ïl
M
Si 3
il.'«'
■âi
ri M
h
-ocr page 3-loU
î
UNIVERSITEITSBIBLIOTHEEK UTRECHT
3297 1958
-ocr page 5-■ ^
-ocr page 6-•i
l
V
lt;
'Si.
-j
w
t
'4
h e t
€ C TTTT'
I
jn
f f»;
M
HOF VAN HOLLAND.
-ocr page 8-V 11
• »
Sl'/lklAO^ '7iAV ^0'n
:
w
ONDER
i
VAN
't
i
/I
■I
door EEN' AUPJTEUR,
VIT BET pnAfiacn ruRTAAto.
MET AANTEEKENINGEN.
Wat ik fcliteef, zag ik.
te AMSTERDAM, bij
De Erven H. GARTMAN,
^ 2 2 3quot;
n
ït
Ï-.
/ quot;Ajjmr zi^r -^on
^•OTîifî sa
•nbsp;V !:i .roo-ft
. t '
A
3T
-ocr page 11-VAN DËN
M
XTAet zoo vele andere Franfchen beftemd
.geworden, om tegenwoordig te zijn bij de
groote gebeurtenisfen, welke gedurende eenige
jaren met zulk eene verwonderlijke fn'elheid
aaneengefchakeld bleven, voorbehield mij het
toeval ooggetuige te worden van alles, ^vat
onder de regering van lodewijk bonaparte
meest bijzonders in Holland voorviel. Men
kan een volledig vertrouwen verkenen aan de
verhalen, in dit werk medegedeeld, daar de
post, welken ik aan het paleis bekleedde,
mij geftadig de gelegenheid verfchafte, om
alles gade fe flaan, wat er omging; ik ben
sianfchouwer van tooneelen geweest, bij wel-
* 3nbsp;ke
-ocr page 12-TI
ke de gefchiedenis te veel bekng heeft,
om de voornajimfte hoofdtrekken derzelve niet
diep in mijn geheugen geprent te doen blij-
ven. Een verflag van het voorgevallene in
het binnenfte van het Hollandfche paleis -kon
getrouw medegedeeld worden door hem al-
leen , wiens ambt aan het hof noch den nijd,
noch de bezorgdheid der hovelingen kon doen
ontftaan, hoezeer hij dan bijkans vertrouwe-
lijk met hun omging. Alzoo regtvaardigt al-
les den zin der fpreuk, welke ik aan het
hoofd dezer gedenkfchriften geplaatst heb,
dewijl ik inderdaad gezien heb, wat ik
fchreef.
VOORgt;
-ocr page 13-VAN DEΫ
J^e nlem'sgiërjgkeid, door 'den Yttel' van\
h'St Jóor 'ons vertaalde werkje in hoogs-
mâts ópgewehi het 'belang, dóór ieder
Hollander ; in ' ■^ebeurtenisfen en perfonen ge-
peld, ■ iyeUë'nbsp;Óf -gekend heeft-
de lïoop', mlïfchien van 'jlacit s geheimen te
vernemen, w^eïke' dequot;titél 'van het boekje
échter tiiet heloofde, 'en de aïgemeene be-
lähgßeinng en hoogachting, ^elke lodewijk
BÔNArARTE;,,^/^ mensch, -'eh df^efcheiden vaii
aïk ßaafk'undige ' gevóélen s, \ 'aan geheel ' Eu-
ropa, ' ^z/z^r acfn Uolhnà, heeft -w^i
Un in te ^boezemen, zijn oorzaak geweest
àat,'' ininiers hier te lande, dat werkje'fn^t
gretigheïd' is gezocht gewofden ook doû'r
hen, velke de Franfche taal niet genoeg-
zaam magtig zijn,c om den fchrijver in
alle bijzonderheden te volgen. Ten gerieve
van dezen hebben wij de vertaling van dit
^qekje op om genomen, de zedelijks verant-
vin
lt;yvoorclelijkheid omtrent de quot;waarheid der op-
gegeyene gebeurte^fi^fen , aan den fchrijver
zeiven overlatende. Baar, Viiaar de ver-
halen geene betrekking hadden op de ge-
fchiedvnis zelve,' (^y^elke altijd-^ zonder aan-
zien van perfonen, de waarheid onbewimpeld
zeggen moet,). maar w4ar zij het bijzon-
der levensgedrag berispten, hebben wij ons
veroorloofd de namen onzer landgenooten of
geheel weg te laten, of jlechts met de eer-
fle letters aan .te,wijzen. Voorts hebben wij
daar, waar de fchrijver, onzes inziens^
yoljlrekt gedwaald, of de natie in een be-
lagchelijk, daglicht voor gefield had, deszelfs
opgaven met' korte aanteekeningen weder-:
legd, om ons zelve-, alzoo, voor het minst
in onze eigene taal, niet ter befpotting
over te geven, terwijl wij de levensberigten,
achter het Franfche boek geplaatst, onver-
taald hebben gelaten, als zijnde dezelve
ms, bij vergelijking, gebleken bijkans alk
letterlijk - te zijn overgefchreven uit de
Galerie des Contemporains, te Brusfcl, b^
^vApLEN amp; Comp, het licht gekomen. '
Na de ontruiming door de Pruifen in 170.
anden van hot hms van Ora^y,, ^t zich h-d
toevloeijen (*). De vo2n van dt
rwds zjjn de Prmfen i„ Holland gevniien. I„ ^
Ï7P4 ^varen hi.r te lande Ooscenrijkfche
troepen cie der Vereenigde Geween .
fchen opgetrokken. Evennbsp;^^gen de Fran-
of de regering .el.e, 1 h aquot; T
^nbsp;, ■ of
s»
( ^ )
flacht waren gedwongen bij vreemde mogend-
heden te wijken. Holland werd door al zijne
bondgenooten verlaten, toen het, onder mede-
werking van eenen onbefchrijfelijk harden win-
ter, welke het van al deszelfs middelen van
verdediging beroofde, door de Franfchen bezet
was; en den 5den Mei 1795 werden de Ver-
eenigde Gewesten hervormd in eene Bataaf-
fche republiek. De wetgevende magt berustte
bij eene vertegenwoordigende vergadering, en
de uitvoerende magt was aan een bewind van
vijf leden toebetrouwd (*). Het Franfche
leger bezette het geheele grondgebied der
republiek, en door een weinig voordeelig ver-
drag, ftond 'Holland ecnige zuidelijke gewes-
tenquot; aan Frankrijk af; floot het een eeuwig-
durend verbond met dat land, en betaalde aan
hetzelve eene fom van honderd millioenen gulden.
' Ten
of later, van liunne beguicheling zijn teruggekomen,
doch toen de groudflag tot het algemeene onheil reeds
geworpen was.
(*) Dit bewind, evenals al de regeringen, welke zich
tot aan de inllelUng van het raadpenfionnarisfchap iu
Holland hebben vervangen, was op het Franfche voor-
beeld ingefteld, en bij iederen fchok, welke iquot; Frankrijk
'de eene partij aan de andere deed opvolgen, deed zich
Hollanc! eene evenredige, maar gematigder, beweging
AANT. VAN DEN VERT.
ïn
in het bewind gevoelen.
-ocr page 17-Ten koste van deze opolFeringen werd de
onfchendbaarheid van grondgebied aan de Ver-
eenigde Gewesten gewaarborgd (*).
In de maand October 1801 werden er groo-
.te wijzigingen in de ftaatsregeling daargefteli
Men verdeelde het gemeenebest in acht knd-
fchappen; de wetgevende vergadering werd op
vijf en dertig leden verminderd; maar ondanks
deze veranderingen, verkreeg het gemeenebest
geene meerdere vastheid, en dagelijks namen
deszelfs krachten ook ter zee af door de
verliezen, in het beftrijden der Engelfchen
geleden. De volkplantingen werden geno-
men Ct3; de handej daalde tot eenen eenvou-
digen handel bij oogluiking, en eenige betrek-
kingen met het vaste land af; de eb en
r jnbsp;vloed
( ) f^der regtfchapen hart kan hier zijne ver-
onrwaardiyn, over de verblindheid der Hollandfche
znaicgeiastigden, de ondeugende trouweloosheid der Fran-
fchen en het verraden der nationale beJangens niet be-
SKnbsp;F^'ïthe fchrijver fchijnt
S ri fr ''nbsp;wanneer hy
icnrytc, Jgc reeds toea geheele rrovinciën aan FrarZ-i^
arseflaan. Oe opofFering bepaalde zich tS '4
bu fteden en fronnerplaatfen; later was het yerlies v^a
b,na mie volkplantingen en van onze geduchte ^eeÜ
de b«kans voijlrekce vernietiging van'onzen handel t
een onverm.jdehjk geworden nationaal bankroet, met de
verarnnng van duizenden, de vrucht van dat vredeverdrag.
aant. van den vert.
Ct) De fchrijver zegt te onregtnbsp;(c/evasfé^s)
A 2
-ocr page 18-vloed der gebeurtenisfen deden de bank van
Jmfterdam eencn zoo hevigen fchok lijden,
dar zij tot op hare grondflagen werd gefchud,
en deze oraftandigheid, welke overal den
fchrik verfpreidde, beperkte de handelsverrig-
thigen meer en meer. De vrede van Amiens^
verre van Holland gunftig te worden, be-
roofde het nog van Ceylon, eene zijner rijkfte
bezittmgen.
Inmiddels wapende zich Holland met o-p-
O
duld, en uit de vooruitzigten eener betere
toekomst moed voor het tegenwoordige put-
tende, onderwierp het zich aan zijn ongunftig
lot; met infpanning van kracht en gezond ver-
ftand hield zich het land ftaande en verbeterde
het zijne omftandigheden van lieverlede, toen
het verbond met Frankrijk hetzelve in nieu-
wen oorlog met Engeland inwikkelde. Van
toen af vervloog al zijne hoop. Suriname
en de Kaap de Goede Hoop vielen in handen
der Engelfchen, wier vloot geftadig kruiste
voor de kusten van Holland, hetwelk, door
deze rampzalige befchikking, al de bronnen
zijner nijverheid geheel zag verdroogen, door
te vervallen tot eene werkeloosheid, die eencn
oftvermijdelijken ondergang voorfpelde,
In 1805 onderging de Hollandfche ftaats-
regeling in de maand April weder nieuwe ver-
anderingen. Het wetgevend ligchaam, toen
uit
-ocr page 19-Ji!t vijf en dertig leden zamengefteld, behield
flechts negentien dier afgevaardigden. Schim-
jvielpennznck werd onder den naam ,ran Raad:
penfionnaris, met de uitvoerende magt en
tevens met den luister en het ge^a^ der
fouvereiniteit bekleed; men verleende quot;hem
zelfs jaarlijks eene fom, van welke hij ge^ne
verantwoording behoefde af te leggen. De
Raadpenlionnaris had een' ftaatsraad van negen
leden, en vijf ministers werden voor het be-\
heer van zaken ingefteld. Noch de voortrefFe-
lyke begaafdheden, noch de onvermoeide
werkzaamheid van schimmelpenninck, in wiens
kunde en vaderlandsliefde de Hollanders het
grootfte vertrouwen ftelden, konden .echter een
bojwerk oprigten, tegen den alles verzwelgen-
den vloed, die Holland met overftrooming be-
dreigde, genoegzaam beftand. Sedert het ver-
lies van zijne onafhankelijkheid en de vemie-
tigmg van al zijne hulpmiddelen, zaj; het
dagelijks den afgrond, met welken de om-
ringende ftaatsgebeurtenisfen het bedreigden aJ
dieper en dieper worden.nbsp;'
Hoe eenise middel, hetwelk toen vermoed
werd om ^ uit deszelfs hoogst moeije'S
omftandigheid te kunnen losmaken, was,
zelve met Frankrijk te vcreenigen, hetwelk zich
echter te dien opzigte nog niet openlijk dorst
meende te moeten verklaren. Men verge-
noeg.
-ocr page 20-lióegde zich flechts met het verfpreiden van
eenige dier geruchten, welke de groote ont-
werpen Vborafgaan, en, om deze te bewimpe-
len, dwong men Holland zich in 1806 tot
'een koningrijk te herfcheppen, en lodewijk
BONAPARTE, broeder van den keizer der Fran-
'fchen, tot beheerfcher aan te nemen.
Een republikeinsch bewind, met rutger jam
SCHIMMELPENNINCK , Welke den titer van Raad-
penfionnaris droeg, aan het hoofd, beftuurde
Holland^ en fcheen evenzeer door deszelfs
inrigting, als door deszelfs klaarblijkelijke ftaat-
kundige nietigheid, aan de beroeringen, wel-
ke federt vijftien jaren de gedaante van Eu-
ropa omkeerden, vreerad te moeten blijven.
Maar ook dat land moest, door den invloed
van hem, die beurtelings gemeenebesEen ge-
flieht en omver geworpen heeft, die zoo vele
troonen heeft doen waggelen, en zoo vele
rijken heeft gevormd, eene opmerkelijke bij-
drage tot de ftaatsgefchiedenis van Europci
leveren. Holland onderging plotfeling eene
nieuwe gedaanteherfchepping, en ontving lo-
dewijk bonaparte , broeder van keizer napo-
leon, connétable van Frankrijk, en kolonel-
A4nbsp;ge.
I.
generaal der karabiniers, tot Koning. Die prins
was gehuwd met hortensia de beaüharnais,
dochter van Keizerin josephine (*).
Al-
C*) Lodewijk bTjnaparte is géboren te Ajaccio, den
aden September 1778. Hij kwam, nog zeer jong ziinde,
in Frankrijk, en na zich door flndiën voorbereid te heb-
ben, omhelsde hij den militairen ftand, in welken hij
zich weinig onderfcheiden heeft. Na het beleg van Tou-
lon, waar napoleon het bevel voerde over de artillerie,
deed hij lodewijk tot tweede luitenant benoemen, en
voegde hem fpoedig toe aan • het état-major van het
leger der Alpen. Kort daarna werd lodewijk luitenant
bij eene kompagnie kanonniers. Bij het leget van Italië,
waarvan bonaparte bevelhebber werd, was iodewijk,
doch flechts niet den rang van luitenant, adjudant van
zijnen broeder. Na den Hag van Castiglione, by -vvelken
lüj echter, uit hoofde eener zending naarnbsp;niet
tegenwoordig was, ontving hij den rang van kapitein.
Bij zijne terugkomst uit Egyl)te, in Maart 1799, werd
jLODEwijK tot kolonel van het vijfde regement dragonders
benoemd, bij hetwelk hij te voren tot luitenant-kolonel
Xchef cTescadron') bevorderd was geworden. Niet lang na
den i8den Brumaire, vergunde napoleon zijnen broeder
«ene reis naar Pruisfeh en Oostenrijk, waar men zegt, dat
hij, gedurende een jaar, vrij los geleefd heeft. In de
maand Januarij 1802, twee en twintig jaren oud zijnde,
trouwde hij, tegen zijnen wil, met horteksja de de.^u-
MARNAIS. In 1R03 bleef hij altijd bij zijn regement. In
1804 weid hij generaal-majoor Qc.'uf de brigade'), en kort
daarna generaal van devifie. In 1805 werd hem het,bevel
jvan het referveleger tegennbsp;opgedragen , en terwijl
hij dat, in het afwezen des Keizers, over de bezetting van
Parijs voerde, vormde hij tevens, met veel bekwaam-
heid, een leger van het Noorden in Holland. Toen in
de .
■ Kquot; »
Alvorens zich naar hunne ftaten te begeven:,
deden de koning en de koningin eenige per-
fonen van uitftekenden rang vooruit reizen;
Deze perfonen, gekozen uit die, welke H,
H. M. M. in Frankrijk meest verknocht
wa-
de maand Junij 1806, een gezantfchap uit Holland,
zamengefteld uic de lieeren verhuelt. , Vice-admiraal;
Erantzen, Ambasfadeur bij het Franfche hof; van sty-
puM, lid van hunne hoogmogende; en w. six, ftaatsraad;
hem.kwam aanbieden, om over de Hollanders te regeren,
was lodewijk connétable van Frankrijk, en kolonel-
generaal der karabiuiers.
AANT. VAN DEN SCHRIJVER. (*).
De fchrijver vergeet liier den heer gogel , welke,
«aar wg ineencn, ook medelid van die bezending was, In
liet oog van vele Hollanders beeft dit gczantfdiap, duor bet
vragen om eenen Koning, en eeiien Koning van vreemde af komst,
aich eene onuitwiscbbare blaam op den bals geladen, en,
oppervlakkig berchouvvd, verdient liet dezelve; dan men lierinnere
quot;zith, hoe na 1795 de Franfclien inderdaad altijd opperroagiige
meesters in IloUai,d zijn geweest; dat voor ben, die zicb een-
inar.l in de loopbaan der openbare zaken begeven hadden, eene
weigering gevaarlijk werd; dat flcchts zeer weinigen moeds
-genoeg bezitten, om waarheid en geftrengbeid van beginfclen,
-wanneer zij in de gelegenheid zijn, boven rang en waardigheden
te varkiezen; dat tijden, gevoelens cn zaken voor verandering
vatbaar /.^n, en dat die bedraven, bedrijven, bij velen nog uit
den drang van huisfelökc oraftandigbeden voortgcfproten, bij
de meestcn flechtï in gefchriften van den dag of uitdrukkingen
beflaande, ■ welke de partijdigheid bg iedere gelegenheid als
misdaden weet op te balen en af te fchilderen, al de onver-
mijdelijke iiiivloeifels vjn dien imogt der Franfeben in 1795
zijn geweest; het ware tydftip der vernietiging van het oude
temcenebest op de naamrol der onafhankelijke volkeren.^
AANT. VAK DEN VERT.
A 5
-ocr page 24-waren, moesten zich in Holland met oxtnlg^
der aanzienlijkfte mannen van het land ver.
ftaan, om de onderfcheidene dienften van des
Konmgs huis te regelen.
Het innerlijke van het paleis, aan hetwelk
men nog den naam van hof niet verkenen kon,
leverde een zeer zonderling fchouwfpel op,
de vermenging van al die Franfchen en Hoi-
landers, welke zich daar vereenigden. Doch
het republikeinfche bewind had volftrekt geene
bouwllofFcn overgelaten, om eene voegzame
inngting aan een koninklijk hof te geven.
Alles moest gevormd, alles uitgedacht, en
een geheel nieuw gebouw opgetrokken wor-
den. Dc Hollanders fteldcn het hof van m.
land, onder de regering van den Prins van
Oranje, tot een voorbeeld (*); de Franfchen
C*) De fchrijver verraacfc hier eene zeer oppervlakkige
kennis van de oude (laatsregeling, door , ten opzigte van
den Prnis van Oranje, het woord van regering it gz-
briiiken. Voor November 1813 hebben de Prinfen van
■dat huis nimmer innbsp;geregeerd; als ftadhouders,
en later als erfttadhonders, waren zij eerde dienaren van
flaac; hunne hoogmogende vertegernvoordigde de fonverei.
nite.ten de inrigting van het huis dier vorften kon dns
oneindig eenvoudiger zijn, dan die van het hof eens
Konings. Voor het overige kan me,, zich niet van Jag.
Chen onthouden, bij het zien van den ernst, waar-
mede de fchrijver over de inrigting van het huis dj
Konings fchrijft. Hij doet ons denken aan den dans-
mees-
-ocr page 25-3aarentegen, vermeenden, dat een hof, op
den voet van , het Franfche ingerigt, hunnen
Vorst aangenamer zou zijn. • Te midden der
worfteling dier verfchillende vorderingen en
belangen, en, om zoo te fpreken, te midden
van den fchok der hartstogten, door den na-
tionalen geest in bevifeging gebragt, kwamen
H. H. M. M. op den i8den Junij 1806 , aan
in den Haag. Toen fchenen de geesten, uit
eerbied voor het vorftelijk paar, tot bedaren
te komen. Lodewijk koos, tot algemeens
verzoening, uit de Hollanders en Franfchen
beide, twee perfonen, wélken hij last gaf tot
volllrektc regeling van zijn huls, en de twee-
•dragt nam een einde. Weldra voldeden de
Admiraal verhüell, en de grootmeester van
liet huis, de heer de senegra , aan de bedoe-
lingen Zijner M.
Op den weg van den Haag naar her Huh
in het Bosch, werwaarts zich H. H. M. M.
Tsegaven, eer zij het Stadspaleis gingen betrek-
l^en, waren zegebogen opgerigt , met opfchrif-
ten overladen, welke meer uitbundig, dan
Hiaar waarheid, aankondigden, hoe gelukkig
bet Hollandfche volk was, deszelfsnieuwevor-
ften
-meester marcel, die zich, bij het zieu danfcn vsn
-eene menuet, voor het voorhoofd floeg, en zeide:
Vlt; ckojis dam un menuet'.
f - AANT. VAN DEN VEÄT, ^
-ocr page 26-ften te bezitten; en echter verhinderden deze
bevolene roekenen van blijdfchap niet, dat er
opgemerkt werd, hoe vele huizen er zich
bevonden in de ftraten, welke R H. M. M.
moesten doorrijden, welker venfters gefloten
waren; hetgeen dan toch geene zeer alge-
meene vervoering van blijdfchap aan den dag
legde.
Een gemeenebestgezlnd volk, verdeeld van
gevoelens, aan hetwelk de overmagt eenen
Koning, en eenen vreemden Koning geeft,
moge dezen alleenheerfcher' wel zonder vrij-
willige geestdrift ontvangen, en zulks kon
geene groote verwondering baren. Ontwer-
pen, welke niet geheel met de nationale denk-
beelden zouden overeenkomen, in dezen te
vermoeden, was zeer natuurlijk; eh dat gedeelte
van het volk, hetwelk zijne gemoedsbewegin-
gen beredeneert, fcheen ,de uitdrukking van
deszelfs verknochtheid tot op het tijdftip te
.willen verfchuiven, dat de nieuwe vorst de
■bewijzen cener volftrekte aanneming van land.
aard aan den dag zoude hebben gelegd.
De bezendingen verdrongen zich weldra op
het Huis in het Bosch, waar de Koning en de
■Koningin dezelve met uitftekende bevalligheid
ontvingen, terwijl al de woorden H. H. m.
M, met openhartigheid den wensch aankon-
digden, van h?t Yolk, tot weJks regering zy
ge-
-ocr page 27-geroepen waren, gelukkig te maken. De
bezendingen deden aanfpraken, waarin zich
de openbare geest vrij. ftout verklaarde, met
bewaring tevens van allen eerbied, aan de
Majesteit des troons verfchuldigd. Verre van
over de vrijheid dier gevoelens belcedigd te
zijn, tewees lodewijk den afgevaardigden
veel dank voor hunne opregtheid. De aan-
fpraak van den heer de la saussaye , ' pre-
dikant der Walfche gemeente, werd, zoo om
wijshèid en verheffing der gedachten, alsom
aandoenlijke en herderlijke eenvoudigheid, voor
een meesterftuk gehouden; maar men bemerkte
in die van den voorzitter van H. II. H. H.
M. M., met hoe groote toegeeflijkheid mijn-
heer de voorzitter de Hollandfche natie roem- '
de, als bijzonder belangrijk in alle opzigten:
„ Eene natie,quot; fprak hij, beroemd door
„ de deugden, welke haar te allen tijde heb-
„ ben onderfcheiden.quot; Welk eene nederig-
heid! O
Na
(♦) Alleen een bevooroordeelde vreemdeling kan deze
hatelijke aanmerking maken. De voorzitter had regt.
Eene natie, welke den grond, dierf zij bewoont, aan
golven en moerasfen ontwoekerende, door tachtigjarige
worfteling hare onafhankelijkheid gevestigd heeft ^ en
eenmaal, op alle Zeeën als Koningin heerfchende, hec
lot der wereld in handen had; eene natie, welke de uit-
nemendfte vorderingen in kunften en wetenfchappen mee
den grootftea handel der aarde vereenigde; eene natie,
wel-
-ocr page 28-Na eenige dagen op het Huis in het Bosch
te hebben doorgebragt, waar de Koning-bij
zijne Seeretarisfen van ftaat de plaatfehjke ken-
nis van zaken inwon, deed hij zijnen intogt,
op den 23ften Junij, in zijne refidentie den
Haag; maar die intogt had niet al den luis-
ter, al de fchitterende omgeving van een'
Koninklijken optogt, omdat lodewijk de ver-
zameling eener afdeeling Franfche troepen
in den Haag deed afzeggen, waar dezelve,
op bevel van keizer napoleon , den nieuwen
Koning begeleiden moesten. Dan deze eerfte
bepaling van lodewijk, hem door zekere
nederigheid ingeboezemd, mishaagde na-
poleon, welke befpeurde, dat zijn broeder
reeds
welke alle vervolgden om gevoelens haren boezem al
tijd, zonder onderfeheid, opende; eene natie, welke
by dat alles de weldadigfte, de fpaarzaamfte, de eer-
Iijkfte, de nederigfte, en, getuigen de gefcluedboeken
der laatfte vijftig jaren. de gehoorzaamfte en meest op.
offerende is gebleven, verdiende, en verdient nog heden
ondanks allen teruggang, den naam eener in alk opzigten
lijzonder belangrijke Natie.
aant. van dkn vert.
C') Zoude het „iet geoorloofd zijn, dat befluit
van LODEWIJK minder aan nederigheid, dan wel aan
de vrees toe te fchrijven van mistrouwen in te
boezemen aan de natie, indien hij zich van vreemde
uoepen omgaf?
van den VERT,
-ocr page 29-«eds nu niet geneigd was de Keizerlijke
voorfchriften in alles blindelings te volgen.
De Haag, bij de Hollanders altijd 's GrO'
venhage genoemd, hetwelk de levendigheid
der Franfchen, die de vreemde namen zoo
tooeijelijk uitfpreken, een weinig tegenftaat (*) ,
Haag, na een eenvoudig dorp te zijn
geweest (f), is tegenwoordig eene der beval-
ligfte fteden van Holland, waar het hof des-
zelfs refidentie hield in een paleis, zamengefteld
uit een hoop zeer ouderwetfche en, fmakeloos
gebouwde huizen, die een beleedigende tegen-
ftelling opleveren van de prachtige hotels,
welke in het Voorhout, de voomaamfte ftraat
(*) Een Hollandsch officier, in Franfchen dienst, had
iets te verrigten aan de mairie der flad, waar hij zich
bevond; de fecreraris van het beftiiur vroeg hem zijnen
Hoynck van papemdrecht antwoordde de
officier. — „Ik
naam.
verzoek n , mij uw naam te zeggen,
herhaalde de fecretaris. — „ Hoynck van papendrecut
hernam nog eens de officier. — „Ik begrijp u niet,quot;
zeide toen weder de ambtenaar, „ en indien gij mij uw
paam niet in het Fransch wilt zeggen, kan ik u onmo-
gelijk regc doen wedervaren.quot;nbsp;, ■
aant. van den schrijver.
(iquot;) Sedert ongeveer driehonderd jaren, kan den Haag
toch onder de bevaliigfte fteden van Europa gerangfchikc
quot;Worden; dan de fchrijver dacht misfchien aan lord ches-
terfield, welke ook van den Haag fchreef: c'est U
fhn btau village de F Europe.
Aant. van dbn vert.
-ocr page 30-van den Haag, ftaan. De Franfche- kleeder-
dragten waren fedcrc lang in de groote ftedeii
van Holland aangenomen, waar die kringen,
welke men de goede focieteit noemt, in d©
kleeding der vrouwen evenveel fiérlijkheid en
' gezochtheid, als te Parijs, en in die der
mannen weinig verfchil met de uitdosfching
der Franfchen opleverden. Indien er nog
zigtbaar verfchil tusfchen de Franfche en Hol-
landfche zeden, gewoonten, manieren en klee-
derdragten beftaat, het is Hechts , bij de lao-ere
volksklasfe. Men bemerkt tevens in Holland
eene foort van gelijkvormigheid en overeen-
komst in de uitdrukking der gelaatstrekken,
welke zich tot bijkans al de inwoners uitftrekt.
Gelukkig werd het Franschfpreken in den
Haag voor wellevend gehouden; want, in-
dien het al waar zij, dat de Franfchen de hen
omringende volken, welke alle hunne taal fpre-
ken, eenigzins ovèrtrefFen, moet men echter
bekennen, dat zij in de kennis van vreemde
talen niet uitblinken. De Franfchen, welke
den Koning naar Holland gevolgd waren,
konden zich bijkans niet verbeelden in een
vreemd land te zijn; want in den Haag leef-
den zij als te Parijs, en hunne driftigheid
van geftel, welke de Hollanders nimmer nala-
ten hen te verwijten, wist de bijkans grond-
wettige deftigheid dier koele natie vrij wel
Öp te nemen. De vrouwen fchijtieri minde?
geneigdheid, dan de mannen^ te hebben tot
deze regehiiadge nationale bedaardheid. Zij
Zijn meest alle bevallig. Ongelukkig düurc
hare fchoönheid niet Jang^ en haai- vel 5 even-
min als hare zachtheid vari trekken, kan Jlaii
de veelvuldige zwangerfchappen en het gefia-
digc zogen wederftaan. Eenö mooijc ViroüM^
in Holland geniet de voorregten harèf fchoön-
heid en frischheid zeldzaam langer, dan Vatt
achttien tot zes en twintig jaren; na dien tijd
kunnen zij, welke nog behagen willen, dö
oogen cn de aanbidding der mannen niet lan-
ger vestigen dan door de kunftenarycn def
koketterie (*);
B ^
^ (*) Hier werpt de fchrijver eene blaam op de Holland-
fche vrouwen, weike zij, over het algemeen, niet ver-
dienen. Hoezeer dé moederliefde haar dikwerf cïe zor-
gen voor éené fnél voorbijgaande fchoonheid dofet ver-
«eten, zoude het^ inzonderheid in de hooge rangen
met moeijelijk zijn een aantal vrouwen te vinden, welke'
tot veertig, ja, fomtijds tot vijftig jaren, den naam van
zeer fchoone vrouwen verdienen, terwijl juist in zuide-
lijke landen de fchoonheid fpoediger vervalt, dan in héc
Noorden, w^c ^„orts de befchi^ldigihg vail kokétterie
betreft, weinige landen mogen zich, van de zijde d-r
eerbaarheia en welvoeglijkheid van gedrae bij de vroii-
wen, met meer regt, dan Holland, verho^vaardigen, en
m de eerfte kringen, of bij den deftigen burgerftand, i,
tiikwerf de fchijn van losheid genoegzaam, om de be-
®nbsp;ftiniU
-ocr page 32-Bij do eerfle benoeming van des Koning»
huis waren de groot-officieren bijna alle Fran-
fchen. Zij waren op het oogenblik, dat hij
de kroon van Holland aanvaardde, te Parijs^
door den prins gekozen geworden. Onder
deze officieren fchecn lodewijk bijzondere
voorkeur te geven aan den Luitenant-generaal
nogues, welken hij tot Opperjagermeester en
Gouverneur van den Haag aanftelde. De
groote waardigheden van het hof door Fran-,
fchen bekleed te zien, wekte, met eenige
reden, den naijver dier Hollanders op, welke
hun rang in de maatfchappij tot die gewigtige
posten had kunnen doen roepen; dit gevoel,
eerst onder het masker der ftaatkunde ont-
veinsd, bragt later de veranderingen te weeg,
welke zich in het perfoneel der Groot-officie-
ren van de kroon opvolgden. De uitftekende
Hollanders hadden echter andere voordeden
verkregen, gefchikt tot tempering of verza-
diging hunner eerzucht, daar de ministers en
de gezanten, gelijk zulks dan ook behoorde,
alle uit de inboorlingen genomen waren. Het
ministerie en her diplomatifche ligchaam waren
zeer dikwijls uit mannen van groote verdien-
. ften
fchuldigde, Hj zij dan man ofvromv, van den gezel-
ligen oHiganS
AANT. VAN DEN VERT.
-ocr page 33-ften daargefteld. Die nationale afgünst, indiett
men zich dus mag uitdrukken, ftrekte zich
nog verder uit; en hoe zeer de Hollanders
de deugdelijkheid der nieuwe inrigtingen (*)
erkenden i deed het hun leed^ zoo vele Fran-
fchen aan het hof en in de onderfcheidene ,
dienften geplaatst te zien.
Er was oneindig meer ovcreenftcmming tus^
fchen de dames, welke de eer genoten van
tot de perfoon der Koningin te naderen; maar
dit zal minder verwondering verwekken^ wan^
peer men verneemt, dat al hare dames cVhon-
'neur Hollandfche vrouwen waren (t). Meii
moet er echter eene uitzonderen, welke ^ hoé
zeer gehuwd met eenen Hollander 5 uit eeiï
der sroote Franfche huizen afkomftig was-,
^nbsp;De
De fchrijver, welke zich in het djdfchrift Ie Mi-
foir, van den ssften April 1823, hêefc doen kennen voor
den heer garnier , wélke onder lodewijk in den derden
of vierden rang aan het hof geplaatst, en later intendant
van- de meubelen der keizerlijke kroon, k Jmfter»am,
was, fpreekt hier waarfchijnüjk van de, voor hem zeer
gewigtige hofinrigtingen, dewijl ,nen toen nog met fterk
de hand aan de belangrijke zaken van bmnenlandsch be-
heer genageu had.
(f) De fchrijver vergist zich; in dien tijd waren er
Hollandfche en Franfche dames, en, naar wij vernemen,
was er llechts eene of twee geborene Hollandfche vrou-
wen aan het hof.nbsp;^^^ ^^^^^
B è
-ocr page 34-De invloed dezer dame verkreeg plotfeling
eene groote kracht, en fteeg fpoedig op tot
de hoogfte fpheer der hofgunst; maar zij had
minder aan hare geboorte, dan aan hare per-
foonlijke verdienften, het vermogend ontzag
te danken, hetwelk haar, gedurende eenigen
tijd, aan het hof omringde.
Dc Franfchen genoten in den Haag al de
gerijfelijkheden van het leven; overal ver-
fpreidden zij die beminnelijke vrolijkheid, die
onafgebroken levendigheid, die al de landen,
welke zij bewoond hebben, wist te bezielen,
en, indien men het zeggen mag, te franci-
feren. De hun zoo eigene wellevendheid
vond gelegenheid zich bij de Hollandfche
vrouwen te oefenen, welke, niet gewoon aan
de vleijerijen en de vernuftige uitlokfelen, van
welke de Franfche vrouwen omgeven zijn,
de haar aangebodene hulde met welwillendheid
ontvingen
In afwachting eener behoorlijke fchikking
der vertrekken, voor eenige Franfche hofbe-
ambten, onder welke ik behoorde, op het
paleis beftemd, namen verfcheidene hunner
intrek in den Maréchal de Turenne, een
lo-
(*) Deze ganfche, en voor de Hollandfche heeren en
dames beide niet vereerende, uitweiding, verdient geena
ernitige wecierlegging.
AANT. VAN DEN VERT.
-ocr page 35-logement, aanprijfelijk voor de goede oppas-
fmg, welke de vreemdeling er geniet, en op-
merkelijk door den overmatigen prijs, welken
men betaalt. Daar de venfters der vertrekken
van deze beambten het uitzigt hadden op een,
huis, door de voornaamfte actrice van het
Franfche tooneel bewoond, zoo vernam deze
weldra, dat hare buren hare landgenooten
waren, en op dien grond noodigde zij hen
uit tot een bezoek; velen verontfchuldigden
zich, meenende het niet overeenkomftig met
de waardigheid der welvoegelijkheid te wezen,
dat zij, voor het minst openlijk, hun gezel-
fchap zouden maken van eene vrouw van het
tooneel, hoe bevallig en aangenaam zij dan
ook wezen mogt. Bij nadere overweging ech-
ter, rangfchikte ik (*) mij onder hen, welke
zich boven de ftrengheid der etikette verhie-
ven, en wij beantwoordden aan de uitnood}-
ging van mejufvrouw lobé. Zij was eene
foort
(*) Misfchien heeft zich de fchrijver, wiens nasm en
rang wij' nu kennen, onder deze uitdrukkingen willen
vermommen; zij zouden doen vermoeden, dat hij, voor
het minfte, groot-officier was; want in den rang, welken
hij bekleedde, bleef hij volftrekt onopgemerkt en buiten
de etikette, terwijl de betrekking van accrice, en goede
actrice, indien er geene andere gewigtiger redenen befton.
den, mejufvrouw Loné zelfs niet van den omgang met
(de eerfte perfonaadjen had behoeven uit te iluiten.
AANT. VAiii DEN T£liT,
...nbsp;h 3
-ocr page 36-fool'E van- Ninon de VEnclos, door haar vcr^
ftand, haar attisch zout en hare vernuftige
gezegden, in den Haag zeer vi^el bekend.
ontving op den voet der beste en hoogfte
gezelfchappcn, hetgeen niet zeer geWOOn is
laij vrouwen, welke zich meestal in het huis-
felijke leven fchadeloos fchijnen te ftellen voor
den dwang, welke haar de geest en de toon
van een rol opleggen, dikwerf geheel niet
overcenkomftig met haren eigenen geest en hare
huisfelijke gewoonten. Maar het was mejuf-
vrouw LOBÉ mindcT moeijelijk, dan eenige
andere, die wellevendheid der groote wereld
aan den dag te leggen, welke zoowel getuigt
van den goeden toon, daar zij, indien men
■aan kwaadaardige praatjes geloof mag flaan,
met meer dan eenen vreemden gezant geheel
vertrouwelijken omgang zoude hebben gehad.
iMen gaf zelfs toen haar naauwen omgang met
den heer M., eenen van des Konings kamer-
heeren, en, naar men zeide, den galantßen
man van het hof, als ontwijfelbaar op. Doch
hetgeen verwondering kon verwekken, was,
de vooi-naamfte (Franfche) toonöelfpelers van
den dag te haren huize vereenigd te vinden
met een groot getal der gezanten van vreemde
mogendheden, onder -welke toen de meest
'ijverende waren de graaf van nesselrone.,
gezant van Rusland, de baron de feltz,
mi-
-ocr page 37-minister van Oostenrijk, en de graaf vAif
löwendall, met welke zich eenige Hollan-
ders van hooge afkomst vermengden. Allo
fchenen zij opgetogen door de eer, welke zij
genoten, van hovelingen der tooneelkoningin
te zijn, welke, federt eenigen tijd, den fchep.
ter der hooge galanterie in den Haag zwaaijen
bleef. De minister van Frankrijk, de heer
dupont-chaumont , was de eenige vreemde
gezant, welke zich niet vertoonde op de cir-
kels van mejufvrouw lobé , wier verftand en
koketterie niet flaagden om hem aan haar
huis te lokken.
Indien men voor een oogenblik de wel-
voegelij kheid, die de ufftand der rangen voi--
dert, en de waardigheid der ambten ter zijde
mag ftellen, zal men moeten bekennen, dat
hetquot; hooge gezelfchap, welk zich bij mejuf-
vrouw lobé verzamelde, een zeer aangenaam
punt van vereeniging opleverde, omdat al die
groote heeren, 'bij het betreden van haren
drempel, allen hoogmoed afzwoeren, en de
aangenaamfte man er altijd de best onthaalde
en meest vereerde was (*), Hunne excel-
len-
(*) In dat geval zal de fchrijver, welke bij vele Hol-
landers den naam van een zeer wellevend, aangeraam en
welfprekend man verworven heeft, hier zeker eene eerfte
plaats hebben bekleed; een genoegen, hetwelk de
Mtuurlijke, menfchelylce ijdelheid ons niei kon vcrbergai.
AANT, VAN DEN VERT.
-ocr page 38-vee-
lencicn kwamen daar van den glans hunnep.
grootheid uitrusten, cn hunne goedhartigheid
en openhartige vrolijkheid zouden nimmer de
gezanten der onderfcheidene mogendheden van
Europa in hen hebben doen vennoeden.
^ In dien kring, uit menfchen van alle lan-
den zamengefteld, maakte ik vrij bijzondere
kennis met eenen inwoner van den Haag
die, zonder met de Franfchen fterk ingen^o-
men te zijn, gaarne met hen omging^^ cn
hierin het voorbeeld niet volgde van' die-
genen, welke een blind vooroordeel voeden
tegen alle vreemdelingen, zonder te overwe^
gen, hoe onregtvaardig en kleingeestig zulk
eene vooringenomenheid wezen kan. Mijn
Hollander, de Heer van den kneuzen-
DIJK C), ontdekte in mij niet dat, wat
^e Hollanders Franfehe wind noemen, dat
is, dien luiden .toon, welken men te onregt
voor verwaandheid zoude nemen, die losheid
van karakter, aan de Franfchen verweten,
maar v/elke de hen kenmerkende openhartig-
heid niet bij hen uitfluit. Ondanks dit voor-
oordeel, had ik he? geluk he: vertrouwen
van dien- braven en eerlijken man te kunnen
winnen. Hij noodigde mij, op eene te ver-
Plig-
(*) Waarfchijnlijk heeft de fchrijver willen zeggen
TAN DEN ?iVEüTERDUK.
aant. van den VERt.
-ocr page 39-pligtende Wijze, tot een bezoek uit, om
bem^ te weigeren, en zijn huis werd mij
geer aangenaam, niet fleehts door de goed-
heid , met welke mij het ganfche huisgezin
behandelde, maar ook door de allerlieffte
jonge dames, welke zich daar dikwijls ver-
eenigden , en onder welke zich eene jonge
weduwe bevond, die zeer goed Fransch
fprak, en aan welke men, zonder haar te
beleedigen, kon zeggen, dat zij bevallig
was. In alle landen gelooft men gaarne,
wat vleijend is, Nergens is een meisje, of
eene vrouw, nog ooit toornig geworden om
een liefdeverklaring; de ijdelhcid vindt hare
rekening bij dat, wat het hart niet beademt,
en, indien men fleehts den vlcijenden lof met
behendigheid weet aan te brengen, kan meu
ook flagen, zonder ooit op een verkeerd
ftandpunt te geraken. Uif al die jonge Holr
landfche vrouwen onderfcheidde ik dc bemin-
nelijke carolina' nieuweman, vv'ier cchcgc-
noot haar, by zijn overlijden te Batavia,
genoeg vermogen had nagelaten, om in den
Haag in gelukkige onafliankelijkhcid te kun-
nen leven. Haar vader, bij welken zij in-
woonde, was bekend als bezitter der fchoon-
fte verzameling van- bloemen in het rijk.
Carolina trok, door hare fierlijke geftalte
en fchitterende frischheid, alle oogen tot
B 5nbsp;zichj
iich, en hare, misfchien eenigzins te losfe,
houding deelde aan haar ganfche perfoon een
fchijn van vrijheid mede, welke, in mijne
oogen, hare bekoorlijkheden nog vermeer-
derde. In oogenblikken van verrukking ver-
geleek haar vader haar dikwijls bij eene
mosroos op den ftengel. Het was niet
moeijelijk met den heer nieuweman in ken-
nis te geraken; genoeg was het hem den
wensch te betoonen van zyne bloemen te be-
zigtigen, om toegang tot zijn huis te verkrij-
gen , en onder dit voorwendfel wist ik zijne
vriendfchap fpoedig te verwerven (*), Op het
'paleis gaf men feesten, concerten en bals,,
waar zich het hof, het diplomatifche lig.
chaam, en een aantal perfonen van rang
véreenigden. Bij die eerfte hofbals, waar et-
telijke perfonen uit de landprovinciën waren
verfchenen, om de nieuwe vorften hulde te
brengen, leverden de kleeding en de manieren
van fommige bewoners der meest verwy derde
plaatfen een zeldzaam verfchil op, met de ge-
makkelijke welgemanierdheid van hen, welke
de groote wereld gewoon waren , en het toilet
der
(*) Wij vleijen ons, ook om wat er later volgt, dat
de familie NieuweMan , welker gefchiedenis ons weinig be,
langrijk is voorgekomen, alleen in de verbeelding van den
fqhrijver zal beftaan hebben.
aant. van den vert.
-ocr page 41-der Zeeuwfchc en Noord - Hollandfche vrou-
wen, hetwelk men een weinig had zoeken
te veriranfchen, was niet minder zonderling.
In één woord, die vreemde mengelmoes vaii
verfchillende klecderdragten en ondcrfcheidenè
vorderingen, was een zeer belangrijk fchouw-
fpel, en gaf in zekeren zin aan die eerfte ver-
eenigingen het aanzien eener maskerade. Hoe-
zeer de Koningin vrij dikwijls ongefteld was,
zette zij die feesten, door de fijnheid van haar
vernuft, en de betoovering harer talenten, niet
'weinig luister bij. Wanneer zij daar niet fpoe-
•dig genoeg verfcheen, was de treurigheid op
aller gelaatstrèkken te lezen; en de zachtfte
■blijdfchap volgde aan de bezorgdheid op, zoo
ras zij zich vertoonde. (*) Dan had men het
gezegde van mevrouw de lambert aan fon-
TENELLE op haar kunnen toepasfen: „ D'c
,, levendige en lagchende bevalligheden ver-
„ beidden haar aan de deur van haar vertrek,
„ om haar de wereld in te voeren.quot;
• De Konmg organifeerde zijne minisceriën, be-
vestigde eenige oude ministers, benoemde cr
'nieuwen, en had den goeden inval van den
'nbsp;heer
' (*) Dit moge bij de Franfchen plaats hebbennbsp;;
'bij de Hollanders heeft deKoniiiginHORTENSIA, welke zféh
weinig om dc natie bekrennde, nimmer dien indruk, gc-
'»aakt,nbsp;I _•'. .;
AANT. VAN DEN VÏRT,
li
heer appelius, ccn man van groote verdien
fte, maar wiens zonderlinge houding cn te
zeer verwaarloosd uiterlijke aan hen, die hem
niet kenden, zeggen deed, dat Z. M. dikwijls
eene foort van gek bij zich had, die den tijd
te binnen bragc, dat zich de Koningen van
eenen hofnar deden vergezellen, — afs fekre»
taris van den ftaatsraad bij zich te behouden.
Het hof was reeds in twee zeer gekenmerk-
te partijen verdeeld. De Hollanders fchenen
bij den Koning eene welwillendheid te vinden,
welke hun de Koningin niet verleende, diè
daartegen de Franfchen meer openlijk befcherm,
de. De oorlog liet zich onder hovelingen,
gelijk men wel begrijpt, niet openlijk verkla-
ren; en men zag die geheele groote wereld
zich wederzijds met vriendelijke beleefdheden
overladen, in welke her hart niet deelde. Men
weet dat de vriendelijkheid der grooten een
fpel is, dat nooit met opene kaarten gefpeeld
wordt.
Toen prins lodewijk bonaparte, zijns on-
danks , gelijk hij zelf gezegd heeft, de kroon
van Holland aanvaardde, begreep hij onge-
twijfeld, hoe moeijelijk hij dat, ^nvlI Frank-
rijk van hem fcheen te verwachten, en dat
wat -zijn geweten van hem zoude vordert
Toor de belangen der natie, welke hij nu
»Is de zijne had aangenomen, zou kunnen
ver.»
-ocr page 43-Vcrccnigen. Het was zeker, om Zich ge*
heel en zonder verwijt aan dat laatfte gevoel
over te geven, dat hij, bij het beftijgen van
den troon van Holland, den wensch had be-
toond van niet langer konnétable van Franko
rijk te blijven; maar de Keizer, uit een vol-
ftrekt tegenovergefteld beginfel, wilde vol-
ftrekt dat hij die waardigheid zou blijven
bekleeden.
Uit dat ftaatkundig oogpunt alzoo moét lo-
dewijk altijd befchouwd worden, om zijne
daden gedurende zijne regering in Holland wel
te beoordeelen, en al die verplaatRngen, alle
die veranderingen, al die zich wederfprekcn-
de befluiten, welke geftadig vermeerderden,
niet toe te fchrijven aan de wuftheid van zijn
karakter, welke men hem ook met reden zou
kunnen tegenwerpen.
Men moet zich een' jongen prins Voorftel--
len, niet opgevoed om te regeren; maar
van wien men echter te regt kan zeggen,
dat het verftand en de rede de jaren bij hem
waren vooruitgefneld, en welke bij ettelijke
gelegenheden bewees, dat ondervinding niet
altijd de eenige en noodzakelijke fchool der
koningen is; men moet hem befchouwen, -
als onophoudelijk worftelende met den mag-
tigen Keizer der Franfchen, wien hij alles
Yerfchuldigd is, en wien hy echter Weder-
flaat.
-ocr page 44-ftaat, omdat hij een innig gevoel had zijnef
pligten jegens het nieuwe Vaderland. Eerst
Weigerde hij te regeren; maar, van het
oogenhlik, dat hij de Kroon op het hoofd
droeg, rekende Inj zich, omtrent den Keizer,
Van alle onderwerping ontheven in alles, wat
de belangen zijns volks kon benadeelen. Ein-
delijk, te zwak om de reusachtige over-
magt, welke hem bedreigde, langer te be-
ftrijden, wilde hij liever afftand doen van die
kroon, dan met dat, wat hij voor pligtma-
rig hield, in fijne fchikkingeu te komen
Doch
(*) Alles, wnt de fchrijver hier van Iodewijk zegt,
is volkomen waar en onpartijdig; hij heeft zich do dank-
baarheid der Hollanders waardig gemaakt; en, indien hij
niet zoo veel goed heeft kunnen fliehten, als men ver-^
langde, men overwege, dat misfchien nimmer eenige
Koning zich in moeijelijker omftandigheden, dan hij , be-
vonden heeft; hij had beloofd, geeue vermindering der
ftsatfchuld te zullen gedoogen en geene Franfche doua-
nes noch confcriptie in te voeren, en verkoos een
zwervend en ambteloos leven, met de ongenade van dien
opperraagtigen Keizer, voor wien zich toen alle andere
Keizers en Koningen bogen, boven het fchenden van zijn
woord, met behoud van kroon en waardigheid. Ziedaar
de grootfte loffpraak, welke een man van eer in deze
eigenbelangzoekende wereld verlangen kan. Indien LonE-
. WIJK echter meer ftaatkundig met al die Franfche hove-
lingen , welke hem in Frankrijk fterk konden benadeelen,
had gehandeld, ware die verbittering tusfchen hem cn
napoleon vvaarfchijnlijk nimmer zoo hoog gerezen.
aant. van den vertt
-ocr page 45-Doch, te midden dier kwellingen, hadden de
Franfchen, welke den Koning in Holland
gevolgd waren, en vooral die hunner, welke
het meest tot zijnen perfoon naderden, hem
minder geneigd tot mistrouwen moeten vin-
den. Mannen van eer, welker braafheid en
kordaatheid altijd vlekkeloos zijn geweest, had-
den altijd door hem befchermd moeten blij-
ven. De vreemde gezanten, welke zicli al-
tijd vermaken met de twisten van anderen,
lachten in ftilte over deze oneenigheden, cn
fpotten er zelfs mede aan het huis van me-
jufvrouw lobé, welke al de gebeurtenisfcn
van het hof zeer geestig wist te vermeerde-
ren en te verbeteren.
Doch, terwijl alle die edele en magtige
heeren aan de voeten dier verleidende laïs,
welker bevalligheden zij bewonderden, bleven
zuchten, bood ik nederig mijne hulde aan de
lieve carolina, vv'ier vader mij dien dag
genoodigd had, om met de familie thee te
drinken: het was op een' Zondag. C*} Deze
fomilie beftond uit den heer nieuweman zelf,
die
(*) Het ganfche verhaal, dat hier volgt, doet niets
ter zake, en de gewoonten, welke de fchrijver hier af^
maalt, zijn gewisfelijk niet van den eerften noch tweeden
ftand; maar alleen die van de burgerklasfe, welke inder-
daad den Zondagmiddag 200 doorbrengt.
AAKT. vAjï AEN VERT.
-ocr page 46-die minder goed Fransch fpralc dan hij heü
verftond; uit zijne vrouw, die alleen' Hol-
landsch fprak; uit de jonge weduwe, die
eene harer vriendinnen genoodigd had; uit ha-^
ren grootvader, ,eenen eerwaardigeii grijsaardgt;
in zijne lederen armftoel rustende, en in een
groote zijden japon met breede ftrepen gewik-
keld, welke Zich fchadelöos ftelde met veel en
in het Hollandsch te fpreken over de onmov
gelijkheid, waarin hij was van tega^in, en ein^
delijk uit een' neef, de„ heer trotman,
Infpecteur der Posterijen, een- fraaije reest in
Zijne verbeelding, en zich geweld aandoende
om zulks door zijne belezenheid, uit eenige
vrij onbeduidende Franfche boeken, te bewij-
zen. CarolinA zat naast mij, en haar vader had
haar de zorg voor mijne behoeften aanbevolen.
Ziedaar ons dan gefchaard om eene tafel ^ met
wasdoek bekleed, en waarop zich, buiten
eenige pypen, tabak, koekjes, boterhammen,
brood en boter, en het onmisbare kwispedoor
nog eene onuitputtelijke theepot bevond, aan
de kennis en ervarenheid van mevrouw nieu-
weman toebetrouwd. Wij dronken om hce
hardst van dat kostelijke warme water, waar-
van men in Holland zoo veel verbruikt. De
grootvader, welke op de eereplaats was ge-
rold, begon te drinken, zonder het rooken t«
ftftken; .zijn zoon volgde zijn voorbeeld; de
heer
-ocr page 47-ker trotman deed hetzelfde , en- eerst ttfea
Wij met eene wolk van rook omnevel'd waren ^
vroeg men mij zeer beleefdelijk, of mij dé
pijpen niet hinderden. Een man^ die beha-
gen wil, beklaagt zich over niets, en om
mijne gastheeren aangenaam te zijii, hield ik
gelfs eene lofrede over den ooijevaar,. die bij
de Hollanders zoo geliefden vogel, en des te
moeijelijl^er te prijzen, daar zijn geklappet'^
hetwelk vrij wel past bij zijne vederen, niets
aanlokkends heeft, en zijne'magere leden alle
vleijende befchrijvingen logenftralFeni Maar
lietgeen mij eene onbegrijpelijke eer verwierf,
was aan de familie nieuv/eman re ontdekken^
dat reeds de Grieken en de Romeinen veel
eerbied hadden voor ooijevaars (1). De heer
trotman dacht niet, dat ik zoo geleerd was;
en, om ook bij het gezelfchap te fchitteren,
ontrolde hij ons^ met zekere fierheid, de gan-
fche natuurlijke gefchiedenis van den ooijevaar;
doch eenigzins anders, dan de heer de buffon
b«t gedaan heeft; eindelijk ontv/ikkelde hij
ons zeer langwijlig, welke dienften deze ko-
1nbsp; De gelieele plaats verraadt den winderigen Fransch-
ffian i en is even vervelend, als het geklapper van deii
ooijevaar zelf.nbsp;• :
AANT. VAN DEN VERT;
-ocr page 48-topax C*) 3an zijn vaderland bewees, en ein4
digde zijne redevoering mer de verzekering,
dat men alle huizen, waarop die trekvogel
nestelt, voor gezegend hield, offchoon caro-
LiNAi hem een weinig tergend deed opmer-
ken, dat het onwedcr nog onlangs in een huis
gellagen was, waarop ■ een geheel gedacht van
ooijevaren federt jaren genesteld had. Me-
vrouw nieuweman was intusfchen met eene
uitftekende voorzorg bezig, om de theekopjes
geftadig vol te fchenken, en de gasten tot
eten aan te fporen. Mijne maag was reeds
overftroomd met een vloed van wann water,
en opgezwollen van gebak, toen de mij om-
ringende perfonen nog eerst fchenen te beginnen.
Ik vroeg genade, en carqlina zeide mij, dac
men het theekopje moest pmkeeren, ten blijke,
dat men bedankt; want, zonder die voorzorg,
zeide zij, zoude men niet ophouden met in-
fchenken. Ik bedankte haar zeer blijkbaar;
maar hetgeen minder zigtbaar was bewees
haar mijne dankbaarheid nog oneindig beter.
In Frankrijk weet men zeer wel, wat de
Iprakelooze werking van een' voet beduidt,
welke aan tafel met den buurman kennis wil
ma--
(♦) Stolopan beduidt: een vogel, van het geflaeht der
hoenderen, welke nooit op boomen zit.
AANT. v.
AN DEN VERT.
-ocr page 49-maken. Heeft die taal in Holland dezelfdé
beddidenis? Ik wist het niet. Er eene be-
ftraffing op wagende ^ zette ik mijn voet
Zachtkens op dien van Carolina , welke doof
bleef voor de oproeping; doch, Inij met ceno
bevallige vreesachtigheid aanziende, fcheen té
zeggen: ik verfta u wel. Hare oogen zeiden
mij meer, dan ik durfde hopen. Die blik
ontdekte mij al de geheimen van hïiar hart,
en , indien ' al het woord: ik bemin u , hare
lippen niet ontging, deze blik drukte mij de
zachtfte teederheid uit. Eindelijk verliet men
de tafel, en ging naar een ander vertrek, om
wijn te drinken en boterhammen te eten, dat
is, fneedjcs brood met boter. De heeren bc*
gönnen op nieuws te rooken, en, zonder dac
men het euvel optmm, onderhield ik Carolina
met eene vrijheid, welke men zich in Frankquot;
rijk nimmer ZQude veroorloven (*); Al roo-
kende en drinkende ter eenre, en keuvelende
ter andere zijde, floeg het uur van den avond-
maaltijd, en de geheele flimilie nieuwemam
ging voort met eten, zonder dat het mij mo-
gelijk was, haar voorbeeld te volgen. Hoe
vele menfchen in Holland fchijnen te leven.
En evenmin in de ffltfoenüjke gezelfcliappen van
Holland', dan dit gezelfchap fchijnt niet zeer uitgezocht
te zijn geweest.
AANT. VAN DEN VERT»
C e
-ocr page 50-alleen om te eten! Na aan den maaltijd een
oogenblik verfchenen te zijn, nam ik affcheid
van het gezelfchap, en toevallig vernam ik,
dat carolina en hare vriendin den volgenden
dag in het bosch zouden gaan wandelen.
Dat bosch is een verrukkelijk oord, aan den
ingang van den Haag, waar de fchoonfte
boomen eenen majestueufen wasdom aandui-
den; het is echter vreemd, dat zulk eene
overheerlijke wandeling (*), welke, zoo om
derzelver nabijheid, als wezenlijke fchoonheid,
altijd fterk bezocht moest zijn, bijna altijd
eenzaam en verlaten is, hetgeen des te beter
is voor hen, welke op de wandeling niet
vvenfchen ontmoet te worden. Hoewel er
geene affpraak tusfchen carolina en mij be-
ftond, vonden wij ons in het bosch, waar ik
haar aantrof met hare vriendin, en het genoe-
gen had haar, bij het vorftelijk lusthuis, aan
het einde dier wandeling gelegen, in te ha-
len. Dewijl de Koning er niet was, deed ik
mij de vertrekken ontfluiten, en werd de ci-
cerone dezer dames. Indien de jonge weduwe
met mij alleen was geweest, zoude .ik haar
mis-
(*) Indien de fchrijver dit bosch, na de jongfte ver.
beteringen, had gezien, zoude zijn lof nog uitbundiger
wezen, en hij die wandeling zeker met ons voor de
fchoonfte openbare wandeling van Europa verklaren.
AANT. VAN DEN VERT, '
-ocr page 51-misfchien geleid hebben naar zeker Chineesch
kabinetje, .waar de voonnalige ftadhouder,
zegt men, gaarne zijn middagflaap deed; een
kabinetje, van hetwelk men nu een allerliefst
boudoir had gemaakt, waar men niet meer-
ging flapen. Deze gelegenheid deed ik niet
voorbijgaan, zonder Carolina te doen ver-
nemen, hoe veel belang ik in haar ftelde, en
zij beantwoordde mijne liefdeverklaring mee
eene betooverende eenvoudigheid en een aller-
liefst vertrouwen, nog meer bevallig fchijnen-
de door haren vreemden tongval. Wij ver-
lieten het bosch, en ik zeide Carolina en
hare vriendin, bij het inkomen der Had,
vaarwel. Ik was opgetogen; alles beloofde
mij de aangcnaamfte vcrkeering.
De Koning, bezield van het verlangen, om
Hollands welzijn te bevorderen, gaf zich ge-
heel over aan dat vereeren de doel; m,aar wil-
de te veel verrigten in te weinig tijd, en al
zijne ontwerpen ftemden niet in met 'de oog-
merken van den Franfchen Keizer; al de be-
loften, bij zijne komst tot den troon, aan de
Hollanders gedaan, waren £ven zoo vele we-
derftrcvingen van het groot continentaal fijs-
tema van napoleon, welice, van dat oogen-
blik af, zijnen broeder fcheen te mistrouwen.
Lodewijk riep Hollanders van uitftekende
verdiqnften tot zich, voor welke liij zeer veel
C 3nbsp;ach-
achting had opgevat. De hecren mollerus,
COGEL, TWENT (vAN RAAPHORSt} en rocll
waren hem zeer nuttig ^ de eerfte als minister
van hinnenlandfche zaken, de tweede yan fi-
nantiën, de derde Van den waterftaat, cn de
laatfte als minister fecretaris van ftaat. De
heer van der goes , minister van buitcnland-
fche zaken, gaf den Koning, hoewel tij zich
eerst openlijk tegen de eenhoofdige regering
had verklaard en zijn karakter en gevoelens
gemeenebcstgezind waren, al de blijken eener
volkomene verknochtheid.
De nieuwe ftaatsregeling, in verfchillcnde
opzigten duister voorkomende, verlangde de
Koning eene herziening derzelve, hoezeer hij
die gcheele ftaatsregeling flechts tot aan den
algemccncn vrede wilde behouden. Hij riep den
lieer van hooff tot het ministerie van juftitie
en policie, den heer van der heim tot dat van
marine, en de generaal bonhomme werd minister
van oorlog; deze waren toen de perfonen,
welke zijne oogmerken best konden bevor-
deren. , Daarna wilde hij den ftand van 's lands
zaken leeren kennen. Hij verfchrikte met re-
den van den toeftand der fchatkist. C1) De
Waterftaat, zoo hoogst belangrijk voor het
land y
1nbsp; Door Franfche rekwifitiën van vroegeren tijd en
tene verwarde behecring altijd ledig, ondanks de millioe.
nen
-ocr page 53-iand, was in de ijsfelijkftc verwarring, zon-
der algemeen eh regelmatig beheer, cn ai de
werken waren volflrekt overgelaten aan den eigen-
dunkelijken wil van fteden, dorpen, en zelfs
van heerlijkheden. (*) Ondanks het gebrek
aan geld, vond de Koning het middel om
de fchoone fluizen van Katwijk te doen af-quot;
' . ..... wer-
uen fchats, door de ingezetenen met voorbeeldelooze
onderwerping opgebragt.
AANT. VAN DEN VERT.
(*) Hoe zeer wij liet den fchrijver niet willen be-
twisten , da: er ook in het beheer van den waterftaat
groote misbruiken beftonden en nog beflaan , gelooveii wij
echter, dat integendeel juist dit vak een der best be-
heerde was; de oude heemraadfchappen, dijk- en pol-
derbeftnren, bijkans altijd uit ingelanden en deskundigen
beftaande , welke of niet gefalarieerd waren , of zeer gerin-
ge kosten van beheer, vereischten, wisten ea weten zeker
beter in loco, dan een kommies van ean ministerie in zijn'
leunfngftoel, wat meer of minder nuttig is voor de plaats,
welke zij beheeren. Zoo ergens, fchijnt ons in dit vak
dat zoo kostbare fijstema van dikwerf nuttelooze centra-
lifatie inzonderhtid fchadelijk; een fijsten», waarbij eene
eigendunkelijke regering gemak en dwangmiddelen mo-
ge vinden, maar hetwelk in het algemeen den loop
ckr zaken vertraagt en fchatten van falaris aan een le-
ger van nuttelooze ambtenaren en copiïsten kost, wel-
ke , ieder op »ich zeiven flecht betaald, niets anders ver-
rigten, dan het centrum , dat zich dikwerf aan die in-
lichting weinig bekreunt, de zaken duidelijk voor te
^raj-en.
AANT. TAN DSN VERn
-ocr page 54-werken, een arbeid, reeds onder het vorig
bewind aangevangen. (*) Hij floeg de ge,
heele regtsgeleerdheid van het land aandachtig
gade, en vond het overladen met wetten zon-
der zamenhang, en even zoo vele regtsgebie^
den als er gewesten waren, zoodiu op zeep
nabij gelegene plaatfen dezelfde overtreding of
misdaad dikwerf zeer verfchillend beftraft werd.
Hetgeen regt was in de eene provincie (f) ^
waa
(*) Deze uitwatering heeft inderdaad groote voordee-
len aan Rijnland en Delfland verfchaft; dan , indien de
waarnemingen j onlangs door den geneesheer swartz te
4mfterdam, betrekkelijk den ouden loop der rivieren,
medegedeeld, gegrond zijn, zoude men zich zeer bedrogen
hebben , met diar de uitwatering van den mjn te zoeken.
aant. van den vert.
(t) Wij ftemmen hier volkomen in met den fchrijver,
dan wij vermeenen dat dit verfchil van regtsoefening
meer in burgerlijke, dan in lijfftraffelijke zaken beftond.
In deze werd bijkans overal het plakkaat van Keizer karei,
den vijfden gevolgd. In de burgerlijke zaken daaren-
tegen was het hier de Romeinfche, daar weder de pro,-
vinciale vvet, ii* beide de gevallen met een' fleep van
pJakaten, keuren , handvesten en privilegiën, en met
veelal verfchillende costumen. Het gevolg hiervan was»
dat een adyoltaat, iudien , hij geen bijzonder groote regt-
kunde had, buiten zijne woonplaats dikwijls geheel oit-
kundig W8S, en dat de regters meestal door hen be-
ftuurd werden. Men. Ie?e hierover het voortreiFelijke Werk
van den, heer Mr, j, d. meijer, Jnftiitit/oni Judiciaires^
«et betrekking tot de Nederlanden.
aant. van den vert,
h
Was onregt in de andere. Het toenmalige gou-
vernement had niets van hetgeen men eene
geheel verknochte policie noemt; het tastte in
het duister rond, zich diWijls op den zich
eerst opdoende, of op menfchen, die den
vreemdeling ten zijnen koste dienden, geheel
verlatende. (*)
Het leger had niets, dat ontzag verwekte.
Men zeide het ao,ooo man fterk, maar met
moeite zoude men lo a 12000 man hebben
kunnen verzamelen. Het corps van de artil-
lerie en de genie, hetwelk geen gebrek had
aan bekwame officieren, bepaalde zich tot
zeer weinig, omdat op den foldaat, voor wel-
ken men niet genoeg zorg droeg, niet gere-
kend kon worden.
De marine was in beteren toeftand; er Maa-
ren twee flottilles, eene te Boulogne en de ande-
re /er bewaking der kusten en havens beftemd:
aan dm Helder, te Rotterdam en te Arn-
ßer-
(*) Indien de fchrijver hier de hoogf polide, zoo als
zij bij de Franfchen bekend is, heeft bedoeld, was het,
buiten zeer bijzondere gevallen, gelukkig voor Uolland'
die gruwelijke befpieding niet te kennen: bedoelde hij
daartegen het nadeel , uit de vereeniging van juilitie en
politic ontllaande, dan zyn wij het volkomen eens, en
.wenfchen voor het geluk der ingezetenen en het gezag
der wetten, dat zulk eene vereeniging nimmer weder ou:-
fiaan moge.
AANT. TAN DEN VERT.
-ocr page 56-fterdam was een vrij groot getal liniefche-
pen, eenige fregatten en verfcheidene kleinere
bodems. (*) De hoofden der marine waren
de heeren de winter, verhuell, kikkert,
blovs van treslong , hartsinck, lemmers ,
Hoewel de vrijheid van geweten en gods-
dienstoefening beftond, was de Gereformeerde
godsdienst de eenige, welke door den ftaat
onderhouden werd. De Roomfche kerk be-
ftond ter naauwemood in de diepfte ellende
en de Gereformeerde predikanten alleen waren
met de fcholen belast, (f) De Joden, in-
(*) Wat de fclirijx'er zegt van het lesjer, is ten deele
■waar, dan zoolde raen deze verachtering niet aan Franfchen
invloed te danken bebben gelia.i ? Ook de marine, wat
het materieel betreft, bezat niet meer dan de fchadiiw.
van vroegeren tijd.
aant. van den VERT.
(t) Hoezeer het fpreken over zaken van godsdienst
'altijd zeer hsgchelijk zij, en wij zelve de hoogfte ver-
draagzaamheid vdoï slle eerédienften belijden, vordert de
billijkheid dat wij hier den fchrijvet logenftrafFen. Ja,-
de Gereformeerde eeredienst was de eenige door het 'be-
wind geriiggeftennde, dan dezelve was tot in 1795 den
godsdienst van den ftaat geweest, gelijk de Roomfche
het in Frankrijk en Spanje, de Lutherfche het in Zwe-:
den, de Griekfche het in Rusland, en de Episkopaalfche
het in Engeland iS, en tot behoud of verkrijging der
uitoefening van dezen was er lange jaren .geftreden.
De Roomfche kerk was vrij , doch in het inwendige der
tem-
-ocr page 57-zonderheid de Hoogduitfche Joden, waren in
een' ftaat van vernedering en verdrukking, in
welken zij zich hoe langs zoo meer verdier-
lijkten. (*) Öc Roomschgezinden werden tot:
gee-
tempelgebouwen befloten, en na zoo langen ftrijd om-
de leerbegrippen was dit veel. Zij was niet ellendig,-
veel min diep ellendig, en hare leeraren en belijders ge-,
noten gelijlte befcherming der wetten met de proteftaa -^
ten, hetgeen vóór de omwenteling in 1790 met deze in
Yranhijk niet gebeurde, terwijl zij zelfs in Roomfche
kerken gedoopt en getrouwd moesten worden, en bij
gebreke van dien, geen' burgerlijken ftaat konden be-
zitten. Thans , Gode zij dank ! waarborgt onze grond-
wet gelijke openlijke bercherming aan alle gezindheden en
kunnen ook de Roomschgezinde leeraren, des verkie-
zende, hun traktement van landswege ontvangen. Wat
verder het beftuur der fcholen betreft, dwaalt de fchrij-
ver geheel; de Gereformeerde leeraren hadden daar als
zoodanige even weinig invloed als de Roomfche, en ge-
lukkig is men in de Vereenigde Gewesten altijd verftandig
genoeg geweest, om het onderwijs der' jeugd nooit be-
paaldelijk aan .de geestelijkheid toe te betrouwen.
AANT. VAN DEN VERT.
-ocr page 58-geene .eereposten toegelaten, en de Joden
overal ter zijde gefteld (*).
De handel bepaalde zich tot zeer weinig,
en verminderde nog meer, toen de Koning
het noodig oordeelde eene belasting te ver-
nietigen, welke de Franfche confuls, te hun-
nen voordeele, op alle in- en uitgaande bo-
dems hadden gelegd. De ontneming van dac
voordeel deed alle betrekkingen met Engeland
ophouden, en het rijk verviel in de vol-
ftrekt-.
wijl er onder hen, ja, een afzigtelijk gemeen beftaac,
dan hetwelk zich de laaglle werken, tegen geringe be,
looning, met voorbeeldigen ijver getroost; maar ook
daarcncegen te allen tijde mannen door hun zijn opge-
leverd , welke de zuilen van den Hollandfchen handel en
de fieraden der maatschappij zijn geweest. Een treffend
bewijs voor het geluk der Joden hier te lande van.
oudsher af is die, dat juist zij, bijzonder de Portugee-
fche, onder de meest verknochte aan het huis van
Oranje en de oude orde van zaken gerangfchikt werden..
aant. van den vert.
(*) Tot 1795 was zulks waar, dan zulks vloeide nood-
vendig voort uit het beftaan eener kerk van den ftaat,
welke de Lutherfche en andere gezindheden even zeer
als de beide opgenoemde, uitaoot. Daarna, en toen
lodewijk in 1806 de regering aanvaardde, was men reeds
lang van dat denkbeeld teruggekomen, en alle gezind,
heden,' bijzonder de Christelijke, hadden,, in evenredig,
heid van den invloed hunner vrienden, eenige hilnner
l?dem«e« in alle posten eo vergaderingen,
AANT. VAN DEN VERT,
-ocr page 59-ftrektfce werkeloosheid (*). De manufacturen
en fabrijken waren verlamd door derzelver
meerdere voortreffelijkheid in andere landen.
Wetenfchappen en kunften, met minder ge-
luk, dan elders, beoefend, werden niet toe-
gepast op de nyverheid. Het openbaar onder-
wijs was in vrij bloeij enden ftaat; maar de
hooge fcholen waren te veel in getal. Men
onderfcheidde er in alle vakken mannen van
de grootfte verdienften (t).
Na
(*) Dit verhaal levert den maatftaf van onze toenmalige
onafhankelijkheid op. Franfche confuls hadden de magt,
om onzen handel te doen bioeijen , of te vernielen!
aakt. van den vert. ^
(t) Het (lot dezer opgave vrederfpreekt het beghi,
indien er in alle -vakhen menfchen van de grootfle verdien-
flen aan de hooge fcholen werden gevonden, werden de
wetenfchappen immefs met niet-minder geluk, dan elders,
beoefend? en, hoe zeer wij niet ontkennen willen, dat
misfchien hi fommige vakken de Hollanders geenen voor-
uitgaanden tred gehouden hebben, verineenen wij, dat
eene natie van nog geene twee millioeUen inboorlingen,
welke, om van geene lateren te fpreken, toen eenen
jsrugmans, van swinden, r^o, kluit, wijTtenbach,
cras , de rhoek. , wassenbergh , van der palm,
■ ituart , kraaijenhoff , dejman , de boschbilderdijk ,
feith, kuijper, de van ossen, pieneman, hodges,
wattier, cn 2ó0 vele anderen 'mét nationale geestdrift
mögt noemen, geenszins de blaam verdient, van ver-
achterd te zijn in wetenfchap of kunst.
AANT. VAN DEN VERT.
m
•■■ Nadat de Koning, dooi* veel met zijne mfi
ïiisters te arbeiden, zich ernftig had bezig ge-»
houden met de verkrijging van naauwkeurigè
kennis in alle takken van beheer, en, nadat
hij de voornaamfte onderwerpen geregeld had,
vertrok hij, met de Koningin, naar de badeil
van ^ken. ' Een gedeelte van het hof veri-e-
üelde It. H. M. M., en hoe zeer de gezond-
heid des Konings zeer wankelbaar -was, gaf hij
zich veel moeite, om het Hollandsch te lee-
ren. Ondanks al zijne pogingen, heeft hij
nimmer de zwarigheden kunnen overwinnen,
welke de Franschman altijd ontmoeten zal in
het uitfpreken der Noordfche talen. Eenige
Hollandfche hovelingen hem echter hebbende
durven verzekeren, dat hij volmaakt goed
Hollandsch fprak, waagde hij het eens in
die taal eene aanfpraak te doen; maar, eer
hij tot het einde derzelve genaderd was, ge-
voelde hij zelf zeer goed, dat, wanneer zijne
toehoorders hem geene blijken van afkeuring
gaven, hij zulks alleen aan den eerbied te
danken had, welken men zijn koninklijke per-?
foon toedroeg
De
(*) Gewigtige gefcliüpunten, en alles, wat met de
redenanrskimst in verband ftaat, verklaart zich , naar de
bekentenis der Hollanders zelve, beter in het Fransch , dan
in het Hollandsch; en meermalen is het in beraadflaging^i^
over welke men geene duidelijkheid genoeg verfpreiden
kon.
-ocr page 61-De Koning bragt de maand Augustus, en
een goed deel van September,- aan de wate^-
fen door, en onderhield vandaar eene zeer
geregelde briefwisfeling met Holland.
Tot vermindering der uitgaven van den ftaat
vleide zich de Koning de terugroeping derquot;
Franfche troepen van Hollandfchen bodem en
de beperking der wapening ter zee te zullen ver-
werven bij Frankrijk : hij had regtftreeks aan
zynen broeder den Keizer gefchreven, dat hij op
ftaanden voet de kroon zoude nederleggen, indien
het Franfche bewind zijne fchulden niet aan Hol-
land betaalde, en de Franfche troepen langer'
in foldij van zijn land moesten blijven. De
Keizer, welke zich ongaarne voorfchriftcn deed
opleggen, ftond echter bijna alles, wat men
van hem -vroeg, bij die gelegenheid toe, dan'
het is veroorloofd te gclooven, dat die vorst
zijne legerbenden niet uit Holland zoude heb-
ben teruggeroepen, indien hij niet onvermij-
- : dè-
Kon, voorgevallen, dat men de nationale taal deed varen j
oni Fransch te fpreken, en zich al zoo beter te verdaan.
aant. vais DEN SCHRIJVER (*).
. Dit verdient bg den Hollander, wdke zjne moedertaal-
kent, hoe weinig talrijk deze kenners dan ook zijn, geene
ernftige wederlegging. Die Hollandfcrs hebben denkelijk gevleid
of zicli bij Franfchen verftaanbaarder willen maken, toen zij
derzelver taal boven de hunne getouikten, en de fchryver heeft
*AN DER. PALM, of WATTIER, dan niet gehoord.
AANTi VAN DEN VERT.
-ocr page 62-C 48 gt;
gelijk genoodzaakt was geweest zijn leger in
Duitschland te vermeerderen, om zich tegen
de vijandelijkheden van Pruisfen te verzetten»
In deze omftandigheden oordeelde het de
Koning hoogst belangrijk zijne troepen te ver-
meerderen, ten einde de vijandelijkheden door
zich zeiven van zijn grondgebied te verwijde-»
ren, en zich in eene onafhankelijke houding
te vertoonen; want alles voorfpelde hem, dat
hij weinig op de hulp van Frankrijk moest
rekenen, dat hem bij iedere gelegenheid zeer
weinig welwillende gezindheden te zijnen op-
zigte deed befpeuren. Nog onlangs had de
Keizer den generaal dumonceau niet als Hol-
landsch gezant te Parijs -willen aannemen, en
er zich tegen verzet, dat' Holland een kom-
mandant in fUsfinggn zoude hebben.
Zijne blikken verder uitftrekkende, eene me-
nigte omftandigheden vergelijkende, en zich
een gezegde herinnerende, aan dea heer de
TALLEYRAND Ontglipt: „ dat er zonder prins
LODEWIJK niets met de Hollanders te fchik-
ken ware geweest,quot; begon de Koning te ver-
moeden dat NAPOLÉON het nationaal bankroet
wilde aankondigen en Holland daarop met
Frankrijk vereenigen.
In deze geestgefteldheid, hoewel zij dan geen
inbreuk maakte op dc broederliefde des Ko-
nings, wilde hij nier dat de geboortedag des
Kei-
m
keizers op den i5den Augustus met luister
zoude gevierd worden. Napoléon nam dit
kwalijk op, maar reeds op den 3den Augus-
tus had de Koning te dien opzigte uit Maintz
bevelen aan den groot-maarfchalk van het pa-
leis ingezonden.
Pruisfen, eenige krijgsbewegingen op de
Hollandfche grenzen makende, en Frankrijk
deswege het diepfte ftilzwijgcn met Hol-
land in acht nemende, verliet lodewijk dc
wateren en kwam hij in den -'Haag terug,
'Dm fnelle maatregelen tot eene ontzagwek-
kende verdediging te beramen, dewijl de Kei-
zer niet aantoonde, dat hij in de ophanden
zijnde worfteling tot de befchcrming van HoU
land geneigd was. Lodewijk voorzag zelfs
dat het wel in dc bedoelingen zijns broe-
ders zoude kunnen, vallen, hem het opperbe-
vel over zijn leger niet te laten. Lodewijk
•\y2rdeeldc dat leger in twee korpfen; het eeno
12 a 16000 man fterk, waarover hij zelf be-
vel voerde en dat op JVezel moest trekken;
het andere, onder den generaal Michaud ,
nioest in een kamp te Zeist post vatten.
De Koning ftond op zijn vertrek, toen een
ordonnantie - officier des Keizers , de heer de
TURENNE, hem brieven overhandigden, welke
hem bevestigden in de vrees, dat zijne troe-
pen geen afzonderlijk leger zouden uitmaken.
Peze befchikking deed hem echter zeer veet
moeite en ontmoedigde daarna de officieren,
welke, evenals hij zelf, hunne militaire geest-
drift eensklaps verloren. (*) De Koning, wel-
dra naar het leger moetende vertrekken, reis-
de de Koningin met beide hare zonen naar
Maintz, waax Keizerin joséphine zich op-
hield.
De generaal dumonceau het bevel der troe-
pen in het kamp van Zeisi gelaten hebbende,
vertrok de Koning, vergezeld van den gene-
raal michaud ; hij trok naar Wezel, waar
hij eerst eene fchipbrug deed werpen om de
betrekkingen tusfchen de beide Rijnoevers te
bevorderen; hij deed die plaats van de noo-
dige behoeften voorzien, en verliet haar in
October, om zich met zijn leger naar ^West-
falen te begeven. De moeijelijke toeftand,
in welken zich de maarfchalk mortier met
de achtfte afdeeling van het Franfche legej-
bevond, deed de Koning tot zijn hulp vlie-
gen. Hij begaf zich zelf naar Kas fel, cn
had daar de droefheid van te vernemen, dat
al de fchikkingcn des Keizers daarhenen ftrek-
ten, om hem bij het leger niet als Koning
van
(*) En zich echter in dien oorlog voortreffelijk gedra-
gen hebben.
AANT. VAN DEN VERT.
i
n
Van Holland, maar als Franfche prins te
befchouwen.
Van dat oogenblik af ontwikkelde zich voor
den Koning het geheele plan van den Keizer
met Holland. Toen klaarde alle duisternis in
het gedrag van het Franfche hof met alle
twijfelachtigheid in napoléons briefwisfeling
op , en nam lodewijk het vaste befluit, om
'voortaan alleen te handelen als Koning van
Holland.
Niets ftond gehjk met zijn ongeduld om
in zijne ftaten weder te keeren, en hij fchreef
naar den Haag, dat hem zijn volk eerlang
zoude wederzien. Zijn leger terugvoerende,
blokkeerde hij de vesthigen Hameln en
Neijenhurg, door de Pruisfen bezet, en de
generaal daendels nam bezit van Rintelen,
eene fterkte op de Wezer. De plaats was
ingefloren, toen een bevel des Keizers den Ko-
ning gehood Hanover in bezit re gaan ne-
men. De Koning, beleedigd over dit gebod,
deed den generaal dumonceaü uit Holland over-
komen; gaf dezen het konimando van al
zijne troepen over; fchreef aan den Keizer
dat hij niet naar Hanover wilde gaan, maar
naar den Haag wederkeerde, en kwam in zij-
ne refidentie terug, met de treurige overtui-
ging, dat de Keizëir hem op den troon ge-
plaatst had met geen ander doel, dan om
D 2nbsp;van
van dat volk, hetwelk hij regeren zoude, al-
les te verwerven, wat de ontwerpen van het
groote rijk dienstbaar kon zijn.
Gedurende 's Konings afwezendheid was het
hof levenloos geweest, en zij, welke Z. M.
niet gevolgd waren, zochten eenige verftrooijing
in de gezelfchappen, waar men aangename ge-
woonten en betrekkingen trachtte te verwer-
ven. In den fchouwburg ging men vrij ver-
velende avonden doorbrengen, indien men er
niet van die gelukkige ontmoetingen deed,
uit het toeval geboren, welke dikwijls tot zeer
aangename gebeurtcnisfen brengen, en waar
zich het hart fomtijds, al boertende, zeer
ernftig verbindt. Dc he9rcn Gezanten, getrou-
we bezoekers van mej. lobé, beperkten gaor-
ne derzelver vermaken tot partyniaken bij die,
fchoone, waar ook andere fchoonen hare ftrik-
ken kwamen fpanncn. .Eene dezer, madame
rolland, toen, ja toen, (want in het alge-
meen zyn de aktrices zeer onftandvastig van
natuur: zij veranderen van naam, van meube-
len en van minnaar met dezelfde gemakkelijk-
heid) de zeer geestige en bevallige madame
rolland, welker bekoorlijkheden waarfchijn-
lijk wel eenigzins zullen geleden hebben door
den tijd, zoude, indien zij niet van minna-
rijen veranderd was, de ondernemingen van een
Rusfifchen Prins, wiens roebels en teedcrheid
ha.ir
-ocr page 67-haar wisten te verwinnen, noch aangemoedigd,
noch hem verhoord hebben.
Ik was vrij ijverig voortgegaan met- her
doen mijner bezoeken aan hec huis der be-
koorlijke carolina , welke ik dc bekentenis
mijner gevoelens had gedaan, eene bekente-
nis , door haar vernomen met die eerbare
fchaamte, welke de kracht tot antwoorden aan
de vrouwen beneemt, doch op zich zelve de
teederfte beantwoording is. Mijne tegenwoor-
digheid ten huize haars vaders geene bezorgd-
heid verwekkende, deed zij mij ligtelijk noo-
digen tot eene partij naar Scheveningen om
visch te eten. Scheveningen is een zeer
merkwaardig dorp , op een * uur afftands van
den Haag, werwaarts men henenrijdt door eene
trotfche laan van eiken en lindenboomen. Wij
ftapten af in eene groote herberg, waar zoo-
danig gedrang van menfchen was, dat wij
zeer gelukkig waren een hoekje in de huis'-
kamer van den waard re verkrijgen. Aan den
gemeenen haard was een allerfchrikkelijkst ge-
druisch, en ik kon niet begrijpen, hoe die
bedaarde en vreedzame Hollanders dien dag zoo
luidruchtig konden zijn. In Frankrijk geeft
zich alleen het' eigenlijk gezegde gemeen aan
die grove vrolijkheid en, ' om zoo te fpre-
ken, aan die vergetelheid van alle welvoege-
lijkheid over: terwijl het in Holland niet zeld-
D 3nbsp;zaam
zaam is om dc zoogenaamde burgerklasfe zich'
op feestdagen , in openbare plaatfen van ver-
eeniging, aan eene woelachtige vrolijkheid
over te zien geven, welke een treffend ver-
fchil met hare dagelijkfche koelbloedigheid en
bedaardheid vormt. N,a dat talrijk gezelfchap,
waarvan het grootfte gedeelte de pijp in den
mond had, een oogenblik befchouwd te heb-
ben, keerde ik weder tot mijne vrienden en,
naast de bevallige carolina gezeten, vergat
ik dc vreemde vertooning, welke mij een wijl
had bezig gehouden. Wij aten uitmuntende
verfche visch. Uit beleefdheid voor mij dien-
de men van zekere drooge visch, welke een
ondragelijke lucht van zich gaf, waarvan ech-
ter de neusgaten der Hollandfche dames niet
walgden. (*) De nacht verraste ons in de
herberg te Scheveningen. De toevloed van
menfchen, welke naar den Haag wederkeer-
den, was zoo groot, dat er geen rijtuig te
krjjgen was. Wij kwam.en dus te voet naar de
ftad: ik bood carolina mijnen arm en ver-
traagde mijne flappen, zonder tegenftand van
hare zijde, om ons in de volte te verliezen;
zoo
(*) De fchrijver bedoelt hier denkefijk fcharren of ge-
droogde fchol, op feestdagen het lievelings omhaal der
mindere klasfén, waartoe zijn gezelfchap klaarblijkelijk
behoorde.
AANT. VAN DEN VERT. v.
-ocr page 69-Xoo traden wij' dm digt aan elkander geflo-
ten voort, zonder ons met het overige ge-
zelfchap op te houden, hetwelk wij ten hui-
ze van den heer nieuweman terugvonden,
waar men ons eenzaam wederkeeren niet euvel
fcheen te duiden. In de duisternis, welke
ons befchermde, plaagde ik mijne togtgenoote
een weinig, welke mij geftadig de wijsheid
aanbeval; dit was niet makkelijk; echter deed
ik haar die belofte, op de voorwaarde, dat
men nog eens op het Huis in het Bosch, en
vooral dat men daar alleen zoude komen. Ca-
rolina aarzelde; ik drong fterk aan, en de
bevallige weduwe gaf mij haar woord, altijd
ónder belofte, dat ik wijs en bedaard zoude
blijven. O vrouwen! gij zijt overal dezelf-
de ! Op den beftemden dag kwam carolina
in het bosch, en fpoedig had ik haar inge-
haald, om haar door eene achterdeur in den tuin
te brengen, waarvan de concierge mij den fleutel
gegeven had: uit den tuin, waarvan ik de omwe-
gen vrij goed kende, gingen wij in het aller-
lieffte Chinefche boudoir, waar dc liefde nim-
mer twee minnaars vereenigde om te bou-
deren. (*)
Ein-
C*) De fchrijver vergeet hier alle virelvoegelijkheid, en
ongaarne hebben wij deze geheele vervelende gefchiede-
nis, welke zeer te onpas in het Werkje voorkomt, ver-
taald : voor het overige komt het ons voor dat die on-
Eindelijk kwam de Koning in den Haag
.terug, en heraam het hof al zijnen glans,
Z. M., door de Hollanders met blijdfchap
wedergezien, gaf weldra feesten, waar de
Hollandfche dames weder verfchenen, welke
de afwezigheid des Konings des te meer leed
had gedaan, daar die feesten eene foort van
kampplaats waren, die hare bevalligheden met
allen luister deed fchitteren. Maar de Ko-
ning, en allen, die 's lands zaken een wei-
nig gadefloegen, werden in groote verflagen-
hcid gebragt, door de verklaring der blokade
van Groöt-Brittanje, een verderfelijke maat-
regel, door het Franfche bewind genomen,
welke Holland in het diepst verderf kon ftor-
ten. De Koning verijdelde, zoo veel moge-
lijk , de uitvoering van des Keizers befluit;
maar kon niet beletten, dat zijn broeder zulks
vrij fpoedig vernam (1). Napoleon beklaag-
de zich deswege als een oppermagtige. mees-
ter , welke voortaan blindelings wilde gehoor-
zaamd
vcrgelijkelijhe CAROLINA, van welker minnarijen hij
fprcckt, als over die van eneas en dido , eene dier vrou-
wen is geweest, welke vreemdelingen het eerst in hare
netten lokken,
AANTI VAN DEN VEUT,
1nbsp; Waarfchijnlijk- door de dienstvaardigheid der Fran.
fchen, welke loduwijk omringden. ^
AANT. VAN DEN VERT,
-ocr page 71-Zaattid worden. Die gebiedende toon deed
den Koning eindelijk befluiten de havens van
het rijk voor alle fchepen, zonder onder-
fcheid, te fluiten. Doch, ondanks het de-
kreet van den i5dcn December, waarbij de
Koning zich niet meer tegen de volftrekte
uitvoering der blokade fcheen te verzetten,
beklaagde zich Keizer napoleon nog altijd,
en deszelfs geheime agenten, welke niet fche-
nen te twijfelen aan het voortduren van be-
langrijke betrekkingen tusfchen Holland en
Engeland, deelden hem berigten mede, welke
op het punt waren, van huiszoekingen door
het ganfche ryk te doen geboren worden.
De Koning de andere bondgenooten van-
Frankrijk willende navolgen, zond een ge-
Zantfchap naar het hoofdkwartier des Keizers,
om hem met de behaalde voordeden geluk te
wenfchen (*). De perfonen, tot deze be-
langrijke zending verkozen, waren dc heeren
Graaf van bijlandt - halt , van styrum ,
bangeman huijgens en goldberg, alle Hol-
landers, en, buiten kijf, een' eervollen naam
dragende; indien dat gezantfchap echter uit
Hollanders en Franfchen gezamenlijk had be-
ftaan ,
Dit gefcTiiede na de vermeestering van Pru:sfen ea
dca flag van Jena.
AANT. VAN DEN VERT.
-ocr page 72-ftaan, zouden de afgevaardigden, welke zeer
flccht ontvangen werden, alle goed onthaald
zjjn geweest, en zoude de Keizer aan den
Koning die fchadeloosftelling (*gt; verleend
hebben, welke hij regt had te verwachten
voor al de opofferingen, finds eenigen tijd
door Holland gedaan.
De Koning had Franfchen van uitfcekende
verdienften rondom zich, welke, redelijker
wijze, gebelgd waren, van niet tot het ge-
zantfchap verkozen te worden. Alles op eenen
minzamen voet met Frankrijk willende rege-
len, miste de Koning, altijd zijn doel, zoo
ras hij de hem omringende Franfchen opzet-
telijk van de bewindzaken fcheen te vemij-
deren.
Die geheime oneenigheid tusfchen de beide
broeders verhinderde den Koning van Holland
niet, zich met die inftellingen bezig te hou-
den, welke zijne regering nuttig konden zijn.
Hij koos beroemde, regtsgeleerden, om een
burgerlijk en een lijfftralfelijk wetboek te ont-
wer-
en) Indien al hetgeen, wat de fchrijver vroeger om-
trent dc ontwerpen van napoleon met//ö//^«^ gezegd
heefc, waarheid was - en de uitkomst heeft zulks onge-
Ifikkig genoeg bewezen - mag men met reden betwijfe-
l^n, of de inrigdng van het gezantfchap de zaken ia
het allerminst zoude bevorderd hebben.
aant. van ben vert.
-ocr page 73-werpen; maar vooral hield hij zich bezig
met de volmaking van het nieuwe ftelfel van
belastingen, en het daarftellen van reglemen-
ten op de gilden. De pogingen, welke hij
in het werk ftelde, om de belastingen, welke
op alle ingezetenen drukken moesten, naar
evenredigheid te doen dragen, waren de lof-
fpraak van zijn hart en zijne regtfchapenheid.
Toen hij het groote werk over dat gewigtig
onderwerp, waaraan 's lands welzijn hing,
voltooid had, deed hij den ftaatsraad verga-
deren, en noodigde hij in de aanfpraak, wel-
ke hij te dezer gelegenheid hield,, tot eene
openhartige en vrije overweging van het ont-
werp uit. De beraadflagingen waren vrij le-
vendig;^ maar de grondflagen va» zijn ftelfel
van belastingen (*) werden met eenige wij-
zigingen aangenomen; de overweging der re-
glementen, op de gilden voorgedragen, nog
vrij levendiger woordentwist ten gevolge heb-
bende gehad, werden er ter wederzijde kom-
misfiën benoemd, en derzelver arbeid in een
wet hervormd, welke overeenftemde met die
over de verdeeling en invoering der belas-
tingen.
Dc
Dit fteliel had , wat de porfoneele en reële lasten
tetreft, zeet overeenkomst met de directe helastiu».
gen, federt i Januarij dezes jaars ingevoerd.
AAKT. VAN DEN VERT,
-ocr page 74-C 6o )
De Koning gaf zijn verlangen te kennen,
dat men zich met het onderzoek en de be!
raadflaging, wegens het Jijfftraffelijk wetboek,
zoude bezig houden. De eerfte grondflagen
van hetzelve werden gelegd, en de ontwer-
pers, met dien arbeid belast, de heeren reu-
vens, elout en musschenbroek , vroegen
een jaar, om het af te werken.
Terwijl het wetgevend ligchaam vergaderd
was, wist de Koning aan hetzelve, met even
veel behendigheid en ontzag, als juistheid,
te doen gevoelen, hoe ongepast de benaming
van hoogmogenden was, welke het fomtijds
nam. De 'nationale hoogmoed belgde zich in
den beginne; doch het gezond verftand won
het; en van dat oogenblik af, lietejj hunne
hoogmogenden (1) die oraflagtige cn luister-
rijke titulatuur, welke eenigzins naar de fou-
vereiniteit zweemde, varen, om de nederiger
benaming van wetgevend ligchaam te aan-
vaarden. Keizer napoleon zulks hoorende,
zou-
1nbsp; Deze benaming, een loutere naklank der oppermag-
tige grootheid van vorige eeuwen, was onder den raad-
penfionnaris weder ingevoerd, en in de eerik tijden va»
het Koningfchap bewaard gebleven. De Koning had ech-
ter gelijk; volksvertegenwoordigers, door den Koning
zelveti verkozen, en met geßotcne deuren raadplegende
sioestcn noodwendig zeer weinig hoogmogend zijn.
VAN DEN VERT.
-ocr page 75-C 6i )
zoude gezegd hebben: „ Hoe nu! heeft lo-
„ DEwijK die veder uit de paauwenftaart dur-
,, ven rukken?quot;
Naar het voorbeeld van Frankrijk, ftelde
lodewijk , in het begin der maand Decem-
ber, groot-officieren van het rijk, maarfchal-
ken en kolonel-generaals aan. Later droeg hij
het wetgevend ligchaam eene wet voor, tot
inftelling eener ridderorde van de unie, en
eener orde van verdienfte (*).
Op het einde van dit eerfte regeringsjaar
haastte zich de Koning, het wetgevend lig-
chaam verflag re geven van alles, wat er in
dat jaar verrigt was, en nam hij zich voor dit
bij iedere zitting te herhalen. Dit was het
middel om het vertrouwen der natie te win-i
nen en haar van lieverlede alles te doen vcr-
rigten, wat hij tot dcrzelvcr nut zoude willen
ondernemen. De raadpenfionnaris schimmelpen-
NiNCK (t) had hetzelfde voorgenomen, indien
hij het bewind in Holland behouden had.
C*) Er is echter ilechts eene ridderorde , die der Unie ,
iot ftand gekomen, welke, zoo als altijd, aan verdienfle.
lijken, maar aan nog meer onverditnftclijken is verleenJ.
aant. van den vert.
(f) Ruiger jan schimmelpenninck , oud advokaat te
/imfterdam, iü te Deventer geboren, was de laatfte
hoofd-magistraat of voorzitter der Bataaffche republiek,
onder den naam van raadpenfionnaris,
Schim.melpenninck, (na vóór en in 1795 zitting ge-
»nbsp;had
tiad te hebben in gemeenebestgezinde gezelfthappen,
in 1795 lid van het ftedelijk bellinir te Amfterdam ge-
weest te zijn) werd lid van de nationale vergadering en
kwam, in i/pS, als Bataafsch gezant, te Panjs. Bij
den vrede van Amiens, verfcheen hij als buitengewoon af-
gevaardigde der Bataaffche republiek en ontwikkelde er
groote bekwaamheden in het voorftaan der belangen van
zijn vaderland (niet alleen, maar door geftadig de Fran-
fche en Engelfche vredefluiters, ieder oogenblik op het
punt van af te breken, tot vredelievende gevoelens terug
te brengen). Na den vrede van Amieni benoemde heiti
de republiek tot gezant te Londen, en zijne lastgevers
hadden de grootfte reden van tevredenheid over zijn ge-
drag. Toen de oorlog weder uitbarstte tusfchen Evgelatid
en Frankrijk, wendde hij al zijne pogingen aan om de
neutraliteit van Holland te verkrijgen, en het zoude hem
gelukt zijn, als de cerfte Conful had gewild.
Sghimmelpenninck verliet het gezantfchap van Londen
voor dat van Parijs, waar bonaparte hem -zeer flecht
onthaalde, dewijl hij hem geheel in de -belangen van ■
Engeland waande. Door zijne regtfchapenheid en flim-
heid wist hij echter deszelfs'vertrouwen ^00 zeer terug
te krijgen , dat de eerfte Conful , bij het verwezenlijken
van zijn ontwerp om meerdere eenheid in de Holland-
fche regering daar te ftellen door eene nieuwe ftaatsrege-
ling, schimmelpenninck in 1805 toc raadpenfionnaris be.
noemde, om de uitvoerende magt van het ftaatsbewind
.te vervangen. Schimmelpenninck , met eene bijna konink-
lijke magt bekleed, (en er ook eenigen uiterlijken glans
van aannemende) hield zich toen bezig met een aantal
nutdge inrigtingen, maar bijzonder een nieuw ftelfel van
belasting en financiën , in te voeren. — Na flechts gedu-
rende een jaar geregeerd te hebben, verergerde, in 1806,
eene oogeuziekte, van welke hij federt lang was aange-
tast , dermate , dat hij met volftrekte blindheid bedreigd
nverd (geheel blind werd) ey het arbeiden hem onmoge-
lijk
lijk werd. De Keizer nam deze ongelukkige omftandig-
heid te baat, om zijnen broeder tot Koning van Holland
voor te ftellen; doch schimmelpewninck verzette zich,
met de grootfte infpanning van kracht, tegen het beklee-
den van den Hollandfchen croon door eenen vreemdeling,
en zoodra hij dan ook de aankomst van lodewijk ver-
nam , verwijderde hij zich naar zijn landgoed in Gelder,
land. (in Overijsfel, waar hem ondanks de verandering
zijner fterk republikeinfche in meer monarchale beginfe-
len, de achting van de geheele n^tie volgde, en hij ver-
toefde , tot dat hij , na de vereeniging met Frankrijk,
de waardigheid van fenateur met die van groot treforier
der orde vaa de drie gulde vliezen weder aanvaarde, en
deze laatfte eindelijk nogmaals verwisfelde met die van
lid der eerfte kamer van de ftaten generaal , v.'elke hij
.nog tegenwoordig bskleedt^.
AANT. VAN DEN SCHRIJVER, DOOR
DEN VERT. VfiRMEEIlDERD,
D e Koning, welke zich over de Amfterdam-
fche tijdfchriften of dagbladen te beklagen had,
en wien de oude (Franfche) Leydfche courant
in eenige opzigten niet fchikte, wilde een
officieel, of liever een bijzonder blad heb-
ben, wiens geest aan zijne bedoelingen zoude
beantwoorden. (*) Hij gebood dan de oprig-
ting van een dagblad onder den naam van Ie
Vrai Hollandais (de Ware Hollander). Die
ti-
(*) De Franfche tekst zegt, ks Journaux tPAmfter-
dam, hetgeen even zeer de tijdfchriften, als de dagbladen
kan bedoelen. Wat de Franfche Leydfche courant betreft,
welke door den heer luzac gefchreven werd, derzelver
roem is in Europa te zeer gevestigd, om haar te dezer
plaats te verdedigen. Zij zal nog lang de beste en
onpartijdigften bron der gefchiedenis blijven voorde laatfte
helft der achttiende eeuw.
AANT. VAN DEN VERT.
-ocr page 79-titel was ongelukkig gekozen, dewijl dezelve
ook het beftaan van verbasterde Hollanders kon
doen vermoeden, en dat men langs dezen weg
niet flaagt in het winnen eener natie, welke
reeds uit zich zelve weinig geneigd is een
nieuw juk te dragen. Het befturen van dat
blad werd toebetrouwd aan een' Franschman,
den heer de ferrière , een man van verdien-
ften, en gefchikt om aan de oogmerken van
den infteller te beantwoorden. De eerfte fond-
fen voor deze onderneming werden door den
Koning zeiven gegeven , die zich de opftelling
van zekere artikelen en den- titel van korres-
pondent voorbehouden had. Dat blad, het-
welk men tegen alle Franfche dagbladen in-
wisfelde, en dat te Parijs reeds een groot
aantal geabonneerden had, beftond flechts zes
of zeven maanden; eensklaps deed de Ko-
ning het ophouden en het ftierf dus in de ge-
boorte. Men heeft altijd gemeend, dat Kei-
zer napoleon , door zijnen broeder niet ge-
raadpleegd over de kleur van dat gefchrift, er
het ophouden van gevorderd had, dewijl des-
zelfs [trekking volftrekt niet ftrookte met zij-
ne oogmerken.
quot; Jmjlerdam was te digt bij den Haag, dan
dat de Franfchen, aan het hof verbonden, de-
ze groote ftad niet zouden gewenscht hebben
te bezoeken; van tijd tot tijd maakte zich dan
ook de een of andere liefhebber uit dé refi-
dentie zoek, wiens bevredigde nieuwsgierig-
heid die der overigen bij de terugkomst op-
wekte. De heer plantade , direkteur van
's Konings kapel, door Z. M. altijd met bij-
zondere welwillendheid vereerd, zaken te Ani-
fierdam hebbende, ftelde mij, als zijnen vriend,
de gemeenfchappelijke reis naar die ftad voor.
Wij verkozen het vaartuig, dat de Hollanders
de nachtfchuit noemen. Die fehuit is afge-
deeld in twee foorten van vertrekken, waar-
van wij het makkelijkfte afhuurden, bekend
onder den naam van roef; nien vindt er al
het noodige voor eene reis van dien aard,
zelfs een zeer goed bed. Bij die gelegenheid
beproefde ik het roken voor het eerst; mijn
begin was niet gelukkig, de damp en de ta-
bakslucht bevingen mij, en bragten een on-
aangenaam gevoel in mij te weeg , waaruit ik,
gelijk bijna alle Franfchen, echter niet heb af-
geleid, dat die gewoonte niet noodzakelijk is
voor de gezondheid; onmatig gebruik in alles
kan fchadelijk wezen; maar het is wel bewe-
zen, dat een matig gebruik van de pijp en
van geestrijke dranken in noordelijke landen
voor de gezondheid bevorderlijk is. Wat er
ook van zijn moge, dien dag brak ik de pijp,
en , na eenige uren flapens, vond ik mij veel
beter en zeer opgewekt door de verwarde lie-
de-
-ocr page 81-defert der woelige reizigers in het rnim. Diö
ongelukkigen! die ongewijden ! zij wisten
niet, dat een gunfteling van euterpe, wien
APOLLO menigmaal zijn lier had toebetrouwd,
nabij hen gezeten was. Eindelijk brak de dag
aan en wij begroeteden Amßerdam. Alles wat
wij zagen kondigde eene groote, rijke en be-
volkte ftad aan. Wij namen onzen intrek in
de Keizers Kroon, hoewel men ons geraden
had in den Groote Doelen äf te flappen. Maar;
in alle landen hebben postilons en boodfehap-
loopers hun bijzonder belang, in het ge-
leiden van vreemdelingen. Wij bewandelden Irl
geftadige bewondering de voomaamfte grach-
ten dezer groote en vorftelijke ftad. De
fchoonile, welke de Heeren-, Keizers- en
Prinfengrachten zijn, doorfnijden een gedeelte
van de ftad, en leveren, in den avond vOor-'
al, wanneer de reverbères Zijn aangeftoken,,
het heerlijkst ^erfpeCtief op. (*) Op den dag
geven hooge en trotfehe boomen een aange-
name luwte langs de grachten, en verleenett
er eene alleraangenaanifte wandeling, (f)
Gee-
(*) De fchrijver had hier den Amftel, den Singel,
den Kloveniersburgwal, en bijna de geheele IJkant nog
gerust bij kunnen voegen.
AANT. VAN DËN VERT. '
■ (I) Indien Amftardam versch en fcoomend water had ^
-ocr page 82-CSeene zaken meer te verrigten hebbende,
vergezelde ik den heer plantade overal, waar
hij iets te doen had, en wist hem veel danks,
dat hij mij gebragt had bij mevrouw wat-
tier-ziesenis , de eerfte aktrice van het Hol-
landfche tooneel • (en van Europa^ , beroemd
in het treurfpel, en welke met eene overheer-
lijke kunstbegaafdheid altijd eene leefwijze
vereenigd had, welke haar de hoogachting van
al hare landgenooten had verworven. Hoewel
zij weinig Fransch fprak, beantwoordde zij de
vleijende woorden van 's Konings kapelmees-
ter met zeer veel verftand, en noodigde deze
haar, namens Z. M., uit, om eenige vertoo-
ningen in den Haag te komen geven. Wij
bezochten ook den heer snoek, een groot
tooneelfpeler in het treurfpel, wien de ge-
zant des Konings gelijke uitnoodiging deed
als aan mevrouw wattier-ziesenis. Op den
zelfden dag, dat wij haar bezóchten, hadden
wij het genoegen hen beide in het treurfpel
Fedra te zien optreden, waarin zij beide zeer
hooge kunst ontwikkelden. Het herhaalde hand-
geklap , waarmede zij overdekt werden, fcheen
ons niet overdreven, en fchoon wij de ver-
dienften van den Hollandfchen ftijl des treur-
fpels
ware zij over bet algemeen de fchoonfte ftad der we-
reld.
AANT. VAN DEM VERT.
-ocr page 83-«H
fpels niet konden beoordeelen, konden wij de
teekenen onzer goedkeuring met die van de
overige aanfchouwers vereenigen.
De zaal van den HoUandfchen fchouwburg
is geheel van hout en vrij wel ingerigt; (*)
aoch veel te fomber en zoo Hecht verlicht,
dat men uit den bak de perfonen in de
hoogfte loges naauwelijks onderfcheiden kan.
Kennis van het tooneel, beftuur van het werk
in de daarftelling en het behouden der wel-
voegelijkheid in het blijfpel, fchenen ons noch
regelmatig noch gepast, in vergelijking met
het Franfche tooneel. Maar de Hollanders
fchikken zich naar die onregelmatigheden, lag-
chen fterk om die buitenfporige kunstjes en
gemeene uitdrukkingen hunner blijfpelers, en
vinden alles zeer voortreffelijk, omdat het hen
vervrolijkt: in Frankrijk zoude men dat on-
dragelijk flecht vinden, (f) In een geheel
na-
r») Dit gebouw werd, na den brand van den ouden
fchouwburg op de Keizersgracht, in 1775 proy.-fioneell
gefticht, en ftaat dus m provifioneeH Hnds een halve
aant. van den vert.
*
(I) Ten deele heeft de fchrijver volkomen gelijk, hoe-
pel hij dan noch bingley , noch rombach , noch Mej.
kamphuizen in het blijfpel heeft gezien. Over het alge-
meen drukt de befchaafde wereld hare goed- of afkeuring
in de Hollandfche fchouwburgen niet genoegzaam ' uit;
Iderdoor verkrijgt het gemeen en eene zekere klasfe van
E 3nbsp;men«
-ocr page 84-nationale inrigting moest men noodwendig ge.
woonten aantreffen, Holland bijzonder eigen.
In de tusfchenbedrijven verlaten drie vierden der
aanfchouwers hunne plaatfen, om zich te'ver-
fpreid'en in koffijhuizen, welke in den fchouw-
burg zeiven of in de nabijheid gehouden wor-
den, en waar men, om zich te verfrisfchen,
wijn, punsch, bier en flemp, eene foort van
eijermelk met faffraan, drinkt; dan eet men
■drooge visch, brood, boter, koekjes, vruch-
ten en fomtijds ijs. Zij, welke de fortuin
minder begunftigd heeft, koopen hunnen voor-
raad buiten de koffijhuizen op ftraat, en kee-
ren op hunne plaatfen weder, waar zij drin-
ken en veelal fcharren eten, een gedroogde
visch, die ondragelijken ftank verfpreidt. (*)
In-
menfchen, fomtijds perfoonlijk met de fpelers verwant,
altijd de overhand, en, terwijl de fatzoenelijke man met
een ongemerkten glimlach de fchouderen optrekt, ver-
meent de vreemdeling, welke het onbelette en luide ge-
lach en handgeklap verneemt, dat zulks nationaal is en
door leder wordt goedgekeurd. -
AANT. VAN DEN VERT.
(*) De gewoonte van eten en drinken in de fchouw-
burgen beftaat meer of minder in alle landen, zelfs in het
gekunftelde Parip, alwaar men (iets, wat voor het minst
in. Holland- niet gefchiedt) vooral in de kleinere fchouw-
■ hurgen, fomtijds door de fatzoenlijkfte jklasfe bezocht
tusfehen de bedrijven doof wordt gefchreeuwd door hec
#nbod van orgeat, limonade, glacés, en in de grootesé
door
-ocr page 85-Indien zich de hekelzucht aan de eene zijde
vermaken mag ten koste van hen, die alzoo
open tafel in den fchouwburg fchijnen te hou-
den , moet men aan de andere zijde de goede
gev^oonten toejuichen, als bij voorbeeld die,
van in Holland de plaatfen te verhuren in den
bak, waar de banken en het getal der plaatfen
genummerd _zijn, en men , voor den geringen
prijs van één dubbeltje, zeker is van ieder
oogenblik, dat men naar den fchouwburg wil
gaan, die plaats, op welke men volgens het
nummer regt heeft, te zijner befchikking te
vinden; zoodat de bak nimmer meer menfchen
bevat, dan hij ligtelyk bevatten kan, en er
nimmer van die fchandelijke tooneelen (om
het bezetten eener bevorens beflagene plaats)
voorva'len, waarvan men in Frankrijk te veel
voorbeelden heeft. (*). De vrouwen, welke
in
door den kreet: qui veut la piice? qui veut des lorgnet-
tes? enz. enz.
AANT. VAN DEN VERT.
C*) De fchrijver heeft regt, en deze gewoonte moest
hij goedkenren, dewijl er. te Parijs itnmers, zelfs om
op de eerfte rangen plaats te krijgen, niets ondragelijker
is dan het zoogenaamde queue maken: mannen, fatfoen-
Ir'ke vrouwen , alles moet bij de opening van het bu-
reau reikhalzend en fómtijds uren lang naar een lootje
wachten, ten zij men eer.e geheele of halve loge duur ver-
kieze te betalen, om daarna de beste plaatfen, ja fomtijds
allen, reeis bezet, of door de oppasfers met zakdoeken
E 4nbsp;en
in Holland overal tot den bak worden toege-
laten, kunnen, evenals de andere in de lo-
ges, zich in den winter ftoven verfchafFen, met
veel zorgen door de oppasters ingerekend, die
€r onnoemelijke magazijnen van bezitten; en
uit hoofde van die gewoonte is de bak der
Hollandfche fchouwburgen altijd geplaveid.
Ondanks dit alles zoude er in Holland nog
veel voor de tooneelen van het land te ver-
rigten zijn, om er fcholen van zeden en
goeden fmaak van te maken, want, buiten
Italië, beftaat er welligt nergens in den fchouw-
burg eene losbandigheid, gelijk aan die der
Hollandfche. Loges, geheel zigtbaar voor het
publiek, worden dikwijls in boudoirs her-
vormd, waar de eerbaarheid geheel uitgeflo-
ten fchijnt; en in 1811, onder het Keizer-
lijk bewind, was de kommisfaris van policie,
in den Franfchen fchouwburg te Amflerdam,
genoodzaakt aan een jeugdig Hollandsch on-
dertrouwd paar te herinneren, dat zij in den
fchouwburg, op den eerften rang, waren,
en dat het publiek geen getuige hunner zoe-
te omhelzingen behoorde te zijn. De jonge-
ling, welke daarna kamerheer van den Keizer
werd, heeft zich door zich zeiven moeten over-
tui-
en handfchoenen voor de begimftigden belegd te viu-
den.
AANT. VAN DEN VERT.
-ocr page 87-tuigen, dat men in Frankrijk eenen eerbied in
de fchouwburgen in aclit neemt, welken de
Franfche wind nimmer overfchrijdt, vooral
op verzamelplaatfen, waar vrouwen en het pu-
bliek den eerbied altijd gebieden. (*)
■ Daar wij alleen uit nieuwsgierigheid en voor
ons genoegen reisden, was het natuurlijk dat
wij ook Zaandam gingen bezigtigen, een
klein ftadje, op eenigen afftand van Amßer-
dam,^ waar het Hollandfche bewind toorhenen
oorlogfchepen deed bouwen, (f) Zaandam
is nog tegenwoordig beroemd door het ver-
blijf van PETER DEN GROOTEN, tocn hij in
Holland kwam om den fcheepsbouw te lee-
ren. Wij gingen onze hulde brengen aan het
(») In de zaak zelve heeft de fchrijver volkomen ge-
lijk; wij hebben fomtijds de oneerbaarfte gebaren,
doch meestal op de laagfte plaatfen, in de fchouwbur-
gen gade geflagen; dan hier twijfelen wij aan de juist-
heid van het verhaal; het bedoelde paar, (de bruidegom
wordt in de Franfche taal genoemd) is te zeer wellevend
en moest zich zeiven te veel eerbiedigen, om jets be-
rispelijks in het openbaar te verrigten. Bovendien ftraalt
hier partijdigheid jegens den kamerheer door, van wien
zich de fchrijver misfchien te beklagen had.nbsp;,
AANÏ. van den vertr
(f) Dit is echter zeer lang geleden en zeldzaam ge-
fchied, daar federt onheugelijke jaren alle oorlogfchepen
te Amflerdam op ftapel werden gezet.
AAKT. VAN DEN VERT.,
F. 5
-ocr page 88-kleine houten huisje, hetwelk gedurende eeni-
gen Qzeer korten^ tijd het paleis van den al-
leenheerfcher der Rusfen was. Het is, mid-
den in een' tuin, onder het toezigt eener oude
vrouw geplaatst, welke ons te drinken bood
uit een glazen kelk, naar hare verzekering
door peter den GRooTEN Zelf gebruikt. Die
verre gereisd heeft, heeft fchoon liegen, zegt
het Franfche fpreekwoord; doch wij konden
bezwaariijk gelooven, dat federt 1697., het
tijdftip van het verblijf des Czaars te Zaan-
dam, en alzoo federt meer dan eene eeuw,
deze brooze honderdjarige kelk, niet een ge-
meenfchappelijk lot met Heviger voorwerpen
zoude hebben ondergaan. Wij dronken dan
uit dien eerwaardigen beker, en gaven drink-
geld aan de goede oude, die niet fcheen te
twijfelen aan de waarheid van haar verhaal,
naar het voorbeeld dier logenaars van beroep,
welke eindigen met hunne verdichtfelen zelf
voor waarheid aan te nemen. Wij vroegen
aan de oude concierge van die beroemde hut,
of zij misfchien niet tegelijk met peter in
Zaandam had beftaan? en ze had de goed-
♦heid ons ernftig met neen te beantwoorden,
maar dat haar grootvader het zich wel had
kunnen herinneren. ' In dat boerfche paleis
van den Cz^r vindt men nog een oud re-
gister, hoezeer iets jeugdiger dan het glas,
eene
-ocr page 89-eene foort van album, waarop ieder reiziger
'federt lang den dag zijner bedevaart heeft aan-
geteekend, en waarin hij zich' in proza of
verzen rekenfchap fchijnt af te willen leggen
van het gevoel, dat hem bezielde, toen hij de
nederige ftulp betrad. Peter was inderdaad
een vorst, welke, tot bevordering der welvaart
zijner onderdanen, bij andere volken die kun-
digheden ging opdoen, van welker aanwezen
hij bij zich zeiven een verward gevoel had,
zonder het in zijn vaderland te kunnen ontwik-
kelen. Welk eene ftof ter overweging,
f Al wie Zaandam bezoekt moet ook zijne
fchatting brengen aan Broek, een dorp van
]Soord-Holland en alleen uit zeer rijke inwo-
ners beftaande. (*) Het is een der bevalligfte
en merkwaardigfte oorden van Holland. Al
de woningen zijn van groen gefchilderd hout
en keurig zindelijk, de ftraat is uit kleine
fteentjes en fchulpen zamengefteld; nooit is
eenig
C*) Ziedaar weder de Franfche vooringenomenheid:
alken zeer rijke, alsof daar geene behoeftigeu waren.
Weleer was Broek inderdaad eene plaats, waar zeer vele
fchacrijke inwoners gevonden werden, door eene gena-
dige oplegging van kapitalen cn winften, zonder genot,
aanmerkelijk verrijkt; federt het tierceren der fchuld en
de vermindering van den handel in houtwaren is zulks
zeer veranderd van gedaante.
AANT. VAN DEN VERT.
li
f
eenig rijtuig tot in het dorp doorgedrongen,
en zij, die rijtuig houden, pkatfen het in
koetshuizen buiten het dorp, waar ook eene
of twee herbergen gelegen zijn, den Fransch-
man zeldzaam opleverende wat hij verlangt.
Bovendien is het iets buitengewoons iemand
op ftraat te ontmoeten. In ieder huis is eene
deur aan den voorgevel, welke altijd zorgvul-
dig gefloten blijft. Men noemt haar de
ftaatfiedeur. Zij wordt voor ieder lid van
het geflacht flechts driemaal ontfloten, bij zij-
nen doop, bij zijn huwelyk en bij zijn' dood
De eerfte reize kan men nog niet zien, dé-
tweede is men verblind door liefde en de
derde heeft men de oogen voor altijd ee-
floten.nbsp;^
Ons zoude in dat geheimzinnige dorp eene
zeer onaangename ontmoeting hebben kunnen
bejegenen, welke gelukkig op een zeer ge-
wone pbeurtenis uitliep. Wy hadden eea
klem Lngelsch hondje by ons, hetwelk even
weinig als wij bewust, dat vreemde honden
niet in het dorp werden toegelaten, ons over-
al volgde, en zich van tijd tot tijd aan al
de drift zijner jaren overgaf; het had eene fijne
lucht, en het aan eene deur ziende opfpringen
cn fnuiven, befloten wij dat het eene juffer
van gelijke afkomst op her fpoor had. Zijn
gedruisch wekte de aandacht van den heer des
hui-
-ocr page 91-liuizes, die in ochtendgewaad, eenvoudig ge-
kleed in eene foort van trijpe japon, met
een gepoederde pruik en een driekante hoed
op het hoofd, al zijne gewoonten vergetende,
de deur opende om Fox, den vermetelen Fox
te verjagen; maar, zijne gramfchap hem van
het fpoor brengende, had hij zijn deur niet
gefloten, en Mopje, dat de begeerlijkheid
van Fox had opgewekt, volgde haren mees-
ter; daar Mopje bekoorlijk en Fox een vu-
rig aanbidder van het fchoone geflacht was,
ftreelden zij zich beide met eene hartelijk-
heid en drift, welke hen voor oude vrienden
zoude hebben kunnen doen aanzien, terwijl
het echter voor het eerst was, dat zij elkan-
der ontmoeteden. Ach! wat jiijn de honden
gelukkig ! — De burger van Broek beteeken-
de met ftem en gebaren aan Fox, dat hij
zijne liefdedrift had te matigen; maar Fox
verftond geen Hollandsch en Mopje fcheen te
zeer in haar fchik met de manieren van den
bevalligen vreemdeling, om zich tegen hem
te verdedigen. Wij naderden tot het verliefde
paar, en tot groot leedwezen van den vurigen
Fox en zijne toegevende minnares, deden wy
hunne liefdekozingen ophouden. Fox grom-
de, en de kleine fchaamtelooze juffer, ge-
dwongen om haren meester, welke haar bij-
kans uit de armen van haren minnaar had ge-
onbsp;fcheurd,
fcheurd, re gehoorzamen, keerde haars on-
danks naar haar leger terug, terwijl de over-
ijlde terugtogt van haren meester, die zich
met haar opfloot, ons van alle verwijtingen
onthief. Wij bonden Fox aan een touw, om
alle ander fchandaal te ontgaan, en na dat be-
vallige dorp, wiens ftille bewoners eene af-
zonderlijke gemeente fchijnen uit te maken,
bedaard doorwandeld te hebben, keerden wij
naar Amjlerdam terug, waar de kapelmeester
last vond om naar den Haag 'terug te kee-
ren. Wij namen een rijtuig met twee paarden,
dat. men in Frankrijk cahriolet, maar in Hol-
land een fourgon noemt. (*) Wij reisden
fpoedig voort, en ik zag mer genoegen, dat
de postiljons, met hunne paarden zelfs zeer
zacht aan te fpreken, dezelve weten aan te
fporen, zonder alle oogenblikken, gelijk in
Frankrijk, de zweep te gebruiken of fchrik-
kelijk te vloeken. In hunne handen fchijnt de
zweep Hechts tot bevordering van goede hou-
ding of afleiding te berusten. Indien de Hol-
landfche paarden de hun opgelegde taak nu
zoo wel en zoo fpoedig volvoeren, moer men
echter ook erkennen dat men nergens mis-
fchien ,
(*) De Franfche fourgon is een lange overdekte wa-
gen, tot vervoering van goederen gefchikt.
AANT. VAN DEN VÊRT.
-ocr page 93-fchien zoo veel zorg voor hen draagt: men
doet hen ophouden In ruime fchuren, waar zij
met de rijtuigen geftald worden; om den togt
te beletten worden de deuren zorgvuldig ge-
floten; de postiljon, welke zijne paarden met
een goede wollen deken overdekt, blijft on-
der het voeren altijd bij hen ftaan, en volgt
bijna denzelfden regel als zijne paarden, want
op iedere {iation gebruikt hij gewoonlijk een
glas jenever en den boterham van zwart brood
(roggenbrood), eene verkwikkende en in Hol-
land algemeen gezochte bete, van welker lek-
kernij zich de Franfchen echter nimmer heb-
ben kunnen overtuigen.
Het gewigt en de veelvuldigheid der werk-
zaamheden , in 's lands belang door den Koning
ondernomen, verhinderden hem niet zich veel,
en misfchien al te veel, met de bijzonderhe-
den van zijn huis in te laten, waarvan het be-
ftuur, eenmaal 'aan groot - oificieren van dè
kroon toebetrouwd, zijne Majefteit niet dade-
lijk meer fcheen te moeren bekommeren; om-
trent ieder perfoon in zijnen dienst verlangde
hij bijzondere inlichtingen, en die geest van
angstvalligheid, welke hem nimmer fcheen te
verlaten, ftrekte zich evenzeer uit tot perfo-
nen, met de minst belangrijke werkzaamhe-
den belast, als tot de hoogfte waardigheden
van het bofj zoo 'dat de laatfte koksjongen,
de
-ocr page 94-de kleinfte postiljon en de geringde liverei-
bediende niet in dienst konden treden zonder
een koninklijk befluit, en dat dit befluit nooic
genomen werd, dan na het inwinnen van be-
rigten, welke Z. M, moesten onderworpen
worden. Wanneer het een' Franschman gold,
werden deze berigten met veel meer ftreng-
heid genomen. Die voorkeur, aan de Hol-
landers verleend, onderhield in den dienst
van 's Konings huis, over het algemeen, een
naijver en eene oneenigheid, welke dagelijks
meer en meer aangroeiden. De kleinen even-
als de grooten gingen dan ftaatkundig met el-
kanderen om. Maar leeft men anders aan het
hof? Wat er ook van zijn moge, en on-
danks de afwezigheid der Koningin, welke
altijd bij hare moeder vertoefde, gaf men een
fchittereftd bal ten hove, waar de eenen, al
het onaangename vergetende, en de anderen,
zich op de gunst des Konings verhoovaardigen-
de, eenige oogenblikken onder de bellen der
dwaasheid vereenigd fchenen.
Maar, helaas! welk een verfchil! op den
dag na dat feest onderging de ftad Leyden
dien vermaarden ramp, waarbij zoo vele men-
fchen omkwamen, en de fchoonfte wijk dier
ftad door eene ontzettende uitbarfting vernield
werd; zij werd veroorzaakt door de onvoor-
zigtigheid van een' fchipper, welke buskruid
uit
-ocr page 95-tiit de molens (in de nabijlieid) van Ainjlef^
éam naar de' magazijnen van Delft overbragfi.
De Koning fnelde met zijn gevolg naar Ley^
den., en betrad zelf het aandoenlijke tooneel
der verfchrikkelijkfte onheilen. Z. quot;M. legde
jn die rampzalige omftartdigheid • een edel^
ménschlievend karakter aaü den dag, en ftortte
niilden troost en onderfteunittg uit op heii^
welke dit ongehoorde' ongeluk getrolFen had.
Niets overtrof den ijver en de pogingen van
hen, die hem-omringden ,-'öm 'de oiigelükkige
flagtolfers, die zy nog wilden redden, met
gevaar van hun eigen 'leven, aan den dood te
ontrukken. De. heer statm'an , een der aan-
zienlijkfte inwoners, hoe zeer Zelf diep aan-
gedaan, regelde de hulpbedeeling, welke de
drang des oogenbliks vorderde, met eene be-
wonderenswaardige orde. Die inrigting, in-
dien men haar dus noemen kan, is in Holland-
een verwonderlijke zaak, en geen land kan er
misfchien de'wedetgade van opleveren. Te
midden van het gewoel, door de verfchrikke-
lijkfte. gebeurtcnisfen ontftaan, ziet men eens-
klaps, en als van zelf, bij het beftuUr van
hulpuitdeeling, eene • koelbloedigheid, eene
regelmatigheid,' eerie '--^Zelfopoirering geboren,
^velke alleen dOor ooggetuigen kan begrepen
worden (*).nbsp;.
C*) De Franfche. fchrijver zegt: radminiftration ^es
-ocr page 96-Men had het verlies te betreuren van eert
aantal menfchen, waaronder men de hoog-
leeraren rau (*), lusac en kluit, alle man-
nen yan uitftekende verdienften, opnoemde.
Als door een. wonder werd mevrouw van
randwijk, geboren zuijlen van nijvelt , en
eenige maanden zwanger, yan onder de puin?
hoopen van haar huis (dat van den heer rau)
gehaald, en door eene kleine opening in den
muur, welke men niet.vergrooten kon, zon-
der gevaar te loopen van haar te verpletteren ,
weder opgetrokken. Toen men den volgenden
dag de opening zag, waardoor zij eenen on-
feilbaren dood ontweldigd was, kon men zich
niet begrijpen, hoe zij gered was geworden.
Toen zij buiten gevaar was, bleef zij wezen-
loos ; maar na eenigen tijd kreeg zij hare be-
wust-
fecows fur place, terwijl de zamenhang even zoowel
de iiitreiking van hulpmiddelen , gelijk kleederen, geld,
bj;andftoffen, brood, enz., kan bedoelen, als de goede
inrigtiug van het brandwezen.
aant. van den vert.
(*) De'fchrijver bedriegt zich; de heer raij verloor
zijn huis en de vrucht van dertigjarigen arbeid met zijn
behuwdbroeder, den graaf van randwijk, welke bij hem
logeerde, doch overleefde zijn ramp nog eenigen tijd.
De heer lusac was de voortreiTelijite fchrijver der Fran-
fche Leydfche courant, en de heer kluit heeft zich
door zijne Gefchiedenis der Hollandfche Staatsregeling den
S'ootften roem verworven.
AANT. VAN DEN T£RT.
-ocr page 97-Wüstheid nog te fpoedig weder, óm het Vet-*
lies van haren echtgenoot te befchreijen, wel-'
ke naast haar verpletterd was geworden.
De Koning gaf het voorbeeld van mildda-'
digheid; zonder eene inteekening te openen,
zonder iemand tot het ontvangen van geldeil
aan fe Wijzen, beijverde zich ieder, zonder
infchrijving van namen, zijne gaven op heè
ftadhüis te brengen. Eene inteekening Werd
op des Konings last geopend, en derze'vef
opbrengst met de metiigte van vrijwillige gif-^
ten des oogenbliks vereenig-d» Eene kommisfie
Xverd met de Uitdeeling der hülp belast, eii
de giften waren zoo overvloedig g'eWeest, dat
men hen, welke door het onheil alles' verloren
hadden, ligtelijk fchadeloos kon Hellen. Men
noemde zelfs eetiigé inwoners, Welke, door
hun aandeel in den onderftand, zouden verrijkt
zijn geworden, en anderen, welke de braaf-
heid hadden, van het, naar hun oordeel, te
veel ontvangenè terug te brengen. Een groot
voorbeeld van eerlijkheid, en de beste lof-
l^raak op ■ het volk (*). De Koning ftrekte
. (♦) Zeker is geen volk milddadiger,. dan de Hol'an-
ders, en óok bij' dezè gelegenheid overtroffen en de»
Koning en dequot;, riatiéi de meest gefpsnnen verwachting.
Wat echter de nltreikingi der onderllandgelden betreft, ea
alles, wat de fchrijver daaromtrent zegt, vernlèënen wij
te .moeten betwijfelen. Eerst lang oa de ramp heeft er
F as-nbsp;eene
zijne vorftehjke bezorgdheid nog verder uit,
door de ftad Leyden, gedurende tien jaren,
van onderfcheidene heffingen te ontlasten, en
aan hen, die op het tijdftip van de ramp ach-
terftallige lasten fchuldig v^aren, kwijtfchelding
van dezelve te verleenen.
In de maand Februarij van dat jaar deed
LODEWIJK gevoelen, dat hij den zetel van het
gouvernement naar Amflerdam wenschte te
verplaatfen. Dat berigt vond niet veel geloof,
dewyl de Hollanders zich niet konden begry-
pen, dat men, na eeuwen verblijfs in den
Haag, het hof naar Jmfterdam kon over-
brengen. Zoodanig nieuw denkbeeld kon,
volgens hen, alleen uit het ligtzinnige hoofd
van een' Franschman voortkomen. Doch de
uitreiking der ridderkruifen van de orde der
unie op hetzelfde tijdftip ftelde al diegenen,
welke eene verplaatfing der refidentie vreesden,
weder gerust. De fpreuk dier orde was: doe
wel, en zie niet om. Het teeken was een
gouden kruis, met acht geëmailleerde ftralen,
waarvan vier groote en vier kleine. Gouden
bijen waren tusfchen de ftralen geplaatst. Op
de
eene likwidatie plaats, gehad; dan de voorbeelden van
edelmoedigheid ontbreken daarom niet, en dat van den
Hervormden leeraar broes is, onder anderen, te wel
bekend, om er hier van te gewagen.
AANr. VAN BEN VSRT.
-ocr page 99-^e eene zijde zag men in het midden van het
kruis den bondel pijlen der Vereenigde Gewes-
ten door den Koninklijken hoofdband om-^
ftrengeld, en omkringd door eene Hang, met
den 'ftaart in den bek, en de v^ooxA.cxieendr'agt
maakt magt. Aan de keerzijde was de zwem-
mende Zeeuwfche leeuw afgebeeld, en de
fpreuk rondom. De heer van der goes ,
groot kanfelier der orde, fprak eene redevoe-
ring, vol van verhevene denkbeelden, uit,
waarin de vaderlandsliefde met evenveel kracht
als welfprek-endheid werd uitgedrukt.
De opofferingen, welke Holland aan Frank- ^
rijk moest doen, fteldcn den Koning in de
noodzakelijkheid van nieuwe belastingen in
te voeren; dan, om er toe te geraken, moest
men de natie aantasten in dat, wat haar het
dierbaarfte was, in hare oude gewoonten,
waarin zij federt eeuwen verzonken was, en
eenige privilegiën vernietigen; dit ftond zeer
veel bijzondere belangen, en inzonderheid de
eigenliefde der grooten, fterk tegen, en ech-
ter moest men zich wel onderwerpen aan het
plan, door den heer gogel, minister van
financiën, voorgefteld. De Koning droeg het
wetgevend ligchaam tevens een nieuw kadas-
ter voor; en daar de fchocne kunften aan-
merkelijk bijdragen tot de welvaart van een
iand, ftelde hij,' tot derzelver aanmoediging,
F 3nbsp;een
een beftuur in van fchoone kunften, met dea
beer hultman aan het hoofd. Dat beftuur
werd vervolgens met het openbaar onderwijs
vereenigd, en, gelijk in Frankrijk, had er
eene tentoonftelling plaats der voortbrengfelen
van volksvlijt. De nationale bibliotheek werd
geopend en vermeerderd.
De Keizer, wel verre van het ophouden
der blokl ade, welke den HoUandfchen handel
verlamde, te doen hopen, voegde er, door
een nieuw befluit, de in beflagneming van
alle Engelfche goederen nog bij. Een nieuw
Hollandsch gezantfchap _ vervoegde zich toe
hem op het kasteel Finkenfiein. Napoleon
onthaalde hetzelve vrij wel, offchoon hij al-
tijd meende, dat zijn broeder den handel van
Holland met Engeland wilde bevorderen; dan
hij ontveinsde niet aan het gezantfchap, dat
Flolland zich bij den algemeenen vrede zoude
herinneren niet alles, wat hij wilde, gedu-
rende den oorlog, gedaan te hebben.
De Koningin was, om hare weldadigheid
en dc bevalligheid, met welke zij alles deed,
van allen, die haar omringden, bemind; en
echter verzekerde men' aan het hof, dat er
tusfchen haar en den Koning geene volmaakte
eensgezindheid beftond. De vertrouwelingen
van het verledene vermeenden, dat deze on-
cemghcid, deze verwijdering, reeds voor het
hu^'
-ocr page 101-Iniwelijk beftonden, en dat deze verbindtenis
fcer voor eene fchikking tusfchen napoleon
en Keizerin josephine , dan voor overeen-
komst van fmaak en neigingen tusfchen lode-
wijk en hortensia de beauharnais moesc
gehouden worden. De Koningin was dikwijls
treurig, en keerde hare blikken menigwerf
naar de zijde van Frankrijk, hetwelk zij le-
vendig fcheen terug te wenfchen; en, hoe-
wel zij overmatig göed was, kon zij zich
niet van onregtvaardigheid en vooringenomen-
heid tegen haar nieuw vaderland vrijwaren.
Hare zorgen en verlangften zouden minder
fterk zijn geweest, indien zij de vriendin
harer jeugd, mejufvrouw augié, welke daarna
met den heer de broc , groot maarfchalk van
het paleis, in den echt trad, bij zich had
gehad (*gt;)• Ondanks dit alles, was het hof,
met het einde van April, nog vrij fchitterend,
en zij, voor welke niets geheim kan blijven
aan het paleis, vervrolijkten zich niet weinig
met eene liefdegefchiedenis, vi^aarvan de held,
bij-
(*) Mejufvrouw AUGii was de 'zuster van mevrouw
W£V, nu weduwe van den maarfchalk van dien naam,
én de nicht van mevrouw de campan. Zij is, op eene
reis in Zwitserland met de Koningin hortensia, in een*
afgrond geftort, en in den bloei haars levens op eene
fchrikkeljjke wijze omgekomen.
aant. -van den vj-,rt.
-ocr page 102-bijna op heeter daad betrapt, genoodzaakt
was, zich, midden in den nacht,' lt;ioor een
vcnfter te redden, hetwelk ongdukkig uit-
kwam op den vijver, dien hij bijna zwemmen-
de moest overfteken; hetwelk de, vlammen,
door 'de liefde ontlloken, , waarfehijnliik zal
verkoeld hebben. De dader, welke reeds grijs
werd, kwam vrij met 'eene verkoudheid en de
vrees, van de zwanen in den vijver door zijn
vlugt te ontrusten , daar derzelver gefchreeuw,
naar het voorbeeld van de ganzen des Kapi-
tools, al de wachten van her palcis had kun-
nen wekken, en perfonen op het ftrand doen
bijeenkomen, welke de man ongetwijfeld niet
zeer begeerig was te zien (*). uc bedienden,
welke alles weten en alles zeggen, hebben
verzekerd, dat de zoo plotfeling verlatene
fchoone, om alle gisfingen voor te komen , den
dag, na het voorval,' in voorkomenheid en
liefkozingen bij haren echtgenoot verdubbeld
was, Zoude men daaruit niet kunnen opma-
ken, dat de in zijn huis gelukkigfte cn meest
getroetelde man juist die is, wiens vrouw hem
pas ontrouw werd?
On-
(*) Ongaarne hebben wij ook het verhaal- dezer foha,,-
deliike gebeurtenis overgenomen, i„ vreiker biizorder-
heden toch waarfchyniijk dwalingen zijn, daar wij im.
mers vermeenen , dat geen enkel der M'oonvertrekken van
het .binnenhof uitzigt hebbe op den vijver,
aa?,-t, van den vert/
li '
l'i ;
r • l.
)
h
Onder dc hofdames der Koningin was er
«ene, die klaarblijiielijk in genade was, en
hoewel, men niet vermoedde, dat haar invloed
haren goeden naam zoude kunnen bezwalken,
fluisterde men zich echter veel over haar in.
Mevrouw H., geboren L., was eene der
fchoonfte vnouwen van het hof. Zij paaïde
een' zeer bevalligen geest en veel uitlokkends
in de manieren met hare fchoonheid. De fijn-
(le hovelingen hielden ftaande, dat alleen eer-
zucht de drijfveer van al de daden dezer da-
me was geweest, in welke de nijd, de dwa-
ling , of de kwaadaardigheid, andere bedoelin-.
gen vermoed hadden. Mevrouw Hr, weinig
l)emiddeld zijnde, en bovendien tot bevorde-
ring van de haren willende werken, nam zich
niet in acht., en -al heeft men zich niets -te
verwijten, moet men daaruit aan het hof niet
afleiden, dat men geene berispers vinden 2al.
De naijver is ijverig en behendig, en zijne
dolkfteken zijn 'des te moorddadiger, dewijl
dezelve fomtijds voortkomen van eene hand,
welke den ponjaard der booze kwaadaardigheid,
waarmede zij treft , onder de bloemen eener
geveinsde vriendfchap verbergt.
De Koningin, -wdkcf men met fluwe trou-
weloosheid tegen mevrouw H. had vooringe-
nomen, verontwaardigde zich over de gunst,
welke zij genoot, en vermeende het met
F 5nbsp;ha^
-ocr page 104-■hare gt; waardigheid overeenkomftig, niet te ge-;
doogen, dat eene harer hofdames zelfs' ver-
moed werd iets tegen zich te hebben. Maar
ilX-dien mevrouw H. in het ongelijk was, had
de Koningin haar van dit ongelijk moeten
trachten te overtuigen, en men mag zich ver-
wonderen, dat zulk eene goedhartige vrouw,
als deze vorftin, het fchandelijk opzien heeft
kunnen bevorderen, dat deze zaak aan het hof
veroorzaakte. De vijanden van mevrouw H.,
zich niet fterk genoeg wanende, met het ver-
grijp te doen gelden, hetwelk haar aan het
hof van Holland werd ten laste gelegd, gaven
te verftaan, dat men in een land, waar haar
vader gezant was geweest, de bewijzen zoude
vinden, dat mejufvrouw L. zich gcenen vlek-
kelo'ozen naam verworven had. Alle welvoe-
gelijkhcid ter zijde ftellende, benoemde men
dan . in den Haag eene komniisfie, uit de
grootfte hecren van het hof zamengefteld, om
in dat land berigten omtrent dat gedrag in te
gaan winnan.. Men vertrok, en met zware
onkosten, als hing er het welzijn van den
ftaat aan, ging men buiten 's lands het bewijs
zoeken, dat eene jonge, fchoone en vernuftige
vrouw misfchien gevoelig was geweest voor
de teederhutige zorgen van een' behagelijken
vorst. M ar het onbecnjpeiijkfte in dit alles
V/as, dat de Koning z'xh niet tegen het gaan.
in-
-ocr page 105-inwinnen va» alle berigten verzette, terwijl bij
mee een enkel woord kon verhinderen, dat
men buiten 's lands den fluijer van eene liefde-
gefchiedenis afligtte, waarvan de openbaarma»
king een' perfoon zoude bedroeven, die hij
iBoest befchermen. Bij de terugkomst van dat
vreemde en weinig vereerende gezantfchap ver-
loor de ongelukkige mevrouw H. eensklaps al
haren invloed; zij verliet het hof van Hol^
land, en week naar Frankrijk, door het
ongeluk dermate vervolgd, dat zij haar leven
eindigde in een kosthuis, waar de behoefte
haar met twee harer kinderen gebragt had-
Het einde harer loopbaan, helaas! was aldaar
met zoo vele dorens bezaaid, als het begin
derzelve met bloemen beftrooid was geweest.
De felheid, met welke de Koningin deze
^aak behandeld had, deed haar den eerbied
verliezen, welke men haar tot op dat tijdftip
had toegedragen; maar inzonderheid de toe-
genegenheid harer drie andere hofdames, me-
vrouwen VAN HEECKEREN, CLIFTORD, Cn VAN
Jgt;E POLL, te regt aan het hof vereerd, en
vv^elker aanmerkingen zij misfchien meer ge-
hoor had moeten geven (1).
In
1nbsp; Er is nimmer eene mevrouw van de poi-l hof,
Jame geweest. Wij vermeenen, dat mevrouw clifford,
geboi-en van der iioop., eerst later tegelijk met me-
vrouw sn0uckaert, geboren coRTsa, mevrouw schli.it
VAN
-ocr page 106-In de maand April deed de Koning eene vrij'
èroote reis in zijne ftaten. Hij bezocht het
eiland Voorm-en den Briel, en ging naar
fiellevbetßuts; kort daarna begaf hij zich naar
Mlkmaar -, en zag Noordholland, de Helder ^
Enkhuizen, Edam, ' Medemhlik Texel en
Haarlem. Overal floeg hij de openbare
geftichten met fcherpzinnige aandacht gade;
overal gebood hij de verbeteringen, welke
hem noodig voorkwamen, en overal ontving
hij,quot;in de welmeenendfte gelukwenfchingen,-de
billijke belooning der infpanning van krachten,
tot het geluk zijns volks aangewend.
Ih de 'eerfte dagen van Mei werd de jonge
kroonprins ongefteld; men zegt, dat de ge-
neesheeren zijne ziekte, welke de croup was,
niet kenden, hoezeer de beroemde hoog-
leeraar brugmans van Leeden het tegenover--
geftelde verklaai-d heeft. Dit kind, zeer bij-
zonder bemind bij Keizer napoleon, was'
zeer zacht van aard, en legde reeds zeldzame
kennis aan den dag. Het ftierf, na eene ziekte
van
van castricum, geboren geelvinck , en mevrouw van
randwijk, geboren zuijlen, tot hofdame is benoemd
geworden; terwijl in dien tijd mevrouw van neeckeken
VAN de cloese, geboren du tour., en mevrouw schuij-
I/ENburgh van bommenede, de eenige geborene Hol-
landfche hofda nes waren.
aant. van den vert.
-ocr page 107-van fleehts drie of vie.r-, dagen-., -in de armeii
zijner ouders. Deze gebeurtenis dompelde; h/3t
hof in den diepflen ro.uWynen .na de eerfl:e
vlaag van droefheid op het .landgoed van dea
baron van heeckeren , waar deze edelman en
^ijne gade, eene der dames van het paleis der
Koningin, door de liefderijkfte zorgen het
onheil hunner vorfl:en trachteden te ver^chteA»
te - hebben . doen voorbij , igaan, verlieten de
Koning 'en de Koningin;hun ryk^in de diepfte
treurigheid, om. de Pyreqefche wateren te ^aan
gebruiken.. _ , . - •
De graaf d'arjuzon , groot - kamerheer d§r
kroon, met de ceremoniën.belast,^verzelde het
ftoffelijk overblijffel van den jongen prins naar
Parijs, en hoewel hij, naar m.en zegt, nim-
mer had opgehouden, den Koning alle moge-
lijke blijken van eerbied en verknochtheid te
geven, verfcheen hij nooit weder aan het hof.
Zijne, ongenade verfchrikte al de Franfchen,
welke er geplaatst waren^ ^AJ ; zijne pligten-
ftiptelijk vervullende, moest men nog ieder
oogenblik vreezen den Koning te mishagen ,
die ongelukkig altijd in iederen Franschman
een aanhangeling van de partij hes quot;Keizers
meende te, vinden, jneer aan de Koningin:ver-
knocht j dan aan hem. De groot kamerheer
was de tweede perfoon van gewigt, die Hol.
land geheel y,erliet. De eerfte was de héét
pe
-ocr page 108-DB SENEGRA gcweest, grootmecster van dê«
Konings huis, een eerlijk, werkzaam en zeer
kundig man, door 1. M. bijkans medegefleept
uit Zijn land, om hem aan zynen dienst té
verbinden; maar welke, (het zijn des mans
eigene uitdrukkingen,) afgemat van de taqui-
neriën (plagerijen) des Konings, hem eens-
klaps begaf, en postpaarden nam, om het
land te verlaten. De Koning deed hem ach-
teraan rijden, en men haalde hem in te Jnt-
werpen (*); doch de heer de senegra had
een vast karakter; hij hield vol, en zette de
teis voort naar Touloufe, vi'aar hem de Koning
aan een' belangrijken handel ontfcheurd had,
dien hij weder begon ; hij vond er zich zeef
wel en beter bij, dan in al de grootheden ^an
het hof. De post van grootmeester van des
Konings huis werd den heer van lamsweerdb
toebetrouwd.
Na de ongenade van den graaf d'arjuzow
verkreeg de heer van zuilen van nevelt
(») Hoe zeer wij den heer de senegra den hem toe^
gezwaaiden lof niet willen betwisten, • öieeneh wij echtef
te weteu, dat, onder zijn be\eer, en door zijne on-
kunde der prijzen van alle goederen hier te lande, het
koninklijk huis maandelijks fchatten heeft gekost ( mert
kun ijjmiddels begrijpen; hoe goed al deZe Franfchen
den armen lodewijk daarpa by napoleon when gediend
hebben 1
aant. van den vert. quot;
-ocr page 109-waardigheid van groot kamerheer. Hij was
een der waardigftc en eerlij Ivfte menfchen van
het land; maar bezat gewisfelijk niet die edel-
heid van houding, die volmaakte bevalligheid,
die kennis der gróote wereld (*), in één
vvooi-d, die geleerdheid van befchaving, vrij
algemeen in Frankrijk, Welke zijn voorganger,
had, en den hoveling zoowel daarftelt; ver-
eischten, -vrelke altijd van den -jKJst van groot
ceremoniemeester onaffcheidelijk' moesten zijn.
De Koning meende ongetwijfeld wel te doen;'
en 'echter werd de-verwijdering van den graaf
d'arjuzon bijna algemeen afgekeurd. Mee
hetzelfde leedwezen, mee dezelfde angstvallig-'
heid zag men de ongenade, té beurt gevallen
aan een jong militair, den heer de fonte-
nelle, een dapper Fransch officier, adjudant
Van het paleis, beróofd van zijn regterarm,
en bijzonder verknocht aan den Koning. Lo-
dewijk verbande hem naar Leeuwarden, in
een verfchrikkelijk land, op eene vesting,'
waarvan hij hem het bevel gaf; maar waar
de droefheid van den Koning onwillig mis-
haagd'
(♦) De he'er van zuijlen was een' eerwaardig grijs-
aard; bovendien een man van geboorte', welke zoo bin-
nen als buiten 's iands altijd de groote wereld gezien
had, en er dan ook, wat de Franfche fchrijver zeggen'
moge, al de deftigheid van bezat.
aant. van den vert.
-ocr page 110-haagd te hebben, gepaard met de dampen vaii
een ongezond land, zijne gezondheid dermate
benadeelden, dat hij korten tijd, na het land,
waarin hem lodewijk bijkans gebannen had,
verlaten te hebben, bet leven moest der,
ven (*).nbsp;. ,
Naar de wateren vertrekkende, bragt de
Koning flechts eenige dagen door te Parijs^'
en vervorderde hij zijne reis naar de Pyre-
ne'én, alleen verzeld van de voornaamfte offi-
cieren van zijn huis, en eenige perfonen, tot
den ondergefchikten dienst behoorende. On-
danks de regtmatige droefheid des Konings,
en zijne behoefte aan baden, was men in
Holland zeer verwonderd, dat hij juist dat
ujdftip verkozen had, om zich uit zijne
ftaten te verwijderen. Inderdaad, gedurend^^
zijne afwezigheid floot men den vrede van
Tilfit, welke belangen regelde, voor //o/-
• gewigtig, wiens opperhoofd, om rede-
nen, bij de j ftaatkunde volftrekt onaanneme-,
lijk,
(*) De lieer de fontenelle had, officier in Franfchen,
dienst zijnde, te St. Lucia, en onder bevel van den
generaal nogües , wiens adjudant hij was, ftrijdende,
eenen arm verloren.
AANT. VAN DEN SCHRIJVER C*}. '
(») De fchrijver fdiijnt noch Leeuwarden, noch Prieslani
«oit gezien of gekend te hebben, daar hjj Siterig zelf niet
^eliger kan befcliryveu,
AANT. VAN DEN VERT,
-ocr page 111-lijk, zich op driehonderd mijlen afftand van
zijn land bevond. Het is ook, gedurende het
afwezen van Z. M., dat de Hollandfche troepen
2ich dapper in het leger gedroegen; hun Ko-
ning 'was, door zijn afzijn, de laatfte van zijn
rijk, welke van de behaalde voordeelen berigc
kreeg.
Na de maanden Junij en Julij in de Pare-
nsen te hebben doorgebragt, kwam de Koning
naar Holland terug over Parijs, waar hij ze-
ker geen reden van tevredenheid had over hét
bezoek, bij den Keizer afgelegd,- welke hem
te kennen gaf, dat de Franfche regering was
verpligt - geweest dwangmiddelen tegen Hol
landfche fmokkelaars in het werk te ftellen.
De Koning zag wel', dat napoleon, onder
verfchillende voorwendfelen, op zijn wit af-
ging, zonder zich te bekommeren, of de ge-
nomene maatregelen Holland voordeelig waren.
In naam des Keizers werden er op verfchei-
dene punten, als te Breda, 's Hertogenhosck^
en Bergen op den Zoom, perfonen in hechte-
Bis genomen, en- al de aandrang des Konings ,
om derzelver vrijheid te verwerven, bleef lan-
gen tijd onverhoord. Misfchien ook ontwaar-
de hij fpoedig, dat al die 'ftrenge maatregelen
niet genomen zouden' zijn geweest j wanneer
hij in Holland was gebleven.
Eindelijk keerde lodewijk naarzijne ftaten:
Gnbsp;we-
weder, en tegen het einde van September waä
bij in den Haag; mz3iTL de Koningin verfcheea
niet weder, en duizende .van gisfingen liepert
er over haar afzijn. Men had eerst gewaand gt;
dat het afllerven. van den jongen, prins, het-
welk H. H. M. -M. zoo diep getroffen had,
de banden, vvelke inderdaad nimmer zeer vast
geknoopt waren geweest^ wedèr zoude kunnen
aanfluiten; maar daarna bewees alleS,:dat mei^
zich bedrogen had, dewijl, juist'yan dien tijd
af, de oneenigheid tusfchen den .Koning en
de Koningin, eene grootere ' hoogte fcheen te
bereiken.nbsp;...nbsp;3
Men zoude hebben kunnen xzeggen, dat de
tweedragt, tusfchen de Holländers en Franfchen
op het paleis heerfchende,- een heilig vuur
was, door den Koning bij-.rvoorkeur onder-
houden. Wat er ook van zij, die tweedragc
deed, tusfchen des Konings kapelmeester ert
den heer V. D., een zijner kamerheeren gt;
een'perfoonljgken twist ontdaan, wfl-ke., met dt
wapenen eener bijtende fpottèrmj begonnen i.
op het punt was veel ernftiger. te eindigen
toen de Koning zijnen kamerheer als gezant
naar Napels zond.In deze w.Orlteling, waar
de kapelmeester den Franfchen iJiard met eer
ophield, had hy . niet willen miskennen, dac
een kamerheer hem bevelen kon geven, wan-:
neer hy den wil des Konings, . onjtrent :den
- -nbsp;dienst
dienst- der kapel, te kennen gaf; dan hy
begreep, dat zelfs een dienstdoende kamer'
heer hem, uit eigene beweging, niets kon
voorfchrijven, en, wanneer de Koning den
knoop niet klaarblijkelijk had doorgehakt»
xoude de kapelmeester zijne hand niet aan den
maatftok, maar aan den degen, hebben ge-
flagen, om mijnheer den kamerheer te bewijs
zen, dat een Franschman nimmer met zijne
regten in fchikking treedt, en dat hij wel iets
aan de beleefdheid, maar niets aan hoogmoed
en onbefchoftheid toegeeft.
Eenigen tijd na des Konings terugkomst
vergaderde het Wetgevend ligchaijm, en de
voorzitter six drukte vrij kort en koel in
eene aanfpraak het vermaak uit, dat de natie
genoot in het wederzien van den Koning te
midden zijner ftaten; maar hij liep vrij luch-
tig en echter kunftig henen over alles, wat
de afwezigheid der Koningin betrof. Men
wist, dat men, om den Koning te behagen,
de Koningin, om zoo te fpreken, vergeten
moest.
Men ontdekte fpoedig aan het hof, dat het
verblijf van den Haag niet zoo vele bekoor-
lijkheden meer voor den Koning had, als
Yoorhenen; zijne huisfelijke droefheden, de
tegenftand. Welke hij van de Franfche regc
ïing ondervond, en de langzaamheid, mee
Canbsp;wel*
c loo )
welke het.goede, dat hij verlangde, bewerk-;
ftelligd werd, alles werkte zijne geneigdheid
tot onllandvastigheid, welke in al zijne daden
doordraaide, in de hand. Hetzij om afleidmg
te vinden, hetzij een aanleg tot kleingeestig-
heid, men zag hem bezig met een aantal
kleinigheden, welke hem van kostbare oogen-
blik ken tot beheer der grootcre zaken be-
roofden. Sedert zijne terugkomst ,uit de Py-
reneën vond men hem meer achterdochtig,
en minder vertrouwen verleenende aan . hen,
die hem omringden. Eindelijk betoonde hij
een vurig verlangen, om den Haag te
verlaten cn Utrecht te gaan bewonen, waar
hij, gedurende zijn verblijf in de Pyreneën,
eenige huizen had doen koopen, aan welke
men, toen dezelve met elkander vereenigd
waren, wel den naam van paleis wilde ver-
leenen.
Deze mare verfpreidde de verflagenheid
door den Haag; want zij kwctfte een aantal
gewigtige belangen, afhankelijk van het ver-
blijf van het hof. Ettelijke Franfchen, welke
aangename kennïsfen hadden gemaakt, zouden
zich, hoe geneigd ook tot de onftandvastig-
heid, tegen de ontwerpen van den Koning
verzet hebben, indien zij flechts hadden ge-
durfd, hoe zeer men dan ook dacht, dat het
verblijf van Utrecht Z. M, weder fpoedig
mis-
-ocr page 115-mishagen zoude, en dat hij naar de eerfte
refidentie ■ terug zoude keeren.
De' Koning vertrok dan tegen het einde
van October naar Utrecht, en het ganfche
huis verzelde hem. Hetgeen men het paleis
noemde, was veel te klein, om vele men-
fchen te huisvesten, zoodat drie vierde der
perfonen, aan des Konings huis verlmocht,
woningen hadden buiten het paleis, en van
al de groot-officieren der kroon fleehts de
groot maarfchalk een huis naast het paleis
had. In het vervplg deed de Koning eene
fchoone galerij bouwen, welke gemeenfchap
met zijne vertrekken zoude gehad hebben;
maar dat gebouw, hetwelk Z. M. naauwe-
lijks zag voltooijen, is nimmer onder zijne
regering gemeubileerd' geweesr. Toen napo-
leon , onder het Keizerlijk bewind, te Utrecht
kwam, vond hij die galerij zeer fraai, en
gebood hij den baron costa , intendant zijner
gebouwen, de meubelen te doen gereed ma-
ken. De raming der vermoedelijke kosten
bedroeg ƒ 325,000; maar de omftandigheden
hebben de uitvoering belet. Thans bevinden
zich in dat paleis de bureaux van het pro-
vinciaal gouvernement, en de bibliotheek der
univerfiteit is in de groote galerij geplaatst.
Utrecht, in Holland de renteniersftad ge-
naamd, hteft niets bijzonders; er is niet een
G 3nbsp;ge.
gebouw,, door grootheid of bouwkunde uit-
muntende (*). Te vergeefs zocht men er
bet paleis, waar men zegt, dat lodewijk XIV
(in 167a) zijn hof met veel pracht en luis-
ter zoude gehouden hebben. Die veroverende
beheerfcher deed de Maliebaan, eene heerlijke
wandeling, welke nog tegenwoordig beftaat,
voor vernieling bewaren. De inwoners be-
fchouwen haar te regt als eene der fchoonfte
van Holland. Sedert eenige jaren heeft men,
in de nabijheid van die Maliebaan, eene zeer
bekoorlijke wandeling, op een foort van ei-
land, buiten de ftad gemaakt.
De ftad Utrecht voor de inwoning onein-
dig minder hulpmiddelen, dan den Haag,
Opleverende, verkreeg ik, niet dan met moei-
te, tegen zeer dure betaling, en omdat ik
mch vrouw, noch kinderen (f) had, een
ver-
(♦) De dom van Utrecht is echter vrij beroemd, en
de ftad bezit op lommerrijke grachten en in vrij breede
ftraien een aantal wezenlijk prachtige huizen, welke in
zeker den naam van hotels zouden dragen.
AANT. VAN DEN VERT.
(■j-) De burgers, vooral die gemeubileerde vertrekken
verhuren, nemen in Holland ongaarn? vrouwen en kin-
deren in huis, dewijl men vreest, dat het gewoel van
een huishouden hunne oude gewoonten en de zindelijk'-
teid van hunne woning hinderlijk zoude wezen. Men
had bijr.a verlangd, dat de Franfchen r.an de poorten der
Heden hunne huisgezinnen verlaten hadden.
wkt. van den SCHRIJVER.
-ocr page 117--Vertrek - bij een' eerlijken tiinmerinan, diet,
^uit nationaliteit, de Franfchen niet verdragen
kon, maarj uit winstberekening, zich zeer
wel wist te voegen naar hun geld,- terwijl
-ik mij zeer, flecht voegde naar zijne oudep-
wetfche meubelen, en inzonderheid naar een
ondragelijkL bed,, alleen uit vederen zamenge-
fteld, en overladen met , lakens -eii dekens
van zo»o kleinen omvang, dat de grootfte ih
Frankrijk naauwelijks zouden voegen voör
«en twaalfjarig kind. Dit is 's lands gewoon-
te, en de meeste Hollanders- hebben geeft
ander leger
Hoewel het hof den Koning naar Utrechi
gevolgd was, verkreeg de ftad geen vrolijker
aanzien. Welk een onderfcheid tusfchen die
ftad en den Haag, welke finds eeuwen de
refidentie was geweest. De taal, de ihanie-
ren,
(*) Ieder land heeft zijne hebbelijkheden en gewoon,!
ten, cn de fchertfende Franfchen zullen nooit kunnen
nalaten, die ftratenmakers in Holland uit te lagchen, wel-
ke drie of vier malen daags thee drinken op het midden
van de ftraat, alsof zij te huis waren.
AANT. VAN DEM SCHRIJVER (*).
(*) Deze gewoonte ie zeker eenigzins 'beUgcheljjit, maar
»iet belagchelper dan die, van een arbeidsman ieder oogenblik.
limonade te zien drinken, bet voor een Hollander in Frankrijh
is. De bedden zün den Hollander even onwelkom in dat land;
zg beftaan uit ftapels van matrasfen, welke niet zeer zacht
«ïn , en uit zeer weinig dekking.
AAKT. VAN BES VERT.
-ocr page 118-jet), de gewoonten, de zeden, het verftand (*),
niets geleek zich! De inwoners van Utrecht ,
eerst opgetogen van vreugde, om des Konings
tegenwoordigheid, verheugden er zich niet lang
ovei-. Men wordt alles moede, zelfs diege-
nen , wier koelheid zoo verwijderd fchijnt
van onftandvastigheid worden het. De noodza-
kelijkheid, waarin fommigen waren, van hun
hof te maken , en waardoor de meesten ver-
andering in leefwijze moesten aannemen, alles
deed hun dat vreedzaam en regelmatig beftaan
terugwenfchen. Men moet echter eenige ei-
genaars van huizen, welke dezelve zeer duur
verhuurden, en eenige leveranciers, welke on-
getwijfeld rekening vonden bij het verblijf
van het hof, van het algemeen uitzonderen.
Ook konden zich de Franfchen evenmin
fchikken naar de eentoonigheid hunner nieuwe
woonplaats, als de Hollanders, aan het hof
geplaatst, welke altijd het verblijf van V Gra~
ven-
(*) Hier vergeet zich de fchrijver weder. Zonder de
Hagenaars, ten behoeve der Utrechtenaars, te willen ver-
lagen , gelooven wij, dat de taal en d^ manieren van den
Utrechtfchen adel niet behoeven te wijken voor die van
den Haag, terwijl, wat de befchaving van den geest en
grondigequot; kennisftn betreft, eene beroemde akademieftad,
welke altijd voortreffelijke hoogleeraren bezeten heeft.
Biet zoo zeer achter zal liggen bij de hofplaats.
aant. van den vert.
-ocr page 119-•Vmhage terug verlangden, De Koning, weli
ke zulks waarfchijnlijk bemerkt had, en, on-
danks het' gewigt der werkzaamheden, meC
welke hij zich bezig hield, eene verveling-
ondervond, welke hij vruchteloos zocht te
verbergen, deed de Franfche tooneelfpelers uit
^en Haag dikwerf naar Utrecht overkomen,
om vertooningen te geven in een houten
zaal, die veel overeenkomst had met die
groote tenten, bij kermistijden in allerijl op-
geflagen, om er de onvergelijkelijke levende
dieren van vreemde ■ landen te vertoonen. '
Buiten de tooneelvertooningen gaf de Ko-
ning, tot zijne verftrooijing, bijzondere, en
echter nog vrij talrijke, gezelfchappen aan het
hof. Men fpeelde er onderfcheidene kaart-
fpelen, en verfcheidene dames wedijverden om
de eer van des Konings ^^artij te maken. Eetï
mevrouw N. vooral had zich zoo gewend aan
die eer, dat zij alles aanwendde, wat in haar
vermogen was, opdat die gunst haar niet zou-
de ontgaan. De Kóning ontwaarde die kleine
kunstgrepen der ijdelheid, en had er dikwerf
vermaak in, hare verwachting te leur te
ftellen.
Door den flüijer der etikette en der wel-
levendheid henen, kon een onpartijdig aanfchou-
wer op die gezelfchappen ligtelijk eene me-
iiigte van kleine vermakelijke omftandigheden
G 5nbsp;ga.
gadeflaan, in welke naijver, eigenliefdé en
nijd als om flrijd wedijverden. Indien al dè
gewoonten van een land in het algemeen
moeten .geëerbiedigd worden door hen, die
het komen bewonen, zijn er echter, welke
men noch gedoogcn, noch invoeren kan aan
het hof van een' Koning, zonder aan ai de
regelen yan welvoegelijkheid en goeden toon
te , kort te doen. Desniettemin gedoogde 'lo-
dewijk , wiens bevallige manieren men toch
niet in twijfel kon trekken, het gebrviik Van
de pijp op het paleis, en gaf het voorbeeld,
door zelf te rooken, hopende hij, langs dien
weg, al de zorgen, welke in hem woelden,
in rook te zien vergaan. Men had zeer fraaije
pijpen doen bakken, en rookte van de aller-
beste tabak; maar weldra vermoeid van zijne
hofzaal in een rookvertrek te herfcheppen,
legde de Koning de pijp neder, en men
rookte niet meer. Men wist hem dank voor
zijne bedoeling, en ziedaar misfchien het
eenige voordeel, dat hij zich had voorge-
fteld van deze op een. paleis zoo vreemde
verftrooijing.
Men gaf ook bals ten hove, waar de
qj.mzienlijkfte jeugd zich den prijs der frisch-
heid en fmaak in de kleedingen betwistte*
Men kwam er uit den Haag, uit Amfter^
dam, en van de landgoederen, welke Utrecht
omringen. De ernftigfte en het veinzen meest
gewone hovelingen konden hunnen lach niet
altijd bedwingen, wanneer zij eenige van die
goede en Itevige Hollanders ontmoeteden,
welke in het hofgewaad zulk eene verlegene
touding hadden, dat men hen niet kon aan-
dien, zonder den fchijn aan te nemen, van
ben uit te lagchen. De afwezigheid der
Koningin verfpreidde in die gezelfchappen
eene zekere verveling, welke ieder bemerkte,
maar waarover zich niemand dorst beklagen,
Hortense , die met eene zeldzame volkomen-
heid danste, was er niet meer, gelijk in den
Haag, om aan te moedigen en op te wek-
ken tot dat vermaak, en niemand kon hare
plaats vervangen, of die bevalligheid en edele
vrolijkheid verfpreiden, welke eene vorftin,
als een volmaakt model befchouwd, altijd ver-
gezelt. Francois I, galanter gcdachtenisfe,
had wel gelijk, toen hij zeide: dat een hof
«onder vrouw, een jaar zonder lente en een
lente zonder rozen was.
De Franfchen, door hunnen dienst naar
Utrecht verbannen, vlogen fomtijds over naar
4en Haag, die plaats van genot, waar velen
hunner beloofd hadden het bewijs te komen
geven, dat zij niet zoo onftandvastig waren,
als hun naam het wel aankondigde, en ik
was de laatfte niet, ora er mij te vertoonen,
'1
tefi einde dê bevallige Carolina nih:tme!vi\ïi
te verzekeren, dat ik haar altijd beminde.
Wij hadden middel gevonden, oni in eene
briefwisfeling te treden, in welke hare vrien-
delijke openhartigheid met natuurlijke bevallig-
heid den rijkdorn van ftijl verving, en haré
liefde zich van woord tot woord openbaarde.
Sinds lang verzocht de Koning het fluiten
van ' een verdrag tusfehen Frankrijk en Hol-
land, en eindelijk werd het in, de maand
November te Fontainehleau getroffen. Dit
verdrag ■ fcheen zoo ongunftig voor Holland ^
dat de Koning het niet, dan met veel moei-
te, bekrachtigde. Krachtens hetzelve, trad
Frankrijk in het bezit van de ftad en havea'
van VUsfingen, en er was iiiets minder noo-'
dig, om den Koning tot dezen zoo drukken-
den afftand te bewegen, dan de hoop, dat
zulks Frankrijk genoeg zoude vergenoegen,
om ontwerpenquot;, nog nadeeligcr voor Hol^
land, vaarwel te zeggen, of, voor het min-
fte, te verwijderen. Die hoop werd nimmej:
vervuld.nbsp;'
Tegen het einde van November kwam het
Wetgevend ligchaam te Utrecht bijeen,, on-
der voorzitting van den graaf' van bijland-
halt, welke vrij verward, en eenigzins kort,
de wenfchen, welke de vergadering voor Z-,
M. vormde, aan den Koning ontwikkelde.
Deze aanfpraak, in welke de voorzitter al
zegeningen der Voorzienigheid over de per-
foon Scs Konings inriep, zoude des no^ods
jaarlijks aan een aantal menfchen den inhoud
van een. nieuwjaars wensch kunnen opleveren (*).
In deszelfs jaarlijkfche boodfchap. aan het wet-_
gev,end ligchaam, pntroKHde Koniog, met
veel helderheid, een tafereel van aÜQS, wat
er .frnds de laatfte zitting was voorgevallen,
■ en zijn verfiag, aan ieder den. lof toekennen-
de, welken hij verdiende, heeft de mannen,
die hem aanhoorden, moeten overtuigen, dat
de beheerfcher van Holland zich onafgebro-
ken met de welvaart zijner onderdanen bezig
hield. In diezelfde boodfchap gaf hij weder
zijn ontwerp van overdragt, des gouvernements-
zctels naar Amfterdam te kennen, welke ftad,
naar hij zeide, redenen' van ftaat cn bij-
'nbsp;zon-
(*) Wij hebben de aanfpraak van den graaf van bij-
LANDT niet opgeflagen, en weten|^dus.niet te bcoordee-
len, in hoe ver de aanmerking gegrond zij; dan wij
weten, dat deze bravequot; man j ' een onzer voortreffelijkfle^
zeelieden, zeer wel gefchikt -is, om .eene regelmatige
.gelegenheidsaanfpiraak te doen, en anders zijn zulke ftaats-
Ibikken niet. In het algemeen ecljter, fchijnt de fchrijver.
het geweldig; geladen te hebben op de aa^ifpraken der.
voorzitteiS van hunne Hoogmogende, of het Wetgevend lig-,
chaara, weliiC hy bij iedere gelegenheid vinnig doorhaalt.
aant. van den vsrt...
-ocr page 124-zondere beweeggronden hem aanduidden, als
de hoofdftad des rijks. Dit befluit, met hoé
veel glans ook aan de inwoners van Jmfler^
dam voorgefteld, was hun niet ongemeen
welkom; zij vermeenden, dat eene ftad, uit-
fluitend aan den handel gewijd, niet in de
volftrekte nabijheid van het hof moest we-
zen C).
Voof
(*) De gevoelens verfchilden en verfchillen nóg hier-
omtrent. Zeker, indien Amfterdam den wereldhandel van
vijftig jaren vroeger nog bezeten had, zoude het verblijf
van het hof onmogelijk hebben kunnen plaats grijpen,
en wij v^illen tevens niet ontkennen, dat het nog veel
nadeel berokkend heeft, door kooplieden, inzonderheid
jonge lieden, van den lesfenaar naar de audientie en hof-
partijen te troonen, en alzoo hunne zsken te doen ver-
waarloozen, of tot halfflachtige menfchen, noch koop.
lieden, noch hovelingen, te vormen. Dan, aan de
andere zijde ftond toen de handel bijkans ffil, en ver-
fpreide de meerdere toevloed van menfchen eene zekere
welvaart, welke Amfterdam eenigzins fchadeloos ftelde.
Bovendien bewonen al de fouvereinen van Europa tegen-
woordig hunne hoofddaden, en Amfterdam was het, en
is het nog, zoo door deszelfs omvang, betrekkingen met
geheel de wereld, en rijkdommen, als door het ware
middelpunt voor alle verlichting en belangrijke inrigtin-
gen te zijn. Lodewijk , wiens bedoelingen Amfterdam
ongetwijfeld gunftig waren, en . welke, bij eenen moge-
lijken vrede, zijnen hofzetel misfchien weder zoude ver-
plaatst hebben, zag zeer wel in, dat hij de vriendfchap
der Amfterdammers boven alles noodig had tot volvoe-
ring
Voor het einde van het jaar werden- er
vele veranderingen in het ministerie gemaakt.
De maarfchalk verhuell, werd tot gezant te
Sf. Petersburg benoemd; maar Keizer napo.-
leon, welke hem bijzonder hoogfchatte, en
xijne verknochtheid aan Frankrijk ' kende,
vorderde hem als Hollandsch gezant bij zichi,
en de heer w. six verkreeg de ambasfade van
St. Petersburg. De heer van der heim
verving den admiraal verhuell , aan het
hoofd der marine. De /heer van maanen
y^erd minister van policie (en. jufticie); maar
men vond hem weinig geneigd,, om ai zijne
vermogens tot de vervulling der pligten van
«ijnen post aan te wenden. De heer van
hogendorp, te zeer gezind tot verkwisting,
cn van een driftig geftel, werd tot gezant te
Weenen benoemd, en de heer janssens ver-
ving hem als minister van oorlog. De heef
de caulincourt , opperftalmeester van de
kroon, werd niinister-plenipotentiaris te Na-
pels.
De winter van 1807 ging vrij treurig aan
het hof voorbij ; de vrolijkheid huist niet al-
tijd
ring zijner ontwerpen, terwijl hij tevens begreep, dat
hij dikwerf in het middelpiint dier verlichting moest ver-
wijlen, om den waren publieken geest te leeren kennen,
en zich verftaadige raadslieden eii dienaars te verlciezen.
aanï. van den vert.
-ocr page 126--tijd in vergulde zalen. De gezelfchappen op
het paleis waren minder veelvuldig; de Ko^
ning maakte meer in perfoon muzijk met
zijnen kapelmeester, dan dat het doen geven
van concerten hem behaagde; bijna dagelijks
bezocht hij den fchouwburg, waar oogen, in
het gadeflaan der menfchelijke zwakheden ge-
oefend, meenden te bemerken., dat Z. Mi
bijzondere aanmoediging verleende aan de ta-
lenten eener jonge actrice, mejufvrouw dan-
geville, welker uitftekend goede naam bo-
vendien de befcherming wel regtvaardigde
met welke de Koning haar fcheen te ver-
eeren.
»«f)cC#l«c«
De eerfte dagen van het jaar zijn niet altijd
de fchoonfte, noch 'de aangenaamfte, vooral
aan het hof, waar de etikette alsdan, meer
dan ooit en ergens elders, ftappen en geluk-
wenfchingen laat doen, niet altijd bekrachtigd
door het hart. Op het paleis van Utrecht
was dit het oogenblik der grootfte werkzaam-'
heid voor den groot-ceremoniemeester, en om
deze reden zoude de groot-kamerheer voor
dien tijd den fleutel der grootheden zeer gaarne
aan een' jongeren kamerheer hebben afgeflaan j
'welke opgetogen zou zijn geweest van be-
merkt te worden. Van alle zijden kwamen
cr bezendingen op het paleis, om den Koning
hulde te brengen, eri in die ebbe en vloed van
menfchen kon men diegene ligtelijk piïder^
fcheiden, welke de gewoonte niet hadden,
van hofkleederen te dragen. In dat gewaad j
door de hooge wellevendheid en den vol-
niaallt;t goeden toon aangenomen, is men bij-
kans altijd belagchelijk, wanneer men manieren
wil aannemen, welke men flechts door den
tijd en het veel zien der groote wereld ver-
krijgen kan
In het begin der maand Januarij van dat
jaar, reikte de Koning, op het paleis van
Utrecht, de ordeverfierfelen uit, hem door
de gezanten van Frankrijk en Wurtenherg
ter hand gefteld. Wanneer de ordeverfierfels
nooit anders, dan de belooning van uitfteken-
dc daden waren, zoude men, bij derzelver
uitdeeling, nimmer de benijding van iemand
(*) Er was dat jlaar een tooneelfpeler, moraitrier.
genaamd, te Utrecht, welke dan gekleeden rok zeer
£oed droeg, en, gedurende de laatfte veertien dagen van
December, onophoudelijk bezig was, om de nieuwe ho-
velingen te onderwijzen in de groote kunst, van den
hoed te houden, den degen gemakkelijk te dragen, en
bevallig met de jabot te fpelen; dan, hetzij dat deze
hoogteeraar van fraaije manieren niet best aan anderen
kon leeren, wat hij zeer goed wist, of dat hij fcholieren
vond , te klein van bevatting, aan het hof befpeurde men
'niet, dat zij van zijne belangrijke lesfen vrucht getrokken
'hadden.
AANT. VAN DEN SCHRIJVER (*gt;
wij twijfelen aan de waarheid dezer opgave , daar zulk
lesneinen toch niet in de gedachten van eenig verftandig wezea
2al gevallen zUn.
aant. van den vïrt,
-ocr page 129-behoeven te vreezen, dewijl de regten van
de benoemden gellaafd zouden worden door
de daad, die hen vereerde; maar (inzonder-
heid) die vreemde ordeverfierfelen worden bij-
zondere gunstbewijzen van den vorst, die de-
zelve ter üitdeeling ontvangt, en ieder meent
gelijke regten op gunst te hebben. Wel is
waar, niemand beklaagde zich openlijk op hec
paleis; maar hoe vele hovelingen fchreeuw-
den niet, onder hunne vertrouwelingen, over
de verkorting van hun regt!
Ondanks zijne herhaalde ongefteldhcden,
werkte de Koning veel met zijne ministers,
en fcheen hij diep getrolFen over de maat-
regelen, door de Franfche regering tot ver-
zekering der uitwerking van de Engelfche;
blokkade genomen; en, dewijl de Holland-
fche handel door deze bedwangmiddelen leed,
fchreeuwde de Koning over gruwelijkheid en
omkeering van alle ftaatsbeginfelen, donder
zich ooit in de plaats van den Keizer der
Franfchen te ftellen, zonder hem dank te
weten voor alles, wat hij ondernam tot ver-
zekering van dc zegepraal des vasten lands
eene zegepraal, waarvan de uitwerkfelen de
fortuin moesten maken van allen, die er toe
zouden medewerken.
Het was altijd alleen op herhaalde klagten
van de Franfche regering, dat Holland be-
H anbsp;floot,
Hoot tot het verrigten van datgene hetwelk
men van hetzelve verwachtte, wat de Keizer,
door zijne omftandigheden, genoodzaakt was
te vorderen (1).
Aan het hof, nog meer dan in ^e ftad,
weet men bijkans alles, wat er omgaat, en
de geheimfte heraadflagingen worden vrij dik-
wijls bekend. De muren hebben ooren, zegt
men, en de woorden dringen er door henen.
Zij, die hoorden, hoe' de Koning van Hol-
land zich vertoornde en verontwaardigde over
het continentaal fysthema van den Keizer, een
fysthcnia, dat, volgens den Koning, kwade
trouw en onzedelijkheid tot beginfelen ver-
klaarde , deze moesten zeer verwonderd zyn,
hem daarna, bij onderfcheidene gelegenheden,
een
1nbsp; Ziedaar weder de Franschman, door napoleons
fchoonklinkende woorden misleid, welke hier fpreekt.
Lodewijk had regt; dat continentaal fysthema was eene
omkeering van alle flaatsbeginfelen, gelijk alle uitflui-
ting het altijd blijven zal, en onbegrijpelijk is het,
dat een man van het onbetwistbare genie van napoleon,
aan de verwezenlijking van dezen droom zijner luimen
immer, te goeder trouw, heeft kunnen gelooven; een
droom, welke zijnen volftrekten val berokkend heeft,
en welke, al ware hij ook eenmaal verwezenlijkt gewor-
den , hem, bij de ontwaking, beroofd van al de hulp-
middelen des handels, op de puinhoopen van zijn land
alleen zoude gelaten hebben.
AANT. VAN DEN VERT.
-ocr page 131-«ene uitbundige loffpraak te hooren honden
over de goede hoedanigheden van zijnen broe-
der, deszelfs dapperheid, regtfchapenheid en
genie, en in een befluit te zien aankondi-
gen, dat het de pligt der HoUanders was,
Ten opzigte van het continentaal fysthema,
aan de wenfchen des Keizers gehoor te ver-
kenen, en zelfs die te overtreffen (*). Het
is waarfchijnlijk met deze inzigten, dat Hol-
land, op het einde van Januari], den oorlog ■
aan Zweden verklaarde, hetwelk reeds met
Frankrijk in vijandfchap was.
Weder verplaatlingen en altijd veranderingen !
Ziedaar niet, wat men een volk geven moest,
hetwelk, uit fmaak, geene wijfelingen be-
mint, welke zijnen regelmatigen aard fchok-
ken. Ten gevolge eener raadsvergadering, in
welke de minister van buitenlandfche zaken
het met niemand eens was geweest, kwam er
weder verandering in het ministerie, en de
aftreding van den heer van der goes , in^de
C*) Verba vahnt ufu, ut nunimi, en de fchrijver weet
zeer weinig, wat er in de (laacswereld omgaat, indien
hij aan de bewoordingen van openbare, misfchien door
onvermijdelijken nood afgedwongene, befluiten hetzelfde
seloof flaat, al® aan uitdrukkingen, in wellce zich het
eerlijke hart van lodewijk aan vertrouwelingen had uit-
geboezemd.nbsp;aant. van den vert.
-ocr page 132-buiccniandfche aangelegenheden zoowel te zij-
ner plaatfe, deed vele Hollanders leed.
De generaal nogues , een Fransch officier,
opperjagermeester der kroon in Holland, {5nds
lang door eene borstkwaal aangetast, ftierf,
algemeen betreurd. De Koning, wiens eerfte
aide-de-camp hij was, en die hem zeer be-
minde ,' toonde zich zeer getroffen over dat
verlies. De waardigheid van opperjagermees-
ter werd, eenigen tijd daarna, aan den baron
VAN HEECKEREN gcgeven, wclkc cr, als jagt-
kapitein, ongetwijfeld alle aanfpraak op had.
Maar waarom verkoos de Koning niet een
Franschman, om den heer van heeckeren
op te volgen, en verkreeg de baron van
spengler dezen post?
Een verfchrikkelijkc ftorm bragt, in den
loop van Januarij, de verwoesting op de Hol-
landfche kusten. De ftad VUsftngen werd
bijna geheel overftroomd, en een aantal men-
fchen kwam bij die' gelegenheid om. Ook
andere gewesten werden de prooi der wa-
teren, even als de eilanden Walcheren en
JSieuwland (*). In al deze treurige omftan-
digheden kwam de Koning de ongelukkigen
(*) De fclirijver zal door Nieuwlatid denkelijk Nieuw-
Beveland liebben willen aanduiden; wat bij omtrent lode-
wijKS weldadigheid zegt, is weder volkomen waar.
aant. van din verx.
pi
i ! . '
(119 )
tnet zijnen bijftand voor, en, omj hen te
onderfteunen, fcheen hij al zijn eigen leed
te vergeten.
Sedert lang befpeurde men met bezorgheid,
dat Frankrijk geenen gezant in Holland had.
Eindelijk zond de Keizer den heer alexander
de la ROCHEFOUCAULD derwaarts, en, men
zeide in Holland, dat hij de-man was, die
niet het minfte tot de vereeniging van Hol-
land met Frankrijk had medegewerkt (*).
Zijn kamerdienaar heeft aan een geloofwaar-
digen perfoon verzekerd, dat hij zijnen heer,
lang voor die vereeniging, dc ontwijfelbaar-
heid derzelve aan den baron de feltz, mi-
nister van Oostenrijk, had hoorcn verzekeren.
Brand! brand! brand! Door dien alarmkreet
werden al de bewoners van Utrecht in den
'nbsp;nacht
(*) Wij voor ons gelooven, dat deze vereeniging niet
door dezen of genen perfoonlijk bewerkt is, maar dat
zii van lieverlede uit de gebeurtenisfen, welke z.ch hier
te lande hebben opgevolgd, noodwendig nwest voort-
vloeijen, inzonderheid, toen de overal zegevierende wa-
penen van napoleon zijne heerschzuclit in volle werking
bragten. Indien echter eeuig mensch deze vereeniging
heeft befpoedigd, lodewijk in een ongunftig daglicht
aan zijnen broeder heeft voorgefteld, en zich toen den
Vaat der Hollanders heeft waardig gemaakt, het zijn on-
getwijfeld de ambasfadeur la rochefoücauld en zijn
fecretaris serrurier geweast.
aant. van den vert.
1 1
iC gt;
nacht van den i5den op den lóden Februarij
gewekt. De van hout gebouwde fchouwburg
was eene prooi der vlammen, en verlichtte
de ftad op eene fchrikkelijke wijze. De
vlam, midden in den nacht uitbarstende, en
niet dan brandbare ftoffen ontmoetende, kon
volftrekt niet geftuit worden, en daar dat
gebouw geheel op zich zelf ftond, liet men
het op zijn gemak verteren. Alle bijftand
werd flechts aan de huizen verleend, welke
het meest nabij het brandpunt ftonden en
men kon dezelve behouden. Er kwam ge-
lukkig niemand om, en thalia zelve kon
zich ligt troosten over het verlies van eenen
tempel, haar zoo weinig waardig. AI de de-
coraticn, cn een gedeelte van het kleederen,
magazijn der fpelers, werden vernield door
4e vlammen. Damis, mondor en rtioNTiN-
cidause mevrouw arokntb en marton
hadden dien dag al hunne fraaije tooifels wel
op het tooneel willen laten, ora zich dezelve
door den Koning even rijkelijk vergoed te
zien, als het weinige,-dar verbrand was.
Die gebeurtenis ftrekt tot een nieuw be-
wijs, dat kleine oorzaken dikwijls groote ge-
volgen hebben. De vlammen van dien brand,
aan onderfcheidene redenen toegefchreven, had-
den bijkans omtrent eene gebeurtenis inge,
licht, welke, bij gebreken van een blijfpel
li'
'I
( gt;
of tooneel, ieder had kunnen vervrolijken bui-
ten hem, wiens liefdegefchiedenis door dit
voorval bijkans aan den dag ware gekomen. (*)
De ^ kastelein van den fchouwburg had twee
groote, goed opgewasfene en zeer uitlokkende
dochters. Eene derzelve was zeer bevallig,
en hare bekoorlijkheden hadden een groot heer
van het hof, den heer de caulincourt,
fterk getroffen. Hoezeer de hofman geen
woord Hollandsch fprak, vond hij het middel
wel, om zich door de juffer, welke daartegen
geen woord Fransch fprak, te doen verflaan.
De liefde en wellust hebben eene bijzondere
taal, een zeer verftaanbaar, zeer begrijpelijk
gebarenfpel, hetwelk fomtijds de welfprekend-
fte redenen zeer goed vervangt. In één woord,
het zwijgende paar verftond en begreep zich
zeer wel, zonder iets te zeggen, en die fpra-
kelooze overeenftemming liet niet na hun
oogenblikken van aangenaam onderhoud te ver-
fchaf-
C*) Ongaarne hebben wij weder dit onwelvoegelijke
verhaal in onze taal overgenomen; hei is weder een te-
genbeeld van de gefchiedenis van mejufvrouw nieuwe-
man, van den vijver, enz. met welke, (hoewel zij
niet dan walgelijke gebeurtenisfen, aan alle hoven en in
alle landen voorvallende en daarom beter te verzwijgen,
aan den dag brengen) het den fchrijver behaagd heeft zijn
verhaal te oncfieren.
aant. van den vert»
H 5
''' tl
fchaffen. Nooit ontftonden onder hen van dié
kleine twisten, dikwijls uit een verkeerd ge-
zegd of Hecht begrepen woord geboren. Ach f
hoe vele huisgezinnen zouden altijd in vrede
geleefd hebben, indien de echtgenooten, als
onze minnaars, van het fpraakvermogen be-
roofd waren geweest.
Den avond voor den brand had men Huga
de Groot vertoond, een nationaal onderwerp,
met gunftig gevolg behandeld door den heer
DE FERRiÈRE, oud-bcftuurder van het Holland-
fche dagblad, wien de Koning dankbaar vooe
dit voortbrengfel was, immers voor den geest,
in welken hij dit werk ondernomen had.
Sinds ecnige uren waren de tooneelfpelers te
hunnent wedergekeerd; het vuur was ingere-
kend; de kastelein en zijne gade fiiepen reeds,
en vermoedden weinig dat hare dochters waak-
ten met derzelver minnaars , welke zij heime-
lijk en zonder licht, door de deur, voor hee
inbrengen der decoratiën beftemd, deden bin-
nen komen. Daar zij voor haar beide Hechts
één vertrek hadden, behoorde dat vertrek, ten-
minfte voor geheimzinnige bijeenkomften, van
regtswege aan haar, die eenen mimiaar had,
met waardigheden bekleed, en het was ook
volftrekt niet mogelijk eene partij van vieren
te maken, daar monseigneur zich dan par^
tner zoude bevonden hebben van eenen der
f
livereibedicnden des Konings, welke bedien-
de zich voor zijne bijcenkoinften aldus met
het tooneel behielp, hetwelk hem tevens tot
rookvertrek diende. Die gegalonneerde die-
naar des Konings was een zekere stuky, een
Hollander, welke, wel te verftaan, altijd
rookte onder het vrijen. Op den dag der
vertooning van de Groot, nadat ieder vertrok-
ken was, kwam stuky op het tooneel, dat
is, op de plaats der affpraak, en dien zelfden
nacht genoot monseigneur het flille vermaak
van zich bij de andere bekoorlijke dochter te
bevinden. Eer stuky zijne fchoone verliet,
ftak hij de pijp op aan eene kaars, welke hij
vergat uit te doen, en naast een fcherm deed
ftaan, dat in den brand geraakte. De vlam
had reeds groote verwoestingen aangerigt, toen
Stuky reeds op het paleis was, en mon-
seigneur niet vermoedde dat hij in zoo drei-
gend gevaar was. Maar een gedruisch van
verwarde ftemmen, welke met een' kreet van
fchrik opgingen, en het gewoel lieten hem
geen' twijfel, dat er iets buitengewoons nabij
hem omging. Hij rijst dadelijk op, kleedt
zich ijlings aan, en vindt zich bij het openen
der kamerdeur bijna verftikt door eene dikke
wolk van rook, waardoor hij echter de vlam-
men, welke hem reeds omringden, hcnenziet;
hij v/as reddeloos verloren geweest, indien de
0!1-
-ocr page 138-ongelukkige kasteleins dochter, hem bij de
hand nemende en langs brandende planken
voortflepende, hem niet gelukkig had doen
ontkomen langs denzelfden weg, waardoor hij
was binnen gekomen, en dewijl men lange
winternachten had, kon Z. Excellentie nog
ontvlugten, en in zijn vertrek geraken, zonder
gezien te zijn. Den volgenden dag was hij
onder de nieuwsgierigen, die de plaats gingen
herkennen, -waar den vorigen avond nog de
fchouwburg ftond, maar hij wachtte zich wel
van te zeggen: Het is daar, dat zonder den
bijfland eener moedige vrouw mijn lig-
chaam ändernde rookende puinhoopen ' zouda
liggen. Hij deed het huisgezin van den kas-
telein, welke alles in dien noodlottigen nacht
verloor, weldra ondcrftand verkenen; maar,
buiten stuky , was niemand op het paleis on-
derrigt van de gevaren, welke een der eerfte
officieren van de kroon geloopen had: ieder
maakte zijn verhaal over de oorzaken van dien
brand, en zij, die zich het best onderrigt
verklaarden, waren het verfte van de waarheid
verwijderd.
De flechte woning moede, welke ik bij
mijnen mr. timmerman betrokken had, welke
niets gemeens had met mr. ad am, doch, wel-
ke, even als deze, van 's morgens vroeg met
de fchaaf in de hand, zijnen dag begon met
mij, mijns ondanks, aan de zoetheden van den
'flaap te ontrukken ; deze ongemakkelijke
woning moede, zeg ik, was ik- zoo gelukkig
van een beter vertrek te vinden ten huize van
den heer clakenberg, een apotheker, tegen
over het paleis. Bij mijn nieuwen verhuurder
had ik het tweeledige voordeel van minder
flecht te liggen en iemand te hebben, die
Fransch fprak. Daar hij zeer beleefd was,
vroeg ik hem eens, waarom de drogisten in
Holland een groot houten hoofd met een
geweldig grooten ontfloten mond voor
huis hadden, „ Die geopende mond,quot; ant-
woordde mij de heer clakenberg, „ is het
zinnebeeld van de uitftorting der flechte fl:of-
fen, door de geneesmiddelen bewerkt, welke
jnen verkoopt in de drogistwinkel, aan welks
deur zich dat groote hoofd bevindt,quot; —
„ Goedquot; — zeide ik, — „ ik verfl:a u, het
is een emeticum in werking,quot; (f) Zijne be-
reid-
(*) Mr adam was een timmerman te Nevers, in de
jeugd van lodewijk XIV; zijn naam was eigenlijk adam
BiLLAUT ; hij was ook dichter of maakte verzen, welke
jiij uitgaf onder den naam van Chevilles de Maître Adam.
Hij ftierf in 1662.
aant, van den vert,
(t) Wij gelooven dat de fchrijver of zijn zegsman zicli
bedroog. Wij hebben ergens gehoord of gelezen, dat
deze hoofden, ons uit Italië overgebragt, van de mid-
deleeuwen afkomllig zijn; dat dezelve meestal een tul-
band
reidwilligheid deed mij tevens de gewoonte
kennen, welke in Holland plaats vindt, van
ten deele den maaltijd te betalen, welke eet»
vriend u aanbiedt, door eenige gulden (*gt;
aan de knechts te geven, welke aan tafel be-,
dienen, dewijl men anders bij eene volgende
gelegenheid gevaar loopt het flagtoffer eener
band dragfende, ten doel hadden, cm den wandelaar aan
te kondigen , dat men daar Oosterfche fpecerijen, en
inzonderheid opinm (vanwaar de gapende mond) toen door
getulbande karavanen te land aangebragt, verkrijgen kon.
Ook de krans van papaverbollen, welke dikwijls aan de
deur der drogisten gevonden wordt, heeft dezelfde be-
teekenis.
aant. van den vert.
(*) Alle vreemdelingen varen teregt tegen deze gfr^
woonte uit; dan wij zijn altijd verbaasd hun deze ver-
wondering te hooren uiten, daar in hun eigen land de-
zelfde gewoonte, fchoon anders gewijzigd, plaats grijpt.
In Italië b. v. verfchijnt op den dag na de voorftelling
aan het hof, of na de genoiene beleefdheid , het geheele
dienstbare gedeelte, en, naar mate van den rang, wel.
ken men bekleedt, wordt er aan ieder drinkgeld gegeven,
hetwelk zelfs in de herbergen voorvalt, waar men
betaalt; in Frankrijk weigeren de bedienden evenmin
als in Hollmid, en heeft men de vaste gewoonte om
itrennes (nieuwjaarsgiften) te geven in huizen, wel.
ke men dikwerf bezoekt; in Zmtferland, Rusland,
Duitschland, Engelandenz. is men mede «iet weiger-
achtig, en wij begrijpen niet, waarom Holland dan de
blaam moet dragen boven andere landen.
aant. van den vert.
-ocr page 141-opzettelijke lompheid, of, voor he^:minst,
flecht gediend te worden. Maar hetgeen hij
mij,- om redenen, niet zeide, was, dat in
vele Hollandfche huizen de bedienden geen
ander loon, . dan die tafelvoordeelen, genie-
ten (*).
Sinds eenigeii tijd kon het den hovelingen
piet ontgaan, dat de Koning innerlijke droef-
he-
Wanneer een nieuwe bediende zich aanbiedt in een
huis, moet men, nadat hij zijne zedelijkheid heeft be-
wezen, hem wederzijds verklaren, en anders vraagt hij
het zelfj hoe dikwijls in de maand men menfchen te
eten heeft, en hoe talrijk de gasten zijn. Na deze be-
rigten beoordeelt hij , of hij gratis kan dienen. Andere
heeren, die, bij voorbeeld, dikwijls en veel menfchen
verzoeken, drijven den geest van orde nog verder; want
zij deelen de belasting,- van de gasten geheven, met
hunne dienstboden.
aant. van den schrijver (*}.
(*) Hier zijn hijna zoo vele onwaarheden »Is woerden. Ner-
gcns, dan misfchien in logementen, blijven de dienstboden
zonder loon; zij zijn integendeel ruim betaald en gevoed, en
dikwijls gekleed, zoodat raen Hollani wel eeus het paradijs
der dienstboden Iicefi genoemd. Het is integendeel in de groote
huizen buiten Holland, bö voorbeeld, in Frankrijk zeM, da
de kamerdienaars, of livereibedienden , dikwert grïtis dienen,
dewijl men overal kaartengeld betaalt, hetwelk de vrouw vïu
den huize niet önduidelp te kennen geeft, en de bedienden
daarentegen, fositijds bovendien gratis waskaarfen en fpeel-
kaarten bezorgen, lotntijds de eens gebruikte kaarten en de
Imlf verbrande kaarfen tot eentg en zeer voordeelig loon heb-
ben, hetwelk pien dan la bougie et les cartes noemt.
aant. van den vert.
-ocr page 142-heden had, welke niets kon verzachten, droef-
heden, onafhankelijk van de zorgen, hem
door het beheer van 's lands zaken veroor-
zaakt, welks val hij voorzag, zondef zich te
vleijen, dien te kunnen ontgaan. Men ver-
moedde zelfs, dat lodewijk een klein huis ,
te Jmeliswaard, nabij Utrecht, om geene
andere redenen kocht, dan om meer op zijn
gemak den vrijen teugel te vieren aan de bij-
zondere toegenegenheid, welke hij, naar men
zegde, toedroeg aan eene zekere mevrou^V
D.....ay , vrij bevallig , vrij koket, en leven-
dig genoeg, om alles, wat de fchandkronijk te
dien opzigte verhaalde, te regtvaardigen. Dat
galante nieuws vond echter geenen ingang bij
allen, dewijl de vrouw, welke er het voor-
werp van was, niet al de waardigheid had,
welke men voor eene openbare maîtres des
Konings zoude verlangd hebben. Dat huisje,
welks vorige eigenaar het ongaarne had afge-
ftaan, mishaagde fpoedig aan den nieuwen
bezitter, welke het,' eenigen tijd voor zijnen
afftand van de kroon, weder verkocht.
Een nieuwe gril van verhuizing kwam den
Koning een oogenblik bezig -houden; hy
kreeg
(») Amelhvaard is zulk een klein huis niet; maar eea
zeer aanzienlijk buitengoed.
aant. van den vert.
-ocr page 143-kreeg dan lusr, om te Zeist, op eenigen af-
ftand van Utrecht, een zeer ruim gebouw te
koopen, aan de Hernhutters toel^ehoorende,
een Duitfche broederfchap van een honderdtal
menfchen of daaromtrent, welke eene vrije
gemeente onder zich hebben opgerigt, in wel-
ke ieder zich op eenig vak van nijverheid
toelegt; maar al de aanzoeken, al de voor-
ftellen, hun in 's Konings naam gedaan, ver-
mogten niet hen tot den verkoop van dat ge-
flieht te bewegen.
De heer de caulincourt, opperilalmees-
ter van de kroon, en tot minister plenipoten-
tiaris benoemd, verliet Holland niet ter'ftond;
deszelfs bijzondere vriendfchap met den heer
de broc , grootmaarfchalk van het paleis,
maakte hem deze verwijdering moeijelijk, en
eer zij plaats greep, hielden zij veelvuldige
gefprekken, waarin ongetwijfeld gehandeld
werd over de partij,' welke de heer de cau-^
UNCOURT in Frankrijk zoude nemen. Einde-
lijk had hij zijne affcheids — audiëntie; hij ver«
liet Utrecht, cn vermoedende dat hij welras
in ongenade zoude raken, indien hij in Hol-
land bleef, verzocht hij met nadruk om het
. gezantfchap van Napels, doch te Parijs aan-
gekomen haastte hij zich, door zijn ontflag
te geven, de ongenade, welke hem bedreig-
de, voor te komen. Hij trad weder in Fran-
Inbsp;fchen
-ocr page 144-fchcn dienst en fneuvelde in den flag van ds
Moskowa.
Eer de Koning rot den troon van Holland
kwam, was de heer de caulincourt in
Frankrijk deszelfs eerfte aide-de-camp en
bijna zijn boezemvriend geweest. De groote
bezigheden des Konings, en waarfehijnlijk zijn
voornemen om de Hollanders altijd in den eer-
ften rang der hofbeambten te houden, deden
de vriendlchapsbetrekkingen, welke tusfehen
prins LODEWIJK en zijnen aide-de-camp beftaan
hadden, zeer fterk verminderen; de heer de
caulincourt, van de andere zijde, fier van'
aard zijnde, en misfchien te veel openhartig-
heid hebbende bij eenen vorst, veroorloofde
zich den Koning aanmerkingen te maken,
welke waarfehijnlijk zeer fterk waren, en hier-
bij voegden zich eenige ongunftige berigten
over het beheer der koninklijke ftallen; alles
fcheen mede te werken, om de toegenegen-
heid van Z. M. voor deszelfs opperftalmeester
te vernietigen, of voor het minst fterk te
doen afnemen. De baron van heeckeren , op-
perjagermeester geworden door den dood van
den generaal nogues, nam bij deze waardig-
heid den post van opperftalmeester op zich
en allen, zonder onderfcheid van landaard, AveL-
ke zich onder zijne bevelen bevonden, de-
den hem het regt wedervaren, van te betui-
gen.
gen, dat het onmogelijk was aan een beleef-
der hoofd te gehoorzamen, terwijl zijn voor-
ganger de beambten van zynen dienst al te
ruiterlijk behandelde.
Men verwonderde zich aan het hof, immers
onder diegenen, welke den Koning en zijn'
perfoon beminden, dat Z. M. zich zoo ge-
makkelijk aan huisfelijke bekommernisfen over-
gaf, welke, hem kwellende, ook de perfonèn
bedroefden, welke hem omringden. Dat wat
hem eerst aangenaam Was geweest werd hij
ligtelijk weder moede, en de groot - maarfchalk
van het paleis had dagelijks het ongenoegen
van Z. M. zonder reden te hooren klagen over
de perfonen, welke hem het meest naderden
om hem te dienen.' 'Zijn eerfte kamerdienaar,
RocHARD, een'vertrouwd man, door hem naar
Holland medegevoerd, mishaagde hem, en hij
fchorste hem in zijn ambt. Een gewone ka-
merdienaar , lafor.cE genaamd, verving hem.
Die laforce, eene foort van Figaro, was
een zeer fchrandere, behendige knaap, die
zich niet fterk bekreunde aan dc eer, welke
hem te beurt viel. Hij wist hoe glad de weg
der gunften was aan het hof; doch moest ge-
hoorzamen, en Monfieur laforce trok het
pak zijner nieuwe bediening aan, zonder den
degen te vergeten, die er toe behoorde. Rq-
chard, inmiddels vermoedende dat de Koning
I 2nbsp;te
te zijnen opzigte flechts een oogenblik gram-
jlorig was geweest, en zich van de eerbe-
wyzcn zijns rangs niet ontzet rekenende, ver-
zette er zich tegen dat laforce gedegend
voor den Koning zoude verfchijnen. De op-
perkamerheer, die inderdaad de noodzakelijk-
heid van den degen voor den dienst eens ka-
merdienaars niet inzag, gaf laforce de vrij-
heid om. hét wapen weg te laten. Men
plaagde hem daar over, en hij verbeidde met
ongeduld het oogenblik om wederwraak te
nemen over hen, die hem tergden. Men gaf
den Koning bcrigt van dezen antichambre
twist; hij had er vermaak in, en wilde weten
hoe de zaak zoude afloopen; laforce werd er
van onderrigt en nam zich voor van die om-
flandigheid partij te trekken, floewel in on-
genade vervallen, bevond zich rochard nog
dikwijls in het vertrek naast de flaapkamer
van den Koning, waar laforce juist zoude
binnen treden met den degen op zijde, toen
de voormalige eerfte kamerdienaar hem denzel-
ven wilde doen afleggen. De waarnemer ad
interim dringt aan op zijn regt; er ontftaat
een gefchil, en de beide kampioenen zich niet
genoegzaam in achtnemende, hoort de Ko-
ning het gerucht en wil er de oorzaak van
weten. Hij fchelt; dc twist houdt op; de
plaatsvervanger opent de deur van het flaap- '
ver-
H [■
I i«
tl tï
vertrek, en vraagt, wat Z. M. verlangt.
„ Laforce,quot; zegt de Koning. — „ Maar,
Sire ! is het laforce armé ?quot; (*) antwoordt
de listige dienaar. — „ Ja,quot; herneemt de Ko-
ning, dien de kwinkilag deed lagchen, en
laforce behield den degen voor altijd. Zijne
tegenwoordigheid van geest voltooide de onge-
nade van rochard, welke 'bevel ontving, om
naar Frankrijk weder te keeren, waar hij bo-
vendien niet ongelukkig was; want, toen de
hofgunst op hem afftraalde, had de Koning
goed voor hem gezorgd, cn de voordeden
der koninklijke garderobe waren zeer aan-
zienlijk.
Eene andere uitwerking van des Konings
onflandvastigheid trof eenen man, die zich
voor langen tijd in zijnen dienst waande. De
eigenaar van een logement in den Flaag, dc
heer dulon , welken Z.. M. met geweld toe
controleur der uitgaven zijner keukens '(^de la
bouche'^ wilde hebben, bleef flechts eenige
maanden in zijnen dienst. Op des Konings
eigen last zond men hem van Parijs drie per-
fonen van beproefde trouw, tot den dienst
van
Niet in de fpelling van het bijvoegelijlt woord,
maar in de Franfche iiitfpraak, faeduitide dat antwoord
evenzeer de gewapende magt, als de perfoon van la-
force gewapend.
aaist. van den vert.
-ocr page 148-van Mevrouw moeder zelve behoord hebbende;
welnu, zij behaagden hem alle drie zeer kort,
en het ganfche drietal moest weldra de lijst
der Franfchen gaan vermeerderen, welke niet
meer in Holland waren. Zelfs een ellendige
kelderknecht (*), wien men de eer verleende
van een Koninklijk befluit, om hem te nood-
zaken, van naar Frankrijk terug te keeren,
ontnam men het postje, dat hem maandelijks
vijf en twintig guide nopbragt.
In het begin der maand Maart bekrachtigde
de Koning de cerfte rekening van financiën,
tot den eerften Januarij 1807, waaruit bleek,
dat de door hem in 1806 genomene maatre-
gelen al de uitkomften, welke hij gehoopt
had, ten gevolge hadden gehad, en alles be-
wees de deugdelijkheid en uitnemendheid van
den arbeid, te dien opzigte door den minis-
ter gogel aangewend.
Z, M, zond vervolgens eene boodfchap aan
het
Ondanks de achting, welke men voor de perfoon-
lijkc hoedanigheden van lodewijk voeden mag, is deze
wispelturigheid, in het kiezen van v.oonplaatfen en lage-
re bedienden, zeker belagchelijk en hoogst berispelijk.
j)e groot-officieren en officieren van het huis, maar in-
zonderheid een kamerdienaar, dagelijks met den Koniiijr
omgaande, konden overbrengers naar Frankrijk zijn. De
koks en keldcrknechts, welke hem nimmer zagen, moes-
ten buiten verdenking zijn,
aant. van den vert,
-ocr page 149-:het wetgevend ligchaam, 'over de behoeften
■van het jaar 1808, eene boodfchap, welke
deïi wensch des Konings aankondigde, dat
;men zich voor het oogenblik alleen zoude
bezig houden niet de middelen, tot beftrij-
.ding der uitgayen van dat jaar, en het in-
rvoeren van een vast plan van financiën zoude
uitftellen, tot aan de herllelling van' den vre-
de ter zee. Daarna gaf hij eene uitvoerige
vergelijking in de raming der uitgaven van
het eene jaar met het andere, voor ieder
'gedeelte van den dienst, en befloot hij met
redeneringen, welke cn zijn doorzigt en zijne
ftandvastige bezorgdheid, tot verzekering van
het v/clzijn zijner onderdanen, aan den dag
legden. Na dit alles bood de'bezending uit
den ftaatsraad de financiële wet aan, v.^lke
door het wetgevend ligchaam werd aangenomen,
Dc Koning van Beijeren vier ordeteekenen
aan den Koning gezonden hebbende, verfierde
hij zich zelve het met eene, en fchonk hij de
anderen aan den Kroonprins en de heeren
brantzen en six van oterleeic, een man
van verdienfte, maar reeds ijdel genoeg, zich
overal opzettelijk excellentie latende noemen,
en welke deze nieuwe gunst niet noodig had,
om zeer hoogmoedig te wezen (*)•
C*} Or.der dc keizerlijke reseiiiig in 1812, intendant
I 4nbsp;det
De noordenwinden gaven de natuur geen
treurig aanzien meer; liet groen was van veld-
bloemen bezaaid, en de fchoonfle tijd van het
jaar, de zachte en vrolijke lente, volgde op
een vrij ftrengen en zeer treurigen winter,
toen het hof naar het Loo vertrok, een ko-
ninklijk flot in Gelderland, op twaalf uren
afftand van Utrecht, en in de volfte betee-
kenis van her woord koninklijk, daar hetzelve
het eenigfte verblijf was, waar het ganfche
hof behoorlijk kon vereenigd zijn.
De Koning deed er, wel is waar, vrij veel
bouwen, en deed werken aanleggen, welke
de tuinen zeer verfraaiden, zonder echter het
overblijffel der buitenfporigheden, door het
Franfche leger bij deszelfs eerfte inrukking in
1795 aangerigt, te kunnen wegnemen (*).
De
der domeinen van de kroon zijnde, verdronk de heer
SIX VAN OTERLEEK Op een avond, bij het terugkeeren
van eene vrolijke partij, waar de rede van zijn excel-
lentie een weinig buiten het fpoor was geraakt, in eene
gracht, tegenover zijn huis. Hij was twee keer te Ba-
tavia (*) geweest, zonder dat hem de onafmetelijke
eeeën, om zoo te fpreken, de voeten hadden nat ge-
maakt , en her is aan zijne deur, in een weinig modderig
water, dat zijn excellentie al zijne grootheden is komea
begraven.
AANT. VAN DEN SCHRIJVER,
c*) In de Wat-Inm, wil de fcaiijvc.T zeggen.
aant, van ben vert.
(*) Qndcr deze werken behoorde een zeer fraai water- '
ltU£
-ocr page 151-De Koning, op het Loo zijnde, genoot dik-
wijls het jagtvermaak, en de Franfche too-
neellisten ontvingen het bevel, om er vertoo-
ningen te komen geven. Zonder zeer groot
te zijn, was de fchouwburg ruim genoeg,
'om er het ganfche hof en al de onderafdee-
lingen van den dienst te kunnen plaatfen,
waarbij de Koning ook fomtijds, aan de land-
lieden vergunde, er zich te vereenigen, hoewel
-zij geen Fransch verftonden. Die vreemde
vermenging van onderfcheidene klasfen 'was,-
op zich zelve, eene zeer opmerkelijke ver-
tooning.
De akteurs, welke niet zonder verdienlle
-waren, fpeelden de beste voortbrcngfelen van
het Franfche tooneel; doch, om zijne ver-
ftrooijingen te vermeerderen, deed de Koning
een tooneelftuk leeren, hetwelk men zeide
van hem te zijn, maar onder den naani van
den kolonel ferriere , een zijner adjudan-
ten, doorging. Het Huk was geleerd, en de
dag der vertooning aangekondigd; maar men
vond zich verpligt dezelve op te fchorten,
door de ongefteldheid eener jonge aktrice,
mejufvrouw olinde, welke, omtrent haren
na-
ftuk, hetwelk lodewijk daarr.a echter, onder vcorwend-
fel van ongezondheid, weder dempen deed.
aant. tan den ver.t.
1
' it.
M
ratuurlykcn toeftand misleid, eensklaps, en
bijna op het oogenblik, dat zij een onge-
lukkig flagtoffer der liefde zoude gaan voor-
ftellen, een fpruit ter wereld bragt. Zij was
geheel in die omftandigheden; want, zoo
men al geen misbruik van hare onfehuld had
gemaakt, was zij toch zeker het flagtoffer
der wulpschheid van twee perfonen, welke
zich het vaderfchap ieder voor de helft kon-
den toeeigenen; dan deze eer bleef onver-
deeld aan den tooneelfpeler, die in deze zaak
.eene rol van loutere beleefdheid fpeelde, doch
bereidwillig gedoogde, dat de kraamkosten
edelmoedig betaald werden door eene excel-
lentie , aan het hof bekend voor eenen groo-
ten bewonderaar der dames van het tooneel.
Het nieuwe ftuk kon eerst na de herftelling
van mejufvrouw. qlinde worden opgevoerd,
-en men bemerkte wel, dat de fchrijver, in
de hoofdrol van dat ftuk, een zeer groot
perfonaadje had willen affchildcren.
Op het Loo had de Koning met een aantal
heeren een kleinen kring van vropwen ver-
eenigd, welker gezelfchap tegen de verveling
V\raarborgde , die wel zorg droeg zich niet te
vertoonen, waar bevalligheden cn wellevend-
heid gezeteld waren. De dagen dat er geen
tooncelvertooning was, vereenigde men zich -in
de vrcdczaal, waar dc Koning volgaarne eeni-
ge
e»
r »
^e losheid toeliet. Men fpcelde er kleine
bijna kinderachtige, fpelletjes cn de raadfels
door voorftelling Qcharades en action^ lever-
den vooral eeri veld van nitfpanning op , waar
vrolijkheid en geest allerlieffte tafereelen wisten
te geven. Niets ongetwijfeld was vriende-
lijker van 's Konings zijde, dan het voorbeeld
eener zekere gemeenzaamheid, welke niet in
de hofétikette was, te geven en die met hem
re vergunnen; dan hetgeen niemand behaagde,
en Z. M. zeer fcheen te vervrolijken, waren
de dwaasheden, de buitenfporigheden en fom-
tijds zelfs de onbefchoftheden van zijnen hond,
den jongen Thiel, zeer bemind bij den Ko-
ning, wiens zwak voor dat dier zoo verra
ging, dat hij het door ieder allerliefst wilde
gevonden hebben. , De naam van Thiel had
het beestje van eene kleine ftad verkregen,
waar het in .de koets van den Koning was
gefprongen, die het met goedheid opnam in
fpijt der hovelingen, die het dier door fchop-
pen wilden verjagen. Wat doet toch de nijd
al niet! Men heeft dezen gunfteling des Ko-
nings, welke zich v^'einig van zijnen mees-
ter verwijderde, de eerbiedwaardigfte bezen-
dingen dikwerf onbefchoft zien aanblaffen, cn
zekere gezanten bijna in de beenen zien bij-
ten, alsof hij wezenlijk eenige kennis van
ftaatkundc had.
Dc
-ocr page 154-C 140 )
t
Dc Koning bleef flechts anderhalve maand
op het Loo, doch in de laatfte dagen van zijn
verblijf befpeurde men, dat hij altijd wreve-
lig was. De oorzaken der verwijdering van
de Koningin, de tegpnftand, welke hij in het
beheer der zaken bij den Keizer ondervond,
gepaard met eene vrij wankelbare gezondheid,
alles liep zamen om dien ongelukkigen wre-
vel te onderhouden, waardoor alles leed wat
hem omringde; hij fcheen aan den ijver van
al zijne dienaren te twijfelen, en zij, die
hem meest verknocht waren, ontweken zijne
tegenwoordigheid , iq^. vrees, dat hun ge-
zigt hem lust zoude geven om hen terug te
zenden of van ambtsbetrekking te doen ver-
anderen. Niemand had van de grillen, en de
ongunftige gemoedsftemming des Konings meer
te lijden, dan de heer cuvillier fleury ,
eerst chef van het topographifche bureau des
Keizers, een zijner bijzondere fecretarisfen,
die LODEwijKs boezemvriend was geweest, en
tegen welken het Z. M. echter behaagde,
dien geest van plagen, welken men buiten
^alle zaken van hoog gewigt in hem bemerk-
te , maar die den armen heer fleury zoo
bijzonder trof, dat hij er het verftand bij
infchoot, inzonderheid uit te oefenen. (*)
He-
(*) De heer cuvillier fleury, is eenige jaren gele-T
den
-ocr page 155-Hevige verwijtingen waren gedaan aan zekequot;
ren darras , den kok van 's Konings bijzon-
dere keuken, en welke vermoed werd de
toebereiding der Ipijzen van 's Konings tafel
opzettelijk te verwaarloozen; maar darras ,
in zijne eer gegriefd, wilde zich verontfchul-
digen, en door den opziener der wijnkelders
befchermd, welke altijd dienst deed, wanneer
de Koning tafelde, drong hij , onder het ont-
bijt , tot Z. M. door. Den Koning zeer eer-
biedig naderende, zeide hij: „ Sire ! men
„ heeft kwaad van mij gefproken, maar ik
„ heb mij niets te verwijten, en dewijl ik uw
„ vertrouwen verloren heb , kom ik Uwe M.
„ het voorfchoot van mijnen dienst ter handen
„ ftellen, en keer daarop naar FrankrijJs te-
„rug.quot;
den te Parijs in eenen ftaat van zinnelooslieid geftorven,
in welken liij vier jaren had verkeerd. Hij is van al de
Franfche oificieren van 's Konings huis de eenige geweest,
aan wien Z. M. geene bewijzen zijner weldadigheid heeft
gelaten. Sinds de graaf van .st leu te Rome is, heeft
hij mevrouw fleury, met vier kinderen weduwe geble-
ven , verzocht hem haren oudften zaon, over welken hij
peet was geweest, te willen toezenden, den wensch aan
den dag leggends, van den zoon zijns ouden vriends wel
te doen. Die jongeling vol verdienften en zachtmoedig-
heid is naar Rome gereisd, »waar hij niet langer dan een
jaar bij den graaf van st. i.eu heeft kunnen vertoeven,
die hem, onder losfe voorwendfelen, aan deszelfs moeder
beeft teroggezonden.
aant. van den schrijv. »
-ocr page 156-„ rug.quot; En inderdaad legde de goede dau-
ras, welke zich voor een gewigtig perfoon
hield, cn dien de andere koks den generaal
der fornuizen noemden, met zekere aandoe-
ning , het witte voorfchoot op een gueridon
bij den Koning neder, en deed zulks bijna
met zoo veel waardigheid, als een minister
•had kunnen bezigen bi) het teruggeven zij-
ner portefeuille. De, Koning kon niet toornig;
worden over eenen, wel is waar, zeer onvoeg-
zamen, maar echter hoogst openharcigen ftap ,
en met goedheid noodigde hij den al te ge-?
vocligen kok, om het kenteeken zijner 'Waar-
digheid terug te nemen: darras keerde tot-
zijne fornuizen, weder, met deze woorden:
„ Sire! ik kan u volftrekt niets weigeren.quot;
Toen het hof in de maand April nog te
Utrecht was, ontving de Koning eene bezen-
ding, uit ingezetenen (*) van Amflerdam
beftaande, om hem tot de bewoning van het
ftadhuis en het verklaren van Am fier dam tot
de hoofdftad des rijks uit te noodigen. Het
gezantfchap had geene weigering te duchten ,
de-
C*) De fchrijvef wil zeggen: uit de regering van
Amjlerdam, daar zulks van de zijde der ingezetenen een
vreemde ftap zoude zijn geweest. Men weet voor hec
overige dat zulke foort van bezendiiigen bijna alrijd op
hooge (onderhandfche) uitnoodiging verfchijnen.
AANT. VAN DEN VERT.
-ocr page 157-dewijl federt lang en op 's Konings eigen
last, niet alleen het ftadhuis te zijner be-
fchikking was gefteld, maar dat het reeds ge-
meubeld was, en dat men groote veranderin-
gen in hetzelve had gemaakt.
- Het vertrek van het hof naar 'Amfierdam
zeer ophanden zijnde, kregen al de dienften
van het hof een bevel , om zich tot deze
groote gebeurtenis yoor te bereiden. De Ko-
ning vermeerderde het perfoneel dezer dien-
ften, en de heer smissaert, een beleefd en
zeer vatbaar man, werd tot intendant van het
koninklijk paleis te Amßerdam benoemd. Er
werd ook een directeur van het meubilair
benoemd, en deze post werd toebetrouwd
aan den heer s. van s. , die geen begrip had
van het werk, waarmede men hem belastte;
maar vader van een talrijk huisgezin was cn
een ambt noodig had om het groot te bren-
gen. (*) Als toen bevonden er zich weder
Franfchen buiten 's Konings dienst gefteld,
welke door Hollanders vervangen ' werden,
niet meer aan den dienst van Z. M. verknocht,
dan zij, welke men terug zond.
Sinds
(*) In het begin van zijn beheer dacht deze beflunr-
der van het meubilair alle dwalingen en berispingen te
zullen ontgaan, cioor fijstematisch niets wel gemaakt en
'alles te duur te vinden, zonder dat hij iets yan de waar-
de der meubelen verllond. Hoe vele perfonen en posten
heb.
-ocr page 158-Sinds lang beklaagden zich mijne Haagfche
vrienden, dat zij mij niet meer zagen^ en de
beminnelijke Carolina drong mij in hare brief-
wisfeling fterk aan tot het doen eener reize,
welke ik zeer ongaarne uitftelde. Eindelijk mögt
ik mij verwijderen, en ging ik aan al diege-
nen , welke zich mijner gedachten, een bewijs
geven dat ik hen niet vergeten had. Met een
groot vermaak zag ik di^ lieve vriendin, die
goede carolina weder, welke in mijne blijd-
fchap zoo wel deelde. De familie nieuwe-
man , welke vriendfchap voor mij had opgevat,
verzamelde zich dikwijls om mij met zekere
feestviering te onthalen, en zelfs neef trot-
man vloog tot mij om mij welkom te hee-
ten. Dc vader van Carolina , wien ik groot
vertrouwen had ingeboezemd, dacht er mij een
groot blijk van te geven, door mij te berig-
ten, dat hij zijne dochter wenschte te doen
her-
hebben dikwerf dit gevaarlijk pesßmisnms tot regel aange.
nomen, om hunne diepe onkunde te bedekken.
AANT. VAN DEN SCHRIJVER
In den Franfclien tekst noemt de rdirijver dezen perfoon
met name, en, dezes ondanks, vermecnen wjj, dat bü twee
broeders van denzelfden naam verwart. Wy igclooven tevens
dat geen dezer beide beeren deze vinnige aanranding verdiend
beeft, dan daar de fchrijver, immers later, bij het meubilair
gcphatst is geweest, zal hü perlbonlpe reden van beklag tegen
den heer van dien naam gehad liebben , welke boven bem ftond,
et (quot;est ainfi qu'on icrit Vhistoire.
AANT. VAN DEN VEUT.
-ocr page 159-hertrouwen met den zoon van een'fijner vrien-
den, fterk bekoord door de bevalligheden der
jonge weduwe, hoewel zij de verdienften van
haren nieuwen aanbidder niet zeer fcheen te
bewonderen; en, alle ijdelheid ter zijde gefteld,
ik vermoedde er wel een weinig de oorzaak van.
Toen ik carolina zonder getuigen zag, be-
klaagde ik mij over het ftilzwijgen, te mijnen
opzigte gehouden omtrent de voorkomenheid
van hem, die ha3r ten huwelijk verlangde.
„ Ach ! quot; zeide zij, „ ik voorzie, dat men
„ een huwelijk ' wil fchikken, waartoe ik de
„ hand niet leenen wil.quot; (*)
Na een verblijf van veertien dagen in dejt
Haag , was ik genoodzaakt: die goede vrien-
den, welke mij nog langer hadden willen
houden, te verlaten; maar de pligt riep mij
aan het hof, en ik moest denzelven mijne
genoegens opofferen.
Den aoften April eindelijk, werd Z. M.,
vergezeld van eenen luisterrijken en konink-
lijken ftoet, op eenigen afftand van Amfler-
dam, door de burgemcesteren ^den htirge-
fneester en de wethouders'^ en de voornaamfte
overheden van de ftad ontvangen, die hem de
fleu-
(♦) Wij hebben hier een vrij lang gefprek, tusfchen
den fchrijver en zijne uitgelezene, liever onvertaald
Inlaten.
aanx. van den vert.
K
-ocr page 160-lleutels aanboden, welke hij, naar gewoonte,
dadelijk weder teruggaf.
Het volk, altijd een aanbidder van het
niéuwe, was den Koning zeer ver in het ge-
moet gegaan; het betuigde, door toejuichin-
gen, handgeklap, vreugdegefchreeuw, in één
woord, door alles, wat eene groote gehecht-
heid aan den dag legt, het genoegen, van
den Koning te zien (*). Dienzelfden dag
vernam lodewijk de geboorte van zijnen twee-
den zoon te Parijs.
De eerfte tijden van 's Konings verblijf
te Amper dam gingen voorbij in de bewe-
ging, in het gewoel eener belangrijke ver-
huizing, en in het ontvangen van overheden
cn ligchamen, die zich op het paleis ver-
drongen, om hulde te brengen aan den nieu-
wen huurder (f). Het ftadhuis, nu voor
de
(*) Het volksgejnich is eene zeldzame zaak. Men
juicht en fchreeuwt bij alle gelegenheden. Ook nap».
LEON, welken de Hollanders, en vooral de Amflerdam-
mers, niet zeer teeder beminden, werd met uitbundig
gejuich in fchouwburgen en elders ontvangen.
AANT. VAN DEN VERT.
(t) Deze uitdnikking is niet onaardig. Zij is ontleend
van het gezegde eens Turkfchen priesters, welke het
paleis van den vorst een karavanferai (herberg) noemde,
dewijl het zoo dikwijls v«n meester veranderde. Maar
indien paleizen dan herbergen zijn, moeten die, welke
deze herbergen niet kunnen of willen bezoeken, het aaa
aii.
h
de toekomst in een koninklijk paleis her-
vormd, rust, indien men de oude Hollandfche
kronijk gelooven mag, op bijna 14,000 mas-
ten , terwijl het, volgens een' nieuweren fchrij-
ver, door 30,000 masten zoude gedragen wor-
den; een zoo groot verfchil, dat men er uit
moet opmaken^ dat noch de een, noch de
andere dezer fchrijvcrs, zich de moeite heefc
gegeven, om het getal der houten pilaren te
tellen, welke dit, voor een ftadhuis waarlijk
fchoon, gebouw onderfchragen,. hoezeer hec
daarom nog niet den naam van cichtße wofidey
der wereld verdient, gelijk een zekere heer
prentenkooper te Amßerdam, het zich
inbeeldt en fchrijft, in eene veis dioor Holland,
gedurende 1807nbsp;gedaan, aan het hoofd
van
anderen, die er altijd goede tafel en |oed onthaal vin-
den , fiiet zoo euvel afnemen, dat zij met al de huurders
even vertrouwelijk omgaan.
AANT. VAN DEN VERT.
C*) De fchrijver fchrijft hier van een oude kronijk;
maar het paleis, of ftadhuis, heeft nog geen honderd
zeventig jaren ouderdoms; het is na de Munfterfche vrede
begonnen, en in 1655 ingewijd. Opmerkelijk is het, dac
de rekeningen der kosten nergens meer te vinden zijn, •
waaruit is op te maken, dat dezelve zeer zwaar moeten J
zijn geweest. De benaming van achtße wereldwonder is
niet door den heer M. uitgevonden, maar van ouds heb-
ben de Amfterdammers hunne eigenliefde met die bena-
ming geftreeldj eu, inderdaad, het is ^en wonder, dat
K anbsp;eene
van welke eene opdragt aan den Koning ftaat,
welker bewoordingen tegenwoordig belang-
rijk zoude zijn te vergelijken met dat,
wat dezelfde heer M. eenige dagen na des
Konings afftand drukte (*).
Aan
eene enkele ftad, zonder hare ingezetenen te drukken,
zulk een, in alle opzigten heerlijk, gebouw, van mar-
mer, beeldhouwkunst en voortbrengfelen van het penfeel
fchitterende, heeft kunnen daarflellen. Ziedaar een blijk
van wat de handel vermag. In Holland en Engeland zijn
*le paleizen minder talrijk; dan alles is door de inge-
eetenen zelve, ailes door handel en nijverheid verrigt.
Verfaillei en het Eskuriaal daartegen zijn, ten koste
van afperfingen en tranen van millioen'en gedicht, en
hebben het verderf der ftichters met zich gebragt.
AANT. VAN DEN VERT.
(*) Buiten de weinig vleijende bewoordingen, welke
de heer M. bezigde, ten opzigte van eenen vorst, wiens
koninklijke befcherming hij de eer had gehad van af te
fmeeken, en op wiens hoofd hij de Zegeningen vm den
Jlmagtigen inriep, verkocht hij, na des Konings afftand ,
een vrij groot getal exemplaren eener Engelfche plaat,
welke i.oDEWijK voorftelde, eene rol papieren in iedere
hand houdende; op die ter linker las men het woord
ordre; op die ter regter contraordre; en op eene foort van
, band, dien hij om het hoofd droeg, désordre Wan-
neer
Dat denkbeeld Was niet nieuw; liet Was het bekende
gezegde van den Rusfifchen Keizer paul I, welke zeide, dat
de geheele regering, of het beheer van openbare zaken, in
deze drie woorden beftond. De dagelijkfcbe ondervinding doet
ons gelooven, dat hs gelijk had.
aant. van «en vert.
■ï
Aan dat trotfche gebouw, dat achtfte we-
reldwonder eindelijk, waarvan de fchrijver vart
die reis door Holland fpreekt, heeft men zelfs
vergeten, eene groote deur te maken: want
in den voorgevel zijn flechts zeven kleine
doorgangen, welke, naar men zegt, op de
zeven provinciën zinfpelen (1). Het plein
van
neer de fakkel der gunst niet meer gloeit, zingen de
vleijefs een ander lied; maar voor het minst moesten zij
nimmer een overblijffel hunner vleijerijen doen beftaan.
AANT. VAN DEN SCHRIJVER (*).
c*) Dat is juist het oiidsrfclield tiisfelien den hoveling en
den eerlijken man. De hoveling handelt, gelijk de fchrijver
zegt, en vertrapt lieden d»n afgod van gisteren; de eerlijke
man kan zeer onderfcheidene perfonen, in zeer verfchillende
tgden, even opregt huldigen, doch fchaamt zich deze hulde
fiimmer, en ahöd openluik, ook b« veranderde tijden, voor
dezelve uitUomeilde, blijft hij de voorwerpen dezer hulde, zoo
zg zich dezelve door latere daden niet onwaardig hebben ge-
msakt, altyd hoogachten en eerbiedigen.
aa«t. van den virt.
1nbsp; Men bevi'eert, dat zulks opzettelijk is gefchied.
In de zeventiende eeuw was het Amfterdamfche gemeen
nog zeer oproerig, en had men nog de levendige her-
innering aan de jongfle en vroegere opftanden, waarin
dikwerf het leven der regeringsperfonen bedreigd was.
Men wil, dat de toegangen daarom juist zeer naauw zijn
gemaakt, om dezelve, des noods, te kunnen verdedigen,
of immers de ganfche menigte niet tegelijk doorgang te
verleenen. Zeker is het, dat men, bij het bouwen, op
middelen van verdediging en ontkoming voor burgemces-
teren is bedacht geweest, dewijl er niet ver van hunne
K Snbsp;ka-
-ocr page 164-#
van den Dam, waarop het ftadhuis gebouwd
is, was bedekt door de waag, een zeer oud
en zeer leelijk gebouw, dat de Koning deed
omverhalen, tot groot leedwezen eener 'zekere
klasfe van menfchen, die liever geen lucht
zouden willen fcheppen, dan Gottifche ge-
ftichten, voor welke zij een' zekeren eerbied
van gewoonte voeden, te zien vernietigen.
Al de oude verdeelingen, in het binnenfte
van het palei» (*), hebben plaats gemaakt
voor nieuwerwetfche doorfnijdingen, met groo-
te kosten bewerkftelligd, en overeenkomftig
met «de nieuwe bedoeling van het gebouw.
Nergens misfchien ziet men, zoo om derzel-
ver hoogte, als lengte, eene ÏQ\\QQmx receptie-
zaal voor groote gelegenheden, dan op het
paleis van Amßerdam. Eene breede metalen
en dubbel openflaande deur ontfluit derzelver
in-
kamer, achter het befchot, een geheime, en van zeer
weinigen bekende, trap befiaan heeft.
AANr. VAN DEN VERT.
(*) De fchrijver verzint zich. Er is in het binnenffe,
buiten het behangen en meubelen der vertrekken, geene
andere verandering gemaakt, dan het invoeren van houten
befchotten, tot affnijdlng der lange galerijen, welke de
groote zaal omringen. Op uitdrukkelijk bevel van lode-
wijk , zijn al de fchilderftukken, basreliëfs, verdeelingeu
van vertrekken, en zelfs de ouderwetfche fchoorfteen-
mantels, blijven bellaau. , .
aant. van den vert.
t?
ingang. Zij is iionderd twintig voeten lang,
acht en vijftig breed, en acht en negentig
hoog. Twintig dubbele ramen verlichten dit
vorftelijke vertrek. Tegenover den ingang
(boven de deur) is een reusachtig beeld van
Atlas, hetwelk de wereld op zijne fchouderen
draagt, en vcrzeld is van 'wijsheid en waak-
zaamheid. Het plafond ftelt zinnebeeldige
perfonen voor; op den (marmeren) grond,
nu door een fchoon tapijt gedekt, zijn de
twee halfronden van den aardbol, en in het
midden het planetarium, koper net ingelegd.
Toen deze zaal i-ijk verlicht was, en de
kroonen en lusters aangeftoken waren, leverde
zij eene wezenlijk majestueufe vertooning op.
De eerfte reize, dat men al haren luister naar
vv-aardc bewonderen kon, was op den dag
van het verjaringsfeest der orde van de unie,
tocn de Koning, op zijnen troon gezeten^
na het doen eener welfprekcnde redevoering,
dc gelofte der nieuwe ridders ontving. Men
zal ligtelijk begrijpen, dat in den Haag,
even als te Utrecht, de uitgezochtfte pracht
cn tooifel niet werden gefpaard,' om de hof-
feesten zeer luisterrijk te maken, en echter
fcheen het, dat de partijen op het paleis van
Jmßerdam nog luisterrijker waren. Mis-
fchien hing dit meer van de vorftelijkheid der
vertrekl.en, dan van den fmaak en de kleeding
K 4nbsp;der
der vrouwen af. Maar het fchoonfte fieraad der
feesten van den Haag was niet meer aan het
hof, de Koningin verfpreidde den glans niet
meer, welke deze fchoone partijen ten top-
punt van luister zoude hebben gebragt.
Men onderfcheidde onder de bevalligfte juf-
fers , welke op de hofbals verfchenen,
mejufvrouw daendels ( ), zoo fchoon, als
ingetogen, en wier het den Koning behaagde,
bij voorkeur, zeer vleijende dingen te zeggen,
maar omtrent welke zich nooit iemand eenige
de minfte aanmerking heeft veroorloofd, zoo
ftelde haar gedrag haar boven al de aanvallen
der kwaadaardigheid. Zij werd echter de
onfchuldige oorzaak eener gebeurtenis,' welke
eene zeer luimige épifode opleverde bij een bal
op het paleis. Mejufvrouw van der H. ,
welke het noch aaq bevalligheid, noch, aan
verftand ontbrak, had zich verbeeld, dat het
den Koning behaagde ook haar te onder-
fcheiden, en hare ijdelheid, alle andere beden-
kingen ter zijde fchuivcnde, ftelde zij er eene
foort
(*) Dit voorbeeld van fchoonheid, vriendelijkheid en
zachtheid is, kort na haar huwelijk, in den eerden bloei
der jaren, door den dood ontrukt geworden aan hars
bloedverwanten, en aan al diegenen, vvelke de eer geno-
ten hebben haar te kennen, dat is, haar te beminnen en
te eerbiedigen.
AANT. VAx\' DEJ.' VERT.
/
foort van eigenliefde in, om te doen geloo-
ven , dar Z. M. zich zulks deed aanleunen.
De Koning, zegt men, haar willende ftraf-
fen voor eene inbeelding, die ieder ander dan
hem had moeten ftreelen, gaf zich op een
groot bal den fchijn van zich volftrekt niet
bezig te houden met mejufvrouw van der H. ,
en integendeel alle gelegenheden te zoeken,
om mejufvrouw daendels , luid te prijzen, .
Gekrenkte eigenliefde brengt bij de vrouwen
fpijt te weeg; maar de welvoegelijkheid be-
teugelt de uitwerkfelen, en, wanneer de aan-
doening te zwaar is,quot; bezwijkt de lijderesfe.
Dit gebeurde bij deze te gevoelige juffer,
welke zich kwalijk bevond, maar welker vrien-
den de oorzaken dezer plotfelinge ongefteld-
heid dadelijk aan geheel andere omftandigheden
wisten .toe te fchrijven.
Onder de vertrekken, waaruit het voorma-
lige ftadhüis was zamengefteld, en welke allen
tot onderfcheidene einden waren ingerigt, be-
fpeurde men die van huwelijkszaken cn in-
juri'én onder denzelfden fleutel, alsof deze ♦
beide zaken iets met elkander gemeens had-
den, en in de kamer van het oudg fccreta-
riaat vindt men nog een hasrelief, de ftü-
zwijgendheid, in de , gedaante eener vrouw ,
voorftellende. Dit was eene Hollandfche be-
leefdheid, den tijd waardig, dat de Grieken
K 5nbsp;zich
zich op bijzondere wellevendheid deden voor-
ftaan, hoezeer echter de vinger dier vrouw op
haren mond is geplaatst, alsof zij geen ge'-
heira kon bewaren zonder de lippen fterk toe
te drukken.
Eer men van Utrecht naar Amperdcttii ver-
trok hadden eenige bijzondere vrienden den
terugtogt van den heer dé mésangères naar
Frankrijk te betreuren; hij was de vriend
des Konings geweest, welke hem den post
van treforier der kroon had toebetrouwd;
een post, van welken hij zich altijd met eene
kieschheid, eene kunde en eene belangeloos-
heid , welke hem eer deden, gekweten heeft (*).
Gelijk het te wachten was, werd zijn post
gegeven aan een' Hollander, den heer twent
VAN KORTENBOscH, wclkc de Fraiifchen ver-
foeide; terwijl zijn haat des te trouweloozer
was , daar hij denzelven met den fchijn der groot-
fte
(*) Toen de heer de me'sangères de fchatkamer der
kroon verliet, had hij onder anderen 30,000 gulden aan
gouden dukaten onder zich, die meer dan een ambtenaar
der financiën tegen zilver zoude verwisfeld hebben; men
raadde hem aan zulks vóór de overgave der kas te be-
werkftelligen; dan zijne kieschheid rekende eene fpecula-
tie beneden zich, welke zijn opvolger dadelijk na de be-
zitneming 'zijner waardigheid verrigtte.
AANT. VAN DEN SC»RIJV£-R.
It
W/
fte vriendelijldieid omkleedde. Om niet door
hem misleid te worden had een Franschman
altijd het tegenovergeftelde te gelooven van
hetgene, wat hij zeide. Er is alle reden van
te denken, dat die nieuwe treforier, om aan
zijnen ingewortelden afkeer van de Franfchen bot
te vieren, op eene vreemde wijze misbruik
heeft gemaakt van de geneigdheid des Ko-
nings, om, zonder reden, de perfonen te mis-
trouwen, welke uit Frankrijk met hem wa-
ren gekomen (*).
Kort na het vertrek van den treforier, moest
een andere Franschman, de heer thiénon ,
teekenaar van het kabinet, met beminnelijke
hoedanigheden begaafd, welke, uit bijzondere
gehechtheid aan den Koning, Parijs verlaten
had, om hem in Holland te volgen, de boor-
den
(*) Zonder ons als verdedigers van den lieer tweni-
te willen opwerpen, welke reeds in 181515 overleden
na onder het tegenwoordige beduur groot ceremonie-
meester bij 's vorften inhuldiging en hoofddirecteur der re-
giftratie te zijn geweest, en ook wel willende toegeven,
dat hij niet opregter noch belangloozer dan zoo vele
andere hovelingen zal geweest zijn, moeten wij'echter
doen opmerken, dat hij een buitengemeen vhr^, fchran-
der en wellevend man was, en dat de vocringenomenheid
van den fchrijver tegen hem weder zeer wel heeft kun-
nen voortvloeijen uit pjifuqnlijke redenequot;'.
aant. van ren vt.rt,
-ocr page 170-dèn van den Amflel weder verwisfelen met
die van dc Seine. De heer pasquier , thans
eerfte * wondheler in het invalidenhuis te Pa-
rijs, welke wondheler des Konings van i/o/-
was,'afgemat van de beloften, op welké
hij te regt vertrouwen mogt, niet te zien ver-
wezenlijken, vertrok met vrijen wil uit Hol-
land, en verliet den dienst van een' vorst,
wien hij genoeg blijken van verknochtheid ge-
geven :had, om eenig regt op zijne welwillend-
heid te hebben. Men ziet het al de Fran-
fchen vertrokken een voor een , en verwijder-
lt;len zich met leedwezen van een' vorst (*),
dien zij beminden, omdat hij wezenlijk goed
was, maar welke door eene ongegronde en
dwaze vooringenomenheid geftadig tegen zijne
landgenooten werd opgezet. Had lodewijk , toen
hij in Holland kwam regeren, dan zoo ééns-
klaps al de banden kunnen verbreken, welke
hem aan het oude vaderland verbonden? Ge-
wisfelijk moest hij geheel beftaan voor de na-
tie, welke genoodzaakt was geworden hem
tot Koning te vragen; maar was toj ook nog
niet iets verfchuldigd aan dat Frankrijk, het-
welk
En van een land, beter dan menig ander, waar
zij voordeelen en eerambten vonden , die zij jn FrankrijTt
nooit zouden hebben kunnen verkrijgen.
AA.XT. VAN DEN VERT.
-ocr page 171-Welk hem tot eerafnbten en een' rang had ver-
heven , waarvan de herinnering hem altijd voor
den geest moest zweven.
Dat Keizer napoleon cn de Koningin aan
het hof van Holland eenige perfonen hadden,
welke hun eene opgave deden van 's Konings
verrigtingen, is mogelijk en men kan zelfs zeg-
gen, dat zulks plaats had; maar moest de Ko-
ning de bekendmaking van al zijne huisfelijke,
of openbare daden dan vreezen? en was het
redelijk om te gelooven, dat al de Fran-
fchen, welke aan het hof waren, van den
groot-officier der kroon tot den geringften
koksjongen toe, in het vertrouwen van den
Keizer en der Koningin deelden? (*)
Het
(*) Wij kunnen den fchrijver niet wederleggen: hij
heeft regt, lodewijk was ook Franschman, en had znlks
niet geheel behooren te vergeten, dan wanneer wij men-
fchen sciLLA willen ontwijken, vallen wij meestal in
CHARYBDis, om den Hollander te doen vergeten, dat hij
Franschman was, vervolgde lodewijk zijne oorfpronke-
lijke landgenooten en vertrouwdfte vrienden. Wij kunnen
ons echter zijn mistrouwen duidelijk voorftellen; men
verplaatfe zich iii de omftandigheden van een' eerlijk' man,
die weldoet en niet omziet, doch al zijne bedoelingen
en uitdrukkingen kwaadaardig ziet beoordeeld, uitgelegd
en met valfche kleuren aan zijne vijanden overgebragt;
hij zal mistroostig wordeii, den moed om voort te gaan
verliezen en zijne vertrouwdfte vrienden gaan mistrouwen,
ja; een menfchenhater, en zoo hij raagt heeft, een
dwin-
-ocr page 172-Utrecht terug, en deze reis had, van 'sKo-
nmgs zijde, tot bedoeling, om de tentoonftel-
ling der voortbrengfelen van volksvlijt te gaan
zien. Men onderfeheidde er bijzonder Leidsch
laken, Haarlemmer en Utrechtsch lijnwaad, flu-
weel van Amßerdam, gekeperde ftofFen en
Iedernbsp;De pryzen beftonden in
dne gouden en vyf en twintig .ijveren me-
dailles.
Wanneer Thiel, de teederbeminde Thiel,
van Franfche aftomst xvare geweest, zoude hij
de gunst zijns meesters misfchien met zoolanj;
behouden hebben. Eenige brommende inland-
iche doggen zouden twist met ^ hem gezocht
, en verworven hebben, dat hij zyne beenderen
m irankrijk ging afknabbelen. Thiel, altijd
welgezien aan het hof, vergezelde den Koning-
naarnbsp;•nbsp;helaas! die reis ware hem
bijkans noodlottig geworden. Het onheil, dat
hem overkwam, bewees wel, dat de gelukkig-
fte ftervelingen niet altijd voor fterfelijke lotver-
dvvingeknd worden. Dit gebeurde met lodfwitk hii
was te goed om dwingeland te zijn, maar werd grillig'
verdreef dan dezen dan genen, op wien zijne, L^^
ongegronde, vermoedens zich vestigden en Weef echter
altijd befpied, miskend en ongeliikkig.
AAW, VAN ÜJN VEST.
-ocr page 173-wisfelingen behoed zijn. De geliefde hond van
den vorst genoot, als een bedorven kind,
altijd de grootfte vrijheid, en dikwijls verliet
hij het vertrek zijns meesters, waar hij een'
voortrelfelijken fchotel had, om te gaan fnuife-
len op plaatfen, zijner niet waardig. Eens,
gelijk REINtje de vos , van wiens kleur hij
wel iets had en gelijk deze door de lucht ver-
lokt , rigtte Thiel zijne fchreden, zonder aar-
zelen , naar de zijde der keukens en zoodra
de kinderen van comus hem ontwaarden, be-
ijverden zij zich allen, bijna met de muts' in
de hand , hem aangenaam te ontvangen. Alle bo-
den zy hem, om ftrijd, een voortbrengfel
hunner kunst en aan alle zijden hapt Thiel
vrij gulzig in datgene, wat men hem aanbiedt.
Hij fchijnt tevreden en , regtsomkeerd maken-
de, gaat hij wel gevuld terug,, maar op den
terugtogt treedt hij in het waschhok, en in
zijnen onverzadelijken honger grijpt hij een been,
dat de gemeenfte ftraathond zoude veracht
hebben; hij knabbelt het grommende af, om-
dat men het hem wil afnemen, als zijner niet
waardig; de gramfchap maakt hem onvoor-
zigtig, en, daar hij het been ten fpijt van
allen wil doorllikken, blijft het dwars in de
keel fteken, en is hij zelf met ftikking be-
dreigd, De koksjongens fchreeuwen om hulp;
in een oogenblik is de hond van den ganfchen
hof-
-ocr page 174-C i6o )
hofdienst voor den mond omringd, welke
zich in eene zaak van dien aard zeer compe-
tent befchouwr, en, door hem te willen ver-
losfen, echter nog bijdi-aagt tot zijne ongun-
ftige omftandigheden , zoo fchijnt dat ge-
vloekte been vastgefchoten in de keel. Wat
te doen ? Bij toeval en zeer gelukkig, k9mt
er juist een prefekt van het paleis, de heer
v. A., in groot costuum, voorbij het wasch-
hok, waar 's Konings gunftèling zieltoogde.
Men noodigt mijnheer den prefekt om te na-
deren; hij zier den fparteienden Thiel, ver-
fchrikt en haast zich hem naar het [ahn mede
te nemen, waar een gedeelte van het hof
vergaderd is. De nood is dringend en de
Koning doet dadelijk den heer giraud, zijnen
cerften wondheler, ontbieden, die aan komt
vliegen in. de vrees, dat Z.. M. cenig onheil
is overgekomen. Men vertoont hem Thiel:
hij weigert zijnen dienst: de Koning veront-
waardigt zich, dat raen het arme dier vrijwil-
lig doet lijdén, en hem gehoorzaamheid wei-
gert; maar de Limouzynfche, openhartige en
eenigzins onbefchaafde wondheler vertoont den
Koning, dat hij in waarheid wel in zijnen
dienst ftaat, maar niet om zijne honden te
genezen, en verwijdert zich oogenblikkelijk (*).
In eene bui van vrolijkheid zeide de Koning eens,
op
-ocr page 175-De dienstdoende kamerheer, de heer forniêR
Montcazals , herinnert zich gehikkig, dac
's Konings tandmeester op het paleis is • men.
zoekt, men vindt hem bij eenen heer • van hec
hof, wien hij de tanden nazag, en in een
oogenblik is hij bij den lijder. Die tandmees-
ter was een Italiaan, signor angela de ver-^
gami , een zeer behendige jongen, die zeer
vlug, en bijkans fan dolore, het hinderlijke
been uit de keel van Thiel haalt. Van dac
tijdftip af verloor de heer giraud de gunst
des Konings trapsgewijze, en eenigen tijd dàar^
na keerde hij naar Frankrijk terug, en ftierf
daar als eerfte wondheeler van het Hôtel Diett
te Parijs, den roem nalatende van een zeer
verdienftelijk man te zijn geweest.
Sedert de kunstbewerking, aan des KoningS
hond verrigt, zag il siGNOR VERGAMI daaren-
tegen zijne patienten aangroeijen, en al de ka-
kebeenen van de ftad en het hof werden hem
toebetrouwd met eene drift, die hem op den
weg der fortuin bragt, van welken hy zich
weder zeer onbehendig verwijderde; want een
jaar daarna werd hij door booze fchuldeifcherâ
op een' vrij luchtigen toon, aan den heer ciRAtJo»
„ Hadt gij ooit kunnen denken, eens de wondheeler van
„ eenen Koning te zullen .worden?quot; — „ En gij, Siret
„ hadt gij ooit vfitwachc Koning te zullen zijn?quot;
AANT. VAN DEN SCHRI;VÈR»
à
in hechtenis gezet, en verliet dezelve alleen,
dewijl de Koning de goedheid wel wilde heb-
ben van zijne fchulden te betalen.
In den zomer is er niets aangenamer in
Holland, dan de reis te water van Utrecht
naar Jmfierdam; al de Franfchen verlangden'
dezelve dan ook te doen, om het verrukkende
gezigt der buitenverblijven te genieten, welke
gebouwd zijn langs de vaart, waarin men, al
voortftevenende, met zeker genoegen de een-
loonige bewegingen der fchuiten, welke elkan-
der voorbij gaan , gadeflaat. De tuinen dier bui-
tenverblijven zijn alle met oneindig veel fmaak
aangelegd en derzelver verfcheidenheid laat
aangename indrukfelen achter; iedere woning-
heeft, bijkans op den rand der vaart, eene
foort van zomerhuisje, in de gedaante van
kiosken, waar de mannen rooken en de courant
lezen, terwijl de vrouwen werken en thee-
fchenken (1). Op dc muren van eenige dier
huis-
1nbsp; De fclirijver bedoelt hier de gebouwen, welke wij
koepels noemen. Zijne ingenomenheid met de fchoone
vaart op Utrecht verwondert ons inmiddels geenszins;
de Hollander, welke geene vreemde landen gezien heeft,
kan zich geen denkbeeld vormen van de voortrefïeliikheid
zijns vaderlands boven andere gewesten, in rijkdom,
fierlijkheid en bevalligheid der buitenverbl^'ven en land-
goederen; de vreemdeling moet er door getroffen zijn.
AANT. VAN DEN VERT»
-ocr page 177-hïiisjes, • welke op de vaart mtzien, vindt ttïen
fprenken, die men dikwerf met belangftelling'
leest, dewijl zij denkbeelden van geluk en
welwillendheid uitboezemen, als, bij voor-,
beeld: Vrede is mijn lust. Hoop en rust,-
Mijn genoegen, enz.
Te Amßerdam wedergekeerd,, hield zicH
de Koning, onder anderen, bezig met de in-
ftelling van een inftituut van kunften en weten-,
fchappen, in vier klasfen verdeeld, In die
der fchoone kunften las men de namen vart
flechts twee Franfchen, de eene was de heef
Plantade, directeur der muzijk, de andere
de heer - thiebaut , architekt der gebouwen 5
al de andere leden der onderfcheidene klasfen
waren inboorlingen, en het was regtvaardig.
Bovendien waren zij bijna allen mannen van
groote verdienften (*).nbsp;r
Ef
(*) Indien wij ons niet bedriegen, werden er echter
vele korrespondenten in Frankrijk en elders benoemd.
Deze hoogst belangrijke ftichting (niet oneigenaardig de
tnaarfchalksftaf van wetenfchap, letteren en kunflen ge-
naamd) heeft men aan lodewijk te danken; dezelve ont-
brak ons. Noodwendig kon bij de eerfte inftelling, hef
getal der leden voltallig moetende zijn, het geheele infti-
tuut niet uit geniën van de eerfte waarde beftaän, en
echter was die keuze zeer billijk, en werd zij algemeen
goedgekeurd; maar verwonderenswaardiger is het, dat
men in latere tijden, bij het openvallen van plaatfen,
Er bcftonden te Ainflerduni reeds verfchei»
dene geleerde maatfchappijen, bekend onder
de namen van Concordia et Libertate, Felix
Meritis, Doctrina et Amicitia 1 eene andere
voor de beoefening van Taal en Dichtkunde,
en eindelijk eene laatfte, onder den naam van
(J^ees^ Mufeum. Al deze maatfchappijen tel-
den een aantal leden; maar de maatfchappij
Felix Meritis onderfcheidt zich misfchien van
al de anderen, niet alleen, dewijl zij de ver-
lichtfte mannen van Holland onder hare leden
telt, maar ook door hare-wellevendheid, de-
wijl men er van tijd tot tijd de vrouwen toe-
laat op fchitterende concerten, welke meestal
door aangename voorlezingen befloten worden.
De vereenigingsplaats dezer maatfchappij is een
der fchoonfte gebouwen van de ftad; deszelfs
bouworde is vorftelijk. De voorgevel van ge-
houwen fteen, iets zeldzaams in Holland,
heeft tachtig voeten hoogte op zes en twintig
breedte, en vier fchoone kolommen, van Co-
rintifche bouworde, verheffen zich boven de
lijn der eerfte verdieping, om het kapiteel te
onderfchragen (*).
Ten
dikwerf niet alleen de geleverde werken tot raaatftaf
heeft genomen.
AANT. VAN DEN VERT.
(*) De fchrijver is hier, gelijk in a! zijne opgaven
«ver
-ocr page 179-Ten gevolge der vrije uitoefening van alle
godsdienftige belijdenisfen in Holland, meende
de Koning het ministerie van binnenlandfche
zaken van dat der eeredienften te moeten
fcheiden, zoodat de heer mollerus uitfluitend
en alleen met deze laatfte afdeeling belast
bleef, en de • heer van leyden van west-
BA-
over belangrijke zaken, hoogst oppervlakkig. Zijne op-
gave zoude, in de eerfte plaats, doen vermoeden, dac
'Amfflerdam alleen geleerde maatfchappijen bezit; hij ver-
geet aldus de belangrijkfle. De Hollatidfche, Zeeuvifche,
Haarlemfche Maatfchappijen, het Utrechtfche Genoot-
fchap, Teylérs Ma/itfchappij, en de Maatfchappij tot
]^ut van V Algemeen, welke de meest uitgebreide is .
Hij noemt, in de tweede plaats, Doctrina et Amicitia,
hetwelk meer eene focieteit, dan een geleerde maat-
fchappij is, ten onregte, op. Hij bedriegt zich, in de
derde plaats, zoo omtrent de inrigting der concerten van
Fetix Meritis, welke, gelijk ieder weet, nocit door
voorlezingen befloten worden, als door te zeggen, dat
deze maatfchappij '{ak bij uitjluiting) de ver lichtfle man-
ven van Holland onder hare leden telt. Zonder deze
maatfchappij te kort te doen, gelooven wij, dat zulks
met meer regt van de Maatfthappij van Taal en Dicht-
kunde, welke ook in Rotterdam, Leyden en den Haag
afdeelingen bezit, of van het toen nog befaande Cot:~
cordia, waar ieder lid gehouden was, kort, na de aan-
neming, eene of meerdere redevoeringen te doen, had
kuimen gezegd worden. De fchrijver vergeet juist dat-
gene, wat Felix het meest tot lof ftrekt; van, namelijk,
.deszelfs voortreiFelijke inrigting en vorftelijk gebouw
-filleen aan den handel te danken te hebben.
AANT. VAN DEN VEUT,
-ocr page 180-lt; ï66 )
ffAjiENDRECHT minister van binnenlandfche za-
ken werd.
In dat oogenblik werd de zitting van het
wetgevend ligchaam .gefloten,, en na de flot-
rede, door den graaf van bijlandt-halt , ^ils
yoorzitter, uitgefproken, te hebben aange-
hoord, wenschte de Koning al de afgevaar-
4igden met den uitflag hunner werkzaamheden
geluk; hij kondigde hun tevens aan, dat de
burgerlijke en lijfftraffelijke wetboeken, en
het ontwerp tot inrigting der regterlijke magt,
gereed waren, en deed hen bevroeden, dat
men zich met het beramen der financiële
•maatregelen voor het volgende jaar ging bezig
tiouden,
quot; Indien de Koning zich gevleid vond,
In zijne goede flad Amßerdam, welke ech-
ter inderdaad niet beter was dan de andere
Hollandfche fteden, te verwijlen, kon hem
tevens niets uitlokken, om in eene woning
te vertoeven, waar zijn oog nergens de fcha-
duw van het geringlle plantje kon ontmoeten.
Om vrije lucht in te ademen, en zich een
weinig van het hofceremonieel te onthelFen,
was Z. genoodzaakt, zijne ganfche hoofd-
flad door te rijden. Op het einde der maand
Mei ging de Koning naar zijn kasteel van
Soestdijk, eene eenvoudige en zeer nederige
woning, bijna midden in de bosfchen gele-
gen.
gen, en zeer onvoegzaam vereerd met deft
haam van kasteel. Nog minder zoude meil
het een lusthuis kumien noemen; want niets
is zeker minder lastig, - dan een huis van tig^
gelileenen, 'welks f vertrekken zeer flecht zijn
afgedeeld, en wiens omtrekken vrij treurig en
modderig zijn (*). Wanneer men er Was^
moest men. echter, om den Koning te beha-»
gen, een vrolijk uiterlijke aannemen,■ en:met
kunst ontveinzen, dat men er-van- verveling
fliierf. Maar het weder is niét altijd fchoon;
en men moet zich weten te fchikken naar de
plaats, welke men bewoont. Indien het al-
tijd lente bleef, zoude men de rozen niet
zoo beminnen;' maar de rozen van Soest dijk
droegen meer dorens, dan ergens elders, en
de fourier van het paleis wist er iets van^
Op een' avond, of liever een^ nacht, was het
weder vrij fchoon; de fourier hield dé wacht,
en deed zijne ronde in den tuin, achter het
kas-»
t
(*) Wij zouden bijna gelooven, dat de fchrijver Soestr
dijk nimmer heeft gezien. In den oorfprong een jagthuis
van prins willem III zijnde, had, het natuurlijk niet den
omvang, welke het tegenwoordig bezit, nu de nationale
dankbaarheid het den doorluchrigen held van Quitre-Bras
heeft aangeboden. Dan, dat kasteel grenst aan een heer-
lijlc bosch, en 's bijna geheel omringd van de vrucht-
baarde bouwlanden, welke het tot een der aangenaamfle
landverblijven vormen.
aant. VAN DEN VERT.
-ocr page 182-kasceel, waar hij alles in de diepfte ftilte
bad gevonden; het gerikkikker der vorfchen
was alles, wat hij gehoord had. Hij keerde
reeds w'eder naar het kasteel, toen hij, bij
het omflaan van eene laan, een klein geritfel
meent te hooren; hij leent een luisterend
oor, buigt zich, verfchuilt zich, ziet aan-
dachtiger toe, en meent eindelijk een ge-
daante te zien, welke naar een man zweemt.
Inderdaad, het was er een, die vrij lang was;
jnaar deszelfs plaatfing maakte het den fourier
onmogelijk, hem te herkennen; hy vermoed-
de echter, dat het een officier was van des
Konings huis, welke Z. M. zeer van nabij
naderde. Wat deed die officier daar dan? De
fourier ging hem aanfpreken, om er zich van
te verzekeren, toen hij hoorde fpreken; maa:r
te zacht, om të verftaan, wat er gezegd
werd. De fourier twijfelde er niet aan, dat
de officier eene galante partij had, en, zulk
een zoec tijdverdrijf niet willende ftoren,
wachtte hij geduldig, tot het verliefde paar
(want het was ' er een) zich weder op weg
had begeven, om voort te gaan. Hij volgt
hen voorzigtig, en is zelfs vrij (Jigt bij hen;
maar de duisternis belet hem de vrouw te
herkennen, die met haren geleidereden tuin,
door een klein deurtje, verlaat. Zij flaan een
pad in, hetwelk, hen van het kasteel ver-
wij-
-ocr page 183-( ) '
J^ijderende,. hen daar echter terug moet bren-
gen ; de fourier kan hen vooruit fnellen, door
het veld dwars over te loopen, en zich daar-
iia te verbergen achter een grooten eiken-
boom, waar langs zij henen moeten komen,'
en vandaar vleit hij zich ongemerkt alles te
gullen kunnen zien. Daar ftapt hij met vlug-
heid voort, zich, bij voorraad, verheugende
5)ver de ontdekking, welke hij zal doen.
ÏVIaar, helaas! op het oogenblik van te zul-
len genieten, is men dikwijls in zijne ver-
gt;vachtingen bedrogen; de booze geest fpreidt
ons overal hinderlagen; maar hier was het de
boschwachter, . welke een' ftrik had gelegd,
.om een' vos te vangen; doch in plaats van
■dezen vond zich de arme fourier gevangen,
■welke luid begon te fchreeuwen. De officier
hoorde het wel; maar kon, midden in den
nacht, geene vrouw'in het open veld alleen
Jaten; hij vergezelde haar dan naar hare
wóning, en kwam vervolgens in den blinde
terug, om nuttig te zijn aan den ongeluk-
neigen fourier, welke zich eindelijk had los-,
gewikkeld uit den gevloekten ftrik, die heni
gelukkig Hechts had doen vallen op een do-
xenhcg, en eene kneuzing aan het been had '
veroorzaakt. Ondanks dit onheil, ware het;
'den fourier beter geweest zich bijkans het
teen te breken, en een kleine buil in het
L 5nbsp;hoofd
___A.
-ocr page 184-hoofd te vallen, dan de vrouw te herkénnënt'
welke hij achterna liep (*). — Het was
zijne eigene. —
Van het zoogenaamde kasteel van Soestdijk
reed het hof, langs vrij hobbelige wegen,
naar het wezenlijk kasteel van het Loo, welkS
verblijf den Koning bijzonder behaagde; maar,
waar hij nog meer zoude verwijld hebben,
indien het niet zoo verwijderd was geweest
van de hoofdftad. Gedurende het verblijf van
Z. M. op het Loo, werd hem de prins dol-
gorouki, gezant van Rusland, voorgefteld,
welke hemj namens Keizer alexander, drie
verfierfelen van al de Rusfifche ridderordes
ter hand ftelde. De Koning behield er eene
voor zich, de tweede was voor den kroongt;-
prins, en de derde fchonk hij aan den heer
ROëLU
Eer Keizer napoleon zijnen broeder Jo-
seph op den troon van Spanje (f^) plaac-
fte,
(•) Wij herhalen, dat wij, met leedwezen-, deze
ongepaste anekdotes onder een aantal g;oede zaken hebbea
aangetroffen.
aant. van den vert.
■ (t) De fchrijver had moeten zeggen: trachtte te
plaatfen; dewijl joseph nimmer mstig bezitter van Span/t
is geweest, en de gunftige ligging van dat land qof-
zaak is, dat trashten en dom daar zeer onderfcheidene
zaken zijn.
aant. van den vert. .
-ocr page 185-fie, was die kroon reeds heimelijk aan den
Koning van Holland aangeboden, welke haar
met grootmoedigheid weigerde. Het moedige
gedrag des Konings, bij die gelegenheid,
deed hem zeer veel eer in de oogen van ge-
heel Europa; het vermeerderde de verknocht-
heid . der Hollanders, welke hem omringden,
bijzonder, en, onder de vrouwen, welken
men toen in het geheim van des Konings
weigering heeft kunnen onderrigtcn, was er
eene, welke, men zegt, dat, in de geest-
drift harer bewondering, niet heeft kunnen
nalaten, hem te omhelzen C*^.
Omtrent denzelfden tijd begon de heer de
EROC, groot-maarfchalk van het paleis, te
ontwaren, dat des Konings welwillendheid
niet meer dezelfde voor hem was; hij deel-
de, gelijk voorhenen, niet meer in het ver-
trouwen van Z. M., welke hem fcheen te
ontwijken, en het woord niet meer, dan
werktuigelp, tot hem te rigten. De groot-
maar-
quot; C*) De fchrijver doet v?el van hier de woorden men
f^cgt . te bezigen omtrent de dame, welke hij in den
Franfchen tekst genoegzaam heeft aangednid. Wij voor
ons, welke de eer hebben, deze voortreffelijke en hoogst
wellevende vrouw zeer goed te kennen, mogen, bijkans
ïnet zekerheid, zeggen, 'dat het men zegt, hier, als in
buizende gevalUn, eene onwaarheid is.
AANT.- TAN oen vjjut, ,
-ocr page 186-maarfchalk beklaagde zich eens bij den Ko-
ning, dat, federt eenigen tijd, zijne brieven
uit Frankrijk ontfloten waren geweest, eer
hij dezelve in handen kreeg, en fmeekte Z.
■M., bevelen te willen geven tot het doen
ophouden van deze ontrouw. De Koning
zag hem een oogenblik zeer fl:erk in het
gezigt, zonder hem te antwoorden, en keer-
de hem daarna den rug toe.
Het is niet twijfelachtig, of de ongenade
van den groot-maarfchalk is voortgevloeid uit
de bijzondere genegenheid der Koningin voor
mevrouw de broc; de Koning meende, dat
er tusfchen den groot-maarfchalk en zyne
gade eene briefwisfeling plaats had, geheel
in de belangen der Koningin, en in welke
hij vermoedde, dat men zich veel over hem
en zijne regering onderhield. Maar de heer
DE BROC, een man van eer, zoo er immer
een beftond,- was niet meer gevormd, om
den Koning te verraden, dan om de welwil-
lendheid, met welke hem de Koningin ver-
eerde , te ontkennen; hy wist wel, dat nie-
mand zich met huisfelijke twisten moet .inla-
ten , en het was bovendien buiten zijnen
aard, het vuur der oneenigheid aan te bla-
zen of op te ftoken tusfchen twee verdeel-
de echtgenooten, welke zich altijd inbeel-
den, dat men tegen -hen is, wanneer men
' zich
-ocr page 187-2ich niet openlijk voor hen wil verklaren.
Indien de,Koning in Holland een ministerie
van policie op den Franfchen voet had Avillen
inftellen, zou hij zich ongetwijfeld hebben
kunnen verzekeren, dat de Franfchen, welke
aan zijn hof waren, ondanks hunne bijzondere
betrekkingen met Frankrijk, niet in ftaat
waren hem te verraden. Maar uit een toe-
geeflijk zwak voor de Hollanders, en der-
zelver gewoonten niet willende aantasten,
heeft Z. M. nooit eene policie willen doen
inftellen, welke, door een geftreng toevoor-
zigt, zijne regering in de hand zou hebben
gewerkt; en zijn afkeer was daarop gegrond,
dat een beftuur van dien aard nooit in Hol-
land beftaan had. Wat is er ook uit voort-
gevloeid? Dat de Koning diep onkundig is
gebleven van een aantal zaken, welke het
belangrijk voor hém ware geweest te ver-
nemen (*).
Die
(*) Wij willen ons hier liever van alle tegenfpraak
onthoiiden; doch gelooven, dat het niit van zoodanig»
inrigting niet opweegt tegen de kosten, welke zij ver-
oorzaakt, terwijl het bijkans geliikken der bekende zamen-
zwering van mallet , en de daarop gevolgde kortftondige
gevangenneming van den minister van policie, savary,
zelve zonneklaar bewezen hebben, dat deze inrigting
dikwerf, eu zelfs in de gevangenisfen, te kort fchoot.
aamt. van ben vert.
-ocr page 188-'Die boezemvriendin, welke het ae Kd^
ningin, bij hare aankomst in Holland, zoo leed
had gedaan, niet bij zich te hebben, en vair
welke wij reeds gefproken hebben, was thana
aan het hof,' bij haren echtgenoot, den groot-
maarfchalk van het paleis. Mevrouw de broc
was dikwijls bij den Koning blootgefteld aan
het hooren van uitdrukkingen, ten opzigte dei-
Koningin gebezigd, welke haar zeer fmartteu.
Met zachtzinnigheid en eerbied zocht zij de
ongunftige indrukfelen, welke den Koning be-
zielden, weg te nemen; doch alles, wat reden
en vriendfchap haar inboezemden, was vruch-
teloos. Meermalen had zij den Koning ge-
fmeekt haar de kwelling te befparen, van
hare vriendin te hooren befchimpen; maar de
Koning, gelijk alle mannen, welke zich be-
leedigd wanen, kwam geftadig weder op her
punt, dat hem onaangenaam was; en op een'
dag, dat hij het portret der Koningin, welfc
hij in de hand hield, geene zeer vleijende uit-
drukkingen toevoegde, ontfcheurde het hem
mevrouw de broc, met tranen in de oogen,
en alle kenteekenen van verontwaardiging.
Als de Koning zich van iemand wilde ontgt;
doen, had hij niet altijd den moed, om den-
zelven, zoo lang hij bij hem was, leed te
doen; dan gaf hij dezen eene zending, welke
lie. ondervinding magtigde, als eene verwijde-
ring
ring te befchouwen. Een enkel man, quot;^u'hAü-
tavoine genaamd, opzlgter van des Koningi
wijnkelders, had de kracht Z. M. per-»
foonlijk te weigeren naar Bordeaux te gaan,
om wijn te halen. De Koning, verwonderd
óver zijne weigering, vroeg er hem reden
van, en d'hautavoine, zonder onthutst te
wezen, antwoordde: „ Sire! om U te dienen ^
„ zoude ik naar den duivel gaan; maar indien
„ ik van hier naar Bordeaux ga, zal ik te
„ Parijs berigt ontvangen, dar ik niet meer
j, in uwen dienst fta; en, dewijl ik by uwe
„ M. blijven wil, zal ik, dien overeenkom-
„ ftig. Holland niet verlaten. Ik heb mijn*
„ pligt gedaan, en uwe M. behoort mij niet
„ terug te zenden.quot; — „ Maarzeide de
Koning, „ men verzekert, dar gij den besten
„ wijn uit mijne kelders drinkt.quot; -- „ Dat
„ is waar, Sire! en ik zoude het niet doen,
j, dat niemand, zelfs niet uwe Majesteit, hec
5, zoude gelooven.quot; — Die openhartige on.
geveinsdheid mishaagde den Koning nier,
welke zich niet van lagchen kon onthouden;
hij werd ontwapend, en d'hautavoINE bleef,
onder voorwaarde echter, dat hij geenen to-
Kaijer meer zoude drinken (*).
(*) De Koning had kort te voren tweeduizend flesi
fchen van dien wijn ten gefchenke ontvangen van den
Kei-
-ocr page 190-.-In clen loop der maand Junij bezocht dS
Koning onderfcheidene^ gedeelten van zijn
rijk, en fchreef overal, met wijsheid, open-
bare werken voor, in het belang van zijti
land.
In het begin van Julij kwam hij naar
Amjlerdam terug, over Utrecht, en het is
daar, dat hij, den groot-maarfchalk van het
paleis al zijne goede gunst fchijnende weder
te geven, denzelven in last gaf, om zijnen
broeder joseph in Madrid als Koning van
Spanje te gaan begroeten. De groot-maar-
fchalk, verrukt van des Konings gunst en
vertrouwen met de vriendfchap van zijnen
ouden wapenbroeder terug te hebben ont-
vangen , ftortte tranen van gevoel, toen hij
zijne affcheidsaudientie had.
«. quot;Eenigen tijd voor het vertrek van den heer
DE BRoc, kwam er van Parijs een zekere
GATEAU naar Utrecht, welke, door de Fran-
fche regering, belast fcheen met het daar-
ftel-
Keizer van Oostenrijk, eene zeer kostbare gift, en welke
voor een bijzonder blijk der genegenheid van den vorst,
welke haar gezonden had, werd gehouden. Na den
troonsafftand van lodewijk is het meerendeel van dien
wijn naar de kelders der Tuileriïn gezonden, even als
eene partij conflantia of kaapwijn, door den generaal
janssens medegebragt, en den Koning aangeboden.
aaist. van den schrijver.
-ocr page 191-itellen eener geheime policie in Holland, voor
den Keizer. Die gateau , een fijne vogel van
zijn ambacht, vond middel om. den Koning
te zien en over zijn ontwerp te onderhou-
den, met dat verfiand, dat hij hetzelve in het
gunftigfte daglicht voorftelde; maar de Koning,
welke het ware oogmerk zijner komst had
doorgrond, en niet openlyk wilde weigeren
hem de hand te leenen, handelde even listig;
fcheen zijne goedkeuring aan eenige punten
te verleenen; liet de anderen onbeantwoord,
en ftelde de beraming van het ganfche plan
uit, tot op zijne terugkomst te Amflerdam.
Hij deed zoo veel, dat deze policie, immers
voor het oogenblik, niet werd ingevoerd,
Jioewel de afgezondene uit Parijs reeds huur-
lingen had, -onder anderen een' zekeren sU'
PERBv, in de bureaux van den intendant van
des Konings huis werkzaam, en er fchandehjk
uitgejaagd werd, nadat hem de groot-maar-
fchalk zijne medepligtigheid met gaïeaü be-
wezen had.
De groot-maarfchalk, naar Spanje verti'ek-
kende, nam zijne reis over Parijs, waar hem
eenige vrienden met de vereerende zending,
welke hem was opgedragen, geluk wensch-
■ten; onderen konden hem hunne vrees niet
verbergen, dat zijn gezantfchap in eene on-
genade zoude uitloopen; maar de heer de
Mnbsp;BROC,
-ocr page 192-BROC, vol vertrouwen op de blijken van ge«
negenheid, voor zijn vertrek wit,Utrecht van
den Koning ontvangen, bemoedigde zelf zijne
vrienden en vertrok gerust.
De heer de broc vond den Koning van
Spanje te Vittoria. Z. M., wien hij zijne
brieven overhandigde, ontving hem zeer vrien-
delijk en noodigde hem aan zijne tafeh
Toen de groot-maarfchalk van den Koning
van Holland zich den volgenden dag wedet
vertoonde, om Koning joseph zijn hof te
maken, was het onthaal geheel anders. Men
weigerde hem bijkans de nadering tot hei
paleis, en, welke moeite hij zich ook mögt
geven, hij kon nooit een tweede gehoor bij
den Koning verwerven; het fcheen hem on-
wederfprekelijk, dat de brieven, aan den Ko-
ning van Spanje overgebragt, dingen bevatte-
den, hem perfoonlijk ongunftig. Zoo lang
dezelve ook niet geopend waren geworden,
had hij zich over het gunftig onthaal van den
Koning te verheugen gehad.
In den beginne wist de heer de broc geen
partij te nemen; maar de aankomst van zijnen
fchoonbroeder, den maarfchalk ney, te Vit'
toria, maakte een einde .aan zijne onzeker-
heid, Na hem gehoord te hebben, raadde
hem de maarfchalk, weder in Franfchen
dienst te treden. Napoleon vergunde zulks;
maar»
-ocr page 193-ïliaar zonder ooit den rang vall generaal-
majoor , welken hij in Holland had, quot;aan den
heer de broc te willen verleenen, die ge-
noodzaakt was zich met dien van kolonel
bij den ftaf te vergenoegen. Hij kwam in
Frankrijk Weder, en ging ftrijden in Italië,
waar hij ligt gekwetst werd. Hij ftierf te
Milaan,, aan de gevolgen eener katharrale
aandoening in de blaas., aan welke hij reeds
lang geleden had. Mevrouw de broc Was
ontroostelijk over het verlies van eenen echt-
genoot, dien zij tceder beminde, en zij be-
weende hem nog, toen zy, twee jaren daar-
na de Koningin van Holland naar de wate-
ren van Aix, in Savoy^, volgende, in eenen
afgrond ftortte, waaruit het zelfs niet moge-
lijk was haar lijk op te halen.
Nadat de heer de broc Utrecht verlaten
had om naar Spanje te gaan, werd de pose
van groot-maarfchalk van het paleis provifio-
neel toebetrouwd aan den heer vice-admiraal
bloys van treslong, adjudant van Z. M.,
een regtvaardigbraaf, werkzaam man, en
een goede zaakbeftuurder. Hij achtte het al-
tijd beneden zich aan die kleine hofintrigues
deel te nemen, waarin zich eenige kamer-
heeren des Konings met vrij veel hevigheid
oefenden. De heer bloys van treslong,
wien artkid niet affchrikte, weigerde cch-
M 3nbsp;ter
ter de teugels op te vatten van een beheer,
zoo uitgebreid, als dat van den groot-maar-
fchalk, dewijl hij de Franfche taal niet gron-
dig genoeg kende; maar de Koning, welke
veel vertrouwen in hem ftelde, fterk aange-
drongen hebbende, aanvaardde hij dien post,
dewijl hij vernam, dat er op het fecretariaat
van den maarfchalk een Franschman was,
welke al het werk beftuurde, en op wiens
vatbaarheid hij vertrouwen kon (*). Die
Franschman was mede een dergenen, wiens
wegzending de Koning, onder verfchillende
voorwendfelen, menigmaal vorderde; maar hij
bleef, dewijl hij zoo onontbeerlijk was voor
den gropt-maarfchalk, wiens werk hij had
ingerigt, dat deze aan Z. M. ftellig ver-
klaarde niet voor de regelmatigheid van den
dienst te kunnen inftaan, zoo men hem de-
zen perfoon ontnam. De Koning week voor
dc noodzakelijkheid; maar kwam altijd op dat
punt terug, en vond altijd eenen tegenftand,
over welken hij door zijne oppermagt ein-
delijk zoude hebben gezegepraald, indien de
(*) De fchrijver geeft hier te verllaan, dat de Heer
B. VAN T. den post van groot-niaarfchalk aanvaard heeft.
Hij heeft denzelven nooit, dan bij interim, willen waar-
nemen, en achtte zich zeer gelukkig, toen de heer roest
inderdaad tot die waardigheid beroepen werd.
aant. van den vert.
-ocr page 195-Omftandigheden niet hadden gezegevierd over
ïiera zeiven.
Het zekerfte middel om menfchen aan zich
te verbinden, is, billijk omtrent hen te we-
zen en te weten goede daden te beloonen.
Van deze waarheid doordrongen, kondigde de
Koning door een befluit aan, dat in de toe-
komst ieder foldaat en matroos, 'welke zich
bijzonder zoude onderfcheiden, een gouden
medaille zoude ontvangen.
In den loop van Julij zette Z. M. de reis
door zijn koningrijk voort. Deze vorftelijke
bezoeken hebben altijd gunftige uitwerkfelen.
Het volk ziet gaarne de perfonen, van welke
het deszelfs welvaart verwacht. De Koning ging
naar Gelderland; hield zich op te Arnhem,
en verwaarloosde niets, om eene grondige
kennis van 's lands toeftand te verwerven.
Omtrent denzelfden tijd zag men in Hol-
land, niet zonder ongerustheid, den Ooscen-
rijkfchen gezant, baron de feltz, vei-trek-
ken, welke, onder voorwendfel van een een-
voudig verlof, naar men zeide, te Weenen
ging raadplegen over zaken van het hoogst
belang. De gisfmgen, te dien opzigte ge-
vormd, werden door de uitkomst bewaarheid.
Het vertrek van den baron de feltz naar
JVeénen, verminderde het getal der gewone
bezoekers van de beroemde mejufvrouw lobé,
IM 3nbsp;wel-
welke nog altijd de ftad en het hof te ha*
ren huize vereenigde. De heer prevost,
zaakgelastigde bij de afwezigheid van den
Oostenrijkfchen gezant, deed, zegt men, zijne
eigene zaken vrij goed bij dc Koningin van
het vorftelijk tooneel, welke hem, buiten
den kamerheer M., nog den graaf van pal-
fy, en den fecretaris van het Oostenrijkfche
gezantfchap had toegevoegd.
In zijne hoofdftad teruggekomen, hield de
Koning er zich bezig met de regeling der
zaken van den eeredienst, en alles, wat hij
dien opzigtelijk verrigtte, verwierf hem de
bijna aïgemeene goedkeuring, daar hij alle
godsdienftige begrippen wist te vereenigen,
iets, dat zeer moeijelijk was, uit hoofde van
het verfchil der leerftelfels. Hij moest de
belooning zijner bezorgheid voor 's lands wel-
zijn vinden in de aïgemeene geestdrift, met
welke zyn naamdag, de 25fte Augustus,
gevierd werd. Echter beftonden er nog per-
fonen, welke Z. M. niet aan zich had kun-
nen verbinden, Hollanders van den ouden
ftempel, bevooroordeelde wezens, welke altijd
het onherftelbare verledene terugriepen. Zoo
was er een boekhandelaar te Amjlerdav.i,
welke nooit eenen voet op ftraat zette, zoo
lang -hij wist, dat de Koning in de ftad
was, en xulks alleen, in de vrees van hem
te
-ocr page 197-' fC zullen zien en ontmoeten. Er waren cr
nog anderen, doordrongen van ouderwetfche
en ftedelijke vooroordeelen, welke hem niet
konden vergeven, dat hij bezit had genomen
van hun ftadhüis, om er een paleis van te
maken (*}.
Overmaat van het goede brengt altijd mis-
bruiken te weeg, en goede gewoonten worden
dikwijls belagchelijke hebbelijkheden. Zoo is
het gefteld met die Hollandfche gewoonte
van het buitenfte der huizen geftadig fchoon
te
De oude Hollanders, die oorfpronbelijke, koele,
langzame en fysthematifche burgers van den Dorcfcliea
waard, vreesden zoo fterk, zegt men, voet de fchade-
lijke gevolgen van de betrekkingen met de Franfchen,
dat zij dikwijls liever eene reis naar Batavia, dan naar
Frankrijk ondernamen; en geloofwaardige Hollanders ver-
;jekeren, dac voorhenen de ouders, bij uiterfte wil, van
hunne kinderen vorderden, dat zij voor hun veertigfte
jaar niet in Fraw^n;^ zouden vertoeven, dewijl zij ver-
meenden, dat dezelve alsdan genoeg ondervinding zouden
hebben, om zich te hoeden voor de verleidingen eens
volks, zoo geneigd tot verftrooijing en vrolijkheid.
AANT. VAN DEN SCHRIJVER (*).
(*) Zonder den fchrijver te willen tegenfpreken, gelooven
wii, dat deze bepaling niet zoo algemeen in de testamenten
zal beftaan hebben, en het ware zelfs wenfeheHjk geweest,
voor het behoud (ier nationaliteit en oud Hollandfche deugden
van zedelijkheid en eerlpljeid, dat ouderen hunne kindereu
winder san vreemcielingen hadden toebetrouwd, welke hen tot
Franfchen, Engelfchen, of Duitfchers, niaar nice tot Hollanders
gevormd hebben.
aant. van diln veut.,
-ocr page 198-te houden; maar het is vooral te Amfi'erdani',
dat men zich vindt blootgefteld aan die over-
matige zindelijkheid, welke de voetgangèrs
bevuilt. Men ziet er geftadig de fp^nt in
werking; overal is men bezig met dweilen,
mattenkloppers, bezems, emmers en fchuur-
zand; en echter hebben al deze Hollandfche
gewoonten tot uiterlijke reiniging der huizen
nog nimmer eenen Franschman kunnen over-
tuigen , dar het een middel tot bewaring der
gebouwen was. Hekelachtige befchouwers
hebben vermeend, dat deze liefde voor zin-
delijkheid zich niet uitfcrekte tot de perfonen
der dames, welke men, te dien opzigte, een
weinig achteloosheid verweet. Is het denk-
beeld, waarin men nog verkeert in Frank-
rijk, dat alle Hollandfche vrouwen gekleurde
linnen of roode wollen broeken dragen, meer
gegrond? Deze gewoonte heeft, wel is waar,
beftaan, maar grijpt geené plaats meer,'dan
onder het gemeen en de burgerlijke klasfe,
en misfchien nog bij een groot getal edele
dames, flavinnen jharer oude gewoonten.
Somtijds dragen de Franfche vrouwen ook de
broek, maar niet in dien zin; en, wanneer
het een voordeel is, genieten zij het niet in
Holland, waar de vrouwen nog in zekere
afhankelijkheid zijn, aan welke zij zich in
Frankrijk ontbcycn hebben.
Uit bijzondere briefwisfelingcn wist men,
dat de betrekkingen van den Keizer niet den
Koning dagelijks feherper werden, en dac
lodewijk, om napoleon te behagen, in Hol-
land niet anders had moeten heerfchen, dan
naar het fysthema der Franfche regering. Maar
behoorde hij zulks te doen? De Koning dacht
het niet, dewijl hij zich, naar zijn zeggen,
geheel aan de Hollandfche natie moest wij-
den; de Keizer, die hem Koning had ge-
maakt , beoordeelde zulks anders', dewijl zijn
broeder hem alles verfchuldigd was, en echter
zeide de Koning in eene boodfchap aan het
wetgevend ligchaam: „ Ons ftaatkundig ftel-
„ fel kan niet verfchillen met dat van
„ Frankrijk quot; enz. Hoe deze wederfpraak
te doen overeenftemmen ?
Als bondgenoot van Frankrijk zond Hol-
land troepen naar Spanje, onder het bevel
van den generaal chassé, en bij onderfchei-
dene gelegenheden verdienden deze troepen
de goedkeuring der veldheercn, welke dezelve
gebruikten. Men herinnert zich altijd jn Hol-
land, dat de maarfchalk lefevre, van eenige
Hollandfche officierch fprekende, openlijk ver-
klaarde, dat het niet mogelijk was dapperder
te wezen (*)•
De
(*).Men leze, omtrent den veldtogt der Ildisnders
Msnbsp;i«
ém
-ocr page 200-De ftad Haarkm, door de Franfchen het
Hollandfche Saint CW genaamd, was te
zeer nabij de hoofdftad, dan dat de Koning,
voor het minst, niet zoude verlangd hebben
naar een rustpunt in derzelver omtrek. Het
bevallige landhuis van den heer hope, den
vermaarden bankier, zoo bekend in Europa
door deszelfs belangrijke betrekkingen en ont-
zettcnden rijkdom, wekte het verlangen van
Z. M. op, welke er den koop van deed
voorflaan. Men had zeer lang werk, om den
Heer hope te bewegen tot den verkoop van
zijn' eigendom. Eindelijk vestigde er zich de
Koning, goed fehiks, kwaad fchiks, en dat
huis, voortaan bekend onder den naam van
paviljoen, hetwelk voor een burger een allere
liefst verblijf was, was, op verre na, niet
groot genoeg voor een' Koning en het ge-
bruik, waartoe het nu beftemd werd. Men
was genoodzaakt aan alle zijden huizen te
huren, om de verfchillende dienften van het
hof
in Spanje, de Herinneringen van den verdienftelijken
heer storm de grave , thans weder kapitein in Hol-
land fchen dienst. Dan het is niet alleen in Spanje, dat
zich de Hollandfche troepen voortreffelijk gedragen heb-
ben , dit is ook in Rusland, te IVaterloo, en overal en
altijd gebeurd, waar zij (lechts bekwame aanvoerders
hebben gehad.
aant. van d*n vert.
-ocr page 201-hof te plaatfen, en vervolgens kocht er de
Koning eenige in de nabijheid; maar al deze
gebouwen waren ongenoegzaam, om het hof
en alles, wat het hof omringde, te huis-
vesten.
Het paleis der hoofdftad geleek zoo zeer
op eene ftaatsgevangenis, dat 's Konings ver-
langen, om, inzonderheid in den zomer,
deze gevangenis te verlaten, geene verwon-
dering kon verwekken. Dit verlangen ftelde
Z. M, eenmaal bloot aan niet te eten, of
het middagmaal bij eenen zijner onderdanen
te gaan gebruiken. Z. M. aangekondigd heb-
bende, dat hij naar het Loo zoude vertrek-
ken, had de groot-maarfchalk een gedeelte
van den keuken- en kamerdienst derwaarts
gezonden. Den volgenden dag veranderde de
Koning van voornemen, en verklaarde hij
eerst eenige dagen te Utrecht te willen door-
brengen; toen nam de groot-maarfchalk uit
de perfonen van de keukens, welke nog re
Amßerdam waren, die, welke, des noods,
konden gemist worden, en zond dezelve naar
Utrecht, alleen de noodwendigfte overhou-
dende. Na het déjeuner van den dag, tot
de reis naar Utrecht beftemd, zeide Z. M.,
dat hij op het paviljoen te Haarlem zoude
gaan eten. Oogenblikkelijk zendt de groot-
maiurfchalk al de overige lieukenbeambten der-
waarts :
!
)
s
j
1
waaits; maar wat gebeurt er? Op het oogen-
blik van af te rijden, verhindert een fchrik-
kehjk onweder het vertrek, en ziet zich de
Koning gedwongen, om te Amflerdam te
eten. Maar dit werd nu onmogelijk, dewgl
er zelfs geen fchaduw van een koksjongen
meer op het paleis was,, en men wist niet,
hoe men den Koning eenen maaltijd zoude
bezorgen, ten ware de groot-maarfchalk, als
oppertoeziener van den keukendienst, het
voorfchoot en de witte muts zelf opnam.
Een braaf cn ftil Hollander, de heer van
T., adjudant van het paleis, welke den mond
zeldzaam opende dan om te eten en te drin-
ken, bovendien voor zich zeiven verfchrikt
van al de ketels op het paleis omgekeerd te
zien, deed het voorftel van in de groote
logementen alles in beflag te doen nemen,
wat voor des Konings maaltijd noodzakelijk
zoude wezen, en alzoo tevens de maar-
fchalkstafel te doen voorzien, aan welke hij
fpijsde als adjudant van het paleis. Die raad
werd door den groot-maarfchalk goedgekeurd,
en de deftige heer van T. , die in zijn gan-
fche leven misfchien den eenen dag niet vlug-
ger dan den anderen had geloopen, vloog
nu, uit overweging van den drang der om-
ftandigheden en den honger, welke hem be-
gon te prikkelen, als eene pijl uit, om in allo
lo-
■i '
i
Jogementen, ramens 2,. M., de hand te leg-
gen op alles, wat hij een vorftclijk verhe-
melte waardig keurde, wel te verllaan, dat
hij de vulling van de maarfchalkstafel niet
vergat; en, dank zij den vernuftigen adjudant
van het paleis! het hof at, . maar ten koste
van de ftad.
Den volgenden dag eindelijk, vertrok men
naar het paviljoen, welks verblijf, de kleinte
van hetzelve daargelaten, allerliefst was. Men
deed een eskadron van koks, naa,r Utrecht
afgezonden, terugkomen, en bragt eenigen
tijd te Ilaarletn door, waar zij, welke .die
ftad niet kenden, alle gelegenheid hadden,
om haar te bezoeken, na het heerlijke bosch
doorwandeld te hebben, hetwelk een eigen-
dom der ftad is, maar, uit hoofde van des-
zelfs nabijheid, tot het verblijf van den Ko-
ning fchijnt te behooren.
De ftad Haarlem op zich zelv-e levert
niets belangrijks op (*), hoewel derzelver
ftraten zeer ruim zijn; men ziet er in de
groote kerk een beroemd orgel, het fchoon-
fte en grootfte van Europa, naar men zegt,
het-
De fchrijver had hier de zeldzaamheden, welke
TEijLERS mufeuiti bevat, eji die, welke zich op de druk-
kerij der heeren «xscHüDi bevinden, toch wel kunnen
vermelden.
tnbsp;aa?$t. vak -den vert.
!
I/.
hetwelk rust op kolommen van porfijr. Het
Jigchaam is uit acht honderdquot;^ pijpen zamen-
gefteld, waarvan fommigen bijna veertig voe-
ten hoogte en zestig duim in den omvang
hebben.
Bij het doorkruifen der ftad Haarlem was
ik zeer verwonderd naast of op de deuren
van eenige huizen dikke en zeer fierlijke
kusfentjes te vinden, met kanten omzet, en
volftrekt gelijk aan die, welke men op de
toilettafel eener vrouw naar de mode vindt»
Ik was er ver af van de oorzaak der ten-
toonftelling van zulke bevallige kusfentjes te
vermoeden, en ik zoude er nog onkundig
van wezen, indien eene Haarlemfche vrouw
niet de goedheid had gehad mij zulks te
verklaren. Op deze wijze, zeide zij mij,
wordt het kraambed der vrouwen aangekon-
digd; wanneer de grond van den klopper
rood is, beduidt het de verfchyning eener
jonge juffer in deze wereld; wanneer dezelve
hlaauw is, kondigt het die van eenen jongen
aan. Die kloppers blijven veertig dagen op
de deur, en wanneer de echtgenoot der be-t
vallene vrouw voor fchulden vervolgd wordt,
kan men, gedurende die veertig dagen, niets
van hem vorderen. Die Hollandfche gewoon*
te, welke kracht van wet heeft, en algemeen
behoorde te worden aangenomen, is vervuld
. van
-ocr page 205-vän inénfchenliefde, wijsheid en menfchelijk-
heid; zij laat den man alleen vrij, om do
vrouw in het kraambed voor hevige indruk-
felen te hoeden, welke hare gezondheid zou,
den kunnen benadeelen (*).
Haariem en deszelfs omtrek zijn meer be-
roemd, dan eenige ftad in Hollmd, om de
fchoonheid der bloemen, welke er gekweekt
worden. In ruime hoven ziet men geheel«
velden met hyacinten bedekt, bij welke de
verrukte eigenaars zelve geplant fchijnen en
Wortel te hebben gefchöten. Men fpreekt te
Haarlem van een ingezeten, groot liefhebber
van bloemen, welke voor een enkele- tulpen-
bol drieduizend gulden zoude betaald hebben.
Nergens drijft men de weelde in broeibakken
ook verder dan daar, en door middel van
deze, welke met zware kosten in des Ko-
nings tuinen te Haarlem onderhouden wer-
den, was zijne tafel altijd overladen met de
zeld-
Indien deze gewoonte in vroegere tijden a! kracht
van wet'in Haarlem moge gehad hebben, is zij thans
door de invoering eener alom gelijkwerkende wet nood-
wendig vervallen. De kloppen inmiddels, zegt men,
afkomffig te wezen uit het beleg en de inneming vau
Haarlem door de Spanjaarden, dewijl men de huizen,
welke dit kenteeken eener-kraamvrouw droegen, van in-
legering, rekwifuiën, en wat dies meer zij, verfchoond
'zoude hebben.
,nbsp;AANT. VAN DEN VERT.
-ocr page 206-zeldzanmfte vruchten en groenten voor de«
tijd; maar al die door kunst verhaaste voort-
brcngfelen, en zelfs die , welke in den ge-
wonen loop der jaargetijden rijp worden,
hebben nooit dat fappige, dien uitftekenden
fmaak van de Franfche vruchten. De ftad
Haarlem verhoovaardigt zich nog, het licht
gegeven te hebben aan pieter schoeffer ,
welke, men zegt, in de drukkunst. de uit-
vinder der gegotene letters te zijn ge-
weest (*).
Gedurende zijn verblijf op het paviljoen
hield zich lodewijk minder bezig met em-
ftige zaken, dan met zijne gezondheid en
eenige- werken tot verfraaijing zijner tuinen.
Na
(*) Onbegrijpelijk is het, dat men over alles met zoo
veel zelfvertrouwen durft fpreken, als de fchrijver, wan-
neer men zelfs de eenvoudigfte en meest bekende zaken
met elkander verwart. Het is ^eker voor de eerfte maal,
dat SCHOEFFER voor een Haarlemmer wordt verklaard, cn
(lat alzoo den verdienftelijken laurens koster zelfs zijne
geboorteplaats betwist wordt. Neen; het is thans door
onzen landgenoot j. koning genoegzaam bewezen, dtt
koster-, en niet guttemberg of schoeffer, welke
KOSTERS kunst verbeterd hebben, de uitvinder van het
drukken met losfe beweegbare letters is geweest; en
Haarlem is te regt hoovaardig op eenen burger, welke,
fchoon toevallig, en misfchien zonder het te bevroeden
of te wenfchen, de gedaante der wereld veranderd heeft,
aant. van den vert,
-ocr page 207-Na ecnig verblijf aldaar, keerde hij eefst
ïiaar Amßerdam terug, en vervolgens naar
Utrecht, waar hij, om Keizer napoi^eon te
behagen, een befluit nam, bij hetwelk hij de
vervoering van alle reizigers, uit Enger-
land, of eenige landen of volkplantingen ko-.
mende, door Britfehe wapenen bezet, en in
Holland aan wal flappende, uit zijn koningrijk
voorfchreef.
De Koning kwam te Amßerdam weder ^
waar men een groot bal aan het hof gaf.
Men onderfcheidde er den prins dolgorouki ,
welke, door zijne fchitterende ordeteekenen,
allen glans der vrouwelijke fieraden verdoofde.
Die prins was gezant van Rusland^ en had
het bijzonder vertrouwen van lopewijk weten
te winnen , welke zich gaarne met hem onder-
hield.
Men moet zich altijd verwonderen^ dat een
volk, zoo ernfl:ig, als de Hollanders, des-
zelfs nationale koelbloedigheid zoo eensklaps
Jaat varen, om zich over te geven aan eenequot;
vvoelachtigheid, voor welke men het niet
vatbaar zoude befchouwen, en dit is echter^
wat de Franfchen gelegenheid hadden van,-
gedurende • de Amiterdamfche kermis, op te
merken.'
jNoöit misfchien- heeft er grooterquot; verfchil
beftaan, dan dat, wat men in Holland be-
Nnbsp;fpeürf
J
r
fpeurt tusfchen de gewone bedaardheid van al
de inwoners • en de buitenfporigheid, aan
welke zich ieder *op kermistijden overlevert;
kunftenmakers, van allerlei foort en landaard,
komen alles vertoonen, wat zij vreemds of
monfterachtigs hebben kunnen verzamelen;
kleine kooplieden vloeijen over uit al de om-
gelegene fteden, om zeer duur te verkoopen,
wat men overal elders goe^kooper kan ver-
krijgen; al de rangen der maatfchappij ftooten
en verdringen zich, zonder dat man of vrouw
zich beklagen van te fterk gedrongen te wor-
den; bij iederen ftap blijft men ftaan, om te
drinken en te eten in zeer fierlijk opgetooide
houten kramen, in welker binnenfte de hemel
weet, wat er voorvalt. Die kerfnisfen zijn
eene foort van [aturnali'én, waar alle rangen
vermengd zijn, en zich de heeren dikwijls
met hunne bedienden bevinden, terwijl,, finds
onheugelijke tijden, de dienstboden in Hollani
het regt hebben van een ganfehen dag en
nacht uit te blijven, om al de kermisverma-
kelijkheden te genieten (*). De keuken en
kin-
(_*) Hoezeer de fchrijver inderdaad volkomen regt
heeft, wanneer hij de Hollandfche, inzonderheid de
Rotterdamfche en Amfterdamfche, kermisfen faturnaliën
noemt, en een vreemdeling zich inderdaad geen denk-
beeld kan vormen van de tweede kermisweek en de beide
iaatfte zaturdagnachten te Amfterdam, hebben -wij er de
hee-
-ocr page 209-kindermeiden bewandelen, deze oorden van dar-
telheid meestal met hare minnaars, dan zij,
welke de liefde reeds veracht,' dewijl zij oud
of leelijk zijn, doen zich vergezellen door
mannen, welke zij huren, cn de kermis is
voor deze perfonen een tijd, waarop zij reke-
nen , als de koopman op den verkoop der
goederen, welke hij in zijn' winkel heeft.-
Die ftgisbés van den nieuwen ftempel doen
zich, in evenredigheid hunner jaren, fchoon-
heid en kleeding, bij den dag betalcii. Hij,
die een rok heeft, wordt duurder betaald dan
zij, die een buis dragen; die een hemd met
een jabot bezit, heeft nog meer waarde; heeft
bij een paraplui, of een' ftok, men betaalt
hem zulks bovendien; maar, in welke klee-
ding hij ook zij , overal, waar de juffer drinkt
en eet, doet hij hetzelfde, zonder dat het
hem koste.
De Koning verlangd hebbende, dat de
gronden van het wetboek napoléon voor het
Hol.andfche zouden worden aangenomen ,
ficeren nimmer met hnnne bedienden meer vermengd ge-
zien , dan zij het dagelijks op ftraat of in fchouwburgen
kunnen zijn.
AANT. VAN DEN VERT.
G*gt;De overgang van de kermis tot het wetboeü
JJAPOLEON is, voor het minst, ongepast. Over het alge-
meen beftaat er m keau désordre. mnbsp;^ hecwelfe
onderwierp de commisfie haar werk aan den
ftaatsraad, welke het goedkeurde. Kort daar-
na vergaderde het Wetgevend ligchaam, om
zich het budjet van uitgaven voor 1809 te
hooren voorftellen. Twee dagen na de ope-
ning der zitting ontving het de Koning in
zijn paleis te Amfterdam. De voorzitter
RENGERs deed eene aanfpraak, waarbij het
Wetgevend ligchaam, over de noodlottige ge-
volgen van eenen oorlog zuchtende, welke
den handel tot eenen ontzettenden ftilftand
bragt, zich op de wijsheid des Konings ver-
klaarde te verlaten, rondom welken het zich
kwam fcharen, om den last der ftaatszaken
moedig met hem te dragen. Z. M. beant-
woordde deze aanfpraak in zeer vriendelijke
uitdrukkingen, en kondigde het Wetgevend
ligchaam dé onderwerpen aan, over welke
het geroepen zoude zijn oordeel te vellen, er
bijvoegende, dat men, zoo voor het afloo-
pende, als voor het naderende dienstjaar, aan
de omftandigheden van den oorlog de onmo-
gelijkheid moest wyten, waarin men geweest
was, om al het goede,, dat men wenschte, en
hetwelk men in vredestijd fpoedig en ligtelijk
zoude hebben daargefteld, te kunnen verrigten.
cr een zonderling mengelmoes van waarheid en vernuft,
fin van oppervlakkigheid en onwelvoegeiijkheid uit vormt»
AANT. VAN DBN VERT.
-ocr page 211-T^ooit had men op het paleis van Amfler-
dam een grooteren toevloed van menfchen ge-
zien , dan in de eerfte dagen van dit jaar, dat
alle rangen der maatfchappij er zich verdron-
gen,, om den Vorst hunne gelukwenfchingen
aan te bieden. De jaren eindigen; maar, on-
der den fchijn van pligtbetrachting ftort zich
het eigenbelang in betuigingen uit, welke niet
zullen eindigen, zoo lang menfchen elkander
noodig zullen hebben. De groote ligchamen
van den ftaat, de groot-officieren der kroon,
gevolgd van de gewone officieren van 's Ko-
nings huis, het diplomatifche ligchaam, in
één woord, alles, wat zich op den voor-
grond der grootheden bevond, genoot de eer
van den Koning hét hof te maken. Daarna
volgde ieder groot-dignitaris, aan het hoofd
van eenen der diensttakken ftaande, met zijn
N 3nbsp;bij.
bijzonder hof, en ieder eenigzins uitflekend
ambtenaar met zijne onderhoorigen, waar-
fchijnlijk weder gevolgd van hunne onderge-
fchikten, uit welke zich de geringde onge-
twijfeld niet onbelangrijk oordeelde. Het was
op' het paleis het volmaaktfte fpel van al de
toekaatfingen der zamenleving.
De heer bloys van treslong nam, bij
voorraad, den post van groot-maarfchalk van
het paleis nog altijd waar met eene geftreng-
heid, welke hij van tijd tot tijd uitftrekte tot
het revue houden over zijne onderhoorigen,
-en het was niet onvermakelijk den geheelen
dienstbaren kcukendrom, onder de wapenen,
met het mes op zijde en de witte muts op
het hoofd te zien, infpecteren door een vice-
admiraal, welke zich in eene voorzaal van
het paleis als aan boord van een fchip ge-
droeg (*).
Sedert het affcheid van den heer de cau-
lincourt was de post van opperftalmeester
altijd door den opperjagermeester waargenomen
geworden; eindelijk benoemde de Koning den
ge-
(*) Wij willen gaarne gelooven, dat deze geftrengheid
£en hofbeambten niet aangenaam was; doch dit weten
wij met zekerheid, dat de naauwgezette eedijkheid van
den heer bloys den Koning maandelijks duizenden gulden,
heeft doen bezuinigen.
aant. van den vert.
-ocr page 213-•generaal bruno, en men was zeer verwon-
derd eenen Franschman met deze hooge
■waardigheid bekleed te zien. Bovendien was
deze nieuwe groot-officier der kroon een zeer
uitftekend krijgsman, welke, wel is waar,
zeer weinig kennis had van het werk van
dagelijks beheer, maar er zich echter eindelijk
van doordrong. Indien de naam van bruno
aan den heiligen grondlegger der Karthuizer
monniken herinnerde, deden de vrolijkheid-,
de weelde- en de zucht des opperftalmeester,s
voor wereldfche genoegens niet vermoeden,
dat hij zijnen naamgenoot eenmaal zoude na-
volgen door een heilige te worden, hoewel
men zegt, dat de duivel in zijnen ouderdom
kluizenaar werd.
De blokkade ter zee en te land duurde nog
tiltijd voort, en echter beftond er nog eenigen
handel met Engeland. Het ware moeijelijk,
om niet te zeggen, onmogelijk geweest, dat
er niet eenige vaartuigen, met Engelfche goe-
deren beladen., aan de gefpannen ftrikkcn der
douaniers ontfnapt waren. Om de kustbewaar-
ders alles te doen opmerken, .wat rondom hen
gefchiedt, zoude men huq de oogen van den
lijnx moeten geven, terwijl de douanier, door
den eenen fmokkelaar aangefproken, geen oog
kan houden op dat, wat anderen verrigten.
De Koning kreeg te Utrecht bcrigt van
N 4nbsp;eene
-eene fchrikkelijke overftrooming,. welke overal
verflagenhcid verfpreiddé, eij Z. M. zelf werd
er zoo door beangftigd, dar hij , ondanks
eigene ziekte, beflóot derwaarts te ijlen, ten
einde meer in de gelegenheid te zijn van fnel-
werkende maatregelen te nemen.
De Koning rigtte zijne eerfte fchreden over
Arnhem mzv Gelderland, en dikwerf liep hij
zelf vrij groot gevaar (*). Niets kon den'
Koning van het befluit afbrengen, om, onder
eigen toezigt, de werken te doen verrigten,
welke de zorgelijke omftandigheid vorderde,
waarin zich de overftroomde landen bevonden.
Zijn geduld en zijn' moed fpoorden de werk-
lieden verwonderlijk aan; hen, die zich het
meest voor het algemeene welzijn waagden,
beloonde hij rijkelijk, en zijne tegenwoordig-
heid was overal een groote troostreden. De
ftad Gorkum zoude waarfehijnlijk geheel zijn
ondcrgeloopen, 'indien de Koning er niet ge-
weest ware en werken had voorgefchrevcn,
welke haar reddeden uit het uiterfte gevaar.
Van vcrmoeijenis afgemat, ging Z. M. te
Utrecht eenige, rust fmaken, waar hij een'
^Igemeenen raad voor de rivieren benoemde,
om
(*) Ieder kent den moedigeva ijver van LODernjK in
deze oogenblikken, door hem zelvep befchreven in
SÜnen roman, Maria ^eticeld.
■ ■ _nbsp;AANT, VAN DBN TERT»
s
-öm te raadplegen over de middelen, welke,
in het vervolg, zijn grondgebied voor zulke
-overllroomingen zouden kunnen beveiligen'. De
Koning vertrok weder van Utrecht, om zijne
infpectie op alle punten voort te zetten, «n
liet overal blijken zijner bezorgdheid na. Hij
kwam terug in zijne hoofdftad, waar hij de
zoete voldoening fmaakte van te ondervinden,
dat de ingezetenen van alle gewesten door
milddadigheid met hem wilden medewerken tot
verligting der ongelukkigen, door de over-
ftrooming getroffen. Na eenig verblijf te Am-
per dam , deed de Koning eene reis door Over-
djsfel, waar hij ettelijke nuttige werken voor-
fchreef, en aan onderfcheidene ftichtingen wij-
zen onderftand verleende. Bij het befluiten
dezer reize bezocht hij het Loo, waar hij
flechts eenige dagen doorbragt, en alstoen
naar Amßerdam terug keerde.
Omtrent dien tijd hield men zich bezig met
eene wet over den adelftand, en. het was de
eerfte kamerheer Baron van pallandt , wel-
ke haar den Koning aanbood. Z, M. keurd^
dezelve met eenige wijzigingen goed, maar,
op verlangen van den Keizer, was hij ge-
noodzaakt die wet vier maanden daarna weder
in te trekken. Napoleon vroeg ook de ver-
nietiging des titels van maarfchalk van Hol-
land, aan eenige hoofdofficieren verleend. Lo-
N 5 'nbsp;de^
pewijk óórdeelde de erfelijkheid alleen nood-'
zakelijk in het koninklijk huis, maar vermeen-
de , dat de zoon eens edelmans, geene ver-
dienften en andere aanfpraak dan de geboorte
hebbende, den adel zijns vaders niet behoon:
te verwerven. De aanbieder van die wet was
ongetwijfeld de hoogmoedigfte perfoon van het
hof, en de oude adel had zeker niet te vree-
zen, dat hij denzelven bij de nieuwe wet zou-
de hebben zoeken te vernederen. Aan het hof
hield men hem tevens voor den Hollander,
wien de naam van een' Franschman de meeste
walging fcheen te verwekken, en zoo de heer
DE BROC, als groot maarfchalk van het paleis,
bij den Koning gebleven was, zoude hij dien
heer wel hebben kunnen genezen van zijne
kwaal.
Sinds lang was er geen bal geweest aan het
hof; maar de vastenavond-tijd deed den Koning
befluiten er een te doen geven, en ik was te
meer over deze omftandigheid verheugd , daar
CAROLINA en haar vader te Amfterdam wa-
ren, en ik verblijd was hun de aangenaamhe-
den eener partij te kunnen aanbieden, welke
zeer fraai zoude zijn. Indien de zamenftelling
van een bal altijd iets vreemds oplevert, moet
het inzonderheid wezen aan het hof. Daar
vindt men eene zeldzame mengeling van ze-
den , van hoog geftemde aanmatigingen, van
goed-
-ocr page 217-goedhartigheid, van ouderwetfche manieren-,
van gebrek aan goeden toon, en van belag-
cheiijke ftoutheid. Er is geene vrouw, zelfs
de leelijkfte, vpelke haar fpiegel de blikken en
lt;ie vleijende hulde der hovelingen niet gewaar-
^jorgd hebben, en geen fmakeloos man, welke
iijn huis niet verlaten heeft met de zekerheid
van den best mogelijken toon te bezitten. Alles
is bijna ten beste, dewijl zich ieder wel be-
vindt. Slechts de onpartijdige befchouwer,
alles zonder vooringenomenheid ziende, zegt
dat alles nog beter zoude kunnen zijn.
Ik bragt den heer nieuweman en zijne
•dochter op het bal. Bij het inkomen van de
zaal, ontmoette deze eenen zijner bloedver-
wanten, met wien hij in gefprek trad, en
verloren wij hem in het gewoel. Het hof was
een geheel nieuw tooneel voor carolina;
nooit had zijquot; zulk een woelig en ^luisterrijk
ifeest bijgewoond; (*) verwonderd, verblind
door den glans eener fchitterend verlichtte cn
Icostelijk verlierde zaal ; verdoofd door de m'u-
^ijk cn het gedruisch van zoo vele luide ftem-
^nen, was zij door bewondering en vreesach-
: tig'
Na alles wat de fchrijver ons,vroeger omtrent de-
ze carolina gezegd heeft, willen wij zulks gaarne ge-
Joovea, en er zelfs bijvoegen, dat zij zelve volftrekt
niet paste aaa eea bof.
AANT. VAN DEN' VEamp;T.
-ocr page 218--tigheid geheel bevangen. Zij had alles willeir
zien, zonder door iemand gezien te worden:
om hare hevige gemoedsbeweging te doen
voorbijgaan, verlangde zij op eene eenzame
plaats te gaan zitten, en wij verwijderden on8
bij een venfter, vanwaar men alles kon op-
merken , zonder bijna befpeurd te worden.
,, Dewijl gij u,quot; zeide ik, „ tot eene foort
van eenzaamheid veroordeelt, zal ik u ver-
ftrooijing trachten te geven, door n eenige
perfonen te fchetfen, welke voorbij ons henen
zullen gaan.quot;
Gij ziet die jonge vrouw, met een' fchitte-
renden paradijsvogel op het hoofd, welke ha-
ren echtgenoot onverfchillig den arm geeft:
welnu : zij is twee jaren geleden tegen haren
zin gehuwd; de gift van haar hart heeft die
van hare hand niet vergezeld, dewelke haar
begunftigde minnaar niet heeft kunnen verkrij-
gen , dewijl zijne middelen niet gelijk waren
aan de hare. De hemel heeft haar twee kin-
deren verleend, waarvan het eene fterk gelijkt
op haren man: wat kan men toch meer ver-
langen? Echter verwijten haar de vrouwen,
dat zij de Franfche modes aanneemt, en niet
eene is er, welke hare kleederdragten niet
volgt. (*)
(♦) Wij rjoetea uit fommige wenken, welke de fchrij-
ver
Die lange man,, op wiens borst eene zon
van diamanten flonkert, en die in dit oogen-
blik met den Koning fpreekt, is een gezant,
bij de diplomatie als een der grootfte fchaak-
fpelers bekend. Men roerat hem ook als een
voortreffelijk echtgenoot, en, te zelfden tijde,
heeft hij den naam van edelmoedig minnaar te
zijn: daar verlaat hij den Koning, om plaats
te maken vöor den minister van buitenlandfche
zaken, welken hij geen oogenblik uit het oog
verliest, hoewel hij met iets anders bezig fchijnt.
Die bruine vrouw, welke in dit oogenblik
met dien roodgeknevelden huzaren-officier danst,
is de vrouw van een zeer rijken koopman,
een der genen, welke men zegt dat de wet
der blokkade het minst gehoorzamen, en die
zoo gemakkelijk van Amßerdam naar Londen,
als van den Haag naar Leyden gaat. De offi-
cier is een harer bloedverwanten, welke zeer
aan haar gehecht fchijnt; hij kom.t uit Spanje,
waar hij niets te doen had, doch waar hij ,
onverfchrokken ftrijdende, gevaarlijk is gewond
geworden.
Die kleine wit gepoederde man, wiens rood
ge-
ver in deze reeks van portretten mededeelt, vermoeden,
dat hij meer dan idealen heeft willen fchilderen; dan zijne
bewoordingen zijn zoo algemeen, dat niemand zich de.
ïelve behoeft aan te trekken.
AANT. VAN BEN VERr.
-ocr page 220-gelaat zoo affleekt bij zijn kapfel, is een
groot Hollandsch kapitalist, welke de zaken-
vaarwel heeft gezegd en zich nu alleen bezig
houdt met het rijk betalen, der bijzondere goed-
heden van Franfche actrices. Hij is galant
met haar als op zijn twintigfte jaar; maar hij
wordt misleid, als op zestig jaren, wanneet*
men de dwaasheid heeft van nog jong te
willen zijn.
Die heer van middelbare jaren, met een rijk
geborduurden rok, die het hoofd zoo hoog
draagt, is een Fransch militair, die tegen-
woordig een der eerfte posten aan het hof
bekleedt; te midden eener wereld, waar be-
leefdheid en veinzerij het altijd winnen van
waarheidsliefde, wil hij al te openhartig we-
zen. In Holland komende, was hij de vriend
des Konings......
Die^ man met zijn' rooden rok, welke ons
voorbij gaat, is een kamerheer des Konings;
zijn vaste tred, zijn gewigtige houding, doen
bevroeden dat hij de kamerheer moet zijn,
heiast met de garderobe. Hij ftaat zeer wel
aan het hof; men zegt hem den vriend des
Konings. Daar fpreekt hij eene dame aan,
welke hem niet lijden mag, en hem echter
vriendelijk toelacht; maar zy heeft een' zoon,
dien zij page wil zien, en de kamerheer heeft
den fleutel der gunften van den dag.
In
-ocr page 221-( ioT y
fn dit oogenblik fpreekt de Koning-met eca
eenvoudig gekleed Fransch officier , welke een
gewoon ridderkruis en vcrfchillende lidteeke-
nen draagt. Z. M. heeft hem in Egypte ge-
kend, en het is, zegt men, een man van
zoo groote verdienden, als hij nederig fchijnt.
Maar hij is een Franschman...
O ! befchouw dat vreemde paar toch eens,
dat op ons aankomt; ieder volgt het met de
oogen; welke ftaken! welk eene mager-
heid ! — het zijn twee ooijevaren; wacht:
ik meen ze te kennen. Ach ! ja; ik bedrieg
mij niet: het is mynheer cn mevrouw vam
der blom , van Haarlem , op hunne ftengels
Ihande als de tulpen in hunnen tuin.
Ha! Ziedaar een der ministers; hij is een
zeer achtingwaardig man, zeer gehecht aan
Zijn land; maar men begrijpt niet, dat hij met
zijne grondbeginfelen de minister van een'
vreemden Koning heeft kunnen worden. De
vrouw, welke hij den arm geeft, is de echt-
genoote van een' anderen minister, eene foort
van JANUS met twee aangezigten, gelijk men
die gewoonlijk aan de hoven ontmoet; door
gelukkig te duiken in alle ftaatsomwentelin-
gen; altijd wetende boven te drijven; de
vriend der zegevierende partij, en altijd ge-
ïeed haar te verlaten, zijne deur in vredestijd
aan
-ocr page 222-»an ieder, en in den oorlog alleen aan den
overwinnaar ontfluitende.
Die kleine ronde vrouw, met eene kleine
bronskkur op het gelaat, welke bijna op ons
' aankont, heeft bijzonder, maar vruchteloos,
geintrigueerd om eeredame der Koningin te
worden. Niet dat het haar aan eere ontbrak;
de bloedverwante eens voorm_aligen burgemees-
ters kan het daaraan niet ontbreken ;. maar aan
wat mangelde het haar dan? aan geestig pra-
ten bij gebrek van verftand, aan fchoonheid
en koketterie. Zonder dit alles geen heil aan
het hof.
„ Nu gij van uwe vreesachtigheid ontheven,
en van uwe groote aandoening teruggekomen
zijt,quot; zeide ik tot Carolina , „ moeten wij
eene wandeling door de groote zaal doen, en
al voortgaande zal ik u mijne aanmerkingen
blijven mededeelen over een aantal perfonen,
welke gij niet lient.quot;
Het bal was allerliefst, en duurde tot in
den morgen. Den volgenden dag vernam de
Koning eene bijzonder aangename tijding. Al-
les weegt zich op in het leven, en lode-
wijk, welke vernederd was geweest door de
intrekking der wet op den adel, zag met ge-
noegen, dat de Keizer aan den Kroonprins
van Holland het groot - hertogdom Berg ge»
liad, door het kliniinen van prins MiJ-'
Rat op den Napelfchen troon opengevallen^
Deze gift was eene ^eer vleijende befchikking
voor Holland; dan de Koning meende eene
bijgedachte van napoleon te vinden in- de
opzettelijke handelwijze, van hem niet den
minften voorloopigen wenk te geveh omtrent
deze befchikking ten behoeve vaii zijnen ^oort^
Napoleon wilde zulk een eigendunkelijk
gebied over lodewijks huis uitoefenen, dac
de vaderlijke magt van dezen bijna geheel
miskend ^erd.
De Koning verliet Amflerdain en ging hec
Pafchen te Utrecht houden. Het was altijd
in dien ouden zetel, dat Z. M. ^ijne gods^
dienstpligten ging verrigten, en dat voorbeeld
werd door verfcheiden perfonen Van zijn
huis gevolgd. Zonder iemand te dwingen,
vernam de Koning gaarne, dar men aart deze
verpligting der godsdienstoefening had voldaan.
Het wetgevend ligchaam, buitengewóón ver-
gaderd geweest, befloof deszelfs. zitrfhg, en,
na het met de uitkomst van deszelfs werk-
zaamheden geluk te hebben gewenscht,- riep
hij deszelfs aandacht in öp de noodzakelijk-
heid, van in de gewesten een aantal onder-
fcheidingen te vernietigen, welke de uitvoe-
ring tegenwerkten van het algemeene plan,,
hetwelk alleen den bloei van den ftaat en de
^relvaart der ingezetenen kon verzekeren. Met
kracht en helderheid hernieuwde hij alles,
wat noodzakelijk was, om het rijk voor het
onheil van nieuwe overftroomingen te behoe-
den. Eindelijk onderhield hij het wetgevend
ligchaam over twee zeer belangrijke onder-«
werpen, de conftitutionele wet op den adel,
en de inftelling der nationale garde, of gewa-
pende burgerij.
Vervolgens ging de Koning Bruland en
^eeland rondreizen. Hij bezocht alle open-
bare gefliehten, alle kerken en kloosters (*);
alle eifchen met goedheid aanhoorende, en
dikwerf aanmoedigingen verleenende. Op fom-
mige plaatfea wist hij bij de vrouwen ten
platte lande de flechte gewoonte van hare
kinderen met pap groot te brengen, te ver-
nietigen; maar hij wist dit onmenfchelijk voor-
oordeel niet anders uit te roeijen, dan door
de ijdelheid der moeders, welke zelve hare
kinderen zoogden, te ftreelen. De Zeeuw-
fche vrouwen hebben de gewoonte van eene
kap te dragen op het voorhoofd, met een
gouden plaat vast gefloten, welke ongehuwde
vrouwen aan de eene zijde, gehuwde aan de
andere zijde van het hoofd dragen. De Ko-
ning
Welke zich toch bij een of twee bepaalden.
aant. van den vert.
-ocr page 225-ning vrouwelijke ijdelheid, welke overal haaf
gebied uitoefent, te zijner hulp roepende,
fergunde aan die vrouwen, w'elke hare kin-
deren zelve zogen zouden, een geheelen
hoofdband van goud te dragen. ^ De hoop
viin een zeer rijken te zullen verwerven uit'
de drie hoofdbanden, welke LobFA^'ijK ieder
jaar tot een prijs wilde geven, ftrekte nög,
öva bij deze gelegenheid de weldadige inzig-
tcn van Z. M. te bevorderen. Maar hetgeen nog
fcerker trof, en i zekeren eerbied voor den Ko-
ning inboezemde, was, dat hij zich in het
dorp Aarle vrijwillig bJootftClde aan de
gevaren eener overervcnde ziekte, door de
inwoners dier gemeente, — ter prooi aan de
treurigfte befmetting, door welke zij bijna
allen waren aangetast, terwijl er een aantal
bezweken was; — uit menschlievendheid te
bezoeken. Hij deed hulp gevenzond artfen,
cn had het gelukvan dien verwoestenden
geefel, welke geëindigd zoude hebben met
de nedervelling van al dc ingezetenen dier
gemeente, te doen ophouden.
Bij zijne terugkomst, in de helft der maand
Mei, maakte LODEWIJK weder eene zeer be-
angrijke verandering in het Ministerie, zonder
te onderzoeken, of eene zoo herhaalde ver-
v^isfeling van posten noodzakelijk was. In het
algemeen zag de natie deze veranderingen, zoo
O a
regt-
-ocr page 226-regtftreeks in wederfpraak met hare denkbeel-
den van onwankelbaarheid, met leedwezen.
Om zich te verftrooijen van de belangrijke
werkzaamheden, aan welke zich de Koning
federt het begin des jaars. onafgebroken had
overgeleverd, ging hij in de maand Junij naar
het Loo, waar de Franfche tooneelfpelers
^ bevel kregen, om vertooningen te komen ge-
ven. Z. M. ging fomtijds ter jagt, en dik-
wijls verzamelde men zich, om kaart te fpe-
len, of charades in werking (^En action') te
vertoonen, van welke lodewijk meermalen de
beduidenis gaf.
Eens gaf de Koning het woord voltaire.
De naam des patriarchs van Ferney werd al-
zoo ter ontleeding overgeleverd. Het gezel-
fchap verdeelde zich, als gewoonlijk, in
tweeën. De Koning wilde blootelijk aan-
fchouwer zijn. Het eerfte tooneel fteldequot; eene
zaal voor, waar eene rijk gekleede cn zeer
levendige jonge dame op een canapé in die-
pen flaap gedompeld fcheen te zijn. Die rol
werd vervuld door eene dame van het paleis,
welke door roovers moest beroofd worden^
Vier roovers traden in de zaal, om er een
diefftal (yot) te plegen, en deze rollen wer-
den vervuld door den intendant-generaal van
des Konings huis, die het hoofd dier bende
was, door den kamerheer, met de garderobe
zij-
-ocr page 227-eijner M. belast, en door twee andere per-
fonen van her hof, welke hunne rol mede
zeer goed verftonden. Dit eerfte gedeelte
van het raa'dfel werd terftond begrepen.
Het tweede tooneel viel voor in een ka-
mer , waar zich twee perfonen onderhielden
over de zaken van 'den dag. De kolonel van
de garde was een dier perfonen, en zeide
luid en openhartig zijn gevoelen over mis-
bruiken , onregtvaardigheden, inbreuk op de
wetten, enz. De andere was dc kanfelicr
van des Konings huis, welke hem de onvoeg-
zaamheid deed opmerken, van zich altijd zoo
ruiterlijk te verklaren, en dat men fomtijds
moest weten te zwijgen (fe talre'). De
gevoelens waren verdeeld, en de tweede af-
deeling der charade wist men niet goed te
raden.
Het derde tooneel was in een bibliotheek,
waar men een oude fchrijftafel zag, op wel-
ker bovenfte een ouderwetsch fchenkblad
ftond, met twee koffijkopjes van oud porfe-
lein; een vrouw van zekere jaren trad in het
vertrek, met een koffijkan in de hand, en
had eenige fchreden, vooruit op een' ouden
écuijer des Konings, van eene zeldzame ma-
gerheid, welke, met eene zijde en groot
gebloemde nachtjapon, veel had van een gc-
kleeden ooijevaar. Toen riep ieder dadelijk
O
mt:
-ocr page 228-voltaire ! en. helt;
uit: het is VOLTAIRE !
raadfel was ontcijferd.
Met groote voldoening veriiam men aan
het hof, dat de Hollandfche troepen in Spanje
zich uitftekend onderfcheidden. , Men roemde
vooral den moed der Hollandfche huzaren,
en maakte, als van eenen der officieren, welt
ke het meest onverfchrokken was, melding
van den kolonel roest van alkemade, wel,
ke tot generaal-majoor werd benoemd, en
zich eenmaal onder de groot-officieren der
kroon bevinden moest (*}.
Z. M. deszelfs t^enwoordigheid op de
Haarlemfche kermis, willende keanicrken, had
er vrij veel nieuwigheden, zooveel mogelijk
uit Hollandfche, manufiictur^n hcrkomftig,
aangekocht. .Al .deze voorwerpen naar /tet
Loo gezonden zijnde, deed de Koning er-
ccnc loterij van trekken onder de perfonen
yan zijn gevolg. Deze beleefdheid van Z.
M. hervormde de groote zaal van het pa-
leis
C) Er zijn weinige, voorbeelden van eène -zoo toe-
vajlige en fnelle verheffing, door eenen :®nti;di£en dood-
gevolgd, als die van den lieer roest , wellce., in den-
tijd van ongeveer drie jaren , van Juicenan; bij de garde,
generaal-majoor, groot kruis der orde en groot-maarfchalk
van ]:et paleis geworden is, bm ras -daan):!, bensden dè'
dertig jaren oud, te derven.
[■■' f'
f
leis m eene foort van bazar, viraar de dames
en heeren van het hof bewijzen van 's Ko-
nings edelmoedigheid ontvingen.
' Zij, die geen deel hadden aan deze loterij,
fluisterden over dezelve; want, uit eerbied
voor den Koning, dorst men dezelve niet'
openlijk befpotten. Maar in klein gezelfchap
fpeelden ook de misnoegden hun fpel, en de
fcherpfte fpot deelde de loten af. Bij die
loterij was de fortuin niet blind, en her rad
hield altijd op tegenover een ftuk, hetwelk
eenige overeenftemming had met den aard of
het ambt van den perfoon, wien het beftemd
was; bij voorbeeld, men gaf den opperftal-
meester een polichinel, met eene zweep in-
de hand, op een bordpapieren paard; den
eerften kamerheer, met de garderobe belast,
een fraaije porceleine kamerpot; den opper-
jagermeester een reiskistje van hartshoorn;
de groor-maarfchalk verkreeg alle keukenge-
reedfchappen in kinder-fpeelgoed; de minis-
cers elk een portefeuille, met een windwijzer
gefloten; de prefekten en adjudanten van het
paleis elk twee paar kamerpantoffels, en eeni-
ge der dames réticules, welke zij zich we-
derzijds volgaarne leenden.
De tooneelfpelers onderwierpen, door tus-
fchenkomst van den dienstdoenden kamerheer,
hun répertoire aan Z. M., welke in het
O 4nbsp;hoo-gt;
l!i1
! :t
li-
Ir'
1
'»'lil
(
hooge blijTpeJ die werken aantcekende, waar--
van hij dc vertooning verlangde. Dc Koning
verfcheen ftiptelijk in den fchouwburg; deze
was eene der verftrooijingcn, waarop hij den
meesten prijs fcheen te ftellen; ' in zijne
hoofdftad verwaardigde hij zich echter nimmer
in den Franfchen fchouwburg te verfchijnen,
hoewel hij ook aan dat tooneel vergund had
den titel van koninklijk tooneel te nemen, en
hij cr bovendien eene zeer goed verfierde loge
bezat. Vreesde lodewijk dan, zich op een
plaats te bevinden, waar hij vermoedde, dac
vele Franfchen moesten zijn? Hij duchtte
echter de talrijke vergaderingen niet; want
dil'.wcrf zag men hem in den hollandfchen
Schouwburg, waar de gezelfchappen grooter
waren , dan in den franfchen. Men is dus
genoodzaakt op te merken, dat Z. M. in
alles en overal den fchijn wilde aannemen
van te vergeten, dat hij een Franschman was.
Men heeft echter een oogenblik op het Loo
vermoed, dat Z. M., tot op zekere hoogte,
nog iets van den Franfchen aard behouden
had; en ziedaar de gebeurtenis, die aanlei-»
ding gaf om het te denken.
Iemand van het kasteel op een* avond, in
de fchem.ering en bij het fchoonfte weder
van de wereld, uit het dorp Appeldoorn,
nabij hetzelve gelegen, terugkeercnde, ont-
c 217
waarde eene jonge vrouw, welke een ge-
heimzinnige laan, waar zij de oogen der
nieuwsgierigen fcheen te willen ontwijken, op
en neder wandelde; onze verfpieder wist de
oogen der fchoone zeer behendig te ontgaan,
en, begunftigd door den nacht, volgde hij
haar, wel wenfchende te vernemen, wat er
van die bevallige wandelaarfter worden zou.
Eensklaps verfchijnt laforce, de eerfte ka-
merdienaar des Konings. Hij fpreekt de fchoo-
ne eenige woorden toe; zij neemt zijnen arm,
en een oogenblik daarna hoort men een rij-
tuig , hetwelk ophoudt, zoodra zich laforce
aan den koetfier vertoont. De juffer klimt
in de koets; laforce gaat naast haar zitten,
en de verfpieder, welke haar nog niet had
kunnen herkennen, wist geene andere partij te
Jtiezen, dan achterop te klimmen, het cenige
middel misfchien om te weten, wie zij was.
Het rijtuig reed langzaam voort, waarfchijn-
lyk, om de aandacht der nieuwsgierigen niet
' gaande te maken; het rijdt het kasteel voor-
bij , ftaat links af, en rigt zich naar de kleine
deur van het park, welke de portier, die
het paswoord had, zonder aarzelen opent,
om het rijtuig doorgang te verleenen; men
draait achter.het kasteel om, en houdt einde-
lijk op bij eene kleine deur; laforce treedt
uit de koets; dc juffer volgt hem, en de ver-
O 5nbsp;fpic.
I i -y
.ihl
li:
i'
4
I' • I
fpieder, achter het rijtuig gekropen , kon alS
toen de geheimzinnige 'vrouw ligtelijk her-
kennen; het was mejufvrouw D., die jongé
en bevallige aktricë, welke de Koning té
Utrecht zoo gaarne toejuichte, en wie het
zoo natuurlijk was te vermoeden, dat hij dieil
avond iets zeer bijzonders te zeggen had.- Dè
verf^ieder, welke niets meer te zien had,
ging weg, en herinnerde zich, aan den Ko-
ning denkende, de fpreuk der orde: doe wel'^
tn zie niet om; maar ook: konni fait, qui
mal y penfe (*).
Na bijna twee maanden op het Loo te heb-
ben doorgebragt, iwam het hof te Utrecht
terug, waar de Koning een groot bal aan aï
de dames van dat gewest deed' geven. Zij,
welke het hof zeldzaam bezochten, vroegen
altijd, waar de Koningin was, en ieder vol-
deed op zijne wijze en fluisterend aan hare
nieuwsgierigheid. Die afwezigheid der Ko-
Hing-
(*) De bffkeiide fpreuk der orde van den koufeband^
door EDUARD III, Koning van Engeland, in de veer-
tiende eeuw ingefteld; naar men zegt, op een bal, waar
de fchoone gravin van Salisbury haren koufeband ve»-
loor, welken de Koning opraapte, en haar, geknield,,
weder aanbond, onder het uitfpreken der woorden: honnf
foit, qui mal y 'penfe (veracht zij hij, die hier kwaad
van denkt), welke de fpreuk der orde werden.
aaixt. van dkn yert.
-ocr page 233-ningin deed zich nog fterker gevoelen in kleir
ner en aangenamer vereenigingen, en zonder
ongepaste goed of afkeuring van den een of
ander der twistende echtgenooten, verwon.'
derde men zich, ja; nam mpn het zelfs, euvel
op, dat de Koning, welke bij, ettelijke géles
genheden de Hollandfche zeden zoo wel wist
te prijzen, aan de andere zijde zoo klaarblij-».
kelijk het voorbeeld eener huisfelijke oneenig-»
heid gaf, welke hij ongetwijfeld in andereii
zoude veroordeeld hebben. , Inderdaad, was
het voegzaam, zijne huwelijkskwellingen, om
dus te fpreken, aan al zijne onderdanen te
vertrouwen ? En toegeftaan dat, de fout niet
aan zijne zijde lag, was zulks eene billijke
reden, dat de Koningin niet bij hem bleef?
Men vermeende, dat hij hare tegenwoordige
beid aan het hof gebiedend had moeten voor-
fchrijven, en.dc gronden, welke de Koningin
geftadig aanvoerde om in Frankrijk te blij-
ven, niet zoo gemakkelijk had moeten aan-
pemcn (*). Indien in Holland, gelijk overal,
echt-
(^■f) Dit alles zijn wij volkomen met den fcbrijver
eens • dan de Koningin hortense was een dier Franfche
vrouwen, welke buiten Parij% niet kunnen leven, en het
was misfchieo (het voorbeeld ter zijde gefteld) beter,
dat de Koning de verwijdering eener vrouw gedoogde j
welke noch hem, noch de natie, over ^ welke-hij regeer:
de, een goed hart toeiiroeg, dan dat hij zich aan dage-
li'k-
' I. '
■i'
1 i!
1 ü'
I
iiii^
■ï
t
' f
echtgenooten, die over elkander meeneti te
klagen te hebben, aan het bouderen gingen,
gelijk de Koning en de Koningin, zouden ér
vvelligt te veel huishoudingen zijn, waar de
nam aan de eene, en de vrouw aan de andere
zijde zou leven.
Hoewel Holland, ren behoeve van Frank-
rijk, op eene vrij belangrijke wijze tot den
oorlog m Duitsehland had medegewerkt, be-
klaagde zich napoleon echter over deszelfs
onopregtheid, het tevens befchuldigende van
het middelpunt te wezen der zamenftelling
van tijdingen, welke Frankrijk ongunftig
konden wezen. Door geheime agenten, wel-
ke echter niet tot het huis des Konings be-
hoorden, wist hij, dat de Hollanders door
contrebande vrij 'wat zaken met Engeland
deden (*). Een Hollandsch blad, de TFran-
fche) Leydfche courant, zocht deze ongun-
fti-
lijkfche gefchillen had blootgefleid, ten voordeele van
een aantal Franfchen, welke zij,- tegen den wensch dier
narie, tot alle posten, inzonderheid die van des Konings
huis, zou hebben opgedrongen.
AANT. VAN DEN VERT.
(*) Bewijsflukken i, (i„ den Franfchen tekst
N». 3); ''an daar N'. i, 2, 6, 7, 8 en 9 ftaatsibkken
zijn, in alle papieren van den tijd voorlfanden, hebben
wij dezelve niet overgenomen.
AANT. VAN DEN VERT.
u
C 221 )
flige indmkfelen te weren, en tegenover tkr,
wat zij laster noemde, ftelde zij de vreedzame
houding van Holland te midden van oproerige
landen, en de dienften, aan de Franfche wa-
penen bewezen; maar desniettemin bleef de
Keizer voortzeggen, dat het ganfche land met
Anglomank befmet was, en dat de Koning
er de eerfte fmokkelaar was (1).
Te Amflerdam wedergekeerd, ontving cr
de Koning den kolonel roest van alkemade,
welken hij tot groot-maarfchalk van het paleis
benoemd had. Die jongeling, van wiens dap-
perheid in Spanj£ de.generaal sebastiani ge-
tuigd had, ging een ambt aan het hof beklee-
den, waarin zijn vurige moed weinig gelegen-
heid zoikIc vinden, om zich te onderfcheiden.
In plaats van de onverfchrokkene jagers van
de garde in het vuur te brengen, kwam hij
het gebied voeren over een legioen dienst-
boden van allerlei flag, en, in plaats van de
groo--lt;
li
1 i
; I
r
1 lii
1nbsp; Indien de vrees en de waarfchijnlijklieid, van, bij
gebrek aan handel, dat is in Holland, aan middel van
beftaan, te vergaan; by de natie Anglomanie, en de pligt-
jnatige maatregelen, door Koning lodewijk ten behoeve
zijner onderdanen genomen, fmokkelarij waren, had na-
poleon regt; in hec tegenovergeftelde, en wezenlijke,
geval was het een betagchelijk doorzeaen van een onuit-
voerbaar plan,
AANT. VAN DEN VKRX. '
-ocr page 236-groote kunst des oorlogs te beftudereri, moe's'C
bij flagters- en kruideniersrekeningen leeren
nazien. De post van groot-maarfchalk was
ongetwijfeld zeer vereerend, omdat dezelve
dikwerf de gelegenheid gaf van tot den
Koning te naderen, voor vi-iens perfoon deze
hofbeambte verantwoordelijk is; maar in Hol--
land, waar men denkelijk nooit een aanval-
lenden oorlog zoude beginnen,' kon die post
niet gefchikt wezen voor een jong en moe-
dig krijgsman, welke buitendien volftrekt geen
kennis had van het beheer van zaken, cn
zich, buiten den dienst, volftrekt overgaf aan
al de neigingen eener zeer vurige jeugd,
waaraan de post, welken hij aan het hof ver-
kregen had, hem de gelegenheid gaf van op
zijn gemak te voldoen. Die post had nooit
moeten gegeven worden dan aan een hoofd-
officier van rijpere jaren, welke reeds het een
of ander dienstvak zoude beheerd hebben.
Gelukkig, dat de nieuwe groot-maarfchalk de
opvolger was van een' zeer bekwaam' man,
den heer bloys van treslong, die al zijne
verkregene kundigheden in het beheer van
zaken op den gewigtigcn dienst van het huis
des Konings had toegepast, cn zeer gelukkig
tevens, dat de heer roest op het fecreta-
riaat van zijnen dienst den Franschman nog
vond, welke denzelven eerst geregeld had,
fi
r^Si-
C 7
i?Tïiar' wiens terugzending de Koning altijd
verlangde.
» Ofi her paviljoen te Haarlem begon de
lieer roest zijnen dienst; fpoedig zocht hij
denzelven te verligten, door dien te deelen
met den beer sloet van olbruitenborgil,
prefekr van het palcis, oud-beftuurder van de
loterij, en wien de heer, bloys, gelijk hij
geide, alleen de zorg wilde Jatep van zijn'
geborduurden rok te dragen. De heer roest
jverd fpoedig, en vrij vertrouwelijk, met den
generaal bruno , opperftalmeester der kroon,
bekend, welke gaarne al zijne neigingen tot
verftrooijing met hem deelde. Deze beide
groot-officieren der kroon verlieten dikwijls,
na het coiicher des Konings, het nederige
paviljoen van Haarlem incognito, om naar
de hoofdftad te vliegen, waar zij ongetwij-,
feld aangename betrekkingen hadden. . Maar
de vermaken deden hun de pligten niet ver-
geten , en des morgens, op het lever van Z.
M.. waren orestes en pylades op hunnen
post. De paarden van den Koning waren te
beleefd, om de buitengewone reizen, welke
jnen hen deed verrigten, aan iemand te ver-
halen, en mits men Nelavarin, het eenige
paard, dat de Koning bcfteeg, fleehts in rust
liet, bemerkte deze volftrekt niets. De jonge
R. had al de neigingen vai^ een' Franschman,
tot
j i'i'
l ' • •
«i
; ^^ H«
ii'
tot het vrolijkfte leven overhellende, en dtf
opperftalmeester was zijn voorbeeld geworden.
Omtrent dien tijd hadden er weder veran-
deringen plaats onder de gezanten, terwijl
de generaal dumonceau tot gouverneur van
Amßerdam, cn de admiraal de winter tot
kommandant van het eskader van Texel ^
Harlingen en het Vlie werd benoemd.
Holland, al de bewegingen van Frankrijk
gadeflaande, vermoedde wel eenige gebeurte-
nisfen, en de Koning, meer dan eenig ander»
meende, aan den ftaatkundigen gezigteinder
eene zwarte ftip te zien, voor welker aangroei
hij beducht was. Alle broederlijke betrek-
kingen tusfchen den Keizer en lodewijk had-
den opgehouden, en men oordeelde, of dac
napoleon te veel e[schte, of dat lodewijk,
iiidien hij gehoorzamen moest, het nimmer
deed dan gedwongen. Wie moest dan in
deze worfteling bezwijken? Men kan zich
niet ontveinzen, dat de toeftand des Konings
van Holland zeer hagchelijk en moeijelijk was ;
want hij was tusfchen de pligten, welke hij
als opperhoofd van Holland, en de vrees van
den man te mishagen, welke hem den troon
had doen beftijgen, en wiens ontzettende magt
er hem weder kon doen afdalen, geftadig
in geplaatst. Niets kon den Keizer van het
denkbeeld afbrengen, (fat Holland vnj gere-
geld
Ivf.'
gelde en altijd hoogst belangrijke betrekkingen
niet Engeland onderhield, en dit is zoo waar,
dat NAPOLEON uit Biiitschland aan zijn' broe-
der fchreef, dat Holland een wingewest van
Engeland was geworden.
Op het laatst van Julij ging de Koning naar
Aken, om zijne moeder te zien; maar naau-
wclijks was hjj er, of hij vernam, dat de
Engelfchen het eiland ÏValcheren bezet had-
den , en oordeelde, dat het oogmerk dezer
expeditie waarft'hijnlijk de in bezitneming der
Franfche- vloot op de Schelde was. Uit Aken
zond de Koning bevel aan zijne generaals in
Holland, om hunne troepen naar Antwerpen
te doen bijecntrekken ter verdediging van dc
vloot, en alles deed gelooven, dat de gene-
raal bruce, een Hollandsch officier, die bevel
voerde in het fort Batz, de inzigten van En-
geland begunftigde, door die vesting, waar
hij zich lang kon verdedigen, zonder flag of
ftoot te verlaten. Eenigen tijd daarna werd
dit fort door de Hollandfche troepen moédig
hernomen. De Koning noemde het gedrag
van den generaal bruce ligtzinnig, hoewel
het al de houding had van een verraad; doch,
wanneer het eene ligtzinnigheid was, waarom
dan destitiieer.de de Konhig dezen officier
voor eene, in zijne oogen geringe, fout, en
fchrapte hij deszelfs naam op de lijst der rid-
Pnbsp;ders
lil:
; (
gt;
11
1
'' i
r
I !'j
!
(^ers van de orde? Hij bragt hem voor een*
krijgsraad, die hem vrij fprak, na hem ge-
hoord te hebben, maar zonder eenig geregte-
lijk onderzoek. Op de aanklagt der Franfche
regering verfcheen de generaal bruce ten twee-
de male voor den regter, en toen bekrach-
tigde men zijne destitutie en werd hij tot'
eene zeer korte gevangenis veroordeeld
De Koning bleef zeer kort te Ahn; hij
kwam naar Amfterdam terug, vanwaar hij
weder fpoedig naar Antwerpen vertrok, en
van alle zijden deed hij de Hollandfche troe-
pen bijeentrekken, waaruit hij, ter beteuge-
ling der Engelfchen, een vrij geducht leger
vormde. Hij nam nog andere maatregelen,
om Engelands ontwerpen, »op dat gedeelte
van het Hollandfche grondgebied, te verijde-
len, werwaarts zich ook Franfche troepen be-
gaven. Hoewel lodewijk het den Franfche
bevelhebbers eerst weigerde, was hij genood-
zaakt, buiten des Keizers goedkeuring, het
opperbevel van al de troepen te aanvaarden;
doch fpoedig berouwde hem zulks; want ras
daarna kwam de prins yan ponte-corvo , in
naam
(♦) Indien wij ons niet bedriegen, heeft er eene
revifie van dat vonnis plaats gehad, of is de generaal
B. onder ess, tegenwoordig gouvernement gerehabiliteerd.
AANT. VAN DEN vert,
-ocr page 241-tiaam des Keizers, dat zelfde bevel op zich
hemen; de Koning was zeer gevoelig over
deze vernedering j hem door napoleon aan-
gedaan , wiens geboortedag hij echter met
luister gevierd had. Lodewijk verliet Ant-
•werpen, zijne garde alleen met zich nemende,
en droeg den generaal dumonceau het bevel
der Hollandfche troepen over. Het gedrag
Van Frankrijk te zijnen opzigte gadeflaande^
Was het niet moeijelijk te zien, dat men hem
mistrouwde, en zijne gisfmgen omtrent de
groote gebeurtenis, welke hij finds lang voor-
zag, werden in zijne oogen niet dan te zeerquot;
bevestigd door het groot aantal Franfche
troepen, welke men in Braband vereenigde.
Na eene vrij zwakke verdediging, ging Flis-
Jingen, waar de generaal monnet met een
garnizoen van vierduizend man lag, aan de
Engelfcheii over, welke het, federt eenigen
tijd, belegerden. Die generaal kwam voor
een' krijgsraad, en werd fchuldig verklaard
aan verraad.
Het bezetten van Zeeland door de Engel-
fchen belette niet, dat men te Amjlerdam
den geboortedag van den Koning - met alle
kenteekenen der levendigfte blijdfchap vierde,
en gedurende drie dagen was er op het paleis
een' aandrang van bezoekers, waarvan men
nog geen voorbeeld had gezien.- Nooit was
Panbsp;het
I
I ^
het hof zoo luisterrijk geweest, en gedurende
deze dagen vertoonde er zich de Koning met
uitgezochte kleedingen. Hij hield van fchit-
teren onder zijne hovelingen, en, daar hij
zich niet altijd in dezelfde kleeding wilde
vertoonen, had hij zich bijna zoo vele kolo-.
nels-uniformen doen maken, als er regementen
in Holland waren; eene vrij vergeeflijke ge-
zochtheid in een' jongen vorst, wien eene
goede kleeding zeer wel ftond.
Het feest der orde van de unie beiloot vor-
ftelijk dat van den Koning, welke de ordetee-
kenen zelf uitreikte. Onder de nieuwe ridders
bevonden zich eenige dappere officieren, wel-
ke onlangs, met zeldzame onverfchrokken-
heid, het fort Batz van de* Engelfchen her-
nomen hadden. Op denzelfden dag, fchonk
de Koning dezelfde orde aan den abt ber-
trand, een' zijner aalmoezeniers, ongetwij-
feld een waardig geestelijke, maar wdke,
bij het afleggen van den eed op dat plegtige
feest, zeer verwonderd was hetzelfde ver-
fjerfel te ontvangen, als krijgslieden, wier
eervolle wonden nog naauwelijks gefloten wa-
ren. De erkentelijkheid van den abt ber-
trand wegens de hooge gunst, waarmede
Z. M. hem vereerd had, liet niet na, dat
hij, bij zijne vertrouwde vrienden, in alle
nederigheid erkende, dat hij aan het geringfte
Tjisdöm de voorkeur zoude gegeven hebbeil
boven een eereteeken, hetwelk, volgens hem,
alleen de belooning moest zijn van beproef-
den moed (*).
Na Zeeland meer dan twee maanden bezetnbsp;, |j
gehouden te hebben, ontruimden het de En-nbsp;;
gelfchen, en derzelver vertrek veroorzaakte ernbsp;j|'
niet het geringfte genoegen. De Engelfchennbsp;if.
hadden er den handel een weinig verleven-*nbsp;,j;
digd door eene menigte hunner fabrijkgoe-
deren in te voeren, welke tot in het pa-
leis van den Koning overvloeiden, waar zich
ieder, van den grootften waardigheiddrager tot
den geringften dienaar, met Engelfche goe- ♦
deren zocht uit • te dosfchen. Men vond,die
overal, en, ondanks het befluit van dennbsp;gt; .
Koning, welke dezelve ftrengelijk verbood,
werden zij overal verlangd. Het waren ver-
bodene vruchten; was het dus vreemd, dat
ieder ze wenschte te bezitten ? Men ging
zelfs zoo ver van te zeggen, dat Z. M.,
(*) Wij kennen den lieer bertrand niet; doch knn-
pen ons weder niet begrijpen, waartoe deze fpottende
uitweiding omtrent een achtenswaardig geestelijke ftrek-
ken moet. Verdienften in alk vakken hebben gelijke aan-
fpraak op belooning en onderfcheiding, en napoleon
fchonk het eerlegioen, aan elk, dien hij wist, dat uit-
saimtte in deszdfi vak,
AANT. VAN DEN VERT.
i'i;
vóór het geven van zijn verbodswet, voor
de verleiding bezweken was (*).
Napoleon befloot in zijne ftaatkunde, dat
de mogendheden, aan Frankrijk vermaag-
fchapt, naar Parijs zouden komen, en de
ware oorzaak dezer vergadering van gekroon-
de hoofden was toen alleen bij den Keizer
en twee vertrouwelingen bekend, op welker
ftilzwijgendheid hij kon rekenen. De Koning
van Holland was een der vorften, welke men
te Parjs verwachtte; dan hij vs^as niet zeer
geneigd zijne ftaten te verlaten; zoo groote
vrees Voedde hij van er niet weder te zul-
len komen. Voor het overige kende hij de
bedoelingen des Keizers nog niet officieel,
en op eenvoudige wenken kon hij zulk eene
belangrijken ftap niet verrigten. Bovendien
was de Koningin te Parijs en bevond zich
de Koning ongaarne zoo nabij haar, hoewel
dit een middel was, om den jongen kroon-
prins te zien, welken hij teeder beminde.
C*) Toen de Keizerin maria loüisa, in i8ii, te
Amjlerda-M was, wist zij zich, bniten weten van kapo;-
},eon, alle Engelfche goederen te verfchaiFen, welke haar
behaagden, en eene zekere mejufvrouw durand, het toi-
let der Kejzerin bejlurende, kwam, te dien einde, in
aanraking met de fchaamteloofte Joodfche fmokkelaars vau
het land.
aant. van den schrijver,
-ocr page 245-( )
De Keizer gaf zijnen broeder lodewijk den
wensch inmiddels te kennen, dat bij zich
met de andere vorften,. weike gewacht wer-
den, naar Parijs zoude begeven. Lodewijk
was des te minder geneigd, om aan deze
uitnoodiging van napoleon te beantwoorden,
daar hij dagelijks het getal der Franfche troe-
pen in Braband zag toenemen en deze be-
fchikkingen den Koning tot een treurig voor-
teeken verftrekten. Weigeren zich naar Pa-
rijs te begeven was zich openlijk verzet-
ten. tegen den wil des Keizers, die niet dan
te zeer aan onderwerping gewoon Avas; eene
weigering zoude alle goede verftandhouding
tusfchen Frankrijk en Holland verbroken heb-
ben, hetwelk, in ettelijke opzigten, wei ras
in die worfteling zoude quot;zijn bezweken; aan
de andere zijde fcheen het den Koning vol-
ftrekt niet voorzigtig zich uit zijn land te
verwijderen, wanneer zijne frontieren met
troepen overladen waren, welker tegenwoor-
digheid hem de levendigfte ongerustheden
baarde. In dezen benarden toeftand omring-
de zich de Koning van zijne ministers, om
dcrzelvcr raad in te winnen omtrent' de par-
tij, welke hij te kiezen had. Een eenige,
de heer kflAaijenhof , minister van oorlog,
was van gevoelen, dat men openlijke maat-
regelen van verdediging moest nemen; maar
P 4nbsp;zon-
li
. 'i ■
i
i i
;
(,
,1
I.
zonder bijfend van Engeland kon men het
niet, cn zich met deze mogendheid te ver-
binden was een grof fpel beginnen, waarbij
men alles verliezen kon; bet was de kans
op een' enkelen dobbelfteen plaatfen, en, de
adelaarsklaauwen ontwijkende, liep men ge-
vaar onder de nagels van den luipaard te
vallennbsp;De Koning was genoegzaam van
het-
C) Die zelfde heer kraaiienhof , ontwijfelbaar loffe-
lijk in het voornemen van door verdediging zijn land
aan de Franfche overheerfching te onttrekken, werd,
^nder de keizerlijke regering, een van des Keizers be-
ambten, en in 1813, bij de afwerping van het Franfche
juk in Holland, waarfehijnlijk verheugd van de gelegen-
heid te vinden, om zich te zuiveren omtrent het ver-
wijt quot;t-an ook in Franfchen dienst'•geweest te zijn, ver-
wekte deze heer een aantal kwellingen en onaangenaam-
heden aan de Franfchen, welke nog te Amflerdam wa-
ren, en vooral aan den betaalmeester scitivacx, wien
hij zelfs eenige bijzondere verpligting had.
aant. van den schrijver
(») Zonder den heer kraaijenhof, wiens gedrag bij deze
«n vroegere gelegcnheilen misfchien voor verfchillende faeoor-
deeling vatbaar is, boven anderen, welke met hem door zeld-
zame omftandigheden z^n uiedegefleept geworden,, fe willen
verheffan, heeft hö echter in 1813 alle aanfpraak op de alge-
meene dankbaarheid, van de Amfterdamujers inzonderheid
verworven, terwyi zijne uiiftekende bekwaamheden hem onder
al de zich opgevolgde regeringen aan het hoofd der gmig
geplaatst hebben, en hij nog onlangs door Z. M. den Koning
wet het groot kruis der militaire milems-otiü is UegiftigU
gewurden.
aa.nt. vam den vjtrt,
-ocr page 247-lietzelFde gevoelen, als dc minister van oor-
log; maar hij wilde zich echter wel onder-
werpen aan den raad van hen, welke met
hem verfchilden, en kondigde tegen zijn' wil
aan, dat hij naar Parijs zoude vertrekken.
Van dat oogenblik af werd de Koning pein-
zend; fprak hij weinig; ging bijkans niet
uit, en werd zijn perfoonlijke dienst onein-
dig moeijelijker. De groot-maarfchalk, ccn
hoveling van te verfche dagteekcning, fchikte
zich ongaarne naar de kwade buijen van den
Koning, en de eerbewijzen zijner waardig-
digheid beletteden hem niet den tijd terug te
wenfchen, dat hij eenvoudig kolonel van de
huzaren was. Hij zou de gevaren van den
oorlog boven de eentoonigheid van eenen
huisfelijken dienst gefteld hebben, welke hem
in eene afhankelijkheid bragt, nog verzwaard
door de geestgefteldheid des Konings.
Vóór zijn vertrek riep de Koning het wet-
gevend ligchaam bijeen en gaf het een kort
verflag van den toeftand des lands, de uit-
komst van alles, wat gedurende het jaar
1809 gedaan was. Hij kondigde daarop zijne
reis naar Paxijs aan, de hoop gevende aan
de natie, dat zijn afwezen hoogst nuttig
konde wezen voor het volk, dat hem dier-
baar was, en aan wiens beftaan het zijne
was verbonden.
P 5nbsp;In
-ocr page 248-In het diepst van zijn hart twijfelde de Ko.
ning meer dan iemand aan den gunftigen uit-
llag zijner reis voor Holland. Maar, ondanks
Zichzelven voor de noodzakelijkheid wijken-
de, moest hij de natie nog geene vrees inboe-
zemen, om haar de veerkracht te behouden,
welke zij noodig kon hebben, om nieuwe
j-ampen te verdragen. Vóór zijn vertrek had
de Koning eene lange bijeenkomst met den
minister van oorlog, in welke men vermoed-
de, dat hij hem zijne laatfte bevelen ovei^ de
verdediging van het land, in geval van gebeur-
tenisfen , voorfchreef.
Dewijl de reis naar Parijs bepaald was, moest
men fchikkingen maken, die overeenkomftig,
cn het huis des Konings, gedurende zijn ver-
blijf in Frankrijk, regelen. Eerst wnlde Z.
M. cr hoogst eenvoudig verfchijncn, om te
Parijs wel duidelijk aan te toonen, dat zijn
voornemen niet was lang afwczend te blijven;
maar aan dc andere zijde konden de vorftcn,
met welke hij zich te Parijs moest vertoo-
nen , zich met al den luister van Koningen
opdoen, en was het niet overeenkomftig de
nationale waardigheid, dat de Koning van Hol-
land alleen er als een burger zoude -verfche-
nen Zijn. Dé groot-maarfchalk, door Z. M.
met quot;het voorftellen der perfonen belast, welke
hem voor ieder dienstvak zouden vergezellen,
werd
-ocr page 249-^ip
' I
werd door menfchen van allerlei rang aange»
zocht, om hen op de lijst te brengen.
Hollanders en Franfchen wilden allen de reis
doen.
Eindelijk, na het verwerpen van verfchei-
dene lijsten, teekende Z. M. die:
1°. Van de officieren van zijn huis, zijnde
de heer roest, groot-maarfchalk; de vice-
admiraal bloys en de generaal vicheri, ad-
judanten; de gramp;af karèl van bijlandt cn
de kolonel trip, ftalmeesters; de heer cor-
ver hooft, kamerheer; de heer smissaert ,
prefekt van het paleis, en de fecretaris van
den groot-maarfchalk voor alle dienften (*).
Een tweede lijst, waarop drie hof-
meesters, drie koks, vijf kamerdienaars en zes
lakkeijen ingefchreven waren.
De Koning vertrok den 27ften November,
in zijn rijtuig vergezeld van den heer rocll,
minister van buitenlandfche zaken, cn van den
groot-maarfchalk van het paleis. Alles, wat
de Koning rtog in Holland .gebood en wat
hij op reis zeide, kondigde zijnen vasten wil
aan van geenen afftand te doen, welke zijn
rijk zoude kunnen verzwakken.
i: ;
f'
i '
(•) Wij durven niet met zekerheid bepalen, of al
deze perfonen wel vertrokken zijn,
AANT. VAN DEN VERT.
-ocr page 250-In deze gevoelens kwam hij den eerften
December te Parijs aan. De Koningin het
hotel des Konings in de ftraat Ceruti bewo-
nende , wilde Z. M. daar niet afftappen;
doch, het gevolg des Konings hiervan niet
onderrigt, meenende, dat Z. M., bij des-
zelfs komst te Parijs, zeer natuurlijk zijn
eigen huis zoude gaan betrekken, begaf zich
ieder naar dat hotel, waar de heer jolivet,
deszelfs intendant aldaar, vc-rklaarde den Ko-
ning niet gezien en.geenen last ontvangen te
hebben, om iemand in te nemen. Men ging
vandaar naar het Hollandfche gezantfchap,
waar Z. M. zich mede niet vertoond had,
en men wist niet, waar den Koning te zoe-
ken, toen men vernam, dat hij bij Mevrouw
moeder Avas, waar alle dienften zamenvloei-
den, in de vrees van zich te hebben doen
wachten.
In den eerften tijd namen de officieren van
des Konings huis te Varijs vertrekken voor
eigene rekening, en over het algemeen leed
de dienst zeer veel door de verwijderde'
woonplaatfen van al de officieren. De groot-
maarfchalk, die Parijs reeds kende, nam zijn
intrek, uit fmaak, nabij het Palais Royal,
in de ftraat Richelieu, in het groot hotel
van Spanje, welks eigenaar, zoo lang hij
nier wist, dat zijn huurder een groot digni-
taris van Holland was, zich vergenoegde met
een' geringen huurprijs, maar denzelven dade-
lijk driemaal verhoogde, zoodra hij . vernam,
wie de perfoon was; hij zóu de kwitantie
der huurpenningen, dus hebben kunnen teeke-
nen met zoo veel voor den perfoon en zoo
veel voor de waardigheid te ontvangen.
Hoezeer het hotel van Mevrouw moeder
vrij ruim was, kon men er het ganfche ge-
volg van den Koning niet herbergen en de
groot-maarfchalk vooral was niet misnoegd,
dat zijne woning een weinig van die Zijner M.
verwijderd was. De omtrek van het Palaix
Royal behaagde hem oneindig meer, dan de
voorftad St. Germain. Eindelijk verkreeg de
Koning echter eenige vertrekken van zijne
moeder, waar men de officieren van zijn huis
zeer flecht plaatfte; de groot-maarfchalk had
geene andere woning dan een klein kamertje,
in het entrefol, waaruit men een' kok deed
verhuizen, om zijne excellentie te huisvesten.
Mevrouw létitia fcheen opgetogen te zijn,-
dat zij haren zoon bij zich had, en, om meer
vertrouwelijk 'met hem te leven, kwam men
overeen, dat zij aan dezelfde tafel zouden
fpijzen. Maar, hoewel het gevolg des
Konings oneindig kleiner was dan het hare,
wilde zij niet gedoogen, dat hij meer dan
twee derde van de geheele vertering dragen
•
' I
Mi'
1:,
t I !
i LA
zoüde. Men ziet daaruit, hoe ver de teeder*
heid eener moeder voor een' geliefden zoon
kan gaan. Niets kost haar. Welk eene fraaijé
belangeloosheid!
Lodewijk draalde niet met zijn bezoek by
den Keizer, welke hem zeer broederlijk ont-
ving. Het waren geene twee vorftcn tegeni»
over elkiander; het waren twee broeders, wel-
ke zich, na lange fcheiding, met vermaak
fchenen weder te zien. in dat bezoek fprak
men volftrekt van geene ftaatszaken; en,*hoe-
zeer de Koning wel vermoedde, dat dezelve
niet naar zijnen wensch zouden uitvallen, zou-
de hij dat punt liever dadelijk en openhartig
behandeld hebben gezien, dan een ftilzwijgen
te zien in acht nemen, hetwelk misfchien
aankondigde, dat men hem flechts berigten
zoude, wat men van Holland zoude vorde-»
ren, zonder hem zelfs te raadplegen, noch
zich te verzekeren, of zulks hem goed dacht.
De Koning van Napels en de Onderko-
ning van Italië bezochten den Keizer dik-
wijls; maar hij zag napoleon nimmer, dan'
op de Tuileriën.
De Koning van Holland was een der
vreemde vorften te Parijs, welke het minst
van die bezoeken der ftaatsligchamen en hooge
perfonen ontving, welke even vermoeijend zijn
voor hen, die dezelve komen afleggen, als
fmakelöos voor hem, die dezèïvc ontvangt»
Lodewijk verheugde er zich over, en zeide
aan den heer bloys : „ Zoo gaarne als ik
mijne oude vrienden zoude wederzien, ben
ik weinig gefteld op de eerbewijzen, welke
alleen aan den rang gegeven worden.quot; Ge-
lukkig hij, bij wien de grootheden de be-
hoefte aan vriendfchap niet verdoofd faebben!
In de eerfte dagen van zijn verblijf te Parijs
ging de Koning weinig uit; maar hij deed
zijnen zoon, den jongen kroonprins, dikwijls
bij zich brengen, en, daar hij dien gaarne zag,
deed zulks de hoop geboren worden, dac
hij misfchien eene toenadering met de Ko-
eingin zcude zoekert. Men verlangde het in
Holland vurig, dewijl de Koningin, gedu-
rende den korten tijd, dat zy er geweest
was, zich zeer bemind had gemaakt. Boven-
dien kon hare zamenleving met haren echt-
genoot, in Holland, al die ftil voortfluipende
geruchten, welke de kwaadwilligheid gaande
houdt cn verbreidt, en alle hatelijke gis-
fingen uitdooven; gisfingen, welke de Hol-
landfche natie, die uit eigenliefde hare Ko-
ningin niet aan ongunftige beoordeeling wilde
blootgefteld zien, inderdaad onaangenaam wa-
ren. Welnii; deze hoop, wel verre van ver-
vuld te worden, verdween geheel in rook,
foen; men vernam, dat en de Koning en de
Ko-
■ 'li
i ,
: ^
1 j
i I!
i;f
• j '
:! M
Koningin, elli van hunne zijde, een verzoek
tot fcheiding van bed en bijwoning hadden
ingeleverd. Vruchteloos zocht de familieraad
de echtgenooten te vereenigen; en, indien
men de Icronijk gelooven moet, zoude juist
de Koningin het minst tot eene verzoening
geneigd bevonden zijn. Men dreef haar tot
in de jaatfte verfchanfingen der moederliefde
terug door haar te doen gevoelen, dat hare
verwijdering haar misfchien eenmaal eene pijn-
lijke fcheiding van hare kinderen kosten ^ou-
de, welke zij teeder lief had; het gelukte
echter niet haar van befluit te doen veran-
deren, en er had geene hereeniging tusfchen
de echtgenooten plaats. Wat er ook van zij,
de Keizer wilde niet, dat de fcheiding uit-
gcfprokcn werd, en men zal later zien, wel-
ke redenen hem bewogen er zich tegen te
verzetten.
Uit eene aanfpraak van napoleon aan het
wetgevend ligchaam was het gemakkelijk óp
te maken, welk lot hij weldra aan Holland.
had voorbefl:emd; want het was na deze zit-
ting, dat LODEWIJK, welke, met de andere
vreemde vorften, niet bij dezelve genoodigd
was geworden, levendig gevoelde, hoe ver-
keerdelijk hij had gedaan van zich aan den
raad zijner ministers te- onderwerpen, die er
zoo fterk op hadden aangedrongen, dat hij
aan
-ocr page 255-flan de oproeping des Keizers gehoor 2oU
geven. Toen berouwde het hem de partij
niet gekozen te hebben, hem door den mi-
nister van oorlog voorgcfi:eld. Maar de tijd,
cm middelen van verdediging daar te ftellen,
was voorbij. Men moest zijn leedwezen ont-
veinzen , en. alles wachten van den tijd (*}.
De groot-maarfchalk wOonde zoo flecht, of
liever, was zoo nabij den Koning, die hem
ieder oogenblik deed ontbieden, dat de heer
ROEST befloöL zich een weinig te ontheffen
van zijnen doorloopenden dienst bij Z. M.,
om eene zekere onafhankelijkheid te. genie-
ten, waarvan hij een vrij gebruik wenschte
té maken in een land, waar zich alle genie-
tingen onder zoo vele uitlokkende gedaanten
aanboden. De groot-maarfchalk, een jonge-
ling in den volften zin van het Woord, kende
in het leger en op het flagveld alleen zijnen
pligt, en had bewijzen eener onverfchrokkene
dapperheid gegeven; maar buiten den oorlog
waren al zijne gedachten alleen doelende op
genot; de ftaatkunde en de belangen van zijn
land hielden hem volftrekt niet bezig.' Hij
gaf dan aan den Koning zijnen wensch te ken-
nen van zich weder buiten het hotel van Me-
yrouw moeder te huisvesten, en hij verkreeg
het j
(*) Zie de BewijsftukKen, N». 2.
f'
het, alleen door den lijfarts des Konings in
zijne belangen te brengen. Onder het voor-
wendfel eener nog niet geheel gebotene wonde
fchreef deze den heer roest eene luchtiger
woning voor tot bevordering zijner gezond-
heid, Zoodra hij de toeftemming des Konings
had, verhuisde hij, zoo wijd mogelijk, naar
een hotel, waar hij, naar zijn' wil, van den
dag den nacht en van den nacht den dag kon
maken.
Indien ons het geval fomtijds verWindt,
weet het ons ook de oogen te openen, om
de loopbaan der avonturen in te fnellen, en,
zonder aan iets kwaads te denken, gaf zich
de groot-maarfchalk over aan het toeval, het-
welk hem in betrekking bragt met eene
jonge Spaanfche dame, welke hij in Andaluß'c
had leeren kennen. Die dame was de vrouw
van een Spaansch officier, krijgsgevangen in
eene Franfche ftad. Zij was zeer verblijd te
Parijs iemand te ontmoeten, . welke haar nut-
tig kon zijn, om de vrijheid van haren echt-
genoot te verwerven, en de heer roest re-
kende zich zeer gelukkig van eenige dienften
te kunnen bewijzen aan twee fchoone zwarte
oogen, in welke het ftreelcnd zoude wezen
eenmaal de aandoenlijke uitdrukking eener zach-
te erkentelijkheid te lezen. Men deed gemeen-
fchappeiijke pogingen; men zag zich dikwijls ;
men
-ocr page 257-m
men vormde de aangename gewoonte Van
zich dagelijks te zien; de dame was jong ennbsp;' '
bevallig; de groot-maarfchalk was een vrijnbsp;''ii
knappe jongen; hij deed de dame eenige be-.nbsp;'!!
kentenisfen, misfchien op huzaren manier, ennbsp;^
welke haar echter niet fterk affchrikten; hij
werd galanter, en maakte zich nog onmis*
baarder bij de ftgnora, welke geene palen
aan hare dankbaarheid meer ftelde; maar op
het oogenblik, dat zij begrepen van den
Franfchen minister van oorlog de vrijftelling
van den krijgsgevangenen te zullen verwer-
ven, hielden zij eensklaps op, om te over-«
wegen, dat zij elkander niet zoo vrij meer
zouden kunnen- zien, wanneer zij de vrijheidnbsp;- i
\-an den Spanjaard verkregen. Daarop ver-
traagden zij hun aanzoek, en men fchreefnbsp;'
flechts aan den gevangenen, dat men veel
hoop koesterde. Die hoop is altijd levendig
gebleven en eerst een jaar later vervuld. De
fchat, dien men hoopt, is beier dan die,
welke men heeft, zegt het fpreekwoord.
Praatjes! de man, die in ketenen zucht, ennbsp;i
naar zijne vrijheid verlangt, Zal nooit in
dat fpreekwoord genoegen nemen (*).nbsp;!'
(♦) Tef eere der nagedachtenis van den groot-maar-nbsp;, ! ■
fchalk, vleijen wij ons, dat het Iaatfte gedeelte van dis
verhaal een verdichtfel mag wezen.
aant. van den yejit.nbsp;' gt;
' I
♦
i • I i
a 11
•f
De Koning, welke, bij zijn vertrek uit
Amßerdam, bijna de Heilige verzekering had
gegeven,, dat hij vóór het einde van het jaar
in zijne hoofdftad terug zou zijn, kon thans
het oogenblik van zijn vertrek nog niet be-
rekenen. De zaken van Holland werden in
ftijte behandeld. Het kabinet der Tuilerïën
was voor den Koning een zeer geheimzinnige
plaats, waarvan men hem fcheen te verwij-
deren, omdat men vooruit zeker was, dat
hij zijne tocftemming niet zou verldsnen
aan de opofferingen, welke men van zijn
land zoude vorderen.
Lodewijk, buiten zijn rijk, hetwelk hij,
zijns ondan!-s, verlaten heeft, voorziet de
overweldiging van hetzelve, en kan het niet
verdedigen; lodewijk. Koning van Holland,
is te Parijs bijna teruggebragt tot den een-
voudigen ftand eens ambteloozen burgers; lo-
dewijk, dezelfde ftad als zijne gemalin be-
wonende, en haar niet ziende, vraagt eene
fcheiding, en kan dezelve niet verwerven;
lodewijk, eindelijk, is vader, cn heeft bij-
kans nimmer het geluk van zijne kinderen te
zien. — Ach! ziedaar te veel tegenfpoeden
en kwellingen voor éénen man, en men kan
zich niet beletten van medelijden met den
perfoon te hebben, rondom wien zoo vele
rampen zich als om ftryd fchijnen aan te fluiten.
De Koning was cr van overftelpt, toen hij
de verbreking van het huwelijk met Keizerin
josEPHiNE vernam, welke te dezer gelegen-
heid eene zeer gi-oote ziel en eene zoo lolFe-
lijke als moedige onderwerping aan haar lot
ontwikkelde. Lodew^k, onder het gewigt
der hevigfte aandoeningen nedergebogen, gaf
werktuigelijk zijne bekrachtiging aan eene daad,
welke hij afkeurde, en het einde van het
jaar (1809) was voor hem eene aaneenfcha-
keling van gebeurtcnisfen, in treurigheid met
elkander wedijverende.
IIE T
ƒ i
Q 3
S.«C(E(I;@®€«gt;t
|:ft
810.
Het was niet twijfelachtig meer, dat Frank-
rijk, of de geheele omkeering van Holland,
of de vereeniging van hetzelve met zijn grond-
gebied verlangde. Door de duisternisfen henen,
welke hem omringden, zag lodewijk de ont-
werpen, omtrent welke de Keizer het diepfte
ftilzwijgen met hem in acht nam, zeer wel
door. Na zijnen minister van buitenlandfche
zaken en cenige officieren van zijn huis ge-
raadpleegd te hebben, had lodewijk befloten
naar Holland terug te keeren, om cr fnelle
en krachtige maatregelen in het werk te ftel-
len , ten einde zich, ware het mogelijk, nog
tegen dc geheime vijandelijkheden van Frank-
rijk te verzetten. Maar op het punt van
zijn ontwerp ten uitvoer te brengen, ont-
dekte hij, dat men hem befpicdde, en het
eerfte berigt, dat hij cr van ontving, was'
«ijnen groot-maarfchalk medegedeeld door eenen
der gendarmes, welke het toezigt moest hou-
den over zijn hotel. Die gendarme had ge-
diend in het vijfde regement dragonders, toen
prins lodewijk kolonel van hetzelve was (*}.
Na dat berigt kon zich de Koning Hgtelijk
overtuigen, dat zijn hotel geftadig door ver-nbsp;V
momde gendarmes bewaakt werd. Lodewijknbsp;' ,
veinsde echter ai die vreemde perfonen niecnbsp;' ,
te bemerken, om, langs dien weg,, onder dennbsp;i,,
fchijn eener groote onbezorgdheid, zijne ver-nbsp;^:
fpicders te kunnen misleiden, en hy meendenbsp;^
er toe te zullen geraken, door naar zijn land-
.goed van Sf. Leu, op eenigen afftand vannbsp;;
Parijs, te vertrekken; maar hij was aan allenbsp;;
zijden zoo wel bewaakt, dat- alle poging tot
ontkoming alleen door geweld zou hebbennbsp;: '
kunnen gelukken. Doch, al had hij , op het
voorbeeld van karel XII te Bender, al zijne
officieren, lakkeijen en koks gewapend, hij
zou zich nooit een' weg hebben kunnen
banen door de zwarigheden henen, waarin hij
zich
(♦) En was den Koning, om zijne natuurlijke goed-nbsp;, l'l
harciglieid, waarfehijnlijk verknocht gebleven, Eeiie nieu-nbsp;; ! '
we les voor alle grooten en alle die, welke onderhoo-nbsp;f,
rigen hebben, om altijd billijk en geftreng, maar tevensnbsp;j.i
toegevend en minzaam otjitrent den geringf?e derzelvenbsp;' '
te wezen, welke zij hierdoor alleen,aan zicb verbiiiden.nbsp;'nbsp;_ ' ,
ri
1 ■
t i
i
zich bevond. Maar, wanneer men niet door
kracht en moed kan, overwinnen, moet men
de list beproeven. Wat gaat het middel aan,
mits men tot zijn oogmerk gerake? Er was
wel een ruiddel geweest, om aan de verfpioders
van napoleon te onthomen, indien lodewijk
het had kunnen bezigen; het was zich te
vermommen; alsdan het hotel zijner moeder
te verlaten door de deur der oranjerie, welke
niet bewaakt werd, dewijl men haar finds lang
gefloten hield, maar die men ligtelijk. en ^ ft:il-
te kon operien; daarop den weg naar Vlaan-
deren in te flaan, en in acht en veertig uren
met goede paarden naar Holland te geraken.
Ongelukkig was lodewijk, hoewel nog jong*
volftrekt niet wel ter been; hij ging moeije-
lijk , en was niet fterk genoeg, om een kunstje
van dien aard te beproeven (*).
In J-lolland waren de geesten fterk aan het
woelen; ieder redeneerde in den geest zijner
belangen of ilaatkundige gevoelens, en daar
de
(*) Lodewijk had een fterk geftel; maar federt lang
was door rhumacisiBus ziji;e regterliand, waarvan hij zieh
niet dan ffioeijelijk bediesde, verlamd geworden, en-,
federt een' val van zijn paard in het leger, ging hij-
mank aan één been. Msar, ondanks die alles, had
I-ODEVVIJK een zeer behagelijk uiterlijke, wanneer hij zich
gekleed had,
aant. van den schrijver,
-ocr page 263-de afftand, in zaken van dien aard, bijkans
altijd de uitwerking, heeft van den mikros-
koop, verhaalde meh, dat de Koning tot in
zijn vertrek bewaakt werd en zeer levendige
gefehillen met den Keizer had gehad; dat de
groot-maarfchalk van zijn paleis gevangen zat,
en dat de Koning waarfcliijnlijk niet in Hol-
land zou terugkomen; anderen hadden iets
'ongunftigs afgeleid uit den meesterachtigen
toon, welken de Franfche gezant met de mi-
nisters van Z. M. in Holland voerde. Hetgeen
bovendien den. Koning vrij fterk griefde was,
dat hij al deze gisfingen niet kon doen op-
houden door middel eener briefwisfeling, van
welke hij dc opening vreesde (*). Alstoen
befloot de Koning zijnen ftalmeester, den graaf
van bijlandt, naar Amjlerdam te zenden,
met ftelligen last aan den minister van oorlog,
om het land, door behulp van het doorfteken
der dijken, te verdedigen, en alles in het werk
te ftellen, om, voor het minst, de bezetting
der hoofdftad voör te komen. Hij bedoelde
niets
(*) Het is omtrent dezen tijd, dat de ongegronde en
kwaadaardige gisping der Hollanders, door den heer
Roé'LL zoo meesterlijk en naar waarheid wederlegd, ia
den vorm eener diplomadfche nota van den hertog vai*
cadore (chami'agky), minister van buitenlandfche zaken,
in de nieuwspapieren verlcheen. ,
AANT. VAN DEfJ VERT.
' i
Ti
'' I
I
; i
ii'
■Ml
liiets fteer of minder, dan dc iiigeèetenen tb
doen verdrinken, om hen aan de Franfche
overheerfching te ontweldigen.
Gedurende den korten tijd, dat de gezant
des Konings te Amfterdam was, vond hij
zich omringd van perfonen, welke iets van
hem zochten te vernemen, dat niet dan zeer
belangrijk kon wezen in de omftandigheden,
waarin men verkeerde.' Hun, welke den graaf
van bijlandt fprakèn, kwam het voor, dat
hij altijd nog iets treurigs verzweeg, qj hoe-
wel hij er zich op toelegde, om waarheid
te zeggen, zonder echter alles te verhalen,
wat hij wist, vermoedde men altijd, dat hy
den waren toeftand des Konings verborgen
hield.
^ Al de perfonen, aan het huis des Konings
verbonden, en te Amfterdam gebleven, waar
zij als Kanonniken leefden, kwelden zich,
buiten de bekommeringen, welke ieder ge-
voelde, nog op eene andere wijze, als de
overige ingezetenen. Indien de Koning niet
terugkwam, verloor elk den post, dien hij
gaarne behield, en in den volftrekten ledig-
gang van bijkans al deze menfchen kan men
begrijpen, -hoe weinig hunne redenen moesten
zamenhangen, en in welke dwalingen zij ieder
moesten doen vervallen, die op het paleis
nar.r tijdingen van Parijs kwam vernemen.
De
-ocr page 265-De maatregelen, welke de Koning tot ver-
dediging van Holland deed nemen, werden
den Keizer fpoedig bekend, die zich over
dezelve met bitterheid aan hem beklaagde.
Deze, meenende niet langér tijd te moeteft
winnen, erkende, dat alles op zijne bevelen
was gefchied, en dat men er hem toe ge-
dwongen had, door hem te misleiden met
beloften, welke men nimmer had willen hou-
den. Die vaste en gebiedende toon, aan
■ivelken napoleon niet gewoon was, wekte
eerst zijne granifchap, en bragt een vrij le-
vendig gefchil tusfchen de broeders te weeg,
waarin lodewijk altijd grcräte ffandvastigheid
behield; doch de Keizer, hoewel fpoedig be-
daarder wordende, kondigde den Koning aan,
dat hij de verdediging van Amßerdam vol-
ftrekt moest affchrijven, den minister van oor-
log van zijn' post ontzetten, of Holland mee
Frankrijk vereenigd zien, en den titel van
maarfchalk van Holland vernietigen, om dieri
te doen vervangen door dien van generaal of
admiraal. Daar de vereeniging juist het punt'
was, dat lodewijk, in hét belang der natie,
het fterkst vreesde, week hij voor de nóód-'
zakelijktieid; den ftorm willetide keeren,
beloofde bij den Keizer alles-, wat deze
verlangde, en ontzette hij zijnen ' minister van
oorlog van zijn ambt, hem echter heimelijk
Ü.
i l
i
\ '
\
nieuwe verzekeringen van zijne genegenheid
doende geven; een geheim, dat flecht bewaard
werd; want het kwam napoleon ter ooren.
Welke hieruit ontwaarde, dat lodewijk alleen
uit vrees handelde. De ware bedoeling des
Konings, bij het verlaten van den Keizer, na
dit ftormachtig onderhoud, was dadelijk naar
Holland te vertrekken, indien hij zijne wach-
ters misleiden kon; maar de Keizer, welke
zijn ontwerp^geraden had, gaf een nieuw be-
vel, om hem met meerdere geftrengheid dan
immer te bewaken; de gendarmes d'Tiite,
welke zich aan de poort van zijn hotel ves-
tigden , bewaarden toen het incognito niet
meer, en verklaarden duidelijk aan den groot-
maarfchalk van het paleis, dat zij zich daar
bevonden op bevel van den Keizer, om den
Koning overal te vergezellen, en, indien lo-
dewijk den weg naar Braband had willen
inflaan, zouden zij er zich zeker tegen hebben
verzet.
De Koning was ftellig gevangen, hoezeer
hij dan ook de vrijheid had om uit te gaan,
mits hij niet naar zijn rijk wilde vertrek-
ken. Gedurende deze gevangenfchap, en zon-
der lodewijk te waarfchuwen, bezette de
hertog van reggiq Bergen op den Zoom en
Breda, en vereenigde de Keizer, bij een de-
kreet , aj de landen, tusfehen de Maas, de
Schel-
-ocr page 267-Schelde en den Oceaan (1) gelegen, met het
Franfche rijk. De Koning, welke geen we-
deriland kon doen bieden niet de wapenen,
vergenoegde zich met het inleveren van pro-
test tegen alle vreemde bezetting. *
Gedurende eenigen tijd deed zich de Fran-
fche regering bij den Koning vredelievender
voor; maar lodewijk begreep-, dat het was,
om hem, tusfchen Frankrijk en Engeland,
als vredebemiddelaar te gebruiken, door aan
de Engelfchen te doen vermoeden, dat Hol-
land de vereeniging met Frankrijk niet langer
Icon ontgaan. De Koning maakte wel eenige
zwarigheid, om aan zoodanige misleiding de
hand te leenen, maar verlangde zoo fterk naar
vrede, dat hij de wenfchen van Frankrijk
gehoor gaf, en dat het Hollandfche ministerie
op zijn bevel een man van bekwaamheid en
aanzien (den heer labouchere , van het huis
van hope) naar Engeland zond, doch al
deszelfs pogingen zag mislukken.
Sinds eenigen tijd genoot de Koning geene
beste gezondheid, en men zal klaar begrijpen,
dat de onaangenaamheden, welke hij onder-
vond, dezelve fterk moesten doen afnemen.
Tegen de helft van Februarij was Z. M. dan
M
1nbsp; By de Hollanders de Noordzee genoemd. ^
aant. vanquot; den vest.
-ocr page 268-ook ernflig ziek en bedlegerig. In Holland^
waar alle berigten vergroot werden, liep het
gerucht, dat de Koning overleden was, en
dat de Koningin, als regentesfe van het rijk,
eerlang met den jongen Koning en een minis-
ter van buitenlandfche zaken, door den Keizer
benoemd, naar Amfierdam zou komen.
De Koning kwam zijne ziekte, welke niets
anders dan een fterke aandoening op de zenu-
wen was, en gedurende welke de Mogend-
heden, die te Parijs waren, hem kwamen
bezoeken, echter weder te boven. De Keizer
alleen was niet verfchenen, toen hij, eenmaal
op dc jagt zullende gaan, om deed keeren,
om zijnen broeder te bezoeken, van wiens
emftige ongefteldheid hij zeer wel bewust was.
Men verwachtte hem niet aan het hotel van
Mevrouw moeder, hetwelk hij bovendien Zeer
zeldzaam bezocht, toen men zijn rijtuig,
flechts eenige oogenblikken door een' pikeur
,vooruit gereden, eensklaps op de plaats zag.
Dadelijk befpoedigden zich de officieren des
Konings napoleon onder aan de trap te
gaan ontvangen, hoewel zij niet wisten, of
de Keizer zijn' broeder of zijne moeder kwarn
bezoeken. In het luchtig optreden van de
trap vroeg hij aan de officieren, welke achter
hem aan liepen: „ Hoe vaart Louis dan
Men bragt hem naar het vertrek
tochquot;
vm den Koning, die nog te bed lag. '„ Wel-
ïiu,quot; zeide hem de Keizer op bijna hekel-
-ichtigen toon, „ gij zijt kraak; gij zijt knor-
ïig!quot; Lodewijk, die het fcherpe van hec
ïweede gedeelte uit des Keizers woorden wel
gevoelde, oordeelde het wijzer alleen over
^ijne gezondheid te fpreken, cn het onderhoud
•werd vrij onbeduidend. Er viel geen woord
over de gefchillen, tusfchen de beide mogend-
heden beftaande. Napoleon veinsde zeer vro-
lijk te zijn, en, den Koning verlatende, zeide
hij: „ Gij moet u ook wat vcrftrooijen, uit-
•gaan en u vervrolijken. Ik ga op de jagt.
Vaarwel! quot; Hij toefde nog een oogenblik bij
mevrouw letitia , en het ganfche bezoek
duurde niet langer dan twintig minuten.
In zijne ziekte had de Koning den kroon-
prins dikwijls gezien, en uit Holland veel-
vuldige en eerbiedige blijken van genegenheid
ontvangen. Zijne ministers gaven hem berigt,
dat de Franfche armée in Brahand zijne
hoofdftad, welke de Koning beval hoe eer
hoe liever in ftaat van verdediging te ftellen,
jneer en meer naderde.
Toen lodewijk geheel was herftcld, ging
hij uit?nbsp;perfoon te verzeke-
ïcn, of hij nog altijd in arrest was. Hij ging
te Neuilly zijne zuster, prinfes euza , bezoe-
iicn, en hij dacht alleen de peifonen van zijn
ei-
Ei'
€igen huis rondom de koets te zien. Twee
dagen daarna ging hij naar Sl Len; dan het
gezigt van gendarmes dquot;quot;élite, welke hem on-
getwijfeld begeleidden, op een' vrij grooten
afftand van zijn rijtuig, overtuigde hem, dat
hij nog altijd een gevangene was.
Zeldzaam wordt men de dingen niet moede,
welke men het levendigst verlangd heeft, en
al de perfonen, welke den Koning naar
Frankrijk vergezeld hadden en zoo opgetogen
van blijdfchap waren over de Parijfche^reis,
waren nu vermoeid van hun verblijf aldaar.
Dikwijls lenigt de ecnvoudigfte en onnoozelfte'
zaak onze droefheden meer, dan al de rede-
neringen. Wie zoii kunnen gelooven, dat
de Hollandfche kamerdienaars en lakkeijen,
wanneer zij geenen dienst hadden, geen grooter
vermaak kenden, dan het gaan zien der ooije-
vaars in den Jardin des Plantes P Het gezigt
van dien bij de Hollanders zoo geliefden vogel
temperde de verveling dezer goede menfchen,
en fcheen hen naar hun vaderland terug te
brengen. Men moet den groot-maarfchalk
echter uitzonderen van de perfonen, welke de
verveling kwelde; deze ging nooit in bede-
vaart naar den Jardin des Plantes , en wijdde al
de oogenblikken, welke hij niet bij.den Ko-
ning moest doorbrengen, aan zijne vermaken,
terwijl hij, onder verfchillende voorwendfelen,
dik-
-ocr page 271-dikwerf middel vond, ora zich aan zijnen
dienst te ontheffen. Alleen een gewezen ko-
lonel van de huzaren kon wederflaan aan eene
leefwijze, als die van den heer roest , in
tegenoverftelling van welke mpi de nederige
en vreedzame verftfooijingen der andere officie-
ren van des Konings huis vermelden kon.
Al de zijdelingfche berigten, welke lode-
wijk ontving, en de fcellige vorderingen, hem
pamens de Franfche regering voorgelegd, de-
den hem wel bebroeden, dat men nog meer
opofferingen, dan de reeds gedane, van
hem verlangen zoude, en, om zijnen troon
te behouden, moest hij zeer veel toegeven;
maar tot welken prijs ook, hij wilde naar
Holland wederkeeren, en zijne Haten op de
groote naamrol der volkeren behouden. Hij
gaf dus zijne toeftemming tot alles, uitgeno-
men de confcriptie en eene zware belasting
op de interesfen, welke hij als eene foort van
bankroet befchouwd zoude hebben (*).
Sinds
(*) Wij kunnen ons de ftaatkunde van lodewijk zeer
goed voorllellen; eenmaal op den troon van Holland
gedegen zijnde, beiloot hij als Koning en als HoWander
te handelen; daarna, gedwongen door de overmagt van
napoleon, gaf hij alles toe, wat deze van hem vor-
derde, zoo lang het met de beginfelen der eerlijltheid en
zijne eeden flrookte, zeer wel begrijpende, dat de fpan-
ning, door den Keizer aan de zaken gegeven, niet altijd
Rnbsp;kon
iir
r.
■ i
.ii
' 1
Sinds eenigen tijd fprak men overluid van
napoleons huwelijk met de Aartshertogin ma-
ria louisa van Oostenrijk, en zelfs deed alles
vermoeden, dat de viering van dat huwelijk
reeds op handen was. Inderdaad, het aanzoek
werd bekrachtigd; de tijd bepaald, en het
huwelijk den 11 den Maart 1810 te Weenen
gevierd, waar prins berthier den Keizer der
Franfchen vertegenwoordigde.
Daar lodewijk bijna alles had toegedaan,
wat napoleon van Holland vorderde, en dat
het eere-arrest van hem was opgeheven,'K)«-
ftond er tusfchen die broeders eene 'zekere
vriendfchappelijke inftemming, die den Keizer
deed befluiten, om den Koning van Hollani
zijnen wensch te kennen te geven, dat hij de
aarts-
kon duren, en dat Holland, een op zich zelf ftaande
rijk ziinde, bij eenen eventuelen vrede voordeden zou
■kunnen bedingen, welke nimmer aan een wingewest van
Frankrijk zouden te beurt vallen, danr toch geen fter-
veling zich in die oogenblikken kon voorftellen, wat
later in 1813 en 1814 gebeurd is, noch dat de reuzen-
mact van napoleon geheel zou vernietigd worden;
hetquot; was alleen, toen lodewijk zag, dat hij door de.,
invoering der confcriptie en het derferen der fchuld zijn
p'egtig gegeven woord zoude moeten breken, dat hij quot;
verkoos zijn' troon tè verlaten, en door zijne vhigt naar
Oostenrijk zijne eerlijkheid en het geweld van napoleon
aan dc wereld te verkondigen.
aant. van den vert.
-ocr page 273-aartshertogin naar Soisfons te gemoCt ZOU
reizen, en haar naar het Icasteel van Com-
piègne begeleiden, waar hij deszelfs komst
zoude verbeiden, en zich de andere met
Frankrijk vermaagfchapte vorften mede be-
vinden moesten,
- Reeds den a3fte n IVTaart gaf lodewijk aan
al de dienften van zijn huis te Parijs bevel,
om naar Compiègfïe te gaan, en den 24ften
Jiwam men er aan. Doch, hoewel het kas-
teel ontzettend groot is, kon het alleen het
Franfche hof innemen, en fleehts aan de vor-
ften, welke er zich bevonden, behoorlijke
vertrekken opleveren, terwijl bij elk hunner
fleehts één adjudant, één kamerdienaar en.één
jakkei gehuisvest konden worden. De andere
officieren en de ondergefchikte dienst m.oesten
in de ftad gaan wonen, waar zulk een toe-
vloed van menfchen was, dat men, zelfs tegen
zeer hooge pnjzen, niet dan zeer moeijeliük
en zeer bekrompen geherbergd kon worden.
.Om grooter partij van de huizen te trekken,
gingen de eigenaars zelve tot op de zolders
■en in de kelders wonen. De ^root-maarfchal-
ken der paleizen, welke zich niet van de per-
fonen hunner Koningen verwijderen konden,
hadden geene prachtige verblijven; maar zij
waren nabij hunne vorl^en, en die van den
Koning van Holland moest zich op de derde
R 2nbsp;ver-
verdieping vergenoegen met twee kleine ka-
mertjes, waarvan het eene voor zijn kamer-
dienaar was beftemd.
Die menigte van Koningen, vorften. en
groote heeren, eene vereeniging, van v^relke
de gefchiedenis toen nog geen voorbeeld had
opgeleverd (*), vulde het kasteel van Com-
piègm met een aantal menfchen van allerlei ■
natiën cn rangen'. De concierges waren ge-
ftadig bezig met het beantwoorden der vragen,
'welke hun werden gedaan, en mot hunne
teregtwijzingen was het moeijelijk het verblijf
van den vorst, welken men zocht, niet tè
vinden. In alles was met eene verwonderlijke
orde voorzien, en nergens beftond er eenige
verwarring. Ieder officier, welke geen, of
moeijelijk, Fransch fprak, vond aan de corr-
ciergerie van het kasteel een' buitengewoneft
bediende, welke en de taal van dien heer en
het Fransch fprak, en hem bragt, waar hij
wezen moest. Voor den keukendienst vond
ieder officier, naar zijnen rang, in zijn ver-
trek de tafel aangeteekend, waar hij kon gaan
fpijzcn, en, wanneer zij niet bij den Keizer
ge-
(quot;) Wij gelooven ecliter, dat de latere vereeniging
van Dresden bij napoleon, vóór den Rusfifchen oor-
log , en, na zijnen val, bet Weener congres nog wel
een ander fclwuwfpel zal hebben opgeleverd.
aant. van den vert. ■
-ocr page 275-genoodigd waren, konden de Koningen alleen
in hunne vertrekken gediend worden.
De Koningin van Holland had ook een
afzonderlijk vertrek, en zelfs in de nabijheid
van haren echtgenoot; een zeer vreemde toe-
nadering, welke misfchien niet door het toe-
val was veroorzaakt. Bovendien wist dc Ko-
ning niets van deze befchikking; want men
had zich met dezelve bezig gehouden toen
hij dc Keizerin, welke den aSllen Maart hare
intrede te Compiègne met den Keizer deed,
naar Soisfons te gemoet was .gereisd; den
29fl:en en poften rustte Hare M. uit, en in
den avond werd het aan dé vorflen vergund
haar het hof te maken.
Toen de Koning van Holland op dei
3ofl:en, omtrent middernacht, vaii den Keizer
terugkwam, deed hij den groot-maarfchalk
van het paleis ontbieden, en kondigde hem
dringend aan, dat hij voornemens was oogen-
blikkelijk te vertrekken naar Parijs. Zonder
den Koning reden te vragen van dit overijlde
vertrek, riep dc groot-maarfchalk den perfoon-
lijken dienst des Konings bijeen, en ten één
uur was het rijtuig aan de poort van het
kasteel. Maai eensklaps werd het onmogelijk
te vertrekken. Noch het ongeduld des Ko-
nings, noch das van zijn gevolg., konden ver-
hinderen, dat hc: rijtuig door een', toevloed
R 3nbsp;van
van menfchen omringd werd, vi^elke van alle
zijden toefnelden, om den brand re blus-
fehcn, die in het kasteel was ontftaan, en
welks vlam midden in den nacht het alarm
verfpreidde door de ganfche ftad. Eindeüjk
echter kwam het rijtuig des Konings vrij,
welke de plaats toch niet verliet, dan na
onderrigt te zijn geworden, dat men de vlam
meester was, en. dat de brand ver was ver-
wijderd van de keizerlijke vertrekken. Maar
waarom fcheen de Koning te vlugten in het
holfte van den nacht? Men heeft te'Com-
ftègne en te Parijs het overhaaste vertrek
des Konings van Holland algemeen toege-
fchrcven aan den brand; maar dit was eene
dwaling, dewijl het vertrek reeds bevolen
was vdór het uitbarften der vlammen; het
ware oogmerk van deze vlugt bij nacht was
het ontwijken eener verzoening met de Ko-
ningin, eene verzoening, welke den volgen-
den morgen door twee magtige perfonen
moest beproefd worden, die zich gevleid
hadden dezelve te zullen verkrijgen door de
vooraf beraamde nabuurfchap des Konings en
der Koninffin.nbsp;*
O
Sedert zijne vricndfchapshernieuv/ing met
den Keizer, leide lodewijk, hoewel door de
groote opoiFcringen, welke men, zijns on-
danks , van hem gevorderd hnd, hevig ' ge-
kweld ,
kweld, een vrolijker leven dan te voren; hij
ontving ook meer menfchen, ging meer uit en
gaf meer menigvuldiger maaltijden ; hij woonde
ook al de plegcighcdèn en ecnige der feesten
bij, ter gelegenheid van napoleons huwelijk
gegeven, cn deed alstoen aan • de officieren van
zijn huis, welke hem vergezelden en het rid-
derteeken hadden, de beleefdheid van hun de
onderfcheidene kruifen in juweelen te geven.
Alleen de groot-maarfchalk had geen deel aan
deze koninklijke mildheid, en de heer roest,
wien deze vergetelheid weinig ftreelde en dia
veel hield van weelde, vond zijne eigenliefde
onaangenaam getroffen door Z. M., die hem
daardoor bijkans in ongenade verklaarde, Z.
M., onverwijld naar zijne ftaten moetende
vertrekken, en eenige hem bewezene vriende-
lijkheden dankbaar v^illcnde erkennen, deed
een aantal verfierfelen en ftukken, tot gc-
fchenken beftemd, opkoopen, om aan onder-
fcheidene perfonen, welke hem, gedurende
zijn verblijf te Parijs, eene ijverige ver-
knochtheid bewezen, of werken aangeboden
of opgedragen hadden, te worden uitgedeeld.
Lodewijk gaf den grooc-maarfchalk eene lijst
van al de perfonen , welke een aandenken van
Z. iVI. ontvangen moesten, en onder dezelve
vond men de namen van eenige kunftenaars,
wier werken hij was gaan bezietigen.
R 4 ^nbsp;Er
-ocr page 278-Er zijn menfclien, welke, onder den fluijer
eener valfche nederigheid, vrij dikwijls be-
langzuchtige bedoelingen weten te verbergen,
en deze of gene fchrijver kiest zijnen Mécénas
alleen daarom onder de grooten, dewijl hij
eene vorllelijke belooning van dezelve ver-
wacht. Dit was het misfchien, dat den heer
méjean, voortzetter en uitgever der ver-
maarde pleitgedingen (Caufes Célèbres}, kon
bewegen, om den Koning van Holland zijnen
arbeid op te dragen; maar het gefchenk des
Konings waarfchijnlijk niet beantwoordende
aan zijne verwachting, oordeelde hij, dat er
ongetwijfeld eene vergisfing moest plaats heb-
ben. Eer men den Koning van kwalijk ge-
plaatfte zuinigheid befchuldigt, moet men de
zaak hoogcr ophalen; en zoo dit geding im-
mer vermaard worde, zal het de heer mé-
jean waarfchijnlijk niet zelf openbaren. Bui-
ten de inteekening op het werk voor ettelijke
exemplaren, ontving de heer méjean eene
fchikipadden fnuifdoos, met het cijfer des Ko-
nings, ongetwijfeld een vereerend en aange-
naam aandenken, maar hetwelk in de oogen
des uitgevers der Caiifes Célèbres oneindig
vereerefider zoude geweest zijn, indien het
cijfer van diamanten ware geweest. Zoodanig
bewijs van mildheid zou den heer méjean
ontwijfelbaar vermaardheid hebben gegeven;
maar
-ocr page 279-inatir was het aandenken, in goeden ernst, dan
ook niet'te rijk voor hem geweest, welke
in zijne opdragt aan den Koning niet anders
fcheen te verlangen, dan de aandacht eens
Konings in te roepen, welke de wetenfchap-
pen zoo wel M'ist te befchermen, en de be-
oefenaars der letteren zoo goed wist te ver-
eeren? En ondanks deze nederige en belan-
gelooze geloofsbelijdenis, kwam de heer M.
zioh bij den groot-maarfchalk overtuigen, of
Z. M. hem. flechts eene eenvoudige doos had
willen fchenken; de befchermcr der weten-
fchappen deed den beoefenaar der letteren ver-
zekeren , dat er geene verzinning te zijnen
opzigte had beftaan (*). De uiterften grenzen
naauw
(*) Indien de gebeurtenis wezenlijk zoodanig K voor-
gevallen , als de fchrijver zegt, was de ftap van den
heer m. allezins ongepast. Lodewijk, gelijk bijna al de
bonapartes, (getuigc napoleon zelf, die zich om-
ringde van mannen, in de wetenfchappen of letteren ver-
maard, hen rijk begiftigde, hun fomtijds den titel van
graaf verleende en hen in de fenaat bragt,) was een zeer
milde belooner, en, wat meer zegt, hoogfchatter van
geleerden, letterkundigen en kunflenaars. In HoUand en
elders zijn de bewijzen hiertoe veelvuldig, en misfchien
is het aan de uitllorting der dankbaarheid van de door
hen begiftigde fchrijvers, dat de bonapartes , en vooral
■ lodewijk , een goed deel hunner voormalige populariteit
te danken hebben gehad. Het beloonen, aanmoedigen
en verheffen van wetenfchap en kunst en van derzelver
beoefenaren behoort dan ook, in ohze tijden, onder de
naauw aan elkander, zegt men, en op het
ruime veJd des Jevens ftruikek de hoogmoed
dikwerf in zijnen trotfchen gang, terwijl de
ingetogene nederigheid, regt voor zich uit en
altijd met geflotene oogen gaande, nooit een*
valfchen ftap doet.
De fchrijver (uitgever') der Caufes Célè-
bres verbeeldde zich, dat zijn arbeid niet ge-
noegzaam beloond was, terwijl een zeer uit-
ftekend kunftenaar, wien de Koning een blijk
zijner hoogachting had willen geven, het ge-
fchenk, door Z. M. toegezonden, daarom
alleen weigerde, dewijl hij zeer wel wist
niets te hebben gedaan, om dit blijk van des
Konings milddadigheid te verwerven ; een
zeldzaam voorbeeld van belangeloosheid en
nederigheid, door den ftichter van de kolom
op de Place Vendame (te Parijs'), den heer
PEYRE, gegeven, welke ftandvastig weigerde
een
eerfte pligten der vorften. Ook hiertoe befchikken zij
over millioenen fchats, en zijn zij de natuurlijke tolken
der dankbaarheid van de natiën. Lodiwijk deed in dit
opzigt alles, wat men van een' Koning verwachten mag,
en de heer M. zoude vreemd hebben opgezien, indien
hij vernomen had, dat er landen zijn, waar men, mee
eenige weinige uitzonderingen, de beoefenaren van we-
tenfchap en kunst volftrekt niet beloont, of aan hun
goed of kwaad lot ovedaat, met naauwelijks acht te flaaa
op hunnen arbeid.
aaivt. van den verti
-ocr page 281-een zeer fchoon gouden zakhorologie met de
ketting te ontvangen, door den perfoon,
welke hem dat gefchenk aanbood, geftadig
te herhalen, dat het ongetwijfeld eene mis-
vatting was, en dat het met de welvoege-
lijkheid overeenkomftig was, eene gift, waar-
toe hij geen regt had, van de hand te wij-lt;
zen (*).
Al de perfonen van het gevolg wachtten
van dag tot dag met, ongeduld naar den last,
©m naar Holland weder te keeren, en de
Koning, eindelijk een laatfte gefprek met den
Keizer gehad hebbende, bepaalde zijn vertrek
op den Sften April, na meer dan vier maan-
den verwijderd te zijn geweest van zijn fta-
ten, welke hij voor niet langer, dan veertien
of twintig dagen, had meenen te verlaten.
Het
(*) Wij kunnen niet anders, dan den heer peyre bil-
lijken, indien zijne weigering wezenlijk voortfproot uit
belangeloosheid; dan de vreemde gift van een goud ho-
rologie kan ook wel bij den kunftenaar hebben medege-
werkt, die misfchien geene fnuifdoos van de hand zoude
hebben gewezen. De zaak ftond ook niet geliik; de
heer M. kon . en f.-wgt iots, hoe gering dan ook,'ver-
wachten; de heer P. had geene de minfte aanfpraak. I:i
allen gevalle was deze brave man een flecht hoveling,
welke te allen tijde en onder alle regeringen de fpreufe
Van EAsiLE voeren: ce qui est bon i pretJre cst bon
à garder.
aant. van den vert.
-ocr page 282-Het fchijnt, dat in deze laatfte zamenkomse
mapoleon aan lodewijk berigtte, dat ook de
Koningin met den Kroonprins naar Holland
moest wederkeeren (*), zoodat de echtge-
nooten zich goed of kwaad fchiks ■ zouden
vereenigen, en alle befchikkingen voor hunne
reis gemaakt werden; maar deze hereeniging
m.oest waarfchijnlijk niet beginnen door ge-
meenfchappelijke reizen; want de Koning,
men wist niet waarom, vertrok over Akm,
terwijl de Koningin den gewonen weg nam.
Het gevolg des Konings was' vermeerderd
met een wezen, hetwelk, door deszelfs aar-
digheid, inbreuk fcheen te zullen maken op
de gunst, welke Thiel, de veel geliefde
hond, finds vrij lang genoot. De Koning
had te Parijs een papegaai gekocht, welke
zeer voorkomend en vrolijk was, en het
voorregt boven Thiel zoude hebben van aar-
digheden te zeggen, welke misfchien verlo-
xen zouden zijn in een land, waar niet ieder
Fransch fprak. Ziedaar juist, wat in eene
herberg aan den Moerdijk gebeurde; de kleine
juffer zich daar tegenover een Hollandsch
lor-
(*) Deze geheele zir.fnede levert weder een bewijs op
tan het ondragelijke geweld, dat zich napoleon over
het huisgezin van loüevvjk en zijne andere broeders
aamnacigde.
aant. van den vkrt.
/Ij
lorretje, geplaatst hebbende, ftortte hem al
hare kundigheden uit, terwijl de ingclande al
bare fijnheden diep uit de keel in goed en
zuiver Hollandsch beantwoordde, dat is, in
eene taal, die niets bevalligs had. Die vreem-
de zamenfpraak was vrij' koddig voor perfo-
nen, welke de beide talen-verftonden, hoewel
de opvoeding van den HoUandfchen papegaai
eenige overeenkomst fcheen te hebben met die
van den beroemden Vert-Vert. (1)
Des Konings terugkomst bragt in Holland
eene levendige aandoening te weeg. Het was
het nieuws van den dag. Hoe vele menfchen
hadden hem niet meer denken te wederzien!
Zijne tegenwoordigheid verwekte de levendigfte
vreugde, en het berigt van de ophanden zijnde
komst der Koningin, welke, om zoo te
fpreken, flechts weinig verfchenen was,
deed de zachte hoop ontftaan, dat de goede
verftandhouding eindelijk herfteld was, terwijl
deze hereeniging eene vastheid van beftaan aan
de
1nbsp; Iti het voortreffelijke dichtftnkje van gresset , aldus
getiteld. In het algemeen drijft hier echter weder al de
belagchelijke Franfche domheid en hatelijke partijdigheid
in de beoordeeling onzer yial boven, terwijl te dier
plaatfe,- en na het wezenlijk onpartijdige verhaal van ern-
Itige en zeer. treurige gebeurtenisfen, deze papegaaijen-
gefchiedenis hoogst ongepost is.
aant. van den vert,
-ocr page 284-de tegenwoordige regering voorfpelde, welkç
men vurig verlangde.nbsp;- •
Weinig dagen na de aankomst van den Koj.
ning, werden de onderfcheidene ■ ftaatsligcha-
nien toegelaten tot de eer, om Z. M. huldç
te brengen en haar met derzelver terugkomst
geluk te wenfchen. Dan de Koning kon den
natie geene hoop geven op eene gelukkige
toekomst. De eifchen van Frankrijk; de bij.
kans dreigende houding van deszelfs' troepen op
het Hollandfche grondgebied; de moedeloos-
heid van eenige ftaatsmannen; alles bedroefde
den Koning, die echter, te midden van den
ftorm, met moed vol hield en de ftaatshulk
voor flranden trachtte te beveiligen. Bij al
deze angflen en kwellingen kwam, zich de
dwang voegen, hem door de tegenwooi-dig-
hcid der Koningin veroorzaakt, welke, na
eenige dagen te Utrecht doorgebragt te heb-
ben , hare vertrekken op het paleis van Am-
fierdam kwam bewonen. Gedurende de wei-
nige dagen, dat lodewijk vóór de Koningin
was aangekomen, had hij last gegeven, om
zijne vertrekken, welke eerst binnen door eenen
toegang rot die der Koningin opleverden, zoo-
danig af te fluiten, dat men van de eene niet
meer in de^andere kon geraken, en, onï alle
overvalling te ontwijken, werd deze ontoe-
gankelijkheid zoo ver gedreven, dat eenige
deuren toegemetfcld werden. Deze verwijde-
ring der beide echtgenooten, welke de Ko-
ning zich den fchijn gaf van klaarblijkelijk te
willen doen zijn, geleek bijna op eene vol-
ftrekte fcheiding, daar H. II. M. M. alleen
aan het déjeuner zariienkwamen, waar alsdr.n
de kleine quot; prins tegenwoordig was, cn zij
zich des avonds zeldzaam in het falon ver-
eenigden. De Koningin ontving in haar eigen
vertrek, en haar het hof te maken was altijd
gepaard met de vrees van den Koning te mis-
hagen (*). Maar, met hoe veel omzigtigheid
en geheim men haar ook bezocht, de Ko-
ning kwam altijd de perfonen te weten, wel-
ke haar hulde bragten, en daar zij zeer be-
mind was, was die dwang des te hinderlijker.
Koelbloedig befchouwd was het iets zeer op-
merkelijks die weifelachtigheid der hovelin- ■
gen te zien, altijd geplaatst tusfehen de vrees
van den Koning te beleedigen en den wensch
-van de Koningin te behagen.nbsp;gt;
Sedert eenigen tijd fcheen lodewijk , die
zich altijd uitftekend goed had betoond,
yooral, wanneer het zijne echtgenoote betrof,
zij-
(♦) Het is dus voor de heeren hofbeambten gelukkig
£cweest, dat deze ftaat \an zaken kort geduurd hebbc.
aant. van den vert.
Ib
74jne ziel te fluiten voor die zachte welwil-
lendheid, welke de natuur in het diepst van
het menfchelyk hart gegrift heeft, en men
zag met een pijnlijk gevoel, dat het hem
fcheen te behagen de maat der onaangenaam-
heden, en zelfs der vernederingen, aan de
Koningin vol te meten. Zeggen wij het, die
dwang, die vernederende toefl:and, waarin de
Koningin geftadig leefde, welke ongetwijfeld
fpoedig zoude verlateri zijn geweest van de
haar belangrijke perfonen, vernielden hare ge-
'zondheid zoodanig, dat zij naar Frankrijk
verkoos terug te keeren, en reeds wist, dat
de Keizer er zich niet tegen verzetten zoude.
Maar de Koning was niet gezind tot het bre-
ken eener keten, welke men hem gedwongen
had terug tÈ nemen, en verzette zich tegen
de reis der Koningin naar de wateren van
Plomhières. Geene verzoeken, geene beden
werden aangehoord, en, daar de Koningin,
onder VOOrwendfel van een plciziertogt, uit
het rijk zoude hebben kunnen viugten, be-
perkte de Koning niet alleen den kring, in
welken de koetfen der Koningin haar konden
rondrijden, maar had hij aan al de postmees-
ters nog bevel doen gevep der Koningin paar-
den te weigeren, om haar naar Frankrijk te
brengen. Scheen j^odewijk zich het Parijfche
arrek niet te Herinnei-en , en er een foört Vatt'T
vermaak in te vindén zich in den • perfoon zij-,;
ner gemalin te wreken?nbsp;' t
,:De Koningin, 'den ganfchen fchakel van/-
regtftreekfche verzoeken en vreemde uicnoodi-quot;
gingen vruchteloos doorloopen hebbende. Wast
genoodzaakt hare toevlugt tot list tè nemenVquot;
De Koning verwachtte zulks, bleef op zijne
hoede, en zoude ieder beambte van zijnen
dienst, of van dien der Koningin, welke' hare'
vlugt zou hebben ■ willen begunftigen'^ dade-
lijk weggezonden, hebben. Er was dus list'
tegen list; openbare oorlog tusfchen de echt--
genooten. Wie zal nu zegevieren? Een vorst-
ig zoo magtig, dat het moeijelijk is zijne
overmagt te-.ontgaan; maar hoe vruchtbaar is
ook (Ie VTOUwehjke geest in' huipmiddelen!
De opperftalmeester kende de bedoelingen des
Konings beter' dan iemand, quot; en wat hij zou
wagen, met dc omwerpen der Koningin te
dienen. Hy ftelt alles ter zijde; hij is Fransch-
man en ridder, en houdt het voor pligtmatig
zich voor de fchoonheid te wapenen. '^Geen
gevaar doet hem terugtreden; hij wijdt Zich
geheel aan den dienst der Koningin, welke,
geloof fliiat aan zijne betuigingen, en zich
onverdeeld aan zijne ridderlijke regtfchapen-
heid overgeeft. Buiten twee kameniers der
Koningin, een harer ftalmeesters, en een ge-
m
neeshoer des Konings, was niemand in het
geheim van dit ontwerp tot vlugten ingewijd,
en LODEWIJK, meenende, dat zijne gade den
wensch om naar Frankrijk terug te keeren
had vaarAvel gezegd, bewilligde gaarne, op
raad van den arts, in het verzoek der Ko-
ningin, om eenige dagen op het Loo te gaan
doorbrengen. Zij vertrok dan in een zeer
eenvoudig cn zeer „ederig rytuig, ieder op
het paleis van Amfterdam wel overtuigd la-
tende, dat zij hare gezondheid in Gelderland
ging herftellen. Inderdaad vertoefde zij er eenige
dagen, gedurende welke de opperftalmeester,
dien men ongefteld en bedlegerig zeide te zijn
aan zijn huis, in perfoon de paarden ging
beftellen, welke de Koningin moesten dienen,
om Holland te verlaten. Alle maatregelen
waren zoo wel genomen, en de opperllalmees-
ter had het geheim zoo wel betaald aan de
perfonen, welke hij gebruikte, dat de Ko-
ningin reeds onder zijn eigen geleide te Ant-
werpen was, aangekomen, toen. de Koning nog
waande, dat zij treurig en mijmerende in de
tuinen van het Loo rondwandelde. De opper-
ftalmeester, verzekerd van het wel Hagen der
ontkoming van de Koningin, kwam in alJcriji
te Amfterdam temg, waar men hem den vol-
genden dag eene tijding kwam brengen, hera
beter dan iemand bekend. De Koning, wel-
ken
'i r:
{
ken men vermoedde, dat bij het hooren deZei*
tijding .woedend zoude zijn geweest, toonde
zich integendeel zeer bedaard, en na te heb-
ben getracht te vernemen, of de dienst van
zijn huis der Koningin behulpzaam was ge-
weest in 'hare vlugt, fprak hij er bijkans niec'
meer over. Van dat tijdftip af was hij bijna
altijd met zijnen zoon den Kroonprins, van
welken de Koningin affcheid had genomen
onder het ftorten van een' vloed van tranen,
welke zij hem trachtte te verbergen.
Overeenkomftig het verdrag, met Frank-
rijk- gefloten, deed de hertog van reggiq^
tegen het einde van April, den Haag en'
Leyden door Franfche troepen bezetten. Hoe-
wel deze befchikkingen een gevolg waren der
beloften, door de Hollanders gedaan, be-
fchouwden zij deze troepen niet als bondge-quot;
nootén, maar als bezetters van het land (*).
Maar wat te doen tegen eenen ijzeren wi],
aan welken niets kon wederftaan ? Andere
Franfche troepen werden naar Vriesland ge-
zonden, en het hoofdkwartier van het Fran-
fche
(quot;) Bondgenooten, welke ons van grondgebied en'
zelfflandigh'eid berooven, zijn nergens vriendelijk aange-
zien. De fchrijver fchijnt verlangd te hebben, dat men
de overweldigers met opene armen te gemoet ging.
\
aant, van den vert,
-ocr page 290-fche leger te Utrecht- gevestigd, waar de
maarfchalk oudinot het bevel over 10,000
Hollanders mede op zich nam, en zijnen in-
trek nam in de paushuizen, door Koning
LODEWIJK bewoond geweest, eer zijn paleia
te Utrecht gereed was.
Daar men zich in Holland nog altijd vlei-
de met eene verzoening der beide broeders;
eene verzoening, welke zeer heilzaam voor
het rijk konde worden; had men met blijd-
fchap gezien, dat de Koning op het -^ynde
van April naar Antwerpen was gereisd, om
cr den Keizer cn de Keizerin te begroeten;
doch het vervolg bewees niet, dat deze bij-
eenkomst het lot van Holland in het aller-
minst had verbeterd
Het hof was treurig, niet alleen door de
afwezigheid der Koningin, eene gebeurtenis,
over welke men niet fprak, dan in kleine
kringen, maar ook door den toeftand van
's lands zaken. Meer dan immer werd de
Koning Uil, zich, om zoo te fpreken, in
de
(*gt; Het ontwerp van napoleon, om in 'Holland aan
LODEWIJK niets, dan den naam van Koning, te laten,
en er zelf te regeren — een omwerp, door lodewijks
vhigt verijdeld — fchijnt finds lang en onveranderlijk
gevormd te zijn geweest, en geene pligtplegingen konden
het doen veranderen.
aant. van den vert,
-ocr page 291-lt;3c genegenheid voor zijnen zoon befluitende,
en zich niet meer, gelijk hij voorhenen zoo
veel deed, met huisfelijke kleinigheden bezig
houdende. Echter herinnerde hij zich, dat
dc groot-maarfchalk nog altijd zijnen /ecreta-
ns bij zich had, welke, wel is waar, een
Franschman was, en wiens terugzending hij
altijd verlangd had. De groot-maarfchalk dorst
den Koning nog wederftreven, door hem te
doen opmerken, dat en hij cn zijn voor-
ganger zich alleen over dien perfoon te roe-
men hadden gehad. „ Dat is hetzelfde,quot;
zeide de Koning, „ ik wil het, en gij zult
een auditeur nemen, om hem te vervangen.quot;
Wat fproot er voort uit dat ik wil het, dat
zeer veel gelijkenis had met het ostracismus,
dat hij, wien het trof, er de befchcrming
van den hertog van reggio en van den heer
serrurier, fecretaris van het Franfche ge-
zantfchap , door verwierf.
De maarfchalk van Frankrijk, wellce in
Holland bevel voerde, fcheen den vorst, in
wiens land hij zich bevond, op te wegen in
gezag, en, de bevelen des Keizers opvol-
gende , moest hij den Koning noodwendig
wederftreven door de maatregelen, welke hij
genoodzaakt was te nemen; maatregelen, wel-
ke lodewijk befchouwde als eene overweldi-
ging van gezag, waarover hij zich beklaagde
S 3nbsp;aan
aan den hertog van reggio , welke, inge-
volge zijnen last, den Konmg.die voldoennig
niet geven kon, welke hij verwachtte. Uit
deze botfing van magtcn vloeiden meerma-
len gebeurtenisfen voort, welke de burgerlijke
en militaire overheden in moeijelijke omflan^
digheden bragten; maar de worfteling kon niet
langdurig zijn, en een der ilrijders was te
zwak, om langer wederftand te bieden. De
Koning, geplaagd en beangftigd, vermoedde
ligtelijk kwaad, en meende een' valftrik te
zien' in het verlangen, door den hertog van
REGGIO aan den dag gelegd, om een mond-
gefprek met hem te houden; doch lodewijk
dwaalde. De Franfche veldheer, welke in
Holland bevel voerde, had, zelfs dan, wan-
neer zijn regtfchapen hart niet alle vrees voor
listige aanflagen had moeten wegnemen, geene
middelen van bedrog noodig, oin de ontwer-
pen des Keizers te volvoeren, cn de vrees
den Koning bij deze gelegenheid ingeboezemd,
was volftrekt ongegrond (*). Zijn intendant-
generaal , de heer twent , was ccn dergenen,
wel-
(*) Der wanrheid gaarne hulde doende, moeten wij
ailes, wat de fthrijver van den 'hertog van reggio zegt,
volkomen bekrachtigen. Zijne belangelooze regtfchapen-
heid heeft hem, hoe ongaarne men hem dan ook in IIol-
'land zag, de aïgemeene achting verworven.
Inbsp;aant. van den vert.
-ocr page 293-welke de bezorghcid Zijner M., dat de hertog
van reggio zich mcestcr wilde maken van
zijn' perfoon,quot; bijzonder aankweekte, en een
onbetwistbaar bewijs, dat men deze bedoeling
nimmer had gehad, was, dat de maarfchalk
OUDINOT magt genoeg in Holland bezat , om
zich van den perfoon des Konings te verze-
keren, indien hij zulks in last had.
De dreigende houding van den Franfchen
maarfchalk, in Holland bevel voerende, ge-
paard met alles, wat er omtrent de hooge
ftaatkunde van Frankrijk unlQktQ-, alles voor-
fpelde groote gebeurtcnisfen in Holland, en
aan het hof ontveinsde zich niemand de on^
ftandvastigheid der' zaken. De kanfelier van
des Konings huis, de heer van wickevoortt
crommelin (*), welke omtrent dezen tijd
zijn ontflag nam, kondigde aan op eenen bij-
na profetifchen toon, dat Z. M. voor den
asften Augustus niet meer in Holland zoude
zijn-
Zon-
(*) Deze hoogst achtenswaardige ftaatsman, welke,
het geluk'hebbende van ambteloos te kunnen leven, onder
^'APOLEONs driejarige regering alle aanzoek, om zich
tot de hopgfte posten te doen benoemen, heeft van de
hand gewezen, kon zulks met meer grond, dan iemand,
zeggen, daar hij, in het afwezen van den minister Roé'Li,-,
de portefeuille van buitenlandfche zaken had gehad. ,
AANT. VAN DEN VER,Tn .
-ocr page 294-• Zonder zich een zoo - verheven doorzïgt,
als de'kanfelier van des'Konings huis, toe te
fchrijven, of in het geheim' van het ontoe-
gankelijke lieht te zijn c ingewijd, kon men
vermoeden cn zelfs befpeuren, dat de kroon
des Konings op zijn hoofd wankelde, en dat
-LODEWIJK waarfchijnlijk weldra van den Hol-
landfchen troon zoude afdalen. Zijne begin-
felcn van onafhankelijkheid kwamen niet over-
•een met het-fysthema van den Keizer, én,
alle hoop op eene broederlijke verzoening
vervlogen zijnde, viel het denkbeeld aan lo-
dewijk in, om, ten voordeele van zijnen
zoon, afftand vin quot;de kroon te doen, het-
-\velk NAPOLEON de oppermagt in Holland
zoude in handen • flellen, dewijl Frankrijk,
bij de ftaatsregeling, tot de voogdij eens min-
derjarigen Konings geroepen, was. De ftaat-
kundige weifeling, in welker zich Holland
bevond, hield al de geesten xn eene ondra-
gelijke onzekerheid. Men verwachtte gewig-i
tige tijdingen en gebeurtenisfen, welke men,
hoe dan ook de uitflag ware, fcheen te ver-
langen , om de crifis, in welke men zich
bevond, te zien eindigen C^}.-
Klei-
(*) A!, wat cTe fchrijver hier zegt, is volkomen waar.
Alle belangen ftonden op de vveegfchaal; het verlies van
eenen geachten vorst, de invoering der geduchte coti-
fcriptie, het tierferen der fchuld, hec volftrekt ophouden
van
i,
l'd
■ il
Kleine gebeurtenisfen hebben dikwerf groo-
te gevolgen, en een zeer gewoon voorvfll
.bragt, om zoo te fpreken, de beflisfing de-
zer ftaatkundige -crifis te wegen. De Fran-
fche gezant had een' HoUandfchen koetfier,
■die eens, in groote livèrei zijnde, gefchil
kreeg met een' ingezeten van Amßerdam,
len, daar dat gefchil in de nabijheid van het
-paleis, op de N. Z. Achterburgwal ontftond,
•iwam hen de wacht van hetzelve fcheiden.
De partij der Hóllanders, die des Konings
«amelijk, haastte zich te verbreiden, dat de
koetfier last had ontvangen, een gefchil te
■jnaken , ten einde Frankrijk een voorwendfel
te geven tot het inleveren van nieuwe klag-
ten, alsof het waarfchijnlijk was, dat een
■gezant in zulke gewigtige zaken zijn vertrou-
wen zou verleenen aan een' man van die
klasfe, welke bovendien een Hollander was;
alsof het in gezonde herfenen kon vallen, een
rijk om te willen keeren door dc diplomatie
van een' koetfier! Men deed vrij flecht on-
derzoek naar de zaak, en, hoewel de adju-
dant
van allen handel en der hoogst belangrijke betrekkingen
Eoet de 0.o%t- en West-Indi'én, het mogelijke verlies vau
alle ambten, waardigheden en inkomften voor ieder amb-
tenaar, misfchien de vernietiging van de laatfle fchsduw
van nationaal beftaan; dit alles was genoeg, om angst tc
verwekken.
aant. van- den vehv '
S 5
-ocr page 296-C 282 )
dant van het palcis, welke dien dag den
dienst had, een Hollander was, kon hij, na
het inwinnen van bijzondere berigten, niet
X)ntkennen, dat de koetfier van den gezant was
gehoond geworden, zonder dat hij aanleiding
tot den twist had gegeven; men heeft, nooit
ftellig kunnen te weten komen, of de belee-
diging tegen den perfoon zelven, of tegen den
bediende van den Franfchen gezant was ge-
rigt geworden. Wat er ook van wezen mo-
ge , de gezant trok partij; hij vroeg voldoe-
ning voor den hoon, zijne Uverei aan^^edaan,
cn hoewel men vijfhonderd dukaten had uitge-
loofd aan hem, die de beleedigers zeude aan-
wijzen, heeft men nooit de volftrekte waar-
heid kunnen vernemen. Doch, hetzij dat NAr
POLEON inderdaad geoordeeld heeft, dat men
Frankrijk, door het mishandelen van den
koetfier zijns gezants, gegriefd had, (waaraan
hangt het lot eener natie niet!) hetzij dat hij
eindelijk Holland wilde vereenigen met Frank-
rijk , hij brak geheel af met lodewijk , wilde
geen' Hollandfchen gezant meer bij zich toe-
laten , en riep den heer de la rochefoucault
uit Amßerdam' terug. Van toen af vreesde de
Koning , dat hem zelfs zijn zoon niet op den
troon zoude kunnen opvolgen, (*) (f)
(*) Bewijsftükken N', 3,
(^f) Wij zijn het volkomen omtrent de onwaarfchijn-
lijk.
-ocr page 297-r Ondanks den hopeloozcn toeftand zijner za-
ten , hield LODEWIJK zich bezig met het aan-
hooren der rekening van financiën, en toonde
hij alles nog aan, wat tot verbetering van
alle takken van beheer, kon worden aange-
wend. Zijn toeftand was gelijk aan dien van
een' huisvader, welke op zijn fterfbed zijn
einde voelende naderen, zijner kinderen, die
hem omringen, de verbeteringen voorfchrijft,
welke zij na zijnen dood in zijne goedereh
zullen kühnen daarftellen. De Koning benoem-
de nog gezanten aan onderfcheidene hoven,
en, hoewel hij een voorgevoel had van de
aanftaande vernietiging zijner magt, ftond hij
de verwisfeling van ordeteekenen tusfehen
het Pruisfifche hof en dat van Holland nog
toe. Dit was misfchien de laatfte vriendfchap-
pelfjke betrekking, welke hij, als Konino- ,
met eene mogendheid moest hebben, welke
hem zeer vriendelijk onthaald had, toen hij
zelf nog niet geroepen was tot rog-crcn.
. Er waren op het paleis te Amßerdam, on-
der
' lijkheid der berokkeniiig van dat bekende gefchil met den
fchrijver eens; dan in dc ftaatkiinde is alles mogelijk en
wordt alles.te baat genomen, terwijl het gerucht, van
deze onbeduidende gebeurtenis gemaakt, wel bewezen
heeft, hoe verheugd men was nieuwe voorwendfelen tot
jiitoefening van geweld te kunnen bezigen.
. AANT. VAM DEN VEUT. ;
-ocr page 298-der voorzitting van den Koning zeiven, her-
haalde vergaderingen der ministers en der on-
derfcheidene perfonen, welke Z. M. gaarne
raadpleegde. Men las op ieders gelaat bijna
alles, wat in de ziel omging; men verliet de
vertrekken des Konings altijd met dat pijnlij-
ke gevoel, dat men gewaar wordt bij het
verlaten van eenen zieke, welke men vreest
te zien bezwijken, en die dagelijks zwakker
wordt. Zoo treurig was de toeftand van den
ongelukkigen Koning lodewij-k, dat hij, zon-
der een wonderwerk, onmogelijk kön zege-
vieren over het hem verpletterende lot. Een
oogenblife meende hij den hem bedreigenden flag
nog te kunnen afwenden, door den Franfchen
gezant zekere voldoening- te geven in het voor-
fchrijven van een geregtelijk onderzoek, om
de daders van den aan deszelfs koetfier ge-
pleegden hoon te ontdekken, welke hij ge-
frrengclijk beloofde tc ftrafFcn. IJdele hoop !
het was met de belangen van Holland over-
eenkomftig geweest, op heeter daad de be-
werkers van den fmaad ijverig op te fporen
en te vervolgen.
Zoo al het gezag des Konings 'niet klaar-
blijkelijk miskend werd, groeide dat van
Frankrijk zigtbaar aan, en ieder oogenblik
zag LODEWIJK de geduchte overweldiging traps-
wijze naderen. De hertog van reggio vroeg
de
I,
\\
de bezetting der hoofdftad en de vestiging
van zijn hoofdkwartier te Amflerdam. Lo-
dewijk was op het paveljoen te Haarlem,
toen hij deze tijding ontving, welke hij met
de wanhopendfte verontwaardiging aannam; als-
toen alle tijdwinst, welke hij geftadig aan
dreigingen, ondernemingen en overweldigingen
van allerlei aard had meenen te moeten tegen-
ftellen, vaarwel zeggende, beiloot hij de hbofd-
ftad tot het uiterfte te verdedigen. Hij reken-
de op het volk en het leger. Maar, tot zijne
groote verwondering, waren .zijne ministers en
legerhoofden van gevoelen, dat het ongepast
was zich tegen de bezetting der hoofdftad te
verzetten. Hij gaf toe, en zag met eenig leed-
wezen, dat hij zijne eer en zijne eigenliefde
moest opofferen aan bedenkingen, welke zijn
gevoelig hart bekrachtigde; want, om Am-
jlerdam tegen den vreemdeling te verdedi-
gen , moest men het platte land doen onder-
loopen, de inwoners aan alle, mcnfchelijke
ellenden blootftellen, en waarfchijnlijk eindi-
gen met bezwijken. Na lange raadplegingen
met zijne ministers, ftelde lodewijk zelf eene
boodfchap aan het wetgevend ligchaam, (1)
Zij-
1nbsp; Dit zijn wij met den fchrijver en den raad der mi-
nisters in dat tijdftip, toen het ganfche land reeds bezet
was en Amjlerdam op zich zelf ftond, volkomen eens.
Toen
-ocr page 300-m
BS
ajricfi irtterllen tV'il bcvatrende, en voegde cr '
eene akte .van afftand ten behoeve zijner
beide zonén bij,' onder voogdij der Koningin,
door eenen raad van regentfchap onderftennd;
Zijn Iaatfte ftnk, tot het volk van Holland
gerigt, dat hij gedwongen werd te verlaten,
tvas eene zeer- aandoenlyke. proclamatie, bij
welke hij zijne' volken uitnoodigde, om naar
NAPOLEONS welwillendheid te trachten,, en hij
de grootmoedigheid had zichzelvcn voor té
dragen als het eenige bcletfel. hunner wel-
vaart.
Lodewijk , vreezende dat napoleon , met
het oogmerk van hem gevangen te nemen,
hem van zijne geheime agenten omringd had,
Toen ware deze verdediging een waagfluk geweest, waar-
door Amfterdam aan niets dan plundering en brandfticli-
jing zou zijn blootgefteld geweest. Zes maanden vroe-
ger, toen LODEWIJK naar Parip werd' ontboden, was
de ftand der zaken geheel anders; men had, door den
winter begunffigd, de twee of driedubbele linie der rivie-
ren kunnen verftgrken; het platte land onder water
zetten; de fteden van levensmiddelen voorzien; dadelijk
eene fubfidie en vredestraktaat met Engeland fluiten;
eene vloot naar Antwerpen zenden, en eene landing in
Belgis te doen, en alzoo, napoléon bänden vol werks
hebbende, ook Pruisfen tot den ooriog kunnen noo-
digen, en Europa door eenen moedigen wederftand ver-
bazén, of de gebeurtenisfen van drie jaren later ver-
vroegen.
AANT. VAN DEN VERT.
-ocr page 301-wilde dat zijn af/land van den troon en al
de daaruit voortvloeijende ftukken eerst na
zijn vertrek uit Holland zouden worden begt;
kend gemaakt.
Na het vervaardigen dezer ftukken, van zoo-
groot en algemeen belang, regelde de Koning
Zijne bijzondere zaken nog met den heer
twent, intendant - generaal van zijn huis,
wien hij , tot hader bevel, zijne juweejen in
bewaring gaf , welke de eerfte kamerdienaar
LAFORCE eenigen. tijd daaraa uit Holland te-
rug kwam halen.
Het was dus den aden Julijnbsp;dat
deze proclamatie, welke overal neêrflagtigheid
verfpreidde, in het licht kwam. Men ver-
drong zich om deze treurige bekendmaking,
dit aandoenlijke en plegtige affcheid te lezen ^
waarover het volk zuchtte en weende, leac
ieder, bij zijne thuiskomst, diepen rouw cn de
vrees voor eene. nog ongelukkiger wekomst
met zich bragt.nbsp;-
Dp
(*) Dit alles IS volkomen overeenkomflig met de waar-
heid. Lodewijk had zich de liefde van - bijna glle die
hem naderden, de genegenheid der onverfchilligenea
ielfs de achting zijner vijanden verworven. Men vocgé
hierbij de verwezenlijking van al de rampen, welke
in eene vroegere aaiiteekening- optelden, eii die nu op
handen waren, en men zal dan eenen maatftaf hebben van
de algemeene droefheid. In één woord: al de llaatkun-
dige banden tusfehen Holland en lodewijk zijn voor aldjd
ver»
-ocr page 302-.De diepe iHIte, welke op het paleis te-
Haarlem regeerde, had iets treffends, iets
godsdienftigs. Hoezeer het ganfche huis deS'. '
Konings niet in het geheim der ontwerper^
van Z. M. was ingewijd, las men de bitter-
fte droefheid in alle gelaatstrekken, en de
Koning, zijn' laatften wil aan zeer weinige per-
fonen medegedeeld hebbende , vloeide, hieruit
voort, dat zij, welige niets wisten, en onr/
der dezen behoorden de meesten, zich de
gebeurtenisfen voorltelden met nog oneindig,
treuriger omftandigheden.
De Franfche troepen, den 4den Julij in
Amfterdam moetende binnentrekken, en de
Koning na de bezetting zijner hoofdftad niet
meer in Holland willende zijn,, verliet Haar-
lem in den nacht van den i ften Julij, na zijnen
zoon, dien hij met tranen overdekt had, om-
helsd en hem aan den generaal brüno , zijnen
opperftalmeester, toebetrouwd te hebben. Daar
hij verlangde dat zijn vertrek voor het oogen-
blik volftrekt geheim zoude zijn, ontweek
hij het nemen van affcheid, en fpaarde langs quot;
dien weg de teedergevoeligheid der onderda-
nen en dienaren, welke hem omringden.
Om-
verbroken, dan als mensch is hem de achting van ieder,
en eene vereerende plaats in de gefchiedenis bijgebleven.
AANT. VAN DEN Vf-RT.
E
Omtrent middernacht verliet hij het paveljoen
door eene tuindeur, op eenigen affta„d van
welke zich een rijtuig bevond. Om uit den
tuin te komen, welke door een' floot van den
weg was afgefcheiden, moest de Koning over
eene plank gaan, doch deze kantelde onder
zijne voeten, en de ongelukkige lodewijk,
door droefheid overftelpt en weinig vrij in
zijne bewegingen, deed in de duisternis eenen
val, welke hem bijkans verhinderde zijne reis
voort te zetten; men beurde hem weder op,
en leidde hem naar het rijtuig, dat heni
wachtte.
Lodewijk onderrigtte den Keizer der Fran-
fchen van de door hem gekozene partij, en
de generaal vichery , een zgner aides-de-
camp, was de brenger van deze tijding, doch
kon niet roemen op het vrij onbeleefde ont-
haal van NAPOLEON, welke hem befchuldigde
van zeker een der perfonen te zijn geweest,'
welke den Koning van Holland tot het doen
van afïland der kroon hadden aangefpoord;
dan het was deze daad niet op zich zelve'
welke den Keizer tegen zijnen broeder in hec
harnas joeg, daar hij zelf waarfchijnlijk zoude
geëindigd hebben met er hem toe te dwingen,
om de handen ruimer te hebben; het was'
dewijl de vlugt of verwijdering des Konings
Tnbsp;niet
-ocr page 304-C apo ) .
iTict ovcrecnftemde met napoleons ftaat-
kunde (*).
Onmiddellijk na lodewijks vertrek deed de
minister van binnenlandfche- zaken (de. heer
van der capéllen) ccne bekendmaking aan
de ingezetenen der hoofdftad uitvaardigen, om
de Franfche troepen als bondgenootcn, als
vrienden te ontvangen. Het wetgevend lig-
chaam kwam bijeen, en erkende den jon=
gen prins als lodewijk II, Koning van Hol-
land (t). Al de hoven vatj Europa kregen
het berigt van des Konings afftand, en door
^en' buitengewonen courier vernam de Ko-
ningin deze tijding te Plomhières, waar zij de
wateren gebruikte.
• Lodewijk nam alleen den generaal tra-
vers, kapitein zijner garde, en den admiraal
bloys van treslong, zijncn aide-de-camp,
met zich. Al de dienften van het koninklijk
huis bleven op dcnzelfden voet beftaan, om
dezelfde waardigheden, als bevorens bij hem,
bij
(*■) Welke alzoo in al hare hatelijkheid onnnaskerd
werd.
'nbsp;AANT. VAN DEN VERT.
(t) Ettelijke perfonen vleiden zich toen nog met de
hoop, dat de naam van Holland als van een afzonderlijk
rijk zoude blijven bellaan.
AANT. VAN DEN VERT.
J
bij zijnen -zoon te beJdeedcn. LaforCE , Èyn
eerfte kamerdienaar, was de eenige zijner be-
dienden, wclie hem vergezelde, en T/z/e/, dc
onaffcheidelijke lotgenoot zijns ongelukkigen
meesters, de eenige vriend misfchien, welke
hem eenmaal getrouw zoude blijven, werd,
in den avond van de tweede dagreis, verplet-
terd door het wiel van des Konings eigen rij-
tuig, waar hij ongelukkig was uitgefprongen,
terwijl de paarden in vollen draf waren. Deze
gebeurtenis, welke geen gelukkig voorteeken
was, ■ vermeerderde des Konings droeflieid nog.
Eindelijk kwam lodewijk , na eene reis van
acht dagen, te Toeplitz, in Oostenrijk, aan,,
onder den naam van graaf van St. Leu. Hij
vernam eenigen tijd daarna, dat dc Keizer den
jongen prins uit Holland had doen ontbieden,
om hem onder zijne oogen te doen opvoe-
den (*).
Des Konings laatfte wil bleef quot;onuitgevoerd,
cn zijn zóón volgde hem niet op. Bij een
dekreet vafi den 11 den Julij vereenigde Keizer
napoleon Holland met Frankrijk, en na^
vierjarige beroeringen werd het hof van lode-
wijk vernietigd (f).
(*) BewijsRnkkcn N'. ' .nbsp;■.
(t) Eu was de oplosfing der droevige gebeurtenisfen,
federc 1787 of 1795 voorgevallen, eindelijk darj. Men
T 2nbsp;lix
C spa )
*
De keizerlijke regering verving het konink-
lijke gezag; na in de diepfte aandoening tranen
geftort te hebben over den vorst, welke het
verloren had, ftrooinde het volk naar de fees-
ten, welke het nieuwe bewind gaf, bijeen,
cn op de diepfte droefheid volgde de leven-
digfte vreugde (*). Amßerdam werd de
der-
zal zich een geregeld denkbeeld kunnen vormen van de
ware en aan wanhoop grenzende geestgefteldheid aller
Hollanders bij het vernemen van dat alles vernietigende
befluit, dewijl zich niemand, hoe doorzigti^ ook, kon
voorftellen, zoo ras daarna tot de herftellirg van het.
dierbare vaderland te zullen kunnen medewerken. Inmid-
dels is misfchien nimmer eene ftaatsomwenteling van zoo
hevigen aard zachter afgeloopen dan deze; de menigte
was moedeloos en onverfchilüg geworden; een aantal
regenten, de latere gebeurtenisfen niet kunnende voor-
zien, dachten eindelijk tot de zoo- lang verfchovene,
maar altijd gevreesde, oplosfing der Hollandfche omwen-
telingen geraakt te zi-;n, en onderwierpen zich ft.aatkundig,
op het fpoor van geheel Europa en der aanzienlijkfte
Franfche gediichten , aan den werelddwinger; de ambte-
naren behielden bijna alle hunne posten, of werden fcha-
deloos gefteld; de militairen gingen van lieverlede over in
een' dienst, welke eer en voordeel beloofde; ettelijke
perfonen, door het ophouden van alle beftaanmiddelen
getUvongen, zochten en verkregen fomtijds posten, en
duizenden van Franfche bajonetten belemmerden de uit-
boezeming van den nationalen haat, welke intusfchen ieder
Hollander bleef bezielen.
aant. van den vert.
('*) Dit mogen wij voor geheel ongegrond verklaren,
öet volk, altijd op vertooningen en feesten gezet, en'
zelfs
-m ;
i'
T'tl ;
I
t
derde goede ftad van het Franfche rijk; het
leger en de marine werden i met die van
Frankrijk vermengd, en de publieke fchuld
getierceerd (♦).
Dadelijk, na het .verkregen berigt van des
Konings vertrek, ging de graaf daru, inten-
dant-generaal van het huis des Keizers, naar
Amjlerdam, waar hij met die uitgebreide
kundigheden, welke hem in den eerften rang
der groote ftaatslieden plaatfen, de onder-
fcheidene dienften van het huis op den Fran-
fchen voet regelde.
De prins lebrun , hertog van Plaifance,
üartstreforier van het rijk, werd tot gou-
verneur-generaaL van Holland benoemd, en
kwam het paleis te Amflerdam bewonen.
Het karakter, dc manieren en de leefwijze
van den prins lebrun groote overeenkomst
met den nationalen aard hebbende, fcheen hij
den Hollanders misfchien de eenige man van
Frankrijk te wezen, welke zich het best
met
zelfs de grooten, vmoonden zich op deze feesten, maar
ieder was treurig en fomber, en uitbundige vreugde heb-
ben wij op dezelve niet bemerkt.
aant. van den vert.'
(*) Terwijl de Franfche boekcenfimr en policic alle vrij^
heid vernietigden.
aant. van den verï.
T 3
-ocr page 308-met hunne ' nederige genietingen cn regelma-
tige gewoonten kon vcreenigen (■*}.
(*) Dit is volkomen waar;' dan ongelukkig voor de
Hollanders, welke de prins lebrun • hoog heeft leeren
waarderen, had deze achtenswaardige grijsaard geenen den
minden invloed bij napoleon. Alles ging door handen
van prefekten, welke hem zelven dwarsboomden, en vol-
ftrekt niets met liem gemeens hadden. Om geheel vol-
ledig te zijn had de fchrijver nóg moeten zeggen, dat
er eene Hollandfche commisfie naar Parijs ging, om de
zaken te regelen, en dat men zich daarover het aige-
pieen weinig aan derzelver raad bekreund heeft.
aanr. van den vert.
k.
-j
BE-
-ocr page 309-BEAVOSSTÜKKEN.
i -
T 4
-ocr page 310-\\
I
: if
1
¥
rx
' -.i .
M i. i *
f -,
^ r
)
-ocr page 311-r 'nbsp;Brief van den Keizer aau
den Koning.
Sehmbrun, Julij i8op.
Mijn broeder! ik ontvang uw' brief van den eerften
Julij. Gij beklaagt u over een artikel van den Moni'
teur; bet is Frankrijk, dat zich te beklagen heeft over
deiL ftechten geest, vvelke bij u regeert. Indien gij wilt,
dat ik u al de Hollandfche huizen, welke de trompetten
van Engeland zijn, optel, zal- het zeer gemakkelijk we-
zen. Uw douanen-reglementen worden zoo flechc uitge-
voerd, dac al de briefwisfeling van Engeland met het
vaste land over Holland gaat. Dit is zoo waar, dat de
heer stharemberg , gezant van Oostenrijk, zich over dat
land naar Lenden begeven heeft. Holland is een Engelsch
wingewest.
1.
Uw toegenegen broeder, ~
(get.) napoleon.
N».
T5
-ocr page 312-Nquot;. a.
- ' 'V,nbsp;Brief van den Keizer aan
den Koning.
Trianon, 21 December 1809,
Mijnheer mijn broeder! ik ontvang den brief uwer M.
Zij verlangt, dat ik haar mijne bedoelingen omtrent Hol-:
land zal doen^ kennen; ik zal liet dan rondborftig doen.«
Toen uwe M. den troon van Holland befleeg, verlangde
een gedeelte der HoUandfche natie de vereeniging met
Frankrijk-, de achting, welke ik uit de gefchiedenis voof
deze brave natie heb opgevat, heeft mij doen verlangen,
dat zij haren naam :en bare onafhankelijkheid behouden
zoude. Ik zelf was dé Heller der ftaatsregeling, welke
de grondflag. van den troon uwer M. moest wezen, en
ik plaatfle haar op den zetel. Ik hoopte, dat zij, bijquot;
mij opgevoed, die verknochtheid voor Frankrijk zoudè
gehad hebben, welke de natie regt heeft van hare kin-
deren , en met nog meer grond, van hare prinfen te ver-
wachten. Ik hoopte, dat zij, in mijne ftaatkunde opge-
kweekt, gevoeld zoude hebben, dat Holland, hetwelk
door mijne volkeren was verwonnen geworden, deszelfs
on-
si .
iijK-
f
onaFhnnkclijkheid aan hunne edelmoedigheid alleen te dan-
ken had; dat Holland, zwak, zonder bondgenooten,
zonder leger zijnde, op den dag, dat het zich regtftreeks
tegen Frankrijk zoude verzetten, kon en moest bemag-
tigd worden; dat het zijne ftaatkunde niet van de mijne
moest affcheiden; dat het eindelijk door verdragen aan
Frankrijk verbonden was. Ik hoopte alzoo, dat ik, een
prins van mijn bloed op den troon van Holhmd piaatfen-
de, het iitczzotermine gevonden had, öm de belangen
der beide Haten overeen te brengen, ca dezelve tot een
gemeenlchappelijk belang en tot eenen ^ gemeenlchappe-
lijken liaat tegen Engeland te vereenigen; ik was er
trotsch op, aan Holland gegeven' te hebben, wat voor
dat land gefchikt was, gelijk ik door mijne raediatie ge-
vonden had, wat nan Zwitferland voegde, dan fpoedig
heb ik ontwaard, dat ik mij gevleid had met eene ijcele'
inbeelding; mijne verwachtingen zijn bedrogen gewor-
den. Den troon van Ä?//W beftijgende, heeft uwe iW.
vergeten, dat -zij een Franschman was; zij heeft zelfs,
al hare rede overfpannen, en de teedergevoeligheid van
haar geweten geveeld aangedaan, om' zich wel te over-
tuigen , dat zij een Hollander was. De Iloüanders, welke
tot Frankrifk overhelden, zijn veronacluzanmd en ver-
volgd geworden; zij, weike Engeland hebben gediend,
zijn vooruit -gezet. De Franfchen, van den officier toe
den foldaat, zijn verjaagd 'en van aanzien beroofd ge-
worden , en ik heb de droefheid geliad van in Holland,
onder de regering van een' prins van mijn' bloed, den-
Franfchen naam verfmaad te zien. Echter draag ik de-
achting en de eer van den Franfchen naam ia- mijn hart,
en heb die op de bajonetten mijner foldaten zoo hoog
weten te verheffen, dat het'noch aannbsp;noch aan
iemand is, die ftraffeloos te honen. De aanfpraken, door-
uwe M. tot zijn volk gerigt, droegen het kenmerk'van
de-
-ocr page 314-deze verkeerde geestgefteldheid. Men ziet er niets in,
dan zinfpelingen op Frankrijk-, in plaats van het ver-
ledene door voorbeeld geven te doen vergeten, herin-
neren zij er geftadig aan, en vleijen daardoor de geheime
gevoelens en de hanstogten der vijanden van Frankrijk.
En echter waarover beklagen zich de Hollanders? Zijn
zij niet verheerd geworden door onze wapenen? Zijn
zij hunne onafhankelijkheid niet verfchuldigd aan de edel-
moedigheid mijner volken? Moesten zij niet veeleer de
grootmoedigheid van Frankrijk zegenen, hetwelk zijne
vaarten en douanen altijd aan hunnen handel heeft open-
gelaten, hetwelk,zijne overwinning alleen gebezigd heeft,
om hen te befchennen, en, tot op dit oogenblik, zijne
magt tot niets anders heeft gebruikt, dan tot bevestiging
hunner onafhankelijkheid? Wie heeft dan het, voorde
nuie honende en voor mij beleedigende, gedrag kunnen
regtvaardigen, door uwe M. gehouden ? Gij moet wel
begrijpen, dat ik mij niet afzonder van mijne voorgan-
gers ; dat ik van clovis tot het commité van algemeen
welzijn mij verantwoordelijk ftel voor alles, en dat ik
het kwaad, zonder nadenken gezegd tegen de regeringen,
welke mij zijn voorafgegaan, met het voornemen van mij
te beleedigen gezegd befchouw. Ik weet, dat het, bij
zekere perfonen, mode is geworden, mij te prijzen en
Frankrijk uit te fchreeuwen; maar zij, die Frankrijk niet
beminnen, beminnen mij niet; hen, die kwaad fpreken
van mijne volkeren, befchouw ik als m\jne grootfte vij-
anden. Al had ik geen andere reden van misnoegen, dan
de verachting te zien, in welke de Franfche naam in
Holland vervallen is, zouden de regten mijner kroon mij
roagtigen, om den oorlog te verklaren aan eenen nabu-
rigen vorst, in wiens ftaten men zich fmaadredenen tegen
mijne volkeren zoude veroorloven; ik heb er niets van
gedaan.
Maar
-ocr page 315-Maar uwe M. heeft gedwaald omtrent mijn karakter;
Zij heeft zich een valsch denkbeeld van mijne goedheid
cn mijne gevoelens te hemwaart gevormd; zij heeft al
de verbonden, met mij gefloten, verkracht; zij heeft
hare eskaders ontwapend, hare matrozen afgedankt, hare
legers uit elkander gerukt, zoodat zich Holland zonder
leger te land en ter zee bevindt, alsof pakhuizen met
goederen, kooplieden cn kommiefen de magt eener mo-
gendheid konden bevestigen. Dit vormt eehe vereeni-
ging; maar zonder financiën, zonder verzekerde middelen
tej- rekrutering, en zonder vloot, beftaat geen Koning.
Uwe M. heeft meer gedaan; het oogenblik, waarin ik
mij op het vaste land in moeijelijke aangelegenheden
vond, heeft uwe M. gebezigd, om de betrekkingen van
Holland met Engeland te laten aanbinden, en de wetten
der blokkade, het eenige middel, om deze mogendheid
krachtdadig fchadelijk te zijn, te' overtreden. Ik heb
haar mijn misnoegen over dat gedrag bekend gemaakt,
door haar Frankrijk te verbieden, en haar doen gevoe-
len, dat ik haar, door den Rijn, de Wezer, de Schelde
en de Maai voor Holland te fluiten, ook zonder de hulp
mijner legers, in moeijelijker toeftand bragt, dan wan-
neer ik haar den oorlog verklaard had, en haar derwijze
affcheidde, dat zij vernietigd werd.
Die fiag heeft in Hslland weder^almd. Uwe AT. Jicefc
mijne edelmoedigheid .ifgefineekt, en, zich op mijne
broededijke gevoelens beroepende, heeft zij beloofd van
gedrag te zullen veranderen; ik heb het verbod mijner
douanes opgeheven; maar weldra is uwe M. tot haar
eerfte fysthema teruggekomen. Het is waar, ik waS
toen te IVeenen, en had een zwaren oorlog op den hals.
Terwijl de Amerikaanfche fchepen in de Franfche havens
geweigerd werden, ontving uwe M. al de bodems, welke
zich voor de Hollandfche kusten vertoonden. Voor de
twee-
-ocr page 316-tweodo reis ben ik genoodzaadt geworden mijne donnnen
voor den floJlandfchen handel te fluiten; voorwaar, hcc
was moeijelijk eene ftelliger oorlogsverklaring te doen.
In dien (land van zaken konden wij ons dadelijk in oor-
Jog befchouwen. In mijne aanfpraak aan het wetgevend
ligchanra deed ik mijn misnoegen doorftralen, en ik zal
u niet verbergen, dat mijn oogmerk is Holland met
Frankrijk te vcreeoigen, als een aanvulling van grond-
gebied, als do. geweldigfte flag, dien ik Engeland kan
toebrengen, en als mij verlosfende van den onafgebroken
hoon, welken de raddraaijers van uw kabinet niet, op-
houden mij aan te doen. Inderdaad, de monden van Scn
Rijtt^ en van de Maas moeten mij toebehocren. Het
Franfche ftaaikundige beginfel, dat de tlmlweg van den
Rijn onze grensfcheiding is, is een vaste grondfla^. In
baren brief van den i/den fchrijft mij uwe M., cat zij
zeker is allen handel van Holland met Engeland te kun-
nen beletten; dat zij financiën, vloten en legers hebben
kan; dat zij de beginfelen der ftaatsregeling herftellen zal,
door den adel geene voorregten te verleenen, en den
maarfchalkstitel te vernietigen; een graad , welke bij een
mogendheid van den tweeden rang fleehts een icarikatuur
en niet met haren toeftand overeenkomftig is; eindelijk,
dat zij de magazijnen van • koloniale goedere i in befla^
zal doen nemen, met alles, wat door Ameii''aanrche
fchepen is aangebragt, welke in lare havens riet toege-
laten hadden moeten worden. Ik ben van gerce en, dat
uwe M. beloften doet, Vi^elke zij-,.niet houden ka.-, en
dat de vereeniging van Holland met Frankrijk fleehts
verfchoven is. Ik beken, dat ik niet meer belan.i; heb
de landen van den regter ÄyH-ocver, dan het groot-her-
togdom Berg en de Hanzefteden met Frankrijk te ver-
eenigen. Ik kan den regter Ä//«-üever dan aan Holland,
laten, en ilc zal dat verbod aan mijne.douanen iedere keer.
op-
-ocr page 317-opheffen, dat aan de beftaande verbonden, welke her-
Cieiiwd zullen worden , gevolg zal worden gegeven. Zie-
daar mijne bedoelingen:
1°. Verbod van allen handel en alle betrekkingen met
Engeland.
2°. Eene vloot van veertien liniefchepen, zeven fre-
gatten en zeven brikken of corvetten, gewapend
en bemand.
3®. Een leger van 25,000 man.
4'. Vernietiging der maarfchalken.
«
5quot;. Vernietiging van al de voorregten des adels, in
wederfpraak met de ftaatsregeling, welke ik heb
gegeven en gewaarborgd.
Op deze grondflagen kan uwe M., door tusfchenkomst
van zijnen minister, met den hertog van cadore doen
onderhandelen; maar zij kan tevens zeker wezen, dat ik,
bij de eerfte paketboot, bij het eerfte vaartuig, dat in
Holland zal worden ingevoerd, mijne douanes weder zal
herftellen, en dat ik, bij den eerften hoon, ■ weilte mijne
vlag zal worden aangedaan, den Hollandfchen officier,
die zich zal vèroorloven mijnen adelaar te belèedigen,
gewapenderhand zal doen vatten en aan de groote mast
doen ophangen. Uwe M. zal in mij een broeder vinden,
indien ik een Franschman in haar vind; maar, indien zij
de gevoelens vergeet, welke haar aan het gemeenfchap-
pelijke vaderland verbinden, zal zij het niet euvel kunnen
duiden, dat ik de betrekkingen vergeet, door de natuur
tusfchen ons gevormd. In het kort, de vereeniging van
Holland met Frankrijk is dat, wat het nuttigfte is voor
Frank-
m
( 304 )
Frankrijk, voor Holland, voor Tiet vaste land; want het
is dat, wat Engeland het fchadelijkfle is. Die vereeni-
ging kan goed fchiks of door geweld gefchieden. Ik
heb grieven genoeg tegen Holland, om het den oorlog
te verklaren. In allen gevalle zal ik geene zwarigheid
maken, om in eene fchikking te treden, welke mij in
bezit zal ftellen van de landen tot aan den Rijn, waar-
tegen zich Holland zal verbinden, om de hier boven
bepaalde voorwaarden te vervullen (*). •
Uw toegenegen broeder,
(get.) NAPOLEON.
(*) Wil onthouden ons van alle aanmerkingen op dezen
brief; dan de valschbeid der befchuldigingen, tegen de Hol-
landers aangevoerd, en d» hatelijke, meesterachtige toon,
welke tn dien brief doorftraalt, moeten ieders verontwaardiging
opwekken.
AANT. VAN DEN VERT.
i
Brief van den Keizer aan.
den Koning.
Rijifel, 23 Mei i8ro.
Mijn broeder! op het oogenblik, dat gij'mij de ftel-
ligfte verzekeringen doet, verneem ik, dat de bedienden
van mijnen gezant te Amfterdam zijn mishandeld gewor-
den. Mijne bedoeling is, dat zij, welke zich aldus te-en
mij vergrepen hebben, mij zullen worden overgeleverd
opdat de wraak, welke ik van hen nemen zal, ten voor-
beeld verftrekke. De heer serrurier heeft mij verflag
gedaan van de wijze, waarop gij u bij uwe dipIom?tifche
audientie gedragen hebt. Ik verklaar u dan, dat ik gee-
nen Hollandfchen gezant meer te Parijs verlang De
admiraal verhuell heeft last, om binnen vier en twintig
uren vandaar te vertrekken. Het zijn geene woorden
noch betuigingen meer, welke ik behoef; het is tijd
dat ik wete, of gij het ongeluk van Holland en de ver!
nieling van dat land door uwe dwaasheden verlangt. Ik
wil niet, dat gij een' minister naar Oostenrijk zenden'zult
Ik wil evenmin, dat gij de Franfchen, welke in uweij
^nbsp;dien«;
-ocr page 320-ii.enjt ftaan, zult vvegzemlcn. Ik heb roiin gezant terng
- geioepen; ik Zal in Holland flecht, een chargé d'affaires
behouden. De heer serrl'rier, welke in die hoedanig-
heid blijft, zal u mijn verlangen mededeelen. Ik wil
geen gezant ^ambasfadeHr^ meer blootftellen aan uwen
hoon. Schrijf mij uwe gewone zinfneden niet meer-
federt drie jaren herhaalt gij mij die, en ieder oogenblik
bewijst derzelver valschheid.
Dit is de laatfte brief van mijn leven, welken ik n
fclinjf.
Cget.) NAPOLEON,
i
f
f
Mt^jH
Aanfpraak van napoleon
aan den Kroonprins van
Holland.
Kom, mijn zoon! ik zal uw vader wezen; gij zult er
niets bij verlièzen.
Het gedrag van uw' vader grieft mij; alleen zijne
ziekte maakt het verklaarbaar. Wanneer gij groot zult
wezen, zult gij zijne en uwe fchuld betalen. In welke
betrekking u mijne ftaatkunde en het belang van mijn
rijk plaatfe, vergeer nimmer, dat uwe eerfte pligten
jegens mij, uwe tweede jegenszijn; alle an-
dere, zelfs die jegens de volkeren, welke ik u zoude
kunnen betrouwen, komen eerst daarna
t
(get.) NAPOLEON.
(*) WtJ hebben al deze ftuliken letterlijk overgenomen, om-
dat het officiële flaatsftukken zijn; dan wy twijfelen niet, of
ieder'lezer zal bij de herinnering derzelve even zoo in het mede-
leden met den beklagenswaardigen lodewijk en de toen zoo diep
ongelukkige Hollanders, als in de verontwaardiging tegen na-
poieon en de Franfche regering, met ons gedeeld hebben.
aant. van i)etlt; vert,
-ocr page 322-s-r?
ÏX.':
' ' V- « ..
»
■ gt; .
ï
~ ■■ . - i ' -,
■ ' ■ ^ i'V'tï—' n-jM .•fgt;.tiï«i' Js r-ut-J ft'j i /
S
f
- ■ V
gt;
iä
-ocr page 323-Op b!adz. 291, onderaan in den noot, fiaat: Bewijs-
quot;Uklten NO ^nbsp;.
quot; • 5, moef zijn: Bewijsftiikkeu Nquot;. 4.
-ocr page 324- -ocr page 325-
F | |
■ ^^
5.A, ^ t
■•î-ijs-i
' a
ai
«Ji^Ö.
JSsm'
Ir--'quot;'*.
'm