I-quot; lt; ii
V.
■nbsp;'A
■nbsp;V ;. '
m.': -
msemü.....
îss^iv^. ■ ■■ ■-é- ■
-ocr page 3-gt;
■ •.
:nbsp;. 's
j y' ■
• V-nbsp;'
% A
V ■ •
•s.y
; - : / Vquot;
te'.
) ■
-
■ - : r -nbsp;■■ : '.Anbsp;_ ■ If ■ - V
- - , ■■
■ ■
l
/
' :■■: -V
y yK
' i - 'jquot;-
/- • ' -,
j:
' • '' V',
» ,
- ^
/
-ocr page 5-Geïllustreerd Maandblad voor hoefsmeden en anderen
die in het hoefbeslag belang stellen
o/
ONDER MEDEWERKING
Onderscheidene Deskundigen.
GEREDIGEERD EN UITGEGEVEN
DOOK
i rff''
XXIIe Jaargang.
,1
- M -
RIJKSUNIVERSITEIT UTRECHT
51 7785
'b-GR AVENHAGE. — A. W. H E I D E M A. — 1917.
-ocr page 6-.w .A
-ocr page 7-De titels, voorzien van een f, geven artikelen aan waarbij een of meer
afbeeldingen o± figuren beboeren, — artikelen met 1 zijn bijdragen onder een
afzonderlijk hoofd, de overigen zijn korte mededeelingen.
, Eomeinsche cijfers duiden het nummer der aflevering aan, de gewone
de bladzijden.
*Afbeelding van Elise I 824 N. S. Tg.
(hulpb.), X 128.
*tAlkmaar. Hoefbeslag te —, III 27.
Amerikaansche paarden aan het front.
XI 141.
*t Apeldoorn. Hoefbeslag te —, IX 105.
*fArnhem. Hoefbeslag te —, VI 65.
*iquot;Barneveld. Het hoefbeslag te —,
X 119.
*Beervoetigheid II 15 (zie ook inge-
zonden stukken) III 34; IV 145.
-Begrooting van Oorlog 1918. XI 139.
''fBeslaan van lastige paarden. II 13.
*Beslaan in een noodstal. VII 85.
Beslag bij dravers. V 59; XI 140.
Beslagprijzen. I 12 ; II 23; IX 115 ;
Xnbsp;124; XI 140.
*Beslag met zolen. XII 152.
*Bevangenheid v. d. hoef. Een bijzonder
geval van —. V 56.
Bond van Smedenpatroons. IX 115 p.
*Cursus in hoefbeslag te Amersfoort.
I 9, *n 16 ; V 58 ; VI 74 ; VIII100 :
IX 114; X 123; XI 139, *XII 153.
Cursus in hoefbeslag te Appingedam.
112; IV 47.
» n » „ Arnhem V 57.
r I)nbsp;rnbsp;Dokkum.
IX 115.
)) n ,) „ Enschedé.
II 22.
*nbsp;n „nbsp;„ „ Geldermalsen.
V 57.
*nbsp;„ „ „ „ Neede. V57.
„ „ „ „ Oss. IV 48.
V IJ ,) „ Sneek.
IX 115.
„ „ „ Utrecht.II 17,
*22, XII 155.
*Diploma-eischen. VII 89.
Draverbeslag. V 59 ; XI 140.
*fExamen voor onderwijzer in practisch
hoefbeslag te Utrecht. II 17 ; *22,
XII 155.
Gelderland. Het hoefbeslag' in —.
Vnbsp;51; *tVI 65 ; *tVII 79 ; ^fVIII
91 ; *tIX 107, *tX 119.
*Haarlem. Het hoefbeslag te —. I 1.
*-Hengelo. Het hoefbeslag te —. XII147.
Hilversum. Het hoefbeslag te —.IV 39.
Hoefbeslag te Alkmaar. III 27.
„ „ Apeldoorn. IX 141.
„ „ Arnhem. VI 65.
„ „ Barneveld. X 119.
„ „ Enschedé. XI 134.
„ „ Haarlem. I 1.
„ Hengelo (O.). XII 147.
„ „ Hilversum. IV 39.
„ Nijmegen. VII 79.
„ in Twente. XI 133.
„ te Zutphen. VIII 91.
*Hoefbevangenheid. Een bijzonder ge-
val van —. V 56.
*Hoefsmidschool te Amersfoort. I 9,
*II 16; V 58 ; VI 74; VIII 100,
IX 114; X 123; XI 199; *XII 153.
j Ingezonden stukken. I 11 : Hoefbeslag
te Amsterdam ; III 34 : Beervoetig-
heid ; IV 45 : Beervoetigheid, beslag
van hengsten ; VI 71 : Positie Mili-
taire hoefsmeden in verband met
verhoogde beslagprijzen; VIII 99 :
Voorlichting aan Smedenpatroons ;
IX 112 : Is de hoefstal modern of
niet; Nijverheidslaboratorium; X 123 :
Gevaarlijke wijze van scherpzetten.
Inrichting voor hoefbeslag te Groningen.
Vnbsp;58 ; VI 74 ; VIII 100 ; X 123.
*Invloed v. d. oorlog op het smids-
bedrijf. VIII 97.
Kolenrijkdom der wereld. II 23.
*Kunsthoorn. Leeren randen ter ver-
vanging van —. VI70 (zie ook ïll 152.
Lastige paarden. Het beslaan van —.
II 13.
*Leeren randen inplaats van kunsthoorn.
VI 70; (zie ook XII 152).
1nbsp;tElise. I 824 N. S. Tg. (hulpb.) met
hare afstammelingen. X 128.
*fEnschedé. Het hoefbeslag te —
XInbsp;134.
-ocr page 8-Mededeelingen over het smidsvak val- j
lende buiten het hoefbeslag. II 24: j
vorstgevaar bij motoren ; III 27 ; rij-
tuigveeren ; IV 50 : de werking der
bijvoegsels voor ijzer en staal ; het
breken van nippels bij het ponsen ;
V 62 : het werken met spiraalboren ;
IX 116 : wenken omtrent autogene
laschtoestellen ; X 129 : een verbe-
terde schroefbout, nieuw soldeer-
metaal; XI 144: iets over smee-
kolen ; XII: Aambeeldblok.
Militaire Hoefsmeden. Positie—. VI 71.
♦Militaire Hoefsmidschool te Amersfoort.
I 9; *II16; V58; VI 74; VIIIIOO;
IX 114; X 123; XI 139; *XII153.
*Nijmegen. Het hoefbeslag te —. VII 79.
Kijverheidslaboratorium. IX 112.
Noodstal. Beslaan in een —. VII 86
(zie ook ingezonden stukken. IX 112).
*tNoodijzer. III 32.
*Onderwijzers in practisch hoefbeslag.
Vergadering v. d. Vereen, v. —. II19.
*Oorlog. Invloed v. d. — op het smids-
bedrijf. VIII 97.
*Opleiding a/d Mil. Hoefsmidschool te
Amersfoort. XII 153.
Persoverzicht. III 36 : Over den zieke-
lijken en scheeven hoef en diens be-
slag ; Onze Oorlogslasten ; Onderwijs-
inrichtingen en examens in Beieren ;
IV 48 : Smeltbaar isoleermetaal, Over
den ziekelijken en scheeven hoef en
diens beslag; V 60: Gedipl. hoef-
smeden, Verhooging van kolenprijzen ;
Rijnsch-Westf. ijzer- en staalmarkt,
In-, uit- en doorvoer van ijzer 1914|6;
VI 74 : Het ophouden van den achter-
voet bij weerspannige paarden. De
Ruhr-kolenmarkt, IJzer en staalhandel
in Liverpool; VII 90 : Duitsch staaf-
ijzersyndicaat. Vervaardiging van het
balkijzer; VIII101: Hoefmeting, Losse
wand als gevolg van omgekrulde
verzen wanden, Natuurlijke draagvlakte
van het hoefijzer; 1X116: Bond van
Smedenpatroons, Nieuwe beslag-
methode bij doorzakking van het
hoef been ; X 124: Militaire hoef-
smeden ; Kolen uit Duitschland, Steen-
kolenprod. in de V. S., Het ophouden
van de achterhoeven en het beslag
bij weerspannige paarden, Over het
smeden en passen van het plaatvor-
mige hoefijzer voor knolhoeven, IJzer
en staal; XI141: IJzer- en staalfabriek
te Hoek van Holland ; Ruhrkolen-
markt; Steenkolen, ijzer en staalhandel
te Liverpool; Staal- en ijzerindustrie
in Normandië, Automobielen in de V. S.
XII 156: Beslag bij sleeperspaarden,
Het onderleggen van het ijzer, Plaats-
vervangende artikelen voor rubber,
kwik en touw. Positie Mil. hoef-
smeden. VI 71.
*Smidsbedrijf. Invloed v. d. oorlog op
het VIII 97.
Takken. IJzers met verdikte —. VII 89.
=ffTwente. Het hoefbeslag in —. XI133.
XII 147.
Vereeniging tot vered. v. h. ambacht.
V. 58.
*Vereeniging van onderwijzers in prac-
tisch hoefbeslag. II 19. _
Verhooging van beslagprijzen. I 12;
II 23 ; IX 116 ; X 124 ; XI 140.
*Vormverandering achterste hoefhelft
XII 160.
*IJzertakken. Vormverandering achter-
ste hoefhelft door smalle en te wijd
gerichte —. XII 150.
*Zolen. Beslag met —. XII 152.
*f Zutphen. Het hoefbeslag te — VIII 91.
EEN EN ANDER OVER HET HOEFBESLAG TE HAARLEM,
DOOR
Dr. 6 a 11 a n d a t H u e t, Kapitein-Paardenarts.
Haarlem, de aan het Spaarne gelegen bloemenstad, is Noord-Holland's
hoofdstad en na Amsterdam de grootste stad dier provincie. Het aantal
inwoners bedraagt circa 75 duizend en is vooral ia de laatste jaren sterk
vooruitgegaan. De uitbreiding van de stad en de vermeerdering van de
bevolking zijn niet zoozeer het gevolg van een toenemende industrie en een
grooter aantal fabrieken, doch is meer wat men noemt een luxe-uitbreiding,
doordat stad en omstreken als woonplaats aantrekken en tot vestiging leiden.
Uit een oogpunt van verkeer is Haarlem dan ook zeer gunstig gelegen.
Door de onmiddellijke nabijheid van Amsterdam biedt het de voordeden
van het groote stadsleven, naast de mooie omstreken als Heemstede, Bloemen-
daal en Zandvoort, een combinatie die tot vestiging zeer zeker aantrekt.
Hoewel te Haarlem het groote „sleepersbedrijfquot;, zooals wij dat in Amsterdam
en Rotterdam kennen, nagenoeg geheel ontbreekt, en hoewel de mooie om-
streken door allerlei soort trams met de stad verbonden zijn en ook een
ringbaan in het electrisch tramvervoer van de gemeente zelf voorziet, zoo
is toch in Haarlem het paard lang niet op den achtergrond gedrongen, ja
zelfs is de paardenstapel in de gemeente vooruitgaande.
Hoewel ik geen betrouwbare gegevens heb kunnen verkrijgen van het
juiste aantal, zal toch de belangrijkheid hiervan zijn af te leiden uit de
grootte en het aantal der hoefsmederijen, die in de behoefte van het beslag
voorzien. Reeds werd gezegd dat het eigenlijke sleepersbedrijf hier niet be-
staat en daarmede gaat ook samen dat het zware Belgische paard hier
weinig wordt aangetroffen en het hoofdzakelijk middelzware en lichte
paarden zijn, die in deze gemeente dienst doen, benevens een vrij aanmerke-
lijk getal hitten. De Rotterdamsche tramweg-onderneming, die ook in Am-
sterdam het goederenvervoer in handen heeft, beschikt in Haarlem over vrij
veel paarden, welke onder meer voor .den besteldienst van het Hollandsche
spoor gebruikt worden en waarvan velen ook tot de „zwarequot; categorie zijn te
rangschikken. Verder zijn vele bedrijven voorzien van eigen paarden voor trans-
portdienst, bezit Haarlem een manege, en is de luxe op hippisch gebied
verre van dood, hoewel het afschaffen van harddravers ook voor de paarden-
wereld te Haarlem een heele slag is geweest. In het adresboek staan nog
vermeld 15 stalhouders, waarvan, naar ik vernam, velen vrij belangrijk zijn
de concurrentie met tram en auto hebben kunnen volhouden.
Behalve de paarden uit de gemeente zelf, worden ook te Haarlem vele
paarden uit de buiten-gemeenten beslagen, zoowel uit Heemstede, Overveen-
üloemendaal, Santpoort als uit Haarlemmerliede en Spaarnwoude, terwijl
mij door een der smedenpatroons verzekerd werd dat ook veel verder en
zelfs in andere steden geregeld op abonnement wordt beslagen.
Daar ik een algemeenen indruk van het hoefbeslag wensch weer te geven,
heb ik getracht zoowel de groote als de kleinere bedrijven te bezoeken. Als
regel werd ik zeer voorkomend behandeld en zijn mij hoogst bereidwillig
de smederij vertoond en de gevraagde inlichtingen gegeven. Slechts één
hoefsmid, de heer Kruiswijk in de Marinesteeg, was hoogst achterdochtig
en wenschte geen enkele inlichting te geven, uit vrees hierdoor te worden
benadeeld en al mijn overredingstalenten, om hem op het onschuldige van
doel en strekking te wijzen, leden schipbreuk op 's mans groote achterdocht,
of liever die zijner vrouw, welke in mij een spion zag, uitgezonden door
de hoefsmeden ter stede, met welke collega's hij blijkbaar op een zeer
slechten voet stond.
Vier hoofdzaken hebben mij in de verschillende bedrijven getroffen, welke
ik allereerst wil noemen, en wel:
1quot;, in Haarlem wordt algemeen vlak beslag gebezigd;
2». de noodstal is er geheel verbannen;
3». er wordt bijna uitsluitend handwerk geleverd en slechts in enkele
smederijen, en dan nog ten deele, machinaalbeslag gebezigd en;
4quot;. door geen enkele der door mij bezochte hoefsmeden werd „De Hoefsmidquot;
gelezen.
Waar het nu een ieder, die belang stelt in een goede uitoefening van het
hoefsmidsvak, aangenaam zal stemmen wat liet sub 1 genoemde betreft,
en velen ook wat onder 2 en 3 is gezegd, zoo was het onder 4 vermelde
voor mij een treffend feit.
Hoewel geenszins direct geïnteresseerd bij de uitgave van dit blad, zoo
komt het mij toch voor dat elke hoefsmid, die lust in zijn vak heeft en er
zijn brood mee verdient, ook het eenige Nederlandsche Vakblad, dat uit-
sluitend voor hoefsmeden verschijnt, wel mag lezen. Juist door het algemeen
lezen van dit blad, komen niet alleen lezers maar ook „schrijversquot;. Een
vakblad kan alleen bloeiend en aantrekkelijk worden, doordat de vaklui zelf
er inschrijven en elkander bijzondere gevallen mededeelen.
Verschillende smeden lieten mij bijzondere ijzers zien en vertelden vaak
interessante gevallen die in hun praktijk waren voorgevallen. Het ware
nuttig indien deze mededeelingen onder de oogen kwamen van een groote
schare vaklui, die daar niet alleen hun voordeel mee konden doen doch
wien het ook op zou wekken tot mededeelingen hunnerzijds.
In Haarlem bestaat een bond van smedenpatroons, waartoe alle door mij
bezochte hoefsmeden waren toegetreden behalve de reeds genoemde K.; deze
bond heeft uniforme prijzen vastgesteld. Er wordt nu berekend voor een
vierkant vlak beslag van een paard f2.40, van een hit f2.20. Zoo men zich
dus algemeen aan dezen regel houdt en er zich geen „onderkruipersquot; voor-
doen, is er een loyale concurrentie en dit komt èn het vak èn het paarden-
materiaal beide ten goede.
Mijn eerste bezoek gold den heeren Gebr. M o 1 e n a a r s in de Baljuwslaan;
hunne smederij is een gemengd bedrijf in den ruimsten zin, waarbij echter het hoef-
beslag lang geen onbeduidende plaats inneemt. Zoo worden hier o.a. alle
paarden beslagen van de Eotterdamsche Tram, welke dienst doen voor het
goederenvervoer en het bestelgoed van de Hollandsche Spoor. Dit zijn meest
zware paarden. De overige clientèle bestaat uit lichte paarden. Samen onge-
veer 200 stuks.
De smederij zelf is zeer gunstig gelegen aan een stille straat, waar dus
eventueel opdraven van de paarden heel gemakkelijk kan geschieden. De
voorste ruimte van het gebouw wordt ingenomen door de beslagloods, waar
de paarden aan een muur worden vastgezet en op een steenen vloer staan.
Daarachter zija de vuren, vier in getal, terwijl een groote nevenruimte werd
ingenomen door het overige bedrijf, de wagensmederij.
De patroon zelf beslaat de paarden en wordt hierin bijgestaan door drie
knechts; de overige knechts werken niet in de hoefbeslag-afdeeling mee.
Er worden tot 10 paarden per dag beslagen en, zooals reeds gezegd is,
dat alles geschiedt uit de hand.
De heeren Molenaars hebben geen opleiding voor een diploma meegemaakt;
ook was momenteel geen hunner knechts gediplomeerd hoefsmid. Een knecht,
die wel een diploma bezat, was verwijderd wegens onvoldoende vakkennis
en hierdoor waren de eigenaars ook niet erg rooskleurig .gestemd over de op-
leiding en de verstrekte diploma's. (Deze meening staat niet alleen doch
hoorde ik meermalen verkondigen en hoewel dit gelukkig niet als regel mag
worden aangenomen, zoo is het toch wel een spoorslag om op verbetering
van de opleiding aan te dringen en vooral op niet te licht te stellen eischen
voor de toekenning van een diploma. Een diploma mag toch ook hier niet
zijn een papieren-reclame, daar de bezitter direct door de mand valt bij
ondeugdelijkheid en hij zelf niet het minste daarmee gefopt wordt.)
Bij de zware paarden werd nog wel gebruik gemaakt van machinale ijzers
en deze betrok de heer M. van de fabriek Hippos te Dordrecht. Voor de
lichtere paarden werden steeds handgesmede ijzers gebezigd, daar de patroons
niet tevreden waren over de lichtere ijzers van Hippos. Voor winterbeslag
werd uitsluitend gebruik gemaakt van schroefkalkoenen, vier in de achter-
ijzers en twee in de voorijzers. Als stafijzer werd staalijzer gebezigd dat
zeer goed voldeed, doch niet bijzonder geschikt is voor opbraden; dit werd
dan ook noch hier noch in eenige andere smederij gedaan en wel omdat
dit ook wegens de hooge arbeidsloonen geen voordeel zou opleveren. De
loonen bedragen 28 a 29 cfs. per uur. De a.s. smid komt als jongen tegen een
weekloon van f 1.50 in betrekking en klimt, naarmate hij vakkennis krijgt,
op. Bij deze patroons waren enkele knechts reeds 20 a 23 jaar werkzaam.
Wel een bewijs van een goede verstandhouding en waardeering beiderzijds.
De werkuren zijn overal gelijk geregeld en loepen van 's morgens 6 tot 12,
met een half uur schafttijd, en van half twee tot zeven, eveneens met een
half uur schafttijd.
* *
*
Hierna bezocht ik de N. V. Smederij voorheen D. Hogenbirk, Zijl-
straat 17. Deze zaak wordt gedreven door de twee directeuren, de gebroe-
ders Hogenbirk. Beiden zijn vaklui en hebben een diploma als hoefsmid
behaald aan den cursus welke in normale tyden doorloopend in Haarlem
wordt gegeven.
Het bedrijf is bijna uitsluitend hoefsmederij. Het is niet alleen de grootste in
Haarlem doch zij kan ook met de grootste zaak in ons land wedijveren. Volgens
mededeeling toch van een der directeuren worden dagelijks ± 50 paarden
beslagen. Ieder der beide directeuren heeft zijn eigen werkkring; beiden
nemen een werkzaam aandeel aan het beslaan van paarden doch ieder heeft
als het ware zijn eigen afdeeling, waartoe werkzaamheden buiten de eigen
smederij gelegen, een niet gering onderdeel vormen.
Hoefsmederij van de N.V. Gebr^ Hogenbirk te Haarlem.
1 en 2 de beide directeuren Hogenbirk; 3 A. Benink, plaatsvervangend chef;
i Haaze, gediplomeerd hoefsmid.
Behalve de beide firmanten is nog werkzaam een gediplomeerd hoefsmid,
die als militair hoefsmid heeft dienst [gedaan en als {zoodanig is^gepension-
neerd. Het overige personeel bestaat nog uit 12 man, die geen van allen
een cursus-opleiding hebben genoten, doch allen [aan de paarden werken
en ijzers maken.
De meeste der ondergelegde ijzers zijn handgesmeed; toch worden ook wel
machinale ijzers gebruikt. Vroeger werden deze betrokken uit de fabriek
van Helpman doch deze ijzers bevielen niet daar ze niet bodemnauw zijn
en daardoor te scherpe kanten hebben; bovendien waren de gaten vaak te
schraal. Ook de Hippos-ijzers waren beproefd doch hadden niet voldaan.
Momenteel in gebruik zijn de zoogenaamde B. A. ijzers, welke zeer nabij
handijzers komen en dan ook goed bevallen. Als regel geldt ook hier het
vlakke beslag; kalkoenen worden slechts bij uitzondering, en dan om een
bepaalde reden, gegeven.
Voor het winterbeslag worden hoofdzakelijk schroefkalkoenen gebruikt,
doch ook wel stiften (insteekkalkoenen).
De clientèle der hoefsmederij omvat o.a. de Rijtuigmaatschappij, de manege
met des zomers 50 paarden en des winters 25, de firma Gebr. van den
Berg (stalhouders), de Sierkan, verschillende groote en kleinere stalhouders,
en verder vele bedrijfs- en luxepaarden. Onder deze laatste categorie be-
hoort ook een groot aantal buiten Haarlem; zelfs worden de paarden van
enkele cavalerie-officieren door deze firma beslagen. Het luxe-beslag en het
beslag buiten de gemeente is hooger in prijs daar dit vaak stalbeslag is,
hiervoor fijn afgewerkte handijzers gebezigd worden en als regel dit beslag
door een der firmanten wordt ondergelegd.
Het gebouw, waarin het bedrijf wordt uitgeoefend, is gelegen in de Zijl-
straat, dicht bij de brug, welke naar den Overveenschen weg leidt. Dit is een
zeer druk punt en deze straat zal dus ook weinig of geen gelegenheid
bieden als goede monsterplaats.
Het voorste gedeelte der inrichting is bestemd als beslagplaats en hier
kunnen vele paarden tegelijk geholpen worden. Zij staan op een steenen
vloer en met het hoofd naar een blinden muur gekeerd. Daarachter is de
zeer ruime smederij (zie foto), welke prachtig bovenlicht ontvangt dooreen groot
glazen dak. Er wordt hier den geheelen dag aan vier vuren druk gewerkt.
Nog zij opgemerkt dat paarden met ziekelijke hoeven, die een bijzondere
behandeling bij het besnijden en passen noodig hebben, uitsluitend door de
patroons beslagen worden. Men verzekerde mij echter dat slechte hoeven
niet veelvuldig voorkomen, hetgeen dus op de credit-zijde van het beslag
en van het gebruik der paarden mag worden gezet.
Haarlem maakt, wat de bestrating betreft, een groot verschil met Amster-
dam. Waar toch in deze laatste gemeente veel asphaltbestrating voorkomt,
vindt men deze niet in Haarlem en zijn dus ook kurk en touwbeslag hier
niet zoo noodig; daar er echter veel stalhouderspaarden en luxebedrijf is,
komt het zoolbeslag veel in aanmerking.
De groote schaal, waarop bij de firma Hogenbirk het hoefbeslag wordt
uitgeoefend, en vooral de wijze waarop dit bedrijf gaandeweg is uitgebreid,
is zeker wel de hoofdoorzaak van het verdwijnen van verschillende kleinere
bedrijven. Ik klopte meermalen aan bij smeden die vroeger het hoefsmids-
vak uitoefenden en vond dan hun zaak gesloten, of teruggebracht tot zeer
bescheiden afmetingen waar nog slechts enkele paarden per week werden
beslagen en die dus op weg waren zich geheel te beperken tot de grof-
smederij.
Zoo vond ik o.a. een eertijds bloeiende hoefsmederij op het Houtplein
gesloten. Deze was omgebouwd in een garage voor automobielen; alleen de
ijzeren stangen, die buiten het huis uitstaken en nog deel uitmaakten van
de noodstallen daarbinnen, deden aan het vroegere bedrijf denken. Men
vertelde mij dat de vroegere eigenaar, de heer Kimman, zich op den
Wagenweg gevestigd had en hier een rijtuig-en automobielfabriek opgericht.
* , *
*
Een hoefsmederij met jong leven en energie was echter in dit stadsge-
deelte nieuw opgericht en wel door den heer Van de Vosse in de Korte
Houtstraat. Deze had als milicien de hoefsmidschool te Amersfoort bezocht
en aldaar een diploma verworven om zich daarna te Haarlem te vestigen.
De smederij is geheel een gemengd bedrijf doch de eigenaar zou zich het liefst
geheel en al aan het hoefsmidsvak wijden wanneer de clientèle zich daarvoor
genoegzaam uitbreidde. Dit was echter nog niet het geval, daar slechts on-
geveer 5 paarden per dag in beslag kwamen. De grofsmederij maakte nog
een belangrijk deel van de zaak uit; dat echter vooruitgang te bespeuren
was en de eigenaar hoopvol gestemd was voor de toekomst, bewees wel de
reeds ontworpen uitbreiding van de zaak, waardoor op grootere schaal zou
kunnen worden gewerkt. De patroon had een gediplomeerd hoefsmid als
knecht, die nu echter wegens dienstplicht was vervangen; bovendien was er
nog een halfwas leerjongen.
Deze vrij stille straat leent zich goed voor een hoefsmederij; ook de ligging
in de stad is daarvoor gunstig. Het gebouw zelf bevat vóór de beslagloods
en achter de smederij, waarin twee vuren. Van machinale ijzers wordt geen
gebruik gemaakt. De uit de hand gesmede ijzers worden vervaardigd van
Wilhelmina-kroon-vloeiijzer. Opbraden werd wegens het hooge werkloon niet
toegepast. Hier zijn ook alleen vlakke ijzers in gebruik en wordt uitsluitend
uit de hand beslagen. Wij wenschen dezen ilinken man voorspoed in zijn jonge
onderneming.
De enkele in de oude stad nog aanwezige zeer kleine bedrijven geven
geen aanleiding tot bijzondere opmerkingen, daar hun beteekenis voor het
hoefsmidsbedrijf daarvoor te gering is en de grofsmederij te veel hoofdzaak.
* *
*
Wat nu de buitenwijken betreft, zoo bevinden zich aan de overzijde van
het Spaarne nog enkele hoefsmederijen, waarvan ik een tweetal bezocht.
Dit stadsgedeelte behoort nog tot de oude stad en loopt tot aan de
Amsterdamsche poort, helaas de laatst overgeblevene stadspoort, die nog
aan den Spaanschen tijd herinnert. Dit gedeelte van Haarlem heeft ook ge-
heel zijn ouderwetsche aanzien nog behouden en een oudheidkenner kan
hier menig oud geveltje bewonderen.
De hoefsmederijen, welke in de Spaarnwouderstraat voorkomen, zijn niet
onbelangrijk en vinden hun werk hoofdzakelijk in materiaal van buiten, nl. uit
de dorpen Haarlemmerliede en Spaarnwoude, dus in het beslag van land-
bouwpaarden. Bovendien worden hier veel hitten beslagen, welke voor diverse
groente-, melk,- en broodwagens loopen en de Spaarnestad de verschillende
levensmiddelen toevoeren.
Het meest vooraan gelegen is de smederij van den heer P. van der
Klugt. Deze patroon doorliep een cursus te Haarlem en behaalde aldaar
een diploma. Hij werkt met drie knechts, die geen speciale opleiding als
hoefsmid genoten hebben. De smederij is ruim en biedt veel gelegenheid
voor gemengd bedrijf; op den hoek van een zijstraat gebouwd, zijn er twee
ingangen, waarvan die aan de hoofdstraat gelegen voor het publiek dient en
die aan de zijstraat voor de j^aarden bestemd is.
Hier is ook nog een overblijfsel van een noodstal te zien, sinds jaar en
dag echter buiten gebruik. Het beslag is uitsluitend uit de hand en ook
worden hier als regel alleen vlakke ijzers ondergelegd. Dit frappeerde mij
temeer daar de meeste hier in beslag zijnde paarden van het platte land
komen, waar over het algemeen de conservatieve zucht tot behoud van kal-
koenen nog lang niet verdrongen is. Het mag dus een gelukkig verschijnsel
Smederij van P. van der K I u g t te Haarlem.
(De eigenaar-chef staat op den voorgrond der afbeelding).
heeten dat de moderne begrippen van het hoefbeslag door de paarden-
houders in die plattelandsgemeenten worden gerespecteerd.
De smederij zelf bevat twee vuren, is goed verlicht en sluit aan bij de
beslagplaats waar ruimte is om meerdere paarden tegelijk te kunnen beslaan.
Van machinale ijzers wordt geen gebruik gemaakt. Wel werden mij deze
vertoond, doch zij waren werkelijk slecht, zoodat het geen wonder was dat
de patroon die ijzers ongeschikt verklaarde. Het scheen hem echter te hebben
afgeschrikt om ook te trachten goede machinale ijzers te bekomen, die
waarlijk wel in den handel zijn. Alles was dus handwerk en wol van staal-
vloeiijzer dat goed beviel, doch ook hier werden de oude ijzers niet meer
„gebradenquot;.
De beslagprijzen en werkloonen waren uniform met die aangenomen door
den bond. Het aantal paarden, dat wekelijks in beslag komt, loopt tusschen
40 en 50, waaronder vele hitten gerekend zijn.
De tweede smederij in de Spaarnwouderstraat is die der heeren Griffioen
en Schoonhoven, ook een flink gemengd bedrijf, door beide compagnons
daar uitgeoefend, bijgestaan door een knecht. De heer Schoonhoven, die
mij zijne Smederij liet zien, had geen cursus in hoefbeslag gevolgd; hij ver-
telde mij ongeveer 200 paarden in beslag te hebben. Evenals de vorige
smederij had ook de zijne de meeste klanten in de buitengemeenten. Smederij
en beslagloods zijn beide aan de straat gelegen, de smederij vóór, de beslag-
loods achter. De smederij bevat twee vuren en biedt veel ruimte aan, ook
voor het grofsmidswerk. De beslagloods hierachter heeft een steenen vloer
en ruimte voor meerdere paarden. Deze patroons maken wel gebruik van
machinaal beslag en betrekken hunne ijzers uit de fabriek van Hippos,
waarover zij tevreden waren. Overigens werd het beslag op gelijke wijze
uitgeoefend als bij den heer v. d. Klugt; prijzen, werkuren, werkloonen
zijn hier overal gelijk.
* ,
*
Hiermede besloot ik mijne bezoeken hoewel er nog enkele aan toegevoegd
hadden kunnen worden, doch deze zouden hoogstwaarschijnlijk geen nieuwe
lichtpunten hebben opgeleverd noch de algemeene indruk over het hoefbeslag
te Haarlem gewijzigd hebben.
Mijn algemeene indruk was dan ook verre van ongunstig, en ik meen
te kunnen zeggen dat er te Haarlem vele bekwame vaklui zijn die het
hoefbeslag op een goed peil houden en door onderlinge samenwerking ook
hunne maatschappelijke belangen behartigen.
Nog meer dan in gewone tijden is momenteel aansluiting van patroons
aan te bevelen, de abnormaal hooge prijzen toch van ijzer, kolen, gereed-
schappen e. a. eischen voor elke gemeente een vaste afspraak, die telkens
herzien kan worden wanneer de omstandigheden dit billijken. Hierdoor wordt
oneerlijke concurrentie tegengegaan, de patroon bedingt een behoorlijk loon
voor zijn arbeid en het publiek is er mede gebaat daar het zoodoende
met m de handen valt van hen die onder de markt werken en,quot;zooals van-
zelf spreekt, minderwaardig werk afleveren. Maar bovenal ligt ineensmeden-
bond ook het groote voordeel dat de patroons elkander meer ontmoeten,
elkander leeren kennen en waardeeren en naast de finantieele vakbelangen
ook de praktijk van het vak bespreken, waardoor de belangstelling in het
vak verhoogd wordt en dus het hoefbeslag direct gebaat is.
EENIGE MEDEDEELINGEN
OMTRENT DE MILITAIRE HOEFSMIDSCHOOL TE AMERSFOORT,
DOOR
Dr. Gallandat Huet, Kapt, Paardenarts,
Op 1 November 1.1, was het 30 jaar geleden dat de militaire hoefsmid-
school te Amersfoort werd geplaatst. Deze dag is door de tijdsomstandigheden
niet op eenigerlei feestelijke wijze herdacht, en mede doordat de verbouwing van
de smederij en beslagloods door de tijdelijke beperkte ruimte groote eischen
stelde aan personeel en leerlingen en doordat het groote aantal paarden, dat
in beslag was, allen beschikbaren tijd opvorderde.
De verbouwing en de nieuwe aanbouw zijn nu gereed en wanneer ook de
inrichting, de meubileering, klaar is, gaat de hoefsmidschool als het ware
een nieuw tijdperk in. Op 1 Februari e.k. moet het geheel worden opgeleverd.
Bij de vestiging te Amersfoort was als paardenarts werkzaam de latere
Lt. Kolonel Moubis en als baas de heer Kamerbeek; deze beiden
waren ook te Venlo in gelijke betrekking werkzaam en bleven hunne functie
te Amersfoort vervullen tot 1897. Toen nam de thans als legerpaardenarts
dienende majoor Frederikse de plaats van den heer Moubis in, terwijl
Kamerbeek werd opgevolgd door den heer Larmené.
In 1909 volgde kapitein F, Laméris majoor Frederikse op, in 1910 de
heer Scholten Larmené, terwijl in 1913 schrijver dezes als paardenarts
den kapitein Laméris verving.
Als onderbazen waren gedurende deze dertig jaar werkzaam de heeren:
Goes, Grothuis, van Wigge, Besters, Doorschot, Marks, Blokker en Tetenburg.
Sinds 1914 zijn deze laatste drie, thans werkzaam zijnde functionarissen,
bevorderd tot opperwachtmeester-hulpinstructeur en de heer Scholten tot
adjudant-onderofficier-instructeur.
* *
•fquot;
In het afgeloopen jaar 1916 werden door de leerlingen vierkant beslagen
3779 paarden. Het minste aantal hiervan in de maand April nl. 269, het
grootste aantal in de maanden September en October en wel respectievelijk
379 en 413. Hierbij zijn niet de officierspaarden gerekend, daar deze door
de instructeurs worden beslagen.
Bij deze 3779 paarden werd het volgende afwijkende beslag ondergelegd:
108 balkijzers, 64 balkijzers met lederen zolen, 6 balkijzers met kunstmatigen
draagrand van kunsthoorn, 4 balkijzers met 2 zijlippen voor ossenhoeven en
hierbij plaatjes met houtschroefjes, 6 balkijzers met twee zijlippen voor
knolhoeven, 12 balkijzers met schroefkalkoenen en 23 verbandijzers, terwijl
vervolgens 16 paarden werden beslagen met lederen randen, 66 met verdikte
takken, 79 met klapijzers, 32 met klapstrijkijzers, 18 met strijkijzers, 17
met toonstrijkijzers, 12 met gewrichtsijzers, 24 met verbreeden buitentak
voor verbeend hoefkraakbeen, 7 met pantoffelijzers, 8 met ijzers van Defays,
6 met halvemaanvormige ijzers, 37 met kalkoenen wegens spatkreupelheid,
24 met gummizoolbeslag, 7 met kurkbeslag en 37 met jachtbeslag.
Bovendien werden besneden en beslagen 570 doode voeten.
-ocr page 18-Het aantal gemaakte hoefijzers heeft de '20.000 overschreden, ruim
hiervan is vervaardigd uit masten, dus door opbraden; de rest uit stafijzer.
Op 1 Januari 1916 waren in opleiding 13 vrijwilligers, 24 miliciens en
3 burgerleerlingen.
In den loop van het jaar zijn ter opleiding aangekomen 4 vrijwilligers ;
één is gestorven, 1 naar Indië vertrokken, 1 is weggezonden wegens onvol-
doenden aanleg en 4 zijn geëxamineerd en bij het veldleger ingedeeld.
Op 1 Januari 1917 zijn dus in opleiding 10 vrijwilligers, waarvan 4 be-
hooren tot de cavalerie en 6 tot de Bereden Artillerie. Er zijn in het geheel
20 plaatsen opengesteld voor vrijwilligers, zoodat maar 50 »/q hiervan is be-
zet en er nog 7 cavaleristen en 3 Bereden artilleristen kunnen worden ge-
plaatst. Dit tekort en de weinige lust voor een verbintenis is gelegen in
de slechte vooruitzichten, d. w. z. om spoedig in de verdiensten te komen.
Komt een leerling-vrijwilliger, na bij zijn wapen volledig te zijn afge-
richt, op circa 20-jarigen leeftijd op de Hoefsmidschool, dan duurt zijn
opleiding 2 ä 3 jaar. Hij is dus 23 jaar wanneer zijn opleiding is afge-
loopen, doch nu moet hij bij het leger afwachten totdat er een plaats
als smid open komt. Het verloop van hoefsmeden is zeer gering door den
langen diensttijd welken zij moeten doormaken om recht op een eenigszins
dragelijk pensioen te doen gelden. Nu duurt het gemiddeld wel 2 ä 3 jaar
voordat er een plaats open komt voor den wachtende, zoodat deze op zijn
vlugst een aanstelling tot hoefsmid krijgt op 26 jaar. Dit alles nu ziende
en wetende schrikt het af tot het aangaan van een vrijwillige verbintenis
als hoefsmidsleerling en zal het legerbestuur de vooruitzichten voor de
hoefsmeden gunstiger moeten maken om van een voldoende aanvulling ver-
zekerd te zijn.
Het aantal milicien-leerlingen was dit jaar zeer groot, door tusschentijdsche
opleiding van lichtingen welke in het eerste jaar der mobilisatie niet was
geschied. Er waren doorloopend tot 23 milicien-leerlingen aan het werk.
Het aantal burgerleerlingen was kleiner dan gewoonlijk, hetgeen zijn reden
vindt in de algemeene dienstplicht en de opkomst van den landstorm waar-
door weinigen gelegenheid vinden zes maanden hieraan te ontkomen.
Op 1 Januari 1917 waren aanwezig 10 vrijwilligers, 22 miliciens en
•2 burgers, terwijl eerstdaags nog een lichting van 9 miliciens daarbij komt.
In het afgeloopen jaar hebben examen afgelegd en daarbij voldaan, zoodat
een diploma is uitgereikt kunnen worden aan :
de vrijwilligers: A. A. de Vink 3e R. V. A. (woonplaats Oegstgeest),
W. A. van der jMeijde 4e R. H. (w. Amsterdam), J. Hamstra, 3e E. H.
(w. Leeuwarden) en Th. L. J. Keijzer 2e R. H. (w. Venlo).
de miliciens : P. J. Vermunt 2e R. H. (w. Terheyden), C. M. Sluijs 3eR. H.
(w. Haastrecht), M. de Jong 3e R. Vesting-Art. (w. Oostdongeradeel), J. Draaisma
3e R. Vesting-Art., (w. Franeker), W. Panhuis 4e R. H. (w. Wageningen),
D. Schoorl 2e R. V. A. (w. Koegras, gem. den Helder), J. Eikhout 4e R. V. A.
(w. Gilze-Rijen), J. Schellekens 3e R. V. A. (w. Zevenbergen), Th. Lap
K. R. A. (w. Arnhem), J. S. Lenting 3e R. V. A. (w. Ouddorp), M. van den
n
Berk 3e ß. V. A. (w. Stratum), J. Bartels Be R. V. A. (w. Balgolj), M. Hoekstra
3e R. V.A. (w. Imsum), J, B. de Smet 2e R. H. (w. Oostburg), P. Horst
le Rt. Inf. (w. Eelde), I. te Külve ICe R. Inf. (w. Eemnes), J. Nagelhout
2()e R. I. (w. Hattum), G. Maring Res. Bat. I. (w. Zeerijp), J. Althof Res.
Bat. I (w. Oosterwijtwerd), J. Wiersum Res. Bat. I (w. Eenrum), K.C.Bos
Res. Bat. V (w. Bodegraven), S. Bolhuis lie R. I. (w. Eelde), G. van Beek
2e R. H. (w. Nijmegen), W. H. Rolffs 2e R. H. (w. SprangN.-Br.), J.Klein
Theije 4e R. H. (w. Deventer), S. Heringa 4e R. H. (w. Kortezwaag),
K. Gorter 12e RI. (w. Usquert), A. M. Colsters 2e R.I. (w. Middelbeers),
H. J. Haartsen 14e R. I. (w. Oostburg), C. A. van Iperenburg 16e R. I.
(w. Leusden), W. Roskam 16e R. I. (w. Breukelen), G. H. Klein Nibbelink
Se R. I. (w. Bredevoort), B. van Kampen 8e R. I. (w. Ambt-Doetinchem),
J. J. Burgers lie R. I. (w. Wijchen), M. Koevits 3e R. V. A. (w. Uden),
G. M. Burgers 3e R. V. A. (w. Wijchen),
en de burgerleerlingen : R. Trip uit Gasselte, W. Mijnbeek uit Barneveld
en J. H. Herberts uit Hummelo. Totaal 43 gediplomeerden in 1916, waarvan
39 na demobilisatie dus als hoefsmid over het land verspreid worden.
(De vrijwilligers doen examen doch hnn wordt geen diploma uitgereikt).
Mijnheer de Bedacteur!
In twee der vorige afleveringen van het Maandblad „De Hoefsmidquot; vonden
de lexers eene interessante beschrijving over het hoefbeslag in Amsterdam.
Menigeen zal zich verwonderd hebben over het groote personeel, 't welk
aan enkele der Hoefsmederijen aldaar verbonden is en het groote aantal
paarden dat door dit personeel beslagen wordt. Wat mij evenwel trof was
de mededeeling over een dezer Hoefsmederijen, met name die van den
heer Evers, n.1. dat de eigenaar de Hoefsmidschool te Dresden had bezocht en
ook een cursus in hoefbeslag aan 's Rijks Veeartsenijschool te Utrecht
volgde en door deze deugdelijke ontwikkeling wel geacht kan worden de
geschikte persoon te zijn om hier als bedrijfsleider op te treden.
Van een bezoeken der Hoefsmidschool te Dresden te spreken is in zoo-
verre slechts mogelijk dat genoemde heer misschien op eene Duitsche reis
deze school bezichtigd heeft, doch door zulk een min of meer vluchtig bezoek
zal men toch niet mede deugdelijk ontwikkeld worden en bijgevolg de door
den heer Dr. Gallandat Huet aangevoerde ontwikkeling, zooverre hiervoor
eene speciale Leerinrichting in aanmerking komt, uitsluitend aan eene
Cursusopleiding in hoefbeslag aan de Rijksveeartsenijschool te Utrecht te
danken zijn, aangezien de heer Evers aan de Hoefsmidsschool te Dresden
nooit een. hoefbeslagcuräus heeft gevolgd.
Van de hoefsmeden te Amsterdam, wiens inrichtingen door den heer
Dr. G. H. in afl. 10 en afl. 11 jaargang 1916 beschreven worden, is er
slechts één die eene opleiding aan de Koninklijke Leersmederij te Dresden
genoten heeft, n.1. de heer F. Falkenhagen Jr.
U Mijnheer de Redacteur beleefd dankend voor de verleende plaatsruimte.
Hoogachtend,
Ulrecht, Tgt;ec. Idiö.nbsp;F r i t s S t e d i n g.
-ocr page 20-In antwoord op het ingezonden stuk van den heer Prits Steding verklaar
ik dat de in de afleveringen 10 en 11 van den vorigen jaargang genoemde
cijfers, zoowel wat betreft het aantal paarden in beslag als wel het aantal
knechts werkzaam in de verschillende beschreven smederijen, volkomen
weergegeven is zooals dit mij door de eigenaren dier smederijen werd
medegedeeld. Mochten deze cijfers dus overdreven zijn opgegeven, zoo dragen
de genoemde bedrijfsleiders hiervoor de verantwoording, daar ik deze te
goeder trouw heb genoteerd en het nooit mijne bedoeling mag zijn te
trachten deze te controleeren.
Wat de heer Evers betreft, deze deelde mij bij mijn bezoek, waarbij
collega Staven tegenwoordig was, mede, dat hij de Hoefsmidschool te Dresden
bezocht had. Het was ondubbelzinnig of hiermede werd de opleiding aldaar
bedoeld. Nadat het artikel geplaatst was, kreeg ik inzage van een officiëele
opgave van Nederlanders, welke die onderwijsinrichting te Dresden hadden
gevolgd. Hierbij was de naam Evers niet vermeld, zoodat ik de gevolg-
trekking moet maken dat de heer Evers enkel een bezoek aan die school
heeft gebracht.
A'foort, Jan. '17.nbsp;q g
—nbsp;De 3e tweejarige cursus in hoefbeslag te Appingedam, met
rijkssubsidie uitgaande van de afdeeling Appingedam e.0., van den Bond
van Smedenpatroons, is 2 December j.1, geopend met 8 leerlingen, n.1 :
M. Alkema te Woltersum, B. Brouwer te Godlinze, E. Dennebos te 't Zandt,
P. Doornbos te Aduard, E. v. d. Molen en M. Eitsema te Uithuizen, J. Olden-
huis te Bierum en J. Nederhoed te Groningen.
De cursus staat onder leiding van den heer H. A. Kroes, leeraar aan
de Middelbare Landbouwschool te Groningen, voor de praktijk bijgestaan
door den heer M. Eitsema, gediplomeerd onderwijzer in praktisch hoef-
beslag te Appingedam.
—nbsp;Friesland. De Bond van Smedenpatroons in deze provincie publiceerde
het volgende hoefbeslag-tarief: paarden en hitten, 4 nieuwe ijzers (gewoon
beslag) f 2.50; verleggen van idem f 1.50.
—nbsp;utreclxt. Het jaarlijksche examen voor „onderwijzer in praktisch hoef-
beslagquot; vindt plaats op 25, 26 en 27 Januari a.s.
De Januari-afl. van DerHufschmied bevat:
1». Het instituut vom- lioefkunde en de hoefsmidsdiool der KoninUijk-Hon-
gaarsche Diergeneeskundige Hoogeschool te Budapest, door Dr. Guoth.
Het gebouw bestaat uit leslokalen, beslagplaats en smederij.
Aan het slot der beschrijving wordt het volgende opgemerkt: De inrich-
ting dient in de eerste plaats voor de practische vorming der studenten. Deze
ontvangen gedurende een half jaar wekelijks 5 uur theoretisch onderricht en
gedurende een jaar wekelijks 5 uur les in de practijk. Bovendien wordt aan
de inrichting voor a.s. militaire hoefsmeden ieder half jaar een cursus ge-
geven en voor a.s. meesters-hoefsmeden van het leger een cursus van Vj^
jaar. De directeur van tet Instituut, waaraan ook 3 assistenten van de
Hoogeschool en een onderwijzer-hoefsmid zijn verbonden, is met de leiding
dier beide'cursussen belast.
Zoo er zich voldoende candidaten aanmelden wordt er van tijd tot tijd
mede een cursus gehouden voor burger-hoefsmeden, die daarna den titel van
geëxamineerd hoefsmid mogen voeren, als zij het hiervoor vereischte examen
met goed gevolg hebben afgelegd.
2®. De stootbrekende inrichting van den hoef, een vingerwijzing van de
natuur voor de uitvoering van het hoefbeslag. Prof. Dr. M. L u n g w i t z
vestigt in dit artikel nog eens duidelijk de aandacht op de groote beteekenis
van den zeldzaam gunstigen bouw van den hoef en zegt: „de geheele hoef
en al zijn deelen zijn door de natuur op het breken van den stoot ingericht.quot;
3°. Persoverzicht-, 4». Personalia.
5®. Korte mededeelingen, waarin o.a. de kennisgeving van de Vereen, van
Smedenpatroons in Neurenberg en Eürth dat voortaan voor 8 hoefijzers
12 a 14 mark zal worden berekend en voor het winterbeslag met alle
toebehooren (stoot- en kalkoenen) 'van 24 tot 26 mark voor lichtere-, en
26 tot 28 mark voor zwaardere paarden, terwijl de rekeningen uiterlijk met
een maand na de levering moeten worden betaald. (Hieruit blijkt duidelijk
dat de arbeidersbonen zeer zijn gestegen en dat het voedsel zeer hoog in
prijs moet zijn in Duitschland. Eed. „De Hoefsmidquot;).
der Vereeniging van Rüks-Hoefsmidonderwyzers in Nederland
op Zaterdag 27 Januari 1917, in het Hôtel „De l'Europequot;
te Utrccht, 's namiddags te 2 uur.
Agenda.
1®. Opening door den Voorzitter.
2®. Lezing der Notulen van de vorige vergadering.
3®. Ingekomen stukken.
4®. Verslag v/d. Commissie tot nazien der rekening en ver-
antwoording van den Penningmeester,
•ö®. Verbetering der Hoefbeslag-cursussen, in te leiden door
Dr. Kroon.
6®. Vragen en Mededeelingen.
M. Rit sema. Voorzitter, Appingedam.
H. V. Waasbergen, Secretaris, Oud-Beierland.
Kleine Advertenties,
in zake vraag of aanbod van
dienstpersoneel, het smidsvak
betreffende, worden van onze
abonné's gratis in „De Hoef-
smidquot; opgenomen.
goed bekend met hoefbeslag, tegen lioog loon,
H. J. BREUKINK, gedipl. Hoefsmid, Lochem.
verkrijgbaar in de c hemic al iën-
en drogerijen-handel van
K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,
te Dordrecht.
Prijsopgave op aanvrage.
Voor irjï. Veeartsen uitgebreide
prijscourant gaarne gratis beschikbaar.
S. C. lïl. BAX. 2, 4 en 6 Jufferstraat. ROTTERDAM.
Specialiteit in Artilcelen voor HOEFBESLAG.
Meest uitgebreide sopteering prima blanke
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fijne Nagels voor Renpaarden enr.
— Billijke prijzen. —
fÉpiii-idres
m jiiilersli'iiiil
fiflilerilaiii.
IllleitOllllllllllilill
NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN
voordcclis, sciiiakUcli.jk iii ji^ohniik. — Kunnen niet loslaten.
Jfeik „üexterquot;, Merk „PaciRcquot;,
met flink hiebt uk. met ztvaar hielstuk.
Open Jiolcii uit óéii stuk kumien
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer lüllijk,
voorradig in 11 maten van 4j\r tot (ij
Eng. dni., uiterste Ijreedte buitenkant
ijzers gemeten.
geheel Caoutchouc
uit één stuk met
zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van
tot 7,quot;„-Eng.dm
uitei-ste lireedte buitenkant ijzers gein.
„llfimbler ,
in witte en (ji'ijze
Caoutchouc,
op ledei' opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van
tot GJ Eng. dm.
Gemaakte Hoefijzers,
Rits- en Stampmodel,
uitsluitend beste
kwaliteit ijzer;
in 9 maten voorradig.
Stryki'iiigeu
met riempje.
lloef-
raudcii
Kunsthoorn.
Ijs- of Scherpnagels
in 12 soorten.
Opruimers voor
Schroefgaten.
Las- of Welbladen en
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.
Schroeven en Stiften
in alle modellen;
tijdige bestelling
gewenscht.
Touwijzers in
verschillende maten.
W^ Men lette op het echte merk S T met kroon.
-ocr page 23-HET BESLAAN VAN LASTIGE PAAHDEN.
In de September aflevering 19i6 van „De Hoefsmidquot; komt een artikel
voor over het beslaan van lastige paarden. Dit artikel is m.i. van zeer
groot belang voor een ieder die met het edele paard omgaat en de wenken
in dit artikel vervat dienen nauwgezet te worden overdacht en opgevolgd.
Terecht wordt opgemerkt, dat in het leger betrekkelijk hoogst zelden,
voor het beslaan van paarden, zeer bijzondere maatregelen moeten worden
genomen. Toch loopt bij een eerste beslag niet altijd alles rustig van stapel
en kost het somtijds veel moeite en zorgen om het jonge paard goed de
ijzers onder te krijgen, terwijl het gevaar voor verwonding van den hoefsmid
of den helper lang niet denkbeeldig is. Gedurende de vele jaren dat ik
belast geweest ben met de dressuur van jonge paarden bij de Veld-Ar-
tillerie, kwam het nog al eens voor dat mijn meening door den smid ge-
vraagd werd omtrent het beslaan van een lastig paard. Steeds heb ik
mij dan gaarne daarmede bemoeid, en al de bestaande middelen beoordeeld
en toegepast, waarbij steeds de gedachte voorzat om ongelukken voor mensch
en dier te voorkomen. Onder verwijzing naar bovengenoemd artikel in
„De Hoefsmidquot;, volge hieronder een middel voor het beslaan van lastige
paarden, welk middel steeds tot het doel geleid heeft.
De hulpmiddelen, welke daarbij gebruikt worden,
zijn: een kluister, van een bepaalden vorm en van
bepaalde afmetingen, en een fouragestrik, zooals die bij
het leger gebruikt wordt.
De kluister bestaat uit een leeren riem, L: 37 cM.,
B: 33 mM. en D: 4 mM. De breedte van den riem
is zoo gering om het paard zoo min mogelijk te
hinderen bij het opnemen vau het been en het buigen
van het koot-, kroon- en hoefgewricht.
Aan het eene uiteinde, iets breeder uitloopend en
recht -afgesneden, is een kap met gesp genaaid. Aan
het andere einde, iets puntig afgesneden, zijn 6 gaten
gemaakt, waarvan het 1ste gat zich op 7 cM. en het
laatste gat zich op 22 cM. van de punt bevindt.
Aan de onderzijde van den riem is vastgenaaid een
reep vilt, beginnende bij het recht afgesneden ge-
deelte van den riem. Dit vilt is L. 24 cM. en D. 5
'quot;iM./s/./V
terwijl de breedte overeenkomt met de breedte van den riem of een
mM.,
zeer weinig breeder. Het vastgenaaide gedeelte strekt zich uit vanaf den
bovenkant, tot op ongeveer 15 ciVI. op den riem, zoodat nog een los stukje
vilt overblijft.
Over het stooteinde van den riem komt een lossen ijzeren ring van den
vorm van onderstaande figuur De afmetingen zijn daarin ook aangegeven.
Over het gebogen gedeelte moet de ring goed rond worden bij gewerkt,
zoodat het touw van de fouragestrik er gemakkelijk doorheen glijdt.
De kluister, met de gesp buitenwaarts, wordt op handige wijze om de
koot van het achterbeen gedaan, dat be-
slagen moet worden, terwijl daarbij het
ronde gedeelte van den ring naar voren
komt.
Het eene einde van de fouragestrik
wordt met een ruime lus om den neus
van het paard en aan het halster of dennbsp;JM!'é 13 m M
ring van een hapfoom bevestigd. Ten einde
het dichthalen van de lus te voorkomen,
wordt gebruik gemaakt van een bijzon-
deren knoop, genaamd paalsteek, hieronder afgebeeld. (Bij het vastmaken van
een touw om den hals van het paard is deze strik zeer .aan te bevelen, daar
ze nooit kan dichttrekken).
Het touw gaat tusschen de voorbeenen door en wordt gestoken van binnen
iiaar buiten door den ring van de kluister. Daarna wordt
het touw doorgetrokken en een helper, naast den schouder
van het paard, houdt in de volle hand (of handen ( het
touw vast, zoodanig, dat bij een ruk door het achterbeen,
het touw. gemakkelijk door de hand kan glijden. Hieraan
moet altijd gedacht worden (Tm verwondingen van de hand
te voorkomen. Door den helper wordt het touw steeds
zacht gespannen gehouden.
Langzamerhand moet het paard nu tot het begrip ge-
bracht worden, dat ieder verzet met het achterbeen,
onm-iddellijk op den neus pijnlijk inwerkt en indien dit
na eenige kalme behandeling gelukt, zal het paard zijn
verzet grootendeels opgeven en de hoefsmid kan met gerustheid den
hoef besnijden en beslaan. De helper naast den schouder, heeft steeds zijn
volle aandacht op het achterbeen gevestigd, en door bijtijds stevig vast te
houden, zoo noodig met een handschoen aan, breekt hij iederen slag achter-
waarts, waardoor de smid geen gevaar loopt te worden getroffen.
Indien de helper een handig persoon is, met oordeel te werk gaat en
weet te geven en te nemen, zal hij ieder paard al zeer spoedig tot kalmte
brengen en gewillig zijn voet laten opnemen. Gedurende de werkzaamheden
van den smid aan den hoef, kan, naar het oordeel van den helper, het touw
min of meer ontspannen worden, om het hoofd van het paard meer vrijheid
te geven.
.Bij deze behandeling van het paard is geen kracht noodig, zelfs niet
gewenseht, doch het beleid is hier de hoofdzaak.
Deze methode kan ook met voordeel aangewend worden bij het beslaan
der voorbeenen. Door het achterbeen iets naar voren te brengen, zoodat
het paard er slechts even op rust, wordt het voor het dier onmogelijk zijn
voorhand te verheffen.nbsp;C. G. P.
DE BEERVOETIGHEID.
Telkens kan men opmerken dat bij het beslaan van paarden met beer-
voetigen stand, onoordeelkundige bewerkingen worden verricht. Een nadere
beschouwing in „De Hoefsmidquot; zal misschien ten goede kunnen komen aan
het paard, den eigenaar en ook aan den hoefsmid. Een beervoet vereischt
nog meer dan een normale voet, doelmatig besnijden en onderleggen, omdat
bij dezen stand pezen en banden meer hebben te verduren. Een verkeerde
bewerking zal niet zoo spoedig plaats hebben, wanneer er steeds door of
onder leiding van bekwame vakmannen wordt gewerkt, doch bij het gebrek
dat er op 't oogenblik is aan geschoolde werkkrachten, zijn de hoefsmids-
leerlingen in de particuliere werkplaatsen, veelal op hun eigen goed of slecht
oordeel aangewezen, wat niet altijd bevorderlijk is aan een rationeel beslag.
Zoo ziet men in het eene geval hooge kalkoenen aangebracht en in het
andere de hooge verzenen meer dan gevvenscht ingekort, of den toon te lang
gelaten. Ook worden wel abnormaal lange ijzers ondergelegd. Wanneer men
al deze verschillende bewerkingen ziet bij den zelfden stand, denkt men
onwillekeurig, dat er gewerkt wordt zonder overleg en er veelal naar geraden
wordt, welke bewerking goed zal zijn.
Als regel zien wij bij gestrekten stand vóór, bij hol in de knieën, bij
weeke kootstelling, en achter bij stand onder zich, bij sabelbeenen, bij weeke
kootstelling of diep doortredend, het kootbeen bij de belasting sterk naar
achteren en onderen doorbuigen. Het gevolg er van is: een hoef met langen
toon, die een scherpen hoek maakt met den bodem, lage verzenen en een
sterk werkende hoefmechanisme. Bij den beervoet zien wij ook een diep
doorbuigen van het kootbeen, doch een geheel anderen hoefvorm, n.1. een
korten toon die een stompen hoek maakt met den bodem en hooge verzenen,
dus juist het tegenovergestelde.
Bij de belasting van den beervoet heeft er een sterke scharniering plaats
in bet kroon- en kootgewricht, in enkele gevallen zoo sterk, dat de vetlok
op den bodem komt. Nu zou men bij zulk een voet een sterk werkend hoef-
mechanisme verwachten, maar de schuringskringen van het afgenomen ijzer
zeggen ons het tegendeel. Beschouwt men de kootbeen ge wrichtsvlakten van
een beervoet eens nader, dan ziet men dat deze aan de kroongewrichtszijde
meer schuin naar onderen is gelegen en aan den anderen kant meer schuin
naar boven. De gewrichtsvlakte van het hoefbeen is ook anders dan bij een
normalen hoef of bij een voet met langen toon en lage verzenen; zij helt
minder naar achteren af. Bij de belasting zal dus het kroonbeen niet zoo ver
naar achteren en onderen worden bevs^ogen en de leuning van deze minder
druk tegen de zijdelingsche hoefkraakbeenderen uitoefenen, met het gevolg
dat er minder uitzetting aan den kroonrand plaats heeft. Doordat het hoef-
been steiler staat en de gewrichtsvlakte minder naar achteren afhelt, zal bij
de belasting de druk meer op de voorste helft van het hoefbeen vallen; ook
het straalbeen zal minder druk op de steunsels óverbrengen. Het gevolg er
van is, dat de zool niet zooveel vlakker wordt gesteld en de verzendraagrand
minder uitzet.
Bij de ontlasting rolt als het ware het lichaamsgewicht over den toon;
meestal zien wij ook een sterke afslijting van ijzer in het toongedeelte. Uit
een en ander blijkt, dat de beervoet geheel anders wordt belast dan de
voet met langen spitsen toon en lage verzenen, vandaar ook den geheel
anderen hoefvorm.
Voor den smid is het van minder belang te weten, wat de oorzaak is
van den abnormalen bouw der beenderen en de daaromheen gelegen banden,
ten gevolge van welke abnormale bouw de stompe hoefvorm ontstaat. Wel
is het van belang dat de smid de door deze afwijkingen zoo geworden hoef-
vorm, niet gaat veranderen door het laag snijden der verzenen, of dooreen
verkeerd beslag. Tracht de smid bij een volwassen paard met beervoetigen
stand verbetering te krijgen door laag snijden der verzenen, of door abnormaal
beslag, dan zal dit in den regel uitloopen op een nog vroeger versleten zijn,
van de toch al niet sterke beenen en helpt hij zulk een paard een paar
jaar eerder naar den slager. Bij jonge paarden is misschien nog iets t«
verbeteren door de verzenen te Üesnijden, of door een halvemaanijzer onder
te leggen, evenwel te sterk ingrijpen verdient geen aanbeveling.
Bij elk nieuw beslag de verzenen laten staan, is natuurlijk ook niet goed;
wanneer het ijzer aan de takken is afgesleten, kan men gerust aannemen
dat de verzenen te hoog zijn en deze wat lager maken. Kalkoenen zullen
als regel meer nadeel dan voordeel doen; de straal ontvangt dan minder
tegendruk van den bodem. Een heel lang ijzer zal ook weinig of geen nut
hebben, omdat de zwaarste belasting niet vooral op de achterste hoefhelft
valt, maar op den geheelen voet of meer op den toon. Gewoon vlak besnijden,
onder aanwijzing der afslijting van het oude ijzer, is voor den beervoet de
aangewezen weg en bij sterke slijting van het ijzer in den toon een stuk
staal plat oplasschen.
Utrecht.nbsp;d tt „ „ „ „
-H. V O s s e r s.
MILITAIRE HOEFSMIDSCHOOL TE AMERSFOORT.
Op 23 Januari jl. genoot de Hoefsmidschool de eer bezocht te worden
door H. M. de Koningin.
Het was juist 10 jaar geleden dat het vorige bezoek van H. M. had
plaats gehad. Door de verbouwing was nu een groote verandering gekomen
en ook het getal der leerlingen meer dan het dubbele van vroeger.
H. M. heeft door haar bezoek een indruk willen krijgen van de wijze der
opleiding en van de werkzaamheden.
Vooreerst werd bezocht het lokaal waar een 7-tal nieuw aangekomen
leerhngen bezig waren aan het besnijden van doode hoeven, het afnemen
van ijzers en het passen van ijzers; een veldsmidse met hand- en trapbe-
weging was in werking ten dienste van de laatstgenoemde bewerking.
Vervolgens werd het bureau en het schoollokaal bezocht waar op ver-
schillende tafels eeu uitstalling was gegeven van allerlei zaken op het hoef-
beslag betrekking hebbende.
Zoo was er eerst een afdeeling slecht beslag, dan een afdeeling oude
hoefijzers, vervolgens een uitgebreide collectie beslagen voeten, waarbij alle
soorten guttapercha beslag waren ondergelegd, alsmede de bekende inlegsels
voor ijs, sneeuw en asphalt in gebruik.
Een afdeeling model leger beslag, handwerk zoowel als machinale ijzers,
van de meeste Europeesche landen vormde een opzichzelfstaande militaire
afdeeling. Vervolgens werd een overzicht gegeven van alle soorten winter-
beslag en van de meest uiteenloopende afwijkende hoefijzers. In de lokali-
teiten werd een overzicht gegeven van het theoretisch onderwijs; talrijke
preparaten van hoeven en betreffende den inwendigeu bouw van den hoef
waren aanwezig, benevens modellen in papier-maché, hout, gips, alsmede
talrijke wandplaten betreffende gangen en standen, een complete ve-'zameling
hoefgereedschappen, oude en nieuwe leerboeken. Eenige kaarten met statis-
tische gegevens en vele foto's op de hoefsmidschool betrekking hebbende
verlevendigden verder de wanden.
Hierna werd de monsterbaan en de overdekte monsterplaats in oogen-
schouw genomen om vervolgens door de beslagloods te wandelen waarin
talrijke paarden de gewone hoefbewerkingen ondergingen.
In opvolging werd gadegeslagen het afnemen der ijzers, het bekappen,
het passen, het onderleggen en het dichtmaken der voeten. Tenslotte werd
de smederij betreden waar aan alle 22 vuren werd gewerkt en waar ook
de verschillende stadia werden nagegaan welke de bewerking van mast en
staf tot hoefijzer meebrengen.
H. M. stelde tal van vragen en liet zich zeer belangstellend inlichtingen
verstrekken over de opleiding der leerlingen en den gang der werkzaamheden.
* *
Op 1 Februari 1. 1. waren in opleiding: 5 vrijwilligers der Cavalerie,
7 vrijwilligers der Bereden Artillerie, 4 Miliciens de Cav., 24 Mil. der
Bereden Art., 8 Mil. der Infanterie en 2 burgers, totaal 50 leerlingen.
UITSLAG VAN HET EXAMEN VOOR AANSTAANDE ONDERWIJZERS
IN PRACTISCH HOEFBESLAG TE UTRECHT.
Verslag van de commissie belast met het toezicht op het
examen in theoretische en practische hoefkunde van de
deelnemers aan de in 1916 gehouden cursus voor opleiding
van onderwijzers in practisch hoefbeslag, verbonden aan
's Rijks Veeartsenijschool te Utrecht.
De commissie belast met het toezicht op het afnemen van het examen
van de deelnemers aan den in 1916 gehouden cursus voor opleiding van
onderwijzers in practisch hoefbeslag, verbonden aan 's Rijks Veeartsenijschool
te Utrecht, benoemd door den Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel,
bij besluit van 22 December 1916 N« 29325 Afdeeling, Directie van,den
Landbouw, heeft de eer Uwe Excellentie verslag te doen van het desbetref-
fende exanaen.
De Commissie van Toezicht hield op 27 December 1916, in vereeniging
met den leeraar van dezen cursus, den heer Dr. H. M. Kroon, en den onderwijzer,
den heer S. van Angeren, een vergadering, ten einde de grondslagen vast
te stellen, waarop bedoeld examen zou worden afgenomen. In deze vergadering
is mede een rooster opgemaakt voor het af te nemen examen, welke rooster
de goedkeuring van Uwe Excellentie heeft mogen verwerven. In genoemde
vergadering is het beginsel voor de beoordeeling der candidaten gehandhaafd
Van links naar rechts: G. J a c o b s te Budel, H. H a g e n te Steenwijk,
J. N. Meeuwsen te den Haag, B. E. Bevers te Hengelo, J. A. '
Tangelder te Duiven bij Arnhem, L. Go mm ans te Blerik.
dat ter bekoming van het eindcijfer voor iederen candidaat aan de punten
behaald in de rubrieken practische hoefkunde, tezamen een dubbele waarde
zou worden toegekend in verhouding tot die van theoretische hoefkunde,
alsmede dat een candidaat, die in practische hoefkunde geen voldoend cijfer
mocht verwerven, in geen geval in aanmerking zou komen voor het verkrij-^en
van een diploma als onderwijzer in practisch hoefbeslag.nbsp;^
Het examen vond plaats op 25, 26 en 27 Januari 1917.
Aangezien het lid der Commissie, de heer J. B. H. Moubis, wegens onge-
steldheid verhinderd was het examen bij te wonen, werd het plaatsvervangend
lid, de heer J. de Vries, daarvoor opgeroepen.
Allen die aan den cursus tot opleiding van onderwijzer in practisch hoef-
beslag aan 's Bijks Veeartsenijschool te Utrecht, aangevangen op 11 Februari
1916, hebben deelgenomen, hebben zich tot het afleggen van het examen
aangemeld en dit werkelijk afgelegd.
In overeenstemming met den door Uwe Excellentie goedgekeurden rooster
heeft het examen bestaan in een theoretisch en in een practisch gedeelte.
Het examen in theoretische hoefkunde werd in den namiddag van 25 Januari
van 2 — 5 uur afgenomen, aan iederen candidaat telkens een uur.
Het practisch gedeelte heeft voor iederen candidaat bestaan uit de vol-
gende onderdeelen :
]. Het beoordeelen van een paard met het oog op het besnijden van een
voorhoef hiervan en het besnijden van dezen voorhoef.
2. Het vervaardigen van een paar vöorijzers, waarvan één bestemd voor
dezen hoef.
B. Het beslaan van dezen hoef.
4.nbsp;Het maken van een model-ijzer, bestemd voor een hoef van af-
wijkenden vorm.
De werkzaamheden voor de drie eerste onderdeelen werden verricht in
den ochtend van 26 Januari, van 9 uur tot 12.30 uur.
De vervaardiging der onder 4 genoemde ijzers geschiedde in den namiddag
van 2—4 uur.
5.nbsp;Het besnijden van een abnormalen hoef.
6.nbsp;Het maken van een hoefijzer voor dezen 'hoef.
7.nbsp;Het beslaan van dezen hoef.
De onder 5, 6 en 7 genoemde onderdeelen werden verricht in den voor-
middag van 27 Januari van 9—11.30 uur.
Zoowel bij het beoordeelen van een paard als bij het maken van ijzers
werd de toewijzing telkens bij loting uitgemaakt.
Aan zes candidaten kon het diploma worden uitgereikt.
De geslaagden zijn in alphabetische volgorde: B. E. B e v e r s te Hengelo,
L. Gommanste Blerik, H. Hagen te Steenwijk, G.Jacobs teBudel,
J. N. M e e u w s e n te den Haag en J. A. T a n g e 1 d e r te Duiven bij
Arnhem.
Namens de Commissie:
A. W, H e i d e m a, voorzitter,
H. J. C. van L e n t, secretaris.
ALGEMEENE VERGADERING DER
VEREENIGING VAN ONDERWIJZERS IN PRACTISCH HOEFBESLAG,
gehouden 27 Januari 1917 te Utrecht.
De voorzitter, de heer M. Ritsema te Appingedam, opende de vergadering
met een korte toespraak, waarbij inzonderheid een woord van welkom werd
gericht tot de heeren Dr. K. H. M. van der Zande, inspecteur van het
Middelbaar Onderwijs, tot wiens afdeeling ook de Staatsbemoeiingen in zake
lt;3e opleiding der hoefsmeden berust, en Dr. H. M. Kroon, leeraar aan 's Rijks
Veeartsenijschool, die een inleiding zou houden over de verbetering in zake
de cursussen in hoefbeslag.
De secretaris, de heer H. van Waasbergen te Oud-Beijerland, las de notulen
der vorige vergadering, welke ongewijzigd werden goedgekeurd.
De penningmeester, de heer J. Ph. Huitink te Euurlo, die aan de beurt
van aftreding was, werd als zoodanig met 18 van de 19 uitgebrachte stem-
men herkozen.
De commissie, belast met het nazien van de rekening en verantwoording
van den penningmeester over 1916, bracht bij monde van den heer Bongaerts
te Maasniel verslag uit. De inkomsten bedroegen f 93.50, de uitgaven
f44.90, zoodat er een batig saldo was van f 48.60. De commissie had de be-
scheiden nagezien en in orde bevonden. Zij stelde voor om den penningmeester
dank te zeggen voor zijn gehouden beheer en de rekening en verantwoording
goed te keuren. Hiertoe werd besloten. Tot leden der commissie van kas-
naziening over 1917 werden benoemd de heeren Julicher te Svvalmen (L.),
Verhoeven te Schaik (N.-Br.) en Lengers te Baarn (U.).
Dr. Kroon gaf een kort historisch overzicht van de wijze waarop in
Nederland de cursussen in hoefbeslag zijn tot stand gekomen en ontwikkeld
en merkte op dat de hiermede verkregen resultaten van uiteenloopenden aard zijn
geweest. De meest voorkomende bezwaren, welke zich bij de inrichting der
cursussen voordeden, zijn hoofdzakelijk van drieërlei aard, nl. onvoldoende
bedrevenheid der toegelaten leerlingen, een niet altijd gelukkige keuze in
zake het onderwijzend personeel, onvoldoende lokalen voor het geven van
het onderricht, benevens onvoldoende leermiddelen.
Wat de vei-betering met betrekking tot die cursussen aangaat, spreekt
het vanzelf dat men moet trachten de ondervonden bezwaren tot kleinere
afmetingen te brengen, ja, zoo mogelijk geheel op te heffen. De ongelijke
eischen, op onderscheidene plaatsen gesteld, voor het toekennen van een
diploma of getuigschrift, geven nu en dan aanleiding tot ontevreden-
heid en onbillijkheid. Spr. meent dan ook, dat het zeer wenschelijk is te
achten, dat in die eischen bij de uiti-eiking dier diploma's eenheid moet
worden gebracht en dat het nut zou hebben een commissie van advies te
benoemen voor het verleenen van subsidie aan de verschillende cursussen
in hoefbeslag. Daarbij zou dan buiten beoordeeling blijven de opleiding der
militaire hoefsmeden en die voor onderwijzers in '^ractisch hoefbeslag.
Spr. zou wenschen, voor het verkrijgen van eenheid dier gestelde eischen,
dat er voor het geheele land één examen-commissie werd benoemd, bestaande
uit twee subcommissiën elk van 3 personen, benevens een algemeene voorzitter.
De subcommissie voor het theoretisch gedeelte zou kunnen bestaan uit twee
dierartsen en één hoefsmid, de subcommissie voor het practisch gedeelte uit
één dierarts en twee hoefsmeden. De voorzitter zou naar believen óf bij de
eene óf bij de andere subcommissie tegenwoordig kunnen zijn en zoo noodig
als plaatsvervangend e.xaminator kunnen invallen, terwijl de duur van het
examen, ingevolge het gelijktijdig examineeren door de subcommissies, slechts
over enkele dagen behoefde te loopen.
Het onderwijs dient te worden gegeven door personen die goed met de
hoefkunde op de hoogte zijn en een goede geschiktheid bezitten om hunne
kennis aan anderen mede te deelen. Er zijn thans 43 onderwijzers in prac-
tisch hoefbeslag, zoodat er ook meer en meer geschikt personeel voor het
practisch onderricht is verkregen. De tot een cursus toegelaten leerlingen
moeten voldoende voorbereidend onderwijs hebben gehad, — het aantal
leerlingen niet grooter zijn dan 8 a 10. De Geldersch-Overijselsche Maat-
schappij van Landbouw heeft reeds sedert geruimen tijd een zoodanige
commissie van advies voor de te houden cursussen, welke commissie tevens de
examens in het gebied dier Maatschappij afneemt.nbsp;^
Dr. van der Zande dankte den voorzitter voor het tot hem gesproken
woord van welkom en verklaarde met ingenomenheid de inleiding over de
verbetering der hoefbeslagcursussen en de hierop volgende besprekingen bij
te wonen. Verschillende punten, door den heer Kroon als wenschelijk aan-
geduid, zijn in den laatsten tijd reeds in toepassing gekomen. Het aantal
leerlingen is beperkt tot 8, het onderricht, in zake het practisch gedeelte
van het hoefbeslag, wordt meer en meer gegeven door onderwijzers in
practisch hoefbeslag. Het aanschaffen van eenige collecties leermiddelen,
die telkens in bruikleen kannen worden verstrekt, behoeft vermoedelijk niet
op practische bezwaren te stuiten. Het in het leven roepen van een centrale
examen-commissie zou voordeden hebben, doch anderzijds ook het bewaar
opleveren, dat het oordeel over de leerlingen niet altijd juister zal zijn dan
wanneer dit uitgesproken werd dooj hen, die zelf het onderwijs aan den
cursus hadden gegeven. Thans zijn de cursussen reeds alle loopende over
een tijdvak van 2 jaar. Het zal vermoedelijk het meest aanbevelenswaardig
zijn, dat de Vereeniging zich als zoodanig officieel tot de Regeering wendt
en Spr. zei gaarne zijn steun toe om dit vraagpunt zooveel mogelijk in goede
banen te leiden. Het instellen van eene centrale commissie van advies zou
wellicht op eenig bezwaar kunnen stuiten, daar men dan de bestaande
provinciale lichamen, welke thans van advies dienen, terzijde zoude moeten
stellen.
De voorzitter sprak zijn dank uit aan Dr. Kroon voor de gehouden
inleiding en aan Dr. van der Zande voor de welwillende toezegging van
steun, terwijl hij wees op de meermalen voorkomende moeilijkheid voor het
onderwijzend personeel om aan deelnemers vaneen gehouden cursus een diploma
of getuigschrift te onthouden, een bezwaar dat bij de instelling van een
centrale examen-commissie zou kunnen worden ondervangen. De grondslagen
voor het toekennen van een diploma zijn werkelijk te veel uiteenloopend.
De heer Leseman zou het nuttig achten als het onderwijzend personeel
van den cursus een rapport betreffende de deelnemers uitbracht aan de
examen-commissie, met welk rapport deze commissie dan eventueel rekening
zou kunnen houden.
De heer Luyten vestigde de aandacht op de wenschelijkheid, dat de smederij,
waar het examen eventueel zou worden afgenomen, minstens evengoed moest
zijn ingericht als die waar de cursus is gegeven.
De heer Rijpkema zou er veel voor gevoelen als het examen kon worden
afgenomen in de smederij waar de cursus was gegeven en vereenigde zich
overigens met het gevoelen van den heer Leseman.
Nadat de heer Inspecteur de vergadering had verlaten, werd de discussie
-ocr page 32-DOg eenigermate voortgezet, doch besloten in bovenvermelden trant een
verzoekschrift tot de regeering te richten. Daarna dankte de voorzitter de leden
voor hunne opkomst (de Ver. telt thans 37 leden en 4 begunstigers) en
sloot de vergadering, waarbij in uitzicht werd gesteld dat een volgend jaar
vermoedelijk de nieuwe keurig ingerichte hoefsmederij aan 's Rijks Veeartsenij-
school zou kunnen worden bezichtigd.
HET TOELATINGSEXAMEN VOOR DEN CURSUS TOT OPLEIDING
VAN ONDERWIJZERS IN PRACTISCH HOEFBESLAG AAN
, 's RIJKS VEEARTSENIJSCHOOL TE UTRECHT.
Dit toelatingsexamen werd gehouden op 30 en 31 Januari j.l. .Aange-
meld hadden zich 25 hoefsmeden, waarvan er 21 aan het examen deelnamen.
Zij waren als volgt over de provinciën verdeeld: Groningen 3, Eriesland 1,
Overijsel 3, Gelderland 6, N.-Holland 1, Z.-Holland 6, N.-Brabant 2, Limburg 3.
Voor het examen werden gebezigd 7 paarden. Elke deelnemer kreeg
1 hoef te beslaan, welke hem, evenals vuur en aambeeld, door het lot werd
aangewezen. Gewerkt werd in drie ploegen. Over het geheel werd goed
gewerkt. Onvoldoende cijfers behoefden slechts bij uitzondering te worden
gegeven. Dit maakte de keuze natuurlijk moeilijk.
Daar de heer StuiVenberg, die het vorig jaar tot den cursus werd toe-
gelaten, doch toen militair zijnde, geen verlof kon krijgen om de lessen te
volgen, nu tot den curcus in 1917 is toegelaten, konden slechts 5 smeden
uit de 21, die aan het examen deelnamen, toegelaten worden. Daar bijna
allen voldoende en meer dan voldoende werk leverden, moesten natuurlijk
velen teleurgesteld worden, die, naar wij hopen, een volgende maal toegelaten
zullen kunnen worden.
Toegelaten werden de heeren N. E. Balder te Angeren, D. Hendriks te
Veenendaal, O- M. v. Eeden Petersman te Benthuyzen, W. H. Sanders te
Holtum-Born en J. Wassing te 't Zand, terwijl dan als zesde leerling den
cursus zal volgen de heeren D. Stuivenberg te Groningen.
— Examen cursus in lioefbeshig te Enschede. Op Zaterdag 3 Februari
vond het eindexamen plaats van den tweejarigen cursus in hoefbeslag, gehouden
door de Overijselsche Landbouw-Maatschappij en den Overijselschen Boerenbond.
Het theoretisch onderwijs werd gegeven door den heer Es huis, dierarts
te Enschede, het practisch onderwijs door den heer R o 1 i n k, gediplomeerd
onderwijzer in practisch hoefbeslag te Enschede. De practische lessen en
ook het examen werden gehouden in de zeer ruime en goed ingerichte
smederij van den heer Rolink. Voor het examen werd het onderwijzend
personeel bijgestaan door den heer Dr. H. M. Kroon, leeraar aan 's Rijks
Veeartsenijschool te Utrecht, 9 leerlingen namen aan het examen deel en
aan allen kon het diploma uitgereikt worden, en wel aan de heeren J. Lesscher
te Losser, J. G. ten Winkel te Tubbergen, E. Groeliker te Enschede, W.
H. de Bruyn te Deurningen, G. A. Zvviers te Rossum bij Oldenzaal, A. J.
Rompelman te Almelo, M. Smit te Rijssen, G. Haarhuis te Reutum (gem.
Tubbergen) en G. W. Harwig te Usselo.nbsp;K-
—nbsp;Winterbeslag. Los scherp was tot heden weinig of niet beslist noodzakelijk,
zoodat hiermede in onderscheidene hoefsmederijen zoo goed als geen extra
bijverdienste is verkregen. Wèl zal de inhoud der ijsnagelkisten flink zijn
verminderd in streken waar gelegenheid bestond om met paard en arreslede
van het ijs te profiteeren, doch deze leverantie is over het geheel van weinig
beteekenis.
—nbsp;De beslagprijzen zullen sedert de mobilisatie ongetwijfeld overal in
den lande zijn verhoogd. Het is echter de vraag of die verhooging wel
afdoende is geregeld. Een week geleden lazen wij in een provinciaal blad,
dat de hoefsmeden unaniem hadden besloten de beslagprijzen te verhoogan.
Aangenomen mag worden dat dit een nieuwe verhooging betreft. — Laat
men in streken, waar de beslagprijzen, in verband met hetgeen thans voor
het ijzer moet worden betaald, nog niet loonend zijn, ook door aaneensluiting
trachten daarin verbetering te brengen. De tijd is daarvoor thans „rijp.quot;!
—nbsp;Hengstenkeuringen. De verplichte Rijkshengstenkeuringen vinden
in het najaar en vroeg in het voorjaar plaats, — de stamboek- en premie-
keuringen veelal alleen in het voorjaar. Deze keuringen trekken vele hengsten
uit alle oorden~ eener provincie naar een centrale plaats en bieden op die
dagen ook voor de hoefsmeden een geschikte gelegenheid om eene, studie
van het beslag, en wijze van gaan daarop, te maken. In sommige provin-
ciën zijn bedoelde keuringen reeds achter den rug, terwijl wij op de volgende
nog de aandacht kunnen vestigen: 16 Febr. Hoofddorp en Rotterdam, 19
Febr. Middelburg, 20 Febr. Groningen, Goes (voormiddags) en Kruiningen
(namiddags), 21 Febr. Groningen en Hulst, 22 Febr. Assen en Axel, 23 Febr.
Oostburg, 24 Febr. IJzendijke, 26 Febr. St. Maartensdijk, 27 Febr. Zwolle,
St. Philipsland en Groningen, 7 Maart Zevenbergen, 8 Mrt. Tiel en Breda,
13 Maart Eist.
Stafijzet. De Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel brengt ter
kennis van belanghebbenden, dat, met het oog op de behoefte aan stafijzer
hier te lande, geen vergunningen zullen worden verleend tot uitvoer van
dit ijzer of van artikelen daaruit vervaardigd (w.o. dus ook hoefijzers), ook
niet voor zoover betreft uitvoer naar de Nederlandsche koloniën. (St.Ct.)
— Be Menrijkdom der wereld. In het „Zeitschrift fur angewandte Chemiequot;
heeft een Oostenrijksch geograaf, dr. H. Leitner, een schatting opgesteld
van den wereldvoorraad aan steenkool. Wij- laten hieronder de resultaten
van zijn onderzoekingen volgen, met de bemerking, dat deze schattingen
natuurlijk slechts een zeer globaal karakter hebben. Of de resultaten van
het onderzoek ook onder den invloed van nationalistische opvattingen heb-
ben gestaan, valt moeilijk uit te.maken. Hier volgen de gegevens:
De grootste steenkolenbeddingen heeft Duitschland met 410 milliard ton;
bij een jaarlijksche productie van ca. 220 millioen ton rijkt de voorraad
dus 1800 jaar. Hierop volgt Engeland, waarvan de schatting 190 milliard
ton is, met een jaarlijksche productie van 268 millioen ton. De voorraad
strekt dus voor 720 jaar. Op de derde plaats staat Oostenrijk-Hongarije
met 59 milliard ton, met een jaarlijksche productie van ca. 49 millioen. De kolen-
voorraad van Rusland (zonder Siberië) beloopt naar raming SS^/g milliard
ton, met een jaarlijksche productie van 27 millioen ton; Erankrijk's voorraad
wordt op 16 milliard ton geschat. (Waarschijnlijk bedoelt hier de schrijver
alleen den voorraad van het niet bezette gedeelte van het land).
De overige Europeesche kolenbeddingen zijn niet rijk. De schrijver noemt
Spanje en Spitsbergen met elk 9, Nederland met 4.4, Servië met 0.5,
Bulgarije met 0.4 en Italië met 0.15 milliard ton.
De voorraden van Europa worden aldus geraamd op 774 milliard in het
geheel. Hoe een respectabele hoeveelheid deze voorraad ook moge zijn.
Europa staat hierin zeker niet op de eerste plaats. Althans schat de schrijver
den voorraad van de Vereenigde Staten op 3838, van Azië op 1279, van
Canada op 1234 milliard ton. Voor Australië wordt het cijfer 170, voor
Afrika het cijfer 57 milliard ton gegeven. De wereldvoorraad is dus ca.
7343 milliard ton, doch de Zuid-Amerikaansche Staten zijn hierbij niet
medegerekend.nbsp;quot;(u. N. R. C.)
Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag
VORSTGEVAAR BIJ MOTOREN.
Vooral in het koude jaargetijde zij iedere motorbezitter indachtig, dat
het water uit den cylinderniantel, des nachts, en eveneens wanneer de
motor door een andere oorzaak langen tijd stil staat, afgetapt moet worden.
Het is toch bekend, hoeveel schade en verdriet het nalaten van dezen voor-
zichtigheidsmaatregel reeds veroorzaakt heeft, doordat tengevolge van
ijsvorming binnen de cylindermantel deze is gesprongen of zoogenaamde
vorstscheuren ontstonden.
In aanmerking komen hiervoor alle motoren, wier cylinder of ventielkop,
door omspoeling van water wordt afgekoeld, zooals gasmotoren, benzine-
motoren, zuiggasmotoren enz. Gedurende den tijd dat de motor werkt, treedt
het koude water beneden in den koelmantel en wordt boven warm
afgeleid. Zoodra nu het koude jaargetijde komt, is het dringend noodzake-
lijk, vooral des avonds na beëindiging der werkzaamheden, den koelmantel
van het koelwater te ontdoen. Dit geschiedt doordat men de aanvoerkraan
afsluit, en de beneden aan de cylinder aangebrachte wateraftapkraan der
motor opent, terwijl men het afloopende water in een ondergesteld vat op-
vangt. Is de aanleg van dien aard dat niet direct door de waterleiding
wordt gekoeld, doch van uit een reservoir, een vat of iets dergelijks (een
zoogenaamde circulatie-koeling), dan moet van te voren ook de kraan boven
aan de teruggaande leiding afgesloten worden, daar anders het overstaande
kwantum water uit het koel-reservoir ook weg zou loopen. Bij iedere practisch
aangelegde circulatie-koeling is boven in de teruggaande leiding een staand
ontledigingsbuisje, of iets dergelijks, aangebracht, hetwelk het gemakkelijk
aftappen van het koelwater uit den cylindermantel bewerkt.
Bij zeer hevige koude, en bijzonder bij motoren welke op slecht beschutte
plaatsen staan, verdient het aanbeveling, niet alleen des avonds, doch ook
overdag, wanneer de motor langen tijd stil staat, het koelwater af te tappen.
Het gevaar bestaat daarin, dat het koelwater bevriest, en door dat het
water bij zijne omzetting in ijs uitzet, waardoor de wanden kunnen springen.
Ook gebeurt het, dat de buitenste gietmantel springt, of, wat zelden voor-
komt, de binnenste cylinder. In het laatste geval is goede raad duur, want
in den regel is zoo'n reparatie even moeilijk als dvmr, vooropgezet dat er
door een reparatie nog hulp verleend kan worden.
V. J. M.
ADVERTENTIËN.
Ondergeteekenden betuigen hiermede hunnen beleefden en welgemeenden
dank aan den WelEd. Zeer Geleerden Heer Dr. H. M. Kroon, alsmede aan
den WelEd. Heer S. v. An geren, voor het zoo degelijk genoten onderwijs,
waardoor zij aan het j.l. gehouden examen voor onderwijzers in practisch
hoefbeslag met succes hebben deelgenomen.
J. N. MEEÜWSEN.
H. HAGEN.
L. H. GOMMANS.
B. E. BEVEES.
J. A. TANGELDER.
G. JACOBS.
voor Hoefbeslag,
verkrijgbaar in de chemicaliën-
en d r 0 g e r ij e n - h a n d e 1 van
K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,
te Dordrecht.
Pi-ij sop gave op aanvrage.
Voor HH. Veeartsen uitgebreide
prijscourant gaarne gratis beschikbaar.
in zake vraag of aanbod van
dienstpersoneel, het smidsvak
betreffende, worden van onze
abonnè's gratis in „De Hoef-
smidquot; opgenomen.
S. C. M. BAX. 2, 4 en 6 Jufferstraat. ROTTERDAW,
—- Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. -
felegraiii-ldres
UI Jiillerstraat
lottefdaiü.
Meest uitgebreide sorteering prima blanllt;e
Ster-Hoefnagels; meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fgne Nagels voor Renpaarden enz.
—- Billijke prjzen. —
f^lEOWE AMEBIiCAANSCHE HOEFZOLEN
voortleclig, sfiquot;quot;»'»'^«''.)'' iquot; fïtiln uik. Kunnen niet loslaten.
Meilv „Dexterquot;, Merk „Paciücquot;,
met flink hiehtuk. met zwaar Meistuk.
Open zolen uit één stuk kmmen
dus onmogelijk loslaten, hijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in 11 maten van 4j'fr tot
Eng. dm., uiterste breedte buitenkant
ijzers gemeten.
Merk „Rambler',
in witte en grijze
Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van 4J-
tot 6} Eng. dm.
Merk
geheel Caoutchouc
uit één stuk met
zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van
7-1 tot 7-,-^ Eng. dm
uiterste breedte buitenkant ijzers gem.
'.ifiÜlhi'
Dichte Ijuchidruk-
Strykriugen
met rienipio.
zolen, in 10 maten
voor- en achterijzers,
voorradig.
Kunsthoorn.
Gemaakte Hoefijzers,
Rits- en Stampmodel,
uitsluitend beste
kwaliteit ijzer;
in 9 maten voorradig.
IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.
Opruimers voor
Schroefgaten.
Las- of Welbladen en
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.
Schroeven en Stiften
in alle modellen;
tijdige bestelling
gewenscht.
Touwijzers in
verschillende maten.
Men lette op het echte merk S T met kroon.
-ocr page 37-EEN EN ANDER OVER ALKMAAR EN HET HOEFBESLAG DAAR
TER PLAATSE,
door Dr. Gallandat Huet, Kap.-Paardenarts te Amersfoort.
Alkmaar is een van de oudste plaatsen van Noord-Holland; de tijd van
eersten aanleg is onbekend, doch ia de 10® eeuw komt de plaats reeds voor
onder den naam Alleemere en Alcmare, misschien aldus genoemd naar de
vele meren „al meer''.
Tot 1255 was het een open vlek. Graat Willem de Tweede bouwde het
slot Torenburg, 't welk Kennemerland moest dekken tegen de invallen der
West-Friezen, die slechts over Alkmaar en Egmond binnen konden dringen.
Door de aanwezigheid van al die meren rondom de stad, was het ook
een geduchte sterkte.
Later werden de meren drooggelegd en tusschen 1530 en '40 werd nu
de stad door wallen en muren omringd. In 1572 —74 werden deze uitgelegd.
De stad was al vroeg welvarend, hetwelk blijkt uit de geschiedenis. In
1517 toch plunderen de Gelderschen Alkmaar gedurende acht dagen; zij
vonden een grooten schat en konden zich bij deze plundering tevreden
stellen met waardevolle artikelen als goud, zilver, juweelen, laken enz.
Ook in de middeleeuwen had Alkmaar strijd gekend; het nam o.a. een
groot aandeel in den opstand genaamd „den Kennemerloopquot; en in dien van
het kaas- en broodvolk.
In den Spaanschen tijd koos Alkmaar in 1572 de zijde van den Prins
en had in 1573 het beleg der Spanjaarden te weerstaan. Dit beleg duurde 7
weken en werd den 8®° October opgegeven en wel genoodzaakt door het
water dat, binnengelaten door de sluizen van Krabbendam en Aartswoud,
den belegeraars met ondergang bedreigde.
Historisch is dan ook „van Alkmaar begint de Victoriequot; en de 8® October
wordt telken jare door heel Alkmaar enthousiastisch herdacht.
Na dien werd Alkmaar nog eenmaal in den oorlog betrokken, en wel in
1799, toen het enkele dagen bezet werd door de Engelschen, die te zamen
met de Russen geland waren, doch spoedig daarop bij Bergen zijn verslagen.
Naarmate Noord-Holland meer droog is gemaakt, heeft Alkmaar zich in
bloei zien toenemen; het werd een centrum, getuige de steeds bloeiende
jaarmarkten in vroegeren tijd. Nu ook is de stad steeds vooruitgaande en
heeft een zielental van meer dan 23000. Door spoorweg, stoomtram en boot-
verkeer is het verbonden met alle plaatsen in N.-Holland en daar de omtrek
boschrijk is en een schoone duinstreek biedt, lokt het vele vreemdelingen
tot vestiging en tot bezoek. De graanhandel is nog steeds zeer beroemd.
terwijl men gerust kan zeggen dat de kaasmarkten een Europeesche en zelfs
een buiten-Europeesche vermaardheid hebben.
Wat nu het paarden materiaal betreft, zoo zal ons dit, wat het aantal in
de stad betreft, beslist teleurstellen.
Waren voor een 15-tal jaren nog 23 stalhouders in het adresboek inge-
schreven, thans is dat getal veel minder; waarschijnlijk is de exploitatie
van de stoomtrammen naar al de nabijgelegen plaatsen hier wel hoofdzakelijk
debet aan. Toch zijn er nog verscheidene stalhouders over, waarvan de
Rijtuig-Mij. en enkele andere met 15 a 20 paarden elk. De gemeente heeft
voor de reiniging ook een 15 a 20 paarden, de Petroleum Mij. een gelijk
aantal, de Alkmaarsche tram heeft... drie, zegge drie paarden en de overige
paarden, die in de geheele stad op ± 150 mogen worden geschat, zijn ver-
deeld over de bedrijven van particulieren.
Luxe is er in 't geheel niet; ja toch, men deelde mij mede dat er één
luxe-poney bestond.
Zou men uit dit geringe aantal afleiden dat ook het hoefsmidsvak in Alkmaar
een kwijnend bestaan leidde, dan zou men deerlijk bedrogen uitkomen.
Neen, de buitengem.eenten en vooral uit de Schermer, minder uit Uitgeest
en Limmen, bezorgen aan de Alkmaarsche hoefsmeden veel klandizie.
Er zijn dan ook in de gemeente 7 hoefsmeden, die alle het vak uitoefenen
en waarvan de meeste wat men noemt een goed beklante hoefsmederij hebben.
Weet men nu dat in Heiloo, een dorp op 3 K.M. afstand, ook nog twee
hoefsmederijen zijn, dan wordt dus den landbouwer voldoende gelegenheid
gegeven in deze behoefte te voorzien.
En wordt nu ook van deze gelegenheid naar behooren geprofiteerd, d.w.z.
komen de boeren op tijd bij den smid?
Helaas kreeg ik hier een groote teleurstelling. Waar ik verwachtte dat
in zoo'n welvarende streek nu wel verstandige meuschen zouden wonen, die
het goed meenden met hunne gebruiksdieren en ook hun eigen voordeel
zouden kennen in een tijdig vernieuwen van het hoefbeslag, 'zoo werd ik
hier geheel ontnuchterd.
Met eigen oogen toch aanschouwde ik paarden die in bewerking kwamen en
waar de ijzers haast niet meer te zien waren; de hoeven waren er geheel
overheen gegroeid. Toen ik dan ook vroeg of dit een uitzonderingsgeval
betrof, werd mij geantwoord dat de boeren niet bij den smid kwamen alvorens
de paarden de ijzers kwijt waren, dus verloren hadden door te langdurig
gebruik. Een der smeden deelde mij mede dat hij vaste klanten had die
drie, hoogstens 4 keer in het jaar hunne paarden op beslag brachten. Is
hier nu niet een prachtig arbeidsveld voor landbouwlezingen ? Kan hier het
nut van het hoefbeslag niet ijverig gepropagandeerd worden, hetwelk toch
geheel ten goede komt aan de eigenaren der paarden?
Ook uit de prijzen bleek voldoende de weinige belangstelling van den
paardenhouder tegenover het hoefbeslag. Het is nog slechts kort geleden
dat voor een nieuw vierkant beslag f 1,20 werd betaald en hiervoor ver-
wachtte de eigenaar dan zeker dat de smid zijn volle ambitie er aan zou
schenken om een knap stuk werk af te leveren. Neen, dit was ambitie-
doodend; het slechte, veel te lage tarief, verhoogt den vakman niet en doet
hem omzien naar betere verdiensten. Zoo sprak ik ook een smid uit een
haast eeuwenoude zaak, die zich langzamerhand van het hoefbeslag had
teruggetrokken en zich meer op kunstsmeedwerk had toegelegd, enkel en
uitsluitend door de weinige voldoening die men krijgt als men een moeilijk
stukje werk met weinig geld betaald krijgt.
Op het oogenblik is er een smedenbond in Alkmaar, waarbij de 7 hoef-
smeden uit de stad en de 2 uit Heilo zijn aangesloten.
Den 30™ September 1916 werden de tarieven onderling vastgesteld en
Smederij van H. IJ s p e e r t op het Ritsevoort te Alkmaar.
hieraan houdt men zich stipt. Het lijkt mij echter dat de ijzer- en kolenprijzen
nadien dermate gestegen zijn, dat een prijsverhooging alleszins billijk zou wezen.
De prijzen zijn nu als volgt:
vierkant beslag voor een paard..........f 2,40
voor een hit (in Noord-Holland ket genaamd).....-2,20
het verleggen van 4 ijzers bij een paard.......■ li^O
hit.......-1,20
-0,40 en f0,35
een oud ijzer onderleggen
-ocr page 40-4 nieuwe ijzers winterbeslag met 8 gaten en schroeven of stiften - 4,— en - 8,50
100 stuks scherpe schroeven of stiften........f 6 — '
twee balkijzers zonder kalkoenen.......... en f 1 80
Dit is het voornaamste uit de gedrukte lijst, welke bij de smeden hangt
en waarop o.m. deze prijsnoteeringen van afwijkende cijfers staan.
* *
*
En nu iets over de smeden zelf en over hunne inrichtingen. Van de 7
smeden te Alkmaar zijn er 5 gediplomeerd, twee niet. De gediplomeerden
zijn meest van den cursus te Haarlem, doch ook wel als miliciën hoefsmid
te Amersfoort afgericht. Deze patroons werken allen zelf aan de paarden en
hebben bovendien een of meer knechts, die ook beslaan of althans daaraan
meehelpen. Voor het eerst hoorde ik hier van een appreciatie van overheids-
wege voor het diploma van hoefsmid. De gemeente Alkmaar laat hare
paarden beslaan bij inschrijving; hieraan mogen echter slechts gediplomeerde
hoefsmeden deelnemen. Een goed standpunt, der navolging waard! Onder
de smeden zelf heerscht een goede collegialiteit, hetgeen ook al blijkt
uit den ouderlingen bond, waartoe alle behooren.
De ruimte der beslagloodsen is bij de meesten niet groot; het zijn toch
alle gemengde bedrijven, waarvan bij sommigen de grofsmederij domineert,
bij andere meer de hoefsmederij en wagensmederij het voornaamste is. De
noodstal is in Alkmaar nog steeds in eere gebleven en in alle smederijen
nog te zien en ook nog bij de meeste in gebruik. Wel is het gebruik ervan bij
enkele smeden gering en beperkt tot het beslaan der achterhoeven, doch buiten
gebruik zijn ze dan toch niet. Zware paarden zijn hier in 't geheel niet, dus
van noodzaak is hier geen sprake; het is dus meer een kwestie van bestendigen
en van een bijgebruik van den noodstal, dus het voortgaan is een sleur, daar
ook wel degelijk uit de hand beslagen wordt. Waarschijnlijk is ook de noodstal
blijven bestaan om tegemoet te komen aan de vaak beperkte ruimten; een
paard toch in een noodstal geplaatst kan zich niet bewegen, het staat tusschen
palen en boomen opgesloten, terwijl een vrij en los staand paard de ruimte
en het verkeer in de beslagloods kan belemmeren.
De vloer van de beslagloodsen was bij het meerendeel der smederijen
van hout; wanneer dit goed onderhouden wordt, is het m.i. een zeer geschikte
bodem om de paarden er tijdens het beslaan op te doen staan. De vuren
veelal twee in getal, waren steeds achter de beslagruimte gelegen, terwijl'
alle door mij geziene smederijen direct aan de straat zijn gelegen.
* *
Van de patroons had ik het genoegen de heeren IJspeert op het Ritsevoort,
Buis in de Schoutenstraat, Besteman op de Korte Nieuwsloot en Koelmai^
op den Achterweg persoonlijk te spreken, en hunne inrichtingen' te zien. De
heer IJspeert heeft een zaak dateerende van 1819; het hoefbeslag neemt
echter geen hoofdzaak van zijn bedrijf meer in. Meestal werkt hij met een
gediplomeerden knecht en beslaat liefst uit de hand; de noodstallen, die zijn
antieken gevel sieren, zijn dus nog overblijfselen, diè meer tot steun van
bet huis dienen dan tot hulp bij het hoefbeslag.
De heer Buis uit de Schoutenstraat vertelde mij ± 200 paarden in beslag
te hebben. Hij bedient zich nog wel van den noodstal, doch, zooals daar
meest gebruikelijk is, uitsluitend voor de achterhoeven, terwijl ook veel
vierkant uit de hand wordt beslagen. Op gelijke wijze bij den heer Besteman
in de Korte Nieuwsloot, een smederij die zeer gunstig is komen te liggen
door wegbreking van de huizen eener naastbijzijnde straat, waardoor een
flinke ruimte vrij is gekomen. Zoo ligt ook de smederij van den heer Huisman
Smederij van Th. A. Koelman, op den Achterweg te Alkmaar.
op den Dijk zeer gunstig en geeft gelegenheid voor een bloeiende zaak. Op
een breed plein, te midden van uitspanningen voor boeren, is toch ^y©! een
gunstige plek voor een hoefsmederij.
De smederij van den heer Koelman op den Achterweg is wel de ruimste
en meest gunstig gelegene, welke ik heb gezien. Een groote ruimte vóór
en in de smederij biedt gelegenheid hier een flink bedrgf uit te oefenen
en uit het gesprek met den eigenaar mocht ik ook afleiden dat dit hier het
geval is. Het inwendige deed twee travailles zien en nog een flinke ruimte
voor beslag uit de hand; verder twee vuren daarachter gelegen.
Het aantal paarden, dat door hem jaarlijks beslagen wordt, bedraagt 3000;
wanneer men nu verneemt dat de paarden van buiten uitsluitend op de markt-
dagen in beslag komen, kan men wel begrijpen dat er op zulke dagen veel
„werk aan den winkelquot; is.
Deze smederij leende zich volgens mij uitstekend voor het houden van
een plaatselijken cursus; de ruimte buiten en binnen in de inrichting voldeden
aan alle te stellen eischen en, zoo het oog op Alkmaar mocht vallen voor
een eventueelen cursus in hoefbeslag, zou deze inrichting daarvoor zeker van
nut kunnen zijn.
De heer Koelman werkt met twee knechts, waarvan één momenteel als
hoefsmid in het leger dienst doet. Hij vertelde mij, en dit was ook wel het
geval bij de andere patroons, hoofdzakelijk handgesmede ijzers te gebruiken
en slechts weinig fabrieksijzers. Deze worden meest altijd uit de fabriek
van Helpman betrokken. Over de fabriek Hippos (die voor het leger werkt)
was men niet te spreken; waarschijnlijk tracht deze fabriek de afgekeurde
ijzers ten plattenlande te slijten, daar toch de aan het Rijk geleverde ijzers
zeer goed bruikbaar zijn te noemen. Opbraden van oude ijzers werd ook
nergens toegepast; men zeide algemeen dat het stafijzer (vloeiijzer) zich
daartoe niet best leende.
Het winterbeslag wordt met schroeven en stiften geleverd, al naar gelang
van de voorkeur die de smid daaraan geeft. Zoo gebruikt de heer Koelman
uitsluitend stiften en verzekert deze nog nooit te hebben zien verliezen of
afbreken. Hij zegt echter ze steeds zelf in te brengen, daar het zuivere
passen in de gaten hierbij een eerste vereischte is.
Waar wij dus bij vorige besprekingen ten opzichte van Amsterdam en Haarlem
op het verschijnsel wezen dat langzamerhand de hoefsmederijen in die steden
versmelten en zich oplossen in enkele zeer groote bedrijven, zoo noemen
wij hier Alkmaar als een voorbeeld van een stad waar het hoèfbeslag voort-
leeft in bescheidener bedrijven en waar het ook niet te verwachten is dat
oplossing in één hand zal plaats vinden. Mijn indruk was dat het hoefbeslag
te Alkmaar aan goede handen is toevertrouwd en wel aan patroons die zelf
terzake kundig zijn en die tevens een open oog voor hun vak hebben, het-
welk zij met lust en ijver beoefenen. Het is dan ook te hopen dat hun
werk door de eigenaren der paarden op betere waarde zal worden geschat
en dat deze hiervan mogen doen blijken door hunne paarden geregeld en
op tijd in beslag te geven ; het verzuim hiervan toch voert tot eigen schade
en schande.
Mogen dan ook nog de noodstallen, zoo deze niet noodwendig zijn voor
steun of sieraad van huis en gevel, verdwijnen en het volstrekt niet nood-
wendige gebruik ervan, in deze streek van uitsluitend inlandsche boeren-
paarden, spoedig geheel tot de geschiedenis behooren.
NOODIJZER.
De hoefsmid Koelman te Alkmaar vertoonde mij een noodijzer, geheel naar
zijn eigen, dus oorspronkelijke vinding en door hem zelf vervaardigd. Naast
de bestaande en bekende noodijzers, waarvan dat van Eoodvoets uit Utrecht
tot dusver zeker wel de meeste aanbeveling verdient, komt nu dit nieuwe
ijzer van Koelman zijn entrée maken.
Alleen uit een oogpunt van „vindingquot; zou het al jammer zijn aan dit ijzer
niet meer bekendheid te geven, terwijl het bovendien een knap stukje
smeedwerk is, dat op elk ijzerrek als reclame voor de handigheid van den
patroon mag pronken.
De gedachtengaug bij dit ijzer is om een paard, dat een ijzer verloren
heeft of waarbij door den slechten toestand van den wand geen gewoon
ijzer kan worden onderlegd, toch dienstbaar te houden.
Hierbij is het oog op de theorie gehouden en zoo moet de hoofdzaak,
waaraan elk beslag moet voldoen, er op gebaseerd zijn het hoefmechanisme
zoo goed mogelijk intact te houden.
Dit nu is hier zeer ingenieus bedacht. Het ijzer is een vereeniging van
een toon-scharnierijzer en een balkijzer. De balk is echter hol en bestaat
uit twee over elkaar heen schuivende deelen, welke bijeen gehouden worden
en welke ten opzichte van elkaar beweeglijk zijn door sterke ijzeren veeren
die dit holle gedeelte opvullen en in de lengte-richting van den balk ver-
loopen. Het ijzer kan hierdoor alle bewegingen van de verzenen medemaken.1
Deze veeren zijn geheel opgenomen in en ingesloten door de 2 over elkaar
sluitende holle helften van den balk; zij zijn dus stof- en vuilvrij en zullen
dus den dienst niet opgeven door verstopping.
De holle opstaande rand op de draagvlakte van het ijzer omsluit den
hoornwand. Zoo noodig, is deze rand nog hooger te maken of wel ter betere
bevestiging van riemen te voorzien.
Een hierbij gevoegde afbeelding maakt een nadere omschrijving overbodig
en stelt ieder degelijk vakman in staat het zelf na te maken.
Het gewicht van dit balkijzer. bij een lengte- en breedte-afmeting van
-ocr page 44-20 en 17 c.M., is 1500 gram, dus een betrekkelijk laag gewicht voor zoo'n
groot ijzer. Dit is mede een zeer groot voordeel.
Het ijzer is door mij beproefd bij een paard, doch daar het niet paste
mag hier geen gevolgtrekking over niet-bruikbaarheid uit worden getrokken.
Het met passen kwam n.1. door den groot ontwikkelden straal, die direct
op den balk drukte en zoodoende bij beweging het ijzer van zelf aftrapte.
-Bij deze eerste proefneming is mij echter wel gebleken dat de veeren in
den balk zeer sterk moeten worden gemaakt en dat daarbij een lederen
riem voor steviger bevestiging over den hoef welhaast onmisbaar zal zijn.
____G. H.
Dat kalkoenen meer nadeel dan voordeel doen, zie ik niet in, voor wat
betreft den tegendruk van den straal op den bodem.
Er zijn maar weinig paarden die met den straal den bodem raken, en
vooral niet bij hooge verzenen, zooals bij „beervoetquot; het geval is. Bij een
ernstigen graad van „beervoetquot;, waarbij de vetlok haast den bodem raakt,
zal men wel verplicht zijn kalkoenen aan te brengen of in ieder geval toch
hooger zetten aan de verzenen, hetgeen toch zeker wel weer ten goede zal
komen aan banden en pezen.
Volgens mijn bescheiden meening zal in gewone gevallen van „beervoetig-
heidquot; een tamelijk lang ijzer (het zij met of zonder kalkoenen), ruim in het
toongedeelte gepast, wel op zijn plaats zijn. Het eerste als steun voor het
ver naar achter liggend kogel gewricht, het laatste ter vergrooting van het
grondvlak in het toongedeelte. Het besnijden kan, zooals de geachte schrijver
reeds terecht aangegeven heeft, gewoon vlak geschieden.
Ben Haag.nbsp;J. N. M e e u w s e n.
—nbsp;Beslag: van hengsten. In de 24 Pebr. te Breda gehouden vergade-
ring van het Stamboek voor het Nederl. trekpaard heeft de voorzitter aan-
gegeven dat het in de bedoeling ligt om, vanwege het Stamboek, toezicht
te doen uitoefenen op het hoefbeslag van de hengsten, welk beslag hier en
daar nog al te wenschen zou laten.
—nbsp;Adreslijst van Nederlandsche fabrieken in de metaal-industrie. Wij
ontvingen van de Nederl. Vereenigingen van werkgevers in de metaal-industrie
(secretariaat Westeinde 13, Amsterdam) een zoodanige lijst. Zij bevat 500
namen van producten uit deze industrie,, w. o. ongeveer 1300 opgaven van
110 Nederl. fabrieken, die zich voor de levering van bedoelde producten
aanbevelen.
— IJzer en staal. Naar de N. B. G. verneemt is het uitvoerend lid der
Eijks-commissie voor de distributie van ijzer en staal, de heer Kerkhoven,
die belast was met het voeren der onderhandelingen, uit Duitschland terug-
gekeerd.
Met het Stahlwerksverband is thans overeenstemming verkregen in dier
voege, dat de oude contracten uitgevoerd zullen worden tegen betaling van
een bijslag.
De uitvoering van de veel besproken ,,Vor-verbandsabschlussequot; is hierdoor
verzekerd.
Overeenstemming met het „Schifsbaustahlkontorquot; wordt tegen het einde
dezer week verwacht.
in eenige klappen naar wenach gevormd, en direct van allerlei bramen
enz. ontdaan.
Het uitgloeien, richten en harden der veerbladen eischt ook bij massa-
fabricatie oefening en grondige ervaring. Zooals bekend is, kan ook het
veerenstaal niet schematisch bewerkt worden, doch moet iedere staalsoort
naar zijn eigenaardigheden beoordeeld worden, vooral wat betreft richten
en harden. Men heeft beproefd de bladen gezamenlijk over een model te
buigen, en deze gelijktijdig gebogen bladen, nadat zij gehard waren, een-
voudig tot een veer samen te schroeven, hetgeen echter niet gelukt is. Bij
deze veer ontbrak de noodige zelfspanning, hetgeen direct bleek bij de proef-
neming op doorbuigen. In plaats van in zija stand terug te gaan,bleef deze
veer eenige centimeters vlakker.
Het is voor ieder ervaren rijtuigsmid een bekend feit dat bij het richten
de veerbladen niet op elkander mogen dragen, doch dat tusschen ieder blad
ongeveer 10 m.M. tusschenruimte moet zijn. Hierdoor ontstaat een groote
spanning in de veer zelve, die oorzaak is, dat de veer bij de doorbuiging
steeds in zijn zelfden stand terugkeert. In iedere goede veerenfabriek worden
derhalve de enkele bladen gericht en gehard, hetgeen door ervaren werk-
lieden moet geschieden. Voor gewone veeren wordt het normale veerstaal
met een vastheid van 45 tot 55 kilogram gebruikt. Toen in den beginne
de automobielen verschenen, gebeurden er vele ongelukken, doordat men ook
aan die veeren dezelfde eischen ging stellen, doch dit materiaal was niet
in staat alle stooten te breken. Tegenwoordig heeft iedere soliede automobiel
veeren uit bijzonder taai staal, met een vastheid van 70 —80 K.G. Ook hebben
meerdere automobielfabrieken den vorm der rijtuigveer behouden, en bij
zoo weinig mogelijk doorbuiging de bladen bijzonder sterk uitgeplet, waardoor
de veer zeer elastisch wordt. In iedere soliede fabriek wordt elke veer vóór
de levering geprobeerd. Eerst dan, wanneer de veer langen tijd onder
springende belasting gestaan heeft, en daarbij geen merkbare vormverandering
heeft ondergaan, dus goed gehard en gericht is, wordt zij voor het gebruik
gereed geacht.
Zeer dikwijls heeft men beproefd van de gewone soort, de bladveeren, af
te gaan. Men maakte namelijk spiraalveeren van rond en vierkant staal,
doch het bleek spoedig dat deze veeren voor verschillende rijtuigen niet te
gebruiken waren, daar zij de eigenschappen, welke bij veeren voor luxe-
rijtuigen verlangd worden, niet bezaten.
Een belangrijke verandering in de constructie der veeren is in den laatsten
tijd ingevoerd, door voor gewoon belaste rijtuigen, automobielen enz. half-
veeren aan te wenden, welke aan hunne einden aan spiraalveeren hangen,
welke bij de geringste belasting goed veeren. Bij toenemende last treden
de bladveeren mede in werking en nemen bij een maximum-belasting de
geheele veering op. Ook heeft men door het inzetten van gummi-buf-
fers het doorbuigen der veeren verhinderd.nbsp;F. J. M.
KEN EN ANDER OVER HILVERSUM EN HET HOEEBESLAÜ
DAAR TER PLAATSE,
door
Dr. Gallandat Huet, Kapitein-Paardenarts.
Als 4®. plaats van Noord-Holland komt Hilversum, na Amsterdam, Haar-
lem en Alkmaar, ter sprake. Wat belangrijkheid betreft zou het misschien
op de derde plaats gerangschikt kunnen worden, zoo al niet uit een oogpunt
van hoefbeslag, dan toch wel naar het zielental.
Hilversum heeft zijn naam hoogstwaarschijnlijk te danken aan den persoon
die zich daar het eerst vestigde; deze, Hilfert genaamd, bouwde een hoeve
die Hilfertshem werd genoemd en ook op zeer oude kaarten als zoodanig
voorkomt.
Deze hoeve moet hebben gestaan aan het Loosdrechtsche eind, thans
Havenstraat en werd als het ware het middenpunt, waarom heen zich ge-
leidelijk een dorp ontwikkelde, dat zich later uitbreidde tot de nu groote
bloeiende gemeente Hilversum.
In de geschiedenis heeft H. nooit een belangrijke rol gespeeld, daar het
geen versterkte plaats was; toch wordt het nu en dan in bijzondere omstandig-
heden genoemd. Zoo verkreeg het in 1416 een eigen kerk en kerkelijke
rechten. In 1505 werd het betrokken in den strijd tegen de Gelderschen
en had zeer veel van het krijgsvolk te lijden; in latere tijden werd het
gebrandschat, door de Kroaten in 1629 en door de Franschen in 1672. Den
5en Juni 1766 brandde het geheele dorp af, doch werd onmiddellijk weer
opgebouwd en breidde zich geleidelijk uit.
Gelegen in het Gooi, op 5 uur afstand van Amsterdam en op 2 uur
van Naarden, heeft H. zich vooral ontwikkeld na de aansluiting aan het
spoorwegnet en nadat de verkeerswegen zoo uitnemend geworden zijn.
De hoofdbron van inkomsten bestond uit landbouw en veeteelt, terwijl
het fabriekswezen zich hoofdzakelijk op de weverijen concentreerde; zoowel
tapijten als baai en molton paardendekken worden er vervaardigd.
Door den grooten rijkdom aan natuurschoon en de gezonde ligging heeft
H. zich gaandeweg ontwikkeld tot een luxe stad. De gemakkelijke spoor-
wegverbinding met A'dam heeft het bovendien gemaakt tot een forensen-
stad, de geliefkoosde woonplaats van de Amsterdamsche handelaren en
fabrikanten, die na hunne kantooruren in de stad het rustige buitenleven opzoe-
ken en van de schoone omgeving profiteeren. De buitenwijken zijn dan ook
bijzonder fraai geworden door de tallooze buitenplaatsen en villalanen en
als zoodanig kan men het met recht een voorstad van Amsterdam noemen.
Het aantal inwoners is in de laatste 35 jaar geklommen van 6000 tot
36000 en neemt nog steeds toe; vandaar ook dat de bouwondernemingen,
afgezien van deze abnormale tijden, in Hilversum een groot arbeidsveld vinden.
Wat üu het hoefbeslag betreft, zoo heeft zich dit geleidelijk uitgebreid met
de ontwikkeling van de stad en heeft het zich aangepast aan de qualiteit
der bewoners, d.w.z. er is zeer veel te doen op hoefbeslag-gebied en vooral
ook veel op „luxequot; gebied.
Wel is hierin geen directe vooruitgang sinds de laatste jaren vast te stellen,
doch dat vindt zijn aanleiding in de mobilisatie, daar toch vele luxe paarden zijn
opgevorderd en niet of slechts ten deele zijn vervangen ; terwijl bovendien het
zoo toenemend auto-gebruik ook merkbare afbreuk heeft gedaan aan het
getal luxe rij- en rijtuigpaarden. Toch staat Hilversum nog in de eerste
rij van plaatsen, waar veel luxe op paardengebied heerscht en dus ook het
hoefbeslag in deze richting een voorname plaats inneemt.
Het aantal paarden is er groot; er wordt nog veel gereden en het paard
is er verre van uitsluitend vervoermiddel. Alhoewel het moeilijk is een be-
somming te geven van het juiste aantal paarden, zoo kan men toch de belangrijk-
heid hiervan afleiden uit de volgende gegevens, wat de stad zelve betreft.
Er zijn 10 stalhouderijen, waarvan de kleinste nog 8 a 10 paarden heeft,
terwijl de twee grootste (v. d. Brink en de Jong) 60 a 70 paarden houden.
Deze getallen zijn dan elk over drie stallen verdeeld. Behalve stalhouders-
werk rijdt de heer v. d. Brink ook voor de Hollandsche Spoormaatschappij.
Verder heeft de gemeente zelf ± 20 paarden voor haar bedrijven, de veer-
schipper Hennipman heeft 15 paarden voor sleeperswerk, de manege heeft
i 20 eigen paarden en stalt bovendien nog een zeker aantal paarden van
heeren, terwijl de petroleummaatschappij eenzelfde getal paarden in ge-
bruik heeft. Verder komen hierbij de paarden van particulieren, kleine
bedrijven en neringdoenden, terwijl bovendien, met het oog op het hoef-
beslag, nog een groot contingent paarden geleverd wordt uit naburige ge-
meenten, als onder anderen Baarn, 's Graveland, Laren, Blarieum, Loosdrecht
en Maartensdijk.nbsp;•
Wat het paardenmateriaal zelf betreft, zoo is het zware koudbloedpaard hier
sterk in de minderheid en slechts voor de bedrijven van de gemeente en de
petroleummaatschappij, alsmede van den veerschipper Hennipman vindt men een
zwaarder type paard, terwijl de gekruiste Oldenburger overigens praedomineert.
Hoe staat nu het hoefsmidsvak in deze welvarende gemeente tegenover deze
gegevens! Min of meer is de toestand te Hilversum gelijk aan die te
Haarlem. In deze laatste gemeente toch wordt het leeuwenaandeel van het
hoefbeslag ingenomen door de firma Hoogenbirk, terwijl er verder nog tal
van kleinere hoefsmeden zijn blijven bestaan.
Te Hilversum nu is ook verreweg het grootste aandeel van het hoefsmidsbedrijf
in één hand, n. 1. in handen van den heer v. Walbeek aldaar, terwijl er
overigens ook nog tal van hoefsmeden bestaan die allen nog het hoefsmidsvak
uitoefenen, doch in den regel op zeer bescheiden schaal, waarbij er enkele zijn
die nog slechts een clientèle van 1 ä 2 paarden per week hebben en dus wel
tot een minimum van bedrijf zijn teruggebracht. De i 20 smedenpatroons
te Hilversum die paarden beslaan, althans zich beschikbaar stellen tot het
beslaan van paarden, hebben allen een gemengd bedrijf, waarbij slechts
dat van den heer v. Walbeek hoofdzakelijk hoefsmederij is, terwijl bij alle
andere de grof-, wagen- en kachelsmederij hoofdzaak is.
Deze smeden zijn tot een smedenbond vereenigd en hebben als zoodanig ook
uniforme prijzen vastgesteld voor hoefbeslag, althans minimum prijzen. Deze
luiden voor paard en hit dezelfde en bedragen voor een vierkant zomerbeslag
f2,50, voor het verleggen van de ijzers f 1,25, voor schroefgaten 5 ets. per stuk
en voor het op stal beslaan 50 ets. extra loon. Deze minimum prijzen
worden echter verre overschreden bij luxe beslag (zoolbeslag) en bij groote
hoeven, alsook bij het koud- of stalbeslag.
Van deze twintig hoefsmeden zijn er, naar ik vernam, slechts twee gedi-
plomeerd, n. l. de heer v. Walbeek Jr., die te Utrecht aan de Eijksveeartsenij-
school zijn opleiding voltooide en de heer de Jong op den Zeedijk.
Wel zag ik nog een bord met „gediplomeerd hoefsmidquot; boven de zaak,
doch de gediplomeerde zelf bleek vertrokken en het bord was nadien onver-
anderd gebleven. Dit was het geval met de smederij van Van de Weijer op de
Groest, waar de gediplomeerde zoon voor zich zelf was begonnen in een
naburige plaats. Deze zaak, die gunstig is gelegen voor een hoefsmederij,
was echter gedurende de mobilisatie sterk achteruit gegaan wat het hoef-
beslag betreft, daar de tweede zoon, die het hoefbeslag uitoefent, tijdens de
geheele mobilisatie onder dienst is geweest en eerst onlangs met klein ver-
lof is thuis gekomen; hij zal nu trachten zijn vroegere cliëntèle terug te
krijgen. Daar hij in zijn diensttijd steeds als hoefsmid (bij-smid) werkzaam
was, heeft hij tenminste zijn vak kunnen onderhouden, is dus vakman ge-
bleven en wij wenschen hem dan ook volgaarne toe een weder ,jOphalenquot; en
uitbreiding zijner hoefsmederij. Zijn rustig gelegen werkplaats met daarnaast
een breeden en diepen gang, voor het monsteren van paarden bijzonder ge-
schikt, zijn factoren die een hoefsmederij zeer ten goede komen.
De smeden hebben over het algemeen een ä twee knechts en beschikken
-ocr page 50-over twee vuren, terwijl de grootste ruimte door de grofsmederij wordt
ingenomen. De werkuren zijn. zeer lang, n.I. van 's morgens 6 tot 's avonds 7
met twee uren voor schaften, zoodat een elf-urige werkdag overblijft, zeer
zeker voor een zwaar vak als smeden een zeer langen tijd. De loonen zijn
naar evenredigheid goed en varieeren van f 15 tot f 20. Toch heerscht er
geen tevredenheid en schijnt een staking te dreigen, welke zal uitgaan van
de knechts, die hooger loon vragen en daarbij den Zaterdagmiddag geheel
vrij wenschen.
De hoefsmederij van den heer v. Walbeek is zeer gunstig gelegen aan de
Kerk-brink, een ruim plein, waarop verschillende straten samenkomen. De
eigenaar vestigde zich daar 35 jaar geleden en heeft zijn zaak tot grooten
Smederij van H. J. v. d. W e ij e r, op de Grroest te Hilversum.
bloei gebracht; nu heeft hij zelf het bijltje erbij neergelegd, d.w.z. hij neemt
zelf geen aandeel meer in het beslaan van paarden, doch voert de administratie
van het bedrijf. Zijn zoon, die te Utrecht gediplomeerd is, heeft zijn plaats
ingenomen en is dus de zaakkundige bedrijfsleider. Er zijn vier knechts
aan het werk, die uitsluitend het hoefbeslag uitoefenen; één van deze gaat
steeds naar buiten om op stal te beslaan. De buitenpraktijk, d.w.z. het beslag
op stal, is zeer aanzienlijk en strekt zich o. a. uit over Baarn en de buitens in
de buurt; zelfs nog te Zeist en te Amsterdam zijn vaste klanten, terwijl
wanneer er des zomers équipages zijn vertrokken, het beslag wordt uitge-
oefend in de tijdelijke standplaatsen als Arnhem en sommige badplaatsen.
Dit „koud beslagquot; betreft 3 tot 8 paarden daags, terwijl aan de smederij
gemiddeld 100 paarden per week worden beslagen; dit aantal wordt des
zomers veelal overtroffen, terwijl het nu de laatste maanden bepaald stil in
het bedrijf was. Dat de heer v. Walbeek een goeden naam heeft als hoefsmid
bewijst wel dit vele buitenwerk, vooral ook uit plaatsen waar meerdere
hoefsmeden zijn, zooals o. a. Baarn, waar toch de stalhouderij van Ambrocius
met 20 paarden door hem beslagen wordt.
De beslagplaats is in het voorste gedeelte der smederij gelegen en door
groote schuifdeuren van de straat gescheiden. Des morgens en avonds,
wanneer met kunstlicht moet worden gewerkt, worden de paarden vast-
gezet aan ringen, met het hoofd tegen den zijmuur, terwijl de gasver-
lichting aan den anderen zijmuur is aangebracht, zoo dat hiervan het meest
geprofiteerd wordt bij het bewerken der hoeven. Overdag staan de paarden
bij 4 en 5 naast elkaar aan een ketting vast, welke gespannen is tusschen
de zijmuren. Deze inrichting was zeer handig en eenvoudig bedacht.
Bovendien krijgt ieder paard in de smederij een halster om, dat ruim genoeg
is om over elk hoofdstel heen te gaan en onder den keelgang een lederen
lus heeft, welke bij verzet of achteruitloopen van het paard samensnoert,
zoodat dan een druk wordt uitgeoefend hetgeen de dieren rustig doet staan.
Deze toepassing leek mij een practische methode van bevestigen, ten einde
van een kleine ruimte veel partij te kunnen trekken en zonder er nadeel
van te behoeven te verwachten. Achter deze voorste beslagruimte was de
eigenlijke smederij met twee vuren en daarachter de magazijnen voor ijzer,
kolen en gereedschappen.
De heer v. Walbeek gebruikt bijna uitsluitend handgesmede ijzers, zooals
trouwens over het algemeen in Hilversum gewoonte is; wel worden ook nog
machinale ijzers gebruikt en wel uit de fabriek van Hippos, doch slechts
in zeer drukke tijden en dan nog liefst alleen bij paarden die meest stap-
voets werk verrichten. Ben groote voorraad reserve ijzers werd echter aan-
gemaakt en was aanwezig zoodat het machinale beslag hier geen hoogtij
viert. Het vele luxe werk brengt een groot gebruik van guttapercha zolen
mede. Deze werden dan ook zeer veel toegepast en wel uitsluitend de
gesloten luchtdrukzolen en de blokzolen; zeer terecht drukt de naam „luxe-
beslagquot; hier in deze tijdsomstandigheden deze materialen uit, daar bij de
hooge prijzen van deze grondstoffen zij niet meer binnen ieders bereik
liggen. Toch blijft het in alle omstandigheden, waarbij paarden veel werk
op de straatwegen in vlotte gangen moet^ verrichten, een buitengewoon
voordeel dit beslag te kunnen blijven gebruiken.
Hoewel veel vlak beslag wordt gebezigd, is toch het beslag met kalkoenen
in het Gooi nog lang niet verdwenen, en wel bij boerenpaarden wordt het
nog veel op verzoek, of liever volgens opdracht van de eigenaren, toegepast.
Juist bij de paarden waar het de minste reden van bestaan heeft zal het
beslag met kalkoenen door onkunde of door koppige vasthoudendheid blijven
voortbestaan en de propaganda voor het behoud van goede wegen, eenige
jaren geleden door de A.N.W.B., toeristenbond voor Nederland, ook op
hoefbeslag gebied overgebracht en die vooral gericht was tegen het gebruik van
hoefijzers met kalkoenen, heeft in het Gooi nog lang geen algemeene bewonderaars
en navolgers gevonden. Ook hoorde ik hier en daar de bekende klachten van het
te lang laten loopen, doch bij lange na niet in die mate als het te Alkmaar het
geval was en ook teruggebracht tot de zuivere landbouwbevolking, daar toch
de stalhouderspaarden of op abonnement beslagen worden of wel hun eigen
belang in zake het hoefbeslag beter inzien.
niet door afbreken, hoewel het een ieder vrij staat er een eigen meening
op na te houden.
De geachte schrijver beticht mij in voormeld stuk van overdrijving, doch
m. i. heeft de heer M. het stuk in de Pebr.-aflevering niet goed begrepen.
Dat er belangrijker abnormale standen zijn dan beervoetigheid, en dat daar
ook nog grove fouten bij gemaakt worden, wil ik niet ontkennen. Doch
het stuk ging niet over deze standen en had zich enkel bepaald tot de
fouten van het beslag bij beervoetigheid en tot het op den voorgrond
brengen, waarom hooge verzenen en geen lage verzenen aanwezig zijn,
terwijl er toch een diep doorbuigen van het kootbeen plaats heeft. Interes-
seert het den geachten schrijver, de door hem bedoelde belangrijker standen
in „De Hoefsmidquot; te behandelen, zoo zal dat mij zeer aangenaam zijn. Gaarne
wensch ik daarvan nog iets te leeren.
Het verdient m. i. geen aanbeveling te betwijfelen, dat er bij het beslag
van paarden, met beervoetigen stand, niet gezondigd wordt, al ziet men
dat nu juist niet in zijn naaste omgeving, of in een stad als den Haag, waar
het hoefbeslag op een tamelijk hoog peil staat. Door op de fouten te wijzen
kunnen niet alleen de tegenwoordige worden verholpen, maar ook de toe-
komstige voorkomen worden.
Laat het ook in het hoefbeslag zoo zijn. Voorkomen is beter dan genezen!
Het is geen bewijs, dat er ten opzichte van den beervoet niet zoo veel
gezondigd wordt, omdat er op het platte land weinig smeden meer zijn,
niet voorzien van een diploma. In het noorden van ons land, b.v. in Triesland,
waar men bij het Friesche paard, of kruisingsproducten hiervan, nog veel
beervoeten aantreft, kan men ook de fouten wel opmerken.
De meening van den geachten Schrijver, dat abnormaal beslag niet wordt
toegepast met het voorop gezette doel: verbetering in den stand te ver-
krijgen, spreekt hij zelf weer tegen in het laatste gedeelte van zijn betoog,
door te schrijven: Bij een ernstigen graad van „beervoetquot;, waarbij de vetlok
haast op den bodem komt, zal men wel verplicht zijn kalkoenen aan te
brengen, of in ieder geval toch hooger zetten aan de verzenen, hetgeen toch
zeker weer ten goede zal komen aan banden en pezen. En verder door:
Volgens mijn bescheiden meening zal in gewone gevallen van „beervoetig-
heidquot; een tamelijk lang ijzer (hetzij met of zonder kalkoenen), ruim ih het
toongedeelte gepast, wel op zijn plaats zijn. Het eerste als steun voor het
ver naar achteren liggend kogelgewricht, het laatste ter vergrooting van het
grondvlak in het toongedeelte.
Dat men bij een ernstigen graad van beervoetigheid wel verplicht zal
zijn kalkoenen aan te brengen, en dat dit ten goede zal komen aan banden
en pezen, wil er bij mij niet in; alleen dan, wanneer de verzenen voldoende
hoogte missen om den bodem te raken, zal het noodig zijn.
Om het ondersteuningsvlak in den toon te vergrooten, ben ik met den
geachten Schrijver eens, maar om gelijktijdig ook een lang ijzer onder te
leggen, is overtollige ballast, die nergens anders voor kan dienen dan voor
krachtsverspilling van het paard. Met een lang ijzer ondersteunt men bij
een beervoet het ver naar achteren liggend kootgewricht niet, want dit hangt
als het ware in de buigpezen en het banden-apparaat. Niettegenstaande
het kootbeen ver naar achteren en onderen wordt bewogen, valt de belasting
toch op den toon. Het beste bewijs hiervoor is, dat men geen schurings-
kringen op het oude ijzer vindt, een sterke afslijting in den toon plaats
heeft, en zich vanzelf een hoef met korten toon en hooge verzenen ontwikkelt.
Mijn dank aan den heer Meeuwsen voor zijne critiek; juist hierdoor worden
de smeden geprikkeld er meer aandacht aan te schenken en kunnen zij
datgene, wat hun het beste toe lijkt, zelf in practijk brengen of er hun
personeel op wijzen.
Onder bovenstaanden titel verscheen in ,,De Hoefsmidquot; van 15 Maart j.1.
een mededeeling, waarin werd vermeld dat het beslag van hengsten hier en
daar nog al te wenschen zou laten. Nu, dat is mij ook gebleken. Ik heb hier
en daar nog al keuringen bezocht en het is mij opgevallen dat het beslag
van hengsten nog lang niet is, zooals het wezen moest.
Zooals algemeen bekend is, wordt er bij zware hengsten (dus b.v. bij
Belgen) veel gelet op het hebben van hooge verzenen en het is mij erg op-
gevallen dat zulke voeten nog beslagen waren met ijzers met verdikte tak-
ken, zoodat de voetas naar voren gebroken werd. Hierdoor wordt het optre-
den van den beervoetigen stand in de hand gewerkt, en dus ook het hoef-
mechanisme belemmerd, terwijl sommige paarden met lage verzenen en
waarbij de voetas naar achteren gebroken was, daarentegen met gewone
ijzers waren beslagen.
Naar mijn oordeel worden de hengsten nog te veel beslagen door onvol-
doend bekwame hoefsmeden, welke niet genoeg naar gang en stand te werk
gaan om daarvoor een goed beslag te leveren. Nu mij dunkt dat er tegen-
woordig toch genoeg bekwame hoefsmeden zijn, die een paard naar gang
en stand kunnen beoordeelen en daarvoor een goe^ beslag kunnen leveren.
* *
Men zegt ook wel eens dat hengsten over het algemeen minder hoorngroei
hebben dan gewoon dienstdoende paarden, hetgeen ik niet wil tegenspreken
daar, naar mijn oordeel, de hengsten over het algemeen te weinig beweging
krijgen en zoodoende het hoefmechanisme niet genoeg werkzaam is, waar-
door de hoorngroei wordt belemmerd. Mij dunkt dat het toch wel de moeite
waard is om zulke hoog in prijs zijnde paarden niet te laten verwaarloozen.
Anders worden de eigenaars tenslotte zelf de dupe daarvan. Het ware te
wenschen dat deze in de eerste plaats zorg droegen voor een bekwamen
hoefsmid en een geregelde beweging voor hunne hengsten, hetgeen tot
hun eigen voordeel en tot verbetering van het paardenras zou strekken!
Duiven.nbsp;J. A. T a n g e 1 d e r.
— Cursus hl hoefbeslag vanwege de afdeeling Appingedam e. O. van
den Bond van Smedenpatroons.
Gedurende de maanden December 1916, Januari, Februari en Maart 1917,
werden aan bovengemelden cursus 12 theoretische lessen van 2 uur en
14 praktische lessen van 4 uur gegeven.
vooral omdat het hoefbeen dan vrij zeker nog zoo goed als normaal is. Hij,
die den hoef van onderen en van achteren bekijkt en beide helften met
elkander vergelijkt, vooral ten opzichte van de richting der verzenv?anden,
de dikte der straalschenkels, en de ligging benevens de ronding der beide
ballen vergelijkenderwijze nauwkeurig onderzoekt, — dien kan de ziekelijke
scheeve hoef ook in zijn begin-stadium niet ontgaan. Ook bij een verouderden
scheeven hoef kan verbetering in den bestaanden toestand worden verkregen.
3o. Persoverzicht en personalia enz.
4o. Korte mededeelingen, w. o. voorkomt het voorstel in den Gemeente-
raad van München om de ambachtsscholen tijdens den duur van den tegen-
woordigen oorlog te sluiten.
* * *
De April-aflevering van „Der Hufschmiedquot; is ook reeds door ons ont-
vangen, waarop in Mei wellicht wordt teruggekomen, rekening houdende
met de alsdan beschikbare plaatsruimte. Alleen zij thans reeds aangestipt
dat aan de Hoefsmidschool te Dresden op dit oogenblik uitsluitend leer-
lingen worden opgeleid voor militair-hoefsmid, terwijl op een desbetreffende
vraag de Redactie tevens antwoordt dat tegenwoordig aan het front de
hoornzooi niet wordt besneden en zooveel mogelijk voor het mededragen
van het hoefijzer wordt gebezigd, terwijl het nog onbekend is of deze be-
slag-methode na den oorlog bij het leger zal worden ingevoerd.
Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag.
DE WERKING DER BIJVOEGSELS VOOR IJZER EN STAAL.
Toen men ervaren had, dat bijvoegsels van edele metalen het ijzer en
staal in de meeste gevallen veel verbeterden, gebruikte men deze wetenschap
in de moderne industrie op verschillende wijzen. Met alle mengsels oefenen
echter een even goede werking uit, en men is in deze zaak vooral verplicht
met kwantiteit en kwaliteit rekening te houden.
Een bekend bijvoegsel is het vanadium. Dit metaal schijnt aangewezen
te zijn om in de staalindustrie een gewichtige rol te spelen, terwijl slechts
een geringe hoeveelheid (ongeveer 1 procent) voor een goede werking noodig
is. In de meeste gevallen varieert de toevoeging tusschen 0.5 en 0.75 pro-
cent. Door bijvoeging van vanadium wordt het staal hard, terwijl tegelijker-
tijd de breukvastheid en de elasticiteit toenemen. Vanadium-staal kan men
in een knoop leggen, of ontelbare malen om zijn eigen as draaien, zonder
dat dit eene breuk veroorzaakt. De ertsen voor dit metaal vindt men op
uitgestrekte velden in Peru, waar dagelijks 100 ton gedolven wordt, terwijl
voor de productie nog maar 12 'ton per dag noodig is. Voor het gebruik in
de staalindustrie bezigt men meestal ferro-vanadium, eene vanadium-ijzer-
verbinding, welke in den electrischen smeltoven wordt geproduceerd.
Evenals het bovengenoemde metaal wordt ook wolfram veel voor genoemd
doel gebruikt, hetwelk bij de zoogenaamde speciale staalsoorten de breuk-
vastheid verhoogt, en ook in geringe mate de elasticiteit beïnvloedt. De uit-
zetting en doorsneevermindering neemt daarentegen af, zoodat het niet kan
wedijveren met vanadium-staal. Wolfram-staal wordt speciaal gebruikt voor
werktuigen, veeren, permanente magneten, enz. Wanneer hierbij nog chroom
wordt gevoegd, dan verkrijgt men het zoogenaamde rapid-staal. Het smelt-
punt voor wolfram ligt bij 3080» C., waarom dit metaal, evenals om zijn
grooten weerstand, voor gloeilampdraden wordt gebruikt.
Molybdenium oefent dezelfde werking uit op het staal als wolfram, d.w.z.
het maakt het harder, zonder broos te worden. Een verdere aanwending
vindt dit metaal in de glasindustrie, ter verkrijging eener blauwe kleur.
Tamelijk verbreid is titaan, welk metaal naar schatting 0.43 % van het geheele
aardoppervlak bedekt. Wordt dit metaal met gietijzer vermengd, dan wordt
hierdoor de vastheid verhoogd en komen gietblazen minder dikwijls voor.
IJzer en staal worden door toevoeging van titaan armer aan koolstof, en
het afgewerkte stuk is harder. Tengevolge van het hooge smeltpunt van het
titaan is het geschikt voor gloeilampdraden, en in den vorm van carbid
(verbinding met koolstof) voor booglamp-electroden.
Kobalt wordt voor de staalindustrie minder veel gebruikt, daar de prijs
te hoog is. Buiten de fabricatie van messen (vruchtenmesjes) wordt het ge-
bruikt voor zilveroid, eene legeering, welke buiten nikkel nog kobalt bezit
en om haar polijstvermogen vooral in de mechanische industrie gebruikt
wordt.nbsp;F- J. M.
OVER HET BREKEN VAN NIPPELS BIJ HET PONSEN.
Zeker zoo oud als de ponsmachine, zijn ook de klachten over het afbreken
der nippels, en dit is wel een van de redenen, waarom deze machines,
welke uitstekend rendeeren, in kleine smederijen zoo weinig aangeschaft en
gebruikt worden. Wij willen daarom trachten eenige vingerwijzingen te
geven om dit gebrek tot een minimum te beperken, hetgeen echter niet in
zich sluit, dat men hierdoor voor bedoeld gebrek geheel gevrijwaard kan
blijven.
Vooraf zij opgemerkt dat in 95 van de 100 gevallen van breuk de
onbekendheid met de machine, door onachtzaamheid enz. daarvan de oorzaak
is, want de nippel moet toch, wil deze niet stuiken, zoover als deze dun is,
tamelijk hard en daardoor broos zijn, waardoor er van slag of stoot geen
sprake mag wezen.
De eerste oorzaak voor het breken is het onnauwkeurige inzetten van
het bed. Dit wordt gewoonlijk met een of meer stelschroeven vastgezet, en
is naar believen naar voren en achteren, en ook zijdelings verschuifbaar.
Is nu het bed een weinig scheef geplaatst, dan ontstaat er op zijn minst
een sterke wrijving tusschen den nippel en den wand van het gat; is dat
scheef stellen nog iets erger, dan leidt dit zonder twijfel tot breken, al
gebeurt het dan ook niet bij het eerste gat. Daarom zal men het inzetten
van den nippel aan geen leerling overlaten, doch zulks zelf doen.
Dat men geen staal mag ponsen, behoeft zeker geen vermelding. Verder
is ook het ponsen van afgekoeld ijzer niet aan te bevelen. Een verder
gebrek is het, wanneer de doorsnede van het gat niet in de juiste ver-
houding staat tot de ijzerdikte. Als normaal geldt het volgend: bij gewoon
gewalst ijzer moet de doorsnede van het gat minstens 20 % grooter zijn
dan de ijzerdikte, bij gesmede werkstukken minstens 30 %, dus bij gewalst
ijzer gaten van 20 m.M. in ijzer van 16 m.M. dik, en bij smeedstukken
gaten van 20 m.M. in ijzer van 12 m.M. Wordt bij een dergelijke gaten-
doorsnede zwaarder ijzer geponst, dan moet de nippel zeker breken, zij het
dan ook pas na eenigen tijd.
Verder verdient het aanbeveling om den nippel goed te smeren. Gewoon
zeepwater is niet voldoende, daar het te weinig vetgehalte bezit. Zoogenaamde
boorolie, waarbij 20 % olie aan het water is toegevoegd, is te gebruiken.
Verder zal men geen ijzer van ongelijke dikte op spie-vormig ijzer ponsen,
want steeds zal dit het breken van den nippel tengevolge hebben.
ADVERTENTIËN.
voor Hoefbeslag,
verkrijgbaar in de chemicaliën-
en d r O g e r ij e n - h a n d e 1 van
K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,
te Dordrecht.
Prijsopgave op aanvrage.
Voor HH. Veeartsen uitgebreide
■prijscourant gaarne gratis beschikbaar.
In zake vraag of aanbod van
dienstpersoneel, het smidsvak
betreffende, worden van onze
abonné's gratis in „DeHoef-
smidquot; opgenomen.
S. C. M. BAX. 2, 4 en 6 Jufferstraat. ROTTERDAM.
- Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. --
Meest uitgebreide sorteering prima blanke
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fijne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —
liÉr^oiiiiiiiiiiaai
Tfleplio«!!
So.
lelcpai-MreR
BAX JiiIIersilriial
Eolterdiiiii.
NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN
voordeclis, semakkeli.ik innbsp;— Kunnen niet loslaten.
Merk „Dexterquot;, Merk „I'jiciCicquot;,
met fl'mlc ItieMul'. met zwaar Itielsiuk.
Opeii zolen nit één stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in 11 maten van 4-|\r tot (ij
Eng. dm., uiterste lireedte huiteiikant
ijzers gemeten.
in witte en grijze
Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van
tot Eng. dm.
geheel Caoutchouc
uit één stuk met
zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van
7J tot Eng. dm.
uiterste breedte l)uitenkant ijzers gem.
Gemaakte Hoefijzers,
Rits- en Stampmodel,
uitsluitend beste
kwaliteit ijzer;
in 9 maten voorradig.
Strykringen
met riempje.
Kunsthoorn.
IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.
Opruimers voor
Schroefgaten.
Las- of Welbladen en
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.
Schroeven en Stiften
in alle modellen;
tijdige bestelling
gewenseht.
Touwijzers in
verschillende maten.
Men lette op het echte merk S T met kroon.
-ocr page 57-EEN EN ANDER OVER HET HOEFBESLAG IN DE
PROVINCIE GELDERLAND,
door
Dr. Gallandat Huet, Kap'. Paardenarts.
Gelderland is naast Groningen en Zeeland do provincie waar de paarden-
fokkerij op ruime schaal wordt uitgeoefend.
Zoo is dan Gelderland eene provincie waar veel luxepaarden gefokt
worden en naast landbouwpaarden komen er veel tuigpaarden voor den binnen-
en buitenlandschen handel en bovendien veel paarden voor de inlandsche
remonteering (artillerie) vandaan.
Het groote verschil van den bodem in de provincie Gelderland is wellicht
eene der redenen dat de gefokte warmbloedpaarden, of althans de kruisings-
producten hiervan, niet een ieder bevredigen konden en de voorstanders
van de zware koudbloedfokkerij aanleiding gaven hiervoor te propagandeeren,
zoodat men in deze provincie dan ook beide slagen fokt.
- Hierbij moet men echter niet uit het oog verliezen dat de paardenfokkerij
zich veelal tracht aan te passen aan de markt en hoewel dit niet een bewijs
kan zijn of een uiting is van een reëele fokkerij, toch de kwestie van vraag
en van opbrengst vele fokkers, met voorbijgaan van beginsels, een andere
richting doet uitgaan.
Dergelijke veranderingen in de fokkerij, waarbij gezondigd wordt tegen
de stelling dat bodem en klimaat aan een paardenras eigen zijn, kunnen
momenteel uit een finantieel oogpunt voordeelig zijn, de tijd brengt dan
echter vaak teleurstellingen mede, die weer tot de oude fokrichting doen
terugkeeren.
In die streken, waar de paardenfokkerij intensief wordt uitgeoefend, moet
men verwachten dat de fokkers voor elke aangelegenheid, het paard be-
treffende, groote belangstelling hebben en als zoodanig neemt dan zeker ook
het hoefbeslag een voorname plaats in. Vooral waar wij weten dat het
paard waarmede gefokt wordt, of althans waarmede men is begonnen te
fokken, dus ons eigen inlandsche paard, als hoofdgebrek heeft een platten
zwakken hoef, daar ligt het te meer voor de hand dat men bij de fokkerij
het oog voortdurend gevestigd zal liouden op de verbetering van de hoeven
der paarden. Deze verbetering nu is voor een groot deel gelegen in de
hoefhygiëne, waarvan het hoefbeslag een zeer groote factor vormt.
In Engeland, het land waar de paardenfokkerij reeds zooveel eeuwen met
groot succes wordt uitgeoefend, heeft men de groote waarde, die men hierbij
aan een paard met goede hoeven moet toekennen, reeds lang ingezien en het
Engelache gezegde „no hoof, no horsequot; (geen hoef, geen paard) typeert
dit het beste.
Wat heeft men ten slotte ook aan een zeer mooi gevormd, goed gepro-
portionneerd paard, dat slechte hoeven heeft? Welke gebruikswaarde heeft
zoo'n paard? Zeer weinig, niet waar! En staat hier ook niet tegenover
dat men bij een paard met zeer goede hoeven weinig beengebreken mag
verwachten ? J3ij een goed werkend hoefmechanieme, bij een normalen
vorm en goeden stand der hoeven zal toch de lichaamslast gelijkelijk worden
gedragen en de schokken voldoende worden gebroken, zoodat beengebreken
hierdoor worden voorkomen en de gang vlot en zeker zal zijn.
Bij ons te lande is men lang in gebreke gebleven het groote belang van
hoefverpleging, waaronder het hoefbeslag allereerst ressorteert, in te zien
en helaas kan men zich nog dagelijks ergeren, dat niettegenstaande op allerlei
wijze aan de landbouwers voor dit onderwerp belangstelling is gevraagd,
het nog niet is doorgedrongen bij deze belanghebbenden en vervvaarloosd
beslag is nog aan de orde van den dag.
In de steden is dit euvel niet zoo groot als op het platteland, omdat
door de meerdere slijtage de eigenaars wel gedwongen worden hunne paarden
op tijd van nieuwe ijzers te doen voorzien, doch buiten de steden, waar de
arbeid meestal op zachten bodem plaats vindt en gedurende de winter-
maanden vaak zeer weinig arbeid door de paarden verricht wordt, denkt
men dan niet aan verandering van hoefvorm en beenstand door die nalatig-
heid in het besnijden van den hoef en beschouwt men het als een financiëel
voordeeltje om maar te wachten totdat de ijzers verloren geraken, of totdat
meerdere diensten tot een vernieuwing van het beslag noodzaken.
Zoo is naar mijne meening het slechte hoefbeslag, waarop nog al eens
gewezen wordt bij keuringen en op markten als anderszins, in den regel te
wijten aan de eigenaren der paarden en zijn de hoefsmeden op het platte-
land voor het meerendeel hieraan niet schuldig. In deze nalatigheid van de
eigenaars ligt naast een verkeerd opgevat eigenbelang, dat slechts op zelf-
bedrog uitloopt, ook opgesloten een geringe appreciatie voor den
hoefsmid.
Deze geringe appreciatie drukt o.a. geweldig op de prijzen van het hoef-
beslag en het behoeft geen nader betoog dat slecht betaald werk grooten
invloed zal hebben op de belangstelling en ijver van een zaakkundigen
hoefsmid.
Het departement van oorlog heeft reeds lang vóór de burgermaatschappij
het groote nut van goede hoefsmeden ingezien, zoodat de militaire hoef-
smeden een speciale opleiding kregen en voor deze betrekking uitsluitend
goed onderlegde vaklui in aanmerking kwamen.
Het was eerst in 1891 dat men in de provincie Gelderland de hand aan
den ploeg sloeg om het hoefbeslag te organiseeren. Er werd een commissie
benoemd, welke na moest gaan en een rapport moest uitbrengen op welke
wijze bet platteland het beste zou worden voorzien van goede hoefsmeden.
Nu werd te Arnhem een vergadering belegd, welke werd gepresideerd door
Mr. T y d e m a n te Tiel, destijds voorzitter der Geldersche Mij van Landbouw.
Genoemde voorzitter vereenigde zich in een commissie met den heer
de Bruin, destijds leeraar aan 's R, V. A. S. en den heer M o ub i s, toen
ter tijde Kapitein-Paardenarts bij de Rij- en Hoefsmidschool te Amersfoort.
Deze commissie meende allereerst een inzicht te moeten verkrijgen in de
bekwaamheden van de hoefsmeden in Gelderland en deze werden dan ook
in 1892 en '93 opgeroepen om in de smederij van het corps rijdende
Artillerie te Arnhem een proef af te leggen, waarna zij, die aan de gestelde
eischen voldeden, een diploma en een gratificatie ontvingen.
Deze proeven van bekwaamheid deden het licht vallen op de groote leemten
en waren het- punt van uitgang tot het oprichten van de cursussen in hoef-
beslag, die oorspronkelijk over één jaar werden gehouden, doch spoedig
bleken meer te zullen voldoen wanneer de leerstof over twee jaren kon
worden verdeeld. Van den aanvang af werd zoowel de theorie als de prac-
tijk beoefend en bij het examen ter verkrijging van een diploma werd de
kennis van beiden vereischt.
De moeilijkheid in den beginne was om geschikte leiders voor het prac-
tisch onderricht te verkrijgen en het zal uit het bovenstaande geen ver-
wondering baren dat hiertoe bijna uitsluitend militaire hoefsmeden werden
geschikt geacht.
De mannen, die zich verdienstelijk hebben gemaakt in de provincie Gelder-
land om het hoefbeslag te organiseeren en tot bloei te brengen, zijn voor-
namelijk geweest: Mr. Tydeman, Ridder van Rappard, Baron van Nagell
van de Schaffelaar, van Lent, de Vries, de Bruin en Kroon, terwijl, wat
het practisch onderwijs betreft, in herinnering mogen worden gebracht de
militaire hoefsmeden Huising, van Wiggen, van Angeren en Blokker, alsmede
de burgerhoefsmid Sarink.
Hoewel de Mij van Landbouw, al of niet gesubsidieerd door Rijk en
provincie, den eigenlijken stoot aan de opleiding in hoefbeslag heeft gegeven
en deze in de goede banen heeft geleid, was zij toch niet de pionier op dit
gebied. Deze eer en verdienste komt toe aan den in deze maand gestorven
oud-veearts T. W. van Duim te Arnhem.
De heer Van Duim had, naast zijn groote diergeneeskundige praktijk,
een eigen hoefsmederij, welke hij als leersmederij had ingericht en welke
tot 1897 als zoodanig is blijven bestaan. Talrijke smeden in Gelderland danken
hunne opleiding aan den heer van Duim en ontegenzeggelijk heeft hij zeer
veel nut voor het hoefbeslag gesticht en zeer gaarne breng ik dan ook aan
de nagedachtenis van dezen bekwamen practicus van deze plaats een eere-
saluut. Behalve nu deze particuliere opleidingsschool en de cursussen, uit-
gaande van de Mij. v. Landbouw, werden ook geregeld cursussen in hoef-
beslag gegeven door den heer Reimers, leeraar aan de landbouwschool te
Wageningen.
Het departement van oorlog had ook reeds toen ter tijde de gelegenheid open-
gesteld voor enkele jongelui om bij de bereden corpsen een opleiding als
hoefsmid te verkrijgen, Zij werden dan werkzaam gesteld onder leiding van
hoefsmeden der Veldartillerie, terwijl de paardenartsen ter plaatse met het geven
van theoretisch onderwijs belast werden. De Geld.-Overijss. Mij. v. landbouw
heeft in vele gevallen van deze gelegenheid gebruik gemaakt en jongelieden
op haar kosten dit onderwijs doen volgen. Zoo bestaat momenteel nog de
EEN BIJZONDER GEVAL VAN HOEFBEVANGENHEID.
Den 23en Januari 1.1. werd mijn hulp ingeroepen bij een hit. Het dier
had weken aaneen stil gestaan en was toen plotseling gebruikt om ijs te
rijden, hetwelk den heelen dag bij een scherpen Noordooste wind plaats vond.
Den volgenden dag kon de hit niet uit den stal komen en toen ik den
patiënt onderzocht, liep hij heel moeilijk, niet wetende op welken voet te
steunen en verraadde hevige pijn.
Er werd omgezien naar een geschikte verblijfplaats (box), de 4 ijzers
afgenomen en verder een geneeskundige behandeling ingesteld.
Het verloop was niet gunstig. De hevige pijnen bleven aanhouden, met
het gevolg dat geen of weinig voedsel meer werd opgenomen en het zeer
welgedane dier vermagerde enorm.
Op stal lag het bijna voortdurend en was niet dan met zeer veel moeite
en slechts voor korten tijd op de been te krijgen.
Heel lang bleef deze toestand voortduren, totdat einde Maart de voedings-
toestand weer beter werd. Slechts de zeer -goede zorgen van den eigenaar
hadden den patiënt in het leven gehouden. De hit begon nu meer te staan en er
werd nu ook beweging gegeven, hoewel de gang nog steeds houterig en
pijnlijk bleef. Toch werd doorgegaan met lichte beweging op zachten bodem
te geven; de voedingstoestand bleef vooruitgaan. Op 28 April was de
beweging langzamerhand zoodanig vooruitgegaan dat verwacht kon worden
geringe diensten, als stapvoets werk voor een groentekar, te kunnen
vergen. De hit werd beslagen en liep daarna vrij goed.
De eigenaardigheid van dit geval was echter dat de bevangenheid, die zich aan-
vankelijk schijnbaar uitte in een zeer sterke spierbevangenheid (Rheumatismus)
toch geëindigd is met een totale verzakking van de beide hoefbeenderen der
achterhoeven. Waren toch bij het optreden der ziekte de hoeven absoluut
niet warm of pijnlijk, slechts later begonnen zich de verschijnselen van
hoefbevangenheid aan de achterhoeven te openbaren, terwijl de voorhoeven
totaal normaal en onveranderd zijn gebleven.
Bij het laatste beslag was de knolhoefvorm aan de beide achterhoeven
al in ontwikkeling; een vrij sterke groeve onder den kroonrand was reeds
aanwezig, waaronder zich de snuitvormige verdikking zal gaan vormen.
Bij het besnijden van de zool stootte de renet aan de straalgroeven op
het hoefbeen, De breede lijn van murwe hoorn op de hoogte der plaatjeslaag
completeerde de veranderingen van de geheel misvormde achterhoeven.
Als doelmatig werd in dit geval geoordeeld te beslaan met een lederen
zooltje, waaronder een opvulling van in teer gedrenkte jute; de hierbij ge-
bruikte balkijzers werden van kalkoentjes voorzien om toch vooral druk van
den bodem te vermijden.
De tijd zal verder moeten leeren of deze veranderingen van de achter-
hoeven nog eenige bruikbaarheid zullen toelaten, doch het gebruik in snellere
gangen over harde wegen lijkt mij wel uitgesloten.
G. H.
-ocr page 61-HOEFBESLAGCÜESUSSEN VANWEGE DE GELD.-OVERIJS.
MAATSCHAPPIJ VAN LANDBOUW.
1
Examen van het 2e gedeelte op 7 April 1917 te Arnhem.
Leider van den cursus: Dr. J. van Dorssen te Arnhem. Onderwijzer
in practisch hoefbeslag : do heer J. P h. H u i t i n k te Euurlo.
Aantal deelnemers: 11. Geslaagd allen, te weten:
J. M. Overbeek te Azewijn, W. Piek te Heurne bij Dinxperlo, J. Lemmen
te Weurt bij Nijmegen, D. J. Vossers te Doesburg, J. W. Prinsen te
Varsseveld, A. A. Klein Antink te Zevenaar, J. Rothoff te Zetten, B. Seegers
te Drempt, W. Bouwmans te Randwijk, H. Helmis te Klein Grutbroek bij
Doetinchem, St. van de Pol te Opheusden.
De theoretische kennis was algemeen goed. De practische werkzaamheden
verliepen vlot; de zuivere afwerking van het ijzer, ook het passen er van,
lieten bij enkele candidaten eenigszins te wenschen over, wat men op dozen
cursus niet gewooon was te zien. Intusschen waren de opmerkingen niet
van dien aard, dat zij aanleiding konden geven tot onthouding van het
diploma.
* *
Examen van het 2e gedeelte op 14 April 1917 te Neede.
Leider van den cursus : de heer W. van Soest te Borculo. Onderwijzer
in practisch hoefbeslag: de heer H. Barendse te Vörden.
Aantal deelnemers: 8. Geslaagd 6, te weten:
J. H. Venderbosch te Euurlo, A. Hemelman te Neede, A. J. Hemelman
te Neede, J. Th. de Witte te Goor, J. B. te Brinke te Neede, J. ten
Hoopen te Neede.
De theoretische kennis was over 't a,]gemeen goed of voldoende.
Een der candidaten voldeed wel in theorie, maar viel op de practische
werkzaamheden. Een tweede was in mobilisatie, had meerdere lessen moeten
verzuimen, wat aan zijn ontwikkeling goed was te zien. Besloten werd hem
te doen deelnemen aan den korteren cursus na demobilisatie; zijn examen
werd dus tot dien tijd uitgesteld.
Examen van het 2e gedeelte op 18 April te Geldcrmalsen.
Leider van den cursus: de heer J. de Vries te Zaltbommel. Onder-
wijzer in practisch hoefbeslag: de heer S. van Angeren te Utrecht.
Aantal deelnemers : 7. Geslaagd allen, te weten :
G. Derks te Rumpt, H. G. van leperen te Buren, J. M. C. van den Hoven
te Buren, L. Thiemens te Est, J. van Riemsdijk te Tiel, A. A. Baggerman
te Buren, J. van leperen te Leerdam.
De theoretische kennis was voldoende en ruim voldoende. De practische
werkzaamheden verliepen vlot en waren goed, zoodat het diploma der
Maatschappij aan de 7 candidaten gaarne werd toegedacht.
De examens werden bijgewoond door de resp. besturen der afdeelingen en
doQr den heer Swierstra, rijkszuivelconsulent te Arnhem.
M.
-ocr page 62-—nbsp;Hoefsmidschool te Amersfoort. Aan de inrichting zijn in opleiding:
3 vrijwilligers der cavalerie, 4 vrijwilligers der bereden artillerie, 22 miliciens
der artillerie, 20 miliciens der infanterie, 5 landstormplichtigen der artillerie,
5 landstormplichtigen der infanterie en één burgerleerling, totaal 60 leerlingen.
Aan de plaatsen voor vrijwilligers ontbreken nog 8 voor de cavalerie en
5 voor de bereden artillerie.
Vanaf 1 Januari 1917 zijn gediplomeerd 17 leerlingen, n l. de vrijwilligers
der bereden artillerie: D. Kaffa van 's Gravenhage, J. W. C. van Ekeris
van Utrecht, — de burgerleerling A. van der Eurgh van Delft, — de miliciens
der infanterie: C. van Hengstem uit Soest, C. Buinstcrs uit Breda, J. Elorijn
uit Oosterwijk, — de miliciens der bereden artillerie: W. Blok uit Halfweg,
P. W. Willemse uit Nijmegen, H. Looijenga uit Midwolda, W. D. J. Eype
uit Buiksloot, P. van Maurik uit Buren, J. J. G. Huiskes uit Groenlo, S.
K. Wijma uit Westzaan, — de miliciens der cavalerie: K. Hemstra uit
Cubaard, H. Topma uit Huizen, E. J. Winsberghe uit Zoetermeer, G. G.
Ezendam uit Tvvekkelo.nbsp;G. H.
—nbsp;Tot Directeur der Rij- en Hoefsmidsschool te Amersfoort is benoemd
de Luitenant-Kolonel der Cavalerie Grondhout.
—nbsp;Utrecht. Uit de rekening van het Genootschap voor Landbouw en
Kruidkunde over 1916 blijkt, dat in genoemd jaar voor een cursus in hoef-
beslag een Rijkssubsidie is genoten van f200 en dat voor een zoodanigen
cursus f232.17 is uitgegeven.
—nbsp;Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. Na een verblijf van 6
maand aan de Inrichting, is op 28 April vertrokken de leerling A. W o 1 d
van Hooghalen gem. Beilen, met een voor de practijk „voldoendequot; en voor
de theorie „goedquot; getuigschrift.
Drenthe. Bij de dezer dagen gehouden stamboekkeuringen in deze
provincie bleek dat ook hier de kalkoenen aan het verdwijnen zijn. Men vindt
ze nog in de minst ontwikkelde streken het meest, b.v. in de omgeving van
Beilen.
—nbsp;Vereeniging ter veredeling van het ambacht. Blijkens het jaar-
verslag dezer Vereeniging over 1916 bestaat het aantal leden over 1917
uit 199 persoonlijke leden en 33 Vereenigingen. Dit aantal is in 9 provincies
uiterst gering. Alleen Noord- en Zuid-Holland tellen noemenswaardige
getallen, n.1. resp. 55 en 59 gewone leden, 11 en 10 vereenigingen.
Het doel der Vereeniging is ongetwijfeld nuttig, het persoonlijk lidmaatschap
bedraagt slechts f 1. Toch schijnt er in ambachtskringen nog weinig
ambitie voor te bestaan. Hoe dit komt weten wij niet. Men kan zich voor
het lidmaatschap opgeven bij den heer Joh. S ch m id t, algem. secretaris
te 's-Gravenhage, van Bylandtstraat 110.
Op smidsgebied is er ook nog weinig animo om zich aan het examen
-ocr page 63-voor „meesterquot; of „gezelquot; te onderwerpen. Gedurende 1916 hebben zich
137 candidaten aangemeld, n.1.
voor het Meester-examen voor dat als Gezel
Meubelmaken ... 2
De examens in het Timmeren, Metselen, Smeden en Meubelmaken worden
te Amsterdam, die in het huisschilderen te Rotterdam afgenomen.
Voor meester-smid slaagde de heer W. J. Kroeger te Amsterdam.
*
Te Amsterdam werd ook afgenomen het examen van gediplomeerde Meesters
in het Ambacht, ter bekoming van het diploma van : onderwijzer in de
practijk van het amhachtaonderwijsquot;. Uit het verslag dezer examencommissie
nemen wij het volgende over:
,Bij het onderwijzen voor de klasse bleek, dat de meesten het te
„behandelen onderwerp goed heheerschten. Een candidaat was onduidelijk
„bij het verklaren en wist zijn woorden niet goed te kiezen.quot;
(Wij nemen deze zinnen over, omdat het „onderwijzen voor de klassequot; ons
ook altijd een nuttige eisch is voorgekomen voor „onderwijzer in practisch
hoefbeslagquot;, hetgeen tot nu toe nooit is gevergd. Die hoefsmeden, welke
blijken hebben gegeven hun vak goed te verstaan doch onvoldoende ge-
schiktheid toonden om hunne kennis aan anderen mede te deelen, moesten
enkel „gediplomeerd hoefsmidquot; of „meester-hoefsmidquot; worden. (A. W. H.)
De Vereeniging ontvangt jaarlijks f 3000 subsidie. De kosten der „beperkte
proefaflegging 1916quot; bedroegen f 3540.81», terwijl die voor 1917 zijn
begroot op f 5300. Het batig saldo over 1916 bedroeg f2188.55, tegen
f 2964.28S over 1915.
— Draverbeslag. De heropening van het draver-seizoen levert ook voor
de hoefsmeden eenig voordeel. Bij geen onkel paard toch wordt het hoef-
beslag in den regel zoo nauwkeurig bewerkt en aangebracht als bij paarden
voor de baan en het behoeft nauwelijks gezegd dat zulk werk zich goed
laat betalen.
Het is bekend, dat sedert het totalisator-verbod in 1911 de draverijen
op de lange baan belangrijk zijn ingekrompen. Een paar Vereenigingen zijn
nog blijven doorgaan met het geven van courses, inzonderheid voor dravers,
doch de meeste banen zijn gesloten. Daarentegen wijzen de korte baan
draverijen op eenigeu bloei. De eerste draverij heeft reeds plaatsgevonden
op Paaschmaandag te Harendermolen, waar toen nog niet veel deelname
was. Het draver-seizoen begint eigenlijk pas op Hemelvaartsdag, op welken
dag opnieuw te Harendermolen korte baan draverijen plaats vinden, alsmede
lange baan draverijen te Alkmaar. lu Mei en Juni worden verder op de
volgende plaatsen draverijen gehouden: 20 Mei Houtrust (den Haag) en te
Zuidbroek. 23 Mei Lisse, 28 Mei Alkmaar en Veendam, 3 Juni Houtrust,
5 Juni St. Jacobi-Parochie, 6 Juni Leiden, 10 Juni Groningen, 17 Juni
Zuidlaren, 24 Juni Houtrust,
—nbsp;Gediplomeerde hoefsmeden. In een vergadering van de Afd. Groningen—
Drente der Maatschappij van Diergeneeskunde, gehouden 18 November 1916,
waarvan het officiëele verslag voorkomt in het Tijdschrift dier Maatschappij
van 15 December, 1916, is o.a. het volgende opgemerkt:
De heer B r u y e 1 (Tolbert) houdt een inleiding over gediplomeerde hoef-
smeden. Z'n oordeel daaromtrent is niet gunstig; hij acht ze niet beter dan
de niet gediplomeerde, vindt ze dikwijls eigenwijs en niet genegen de ad-
viezen der dierenartsen te volgen; bovendien hebben ze een groote neiging
tot kwakzalverij. Hij zou de opleiding voor gediplomeerde hoefsmeden willen
laten vervallen en de smeden gelegenheid willen geven cursussen te volgen
in paardenkennis, waar dan de onderwerpen hoef, standen en gangen iets
meer uitvoerig zouden moeten worden behandeld.
Verschillende leden zijn het niet met de ideeën van den inleider eens,
sommigen staan er lijnrecht tegenover en verklaren dat de opleiding van ge-
diplomeerde hoefsmeden, veel resultaten heeft gehad en het beslag der paar-
den daardoor enorm is verbeterd. Er zijn wel enkele bezwaren aan die
opleiding verbonden, zooals b.v. het optreden van zwakke broeders, die
feitelijk nooit het diploma waard zijn geweest, het weer vervallen in den
ouden sleur en toch reclame maken met het diploma^ het zich misschien wel
eens te veel afgeven met de behandeling van hoefziekten, 't geen trouwens
ook — en misschien niet minder — door niet gediplomeerden wordt gedaan.
Een en ander weegt echter niet op tegen de groote voordeelen aan het op-
treden der goed onderlegde hoefsmeden verbonden. Door tactisch optreden
der dierenartsen tegenover den smid, door het niet te veel in vakbladen,
zooals „Het Paardquot; en „De Hoefsmidquot;, behandelen van allerlei ziekten en
hare behandeling, door het herzien van de handleiding voor den hoefsmid,
geschreven door Moubis, waarin ook te veel aandacht is geschonken aan
hoefziekten, zal zeker de kleine schaduwzijde, aan de opleiding verbonden,
nog zeer worden beperkt.
(Er wordt in het bovenstaande niet positief gezegd dat er in „Het Paardquot;
en „De Hoefsmidquot; te veel over ziekten en hare behandeling wordt ge-
schreven, maar men kan het er toch wel uit lezen. Indien het laatste juist
mocht zijn, dan houden wij ons voor mededeeling daarvan alsnog aanbevolen,
met vermelding van feiten. R e d.)
—nbsp;Verhooging der kolenprijzen. Zooals wij onlangs hebben medegedeeld,
was door het Rijnsch-Westfaalsche Kolensyndicaat op zijn dezer dagen ge-
houden vergadering, nog geen besluit genomen betreffende het vaststellen
van hoogere prijzen, daar hierover nog onderhandelingen worden gevoerd
tusschen dea Pruisischen minister van handel en den voorzitter. Deze onder-
handelingen zijn thans geëindigd en de prijzen zijn als volgt bepaald, met
ingang van 1 Mei 1917 : ^
voor steenkolen een verhooging met M. 2 per ton, geldig tot en met
30 September 1917.
voor briketten een stijging met M. 2.50 per ton, geldig tot en met
31 Augustus 1917.
voor cokes een verhooging van M. 3 per ton, geldig tot en met 31 Aug.
1917. Voor cokesgruis is de verhooging op slechts M. 2 per ton vast-
gesteld.nbsp;(u. N. B. Ort)
— De Bijnsch-Westfaalsche ijzer- en staalmarkt. Deze tak van nijverheid
kenmerkt zich door eene voortdurend groote vraag. In de eerste plaats is
de ijzerindustrie er voor aangewezen voor leger en vloot te werken. Met
alle kracht werkende, is het niet altijd mogelijk geheel aan de eischen, die
gesteld worden, te voldoen, zoodat het bedienen van het binnenland en het
onzijdige buitenland met vredesmateriaal op zeer groote moeilijkheden stuit,
temeer daar tegenwoordig nog steeds zeer weinig producten geen direct of
indirect oorlogsmateriaal zijn. De ijzer- en staalnijverheid heeft te kampen
met transportmoeilijkheden, waardoor grondstoffen, als brandstoffen, erts,
ruw ijzer en halffabrikaten in onvoldoende hoeveelheden worden aangevoerd
of de afgewerkte producten niet verzonden kunnen worden. Hoewel verbe-
tering kon worden waargenomen, is de toestand nog niet bevredigend. Een
tweede factor is het arbeidersvraagstuk. Het productievermogen is o.a. ver-
minderd, aangezien de geschoolde voor het leger gebruikte arbeiders door
minder geoefende arbeiders en arbeidsters worden vervangen. Men heeft
hierin gedeeltelijk voorzien door uit het leger vaklieden beschikbaar te stellen.
De loonen der arbeiders zijn, mede in verband met den aanmerkelijk
gestegen levensstandaard, zeer hoog. Fijn-mecaniciens verdienen per maand
700— 800, draaiers en freesers 400-500 Mark minimum. De prijzen der
gereede fabrikaten zijn onlangs door het staalverbond niet onaanzienlijk
verhoogd, in verband met de gestegen productiekosten (dure grondstoffen,
hooge loonen, dure hulpmiddelen).
Tengevolge hiervan zijn de verder verwerkende industrieën met prijs-
verhoogingen gevolgd. Bovendien kan verwacht worden, dat de kolen, wegens
de kolenbelasting, in prijs zullen stijgen en daardoor de productie-kosten
opnieuw hooger zullen worden. Daar dit echter niet kan worden voorzien,
heeft men gemeend niet te moeten overgaan tot het bepalen van maximum-
prijzen. Trouwens de door conventies en andere lichamen bepaalde prijzen
staan slechts op papier, in de practijk worden veel hooger prijzen gevraagd
en ook betaald, omdat de prijzen bijzaak zijn geworden.
(Het vorenstaande is eene mededeeling van den wnd. Consul te Essen-
Ruhr, voorkomende in „Handelsberichtenquot; van 26 April j.l. Van de verdere
gedetailleerde opgaven omtrent de verschillende ijzersoorten, laten wij hier
alleen nog volgen wat over staafijzer wordt gezagd. R e f.)
Staafijzer is eveneens een zeer gezocht artikel, waarvan niet genoeg kan
worden geleverd, mede wegens gebrek aan grondstoffen. De prijzen zijn
onlangs met 30 Mark per ton verhoogd. Daar er geen vrije handel meer
bestaat en de vraag zeer groot is, wordt gecontracteerd tegen prijzen, die
do vastgestelde verre overtreffen. De fabrieken hebben voor 3 ä 4 maanden
volop werk. Qualiteitsmateriaal is zeer gezocht, ook door de neutrale staten,
aan wier wenschen slechts voor een klein gedeelte kan worden voldaan.
— Aan de Statistiek van den In-, Uit- en Doorvoer van het Koninkrijk
der Nederlanden ontleenen wij de volgende bijzonderheden aangaande den
in- en uitvoer gedurende het jaar 1916, in vergelijking met de jaren 1916
en 1914.
Invoer tot verbruik.
1916nbsp;1915nbsp;1914
IJzer. Euw ijzer (gegoten), kilo . 57,735,000 46,676,000 208,562,000
o. a. uit Gr.-Britannië .... 10,228,000 16,391,000 85,417,000
uit Pruisen........ 37,416,000 27,187,000 86,116,000
IJzer. Smeed, band-, plaatijzer, enz.,
kilo.......... 346,283.000 525,361,000 636,197,000
O. a. uit België...... 12,356,000 4,872,000 48,559,000
uit Gr.-Britannië...... 7,167,000 22,414,000 12,452,000
uit Pruisen........ 324,492,000 495,390,000 573,977,000
IJzer. Spoorstaven, kilo .... 14,769,000 26,255,000 49,286,000
O. a. uit Pruisen...... 12,665,000 12,863,000 50,556,000
LTzer. Gaspijpen en buizen v. water-
leiding, kg........ 36,454,000 32,855,a)0 39,158,000
O. a. uit Pruisen...... 34,962,000 29,162,000 29,598,000
IJzer. Ijzerwerk, gulden .... 26.653,000 18,194,000 22,143,000
O.a. uit Pruisen...... 20,016,000 14,012,000 15,598,000
IJzer. Ijzerwerk, Scheepsankers,
scheepskettingen en scheepsspil-
leo, gulden........ 277,000 424,000 534,000
IJzer, Nagels en spijkers, kilo . . 12,037,000 16,077,000 23,123,000
O. a. uit Pruisen...... 10,991,000 14,491,000 16,507,000
(u. N. B. G,)
Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag.
OVER HET WERKEN MET SPIRAALBOREN.
In de meeste gevallen gebruikt men tegenwoordig spiraalboren in plaats van
platte puntboren. Tengevolge van den veel hoogeren prijs wordt de spiraalboor
vooral in kleine werkplaatsen als een heiligdom bewaard. Daar bij deze boren
buitengewoon voorzichtig gehandeld wordt, vooral bij slijpen enz., verkeeren
zij dikwijls in een beklagenswaardigen toestand, zoodat een goede platte
boor betere diensten levert. In de eerste plaats wachte men met slijpen
niet zoo lang, tot het werkelijk niet meer gaat, en men slijpt de boren zoo,
dat de snijkanten den juisten hoek vormen met de as. Deze hoek bedraagt
116° tot 118°. De snijkanten moeten nauwkeurig even lang zijn, en de lippen
goed aangeslepen. Het slijpen moet steeds nat geschieden, opdat de boor
niet te heet wordt. Vooral in den beginne is het nat slijpen niet zoo'n een-
voudige zaak en bedient men zich hierbij van schabionen. Bij het boren
zelf zal men voor de verschillende metalen moeten letten op de juiste om-
draaiïngssnelheden en den goeden hoek van den snijkant, opdat men goede
resultaten verkrijgt en de boor langen tijd in goeden staat kan blijven. Men dient
de boor vooral niet langzaam te laten loopen, om daardoor zwaarder te
kunnen aanzetten. Hierdoor ontstaan sterke spanningen, waardoor de boor
breekt.
Onderstaande getallen dienen als uitgangspunt bij het gebruik van
spiraalboren.
^oor- |
Uit goed werktuigstaal. |
Uit |
Door- in |
Uit goed werktuigstaai. |
Uit | ||||
»nede U.M. |
Smeed- |
Gietijzer. |
Messing. |
sneldraai- |
Smeed- |
Gietijzer. |
Messing. | ||
Omdraaiingen per minuut. |
Omdraaiingen per minuut. | ||||||||
1 |
3000 |
3500 |
4000 |
12 |
265 |
317 |
475 |
725 | |
2 |
1600 |
1900 |
2500 |
13 |
245 |
290 |
445 |
675 | |
3 |
1000 |
1200 |
1900 |
14 |
235 |
272 |
410 |
625 | |
4 ...... |
800 I |
9B0 |
1400 |
15 |
212 |
255 |
380 |
580 | |
r, |
640 |
700 |
1100 |
16 |
198 |
238 ' |
355 |
545 | |
G |
.520 |
630 |
950 |
1450 |
17 |
187 |
225 |
335 |
515 |
7 |
450 |
550 |
820 |
1250 |
18 |
177 _______J |
212 |
318 |
490 |
8 |
400 |
480 |
720 |
1095 |
19 |
• 168 |
200 |
300 |
465 |
9 f |
360 |
430 |
650 |
970 |
20 |
160 |
191 |
285 |
450 |
10 |
320 |
380 |
570 |
876 |
21 |
142 |
173 |
260 | |
11 |
290 |
345 |
520 |
795 |
i |
De scheuren in de lengterichting ontstaan meestal door verkeerde, op zijn minst
genomen door onvoorzichtige, behandeling; derhalve worden ze in zoo'n geval niet
geruild. Te veel ruimte in den boorspindel moet steeds vermeden worden daar
anders de boor te krachtig gedrukt wordt. Aanbeveling verdient het voor
het slijpen een specialen kleinen slijpsteen aan te schaffen, welke in dit geval
best rendeert door besparing aan arbeidsloon enz.
F. J. M,
-ocr page 68-S. C. M. BAX. 2, 4 en 6 Jufferstraat. - ROTTERDAM.
- Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG.--
Meest uitgebreide sorteering prima blanke
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fune Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke ppyzen. —
ßix JBlferstraat
ßötterilaiii.
So.
NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN
voordeelig, gemakkelijk in gebruik. — KunnBn niet loslaten.
Merk „Dexterquot;, Merk „Pacificquot;,
niet flink hielstuk, met zwaar hielstuk.
Open zolen uit één stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in 11 maten van tot 6|-
Eng. dm., uiterste breedte buitenkant
ijzers gemeten.
Merk „Chicagoquot;,
geheel Caoutchouc
uit één stuk met
zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van
7itot Tfe-Eng. dm.
uiterste breedte buitenkant ijzers gem.
Merk
in witte en grijze
Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van 4^
tot Eng. dm.
Open Luchtdrukzooi
in 8 verschillende maten voorradig.
M
Dichte Luchtdruk-
zolen, in 10 maten,
voor- en achterijzers,
voorradig.
Hoef-
randen. Open Caoutchouc
zool, merk B. Y.,
in 7 maten, voor-
en achterijzers
voorradig.
Gemaakte Hoefijzers,
Rits- en Stampmodel,
uitsluitend beste
kwaliteit ijzer;
in 9 maten voorradig.
KuDsthoorn.
IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.
Opruimers voor
Schroefgaten.
Schroeven en Stiften
in alle modellen;
tijdige bestelling
gewenscht.
Las- of Welbladen en
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.
Tonwijzers in
verschillende maten.
H^ Men lette op het echte merk S T met kroon.
-ocr page 69-II. EEN EN ANDER OVER HET HOEFBESLAG IN DE
PROVINCIE GELDERLAND,
door
Dr. Gallandat Huet, Kap*. Paardenarts.
{Vervolg).
Arnhem, de hoofdstad van Gelderland, gelegen aan den Rijn, is een der
mooiste steden van geheel Nederland. Deze mooie ligging dankt het aan
den hoogen Veluwe-zoom, die zich van Oost naar Zuid ombuigt. Meerendeels
30 tot 50 M. boven de oppervlakte der zee, op enkele plaatsen zelfs 100 a
110 M., heeft Arnhem een gezond klimaat met fijne, droge lucht. De on-
middellijke nabijheid van bosschen met zwaar en hoog hout, de talrijke beken
en watervallen verhoogen het natuurschoon en maken de omgeving van
Arnhem tot een lustoord.
De gunstige verbindingen per spoor, tram en boot naar alle richtingen
maken het bijzonder geschikt tot het doen van uitstapjes en zoo zijn
Wageningen met den Grebbe-berg, Dieren met Laag Soeren, den Achterhoek,
het Montferland, Hoog Elten, Nijmegen met Beek en übbergen van uit
Arnhem geliefkoosde dag-toeren.
De stad is dan ook steeds in zielental vooruitgaande, heeft nu 68000
inwoners en is met recht een vroolijke, bloeiende en rijke stad.
Het antieke, dat de meeste onzer Hollandsche steden zoo aantrekkelijk
maakt voor den bezoeker, mist Arnhem. Het is dan ook een geheel nieuwe
stad en heeft het oude karakter verloren na 1853, toen besloten werd de
wallen te slechten en de grachten te dempen ; het idee vesting ging hier-
mede dus geheel verloren en opende baan voor den aanleg van plantsoenen
en pleinen. Omtrent den oorsprong der stad verkeert men in het onzekere;
wel heette de plaats vroeger Arneym of Amern,, doch reeds in 893 werd
de tegenwoordige spelling Arnhem in officiëele stukken gebruikt. Waar-
schijnlijk leidt de eigennaam „Arnoquot; tot den oorsprong der benaming.
In 1233 werden aan Arnhem door Graaf Otto II, van Gelre en Zutphen,
stedelijke rechten geschonken. In 1282 verkreeg de stad het recht haar
eigen munt te slaan en in 1443 werd ze opgenomen in het Hanze-verbond.
Ook het oorlogszwaard is aan Arnhem niet gespaard gebleven en veel heeft het
herhaaldelijk geleden, zoowel door burgertwisten als door binnenlandsche oor-
logen. Zoo werd het in 1372 ingenomen door Jan vanBlois, die het echter spoedig
daarop weder verloor aan den Hertog Willem van Gulik. Plunderingen
waren toen ter tijde onafscheidelijk verbonden aan het innemen van een
stad. In 1424 braken weer geschillen uit na den dood van den Utrechtschen
bisschop Trederik. De bisschop Walraven van Meurs, die uit Utrecht verjaagd
was, koos Arnhem tot hoofdverblijf In 1466 werd de stad bij verrassing
ingenomen door Willem van Egmond, die daarop een langdurige belegering
van Adolf van Gelre weerstond.
Tn 1473 werd Arnhem bemachtigd door Karei de Stoute, hertog van
Bourgondië; een brandschatting van 90.000 Rijnguldens werd als boete
voor het verzet opgelegd. In 1492 koos Arnhem de zijde van Karei van
Egmond, doch het gelukte Eilips de Schoone in 1505, na langdurige
belegering en vele stormaanvallen, de stad te vermeesteren en te behouden
tot 1514, toen Karei van Gelder door overrompeling heer en meester werd.
In 1543 kwam heel Gelderland met Arnhem onder Keizer Karei V en
bleef ook in den Spaanschen tijd tot 1580 onder vreemde overheersching.
In 1672 werd Arnhem door Louvois, onder Lodewijk XIV, overvallen en
bleef twee jaren in de macht der Eranschen. Gedurende de 18e eeuw was
Arnhem het brandpunt der woelingen, „Geldersche Plooierijenquot; genaamd
en welke stedelijke bestuursgeschillen inhielden. In 1793 kwam het
weder in de macht der Eranschen, tot het in 1813 op 30 November ver-
meesterd werd door de troepen der geallieerden, onder von Bülow. Dat de
strijd hier zwaar was, blijkt uit het aantal gevallenen, n.1. 1000 Duitschers
en 3000 Franschen.
Behalve deze oorlogsweeën doorstond de stad Arnhem nog andere rampen,
zooals zware branden in 1364, 1411, 1419 en 1425, waarbij telkens een
groot gedeelte der stad in de asch werd gelegd, en een buskruitontploffing
in 1589, waardoor ook zeer veel schade en ongelukken werden veroorzaakt.
* , *
Wij hebben reeds opgemerkt, dat Arnhem door zijn ligging talrijke
bewoners trekt die niet om commerciëele of industriëele redenen daar gaan
wonen. Het is dan ook in den waren zin van het woord een luxe-plaats.
Ook op paardengebied is dit lang zoo geweest, doch de auto is de vijand
van het luxepaard en heeft ook hier vele equipages en vele stalhouderijen
doen verdwijnen. Toch is Arnhem niet onbelangrijk; er wordt altijd nog
veel gereden, zij het dan niet dat alle buitens eigen paarden hebben ; het
zijn dan maandpaarden die toch ook voor het hoefbeslag meetellen.
Er zijn momenteel nog 6 rijtuigverhuurders in de stad zelf, n.1. de N.V.
Gebr. Eiemer, Firma de Rijk, de Amsterdamsche Rijtuig-Mij., C. Boekhout,
G. J. Voetman en H. Matzer, terwijl er ook nog enkele sleepers en ver-
huizingsondernemingen met eigen paarden zijn. De N. V. Gebr. Riemer heeft
de grootste zaak met circa 40 paarden en bovendien ± 60 maandpaarden,
de firma de Rijk heeft 28 paarden, de A'damsche Rijtuigmij., die ook
sleeperspaarden heeft, 40, Boekhout 20, Voetman id. en Matzer 13 paarden.
Van de sleepers heeft Van Ommen met 38 paarden de grootste zaak, daarna
Wolters met 11 paarden, terwijl Welling nog 13 houdt. Koning (firma v. Laar)
eveneens en nog tal van andere bedrijven elk 4 a 5 paarden en hitten,
zooals O. a. de beide melkinrichtingen, Gerritsen, Willemsen, Will e. a.
Bovendien bezit Arnhem een manege met 30 paarden en heeft de Gemeente
voor hare bedrijven eveneens 30 paarden in gebruik.
Na dit globale overzicht van het paardenmateriaal moet men bij de be-
oordeeling van het hoefbeslag en de belangrijkheid ervan nog weten dat er
zeer vele paarden in de omstreken zijn, doch dat uit de Betuwe, uit Velp
en uit Oosterbeek weinig paarden te Arnhem in beslag komen, daar die ter
plaatse worden beslagen. Wel uit de Veluwe als uit Hoenderloo, Otterbo,
Schaarsbergen en Deelen. Ook uit Westervoort, Velp en Rozendaal wordt
de hulp der Arnhemsche hoefsmeden ingeroepen; naar de laatstgenoemde
plaatsen wordt deze dan echter meest als „stalbeslagquot; verleend en is dit
dan ook de luxe zijde van het vak.
Van de in Arnhem aanwezige paarden worden alleen die der Gemeente-
bedrijven door eigen
personeel beslagen, ter-
wijl in de gemeente 10
smeden wonen die uit-
sluitend hoefsmid zijn of
een gemengd smidsbe-
drijf, w. O. ook het hoef-
beslag, uitoefenen.
Deze hoefsmedea zijn:
J. A. Brink Jr., L. W.
V. d. Bragt Jr., A.
Trentz, Wed. G. Kok,
L. V. d. Bracht en Zn.,
B. H. L. Pohlkamp en
Zn., P. J. Pouwels en
Zn., J. Dusschoten, H.
J. de Wilde en J. B.
Polman. Hiervan zijn
Pohlkamp, Prentz en
de Wed. Kok uitslui-
tend hoefsmederijen,
terwijl de overige het
hoefsmeden met wagen-
of grofsmeden combi-
neeren.
Ik had het genoegen
de heeren Pohlkamp, Prentz en Brink in hunne zaken persoonlijk te
spreken en van hen inlichtingen te bekomen, terwijl ik door tijdsgebrek
van de andere bedrijven mij slechts met het bezichtigen van het uiterlijke
der smederijen moest tevreden stellen.
Van deze hoefsmeden is alleen de heer J. A. Brink Jr. gediplomeerd;
hij behaalde reeds op 18-jarigen leeftijd zijn diploma te Arnhem aan den
cursus der Geldersche Overijsselsche Mij. van Landbouw en de lust en de
ijver, die hij voor zijn vak toonde, maakte op mij geheel den indruk dat
het hoefbeslag bij dezen jeugdigen Hercules in goede handen is. Opmerkelijk
is ook dat hij als knecht een gediplomeerd hoefsmid heeft, zoodat in deze
zaak wel degelijk het gewicht van een vakopleiding op waarde wordt geschat,
Smederij van J. A. Brink Jr. te Arnhem
(de eigenaar is bezig met het bewerken van den
achterhoef).
iets dat ik helaas bij anderen niet mocht ondervinden. Er vs^ordt nog steeds
te veel afgegeven op enkele gediplomeerden die slecht werk afleveren, en
tracht men hiermede aan te toonen dat een diploma uit den booze is.
Wij hebben herhaaldelijk er op gewezen dat een diploma niet steeds de
waarborg geeft dat de bezitter een goed werkman is, doch wel dat een
diploma het uitgangspunt kan zijn om na meerdere ervaring en zonder
zelfoverschatting een goed werkman te worden.
Daarbij kan niet genoeg worden gewezen op het belang er naar te streven,
zoo spoedig mogelijk alle examens, die recht geven op een diploma als
hoefsmid, door een vaste commissie te doen afnemen; hierdoor zullen de
eischen meer gelijk worden en
het verkrijgen van een diploma
allicht ..... minder gemak-
kelijk.
De 10 genoemde hoefsmeden
hebben onderling uniforme mini-
mum-prijzen vastgesteld. Een
waarborg-storting van f50 van
iederen contractant is hieraan
verbonden. De vastgestelde
minimumprijzen zijn als volgt:
4 zomerijzers eenvoudig beslag
f 2.40, id. zwaarder beslag
f 2.80, id. zware paarden (Bel-
gen) f 3.20 ; 4 winterijzers een-
voudig beslag f4.40, id .zwaarder
beslag f4.80, id. zware paarden
(Belgen) f 5.20; voor hitten
4 zomerijzers: f 2, 4 winter-
ijzers f 4 ; verleggen 4 zomer-
ijzers f 1.20, 4 winterijzers f 1.60,
id. voor hitten f 1.20; stooten
opzetten, per stuk f 0.15 ; voor
ronde ijzers en verdikte takken
extra f 0.50; stalbeslag: per
4 zomerijzers f 3.50, per 4 ijzers verleggen f 2. Stiften 4 ä f 5 per 100
stuks, schroeven id. 5 ä f 6; ijzers vastleggen op stal f 0.50.
* *
*
Bij de tegenwoordige prijzen van het ijzer, de kolen en de gereedschappen
mogen wel flinke beslagprijzen gevraagd worden en is een bond als deze
zeer nuttig. Het zal er ook toe meewerken dat het publiek het hoefbeslag
meer op waarde gaat schatten en aan die kunstbewerking eischen gaat
stellen waaraan alleen door een goed vakman kan worden voldaan.
Als gunstig teeken vond ik te Arnhem alle noodstallen verdwenen, uitge-
zonderd een oude travaille, die opgesteld was bij de Wed. Kok in de Nieuwe
Kraan. Deze smederij is zeer verdekt opgesteld, van den weg afgelegen en
Hoefsmederij van B. H. L. Po h 1 k a m p en Zn.,
Beekstraat 74, Arnhem,
(de eigenaar houdt het paard bij de trens).
door middel van een handwijzer en door een stal heengaande te bereiken.
Deze smederij, die eertijds de bloeiende leersmederij was van den heer van
Duim, bezat zeker de travaille nog als overblijfsel ten dienste van hoef-
operaties en als hulpmiddel voor diens praktijk.
Alle smeden beslaan dus uitsluitend uit de hand en schijnen zich daar zoo
wel bij te bevinden dat geen enkele meer neiging heeft de afgeschafte travaille
weer in te voeren.
Als tweede feit merkte ik op, en dit helaas met spijt, dat zeer veel ijzers
met kalkoenen worden gebruikt. Ja, de paarden die ik op straat tegenkwam
en sleeperswerk verrichtten, waren alle van kalkoenen voorzien.
De heer Pohlkamp deelde mij mede dat de stalhouderspaarden meestal
en die van de N. V. Gebr. Eiemer alle op vlak beslag liepen, doch dat de
sleepers alleen kalkoen-ijzers wenschten en er wel honderd trekpaarden te
Arnhem winter en zomer op schroeven liepen. Men scheen dit noodzakelijk
te vinden voor de hellende wegen, hoewel het voor de paarden niet anders
dan slecht kan genoemd worden, vooral omdat de slechte gewoonte bestaat
bij de paardenverzorgers om op stal de schroeven niet uit te draaien en de
paarden dus steeds op hunne schoenen met hooge hakken blijven staan,
afgezien nog van de kans op verwondingen en het bekomen van leggers.
Het zool- en kurkbeslag dat te Amsterdam voor de asphalt-bestrating zoo
veelvuldig en met succes wordt gebruikt, werd hier niet of alleen bij maand-
paarden toegepast.
De heer Pohlkamp werkt, zooals al de overige hoefsmeden, met één knecht;
al de smederijen hebben twee vuren. De beslagloods en de smederij zijn
bij allen in hetzelfde gebouw ondergebracht; soms, zooals bij den heer
Prentz, door een halven muur gescheiden, hetgeen zeer practisch is tegen
het spatten van vonken en het hierdoor onrustig worden der paarden.
Bij elk van hen, die hoofdzakelijk hoefsmid zijn, worden tusschen de 40
en 60 paarden per week beslagen, bij de overigen aanzienlijk minder.
Hierbij worden door enkelen uitsluitend handgesmede ijzers gebruikt, bij
meerderen echter ook fabriekijzers. Ik zag dan ook zeer goed afgewerkte
fabrieksijzers, die zeker de voorkeur verdienen boven slechte handgesmede,
doch de handigheid van het smeden zal op den duur door het te veel gebruik
van machinaal beslag wel inboeten. Ook is het machinaal beslag niet goedkoop.
Waar het stafijzer nog f30 kostte, betaalde men voor 100 K.G. machinale
ijzers uit de fabriek van Helpman f 40.
Het opbraden van oude ijzers wordt niet meer gedaan ; men ziet hier geen
voordeel in door de hooge werkloonen en kolenprijzen.
Bij het winterbeslag worden te Arnhem hoofdzakelijk stiften gebruikt;
alleen bij sleeperspaarden meer schroeven, daar bij deze de stiften te veel
verloren gaan als door afslijting de borst op het ijzer komt.
De heer Frentz deelde mij nog mede, sprekende over den hoefbeslagcursus,
die telken jare te Arnhem wordt gehouden in het gebouw van de Ambacht-
school, dat deze cursus voor zijn bedrijf zeer nadeelig was. Hij toch beslaat
als vaste klanten de paarden der sleepers Boekhout en Voetman en gedurende
de wintermaanden worden deze paarden, 40 in getal, gratis door de cursianen
beslagen. Zeer zeker is het een moeilijke zaak om voldoende paarden voor
De Militaire Hoefsmidsschool is veel verbeterd, en kan als een model-
inrichting worden beschouwd. Geheel anders is dit met de werkplaatsen
in de Garnizoenen, waaronder weinige, die eenigermate aan de eischen eener
behoorlijke werkplaats voldoen. Gewoonlijk zijn zij veel te klein en te laag,
met onvoldoende ventilatie; de vloer der beslagplaats is zoodanig, dat men
zou zeggen, als het een publieke weg was: „de weg is onbegaanbaarquot;. Dit
is natuurlijk niet bevorderlijk om het besnijden van den hoef behoorlijk
naar den stand van het paard te kunnen verrichten. Daar men er in een
garnizoen al weinig notitie van neemt hoe een hoefsmid staat te werken,
is het begrijpelijk, dat zulks in een Kantonnement nog minder het geval is.
Zoo kan men dan ook den hoefsmid zien werken, met nauwelijks een afdak
boven zijn hoofd, onder welk dak sneeuw, regen en wind betrekkelijk vrij
spel hebben. De bodem, welke gewoonlijk niet bestraat is, wordt bij regen
onmiddellijk een modderpoel. Dat onder zulke omstandigheden bezwaarlijk
degelijk werk kan worden geleverd, begrijpt zeker elk vakman.
Evenredig aan het bovenvermelde is ook het loon van den vrijwillig
dienenden hoefsmid '), want men zal wel opkijken dat dit nog hetzelfde is
als vóór de mobilisatie, terwijl toch de prijs der grondstoffen meer dan
verdubbeld is, en de hoefsmid deze zelf moet aanschaffen. De verdiensten
zijn thans als volgt:
Om de 40 dagen het beslag vernieuwen a f 0.035 per dag, wordt f 1,40;
voor het lersche paard wordt dit fl.20. In het gunstigste geval gaat hier
af: 3.5 K.G. regeeringsijzer a 18.5 ct. is fO.65, hoefnagels 10 ct., kolen en
gereedschappen fO.25, maakt f 1.00, zoodat er voor het maken van de ijzers
en het beslaan respectievelijk f 0.40 en f 0.20 overschiet. Gebruikt men
machinale ijzers, dan wordt het nog 5 ct. minder, daar deze 20 ct. per K.G.
kosten, en nog steeds bestaat er een bepaling, dat men een officierspaard
met machinale ijzers moet beslaan voor f 1.10, rest alzoo 5 ct. netto voor
het beslaan van een paard.
Niet altijd heeft men regeeringsijzer, want het wachten op een en ander
duurt dikwijls zoo lang, dat men bij den handelaar terecht moet komen.
Dan moet de hoefsmid, het ijzer a 30 ct. berekend, er geld bijpassen. Het
behoeft derhalve geen verder betoog dat onder de hoefsmeden armoede
wordt geleden.
Nu is er wel een bepaling dat de hoefsmid per jaar niet minder mag
verdienen dan f7.50 f 1.50 woninghuur, alzoo f850. Dit sluit evenwel een
groote onbillijkheid in zich, daar men mede aantreft die hiervoor moeten
onderhouden circa 140 paarden, soms meer soms veel minder, zoodat de
eene smid voor hetzelfde geld dubbel zooveel werk moet doen als een ander.
Dat hier gesproken wordt van vrijwillig dienende hoefsmeden, vindt
zijn oorzaak daarin, dat milicien-hoefsmeden in betere omstandigheden zijn
dan eerstgenoemden. Zij hebben f 0,50 per dag toelage en hun vergoeding,
welke toch ook f 1, of f 1,25 bedraagt. En zoo zij bij de Infanterie zijn,
hebben zij nog dikwijls aardige bijverdiensten aan wagenwerk, waarvoor
burgerprijzen kunnen worden berekend.
Een hoefsmid werkt 12 uur per dag, soms wel meer. Schrijver dezes heeft
gestaan voor het beslaan van 240 paarden, waarbij beschikt kon worden
over één vuur en één bankschroef. Als men dan bovendien nog enkele keeren
mede moet uitrukken, zoo begrijpt men wel dat de werktijd langer wordt
dan 12 uur. Indien men dit omslaat over een jaarloon van f 850, dan
komt men tot een uurloon van f 0.225. j^e eerste de beste sjouwerman heeft
wellicht meer, en dan is nog niet in aanmerking genomen dat men's Zondags
morgens ook in den stal moet komen en enkele nachtelijke oefeningen mee-
maken. Dan behoeft een sjouwerman ook niet van huis af te gaan en niet met een
keteltje om zijn eten en ook niet in de houding te gaan staan voor een Milicien-
Wachtmeester met l'/g dienstjaar. Dit moet een hoefsmid met 20 en meer
dienstjaren wel doen, daar de rang van Wachtmeester hem ontnomen is,
terwijl toch geen der wachtmeester-hoefsmeden door hun gedrag of anderszins
hiertoe aanleiding hebben gegeven, en men in Indië voor de hoefsmeden
dien rang juist opengesteld heeft.. Stelt men hier andere werklieden tegen-
over, dan is het waarlijk om jaloersch te worden. Een zadelmaker b.v. heeft
reeds 85 percent verhooging ontvangen, een Mr. Smid-bankwerker een loon
van f1150 per jaar met 8 of 9 werkuren per dag, en pensioen als Opper-wacht-
meester. Toch hebben deze slechts een cursus van een '/g jaar behoeven te
volgen, een hoefsmid daarentegen 2 a 3 jaar, wel een bewijs dat aan hun
vak hoogere eischen worden gesteld, en nooit heeft Schrijver dezes gezien
dat zoo iemand den dienst om een andere reden moest veriaten dan na zeer
slecht gedrag, hetgeen met menig braaf en goed hoefsmid wel is gebeurd.
Dat de marsohvaardigheid van den troep veel van den hoefsmid afhangt,
is reeds lang bekend, — dat in oorlogstijd veel van de hoefsmeden wordt
gevergd, blijkt wel uit de legerberichten. Bij zijn opmarsch in Polen klaagde
von Hindenburg dat zijn operaties belemmerd werden doordat de paarden
niet tijdig op scherp beslag stonden. Duitschland liet ijzers maken in Neder-
land, Frankrijk in het begin van den oorlog in Engeland en thans dit laatste
nog in Zweden en Noorwegen. Dit zal ook pas geschied zijn, na de uiterste
krachtsinspanning der hoefsmeden. Al moge ook het praatje gaan dat elke
Uhlaan zijn paard kan beslaan, toch moesten de,smeden bij den opmarsch
door België den geheelen nacht in Brugge doorwerken, hetgeen trouwens wel
meer bij oorlogvoerende troepen zal zijn voorgevallen.
Door onze onmiddellijke superieuren wordt wel ingezien dat de hoefsmid
veel moet prestoeren, maar hooger op is nog altijd de „voetbalclubquot; ,waarvan
de heer Lieftinck zoo terecht in de Tweede Kamer sprak, die alle ver-
beteringen tegenhoudt, of het zou moeten zijn dat zij met den Minister,
dien de hoefsmeden met genoegen zullen hebben zien verdwijnen, is gevallen.
Eeeds zijn er te weinig vrijwilligers aan de school, en als men kon,
ging menig hoefsmid den dienst uit. Moet nu juist de put gedempt
worden enz. ?
Ik hoop, dat dit schrijven er toe moge bijdragen om de positie der
militaire hoefsmeden te verbeteren !nbsp;X.
—nbsp;Groningen. De Inrichting voor hoefbeslag is thans zonder leerlingen.
Dit resultaat komt niet onverv^acht. In vroegere jaren was het aanbod van
leerlingen altijd grooter dan er plaatsen open waren. Het doodloopen is een
gevolg deels van de mobilisatie en deels van de oprichting der hoefsmids-
cursussen te Hoogeveen en te Appingedam, waar op meer goedkoope en
meer vluchtige virijze een getuigschrift of diploma kan worden verkregen.
De Inrichting voor hoefbeslag te Groningen, waar sedert 1888/9 tot nu
toe een paar honderd hoefsmeden op eigen kosten een opleiding in het
hoefsmidsvak hebben ontvangen, is, voorloopig althans, een gewone druk-
beklante hoefsmederij. Die opleiding heeft aan de Staat nooit eenig geld
gekost; alleen werd vergunning verleend, tegen vergoeding van onkosten, van
vuur en licht, om bij het onderwijs in de theoretische hoefkunde gebruik te
maken van een leslokaal van de Rijkslandbouwwinterschool te Groningen.
Het is jammer dat deze vorm van onderwijsinrichting, waarbij het onderricht
in de practijk van het hoefbeslag op den voorgrond stond, hiermede in
Nederland van het tooneel is verdwenen.
—nbsp;Militaire Hoefsmidschool te Amersfoort. In de afgeloopen week
werden geëxamineerd en gediplomeerd de volgende miliciens der bereden
artillerie: Steketee, afkomstig uit Middelburg, Henneman uit Haarlem,
Vergunst uit Leiden, Oomen uit Haarlem, Wels uit Amersfoort, Barink
uit de Steeg, Mielekamp uit Arnhem, en de burgerleerling Eookus uit Groede.
Amersfoort, LI Juni 1917.nbsp;G H.
—nbsp;Friesland. Het 2e deel van de hoefsmidscursussen te Dokkum en Sneek
is aangevangen met respectievelijk 9 en 8 leerlingen.
—nbsp;De heer J. B r u y e 1, dierenarts te Tolbert, die een opmerking heeft
gemaakt omtrent het behandelen van ziekten in „De Hoefsmidquot;, heeft naar
aanleiding van onze dienbetreffende toevoeging in de Mei-aflevering niets
van zich laten hooren. Den heer B. is van die aflevering een exemplaar
toegezonden, zoodat er wel geen vasten grond zal zijn gevoeld.
IJzer en Staal. De vraag naar deze artikelen blijft groot. De Regeering
heeft zich genoodzaakt gezien maximum-prijzen vast te stellen, ook voor
levering rechtstreeks van de fabriek. Het orgaan van de Ned. Ver. van
IJzerhandelaren bevat hierover een artikel van Renewer, waarin er op
gewezen wordt dat door dien maatregel de handel zoo goed als uitgeschakeld
wordt en de Coöperatieve inkoop-vereeniging van de groot-industrie zeer
wordt gebaat en tevens dat de Directeur der nieuwe inkoop-centrale een
betrekking vervult en blijft vervullen op het Bureau der Eijkscommissie
voor de distributie van ijzer en staal.
— De Mei-afl. van „Der IIufschm,iedquot; bevat: lo. een hoofdartikel over
„Klauwbeslagquot;; 2o. een artikel over „het ophouden van den achtervoet bij
weerspannige paardenquot;, dat ook voor de lezers van „De Hoefsmidquot; ver-
meldenswaardig is. De Sehr., Prof. Dr. M. L u n g w i t z, zegt dat aan de
Hoefsmidschool te Dresden wel een noodstal aanwezig is, doch deze sedert
15 jaren niet is gebruikt.
In België met zijn zware paarden wordt de noodstal nog betrekkelijk
dagelijks gebezigd, doch het kan gerust worden aangenomen dat daarin
meer makke dan lastige paarden worden beslagen.
Sehr, stelt op den voorgrond dat de meeste weerspannige paarden niet
van oorsprong zoo waren, doch bedorven zijn door onnoodige straffen of
angstigen omgang. Straffen kunnen wel noodig zijn en moeten dan op het
juiste oogenblik worden toegediend. Onverdiende straffen hebben een ver-
keerden invloed. Daarom %vordt aan leerlingen der hoefsmidsschool te
Dresden ingeprent geen paard te slaan.
Indien de persoon, die met het paard omgaat, te angstig doet, kan dit
ook een nadeeligen invloed uitoefenen. Bij het opnemen van het achterbeen
moet de helper, zoodra het paard het been heeft vrijgegeven, dit onmiddellijk
op de knie plaatsen. Als het been eenige oogenblikken te lang zonder
ondersteuning blijft, kan dit aanleiding geven tot een neiging om zich los
te rukken, tot een begin van slaan.
Sehr, zegt dat lastige paarden in Dresden steeds worden „gespannenquot;,
op eenzelfde wijze als zulks geschiedt met een merrie vóór het dekken.
Sehr, ontkent niet de moeilijkheid om het touw om de koot van het be-
treffende achterbeen te krijgen, doch hierin moet langzamerhand handigheid
worden verkregen. Eerst wordt de lis om den hals gedaan, het lange eind
van het touw tusschen de voorbeenen gebracht en tusschen de achterbeenen
doorgeworpen, en ten slotte om de koot geslagen. Slaat het paard dan rukt
het zich zelf aan den hals.
— De Buhr-kolenmarkt. Nu de vorst zoo goed als geheel verdwenen is,
zijn de spoorwegen en de scheepvaart over eene groote moeilijkheid heen,
hetgeen echter niet wil zeggen, dat nu alle transportmoeilijkheden uit den
weg zijn geruimd. Het gebrek aan spoorwagens en locomotieven, deels een
gevolg van de behoefte aan dit materiaal voor oorlogsdoeleinden, is nog
weinig verminderd. Gedurende de maand April konden veel grootere hoeveel-
heden steenkolen, cokes en briketten vervoerd worden dan in de winter-
maanden. Er bestond geen gebrek aan deze delfstoffen en hare bijproducten;
de opslagplaatsen der mijnen en cokesovens waren geheel gevuld. Er kon
echter niet geregeld worden vervoerd, zoodat aan de behoefte der verbruikers
niet kon worden voldaan. Nu twee groote storingen in het verkeer aanmerkelijk
zijn verminderd, zal binnenkort de zeer groote vraag ook minder worden en
daarmede het groote gebrek aan brandstoffen bij de verbruikers verdwijnen.
De Spoorwegen kunnen het benoodigde aantal wagens nog wel niet
beschikbaar stellen, maar toch wordt het manco geregeld kleiner en in de
laatste dagen was dit zelfs niet abnormaal groot. Het is niet aan te nemen,
dat deze toestand zoo zal blijven, want iederen dag kan het legerbestuur
naar gelang van behoefte de ter beschikking gestelde spoorwagens voor
andere doeleinden noodig hebben.
De scheepvaart op den Rijn heeft zich in de maand April op bevredigende
-ocr page 78-wijze ontwikkeld, dank zij het gunstige peil. Vooral het scheepvaartverkeer
op de West-Duitsche kanalen heeft veel bijgedragen tot een geregelder
afvoer. Daar nu binnenkort de vraag naar huisbrandstoffen eindelijk zal
verminderen, althans volgens menschelijke berekening, zijn de vooruitzichten
voor een geregelder bediening der verbruikers van steenkolen, cokes en
briketten voor industrieele doeleinden veel beter geworden.
In het oog moet worden gehouden, dat de productie wel niet meer kan
worden opgedreven. Het werkvermogen der arbeiders is verminderd, o. a.
omdat de flinke werklieden grootendeels bij het leger zijn ingelijfd en minder
sterke en geoefende personen hunne plaatsen hebben ingenomen en omdat
de storingen in het bedrijf niet altijd onmiddellijk op de gewenschte manier
worden verholpen.
De aanleg van het Eijn-Herne-kanaal en de wijze, waarop hiervan wordt
gebruik gemaakt ter ontlasting van het spoorwegverkeer, voorziet ongetwijfeld
in eene dringende behoefte, doch als een ernstig nadeel moet worden beschouwd,
dat dit kanaal te Ruhrort slechts ééne sluis heeft, terwijl de middelen voor
het bouwen van eene tweede sluis niet werden toegestaan. De gevolgen van
eene storing in het gebruik van de bestaande sluis zouden tot ernstige
gevolgen aanleiding kunnen geven.
In eene eerstvolgende vergadering van het Eijnsch-Westfaalsche kolen-
syndicaat zou eene beslissing worden genomen ten aanzien van de prijzen
voor Mei, Juni en Juli, ingaande 1 Mei, waarin tevens de contingenten voor
Mei zouden worden bepaald. De vertegenwoordiger van den fiscus moet reeds
hebben verklaard, dat de Minister van Handel bezwaar zal maken tegen
eene verhooging en een eventueel besluit niet zal goedkeuren. Genoemde
Minister is van meening, dat eerst bij de vaststelling der verkoopsprijzen
voor 1 Juli het vraagstuk eener verhooging kan worden behandeld en zulks
wel in verband met de kolenbelasting.
{Mededeeling van wnd. Consul Schmid te Essen-Buhr.)
(u. Sandelsherichten v. 17 Mei.)
— Be steenkolen-., ijzer- en staalhandel in het district Liverpool gedurende
het eerste kwartaal van 1917. — Steenkolen. — Het jaar begon met goeden
aanvoer van steenkolen van de mijnen en terwijl vele kolenhandelaren groote
voorraden hadden en particulieren, die goede kolenkelders hadden, een
flinken voorraad hadden ingeslagen, waren er voldoende kolen beschikbaar
voor de behoeften gedurende de eerste drie of vier weken van het jaar.
Tegen het einde van Januari begon het zeer koud te worden, de kanalen
waren bevroren en het spoorwegverkeer was eenigszins gedesorganiseerd.
Tengevolge hiervan werden de afleveringen van steenkolen verhinderd, terwijl
tengevolge van de koude de vraag toenam en zoowel de voorraden van
handelaars als particulieren sterk verminderden.
Gedurende de laatste twee maanden was het weder bijna onafgebroken
koud en de voorraden voldeden nauwelijks aan de vraag. Nu het weder
warmer is geworden is geworden verwacht men dat de toestand zal ver-
beteren en over het algemeen kan gezegd worden, dat in de behoeften van
dit district wel voorzien is.
De prijzen van steenkoolen voor huishoudelijk gebruik te Liverpool varieeren
van 27/- tot 32/- per ton aan huis geleverd. Gascokes en „nutsquot; van alle
qualiteiten zijn buitengewoon schaarsch en worden veel gevraagd. Met het
oog op de groote en toenemende vraag voor ammunitiefabrieken spreekt
het bovenstaande gunstig omtrent de wijze, waarop de kolenhandel in de
onverwachte omstandigheden aan de behoeften heeft weten te voldoen.
Met ingang van 1 Maart werd Mr. Guy Calthrop benoemd tot,,Controller
of Minessquot;, zoodat alle kolenmijnen onder zijn beheer zijn. Een nuttig gevolg
hiervan zal zijn, dat kolen niet op lange afstanden zullen worden verzonden
en dat in de behoeften van de verschillende districten zal worden voorzien
door de mijnen, die het dichtst daarbij gelegen zijn, daarbij onnoodig verkeer
op de spoorwegen vermijdende.
Ten opzichte van verschepingen valt weinig verandering te vermelden.
Er bestaat eenige moeilijkheid in het charteren voor lersche havens, die op
groote schaal van Liverpool betrekken, maar daar de meeste firma's in
Ierland eigen schepen bezitten, kunnen zij deze moeilijkheid te boven komen
en de schaarschte van brandstoffen in Ierland is niet zoo groot als omtrent
dezen tijd verleden jaar.
De aanvoeren voor bunkerkolen voldoen ten volle aan de vraag. De
prijzen varieeren van 24/- tot 25/6 per ton vrij aan boord Mersey-havens
voor Good Lancashire Screened Steam Coal.
— IJzer en Staal. In den ijzer- en staalhandel is sedert het voorgaande
bericht hoegenaamd geene verandering gekomen. De maximumprijzen
bleven gehandhaafd. Groote hoeveelheden worden voor oorlogsdoeleinden
gebruikt.
[Mededeeling van Consul Bonke te Liverpool)nbsp;(ld.)
Wegens Militairen dienst der tegenwoordige, tegen Juli of Augustus
gevraagd voor Boerenwerk en Hoefbeslag.
C. J. SCHIEMAN-CAPPON, Stoomsmederij te Axel.
voor Hoefbeslag,
verkrijgbaar in de chemicaliën-
en droger ij en-handel van
K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,
te Dordrecht.
Prijsopgave op aanvrage.
Voor HH. Veeartsen uitgebreide
■prijscourant gaarne gratis beschikbaar.
In zake vraag of aanbod van
dienstpersoneel, het smidsvak
betreffende, worden van onze
abonné's gratis in „De Hoef-
smidquot; opgenomen.
S. C. M. BAX. 2, 4 en 6 JuflFerstraat. ROTTERDAM.
-^- Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. -
BiX Jiiilerstraat
Meest uitgebreide sorteering prima blanke
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fjne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —
NIEUWE AMEmKAAISSCHE HOEFZOLEN
voordeciig, se»quot;«'^''®''.!^ i» gebruik. — Kunnen niet loslaten.
Merk „Dexterquot;, Merk „Pacificquot;,
met flmk hielstuk, met zwaar hielstuk.
Open zolen uit één stulc kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in 11 maten van 4Jjr tot 6|-
Eng. dm., uiterste breedte buitenkant
ijzers gemeten.
Merk „llamlblerquot;,nbsp;Merk „Cliicagoquot;,
in witte en grijzenbsp;geheel Caoutchouc
Caoutchouc,nbsp;uit één stuk met
op leder opgenaaidnbsp;zwaar hielstuk
met flink hielstuk,nbsp;voor zware paar-
voorradig vannbsp;den, voorradig van
tot 6J Eng. dm.nbsp;7 l tot Tf^Eng.dm.
uiterste breedte buitenkant ijzers gem.
Gemaakte Hoefijzers,
Rits- en Stampmodel,
uitsluitend beste
kwaliteit ijzer;
in 9 maten voorradig.
Kunstboom.
IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.
Opruimers voor
Schroefgaten.
Schroeven en Stiften
in alle modellen;
tijdige bestelling
gewenscht.
Las- of Welbladen en
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.
Touwijzers in
verschillende maten.
n^ Men lette op het echte merk S T met kroon.
-ocr page 81-III. EEN EN ANDER OVER HET HOEFBESLAG IN DE
PROVINCIE GELDERLAND,
door
Dr. Gallandat Huet, Kap«. Paardenarts.
(Vervolg).
Nyraegen.
Als tweede stad van Gelderland mag in alle opzichten Nijmegen genoemd
worden, zoowel wat betreft grootte, welvarendheid als natuurschoone omgeving.
Het is, zoo niet de oudste, dan toch een der oudste steden van ons land
en werd door de Kelten gesticht.
Na de Kelten was het in het bezit der Batavieren, die op hun beurt de
stad weer verloren aan de Romeinen. Deze rukten onder Julius Caesar op,
na de verovering van Gallië, en verdreven Claudius Civilis, die vluchtte naar
de overzijde der rivier, naar het eiland der Batavieren. Als herinnering
hieraan vindt men achter de Karolingische kapel een houten hek met een
Latijnsch opschrift, dat vertaald aldus luidt:
Hier stond Civilis, hier de tanden op elkaar,
Werd hij met sombren blik het wrekend heir gewaar.
Na den ondergang van het West-Romeinsche rijk kwam Nijmegen in de
macht der Franken en Karei de Groote stichtte er (op het Valkhof) een
rijkspaleis, dat tot zijn meest geliefde verblijfplaatsen behoorde.
Door oorlogen en branden is dit herhaaldelijk geteisterd en verwoest,
doch o. a. in 1155 weer geheel opgebouwd door Frederik Barbarossa. Al
wat er heden ten dage van over is gebleven, is de ruïne, die genoemd
wordt de Barbarossa-ruïne en de Karolingische kapel; overigens is het
een fraai aangelegd wandelpark met hooge boomen en geeft het een prachtig
uitzicht op de Waal, op Lent, de Waalkade en de Betuwe aan de overzijde.
Op een der houten hekken vindt men alweer een Latijnsche spreuk, die dit
schoone uitzicht aldus uitdrukt:
Weet gij mij een plaats te noemen,
Die op zooveel schoons kan roemen?
Veel heeft Nijmegen geleden in den loop der geschiedenis; zoo werd de
stad in 838, 875, 880 en 925 door de Noren bestookt.
Van 777 tot 1230 behoorde de stad tot het keizerlijk domein en eerstin
dit laatste jaar verkreeg het alle voorrechten en vrijheden, welke ook aan
Aken en andere steden geschonken werden; het werd toen een rijksstad.
In 1364 trad Nijmegen toe tot het Hanze-verbond.
Gedurende den Spaanschen tijd had de stad ook veel te lijden, In 1579
-ocr page 82-sloot het zich aan bij de Unie van Utrecht en v?erd in 1585 door de
Spanjaarden belegerd en veroverd. De Hertog van Parma bleef er heer en
meester tot 1591, toen het aan Prins Maurits gelukte de stad te her-
overen, Lang is de stad vesting gebleven, doch van latere oorlogsdaden
maakt de geschiedenis weinig gewag, In 1878 werd de stad ontmanteld en
hierna had de sterke groei en opbloei plaats, In 1830 telde Nijmegen
17000 inwoners, in 1878: 24000 en 1916: 62000, dus een reusachtige toe-
name van bevolking.
Opmerkelijk is het verschil tusschen de oude en de nieuwe stad, In de
oude stad vindt men de winkelstraten en marktpleinen en ook nog tal van
bochtige, nauwe, halt vervallen stegen, die hier „gassenquot; genaamd worden,
terwijl de nieuwe stad is aangelegd in breede straten en lanen met kleurige
woonhuizen en villa's, met mooie tuinen. Als voorsteden van Nijmegen
hebben zich ontwikkeld: Ubbergen, Beek, Berg en Dal, St, Anna en Hees
en prachtige wegen met villa's ter weerszijden verbinden deze met de
moederstad.
De oude stad bevat nog vele merkwaardigheden uit vervlogen tijden;
aan de oostzijde vindt men de Belvédère, een toren die dateert van 1646
en waarvan men een schitterend uitzicht kan genieten over een groot ge-
deelte van Gelderland, een deel van NoOrd-Brabant en Limburg, de Eijn,
de Waal en de IJssel en de wouden van het land van Cleef,
Een zeer oud gedeelte van de stad, dat vroeger in aanzien was, doch nu
vervallen, is o, a, de Steenstraat, aldus genaamd omdat het de eerste straat
was die geplaveid werd, en de Ridderstraat, waarin het hotel Place Royale,
dat vorstelijke personen verblijf aanbood.
Een der mooiste gebouwen is het stadhuis, dat in 1554 gebouwd werd,
later verbouwd werd en in 1880—82 gerestaureerd, In den gevel ziet men
de beelden van koningen en keizers, die de stad voorrechten schonken en
onder de daklijst medaillons met een zinnebeeldige voorstelling van de
deugden die den magistraat moeten sieren.
Ook het inwendige van het stadhuis is zeer merkwaardig; wij zien er
een meesterwerk van beeldhouwkunst, de Vierschaar, met het beeld der
Gerechtigheid; verder een zeer oude klok en het beeld van keizer Karei V.
De Trouwzaal en de Raadszaal bevatten kostbare gobelins, prachtige schouwen
en portretten van geschiedkundige personen. Verder wijzen we nog op den
„Blauwen Steenquot;, een herinnering aan een „rechtsplaatsquot;, waar veroordeelde
misdadigers werden heengeleid, waar volksvergaderingen werden gehouden
en waar de volksrechten door de overheid werden bezworfen.
Op de Groote Markt zien we de Waag, een gebouw in oud-Hollandschen
stijl, dat dateert van 1612; verder de Kerkbog, waarboven een kamer is
waaruit o, a. de vrede van 1678 afgekondigd werd en tenslotte de St,
Stevenskerk. Deze kerk werd in 1272 ingewijd en rust op 45 pilaren; zij
bevat zeer veel merkwaardigheden die in den loop der eeuwen aldaar
bewaard zijn gebleven.
Behalve de oudheidkundige bezienswaardigheden der binnenstad, biedt
Nijmegen veel schoons aan den bezoeker. Zoo is het Kronenburgerpark een
waar lustoord en daar dit aangelegd is op de verdwenen stadswallen en
-grachten, vormt dit den overgang naar de nieuwe stad. Zoo is ook de
rivier de Waal een der bekoorlijkheden van de stad; de scheepvaart is
druk en de overgierende pont van Heuck „de Zeldenrustquot;^ die reeds sinds
1657 dienst doet, maakt een overweldigenden indruk.
Van de nieuwe stad noemen wij ten slotte de Nassausingel, het Keizer
Karelplein (een der mooiste pleinen van ons land) en de Oranje- en Canisius-
singel, wegens hun mooien aanleg.
Wat de middelen van verkeer aangaat, zoo heeft men, behalve dat
Eigenaar G. J. U ij e n, Zeigelbaan 63, Nijmegen.
Nijmegen een belangrijk kruispunt van spoorwegen is en een groot water-
verkeer heeft, nog een stoomtram naar Hees en Neerbosch, een naar Wamel
en Bruten en een naar Gennep en Venlo, alsmede een electrische stadstram.
De stad beschikt, behalve over natuurschoon en gezonde ligging, ook
over zeer doelmatige onderwijsinrichtingen en bevat hygiënische toestanden,
die alles tezamen de groote uitbreiding der stad en den aanwas der be-
volking doen verklaren.
* *
*
Na deze beschouwing over Nijmegen als stad zullen we het hoefbeslag ter
plaatse bespreken en kunnen we reeds dadelijk verklaren dat dit verre van
onbelangrijk is.
Wel is ook hier, zooals in bijna alle plaatsen gedurende den mobilisatie-
toestand een vermindering van het aantal paarden waar te nemen, zoowel
in luxe als in bedrijven, maar toch is het aantal paarden in en om Nijmegen
nog belangrijk. In de stad zelve heeft men nog verschillende stalhouders,
zooals Ariëns, Broekman, van Bon, Jansen, Jansen en Ederveen, van Kempen,
Poos, Egberts en de Wed. Thunissen. Van deze hebben Jansen en Jansen
en Ederveen beiden twee stallen, terwijl het aantal paarden, dat elke stal-
houder heeft, 10, 12 tot 17 bedraagt.
Behalve de stalhouders heeft mea het sleepersbedrijf en als zoodanig zijn
van belang: Jacobs, van Wezel, Bakker, Fredrikse, Rosmalen en de Wed.
Wolf, die elk van 10 tot 14 paarden houden; daarnevens heeft Jansen nog
14 paarden voor de Gemeente-reiniging en Bakker nog 16 paarden voor
Van Gend en Loos en de spoorwegen, terwijl er nog talrijke kleinere bedrij-
ven zijn, welke van 1 tot 5 paarden houden.
De manege heeft momenteel 10 paarden, terwijl er bovendien nog al luxe
ia; dit zijn echter meestal geen eigen doch maandpaarden, uitgezonderd de
heer Jürgens, die altijd eenige eigen paarden op stal heeft.
Bij het contingent, dat de stad levert, moet men echter voor de belang-
rijkheid van het hoefbeslag mederekenen een groot aantal paarden dat uit
de omstreken^ komt en wel uit Leuth, Kekerdom, Benningen, Gennep, Berg
en Dal, Bemmel, Wijier, Beek, Graesbeek, Ooypolder, Zijflich, Neerbosch,
Hatert, St. Anna, e.a.
Het schijnt dan ook, dat, al zijn er op het platteland voldoende en vaak
goede smeden^ de paardenhouders toch nog veel op de stad aantrekken voor
het hoefbeslag en de belangrijkheid der hoefsmederijen is in vele groote
plaatsen daaraan te danken.
In Nijmegen heeft men vijf smeden, die het hoefbeslag uitoefenen; dit
zijn de heeren G. J. Uijen met twee smederijen, één in de Zeigelbaan 63
en een in de Lagemarkt, J. G. A. Hageman, Lange Koningstraat 1, W. F.
P. Hendriks, Bottelstraat 8, Verplanke, Lage Markt 24, en Gevelingen,
übbergsche weg.
Van deze 8 oefent de heer Verplanken uitsluitend het hoefsmidsvak uit,
terwijl de heeren üijen en Hageman ook wagenmaker zijn, en de anderen
tevens grofsmid, dus een gemengd bedrijf houden. Ik had het genoegen
alle heeren, behalve de heer Gevelingen, persoonlijk te bezoeken en te spreken.
De beide eerstgenoemden, Uijen en Hageman, hebben verreweg de
grootste bedrijven en het leeuwenaandeel in het hoefbeslag te Nijmegen.
De zaak van den heer üijen is geleidelijk vergroot en uitgebreid; oor-
spronkelijk begonnen in de Bloemenstraat, werd ze in 1903 overgebracht
naar de Zeigelbaan en hier werd er een wagenmakerij aan verbonden; in
19-10 Week weder uitbreiding noodig en werd een tweede zaak erbij be-
gonnen ia de Lagemarkt. De eigenaar heeft zijn opleiding genoten aan de
Rijks-VeeMtsenijschool, — hij is de bedrijfsleider van beide zaken en wordt
hierin bijgestaan door 10 knechts, waarvan 5 uitsluitend voor het hoefbeslag
werkzaam zijn. Er wordt dan ook zeer veel beslagen en dagen van 20
paarden en meer zijn geen uitzonderingen. In de Zeigelbaan zijn 4 vuren
in de smederij, die achter de beslagplaats is gelegen; in de Lagemarkt
zijn twee vuren, een getal zooals bij de andere smeden ook geregeld aan-
getroffen werd. In deze smederij is ook nog de eenige noodstal uit
Nijmegen overgebleven; behalve voor gevallen van zieke hoeven en genees-
kundige behandeling, wordt deze travaille ook nog wel bij enkele paarden
gebruikt, doch, zooals van zelf spreekt, bijna al het beslag is uit de hand.
In belangrijkheid volgt op de hoefsmederij van den heer üijen die in de
-ocr page 85-Lange Koningstraat van den heer Hageman. Deze is eigenaar en bedrijfs-
leider, een bijzonder krasse man voor zijn 62 jaréft, die nog terdege kan
aanpakken als het noodig is. De smederij zelf is een oude zaak, die van
vader op zoon is overgegaan en, voor zoover bekend is, reeds over de 100
jaar bestaat. Jammer dat de tegenwoordige chef geen zoons heeft om hem
op te volgen en alzoo de zaak mettertijd in andere handen zal moeten
overgaan. De zaak zelf biedt een ruime smederij aan en is ook gunstig gelegen
midden in de stad; er is een wagenmakerij aan verbonden, doch het hoef-
beslag is ook hier van veel belang. Het aantal paarden, dat wekelijks
beslagen wordt, is wel minder dan bij den heer Uijen, doch bedraagt toch
een aanzienlijk getal. (Een van de smederij van Hageman genomen foto was,
tot onzen spijt, niet voldoende gelukt voor reproductie in deze aflevering. R e d.).
Als alleroudste smederij is hoogstwaarschijnlijk wel die van den heer
Hendriks in de Bottelstraat te noemen. De tegenwoordige eigenaar is reeds
20 jaar in het bedrijf, terwijl zijn vader er 91 jaar in is geworden en ook
zijn grootvader terzelfder plaatse het bedrijf uitoefende. De straat is ook
in een oude buurt, en het huis en de werkplaats getuigen beiden van hoogen
ouderdom; het interieur zou men met recht antiek kunnen noemen. Het
hoefbeslag staat niet no. 1 in het gemengde bedrijf, maar toch wordt het
nog geregeld door vader en zoon uitgeoefend. Ik trachtte den vader te be-
wegen zyn zoon een opleiding als hoefsmid te doen volgen, doch de familie
was niet unaniem van meening dat dit noodzakelijk of zelfs wenschelijk was.
De vierde hoefsmederij, welke ik bezocht, was van den heer Verplanke
in de Lagemarkt. Deze is vroeger als knecht werkzaam geweest bij den
heer Uijen en heeft zich daarop als patroon gevestigd. Toen de zaak begon
op te schieten en naar zijn wensch te groeien, kwam de mobilisatie en
moest hij zijn militaire plichten vervullen. De jonge zaak was spoedig
verkopen en werd opgedoekt. Ik had de gelegenheid opengesteld voor
Verplanke, die te Amersfoort in garnizoen was, om in zijn vrijen tijd aan
de Hoefsmidschool te werken en ben alzoo getuige geweest van zijn werk
aldaar. Met het meeste genoegen kan ik dan ook verklaren dat het een
zeer goed hoefsmid was, die veel lust en ijver in zijn vak had, getuige al
dat hij het in zijne vrije uren wenschte te onderhouden. Nadat hij vrijge-
steld was van den dienst, opende hij een nieuwe zaak te Nijmegen en zal aldus
trachten zijn clientèle terug te winnen, in welk pogen hem succes wordt toege-
wenscht, wetende dat het hoefbeslag aan zijne handen goed is toevertrouwd.
^ Den heer Grevelingen, aan den übbergsche weg, heb ik door tijdsgebrek
niet kunnen bezoeken; ik vernam echter dat deze hoofdzakelijk paarden
beslaat uit de omstreken en wel uit den Oojpolder.
De hoefsmeden in Nijmegen zijn vereenigd tot een smedenbond en
minimumprijzen zijn hierdoor vastgesteld. Deze bedragen voor vierkant be-
slag van sleeperspaarden zonder stooten, »/g bij »/ie, f 3,30 voor zomer-
beslag; winterbeslag 5 ets per gat extra en 7 a 8 ets per schroef. Voor
stalhouderspaarden bedraagt hetzelfde f 2,80J(duim half); dit is zoowel voor
vlakke ijzers als voor ijzers met kalkoenen; voor ponies is, al naar de
grootte, de prijs f 2 tot f 2,40.
Luxepaarden worden op stal beslagen met 50 pet. verhooging, terwijl
afwijkende ijzers naar eigen inzichten berekend worden; zoo o. a. voor twee
balkijzers f 0,80 extra.
Zooals ook in andere plaatsen, is hier de prijsverhooging een uitvloeisel
van den smedenbond geweest; dat deze noodzakelijk was, weet een ieder
die op de hoogte is met de ijzer- en kolenprijzen. Het ijzer toch kost
momenteel 30 a f 32, de kolen f 2,80; dit zijn de z.g. Engelsche grove en
fijne nootjes smeekolen; inderdaad zijn het echter Duitsche kolen.
Ook de loonen zijn hoog en bedragen voor hoefsmidsknechts van 23 tot
25 ets per uur.
De stad zelf en de omgeving brengt zijn moeilijkheden voor het hoef-
beslag mede. In de stad zijn vele hellende straten, zelfs zeer steile, waar-
door het loopen, vooral voor karpaarden, bemoeilijkt wordt. Deze paarden
worden dan ook allemaal aan de achterijzers beslagen met stoot en kalkoenen;
de stooten en kalkoenen worden van staal vervaardigd en deze in een
daarvoor aangebracht gat ingeweld. De voorijzers zijn óf glad óf voorzien
van kalkoenen; naar hetgeen ik zelf aanschouwde zijn de meeste voorijzers
echter wel van kalkoenen voorzien.
Naar men mij mededeelde, komen er nog al veel paarden met slechte
voeten in beslag en o.a. veel met platvoeten, lage verzenen en verbeende hoef-
kraakbeenderen. De eerste twee gebreken, die vaak tezamen voorkomen, zijn
dikwijls eigen aan ons inlandsche ras, zoodat dit niet zou wijzen op een
groote veredeling door de fokkerij, terwijl de verbeende hoefkraakbeenderen
meer eigen zijn aan de zware rassen. De gang op kalkoenen en stooten en
de ongelijke en hellende straten en wegen zullen hier ook niet bevorderlijk zijn
voor het hoefmechanisme en het ontsta,an van slechte hoeven in de hand werken.
Door geen der smeden werd in het groot gebruik gemaakt van machinale
ijzers; wel werden enkele door dezen en genen toegepast, doch zeer in het
klein. Zij verkregen ze uit de fabrieken van Helpman en van Hippos.
Hetgeen mij trof, in tegenstelling met de overige door mij bezochte plaatsen,
is dat in Nijmegen weer vrij algemeen wordt opgebraden. De dure tijden
doen weer terugkeeren tot het ouderwetsche en dit is geenszins te be-
treuren, daar het opbraden van oude ijzers en het hieruit vervaardigen een
nieuwe groote handigheid kweekt en handigheid toch voor den hoefsmid
onmisbaar is. Als nu de kolenschaarschte ook voor dit hulpmiddel maar niet
een spaak in het wiel gaat steken!
Als winterbeslag werd algemeen gebruik gemaakt van schroeven en niet
van stiften. Het is werkelijk merkwaardig en moeilijk zonder glimlach te
herdenken, dat in de eene stad de loftrompet wordt gestoken over schroeven
en in de andere stad over stiften, dat het gebruik zelden of nooit gemengd
in een stad voorkomt en dat toch beiden bij goede aanwending bevallen.
Als lichtpunt vond ik te Nijmegen dat het hoefbeslag geheel uit de
hand geschiedt, — dat er flinke smeden zijn die met ijver werken en die over
voldoend materiaal kunnen beschikken. Een teleurstelling vond ik het
slechts één gediplomeerden hoefsmid onder alle patroons en knechts te
vinden, terwijl ook, misschien door de noodzakelijkheid gedwongen, het
beslag met stooten en kalkoenen niet aangenaam aandoet.
HANDELT DE SMID NALATIG WANNEER BIJ HET BESLAAN IN
DEN NOODSTAL GEEN BROEK WORDT AANGELEGD?
Naar aanleiding van deze vraag ontspon zich in Duitschland een rechts-
quaestie, waarover wij het volgende willen mededeelen.
Op den voormiddag van 26 Mei 1911 liet klager in de smederij van
beklaagde, dus van een smid, een paard beslaan. De beklaagde plaatste
zelf het paard in den noodstal, waarin het een verscheuring van den rechter
pijpbeen-buiger bekwam, waardoor het sterk kreupelde en langen tijd
niet kon worden gebruikt, terwijl de dierenarts te hulp moest worden ge-
roepen om de kreupelheid te genezen. De klager, vroeg daarom schade-
vergoeding, en wel omdat de smid nalatig was geweest door het niet
aanbrengen van een broek in den noodstal. De smid daarentegen voerde
aan, dat het niet mogelijk was geweest een broek aan te brengen, omdat
het dier zoo kwaadaardig en prikkelbaar was.
Verschillende getuigen en deskundigen werden gehoord.
Allereerst de paardenarts M., welke wel is waar bij het ongeval zelf niet
tegenwoordig was geweest, maar eenige uren na het beslaan door den klager
was geroepen om het paard te onderzoeken, bij welk onderzoek hij een
verscheuring van den pijpbeen-buiger aan het rechter achterbeen consta-
teerde. De beklaagde deelde aan M. mede, dat hij de broek niet had aan-
gelegd, omdat het paard toch al zoo lastig was en dan zeker niet te beslaan
was geweest. Verder gaf hij toe, dat het paard in den noodstal nedergestort
was. Naar de meening van den paardenarts M. was het zeer nalatig ge-
weest van den smid, om tijdens het beslaan in den noodstal geen broek
aan te leggen.
Vervolgens werd als getuige zekere H. gehoord, die vroeger knecht was
bij den klager en bij het beslaan tegenwoordig wa^ geweest. Daar de be-
klaagde het paard vroeger ook reeds eenmaal beslagen had en wist, dat
het dier moeilijk te beslaan , was, zoo werd het paard terstond in den nood-
stal gebracht, maar de broek niet aangelegd. Toen nu bij het beslaan het
paard onrustig werd en naar achteren uitweek, kwam het hierbij te vallen
waarbij het zich verwondde, hetwelk bleek, toen het paard uit den noodstal
kwam en terstond kreupelde.
De paardenarts M., opnieuw gehoord, verklaarde dat hem bij de behande-
üng van het kreupele paard nooit was opgevallen, dat het dier lastig of
boosaardig wa^. Daarom verzocht hij den-klager hem te waarschuwen
wanneer het paard opnieuw beslagen zou worden. Dit geschiedde en toen
het paard m de smederij kwam, vertoonde het dier werkelijk groote angst
en onrust. Toen nu de paardenarts aan den smid verzocht het paard uit
de hand te beslaan, weigerde deze dit, omdat hij zich en zijn knechts
niet aan een slag van het boosaardige paard wilde blootstellen. Daarop werd
het paard m den noodstal gebracht, waarop ook weer de groote angst en
onrust van het dier opviel, maar van boosaardigheid bleek niets. De smid
evenwel weigerde de broek aan te leggen, omdat het toch niet zou ge-
lukken. De paardenarts hield daarop zelf het paard bij het hoofd vast,
sprak het toe, klopte het op den hals, waarna het paard zich nu kalm liet
beslaan, zonder zelfs een enkele maal zich te verzetten. Langzamerhand werd
het paard in den noodstal ook kalmer om ten slotte geheel rustig te worden.
Op 8 Juni 1912 onderzocht de paardenarts M. dit paard nogmaals op
boosaardigheid en prikkelbaarheid ^n bovendien of het niet mogelijk was
bij het dier een broek aan te brengen. Het paard werd uit den stal gebracht!
betast en beklopt op verschillende deelen van het lichaam, vooral aan de
buikvlakte, wat gewoonlijk kittelige paarden zich nooit van een vreemd
persoon laten welgevallen. Bij dit alles bleef het paard zoo rustig mogelijk.
Vervolgens liet M. een zak onder den buik van het paard aanbrengen en
deze aan beide zijden optillen, waarbij het paard zich absoluut niet verzette
Bovendien nam M. zelf het achterbeen op, zooals dit bij het beslaan uit de
vrije hand geschiedt, waarbij het paard weer rustig bleef. Vervolgens liet
M. een smid komen en verzocht hem uit de hand de beide achterhoeven
te beslaan. Dit geschiedde, waarbij M. zelf het paard aan het hoofd vast-
hield en het dier streelde en toesprak.
Zoowel het besnijden van den hoef als het aanleggen van het ijzer Het
het paard zich kalm welgevallen, maar toen na het beslaan van den linker-
hoef getracht was het rechterbeen omhoog te brengen, verzette het paard zich
een oogenblik en trachtte het been los te rukken. Door rustig toespreken
gelukte het ook den rechterhoef te beslaan zonder verdere ongemakken.
Uit het voorafgaande nu besluit de paardenarts M.
1°. dat het aanbrengen van een broek niet onmogelijk was;
2». dat volgens groote waarschijnlijkheid de peesverscheuring te wijten
is aan het niet aanleggen van de broek in den noodstal;
3®. dat het niet aanneembaar is, dat deze peesverscheuring het gevolg is
van het naar achteren uitwijken in den noodstal.
Getuige V. de M., die op 4 Maart 1912 door de Rechtbank werd ge-
hoord, verklaarde het volgende :
Het paard werd, alvorens het ongeval plaats vond, reeds 2 of 3 maal
door den beklaagde beslagen, terwijl dit voor dien tijd steeds geschiedde bij
een anderen smid H. Getuige was ruim twee jaar bij klager in dienst ge-
weest en daar het paard gewoonlijk eenmaal in de maand beslagen moest
worden, was hij herhaaldelijk bij het beslaan tegenwoordig geweest. Steeds
werd het paard in den noodstal beslagen, zoowel bij den smid H. als bij
beklaagde. Wel is waar is eenmaal getracht bij den smid H en bij be-
klaagde het dier uit de hand te beslaan, maar dat ging zeer slecht. Toen
dit bij den smid H. geprobeerd werd, heeft het paard, toen getracht werd
het been op te nemen, getuige V. de H. op den grond geworpen, zoo sloeg
het paard uit.
Bij het beslaan, waarom het rechtsgeding gaat, was een broer van be-
klaagde, zijn knecht en getuige tegenwoordig. Beklaagde zelf — niet zijn
knecht — besloeg het paard, hetwelk een halster aan had. Getuige V. d. H.
hield het paard links aan het halster vast. De broer van beklaagde hielp
bij het beslaan en de knecht van den smid hield het touw, waarmede het
achterbeen was vastgebonden, va.st, om het terstond te kunnen laten vieren,
voor het geval dat het paard zich wilde losrukken, terwijl getuige V. d. H.
het paard toesprak en trachtte rustig te houden. Het paard liet zich speciaal
aan den rechterhoef slecht beslaan en het ongeval had juist plaats, toen het
paard aan den rechterhoef beslagen moest worden. Het paard trok zoolang
met het rechter-achterbeen, dat de knecht het touw liet vieren, waarbij het
paard met den hoef op den grond kwam en sterk doorknikte. Juist toen
dat plaats vond, was de smid met het beslag klaar, maar daar het dier
heftig te keer ging, riep ik den knecht toe het touw los te laten, waarop
het ongeval passeerde. Zoodra het paard uit den noodstal werd gevoerd,
bemerkte ik dat het kreupel liep. Volgens getuige V. d. H. was het paard
steeds een zeer goedig dier, maar bij het beslaan altijd zoo onrustig, dat
het zweet hem van het lichaam liep. Maar zoo onrustig als het paard op
den dag van het ongeval was, had getuige nog nooit gezien.
De smid Sch. als getuige gehoord, verklaard het volgende:
Getuige heeft het paard sedert een half jaar beslagen en wel 5 tot 6 maal.
Het dier werd voor den eersten maal door hem beslagen op verzoek van
den paardenarts M., welke hem verzocht het paard uit de hand te beslaan.
Dit is gelukt, hoewel vooral het beslaan van den rechterhoef niet gemak-
kelijk ging. Het paard sloeg hierbij evenwel niet uit, maar trachtte het
been los te rukken. Getuige Sch. houdt het niet voor een fout, wanneer
het paard in den noodstal beslagen wordt.
Soldaat N., vroeger smidsknecht bij beklaagde, verhaalt nog als laatste
getuige het volgende:
Het was onmogelijk bij het beslaan van het paard in den noodstal de
broek aan het leggen, omdat het dier zoo onrustig en zoo kittelig was.
Badende in het zweet verliet het dier steeds den noodstal.
* *
*
Dr. Nevermann uit Berlijn, die als diergeneeskundige in Duitschland een
-ocr page 90-eerste plaats inneemt, is omtrent deze strijdvraag door de Rechtbank om
advies gevraagd en heeft het het volgende advies ingezonden.
„Ingeval een paard zich niet uit de hand Iaat beslaan, dus niet „schmiede
frommquot; is, moet de smid wel zijn toevlucht nemen tot een dwangmiddel.
Hiertoe behoort ook de noodstal, welke voor boosaardige of onrustige en
lastige paarden gebruikt wordt. Daar evenwel het paard zich in den nood-
stal gemakkelijk kan beschadigen, is de smid verplicht, bij het gebruik van
den noodstal, zeer oordeelkundig te werk te gaan en gepaste voorzorgsmaat-
regelen te nemen. Verder behoort het tot de grootste uitzonderingen, dat
het aanleggen van een broek onmogelijk wordt gemaakt door lastigheid
van het paard en als een paard werkelijk zoo lastig is, mag het zeker niet
in een noodstal worden beslagen, maar moeten andere dwangmiddelen toe-
gepast worden. Nevermann vindt het'een fout, dat op 26 Mei 1911 door
beklaagde de broek niet is aangelegd, toen het paard in den noodstal
beslagen moest worden.
Hierbij komt nog, dat de bewering van beklaagde, hierin bestaande dat
op 26 Mei 1911 het paard zoo boosaardig en kittelig is geweest, dat het
onmogelijk was een broek aan te brengen, niet volkomen bewezen is. Zoo
heeft de knecht V. d. H., die twee jaar bij beklaagde in dienst was, be-
weert, dat het dier mak en alleen bij het beslag moeilijk was. Maar uit
deze mededeeling en ook uit die van andere getuigen is niet gebleken, dat
het paard boosaardig was en dat het niet mogelijk was een broek aan te
brengen.
Tegen de bewering dat het paard boosaardig en het onmogelijk was een
broek aan te leggen, pleit de waarneming van den paardenarts M. en
getuige Sch. Zoo is den paardenarts M. duidelijk gebleken, dat het paard
in den noodstal wel angstig en onrustig, maar volstrekt niet dat het boos-
aardig was. Integendeel, door rustig toespreken en zachte behandeling, liet
het paard zich in den noodstal beslaan. Ook later bleek buiten den noodstal
dat het paard zich zoowel aan de buikvlakte als ergens anders op het
lichaam liet betasten, zonder te slaan en zich beide achterhoeven kalm uit
de hand liet beslaan.
De ervaring leert — zegt Nevermann — dat in den noodstal ongelukken
somtijds/niet uitblijven, ondanks alle voorzorgsmaatregelen. Juist de ver-
scheuring van den pijpbeenbuiger behoort tot die verwondingen, welke
niet alleen dikwijls ontstaan, maar zelfs voorkomen al gaat een smid nog
zoo voorzichtig te werk.
Getuige V. d. H. heeft bevestigd, dat als de rechter achtervoet van het
beslag opgebonden was, de knecht genoodzaakt was het touw te laten
schieten, omdat het paard zoo trok en schreeuwde, waardoor het paard met
den rechter achtervoet op den grond terecht kwam en sterk doorknikte.
Of het paard nu de verscheuring van den pijpbeenbuiger van het
rechter achterbeen verkregen heeft door het sterk verzet tegen het opbinden
of, wat meer waarschijnlijk is — zegt Nevermann — door het plotseling
doorknikken toen het touw losgelaten werd, is door niemand met zekerheid
uit te maken.
In geen geval echter kan bewezen worden, dat het ongeval te wijten is
-ocr page 91-aan het niet aanleggen van de broek. Beide getuigen hebben namelijk
uitdrukkelijk beweerd, dat het paard niet verder in den noodstal gevallen is.
Verder is bekend, dat zelfs bij het aanbrengen van een broek een ver-
scheuring van den pijpbeenbuiger kan plaats vinden, als het paard zich sterk
verzet tegen het vastgebonden zijn, maar ook, omdat de broek nooit zoo
vast mag worden aangelegd, dat het dier niet met het achterbeen kan
doorknikken.
Daarom concludeert Nevermann:
lo. het niet aanleggen van de broek is een fout van beklaagde.
2o. het is niet bewezen, dat de verwondingen van het paard, dus de
verscheuring van pijpbeenbuiger, veroorzaakt is door het niet aanleggen
van de broek.nbsp;Hoefnagel.
—nbsp;IJzers met verdikte takken. Deze worden veel meer gebezigd dan
vroeger, doch lang niet altijd met een juiste afwerking. Nu en dan ziet
men de ondervlakte niet vlak doch eenigszins ingedeukt, zoodat er niet
veel onderscheid is met een gewoon ijzer met kalkoenen. Indien de hoeven
dan bovendien slecht verzorgd zijn en besmeerd met een dikke laag vet,
zoo verkrijgt het geheel een zeer onbevredigend voorkomen.
—nbsp;Eenvormigheid in de eischen voor het diploma. Langzamerhand
hoort men meer praten over de wenschelijkheid om meer gelijkmatigheid
te brengen in de eischen, te stellen voor het toekennen van een diploma
voor hoefsmid, en te dien einde ook te komen tot één examen-commissie
voor het geheele land. Hier zit ongetwijfeld wel veel goeds in, doch de
uitvoering levert natuurlijk wel moeilijkheden op.
— Hoefsmidscursus te Alkmaar. Het Hoofdbestuur v. d. Holl. Maat-
schappij van Landbouw heeft in hare 26 Juni gehouden vergadering besloten,
ten behoeve van het in het leven roepen van een hoefsmidscursus aan de
Ambachtsschool te Alkmaar, aaa de Afd. Alkmaar over de jaren 1917 en 1918
een subsidie toe te kennen van f 50 per jaar.
D. te N.-B. Daar de Chicago-zolen U goed hebben geholpen, lijkt het ons
toch eenigszins gevaarlijk hiervan alleen uit een oogpunt van kosten af te
stappen, althans zoolang het paard betrekkelijk moeilijk kan worden gemist.
Andere zolen zijn ook duur. Kan het paard een tijdlang een gemakkelijken
dienst krijgen, probeert het dan eens met een ijzer met verdikte takken,
waarbij tusschen hoef en ijzer een rand gummi (van een ouden fiets- of
autoband) of leer. — Vermoedelijk zijn de steunsels niet voldoende sterk,
anders zou een steunsel-ijzer ook practisch verbetering kunnen geven zonder
opvallend de kosten te verhoogen.
Het lijkt ons wel de moeite waard voor uwe collega's als gij het geval
eens in „De Hoefsmidquot; beschrijft, n.1. de ervaring opgedaan met de onder-
scheidene beslagvormen, terwijl het daarbij nuttig is een afbeelding van
den stand met den hoef te geven. Als gij een goed-scherpe photo inzendt,
zullen wij er een cliché naar laten maken, en het beeld in de Augustus-
aflevering opnemen. Mocht de kiek ons aanleiding geven U nader van
advies te dienen, dan zal dit niet worden nagelaten. Door elkaar's ervaring
mede te deelen kan de practijk worden gediend,
—nbsp;Een Duitsch staafijzer-syndicaat. Voor het binnenland — voor het
buitenland was het reeds vroeger geschied — is in Duitschland opgericht
een staafijzer-syndicaat, voorloopig voor den duur van den oorlog. De zetel
van het syndicaat is Dusseldorp. Ook band- en universeel-ijzer zullen in het
syndicaat worden betrokken. Het zal voorts in nauwe verbinding staan tot
het staalsyndicaat^en tot de oorlogsorganisatie: den Duitschen Staalbond.
In verband met een sterke syndiceering der B-producten, was de
oprichting van het bedoelde syndicaat reeds lang in overweging genomen.
De herhaaldelijk geuite wensch der regeering is bovendien aan deze op-
richting niet vreemd. Tntusschen waren de fabrieken, wat prijzen en productie
aangaat, reeds geheel onder regeeringscontróle gesteld.
Voorts zal in het verband van het syndicaat toch den fabrieken de vrij-
heid worden gelaten zelfstandig hun verkoop te regelen, voorzoover zulks
nog met de bestaande regeeringsbepaling mogelijk is.
Ook de fabrieken walsdraadproducten voeren onderhandelingen tot syn-
deering, die, naar men verwacht, tot het gewenschte resultaat zullen leiden
(Vi. „N.B.C:').
—nbsp;De Amerikmnsche ijzer- en staalmarM. In zijn wekelijksch over-
zicht over de Amerikaansche ijzer- en staalmarkt wijst Iron Age erop,
dat de nieuwe orders thans minder zijn dan 2 jaar geleden. Intusschen
worden de binnenlandsche zoowel al de buitenlandsche transacties opgehouden
door de onderhandelingen met Washington. De staalfabrikanten ramen de
gezamelijke aankoopen, door de regeering en de bondgenooten in het
komende jaar te doen, op (in baren uitgedrukt) 12 millioen ton, zijnde 30
pet. van de staalproductie van het laiid.
Naar bericht wordt hebben in ruwijzer ongeregelde verkoopen plaats gehad.
—nbsp;De Juni-aflevering van „Der Hufschmiedquot; bevat het volgende:
lo. Over de vervaardiging van het balkijzer, door L. L. F lemming,
onderwijzer aan de hoefsmidschool te Dresden.nbsp;'
F. beschrijft het maken van het balkijzer uitvoerig. Dit is in „De Hoef-
smidquot; vroeger ook wel gebeurd. Wij halen er alleen uit dat F. het smaller
gesmeed wenscht te zien dan het gewone hoefijzer. Hij merkt op dat de
balk in één hitte moet worden geweld, daar deze bij vaker wellen te zwak
zou worden. Indien de straal te weinig ontwikkeld is, mag — om aanraking
van de balk met den straal te verkrijgen — de balk niet naar boven
worden doorgebogen, doch moet de straal met hoeflederkit zooveel noodig
worden opgehoogd. F. zegt hierbij terecht: „ Dit is evenwel vrij omslachtig;
ook vereischt het veel nauwgezetheid opdat de kunsthoorn goed blijft hechten.quot;
Men hoede zich — hiermede besluit F. zijn artikel — balkijzers te lang té
maken. Indien de staaf te lang wordt genomen dan komt men gemakkelijk
in ongelegenheid daar een balkijzer zich niet zoo gemakkelijk laat inkorten
als een gewoon ijzer. Neemt men de lengte en breedte van den hoef, of
van het oude ijzer, plus 3 c.M., dan zal ongeveer de juiste maat worden getroffen.
2®. Beschutting van de schroefgaten. Föringer vestigt hierin de aandacht
op de waarde van afgeloopen schroeven waarin gleuven zijn aangebracht.
3®. De geschiedenis der smidsgereedschappen (De hamer), door Fr. Kunze
te Suhl (Thüringen),
4quot;. Korte mededeelingen; Personalia; Persoverzicht.
-ocr page 93-III. EEN EN ANDER OVER HET HOEFBESLAG IN DE
PROVINCIE GELDERLAND,
door
Dr. Gallandat Huet, Kap*. Paardenarts.
(Vervolg).
Op Arnhem en Nijmegen laten wij Zutphen volgen, niet omdat deze stad
uit het oogpunt van hoefslag daarop in belangrijkheid volgt, doch meer
omdat Zutphen altijd een der belafigrijkste Geldersche steden is geweest.
Reeds in de kronieken der 11e eeuw wordt van „Sutphennequot; gewag ge-
maakt, een versterkte plaats, aan een adelijk geslacht toebehoorende, van
welk geslacht sommige leden de grafelijke waardigheid bekleedden.
Eerst door het huwelijk van Ermengardis, de erfdochter der vroegere
heeren van Zutphen, met Gerard den Langen, Graaf van Gelre, kwamen
Zutphen en de daarbij behoorende aanzienlijke bezittingen aan het Geldersche
Huis. Hun zoon, Hendrik de Gelre, komt in 1138 voor als „comes
de Sutphennequot; en in 1190 werd de stad door diens zoon Otto I tot een
vrije stad verheven.
Het ontwikkelde zich hierna krachtig in de twee nu volgende eeuwen en
zoo nam Zutphen in de 14e eeuw, toen zich de staten van Gelderland vorm-
den, een voorname plaats in. Het behoorde met Nijmegen, Arnhem en Roer-
mond tot de vier hoofdsteden.
Evenals andere versterkte steden maakte ook Zutphen in den loop der
eeuwen vele belegeringen en rampen door. In 1202 werd het ingenomen door
den Utrechtschen bisschop Dirk van der Ahr. Tn 1206 is de stad bijna
geheel door brand verwoest doch weder opgebouwd en de twe'te gedeelten,
waaruit de stad bestond, werden toen onder één bestuur vereenigd.
In de 15e eeuw zijn de Zutphenaren betrokken in vele troebelen. Zoo
maakt de geschiedenis melding van gevechten tegen de Deventerschen te
Brummen op 21 Mei 1427, tegen Amersfoort in 1428 en tegen Buren in
1434. In 1505 werd de stad door de Bourgondiërs opgeëischt, doch
in 1506 stond ze weer onder het bestuur van Hertog Karei. Ook in
den Spaanschen tijd heeft Zutphen veel te lijden gehad; den 16en November
1572 werd de stad door de Spanjaarden ingenomen en uitgemoord. In 1575
en '76 heerschte er de pest en eischte tallooze slachtoffers. De Spaansche
overheersching eindigde in 1579 doch de Staatschen konden het niet houden
en in '83 werd het opnieuw veroverd en bleef toen in handen der Span-
jaarden totdat het aan Prins Maurits gelukte de stad den 30sten Mei 1591
in te nemen. Ook in de volgende eeuwen zag Zutphen nog vreemde onder-
drukkers binneu zijne muren. Zoo was bet van 1672—'74 in de macht der
Pranschen; den 4en Februari 1795 volgde het de groote omwentelingsbewe-
ging; in 1813 viel het in de macht der Pruisen. Den 19en Juni 1818 deed
Koning Willem I er zijne intrede en van dien datum af heeft Zutphen
slechts bloei en welvaart gekend.
Wat de stad zelve betreft, zij is gebouwd op de beide oevers van den
IJssel en wel ter plaatse waar de Berkel in deze rivier valt; men schrijft
haar naam toe aan de woorden .^uid en Feen.
Zutphen wordt wel het Geldersche Haagje genoemd ; het ligt in een zeer
bloeiende streek en de omgeving is rijk aan natuurschoon. Dit laatste is ten
allen tijde erkend en ook door dichters in woord gebracht. Zoo heeft o. a.
Van Til in 1830 op wel wat overdreven wijze Zutphen's schoon aldus bezongen :
O! Zutphens schoone streek I 01 Zutphens schoone dreven !
O Tempels der natuur! waarin iets Godlijks zweeft,
Hij heeft een hart van steen, zijn leven is geen leven,
Die, tredende op Uw grond, niet van verrukking beeft.
Hij heeft een hart van steen en treedt Gods gunst met voeten;
Is zijn bestaan, 't bestaan van 't reedloos vee gelijk;
Een wezen, slechts bevoegd, om in het stof te wroeten,
Of zich als 'tlogge zwijn, te went'len in het slijk!
Dat Zutphen het middelpunt van een geliefkoosde streek is, bewijzen wel
de vele prachtige buitengoederen en de oude kasteelen, die men in den omtrek
vindt. Zoo behooren tot de naaste omgeving de dorpen Warnsveld, Eefde,
(iors.9el, Vorden, Ruurlo, Lochem, Goor, Delden, Brummen, Dieren en Voorst,
die ook meest alle per tram of trein met de stad verbonden zijn.
Door de scheepvaart op den IJssel en het kruisnet van spoorwegen, alsmede
door de verschillende tramwegen die te Zutphen samenkomen, is en blijft
het een centrum van verkeer en handhaaft het zich als flinke marktplaats
en gt;ils inkoop.stad voor den Achterhoek. Uit den ouden tijd zijn nog vele
gebouwen bewaard gebleven; zoo is o.a. de groote of St. Walburgskerk een
indrukwekkend Gothisch gebouw. Het bevat, behalve het fraaie Mariaportaal,
prachtige beschilderde gewelven en muurschilderingen en een oude librije of
middeleeuwsche kerkbibliotheek, die dateert van 1561 en waarin de oude
folianten van groote waarde nog aan ijzeren kettingen geklonken zijn. Ook
vindt men in deze kerk een fraai koperen doopvont, in 1527 door Gilles
van don Eynde te Mechelen vervaardigd en een Gothisch gesmeed en
geslagen ijzeren grafkroon uit het begin der 15e eeuw.
Verdere merkwaardige gebouwen zijn: het Stadhuis, de Boterhal (beide
in 1450 gebouwd), de Wijnhuistoren, welke in 1627 voltooid werd, de
Drogenapstoren, in 1444- 46 gebouwd als versterkte poort in den stadsmuur,
de Latijnsche School, thans in gebruik als winterlandbouwschool, die in 1288
klooster der Predikheeren was, de Berkelruïne, een waterpoort uit de 14e
eeuw, en het Bornhof, dat in 1320 gesticht werd
Dit laatste werd gebouwd door Borro, Kanunnik der St. Walburgskerk,
en bestemd voor armen, zwakken en gebrekkigen boven de 30 jaar. Nu is het
uitsluitend oude mannen- en vrouwenhuis; boven de poort staat nog het
volgende rijmpje;
Hier vloeit een Springhorn van noodwendigh onderhout
Voor oude burgers, 't zijn dan mannen ofte vrouwen ;
Des Heeren Borrenhof in Zutphens stadt gebouwt
Kan die vervallen zijn, miltdadig onderhouwen.
Ook talrijke particuliere huizen dateeren uit zeer ouden tijd; overigens is
Zutphen met haar tijd medegegaan en een nieuwe stad met moderne huizen
is naast de oude verrezen. Behalve de aantrekkelijkheid van de goede ligging
ten opzichte van het verkeer en de schoone omstreken beschikt de gemeente
ook over zeer deugdelijke en de meest onderscheidene inrichtingen van onder-
wijs, terwijl het ook op ander gebied en uit anderen hoofde een aantrekkelijke
plaats voor vestiging is geworden.
Smederij van J. W. Wullink in de Kolenstraat.
Gaan wij nu Zutphen eens bekijken uit een oogpunt van hoefbeslag, zoo
zal deze stad niet den toets van vergelijk kunnen doorstaan met Arnhem en
Nijmegen. Wel wat qualiteit betreft, doch de kwantiteit is hier naar even-
redigheid belangrijk minder.
De paardenstapel toch is te Zutphen klein. Groote bedrijven, die veel
paardentractie vereischen, vindt men in de gemeente niet. Wel zijn er ver-
schillende stalhouders en sleepers, o. a. de rijtuigverhuurders Boekhorst,
Beyers, Striep en van Hemert,- die elk 5 tot 12 paarden hebben en de
sleepers Schut, Bobbink en Dammers, die ook ieder 5 en 6 paarden in het
werk hebben; vervolgens heeft de Petroleum-company vier paarden, het
gemeentebedrijf zes, en de Eefdensche tram 4 paarden. Deze laatste twee
bedrijven komen echter niet op rekening van de Zutphensche hoefsmeden,
daar de gemeente een eigen smid heeft en de tram momenteel zijn paarden
in Eefde Iaat beslaan.
Rekent men nu nog dat verschillende particulieren en bedrijven een of
-ocr page 96-meer paarden houden, dan zal men het geheele aantal paarden in de gemeen-
ten Zutphen op ongeveer 100 mogen schatten.
Bij dit getal mag men zich echter nog wel een aanzienlijke uitbreiding
denken van de paarden die van buitenaf in de stad komen om beslagen te
worden en daar deze hoofdzakelijk de landbouwende bevolking toebehooren,
IS het dan ook op de marktdagen des Dinsdags en Donderdags voor de
hoefsmeden het drukste in het bedrijf. Luxe is er weinig meer en ook in
deze streek heeft de auto vele epuipages verdrongen. Bovendien is het
platteland zeer vooruitgegaan; in vele dorpen vindt men thans bekwame
smeden.
Uit een en ander kan men al opmaken dat men te Zutphen geen groote
hoefsmederij zal kunnen verwachten ; het smidsvak wordt hier dan ook uitslui-
tend uitgeoefend door smeden die tevens kachel- en grofsmidswerk verrichten.
Toch zijn er te Zutphen nog 6 hoefsmeden, n.1. de heeren Wullink
en H e i n e, beide in de Kolenstraat, Mentinkinde Schubstoel, H. W u 11 i n k
in de Spittaalstraat, Bussink in de Beekstraat en Harps in de Hoven.
Tk had het genoegen hen allen in hun bedrijf te vinden en bereid mij
een en ander van hunne zaken te vertellen.
De meeste hunner zitten in gevestigde oude zaken; zoo bestaat de sme-
derij van den heer Wullink in de Kolenstraat reeds meer dan 100 jaar,
evenals die van den heer Wullink in de Spittaalstraat, welke laatste vóór
40 jaar door den tegenwoordigen eigenaar werd overgenomen van de firma
Eeesink. De heer Heine is een leerling uit deze zaak en diens bedrijf in
de Kolenstraat is dan ook nog betrekkelijk nieuw te noemen, terwijl de
smederij van Bussink in de Beekstraat 40 jaar en die van Mentink in de
Schubstoel 26 jaar bestaat.
Van de zes genoemde bedrijfsleiders zijn er drie gediplomeerd. De heer
H. Wullink behaalde in 1891 zijn diploma te Arnhem voor de Geldersche-
Overijselache Maatschappij van Landbouw; hij was indertijd leerling aan de
hoefsmidsschool van den heer F. W, van Duim te Arnhem; de heer
Wullink uit de Kolenstraat is gediplomeerd te Amersfoort en de heer
Heine is oud-leerling van een cursus voor hoefbeslag in de provincie Gel-
derland. Deze drie smeden hebben het het drukste inzake hoefbeslag; daarop
volgt Mentink, terwijl Bussink weinig paarden meer beslaat en Harps inde
Hoven geheel is aangewezen op de omgeving aldaar.
De smeden zijn vereenigd tot een bond en als zoodanig houden zij zich
ook aan vastgestelde minimumprijzen. Deze bedragen voor een vierkant glad
beslag f 2,80, idem met stooten f 3,40 en voor ponies f 2,40. Het verleggen
der ijzers wordt tegen den halven prijs hiervan berekend. Voor winterbeslag
wordt 5 ets per schroefgat extra berekend, terwijl de schroeven zelf met
8 ets per stuk betaald worden. Er wordt zoowel van schroeven als van
stiften gebruik gemaakt; beide schijnen hier burgerrecht te hebben en er
bestaat geen besliste voorkeur hierbij.
Als regel worden de stalhouderspaarden vlak beslagen, doch de landbouw-
paarden nog heel vaak met kalkoenen.
Smederij van H. Wullink in de Spittaalstraat D 378.
Jammer dat de smeden in deze nog geen overmacht hebben over hunne
klanten en niet hun eigen zin kunnen doordrijven. Anders zouden er zeker
weinig boerenpaarden met kalkoenen beslagen worden. Dubbel jammer dat
de „buitenmanquot; zich op hoefbeslaggebied niet geheel gedraagt volgens de
aanwijzingen van een vertrouwd hoefsmid en in deze nog een ouderwetsche
sleur blijft volgen, die hem toch al zoo lang in woord en geschrift is afge-
raden als nutteloos, doelloos en schadelijk, niet alleen voor hemzelf, doch ook
voor zijn paard en voor de wegen niet in het minst. Er schijnt echter ook
nog heel wat water door den IJssel te moeten stroomen alvorens de bewoners
van den Achterhoek hun eigenwijsheid niet meer stellen boven de vakkennis
van den hoefsmid en aan hem overlaten welk beslag het beste voor hunne
paarden zal voldoen.
De meeste der smeden werkten met handgesmede ijzers en wel van staaf-
ijzer; toch werd door enkele weer opgebraden en ook door andere werden
inachiDale ijzers gebruikt, o. a. door Harps in de Hoven werd uitsluitend
van machinale ijzers gebruik gemaakt. Daar hij zonder knecht of eenige hulp
werkzaam was in een gemengd bedrijf, kan hij geen tijd vinden zelf ijzers
te maken en betrok hij deze van de firma Eeesink. De overige hoefsmeden
hadden een of meer knechts aan het werk, zoo o.a. drie bij Wullink (Kolen-
straat), die alle aan de paarden werkten ; bij geen der smeden was echter
een der knechts gediplomeerd.
De arbeidsuren zijn lang en wel van 's morgens zes tot 's avonds zeven
met schafttijden van half 9 tot 9, van 12 tot 1 en van 5 tot half 6 uur;-
een 11-urige werkdag voor een zwaar ambacht als het smeden, is lang.'
De loonen loopen naar bekwaamheid op tot 18 en 19 ets. per uur'; de
knechts worden naar het aantal werkuren uitbetaald en niet naar vaste
weekloonen. De lasten van de smeden zijn heden ten dage zeer hoog
Wanneer men nagaat dat het ijzer f 32.25 per 100 K.G. kost en de smee-
kolen f 3, dan ligt het voor de hand dat de beslagprijzen met deze stijging
der grondstoffen gelijken tred moeten houden en dus herhaaldelijk herzien
zullen moeten worden. Geen wonder dan ook dat vele smeden hun toevlucht
weer zoeken in het opbraden van oude ijzers. Zoo vertelde de heer Wullink
uit de Spittaalstraat mij dat hij al de benoodigde lichte ijzers uit oude liet
maken, doch dat het opbraden voor ijzers van zeer groote hoeven te veel tijd
en kosten vorderde. Vooral uit de omstreken kwamen nog al paarden in
beslag van bet zware type met zeer groote voeten, die een groot model
hoefijzer behoeven. In zijn zaak werden wekelijks ongeveer dertig paarden
beslagen.
De heer Wullink in de Kolenstraat liet geen oude ijzers opbraden omdat
hij het ijzer vaak niet van die hoedanigheid vond dat het voor die bewerking
goede resultaten opleverde. In deze tijden is het heel moeilijk om aan de
grondstoffen hooge eischen te stellen en kieskeurig te zijn; men zou het zoo
gaarne anders ontvangen en krijgt het in den regel minder dan men het
vroeger gewoon was, doch ten slotte is men nog dankbaar dat men ten
minste grondstoffen krijgt en alzoo de werkzaamheden kan laten doorgaan.
Deze moeilijkheden zullen nog eer toe- dan afnemen en zoo zal er tusschen
werkgever en werknemer een verhouding dienen te bestaan die op vertrou-
wen en inschikkelijkheid berusten moet.
Wat de inrichting der smederijen betreft, zoo waren alle zaken aan de
straat gelegen, behalve die van den heer Mentink in de Schubstoel, dat
eigenlijk een plein, althans een zeer verbreede straat is.
Geen der inrichtingen had een goed afgescheiden beslagloods; wel was er
overal een flinke ruimte en zoo trof mij in het bijzonder de smederij in de
Spittaalstraat als een zeer ruime werkplaats, waar een groot bedrijf kan wor-
den uitgeoefend.
Een noodstal was nergens meer aanwezig en alle hoefsmeden waren dus
in deze zeer modern; wel hoorde ik dat het niet meevalt om een zwaar
paard uit de hand te beslaan doch geen van allen vond hierin toch aan-
leiding om tot den noodstal terug te keeren.
Het inwendige der smederijen leverde geen bijzonderheden op; als regel
waren twee vuren aanwezig (alleen in de Spittaalstraat drie), alsmede voldoende
verlichting en flinke ruimte. Uit hetgeen ik hoorde en zag, kreeg ik den
indruk dat het hoefbeslag in Zutphen goed wordt uitgeoefend, — dat er aldaar
hoefsmeden wonen die zeer bekwaam zijn en die veel met hun vak op
hebben en dat vooral zij, die zich de moeite hebben gegeven hun vak
grondig te bestudeeren en zich
voor het diploma bekwaamden, ook
later die ambitie gehouden hebben
en er prijs op stellen goed en zaak-
kundig werk te leveren; bij hen
is dan ook het hoefbeslag geen
bijzaak in hun gemengd bedrijf en
maakt het er als het ware het
aangenaamste deel van de werk-
zaamheden uit.
Al is het niet waarschijnlijk dat
de paardenstapel in Zutphen be-
langrijk zal toenemen en ook niet
dat de drang van de omgeving om
ter stad te gaan voor het hoefbe-
slag zal vergrooten, zoo hopen wij
toch dat de hoefsmeden aldaar vol-
doening zullen blijven vinden in
hun werk en door loyale concur-
rentie en collegiale kameraadschap
onderling het vak zullen hoog
houden; dit zal zoowel strekken
tot eigen tevredenheid als tot ge-
noegdoening der paardenhouders.
Augustus '17.
DE INVLOED VAN DEN OORLOG OP HET SMIDSBEDRIJF.
De oorlog is thans reeds het vierde jaar ingegaan. De algemeene opvatting-
dat er dit najaar een einde aan den verschrikkelijken krijg zou komen,
heeft in dit jaar geruimen tijd bestaan, doch is thans grootendeels terzijde
gesteld, aangezien de Vereenigde Staten van N.-Amerika ook gaan meevechten
en de revolutie in Rusland blijkbaar evenmin krachtige hulp bij het sluiten
van den vrede zal geven. Voorts is China gaan meedoen, een land dat even-
tueel nog vele en goedkoope werkkrachten zal kunnen leveren.
De oorlog oefent een vrij grooten invloed uit op het smidsvak. Het ijzer
en de kolen blijken meer en meer duidelijk artikelen van de grootste be-
teekenis op de wereldmarkt, en het feit dat Elzas-Lotharingen en Noord-
Frankrijk op dat gebied belangrijke mijnen bezitten schijnt een der groote
quaesties te vormen, zoowel voor het ontstaan van den oorlog als voor het
totstandkomen van een goede overeenkomst bij het sluiten van den even-
tueelen vrede.
De prijzen van kolen en ijzer zijn voortdurend gestegen en hebben in ons
land overal aanleiding moeten geven tot een verhooging der beslagkosten.
Nederland kan gedeeltelijk zelf voorzien in het delven van kolen doch vrij
veel moet toch uit het buitenland worden ingevoerd en ijzer zoo goed als
alles. In dit opzicht kan alleen een kleine uitzondering worden verkregen
door het in enkele streken aanwezige ijzeroer, dat vroeger geheel naar
Duitschland werd uitgevoerd. Naar wij meenen schijnt men de afscheiding
van ijzer uit dit oer thans ook in ons land te kunnen bewerkstelligen. Wij
weten nog niet of dit reeds behoorlijk in toepassing wordt gebracht.
Hoe het dezen winter met de kol en verstrekking zal loopen is nog een
open vraag. De onderhandeling tusschen Nederland en Duitschland omtrent
de uitwisseling van producten (goederen) is loopende, doch heeft nog niet
tot een afdoend resultaat geleid Het spreekt vanzelf dat de benoodigde kolen
en ijzer grootendeels van Duitsche zijde moeten worden verkregen, terwijl
Nederland in hoofdzaak runderen, paarden, groenten en fruit heeft uit te
voeren. De millioenen menschen, die Duitschland voor het leger en voor
het werken in de metaal- en ammunitiefabrieken moet beschikbaar stellen
maken het natuurlijk moeilijk om voldoende mijnwerkers aan den arbeid te
houden, terwijl het troepenvervoer bovendien aanleiding geeft tot een boven-
matig kolenverbruik in het binnenland zelf. Op die wijze wordt het ver-
klaarbaar dat men zelfs in Duitschland op verschillende plaatsen soms
kolen gebrek heeft en ook in den a.s. winter met angst tegen de koude opziet.
Indien Nederland geen voldoende aanvulling van kolen en ijzer uit Duitsch-
land mocht krijgen, dan kan de toestand voor het smidsvak ernstig genoeg
worden. Engeland eischt een vrij wel gelijke hoeveelheid voedingsmiddelen
uit ons land als dat van hier naar Duitschland wordt gezonden. Het is voor
onze Eegeering een uiterst moeilijke zaak en onze bevolking moet dit nooit
uit het oog verliezen. Ieder moet in zijn bedrijf en in zijn huishouding met
alle voedings- en verwarmingsmiddelen zoo spaarzaam mogelijk omgaan,
doch anderzijds heeft de Regeering steeds voor oogen te houden dat aanvoer
der benoodigde grondstoffen voor onze nijverheidsbedrijven van overwegende
beteekenis is.
Intusschen mag men zeker ook geen groot vertrouwen meer hebben aan-
gaande de aanvoeren uit Amerika. De laatste berichten in de dagbladen
luiden immers dat van Amerikaansche zijde nieuwe krasse maatregelen,
betreffende den uitvoer naar de Skandinavische landen en Nederland, te
wachten zijn en welke maatregelen ook verschillende metaalsoorten zullen
treffen.
* *
*
De prijsverhooging van ijzer en kolen, de belangrijkste grondstoffen voor
elke smederij, geniet eene algemeene bekendheid en maakte derhalve de
motiveering van het duurder worden der werkstukken, in casu het beslag,
gemakkelijker.
Het is mogelijk dat na het sluiten van den reeds zoo lang verwachten
vrede, van de zijde van het publiek ook spoedig weer zal worden aange-
drongen op gelijkstelling van de prijzen voor vele artikelen aan die voor den
oorlog. Het is echter voor de hand liggend, dat zulks voor vele bedrijven
niet zal gaan. Duidelijk is dat na den oorlog o. a. veel ijzerwerk noodig is
voor den op- en aanbouw van de ontredderde streken, terwijl er ook een
geruime tijd zal verloopen, alvorens de verkeersmiddelen te land en ter
zee weer normaal functionneeren.
Het is moeilijk te zeggen of de bijzondere tijdsomstandigheden aanleiding
gaven tot het zoodanig verhoogen van de prijzen voor sommige grondstoffen
als inderdaad is geschied. Anderzijds kan worden aangenomen dat vóór den
oorlog in vele gevallen misstanden bestonden, die moeilijk vielen op te
heffen en door die bijzondere tijdsomstandigheden radicaal waren te ver-
helpen. Wij hebben met dit laatste speciaal het hoefsmidsvak op het oog
en het ware te wenschen dat daaromtrent in de naaste toekomst in gunstigen
zin kon worden getuigd.
VOORLICHTING AAN SMEDENPATROONS.
(Ingezonden.)
In overleg met de Nijverheidsconsulenten is de assistent bij het Rijks-
nijverheidslaboratorium te Delft aangewezen om als vakman aan smeden-
patroons, voornamelijk ten platten lande, voorlichting te geven op hun gebied.
Hierdoor wordt tegemoet gekomen aan de meerdere malen uit den mond
van smedenpatroons gehoorde mededeeling, dat eene dergelijke voorlichting,
vooral door een onzijdig vakman, wel op prijs gesteld zou worden. Het mag
immers niet ontkend worden, dat vaak in de provincie nog gewerkt wordt
met slechte gereedschappen, in ondoelmatig ingerichte werkplaatsen en dat
vaak werk afgeleverd wordt, waar wel aanmerkingen op te maken zouden zijn.
Op deze tekortkomingen zal de Heer Van Essen — hoogerbedoelde assistent
— voornamelijk te wijzen hebben en natuurlijk trachten deze te verbeteren.
In verband hiermede zal de voorlichting hoofdzakelijk practisch gegeven
worden, in de werkplaats, maar aangezien de Heer Van Essen geheel ter
beschikking gesteld wordt van de patroons, is 't niet uitgesloten, dat zoo
nu en dan door hem voordrachten over een of ander onderwerp van alge-
meen belang gegeven moeten worden. Daarbij zal door zoo'n voordracht
directe aanraking met een grooteren kring van personen verkregen worden
dan door individueele voorlichting.
In aanmerking zou bijvoorbeeld kunnen komen een voordracht over het
gebruik van gereedschappen, het uitslaan van platen, het opmeten en teekenen
van eenvoudige onderdeelen van landbouwwerktuigen (noodig bij reperatie-
werk) over verschillende systemen van harden, soldeeren, autogeen lasschen enz.
Trouwens de voordracht zal dikwijls het gevolg zijn van de voorlichting
in de praktijk en omgekeerd.
Uit den aard der zaak is 't niet doenlijk door den assistent dadelijk ons
geheele land te doen bereizen; dit is ook voor de organisatie niet gewenscht.
Er werd dan ook besloten in een bepaalde streek aan te vangen en als
zoodanig kwam het Noordelijk gedeelte van de provincie Groningen in aan-
merking.
Na eenige voorbereiding en vergaderingen van ondergeteekende met belang-
hebbenden vond men Stedum, centraal gelegen voor smedenpatroons uit
Bedum, Loppersum, Ten Post enz. een geschikt uitgangspunt. Den 16en Juli
zijn aldaar de werkzaamheden begonnen.
Het ligt intusschen in de bedoeling, als eenmaal Stedum en omgeving
afgewerkt is, de werkkring te verplaatsen en zoodoende zullen na verloop
van tijd evengoed Zeeuwsche smedenpatroons profijt van dezen dienst kunnen
trekken als Limburgsche of Drentsche.
Evenals de voorlichtingen, welke door de Nijverheidsconsulenten gegeven
worden, is ook deze dienst gratis en staat hij open voor eiken smidspatroon.
Mochten nog nadere inlichtingen verlangd worden, dan zullen deze gaarne
door de Nijverheidsconsulenten te Tilburg, Deventer en 's Gravenhage ge-
geven worden, evenals door ondergeteekende.
H. G r e V e r s,
Ingenieur bij hot Nijverheidslaboratorium.
—nbsp;Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. Op 15 Juli j.l. is als
leerling toegelaten A. Schaafsma van Westerzand gem. Grootegast.
Verder zijn een paar aanvragen van leerlingen ingekomen om plaatsing
tegen den a.s. winter.
—nbsp;Militaire Hoefsmidschool te Amersfoort. Bij de van 19 tot 27 Juli
gehouden examens aan de Hoefsmidschool zijn geslaagd en gediplomeerd de
navolgende miliciens: Fente te Zevenhuizen, Grievink te Dinxperlo, Rookus
te Breskes, Vossen te Maastricht, Gommans te Maasbree (alle 5 Mil. Inf.),
Heiboer te Breskens, Duine te Oud-Vosmeer, Schuitemaker te Oostzaan,
Fokkens te Stadskanaal, Smorenberg te 's-Gravenhage, Teileman te Hillegom,
Beglinger te Dordrecht (alle 7 Mil. Art.), Aben te Druten, Visser te Leeu-
warden (beide Mil. Inf.).
Met 1 Augustus is een nieuwe cursus begonnen met 10 landstormplichtigen
en één burgerleerling, de Leeuw uit Kampen.
Momenteel zijn in opleiding 49 leerlingen.nbsp;G. H.
—nbsp;De 75e algemeene vergadering der Geldersch-Overyselsche Maat-
schappij van Iiandbouw wordt gehouden op Dinsdag 21 Aug., des voor-
middags om 9 uur in de Buitensocieteit te Zutphen.
In de ontwerp-begrooting voor 1918 komen o.m. de volgende posten voor:
Onder ontvangsten: a. wandelleeraars, prov. subsidie f 800; h. vakonderwijs
hoefbeslag. Rijkssubsidie f900, prov. subsidie f300; c. cursussen in paarden-
en rundveekennis, max. Rijkssubsidie f400.
Onder uitgaven a. (volgorde als boven) f 1600, n.1. f 800 v/d. provincie en
f 800 v/d. Maatschappij; b. f 1500, n.1. v/h. Rijk f 900, v|d. prov. f 300 en
van de Maatschappij f300; c. f 550, n.1. f400 v/h. Rijk en f150 v/d. Maatschappij.
Op de vergadering wordt o.m. door de commissie voor het hoefbeslag
rapport uitgebracht.
—nbsp;De hoefsmid W e ij e r m a n s te 's-Hage verstrekte ons de volgende
vier regels:
Wie zijn paard goed wil bewaren.
Moet niet op den hoefsmid sparen.
Beter een rekening van den smid
Dan een kreupel paard of hit!
— De Augustus-aflevering van „Der Hufschmiedquot; bevat het volgende:
1quot;, Bijdrage betreffende hoefmeting, in het bijzonder v?at de ligging van
den kroonrand betreft, door den militairen-paardenarts Dr. Ferd. Habacher.
Dit artikel is nogal wiskunstig opgezet en Sehr, merkt aan het slot op dat
men bij de uitvoering van het practische hoefbeslag geen hoekmeter of
centimetermaat noodig heeft, maar een geoefend oog, reden waarom dergelijke
meet-instrumenten zoo goed als alleen dienen voor het wetenschappelijk
onderzoek. De metingen bewijzen de juistheid der inzichten omtrent standen,
toon-as, ligging der kroon en lengte der afzonderlijke wandgedeelten.
2°. Losse wand, als gevolg van omgekrulde verzenwanden, door Prof. Dr.
M. Lungwitz. Sehr, heeft een geval van lossen wand waargenomen, waarbij
het duidelijker dan gewoonlijk op den voorgrond trad, dat ondergeschoven
verzenwanden, ten gevolge van beslagverwaarloozing en gebrekkige hoef-
verpleging, oorzaak werden van een lossen wand.
Het betreffende paard was klein, hoogbeenig, lichtgebouwd en ongeveer 9
jaar oud. Het had als legerpaard dienst gedaan, vermoedelijk als rijpaard,
want het had een schoftverwonding.
Het dier zal wel lang op ijzers in den stal hebben gestaan. De voor-
hoeven waren hoog en lang en bovendien zeer hard. De toonwand maakte
met den bodem een hoek van 45°. De verzenwanden waren omgekruld; de
richting van den verzenwand was merkbaar schuiner dan die van den toon-
wand. De naar achteren gebroken hoef-as, alsook de steilere kootstand,
wees aan dat de hoef een onnatuurlijk schuinen stand had verkregen.
Liet men een voorbeen opnemen, dan toonde het dier al spoedig pijn aan
het andere. Het bekloppen van den hoornwand met den hamer, vooral aan
de verzengedeelten, wees een verhoogde gevoeligheid aan. De hoefballen
waren goed rond; de balgroeve was duidelijk aanwezig. Overigens waren de
voorbeenen vrij van afwijkingen.
Nadat de hoefijzers waren afgenomen, toonde de hoefvlakte een eigen-
aardigen vorm. De draagvlakte vormde min of meer een vijfhoek, waarbij
de afgeronde hoeken waren te vinden in het midden van den toon bij den over-
gang van het zij- in het verzengedeelte en aan de verzeneinden. De hoef-
vlakte — er werd slechts één hoef gemeten — was 11.5 c.M. lang en
12.7 c.M. breed, derhalve breeder dan lang. Dit komt bij dit soort paarden
zelden voor. De steunsels verliepen in een boog, waarbij het bolle naar de
buitenzijde was gedraaid. Zij hadden den straal niet ingeknepen, — ver-
moedelijk doordat de hoornstraal zoo krachtig was ontwikkeld. De hoorn-
wand was nog voldoende sterk, in het toongedeelte 12, naar achteren 8 en
9 m.M. dik. In het verzengedeelte van den wand kwamen roode vlekjes,
ter grootte van een erwt, voor (gevolg van kneuzing aan het kroonrand-
gedeelte door overmatige hoefbelasting). De hoornzooi was goed hol. Van
het verzeneinde tot ongeveer het begin van het zijgedeelte bestond aan
beide voorhoeven een lossen wand. Het losse gedeelte in de witte lijn was
ongeveer 4 c.M. lang en 3 m.M. breed. Een zoodanig breeden lossen wand
ziet men wel meermalen bij zware paarden, echter niet bij lichtgebouwde
rijpaarden. De losse wand veroorzaakte, in vereeniging met het omgekruld
zijn der verzenen, een geringe kreupelheid. Het is natuurlijk mogelijk dat de
omgekrulde wand meer bijdroeg tot de kreupelheid dan de losse wand.
De hoef werd, voor zoover noodig, besneden, waarna de toonwand met den
bodem een hoek van 58° vormde. De hoef was dérhalvè een stompe ge-
worden, hetgeen hij van nature ook was. Hieruit is op te maken, dat
omgekrulde verzenen, die men dikwijls bij spitse hoeven kan waarnemen,
bij uitzondering kunnen voorkomen bij matig stompe hoeven. Vóór het
besnijden was de toonwand 10 c.M. en de kortste verzenwand 6 c M. lang,
na het besnijden resp. 8 en Si/g. Na het besnijden toonde de losse wand
nog 12 m.M. diepte. Er werden vlakke ijzers ondergelegd, waarna de sterk
ontwikkelde straal nog flink op den bodem rustte, zoodat verwacht kan
worden dat de toestand en de vorm van den hoef zich zullen verbeteren.
Wanneer twee afwijkingen aan een hoef voorkomen, dan is het eene
dikwerf een gevolg van het andere. Schr. neemt voor het waargenomen
geval aan dat de omgekrulde verzenen aanleiding hebben gegeven tot het
optreden van den lossen wand en wijst er uitvoerig op dat het voorkómen
van die omgekrulde verzengedeelten van beteekenis is. Over het geheel
wordt aan dit hoefgebrek nog te weinig aandacht geschonken. Schr. zegt
dat verschillende oorzaken aanleiding tot dat gebrek kunnen geven en
noemt hiervan alleen het z.g.n. vrij leggen van de verzenen, dat helaas in
het Koninkrijk Pruisen nog steeds door sommige invloedrijke lichamen
wordt voorgeschreven.
3». Persoverzicht. In het Z. f. Veterinarkunde, Mei-afl. 1917, is een artikel
geschreven over de natuurlijke draagvlakte van het hoefijzer, door den
militairen paardenarts Becker. Deze liet hoefijzers maken met een draag-
vlakte van 4 C.M., terwijl de afhelling niet op de boven- maar op de
ondervlakte van het hoefijzer werd aangebracht. IJzers voor klemhoeven
werden nog breeder gesmeed. De hoeven werden zoo besneden, dat de
zool en de straal zooveel mogelijk met den draagrand van den wand in
hetzelfde platte vlak kwamen te liggen. De verzenen werden niet vrij
gelegd. De ijzers werden flink warm gepast en betrekkelijk kort gelegd.
Zij steunden over de geheele breedte op wand, zool en steunsels. De ge-
volgen waren : sterke hoornzooi, vaste ligging van de hoefijzers, een betere
gang van de paarden, geen zooikneuzing, zelden üitstekende nieten, zelden
doode hoorn in de zool. De Engelsche renet werkt verderfelijk.
Een paard met brokkeligen, lossen wand en een met langdurige kreupel-
heid, beslagen met overal goed aansluitende ijzeren plaat, voorzien van een
uitsnijding voor den straal, herstelde spoedig en liep goed. Ook werden
gunstige resultaten v«rkregen bij knol- en klemhoeven, ja zelfs bij een
paard dat kreupel liep wegens hoefkraakbeen-verbeening.
B's ervaring loopt over een tijdvak van 3 maanden. Hij komt tot de
volgende opmerkingen:
1.nbsp;Een geheele vlakke draagvlakte zonder afhelling, waarop ook de
zool en de steunsels rusten, is de natuurlijkste en de eenvoudigste.
2.nbsp;Zooikneuzing ontstaat bij een zuivere, breede draagvlakte, die overal
goed aansluit, niet.
3.nbsp;De hoornzooi groeit gelijkmatig en vormt slechts zelden „doodequot; hoorn.
4.nbsp;De in hetzelfde vlak als de draagrand liggende steunsel kan zonder
nadeel in de draagvlakte van het ijzer worden betrokken.
5.nbsp;Het hoefbeen vindt op het breede ijzer en de krachtige zool een
goeden steun, waardoor aan de hoorn- en vleeschplaatjes minder hooge
eischen worden gesteld. Daardoor loopen vele paarden opvallend vrijer.
6.nbsp;Een afhelling aan de bovenvlakte van het ijzer is niet noodig.
7.nbsp;Eéne soort draagvlakte ie voor alle hoeven voldoende (met uitzondering
van de knol- en volhoeven), zoodat de opleiding der hoefsmeden kan worden
vergemakkelijkt.
8.nbsp;Hoefinlegsels tegen het inballen van sneeuw, klemhoef enz., zijn
overbodig.
9.nbsp;Genezing van klemhoeven vereischt minder tijd dan bij het tot nu
toe gebezigde beslag.
10.nbsp;Een verwijding van de wijde hoeven, die volgens de tegenwoordige
opvatting het gevolg van een zuiver horizontaal liggende draagvlakte zou
moeten zijn, bleef uit.
11.nbsp;Steengallen zijn tot nu toe niet waargenomen geworden; bestaande
roode vlekken zijn verdwenen.
12. Paarden, die vroeger altijd min of meer pijnlijk gingen na elk
nieuw beslag, toonden dit thans niet meer.
4quot;. Korte mededeelingen omtrent onderwijsinrichtingen, personen, benevens
briefwisseling.
—nbsp;Bevordering van de staalindustrie in Noorwegen. Volgens „Svensk
Exportquot; heeft de Noorsche regeering besloten tot indiening van een wets-
ontwerp, waarbij een bedrag van Kr. 51.200 wordt beschikbaar gesteld
ten behoeve van de uitbreiding van de staalindustrie daar te lande. Te
Strömmen zullen in het vervolg in plaats van 5000 ton, zooals tot, nu toe,
10.000 ton staal per jaar worden verwerkt, terwijl de productie van Martin-
staal van 12.000 op 24.000 ton zal worden gebracht. Ter bevordering van
den aanleg van een walswerk met eene jaarlijksche productie van minstens
10.000 ton zegde de gemeente Christiania voorts gedurende 5 jaar eene
premie van Kr. 8,— per ton gewalst staal toe.
Het bij Strömmen aan te leggen complex zal slechts ingeval van mobili-
satie in gebruik worden genomen; het daar te produceeren staal zal dan
ook uitsluitend voor militaire doeleinden bestemd zijn.
De bij Christiania aan te leggen fabriek zal daarentegen ook in vredestijd
werken en tevens voor burgerlijk gebruik produceeren.
(u. Handelsberichten).
—nbsp;In zijn wekelijksch overzicht over de Amerikaansche ijzer- en staahnarkt
wijst „Iron Agequot; erop, dat de regeering druk aankoopen doet in staal, voor-
namelijk rails. De ü. S, Steel Corporation boekte een order van 90.(X)0
ton ; de rest is verdeeld onder drie maatschappijen. De hitte belemmert de
productie der fabrieken. De uitvoer, zoowel als de binnenlandsche vraag
naar platen, blijven belangrijk. Het stokken van de aankoopen in ruwijzer
deed de prijzen van hun uiterst niveau eenigszins dalen. (u. N. B. O.)
ADVERTENTIEN.
zoowel open als dicht, in
alle nummers voorradig.
A. H. DERKS,
Varkenmjarkt 26, Utrecht.
In elke dikte staven en beitels, alles vierkant, direct leverbaar.
F. P E T I T,
Gerard Scholtenstraat 31, Rotterdam.
voor Hoefbeslag,
verkrijgbaar in de chemicaliën-
en drogerijen-handel van
K. G. W. DE BOSSON, Apotheker,
te Dordrecht.
Prijsopgave op aanvrage.
Voor HR. Veeartsen uitgebreide
prijscourant gaarne gratis beschikbaar.
in zake vraag of aanbod van
dienstpersoneel, het smidsvak
betreffende, worden van onze
abonné's gratis in „De Hoef-
smidquot; opgenomen.
S. C. lïl. BAX. 2, 4 en 6 Jufferstraat. - ROTTERDAM.
Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG.
Meest uitgebreide sorteering prima blanke
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fjne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —
Inlertoiiiiiiuiiaal
Teleplioon
m Jullerstraat
lötteriaiii.
NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN
voortleelig, stMiuakkelijk iii $;cbriiik. — Kunnen niet loslaten.
Merk „üexterquot;, Merk „PacilLcquot;,
met flink hielstuk, met zwaar hielstuk.
Open zolen uit één stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in 11 maten van ij',.; tot
Eng. dm., uiterste breedte buitenkant
ijzers gemeten.
Merk „Ramblerquot;,
in witte en grijze
Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van
tot Eng. dm.
Merk „Chicagoquot;,
geheel Caoutchouc
uit één stuk met
zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van
7|-tot Eng. dm.
uiterste breedte buitenkant ijzers gem.
Gemaakte Hoefijzers,
Rits- en Stampmodel,
uitsluitend beste
kwaliteit ijzer;
in 9 maten voorradig.
Hoef.
fjliïlten.
Strykringeu
met riempje
Kunsthoorn.
IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.
Opruimers voor
Schroefgaten.
Las- of Welbladen en
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.
Schroeven en Stiften
in alle modellen;
tijdige bestelling
gewenscht.
Touwijzers in
verschillende maten.
Men lette op het echte merk S T met kroon.
-ocr page 107-V. EEN EN ANDER OVER HET HOEFBESLAG IN DE
PROVINCIE GELDERLAND,
door
Dr. Gallandat Huet, Kap*. Paardenarts.
(Vervolg).
Na Arnhem, Nijmegen en Zutphen is Apeldoorn de 4e groote plaats der
provincie Gelderland.
Gelegen midden op de Veluwe, is het ook daarvoor een centrum van
verkeer en een marktplaats voor de omgeving.
Door de toenemende boschcultuur en heideontginning heeft de omgeving
van Apeldoorn veel aan belangrijkheid gewonnen en is de landbouwende
bevolking sterk vooruitgegaan. De plaats zelf is van oudsher een dorp, doch
het is tevens een der grootste gemeenten van ons land, daar de oppervlakte
zeer uitgestrekt is en er o. a. de dorpen Loenen, Beekbergen en Garderen
administratief bij behooren. De prachtige omgeving en de zeer gezonde
ligging hebben Apeldoorn tot een zeer geliefde woonplaats gemaakt; van
daar ook dat het eenvoudige dorpje zich in enkele tientallen van jaren
heeft opgewerkt tot een gemeente van ± 48000 zielen. De dichter Steen-
huizen drukt dit aardig uit in een voorrede, die hij als aanbeveling voor
vreemdelingen in een gids voor Apeldoorn plaatst en waarvan de eerste
regels luiden :
01 Pronkjuweel der Gelderlande(n)!
O! Plekje, heerlijk en gezond,
Ontwoekerd ééns aan heidegrond,
En thans één groote lustwarande
Vol dennenschaduw, zonneblond.
Groot dorp met iets als stadsmanieren.
Klein stadje met een dorpsgelaat.
Dat altijd lief en vriend'lijk staat;
Waarop natuur, bij 't hoogtijd vieren,
Gehéél haar bruidskorf vallen laat.
Hoewel het natuurschoon en de uit een geneeskundig oogpunt zoo gunstige
ligging (door een rij van heuvels begroeid met hoog opgaand hout, ligt het
beschut voor den noordenwind) veel hebben bijgedragen tot de zoo geweldige
groei en uitbreiding, zoo hebben toch ook de meerdere welvaart der omgeving
en de nijverheid der plaats zelve daartoe het hunne gedaan.
Door verschillende spoorweglijnen staat Apeldoorn in verbinding met het
Noorden en Zuiden, het Oosten en Westen van ons land, terwijl de noodige
stoombooten en schepen uit alle deelen van Nederland hunne ladingen aan-
brengen. Behalve echter de kanalen, die in Apeldoorn van uit Hattem en
Dieren samenkomen, stroomt er door de gemeente nog een, beek, de Grift
genaamd, waaraan de verschillende papierfabrieken en wasscherijen, die de
plaatselijke industrie uitmaken, voor een groot deel haar welvaart danken.
De gemeente bezit tal van keurige gebouwen en inrichtingen, zoo o. a.
het stadhuis, op het Marktplein gelegen en in 1898 vernieuwd en vergroot.
Tn de vestibele is een witmarmeren gedenksteen geplaatst ter nagedachtenis
van den Luitenant-Admiraal Jan Hendrik van Kinsbergen, lid
der Ridderschap en van de edelen in de staten van Gelderland; hij stierf
te Apeldoorn den 22en Mei 1819.
Vóór het gemeentehuis prijkt een borstbeeld van Koning Willem T in
brons op een groot marmeren voetstuk, een geschenk van de inwoners aan
de gemeente.
Achter het raadhuis is de zeer ruime en gedeeltelijk overdekte markt,
die echter des Maandags nog steeds onvoldoende groot is, wanneer al de
Veluwsche kippenboeren hun breekbare waar aanbrengen en de millioenen
eieren, die hier verhandeld worden, getuigen van de bloeiende pluimveeteelt.
Een der hoofdstraten is de Loolaan, welke langs zeer mooie villa's naar
het Koninklijk Slot voert en aan het einde een gedenknaald heeft, welke opge-
richt is bij het huwelijk van H. M. de Koningin.
Het Loo zelf is een historische heerlijkheid en ontstaan als jachtslot. Iq
de i4e eeuw was het het eigendom van de Bentyncks en waarschijnlijk heeft
Jan Bentynck, een der edelen van de Veluwe, het in 1377 gesticht.
Tn 1408 kwam het Loo voor onder de vrije Heerlijkheden van het land en
ook is het waarschijnlijk dat de beruchte Maarten vanRossum, een
krijgsoverste van Hertog Karei van Gelder, die te Vaassen zijn slot „de
Cannenburgquot; had, er bezit van heeft genomen ; althans komt in een der
gebouwen nog een steen met zijn wapen en het jaartal 1538 voor.
Later werd het Loo een opgedragen leen, terwijl aan het bezit van de
Heerlijkheid door den Hertog het erfelijk gemaakte Jagermeesterschap van
de Veluwe werd verbonden.
De inkomsten van het Jagermeesterschap bestonden uit de opbrengsten
van verschillende goederen, waarvoor de jach't en de kleeding der jacht-
knechten onderhouden moesten worden. Bepaald was tevens, dat de jager-
meester ten allen tijde met een van zijn bedienden bij den Hertog mocht
komen eten, terwijl de Jagermeester zich verbond voor den Hertog steeds
l)eschikbaar te zullen stellen een tiental knechten, waarvan twee te paard,
16 koppels goede honden en achtzeelen goede hazewind honden !
Nadat de heerlijkheid had toebehoord, achtereenvolgens aan de families
Bentinck, van Voorst, Tsendoorn, Stepraed en Doorninck, werd het in 1656
door deze laatste verkocht aan Prins Willem Hendrik van Oranje. Het Loo
was toen het eigenlijke „oude Looquot;, dat geheel omringd was door een
breede slotgracht. Onder Stadhouder Willem III werd er een groote uit-
breiding aan gegeven en het nieuwe Loo,, het tegenwoordige paleis, er
bijgebouwd. Men beweert dat 6000 soldaten uit Hattuin bij den bouw be-
hulpzaam waren en de steenen ter plaatse gebakken werden uit de klei- en
leemlagen van het Orderbosch.
In 1689 werd het onder Prins Willem, Koning van Groot-Brittannië, be-
langrijk verfraaid, uit onbeperkte middelen, zoodat het Park een der fraaiste
van Europa werd genoemd. Valkenjachten werden geregeld gehouden en
wilde zwijnen voor de jacht gepoot, terwijl het van herten wemelde in de
Soerensche bosschen. Het Loo bleef steeds het verblijf van de Oranjes
totdat het in den Eranschen tijd bezet werd. Ia het laatst der 18e eeuw
zijn veel bijeengebrachte kunstschatten vandaar naar Parijs overgebrachten
ook is de daar met zeer veel zorg aangelegde diergaarde, waar uiterst
zeldzame exemplaren gehouden werden, totaal opgeruimd. Het oude Loo
werd als hospitaal ingericht, als ook het Paleis, waar te zamen 6000 Fransche
soldaten gelegerd werden.
Bij het herstel van het Koninkrijk werd het Loo weer Koninklijk Lustslot
en is tot heden het geliefkoosde verblijf gebleven, waarbij het steeds ver-
fraaid werd en in de laatste jaren verrijkt door de geheele restauratie van
het „oude Looquot; en door de aanwinst van de prachtige nieuwe stallen.
Zoo zien we dus dat het Loo „de parel der Veluwequot; als het ware één
geheel uitmaakt met Apeldoorn en de vrije wandelingen in het Park voor
allen, die in de gemeente wonen of er vertoeven, een groot voorrecht beteekenen.
Het paleis zelf is niet toegankelijk en vóór het paleis moet men zich houden
aan een regel die door den reeds genoemden dichter Steenhuizen aldus in
rijm is gebracht:
Stijyt afl Gij allen, hier gekomen
Zoowel van korte of lange reis,
Slijgl af\ Hebt eerbied voor die boomen!
Hebt eerbied voor dit breed Paleis!
Tot hiertoe moogt gij fietsen, rijden
Te paard, per as, in stap of draf,
Aan „Auto carquot; uw aandacht wijden; —
Hier klinkt het wachtwoord slechts: „Stijgt afquot;.
Op deze plaats vol oude glorie,
Waar eeuwenoude eiken staan.
Waar alles tot u roept.' „Historiequot; —
Hier moogt gij slechts op voeten gaan.
En zoudt ge, als 't mocht, hier willen rijden?
,jNeenquot;\ klinkt vol eerbied uw bescheid.
Men zou door sneller gaan, ontwijden
Het Rustoord Harer Majesteit.
* *
*
Gaan wij nu Apeldoorn na uit een zakelijk oogpunt van het hoefbeslag,
dan kunnen wij al dadelijk constateeren dat het als zoodanig een zeer
belangrijke plaats is.
Het aantal paarden in en om Apeldoorn is groot en breidt zich steeds
uit. Wel is ook hier een categorie van paarden vrij wel verdwenen, n.1. de
luxe paarden, daar de meeste bewoners der villa's en buitenplaatsen zich
auto's hebben aangeschaft, doch wij zien langzaam aan weer enkele equipages
in eere hersteld, waaraan misschien de heerschende benzinenood niet geheel
vreemd is. Ook de vroegere paardentram is in motortractie omgezet en komt
op de debetzijde van het paardenmateriaal. Er is echter vooruitgang doordat
de gemeente zich zoo snel uitbreidt, door vermeerdering van bedrijven
en vooral ook doordat de landbouw een steeds beteren tijd tegemoet
gaat, daar er voor nieuwe ontginningen en nieuw bouw- en weiland
paarden noodig zijn.
Een heel prettige vooruitgang is ook de belangstelling in de paardenfok-
kerij, die steeds toeneemt, en dit kan niet anders dan gunstig terugwerken
op de hoefsmeden. Op de jaarlijksche veulenkeuring kan men zich hiervan
overtuigen dat m aantal en kwaliteit beter worden. Bij de laatste keuring
waren 250 veulens aanwezig. De neiging bestaat om meer met koudbloed
te gaan fokken; de hooge prijzen, die de koudbloedveulens de laatste jaren
op jeugdigen leeftijd opbrachten, zijn daartoe de drijfveeren,
In Apeldoorn zelf zijn een aanzienlijk aantal paarden in gebruik bij stal-
houders en sleepers; zoo o. a. hebben Schimmel, v. d. Bolt, Harms, Hoegen,
Bolt, Mouw, Wennikendonk, v. Busselaar, Vosje, van Holk, van der Berg,
1U9
Steeman e. a. meest allen 8 tot 15 paarden; slechts weinigen hebben minder.
Telt men hierbij de bedrijven waarvan, o.a. van Gelder (papierfabrieken) er
8, de machinefabriek van Landaal eveneens 8, Spijker, die de gemeente-
reiniging bedient, er 10 heeft, talrijke kleinere bedrijven met één of meer
paarden, de manege met 6, verschillende luxe rijpaarden en dan de omgeving
met de buitengemeeenten Loenen en Beekbergen, welke zeer veel paarden
hebben, dan zal men met een schatting van 1000 paarden niet ver van de
waarheid af zijn.
Het aantal hoefsmeden, dat in de gemeente woont, is groot, doch zooals
meestal het geval, niet alle smederijen zijn even druk, ja zelfs zijn er ver-
scheidene bij die het hoefbeslag er geheel aan gegeven hebben. Zoo hoorde
ik van een der hoefsmeden, die indertijd in Amersfoort is opgeleid en zich nu
uitsluitend heeft toegelegd op het maken van ijzeren hakzooltjes voor schoenen!
De namen der smeden die te Apeldoorn wonen en waarvan de meeste
nog wel paarden beslaan, in elk geval het allen kennen-en gedaan hebben, zijn f
H. J. van Lohuizen, Griftstraat 34, M. van Lohuizen, Zwolsche weg 50,
J. van Lohuizen, Zwolsche weg 41, H. Kamphorst, Mariastraat 4, L. van
der Wal, Molenstraat 72, A. Goudkuil, Eendrachtstraat 81, W. J. Poll ■
Jonker, Nieuwstraat 17, E. Jeths, Molendwarsstraat 47, Wed. J. B. C. van
Leeuwen, Ruseoni Sophiapark 7, W. J. van der Haar, Kalverstraat 2, G. E.
Loois, Loosche weg 160, -J. Smit, Koningstraat 87, A. Kars, Anklaar, E.
Landaal en J. J. Kamphorst, beide Rustenburgerstraat.
Voegt men hier nu nog bij dat in de dorpen Beekbergen, Loenen, Uddolt
en (larderen ook nog hoefsmeden wonen, dan krijgt men een respectabel getal.
Het ligt al voor de hand aan te nemen dat alle bedrijven gemengd zijn en bij
zeer vele het kachel-, wagen- en grofsmidsbedrijf de voornaamste plaats inneemt.
Verscheidene dezer hoefsmeden hebben een vakopleiding gehad;'verschillende
van hen als milicien te Aipersfoort, andere vanwege de curcussen der Gcl-
dcr.sche Overijselsche Mij. van Landbouw; toch zag ik ze geen van allen
met een bord „gediplomeerd hoefsmidquot; aangeduid, zoodat de opleiding niet
als reclamemiddel werd aangewend.
Ik had het genoegen verscheidene hunner te spreken; sommige trof ik
helaas niet thuis, terwijl mij de tijd ontbrak alle zaken te bezoeken.
Tot mijn spijt vernam ik dat er geen organisatie bestaat onder de hoef-
smeden, geen bond die de vakbelangen behartigt en die vooral in deze
moeilijke en dure tijden zooveel nut kon stichten door onderlinge aaneen-
sluiting en door overeenkomst bij prijsbepalingen.
Wel vertelde de heer Lohuizen mij dat hij er zich moeite voor had gegeven
en dat allen op een vergadering zich bereid hadden verkfaard toe te treden
doch door een opgenomen bepaling in het reglement, waarbij het zich niet
houden aan de maximumprijzen met boete zou worden bestraft, viel tenslotte
de oprichting der vereeniging in duigen. Zeker zeer te betreuren daar hot
eigen belang goed gediend zou worden door algemeen aan te nemen mini-
mumprijzen, die men met het oog op de duurte der materialen zeker niet
laag behoeft te besommen.
De heer Lohuizen rekende voor een normaal glad beslag van een paard
f 2.50 en f 2 voor een hit, verder 10 ets. extra voor een ijzer met kalkoenen
en lU ets extra voor een stoot. Verleggen van de ijzers f 1 en winterbeslag
met stiften f5. Hij vertelde mij o.a. dat er smeden waren, die voor fl.50
een paard vierkant beslaan; wanneer dit zoo is dan is er niet alleen geen
sprake van verdienste doch werkt zoo'n smid met verlies. Immers rekent
men dat de 4 ijzers van een flink paard 3 K. G. wegen, dan worden deze
als machinaal beslag in den handel betaald ä 42 ets per K.G., dat is f 1,26;
daarbij komen dan nog de hoefnagels, 7 in eiken hoef ä 1 ets maakt 28 ets;
steenkolen en slijtage van gereedschappen mag men ook minstens wel op
10 ets berekenen en dan is nog alle risico van raspenbreken enz. niet me-
degeteld; stel dat een knecht beslaat in 1 uur tegen 25 ets uurloon, dan
zouden alzoo de gezamenlijke onkosten reeds fl,89 bedragen. Daarbij moet
men dan nog het paard halen en brengen, hetgeen in Apeldoorn de gewoonte
is en hetgeen ook tijd- en geldverlies beteekent. Rekent men hiervoor slechts
10 ets dan zou de netto-prijs voor den smid reeds f2 bedragen en dit
bedrag alleen als zuivere onkosten rekening voor het beslag zijn te beschouwen ;
huur van gebouwen, kapitaalafschrijving en winst zijn dan nog geheel
buitengesloten.
Neen, niet alleen kan men voor lage prijzen geen goed werk verwachten,
doch het drukt ook de ambitie voor het vak en vermindert het prestige
van den smid, terwijl de eigenaars der paarden er nog wel het minste mee
gebaat zullen zijn, hoewel het den schijn ervan moge hebben ; zooals met
alle zaken geldt ook hier het „goedkoop is duurkoopquot; en zal ook dit de
eigenaar wel ten slotte ondervinden. Daarom is het vormen van een bond
zeer aanbevelenswaardig en zullen en de smeden en het publiek hier beiden
door gebaat worden.
Door vele smeden worden fabrieksijzers gebruikt; door enkele uitslui-
tend of bijna uitsluitend, daar fabrieksijzers voor zeer groote hoeven nog
niet in den handel zijn ; door andere nog weinig en alleen uit kolennood.
Over een onvoldoende distributie van smeekolen werd veel geklaagd en
de kwaliteit der geleverde kolen was ook veel slechter dan gewoonlijk,
zoodat men uit nood gedwongen wel tot machinale ijzers zijn toevlucht moet
nemen. Hierbij komt ten goede dat over de hoedanigheid van deze ijzers
niet geklaagd werd; bijna alle smeden ontvingen ze van de fabriek Hippos
uit Dordrecht en getuigden dat ze goed voldeden en veel beter waren ge-
worden in den loop der laatste jaren.
De heer J. J. K a m p h o r s t had tot heden nog geheel van de staf kunnen wer-
ken, doch zal door kolenschaarschte nu ook met fabrieksijzers moeten beginnen.
Het beslag geschiedt bijna uitsluitend in de smederijen ; alleen bij een
enkel luxe-bedrijf en bij enkele heerenboeren wordt nog op stal beslagen.
Noodstallen zijn niet meer aanwezig; alle beslag geschiedt uit de hand
en nergens vernam ik heimwee naar de vroegere travailles ; in deze streek,
waar toch vrij veel zware paarden in beslag komen, bestond geen behoefte
aan het weder invoeren. Op een vraag omtrent lastige paarden antwoordde
mij een der bedrijfsleiders dat hij juist voor lastige paarden geen travaille
zou willen gebruiken, omdat daarbij de meeste ongelukken voorkomen en
een lastig paard uit de hand, met gebruik van hulpmiddelen, zooals o. a. een
touw aan den staart om het achterbeen op te houden, zich veel beter laat
helpen en hierbij ongelukken uitgesloten zijn. Het deed mij veel genoegen
dit te hooren daar ik mij de travaille alleen nuttig kan denken voor
iemand die geheel zonder hulp en dan nog uitsluitend zware paarden moet
beslaan, hetgeen toch vrij wel uitzonderingen zullen zijn. Een smid onder-
vangt met handigheid en rustig overleg veel moeilijkheden en het zijn
juist deze eigenschappen die een goed vakman kenmerken.
Als regel worden de paarden in- en rondom Apeldoorn vlak beslagen,
dus ook de boerenpaarden, hetgeen gunstig afsteekt bij de vele plattelands-
gemeenten, waar de kalkoenen nog in het brein van den landbouwer als een
noodzakelijk iets staan opgeteekend. Alleen de sleeperspaarden krijgen
kalkoenen en stooten, zooals vrij wel overal in ons land nog gewoonte is.
Wat de vernieuwing van het beslag betreft, zoo hoorde ik hier ook weer
ergerlijke staaltjes van misplaatste zuinigheid en vele gevallen waarbij (in
figuurlijken zin) de eigenaars met het geld van den smid in den zak
loopen. Zoo vertelde de heer Lohuizen mij dat hij vaste klanten had die
tweemaal 'sjaars zich de weelde veroorloofden om de hoeven van hunne
paarden te doen toiletteeren ; geregeld één zomer en één winterbeslag per
jaar achten zij hiervoor voldoende. Zulke eigenaars mochten wel eens een
les bijwonen over hoorngroei en afslijting in verband met het ontstaan van
afwijkende standen!
Ten allen tijde zullen er echter wel „ziende blindenquot; en „hoorende
doovenquot; blijven bestaan!
De meeste smederijen hebben elk twee vuren en de patroons werken
allen met een of meer knechts; het getal varieert van 1 tot 4 en daar-
boven nog wel leerjongens. Deze leerjongens ontvangen f 2.50 per week,
terwijl de knechts opklimmen tot 22 ets en 25 ets per uur.
Van al de smederijen zijn de oudste zaken die van de families Lohuizen
en Kamphorst, welke beiden wel gerekend kunnen worden meer dan 100 jaar
te bestaan en steeds in de familie zijn gebleven.
De heer Kamphorst uit de Rustenburgerstraat, ontving zijn opleiding in
1890 aan de Militaire Hoefsmidsschool; zijn naamgenoot in de Mariastraat
staat aan het hoofd van een zaak die ook reeds 60 jaar bestaat en van
vader op zoon is overgegaan, terwijl daarentegen nieuwe zaken zijn de
smederijen van Poll Jonker en van Van de Wal. Beiden bestaan rhï^jaar;
de heer Poll Jonker was vroeger knecht bij PI. Kamphorst en werd door dezen
in het vak bekwaamd, terwijl van de Wal gediplomeerd is van de Land-
bouw-cursus, zooals ook verscheidene der andere bazen.
Wat de bedrijven zelf betreft, zoo is de inrichting overal hoogst eenvoudig;
nergens vindt men een bepaalde beslagloods afgescheiden van de smederij;
alleen de zaak van Van de Poll ligt dunkt mij als hoefsmederij het gunstigst
en hier is ook een overdekte beslagplaats buiten de smederij gelegen. Licht,
lucht en ruimte waren hier in overvloed aanwezig en met de Verbouwing
van deze zaak heeft de eigenaar zeker een groote verbetering bereikt.
Met veel genoegen maakte ik kennis met de onderscheidene patroons en
bemerkte op dat zij het hoefbeslag in hun bedrijf niet gering tellen ; ik hoop
dat zij dozen winter kans zullen zien aan de komende bezwaren het hoofd te
bieden tïn dat zij door aaneensluiting onderling, kracht zullen zoeken ; de
collegialiteit zal hierbij winnen en door samenkomsten, die hiervan het gevolg
zullen zijn, kunnen zij hun vakkennis on ervaring onderling bespreken en
vermeerderen.
Sopt. '17.
M!
U geeft in „De Hoefsmidquot; steeds beschrijvingen van verschillende smede-
rijen in verschillende streken van ons land. Daarbij wijst u er steeds op dat
er zeer veel uit de hand beslagen wordt en niet in den hoefstal. Daarbij
noemt u de smederijen, waar uit de hand beslagen wordt, modern, dus het
beslaan in den hoefstal is volgens u ouderwetsch of onmodern.
Naar aanleiding van het bovenstaande verzoek ik u beleefd om in „De
Hoefsmidquot; een beschrijving van u, waarom do hoefstal onmodern is en welke
nadeelen er aan verbonden zijn.
üvv dw. dnr.
Vijfhuizen, 8 Sept. '17.nbsp;Gedipl. Hoefsmid.
* *
*
-ocr page 115-Vroeger werd, althans hier te lande, het beslag uitsluitend met behulp
van den noodstal uitgevoerd.
Daarna werd de Engelsche wijze van beslaan, met weglaten van de travaille,
dus uit de hand, alhier bekend; zij vond ingang en werd ten slotte populair.
In het leger werd de noodstal geheel afgeschaft en het gebruik, als zijnde
onnoodig en in vele gevallen nadeelig, verboden. Bij de oudste in dienst
zijnde hoefsmeden is het gebruik van een noodstal in het leger nooit bekend
geweest; tot 1886 werd steeds beslagen met behulp van het ophouden van
een been. In dat jaar werd de Engelsche methode, waarbij de smid geheel
alleen uit de hand beslaat, ingevoerd en werden alle hoefsmeden bij de
hoefsmidschool gedetacheerd om deze wijze van beslaan te leeren.
Elke nieuwe wijze van werken staat tegenover de oude als modern tegenover
antiek. Dit sluit niet ia zich dat alles wat modern is, beter is dan het oude,
doch op hoefbeslaggebied is dit met het beslaan uit de hand wel het geval.
Meestal zijn de noodstallen op sommige plaatsen nog blijven bestaan
uit sleur, uit sieraad, als versterking van den voorgevel (zie verslag
Alkmaar) of als hulpmiddel voor een dierenarts.
Een pro- en contra vindt u in den jaargang 1916 van De Hoefsmid; op
blz. 199 en 200 pleit Kapitein Paardenarts Knipschepr voor de afschaf-
fing; op blz. 213' en 514 geeft de heer Vossers, practisch onderwijzer
aan de Veeartsenijschool te Utrecht, zijne denkbeelden ten beste voor het
behoud en voor bet weder invoeren ervan.
Als mijn persoonlijke opinie onderschrijf ik gaarne alles wa't de heer
Knipscheer in deze schrijft en ben ik het slechts ten deele met den heer
V'ossers eens en wel alleen daar waar deze schrijft dat een hoefsmid, die
alléén voor het werk staat en veel zware paarden krijgt te beslaan, daarvan
veel physieke tegemoetkoming ondervindt.
Wat quot;lastige paarden betreft, waarvoor de heer Vossers den noodstal wil
ingevoerd hebben, ben ik van een geheel andere opinie en zie bij verzet in
een noodstal bijna zeker ongelukken gebeuren door verrekking en verscheu-
ring van pezen en banden. Waar de heer Vossers verder spreekt van den
noodstal als een noodzakelijk hulpmiddel voor den dierenarts, zoo ben ik
het ook hierin niet met hem eens, daar toch de paardenartsen in het leger
zeker wel de meeste hoefpatiënten in behandeling krijgen en zij toch alle
den noodstal hierbij kunnen ontberen, waarbij een lastige behandeling
zonder stoornis verloopt door het plaatselijk gevoelloos maken, hetgeen door
ieder practiseerend dierenarts ook overal kan geschieden.
Dat het beslaan uit de hand wel als de meest verkieslijke methode wordt
beschouwd, bewijst dunkt mij ook wel dat bij alle examens in hoefbeslag
steeds geëischt wordt het beslag uit de hand en dat alle cursussen voor
opleiding hierop gebaseerd zijn.
Ik geloof gaarne met den heer Vossers dat wanneer een kalm zaakkundig
hoefsmid oordeelkundig gebruik maakt van een noodstal, dit geen bezwaren
zal opleveren, doch deze eigenschappen zijn niet ten allen tijde voorhanden
en juist het oordeelkundig optreden is in deze een precaire zaak; daarom
zou ik in zake van de travaille, de gebruikte term „modernquot; wel willen
aandikken met „verbeterdequot; methoden en deze gaarne als de eenige gebruikte
en populaire wijze van beslaan willen zien gebruiken en behouden. . G. H.
NIJVERHEIDSLABORATORIUM TE DELFT.
Demonstratie van generatorgas voor verbrandingsdoeleindèn.
In het algemeen zal het gebruik van generatorgas in gasmotoren meer
bekend zijn, dan het gebruik daarvan (niet te verwarren met afgewerkte
gassen) voor verwarmingsdoeleinden.
Waar in het buitenland reeds in vele bedrijven dit laatste toepassing
gevonden heeft, mag, zooals ook blijkt uit de vele aanvragen, die den
Nijverheidsconsulenten dienaangaande bereikten, wel in ons land eens meer
daarop de aandacht gevestigd hadden.
Gieterijen, wasscherijen, rijwiel- en beschuitfabrieken, smederijen, drukke-
rijen enz. kunnen een dusdanig gebruik van het generatorgas maken. Voor-
namelijk zulke bedrijven, die hun drijfkracht al ontleenen aan een gasmotor,
of van plan zijn dit te doen. Immers daar kan gemakkelijk een generator
geplaatst worden, die meer gas levert dan voor den motor roodig is ; het
overtollige gas wordt afgezogen en door pijpleidingen onder ovens gevoerd,
waar het verbrand wordt.
Iq aanmerking komen o. a. moffel-, smelt-, gloei- en andere ovens; ook
kan er mede gesoldeerd worden.
Daarbij mag echter niet vergeten worden, dat men afhankelijk blijft van
de temperatuur van een generatorgasvlam, die beduidend lager is dan die
van een lichtgasvlam. Om die temperatuur te verhoogen mengt men het
gas dan met lucht onder druk (1000-1200 m.M. waterdruk).
In overleg nu met de Nijverheidsconsulenten is in het Nijverheidslaboratorium
te Delft opgesteld een compleet gastoestel met luchtblower. Bestelling van
ovens uit het buitenland bracht ondergeteekende niet het gewenschte succes;
toch is, om het gas te verbranden, aanwezig een moffeloven, een smeltoven,
een waterketel. Tevens is nog een soldeerpijp ten gebruike daar, terwijl een
gloeioven uit Engeland verwacht wordt.
De bedoeling van deze opstelling is niet alleen een demonstratie ten
behoeve der nijverheid, maar de installatie staat ook — op nader overeen
te komen voorwaarden — ter beschikking van belanghebbenden, die er
proeven mede kunnen nemen, noodig voor hun speciaal bedrijf.
Met het oog op den moeilijk te verkrijgen brandstof voor den generator
zal deze niet eiken dag in bedrijf gesteld worden, doch voorloopig alleen
maar des Donderdags en des Vrijdags, beginnende met den 6en September j.1.
Om toch tegen te gaan, dat, wegens te geringe belangstelling, het in
werking brengen als niet-loonend beschouwd moet worden, verzoekt de
Ingenieur bij het Nijverheidslaboratorium degenen,quot; die plan mochten hebben
een dier dagen te komen, hem van te voren daarvan mededeeling te doen.
Nadere inlichtingen worden ook door de Nijverheidsconsulenten verstrekt.
H. G r e V e r s.
— Jlilitiüre Jloefsinidsseliool to Ainorsfoort. — In de laatste week
van Augustus zijn geslaagd als hoefsmid de navolgende leerlingen: W. van
der Weijde, vrijwilliger 3e R. H., O. M. de Schaaf, vrijwilliger, 3e R. H.,
A.nbsp;J. Roes, Kijmegen, N. A. Brandenburg; Rotterdam, M. de Vries, Nijensleek
(Drenthe), alle drie miliciens der Infanterie, J. Hammer, Genemuiden,
B.nbsp;Mulders, Amsterdam, beide milliciens der Ber. Artillerie.nbsp;G. H.
—nbsp;Beslagpryzen. De afdeeling 's-Gravenhage van den Bond van Smeden-
patroons in Nederland voerde met 1 Sept. j.1. de volgende regeling in : 4
nieuwe ijzers voor een paard (normaal beslag) f 3, idem voor een hit f 2.80-
4-ijzers verleggen voor een paard f 1.50; voor een hit f 1.30.
—nbsp;Uitslag 2.jarige Iioefsmidcursusseii te Dokkum en Sneek. Bij het
eindigen van de 2-jarige hoefsmidcursussen, die vanwege het Friesch P.S.
te Dokkum en Sneek zijn gehouden, werd aan de volgende leerlingen een
diploma uitgereikt:
Te Dokkum met zeer goed gevolg aan : K. Wiersma te Ee, M. Wijma te
Suameer, W. Alserda te Zwagerveen, G. Alserda te Veenklooster; — met
goed gevolg aan M. Heegstra te Morra, A. A. Bijlsma te Rottevalle, J. v.
d. Veen te Bergum, J. Stienstra te Hantum, A. P. v. Driesum te Ferwerd.
Te Smek met zeer goed gevolg aan : S. Visser te Leeuwarden, G. R. v.
d. Velde te Lippenhuizen, T. 8. v. d. Berg te Blauwhuis; — met goed
gevolg aan D. D. v. d. Berg te Exmorra, T. v. Wieren te Bolsward en
H. Kuperus te Follega.
— Bo/id vo^'U SyïiBdewpcitvooïis. Het tweejaarlyksche congres van smeden-
patroons in Nederland is 22 Aug. te Zwolle gehouden onder leiding van
den heer L. E. Dupert uit Bussum.
Het jaarverslag vermeldt, dat het ledental met 1569 is gestegen en nu
2916 bedraagt. De rekening sluit met een saldo van f 2251.
Het volgende conpes zal in 1919 te Zaandam worden gehouden.
De heer J. M. Noë, electro-technisch ingenieur te Amsterdam, hield een voor-
dracht over: electriciteit als krachtbron en de controle op het stroom gebruik.
Het onderwerp : De toestand van het smidsbedrijf tijdens den oorlogs-
toestand en zijn toekomst, werd ingeleid door den heer N. J. Oldendorp,
bondssecretaris. Spreker ging uitvoerig de productie en den aanvoer van
steenkolen na en stelde een toenemend tekort vast. Op 13 Juni 1916 heeft
de Smedenpatroonsbond den minister tegen compensatie voor waggons prima
steenkolen aangeboden, maar de minister meende niet te mogen treden in
dit aanbod. Spr. vond dit jammer en meent, dat aanneming van het voor-
stel had kunnen bijdragen tot vermindering van den kolennood. Spr. meende
verder, dat de distributie van ijzer en staal falikant is uitgekomen, en dat
concentratie van bedrijven niet mogelijk is in het smidsvak. u. M. C.quot;).
— De Augustus-afl. van „Der Hufschmiedquot; bevat een artidel over een nieuwe
beslagmethode hij door zakking van het hoefbeen, beschreven door Prof. Dr. M.
Lungwitz, waaraan het volgende is ontleend.
De oorlog veroorzaakt een groot gebrek aan leer, vilt, enz. Dit brengt
ook mede dat het gebruik van leeren zolen vrij wel onmogelijk is gewor-
den. Vooral bij plat-, vol- en knolhoeven gaf zulks moeilijkheden. Het ge-
lukte aan Dr. Stark en den hoefsmid Gut her dat bezwaar te ondervangen
door een bijzonder soort ijzer te construeeren, in de eerste plaats ten dienste
bij knolhoeven. Zij maken wand en steunsels in één zuiver vlak en nemen
van de zool natuurlijk zoo weinig mogelijk af. Het ijzer is een vlakke plaat
van 6 ä 7 m.M. dikte, dat een uitsnijding bevat voor bet opnemen van
den straal, terwijl de ijzertakken iets lang en aan het einde, als de rug van
een leuningstoel, gelijkmatig opgebogen, waardoor zij sluiten tegen de ach-
tergedeelten der verzenen.
Het is de bedoeling dat wand, steunsels, straal en zool geheel meedragen.
Hierom moet het ijzer geheel zuiver passen. Dit geschiedt zwartwarm en
vereischt groote nauwkeurigheid van den hoefsmid, daar bij ongelijkmatig
drukken ernstige kreupelheid kan optreden. Het toongedeelte van het ijzer
is zoo breed dat het voorbij de plaats reikt waar de punt van het hoefbeen
boven ligt.
De ervaring moet hebben geleerd dat niet alleen de zool maar ook in
den regel het hoefbeen een zoodanig beslag verdraagt, en dat in dit geval
op een vrij spoedige verbetering mag worden gerekend.
Ingeval het hoefbeen door de zool zichtbaar is geworden dan, zegt Dr.
Stark, moet daar ter plaatse in het toongedeelte een halvemaanvormige
strook open worden gelaten. Na het ijzer te hebben ondergelegd en het
blootliggende hoefbeengedeelte behandeld, kan die opening met hoefkit
worden afgesloten. Zoo vaak noodig kan dit ter behandeling van het hoef-
beengedeelte worden opengelegd.
Alvorens het ijzer te passen, wordt het toongedeelte van den hoef belang-
rijk afgeraspt, alzoo het schuitvormige gedeelte van den knolhoef zooveel
mogelijk weggenomen. De nagelgaten worden gestampt en aangebracht in
de zij- en verzengedeelten, terwijl het aanvankelijk noodig zou zijn om het
ijzer vrij spoedig te verleggen. De zool zou inderdaad flink tegen „de ver-
drukking inquot; groeien, en de afwijkende plaatsing van het hoefbeen zich
geleidelijk herstellen.
In hooge mate trekt het de aandacht dat bij voortdurende aanwending
van dezen beslagvorm de hoornrichting van den toonwand meer en meer een
rechte lijn aanneemt en ten slotte weer normaal wordt.
(Het klinkt haast te mooi, maar probeeren verdient aanbeveling daar
de onderzoekers het volste vertrouwen genieten. Red. „De Hoefsmidquot;.)
— Amerikaansche ijzer- en staalmarkt. In het weekoverzicht van Iron Age
wordt medegedeeld, dat de regeeringsorders voor staal toenemen en dat de
exportbeweging van grooten omvang is, maar de gewone binnenlandsche
zaken in ijzer en staal onbeteekenend zijn. Het gebrek aan cokes is in het
bijzonder van invloed op de geheele nijverheid. De voorraad staal, in den
vorm van blokken, staven enz., neemt op de open markt toe en de prijzen
zijn terugloopende. De teekenen van lusteloosheid voor fabrikaten hebben
geen aanmerkelijke wijziging in het prijsniveau teweeggebracht. De tragere
stemming op de ijzermarkt is een gevolg van de lusteloosheid gedurende
de afgeloopen maand, maar deze toestand heeft niet geleid tot een beslist
flauwe stemming.
Een later bericht zegt dat de staalhandel nog altijd wacht op de beslissing
van de regeering over de vaststelling van den prijs. Van Japansche zijde
was levendige vraag naar draad, schakels en platen. (u. „N. R. C,quot;).
Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag.
WENKEN OMTRENT AUTOGENE LASCHTOESTELLEN.
Het autogene lasschen, door middel van zuurstof en acetyleen, heeft zich
in de laatste jaren zoowel op groote fabrieken als in kleinere werkplaatsen
als het ware ingeburgerd en daardoor zijn uitstekende technische eigen-
schappen bewezen.
Wanneer de onderscheidene resultaten niet steeds bevredigend waren, dan
kon men de oorzaak eenerzijds zoeken aan onervaren autogene lasschers, en
anderzijds aan de minder doelmatige constructie der autogene laschtoestellen.
Groote drukverschillen, onvoldoende druk, oververhitting van het gas, zijn
alle oorzaken, welke minderwaardige laschresultaten kunnen geven. Echter
ook een uit technisch oogpunt zijn vele laschtoestel-constructies bedenkelijk
en vele ongevallen vinden hun oorzaak in een minder vakkundige constructie
der laschtoestellen.
Ter verkrijging van goede resultaten is het noodig dat de toestellen de
volgende eigenschappen bezitten: eenvoudige en bedrijfszekere bediening,
volkomene vergassing van het carbid, uitstekende werking van het apparaat,
voorkomen van overbelasting, op tijd vernieuwen van het ontwikkelings-
water, goede reiniging en gelijkmatige bedrijfsdruk. Een der gewichtigste
factoren is de hoogte en de gelijkmatigheid van den bedrijfsdruk.
Voor de werking eener acetyleenlaschbrander is het noodig dat de onder
verschillenden druk toegevoerde gassen, zuurstof en acetyleen, in den brander
op dezelfde stroomsnelheid gebracht worden, d.w.z. dit vereischt een arbeids-
levering der onder hoogeren druk toestroomende zuurstof, welke het noodig
maakt dat de zuurstofdruk zooveel hooger moet zijn naarmate de druk van
het tweede gas lager is.
Hieruit volgt dat bij eene verhooging van den op het acetyleengas rus-
tenden druk, ter verkrijging van dezelfde eindresultaten, een verlaging van
den vereischten zuurstofdruk mogelijk is, zoodat, wanneer de bedrijfsdruk
voor het acetyleengas een bepaalde hoogte bereikt heeft, een regeling van
den druk voor beide gassen ingezet moet worden.
Practisch bestaat zoo'n regeling van den druk daarin, dat in den brander
geen ontmenging der gassen, na het heet worden van het mondstuk, plaats
vindt; verder een geringe neiging tot terugslaan der vlam en een ver-
hindering van oxydeerende vlamwerking intreedt. Eeeds de stijging van
den bedrijfsdruk op circa 200 tot 300 mM. waterzuil, biedt groote technische
voordeden.
Bij alle acetyleentoestellen, waarbij door den gashouder een arbeid geleverd
wordt tot bewerking van den carbid-toevoer, zijn dikwijls zeer groote schom-
melingen van den bedrijfsdruk onvermijdelijk en het is zeker, dat iedere
oogenblikkelijke drukvermindering leidt tot verandering der drukregeling
van de beide gassen, d.w.z. tot een oxydatie van den laschnaad.
Wanneer hot bovenvermelde goed in acht wordt genomen, dan zal men
met de autogene lassching zeker goede resultaten verkrijgen.
F. J. M.
ADVERTENTIËN.
voor Hoefbeslag,
vei'krijgbaar in de c h e m i c a ] i ë n-
en drogerijen-handel van
K. G. W. DE BOSSON. Apotheker,
te Dordrecht.
Prijsopgave op aanvrage.
Voor HH. Veeartsen uityebreidc
prijscourant gaarne gratis beschikbaar.
in zake vraag of aanbod van
dienstpersoneel, het smidsvak
betreffende, worden van onze
abonné's gratis in „De Hoef-
smidquot; opgenomen.
S. C. lïl. BAX. 2, 4 en 6 Jufferstraat. ROTTERDAM.
- Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. -
Meest uitgebreide sorteering prima blanke
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fijne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —
BÜX JnilefHtraiit
felepliooD
lo.
NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN
vnordcclig, gemakkelijk in gcbniik. — Kunnen niet loslaten.
Merk „Dexterquot;, Merk „Pacificquot;,
met flink Meistuk. met zwaar hielstuk.
Open zolen uit één stuk kunuen
dus ounioge.lijk loslaten, hijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in 11 maten van é-j',; tot
Eng. dni., uiterste l)reedte buitenkant
ijzers gemeten.
„Chicagoquot;,
geheel Caoutchouc
uit één stuk met
zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van
71 tot 7 jfg^ Eng. dm.
uiterste breedte buitenkant ijzers gem.
in witte en grijze
Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van 4'
Onbsp;iS
tot Gl Eng. dm.
Gemaakte Hoefijzers,
Rits- en Stampmodel,
uitsluitend beste
kwaliteit ijzer;
in 9 maten voorradig.
lloef-
rauden.
Strykringen
met riempje.
Kunsthoorn.
IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.
Opruimers voor
Schroefgaten.
Las- of Welbladen en
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.
Schroeven en Stiften
in alle modellen;
tijdige bestelling
gewenscht.
Touwijzers in
vericbillende maten.
Men lette op het echte merk S T met kroon.
-ocr page 121-VI. EEN EN ANDER OVER HET HOEFBESLAG IN DE
PROVINCIE GELDERLAND,
door
Dr. Gallandat Huet, Kap'. Paardenarts.
(Slot.)
Barneveld.
Daar de bedoeling van deze mededeelingen is een overziclit te geven van
het hoefsmidvak en van de hoefsmederijen der voornaamste plaatsen van de
provinciën, zoo zoude met Apeldoorn de provincie Gelderland als afgedaan
kunnen worden beschouwd. Het zou vooralsnog te veel omvattend zijn om
ook de talrijke kleinere plaatsen te bezoeken en te beschrijven, vooral ook
met de beperking der verkeersmiddelen, waardoor dit zeer tijdroovend zou
worden; toch mag hiermede niet stilzwijgend worden aangenomen als zouden
die kleinere plaatsen op hoefbeslaggebied onbelangrijk zijn; niets behoeft
minder waar te zijn en het is mij bekend dat ten plattelande tegenwoordig
zeer vele goede hoefsmeden zijn en dat zeer vele kleinere plaatsen volstrekt
niet achterstaan, ja integendeel dikwijls in veel betere conditie verkeeren,
het hoefbeslag betreffende, dan menige -groote stad. Toch meenen wij als
slot voor de provincie Gelderland een enkel woord te moeten spreken over
Barneveld daar dit zeker een van de gunstigste plaatsen is, wat de uitoefening
van het hoefsmidsvak aangaat.
Barneveld zelf is een zeer uitgestrekte gemeente en kan, wat het hoefbeslag
betreft, het beste vergeleken worden met Apeldoorn.
Veel wat van deze plaats gezegd is, geldt ook voor Barneveld; het vroeger
onbeduidende dorp is nu een druk centrum van een welvarende streek ge-
worden. Door het ontginnen van boschgronden en heidevelden is veel bouw-
en weiland ontstaan en de paardenfokkerij gaat hier jaarlijks vooruit, hetgeen
ook samengaat met een toenemenden vooruitgang van het hoefbeslag.
Barneveld als plaats kennen wij reeds uit de vaderlandsche geschiedenis
door de rol die het speelde in de 15quot;° eeuw bij de Hoeksche en Kabeljauwsche
twisten, en uit Oltman's Schaapherder, waarin de belegering van den kerk-
toren door Perrol beschreven wordt, welke eindigde met den heldhaftigen
dood van Jan van Schaffelaar. Nu is het een groot, flink dorp geworden
met zeer drukke marktdagen en een welvarende bevolking, die met den tijd
medegaat en vooral op landbouw- en veeteeltgebied tot groote ontwikkeling
is gekomen.
De plaats zelve bevat nog steeds de vermaarde kerk met toren, waarvóór
-ocr page 122-een standbeeld van Jan van Schaffelaar in volle wapenrusting, op de plaats
waar hij bij zijn doodelijken sprong neerkwam, is opgericht en' waarmede
de gemeente tracht de gedachtenis aan groote mannen levendig te houden.
Zooals gezegd, is de gemeente zeer uitgestrekt; zij bevat de volgende
dorpen en gehuchten: Busschoten, Essen, Esveld, Garderbroek, Garderen,
Glind, Harselaar, Kallenbroek, Kootwijk, Kootwijkerbroek, Stroe, Terschuur,
Voorthuizen, Zeumeren en Zwartebroek. Het aantal inwoners bedraagt ongeveer
10.000, terwijl het aantal paarden in de gemeente bijna 1000 bedraagt.
Behalve dat nu in enkele der genoemde dorpen smeden zijn die ook paarden
beslaan, zoo wordt toch het overgroote meerendeel van dit aantal paarden
door de Barneveldsche hoefsmeden beslagen.
Van rechts naar links: W. v. d. Mheen (baas), G. v. d.
Mheen (zoon). Links : G. v. d. Mheen Sr. (91 jaar).
Deze zijn 4 in getal, n.1. W. van der Mheen Gzn., W. van der Mheen Hz.,
1'. Bijleveld en M. ITiets. In het -voorjaar was het getal nog 5, daar toen
de smederij van P. van der Mheen ook nog bestond; deze werd in Maart aan
kant gedaan en nu heeft een eierhandelaar zijn intrek in die zaak genomen.
Ik had het genoegen de smederijen van de heeren van der Mheen te zien
en de verschillende patroons te spreken. Men kan hier gerust spreken van
een smeden-familie, waarvan de nestor van dit geslacht, nu 91 jaren oud,
nog flink is en in het bezit van al zijne vermogens; hoewel natuurlijk van
zijn rust genietend, stelt hij toch nog een levendig belang in het werk van
zijn twee zoons en van zijn kleinzoons. Zijn eene zoon, W. van der Mheen,
drijft nu de reeds zoo lang bestaande zaak alleen, daarin bijgestaan door
zijn oudsten zoon, die nu echter tijdelijk onder dienst is. Zijn tweede zoon
is de reeds genoemde P. van der Mlieen en deze is zeker ook wel een der
meest bekwame en bekende hoefsmeden van ons land, die in zijn functie
van practisch onderwijzer zoo veel nut heeft gesticht, zooveel leiding
heeft gegeven aan jongeren en daarvan gelukkig veel voldoening heeft mogen
ondervinden. Hij kan werkelijk als een der pioniers beschouwd worden,
in zake practisch hoefbeslag-onderricht, daar toch het instituut van onder-
wijzers in hoefbeslag eerst van veel lateren tijd dateert.
Na zijn leerjaren in de smederij van zijn vader, begaf hij zich naar
's Gravenhage, waar hij in het vak verder bekwaamd werd door den hoef-
smid Rust, een Duitscher van geboorte, die toentertijd een zeer goeden
naam op hoefbeslag-gebied had en die de Engelsche wijze van beslaan uit-
oefende. Na eenige jaren bij Rust gewerkt te hebben, kwam hij als leerling
te Amersfoort en verbaasde hier zijne leermeesters door zijne reeds grondige
vakkennis. Hij verbleef aan de militaire hoefsmidsschool van 1088 tot '89
en verliet als No. 1 van de geslaagden in dit jaar deze onderwijs-inrichting
om zich daarna in de smederij van zijn vader te Barneveld te vestigen.
In dat jaar was hij de eerste en eenige gediplomeerde hoefsmid in die gemeente.
Door zijn bekwaamheid en ijver mocht hij de hoefsmederij tot grooten
bloei opvoeren, zoodat het aantal beslagen paarden het belangrijke getal
van .8000 's jaars bereikte. Dat zijn kennis en zijn werken niet onopgemerkt
bleven, toonde in 1892 zijn benoeming tot practisch onderwijzer in hoefbeslag
voor de provincie Zeeland. De Geldersch-Overijsselsche Maatschappij van
Landbouw, die zich altijd ten
sterkste geïnteresseerd heeft
voor het hoefbeslag, wees van
der Mheen als de geschiktste
persoon hiervoor aan en de tijd
heeft geleerd dat die keuze een
zeer goede is geweest.
Van 1892 tot '97 vertoefde
van der Mheen eiken winter ge-
durende 14 volle weken in Zee-
land ; hij resideerde te Goes om
van daaruit cursussen te geven.
Behalve in Goes zelf, werden
gedurende deze jaren cursussen
gehouden te Kortgene, Krui-
ningen, Middelburg, Hulst, Axel,
Oostburg, Zierikzee en Scherpe-
nisse. Dit waren alle tweejaar-
lijksche cursussen, die ieder
werden bijgewoond door 14 tot
20 leerlingen. Deze leerlingen
waren meest allen smidsbazen,
die, hetzij uit eigen beweging,
hetzij onder pressie van land-
bouwbesturen, onder v/d M.'s leiding werkzaam waren en die na het beëindigen
Van links naar rechts : W, v. d. Mheen
Hzn., A. en J. v. d. Mheen (zoons).
van den cursus, ter behaling van het diploma, een examen aflegden. Slechts
weinigen behaalden dit diploma niet, hetgeen zeker wel het beste bewijs voor
het goede onderwijs was. Dat er in die winters door v. d. M. hard gewerkt
werd, is duidelijk, daar ten eerste het onderwijs aanschouwelijk was, dus
door den leider alles zelf werd voorgedaan en alle deelnemers door hem
alléén en persoonlijk werden nagegaan en gecorrigeerd en ten tweede doordat
de afstanden, die dagelijks per fiets moesten worden afgelegd, over de in
den winter lang niet bekoorlijke kleiwegen, groot waren, om toch telkens
weer op de basis Goes terug te kunnen zijn, teneinde een volgenden dag
weer een andere richting uit te gaan. Toch herdenkt van der M. met veel
genoegen deze jaren, daar hij veel waardeering in zijn werk vond. Door zijn
huwelijk later werd hij begrijpelijkerwijze meer aan huis gebonden; hij be-
dankte dan ook later voor een tweede aanvrage om naar Zeeland te gaan,
hoewel hem äit bedanken zeer veel moeite kostte. Toch gaf hij in 1899 nog
een cursus in de Alblasserwaard, met Noorderloos als standplaats, doch daarna
trok hij zich terug uit den cursus-wereld, het aan anderen overlatende zijn voet-
stappen te drukken. Tot op dit voorjaar bleef hij zijn smederij drijven, doch
door de moeilijkheid om in dezen tijd aan personeel te Tïomen, deed hij de
zaken aan kant en geniet nu van een welverdiende rust, terugziende op een
hem zoo aangenamen en nuttigen werkkring.
JBet hoefsmeden-geslacht v. d. Mheen heeft voorloopig echter nog geen
kans om uit te sterven, daar W. v. d. Mheen Gz. en id. Hz. beiden zoons
hebben die onder hunne leiding in hunne bedrijven wirkzaam zijn. Twee
van deze zoons zijn reeds gediplomeerd, terwijl twee andere op de gelegen-
heid wachten hunne opleiding te ontvangen.
De beide overige hoefsmeden in Barneveld, P. Bij le veld en M. Piets,
zijn ook gediplomeerd; de laatste bekwaamde zich aan de Rijks veeartsenij-
school in Utrecht, zoodat Barneveld trotschkan zijn op het bezit van uitsluitend
gediplomeerde en goed onderlegde hoefsmeden.
Het zijn dan ook alle 4 goed beklante zaken, waar de patroons zelve een
werkzaam aandeel in het bedrijf nemen.
Zooals wel van zelf spreekt voor een plattelandsgemeente wordt het paarden-
materiaal bijna uitsluitend door de boeren geleverd; toch loopt dit nog al
uiteen en wordt hier naast het inlandsche ook het koudbloed, dus het zware
paard gefokt. De prijs voor een vierkant beslag van een gewoon paard is
f 2,80, terwijl voor een zwaar paard extra betaald wordt. Als regel is het
beslag glad en slechts zelden worden kalkoenen gebruikt, terwijl des winters
uitsluitend van stiften wordt gebruik gemaakt. De noodstal is als middel
om te beslaan niet meer in gebruik; al het beslag geschiedt uit de hand,
hetgeen zeer begrijpelijk is daar de opleiding van de patroons hierop ge-
baseerd was. Pabrieksijzers worden weinig gebruikt en worden ook niet
gewaardeerd, tenminste P. van der M. liet zich zeer ongunstig uit over het
machinaal beslag; volgens hem waren geen twee voeten gelijk en alle ijzers
van éénzelfde model konden dus niet anders dan moeilijk toe te passen zijn.
Het blijft een waarheid dat fabrieksijzers veel omzichtigheid bij het gebruik
vereischen. Bovendien is het ijzer stug en moeilijk te verwerken, zoodat ze
wel aan de handen van een bekwamen smid mogen toevertrouwd worden,
daar zij bij mindere vaklui al heel gauw aanleiding zullen geven tot het
pasklaar maken van den voet naar het ijzer.
Vergeleken bij andere plaatsen is de toestand op hoefbeslag-gebied zeer
goed te noemen en valt de landbouwende bevolking van Barneveld het
voorrecht ten deel op zeer goede hoefsmeden te kunnen wijzen.
GEVAAKLIJKE WIJZE VAN SCHERPZETTEN!
Dat het winterbeslag en het op scherpzetten eene noodzakelijke kwelling
is voor een paard, zal iedereen die met paarden omgaat wel toegeven.
\^ooral de veranderingen van den natuurlijken stand, is wel een van de
voornaamste. Er wordt dan ook zoo veel mogelijk naar gestreefd den
natuurlijken stand te behouden, door zoowel in den toon als in de takken
van het ijzer, schroeven of stiften te plaatsen. Nu wordt er bij paarden,
welke beslagen worden met Engelsche zolen, veel gebruik gemaakt van
twee stiften in het toongedeelte van het halve maan ijzer. De verandering
in den stand, die plaats heeft bij het gebruik maken van de stiften, is nu
niet alleen kwellend, maar tevens gevaarlijk geworden. Het spreekt van
zelf, dat pezen en banden het zwaar te verantwoorden krijgen, vooral als
sneeuw en gladheid dagen aanhouden. Het is dan ook een raadsel, dat zulke
paarden rad blijven, als ook dat een vakman zulk werk wil afleveren.
Hetzelfde ziet men ook bij het gebruikmaken van de z.g.n. ijsnagels.
Een hoefsmid zal toch steeds in eiken hoef vier ijsnagels slaan: de twee
toon- en de twee verzen-nagels. Nu wordt dat „nagels zettenquot; veelal door
koetsiers en eigenaars zelf verricht, maar hoe? De goeden niet te na ge-
sproken, is men met een paar nagels in den toon al gauw klaar.
Als het bewuste paard dan nog bedeeld is met een langen toon en lage
verzenen, dan is volgens mijn bescheiden meening bovenstaande titel toch
niet overdreven.
Den Haag. .nbsp;J. N. M e e u w s e n.
—nbsp;Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. Op 1 October is als
leerling toegelaten J. Polk er van Zuidlaren en op 8 Oct. K. Luttje
van Noordbroek.
Aan de inrichting verblijft verder de leerling A. Schaafsma van Wester-
zand gem. Grootegast.
—nbsp;Militaire Hoefsmidsschool te Amersfoort. In de 2e helft der maand
Augustus zijn geëxamineerd en geslaagd voor het examen als hoefsmid :
1quot;. de vrijwilliger der Bereden Artillerie W. Th. Bucksteeg uit Zevenaar;
2quot;. de miliciens der Bereden Artillerie: A. P. Huizinga (Ie R. V.-A.) uit
-ocr page 126-Amsterdam, V. Visser (2e E. V.-A.) uit Graft, P. Lindeboom (3e R. V.-A.)
uit Alkmaar, N. J. Koman (4e R. V.-A.) uit Giesbeek, gem. Angelo,
K. van Eijk (K. R. A.) uit Tiel.
3«. de landstormplichtigen der Bereden Artillerie: M. Tax (3e R. V.-A.)
uit Ginneken, P. 0. Janssens (3e R. V.-A.) uit Tholen, H. J. Voitink (4e
R. V.-A.) uit Enschedé, H. Geelen (4e R. V.-A.) uit Weert, B. Kroese
(4e R. V.-A.) uit Vries (Dr.).nbsp;G. H.
— Hoef beslagprijzen in Hengelo (0.) Op een 3 October j.1. te Hengelo
gehouden vergadering zijn de volgende prijzen vastgesteld, met ingang van
4 Oct.: 4 nieuwe ijzers voor een paard f 4, voor een poney f^, terwijl het
verleggen van 4 ijzers is bepaald op f 1,50.
—nbsp;Militaire Hoefsmeden. De opperbevelhebber van land- en zeemacht
heeft bepaald, dat voor hoefsmid bij het leger alleen in aanmerking komen
zij, die met goeden uitslag een cursus aan de hoefsmidschool hebben gevolgd,
dan wel aan een door den commandant dier school vast te stellen proef hebben
voldaan.
Vrijwilligers genieten bij het ontstaan van vacatures steeds de voorkeur,
terwijl voor plaatsing als mobilisatiehoefsmid bij de veld- en rijdende-artillerie
in de eerste plaats in aanmerking komen de adspiranten van de bereden-
artillerie.nbsp;(u. N, B. Gt.).
—nbsp;Kolen uit Duitschland. Een der voorwaarden, bij het afsluiten van den
koop van Duitsche steenkolen bedongen, is — meldt het Hbl. — dat het
vervoer van Engelsche steenkolen ongehinderd zal kunnen plaats grijpen.
De schepen zullen op een bijzondere wijze gemerkt zijn, terwijl een schip
van bijzonder type, waarschijnlijk een raderboot, ze zal convoyeeren. Van
een en ander moet reeds telegraphisch aan de Duitsche duikboot-comman-
danten kennis zijn gegeven.
De prijs der Duitsche steenkolen zal f45 per ton zijn, terwijl voor elke
f45, aldus betaald, tevens .f55 crediet moet worden verleend. Het totaal
verleende crediet zal echter de 9 millioen gulden per maand niet mogen
overschrijden. Hiervan wordt een deel verstrekt door de steenkoolconsu-
menten, een deel door de Export-Centrale. Verder zijn nog verschillende
voordeelen, betrekking hebbende op de levering van staal en enkele andere
grondstoffen, bedongen.
De Haagsche Ct. meldt nog, dat in de overeenkomst naast de kolen-
voorziening ook de invoer van ijzer en staal is opgenomen.
—nbsp;Steenkolenproductie in de V. S. — De „U. S. Geological Surveyquot; heeft
de eindcijfers der kolenproductie, in de onderscheidene staten, voor het jaar
1916 gepubliceerd. De staten, welke de grootste productiecijfers hebben aan
te wijzen, laten wij hieronder volgen:
1916 Tons |
Arbeiders |
1915 Tons |
Arbeiders | |
Pensylvania i) . . . |
170.295.424 |
168.212 |
157.955.137 |
174.593 |
West Virginia . . . |
86.460.127 |
78.067 |
77.184.069 |
75.882 |
Illinois...... |
66.195.336 |
75,538 |
58.829.576 |
75.610 |
Ohio....... |
34.728.219 |
41.294 |
22.434.691 |
40.053 |
Kentucky ..... |
25.393.997 |
31.222 |
21.361.674 |
27.960 |
Indiana..... |
20.093.528 |
23.965 |
17.006.152 |
22.777 |
Alabama..... |
18.086.197 |
25.308 |
14.927.937 |
22.591 |
Colorado..... |
10.484.237 |
13.104 |
8.624.980 |
12.372 |
Totaal (bitumineuze) |
502.519.682 |
561.102 |
442.624.426 |
557.456 |
Penna, anthract. . . |
87.578.493 |
159.869 |
88.995.061 |
176.552 |
Totaal generaal . . |
590.098.175 |
720.971 |
531.619.487 |
734.008 |
Het is voor Amerika, gelet het gebrek aan arbeidskrachten dat zich ook
aldaar gaat vertoonen, een verblijdend teeken, dat blijkbaar de techniek zich
dusdanig verbetert, dat de vermeerdering in het aantal benoodigde werk-
krachten relatief achter kan blijven bij de toename der productie.
(u. Economisch-Statistische Berichten v. 19 Sept.j.l.)
— De September-aflevering van „Der Mufschmiedquot; bevat het volgende :
1°. Het ophouden van de achterhoeven en het beslag bij weerspannige paarden,
door G. G ü c k te Bielefeld, oud-militair hoefsmid.
Dit uitvoerige artikel, G'/j bladzijden beslaande, bevat niet veel nieuws,
maar het komt ons toch nuttig voor er enkele opmerkingen uit over te
nemen.
Schrijver heeft waargenomen, dat de smid, waaneer een paard in de beslag-
plaats onrustig is, meestal niet overweegt wat de oorzaak dier onrust is en
er te spoedig toe overgaat om het dier te straffen. Al heel gauw wordt er
een klap met de hamer uitgedeeld of een stoot tegen de ribben gegeven ;
het is z. i, onjuist om te gelooven dat men een paard door slaan, stooten
of trappen kan dwingen om rustig te zijn. Het tegendeel is het geval. Een
zoodanig ondoelmatige behandeling is juist de oorzaak dat meerdere paarden
angstig zijn als zij de smederij moeten binnengaan en neiging tot verzet
toonen, zoodra zij den hoefsmid met het schootsvel zien of het ritselen van
het schootsvel hooren.
Gück geeft in zijn verdere beschrijving blijk, dat hij vermoedelijk reeds
gedurende een aantal jaren niet meer in het smidsvak werkzaam is en geen
voldoende kennis heeft 'van de stijging der loonen en het gebrek aan vol-
doende werkkrachten. Hij geeft b.v. aan dat hij twee helpers wenscht voor
het ophouden van het boen en bovendien voor een klein paard een klein
persoon, voor een groot paard een groote man. Hij zou zelfs wenschen dat
het paard bij do trens werd vastgehouden door den hoefsmidsbaas. Wij
willen de wenschelijkheid hiervan wel aanvaarden, maar wij kunnen ons
niet voorstellen, dat een prakticus de mogelijkheid hiervan als regel kan
verdedigen.
Wat de weerspannige paarden aangaat merkt G. op, dat bij de toepassing
van dwangmiddelen nooit meer dan het strikt noodzakelijke moet worden
aangewend. Hij heeft wel gebruik gemaakt van een touw om de onderkaak.
gelegd achter de snijtandea en onder den tong, teneinde hiermede het paard
naar believen tot achteruitloopen' te brengen. Dit middel lijkt ons niet bij-
zonder aanbevelenswaardig, vooral niet in handen van personen, die wat
driftig zijn. G. ontraadt het gebruik van de ijzeren praam, de Poolsche en
de oorpraam, terwijl hij terecht de gewone touwenpraam het minst ge-
vaarlijk acht.
G. merkt ook op, dat lang niet alle paarden op dezelfde wijze moeten
worden behandeld. Sommige zijn angstig wanneer zij vastgebonden worden,
andere juist dan rustig. Oude en stijve paarden plaatst men het beste tegen
een muur of wand, waar zij steun tegen kunnen vinden, vooral wanneer één
der hoeven is opgenomen. Hij besluit zijn artikel met de opmerking, dat
bet voor het hoefsmidsvak in Duitschland nuttig zou zijn, wanneer „Der
Hufschmiedquot; meer door de Duitsche smeden werd gelezen.
2°. Over het smeden en passen van het plaatvormige hoefijzer voor knolhoeven.
Prof. Dr. M. L u n g w i t z zegt dat het voor bekwame hoefsmeden voldoende
duidelijk zal zijn geweest, om dit ijzer, beschreven in de vorige aflevering,
zelf te vervaardigen. Hij laat thans volgen wat hierover de militaire hoef-
smid Guther vertelt.
Ik maak gebruik, al naarmate het paard, respectievelijk de hoof grooter
en zwaarder is, van gewoon staafijzer, van 30 bij 9 tot 70 bij 12 m.M. De
staaf kan iets korter genomen worden dan voor een gewoon ijzer. Nadat
men deze in het midden goed warm heeft gemaakt wordt hij iets opge-
stuikt, waarbij men hem gelijktijdig met de hamer een kleine knik naar de
bovenzijde geeft, waardoor hij zich bij het verdere opstuiken langzamerhand
in een spitsen hoek naar die zijde ombuigt, zonder op de buigingsplaats
opvallend zwakker te worden. Eeeds in dezen toestand heeft men aandacht
te schenken aan den vorm die het ijzer in het toongedeelte moet krijgen.
Voor hoeven met een ronden vorm is een wijdere boog, die met een spitsen
vorm een nauwere boog noodzakelijk. Vervolgens wordt de gebogen staaf
breed uitgesmeed, waarbij men het ijzer, zooveel als noodig is, kan rekken,
zoodat het toongedeelte hiervan juist den vorm van het toongedeelte van
den hoef verkrijgt.
Als men het ijzer later zou willen vervormen dan is zulks door de breedte
hiervan zeer tijdroovend. Als men zoover is, past men het ijzer op den hoef
om de juiste lengte der nog niet bewerkte ijzertakken vast te stellen. Zijn
deze reeds lang genoeg, dan kan men ze met een kapbeitel passend
afkappen, — in het tegengestelde geval kunnen zij gemakkelijk iets worden
uitgesmeed. Een voldoend ervaren smid kan een middelmatig groot knol-
hoefijzer in 4 ä 5 hitten klaar hebben.
Hierbij mag in herinnering worden gebracht, dat voor dit soort ijzers
oude wielbanden goed kunnen worden benut.
Dr. Stark, die met Guther dit soort ijzer heeft aangegeven, merkt in zijn
beschrijving op, dat het eerste passen zwart-warm moet geschieden; zoodra
het ijzer overal goed past moet dit eenigermate rood-warm worden gemaakt
en enkele oogenblikken tegen den hoef worden gelegd. Dit heeft natuurlijk
ten doel om een volkomen aansluiting van ijzervlakte tegen hoefvlakte te
verkrijgen.
8°. Eijdrage tot de geschiedenis van de smidswerktuigen.
4quot;. Persoverzicht en korte mededeelingen, waarin Lungwitz toezegt
nader te zullen terugkomen op bedoeld werkje van Dr. Stark, getiteld:
Nieuwe banen op het gebied van het hoefbeslag. Dit is van beteekenis,
daar men, naar wij vernemen, er in Nederland ook over denkt om het in
enkele plaatsen van toepassing te brengen.
IJzer en Staal. De minister van landbouw heeft vastgesteld de navolgende
distributieregeling :
1quot;. de aflevering en het vervoer van materialen in ijzer en staal, vermeld
op de bij deze beschikking behoorende lijst, is verboden; dat verbod is ook
van toepassing op oud-ijzer en oud-staal en ijzer-en staalafval in eiken vorm ;
2quot;. de verbodsbepalingen sub 1 gesteld zijn niet van toepassing:
ff. voor ijzer en staal dienende ter verpakking;
b.nbsp;indien de aflevering en het vervoer geschieden in opdracht van au tori •
teiten behoorende tot het Nederlandsche leger of de Nederlandsche marine;
c.nbsp;voor ijzer en staal, dat bestemd is voor eigen huishoudelijk gebruik
voor hoeveelheden minder dan 50 K.G.;
d.nbsp;voor ijzer en staal, dat bestemd is voor eigen gebruik voor hoeveel-
heden van minder dan 50 K.G., waarbij geen overdracht van eigendom
plaats heeft;
e.nbsp;indien de aflevering en het vervoer geschieden door publieke diensten
en spoor-, tram- of stoombootmaatschappijen, voor zoover deze afleveringen
dit vervoer dienen tot overbrenging van ijzer en staal uit de magazijnen van
die diensten of maatschappijen naar plaatsen waar het te bunnen nutte
moet worden opgeslagen, verwerkt of gebruikt, een en ander zonder dat
er overdracht van eigendom plaats heeft;
8°. van de verbodsbepalingen sub 1 gesteld, kan ontheffing worden ver-
leend, zoo noodig onder daarbij te stellen voorwaarden, door het Uitvoerend
Bureau van de Eijkscommissie voor de Distributie van IJzer en Staal,
's-Gravenhage (na te noemen het U. B.);
4°. de op het tijdstip van de afkondiging van deze beschikking door het
U. B. reeds verleende vervoervergunningen, zijn vervallen ;
5°. de handelaren, industrieelen en groote verbruikers, die voor eene
geregelde toebedeeling van een aandeel in den te verwachten aanvoer uit
het buitenland in aanmerking wenschen te komen, kunnen door het U. B.
tot wederopzegging als importeurs worden erkend, nadat door hen eene
zekerheid is gesteld, waarvan het bedrag wordt bepaald door het U. B. en
eene verklaring is afgegeven, waarbij het ü. B. wordt gemachtigd om, bjj
niet-naleving door den importeur van de krachtens de Distributiewet 1916
of deze beschikking op hem rustende verplichtingen, die zekerheid geheel
of gedeeltelijk verbeurd te verklaren ten bate van 's Rijks schatkist;
b.nbsp;het stellen van zekerheid en het onderteek en en eener verklaring wordt
niet gevorderd van aio importeur te erkennen openbare lichamen of diensten ;
c.nbsp;van alle beslissingen, ingevolge dit artikel door het U. B. genomen,
staat beroep open op den minister ;
6«. ieder, die materialen in ijzer en staal, welke zijn vermeld in de bij
deze beschikking behoorende lijst, uit het buitenland wenscht in te voeren
is verplicht:nbsp;'
a.nbsp;om aan het U. B. daarvoor bestelbrieven aan te vragen;
h. om aan het U. B. binnen 7 dagen na de ontvangst van de materialen,
onder mievering van de vervoervergunning, nauwkeurig mededeeling te doen
van de op de bestelbrieven ontvangen zendingen ijzer en staal;
c.nbsp;om nauwkeurig mededeeling te doen van alle voorwaarden, ook die
van afval bij de bewerking, van prijzen, waarvoor is gekocht en verkocht
en van alle andere gegevens, welke het U. B. van hem mocht verlangen
in het belang van de controle op de aflevering van ijzer en staal en van
eene billijke verdeeling daarvan;
d.nbsp;om tot staving van de sub b en c bedoelde gegevens desverlangd
facturen en andere bescheiden aan het ü. B. over te leggen;
e.nbsp;om de door den minister gemachtigde of door het U. B. aangewezen
personen in hunne bedrijven of zaken toe te laten, boek- en voorraden-
contrôle op eerste aanvrage toe te staan en, voor zoover noodig, daarbij
behulpzaam te zijn;
f.nbsp;om bestelbrieven en vervoervergunningen, welke niet worden benut
voor de materialen, waarvoor zij zijn afgegeven, onverwijld weder aan het
ü. B. in te leveren ;
7°. a. het U. B. is bevoegd om stempelgelden te vorderen voor de sub
ü bedoelde bestelbrieven ; die stempelgelden bedragen ten hoogste f 2.50
per ton materiaal, waarover de bestelbrief loopt ;
b.nbsp;betaalde stempelgelden voor bestelbrieven, welke niet kunnen worden
benut, worden niet teruggegeven ;
8». het U. B. is bevoegd voorschriften te geven en modellen vast te
stellen voor de tot dat bureau te richten aanvragen, verzoeken, opgaven en
dergelijke.
De belanghebbenden zijn verplicht die voorschriften en modellen te volgen.
{St.Ct.)
ELISE I, No. 824 N. S. Tg. (Hb.)
Nevenstaande afbeelding is eene reproductie naar een in Juli 1916 te Zutfen
genomen toto van Elise 1 met 4 dochters en 1 kleindochter, welke foto bijzonder
gelukJsig is geslaagd. De langzamerhand met eere wit geworden Elise staat od
de aibeeldmg an de linkerzijdenbsp;^
■nbsp;T- quot;nbsp;S- no. 62, M. d. V. Jacob G. P. S. no. 32.
IS m 1903 geboren bij M. de Wed. D. J. B. Remmelink te Steenderen en is thans
het eigendom van den heer J. J. C. Remmelink te Steenderen. Ze heeft getoond
een uitstekende fokmen-ie te zijn. Als 2-jarige gedekt, lieeft zij vanaf 1906 telken
jare een veulen gebracht, waarvan de laatste 9 in het veulenboek zijn ingeschre-
ven. Elise verwierf in de jaren 1906 tot en met 1909 met haar veulen telkens
een premie van f 60 en in 1910 f 80.
Hare mede afgebeelde afstammelingen zija (van links naar rechts) • Coba 11
no. 576, Lucia 528 en Olympia 526 N. S. Tg. Elise's veulen van 1916 staat aan
naar Imkerzijde. Het tweede veulen staat achter hare moeder Coba II.
Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag.
Een verbeterde schroefbout. Schroeven op schroefbouten, die aan trilling
blootgesteld zijn, loOpen op den duur onvermijdelijk los, zoodat ze gecon-
troleerd moeten worden of op allerlei omslachtige wijzen vastgezet dienen
te worden. In Amerika is nu een bout geconstrueerd, die wel iets duurder
• is dan de gewone, maar die toch het genoemde euvel voorgoed verhelpt.
Er is n.1. een groef in de lengte aangebracht, waarin een reep zacht metaal
past, b.v. koper of aluminimum. Bij het opschroeven van de schroef snijdt
deze gemakkelijk het ontbrekende gedeelte van den den draad in het weeke
metaal, dat dichter bij den kop van den bout dikker wordt en zoodoende
veroorzaakt, dat de schroef goed vast loopt. Bovendien is dan het uiteinde
van het stuk heel gemakkelijk om te buigen, zoo^at er geen mogelijkheid
meer is dat de moer vanzelf losgaat. Met een goeden sleutel kan de moer
weer losgedraaid worden, terwijl door het inzetten van een nieuw reepje
zacht metaal de bout opnieuw bruikbaar wordt. De moer blijft altijd op-
nieuw te gebruiken.
—nbsp;Nieuw soldeermelaal. Als soldeermetalen, die aan hooge eischen voldeden,
werden tot dusverre uitsluitend blanke metalen beschouwd, welke tin als
grondmetaal bevatten. Het gebruik van lood in plaats van tin, stuitte op
groote moeilijkheden, die hoofdzakelijk op de gebrekkige geschiktheid van
het lood voor legeering berustten. Men kent wel talrijke lood-antimonium- ■
■ legeeringen (de zoogenaamde harde loodsoorten), doch deze bezitten lang
niet de hardheid van de blanke metalen; een meerdere toevoeging van
andere hard-makende metalen, veroorzaakt echter meestal een ontbinding
der legeeringen. Men kan dit euvel evenwel vermijden, wanneer men volgens
het procédé van een in Rijnland gevestigde firma, aan het lood een even-
redige hoeveelheid cadmium toevoegt. De geschiktheid van het lood ais
legeeringsmiddel wordt daardoor beduidend verhoogd. Door toevoeging van
mengaan of ferromengaan, gelukt het uniforme legeeringen te maken, die
dezelfde goede eigenschappen hebben als die waardoor zich de bekende
tin-blank-metalen onderscheiden. Eeu uitstekend blank legeer-metaal, zonder
toevoeging van tin, kan men volgens dezelfde firma verkrijgen, door in
gesmolten lood een weinig calcium door onderdompeling op te lossen en aan
deze legeering nog eenig cadmium en bismut toe te voegen. Een op die
wijze vervaardigd legeeringsmetaal evenaart volkomen hel beste en duurste
tin-blank-metaal en is met het oog op de geringe kosten, die aan de be-
reiding verbonden zijn, ook na den oorlog van groot economisch belang.
—nbsp;In alle landen van Europa heerscht gebrek aan benzine en petroleum!'het-
geen vooral op het gebruik van auto's een nadeeligen invloed heeft. Ook in
Engeland is een tekort aan benzine, al heeft dit land nog een belangrijken
aanvoer, die echter voor een gedeelte in beslag genomen wordt voor het
leger. Reeds vóór den oorlog stegen de benzine-prijzen sterk, hetgeen in
Amerika en vooral in Engeland er toe geleid heeft om te zoeken naar een
goed model stoomauto of stoomvrachtwagen. Feitelijk is de kwestie voor
langzaam rijdende wagens (tot ongeveer 25 K.M. per uur) in Engeland op-
gelost, zoodat in Londen reeds een groot aantal „bussenquot; rijden, die een
complete stoominstallatie bevatten, welke gestookt wordt met steenkool en
waarvan de gebruikte stoom weer in den ketel terugkomt. Verder rijden er
in Engeland een groot aantal last-auto's, die ook dcor stoom gedreven worden
en die veel minder kosten in het ^gebruik dan de benzine-auto's vóór den
oorlog. Zelfs komen er berichten uit Engeland over het gebruik van cokes
in dergelijke wagens, waardoor een enorme besparing (60 pet. op den prijs
van benzine vóór den oorlog) verkregen wordt. De gewone stoomauto's ver-
spreiden op straat een klein beetje rook, die echter lang zoo hinderlijk niet
is als de verbrandingsproducten der benzine. De stoombussen geven een
volkomen reukeloos verbrandingsproduct, terwijl ook de nieuwe cokes-
vvagens volkomen reukelooze gassen afgeven. In Amerika is een stoomauto
uitgevonden, waarbij de stoomketel vervangen is door een bijzonder buizen-
stelsel, dat verhit wordt door een petroleumvlam. Deze wordt electrisch
ontstoken. Ook hier wordt de gebruikte stoom weer gecondenseerd en in
de buizen gespoten. Doordat die stoom olie met zich meevoert wordt afzet-
ting van ketelsteen tegen den wand der buizen voorkomen, maar ontstaat
dit lastige product in den vorm van kleine schilfers, die door den stoom
zelf meegevoerd en in een speciale afdeeling gedeponeerd worden. De wagen
is in een minuut aan te zetten en, als ze bijna voortdurend in gebruik is
en de buizen dus heet blijven, kost het opnieuw in beweging brengen geen
tijd. Verder wordt aangegeven, dat de snelheid willekeurig geregeld kan
worden, vanaf één kilometer per uur tot een snelheid die even groot kan
zijn als van de normale auto's. Deze nieuwe_ constructies zijn voor alle
landen van groot belang, vooral wanneer de goedkoope cokes (b.v. in fijn-
gemalen toestand) als brandstof gebruikt kan worden.
(u. Haagsche Post, 22 Sept. '17.)
I»i(M)() stulvs kleine puntjes met Vs draad, scherp, spits en stomp,
Adres: G. J. ROLIKK,
Rijk8ondcrwijzcr-hoef8iuiil te Enschede.
Wegens opheffing van liet artikel tegen zeer voordeeligen prijs
No. 6 7'Jg 10
9 4 1 Mille.
Hoefnagels Cste:
Schroefkalkoenen'-'wïïuks.
l.S^S Stom_pnbsp;1.4/18 Spits
350~nbsp;quot; lÖOquot; stuks.
11'/» X 13
1200 stuks.
Vraagt ons prijs, of zendt Uw hoogste bod aan:
-ocr page 134-S. C. lïl. BAX. 2, 4 en 6 Jufferstraat. ROTTERDAM.
- Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. -
Meest uitgebreide sorteerlng prima blanke
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 vepschillende voorradig.
Speciale fjne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —
B.IX Mlrnm
h.
NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN
voordeelig, gMiiakkcIijk in gebruik. — Kunnen niet loslaten.
Merk „Piicificquot;,
met ztvaar hielskik.
Open zolen nit één stnk kunnen
dus onmogelijk lo.slaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in 11 maten van Ij',.- tot GJ
Eng. dm., uiterste breedte buitenkant
ijzers gemeten.
irerk „Riiniblerquot;,nbsp;Merk „Chicagoquot;,
in wilte en grijzenbsp;geheel Caoutchouc
Caoutchouc,nbsp;uit één stnk met
op leder opgenaaidnbsp;zwaar hielstuk
met flink hielstuk,nbsp;voor zware paar-
voorradig vannbsp;den, voorradig van
tot Gl Eng. dm.nbsp;tot 7/,; Eng. dm.
uiterste breedte buitenkant ijzers gem.
Gemaakte Hoefijzers,
Rits- en Stampmodel,
uitsluitend beste
kwaliteit ijzer;
in 9 maten voorradig.
Strykringen
niet riempje.
Kunsthoorn.
IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.
Opruimers voor
Schroefgaten.
Las- of Welbladen en
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.
Schroeven en Stiften
in alle modellen;
tijdige bestelling
gewenscht.
Touwijzers in
verschillende maten.
IP^ Men lette op het echte merk S T met kroon.
-ocr page 135-EEN EN ANDEß OVER HET HOEFBESLAG IN DE
PROVINCIE OVERIJSSEL,
door
Dr. Gallandat Huet, Kap'. Paardenarts.
I. Twente.
Als derde provincie zullen we Overijssel laten volgen en wel beginnen
met Twente. Deze aldus genoemde streek wordt in het oosten begrensd
door de 70 M. hooge Tankenberg; zij loopt dan glooiend naar het wésten af
en wordt hier weer door een berg, de 76 M. hooge Haarlerberg, van de
landstreek Salland gescheiden. De bodem bestaat uit gemengd diluvium :
zand en grintgronden, beekklei, moerasveen en hoogveen.
Twente is eigenlijk één groot heideveld met vele en groote bosschen be-
plant, waarvan het statig geboomte een machtigen aanblik geeft. Dit deel
van Twente doet nog denken aan het landschap van voor twintig eeuwen,
terwijl de steden met de reusachtige fabrieken geheel den nieuwen tijd
weergeven; alzoo vindt men hier als het ware de vereeniging van den ouden
en den nieuwen tijd. De aanwezige steden met hare vele dreunende en
gonzende fabrieken geven het recht te spreken van „hèt Nederlandsche
industriegebiedquot;, waarvan Hengelo het middelpunt is en Enschedé den
eeretitel draagt van „Nederland's Manchesterquot;.
In de geschiedenis heeft deze landstreek nooit een overwegende rol ge-
speeld ; zij werd als het ware vergeten en is dan ook uitsluitend door de
opkomst der fabrieken een der belangrijkste streken van ons vaderland se-
worden.nbsp;^
Treffend is dit neergelegd in de volgende versregelen:
Aan Twente.
Vergeten oord, door slag noch strijd
Der faam gewijd
In quot;t grijs verleden ;
Gewest,
Waar 't oud Gemeenebest (de Republiek)
Te schaarsch den blik op hield gevest,
Hoe schoon is, Twente! uw krachtig heden!
Al deelt ge ook in de weelde niet.
Die stroom of zee uw zustren biedt,
Die Salland streelt en Vollenhoven,
Van welvaart krimpt uw bruin verschiet:
Uw hof gaat vast uw hei te boven!
A. Enschede zou men hoofdstad van Twente kunnen noemen, als zijnde
verreweg de grootste der talrijke rondom liggende fabriekssteden. Enschedé
behoort tot de zeer oude steden van ons land; zij wordt het eerst vermeld
in den schenkingsbrief van Bisschop Godebaldus in 1119, waarbij het patronaat
over de kerk te Anescedte geschonken werd aan het kapittel van St. Pieter
te Utrecht. Op 15 December 1325 verleende Bisschop Johan van Driest aan
Enschedé op het Huys te Ghore stadsrechten.
De kerk met toren op de groote markt, in den loop der tijden meermalen
vergroot, verwoest en weer hersteld, dateert van 1100. In 1465 werd
Enschedé op last van Bisschop David van Bourgondië een verdedigbare
vesting, omringd door een binnen- en buitengracht, gescheiden door een wal
op welker kruin een palissadeering was geplaatst.
Later werden nog versterkingen aangebracht, en wel in 1532 werd door
Hertog Karei van Gelder een blokhuis gebouwd om de invallen van de
Bisschoppelijke troepen uit Oldenzaal tegen te gaan.
De stad werd heel dikwijls door branden geteisterd en daar alle huizen
van hout waren, bleef er in den regel niets van over. Zoo werd het in 1517
geheel verwoest. Teneinde de ellende te lenigen, verleende Bisschop Filips
van Bourgondië het recht om twee jaarmarkten te houden. Het laatst brandde
de stad af den 7en Mei 1862 ; een gedenkteeken werd op de markt geplaatst
ter herinnering aan deze ramp.
Reeds in de 18e eeuw begonnen de fabrieken zich te ontwikkelen en zoo
waren in 1795 reeds 39 fabrikanten van bombazijn en linnens in Enschedé ;
in 1836 werd de eerste fabriek er met stoom gedreven; in 1859 waren er
32 fabrieken met 12Q0 arbeiders; er werden toen jaarlijks 7.812.000 Nederland-
sche ellen gefabriceerd. De groote vooruitgang in de textielnijverheid dateert
echter van 1874, toen de differentieele rechten in Indië werden afgeschaft;
nu was aan de waren een voordeelig afzetgebied gewaarborgd en breidden
de fabrieken en daarmede de stad zich enorm uit, zoodat ze nu bijna 35000
inwoners telt. Energieke mannen als van Heek, ter Kuile, Menko, Jannink,
Scholten, Blijdenstein e.a. hebben de gemeente tot grooten bloei gebracht
en tevens tot welvaart, daar er veel voor de arbeiders wordt gedaan, met
het doel hen op hooger maatschappelijk peil te brengen.
Op hoefbeslaggebied is Enschedé belangrijk, daar het een streek is waar
veel paarden zijn, zoowel in de gemeente als bij de landbouwers in de om-
geving. Dit getal zal zich ook regelmatig vergrooten, daar de bedrijven, door
vermeerdering van ontginningen, steeds belangrijker worden.
De landbouwende bevolking is hier ook goed onderlegd; dank zij de
bemoeiingen der landbouvvmaatschappijen en de zoo talrijke cursussen op
landbouw- en veeteeltgebied, vindt men hier niet het achterlijk onverschillige
dat helaas op sommige andere plaatsen zoo'n rem vormt voor de ontwikkeling
der paardenfokkerij en zooals van zelf spreekt ook voor het hoefbeslag. Er
werd mij verzekerd dat niet alleen als regel de boerenpaarden op tijd op
beslag kwamen, doch dat ook vaak de hulp van den smid werd ingeroepen
voor veulens, en juist het besnijden van veulenhoeven kan zoo vaak nog een
zich ontwikkelenden verkeerden stand helpen tegen te gaan.
De gemeente Enschedé heeft 590 paarden ; hiervan heeft de gemeente-
reiniging er 25, alle Belgen van zwaar type. Verder zijn er verscheidene
stalhouders, tevens sleepers, die van 10 tot 30 paarden hebben, en nog enkele
met een kleiner aantal; de meeste fabrikanten hebben meerdere paarden in
hun bedrijf, terwijl men het aantal luxepaarden wel op 50 mag rekenen,
terwijl het aantal ponies van de verschillende venters, als melkslijters,
groentenhandelaars e.a., wel op 100 geschat mag worden.
Uit de omgeving komen ook zeer veel paarden in beslag en wel uit de
groote gemeente Lonneker, welke bijna 18000 zielen telt en nagenoeg 1100
paarden heeft.
Tot deze gemeente behooren vele dorpen en gehuchten, als Boekelo, Broek-
heurne, Deurningerstraat, Driene, Esmark, Glanerbrug, Kuipersdijk, Esch-
marke, Eibbelerbrink, Eietbeek, Tvvekkelo, Twekkelerveld, Usselo en Wool-
drikshoek. Alle paarden zijn heden ten dage geregistreerd en van loodjes
voorzien, teneinde het verbod van uitvoer beter te kunnen handhaven.
De hoefsmeden zijn vereenigd in een bond, waarvan de heer Eolink voor-
zitter is ; verdere leden zijn de heeren Wisseborne (Oldenzaalsche straatweg),
Effting en Eondhuis (Hengelösche dwarsstraat), Wal ter (Bleekerstraat),
Leppink (Gefferstraat), Kolenbrander (Eoomweg) en Goossens (Oranjestraat).
Hiervan zijn de heeren Eolink, Wisseborne, Effting en Eondhuis verreweg
de voornaamste hoefsmeden, terwijl ook de heer Jonkers in de Balander-
straat, die geen lid van den bond is, veel paarden beslaat. De overige ge-
noemden beslaan alle paarden, doch niet als hoofdzaak in hun bedrijf. De
eerstgenoemden zijn allen gediplomeerd, terW^'l ook van de overigen de meeste
een vakopleiding hebben genoten.
Dit jaar waren nog de volgende minimum-prijzen vastgesteld, waaraan
stipt de hand werd gehouden.
Vierkant vlak beslag voor een gewoon boerenpaard f 2.50, id. met stoot
en kalkoenen ƒ3 ; voor zware paarden respectievelijk /'3.30 en / 4 ; balkijzers
voor een gewoon boerenpaard ƒ 1.20 per stuk, voor een zwaar paard ƒ1.50.
Deze prijzen zijn op 20 October 1.1. herzien en bedragen thans :
minimum-prijs voor vlak beslag van een boeren- of stalhouderspaard ƒ 3,
voor hetzelfde paard ijzers met stooten ƒ 3.40 en het verleggen der ijzers
ƒ 1.50. Voor een kleine poney bedragen deze prijzen respectievelijk ƒ 2.80,
ƒ 3.10 en ƒ 1.40.
Luxe- of rijtuigpaarden zijn hooger in prijs, alsook de Belgen, waarvoor
de prijs beloopt van 4 tot ƒ 6, al naar gelang van de zwaarte en van het
beslag met of zonder stooten.
Het goede van een bond komt hierbij uit; door eensgezindheid kan men
aldus bereiken dat men niet onder de markt behoeft te werken en door een
algemeen volgen van dezelfde prijslijst is het publiek er spoedig aan gewend
en mede verzoend.
Alle bazen werken met personeel; de grootere zaken, evenals de kleinere,
gemengde bedrijven, hebben tot 8 knechts aan het werk, die echter niet
alle aan de paarden werken.
Bij den heer Eolink was o.a. een Belgisch geïnterneerde, gediplomeerde
hoefsmid werkzaam.
De werktijd is van half 7 's ochtends tot half 7 's avonds en bij enkelen van
6 tot 6 ; hiervan gaat
's morg. en 's avonds
een kwartier af voor
het broodeten en
's middags van 12 tot
1V2 is het schafttijd.
De knechts komen
als jongen in de
smederij op een week-
loon van ƒ1, tot ƒ4
opklimmend; zoodra
zij iets meer prestee-
ren komen zij op
uurloon, dat opklimt
tot 26 ets. per uur,
terwijl in dezen tijd
ƒ■ 1 per week extra
wordt uitbetaald.
Het beslag zelf
geschiedt uitsluitend
uit de hand ; nood-
stallen zijn niet meer
aanwezig of worden
althans niet meer voor
het beslag gebruikt.
Voorgevel en interieur van de smederij van Efftink amp; Rondhuis
te Enschedé.
-ocr page 140-Bij enkele Belgische paarden wil het nog wel eens voorkomen dat de noodstal
gemakkelijk zou zijn, daar deze paarden er aan gewoon zijn; men is er
echter tegen omdat het werk niet opschiet; een paard in den noodstal te
beslaan, kost meer tijd ; men kan niet zoo gemakkelijk de werkzaamheden
verdeelen en tijdverlies is tevens ook geldverlies in een bedrijf. Door de
goedkoope prijzen, die momenteel bestaan voor de machinale hoefijzers, wordt
hier veel gebruik van gemaakt en waren de verschillende patroons hier ook
mede tevreden, zoowel die uit de fabriek van Hippos als die van Helpman.
Zoo werden mij ook stampijzers vertoond van goed model uit de Zeeuwsch-
Vlaamsche hoefijzerfabriek te Stoppeldijk van H. Kerckhaert, welke f 32
per 100 K.Cr. kosten.
Het ligt voor de hand dat, wanneer voor dezen prijs goed bruikbare ijzers
te verkrijgen zijn, men het ongeveer even dure staafijzer niet gaat verwerken.
Toch blijven natuurlijk handgesmede ijzers altijd nog noodig, als men alleen
maar denkt aan zoolbeslag en aan de afwijkende ijzervormen die herhaaldelijk
kunnen voorkomen. Het zoolbeslag, dat veel voorkomt, raakt leelijk in de
knel door de moeilijkheid om aan zolen te komen ; de heer Rolink vertelde
mij veel open luchtdruk zolen te gebruiken, hetgeen vroeger betaald werd
met f 5 voor de twee voorijzers met zolen. Nu worden het beslag en de
zolen apart betaald, daar de zolen steeds moeilijker verkrijgbaar zijn. Zelf
maken gaat ook niet gemakkelijk; het is zeer bewerkelijk om uit oude auto-
banden hoefzolen te maken en daarbij komt dan nog de vrees dat da paarden-
houders zelf met hun oude autobanden bij den smid komen om ze onder de
paarden te laten leggen.
Het beslag is bijna uitsluitend vlak; kalkoenen en stooten ziet men maar
weinig meer; over de hoeven van de paarden valt niets te klagen, hetgeen
wel voor een groot deel hiervan het gevolg kan zijn. Als winterbeslag ziet
men uitsluitend stiften toegepast; deze werden den vorigen winter met 6
a 7 cent per stuk betaald. Over de verstrekte smeekolen was men niet best
te spreken ; het gruis was nog het beste, doch daar de kolen langer liggen
zijn zij voordeeliger; de prijs der kolen was bovendien 4 maal zoo hoog als
voor de mobilisatie.
Wat de smederijen betreft, zoo waren de inrichtingen van de heeren
Rolink en Effting amp; Rondhuis de grootste en best ingerichte. De zeer ruime
lokalen met heel goede ventilatie en verlichtiog deden aangenaam aan en
misten geheel de benauwde en rookerige atmospheer die men als regel in
een smederij aantreft. De smederij van den heer Rolink werd geheel elec-
trisch gedreven, die van de heeren Effting en Rondhuis door middel van
een gasmotor. De zeer ruime beslagplaats was van een houten bodem voor-
zien, terwijl de paarden naast elkaar tegen een blinden muur werden vast-
gezet. De vuren, 4 in getal, waren op een Hinken afstand van de beslag-
plaats en de paarden gingen door een afzonderlijken ingang in de smederij
m en uit. Het was werkelijk een lust zulke mooie bedrijven te zien en
geen wonder ook dat zulke zaken druk beklant zijn.
De zaak van den heer Rolink bestaat sinds 1861 en werd eerst door diens
vader gedreven. Pas in 1897 kwam de tegenwoordige patroon in de zaak,
na gedurende verscheidene jaren in Antwerpen gewerkt te hebben en in
Brussel opgeleid te zijn, alwaar hem vanwege het „Institute du Gouvernementquot;
een diploma werd uitgereikt. In 1906 volgde hij alsnog te Zutphen een
cursus van de Geld. Ov. Mij. v. Landb. en ging daarna in 1912 naar Utrecht,
alwaar hij het diploma voor onderwijzer in practisch hoefbeslag behaalde.
Door hem werd deelgenomen aan
vele wedstrijden waar lauweren
werden behaald, terwijl hij zelf
cursussen gaf te Enschedé, te
Hengelo en te Zwolle, waar hij
te zamen ruim 70 leerlingen op-
leidde. Met recht is de heer G. J.
Eolink een der corypheeën van
het hoefsmidsvak te noemen en
door zijn kennis en voorbeeld
heeft hij veel ten nutte van het
hoefbeslag in Twente gedaan.
Vermelden wij nog dat de sme-
derij van den heer Wisseborne
oorspronkelijk toebehoorde aan den
heer Sanders, die de eerste ge-
diplomeerde hoefsmid in Enschedé
was.
Hetgeen ik van de smederijen
te Enschedé gezien heb, alsmede
de paarden die aldaar beslagen
worden, heeft mij den indruk
gegeven dat het hoefbeslag daar
zeer goed wordt uitgeoefend, ter-
wijl bovendien de patroons, die
ik het genoegen had persoonlijk
te spreken, mij de overtuiging
gaven dat zij veel belangstelling in hun vak hebben en dit is alhaast de
beste waarborg voor een goede uitoefening ervan.
{Wordt vervolgd.)
— Begrooting van Oorlog 1918. Deze staatsbegrooting vermeldt 1
hoefsmid-instructeur f 1350, 2 hoefsmeden-hulpinstructeur a fllOO (alle 3
verbonden aan de Eij- en Hoefsmidschool te Amersfoort) en 36 hoefsmeden
a f 300 (die bij de korpsen dienen en natuurlijk bovendien andere inkomsten
hebben).
Smederij van J. L. Wisseborne,
Oldenzaalsche straatweg te Hengelo.
Onder de „vrijwilligersquot; zijn vermeld 1 hoefsmid-hulpinstructeur a fllOO
en 39 hoefsmeden ti f 300 jaarsalaris.
— Militaire Hoefsmidschool te Amersfoort. In de tweede helft van
October zijn geëxamineerd en geslaagd de miliciens der infanterie:
dat de geheele hoeveelheid doorgevoerde ertsen in de laatste jaren voor
den oorlog ca. 8 millioen ton bedroeg. Bij onze vroegere gebrekkige
handelsstatistiek is dit cijfer natuurlijk met de noodige reserve aan te
nemen. De hoogovens zouden 500.000 ä 600.000 tonnen erts verwerken
per jaar. De hoeveelheid kolen, die voor deze verwerking in cokes moet
worden omgezet, bedraagt ongeveer 250.000 ton. Door de Limburgsche
kolenmijnen zal deze hoeveelheid in de naaste toekomst gemakkelijk te
leveren zijn. Het totaal verbruik van ons land bedraagt 6 a 700 duizend
ton ruw ijzer en halffabrikaten en dat van de scheepsbouwnijverheid 160
a 180 duizend ton. Voor een economische productie moet jaarlijks onge-
veer 220,000 ton ruwijzer afgeleverd worden, welke hoeveelheid zonder
uitbreiding der fabriek niet onbelangrijk kan worden overschreden Van
deze productie zullen 70 ä 80 duizend ton als ruwijzer verkocht kunnen
worden, terwijl voor de staalfabrieken 140 ä 150 duizend ton beschikbaar blijft quot;
Deze staalfabriek, die behalve eigen hoogoven-ijzer, groote hoeveelheden
andere grondstoffen verwerkt, zal per jaar 150 duizend ton kunnen afleveren,
waarvan een hoeveelheid van 100 ä 120 duizend ton voor scheepsbouwijzer
beschikbaar is. De rest voor andere doeleinden.
Het kapitaal, benoodigd om de zaak volgens de plannen te kunnen bouwen
is vastgesteld op 25 millioen gulden. De Eegeering verklaarde zich bereid
de indiening te bevorderen van een wetsontwerp, waarbij de staat aanneemt
voor 7.5 millioen gulden deel te nemen in de onderneming op voorwaarde
dat het overige bedrag van 17.5 millioen geplaatst is. De industriëele ,
reeders-, handels- en finantiëele kringen hebben zich alreeds voor belangrijke
kapitalen verbonden, maar 17.5 millioen is een groot bedrag en men heeft
— aldus de Sehr. — terecht gemeend dit bedrag in een betrekkelijk kleinen
kring te moeten plaatsen, hetgeen nader wordt toegelicht.
Aan het slot van het artikel zegt de heer Stork het volgende:
„De striemende zweepslagen van den oorlog hebben hier in tweeërlei
opzicht ten goede gewerkt. Men wil om 'practische en zakelijke redenen
trachten minder afhankelijk te worden van buitenlandsche leveranciers
waar het producten geldt, die hier te lande in een op gezonde basis
gegrondvest bedrijf even voordeelig zijn te maken als elders. In den
oorlog IS onze afhankelijkheid het meest gevoeld, van daar de veranderde
zienswijze bij velen. Men wil ook in industriëele kringen de oprichting
van de onderneming niet alleen om zakelijk voordeel, maar ook om meer
ideëele motieven, daar men in deze groote onderneming den sluitsteen
ziet van het gebouw onzer, ondanks de ontzaggelijke moeilijkheden van
dezen tijd krachtig omhoogstrevende scheepsbouw- en metaalnijverheid
samenwerkend met, en gesteund door, onze bloeiende scheepvaart en
groot-industrie.quot;
De wenschelijke, feitelijk noodzakelijke, deelneming door den Staat voor
7.5 millioen in het benoodigde kapitaal, wordt door Sclir. oader in no. 97
van genoemde „Econ. Stat. Berichtenquot; aangetoond.
— Buhr-Jcolenmarkt. Aan een mededeeling v. d. waarn. consul te Essen
Euhr, in „Handelsberichtenquot; van 8 Nov., ontleenen wij dat de kolenproductie
in October vrijwel op dezelfde hoogte van de daaraan voorafgaande maand
is gebleven, doch tengevolge van het gebrek aan middelen van vervoer kon
deze niet geheel aan de verbruikers worden afgeleverd, zoodat aan de mijnen
weder voorraden ontstaan, die niet vervoerd kunnen worden. Behalve het
verkeer te land, omdat het aantal aangevraagde wagons niet geleverd kan
worden, laat ook het vervoer over water te wenschen, door het ongewenschte
peil van het water in den Eiju in de tweede helft van October.
De basisprijzen der brandstoffen zijn onlangs met 3.60 Mk. per ton ver-
hoogd. De basisprijzen voor de onderscheidene kolecsoorten loopen van
33.60 tot 24.60 Mk. per ton (cokesgruis 13.60 Mk.). De verkoopsprijzen zijn
aanzienlijk hooger, naar gelang van den afstand en dus van de vrachtprijzen,
die in aanmerking komen.
—nbsp;Steenkolen-, ijzer- en staalhandel in het district Liverpool. Aangaande de
steenkolen bevat het verslag van den consul te Liverpool o.a. het volgende:
Van 28 Juni af is ook een standaardprijs vastgesteld voor de verschillende
kolensoorten, welke verscheept worden naar geallieerde en neutrale landen
en eveneens voor bunkerkolen voor Britsche en geallieerde schepen. Deze
prijzen varieeren van 26/6 voor tweede qualiteit Lancashire-of Midland-kolen,
tot 30/— voor beste Torkshire, en tot 33/— voor beste Zuid-Wales-kolen.
Gaskolen, anthraciet en slack zijn eveneens aan vastgestelde prijzen onder-
worpen en wanneer kolen verscheept worden door tusschenkomst van een
agent, moeten de kosten van den handelaar hieraan worden toegevoegd.
Er kunnen geene kolen naar geallieerde of neutrale landen gezonden
worden zonder uitvoervergunning van de regeering, welke vergunning ver-
kregen wordt door tusschenkomst van eene sub-commissie van reeders,
kolenmijn-eigenaars en handelaren, die de autoriteiten adviseeren de aanvraag
tot uitvoer toe te staan of te weigeren. Gedurende de laatste drie maanden
zijn groote hoeveelheden kolen naar Frankrijk en Italië uitgevoerd en zoowel
leveringen als scheepsruimte werden gemakkelijker verkregen.
—nbsp;Frankrijk. „Handelsberichtenquot; van 8 Nov. bevat vervolgens een artikel
over de opkomst van de staal- en ijzer-industrie in Normandië, ontleend
aan een mededeeling van de Parijsche Kamer van Koophandel. — Hierin
wordt aangegeven dat ^het voornaamste ijzererts- en hoogoven-gebied door
den vijand is bezet, terwijl tengevolge van de mobilisatie arbeiders aan de
andere hoogovens werden onttrokken, zoodat zich al dadelijk bij het uit-
breken van den oorlog de dringende vraag voordeed hoe Frankrijk zich
van het noodige gietijzer en staal zou voorzien. Men begon met het koopen
van erts in Spanje en van staal in Amerika en Groot Brittannië. Achtereen-
volgens werden ook de verschillende hoogovens weder aan het werk gebracht,
zelfs die in de nabijheid van het front. Ook werden verschillende glasblaze-
rijen voor de metaal-industrie geschikt gemaakt en de steenkolenmijnen met
meer energie ontgonnen, met name in Normandië.
Het is in deze landstreek, dat men zich nu ook met kracht op de staal-
en ijzer-industrie is gaan toeleggen. Voorheen was alleen belangstelling voor
de mijnvelden van Lotharingen, die naar schatting drie milliard tonnen
ijzererts inhouden ; thans wordt alles gedaan om het Normandische bekken
S. C. M. BAX. 2, 4 en 6 Jufferstraat. - ROTTERDAM.
- Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. -
Meest uitgebreide sorteering prima blanke
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fijne Nagels voop Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —
felestraiii-idres
BAX Jiifferstraat
ßolterilaiii.
Interföitliunaal
ïo.
i^lEUWE ^MERIKAAMSCHE HOEFZOLEN
voordeelig, geraakkelijk in gebruik. - Kunnen niet loslaten.
Merk „Dexterquot;, Merk „Pacificquot;,
met flink hielstuk, met zwaar hielstuk.
Open zolen uit ééii stuk kunnen
das onmogelijk lo.slaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in 11 maten van 4:j\-r tot 6|
Eng. dm., uiterste breedte buitenkant
ijzars gemeten.
Merk „Chicagoquot;,
geheel Caoutchouc
uit één stuk met
hielstuk
in wille en grijze
Caoutchouc,
op Ieder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van
tot 63- Ene:, dm.
zwaar
voor zware paar-
den, voorradig van
7J tot Eng. dm.
uiterste l.ireedte buitenkant ijzers gem.
Hoef-
randen.
Strykringen
met riempje.
Kunsthoorn.
IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.
Opruimers voor
Schroefgaten.
Schroeven en Stiften
in alle modellen;
tijdige bestelling
gewenscht.
Las- of Welbladen en
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.
Touwijzers in
verschillende maten.
m^ Men lette op het echte merk S T met kroon.
-ocr page 145-EEN EN ANDER OVER HET HOEFBESLAG IN DE
PROVINCIE OVERIJSSEL,
doornbsp;'
Dr. Gallandat Huet, Kap'. Paardenarts.
Twente (Vervolg).
B. Hengelo is het centrum van Twente, een moderne fabriekstad met ruim
20.000 inwoners. Men vindt er de alom bekende machinefabriek van de
Gebr. Stork amp; Co,, de Koninklijke weefgoederenfabriek, een electrische
centrale (H. E. E. M. A. Tquot;.) die haar stroom tot zelfs in Gelderland levert,
een flinke gasfabriek, een ijzergieterij, een damastweverij, een fabriek ter
vervaardiging van kantstoffen, een zuivelfabriek, een groote spinnerij, een
bierbrouwerij en andere groote bedrijven.
Dat men behalve het bouwen van groote fabrieken ook andere groote
werken aandurft, blijkt uit de nieuwe schouwburg, die alleen een ton gouds
kost, en uit het tuindorp „'t Lansinkquot;, een keurig aangelegd, zeer hygiënisch
gebouwd villa-park.
Ook op paardengebied is Hengelo niet onbelangrijk ; de gemeente telt
plm. 500 paarden, terwijl mede uit de omliggende dorpen Berkum, Oele en
Woolde vele paarden in de stad beslagen worden.
Van de paarden, die in de gemeente zelf thuis behooren, zijn er vele van
zwaar model, die ten dienste van de bedrijven gehouden worden; zoo heeft
o,a. de machinefabriek Gebr, Stork amp; Co. er 10, de N.V. Land- en Bosch-
bouwmaatschappij 15, de Petroleummij. 6, de Automaat 5, de bierbrouwerij
11, twee steenfabrieken ieder 10, de spinnerij 4 en de gemeentereiniging 10
paarden.
Dan heeft men verschillende stalhouders en sleepers, als Siewerink, Gebr.
Wilmink, van Buuren, Smithuis en Wezel, die elk plm. 12 paarden houden,
en daarnevens is er nog luxe, hoewel ook hier veel door de auto vervangen is!
Vooral hier in dit drukke bedrijfscentrum, waar een ieder haast heeft, waar
met den tijd gewoekerd en zeer hard gewerkt wordt, daar was de auto een
zeer welkome tijdsbesparing voor de fabrikanten om van huis naar de fabriek
en terug te snellen en ook al door den drukken werkkring komt het paard
als luxe tijdpasseering niet veel in aanmerking.
Er zijn in de gemeente zelf nog 7 hoefsmeden; wel zijn alle ingemengd
bedrijf werkzaam doch bij verscheidene is het hoefbeslag nog aanzienlijk.
Het zijn de heeren firma G. M. ter Weer (Telgenstraat), Gebr. Brunink-
groote bedrijven, waar veel paarden beslagen worden en waarvan men terecht
als van bloeiende hoefsmederijen mag spreken.
Bijna alle smeden zijn gediplomeerd hoefsmid en zij zijn zonder uitzondering
alle lid van den smedenbond.
Dit is de bond van smeden-patroons in Nederland, waarvan de stad Hengelo
een eigen afdeeling heeft met de buurtschappen Borne en Delden. Zeer
minutieus worden de bondsbelangen behartigd en de genomen besluiten
nagekomen. In den heer ter Weer vindt de afdeeling een zeer ijverig en
zaakkundig voorzitter. Dat de onderlinge concurrentie hier geen scheuring
in den bond geeft, strekt de goede leiding tot eer, welke leiding er vooral
op uit is om te voorkomen dat men elkander vliegen afvangt of met andere
woorden elkander paarden afsnoept. Zoo zullen b.v. bij openbare feesten
alle leden zich verplichten hunne zaken te sluiten, zoodat het niet mogelijk
is dat de een wel werkt en de ander niet en degene, die zijn personeel vrij
af geeft, de dupe wordt, doordat zijn klanten zich bij een ander laten helpen.
Dat is een zeer goed beginsel. De vastgestelde prijzenlijst is tot in de
kleinste bijzonderheden uitgewerkt en gedrukt bij elk der leden voorhanden.
De op 12, Februari 1.1. vastgestelde, minimum-prijzen waren als volgt: vier-
greef (op de Markt), H. Wilmink, van den Berg, L. Bevers, Koopman en
Knoef. Van deze hebben de firma ter Weer en de Gebr. Bruninkgreef zeer
kant glad beslag f 2.50, met kalkoenen f 2.60, id. met stoot f 2.80, elke
stoot meer f 0.05 ; het verleggen van 4 ijzers f 1.20; 1 oud ijzer onder-
leggen ƒ 0.35.
Des winters worden uitsluitend stiften, hier punten genoemd, gebruikt;
het tarief hiervoor is : 4 nieuwe puntijzers met 12 gaten en 12 punten f^.82,
id. met 16 gaten en 16 punten f 4.26, id. met 4 stooten ingeweld in den
toon f 4.56, elke nieuwe punt meer f 0.06, twee balkijzers /'2.15, prijs voor
een ingeslagen ijsnagel f 0.03, id. voor een ijsnagel (gehaald) f 0.02, ge-
harde punten per pak van 100 stuks f 5.
Op 3 Oct. 1.1. werd in het Hotel de Keizerskroon te Borne een vergadering
gehouden van de Afd. „Hengeloquot; (O.) van den bond van smedenpatroons
.en hierin werd o.a. het tarief hoefbeslag als volgt vastgesteld:
4 groote ijzers (boven 12 c. M. lengte, gewoon beslag) f4.
4 kleine ijzers (12 c. M. en daar beneden, gewoon beslag) f 3.
4 ijzers met kalkoenen 20 cent meer.
4 ijzers verleggen f 1.50, 1 oud ijzer onderleggen f 0.50, voor elke stoot
fO.10, 2 nieuwe balkijzers f2,76, punten scherpen per stuk f 0.0272» voor
elke losse geharde punt f 0,08, voor geharde punten per 100 f 7, 1 ingeslagen
ijsnagel fO.04, 1 ijsnagel gehaald f 0.0ï{, 1 puntgat boren fO.05.
De werktijden zijn als volgt geregeld: van 's morgens 6 tot 's avonds 7,
met een kwartier rust om 9 uur en om 5 uur, en een schafttijd van 12 tot
half 2, terwijl des Zaterdags om half 5 geëindigd wordt.
De knechts worden hier op weekloon aangenomen en verdienen van f 13
tot ƒ15.50.
Het beslag zelf is uitsluitend uit de hand en noodstallen zijn niet meer
aanwezig. Ook hier wordt veel met machinale ijzers gewerkt, doordat deze
goedkooper zijn en omdat men tevreden is met de tegenwoordig afgeleverde
ijzers van Hippos en Helpman.
Het opbraden van oude ijzers werd hier, evenals te Enschedé, als te kost-
baar beschouwd en niet gedaan.
Aangenaam was het te zien en te vernemen dat bijna uitsluitend vlak
beslag wordt ondergelegd, niet alleen bij lichte paarden doch ook bij de
zware werkpaarden. Het is hier een uitzondering wanneer kalkoenen of
stooten worden toegepast; het publiek heeft zich in deze gewonnen gegeven
en zelfs de sleepers zijn er van overtuigd geworden dat de vlakke ijzers
evengoed voldoen.
Het schijnt echter dat het vasthouden aan het beslag met stoot en kal-
koenen voor zware trekpaarden niet zoozeer voortkomt uit een beweegreden
als zouden de paarden hierdoor steviger op de beenen staan, dan wel uit een
zuinigheidsoogpunt, daar zulke ijzers, vooral als staal is ingeweld, lang niet
zoo vlug slijten en dus vernieuwing niet zoo spoedig noodig is. De voerman
denkt er dan echter niet bij wat zulk een paard „op steltenquot; meer zal
slijten aan beenwerk en gangen. Ik noem het echter een overwinning voor
den smid wanneer hij het vlakke beslag als regel bij alle paarden kan onder-
leggen.
Wat de bedrijven zelve betreft, zoo werken alle met een of meer knechts, de
heer ter Weer zelfs met 13, waarvan echter slechts drie die paarden beslaan.
De zaak der firma ter Weer bestaat reeds 60 jaar en is de oudste in
Hengelo; het is een prachtzaak, geheel electrisch gedreven, vi'aar behalve
het hoefteslag zeer veel kunstig smeedwerk vervaardigd wordt en o.a. een
laschinrichting is. De zeer gunstige ligging wordt terecht benut doordat de
cursussen in hoefbeslag hier geregeld gehouden worden. De groote lokalen
met 6 electrisch gedreven vuren bieden hiervoor een uitnemende gelegenheid en
de afzonderlijke beslagloods, overdekt en geheel afgescheiden van de smederij,
heeft een houten vloer, ruim bovenlicht, benevens een electrisch looplichi,
en een afzonderlijken in- en uitgang ; dit alles maakt het als het ware tot
een model-inrichting. Doorgaans worden er plm. 70 paarden 's weeks be-
slagen ; hieruit blijkt voldoende dat de cliëntèle ook de inrichting weet op
prijs te stellen.
Daar waar de patroons goed onderlegd zijn, waar een goede harmonie
onder hen heerscht en waar zij door aaneensluiting en onderling overleg bij
het beslaan vaa hunne paarden uitsluitend naar hunne eigene vakinzichten
te werk kunnen gaan, daar kunnen de paardenhouders gerust zijn en is het
hoefbeslag goed verzorgd.
Evenals Twente met zijne fabrieken modern is, zoo is ook in Enschedé
en Hengelo het hoefbeslag in handen van vooruitstrevende en bekwame vak-
lieden en mag als zoodanig ook modern genoemd worden.
VORMVERANDERING VAN DE ACHTERSTE HOEFHELFT, DOOR
SMALLE EN DOOR TE WIJD GERICHTE IJZERTAKKEN.
In mijne omgeving kan men dagelijks de gevolgen van te smalle en te
wijd gerichte takelnden der ijzers waarnemen, zoowel bij levend materiaal
als bij doode hoeven.
Verschillende factoren werken deze fouten in de hand.
1». zijn er smeden, die in de meening verkeeren dat nauw passen der
ijzertakken leidt tot vernauwing van de achterste hoefhelft en ruim passen,
of liever wijd gerichte takken, den hoef de gelegenheid geeft zich flink uit
te zetten;
2». zijn er machinale ijzers in den handel met smalle takken en worden
deze onder voeten gelegd, die hiertegen niet bestand zijn;
3». zijn er smeden, die de takelnden der ijzers zeer uitrekken, om hierdoor
materiaal te sparen en zoodoende van een klein stuk ijzer een groot hoef-
ijzer te maken;
4». wordt den smeden in het algemeen voorgehouden „flink ruim beslaan
en het ondersteuningsvlak aan de zwaarst belaste (dit is de kleinste) hoef-
helft vergrooten.quot; Dit heeft zijn goede zijde, vooral bij zware werkpaarden;
tevens wordt de stand vaster. Het is echter af te keuren, indien het
vergrooten van het ondersteuningsvlak een vernauwing van de achterste
hoefhelft ten gevolge heeft, doordat de hoef geen voldoenden steun vindt
op het ijzer, zooals dit bij te wijd passen der ijzertakken het geval kan zijn.
Bij een hoef, die zoo wijd is in de achterste hoefhelft, dat de verzen-
draagrand verder uitstaat dan de verzenkroonrand, zal men in den regel
niet trachten het ondersteuningsvlak te vergrooten, doch wel bij hoeven
met lage verzenen, ingetrokken wanden en ondergeschoven verzenen. Nu ziet
men in de praktijk, dat juist die hoeven waarvan men het ondersteunings-
vlak in de achterste hoefhelft meestal vergroot, hiertegen het minst bestand
zijn en er dikwijls ernstige nadeelen door ontstaan. Legt de smid
onder zulke hoeven nu een ijzer met smalle takken, of een gewoon ijzer
met zoo wijde takeinden, dat de buitenrand loodrecht onder den kroonrand
komt, dan ziet men dat alleen de buitenste rand van den verzenwand op
den binnenrand der draagvlakte van het ijzer ondersteuning vindt. Sommige
smeden draaien tot overmaat van ramp ook nog de ijzertakken met een
boog naar buiten en bereiken hiermede, dat de uiterste hoek van den wand
(die veel sterker is dan de verzenwand) in het geheel niet op het ijzer draagt.
Dat bij zoodanig ijzers-passen voor zulke hoeven, de steunsels en zooltakken
in het geheel geen ondersteuning vinden, behoeft zeker geen nader betoog.
De gevolgen blijven dan ook niet uit en men ziet, na verloop van tijd,
verlengde verzenwanden die den straal insnoeren, naar onderen omgebogen
verzenwanden, kleiner worden en inscheuren van de steunsels, doorzakken
van de zooltakken, meer onderschuiven van de verzenwanden, met enkele
woorden : een vernauwing van de achterste hoefhelft.
In den regel ziet men deze veranderingen aan de buitenhoefhelft het sterkst,
daar meestal de buitentak ruimer wordt gelegd. Deze veranderingen treden
niet altijd gelijktijdig op; het hangt er natuurlijk van af tot welke verande-
ring de hoef neiging heeft, maar dat de achterste hoefhelft nauwer wordt,
is heel gemakkelijk te begrijpen. Stramme gang of kreupelheid zijn dan ook
dikwijls het gevolg en ten slotte is een balkijzer of een hoefzool noodzakelijk
om weer verbetering te verkrijgen.
Nu de vraag: „Kan de smid deze gebreken en de gevolgen er van in vele
gevallen niet voorkomen?quot; Dit zou voor den hoefsmid en den eigenaar van
belang zijn. Naar mijn meening moet het antwoord bevestigend zijn. Zien
wij de ondervlakte van een hoef, die nog nooit beslagen is geweest, dan
bemerkt men dat verzenwanden, zooltakken, steunsels en straal, in één vlak
liggen. Wanneer wij nu een ijzer zoodanig onderleggen dat verzenwanden,
zooltakken en steunsels op het ijzer dragen, dan zullen bovengenoemde
gebreken zich niet gemakkelijk voordoen.
Bij hoeven, waar deze vormveranderingen reeds zijn ingetreden, is het
met een beetje overleg ook wel toe te passen. Wenscht men nu tevens het
ondersteuningsvlak te vergrooten, dan kan men de takeinden wat verbroe-
den, desnoods door de binnen-ondervlakte uit te pennen, zoodat de buiten-
rand op dikte blijft en toch ook de draagvlakte weer vlak is.
In den regel worden bij bovenbedoelde hoeven ter verbetering, en om
pijnlijke gedeelten te kunnen ontlasten, balkijzers ondergelegd. Het verdient
echter aanbeveling den balk niet te lang te maken, hetgeen men wel doet om
het ondersteuningsvlak te vergrooten, want maakt men den balk te lang (te
wijd) dan vindt de verzendraagrand ondersteuning op den binnenrand der
draagvlakte van het ijzer; ook hierdoor kan kreupelheid ontstaan. Nu zou
ter plaatse van verzendraagrand en steunsel het balkijzer wel opgestuikt en
verbreed kunnen worden, doch dan wordt het te zwaar voor de meestal
zwakke voeten ; de binnen-ondervlakte daar wat uitpennen zou beter zijn.
Heeft men door het onderleggen van een balkijzer de verzenwanden, zooi-
takken en steunsels in zoover hersteld, dat deze weer mee kunnen dragen
op het ijzer, dan is vaak de toestand van den straal door den druk van den
balk minder gunstig geworden en zou men ter afwisseling een ijzer met
verbreede takken kunnen onderleggen.
Ook zijn er hoeven, waarvan de toestand van den hoornstraal zoo ongunstig
IS, dat het gebruik maken van een balkijzer geen praktische waarde heeft.
Verder zijn er hoeven met ingetrokken verzenwanden, waarbij de toestand
van den straal wel voldoende voor een balkijzer is, doch waarbij hiervan
geen gebruik gemaakt kan worden, b. v. bij verbeening van hoefkraak-
beenderen. Afgezien daarvan, dat zulke hoeven geen bevordering van het
hoefmechanisme toelaten, is het ook beter geen balkijzer te gebruiken, doch
wel een ijzer met verbreeden buitentak. Hierdoor is het mogelijk het onder-
steuningsvlak te vergrooten en tevens verzenwand, zooltak en steunsel te
ondersteunen.
De smid moet echter zorgdragen, dat de takken zoo zijn gesmeed en
gepast, dat de straalsohenkels niet in de knel komen.
Hoewel de verbeening van hoefkraakbeenderen en het daarmede in ver-
band staande onderschuiven der verzenwanden, niet op rekening van te
smalle en te wijd gerichte takken kan worden gebracht, verdient het toch
aanbeveling bij dit gebrek geen gebruik van zulke ijzers te maken, daar
dit heel spoedig kreupelheid kan veroorzaken.
Ten slotte nog dit aan het adres van de smeden : Maak zooveel mogelijk
gebruik van ijzers met verbreede takken, bij in dit artikel bedoelde hoeven,
al moet het den eigenaar een klein bedrag per jaar meer kosten, want
wanneer het paard kreupel is, door te smalle of te wijd gerichte takken,
denkt de eigenaar niet: „de smid'heeft een paar dubbeltjes voor mij be-
zuinigd op elk beslagquot;, doch wel: „wat is dat toch een knoeierquot;. Smid en
eigenaar worden financiëel de dupe door een ondoelmatig beslag onder te
leggen. De eerste, doordat hij klanten verliest en tevens zijn naam als goed
hoefsmid; de tweede, doordat zijn paard voor eenigen tijd door kreupelheid
onbruikbaar is geworden, of door strammen gang in waarde verminderd.
Utrecht.nbsp;g y
IETS OVER BESLAG MET ZOLEN.
Elke hoefsmid, die geregeld paarden beslaat met zolen (luchtdrukzolen
enz., bedoeld worden die zolen, welke met het ijzer ondergenageld worden),
zal wel ondervonden hebben, het nog al eens voorkomend euvel : het afbreken
der hoefnagels. Eigenaardig is, dat bij paarden, die het meest op de buiten-
helft van het ijzer loopen, het meest de binnennagels zullen afbreken, en
bij die welke het eerst de binnenhelft van het ijzer verslijten, bet omgekeerde.
Oppervlakkig beschouwd zou men zeggen: de nagels aan de zijden, waar de
meeste slijtage is, hebben toch meer te lijden, doch de ervaring leert het
tegenovergestelde. De verklaring van dit geval wordt opgelost door het feit,
dat paarden, welke een vlakke slijtage hebben, weinig of geen last van
bedoeld afbreken hebben. Volgens mijn bescheiden meening is dan ook de
wringing, die die nagels ondergaan aan de zijde, waar het minst gesleten
wordt, de ware oorzaak.
Nu kan men het vlak neerzetten der hoeven (ondanks zorgvuldig besnijden)
niet altijd bereiken. Vele paarden toch zullen door hun stand, gang, en wijze
van afzetten, ongelijk blijven slijten.
Dat de dikte van den rand der onder te leggen zool er veel toe kan
bijdragen, behoeft hier niet te worden gezegd. Hoe dikker die rand is, des
te grooter wordt de afstand tusschen het ijzer en den draagrand, waardoor
een grooter gedeelte van den hals van den nagel geen steun heeft. De
werking van den boef is ook van veel invloed, Hoe krachtiger het hoef-
mechanisme, des te meer zullen de nagels te lijden hebben.
Van daar dan ook dat men het afbreken meer aan de voor- dan aan de
achterhoeven zal aantreffen, ook in verband met de gewoonlijk meerdere
actie der voorbeenen en de over het algemeen zwaardere eischen, die aan
de voorhoeven gesteld worden.
Het is verder opmerkelijk, dat bij het gebruik van zolen met leeren
rand (zooals bij Engelsche zolen) het afbreken der nagels niet zoo vaak
voorkomt als bij luchtdrukzolen. Het is niet onwaarschijnlijk, dat de hals van
den nagel meer steun vindt in het hardere leer dan in het linnen van de
luchtdrukzooi.
Ten slotte is veel afwisselend nat en droog weer, een niet te vergeten
factor, die veel kan bijdragen tot genoemd euvel.
Het spreekt van zelf dat ook de smid de oorzaak kan zijn, al wordt
deze .... het laatst genoemd. Keeds bij gewoon beslag, dat niet met zorg
is ondergelegd, kunnen afgebroken nagels voorkomen, dus zeker wel waar
beslag met zolen wordt gebezigd. Maar al is het beslag ook met zorg geschied,
dan zal men het bij zoolbeslag toch nog wel aantreffen. Schrijver dezes
heeft goede resultaten mogen bereiken door te streven naar het vlak neerzetten
der hoeven en het zooveel mogelijk laten mededragen der hoornzooi (ter
verkrijging eener grootere draagvlakte). Het is begrijpelijk dat men de
hoeven niet zoo kort kan maken als bij een beslag zonder zolen doordat de
vleeschzool in dat geval pijnlijk gedrukt kan worden. Verder moeten de nagels
zoo dicht mogelijk bij elkaar worden geplaatst. Ook is een sterke niet te
korte lip, voor het beslag met zolen, aanbevelenswaardig.
Den Haag.nbsp;j. N. Meeuwsen.
OPLEIDING AAN DE MILITAIRE HOEFSMIDSSCHOOL
TE AMERSFOORT. ')
Aan deze militaire onderwijsinrichting worden jongelieden tot hoefsmid
gevormd. De leerlingen zijn in vredestijd gerequireerd uit vrijwilligers der
Cavalerie en der Bereden Artillerie, uit miliciens der Infanterie, der
Cavalerie en der Bereden Artillerie, en uit burgers.
1) Dit is geplaatst in verband met een ingekomen vraag van belanghebbende
zijde. Red.
Het maximum aantal leerlingen voor vrijwillig hoefsmid bedraagt 20, n.1.
9 voor de Bereden Artillerie en 11 voor de Cavalerie.
Deze leerlingen moeten eerst bij hun wapen zijn afgericht en kunnen
dan op eigen verzoek als leerling aan de H. school komen. Gewenscht is
het dat zij in het hoefsmidsvak zijn werkzaam geweest; noodig is dit niet.
De tijd van opleiding wordt bepaald door den aanleg en den ijver van
den leerling: als regel is de leertijd minstens 2 en hoogstens 3 jaar.
Worden zij geschikt geoordeeld om zelfstandig als hoefsmid bij het leger
dienst te doen, dan leggen zij een examen af en gaan daarna terug naar
hun eigen regiment waar zij als bijsmid worden werkzaam gesteld, totdat zij
aangewezen worden om een opengevallen vacature te vervullen. Deze tijd is
zeer verschillend en bedraagt van enkele weken tot zelfs twee jaar.
Voor de miliciens en voor de burgers worden tweemaal per jaar cursussen
van zes maanden gehouden en wel aanvangende op 1 April en op 1 October.
Aan den cursus, die op 1 April aanvangt, kunnen deelnemen 12,miliciens
der Infanterie, 5 miliciens der Bereden Artillerie en 6 burgers.
Aan den cursus, die op 1 October begint, is plaats voor 4 miliciens der
Cavalerie, 9 idem der Bereden Artillerie en 6 burgers.
Daar deze cursussen over 6 maanden loopen, wordt als eisch gesteld dat de
deelnemers reeds vrij bedreven in het smeden en in het beslaan zijn. Zij
leggen dan ook tevoren een proef af in het maken van ijzers en in het
beslaan der doode voeten, waaruit afgeleid wordt of zij voor de opleiding
in aanmerking komen. Is het aantal liefhebbers grooter dan het aantal
plaatsen, dan is deze proefaflegging vergelijkend en worden de besten
uitgezocht.
Tijdens de mobilisatie is er een groot gebrék aan hoefsmeden geweest,
ten eerste doordat het leger op voet van oorlog is en zeer veel paarden
bezit, en ten tweede omdat de oude lichtingen voortdurend met klein verlof
gaan en dus ook de smeden naar huis trekken.
Om nu in de behoefte te voorzien, zijn tijdens de mobilisatie elke 3 ä 4
maanden extra cursussen gehouden voor miliciens, landstormplichtigen en
landweermannen der Infanterie en der Bereden Artillerie. Als regel is elk
dezer cursussen met 12 personen begonnen en hoewel de tijdsduur geheel naar
de bekwaamheden der deelnemers wordt gerekend, is toch de duur van
deze cursussen meestal zes maanden.
Wordt een dergelijke nieuwe cursus uitgeschreven, dan wordt bij de ver-
schillende regimenten en onderdeden van het leger, die daarvoor in aanmerking
komen, een opgave gevraagd van belanghebbenden die aan een cursus willen
deelnemen. Daar dit aantal altijd zeer groot is en ver over de 100 bedraagt,
wordt uit deze personen een gedeelte opgeroepen om een vergelijkende proef
af te leggen. Dit gedeelte betreft dan de eigenlijke hoefsmeden, dus de
vaklui, daar toch niet verondersteld kan worden dat een niet-hoefsmid zich
in eenige maanden tot kundig vakman kan opwerken. Helaas is er geen
plaats beschikbaar om alle die geschikt zijn, op te leiden; velen worden
dan ook teleurgesteld, doch zoo eenigszins mogelijk wordt met hunne belangen
rekening gehouden en komen zij die niet geplaatst, doch wel voldaan hebben,
op de lijst te staan voor een volgenden cursus.
1 Nov. 1.1. is een extra cursus begonnen met 12 miliciens en landstorm-
plichtigen der Infanterie, terwijl er 3 Artilleristen denzelfden dag te Haarlem
zijn geplaatst voor opleiding. Ook deze laatste komen te gelegener tijd te
Amersfoort om examen te doen. Hoogstwaarschijnlijk zal 1 Februari
1918 weer een extra cursus voor 12 miliciens kunnen beginnen.
Mocht het voorkomen dat aan belanghebbenden bij het veldleger niet gevraagd
is of zij genegen zijn aan een dergelijken cursus deel te nemen, dan is
het hun eigen belang om zich van te voren bij hun corpscommandant aan
te melden met verzoek bij een eventueele aanvraag hiervoor in aanmerking
te mogen komen.
Volgens een legerbepaling mogen alleen hoefsmeden in het leger werk-
zaam zijn, die te Amersfoort zijn opgeleid. Komt het echter voor dat werkelijk
bekwame smeden hun diensttijd in den troep vervullen, dan staat de weg aan
hen open om hierop in een request aan Zijne Exc. den Opperbevelhebber
van Land- en Zeemacht te wijzen en te verzoeken tijdens de mobilisatie als
hoefsmid in het leger te worden werkzaam gesteld.
Wanneer er dan behoefte aan smeden is, zullen zij naar Amersfoort worden
gedirigeerd tot het afleggen van een proef van bekwaamheid en bij gebleken
geschiktheid wordt hun dan een bewijs als mobilisatie-hoefsmid afgegeven.
Aan elk der aan een cursus opgeleide leerlingen wordt bij voldoend
afgelegd examen een diploma toegekend zooals zulks gebruikelijk is in vredes-
tijd voor de miliciens en voor de burgerleerlingen.
Momenteel zijn slechts in opleiding 1 leerling vrijwilliger der Cavalerie
en 6 idem der Bereden artillerie, zoodat er respectievelijk nog 10 en 3
vacatures als zoodanig zijn.
Verder is er slechts één burgerleerling, dus nog 5 open plaatsen. Het
totaal aantal leerlingen bedraagt op 1 December 49.nbsp;G. H.
—nbsp;Zeeland. De cursus in hoefbeslag te Tholen zal, wegens te weinig
deelname, niet gehouden worden. Men deelt ons mede dat de mobilisatie
grootendeels als oorzaak van de niet voldoende aangifte wordt beschouwd.
—nbsp;Ned. Indië. De Inspecteur-paardenarts van het Indische leger, L'-Kolonel
van der Burg, maakt in het statistisch overzicht der geneeskundig behan-
delde paarden van het Ned. Indische leger over het jaar 1916 melding van
het volgende:
Wegens ziekten van den hoef werden 886 paarden behandeld, waaronder
275 kneuzingen van den hoef (steengallen).
Beenbreuken kwamen bij 7 paarden voor, tervyijl 214 paarden wegens
chronische gewrichtsaandoeningen in behandeling kwamen. In het geheel werd
bij 20 paarden zenuwsnede verricht (tegen onderscheidene kreupelheden in
den ondervoet).
Der Hufschmied. De onregelmatige, en wat October en November betreft
late, verschijning der afleveringen van het Duitsche vakblad voor hoefsmeden
heeft aanleiding gegeven dat in de twee laatst, verschenen nos, van „De
Hoefsmidquot; daaruit geen mededeelingen zijn overgenomen. Anderzijds was
er geen gebrek aan meldenswaardige stof.
De December-afl. van „Der Hufschmiedquot; is weer op den gewonen tijd
ontvangen, zoodat thans enkele punten uit de drie laatst verschenen afl.
tegelijk worden opnomen.
Dr. Perd. Habacher schreef over het beslag bij sleeperspaarden
en wees daarbij op het verkeerde gebruik om den buitentak in het verzen-
gedeelte naar buiten te draaien, hetgeen men doet om de dieren, die te veel op
den buitentak loopen, een meer vasten stand te geven. Dit gebruik komt in de
Nederlandsche steden ook nog al veel voor. H. zegt dat de buitentak de
gewone richting van den wand moet houden doch verbreed dient te worden
en geleidelijk meer naar het einde van den tak.
De hoef — en daarmede het geheele been — krijgt dan een flinke
normale steunvlakte, terwijl de correctie van den stand evengoed wordt
verkregen als bij bovengenoemde verkeerde aanwending, die dikwijls aan-
leiding geeft tot een te sterk belasten van den buiten draagrand en tevens
tot een onvoldoende meedragen der buitenste hoefhelft. H. wijst er ook op
dat de stoot eveneens meer buitenwaarts moet worden aangebracht. Dit
laatste ziet men trouwens in ons land reeds vrij algemeen gedaan. H. vindt
gelegenheid tot verbreeding van den buitentak door de staaf eerst op te
stuiken en daarna te verbreeden. Hij acht het bovendien beslist noodig dat
de buitentak van een zijlip wordt voorzien, terwijl de toonlip haar plaats
in het midden van het toongedeelte moet behouden. Op die wijze verkrijgt
het paard een veel vasteren stand. De binnentak moet natuurlijk precies
langs den draagrand loopen. De nagelgateo in den binnentak worden iets
wijder uit elkaar geplaatst, zoodat het verzennagelgat verder naar achteren
komt te liggen dan onder gewone omstandigheden.
Met dit ijzer — schrijft H. — verkrijg ik een gelijkmatige belasting van
het geheele been en hierdoor ook een regelmatige afslijting van het ijzer.
Tusschen het opgestuikte en het buitenwaarts gedraaide ijzer bestaat geen
gewichtsverschil.
_ Prof. Dr. M. Lungwitz maakt melding van het veelvuldig optreden
van hoornscheuren bij een 4-jarig paard, dat lijdende werd bevonden aan
een sleepeed verloopende hoeflederhuid-ontsteking aan den kroonrand.
—nbsp;De opleiding van meester-hoefsmeden te Weenen geschiedt sedert 1916
door militaire dierenartsen, waarbij de cursus duurt van een tot anderhalf jaar.
—nbsp;In de Nov. en Dec. afl. geeft Prof. Lungwitz een uitvoerig artikel
over „het onderleggen van het ijzerquot;, deels in verband met de nieuwe, door
Dr. Stark en Guther aangegeven methode, waarbij zool en steunsels in het-
zelfde vlak worden gebracht als de draagrand, en het ijzer derhalve zoo
breed wordt uitgesmeed dat alleen een opening ter opneming van den
straal overblijft.
L. wijst er op dat in Dresden reeds sedert jaren het vaste gebruik be-
staat om het ijzer over den geheelen hoefomtrek te laten dragen op den
wand, de witte lijn en een stroohalm-breedte van den buitenrand der zool.
In sommige andere streken van Duitschland worden de verzenen nog
dikwijls een weinig „vrijquot; gelegd.
Bij het meedragen van den buitenrand der zool ligt het doel voor om het
ijzer niet te laten dragen op dat gedeelte waar het hoefbeen onderligt,
doch — zegt L. —- zulks is desniettegenstaande wel het geval bij de
verzenen, waar de hoefbeensrand soms boven den zoolrand is te vinden.
Hij wijst er tevens op dat de afhelling op de bovenvlakte van het ijzer
bij normale hoeven achterwege kan worden gelaten, hetgeen ook reeds vol-
doende is gebleken bij de aanwending der concaaf-ijzers.
L: zegt dat de paarden, beslagen volgens de tegenwoordig algemeen
onderwezen regelen, uitstekend op hunne ijzers loopen, en dat de goede
resultaten, die Dr. Stark en Guther met hun sterk verbreed ijzer hebben
verkregen, er zeker wel toe zullen bijdragen dat het onnoodig verdunnen
der zool en besnijden van den straal meer en meer buiten gebruik zullen
komen. Alleen het doode van straal en zool mag worden weggenomen, doch
tal van paardeneigenaars en koetsiers dwingen den smid er min of meer toe
om het te sterk besnijden toch te doen. Natuurlijk mag de zool niet zonder
steunsel en wandvlak uitkomen; hierdoor zou ongetwijfeld zooikneuzing
optreden.
L. acht het voor de Stark'sche beslagmethode ook een voordeel dat daarbij
in den winter minder gevaar aanwezig is voor het inballen van sneeuw.
L. wijst er op dat de door Dr. Stark aanbevolen beslagmethode over-
eenkomt met dat door Delpérier in 1898, door Pader (1888), Thacker,
Fleming (1878), Erdt (1865), Eumpelt (1813) en Weber (1774) aan-
gegevene.
(L. zegt in zijn artikelen niets ten nadeeie van de nieuwe methode, maar
wij hebben onder het lezen den indruk gekregen dat z.i. de bestaande
goede regelen voor het beslag nog niet geheel door de nieuwe methode
zullen worden vervangen, een opvatting waarmede wij ons wel kunnen
vereenigen.nbsp;jy^ Hoefsmid.)
— Buhber-, hurk- en touw-gebrek hebben aanleiding gegeven tot allerlei
plaatsvervangende artikelen. Zoo heeft de firma Dr. Carl Brücher amp; Co. te
Hannover patent aangevraagd en verkregen voor „mineraal-gummizolenquot;,
bestaande uit turfvezelen of iets dergelijks, verbonden door elastische deelen,'
vermengd met metaalachtige stoffen.
Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag
AAMBEELDBLOK
Voor het maken van aambeeldblokken worden, in verreweg de meeste
gevallen, worteleinden of gedeelten van boomstammen gebruikt. In zeer
weinig smederijen treft men gietijzeren blokken aan, welke met beton zijn
opgevuld en waarbij het aambeeld tusschen twee wangen zit vastgeklemd
door middel van houten of ijzeren spieën. Vele dezer ijzeren blokken zijn
vrij sierlijk van vorm, doch bezitten het nadeel tamelijk duur te zijn en
wanneer er door overmatig vastslaan der spieën een der wangen stuk springt',
is het aambeeldblok waardeloos.
Houten spieën zijn voor het vastzetten van het aambeeld op het blok
niet aan te bevelen, daar deze uitdrogen en dan niet meer aan hun doel
beantwoorden. Beter zijn dus ijzeren spieën. Het vastspieën van het aambeeld
geschiedt niet alleen om het op zijn plaats te houden, doch ook, vooral
wanneer men in volkrijke buurten woont, om de overtollige klank te dempen.
Een vrijstaand aambeeld zal steeds helder klinken. Op een houten blok kan
een aambeeld niet zoo bevestigd, worden, dat het niet klinkt
Een zeer goed aambeeldblok, waarbij het aambeeld onder elke omstandigheid
weinig klinkt en daarbij goed vaststaat, is een zandvat. Een uit vaste
duigen samengesteld vat, of een midden door gezaagd oud petroleumvat,
met ijzeren banden versterkt en de holle ruimte gevuld met vochtig zand',
is een zeer aan te bevelen aambeeldblok. Het ondervlak van het aambeeld'
draagt hierbij volkomen. Daar nu het draagvlak van het aambeeld uit zeer
kleine deeltjes bestaat, welke wel aan elkander sluiten doch altijd nog
tusschenruimte bezitten, zoo kunnen de geluidstrillingen hierdoor niet voort-
geplant worden. De slag bij het smeden op een zandbed klinkt gedempt,
echter eigenaardig vast. Men voelt nameUjk dat de geheele kracht van
den slag effect heeft. Een terugveeren, waardoor terugspringen van den
hamer ontstaat, dat soms voor hem die voorslaat gevaar kan opleveren, vindt
niet plaats. Wanneer het zand droog begint te worden, bevochtigt men dit
zooveel als opgezogen kan worden. Zoo'n aambeeldblok is goedkoop en zeer
practisch, en een proef zal de waarheid bevestigen.
Evenals het klinken der aambeelden voor de omwonenden last kan
veroorzaken, is dit ook het geval bij het doorhakken van profielijzer, en
geven wij aan de hand van bovengenoemd aambeeldblok den raad bij
voorkomende gevallen dat ijzer op een dergelijk zandbed stuk te hakken.
Men zal hierdoor een slag verkrijgen, waarvan het geluid voor anderen niet
hinderlijk kan zijn, daar het ijzer steeds op het ondervlak draagt. Hoe harder
en vaster het draagvlak is, des te luider zal het aambeeld of werkstuk
klinken, en des te meer kracht gaat bij den slag verloren, daar dit door
het terugvoeren in de hand gewerkt wordt.
F. J. M.
— Het merken van gereedschap. Alle stalen gereedschappen en andere
eigendommen van een fabriek worden gewoonlijk gemerkt om controle
mogelijk te maken. Dit gebeurt soms door met een stempel een merk er
in te slaan', maar in vele gevallen is dit niet mogelijk, vooral als er kans
bestaat voor beschadiging. In dit geval wordt het voorwerp wel overtrokken
met een lak, waarin de merken aangebracht worden. De blootgelegde
plaatsen worden dan aangetast door middel van zuren, zoodat na het weg-
nemen van de lak het merk in het metaal gebeitst is. Dit alles kostte nog
al tijd en dus geld. In Amerika is nu een andere methode in gebruik ge-
komen, die toelaat in veel korter tijd een merkteeken aan te brengen. Met
behulp van een transformator wordt een stroom van 110 volt getrans-
formeerd in een van ruim 5 en het te merken stuk wordt gelegd op een
plaat die verbonden is met de eene pool van dien laaggespannen stroom.
De andere pool is verbonden met eene koperen stift, die bevestigd is in
een isoleerend handvat. Nu wordt met die stift de teekening op het staal
aangebracht en door den invloed van den stroom wordt de teekening onuit-
wischbaar in het staal gegrift en op zoodanige wijze dat verandering niet
mogelijk is. De tijd, die hiervoor noodig is, hangt alleen af van de vaardig-
heid van den teekenaar, die het merk moet aanbrengen. Het toestel wordt
ook gebruikt voor het merken van de fijne meetinstrumenten, waarmee de
diverse werkstukken gecontroleerd worden en die niet den slag van een
merkhamer kunnen verdragen.
(u. Haagsche Post.)
voorhanden in Nos. 7, en 8, bij
Hoefsmederij en Ijzerhandel — Aalten (Geld.)
-ocr page 158-8. C. M. BAX. 2, 4 en 6 Jufferstraat. ROTTERDAM.
Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG.
Meest uitgebreide sorteering prima blanke
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fjne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —
Intercfliiiffliiiiaal
leiegraiii
BAX
ïö. Iiis.
ÄiMIEei^All^SOHE HOEFZOLE^^
voorilcelis, gemakkelijk iii gebruik. — Kunnen, niet loslaten.
Merk „Dexterquot;, Merk „Paeilicquot;,
met flink hielstuk, met zwaar hielstuk.
Open zolen uit één stuk kunnen
dus ouniogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer Ijillijk,
voorradig in 11 maten vau Ij',; tot-61-
\Eng. dm., uiterste breedte buitenkant
ijzers gemeten.
iMerk „Rambler',
in witte en grijze
Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink liielstiik,
voorradig van 4}
tot 6ï iilng. dm.
uiterste breedte buitenkant ijzers gem.
Merk „(üiicagoquot;,
geheel Caoutchouc
uit één stuk met
zwaar hielstuk
voor zware paar-
den. voorradig van
tot7-/LEng.dm.
Gemaakte Hoefijzers,
Rits- en Stampmodel,
uitsluitend beste
kwaliteit ijzer;
in 9 maten voorradig.
Hoef-
randen.
Strykringen
met riempje.
Kunsthoorn.
IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.
Opruimers voor
Schroefgaten.
Las- of Welbladen en
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.
H^ Men lette op het echte merk S T met kroon.
Schroeven en Stiften
in alle modellen;
tijdige bestelling
gewenscht.
Touwijzers in
verschillende maten.
li' ïM'-'ï; : . .
-•j- '-.r.'x; ■■
Si?,?
' ' '••rc--''
»
• .-v.,quot;
■ ; '
J-M
-ï, i .
.quot;v.quot;;
X .nbsp;■ - , . , .-iV-v^t-,^- r
quot;.....'lÄft.,.:;^
v:
-il';-
■.t -.v , .
ft-;
-ocr page 161-i - /
3