Geïllustreerd Maandblad voor hoefsmeden en anderen
die in het hoefbeslag belang stellen.
ONDER MEDEWERKING
TAN
a. frederikse te Utreoht, w. a. n. van horsen te utrecht, f. laméris te Amersfoort,
j. laméris te 'sHage, j. b. larmené te Amersfoort, j. b. h. moubis en
w. 0. schimmel, beide te ütrecht, en anderen,
GEREDIG-EEED EN UITGEGEVEN
DOOB
vee-arts en medebestuurder eener inrichting voor hoefbeslag.
XVe Jaargang.
GEONINGEN. — A. W. HEIDEMA. — 1910.
RIJKSUNIVERSITEIT UTRECHT
0851 7710
-ocr page 6-^ W' , ïv -nbsp;A- . 'f -V.- S
V
. i.....
S
Î ÎJ
ti
Sm
• . • • r |
..t.- |
■t , JU | |
; |
ii- |
ÏV
'-ja
J
^ . ' ^ -Tik ^^ - » V ^r
-ocr page 7-INHOUD.
De titels, voorzien van een f, geven artikelen aan waarbij een of meer afbeeldingen
of figuren behooren, — die met * zijn bijdragen onder een afzonderlijk hoofd, de
overigen zijn „korte mededeelingenquot;.
De Eomeinsche cijfers duiden het nummer der aflevering aan, de gewone de bladzijden.
A fbeelding paardenmarkt te Utrecht. IV 55.
*Beenontsteking. III 39.
fBeslag met nagels. Herkomst van het —
m 43.
*BesIag voor trekpaarden. II 25.
quot;fBesters. F. P. H. als hoefsmid. IV 51.
Correspondentie: II 27; VI 92; VII 111;
IX 141; XII 189.
*tCoursebeslag. Over —. IX 135.
*Cursus tot opleiding van onderwijzers in
hoefbeslag aan 's E. V. S. II19; *XII 186.
Cursus in hoefbeslag te quot;s Hage. X 153.
„ Hoorn. I 12; IX
137; X 154.
„ „nbsp;„ in Limburg. IU 42.
* „ „ „ te Utrecht. IV 56; XII
188.
*Cursusseii in hoefbeslag. Puntenstelsels bij
—. V 68.
„ in Friesland. X 153.
„ N.-Brabant. III
46; *IV 57.
Examen in hoefbeslag te quot;s Hage. IV 56.
^ „ „ „ „ Tiel. I 12.
Goede hoeven IX 138.
Harde hoeven. IX 137.
Hoefbeslag in Limburg. V 75.
„ -examen te Arnhem. II 27.
„ gedurende het Bidderwezen.
II 26.
^Hoefbevangenheid. Een zeldzaam geval
vau UI 41.
*Hoefnagel. Over den IV 52.
*Hoefontsteking. V 67.
^Hoefsmeden. De opleiding der — in
Nederland. V 70.
quot;tHoefsmederij op 't Loo. IX 133.
quot;t „nbsp;Th. J. Euijsbroek. I 6.
*tHoefsmid F. P. H. Besters. IV 51.
■^^Hoefsmidsschool te Amersfoort. IV 56;
VIH 125; X 153.
„ Brussel. IX 140.
„ Tiel. I 12; *VII 108.
*Hoefsmidsvak. Aan de grens van het —.
IH 35.
*nbsp;„nbsp;in Friesland. XII 179.
*nbsp;„nbsp;„ Gelderland. VII 99.
*t -nbsp;„ Limburg. X 147.
*nbsp;„nbsp;„ Nd.-Brabant. V 72.
*nbsp;„nbsp;„ Utrecht. VI 83.
*nbsp;„nbsp;„ Zeeland. VIII 115.
*ïHoef verwij dingstang. VH 107.
»Hoefijzer. Slijting van het —. IX 138.
Hoeven. Goede —. IX 138.
*tHoornbuil aan de zool. XII 182.
*tHuldeblijk F. Lieftinek. 19.
Inleiding. I 3.
Ingekomen Boekwerken. X 155.
Ingezonden Stukken ,110; Over abnor-
male standen; VII 109: Bekroning col-
lectie hoefijzers van Eoodvoets; XI 168:
Over het toelatingsexamen voor onderw.
hoefsmid te Utrecht. XI 168.
Inrichting voor hoefbeslag te Groningen:
I 11; II 27; III 42; IV 58; V 75; VI 87;
VIII125; IX 137; X 152; XI170; XII188.
Jubileum C. W. L. v. Offeren. X 153.
Kaptoom. Ill 44.
Klauwkreupelheid bij ossen. IX 138.
»tKlauwbeslag. XII 183.
Leggers. Tegengaan van —. III 43.
*tMarsch. Een oorlogs ■ . IX 131.
Mededeelingen over het smidsvak vallende
buiten het hoefbeslag: Eoestwering door
verfbedekking I 13; Smeermiddelen IV
62; Het harden van snijwerktuigen V
76; Slijpen van werktuigen VI 92; Over
brandstoffen VHI 126; Wat is de oor-
zaak dat gegalvaniseerd- of verzinkt
plaatijzer broos is? IX 142; Het hard-
en weeksoldeeren X 157; Fabriceeren
van spiraalboren XI 173; Het drijven
van metalen XH 189.
Militaire hoefsmeden in Frankrijk. X 155.
IVaamlijst militaire hoefsmeden (aanvul-
ling). V 74,
*f]Sroodbeslag van Horsen. VI 86.
*t5roodscliroef voor gladheid. XI 167.
*YOorlog3marsch. Over een —. IX 131.
*Opleiding der hoefsmeden in Nederland.
V 70.
*fOudste hoefsmeden De drie — van het
leger. III 37.
Persoverzicht. I 12: •fHoefsmidschool in
Hannover; II 27: Ijzer in China; Eap-
port over een ongeval in een smederij' in.
Duitschland; Hoefsmidschool te Dresden;
Ontstaan van hoornverandering bij rot-
straal ; Waarschuwing acetyleengastoe-
stellen; Aluminium-hoefbeslag b/d. Euss.
cavalerie; III 46: De ritsvorm; Alumi-
nium ; IV 58: Bescherming Nat. Nijver-
heid; Veranderingen aan de pezen, pees-
scheden en banden b/d. steltvoet van
het paard; Over hoeven; V 75: Handels-
berichten; VI 89: Zweedsche ijzermarkt;
Gevallen van chronische kreupelheid bij
ossen; Hoefvernageling; IX 139: Opl.
voor hoefsmeden in Nederland; Wereld-
productie van ijzer; Hoefsmidschool te
Brussel X 156: Over het straalkussen;
Het hoefsmidsvak in Egypte; Nieuw soort
schroefsleutel; XI 171: Examen meester
en gezel; ontstaan van volhoef door ver-
keerd beslag; Over het straalkussen;
Hoefkanker en egelvoet b/h. paard; XII
189: Lichte ijzers; Winterbeslag.
*Puntenstelsels V 68.
''Programma wedstrijd in hoefbeslag te
Hoorn V 74.
'S Rijks Veeartsenijschool. Toelatings-
examen v. d. cursus van onderwijzers in
hoefbeslag —. II 19; XII 186.
Rijksverzekeringsbank. IV 58.
*f Schroef voor gladheid. XI 167.
fSlachtpaarden. III 45.
*Slijting v. h. ijzer aan het buitentoonge-
deelte. IX 136.
Smedenvereeniging afd. Purmerend. I 12;
*tSmederij Th. J. Euijsbroek. 16.
*tSmidsbedrijf in de hoofdstad. XI. 163.
*tSnelverbandijzer. VI 86; *tXI 166.
*Straalbeenskreupelheid. II 23.
Subsidie hoefsmeden in Drenthe. VI 88,
XI 170.
Tegengaan van leggers. III 43.
Tentoonstelling v. ijzerindustrie te Buda-
pest 1911. X 114'.
»Tentoonstelling te Utrecht. VI 87.
*Toelatingsexamen v. d. cursus aan 's E.
V. S. II 19.
*Trekpaardenbeslag. II 25.
Vaktentoonstelling te G-roningen; VH
102; *Vni 118.
Ver. t. veredeling v. h. ambacht. H 27.
*tVrouwelijke smid. Een —. XI 51.
*Wedstrijd in hoefbeslag te Hoorn. V
74, IX 137, X 154.
Wereldproductie van ijzer. IX 140.
Winterbeslag b. h. Leger. XI 170.
*Zeldzaam geval v. hoefbevangenheid.
III 41.
löe Jaargang. — 1910. — Aflevering 1.
REDACÏEUR-Uri'GEVEU: A. W. HEIDEMA TE GRONINGEN.
-ocr page 10-
Lambert amp; | ||
Hallanan Hoefzolen de Beste en | ||
Rotterdam, Wijnhaven 127. |
1909—1910. — Mijn bezoek aan Wijk bij Duurstede. — Huldeblijk aan
den heer Lieftinek. — Ingezonden stukken. — Korte mededeelingen. —
Persoverzicht. — Mededeelingen over het smidsvak vallende buiten het
hoefbeslag. — Advertentiën.
Het jaar 1909 heeft voor het hoefsmidsvèfc'^n de _____
geheel een bevredigend verloop gehad. De vooiamp;t^ng m^^g ]
dien aard, dat aan billijke eischen is voldaan, ai^ eV '
goede richting dient dankbaar te worden aanvaara
betreurenswaardige beslissingen door ons niet zijn opgemerkt.
Het voornaamste lichtpunt is het gevallen besluit om aan de Hoefsmederij
van 's Eijks Veeartsenijschool de gelegenheid te openen voor de opleiding
van a.s. onderwijzers in practisch hoefbeslag. Dit besluit kan de gezonde
kern worden voor een deugdelijke blijvende verbetering. Het had reeds
jaren geleden genomen moeten worden, doch nu het eindelijk te voorschijn
is getreden moet de geboorte worden toegejuicht en is alle hoop gevestigd
op een uitstekende uitvoering. Het is mogelijk dat deze nieuwe instelling
mettertijd niet bevorderlijk is voor het succes der Inrichting voor hoefbeslag
te Groningen en evenmin voor de plaatsing van burgerleerlingen aan de
Hoefsmidsschool te Amersfoort, of voor de ontwikkeling der Hoefsmidsschool
vanwege de Geld. Over. Mij. v. Landbouw te Tiel, doch al mocht zulks
mettertijd inderdaad zelfs het geval worden, het algemeen belang van het
hoefsmidsvak kan door de instelling te Utrecht het best worden gediend en,
evenals overal elders, ten slotte moet het betere de plaats innemen van het
goede. De eerste cursus zal 1 Iquot;ebr. a.s. beginnen, het aantal aangiften is
betrekkelijk groot en de toelating beperkt. Moge de keuze der uitverkorenen
doeltreffend zijn en na afloop van den cursus geen diploma worden afge-
geven dan uitsluitend aan hen, die blijken hebben gegeven van beslist vol-
doende bekwaamheid, niet alleen ten opzichte van de kennis, maar ook
met betrekking tot de vaardigheid om het geleerde aan anderen mede te
deelen. Er dient niet uit het oog verloren te worden, dat de bestemming
dezer gediplomeerden is: zelf op te treden als onderwijzer in practisch hoef-
beslag, terwijl er onzes inziens van meet af aan stelselmatig bij het onderwijs
rekening moet worden gehouden met het gevaar, dat een hoefsmid heel ge-
makkelijk wordt verleid om bij hoefziekten als dokter op te treden en deze
vorm van „dokterenquot; niet in het belang der paarden geacht kauworden,
noch in dat der gewenschte verhouding tusschen vee-artsen en hoefsmeden.
Aan de Inrichting voor hoefbeslag te Groningen, waar gewoonlijk 5 leer-
lingen worden toegelaten, zijn gedurende 1909 13, waarvan 12 na 5 maand
en 1 na wat längeren tijd, het getuigschrift hebben verworven met goeden
uitslag een cursus aan genoemde Inrichting te hebben medegemaakt. — Aan
de Militaire Hoefsmidsschool te Amersfoort, waar thans door uitbreiding der
school, gedeeltelijk op kosten van het Ministerie van Landbouw tot stand
gebracht, zijn thans 6 plaatsen voor burgerleerlingen (cursus v. 6 md.).
In Maart 1909 zijn 10 miliciens en 6 burgers aan het einde van den
cursus geslaagd en in September 6 miliciens en 6 burgers, terwijl de nieuwe
cursus in October is begonnen met 12 militaire en 6 burgerleerlingen. Aan
de Hoefsmidsschool te Tiel werd in Juli aan 4 leerlingen het examen
afgenomen, waarbij 3 zijn geslaagd. De Groningsche Inrichting is vrij van
subsidie, de school te Tiel wordt van Eijkswege gesteund met ƒ 1000, ter-
wijl voor het onderwijs aan de burgerleerlingen te Amersfoort, zoo we juist
zijn ingelicht, vanwege het Ministerie van Landbouw ƒ 300 wordt betaald.
In 5 provinciën werden cursussen gehouden nl. in Friesland, N.-Holland,
Z.-Holland, Utrecht en N.-Brabant. Bijna alle cursussen zijn tegenwoordig zoo-
danig ingericht, dat de duur een 2-jaarlijksche is en bij den overgang naar het
tweede jaar bewijzen van voldoende bekwaamheid moeten worden afgelegd.
Nieuwe maatregelen, al zijn het ook verbeteringen, geven veelal bij sommigen
aanleiding tot verzet; zoo heeft Friesland sterk aangedrongen op het behoud
van eenjarige cursussen, waarin de Eijksregeering gedeeltelijk heeft toege-
stemd. Zijn wij wel ingelicht, dan zou het oorspronkelijk verzet thans niet
meer bestaan en ook in Friesland thans een 2-jaarlijksche cursus meer
voldoening schenken dan een 1-jarige. Het is te hopen dat zulks dan
eventueel ook ridderlijk wordt te kennen gegeven en in den vervolge
uitsluitend voor 2-jaarlijksche cursussen Eijkssubsidie aangevraagd. Aan den
cursus te Heeren veen hebben 13 leerlingen met goeden uitslag deelgenomen,
terwijl te Dokkum 10 leerlingen tot het 2e gedeelte werden toegelaten.
In N.-Holland wordt sedert jaren een cursus gehouden te Haarlem.
Gedurende 1909 zijn in begin April 9 leerlingen in het bezit gesteld van
een verklaring met goed gevolg aldaar een cursus in hoefbeslag te hebben
gevolgd. — Op aandrang van den Smedenbond „Holl. Noorderkwartierquot; zijn
met behulp van Eijkssubsidie ook cursussen gehouden te Hoorn en te
Schagen, waarbij resp. 16 en 8 leerlingen zijn geslaagd.
Wat Zuid-Holland betreft, staat de cursus in 's Gravenhage geregeld op
het programma. Aan het einde der lessen in April j.1. hebben 12 leerlingen
voldoende bewijzen van bekwaamheid afgelegd, terwijl in Nov. j.1. een cursus
is begonnen, waarvoor 11 leerlingen werden toegelaten.
Zoowel in Utrecht als in N.-Brabant ('s Bosch) is in het najaar van ]908
een 2-jaarlijksche cursus begonnen, waarbij te Utrecht einde Maart 8 leer-
lingen tot het 2e gedeelte zijn toegelaten en te 's Bosch in April 17.
De provinciën Groningen, Drenthe, Overijssel, Gelderland, Limburg en
Zeeland hebben, voor zoover ons bekend, gedurende 1909 geen cursussen
in hoefbeslag gehouden. In Groningen laat men alles aan het particulier
initiatief over. Heel vaak wordt gezegd, dat steun van Overheidswege het
meest nuttig werkt, daar waar het particulier initiatief reeds tot aanpakken
heeft geleid en bewijzen geleverd een nuttigen invloed te kunnen uitoefenen.
Het is ons bekend dat de eigenaars der Inrichting voor hoefbeslag te
Groningen nooit geldelijken steun hebben gevraagd en deze ook thans niet
verlangen, maar toch ware het ter ondersteuning van de weinig bemiddelde
hoefsmidsleerlingen wenschelijk geweest aan dezen bij gunstigen uitslag een
vergoeding voor gemaakte onkosten toe te kennen en in de tweede plaats
om door het instellen van een examen-commissie de bekwaamheden en
tekortkomingen der oud-leerlingen dezer Inrichting te toetsen. De eigenaren
kunnen zulks niet vragen, wanneer zij den schijn van uitsluitend zich zelf te
willen bevoordeelen wenschen te ontloopen. In „De Hoefsmidquot; is er echter
wel eens eerder de aandacht op gevestigd, terwijl het voorstel zou moeten
komen, hetzij van de Prov. Ver. t. bev. d. paardenfokkerij in Groningen,
hetzij van de Groningsche Maatschappijen van Landbouw, of van die uit de
3 Noordelijke provinciën gemeenschappelijk, hetzij van de Hijksregeering.
Ieder jaar is er een post van f 3500 op de begrooting (misschien dit jaar
wel iets meer) en deze Staatssubsidie stroomt vrijwel geregeld ieder jaar
naar dezelfde provincies. Nu zijn wij er volstrekt geen voorstander van
dat de Staatssubsidie pond-ponds-gewijze over de 11 provinciën verdeeld
dient te worden, integendeel — zij dient daar te worden aangewend, waar zij
het meeste nut kan doen en het meest noodig is, doch wij zijn er evenmin
voorstander van dat aan klagers en vragers het beschikbare wordt verstrekt,
al is uit een oogpunt van algemeen belang een andere besteding beter.
De Overheid dient in de eerste plaats de leiding te hebben en pas in de
2e plaats geleid te worden; anders ontbreekt het haar zelf aan voldoend
initiatief, dat van particulieren terecht wordt geëischt.
Drenthe heeft ter bevordering van het verkrijgen van meer degelijk opge-
leide hoefsmeden in 1909 een staatssubsidie verworven van fSOO en deze
besteed voor het verstrekken van een toelage aan leerlingen, die een cursus
in hoefbeslag wenschen te volgen aan de Hoefsmidsschool te Amersfoort of
aan de Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. Er blijkt hiervoor ruim-
schoots ambitie te bestaan, zoodat voor het vervullen dier leerling-plaatsen
voldoende aanbiedingen inkomen. Aan de Inrichting voor hoefbeslag te
Groningen zijn niet alleen alle leerling-plaatsen voor 1910, maar ook reeds
die voor 1911 besproken door leerlingen van minstens 20 jaar en met be-
hoorlijke voorbereiding voor het hoefsmidsvak, waardoor-het vooraf verleenen
van een toelage bovenbedoeld nog al eens bezwaren oplevert, doch met het oog
op de Hoefsmidsschool te Amersfoort gaat het beter. Eeitelijk zou het 't beste
zijn als het jaar te voren sollicitanten werden opgeroepen van in Drenthe
woonachtige hoefsmidsleerlingen en hiervan de vier beste werden uitgezocht.
De staatsbegrooting wordt echter in den regel zoo laat goedgekeurd, dat zulks
in de toepassing gewoonlijk bezwaren zou opleveren, doch indien het Genoot-
schap tot bevordering van den Landbouw in Drenthe of Het Drentsch
Paardenstamboek de geringe risico dier post van ƒ 300, die toch zoo goed
als zeker van het Kijk wordt terugontvangen, zou willen dragen, dan ware
genoemd bezwaar grootendeels of geheel te ondervangen.
Overijssel en Limburg hielden geen cursussen, doch thans is te Enschedé
een cursus aangevangen.
Zeeland heeft het geprobeerd in vroegere jaren met een rondgaand onder-
wijzer in practisch hoefbeslag, terwijl in onderscheidene districten door de
provinciale vee-artsen lessen in theoretische hoefkunde werden gegeven. Deze
provincie is onzes inziens het meest aangewezen om moeite te doen voor het
verkrijgen van een jong, bekwaam vee-arts, die geen practijk zou mogen uitoe-
fenen doch zich uitsluitend moeten toeleggen op paardenkennis en paardenfok-
kerij in uitgebreiden zin, benevens_in hoefkunde. De vee-artsen zijn voor dat
theoretische onderricht ongetwijfeld de meest aangewezen personen, maar
daarom is nog niet ieder veearts daarvoor bi.jzonder geschikt te achten. De
leeraar in het theoretische gedeelte behoeft wel niet zelf in staat te zijn
ijzers te maken en het beslaan te kunnen verrichten, doch wel goed ver-
trouwd te zijn met de practijk van het hoefbeslag, wat de beoordeelingen
de ervaring der toepassing aangaat.
De wedstrijden voor hoefsmeden hebben zich bepaald tot die in Deventer
en in Dokkum. De laatste is van minder beteekenis geweest. Van den eerst-
genoemden is in „De Hoefsmidquot; een eenigszins uitvoerig overzicht gegeven;
hij werd gehouden tijdens de groote landbouwtentoonstelling te Deventer.
De deelneming, de regeling en het verkregen resultaat waren in alle op-
zichten bevredigend.
* *
Ten slotte wenschen wij nog even in herinnering te brengen de positie-
verbetering der militaire hoefsmeden, waarvoor in deze afl. op een andere
plaats een blijk van dankbaarheid is gegeven, terwijl de 25-jar. ambts-
vervulling van den heer W. A. H. v. Horsen, als smid en onderwijzer
in practisch hoefbeslag aan 's Eijks Veeartsenijschool, gedurende 1909 door de
benoeming tot ridder in de Orde van Oranje Nassau met erkentelijkheid is
herdacht.nbsp;Red.
NadruTc verloden.
MIJN BEZOEK AAN WIJK BIJ DUURSTEDE.
Per stoomtram bij helder weêr naar Wijk b/D. is een heerlijk uitstapje;
het is een schoone streek, die men doorgaat; het gezicht op W., waarvan
men reeds in de verte den statigen toren der oude kerk en de spits van
den burcht „Duurstedequot; waarneemt, verscholen achter bosschen, is niet
minder schoon. De tram sjokt het oude stadje binnen, voorafgegaan door
een man die in de hand een stokje heeft, waaraan een rood lapje, terwijl
de bel voortdurend de aankomst verkondigt tot aan de groote markt, waar
men wordt verzocht uit te stappen.
Het plaatsje zelf valt niet mede, maar is heerlijk gelegen aan den Krommen
Rijn en aan de Lek, met prachtige vergezichten over de streken aan de
overzijde der rivier; toch maakt het indruk op ieder, die het voor het eerst
betreedt; de enkele gebouwen uit vroegere eeuwen, de reeds genoemde groote
kerk met haar zwaren antieken toren, een eerwaardig gasthuis, en grenzende
aan de plaats der ruïnes van den vroegeren burcht, waaraan het stadje zijn
naam en grootsch verleden dankt, brengen ons in herinnering, dat men zich
op historischen grond bevindt, want hier speelde in lang vervlogen tijden,
in de geschiedenis van 't Sticht, menige gewichtige rol af. Teekenen we
daarvan een en ander aan; 't kan ons van pas komen in ons verhaal.
De geschiedenis noemt den burcht eene stichting der Romeinen, en toen
-ocr page 15-deze waren vertrokken in het jaar 697 streden de Franken en Friezen om
het bezit dezer sterkte. In de
9e eeuw vertoefde Keizer Karei
de Groote er nu en dan voor
de jacht; later waren de Bis-
schoppen, Vorsten van 't Sticht,
op den burcht gevestigd, en
van dezen tijd vooral dateert
de vermaardheid er van. David
en Philip van Bourgondië
hielden daar groote hofhouding.
Stappen we evenwel van deze
geschiedkundige verhalen af,
ons eigenlijke doel van dit be-
zoek was een ander; mij was
namelijk medegedeeld dat een
bezoek aan eene antiquiteit van
een geheel anderen aard, en
wel de smederij van den heer
Th. J. Euijsbroek in de Rijn-
straat aldaar, de moeite loonde,
en de vriendelijke eigenaar had
mijn verzoek gaarne ingewilligd.
Ik meen den lezers van „De
Hoefsmidquot; een beschrijving van
dit juweeltje van oudheid niet
te mogen onthouden.
Bijgevoegde photo geeft een kijk op het inwendige er van, waar de zoon
van den eigenaar, thans deelnemer aan den cursus voor hoefbeslag te
Utrecht, aan het vuur, en de knecht aan het aambeeld, hun werkzaam-
heden verrichten. De oudheid dezer smidswerkplaats is niet bekend; wel
weet men zeker dat in 1680 zekere Euijsbroek daarin gevestigd was, en
dat sedert dien tijd aldaar door deze familie het smidsvak wordt uitgeoefend.
De geheele constructie der werkplaats draagt dan ook den stempel der
oudheid; aan den zolder b.v. ziet men zware ruw bewerkte balken, welke
weer betimmerd zijn met kleinere dwars-verloopende balken. Het venster
bestaat uit 48 ruitjes, kunstig in elkaar gezet; de smidshaard, gebouwd
uit groote roode steenen en op ouderwetsche wijze bewerkt; ook de zeer
groote blaasbalg, met antieke taatsen voorzien, heeft een echt oud aanzien.
In de muren, opgetrokken uit groote ruwe steenen, vindt men gaten en
nissen; voorts is aanwezig een travaille, bestaande uit zware ruw bewerkte
balken; één dezer is geheel voorzien van oude munten, daaraan vastgeklon-
ken. Een veegmes, niet antiek, aan een der balken bevestigd, deed me de
opmerking maken, dat dit instrument nu wel naar den muur mocht worden
verwezen, waarop de knecht vertelde: „dat gebruik ik wel eens, als de
baas den rug heeft gedraaid, ik kan daar zoo heerlijk mede snijden.quot; Nu,
dat wil ik wel aannemen; dit bracht me te binnen het gezegde van zeker
warm voorstander van hoefbeslag-onderwijs, eenige jaren geleden: „'t is
hoog tijd dat de hoefsmid onderricht krijgt in z'n vak; dat gepeuter met
'Sis/
r F • 'ür
%
tl i
; t.
Een kijkje in het inwendige der smederij.
dat aardappelen mesje (de renet) is niet om aan te zien; vroeger met het
oude veegmes werd wat handiger gewerkt; daar kon je japen meê geven.quot;
Ook dit is wel aan te nemen, doch ter zake.
De inrichting dezer smederij geeft den indruk van zeer oud te zijn; is
het dan wonder, dat ik aan dien ouden burcht Duurstede dacht, en tusschen
beide eenig verband meende te zien. Bestond wellicht deze oude smids-
inrichting reeds vroeger? En in wiens handen? Waren het ook voorouders
van E., die daar voor 1680 hun vak uitoefenden? Want de naam Euijsbroek
is van zeer ouden datum, en smeden en hoefsmeden zullen bij de ridder-
schap van den ouden burcht stellig niet hebben ontbroken; de sterkte
vereischte toch aanhoudende zorg van onderhoud, de paarden moesten van
hoefijzers worden voorzien, wapens en ander oorlogsmateriaal worden ver-
vaardigd en hersteld. Zeer waarschijnlijk werden genoemde werkzaamheden
reeds in de daaraan voorafgaande eeuwen hier verricht, en zou men mogen
aannemen, dat de ouderdom van dit gebouw al zeer hoog moet opklimmen.
Ook de omgeving en het huis dragen datzelfde kenmerk van oudheid. Van
de eene kamer in de andere is het trapje op en trapje af; een dezer kamers,
de kelderkamer geheeten, ligt boven een kluiskelder; de keuken is zeer oud,
ook daar is de zoldering gemaakt van zware en lichtere balken; de gele
muren zijn onder van oude tegeltjes voorzien. Op de deel ziet men buiten-
gewoon zware balken, en opvallend zijn de ruw bewerkte muren aldaar;
men vindt daar nog een ouden schoorsteen met haardstede uit ouden tijd.
Op de achterplaats, waar het oude gebouw sterk in het oog springt, is
een muur om een mestvaalt, waarin een zandsteen is ingemetseld, met
figuren uitgeliouwen, voorstellende krijgslieden in oude kleedij, die in
vroolijke stemming, arm in arm een dans schijnen uit te voeren.
Ik wil hier nog bijvoegen, ik hoop met toestemming der familie, dat en
kamers en keuken ruim voorzien zijn van antieke zaken, als kasten, tafels,
spiegels, schotels, borden, vazen, die den smaak der bewoners doen kennen
voor alles wat antiek is.
Men ziet, dat men bij dezen vakman niet in een gewone omgeving is;
een stuk van lang vervlogen tijd wordt hier in eere gehouden.
Moubis.
HULDEBLIJK AAN DEN HEER LIEFTINCK.
Op Zondag den 19 December werd door een commissie, bestaande uit de
drie oudste militaire hoefsmeden, een huldeblijk aangeboden aan den Edel-
grootachtbaren heer F. Lieftinck te Haarlem, Lid der Staten-Generaal en
Afgevaardigde van het kiesdistrict Zutphen.
De commissie bestond uit den Opperwachtmeester-Hoefsmid Larmené
van de Hoefsmidschool uit Amersfoort, den Brigadier-Hoefsmid der Konink-
lijke Marechaussee Harmsen uit Maastricht en den Wachtmeester-Hoefsmid
van het 2e Regiment Veld-Artillerie Meeuwsen uit den Haag.
Zij kwamen namens hunne kameraden, de militaire hoefsmeden van het
Nederlandsche Leger, aan hunnen beschermer en woordvoerder in de Tweede
Kamer der Staten-Generaal een blijk van hulde aanbieden, voor hetgeen de
heer Lieftinck voor de verbetering van hunne positie heeft gedaan.
Zooals de lezers van ons tijdschrift weten, hebben de militaire hoefsmeden
vrije woning en na een bepaald aantal dienstjaren den rang van Wacht-
meester verkregen, met de daaraan verbonden voordeelen bij latere pensio-
neering. Dit heeft aan de beoefenaren van het hoefsmidsvak nieuwen lust
en ijver gegeven in hun wel is waar nederigen maar toch voor het leger van
zoo veel belang zijnden werkkring.
Zij gevoelden daardoor allen den drang om aan den hoofdbewerker dezer
verbeteringen een teeken van sympathie en hulde aan te bieden, dat naar
onze meening zeer geslaagd mag heeten. Het bestaat uit een lijst om een
oud familiewapen van het geslacht Lieftinck met een daaraan gehechte
plaquette, welke wij hier in beeld weergeven. Het is een lauwerkrans door
linten omstrengeld en voorzien van een opdracht, omgevende de attributen
van het hoefsmidsvak, namelijk een hoefijzer kunstig samengevoegd met een
hoef hamer, nijptang, nietenkapper en renet.
Het geheel is zeer artistiek uitgevoerd in de kunstateliers van den heer
Gustaafvan Kalcken, tegenover het bisschoppelijk Museum te Haarlem.
De kunstenaar heeft met zeer veel zorg alles in koper gedreven en daarna
verguld; hem komt daarvoor alle eer toe.
Alle werktuigen zijn zeer natuurgetrouw weergegeven, jammer alleen is
het uit een vakoogpunt dat de takken van het hoefijzer uitwassen vertoonen.
oogpunt beter waren weggelaten.
Zijn Hoogedelachtbare was zeer met dit blijk van waardeering ingenomen
en yerzocht de Commissie, die tevens voor een bouquet voor Mevrouw
Lieftinek had zorg gedragen, zijn hartelijken dank aan alle militaire hoef-
smeden te willen overbrengen.
Wij wenschen ook onzen dank te brengen aau hen die deze commissie
door hunne vrijwillige bijdragen in staat stelden dit souvenir aan te bieden
aan een man, die steeds getoond heeft, ook als Bestuurslid der Hollandsche
Maatschappij van Landbouw, een warm hart te bezitten voor de beoefenaren
van het hoefsmidsvak.
Eere, wien eere toekomt!
Mijnheer de Bedacteur!
Naar aanleiding van het artikel in de November-aflevering over abnormale
standen, en in hoofdzaak den toontreder-stand, ben ik zoo vrij ook mijn onder-
vinding op dit gebied kenbaar te maken. *
die misschien uit een artistielj oogpunt goed doen, maar uit een technisch
Mijns inziens moet in de eerste plaats de fokker zorg dragen voor goede
verpleging en in de tweede plaats de hoefsmid, en deze moet vooral de fokkers
er attent op maken dat hoe jonger de dieren zijn, hoe beter resultaten men
verkrijgt. Het groote meerendeel mijner klanten heb ik zoo ver gekregen,
door er steeds op te wijzen dat, zoodra men een abnormalen stand bij het
jonge veulen ontdekt, men met het veulen bij mij komt of vraagt of ik
eens wil komen zien. Ik heb bij velen goede resultaten gehad, zoo dat de
jonge dieren werkelijk een goeden stand verkregen.
Zoodra een veulenhoef er bekwaam voor is, leg ik een ijzertje onder dat
aan den buitenkant dik en zoolang als mogelijk is en aan den binnenkant
zoo dun en kort als mogelijk blijkt. Dan krijgt men natuurlijk een tegen-
overgestelden stand, wat met besnijden alleen niet altijd gaat. Bij 't loopen
zonder ijzers, op harden weidegrond, slijt steeds de buitenkant het sterkste,
waardoor mijns inziens spoedig vergroeiing van het gewricht kan plaats
hebben en men dan later met vorenomschreven behandeling geen of zeer
weinig resultaat verkrijgt.
# 1
#
Naar aanleiding van het stuk van den heer Laméris over het Deensche
normaalbeslag, dat het hier te lande zijn nut kon hebben, zoo moet ik ook
zeggen dat vele smeden met mij al lang de achterijzers gemaakt hebben met
een smalleren binnentak. Dit heeft een tweeledig doel, ten eerste gelijk-
matiger afslijting en ten tweede gemakkelijker richten, met het oog op
strijken, waarop men bij achtervoeten toch steeds moet letten, al is een
paard niet „strijkachtigquot;.
Heerjansdam.nbsp;Zuiderent.
—nbsp;Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. Vertrokken is op 31
Dec., na een verblijf van 5 maanden aan de Inrichting, de leerling B. Vos-
lam ber van Helium gem. Slochteren. Voslamber ontving een goed getuig-
schrift. — Op 3 Januari is een cursus begonnen door Jac. Smit van
Oldenzijl.
Mede houden thans aan de Inrichting verblijf de leerlingen: N. Steenhuis
van Noord broek, P. Werkman van Middelstum, T. de Roos van Termunten
en J. Perdok van Zuidbroek.
Er komen geregeld vele aanvragen in om geplaatst te kunnen worden.
Alle leerlingplaatsen zijn over 1910 en 1911 dan ook al verzegd, zoodat
met het doen van aangifte thans wel eenig geduld kan worden geoefend.
—nbsp;Ter herinnering! Zooals in de vorige aflevering van „De Hoefsmidquot;
is medegedeeld, zal 1 Februari a.s. aan 's Rijks Veeartsenijschool te Utrecht
de eerste cursus aanvangen voor opleiding tot onderwijzer in practisch hoef-
beslag van Rijkswege. Met het oog op de aangifte zij hier nogmaals over-
genomen art. 4 van het Reglement, luidende als volgt:
„Om toegelaten te worden wende men zich vóór 28 Januari met eigenhandig
gesehreven hrief tat den Directeur van 's Rijks Veeartsenijschool te Utrecht,
onder overlegging van geloorte-acte , diploma's (als van ambachtschool, hoef-
smidschool of hoefbeslagcursus), het bewijs van met vrucht af loopen der lagere
school en aanbevelingen uit vroegere werhJcringen.quot;
(Naar ons werd medegedeeld zijn er tot nu toe reeds 14 sollicitanten.
Laat echter niemand, die zich tot het geven van onderwijs aangetrokken
gevoelt en op een cursus werkelijk ten opzichte van de overigen heeft
uitgemunt, zich laten weerhouden om mede te dingen, te meer niet wanneer
hij ook overigens voldoende onderwijs in de Nederlandsche taal en eenig
onderricht in wiskunde en teekenen heeft gehad. Red.)
—nbsp;Examen te Tiel. De cursus voor hoefbeslag aan de Hoefsmidsschool,
aangevangen 1 Juli 1909, eindigde 31 Dec. j.1. Den 7en Jan. d. a. v. werd
door de 2 deelnemers, in tegenwoordigheid der Oommissie voor het hoef-
beslag van de Geld. Overijs. M. v. L., het examen met gunstig gevolg
afgelegd, zoodat
J. G. Wormmeester te Terborg en J. V. M. van Malsen te Zalt-
bommel tot het verkrijgen van het diploma van hoefsmid konden worden
voorgedragen.
De hun opgelegde taak bij dit examen bestond voor elk in het beslaan
van 2 voorhoeven, het maken van een balkijzer voor plathoef, en de theorie
van het hoefbeslag.
—nbsp;Hoorn. Vanwege de afd. Hoorn van den Smedenbond zal weder even
als vorige jaren een cursus in hoefbeslag gehouden worden; de subsidie
van Rijkswege is reeds toegezegd. De leiding is opgedragen aan de heeren
E. M. de Leur, Rijks veearts te Hoorn voor het theoretische gedeelte en
aan den gedipl. hoefsmid H. Kruyt te Beemster voor het praktische ge-
deelte. De aanvang van dezen cursus zal nader worden bekend gemaakt.
(Het Bestuur wacht nog op den steun van de Provincie en van de Mij.
v. Landbouw in hare afdeeling).nbsp;k.
—nbsp;Smedenvereeniging afd. Purmerend. De smedenvereeniging, afd.
Purmerend heeft stappen gedaan voor hare leden, patroons en gezellen,
evenals te Schagen, een vakteekencursus op te richten. Tot dat doel zijn
de Voorzitter en de Secretaris van genoemde afdeeling, alsmede de heer
Oldendorp van Buiksloot, secr. v/d. Algemeenen Bond, bij den Minister op
audiëntie geweest. Aangezien de behoefte aan voormelden cursus allerwege
wordt gevoeld, zal het tot stand komen ervan wel zoo goed als zeker zijn
meldt men ons.nbsp;'
—nbsp;Kunstdruk. Met het oog op de in deze afl. voorkomende afbeeldingen
is dit no. op kunstdruk-papier verschenen, hetgeen door de hoogere kosten
tot de^ hooge uitzonderingen moet blijven behooren tenzij bijv.....ieder
abonné een collega tot het nemen van een abonnement kon overhalen.
Dan kon het regel worden!
Het nieuwe gebouw, dat door de Hannoversche Landbouwkamer met
opoffering van 125000 Mark tot stand is gebracht, is een tastbaar bewijs
voor de beteekenis, die de landbouw in de bevordering van het hoefbeslag
en in een doeltreffende opleiding der smeden meent te mogen zien.
De nieuwe hoefsmidschool te Hannover.
Wat het voorgebouw aangaat, is beneden de kamer van den directeur, het
leslokaal, met de verzameling leermiddelen, alsmede een kleed-, tevens
ontbijt- en verblijfkamer der leerlingen. De eigenlijke smederij sluit direct
bij het hoofdgebouw aan en is er door 2 deuren mede verbonden, waarvan
de eene toegang geeft tot de smidse en de andere tot de beslagplaats.
De vloer in de smederij bestaat uit cement-beton; er zijn 2 noodstallen,
waarvan de eene een houten en de andere een asphaltvloer heeft. Voor
lucht en licht is voldoende gezorgd; er zijn 6 gewone en 18 dakvensters,
4 haarden met dubbele vuren en 8 dubbel cylindervormige blaasbalgen,
8 aambeelden, 8 bankschroeven, boormachine en verdere inventaris.
Deze hoefsmidsschool is reeds gesticht in 1853; tot Oct. 1899 was de
hoefsmidsschool met de veeartsenijkundige hoogeschool verbonden, doch
sedert laatstgenoemden datum is de hoefsmidsschool in beheer overgegaan
bij de Landbouwkamer.nbsp;(u. „Der Hufschmiedquot;.)
Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag.
-ocr page 22-te bedekken, dan mochten wij dat vrijwel als een oplossing beschouwen.
In de meeste gevallen is dit laatste echter vrijwel onmogelijk. Wel ging
men er in den laatsten tijd toe over, voorwerpen, welke veel met vochtige
lucht in aanraking kwamen, van gegalvaniseerd ijzer, d. w. z. ijzer langs
galvanischen weg met zink bedekt, te vervaardigen, doch dat verhinderde
niet dat de verbindingsvoorwerpen als bouten, schroeven, klinknagels enz.
hierbij niet roestvrij waren; ook de doorsnee-vlakken bleven onbedekt en
werden spoedig aangetast.
Om al deze klippen te omzeilen, bedekte men het gereed zijnde werkstuk
met een verflaag, in de meeste gevallen met menie, doch ook dit bleek ten
slotte niet dat te zijn hetgeen men er van verwachtte.
Omvangrijke proeven, welke in de laatste jaren door verschillende autori-
teiten met verfstofi'en zijn genomen, hebben duidelijk aangetoond dat de
duurzaamheid der verf in de eerste plaats afhangt van het bindmiddel, het
lijnolie-vernis, en dat de verschillende mechanische bijmengsels van metaal-
oxydeu, zooals lood- en zinkwit of aard ver ven, slechts van ondergeschikt
belang zijn; verder dat het er bij het verven slechts op aankomt, het metaal
volJcomen te bedekken, zoodat geen lucht en water door de verf bedekking
kan heendringen, en dat deze bedekking het rekken en krimpen van het
metaal kan volgen. Alleen daar, waar in de verflaag kleine open plekjes zijn,
kan roest ontstaan; zelfs zeer kleine, voor het oog niet waarneembare gaatjes,
zijn reeds voldoende om het roestproces een aanvang te doen nemen.
Zelfs met de beste lijnolieverf kan, om verschillende redenen, het boven-
genoemde resultaat niet bereikt worden. Het lijnolie-vernis is niet bestand
tegen de met rook en dergelijke zure gassen bezwangerde lucht, vooral in
nijverheidsdistricten.
Overigens wordt het vernis verteerd door de voortdurende verbinding met
zuurstof, en daar iedere oxydatie gepaard gaat met een verbruik van eigen
materiaal, zoo is het dus volkomen juist indien de schilder van een oude
lijnolieverf zegt, dat deze mager is geworden, zich zelf heeft opgeteerd en
afschilfert.
Waar zuren en alkaliën op de verfstoflen kunnen inwerken, zijn alle olie-
verven ten eenenmale onbruikbaar.
Een nieuw product, hetwelk in elk opzicht aan alle voorwaarden van een
volkomen duurzame en houdbare bedekking, zelfs bij geforceerde scheikundige
inwerking, voldoet, en waardoor het materiaal geheel en al wordt bedekt,
ia de „Syderosthen-Luhrosequot;.
Van een voorwerp met deze verfstof bedekt, kan men met het volste recht
zeggen, dat het met een gummilaag is overtrokken of bedekt.
Deze laag is volkomen dicht en laat geen water of lucht door, wordt niet
door oxydatie veranderd, heeft een groote elasticiteit en kan daardoor alle
vormveranderingen door uitzetten of inkrimpen van het lichaam volgen,
zonder te bersten of af te springen.
Uit de bovengenoemde bijzondere eigenschappen der Syderosthen-Lubrose
volgt de veelzijdige bruikbaarheid; te meer daar ze in elke verlangde kleur
gemaakt wordt, kan men gerust zeggen, dat daar, waar een verfbedekking
op het metaal noodig is, deze in de eerste plaats in aanmerking komt, zelfs
ook dan wanneer het andere stoffen als hout, cement of beton betreft,
hetwelk men tegen de een of andere inwerking wil beschutten.
De Syderosthen-Lubrose-verven zijn uitstekend bestand tegen den invloed
van droge warmte als ook van koude temperaturen, ijs, koud en heet water,
waterdampen, allerlei zure gassen enz.
In slachthuizen en stallen verdient deze speciaal bereide verf bijzondere
aanbeveling. Haar weerstandsvermogen, ook tegen lage temperaturen, maakt
ze tot de aangewezen bedekking voor koellokalen, ijzeren koelcellen, voor
koelmachines, de spiralen der daarbij gebruikt wordende toestellen enz.
Ten slotte zij nog vermeld dat deze verf, uit den aard harer samenstelling,
zeer dun vloeibaar is, en zich gemakkelijk laat uitstrijken. Met één KG
zwarte Syderosthen kan 10—12 M^ oppervlakte dekkend geverfd worden,
terwijl met de gekleurde verfstof, al naar gelang der kleur en het te be-
werken oppervlak, 8—12 M^ geschilderd kan worden.nbsp;F. J. M.
Klunst tioorn,
voor Hoefbeslag,
verkrijgbaar in de chemicaliën
en droger ij en-handel van
K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,
ie Dordrecht.
Prijscouranten voor HH. veeartsen
en hoefsmeden op aanvrage gratis.
Er wordt plaatsing gezocht voor
een jongen van 14 jaar bij een be-
kwaam hoefsmid ter opleiding, met
kost en inwoning.
Aanbieding onder no. 642 WES-
SELINK'S BOEKHANDEL, Dieren.
r Ssasi
Vraagt bij uwen ijzerhandelaar ECHTE
DICK'S Hoefraspen
voornbsp;^^mssffs'^^^^^sß-nbsp;^ ,.
Hoefbeslag. ^Êg^i^iliB^f^^nbsp;, , . ,
te letten.
Verkoop alleen aan grossiers!
FRIEDR. DICK, Esslingen a. N., (Württemberg)
Vertegenwoordiger; J. J. VAN MEEKREN, Amsterdam, Sarphatistraat 75.
-ocr page 24-S. C. lïl. BAX. - 2, 4 en 6 Jufferstraat. - ROTTERDAM.
— Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. —
Meest uitgebreide sorteering prima blanke
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fijne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —
Telegram-Adres
BAX Jufferstraat
Rotterdam.
Intercommunaal
Telephoon
No, 1355.
NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN,
voordeel!^, gemakkelijk in gebruik. — ILunnen niet loslaten.
Open Zolen uit één stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in 11 maten van 4yL tot
Eng. dm., uiterste breedte buiten-
kant ijzers gemeten.
Merk „Ramblerquot;,
in witte en grijze
Caoutchouc,
o-p leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van 4i
tot Eng. dm.
Merk „Chicagoquot;,
geheel Caoutchouc
uit één stuk met
zwaar hielstuk
voor zware paar-
den , voorradig van
7-itot7JLEng.dni.
Uiterste breedte buitenkant ijzers gem.
Gewone
Engelsche Hoefzolen
Strijkringen
met riempje.
Hoef.
randen.
Knnsthoorn.
Hoeftangen.
Renetten (rechts en
links).
Hoefraspen.
Honwklingen.
Hoefhamers.
IJs
Las- of Welbladen en
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.
Tonwijzers in
verschillende maten.
op Leder,
„Safety pad en
Frogpadquot;.
Engelsche Hoefzolen
A. en D, amp; H.
-ocr page 25-15e Jaargang. — 1910. — Aflevering 2.
REDACTEUR-UITGEVBR: A. W. HEIDEMA TE GRONINGEN.
-ocr page 26-
Lambert amp; | ||
Hallanan Hoefzolen de Beste en | ||
Rotterdam, Wijnhaven 127. |
Toelatingsexamen voor den cursus tot opleiding van onderwijzers in prac-
tisch hoefbeslag aan 's Rijks-Veeartsenijschool te Utrecht. — Over de straal-
beenskreupelheid. — Het beslag van zware trekpaarden. — Het hoefbeslag
gedurende het ridderwezen. — Korte mededeelingen. — Persoverzicht. —
Advertentiën.
toelatingsexamen voor den CCJRSUS T0^^PL®MN3i»|y;AN,quot;
ONDERWIJZERS IN PRACTISCH HOEFB:^]^G^|,|r' '
•, RIJKS-VEE ARTSENIJSCHOOL TE HT^ICHïJit^'^-..quot;
op 4, 5 en 7 Eebruari 1910.
Voor dezen cursus, waarvan het reglement in het December-nummer van
»De Hoefsmidquot; werd opgenomen, bleek bij de hoefsmeden zeer veel animo
te bestaan. Binnen den gestelden termijn, voor 20 Januari, hadden zich 54
smeden aangemeld. Tusschen 20 en 28 Januari kwamen nog 17 aanmel-
dingen in en daar abusievelijk in „De Hoefsmidquot; en in andere bladen 28
Januari als sluiting van de termijn voor aangifte was vermeld, werd besloten
ook deze 17 nog aan het examen te doen deelnemen, zoodat zich in het
geheel 73 aspiranten voor het examen aanmeldden.
Van deze hoefsmeden zijn woonachtig in de provincie Groningen 3, Fries-
land 5, Drenthe 1, Overijsel 8, Gelderland 9, Noord-Brabant 1, Limburg 7,
Utrecht 13, Noord-Holland 10, Zuid-Holland 15, Zeeland 6.
Wat de leeftijden betreft waren:
38 candidaten tusschen 20 en 30 jaar, 22 candidaten tusschen 30 en 40
jaar, H candidaten tusschen 40 en 50 jaar, 2 candidaten 50 jaar of daarboven.
He hoefsmeden ontvingen hun opleiding als volgt:
50 aan cursussen in hoefbeslag,
8 als toehoorders aan 's Rijks Veeartsenijschool,
5 aan de Rij- en Hoefsmidschool te Amersfoort,
1 aan de Inrichting voor hoefbeslag der H.H. Wiersum en Heidema te
Groningen,
1 aan de Hoefsmidsschool te Tiel,
terwijl 8 geen opleiding ontvingen buiten de smederij.
Vier der deelnemers waren in het bezit van een diploma ambachtschool,
terwijl ook een viertal middelbaar of meer uitgebreid lager onderwijs ge-
noten hadden.
Het examen was aldus geregeld:
Geëxamineerd werden: Vrijdag 4 Februari van 9 —12 16 deelnemers.
4 „ „ 1 _ 4 16
Zaterdag 5 „ „9 —12 16 „
„ 5 „ „ IV2- 3 8 „
Maandag 7 „ „9 —12 16 „
7 „ „ 1 - 4 17
De het meest in de nabijheid wonenden werden 's morgens opgeroepen,
de verder af wonenden 's namiddags, opdat allen tijdig aanwezig konden zijn
en nog denzelfden dag van huis konden gaan. Alle aspiranten hebben
aan het examen deelgenomen. Het examen werd afgenomen door onderge-
teekende, als leider van den cursus, en door den beer W. A. H. van Horsen,
die het practisch onderricht zal geven.
Elk aspirant kreeg een doode hoef te besnijden en te beslaan. Voor het
besnijden van den hoef, voor het pasklaar gemaakte en geheel afgewerkte
ijzer en voor den beslagen hoef werden cijfers gegeven. Voor elke rubriek
werden toegekend de cijfers van 1—5 (1 = slecht, 2 = onvoldoende, 3 = vol-
doende, 4 = goed, 5 = zeer goed), zoodat ieder hoogstens 3 X 5 = 15
punten kon behalen.
Gelijktijdig werkten telkens 8 smeden, voor wie 8 doode hoeven, 8 vuren
en 8 aambeelden beschikbaar waren. Door loting werd aan eiken deelnemer
de doode hoef, het vuur en het aambeeld aangewezen. Langer dan V-j^ uur
mocht niet gewerkt worden. De 8 smeden, die nog niet aan de beurt waren,
assisteerden de werkende candidaten bij de vervaardiging van het hoefijzer.
Was een der smeden met zijn arbeid gereed, dan kon zijn opvolger dadelijk
aanvangen. Aldus konden 16 smeden binnen 3 uren hun taak vervullen en
was er ruimschoots tijd voor een goede beoordeeling en de toekenning der
cijfers.
Voor de keuze der 6 toe te laten hoefsmeden kwamen die smeden in aan-
merking, welke het hoogst aantal punten behaalden. Verder werd nota ge-
nomen van de genoten opleiding, den leeftijd, de aanbevelingen en de ge-
schiktheid der candidaten.
Besloten werd tot den cursus toe te laten (alphabetisch):
A. A. Blonk te Woerden (Z.-H), oud 24 jaar, en opgeleid aan 's Eijks
Veeartsenijschool;
P. Bongaarts te Maasniel (L.), oud 32 jaar, en opgeleid aan een cursns
quot;in hoefbeslag te Eoermond in 1909;
C. J. D. Huchshorn te Lienden (G.), 21 jaar, opgeleid aan de hoef-
smidsschool te Tiel;
M. G. van der Velde te Lippenhuizen, gem. Opsterland (Fr.), 24 jaar,
opgeleid aan een cursus in hoefbeslag te Heerenveen;
W. G. J. H. Vogels te Buggenum (L.), oud 27 jaar, opgeleid aan den
cursus te Eoermond;
P. Zegwaard te Amersfoort (TJtr.), oud 36 jaar, opgeleid aan een cursus
in hoefbeslag te Haarlem.
Verder werd nog toegestaan aan:
S. V. Angeren, korporaal-hoefsmid te Arnhem (42 j.) en aan J. Blokker,
wachtmeester-hoefsmid te Deventer (38 j.) om van 1 October af den cursus
te volgen en dan aan het eindexamen deel te nemen. De heeren van
Angeren en Blokker zijn reeds sedert jaren zeer dikwijls met succes als
onderwijzers aan verschillende cursussen werkzaam geweest. Zij volgen
slechts het laatste gedeelte van den cursus en zijn dan in de gelegenheid
het diploma als onderwijzer te behalen.
De cursus is nu aangevangen Vrijdag 11 Februari 's voormiddags 9 uur.
# #
*
Laat ik omtrent de keuze der leerlingen iets mededeelen, verder mijn
oordeel zeggen over den door de 73 hoefsmeden geleverden arbeid en daar-
aan eenige opmerkingen vastknoopen.
Vooreerst was de keuze niet moeilijk. Hoewel wij niet bijzonder streng
waren in onze beoordeeling vielen er van de 73 candidaten niet minder
dan 45 af, die minder dan 9 punten behaalden en dus onvoldoend werk
leverden. Het aantal onvoldoenden was veel grooter dan ik verwacht had;
er is door een groot aantal deelnemers slecht en onvoldoende gewerkt.
Voor het besnijden kregen er 26 onvoldoende, voor het pas gemaakte ijzer
31 en voor 'het gereed gemaakte beslag 41, cijfers die veel te hoog zijn,
vooral als men daarbij in aanmerking neemt, dat bijna alle deelnemers
„gediplomeerdequot; hoefsmeden waren. Het bleken dus lang niet alle koks
te zijn, die lange messen dragen.
Van de 28 smeden, die voldoende cijfers behaalden, verkregen er tien 11
of meer dan 11 punten en uit deze is verder de keuze gedaan. Moge in
den loop van dit jaar blijken, dat wij bij deze keuze goed gezien hebben!
Van de smeden,- die goed gewerkt hebben en toch nu niet tot de uitver-
korenen behooren, zullen wij hopen, dat zij een volgend jaar weer aan het
examen voor den volgenden cursus zullen deelnemen. Zeker zullen dan
enkelen hunner wel in aanmerking komen.
De velen, die niet voldoende behaalden, bewijzen hoe noodig het ook in
ons land is, dat b.v. om de 5 jaren aan de gediplomeerde smeden nog eens
herhalingsonderwijs gegeven wordt om het vroeger geleerde weer op te
frisschen, opdat een diploma ook werkelijk goeden arbeid waarborgt. Nu
is nog eens weer gebleken, dat een groot aantal opgeleide smeden het ge-
leerde weer vergeten, in den ouden sleur vervallen en fouten maken, alsof
zij nooit gehoord hebben dat deze afkeuring verdienen. Wel waren er
smeden, die goed besloegen, doch weinigen leverden in alle opzichten uit-
stekend werk, zoodat slechts éénmaal in een der rubrieken een 5 kon
Worden gegeven.
Welke fouten of dan wel gemaakt werden en waartegen het meest is
gezondigd? Om hierop antwoord te geven zal ik de voornaamste over-
tredingen de revue laten passeeren.
Vooreerst bleken zeer vele smeden te bang te zijn om houwkling en
renet te gebruiken. Er blijkt bij de opleiding op cursussen en elders zooveel
tegen te veel besnijden, zooals dat vroeger met het veegmes zoo gemakkelijk
geschiedde, gewaarschuwd te zijn, dat de meeste gediplomeerden nu te weinig
wegnemen en in het andere uiterste vervallen zijn. Dikwijls werd de wand
veel te weinig ingekort, soms bleef deze wel 1 cM. te lang; van zooveel
wegnemen, dat de buitenrand van de zool meedraagt, was bij weinigen
sprake. Daarbij werden in vele gevallen de verzenen zoo hoog gelaten, dat
er groote kans bestaat, dat deze op een harden bodem inknikken. Menig-
maal werd ook de eene verzen hooger gelaten dan de andere. Velen waren
zoo in de weer om den straal groot te laten, dat zij dezen niet besneden,
zelfs als rotstraal bestond, in de diepte holten met stinkend vuil voorkwamen
of losse stukken aanwezig waren. Sommigen vergaten zelfs het uitkrabben
van de zijdelingsche straalgroeven, ook als daar veel vuil was opgehoopt.
Ook de punt van den straal, die zoo lang en groot kan zijn en beletten kan,
dat een deel van de doode hoorn der zool uitvalt, en waaronder zich vuil
opgehoopt had, liet menigeen angstvallig onaangeroerd. Ik zag hoeven, waarin
men een losse zool geheel had laten zitten en bij menigen besneden hoef
kon men er met de houwkling doode stukken hoorn uitwippen. Velen
waren bang de steunsels aan te raken. Goed is het, als men deze zoo
besnijdt, dat zij op het ijzer dragen, doch er is geen reden voor, dat men
de voorste helft, die toch niet op het ijzer komt, zoo lang laat, dat zij
omkrullen en een deel van de losse, doode hoorn in den steunselhoek vast-
houden. Enkelen lieten hun besneden hoeven beoordeelen, terwijl nog half
afgebroken deelen aan den wand, of losse, bijhangende deelen aan ballen
en verzenen waren blijven zitten.
Anderen weer hadden het euvel om dadelijk met de houwkling aan de
verzenen zooveel weg te kappen, dat bij het verder besnijden van den wand
onmogelijk de geheele draagrand op het ijzer dragend is te krijgen.
Enkelen zagen niets geen bezwaar in het geheel wegnemen van de steunsels,
terwijl het opmerkelijk was hoe sommigen voor de lip een veel te groot stuk
hoorn wegkapten, zoodat de wand naast de lip noodzakelijk over het ijzer zal
moeten uitsteken, terwijl anderen weer zoo weinig wegnamen, dat het ijzer
bij het passen niet ver genoeg naar achter kan opschieten.
En nu de ijzers, die beoordeeld werden als zij geheel gepast en afgewerkt
waren. Ook hier zijn weer veel opmerkingen te maken; gering was het
aantal goed gemaakte en goed passende ijzers. Ue fouten waren velerlei.
Vele ijzers waren te kort, sommige te zwaar voor den hoef. Enkele malen
kwam het voor, dat de ijzers te lang gemaakt waren, waarom men stukken
van de takken moest kappen en daardoor de gaten te ver naar achter kreeg.
Bij sommige ijzers was de draagrand niet vlak, aan de verzenen duidelijk
naar binnen hellend. Twee ijzers waren zelfs schuitvormig. De rits liet
veelal te wenschen over, was dikwijls te ondiep en zoo smal, dat er geen
nagelkop in past. Ook waren dikwijls de gaten zoo gestampt, dat zij ten
deele buiten de rits kwamen. De plaatsing der gaten was bij vele ijzers
onregelmatig, soms te mager, ja in eenzelfde ijzer soms het eene gat te
mager, het andere te vet, terwijl ook dikwijls de gaten niet op gelijke af-
standen waren aangebracht. Meermalen waren de gaten veel te groot ofte
veel van de bovenvlakte doorgeslagen. In den toon was de afstand der nagel-
gaten soms te klein, andermaal te groot en veelal waren zij onregelmatig
geplaatst. Zijlippen, soms achter het laatste nagelgat, kwamen veel te veel
voor; velen maakten een te zware en te groote lip, terwijl anderen achter
de lip op de draagvlakte een verhevenheid hadden. De afhelling ontbrak'
bij enkele ijzers en was zelden mooi; soms reikte die tot de gaten en bleef
er bij andere cM af, terwijl zij veelal slordig en onregelmatig was
ingeslagen.
Bij de beoordeeling van de beslagen hoeven bleek, dat „lucht leggenquot; aan de
verzenen nog zeer algemeen is, bij velen tengevolge van slecht besnijden, bij
anderen met voorbedachten rade. Velen hadden de ijzers te wijd gepast, sommi-
gen al aan de zijgedeelten; zelfs waren menig keer de binnentakken te wijd
gepast. Ook kwam te nauw leggen der ijzers wel voor, zoodat men met
de rasp een deel van den buitenrand van den wand, vooral aan toon- en
zijgedeelte, moest wegnemen. Sommige ijzers droegen niet aan toon- of zij-
gedeelte, waarvan naar achter schuiven bij het onderslaan meestal de oor-
zaak was. Scheef leggen der ijzers kwam voor, terwijl sommigen een deel
van den ijzertak op den straalschenkel lieten drukken. Ja driemaal werd
een rechterijzer onder een linkervoet gelegd of omgekeerd en eenmaal een
duidelijke voorvoet met een achterijzer beslagen. Meermalen pasten de
nagelkoppen niet in de gaten, werd zeer onregelmatig genageld. Aan
dichtstoppen der oude gaten werd weinig gedaan. Wel trachtten enkelen
het niet overal dragen van den hoef op het ijzer met stopverf te maskeeren.
Deze fouten zou ik nog met andere kunnen vermeerderen. Als verzach-
tende omstandigheden wil ik aanvoeren, dat de smeden werkten in een
vreemde smederij, niet met eigen gereedschap, terwijl do meesten nooit
doode hoeven hadden beslagen. Het eenigszins onbeholpen staan bij het
besnijden toonde dit laatste duidelijk aan.
Gelukkig kan ik ook wijzen op goed wer^'dat geleverd is: zoo is een
volvoet uitstekend beslagen met een ijzer met sterke afhelling, — werd onder
een brokkelhoef een goed balkijzer gelegd na het aanbrengen van kunst-
hoorn, — werd bij een hoef, die eenigszins gesleept bleek te hebben een
sterke opzet gemaakt en een ijzer met zware lip ondergelegd, en werden
sommige normale hoeven netjes besneden» en beslagen. Minder aanbevelens-
waardig is de „tour de forcequot;, die een der smeden vertoonde, door het hoef-
ijzer in één hitte te maken. De snelheid kwam het werk niet ten goede.
Hiermede is het voornaamste betreffende dit examen meegedeeld. Wij
hebben ons doel bereikt, de deelnemers aan den cursus uitgezocht.
Ik meende echter goed te doen met het publiceeren mijner op- en aanmer-
kingen omtrent wat hier door de smeden verricht werd. Zelden toch is men
in de gelegenheid smeden uit alle provinciën aan het werk te zien en krijgt
men aldus een overzicht van wat hoefsmeden in verschillende deelen van
het land praesteeren.nbsp;-nbsp;H. M. Kroon.
OVER DE STRAALBEENSKB.EUPELHEID.
In de 2« helft der 18^ eeuw werd eene ziekte van den paardenhoef uit
Engeland bekend, als de ziekte van het straalbeen, welke later van Duitsehe
zijde de sleepende voetkatrol-ontsteking werd genoemd. Intusschen werd in
het begin der 19« eeuw de werkelijke kennis betreffende deze ziekte gebracht
door Turner en meer andere, hoofdzakelijk ook Engelsche deskundigen.
Oorspronkelijk werd zij beschreven als hoefgewrichtskreupelheid, die, bij de
betere kennis van den toestand, later werd gescheiden in de voorste of
eigenlijke hoefgewrichtskreupelheid, en de achterste hoefgewrichts- ofstraal-
beenskreupélheid. Het eerstgenoemde lijden, meest voorkomende aan het
achterbeen als gevolg van eene verstuiking van het hoefgewricht, kunnen
we hier laten rusten; het laatstgenoemde lijden, meer direct van belang
voor den vakman, zal in ruwe trekken en kort het onderwerp van dit
epistel zijn.
Dit lijden komt bijna uitsluitend voor aan de voorbeenen, en wel aan
een of aan beide tegelijk; het bestaat in eene ontsteking der peesvlakte van
het straalbeen, gewoonlijk verbonden met een mede ziek zijn van de daar-
over gelegèn buigpees van het hoefbeen, en ontsteking van de daar bestaande
peesscheede of slijmbeurs, welke aandoeningen na verloop van tijd zeer
verergeren, zoodat en straalbeentje en buigpees zelfs zoodanig in hun bouw
kunnen lijden, dat geheele of gedeeltelijke verscheuring kan intreden. Het
begin dezer hoefziekte wordt gewoonlijk overzien, of liever wordt niet zoo
dadelijk herkend, want kreupelheid is niet altijd aanwezig, of wel zij be-
staat in zeer geringen graad, of treedt in het begin der beweging op om
spoedig te verdwijnen, of omgekeerd is zij eerst gedurende den dienst te
zien. Verhoogde temperatuur, gevoeligheid van den hoef of andere ver-
schijnselen of veranderingen worden er nog niet aan gezien. Wie deze
kreupelheid reeds eerder zag en behandelde, komt door het herhaald voor-
komen van aanstooten, den onzekeren, dikwijls stijven gang, het afwisselende
in de beweging, spoedig op de gedachte van het bestaan er van. Later
evenwel, wanneer inwendig de gevolgen der ontsteking zijn ingetreden,
namelijk verlies van kraakbeen op de glijvlakte van het straalbeentje,
wanneer aan dit beentje beenwoekeringen zijn opgetreden, de pees en de
scheede veranderingen hebben oüdergaan, en uitwendig de hoef is inge-
krompen, in zijgedeelten en verzenen dikwijls van ringen is voorzien, en de kreu-
pelheid aanhoudend en in hevigen graad bestaat, behoeft er niet getwijfeld
te worden aan het bestaan van dit ernstig, bijna steeds onherstelbaar lijden.
Ook de pijnlijkheid bij drukking op den straal, en vooral het verergeren
der kreupelheid bij het onderleggen van een gesloten ijzer, waarvan de
balk op het midden van den straal ligt, geven opheldering.
De inkrimping van den hoef was indertijd de reden, dat deze ziekte
werd verward met het bestaan van klemhoef.
Als oorzaak van het ontstaan dezer hoefziekte wordt in de eerste plaats
genoemd de aanleg door erfelijkheid verkregen. Het lijden treedt vooral
op bij volbloed-paarden; evenwel zijn andere paarden er niet van verschoond;
het is bekend dat rijpaarden, alzoo paarden onder den ruiter, die in snelle
gangen op harde wegen, en met veel actie der voorhand gaan, daaraan
veel lijden. In hoeverre onder zulke omstandigheden kneuzing, drukking
of zware belasting' der lijdende deelen de oorzaak van ontstaan kunnen
zijn, is niet uitgemaakt, doch kan als vermoedelijk worden aangenomen.
Verder worden als oorzaak genoemd kleine nauwe hoeven, bij welke door
de sterk gewelfde zool een druk op het straalbeen wordt uitgeoefend, — ook
een steile kootstand, met voetas steiler dan de hoefas, dus bij laag ge-
sneden verzenen, waar bij elke belasting een bovenmatige spanning der
buigpees van het hoefbeen intreedt, zoodat het straalbeen sterk gedrukt
wordt. In elk geval kan als een der meest voorkomende oorzaken worden
beschouwd plotselinge overbelasting van het straalbeen, waarbij tevens een
gedeeltelijke verscheuring der hoef beenbuigpees is opgetreden; ook kunnen
langdurige wanverhoudingen in den stand der ledematen ten opzichte van
den hoefvorm, vooral bij rijpaarden, door plotseling inhouden in snellen
gang, bij het doen van sprongen, en bij het maken van mispassen, dit
lijden doen ontstaan.
De behandeling is zuiver een geneeskundige; de vakman zal reeds uit
-ocr page 33-deze korte beschrijving hebben ingezien, dat men zich hier al zeer ge-
makkelijk op glad ijs waagt.
HET BESLAG VAN ZWAEE TEEKPAAEDEN.
De zware trekpaarden met hun aanzienlijk gewicht doen over het algemeen
hun dienst op de bestrate wegen der steden of op harde mac-adamwegen om
zeer zware lasten te trekken; hun hoefijzers slijten bijzonder vlug, in
veertien ä twintig dagen, en soms in nog korteren tijd. Daarom loopen
ze de kans om den hoef te bederven, door een dikwijls herhaald beslag, en
is het noodig dat dit grooten weerstand biedt aan de slijting. Deze is vooral
aan het buiten-toongedeelte het sterkste, want daarmede pakt het paard den
grond, zijn heele gewicht komt op den toon, waar eveneens alle trekgeweld
op neerkomt.nbsp;•
Men gebruikt dikwijls bij deze paarden ijzers van 2 k 2V2 cM. dikte m
de toonstreek; bovendien, om den duur van het beslag te verlengen, geeft
men een sterke opbuiging aan de takken en een breed garnituur; dit ziet
men vooral bij paarden, welke op abonnement worden beslagen. Zulke
praktijken zijn schadelijk voor den stand, want het groote garnituur brengt
den last op het binnen-zijgedeelte, en de groote opbuiging maakt den steun
onzeker; dikwijls herhaald, leiden zij tot been-, pees- en gewrichtsaan-
doeningen aan den voet.
Ook is het zeer nadeelig om de achterijzers van een grooten kalkoen aan
den buitentak te voorzien, terwijl de binnentak dien geheel mist. Met
zulk een ijzer wordt de steun zeer ongelijk en kunnen rekkingen van pezen
of banden en kreupelheden ontstaan.
Het rationeele beslag van het zware trekpaard moet bestaan in het gebruik
van een breed ijzer, dikker aan de toonstreek, vooral aan den achterhoef,
zonder dat die dikte 2 ä 2V2 cM. bereikt. Hier is aangewezen het ijzer
met staal te verbinden, aangezien men daardoor de beslagperiode verlengt,
zonder het ijzer een buitengewone dikte of breedte te geven. Ook zal men,
om den duur van het beslag te verlengen, aan het voorijzer een grooteren
opzet geven dan bij lichtere trekpaarden, ongeveer van 8 a 9 mM. Wanneer
de toon is opgeheven, legt het paard zijn gewicht in het haam en wel
voortdurend al den tijd dat de slingering van den voet duurt; hwrdoor
wordt een langzame, toenemende en volgehouden voortdrijving ontwikkeld,
die gunstig voor het trekken is.
De breedte van het ijzer moet sterker zijn aan de toonstreek, dus daar
waar het ijzer het meeste slijt; zij verschilt van 40 a 50 mM. naar de
grootte van het ijzer en zijn meer of minder snelle slijting.
Om den weerstand van het ijzer niet te verminderen, moeten de nagel-
gaten niet worden aangebracht waar het ijzer de sterkste wrijving heeft te
verduren, alzoo niet aan het buiten-toongedeelte; men moet ook met te
veel nagelgaten aanbrengen, ze goed uit elkander plaatsen, en in de voorste
zijstreek een lip maken om de vaste ligging van het beslag te versterken.
Het achterijzer is een weiuig dikker en breeder in den toon en de
-ocr page 34-zijgedeelten dan het voorijzer; de buitentak is voorzien van een sterken
kalkoen vierkant van vorm, hoog 3 cM; - de binnentak evenzoo, maar
moet de buitentak sterk worden rondgevijld om beleedigingen tegen te gaan.
De kalkoenen zijn ten allen tijde aan de achterijzers der trekpaarden
nuttig; ZIJ verhinderen het uitglijden en helpen krachtig mede den last bij
afdaling tegen te houden; zij begunstigen de werking der pezen op het
oogenblik der krachtsontwikkeling, die de voortbeweging vergt, als het paard
is ingespannen.
Men heeft gezegd dat kalkoenen voor de paarden in het lemoen schadelijk
zijn, omdat bij afdalende wegen de last drijft, en de hoeven teruggehouden
door de ongelijke bestrating, vastklemmen, waardoor hevige rekkingen van
den kogel kunnen ontstaan. Intusschen komt dit geval zelden voor
Préets du Pied du Cheval.nbsp;jy^
HET HOEFBESLAG GEDUEENDE HET RIDDEEWEZEN.
De Kapitein-paardenarts E. Laméris gaf in zijn aardig boekje „Het
tloet beslag in Woord en Beeldquot; een overzicht van het gewicht van het
deffidÏrtij?quot;'^'''nbsp;hoefsmidsvak genoot gedurende
Betreifende de noodzakelijkheid van het beslag, speciaal in Frankrijk in
verband met de bewapening destijds, zegt reeds Bouley: Wanneer men
«^«^'■^egende rol, welke dit ruiterwezen gedurende den
riddertijd heeft vervuld, en men beschouwt het geweldige overwicht
dat het had in zijne worsteling tegen het volk, door die muren van
Ijzer, waarmede die oorlogsmannen waren omhangen, en die hen bijna
onkwetsbaar maakten voor de projectielen door bogen en werptuigen ge-
worpen, dan komt men van zelf tot het besluit, dat de kunst van het
bes aan, waarvan de onbeschaafde volkeren de uitvinders zijn, in groote
mate heeft bijgedragen hun de middelen te verstrekken hun heerschappij
over de overwonnen rassen te handhaven. Een en ander bewijst dat de kunst
van beslaan, ten tijde van het militaire ruiterwezen, door de oorlogsmannen
werd geacht een kunst van groot belang te zijn, dat is, dat de ridders
werden geoefend in het hanteeren der gereedschappen van den hoefsmid en
dat ZIJ leerden zelf een ijzer aan den paardenhoef vast te leggen, om in
onvoorziene omstandigheden niet verlegen te staan, en zonder tusschenkomst
van een vakman, die niet steeds bij de hand was, de gevolgen van een
plotseling intreden van onbeslagen te zijn, te voorkomen; de ondervinding
had zonder twijfel geleerd, dat bij gebreke van een ijzer, een paard onder
het zware gewicht van zijn ruiter, in weinig uren tot volslagen onmacht
veroordeeld was om zijn dienst te doen. Dit gebruik schijnt tot in de
18e eeuw zich te hebben gehandhaafd, want Solleysel (1664) bericht
dat men in zijn tijd koningen heeft gezien, die een ijzer konden smeden'
en dat weinig personen van aanzien bestonden, die geen nagels konden
inslaan, om bij nood zich er mede te kunnen behelpen.nbsp;M
—nbsp;Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. Sedert de opgave in de
vorige afl. zijn geen oude door nieuwe leerlingen vervangen. Een cursus
volgen thans: T. de Roos te ïermunten, Th. Smit te Loppersum, J. Smit
te Oldenzijl, J. Reitsema te Grijpskerk en J. Perdok te Zuidbroek. (In de
Januari-aflevering waren een drietal namen foutief).
—nbsp;Hoefbeslagexamen te Arnhem. Het eerste gedeelte van den cursus
in hoefbeslag, vanwege de afd. Arnhem der Geld.-Overijss. Mij. v. L. ge-
houden aan de Ambachtsschool te Arnhem, eindigde 12 Eebr. j.1. met het
afnemen van een examen. Het resultaat was dat allen slaagden en tot het
bijwonen van het 2e gedeelte werden toegelaten. Hunne namen zijn:
L. B. van Schaik te Eist, J. Renes te Arnhem, G. Eekhoffquot;te Loenen (V.),
H. J. Kamps te Arnhem, J. Th. Smid te Lobith, H. J. Breukink te Bor-
culo, E. Stomps te Borculo, W. H. Haverkamp te Doetinchem, A. Dijks
te Arnhem, J. v. Merkestein te Eist bij Amerongen, W. Appeldoorn te
Bemmel en D. v. Merkestein te Amerongen.nbsp;M.
—nbsp;Ver. ter veredeling v/h. ambacht. Het elfde jaarverslag dezer Ver-
eeniging is 29 Dec. '09 te Amsterdam uitgebracht en thans in druk ver-
schenen. — In 1909 heeft te Amsterdam, Assen, Breda en Zwolle de
gelegenheid bestaan tot het afleggen van proeven van bekwaamheid als
„meesterquot; en „gezelquot; in onderscheidene vakken. Aangegeven hadden zich
tot het afleggen van de meesterproef 25, waarvan 1 afwezig bleef, terwijl
aan 14, w.o. 2 smeden, de graad „meesterquot; kon worden verleend; voor de
proef als gezel waren 118 aangiften; 103 namen er aan deel met voor 64
gunstig gevolg, waarbij 6 smeden. In het 36 bladzijden tellend verslag
worden mede uitvoerig aangegeven de werkstukken, die voor de verschillende
bedrijven te vervaardigen waren.-
—nbsp;Correspondentie. Een abonné uit Zuid-Holland verzocht ons eene
beschouwing te willen geven omtrent eene acetyleengasinstallatie. Plaats-
ruimte belette ons zulks in deze afl. van „De Hoefsmidquot; te doen en
hebben wij den aanvrager schriftelijk inlichtingen verstrekt. Wellicht zal
die installatie nu toch in de Maart-afl. worden besproken.
China.
— IJzer in China. In het veertiendaagsche marktbericht van de Handels-
vereeniging te Batavia, d.d. 30 December j.1., lezen wij onder het hoofd
Chineesch ijzer en staal het volgende:
Onze importhandel zal binnen weinige jaren hebben te rekenen met een
geheel nieuwen factor. Door den Amerikaanschen staaltrust zijn de reus-
achtige ijzererts-vindplaatsen in de Chineesche provincie Shan Si aangekocht
en men maakt zich gereed tot exploitatie op groote schaal. De nabijheid
van uitmuntende Isolen en lialii-Tindplaatsen, alsmede goedkoope gelegenheid
tot vervoer, verzekeren een lagen koopprijs. Waar de verschillende kwaliteiten
van het Chineesche ijzererts in aanmerking komen, zoowel voor spoorweg-
materieel als voor bouwmaterieel, machinerieën en fijne gereedschappen
(snijwerktuigen), daar verdient deze geheel nieuwe bron de onverdeelde
aandacht van den import.nbsp;N. B. G)
Duitschland.
De December-afl. '09 van „Ber Hufsohmiedquot; bevatte het volgende:
1quot;. Een rapport, betreffende een ongeval in de smidse (beenbreuk van
een paard), uitgebracht door Prof. Dr. M. Lungwitz. Zooals de lezers
weten is een Duitsche hoefsmid verplicht schadevergoeding uit te keeren
wanneer paarden door zijn toedoen of nalatigheid ernstig letsel verkrijgen.'
In dit geval waren twee paarden in de beslagplaats naast elkaar aange-
bonden, terwijl het eene paard reeds rondom beslagen was. Dit laatste
sloeg het andere paard een been stuk. De eigenaar van het dier eischte
schadevergoeding.
L. sluit zijn rapport met de gevolgtrekking dat de hoefsmid niet als de
schuldige is te beschouwen, aangezien het reeds beslagen paard als volkomen
mak bekend stond en de koetsier van het gekwetste paard bovendien het
dier evengoed op een andere plaats had kunnen neerzetten.
2°. Beisherinneringen door Walther Enk uit Leipzig. De 8ch. is in
San Erancisco geweest en heeft een afbeelding laten opnemen van een ijzer
dat tijdens de aardbeving in genoemde stad enorme veranderingen heeft
ondergaan. Zware werkpaarden zag hij algemeen beslagen met ijzers zonder
stooten of kalkoenen en voorzien van gummi-zolen, waarop zij een vasten,
zekeren gang toonden te hebben. — In Mexico liet het beslag veel te
wenschen over, of liever gezegd het kwam bijna niet voor. De paarden
liepen onbeslagen. — In Londen zag de Schrijver veel ijzers met lage
kalkoenen en een verzwaard toongedeelte en overigens slichte ijzers met
allerlei gummi-zolen, voornamelijk luchtzolen;
3°. Mededeelingen omtrent de hoefsmidsschool te Bresden. Hiervan zij
alleen aangestipt, dat gedurende 1908, de studenten der veeartsenijkundige
hoogeschool daargelaten, in de hoefsmidsschool onderwijs ontvingen: 166
leerlingen (60 burgers en 106 militairen) met inbegrip van de 33, die aan
het eind van 1907 nog aan de school waren.
De examen-commissie voor hoefsmeden wordt gevormd door Prof Dr.
Edelman, Staats-veearts, Prof. Dr. Pusch, directeur der Staats-huisdierteelt
en Prof. Dr. Lungwitz, directeur der hoefsmidsschool. Gedurende 1908
werden er 181 geëxamineerd (47 burgers en 84 militairen), terwijl 34 (13 b.
en 21 m.) hun diploma ontvingen als geëxamineerd hoefsmid „met lofquot;, en
97 (34 b. en 63 m.) hun diploma als geëxamineerd hoefsmid; bovendien
hebben zich 49 smeden aan het examen onderworpen, die geen onderwijs
aan de hoefsmidsschool hadden ontvangen. Hiervan verkreeg 1 een diploma
als geëxamineerd meester-hoefsmid, 1 het diploma als geëxamineerd hoefsmid
met lof, 88 ontvingen hun diploma als geëxamineerd hoefsmid, terwijl 9
niet aan de eischen hebben voldaan.
40. FersoverzieU. Hieronder komt een uitvoeng artike v or, ge ehreyen
door den landstal meester von Oettingen, uxt een werk ge iteld D.e Zucht
des edlen Pferdesquot; en handelende over de hoefverpleging der veulens Von
O wil reeds als het veulen 4 a 5 weken oud is met de hoefverp eging
beginnen, de zachte, min of meer onvoldoend verhoornde -nhangseds van
den straal met een goed scherp hoefmes vlak wegsnijden en -enzoo h n^elen
met de zool, alsmede de wand, voor zoover als noodig is om het dier den
rrmalen sta'nd te geven. Na het besnijdennbsp;Z v n
deeeliik inwrijven met bruine teer worden zorggedragen. Is de tijd van
he aar ^-hikt om geregeld in de weide te zijn, dan moeten de hoeven
iedeJe maand prompt worden nagekeken. Zijn merrie en -uien voortdurend
op de weide, dan behoeft men er zich minder aan te storen Zijn de veulens
op 4V, k 5 maand gespeend, dan acht von Oettingen het zelfs ;gt;oodig om
de hoin alle 2 a 3 weken te laten nakijken. (Over het gebeel wordt er
ten opzichte van de hoefverpleging nog veel gezondigd, met alleen t n
nadeele van het veulen, doch ook tot schade van den eigenaar en hoefsmid
Intusschen komt het ons voor, dat von Oettingen wel rijkelijk ver gaat in
zijn eischen en een zoodanige overschrijding doet aan de verbetering van
den bestaanden toestand dikwerf geen goed. Eed. De Hoefsmid )
Wil men bij de veulens, die Franschen of toontredenden stand vertoonen,
naar verbetering streven, dan dienen bij de eerstbedoelden de hoeven als
volgt te worden besneden:
De buitenhoefhelft dient het sterkst te worden besneden zoodat wand en
zool in één vlak komen te liggen. De binnendraagrand wordt niet besneden
doch de binnensteunsels worden sterk ingekort, zoodat de zool naar den straal
Joe een sterk gewelfd voorkomen vertoont. Von O. is de meening toeged an
dat hierdoor verwijding der binnenhoefhelft zal worden verkregen. (Dit is
ons niet recht duidelijk en wij vreezen dat door het inkorten -YreenTer'-
stêunselwand eerder een ombuigen van den wandnbsp;quot;
wijding der binnenhoefhelft zal worden verkregen. Eed. „De Hoefsmid ) -
Bij een toontredenden stand dient de besnijding in tegengestelden zin plaats
W^t^^Tet beslag betreft, wil von Oettingen bij Franschen stand een dunnen
buitentak hebben, waarbij ver naar de verzenen dient te worden genageld
en een dikken binnentak, waarbij alleen in het toongedeelte nagelga en
mogen worden aangebracht. Voor een toontreder wenscht von O. het beslag
weer juist in omgekeerden zin.nbsp;i •■ A^t-
De Schr. wijst er op dat menig vakman op het bezwaar za wijzen dat
door de aangegeven methode de hoefas gebroken wordt gemaakt waardoor
nadeelen zulfef kunnen ontstaan, doch in de groote stoeterij Trakehn n
waarvan Schr. directeur is, zouden heel wat proeven genomen en bedoelde
nadeelen niet zijn waargenomen.
# *
#
- Over het ontstaan van hoornwand-rimgen lij rotstraal. Dr. M. Lungwitz
en Dr. G. Steinbach hebben over dit onderwerp een uitvoeng artikel ge-
schreven in de Januari- en J-gJ^Wafleveringen van „Der Hufschmied 19iU
Zij verklaren dat A. Lungwitz te Dresden de eerste is geweest die op het
verband tusscben deze ringen en rotstraal heeft gewezen. Siedamgrotzky
heeft die ringen in 1881 het eerst vermeld in de litteratuur, terwijl Guten-
äcker ze later zeer nauwkeurig heeft beschreven. Hij gaf aan, dat ze onge-
veer 1 mM. hoogte hadden en geheel tot de deklaag van den wand behoorden.
A. Lungwitz verklaarde deze meening te deelen. De Schrijvers betoogen, op
grond van het door hen ingestelde onderzoek, dat die meening niet geheel
juist is.
Bedoelde ringen komen het veelvuldigst voor aan de verzenen, hetzij aan
één kant, hetzij beiderzijds. Zij gaan dan van den steunselwand uit en
breiden zich meer of minder naar voren toe uit. Hoe stomper de hoef is,
des te steiler is in den regel het schuine verloop van den ring.
Siedamgrotzky gaf aan dat deze ringen steeds optreden bij hevige rotstraal,
die reeds langen tijd heeft bestaan. Dit is ook, zeggen de schrijvers, meestal
het geval, doch niet altijd. De ringen kunnen ook voorkomen bij vrij kort
bestaan hebbenden rotstraal, die niet opvallend erg is. Nooit echter komen
dergelijke ringen voor zonder dat rotstraal aan den betreffenden hoef bestaat
of althans bestaan heeft. De oorzaak der ringen zetelt n.1. in die van den
rotstraal, welke zich over de ballen naar den hoornzoom voortplant en hier
aanleiding geeft tot een zwelling der vleesch papillen, die zich niet altijd
uitsluitend bepaald tot den vleeschzoom, maar soms ook min of meer over-
slaat op de vleeschkroon. Lungwitz en Steinbach hebben door middel van
doorsneden en vergrootiogen aangetoond, dat die ringen niet altijd zich
bepaalden tot een aandoening der deklaag van den hoornwand, maar dat
soms ook het oppervlakkige deel der pijpjeslaag er in betrokken is.
—nbsp;Een herhalingscursus voor hoefsmeden vindt deze maand plaats te
München. De cursus duurt 6 dagen, terwijl de deelneming open staat
voor hoefsmeden uit Beieren, die zes jaar of langer geleden als hoefsmid
gediplomeerd zijn. De voorgaande maand had een dergelijke vervolgcursus
plaats in de provincie Saksen.
—nbsp;Waarschuwingen voor eigenaren van acetyleengas-toestellen. In een smidse
te Dresden werd tijdelijk een acetyleengas-apparaat gebruikt en daarna uit
elkaar genomen en op een handkar geladen. Een der helpers, verlangende
om den inwendigen bouw van het apparaat te leeren kennen, kwam met een
vlam bij het open waterreservoir van het apparaat. Onmiddellijk ontplofte
het in dea gashouder teruggebleven mengsel van lucht en acetyleengas en
vernielde het apparaat min of meer, terwijl de onvoorzichtige leergierige
ernstige brandwonden verkreeg. Alvorens met brandende of sterk verhitte
voorwerpen in de nabijheid van acetyleengas-apparaten te komen, dient het
mengsel van lucht en gas door middel van water eerst volkomen te worden
uitgedreven.nbsp;(u. „Der Hufschmiedquot;.)
# #
#
— Aluminium-hoefheslag hij de Russische cavalerie. Dit beslag heeft na
proefneming zoo goed voldaan, dat het thans bij de geheele cavalerie en
artillerie zal worden aangeschaft.
Het voorbeeld der Russen zal thans het Pruisische Ministerie van Oorlog
volgen, daar binnenkort bij eenige Pruisische cavalerie-regimenten het alu-
minium beslag zal worden ingevoerd.nbsp;(u. Zeitschrift f. P. u. -z.)
Verkrijgbaar bij de Administratie van „Het Paardquot; en „De Hoefsmidquot;:
Verzamelde Opstellen uit Het Paard, in boekvorm, 254 blz., ruim
100 fig., prijs ƒ 175, fr. p. p. ƒ 1.95.
Idem tweede bundel, prijs /'1.75, fr. p. p. ƒ 1.95.
Heidema Paardenfokkerij I, Beoordeelingsleer en Easkennis, 84 fig.,
in linn. band, pr. /■0.90, fr. p. p. f
Rechtvaardiging van het bestaan der rennen en draverijen in Neder-
land. Verschenen vanwege de Nederl. Harddr. en Renvereeniging. Prijs
ƒ0.75, fr. p. p. /■0.80.
Eerelman, Paardenrassen, 41 kaarten (briefk.form.) in kleuren, naar
de oorspronk. uitgave, pr. fr. p. p. ƒ2.—.
Het toilet van een Paard (overdruk uit Verzamelde Opstellen „Het Paardquot;).
Prijs fr. p. p. /■0.40.
verkrijgbaar in de chemicaliën
en droger ij en-handel van
K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,
te Dordrecht.
Frijscoiiranten voor HH. veeartsen
en hoefsmeden op aanvrage gratis.
in zallt;e vraag of aanbod van
dienstpersoneel, het smidsvak
betreffende, worden van onze
abonné's gratis in „De Hoef-
smidquot; opgenomen.
Vraagt bij uwen ijzerhandelaar ECHTE
DICK'S Hoefraspen
te letten.
Verkoop alleen aan grossiers!
FRIEDR. DICK, Esslingen a. N., (Württemberg)
Vertegenwoordiger; J. J. VAN MEEKREN, Amsterdam, Sarphatlstraat 75.
-ocr page 40-S. C. W. BAX. -2, 4 en 6 Jufferstraat. - ROTTERDAM.
— Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. —
Meest uitgebreide sorteering prima blanice
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fijne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijite prijzen. —
Intercommunaal
Telephoon
No. 1355.
Telegram-Adres
BAX Jufferstraat
Rotterdam.
NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN,
voordeelig, gemakkelijk in gebruik. — Runnen niet loslaten.
Merk „Dexterquot;, Merk „Pacificquot;,
met Jlink hielstuk, met zwaar hielstuk.
Open Zolen uit één stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
Toorradig in 11 maten van é^g- tot
Eng. dm., uiterste breedte buiten-
kant ijzers gemeten.
Merk „Ramblerquot;,
in witte en grijze
Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig vau 4i
tot ^Eng. dm.
Merk „Chicagoquot;,
geheel Caoutchouc
uit één stuk met
zwaar hielstuk
voor zware paar-
den , voorradig van
tot 7-1% Eng. dm.
Uiterste breedte buitenkant ijzers gem.
Gewone
Engelsche Hoefzolen
Kunsthoorn.
Hoeftangen.
Eenetten (rechts en
links).
Hoefraspen.
Houwklingen.
Hoefhamers.
Las- of Welbladen en
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.
Touwijzers in
verschillende maten.
op Leder,
„Safety pad en
Frogpadquot;.
Engelsche Hoefzolen
A. en D, amp; H,
Men lette op het echte merk S T met kroon.
-ocr page 41-15e Jaargang. — 1910. — Aflevering 3.
REDACTEUR-UITGEVER; A. W. HEIDEMA TE GRONINGEN.
-ocr page 42-
Lambert amp; | ||
Hallanan Hoefzolen de Beste en | ||
Rotterdam, Wijnhaven 127. |
Aan de grens van het hoefsmidsvak. — De drie oudsten. — Beenontste-
king. — Een zeldzaam geval van hoefbevangenheid. — Korte mededee-
lingen. — Persoverzicht. — Boekwerken. — Advertentiën.
AAN DE GEEN8 TAN HET HOEFSMIDSVAK.
Elk hoefemid, die aanspraak wil maken op den naam van een rationeel
beoefenaar van zijn vak, leert de theorie er van. Aan de cursussen voor
hoefbeslag wordt hem onderwijs gegeven in den bouw en de verrichtingen
van den voet, met al hetgeen daaraan annex is met betrekking tot stand
en gang een en ander met het oog op het beslag in normale en abnormale
omstandigheden. Wanneer men nagaat, hoe deze vrij zware opgaaf zich
vastzet in het hoofd der jeugdige beoefenaars van dit vak, zij die nim-
mer over ontleedkunde, levensleer, ziektekunde en paardenkennis eenige
studie hebben gemaakt, wèl vele scheeve voorstellingen hebben opgedaan,
dan staat men verbaasd over de juiste en treffende antwoorden, aan het
einde van dergelijken cursus, door hen over de verschillende onderwerpen
eeseven Toch kan die kennis over 't algemeen slechts oppervlakkig zijn,
wegens den relatief korten tijd, welke aan de opleiding wordt besteed, en
die dus gedoemd is om in de sleur van het practische leven weer te loor te
gaan En dit is te bejammeren, eensdeels wegens het groote gewicht dat
aan dit ambacht ten grondslag ligt, met betrekking tot het welzijn en de
bruikbaarheid van het paard, anderzi^jds om het vak zelf, dat we zonder
aarzelen willen rekenen te behooren tot de kunstambachten.
Want eene kunst is het om voor het levende dier, in elk voorhggend
geval een correct ijzer te vervaardigen, en dit naar den eisch aan den paarden-
lef vast te leggen. Daartoe behooren veel en langdurige oefening, groote
handigheid en een juist oordeel over de gesteldheid, den vorm, de werking
van den hoef, en zulks voor elk geval verschillend.
Het wordt zoo gemakkelijk gezegd, dat die werkzaamheden naar den
eisch moeten worden gedaan, maar aan dien eisch liggen, zooals we reeds
opmerkten, veel kundigheden ten grondslag, ingrijpende in andere weten-
schappen, die, op zich zelf moeilijk, zulk een ruim veld van studie behoeven
dat ze voor den hoefsmid slechts bijzaken kunnen blijven. Daaruit volgt
zoo klaar als de dag dat de rationeele vakman, zooals die over het algemeen
thans bestaat, eigenlijk nog geen geheelen hoefsmid is; hem ontbreekt nog
veel aan zijne opleiding, wil die zoo goed mogelijk heeten. Artikelen m
tijdschriften kunnen veel bijdragen om te voorzien in de behoefte aan kennis,
om den vakman hoe langer zoo meer in de geheimen van zijn kunst in te
wijden, maar zulks zal voorshands toch moeilijk blijven, om reden zijner
beperkte studie in de theorie.
Het lezen van een artikel in een Schrift voor vakmannen „over de ver-
anderingen aan de pezen, peesscheeden en banden bij den steltvoet van het
paard,quot; dat zeker van belang moet geacht worden voor het hoefbeslag, gat
mij aanleiding om dit opstelletje te schrijven. In dat artikel leest men
„over primaire en secundaire veranderingen, naar gelang zij de oorzaak van
den steltvoet waren, of zich als gevolg vau den veranderden stand der voet-
beenderen hebben ontwikkeld. De primaire (oorspronkelijk opgetreden) ver-
anderingen betreffen voornamelijk den ondersteuningsband der hoefbeenbuig-
pees, zeldzamer den bovensten schortband.quot; Ik betwijfel dat vele vakmannen
zoover bedreven zijn in technische benamingen en in den anatomischen bouw
ingewijd, om zulke theorie met vrucht te verwerken, evenmin waar sprake
is van „secundaire veranderingen aan do van den bovensten schortband naar
de strekpees verloopende versterkingspezen,quot; lerwijl verder van het voorkomen
van „beenwoekeringen aan de zijwanden van de sesambeenderenquot; wordt mel-
ding gemaakt. Het zal niet moeilijk zijn om een aantal omstandigheden te
verzamelen, die van groot belang voor den vakman en voor de goede uit-
oefening aan zijn vak zijn, hem evenwel niet duidelijk genoeg kunnen zijn,
omdat die zaken om de grens van zijn wetenschap gaan, zeggen we liever
aan de grens van zijn opleiding liggen.
Wanneer we met den vakman spreken over steengal, hoefbevangenheid,
vernageling, nageltred, kroontrap, verballing, zij been, allen onderwerpen die
zuiver tot het gebied der veeartsenijkunde behooren, waarom dan ook niet
over hoornzuil en hoefkanker; en als met hem wordt behandeld de hoef
en de hoefvorm, en het beslag bij normale en abnormale standen, spreken
over de gangen, goede en gebrekkige, zaken die tot de leer der paarden-
kennis behooren, waarom dan ook niet de beengebreken als overhoef, schuifel
en spat onder handen genomen, waarmede die gebrekkige gangen gepaard
kunnen gaan, en voor den hoefsmid van gewicht zijn bij het beslag. Men
kan nog verder gaan en daarbij voegen kennis van den bouw van het paard,
ook van den leeftijd, ook van ondeugden, waarvan het gevolg is wijziging
fan het gewoon beslag, en welke onderwerpen moeten worden geacht te
behooren tot de studie van den hoefsmid, om hem tot een zelfstandig vak-
man te vormen.
Aan de technische uitvoering der werkzaamheden van den hoefsmid aan
het vuur, het aambeeld of bij het paard, ligt een kennis ten grondslag,
waarvan de grens voor uitbreiding vatbaar is.nbsp;M.
Bovenstaande photograpliie geeft ons iu beeld weer de drie oudste militaire
hoefsmeden van het Nederlandsche Leger, tevens uitmakende de Commissie
tot aanbieding van een huldeblijk aan het Kamerlid Lieftinck, waarvan in
ons Januari-nummer melding werd gemaakt.
Het zijn de H.H. J. B. Larmené, opperwachtmeester-hoefsmid, onder-
wijzer in hoefbeslag aan de Militaire Hoefsmidschool te Amersfoort;
E. Harmsen, brigadier-hoefsmid van de 2e Divisie van het Wapen der
Koninklijke Marechaussee te Maastricht en J. N. Meeuwsen, wachtmeester-
hoefsmid van het 2e Eegiment Veld-Artillerie te Den Haag.
Zij tellen tezamen het eerbiedwaardig getal van ruim 120 dienstjaren,
ontvingen hunne opleiding aan de hoefsmidschool te Venlo onder de leiding
van de thans gepensionneerde majoors-paardenartsen Schröder en J. Laméris.
Jean Baptiste Larmené stamt uit een geslacht van hoefsmeden. Zijn groot-
-ocr page 46-vader maakte in 1812 met een regiment lanciers de tocht naar Rusland mede,
vocht tegen de Franschen bij Waterloo in 1815 en bleef in het jaar 1830,
hoewel van Waalsche afkomst, de Noord-Nederlandsche vlag getrouw in den
Tiendaagschen Veldtocht.
Larmené's vader was hoefsmid bij de Kurassiers en later bij de Dragonders
en hoewel hij niet aan krijgstochten kon deelnemen, liet hij een uitstekenden
naam als hoefsmid in het leger achter.
De tegenwoordige J. B. Larmené trad in het jaar 1869 als jongeling bij
de Instructie Compagnie te Schoonhoven in dienst, om later toen hi.j den
gevorderden leefti.jd had verkregen (December 1870) bij het 2e Regiment
Huzaren over te gaan.
Gedurende zijne africhting bij zijn vader in de hoefsmederij werkende,
kwam hij al spoedig aan de hoefsmidschool en verliet deze in 1874 om in
den Bosch als hoefsmid bij het regiment te worden ingedeeld. Zoo kwam
hij door garnizoensverwisseling met dit regiment in Haarlem, waar hij onder
leiding van den toenmaligen Luitenant-Paardenarts van der Wal den eersten
cursus in hoefbeslag voor burgerleerlingen in Nederland gaf. Tien jaren
lang is Larmené als practisch onderwijzer hier werkzaam geweest, voor het
grootste gedeelte onder leiding van den later gepensioneerden Kapitein-
Paardenarts Quadekker, een naam, in de hoefbeslagwereld wel bekend.
Toen in 1897 door het vertrek van Kamerbeek de plaats als onderwijzer
aan de Hoefsmidschool open kwam, werd Larmené in diens plaats aangesteld
en is hier tot heden werkzaam gebleven. Behalve de Gouden medaille voor
36-jarigen trouwen dienst verkregen op 24 Sept. 1906, mocht Larmené het
genoegen smaken uit de handen vau Hare Majesteit de Koningin de Eere-
medaille der Orde van Oranje-Nassau met de Zwaarden in Zilver te ont-
vangen, bij gelegenheid van hoogstdeszelfs bezoek aan de Rij- en Hoefsmid-
school in het jaar ]907.
De brigadier-hoefsmid E. Harmsen werd den 28 Juli 1852 te Zutphen
geboren en trad, aangetrokken door heb militaire leven, den 13 April 1871
als vrijwilliger in dienst bij het 4e Regiment Huzaren, aldaar in garnizoen.
Den 12 April 1873 werd hij tot korporaal aangesteld; zijn hart trok echter
naar het hoefsmidsvak en op zijn verzoek werd hij tot huzaar teruggesteld
om aan de militaire hoefsmidschool te worden opgeleid, met het gevolg dat
hij op 16 Juni 1875 tot militair hoefsmid bij zijn regiment werd aangesteld.
Hij bleef in deze betrekking vijftien jaren het regiment getrouw, ook
nadab op 1 April 1881 het 4e Regiment door de reorganisatie werd opge-
heven en in het Ie Regiment Huzaren veranderd.
Den 10 Augustus 1890 ging hij over bij de 2e Divisie Koninklijke Mare-
chaussee, waar hij tot hedeu nog altijd vol ijver zijne werkzaamheden ver-
richt.
Den 13 April 1907 werd hem de Gouden medaille toegekend, bij welke
gelegenheid hij door zijn chefs eu door zijn kameraden werd toegesproken
en geëerd.
Deelende in de zoo lang verwachte positieverbetering der militaire hoef-
smeden, werd hij het vorige jaar tot brigadier-hoefsmid bij zijn wapen be-
vorderd.
Tevens mocht hij van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen de Zilveren
medaille als eereblijk ontvangen.nbsp;, • .nbsp;1070 tnt
De wachtmeester-hoefsmid J. N. Meeuwsen werd m het jaar 1870 tot
hoefsmid aangesteld, verliet eenigen tijd den dienst om
kunnen gaan, maar werd later wederom op zyn verzoek als mihtair hoefsmid
quot;SrÏ'^in het bezit van de Gouden medaille voor trouwen dienst, de
EeremedaiUe der Orde van Oranje-Nassau, een diploma voor hoef beslag van
den Ned. R. K. Volksbond te 's Gravenhage, was pract.sch onderwijzer aan
den hoefbeslagcursus in 1900 te Middelharnis.
Meeuwsen is nog altijd bezield met jeugdigen ijver voor zijn vak als
veÏaan Tam hij nog dlel aan den hoefbeslag-wedstrijd te 's Gravenhage
in 1907 en maakte door zijn werk nog menig jongman beschaamd
Op voorstel van den Voorzitter der Commissie werd hem door het Bestuur
der Landbouwtentoonstelling een eervolle vermelding toegekend, wegens zijn
kranig werk op hoogen leeftijd.
Thans is Meeuwsen nog werkzaam als practisch onderwijzer aan den Cursus
in hoefbeslag te den Haag, gegeven door de Hollandsche Maatschapp. an
Landbouw, onder leiding van den gepensionneerden Majoor-Paardenarts
^ Mogen de jongeren een voorbeeld nemen aan deze drie oudsten, die het
hoefsmidsvak tot eere strekken!nbsp;*
BEENONTSTEKING.
_ In een artikel over beenontsteking (beenwoekeringen) van het hoefbeen
bij bevangenheid, zijheen, steengal, klemhoef ... straalhee^kreupelherd ^^
d méd vét 1909 door Liénaux, leest men dat de verbeening van het
kraakbeen het meest opvalt; hieraan gaan vele paardennbsp;^^
meer zijn er van voorzien, doch hebben er geen hinder van. De pijn bestaat
meestal slechts in het tijdperk der ontwikkeling van de 7®kering, om daarna
gevoelloos te worden. Aan haar wordt de schuld der kreupe beid gegeven
Lodra zij te zien is of te voelen, en geen andere oorzaak is te vmden. Bij
ieugdige zware werkpaarden is dit dikwijls juist, maar bij het oude paard
niet. Hierbij dient een zorgvuldig onderzoek te geschieden waarbij de
verzenen goed laag moeten worden gesneden. Behoorlijke -rdunning der
zool, inkorten van zijgedeelten van den wand en van de «teunsels geven
opheldering omtrent de aanwezigheid van menige droge steengal. Dit is de
eerste behandeling, en kan zonder eenige schade geschieden.nbsp;,
Het ontstaan der beenwoekeringen wijst op 2 oorzaken: d«
weerstand van het beenweefsel en de overbelasting daarvan bij ^et teunen
van den lichaamslast bij het staan en gaan. D'«
het been kan aan den leeftijd liggen; het been heeft bij ^^ Jeugdige dier
nog niet zijn vastheid verkregen; reeds licht werk kan schadelijk worden;
daarom komen die gebreken vooral bij jeugdige dieren voor, die pas in het
werk gesteld, op harde wegen aan sterke stooten zijn blootgesteld. Ook kan
de oorzaak liggen in een bijzonderen bouw of in de constitutie van het been;
het zware werkpaard is in dit opzicht meer aangelegd dan het bloedpaard,
zonder twijfel omdat zijn beenderen minder dicht zijn. Het laatste is er
intusschen niet vrij van, het heeft zelfs een abnormale voorbeschiktheid voor
de ontwikkeling van beengebreken; deze paarden zijn er dan dikwerf aan
onderhevig voor ze nog eenig werk hebben verricht.
Hier bestaat een aangeboren, dikwijls overgeërfden toestand, die in verloop
van bepaalde ziekten voor den dag komt. Ook schijnt deze ziekelijke voor-
beschiktheid een gevolg te zijn van onvoldoende ontwikkeling van het been
om de krachtsinspanningen te verdragen. Zulks is het geval bij hoeven met
lage verzenen, waarbij het hoefbeen geringer afmetingen heeft gekregen;
daardoor is de verbinding van het hoorn met het leven verminderd, waar-
door de stooten onvoldoende worden gebroken om oververmoeienis te voor-
komen. Deze kan ontstaan door te zwaar werk, te langdurig werk, of door
een weinig stootbrekenden bodem. Ook zijn vele paarden abnormaal voor-
beschikt tot beenwoekeringen, en krijgen deze in de beste conditie en bij
gewonen arbeid. Men moet de oorzaken hiervan zoeken in den vorm van
den hoef, in de bewerking er van en in een slecht toegepast beslag.
We zagen den invloed van te lage verzenen; die van te hooge verzenen
is niet minder groot. Vele hoefsmeden, daaronder beste werklieden, laten
de verzenen tot maximum hoogte. Thans wordt algemeen aangenomen dat
verhoogiüg van een gedeelte zijn overbelasting te weeg brengt; men be-
vordert het ontstaan van beenwoekeringen in de achterste hoefhelft, en het
optreden van over-inspanning der verzenen wordt verhoogd doordat de straal
niet steunen kan. De van nature hooge verzenen hebben dat schadelijke niet,
als de bij toeval optredende, als gevolg van zijbeen of onvoldoende bewerking.
Ondergeschoven verzenen hebben eveneens bijzonderen aanleg tot been-
ontsteking, daar hierbij de achterste hoefhelft dichter bij het centrum der
belasting wordt gebracht. Abnormale lengte van den hoef heeft dezelfde
voorbeschikte rol voor ontstekingen der voet beenderen; zij brengt den last
over op de verzenen, ontlast den toon, en verhindert den straal om zijn
functie als stootbreker en steunvlak uit te oefenen. Ook de ijzers met dikke
takken en met kalkoenen werken op dezelfde wijze, daar ze de verzenen
verhoogen; het spreekt van zelf dat de verzenen door haar gesteldheid tot
overmatige inspanning zijn beschikt; de lage verzenen lijden het meest,
daar men bij deze bij voorkeur dat beslag gebruikt; men ziet onder dien
invloed dat de draagrand naar binnen omslaat, tusschen zool en ijzer ligt,
waardoor steengallen kunnen ontstaan. De ijzers, welke achter de verzenen
verlengd zijn, overbelasten ook het achterste gedeelte van den hoef; deze
verlenging is niets anders dan het garnituur der verzenen, en bet garnituur
belast die deelen meer, waaronder het is aangebracht. Vele paarden, door
ontsteking aan de achterste deelen der voetbeenderen aangetast, worden
eerst dan kreupel, zoodra het ijzer een zekere afslijting heeft ondergaan;
daar het ijzer vooral in het toongedeelte wordt afgesleten, zijn alsdan de
verzenen ten opzichte van het voorste gedeelte verhoogd, en volgt daaruit
de gevoeligheid der zieke deelen.
De voorbehoeding volgt uit vorenstaande kennis van zaken. Zij beeft
vooral verbetering van het ras tot doel, in den zin van grooter soliditeit
van het been weefsel, en een goede gesteldheid van den hoef, toezicht op de
bewerking en op het beslag, waardoor de verdeeling van den last met den
natuurlijken stand van den hoef overeenstemt; en eindelijk een methodisch
opleiden van het jeugdige paard. — De behandeling vereischt vooral rust
van het zieke deel; behalve buiten dienst stellen, kan de vakman den last
op de zieke plaats verminderen door daar den steun op te heffen, of ook,
wat minder in toepassing komt, de tegenoverstaande deelen te verhoogen;
in geval van beenontsteking der achterste deelen, zal men wel doen den
hoef zoo kort mogelijk te houden, ten einde den druk op den toon over te
brengen; daarbij een zachten bodem om den stoot te breken. In 't algemeen
is het niet aangewezen om de ijzers af te nemen, daar deze de schokken
opheffen. Het is goed de pijnlijke deelen te ontspannen; bij zijbeen en
steengal zal men een of meer rainures aan den zijwand, evenwijdig met den
kroonrand maken. Indien steengallen en beenwoekeringen onder de zooi-
vlakte aanwezig zijn, is aangewezen de verzenen zoo sterk mogelijk in te
korten, en de zooltakken te verdunnen, tot ze nageven op drukken;
bij steengal der steunsels deze goed te besnijden. Bestaat bevangenheid
met beenwoekering, en de kreupelheid is aanhoudend, dan kunnen een of
meer rainures van Gross^) worden gemaakt. In de meeste gevallen van
beenontsteking aan de achterste deelen zal worden gebruik gemaakt van
een beslag, waardoor steun op den straal wordt verkregen, en waarbij de
verzenen vrij liggen. Wordt de kreupelheid hierdoor heviger, dan moet
men daarvan afzien; zulks zou te kennen geven dat woekeringen aan de
halvemaanswijze uitsnijding bestaan, en moet men afwachten tot de gevoe-
ligheid is verdwenen, of wel een ijzer onderleggen van Lafosse met korte
takken, doch zonder dat straal of verzenen steun vinden. Van de balk-
ijzers kan bij voorkeur worden gebruik gemaakt van dat van Thary 2),
dat goed op den straal ligt; de verzenen moeten sterk worden besneden.
Ook de zool en de steunsels dienen zooveel mogelijk vrij te liggen, en
moet men zorgen dat geen vuil tusschen ijzer en zool gaat vastzitten, wat
aanleiding kan geven tot drukking. Pijn kan door voetbaden worden be-
streden.nbsp;Moubis.
1)nbsp;Dwarsverloopende groeven onder den kroonrand, met vrijlegging van de
vleeschkroon, op een dun laagje hoorn na.
2)nbsp;Ijzer met doorloopende straalbalk.
EEN ZELDZAAM GEVAL VAN HOEEBEVANGENHEID.
Voor 7 weken kwam ter behandeling aan de hoefsmidschool te Tiel een
paard dat volgens de verschijnselen en de mededeeling van den eigenaar
lijdende was geweest aan hoefbevangenheid der achtervoeten. Voor waren
voeten en gang normaal.
De hoornschoen der achtervoeten was aan de kroon geheel los; alleen
-ocr page 50-aan de verzenen was nog vaste verbinding; de zool was sterk doorgezakt en
de gang zeer pijnlijk. Na verdunning en wegname van den scherpen kroon-
rand werd met kunsthoorn en balkijzer beslagen, waarna het paard veel
beter liep. Bij opvolgend beslag was opvallend de sterke en solide hoorn-
groei van den nieuwen wand.
Heden na 7 weken was het paard aan een voet pijnlijk wegens het weeken
van den lossen wand, en moest deze geheel worden verwijderd; toch was de
nieuwe hoornschoen zoo sterk gegroeid dat de verzenen konden dragen.
Na het aanbrengen van kunsthoorn kon het ijzer worden bevestigd met een
vijftal lippen en 1 en 2 nagels in het achter-verzengedeelte; na deze be-
werking vertrok het paard rad.
Tot op heden had het paard zonder moeite stappend werk verricht; nu
zal het eenige weken rust moeten nemen.
Als bewijs voor den sterken hoorngroei kan dienen dat in 7 weken tijd,
in den toon gemeten, resp. 4 en 3 cM. nieuwe wand is gevormd.
Tiel, 11 Maart 1910.nbsp;L.
— Inrichting voor Hoefbeslag te Groningen. Op 12 Mrt. j.1. zijn
vertrokken de op 11 October '09 gekomen leerlingen J. Eeitsema van
Grijpskerk en Th. Smit van Loppersum. Beiden ontvingen een „goedquot;
getuigschrift. — De hierdoor opengevallen plaatsen zijn 14 Oct. ingenomen
door Bruins van Zuidlaren en Meines van Zevenhuizen.
De overige leerlingen zijn: T. de Roos van Termunten, J. Smit van
Oldenzijl en J. Perdok van Zuidbroek.
— Noord-Holland. Hoewel de wedstrijd eerst in September a.s. zal
worden gehouden, meenen we, met het oog op eventueele voorbereiding, goed
te doen thans reeds aan te kondigen, dat in genoemde maand, vermoedelijk
van 14—18 Sept. te Hoorn een groote landbouwtentoonstelling zal worden
gehouden en ter gelegenheid daarvan een wedstrijd voor gediplomeerde hoef-
smeden zal worden georganiseerd. Bijzonderheden zullen later nader worden
bekend gemaakt. Het Bestuur v/d. Afd. Hoorn der Holl. Mij. v. Landb.
heeft voor de organisatie van dezen wedstrijd benoemd de heeren F. M. de
Leur, Rijks-veearts te Hoorn, H. Kruyt, onderwijzer-hoefsmid te Beemster,
en B. Hart, gedipl. hoefsmid te Twisk. De commissie heeft over een goed
terrein te beschikken, alwaar opgesteld zullen worden 4 goed bruikbare
veldsmidsen met 4 aambeelden en verdere benoodigdheden als voorhamers,
twee bankschroeven, staaf-ijzer, hoefnagels en steenkolen.
— Limburg. In deze provincie zijn in den afgeloopen winter 2 cursussen
in hoefbeslag gehouden, n.1. te Venray en te Sittard. De cursussen loopen
over 2 jaar. Op 5 Maart j.1. had te Venray het overgangsexamen plaats
met het gevolg dat alle 25, die dezen winter aan den cursus deelnamen,
den volgenden winter tot het 2e gedeelte kunnen worden toegelaten. De
theoretische lessen werden gegeven door den heer J. A. Sala, Eijks-veearts
te Venray, en de practische door den hoefsmid van het 2e Regiment Huzaren
te Venloquot; H B. Harmsen. - Te Sittard zouden aan den cursus 16 leer-
lingen hebben deelgenomen. Het overgangsexamen had aldaar 7 Maart
plaats, waarvan ons de uitslag echter onbekend is.
_ Het beslag met nagels. Op welk tijdstip het beslag met nagels is
nitgevonden, en door wien, weten we in weerwil vau de vele onderzoekingen
ook heden nog niet, ook niet waar dit beslag het eerst werd uitgeoefend.
Zijn het de Franken, Bourgondiërs, Saksers, de Hunnen, Saracenen, Hon-
garen? 'tis niet bekend! Het oudste bericht over ijzers met nagels komt
uit Byzantium. Over het algemeen waren voor dat beslag hipposandalen in
gebruik, in de laatst bekende
modellen voorzien van hoef-
ijzers aan de ondervlakte.
Joly en Tasset vermoeden
dat daarvan het beslag met
nagels ontstond bij de Ro-
meinsehe Galliërs, die met
de nagels met vioolsleutel-
koppen zouden bekend zijn
geweest; zij nemen niet aan
dat, wegens het eigenaardige
maalisel der nagelgaten, het
beslag een uitvinding zou zijn
van bovengenoemde vreemde
indringers, maar wel van de makers der hipposandalen.
Ondergeteekende kan zich niet voorstellen op welke wijze die woeste ruiter-
scharen, b.v. van een Attilla, uit het Oosten naar het Westen gekomen
zich op hare lange marsehen hebben kunnen redden zonder beslag. W el
bestonden geen bestrate wegen, en de hoeven der paarden waren wellicht
van beste qualiteit, maar tegen dergelijke tochten waren zij toch onmogelijk
bestand. De genoemde geesel Gods zal wel bedacht zijn geweest op middelen,
die hem zijne excursie naar het Westen mogelijk maakten. Die vreemde
indringers zouden best bekend kunnen geweest zi^jn met een ijzer van nagels
voorzien, en aldus dit beslag door de Galliërs niet zijn uitgevonden, maar
bij die barbaren ontdekt, van hen geleerd; want de invoering er van valt
met die invallen tezamen, tusschen het begin der 5e eeuw, de vernietiging
van Alesia, en die van Besontio in 736.
- Het tegengaan yan leggers. Paarden, welke de gewoonte hebben op
stal te liggen met teruggeslagen voorbeenen, zoogenaamd als koeien rusten,
bezorgen zich soms kneuzingen door het binnentak-einde van het hoefijzer,
een gezwollen elleboog, legger geheeten, die gewoonlijk beter te voorkomen
zijn dan te genezen. Zulke gezwellen voorkomt men door het verhinderen
der drukking van genoemd ijzergedeelte. Zulks kan worden bereikt door
een harde lederen wrong over de ballen en takeinden van het ijzer aan te
brengen; ook door middel van een sterk opgevulden lederen ring om de
koot te doen. Ook zijn wel scherpe pinnen aan de takelnden aangebracht
zoodat het dier zich moet prikken, en daarom op andere wijze gaat liggen
Ook een lederen riem met fijne nageltjes voorzien, boven den kogel beves
tigd, is oorzaak dat het paard een andere positie aanneemt. Voorts voor
komt men kneuzingen door een stroowisch in de kniebuiging te bevestigen
een groot kussen door hard leêr omgeven aan te brengen boven de voorknie
aan de pijp of in de koot, door een opgevulden lederen schoen om de verzen
einden, een stroovlecht over de verzenen, en gummi schoenen en sokken
welke de takelnden omgeven.
Betreflende het beslag van zulke paarden zij opgemerkt dat de binnentak
van het ijzer moet worden verkort en goed afgerond, zoodat de uitstekende
elleboog slechts op hoorn kan rusten. Hetzelfde wordt door een halvemaan-
ijzer bereikt.nbsp;M. ■
—nbsp;De kaptoom. Paarden, die lastig zijn bij het beslaan, zoogenaamd
zich verzetten, moeten streng, maar niet ruw worden behandeld, en vooral
niet worden blootgesteld aan veel leven in de beslagplaats; daar moet het
steeds rustig toegaan. Zijn zulke paarden door zachtheid en vriendelijke
toespraak niet tot gehoorzaamheid te brengen, dan kan men beproeven of
ze zulks zijn door een ander paard er naast te stellen, of ook wel door ze
te blinddoeken.
Mislukken deze handelingen, dan kan men den kaptoom aanleggen. Wat
is een kaptoom? Dit tuig komt overeen meteen halster, waarbij ter plaatse
vaji den neusriem een gebogen met leder overtrokken ijzeren beugel is aan-
gebracht. Aan dit ijzer bevinden zich één of meer ijzeren ringen, waaraan
een teugel wordt bevestigd, dien men door een helper laat vasthouden, met
de opdracht door aan te trekken, een ruk aan te brengen, op het oogenblik
dat het dier zich wil verzetten. Dit rukken aan den teugel dient op het
juiste moment en op verstandige wijze te geschieden, vooral niet ruw, om
heleediging van den neusrug of het neusbeen tegen te gaan.nbsp;M.
—nbsp;Slachtpaarden. Af en toe vallen in onderscheidene nieuwsbladen
berichtjes op, waarin in meerdere of mindere mate te velde wordt getrokken
tegen de gruweldaden waaraan ter slachting geleide paarden dikwijls zijn
blootgesteld. Wij wenschen in 't midden te laten de overdrijving, die meer-
malen door het Consta teeren van een of ander feit in dergelijke stukjes zal
worden neergelegd, doch juichen het niettemin toe dat er in de laatste
jaren een vrij sterke controle is ingevoerd, waardoor belet wordt dat te
zeer verouderde of verminkte paarden aan een lange reis worden onderworpen.
„Het Paardquot; no. 10 van 11 Maart j.1. bevat een uitvoerig artikel over
slachtpaarden, waarin o. m. wordt aangegeven dat er wekelijks ongeveer
200 paarden uit Engeland te Rotterdam per boot worden aangevoerd om
in ons land te worden geconsumeerd. Paarden van alle rassen, als hack-
neys, Shires en Clydesdalers worden er onder aangetroffen en dikwijls oogen-
schijnlijk nog jonge en krachtige exemplaren, die echter doorgaans met een
ongeneesbare kreupelheid behept zijn. — Het betreflende artikel is geïllus-
treerd met een 2-tal afbeeldingen, die we hierbij overnemen en een voor-
stelling geven van een paar groepjes paarden bij aankomst aan het abattoir
te Rotterdam.
De in Londen ingescheepte paarden zijn vooraf aan een geneeskundig
onderzoek onderworpen en bevinden er zich onder, die ziek zijn of met in
staat worden geacht de zeereis te kunnen volbrengen, dan worden deze voor
verder transport afgekeurd.
Omtrent de zeereis wordt gezegd: „Hun plaats op de boot is wel niet
ruim, doch voldoende doelmatig ingericht om beschadiging der dieren te
voorkomen. De paarden zijn van elkaar gescheiden door houten schotten;
ze staan op een planken vloer, terwijl water en hooi hen wordt verstrekt.
De paarden worden 's namiddags 1 uur te Londen ingeladen en komen den
volgenden morgen om 7 uur te Eotterdam aan. Het uitladen heeft door-
gaans niet het minste bezwaar, hoewel het wel eens voorkomt, dat paarden
door noodweer op zee ernstig letsel bekomen.quot;
Na verder uitvoerig aangegeven te hebben hoe het politie-toezicht is ge-
regeld, om te voorkomen dat geene der ingevoerde paarden gevaar opleveren
voor het overbrengen van besmettelijke ziekten op onzen paardenstapel, de
wijze van afmaking enz., besluit de schrijver zijn artikel met de volgende alinea:
Doordat bet gebruik van paardevleesch is toegenomen, is ook de prijs
der slachtpaarden aanmerkelijk gestegen; het gevolg hiervan is, dat paarden,
die als werkpaard slechts een geringe waarde meer vertegenwoordigen,
eerder als slachtpaarden worden verkocht dan vroeger. Het leven dezer
paarden wordt daardoor wel verkort, echter aan hun lijden komt dan ook
spoediger een einde. Het ware zeer zeker te wenschen, dat houders van
paarden er eerder toe overgingen, deze dieren bij ongeschiktheid als slacht-
paarden te verkoopen, aangezien in vele gevallen de prijs niet veel minder
bedraagt, en daardoor voorkomen wordt, dat het paard in plaats van zijn
zoo wel verdiende rust in weide of stal te mogen genieten, nog jaren wordt
afgebeuld.quot;
— Noord-Brabant, Deze week zal de laatste les van den cursus in hoef-
beslag te den Bosch worden gehouden, terwijl in het begin der volgende
maand het examen zal worden afgenomen van de leerlingen der in N.-Br.
gehouden cursussen, tijdens den voorgaanden en dezen winter.
—nbsp;De Maart-aflevering van „Der Hufschmiedquot; bevat o. m. het volgende:
P. de ritsvorm. P. G run tb, docent aan de Hoogeschool voor Veeartse-
nijkunde en landbouwkunde te ICopenhftgen, betoogt in een geïllustreerd
artikel dat de twee gebruikelijke ritsvormen beide hun voor- en nadeelen
hebben. De rits, die /\-vormig van doorsnede is, verdient de voorkeur bij
een meer steilen wand en alzoo ook bij alle achterste nagelgaten, terwijl
die met een K-vormige doorsnede beter aan het doel beantwoorden als de
nagel meer schuin dient te worden ingeslagen, alzoo bij alle toongaten.
De schrijver meent dat bij een verschillend gericht houden van den ritshamer,
tijdens het inslaan der rits, zooveel mogelijk aan den gewenschten vorm
kan worden voldaan.
(Naar wij meenen wordt door de meeste kundige hoefsmeden reeds geritst
in de door Sehr, aangegeven richting.nbsp;Eed. „De Hoefsmid.quot;)
2quot;. Aluminium-hoefijzers in Tiet Russische leger. Door den gunstigen
uitslag van proeven, genomen met aluminium-beslag, zullen bij de Russische
Cavalerie en -Artillerie aluminium-ijzers in gebruik worden gesteld. Prof.
M. L. voegt hieraan toe dat vermoedelijk reserve-ijzers van aluminium zullen
worden ingevoerd, evenals zulks bij het Zweedsche leger reeds het geval is,
doch geen aluminium bij gewone gebruiksijzers worden toegepast.
Oostenrijk.
—nbsp;Aluminium. Volgens berichten uit Weenen is de prijs van aluminium
onlangs in een week niet onbelangrijk gestegen, n.1. van M. 141 tot M. 144.50
per 100 K.G., tengevolge van aankoopen door een Amerikaansch syndicaat.
Deze aankoopen dragen, volgens de berichten, een zuiver speculatief karakter,
maar tevens duiken er weer geruchten op over een internationaal aluminium-
syndicaat. Ook het bericht, dat binnenkort in Frankrijk muntstukken van
aluminium zullen worden ingevoerd, werkte mede tot een willige stemming
van de markt. Met dat al blijven de prijzen nog ver onder die van 1907,
toen M. 350 a 400 per 100 K.G. betaald werd.nbsp;(u. „N. R. C.quot;)
Verkriigbaar bij de Administratie van „Het Paardquot; en „De Hoefsmidquot;:
Terzamelde Opstellen uit Het Paard, in boekvorm, 254 blz., ruim
100 fig., prijs ƒ 1.75, fr. p. p. ƒ1.95.
Idem tweede bundel, pri^js ƒ1.75, fr. p. p. ƒ1.95.
Heidema Paardenfokkerij I, Beoordeelingsleer en Easkennis, 84 fig.,
in linn. band, pr. ƒ0.90, fr. p. p. ƒ1.—.
Rechtvaardiging van het bestaan der rennen en draverijen in Neder-
land. Verschenen vanwege de Nederl. Harddr. en Renvereeniging. Prijs
ƒ0.75, fr. p. p. ƒ0.80.
Eerelman, Paardenrassen, 41 kaarten (briefk.form.) in kleuren, naar
de oorspronk. uitgave, pr. fr. p. p. ƒ2.—.
Het toilet van een Paard (overdruk uit Verzamelde Opstellen „Het Paardquot;).
Prijs fr. p. p. /•0.40.
verkrijgbaar in de chemicaliën
en drogerijen-handel van
K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,
te Dordrecht.
Frij scour anten voor HH. veeartsen
en hoefsmeden op aanvrage gratis.
in zake vraag of aanbod van
dienstpersoneel, het smidsvak
betreffende, worden van onze
abonné's gratis in „De Hoef-
smidquot; opgenomen.
FRIEDR. DICK, Esslingen a. N., (Württemberg)
Vertegenwoordiger; J. J. VAN MEEKREN, Amsterdam, Sarphatistraat 75.
Vraagt bij uwen ijzerhandelaar ECHTE
DICK'S Hoefraspen
en andere gereedschappen
voor
Hoefbeslag.
Gelieve
vooral op het merk:
te letten.
Meest uitgebreide sorteering prima blanke
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fijne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —
Intercommunaal
Telephoon
No. 1355.
Telegram-Adres
BAX Jufferstraat
Rotterdam,
NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN,
voordeellg, gemakkelijk in gebruik. - Kunnen niet loslnten.
Merk „Dexterquot;, Merk „Pacificquot;,
met Jlink hielstuk, met zwaar hielstuk.
Open Zolen uit één stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in 11 maten vannbsp;tot
6} Eng. dm., uiterste breedte buiten-
kant ijzers gemeten.
Merk „Ramblerquot;,
in witte en grijze
Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van 4^
tot ei Eng. dm
Merk „Chicago'
geheel Caoutchouc
uit één stuk met
zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van
7|tot Eng. dm.
TJiterste breedte buitenkant ijzers gem.
Gewone
Engelsche Hoefzolen
op
„Safety pad en
Frogpadquot;,
Engelsche Hoefzolen
quot;a, en d, amp; h,
Strijkringen
niet riempje.
Knnsthoorn.
Hoeftangen.
Renetten (rechts en
links).
Hoefraspen.
Houwklingen.
Hoefhamers.
Las- of Welbladen en
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.
Tonwijzers in
verschillende maten.
15e Jaargang. — 1910. — Aflevering A.
REDACTEUR-UITGEVER,; A. W. HEIDEMA TE GRONINGEN.
-ocr page 58-
Lambert amp; | ||
Hallanan Hoefzolen de Beste en | ||
Rotterdam, Wijnhaven 127. |
INHOUD.
F. P. H. Besters. — De hoefnagel. — Afbeelding Utrechtsche paarden-
markt. — Militaire Hoefsmidschool te Amersfoort. — Hoefbeslagcursus
te Utrecht. — Examen te 's Gravenhage. — ditslag der hoefbeslagcur-
sussen in Koordbrabant. — Korte Mededeelingen. — Persoverzicht. —
Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag. — Adver-
tentiën.
Het zij mij vergund om in dit tijdschrift, gewijd aan de belangen van
het hoefsmidsvak, een korte levenschets te geven van een hoefsmid, die
onder zqne vakgenooten een gewichtige en eervolle betrekking vervult,
namelijk bij het Koninklijk Staldepartement, waartoe hij 1 Januari 1903
werd aangesteld.
Besters, wiens portret hierbij is geplaatst, werd 12 Maart 1866 te Venlo
geboren. Bestemd voor het leger werd hij op 12-jarigen leeftijd geplaatst
aan de Pupillenschool, waar hij verbleef tot 12 Maart 1881, toen hij als
recruut overging bij het Depót van het 2e Reg. Huzaren te Haarlem, om
na afgericht te zijn bij het le Escadron Huzaren te Venlo over te gaan.
Hier werd hij in Augustus 1882 geplaatst als leerling aan de Rij- en Hoef-
smidschool, welke inrichting hij verliet op 3 October 1884, na de noodige
kunde te hebben verkregen om als hoefsmid bij het leger te worden geplaatst.
Bij zijn Escadron teruggekeerd, was hij daarbij voorloopig werkzaam als
bijsmid, en werd op 18 Januari 1885 aangesteld tot hoefsmid. Den 26 October
F. P. H. BESTERS.
1893 had steller van dit artikel het genoegen zijn vroegeren leerling als
onderbaas aan de Hoefsmidschool, sedert te Amersfoort, weer te ontmoeten.
Toen in 1897 wijlen de Opperwachtmeester W. Kamerbeek als Onder-
wijzer aan de Hoefsmidschool aftrad, en een vrij groot getal van de beste
vakmannen van het leger werden opgeroepen naar Amersfoort, om zoowel
theoretisch als practisch in het strijdperk te treden, ten einde te dingen
naar de vacante plaats van baas-onderwyzer dier inrichting, behaalde Besters
de 2e plaats; hij miste wel zijn doel, maar op zeer eervolle wijze; er is steeds
„baas boven baasquot;. Zijne bevordering tot Wachtmeester-hoefsmid, 16 Januari
1901, een rang destijds nog niet bereikbaar, was voor ieder die hem kende,
een aangenaam bericht. Zijn loopbaan toont duidelijk aan, dat hij steeds
was een kundig en zorgzaam vakman, die daarom bij zijn meerderen goed
stond aangeschreven, en in de rij der militaire hoefsmeden in het eerste
gelid stond. Bij de aanvaarding zijner bovengenoemde betrekking in de
residentie trad hij uit het leger. Sedert 1902 is hij drager der zilveren
medaille voor trouwen militairen dienst.nbsp;M.
DB HOEFNAGEL.
Een van de grootste vorderingen in het hoefbeslag, in het laatste 4e ge-
deelte der vorige eeuw, was het vervaardigen van den hoefnagel door de
machine. De jeugdige vakman van den tegenwoordigen tijd vindt het
natuurlijk om zijn gepolijsten nagel in elke gewenschte grootte kant en klaar
te hebben. Over het gebruik van den uit de hand gesmeden nagel weet hij
slechts van hooren zeggen, zoogenaamd uit de legende, en toch is het zoolang
nog niet geleden, dat deze laatste alleen in gebruik was, om de eenvoudige
reden dat de machinaal vervaardigde nagel niet bestond.
Het moge voor hem van eenig belang zijn om over dit onderwerp iets
meer te weten; daarom wil ondergeteekende uit een oud boekje, bevattende
een voordracht door J. Möller, in der tijd over den hoefnagel gehouden,
een en ander mededeelen. Daarin lezen we dat het smeden der hoefnagels
met de hand op de volgende wijze geschiedde; de smid legt 2 staven nagel-
ijzer van ongeveer 2 M lengte in het vuur, van welke hij afwisselend een
nagel afsmeedt. Een der staven legt hij, zoodra deze tot ongeveer 6 cM
lengte witgloeiend is geworden, op het aambeeld, en smeedt haar onder
voortdurend omwenden, tot de lengte van de nagelkling uit. Hierna knijpt
hij dezen voorbewerkten hoefnagel met het gedeelte voor den kop bestemd,
op een schrootijzer af, steekt hem in het nagelijzergat vau het aambeeld,
waaruit hij zoowel boven en onder een weinig uitsteekt, smeedt hem dan af,
en slaat dan door vlug hameren den kop er aan, geeft een slag op de
nagelspits, waardoor hij uit het gat springt, en zich bij de andere afgewerkte
nagels voegt. Daarna doet de smid de staaf weêr in het vuur, en neemt de
andere staaf, om opnieuw te beginnen.
Hij moet vlug werken, opdat de staaf niet verbrandt, waardoor onbruik-
bare nagels zouden ontstaan; ook mag de staaf niet spoedig afkoelen, omdat
dan de nagel hard en ondeugdelijk wordt.
Het is duidelijls dat het smeden der nagels met de hand een zwaar werk is;
dat bewijst de houding waarin de smid voortdurend werkt; daarbij de ver-
zorging van het vuur, de blaasbalg, de vlugge arbeid, die noodig is om
kolen en ijzer niet noodeloos te verbranden.
Een goed nagelsmid maakte dagelijks van 800—1000 stuks nagels klaar;
eigenlijk werd de nagel slechts ruw afgewerkt, van een punt voorzien, aan
welks einde een dikte aanwezig was, om het maken van de zwik te ver-
gemakkelijken. Voor hij geschikt werd tot het gebruik, moest die ruwe
nagel daarvoor worden bewerkt, door hem te „spannenquot;, te „richtenquot; en te
„zwikkenquot;.nbsp;^
Onder „spannenquot; verstaat men het zachte hameren der kling, om den
nagel de voor het inslaan benoodigde stijfheid te geven, waarbij tevens de
hamerslag loslaat. Het „richtenquot; bestaat in het aanbrengen van eenige lichte
hamerslagen om een geringe buiging naar een der breede zijden te geven, opdat
de nagel gemakkelijker en zekerder kan worden ingeslagen, zoodat hij niet
binnenwaarts, naar het leven toe, buigt. Hierna wordt de nagel omgelegd,
met de ingebogen breede zijde naar boven gekeerd, en door lichte hamer-
slagen de „zwikquot; aangebracht, tot een lengte van 4 ä 6 mM.
In Duitschland waren destijds zoo wat in elke groote stad nagelsmeden
gevestigd, welke met meerdere, soms zelfs met 10 gezellen de hoefnagels
smeedden, om ze dan aan de hoefsmeden te leveren. Vooral in de Hazr, in
het Thüringer- en in het Zwarte Woud werd dit handwerk op groote schaal
uitgeoefend. Maar ook in Engeland werden veel nagels gesmeed met de
hand, en van daar verzonden naar Noord-Duitschland en naar de Vereenigde
Staten van Noord-Amerika, evenals vele andere Europeesche en Overzeesche
landen. In Engeland vond men de nagelsmeden vooral veel in de omgeving
van Bristol, Derby, Dudley, in de streek die de Black Country werd genoemd.
Möller beschrijft een dergelijke Engelsche smederij als een ellendige, nauwe,
vuile ruimte, waarin alle slechts eenigszins geschikte leden der familie helpen,
om de productie zooveel mogelijk te verhoogen; het is een armoedig bestaan,
de verdiensten zijn gering, enkel het hoogst noodige; deze arbeiders zijn in
Engeland onder allen steeds het slechtste gesteld; te velen oefenen dit vak
uit, terwijl toch overal, waar zij worden gemaakt, de nagels bijna even
billijk zijn te verkrijgen.
Oostenrijk en Zuid-Duitschland kregen hun nagels voor het grootste ge-
deelte uit Stiermarken; de vervaardiging in Rusland geschiedde vooral in
Siberië. Op de groote markt te Nischni-Nowgorod waren steeds geweldig
groote voorraden met de hand gesmede hoefnagels opgestapeld, want 't was
van daar dat bijna geheel Rusland zijn behoefte voor het geheele jaar betrok.
Deze nagels werden vervaardigd van het Siberische houtskoolijzer, dat even
goed van qualiteit zou zijn als het Zweedsche, wanneer het even zorgvuldig
werd behandeld. De staven waren evenwel algemeen slecht bewerkt, zoodat
ze tot het maken van hoefnagels vrij wel onbruikbaar waren; zulks gaf het
gebruik der nagels ook duidelijk te kennen door te splijten en vernageling
te veroorzaken. In Frankrijk werden de nagelsmeden vooral gevonden in
de Ardennen.
*
* 1=
Dit handwerk nu is geheel verdrongen door de machinaal vervaardigde
hoefnagels. Eeeds sedert het midden der vorige eeuw streefde men er naar,
vooral in Saksen en in Engeland, om hoefnagels machinaal temaken, maar
die eerste proeven gingen heelemaal mis; deze nagels waren uit ijzerblik
gesneden, en gaven te kennen, dat zij zoowel betreffende hardheid als in
vorm, ongeschikt waren. Daarna ontstonden fabrieken in Engeland en
Amerika, waar de nagels koud werden gestampt uit ijzeren of stalen fa9on-
platen; door andere machines moesten zij later nog worden voorzien van
punten en zwikken. Ook werd beproefd om nagels uit voorbewerkte stukken
ijzer of staal in heeten en in kouden toestand te persen en te walsen; het
bleef evenwel bij deze proeven. In Frankrijk nam men een proef om nagels
uit smeedbaar gietijzer te gieten; daar deze intusschen niet de gewenschte
taaiheid en weerstand hadden, verdwenen ook zij weer.
In de Ie helft van het vorengenoemd tijdvak behoorde een machine tot
fabricatie van hoefnagels nog tot de vrome wenschen; de vele beproevingen
en ondernemingen mislukten volkomen; er werd veel geld ingestoken en
verloren.
M. zegt: „de echte machines konden slechts worden gevonden door mannen,
geheel bekend met de eischen, die men aan een werkelijk goeden hoefnagel
moet stellen, en daarbij tevens vindingrijke koppen en flinke technici zijn.
Na 1860 zijn verschillende systemen van machines uitgevonden, om nagels
uit ijzerstaven in witgloeienden toestand te walsen, te smeden ofte hameren.
Deze nagels worden ruw, zonder punt voorgesmeed, in schuurtrommels blank
gepolijst, dan in een zwikmachine koud, langer en dunner gehamerd, stijf
geslagen, gericht en met zwik voorzien; daarna nogmaals in een trommel
met zaagsel gedaan om de olie, in de zwikmachine opgedaan, te verwijderen,
om den afgewerkten nagel een zilverglanzend aanzien te geven, en roesten
tegen te gaan. De voorgesmede nagel wordt witgloeiend in de matrijs ge-
smeed met dezelfde werktuigen, zoodat alle nagels van één nummer dezelfde
grootte, één vorm, dezelfde kleur en taaiheid verkrijgen.
Het groote voordeel van deze nagels voor den hoefsmid is, dat ze tot het
gebruik kant en klaar worden afgeleverd, terwijl die met de hand gesmeed
vóór het gebruik steedsquot; moesten worden geschikt gemaakt, waardoor de
richting en de zwik nimmer van een gelijkmatigen vorm konden zijn. Ook
is de prijs der machine-nagels lager dan de andere waren.
Het is mogelijk dat de boven beschreven methode van vervaardiging sedert
is gewijzigd — daarvan ben ik heden niet geheel op de hoogte — doch zulks
doet ook minder ter zake, om reden hier het doel was om den jeugdigen
hoefsmid aan te toonen, wat op dit gebied door de industrie werd verricht,
om hem den gepolijsten hoefnagel te verschaffen.nbsp;M.
Afbeelding van een drukke paardenmarkt te Utrecht.
-ocr page 64-MILITAIRE HOEFSMIDSCHOOL TE AMERSFOORT.
Den 22 en 23 Maart had het examen voor hoefsmid plaats aan deze
inrichting. De uitslag daarvan was dat het diploma als hoefsmid werd toe-
gekend :
le. aan de burgerhoefsmeden: R. Klooster te Hoogeveen, H. Berends te
Emmen, J. v. d. Mheen te Barneveld, A. Rupert te Delden, E. Suichies te
Rolde en A. Kroeze te Grolloo;
2e. aan de miliciens der Bereden Artillerie: Chr. Baartman te Tiel,
J. Beugeling te Oldemarkt (Ov.), P. Castricum te Alkmaar, C. Dijkmans te
Nieuwe Schans, A. van Erven te Goirle bij Tilburg, IJ. Faber te Hinde-
loopen, A. Junge te Haarlem, D. Kooi te Kollum, T. Scherpenzeel te
Hilversum, A. Slabbekoom te Wolphaartsdijk (Zeeland) en H. Zijlstra te
Wester-Nieland (Groningen).
Aan den cursus van 1 April—1 October 1910 wordt wederom deelgenomen
door zes burgerleerlingen, terwijl voor den cursus 1 October 1910—1 April
1911 reeds aanvragen tot plaatsing zijn ingekomen.
Tevens zijn 12 miliciens der Infanterie aangekomen, waarvan er zes ge-
plaatst kunnen worden om tot hoefsmid bij dit wapen te worden opgeleid.
Ben schoone gelegenheid voor hoefsmeden, die hun dienstplicht moeten ver-
vullen, om kosteloos een vakopleiding te krijgen.nbsp;L.
* *
*
De gediplomeerde milicien-hoefsmid Ch. Baartman is als vrijwilliger der
Cavalerie in dienst getreden en blijft, ter verdere opleiding voor hoefsmid
voor het leger, aan de Hoefsmidschool gedetacheerd.
HOEFBESLAGCÜRSUS TE UTRECHT.
De 2-jarige cursus 1908/10, gehouden vanwege het Hoofdbestuur van
het Genootschap voor Landbouw en Kruidkunde voor de provincie Utrecht,
eindigde 26 Maart 1.1. met het examen der leerlingen, deelnemers aan
dezen cursus, waarvan het 2e gedeelte was aangevangen op Zaterdag 6
November 1909.
De uitslag was, dat de volgende candidaten, naar volgorde, werden voorge-
dragen tot het verkrijgen van het Getuigschrift, om als hoefsmeden te
worden erkend.
Ah zeer goed gescUkt: H. F. L. Lammers te Terborg, tijdelijk te Jutfaas;
A. Niessen te Yleuten; C. van Harberden te Loenen a/d. Vecht; A. Okker-
man te Kockengen;
voldoende geschikt: H. W. B. Michgelsen te Oudewater; H. van de
Castel te Benschop; J. H. Th. Ruijsbroek te Wijk bij Duurstede. M.
EXAMEN TE 's GRAVENHAGE.
Den 8en en 9en April werd het examen afgenomen van de deelnemers
aan den hoefbeslagcursus 1909/10, die vanwege de Hollandsche Maatschappij
van Landbouw, afdeeling 's Gravenhage, is gehouden onder leiding van den
heer J. Laméris, gep. Majoor-paardenarts, voor het practische gedeelte
bijgestaan door den Wachtmeester-hoefsmid van het Eegt. Veld-Artillerie
J. N. Meeuwsen.
Deze cursus werd bijgewoond door 11 leerlingen, allen uit de provincie
Zuid-Holland. De uitslag was gunstig voor de volgende 10 candidaten, aan
wie het diploma van bekwaam hoefsmid onmiddellijk na afloop van het
examen werd ter hand gesteld: W. van der Kraan, Zegwaard, slaagde
„met lof'; J. H. Sou, Wassenaar, „met lofquot;; W. Gohres, Dordrecht
„goedquot;; J. G. Grimbergen, Poeldijk, „goedquot;; J. van der Velden, Aarlan-
derveen, „goedquot;; C. A. Hoogendam, Schiedam, „goedquot;; E. J. de Bruin,
Schiedam, „goedquot;; J. Buijse, IJsselmonde, „voldoendequot;; C. Schüller, Aar-
landerveen, „voldoendequot;; A. Bakker, Dubbeldam, „voldoendequot;. De niet ge-
slaagde candidaat bleek te weinig onderlegd te zijn in het practisch gedeelte.
Evenals bij gelegenheid van alle vorige examens, mocht ook ook dit
examen, het 10« door de afdeeling gehouden, zich verheugen in de welwil-
lende belangstelling van het bestuur, en van meerdere autoriteiten en be-
langstellenden.
NOOED-BEABANTSCHE MAATSCHAPPIJ VAN LANDBOUW.
Hoefbeslagcursussen.
Bergen-op-Zoom.
2-jarige cursus 1908/10.
Leider van den cursus: M. E. Baron Bentinck, Kapitein-Paarden-
arts b/h. 3e Eegt. Veld-Artillerie. Practisch onderwijzer: H. J. Smit,
Wachtmeester-hoefsmid.
Aantal deelnemers: 8. Examen: 12 April 1910 te Breda.
Geslaagd: alle candidaten, te weten: C. Hertogs te Bergen-op-Zoom, J.
van Nieuwenhuijzen te Dinteloord, J. E. Suijkerbuijk te Huijbergen, W.
Zwikker te Halsteren, C. Stoffels te Halsteren, J. P. Suijkerbuijk te Hooger-
heiden, A. de Visser te Wouw, A. J. de Meulder te Halsteren.
Breda.
2-jarige cursus 1908/10.
Leider van den cursus: W. Eolmer, Kapitein-Paardenarts b/h. 3e Eegt.
Veld-Artillerie.
Practisch onderwijzer: J. H. Dunk, Wachtmeester-hoefsmid.
Aantal deelnemers: 5. Examen 12 April 1910.
Geslaagd: alle candidaten, te weten: E. Bachman te Prinsenhage, B.
Decker te Etten, A. van den Dungen te Dongen, J. van Onzenoord te
Eaamsdonk (veer), J. van Onzenoord te Eaamsdonk (dorp).
's HertogenloseJi.
2-jarige cursus 1908/10.
Leider van den cursus: Dr. J. van Dorssen, Kapitein-Paardenarts
b/h. 4e Eegt. Veld-Artillerie. Practisch onderwijzer: B. H. Gerritsen,
Korporaal-hoefsmid.
Aantal deelnemers: 15. Examen 13 April 1910.
Geslaagd: alle candidaten, te weten: M. H. van Griensven te Deurne;
J. Smets te Riethoven; W. P. Kemps te Schijndel; J. van Oirsow te Oijen;
M. Koeken te Oss; A. Megens te 's Hertogenbosch; F. A. van Griensven
te Beek en Donk; P. Verhoeven te Schaïk; J. van Son te Gemonde;
M. Scheffers te 's Hertogenbosch; A. Hoefnagels te Tilburg; J. Meijs te
Haarsteeg; Th. van de Zandt te Stampergat; P. van Teffelen te Leeuwen;
L. van Hooff.
* #
#
Deze examens werden bijgewoond door den heer C. J. J. Daniëls,
secretaris van het bestuur der Maatschappij van Landbouw en afgenomen
door eene Commissie van 3 leden, namelijk de H.H. J. de Vries, Veearts
te Zaltbommel, A. Frederikse, Kapitein-Paardenarts te TJtrecht en
J. B. H. Moubis, gep. Dirigeerend Paardenarts te Utrecht.
M.
— Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. Op 23 April a.s. hopen
de leerlingen T. de Roos van Termunten en J. Perdok van Zuidbroek de
inrichting gediplomeerd te kunnen verlaten. De overige thans aan de inrich-
ting verblijf-houdende leerlingen zijn: J. Smit van Oldenzijl, H. Meinesz van
Zevenhuizen en J. J. Bruins van Zuidlaren.
—nbsp;Rijksverzekeringsbank. Een hoefsmid te G. liad dezer dagen het
ongeluk, terwijl hij zich op weg bevond om een paard op stal te beslaan,
bij het stappen op een in die richting rijdenden kar zijn voet te verstuiken.
De vraag rees of de betrokken persoon voor dit ongeval uitkeering zou ont-
vangen. Het antwoord is toestemmend geweest.
Er zou geen uitkeering zijn verstrekt als de betreffende hoefsmid b.v. van
de werkplaats op weg naar zijn huis, om te schaften, het ongeval had op-
gedaan.
—nbsp;De winter heeft voor den smid dit seizoen weinig bijzondere drukte
opgeleverd. Gelukkig heeft het losse scherp vrij algemeene toepassing ge-
vonden, waardoor in het algemeen de hoeven minder nadeelen van het be-
slag ondervinden en de smid ook bij slappen winter vrij veel schroeven of
insteekkalkoenen kan leveren.
— De April-affevering van De Hoefsmid is een dag later dan gewoonlijk
verzonden, om daarin nog te kunnen opnemen den uitslag van het examen
in hoetbeslag te 's-Hertogenbosch, gehouden Woensdag 13 April.
— Bescherming der nationale nijverheid. De „IJzer- en Staalkroniekquot; van
9 April heeft aan de „N. R. Crt.quot; een artikel ontleend, waarin wordt mede-
gedeeld dat door de regeering een aanschrijving is gezonden aan alle ambte-
naren, die ten behoeve van hunnen tak van dienst benoodigdheden hebben
aan te sehaiïen, waarin hun wordt voorgeschreven bij bestellingen, indien
de dienst of de belangen van de schatkist hierdoor niet worden geschaad,
aan de Nederlandsche nijverheid de voorkeur te geven. Opgemerkt wordt:
Het zal nu maar de vraag zijn in hoeverre aan deze aanschrijving gevolg
wordt gegeven, daar in 1902 een aanschrijving in denzelfden geest, de uit-
werking in vele gevallen heeft gemist. Ditmaal echter is de aanschrijving
aangevuld met voorschriften, welke luiden:
1.nbsp;Bij het opmaken van bestekken voor leveringen of werken ten be-
hoeve van den staat moet zooveel mogelijk met de belangen van de Neder-
landsche voortbrenging rekening worden gehouden.
2.nbsp;Indien het te leveren werk op voldoende wijze en door een voldoend
aantal ondernemers hier te lande wordt voortgebracht, moet levering van
Nederlandsch product worden voorgeschreven.
3.nbsp;Levering van buitenlandsch product mag slechts dan worden voorge-
schreven, wanneer casu quo na behoorlijk onderzoek vaststaat, dat het artikel
niet hier te lande wordt voortgebracht of wanneer er overwegende redenen
bestaan om een buitenlandsch product voor te schrijven. Die overwegende
redenen moeten in een afzonderlijke nota worden uiteengezet.
4.nbsp;Wordt niet een product vau bepaalden oorsprong voorgeschreven en
geldt het een artikel, dat hier te lande wordt voortgebracht, dan moet in
het bestek worden voorgeschreven, dat gegadigden in hunne inschrijvings-
biljetten moeten vermelden, of zij Nederlandsch dan wel vreemd product
zullen leveren.
5.nbsp;Indien de aard van het werk of de levering medebrengt, dat mede-
dinging van buitenlandsche gegadigden noodzakelijk of wenschelijk is, terwijl
echter onderdeelen zeer wel door Nederlandsche producenten kunnen wor-
den geleverd, dan dient getracht te worden die onderdeelen voor de Neder-
landsche producenten te reserveeren, hetzij door gesplitste bestekken, hetzij
door den aannemer te verplichten, die onderdeelen door de Nederlandsche
producenten te doen leveren, of, bij een werk, door Nederlanders te doen
uitvoeren.
6.nbsp;Bij opdracht tot leveringen buiten aanbesteding moet eveneens zoo-
veel mogelijk met de belangen van de Nederlandsche voortbrengers worden
rekening gehouden.
7.nbsp;Voor zoover betreft artikelen, die hier te lande worden voortgebracht,
mag geen bestelling worden gedaan zonder dat de leverancier zich heeft
verklaard, of hij Nederlandsch dan wel buitenlandsch product zal leveren.
In geval hij levering van Nederlandsch product aanneemt, moet door ge-
paste middelen zekerheid zijn verkregen, dat werkelijk Nederlandsch product
is geleverd, alvorens de declaratie ter vereffening mag worden doorgezonden.
8.nbsp;Voor zoover betreft artikelen, die hier te lande worden voortgebracht,
moet van alle leveringen, welke plaats vinden en waaromtrent door den
leverancier niet is verklaard, dat Nederlandsch product is geleverd, een staat
naar orde des tijds worden aangehouden, welke staat elk jaar aan het
departement van landbouw, nijverheid en handel is in te zenden.
Bij deze staat moet tevens worden gevoegd een lijst van de artikelen, die
-ocr page 68-zijn aangeschaft en waarvan men meende, dat ze niet in Nederland worden
voortgebracht.
Behalve deze voorschriften zijn nog bepalingen vastgesteld. Zoo moet
o. m. bij aanbestedingen het recht worden voorbehouden om ook een andere
dan juist de laagste inschrijving aan te nemen en moet als aan de aan-
bestedingen ook buitenlanders deelnemen aan het Nederlandsch product de
voorkeur worden gegeven, zelfs al zou de prijs door den Nederlandschen
fabrikant gevraagd, iets hooger zijn dan die door den buitenlander geeischt.
Natuurlijk moet het Nederlandsch fabrikaat goed zijn en moeten waarborgen
gegeven zijn voor levering overeenkomstig de belangen van den dienst.
De April-aflevering van „Der Hufschmiedquot; bevat het volgende:
1quot;. De veranderingen aan de pezen, peesscheeden en banden bij den
steltvoet van het paard, door Dr. Bretschneider te Groszenheim. Van dit
artikel is een deel in de Maart-aflevering geplaatst en thans het slot. De
Schrijver komt tot de volgende slotsom:
De steltvoet komt m. i. op de volgende wijze tot stand; de abnormale
steile stand bij ontsteking der (buig)-pees is aanvankelijk een gevolg van
pijn in de ontstoken pezen en wordt willekeurig aangenomen. In het
verder verloop vormen zich, n.1. wanneer het betreffende dier voor verderen
arbeid wordt gebezigd, secundaire veranderingen aan de overige pezen, aan
de peesscheden en banden, alsmede aan de gewrichten, de beenderen en
den hoef, welke alle te zamen de aanvankelijk willekeurig aangenomen,
abnormalen, steilen stand doen voortbestaan en zoo een blij venden steltvoet
veroorzaakt. Op die wijze wordt het ook verklaarbaar dat bij terugblijving
van de secundaire veranderingen menige afwijkende hoefrichting tengevolge
van herstel der oorspronkelijke peesaandoen ingen deels of geheel weer tot
het normale terugkeert.
(Het resultaat van het onderzoek is dus een bevestiging geweest van in
dit opzicht bestaande algemeene opvattingen.
2°. Hoefvetten en hoefzalwn.
3®. Ben en ander betreffende het hoefbeslag in Arabië.
4quot;. Korte mededeelingen: beschouwingen over een noodstal uit ijzeren
buizen en idem over de oorzaken van het ontstaan van knolhoef.
5quot;. Overzicht omtrent hoefsmidsexamens en hoefsmidscursussen in het
koninkrijk Beieren. Gedurende 1909 werden in de 8 provincies van het
koninkrijk Beieren 244 hoefsmeden geëxamineerd, waarvan 73 zijn geslaagd
en 171 werden teruggewezen.
Gedurende 1909 hebben aan de bestaande 7 hoefsmidssciiolen 224 leer-
lingen met goed gevolg een cursus in hoefbeslag meegemaakt, ten behoeve
waarvan door den Staat 4350 gulden, door de onderscheidene districten
5430 gulden en uit andere middelen ongeveer 2600 gld. subsidie werd
bijgedragen.
6°. Een internationaal instituut voor techno-bibliografie, in 1908 opge-
richt, heeft ook een afdeeling voor machine-techniek, welke afdeeling door
zeer kapitaalkrachtige vereenigingen en particulieren wordt gesteund en ten
doel heeft de geheele vakpers op machinegebied, zoowel wat het binnen- als
het buitenland aangaat, zorgvuldig te laten bewerken. Er zijn ongeveer 80
ambtenaren bij werkzaam, die de ongeveer 1000 vak-tijdschriften napluizen,
alsmede nieuwe patenten, de nieuw verschenen boeken, brochures en catalogi,
bestudeeren. Van een ander wordt een overzicht samengesteld, dat in
veertiendaagsche afleveringen verschijnt en aan de leden van het Instituut
kosteloos wordt toegezonden. Het bestaat uit 242 afdeelingen en behalve
de machines, kranen, pompen, geeft het ook een overzicht van de machine-
techniek van het geheele verkeer, met inbegrip van water- en lucht-
scheepvaart, scheepsbouw, wapens en geschut. Het lidmaatschap kost per
jaar f 15.—
Behalve de veertiendaagsche afleveringen verstrekt het Instituut ook
een jaarboek, dat voor 1909 omvat circa 2800 bladzijden.
Ten slotte stelt het Instituut zich beschikbaar als informatiebureau ten
opzichte van firma's of particulieren, die er geen eigen bibliotheek op na
kunnen houden en toch van tijd tot tijd uit de litteratuur voorlichting
behoeven.
Behalve de genoemde 80 ambtenaren heeft het Bureau zich de medewer-
king verzekerd van een 700 specialiteiten, waardoor het mogelijk is moeilijke
technische vragen, hetzij op theoretisch, hetzij op practisch gebied, behoorlijk
te beantwoorden. Aan het hoofd van deze kolossale onderneming, die o.a.
gesubsidieerd wordt door de Vereeniging van Duitsehe ingenieurs en den
Bond van Duitsehe Industrieelen, staan de Geheimrat Prof. Kammerer, de
Geheimrat Dr. C. L. Weber en Dr. Hermann Beck.
— Hoeven. De Engelsche vee-arts Harold Leeney, schrijft o. a. het
volgende over hoeven.
Slechts zelden ziet men de hoeven van wilde paarden; aan hen echter,
die daartoe in de gelegenheid waren, zal het zijn opgevallen welk een groot
deel van de oudervlakte wordt ingenomen door den straal en de steunsels;
het kleine oppervlak van de zool en de overeenkomst van deze hoeven met
die van den ezel en met den kleineren en steileren hoef van de meeste vol-
bloeds. De hoef moet taai en elastisch wezen, wat alleen kan plaats vinden
wanneer de straal goed functionneert en de hoeven beurtelings nat en droog
zijn. Het gebruik van allerlei hoefsmeersels, afkomstig uit vroeger tijden,
wordt nog door velen gevolgd, waardoor het opnemen van het noodige vocht
wordt tegengegaan. Dagelijks moeten de hoeven, doch uitsluitend de hoeven
en niet de beenen, worden gewasschen en alleen gesmeerd worden met
vaseline wanneer het gesneeuwd heeft en de straten bedekt zijn met ge-
smolten sneeuw en pekel of zout, dat gebruikt werd om het smelten te
bevorderen.nbsp;(u. L. S. J.).
Zou het zeewater ongunstigen invloed hebben op de hoeven? Eigenaars
van harddravers of renpaarden, die deze om een of andere reden in zee doen
loopen of laten stilstaan, zetten veelal de hoeven in vaseline.
— Be Hoef. Paardenhoeven vereischen dagelijks bijzondere zorg en
attentie van den verpleger, zegt Professor Pergeant in „The Modern Vete-
rinary Advisorquot;. De beslagen hoef komt niet direct in aanraking met den
grond, waardoor hij niet vochtig en bijgevolg hard en samengetrokken wordt.
Om dit te verhinderen moet de hoef dagelijks vochtig gemaakt worden door in
natte klei of soms in paardemest te wikkelen, ofschoon dit laatste minder
aanbeveling verdient om de onzindelijkheid. De ijzers moeten om de drie of
vier weken vernieuwd en de hoef ingekort worden. Paarden die in een
niet al te zindelijken stal staan, kunnen licht ontsteking krijgen en wel voor-
namelijk in de achtervoeten. Daarom moeten de voeten minstens eenmaal
per dag gewasschen worden, daar dit alle vuil verwijdert en de hoef daar-
door vochtig gehouden wordt. Het is ook noodig eenig vet, b.v. warme
olie, boven op den hoef te strijken na het beslaan, wijl dit het droog en hard
worden voorkomt.
Mededeelingen over^het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag.
SMEERMIDDELEN.
Om het gemakkelijk loopen te bevorderen, en verder tot instandhouding
van alle werktuigen, is het beslist noodzakelijk, de door de beweging der
onderlinge deelen opgewekte wrijving en verhitting, zooveel mogelijk te
reduceeren.
Tot dit doel worden de smeermiddelen aangewend, welke tusschen twee
wrijvende vlakken wordt aangebracht. Deze zal eene dunne laag vormen,
welke de directe aanraking der twee wrijvende vlakken verhindert.
Als smeermiddel gebruikt men plantaardige vetten, olie, dierlijk vet en
minerale olie, welke de goede eigenschap bezitten, dat de wrijving der
deelen, waaruit deze bestaan, ook onder sterken druk zeer gering is, en dat
zij ook bij een tamelijk hoogen warmtegraad nog een toereikende smeerlaag
vormen.
Verder bezitten die vetten en olie nog de eigenschap zeer vast aan de
metaalvlakken te hechten, in hunne poriën in te dringen, en daardoor alle
kleine oneifenheden op te helfen.
De hoofdeigenschap van een goed smeermiddel bestaat in zijn opzuig-
vermogen, gepaard aan een volkomen vloeibaarheid, zijn weerstand tegen de
inwerking der lucht, temperatuurswisseling en druk, eveneens volmaakte
zuiverheid van vaste bijmengsels en geheele zuurvrijheid.
Bij de keuze voor doeltreffende smeermiddelen zijn maatgevend:
Ie. de druk der wrijfvlakken;
2e. de snelheid der wrijfvlakken;
3e. de temperatuur der wrijfvlakken.
Men zal b.v. bij een matigen druk en geringe snelheid een zeer billijke
mineraalolie kunnen gebruiken, daarentegen bij een grooteren druk van
raapolie gebruik moeten maken. Bij een geringen druk en groote snelheid
der wrijfvlakken wordt weder een dun vloeibare mineraalolie, of een mengsel
dezer met boomolie aanbevolen; voor fijne machines en zuiver loopende deelen
zal men zich bedienen van de zeer dure, doch hoogst voordeelige beenderen-
olie enz.
De smering zal echter op die wijze geschieden, dat de door druk, ver-
-ocr page 71-hitting eu afloopen verloren geraakte olie, steeds opnieuw wordt aangevoerd.
De opgevangen gebruikte olie van lagers, smeerpotten enz. welke steeds door
metaaldeelen verontreinigd is, zal zonder grondige filtratie nimmer gebruikt
worden voor het smeren van machinedeelen; wel kan men deze aanwenden
voor het draad-snijden, gaten boren enz.
De soort van smeermiddelen, welke bij het gebruik van verschillende gereed-
schappen in aanmerking komen, hangt af van het te bewerken materiaal en
de staalsoort van het werktuig.
Voor draadsnijden in gietijzer met werktuigen uit gewoon gegoten staal
vervaardigd, wordt schoon water ter afkoeling der snede benut; bij de zelf-
hardende speciaal-staalsoorten kan deze afkoeling achterwege blijven.
Messing, koper, brons enz. wordt droog bewerkt; voor zacht vloei- en
laschijzer gebruikt men olie-zeepwater. Voor middelharde staalsoorten komt
mineraal- of boomolie in aanmerking, terwijl voor gietstaal dun vloeibare
olie, bijzonder terpentijnolie benut wordt.nbsp;M.
Advertentiën.
Kunst hoorn,
voor Hoefbeslag,
verkrijgbaar in de chemicaliën
en d r o g e r ij e n - h a n d e 1 van
K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,
te Dordrecht.
Prijscouranten voor HH. veeartsen
en hoefsmeden op aanvrage gratis.
in zake vraag of aanbod van
dienstpersoneel, het smidsvak
betreffende, worden van onze
abonné's gratis in „De Hoef-
smidquot; opgenomen.
Gelieve
vooral op het merk:
^ te letten.
Verkoop alleen aan grossiers!
FRIEDR. DICK, Esslingen a. N., (Württemberg)
Vertegenwoordiger; J. J. VAN MEEKREN, Amsterdam, Sarphatlstraat 75.
Vraagt bij uwen ijzerhandelaar ECHTE
DICK'S Hoefraspen
en andere gereedschappen
voor
Hoefbeslag.
Meest uitgebreide sorteering prima blanke
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fijne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —
Intercommunaal
Telephoon
No. 1355.
Telegram-Adres
BAX Jufferstraat
Rotterdam.
NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN,
voordeelig, gemakkelijk in gebruik. - Kunnen niet loslaten.
Open Zolen uit één stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
Toorradig in 11 maten vannbsp;tot
Eng. dm., uiterste breedte buiten-
kant ijzers gemeten.
in witte en grijze
Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van
tot 6|- 'Eng. dm.
Uiterste breedte buitenkant ijzers gem.
Merk „Chicago' ,
geheel Caoutchouc
uit één stuk met
zwaar hielstuk
voor zware paar-
den , voorradig van
7|tot Tï^VEng. dm.
Hoef-
randeu.
Strijkriugen
met riempje.
Kunsthoorn.
Hoeftangen.
Renetten (rechts en
links).
Hoefraspen.
Houwklingen.
Hoefhamers.
Las- of Welbladen en
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.
Tonwijzers in
verschillende maten.
-
Men lette op het echte merk S. T. met kroon.
op Leder,
„Safety pad en
Frogpadquot;.
15e Jaargang. — 1910. — Aflevering
'üiiii
REDACTEUR-UITGEVER: A. W. HEIDEMA TE GRONINGEN.
-ocr page 74-
Lambert amp; | ||
Hallanan Hoefzolen de Beste en | ||
Rotterdam, Wijnhaven 127. |
Over hoefoDtsteking. — Puntenstelsels. — De opleiding der hoefsmeden
in Nederland. — Het hoefsmidsvak in Noord-Brabant. — Programma wed-
strijd in hoefbeslag te Hoorn. — Korte Mededeelingen. — Persoverzicht. —
Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag. — Boek-
werken — Advertentiën.
OVEE HOEEONTSTEKINamp;^,.
Sprekende over sommige hoefziekten, is het niet te vermij^eö'iïtmrukkin-
gen te bezigen en namen te noemen, die den vakman in last brengen, omdat
hij de ware beteekenis er niet van kent.
Daar is het woord „ontstekingquot;, dat dikwijls gebruikt wordt. Wat is
ontsteking? Men verstaat hieronder een ziekte-proces in een weefsel, dat
zich te kennen geeft door pijn, verhoogde warmte, zwelling, sterke roodheid,
gestoorde functie, en dat dikwijls gepaard gaat met koorts. Aan de huid
zijn deze verschijnselen gewoonlijk duidelijk waar te nemen, maar inwen-
dige, dieper gelegen of besloten deelen toonen die niet, of slechts vooreen
gedeelte. Alle weefsels kunnen in ontsteking geraken, de beenderen zoo-
wel als de inwendige organen. Voor ons doel zijn enkel van belang de
deelen van den hoef, d.w.z. de levende weefsels, de gevoelige deelen; niet
de hoornbekleeding, dat spreekt van zelf. Het hoorn is wel geen doode
stof, maar toch gevoelloos en bloedeloos.
Wanneer we spreken over „hoefontstekingquot; denken we in de eerste plaats
aan ontsteking van de hoeflederhuid. Pijn, verhoogde warmte, gestoorde
functie, zijn hierbij gewoonlijk in hevige mate aanwezig; zwelling in sommige
omstandigheden, en dan hoofdzakelijk aan de hoefkroon, aan de hoefballen
en aan de koot, terwijl de hoogere roodheid niet te zien is. De pijn ver-
toont zich (wegens den sterken druk van den hoornschoen, zoodat geen ont-
spanning kan ontstaan) zeer sterk, en de kreupelheid is hevig. Vernageling
en nageltred zijn goede voorbeelden hiervan.
De ziekte-toestand bij ontsteking wordt veroorzaakt door een prikkel van
een deel, waardoor het weefsel daarvan zeer bloedrijk wordt door den
sterken toevoer van het slagaderlijke bloed, zoodat de fijnste bloedvaten, de
haarvaten, worden overvuld, daarin stilstand van het bloed intreedt en ab-
normale processen ontstaan, wegens uittreden van bloedbestanddeelen, als
serum, vezelstof of bloed zelf. Ook kunnen als gevolg van die uitzweeting
vergroeiingen, verhardingen, ettervorming en versterf van weefsel ontstaan,
zooals zulks bij steengallen, hoornscheuren, hoornzuilen kan worden aan-
getroffen.
Een gevolg van ontsteking kan ook zijn het ontstaan eener fistel; de
kraakbeenfistel aan den hoef is welbekend. De volksmond spreekt van fitsel,
en dit is zoo gewoonte geworden, dat nog niet lang geleden de correctie
eener drukkerij mijn fistel veranderde in flifsel.
Een fistel is een nauw buisvormig kanaal, waaruit een kleine hoeveelheid
etter wordt ontlast. Zij is eigenlijk een verzwering, daar de ontsteking is
overgegaan tot ettervorming, waarbij afgestorven weefseldeelen in de diepte
terugblijven, die de genezing tegengaan. Men ziet dan aan de gezwollen
hoef kroon een kleine opening ontstaan, waaruit etter tevoorschijn komt;
soms zijn meer dergelijke fistelkanalen aanwezig. Zulk een kanaal kan een
onregelmatig, zigzagvormig verloop hebben; het eindigt in het zachte weefsel
of reikt tot op het harde been of kraakbeen, naar gelang de ontsteking
zich heeft ontwikkeld.
Fistels kunnen ontstaan door een verwaarloosde steengal, door hoorn-
scheur, ook door verwondingen der kroon, kroontrap, vooral met verwon-
ding van het hoefkraakbeen, door vernageling.
Een dergelijke verzwering kan gevaarlijk worden, vooral als ze zich naar
voren in den hoef uitbreidt, of ontstaat in het voorste gedeelte van het
kraakbeen, of aan zijn binnenvlakte, omdat ze zich daar op den beursband
kan uitbreiden, ja zij zelfs in de gewrichtsholte kan doorbreken.nbsp;M.
PUNTENSTELSELS.
Van een mijner oud-leerlingen, thans leeraar aan de Ambachtschool te
Brielle en leider van cursussen in hoefbeslag, ontving ik onlangs het vol-
gende schrijven:
„Daar er dikwijls verschil van meening bestaat over de wijze van exami-
neeren bij een examen van leerlingen van een hoefbeslagcursus, zou ik,
indien het niet te veel van Uwe goedheid gevergd is, zeer gaarne eenige
inlichtingen van UEd. Gestr. wenschen te ontvangen van de door U en
andere examinatoren gewenschte of liever gevolgde methode.
Ik vermeen dat deze is als volgt:
Praktijk, omvattende als het ware drie vakken:
I.nbsp;Opnemen van standen en gangen, het afnemen van het oude ijzer en
het besnijden van den hoef;
II.nbsp;Het maken, richten en passen van een hoefijzer;
III.nbsp;Het onderleggen van het hoefijzer en het dichtmaken van den hoef.
Voor elk dezer vakken wordt één cijfer gegeven.
IV.nbsp;Theorie ook één cijfer.
De punten van deze vier genoemde vakken bij elkaar opgeteld en deze
som als eindcijfer bepaald.nbsp;(w.g.) D. de Vries.
Aangezien het onderwerp van meer dan plaatselijk belang is te achten,
vermeen ik goed te doen deze quaestie eens in „De Hoefsmidquot; ter sprake
te brengen, in de hoop dat meerderen zich geroepen zullen gevoelen hierover
hunne meening te zeggen.
Niet alleen voor examens, maar ook voor wedstrijden in hoefbeslag is de
wijze waarop de volgorde der geslaagden of prijswinnaars wordt bepaald van
groot belang.
Moge dit schrijven en de gedachtenwisseling daarover leiden tot het
vaststellen van een puntenschaal en de bepaling van een eindcijfer in
geheel Nederland geldig! De regeling, zooals deze hierboven door den heer
de Vries is aangegeven, wordt gevolgd door de Hoefbeslagcommissie der
Geldersch-Overijsselsche Maatschappij van Landbouw, met dien verstande dat
de candidaat zoowel voor de theorie als voor de drie practische groepen
tezamen voldoende moet hebben en naar ik meen een eindcijfer van minstens
12 punten moet behalen.
Voornoemde Commissie volgt daarbij een puntenschaal van 1 tot 5 en
kent ook halve punten toe. Mijns inziens ware het beter de algemeen
gebruikelijke schaal van beoordeeling, aangegeven by Art, 22 van het
Algemeen Reglement voor de eindexamens der Hoogere Burgerscholen,
vastgesteld bij Koninklijk Besluit van 10 Maart 1870, gewijzigd in 1883
en 1885, toe te passen.
Sedert 1 October 1888 is deze beoordeelingsschaal ook bij de Landmacht
van kracht.
De vermelde schaal omvat de cijfers van 10 tot l,aan welke de volgende
beteekenis is te hechten:
10 uitmuntendnbsp;5 even voldoende
9 zeer goednbsp;4 onvoldoende
8 goednbsp;3 gering
7 ruim voldoendenbsp;2 slecht
6 voldoendenbsp;1 zeer slecht.
Voor de bepaling van het eindcijfer worden de vier bovengenoemde
groepen samengesteld, de theorie wordt hierbij dus gelijk gesteld aan Ys
gedeelte van de praktijk. Hoewel ik gaarne aan de praktijk den grootsten
invloed toeken, komt de leer van den hoef en het hoefbeslag hierbij wel
wat te erg in het gedrang. Gesteld twee personen behalen op een wedstrijd
in de vier genoemde groepen de volgende cijfers:
I II IIInbsp;IV Totaal
A 7 5 7nbsp;8nbsp;27
B 7 8 7nbsp;5nbsp;27
A heeft een fout gemaakt in zijn hoefijzer, terwijl B blijken geeft slechts
„even voldoendequot; op de hoogte te zijn met de leer van den hoef en het
hoefbeslag; beiden hebben evenveel punten, n.1. 27. Volgens mijn ziens-
wijze is A beslist beter dan B, en komt hem een hoogere qualificatie toe.
Aan de Rij- en Hoefsmidschool is de bestaande regeling nog ongunstiger.
Hier worden n.1. punten toegekend voor:
1.nbsp;het maken van twee voorijzers op maat;
2.nbsp;„ „ „ een abnormaal hoeiïjzer;
3.nbsp;„ „ „ een ijzer voor winterbeslag;
4.nbsp;het beslaan van een paard van voren;
5.nbsp;de leer van den hoef en het hoefbeslag.
Bij deze regeling staat de theorie, wat de bepaling van het eindcijfer
betreft, gelijk met het maken van een ijzer voor winterbeslag (legermodel)
of een afwijkend beslag (balkijzer, toonstrijkijzer etc.).
Het zou mijns inziens de voorkeur verdienen om de punten voor de
theorie met twee of drie te vermenigvuldigen en dan samen te tellen met
de cijfers in de overige (practische) groepen, om een eindcijfer te verkrijgen.
Amersfoort.nbsp;Laméris.
-ocr page 78-DB OPLEIDING DER HOEFSMEDEN IN NEDERLAND.
Onder bovenstaand opschrift iïoint in het „Tijdschrift voor Veeartsenij-
liundequot; van 1 Mei j.1. een zeer uitvoerig artikel voor, geschreven door den
heer H. M. ICroon, leeraar aan 'sRijks Veeartsenijschool te Utrecht.
De Schrijver vangt aan met een algemeene beschouwing over die opleiding
en bespreekt dan achtereenvolgens het onderricht in de leer van den hoef
en het hoefbeslag („hoefkundequot;) aan 's Rijks Veeartsenijschool en aan de
Militaire hoefsmidsschool; opleiding van hoefsmeden door paarden-artsen in
garnizoenen; cursussen in hoefbeslag; leersmederijen en hoefsmidsscholen —
en eindigt met aan te geven: „hoe dit onderwijs in de naaste toekomst het
best zal kunnen worden geregeldquot;.
De inhoud der genoemde hoofdstukken van dit artikel, waarvan met
groote belangstelling door ons is kennis genomen, bevat voor de lezers van
„De Hoefsmidquot; uit den aard der zaak weinig nieuws, natuurlijk met uit-
zondering van het laatste hoofdstuk, hetgeen dan ook voor een groot ge-
deelte hieronder zal worden weergegeven.
Met betrekking tot het tweede hoofdstuk zij even aangestipt dat wij de
uitspraak van den Schrijver:
„Mijns inziens moet de vee-arts van practisch hoefbeslag zooveel leeren,
„dat hij een hoef goed kan besnijden, daarbij rekening houdend met stand
„en gang, en dat hij een hoefijzer naar behooren kan passen en onder-
leggenquot; —
geheel zouden willen onderschrijven, met uitzondering van het passen. Dit
laatste is ons namelijk te veeleiscbend. Om een ijzer „naar behooren te
kunnen passenquot; is o. i. noodig dat men het ijzer tevens goed moet kunnen
vervormen en hiervoor is een vereischte een ijzer goed te kunnen vervaar-
digen. En om dit te leeren is veel meer tijd noodig dan een aanstaande
vee-arts o. i. aan de studie der practijk van het hoefbeslag behoort te offeren,
als kunnende zijn tijd veel doelmatiger besteden.
De Schrijver zegt in het laatste hoofdstuk:
Voor het onderwijs zijn noodig:
1°. Een centrale hoefsmidsschool, welke vooral dient voor de opleiding
der hoefsmeden, die aan cursussen of scholen onderwijs moeten geven, of
het aan deze inrichtingen ontvangen onderwijs willen voortzetten.
2°. Een aantal (8 of 10) hoefsmidsscholen op gunstig gelegen plaatsen
in verschillende deelen van het land, voor de opleiding tot hoefsmidsbaas.
3°. Hoefbeslagcursussen, afwisselend in de verschillende streken, voor
de opleiding tot hoefsmidsknecht.
en vermeldt in de toelichting omtrent het derde punt o. m.:
Toen ik over de bestaande cursussen sprak merkte ik reeds op, dat het
oordeel der deskundigen over dergelijke cursussen zeer uiteenloopt, dat vele
collega's er heel weinig waarde aan hechten en ze liefst zoo spoedig mogelijk
zouden zien verdwijnen, terwijl anderen voorstanders van dezen vorm van
onderwijs blijven.
Waar ik tot deze laatsten behoor, rust hier op mij de plicht om de
nadeelen en de voordeelen op te sommen, de balans op te maken en aan
te toonen, dat deze gunstig voor de gewone hoefbeslagcursussen uitvalt.
Kan ik dit, dan heb ik tevens aangetoond, waarom ik de cursussen wensch
te behouden, hun aantal wensch uit te breiden, dat zij geheel passen in
het systeem van opleiding der hoefsmeden, hetwelk ik hier tracht aan te
geven. Men vergeve mij eenige uitvoerigheid, het bestaan der cursussen
loopt eenig gevaar, en het vervallen zou mijns inziens zeer te betreuren zijn.
De geopperde bezwaren dan zijn:
a.nbsp;De personen, die tot een cursus worden toegelaten, zijn van zeer
uiteenloopenden leeftijd en van verschillende voorbereiding, waarom zij
moeilijk eenzelfde onderwijs kunnen volgen en onmogelijk alleen in de
weinige lessen de geheele theoretische hoefkunde kunnen verwerken.
b.nbsp;De onderwijzers in practisch hoefbeslag zijn in den regel wel goede
hoefsmeden, doch dikwijls niet geschikt om onderwijs te geven, om aan
anderen uit te leggen wat zij doen.
c.nbsp;Meermalen zijn cursussen gegeven door en onder leiding van vee-
artsen, die niet genoeg op de hoogte waren van het vak, tengevolge waarvan
de resultaten zeer slecht waren.
d.nbsp;De leermiddelen zijn gebrekkig, de smederijen zijn dikwijls geheel
onvoldoende ingericht, en ook zijn er meestal niet genoeg paarden, die
beslagen moeten worden.
e.nbsp;De cursussen zijn veel te kort, in 12 of 24 lessen kan men geen
goeden hoefsmid vormen, het onderwijs moet zeer oppervlakkig blijven.
ƒ. De examen-commissiën stellen in verschillende provinciën geheel ver-
schillende eischen en niet steeds waren deze commissiën voldoende competent.
De besturen der landbouwvereenigingen trachten dikwijls invloed uit te
oefenen op de commissiën, om zooveel mogelijk candidaten geslaagd te krijgen.
g. De diploma's worden door de smeden te gemakkelijk verkregen en
geven geen voldoenden waarborg. Vele aldus gediplomeerde hoefsmeden
kennen hun vak niet voldoende.
Vele dezer bezwaren zijn in de practijk ondervonden en dus volkomen
juist. Tengevolge van zulke ervaringen zijn echter de cursussen veel ver-
beterd en daardoor de nadeelen ondervangen.
Dat cursussen slechte resultaten geven, als de leerlingen geheel onvoor-
bereid op den cursus komen en rijp en groen maar wordt aangenomen, als
de vee-arts of de hoefsmid niet voor hun taak berekend zijn, de smederij
onvoldoende is ingericht, er gebrek is aan goede leermiddelen en aan mate-
riaal voor practisch onderricht, als de cursussen uit 8 of 10 lessen bestaan,
de examen-commissie niet voldoende deskundig is, als diploma's lichtvaardig
worden uitgereikt, zal ik zeker niet tegenspreken, en dat meermalen deze
bezwaren hebben gegolden en nog gelden moet ik beamen. Doch dit mag
mijns inziens niet leiden tot de conclusie, dat de cursussen niet deugen,
doch wettigt alleen het besluit, dat „dergelijkequot; cursussen geen waarde
hebben. Er zijn andere cursussen, en die kan ik er tegenoverstellen, met
veel gunstiger omstandigheden, welke wel goed werken en uitstekende
resultaten opleveren.
De cursussen hebben (namelijk) het groote voordeel, dat zij gevolgd
-ocr page 80-kunnen worden door smeden of smidsknechten, die onmogelijk een hoefsmids-
school kunnen bezoeken óf omdat zij, zelf baas zijnde, onmogelijk eenige
maanden achtereen uit de zaak kunnen gaan, öf omdat hun de kosten te
hoog worden. Het aantal van hen, voor wie een hoefsmidsschool onbe-
reikbaar zal blijven, zal steeds groot zijn en deze personen zijn alleen met
hoefbeslagcursusseu geholpen.
HET HOEESMIDSVAK IN NOOEDBEABANT.
Toen in het laatste vierde gedeelte der 19^ eeuw vooral in ons vaderland
de verbetering van het beslag der paarden in de vergaderingen der Maat-
schappijen van Landbouw ter sprake kwam, was de Noordbrabantsche Maat-
schappij onder de eerste om maatregelen te nemen, die moesten dienen om
het hoefsmidsvak te verheffen. Het beslag der paarden in dit gewest stond
op een laag peil; dit wist men zeer goed, doch zulks had Noordbrabant
vrij wel gemeen met de meeste andere streken van Nederland.
De eerste ernstige maatregel in dat tijdperk, voor zoover mij bekend, was,
dat door de zorg van de Maatschappij van Landbouw aan de Provinciale
veeartsen werd opgedragen om cursussen in de theorie van het hoefbeslag
in de verschillende districten te houden; de deelnemers hieraan waren voor
het practisch gedeelte aangewezen op de bestaande smidswerkplaatsen, om
zich bij de betreffende bazen de noodige techniek eigen te maken. Aan
hen werd dan de gelegenheid gegeven om blijken van bekwaamheid af te
leggen in hun vak, voor een daartoe door het Bestuur benoemde commissie. Dat
examen werd sedert 1887 jaarlijks gehouden, gewoonlijk bij gelegenheid der
vergadering van het bestuur der Maatschappij. Dat was goed gezien, de
belangstelling der leden werkte opwekkend op de vakmannen; bovendien
trokken die examens veel belangstellenden, vooral onder de collega's in het
vak, die gaarne wat nieuws kwamen opsteken. Er heerschte in en om zoo'n
smederij steeds een gezellige Brabantsche bedrijvigheid.
't Was daar dat opsteller van dit artikel — die met wijlen M. G. de
Bruin, leeraar aan 's Eijks Veeartsenijschool, destijds samen de jury vorm-
de — het standpunt leerde kennen van het hoefsmidsvak in deze provincie.
De practische opleiding liet natuurlijk veel te wenschen over: op die examens
moest, dat is nog al klaar, veel water in den wijn worden gedaan, om de
jeugdige vaklieden niet af te schrikken, om van een vrije ontwikkeling ge-
bruik te maken. Nu, gebrek aan liefhebbers bestond er zeker niet; er
werden bij zulke gelegenheid op één dag soms 40 en meer candidaten ge-
ëxamineerd, en dit in een tijd van korte dagen en lange nachten. Theore-
tische beschouwingen zijn wel eens gehouden in de vrije lucht onder een
sneeuwbui, en meer dan eens moest in de smederij worden gewerkt met
lamp- en lantaarnlicht, 't Is nog al glad, dat die theorie erg eenvoudig
was; ook daarop moest niet te nauw worden gelet, want „die studie is ons
zoo vreemd, dat begrijp-de-gij-wel.quot;
De jury begreep dat zeer goed, ook als ondergeteekende de opmerking maakte,
dat de candidaten over het algemeen bevangen waren door de vrees om de
lange hoeven behoorlijk te bekappen: „wees daar maar blij omquot;, zeide dan
de heer de Bruin, „nu kunnen ze het paard onmogelijk vernagelenquot;.
Zoo was het begin, dus maar moed gehouden, want 't was een verblijdend
toeken te zien met hoeveel ijver de vele vakmannen de gelegenheden aan-
vatten om te worden onderricht, de een uit pure liefhebberij, anderen om
de concurrentie, en weer een andere categorie om in hun werkplaatsen den
baas te blijven, zich niet door zoon of knecht, die het diploma had ver-
overd, in hun gezag te worden te kort gedaan, en hieronder was menig
in zijn vak vergrijsd vakman, die zich met goed gevolg aan het examen
onderwierp, te meer nu het volgens hem toch mode was geworden om het
diploma te behalen.
Het bestuur van de Maatschappij] van Landbouw huldigde intusschen de
leuze „steeds vooruitquot;, en zoo ontstonden naar het voorbeeld van elders al
vrij spoedig meer. geregelde cursussen voor hoefbeslag. Sedert werd een
reeks van cursussen gehouden te Breda en te 's Hertogenbosch, in de sme-
derijen der Veld-Artillerie, en onderwijl door de afdeelingen der Maat-
schappij werden dergelijke gevormd te Heusden, Meeuwen, Ossendrecht,
Tilburg, Bergen op Zoom, Eindhoven, Steenbergen, misschien nog op andere
plaatsen, welke allen eenjarige cursussen waren. Ook werd aan de Konink-
lijke Militaire Academie de gelegenheid opengesteld tot opleiding van be-
kwame hoefsmeden, die evenwel niet steeds uit de provincie Noordbrabant
afkomstig waren.
De eischen, die men aan de ontwikkeling van een goed vakman met recht
stelde, leidden voor enkele jaren ook in dit gewest tot de oprichting van
2-jarige cursussen. Natuurlijk ging daarmede gepaard, dat strengere eischen
voor het behalen van het diploma werden gesteld. De deelnemers waren
reeds lang teruggekomen van de oude opvatting, dat die belangstelling in
het hoefsmidsvak in den dienst der mode geschiedde, maar zijn integendeel
degelijk overtuigd, dat, wil de hoefsmid een man in de maatschappij zijn,
hij zich de kennis moet eigen maken, die het vak vereischt.
De goede resultaten van de cursussen te 's Hertogenbosch, Breda en
Bergen op Zoom, hebben het bestuur van de Maatschappij van Landbouw
er toe geleid, om in deze garnizoenen van Bereden Korpsen, de opleiding
tot bekwaam hoefsmid te doen geschieden onder de leiding der Paarden-
artsen van het leger, terwijl de hoefsmeden der korpsen als practisch onder-
wijzer optreden; de smederijen aldaar zijn door de militaire autoriteit wel-
willend ter beschikking gesteld. Wie den uitslag van de examens heeft ge-
lezen, in de April-aflevering van „De Hoefsmidquot; van de in genoemde plaat-
sen gehouden cursussen, zal de overtuiging hebben gekregen, dat in deze
provincie de zorg voor het beslag der paarden in goede handen is; immers
een schoon resultaat was het dat aan alle, zegge 28, candidaten het diploma
kon worden uitgereikt, door velen op zeer verdienstelijke wijze verworven.
Het paardenhoudend publiek is veel dank schuldig aan het bestuur der
Maatschappij van Landbouw, dat onder de leiding van zijn voorzitters, resp:
der H. H. Jhr. Jos. de la Oourt en G. J. van Poppel, bijgestaan door
hunne ijverige secretarissen-penningmeesters, de H.H. L. G. P. Max en
C. J. J. Daniëls, aan het hoefsmidsvak zooveel bijzondere zorg wijdde.
PROGEAMMA WEDSTRIJD IN HOEFBESLAG TB HOORN, 17 Sept.,
ter gelegenheid van de landbouwtentoonstelling Holl. Mij. v. Landb.
Art. 1. Aan dezen wedstrijd Itunneti deelnemen alleen gediplomeerde
hoefsmeden uit N.-Holland, tegen een inleggeld van f\, te voldoen bij de
aangifte;
Art. 2. De aanmelding tot deelneming moet schriftelijk geschieden vóór
den 15den Juli a.s. bij den heer F. M. de Leur, plaatsvervangend districts-
veearts te Hoorn (Koepoortsweg 10) met nauwkeurige vermelding van naam,
voornaam, ouderdom en waar de opleiding heeft plaats gehad;
Art. 3. De wedstrijd zal plaats hebben op den 17 September en aan-
vangen des voormiddags te 9 uur.
Art. 4. Ieder deelnemer zal een hoef van een hem door het lot aange-
wezen paard hebben te beslaan, waarvoor een werktijd van 35 minuten zal
worden toegestaan.
Art. 5. De beoordeeling zal geschieden volgens puntenstelsel naar:
a.nbsp;het afnemen van het oude ijzer en het besnijden van den hoef;
b.nbsp;het vervaardigen van een daarvoor bestemd hoefijzer;
c.nbsp;het passen en het onderleggen daarvan;
d.nbsp;wanneer de commissie van beoordeeling dit noodig acht, een kort
mondeling examen over den bouw en de verrichtingen van den voet en de
eischen waaraan een goed hoefbeslag moet voldoen.
Art. 6. Elke hoef moet met het daarvoor passend ijzer worden beslagen,
waaraan zoo noodig kalkoenen, strijktak, balk, verdikte einden enz. moeten
worden aangebracht; een en ander ter beslissing van den deelnemer.
Art. 7. Ieder deelnemer is verplicht tot medebrengen en gebruiken van
eigen gereedschap, n.1. handhamer, smeedtang, ritsbeitel, doorslag, rasp,
renet, houwkling, hoefnagels, enz.
Art. 8. De jury bestaat uit een commissie van deskundigen, waarvan
de heer F. M. de Leur, plaatsvervangend districts-veearts te Hoorn, voor-
zitter is en waarin bovendien zitting hebben de heeren H. Kruyt, onder-
wijzer-hoefsmid te Beemster, en B. Hart, gediplomeerd hoefsmid te Twisk.
Art. 9. De te behalen prijzen zijn: f25, f 15, f 10, fb en 2 eervolle
vermeldingen ä f 2,50.
Art. 10. De uitslag van den wedstrijd wordt den 17 September onmid-
dellijk na afloop bekend gemaakt.
Art. 11. Bij eventueele geschillen berust de beslissing bij de jury, die
bovendien het recht heeft:
a.nbsp;indien het aantal aangiften tot deelneming te groot is, door loting de
deelnemers aan te wijzen;
b.nbsp;voor hoefijzers van bijzonderen vorm een längeren werktijd toe te staan.
— Aanvulling. Hoe het gekomen is, dat in de December-aflevering 1909
van dit tijdschrift in de „Naamlijst der militaire hoefsmedenquot; door mij
niet is gedacht aan een verdienstelijk vakman, kan ik niet zeggen. Door
alsnog hier melding van hem te maken, hoop ik dat verzuim te herstellen;
het betreft: J. H. Uunk, Wachtmeester-hoefsmid bij het 3« Regt. Veld-
Artillerie te Breda. Aangesteld tot hoefsmid in 1890, zal 1 Oct. e.k. ge-
rechtigd zijn als drager der zilveren medaille, was practisch onderwijzer
aan 9 eenjarige en 2 tweejarige cursussen voor hoefbeslag te Breda.
M.
— Inrichting voor lioefbeslag te Groningen. Op Zaterdag 30 April
zijn vertrokken de leerlingen T. de Roos van Termunten en J. Perdok
van Zuidbroek. Beide ontvingen een „goedquot; getuigschrift. — Op 2 Mei
is als leerling toegelaten L. Tuin van Zuidbroek, terwijl op 18 Mei S.
Jellesma van Driesum (Fr.) voor het volgen van een cursus overkomt.
Mede houden thans aan de Inrichting verblijf de leerlingen J. Smit van
Oldenzijl, die binnenkort vertrekt, H. Meinesz van Zevenbuizen en J. J.
Bruins van Zuidlaren.
— Noord-Brabant. Ten opzichte van de verzorging, hoefverpleging en
het beslag in deze provincie, wordt in het jaarverslag over 1909 door de
Provinciale Regelingscommissie voor de Paardenfokkerij gezegd:
„De verzorging der paarden liet, met uitzondering van die in het Land
van Heusden en Altena en de Langstraat nog veel te wenschen over, voor-
al voor zooveel betreft de hoefverpleging en het beslag. — Cursussen in
paardenkennis voor de fokkers en opleiding van hoefsmeden zijn beiden voor
deze provincie nog levensvoorwaarden.quot;
—nbsp;Limburg. De Prov. Reg.-commissie voor de Paardenfokkerij in Lim-
burg schrijft in haar jaarverslag over 1909 onder meer: „Verzorging der
paarden en fokpaarden, evenals hoefverpleging en beslag, gaan gelukkiger-
wijze vooruit, doch zijn nog lang niet op het peil, waarop ze dienden te
staan. Behalve onkunde ligt de oorzaak nog steeds in onverschilligheid
der verzorgers.quot;
—nbsp;De Mei-afl. 1910 van Der Hufschmied bevat: 1®. een rapport over
de bruikbaarheid van geleverde schroefkalkoenen, naar aanleiding waarvan
een proces in Saksen gaande is; 2®. een artikel over nieuwe metalen;
3®. een bespreking van een hoefsmid in Achter-Indië; 4®. korte mede-
deelingen en referaten.
In geen dezer rubrieken komt iets voor dat voor de lezers van „De
Hoefsmidquot; van eenige beteekenis is te achten.
Handelsberichten.
— Vereenigde Staten. In een artikel getiteld: „De zaken zijn goed, maar
toch niet goed genoegquot;, zegt Iron Age, dat in de met 31 Maart j.1. ge-
eindigde zes maanden de productie van ruw ijzer ad 15,403,849 tons de
grootste geweest is, die ooit in een overeenkomstig tijdvak van een vroeger
jaar is voorgekomen. De grootste productie voor een met 31 Maart ge-
eindigd halfjaar was n.1. tot nog toe die voor het tijdperk October 1906—
Maart 1907, t. w. 13,096,911 tons. Br wordt tegenwoordig ruw ijzer ge-
produceerd naar den maatstaf van 31,333,000 tons per jaar. Na aldus de
gunstige cijfers te hebben besproken, zegt het blad:
Verwachtingen hebben een zoo groote rol gespeeld en zijn zoo hoog
gespannen geweest, dat de werkelijk bereikte resultaten toch niet bevredigen.
De ijzer nijverheid kan zich nu eenmaal alleen voorspoed denken bij oploo-
pende noteeringen, met volop bestellingen en fabrieken, die elke volgende
week meer bestellingen ten achter zijn dan de week te voren. Vandaar dan
ook dat men thans, ofschoon toegevend dat de zaken goed zijn, daaraan
toevoegt: „maar zij zijn niet goed genoeg.quot; Niet alleen dat verschijnselen,
waardoor vroegere hoogte-perioden zich hebben gekenmerkt (als premiën
voor directe levering), thans afwezig zijn, doch bovendien blijkt het, dat
onze ijzer- en staalfabrieken meer kunnen verrichten dan zij thans doen.
De schaduwzijde van de grootere capaciteit der fabrieken is te zichtbaar om
niet hier en daar concessiën in de bedongen prijzen te verkrijgen. Iedere
week wordt het duidelijker, dat de productie van ruw (giet)ijzer zal dienen
te worden ingekrompen, wil men den achteruitgang in de noteeringen tot
staan brengen.
Drie maanden van een nieuw jaar geven geen voldoenden maatstaf om
over het geheele jaar te oordeelen, doch het eerste kwartaal van 1910 heeft
niettemin reeds eenige besliste aan wijzigingen gegeven van de richting,
waarin zoowel het verbruik van ijzer en staal als de prijsloop zich bewegen
zullen. Zij wijzen op een record-omzet der zaken, doch afgesloten tegen
prijzen, die, in het bijzonder voor ruw ijzer, de verbruikers slechts bescheiden
winsten zullen opleveren.nbsp;(u. IJzer- en StaalJcroniek v. 30 Apr.).
Vereenigde Staten. „Iron Agequot; zegt in zijn weekoverzicht, dat in de Ver-
eenigde Staten een vrij belangrijke inkrimping in de ruw-ijzerproductie is
ingetreden. In April werden 24 hoogovens gedoofd en sedert 1 Mei zijn
er nog 10 buiten bedrijf gekomen. In April bedroeg de productie van giet-
ijzer 2,483,000 ton, dat is 184,000 ton minder dan in Maart.
De dagelijksche productie is thans 78,693 ton. Binnen de eerstvolgende
tien dagen zullen nog een aantal hoogovens, met een jaarproductie van
900,000 ton, gedoofd worden. De inkrimping in de productie bedraagt thans
reeds 10 pCt. Sinds begin April houden de meeste koopers hun orders terug,
in de verwachting dat de prijzen verlaagd zullen worden.
Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag.
HET HARDEN VAN SNIJWERKTÜIGEN.
Nadat uit een geschikt stuk staal het snij werktuig door smeden en vijlen
den aangewezen vorm verkregen heeft, moet het gehard worden. Dit ge-
schiedt door het verhitten van het staal tot op de vereischte rood-warmte,
en de daarop volgende plotselinge afkoeling in koud water. De groote hard-
en broosheid, welke het staal hierdoor verkrijgt, moet echter weder gedeeltelijk
geneutraliseerd worden, hetwelk door ontlaten bereikt wordt. Dit laatste
geschiedt het beste door het werktuig in een houtskolenvuur nogmaals gelijk-
matig te verwarmen, waarbij de blank geschuurde oppervlakte van het werk-
tuig achtereenvolgens verschillende kleuren vertoont. Deze kleuren wijzen
op bepaalde temperaturen, en diénen als herkenningsteeken, voor de hardheid
welke aan het werktuig zal gegeven worden; wanneer n.l. de bepaalde kleur
zich vertoont, wordt het werktuig wederom in water afgekoeld, of in de
lucht langzaam aan dit proces overgelaten.
Voor het harden en ontlaten moet men beslist een groote oefening gemaakt
hebben; het beste wordt dit in eene niet te zeer verlichte ruimte onder-
nomen daar zich de kleuren hier het beste laten onderscheiden.
De kleuren vertoonen zich als volgt:
Bladgeel-temperatuur 220° Celsius.
Goudgeel- „ 230°
Donkergeel- „ 245° „
Lichtrood- „ 255° „
Purperrood- „ 265° „
Violet-nbsp;„ 280°
Lichtblauw- „ 290°
Donkerblauw- „ 320° „
De gele kleur in hare verschillende schakeeringen wordt het meest op de
verschillende werktuigen toegepast, welke ter bewerking van metalen zullen
dienen. Bood is de aangegeven kleur voor houtbewerkings-gereedschappen,
terwijl blauw de zoogenaamde vederkleur is.
Er bestaan verschillende hardmiddelen, wier waarde echter zeer uiteen-
loopend beoordeeld worden.
Onderstaande middelen hebben in de werkplaats goede resultaten opgeleverd.
De werktuigen worden tot op de vereischte warmte gebracht, het liefst in
eene kleine oven, welke met cokes gestookt wordt en daarna bestrooid met
een mengsel van 50 deelen borax, 25 deelen salmiak, 10 deelen cyaankalium
en 6 deelen hars. Dit mengsel moet van te voren fljngestooten worden,
en bij lage temperatuur tezamen gesmolten. Het werktuig wordt na het
opstrijken van dit mengsel een oogenblik in het vuur teruggebracht, opdat
het er goed intrekt; daarna in koud water gedompeld, totdat het geheel is
afgekoeld.
Het staal verbrandt door herhaald verwarmen in veel hoogeren graad dan
smeedijzer. Deze toestand openbaart zich daardoor, dat het staal zich daarna
slechts weinig of in het geheel niet meer laat harden. Gewoonlijk hakt men
het verbrande gedeelte af; hierdoor ontstaan echter verliezen, welke bij dit
nog al dure materiaal belangrijk kunnen zijn, waarom ook middelen worden
aangewend, welke het staal weer bruikbaar doen worden. Deze zijn in
hoofdzaak daarop gebaseerd, het staal zijn vereischte koolstofgehalte terug
te geven. In de practijk wordt hiervoor met succes aangewend: 3 gewichts-
deelen colophonium, saamgesmolten en innig vereenigd met 2 gewichtsdeelen
goed gekookte lijnolie, hetwelk een stroopachtige massa vormt; de lijnolie mag
hierbij niet aanbranden. Het verbrande staal wordt roodwarm gemaakt
in dit mengsel gestoken, en daarin gelaten tot het geheel koud is, waarna
het weder bruikbaar is geworden. Door herhaling van dit proces krijgt het
zijn vroegere eigenschappen geheel terug.
Een ander middel bestaat uit de volgende deelen:
12 gewichtsdeelen wijnsteenzuur.
60
4,
16
20
10
6
levertraan,
houtskoolpoeder,
beenderenmeel.
talk.
cyaancalium.
gebrande hertshoorn.
Het oververhitte staal wordt kersrood gemaakt, op het aambeeld eenigszins
uitgesmeed en daarna geheel afgekoeld. Deze bewerking is voldoende om
oververhit staal weêr in een bruikbaar materiaal om te zetten, hetgeen door
tallooze proeven is bewezen.
Het laatstgenoemd hardmiddel levert een uitstekend hard werktuigstaai;
dit middel wordt veelal aangewend voor het harden van zaagbladen; het
wordt verder aanbevolen voor werkplaatsen, waar vele fijne gereedschappen
vervaardigd en gehard worden, ofschoon het niet goedkoop is.nbsp;M.
Verkrijgbaar bij de Administratie van „Het Paardquot; en „De Hoefsmidquot;:
Verzamelde Opstellen uit Het Paard, in boekvorm, 254 blz., ruim
100 fig., prijs / l.TS, fr. p. p. /1.95.
Idem tweede bundel, prijs /'1.75, fr. p. p. ƒ 1.95.
Heidema Paardenfokkerij I, Beoordeelingsleer en Easkennis, 84 fig.,
in linn. band, pr. ƒ0.90, fr. p. p. ƒ1.—.
Rechtvaardiging van het bestaan der rennen en draverijen in Neder-
land. Verschenen vanwege de Neder! Harddr. en Renvereeniging. Prijs
ƒ0.75, fr. p. p. ƒ0.80.
Eerelman, Paardenrassen, 41 kaarten (briefk.form.) in kleuren, naar
de oorspronk. uitgave, pr. fr. p. p. ƒ2.—.
Het tollet van een Paard (overdruk uit Verzamelde Opstellen „Het Paardquot;).
Prijs fr. p. p. /■0.40.
verkrijgbaar in de chemicaliën
en droger ij en- handel van
K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,
fe Donh-rchi.
Prijscouranten voor HH. veeartsen
en hoefsmeden op aanvrage gratis.
in zake vraag of aanbod van
dienstpersoneel, het smidsvak
betreffende, worden van onze
abonné's gratis in „De Hoef-
smidquot; opgenomen.
FRIEDR. DICK, Esslingen a. N., (Württemberg)
Vertegenwoordiger; J. J. VAN MEEKREN Amsterdam, Sarphatistraat 75.
Vraagt bij uwen ijzerhandelaar ECHTE
DICK'S Hoefraspen
en andere gereedschappen
voor
Hoefbeslag.
Gelieve
vooral op het merk:
te letten.
SfifflatteMe Mwerflienste Toor Hoefsnieflen.
is een geïllustreerd weekblad voor
fokkers, houders en liefhebbers van
paarden, dat veel gelezen wordt en zich
kenmerkt door een degelijken, prettigen
inhoud met zeer goede afbeeldingen.
Het bevat artikelen over: verpleging en
voeding, rijden onder den man en van
den bok, verslagen van rijkskeurin-
gen, concoursen-liippique, landbouw-
tentoonstellingen in binnen- en buitenland, paardenkennis, fokkerij,
hoefbeslag, paardenhandel, rennen en harddraverijen op de lange baan,
terwijl er tevens een vraagbaak aan is verbonden, zoodat de abonné's op
het geheele gebied, waarover het Blad handelt, vragen kunnen stellen, die
door speciale deskundigen voor de onderscheidene rubrieken KOSTELOOS
worden beantwoord.
Onder de abonné's komen ook hoefsmeden voor. Het bevat dikwerf ver-
handelingen, die niet alleen belangwekkend voor hen zijn, maar vooral ge-
schikte onderwerpen van bespreking opleveren met eigenaren of koetsiers, die
bij het beslaan hunner paarden tegenwoordig zijn. Het abonnement bedraagt
echter franco huis ƒ5.— per jaar, ƒ1.25 per kwartaal, waartegen menigeen
opziet. Dit behoeft nu geen bezwaar op te leveren, wanneer de zaak maar
wat handig wordt aangepakt. Juist door de geregelde aanraking met personen,
die zich voor paarden interesseeren, is de hoefsmid herhaaldelijk in de gele-
genheid om de aandacht op „HET PAARDquot; te vestigen en van tijd tot tijd
Hiervoor kan provisie worden bekomen, zoodat het aangename met het
nuttige goed is te vereenigen.
Proefnummers en voorwaarden betretï'ende provisie op aanvrage gratis
te bekomen by den uitgever van „Het Paardquot; te Groningen.
91
-ocr page 88-S. C. Wl. BAX. 2, 4 en 6 JufFerstraat. ROTTERDAM.
Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. —
Meest uitgebreide sorteering prima blanice
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fijne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —
Intercommunaal
Telephoon
No. 1355.
Telegram-Adres
BAX Jufferstraat
Rotterdam.
NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN,
voordeelig, gemakkelijli in gebruik. — Kunnen niet loslaten.
Merk „Dexterquot;,
met Jlink hielstuk.
Open Zolen uit één stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in 11 maten van é^ig- tot
6| Eng. dm., uiterste breedte buiten-
kant ijzers gemeten.
in witte en grijze
Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van
tot 6|- quot;Eng. dm.
geheel Caoutchouc
uit één stuk met
zwaar hielstuk
voor zware paar-
den , voorradig van
7itot 7j\Eng. dm.
Uiterste breedte buitenkant ijzers gem.
Strijkringen
met riempje.
Hoef-
randen.
Kunsthoorn.
Hoeftangen.
Renetten (rechts en
links).
Hoefraspen.
Ho;:wklingcn.
Hoefhamers.
Las- of Welbladen en
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.
Touwijzers in
verschillende maten.
op Leder,
„Safety pad en
Frogpadquot;.
15e Jaargang. ~ 1910. — Aflevering 6.
REÜACÏEUR-UITGKVKK: A. W. HEIDEMA TK GRONINGEN.
-ocr page 90-
Lambert amp; | ||
Hallanan Hoefzolen de Beste en | ||
Rotterdam, Wijnhaven 127. |
Het hoefsmidsvak in Utrecht. — Noodbeslag „Van Horsenquot;. — Eene on-
derscheiding. — Korte Mededeelingen. — Persoverzicht. — Correspondentie. —
Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag. — A.s.
tentoonstellingen, concoursen en draverijen. — Advertentiën.
HET HOEPSMIDSVAK IN'DTRECHT;'
j -nbsp;■ - ^ Jnbsp;i
] quot;quot;nbsp;, \ - 'b rquot; i
Reeds eerder werd in dit vakblad gewezen op den töestafldV;fah bet.^-
slag der paarden op de groote paardenmarkten te Utrecht. ' lïeti
zulks had betrekking op dieren, ongeveer uit alle oorden van fie^ laftd dfaar
tezamen gebracht; evenwel een niet gering aantal er van'waren garden
uit het Sticht zelf. Een opwekkend gezicht leverden deze laatstgemelde
inzendingen indertijd, evenmin als die uit andere streken; zoo mogelijk on-
derscheidden zij zich in dit opzicht ten kwade, op lager peil te staan dan
andere, afkomstig uit streken, waar in verband met een betere fokkerij, reeds
meer zorg aan het hoefbeslag werd gewijd.
Geleidelijk is ook in deze provincie beterschap ingetreden, en wel hoofd-
zakelijk door toedoen van het Hoofdbestuur van het Genootschap voor
Landbouw en Kruidkunde, destijds onder de leiding van den heer Mr. C. J.
Hacke van Mijnden als voorzitter en den wakkeren secretaris den heer
M. Thissen. Door hen en meer andere heeren van het bestuur werden
de leden der vereeniging aangespoord om ook in deze gewesten de fokkerij
van het paard ter hand te nemen, de zorg voor dit dier op hooger peil te
brengen. Zoo ontstonden de cursussen in paarden- en runderkennis en in
verschillende takken van den landbouw. Door dezelfde bemosiïngen kwam
ook de cursus voor hoefsmeden der provincie tot stand, die sedert 1898 ge-
regeld in de smederij der Veld-Artillerie te Utrecht is gehouden.
Het was in den zomer van genoemd jaar dat besloten werd tot de op-
richting van een dergelijken cursus, die 2 November d. a. v. werd geopend
met 18 deelnemers. Men mocht zich verheugen in de medewerking van de
departementen van Oorlog en Landbouw, en de militaire autoriteit ter
plaatse, waardoor de beschikking werd verkregen over de noodige lokalen
en een der militaire hoefsmeden, om als practisch onderwijzer op te treden
gedurende de 5 wintermaanden, bestemd voor het houden van den cursus.
Was deze tot 1902 eenjarig, in het najaar daarvan werd het reglement ge-
wijzigd, en evenals op vele plaatsen elders, en om te voldoen aan den bil-
lijken eisch van het Departement van Landbouw, met betrekking tot het
verleenen van subsidie, de cursus tot 2 winters uitgebreid, — de 2-jarige
cursus gevormd, waaraan 8 hoefsmeden mochten deelnemen.
Gedurende deze 4 eenjarige en 4 tweejarige cursussen kon tot heden aan
86 hoefsmeden, die ongeveer allen in deze provincie hun vak uitoefenen,
het diploma van bekwaamheid worden uitgereikt.
Of de bemoeiingen van het hoofdbestuur tot het gewenschte resultaat
hebben geleid, en de kosten aan deze cursussen goed zijn besteed, daarvan
kan men zich overtuigen door het bezoeken der paardenmarkten op den
Vredenburg, ook bij gelegenheid der hengsten- en merriekeuringen, en door
een uitstapje naar meerdere streken onzer kleine provincie. Zoekt men het
volmaakte, men zal dit hier evenmin vinden als elders, want de eischen voor
een goed beslag der paarden liggen niet in den vakman alleen; daartoe be-
hoort in de eerste plaats een belangstellend en zorgzaam eigenaar van het
dier, en dezen ontmoet men hier ook niet op elk uur van den dag. Het
beslag wordt ten onrechte, tot schade van het dier, en niet tot voordeel
van den eigenaar, nog te veel beschouwd als een noodzakelijk kwaad, en
hij laat veeltijds het beslag zeer onverzorgd, hetgeen de aanleiding is dat
vele hoefsmeden hun schoon vak slechts als een bijzaak moeten uitoefenen,
hetwelk niet gunstig inwerkt op de uitvoering van het beslag door gebrek
aan voldoening; dit is begrijpelijk. Is 't elders beter?
Bij de oprichting van voorgenoemden cursus werd uit de leden van het
hoofdbestuur eene „commissie voor hoefbeslagquot; benoemd, bestaande uit de
H.H. 0. J. Kneppelhont van Sterkenburg, onder-voorzitter, H. D.
S. Hasselman, landbouwieeraar voor deze provincie, en M. Thissen,
secretaris. Deze commissie had in opdracht alle zaken betreffende de bevor-
dering van het hoefsmidsvak te regelen, het toezicht te houden op de cur-
sussen, op de examens der deelnemers enz.
In 1898 werd in de vergadering van het Utrechtsche Paardenstamboek,
op voorstel van den heer H. C. M. E. H. van Soetermeer Vos, destijds
Ie Luitenant bij de Veld-Artillerie, besloten om voortaan bij de keuringen
vanwege de provincie Utrecht prijzen uit te loven voor het best beslagen
paard, onder bepaling dat de prijs werd uitgekeerd aan den hoefsmid die
het bekroonde beslag had vervaardigd en ondergelegd. In 1899 en 1900
werd deze maatregel bij gelegenheid der hengsten-premiekeuringen in toe-
passing gebracht, evenals bij de keuringen der merriën. Het was een nuttige
maatregel, dat is zoo klaar als de dag, en wat betreft de noodzakelijkheid
er van destijds, daarover kan men zich inlichting verschaffen door een artikel
voorkomende in dit vakblad onder het hoofdstuk „Het hoefbeslag bij paar-
denkeuringenquot;, jaargang 1900, blz 86 en 37.
Steller van dit epistel, die met den heer W. A. H. van Horsen, onder-
wijzer in practisch hoefbeslag aan de veeartsenijschool, die keuringen ver-
richtte, vernam sedert niets meer betreffende deze zaak. 't Is waar, de
paardenhouders bekommerden zich voor een groot gedeelte niet om deze
keuringen, de aangifte bleef gering, ten onrechte; voor het welzijn van hun
hengst of merrie viel voor hen toch werkelijk genoeg te verdienen, al kreeg
de hoefsmid de premie. Intusschen wordt sedert dien, vermoedelijk wegens
de betere uitoefening van het beslag over 't algemeen, ook deze maatregel
overbodig geacht.
Bij de herdenking van het 60-jarig bestaan van het Genootschap voor
Landbouw en Kruidkunde, door het houden eener tentoonstelling voor
Landbouw en Veeteelt, was geen afdeeling voor het hoefbeslag beschikbaar
gesteld, hoewel een paar inzendingen van hoefijzers er een plaats vonden,
en die ook, naar ik meen, een getuigschrift verwierven. Nu sedert 12 jaar
een groot deel van de hoefsmeden der provincie, door de zorg van het Ge-
nootschap, het diploma heeft behaald, willen we hopen dat bij het feest van
het 70-jarig bestaan er van, het houden eener tentoonstelling in 1911 te
Driebergeu, het hoefbeslag aldaar eene voorname plaats te zien innemen.
Immers een wedstrijd in practisch hoefbeslag is in niet geringe mate eene
aantrekkelijkheid voor het publiek, wekt de belangstelling op van de paar-
denhouders, en werkt gunstig in op den geest der vakmannen; en zoo zijn
ook inzendingen van artikelen voor hoefbeslag en verzamelingen van hoef-
ijzers, bij een dergelijke gelegenheid zeer nuttig. Kan zulks niet op groote
schaal geschieden, b.v. door deelneming voor alle hoefsmeden in Nederland,
dan bestaat geen bezwaar om zulks op een bescheidener schaal aan te leggen,
nl. door een ouderlingen wedstrijd van de vakmannen der provincie, of zelfs
alleen van de door het Genootschap gediplomeerden en in de provincie
wonende.
Eene beschrijving van het hoefsmidsvak in deze provincie zou zeer onvol-
ledig zijn, wanneer geen gewag zou worden gemaakt van de hier bestaande
inrichtingen, waar het vak een punt van onderwijs uitmaakt, en waardoor
dit gewest zich voor een deel onderscheidt van andere. We vinden toch
hier de veeartsenijschool, een ambachtsschool, en de militaire hoefsmidschool;
aan deze inrichtingen wordt naar elks doel het hoefbeslag meer of minder
uitgebreid behandeld, en al mogen de eerst- en laatstgenoemde, als inrich-
tingen van het Eijk, niet speciaal aan de provincie TJtrecht ten nutte
komen, deze laatste deelt in de eerste plaats in de voorrechten van het be-
staan er van.
Het beslag van zooveel paarden uit dit gewest door of onder toezicht van
den meest kundigen leider der smederij aan 's Eijks Veeartsenijschool, den
heer W. A. H. van Horsen, moet zeker gerekend worden tot het hoogste
wat op dit gebied kan worden geleverd; daarom zullen we zijn werk hier
verder niet beoordeelen, hem daarvoor slechts onze hulde brengen. Aan deze
smederij bestond sedert jaren steeds voor een paar hoefsmeden tegelijk de
gelegenheid om het onderwijs in hoefbeslag te volgen. Gedurende 16 jaren,
en wel van 1892 tot 1908, maakten aldaar 61 deelnemers van deze vergun-
ning gebruik, waaronder 35 uit deze provincie. Sedert 1894 woonden deze
hoefsmeden ook de lessen in theoretische hoef kunde bij, welke bepaling in
1908 weer werd ingetrokken, wegens gebrek aan plaats in de collegezalen;
daarom wordt sedert 1909 geen getuigschrift meer afgegeven, en is deze
opleiding gestaakt.
Bij besluit van Z.E. den Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel
van 26 November 1909 no. 11052, werd aan deze inrichting, met ingang
van 1 Februari 1910, een cursus geopend, waar onderwijs wordt gegeven
in theoretische en practische hoefkunde, met het doel om hoefsmeden tot
onderwijzers in practisch hoefbeslag op te leiden. Deze cursus staat onder
leiding van den leeraar in hoefkunde, den heer H. M. Kroon; de practische
lessen worden gegeven door den hoefsmid-onderwijzer in practisch hoefbeslag.
Door deze bepaling heeft de Eijks Veeartsenijschool het tweeledige doel, nl.
de opleiding van aanstaande vee-artsen en van aanstaande onderwijzers in
practisch hoefbeslag.
De Ambachtsschool heeft op haar leerprogram „het onderwijs in theore-
tisch en practisch hoefbeslagquot;, dat gegeven wordt door den kundigen onder-
wijzer, den heer C. Eoodvoets, gediplomeerd hoefsmid van wege het Ge-
nootschap voor Landbouvr en Kruidkunde. Hii leidt de jeudige leerlingen
voorbeeldig op voor hun toekomstig vak; hunne degelijke voorbereidende
opleiding maakt hen in staat om later tot goede hoefsmeden te worden ge-
vormd; deze gemeentelijke inrichting is voor de provincie van groot nut.
Op de laatst gehouden tentoonstelling was ook het werk der leerlingen
voor hoefbeslag tentoongesteld.
Dat de militaire hoefsmidschool te Amersfoort veel heeft bijgedragen ten
goede van het hoefsmidsvak, ook in dit gewest, wordt reeds daardoor be-
wezen, dat onder de bekwame leiding van het onderwijzend personeel, aldaar
zich tal van vakmannen hebben gevormd, geschikt geacht om als onderwijzer
voor het practische gedeelte van de cursussen in hoefbeslag op te treden.
Met recht mag worden aangenomen, dat menige cursus tot stand kwam,
omdat dit deskundig personeel in het leger werd gevonden. Dus mag deze
inrichting bogen op een machtigen invloed op de ontwikkeling van het
hoefbeslag hier te lande. Overigens is het algemeen bekend dat daar sedert
1887 steeds gelegenheid bestaat voor burgerhoefsmeden om zich in hun vak
te bekwamen; evenzoo dat sedert 1886 Miliciens der Bereden Artillerie en
sedert 1909 tevens van de Infanterie, vakman zijnde, aldaar werkzaam worden
gesteld ter opleiding, die allen, bij het verstrijken van hun diensttijd, zich
vestigen als hoefsmid, en niet weinig bijdragen, dat hier en overal het beslag
der paarden met kennis van zaken wordt uitgeoefend.nbsp;M.
Nevensgaande afbeeldingen van het noodbeslag, vervaardigd door den heer
W. A. H. van Horsen, onderwijzer in practisch hoefbeslag aan's Rijks
Veeartsenijschool te Utrecht, zijn voldoende duidelijk om de constructie te
doen zien, zoodat geen nadere beschrijving noodig is. Het scharnierijzer
past voor hoeven van verschillende grootte en wordt met een riem aan den
hoef bevestigd, waarbij de gesp op de ballen van den hoef komt te liggen.
De heer van Horsen heeft niet getracht een „beslag zonder nagelsquot; aan
te geven, dat voor alle hoeven gebezigd kan worden; hij wenscht niet mee
te doen met de vele „uitvindersquot;, die telkens op nieuwe systemen patent
nemen (in een der laatste afleveringen van „Der Hufschmiedquot; worden zelfs
zes systemen genoemd) overtuigd als hij is, dat hierin toch nooit wat bruik-
baars bereikt wordt. Hij heeft alleen een noodbeslag trachten te vervaardi-
gen dat aangelegd kan worden bij door operatiën misvormde hoeven, vooral
dan als de wand grootendeels ontbreekt of weggenomen werd. Bij zulke
hoeven is het nieuwe beslag „van Horsenquot; goed bruikbaar. Omdat het voor
verschillende vormen en grootte van hoeven past, is het geen groot bezwaar,
dat het nog al bewerkelijk en daardoor vrij duur is.
H. M. Kroon.
EENE ONDERSCHEIDING.
Op de Utrechtsche Provinciale Tentoonstelling voor Kunst, Handel en
Nijverheid, 1 Juni jl. geopend in het park Tivoli te Utrecht, is het hoef-
beslag vertegenwoordigd door een collectie hoefijzers, ingezonden door den
heer C. Roodvoets, onderwijzer aan de Ambachtsschool. Het is een keurige
verzameling van smidswerk, door den inzender natuurlijk zelf vervaardigd.
Deze collectie, stand 33, bevat ongeveer 50 stuks van de meest verschillende
modellen, als: voor- en achterijzers voor rij- en werkpaarden, met en zonder
kalkoenen en stoot, ijzers met dun toeloopende takken, met verdikte takken,
klapijzers, strijkijzers, pantoffelijzers, ijzers met zwaren buitentak, met dunnen
binnentak, renijzers, halvemaanijzers, ijzers voor den ezel en voor pony,
voor den volhoef, gesloten ijzers, steengalijzer, meerdere modellen met veer-
werking tegen klemhoeven, winterbeslag met caoutchouc-zolen, met buffer,
met insteek- en schroefkalkoenen, met plaatijzeren inlegsel tegen inballen
vau sneeuw, en eenige modellen van het snelverbandijzer van verschillenden
vorm, en geschikt gemaakt voor winterbeslag.
We wenschen deu heer Roodvoets geluk met het succes dezer verzameling,
die de „gouden medaillequot; werd waardig gekeurd.nbsp;M.
— Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. Vertrokken is op 21 Mei
de leerling J. Smit van Annen, na in 't bezit te zijn gesteld van een „goedquot;
getuigschrift. — Op 18 Mei is weder als leerling toegelaten S. Jellesma
van Driesum (Er.) en op 23 Mei M. Hoving van Niefap gem. Roden.
Mede houden thans aan de Inrichting verblijf de leerlingen: H. Meinesz
van Zevenhuizen, J. J. Bruins van Zuidlaren en L. Tuin van Zuidbroek.
_ Friesland. Op de 27 Mei j.1. te Leeuwarden gehouden vergadering
van de Ver. „Het Friesch Paardenstamboekquot; werd mededeeling gedaan dat
-ocr page 96-in het komend seizoen te Dokkum een tweejarige cursus in hoefbeslag zal
worden begonnen, terwijl in Sneek een 1-jarige cursus zal worden gehouden.
— Drenthe, Over 1910 wordt door tusschenkomst van het Genootschap
van Landbouw in Drenthe aan 8 leerlingen, die een cursus aan de Inrich-
ting voor Hoefbeslag te Groningen volgen, eene Rijkssubsidie ter tegemoet-
koming in de kosten verleend van plm. f75 ieder. Het spreekt wel vanzelf
dat de uitkeering alleen dan zal plaats vinden als de leerlingen slagen in
het verkrijgen van een diploma. De toekenning van een diploma leverf
echter zelden bezwaren op, aangezien de leerlingen vóór de toelating be-
wijzen moeten leveren van bedrevenheid in het hoefsmidsvak, door het smeden
van een ijzer. Is de kennis daarvan reeds verkregen en volgt daarop een
verblijf van 5 maanden, soms iets langer, aan de Inrichting, waar geregeld
veel paarden in de beslagplaats worden aangeboden, zoowel sleeperspaarden,
als luxepaarden van particulieren en stalhouderijen, benevens harddravers'
dan is het verklaarbaar dat gewoonlijk in dien tijd behoorlijke bedrevenheid
verkregen wordt.
—nbsp;Tentoonstellingen concoursen hippique en draverijen. Het is thans
weer de tijd dat tentoonstellingen en wel vooral de concoursen hippique
en draverijen opeenvolgend worden gehouden. Het zou — zoo mogelijk —
voor vele hoefsmeden aanbeveling kunnen verdienen op deze of een dezer
dagen een dergelijk hippisch feest te bezoeken en eens scherp te letten op
het beslag der paarden. Vooral op een concours als dat te 's Hage, van 3
tot 10 Juli, komen zooveel uiteenloopende rassen van paarden in den ring
en is het beslag soms zoo verschillend, dat een bezoek daaraan inderdaad
leerzaam zou kunnen zijn. We weten wel dat het soms moeilijk gaat om
een of meer dagen uit het bedrijf te treden, doch met wat overleg en goeden
wil is meermalen veel te bereiken.
Achteraan in deze aflevering is een lijstje opgenomen, van de plaatsen
waar en de data waarop de diverse concoursen enz. plaats vinden.
—nbsp;Hamburg. De jaarlijksche groote Duitsehe landbouwtentoonstelling
werd dit jaar te Hamburg gehouden, van 2 tot 7 Juni. Bij geen der 660
mededingende paarden werden ijzers met kalkoenen aangetroffen. Bij de
paarden, in de straten dezer groote koopstad, waren wel ijzers met kalkoenen
en soms ook met stooten waar te nemen, doch lang niet in dat aantal en
die grootte als in Eotterdam.
—nbsp;Brussel. De jaarlijksche groote centrale paardenkeuring voor geheel
België, die na de Hamburgsche tentoonstelling door ons werd bezocht, telde
1006 inschrijvingen. Vrijdag 10 Juni zijn de hengsten. Zaterdag 11 Juni
de merriën gekeurd, en Zondag 12 Juni vond de toekenning der kampioen-
schappen voor hengsten, voor merriën en voor de groepen van 4 merriën
plaats. Ieder groep van vier moet van één stal herkomstig zijn.
Bij geen dezer tentoongestelde paarden zijn andere ijzers dan slichte,
veelal zware, soms met verdikte takken aangetroffen.nbsp;'
In de stad Brussel, waar wij toevallig zoo goed als geen sleeperspaarden
hebben kunnen waarnemen, bleek ons bij de rijtuigpaarden nog al veel ge-
bruik te worden gemaakt van tonwijzers, zoowel voor als achter.
— Be Zweedsche IJzermarht. De uitvoercijfers van alle Zweedsche ijzer-
soorten over het eerste kwartaal 1910 zijn, naar consul-generaal Blanck te
Stockholm in Handelsberichten meedeelt, belangrijk hooger dan het gemid-
delde cijfer voor de laatste tien jaren, hetgeen tevens het geval is met de
productiecijfers. In het bijzonder heerscht drukte in de pletterijen. Alle
voorraden van verleden jaar zijn uitverkocht en belangrijke nieuwe bestel-
lingen zijn ingekomen. Geplet Lancashire-ijzer is thans moeilijk te verkrijgen;
de vraag houdt aan en de markt voor Zweedsch ijzer en staal kan thans
als zeer gunstig worden gekenschetst. De prijzen zijn vast. Volgens ge-
gevens, op een dezer dagen gehouden vergadering van Zweedsche ijzerfabri-
kanten openbaar gemaakt, waren gedurende het eerste kwartaal van dit jaar
in werking: 94 hoogovens, 208 haarden, 16 Bessemerovens en 50 Martinovens,
tegen resp. 94, 218, 18 en 49 in de overeenkomstige periode van 1909.
De productie van ruw ijzer in het Ie kwartaal 1910 beliep 149,100 (v. j.
147,600, 1908 158,500) ton, van wolfijzer 35,300 (v. j. 33,000, 1908 41,300)
ton, van Bessemer 28,200 (v. j. 21,400, 1908 17,600) ton en van Martin
85,500 (v. j. 76,300, 1908 86,800 ton. Het gemiddelde cijfer voor het eerste
kwartaal der laatste tien jaren bedraagt voor: ruw ijzer 146,500, wolfijzer
41,400, Bessemer 19,100 en Martin 67,800 ton.
De uitvoer gedurende het eerste kwartaal heeft bedragen: ruw ijzer 11,800,
gietijzer 2900, „bloomsquot; 5300, staafijzer en pletdraad 34,400, totaal 68,000
ton. Voor het eerste kwartaal van 1909 waren deze cijfers 10,600, 1100,
1900 en 25,300, totaal 49,900 ton en voor 1908 14,400, 700, 7400 en 23,900,
totaal 53,800 ton. Het gemiddelde uitvoercijfer voor het eerste kwartaal
der laatste tien jaren bedraagt voor: ruw ijzer 10,700, gietijzer 1500, „Bloomsquot;
3700, staafijzer en pietdraad 28,700 ton.
De nor maal prijzen voor de verschillende ijzersoorten zijn tot dusverre niet
gewijzigd; onderhands moeten echter, naar verluidt, hoogere prijzen betaald
worden.nbsp;(u. „N. E. O.quot;).
* *
*
Daar wellicht niet alle lezers van De Hoefsmid de inrichting kennen van
in bovengenoemd artikel genoemde ovens, geven wij ter toelichting hierover
het volgende:
Ben hoogoven is een uit vuurvast materiaal gebouwde schacht, hoog 12—20
Meter, welke aan de onderzijde door een douche wind ontvangt, waarbij
van boven van een platvorm afwisselend lagen houtskool of cokes en ijzererts
worden afgelaten.
In de bovenste ruimte der hoogoven, wordt het water, dat in het erts is
opgesloten, uitgedreven en in vele gevallen het koolzuur afgescheiden. In
het verdere verloop wordt door den invloed der vaste kolen en de gassen het
ijzererts verder van zuurstof ontbloot. In de hoogste temperatuur heeft een
koling van liet gereduceerde ijzer plaats, smelt, en verzamelt zich in een
daarvoor bestemde ruimte, vanwaar het op bepaalde tijdstippen wordt afge-
tapt, waarvoor men een aftapgat in de laagste punten van den oven heeft
aangebracht.
üe oudste methode tot het verkrijgen van weiijzer en staal gescliiedt door
haardfrischen, waarvoor frischhaarden (zie haarden) worden aangewend. Hier
geschiedt vrijwel hetzelfde chemische proces als in den hoogoven, echter met
dien verstande dat het in drie deelen gesplitst is, en meer tijd vordert; de
drie processen hierbij gevoerd noemt men: 1== Oxydatie, 2« het ruwfrischen,
3e het gaarfrischen of „feinenquot;. Al naar het product, wat men verlangt, spreekt
men hierbij van driemaal, tweemaal en eenmaal smelterij.
De Bessitmer oven is een peervormig vat, waarbij de atmosferische lucht
in talrijke dunne stralen van onderop door het vloeibare ijzer wordt geperst.
Tien ton ijzer houden ongeveer in: 200 KG- Silicium, 200 KG Mangaan,
350 KG Koolstof, voor welks verbranding 760 KG of 4000 M^ lucht noodig
is. Is nu de ventilator zoo machtig om deze luchtmassa er in 10 minuten
doorheen te drijven, dan kunnen ook in dezen korten tijd tien ton ruw ijzer
in smeedijzer worden omgezet.
Het Martinproces werd in 1865 door Gebr. Martin uitgevoerd in een
oven voorzien van verschillende kamers; echter niet dan nadat door de in
voering der Siemens-gasvuring de vereischte hitte verkregen kon worden
Men kan bij deze ovens door omzetting der zoogenaamde wissel kleppen eener
zijds gas, anderzijds het voorde verbranding benoodigde luchtvolume toevoeren
De bodem van dezen oven is uit dat materiaal vervaardigd, hetwelk de be
noodigde bijmengsels aan het ijzer afstaat. Eerst met dezen oven was het
mogelijk van smeedijzerafval wederom smeedijzer of staal te vervaardigen.
— De Jimi-aßevering 1910 van „Ber Hufschmiedquot; bevat:
1quot;. Eene beschrijving van drie gevallen van chronische Tcreupelheid bij
ossen, waaruit blijkt dat de welving van den hoornwand de plaats aanduidt van
do oorzaak der kreupelheid, — eene behandeling door een vee-arts in zulke
gevallen noodzakelijk is en dat vernageling bij ossen niet zoo zelden voor-
komt — en het beslag dau ook dikwijls de oorzaak der kreupelheid is.
2°. Een beschrijving van een tang om het hoefijzer iets te verwijden, wan-
neer liet ijzer reeds is ondergebracht. Na proefneming voldoet deze tang
zeer goed, om nl. het ijzer eenige millimeters te verwijden. Het ijzer neemt
zijn ouden stand niet terug, maar blijkt zich op den duur nog iets verder
te verwijden.
3quot;. Eenige uittreksels en besprekingen: o. a. een bericht dat te Hamburg
in den herfst van dit jaar een Duitsche smidsschool geopend zal worden.
Deze school bepaalt zich niet alleen tot het geven van theoretisch, echter ook
tot dat van practisch onderricht, terwijl om verdere opleiding te genieten
in het wagenmakersbedrijf, in het derde halfjaar de leerlingen, die tot de
hoogste klasse dezer school zijn toegelaten, de Staatswagenbouwschool te
Hamburg kunnen bezoeken.
4quot;. Diversen, Voor lezers van ,,De Hoefsmidquot; van geen beteekenis.
-ocr page 99-5quot;. Vragen en antwoorden: Dr. Gl. in H. Ik heb dikwijls hoefverna-
geling te behandelen en ben het over twee punten niet geheel eens. In de
eerste plaats wenscbte ik de vraag te stellen, hoe moet de smid handelen,
wanneer een paard bij het inslaan van een nagel trekt en wanneer de nagel
te voorschijn komt, daaraan geen bloed of vochtigheid is op te merken.
Persoonlijk ben ik van meening, dat in zulk een geval geen fout begaan
is, wanneer men den nagel opnieuw inslaat, mits de nagel een andere
richting door het hoorn krijgt.
Moet verder, wanneer de smid een verloren ijzer koud onderlegt (met
gebruik van de oude nagelgaten) eerst de oude nagelgaten door middel van
een ijzerdraad of een sondeernaald nazien of zich daarin ook stukjes nagel
bevinden? Wanneer dit niet wordt nagekomen, kan dit volgens mijne
meening gevaar opleveren voor kwetsuur, wanneer de nieuwe nagel wordt
ingeslagen en dient dus vermeden te worden.
Antwoord. Zoodra een paard bij het inslaan van een nagel, dien men ge-
bruikt om het ijzer onder den hoef te bevestigen, trekt, en dit trekken geen
gevolg is van gevoeligheid van den geheelen hoef, maar alleen een bewijs
levert, dat die nagel de hoeflederhuid nabij komt of er zelfs ingedrongen
is, dan moet de smid den nagel direct verwijderen en geen andere meer op
die plaats inslaan. Ook het inslaan van een nagel, al geeft men hem een
andere richting, kan nageldruk doen ontstaan. Ook in de onmiddellijke na-
bijheid slaat men geen nagel. Dit kan vooral gemakkelijk geschieden bij
de ijzers, bij het leger in gebruik, waarin de gaten zich zoo vlak bij elkaar
bevinden. Al komt de nagel te voorschijn zonder bloed of sporen van
vochtigheid, dan is het bewijs nog niet geleverd, dat de nagel geen kwet-
suur heeft achtergelaten. Bij het uittrekken kan het hoorn het bloed, dat
aan den nagel zat, afnemen en ook het nagelkanaal, tengevolge van de
elasticiteit van het hoorn, zich sluiten, zoodat het bloed niet kan te voor-
schijn komen. Het is geen gewoonte bij het hoefbeslag, dat de smid
na het afnemen van het hoefijzer en voor dit weder wordt ondergeslagen,
er op attent is, of zich nog nagelkopjes iu de oude gaten bevinden, en dit
na nauwkeurig onderzoek vast te stellen. Wel moet hij, na het ijzer afge-
nomen te hebben, den hoef (vooral den buitenwand) met de oogen en de
vingers nagaan of hij achtergebleven stukken nagel bemerkt, die dan ver-
wijderd dienen te worden. Komt hij echter tot de overtuiging, dat zich
geen oude stukjes in het hoorn bevinden, dan heeft hij zijn plicht gedaan.
In ieder geval, met een draad, een sondeernaald, een hoefnagel, of met wat
ook, de oude nagelkanalen te onderzoeken, kan van den smid niet gevor-
derd worden. Nog beter kan men dergelijke verrichtingen achterwege laten.
Zij kunnen de hoeven schade doen door de oude nagelkanalen te verwijden
en de bevestiging van het ijzer daardoor bemoeilijken. De gevallen van
vernageling, door in het hoorn achtergebleven stukjes, behooren tot de zeld-
zaamheden en zijn den smid, wanneer geen andere oorzaken aanwezig zijn,
toch niet als schuld aan te rekenen.
In het begin dezer maand schreef men ons:
„Op het oogenblil£ ben ik bezig een vierjarigen dekhengst aan te rijden om
er mede op concoursen uit te kunnen komen. In de laatste dagen begint
hij evenwel zoodanig in de ijzers te klappen, dat het hoorn van de achter-
voeten vanaf teen tot en met kroonrand over een breedte van 4 a 5 cM
weggeslagen wordt. Wat moet nu Uws inziens gedaan worden ten einde'
zonder den arbeid te staken, de achtervoeten te beschermen en verdere
beschadiging te voorkomen; voor zoover het te zien is stoot hij tegen den
teen van de voorvoeten.quot;
Op vorenstaande vraag deden wij het volgende antwoord toekomen:
„Slappen ontstaat het gemakkelijkst door vermoeienis bij paarden, die
overbouwd zijn en de achterbeenen naar verhouding krachtiger onderbrengen
dan de voorbeenen tillen en vooruitbrengen, terwijl een kleine lengte ten
opzichte van de hoogte het optreden van het euvel mede in de hand werkt.
\'an Uw hengst mag dus in de eerste plaats niet te veel inspanning
worden gevergd. De dektijd is nog niet geheel voorbij en de „loop-spierenquot;
zijn vermoedelijk gedurende geruimen tijd weinig arbeid gewend.
Behalve arbeidsbeperking is het gewenscht het beslag zoo doelmatig
mogelijk te regelen. Hiervoor is een bekwaam hoefsmid noodig, geadviseerd
door een bekwaam vee-arts.
Van uit de verte is minder goed aan te geven hoe de regeling dient te
zijn, hierom bepaalden wij ons ü een paar punten in overweging te geven,
eventueel ter beoordeeling van den veearts-hoefsmid. Indien het dier zich
raakt tegen het toongedeelte van het voorijzer, dan is hieraan eenigzins een
opzet te geven en de afhelling aan de ondervlakte van het ijzer aan te
brengen. De achterhoef is te beslaan met een licht klapijzer. Mocht dit
met voldoende helpen dan het voorijzer te voorzien met een Amerikaansch
toongewicht, of het klapijzer (achter) een verbreede (alzoo verzwaarde) buiten-
tak te geven, of beide.
Den te veel weggeslagen hoef zoudt JJ tijdelijk kunnen voorzien van
gummibeschermersquot;.
Het ons bekend adres, waar deze hoef beschermers zijn te verkrijgen, werd
tevens opgegeven, en verzocht ons het resultaat na een paar weken te willen
mededeelen, waarvan alsdan eventueel in de Juli-aflevering meldin^ zal
worden gemaakt.
IViededeelIngen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslaaT
SLIJPEN VAN WEEKTUIGEN.nbsp;~
Hebben wij ia een vorig artikel het harden van werktuigen behandeld
zoo achten wij het niet overbodig ook over het slijpen der gereedschappen
iets mede te deelen. Afgezien nog van den juisten hoek, waaronder geslepen
moet worden, bestaan er verschillende factoren, welke bij het verkrij-en
eener goede snede in 't oog gehouden dienen te worden. Allereerst komt
de vraag: op welke zijde van den steen het werktuig geslepen moet worden
hetgeen hoofdzakelijk afhangt van de vorm van den steen, van zijnen toestand
en eindelijk hoeveel metaal moet worden afgeslepen. Wordt het werktuig
zoo gehoudoü, dat de steen naar den werkman toedraait, dan zal men sneller
en beter werken dan wanneer dat in tegenovergestelde richting geschiedt;
dit is echter in vele gevallen zeer gevaarlijk, vooral wanneer de steen niet
zuiver rond is.
Daar men gewoonlijk en niet ten onrechte gevaar wil vermijden slijpt
men op den steen, welke niet naar den werkman toedraait; hierdoor vormen
zich echter op de snede der werktuigen bramen. Hoe scherper de hoek der
snede is, des te grooter zullen deze zijn. Bij harde metalen is deze weder
minder als bij zachtere; verder zal zij grootere afmetingen aannemen, naar-
mate het voorwerp sterker tegen den steen wordt gedrukt. Om dit laatste
eenigzins op te heffen drukt men in den beginne sterk, om zooveel mogelijk
metaal af te nemen, en reduceert dien druk bij het einde van het slijpen,
zoodat dan ook de braam wordt weggeslopen.
Het slijpen geschiedt soms droog, meestal echter nat. Bij droogslijpen
zal de steen meestal meer afnemen, doch levert ook minder fraai werk daar
hierdoor gewoonlijk diepe krassen ontstaan. Zeer nadeelig is hierbij het
stof, dat zich ontwikkelt, hetgeen uit zand- en ijzerdeelen bestaat. Ook
verstoppen de porieën van den steen bij dit proces zeer spoedig en nemen
daardoor minder af; verder ontwikkelt zich bij het droogslijpen een sterke
hitte, zoodat het voor geharde voorwerpen absoluut niet aan te bevelen is,
en gereedschappen dan ook altijd nat geslepen worden. Het nat maken van
den steen geschiedt het beste door boven deze een reservoir, gevuld met water
te plaatsen, en dit door middel van een buisje op den steen te voeren; het
water moet direct na het slijpen kunnen worden afgesloten door middel
eener kraan. Ondoelmatig is het den steen gedeeltelijk in het water te
laten loopen; hierdoor benadeelt men het rond blijven; staat een steen n.1.
langen tijd stil, dan zal dat gedeelte, wat in het water hangt, veel vocht
tot zich nemen en zachter worden, zoodat bij het in gebruik stellen deze
plaats het meest wordt aangegrepen.
Bij snelloopende steenen overdekt men ook het bovenste gedeelte dooreen kap.
Slijpsteenen met slinger voor handkracht, of voetbeweging, hebben slechts
een klein aantal omdraaiingen, hun afmeting varieert tusschen 40—100 c.M.
bij een breedte van 8—10 c.M.
Slijpsteenen voor machinebedrijf geeft men gewoonlijk een snelheid van
6—8 meter per seconde, zoodat bij
1nbsp;Meter doorsnede het getal omdraaiingen per minuut 115—150 zijn
1,5 „nbsp;„ „ „nbsp;-nbsp;.. « 96-100 „
2nbsp;„ „ „ „ „ « quot; 60-80 „
De fabricatie der amorelschijven en slijpmachines is zeer verschillend;
meestal wordt de schijf uit gietijzeren sigmenten samengesteld, en met een
van te voren geprepareerde massa overtrokken. Om voor uiteenloopende
doeleinden te kunnen werken bestaan er verschillende soorten dezer schijven,
met betrekking tot korrel en hardheid. Grove korrel en hard, middelsoort
korrel en hard, middelsoort korrel en zacht, fijne korrel hard en zacht.
Middelsoort korrel en hard eigent zich het beste voor het slijpen van
snij werktuigen voor draai-, schaaf- en steekbeitels.
Deze shjpapparaten zijn voor machine- en werktnigfabrielïen van zeer
groote waarde. Vóór hunne uitvinding moesten alle snij werktuigen voor
metaalbewerking, als: fraisen, ruimers, boren, tappen enz., in weeken toestand
eerst gescherpt, en daarna gehard worden. Bij het harden beliep men de
kans dat de voorwerpen krom trokken, van doorsneevorm veranderden en
dat de snede door het oxydeeren in het vuur van zijn deugden verloor. Daar
nu de sneden door middel dezer slijpwerktuigen in gehard staal kunnen
bewerkt worden, behoeft men met bovenstaande mogelijkheden geen rekeniult;^
meer te houden. Nog dient hierbij te worden vermeld dat bij stomp
worden dier gereedschappen deze vroeger eerst werden uitgegloeid, gescherpt
en opnieuw gehard. Onze nieuwe slijpwerktuigen hebben ons ook in dezen
van veel moeilijken arbeid verlost.nbsp;jy^
__A-S. tentoonstellingen, concoursen en draverijen.
Aanstaande tentoonstellingen.
15—19 Juni. Paardententoonstelling te Parijs.
28 Juni—1 Juli. Keur. in N.-Holl.
11 en 12 Juli. Centrale Keuringen te Groningen.
12—23 Juli. Keuringen van fokmerriën in Gelderland.
13 en 14 Juli. Centrale keuringen te Rotterdam.
15, 16 en 17 Juli. 10-jaarl. tentoonstelling te Noordbroek.
1—12 Aug. Toekenning onderh.bijdr. aan dekh. in N.-Br.
3 Aug. Keuring van merriën met v. te Utrecht.
4—8 Sept. Landb.tent. te Waalwijk.
14-18 „nbsp;„nbsp;„ Hoorn.
A.s. Concoursen hippique.
16 Juni Wageningen.nbsp;25 Juli Leeuwarden.
28nbsp;Juni Leiden.nbsp;31 Nijmegen.
24 „ Winschoten.nbsp;2 Augustus Baarn.
29nbsp;Juni Roosendaal.nbsp;4 ^ Zwolle
3-10 Juli Den Haag.nbsp;I8 J oist
16 Juli Noordbroek.nbsp;24 en 25 Aug. Woerden.
19 „ Haarlemmermeer.nbsp;8 September Waalwük
21 en 22 Juli Zeist.nbsp;16 „ Hoorn.
24 Juli Groningen.
Aanstaande draverijen en rennen in Nederland.
Algemeene Harddraverij-Vereeniging Bussum: 10 Juli, 4 en 25 September
Maatschappij Duindigt: 22 en 29 Juni, 6, 13 en 27 Juli 6 10 13 14'
ï Augustus, 7,14, 21 en 28 September, 5,12,19 en 26 'octóber'
Nederl. Harddraverij- en Renvereeniging: 15 Juni, 20 Juli, 3 en 7 Augustus'
Renvereeniging Woestduin: 19 en 26 Juni, 3, 17, 24 en 31 Juli 11 en
18 September, 2, 9, 16, 23 en 30 October, 6, 18, 20 en 27 November
Groningen: 19 Juni, 28 Augustus, 18 September.
Leeuwarden: 18 Juli, 22 Juli, en 31 Augustus.
Veendam: 17 Juli.
Verkrijgbaar bij de Administratie van „Het Paardquot; en „De Hoefsmidquot;:
Terzamelde Opstellen uit Het Paard, in boekvorm, 254 blz., ruim
100 fig., prijs / LTS, fr. p. p. /1.95.
Idem tweede bundel, prijs ƒ1.75, fr. p. p. ƒ 1.95.
Heidema Paardenfokkerij I, Beoordeelingsleer en Easkennis, 84 fig.,
in linn. band, pr. /'0.90, fr. p. p. ƒ!.—.
Rechtvaardiging van het bestaan der rennen en draverijen in Neder-
land. Verschenen vanwege de Nederl. Harddr. en Renvereeniging. Prijs
/■0.75, fr. p. p. /■0.80.
Eerelman, Paardenrassen, 41 kaarten (briefk.form.) in kleuren, naar
(Ie oor.^pronk. uitgave, pr. fr. p. p. /'2.—.
Het toilet van een Paard (overdruk uit Verzamelde Opstellen „Het Paardquot;).
Prijs fr. p. p. /quot;O.éO.
verkrijgbaar in de chemicaliëu-
en droger ij en- handel van
K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,
te Dordrecht.
Prijscouranten voor 11H. veeartsen
en hoefsmeden op aanvrage gratis.
in zake vraag of aanbod van
dienstpersoneel, het smidsvak
betreffende, worden van onze
abonné's gratis in „De Hoef-
smidquot; opgenomen.
^^E^ te letten.
Verkoop alleen aan grossiers!
FRIEDR. DICK, Esslingen a. N., (Württemberg)
Vertegenwoordiger: J. J. VAN MEEKREN Amsterdam, Sarphatistraat 75.
Vraagt bij uwen ijzerhandelaar ECHTE
DICK'S Hoefraspen
en andere gereedschappen
voor
Hoefbeslag.
Gelieve
vooral op het merk:
Meest uitgebreide sorteering prima blanlce
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fijne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —
Intercommunaal
Telephoon
No. 1355.
Telegram-Adres
BAX Jufferstraat
Rotterdam.
NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN,
vooiMleells, gemaUkelijk in aebruik. — Kunnen niet loslaten.
Open Zolen uit één stuk kuunen
dus onmogeUik loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in 11 maten vannbsp;tot
6| Eng. dm., uiterste breedte buiten-
kant ijzers gemeten.
Merk
in xüitte en grijze
Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van 4i
dm.
tot
Eng.
geheel Caoutcliouc
uit één stuk met
zwaar hielstuk
voor zware paar-
den,.voorradig van
7-i-tot7JgEng.dm.
Uiterste breedte buitenkant ijzers gem.
Strijkringen
niet riempje.
Hoef.
randen.
KiTiisfhooni.
Hoeftangen.
Renetten (rechts en
links).
Hoefraspen.
Houwklingen.
Hoefhamers.
Las- of Welbladen en
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.
Tonwijzers in
verschillende maten.
op Leder,
„Safety pad en
Frogpadquot;.
Men lette op het echte merk S. T. met kroon.
-ocr page 105-16e Jaargang. — 1910. - Aflevering 7.
REDACTKUR-UITGBVER: A. W. HEIDEMA TE GRONINUEN.
-ocr page 106-
Lambert amp; | ||
Hallanan Hoefzolen de Beste en | ||
Rotterdam, Wijnhaven 127. |
Het hoefsmidsvak in Gelderland. — Yaktentoonstelling voor het smidsbe-
drijf te Groningen. — De Hoefverwijdingstang van Sehwenszky. — Hoef-
smids3phool te Tiel. — Ingezonden stukken. — Correspondentie. — Advertentiën.
HET HOEFSMIDSVAK IN
Het is niet te verwonderen, dat in dit gewest, w
den op uitgebreide schaal en met succes werd bedrevèirrlt;«'quot;öe~^arden
steeds het lîenmerlî van een zelïeren graad van luxe droegen, waardoor zij
niet enkel geschikt waren voor den landbouw, maar als tuig- en militaire
paarden voor den handel gezocht werden, ook de hoef en zijn beslag deelden
in de goede zorgen der fokkers. Evenwel ontliep men ook hier niet de alge-
meene klacht, dat het hoefsmidsvak niet werd uitgeoefend als wel wenschelijk
was, hetgeen trouwens niet anders kon zijn, om de bekende reden: het gemis
aan eene behoorlijke opleiding der vakmannen. Het lag dus ook hier op
den weg van de Maatschappij van Landbouw, om in het belang der fokkerij
in het algemeen in te grijpen, en zij deed dit, na herhaalde besprekingen
in hare vergaderingen door in 1891 een aantal deskundigen op hoefbeslag-
gebied uit te noodigen tot eene vergadering in het „hôtel des Pays Bas
te Arnhem, om te beraadslagen op welke wijze zij, vooral ten platten lande,
op de beste wijze in de behoefte aan goede hoefsmeden zou kunnen voorzien.
Deze vergadering werd geleid door den voorzitter van het Bestuur der
Maatschappij, den heer Mr. P. H. A. Tydeman te Tiel. Het gevolg hier-
van was de benoeming eener commissie, bestaande uit gezegden Voorzitter
van het Bestuur en de H.H. M. G. de Bruin, leeraar aan 's Rijks-Vee-
artsenijschool en J. B. H. Moubis, Kapitein-paardenarts der Eij-en Hoef-
smidschool. Ten einde volkomen bekend te worden met het weten en kun-
nen der hoefsmeden in het gebied der Maatschappij, werden deze onderwijl
opgeroepen naar Arnhem om in de smederij van het Korps Eijdende Ar-
tillerie proeven van bekwaamheid
af te leggen, waarbij door de Maatschappij
aan hen, die aan de bepalingen, gemaakt door de commissie, zouden voldoen,
een bewijs daarvan te geven, en aan eenigen der beste bovendien gratificaties
in geld te verstrekken. Dit geschiedde in 1892 en 1893. Intusschen bleek
hieruit duidelijk dat, om goede hoefsmeden te krijgen, het noodzakelijk was,
dat zij daartoe practisch en ook theoretisch moesten worden opgeleid. Zoo
ontstonden ook hier de bekende cursussen voor hoefbeslag, welke voor de
deelnemers van groot nut zijn geworden. Intusschen was de heer Tydeman
afgetreden als Voorzitter der Maatschappij en vervangen door den heer
Mr. J. G. Eidder van Eappard, terwijl als voorzitter der vaste com-
missie voor hoefbeslag optrad de heer A. W. J. J. Baron van Nagellvan
de Sc haffel a ar. In 1896 werd als 4e lid der commissie benoemd de heer
H. J. 0. van Lent, en een paar jaren later de heer J. de Vries, wegens
aftreden van den heer de Bruin voornoemd. Na het bedanken van den
heer van Nagell als Voorzitter dezer commissie, nam de heer van Eappard
deze functie over tot 1 Juli 1908, toen hij door den tegenwoordigen Voor-
zitter, den heer W. A. E. de Bruijn te Bemmel werd vervangen. De heer van
Lent, op dien datum eene andere functie aanvaardende, werd opgevolgd
door den heer H. M. Kroon, leeraar aan 's Rijks-veeartsenijschool. Het is
een respectabele serie van cursussen, welke in de verschillende afdeelingen
der Maatschappij sedert 1894 zijn gehouden, en waardoor over de geheele
provincie een groot getal gediplomeerde hoefsmeden zijn verspreid, allen be-
kend met de eischen van een goed beslag.
De cursussen te Tiel, Deventer, Apeldoorn, Arnhem werden meestal ge-
houden in localen der ambachtsscholen, terwijl die te Zutphen steeds werd
ge'houden in de smederij der Huzaren. Gelijk elders waren oorspronkelijk
de cursussen eenjarig, doch werden zij later, 1902, over 2 jaren loopende
verdeeld, omdat de eischen voor de opleiding steeds hooger werden gesteld;
het geleerde werd wegens den korten leertijd niet vast genoeg ingeprent en
weêr spoedig vergeten, zulks niet enkel op theoretisch, maar ook op prac-
tisch gebied.
Het was reeds vroeger beweerd door opsteller van dit artikel, dat een een-
jarige cursus niet de gewenschte opleiding kon geven, dat het geven van
diploma's een te ver strekkende oorkonde van bevoegdheid was, dat het
brevet van bekwaamheid, het diploma, slechts moest gegeven worden aan
hoefsmidsscholen of aan goed ingerichte leersmederijen. Intusschen bij ge-
brek hieraan hier te lande, door het diploma te verbinden aan het met
gunstig gevolg medemaken van een tweeden cursus (zie „De Hoefsmidquot; 1896
blz. 189—192).
Het was een gunstige omstandigheid dat in het gebied der Maatschappij
kon worden beschikt over leerkrachten voor de practijk, mannen bekend
om hunne technische vaardigheid. In herhinnering breng ik de militaire
hoefsmeden Huising, van Wiggen, van A-ngeren, Blokker, de bur-
gerhoefsmid Sarink en andere, van wie mij de namen zijn ontgaan, die
geregeld waren belast met een of meer cursussen, en daar met succes werk-
zaam waren. We zagen b.v. op tentoonstellingen en wedstrijden in hoef-
beslag, in verloop van jaren gehouden door de G. O. M. v. L. en ook elders,
menigen prijs door sommigen dezer en ook door hun leerlingen behaald.
Wanneer hier van deze cursussen wordt gewag gemaakt, dan brengt dit
den opsteller van zelf in herinnering een cursus, die reeds voor jaren werd
gehouden te Arnhem. De smederij van den heer F. W. van Duim aldaar
stond reeds, voor dat op dit gebied veel voor de verbetering van het beslag
der paarden werd gedaan, zeer gunstig bekend. Waar hij zelf de leiding
had, en als deskundige zijne voorlichting gaf aan een bekend goed practicus,
daar kon men verwachten, dat het ambacht naar den eisch werd uitgeoefend.
Het was daarbij een gunstig bekende leersmederij, waaruit vele goede hoef-
smeden zijn voortgekomen, tot zegen der paarden in Gelderland. Het is
jammer dat deze inrichting in 1897 werd van de hand gedaan, waarmede
tevens de opleiding van jeugdige hoefsmeden een einde nam. In 1896 dongen
ook deze leerlingen naar het diploma, volgens het reglement door de Maat-
schappij vastgesteld. Aan een andere inrichting, de Rijks-Landbouwschool
te Wageningen, werden ouder de leiding van den heer H. C. Reimers, leeraar
aan deze irichting, geregeld cursussen voor hoefbeslag gehoudeu; het is jam-
mer dat aan deze school voor landbouw, zich geen leersmederij heeft ont-
wikkeld, verband houdende met de opleiding van hoefsmeden door de Maat-
schappij van Landbouw. Indien over voldoend levend materiaal voor de
practijk kon worden beschikt, zou, naar mijn inzien, aldaar een der aange-
wezen plaatsen voor opleiding zijn.
Menige wedstrijd in hoefbeslag, gewoonfijk bij gelegenheid van Landbouw-
tentoonstellingen gehouden, getuigt van een goed inzicht van het bestuur
der Maatschappij of van de afdeelingen daarvan, voorden weg, dien gevolgd
moet worden om het hoefsmidsvak door alle goede middelen te bevorderen.
Hiervan getuigen die van Deventer in 1900, Winterswijk in 1903, Tiel in
1904, Zutphen in 1905, Nijmegen in 1906, Apeldoorn in 1908, Deventer
in 1909; terwijl op de meeste der tentoonstellingen voor inzendingen van
artikelen, het hoefbeslag betreffende, prijzen beschikbaar werden gesteld.
Reeds voor het bestaan der cursussen en ook later werden op de afdee-
lingsvergaderingen voordrachten gehouden, ook op hoefbeslaggebied. Uit
den aard der zaak strekken deze minder tot betere uitvoering van het be-
slag, dan wel om de aandacht te vestigen op het gewicht van een doelmatig
beslag. Als zoodanig hadden deze lezingen haar nut.
Ook van de gelegenheid om opleiding tot bekwaam hoefsmid in militaire
inrichtingen te verkrijgen, werd door de zorg van het bestuur der Maat-
schappij gaarne gebruik gemaakt. Op deze wijze zijn steeds enkele jonge-
lieden geplaatst geweest bij bet le en 3e Regt. Veld-Artillerie en aan de
Rij- en Hoefsmidschool.
De commissie, samengekomen bij schrijven van 15 December 1891, meldde
reeds destijds in haar rapport aan den Voorzitter der Maatschappij van
Landbouw, dat ongetwijfeld de beste wijze om goede hoefsmeden te vormen
was het oprichten eener hoefsmidsschool op eene plaats waar zeer veel
paarden werden gehouden, en dus veel leermateriaal aanwezig 13; het zou
moeten zijn een welbeklante hoefsmederij. Eene begrooting der kosten van
dergelijke inrichting treft men ook in genoemd rapport reeds aan. De wensch
om in het gebied der maatschappij een leersmederij te hebben, werd eindelijk
verwezenlijkt. Nadat de Voorzitter van het bestuur zich had verzekerd van
den noodigen finantieelen steun van de regeering, provincie, gemeente, van
de maatschappij van landbouw en der afdeeling, en de grond voor een ge-
bouw was geschonken door den heer Mr. P. H. A. Tydeman van Oudewaard,
werd den 19den April 1907 op de 190e vergadering van het hoofdbestuur,
te Arnhem gehouden, tot de oprichting eener hoefsmidsschool te Tiel be-
sloten. Tot Directeur werd benoemd de heer H. J. C. van Leut, rijks-vee-
arts te Tiel, tot hoefsmid-onderwijzer de heer J. de Klein, militair hoefsmid
te Haarlem. De opening geschiedde 1 Juli 1908 door den Voorzitter der
Maatschappij, tevens van de hoefbeslagcommissie, Mr. J. G. Ridder van
^ Nricht men met recht verwachten, dat de stroom van candidaten, die
vroeger de gewone cursussen overbevolkte, zoude opgaan naar de nieuwe
inrichting, het eigendom der Maatschappij, het huis der hoefsmeden van
Gelderland. Zulks bleek intusschen niet zoo te zijn; de opkomst was gering,
en thans, nadat de 4e cursus van 6 maanden is geëindigd, is zij er niet op
vooruitgegaan. Men twijfelde er niet aan, dat de smeden-patroons zich
zonder uitzondering zouden beijverd hebben, om hun zoons naar die school
te zenden, waar de opleiding tot hoefsmid beter kan geschieden dan aan een
gewonen cursus. Laten we hopen dat een betere bekendheid met het onder-
wijs aan deze school zal leiden tot een grooter bezoek; zulks is onze wensch
in het belang der toekomst van de jeugdige hoefsmeden in dit gewest.
Uit het vorenstaande blijkt duidelijk, dat de zorg voor verbetering van het
hoefsmidsvak in deze provincie steeds groot is geweest; dat de Maatschappij
van Landbouw met voldoening mag terugzien op haar werk en hare opoffe-
ringen ten bate der hoefsmeden. Laat nu de vakmannen toonen, dat ook
de bloei der vakschool hun ter harte gaat.nbsp;M.
VAKTENTOONSTELLING VOOH HET SMIDSBEDRIJE
TE GEONINGEN, 4—9 JULI.
Deze vanwege de afd. Groningen, Friesland en Drenthe van den Bond
van Smedenpatroons in Nederland gehouden tentoonstelling is weer voorbij.
'Ae is door 3905 personen bezocht, waaronder 2440 betalenden, een getal
dat wel van ambitie getuigt, doch stellig nog grooter had behooren te zijn.
Op 4 Juli is de tentoonstelling namens den Minister van Landb., Nijver-
heid en Handel geopend door den Directeur-Generaal v/d. Arbeid, den heer
H. A. van IJsselstein, die in zijn openingsrede wees op den grooten voor-
uitgang van het smidsvak iu de laatste jaren. Na o.m. over het kunst-
smeedwerk en de machinerieën te hebben gesproken, deed Spr. uitkomen dat
deugdelijk vakonderwijs voor de jonge beoefenaren van dit bedrijf zoo
wenschelijk is.
Het programma gaf aan dat in de ruime Korenbeurs, die voor deze expo-
sitie een uitstekende gelegenheid bood, 117 standen zou bevatten, indien
geene afwezig bleef. Er waren echter eenige nummers blanco. — Wat de
tentoongestelde voorwerpen betreft, kan worden aangenomen, dat de afwer-
king ervan niets te wenschen zal hebben overgelaten. Iedere inzender dient
daarvoor immers te zorgen. Er waren ook eenige collecties hoefijzers inge-
zonden, waaronder van afwijkende modellen, tot de bezichtiging waarvan
zich enkel hoefsmeden en hoefbeslagkundigen aangetrokken gevoelden. Dit
kon anders zijn, indien er bij deze standen een deskundig persoon aanwezig
was om voorlichting te geven, als waarom en in welke gevallen men zich
van ijzers van afwijkenden vorm bedient, enz.
Gedurende de tentoonstelling werden 's namiddags over het smidsvak. of
daaraan verwant vak, door specialiteiten lezingen gehouden. Zoo o.a. door
den heer H. A. Kroes te Groningen over het hoefbeslag. Voor zoover de
ruimte in deze afl. zulks toelaat, laten wij het door den heer Kroes gespro-
kene hier volgen, terwijl het slot in de volgende afl. zal worden opgenomen.
Aan de uitnoodiging om, ter gelegenheid der tentoonstelling voor het
smidsbedrijf, iets te zeggen betreffende het (belangrijk) onderdeel „het hoef-
smidsvakquot; geef ik volgaarne gelioor, al ware het mij aangenamer geweest,
wanneer heden op deze plaats een ander had gestaan, die door meerdere
banden dan ik aan de belangen van dat bedrijf is verbonden.
De uitnoodiging tot bijwoning der opening van de tentoonstelling, waar-
voor mijn dank, bevat de verrassende mededeeling, dat ze — als vakten-
toonstelling — de 1ste van dien aard in Europa is. Dit klinkt in de eeuw
van tentoonstelling-overlading wol wat vreemd. Het bedrijf toch is zoo
ingrijpend in de geheele maatschappelijke samenleving: bij woning- en
scheepsbouw, bij het alomvattende landbouw- en veeteeltbedrijf, als bij
schier alle andere vakken van bestaan, ja — waar niet al ontdekken we
den overheerschenden invloed van het smidsbedrijf op ons maatschappelijk
zijn en doen.
Het smidsbedrijf is zoodanig in ons volksleven ingeweven, dat tal van
spreekwoorden en spreekwijzen daaraan zijn ontleend: „Men moet het ijzer
smeden als het heet isquot; — „Men kan voor een heet vuur te staan komenquot;
— „Wanneer men altijd op hetzelfde aambeeld slaat, krijgt men dikwijls
succesquot; — „En forgeant on devient forgeronquot;, „al smedende wordt men
smidquot;, of wel „al doende leert menquot;. En zoo meer.
De smederij geeft ons de stof voor menige symbolische voorstelling, b.v.
de zeer schoone, waarvan de afbeelding jarenlang voorkwam op de premie-
kalender van het maandblad „De Hoefsmidquot;, voorstellende Bismarck
als smid van het zwaard, waarmede de Duitsehe eenheid werd bevochten!
Het smidsbedrijf is populair, de smidse is een deel van het dorpsleven,
dikwijls de verzamelplaats van gewilde dorpstypen, en menige kwinkslag en
grap vindt in de smidse z'n ontstaan.
Niet alleen de naar verstrooiing hakende dorpeling zoekt de smidse op,
ook hij, die lijdt, tracht soms heil te vinden bij het water uit den koelbak
of bij bet hamerslag van het aambeeld.
Moge deze «atentoonstelling voor het smidswezen dan ook, als zoodanig,
een eersteling zijn, er is en er wordt op 't gebied van het smidsvak
veel geëxposeerd. Denk b.v. slechts aan het belangrijk onderdeel dat op
iedere, in Nederland populaire, landbouwtentoonstelling wordt ingeruimd
voor landbouwwerktuigen. En zijn deze landbouwtentoonstellingen van
eenige beteekenis, dan vindt men daar in de laatste jaren „inzendingen
hoefbeslagquot;.
Ik zeg in de laatste jaren! Is dat hoefbeslag dan een nieuwtje r' Wij
weten het beter! Het smidsvak is oud. We kennen weliswaar tijdperken
uit de ontwikkelingsgeschiedenis van de maatschappelijke samenleving,
waarin de mensch het gebruik van metalen niet kende en er dus ook voor
den smid geen droog brood te verdienen was, doch die tijdperken liggen
zooverre achter ons, dat we ze als historisch en wel als oud-histonsch
kunnen aanduiden, dagteekende van ver voor onze jaartelling,
s Ook het hoefsmidsvak is oud, getuige dat we reeds in de 7de eeuw van
onze jaartelling St. Eloy, de bisschop van Frankenland, als schutspatroon
der hoefsmeden zien fungeeren; getuige de menigvuldige opgravingen van
oude hoefijzers, ook in ons land, uit tijdperken samenvallende met de oudste
geschiedenis.
Wanneer dus wordt gezegd dat eerst in de laatste tientallen jaren het
hoefbeslag zich, als zoodanig, een plaats heeft veroverd op de vreedzame
worstelperken van den landbouw, dan wijst ons dat op een jongen vooruit-
gang op 't gebied van dat bedrijf
Wanneer we ons tot Nederland bepalen, kunnen we constateeren, dat 100
jaar geleden zoo goed als niets nog over het hoefbeslag was geschreven of
medegedeeld. Er waren hoefsmeden — ja •—■ doch deze schenen zich meer
te interesseeren voor de paardenziekten dan voor het hoefbeslag. Het be-
hoeft geen betoog dat het vak op een laag peil stond, en wel beneden de
gestelde eischen — er werd dan ook al vroeg over slecht hoefbeslag geklaagd.
De verbetering kwam langzamerhand van militaire zijde, doordrongen als
men was dat een goed beslag veel moest bijdragen tot de meerdere slag-
vaardigheid der bereden korpsen, — en lang voor er sprake was van de
oprichting van een militaire hoefsmidschool, voorzag men zich in het leger
van bekwame smeden, meest Duitschers of Belgen.
Stelselmatig onderwijs in hoefbeslag werd voor 't eerst gegeven sedert de
oprichting der veeartsenijschool in 1821; zoodoende werden de veeartsen de
leermeesters der hoefsmeden en zijn'dat steeds gebleven.
Vliegensvlug ging de toestand echter nog niet vooruit. Wel zag men hier
en daar een hoefsmid, die wat meer werk van zijn vak maakte, die den
hoef besloeg in verband met de eischen van de hoefverrichtingen en den groei,
doch de algemeene richting bleef slecht. Er was geen voldoende belang-
stelling en de smid van eertijds beschikte over een te groote mate aan bet-
weterij, die het leeren in den weg stond. We kunnen ons bijna in den
tegenwoordigen tijd niet voorstellen, dat de meest logische eischen van goed
hoefbeslag zoolang uitbleven en bekende verbeteringen zoo langzaam alge-
meen goed der smeden werd. Vergelijk daarmee b.v. de snelle algemeen-
wording van uitvindingen van den lateren tijd, op 't gebied van verlichting,
snelverkeer enz. Ja — in het begin van mijn veearts-praktijk (28 jaar
geleden) was het beslag ten plattenlande nog vrij algemeen slecht en niet
veel anders dan een eeuw herwaarts. Toch waren toen de eischen van goed
hoefbeslag wel bekend en werd het hoefbeslag hier en daar wel doeltreffend
uitgevoerd. Ze bereikten echter niet de dorpssmeden, ja — dikwijls ook
niet de stadssmeden.
Het grove, zware, groote hoefijzer met geheel holle draagvlakte en 8 a
10 ruime nagelgaten, waardoor evenveel zware eigengemaakte nagels werden
geslagen om den hoef in het ijzer te laten hangen, zonder steunvlakte —
was nog kenschetsend voor het geheele land en tevens de slechte daardoor
verkregen toestanden van den hoornwand — de brokkel hoeven.
Berst de hoefsmidschool, die omstreeks 1840 werd opgericht en tot 1842
verbonden was aan de K. M. A. te Breda, in 1862 naar Venlo en in 1886
naar Amersfoort werd verplaatst, bracht langzamerhand meer uniforme ver-
betering, ook in het hoefbeslag der burgerhoefsmeden, omdat van de daar
gevormde smeden, een deel later hun vak ging uitoefenen in de burgermaat-
schappij en wel speciaal als hoefsmid, omdat ze niet vertrouwd waren met
het overige deel van het smidsvak. Dit moet als een groot voorrecht
voor de ontwikkeling van het hoefbeslag worden beschouwd. Specialiseering,
zooals op allerlei gebied de deugdeliil^e vakkennis ten goede komende was
voor den'hoefsmid een groote behoefte. Hij had - als geen handwerksman
bijna - noodig een deel wetenschappelijke kennis, waarvoor liij geen moexte
L'ed wanneer'het hoefbeslag voor hem slechts een ^lem ^^eelte van z,n
handwerk uitmaaktte. Hij moest die wetenschap leeren als de noodz*
basis van z'n universeel ambacht. Hij moest hoefsmid - deskundig
hoefsmid - en alleen hoefsmii zijn! Ook het feit, dat aan de hoefsmid -
school burgerhoefsmeden kunnen worden gevormd, is van groote beteekenis
voor een algemeen verbeterd beslag. Langzamerhand werd meer en meer,
volgens de voorschriften in de leerboekjes, de hoef deskundig bewerkt
zoo werd het veegmes verbannen om plaats te maken voor de renet. Het
gebruik vau ritsijzers nam toe, terwijl de kalkoenen meer en meer ver-
Lenen. Op het gebied van scherp beslag maakte de vaste scherpe kalkoen
(het winterscherp) plaats voor de schroef- en uitsteekkalkoenen.
Inmiddels werd de behoefte aan goed hoefbeslag ook meer en meer ge-
voeld naarmate de paardenfokkerij zich meer uitbreidde; de prijzen der
paarden stegen, de hoeveelheid kunstwegen vermeerderde ook ten platten
iande. Zoodoende ging de landbouw zich meer en meer he hoefsmidsvak
aantrekken. Aanvankelijk was deze inmenging weinig doeltreffend en be-
paalde het zich tot het doen houden van lezingen over hoefbeslag welke
geen algemeene verbetering tot stand konden brengen, evenmin als het uit-
Len van premies (ter gelegenheid van landbouwtentoonstellingen) voor de
beste verzameling hoefijzers en meerdere zaken, welke tot het vak behooren.
Hierbij toch gingen dikwijls zij met belooningeu naar huis, welke voor een
deel hunne verzameling door aankoop hadden verkregen
Dit gaf te weinig voor het zich regelmatig ontwikkelen van het hoef-
smidsvak, daarvoor was noodig een meer algemeene gelegenheid om zich in
het vak te bekwamen.nbsp;,
Hoe moest deze tot stand komen? Op de ambachtsscholen, waar de ge-
wone ambachten worden geleerd en dus ook het smidsvak, kan het hoefbe-
slag moeilijk voldoende worden behartigd, omdat de daar aanwezige jongens
a4-l7 iaar) lichameijk niet voldoende zijn ontwikkeld voor den omgang
met paaiden; alleen van een voorbereidend onderwijs kan hier sprake zijn.
De veeartsenijschool leverde wel leeraren in hoefbeslag, doch het daar
gegeven onderwijs kwam niet direct ten goede aan de smeden.
Eerst in den lateren tijd werden ook smeden, voor opleiding tot hoefsmid,
toegelaten in de hoefsmederij der school en ook is er enkele jaren gelegen-
heid geweest voor het volgen van de theoretische lessen, dat thans, wegens
sebrek aan plaatsruimte, is gestaakt.
Ook de militaire hoefsmidsschool kou geen voldoend aantal burgerhoe -
smeden leveren. Behalve de vorming van burgerhoefsmeden aan deze school,
werd in 1889 door den Minister van Oorlog bepaald, dat ook door paarden-
artsen in garnizoenen burgerhoefsmeden kunnen worden opgeleid en er
door hen eenige cursussen tot dat doel zouden worden gegeven
Het valt nfet te ontkennen, dat het leger veel tot de ontwikkeling van
het hoefbeslag heeft bijgedragen.nbsp;, . , j
Toch werden deze cursussen niet zoo pupulair als de cursussen in hoef-
-ocr page 114-beslag door burger-veeartsen in verschillende provinciën gegeven, op uitnoo-
diging van landbouwmaatschappijen, daartoe in de gelegenheid gesteld door
Eijksbijdragen.
Voor het bijwonen van dergelijke cursussen behoeft de smid niet voor
langen tijd uit z'n bedrijf te treden, kan zelfs de smidsknecht, met eenigen
goeden wil, dienstbaar blijven en een cursus volgen.
Aanvankelijk alleen theoretisch, werd later aan deze cursussen ook een
practisch gedeelte toegevoegd. Niet alle gediplomeerde hoefsmeden, aan
deze cursussen gevormd, bleken pal te staan voor de feitelijke verbetering
van hun ambacht.
Wij hebben ze gekend, blakende van ijver, om op zelfs bejaarden leeftijd
nog iets te leeren, doch ook liepen er onder, bij wie het meer om den
titel dan om de kennis te doen was en dezulken vervielen weer, aan hun
lot overgelaten, spoedig in het oude regime van hoefbeslag. Ook waren er
jongeren, die goed onderlegd en met beste voornemens naar huis gingen,
doch daar werkende in de ouderlijke smederij, niet den vollen tijd en vol-
doende gelegenheid werd gegeven, het vak ook in de richting van het ge-
leerde uit te oefenen.
In den laatsten tijd zijn deze cursussen tweejarig geworden, omdat de
eenjarige geen voldoenden waarborg gaf voor grondige theoretische.en prak-
tische vorming.
Ook de leersmederijen hebben gunstig gewerkt om het deugdelijk hoefbeslag
meer algemeen goed der hoefsmeden te maken. Ze kwamen tot stand onge-
veer gelijktijdig met het houden der cursussen en wel het eerst te Arnhem,
onder den vee-arts vau Duim in 1882, en 1888 onder Wiersum en Heidema,
te Groningen. Deze leersmederijen berusten geheel op particulier initiatief
en werken zonder subsidie. Ze komen op die manier het regeeringswerk
zeer ten goede en hebben b.v. het houden van gesubsidieerde cursussen in
Groningen onnoodig gemaakt.
Sedert 1908 i3j näHiSb 66n militairG hoöfstnidsschool, ook opgoricht Gen
burgerhoefsmidsschool en wel te Tiel onder leiding van den heer v. Lent,
vee-arts, met behulp van den hoefsmid Klein.
De cursus is halfjarig, met dien verstande, dat er dagelijks gelegenheid
is les te ontvangen en zich onder leiding van een bekwamen hoefsmid in
het hoefbeslag te oefenen. Ten behoeve van de opleiding van onderwijzers
in practisch hoefbeslag is 1 Febr. j.1. aan de veeartsenijschool een cursus
geopend. Noemen we daarbij nog de papieren leermeesters in den vorm
van boeken over hoefbeslag, het maandblad „De Hoefsmidquot;, de verschillende
artikelen in vak- en landbouwbladen, — dan hebben we zoowat alles wat er
tegenwoordig op het gebied van de verbetering van het hoefbeslag gaande is.
Alles is nog niet in de puntjes, zoo wordt b.v. op de waarde van de
cursussen nog wel eens wat afgedongen en werkelijk zijn de resultaten daar-
van, zoowel door toedoen van de leerlingen als van de leermeesters, leer-
middelen en beschikbare ruimte, wel eens beneden de verwachting gebleven,
doch dat wil volstrekt niet zeggen, dat de cursussen niet zeer goed hunnen
bijdragen tot meerdere ontwikkeling van het hoefbeslag.
De cursussen zijn eenvoudig van inrichting, kunnen schier overal worden
-ocr page 115-segeren en uitbreiding van hun aantal, in verschillende provincies, is alleszins
gewenscht. Meer kostbaar, doch niet minder nuttig, zou zijn het openen
van meerdere burgerhoefsmidscholen.
Het is te verwachten dat de regeering krachtig zal voortgaan naast de
ontwikkeling van het landbouwonderwijs, ook dat van het hoefbeslag te
bevorderen. We zijn op den goeden weg, - de banen zyn geopend, en
zullen geleidelijk worden uitgebreid. Dat is mijn vaste overtuiging Voor dit-
maal kLnen we dan m.i. de regeering - als zondebok - wel eens uitschakelen,
om ons, voor de behartiging van de belangen van het hoefbeslag, speciaal te
richten tot de beoefenaars van het vak en de menschen ten wiens behoeve
het wordt uitgeoefend „de paardenhouders.quot;nbsp;^ ,nbsp;mquot;
Zii beiden hebben te waken dat 'tgeen de regeering, de landbouw Mij.,
de stamboeken, de uitgevers, de schri^jvers, hebben gedaan - en nog doen --
goed tot z'n recht komt. De smeden door hun werk zoo correct mogelijk te
Lrrichten, na zich behoorlijk op de hoogte van het vak te hebben gesteld
de eigenaars van paarden, door dat goede werk mogelijk te maken en te
bevorderen Komt deze samenwerking tot stand dan zullen smid en eipnaar
daarvan de voordeelen ondervinden, terwijl er bij die materieele belangen
no.^ iets komt van zeer groote beteekenis, ook van een meer verheven standpunt
berchouwd, n.l. dat een steentje wordt bijgedragen om het paard zn werk
te doen vergemakkelijken en te veraangenamen. Wie zou, in de eeuw van
de zich sterk ontwikkelende dierenbescherming, dit liefdewerk - hier vrij
alle ziekelijke uitwassen - niet willen bevorderen?nbsp;(Slot volgt.)
de hoeeverwijdingstang van schwenszkt.
Vergun mij, geachte redactie, de volgende opmerking te maken betref-
fende de werking dezer tang, beschreven in „Der Hufschmied no. 6; het komt
mij voor dat de toepassing er van, zooals deze is weergegeven in „De Hoef-
smidquot; no. 6, niet juist is *).
„Der Hufschmiedquot; zegt:nbsp;, , ..nbsp;,
Bii hoeven met hoornscheuren gebruiken we dikwijls het ijzer metsteun-
séllippen. Opdat deze lippen goed stevig aan de steunsels kunnen worden
quot;aangesloten, bleek het noodig te zijn, bij het passen van het ijzer den W
in de verzenstreek iets te verwijden. Dit beproefden we met den dilatator
[welke door Defays tot verwijding der klemhoeven aanbevolen en genoeg-
„zaam bekend is.nbsp;,nbsp;••j-
Daar evenwel door de met den dilatator uitgevoerde ver«'ijding van den
„hoef het goed aanpassen der lippen aan de steunsels verhinderd wordt,
;;maakten wij tot verwijding van den Ween daarvoor goed bruikbare hoef-
„verwijdingstang.quot;
het hiermede geheel eens, reden waarom dit epistel wordt geplaatst
en twee afbeeldingen der bewuste tang toegevoegd. Tengevolge van he bezoeken
der Duitsehe Landbouwtentoonstelling te Hambürg en de wedstrijd van fokpaarden
t Biu^sel, waren wij in de voorgaande maand niet in de gelegenheid zelf de rubriek
Persoverzicht te verzorgen.
-ocr page 116-Hier volgt dan de beschrijving van dit instrument, waarin we lezen:
„De twee voorste einden der tang zijn aan de buitenvlakte iets bol en de
„randen met inkervingen voorzien, opdat de tang bij de verwijding van den
„hoef in het hoorn der steunsels goed ingrijptquot;.
Verder: „met
„deze tang is
„het mogelijk
„door een op
„hare schenkels
„uitgeoefenden
„druk met de
„hand, den hoef
„in de verzen-
„streek eenige
„millimeters te
„verwijden,
„en daarbij kan
„bet aansluiten
„der lippen
„tegen de steun-
„sels ongehin-
„derd geschie-
„den.quot;
Verder zegt
8.: „wanneer
alzoo aan een
hoef met hoorn-
scheuren een
ijzer met lippen
aan de steunsels wordt gepast, zal, wijl de lippen tegen de steunsels goed
kunnen worden aangepast, de hoef met de tang worden verwijdquot;.
Voorts meldt S. dat in den laatsten tijd het steunsel-lipijzer door hem
ook bij klemhoeven en bij scheeve hoeven met goed gevolg wordt gebruikt.
Die tang komt dus alleen in toepassing bij het passen van het ijzer, en
wel geplaatst tegen de steunsels om den hoef iets wijder te maken, ten
einde goed aanpassen of aansluiten der lippen te verkrijgen; de dilatator
van Defays werd daarvoor niet geschikt bevonden. De kromming buitenwaarts
van de boveneinden der tang, evenals de uitholling met inkervingen aldaar,
om steun te vinden in het hoorn der steunsels, maken dat passen mogelijk.
Ben tusschentijds kunstmatige verwijding van het ijzer met den hoef door
een dilatator, bleek bij deze methode onnoodig te zijn.nbsp;M.
HOEFSMIDSSCHOOL TE TIEL.
Het examen, dat 28 Juni j.1. van de 4 leerlingen, van den cursus Januari-
Juni, bij aanwezigheid der commissie van hoefbeslag der Geld. Ov. Maat-
schappij van Landbouw werd afgenomen, had tot resultaat, dat slaagden.
naar orde van kunde: B. E. Bevers te Hengelo (O.), Jae. Bolt te Tmalhnge,
gem Baflo, en J. F. van Slijpe te Giesendam. Genoemde candidaten gaven
bliik dat zij practisch en theoretisch voldoende onderlegd waren, om het
hoefsmidsvak naar den eisch uit te oefenen, waarom zij werden voorgedragen
voor het diploma der Maatschappij voornoemd. De 4e candidaat miste de
vereischte practische vorming, ongetwijfeld in verband staande met zijn
jeugdigen leefüijd. Hoewel zijn aanleg goed bleek te zijn, en hij theoretisch
genoeg ontwikkeld was, meende de commissie hem het diploma nog met te
mogen toekennen.
Het practisch examen voor eiken candidaat bestond in de bewerking en het
beslag van 2 voor- of achterhoeven, en de vervaardiging van een strijkijzer,
pantoffelijzer, gesloten ijzer of klapijzer, door loting aangewezen.
Het zal den attenten lezer stellig niet ontgaan zijn, dat deze cursus bestond
uit 4 leerlingen, niet wonende in het gebied der G. O. M. v. L.; ook de met
geslaagde candidaat hoorde niet in dit gewest, maar m Z.-Holland te huis
Vreemd is het dat de jeugdige vakmannen van Gelderland, voor wie toch
eigenlijk deze opleidingschool is gesticht, van haar bestaan geen kennis
schijnen te dragen, of wel haar doel en werking hun onbekend is; of moet
hun wegblijven in andere redenen worden gezocht? Wij meenen hun en
vooral den smeden patroons, in hun belang of dat hunner zoons, gedachtig
de oude spreuk „onbekend maakt onbemindquot; den raad te mogen geven, om
die inrichting eens met een bezoek te willen vereeren. De vakmannen worden
daar steeds gaarne ontvangen, en hun alle gewenschte inlichtingen verstrekt.
Geachte Redacteur.'
In aflevering No. 6 las ik tot genoegen, dat de heer O. Eoodvoets, leeraar
in het hoefsmeden, op de Vtrechtsche Provinciale Tentoonstelling bekroond
was met een „gouden medaillequot; voor een inzending hoefbeslag voor de
meest verschillende normale en abnormale voeten. Daar ik de tentoon-
stelling nog niet bezocht had, lokte mij dit uit deze inzending te gaan
bezichtigen. Vooraf schafte ik mij een catalogus aan om op de hoogte te
komen van de inzenders en het ingezondene. Hieruit vernam ik, dat er
buiten den heer C. Eoodvoets nog een inzending hoefbeslag was van de
Eiikscursus voor hoefbeslagquot; te Utrecht, maar hoe ik zocht, de inzending
was niet te vinden, doch na informatie bleek, dat er van den „Eijkscursus
niets was ingekomen. Dit vond ik jammer, ook voor den heer G. Eood-
voets, omdat er dan een beetje „partijquot; was geweest en alzoo een verge-
liikin- gemaakt had kunnen worden. Maar dat neemt met weg, dat de
iiending van O. E. er keurig netjes uitzag en hierin duidelijk de vakman
te lezen is zoowel als smid en als hoefsmid. Ook was bij de inzending
aanwezig het veel besproken „Snelverbandijzerquot;, door den heer C. Eoodvoets
uitgevonden. Dit trok algemeen de aandacht, omdat de meesten hier wel
over hadden gelezen, doch nimmer van nabij gezien. Dat dit Snelverband-
ijzer practisch en doelmatig is, hebben verschillende proeven bewezen; het
heeft dan ook nieuw bloed gebracht in de hoefsmidswereld en er zijn Ter-
schillende handen en hoofden in beweging gebracht, om ook eens iets op
dat gebied voort te brengen, zoowel in het buitenland als aan Rijksinrich-
tingen hier te lande. Zoo zie ik ook in dezelfde aflevering een afbeelding
van het „Noodbeslag Van Horsenquot;. Nooit tevoren heeft men vau dit beslag
gehoord; het is dan ook in den heer Van Horsen te prijzen, dat hij op
zoo'n leeftijd nog moeite doet iets op dat gebied daar te stellen. Maar als
men nu het „Noodbeslag Van Horsenquot; goed beschouwd, dan vindt men
hierin hetzelfde idee terug, wat in het Snelverbandijzer van C. Roodvoets
ligt, maar of het in de praktijk bruikbaar zal zyn, betwijfel ik sterk en
wel om de volgende redenen:
lo. Wanneer dit ijzer aan een zieken voet wordt aangelegd en met de
aanwezige schroef wordt vastgedraaid, dan zal hierdoor het geheele mecha-
nisme van den voet worden opgeheven, doordat de staande rand van het
hoekijzer de voet belet uit te zetten, en dit zal, als de voet aan de kleine
maat is, sterker op den voorgrond treden.
2o. Wanneer het paard met het aanwezige schroefstangetje (wat pl.m.
8 m.M. dik is) op een ongelijken steen of andere verhooging trapt, dan is
dit krom en alzoo onbruikbaar; om dan het ijzer, zonder den zieken voet
te beschadigen, te verwijderen, zal dit doorgevijld moeten worden.
3o. Wanneer dit ijzer is aangelegd aan een geopereerden voet of een
voet, waaraan de hoornwand ontbreekt, zal dit een verzamelplaats voor vuil
en ziektekiemen bieden, omdat die een schuilplaats vinden achter den
staanden rand van het ijzer, temeer daar het voor verschillende voeten moet
dienen en men steile en vlakke voeten aantreft.
4,0. Ieder vakman zal weten dat 1quot; of li/gquot; hoekijzer, waarvan dit ijzer
vervaardigd is, een ijzerdikte heeft van Vgquot; of 4 m.M. Wanneer nu hier
een scharnier van gevijld moet worden, dan zal het daar ter plaatse maar
2 m.M. dik worden, dus uiterst zwak; dit zal buigen en spoedig afbreken.
Ik kan dan ook niet met den heer H. M. Kroon meegaan dit beslag
goed te keuren, daar toch niet één vakman zal kunnen beweren, dat de
bezwaren, die ik daar opgeef, ongegrond zijn. De heer H. M. Kroon heeft
toch ook aan de „Rijksveeartsenijschoolquot; kennis gemaakt met het Snel-
verbandijzer van C. Rv. en kan dus weten, dat dit in alle voornoemde
gebreken voorziet, daar dit ijzer veel sterker en eenvoudiger is en geheel
om den voet gesloten, terwijl toch de voet zijn natuurlijke vrije beweging
kan maken; vuil inkomen is geheel uitgesloten.
Men ziet alzoo, dat men van verschillende zijden het Snelverbandijzer
van C. Rv. tracht te verbeteren, maar tot heden, volgens mijn opvatting,
zonder resultaat. Het is echter te hopen, dat men dit streven naar ver-
betering zal voortzetten, opdat er ten slotte iemand mag komen, die het
volmaakte bereikt.
Intusschen feliciteer ik den heer Roodvoets met zijn onderscheiding en
hoop, dat hij zich steeds op de hoogte mag houden vau alles, wat tot het
hoefsmidsvak behoort.
En u. Mijnheer de Redacteur, mijn dank voor de verleende plaatsruimte.
J. F. C. Schoenmakers.
-ocr page 119-In de vorige aflevering is een door ons gegeven advies opgenomen, inzake
het Mappen in de ijzers bij een hengst, die men bezig was in te rijden om
er mede op concoursen hippique uit te komen. Het gebrek was tijdens de
training ontstaan of althans sterk verergerd. Op het 7 Juni gegeven advies
ontvingen wij 29 Juni het volgende schrijven:
„Naar aanleiding van Uw schrijven van 7 Juni 1.1. kan ik U tot mijn
genoegen mededeelen, dat na het aanbrengen van klapijzers met verzwaarde
buitentak en voorijzers met verzwaard toongedeelte, het klappen bij den
hengst bijna geheel is opgehouden, zoodat ook geen verdere maatregelen ter
bescherming van de achtervoeten noodig zijn gebleken.
Onder dankbetuiging voor Uw zoo welwillend advies teeken ik met de
meeste hoogachting, enz.quot;
KiJ-nsthLOorn,
voor Hoefbeslag,
verkrijgbaar in de chemicaliën-
en drogerijen-handel van
K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,
te Dordrecht.
Frij scour anten voor HH. veeartsen
en hoefsmeden op aanvrage gratis.
in zake vraag of aanbod van
dienstpersoneel, het smidsvak
betreffende, worden van onze
abonné's gratis in „De Hoef-
smidquot; opgenomen.
zoo spoedig mogelijk, een alleszins bekwaam
gewoon om in een drukke hoef- en wagensmederij zelfstandig op te
treden, vaste betrekking, hoog loon.
Brieven met duidelijke omschrijving aan G. J. ROLINK, te Enschede.
Hoef- en Wagensmederij.
Een hoefsmid, ook bekend met wagenwerk, zoekt plaatsing nu
of later, daar waar vooruitzicht is, na eenigen tijd de zaak te
Brieven franco onder motto Hoefsmid, a/d. Uitgever van dit Blad.
-ocr page 120-S. C. Wl. BAX. 2, 4 en 6 Jufferstraat. ROTTERDAM.
— Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. —
Meest uitgebreide sorteering prima blanke
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fijne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —
Intercommunaal
Telephoon
No. 1355.
Telegram-Adres
BAX Jufferstraat
Rotterdam.
NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN,
voordeelis, gemakkelijk in «ebruik. - Kunnen niet loslaten.
Merk „Dexterquot;, Merk „Pacilicquot;,
met Jlink hielstuk, met zwaar hielstuk.
Open Zolen uit één stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in 11 maten vannbsp;tot
6| Eng. dm., uiterste breedte buiten-
kant ijzers gemeten.
op leder o
met flink
igenaaid
lielstuk.
voorradig van 4J-
tot Eng. dm.
geheel Caoutchouc
uit één stuk met
zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van
7J tot 7-iVBng.dm.
Uiterste breedte buitenkant ijzers gem.
Hoef-
randen.
Strijkringen
met riempje.
Kuiistlioorn.
Hoeftangen.
Renetten (reclits en
links).
Hoefraspen.
Houwklingen.
Hoefhamers.
Las- of Welbladen en
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.
Tonwijzers iii
verschillende maten,
op Leder,
„Safety pad en
Frogpadquot;.
^jtf- Men lette op het echte merk S T met kroon.
-ocr page 121-15e Jaargang. — 1910. — Aflevering 8.
REDACTEUR-UITGEVER: A. W. HEIDEMA te GRONINGEN.
-ocr page 122-
Lambert amp; | ||
Hallanan Hoefzolen de Beste en | ||
Rotterdam, Wijnhaven 127. |
Het boefsmidsvak in Zeeland. — Vaktentoonstelling voor het smidsbedrijf
te Groningen. — Korte mededeelingen. — Mededeelingen over het smids-
vak, vallende buiten het hoefbeslag. — Advertentiën.
r
HET HOEESMIDSVAK IN ZEELAl^^ '■^ÏL-1.
NadruTTwrhoden.
In deze provincie is sedert jaren de foljlierij van een deugdzaam paard
bedreven; vooral het foiiken met het zware Brabantsche of Belgische paard
heeft over een groot gedeelte van dit gewest een bepaald type doen ont-
staan, bekend als het Zeeuwsch-Belgische paard, door zijn massa als zwaar
landbouwpaard gunstig bekend, en welks model door kruising en invoer uit
België zijn afstamming voortdurend meer evenaart. Wanneer men leest
dat deze paarden goede, zelfs ideale hoeven *) hebben, dan moet men veronder-
stellen dat de zorg, die aan die hoeven wordt besteed, zeer groot moet
geweest zijn, immers een goede hoefverpleging is gebonden aan een rationeele
fokkerij. Het springt daarom sterk in 't oog als men leest dat het beslag
der paarden in deze provincie tot voor betrekkelijk weinig jaren in zeer
treurigen staat verkeerde, en nog heden verneemt men, niettegenstaande
overal verbetering in dezen toestand wordt gevonden, dat het hoefbeslag
te wenschen overlaat, en nog niet op gelijke hoogte s(;aat als het in andere
provinciën wordt aangetroffen, terwijl toch een goed beslag de voornaamste
factor der hoefverpleging vormt.
Het spreekt van zelf dat, waar de vakmannen een ambacht uitoefenen,
waarvan ze de eischen niet of slechts gebrekkig kennen, en hun verstrekt
zijn door vader of patroon, die ook niet ver in de wetenschap was doorge-
drongen, de leerling of gezel geen genie in het vak is kunnen worden.
Of nu de vakmannen zelf het noodig hebben geacht, dat hun de gelegen-
heid zou worden geboden tot opleiding in hun ambacht, of wel zulks het
gevolg was van de klachten door de belanghebbende eigenaars der paarden
geuit, het is een feit dat het onderwijs in hoefbeslag ook hier door het
Hoofdbestuur der Maatschappij tot bevordering van Landbouw en Veeteelt
werd ter hand genomen.
Hoewel reeds ten tijde van het oprichten der cursussen voor hoefbeslag
in onderscheiden gedeelten van het land, ook hier in vergaderingen de nood-
zakelijkheid daarvan in Zeeland werd aangetoond, kwam de eerste cursus
evenwel niet voor 1895 tot stand. De eigenaardige gesteldheid, waarin
deze provincie verkeert, bracht mede dat het niet aanging in een of ander
centraal gelegen plaats een cursus te vormen, zooals deze elders werden
1nbsp; Al moge dit ergens te lezen zijn, zoo komt het ons toch voor als niet in over-
eenstemming met de waarheid. Bij de verplichte rijkshengstenkeuringen, sedert 1901
geregeld door ons bijgewoond, is op de onderscheidene keuringsplaatsen in Zeeland
herhaaldelijk gelegenheid geweest waar te nemen, dat in deze provincie veel hoeven,
min of meer aan den platten kant en in het bezit van te weinig verzenen,
aangetroffen.
gehouden; de verdeeling der provincie in een 6-tal eilanden, terwijl het
zuidelijk gedeelte vaste land verbonden met België, allen gescheiden door
machtige stroomen, die het onderlinge verkeer niet gemakkelijk maken,
vereischte een anderen maatregel om den smeden hun onderricht te bezor-
gen. Zulks meende men te vinden in de oprichting van ambulante cur-
sussen. Deze werden in 1895—96 in de 8 afdeelingen der Maatschappij
gehouden en wel het theoretisch gedeelte door de provinciale veeartsen, de
practische oefeningen toevertrouwd aan een 3-tal hoefsmeden, elders gediplo-
meerd. Over het onderwijs werd het toezicht opgedragen aan den Districts-
veearts te Dordrecht.
Het was een zeer goede maatregel om deze lessen in 1896—97 te her-
halen met die smeden, welke het vorige jaar een getuigschrift hadden
ontvangen van te zijn geslaagd. Hier had men reeds destijds den 2-jarigen
cursus. De commissie, welke aan het einde hiervan als jury fungeerde,
bestond uit de heeren Th. G. van Eijssel, district-veearts, J. de Vries,
vee-arts te Zaltbommel, W. A. H. van Horsen, onderwijzer-hoefsmid aan
's Eijks Veeartsenijschool en J. B. Larmené, onderwijzer-hoefsmid der
Eij- en Hoefsmidschool, aldus bestaande uit mannen op het gebied van
hoefbeslag bijzonder gunstig bekend, en competent om het diploma als
hoefsmid te kunnen toekennen. De heer Vorsterman van Oijen te
Aardenburg fungeerde als secretaris dezer commissie.
Het bezoek der cursussen was zeer groot, en de berichten uit Zeeland
luidden nadien, dat de practische uitoefening van het beslag der paarden
over 't algemeen verbeterde.. Intusschen niets natuurlijker dan dat, waar
een 100-tal smeden hunne opleiding hadden genoten, van welke 60 met een
diploma als geëxamineerd hoefsmid in hun zak aan het werk togen. Voor
deze cursussen was onderwijl het practische gedeelte toevertrouwd aan den
heer P. van der Mheen, gediplomeerd hoefsmid te Barneveld, die ook de
volgende cursussen, 1899—1900, tot groote tevredenheid practisch leidde.
In 1898 werden cursussen gehouden voor de leerlingen, die bij de afgeloo-
pen cursussen niet geslaagd waren; aan het einde had een examen plaats,
waarbij nog aan een 30-tal het diploma werd uitgereikt.
Op eene vergadering van het Hoofdbestuur in 1901 werd het besluit ge-
nomen, om voorloopig geen onderwijs in hoefbeslag meer te verstrekken en
dus geen gelegenheid te geven om een diploma te behalen. Waarom dit
besluit? Waren de cursussen misschien te kostbaar voor de Maatschappij
van Landbouw? Of meende zij, dat voorloopig diploma's in voldoende hoeveel-
heid waren verstrekt? Of zulks goed of niet goed gezien was, laten we in
het midden, en kunnen we niet juist beoordeelen; wel leert ons de onder-
vinding, dat niet elk hoefsmid, van zulk papiertje voorzien, het vak prg,c-
tisch naar den eisch uitoefent, en laten we in het belang der vakmannen
hieraan toevoegen, dat vele eigenaars van paarden lang niet altijd mede-
werken tot het bereiken van het goede doel, hier de goede hoefverzorging.
Evenwel geheel verstoken van opleiding bleven de Zeeuwsche smeden in
dien tijd niet. Er had zich intusschen op Walcheren een smedenbond ge-
vormd, lang niet met algemeene deelname, maar toch actief genoeg om po-
gingen in het werk te stellen, een cursus in hoefbeslag te verkrijgen. Ook
kwamen enkele cursussen tot stand, b.v. te Middelburg, Oostburg, Hulst,
IJzendijke, gedeeltelijk op eigen initiatief der smeden, gedeeltelijk vanwege
de Maatschappij van Landbouw, terwijl in alle gevallen deze helpend ingreep
door finantieelen steun, en ook door gelegenheid te geven om na afgelegd
examen het diploma te verwerven. Niet op elke gewenschte plaats slaagde
de oprichting van een cursus, wegens onvoldoende deelname, vermoedelijk
toe te schrijven aan de omstandigheid, dat de kosten voor de deelnemers te
hoog liepen. Het onderwijs in de practijk werd hierbij gegeven door vroeger
gediplomeerde hoefsmeden, de theorie door enkele veeartsen.
Op het examen, in 1904 gehouden voor de reeds genoemde commissie,
slaagden 31 van de 59 adspiranten. In 1906 werd door het Hoofdbestuur
der M. v. L. weer besloten om een cursus te houden in de verschillende
afdeelingen, en daarvoor werd gevraagd een tijdelijk rondgaand onderwijzer
voor de practijk. Van de 33 sollicitanten voor deze betrekking werd be-
noemd de gediplomeerde hoefsmid H. Kruijt te Beemster, als onderwijzer-
hoefsmid wel bekend. Aan het einde van dezen cursus werd te Middelburg
het examen afgenomen van 74 candidaten, van welke 32 slaagden. Het was
geen bijzonder gunstigen uitslag. Men kan in het vakblad „De Hoefsmidquot;
1907 blz. 151—153, het oordeel over dit examen en de vermoedelijke reden
van dezen ongunstigen uitslag lezen, terwijl ook de practische onderwijzer
in een volgende aflevering een en ander heeft ter kennis gebracht, zaken
die voor het vervolg kunnen worden behartigd.
De commissie legde aan het Bestuur der M. v. L. een ontwerp over voor
de inrichting van een nieuwen cursus, waarin o.a. staat vermeld, dat van
de adspiranten voor een Cursus meer bedrevenheid in het smidsvak moet
worden geëischt, en het houden van een overgangsexamen aan het einde
van het eerste jaar noodig is. Men zal stellig inzien dat zulks voor eene
goede opleiding billijke en noodige voorwaarden zijn.
Behalve de boven beschreven cursussen, die herhaaldelijk zijn gehouden te
Middelburg, Goes, Zierikzee, Oostburg, Axel, Kruiningen, Cortgene, Hulst,
en meer andere plaatsen, werden door de zorg van het Bestuur der M. v.
L. enkele hoefsmeden gevormd buiten de provincie, als bij het 3e Regt.
Veld-Art. te Breda, aan 's Eijks Veeartsenijschool, terwijl ook onder de
miliciens der Bereden Art., geplaatst aan de Hoefsmidsschool te Amersfoort,
jeugdige Zeeuwsche hoefsmeden voorkwamen.
Aan het einde van dit epistel gekomen, merkt de opsteller op, dat het
Hoofdbestuur der M. ter bevordering v. Landbouw en Veeteelt in Zeeland
met zorg is werkzaam geweest, om het hoefbeslag op een hoog peil te brengen,
daarvoor moeite en kosten heeft besteed, waarvoor het den dank verdiend
heeft van de vakmannen, maar niet het minst van de belanghebbende eige-
naars van kostbare paarden. Laten deze zulks toonen door een goede ver-
pleging van den hoef, in hun eigen belang en in dat hunner dieren, goed ter
harte te nemen. In de verslagen der keuringscommissiën vindt men geregeld
den toestand der hoeven en van het beslag vermeld, hetgeen natuurlijk ge-
schiedt met het doel om verbetering te krijgen; en dat gaat niet enkel den
hoefsmid aan.
VAKTBNTOONSTELLING VOOR HET SMIDSBEDRIJF TE
GRONINGEN, 4—9 Juli.
[Slot der lezing van den leer H. A. Kroes te Groningen, over loef heslag.)
In de le plaats dan de smid!
Is een aansporing voor hem noodig? Zeer zeker wel!
Over het algemeen moet worden erkend — en het is in den loop van de
medegedeelde ontwikkelingsgeschiedenis van het hoefbeslag gebleken — dat
de smeden zelf weinig hebben gedaan tot verbetering van dat bedrijf. Kroon,
de tegenwoordige leeraar in het hoefbeslag aan de Veeartsenijschool, zegt
er in het Tijdschrift voor Veeartsenijkunde van 1 Mei 1910 dit van:
„De Smedenbond heeft zich wel enkele malen met de oprichting van
„cursussen voor hoefsmeden bezig gehouden, doch bij het streven naar een
„goede opleiding mocht men niet steeds op volle medewerking van dezen
„bond rekenen. Samenwerking tusschen landbouwmaatschappijen en den
„smedenbond, om in aller belang tot een goede regeling te komen, bestaat
„weinig ot niet. De smeden werden, door de aansporing der eigenaars van
„paarden, gedwongen de geboden opleiding te aanvaarden en toen eenmaal
„eenige hoefsmeden opgeleid waren, werkte de concurrentie mede en moesten
„velen daardoor een opleiding zoeken.
„Vele smeden zagen toen welk voordeel de verkregen kennis voor hen
„opleverde en het begrip won veld, dat werkelijk de opleiding groot prak-
„tisch nut had, en later zag men meermalen dat smeden bij de landbouw-
„maatschappijen op het houden van cursussen aandrongen. Verzachtende
„omstandigheden voor de smeden zijn steeds geweest: hun weinige organisatie
„en hun dikwijls geringe financiëele draagkracht, waarbij dan nog komt de
„slechte betaling voor het hoefbeslag. Ook moet men steeds bedenken, dat
„het hoefbeslag maar een onderdeel is van het smidsvak, dat de smid in
„z'n geheelen omvang uitoefent.quot;
Tot zoover Kroon!
Wat betreft een gedeelte van dit verwijt, waarin tusschen de regels te
lezen is, dat de Smedenbond niet op eigen initiatief en eigen kosten tot het
oprichten van cursussen is overgegaan, mag hier zeker als zeer verzachtende
omstandigheid gelden, dat zelfs de gegoede landbouwende stand, weliswaar
door middel van hunne vereenigingen werken tot bevordering van landbouw-
en daarmee verwant onderwijs, doch ook steeds de Staatskas dienst laten doen
om dit onderwijs te bekostigen. Toch — het initiatief om, met rijkssubsidie,
cursussen in 't leven te roepen of anderszins het hoefbeslag te bevorderen,
had vanwege de Smedenbond en Vakvereenigingen grooter kunnen zijn.
Inmiddels heeft het bestuur van deze Vaktentoonstelling een bewijs gege-
ven, dat ze wil bijdragen tot verhetfing van het hoefbeslag, door gedurende
hare tentoonstelling een voordracht aan dat onderwerp te doen wijden.
Van dergelijke zijde ga dan in 't vervolg de noodige aansporing uit,
opdat de smeden zich meer en meer geroepen gevoelen het hoefsmidsvak
grondig te verstaan, dat ze beseffen dit vak niet in den geheelen omvang
van hun vader of patroon te kunnen leeren, doch dat ze daarvoor speciaal
geschoold moeten worden, dat er een theoretische basis moet worden gelegd
alvorens met vrucht de practijk te kunnen beoefenen. Grondige kennis
van den bouw en de verrichtingen van den hoef en eenige kennis van de
lichaamsverrichtingen in het algemeen, moeten als eischen gesteld worden
voor den goeden hoefsmid. De smeden daarvan te doordringen, moet mede
het werk zijn van de leiders hunner vereenigingen.
De tijd ligt achter ons dat wij dien hoef beschouwen als een dooden
klomp hoorn, waarin een bloederig stuk leven besloten is. In onze
leerboeken wordt dan ook geenszins gesproken van een klomp, d. w. z. een
uitgehold stuk hout, maar wel degelijk vaneen hoornschoen, waarmee direct
al wordt aangeduid, dat we te doen hebben met een vereeniging van ver-
schillende stukken, evenals bij den schoen. Het is een feit dat die schoen
niet altijd gelijk van vorm kan zijn, doch zijn vorm moet wijzigen naar de
drukking van de daarin besloten deelen, dat die wijziging van vorm moge-
lijk wordt gemaakt, doordat de verschillende samenstellende deelen van den
schoen op bewegelijke wijze aan elkaar zijn verbonden en de hoornsubstantie
zelf ook een zekere mate van elasticiteit bezit.
De vorm van den, niet op den bodem rustenden, hoef is dus anders dan
wanneer daarop het lichaam in z'n volle zwaarte drukt.
Treedt nu de hoefsmid tusschenbeide en laat hij den hoef, bij zijn ver-
schillende belastingen, niet rusten direct op het bodemvlak, doch op een
ijzeren rand, dan heeft hij aan dien rand, aan dat kunstmatig ondersteunings-
vlak, de eischen te stellen, dat het, in alle poses, bij elke belasting en ont-
lasting, een goed ondersteuningsvlak blijft vertegenwoordigen, evengoed als
het onbeslagen hoefvlak. Het eenvoudige, logische van dit feit valt in het
oog, wanneer we ons een enkele, ietwat banale, vergelijking veroorloven
met het werk van den kleermaker, die onze meer gesloten kleedingstukken,
zooals broek en vest, behoorlijk van gespen voorziet, overtuigd als hij is,
dat deze kleedingstukken niet ten allen tijde een gelijken omvang hebben te
omsluiten. We zouden dus hoefijzers moeten hebben die uit eenige samen-
stellende deelen bestaan, welke met scharnieren aan elkaar verbonden — en
dus beweeglijk zijn; ze bestaan werkelijk, doch zijn voor gewoon practisch
gebruik niet geschikt, zoodat op andere wijze moet worden gezorgd, dat de
hoef zich in al zijn afmetingen op het ijzer lekker gevoelt en daarop
steun vindt.
Dat die uitzetting en inkrimping voor een goed deel bevorderd wordt
door de drukking van den straal op den bodem, omdat dan het daaronder
gelegen straalkussen bij het belasten en ontlasten, beurtelings wordt samen-
gedrukt en inkrimpt, — dat die vormveranderingen van het straalkussen ge-
paard gaan met een opvolgende uitpersing en opzuiging van bloed in den
hoef, dat die bloedswisseling het meest bevorderlijk is voor den geregelden
groei van gezonde hoorn en geen hoefsmeer of hoefzalf daarmee, in hoorn-
voortbrengende of hoornverbeterende werking, in de verste verte is te ver-
gelijken, zijn zaken, die hier niet breeder kunnen worden ontwikkeld en
voor den goed onderlegden hoefsmid ook als het a. b. c. van z'n handwerk
bekend zijn. Zal hij ze goed verstaan, dan moet hij een inzicht hebben
van den bloedsomloop in 't algemeen, de verrichting van de hoornvoort-
brengende deelen, het zenuwleven, enz.
Heeft hij die kennis, is hij van de hoefverrichtingen grondig doordron-
gen, dan staat hij vast in zijn goede opvattingen van het hoefbeslag. —
Het is dus hier ook weer waar, 't geen een groot Duitsch landhuishoudkun-
dige zijne leerlingen voorhield, n.1. dit: „leert vóór alles theorie, anders
blijft gij practische stumpers uw leven lang!quot;
Ik kan niet nalaten op deze kwestie den bij zonderen nadruk te leggen, omdat
ik bij ervaring weet, hoe moeilijk het is voor een leerling in het hoefbeslag,
die reeds lang de schoolbanken heeft verlaten, zich die kennis eigen te maken.
Het ontbreekt hem niet aan ijver en ambitie, doch hij haakt naar de
practijk en duizelt van de theorie.
Waar dan ook in het stelsel van opleiding voor hoefsmid gesproken is van
ambachtsscholen, waar de theoretische grondslagen voor het vak worden aan-
geleerd, alvorens de practijk wordt beoefend, heeft dat zeer mijne sympathie.
Moet de theorie gelijktijdig met het praktische gedeelte gegeven worden,
dan moeten de leerlingen voldoende tijd hebben die theorie te verwerken
en moeten de lesuren zoo worden gekozen, dat bet één niet met het andere in
botsing komt.
Heeft de hoefsmid zich voldoende kennis van de theorie en de practijk
eigen gemaakt, dan moet hij zooveel verantwoordelijkheidsgevoel hebben, om
ten allen tijde daarvan naar beste weten gebruik te willen maken, m.a. w.
hij moet zich de moeite en den tijd getroosten voor een deugdelijk onderzoek
van het paard op stand en gang vóór het beslag, van een correct bewerken
van den hoef, van het maken van een goed passend ijzer, het doelmatig onder-
leggen daarvan, met zorgvuldige afwerking en controle.
Minder goed werk te leveren dan waartoe men in staat is, werkt, speciaal
bij het hoefbeslag, dikwijls zeer nadeelig en is men eenmaal op dit gladde
spoor, dan glijdt men al lager en lager en spoedig is al het geleerde slechts
van historische waarde. Wanneer de hoefsmeden bekend zijn met het door
den paardenarts F. Laméris bewerkte onderwerp over „het onderzoek
van het paard vóór het beslag,quot; zullen ze beseiFen met hoeveel zaken ze
rekening hebben te houden, wil hun werk als stipt deskundig beschouwd
worden, doch tevens kunnen ze dan aanmerkingen maken op hunne oplei-
ding, die niet ten volle is ingericht volgens het door Laméris behan-
delde onderwerp. Immers deze stelt voor de correctie-beoordeeling van de
gangen, in stap en in draf, als eisch: de aanwezigheid van een harde hori-
zontale monsterbaan van minstens 30 M. lengte en ongeveer 2 M. breedte,
waarvan de bodem moet bestaan uit gebakken steen, voorzien van ondiepe
groeven, waardoor, wanneer de steenen naast elkaar in een betonlaag
worden ingemetseld, verschillende overlangsche rechte strepen ontstaan, die,
bij de beoordeeling van de beweging der ledematen, als controle-lijn, zeer
veel gemak opleveren.
Dergelijke monsterbanen vindt men in Duitschland, b.v. te Berlijn en te
Hannover, doch hier zijn ze niet in die volkomenheid aanwezig — ja ont-
breken soms geheel. Naast het streven naar verbetering in deze, moeten
we trachten, ook met behulp van minder goed ingerichte monsterplaatsen,
toch nog uit stand en gang iets te leeren, dat ons bij het beslag van dienst
kan zijn; eerst dan hebben we gedaan wat we konden.
Er bestaat verband tusschen de zwaarte, de breedte, de stand van het
paard en het voor hem dienstige beslag. Het is regel dat zware, breede
paarden — groote, breede, ver uit elkaar staande hoeven hebben. De lijnen,
welke de vier hoeven insluiten, omsluiten tevens het ondersteuningsvlak
van het paard, dat in het genoemde geval groot zal zijn. Dergelijke paar-
den late men dat groote ondersteuningsvlak, door hun flinke, groote hoef-
ijzers te geven. Ze staan vast en soliede, doch snelle beweging moet van
hen niet worden gevergd. Ze zijn te vergelijken met een groote breede
tafel, die goed vaststaat, doch niet gemakkelijk wordt verplaatst.
Vinden we echter die groote hoeven, en dientengevolge dat groote, onder-
steuningsvlak, bij een licht gebouwd, smal paard en eischen we van dat
dier snelle beweging dan zullen we, om het dier daarbij tegemoet te komen,
het onnoodige, breede steunvlak, waarin het zwaartepunt van het paard
zich moeilijk verplaatst, zoo veel mogelijk besnoeien, door b.v. den buiten-
rand aan den hoornwand af te ronden en bodemnauw gesmede hoefijzers
onder te leggen, d.w.z. ijzers waarvan de buitenrand naar beneden in
omtrek afneemt, waardoor dan de verplaatsing van het zwaartepunt (beweging)
gemakkelijker wordt. Aanvaarden wij deze consequentie, dan geeft ons dit
een logische vingerwijzing bij het beslag van scheeve hoeven en verkeerde
standen.
Dat ook het beslag invloed uitoefent op Ut gaan van het paard, weten
wij uit het gebruik maken van klap- en strijkijzers. De gangen nauwkeurig
te bestudeeren, door het dier tusschen de steenlijnen te laten loopen, en
geconstateerde buiten- of binnen waartsche afwijkingen in den gang, onregel-
matigheden bij het neerzetten van den hoef, door het beslag op te heifen,
is een heerlijk succes van den deskundigen hoefsmid. De paardenbezitter
is door een 'dergelijk correct beslag beter gediend dan door een minder
deugdelijk onderzoek, een meer slordige bewerking - en daarbij als toegift
eene niet tot de bevoegdheid van den smid behoorende, kleine hoefoperatie,
zooals het uitgraven van steengallen, het behandelen van hoefwonden en
wat dies meer zij.
Hier te lande is het paard met den eigenaar geheel aan het verantwoor-
heidsgevoel van den smid overgeleverd. In Duitschland., waar de z.g.n.
„Haftpflichtquot; bestaat, is de hoefsmid wel degelijk verantwoordelijk voor slechte
Lhandeling in de smederij, waardoor onheilen of nadeelen voor het paard
en den eigenaar kunnen ontstaan, b.v. beleedigingen aan deuren, die niet
wiid genoeg zijn opengezet, aan bouten die niet zijn verwijderd, in nagels
en spijkers, die op den bodem liggen, voor beschadiging der hoeven door
het woest afrukken der ijzers, door het veel besnijden, zoodat de levende
deelen te voorschijn komen, door vernageling, door gebrekkig besnijden,
zoodat dientengevolge hoefziekten optreden, door het uitsnijden of uitboren
van steengallen, het verbranden van den hoorn door passen van te heete
'■quot;Tkquot; hoor sommige smeden beweren, dat deze „Haftpflichtquot; te veel op de
schouders van den smid legt, b.v. een ongelukje als vernagelen, kan toch
den smid niet steeds geweten worden.
Terecht — en er wordt dan ook wel degelijk rekening gehouden met de
-ocr page 130-manier waarop liet paard is vernageld. De smid moet b.v. zorgen voor
goed passende ijzers, zoodat de nagelgaten uitkomen op de witte lijn; ge-
bruikt hij te nauwe ijzers en zet hij de nagels op de zool aan, waardoor
vernageling ontstaat, dan is hij strafbaar, ook wanneer hij den nagel ver-
keerd heeft aangezet, b.v. met de punt naar binnen.
Is de vernageling een gevolg van groote onrust van het paard, abnormale
toestanden van den hoef, dan blijft de smid schotvrij.
Alzoo worden den hoefsmid zware eischen gesteld, die voor hem te moei-
lijker zijn na te komen, naarmate hij minder met z'n ambacht vertrouwd
is en hij, naast het hoefsmidsvak, nog meerdere takken van het smidsbedrijf
moet uitoefenen, waardoor zijn streven versnipperd, z'n speciale vakkennis
verminderd en z'n werkplaats ongeschikter wordt voor de uitoefening van
het smidsbedrijf.
Specialiseering van het smidsvak moet dus zeer in ons streven liggen!
Mogen redelijkerwijze aan den hoefsmid deze zware eischen worden gesteld?
Deze vraag zou ik beslist bevestigend willen beantwoorden, doch dan moet
van die deugdelijke ontwikkeling, van die correcte uitoefening, voor die goede
inrichting van werkplaatsen, ook een passend loon worden gegeven. Geen
loon waarmee de smid precies uit kan, op een dubbeltje af beknibbeld, doch
een ruim loon, waarin begrepen is een kleine rente voor het kapitaal, voor
de opleiding en inrichting besteed, een klein bedrag voor het op de hoogte
blijven van het vak, voor het aanschaifen van instrumenten, boeken, het
lezen van vakbladen en wat dies meer zij.
Zal het hoefbeslag zijn een vak met een wetenschappelijke basis, dan
moet ook aan de beoefenaars een desovereeukomstig menschwaardig bestaan
verzekerd zijn, d.w.z. de hoefsmid moet zich de weelde kunnen veroorloven
van een korteren werkdag, opdat hij ook, niet tot op het uiterste afgewerkt,
nog gelegenheid moet vinden z'n vakliteratuur bij te houden of eens iets te
doen, b.v. een modelijzer maken, dat nu niet direct voor onderlegging be-
stemd is.
En bij de kwestie van het loon komen we alzoo tot hen, die ook mede
moeten helpen het hoefbeslag te bevorderen, n.l. de paardenhouders.
Ze mogen eischen stellen — goed! Ze mogen klagen over minder goed
beslag — terecht! Ze mogen pogingen in 't werk stellen goed hoefbeslag
te krijgen, zeker! doch.....ze moeten het goede werk ook goed willen
betalen! En hier hebben we een aangelegenheid, die wel eens onder de
oogen mag worden gezien. Het publiek wil graag alles goed hebben voor
weinig geld! Dat is glad, doch er zijn toch van die enJcele dingen, waarop
men bijzonder afdingt. Ik noem b.v. melk. Geen water bij doen Keesje!
Goed! ^^ïit duurder per liter. Ik dank je hartelijk, dan kan ik ze wel
goedkooper krijgen!
In een dergelijk teeken staat ook het hoefbeslag! Een dubbeltje meer
op een vierkant beslag, doet menig paardenhouder wegloopen en — het is
treurig maar waar — ze vinden wel weer een smid die het voor minder geld
doet. Er is in dezen gebrek aan solidariteit bij de smeden, en dat zal nog
lang zoo blijven, wanneer er nog zooveel verschil bestaat in opleiding,
inrichting enz. Toch zou er al veel gewonnen zijn, wanneer de gediplo-
meerde hoefsmeden zich gingen vereenigen en eensluidende tarieven er op
na hielden. Bij de gestadige uitbreiding van het getal der gediplomeerde
hoefsmeden, zouden ze zeker - goed georganiseerd - het pleit moeten
winnen, om voor het goede beslag een passend tarief vast te stellen en de
paardenhouders hebben dat, mede in hun eigen belang, te billijken.
In de 2e plaats moeten nog zoo hier en daar bestaande gewoonten in
het hoefsmidsbedrijf verdwijnen en hier leg ik bijzonder den nadruk op de
gratisdiensten, welke door de hoefsmeden aan paardenhouders worden be-
wezen. Deze laatste hebben zich te schamen voor een dergelijk uitbuiten
van den werkman. Het is immers een feit, dat voor het besnijden der
veulenhoeven dikwijls geen loon in rekening wordt gebracht, alsof er op
het hoefbeslag wel zooveel wordt verdiend, dat dit werk er op kan over-
schieten.
Wanneer we een huis laten bouwen, legt dan de timmerman ook gratis
de noodzakelijke fundamenten? Berekent de verver geen loon voor het on-
misbare afkrabben en „plumurenquot; van de te verven perceelen? Het besnijden
van den veulenhoef is ook een nuttige en noodzakelijke voorlooper voor het
leveren van goed toekomstig hoefbeslag en er is m.i. geen enkele reden waarom
daarvoor, den meestal niet erg noodlijdenden paardenfokker, geen goed geld
zou berekend worden. Ook op dit gebied hebben de smeden zich met elkaar
te verstaan en de fokkers moeten beseffen dat deze bewerking van de groot-
ste beteekenis is en als zoodanig goed moet worden betaald. Ten 3e is de
paardenhouder zedelijk verplicht den goeden, in z'n vak hoogstaanden boel-
smid zoo goed mogelijk materiaal ter bewerking te verstrekken.
Stel U voor een goede timmerman, die door iemand wordt aangezocht
een huis te bouwen. De bouwmaterialen zijn aanwezig — slechte steen,
vochtig hout, verweerde kalk, alles met bedoeling van gelduitwinning
gekocht! Zal die timmerman, wanneer hij hoog staat in z n vak en met
te veel honger heeft, de opdracht aanvaarden of deu krentengen hmsjes-
stichter verwijzen naar het land waar de peper groeit?nbsp;, ^ , ,
Welnu, is het niet iets dergelijks wanneer de paardenhouder, met de bedoe-
ling van gelduitsparing, het beslag zijner paarden zoo lang mogelijk uitstelt,
zoodat de hoeven een onnatuurlijken vorm hebben aangenomen en de gewrichten
hun natuurlijken stand hebben verloren? Van den smid worden dan wonderen
verwacht! Och zegt de eigenaar, wanneer hem aanmerkingen worden ge-
maakt op hoeven en standen van z'n jong paard - als het straks maar
eens op de ijzers komt, dan zul je eens wat zien! Ja - je zult in den
regel zien dat het zoo blijft, dat de smid er niets aan kan, aan mag doen.
Immers zijn de standen verkeerd, dan past aan zoo'n verkeerden stand een
verkeerden hoef, en besnijdt de smid die tot een normalen hoef, dan begaat
bii een fout, die niet ongestraft blijft.
Stel U voor dat een smid van een plathoef wil maken een hoef met een
behoorlijke holle zool, door deze tot op het uiterste weg te nemen. Kan
dat? Zou nu bij een scheeven hoef van de scheeve zijde ongestraft zooveel
kunnen worden weggenomen dat de hoef recht wordt? Neen paarden-
eigenaar — gij hebt het bewerkingsmateriaal voor uw hoefsmid bedorven,
misschien niet willens en wetens, doch wel door verregaande slordigheid en
verkeerde zuinigheid, want dat ge TJ zelf het meest hebt benadeeld is
onomstootelij k waar. Hadt gij steeds de hoeven van uwe veulens en jonge
paarden onder toezicht van uwen deskundigen hoefsmid gesteld, dan waren
geringe afwijkingen in den boefvorm en in den stand, door doelmatig be-
werken, gemakkelijk te verhelpen geweest en ge hadt een paard gekregen,
dat recht op z'n beenen stond en dus daarmee in staat was het lichaam
goed en lang te dragen en flink vooruit te brengen. Het had goede hoeven
gekregen, waarop ten allen tijde het lichaam goed kon rusten en waaronder
gemakkelijk ijzers waren aan te leggen!
Nu hebt ge scheeve standen; de gewrichten en de hoeven worden on-
gelijkmatig belast, op enkele plaatsen abnormale druk en ziekelijke uit-
zettingen — gevolg: spoedig versleten zijn van uw paard!
Bezoekt men als veearts een 25 jaar paardenstallen, dan heeft men
zich meer dan zat geërgerd aan die treurige vermorsing van zooveel goede
paardenbeenen!
Hier kunnen de smeden de eigenaars waarschuwen, wijzen op verkeerd-
heden, hen aansporen nota te nemen van 't geen daarover in vakbladen
wordt medegedeeld en de paardenhouders hebben te volgen — in hun
eigen belang.
Niet alleen in de jeugd wordt de paardenhoef door den eigenaar verwaar-
loosd, doch ook het onderhoud van den beslagen hoef laat zeer veel te
wenschen over. Ten Ie de geregelde verzorging van den hoorn door schoon-
houden op stal, invetten en teren, wanneer zulks noodig is, en in de
2e plaats, het te lang laten liggen van het beslag, waardoor — zelfs
oorspronkelijk goede hoeven — op den duur worden bedorven. Immers
de hoorn groeit buiten het ijzer, de hoefomtrek wordt te groot voor de
ondersteunende draagvlakte van het ijzer, de zool zakt door, de wand laat
los, scheurt en wordt brokkelig. — Ook in deze hebben de paardenhouders
zich te houden aan de voorschriften van den smid, alweer in z'n eigen-
belang en niet — zooals sommigen meenen — om den smid te verrijken,
doch hoogstens de voldoening te geven dat hem, als in z'n vak hoogstaand
werkman, niet moedwillig slecht materiaal ter bewerking wordt verstrekt. —
Wil de eigenaar van paarden nog meer z'n eigen voordeel bevorderen en
daarmee tevens den hoefsmid de uitoefening van z'n vak meer aangenaam,
minder tijdroovend en minder vermoeiend maken, dan moet niet de eerste
beleering van het dier in de smederij plaats hebben, doch moet het, daar aan-
komende, vertrouwd zijn bij het opnemen van de beenen en den omgang
met mensehen in het algemeen.
Wij kunnen het hier voorloopig bij laten. Ik houd mij overtuigd, dat wan-
neer de hoefsmeden van hunne zijde, zooveel als hier behandeld is, willen doen
voor vermeerdering van hun kennis, de paardenhouders de gegeven voorschriften
willen volgen om het hoefbeslag voor den beoefenaar loonend en verheffend
te maken, we door die samenwerking een heerlijk en belangrijk resultaat
zullen verkrijgen, n.1. een gegoede smedenstand, een vermeerdering van het
nationale vermogen door de hoogere waarde van het paard, dat ons boven-
dien vroolijk toehinnikt, dankbaar als het is voor de beter verzorgde schoe-
nen, waarop het lekker loopt.
—nbsp;Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. De op 14 Maart '10
gekomen leerlingen J. J. Bruins van Zuidlaren en H. Meinesz van
Zevenhuizen zijn 13 Aug. j.1. vertrokken. Aan beiden is een „goedquot; ge-
tuigschrift uitgereikt. Een der opengevallen plaatsen zal Maandag worden
ingenomen door J. Beuker te Drouwenermond bij Stadskanaal.
Mede houden thans aan de Inrichting verblijf de leerlingen L. Tuin van
Zuidbroek, S. Jellesma van Driesum (Fr.), M. Hoving van Vries en J. Iwema
van Mensingeweer.
—nbsp;Militaire hoefsmidschool. Ter gelegenheid van de uitreiking der
zilveren medaille voor 24-jarigen trouwen dienst aan den Wachtmeester-
hoefsmid J. H. Sc hol ten, hadden de leerlingen dezer inrichting, door het
aanbrengen van vlaggen en groen, de beslagloods een feestelijk karakter
gegeven. Bij monde van den Wachtmeester-hoefsmid Mark werd den jubi-
laris namens de leerlingen der Hoefsmidschool een spiegel aangeboden.
De vader van Scholten, oud-hoefsmid van het Eegiment Eijdende Artillerie,
voor de gelegenheid overgekomen, was door een lichte ongesteldheid ver-
hinderd de plechtigheid bij te wonen.
In de Amerfoortsche Courant van 16 Juli lazen we hieromtrent o.m. nog
het volgende: Kapitein-paardenarts E. Laméris, die het eereteeken uit-
reikte, herinnerde aan den zeer goeden staat van dienst van den jubilaris
en zeide, dat het hem een behoefte was, openlijk te verklaren, dat Scholten
tot algemeene tevredenheid zijn betrekking heeft vervuld.
*#*
De Opperwachtmeester-hoefsmid J. B. Larmené is op zijn verzoek op
pensioen gesteld en heeft zich metterwoon te den Haag gevestigd. Larmené
was sinds het jaar 1897 aan de Hoefsmidsschool werkzaam; met hem is één
van „de drie oudstenquot;, vermeld in de Maart-afl. van De Hoefsmid '10, uit
den actieven dienst heengegaan. Moge hij nog lange jaren een welverdiende
rust genieten!
# *
*
TV
Door een Commissie, bestaande uit den Luitenant-Kolonel Baron van
Oldeneel, Directeur der Eij- en Hoefsmidschool, Majoor Eijnonberg, Diri-
geerend Paardenarts bij het Korps Eijdende Artillerie te Arnhem en den
Kapitein-Paardenarts Laméris van de Eij- en Hoefsmidschool, werd op 26
en 27 Juli een examen gehouden voor de opengevallen betrekking van
Opperwachtmeester-hoefsmid.
Vier candidaten waren daarvoor opgeroepen ; het resultaat was dat door
den Generaal Inspecteur der Cavalerie is aangesteld tot hoefsmidsbaas de
wachtmeester J. H. Schol ten, onderbaas aan genoemde school, en tot
onderbaasde wachtmeester-hoefsmid J. Blokker van het 4e Eegiment
Huzaren te Deventer.
Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag.
BEANDSTOFFEN.
De SteenTcolen worden ter verhitting bij het smeden het meest gebruilit.
Men verlangt van goede smeekolen, dat zij een zuivere en gelijkmatige
hitte geven, weinig asch achterlaten dat het vuur verontreinigt, en evenmin
zwavel inhouden, waardoor het ijzer wordt aangetast, en zich daardoor moei-
lijk laat lasschen en zelfs broos wordt. Verder moeten de kolen tezamenbak-
ken, d.w.z. op eenigen afstand van de heetste plaats een korst vormen, welke
de wind en de hitte bij elkander houdt, uitstraling der warmte verhindert, en
dus bijgevolg brandmateriaal spaart. Deze eigenschappen nu bezitten onder-
scheidene steenkoolsoorten in verschillenden graad. De beste soort, welke
gewoonlijk den naam van smeekolen draagt, bezit een diepzwarte kleur,
is licht ontbrandbaar, en bezit de eigenschap van samenbakken, welke
voor het smidsbedrijf van groot gewicht is. Deze kolen worden niet in
groote stukken, doch in den vorm van gruis aangewend, waardoor zeer
kleine tusschenruimten ontstaan, en hierdoor het tezamenbakken bevordert
wordt.
Het is niet aan te raden de kolen voor het gebruik overtollig nat te
maken, want hierdoor gaat de warmte, die noodig is voor de verdamping
van het overtollige vocht, verloren. Wel verdient het aanbeveling de kolen
op de smidse van buiten met een wisser ot lepel te bevochtigen, wijl daar-
door de warmte verhinderd wordt naar buiten te treden en zich in de bui-
tenlucht op te lossen; verder wordt hierdoor tevens den werkman voor al
te groote uitstralende warmte beschut.
De verbranding bedraagt bij een goeden vorm, zorgvuldige behandeling
van het vuur en goed brandmateriaal 6 tot 10 procent; deze stijgt echter
bij minder goede behandeling en inrichting tot op 20 procent en daarboven.
Hieruit ziet men, van hoe groot gewicht het is, op alle zaken bij de ver-
hitting acht te geven, en daarmede rekening te houden.
Cokes is geëigend om bij beperkte ruimte een intensieve warmte te ver-
krijgen, en bezit minder zwavel dan steenkolen; zij bakt echter niet tezamen
en is duurder; zeer dikwijls wordt er in de smederij gebruik van gemaakt,
vermengd met steenkool; de cokes wordt hiervoor ter grootte eener hazel-
noot stukgeslagen.
Houtskolen zijn speciaal voor het smeden geschikt en behoeven veel min-
der windpersing dan steenkool; zij zijn echter veel te duur voor dat doel
en worden alleen aangewend bij het harden van staal, bij soldeeren, en
soms bij kunstsmeewerken.
Een groote behoefte voor een goeden smidshaard is de regeling van het
vuur naar de grootte van het te smeden voorwerp. Een klein stuk ijzer,
in een groot vuur gelegen, geeft onnoodig veel verlies aan brandstoifen;
een groot stuk in een klein vuur te verhitten, voert tot tijdverlies en on-
gelijkmatige verwarming. Een regeling der grootte van 't vuur kan echter
alleen verkregen worden door vermindering of vermeerdering der toege-
voerde hoeveelheid wind; derhalve is het noodzakelijk, direct achter den
vorm een afsluiter in de windleiding te plaatsen, waardoor men den wind
geheel of gedeeltelijk kan afsluiten. Hierdoor bereikt men gelijktijdig het
voordeel dat van het oogenblik af, dat het ijzer uit het vuur genomen wordt,
de wind kan worden afgezet en hiermede het nablazen voorkomen, hetgeen
natuurlijk besparing aan brandstof meebrengt.
De behoefte aan brandstoffen bedraagt voor 100 K.G. ijzer, dat ver-
werkt wordt in stukken, welke zich in ééne hitte laten bewerken, onge-
veer 70—90 K.G. goede steenkolen.
In 't algemeen rekent men voor een smidsvuur bij 11 werkuren:
voor groote stukken 2,22 H.L. of 190 K.G. steenkool;
„ kleinere „ 1.66 „ „ 145 „ » •
Een verdere besparing aan brandmateriaal en tijd verkrijgt men door
den wind tot op 180—300° O te verhitten, voor dat deze het vuur bereikt.
Men verkrijgt hierdoor een zuivere hitte, doordat de stukken eerder tot
smelten overgaan, — echter ook een snellere verwarming, hetgeen wederom
kolenbesparing geeft. Er bestaan nog meer verschillende practische wenken,
welke vooral met het oog op brandstoffenbesparing beproefd zijn; echter
zijn hieraan moeilijkheden verbonden, welke in kleine werkplaatsen onuit-
voerbaar zouden blijken te zijn.
KiJ-nsthLOorn,
voor Hoefbeslag,
verkrijgbaar in de chemicaliëu-
en drogerijen-handel van
K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,
te Dordrecht.
Prijscouranten voor HH. veeartsen
en hoefsmeden op aanvrage gratis.
in zake vraag of aanbod van
dienstpersoneel, het smidsvak
betreffende, worden van onze
abonné's gratis in „De Hoef-
smidquot; opgenomen.
Groote LaflioMteitoonslelliiig WAALWIJK,
VOORWAARDEN en INSCHRIJVINGSBILJETTEN voor de in-
zending vannbsp;__^ . ^
op bovenstaande tentoonstelling zijn op aanvrage gratis en franco
verkrijgbaar bij den Secretaris, den heer JAN TIELEN. Waalwijk.
S. C. lïl. BAX. 2, 4 en 6 Jufferstraat. ROTTERDAM.
quot;— Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG.
Meest uitgebreide sorteering prima blanke
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fijne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —
Intercommunaal
Telephoon
No. 1355.
Telegram-Adres
BAX Jufferstraat
Rotterdam.
NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN,
voordeelt^, gemakkelijk In gebruik. — Kunnen niet loslaten.
Merk „Dexterquot;,
met jlink hielstuk.
Open Zolen uit
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer bilUjk,
voorradig in 11 maten van 4yL tot
6|- Eng. dm., uiterste breedte buiten-
kant ijzers gemeten.
Merk „Pacificquot;,
met zwaar hielstuk.
één stuk kunnen
in witte en grijze
Caoutchouc, .
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van 4i
tot 'Eng. dm.
Merk „Cliicagoquot;,
geheel Caoutchouc
uit één stuk met
zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van
7|tot TyiLEng.dm.
TJiterste breedte buitenkant ijzers gem.
Strijkringen
met riempje.
Hoef.
randen.
Kunstliooni.
Hoeftangen.
Renetten (rechts en
links).
Hoefraspen.
Houwklingen.
Hoefhamers.
Las- of Welbiaden eu
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.
Touwijzers in
verschillende maten,
op Leder,
„Safety pad en
Frogpadquot;.
Open Caoutchouc
zool, merk B. V.,
in 7 maten, voor-
en achterijzers,
voorradig.
Men lette op het echte merk S T met kroon.
-ocr page 137-— A fie vering
REDACTEUR-UITGEVER: A. W. HEIDEMA te GRONINGEN.
-ocr page 138-
Lambert amp; | ||
Hallanan Hoefzolen de Beste en | ||
Rotterdam, Wijnhaven 127. |
Een oorlogsmarsch. — De hoefsmederij op 't Loo. — Course-beslag. —
Waarom slijt het hoefijzer het meest aan het huitentoongedeelte. — Korte
mededeelingen. — Correspondentie. — Mededeelingen over het smidsvak,
vallende buiten het hoefbeslag. — Advertentiën.
EEN OORLOGSMAESCH.
Wanneer door ondergeteekende een plaatsje in dit vakblad wordt verzocht
voor de beschrijving van een belangrijken marsch van een Batterij van het
Ie Eegt. Veld-Artillerie, dan wil hij er daarmede op wijzen aan welke proef
betreffende de soliditeit het beslag der deelnemende paarden is onderworpen
geweest. Zulks is hier van te meer belang wanneer hieraan wordt toege-
voegd, dat die paarden in de voorafgegane weken vele diensten hebben
verricht, die wel gunstig inwerken op het uithoudingsvermogen der dieren,
maar lang niet steeds samengaan met een besten staat van de hoeven, vooral
niet wanneer die tijd zich kenmerkte door vele, langdurige regens.
Alvorens deze dienstverrichtingen (op 11, 12 en 13 Augustus 1.1.) hier worden
omschreven, stipt opsteller aan, dat het beslag zich buitengewoon goed heeft
gehouden, dat losgaan van hoefijzers zeldzaam voorkwam; men vergete niet
dat de paarden voor het overgrootste gedeelte van binnenlandsch ras (hier
te lande aangekochte paarden) waren, gewoonlijk verdacht van een minder-
waardige qualiteit hoorn en dito hoeven te hebben.
Dat meerdere paarden strijkwonden opliepen, heeft naar ons inzien in dit
-geval weinig of niets te maken met den toestand van het beslag, maar is
het gevolg van de doorstane zware, langdurige diensten, m. a. w. de gefor-
ceerde marschen. Men mag daarom gerust aannemen, dat het werk der
hoefsmeden zeer goed is geweest, en dat hun hiervoor eenige lof toekomt.
Daar die Batterij op oorlogssterkte was gebracht door aanvulling met
paarden van de andere Batterijen, tot een sterkte van ongeveer 160 paarden,
hebben tot die gunstige uitkomst de gezamentlijke militaire hoefsmeden te
Utrecht medegewerkt, reden waarom den lezer dit 4-tal op bijgevoegde photo
is voorgesteld. Het zijn de Wachtm.-iioefsinid H. A. C. Tangelder en
de Korporaals-hoefsmeden: C. Walet, A. Has en C. O. L. van der Pijl.
Alleen de 2e genoemde maakte den marsch mede.
Gaan we thans over tot de beschrijving er van.
le dag: Onder gunstig weer marcheerde de 3e Batterij den 11 Aug. om
5 uur v.m. af van de kazerne Damlust; de marsch ging over Jutfaas, Vrees-
wijk, de schipbrug over naar Vianen, en over den Lei^dijk naar Culemborg.
Hier kwam men aan om 8V2 uur; de paarden werden gedrenkt en om 9
uur afmarsch naar Tiel, waar men ongeveer te 11 uur aan de haven was. Daar
werd de Batterij ingescheept op 4 groote stoomers; deze niet alledaagsche
bezigheid verliep best; te ruim 2 uur was alles ingeladen. Men vergete niet
dat het geheel bestond, behalve uit ongeveer 160 paarden, uit 6 vuurmonden,
9 caissons, 1 gereedschapswagen, waarin aambeeld, bankschroef, veldsmidse,
alle verdere benoodigdheden voor den hoefsmid, zadelmaker en houtwerker;
voorts nog uit 3 voertuigen voor bagage, haver, enz. Toen dat alles gereed
was, werd de tocht aanvaard over de rivier de Waal naar Nijmegen, waar
weer alles werd ontscheept; met de gierpont werd overgezet naar Lent, en
van daar naar Eist gemarcheerd, waar men tegen den avond aankwam en
ingekwartierd werd.
2e dag. Om 6^/4 uur v.m. was alles present in het park en werd afge-
marcheerd naar het stations-emplacement, waar het in- en opladen een goed
verloop had, niettegenstaande de gebrekkige hulpmiddelen, die het terrein
aanbood, daar zulks van den beganen grond tegen de brug op moest ge-
schieden. Van hier stoomde men na eenigen tijd naar de halte Wolfhezen,
waar moest worden uitgeladen. De vóór- en middenspannen waren te Arnhem
gelost en werden naar Wolfhezen gereden. Dat uitladen aan laatstgenoemde
halte was niet gemakkelijk, kon eigentlijk slechts gebrekkig geschieden, maar
het kwam in orde. Er deed zich hier een incident voor met 2 paarden,
die het voorrecht hadden uit den trein op den beganen grond te moeten
springen, doch, hoewel een weinig verwond en licht kreupel zijnde, den
marsch naar Woudenberg over Ede en Scherpenzeel konden medemaken. Het
was 12 uur middag dat te Wolfhezen kon worden uitgeladen; de afmarsch
van daar was ongeveer 3 uur en de aankomst te Woudenberg tusschen 7
uur a 7^2 n.m., zoodat het laat in den avond werd voor men in de kwartieren
was, waar de paarden moesten worden verzorgd eer de manschappen aan
hun eigen konden denken, zoodat het late maal wel zal gesmaakt hebben.
3e dag. Om 872 uur aantreden in het park, afmarsch naar Austerlitz;
in de nabijheid der pyramide kwam de Batterij in stelling tegenover den
vijand, waartegen de vuurmonden hun „doodend loodquot; uitbraakten, waarna
over Zeist en de Bilt naar Utrecht werd gemarcheerd, waar de Batterij
tegen IV2 uur n.m., wel vermoeid maar opgewekt, aankwam, en waar de
Batterij-Commandant de manschappen bedankte, en zijn groote tevredenheid
betuigde voor den opgewekten geest en den goeden wil steeds betoond bij
zulk zwaar werk.
' De lezer oordeele zelf over deze verrichting; wanneer hij de gemaakte af-
standen in kilometers wil omzetten, dan zal hij tot de erkenning komen,
dat het een respectabel getal is en, dit in verband gebracht met de onge-
wone omstandigheden van vervoer, dat met een goed beleid moet zijn ge-
handeld om alles weer goed in het garnizoen terug te brengen.
Aangaande het beslag der paarden dient nog te worden opgemerkt dat
de slijting der ijzers op de grint- en straatwegen, die steeds moesten worden
genomen, bijzonder sterk was.
DE HOEFSMEDERIJ OP 'T LOO.
Tegelijk met de nieuwe Koninklijke stallen, waarin plaats is voor 88
paarden, verdeeld over twee vleugels, een voor rij- en een voor koetspaarden,
kwam in het voorjaar tevens de nieuwe smederij in gereedheid. Het is een
keurig gebouwtje, zooals duidelijk op nevenstaande photo te zien is.
De eigenlijke smederij heeft een grootte van ruim 4 bij 5 M., is voorzien
van de gewone toestellen eener smidse, als: vuurhaard met zeer goeden blaas-
balg, aambeeld en een werkbank van 41/2 M. lengte, met de noodige laden
tot 'berging der gereedschappen, bankschroef en tapmachine, boormachine,
enz. Daarnaast is een kleedkamer en een magazijn voor ijzer en andere
benoodigdheden.
De hoefsmid F. P. H. Besters, wiens portret en levensbeschrijving in de
April-aflevering 1908 van dit vakblad door mij werd geplaatst, staat hier als baas
aan het aambeeld, en verblijft hier zoolang als de Koninklijke Familie op 't Loo
vertoeft, om daarna weer de werkzaamheden in de residentie op te nemen.
Men komt in de smederij door de beslagloods; deze ter grootte van ruim
5 bij 6 M., is voorzien van een houten vloer; ter weerszijden van den in-
gang, aan de deurstijlen, bevinden zich rollen, ten einde beleediging der
paarden te voorkomen. Deze zijn op de photo goed zichtbaar; jammer dat
het beeld der werkzaamheden aan het paard hier aan duidelijkheid te wenschen
overlaat.
Verder wil ik nog mededeelen, dat alle paarden op platte ijzers staan;
naar omstandigheden worden ze voorzien van knrkinlegsels, Engelsche hoef-
zolen, Eransche luchtdrukzolen of kurkkit.
Gedurende de wintermaanden staan de paarden op ijzers tot scherp beslag
ingericht, doch steeds op stompe schroefkalkoenen, terwijl zy, die dienst
m^ten doen, van scherpe schroefkalkoenen, zoogenaamd „steeds scherp en
„H-vormige schroefkalkoenenquot; worden voorzien.nbsp;M.-
COUESE-BESLAG.
Fig. 1. Per de course a grappe.nbsp;Pig. 2. Per de course a traverse.
Amerikaansch ren-ijzer, waarvan in de December-afl. 1908 van dit maand-
schrift reeds is gewag gemaakt, zich kenmerkende door een scherpen kam
van 6 a 7 cM. lengte en 6 mM. hoogte in het toongedeelte van voor- en
Fig. 3. Per de trotteur, devant.nbsp;quot;R'ig. 4. Per de trotteur, derrière.
achterijzer, om uitglijden tegen te gaan. Het is voorzien van 8 nagelgaten,
waarvan het laatste 1 cM. van de takeinden is geplaatst, om het atwijken
der takken tegen te gaan; het is een ijzer van staal, zonder lip, wegende
60 a 100 gram, met een rits, die 4 mM. breed en 2 mM. diep is, en over
de geheele ondervlakte verloopt. De uiteinden der takken liggen gelijk met
de verzeneinden en zijn schuin bijgewerkt.
De staalstaaf, waarvan het wordt vervaardigd, is 3 mM. dik; de breedte
der hoefvlakte bedraagt 9 mM., die der grondvlakte 6 mM. Ditzelfde ijzer
wordt ook gebruikt als gesloten ijzer, om aan het beslag meer soliditeit te
geven, of wel op terreinen, die daarvoor geschikt zijn, als halve-maanvormig
ijzer, „demi fer américainquot;, om het gewicht zoo licht mogelijk te maken.
Voor- en achterijzer van Amerikaansch model, in gebruik bij harddravers,
vervaardigd van staal van 3 mM. dikte.nbsp;'
WAAROM SLIJT HET HOEFIJZER HET MEEST AAN HET
BTJITENTOONGEDEELTE.
Het hoefijzer slijt in het toongedeelte sterker dan aan de takeinden; dit
is eene bekende zaak, waarvan de reden te vinden is in de sterke wrijving
van dat gedeelte op den bodem in de laatste periode van het steunen, d. i.
op het oogenblik dat de verzeneinden reeds vrij van den bodem zijn, even
vóór het opnemen van het been. Die slijting in het toongedeelte is niet
gelijkmatig, binnen en buiten even sterk; het buitentoongedeelte, door de
Franschen „mamelle externequot; geheeten, slijt sterker dan het binnentoon-
gedeelte.
Volgens Liénaux en Zwaenepoel is zulks aan de voorijzers steeds
en aan de achterijzers zeer dikwijls het geval. Waarom die slijting van het
ijzer aldaar meer bedraagt, is door hen onderzocht geworden, en leest men daar-
over in de „Annales de Médecine Vétérinairequot; van Mei 1910 het volgende:
Het is van algemeene bekendheid dat zulks voorkomt bij het zware werk-
paard, gespannen voor een zware vracht, dat daarbij onder het werk den toon-
trederstand en -gang aanneemt; maar ook bij het minder zwaar trekkende
paard wordt die slijting gezien. De oorzaak hiervan kan bij dit dier en
nog minder bij het lichte werkpaard, in die wijze van beweging gezocht
worden, want zij is eigen aan alle paarden, en schijnt in verband te staan
met eene bijzondere gesteldheid van den gang, aan alle paarden eigen.
Zij maakten bij hun onderzoek gebruik van een toestel, een electrisch
speelwerk, om de drukking of wrijving gedurende den gang te controleeren.
Het bleek daarbij dat eene draaiing van den ondervoet steeds van buiten
naar binnen, en niet omgekeerd geschiedde; die draaiing trad in functie
alleen gedurende de laatste periode van het steunen. De wrijving van het
ijzer op den bodem is voldoende om eene draaiing tegen te gaan, maar in
die periode van den steun, even vóór het opnemen van den voet, is deze
achter vrij, en is de wrijving in den toon het sterkste, terwijl eene draaiende
beweging op dat oogenblik zeer goed mogelijk is. Met de verplaatsing van
het zwaartepunt des lichaams, om den last van het eene lidmaat over te
brengen op het andere, waarbij deze steeds een binnenwaartsche richting
aannemen, ontstaat een sterkere belasting van het buitentoongedeelte, en
dientengevolge, door de beweging naar binnen, een sterke wrijvmg op den
bodem. Meerdere spieren aan den bovenarm gelegen, wier punt van aan-
hechting de binnenvlakte van het opperarmbeen is, schijnen tot gerelde
wijze van beweging bij te dragen.nbsp;_^^
_ Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. Op 15 Augustus j.1. is
een cursus begonnen door den leerling J. Beuker van Drouwenermond (Dr.)
bij Stadskanaal.nbsp;.nbsp;.
Tevens houden aan de Inrichting verblijf de leerlingen: L. Tuin van Zuid-
broek, 8. Jellesma van Driesum (Fr.), M. Hoving van Vries (Dr.) en J. Iwema
van Mensingeweer.
_ Wedstrijd in hoefbeslag te Hoorn, Zaterdag 17 Sept. Voor dezen
wedstrijd zijn 12 deelnemers ingeschreven. De commissie heeft besloten
alleen vóórvoeten door de deelnemers te laten beslaan, omdat daaraan de
meeste afwijkingen voorkomen. De te behalen prijzen zijn: f25, f 15, ƒ10
en ƒ5, plus 2 eervolle vermeldingen ä ƒ2.50. Vrijdagnamiddag zullen de
3 veldsmidsen en 3 aambeelden op het terrein geplaatst worden en Zater-
dagmorgen zal de wedstrijd om 8I/2 uur aanvangen in een overdekte tent,
die voor de tentoonstelling is gebruikt. Bij goed weer worden de zeilen
afgehaald.
Op de tentoonstelling zijn vier collecties uit de band gesmede hoefijzers,
niet blank gevijld op de vlakten, ingezonden, n.1. door B. Houtman te
Beemster, gezel, K. Huegens te Oostzaan, smidsbaas, J. Strengman te Veen-
huizen bij Oude-Niedorp, gezel, en Cr. Kochein te Oosthuizen, gezel.
In de volgende aflevering zullen wij den uitslag mededeelen.
- Cursus in hoefbeslag te Hoorn. Over eenige weken zal de nieuwe
cursus in hoefbeslag een aanvang nemen. 14 leerlingen hebben zich hiervoor
aangemeld. De theoretische lessen worden gegeven door den heer D. M.
de Leur, Rijks-veearts te Hoorn, terwijl de onderwijzer-hoefsmid H. Kruyt
te Beemster is uitgenoodigd weder de practische lessen te willen geven.
— Harde hoeven. In dezen tijd van het jaar, na een tijdperk van warmte
en droogte, komen vooral bij de lersche troepenpaarden en andere paarden
met bloed, veel hoeven voor die te hard worden; zij zijn te droog en het
gevolg is dat zij samentrekken, nauwer worden en de paarden gevoelig loopen,
vooral wanneer de wegen hard zijn en zij op een schuinen kant komen.
Br zijn helaas verscheiden garnizoenen waar de paarden zich bijna uit-
sluitend op harde wegen kunnen bewegen, waarbij de straal van den hoef
dus weinig of niet functionneert, wat, gepaard aan het te weimg vocht in
den hoef, deze kleiner en harder doet worden. Een zeer ongunstigen in-
vloed heeft dit op de gangen van het paard en op zijn langdurig gebruik.
Het tijdig nemen van maatregelen om contractie van den hoef te voorkomen
is zeker gemakkelijker, dan dien te verbeteren, wanneer hij eenmaal vernauwd
IS. Er kan niet genoeg op den toestand van de iioeven worden gelet, want
het Engelsch spreekwoord „no hoof no horsequot; is nog altijd juist.
Men dient dus het niet functionneeren van den straal en het te veel uit-
drogen van den hoorn te voorkomen.
Voldoende beweging op zachten bodem, echter niet in heet zand, wasschen
der hoeven, vooral van de zolen, daarna drogen en insmeren met vaseline,
hoefomslagen, waarbij vooral de zolen niet mogen worden vergeten, het ge-
durende enkele uren staan op vochtig zand, het baden in plassen of stroo-
mend water, het inslaan van den hoef met werk en teer en oordeelkundig
beslag zullen bijdragen tot het normaal blijven van den hoef. Wij noem-
den het beslag het laatst, niet omdat wij dit niet van groot gewicht achten,
maar omdat wij ons niet kunnen vereenigen met de meening van sommigen,
die de schuld van te nauwe hoeven grootendeels bij den hoefsmid willen
zoeken, want zeker mag worden gewezen op grooten vooruitgang in de
kennis van hun vak bij de militaire smeden en zou het onbillijk zijn hun
de schuld te geven voor een fout, die grootendeels een gevolg is van andere
oorzaken en niet het minst van de weinig gelukkige keuze van de garni-
zoenen van de depots der Cavalerie en van sommige der bereden Artillerie.
(u. „Het Paardquot;.)nbsp;j. jf. K.
—nbsp;Goede hoeven. Een van de eerste eischen aan een paard te stellen is
een gezonde, goed gevormde hoef en dit kan noch worden verkregen, noch
behouden zonder zorg en moeite. Droog weêr en de daardoor harde wegen
hebben ongunstigen invloed op den hoef; deze wordt hard, brokkelig of krijgt
scheuren. Permanent ligstroo, lang onderliggen der ijzers, weinig gebruik
van het paard op zachten en vochtigen bodem bevorderen dezen toestand en
maken den gang bekrompen. In het algemeen blijven de ijzers te lang
liggen en zal het bij veel paarden noodig blijken deze binnen de 4 weken
te verleggen of te vernieuwen. Het is dan ook geheel verkeerd gezien
vooraf den tijd te bepalen hoe lang ijzers moeten blijven liggen; dit hangt
niet alleen af van het individu, maar ook van het werk, van den minderen
of meerderen groei en hardheid van den hoorn, waarop verschillende om-
standigheden bij hetzelfde paard grooten invloed hebben.
Wil men dan ook goeden dienst van zijn paard hebben, de gangen veer-
krachtig en aangenaam houden en de bruikbaarheid van zijn paard op den
duur zoo weinig mogelijk verminderen, dan is een oordeelkundig toezicht
op hoef en beslag noodig.
Zuinigheid op beslag is zeker een zeer misplaatste zuinigheid, die de wijs-
heid bedriegt.
Slechte hoefverpleging bederft het beste paard.
(u. „Het Paardquot;.)nbsp;J. H. K.
—nbsp;Klauwkreupelheid bij trekossen. Trekossen worden niet zelden wegens
chronisch kreupelen ter slachtbank gevoerd. Dit voor den minderen man
zoo nuttige trekdier werkte vroeger onder heel andere omstandigheden dan
thans. Zijn wegen voerden toen door muilen bodem; nu kan hij niet naar
zijn te ploegen akker gaan zonder de scherpe grindwegen te passeeren. Een
doelmatig beslag wordt meer en meer een vereischte en wordt tronwens o.a.
in Limburg reeds toegepast (meestal één klauw).
De cursussen in hoefbeslag mogen daarmede wel rekening houden en in
hun leerprogramma opnemen: runderbeslag.quot;nbsp;iT^niiqiO^
{uit: Tijdschrift voor Veeartsenijkunde, 1 Juni lyiU.;
_ „Der Hufschmiedquot;. In de Juni- en Juli-aflevering van dit tijdschrift
geeft de heer T. A. L. Beel te Eoermond een overzicht o-t^ent de op ei-
Lg van hoefsmeden in Nederland, grootendeels ontleend aan het Tijdschrift
voor Veeartsenijkunde.nbsp;^nbsp;i -rgt; 4-
De Augustus-afl. van „Der Hufschmiedquot; bevat o. a. eene uit de „^eutsche
Schlosser- u. Schmiede-Zeitungquot; overgenomen vingerwijzing
Moser, n.1. dat het wenschelijk is het daarheen worde geleid, dat het
klauwbeslag alleen door gediplomeerde hoefsmeden mag worden -mcbt^
In dezelfde afl. beveelt K. Jul. Gaitzsch in Knautham-Leipzig een
elastisch veerende kalkoen aan met gummikussentje
insteekstoot met gummi- of touwkussent^je. ^^
door een spiraalveer in het gat vastgezet, die bij druk I-IV2 nagee«
en schokbrekend werkt. De insteekstooten hebben een gebogen kop en zijn
in vier verschillende grootten verkrijgbaar.
De September-afl. behandelt in een hoofdartikel verschillende hoefvormen,
waarin de volgende zin voorkomt:nbsp;.
Een aangeboren afwijkende stand der ledematen door vormverbetering
va; den oveLnkomstig afwijkenden hoef te willen veranderen - als onmo-
gelijk te beschouwen en derhalve is ook het streven naar een gelijkmatige
Llasting door vormverbetering der hoeven zelfs bij het verkrijgen van even-
lange hoef helften tot de vrome wenschen te rekenen.
(Tev herinnering zij aangestipt, dat tal van deskundigen op het gebied
de hoe klde de'meining zijn toegedaan,
doelmatig beslag Fransche- en toontredende stand tijdens he ontwikkelen
van het jonge dier grootendeels of geheel zouden zijn te bestr jden.
Het is aan de geregelde lezers van „De Hoefsmidquot; mede bekend, dat bet
O i zeker mogelijk is dat door doelmatig besnijden, eventueel beslaan, een
vlerkante stand vierkant kan worden gehouden en dat wellicht genoemde
afwijkende standen eenigszins kunnen wordennbsp;1
dat een min of meer ongelijkmatige belasting der gewrichtsvlakten wel
Äid^r ;erbetering is te verklaren ^or het nog ^..sch
zijn van de zijbanden der gewrichten van het jonge dier en doordat het bi
k Lingen van jonge paarden herhaaldelijk voorkomt dat een mm of meer
Fransch staand dier op een gegeven oogenblik soms den mdruk maak van
toontreder te zijn, welke dwaling dan pas blijkt, nadat het dier heeft ge-
Xt of gedraati of althans zich eenige oogenblikken op natuurlijke wijze
zeker, dat door ondoelmatig besnijden of beslag normale
standen afwijkend kunnen worden gemaakt, hetgeen nu en dan bij afwijking
aan één heen met eenige waarschijnlijkheid valt te constateeren. Eed.
„De Hoefsmidquot;).
-ocr page 148-— De wereldproductie van ijzer. Volgens opgaaf van de firma James
Watson amp; Co. te Middlesbro heeft de ruw-ijzerproductie op de geheele wereld
in het jaar 1909 met 60,330,000 tons de recordcijfers van 1907 nog over-
troffen. De productie in de verschillende landen bedroeg als volgt:
In 1000 tonsnbsp;1905 1906 1907 1908 1909
Ver. Staten....... 22,922 25,307 25,781 15,936 25,795
Duitschland....... 10,988 12,422 13,046 11,814 12,918
Groot-Brittannië..... 9,593 10,149 9,924 9,290 9,664
........ 3,076 3,319 3,589 3,344 3,544
........ 2,765 2,642 2,748 2,751 2,817
Oostenrijk-Hongarije .... 1,515 1,596 1,789 1,953 1,947
......... 1,310 1,431 1,428 1,182 1,632
........ 527 596 603 563 443
......... 385 382 381 430 420
Canada........ 468 541 581 564 677
I'^alië......... 141 140 148 80 147
Japan......... 190 39 43 147 j^QQ
......... 47 47 40 38 39
^lexico................4 25 16 17 59
(u. IJzer- en Staalkroniek, 27 Aug. '10.)
— Practische Staatsschool voor hoefsmeden te Brussel, Schooliaar
1910-1911.
De leergangen van de practische Staatsschool voor hoefsmeden, gesticht
om bekwame en behendige hoefsmeden te vormen, zullen Zondag 2 October
1910, om 9^2 uren des morgens aanvangen.
De leergangen zijn toegankelijk voor hoefsmeden, welke reeds een getuig-
schrift bezitten, afgeleverd na de openbare voordrachten over hoefsmederij
door het ministerie van landbouw ingericht.
De leergangen worden in 't Pransch en in 't Vlaamseh gegeven. Zij hebben
plaats iederen Zondag, van October tot einde Juli.
Indien het aantal leerlingen te groot is, zal er ook iederen Maandag en
iederen Zaterdag een leergang gegeven worden. Het onderwijs is kosteloos
en uitsluitend practisch.
Op het einde der leergangen heeft een examen plaats. Zoo de leerling er
in gelukt, zal hem een ofiïciëel diploma van meester-hoefsmid afgeleverd worden.
N.B. Ten einde de bijwoning der in de week gegeven leergangen te ver-
gemakkelijken, wordt aan den heer Minister van Landbouw en Openbare Wer-
ken, de toelating gevraagd voortaan de lessen van IV-tot 16 (4) uren te geven.
*
» *
Uitslag examen voor het hekomen van het diploma van meester-hoefsmid in 1910:
32 leerlingen hebben zich aangeboden; 10 werden uitgesteld; 22 bekwamen
het diploma van meester-hoefsmid, te weten: 1quot;. J. Theughels te Etterbeek
(90 punten op 100); 2«. Bollaert te Heusden bij Gent (86 p.); 3°. D. Evrard te
Dison-Verviers (86 p.); 4quot;. L. Muller te Ampsin (841/2 p.); 5quot;. H. van Hoey-
missen te St.-Gilles-Dendermonde (831/2 p.); 6quot;. G. Eoos te Luik (83 p.)-
7 V. Verheyden te Dendermonde (83 p.); 8«. A. J. Lotten te St.-Jans-
Molenbeek (82V, p.); 9». H. Borghons te Gelleck (82 p.); lO«. 0 Vmek te
St.-Amand-bij.Puers (81^, p.); 11°- L- Gerin te Barbenïon (81 P-); Jf-
Dugnolle te St. Sauveur (80 p.); 13». A. Kespen te Thienen (79V, p. ;
140 L. Defoux te Tamines (78 p.); 15quot;. J. Dombrecht te Brugge (77 p.);
16o: D. Jaumain te üpigny (75V, P-); F. Miebiek te Ned^sr-over-Heem-
beek (75 p); 180. H. Darquenne te Lier (74 p.); 19». G. Colon te Mazy
(72 p ); 200. G. üeleener te St. Marteus-Lennick (72 p.); 21«. A. Socquet
te Rixe'nsart (72 p.); 220. G. van Campenbout te Molbem (72 p.).
^nbsp;(u. De Landhode).
Bii een scbrijven van 24 Aug. j.1. werd ons advies gevraagd inzake bet
corrigeeren van den gang van een paard, dat de achterbeenen wel voldoende
ver onder het lichaam bracht, doch op geen krachtige heffende wijze alzoo
te stekend. Het paard was daarbij geneigd door ruim gaan de achterbeenen
aan de buitenzijde voorbij de voorbeenen te brengen en dezen dikwijls te
raken en dus klapte. Vóór was de gang, met ijzers van 8 ons, flink grijpend.
Achter waren gewone ijzers gebezigd. - De eigenaar wilde er gaarne met
succes mede uitkomen op een concours hippique.
Wij gaven naar aanleiding van de verstrekte gegevens, die hiervoren in
't kort zijn weergegeven, het volgende advies:
Ten opzichte van de gestelde vraag is het van beteekenis of uw paard
met gewone voorijzers eveneens klapt en in de tweede plaats of het vol-
doende oefening en leeftijd heeft om vrij snel eenigszins langdurig te worden
^'quot;Her'is in het algemeen het streven om een paard in goed evenwicht te
doen gaan. In verband hiermede zoudt u wellicht goed doen zoowel voor
als achter öf gewone óf zware ijzers te geven.
Is uw paard nog onvoldoende geoefend dan zou het o.i. aanbeveling ver-
dienen dit jaar met gewone ijzers te rijden. - Is het wel voldoende ge-
oefend goed op kracht en doorgereden, dan zouden we even vóór het con-
cours de zware ijzers (alle 4) onderleggen en na het concours wegnemen. -
Indien het paard ook met gewone ijzers klapt en de oorzaak met in het
nog onvoldoende op kracht zijn is te zoeken, dan verdient het aanbeveling
de voorijzers een afhelling te geven aan de ondervlakte -an het ijzer in
plaats van aan de bovenvlakte, en bij de achterijzers den buitentak door
een grootere breedte zwaarder te maken dan den binnentak .
De eigenaar van het paard bericht ons thans onder meer veel succes te
hebben gehad met het onderleggen van ijzers, die alle 8V2 ons wogen. Op
het concours hippique is hij uit veel deelnemers onder de vier eersten ge-
rangschikt. Het klappen was niet vernomen, naar den eigenaar was mede-
gedLld, hoewel bij zelf vermeende het nog een enkele keer te hebben ge-
hoord.
Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag.
WAT IS DE OORZAAK DAT GEGALVANISEERD- OF VERZINKT
PLAATIJZER BROOS IS?
Wanneer gegalvaniseerd plaatijzer op de een of andere wijze bewerkt
moet worden, blijkt het heel dikwijls, dat men door de broosheid van het
materiaal niet in staat is liet gewenschte te kunnen vervaardigen. Het is
dus voor fabrikanten zoowel als voor verbruikers belangrijk de oorzaak te
kennen van dit euvel, om het zoo mogelijk te kunnen opheffen.
De oorzaak, welke natuurlijk alleen kan liggen bij het verzinken en de
processen welke dit voorafgaan, wordt wel eens op een verkeerde plaats ge-
zocht. Om de zwarte ijzerplaat te kunnen verzinken, wordt haar oppervlakte
eerst blank gemaakt, hetgeen in hoofdzaak geschiedt door aanwending van
chemische zuren. In den regel wordt daartoe zwavelzuur of salpeterzuur in
verdunden toestand gebruikt. Hierbij wordt dikwijls de eerste schrede gezet
op den weg tot broosmaking van het ijzer, door de zuren niet genoeg te
verdunnen; men wil soms door aanwending van minder slappe zuren den
arbeid van het schoonbijten bespoedigen. Men bedenkt bierbij echter niet,
dat men daardoor de geheele ijzerstructuur beschadigd; het verliest in de
meeste gevallen bij deze bewerking de elasticiteit geheel. Te begrijpen is
het, dat het ijzer broozer wordt naarmate het bad sterker, en de duur van
het proces langer is. Men zal dus met dit proces nimmer te veel haast
maken, doch de voorwerpen in een zwak zuur rustig laten uitwerken. Als
beste verdunning kunnen wij aanbevelen 1 deel zwavelzuur vermengd met
18—20 deelen water, terwijl bij het gebruik van zoutzuur zeven deelen
water voldoende zijn.
Ook de op te brengen zinklaag kan medewerken tot broos worden van
het ijzer. In de eerste plaats kan het gebruik van een minder goede kwa-
liteit zink hiervan de oorzaak zijn, en ten tweede zal een onvoldoende ge-
lijkmatigheid der opgebrachte zinklaag een nadeeligen invloed uitoefenen.
Het broos worden van het ijzer wordt mede bevorderd door een te lang
verblijf in het zinkbad, want door een voortdurend verblijf van het ijzer
in het vloeibare zink gaat het ijzer over in een ijzerzinklegeering en
dit mengsel wordt te sterker naarmate het ijzer langer in het bad verblijft.
Deze metaallegeering mist alle elasticiteit welke als eigenschap voor het
ijzer beschouwd mag worden. Men voert derhalve het proces zoo, dat de
ijzeren voorwerpen slechts enkele seconden in het zink verblijven. Men
beweert wel eens dat dit niet voldoende is om een goede zinkbedekking te
verkrijgen. Wanneer het echter voorkomt, dat sommige plaatsen niet vol-
doende met zink bedekt zijn, is dat alleen een bewijs, dat de behandeling
voor dien tijd, d. w. z. het schoonbijten, niet voldoende is uitgevoerd. Is
het schoonbijten op een goede wijze geschied en desnoods de voorwerpen
na dien tijd nog door scherp zand volkomen gereinigd, dan zijn enkele
seconden voldoende om de zinkbedekking volmaakt te doen zijn. Zeer aan-
bevelenswaardig is het, om de voorwerpen direct voor de verzinking in een
oplossing van 80 deelen water, 30 deelen zoutzuur, 2 deelen chloorzink en
1 deel salmiak te dompelen, zoodat zich na een snelle afdroging een fijne
zoutafseheiding neerzet.nbsp;■ i k .q
Bij de gewone werkwijze worden de voorwerpen, zoodra ze het zinkbad
verlaten hebben in een bak met water geworpen, totdat ze geheel zijn af-
gekoeld. Hierdoor wordt meestal een toestand geschapen welke even-
eens aanleiding geeft tot broos worden van het ijzer; immers het ijzer
bezit hier minstens de warmte welke noodig is om het zink te doen smelten
en deze afkoeling werkt ten opzichte van bet broos worden van het ijzer
veel nadeeliger dan de beide vorige oorzaken hierboven genoemd tezamen.
Tot oplossing van dit vraagstuk is meermalen aanbevolen het ijzer in plaats
van in water,quot; in vet af te koelen, en ofschoon het ijzer hierbij belangrijk
aan elasticiteit zou winnen, zijn de kosten te groot welke aan zoo'n afkoe-
ling door middel van vet verbonden zijn.
Wanneer nu echter, vooral voor groote voorwerpen, het afkoelen in vet
te kostbaar is, kan men ook hierbij de gulden middenweg bewandelen en
beginnen het ijzer af te koelen in kokend water hetwelk men met het ijzer
langzaam laat afkoelen.. Deze soort afkoeling zal geen aanleiding geven
tot broos worden van het ijzer.
23 jaar, P. G.
Br. onder motto Hoefsmid te zenden aan den Boekh. A. MEIJER, Arnhem.
verkrijgbaar in de chemicalien-
en drogerijen-handel van
K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,
te Dordrecht.
Prijscouranten voor HH. veeartsen
en hoefsmeden op aanvrage gratis.
in zake vraag of aanbod van
dienstpersoneel, het smidsvak
betreffende, worden van onze
abonné's gratis in „De Hoef-
smidquot; opgenomen.
Zaagbeugels. — Schroefsleutels.
Rijtuigartikelen en Ploegonderdeelen.
F. J. WIONSMA, 81 Haarl.weg, Amsterdam.
S. C. lïl. BAX. 2, 4 en 6 Jufferstraat. ROTTERDAM.
— Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. —
Meest uitgebreide sorteering prima blanke
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fijne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —
Intercommunaal
Telephoon
No. 1355.
Telegram-Adres
BAX Jufferstraat
Rotterdam.
NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN,
voordeellg;, gemakkelijlt in gebrulfe. — Kunnen niet loslnten.
Open Zolen uit één stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in 11 maten van 4yV tot
6| Eng. dm., uiterste breedte buiten-
kant ijzers gemeten.
op leder o
met flink
igenaaid
lielstuk.
tot
voorradig van
Enf
geheel Caoutchouc
uit één stuk met
zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van
7|tot7-ï|-Eng.dm.
Uiterste breedte buitenkant ijzers gem.
Hoef-
randen.
Strijkringen
met riempje.
Knn.sthoorn.
Hoeftangen.
Renetten (rechts en
links).
Hoefraspen.
Honwklingen.
Hoefhamers.
Las- of Welbladen en
Poeder
om ijzer en staal te
weHen.
Tonwijzers in
verschillende maten.
op Leder,
„Safety pad en
Frogpadquot;.
Men lette op het echte merk S T met kroon.
-ocr page 153-15e Jaargang. — 1910. — Aflevering lO.
REDACTEUR-UITGEVER: A. W. HEIDEMA te GRONINGEN.
-ocr page 154-
Lambert amp; | ||
Hallanan Hoefzolen de Beste en | ||
Rotterdam, Wijnhaven 127. |
Het hoefsmidsvak in Limburg. — Een vrouwelijke smid. — Korte
mededeelingen. — Ingekomen boekwerken. — Persoverzicht. — Mededee-
lingen over het smidsvak vallende buiten het hoefbeslag. — Advertentiën.
Wegens het groote gewicht van een goed beslag der paarden werd in deze
provincie reeds sedert geruimen tijd de aandacht gevestigd op eene opleiding
der vakmannen, die evenals in de andere gedeelten van ons land hun leer-
school hadden in de werkplaats van vader of werden besteed bij een baas,
die elk naar eigen inzicht zijn kunde ten beste gaf, zonder van den inwen-
digen bouw' van den hoef ooit iets anders te hebben gezien dan eenig bloed
door het oude veegmes te voorschijn gehaald, of een andere vloeibare stof,
soms niet erg geurig, door een ingetrapten, ook wel slecht gedreven nagel
veroorzaakt. Meer kennis van den hoef, van zijne werking en van de
eischen waaraan een goed beslag moet voldoen, was dus ook hier geen weelde
en geen nuttelooze wensch van de belanghebbende houders van paarden en
het streven van deskundigen op dit gebied; we bedoelen hier in 't bijzonder
van veeartsenijkundige zijde. Immers op dit terrein, bet hoefbeslag, hebben
wijlen de heeren A. J. en L. Th. Janné, vader en zoon, beiden welbe-
kend in dit gewest, zich zeer verdienstelijk gemaakt. Oude smeden noemen
hun namen nog met eerbied, want onder hen zijn er meerdere, die aan een
van genoemde heeren hun kennis van hoefbeslag danken. Zoowel toen ze
nog practizeerende veeartsen waren, alsook later, als Districtsveeartsen,
hebben ze steeds op dit gebied gewerkt en de hoefsmeden belangeloos voor-
gelicht.
De eerste stoot tot het houden van cursussen voor hoefsmeden werd ge-
geven door den heer J. Lem mens, veearts te Schimmert, die reeds in 1886
den onder-voorzitter der Maatschappij van Landbouw in Limburg, Br. van
Pelser Berensberg te Oud-Valkenburg, er op opmerkzaam maakte, dat
de Maatschappij veel tot de verbetering van den paardenstapel kon bijdragen,
door de burgerhoefsmeden in de gelegenheid te stellen zich in hun vak te
bekwamen en door het houden van onderlinge wedstrijden in hoefbeslag ze
daartoe aan te wakkeren. Dit idee vond bij genoemden onder-voorzitter
dadelijk veel bijval, maar moest door hem in de jaarlijksche vergaderingen
der M. v. L. herhaaldelijk worden ter tafel gebracht, alvorens het een gunstig
gehoor vond. Zulks geschiedde in 1890 ten deele, want in principe besloot
de Maatschappij enkel tot het houden van wedstrijden bij gelegenheid der
provinciale vee-tentoonstellingen, en vroeg daartoe bij de regeering om sub-
sidie. Wijl verzuimd werd om, alvorens de subsidie te verleenen, een uit-
gewerkt plan der te houden wedstrijden in te leveren, stelde de Minister
van Binnenlandsche Zaken in 1891 de gehouden correspondentie in handen
van den beer Janné tot voorlichting en advies. Bij laatstgenoemde vond
het plan betreffende het houden van wedstrijden in hoefbeslag op vee-ten-
toonstellingen geen bijval; maar werd door hem, na overleg met de heeren
veeartsen A. Clerx te Echt enL. van Kempen te Sittard, besloten de
regeering te adviseeren, om, alvorens over te gaan tot het houden van wed-
strijden, het beter was in het belang der paardenhouders, de burgerhoef-
smeden door het geven van cursussen, waar onderricht werd gegeven lu
theoretisch en practisch hoefbeslag, in de gelegenheid te stellen zich in hun
vak te bekwamen.
Door hen werd een reglement opgemaakt en ter goedkeuring gezonden
aan den Minister van B. Z., die het bij Beschikking van 17 Juli 1891
no. 2164 Afd. M. P. bekrachtigde. Dit reglement, speciaal bestemd voor
den cursus in hoefbeslag vau Eijkswege te houden te Schimmert, diende
vele jaren als model voor de latere cursussen. Het bevatte 5 artikelen,
waarvan Art. 1 luidde: Onder toezicht van den districtsveearts te Eoermoud
wordt te Schimmert van Eijkswege een cursus in hoefbeslag gegeven door
den veearts J. Lemmens en den hoefsmid J. Kalen aldaar. In Art. 2
leest men: de cursus bestaat uit 5 theoretische en 7 practische lessen, met
omschrijving van het onderwijs. Art. 3 handelt over de dagen en uren van
de werkzaamheden. Art. 4 meldt dat het onderricht kosteloos wordt ge-
geven, dat ten hoogste 10 leerlingen worden toegelaten, dat men zich moet
aanmelden bij den veearts J. Lemmens, en blijk moet geven van zooveel
bedrevenheid in het hoefsmidsvak als noodig is voor het smeden van een
hoefijzer. Volgens Art. 5 geven na afloop van den cursus, de veearts en de
hoefsmid aan den leerling, die dit verlangt, kosteloos eene verklaring af
omtrent zijne bekwaamheid in het hoefsmidsvak.
Zoo ontstond van Eijkswege de le cursus te Schimmert en tegelijk dien
te Echt, welke laatste gehouden werd door wijlen den heer A. Clerx, veearts
aldaar. Deze plaatsen werden daarom gekozen, wijl de leeraren daar woon-
achtig waren, en voornamelijk wijl in elke plaats 2 dicht bij elkander ge-
legen smederijen met minstens 2 vuren waren, die daarom aan de leerlingen
ruime gelegenheid boden om zich practisch te oefenen.
Ofschoon volgens het reglement slechts 10 leerlingen konden worden toe-
gelaten, namen met het oog op het aantal smidsvuren te S. 17 en te E. 14
smeden deel. Er werden, in plaats van 7, tien practische lessen gegeven.
Het Kon. besluit voor deze cursussen in 1891 dateert van 4 Juni 1891 no. 30.
Genoemde cursussen zijn de eenige geweest welke van Eijkswege in Lim-
burg zijn gehouden; de volgende gingen uit van de Maatschappij van Land-
bouw, en wel in 1892 te Geijsteren-Wanssum en te Venlo; in 1893-'94
een tweejarige cursus te Eoermond en te Weert; in 1894 te Maastricht, te
Heerlen en Sittard; in 1897 te Schimmert; in 1898 te Gulpen en te Venray;
in 1899 te Eoermond en te Weert.
In 1895 werden voor de deelnemers aan de verschillende cursussen wed-
strijden in hoefbeslag gehouden te Beek, Venray en Maasniel.
De leiders, tevens leeraren voor het theoretisch gedeelte, waren de heeren
J. Lemmens, A. Clerx, T. A. L. Beel, G. B. Goossens, P. K. M. Hou ba,
M. J. H. Duijsens, allen veearts.
Thans komt een tijdperk van stilstand, althans in de opleiding van hoef-
smeden door het houden van cursussen. Wat hiertoe aanleiding gaf? Op-
steller van dit artikel mag deze zoeken in de wijziging, die de Maatschappij
onderging, en die haar invloed uitoefende op haar actief optreden. In 1900
werd namelijk opgericht de Limburgsche Boerenbond, die al spoedig een
groot aantal leden had, hetgeen zeer ongunstig werkte op de Maatschappij
van Landbouw, die daardoor in bloei terugging, terwijl de andere Bond op-
kwam. Het gevolg was dat van beide zijden niet veel werd gedaan, en ook
aan het hoefbeslag niet die zorg werd besteed als wenschelijk was. Daar
men intusschen inzag, dat het op den duur zoo niet kon gaan, werd het
geschil op gelukkige wijze uit den weg geruimd door een samensmelten van
die beide vereenigingen tot den thans bestaanden „Limburgsche Landbouw-
bond.quot;
Na eenige jaren van rust, op het gebied van het hoefbeslag, bracht het
jaar 1907 weer teekenen van leven, want in 1907 en 1908 werden 2-jarige
cursussen gehouden te Heerlen door J. Duijsens en te Roermond onder
leiding van L. Bloemen, beiden door een groot getal leerlingen bezocht.
Hier werden, na afloop van het examen, diploma's toegekend van „geëxami-
neerd hoefsmid,quot; te Heerlen aan 12, te Roermond aan 25 candidaten.
In 1909 is een 2-jarige cursus aangevangen te Venray onder leiding van
den heer H. Sala, 'en te «ittard onder die van den heer L. van Kempen^
beiden met 20 leerlingen. Met het practische gedeelte zijn belast de
militaire hoefsmeden H. B. Harmsen en Th. Dreijer, resp. te Venlo en
Roermond.nbsp;j • t •
Bij gelegenheid der groote tentoonstelling van landbouw, gehouden m Juni
1909 te Roermond, werd een wedstrijd gehouden van hoefsmeden, die een
cursus in de provincie hadden gevolgd. Van het verloop van dezen wedstrijd
heeft ondergeteekende in ons vakblad evenveel gelezen als een blinde kip ).
Men kan hieruit opmerken, dat in Limburg de besturen van de Mij. v.
Landbouw en ook dat van den Landbouwbond veel ten goede der vakmannen
hebben gedaan; het hoefbeslag is er zeer op verbeterd, tot heil der schoone
en kostbare paarden, die men in dit gewest in grooten getale aantreft.
Of steeds overal en door een ieder de hand wordt gehouden aan de zorg,
die een goed beslag vereischt, mag worden betwijfeld; immers m het verslag
der premiekeuringen van 1908 wordt gemeld „dat het beslag en de hoefver-
pleging veel te wenschen overlatenquot; en in 1909 schrijft de provinciale rege-
lingscommissie voor de paardenfokkerij: „verzorging der paarden, ook hoef-
verpleging en beslag gaan vooruit, doch zijn niet op het peil. Behalve
onkunde, ligt de oorzaak nog steeds in onverschilligheid der verzorgers.
Hier is dus nog een terrein te bewerken door het ijverige Bestuur van den
Landbouwbond, waarvan de heer Th. Ver heggen te Buggenum thans
voorzitter is.nbsp;, .nbsp;, , ,
Bij het vorenstaande wil ik nog melding maken, dat in 1895 enkele leer-
lingen een cursus voor hoefbeslag volgden in de smederij van het 3e Regt.
Veld-Art. te Boermond; sedert heeft daar geen opleiding meer plaats gehad.
Ook wil ik gewag maken van de oprichting, ik meen in 1899, in Noordelijk
*) Een ruimer verspreide medewerking zou „De Hoefsmidquot; in waarde en volledig-
heid doen stijgen; intusschen verstrekken het meerendeel der leiders in den regel
gaarne een overzicht van gehouden cursussen. Eed.
Limburg van een bond van hoefsmeden, die een cursus vanwege de Maat-
schappij V. L. met goeden uitslag hadden gevolgd, met het doel de behar-
tiging der belangen van de leden.
Belangstellende lezer, wanneer gij in het goede seizoen voor uw genoegen
een uitstapje maakt naar deze provincie, en gij op uwe wandeling langs de
snelvlietende riviertjes in de heerlijke, frissche valleiën, of wel de heuvelen
bestijgt, die zich hier en daar tot werkelijke bergen verheffen, treedt dan
bij het doorgaan van de meestal schilderachtig gelegen dorpen, even een
smederij binnen, waar het hoefsmidsvak wordt uitgeoefend, en vraag den
smidsbaas om zijn werkplaats te mogen zien. Op vriendelijke wijze zal u
dadelijk het gevraagde worden toegestaan: „mêt plezeer, kom in, en bezeet
óch alles good, doa kiek's hêj,quot; en ge hebt voor u liggen een of meer hoef-
ijzers van omstreeks 2 Kg. gewicht per stuk. Ge staat verbaasd, en denkt
aan het dier dat met dien ballast aan de voeten moet gaan, en zijn zware
vracht moet trekken; van dit laatste hebt gij u op die breede prachtige,
maar stijgende en dalende wegen reeds kunnen overtuigen, en ge zult zeggen:
„daar kan een paard toch niet op loopen.quot; Toch is dit het geval, en hoe
dik ook, binnen 20 dagen zijn deze ijzers als papier zoo dun, en moet dit
beslag in den regel worden vernieuwd.
Ik heb die ijzers in de werkplaatsen gezien, in massa's hangende aan de
zoldering, gewoonlijk vóór zonder-, achter met kalkoenen, en ze zijn in den
regel goed afgewerkt, en worden naar den eisch ondergelegd, natuurlijk
alleen bestemd voor den zwaren Belg, want op dit geaccidenteerd terrein in
het zuiden van Limburg, is dat paard het beste transportdier. Waar het
terrein minder stijgt en daalt worden ook lichtere Belgen, de Ardenners,
gebruikt. Evenwel, L. is een gewest met veel industrie, de kolenmijnen,
de mergelgroeven, de ijzer- en steenfabrieken, de ringovens en andere onder-
nemingen, ook in de vlakke streken van de provincie aanwezAg, meestal met
hun hemelhooge schoorsteenpijpen voorzien, vergen voor de zware diensten
het gebruik van den zwaren Belg.
Maar ook de landbouw is er mede gediend, vooral op de geaccidenteerde
landerijen, in het zuidelijk gedeelte vrij algemeen. Ben lichtere soort paarden,
niet tot een bepaald type behoorende, vindt men meer in het Noordelijk
gedeelte der provincie, in bouw afhankelijk van de grensstreek, waar zij
eenerzijds geheel door Pruisen, anderzijds voor de helft door N.-Brabant,
en de andere helft door België is ingesloten. Over het algemeen mag de
paardenstapel van Limburg gezien worden, en voor hem, die de sierlijke
optuiging der machtige paarden voor de zwaar beladen kar, en het geluid
der belletjes voor het eerst ziet en hoort, terwijl de geleider naast het paard
gaande, door zijn zang en kunstige zweepslagen in de lucht, de stilte der
wegen verbreekt, is dergelijk tooneel onvergetelijk.
Hier en daar in de provincie wordt ook de os gebruikt om het land te
bewerken, en zal het van den bodem afhankelijk zijn of de klauwen van
dit dier door ijzers dienen te worden beschermd tegen afloopen en kneu-
zingen In het centrum van Limburg op de lichte gronden, grenzende aan
België, waar ondergeteekende nog kort geleden voor den landbouw
zag gebruik maken van ossen, mocht hij er geen aantreffen voorzien van
eenig beslag, omdat, naar hem werd verzekerd, de klauwen niet leden, daar
zij bijna geen gebruik van de grindwegen behoefden te maken.
Alvorens dit opstel te eindigen, wil ik den heer L. van Kempen te Sittard
mijn dank betuigen voor zijne bereidvaardigheid, om mij vele gewaard^rde
inlichtingen te hebben verstrekt.
EEN VROUWELIJKE SMID.
Zooals het opschrift luidt, stelt bijgaande figuur, genomen uit de Kath.
Illustr van 10 Sept. 1910, een vrouwelijke smid voor van Oradley Haeth,
waar de ijzer-industrie, in het bijzonder het vervaardigen van kettingen,
voor een aanzienlijk deel in handen is van het schoone en zwakke geslacht.
De vrouwen weren er zich dapper aan het aambeeld in een vertrek van
haar eigen huis. Op het oogenblik maakt deze zeer eigenaardige huisindu-
strie een punt van onderzoek uit der Kamer van Arbeid. Reeds voor jaren
geleden werkten, ook in de Black Country van Engeland, de vrouwen mede
aan het smidsvak, en wel in 't bijzonder in de nagelsmederijen, zooals zulks
in de 4e afl. van „De Hoefsmidquot; van dit jaar werd vermeld.
In afl 7 (Juli) 1909 van „Der Hufschmiedquot; wordt als eerste vrouwelijke
Schmiedemeisterquot; van Duitschland genoemd mejuffrouw Sonntag uit
Bullenstedt (Anhalt), die voor eenige jaren het examen als smidsgezel(lin)
deed, en nu volgens de Voss.Courant in Bernburg ook bet examen als „Schmie-
demeisterquot; heeft afgelegd. Voor het practisch gedeelte bestond haar taak
in het vervaardigen van een „Krummscheereisenquot; en het beslaan van een
paard De examen-commissie, bestaande uit meesters en vertegenwoordigers
der Kamer van Arbeid, was verbaasd over het handige, zaakkundige werken.
Mejuffrouw S. verkreeg het praedicaat „zeer goed.quot;
In hetzelfde vakblad wordt een artikel aangehaald uit „Zeitschr. f. deut-
sche Ban-, Kunst- u. Maschinenschlosserei,quot; 1909, no. 13, met het opschrift
„Prau Meisterinquot;, waar men leest dat de nieuwe examens voor „Meisterquot;
in het ambacht en bedrijf ten gevolge zullen hebben, dat het publiek in de
naaste toekomst steeds meer „Meisterinnenquot; op de uithangborden te lezen
zal krijgen. Een meester van het bedrijf behoeft geen man meer te zijn,
en het getal van jonge meisjes, die het wettelijk voorgeschreven examen
doen, om den meestertitel te voeren en leerlingen te kunnen vormen, neemt
steeds toe. In de laatste maanden werd van zulke examens als horlogema-
ker, goudsmid, kunstslotenmaker bericht, en'spoedig volgt de eerste meester
kleermaker.
Men ziet het wordt hoe langer hoe zeldzamer, om een vak te ontmoeten,
waarin de vrouw niet werkzaam is, zelfs in het zware smidsbedrijf; wellicht
maakt dat van soldaat vooralsnog een uitzondering, niettegenstaande de
politiemuts veel aantrekkelijks heeft.nbsp;M.
— Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. Vertrokken is op 24 Sept.
met een „goedquot; getuigschrift de leerling L. Tuin van Zuidbroek, terwijl
op 3 October een cursus is begonnen door de leerlingen P. van Dam van
Gieterveen en J. Driesens van Zuidlaren.
Mede houden thans aan de Inrichting verblijf de leerlingen: S. Jellesma
van Driesum (Fr.), M. Hoving van Vries (Dr.) en J. Iwema van Mensin-
geweer (Gr.)
— Hoefsmidcursussen in Eriesland. Bij het eindigen der hoefsmid-
cursussen, van het Friesch Paardenstamboek uitgaande, werd aan de vol-
gende smeden een diploma uitgereikt:
Bohlmn (tweejarige cursus): D. M. Geertsma te Brantgum, J. W. Wouda
te Surhuisterveen, A. Geertsma te Blija, K. Wiersma te Mmnertsga, D.
Miedema te Blija, Joh. Gordel te Engwierum, M. Smedes te Surhuisterveen,
C.nbsp;G. Kuipers te Niawier, de eerste met „zeer goedquot; en de anderen met
„goedquot; gevolg.
Sneek (éénjarige cursus): G. T. H. Brouwer te Tzum, J. Engelmoer te
Langweer, H. Hogeboom te Makkum, C. A. Groeneveld te Tjerkwerd, E.
van Banden te Wons, E. v. d. Meulen te Bauwerd, J. ï. Boersma te Wams,
D.nbsp;Nota te Bakhuizen, D. P. Reekers te Balk, beide eersten met „zeer goedquot;
en de anderen met „goedquot; gevolg.
—nbsp;Cursus in hoefbeslag te 's-Hage. Het Ned. Landb. Weekbl. heeft uit
goede bron vernomen, dat voor den a.s. cursus zich reeds 10 deelnemers
aanmeldden, zoodat nog slechts een paar plaatsen open waren in 't begin dezer
maand, die nu wellicht reeds bezet zijn. Leider van den cursus is de heer
J. Laméris, Gepd. Majoor-paardenarts te 's-Hage.
—nbsp;Militaire hoefsmidschool te Amersfoort. Den 22 en 23 September
hadden de examens voor hoefsmid plaats aan bovengenoemde inrichting.
Het diploma kon worden toegekend aan de burgerhoefsmeden J. van Voorst
te Rens wonde; H. J. Buesink te Aalten; C. Maats te Holten; 0. ten Brink
te Nigtevecht; J. van der Hoef te Wolvega en G. J. ten Hoopen te Haaks-
bergen; en tevens aan de miliciens-hoefsmeden der infanterie J. Kroeze te
Peize van het Ie regiment; J. W. Peeters te Delft van het 4e regiment;
H. Hemstra te Cubard van het 5e regiment; P. J. A. Westenend te Hees
bij Nijmegen van het 8e regiment; C. E. Reiners te Goor en C. G. van
Barneveld te Veenendaal, beide van het 11e regiment infanterie.
—nbsp;Een Jubileum. Den len October was het 25 jaar geleden dat de heer
C W. L. van Offeren als smid in dienst was aan 's Rijks Veeartsenij-
school. Als 14-jarige knaap kwam hij, na zijn vader's dood, die in Utrecht
het smids- en hoefsmidsbedrijf uitoefende, in de smederij van genoemde in-
richting, onder de leiding van den heer W. A. H. van Horsen, onderwijzer
in het practische hoefbeslag. Sedert het vertrek van den heer D. F. Stui-
venberg als meesterknecht naar de Inrichting voor Hoefbeslag te Groningen,
is V. O. als eerste smidsknecht werkzaam; voor ons reden genoeg om over-
tuigd te zijn van de groote bekwaamheden in z'n vak van den huidigen
jubilaris; we weten dat hij het volle vertrouwen geniet van zijn onderwijzer
en chef; bovendien is hij vregens zijn goede hoedanigheden als mensch aan
de inrichting door allen geacht. Zulks bleek ten volle bij gelegenheid van
de herdenking van zijn 25-jarigen dienst, üe smederij toch was door de
zorgen van het personeel der inrichting herschapen in een feestzaal, keurig
versierd met heesters en palmen, voor een gedeelte als prieel ingericht, waar
de jubilaris, door een commissie uit het personeel aan zijne woning te de
Bilt met een rijtuig der Yeeartsenijschool afgehaald, werd ontvangen, en
door den heer van Horsen hartelijk werd toegesproken, en namens onder-
wijzers, assistenten en bureelpersoneel een practisch cadeau in enveloppe
werd ter hand gesteld. Namens het Veter. Stud. Corps werd hem, onder
een toepasselijk woord, een fauteuil geschonken; de amanuenses vereerden
hem een sierlijke klok; het personeel der stallen en van het huis boden
hem een fraaie kachel aan. Directeur en leeraren hadden hem reeds daags
te voren in een vergadering van den Baad van Bestuur ontboden, waar hem
een gouden horloge met inscriptie werd geoffreerd. Hoogst voldaan dankte
de jubilaris voor al deze verrassingen en groote belangstelling. Dat de
stemming feestelijk was, bewees ook de serenade bij fakkellicht, welke hem
's avonds aan zijne woning werd gebracht onder medewerking van het Biltsche
Fanfarecorps, een waardig slot van dezen dag.nbsp;M.
— Wedstrijd in hoefbeslag te Hoorn, 17 Sept., ter gelegenheid der groote
landbouwtentoonstelling, 14—18 Sept.
Voor dezen wedstrijd hadden zich 13 deelnemers opgegeven, waarvan 3 zich
terugtrokken. Over het algemeen werd niet schitterend gewerkt. Het bewerken
van den voet en het pasklaar maken van het ijzer konden beter. Te weinig
werd er ook op gelet het ijzer een opzet te geven. De maximum gestelde
tijd van 33 minuten voor de geheele bewerking bleek helaas te kort. Slechts
een volbracht zijn taak in 33, één in 36 minuten, terwijl alle overigen 40
min. of meer noodig hadden. Het toekennen der prijzen viel de jury niet
moeilijk. De heer F. M. de Leur, Rijks-veearts, reikte met een gepast
woord de prijzen uit aan: B. Houtman te Beemster f2b, S. Beemster te
Grosthuizen f 15, J. v. d. Meulen te Goren f 10, K. Heugens te Oostzaan f 5,
J. Dekker te Beemster en T. Bruntink te Rijp elk f 2.50. De wedstrijd werd
door vele smeden uit den omtrek bijgewoond, en, hoewel nu wel niet van
een grooten wedstrijd kan worden gesproken, is het toch een aangename
en leerrijke dag geweest. Jammer dat verzuimd was om het terrein voor
de deelnemers behoorlijk af te sluiten. De toeschouwers hadden hierdoor
te veel vrijheid, hetgeen somtijds zoowel voor de jury als voor deelnemers
iets hinderlijk was en zulks de werkzaamheden niet ten goede kwam. K.
— Cursus in hoefbeslag te Hoorn. De cursus in hoefbeslag te Hoorn
is 9 Oct. aangevangen met 14 leerlingen. Ieder leerling moest, om toege-
laten te kunnen worden, voor de commissie en onderwijzers eenige regels
lezen en schrijven. De uitslag was dat allen toegelaten konden worden. De
theoretische lessen worden gegeven in het Waaggebouw te Hoorn, de prak-
tische in de stoomsmederij van den heer P. Schellinger aan de Veemarkt.
Deze smederij is daarvoor goed ingericht met twee goede vuren en aam-
beeiden. De theoretische lessen worden gegeven door den heer F. M. de
Leur, Hijksveearts te Hoorn, van 1 tot 3 uur; de praktische lessen door
den onderwijzer-hoefsmid H. Kruyt te Beemster. De praktische lessen zijn
als volgt verdeeld: van 's morgens 8 tot 10 u. vier leerlingen, van 10 tot
12 u. vier, van 1 u. tot 3 u. 's nam. vier en van 3 tot 5 u. de laatsten.
Er worden 16 lessen gegeven.
Deelnemers zijn: F. Duifens te Hoorn, 0. Sanders te Stompetoren, M.
Enseling te Andijk, P. Tensen te Andijk, C. Bakker te Sijbecarspel, S. Brin-
kering te Avenhorn, A. Schaap te Bovencarspel, P. de Jong te Bovencarspel,
D. Kooiman te Oostwoud, D. Gorter te Wognum, A. Vroling te Hem, J.
Gunder te Eustenburg, C. Duding te Hoorn, W. Lup te Enkhuizen. K.
—nbsp;Militaire hoefsmeden bij het Fransche leger. De tweejarige dienst-
tijd heeft in het Fransche leger een moeilijke toestand geschapen voor het
hoefbeslag in het leger. „Een goede hoefsmid valt maar niet zoo uit den
hemel.quot; Wanneer de militaire hoefsmeden goede diensten beginnen te pres-
teeren, verlaten zij meestal de regimenten om naar hun geboorteplaats terug
t© tCGTGD
Men is daardoor genoodzaakt geworden, machinale hoefijzers te gebruiken,
die door het ministerie van oorlog uit den handel worden aangekocht.
Hiermede komt men echter nog verder achterop, de nadeelen van het gebruik
van machinale ijzers zijn te algemeen bekend om hierop verder in te gaan.
—nbsp;Tentoonstelling van de ijzerindustrie, te Budapest, in 1911. Eene
internationale Tentoonstelling van nieuwigheden en uitvindingen betreffende
de ijzerindustrie en de mekaniekbouwerij, zal gehouden worden te Budapest,
in Mei-Juni 1911, onder de Hooge Bescherming van Z. K. en K. Hoogheid
Aartshertog Jozef en den steun van het Hongaarsche Ministerie van Koop-
handel.nbsp;-14.
Belanghebbenden kunnen alle desaangaande inlichtingen bekomen in liet
Propaganda- en Publiciteitsbureau voor België en Holland, gevestigd Coupure,
15, Gent (België).
Wij kregen thans kennis van de verschijning van de vijfde herziene en
vermeerderde druk van „ttet Hoefbeslagquot;, handleiding tot eene rationeele
uitoefening van het hoefsmidsvak., door J. B. H. M o u b i s, Gepd. Luitenant-
Kolonel Dirigeerend Paardenarts te Utrecht. Deze uitgave voorziet in eene
ontstane behoefte, omdat de 4e druk reeds sedert eenigen tijd uitverkocht
was, hetgeen een succes inhoud van den Schrijver en den Uitgever beide.
De figuren zijn, vergeleken bij den vorigen druk, verbeterd en vermeer-
derd, terwijl tevens de wijzigingen in het beslag der legerpaarden tot op
November 1909 zijn bijgewerkt. Het is eenigszins bevreemdend dat de uit-
gever eerst thans, bijna een jaar later, het werkje doet verschijnen.
Overigens verwijzen wij naar de meer uitvoerige bespreking van den vier-
den druk in „De Hoefsmidquot;, jaarg. 1905, Aug.-afl.
De October-afl. van Der Hufschmied bevat:
lo. Oiiderzoeking en over het straalkussen van den hoef, door Prof. Dr.
Lungwitz en Dr. Hemmann (Ie gedeelte). De Schrijvers geven in dit artikel
een overzicht van het reeds over dit onderwerp verschenene en van den
bouw van den hoef in verband met de ligging, de lengte, de breedte, de
dikte en de geaardheid van het straal- of vetkussen. Vooral de breedte is
natuurlijk wisselend al naarmate de hoef wijder of nauwer is. Het kussen
is ongeveer dubbel zoolang als dik. Door de hanekam wordt het straalkussen
in twee schenkels of takken verdeeld.
Het uiterlijk voorkomen van het straalkussen wordt veelal lichtgeel ge-
noemd, terwijl de Schrijvers de voorkeur geven aan geelachtig-wit, d. w. z.
deels wit, deels geelachtig, aangezien op de doorsnede duidelijk witte plekken
voorkomen, gescheiden of verbonden door geelachtige vezels.
Wat de stevigheid van den bouw aangaat, valt op te merken dat het
onderste deel meer vast en het bovenste deel meer zacht of week is. De
geelachtige deelen zijn meer elastisch, de witte deelen meer bindweefsel-
achtig, minder elastisch. In de verdeeling van het geelachtige en het meer
witte is duidelijk een zekere regelmaat merkbaar.nbsp;(Wordt vervolgd.)
2o. Het hoefsmidsvak in Egypte, gedurende de laatstverloopen 3 jaren.
In dit tijdvak is er in Egypte, tengevolge van de financieele crisis, weinig
voorspoed geweest. Thans loopen de zaken weer vlot, is de invoer van
smidsartikelen belangrijk toegenomen en worden in het land, waar de Nijl
doorstroomt, weer groote massa's Zweedsche hoefnagels, Eransche, Duitsche
en Engelsche hoefijzers ingevoerd.
3o. Korte mededeelingen. Hieronder komt een beschouwing voor over
het bekleeden van ijzer en staal, ten einde het roesten hiervan te voorko-
men. Zooals bekend is, worden hierbij de metalen zoodanig verhit, dat het
zachte metaal boven het smeltpunt komt en het ijzer of het staal daar be-
neden blijft. Hierbij moet het zachte metaal ten deele in de oppervlakte
van het ijzer dringen en hiermede een uiterst innige verbinding aangaan. De
verbinding is des te inniger al naarmate de temperatuur hooger is en langer
duurt. Als overtrek-metaal komen in aanmerking: tin, zink, lood, antimo-
nium, bismuth, thallium, kadmium of legeeringen van deze, aangezien deze
een laag smeltpunt en een hoog kookpunt hebben. Het smeltpunt ligt
tusschen 240° en 330°, terwijl zij pas vervluchtigen bij wit gloeihitte, alzoo
bij 1200° tot 1300°, uitgezonderd zink en kadmium, waarvan het kookpunt
respectievelijk bij 950° en 770° ligt.
De door de legeeringen van het grondmetaal met het overtrek-metaal
verkregen laag heeft met betrekking tot haar scheikundige en natuurkundige
eigenschappen veel overeenkomst met het laatstgenoemde en roest zoodoende
veel minder spoedig, terwijl het gelijktijdig belangrijk harder is dan het
overtrek-metaal. Met lood overtrokken ijzeren voorwerpen zouden veel
weerstand vertoonen bij een langdurig gloeien, waarbij voorwerpen van ijzer
en staal door afschilveren spoedig verzwakken, respectievelijk teloor gaan.
_ Ber BescMagschmiedquot; 1910 no. 76 meldt dat het voornemen bestaat
in de quot;hoofdstad van Bohemen een vakschool op te richten voor smeden en
De amp;ma Arnstein en Martin te Berlijn hebben een nieuw soort
sclroheutel, vervaardigd uit geperst staal, in den bande
van de prijs ƒ 1-10 i» ^^arvan nevenstaande afbeelding de bouw of den
vorm voldoende weer-
geeft. De sleutel isnbsp;^
bruikbaar bij schroeven Em®^—-
;::tte,quot;Ttvaring moet uitwazen of hiervoor .Idoen^W
Luikbaar blijft. (Dit laatste is een opmerking van ons en wij ^-ezen da
het antwoorJ in ontkennenden zin zal uitvallen. Bed. „Da Hoefsmid. )
Mededeelingen oveTli^ smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag.
HET HARD- EN WEEKSOLDEER.
Dikwijls komt het ook in de smederij voor, en wel voornamel^ijk ten
platten lande, dat de smid belast wordt met het repareeren van ^^rschmende
Lken die op geen andere wijze als door soldeeren zijn te herstellen. Wij ge-
Love; dan ook dat het aanbeveling verdient hierover iets in ons blad bij
''Hefsoideeren van ijzeren of stalen voorwerpen geschiedt in de meest
gevallen door koper, messing- of slagsoldeer. Men verbindt van te vor n
L te soldeeren deelen door klinken of door het omwikkelen met draad. In
Ïle gevallen moeten die deelen vast met elkander verbonden zijn, zoodat
ze bij het warm worden niet kunnen verschuiven.
In Ïele gevallen gebruikt men vloeibare leem, welke het afvallen ^an het
soldeer en het oxydeeren der te soldeeren vlakken zullen verhinderen; het
beste is echter borax, welke van te voren gesmolten, en daarna fil-g-tooten
r Het is nimmer noodig soldeer tusschen de te verbinden vlakken te
brengen, doch hoofdzaak is het dat deze vlakken zuiver van alle oxyde ont-
Lan zij^, en goed op elkander sluiten. Het soldeer zal in vloeibaren toe-
tand ^ de fifnste vLgen indringen. Men maakt het te -Idee-n voorw^p
eerst nat waarop men het met borax bestrooit, opdat dezenbsp;op blijt
hechten 1 houdt het dan boven het vuur.nbsp;quot;^t^e wofd
he voorwerp met een dunne glasachtige laag, waardoor de o^ydatie wordt
verhinderd, en ook het soldeer niet afloopt wanneer dat vloeib «
Het soldeeren van koperen buizen kan slechts in houtskool « «okes ge
schieden, daar er in pakkende steenkool direct gaten m ^et koper vallen ook kan
men hie voor alleen gemakkelijk vloeibaar slagsoldeer gebruiken. Wi men
Tn ifzeren voorwerp zoo soldeeren, dat de verbinding onzichtbaar en te.ens
ham rbaar is, dan bedient men zich hiervoor van oude zilvermunten of zilver-
aïva welke men zoo dun mogelijk uithamert vóör het gebruik Daar he
Ï^e Teer ver uitvloeit, kan men met een klein stukje veel soldeeren m
dit de halve niet kostbaar, waarbij nog vermeld dient te worden, dat dit
van alle soldeermetalen zeker de taaiste is. Het beste soldeer voor platina
is goud.
Veel meer dan hard-, wordt week gesoldeerd. Onder week-soldeer verstaat
men datgene wat door de soldeervlam of bout vloeibaar gemaakt kan worden,
alzoo niet direct in het vuur behoeft te smelten. Loodgieters en alle aan-
verwante vakbeoefenaren zijn gedwongen voortdurend een soldeervlam of
heete bouten te hebben, daar hun hoofdwerk weeksoldeeren is. Bij den
smid komt het meermalen voor dat een stuk op twee plaatsen gesoldeerd
moet worden. In dit geval is het noodig eerst een zwaar vloeiend soldeer
te gebruiken, om dan voor de tweede maal een metaal aan te wenden wat
spoediger smelt, zoodat de behandelde plaats minder heet behoeft te worden.
Bij het vervaardigen van soldeer moet men zeer voorzichtig te werk gaan,
de goede verhouding der te smelten metalen nauwkeurig afwegen, en vooral
zorg dragen dat door de smelting geene verandering in de legeering ont-
staat; dit laatste geschiedt gewoonlijk door verbranding of vervluchtigen
van de te smelten metalen.
Om hard soldeer van gelijke grootte te verkrijgen, giet men het gesmolten
metaal door een natten bezem in water en verkrijgt hierdoor het zooge-
naamde slagsoldeer in korrels. Men giet het somwijlen ook in vaste stukken,
en gebruikt het als poeder door het af te vijlen. Het soldeer voor den
goudsmid wordt gewoonlijk in dunne schijven gerold. Bij alle legeeringen
is het noodzakelijk, dat men het moeielijkst te smelten metaal het eerst
vloeibaar maakt. Wil men b.v. koper en tin gelijktijdig smelten, dan zou
de helft van het tin verdwenen zijn, voor het koper vloeibaar werd.
Om weeksoldeer te maken zonder dat daarbij iets verloren gaat, moet het
smelten onder talk geschieden, hetgeen elke oxydatie verhoedt. Bij hard-
soldeer bereikt men hetzelfde wanneer men het metaal met een laag bouts-
koolpoeder bedekt. Hardsoldeer voor ijzer, koper en messing, wordt op
bovengenoemde wijze in korrels gegoten en daarna met gesmolten fijnge-
maakte borax gemengd. Dit mengsel strooit men op de te soldeeren plaats;
het soldeer zal, wanneer het gaat vloeien, door middel der borax in de
fijnste naden dringen; datzelfde geschiedt ook bij weeksoldeer; hierbij ge-
bruikt men echter voor dat doel soldeer water; hierbij is slechts voorwaarde
dat de te verbinden vlakken zuiver zijn. Als soldeermiddel voor hardsoldeer
is borax altijd het beste; het lost de oxydatie, welke zich aan de oppervlakte
bevindt, op, verhindert de toetreding der lucht, zoodat het soldeer zich innig
met het metaal kan vereenigen. Voor weeksoldeer is soldeer water het beste,
dat men gewoonlijk vervaardigt door zink in zoutzuur op te lossen, zoolang
tot het zuur volkomen verzadigd is. Men kan dit zuur door bijvoeging van
eenig water iets verdunnen; wat salmiak zal het ook betere eigenschappen
geven. Bij gewoon tinsoldeer is colophonium beter te gebruiken dan zuur,
bijzonder bij voorwerpen welke niet mogen roesten. Heeft men daarentegen
een voorwerp, wat niet mag roesten, met zuur gesoldeerd, dan zal men dit
direct na de bewerking met kalkwater afwasschen en drogen. Het soldeeren
van looden buizen, welke men meestal voor waterleiding gebruikt, geschiedt
het doelmatigst met de soldeerlamp. De soldeerlamp is meestal een spiritus-
lamp van plaatijzer, waarbij zich van boven spiritusdampen verzamelen, welke
onder spanning in de soldeervlam blazen. De buiseinden worden bierbij
conisch in elkander gezet, ongeveer 10 tot 15 mM. diep, de te soldeeren
vlakken schoongeschrapt en met stearine ingesmeerd. Het soldeer wordt
voor dit doel van te voren in stangetjes gegoten en bestaat in de meeste
gevallen uit 2 deelen tin en 1 deel lood.nbsp;, . , j
Bij dit werk lette men vooral op, dat geen soldeer of schrapsel zich door
een of andere bewerking in de buis begeeft, daar dit spoedig aanleiding
kan geven tot onaangename reparaties bij kranen enz.
verkrijgbaar in de chemicaliën-
eu drogerijen-handel van
K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,
te Dordrecht.
Prijscouranten voor HH. veeartsen
en hoefsmeden op aanvrage gratis.
in zake vraag of aanbod van
dienstpersoneel, het smidsvak
betreffende, worden van onze
abonné's gratis in „De Hoef-
smidquot; opgenomen.
B a
Zaagbeugels. — Schroefsleutels.
Rijtuigartikelen en Ploegonderdeelen.
F. J. WIONSIWA, 81 Haarl.yyeg, Amsterdam.
Hoehmeden en Eigenaars van Paarden
Gij zult daarin vinden een volledig, oorspronkelijk overzicht van schier alles
wat er op 't gebied van paardenfokkerij in ons land en vau het voornaamste
in het buitenland betrekking heeft.
Belangrijke opstellen over voeding, behandeling, exterieur en dressuur van
het paard door specialiteiten voor ieder onderdeel geschreven!
ALnneinentsprijs per jaar: Voor Nederland fr. p. p. /^-OO- Joor Belgie
fr pp. / 4.40. Voor Indië en het overige Buitenl. fr. p. p. ƒ 5.00.
Hoofdredacteur-Uitgever: A. W. HEIDEMA te Groningen.
(Hoefsmeden zijn mede geschikt om agent voor „Het Paabdquot; te zijn;
betreffende de voorwaarden gelieve men zich te richten tot den Uitgever
te Groningen.)
-ocr page 168-S. C. lïl. BAX. 2, 4 en 6 Jufferstraat. ROTTERDAM.
Specialiteit in Artilcelen voor HOEFBESLAG.
Meest uitgebreide sorteering prima blanice
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 versctiiilende voorradig.
Speciale fijne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —
Intercommunaal
Telephoon
No. 1355.
Telegram-Adres
BAX Jufferstraat
Rotterdam.
NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN,
voordeellff, gemakkelijk in gebruik. — Kunnen niet loslaten.
Open Zolen uit één stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in 11 maten vannbsp;tot
Eng. dm., uiterste breedte buiten-
kant ijzers gemeten.
in witte en grijze
Caoutcbouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van 4-1^
tot Eng. dm.
geheel Caoutchouc
uit één stuk met
zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van
71 tot 7 Eng. dm.
Uiterste breedte buitenkant ijzers gem.
Strijkringen
met riempje.
Knnsthoorn.
Hoeftangen.
Renetten (rechts en
links).
Hoefraspen.
Houwklingen.
Hoefhamers.
Las- of Weibladen en
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.
Touwijzers in
verschillende maten.
Men lette op het echte merk S T met kroon.
-ocr page 169-15e Jaargang. — 1910. — Aflevering 11.
REDACTEUR-UITGEVER: A. W. HEIDEMA te GRONINGEN.
-ocr page 170-
Lambert amp; | ||
Hallanan Hoefzolen de Beste en | ||
Rotterdam, Wijnhaven 127. |
Een smidsbedrijf in de hoofdstad. — Het snel verbandijzer. — Noodsehroef
voor gladheid. — Ingezonden stukken. — Korte mededeelingen. — Pers-
overzicht. — Mededeelingen over het smidsvak vallende buiten het hoefbe-
slag. — Advertentiën.
Ten platten lande en ook in de kleinere stedén 'zijn dé ^er^jp^
smeden, ook van de hoefsmeden, gewoonlijk van bescheiden*afïffëïin^;^ enkel
daar, waar de verschillende afdeelingen van het ambacht, äls'grof-, kachel-,
huissmid, hersteller van fietsen, enz. gecombineerd zijn met hoefsmid, zijn
die inrichtingen grooter opgezet. Anders is de toestand in onze groote
handelsplaatsen, bij name Amsterdam en Rotterdam, waar dergelijke inrich-
tingen op groote schaal worden gevonden, waar het bedrijf van hoefsmid
hoofdzaak is, of geheel op zich zelf staande wordt uitgeoefend. Het ligt
voor de hand dat het vak van hoefsmid niet overal een zelfstandig bestaan
kan opleveren; immers men vindt in vele dorpen en andere kleine plaatsen
veelal meer dan één smederij; daarbij is het aantal paarden betrekkelijk
gering, zeker te weinig voor de concurrentie, die nu eenmaal bestaat; een
factor die niet 't minst van belang is voor de verdienste, die de hoefsmid
voor zijn werk mag bedingen. Het hoefbeslag is daar slechts een klein
onderdeel, een aanhangsel van het bedrijf, dat door de belanghebbende eige-
naars van paarden niet naar waarde wordt geschat; hun belangen schijnen
niet steeds mede te brengen, dat ze voor dit gedeelte bij den besten werkman
moeten zijn, en dat ze daarvoor dan ook een extraatje over dienen te hebben.
Intusschen schept de voorgemelde samenvoeging, wegens haar veelzijdigheid,
voor menig vakman een solied bestaan, en in zoover lacht ons het uithang-
bord boven z'n zaak met „gediplomeerd hoefsmidquot; steeds toe.
Laten we deze buitenbedrijven voor heden met rust, en treden een van
bovengemelde groote inrichtingen binnen, die, zooals reeds is gezegd, alleen
kunnen bestaan in een groote plaats met veel bedrijf, waar door de groote
industrieele ondernemingen, maatschappijen voor handel en nijverheid, stal-
houdersbedrijven en luxe, het aantal paarden groot is, en die veel en goed
en steeds vlug moeten worden beslagen, want verreweg de meeste van die
paarden zijn de geldwinners der firma's, die steeds klaar moeten staan en
geschikt zijn om te werken; den stal zien ze enkel om uit te rusten, zich
te herstellen om de nieuwe vrachten weder te kunnen verwerken, en zulks
met lust en vlugheid, want ook de tijd is daar kostbaar. De vakman moet
op dit alles bedacht zijn; vlug en goed moet daar worden gewerkt, een
reden die gewicht in de schaal legt bij de berekening van het loon, waar
het ten slotte op aankomt.
Kalmpjes als op het dorp gaat 't daar niet toe, dat ondervond ik in de
maand Augustus 1.1., toen ik op eene wandeling door Amsterdam de sme-
derij binnentrad van de heeren E. Falken hagen. Kerkstraat 242—244,
en daar het genoegen had kennis te maken met de eigenaars der inrichting,
vader amp; zoon, die mijn verzoek, om de smederij te zien, vriendelijk inwilligden.
EEN SMIDSBEDEIJE IN D^'HOOEDSTAI^j. j
Er heerachte in het ruime lokaal een gezellige bedrijvigheid; het personeel
was druk aan het werk met de vervaardiging van hoefijzers. Een groote
voorraad van deze vulde den geheelen linker vleugel van de inrichting;
daaronder van de meest verschillende vormen, soorten en grootten; opvallend
vele zware modellen, wegende omstreeks V-j^ Kg. per stuk, bestemd voor
zware paarden, voor de Belgen en Shires der bierbrouwerijen.
In het midden der localiteit bevinden zich de smidshaarden, 5 vuren, alle
met onderwind, deze door electrische kracht, door een wan, gedreven; als
reserve 2 blaasbalgen, voorts 5 aambeelden, en 1 werkbank met 4 bank-
schroeven.
De vervaardiging van hoefijzers van de staaf geschiedt alleen bij de lichtere
modellen; de zware ijzers voor de zware paarden worden van oude ijzers
gebraden. Deze wijze van doen zou een buitengewone krachtsontwikkeling
van de werklieden vergen, en ook veel tijd in beslag nemen; daarin is voor-
zien door de electriciteit. Aan den daar tegenover zijnden wand der smederij
bevinden zich een hamer, slijpmachine, boormachine en wan, welke alle
door electriciteit werken. Ik zag zware stukken ijzer, bestemd voor hoef-
ijzers, door middel der braadtang, even onder den hamer bewerken en in
vorm brengen; ook liet men mij de werking der andere toestellen zien, b.v.
het afslijpen, en wel het bodemnauw maken der ijzers langs electrischen
weg door de slijpmachine.
De geheele localiteit wordt door electrische booglampen prachtig verlicht.
De rechtervleugel der inrichting dient voor beslagplaats; daar kunnen een
12-tal paarden te gelijk plaats vinden. Het beslaan geschiedt uit de hand;
elke werkman zorgt voor z'n eigen paard in alles; alleen in bijzondere ge-
vallen wordt hij door een ophouder bijgestaan; een noodstal wordt niet gebruikt.
Tegenover de beslagplaats is een vertrek dienende voor kantoor en spreek-
kamer; daar mocht ik het genoegen hebben van de beide heeren patroons
de volgende inlichtingen te bekomen:
E. Ealkenhagen senior kwam in 1873 te Amsterdam, en wel uit Hannover;
hij had aldaar in de Lehrschmiede onder G-roszwendt zijne opleiding tot
hoefsmid genoten. In Amsterdam was hij oorspronkelijk in deze qualiteit
werkzaam in de Eransche manége, waarvan de heer Prosch destijds direc-
teur was. Hij begon zijn zaak in 1874, aanvankelijk op bescheiden voet,
maar bracht haar door z'n grooten werklust langzamerhand tot de bloeiende
hoogte waarop ze thans staat. De hierbij gevoegde photo geeft het interieur
der smederij, zooals die was bij het 25-jarig bestaan er van; sedert is een
en ander der werkplaats gewijzigd, in den geest als boven reeds werd be-
schreven. De oude patroon wordt in zijn drukke werkzaamheden krachtig
ter zijde gestaan door zijn zoon, den heer F. Ealkenhagen junior, die reeds
op jeugdigen leeftijd onder de leiding van zijn energieken vader in de inrich-
ting werkzaam was, maar die, om zich volgens de nieuwere eischen van het
hoefsmidsvak verder te ontwikkelen, een cursus medemaakte in de smederij
van 's Bijks Veeartsenijschool te Utrecht, onder den heer W. A. H. van
Horsen, en zich daar in 1903 het getuigschrift van hoefsmid verwierf. Na
afloop daarvan bezocht hij het „Institut für Hufkundequot; te Dresden, waar
hem het diploma van „Hufschmied mit Auszeichnungquot; ten deel viel.
De zaak „¥. Falkenhagenquot; bepaalt zieb intusschen niet tot deze inrichting
in de KerLtraat; ook de smederij aan de Brouwersgracht 32, en die aan
het Zeeburgerpad 8 staan onder haar beheer. De zaak is eene Vennootschap;
zij bestaat uit 3 patroons, vader, zoon en een neef; 17 knechten en jongens
zijn er in werkzaam. Aan de Brouwersgracht is eene smederij met 3 vuren,
waarvoor de wind door een wan langs electrischen weg wordt verkregen. Ook
hier is de verlichting door electrische booglampen; er is plaats om 15 paar-
den tegelijk te beslaan; er wordt alleen hoefbeslag uitgeoefend. Hier is
baas de heer W. Nolte. — Aan het Zeeburgerpad bevindt zich 1 vuur, 1
aambeeld; deze werkplaats is hoofdzakelijk voor de ruim 100 paarden van de
Maatschappij Amsterdamsch Goederenvervoer. - Iu de 2 laatstgenoemde
smederijen worden ook ijzers gemaakt; alleen de zware ijzers worden in de
Kerkstraat vervaardigd, voorbewerkt van oude ijzers onder den electrischen
hamer. Het vervoer van die ijzers naar de filialen geschiedt per wagen.
die in den ingang der smederij Kerkstraat zijn standplaats heeft, en waar-
mede ook de oude ijzers worden teruggevoerd.
Het juiste getal paarden, dat door de firma wordt beslagen, kon niet
worden opgegeven; wel dat in 1909 omstreeks 45000 ijzers zijn ondergelegd.
De prijs van het beslag per paard is zeer verschillend; die hangt natuurlijk
van vele omstandigheden af; voor de lichte paarden bedraagt die ƒ1.60 als
laagste prijs. — De werkuren zijn van 6 uur v.m. tot 6 uur n.m. met
schafttijden van 8—8V2 en van I2V2—2 uur.
De loonen bedragen voor een volslagen werkman van 23—30 ets. per uur,
en voor de jongeren naar verhouding van het werk dat ze kunnen verrichten.
Betreffende het winterbeslag kan dienen dat in hoofdzaak beitelvormige
schroefkalkoenen van zeer verschillende afmetingen worden gebruikt; doch
komen ook insteekkalkoenen in aanmerking. Stooten worden zoowel bij
lichtere als zwaardere paarden gebruikt, vaste of verwisselbare, naar verkie-
zing van den eigenaar. De verwisselbare stooten „Döring-Steckgriffequot; dienen
meestal alleen voor de achterijzers, zeer zelden voor de voorijzers. De meeste
der kalkoenen en stooten zijn uit de fabriek van Branscheid amp; Philippi te
Remscheid. In het bedrijf worden Engelsche zolen, vooral senoped- en blok-
zolen, en Eransche luchtdrukzolen veel gebruikt; kurk slechts weinig. Als
nagel wordt gebruik gemaakt van den rijkshoefnagel van af 50 mM. tot en
met 70 mM. uit de fabriek Bergedorf. Luxepaarden, de zoogen. heeren-
paarden, ten getale van ongeveer 200 stuks, worden zoowel 's zomers als
's winters, op kouden weg, op stal beslagen.
Ik ben er zeker van, dat dit opstel, dat een klein denkbeeld geeft van
een bloeiende inrichting voor hoefbeslag in Amsterdam, door vele vakmannen
met genoegen zal worden gelezen; mij rest den heeren Ealkenhagen dank
te betuigen voor de vriendelijke ontvangst en de mij verstrekte inlichtingen
betreffende hun zaak.nbsp;M.
HET SNELVERBANDIJZER.
De heer O. H. Baar da, leeraar aan de Ambaclitsschool te Harlingen, heeft
enkele bezwaren in het gebruik van genoemd ijzer, zooals het door den heer
C. Roodvoets is uitgedacht en geconstrueerd.
B. zegt:
lo. het ijzer van staal is enkel van toepassing bij paarden met wijden
gang; bij nauwe gangen bestaat gevaar voor verwondingen;
2o. het loopvlak van het ^ staalijzer is te dun, waardoor na eenig ge-
bruik vernieuwing van het ijzer zal moeten geschieden. Deze vernieuwing
is tijdroovend, en ook niet aan te bevelen voor het behoud van met klink-
nagels bevestigd lederwerk.
B. brengt daarom enkele wijzigingen aan, in hoofdzaak daarop neerko-
mende, dat het ijzer niet van ^ staal is gemaakt, dat het loopvlak meerdere
dikte heeft dan de opstand, waardoor het eigenlijke ijzer gelegenheid geeft
om bodemnauw te worden gemaakt, ten einde verwondingen door strijken te
voorkomen. Om de soliditeit te verhoogen verbindt hij een supplement-ijzer,
eveneens bodemnauw gesteld, door middel van schroef^jes met het draagvlak.
Dit ijzer, versleten zijnde, kan door de 4 schroefjes gemakkelijk worden
vernieuwd. Ook R. maakte dergelijk supplement-ijzer, dat wegens het dunne
^ staalijzer met klinknagels moet worden bevestigd, dat lastiger is, en
waarbij het gewenschte aantal draadgangen niet te verkrijgen is om
sctroefjes te gebruiken. Met dit gewijzigde noodijzer deed B., met een
zwaar gebouwd paard, in dienst bij de gemeentereiniging, meerdere proeven,
gedurende een 4-tal uren op verschillend terrein met volkomen succes.
Ondergeteekende vindt het aangenaam dat notitie wordt genomen van
deze vinding van B. en deze door vakmannen wordt onderzocht en beproefd.
Hij maakte hier dan ook gaarne gewag van, want door opmerkingen, be-
rustende op een goeden grond, kan de zaak slechts beter worden. Zoo is
het ook met de wijzigingen door B. aangebracht, die, op de goede plaats
toegepast, zullen blijken goed te zijn. Immers E. zelf bracht reeds menige
verandering aan, die te zijner tijd voordeelig kan zijn. Behalve de beves-
tiging van een ijzer aan het draagvlak, zelfs ingericht tot scherp beslag,
deed hij insnijdingen in den lederen wand, maakte aan de grondvlakte
vrijheid voor den hoornstraal, verbreedde den wandriem, die allen onder
omstandigheden kunnen toegepast worden of noodig zijn. De ondervinding
zal zulks het beste leeren, ook of door sommige veranderingen de prijs met
te hoog en het gewicht niet te zwaar zal worden voor het gebruik.
4
Van ter zijde gezien.
Dit toestelletje kan bij onverwachts intredende gladheid onder elk hoef-
ijzer worden aangebracht, waardoor het paard tijdelijk op scherp staat. De
schroef kan (zooals de teekening aangeeft) in den toon, maar ook even goed
aan den buiten-verzentak worden bevestigd. Daar bet geheele toestelletje
van gietstaal in verschillende grootten kan worden gegoten, zullen de kosten
geen bezwaar opleveren. De heer O. Roodvoets, ontwerper er van, zegt
dat onder de collega's wellicht iemand is, die aan deze noodsehroef nog yev-
betering kan aanbrengen om haar nog meerdere volmaking te geven, want
nuttig zou het zijn als men door onklaar worden van schroefgaten, door
afbreken van schroeven, of andere reden toch direct kon zijn geholpen.
Dit toestelletje doet denken aan den scherpen TcalTcoen van Defays, die
enkel aan het kalkoeneinde van den ijzertak wordt aangebracht, en ook aan
de hierop gelijkende nood-ijsspoor, door wijlen C. Hekmeijer voor
bovengenoemd doel dikwijls gebruikt, door hem op blzn. 37—40 beschreven
in zijn werkje over „Winterbeslag bij het paardquot; van 1862, en aan hem
destijds reeds sedert ruim 30 jaren bekend.nbsp;M,
utrecht, 10 Oct. 1910.
Geachte Bedacteur!
Dezer dagen kwam mij in handen no. 2 van „De Hoefsmidquot;, waarin
voorkomt het verslag van het toelatingsexamen voor den cursus tot opleiding
van onderwijzers in practisch hoefbeslag aan de Eijks Veeartsenijschool te
Utrecht. Wanneer men dit verslag eens goed volgt, dan kan men niet
anders zeggen dan dat de hoefsmeden in ons land er treurig voor staan.
Hierin wordt vermeld, dat er van de 73 candidaten slechts 38 door hun
examen kwamen en er 45 bij waren die onvoldoende of slecht werk leverden,
terwijl toch het examen niet hoogeischend was. Onwillekeurig vraagt men
zich af, wat kan van zoo'n ongunstig cijfer de reden zijn? Als men hierbij
bedenkt, dat men al omstreeks 1883 begonnen is met het kweeken van
„gediplomeerde hoefsmedenquot; en dat in een tijdsverloop van 27 jaar
nog wel 15 en meer inrichtingen zich bezig hielden met hetzelfde doel
en een ruim aantal leerlingen, dan moet men toch zeggen dat er in
die reeks van jaren weinig resultaat is verkregen. Zit het onderwijs
soms in verkeerde handen? Zijn de onderwijzers niet berekend voor
hun taak? Dit kan volgens mijn meening de reden niet zijn, want aan
de inrichtingen mij bekend, staan steeds practisch en theoretisch ontwik-
kelde personen aan 't hoofd, zooals Militaire paardenartsen, ondernemers
van groote hoefsmederijen, enz., menschen, die niet anders als het paard
en zijn voeten behandelen, en wel van de meest uiteenloopende soort.
Er moet dunkt mij iets anders aan haperen. Kan het ook schuilen in
het afnemen van het examen? Kan men uit het beslaan van een dooden
hoef iemands capaciteiten wel voldoende beoordeelen? Kan de stand en
gang van het paard daarmee wel opgenomen worden? Of kan het soms
liggen aan de verouderde gereedschappen, waar de candidaten mee moesten
werken, want de meeste hunner hadden daar een model-hoefsmederij verwacht,
maar dit was niet zoo; er lagen slecht opgestelde z.g. peer blaasbalgen, waar-
aan men zijn kracht kon toonen, ouderwetsche vuren of z.g. oogijzers, die
reeds voor 25 jaar uit de meeste smederijen zijn verbannen om nu maar
niet te spreken over de hoef-, hand- en voorhamers. Dit kan mijns inziens
de oorzaak zijn van hun onhandig of slecht werken. Mij dunkt, men kan
iemand, die jaren practijk achter den rug heeft, niet in 1^2 uur beoordeelen
(tenzij het een minderwaardig vak is). Dit laatste kan toch ook niet zijn,
want de meeste der candidaten zijn op een rijpen leeftijd, bovendien „ge-
diplomeerdquot; en hebben in al die jaren hun vak niet onder de knie kunnen
kriigen (volgens de examencommissie). Maar als men nu de toegelaten
leerlingen eens nagaat (voorop zij gezet, dat ik aan hun capaciteit mets
afdoe, hun zelfs respecteer) dan moet ik zeggen, is het hoefsmids.^k minder
moeilijk, want hier zijn jongens bij van 21 en 24 jaar. Op myn levensloop
heb ik nooit iemand op dien leeftijd bekwaam in zijn vak ontmoet, nog
veel minder dat hij met iemand kan wedijveren, die meer jaren practijk
achter den rug heeft als hij levensjaren, en daarbij soms jarenlang een
vermaarde hoefsmederij drijft.
Maar om nu in dezen toestand te voorzien is men den bovenvoornoemden
cursus begonnen om onderwijzend personeel op te leiden, en wel met fa
leerlingen. Deze leerlingen volgen één jaar den cursus en wel een dag per
week. Wanneer men nu de vacantiedagen hier aftrekt zullen hier
nog ± 45 dagen overblijven. In dien tijd moeten zij dus bekwaam zijn in
hun vak, of het hun ontbrekende bijleeren. Of zij onderwijzer worden,
zal nog te bezien staan, want ieder is niet gegeven onderwijzer te zijn;
iedereen kan niet zijn capaciteit aan anderen mededeelen; dit vereischt een
aparte studie. Als men nu de slechte toestanden van de hoefsmeden ziet
zelf buiten verwachtingquot; waarom pakt men dan de zaak met beter aan .
Want 6 leerlingen één dag per week, daar zal men toch den toestand, die
in 27 iaar met veel meer krachten niet in orde te krijgen was, met ver-
beteren' Op de meeste vakscholen heeft een leeraar 25 leerlingen en dan
alle dagen. Als men er zoo aan gaat staan, zal mijns inziens de toestand
over 27 jaar dezelfde zijn en kan 't nog wel een menschenleeftijd duren,
eer er verbetering te bespeuren zal zijn, en 't zal nog een massa geld kosten,
want zoo ik van ter zijde hoor, ontvangen de twee leeraren voor dezen
cursus ƒ600 en ƒ300 = ƒ900 per jaar. Doch ik zou voor mijn persoon
de verbetering van de hoefsmeden niet zoeken in het onderwijs, noch m
het verleden of in het toekomstige. Maar ten slotte, het zal toch wel in
de bedoeling van den Minister liggen om het onderwijs in het hoetsmeden
op een beter of hooger peil te brengen? Is dit zoo, dan had men ook
beter gedaan, om eerst de bestaande onderwijzers op een beter peil te
brengen, want deze hebben reeds cursussen en zijn al onderwijzer, terwijl
het nog niet eens zeker is dat de aangekweekte onderwijzers omt aan een
school of cursus komen.
Aan TJ mijnheer de Redacteur mijn oprechten dank voor de verleende
plaatsruimte.nbsp;Hoogachtend,
J. F. O. Schoenmakers.
De belangstelling van den heer J. F. 0. Schoenmakers, leeraar in het
bankwerken aan de Ambachtsschool te Utrecht, inzake de opleidmg van
onderwijzers in het hoefsmidsvak aan 's Rijks Veeartsenijschool te Utrecht
is verblijdend, zoo de geoefende critiek zuiver gegeven wordt met de be-
doeling opbouwend te willen werken.
De begrooting voor 1911 bevat ook een post, waarmede vermeuwing en
uitbreiding van de hoefsmederij aan 's Rijks Veeartsenijschool in uitzicht
wordt gesteld. Het is een erkende waarheid, dat die hoefsmederij belang-
rijke verbetering behoeft, doch hiermede is volstrekt niet gezegd, veel
minder nog bewezen, dat het thans gevolgde svsteem, om degelijk
onderlegde onderwijzers in het hoefsmidsvak te verkrijgen, veroordeeld
zou kunnen of mogen worden. Naar onze overtuiging is de hoofdrichting
hiervan goed en „al doende leert menquot;. Mochten de eischen, gesteld bij de
toelating tot den cursus, verbeterd kunnen worden — wij zouden ook
meenen, dat daarbij het beslaan van een levenden hoef de voorkeur zou ver-
dienen boven dat van een dooden - dan zullen die bij een tweede toelatings-
examen wel zooveel mogelijk worden aangebracht. Op dezelfde wijze zal
het met eenigen tijd af te nemen examen der thans toegelaten 6, respec-
tievelijk 8 cursianen, wel aanwijzingen brengen of het verstrekte onderwijs
gunstige resultaten heeft opgeleverd en of in de inrichting van dat onder-
wijs mogelijk verbetering is aan te brengen. In dit geval zijn wij over-
tuigd, dat daarin vanwege de leiders, gesteund door de regeering, beslist
zal worden voorzien. De verbetering der gebouwen zal echter helaas wel
niet eerder, mogelijk nog wel later, dan in 1912 zijn te verkrijgen. Zulks gaat
in den regel langzaam.nbsp;jj^g^j
— Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. Op 17 October j.l. is
vertrokken de leerling M. Hoving van Vries en op 5 Nov. j.1. de leerling
S. Je lies ma van Stiens. Aan beiden is een „goedquot; getuigschrift uitge-
reikt. — Als leerling is 14 Oct. weder toegelaten J. v. d. Tuik van Kom-
merzijl.
Mede houden thans aan de Inrichting verblijf de leerlingen: J. Iwema
van Mensingeweer, J. Beuker van Drouwenermond, P. v. Dam van Gieterveen
en J. Driesens van Zuidlaren.
—nbsp;Drenthe. Op de 12 Nov. te Assen gehouden vergadering van het
Hoofdbestuur van het Landbouwgenootschap in Drenthe werd o. m. besloten
aan de subsidieering voor het bijwonen van hoefsmidscursussen de voor-
waarde te verbinden, dat de gediplomeerde leerlingen zich in Drenthe
moeten vestigen.
—nbsp;Friesland. Het Bestuur v/h. Fr. P. St. maakt in het Fr. Weekbl.
van 29 Oct. j.l. bekend, dat J. van der Hoeff te Wolvega met goed
gevolg een cursus in hoefbeslag aan de Eij- en Hoefsmidschool te Amersfoort
heeft gevolgd.
—nbsp;Winterbeslag in het Nederlandsche leger. Donderdag j.1. in
Eoermond zijnde bleek ons dat bij het Nederlandsche leger eens weer een
proefneming met een vorm van winterbeslag wordt gedaan, d. w. z. dat het
nieuwe meer zit in de toepassing dan in het beslag zelf. Het zijn half
stompe tevens half scherpe H-kalkoenen, waarmede de paarden ook op stal
voorzien zullen blijven. Het beslag zal bij deze toepassing licht aanleiding
kunnen geven tot hoornbederf, mogelijk ook tot kroonbetrapping, terwijl
nauwkeurige aanbrenging van den binnenkalkoen met eenig geluk gepaard
zal moeten gaan om het optreden van strijkwonden niet te veelvuldig te
doen zijn.
— De uitslag van de proefafneming door de Vereeniging tot Veredeling
van het Ambacht, ter verkrijging van de graden van meester en van gezel
in het timmeren, huisschilderen, smeden, metselen en meubelmaken was,
dat voor den graad van gezel zich hadden aangemeld 168 candidaten. Hier-
van trokken zich terug 23 candidaten en zijn geslaagd: als gezel in het
timmeren 34, in het huisschilderen 21, in het smeden 9, in het metselen 3
en in het meubelmaken 7 candidaten.
Voor de meesterproef hadden zich aangemeld 39 candidaten. Hiervan
namen aan de proefafneming 32 candidaten deel.
Van dezen werd de graad van meester verleend aan: een timmerman, twee
huisschilders, twee meubelmakers, drie metselaars en aan vier smeden (voor-
waardelijk).nbsp;gt;
_ De Nov.-afl. van „Der Hufschmiedquot; bevat o.m. het navolgende:
10 Rapport omtrent het ontstaan van den volhoef door verkeerd beslag.
Zooals bekend, draagt in Duitschland de hoefsmid de verantwoordelijkheid
van zijn werk en kan een paardeneigenaar den hoefsmid tot schadevergoeding
dwingen, wanneer deze, door handelingen in strijd met zijn plicht, aan dien
eigenaar schade heeft veroorzaakt. In het thans voorgekomen geval was bij een
paard met plathoef, langzamerhand volhoef geworden, beslagen met een yzer
met kalkoenen, terwijl eenigen tijd later bij dat paard losse wand voorkwam
en kreupelheid intrad. Naar aanleiding van het hierover ontstane proces
werden door de rechtbank aan Prof. Dr. Lungwitz een aantal vragen voor-
gelegd, die tot een antwoord aanleiding gaven, dat hieronder in hoofd-
zaak is weergegeven:nbsp;, , ..nbsp;4. i
Volhoef komt vooral aan de voorhoeven voor, het meest bij zware trek-
paarden, en kenmerkt zich door een naar beneden bolle in plaats van holle-,
hoornzooi. Wijde hoeven met schuin gerichten hoornwand, zooals deze veel-
vuldig bij zware paarden voorkomen, ontwikkelen zich vrij gemakkelijk tot
volhoeven, wanneer dergelijke paarden hun arbeid op harde wegen hebben
te verrichten en de hoornstraal door het beslag niet met den bodem in aan-
raking komt. Alvorens dergelijke hoeven echter vol kunnen worden, moeten
zii eerst tot plathoef zijn ontwikkeld, d. i. een zoodanige hoefvorm waarbij
de hoornzooi zuiver vlak is en evenwijdig met de oppervlakte van den grond
verloopt. Ondoelmatig beslag kan de vervorming van den plathoef tot den
volhoef in de hand werken. Gewone ijzers met kalkoenen vormen zoodanig
ondoelmatig beslag.nbsp;, ru i
Het bedoelde paard is op 28 Aug. aan de Inrichting voor hoefbeslag te
Dresden beslagen. De gewone kalkoenijzers werden verwijderd; de hoorn-
wand was zeer schuin verloopend, terwijl er gedeeltelijk losse wand bestond.
Voor zoover de Schrijver zich herinnert, was er eenigermate volhoef aanwezig.
Het paard werd beslagen met een ijzer zonder kalkoenen en een leeren zool,
terwijl de ondervlakte van den hoef, na eerst goed gereinigd te zijn, met
bruine teer werd ingesmeerd en, voor zoover noodig, met jute opgevuld,
om de hoefvlakte zooveel mogelijk op de leeren zool te doen steunen.
Deze wijze van beslaan maakt het mogelijk om een verergering der boef-
afwijking te voorkomen, terwijl de geheele ondervlakte van den hoef tot
het dragen der lichaamslast bijdraagt, waartoe de te schuin gerichte wand
alleen moeilijk in staat is.
De Schrijver stelt de vraag: Aangenomen de arbeid van het paard in
hoofdzaak op den harden weg plaats vond, — kan dan het bezigen van ge-
wone ijzers met kalkoenen bij plat- of volhoeven als een schuldige handeling
van den smid onvoorwaardelijk worden aangenomen? — en zegt dan:
deze vraag kan ik niet toestemmend beantwoorden.
De plathoef en de volhoef zijn zieke hoeven. Zoowel voor een nauw-
keurige beoordeeling als dito behandeling is geneeskundige kennis noodig.
De smeden worden aan hoefsmidscholen wel in grove trekken met de hoef-
ziekten bekend gemaakt, doch minder met de bedoeling om voor ieder zieken
hoef het juiste beslag te kunnen toepassen, dan wel om het ijzer, dat door
den veearts in speciale gevallen wordt aangewezen, te kunnen vervaardigen.
Een scherpzinnige hoefsmid moge in verband met zijn opleiding veelal in
staat zijn zich in bovenbedoelde gevallen geheel alleen te redden, doch van
een middelmatig bekwamen hoefsmid is zulks toch niet te verlangen. Verder
verkrijgen vele smeden het recht het hoefsmidsvak te mogen uitoefenen
zonder met gunstigen uitslag een cursus in hoefbeslag te hebben gevolgd.
De juiste keus van het beslag voor zieke hoeven is somtijds zeer moeilijk en
juist voor een plat- en volhoef is lang niet altijd dezelfde beslagvorm als
het meest doelmatig aangewezen.
Verder is ook niet uit het oog te verliezen, dat een hoefsmid niet altijd
het meest doelmatige beslag kan kiezen, aangezien ook rekening is te houden
met de eischen en de financieele draagkracht van den eigenaar van het
paard. In verband hiermede is het mogelijk, dat eigenaars van paarden ook
bij zieke hoeven een hiervoor ondoelmatig beslag verlangen als dit maar
voldoet aan den eisch: goedkoop en duurzaam. De smid heeft wel de plicht
om den eigenaar op het meest doelmatige beslag te wijzen, doch de beslis-
sing berust tenslotte bij den eigenaar.
Het is de plicht van den eigenaar om nauwkeurig toezicht, ook met
betrekking tot de hoeven, te houden. Komt hij deze plicht voldoende na,
dan zal hij zelden het bezwaar ondervinden, dat de hoeven in vorm en
geaardheid verminderen. Met behulp van den vee-arts of door bespreking
der afwijking met den smid, zou het hun gemakkelijk vallen een achteruit-
gaanden toestand door doelmatig beslag te voorkomen.
De hoefsmid heeft reeds ten opzichte van het beslag voor gezonde hoeven
een groote verantwoordelijkheid te dragen; deze ook uit te breiden op het.
gebied van zieke hoeven is niet gerechtvaardigd.
2quot;. Onder zoehing en over het straalkussen van den paardehoef, door Dr.
Lungwitz en Dr. Hemmann (vervolg en slot).
Dit artikel bezit, evenmin als het eerste gedeelte, vermeld in de Oct.-afl.,
-ocr page 181-voor den hoefsmid veel wetenswaardigs. Er is een afbeelding, voorstellende
een loodrechte dwarse doorsnede door het straalknssen aan toegevoegd
waarnit het afwisselend voorkomen van elastische- en bindweefselvezelen
duidelijk blijkt. De Schrijvers zeggen, dat hoe verder men in den hoef naar
achteren en naar boven komt de peesachtige weefselstrooken meer en meer
'^Trdei- wordt opgemerkt, dat de Schrijvers niet, zooals vele ««^en aan-
nemen, hebben kunnen vaststellen, dat de ruimten tusschen het dichte
bindweefsel geheel door vetweefsel werden opgevuld.
30 Onderzoekingen over den z.g.n. hoef kanker en den egelvoet mn het paard,
door' Oscar Bürgi in Zürich. De Sehr, komt tot dezelfde gevolgtrekking
als Möller, n.1. dat de oorzaak van beide ziekten als dezelfde is te
beschouwen.
40 Mededeelingen omtrent de onderwijsinrichtingen en gehouden examens,
waaraan wij ontleenen, dat gedurende 1909 te Dresden 206 hoefsmidsleer-
lingen zijn geëxamineerd. Hiervan hebben 83 militairen en 48 burgers een
cursus te Dresden gevolgd en 75 niet. Van de eersten slaagden 65 a s ge-
diplomeerd hoefsmid en 18 bovendien met lof, waardoor deze het recht ver-
krijgen zich „meesterquot; te noemen. Van de tweede groep bedroegen de
cijfers resp. 32 en 16. Van de derde groep, waarvan 14 met slaagden,
56 en 5.nbsp;__
Mededeelin9enquot;mrquot;h^smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag.
IETS OVER DE EABEICATIE VAN SPIRAALBOEEN.
Het is een bekend feit dat de spiraalboor tegenwoordig, zelfs in de kleinste
smederij, meer en meer burgerrecht begint te verkrijgen. In de eerste plaats
koopt men heden uitsluitend boormachines, welke voor dien boor met morse-
taperquot; zijn ingericht; in de tweede plaats is die boor in iedere maat, zoowel
li4s- als recbtssnijdend, verkrijgbaar, zoodat, indien wij ons zoo mogen mt-
drukken, de smid op dit terrein eenigszins verwend wordt. Niet iedereen
denkt echter eens verder na over de groote zorg, waarmede dit gereedschap
door de speciale fabrikanten wordt daargesteld, en wij achten het daarom
niet van belang ontbloot onze lezers hieromtrent eenigszins in te lichten
Het materiaal voor de boren wordt in staven door de staalwerken goed
gegloeid geleverd en door steekmachines op de vereischte lengte afgestoken.
Hierbij wordt een der vlakke zijden direct van een stompe punt voorzien
om onnoodig materiaal-verlies te voorkomen. Deze stukken worden dan ge-
richt, de nog vlakke zijde afgedraaid en gecentreerd. De op deze wijze
bewerte stukken gaan nu naar de draaierij, waar het cylindrische en conische
gedeelte der boor ruw worden voorgedraaid, waarbij meestal door zelfwerkende
fnrichtingen gelijktijdig de ringvormige gleuf voor den stempel benevens de
vlakken voor den meênemer, bewerkt worden. Nadat nog de punt, welke later
het snijvlak moet vormen, kegelvormig is afgedraaid, gaan ze naar de slijperij,
waar de conische en cylindrische vlakken zoodanig worden afgeslepen dat deze
in de machines passen, welke voor hunne verdere bewerking gebruikt worden
echter met dien verstande, dat er nog voldoende metaal overblijft, om later
de boor nauwkeurig te kunnen nawerken. Door dit slijpen der nog zachte
boor, wordt het draaiwerk veel vermeden, en ook het latere fraisen enorm
ontlast, daar de nauwkeurig cylindervormige en volkomen rond geslepen
bouten in de fraismaehine veel accurater loopen dan een ruw gedraaid of
slecht afgevijld stuk; een goede leiding van den cylinder in den fraiskop is
trouwens voor de daarstelliag van zuivere spiraalgleuven een eerste vereischte,
daar het speciaal gelegeerde sneldraaistaal, hooge eischen stelt aan de fraisen,
welke het moeten bewerken. Er kunnen voor het fraisen van spiraalboren
ook slechts bijzonder krachtige machines worden aangewend, opdat men niet
vervalle in een kostbaar naslijpen der gefraisde gleuven.
De fraiserij is een der gewichtigste afdeelingen eener spiraalborenfabriek,
en wordt gewoonlijk voor buitenstaanders gesloten gebonden. De fraismachines
werken zoowel loodrecht als horizontaal en bewerken één of ook wel twee
gleuven gelijk. Een voldoend sterk geconstrueerde fraisbank werkt de
geheele gleuf tot voor de grootste boordoorsnede in ééne spaan eruit. Na
het fraisen polijst men meestal de gleuven door slijpen, daar sneldraaistaal
altijd zeer ruw opwerkt. De boren worden nu aan het conische gedeelte
van den meênemer voorzien, van bramen ontdaan en gestempeld. Hierna
is de bewerking van het zachte stuk staal beëindigd en volgt de bewerking,
welke voor den levensduur der boor het gewichtigste is, namelijk het harden.
Hiervoor zijn bijzondere inrichtingen aanwezig. Een spiraalborenfabriek,
welke op de hoogte van haar tijd blijft, behandelt deze afdeeling als een
stokpaardje, waaraan kosten nog moeite worden gespaard tot het verkrijgen
van goede resultaten. In het algemeen wordt voor verwarming een bad van
chloorbarium gebruikt, hetgeen groote voordeelen biedt tegenover den moffel-
oven, wat betreft gelijkmatige verwarming. Waar electrische energie ten
dienste staat, gebruikt men den electriscben weerstandsoven. De hoogte van
den hittegraad richt zich naar de staalkwaliteit; het is echter vooral bij
spiraalboren aan te bevelen dat deze eerder beneden dan boven het critische
punt wordt gehouden.
Voor afkoeling bedient men zich van vloeibare vetten, als vischtraan,
talk enz., welke beter in de kern van het werktuig indringen dan eene lucht-
stroom. Zeer gewichtig is de loodrechte stand bij het verwarmen, zoowel als
afkoelen, om kromtrekken zooveel mogelijk te vermijden.
Na het harden volgt nog het ontlaten in verhitte olie, en eene zuivering
door beitzen, borstelen en zandstraal bewerking. Hierna vertoonen zich dan
de mindere of meerdere gebreken, zooals hartscheuren enz., welke de boren
van verdere bewerking uitsluiten. Eveneens komt het voor dat verschillende
boren door het harden zijn krom getrokken, welke dan, nadat zij zijn afge-
brand (blauw), in een pers gericht worden. De op deze wijze bewerkte
boren zijn gereed voor den slijpsteen en worden daarvoor naar de rond-
slijperij teruggevoerd, waar schacht en spiraal op de nauwkeurige maat
worden gebracht.
Deze laatste bewerking wordt door bijzonder bekwame en geoefende .werk-
lieden uitgevoerd, welke met kalibers en micrometers gewend zijn om te gaan.
Ook na deze bewerking komen er nog boren voor welke als onbruikbaar
worden terzijde gelegd, namelijk die waarin zich haarscheuren vertoonen.
Tot slot volgt nog het slijpen der snijvlakken, waarna de boren stnk voor
stuk onder de loup gebracht worden. De pijnlijkste nauwkeurigheid en
zekerste fabricatie kunnen echter niet verhinderen dat de boren aoms, na
weken in het magazijn vertoefd te hebben, nog scheuren; derhalve wordt elke
boor, voor en aleer zij de werkplaats verlaat, practisch beproefd. Niet elke
fabrikant echter volgt dezen regel en vooral niet de laatste bewerking,
zoodat ook in dit artikel veel prijsverschil bestaat. Het is echter niet te
ontkennen, dat, waar de fabrikant de meeste zekerheid biedt voor goede
werktuigen, ook de hoogere prijs geen bezwaar mag opleveren en hier ten
slotte duurkoop nog goedkoop is.
Advertentiën.
Kapitaalkrachtig PERSOON, tot het oprichten eener machinale hoefijzer-
fabriek, waarbij ook tevens gemakkelijk massa andere artikelen vervaardigd
kunnen worden; afname der productie is reeds gedeeltelijk verzekerd. Ook
niet ongenegen met een combinatie van hoefsmeden te onderhandelen.
Offerte onder No. 81 a/h. Bureau van „De Hoefsmidquot;.
Kij^ n s t tio O r n,
voor Hoefbeslag,
verkrijgbaar in de chemicaliën-
en droger ij en-handel van
K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,
te Dordrecht.
Prijscouranten voor HH. veeartsen
en hoefsmeden op aanvrage gratis.
in zake vraag of aanbod van
dienstpersoneel, het smidsvak
betreffende, worden van onze
abonné's gratis in „De Hoef-
smidquot; opgenomen.
De Nederlandsche Hoefijzerfabriek
Helpman—Groningen
Billijke condities. -:- -gt; Vlugge levering.
Firma WERKMAN, BARKMEIJER amp; Co.
-ocr page 184-S. C. lïl. BAX. 2, 4 en 6 Jufferstraat. ROTTERDAM.
— Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. —
Meest uitgebreide sorteering prima blanke
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fijne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —
Intercommunaal
Telephoon
No. 1355.
Telegram-Adres
BAX Merstraat
Rotterdam.
NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN,
voordeelig, gemakfeelijk in gebruik. - Kunnen niet loslaten.
Merk „Dexterquot;,
met jlink hielstuk.
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in 11 maten van 4yV tot
6|- Eng. dm., uiterste breedte buiten-
kant ijzers gemeten.
Merit „Pacificquot;,
met zwaar hielstuk.
stuk kunnen
een
met flink
voorradig van
tot 61- 'Eng. dm.
Uiterste breedte buitenkant ijzers gem.
Merk „ühicagoquot;,
geheel Caoutchouc
uit één stuk met
zwaar hielstuk
voor zware paar-
den , voorradig van
7|tot TjiVEng.dm.
iiielstuk.
Hoef-
randen.
Strijkringen
met riempje.
Knnsthoorn.
Hoeftangen.
Renetten {rechts en
links).
Hoefraspen.
Houwklingen.
Hoefhamers.
Las- of Welbiaden en
Poeder
om ijzer en staal te
Mellen.
Touwijzers in
verschillende maten.
op Leder,
„Safety pad en
Frogpadquot;.
Men lette op het echte merk S T met kroon.
-ocr page 185-15e Jaargang. — 1910. - Aflevering 12.
REDACTEUR-UITGEVER: A. W. HEIDEMA te GRONINGEN.
-ocr page 186-Het hoefsmidsvak in Friesland. - Hoornbuil aan de zool. - Klauwbe-
slag _ Opleiding van onderwijzers in practisch hoefbeslag van Eijkswege -
Korte mededeelingen. - Persoverzicht. - Correspondentie. - Mededeelin-
gen over het smidsvak vallende buiten het hoefbeslag. - Advertentien.
HET HOEESMIDSVAK IN EEIESLAND.
Nadruk verboden.
Het Eriesche paard was in vroeger dagen beroemd om z'n bouw en gangen;
in sierlijkheid van beweging en vooral in snelheid muntte het uit; de
Eriesche harddraver was wereldbekend en vermaard. Sedert evenwel het
Russische paard, de Orlow, ontstaan door vermenging van verschillend bloed,
waaronder ook het Eriesche voorkwam, als harddraver is bekend geworden,
en vooral de Amerikaansche draver naar Europa is gekomen, en deze
beiden op de baan hun superioriteit aan den Fries hebben getoond, is veel
van dien ouden roem verbleekt, en blijft daarvan alleen over het brave,
zwarte landbouw-koetspaard; hieronder is nog wel eens een enkele, sneller
gaande dan een gewoon paard; voor een ander gedeelte zijn door kruising,
vooral met het Oldenburgsche paard, het type en het karakter veranderd.
Die paarden nu, hoewel nog steeds bekend om hun goede beweging der
voorhand, vooral in 't tuig, waren juist niet beroemd om hun goede hoeven;
integendeel groote, breede hoeven, plathoeven, kwamen veel voor, welke
wegMS de geringe zorg er aan besteed, zoowel van de zijde van den eigenaar
als van den smid, wegens zijn gebrekkige kennis van den hoef en zijn beslag,
werden bedorven.
Ingrijpen door deskundigen, autoriteiten, vereenigingen tot verheffing der
paardenfokkerij, was hier zeer noodig, en gelukkig voor den paardenstapel
der provincie werden die gevonden in vereenigingen, die de zaak met kracht
hebben aangevat, — leiding gaven aan fokkers en landbouwers in alles wat
op dit gebied noodig en wenschelijk is te weten, en ook er op wezen, wat
voor ons in 't bijzonder van belang is, dat slechts dat paard goed is, dat
goede hoeven heeft, en, om deze in goeden staat te houden, goede hoef-
smeden noodig zijn. Deze lichamen waren of zijn nog heden: de Eriesche
Maatschappij van Landbouw, de Commissie voor de Paardenkeuringen in
Eriesland, de Provinciale Regelingscommissie voorde Paardenfokkerij, en de
Vereeniging het Friesch Paardenstamboek, die door de handen krachtig ineen
te slaan, zich voor de verzorging van den hoef en voor het hoefbeslag, of
voor de opleiding der hoefsmeden hebben onderscheiden, en tot op heden
niet verflauwen op den ingeslagen weg door te gaan.
Onder de verschillende mannen, die tot de verbetering van het hoefbeslag
in deze provincie veel hebben bijgedragen, behoort zeer zeker in de eerste
plaats te worden genoemd wijlen de heer D. van Konijnenburg, des-
tijds secretaris van de meeste der bovengenoemde vereenigingen, later voor-
zitter van de Friesche Maatschappij van Landbouw.
Toen in 1890 de regeering niet inging op een voorstel van het Centrale
Landbouw-Comité, waarvan de heer v. K. ook lid was, tot de oprichting van
leerscholen op bescheiden schaal, was hij de man, die er voor zorgde, dat
smeden uit Friesland gebruik maakten van de gelegenheid door het Depar-
tement van Oorlog gegeven, om aan inrichtingen van het leger voor burger-
hoefsmeden practisch en theoretisch onderwijs te ontvangen. Aan de hoef-
smidschool en bij het Detachement v/h. Ie Eegt. Veld-Artillerie te Amers-
foort werden de beschikbare plaatsen bij voorkeur door smeden uit Friesland
ingenomen.
Eeeds in 1887 was aan genoemde school een smid uit Leeuwarden ge-
plaatst, en ,door telkens een of twee te doen deelnemen aan de voor hen
bestemde cursussen van 6 maanden, kwam de provincie Friesland langzamer-
hand aan een zeker getal geschoolde smeden, die voor een gedeelte geschikt
waren om met het practisch gedeelte van cursussen te worden belast. Evenals
overal hier te lande, was de vorming van cursussen ook hier de weg om
het hoefsmidsvak te verbeteren, en bereikbaar te maken voor alle smeden.
De eerste cursus voor hoefsmeden, door de Maatschappij van Landbouw
gehouden, had plaats te Leeuwarden onder de leiding van den heer J. M. A.
Zwart, rijksveearts; na 1895 nam het Friesch Paardenstamboek de regeling
daarvan over, waarbij de leiding der cursussen werd opgedragen aan den
heer Joh. Plet, rijksveearts te Heerenveen. Het practisch onderricht werd
door hem in handen gesteld van den heer J. de Jong, hoefsmid te Heeren-
veen, die een getuigschrift van bekwaam vakman aan de militaire hoefsmid-
school had behaald.
Sedert genoemd jaartal werden door hen onafgebroken elk jaar een paar
cursussen gehouden, meestal 1-jarige, in lateren tijd ook enkele 2-jarige,
afwisselend of tegelijk te Heerenveen, Dokkum, Sneek en Eraneker. In-
tusschen werd door bovengemelde vereenigingen aan smeden, die den cursus
te Amersfoort wenschten te volgen, daartoe de gelegenheid verstrekt, en
ondersteuning in de kosten gegeven.
Het bezoek aan de zooeven genoemde cursussen is steeds groot; steeds
melden zich meer candidaten aan dan er plaatsen beschikbaar zijn, zoodat
wel eens een dubbele cursus moet worden gehouden, om te voldoen aan het
verzoek der liefhebbers.
Ook op andere wijzen werd gestreefd om de lust voor het hoefbeslag op
te wekken; zoo werd in 1896 op de tentoonstelling van Nijverheid, Land-
bouw, enz. te Leeuwarden een rubriek beschikbaar gesteld voor inzending
van hoefijzers, bestemd voor een bepaald voorgeschreven doel, en in 1909'
werd te Dokkum een wedstrijd van hoefsmeden gehouden, bestaande in de
vervaardiging van hoefijzers en het beslaan van paarden.
Een beFangrijke plaats nam het hoefsmidsvak in op de groote tentoonstelling
voor Landbouw te Leeuwarden, bij gelegenheid van het 50-jarig bestaan
der Maatschappij van Landbouw. Behalve de gelegenheid tot inzenden van
verzamelingen van hoefijzers en andere artikelen voor het hoefbeslag, was
een nationale wedstrijd voor hoefsmeden georganiseerd in het beslaan van
paarden, waaraan alle gediplomeerden van goed georganiseerde inrichtingen
voor hoefbeslag konden deelnemen.
De opsteller van dit artikel, die mede lid der jury was, leerde bij deze
gelegenheid het standpunt kennen waarop het practische hoefbeslag destijds
in die provincie stond, want het overgroot contingent van deelnemers waren
Friesche hoefsmeden. De uitslag van den wedstrijd was met in dezer voor-
deel, integendeel, de deelnemers uit andere provinciën gingen met de prijzen
strijken, en 27 van de 52 deelnemers voldeden niet aan de billijke eischen
van een voldoend beslag.
Ondergeteekende herinnert zich nog zeer goed de teleurstelling, welke dit
bericht den heer van Konijnenburg berokkende, aan hem, die steeds met
zooveel belangstelling naar verbetering had gestreefd. Als een goed Fries,
die niet spoedig desespereert, stapte hij van het onderwerp af met: „dan
maar weer met nieuwen moed aan 't werk.quot; Daar in verloop van tijd werd
opgemerkt, dat hoefsmeden, die een cursus hadden medegemaakt en een
diploma hadden behaald, minder goed werk leverden, en bij de Maatschappij
van Landbouw klachten inkwamen van leden, over hoefsmeden die hun ouden
sleur volgden, en ook door de commissie bij paardenkeuringen dikwiils on-
regelmatigheden in het beslag der paarden werden aangetroffen, werd den
heer Inspecteur van het Paardenstamboek opgedragen, om de werkplaatsen
van gediplomeerde hoefsmeden te bezoeken, en zich aldaar te overtuigen van
hun werk ea uitvoering van het beslag, en daarbij bepaald, dat zij die
volgens hunne opleiding aan de cursussen werkten, in het orgaan der Maat-
schappij zouden worden aanbevolen als goede vakmannen.
Men ziet dat niets verzuimd is tot het doei te geraken, d. i. het beslag
der paarden te verbeteren. Of men in Friesland op heden zulks heeft be-
reikt' Voor een gedeelte is het zeker wel het geval, want uit de rapporten
der commissie der Provinciale keuringen blijkt, dat het hoefbeslag tot geen
bepaalde opmerkingen aanleiding geeft, terwijl bij keuringen in vorige jaren
op het beslag en den toestand der hoeven steeds aanmerkingen voorkwamen,
en zelfs over verknoeide hoeven werd geklaagd. Toch vernemen we dat de
hoeven van vele paarden ten platten lande, door onvoldoende verpleging
van de zijde der eigenaars, te wenschen overlaten. Dit nu is een klacht, die
vrij algemeen is; dit is de rem die den ij vorigsten vakman in den weg staat
om z'n beste beentje voor te zetten. Dat de eigenaars wel bekend zijn met
de voor- en nadeelen, resp. van een tijdig of een verwaarloosd beslag hunner
paarden, bewijzen zij wel door alle zorg te besteden aan hun paarden voor
den handel bestemd; in 't algemeen wordt die zorg met uitgestrekt tot de
gebruikspaarden; de ijzers blijven bij deze veel te lang liggen met de slechte
gevolgen daarvan voor den stand en gang, en ook voor den hoef zelf Wat
zou van dergelijk verwaarloosde hoeven terecht komen, wanneer door de
besturen der resp. vereenigingen niet voor goede hoefsmeden was gezorgd?
Laten de eigenaars zulks op prijs stellen door mede te werken tot het goede
doel, omdat het is tot welzijn van hunne paarden, gevolgelijk voor hun
eigen belang.
Aan het einde van dit opstel wensch ik nog een maatregel, door het
Friesch Paardenstamboek genomen, te vermelden, n.1. om alle gediplomeerde
hoefsmeden in de Provincie, die naar het oordeel van het bestuur daartoe
aanbeveling verdienen, in de gelegenheid te stellen om „De Hoefsmid te
ontvangen tegen den geringen prijs van/L- per jaar. Deze maatregel
door genoemd bestuur met opoffering van een kleine subsidie tot stand ge-
bracht kan met geringe moeiten zonder twijfel bij de verschillende Maat-
schappijen van Landbouw en andere Vereenigingen, die in de resp. provinciën
de verbetering der paarden ter harte gaan, zeer worden aanbevolen. Een
vakblad immers is voor den vakman volstrekt geen weelde; dergelijke maat-
regel zou door de hoefsmeden stellig zeer op prijs worden gesteld. M.
HOOENBriL AAN DE ZOOL,
door
E. Laméris, Kapitein-Paardenarts.
Nadruk verloden.
Aan een hoef, beslagen aan de Hoefsmidschool alhier, nam ik het volgende
waar: De hoef in quaestie vertoonde een eenigszins doorgezakte hoornzooi,
een volhoef in lichten graad. De doorbuiging is het sterkst aan de zooi-
takken, aan weerszijden van het lichaam en van de punt van den straal.
Voor de punt van den straal, juist in de mediaanlijn, bestaat een scherp
begrensde diepe uitholling, die reikt tot op 5 mM. van de witte lijn, 4 cM.
lang, 2.3 cM. breed en bijna 1.5 cM. diep. Het maakt den indruk alsof
men met den duim daar ter plaatse de hoornzooi naar boven had gedrukt.
Zie figuur 1. Later in de gelegenheid zijnde den hoef te ontschoenen, nam
ik aan de bovenvlakte van de hoornzooi een mooi afgeronde, sterke buil
waar, overeenkomende met de uitholling aan de ondervlakte.
Fig. 1.nbsp;Fig- 2.
Hoef met hoornbuil aan de zool.nbsp;Zoolvlakte van het fioefbeen met
(De scheuren in den hoornstraal en hoorn-nbsp;groote uitholling in het toon-
zool zijn door het koken en opvolgendnbsp;gedeelte,
indrogen ontstaan.)
De hoorn van de zool is daar ter plaatse vrij normaal; alleen kan men,
tegen het licht gezien, in de wit gekleurde hoorn een kleine streepvormige
bloeduitstorting waarnemen. De plaatjeslaag van den hoornwand en de
witte lijn zijn normaal, de kroongroeve is iets vlakker en het verloop van
den kroonrand is aan den verzenwand eenigszins naar boven gebogen.
Het hoefbeen bezit verbeende hoefkraakbeenderen, de zooivlakte vertoont
een twee cM. diepe uitholling, die in fig. 2 zeer goed valt waar te nemen.
De rest der zooivlakte heeft het gewone bolle voorkomen, zooals dit bij
volhoeven wordt aangetroffen. De wandvlakte van het hoefbeen is m het
toongedeelte iets boller en opgewipt, alsof zij door een druk op de zoolvlakte
iets had nagegeven.
Dergelijke been-atropbieën zijn aan de wandvlakte van het hoefbeen zeer
algemeen bij het voorkomen van hoornzuilen. Door den druk van de naar
beneden groeiende hoornzuil wordt het been opgelost en ontstaat er een groeve.
Aan de zooivlakte van het hoefbeen heb ik echter nooit iets dergelijks
waargenomen, tenminste niet in deze afmetingen en zoo scherp omschreven.
In navolging van prof. dr. Eberlein, heb ik gemeend deze afwijking
den naam van hoornbuil te moeten geven. In de litteratuur zijn deze hoorn-
builen weinig bekend. Door prof. Nocard is melding gemaakt van het
voorkomen van verdikkingen aan de bovenvlakte van de hoornzooi bij het
paard die als op hoornzuilen gelijkende vormsels moeten worden beschouwd
en naar hun uiterlijk het best als „hoornbuilenquot; betiteld kunnen worden.
Zij komen voornamelijk bij wijde hoeven, bij plat- en volhoeven voor, en
worden door kneuzing veroorzaakt. Evenals de hoornzuilen voeren ook de
hoornbuilen tot een ontsteking en verdikking van de vleeschzool en tot
wegsmelting aan het hoefbeen, door een druk daarop uitgeoefend.
KLAUWBESLAG.
In dit vakblad ging onlangs een stem op om aan het runderbeslag meer
opmerkzaamheid te schenken. Daar in sommige streken van ons land wordt
gebruik gemaakt van het rund als trekdier, is de opmerking om op het leer-
program der hoefbeslagcursussen ook van het beslag der klauwen melding
te maken, goed geplaatst en zeer gewenscht. Opsteller van dit artikel kan
zich best vereenigen met dezen wensch, en hij meent goed te doen gewag
te maken van hetgeen over dit onderwerp door buitenlandsche schrijvers is
gemeld, in de hoop dat zulks aanleiding moge geven dat meer bevoegden
ten onzent hunne ondervinding op dit gebied, voor zoover die nuttig en
noodig is voor den vakman te weten, ten beste willen geven.
Het ligt voor de hand dat dit beslag even rationeel dient uitgeoefend te
worden als dat van den hoef; de vakman mag zich niet tevreden stellen
met de meening van enkelen, dat wie een paard goed weet te beslaan, zulks
ook bij een rund zal kunnen doen; hij moet minstens het voorwerp van zijn
bewerking, den klauw, in grove trekken kennen, om geen schade te ver-
oorzaken. De volgende opmerkingen betreffende den bouw van den voet
mogen daarom hier plaats vinden:
De voet van het rund is gescheiden in twee teenen, beide bekleed met
een hoornigen koker, bekend als „klauwquot;. Beide teenen bevatten koot-,
kroon-, klauw- en straalbeen; het klauwbeen doet denken aan een der helften
van het hoefbeen bij het paard; het heeft geen zijdelingsch kraakbeen, ook
geen uitsteeksel, zooals bij het paard de takken of armen; wel is aan het
achter-ondergedeelte het straalkussen aanwezig. De buitenhelft van den
klauw gelijkt op die van het paard; de binnenhelft is meer of minder concaaf
van vorm, en rimpelig van aanzien. Wegens deze holle binnenvlakte raken
de twee klauwen zich slechts met de einden van hunne vlakten. De grond-
vlakte van den klauw is in geringen graad uitgehold en weinig ontwikkeld;
het achterste gedeelte is het kussen, dat bedekt is door een dun en taai
laagje hoorn. Beziet men den klauw van binnen, dan valt de breede ondiepe
kroongroeve op, waaronder de zeer talrijke fijne hoornplaatjes van den wand
te voorschijn treden.
Het leven bestaat uit den vleeschzoom, de vleeschkroon, den vleeschwand
en de vleeschzool. De vleeschkroon gaat tot ongeveer de halve hoogte van
het klauwbeen; aan den bovenrand daarvan bevindt zich de smalle vleesch-
zoom. De hoornzoom en de hoornwand ontstaan uit deze beide deelen der
klauwlederhuid. Vleeschzoom, vleeschkroon en vleeschzool zijn voorzien van
bijzonder fijne, dunne vleeschtepeltjes; ook de hoornpijpjes zijn zeer fijn
ontwikkeld en slechts aan de buitenzijde van den hoornwand eenigszins
duidelijk te zien.
Peuch en Lesbre zeggen: Alleen runderen, die trekdiensten verrichten
op harde, geplaveide, steenen wegen worden beslagen. Naar plaatselijke
gesteldheid en bij zekere runderslagen, waarvan het hoorn der klauwen
grooten weerstand biedt, wordt enkel de buitenklauw van de voorbeenen
beslagen; andere worden vierkant beslagen, maar de buitenklauwen alleen;
en eindelijk wanneer de runderen langen tijd moeten werken op harde
steenen of grintwegen worden de acht klauwen van een ijzer voorzien.
Volgens H. Bouley lezen we in de Encyclopédie Cadéac, maréchalerie:
„Vóór de uitvinding der spoorwegen, toen de runderen loopende groote af-
standen moesten afleggen om op de markten te komen, moest men de voor-
zorg nemen ze te beslaan, om de klauwen tegen de te sterke slijting te be-
schutten. Werd zulks achterwege gelaten, dan had men gelegenheid dikwijls
te zien dat de dieren op de wegen nedervielen, uitgeput door het lijden dat
ze doorstonden, wanneer tengevolge van langdurige marschen het leven der
voeten was blootgelegd, gekneusd, verscheurd, zelfs vernietigd tot op de
beenderen, die zelve ook door de afslijting lijdende werden. Deze aandoe-
ningen kwamen veelvuldig voor, doordat de zool dun is en de inwendige
deelen door de afslijting spoedig worden aangetast. Thans zijn die gevallen
zeldzamer en worden nog alleen gezien in de kudden ter proviandeering
der legers te velde, wanneer verzuimd is de dieren, welke de grootste af-
standen hebben af te leggen, van beslag te voorzien.quot;
De Italiaansche militaire hoefsmeden worden sedert 1886 geoefend in het
klauwbeslag; tijdens hun verblijf aan de militaire school, waar ze den cursus
voor hoefbeslag volgen, oefenen zij zich op doode runderklauwen, en door
dieren van particulieren gratis te beslaan.
Het ijzer voor het rund is een plaat van 2 a 3 mM. dikte, waarvan de
vorm overeenkomt met de grondvlakte van den klauw; het kan langs kouden
weg worden pasklaar gemaakt. De nagelgaten, ten getale van 5 a 6, zijn
mager gestampt, en bevinden zich in het voorste ^/j gedeelte aan den
buitenrand van het ijzer. Aan den binnenrand heeft
het ijzer een verlengstuk, gebogen in een rechten
hoek, dat na het onderleggen van het ijzer om den
wand wordt geslagen; het is een soort lip, tongvormig,
die het beslag bevestigt. Een weinig achter deze
eerste lip wordt een tweede aan den binnenrand van
het ijzer aangebracht, welke laag moet zijn en zoo
lang, dat de holle binnenzijde van den wand wordt
bedekt om het indringen van zand en kiezel tusschen
ijzer en zool te verhinderen.
Om de runderen te beslaan, moeten ze gewoonlijk in een noodstal worden
geplaatst; meestal wordt de kop van het dier vastgezet door middel van een
juk; het wordt staande gehouden door om het lijf geslagen singels; de voor-
voeten worden opgehouden door een longe om de kooten in de ringen aan de
zijbalken, de achterbeenen achterwaarts gestrekt en daaraan een dwarsbalk
vastgezet.
Het besnijden van den voet bestaat in het wegnemen van te lang ge-
worden klauw met houwkling en hamer of, volgens Eransche methode, alleen
met het veegmes. Ook wordt wel gebruik gemaakt van bijzondere gereed-
schappen, O. a. van een breed mes; in elk geval moet de zool met voor-
zichtigheid worden bewerkt.
Vóór dat het ijzer aan den klauw wordt bevestigd, wordt het zuiver pas-
send gemaakt, de buitenrand een weinig opgebogen en wel zoodanig dat de
bovenvlakte der plaat eenigszins concaaf wordt. Het ijzer wordt koud
ondergelegd, waarna met eenige hamerslagen tegen het achterste gedeelte der
plaat deze tegen de verzenen wordt aangesloten. De smid gebruikt nagels
met dunne kling, want de nagels hebben neiging binnenwaarts te gaan en te
sterker al naarmate de hardheid van de schorsachtige hoornlaag grooter is.
Ten slotte buigt hij door enkele hamerslagen de tongvormige lip om en
slaat haar tegen den wand.
Rainard beschrijft een ijzer uit één stuk, dat voor beide klauwen dient;
het is niet aan te bevelen, omdat het de bewegelijkheid van ieder klauw op
zich zelf hindert. Ook in Duitschland is dit dubbele ijzer in gebruik ge-
komen, veelal voorzien van stoot en vaste kalkoenen.
Het systeem Charlier (ringzoolijzer) is ook bij het rund in toepassing
gebracht; dus in plaats der plaat kwam een metalen band of ring als ijzer
die smal is en in den wand ingelegd. Evenwel beeft deze methode, zooals
te voorzien was, geen succes gehad, omdat het runderbeslag vooral ten doel
heeft de zool te beschermen tegen kneuzingen, hetgeen slechts behoorlijk
kan geschieden door het gebruik van een metalen plaat, die den klauw geheel
bedekt. Zoo staat in: „Pregis du pied du Chevalquot;.
Evenwel komt van Thary de verklaring: „Hoewel erkend moet worden
dat de zool op de harde wegen door het systeem Charlier minder wordt be-
schut, heeft het vele voordeelen door zijn lichtheid, soliditeit, vrijheid van
beweging en een meer normalen steun.quot;
Het ijzer voor het rund, dat in Duitschland algemeen in gehrnik is, hestaat,
evenals het Fransche, uit een plaat; het is evenwel een ritsijzer, aan welks
buitenrand nog een kleine lip wordt aangebracht, om de soliditeit van het
beslag te verhoogen.
In Saksen bevindt de binnenlip zich aan het achterste derde gedeelte van
het ijzer, naar voren in de hoogte loopende om aan den toon te worden
omgeslagen; de eigenlijke lip is aan het buiten gedeelte van den toon.
De vervaardiging van dit ijzer is moeilijker dan het gewone; is het intusschen
goed gemaakt, dan houdt het beter dan al de andere.
In Duitschland wordt dikwijls gebruik gemaakt van vaste kalkoenen in den
toon, als stoot; overigens worden ze aangebracht in het midden, aan buiten-
en binnenrand en aan het verzengedeelte. In den winter, bij gladheid door
ijs of sneeuw, worden aan het verzengedeelte der plaat vaste kalkoenen aan-
gebracht, die wigvormig zijn gescherpt.nbsp;M.
OPLEIDING VAN ONDERWIJZERS IN PRACTISCH HOEFBESLAG
VAN RIJKSWEGE.
Art. 1.
Aan 's Rijks Veeartsenijschool te Utrecht is verbonden een cursus voor
opleiding van onderwijzers in practisch hoefbeslag.
Art. 2.
De cursus wordt gehouden één dag per week, gedurende één jaar en
vangt aan op 1 Februari.
Art. 3.
Het aantal leerlingen is hoogstens zes. Bovendien kunnen twee hoefsmeden,
die als onderwijzer in practisch hoefbeslag reeds aan meer dan een cursus
werkzaam zijn geweest, met 1 October tot het einde van den cursus worden
toegelaten en daarna overeenkomstig Artikel 4 van dit Reglement aan het
examen deelnemen. Indien zich tot dit doel meer dan twee personen aan-
bieden geschiedt de toelating naar anciënniteit.
Art. 4.
Om toegelaten te worden moet men den leeftijd van 23 jaar hebben bereikt
en wende men zich vóór 20 Januari met eigenhandig geschreven brief tot
den Directeur van 's Rijks Veeartsenijschool te Utrecht, onder overlegging
van geboorte-acte, diploma's (als van: ambachtschool, hoefsmidschool of hoef-
beslagcursus), het bewijs van met vrucht afloopen der lagere school en aan-
bevelingen uit vroegere werkkringen.
Art. 5.
Aan alle aspiranten wordt een examen afgenomen, bestaande in het ver-
vaardigen van een hoefijzer en het beslaan van een of meer hoeven.
Van hen, die aan de gestelde eischen voldoen, worden de zes meest ge-
schikten toegelaten.
Art. 6.
Er wordt onderwijs gegeven in theoretische en practische hoefkunde.
Theoretische hoefkunde.
a. Overzicht van lichaamsbouw en levensverrichtingen van het paard;
h. Paardenkennis, vooral wat standen en gangen betreft; c. Bouw en ver-
richtingen van den hoef; d. Beslag van normale hoeven; e. Beslag bij ver-
schillende standen en gangen; ƒ. Beslag voor verschillende doeleinden;
g. Beslag van ziekelijke hoeven.
Practische hoefkunde.
a. Vervaardigen van alle soorten van hoefijzers; h. Oefeningen in besnijden,
passen en beslag op doode hoeven; c. Beslaan van paarden met normale
hoeven; d. Beslaan van paarden met verschillende standen en gangen;
e. Beslaan van paarden voor verschillende doeleinden; ƒ. Beslag met zolen,
inlegsels en kunsthoorn; g. Beslaan van paarden met ziekelijke hoeven.
Art. 7.
De cursus staat onder leiding van den leeraar in hoefkunde aan 's Eijks
Veeartsenijschool; hij geeft het theoretisch onderwijs.
De practische lessen worden gegeven door den hoefsmid, onderwijzer in
practisch hoefbeslag aan genoemde school en het personeel der hoefsmederij
aan 's Eijks Veeartsenijschool verbonden.
Art. 8.
De lessen worden gegeven op Vrijdag van elke week:
9—11.30 uur practische oefening in de smederij.
1—2.30 „ theoretische hoefkunde.
2,30—3nbsp;„ beoordeeling van hoeven, standen en gangen bij het
levende paard.
3—6 „ practische oefening in de smederij.
Art. 9.
De vacantiën aan 's Eijks Veeartsenijschool gelden ook voor den cursus.
Art. 10.
Leergeld wordt niet geheven.
Eeis- en verblijfkosten kunnen gedeeltelijk worden vergoed.
Art. 11.
Aan het einde van den cursus in de maand Januari wordt een examen
afgenomen in theoretische en practische hoefkunde. Aan hen, die aan de
gestelde eischen voldoen, wordt een getuigschrift uitgereikt, ten bewijze van
gebleken bekwaamheid tot het geven van onderwijs in practisch hoefbeslag
aan cursussen tot opleiding van hoefsmeden.
Art. 12.
Het examen wordt afgenomen door het onderwijzend personeel onder
toezicht van een commissie van drie personen, daartoe door den Minister
van Landbouw, Mjverheid en Handel aan te wijzen. Aan deze commissie
worden vacatiegelden en zoo noodig vergoedingen voor reis- en verblijfkosten
toegekend, waarvan de bedragen door den voornoemden Minister zullen
worden vastgesteld.
(Goedgekeurd bij besluit van den Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel
van 26 November 1909, no. 11052, Directie van den Landbouw, afdeeling V. enL.;
gewijzigd bij Ministerieele beschikking van 28 November 1910, Directie van den
Landbouw, No. 9688, 1ste Afdeeling.)
De nieuwe cursus vangt aan met Februari 1911. Belangstellenden ver-
wijzen wij naar art. 4 van dit reglement.
—nbsp;Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. Op 3 Dec. is vertrokken
de leerling J. Iwema van Mensingeweer. Iwema werd een „goedquot; getuig-
schrift uitgereikt. — Op 28 Nov. is als leerling toegelaten H. Nijborg
van Vries en op 5 Dec. K. Smit van Slaperstil.
De overige leerlingen aan de Inrichting zijn: J. Beuker van Drouwener-
mond, P. van Dam van Gieterveen, J. Driessens van Zuidlaren en J. v. d.
Tuik van Kommerzijl.
—nbsp;ütrecht. Bij gelegenheid van de groote Provinciale- en Nationale
Landbouwtentoonstelling, die het Hoofdbestuur van het Genootschap voor
Landbouw en Kruidkunde te Utrecht voornemens is te organiseeren ter
herdenking van het 70-jarig bestaan van het Genootschap voornoemd, ge-
durende 25 tot 31 Juli 1911, op het terrein Birkhoven te Amersfoort, zal
o. a. ook een wedstrijd in hoefbeslag worden gehouden.nbsp;M.
—nbsp;Cursus in hoefbeslag te Utrecht. Het Ie gedeelte van den 2-jarigen
cursus in hoefbeslag voor de smeden der prov. Utrecht, vanwege het Genoot-
schap V. Landbouw en Kruidkunde, is aangevangen op Zaterdag 3 December.
—nbsp;Reglement opleiding van onderwflzers in practisch hoefbeslag.
Dit reglement, in zijn geheel in deze aflevering opgenomen, heeft eenige
nuttige wijzigingen ondergaan.
Het examen, in art. 12 bedoeld, wordt in Januari a.s. voor het eerst af-
genomen, terwijl als leden der genoemde commissie zijn benoemd de heeren
W. C. Schimmel, Directeur van 's Eijks Veeartsenijschool te Utrecht,
J. B. H. Moubis, gep. Lt. Kolonel-paardenarts te Utrecht, en A. W.
Heidema te Groningen.
—nbsp;Hoefsmidsschool Tiel. Op het einde van deze maand heeft het eind-
examen plaats voor den cursus Juli—December, terwijl de nieuwe cursus zal
beginnen op 3 Januari a.s.
—nbsp;Lichte ijzers. Behalve de stalen racing plates, die onderscheiden
werden in lichte, zware en training plates, maakten in ons land enkele
eigenaren van renpaarden en harddravers ook gebruik van aluminium plates
(wij behielden dit woord omdat aluminium-ijzer al zeer vreemd klinkt). Zij
zijn voorzien van een stalen rand, die het doorbuigen zeer veel tegengaat
en die door vastgrijpen in den bodem de kans op uitglijden sterk vermindert.
Wel schijnt het ons, dat deze stalen rand, evenals de toe-clip vrij scherp,
kans geeft tot beleedigingen van de beenen, door het paard zelf of door
andere paarden, die zoo beslagen zijn.
In Amerika heeft men dan ook tal van soorten beschermers voor hoeven,
pezen, kooten enz.; wij zagen hiervan enkele modellen, die ons zeer inge-
nieus voorkwamen. Het is echter ondoenlijk over plates, ijzers of bescher-
mers een juist oordeel te vellen voor men ze deugdelijk en onder verschillende
omstandigheden aan de practijk heeft getoetst. Gaarne zouden wij inlichtingen
ontvangen van die personen, welke wel in de gelegenheid zijn geweest zich
een practisch oordeel over een en ander te vormen, waardoor ook anderen
op de hoogte kunnen komen van de voor- en nadeelen.
(u. „Het Paardquot;).nbsp;J. H. K.
— De December-aflevering van „Her Hufschmiedquot; bevat o. m. het verslag
der Hoefsmidschool te Dresden, over 1909, waaraan het volgende is ontleend:
Het onderwijs is gevolgd door 61 burger- en 107 militaire leerlingen;
aan verleende studiebeurzen, benevens vrijstelling van examenkosten voor
32 burgerleerlingen, is te zamen een bedrag van 3888 Mark (een Mark =
bijna 60 cent) uitgegeven.
Gedurende 1909 zijn 6517 paarden, 39 ezels en 2 runderen beslagen,
14846 nieuwe ijzers ondergelegd en 5381 verlegd, terwijl 3619 balkijzers
zijn gebezigd en 2069 leeren zolen in onderscheiden soorten.
130 leerlingen hebben examen afgelegd (48 burgers en 83 militairen),
waarvan 34 (16 b. en 18 m.) een diploma „met lofquot; en 97 (32 b. en 65 m.)
een gewoon diploma als geëxamineerd hoefsmid ontvingen. — Verder zijn
nog 75 burgers, die geen onderwijs aan de hoefsmidschool te Dresden hebben
genoten, geëxamineerd met het resultaat dat 3 een diploma verwierven van
„meester-hoefsmidquot;, 2 van „geëxamineerd hoefsmid met lofquot;, 56 van „geëxa-
mineerd hoefsmidquot;, terwijl 14 niet slaagden.
1910 is aangevangen met 34 leerlingen.
In de vorige aflevering is in het artikel „Een smidsbedrijf in de hoofdstadquot;
medegedeeld, dat „de meeste der kalkoenen en stooten zijn uit de fabriek
van Brandscheid en Philippi te Remscheidquot;. Van andere zijde wordt ons
opgemerkt, dat deze firma geen fabriek heeft, doch een „engros-lagerquot;.
Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag.
HET DRIJVEN VAN METALEN.
Drijfwerken kunnen machinaal, of uit de hand gesmeed, verkregen worden.
Wanneer een aantal voorwerpen van één model vervaardigd moeten worden,
dan is machinewerk aan te bevelen, dat in de eerste plaats veel goedkooper is
en meestal een veel schooner uitvoering bezit. Gaat de vraag echter over
één of weinige stuiiljen, dan liunnen de kosten van matrijs en stempel hier-
door niet bestreden worden, en moet men tot handwerk zijn toevlucht nemen.
De grondvoorwaarden tot daarstelling van goed drijfwerk zijn in de eerste
plaats kennis van teekenen en goede smaak, opdat men zijn werk naar de ge-
stelde eischen weet te vormen. Het leveren van goed drijfwerk is niet
enkel een machinaal werken, doch mag gerust onder de kunstambachten
gerekend worden, en niet iedere smid is op dit gebied in staat iets goeds
te leveren. Op de meeste ambachtsscholen worden derhalve terecht het
drijven, teekenen en ontwerpen in nauw verband met elkander onderwezen,
alhoewel slechts enkele leerlingen daarvoor bepaald aanleg toonen. Worden
in dit vak hoogere eischen gesteld, d. w. z. wanneer menschen of dieren
moeten worden nagebootst, dan is op dit terrein buiten vakkennis, zonder
grondig teekenaarstalent en practische oefening, niets te bereiken.
Als materiaal voor drijfwerk komen in de practijk hoofdzakelijk ijzer,
nikkel, koper en zijne verschillende legeeringen in aanmerking. Niet alle
plaatijzer is echter geschikt voor dezen arbeid, en het is hoofdzakelijk de
daarin aanwezige koolstof, welise het ijzer hiervoor uitsluit. Toch laten zich
vrijwel de meeste plaatijzersoorten goed bewerken, mits men ze practisch
en op tijd uitgloeit. Men dient met dat gloeien vooral niet te lang te
wachten, daar anders het plaatijzer spoedig scheurt.
Ook koper- en ijzerlegeeringen worden door het drijven hard en moet ook
hierbij vooral op het uitgloeien gelet worden; wanneer men dit laatste in
een houtskoolvuur doet, verhindert men daardoor tevens de vorming van
koperoxyde. Voor alles kieze men voor dit werk goede gladde platen;
poreuse plaatsen leveren spoedig scheuren. Buiten brons, tombak en nikkel-
plaat, wordt voor drijfwerk meestal rood koper gebruikt, hetgeen mooi werk
levert en gemakkelijker te hanteeren is.
Om drijfwerk te maken teekent men eerst de te drijven figuur met een
stalen naald op de plaat at en diept men met een daartoe geëigende hamer
de diepste plaatsen naar hunnen vorm uit. Nadat men hierdoor de figuur
in grove trekken heeft aangeduid, worden door middel van centerpunten de
hoofdlijnen, evenals de kleinere verdiepingen, aangegeven. Dit afteekenen
geschiedt met goed geharde stalen stiften van 8 —10 cM. lengte. Deze stalen
stiften hebben voor dit doel de meest verschillende vormen, als: een platte
cirkelvorm, gelijk een gewone doorslag; halfronde gebogen vormen; recht-
hoekige en gebogen lijnen. Ook door deze werkwijze verkrijgt men eerst
door voldoende oefening eenig resultaat, en het blijft vrijwel ondenkbaar
om drijven uit beschrijvingen te leeren. Bij dergelijken arbeid gebruikt men
een zacht metaal als steunpunt, en wel voor zachte metalen als tombak en
koper: drijfpik of drijfkit, bestaande uit twee deelen zwarte pek, een deel
zaagsel en wat was, talk of terpentijn.
De gedreven voorwerpen moeten na hunne eerste bewerking glad gehamerd
worden, om alle sporen van ruwe hamerslagen weg te werken, hetgeen
slechten of hameren genoemd wordt. Dit laatste geschiedt door lichte hamer-
slagen met een fijngepolijste hamer, waarvan de baan een geschikten vorm
bezit. Zeer dikwijls wordt de achtergrond der figuur door punten oneffen
uitgewerkt.nbsp;M.
Advertentiën.
Kul nsthioorn,
voor Hoefbeslag,
verkrijgbaar in de ciiemicaliën-
en drogerijen-handel van
K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,
te Dordrecht.
Prijscouranten voor HH. veeartsen
en hoefsmeden op aanvrage gratis.
in zake vraag of aanbod van
dienstpersoneel, het smidsvak
betreffende, worden van onze
abonné's gratis in „De Hoef-
smidquot; opgenomen.
Oproeping van Leerlingen voor den cursus Ie halfjaar 1911.
AANGIFTE te doen vóór 20 DECEMBER a.s.
Nadere inlichtingen te verkrijgen bij den Directeur
H. J. C. VAN LENT, vee-arts te Tiel,
St. Agnietenstraat.
Vlugge levering.
naar model en teekening.
Zaagbeugels. — Schroefsleutels.
Rijtuigartikelen en Ploegonderdeelen.
F. J. MONSMA, 81 Haarl.weg, Amsterdam.
De Nederlandsche Hoefijzerfabriek
Helpnnan—Groningen
levert
die
theoretisch
en
practisch
goed zijn.
Billijke condities.nbsp;-:- -:-
Aanbevelend:
Firma WERKMAN, BARKMEIJER amp; Co.
-ocr page 200-S. C. lïl. BAX. 2, 4 en 6 Jufferstraat. ROTTERDAM.
— Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. —
Meest uitgebreide sorteering prima blanke
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fijne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —
Telegram-Adres
BAX Jufferstraat
Rotterdam.
Intercommunaal
Telephoon
No. 1355.
NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN,
voordeellg, gemakkelijk In gebruik. — Kunnen niet loslaten.
Merk
met zwaar hielstuk.
Open Zolen uit één stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in 11 maten van éj^ tot
Eng. dm., uiterste breedte buiten-
kant ijzers gemeten.
in witte en grijze
Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van
tot Eng. dm.
geheel Caoutchouc
uit één stuk met
zwaar hielstuk
voor zware paar-
den , voorradig van
tot Eng. dm.
Uiterste breedte buitenkant ijzers gem.
Strijkringen
met riempje.
Hoef-
randen.
Knnsthoorn.
Hoeftangen.
Renetten (reclits en
links).
Hoefraspen.
HonwkHngen.
Hoefhamers.
Las- of Welbladen en
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.
Tonwi.izers in
verscliillende maten,
op Leder,
„Safety pad en
Frogpadquot;.
Men lette op het echte merk S T met kroon. quot;H®
-ocr page 201-'lï.'
•■Sr
-ocr page 202- -ocr page 203- -ocr page 204-i h
V,
^ quot;nbsp;quot;AS lt;nbsp;i»
V-
Ti. vV
V ^ MSSSiSS,-^
\ X
^k»nbsp;sH^^^vvs • gt; ■ ^nbsp;V •nbsp;.......... ^ •