deze bekleeding den hoef meer als sieraad
dan als beschutting dienst deed, want Mithriadites zoowel als Alexander
klaagden er over, dat de ruiterij niet te gebruiken was, daar de hoeven
der paarden geheel afsleten. Hieruit blijkt ten volle de onwaarde der
schoenen voor de paarden.
Tot bevestiging dient, dat de paarden op de oude kunstwerken, b.v. de
Zuilen van Troje, Antonius en Marcus Aurelius, eveneens zonder schoeisel zijn
voorgesteld. Èr bestaat echter een kunstwerk (basrelief), hetwelk de jacht
der Galliciërs voorstelt, en hierop komt een paard voor, met een ijzer be-
slagen. Hierdoor beïnvloed, heeft men de ouderdom van het hoefijzer zeer
hoog geschat, totdat ten slotte bleek, dat deze voet van lateren datum was,
zoodat de kunstenaar zich had vergist. Bovendien bevindt zich in geen
woordenboek een woord voor hoefijzer, niettegenstaande er vele hoefgebreken
in vermeld worden. Integendeel richtten de oudere volken hun doel geheel
op harde hoeven, zoodat zelfs Xenophon een middel beschrijft om deze
eigenschap te verkrijgen. Buitendien is het in dien tijd, gezien den toestand
der wegen, niet direct noodig geweest, den hoef door ijzer te beschutten.
Nog heden zijn er volken welke hun paarden niet beslaan, zooals de Tar-
taren, ook in Japan niet1), alhoewel men zich daar veel van schoenen bedient.
Met zekerheid zijn de hoefijzers eerst in de negende eeuw aan te wijzen.
Hier worden bedoeld de eerste aangenagelde hoefijzers, waarvan zich keizer
Leo en Constantijn bedienden. Van dien tijd af worden ze meer algemeen,
zoodat wij ze in de elfde eeuw in Eransche, Italiaansche en Engelsche ge-
schriften vinden vermeld.
De uitvinding yan het zadel dagteekent reeds uit de vierde eeuw. In de
oudste tijden zat de ruiter natuurlijk op zijn paard, zonder beschutting.
Het eerst kwamen dekken in gebruik, waarbij door de Romeinen groote
luxe werd ten toon gespreid. Echter gold het voor mannelijk, zonder dek te
rijden, en de Germanen verachtten de Romeinen, wijl zij op dekken zaten.
De eerste zekere vermelding vinden wij van 385, waarbij keizer Theodosius,
een streng verbod uitvaardigt, dat de zadels der postpaarden niet meer dan
60 pond mogen wegen; in ieder geval schijnen deze eerste zadels zeer zwaar
gemaakt te zijn. Ook met het zadel werd een zeer groote weelde vertoond,
zoodat in de vijfde eeuw Leo I een verbod gaf, dat niemand een zadel met
paarlen of edelgesteenten mocht bezitten. JSTaar alle waarschijnlijkheid zijn
de Perzen de uitvinders van het zadel, want deze hebben, om gemakkelijker
op hunne paarden te kunnen zitten, deze eerst meerdere dekken opgelegd,
waaruit geleidelijk het zadel is ontstaan. Een verder bewijs hiervoor is,'
dat men voor zadelpaarden het liefst Perzische paarden gebruikte, daar
deze het zadeldragen gewoon waren.
Den stijgbeugel hebben de Grieken en Romeinen niet gekend. Gracchus
liet nog steenen op de hoeken der straten plaatsen, waardoor de ruiter ge-
makkelijk kon opstijgen. Zulke steenen vindt men nog heden ten dage voor
oude raadhuizen enz. Ook hielpen paardeknechten den ruiter op het paard,
of werden daartoe houten bokken aangewend. Dit had ook aanleiding ge-
geven tot de hatelijke gewoonte, dat een overwonnen vijand zich moest
nederwerpen voor zijn overwinnaar, zoodat deze steunende met zijn voet op
diens rug, zijn paard kon bestijgen. De soldaten hadden aan den lans of
piek, een haak of lederen lus, waarin bij het opstijgen de voet werd gezet.
De eerste zekere vermelding van den stijgbeugel vinden wij in een boek
van keizer Mauritius in de zesde eeuw, handelende over de krijgskunst.
Hierin wordt vermeld, dat de krijger aan de linkerzijde van zijn paard twee
stijgbeugels bezat, om desnoods een gewonden krijger achter op zijn paard
te kunnen zetten, en hem zoo buiten gevaar te brengen. Wij zien hieruit
dat zulke alledaagsche zaken soms een gewichtige loopbaan achter zich hebben'
vóórdat zij tot algemeen nut worden aangewend.
(Uit „Deutsche Schmiede-Zeiiungquot;).
1nbsp; Zooals de lezers uit een artikel in de Febr. afl. hebben kunnen zien\ is de
toestand de laatste jaren in Japan belangrijk gewijzigd en wordt ook het hoefbe-
slag er thans wel degelijk beoefend. Eed.
Advertentiën.
Er biedt zich aans
tevens goed bekend met vuur- en bankwerk.
Brieven Kwartelstraat 8, Utrecht.
KtJLnsthoorn,
voor Hoefbeslag,
verkrijgbaar ia de chemicaliën
en drogerijen-handel van
K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,
te Dordrecht.
Prijscouranten voor HH. veeartsen
en hoefsmeden op aanvrage gratis.
Eerste Electrische Draadvlechterij
D, HOGEHBIRK amp; ZOON, Boemeiiilaal bij Haarlem,
Leveren spoedig en
billijk VIERHOEKIG
VLECHTDRAAD
in elke gewenschte
maaswijdte, draad-
dikte en breedte.
Yraag prijs en monsters.
^^^^ te letten.
Verkoop alleen aan grossiers!
FRIEDR. DICK, Esslingen a. N., (Württemberg)
Vertegenwoordiger; J. J. VAN MEEKREN, Amsterdam, Sarphatlstraat 75.
Vraagt bij uwen ijzerhandelaar ECHTE
• DICK'S Hoefraspen
en andere gereedschappen
voor
Hoefbeslag.
Gelieve
vooral op het nnerk:
Meest uitgebreide sorteering prima blanke
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fijne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —
Telegram-Adres
BAX Jufferstraat
Rotterdam.
Intercommunaal
Telephoon
No. 1355.
NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN,
voordeelig, gemakkelijk In gebrnlk. — Ruwnen niet loslaten.
Merk
met zwaar hielstuk.
Open Zolen uit één stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
Toorradig in 11 maten vannbsp;tot
Eng. dm., uiterste breedte buiten-
kant ijzers gemeten.
Merk „Ramblerquot;,
in witte en grijze
Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van
tot 6|- Eng. dm.
Merk „Chicagoquot;,
geheel Caoutchouc
uit één stuk met
zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van
7|tot7j\Eng.dm.
Uiterste breedte buitenkant ijzers gem.
Gewone
Engelsche Hoefzolen
Strijkringen
met riempje.
Hoef.
randen.
Kunsthoorn.
Hoeftangen.
Renetten (reclits en
links).
Hoefraspen.
Houwklingen.
Hoefhamers.
Las- of Welbladen en
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.
Tonwijzers in
verschillende maten.
op Leder,
„Safety pad en
Frogpadquot;.
Engelsche Hoefzolen
A, en D. k H.
-ocr page 57-14e Jaargang. — 1909. — Aflevering 4.
REDACTEUR-UITGEVER: A. W. HEIDEMA TE GRONINGEN.
-ocr page 58-
Lambert amp; | ||
Hallanan Hoefzolen de Beste en | ||
Rotterdam, Wijnhaven 127. |
INHOUD.
Beslagvorm tot verbetering of herstel van Franschen stand en toontreders-
stand. — Hoefbeslag-cursus te Ftrecht. — Hoefbeslagexamen te Haarlem. —
Hoefbeslag-examen te Hoorn. — Hoefbeslag-examen te Schagen. — Hoef-
beslag-examen te 's-Gravenhage. — Korte mededeelingen. — Persoverzicht. —
Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag. — Ad-
vertentiën.
/s^
BESLAGVORM TOT VERBETERING OE' HERS3
ERANSCHEN STAND EN TOONTREEffiRSTiTtó' F
Door welwillende tusschenkomst van den Directetür'jder
school te Tiel, die tevens een stel ijzers aankocht en'èan „lleiHoê^
bruikleen afstond, werden wij met het feit in kennis ■^estéidji^at .i^ge-V
diplomeerde hoefsmid C. P. ten Ham te Montfoort eeo^Jb^Birtg»«?^
uitgedacht ten einde hiermede een gedraaiden stand in het onSëïBeeir nor-
maal te maken.
Wij hebben van het ijzer eenige afbeeldingen laten maken, die hieronder
zijn weergegeven en de wijze, waarop de vinding is samengesteld, gemakke-
lijker doen begrijpen.
Figuur 1.
B.
De grondgedachte der vinding, die werkelijk zeer der vermelding waard
is, al moet haar practische waarde nog blijken, bestaat daarin, dat het dier
bij het belasten van den verdraaid gestelden voet in tegengestelde richting
wordt gedraaid, hetgeen verkregen wordt op de volgende wijze:
Het hoefijzer bestaat uit twee ringen; de bovenste A is een weinig grooter
-ocr page 60-dan de onderste B 1); ieder ring is voorzien van een stevigen dwarsbalk,
terwijl in den bovensten 16 nagelgaten zijn aangebracht en op het midden van
den balk (zie figuur 2) een
Figiiur 2.nbsp;pin van 4 c.M. lang en 2
c.M. dik. Deze pin bezit
een eenigszins verdraaid
spilgat, verloopende in den
trant van een wenteltrap,
3 c.M. lang en 0.7 c.M.
breed.
Op den dwarsbalk van
den ondersten ring (figuur
1 B) is een ronde ver-
dikking'gemaakt, hoog 1.5
c.M., voorzien van een
rond gat, waar de pin
van den bovensten ring
juist in past. Ook is beider-
zijds door bovengenoemde
verdikking een klein dwars
gaatje geboord, waardoor
wordt aangebracht om de twee ringen aan elkaar te ver-
is de onderste ring (zie figuur 2 rechts) voorzien van 4
schroefkalkoenen, hoog 3 c.M.
Wat het aanbrengen van het ijzer aangaat, schrijft de uitvinder, die spreekt
van het „spiraal-draai-hoefijzerquot;, ongeveer het volgende:
„Het onderleggen van het ijzer vereischt een zorgvuldige behandeling;
daartoe trekt men de pin er uit; nu is het ijzer uit elkaar en kan onder
den hoef worden gelegd, nadat deze voldoende is verzorgd. Is het ijzer
(figuur 1 A) aan den hoef bevestigd, dan is het noodzakelijk te zorgen dat
geene nagel koppen uitsteken en de ondervlakte van het ijzer (bovenste ring
A) goed vlak is. Alsdan legt men het tweede deel (B) van het ijzer onder
het reeds aan den hoef bevestigde en steekt daarna de pin, die er eerst is
uitgenomen, weer op haar plaats. Zoodra het dier op het ijzer rust, zakt
de bovenring A tegen den onderring B, waarbij tevens het been in de goede
richting wordt gedraaid. Terstond ontwaart men dat het jonge paard breeder
in de borst wordt.quot;
Het model, dat door den uitvinder aan de Hoefsmidsschool te Tiel is verkocht,
weegt ruim 2 K.G. en is ongetwijfeld, om ondergelegd te worden, te zwaar.
Bovendien komt ons de draaiing extra sterk voor. Aan de „Inrichting voor
hoefbeslag te Groningenquot; zal een lichter model worden nagemaakt en wij
hopen dan, na het ook eens te hebben aangewend, er later op terug te komen.
Het is bekend dat het corrigeeren van Eranschen stand en van toontre-
een dunne pin
binden. Verder
1nbsp; Helaas is de afbeelding in groottB juist in tcgöngsstGidöii zin wG6rg6g6V6ii
dat echter aau het begrijpen geen afbreuk doet.
dersstand wel verbetering op het oog geeft, doch veelal ongewenschte wijzi-
gingen bij de gewrichten veroorzaakt, die een spoediger versleten geraken
van het dier tengevolge kunnen hebben. Het laatste woord hierover is ech-
ter nog niet gesproken.nbsp;Bed.
H0EFBESLAG-0UB8US TE UTRECHT.
Het Ie gedeelte v/d. cursus iu hoefbeslag 1908—10, gehouden vanwege
het Genootschap voor Landbouw en Kruidkunde te L'trecht, en aangevangen
7 November 1908, eindigde 27 Maart 1909. Op laatstgemelden dag onder-
wierpen de deelnemende leerlingen zich aan het voorgeschreven overgangs-
examen, ten einde te kunnen deelnemen aan het 2e gedeelte van dezen
cursus, welke in November e.k. zal beginnen.
Het examen bestond in: 1quot; het vervaardigen van een koppel voorijzers;
2quot; het vervaardigen van een hoefijzer voor een aangewezen paardehoef van
normalen vorm, de bewerking en het beslaan van dien hoef; en 3° bespreking
van den bouw en de verrichtingen van den voet, de eigenschappen van het
hoefijzer, over bewerken, passen en onderleggen van het ijzer.
Resultaat naar orde van kunde was: 1- H. F. L. Lammers te Jutfaas;
2. A. Niessen te Vleuten; 3. C. van Harberden te Loenen a/d. Vecht;
4. H. W. B. Michgelsen te Oudewater; 5. A. Okkerman te Kockengen;
6. J. N. van Sijl te Werkhoven; 7. H. van de Castel te Schalkwijk;
8. J. H. Th. Ruijsbroek te Wijk bij Duurstede.nbsp;M.
HOEEBESLAG-EXAMEN TB HAARLEM.
Op 5 en 6 April j.1. werd examen afgenomen van de 11 leerlingen, die
in den winter van 1908/9 deelnamen aan den vanwege de Afdeeling „Haar-
lem en Omstrekenquot; der Hollandsche Maatschappij van Landbouw gehouden
cursus in practisch- en theoretisch hoefbeslag voor burgerhoefsmeden.
De examen-commissie bestond uit de Heeren: H. Vixseboxse, Kapitein-
Paardenarts te Haarlem, hoofd van den cursus, J. Laméris, Gep. Majoor-
Paardenarts te 's-Gravenhage en D. C. K ruy mei, plaatsvervangend dis-
tricts-veearts te Haarlem.
Van de 11 leerlingen voldeden 9 (van wie 2 met lof) aan de gestelde
eischen en verwierven alzoo het diploma.
De gediplomeerden zijn: A. Brinkhorst, Beverwijk; A. Huisman,
Alkmaar; B. P. Schulte, Voorhout (Zuid-Holland); R. Müller, Am-
sterdam; J. Bonsing, Haarlemmermeer; A. H. Cortie, Haarlem; K.
de Reus, Winkel; N. Rodenburg, Uitgeest en J. Kroon, Abbenes
(Haarlemmermeer).nbsp;(u. iT. L. W.)
HOEFBESLAG-EXAMEN TE HOORN.
Op 21 Maart j.1. heeft te Hoorn het eindexamen plaats gehad van den
over twee winterhalfjaren verdeelden cursus in hoefbeslag. De uitslag is als
volgt: Geslaagd met het praedicaat „uitmuntendquot;: C. H. Vlotman te Hoorn
en K. Heugens te Beets, - met „zeer goedquot;: F. van Heerwaarden* te
Texel en B. Houtman te Stompetoren, — met „goedquot;: B. Lenting te Zwag
J. Hoekstra te Abbekerk, S. de Groot* te Scharwou, K. Vrolijk te Hem'
^ Vemeulen * te Boebeldijk, C. Eennooi * te Hoorn, G. van Arnhem tè
Houwert, W. van Dok * te Langedijk, A. Floris te Spierdijk en P. Veld te
Bovenkarspel, — met „voldoendequot;: F. Veul te Oosterblokker en P. Meiierink
te Hoorn.
De examen-commissie bestond uit de heeren: O. Nobel, Rijkslandbouw-
leeraar te Schagen, F. M. de Leur, Rijks-veearts te Hoorn en H. Kruyt
onderwijzer-hoefsmid te Beemster, - de commissie van toezicht uit de heeren
H. Cortie te Hoogkarspel, J. van Loon te Schardam, J. F. Stam te Zwaag
respectievelijk voorzitter, secretaris en penningmeester v. d. smedenbond afd'
Hoorn en B. Hart gedipl. hoefsmid te Twisk.
De gediplomeerden, achter wiens naam een sterretje is geplaatst, ziin
smidsbazen, de overige gezellen.
HOEFBESLAG-EXAMEN TE SCHAGEN.
Het eindexamen van den 2-jarigen cursus te Schagen had 10 April j.1
plaats; 9 deelnemers onderwierpen zich aan dat examen, met het gevolg dat
aan 8 het diploma kon worden uitgereikt, n.1. aan (alphabetische volgorde)-
^ de Boer te Anna Paulowna, W. Driesen te Barsingerhorn, J. Kleij P
Kwantes, beide te Zijpe, F. Moorman, J. B. Mulder, beide te Helder' S
Timmerman te Schoorl en A. v. d. Walle te Zijpe.
Het onderwijs is gegeven door den heer G. Muys, vee-arts te Schagen en den
onderwijzer-hoefsmid H. Kruyt te Beemster. - De examen-commissie be-
stond uit: W. A. H. van Horsen, onderwijzer in het hoefbeslag aan's Rijks-
veeartsenijschool, P. Smit Azn., gedipl. hoefsmid te Wieringerwaard en G
Muijs, veearts te Schagen.
Nevens de commissie, bestaande uit vertegenwoordigers voor de Holl. Mij.
v. Landb. afd. Schagen, de Ver. tot ontwikkeling v. d. Landb. in Holl -
Noorderkwartier en de Smedenvereeniging, werd voormeld examen bijge-
woond door den heer F. B. Löhnis, inspecteur v. d. landbouw en den
heer C. Nobel, Rijkslandbouwleeraar te Schagen.
HOEFBESLAG-EXAMEN TE 's GRAVENHAGE.
Den 7den en S^ten April 1.1. had het examen plaats van de deelnemers aan
den provincialen cursus van 1908-'09, vanwege de afdeeling 's Gravenhage
van de Hollandsche Maatschappij van Landbouw gehouden in voorgemelde
plaats, in de smederij en lokalen van de cavalerie-kazerne. Ook deze cursus
stond onder de leiding van den Oud-Majoor Paardenarts J. Laméris,
voor het practische gedeelte bijgestaan door den Korporaal-hoefsmid K. van
Vuuren. Met het onderwijzend personeel traden de H.H. 0. Pauel te
Rotterdam en J. B. H. Moubis te Utrecht als examinatoren op.
Aan het examen onderwierpen zich de 12 leerlingen van den cursus,
welke allen slaagden. Het examen bestond in:
1®. bespreking van stand en gang van een paard, en in verband hiermede
het beslag van een hoef, den candidaat door het lot toebedeeld;
2quot;. de bewerking van dien hoef, de vervaardiging van het ijzer en het
onderslaan hiervan;
3®. de theorie van het hoefbeslag.
Van eiken leerling was bovendien een collectie van door hen gedurende
den cursus gemaakte hoefijzers, voor de meest verschillende doeleinden, ten
toon gesteld, welke getuigde van vaardigheid in het smeden verkregen.
De namen der candidaten, aan welke, onmiddellijk na afloop van het
examen, door den Voorzitter van het bestuur der afdeeling het diploma
van hoefsmid werd uitgereikt, zijn: mei lof: J. L. Schüler te Aarlander-
veen; P. Boer te Moercapelle; goed: W. Augustinus te de Lier;
J. Hillenius te Naaldwijk; W. J. de Haas te den Haag; J. Max te
den Haag; J. Verhoef te Zevenhuizen; voldoende: A. Andernach te
Tiel; P. Burger te Naaldwijk; P. C. Bos te Capelle a/d. IJssel; J. Ottens
te Oudenhoorn; Th. Rozestraten te Oudenhoorn.
Het zeer gunstig verloop van het examen mag zonder twijfel voor een
groot deel worden toegeschreven aan den bekwamen leider van dezen 9®quot;
eenjarigen cursus der afdeeling, die met voorbeeldigen tact zijne leerlingen
tot grooten ijver voor hun vak weet aan te sporen. — Gedurende de 2 dagen
van het examen werden zoowel de practische werkzaamheden als de theore-
tische besprekingen bijgewoond door het Bestuur der afdeeling en tal van
andere autoriteiten en belangstellenden.nbsp;M.
— Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. Sedert de opgave in de
vorige aflevering zijn geen leerlingen vertrokken of nieuwe bijgekomen.
De cursus wordt thans gevolgd door de leerlingen: J. Steenhuis van
Noordbroek, B. Palthe van Peize, R. Buikema van Molenrijge (Gr.), S. Kruijer
van Middelbert en J. Dijkhuis van Eexta, gem. Scheemda.
— Aanbevolen hoefsmeden voor Drenthe. Het Bestuur van het Drentsch
P. S. beveelt voor 1909 als bekwame hoefsmeden aan: Remmelt Kuik te Beilen,
Hm. Palthe te Assen, E. van Werven Gzn. te Meppel en Albert Kuiper Kzn.
te Euinerwold, welke hunne opleiding hebben genoten aan de Hoefsmidschool
of bij het Detachement Veldartillerie te Amersfoort, J. de Weert te De Wijk,
G. Kamps te Assen, H. Stocker te Assen, B. Hooijer te Echten, R. Staal
te Annerveensche Kanaal, Roelof Staal te Anloo en H. Broeksma bij
L. Bakker te Gieten, die den hoefsmidscursus, in 1892 te Assen gehouden,
met goed gevolg hebben bezocht, B. B. Faber te Smilde, die met goed ge-
volg lu 1895 den cursus te Leeuwarden heeft bezocht, alsmede J. van der
\een te Kumerwold, H. Smit te Eoden, K. J. Venema te Nietap, J. Paber
te Wapserveen, E. Veening te Glimmen, D. Smid te Ide, gem. Vries-
K. Eieske te Dwingeloo, E. Casimir te Eoden, J. Oosting te Paterswolde,'
H. Stel te Bumen, J. Bussemaker te Z.-Sleen, J. Palthe te Peize, J. Bruins
te Zuidlaren en H. Tolner te Zeijen (gem. Vries), welke met goed gevolg
een cursus aan de Inrichting voor Hoefbeslag van Wiersum en Heidema te
Groningen hebben bezocht, terwijl J. Eumph bij E. Sikkinga te Westerbork
met goed gevolg heeft deelgenomen aan een hoefsmidscursus te Steenwijk.
- Rij- en Hoefsmidschool te Amersfoort. Den 19en en 20en Maart 11
deden tien miliciens der Bereden Artillerie met goed gevolg examen (één
milicien zal later examen afgenomen worden): A. M. Ankele, Ch J de
Bruyn, J. Dekker, M. Dingenouts, J. W. Flink, H. Huisman, H. M. quot;van
Lit, G. J. Nelemans, E. G. Verhaar en J. Visser.
Van twee het afgelegd examen goed, van twee ruim voldoende, van
dne voldoende en van drie even voldoende.
De volgende zes burgerleerlingen legden ook einde Maart examen af-
A. Bouwman uit Uithuizen, A. Bovenschen Azn. uit Ebenen, C. J. Garden-
broek uit Zegwaard, W. K. Goelema uit Scheemda, J. G. Wildenborg uit
Haaksbergen en H. Wilmink uit Hengelo (O.).
Van een was het examen goed, van drie ruim voldoende en van tivee
voldoende.
Den cursus, die 1 April 1.1. is aangevangen, volgen: J. C. van der Hoeven
uit Bussum, A. van Triest uit Wageningen, J. Euegg uit Bussum, H. van
der Mheen uit Barneveld, P. G. van der Hoeff uit Wolvega en C. A. Blok
uit Woudenberg.nbsp;j,
■ ^quot;i'J-HolIand. In het verslag van den toestand der paardenfokkerij
in /d.-Holland over 1908, in zijn geheel opgenomen in „Het Paardquot; no. 13 '09
wordt 0. m. gezegd: Op de 10 locale keuringsplaatsen, voornamelijk onder
de jonp paarden, konden vele aanmerkingen, zoowel op het toilet als op
het beslag, worden gemaakt, ofschoon jaarlijks vooruitgang valt te constateeren.
(Ook in deze provincie kunnen bekwame hoefsmeden dus nog eer behalen' -
Evenwel dient opgemerkt, dat veelal de eigenaren zelf door ongepaste zuinig-
heid of slordigheid de grootste schuld hebben aan het slechte beslag, zoodat
te dien opzichte de graad van ontwikkeling der hoefsmeden in onderscheidene
streken moeilijk is te bepalen.
Ten opzichte van het verslag der keuringscommissie zij opgemerkt dat het
nuttiger ware te achten indien aangegeven was in welke opzichten het ge-
toonde beslag te veroordeelen viel; een in het algemeen uitgesproken veroor-
deeling heeft zoo goed als geen opbouwend karakter. Eed.)
- Papieren ijzers. Vrijdag 2 April j.1. te Maisons Laffitte (Frankrijk) heeft
het beslag van het paard Kennebec van den heer Van der Bilt, winner van
den Prix Montesson, de algemeene belangstelling gaande gemaakt bij de
bekendmaking van Duke, den bekwamen trainer, dat bet paard geloopen had
op papieren ijzers.
Deze ijzers, wegende 20 gram, zijn volmaakt stevig, zooals na de course
ieder heeft kunnen opmerken; bovendien verhindert dit beslag beleedigin-
gen en het glijden. Deze uitvinding, geroepen een groote rol in de training
te zullen spelen, is te danken aan den heer Curot, veearts, 45 Avenue
de Villier.
Het wordt er voor gehouden dat een once aan de voeten een pond op den
rug beteekent.
(Zonder eenige afbreuk aan de waarde van Curot's vinding te willen doen,
verdient het toch aanteekening, dat reeds geruimen tijd geleden papier als
hoefbeslag is gebezigd, waarbij de bevestiging van den hoef met lijm ge-
schiedde, doch de methode heeft niet voldaan. Eed.)
Duitschland.
— De April-aflevering van „Der Hufschmiedquot; bevat:
1®. een Mjdrage voor de behandeling van den hollen wand hij Icnolhoeven,
door den veearts E. Bberhardt, te Leipzig, waarin wordt aangegeven dat
bij een waargenomen geval de holte 5Y2 cM. lang, 6 cM. breed, boven af-
gerond was en tot op een afstand van 21/.2 cM. den kroonrand naderde.
Bij de behandeling werd het losse gedeelte van den hoornwand geheel
weggenomen en de ontaarde, geel gekleurde en zachte hoorngedeelten volko-
men verwijderd. Bovendien werd de gezonde wand nog 1 cM. boven de
weggenomen gedeelten zoodanig verdund, dat de wand met den vinger was
in te drukken. Op een plek, nl. däär waar bij het sondeeren pijn werd
getoond, bleek de hoeflederhuid bloot te liggen. Deze plek werd afzonderlijk
behandeld en het overige met teer nauwkeurig verbonden.
Het verband werd eens per week vernieuwd; na verloop van 3 weken werd
de hoef beslagen met een balkijzer, een leeren zool en de ondervlakte van
den hoef, vooral de zijdelingsche straalgroeven, nauwkeurig en flink met werk
of jute opgevuld. Kreupelheid werd daarna niet meer opgemerkt. Het dier
verkreeg dagelijks eenige beweging en het beslag werd alle 6 ä 7 weken
vernieuwd.
Na verloop van een half jaar was de hoornwand over 3 c.M. normaal af-
gegroeid. De volle zool toonde toen echter genezen te zijn d. w. z. haar
voorkomen was weer normaal, de vroeger bestaan hebbende welving verdwenen.
Het paard wordt weer voor lichten arbeid gebezigd en de tijd, benoodigd
voor volledig herstel, heeft 10^2 maand bedragen. De hoef is nu I72 jaar
geleden, na den waargenomen hollen wand, weer geheel normaal geworden,
terwijl het paard, zoowel onder den man als in het tuig, dienst doet.
(Het geval lijkt ons meer op lossen dan op hollen wand.
Eed. v. „De Hoefsmid.quot;)
2°. Onderzoekingen over den plat- en den volhoef, door Dr. Kurt Albert.
Dit is de titel van een proefschrift, waarvan in de vorige aflevering het
eerste gedeelte is besproken.
Bij plathoeven blijkt de zoolWakte van liet hoefbeen in den regel no^
kleinenbsp;ho'^fbeen toonde aan haar rand meermalen
oierhoefquot;'quot;'nbsp;beenwoekeringen hquot;
ga^ro''nbsp;^l^ijd het bijzonder groote aantal van de voedings-
on b'ke; ' Tnbsp;beenwoekeringen
ontbreken soms zelfs een V, duim hoogte bezittende. Ook de hoefbeens
-- beenwoekeri.gen vo^rZ,
hoef beenderen toonen duidelijk dat nieuwvoruing en ver-
dwyning van ieenzelfstandigheid., zoowel aan den wand als aan de zoohlalte
van het hoef leen Jcan optredennbsp;zoolvlakte,
- — ~ - .
3 . Beslag met insteekstooten icaaraan 2 stiften
dit bel!'ia'?en 'flquot;'nbsp;Koningsstal te Dresden, beweert, dat
hift gèïannbsp;'nbsp;-h-de vooruit
Dit beslag levert voor den hoefsmid minder werk en hierdoor schade od-
hoewel zulks te betreuren valt, mag het toch geen reden zijn om toepas!
siug tegen te gaan. De afwerking dient nauwkeurig te geschieden en dan
kan de 3mid voor z,n werk ook gerust een hoogere vergoeding vragen.
J Besprehng van een proefschrift, getiteld „Onderzoekingen om-
trent de gevolgen van zenuwsnede bij paarden-), welk proef-
rinbsp;AckeLannteThonhubCzC t.
seriand). De doorsnyding der grootere zenuwen had o. a. een sterkeren
hoorngroe: ten gevolge. Na een tijdsverloop van 4 ä 5 weken g: e de :
hoef, waaraan de zenuwsnede was toegepast, ly, ä 2 c.M. meer dan die
der andere zrjde. De hoornzoom, alsmede de dek.%f giazuurlaag van den
wand era soms 3 X zoo dik; de wand zelf soms 1 cM. dikker,^de hoorn-
u ttholHnbsp;'nbsp;k^ongroeve werd minder
u gehold en verkreeg meer breedte. Ook de huid en de hoeflederhuid ver-
dikten z.ch. De vleeschtepeltjes aan de kroon werden langer en zwaarder
InTZnbsp;;nbsp;gevolgen van verw j^
Jiin^er bloedvaten en van den grooteren bloedstoevoer.
Het meerendeel der lezers zal wel weten wat zenuwsnede bij paarden is Voor
kreupelheden, tengevolge va^ overhoef,;equot;
beende hoefkraakbeenderen, of andere p^nlijke stoornissen in den ondervoet waarbii
^le andere middelen bebben gefaald, de zenuwen ter quot;weerszijden van d^^^Il oo
A. W. H.
-ocr page 67-5®. Aan de zeven JioefsmidscTiolen in het KoninTcrijk Beieren werden ge-
durende 1908 211 leerlingen gediplomeerd, waarvan te München 61, te
Würzburg 35, te Landshut 24, te Eegensburg 23, te Nürnberg 22, te Augs-
burg 29 en te Zweibrüeken 17.
6®. Een paar berichten omtrent personen, waarvan de vermelding in „De
Hoefsmidquot; geen doel heeft.
7®. Een beschouwing omtrent de beteekenis van het examen voor hoefsmids-
gezel, waarin de ouders en voogden worden opgewekt om hun zoons en
pupillen een cursus in hoefbeslag te doen volgen en bij het kiezen der op-
leidingsplaatsen eerst goed te informeeren of het te ontvangen onderwijs
van deugdelijken aard kan worden geacht, daar in dit opzicht de opleidings-
plaatsen nogal uiteenloopen.
8®. Vragen en antwoorden. Gevraagd wordt: a. Welke vorm van scherp
beslag is bij de oefeningen der Zweedsche cavalerie op het ijs gebruikelijk? —
b.nbsp;Waarom worden bij de ijzers voor militaire paarden, waar belangrijke
verrichtingen worden vereischt, niet steeds stukjes staal ingeweld? — c. Zijn
er behalve ijsnagels met wigvormigen kop ook met pyramidaalvormigen kop?
Het antwoord luidt: a. De Zweedsche cavalerie maakt bij oefeningen op
ijsvlakten gebruik van ijsnagels met wigvor-
migen kop, waarbij de kling kort is en
waarvoor afzonderlijke nagelgaten in het
ijzer zijn aangebracht, in den trant als hier-
nevens is afgebeeld. Twee ijsnagels worden in
het toongedeelte, tusschen de beide toonnagel-
gaten aangebracht en bovendien één op de
einden van iederen tak. De ijzers zijn geritst
en tevens aan de ondervlakte voorzien van
een afhelling. — b. Volgens militair voor-
schrift zijn de militaire hoefijzers van stukjes
staal voorzien,, wanneer te verwachten valt,
dat zij zonder deze te spoedig zullen afslijten.
Het zou evenwel o. i. aanbeveling verdienen indien minstens voor de zware
paarden, of nog beter voor alle trekpaarden, de reserve-ijzers zonder uit-
zondering van een stalen halfmaantje in het toongedeelte werden voorzien. —
c.nbsp;Er zijn ook ijzers met pyramidaalvormigen kop, doch die met wigvormige
koppen zijn duurzamer.
Vereenigde Staten.
„Iron Agequot; zegt in het weekoverzicht, dat de handel in ijzer en staal
gedurende de afgeloopen week zeer traag was. Men is zeer teleurgesteld over
de ontwikkeling der nieuwe zaken. De onzekerheid over het prijsverloop
van afgewerkte ijzer- en staalartikelen wordt hoofdzakelijk als een storende
factor beschouwd. Ofschoon de prijsreducties niet zeer belangrijk zijn, schij-
nen zij toch meer algemeen te worden en is de stemming op de markt wei-
felend geworden. Een gevolg daarvan is ook, dat geen verkoopen in rails
tot stand kwamen. Ook de stemming op de gietijzermarkt is zwak.
{„IJzer- en Staalkroniekquot;).
-ocr page 68-Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag.
HET MECHANISCHE PAAED VAN DEN LANDBOUW.
De automobiel-industrie heeft in den korten tijd van haar bestaan en
ontwikkeling, een merkwaardige rol ten platten lande vervuld. In den
beginne gebeurde het, dat de boer de vuist balde wanneer,een automobiel
door de meestal oneffen dorpstraat reed, waarbij den bestuurder minder
aangename wenschen werden toegevofigd. Of dit laatste uit nijd geschiedde,
omdat de boer niet in staat was ook dergelijke uitspanning te genieten, dan
wel de minder aangename benzinelucht, welke dat monster naliet, hiervan de
oorzaak was, laten wij aan het oordeel van anderen over.
Heel spoedig werd echter met dit moderne voertuig vrede gesloten, vooral
toen het bleek, dat met zijne komst ook eenige welvaart in anders geheel
geïsoleerde plaatsen verscheen, en ten laatste komt nog het groote feit, dat
daar, waar men hem eertijds als een vijand beschouwde, hij heden die
plaatsen met weldaden komt zegenen, Het blijkt ten minste dat juist het
platte land de plaats zal worden waar de zware explosiewagen, het eerst het
lichte voertuig' zal verdringen, want het is onmiskenbaar dat de zware
automobiel ook zwaardere, grootere werkkrachten presteert, en misschien
nog eens oorzaak zal worden,
dat het werkpaard der boeren
naar den dierentuin verhuist.
Of dit mogelijk is, zal de
toekomst leeren.
Van het standpunt der
landbouwers klinkt deze zaak
niet zoo vreemd; het paard
toch is voor iederen landman
een groote factor in zijn be-
drijfskosten. Het leverings-
vermogen van een paard is
begrensd, en het betaalt
Fig. 2.nbsp;zijn voeder slechts dan, wan-
neer voldoende arbeid aan-
wezig is; is dit laatste niet het geval, dan is het gedurende dien tijd een
schadepost. Bij een motorwagen, welke zich, evenals het paard, tot ver-
schillende arheidsleveringen laat aanwenden, is dit niet het geval. Zulk
een mechanisch paard daar te stellen, is reeds lang het streven der motor-
fabrikanten, hetwelk zij ook met goed gevolg schijnen te volbrengen.
In figuur 2 zien wij een motorwagen, welke zich aan verschillende land-
bouwbedrijven aanpast; zijn leveringsvermogen is ongeveer 25—30 paarde-
krachten en dat is een verbazend groot voordeel in onzen tijd, waarin
menschelijke arbeidskrachten niet te krijgen zijn, en toch noodzakelijk blijken,
wanneer men dezelfde productie door het werk van paarden zou willen
ontvangen. Neemt men nu nog in aanmerking dat een motorwagen voort-
durend in werking kan gesteld worden, en in ieder geval voor den tijd dat
hij niet gebruikt wordt ook geen kosten veroorzaakt, dan blijkt al heel
spoedig dat dezelve een gewenscht werktuig voor den landbouw is. Wan-
neer wij de bedrijfskosten door middel van het gebruik van paarden, ver-
gelijken met die wanneer eene motor wordt aangewend, dan zullen wij bierbij
in de eerste plaats moeten opmerken dat er alleen het groot bedrijf mee
gebaat zal zijn.
De boer, die met zijn paard een klein stuk land moet omploegen, zal
natuurlijk door gebruik van een voorspanmotor zijne kosten niet goed maken;
wij mogen evenwel zijn veelzijdige gemakken niet uit het oog verhezen, want
hij zal kunnen worden aangewend als trekkracht eener ploeg, maaimachine
enz. en ten slotte zal men hem vast opgesteld als beweegkracht der dorsch-
machine kunnen aanwenden. Met weinig arbeidskrachten laat zich alzoo
het werk van maanden, in weinige weken uitvoeren. En moet de gedorschte
vrucht, zoo het dorschen op het land geschiedt, naar de voorraadschuur
getransporteerd worden over het moeilijk berijdbare stoppel-veld, dan be-
hoeft men voor dit zware werk ook geen paarden meer te kwellen. De motor
trekt de wagen langzaam en zeker over het hobbelige terrein naar den straatweg,
waar het paard den last kan overnemen, tenzij men dien arbeid geheel door
bovengenoemd werktuig volbrengt.nbsp;^ /
Buiten deze genoemde zaken zal men deze wagen als vaststaande motor
kunnen gebruiken, en wel voor het drijven der werktuigen om voeder te
snijden, te hakselen enz., voor het oppompen van water, en wat verder m
eene boerderij machinaal kan plaatsvinden.
Zooals reeds boven werd gezegd, kan zich de aanwending der automobiel
alleen in groote bedrijven loonend maken, hetgeen echter met buitensluit,
dat kleinere landbouwers zich in vereeniging dit bedrijf zeer goed ten nutte
kunnen maken. Verder komt er nog een factor bij, daar ook de rentabiliteit
hier in 't oog dient te worden gehouden. Bij een oneffenen heuvelachtigen bodem
is de bruikbaarheid der automobielploeg nog niet bewezen, want ook de
stoomploeg (fig. 1) werkt hier niet met dat voordeel als zij op vlakken
^'st delegenwoordige automobielen, welke als verkeersmiddel worden aan-
gewend, behooren benzine en spiritus in de eerste plaats genoemd te worden
L bedrijfstoffen. In den laatsten tijd is wegens het veelvuldig gebruik de
benzine in prijs gestegen, zoodat de spiritus-motor voor onze landbouwers
heden zou zijn aan te bevelen. Handelservaringen hebben echter geleerd.
dat alle artikelen, waarvan het gebruik aanmerkelijk stijgt, ook in prijs
spoedig verhoogen, en men kan dus niet garandeeren dat ook dan de
spiritus niet spoedig in prijs zou rijzen.
In den concurrentiestrijd tusschen benzine en spiritus, inzake bruikbaarheid,
verdient de eerstgenoemde de voorkeur. Benzine is reeds bij 37° C. vluchtig,
terwijl spiritus dit eerst bij 70°—79° C. wordt. Benzine verdampt dus
veel vlugger, wat b.v. in den winter groote voordeelen geeft; de voordeelen,
welke men de spiritus toeschrijft, zijn: dat zijn explosiegevaar veel geringer is,
doch bij de warmte, welke hiertoe voor spiritus vereischt wordt, en bij zijne
verdamping noodzakelijk bereikt moet worden, is dat gevaar hetzelfde.
Niet te ontkennen is het dat op het gebied der automobielen-industrie,
vooral voor het landbouwbedrijf, nog een groot veld braak ligt, en in deze
branche, zoowel voor den landbouwer zelf als voor den smid, vele voordeelen
liggen opgesloten. Spiegelen wij ons daarom in deze aan het buitenland,
en „smeden het ijzer als het heet isquot;.nbsp;F. J. M.
Verkrijgbaar bij de Administratie van „Het Paardquot; en „De Hoefsmidquot;:
Verzamelde Opstellen uit Het Paard, in boekvorm,254 blz., ruim 100
fig., prijs /-l.TS, fr. p. p. ƒ1.95.
Heidema Paardenfokkerij I, Beoordeelingsleer en Raskennis, 84 fig., in
linn. band, pr. ƒ 0.90, fr. p. p. ƒ 1.—.
Eerelman, Paardenrassen, 41 kaarten (briefk.-form.) in kleuren, naar
de oorspronk. uitgave, pr. fr. p. p. f 2.—.
Het Toilet van een Paard (overdruk uit Verzamelde Opstellen „Het
Paardquot;). Prijs fr. p. p. ƒ0.4:0.
De voormalige Kflksstoeterij Borculo (met plaat), door H. C. M. E. H.
van Soetermeer Vos, Olf. der Veld-Art. Vroeger ƒ 1.35, thans fr. p. p. /0.70.
Het onderzoek van het paard vóór het beslag, door F. Laméris,
Kap.-Paardenarts. Pr. fr. p. p. ƒ0.35.
De houw van den hoef {uitslaande platen) met verklarende beschrijving,
voor cursussen in hoefbeslag en voor zelfonderricht. Prijs fr. p. p. ƒ0.50.
Foto's van de hackney-hengsten „Ban Lenoquot; en „Biplomatistquot;, wegens
verschil in afmeting resp. ƒ 2.50 en ƒ 1 -f- porto.
Vraagt Proefnummer
(dat kosteloos wordt toegezonden)
VAN
Geïllustreerd weekblad voor fokkers, hou-
ders en liefhebbers van paarden.
Prijs V. Nederland p. jaar fr. p. p. f 5.—.
Hoofdredacteur-Uitgever:
A. W. HEIDEMA te Groningen.
HOEFSMIDSKNECHT, gedipl.,
P. Gr., zoekt plaatsing, liefst
daar waar gelegenheid bestaat
een zaak over te nemen.
Briev. No. 685, SCHELTEMA amp;
HOLKEMA's Adv. Bur., Amsterdam.
RIJWIELEN
en RIJWIEL-ONDERDEELEN,
BEST ADEES,
uitsluitena v. d. wederverkoop,
is E. A. KESTEIN,
BOTTERDAM, . Hoogstraat 216.
tevens goed bekend met vuur- en bankwerk.
Brieven Kwartelstraat 8, Utrecht.
voor Hoefbeslag,
verkrijgbaar in de chemicaliën
en drogerijen-handel van
K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,
te Dordrecht.
Brij scour anten voor HH. veeartsen
en hoefsmeden op aanvrage gratis.
Eerste Electrische Draadvlechterij
D, HOGENBIRK S ZOON, Bloemendaal bij Haarlem,
Leveren spoedig en
billijk VIERHOEKIG
in elke gewenschte
maaswijdte, draad-
dikte en breedte.
Vraag prijs en monsters.
Vraagt bij uwen ijzerhandelaar ECHTE
DICK'S Hoefraspen
en andere gereedschappen
voor
Hoefbeslag.
quot;quot;quot;quot; quot;quot;nbsp;vooral op het merk:
E^^ te letten.
Verkoop alleen aan grossiers!
FRIEDR. DICK, Esslingen a. N., (Württemberg)
Yertegenwoordiger; J. J. YAN MEEKREN, Amsterdam, Sarphatistraat 75.
-ocr page 72-S. C. lïl. BAX. -2, 4 en 6 Jufferstraat. - ROTTERDAM
— Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. —
Meest uitgebreide sorteering prima blanke
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fijne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —
Telegram-Adres
BAX Jufferstraat
Rotterdam.
Intercommunaal
Telephoon
No, 1355.
NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN,
voordeelig, gemakkelijk in gebrnlk. — ILtinnen niet losltiten.
Merk
met zwaar hielstuk.
Open Zolen uit één stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
Toorradig in 11 maten vannbsp;tot
Eng. dm., uiterste breedte buiten-
kant ijzers gemeten.
Merk „Ramblerquot;,
in witte en grijze
Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van 4-J-
tot 6J Eng. dm.
Merk „Chicagoquot;,
geheel Caoutchouc
uit één stuk met
zwaar hielstuk
voor zware paar-
den , voorradig van
7|tot 7 Eng. dm.
Uiterste breedte buitenkant ijzers gem.
Gewone
Engelsche Hoefzolen
Strijkringen
met riempje.
Hoef.
randen.
Kunsthoorn.
Hoeftangen.
Renetten (rechts en
links).
Hoefraspen.
Houwklingen.
Hoefhamers.
Las- of Welbladen en
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.
Tonwijzers in
verschillende maten.
op Leder,
„Safety pad en
Frogpadquot;.
Engelsche Hoefzolen
A. en D. amp; H.
-ocr page 73-14:e Jaargang. — 1909. — Aflevering 5,
REDACTEUR-UITGEVER: A. W. HEIDEMA TE GRONINGEN.
-ocr page 74-
Lambert amp; | ||
Hallanan Hoefzolen de Beste en | ||
Rotterdam, Wijnhaven 127. |
INHOUD.
Nederland en Oranje. — W. A. H. van Horsen. — Een paar opmerkingen
over hoefbeslag. — Waarnemingen in zake hoefbeslag tijdens de verplichte
rijkshengstenkeuringen. — Verslag van den hoefbeslagcursus te 's Hertogen-
bosch. — Korte mededeelingen. — Persoverzicht. — Mededeelingen over
het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag. — Advertentiën.
„Inwendig verdeeld, van buiten fel bestookt, was Neerland in die dagen
van strijd, toen bet worstelde om zijn volksbestaan, maar Oranje's moed
en wijsheid smeedde het vast aaneen. Het was deugdzaam werk wat die
groote smeden leverden; bijna drie eeuwen hield het stand en slechts eens
was er een groote reparatie noodig.
Vast aaneengesmeed mogen we dan steeds blijven. Oranje en Nederland,
des te vaster nu die krachtige vuisten er niet meer zijn, die eens het
oranje, blanje, bleu! omhoog hielden, en ons slechts een vrouwenhand lieten
om den scepter te voeren, maar ook een vrouwenhart, dat door liefde de
natie vaster aan zich en aaneen zal binden, dan ooit de oranjeband te
voren deed.quot;nbsp;H. v. S. V.
Het vorenstaande komt voor in de September-aflevering van „De Hoef-
-ocr page 76-smid,quot; jaarg. 1898. Thans is de „blijde verwachtingquot; vervuld en heeft de
geboorte van Prinses Juliana en het welzijn der Moeder Koningin Wilhel-
mina een golving van dankbaarheid en vreugde in het gansche Nederlandsche
volk gewekt, waarbij op de meest ondubbelzinnige wijze gebleken is hoe
enorm sterk de aanhankelijkheid aan den stam der Oranje is.
Moge het 't Koninklijke Huis in alle opzichten wèl gaan!nbsp;Red.
W. A. H. VAN HORSEN.
„Op den fsten Maart 1.1. wfis het juist vijf eu twintig jaar geleden, dat
de heer W. A. H. van Horsen, hoefsmid en onderwijzer in het practisch
hoefbeslag aan 's Rijks Veeartsenijschool, zijne tegenwoordige betrekking
aanvaardde.
Te 's Gravenhage op 8 Augustus 1848 geboren, nam van Horsen den
Augustus 1868 als vrijwilliger dienst en werd als zoodanig geplaatst bij het
Eegiment Huzaren te Leiden, waarop hij reeds den Juli 1870 tot
hoefsmid bij het Eegiment Huzaren te Zutphen werd bevorderd. Zijn
vader was eveneens lange jaren als militair-hoefsmid werkzaam en tijdens
diens ziekte te Venlo werd van Horsen op zeventienjarigen leeftijd verzocht
voor het beslag van een geheel escadron te zorgen, waarvan hij zich tot
groote tevredenheid van den commandant uitnemend kweet.
Toen nu in 1873 de betrekking van hoefsmid en onderwijzer in het prac-
tisch hoefbeslag aan 's Eijks Veeartsenijschool te Utrecht vacant kwam, werd
uit het groote aantal sollicitanten — ik meen 68 — na een vergelijkend
onderzoek van Horsen benoemd, hoewel hij destijds den leeftijd van 25 jaren
nog niet volkomen had bereikt, welke leeftijd als minimum was gesteld bij
de sollicitatie.
Ieder veearts, die na 1873 te Utrecht heeft gestudeerd, weet hoe gelukkig
deze keuze is geweest. Vele mijner collega's zullen zich, evenals ik, nog het
geduld en de tact herinneren, waarmede hij ons den hamer leerde hanteeren
en ons een hoefijzer leerde vervaardigen.
Geen wonder dan ook, dat deze gedenkdag voor van Horsen niet onge-
merkt mocht voorbijgaan.nbsp;^
Dennbsp;Maart 's middags te 3 uur verzamelden zich de directeur en
leeraren, onderwijzers en beambten, benevens alle leerlingen en vele oud-
leerlingen dezer inrichting, in een der lokalen van „Buitenlustquot;, Maliebaan,
quot;Utrecht, om den jubelaris en zijne familie geluk te wenschen met het zil-
veren feest.
De heer Dr. Wirtz overhandigde uit naam van hem en de overige
leeraren een mooie pendule met coupes; de heer de Bruin, oud-leerling,
thans Leeraar aan 's Rijks Veeartsenijschool, bood uit naam van vele oud-
leerlingen een cilinder-bureau van noteboomhout met stoel aan, welk geschenk
nog vergezeld ging van een portefeuille, waarin de namen der deelnemers
zijn vermeld. Uit naam der tegenwoordige leerlingen gaf de heer Rab
een beeld met voetstuk en de heer ICorff, opzichter aan 's Rijks Veeart-
senijschool, overhandigde uit naam van deu heer Kruse, hoofdopzichter,
hem een photographie, Bismarck als smid der Duitsehe eenheid voorstellende.
Vele particulieren gaven in den loop van den dag eveneens blijken van
hunne belangstelling en 's avonds verzamelden zich opnieuw de leeraren,
leerlingen, oud-leerlingen en de familie van Horsen, waarop het feest op de
allergezelligste manier werd voortgezet.
Laten wij hopen dat de heer van Horsen nog jaren lang zijne beste
krachten moge wijden aan het onderwijs in het practisch hoefbeslag aan
's Rijks Veeartsenijschool, tot heil van het hoefbeslag in Nederland!quot;
Sedert het vorenstaande in „De Hoefsmidquot; van 1898 van de hand des
K. Hoefnagel is verschenen, zijn ruim elf jaren verloopen. Er is opnieuw
een belangrijk tijdstip in van Horsen's leven gepasseerd, namelijk door
de benoeming tot ridder in de Orde van Oranje-Nassau, met welke onder-
scheiding wij den bekwamen onderwijzer in practisch hoefbeslag aan 's Rijks
Veeartsenijschool, alsmede den geheelen Nederlandschen hoefsmidsstand
hartelijk gelukwenschen.nbsp;Red.
EEN PAAR OPMERKINGEN OVER HOEEBESLAG.
Hoeveel nagelgaten moeten er in een goed hoefijzer zitten? Waar moeten
ze aangebracht worden?
Wel te onderscheiden van de vraag, hoeveel nagels moeten ingeslagen
worden. Over de plaats, waar de laatste nagel moet zitten, bestaat zeker
geen verschil van meening, deze toch mag niet achter de grootste wijdte
van den hoef ingeslagen worden ten einde het hoefmechanisme zoo weinig
mogelijk te belemmeren, bij de voorhoeven dus op de helft, bij de achter-
hoeven op de grens van het middelste en achterste derde gedeelte van den hoef.
De toonnagelgaten worden echter niet altijd op dezelfde plaats ingeslagen,
sommigen laten den afstand tusschen beide 1^2 maal de breedte van het
ijzer in den toon zijn, anderen 2 maal en zelfs meer.
Gewoonlijk maakt men dan in eiken tak drie nagelgaten; m. i. is dit
onjuist en moeten in eiken tak zes nagelgaten worden aangebracht, waar-
van men nu eens alleen het Ie, 3e en 5e gat gebruikt, dan weer het 2e,
4e en 6e gat.1)
Men voorkomt hierdoor, dat de nagelkanalen steeds ongeveer op dezelfde
plaats worden gemaakt en dat de niet soms onmiddellijk boven het oude
nagelgat komt te zitten, wat nooit bevorderlijk kan zijn voor het goed
bevestigen van het ijzer.
Daarenboven heeft men steeds reservegaten. Blijkt het dus, dat een be-
paald gat niet gebruikt kan worden, b.v. omdat er een scheurtje is ot omdat
men een ingeslagen nagel niet vertrouwt en dit gat, nadat de nagel er
uitgetrokken is, liefst niet weer gebruikt, dan kan men een reservegat
nemen. Voor koud beslag op stal of te velde heeft het dus alles voor.
'e Winters kan men reservegaten gebruiken voor het aanbrengen van den
ijsnagel.
Proeven door mij met deze ijzers genomen voldeden in elk opzicht; er
bleek alles voor en niets tegen het aanbrengen van zes nagelgaten in eiken
tak te zijn; voor alle zekerheid, opdat het ijzer niet te veel verzwakt zou
worden, werd de rits niet geheel ''an de ijzerdikte diep gemaakt, maar
dé halve ijzerdikte.nbsp;F.
Moet men ook stompe schroefkalkoenen gehruiken?
Nog steeds zijn er vele leeken op het gebied van het hoefbeslag, die
's winters de paarden met schroei beslag zonder kalkoenen laten loopen als
het niet noodig is van scherpe kalkoenen gebruik te maken.
M. i. is dit niet juist, ten eerste om de schroefgaten, daar deze onzuiver
worden en het dikwijls moeite kost een scherpe schroef in te draaien als
het noodig is; men zal veel gebruik moeten maken van het krukje (een
korte tap) om het gat aan de ondervlakte weer zoo te maken, dat er een
schroef ingedraaid kan worden.
Maar behalve dit nadeel zijn er andere.
Hoe moet de hoef besneden worden als men geen stompe kalkoenen gebruikt?
Zooals bij zomerbeslag, dus zoodat zonder kalkoenen hoef- en beenas in
elkanders verlengde liggen ? Dan komt er dus in eens, als het glad is, een
kalkoen onder, waardoor het uiteinde van den tak bijna 20 mM. naar
boven gaat; hoef- en beenas worden dan sterk gebroken en het faard loopt
gevaar, als het niet zeer goed op zijne beenen staat, te struikelen.
Of wil men den hoef besnijden, zooals zij doen, die stompe kalkoenen ge-
bruiken, waarbij dus hoef- en beenas in elkanders verlengde liggen als het
ijzer, met de stompe kalkoenen er in gedraaid, ondergelegd is.
Maar dan zal de voetas sterk gebroken zijn als er geen gebruik van kal-
koenen gemaakt wordt, de verzenen zijn dan te laag, banden en pezen aan
de achterzijde van den voet krijgen het te kwaad, de kans op kreupel worden
is aanmerkelijk vergroot door het uitdraaien der stompe kalkoenen.
1nbsp; Om de gaten niet te dicht bij elkaar te krijgen is het m. i. raadzaam de toon-
nagelgaten niet meer dan maal de breedte van het ijzer van elkaar te plaatsen.
Een en ander maakt het duidelijk, dat een deskundige zeker steeds het
gebruik zoowel van stompe als scherpe kalkoenen zal aanraden als men bij
elke weergesteldheid met zijne paarden den weg op moet.nbsp;E.
WAARNEMINGEN IN ZAKE HOEFBESLAG TIJDENS DE
VERPLICHTE RIJKSHENGSTENKEURINGEN.
Het is nu bijna 8 jaar geleden dat de „Wet op de paardenfokkerij 1901quot;
in werking is getreden. De bedoeling van deze wet is om eenerzijds min-
derwaardige hengsten voor de fokkerij uit te sluiten en hierdoor het houden
van een betere qualiteit dekhengsten gelijktijdig meer rendabel te maken.
Door die samenvoeging kan het algemeene standpunt der paardenfokkerij
vooruit worden gebracht, — en anderzijds om, door het uitloven van premiën
voor best fokmateriaal en het verstrekken van vergoeding bij het aanschaifen
van fokmateriaal in den vreemde of in andere provinciën, het streven naar
het verhoogen van het gehalte van den paardenstapel te steunen.
Het verbeteren van het Nederlandsche paard in het algemeen kan na-
tuurlijk niet min of meer plotseling, doch slechts zeer geleidelijk, worden
verkregen. Een algemeene verbetering is slechts dan mogelijk wanneer de
publieke opinie van het noodzakelijke van die verbetering is overtuigd, in
alle opzichten wil medewerken dien noodzakelijken vooruitgang te bereiken,—
de fokkers in voldoende mate paardenkennis bezitten en financieel niet ge-
dwongen zijn zich met het goedkoopste en dan derhalve vaak, hoewel niet
altijd, tevens minderwaardig materiaal te behelpen.
In het meerendeel der elf provinciën van Nederland is sedert 1901 duide-
lijk vooruitgang merkbaar; de handelsvraag naar verschillende soorten paarden
is voortdurend ruim voldoende geworden; de prijzen' zijn hoog en de naam
der Nederlandsche paarden in het algemeen is in het buitenland beter dan
vroeger. Duitschland is verreweg de grootste atnemer, zoowel van werk-
als van koetspaarden. Het is ons bekend dat één Duitsche firma van 1
Januari tot nu, alzoo over een tijdvak van 4^2 maand, reeds ongeveer
1000 stuks in Nederland heeft aangekocht en naar Duitschland uitgevoerd.
Deze groote vraag naar gebruikspaarden levert goede prijzen op en ook
ongetwijfeld voordeel voor de Ned. fokkers, maar er is ook een vrij belang-
rijk nadeel aan verbonden, namelijk, dat de vraag zich in den regel in de
eerste plaats richt op de betere exemplaren, die wellicht noodig voor de
fokkerij behouden dienden te blijven. Deze verkoop geschiedt somtijds
ten gevolge van hooger te bedingen prijzen en kortzichtigheid van den
fokker, door „de kip in plaats van de eierenquot; te verkoopen, maar ook
wel door onvoldoende kennis, zoodat de koopman een beter exemplaar
bemachtigt en de verkooper gelijktijdig in den waan brengt het minst goede
van de hand te hebben gedaan. De Staat tracht door cursussen in paarden-
kennis te doen houden dit euvel naar vermogen te bestrijden, waarbij zooveel
mogelijk gestreefd dient te worden om dergelijke cursussen, die in het alge-
meen worden gehouden door vee-artsen, in handen te geven van personen,
die zoowel theoretisch als practisch de paardenkennis deugdelijk machtig
zijn. Ook op dit gebied is het hoogst wenschelijk, dat het gegeven onder-
wijs van een goed gehalte is en op de kennis der practijk steunt. Het is
van meer belang dat het gegeven onderwijs zeer goed is en het aantal
cursussen betrekkelijk beperkt, dan dat het onderricht op minder deugde-
lijke grondslagen rust en het aantal cursussen betrekkelijk groot. Bij het
eerste systeem zullen de fokkers dergelijke cursussen voortdurend meer
waardeeren en het aantal leerlingen altijd door voldoende talrijk blijven en
de oud-leerlingen tevens in hun kring betrekkelijk onwillekeurig voordurend
nuttige kennis verspreiden, terwijl bij het tweede systeem het respect voor
het onderwijs een dalende richting zal aannemen en de cursussen zelf met-
tertijd tot het verledene gaan behooren.
De „Wet op de paardenfokkerij 1901quot; verplicht ieder houder of eigenaar
van een dekhengst, die ter publieke dekking beschikbaar zal worden gesteld,
ter beoordeeling aan te bieden aan de „Algemeene Keuringscommissie voor de
paardenfokkerijquot; en welke niet eerder ter dekking gebezigd mag worden dan
na door genoemde commissie daarvoor goedgekeurd en van het voorgeschreven
brandmerk te zijn voorzien. Die Alg. Keuringscommissie bestaat uit twee
sub-commissiën, bestaande uit 4 Rijksleden, die in alle elf provinciën mede-
keuren en uit twee wisselende of provinciale léden, die meestal slechts voor
ééne provincie zitting hebben. Van die 6 leden behooren minstens 3 geëxa-
mineerd vee-arts te zijn.
Een eventueel te keuren hengst wordt eerst naar bouw, stand, gangen en,
voor zoover noodig, in verband met afstamming en overervingsvermogen door
de sub-commissie B, bestaande uit één Rijkslid en de beide provinciale leden,
beoordeeld. Wanneer de jury te dezen opzichte geen bezwaar tegen goed-
keuring heeft, wordt de hengst gekeurd door sub-commissie A, bestaande
uit 3 geëxamineerde vee-artsen, welke het paard hebben te onderzoeken op
gebi-eken aan de oogen, de ademhalings- en geslachtsorganen en op stillen
kolder. Hengsten die lijdende zijn aan ernstige overerfelijke gebreken van
genoemde organen worden afgekeurd, onder opmerking dat zoo bij het op-
treden van cornage op 7Y2-jarigen of ouderen leeftijd dit gebrek bij de
betreffende dieren in het voorgaande jaar niet werd geconstateerd, deze
niet worden afgekeurd, doch integendeel goedgekeurd, evenwel onder ver-
melding van het geconstateerde gebrek en onder uitsluiting van mededinging
naar Rijkspremiën.
Het aantal hengsten, dat per jaar in Nederland wordt goedgekeurd, be-
draagt ongeveer 600, terwijl het aantal merriën dat in Nederland voor de
fokkerij wordt gebezigd ongeveer 40.000 bedraagt.
Wij waren van den aanvang af in de gelegenheid bijna alle verplichte
Rijkshengstenkeuringen in Nederland bij te wonen en merkten zoodoende
tevens dat het beslag der dekhengsten geleidelijk van beter gehalte wordt.
Deze verbetering wordt eenerzijds verkregen door het opmerkingsvermogen
van smeden en hengsthouders en anderzijds doordat cursussen in hoefbeslag
betere inzichten hebben verspreid.
Toen in 1901 de eerste keuringen onder de nieuwe paardenwet plaats
vonden, waren bij het monsteren der hengsten heel wat op de straatsteenen
trassende kalkoenen op te merken. Nu en dan trof men een hengst aan
voorzien van ijzers, niet alleen in het bezit van kalkoenen, maar ook zoo-
genaamd op hun kant staande, waarbij immers het geheele ijzer aan de
bovenvlakte van den buiten- naar den binnenrand afhelt. Het paard staat
dan onvast op de ijzers en het natuurlijke dragen van den hoef op het ijzer
is daarbij niet te verkrijgen.
De ouderwetsche kalkoenijzers, op hun kant staande ijzers, ijzers met
stampnagelgaten, ijzers die bijna tot aan de kalkoeneinden van nagelgaten
waren voorzien, — deze ijzers worden tegenwoordig uiterst zelden meer waar-
genomen, en algemeen is het regel geworden, dat de hengsten worden besla-
gen met ritsijzers zonder kalkoenen, weinig verder dan tot op de helft van
het ijzer van nagelgaten voorzien, goed van vorm en voldoende ondergelegd.
Wij willen niet beweren dat te dezen opzichte geen vooruitgang meer is te
verkrijgen of noodig is te achten, doch een zeer belangrijke vooruitgang is
verkregen. Dit is ook het geval met de behandeling der hoeven, die niet
meer zoo dik onder de vetkorst worden gezet, als in den ouden tijd alge-
meen gebruikelijk was.
Het verdient aanbeveling, niet alleen voor de smeden, maar evenzoo voor
de eigenaars en houders der hengsten, om tot dien vooruitgang te helpen
bijdragen. De regeling van hot hoefsmidsvak inzake opleiding kan zeer
zeker nog vrij wat deugdelijker worden, terwijl goed werk ook goed betaald
dient te worden.
VERSLAG VAN DEN HOEFBESLAGOTIRSUS TE
's HERTOGENBOSCH.
(Ie gedeelte).
Dato 12 December 1908 werd de twee-jaarlij ksche cursus in hoefbeslag
geopend, waartoe zich twintig leerlingen hadden aangemeld. Wegens te
jeugdigen leeftijd (17 jaar) konden twee leerlingen niet worden toegelaten,
zoodat de cursus met achttien leerlingen een aanvang nam. De leeftijd
wisselde tusschen 18 en 24 jaar. Alle waren reeds in een hoefsmederij
werkzaam en hadden eenige bedrevenheid in het maken van ijzers, de een
meer, de ander minder.
Met toestemming van den militairen autoriteit werd weder gebruik ge-
maakt van het schoollokaal in de Mortelkazerne en van de smederijen van
het 4e regiment veld-artillerie, alwaar drie vuren en drie aambeelden ter
beschikking zijn. Wegens het groot aantal leerlingen werden deze in twee
ploegen verdeeld. De theoretische lessen werden aan alle tegelijk gegeven
des Zaterdags van 10 tot 12 uur. Tien leerlingen, die het verst afwoonden,
bleven dienzelfden dag des middags van 1—5 uur in de smederij werken,
terwijl de 2e ploeg, uit acht leerlingen bestaande, die het dichtst bijwoonden,
des Woensdagsmiddags terugkwamen om van 1—5 uur in de smederij werk-
zaam te zijn.
Met het practische gedeelte is belast geweest de korporaal-hoefsmid der
Ie Batterij 4e Regiment Veld-Artillerie B. H. Gerritsen.
Er werden in het geheel zestien theoretische lessen gegeven elk van twee
uren en even zooveel practische, elk van 4 uren.
De leerlingen legden allen veel ambitie aan den dag. Verzuim is alleen
bij ziekte geconstateerd (twee maal). De vorderingen waren bij de meeaten
buitengewoon groot.
Over voldoend leermateriaal kon worden beschikt. Bij de theorie waren
voldoende praeparaten, modellen en platen aanwezig, zoodat een duidelijk
beeld van de behandelde stof kon gegeven worden.
Het onderwijs omvatte besprekingen over den bouw en de verrichtingen
van den hoef, beenstanden met hierbij komende afwijkingen in boefvorm,
de hoefverpleging, het beslag van normale en abnormale hoefvormen, het
winterbeslag, het maken van kunsthoorn, het gutta-percha beslag, het beslag
tegen strijken en tegen het klappen in de ijzers.
Het practische gedeelte bestond in het vervaardigen van onderscheidene
soorten ijzers, ook winterijzers, terwijl den leerling een werktaak thuis werd
opgedragen, bestaande uit het maken van een stel ijzers voor verschillend
gebruik, zoowel van de Btaaf als geweld. Deze ijzers werden wekelijks mee-
gebracht, waarna ze besproken en beoordeeld werden.
Alvorens tot het beslag van het levend paard over te gaan, werden eerst
doode hoeven beslagen, om zoo geleidelijk te komen tot het beslaan van
slachtpaarden en later van handels- en troepenpaarden.
Voor een voldoend aantal beschikbare paarden werd steeds zorg gedragen.
De cursus is 1 April geëindigd, waarna een examen werd afgenomen ter
beoordeeling welde leerlingen tot het 2e gedeelte van dezen cursus konden
worden toegelaten.
Het examen omvatte het behandelde theoretische en het practische gedeelte.
De namen der geslaagden zijn, gerangschikt naar het aantal behaalde
cijfers: J. van Oirsouw te Oijen, P. Verhoeven te Schaik, W. P. Kemps
te Schijndel, A. Hoefnagels te Tilburg, M. H. van Griensven te Deurne,
L. van Hooff te Eerde bij Veghel, P. A. van Griensven te Boekei, A. van
Steenbergen te Nistelrode, J. Meijs, milicien Art^e te 's Bosch, P. van Teef-
felen te Maren bij Alem, Th. van de Zandt te Haaren, J. van Son te Ge-
monde, M. Scheffers te 's Bosch, J. Smets te Biethoven, J. van Rooij, mili-
cien Art. te 's Bosch, A. Megens te Oss en M. Koeken te Oss.
In den winter 1909/10 zal een aanvang gemaakt worden met het 2e
gedeelte van dezen 2-jarigen cursus.
's Bosch, 15 April 1909.nbsp;De leider
Dr. J. van Dorssen.
— Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. Op 8 Mei j.1. is de leer-
ling J. Steenhuis van Noordbroek, na een verblijf van 5 maanden in 't
bezit van een goed getuigschrift vertrokken. Als nieuwe leerlingen zijn op
10 Mei toegelaten: N. Steenhuis van Noordbroeken P. Werkman
van Middelstum.
De andere thans aanwezige leerlingen zijn: R. Palthe van Peize, R. Bui-
-ocr page 83-kema van Molenrijge (Gr.), S. Kruijer van Middelbert en J. Dijkhuis van
Eexta gem. Scheemda.
— Hoefsmidschool bij het Indische Leger. Bij de in het begin van
dit jaar geopende hoefsmidschool te Salatiga is tot wachtmeester, hoefsmid-
onderwijzer aangesteld de korporaal-hoefsmid der cavalerie Jacobus van
der Wansem, St.b. no. 37772.
De onderwijzer kan na 4 jaar dienst als zoodanig bevorderd worden tot
opperwachtmeester en geniet een maandelijksche toelage boven zijn soldij
van ƒ 60.—nbsp;v. d. B.
IJzer en Staal.
De Board of Trade te Londen heeft onlangs het gebruikelijke jaarlijksche
verslag openbaar gemaakt nopens de productie van ijzer en staal in het
Vereenigd Koninkrijk en in de andere landen der wereld. Het rapport
behandelt de productie over 1907, in vergelijking met de daaraan vooraf-
gaande jaren. Voor 1908 worden, voorzoover zulks reeds mogelijk was, de
voorloopige cijfers behandeld, zoodat op die wijze ook tot zekere hoogte
rekening is gehouden met de gewijzigde toestanden, welke door den achter-
uitgang op nijverheidsgebied gedurende het afgeloopen jaar in het leven zijn
geroepen, en waardoor de stijgende cijfers in de voorafgaande jaren in een
eenigszins ander licht worden gesteld.
De totale productie van ijzererts in de negen voornaamste landen van
voortbrenging wordt voor 1907 gesteld op 129 millioen ton, een vermeerde-
ring van 9 millioen ton, in vergelijking met 1906. Eekening houdende
met de productie in de landen van mindere beteekenis wordt het totaalcijfer
der wereldproductie aangenomen op 133^4 millioen ton. De voornaamste
landen van productie zijn Amerika, Duitschland, het Vereenigd Koninkrijk
en Spanje, die niet minder dan 79 pet. van de totale opbrengst leverden.
Zweden leverde per hoofd van de bevolking het grootste kwantum; de be-
doelde hoeveelheid was 0.82 ton, tegen 0.60 ton per hoofd voor Amerika
en 0.86 ton per hoofd voor Engeland. De positie der verschillende produc-
tielanden is in de laatste twintig jaar aanzienlijk gewijzigd. In 1890 was
de productie van Engeland nog iets grooter dan die van Duitschland, of-
schoon zij minder bedroeg dan de productie der V. S. In 1907 overtrof
echter de productie van Amerika aanzienlijk die van Engeland en Duitsch-
land tezamen. Voor Engeland werd het hoogste cijfer bereikt in 1882 met
een hoeveelheid van ruim 18 millioen ton. In het algemeen genomen, zijn
de grootste producenten van ijzererts tevens de grootste verbruikers.
Spanje en Zweden verbruiken slechts een klein gedeelte van de door hen
geproduceerde hoeveelheid ijzererts; het grootste gedeelte der producties
wordt verscheept naar Groot-Britannië, Duitschland en België. Groot-Bri-
tannië voert ongeveer een derde gedeelte van het daar te lande verbruikte
ijzererts van buiten afin, terwijl het nagenoeg geen ijzererts naar het bui-
tenland uitvoert. Frankrijk exporteert nog een vrij aanzienlijke hoeveel-
heid, maar voert ook ongeveer een derde gedeelte van hetgeen daar te lande
versmolten wordt, uit den vreemde in. Amerika is voor de binnenlandsche
consumptie van ijzererts geheel onafhankelijk van het buitenland. Duitsch-
land daarentegen voert op groote schaal ijzererts van buiten in.
De productie van ruw-ijzer in alle landen der wereld wordt voor 1907 gesteld
op 60^4 millioen ton, zijnde ongeveer V-j^ millioen ton meer dan in 1906.
Van de negen voornaamste landen van productie was het totaalcijfer niet
minder dan 59 millioen, tegen 57.4 millioen in 1906 en 52.7 millioen in 1905.
Was in 1907 de stijging van de productiecijfers reeds minder groot dan
de voorafgaande jaren in vergelijking met hun resp. voorgangers te zien
gaven, in 1908 maakte de vermeerdering voor een aanzienlijken achteruit-
gang plaats. Zoo verminderde in Frankrijk de productie met niet minder
dan 164,000, in Engeland met 864,000 ton, in Duitschland met 1 millioen
ton, en in de Vereenigde Staten zelfs met ongeveer 10 millioen ton. Gemid-
deld was de achteruitgang ongeveer 23 pet.; voor de Vereenigde Staten
bedroeg de vermindering zelfs 38 pet.
Over het geheel genomen waren 1906 en 1907 gunstige jaren voor de
ruw-ijzer industrie, waar er voor de meeste landen vermeerderingen vielen
op te merken. Alleen voor Engeland was het productiecijfer in 1907 kleiner
dan in 1906, ofschoon het verschil niet van veel beteekenis was. De Ver-
eenigde Staten en Duitschland maakten een flinken vooruitgang, welke
evenwel, gelijk reeds gebleken is, in het ongunstige jaar 1908 geheel ver-
loren ging.
De geheele staalproduetie der wereld kan, volgens het rapport, op 51^2
millioen ton worden aangenomen, waarvan alleen de Vereenigde Staten,
Duitschland en Engeland bij elkaar niet minder dan 41®/^ millioen ton
leveren. Dat de cijfers echter voor 1908 vermoedelijk heel wat lager zullen
zijn, mag reeds afgeleid worden uit het feit, dat de productie in de Ver-
eenigde Staten alleen, volgens de tot dusver bekende voorloopige opgaven der
vakbladen, reeds met niet minder dan 40 pet. is afgenomen. Duitschland
toonde ik 1907 den grootsten vooruitgang, terwijl ook Erankrijk en Eusland
bevredigende vermeerderingen hebben aan te wijzen. Van de geheele ruw-
ijzer productie dienden gemiddeld ruim vijf zesden voor vervaardiging van
staal, ofschoon de verhoudingscijfers in de verschillende productielanden in
dat opzicht nogal uiteenloopen. Zoo produceert Engeland op elke 100 ton
van het verbruikte ruw-ijzer 63 ton staal, terwijl in Duitschland de productie
van staal 92 ton per 100 ton verbruikt ruw-ijzer, in de Vereenigde Staten 90 ton
en in Erankrijk 76 ton per^lOO ton verbruikt ruw-ijzer bedroeg. Ook wat de
wijze van staalvervaardiging betreft loopen de verhoudingscijfers in de ver-
schillende landen sterk uiteen. Zoo is in Engeland de hoeveelheid staal,
welke door middel van het openhaard procédé wordt verkregen, meer dan
tweemaal zoo groot als de hoeveelheid welke volgens de Bessemer methode ge-
produceerd wordt. Ook in de Vereenigde Staten wint het open-haard systeem
meer en meer veld, ofschoon daar te lande de hoeveelheid staal, volgens de
Bessemer-methode gewonnen, in 1907 toch nog iets grooter was dan de
open-haard productie. De meeste nieuwe staalfabrieken in Amerika zijn
intusschen ingericht voor het open-haard procédé, en men gelooft dan ook
dat de productiecijfers over 1908 reeds zullen aantoonen dat ook in de
Vereenigde Staten de productie van open-haard staal grooter zal zijn dan
die van Bessemer staal. In Duitschland evenwel wordt nog altijd bijkans
twee-derden van de geheele staal productie daar te lande vervaardigd vol-
gens de Bessemer-methode.nbsp;(„iV. B. Gquot;).
IVIededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag.
LIGT DE BEHANDELING DER DORSCHMACHINES OP HET
TERREIN VAN DEN SMID?
Wanneer deze vraag wordt opgeworpen, zal het eerst moeten worden
uiteengezet, welke wertzaamheden bij het dorschen met de machine worden
uitgeoefend, alvorens hierop een volledig antwoord te kunnen geven.
Bij de dorschmachine, onverschillig of deze door handkracht, dierlijke of
motorische werking in beweging wordt gezet, onderscheidt men twee hoofd-
soorten, waardoor de machine als stiftmachine gevormd wordt, of zij bezit
de zoogenaamde slaglijsten, in welk geval zij haren naam hieraan ontleend.
Bij beiden ligt het doel ten grondslag: de rijpe korrels uit de aren te ver-
wijderen, en toch is de keuze dezer machines niet zonder terugwerkende
beduiding. Heeft de verbouwer van granen zich b.v. ook voorgesteld, be-
halve het noodzakelijke dorschen zich te voorzien van lang stroo, dan kan
zijne keuze onmogelijk op eene stiftdorschmachine vallen, daar deze buiten
zijn dorscharbeid slechts kort stroo levert. Voor dit geval is alzoo de slag-
lijsten-machine de aangewezene.
Het eigentlijke dorsch-element bij de stiftmachine zijn vlak gedrukte stiften,
met een hals van Yg vierkant en van schroefdraad en moer voorzien. Deze
stiften passeeren elkander met groote snelheid, terwijl men door het ver-
stellen dezer stiften in staat is de tusschenruimten grooter en kleiner te
maken al naardien dit voor verschillende graansoorten gewenscht is.
Bij de slaglijsten kan deze verstelling eveneens bewerkt worden, doch bij
deze machine wordt het graan over de volle lengte zijner halmen in den stroo-
schudder opgevangen, terwijl daarentegen de stiftmachine ook deze halmen
breekt.
Uit bovengenoemde beschouwing kunnen wij dus de conclusie trekken,
dat zoowel de stiften als de slaglijsten gedurende de dorschcampagne aan be-
schadiging zijn blootgesteld.
In zulke gevallen moet vooral op afgelegen plaatsen de smid als repera-
teur optreden.
In de meeste gevallen zijn voor dergelijke reparaties stiften of slaglijsten
gereed om ingezet te worden, daar ook de fabrikant het zwakke punt zijner
machine kent, en deze ter remplaceering mee levert; zeer zelden komt het
voor dat deze zaken eerst door den smid gemaakt moeten worden.
Een verdere groote factor bij de dorschmachines vormt het raderwerk. Is
een tand gedeeltelijk of geheel uitgebroken, dan hindert dit bij wielen met
groote ingrijp niet veel; moeilijk, of in 't geheel niet, werkt de machine,
zoodra twee tanden naast elkander uitbreken. Ook hierin kan de smid
hulp bieden, door de ontbrekende tanden door nieuwen te vervangen.
Heel dikwijls beschouwt men deze laatstgenoemde reparatie als thuis be-
boerende in eene machine werkplaats, daar men meestal de vervangende
tanden, zwaluwstaartvormig in de velling van het wiel inbrengt; veel een-
voudiger en sterker tevens zijn de herstelde tanden, wanneer deze gevormd
worden door twee of drie stiften in de velling te plaatsen met schroefdraad,
en deze na vastzetten de vereischte tandvonn te geven. Kleinere reparaties
als het verwisselen der platen van de strooschudders, aan den zeef of korf
en voortafel, het rechtbuigen der transmissie tusschen machine en werktuig,
het vernieuwen der trekhaken en dergelijken meer, zijn zonder verdere
aanwijzing eenvoudig uit te voeren.
Gaat men op deze gegevens nog verder in, en wil men bovengenoemde
vraag met „jaquot; beantwoorden, dan zal het ten slotte blijken, dat deze
reparaties voor den smid niet dezulken zijn, welke hem goud zullen op-
leveren, doch laat hem in onzen tegenwoordigen tijd vooral inzien, dat
waar hij geroepen is in tijd van nood den landbouwer in zijn bedrijf ter
zijde te staan, hij ook alle recht heeft alle andere voorkomende werkzaam-
heden op zijn terrein uit te voeren, en dus door de studie der motorische
werktuigen zal komen tot bloei van zijn bedrijf.nbsp;M.
verkrijgbaar in de chemicaliën
en droger ij en-handel van
K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,
te Bordrecht.
'Prijscouranten voor HH. veeartsen
en hoefsmeden op aanvrage gratis.
Eerste Electrische Draadvlechterij
D. HOGENBIIIK i ZOON, Bloemdaal bij Kaarlem.
Leveren spoedig en
billijk VIERHOEKIG
in elllt;e gewenschte
maaswijdte, draad-
dikte en breedte.
Traag prijs en monsters.
-ocr page 87-Vraagt bij uwen ijzerhandelaar ECHTE
DICK'S Hoefraspen
-^ff^r^^ te letten.
Verkoop alleen aan grossiers !
FRIEDR. DICK, Esslingen a. N., (Württemberg)
Vertegenwoordiger; J. J. VAN MEEKREN, Amsterdam, Sarphatistraat 75.
99
UmM\]h MiTerilieisie Toor Hoefs
is een g e ï 11 u s t r e e r d weekblad voor
fokkers, houders en liefliebbers van
paarden, dat veel gelezen wordt en zich
kenmerkt door een degelijken, prettigen
inhoud met zeer goede afbeeldingen.
Het bevat artikelen over: verpleging en
voeding, rijden onder den man en van
den bok, verslagen van rijkskeurin-
gen, concoursen-liippique, landbouw-
tentoonstellingen in binnen- en buitenland, paardenkennis, fokkerij,
hoefbeslag, paardenhandel, rennen en harddraverijen op de lange baan,
terwijl er tevens een vraagbaak aan is verbonden, zoodat de abonné's op
het geheele gebied, waarover het Blad handelt, vragen kunnen stellen, die
door speciale deskundigen voor de onderscheidene rubrieken KOSTELOOS
worden beantwoord.
Onder de abonné's komen ook hoefsmeden voor. Het bevat dikwerf ver-
handelingen, die niet alleen belangwekkend voor hen zijn, maar vooral ge-
schikte onderwerpen van bespreking opleveren met eigenaren of koetsiers, die
bij het beslaan hunner paarden tegenwoordig zijn. Het abonnement bedraagt
echter franco huis ƒ5.— per jaar, ƒ1.25 per kwartaal, waartegen menigeen
opziet. Dit behoeft nu geen bezwaar op te leveren, wanneer de zaak maar
wat handig wordt aangepakt. Juist door de geregelde aanraking met personen,
die zich voor paarden interesseeren, is de hoefsmid herhaaldelijk in de gele-
genheid om de aandacht op „HET PAARDquot; te vestigen en van tijd tot tijd
Hiervoor kan provisie worden bekomen, zoodat het aangename met het
nuttige goed is te vereenigen.
Proefnummers en voorwaarden betreifende provisie op aanvrage gratis
te bekomen bij den uitgever van ,Het Paardquot; te (Jroningen.
S. C. Wl. BAX. - 2, 4 en 6 Jufferstraat. - ROTTERDAM.
Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. —
Meest uitgebreide sorteering prima blanke
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fijne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —
Intercommunaal
Telephoon
No, 1353.
Telegram-Adres
BAX Jufferstraat
Rotterdam.
NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN,
voordeel!^, gemakkelijk in grebrnlk. — JLunnen niet loslaten.
Open Zolen uit één stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in 11 maten van 4-jig tot
6|- Eng. dm., uiterste breedte buiten-
kant ijzers gemeten.
Merk „Ramblerquot;,
in witte en grijze
Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van 41
tot 62- Eng. dm.
Uiterste breedte buitenkant ijzers gem.
Merk „Chicagoquot;,
geheel Caoutchouc
uit één stuk met
zwaar hielstuk
voor zware paar-
den , voorradig van
71 tot 7 Eng. dm.
Gewone
Engelsche Hoefzolen
Strijkringen
met riempje.
Hoef.
randen.
Kunstboom.
Hoeftangen.
Renetten (rechts en
links).
Hoefraspen.
Houwklingen.
Hoefhamers.
Las- of Welbladen en
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.
Tonwijzers in
verschillende maten.
op Leder,
„Safety pad en
Frogpadquot;.
Engelsche Hoefzolen
A. en D. k H.
-ocr page 89-14e Jaargang. — 1909. — Aflevering 6.
redacteur-uitgever: a. w, heidema te groningen.
-ocr page 90-
Lambert amp; | ||
Hallanan Hoefzolen de Beste en | ||
Rotterdam, Wijnhaven 127. |
INHOUD.
Een nieuw werk over lioefbeslag. — Korte mededeelingen. — Persover-
zicht. — Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag. —
Advertentiën. —
^quot;'cflll %
u
EEN NIETJW WEEK OVEE HOEEBESLAG.,^:.. ,
„Manuel de la ferrure du Cheyalquot; is de titel van het jongste werk van
A. Thary, oud-paardenarts, leeraar aan de Cavalerie-school, thans depar-
tements-veearts, uitgegeven bij de heeren Berger-Levrault en Co te Parijs
en Nancy. Groot 407 bladzijden, bevat het boek niet minder dan 488
figuren in den text, meestal zeer duidelijk en correct, die op zich zei ven,
ook zonder text te gebruiken, een vrij compleet album voor onderricht
vormen, waaraan de uitgevers groote kosten hebben besteed, waarom deze
dan ook door den schrijver in zijn voorrede zeer worden geprezen.
Het werk is verdeeld in de volgende 8 hoofdstukken: Ie de hoef; 2e het
hoefyzer; 3e vervaardiging van het hoefijzer; 4e hoefnagels en kalkoenen;
5e toepassing van het hoefgzer, het beslag; 6e de bijzondere beslagmetho-
den; 7e het beslag der gebrekkige hoeven; 8e verpleging van den hoef.
Aan het Ie hoofdstuk zijn 62 bladzijden gewijd, waarin de anatomie en
physiologie, in meerdere onderverdeelingen duidelijk doch kort worden
beschreven; geheel ingericht, naar schrijvers woorden, op de toepassing
voor hot beslag. Hij zegt dan ook dat het karakter van dit handboek geheel
ligt in het technisch gedeelte er van, vooral in de toepassing van de speciale
beslagmethoden, die, in weerwil zij van groot belang zijn, tot heden, zoo
te zeggen niet behandeld werden.
Het ligt niet in liet voornemen van ondergeteekende om een eigenlijke
beoordeeling van dit werk te geven; het zal meer een beknopt overzicht
van de daarin behandelde stof zijn, voorzien van eenige aanteekeningen
waar die te pas komen, van hetgeen hem al lezende is opgevallen; 't is
namelijk een Eransch werk met zijn eigenaardigheden, en heeft hij gemeend
eenige beschouwingen daaraan vast te knoopen, waardoor het onderwerp
eenigszins leerzaam wordt, zijnde zoodoende een meer critisch overzicht. —
Wanneer schrijver op bladzijde 11 b.v. ons verhaalt van den „vleeschzoom,
zijnde de voortbrenger van den hoornzoom of van het glazuur van den
hoornwandquot;, dan moet zulks in het oog vallen als een minder juist geko-
zen uitlegging op z'n zachts gezegd, vooral met betrekking tot de later
volgende beschrijving van den hoornzoom met de deklaag van den hoorn-
wand. Immers op bladzijde 16 leest men dat „de hoornzoom is een band
van hoorn, vormende een beschermend glazuur aan de oppervlakte van den
hoornwandquot; en verder „hij is vrij dik in het heel bovenste gedeelte, en
zeer dun over zijn verdere uitbreiding. Zijn onderrand, onregelmatig,
gescheurd, in kleine vezelen uitgesneden, verliest zich aan de oppervlakte
van den hoef.quot; Is de vraag gewettigd of niet: wat blijft van de bescher-
mende laag over? Het ware immers beter te zeggen, dat die laag van den
hoornwand niet als zoodanig bestaat, daar zij als voortzetting van den
zoomband op een bepaalde hoogte van den wand gekomen, haar doel om
de richting aan den afgroei te geven, heeft bereikt en nu kan worden ge-
mist, scheurt en verdwijnt. Zulks geschiedt eerder en volkomener bij
wanden en wandgedeelten, die zeer schuin verloopen; daar vandaan dat
die band dikwijls aan de verzenen, meer steil verloopend, nog wordt gevon-
den, gaande tot den draagrand.
Dikwijls werd door mij opgemerkt, dat de steunsels werden genoemd
„arcs-boutantsquot;, dan weer en meestal „barres.quot; In Pransche werken over
hoefbeslag komt zulks ook voor; dit kan aanleiding geven tot verwarring.
Nu, het boek van Thary geeft daarin opheldering; op bladzijde 15 „beschrij-
ving van den hoornwandquot; leest men over „les angles d'inflectionquot; (steun-
selhoeken, ombuiging van wand in steunsels) die den naam dragen van
„arcs-boutantsquot; of beter „talonsquot;. Hieruit volgt dat „inflectiequot;, „arc-boutantquot;
en „talonquot; dezelfde beteekenis hebben, en tevens dat de „talonsquot; = ver-
zenen, een andere beteekenis hebben dan wat wij „verzenenquot; noemen.
Voor de franschen is dit namelijk enkel van af het einde van den zool tak
in den steunselhoek tot het einde van den hoornwand, resp. draagrand.
Op bladzijde 25 komt schrijver nog duidelijker daarop terug, en ook op de
figuren 18 en 19. — Op bladzijde 20 onder „structuur van den hoefquot;
leest men: „wanneer het hoorn gepigmenteerd is, dan bevindt zich het
pigment in het intertubulaire weefselquot;; dit wil dus zeggen in en om de
cellen, die de hoornpijpjes onderling verbinden. Of zulks juist is maiT ik
niet beoordeelen; mij komt het voor dat het pigment wel niet zoo geschei-
den in de tusschenruiinten der vleeschvlokjes alleen zich zal ontwikkelen.
Verder „het witte hoorn is gewoonlijk minder hard dan het gekleurde hoornquot;.
Wit is toch ook een kleur.
Een vreemde uitdrukking vindt men betreffende het verloop der hoorn-
pijpjes, dat „in de zool, waar zij ook evenwijdig van elkander verloopen,
de vezelige bouw wordt gemaskeerd door de schubben der oppervlakte,
die een gebladerde textuur doen veronderstellenquot;. Evenzoo „dat het hoorn
der diepe lagen wordt genoemd „levend hoornquot; (corne vive), dat der opper-
vlakkige lagen „dood hoornquot; (corne morte), zonder meer. Zulks zal toch
wel een weinig verband houden met de dikkere of dunnere laag van hoorn
die aanwezig is.
„De vastheid van het hoorn verschilt met het individu, de temperatuur,
den hygroscopischen toestand der omgeving en den toestand van den bodem
(blz. 22). Het hoorn is hygroscopisch; het wordt zacht zoodra het water
opneemt, evenals zulks geschiedt met het gebruik van smeersels, vetten,
teerquot;. Maar zegt schrijver zeer voorzichtig en nog wel onderstreept „tout a
fait superficiellementquot;, dus niet te vergeten „eventjes oppervlakkigquot;. Zulks
staat bij mij gelijk met te zeggen, dat die smeersels niet in het hoorn
treden, „vast nietquot;, of het moet werkelijk door hoorn zijn: dat zwelt zonder
twijfel in water en in vetten en oliën.
Voortgaande leest men op blz. 25 dat de steunsels zich meer of minder
ver langs den straal uitstrekken, „en dezen zelfs aan sommige hoeven om-
gevenquot;. — „De zool, ontdaan van haar schubben, heeft de dikte van den
wand; zij is evenwel dikker aan de peripherie dan in het centrumquot;. — „De
verzenen (talons = arcs-boutants) hebben een dikte op zijn minst gelijk aan
die van den toon.quot;
De figuren 21 en 22 geven dwarsche doorsneden van den hoef te zien,
evenwijdig met den toon, de een meer naar voren, de ander meer naar de
verzenen. Zij komen vrij wel overeen met de coupes indertijd in „de Hoef-
smidquot; beschreven, en met fig. 60 in „het Hoefbeslagquot; 4e druk. Schrijver
zegt er van (fig. 22) dat deze doorsnede vooral de ontwikkeling doet zien
van het Straal kussen, van den hoornstraal en de richting der steunsels, en
dienen moet ter vergelijking met dezelfde doorsneden, welke men van door
klemhoevigheid en zijbeenen misvormde hoeven kan maken. Het doel dat
ik me voorstelde met het maken van die doorsneden, was meer bepaald om
uit genoemde anatomische gesteldheid een verklaring te vinden voor de uit-
zetting aan den verzendraagrand.
Onder de bewijzen dat de wand voortkomt uit de vleeschkroon, noemt
ook schrijver het feit, dat de hoornplaatjes dikwijls gepigmenteerd zijn in
omstandigheden, dat de vleeschplaatjes zulks niet zijn.
Ik lees op blz. 43: „a. dat het voorste gedeelte van den hoef in zijn
normalen stand meer belast is dan het achterste gedeelte; h. dat het buiten
zijgedeelte normaal meer belast is dan het binnen zijgedeelte; c. dat als
deze normale wijze van verdeeling van den druk, aldus ingericht naar den
bouw van den hoef, wordt gewijzigd, bepaalde gedeelten worden overbelast,
andere worden ontlast. Voor de eerste ontstaat daardoor een oorzaak van
vermoeienis en dikwijls van ziekte. Daaruit volgt de noodzakelijkheid voor
den hoef om den regelmatigen stand en de volle uitgestrektheid van zijn
steunvlak te bewaren. En verder op blz. 60: „Breken van den stoot ge-
schiedt door den hoef, onder begunstiging van twee gewichtige voorwaarden:
1quot;. de gesteldheid en uitgestrektheid der inwendige oppervlakte van den
hoornwand; 2®. de elasticiteit van den hoef.quot;
Hoewel mijn overzicht zeer onvolledig is, wil ik met deze mededeelingen,
betreffende het theoretisch gedeelte van het werk van ïhary heden eindigen,
wil intusschen gaarne bekennen dat dit hoofdstuk vele zeer wetenswaardige
bijzonderheden en beschouwingen bevat aangaande de functies van den
hoef, als voeding en gezondheid der deelen, ontwikkeling en afgroei van
het hoorn, verdeeling van last, steun en slijtage, stand en gang, de hoef
als schokbreker, elasticiteit en mechanisme, welke onderwerpen allen een
studie overwaard zijn maar daarom door mij nog niet allen met volle instem-
ming worden onderschreven. In een volgend nummer van dit maandschrift
hoop ik een en ander over het practisch gedeelte voort te zetten, voor
zoover het voor ons van belang kan worden geacht.
Moubis.
-ocr page 94-—nbsp;Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. Sedert de vorige opgave
heeft er geen wisseling van leerlingen plaats gevonden. Er houden alzoo
aan de Inrichting verblijf de leerlingen: R. Palthe van Peize, R. Buining
van Molenrijge (Gr.), 8. Kruijer van Middelbert, J. Dijkhuis van Eexta
gem. Scheemda, H. Steenhuis van Noordbroek en P. Werkman van Mid-
delstum. — Beide eerstgenoemde hopen 19 Juni a.s. te kunnen vertrekken,
en worden de daardoor openkomende plaatsen op 21 Juni weder ingenomen,
door J. Bos van De Wijk bij Meppel en D. Koetse te Tripscompagnie.
—nbsp;Rijkssubsidie voor Drenthe. Op aanvrage is voor deze provincie
verkregen eene rijkssubsidie voor 1909 van ƒ 375, ter bevordering van de
opleiding voor hoefsmeden. Aangezien voor een degelijke (vooral practische)
opleiding in Drenthe geen gelegenheid bestaat, ligt het in de bedoeling
elders diplomeerende hoefsmeden een tegemoetkoming in de kosten te ver-
strekken. Voor de plaatsing van leerlingen is het oog reeds gevallen op de
Inrichting voor hoefbeslag te Groningen.
Zooals uit vorige afleveringen bekend, is de toegezegde subsidie het resultaat
der bemoeiingen van den Rijkslandbouwleeraar voor Drenthe, den heer
J. Elema te Hoogeveen.
—nbsp;Wedstrijd in hoefbeslag te Dokkum, ter gelegenheid van de land-
bouwtentoonstelling op 27 en 28 Juli a.s. Deelnemers moeten zijn ge-
diplomeerde hoefsmeden, woonachtig in de Afd. Dokkum en Dantumadeel,
Eerwerderadeel, Oost- en Westdongeradeel en Kollumerland van de Fr. Mij.
V. Landbouw. — Aangifte vóór 1 Juli '09 bij den heer J. Plet, Eijks-
veearts te Heeren veen. De deelnemers zijn verplicht in te zenden, uiterlijk
den 26 Juli 's middags 12 uur: twee voor- en twee achterijzers (gewoon
beslag), een stel strijkijzers, een stel klapijzers, een stel strijk- en klapijzers,
een paar balkijzers, een paar ketelijzers, een paar pantolfelijzers en een paar
halvemaantjes. Op 28 Juli, 's voorm. 10 uur, dient de deelnemer minstens
twee door hem vierkant beslagen paarden aan de jury te kunnen vertoonen.
Prijzen: ƒ 25 en verg. zilv. med., ƒ15 en zilv. med. en f 10 en br. med. —
De in te zenden ijzers mogen niet gepolijst zijn, doch in den toestand ver-
keeren, zooals de smid ze moet gereed hebben om onderden hoef te leggen,
dus gewoon afgemaakt.
—nbsp;Hoefsmidschool Amersfoort. In het corps militaire paarden-artsen
zijn nogal eenige overplaatsingen tot stand gebracht. Hiervan is voor „De
Hoefsmidquot; van beteekenis, dat de Kapitein-paardenarts A. Frederikse
overgeplaatst is naar Utrecht en de Kapitein-paardenarts F. Laméris uit
Zutphen, thans geplaatst is aan de hoefsmidschool te Amersfoort.
—nbsp;Aan de Hoefsmidsschool te Tiel bestaat, volgens achterstaande
advertentie, wederom gelegenheid tot opname van leerlingen.
— Tentoonstelling te Gouda, 1, 2 en 3 Sept. a.s. Voor de beste in-
zending van handgesmede hoefijzers, niet blank gevijld op de vlakten (zomer
en winterbeslag), worden uitgeloofd een verg. zilv. medaille plus ƒ 10, een
verg. zilv. med. en zilv. medaille.
— Bevordering van het Ainhachtsonderwijs.nbsp;Het is een gelukkig
verschijnsel dat er ernstig over wordt gedacht om het ambachtsonderwijs
in ons land sterk te bevorderen. Hiermede zal dannbsp;het smidsbedrijf in zijn
geheelen omvang natuurlijk mede worden gebaat.
De Mei-aflevering van „Der Hufschmiedquot; bevat;
1quot;. Ideaal zomer- en winterbeslag, d,oov Dr. Bernhardt, chef-veearts in
het Wurtembergsche hengstendepot. De schrijver betoogt dat een goed
hoefbeslag de volgende voordeelen waarborgt: het paard kan zijn arbeids-
kracht hierdoor goed tot uiting brengen, terwijl het beenwerk niet vroeg-
tijdig versleten geraakt, absolute zekerheid in het neerzetten der beenen,
onverschillig bij welken arbeid, in iedere streek en in ieder jaargetijde en
bovendien matig van kosten zijn.
Bij zware trekpaarden, die slechts stapvoets werk hebben te verrichten,
is een passend beslag met stoot en kalkoenen te bezigen; bij rijpaarden en
lichtere trekpaarden, die in snellere gangen dienen te gaan, dient het beslag
met inachtneming van het jaargetijde zooveel mogelijk met de natuurlijke
verhoudingen van de hoef overeen te stemmen.
De schrijver is een voorstander van het ijzer van Lafosse. Wij meenen
dat dit het halvemaanvormig ijzer is, hetzij met takken van gewone dikte
(Lafosse, vader) hetzij met dun uitloopende takken (Lafosse, zoon), doch
uit de beschrijving schijnt het ons toe dat Dr. Bernhardt meer het beslag
Lavalard-Porêt bedoeld, zooals dit in „De Hoefsmidquot; jaargang 1898, blz.
163 is beschreven, welk beslag in den toon het dikst is en naar de
verzeneinden toe langzamerhand in dikte afneemt. De grondgedachte is
dus eenigermate dezelfde als bij het beslag van Lafosse Jr., doch de takken
loopen even ver als bij een gewoon ijzer.
De Sehr, zegt gedurende 7 jaren gelegenheid te hebben gehad de voor-
deelen van dit zomerbeslag bij rij- en koetspaarden dagelijks te leeren kennen,
niet alleen bij zijn eigen paarden, maar ook bij die van het hengstendepot.
Bij ons, zegt Sehr., worden de hengsten en gust gebleven fokmerriën in het
landbouwbedrijf, zoowel voor den wagen als onder den man gebezigd. Bij
de slechte wegen in deze streek moet aan het hoefbeslag bijzondere aandacht
worden geschonken, opdat het beenwerk van het waardevol materiaal voor
belangrijke blijvende nadeelen wordt gevrijwaard. Dit is in het algemeen
zeer wenschelijk, maar in dit geval van zoo bijzondere beteekenis, daar de
hengsten als staatsdekhengsten worden gebezigd en minder ervaren paarde-
kenners dikwerf aan beengebreken, al mogen deze ook door uitwendige
oorzaken, opgedaan tijdens het werk, zijn ontstaan, overdreven beteekenis
in ongunstigen zin hechten. Sedert 7 jaar worden die paarden vóór beslagen
met Ijzers met dun uitloopende takken en achter met ijzers met schroef-
kalkoenen De d.eren hebben zich op dit beslag uitstekend gehouden. De
hoeren hebben een mooien ronden vorm gekregen en de verschrompelde
stralen zijn tot flinke ontwikkeling gekomen, doordat zij voortdurend met
den bodem in aanraking kwamen en zoodoende aan hun doel beantwoordden
eenerzijds als stootbrekers en anderzijds om het uitglijden te voorkomen'
De Ijzers sleten betrekkelijk weinig af.
Tegenover genoemde voordeelen werd echter meer en meerde vrees geuit
da de dieren gemakkelijk zouden glijden en bij eventueel vallen zich belang-
rijk verwonden. Itfen dacht er over - dit klinkt vreemd, maar het staat
er woordelijk zoo A. W. H. - weer tot den ouden beslagvorm met stoot
en kalkoenen terug te keeren. In verband hiermede hebben Dr. Bernhardt
en de hoefsmid Schmid, zich beijvert een beslag uit te denken, waarbij de
dun uitloopende ijzertakken behouden zouden kunnen blijven, terwijl het
paard toch meer steun tegen het uitglijden verkreeg. Na tal van proef-
nemingen zijn zij tot het resultaat gekomen wat hieronder is afgebeld
Het toont 2 voorijzers, waarbij het eene nieuw is en het andere 6 weken
onder het dienstpaard zou hebben gelegen.
toon van het ijzer ingeweld en direct na het wellen opnieuw in den vorm
ingeslagen om de inkeepingen dieper te voorschijn te doen treden.
Ieder smid ziet met een oogopslag dat dit model overeenkomt met zoo
genaamde staalstukjes in den toon, met dit verschil dat de oppervlakte den
vorm vertoont van een kleine wafel. Deze stalen stukjes verkrijgen het
gerimpeld voorkomen door ze te slaan in den vorm zooals hieronder is
afgebeeld. Vervolgens wordt het staalstukje op de gewone wijze in den
Het komt ons wel voor de moeite waard te zijn dit beslag aan te wenden
en zullen te gelegener tijd na een proefneming aan de Inrichting voor
hoefbeslag te Groningen, de alsdan verkregen resultaten later in „De Hoef-
smidquot; publiceeren.
Ten opzichte van het achterijzer geven Dr. Bernhardt en Schmid alleen
als wijziging aan om 4 kalkoenen te bezigen en dan de beide voorste niet
te plaatsen in den toon, maar tusschen het eerste en het tweede nagelgat,
omdat anders volgens hun beweren bij het afzetten in den toon veel te
veel van de gewrichtsbanden en de buigpezen wordt gevergd. Zonder dit
te willen tegenspreken meenen wij toch dat de ervaring daarbij zal leeren
dat de stand er minder vast door wordt, al moge het in den gang en voor
banden en pezen eenig gemak opleveren.
— De Juni-aflevering van „Ber Hufschmiedquot; bevat het volgende:
1®. Een nieuwe vorm van winterbeslag, uitgevonden en beschreven door
Er. Eichenberger, onderwijzer in hoefbeslag te Bern (Zwitserland).
De Sehr, geeft aan dat ten opzichte van dat winterbeslag het vast-scherp
meer en meer tot het verledene gaat behooren en het winterbeslag met
schroef- en insteekkalkoenen het terrein bijna geheel hebben veroverd.
Eichenberger geeft de voorkeur aan insteekkalkoenen en het door hem
aangegeven nieuwe is daarin gelegen, dat de insteekkalkoen, alsmede het
gat in het ijzer, in zijn doorsnede veel overeenkomst heeft met miniatuur-
balkijzer, welke vorm alleen gebruikt wordt voor de toongaten. Eichenberger
brengt vier kalkoenen aan, 2 in den toon en aan het einde vau iederen tak
ook een. De t\ ee tak-gaten zijn gewoon rond van doorsnede, doch de beide
toongaten zijn aan de zijde, het dichtst gelegen aan den binnenrand van
het ijzer, afgeplat.
De Sehr, geeft als voordeel der vinding op, dat de toonkalkoenen veel
minder gemakkelijk gaan draaien en derhalve niet zoo gauw verloren gaan,
terwijl reeds heel wat gunstig luidende attesten, afgegeven door vee-artsen,
meesters-hoefsmeden en eigenaars van paarden, omtrent Eichen bergers vinding
in diens bezit zouden zijn. De kop van den kalkoen is wigvormig.
(Van groote beteekenis lijkt deze nieuwe vinding ons niet. De ervaring
heeft geleerd dat twee stooten of kalkoenen in den toon aan het paard een
vasteren stand geven dan één en tevens dat daarbij de kalkoenen minder
spoedig gaan wrikken; de gaten hebben dan minder te lijden, raken minder
spoedig uitgesleten en de kalkoenen worden lang zoo vaak niet verloren.
Wij nemen de mededeeling van Eichenberger gaarne vqor waar aan, maar
meenen ook, dat de kalkoenen of stooten, passende in vierkante gaten, in
Aan het ijzer wordt behoorlijk opzet gegeven en als het dan ondergelegd
is krijgt men onderstaand beeld.
dezelfde mate bruikbaar mogen worden geacbt en in dit geval is verandering,
noch voor smeden, noch voor paardenhouders, wenschelijk te achten. A. W. H.)
2®. Breuk vjh. straalbeen, als oorzaak van een ongeneeslijke kreupelheid.
De onderwijzer in hoefbeslag A. Schwenszky (veeartsenijkundige Hoogeschool
te Budapest in Hongarije), deelt omtrent een paard, dat in Mei van het
vorige jaar aan koliek stierf, het volgende mede:
Het betreffende paard was 6 jaar oud, van edele afstamming en een zeer
goed gaand koetspaard. Een jaar voor dat het dier stierf moest het, om
ongelukken te voorkomen, op een gegeven oogenblik uit een snellen draf
plotseling stoppen. Door dit plotseling ophouden kreeg het paard belangrijke
schokken, niet alleen in zijn beide voorbeenen, maar door zijn geheele lichaam.
Het dier werd rechts voor kreupel. Aanvankelijk werd de kreupelheid be-
schouwd als te zetelen in den schouder. De behandeling hiervan bracht geen
verbetering. De vee-arts behandelde het dier hierna met een scherpe zalf
aan de buigpezen en op de achtervlakte van den kogel, terwijl het paard
tevens in de weide werd gelaten. Op den zachten grond was het nauwelijks
kreupel, doch op den harden weg, bleek de kreupelheid duidelijk zichtbaar.
Later is het dier nog behandeld met onderhuidsche inspuitingen en zijn
verschillende beslagvormen geprobeerd, doch het een hielp evenmin als het
andere.
Nu het dier dood was zou de eigenaar heel graag weten wat eigenlijk de
oorzaak der kreupelheid was geweest.
De hoef was wat scheef van vorm; de binnen verzenwand en de buiten
toonwand waren wat veel, — de buiten verzenwand en de binnen toon-
wand daarentegen wat te weinig afgesleten; overigens waren de hoorn-
wand, de zool en de straal, evenals de ballen, in goeden toestand. Alleen
vlak boven de ballen, in de streek van het kroongewricht, was een ver-
dikking van de boefbeen-buigpees en van haar omgeving.
Bij het wegnemen van de hoornige zelfstandigheid bleek er in de verzen-
gedeelten een verandering te zijn ontstaan. De hoorn liet zich aan de
verzenen niet van de vleeschplaatjes losmaken, doch er bleken als het ware
mee vergroeid te zijn, zoodat zij ineens van het hoefbeen en van de hoef-
kraakbeenderen loslieten. Nadat het hoefbeen van alle weeke deelen, van
pezen en banden was ontdaan, bleek dat het buitengedeelte van het straal-
been was gebroken en de beide straalbeenstukken min of meer met de hoef-
kraakbeenderen waren vergroeid.
Dit geval is weder een bijdrage om te doen zien, dat bij kreupelheid'
tengevolge van plotseling stoppen ook een nauwkeurig hoefonderzoek niet
achterwege moet worden gelaten.
3®. Het hoefbeslag in Bumanië Aoov M. Dorstewitz, gediplomeerd hoef-
smid, in welk artikel wordt betoogd, dat het hoefbeslag aldaar nog veel te
wenschen overlaat, op het platte land nog weinig harde wegen worden aangetrof-
fen, terwijl in de hoofdstad Bukarest, eenige asphaltstraten voorkomen, die
zoo rond zijn gelegd, dat bij regen de paarden daarop zeer moeilijk staande
kunnen blijven.
(Onder de korte mededeelingen komt ook voor dat aan de hoefsmidsschool
te Bukarest, die tevens dient voor de opleiding van militaire hoefsmeden,
een assistent-onderwijzer wordt gevraagd, waarvoor in de eerste plaats in
aanmerking zouden komen zij die in Dresden hun opleiding als hoefsmid
hebben ontvangen).
Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag.
MODEENE SMIDSVUREN.
Met het gestadig uitbreiden der motorische kracht ten dienste van werk-
plaatsen en fabrieken, zien wij successievelijk vele oudere gereedschappen
verdwijnen om plaats te maken voor anderen, meer practisch, eenvoudiger
en gemakkelijker voor den werkman.
De eeuwenoude gemetselde smidse welke in vele smederijen soms een zeer
fantastische figuur vormt ziet ook zijn beurt gekomen om plaats te maken
voor een werktuig van gelijke strekking, doch geheel uit ijzer vervaardigd.
Jarenlang beproefde men reeds, door verschillende constructies van blaas-
vormen, een snellere en gemakkelijker temperatuur der laschhitte te be-
reiken , in de meeste gevallen echter bereikte men slechts ten deele dat doel
daar n.1. het werktuig te samengesteld werd, hetgeen bij zoo'n inrichting
absoluut onbruikbaar is.
Watervormen, d. w. z. blaaspijpen omspoeld door water, uit een reservoir
achter de smidse aangevoerd en dat om den vorm circuleerde, brachten ook
niet het verwachte heil. De grootste factor, om bij de laschhitte van het
ijzer, de dan zich vormende slak verwijderd te houden, werd nimmer met
meer succes bereikt dan bij de smidse hierboven afgebeeld. Hierbij is namelijk
onder het blaasgat een driekant stuk ijzer draaibaar aangebracht, hetwelk
in gewonen stand, d. w. z. met de basis naar beneden, de wind langs de
schuine zijden laat passeeren. Wanneer nu het gat bij het lasschen van
ijzer met slakken wordt bedekt, kan men dit ijzer draaien en zal de scherpe
hoek van den driehoek deze slakken meenemen- Tot meerdere veiligheid kan
datzelfde stuk zoo gedraaid worden, dat het met de basis naar boven komt,
en zoodoende het blaasgat afsluit, waardoor alle mogelijke explosiegevaar
verdwijnt.
Is dit opziehzelve reeds een groote verbetering te noemen, onze smeden
zullen dra opmerken dat er nog een bijzonder toestel aan den smidse ver-
bonden is.
Waar men tegenwoordig er overal op uit is de gezondheidsleer (hygiëne)
doelmatig toe te passen, mag dit ook in onze smederijen niet achterwege
blijven. Deze smidse is n.1. zoo geconstrueerd dat hij overal geplaatst kan
worden, b.v. in wagenmakerijen enz., zonder direct meteen schoorsteen ver-
bonden te moeten zijn; de rook wordt door het kapje dat boven het
vuur is aangebracht geheel afgetrokken door middel van een „exhausterquot;1),
welke tegelijkertijd met de ventilator op één as werkt; men kan dus met
deze toestellen zelfs daar gaan werken, waar stof en vuil absoluut geweerd
moeten worden.
Wij mogen dan ook gerust zeggen, dat men met deze smidse het ideaal
heeft bereikt wat door een smid verlangd mag worden, want behalve het
voorkomen van de slak in het vuur, juist dan wanneer de meest intensieve
hitte vereischt wordt, is voor den werkman het verdwijnen der rookplaag,
ia de meeste smederijen overweldigend, voor zijne gezondheid van groote
beteekenis, hetgeen geen verdere commentaar behoeft. Ons plaatsende op
het standpunt der moderne werkwijze zullen wij ons dus tot plicht stellen
mede te werken tot werkplaatsen welke waarborgen geven voor frissche, ge-
zonde lucht, hetgeen wij door bovenstaande smidse bereiken.nbsp;M.
KRACHTMACHINES.
De hedendaagsche beschaving is door de uitvinding der machine vooruit-
gegaan, ja wordt hierdoor zelfs bepaald. Onder de machines neemt vooral
de krachtmachine eene voorname plaats in, en het kan als een teeken der
steeds voorwaarts gaande beschaving aangenomen worden, dat de mensch
ter bevrediging zijner behoeften, in steeds hoogere mate die motorische
kracht aanwendt, en tot dit doel de krachtmachine steeds meer vervolmaakt.
In de eerste plaats staan den mensch als motorische kracht, zijn eigen
spierkracht, en die der dieren, hem ten dienste. Bij den tegenwoordigen
stand van zaken kan men echter zijn doel niet bereiken, daar deze krachten
slechts in beperkte mate aanwezig zijn, en men in vele gevallen ook afstuit
op spaarzaamheid en humaniteit.
Vroegtijdig wist de mensch zich de kracht van het stroomende water, en
van den wind ten nutte te maken; het eigenlijke machine-tijdperk kon
echter eerst op den voorgrond treden, nadat men geleerd had de energie,
welke zich in de brandstoffen had opgehoopt, productief te maken.
De afhankelijkheid in de keuze der plaats van opstelling der bedrijfskracht,
en in vele gevallen ook hunne geringe afmetingen, hebben het er toe ge-
1nbsp; exhaust = uitputten, uitzuigen enz.; de machine hiermede bedoeld zuigt direct
de rook door een daarvoor bestemd kanaal af.nbsp;M
leid dat andere krachtmachines den voorrang verkregen boven de wind-
motoren.
Nadat men in den electrischen stroom het middel gevonden had, de
energie voort te planten, en in de accnmnlatoren-batterijen een uitstekend
hulpmiddel, dezelve te verzamelen, kan men nu ook Windmotoren gebruiken
in gevallen, waarbij dat vroeger niet mogelijk was. Inderdaad zijn in de
laatste jaren windmotoren opgesteld, welke onder aanwending van boven-
genoemd hulpmiddel, op onberispelijke wijze alleenstaande huizen, enz. van
electrisch licht voorzien.
Op dezelfde gronden als de windmotoren, moesten ook na de uitvinding
der andere krachtmachines, de waterniotoren zich terugtrekken.
De turbinefabricatie heeft in de laatste jaren een belangrijke vlucht ge-
nomen, en bevindt zich nog voortdurend op een stijgenden weg der ont-
wikkeling. Met de uitbreiding der electro-techniek, gevoelde men behoefte
aan een snelloopende turbine, naar een welke men zonder tusschenschakeling
van overbrenging met voordeel op dynamomachines kon laten werken. Wil
men een langzaam loopende turbine direct aan de dynamomachine koppelen,
dan wordt die laatste te zwaar, alzoo te duur, en bijgevolg niet concur-
reerend. Baanbrekend in deze richting waren de Amerikanen, welke snel-
loopende turbinen aanboden, welke zeer gunstig zouden werken. Gron-
dige onderzoekingen hebben echter bewezen dat zij aan deze eigenschappen
niet voldeden, en dat is dan ook de redenen dat deze niet zijn
ingevoerd. Met betrekking tot het aantal draaiingen overtreft de Ameri-
kaansche turbine de Duitsehe met ongeveer het dubbele; zij bezitten echter
ongeveer 18—20 procent minder arbeidskraciit. Op deze gunstige werking
der Duitsehe turbine vertrouwde men echter ook niet te veel, zoodat men
in vele gevallen naar hulpmiddelen greep.
Heden zijn de bemoeiingen, snelloopende turbines te construeeren, met
succes bekroond. De Duitsehe turbines overtreffen de Amerikaansche niet
alleen in snelheid, doch ook door hun hooger nuttig effect. Wij geven
hieronder eenige getallen welke dit feit illustreeren.
In 1895 leverde de firma Voith te Heidenheim 40 turbines af met ge-
zamentlijk 4300 P.K. In 1901 daarentegen bouwde zij 184 stuks met eene
levering van 27760 P.ii. De grootste turbine construeerde zij ter exploitatie
der Niagara-waterval welke eene productie van 11390 P.K. leverde. Deze
dubbelspiraalturbine met horizontale as verwerkt hierbij circa 20 M^ water
per seconde, en loopt met 187 omwentelingen per miuuut.
De stoommachine, welke op een 120-jarige ontwikkelingsloopbaan terug
blikt, heeft heden een hoogen graad van volkomenheid bereikt, en het is
wel aan te nemen, dat deze voor inslaande verbeteringen geen veld meer
biedt.
Nadat men met de opvoering der stoomspanning tot circa 15 atmosfeeren
de gunstigste waarde bereikt had, kwam de oververhitte stoom, welke een
groote schrede voorwaarts op den weg der oeconomie in het stoommachine-
bedrijf mogelijk maakte. Om een zoo groot mogelijk nuttig effect der
warmte te verkrijgen, moet er naar gestreefd worden, dat de stoom met
eene zoo hoog mogelijke temperatuur in de cylinder kwam, en deze met
zoo laag mogelijke temperatuur verliet. De proeveu tot vaststelling van
een gunstige oververhitting schijnen nog niet te zijn afgeloopen; echter erkent
men het voordeel der oververhitting overal, en de invoering ervan wordt met
den dag meer algemeen.
Op haar eigen terrein is voor de stoommachine in de laatste jaren een
concurrent opgestaan, welke geroepen schijnt een werkelijke omzetting in
het stoommachmebedrijf in het leven te roepen, n.l. de stoomturbine. Ter-
wijl in de stoommachine de spanningsenergie der stoom benut wordt, treedt
in de stoomturbine zijne stroomingsenergie op den voorgrond en werkt alzoo
op dezelfde wijze als een waterturbine. Daar hierbij veel van het mecha-
nisme vervalt, veroorlooft de stoomturbine een zeer eenvoudige constructie
welke zeer weinig ruimte inneemt, en bij geringe herstellingskosten weinig
s oom verbruikt; haar stoomverbruik is niet hooger als de beste zuiger
stoommachine. De smeermiddel-behoefte der turbine is zeer gering en daar
de stoom nimmer met de olie in aanraking komt, bezit men het groote
voordeel, een olie-vrij condensatie water te verkrijgen
Het principe der stoomturbine is zeer oud; de gebrekkige kennis en ver-
houdingen welke bij stroomende stoom optreden, en de omstandigheden,
dat de hooge eischen, welke men aan het materiaal, en de technische uit-
voering der turbinen stellen moest, „iet verwezenlijkt konden worden,
waren de oorzaak dat deze met vroeger practisch konden worden uitgevoerd
Heden kunnen deze hindernissen als overwonnen beschouwd worden de
ervaring van een reeks van jaren, hebben de practische bruikbaarheid'der
turbines bewezen. De verdienste, de eerste bruikbare turbine te hebben
geconstrueerd, komt den Zweed De La val te Stockholm toe
De grootste verbreiding heeft echter de turbine van Parsons in New-
castle gevonden.
M.
Er biedt zich aan om terstond
in dienst te treden een bekwaam
met dipl. „uitmuntendquot;.
Franco briev. C. H. FLOTMAN,
Hoorn (N.-H.).
Yraagt Proefnummer
(dat kosteloos wordt toegezonden)
TAKquot;
Geïllustreerd weekblad TOor fokkers, hou-
ders en liefhebbers Tan paarden.
Prijs V. Nederland p. jaar fr. p. p. f 5._.
Hoofdredacteur-Uitgever:
A. W. HEIDEMA te Groningen.
= aangifte te doen vóór 1 juli a.s. =
Nadere inlichtingen te verkrijgen bij den Directeur
H. J. O. VAN LENT, Vee-arts te Tiel,
St. Agnietenstraat.
Eerste Electrische Draadvlechterij
D. HOEEHBIRK S ZOOH, Bloemendaal bij Haarlem.
Leveren spoedig en
billijk VIERHOEKIG
VLECHTDRAAD
in elke gewenschte
maaswijdte, draad-
dikte en breedte.
Traag prijs en monsters
KunsthLOorn,
voor Hoefbeslag,
verkrijgbaar in de chemicaliën
en drogerijen-handel van
K. G. W. DE BOSSON, Apotlieiter,
te Bordrecht,
Prijscouranten voor HH. veeartsen
en hoefsmeden op aanvrage gratis.
Heeren leiders en leerlinyen van cursussen in hoefbeslao.
ïten van dei Luw van den hoef met verklaring. Prijs 50 cent.
MEDE VERKUI.1GBAAE:
arts bij het Ie Reg. Teld-Art. (met 162 houtsneefiguren), 4e herziene en
vermeerderde druk. Prijs f 1.60.________
^^^^ te lettequot;-
FRIEDR. DICK, Esslingen a. N., (Württemberg)
Vertegenwoordiger; J. J. VAN MEEKREN, Amsterdam, Sarphatlstraat 73.
Vraagt bij uwen ijzerhandelaar ECHTE
DICK'S Hoefraspen
en andere gereedschappen
voor
Hoefbeslag.
Gelieve
vooral op het merk:
Meest uitgebreide sorteering prima bianice
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fijne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —
Telegram-Adres
BAX Jufferstraat
Rotterdam.
Intercommunaal
Telephoon
No. 1355.
NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN,
voordeelig, gemakkelijk lii gebruik. — Runnen niet loslaten.
Merk „Dexterquot;, Merk „Pacific'',
met flink hielstuk, met zwaar hielstuk.
Open Zolen uit één stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
Toorradig in 11 maten van 4^5- tot
Eng. dm., uiterste breedte buiten-
kant ijzers gemeten.
Merk „Ramblerquot;,
in witte en grijze
Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig vau 4^
tot 6J Eng. dm.
Merk „Chicago',
.geheel Caoutchouc
uit één stuk met
zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van
7|tot7JgEng.dm.
TJiterste breedte buitenkant ijzers gem.
Gewone
Engelsche Hoefzolen
Strijkringen
met riempje.
Hoef.
randen.
Kunsthoorn.
Hoeftangen.
Renetten (rechts en
links).
Hoefraspen.
Houwklingen.
Hoefhamers.
Las- of Weibladen en
Poeder
oiu ijzer en staal te
wellen.
Touwijzers in
verschillende maten.
op Leder,
„Salety pad en
Frogpadquot;.
Engelsche Hoefzolen
A. en D. amp; H.
-ocr page 105-14:e Jaargang. — 1909. — Aflevering 7.
redacteur-uitgever: a. w. heidema te groningen.
-ocr page 106-
Lambert Company. | ||
Hallanan Hoefzolen de Beste en | ||
Rotterdam, Wijnhaven 127. |
Een nieuw werk over hoefbeslag. — Het concours-hippique te 's-Graven-
hage. — Een bezoek aan de paardenmarkt te Lowicz. — Wedstrijd in
hoefbeslag te Deventer. — Korte mededeelingen. — Persoverzicht. — Mede-
deelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag. — Advertentiën.
: riTnbsp;1J ■ .. ■nbsp;•nbsp;-S.
BEN NIETJVV WERK OVER-HOEFBESLAG.nbsp;'/
„Manuel de la Ferrure du CheYalquot;, door A. Thamp; rj. - Practisch gedeelte.
Het 2e hoofdstuh, „het hoefijzerquot;, bevat: beschrijving van het ijzer, het ritsijzer,
historisch overzicht van het beslag, de ijzers naar de verschillende diensten,
ijzers voor het muildier, het beslag van bet leger, winterbeslag.
TJit deze 58 bladzijden meen ili de volgende aanteekeningen te moeten
maken :
Steeds ontmoet men in Fransche werken het woord „couverturequot;. Tot goed
begrip diene dat men hieronder verstaat de breedte der ijzertakken, terwijl
onder „largeurquot; = „breedtequot; de grootste afstand tusschen de twee buitenranden
wordt bedoeld. Eveneens kan men licht in verwarring komen met het woord
„ajusturequot;, dat zooveel wordt aangetroffen. Men leest „ajusture françaisequot;,
en bedoelt daarmede de opbuiging van het voorste gedeelte van het ijzer,
gaande tot het laatste nagelgat, dus het meest overeenkomende met onzen
„opzetquot;. Verder „ajusture anglaisequot;, d.i. het hellende gedeelte der bovenvlakte,
alzoo onze afhellende vlakte; en eindelijk „ajusture de muletquot;, waaronder ver-
staan wordt een korte, sterke opbuiging van den toon, dus een sterke opzet.
De buitentak van het hoefijzer is niet breeder dan de binnentak; aan het
achterijzer echter houdt men dien tak gewoonlijk breeder dan binnen, tegen de
grootere slijting. Het achterijzer is breeder en dikker in den toon dan het
voorijzer. Van de twee wanden der rits, is de binnenwand verticaal, de
buitenwand schuin verloopend.
Men weet dat het eigenlijke Fransche ijzer, nog algemeen in gebruik, is
het stampijzer of stampnagelijzer. Schrijver nu geeft de nadeelen aan, die
kleven aan het ritsijzer. Ze zijn z. i. de volgende: de rits maakt het nagelen
moeilijker, en doet daarom afbreuk aan de soliditeit vau het beslag. Het
ijzer met afhelling (ajusture anglaise) slijt sneller in den toon, omdat het niet
in dat gedeelte is opgebogen, en de rits den weerstand vermindert. De rits
en de Engelsche nagelgaten veroorloven niet om alle nagels steeds op de goede
plaats aan te brengen; zij komen daarom dikwijls te laag op den wand te
voorschijn, en geven aanleiding tot splijten van het hoorn. Maar nog erger,
vele nagels breken aan den hals ; zit dan de nagel zeer vast in de rits en is
de niet op haar goede plaats gezeten, dan heeft het den schijn, bij het nazien
van het beslag, dat het ijzer solied onder den hoef ligt, terwijl het in werke-
lijkheid slechts door een paar nagels wordt gehouden. De nagelkop zit zoo
vast, dat men hem door slagen van houwkling en hamer niet los krijgt, en
men verplicht is het ijzer af te nemen, om de zaak te herstellen.
Mij dunkt dat schrijver het nu wel wat erg maakt, begrijpelijk enkel bij
iemand die zweert bij het stampnagelijzer.
Het historisch overzicht bevat de toestellen bij de Grieken en Eomeinen in
gebruik tot bescherming van den hoef, in den vorm van onderlagen en zolen,
teekeningen van soleae, spartea en hipposandalen, een beschrijving van Azia-
tische of Oostersche ijzers met figuren, Keltische, Gallo-Eomeinsche ijzers, en
meer andere uit de middeleeuwen.
De moderne ijzers beschrijft hij in drie groepen: de Italiaansche, de
Fransche en de Engelsche ijzers.
De eerstgenoemde groep is die van Gesar Eiaschi (1556). In 't oog-
vallend bij deze is de plaatsing der nagelgaten in de voorste helft van het
voorijzer, terwijl die bij het van driehoekige kalkoenen voorziene einde der
takken bij het achterijzer, in de tweede helft van het ijzer aanwezig zijn,
tenminste het toongedeelte bevat geen nagelgaten. TJit dezen tijd dateeren
ook de verkorte, afgebroken ijzers — dè halvemaan-ijzers — eveneens door
Eiaschi beschreven.
In de tweede groep vindt men de ijzermodellen van Soleij sel, Lafosse,
Bourgelat, Rey, Bouley, Merche en Goyau. De ijzers van Lafosse,
de halvemaan-ijzers (fer en croissant court et long), naarmate zij korter of
langer zijn, loopen naar de takeinden dunner toe.
Het ijzer van Bourgelat is voorzien van een „ajusture en bateauquot;, d.w.z.
een opzet aan toon en takeinden.
De voornaamste Engelsche ijzers (derde groep) zijn die van Osmer, Moor-
croft. Turner en Eleming, en hunne tegenwoordige wijzigingen. Men
vindt hieronder ijzers met en zonder rits, de bovenvlakte hellend van buiten-
naar binnenrand (Osmer), met platte draagvlakte (fer a siêge) van Moorcroft,
Turner, Miles, of geheel platte bovenvlakte en zonder rits (Eleming). Voor
het jachtpaard (Eleming) een plat ijzer met concave ondervlakte; deze helling
der ondervlakte is minder uitgedrukt aan het toongedeelte, doch veel sterker
naar de takeinden toe, waarvoor zij plotseling met een scherpe insnijding
eindigt. Van genoemde ijzers zijn de tegenwoordig in gebruik zijnde alle
afgeleid ; het zijn wijzigingen bijna steeds machinaal vervaardigd, o. a. ten
behoeve van het Engelsche leger, ijzers met platte bovenvlakte, met rits aan
de takken, eene afhelling aan de ondervlakte langs den geheelen binnenrand,
met afgeronde takeinden.
Naar de diensten, welke de paarden hebben te verrichten, geeft schrijver
een beschrijving, en teekeningen van: rijpaarden, manége-paarden, course-
paarden (voor training en raising), het ijzer met scherpen stalen stoot der
Amerikanen (a grappe) met uitstekenden onderrand (avec rebord). De jonge
paarden, veulens, worden beslagen met halve ijzers (tips). Ook een teekening
van een course-ijzer met scherpen stoot en gesloten aan de takeinden, id. van
een jacht- en polo-ijzer. Ijzers voor harddravers, ook tijdens het entrainement,
ook Amerikaansche modellen. Voor de ijzers voor trekdiensten van alle
categoriën; van de lichtste tot de zwaarste, voor de meest snelle diensten tot
die welke enkel stappend werk vereischen; ook Engelsche en Schotsche mo-
dellen, stamp- en ritsijzers, en Eransche, Engelsche en Amerikaansche fabrieks-
ijzers Ik stel me voor om later op deze ijzers terug te komen, en de Eedactie
van „De Hoefsmidquot; te verzoeken, een zeker aantal er van in dit maandblad
in teekening te laten brengen. 1)
In Frankrijk, vooral ook in het leger, wordt veel gebruik gemaakt van het
muildier; eene omschrijving van het beslag hierbij is daarom op zijn plaats
Het beslag (het ijzer) is verschillend al naarmate het dier wordt gebezigd
voor het dragen van lasten of om te trekken. De opzet aan het toongedeelte
is sterker dan bij het paard en is ook korter; de opbuiging bedraagt onge-
veer 7 a 8 m.M. De takeinden van het achterijzer kunnen bij het trek-
dier worden afgerond en schuin naar onder en voor gewerkt, maar moeten
meestal zijn voorbewerkt tot kalkoenen. Deze laatste zijn inderdaad zeer
nuttig voor de lastdieren, vooral achter; zij gaan, bij het afdalen in de ber-
gen, veel glijden en vallen tegen, wanneer het dier zeer zwaar belast is, en
genoodzaakt om de achterbeenen ver onder het lijf te zetten.
Dit hoofdstuk eindigt met het beslag van het militaire paard. Schrijver
geeft daarin eerst een historisch overzicht tot vóór 1870, dan het model van
dit jaartal, de latere wijzigingen, natuurlijk van het zomer- en winterbes.ag.
In de figuren van het zomerbeslag kan men zijdelings van den toon en aan
de takeinden reeds de gaten zien voor het winterbeslag bestemd, d.w.z. van
1 Nov tot 31 Maart. Het winterbeslag bestaat in een voor deze schroefgaten
bestemden kalkoen van staal, met schroefdraad en kegelvormigen hals en
vierkanten kop; in het eene geval enkel aangewend aan de takeinden, of
tegelijk aan de takeinden en aan de „borstenquot; (mamelies), naarmate de
gesteldheid van den bodem zulks vereischt. De qualiteit van het staal moet
halfzacht (mi-dur) zijn. De vierkante kop heeft naar gelang van het wapen
15, 14, 13 m.M. hoogte. Verder volgt een tamelijk uitgebreide beschrijving
en' het gebruik van schroefsleutels voor winterbeslag. Indien de slijtage
van het ijzer groot kan worden, b.v. op marsch en bij manoeuvres, heeft de
hoefsmid het recht om ijzers van staal of verstaald in toon te gebruiken.
Niettemin is hij gehouden om de 80 dagen een nieuw beslag onder te
leggen. Ten laatste wordt nog het zomer- en winterbeslag (model 1905)
van het muildier in het leger in bijzonderheden gemeld.
In het 3a hoofdstuh ^vervaardiging van Ut hoefijzerquot; wordt alles behandeld
wat betrekking heeft op de hoefsmederij, zoowel die in het garnizoen als
te velde; materiaal, gereedschappen. Voorts eigenschappen van smeekolen,
ijzer en staal, de wijze van keuring van die stoffen. De bewerking van
ijzer en staal, hittegraden, harden van ijzer en staal. De wijze om het
hoefijzer te smeden, over handwerk en handmachinewerk (eintrage meca-
nique a la main). In de smederij wordt door laatstgemelde methode veel
tijd, arbeidsloon en kolen bespaard, en werk geleverd zoo volmaakt als
wenschelijk is, omdat hierbij het initiatief van den werkman met geheel
is opgeheven; ook wordt in een bepaalden tijd veel meer werk afgedaan.
Van deze handmachines ten behoeve der smederij bestaan verschillende
modellen; ze kunnen tegelijk als aambeeld dienen. Voor de militaire sme-
1nbsp; Hieraan zal gaarne worden voldaan. Eed.
-ocr page 110-Fabrieksijzers worden in Frankrijk tegenwoordig zeer veel gebruikt; de
groote transportondernemingen gebruiken geen andere; in bet leger al
voorraad om op te leggen bij de bereden artillerie. Ze voldoen over h
geheel aan de eischen van een goed ijzer; de eenige critiek, waaraan dÏe
machinaal gesmede ^zers nog zijn blootgesteld, is gelegen in de nagelgat :
De etampage, dus alles wat betrekking heeft op het nagelgat, zegt schrijver,
IS te uniform, dus te gelijkvormig; en de hoefsmid moet noodig daarin Jijzi^
gmgen aanbrengen naarmate van de hoeven of dikte der hoeven, die hij
beslaat. Hij redt zich gewoonlijk uit de moeilijkheid om de nagelglten aan
de bovenvlakte van het ijzer flink ruimer te maken
Ook het ritsijzer wordt nit de hand of wel op de handmachine gesmeed:
behandeld Wegens het groot gewicht der nagelgaten wordt het gebruik
der gereedschappen voor deze bewerking van het ijzer tot in bijzonderheden
opg^omd, zoodat dit gedeelte in vereeniging met de figuren e^e vo ledige
practische les vormen. Opdat de nagelgaten steeds den goeden vorm hebben
en de nagels zuiver naar het nummer zijn, worden daarb| beschreven matr^^;
en controleurs voor nagel en nagelgat.nbsp;mamjs
Om in het winterijzer de schroefgaten, ten behoeve der kalkoenen, aan
te brengen, worden drie methoden vermeld, en wel: warm met behulp van
machin O lnbsp;(poinçonneuse), en koud met delor-
machine. Ook voor deze gereedschappen moet de hoefsmid controleurs
hebben, om steeds zuiver te kunnen werken. De uitvoering van een en
ander wordt duidelijk beschreven. Dit hoofdstuk eindigt met de method!
wTrpennbsp;»^«hterijzer aan een zuivere keuring te onder-
flet de hoofdstuk handelt over hoefnagels, kalkoenen en stooten. De blanke
uagel, in het leger voorgeschreven model 1896, heeft evenals de gewone
Iransche nagel een dak op z'n kop; deze zoogenaamde kroonnagel wordt voor-
geste d met langen en met korten hals; de militaire nagel behoort tot de afdee-
ling met langen hals. De eigenschappen, die de nagels moeten bezitten, worden
feÏhnbsp;q^ahteit wordt in de schroef onderzocht. De aanschaffing
geschiedt in den handel, of wel in de rijksmagazijnen. Die nagels zijn
natuurlijk stampnagels, maar niettemin worden tegenwoordig ook in Frank-
rijk veel ritsijzers gebruikt; daarom vinden we ook een beschrijving der
ntsnagels. Voorts bestaat er nog een nagel van bijzonderen vorm, naLiik
met sterken platten kop volgens de teekening, en zegt de beschrijving dat
die dient bij de inspecties, op marsch, op manoeuvres enkel te dienen om
het versleten ijzer vast te maken, in afwachting van vernieuwing van het
beslag. Zij verlengen den duur van bet beslag minstens een etmaal
Sneeuwnagels hebben vierkante koppen, de ijsnagel van model een scherpen
worde ' quot;TT.nbsp;quot;«g^'^Wik tot ijsnagels
worden gevormd. Schrijver is voorstander van den ijsnagel van D e 1J é rfer
ons allen bekend; hij raadt dien ijsnagel ten zeerste aan, omdat herhoorn'
-ocr page 111-bij het gebruik van den gewonen ijsnagel wordt vernield, daarentegen met
den anderen wordt gespaard, en die ook bijzonder geschikt is in groote
drukke plaatsen, waar de wegen hard en glibberig kunnen zijn.
Aangaande vaste kalkoenen leest men, dat deze tegenwoordig enkel ge-
bruikt worden om den vasten stand van de achterbeenen der muildieren in
bergterrein te verhoogen, en aan de achterboeven der paarden met langen
toon en lage verzenen, waggelen der hakken, bij strijken en gaan op den
toon, vooral bij trekpaarden. Betreffende vaste stooten, dat zij nog veel
worden gebruikt in de noordelijke streken van Europa en in Amerika; zij
worden evenwel hoe langer hoe meer door de verwisselbare stooten vervangen.
Verder volgt een beschrijving van de verwisselbare kalkoenen, insteek- en
schroefkalkoenen, aan den lezer bekend, en dito stooten.
Aan het einde van dit hoofdstuk vermeldt schrijver de trousse (leeren
tasch) voor nagels en kalkoenen, en ijzerzakken zooals zij bij de verschil-
lende bereden wapens zijn voorgeschreven ten gebruike te velde, op manoeu-
vres, marschen en bij parade. Tot deze uitrusting behoorende, leest men
ook 'de aanwezigheid van scharnierijzers en van hoefnagels met platten kop,
vroeger reeds beschreven.
(Wordt vervolgd).nbsp;Moubis.
HET CONCOÜRS-HIPPIQTJE TE 's-GllAVENHAGE.
De Haagsche feestweek voor sport is weder geëindigd, helaas niet steeds
door het weer begunstigd; niettemin was het een interessant schouwspel,
eiken dag opnieuw, en overwaard om zich, als 't niet anders is, eenige koude
en een nat pak te getroosten. Hier is evenwel de plaats niet om het sport-
gebied nader te betreden; de dagbladen gaven geregeld de noodige inlich-
tingen, en de speciale sportbladen zullen nog voor menige belangwekkende
lectuur zorgen. — Met het schrijven van dit episteltje bedoelt de opsteller
om de lezers van „De Hoefsmidquot; een overzicht te geven van het beslag der
paarden, welke op het terrein van „Zorgvlietquot; hunne verrichtingen ver-
toonden, hetzij als paard van den landbouwer, van den particulier, van den
handelsman, in gebruik als tuigpaard, als rij-, jacht- of springpaard, voor
licht en voor zwaar gewicht. — Waar nu met deze verschillende doeleinden,
verschillende typen van paarden waren bijeengekomen, uit meerdere streken
van Nederland, van België, Engeland, Argentinië, Erankrijk en ook Duitsch-
land, daar kon een bezoek aan de stallen, en een bezichtiging van voeten
en beslag, zoo meenden we, belangrijke gegevens leveren op het gebied van
hoefbeslag, om die in wijden kring bekend te maken. — Nu, we willen
maar dadelijk melden dat zulks niet medeviel, daar werkelijke bijzonderheden
niet kunnen worden verstrekt; de verschillende beslagmethoden, in toepas-
sing gebracht, zijn den lezers van dit maandblad wel bekend; van tijd tot
tijd werden deze immers daarin beschreven. We willen hier zeggen, dat
over het algemeen goed gevormde hoeven werden gezien, zonder gebreken,
met uitzondering bij enkele springpaarden, waar gescheurde, gespleten wanden
voorkwamen. Oorzaken hiervan zijn er naar onze meening te over: de ge-
waldige schuddingen van den hoef bij het nemen van hindernissen; zeer
waarschijnlyk een te dikwijls herhaald beslag; te nauw liggende hoefyzers of
m^ger gestampte ritsijzers. Over het algemeen zag men bij edele paarden
vrij smal e ijzers, mager geritst, soms van aanzienlijke dikte, naar de ver-
zengedeelten nog sterk toenemende, de uiteinden der takken juist passend
en zeer, zelfs opvallend schuin, naar voor en onder weggevijld; aan de acht^
Ijzers een langen, met hoogen kalkoen aan den buitentak' ie jachtpaarden
waren meestal voorzien van het jachtijzer, met hellende ondervlakte vanaf
de rits; de hackneys met hun eigenaardig beslag, waarbij enkel de straal
vrij te zien 13, het ijzer meer of minder van dikte, soms buitengewoon zwaar,
zonder twijfel in verband met de meerdere of mindere actie doL die paarden
van nature ontwikkeld.nbsp;P^itiiuBu
Ik wil hier niet verder over uitweiden, en enkel de vraag stellen: „is het
be lag yan sport- of coneourspaarden, die den oceaan oversteken om hier in
he strijdperk te treden het eigen ware beslag van het land, waaruit die
paarden afkomstig zijn?quot; Hierop kreeg ik gewoonlijk van den groom of
ÈLrH 7nbsp;opmerking, dat het beslag in
England of in Belgie (Antwerpen) was vernieuwd in den zin van het oude
beslag. ^^ Laten we dus zeggen: „het beslag is internationaal in de sport-
onlr lh % . K ,nbsp;door mij werd
onderzocht het beslag der verschillende paardenkoppels uit ons eigen land,
bij welk onderzoek ik steeds heb geïnformeerd naar den hoefsmid van den
stal. Gaarne wil ik hier verklaren, dat de algemeene indruk gunstig was
dat men op dit gebied hier meer den gulden middelweg bewandelt betreffende
bovenmatig gewicht en andere verhoudingen, en daarom het beslag voor een
groot gedeelte, de vergelijking met wat men elders presteert, kan doorstaan-
laten we hopen „steeds beter.quot;nbsp;Moubis '
EEN BEZOEK AAN DE PAAEDENMARKT TE
LOWICZ (Russisch Polen.)
De heer W. E. S. (Nederlander) heeft een bezoek gebracht aan boven-
pnoemde markt (meest hitten) en geeft nu in „Het Paardquot; daarvan een
interessante reisbeschrijving. Het komt ons niet onaardig voor daaraan het
een en ander voor „De Hoefsmidquot; te ontleenen. Wat de oorzaak tot
het doen der reis is geweest en dat daarvan van te voren geen mooie
tooneelen werden opgehangen, blijke uit het volgende:
„Ten einde dus iets van belang over de hitten te kunnen vertellen
„besloot ik kort en goed een onderzoek ter plaatse te gaan instellen waar'
„toe mij door een combinatie van vrienden, die zelf zich eenige dezer hit-
sten wenschten aan te schaffen, de mogelijkheid geopend werd. Het was mii
„intusschen bekend geworden dat een groote jaarmarkt zou plaats hebben
„op 22, 23 en 24 Juni te Lowicz in Russisch Polen. Ik nam het besluit den
„verren en naar men mij zeide, lang niet aangenamen tocht te ondernemen.
„Toen Ik trachtte omtrent de markt bij de kooplieden op Rusland
„Information in te winnen, zorgde men alweder voor eenige bangmakers
n
,die my nochtans met aan het weifelen brachten. De een was nl zoo
„vnendehjk my mede te deelen, dat het Juist te Lowicz een en a diev n-
„bende ^as en dat, wanneer ik er soms toe mocht overgaan daar en paar
quot;naa; Zill'quot;nbsp;kwaadwilligheid, .onder tong of'stalt
naar Holland zou moeten medenemen. Kortom alles werd mii van den
• ZtZTä J voorgehouden; ik zette desondanks mijn onderneming door,
„wetende dat eigen aanschouwing de beste leermeesteres isquot;
voor het verkrijgen van een pas moest samen /10.25 worden beta«lH
terwijl zoo weinig mogelijk bagage diende te wordei meegelomen doch
een e Tfnbsp;'t nie' onmogelyk w I
een enkele nacht onder den blooten hemel te moeten doorbrengen' '
Op de heenreis werd te Berlijn even uitgestapt, waar 8ch., die op 't laatst
'TferrerTo'T°quot;' ^fnbsp;^bitten voo
t verkeer worden gebruikt, zelfs voor groote omnibussen en zegt omtrent
Taarnbsp;!Jfquot; quot;quot;nbsp;-J- het behoud der bennen,
maar tevens om het uitglijden op de asphalt-bestrating te voorkomen.
.Na in ^erhjn eenige nummers wedrennen te hebben bijgewoond werd de
fn'acÏ s half vrnbsp;^^^nbsp;-nbsp;al-
uTt de t . l doorgestoomd naar Lowicz, het eigenlijke doel der reis.
Uit de verdere beschrijving, dat in het no. van „Het Paardquot; van deze week
ZamTa^T'nbsp;-quot;ijf in Eusland zeer onaan-
genaam aandoet wegens de algemeen heerschende onzindelijkheid. Wat echter
Ïr::ZT :nbsp;^^^ mochten aten
rpaLdenhand rnbsp;^aa menschenstad te zijn.
° hïïl h . tnbsp;quot;iteenloopende klassen te verdoelen-
ot 50 t'ukÏ vquot;nbsp;r ^^ boeren-handelaars (met 20
Tadd n m^tnbsp;S uitstekende'voeten
Llkoentie 1 Hnbsp;^^^ -nbsp;-n klein
kalkoentje aan de voorijzers schijnt daar echter algemeen gebruiLlijk
Aangaande de hitten zegt de Sehr, nog- .nbsp;«quot;Kejijfe.
datnbsp;,nbsp;gevorderd wordt, heeft tengevolge
d kweJ dTe '' quot;nbsp;^^^^nbsp;- ^^'erlan'd
dikwerf drie- a vierjarige hitten uit Eusland aankomen met totaal versleten
beenen. Men ziet hier ook bespanningen met drie (troiken) en vier HUen
alleen voor vrachtwerk. De hit is in Eusland een zeer courant handeïLrSel.'
* #
-ocr page 115-WEDSTRIJD IN HOEFBESLAG TE DEVENTER.
De wedstrijd heeft plaats op Woensdag, Donderdag en Vrijdag, 21, 22
en 23 Juli, telkens van des voormiddags 10 uur.
De deelnemers moeten de dagen van den wedstrijd hunner afdeeling te
9 uur bij de smederijen op het terrein aanwezig zijn, voorzien van gereed-
schap. Voor den wedstrijd zal om paard en voet worden geloot.
Programma.
Afdeeling I. Wedstrijd voor Burgerhoefsmeden.
Woensdag: het maken van een ijzer volgens opgegeven model, tijd 20
minuten. (Voor deze klasse worden geen prijzen uitgeloofd.)
Donderdag: het beslaan van een voet door de 16 beste deelnemers uit
de vorige klasse (afnemen, maken en onderleggen van een voor-ijzer); tijd
45 minuten. Ie prijs 25 gld. of verguld zilveren medaille en 10 gld.,
2e prijs 10 gld. of zilveren medaille. 3e prijs 5 gld. of kleine zilv. med.
Voorts ontvangt iedere deelnemer, die een hoef naar den eisch beslaat,
een getuigschrift.
Afdeeling II. Wedstrijd voor Militaire Hoefsmeden.
Vrijdag: het beslaan van een voet (afnemen, maken en onderleggen van
een voor-ijzer; tijd 45 minuten.
Ie prijs 25 gld. of verguld zilveren medaille en 10 gld. 2e prijs 10 gld.
of zilveren medaille. 3e prijs 5 gld. of kleine zilveren medaille.
Voorts ontvangt iedere deelnemer, die een hoef naar den eisch beslaat,
een getuigschrift.
Aangegeven zijn 25 burger- en 9 militaire hoefsmeden.
—nbsp;Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. Op 19 Juni j.1. zijn met
een goed getuigschrift vertrokken de leerlingen R. Palthe van Peize en
D. Buikema van Molenrijge (Kloosterburen). De daardoor opengekomen
plaatsen zijn weder ingenomen op 21 Juni door J. Bos van De Wijk bij
Meppel en D. Koet se van Tripscompagnie.
Als leerling zijn tegenwoordig mede aan de Inrichting werkzaam:
S. Kruyer van Middelbert, J. Dijkhuis van Eexta (Scheemda), H. Steenhuis
van Noordbroek en P. Werkman van Middelstum.
—nbsp;Zeeland. Uit de verslagen betreffende paardenkeuringen in deze prov.
in vorige jaren is telkens moeten blijken, dat het hoefbeslag in deze prov.
noodig meer aandacht moest worden geschonken.
Thans wordt helaas omtrent de jongstleden gehouden Junikeuringen,
waarvan het eerste gedeelte van het verslag is opgenomen in „Het Paardquot;
van 9 Juli j.1., weder opgemerkt in de keuringsplaats Axel: „De overdre-
ven zware ijzers hadden bij enkele jonge merriën stoornissen in stand en
gangen verwekt', en by de keuringsplaats Oostburg: „Een bedenkelijk teeken
was dat er zooveel slechte voeten voorkwamen (vele worden in België be-
:nbsp;de toongedeelt'en der
jrvoeten hier te zijn. Een veld van werkzaamheid ligt hier voor de
d^; geted'quot;'nbsp;-nbsp;«P- op
den halfjaarlijkschen cursus voor hoefsmeden, werd onder toezicht van de
commissie voor hoefbeslag der Geld. Overijs. M. v. L., het examen af.e!
nomen van 5 leer ingen der Hoefsmidsschool. Van deze slaagden, na«
orde van kunde, de 4 volgende: C. van Alphen te Buren, C. J. D.
ZeWnbsp;'nbsp;te
De niet geslaagde candidaat was in elk opzicht nog te min onderlegd.
Het IS opvallend dat de eerste nummers werden behaald door hen, die zfch
voor de tweede maal aan het examen onderwierpen; de reden daarvan stemt
vrij wel overeen met de oorzaak van den ongunstigen uitslag van het
examen in Januari j.1. gehouden (zie „De Hoefsmidquot; le afl. blz 13)
2 hoenbsp;«^ndidaat in: de theorie; het beslag van
2 hoeven, hetzij de beide voor- of achterhoeven, door het lot bepaald; en
voorts in oefeningen op doode voeten, welke hebben bestaan in: een be lag
tegen strijken, id. bij volhoef, id. bij hoornscheur, id. met gebruik van
kunsthoorn en vervaardiging van een gesloten ijzer.
De werkzaamheden verliepen geregeld en vlot; de voorgenoemde candi-
daten gaven blijken van practisch voldoende bruikbaar te zijn, reden waarom
Tir^edrT..quot;quot; «quot;^vangen van het diploma als hoefsmid werden
voorge ragen.nbsp;____^
- Nieuw snelverband-hoefijzer. Door den heer C. Eoodvoets
onderwijzer aan de Utrechtsche Ambachtsschool, is, onder medewerking
van den directeur der school, den heer L. van Essen Ezn., uitgevonden
een snelverband-hoefijzer, dat zonder nagels, in enkele seconden Lor den
leek aan den voet van het paard kan worden bevestigd. Dit hoefijzer zal
dan ook in tijd van oorlog, bij het leger, zeer zeker goede diensten kunnen
bewijzen Overigens is het bij alle voorkomende hoefziekten bijzonder ge-
schikt als verbandijzer, omdat het aanbrengen en afnemen zonder hinder of
nadeel voor het paard kan geschieden en niet de minste moeite of tijd vraagt
Het IS onder leiding, door de leerlingen van de Utrechtsche Ambachts'
school vervaardigd, en zal zeer zeker een eervolle plaats innemen onder de
collectie hoefijzers, die in den laatsten tijd met verschillende nieuwe inde
school gemaakte, modellen is aangevuld.
Zonder overdrijWng kan dan ook vermeld worden, dat deze Ambachts-
school een der mooiste, doelmatigste en uitgebreidste collectie modellen heeft.
Dit snelverband-hoefijzer is door den directeur der school ter beoordeeling
en beproeving opgezonden aan Z. E. den Minister van Oorlog
(Uit de Utrechtsche Nieuwsbladen van 6 Juli '09.)nbsp;m
Nederland.
— Het reinigen van staal. Voor het reinigen van staal zijn er onder-
scheidene recepten en procédés, en het is dan ook een feit, dat voorwerpen
van dit materiaal vervaardigd, niet in goeden toestand zijn te houden zon-
der dat zij zorgvuldig worden gereinigd.
Een van de werkzaamste en snelste methodes bestaat in het insmeren met
olie bij voorkeur petroleum, en deze er eenige dagen op te laten om goed
te kunnen indringen. Ook het afwrijven met een deeg bestaande uit olijf-
olie bloem van zwavel en tripel-aarde, geeft goede resultaten, of wel met
Engelsche aarde (tripel) en olie. Eindelijk kan een bedekking worden ge-
bezigd bestaande uit 10 deelen cyaankalium en één deel overwijnsteenzure
potasch, of 25 deelen cyaankalium met bijvoeging van 55 deelen koolzure
kalk en 20 deelen witte zeep.
Om roest van gepolijst staal te verwijderen druppelt men olijfolie op de
roestplekken en laat hem er eenige dagen op; daarna wrijft mén met amaril of
tripel, zonder de olie te verwijderen. Eindelijk neemt men amaril en olie
weg, wrijft nog eens met amaril bevochtigd met azijn, en ten slotte met
potlood, op een stuk gemzenhuid aangebracht.
_ Bronzen van ijzer en staal. In fabrieken van chemische producten is het
zeer moeilijk den glans van de metalen der machinedeelen te bewaren wegens
de zure dampen, waardoor zij, niettegenstaande de invetting, worden aange-
tast In sommige fabrieken worden de machines enkel met een vetachtige
lap afgewreven. Ten slotte vormt zich dan een soort aanslag, die aan het
metaal een bruine bronzen kleur geeft van aangename tint en die een ver-
der onderhoud onnoodig maakt. Wordt een spoediger bronzen vereischt,
zooals bii nieuwe machines, dan zet men reservoirs met rookend chloorzuur
en andere, ammonia inhoudende, in het lokaal. De ontwikkelende dampen
werken spoedig op het metaal in, en in weinige dagen zijn de metaaldeelen
der machines gebronsd.nbsp;^ , i
_ Metlode om ijzer van staal te onderscheiden. „Het metalen voorwerp,
waarbij men dit onderzoeken wil, wordt afgewasschen en gedompeld in een
oplossiuK van dubbelchroomzure potasch, onder bijvoeging van een belang-
rijke hoeveelheid zwavelzuur. In een halve of één minuut kan het voor-
werp er uitgenomen en afgewasschen worden.
Zacht staal en gegoten ijzer nemen onder deze behandeling een regelma-
tige aschgrauwe tint aan; gehard staal wordt bijna zwart zonder eenigen
metaalweerschijn. Gepuddeld en broos ijzer blijft ongeveer blank en be-
houdt altijd den metaal weerschijn op de plaatsen die vooraf afgevyld zijn,
terwijl de overige plaatsen onregelmatige, zwartachtige P^JI^^^^JJJ^^^'O.
Duitschland.
De Juli-aflevering van „Der Hufschmiedquot; bevat:
10. Het hoefbeslag in Einland, door candidaat-veearts J. Bruning te Ji
in Einland; 2®. Paard en hoefbeslag in de Aziatische oerwouden; 3°. Het
verkrijgen van gewensciite hitte voor het smelten van metalen; 4°. Eene
opmerking over het artikel „nieuw winterbeslagquot; uit de Juni-afl. en verder
boekbesprekingen en korte mededeelingen.
Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag.
NIKKELSTAAL VOOR KETELCONSTRFCTIES.
Nikkelstaai bestaat uit staal, met in den regel 2 tot 31/2 7o nikkelge-
halte; dit laatste kan in bijzondere gevallen echter tot zelfs 30 70 stijgen.
Het nikkelstaai voor ketelplaten wordt in vlamovens geproduceerd. De
analyse en mechanische eigenschappen blijken uit onderstaande tabellen:
Analyse.
Nikkel
O
3,43
Uitzetting
0/
lo
26,6
23,2
Doorsijede reductie
7o
58,2
54,4
Nikkelgehalte
7o
0
3,43
Elasticiteitsgrens
in K.amp;.
16,37
26,03
Hieruit valt op te maken, dat door toevoeging van nikkel, de vastheid
verhoogd wordt, terwijl de uitzetting en doorsnedevermindering niet noemens-
waard verminderen. Opmerkelijk is de verhooging der elasticiteitsgrens.
Aanvankelijk deden zich bij de fabricatie van nikkeistaai vele moeilijk-
heden voor, daar zich bij het walsen een oxydelaag vormde, bijzonder op het
onderste vlak, en deze het metaal beïnvloede; echter is men heden deze
moeilijkheid te boven. Vooral de vastheid wordt bij het ponsen van nikkel-
staalplaten minder aangetast dan bij gewone staalplaten; ook de randen der
geponsde voorwerpen blijven bij dit materiaal onbeschadigd, hetgeen bij
gewone platen dikwijls tot scheuren aanleiding geeft.
Een groote rol speelt heden het nikkeistaai in de buizen-industrie. De
eerste, welke deze soort buizen gebruikte, was de Fransche Marine. Een
bekende Engelsche ketelfabrikant gebruikt nikkelstaalbuizen met 257^ nik-
kelgehalte, en beweert, dat een ketel met gewone ijzeren pijpen driemaal
een verwisseling van pijpen eischte tegen een gemonteerd met pijpen van
nikkelStaal. Ook de Engelsche Marine heeft uit dat oogpunt deze buizen
ingevoerd. De Bethlehem Steel Co. fabriceert voor de Amerikaansche
Marine nikkelstaalbuizen met 30 quot;/o nikkel. Ook over het lasschen van
nikkeistaai wordt zeer gunstig gesproken, hetgeen door verschillende proeven
bewezen is en wel in die mate dat de gelaschte plaat tweemaal haaksch
omgebogen werd, en nog geen breuk vertoonde. Zelfs nikkeistaai met so^/q
nikkelgehalte laat zich goed lasschen.
Een groote factor is de hoogere prijs van dit materiaal; echter staat hier
tegenover de grootere vastheidsgrenzen waardoor veel lichter en dus minder
hoeveelheid behoeft gebruikt te worden, terwijl voor nikkeistaai als oud
materiaal een tamelijk hoogen prijs bedongen kan worden.nbsp;M.
Gehalte |
Koolstof |
Silicium |
Mangoor |
Zwavel |
Fosfor |
7o |
0,25 |
0,02 |
0,58 |
0,02 |
0,03 |
7o |
0,24 |
0,023 |
0,66 |
0,021 |
0,02 |
Vastheid.
Eerste Electrische Draadvlechterij
D. HOGENBIRK amp; ZOON, Bloemendaal bij Haarlem.
Leveren spoedig en
billijic VIERHOEKIG
VLECHTDRAAD
in elke gewenschte
maaswijdte, draad-
dikte en breedte.
Traag prijs en monsters
KiJ-nstlnoorn,
voor Hoefbeslag,
verkrijgbaar in de chemicaliën
en drogerijen-handel van
K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,
te Dordrecht.
Brijscouranten voor HH. veeartsen
en hoefsmeden op aanvrage gratis.
RIJWIELEN
en RIJWIEL-ONDERDEELEN.
*
Heeren leiders en leerlingen van cursussen in hoefbeslag.
plateiiTan dei boL van den hoef met verklaring. Prijs 50 cent.
MEDE VERKEIJGBAAE:
HPT hopfreSLAG. handleiding tot eene rationeele uitoefening van
heffiLSsvak ^ J. B. H. Moubis, Majoor Dirigeerend Paarden-
arts bif ïï le ^^^^ (met 162 h^utsneeflguren), 4e herziene en
vermeerderde druk. Prijs f 2.25^_____
^ te letten.
Verkoop alleen aan grossiers!
FRIEDR. DICK, Esslingen a. N., (Württemberg)
Vertegenwoordiger; J. J. VAN MEEKREN, Amsterdam, Sarphatistraat 75.
Vraagt bij uwen ijzerhandelaar ECHTE
DICK'S Hoefraspen
en andere gereedschappen
voor
Hoefbeslag.
Gelieve
vooral op het merk:
Meest uitgebreide sorteering prima blanke
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fijne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —
Telegram-Adres
BAX Jufferstraat
Rotterdam.
Intercommunaat
Telephoon
No. 1355.
NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN,
voordeelig, gemakkelijk In gebruik. — Runnen niet loslaten.
Open Zolen uit één stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
Toorradig in 11 maten van éJj- tot
6|- Eng. dm., uiterste breedte buiten-
kant ijzers gemeten.
Merk „Ramblerquot;,
in -witte en grijze
Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig vau 41
tot 6|- 'Eng. dm.
Merk „Chicagoquot;,
geheel Caoutchouc
uit één stuk met
zwaar hielstuk
voor zware paar-
den , voorradig van
VltotT^iLEng.dm.
Uiterste breedte buitenkant ijzers gem.
Gewone
Engelsche Hoefzolen
Strijkringen
met riempje.
Hoef.
randen
Kunsthoorn.
Hoeftangen.
Renetten (rechts en
links).
Hoefraspen.
Houwklingen.
Hoefhamers.
Las- of Welbladen en
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.
Tonwijzers in
verschillende maten.
op Leder,
„Safety pad en
Engelsche Hoefzolen
A. en D. amp; H,
-ocr page 121-14:e Jaargang. — 1909. — Aflevering
rkdactkur-uitgevek: a. w. heidema te groningen.
-ocr page 122-
Lambert amp; | ||
Hallanan Hoefzolen de Beste en | ||
Rotterdam, Wijnhaven 127. |
Nieuw snelverband-hoefiizer. — Wedstrijd in hoefbeslag te Deventer. •—
III. Een nieuw boek over hoefbeslag. — In memoriam J. E. 0. Schook. —
Ingezonden stukken. — Korte mededeelingen. — Persoverzicht. — Vragen
en antwoorden. — Advertentiën.
NIEUW 8NELVBEBAND-H0EFIJZER.
^ ' ifadrwJc verladend^
Het in de vorige aflevering van dit blad gemelde verbandijzer^beeft de.,gt;
volgende eigenschappen: Het geheel gelijkt eenigszins op een hoefschoen,'~'
voorzien van een hoefijzer van bijzonderen vorm, waardoor de mogelijkheidquot;'
wordt verkregen dat door het paard op dit noodijzer diensten kunnen woi^ /
den gepresteerd, waartoe het anders niet in staat zou zijn.nbsp;' J
Ten einde een juiste voorstelling van deze vinding van den heer C. Sood-
voets te geven, had de heer L. van Essen Rzn., directeur der^Ambachts-
school te Utrecht, de welwillendheid de hier (verkleind) bijgevoegde
teekeningen te doen vervaardigen van het verbandijzer. De wand van
Ondergelegd ijzer: a. van terzijde gezien. 6. doorsnede.
den schoen, van vrij hard leder vervaardigd, vormt een koker om den
paardenhoef tot aan de verzeneinden; de grondvlakte van den schoen is
eveneens geheel door leder gesloten, dat zich naar achter verlengt, zoodanig
dat het tot over de ballen kan worden omgeslagen en tevens de einden van
den lederen wand dekt. Om den lederen wand en het verlengstuk der
zool goed om den hoef vast te stellen, is met het verlengde gedeelte der
zool een lederen riem vastgenaaid, die langs den bovenrand van den wand
door drie passanten gaat, en aan de buitenvlakte door een gesp wordt aan-
gehaald. Door een verdubbeling van den lederen kroonrand wordt het ver-
schuiven van den riem tegengegaan. Aan het ondergedeelte van den lede-
ren wand en den buitenomvang der zool bevindt zich het ijzer van zacht
staal (in den hoek gezet hoekstaal), dat door middel van koperen klinkna-
gels aan wand en zool onbewegelijk is verbonden. Dit ijzer, aan wand en
zool omstreeks 2 cM. breed, heeft aan de verzeneinden een kleine ombui-
ging, voldoende om den hoef aldaar in zijne bewegingen niet te hinderen.
Het ijzer kan naar de behoeften lichter of zwaarder worden gemaakt, of
wellicht beter nog door het opschroeven van een los ijzer, om den schoen
zelf intact te laten.
Welke diensten kunnen van dit snelverband-ijzer worden verwacht?
De uitvinder stelt zich voor dat dit noodijzer in een oogenblik kan wor-
den aangelegd, in geval een paard op marsch zijnde, bij legeroefeningen
vooral ook te velde op patrouille, bij verkenningen, zijn ijzer verliest, en
waardoor geen stagnatie voor den dienst of voor een bepaalde opdracht be-
hoeft te ontstaan. De schoen is goed sluitend, is solied bewerkt om eenigen
tijd weerstand te bieden aan slijting; is zulk noodijzer bij de hand dan kan
ook bij oefeningen nabij de garnizoenen, bij verlies van een ijzer of afbre-
ken van den hoornwand, zulk ijzer dienst doen, en wordt daardoor in elk
geval tegengegaan, dat de hoef te veel afloopt en gevoelig wordt, waarvan
het gevolg is dat zoo'n paard voor dagen, dikwijls voor weken, ongeschikt
is voor den dienst.
Natuurlijk zullen voor de legerpaarden meerdere grootten noodig zijn;
vermoedelijk zal een drietal volstaan, die reeds aan de school in voorraad zijn.
Het spreekt van zelf dat dit verband-ijzer ook voor paarden van particu-
lieren in geval van nood een hulpmiddel vormt dat het werk kan worden
verricht c. q. verergering van accidenten aan den hoef kan tegengaan.
Of ook nadeelen aan het gebruik van dit verbandijzer kunnen verbonden
zijn? Steller van dit artikel vereenigt zich gaarne met de voor opgesomde
voordeelen; maar hij meent dat deze vinding met ernst dient te worden
beproefd, want de ondervinding zal moeten leeren of bij eenigszins langdu-
rig gebruik geen nadeelen voor den hoef intreden, als b.v. zoogenaamde
vermoeienis, belemmering der circulatie, of strijken of andere nadeelen voor
den gang het gevolg kunnen zijn, os het lederwerk behoorlijk bestand is
tegen invloeden van het weer en van den bodem, vooral voor het leger.
Intusschen den uitvinder alle hulde voor zijn, naar wij willen hopen, ge-
lukkig streven naar een goed hulpmiddel in geval van nood; want als zoo-
danig moet het worden beschouwd; de vinding is niet een beslag zonder
nagels, maar eenvoudig een beslag in nood. In elk geval moge reeds nu
lof worden gebracht voor het leveren van een schoon stuk hoefsmidswerk,
en zulks niet enkel deze vinding betreflende, maar 't zij vergund zulks te-
vens toe te passen op de geheele verzameling voor hoefbeslag (waarop later
zal worden teruggekomen), door den kundigen onderwijzer of onder zijne
leiding tot stand gebracht.
De voorbereiding der leerlingen aan deze school voor het hoefsmidsvak
is in goede handen; mogen velen daar een gretig gebruik van maken, meer
dan tot heden het geval was.nbsp;Moubis.
P.S. Den 4en Aug .werd een paard van den heer Br., stalhouder te Utrecht,
het linker voorijzer afgenomen, en daarvoor in de plaats het snelverband-nood-
ijzer aangelegd. Met den heer 0. Roodvoets heeft ondergeteekende een rit
gemaakt door de straten dezer^stad, en op klinker- en grindwegen in de
omgeving, en wel van 1—6 uur n.m. Het paard liep gemakkelijk, regelmatig
als altijd. Na afloop zat de schoen even goed aangesloten als bij het begin.
Ons dunkt dat deze proef bewijst dat de vinding aan het gestelde doel zal
kunnen beantwoorden. Eisch blijft: zuiver passend voor den hoef, en behoorlijk
aanhalen van den lederen riem.
Bij dezen proefrit was de schoen zoodanig gewijzigd, dat een driehoekig
gedeelte der lederen zool was uitgesneden voor de vrije beweging van den
hoornstraal; ook was de riem een paar m.M. verbreed. Zulks als gevolg van
het losgaan van het noodijzer eenige dagen te voren, toen het paard zonder
toezicht voor gewonen stalhoudersdienst werd gebruikt.nbsp;M.
WEDSTEIJD IN HOEFBESLAG TB DEVENTEE.
Bij gelegenheid van de groote tentoonstelling der Geld. Overijs. Maat-
schappij van Landbouw en der Overijs. Landbouwmaatschappij had te De-
venter op 21, 22 en 23 Juli jl. een wedstrijd plaats in hoefbeslag. Het
programma luidde: Afd. 1: Wedstrijd voor burgerhoefsmeden. Afd. 2: Wed-
strijd voor militaire hoefsmeden. Aanvang telkens om 10 uur v.m. Voor
den wedstrijd wordt om paard en voet geloot.
Voor den wedstrijd op 21 Juli was bepaald: het maken van een ijzer
volgens opgegeven model in 20 minuten; voor deze klasse waren geen prijzen
uitgeloofd. Voor deze afdeeling hadden zich 31 hoefsmeden aangemeld,
van welke 2 niet waren verschenen. Als opgaaf werd gesteld het maken
van een klapijzer, voorzien van kalkoenen.
Voor den wedstrijd op 22 Juli: het beslaan van een voet door de 16
beste deelnemers uit de vorige klasse (afnemen, maken en onderleggen van
een voorijzer) in een tijd van 45 minuten.
Ie prijs ƒ25 of verguld zilveren medaille en flO, behaald door J. W. Ton
te Echteld.
2e prijs ƒ10 of zilveren medaille, behaald door H. Barendsen te Vor-
den, na loting met de twee eerstvolgende deelnemers.
3e prijs, ƒ 5 of kleine zilveren medaille, behaald door H. Alfrink te Wilp.
Aan eiken deelnemer, die een hoef naar den eisch zou beslaan, werd een
getuigschrift toegekend; deze zijn in volgorde: E.van Kol dam te Groningen,
G. J. B. Keurentjes te Teuge, A. J. Smit te Voorst, J. H. Distel-
horst te Winssen, Joh. Lenderink te Varsseveld, en M. Eitaema te
Appingedam,
Voor de 2e afd. op 23 Juli, wedstrijd voor militaire hoefsmeden, hadden
zich 9 candidaten aangemeld, van welke 8 verschenen. De opdracht was:
het beslaan van een voet (afnemen, maken en onderleggen van een voor-
ijzer), tijd 45 minuten.
le prijs ƒ 25 of verguld zilveren medaille en ƒ 10, behaald door J. Blok-
ker, Wachtm. hoefsmid, 4e Eegt. Huz. te Deventer.
2e prijs ƒ 10 of zilveren medaille, behaald door S. van Angeren, Korp.
hoefsmid, Korps Eijd. Art. te Arnhem.
3e prijs f5 of kleine zilveren medaille, behaald door H. Kabel, Korp.
hoefsmid. Kon. Marechaussee te Euurlo.
Voor een getuigschrift aan hen, die een hoef naar den eisch hadden be-
slagen, kwamen naar volgorde in aanmerking: W. F. van Ettiger, Korp.
hoefsmid te Breda, H. Heesterman, Wachtm. hoefsmid, E. de Bruin,
Korp. hoefsmid, A. E. W. A. Smalt, Korp. hoefsmid, en B. Wijers, Korp.'
hoefsmid, allen te Deventer.
Voorts waren in de machinehal een 5-tal verzamelingen van hoefijzers, in
den catalogus onder het hoofdstuk „Diversenquot; voorkomende, ten toon'ge-
steld. Aan de jury van den wedstrijd werd verzocht ook deze inzendingen
van hoefbeslag aan eea keuring te onderwerpen, en c. q. te bekronen met
Eere-diploma of Eervolle vermelding.
Eere-diploma's werden toegekend aan:
le. Gebr. H. amp; A. Alfrink te Wilp, en
2e. J. W. Ton te Echteld, beiden uitmakende vrij volledige collecties
van hoefijzers en beslagen hoeven, naar de eischen keurig bewerkt.
Eene eervolle vermelding werd toegekend aan een vrij groote collectie
van goede hoefijzers van J o h. H a v e r k a m p te Deventer.
Voor den wedstrijd in hoefbeslag was op den Worp een goed gelegen,
ruim terrein beschikbaar gesteld, door touw afgesloten, zoodat de werkzaam-
heden aan vuren en paarden zonder stoornis konden geschieden, en het
belangstellende publiek, dat zich soms in dichte rijen, gedurende de 3 dagen,
om het terrein verdrong, alles goed kon overzien.
De regeling was uitmuntend, dank zij de goede zorgen'vau den wachtm.
hoefsmid J. Blokker te Deventer, die door de desbetreffende commissie van
de tentoonstelliug voor die taak was aangezocht, en zich bijzonder goed
daarvan heeft gekweten, waarvoor hem ook dezerzijds een woord van lof
toekomt. Het terrein was voorzien van een ruime overdekte houten loods,
waar de jury hare werkzaamheden kon verrichten, en gereedschap en kleeren
der deelnemers konden worden geborgen. De aanwezige vier vuren, dito
aambeelden, bankschroeven, voorslaghamers en het benoodigde staafijzer waren
geleverd door de bekende firma Werle amp; Zn. te Deventer. Van de zijde
der deelnemers werd geen enkele klacht vernomen, zoodat ook in dit opzicht
dit gedeelte der groote tentoonstelling volkomen geslaagd mag heeten. Aan
den goeden geest van kameraadschap van de hoefsmeden onderling, zoowel
burger als militair, wordt ook thans weer hulde gebracht. Moubis.
III. EEN NIEUW BOEK OVER HOEEBESLAG.
„Manuel de la Ferrure du Chevalquot; door A. Thary. Se hoofdstuJc.
Het beslaq.nbsp;,
Dit deel behelst in de eerste plaats de gereedschappen om hot ijzer onder
den hoef te leggen; hieronder ook het veegmes, meer speciaal om den hoorn-
straal te besnijden, de straalgroeven te bewerken, en den hoef te regelen.
Schrijver zegt evenwel, dat de laatste bewerking door de rasp kan worden
vervangen, en iets verder dat het veegmes eigenlijk best kan worden gemist
Bij het leger staat het gebruik er van steeds nog in de Instructie van 12
Juni 1900.nbsp;^ .
We kunnen een beschrijving van sacoches (tasschen tot berging van ge-
reedschap en ijzers) voor het leger achterwege laten ook de wijze van vast-
binden der paarden voor het beslag, evenals het beslaan van lastige paarden
en de dwangmiddelen daarbij in gebruik, hoewel daarbij zeer nuttige wenken
worden gegeven.
Aangaande vernieuwing van het beslag lezen we, dat hoeven met langen
toon, lage en ondergeschoven verzenen, over 't algemeen om de twintig
dagen een nieuw beslag behoeven, zulks niet wegens verslijting van het
iizer, maar wijl de normale stand zich spoedig wijzigt, en de pezen hierbij
meer lijden. Met betrekking tot de lengte van den hoef en zijn stand
wordt opgemerkt, dat de smid niet uit het oog verlieze, om bij het bekappen,
hoe ook de gesteldheid van hoef en stand is, den vereischten graad met te
overschrijden, die bij eiken hoef verschillend is, maar in de practijk wordt
aangegeven door het duidelijk zich afteekenen van de witte lijn aan den
toon, en de goede hoedanigheid van het hoorn tot zekere hoogte aan de
verzenen.
Het eigenlijke beslaan wordt in een vijftigtal bladzijden behandeld, en
door vele figuren duidelijk voorgesteld. We teekenen hiervan aan: men
neme van de verzenen alle oude hoorn weg, niet geschikt het ijzer te ver-
dragen, tot men in goed hoorn komt, maar zorge dat de normale hoogte
behouden blijft; den toon besnijdt men tot de witte lijn duidelijk voor den
dag komt. De plaatsing van de toonlip moet warm door de lip zelve ge-
schieden, hoogstens met een kleine aanduiding der plaats waar ze moet
zitten. Daardoor schuift het ijzer niet naar achter, en staat de wand ter
weerszijden niet over den ijzerrand heen, waardoor die anders moet worden
weggeraspt, om hem met den ijzerrand gelijk te maken.
Schrijver is geen voorstander van de leer om straal en zool niet aan te
raken; integendeel hij leert het lichaam en de schenkels van den straal be-
hoorlijk bij te werken en de straalgroeven te openen, waardoor geen rotting
of inkrimping van den straal te duchten is; deze verkrijgt de noodige ont-
wikkeling naar de ruimte, die voor hem is gereserveerd; dat het wijder
worden der verzenwanden afhankelijk zou zijn van den straal, is volgens
hem betwistbaar; wel is zulks beter verzekerd, als de straal grooter ont-
wikkeld is. Als een zeer juiste opmerking geldt ook dat de werkman de
zijgedeelten niet hol moet snijden, want die fout wreekt zich aan toon en
verzenen, welke om gelijk gemaakt te worden, te laag moeten gesneden
worden (parer à fond). Wanneer het noodig is om aan den toon garnituur
te hebben, bij paarden welke sterk op de toonen gaan, dan haalt de smid
de lip aan'in het bovenste gedeelte; onder kan men tusschen lip en wand
doorzien (pinçon bridé).
Omtrent het nagelen worden kostelijke wenken gegeven, en aanwijzing
door figuren. Kromslaan van den nagel kan geschieden buiten en in het
nagelgat, onder het ijzer en in het hoorn; heel eigenaardig heet zulks buiten
den nagel: il salue.
Schrijver zegt dat de militaire hoefsmid in staat moet zijn om het beslag
op kouden weg naar behooren uit te voeren; zulks kan noodig zijn op
marsch en te velde; en in het garnizoen is het ook goed om koud te be-
slaan bij hoeven met zeer dunne zolen, afgeloopen hoeven bij onbeslagen
paarden, na operaties, en ook bij die paarden, welke in de smederij erg
lastig zijn en rustig in den stal, en bij jonge paarden in de loopplaats.
Deze raadgeving geldt dus evenzeer voor alle hoefsmeden.
Het gebruik van pedometers, om de maat van den hoef te nemen, wordt
niet practisch genoemd. Voor het beslag van het course-paard wordt den
raad gegeven: 1» dat de hoef zoo sterk mogelijk blijve, de verzenen eerder
hoog dan laag; 2« dat het ijzer koud worde ondergelegd; S» dat met zorg
moet worden genageld, laag en toch solied, 2 â 3 dagen voor de course ; de
nagelgaten moeten over de ijzertakken goed verdeeld zijn; 4» de takeinden
kort en nauw gelegd, en zeer schuin bijgewerkt, ten einde verlies van ijzers
te voorkomen.
Het beslag van het lastdragend muildier moet lang zijn; in bergstreken
-ocr page 129-hebben de ballen, en de kroon aan de verzenen, bij de daling veel te lijden
van de wrijving met den bodem en de rollende steenen op de bergpaden
bij nauw beslag; genoemde deelen van den hoef slijten, scheuren, worden
zeer gevoelig, waardoor kreupelheid kan optreden. Bij de trek-dieren komt
zulks niet voor; daarom kan hun beslag gewoon zijn. Het hoofdstuk eindigt
met een overzicht van den goed beslagen hoef. Opvallend is daarbij de
verklaring: de toonrichting is recht van den kroonrand tot de nieten, en
van hier tot beneden in geringe mate afgerond, waarom dat? 't Is immers
nog beter, dat die lijn geheel gestrekt is.
6e Soofdstuk. Hier worden beschreven de speciale heslagmethoden, als:
breede ijzers, in gebruik met het doel om het slijten te verminderen, om
den hoef geheel of gedeeltelijk te beschermen; meer garnituur te geven aan
een bepaalde plaats voor het aanleggen van verbanden. Meerdere soorten
worden beschreven; het verschil ligt hoofdzakelijk in de deelen van het
ijzer, welke verbreed zijn, al naar het doel dat men er mede voor heeft.
Een tweede soort ijzers zijn de verdikte ijzers in gebruik speciaal voor
afwijkingen in den stand en om den gang te verbeteren, ook wéér zeer
verschillend in dikte voor het beoogde doel, als: tot steun der pezen bij
lage verzenen, of in gebruik tegen strijken, of als beslag bij zware trek-
diensten of voor handelspaarden, die b.v. laag in de voorhand zijn. In de
3e groep vindt men de beschrijving van de ingekorte ijzers, namelijk het
halve ijzer, het halvemaanijzer (de tip) en het driekwart-ijzer; ook het beslag
tegen strijken en klappen in de ijzers. Onder de ijzers met verbonden
takeinden komen voor het eigenlijke balkijzer (fer a planche) en het ijzer
met dwarsstuk (fer a traverse); dit laatste is een gesloten ijzer waar
de dwarsbalk op de takeinden is gesoldeerd, met nieten vastgemaakt of
vastgenageld. Hieronder zijn ook gerangschikt de ijzers van Oosterschen
vorm, waarbij vooral het Marokkaansche, bijna geheel gesloten en naar
achteren uitgesmeed, welk verlengstuk naar de ballen wordt omgeslagen,
vooral geschikt op berg- en rotswegen om kneuzingen tegen te gaan. Onder
de afdeeling ijzers met schuin verloopende draagvlakte worden|_de verschillende
pantoffelijzers beschreven, met de ijzers van Watrin en Defays. Van
de lippen aan de takeinden wordt opgemerkt, dat die moeten zijn sterk,
niet scherp, niet hoog, en schuin gesteld naar het verloop der verzenen en
steunsels; zij moeten niet tegen deze laatste, maar tegen de vaste massa
der verzenen (de arcs-boutants) liggen. Het ijzer van Gons in, uit zacht
staal, met een bovenvlakte volgens de richting der zool, de ondervlakte
geheel schuin, de verzenen als pantoffelijzer. Er is groote handigheid
noodig voor de vervaardiging.
Het veerijzer (fer a ressort) of ijzer van Barbier, met kleine lippen
aan den binnenrand van de takeinden waaraan een /\-vormige veer, die
op de steunsels werkt. Het ijzer van Por et, fer des omnibus, reeds
vroeger uitvoerig beschreven, is een fabrieks ijzer van zacht staal; gebruikt
tegen inkrimping van den hoef, vooral als voorbehoeding daarvan, is eigen-
lijk slechts bruikbaar bij lage verzenen en goeden straal. Het verzekert
den stand, is daarom een goed stadsbeslag voor langzaam en licht trekwerk,
het deugt niet voor paarden onder het zadel, voor militaire paarden die
groot gewicht dragen en in snelle gangen gaan; het vermoeit de pezen en
kan aandoeningen hiervan veroorzaken. Het ijzer van C har li er, ten
onzent ook „ringzoolijzerquot; geheeten, is als ijzer en als beslag, zeer geestig
bedacht, bewerking en toepassing omslachtig en moeilijk, en heeft ook
nadeelen. Het ijzer „a tons piedsquot; (voor alle voeten), is het scharnier-
ijzer; een scharnier in den toon, en een dubbele rij nagelgaten in de takken,
tot aan de einden toe. Verder wordt in dit hoofdstuk nog beschreven de
lederen en plaatijzeren zolen; spalken van plaatijzer en hout, de verschillende
„patinsquot; of zolen geheel van leder, van leer en caoutchouc, of geheel van
caoutchouc; en de beslag-methoden bij gebreken in den gang, als: aan-
stooten, in de ijzers klappen, zich vangen, en bij strijken.
In dit gedeelte vindt men de teekeningen der meest verschillende be-
schermende toestellen, verdeeld in zulke gefixeerd aan ijzer en hoef of ge-
fixeerd aan de gewonde plaatsen.nbsp;M.
IN MBMOEIAM J. E. 0. SCHOOK.
In het weekblad „De Prinsquot; van 31 Juli 1909 komt voor het portret en
is een kort memoriam gewijd aan den op 88-jarigen leeftijd overleden heer
J. E. O. Sc hook, oud militair paardenarts, oud burgemeester van Hilversum.
Wanneer we hier ter plaatse den heer Schook herdenken, dan geschiedt
zulks in zijne hoedanigheid van oud militair paardenarts, gedurende eenige
jaren belast geweest met de leiding van het onderwijs aan de Rij- en Hoef-
smidschool. Toen namelijk de theoretische en practische leerschool tot het
opleiden van militaire hoefsmeden aan de Rijschool bij de Kon. Milit. Aca-
demie te Breda verbonden, den len December 1862 werd verplaatst en
toegevoegd aan den Rijcursus te Venlo, werd aan den destijds aldaar zijnden
paardenarts le klasse bij het 6e Regiment Dragonders, J. E. O. Schook,
de leiding van het onderwijs aan de Hoefsmidschool en het beheer dier
inrichting en tevens den vétérinairen dienst en het geven van onderricht
in Paardenkennis bij den Rijcursus opgedragen.
Deze taak vervulde hij tot 1868. Den 22 Augustus 1869 werd hij als
paardenarts le klasse bij het Regt. Rijdende Artillerie op zijne aanvrage
op pensioen gesteld. Van 1873 tot 1898 was hij burgemeester van Hilversum;
dat hij ook in dit ambt zijn tijd nuttig besteedde, daarvan geeft ons „De
Prinsquot; het bewijs dat in 1895 van zijne hand een geschiedenis van Hilver-
sum van 1766—1881 verscheen, en de opmerking dat deze gemeente onder
zijn wijs bestuur in welvaart en bloei zeer is toegenomen. De heer Schook
was ridder der orde van Oranje-Nassau.nbsp;M.
Houten, 6 Aug. 1909.
Mijnheer de Bedacteur!
Naar aanleiding van de beschrijving omtrent het ijzer tot verbetering van
Franschen stand bij jonge paarden in „De Hoefsmidquot; van April jl. ver-
oorloof ik mi] op te merken dat de daarin als uitvinder aangegevene C. P.
ten Ham te Montfoort de vinding reeds in den winter 1908/09 heeft kun-
nen waarnemen bij den landbouwer T. Verwey te Tuil en 't Waal en deze
beslagvorm reeds 2 jaar geleden door mij is aangegeven en sedert in toe-
passing gebracht.-
Met alle acbting,nbsp;Uw dw.:
H. J. Meijerink.
—nbsp;Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. Vertrokken is, in 't bezit
gesteld van een goed getuigschrift, op 31 Juli de leerling S. Kruyer van
Middelbert. Op 2 Augustus is als leerling toegelaten B. V Oslander van
Helium.
Mede houden thans aan de Inrichting verblijf de leerlingen: J. Dijkhuis
(zesde maand) van Eexta (Scheemda), H. Steenhuis van Noordbroek, P. Werk-
man van Middelstum, J. Bos van de Wijk bij Meppel en D. Koetse van Trips-
compagnie.
—nbsp;Tentoonstelling te Utrecht, betreffende handel, nijverheid, kunst,
wetenschap enz., wordt gedurende September 1909 gehouden in de zalen
van het Park Tivoli.
—nbsp;Concours hippique park „Zorgvlietquot;. In „Het Paardquot; no. 30 '09
zegt J. H. K. in een nabetrachting o. m.
„Nog even iets over ijzers. Wij zagen bij tuigpaarden, ook bij zulke welke
aan de hand werden gemonsterd, ijzers van een gewicht van 2 K.G.
Dit nu is zeker niet ten gunste van den duur der beenen, hoewel wij gaarne
toegeven, dat sommige paarden, door zulk een beslag, een verbazende actie
toonen, terwijl zij met gewone ijzers beslagen geen bijzondere kniebuiging
te zien geven.
Sommige ijzers waren veel te zwaar voor het daarmede beslagen paard,
wat dikwijls zichtbaar was door de zwakke beweging in de achterbeenen
bij zeer verheven gang van voren; alle overeenstemming tusschen den draf
van voren en dien van achteren ontbrak.
Ijzers van zulk een dikte doen een paard ook hooger meten dan het
werkelijk is, zoodat het niet ondienstig zou zijn, bij klassen, waarin aan
een zekere maat moet worden voldaan, te bepalen hoeveel voor het ijzer
mag meetellen.quot;
—nbsp;Wijziging spoorwegbouw. De Duitscher Scherl heeft een plan ont-
worpen ter verbetering van het spoorwegverkeer. Hij beweert een vinding
te hebben gedaan om de wagens over 1 rail te laten loopen in stede van
twee, terwijl in het midden een wagen zou zijn, die dienst moest doen voor
de conducteurs en als inlichting-bureau voor de reizigers. Alleen op de
stations zouden de conducteurs het bureau natuurlijk moeten sluiten. Boven-
dien wenscht Scherl het aantal treinen zeer te vermeerderen, zoowel op
ieder lijn als wat het aantal lijnen betreft, en in het eigenlijke locale ver-
keer zouden overal auto's in dienst worden gesteld.
— Een vrouwelijke smid. In Bernhurg (Anhalt) is door een meisje uit
Bullenstedt het examen als meester-smid gedaan. Bij het practische gedeelte
moest zij een kromschaar ijzer vervaardigen en een paard beslaan. De
examencommissie was verbaasd over het vlugge en zaakkundige werk van
de vrouwelijke smid. De julFrouw, die een smidsdochter is, kreeg het
praedicaat „zeer goedquot;.nbsp;(„JSf. B. C.quot;)
De Juli-aflevering van „Der Hufschmiedquot; bevat het volgende:
lo. Bet hoefbeslag in Finland, door den cand.-veearts J. Brüning te Ji
in Finland. Alvorens zich een oordeel te kunnen vormen over het hoef-
beslag in deze streek, moet men eerst trachten zich een voorstelling te
maken van de hier inheemsche paarden, van het klimaat en van de wegen.
In het algemeen zijn de hier inheemsche paarden klein, doch taai en
volhardend, ongeveer 1.50 M. stokmaat; de hoeven zijn over het geheel
goed en hun grootte in overeenstemming met de schofthoogte, gemiddeld
12 c.M. lang en even breed. Het grootste deel der paarden wordt 's zomers
voor den akkerbouw en 's winters voor het vervoer van hout uit de bosschen
gebezigd. Het aantal dat in de steden op plaveisel wordt gebezigd, is
ontzettend klein en kan bij een algemeene beschrijving gerust achterwege
worden gelaten, te meer daar in de steden inrichtingen bestaan waar het
hoefbeslag op doelmatige wijze
wordt uitgeoefend. De straten
op het platte land zijn in de
meeste streken goed, meestal
vaste zandwegen en slechts bij
uitzondering geplaveid. Het ver-
dient de aandacht dat het land
zeer heuvelachtig is. Op iedere
30 K.M. weg zijn ongeveer 100
stijgingen en dalingen.
Wat het hoefbeslag betreft,
zoo is dit in den loop der tijden
herhaaldelijk gewijzigd.
Een eigenaardig ijzertje, dat
oudsher langen tijd in gebruik
was, is het in Finland gedurende
de ijzerperiode (700—1100) ge-
y . , ^ ^.nbsp;bezigde (dikwijls in oude heiden-
(Volgens de afbeelding in Der Hufschmied werden graven gevonden) en tot het
er aan het plaatje verschillende vormen gegeven, begin van de vorige eeuw
O. m. gelijkende op een gewoon plat dasje, gebrul- ,nbsp;, .,nbsp;„. ,
kelijk bij liggende boorden).nbsp;algemeen gebruikelijke Viskari
of Viskuri-ijzer.
In Zweden heeft men dezelfde soort ijzers gevonden, dateerende uit de
8ste eeuw.
De op de Viakari volgende ontwikkelingstrap bestaat, tenminste in Oost-
Finland, uit bet z.g.n. bladijzer, eenigszins gelijkende op de latere halvemaan-
vormige ijzers voorzien van 4 nagelgaten en ook overeenkomende, zooals in
diepe aardlagen van Nederland ook herhaaldelijk zijn aangetroffen en waarvan
bieronder een afbeelding is weergegeven en waarvan in „De Hoefsmidquot;
1898, rubriek „Geschiedenis van het Hoefbeslagquot;, een aantal modellen zijn
afgebeeld.
De Finscbe bladijzers zijn deels van kalkoenen of stooten voorzien, deels
slichte ijzers.
Na deze bladijzers kwamen min of meer gewone slichte ijzers, voorzien
van 6 groote stampnagelgaten in gebruik, terwijl tegenwoordig veelal
fabrieksijzers worden gebezigd. Stooten worden
zelden gebezigd, kleine kalkoenen veelvuldig.
Tal van paarden gaan 's zomers op de weide
en blijven dan blootsvoets, hetgeen blijkbaar de
taaiheid der hoornzelfstandigheid ten goede komt.
Ook in den winter worden de paarden soms zonder
ijzers gebezigd, n.1. als de sneeuw hoog ligt.
Over het geheel valt er op het gebied van het
nieuwe hoefbeslag nog veel te verbeteren, hetgeen
in den laatsten tijd ook door de Eegeering wordt
ingezien. Deze heeft op verschillende plaatsen hoef-
beslag-inrichtingen onder leiding van vee-artsen in het leven geroepen, aan
welke inrichtingen hoefsmidsleerlingen kostelooze opleiding kunnen verkrijgen
en die reeds een gunstigen invloed op de omgeving hebben uitgeoefend.
2e. Paard en hoefbeslag in het Aziatische oerwoud. Dit is een aardige,
eenigszins fantastische beschrijving uit de streek, liggende tusschen China
en het Engelsche Achter-Indië, waarin o.a. wordt vermeld dat wanneer een
tijger éénmaal menschenvleesch heeft geproefd, hij niet veel meer van dieren-
vleesch zou houden, alsmede dat hij paardevleesch veel smakelijker zou
vinden dan rundvleesch, reden waarom de bewoners uit de Shan-staten, zooals
die streek wordt genoemd, de paarden dan ook nooit vrij in het oerwoud
laten loopen, zooals zij met ander vee wel doen. Wat het hoefbeslag be-
treft, wordt er weinig anders van verteld als dat de paarden in die streken
bijna nooit beslagen worden.
Vraag! Beleefd verzoek ik U mij zoo mogelijk te willen inlichten over
het gebruik, de aanwending en de bevestiging van papieren boet beslag
Het is mij wel bekend dat dit beslag in Amerika wordt gebruikt, doch
omtrent de toepassing daarvan hier te lande heb ik geen gegevens kun^nen
krijgen.nbsp;. quot; '
Antiüoord! In zekeren Amerikaanschen renstal schijnt een papieren beslag
in gebruik te zijn, of wel eens gebruikt te zijn geworden; men kon Immers
onlangs lezen, dat na afloop van den ren, het algemeen verwondering ver-
wekte, dat de winner voorzien was van een beslag van papier. Betreffende
bijzonderheden, gebruik, aanwending, bevestiging, enz. was niets gemeld, en
is nader niets bekend geworden. Indien dit beslag eenig voordeel boven
de bestaande methoden oplevert, kunnen dienaangaande volledige berichten
niet uitblijven.nbsp;M.
Verkrijgbaar bij de Administratie van „Het Paardquot; en „De Hoefsmidquot;:
Heidema Paardenfokkerij I, Beoordeelingsleer en Raskennis, 84 fig., in
linn. band, pr. ƒ 0.90, fr. p. p. ƒ 1.—.
Eerelman, Paardenrassen, 41 kaarten (briefk.-form.) in kleuren, naar
de oorspronli. uitgave, pr. fr. p. p. f 2.—.
Het Tollet van een Paard (overdruk uit Verzamelde Opstellen „Het
Paardquot;). Prijs fr. p. p. f
De voormalige Ryksstoeterij Borculo (met plaat), door H. C. M. E. H.
van Soetermeer Vos, Off. der Veld-Art. Vroeger ƒ 1.35, thans fr. p. p. / 0.70.
Het onderzoek van het paard vóór het beslag, door F. Laméris,
Kap.-Paardenarts. Pr. fr. p. p. ƒ0.35.
De bouw van den hoef {uitslaande platen) met verklarende beschrijving,
voor cursussen in hoefbeslag en voor zelfonderricht. Prijs fr. p. p. / 0.50.
Verzamelde Opstellen uit Het Paard, in boekvorm,254 blz., ruim 100
fig., prijs /■1.75, fr. p. p. ƒ1.95.
verkrijgbaar in de chemicaliën
en droger ij en-handel van
K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,
te Dordrecht.
Prijscouranten voor HH. veeartsen
en hoefsmeden op aanvrage gratis.
Heeren leiders en leerlinyen van cursussen in hoefbeslao.
Bestelt bii de Administratie van „De Hoefsmidquot; te Groningen Afl. I
van den VÏ jaargang van dat Blad, waarin voorkomen de uitslaande
platen van den bouw van den hoef met verklaring. Prijs 50 cent.
MEDE VERKRIJGBAAR:
HET HOEFBESLAG, handleiding tot eene rationeele uitoefening van
het hoefsmidsvak, door J. B. H. Moubis, Majoor Dirigeerend Paarden-
arts bij het le Reg. Veld-Art. (met 162 houtsneeflguren), 4e herziene en
vermeerderde druk. Prijs f 2.25.
Vraagt bij uwen ijzerhandelaar ECHTE
DICK'S Hoefraspen
en andere gereedschappen
Gelieve
Hoefbeslag. .„^^^i^Iii«^^nbsp;, . * i
vooral op het merk:
quot;^quot;Ïd^ te letten.
Verkoop alleen aan grossiers!
Eerste Electrische Draadvlechterij
D. HOGENBIRK amp; ZOON, Bloemendaal bij Haarlem.
Leveren spoedig en
billijk VIERHOEKIG
in elke gewenschte
maaswijdte, draad-
dikte en breedte.
Vraag prijs en monsters
Met toestemming van den Minister van Oorlog opge-
maakt naar officiëele bescheiden in het archief
van het Departement van Oorlog,
door
H. C. M. E. H. Van Soetermeer Vos,
Kapitein der Veld-Artillerie te Breda.
(Met een plaat van het kasteel te Borculo, en bovendien in den
tekst het portret van den generaal-majoor Jhr. J. van de Poll,
oud-directeur der genoemde Stoeterij.)
Het werk telt 100 blz. druks. Aan de uitvoering zijn geen
kosten gespaard. - Prijs slechts / 0.70, fr. p. p. ƒ0.75. - Uitgave
van A. W HEIDEMA te Groningen.
S. C. lïl. BAX. 2, 4 en 6 Jufferstraat. - ROTTERDAM.
— Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. —
Meest uitgebreide sorteering prima blanllt;e
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fijne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen.
Telegram-Adres
BAX Jufferstraat
Rotterdam.
Intercommunaal
Telephoon
No. 1355.
NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN,
voordeellg, gemakkelijk in gebruik. — ILunnen niet loslaten.
Open Zolen uit één stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in 11 maten van éj^j- tot
Eng. dm., uiterste breedte buiten-
kant ijzers gemeten.
Merk „Ramblerquot;,
in witte en grijze
Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van
tot 6|- Eng. dm.
Merk „Chicagoquot;,
geheel Caoutchouc
uit één stuk met
zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van
tot Eng. dm.
Uiterste breedte buitenkant ijzers gem.
Gewone
Engelsche Hoefzolen
Strijkringen
met riempje.
Hoef.
randen.
Kunstboom.
Hoeftangen.
Renetten (reclits en
links).
Hoefraspen.
Houwklingen.
Hoefhamers.
Las- of Welbladen en
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.
Tonwijzers in
verschillende maten.
op Leder,
„Safety pad en
Frogpadquot;.
Engelsche Hoefzolen
A. en D. amp; H.
S^anbsp;Men lette op het echte merk ST mdt^^^.Q
-ocr page 137-14e Jaargang. — 1909. — Aflevering 9.
redacteuk-uitgever: a. w. heidema te groningen.
-ocr page 138-
Lambert amp; | ||
Hallanan Hoefzolen de Beste en | ||
Rotterdam, Wijnhaven 127. |
Hoefbeslag aan de TJtrechtsebe Ambachtsscbool. — Het onderwijs in
practisch hoefbeslag aan aanstaande vee-artsen. — IV. Een nieuw boek over
Hoefbeslag (Slof). — Nog eens over het noodijzer. — Korte mededeelin-
gen. — Persoverzicht. — Ingekomen boekwerken. — Mededeelingen over
het smidsvak vallende buiten het hoefbeslag. — Advertentiën.
HOEFBESLAG AAN DE UTBECHTSCHE AMBACHTSSCHOOL.
Het zij mij vergund lieden gevolg te geven aan mijn voornemen om een
en ander betreffende het hoefbeslag, en in de eerste »«f^^ppf^ep^fep^er-
zameling hoefijzers aan genoemde inrichting aanwejjamp;. t^De#chteffi'..yl^
in de practijk dagelijks of veelvuldig in gebruik ko^^^fte m^j^laafl^P'^n quot;
zijn vertegenwoordigd; eene nadere beschrijvin
worden geacht, en ik kan volstaan met de mei
in het algemeen beantwoordt aan de eischen, ,
aan de hoefijzers, ook voor paarden behept met vW^derm:
van den hoef, en voor hen, die afwijkingen in def^^ngnbsp;_
beleedigingen der ledematen kunnen ontstaan. Afe i^ hierbj ;gt; toggj äat'
tevens aanwezig zijn meerdere ijzers van bijzondere coè^jict
feuike
in bijzondere ziekelijke omstandigheden, dan meen iknbsp;te
hebben, dat deze verzameling niet van belang ontbloot is, en daarom als
middel van onderwijs ten behoeve van de leerlingen dezer inrichting hoogst
nuttig is, en moet opwekken tot ernstige studie en beoefening van hun
toekomstig vak.
Onder laatstgenoemde ijzers, alle door den onderwijzer C. Eoodvoets zelf
vervaardigd, werden mij enkele modellen aangetoond door hem uitgedacht,
welke voor het meerendeel aanspraak kunnen maken op den naam van
„kunstijzersquot;, reden waarom ik meen van die ijzers, als het werk van een
bekwaam en ijverig vakman, in 't kort eenig gewag te mogen maken als
belangrijke stukken hoefsmidswerk. Het zijn hoofdzakelijk ijzers ten gebruike
bij klemhoef, berustende op de werking van een veer, waardoor drukking
op den straal wordt aangebracht. Meestal zeer aardig gevonden, is de con-
structie er van zeer ingewikkeld, en daarom minder geschikt voor de practijk.
Een ander dezer ijzers is evenwel niet nieuw; was reeds lang bekend als
balkijzer van Lafosse met verlengstuk voor den hoornstraal, voorkomende
in den atlas van Dangel (Encyclopédie Cadéac). Daar als stampijzer is het
hier een ritsijzer. Voorts vindt men in deze verzameling een ijzer voor
bijzonder stompen stand van den hoef, voorzien van een schuin naar voren
staanden stoot, en een ijzer voor volhoef, waarvan de grondvlakte, behalve
de hoornstraal, is gesloten, vormende een meesterwerk van smeêkunst.
Eindelijk een hoefijzer voor Franschen stand, een prachtig stuk werk; het
geheel bestaat uit een ijzer omgeven door een band, vervaardigd met het
doel om genoemden stand te verbeteren. Eene verbinding van ijzer en
band geschiedt door de aanwezigheid van boutjes, welke in schuin gestelde
openingen van den band eenige speling hebben. Is de hoef van het paard
van het ijzer voorzien, dan wordt de band er om heen gelegd en door de
boutjes verzekerd. Rust dan de hoef op den bodem, dan schuift het boutje
in de schuine opening van den band opwaarts en wordt de hoef binnen-
waarts gedraaid. Het toestel is aardig bedacht, natuurlijk uitgaande van de
meening dat een afwijkende stand van den hoef naar buiten kan worden
IJZ^A
eljööllectie-.«!,
stelt-Nj
fe fff dtfn'' vornp^jJ
verbeterd. Zulks is e vel wel bij een volwassen paard niet meer te bereiken;
deze vinding beeft daarom slechts betrekking op het jeugdige dier, waarvan
been- en bandstelsel nog in ontwikkeling zijn. Zal hier die gedwongen
draaiing op de gewrichten en banden gunstig kunnen inwerken? Ik ben
overtuigd van het tegendeel, en meen dat misvormingen van ledematen en
van hoef, en gebreken aan de gewrichten moeten ontstaan, zoodat het ge-
neesmiddel erger zal blijken te zijn dan de kwaal. Hoogstens zullen eene
geregelde verzorging en bewerking van den hoef in de jeugd de middelen
blijken te zijn, waardoor zulke beginnende afwijkingen in den stand worden
tegen gehouden, of reeds meer in ontwikkeling begrepen afwijkingen, kunnen
worden verbeterd. Ik beschouw daarom deze vinding als onpractisch, zelfs
niet zonder gevaar voor het gebruik; ook de maker van het ijzer zag dat
zelf spoedig in.
Ik wil te dezer plaatse ook gewag maken van de aanwezigheid van een
vrij groot getal teekeningen van hoeven van verschillenden vorm, onderdeden
daarvan en doorsneden, allen vervaardigd door de leerlingen. Met genoegen heb
ik dit werk, dat zich door zuiverheid van lijnen kenmerkte, gezien, en blijk
gaf van een ernstige opvatting der voorbereidende studie van het hoef-
smidsvak. — Wanneer ik hier druk op „voorbereidende studiequot; dan doe ik dat op
het gezag van het „Gedenkschrift bij de herdenking van het 25-jarig bestaan
der schoolquot;, welk feestschrift door mij met belangstelling werd doorgelezen.
Daarin toch leest men: „het doel der Inrichting is om jongelieden ambachts-
onderwijs te geven en hen door theoretische en practische oefeningen zoover
te bekwamen, als roor de kennis der grondbeginselen van hun vak noodig is.
Het hoofdbeginsel is, bij den knaap den grond te leggen, waarop hij zich
later kan vormen tot bekwaam en degelijk ambachtsman. Het is niet de
taak volkomen gevormde, volledig uitgeruste ambachtslieden af te leveren.
De knapen, die de school verlaten, zijn nog leerlingen in het door hen
gekozen ambachtquot;.
Waar dit doel zoo juist is weergegeven, daar kan het niet anders of het
.leerplanquot; met toelichting enz., waarop de onderdeelen worden gemeld,
waarin de leerlingen van het 3e studiejaar worden onderwezen, doet sterk
in het oog springen een paar hoofdstukken, die de knaap niet kan ver-
werken, die hij eerst later, na de voorbereidende opleiding, in het practische
leven, in de werkplaats van een bekwamen baas, op een vakcursus, beter
nog aan een goede inrichting voor hoefbeslag, kan verkrijgen. Het is immers
duidelijk, dat hoefziekten, hare herkenningsteekenen, ontstaan en genezing
een te zwaar menu vormen voor jongelieden in voorbereiding tot hun vak
in de toekomst. Ik ben evenwel overtuigd dat de leerstof volgens voor-
gemeld grondbeginsel der inrichting op vruchtbare wijze wordt behandeld,
en geschiedde de gemaakte opmerking dezerzijds slechts met een goed doel
voor oogen, steeds gericht op de belangen van het hoefsmidsvak.
Ik eindig dit epistel met den wensch dat vele jonge lieden, die zich tot dit
vak geroepen gevoelen, hunne voorbereiding mogen genieten aan de Am-
bachtsschool.nbsp;Moubis.
HET ONDERWIJS IN PRACTISCH HOEEBESLAG AAN
AANSTAANDE VEE-ARTSEN.
In den „goeden ouden tijdquot;, toen er nog geen opleiding van vee-artsen
plaats vond, was de heelkunde, soms ook de genees- en verloskunde, van
paarden en vee in den regel in handen van den hoefsmid. Later toen vee-
artsenijscholen werden opgericht is langzamerhand te dien opzichte wijziging
gekomen. Echter is het geen wonder, dat het hoefbeslag en hoefziekten
aanvankelijk een belangrijke plaats innamen bij de studie van den aanstaan-
den vee-arts en evenmin een wonder dat van lieverlede die vakken, bij een
zuiver wetenschappelijke opleiding aan de veeartsenijscholen, een veel
kleinere plaats ten opzichte van overige vakken zijn gaan innemen.
Uit dien ontwikkelingsgang is het mede verklaarbaar dat de verbetering
van het hoefbeslag grootendeels is verkregen door den invloed der vee-
artsen, en tevens dat verscheiden vee-artsen een hoefsmederij hebben opge-
richt, terwijl het theoretisch onderricht bij cursussen in hoefbeslag natuurlijk
door vee-artsen wordt gegeven. Zoodra de opleiding der hoefsmeden goed
genoemd kan worden, zullen er door vee-artsen geen hoefsnaederijen meer
worden opgericht en kan waarschijnlijk het geheele onderricht voor aan-
staande hoefsmeden, zoowel theoretisch als practisch, uitsluitend door hoef-
smeden worden gegeven. Intusschen zal dit nog wel eenige jaren op zich
laten wachten. In Nederland is nog niet eens een inrichting waar voldoende
gelegenheid bestaat om behoorlijk te worden opgeleid voor onderwijzer in
practisch hoefbeslag.
In Nederland is de eenige opleiding voor aanstaande vee-artsen te Utrecht
aan 's Rijks Veeartsenijschool. Ben inrichting is ook voldoende. Jammer
dat de Regeering deze nog steeds niet zoodanig heeft doen worden als zij
in het belang der Nederlandsche veeteelt broodnoodig diende te zijn. Deze
tekortkoming slaat echter niet op het hoefbeslag. Tot voor enkele jaren
werden nog verscheiden uren per week aan practisch hoefbeslag gewijd.
Het is ons niet precies bekend wanneer een beperking dier uren is inge-
voerd, doch langen tijd werden aan de studiosi van het eerste jaar drie
namiddagen per week, van 2—4 uur, aan die welke het eerste examen
achter den rug hadden twee dagen van 2—4 uur en aan die welke het
tweede examen met goed gevolg hadden afgelegd een dag per week van
2—4 uur onderricht te verschaffen in practisch hoefbeslag. Eerst na het
derde examen werd hierin geen onderwijs meer verstrekt.
De aanstaande vee-artsen leerden het wellen, het maken van ijzers, het
besnijden van hoeven en eenigermate het beslaan. Bij de uitoefening der
veeartsenijkundige praktijk blijkt en bleek nog dat de tijd aan het wellen
en het smeden van ijzers zoo goed als nutteloos kon worden beschouwd,
terwijl het handig kunnen werken met renet, houwkling en hamer heel vaak
te pas komt en het behoorlijk kunnen afnemen en onderslaan van een ijzer
mede van beteekenis is. Hieruit volgt van zelf dat het in de smidse aan
het vuur staan geheel overbodig is te achten en het is eenigszins beschamend
voor de indeeling van onderwijs aan 's Rijks Veeartsenijschool te Utrecht
dat tot zoo jongen datum zoo'n tijd is verknoeid, die op andere wijze zoo
buitengemeen nuttig ware te besteden geweest. Gelukkig dat er eindelijk
verbetering is gekomen.
Op grond van bet vorenstaande en van eigen ervaring, gepaard met waar-
nemingen in verschillende streken van ons land komt het ons voor dat ge-
durende één jaar twee uur per week onderwijs in practisch hoefbeslag (in
het besnijden van den hoef, in het afnemen en het onderslaan van een ijzer,
en in het beoordeelen van ijzers), gegeven gedurende hetzelfde jaar waarin
het onderwijs in theoretisch hoefbeslag wordt verstrekt, als voldoende en
gewenscht is te achten.
Mochten lezers in opinie met het vorenstaande verschillen, dan houden
wij ons zeer voor mededeeling hiervan in „De Hoefsmidquot; aanbevolen.
(Toevallig werd ook juist een referaat uit een Duitsch blad aangaande boven-
staand vraagpunt ter plaatsing ingezonden. Zie Persoverzicht in dit no. Bed.)
IV. EEN NIEUW BOEK OVEE HOEFBESLAG. {Slot).
„Manuel de Ia Ferrure du Chevalquot; door A. Thary. 7e hoofdstuh.
Het beslag van gebrekkige hoeven.
We lezen: de hoefis goed, wanneer zijn bouw beantwoordt aan zijn functie,
wanneer hij normalen stand heeft, als hij aan zijn opgelegden arbeid weer-
stand biedt, wanneer hij zijn goeden vorm bewaart of vrij is van afwijkingen.
Hij is gebrekkig, wanneer zijn bouw niet in overeenstemming is met zijn
functie, zoodra zijn normale stand gebroken is, wanneer zijn samenstellende
deelen geen weerstand bieden, wanneer hij in zijn wezen of in zijn voort-
brengende deelen is aangedaan.
De voornaamste oorzaken van de meest voorkomende afwijkingen zijn:
overerving (herediteit), groote vermoeienis (surmenage) en slecht beslag. De
gebreken van den hoef zijn aangeboren of verkregen. De hoeven zijn ge-
brekkig in de evenredigheid, in den vorm, in den stand, in qualiteit van
hoorn.
Onder deze 4 laatstgenoemde afdeelingen worden alle hoefgebreken opge-
noemd, beschreven, en do bewerking en het beslag van elk afzonderlijk vermeld.
We teek enen hierbij aan „hoef met lage verzenenquot;: de verzenen kunst-
matig verhoogen, zou gelijk staan met ze bovenmatig te belasten; ze zouden
spoedig oververmoeid geraken; het gevolg van deze handelwijze zou zijn een
buitengewone spanning der voorste banden en van de strekpees. Het eenig
werkelijk nuttige te doen is de verzenen tegen overmatigen druk te be-
schermen door steun van den straal. Het gebruik van een verdikten ijzertak
is dus niet logisch. Beslag: toon besnijden, verzenen sparen, toonlip inlaten,.
een gewoon ijzer, voor trekpaarden iets langer, ook een balkijzer of een
ijzer met dwarsstuk.
„Hoef met hooge verzenenquot;: de verzenen verlagen zou den toon over-
belasten en den doorborenden buiger abnormaal spannen.
Overigens worden in dit hoofdstuk belangrijke gegevens verstrekt betref-
fende het beslag bij de verschillende vormen van klemhoef, bij scheeve
hoeven en bij Eranschen- en toontrederstand.
Het 8e hoofdstuk handelt over de verzorging van den hoef. Men vindt
hier eene beschrijving van de middelen om den goeden vorm, den stand,
de natuurlijke gesteldheid en de functioneele hoedanigheid van den hoef te
bewaren.
De vorm moet worden behouden door:
bij de bewerking van den hoef de normale ontwikkeling der samenstellende
deelen niet te verzwakken, de steun vlakte niet te verkleinen, zool en straal
in hun natuurlijken vorm te brengen, ze noch te verzwakken of hun weer-
stand te verminderen;
den onbeslagen hoef, die aanleg heeft om van den goeden vorm af te
wijken, door het beslag te beschermen, zooals bij platte hoeven met lage
verzenen en met schuin verloopenden wand zeer noodig is.
Ook moet de stand dikwijls worden hersteld, vooral bij veulens en jonge
paarden in vrijheid, om de harmonie tusschen de richting der voetbeenderen,
en van den hoef te herstellen, om misvormingen van den hoornschoen, of
gewrichtsafwijkingen te voorkomen, waartegen later niets meer te doen is.
Bij beslagen hoeven moet de stand bij elk vernieuwd beslag worden her-
steld. Om de natuurlijke (physique) gesteldheid van den hoef te bewaren,
de taaiheid van het hoorn te behouden, daartoe dient in de eerste plaats
een rationeel beslag, en verder, zooals schrijver zich uitdrukt, de zoogenaamd
eigenlijke verpleging. Hier passeeren nu achtereenvolgens de revue: het
schoonmaken van den hoef, wasschingen, baden, natte inwikkelingen door
vlas, vilt, vilten schoenen, het insmeren, toepassing van vetten, terpentijn,
was, tamponneeren van de hoeven in den stal met gebruikmaking van teer
met een zool van vilt, van leder of ander waterdichte stoffen, staan op voch-
tig strooisel, op leem en kleiaarde, op koemest (vooral niets vergeten M.),
vochtig houtzaagsel, vochtig zand of turf, verblijf in de weide, in een paddock
of loopplaats, met zachten zandbodem, niet te droog, niet te vochtig.
Om de functie ongeschonden te bewaren, den hoef gezond te houden, hem
te verbeteren, wanneer hij is vervormd, moet men de functie der verschil-
lende onderdeelen, de voeding, de hoornontwikkeling en het hoefmechanisme
opwekken. Zulks bereikt men het beste door hoefgymnastiek. Het paard
in den huiselijken staat leeft niet als het paard in vrijheid; vooral heeft
zulks betrekking op den toestand van den bodem, waardoor met alle orga-
nen in hun werking tot hun recht komen. Om dat te herstellen wordt
het gebruik maken van de volgende middelen aangeraden: het zich oefenen
op een geschikt terrein, waarvan de bodem bestaat uit een mengsel van
leem, zand en water; werken op den akker, ploegen en eggen; verblijf op
een laag van kleine steentjes, een geschikt beslag, vooral naar den vorm
der zool, en dat aan de grondvlakte een breeden steun geeft; soms een zwaar
beslag; ook het gebruik van verwisselbare kalkoenen aan toon en takeinden
of aan takeinden alleen, en eindelijk door manége-oefeningen. De verschil-
lende bewegingen kunnen bij het jonge paard gunstig inwerken op onzui-
vere beenstanden; daardoor verkrijgt men evenwicht in de spierwerking der
ledematen, omdat naar mate van den aard der gangen, alle spieren regel-
matig worden geoefend. Indien het paard niet kan worden gereden, kan
het worden ingespannen. Men mag alzoo zeggen: alle manége-bewegingen
bij jonge paarden methodisch toegepast, zijn dienstig aan de rationeele
gymnastiek van den hoef.nbsp;Moubis
NOG EENS OVER HET NOODIJZER.
Naar aanleiding van een artikel van de firma van Burkom amp; Son, voor-
komende in het „Nieuws van den Dagquot; van 31 Aug. en in „De Telegraaf'
van 2 Sept., werd door ondergeteekende op 8 Sept. gebruik gemaakt van de
gelegenheid om een bezoek te brengen aan gezegde firma, O.Z. Voorburg,
wal 95 te Amsterdam, om met het in haar bezit zijnd noodijzer kennis te
maken. Ik had zoo juist gelezen over den nieuwen Noordpoolontdekker
Peary, die, nadat dr. Cook nauwelijks den Noordpool had ontdekt en er de
Amerikaansche vlag geplant, seinde: Stars en Stripes nailed North Pole
Aan dit artikel was de beschouwing vastgeknoopt, dat het meermalen is
voorgekomen, dat eenzelfde uitvinding of wetenschappelijke ontdekking op
denzelfden tijd door verschillende personen is geschied. Het kwam mij voor
dat de uitvinding van het noodijzer in hetzelfde geval zou kunnen verkee-
ren. Nu weten we allen wel, dat noodijzers, hoefschoenen voorzien van
een ijzer, ook wel verbandijzers geheeten, reeds zeer lang, in meerdere mo-
dellen bestaan. Maar die toestellen lieten algemeen door hun constructie
te wenschen over voor het gebruik in de practijk, d. w. z. met het doel
waarvoor het snelverband-hoefyzer van Roodvoets is uitgedacht, namelijk
om onmiddellijk te kunnen worden toegepast bij een paard, dat in het werk
zijnde, een ijzer verliest, en bij afwezigheid van een hoefsmid, of bij onmo-
gelijkheid van een gewoon ijzer te kunnen worden voorzien, den dienst
ongestoord kan blijven verrichten. Ik heb daarover in de vorige aflevering
mijn meening gezegd. Hier komt het slechts daarop neer hoe zulks staat
met het noodijzer van voorgenoemde firma. Jammer genoeg mag ik daarover
nog geen oordeel geven, om reden het noodijzer in zijn geheel toevallig niet
aanwezig was. Ik zag enkel het ijzer zonder lederwerk, en moet ik wachten
met eene beschrijving totdat mij door de welwillendheid der heeren van
Burkom amp; Son een compleet toestel zal zijn toegezonden. Het is intusschen
mijn phcht hier reeds te verklaren, dat beide modellen, wat betreft de hoef-
ijzers, geheel verschillend zijn, zoodat alles wat betreflende een nieuwe vin-
ding door den heer Roodvoets te Utrecht, ongeschonden blijft, zooals die
door mij in de vorige aflevering van „De Hoefsmidquot; is bekend gemaakt.
Moubis.
quot;körte iviededeelingen.nbsp;~
- Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. Na een verblijf van
bijna 6 maanden is op 28 Aug. vertrokken met een „goedquot; getuigschrift
de leerling J. Dijkhuis van Eexta gem. Scheemda.
Een cursus aan de Inrichting wordt thans gevolgd door de leerlingen-
H. Steenhuis van Noordbroek, P. Werkman van Middelstum, J. Bos van
De Wijk bij Meppel, D. Koetse van Tripscompagnie en B. Voslander van
Helium.
—nbsp;'s Hertogenbosch. De tweejarige cursus in hoefbeslag, onder leiding
van Dr. J. van Dorssen, Kapitein-paardenarts, het voorgaande jaar aan-
gevangen met 20 leerlingen, zal in November aanstaande worden voortgezet
met 16. Tier bleken dit voorjaar nog geen voldoende bekwaamheid te
hebben opgedaan om met vrucht het tweede gedeelte te kunnen volgen.
—nbsp;Zeeland. In deze provincie bestaat het voornemen in twee afdeelingen
der Zeeuwsche Maatschappij van Landbouw een cursus in hoefbeslag op te
richten, waarvoor van Rijkswege een subsidie zal worden aangevraagd.
Mocht het Rijk geen voldoend bedrag, ter bestrijding van de noodige
onkosten, ter beschikking stellen dan zal de ontbrekende som worden ge-
vraagd aan de Provincie.
—nbsp;Ongelijke belooning. De militaire hoefsmeden der artillerie staan
wat belooning voor hunne diensten betreft, achter bij hunne collega's der
cavalerie. Een batterij veld-artillerie bezit op vredessterkte slechts 50 paarden,
een half eskadron cavalerie onder dezelfde omstandigheden 64. Dit maakt
een verschil van 14 paarden a 3 ct. per dagabonnement of 42 cent per dag,
of f 93.30 per jaar.
Honderd stel ijzers voor inlandsche paarden der veld-artillerie wegen ge-
middeld 290 kilogram, hetzelfde aantal voor lersche paarden der cavalerie
222 kilogram, dat is een verschil van 68 kilo per honderd stel.
Rekent men nu dat de paarden 10 maal per jaar worden beslagen dan
zou een hoefsmid der artillerie vijf maal 68 kilo ijzer = 340 kilo ijzer meer
noodig hebben dan een hoefsmid der cavalerie, hetgeen berekent tegen 12 cent
het kilo een meerdere uitgave van f 40.80 medebrengt.
Uit deze berekening volgt dus dat een hoefsmid der Veld-Artillerie per
jaar ƒ 134.10 bij zijn collega der Huzaren ten achteren staat.
—nbsp;Bcgrooting 1910. De organisatie voor de bevordering der kennis van
het hoefbeslag in Nederland laat nog altijd heel wat te wenschen over. De
voornaamste kern, een opleidingsplaats van hoefsmeden, bestemd later op te
treden als onderwijzer in practisch hoefbeslag, bestaat nog niet. Het is den
lezers bekend dat naar onze meening die opleidingsplaats dient te komen in
de hoefsmederij van 's Rijks Veeartsenijschool en dat de leerlingen moeten
worden gezocht uit de besten van hen die in de onderscheidene provinciën
een cursus in hoefbeslag hebben gevolgd.
Deze hoefsmidschool kon afzonderlijk naast 's Rijks Veeartsenijschool be-
staan en tevens dienstbaar kunnen zijn voor het onderricht der aanstaande
vee-artsen.
—nbsp;Cursussen in hoefbeslag. In plaatsen waar een geëxamineerd vee-arts
is gevestigd, alzoo praktijk uitoefent, is 'het volgens de wet aan militaire
paardenartsen niet geoorloofd particuliere praktijk te verrichten. Daaren-
tegen is zulks wel toegestaan aan militaire artsen (officieren van gezondheid).
In verband hiermede wordt door de paardenartsen wel gestreefd genoemd
verbod opgeheven te verkrijgen, waartegen de burgerveeartsen zich verklaar-
baar verzetten.
Naar onze meening is er veel voor te zeggen dat de militaire veterinairen
zich bijzonder toeleggen op speciale onderdeelen van het vak, waarbii
paardenkennis en hoefbeslag wel het meest in aanmerking zullen komen
Up plaatsen waar cursussen in paardenkennis en hoefbeslag worden ge-
liouden verdient het aanbeveling te trachten zoo mogfeliik een milil-nirA
paardenarts die zich in die richting speciaal heeft ontwikkeld, te bewegen
de leiding daarvan op zich te nemen.
- Het snelverband-hoefljzer, dat beschreven is in de vorige aflevering
scheen ons ook geschikt te zijn voor een paard, waarbij twee zeer groote
eggers waren afgebonden (curiositeitshalve zij medegedeeld dat een dezer
leggers een gewicht t,leek te bezitten van ll^j, K.G.). De betrekkelijk groote
wondvlakten, die geruimen tijd na de operatie nog aanwezig waren, leverden
mm of meer bezwaar op om het dier vóór ijzers te laten onderleggen De
aangegeven hoefschoen met ijzer scheen ons geschikt om het dier daarmede
te laten werken waardoor het paard den kost zou kunnen verdienen en
het stappen allicht mede gunstig zou werken op het verminderen der dikten,
die aan den rand der wondvlakten voorkwamen.
Na het verstrekken van de volgende maten: omtrek draagrand, omtrek
kroonrand, afstand van kroon- tot draagrand in den toon en aan de ver-
zenen, afstand van toon tot buitenvers (aan de ondervlakte), de grootste
hoef breedte en de afstand tusschen de beide verzenen, benevens de hoek-
grootte van wand met zool in den toon, - werden enkele dagen later de
keurig afgewerkte verband-hoefijzers toegezonden. Deze pasten goed en het
paard heeft er twee dagen mee gewerkt, doch toen bleek de rechtervoet aan
de ballen verwond te geraken en ook aan den buiten-kroonrand. De linker-
voet IS onbeschadigd gebleven, zoodat de kneuzing rechts vermoedelijk een
gevolg zal zijn van het minder zuiver passen van het snelverband-hoefijzer
aan deze zijde. De kosten der hoefschoen-ijzers bedragen ƒ7.- per stuk
Deze proefneming is alzoo niet onverdeeld gunstig verloopen, doch zij had
natuurlijk een beteren uitslag kunnen hebben, indien het paard gemakke-
lijker stapte, geen verbeende hoefkraakbeenderen had en de uitvinder de
schoenen aan de hoeven had kunnen passen, m. a. w. als het dier niet te
Gronmgen doch te Utrecht ware geweest. Ook is er wellicht nog ver-
betering te krijgen door de tegen de ballen drukkende leeren klep van
een zacht kussentje te voorzien.
- Rijksnajaarshengstenkeuringen. Deze keuringen, waarbij alle 2-iariae
en oudere hengsten, die gedurende 1910 ter dekking zullen worden gesteld
ter keuring moeten worden aangeboden en pas na goedkeuring het recht
van dekking verkrijgen, zijn j.1. Dinsdag weder aangevangen
De keuringen in de onderscheidene elf provinciën worden in September
October en November gehouden. Het eerst komen die provinciën aan de
beurt waar de reisgelegenheden het moeilijkst zijn, alzoo die waar eilanden
Hona'ndnbsp;Ï^oord-Holland, Priesland en Zuid-
Dinsdag 7 September is de eerste dezer herfstkeuringen gehouden te
-ocr page 147-Oostburg, terwijl thans de prov. Zeeland reeds is afgewerkt en volgende
week Noord-Holland aan de beurt komt.
Deze hengstenkeuringen, die in een andere betrekking door ons alle
worden bijgewoond, vormen een goede gelegenheid om een algemeen over-
zicht over den stand van het hoefbeslag in de verschillende provinciën te
verkrijgen en deze jaarlijks te controleeren.
De in Zeeland voorgebrachte hengsten toonden over het geheel voldoende
te zijn beslagen. Het is een hooge uitzondering dat er andere ijzers worden
aangetroffen dan vrij zware met stampnagelgaten en zonder kalkoenen; vóór
meestal met min of meer verdikte takken, achter in den regel gewoon
slichte ijzers.
Het hoefbeslag moge in Zeeland op verschillende plaatsen nog al te
wenschen overlaten, doch de hengsten wettigden door hun beslag dien indruk
niet en wij hebben derhalve een meer gunstige opvatting dan daaromtrent
in andere verslagen is vermeld.
_ Cursussen hoefbeslag. Aan de Afdeelingen 's Gravenhage en Haarlem
werden vanwege de Holl. Mij. v. Landbouw over 1908/'09 subsidiën verleend
voor de van harentwege gehouden permanente cursussen in hoefbeslag.
De cursussen voorzien in een bepaalde behoefte. Telken jare melden zich
leerlingen aan, somtijds meer dan geplaatst kunnen worden.
(u. Verslag over 1908p09, Ned. Landb. Weekbl.)
— Kreistierarzt Plesser te Bernburg schrijft in de „ Berliner Thierärzt-
liche Wochenschriftquot; over verbeteringen in de opleiding van aanstaande
vee-artsen.
Omtrent hoefbeslag zegt hij het volgende:
„Het meest noodzakelijk is echter een verandering in het onderwijs van
het hoefbeslag voor de burger-studenten. Een theoretisch college is lang
niet voldoende. De zoogenaamde oefeningen op doode hoeven zijn bijna
geheel waardeloos, wanneer deze heden nog worden gedaan, zooals dit in
mijn studietijd het geval was. Men kan daardoor wel het snijden aan den
hoef leeren, maar meer ook niets. Wij moesten toen ook een ijzer onder-
leggen, maar er werd slechts een ijzer dat in 't geheel niet paste vastgenageld.
Welk nut zal dat hebben? Hier is een volkomen reorganisatie noodig.
Ik ben er niet voor dat de studenten een ijzer leeren smeden, dat kunnen
wij aan de hoefsmeden overlaten, maar zij moeten in elk afzonderlijk geval
kunnen zeggen welk beslag het moet zijn. Zij moeten kunnen aangeven,
hoeveel en waar aan de verschillende plaatsen van den hoef moet worden
besneden, welk soort ijzer het moet zijn, hoe het moet liggen, enz.
Bat is slechts te leeren door demonstratie op levend materiaal met inacht-
neming van de standen en gangen der dieren.
Om deze slechte toestanden te verbeteren, zou men te Berlijn de militaire
hoefsmidschool voor de burger studenten open moeten stellen, zooals dit ook
te München en Dresden het geval is. Zij moesten dan samen met de mili-
taire studenten in het hoefbeslag worden onderwezen
Ook voor de militaire studenten, de a.s. paardenartsen, is het niet noodig
dat ZIJ een Ijzer kunnen smeden; het is voldoende als zij maar precies weten
hoe en met vyelk ijzer de paarden beslagen moeten worden. In oorlogstijd
zu len de militaire paardenartsen toch steeds hoefsmeden ter beschikking
hebben; waarvoor moeten zij dan toch hierin worden geoefend?
Indien de verbinding met de militaire hoefsmidschool te Berlijn niet
moge ijk blijkt, dan moet voor de lurg er studenten een afzonderlijTce hoefsmid-
school voor hurgerhoefsmeden worden ingericht, en hiervoor kan de bestaande
hoetsmederij voor de kliniek zeer goed worden ingericht
* #
*
„Het nieuwe tarief der Rijksverzekeringsbankquot; (in werking
getreden op 1 Juli '09), ten dienste van de krachtens de ongevallenwet
1901 verzekeringsplichtige werkgevers, door P. Clignett, chef der afd
aansluiting en lidmaatschap van de centrale werkgevers risico-bank. Singel
130, Amsterdam.nbsp;^
Spr. zegt in het „Voorberichtquot; o.m. „Daar de verzekeringsplichtige be-
drijven in het Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden groepsge-
wijze voorkomen en vele werkgevers bij het opsporen van de klasse en de
gevarencijfers vaak niet kunnen weten bij welke groep zij moeten zoeken
heeft hij gemeend met het samenstellen van dezen klapper geen onnuttig
werk te verrichtenquot;.nbsp;^
Dit laatste is ook onze meening en wij gelooven, dat het boekje, dat voor
slechts 15 cent bij eiken boekhandelaar verkrijgbaar zal worden gesteld, tot
gemak van vele werkgevers kan strekken.
Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag.
PAARD EN AUTOMOBIEL.
Nu men in onzen tijd van snellen vooruitgang, zeer dikwijls uit gesprek-
ken opvangt, de vrees als zou het paard worden verdrongen door den auto-
mobiel, mogen wij ons werkelijk wel eens de vraagstellen: Is het werkelijk
te duchten, dat het toenemende automobilisme een gevaar voor het paard
en de paardensport oplevert?
Men behoeft geen genie als koopman te bezitten, om eenige kennis te
hebben der wet van vraag en aanbieding. Men spreekt van een vergelij-
king A (aanbieding) = V (vraag). Daadwerkelijk bestaat deze vergelijking
slechts zeer zelden, meestal is er in deze zaak geen evenwicht. Bij gun-
stige voorwaarden voor den fabrikant is A kleiner dan V, d. w. z. de aan-
bieding minder dan de vraag; in dit geval stijgen de prijzen.
Is omgekeerd A grooter als V, dan staat do zaak slecht, want in negen
van de tien gevallen zullen de prijzen dalen. De schommelingen hierin
practisch te benutten, is een zaak der speculatie, welke in ieder bedrijf zijn
voordeel geeft.
Wij menschen bezitten meestal een zekere inbeelding; onze wenschen en
aanspraken reiken meestal verder dan de werkelijkheid gaat. Toen men op
de electrische proefbaan de 200 kilometer snelheid per uur bereikt had,
beving het publiek niet het gevoel der bewondering voor deze levering, niet
de gedachte aan de moeite en tijd, die het gekost had, en kosten zou eer
men op alle spoorwegen iets dergelijks leverde, doch wel de gedachte, „hoe
kunnen wij nog sneller gaanquot;. Altijd sneller, en steeds volmaakter. Men
kan steeds waarnemen, hoe meer het verkeersmiddel zich uitbreidt, hoe
meer men zich op de snelheid toelegt.
Wij zijn momenteel op alle mogelijke nieuwe leveringen der techniek
voorbereid, en toch verlangd ieder voor zich nog meer als de practijk bij
machte is te leveren. De verhouding is A = kleiner als V, alzoo worden
er op het gebied de verkeersmiddelen gunstige voorwaarden geboden, en
steeds in cresendo.
Nu kunnen wij echter constateeren, dat geen ander verkeersmiddel zoo'n
groote variatie biedt, zoo'n groot aanpassingsvermogen bezit als het paard.
De bloote werkelijkheid levert ons hiervoor het beste bewijs. Zelfs de
niet-rijder heeft gelezen van den sport der middeleeuwen, het tournooi. Bij
dit spel steeg de ruiter van zijn gewoon raspaard op een bijzonder sterk,
krachtig dier, hetwelk hij met de rechterhand stuurde.
De tournooien zijn verdwenen, echter niet de behoefte aan het krachtige
paard; integendeel, deze bloeit in den laatsten tijd weer levendig op. Ook
heden zoekt men zware paarden van 1800—1900 pond, echter niet als rij-
paard, doch als omnibus- en lastpaarden voor expediteurs, bierbrouwerijen
enz., waarvan jaarlijks velen worden ingevoerd, en waaraan de behoefte
steeds grooter wordt. Heeft het paard wel het veel oudere trekdier, den
ezel, op zij gedrongen? In de warme landstreken spelen ezel en muildier
nog een gewichtige rol. Deze oude trekdierrassen bieden door hun groot
uithoudingsvermogen bijzondere voordeelen, en moet dikwijls de snelheid
voor andere factoren wijken. Ook hier is dus de aanbieding kleiner als
de vraag.
Het zal de automobiel nimmer gelukken het paard te verdringen, voor-
namelijk in het personenvervoer in de practijk. Voor sport en genoegen
schaft zich menigeen een automobiel aan, welke bij het eerste jaar de ze-
kerheid bezit van een rijtuig met paard.
De automobiel is nog in het stadium van worden, zoo bewonderenswaar-
dig hij overigens ook is en niemand zal ontkennen, dat, wanneer hij heden
een dergelijk voertuig koopt, dit niet reeds over een jaar een verouderd
systeem is; verder is de slijtage veel grooter dan bij paardenrijtuigen.
Daarbij komen die talrijke reparatiekosten, en de omstandigheid, dat de
bediening niet door een eenvoudigen koetsier, doch door een bijzonder ge-
vormden chaffeur moet geschieden.
Verder, wanneer een trekpaard zijn diensten geleverd heeft, wanneer hij
„opquot; is, behoeft men slechts een andere trekkracht aan te schaffen en de
wagen blijft dezelfde, bij een automobiel is de motor in den regel niet zoo
onafhankelijk van den wagen, de demontage veroorzaakt veel kosten, tijd-
verlies en ergernis en is somwijlen nog kostbaarder dan een geheel nieuwe.
Op dezen grond koopen de groote handelshuizen in het centrum van het
automobilisme, in Parijs, nieuwe paarden, en bovendien nieuwe stallen, in
plaats van tot automobielen over te gaan. In Berlijn koopen dergelijke
firma's auto's, om door een eerste klas wagen reclame voor hun zaak te
maken; echter hoe lang duurt die reclame? Dergelijke firma's kunnen toch
geen verouderde systeems gebruiken. De handelsmannen, welke zich dus
bij het paard houden, sparen veel geld, en blijven immer „modern.quot;
Buiten deze heeft men nog vele gevallen, waar de automobiel het paard
niet kan vervangen, wij noemen slechts het werk op oneffen wegen, voor
den landbouw in vele gevallen, de cavallerie, rennen enz., en dan zal het
voor menigeen een grooter genot zijn een levend wezen te regeeren, dan aan
een dood wiel te moeten draaien.
Een invloed zal de automobiel uitoefenen, zij zal het getal der slechte
paarden verminderen, de goeden daarentegen zullen toenemen, om concurentie
te kunnen bieden. Misschien bloeit voor het paard nog een nieuw bedrijf;
men bouwt tegenwoordig overal reparatie-werkplaatsen, wellicht stalt men
daar eenige paarden om „onwilligequot; auto's naar huis te sleepen.
Daarom geene vrees voor de toekomst van het paard; automobiel en paard
zijn nog niet voldoende om A = T te maken.nbsp;M.
iJm
5Iet 1 Oct. of later b. z. a. een JONGMENSCH, 22 jaar, de hoefsmid-
school te Amersfoort doorloopen hebbende.
Br. fr. onder motto „Hoefsmidquot; aan den boekhandelaar A. MEIJEE,
Koningstraat 34, Arnhem.nbsp;'
Vraagt bij uwen ijzerhandelaar ECHTE
DICK'S Hoefraspen
en andere gereedschappen
voornbsp;^^
vooral op het merk:
te letten.
Verkoop alleen aan grossiers!
FRIEDR. DICK, Esslingen a. N., (Württemberg)
Vertegenwoordiger: J. J. VAN MEEKREN, Amsterdam, Sarphatistraat 73.
-ocr page 151-verkrijgbaar in de chemicaliëu
en drogerijen-handel van
K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,
te Dordrecht.
Brijscouranten voor HH. veeartsen
en hoefsmeden op aanvrage gratis.
Eerste Electrische Draadvlechterij
D. HOGENBIIIK amp; ZOON, Bloemendaal bij Haarlem.
Leveren spoedig en
billijk VIERHOEKIG
in elke gewenschte
maaswijdte, draad-
dikte en breedte.
Vraag prijs en monsters
Met toestemming van den Minister van Oorlog opge-
maakt naar officiëele bescheiden in het archief
van het Departement van Oorlog,
door
H. C. M. E. H. Van Soetermeer Vos,
Kapitein der Veld-Artillerie te Breda.
(Met een plaat van het kasteel te Borculo, en bovendien in den
tekst het portret van den generaal-majoor Jhr. J. van de f oH,
oud-directeur der genoemde Stoeterij.)
Het werk telt 100 blz. druks. Aan de uitvoering zijn geen
kosten gespaard. - Prijs slechts / 0.70, fr. p. p. ƒ0.75. - Uitgave
van A. W. HEIDEMA te Groningen.
S. C. KI. BAX. -2, 4 en 6 Jufferstraat - ROTTERDAM.
Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG.
Meest uitgebreide sorteering prima blanice
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fijne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —
Intercommunaal
Telephoon
No. 1355.
Telegram-Adres
BAX Jufferstraat
Rotterdam.
NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN,
voordeelig, gemakkelijk in gebruik. — Runnen niet loslaten.
Open Zolen uit één stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
Toorradig in 11 maten van 4yig tot
6J Eng. dm., uiterste breedte buiten-
kant ijzers gemeten.
Merk „Ramblerquot;,
in witte eu grijze
Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig vau
tot 6J quot;Eng. dm.
Merk „(Jliicagoquot;,
geheel Caoutchouc
uit één stuk met
zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van
7itot 7Eng. dm.
Uiterste breedte buitenkant ijzers gem.
Gewone
Engelsche Hoefzolen
Strijkringen
met riempje.
Hoef.
randen.
Kunsthoorn.
Hoeftangen.
Renetten (rechts en
links).
Hoefraspen.
Houwklingen.
Hoefhamers.
Las- of Welbladen en
Poeder
om ijzer en staal te
Tvellen.
Tonwijzers in
verschillende maten.
op Leder,
„Safety pad en
Frogpadquot;.
Engelsche Hoefzolen
A. en D, amp; H.
Open Caoutchouc
zool, merk B. V.,
in 7 maten, voor-
en achterijzers,
voorradig.
Men lette op het echte merk S T met kroon.
-ocr page 153-14e Jaargang. — 1909. — Aflevering lO.
REDACTEÜR-UITGEVER: A. W. HEIDEMA TE GRONINGEN.
-ocr page 154-
Lambert amp; | ||
Hallanan Hoefzolen de Beste en | ||
Rotterdam, Wijnhaven 127. |
Over een bezoek in de werkplaats. — Wat Xenophon zegt omtrent hoef-
verpleging. — Militaire hoefsmidschool te Amersfoort. — Cursussen in
hoefbeslag in Friesland. — Ingezonden stukken. — Korte mededeelingen. —
Persoverzicht. — Mededeelingen over het smidsvak vallende buiten het
hoefbeslag. — Advertentiën.
OVEE EEN BEZOEK IN DE WEEKPLAATS.
Er bestaat geen beter gelegenheid om zich over den toestand van de
hoeven der paarden en van het beslag een oordeel te kunnen vormen dan
het bezoeken eener groote paardenmarkt. De verschillende soorten van
paarden, uit bijna elke streek van het land, verschillend van bouw en
grootte, van stand en gang, zulk schouwspel vormt een compleet materiaal
tot het maken van opmerkingen of studies betreffende den hoef en het
hoefbeslag. Het is opvallend welk verschil bestaat in de verzorging in het
algemeen van den paardenhoef, zooals die tegenwoordig wordt toegepast,
en zooals die was een paar dozijn jaren terug. Destijds wekte het onderzoek
van den hoef en zijn beslag eenvoudig de ergernis op van elk deskundig
liefhebber, gunstige uitzonderingen er buiten gelaten, want mannen, die een
eer stelden in hun paarden of in hun werk, en daarvoor de kennis of de
handigheid bezaten, zijn er steeds geweest. Men vroeg zich wel eens af,
hoe het mogelijk was, dat een lichaamsdeel, zoo gewichtig voor den gang,
voor den dienst, voor de waarde van het dier, zoo slecht kon worden be-
handeld en zulks door den vakman en ook door den eigenaar van het paard
zelf. Bij zoodanig hoefonderzoek waren schering en inslag, eensdeels door
de bewerking misvormde, ten anderen door onverschilligheid of onkunde
verwaarloosde hoeven. Dat is anders geworden; aanschouwt men thans het
paardenmateriaal op diezelfde markten, of op tentoonstellingen van landbouw,
of bij welke gelegenheid ook, waar vele paarden bij elkander zijn gebracht,
om zich aan eene keuring te onderwerpen, of in het strijdperk tegen elkander
op te treden, of om te koop te worden gesteld, overal is de indruk, zoo
niet steeds in alle opzichten gunstig, dan toch over het algemeen goed of
voldoende; ook de verslagen in de hippische bladen luiden dienovereenkomstig.
Waar vandaan dat verschil van vroeger en thans? Dit is een onderwerp,
waaraan menige bladzijde kon worden gewijd, het is de geschiedenis van het
hoefbeslag van de latere jaren, waarin de eigenaar vau paarden het gewicht
van een goeden hoef en een goed beslag heeft leeren inzien, ten anderen de
hoefsmid heeft geleerd hoe schoon zijn vak kan zijn, en heeft ondervonden
dat zijn aanzien is gestegen om der wille zijner kennis, algemeen? neen,
want menigmaal geven, èn de toestand, de verwaarloozing der hoeven door
den eigenaar, èn ook het werk van den hoefsmid wel degelijk nog aanleiding
tot dezelfde afkeuring als voor jaren her.
Dat de cursussen voor hoefbeslag, welke sedert tal van jaren in ons land zijn
gehouden, die gunstige verandering in de zorg voor den paardenhoef ten goede
hebben te weeg gebracht, is duidelijk genoeg. Hoe eenvoudig daar ook de
leer van den hoef en zijn beslag werden onderwezen en aangeleerd, zij zijn
ontegenzeggelijk het uitgangspunt geweest voor de met kennis van zaken
toegepaste leerstellingen, en die ook niet zonder goed gevolg langs de meeste
paardenhouders en paardenfokkers zijn voorbijgegaan, en hunne belangstelling
hebben opgewekt, in vele gevallen van hunne vereenigingen zijn uitgegaan.
Daar hier de hoofdzaak is de belangen van den vakman te behartigen, meen
-ocr page 156-ik dat het, in verband met bet vorenstaande, van eenig nut kan zijn, om
ook nu en dan eens de werkplaats te betreden en belang te stellen in zijn
arbeid aldaar, om, als men mag te loven wat goed is, en een vriendschap-
pelijke bespreking te houden, zoo noodig van goeden raad te dienen, over
alles wat men waarneemt, ook al wijkt een of ander eenigszins af van de
wijze waarop een zaak indertijd op den cursus is behandeld. „Een goed
woord op z'n plaats vindt altijd een goed gehoorquot;, en men doet zelf eenige
ervaring op betreffende het leven in de practijk. Bovendien als men wat
voelt voor het vak en zijn beoefenaren, dan stelt men het op prijs, wan-
neer men ondervindt, dat er gewerkt wordt met lust, en vooral volgens de
grondbeginselen, die vroeger zijn geleerd. Zoodanig bezoek levert in zulk
geval een episteltje voor het vakblad, den sterke tot voldoening, den zwak-
keren vakbroeder tot opwekking. Zoo stel ik me tenminste voor, en kwam
zoodoende op de gedachte, om het wedervaren te kennen van een drietal
mannen van het vak, die sedert jaren reeds in de practijk werkzaam zijn.
Daarom richtte ik mijn schreden op 30 Aug. naar Houten om de heeren
Meijerink in hun werkplaats te bezoeken; die belangstelling voor hen had
een bijzondere reden. Een van hen was namelijk gedurende mijn aanwe-
zigheid aan de Hoefsmidschool te Amersfoort, als leerling werkzaam geweest,
terwijl een ander aan den eersten cursus voor hoefbeslag te Utrecht had
deelgenomen. Beiden waren goede leerlingen en werden handige vakman-
nen; daarvoor stonden de leden dezer smidsfamilie reeds vroeger bekend,
reeds onder hun vader, die de eerste leiding gaf, en met wien ik bij deze
gelegenheid het genoegen had kennis te maken. Eene andere reden was
om te onderzoeken of er in hun smederij niet een of ander nieuws betref-
fende het vak te zien was, waardig om in het vakblad te plaatsen; want
reeds voor jaren geleden, had men gelegenheid om het werk van de heeren
M. op tentoonstellingen te zien, en was dit menigmaal bekroond geweest.
En wie herinnert zich niet de uitvinding van de in de winters van 1894—95
en 95—96 zooveel beschreven en bij de legerpaarden beproefde „veerkal-
koenenquot; als scherp beslag, eene vinding die vele goede eigenschappen bezat,
doch voor het leger niet practisch genoeg in de toepassing bleek te zijn.
Bovendien had een van hen kort te voren in „De Hoefsmidquot; voor zich
opgevorderd, de vinder te zijn van het ijzer tegen Eranschen stand, in de
afl. 4 van de „De Hoefsmidquot; beschreven. Dit ijzer kennende, was ik erg
nieuwsgierig ook het origineel bij H. J. Meijerink te zien.
Nu, de bekende muziek op het aambeeld wees mij in het stille dorp
spoedig de smederij van W. H. M., een ruime van steenen gebouwde nieuwe
beslagloods, direct achter het nieuwe woonhuis, beide bijna voltooid. Ik
zag er een paard beslaan, en den aanwezigen voorraad ijzers, die niet groot
was wegens de drukte der verbouwing. Vandaar bracht M. mij naar het
huis van zijn vader, waar de jongste broeder H. J. M. zijn vak uitoefent;
ook hier aan het woonhuis verbonden een goed steenen gebouw, iets be-
knopter en ouder van datum. Ook hier kon ik een paard zien beslaan; de
voorraad van hoefijzers aan muur en zoldering aanwezig, was vrij aanzien-
lijk. Deze Meijerink liet me dan zijne vinding zien, het ijzer tegen Eran-
schen stand, volgens zijn beweren reeds voor een paar jaren door hem
uitgedacht. Dit ijzer liomt geheel overeen met het in afl. 4 voorgenoemd
beschrevene, met eenig verschil in den vorm der schroef. Mijne meening
dat dit ijzer ongeschikt en niet zonder gevaar voor het gebruik is, werd
door mij reeds eerder gemeld, en nu moge het zijn, zooals mij werd beduid,
dat de een of ander landbouwer, fokker of handelaar wenscht dat de afwij-
kende stand van zijn paard worde weggenomen, dan kan dit toestel daarvoor
toch niet het middel zijn. Te zwaar voor het jeugdige dier en overbodig
voor het volwassen paard, zal het blijken niet geschikt te zijn, ook niet
om zelfs den uitvinder te voldoen. Betrefiende de verzameling van hoefijzers
voorgenoemd, welke ik nog eens gaarne in oogenschouw wilde nemen, werd
ik verwezen naar broeder no. 3, hoefsmid te Driebergen. Deze, het oudste
lid van het trio in quaestie, heeft een cursus gevolgd in de smederij der
Teld-Artillerie te Breda, en aldaar zijn diploma behaald.
Het was op 4 Sept. dat H. W. M. door mij werd bezocht; de hierbij
gevoegde photo geeft het front en den ingang der groote werkplaats te zien,
waar ruimte in overvloed is om meerdere paarden te plaatsen. In hetzelfde
lokaal is een travaille aanwezig, de achterwand is voorzien van een groote
collectie gepolijste hoefijzers voor verschillend gebruik en beslagen hoeven,
bekend van vroegere tentoonstellingen, en eene andere verzameling van de
meest in gebruik zijnde gewoon gesmede ongevijlde ijzers, zooals deze tegen-
woordig alleen voor bekroning in aanmerking komen. Het verwonderde me
geenszins dat de eigenlijke vinder van het beslag met veerkalkoenen, welke
hij later tot holle ronde kalkoenen, inwendig gevuld met caoutchouc,
wijzigde, ook thans weêr, eerst sedert kort, met een nieuw idee rondging,
dat hij wegens de drukke werkzaamheden nog niet had uitgewerkt, maar
was hij toch zoover om mij zijn meening duidelijk aan te toonen. De zaak
komt op het volgende neêr:
een paard ten gebruike onder omstandigheden, waarvoor een krachtige
beweging van de ledematen wordt geëischt, b.v. voor het concours-hippique,
heeft een goede actie der voorhand, maar laat die der achterhand te wen-
schen over; hoe kan het beslag daarbij behulpzaam zijn, zoodat de achter-
beenen beter en krachtiger worden gebruikt? M. dacht zulk een middel te
vinden in een veerend toestel aan de ijzers der achterbeenen. Hoewel hij
meerdere methoden door veerwerking kon ten beste geven, bepaalde hij zich
vooreerst tot de volgende constructie:
aan de einden der ijzertakken boort hij aan de ondervlakte een holte tot
dicht aan de bovenvlakte; dit gat dient tot opname van een veerenden
kalkoen. Deze laatste bestaat uit een ijzeren bus, geheel hol en van onder
gesloten, juist passende in het zooeven beschreven gat van den ijzertak. In
die bus is om een daar aanwezige korte stift een spiraalveer geplaatst, terwijl
een dwars door het ijzer en de veer geslagen pin het verloren gaan der op-
en neergaande veer belet.
Het valt natuurlijk nog te bezien of er eenig resultaat mede bereikt kan
worden, en zal eene beproeving de practische waarde van deze methode
moeten bewijzen; een beoordeeling moet thans achterwege blijven; wellicht
kan later de uitslag er van worden medegedeeld.
Wat mij in die smederijen, zoowel te Houten als te Driebergen, het
meeste genoegen heeft gedaan, was, dat aan de vervaardiging der hoefijzers
groote zorg wordt besteed; ik zag dat die over het algemeen van goeden
vorm waren, dat de eigenschappen, die we toekennen aan een goed ijzer,
zooals genoemde hoefsmeden die hadden geleerd op de door hen bezochte
cursussen, zeer voldoende aanwezig waren, vooral opvallend een goed ge-
vormde rits en zuivere vorm en verdeeling der nagelgaten te zien waren.
Hier was men niet in ouden sleur geraakt, integendeel het vak werd rationeel
uitgeoefend, en wel in hoofdzaak ten dienste van paarden van landbouwers.
Ik vond hierin voldoende aanleiding om een en ander betreffende deze
vakmannen hier te melden. Immers, dat het beslag der paarden algemeen
goed worde uitgevoerd, dat is ons streven, en moet steeds de leuze zijn van
allen, die er belang in stellen.nbsp;Moubis.
WAT XENOPHON ZEGT OMTRENT HOEFVERPLEGING.
Omstreeks 2300 jaren geleden schreef de Grieksche veldheer Xenophon
een boek over het paardrijden, eene handleiding voor den ruiter.
Dit werk is door den Ie Luitenant der Artillerie b. D., C. A. van Woel-
deren, uit het Grieksch in het Nederlandsch vertaald en uitgegeven, doch
helaas niet in den handel verkrijgbaar.
Wij nemen de vrijheid uit bedoeld boekje eenige zinsneden aan te halen,
betrekking hebbende op de verzorging der hoeven en de beoordeeling van
het paard; het hoefbeslag als zoodanig was toen nog niet bekend. Xenophon
zegt aldus:
Van het lichaam nu, verklaren wij, moet men in de eerste plaats de
beenen onderzoeken. Want evenals een huis niets waard zou zijn, als wel
is waar de bovenbouw zeer mooi is, maar als er geen fundamenten onder-
zitten, zoo zou een krijgspaard niets waard zijn — ook niet als het overigens
alle goede eigenschappen bezit — indien het slechte beenen heeft, want dan
zou men van al die goede eigenschappen geen gebruik kunnen maken. Van
de beenen moet men nu in de eerste plaats de hoeven keuren, want voor
goede beenen munten wijde hoeven verre uit boven nauwe hoeven.
Vervolgens moet men ook hier goed op letten, of de hoeven — zoowel
aan de voorzijde als aan de achterzijde — steil zijn of plat, want bij steile
hoeven is de straal verder van den grond af; daarentegen raken plathoeven
gelijkelijk den grond met het sterkste en zwakste deel van den hoef,
evenals dit het geval is met platvoeten bij menschen. En Simoni) ^ggt^
dat paarden met goede hoeven kenbaar zijn door den klank en dat zegt hij
zeer terecht, want de holle hoef klinkt op den grond als een cymbaal 2).
Evenals men nu bij het paard voor voer en ook voor oefening moet zor-
gen, om het lichaam krachtig te doen zijn, evenzoo moet men ook aan de
hoeven zorg besteden. Welnu, stallen die vochtig zijn en tevens een zachten
bodem hebben, benadeelen ook van nature gezonde hoeven. De stal moet
nu, om niet vochtig te zijn, eene goede afwatering hebben en om geen
zachten bodem te hebben, voorzien zijn van een vloer van steenen ter grootte
van de hoeven, want dergelijke stallen maken tevens de hoeven van de
daarin staande paarden sterk.
Als volgt zou nu wederom de standplaats buiten den stal het meest ge-
schikt kunnen zijn en de hoeven krachtig maken, als men namelijk vier of
vijf karreladingen ronde steenen, zoo groot, dat men deze met de hand kan
omvatten en ongeveer een pond zwaar, uitstrooit, afgezet met ijzer, opdat
zij niet verspreid zullen worden, want als het paard daarop staat, zal het
zijn, alsof het gedurende een gedeelte van den dag voortdurend op een
steenachtigen weg gaat. Immers noodzakelijk moet het bij het poetsen en
1)nbsp;Ook Simon heeft over paardrijden geschreven; hij heeft het metalen paard
tegenover het Eleusinium te Athene gewijd en op het voetstuk zijne eigen daden
laten inbeitelen.
2)nbsp;Een metalen muziekbekken.
-ocr page 160-bij het afweren van de horzels zijne hoeven gebruiken, evenals wanneer het
gaat. En de zoo neergeworpen steenen maken de stralen van de hoeven hard.
Want indien men poetst, terwijl men kijkt in dezelfde richting als het
paard, dan loopt men gevaar door knie of hoef in zijn gezicht geslagen te
worden, maar als men bij het poetsen den anderen kant uitkijkt als het
paard en dit afwrijft, terwijl men buiten en naast het been zich omlaag
buigt langs den schouder van het paard, dan zal men zich zoodoende nergens
aan blootstellen, maar den straal van het paard kunnen verzorgen door den
hoef omhoog te buigen. Op dezelfde wijze moet men ook de achterbeenen
poetsen.
Doch wie het paard door slaan wil dwingen, maakt het nog veel angstiger,
want de paarden meenen, wanneer zij in een dergelijk geval iets onaange-
naams ondervinden, dat datgene, waartegen zij wantrouwen lellen opgevat, ook
daarvan de schuld is i).
De vertaler heeft getracht den Griekschen tekst letterlijk weer te geven,
om daardoor zoo weinig mogelijk van het oorspronkelijke geschrift te doen
verloren gaan. Hij is er in geslaagd de verschillende technische termen in
goed Nederlandsch weer te geven en daardoor allen in de gelegenheid ge-
steld, den inhoud van dit werk van Senophon, den in de praktijk ervaren
grijzen ruiteraanvoerder, in den oorspronkelijken vorm te leeren kennen.
Al de voorschriften van Xenophon zijn er op berekend, de hoeven zoo
hard en droog mogelijk te houden, omdat ze des te beter weerstand konden
bieden aan afslijting.
Hieruit blijkt dus zeer duidelijk dat er geene ijzers door de Grieken werden
gebruikt. Wel deelt hij ons op een andere plaats mede dat hij bij sommige
Cursiveering is van den vertaler.
-ocr page 161-volken in Azië sokken over de hoeven der paarden zag aantrekken, om
des winters het diep inzinken in de dikke sneeuwlaag te verhinderen, daar
de Grieken geene middelen kenden om de overmatige afslijting der hoeven
en de daaruit voortvloeiende kreupelheid te voorkomen.
Alexander de Groote moest zijn ruiterij achterlaten wegens de sterke
afslijting van de hoeven der paarden door de langdurige marschen. Mit bri-
dâtes zond om dezelfde redenen zijne ruiterij naar Bithynië terug. Vandaar
die buitengewone zorgen om de hoeven der paarden hard te krijgen. Het
droge klimaat en de bodem van Griekenland waren zeer gunstig voor het
weerstandsvermogen der hoeven, zoodat aan het gebruik van het paard ruimer
grenzen werden gesteld.
Wel schijnt men in Griekenland gebruik gemaakt te hebben van hippo-
podes, bestaande in zwachtels of bandages, die van af den handwortel de
voorbeenen omwonden en zelfs de hoeven omgaven. In 't Britsch Museum
bevindtzich een Grieksche tegel van terra-cotta of gebakken klei (fig. blz. 152),
waarvan de ouderdom onbekend is. De voorhoeven zijn in vergelijking met de
achterhoeven te lomp; men leidt hieruit af, dat de hippopodes den hoef
nauw omsloten.nbsp;Laméris.
MILITAIRE HOEFSMIDSCHOOL TE AMERSFOORT.
Op den 27 en 28 September hadden de examens voor hoefsmid plaats.
Voor het eerst werden aan de school opgeleid zes militaire hoefsmeden der
Infanterie. Ingevolge de bepalingen van den Minister van Oorlog van 17
October 1908 kunnen jaarlijks zes van de bij de Regimenten Infanterie in-
gelijfde miliciens aangewezen worden tot het volgen van een cursus voor
hoefsmeden bij de Infanterie.
De ervaring heeft geleerd dat in tijden van oorlog minstens driemaal de
vredessterhte aan militaire hoefsmeden noodig zijn om de paarden goed op
beslag te houden.
De Beiersche paardenarts Ableitner, die den Fransch-Duitschen oorlog
in 1870/71 medemaakte, zegt dat er dikwijls 600 tot 800 paarden van
militaire ondernemingen met elkaar marcheerden, zonder dat daarbij een
hoefsmid aanwezig was. Van al de gewonde, kreupele en zieke paarden,
leed 20 pet. aan kreupelheden van den voet, welke voor het grootste ge-
deelte aan het slechte of slecht geworden beslag der hoeven moesten worden
toegeschreven.
Gaat men na hoe het bij ons gesteld zal zijn, indien onverhoopt ons leger
gemobiliseerd moest worden, dan zouden de bereden korpsen zelf hoefsmeden
te kort komen en zeker niet in staat zijn een enkelen hoefsmid af te geven
aan de korpsen infanterie, munitiekolonnes, verplegingstreinen enz. enz.,
die bijna uitsluitend met gerequireerde paarden worden voorzien.
Zeer terecht heeft dan ook Z.Bk. de Minister van Oorlog maatregelen
genomen opdat in geval van mobilisatie der regimenten Infanterie over
hoefsmeden zal kunnen worden beschikt.
Voor de miliciens der infanterie is dit tevens een prachtige gelegenheid
-ocr page 162-om tijdens hun diensttijd isosteloos valropleiding voor hoefsmid te krijgen
en zal deze maatregel ook de burgermaatschappij ten goede komen.
Aan de volgende zes miliciens der Infanterie kon, na een verblijf van
zes maanden aan de Hoefsmidschool, een diploma worden uitgereikt:
J. Kuijsnbsp;v/h. 10e Reg. Inf. afkomstig uit Castricum (Noord-Holland).
J. H. Brüning „ le „ „ „ „ Barger Oosterveen (Drente).
H. Kobesnbsp;„ le „ „ „ „ Vriezenveen (Overijssel).
Th. H. Schaars „ 8e „ „nbsp;„ „ Didam (Geld.).
G.nbsp;Veldman „ le „ „ „ „ Grijpskerk (Gron.).
J. Dedennbsp;„ 7e „ „ „ ,, Amsterdam.
Zij worden thans bij een der onderdeelen van het Regiment Veld-Artillerie
der Divisie, waartoe zij behooren, gedetacheerd, ten einde aldaar verder
practisch, ook in het winterbeslag, te worden geoefend.
Het toezicht op de practische vorming wordt aan een paardenarts ter
plaatse opgedragen.
Voor de tweede maal, nadat het aantal burgerleerlingen aan de Militaire
Hoefsmidschool tot zes is uitgebreid, werd het diploma behaald door:
P. G. van der Hoeff te Wolvega, H. J. Reugg te Bussum, H. van der
Mheen te Barneveld, C. A. Blok te Woudenberg, J. O. van der Hoeven
te Bussum en A. van Triest te Wageningen.
Tevens werd aan den burgerleerling Hoekinga te Vierhuizen (Groningen),
geplaatst bij de Ile Afdeeling le Regiment Veld-Artillerie te Amersfoort,
die mede zijne theoretische opleiding aan de Hoefsmidschool ontving, het
diploma van hoefsmid uitgereikt.
Met ingang van 1 October 1909 werden er zestien miliciens der Bereden
Artillerie aan de Hoefsmidschool gedetacheerd, om te dingen naar de twaalf
beschikbare plaatsen; vier van hen moeten naar hunne regimenten worden
teruggezonden.
Tevens werden met ingang van 1 October aan de School geplaatst de
volgende zes burgerleerlingen: A. G. Ruepert te Stad Delden, J. van der
Mheen te Barneveld, R. Klooster te Hoogeveen, B. Snichies Jzn. te Rolde,
H.nbsp;Berends te Emmen en A. Kroeze te Grollo.
Er zijn reeds nu aanvragen ingekomen voor plaatsing voor den nieuwen
cursus welke op 1 April 1910 zal aanvangen.nbsp;L.
CURStrSSEN IN HOEFBESLAG IN ERIESLAND.
In Eriesland werden dit jaar weder twee cursussen in hoefbeslag gehouden,
uitgaande van het Eriesch Paardenstamboek, met subsidie van de Regeering.
Te BoJckum werd dezen zomer het eerste gedeelte van den tweejarigen
cursus gehouden, bestaande uit 16 lessen, ieder van vier uur, waarvan één
uur theorie en drie uur practisch werken. In het geheel werden op dezen
cursus, waaraan tien leerlingen deelnamen, 83 paarden geheel of gedeeltelijk
beslagen. Daar deze paarden gratis werden beslagen en ieder eigenaar vrij
was om zijn paarden aan te bieden, werden ook meerdere paarden met
afwijkende hoefvormen en met hoefgebreken behandeld.
Alle tien leerlingen werden toegelaten tot het tweede gedeelte voor den
cursus dat in 1910 vrij zeker weder te Dokkum zal worden gegeven. Slechts
één verzuim behoefde te worden geconstateerd, en wel wegens ziekte.
Te Heerenveen werd een éénjarige cursus gegeven, bestaande uit zeven
theoretische lessen, ieder van twee uur, en daarna 10 practische lessen, ieder
van vier uur, waaraan dan eerst weer één uur theorie voorafging.
Tot de theoretische lessen werden 16 leerlingen toegelaten en omdat allen
voldoenden ijver en aanleg op deze lessen vertoonden, werden ook allen tot
het practisch gedeelte toegelaten, welk gedeelte hiervoor in twee cursussen,
ieder van acht leerlingen, gesplitst werd.
Op deze practische lessen werden de volgende ijzers door de leerlingen
gemaakt, nadat de smidsbaas hen eerst de vervaardiging had getoond en het
doel der ijzers op de theoretische lessen was behandeld.
Normaal voor- en achterijzer — strijkijzer — klapijzer — strijk- en
klapijzer — balkijzer — steengalijzer — ketelijzer — pantoffelijzer en
halve maantjes. Verder werd aangewend kunsthoorn en hoefkurkkit.
In het geheel werden op dezen dubbelen cursus vijf en negentig paarden
beslagen, waarvan uit den aard der zaak weer meerderen met afwijkende
hoefvormen.
In den loop van den cursus verlieten drie leerlingen het onderwijs, waar-
van één vrijwillig, terwijl twee, wegens herhaalde absentie, gepaard met
onvoldoende vorderingen, verdere toelating ontzegd werd. Aan de dertien
aangebleven leerlingen werd na afgelegd examen het diploma uitgereikt,
en wel met „zeer goed gevolgquot; aan: M. G. v. d. Velde te Lippenhuizen,
P. Zwart te Warga, R. de Jong te Baard; met „goed gevolgquot; aan: E. J.
Stroop te Scherpenzeel, C. L Nauta te Heeg, E. J. v. d. Veer te Ter
Idzardt, D. Elzinga te Wirdum, A. Eiemersma te Garijp, W. v. d. Hoeff
te Scherpenzeel, D. v. d. Meij te St. Nicolaasga, J. A. Wiersma te Leeu-
warden, U. Bosma te Langezwaag en E. Molenaar te Heerenveen.
Met de leiding van beide cursussen was belast de vee-arts Joh. Plet
te Heeren veen, voor het practisch gedeelte geadsisteerd door den gediplo-
meerden hoefsmid J. de Jong, mede te Heerenveen woonachtig.
Mijnheer de Bedacteur!
Met belangstelling steeds den inhoud van uw blad volgende, las ik met
eenige verwondering de laatste zinnen van het artikel „Het onderwijs in
practisch hoefbeslag aan aanstaande vee-artsenquot;, waarin UEd. de lezers ver-
zoekt, zoo zij met UEd. van meening verschillen, hieromtrent in „De Hoef-
smidquot; zich nader te verklaren.
Ofschoon ik mij niet geroepen gevoel, een leerplan vast te stellen voor
a.s. Vee-artsen, is het naar mijn bescheiden meening boven allen twijfel ver-
heven dat genoemde Heeren met de mechanische bewerking van het hoef-
ijzer weinig noodig zullen hebben, want de arts is wel geroepen om het
model van het hoefijzer aan te geven, doch aan den smid is het overgelaten
dit te vervaardigen.
Het ligt dan ook hoegenaamd niet in mijne bedoeling U op deze feiten
opmerkzaam te maken, doch wilde ik [JEd. verzoeken naar aanleiding van
bovengenoemd artikel het volgende onder uwe aandacht te brengen.
In meest alle verschillende branches der hedendaagsche industrie heeft het
machinaal verkregen product het handwerk verdrongen, niet omdat het altijd
beter is, doch in de meeste gevallen goedkooper en daarbij bruikbaar, en,
om een voorbeeld hier aan te halen, zien wij nog slechts zeer sporadisch den
schoenmaker een geheelen schoen vervaardigen, dit doet zich alleen dan voor,
wanneer het abnormale voeten betreft. Ook de hoefsmid ontving zijn machi-
nale hoefijzers, doch het schijnt mij toe dat zij het conservatisme in eigen
persoon vormen, want waar een ander direct partij tracht te trekken van
een product door den handel geleverd, strijd de hoefsmid met al de kracht,
die in hem is, den vooruitgang te weerhouden.
Zit er zooveel voordeel in voor den smid, wanneer hij het ijzer zelf ver-
vaardigt? Ik geloof het niet. Ook kan ik de meening niet deelen, dat er
onoverkomelijke moeielijkheden aan verbonden zijn, om wanneer eventueel
de gaten verkeerd gericht zijn, dit met weinig moeite te veranderen; immers
wanneer de smid hoefijzers in voorraad maakt, zal ook dit geval zich bij
zijn eigen fabricaat voordoen; in ieder geval zal hij het ijzer in warmen
toestand naar den vorm van den hoef moeten veranderen. Zou het dan niet
meer op den weg der H.H. Vee-artsen liggen normalen vast te stellen
omtrent den vorm en maten der hoefijzers (ik weet wel dat voor ieder paard
deze niet te gebruiken zijn) welke als handelsartikel fungeeren? Tegen-
woordig maakt iedere hoefijzer-fabrikant — wij bezitten er in ons land nog
geene — zijn eigen modellen, welke hij aan de goedkeuring der autoriteiten
onderwerpt, doch doordat de Duitsche- of Engelsche fabrikant misschien aan
andere voorwaarden heeft te voldoen, moet de Hollandsche smid, wanneer
hij die hoefijzers gaat gebruiken, er te veel veranderingen bij aanbrengen,
zoodat deze heel spoedig hun reputatie verliezen. In onzen tijd, nu de
strijd om het bestaan zulke verbazende vormen aanneemt, is het mijns
inziens nog wel de moeite waard dit onderwerp nader te behandelen, en
zal het zeker den energieken ondernemer gelukken in Nederland een winst-
gevend bedrijf te scheppen, waarbij als hoofddoel voorstaat, de fabricatie
van een goed gevormd hoefijzer, mits hij op den steun mag rekenen van
de vee-artsen, welke hem in dezen de voorwaarden zullen stellen, waaraan
deze zullen moeten voldoen; hierdoor zullen zij niet alleen bereiken, dat
deze naar deugdelijke voorschriften worden vervaardigd, doch ook het
groote voordeel er mede verwerven, dat zij alleen den hoefsmid hebben te
wijzen op: hoe moet de hoef verpleegd worden en wat is daar het meest
geschikte ijzer voor.
Amsterdam, October 1909.nbsp;p. j. Monsma.
De geachte Schrijver deelt dus onze meening dat het voor a.s. vee-artsen
onnoodig is te achten om zelf het smeden van ijzers te leeren, doch knoopt
aan deze uiting de opmerkingen vast dat de hoefsmeden algemeen gebruik
moesten maken van machinale hoefijzers.
Met deze opmerkingen gaan wij in geen enkel opzicht mede. Dit is
trouwens aan onze lezers sedert lang bekend. De reden daarvoor is uiterst
eenvoudig. Het is gebiedend wenschelijk dat een ijzer goed past en het is
ieder practicus bekend dat zelden twee hoeven van eenzelfde paard geheel
denzelfden vorm hebben. Om een ijzer goed passend te kunnen maken en
goed afgewerkt te kunnen onderleggen dient de hoefsmid zoowel in het
maken der ijzers als in het beslaan veel ervaring te hebben. Indien nu
het bezigen der machinale ijzers in Nederland algemeen werd, zou de ge-
legenheid tot het verkrijgen dier ervaring voor a.s. hoefsmeden zeer gering
worden en de uitvoering van het hoefbeslag ongetwijfeld veel minder goed
worden dan thans het geval kan zijn.
Indien de hoefsmid door tijdelijk gebrek aan personeel of tijdelijk bijzon-
der veel beslag zich met behulp van machinale ijzers door de drukte heen-
slaat, is zulks zeer verklaarbaar, maar .... het dient noodhulp te blijven.
— De heer Monsma laakt het vasthouden aan zelf vervaardigde hoefijzers, —
wij prijzen het ten volle, op grond van de boven kort aangegeven redenen.
— Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. Op 9 Oct. j.1. zijn na
een verblijf van 5 maanden met een „goedquot; getuigschrift vertrokken de
leerlingen N. Steenhuis van Noordbroek en P. Werkman van
Middelstum.
De hierdoor open gekomen plaatsen zijn op 11 Oct. onmiddellijk weder
bezet door J. Ritsema van Grijpskerk en Th. Smit van Loppersum.
Mede houden thans aan de inrichting verblijf de leerlingen J. Bos van
de Wijk bij Meppel, D. Koetze van Tripscompagnie en B. Voslander
van Helium.
De October-afl. van „Der Hufschmiedquot; bevat:
1®. De mededeeling dat Enge, verbonden aan de veeartsenijschool te
Philadelphia, bij het voorkomen van Memhoeven in den regel een V-vormige
stalen veer aanwendt waarbij de uiteinden drukken tegen de steunsels,
terwijl tevens de ondervlakte van den hoef matig wordt opgevuld en een.
leeren zool onder het ijzer gelegd. Het paard moet daarbij veel stap-
pende beweging nemen.
2quot;. Een en ander over het hoefbeslag in Rusland, waaruit blijkt dat hieraan
nog heel wat te verbeteren valt, terwijl aan het beslag van de harddravers
en de renpaarden verreweg de meeste zorg wordt besteed. (Dit is trouwens
in de Westersche landen eveneens het geval. Red.)
3°. Persoverzicht.
4quot;. Gedurende 1908 zijn in het Koninkrijk Saksen 186 hoefsmeden ge-
examineerd, waarvan 141 als gediplomeerd hoefsmid zijn geslaagd, 36 als
meester-hoefsmid en 9 geen voldoend examen hebben afgelegd.
Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag.
HET POETSEN VAN METALEN VOORWERPEN EN DE
MIDDELEN DAARVOOR.
Het is voor een Ijenner van poetsmiddelen een welbekende zaak, dat
op dit gebied veel geld en tijd onnut besteed wordt. Hierop gebaseerd
willen we trachten de verontreinigende bestanddeelen der metaalopperviakten
aan te wijzen, om daardoor aan te toonen dat onze poetsmiddelen niet voor
alles geschikt zijn.
Bene verontreiniging, voor alle metalen dezelfde, is stof in verbinding met
vetdeelen, welke in het dagelijksche leven als „vuilquot; betiteld wordt. Voor
reiniging dezer zaken is een vetoplossend middel voldoende, en is alcohol,
of hever gezegd spiritus, aan te bevelen; voor goud en platina, welke niet
door de lucht oxydeeren, is deze vloeistof ten allen tijde voldoende. Bij
de overige metalen, welke door het in de lucht voorkomende koolzuur
en eventueel zwavelzuur worden aangetast, is dit middel totaal nutteloos.
Deze gassen komen in de lucht uit onze schoorsteenen enz., terwijl ook de
lichaamsdampen er hunne werking op uitoefenen. Het spreekt vanzelf, dat
de verschillende metalen ook verschillend door bovengenoemde zuren wor-
den bewerkt; het is dus van belang een goed reinigingsmiddel te gebruiken,
welke het metaal zoo min mogelijk aantast. De reiniging met alcohol of
spiritus IS ten allen tijde aan te bevelen, opdat het poetsmiddel direct het
gewenschte effect bereikt.
Voorwerpen van zilver oxydeeren in de lucht door zwavelwaterstof het-
welk een zwarte tint veroorzaakt, terwijl het zweet onzer handen een matte
kleur achterlaat. Het laatste is gemakkelijk te verwijderen door salmiak-
geest (ammoniak). Het zwarte zwavelzilver hecht niet vast, en wordt door
het gebruik van gebrande kalk (VVeener kalk) gemakkelijk verwijderd. Men
kan alzoo voor het reinigen van zilver een mengsel van Weener kalk met
salmiakgeest en alcohol als afdoend poetsmiddel beschouwen; deze samen-
stelling levert schitterende resultaten en is zeer billijk.
Evenals zilver behandelt men tin, wit metaal, koper, messing, en in het
algemeen koperlegeeringen. Het aanslaan dezer metalen geschiedt in hoofd-
zaak door de vorming der zuurstofverbindingen, welke alle gemakkelijk
door de salmiakgeest worden opgelost. Zijn echter de voorwerpen uit koper
geheel zwart en met een korst bedekt, dan is het noodig deze eerst inet
salpeterzuur te behandelen, b.v. een poetslap gedoopt in een mengsel
van ] deel salpeterzuur met i/^ deel water, daarna goed afspoelen en met
gebrande kalk napoetsen, om alle zuurdeelen te verwijderen.
Voorwerpen uit zink bedekken zich met zinkcarbonaat, dat eigenlijk eene
natuurlijke beschutting van het metaal vormt, doch den glans wegneemt.
Dit laagje lost gemakkelijk op door azijnzuur, hetgeen het zink in ver-
dunden staat met aangrijpt. Men poetst alzoo deze voorwerpen met verdunden
azijn 1:1 en poetst met Weener kalk na, alzoo zeer eenvoudig en niet
kostbaar. Voorwerpen van ijzer moet men blankschuren met zeezand of
schuurlinnen. Ijzerroest laat zich slechts door sterke zuren oplossen, welke
direct weer aanleiding tot nieuwe oxydatie geven.
En waaruit bestaan nu onze poetsmiddelen welke in den handel ziin en
waarmede men alles kan poetsen?nbsp;'
Wij hebben er vele van nabij onderzocht en daarbij immer zand, klei, of
krijt als poetsmiddel gevonden, terwijl als oplossingsstof talk, salmiak, zout-
zuur lu verschillende variatie's gebruikt wordt, terwijl het geheel eenic'szins
door bittere amandelolie geparfumeerd is.nbsp;°
Is het nu werkelijk noodzakelijk deze mengsels te koopen? E. J. M.
-ocr page 167-Kij^nsttioorn,
voor Hoefbeslag,
verkrijgbaar in de chemicaliën
en droger ij en -handel van
K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,
te Dordrecht.
Brij scour anien voor HH. veeartsen
en hoefsmeden op aanvrage gratis.
Eerste Electrische Draadvlechterij
D. HOGEHBIIIK amp; ZOON, Bloemendaal bij Haarlem.
Leveren spoedig en
billijk VIERHOEKIG
in elke gewenschte
maaswijdte, draad-
dikte en breedte.
Traag prijs en monsters
Vraagt bij uwen ijzerhandelaar ECHTE
DICK'S Hoefraspen
en andere gereedschappen
voor
Gelieve
vooral op het merk:
te letten.
Verkoop alleen aan grossiers!
FRIEDR. DICK, Esslingen a. N., (Württemberg)
Vertegenwoordiger; J. J. VAN MEEKREN, Amsterdam, Sarpliatistraat 75.
Advertentiën.
S. C. lïl. BAX. - 2, 4 en 6 Jufferstraat. - ROTTERDAM.
— Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. —
Meest uitgebreide sorteering prima blanke
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fijne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —
Telegram-Adres
BAX Jufferstraat
Rotterdam.
Intercommunaal
Telephoon
No. 1355.
NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN,
voordeellg, gemakkelijk In gebruik. — JLunnen niet losUiten.
Open Zolen uit één stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in 11 maten van 4yL- tot
6|- Eng. dm., uiterste breedte buiten-
kant ijzers gemeten.
Merk „Ramblerquot;,
in witte en grijze
Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink bielstuk,
voorradig van 4-|-
tot 61- 'Eng. dm.
Merk „(Jliicagoquot;,
geheel Caoutchouc
uit één stuk met
zwaar hielstuk
voor zware paar-
den , voorradig van
71 tot Eng. dm.
Uiterste breedte buitenkant ijzers gem.
Gewone
Engelsche Hoefzolen
Hoef.
randen
Knnsthoorn.
Hoeftangen.
Renetten (rechts en
links).
Hoefraspen.
Honwklingen.
Hoefhamers.
las- of Welbladen en
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.
Tonwijzers in
verschillende maten.
op Leder,
„Safety pad en
Frogpadquot;.
Engelsche Hoefzolen
A, en D, k H,
-ocr page 169-14e Jaargang. — 1909. — Aflevering 11.
redacteur-uitgever: a. w. heidema te groningen.
-ocr page 170-
Lambert amp;. | ||
Hallanan Hoefzolen de Beste en | ||
Rotterdam, Wijnhaven 127. |
Uit de geschiedenis der hoefbevangenheid. — De h-balkoen als winter-
beslag. — Op de veulenmarkt. — De hoefverpleging bij de veulens.« —
Betreffende het noodijzer. — Waarnemingen omtrent het beslag der bij de
verplichte rijkshengstenkeuring goedgekeurde dekhengsten. — Korte mede-
deelingen. — Persoverzicht. — Mededeelingen over het smidsvak vallende
buiten het hoefbeslag. — Boekwerken. — Advertentiën.
UIT DE GESCHIEDENIS DER HOEFBEVANGENHEID.
De bevangenheid behoort tot de oudst bekende hoefziekten van het paard;
dit is zeer verklaarbaar wegens haar veelvuldig voorkomen, hare sterk op-
vallende verschijnselen, en de ernstige gevolgen voor den toestand der hoeven.
De oude Grieksche schrijvers, met name Hippocrates, Hierocles en
Absyrtus, maken melding van deze ziekte onder den naam van „ziekte
van de gerstquot;, omdat de oorzaak werd gezocht in het overmatig gebruik
van dit graan, dat in het Oosten het algemeene voedingsmiddel der paarden
is. Ook de Latijnsche benaming „hordeatioquot; is daarvan afkomstig, evenals
de Fransche, Italiaansche en Arabische namen aanduiden, dat de ziekte is
„bevangen door gerstquot;.
Volgens andere schrijvers wordt meer gewicht gehecht aan het kenmerk
van stijfheid, en dezen naam aan de ziekte gegeven; de Duitsche benaming
„Rehequot; zou afkomstig zijn van den beenstand als bij de ree, terwijl anderen
beweren dat afgejaagde reeën dikwijs aan deze ziekte lijden. Intusschen
zegt H e r t w i g dat de naam in verband staat met rheumatisme; daarom
schrijft hij „Rhehequot;; eerder is aan te nemen dat deze naam afkomstig is
van het oude Nederduitsch: hre, räh, räch, dat wil zeggen „stijfquot;.
Bovenmatig gebruik van voedsel en drank en overwerken veroorzaken,
volgens Jordanus Ruffus, een ziekte, die de verhoogde hoeveelheid bloed
en vochten naar de voeten doet zakken. Reeds in 1576 schrijft Fayser over
voeder-, water-, wind- en bloedbevangenheid; in 1599 onderscheidt Se ut er
voeder-, water- en windbevangenheid. Fransche schrijvers beschouwen de
ziekte meer als rheumatisme. Guériniére, 1735, laat de ziekte ontstaan
door het gebruik van granen aan den halm, maar ook door aanhoudende
belasting van één voet, bij pijnlijke toestanden van den anderen, en meldde
reeds dat de ziekte ongeneeslijk is, als ze niet binnen de eerste 24 uur
behoorlijk wordt behandeld. Hier hebben we dus de bevangenheid door
belasting, ook stal bevangenheid geheeten.
Als verdere oorzaken, waaronder hoefbevangenheid op groote schaal werd
waargenomen, noemt men lange inspannende marschen, op harden bodem
vooral, bij afstandsritten, scheepstransporten; voorts na influenza, en na de
geboorte.
Zij treedt bij voorkeur op bij vette, zware paarden, bij langdurige rust
en krachtige voeding door rogge, tarwe, gerst, erwten, boonen, linzen, bij
dieren die aan zulke voeding niet gewend zijn, en ook niet gewend aan
harden arbeid.
De hoefsmid, die zoo dikwijls met de gevolgen eener ontsteking van de
hoeflederhuid heeft te maken, hetzij met hollen wand, met meer of minder
verbreede witte lijn, met ingebogen, van onregelmatig verloopende groeven
voorzienen wand, soms met knolvormige verdikkingen behept, met door-
gezakte zool, in het kort met misvormingen van den hoef, die hij kent
onder de benaming van „knolhoefquot;, ziet uit dit korte uittreksel, dat deze
ziekte reeds lang bekend is, ook wat betreft de oorzaken er van, — dat
deze zeer verschillend van aard kunnen zijn, omstandigheden, die in het
dagelijksche bedrijf voorkomen, en zijne belangstelling verdienen, reden
waarom we meenen dit episteltje, geput uit het werk van dr. Möller,
hier een plaats te geven.nbsp;M.
DE H-KALKOEN ALS WINTERBESLAG.
Volgens de „Kavalleristische Monatsheftequot; zijn er in Japan den vorigen
winter bij eenige ruiterregimenten uitgebreide proeven genomen met het
winterbeslag van de verschillende Europeesche legers, en wel o.a. met twee
piramidale schroefkalkoenen, met vier van dezelfde soort in een ijzer en
met den H-kalkoen. Uitgebreide, vergelijkende proeven werden genomen
gedurende wekenlange afstandsmarschen, waarbij bergketenen en dichtge-
vroren meren werden overgetrokken.
Het resultaat hiervan was dat het gebruik van twee spitse schroefkal-
koenen zich als zeer inferieur deed kennen tegenover den H-kalkoen. Slechts
een zeer gering procent van de H-kalkoenen brak aan den hals af, en dan
nog alleen, wanneer de kalkoenen niet vast genoeg in de gaten van het ijzer
waren ingeschroefd. Wanneer de kalkoen werkelijk vast zat, kwam nooit
afbreken van den hals voor. Deze ervaring werd gedurende deze afstands-
ritten opgedaan en de manschappen daarmede in kennis gesteld, zoodat
later geen afbreken meer voorkwam.
Bij het gebruik van den H-kalkoen was het niet noodig in den stal de
scherpe door stompe schroefkalkoenen te vervangen; kroonbetrappingen kwamen
niet voor. De piramidale kalkoenen werden daarentegen spoedig stomp en
moesten bijvoorbeeld gedurende een rit van 56 kilometer per dag vier maal
vernieuwd worden. De hoefijzers van vier spitse kalkoenen voorzien boden
längeren weerstand, maar bereikten toch nooit de voordeelen der H-kalkoenen.
Aangezien een niet zeer goed beslag in staat is de werkzaamheid der
ruiterij des winters zeer sterk te verminderen, is het een der dankbaarste
opdrachten, ook op dit gebied te trachten technische verbeteringen aan te
brengen.
De schrijver A. D. eindigt met de woorden:
De voet van het paard is het element van de rijltwnst, zijn heslag is daarvan
het fundament.nbsp;Jj_
OP DE VEULENMARKT.
Reeds meermalen bespraken we den toestand van de hoeven en het beslag
der paarden op markten; laten we thans eens nagaan hoe zulks staat meer
in het bijzonder met de tot verkoop gestelde veulens. De grootere markten
zijn om dezen tijd van het jaar zoo sterk voorzien van dit artikel, dat het
onderwerp zich van zelf opdringt; en al gaat eene bespreking daarvan ook
speciaal den fokker aan, is alles, wat op den hoef betrekking heeft, van
genoegzaam belang voor den hoefsmid, om weer eens onder den hamer te
komen.
Op den Vredenburg te TJtrecht, waar 11 Oct. jl. vele veulens, met en zonder
moeders, ter markt stonden, was het zeer opvallend, dat, hoewel een groot
gedeelte dezer jeugdige dieren mochten gezien worden, betreffende den
toestand der hoeven, zulks evenwel bij andere fokkers nog al wat te wenschen
overlaat. Immers, na die lange, dichte rijen van oudere paarden en hitten
te zijn doorgewandeld, en met genoegen omdat hoeven en beslag over het
algemeen behoorlijk waren, werd ter zijde van den schouwburg een rij
merries gezien met haar veulens, bijna allen met opvallend verwaarloosde
hoeven, zoowel moeders als veulens (dit clubje bestond uit boerenpaarden)
die door hun goeden bouw gezien mochten worden, doch het beslag . . . . ? Een
merrie had slechts drie ijzers onder, een was verloren, de andere zaten ook
niet solied meer; bij een andere merrie zag men van de ijzers heelemaal
niets; ze waren totaal in den hoef ingegroeid. En de veulens: de hoogte
der voorhoeven verschilde bij een dezer ruim 3 c.M.; alle wanden bij deze
dieren waren hevig brokkelig; bij 2 zoo sterk en onregelmatig, dat zij beiden
in toontrederstand verkeerden; ongeveer bij allen hooggaande scheuren,
en omgeslagen onderrand. Ik vraag mij af: waarom die hoeven niet een
beetje bekapt en rond geraspt? Dat kan de boer immers zelf doen, of zoo
niet, dan is de man, die het wel kan, spoedig gevonden.
Dus vrienden, een volgend maal beter, al ware het slechts om die jeugdige
dieren hun gang naar de markt gemakkelijker te maken. Goede voorbeelden
in de omgeving waren genoegzaam aanwezig. Voor heden scheidde ik met den
wensch, dat dat geheele clubje nog dienzelfden dag van eigenaar mocht
verwisselen.
Den 25en Oct. was ik met hetzelfde doel te Woerden, waar een buiten-
gewoon getal veulens was aangevoerd, zoodat men een juist beeld kreeg
van den toestand der hoeven. Wel was het bezoek der markt niet bijzonder
aanlokkelijk, wegens het gedrang van de vele bezoekers in de nauwe straten
van het stadje, gevuld met een dubbele rij van paarden; en wanneer zware
regens en een papperige bodem daarmede gepaard gaande, zooals hier volop
het geval was, dan behoeft zulks geen verder betoog. De hoeven der
veulens hier hadden over het algemeen een goeden vorm; toch kon aan
velen van hen worden gezien, dat, terwijl zij in het land verblijven, hunne
hoeven niet worden nagezien, niet op tijd bewerkt, ook niet om ter markt
te worden gebracht; dat toonde de naar buiten omgebogen onderrand der
doorweekte hoeven duidelijk aan. Een eenvoudige bewerking door de rasp
zou zulk veulen een beter aanzien hebben gegeven; kleine tot korte stompjes
afgeloopen hoeven, die hun invloed deden gelden op het gaan dezer jeugdige
dieren, waren ook tamelijk sterk vertegenwoordigd.nbsp;M.
DE HOEFVERPLEGING BIJ DE VEULENS.
De luitenant-paardenarts Börendt, in 1894 verbonden aan de Militaire
Rijschool te Hannover, heeft indertijd een korte opwekking geschreven
omtrent de verpleging der veulenhoeven, welk epistel is geschreven op ver-
zoek van de Koninklijke Landbouw-Maatschappij.
De verpleging der veulenhoeven laat ook in Nederland nog al te wenschen
over en wij zullen trachten in den loop van den winter daaromtrent een
of meer artikelen te plaatsen.
Börendt schreef het volgende:
De afwijkingen, die inzake de beenstanden en de hoefvormen bij paarden
worden aangetroffen, zijn ten deele aangeboren, doch grootendeels zijn zij
veroorzaakt door een verkeerd besnijden en een slechte verzorging der
hoeyen. In verband hiermede dient ieder paardenfokker de verpleging der
veuleuhoeven zoo vroeg mogelijk en voortdurend nauwlettend in acht te nemen.
Ten einde de hoefverpleging goed te kunnen uitvoeren moet het veulen
heelemaal aan den mensch zijn gewend, kalm willen staan, ieder voet willen
opgeven, ieder hoef willen laten bewerken en zich gewillig aan het halster
laten leiden.
Op iedere boerderij, waar veulens worden opgefokt, dient een zuiver vlak
terrein ter beschikking te zijn, opdat het veulen op dergelijk terrein kan
worden geplaatst en bewogen, hetgeen noodig is om een zuiver oordeel te
kunnen vellen.
Bij het opnemen der hoeven is zorg te dragen dat in de eerste plaats
het veulen gemakkelijk staat en pas in de tweede plaats of de persoon,
die het been opneemt, een gemakkelijken stand heeft.
Hij, die de zorg voor de verpleging der veulenhoeven heeft, dient er
vóór alles op te letten, dat het dier zijn hoeven vlak neerzet, d. w. z. het
dier moet zoodanig met den hoef op den bodem komen, dat de geheele
draagrand gelijktijdig den grond raakt. Om dit te kunnen beoordeelen
plaatst de waarnemer zich achter het veulen en laat het dan in stap van
zich afgaan. Mocht het veulen met het eene deel van den draagrand den
bodem eerder raken dan met het andere gedeelte, zoo is van het eerste
zooveel af te nemen als noodig is om het vlak neerkomen te verkrijgen.
Bij het besnijden der hoeven is zoo weinig mogelijk aan de zool te raken,
daar een zwakke zool gemakkelijk de aanleidende oorzaak wordt voor het
optreden van klemhoef. Evenzoo moet de straal bij het besnijden ontzien
worden, d.w.z. er mogen slechts die deelen worden afgenomen, welke ziek,
ingescheurd of rottend zijn. Het is nadeelig om gezonde deelen van den
straal weg te snijden, doch even nadeelig om zieke deelen te laten zitten.
Het is mede van belangrijke beteekenis dat de verhouding tusschen toon-
lengte en verzenhoogte juist is, want door een verkeerd besnijden der hoeven
kunnen zoowel te steil als te schuin gerichte kooten als schadelijke gevol-
gen optreden. Teneinde de nauwkeurige verhouding tusschen toonlengte en
verzenhoogte vast te stellen, plaatst men zich terzijde van het veulen, laat
het op alle vier hoeven gelijkmatig rusten en overtuigt zich of de middel-
lijn, die men zich door koot, kroon en hoef getrokken kan denken, een
rechte lijn vormt, dan wel een zoogenaamde gebroken hoefas is. Ter toe-
lichting hiervan zijn een drietal figuren opgenomen, waarvan figuur 1 den
normalen stand aanwijst, zooals men die wenscht, figuur 2 een stand waar-
bij de toonlengte in verhouding tot de verzenen te groot xs, en figuur d,
waarbij de verzenhoogte in verhouding tot de toonlengte te groot is. De
middellijn, die we in onze gedachten door de koot getrokken kunnen den-
ken, moet zoowel evenwijdig loopen met den toon- als met den verzenwand
van terzijde gezien, terwijl bij figuur 2 de toonwand vrij wat schuiner en
bij figuur 3 wat steiler verloopt.
* 1
*
Beschouwt men een veulen in stand of in gang van voren of van achte-
ren gezien, zoo zijn de volgende gevallen mogelijk:
10. Het veulen staat of loopt vierkant, de toongedeelten of de ballen
van beide voorhoeven zijn en blijven even ver van elkaar verwijderd: het
veulen heeft een regelmatigen stand, zooals in fig. 4a en 4i is afgebeeld;
Fig. ia.nbsp;Kg. 46.
2». de toongedeelten zijn verder van elkaar verwijderd dan de ballen:
het veulen heeft een Franschen stand (fig. 5a en 5b)-,
30. de toongedeelten staan dichter bij elkaar dan de ballen: het veulen
heeft een toontredenden stand (fig. 6a en 6i);
40. het veulen is met den eenen voet toontredend, met den anderen
voet Fransch gesteld.
De onder 2, 8 en 4 genoemde onregelmatige standen kunnen door een
doelmatig besnijden belangrijk worden verbeterd, ja zelfs dikwijls tot den
normalen stand worden teruggebracht. *)
1nbsp; Het'Ts'den lezers bekend dat deze uitspraak niet door aUe hoefbeslagkundigen
wordt beaamd. Red.
Om hierbij snel en zeker uit te maken of een gebrekkige hoefverpleging
dan wel een onregelmatige beenstand oorzaak van den gebrekkigen hoef-
vorm IS, maakt men vóór of achter het veulen staande uit of de hoeven
regelmatig zijn gericht, of dat de toongedeelten naar buiten dan wel naar
binnen zijn geplaatst. Vervolgens denkt men zich de middellijn door de
koot en den hoef getrokken en wanneer het hierbij blijkt dat die middellijn
bij den onregelmatigen stand van koot en hoef een rechte lijn vormt, zoo
is de afwijkende stand aangeboren. In het tegengestelde geval is de af-
wijking een gevolg van gebrekkig besnijden der hoeven.
Hoe het gebrek zich laat verhelpen? Het antwoord is eenvoudig: Bij'
Franschen stand moet de draagrand der luitenhoefhelft meer worden lesneden;
hij toontredenden stand die der binnenhoefhelft meer.
Gebrekkige hoefvormen, waarvan de oorzaak gelegen is in een aange-
boren onregelmatigen stand der ledematen, kunnen door een doelmatig
besnijden wel worden verbeterd, doch nooit geheel worden opgeheven. Het
is bij het opfokken van het veulen van de grootste beteekenis er naar te
streven om de hoeven gezond te houden. Hiervoor is in de eerste plaats
noodig dat de straal gezond blijft.
Zoolang als het jonge dier op de weide vertoeft, blijft de straal in den
regel uit zich zelf gezond, doch gedurende het verblijf in den stal, dat soms
ongeveer 7 maanden duurt en waarbij gewoonlijk onvoldoende gelegenheid
bestaat om beweging in de open lucht te nemen, ontstaan er dikwerf z.g.n.
straalscheuren en meer of minder rotstraal.
Gedurende den staltijd dienen de hoeven dikwerf te worden gereinigd en
-ocr page 177-dienen de veulens voldoende van droog strooisel te worden voorzien. De
reiniging geschiedt het beste met lauw-warm water, waarin eenig carbol is
gedaan. Mochten zich reeds straalscheuren hebben gevormd, zoo worden
deze met pluksel of jute uitgewreven en hierna opgevuld met vlas of jute,
gedrenkt in bruine teer. Indien deze behandeling nauwkeurig wordt voort-
gezet, dan genezen de straalscheuren en worden straal en hoef weer gezond.
BETEEFFENDE HET NOODIJZEE.
Onlangs gaf de heer C. Eoodvoets mij inzage van een schrijven uit N.-O.
Indië, waarin zeker liefhebber van paarden zich zeer interesseerde over het
nieuw snel verbandijzer, waarover hij in het Dagblad „Midden Javaquot; had
gelezen. Hij schrijft: dat bericht deed mij overwegen van hoeveel nut een
dergelijk beslag vooral voor Indië kan zijn, waar men veelal op slechte en
bijna altijd op ongeschoolde hoefsmeden is aangewezen, en niet weinig dien-
sten zal het kunnen bewijzen aan de planters, die in het binnenland natuur-
lijk geen hoefsmid ter beschikking hebben en dan hunne paarden soms mijlen
ver moeten zenden naar de naastbijzijnde plaats waar een inlander zoo goed
en zoo kwaad het kan dit ambacht nabootst.
Waar vroeger die behoefte niet zoo gevoeld werd door het gebruik van
inheemsche paardjes, wier harde hoeven vaak beslag onnoodig maakte,
treedt thans de eisch van betere verzorging op den voorgrond, nu de sterkere
Australische paarden, met helaas slechtere hoeven, meer en meer geïmpor-
teerd worden.
Hij wendt zich daarom tot den uitvinder met het verzoek om een paar
stellen te willen opzenden voor kleine en groote paarden. Deze stellen zijn
thans onderweg naar Indië, en zullen we wel eens vernemen, hoe men daar
over het noodijzer denkt.nbsp;M.
WAAENEMINGEN OMTEENT HET BESLAG DEE BIJ DE
VEEPLIOHTE EIJKSHENGSTENKETJEING GOEDGEKEÜEDE
DEKHENGSTEN.
In de September-aftevering van „De Hoefsmidquot; hebben wij reeds in 't kort
onze bevinding omtrent het beslag der dekhengsten in de prov. Zeeland
kunnen mededeelen. Wat nu de andere provinciën betreft, zij aangestipt
dat het beslag over het geheel een voldoenden indruk heeft gemaakt, geen
voorijzers met kalkoenen zijn waargenomen, en dat het meerendeel der aan-
getroffen fouten haar oorzaak vonden in nalatigheid van de eigenaars der
hengsten, d. w. z. dat er veel te lang met het laten verleggen der ijzers
was gewacht, waardoor de hoef te lang werd en het ijzer min of meer
binnen den draagrand was gelegen. Door er, bij het paard zelf, den eigenaar
op te wijzen, dat de stand van het dier door zijn onachtzaamheid wordt
verminderd en bij een eenigszins lang vervoer over den harden weg gevaar
voor kreupelheid ontstaat, wil het nog al eens gelukken dat een volgend
jaar het paard met een beter verzorgd beslag ter keuring komt.
Bij het Belgische slag wordt naar het voorbeeld van de Belgen dikwerf
-aan de verzenen wat extra veel hoorn gelaten, teneinde op deze wijze
althans den indruk te wekken, dat de drachtgedeelten sterk gebouwd zijn.
Het naar verhouding te lang laten van het toongedeelte wordt meer
aangetroffen bij hengsten die behooren tot het type koetspaard en, zooals
reeds werd aangegeven, in den regel als gevolg van nalatigheid der eige-
naars. Het is dus eigenlijk meer een te lang worden dan te lang laten.
In de November-aflevering van den vorigen jaargang hebben wij omtrent
de Rijkshengstenkeuring najaar 1908 eenige gegevens medegedeeld en eenige
getallen vergeleken met den uitslag van diezelfde keuring najaar 1907.
Thans zijn wij gemakkelijk in de gelegenheid voor het verkrijgen van een
overzicht, een gedeelte van den gedetailleerden staat, voorkomende in
ons weekblad „Het Paardquot; no. 46 '09, over te drukken in „T)e Hoefsmid.quot;
OVERZICHT BES VEBPLICHÏE EIJKSHENGSTBlfKEURINGElf, NAJAAR 1909.
(Nadruk verboden).
PROVINCIËN. |
0 ® gt; -a 8D 1—1 |
'S ® lt;1 |
i. OJ tb |
Afgekeurd. |
Uitgesteld. |
Goedgekeurd. | ||||||
PH _(D 'tH J H W |
aj fl |
03 O H |
•tH S |
N a © aquot; |
03 O H |
a agt; ^ |
a u ^ 03 ® S |
03 O H | ||||
Zeeland .... |
176 |
15 |
161 |
37 |
1 |
38 |
10 |
2 |
12 |
80 |
31 |
111 |
Noord-Holland . |
49 |
6 |
43 |
9 |
0 |
9 |
1 |
1 |
2 |
11 |
21 |
32 |
Utrecht .... |
33 |
4 |
29 |
4 |
0 |
4 |
5 |
0 |
5 |
11 |
9 |
20 |
Overijssel . . |
24 |
0 |
24 |
3 |
0 |
3 |
0 |
1 |
1 |
12 |
8 |
20 |
Drenthe .... |
31 |
0 |
31 |
7 |
0 |
7 |
0 |
2 |
2 |
11 |
11 |
22 |
Friesland . . . |
44 |
0 |
44 |
4 |
0 |
4 |
0 |
2 |
2 |
17 |
21 |
38 |
Noord-Brabant . |
89 |
9 |
80 |
14 |
0 |
14 |
2 |
4 |
6 |
38 |
22 |
60 |
Gelderland . . . |
146 |
8 |
138 |
22 |
1 |
23 |
8 |
4 |
12 |
53 |
51 |
104 |
Zuid-Holland . . |
77 |
5 |
72 |
8 |
1 |
9 |
2 |
1 |
3 |
27 |
33 |
60 |
Groningen . . . |
88 |
4 |
84 |
8 |
0 |
8 |
4 |
5 |
9 |
25 |
42 |
67 |
Limburg. . . . |
54 |
6 |
48 |
10 |
0 |
10 |
6 |
2 |
8 |
23 |
7 |
30 |
Totalen . . |
811 |
57 |
754 |
126 |
3 1 |
129 |
38 |
24 |
62 |
308 |
256 |
1564 |
1) Feitelijk zou dit getal iets kleiner moeten zijn, daar enkele hengsten in 2
provinciën zijn goedgekeurd.
— Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. Sedert de opgave in de
vorige aflevering heeft er door vertrek of aankomst geen wisseling van
leerlingen plaats gevonden. Aan de inrichting houden alzoo thans verblijf
de leeringen: J. Bos van de Wijk bij Meppel, D. Koetze van Tripscompag-
nie, B. Voslander van Helium, N. Steenhuis van Noordbroek en P. Werk-
man van Middelstum.
— Drenthe. De /quot;SSO rijkssubsidie voor de bevordering van het hoef-
beslag in deze provincie, die over 1909 is toegestaan, zal vermoedelijk over
1910 eveneens worden verleend. Zooals bekend is, wordt de subsidie nuttig
aangewend door het verleenen van een vergoeding in de te maken onkosten
aan smidsleerlingen, die een cursus in hoefbeslag meemaken aan de Inrichting
voor hoefbeslag te Groningen of aan de hoefsmidsschool te Amersfoort. Het is
voor de leerlingen natuurlijk voordeeliger in Groningen te worden geplaatst
dan in Amersfoort, eenerzijds doordat in Amersfoort een kleine vergoeding
voor kolen enz. moet worden gegeven en te Groningen niet en anderzijds
doordat bij het heen en weer reizen gedurende den cursus van 5 ä 6
maanden de reiskosten naar Amersfoort grooter zijn dan naar Groningen.
Wat het onderwijs aangaat, zouden wij in het algemeen aan Amersfoort
de voorkeur geven wat de theorie van het hoefbeslag, het maken der ijzers
en het besnijden van doode hoeven aangaat, en aan Groningen wat betreft
de uitoefening van het hoefbeslag, zooals zulks in de meeste particuliere
hoefsmederijen zich voordoet. De opleiding in Amersfoort heeft eenigszins
meer het karakter van een school, die te Groningen eenigszins meer het
karakter van een werkplaats-opleiding. Ieder weet dat aan beide richtingen
voor- en nadeelen zijn verbonden.
_Positie-verbetering. Naar wij vernemen is thans ook aan sommige hoef-
smeden van het wapen der Koninklijke Marechaussee den graad van wacht-
meester (brigadier) verleend. Een welverdiende onderscheiding voor hen
die tot de besten van de besten moeten behooren!
—nbsp;Utrecht. Het 2e gedeelte van den cursus in hoefbeslag voor de smeden
der Prov. Utrecht is Zaterdag 6 Nov. aangevangen.
—nbsp;Cursus in hoefbeslag te 's Gravenhage. Na afgelegd examen zijn
tot het volgen van den hoefsmidcursus, vanwege de afdeeling's Gravenhage
der Hollandsche Maatschappij van Landbouw te houden, toegelaten: A.
Bakker te Dubbeldam, C. E. Bos te Capelle a/d IJsel, D. Buyse te IJsel-
monde, W. Gohres te Dordrecht, J. Grimbergen te Poeldijk, C. Hoogen-
dam te Schiedam, W. van der Kraan te Zegwaard, H. van der Linden te
Overschie, J. H. van Son te Wassenaar, C. Schüller en K. van der Velden
beiden te Aarlanderveen.
_ Yerbandijzer Roodvoets. Onder het hoofdstuk „Diversesquot; in „Der
Hufschmiedquot; van 1 Oct. is betreffende het verbandijzer van C. Eoodvoets
een artikeltje van 3 regels overgenomen uit „Zeitschr. für Pferdekunde u
Pferdezucht no. 17, waar men leest dat het een ijzer is dat zonder nagels
in eenige seconden zonder moeite aan den hoef kan worden bevestigd en
geschiht is voor alle mogelyJce hoefziekten. Een ijzer, al is het een verband-
ijzer, kan niet geschikt zijn voor alle hoefziekten; dit noodijzer heeft dit
doel niet en maakt daar ook geen aanspraak op; daarom zou het beter zijn,
als een dergelijk artikeltje in een vakblad, eenige verdere verklaring daar-
van had gegeven. Het doel, met dit ijzer beoogd, blijkt voldoende uit de
gegeven beschrijving; en geeft ondergeteekende den uitvinder in overwe-
ging zijn vinding gewoonweg noodijzer te noemen.nbsp;m.
- rabrieksijzers bij het Fransche leger. In Frankrijk zijn sedert
eenige jaren fahrieksijzers bij het leger in beproeving. De berichten van
alle paardenartsen zijn korpsgewijze verzameld en tot een algemeen rapport
samengesteld. Hieruit blijkt dat de fahrieksijzers van veel geringer weer-
standsvermogen zijn, dan de tot heden door de hoefsmeden van de troep
gesmede ijzers.
In eenige berichten werd vermeld dat de gebruiksduur der machinale
hoefijzers slechts de helft bedroeg van de uit de handgesmede. Van andere
zijde werd er op gewezen dat men moeilijk weer tot het oude beslag kon
terugkeeren omdat er gebrek is aan militaire hoefsmeden. Er zal daarom
worden gestreefd de fahrieksijzers te verbeteren.nbsp;L.
Nederland.
—nbsp;Het oplossen van ijzerroest. Bijna dagelijks komt het voor dat men
ijzeren voorwerpen van roest moet ontdoen; het zal dikwijls met moeilijk-
heden verbonden en ook soms onmogelijk zijn om het roest door slijpen te
verwijderen.
Er zijn vele middelen bekend, maar alle meer of minder omslachtig; het
eenvoudigst, best en goedkoopst geschiedt de reiniging van roestige voor-
werpen op de volgende wijze:
Het voorwerp wordt in een verzadigde oplossing van tinchloride gedom-
peld en al naar gelang de dikte van de laag roest daarin 12—24 uren
gelaten. Hierbij is er op te letten, dat een overdaad van zuur vermeden
moet worden daar dit het ijzer aantast. Nadat de voorwerpen uit het bad
genomen zijn moeten zij flink met water afgespoeld en snel gedroogd wor-
den. Dit drogen geschiedt het best in warm zaagsel.
Om verder roesten te voorkomen worden de stukken dan met vaseline
ingesmeerd. De op deze wijze gereinigde voorwerpen hebben het aanzien
van mat zilver.nbsp;„Metallieusquot;.)
Duitschland.
—nbsp;„Schneehufkittquot;. In „Kavalleristische Monatsheftequot; wordt melding
gemaakt van een kleefmiddel om stroozolen, stroobuffers, vast te houden,
zoodat sneeuw noch moerassige bodem in staat zijn ze los te maken. Het
middel heet „Schneehufkittquot;, ook kortweg „Schneekittquot;; het is bekend als
het middel van dr. med. B. Petri, Stabsarzt. Omtrent de samenstelling
meldt het bericht niets, ook niet of 't waarschijnlijk het bekende hoefkit
als kunsthoorn, of een zijner varieteiten is.nbsp;M.
Frankrjjk.
—nbsp;Te Toulon is een hoefsmidschool opgericht.
—nbsp;I. Richard heeft in „La maréch. françaisequot; 1909 no. 647 een artikel ge-
-ocr page 181-schreven over rationeel hoefbeslag, waaraan Prof. Dr. M. Lungwitz, naar de
beschrijving te oordeelen, slechts historische waarde toekent.
Het door Eichard aangewezen nieuwe ijzer heeft ten doel om niet alleen
steun te vinden op den draagrand, maar op de geheele onder vlakte van den
hoef. Het wordt als voor- en achterijzer, niet als rechter en linker ver-
vaardigd, is breed in den toon en wordt naar de verzeneinden langzamer-
hand smaller. Aan den buitenrand is het dikker dan aan den binnenrand.
De draagvlakte is bol, vlak of hol, al naardat de hoef, waarvoor het ijzer
bestemd is, aan de zool bol, vlak of hol is. De bodemvlakte is in haar
buitengedeelte horizontaal, waarin de stampnagelgaten worden aangetrof-
fen en is verder naar den binnenrand toe uitgehold; een kruisnet van sleu-
ven aan de ondervlakte verhindert het uitglijden. De verzeneinden zijn
dunner dan het toongedeelte.
De hoef wordt bewerkt, de straal niet besneden, de zool slechts gerei-
nigd, het ijzer warm gepast en zoo ondergeslagen, dat het ijzer tegen de
zool aansluit.nbsp;(u. „Der Hufschmiedquot;,)
Vereenigde Staten.
•— Volgens het weekoverzicht van Iron Age bedroeg de productie van
ruw ijzer gedurende October 2,598,000 ton tegen 2,385,000 ton in de over-
eenkomstige maand van het vorig jaar. De wekelijksche productiecapaciteit
beliep op 1 November 594,000 ton tegen 565,000 in de vorige maand. Bij
de Staaltrust bedroeg de productie gedurende de afgeloopen maand 1,219,000
ton ruw ijzer en 1,398,000 ton staven. Het nog steeds onverminderd bin-
nenkomen van nieuwe orders bij de staalfabrieken heeft verdere ruime aan-
koopen van ruw ijzer tegen $ 19 met levering in Mei ten gevolge gehad.
In het Oosten zijn voor het eerste kwartaal 1910 omvangrijke verkoopen
van basis-ijzer tot stand gekomen tegen denzelfden prijs. De handel in giet-
ijzer is kalmer, de stemming stil. De vooruitzichten voor de bruggenbouw-
industrie zijn gunstig. Voor blik en ijzeren buizen worden hoogere prijzen
verwacht.nbsp;(u. „IJzer- en Staalhronielcquot;.)
Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag.
IETS OVEE DE OORZAAK VAN HET EOESTEN
VAN IJZERDEELEN.
Door uitgebreide proeven werd vastgesteld, dat ijzer bij een volledige
afwezigheid van koolzuur in het water niet roest, — dat het roesten sterker
is naarmate het zuurstofgehalte van het water hooger is, en dat koolzuur
wel het roesten bevordert, doch bij de geringe hoeveelheid waarin het in de
atmosferische lucht voorkomt, practisch van geen belang is.
De voorwaarden voor veel zuurstof (lucht) opname door het water zijn
tweeërlei: innige aanraking met lucht (groote oppervlakte, stroomend water),
zooals dat bij waterleidingen het geval is en verhoogde druk van gassen
boven het water, hetgeen bij stoomketels op te merken valt.
Van dit standpunt uit laat zich de groote roestvorming verklaren in
-ocr page 182-waterleidingbuizen en stoomketels, hetgeen maar al te dikwijls op rekening
van de watersoort geschoven wordt.
Er zijn dientengevolge ook middelen gezocht, om het opnemen van zuur-
stof (lucht) van de zijde van het water te beletten, en dit verdient zeker
eenige vermelding. Het is bekend, dat houtskolen gaarne gassen opnemen,
en dit ook uit vloeistoffen doet, en wel temeer, indien zij fijner verdeeld zijn.
Proeven bewezen, dat door het inbrengen van linnen zakken met fijne
houtskool, het roesten tot op een vierde, tot een vijfde deel werd terugge-
bracht.
Nu komt het nog in de practijk voor, dat het ijzer met andere lichamen
en metalen in water en zoutoplossingen in ^anrnking kouit (ieder natuur-
lijk water is min of meer een zoutoplossing). Bevindt zich ijzer in aan-
raking met andere metalen in het water, dan vormt dit een galvanische
keten, waarbij het ijzer de positive- of negative pool vormt, al naar dat
het metaal, waarmede het in aanraking komt, edel of onedel is. Als edele
metalen bedoelen wij in dit opzicht koper en nikkel.
IJzer vermengd met koper, zich in leidingwater bevindende, wordt 257q
sterker door roest aangegrepen dan zuiver ijzer. In zeewater; door het hoog
zoutgehalte, is dit verschil nog grooter, en stijgt het cijfer tot 470/o.
Bij aanraking met nikkel bedraagt de roesttoename IQO/g, onder voor-
waarde dat er lucht aanwezig is; zonder aanwezigheid van lucht (zuurstof)
in het water, wordt in dit geval het ijzer niet aangegrepen.
Ook verschillende ijzersoorten vormen een dergelijke verbinding. Bij
aanraking van vloeiijzer met gietijzer, zal laatstgenoemde gaan roesten,
terwijl het vloeiijzer geïsoleerd wordt. Dit laatste is zelfs zoo erg dat ijzer
van dezelfde soort,' meer of minder roest al naar gelang het door mechanische
bewerking meer of minder dicht is geworden. Dit laatste is b.v. aan te
wijzen bij een gelaschte buis, welke op de laschnaad veel spoediger roest.
Dit euvel is te verhelpen door die buis circa V2 quot;ur tot op 900°C te ver-
warmen. Roestproeven in zoutoplossingen gaven interessante resultaten
waarbij bleek dat water met hoog zoutgehalte (soda) veel meer roestte dan
gedistilleerd water. Het zou ons te ver voeren wilden wij vooral over die
verschillende zoutoplossingen eenige cijfers gaan noemen, en zullen ons
daarom heden bij 't bovengenoemde bepalen, terwijl wij iu een onzer volgende
artikelen de beschutting tegen roesten zullen behandelen.nbsp;M.
Verkrijgbaar bij de administratie van „Het Paardquot; en „De Hoefsmidquot;:
Verzamelde Opstellen uit Het Paard, in boekvorm, 254 blz., ruim 100 fig.,
prijs fl.lh, fr. p. p. ƒ1.95.
Idem tweede bundel, prijs ƒ 1.75, fr. p. p. fl.OS.
Heidema Paardenfokkerij I, Beoordeelingsleer enEaskennis, 84 fig., in
linn. band, pr. /quot;O.OO, fr. p. p. f 1.—.
Rechtvaardiging van het bestaan der rennen en draverijen in Neder-
land. Verschenen vanwege de Nederl. Harddr.- en Eenvereeniging. Prijs
ƒ0.75, fr. p. p. /•0.80.
KuinsthLOorrL,
voor Hoefbeslag,
verkrijgbaar in de chemicaliën
en droger ij en- handel van
K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,
te Dordrecht.
Prijscouranten voor HH. veeartsen
en hoefsmeden op aanvrage gratis.
Eerste Electrische Draadvlechterij
D. HOIiENBilIK amp; ZOON, Bloemenilaai bij Haarlem.
Leveren spoedig en
billijk VIERHOEKIG
in elke gewenschte
maaswijdte, draad-
dikte en breedte.
Traag prijs en monsters
Vraagt bij uwen ijzerhandelaar ECHTE
DICK'S Hoefraspen
en andere gereedschappen
voornbsp;^
.. XL Inbsp;f/s^^nbsp;Gelieve
Hoefbeslag. ^^üBß^nbsp;^
quot; vooralnbsp;op het merk:
te letten.
Verkoop alleen aan grossiers!
FRIEDR. DICK, Esslingen a. N., (Württemberg)
Vertegenwoordiger; J. J. VAN MEEKREN, Amsterdam, Sarphatistraat 75.
Advertentiën.
S. C. IH. BAX. - 2, 4 en 6 Jufferstraat - ROTTERDAM.
— Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. —
Meest uitgebreide sorteering prima blanllt;e
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fijne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —
Telegram-Adres
BAX Jufferstraat
Rotterdam.
IntercommunaaJ
Telephoon
No. i355.
NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN,
voordeelig, gemakkelijk in gebruik. - Kunnen niet loslaten.
Merk „Dexterquot;, Merk „Pacific' ,
met jlink hielstuk, met zwaar hielstuk.
Open Zolen uit één stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in 11 maten van éyL- tot
Eng. dm., uiterste breedte buiten-
kant ijzers gemeten.
Merk „Ramblerquot;,
in witte en grijze
Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van
tot 6|- '^Eng. dm.
Merk „Chicagoquot;,
geheel Caoutchouc
uit één stuk met
zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van
7|tot7-j!VEng. dm.
quot;Uiterste breedte buitenkant ijzers gem.
Gewone
Engelsche Hoefzolen
Strijkringen
met riempje.
Hoef.
randen.
Knnsthoorn.
Hoeftangen.
Renetten (rechts en
links).
Hoefraspen.
Houwklingen.
Hoefhamers.
Las- of Welbladen en
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.
Tonwijzers in
verschillende maten.
op Leder,
„Safety pad en
Frogpadquot;.
Engelsche Hoefzolen
A, en D. amp; H.
-ocr page 185-l-4e Jaargang. — 1909. — Aflevering 12.
REDACTEUR-UITGEVER: A. W. HEIDEMA TE GRONINGEN.
-ocr page 186-
Lambert amp; | ||
Hallanan Hoefzolen de Beste en | ||
Rotterdam, Wijnhaven 127. |
Opleiding van onderwijzers in practisch hoefbeslag van Eijljswege. —
Deensch normaal-beslag. - Naamlijst der hoefsmeden van het Nederlandsche
Leger, 1909. — Korte mededeelingen. — Advertentiën.
OPLEIDING VAN ONDERWIJZERS IN PRACTISCH HOEFBESLAG
VAN RIJKSWEGE.
Het voornemen bestaat om met ingang van 1 Februari 1910 aan 's Rijks
Veeartsenijschool een cursus te openen voor zoodanige hoefsmeden, die in
het bezit zijn van het diploma van een of anderen cursus, en zich verder
wenschen te bekwamen, tot het bekomen van het getuigschrift, dat zij be-
voegd zijn om als onderwijzer in practisch hoefbeslag aan een cursus op te
treden. Dit Rijks-getuigschrift kan worden uitgereikt aan zoodanige hoef-
smeden, die gedurende een jaar, één dag per week, het theoretisch en
practisch onderwijs te Utrecht hebben gevolgd en daarna blijken hebben
gegeven van voldoende kennis en bedrevenheid.
Het theoretisch onderwijs zal worden gegeven door den heer H. M.
Kroon, leeraar aan 's Rijks Veeartsenijschool, terwijl het practisch onderwijs
wordt opgedragen aan den heer W. A. H. van Horsen, onderwijzer in
het practisch hoefbeslag aan genoemde inrichting. Daarbij zal gebruik
worden gemaakt van de uitgebreide hulpmiddelen, waarover de veeartsenij-
school beschikt.
Het volgend reglement zal als leidraad worden gebezigd. Exemplaren
hiervan zijn, op aanvraag, kosteloos te bekomen bij den Directeur van
's Rijks Veeartsenijschool te Utrecht, bij wien de aangiften voor dezen cursus
nu reeds kunnen geschieden.
Reglement.
Art. 1. Aan 's Bijks Veeartsenijschool te Utrecht wordt een cursus voor
opleiding van onderwijzers in practisch hoefbeslag gehouden.
Art. 2. De cursus wordt gehouden één dag per week, gedurende één jaar
en vangt aan op 1 Februari.
Art. 3. Het aantal leerlingen is hoogstens zes.
Art. 4. Om toegelaten te worden wende men zich vóór 28 Januari met
eigenhandig geschreven brief tot den Directeur van 's Rijks Veeartsenijschool
te Utrecht, onder overlegging van geboorte-acte, diploma's (als van ambacht-
school, hoefsmidschool of hoefbeslagcursus), het bewijs van met vrucht afloopen
der lagere school en aanbevelingen uit vroegere werkkringen.
Art. 5. Aan alle aspiranten wordt een examen afgenomen, bestaande in
het vervaardigen van een hoefijzer en het beslaan van een of meer hoeven.
Van hen, die aan de gestelde eischen voldoen, worden de zes meest ge-
schikten toegelaten.
Art. 6. Er wordt onderwijs gegeven in theoretische en practische hoefkunde.
Theoretische hoefkunde:
a.nbsp;Overzicht van lichaamsbouw en levensverrichtingen.
b.nbsp;Paardenkennis, vooral wat standen en gangen betreft.
-ocr page 188-c.nbsp;Bouw en verrichtingen van den hoef.
d.nbsp;Beslag van normale hoeven.
e.nbsp;Beslag bij verschillende standen en gangen.
f.nbsp;Beslag voor verschillende doeleinden.
g.nbsp;Beslag voor ziekelijke hoeven.
Practisch hoefbeslag :
a.nbsp;Vervaardigen van alle soorten hoefijzers.
b.nbsp;Oefeningen in besnijden, passen en beslag op doode hoeven.
c.nbsp;Beslaan van paarden met normale hoeven.
d.nbsp;Beslaan van paarden met verschillende gangen en standen.
e.nbsp;Beslaan van paarden voor verschillende doeleinden.
f.nbsp;Beslag met zolen, inlegsels en kunsthoorn.
g.nbsp;Beslaan van paarden met ziekelijke hoeven.
Art. 7. De cursus staat onder leiding van den leeraar in hoefkunde aan
's Eijks Veeartsenijschool; hij geeft het theoretisch onderwijs.
De -practische lessen worden gegeven door den hoefsmid-onderwijzer in
■practisch hoefbeslag aan genoemde school en het personeel der hoefsmederij
aan 's Sijks Veeartsenijschool verbonden.
Art. 8. De lessen worden gegeven op Vrijdag van elke week:
9—11.30 uur, practische oefening in de smederij.
1—2.30 „ theoretische hoefkunde.
2.30—3 „ beoordeeling van hoeven, standen en gangen bij het
levend paard.
3—-6 „ practische oefening in de smederij.
Art. 9. De vacantiën aan 's Eijks Veeartsenijschool gelden ook voor
den cursus.
Art. 10. Leergeld wordt niet geheven.
Door de spoorwegmaatschappijen worden ten behoeve van de leerlingen
van dezen cursus kaarten uitgegeven tegen zeer verlaagd tarief.
De reis- en verblijfkosten zullen, zoover noodig, gedeeltelijk morden vergoed.
Art. 11. Aan het einde van den cursus in de maand Januari wordt een
examen afgenomen in theoretische en practische hoef kimde. Aan hen, die
aan de gestelde eischen voldoen, wordt een getuigschrift uitgereikt ten
bewijze van gebleken bekwaamheid tot het geven van onderwijs in practisch
hoefbeslag aan cursussen tot opleiding van hoefsmeden.
Art. 12. Het examen wordt afgenomen door het onderwijzend personeel
onder toezicht van een commissie van drie personen, daartoe door den
Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel aan te wijzen. {Goedgekeurd
bij besluit van Zijn Excellentie den Minister van Landbouw, Nijverheid en
Handel van 26 November 1909, no. 11052, directie van den landbouw, afdee-
ling V. en L.)
De bovenstaande publicatie is door „De Hoefsmidquot; met volle sympathie
ontvangen en geplaatst. Wij zijn er van overtuigd, dat deze aanvulling in
de maatregelen ter ontwikkeling van het hoefsmidsvak in Nederland zich tot
een krachtigen hoeksteen eener deugdelijke organisatie, waarvan nog slechts
een onregelmatig geraamte aanwezig is, zal kunnen ontwikkelen.
De plaats, waar het onderwijs zal worden gegeven, is naar onze meening
de beste in Nederland, die er voor aan te wijzen zou zijn. De indeeling
der leerstof alsmede de aangewezen leerkrachten geven tevens de beste ver-
wachtingen voor de toekomst.
Het feit, dat slechts één dag per week lessen worden gegeven, is aan
eenige bedenking onderhevig, daar de deelnemers mettertijd zooveel mogelijk
uit alle provincies herkomstig dienen te zijn. Bedoeld bezwaar wordt echter
deels ondervangen door de bepalingen, opgenomen in artikel 10.
Het is hoogst wenschelijk, dat de landbouwmaatschappijen in alle provin-
ciën de beteekenis dezer nieuwe opleidingsplaats mogen beseffen en dat ieder
provincie één of twee der bekwaamste jonge hoefsmeden ter deelneming aan
het toelatingsexamen zie op te wekken. Voor het laatste komt het ons het
beste voor, dat ieder Maatschappij een ouderlingen wedstrijd, bij wijze van
vergelijkend examen, doet houden, en dat een of twee worden aangewezen
op kosten der betreffende Maatschappij het toelatingsexamen te Utrecht
mede te maken. Zoo noodig zou o. i. het aantal leerling-hoefsmeden van 6
tot 8 verhoogd kunnen worden. Het is moeilijk een grens op de juiste
plaats te trekken en het is ongetwijfeld juist om het aantal klein te houden,
doch wij meenen 8 niet te hoog om het onderwijs nog deugdelijk te kunnen
ge ven, ter wijl er beslist gebrek is aan kundige onderwijzers in practisch hoefbeslag.
In aansluiting met den nieuwen maatregel is te vertrouwen, dat de hoef-
smederij aan 's Eijks Veeartsenijschool, wat inrichting der smidse en der
beslagplaats betreft, zoodanige wijzigingen zal ondergaan, dat uit een
oogpunt der practijk aan billijke eischen worde voldaan, terwijl monster-
banen, zuiver vlak gelegd, deels bevloerd en deels met zandigen bodem, ter
beschikking dienen te komen.
In den loop van den eersten cursus verdient het verder o. i. aanbeveling
te overwegen of alsdan niet de tijd is aangebroken gevolg te geven aan
een der wenschen, uitgesproken eu toegelicht in den eersten jaargang van
„De Hoefsmidquot; (1896) en luidende als volgt:
„Van Eegeeringswege worde een commissie benoemd, die tot taak hebbe,
eens of meermalen per jaar aanstaande hoefsmeden te examineeren en deze
na het afleggen van een voldoend examen een diploma als hoefsmid uit te
reikenquot;.nbsp;Eed.
DBENSCH NOEMAAL-BBSLAG.
Van den heer P. G run tb, docent in hoefbeslag aan de Koninklijke
Vétérinaire Hoogeschool te Kopenhagen, ontving ik eenige modelhoefijzers
ten geschenke en wel naar aanleiding van een door hem gebracht bezoek
aan de Militaire Hoefsmidschool te Amersfoort. Al deze hoefijzers vertoo-
nen een verbreeding van den buitentak en wel voornamelijk van het buiten-
toongedeelte.
Eeeds vroeger had ik gelegenheid soortgelijke hoefijzers te zien aanwen-
den door professor Lungwitz, aan de Hoefsmidschool te Dresden, die mij
mededeelde dat hij deze ijzers zeer kon aanbevelen voor paarden met bodem-
nauwen stand. Een modelijzer van deze beroemde inrichting bevindt zich
lodquot;quot; alhief'nbsp;verzameling der Hoefsmid-
«.if'Ï-nbsp;onderwerp geschreven in No. 13 der Deut-
sche Tierärztliche Wochenschrift, onder den titel: „Eene verandering inde
fabricatie van hoefijzers, die de practische veearts moet kennenquot; en ook in
1908 hl r/.nbsp;Woebenschrift, welk artikel in „De Hoefsmid,
1908, bl. 125 als volgt is gerefereerd:
Prof^dr Lungwitz te Dresden beweert dat het veelvuldig gebruik maken
van fabriekshoefijzers een groote fout van het hoefbeslag in Duitschland is
De vorm van die ijzers komt niet met dien der hoeven overeen en dikwijls
worden ze ondergeslagen precies zóó als ze uit de fabriek komen
Bijna alle fahrieksijzers in Duitschland werden tot nog toe overal even
breed gemaakt; dergelijke ijzers slijten, vooral bij op harden bodem werkende
paarden, spoedig af aan den buitentak. In dergelijke gevallen moeten maat-
regelen worden genomen ten einde een gelijkmatige afslijting te bevorderen
JeTred quot;
Gebruikt men ijzers met kalkoenen dan moet, bij te sterke afslijting
van den buitentak, de buitenkalkoen schuin naar buiten gesmeed worden
geplaatst^^'^'^'^-^ij^^^rts worden
Voor de minder belaste binnenhoefhelft wordt de ijzertak wat nauw gelegd
kort gehouden en bodemnauw gesmeed, terwijl de kalkoen desnoods iets
schuin naar binnen kan gesteld worden. De buitenkalkoen moet sterker zijn
dan de binnenkalkoen, doch niet hooger.
Aan den buitentak wordt een zijlip aangebracht, terwijl de nagelgaten
in den buitentak vrij vet moeten worden gestampt.
Bij sommige fahrieksijzers wordt met dergelijke toestanden (bv. bodem-
nauwen stand) rekening gehouden. Zoo levert de Anhalter hoefyzerfabriek
in fiosslau a. M volgens dit principe ijzers, waarbij het verschil voor vóór-
en achterhoef duidelijk uitkomt en levert ze tevens ijzers voor bodemnau-
WOU StiäillQ«
Aan het einde van dit artikel zegt prof. dr. Lungwitz dat deze machinaal
gemaakte Ijzers voor bodemnauwen stand tot heden hoofdzakelijk alleen naar
het koninkrijk Saksen worden verzonden en dit bevestigd zijne ervaring dat
bekend'l^n'nbsp;''nbsp;genoegLm
Docent Grunth komt daartegen op en zegt dat men in Denemarken
zeer veel en m de groote steden aldaar altijd ijzers van dit tvpe als
normaal beslag gebruikt en wel onder de benaming van „scheeve ijzersquot; en
dat dit beslag volkomen de dringende aanbeveling vaa prof. Lungwitz
verdient Het gebruik van deze hoefyzers is in Denemarken reeds van
betrekkelijk ouden datum. Reeds in 1880 werden in Kopenhagen daar-
mede algemeen de achterhoeven beslagen, eenige jaren later gebruikte men
ze ook voor de voorhoeven.
Deze vooruitgang was een natuurlijk gevolg van de waarneming dat ook
-ocr page 191-paarden met normalen stand de hoefijzers aan den buitentak meer afsleten
dan aan den binnentak.
De bouw van den hoef is immers daarop ingericht, de draagrand van den
buitenwand is breeder dan die van den binnenwand. De ervaring leert
verder dat:
le. het verschil in afslijting tusschen buiten- en binnentak des te sterker
in 't oog valt, naarmate het paard voor zwaarderen arbeid wordt gebruikt;
2e. het genoemde verschil in veel hoogere mate optreedt bij achterijzers
dan bij voorijzers.
Fig. 3.nbsp;Fig. 4.
Rechter vóór- en achterhoefijzer van het Deensche normaal be.slag
voor trekpaarden, uit de hand gesmeed.
Zooals uit de bijgevoegde photographieën blijkt is de buitentak, zoowel
bij de voor- als achterijzers, verbreed; het verschil in breedte is echter veel
besparing voor den eigenaarnbsp;^
De militaire paardenarts W DnnaTJiöj i i
Dit blijlit uit nevenstaande figuur,
weergevende een „scheef' linlier achter-
ijzer, uit de verzameling van de Ko-
ninklijke Vétérinaire Hoogeschool te
Kopenhagen en afkomstig van de Vee-
artsenijschool te Alfort bij Parijs, in het
jaar 1839 gezonden als model-achter-
hoefijzer.
De overweging dat ook hier te lande
het gebruik van dergelijke ijzers zijn
nut kan hebben, geeft mij aanleiding
dit artikel in ons vakblad weer te geven,
in de hoop dat meerdere Nederlandsche
hoefsmeden er toe zullen overgaan dit
beslag, zoo noodig, aan te wenden.
Laméris.
Met de samenstelling der onderstaande lijst van de hoefsmeden van het
leger bevattende de namen, het jaar van aanstelling tot hoefsmid, hun tegen-
woordigen rang, hun dienst- en andere onderscheidingen, en werkzaamheden
buiten hun eigenlijke betrekking om in het belang van het hoefsmidsvak in
het algemeen, meent ondergeteekende een welkom zijnd werk te hebben ver-
richt. Hy spreekt bij dezen zyn dank uit voor de welwillendheid, waarop
alle militaire hoefsmeden hem de gevraagde inlichtingen hebben verstrekt
Utrecht, December 1909
Moubis.
Kg. 5.
NAAMLIJST DER HOEFSMEDEN VAN HET NEDEELANDSCHE
LEGER, 1909.
Ie Regiment Huzaren.
Amersfoort.
G.nbsp;van Veen, hoefsmid in 1898, Wachtmeester; dienstteeben: Bronzen
medaille.
A. Agenant, hoefsmid in 1903, Korporaal; diecstteeken: gekroonde W;
zilveren medaille in 1907 bij den wedstrijd in hoefbeslag te 's-Gra-
venhage.
W. M. Droog, hoefsmid in 1904, Korporaal; dienstteeken : gekroonde W.
J. Blom, hoefsmid in 1906, Korporaal.
me.
E. A. Gelink, hoefsmid in 1890, Wachtmeester; dienstteeken: Bronzen gesp.
J. Koning, hoefsmid in 1899, Wachtmeester; dienstteeken: Bronzen
medaille. Eervolle vermelding in 1907 bij den wedstrijd in hoef-
beslag te 's-Gravenhage.
P. J. D. Kraak, hoefsmid in 1903, Korporaal; dienstteeken: gekroonde W.
J. H. Arends, hoefsmid in 1906, Korporaal; dienstteeken: gekroonde W.
2e Regiment Huzaren.
Venlo.
E.nbsp;J. La Maire, hoefsmid in 1891, Wachtmeester, dienstteeken: de Bron-
zen gesp. Eere-medaille der Orde van Oranje-Nassau in Brons.
P. H. van O pij nen, hoefsmid in 1896, Wachtmeester, dienstteeken: de
Bronzen medaille.
H.nbsp;B. Harmsen, hoefsmid in 1906, Korporaal; dienstteeken: gekroonde W.
Eervolle Termelding in 1907 bij den wedstrijd in hoefbeslag te
's Gravenhage.
H. Schraven, hoefsmid in 1907, Korporaal; dienstteeken: gekroonde W.
Boermond.
Th. G. Dreijer, hoefsmid in 1894, Korporaal; dienstteeken: Bronzen gesp.
Was practisch onderwijzer aan de hoefbeslagcursussen 1907/8 en
1908/9, resp. te Roermond en Heerlen, en vroeger te Linne, Bug-
genum en Maasniel.
J. van Hen ten, hoefsmid in 1897, Korporaal; dienstteeken: Bronzen
medaille.
L. H. Be ij er s, hoefsmid in 1899, Korporaal; dienstteeken: Bronzen medaille.
Ph. A. Verplancke, hoefsmid in 1909, Huzaar.
3e Regiment Huzaren.
's Gravenhage.
P. van der Wiel, hoefsmid in 1897, Korporaal; dienstteeken: Bronzen
medaille.
F.nbsp;L. Wan te, hoefsmid in 1900, Wachtmeester; dienstteeken: Bronzen
medaille.
P. Huizer, hoefsmid in 1902, Korporaal; dienstteeken: Bronzen medaille.
J. van Eek, hoefsmid in 1903, Korporaal; dienstteeken: gekroonde W.
A. vanderMaas, hoefsmid in 1904, Korporaal; dienstteeken: gekroonde W.
J. Wagemaker, hoefsmid in 1908, Korporaal; dienstteeken: gekroonde W.
186
Amsterdam.
K. van Vuure, hoefsmid in 1894, Wachtmeester; dienstteeken: Bronzen
gesp. Was practisch onderwijzer aan de hoefbeslagcursussen van
1905—1909 te 's Gravenhage.
W. G. F. van der Lelie, hoefsmid in 1908, Korporaal; dienstteeken:
gekroonde W.
4e Regiment Huzaren.
Deventer.
H. Heesterman, hoefsmid in 1891, Wachtmeester; dienstteeken: Bronzen
gesp. Eervolle vermelding in 1909 bij den wedstrijd in hoefbeslag
te Deventer.
J. Blokker, hoefsmid in 1893, Wachtmeester; dienstteeken: Bronzen gesp.
Ie prijs gouden medaille, wedstrijd in hoefbeslag te 's Gravenhage 1907.
Ie prijs verguld zilveren medaille, wedstrijd in hoefbeslag te Deven-
ter 'l909.
Was practisch onderwijzer aan 15 hoefbeslagcursussen van 1895—
1907, resp. te Winterswijk 2, Gorssel 1, Zutphen 7, Ruurlo 2,
Doetinchem 3.
Bezit een diploma als onderwijzer in practisch hoefbeslag van de
Geld-Overijs. Maatschappij van Landbouw.
A.nbsp;T. W. A. Smalt, hoefsmid in 1906, Korporaal; dienstteeken: gekroonde
W. Eervolle vermelding wedstrijd in hoefbeslag 1909 te Deventer.
B.nbsp;Weijers, hoefsmid in 1906, Korporaal; dienstteeken: gekroonde W.
Eervolle vermelding wedstrijd hoefbeslag 1907 te 's Gravenhage.
Idem wedstrijd hoefbeslag 1909 te Deventer.
Zutphen.
E. de Bruin, hoefsmid in 1892, Wachtmeester; dienstteeken: Bronzen gesp.
J. B. K1 a a ij s e n, hoefsmid in 1892, Wachtmeester ; dienstteeken : Bronzen
gesp.
P. L. H. Besters, hoefsmid in 1893, Wachtmeester; dienstteeken: Bronzen
medaille.
C.nbsp;Huisman, hoefsmid in 1897, Wachtmeester; dienstteeken: Bronzen
medaille.
Ie Depót Huzaren.
Haarlem.
J. W. Haazer, hoefsmid in 1888, Korporaal; dienstteeken: Zilveren medaille.
Was practisch onderwijzer aan den hoefbeslagcursus 1908/9 te Haarlem.
W. J. D. van der Horst, hoefsmid in 1900, Korporaal; dienstteeken:
Bronzen medaille. Was practisch onderwijzer aan den hoefbeslag-
cursus 1903/4 be 's Gravenhage.
2e Depót Huzaren.
Haarlem.
G. H. Lö wenst eij n, hoefsmid in 1891, Wachtmeester; dienstteeken:
{Nog te Leiden).nbsp;Bronzen gesp.
Was practisch onderwijzer aan den hoefbeslagcursus 1897 te Vlaar-
dingen.
Idem van 1899—1904 te Leiden.
-ocr page 195-Ontving in 1903 een Bronzen medaille voor inzending van model-
ijzers door leerlingen onder zijn toezicht vervaardigd.
Eemonte-depót.
Miliigen.
J. J. Louws, hoefsmid in 1893, Wachtmeester; dienstteeben: Bronzen gesp.
{In de sterkte van het Was practisch onderwijzer aan hoefbeslagcursussen
Ie Begt. Veld.-Art.) van 1894—98 te Amersfoort.
Idem te Nijkerk 1896/97.
Eij- en Hoefsmidschool.
Amersfoort.
J. B. Larmené, hoefsmid in 1874, Opperwachtmeester. Onderwijzer in
het hoefbeslag sedert 1897; dienstteeken: Gouden medaille.
Eere-medaille der Orde van Oranje-Nassau met de Zwaarden in
Zilver, 1907.
Was practisch onderwijzer aan de hoefbeslagcursussen van 1887—
1897 te Haarlem.
,J. H. Sc hol ten, hoefsmid in 1890, Wachtmeester; Onderbaas sedert 1904,
dienstteeken: Bronzen gesp.
Zilveren medaille, wedstrijd in hoefbeslag 1907 te 's Gravenhage.
Ch. Mark, hoefsmid in 1893, Wachtmeester; Onderbaas sedert 1906,
dienstteeken: Bronzen gesp.
Ie Eegiment Veld-Artillerie.
Utrecht.
H. A. 0. Tan gel der, hoefsmid in 1896, Wachtmeester; dienstteeken:
Bronzen medaille.
Was practisch onderwijzer aan de hoefbeslagcursussen 1902/4, 1904/6
en 1908/10 te ütrecht.
C. Walet, hoefsmid 1900, Korporaal; dienstteeken: Bronzen medaille.
A. Ras, hoefsmid in 1903, Korporaal; dienstteeken: gekroonde W.
Was practisch onderwijzer aan den hoefbeslagcursus 1906/8 te
Utrecht.
C. O. L. van der Pijl, hoefsmid in 1905, Korporaal; dienstteeken: ge-
kroonde W.
Amersfoort.
W. M. 0. Volkers, hoefsmid in 1890, Korporaal; dienstteeken: Bronzen gesp.
J. Tetenburg, hoefsmid in 1900, Korporaal; dienstteeken: Bronzen medaille.
G. Groot, hoefsmid 1907, Korporaal.
2e Eegiment Veld-Artillerie.
's Gravenhage.
J. N. Meeuwsen, hoefsmid in 1870, Wachtmeester; dienstteeken: Gouden
medaille. Eere-medaille der Orde van Oranje Nassau. Diploma voor
hoefbeslag van den Ned. E. K. Volksbond 1893 te 's Gravenhage.
Was practisch onderwijzer aan den hoefbeslagcursus in 1900 te
Middelharnis.
G. Ph. de Kiewit, hoefsmid in 1891, Wachtmeester; dienstteeken:
Bronzen gesp.
L. Storm, hoefsmid 1891, Wachtmeester; dienstteeken: Bronzen gesp.
-ocr page 196-J. Servaas, hoefsmid in 1898, Wachtmeester; dienstteeken: Bronzen
medaille. Verkreeg het diploma van hoefsmid op den hoefbeslag-
cursus van 1891 te Haarlem.
Leiden.
J. Baars, hoefsmid in 1898, Wachtmeester; dienstteeken: Bronzen medaille.
W. H. Kraijer, hoefsmid 1902, Korporaal; dienstteeken: Bronzen medaille.
M. van den Bent, hoefsmid 1907, Korporaal.
3e Regiment Veld-Artillerie.
Breda.
W. F. S. van Btteger, hoefsmid in 1898, Wachtmeester; dienstteeken:
Bronzen gesp.
Eervolle vermelding wedstrijd hoefbeslag in 1909 te Deventer.
Was practisch onderwijzer aan 5 hoefbeslagcursussen te Breda.
M. J. van Kessel, hoefsmid in 1907, Korporaal.
P. de Leij, hoefsmid in 1909, Korporaal.
Bergen-op-Zoom.
A.nbsp;O. Polane, hoefsmid in 1895, Wachtmeester; dienstteeken: Bronzen gesp.
H. J. Smit, hoefsmid in 1900, Wachtmeester; dienstteeken: Bronzen medaille.
Zeer eervolle vermelding wedstrijd in hoefbeslag 1907 te 's Gravenhage.
Was practisch onderwijzer aan de hoefbeslagcursussen 1906/8 en
1908/10 te Bergen-op-Zoom.
N. J. Bolfes, hoefsmid in 1905, Korporaal; dienstteeken: gekroonde W.
4e Regiment Veld-Artillerie.
Me.
J. van der Hurk, hoefsmid in 1897, Wachtmeester; dienstteeken: Bronzen
medaille.
E. Wiersum, hoefsmid 1901, Korporaal; dienstteeken: Bronzen medaille.
J. Narings, hoefsmid 1909, Korporaal.
's Bertogenhoseh.
P. Balkeneinde, hoefsmid in 1905, Korporaal; dienstteeken: gekroonde W.
Is practisch onderwijzer aan den hoefbeslagcursus 1908/10 te 's Her-
togenbosch.
B.nbsp;H. Gerritsen, hoefsmid in 1907, Korporaal.
Is practisch onderwijzer in vereeniging met voorgemelde.
P. Wielard, hoefsmid in 1909, Korporaal.
Korps Rijdende Artillerie.
Arnhem.
J. C. H. Houx, hoefsmid in 1886, Wachtmeester; dienstteeken: Zilveren
(Bij de Instructie-) medaille. De Eere-medaille der Orde van Oranje-Nassau
batterij).nbsp;met de gekruiste zwaarden in Brons in 1908.
S. van Angeren, hoefsmid in 1890, Korporaal; dienstteeken: Bronzen gesp.
Behaalde 2 eerste prijzen in wedstrijd hoefbeslag 1903 te Winterswijk.
2e prijs. Zilveren medaille, wedstrijd hoefbeslag 1907 te 's Gravenhage.
2e prijs. Zilveren medaille, in 1909 te Deventer.
Was als practisch onderwijzer aan hoefbeslagcursussen werkzaam,
van 1898—1909, waarvan 4 te Utrecht, 1 te Druten, 1 te Zalt-
Bommel, 2 te Deventer, 2 te Arnhem, 1 te Apeldoorn.
Tevredenheids-getuigschrift als practisch onderwijzer in hoefbeslag
v/d. Geld.-Overijs. M. v. Landbouw in 1903. Idem v/h. Genootschap
V. Landb. en Kruidk. te Utrecht in 1899.
W. Meijer, hoefsmid in 1904, Korporaal; dienstteeken: gekroonde W.
N. Siljee, hoefsmid in 1906, Korporaal; dienstteeken: gekroonde W.
J. J. van Loef, hoefsmid in 1907, Korporaal.
Koninklijke Maréchaussee.
Ie Divisie.
Breda.
G.nbsp;F. Stijger, hoefsmid in 1898, Maréchaussee; dienstteeken: Bronzen
medaille.
's Sertogenlosch.
W. Cl as OU, hoefsmid in 1895, Maréchaussee, dienstteeken: Bronzen gesp.
In 1903 aangewezen als practisch onderwijzer voor den hoefbeslag-
cursus te 's Gravenhage.
2e Divisie.
Maastricht.
E. Harmsen, hoefsmid in 1875, Maréchaussee; dienstteeken: Gouden
medaille. Zilveren medaille v/d. Maatschappij tot Nut van 't Alge-
meen in 1907.
Nijmegen.
H.nbsp;Huising, hoefsmid in 1889, Brigadier; dienstteeken: Zilveren medaille.
Zeer Eervolle vermelding wedstrijd hoefbeslag 1907 te 'sGravenhage.
Was practisch onderwijzer hoefbeslagcursus 1894/95 en 1895/96 te
Deventer, 1896/97 te Steenwijk, 1898/99 te Gorssel. Aangewezen
1909/10 te Venraij.
3e Divisie.
Zwolle.
J. B. Crucq, hoefsmid in 1881, Maréchaussee; dienstteeken: Zilveren gesp.
Euurloo.
H. Kabel, hoefsmid in 1895, Brigadier; dienstteeken: Bronzen medaille.
Zeer Eervolle vermelding wedstrijd hoefbeslag 1907 te 's Gravenhage.
3e prijs, kleine zilveren medaille, in 1909 te Deventer.
4e Divisie.
Leeuwarden.
A. Baars, hoefsmid in 1891, Brigadier; dienstteeken: Bronzen gesp.
A. Beringer, hoefsmid in 1882, Maréchaussee; dienstteeken: Zilveren gesp.
Hoogeeand.
C. van Ekeren, hoefsmid in 1890, Brigadier; dienstteeken: Bronzen gesp.
Eere-medaille der Orde van Oranje-Nassau in Brons 1909.
Koninklijk Militaire Academie.
Breda.
K. Gons, hoefsmid in 1884, Wachtmeester; dienstteeken: Zilveren medaille.
{Ingedeeld Wachtmeester-titulair 1903 b/h. 75-jarig bestaan der Kon.
hij het ée Mil. Ac.
Begt. Veld- Was practisch onderwijzer in 1893, hoefbeslagcursus te Weert
Art.) en Maasniel.
Leidde aan de K. M. Ac. 3 burgersmeden op tot hoefsmeden.
-ocr page 198-Verklaring:
Gekroonde W = 6-jarige dienst.
Bronzen medaille = 12- „nbsp;„
Zilveren medaille = 24- „nbsp;„
Brigadier-hoefsmid = rang van Wachtmeester.
Maréchaussee-hoefsmid = „ „ Korporaal.
verkrijgbaar in de chemicaliën
en drogerijen-handel van
K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,
te Bordrecht.
Brijscouranten voor HH. veeartsen
en hoefsmeden op aanvrage gratis.
Eerste Electrische Draadvlechterij
D. HOGEHBIRK l ZOON, Bloemendaal bij Haarlem.
Leveren spoedig en
hi\\\\k VIERHOEKIG
VLECHTDRAAD
in elke gewenschte
maaswijdte, draad-
dikte en breedte.
Yraag prijs en monsters!
te letten.
Verkoop alleen aan grossiers!
FRIEDR. DICK, Esslingen a. N., (Württemberg)
Vertegenisoorcllger: J. J. VAN MEEKREN, Amsterdam, Sarphatlstraat 75.
Vraagt bij uwen ijzerhandelaar ECHTE
DICK'S Hoefraspen
en andere gereedschappen
voor
Hoefbeslag.
Gelieve
vooral op het merk:
Meest uitgebreide sorteering prima bianice
Ster-Hoefnageis, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fijne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —
Intercommunaal
Telephoon
N^, 1355.
Telegram-Adres
BAX Jufferstraat
Rotterdam.
NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN,
voordeelig, gemakkelijk in gebruik. — Runnen niet loslaten-
Merk „Pacificquot;,
met Jlink hielstuk, met zwaar hielstuk.
Open Zolen uit één stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in 11 maten van 4Jg tot
Gl Eng. dm., uiterste breedte buiten-
kant ijzers gemeten.
Merk „Ramblerquot;,
in witte en grijze
Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van
tot 6| Eng. dm.
Merk „Chicago',
geheel Caoutchouc
uit één stuk met
zwaar hielstuk
voor zware paar-
den , voorradig van
71 tot Eng. dm.
Uiterste breedte buitenkant ijzers gem.
Gewone
Engelsche Hoefzolen
Hoef.
randen.
Strijkringen
niet riempje.
Kuiisthoorii.
Hoeftangen.
Renetten (rechts en
links).
Hoefraspen.
Houwklingen.
Hoefhamers.
Las- of Welbladen en
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.
Tonwijzers in
verschillende maten.
op Leder,
„Safety pad en
Frogpadquot;.
Engelsche Hoefzolen
Ä, en D, amp; H.
-ocr page 201- -ocr page 202- -ocr page 203- -ocr page 204-l^-S/ V f
m
m