-ocr page 1- -ocr page 2-

■ lt;

' •«- -■n I

■ - Û'

1 '

. m

•Äli

-ocr page 3-

s / ' . ■lt;; . •»•gt;

Zf- Kl

1

■ 1'

V- : ■■ ■l - : » ■nbsp;. .

y

l \ ■

..V

et

J

' \ Sv

' M

-ocr page 4-

3quot;

t

gt;

11

/

vmmm. ■ -

...... .

. i

ii'/A-

■ J ■■ ■ J'^nbsp;■

gt; y.

V

-ocr page 5-

J/J^/

DE HOEFSMID.

Geïllustreerd Maandblad voor hoefsmeden en anderen
die in het hoefbeslag belang stellen.

ONDER MEDEWERKING

van

onderscheidene deskundigen.

GEREDIGEERD EN UITGEGEVEN

A. W. HEIDEMA.

^ ^nbsp;vt ' N

XXlIIe Jaargang.

/ '

1.

/

1

I'

- ■ - -.Va'

-ocr page 6-

.. t.,-----------

i . V; .

r-. J,- '-',-.
■b: 'jiJïii W

gt;

i i •

m

c »

■L i .■ i L

; L iJ c. V L 3i

-ocr page 7-

INHOUD.

De titels, voorzien van een f, geven artikelen aan waarbij een ot meer
afbeeldingen of figuren bebooren, — artikelen met * zijn bijdragen onder een
afzonderlijk lioofd, de overigen zijn korte mededeelingen.

De Romeinsche cijfers duiden het nummer der aflevering aan, de gewone
de bladzijden.

*Aanbevolen hoefsmeden in Friesland.
VII 111.

Aan voer. van kolen en ijzer uit Duitsch-
land. XI 177.
*jAlmelo. Hoefbeslag te —. I 5.

Beervoetigheid (zie Vragen en ant-
woorden) XII 194.
Beslagprijzen (zie ingezonden stukken).

I 12 ; II 26 ; III 36 ; IV 61; V 79.
*f Bolsward. Hoefbeslag te —. IX 135.

Cursus in hoefbeslag te Appingedam.

VI 98.

„ „nbsp;„ „ Buggenum.

VI 98.

„ „nbsp;„ „'s Gravenhage.

V 82.

„ „nbsp;„ „ Haarlem. IX

145.

„ „nbsp;„ „ Harlingen. IV

62.

„ Hellen. VI

„ „ „ „Utrecht. IV
62.

*Deventer. Het hoefbeslag te —. II 19, i
■^yDokkum. Het hoefbeslag te—. X 151. I
*TDuitsche eenheid? XII 188.

*Examen voor onderwijzer in practisch
hoefbeslag te Utrecht. II 25, 30;
*tIII 35.

*i'Franeker. Het hoefbeslag te —.
VIII 119.

Grebrek aan zolen. XI 175.
*Groningen. Het hoefbeslag te—, X156 ;
*tXI 167.

^Harlingen. Het hoefbeslag te —.
VIII 124.

*tHeerenveen. Het hoefbeslag te —.

VInbsp;90.

*Hoef met ondergeschoven verzenen.

VIInbsp;109.

' Hoefsmidsvak.Verheffing v.h. — XII185.
' Hoefbeslag bij ofliciersdienstpaarden.

!nbsp;VI 99.

i * „ in Friesland. VI 87; VII 103;

VIII 119; IX 135; *tX151.
' *Hoefbeslag in Groningen. X 156;

*fXI 167,
I *f „ in Twente I 5.
'' *f „ te Bolsward. IX 135.
i * „ „ Deventer. II 19. '
*f „ „ Dokkum. X 151.
14 „ „ Franeker. VIII 119. ,
' *f „ „ Groningen. XI 167.

*nbsp;„ „ Harlingen. VIII 124.
„ „ Heerenveen. VI 90.

*nbsp;„ „ Kampen. IV 56.

*nbsp;„ „ Leeuwarden. VII 103.
, *f „ „ Zwolle. IV 51.

I Hoefbevangenheid. XII 191.
'i *jHoefkunde. Instituut voor —• V 67.
I *Hoefsmeden, verbetert uw positie. XII
183.

I Hoefsmidsschool te Amersfoort. I 13;
: II 30: IV 61; VI 99; VII 112;

VIII 129; IX 145 ; X 160; XII190.
i *fHoefijzer. Het klem — van Huijsman.
I V 75.

Ingezonden stukken. 112: Prijzen voor
hoefbeslag; II 26: Bezoldiging mili-

taireHoefsmeden;Ontwerp-berekening

hoefbeslag kosten; III 36: Militaire
hoefsmeden; Prijsberekening hoefbe-
slag ; IV 59 : Toelagen mil. hoefsmeden;
Prijsberekening hoefbeslag ; V 79 ;
Prijsberekening hoefbeslag ; Opv. v.
pr. en het beslag der toekomst; VI
94: Beslag bij knolhoeven ; Bescher-
ming V. h. paard bij hoefbeslag ;
VIII128 : Hoefbeslag te Leeuwarden ;

IXnbsp;143: Hoefbeslag te Franeker;

Xnbsp;159: Rechtspositiei militaire hoef-
smeden ; XI 172 : Rechtspositie mil.
hoefsmeden; Raspen bij hoefbeslag.

Inrichting voor hoefbeslag te Groningen.
II 29; IV 62; V 82 ; VI 98; IX 145;
X 161 ; XI 175.
*flnstituut voor Hoefkunde te Utrecht.
V 67.

-ocr page 8-

*Kampen. Het hoefbeslag te —. IV 56.
*fKlemhoefïjzer van Huijsman. V 75.
f Knolhoeven. Nieuw beslag bij —. VI 94.

Laméris, J. In memoriam — VII 113.
♦Leeuwarden. Het hoefbeslag te —.

VIInbsp;103.

Mededeelingen over het smidsvak,
vallende buiten het hoefbeslag. 115:
wenken uit de practijk; II 31: las-
schen van staal en ijzer; III 46:
„opgelegdquot; of ,doubléquot; staal;IV 62:
iets over sneldraaistaal; VII 115:
smeermiddelen; VIII 130: over pak-
king; IX 146: enkele bijzondere
hardmethodes; X 163: kunstmatige
oppervlaksharding; XII 195. Staal-
fabricage.

Memoriam. In — J. Laméris. VII 113.
Militaire Hoefsmeden. Positie—. II 26;

III 36; IV 59; X 159; XI 172.
Militaire Hoefsmidsschool te Amersfoort.
I 13; II 30; IV 61; VI 99; VII112;

VIIInbsp;129; IX 145; X 160; XII190.

*tNoodijzers, XII 184.
Nijverheidslaboratorium te Delft. X 161.

*Ondergeschoven verzenen. De hoef

met — VII 109.
*-j-Onderwijzers in practisch hoefbeslag.
III 35 ; *V 77 (verslag vergadering);
X 161.

Persoverzicht. I 14: Hoefsmidschool te
Dresden; II 30 : Hoefijzer Dr. Stark-

Guther; III 43: Steenkoollagen in
Nederland ; VIII 129: Steenkolen op
Spitsbergen; IJzerprijzen in Duitsch-
land; X 162: De draagrand bij den
beslagen hoef; Beslag bij het Javaan-
sche rund; XI 177: De dikte v. d.
hoornavond, hoefmechanisme, ijzer-
fabrikage in Zweden, Amerik. ijzer-
en staaimarkt.
*Positieverbetering van hoefsmeden XII
183.

Prijsboek van Smidswerk. I 15.
Prijsberekening hoefbeslag I 12; 1126;
III 36; IV 60; V 79,

Rechtspositie militaire hoefsmeden.

IInbsp;26 ; III 36; IV 59 ; X 159; XI172.
Rijksnijverheidslaboratorium te Delft

X 161.

Rotstralen. Verkeerd geneesmiddel voor
—. I 12.

*fSneek. Hoefbeslag te IX 138.
Steenkoollagen. Ill 43.

Vakschoolmuseum. XII 188.
Veerklem-hoefijzer van v. Angeren.

IIInbsp;42.

*Verhefiing v.h. hoefsmidsvak. XII185.
*Vereeniging van onderwijzers in prac-
tisch hoefbeslag (verslag jaarver-
gadering). V 77.
Vereeniging tot veredeling v. h. ambacht.

V 83.nbsp;'

Vragen en antwoorden. XII 194.

IJzerprijzen. XI 176.

*f Zwolle. Het hoefbeslag te IV 51.

-ocr page 9-

23e Jaargang. — Aflevering 1. — 15 Jan. 1918.

-ocr page 10-

Zieke Voeten

voorkomt en geneest men het best met wal pole
rubber hoefzolen.
Zij hebben een stalen plaat,
waardoor een onveranderlijk draagvlak gevormd v?ordt,
zoodat de zool nooit in den voet gedrukt of deze ver-
wond kan worden. De rubber breekt den schok en
voorkomt slippen en vallen op gladde bestratingen, als
hout, asphalt e. d. De stalen plaat maakt het slap
worden of afbreken van de zolen onmogelijk; zij gaan
veel langer mede dan andere zolen en zijn diis het
voordeeligst in het gebruik.

WALPOLE
HOEFZOLEN

zijn verkrijgbaar in 13 grootten
en 2 verschillende modellen.! Vol-
ledige prijscourant van zolen,
nagels, raspen enz. wordt U op
aanvrage franco toegezonden door

Lambert amp; Company,

Leuvehaven 66, Rotterdam.

INHOUD.

1917—1918. — Een en ander over het hoefbeslag in de provincie Over-
ijssel
[Vervolg). — Ingezonden stukken. — Korte mededeelingen. — Pers-
overzicht. — Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoef-
beslag. — Advertentiën.

-ocr page 11-

1917—1918.

De voornaamste grondstoffen voor het smidsbedrijf, ijzer en smeekolen,
moeten uit het buitenland komen. De landen, waaruit Nederland deze betrok,
zijn sedert Augustus 1914 alle in den oorlog betrokken geworden, met uit-
zondering van Zweden, doch om thans uit laatstgenoemd land ijzer te ver-
krijgen, is door verschillende omstandigheden, vrijwel onmogelijk.Het gevolg van
dezen toestand is dat de invoer van ijzer en kolen dikwijls geheel stop heeft
gestaan en dat slechts met moeite, en door het leveren onzerzijds van kaas,
boter, vleesch, groenten, rundvee, varkens, paarden, schapen enz., af en toe
invoer wordt verkregen tegen----zeer verhoogde prijzen.

De duurdere grondstoffen zijn oorzaak dat de af te leveren werkstukken
hooger geprijst moesten worden. Het enorme prijsverschil noodzaakte daartoe.
Aan deze prijsverhooging zijn voor- en nadeelen verbonden. Over het algemeen
werd het werk, inzonderheid van den hoefsmid, te
slecht betaald. Wij willen
hopen dat de tijd bijdraagt dat hierin, ook over het algemeen, een radicale
verbetering komt en behouden blijft. Als een nadeel van de prijsverhooging
mag slapte in het bedrijf worden gerekend. De klanten houden veel werk
terug, in afwachting van goedkoopere tijden. De speciale hoefsmeden ge-
voelen dit laatste wel minder, doch we weten dat vooral op het platteland
vele smederijen gemengde bedrijven zijn.
Het terughouden van werk voorkomt
wel een grootere vraag naar het moeilijk verkrijgbare ijzer en de kolen,
doch wil de smid tot zijn verdienste komen, dan geeft het eenige aanleiding
om de prijzen voor de af te leveren werkstukken met de noodige procenten
te verhoogen,
of het leidt tot inkrimping van zijn zaak, wat geen van

beide gewenscht is.

Vooral in 1917 is ervaren, dat de tijdsomstandigheden het smidsbedrijf in
zijn geheelén omvang terdege treffen. Dat zulks in 1918 niet nog erger
worde ! Laten we hopen dat het jaar 1918 de tijden weer meer normaal
doet worden. Eenerzijds lijkt het daar thans
nog niet veel op, doch anderzijds
zijn er teekenen waarin men gaarne een begin van het einde van den oorlog
wil zien.

Wanneer we het afgeloopen jaar 1917 overzien, dan valt het op dat het
Vereenigingsleven bij de smeden beter tot ontwikkeling komt. De gevolgen
daarvan zullen
ongetwijfeld nuttig en gunstig zijn. De Bond van Smeden-
patroons, die op 22 Aug. '17 te Zwolle eene vergadering hield, kon aan-
kondigen dat het aantal leden met 1B69 was toegenomen en daarmede was
geklommen tot 2916. Afdeelingen van dezen Bond kondigen — meer dan
anders het geval was — o.a. de prijzen voor het beslag in haar district
aan door middel van in de hoefsmederijen geplaatste bordjes, zoodat ieder
eigenaar van paarden kan zien dat de prijs in de geheele streek dezelfde
is.
Dat voorkomt veel onnoodig gepraat over die prijzen. — Waar geen afdee-

-ocr page 12-

lingen van den Bond zijn gevestigd, hooren we ook van aaneensluiting der
hoefsmeden. Op het wenschelijke van aaneensluiting wezen we vroeger reeds
en zulks had al veel eerder meer algemeen moeten worden. De hoef-
smeden hebben elkaar te lang als concurrenten beschouwd en daardoor hunne
inkomsten benadeeld. Hij, die zelf weinig ontvangt, kan bezwaarlijk billijke
loonen aan het personeel uitkeeren. Het hoefsmidsvak heeft uit zoodanig
oogpunt ook thans te weinig aantrekkelijks, in vergelijking tot andere vakken.
We vernamen tenminste dat in de steden de aanbieding van jongens-leerlingen
zeer klein is, — ja dat men zelfs de grootste moeite heeft om die te ver-
krijgen. Het vak zelf heeft anders toch wel recht op alle waardeering en
het zou jammer zijn wanneer het
finantieele gedeelte zijn schaduwzijde mocht
blijven. Daarom is aller medewerking noodig om het vak tot een zoodanig
peil op te voeren, dat een gediplomeerde er niet aan
zal behoeven te denken
een ander terrein te kiezen, welk laatste thans nog maar al te vaak wordt
vernomen.

Het aantal gediplomeerde hoefsmeden is in 1917 weer belangrijk vergroot. —
De cursus tot opleiding van „onderwijzers in practisch hoefbeslagquot;, ver-
bonden aan 's Rijks Veeartsenijschool te Utrecht, leverde in Januari 1917 zes
zoodanige onderwijzers af en zette zijn taak daarna met 6 nieuwe candidaten
voort. De laatste 6 werden gekozen uit 21 adspiranten. — De Rij- en Hoef-
smidsschool te Amersfoort heeft zich beijverd om vele militairen en ook
burgers tot bekwame hoefsmeden te vormen. Niet minder dan 73 verlieten
in 1917 de school met een diploma. — De Inrichting voor hoefbeslag te
Groningen kwijnt als leerschool in den mobilisatie-tijd. De meeste leerling-
plaatsen bleven onbezet. De smederij is druk beklant, zoodat het dienst-
personeel moest worden uitgebreid. — De mobilisatie-tijd werkt ook
belemmerend op onderscheidene z.g.n. 2-jaarlijksche cursussen. Het aantal
leerlingen is geringer dan vroeger en enkele cursussen zijn door onvoldoende
deelname tijdelijk vervallen. Aan de eindexamens van die 2-jarige cursussen
zijn geslaagd: te Appingedam alle 8 deelnemers, te Oss alle 6, te Arnhem
alle 11, te Geldermalsen alle 7, te Neede 6 van de 8, te Dokkum alle 9
en te Sneek 6 van de 8 leerlingen.

Eenheid in de examen-eischen voor de onderscheidene cursussen is nog
niet bereikt, maar daartoe komt het in 1918 wellicbt weder een stap nader.

Als nieuws op hoefbeslag-gebied is in 1917 melding gemaakt van een
noodijzer van Koelman te Alkmaar, waarvan na de publicatie niet meer is
vernomen. Dit laatste kan gelegen zijn in het feit dat de aanwending van
zulke ijzers tot enkele uitzonderingsgevallen beperkt blijft. Voorts is
aanbevolen om, ter vervanging van kunsthoorn, d^it moeilijk verkrijg-
baar wordt, leeren randen te gebruiken, welke goed voldoen. — Van groot
belang kan de oprichting van een Nederlandsche ijzer- en staalfabriek aan
den Hoek van Holland worden. Dit in 1917 gerijpte denkbeeld schijnt in
vervulling te komen, waardoor ons land ten opzichte van ijzer- en staalwaren
veel meer onafhankelijk van het buitenland wordt.

Uit de beschrijvingen, die gedurende 1917 over het hoefbeslag in ver-
schillende grootere en kleinere plaatsen van ons land in „De Hoefsmidquot;
zijn opgenomen, is gebleken, dat het vlakke beslag gaandeweg meer veld

-ocr page 13-

wint, hetgeen vooral voor de paarden zelf een gunstig verschijnsel is.

De meeningen over de fabrieksijzers liepen dikwijls typisch uiteen. Uit de
hand vervaardigde ijzers behouden evenwel nog de eereplaats en dat zal
altijd zoo blijven.

Moge 1918 een goed jaar worden, inzonderheid voor de hoefsmeden en
het hoefsmidsvak, zoowel wat de ontwikkeling als de verbetering van de
positie betreft!

EEN EN ANDER OVER HET HOEFBESLAG IN DE '
PROVINCIE OVERIJSSEL,

door

Dr. Gallandat Huet, Kap». Paardenarts.

Twente {Vervolg).

Almelo. Het was den S«quot;quot; December 1.1. dat ik mij voorgesteld had om
een bezoek te brengen aan Almelo — de derde plaats van Twente —na
Enschede en Hengelo zeker wel de belangrijkste stad in die streek.

Naar aanleiding van mijne ervaring in deze beide plaatsen opgedaan, zoo-
wel wat betreft de aangename kennismaking met de verschillende patroons
als ook de goede ontwikkeling waarop het hoefsmidsvak aldaar staat, zoo
was ook ditmaal mijne verwachting groot en het doet mij genoegen te kun-
nen zeggen dat deze verwachting in alle opzichten bevredigd werd.

Toen ik op reis ging, meende ik een zeer slechten dag te hebben getroffen;
vinnige koude, hagel- en sneeuwbuien en een tweedaagschen geweldigen storm,
kortom de natuur toonde zich niet van de voordeeligste zijde en een lange
spoorreis in een onverwarmden trein stemt ook niet opwekkend. Ik vleide
mij er echter mede dat het pas de eerste winterdag was, — dat het nog wel
veel kouder en ongezelliger zou worden en dat de winter ook niet de tijd
is om op mooi weer te kunnen rekenen.

Weinig dacht ik bij deze bespiegelingen in den trein, dat ik voor mijn
doel eigenlijk geen beteren dag had kunnen kiezen, daar men zich toch
een hoefsmederij niet drukker kan voorstellen dan bij een eersten winterdag
met sneeuw en vorst. Dan is er met recht werk aan den winkel en geldt
in de smederij het „alle hens aan dekquot;; het loopt den geheelen dag storm,

omdat alle „paardentractiequot; op zoo'n dag onmogelijk is zonder voorbereidende

smidshulp. Op zoo'n dag komt ook goed uit welke der klanten, met hoop
op blijvend zacht weer, de paarden niet van winterijzers hadden voorzien
en uit hoofde van deze overdreven zuinigheid nu in de grootste ongelegen-
heid zaten.

Almelo is, evenals de overige steden van Twente, een echte fabriekstad
en gelegen in een heidestreek waar gaandeweg meer ontginningen worden
ondernomen.

-ocr page 14-

De eindelooze heidevelden, hier en daar glooiend verloopend, waren wit
besneeuwd; zij gaven nu juist niet den indruk van een welvarende streek
en het zal veel arbeid en toewijding kosten alvorens die heide in vruchtbare
landerijen is omgezet. In dit opzicht is echter al veel gedaan en de streek
wint aan waarde; het hoogere peil, waarop de landbouwende bevolking
komt te staan, is in deze mede een waarborg voor toenemende welvaart.

De Overijsselsche Maatschappij van Landbouw verdient in deze ook veel

Smederij van O. H. E o m p e 1 m a n, Grootestraat te Almelo.

lof; de door haar georganiseerde cursussen op landbouwgebied werpen reeds
rijpe 'vruchten af. Het is, dunkt mij, moeilijk om zich op landbouwgebied
een grootere voldoening te denken dan waiineer men eertijds woeste gron-
den herschapen ziet in goed vruchtdragend land. Wanneer dan daarbij de
handenarbeid geheel geleid is door de theoretische kennis omtrent ont-
ginning en bemesting, dan is zoo'n verandering zeer zeker wel een dankbare
propaganda voor het landbouwonderwijs.

Door het in cultuur brengen der heide ontstaat behoefte aan meerdere
en betere wegen, en deze worden ook deels spoedig verhard. Door het
ontstaan van deze verharde wegen zijn de boeren verplicht geworden hunne
werkpaarden te doen beslaan. Waar 'men zoo vaak ziet dat boerenpaarden
alléén vóór worden beslagen, zoo laten de landbouwers rondom Almelo als
regel hunne paarden vierkant beslaan.

Ook neemt de paardenfokkerij toe en vooral legt men zich toe op het
opfokken van veulens, d. w. z. niet alleen van de eigen gefokte veulens,
doch ook worden veel veulens aangekocht, die dan op li/j-jarigen leeftijd

-ocr page 15-

of ouder weer worden verkocht. Het P-rden-f ^^ ^^^ ^
men ziet hier zoowel kleine ponys als zware

liggende overgangen in grootte, hetgeen ook dmdehjk urtkomt m de pnjshjst
L is hier dan ook een Oldenburgsche voshengst, Victor genaamd, ge

rJêerbg in »i» werk »1 ond6„i.de.. Hij is d».ietde schoenlapper
rnbsp;«odige repareer» „o.t, d«b hij

l,„„wen.„.«, aan ,ie» pracfcbe er.ari.g en k.»».. op ho.lb.slaggeb.ed
ilp oaardpneiaeaaar zich geheel moet toevertrouwen.

/Cle wT^ege, ad„i.i,trati.f verdeeld in
ea A„bt Almelo, ieder „et een eige. targ.a,e»ter. He'«^
i.e„g.bo„de gemeeatea e. het
nbsp;1,

levensader voor deze streek.nbsp;t«aPTiwoordie

Vroeger hadden al deze fabrieken hun eigen bednjfspaarden tegenwoordig

.ijn defe paarden haast allen in sleepcrsbedrijven vereenigd, verscheidene

met 7 tot 12 stuks, meest alle van zwaar model.

Bela ve de.e he'eft de gemeente nog 11 zware paarden -or hare e^gen
bedrijven en ook heeft de petroleum
M. hetzelfde type werkpaard, de

model zijn. Alles te zamen heeft Almelo een paardenstapel van ruim 500

''tl- het hoefbeslag is dit materiaal aangewezen op drie te AWo ge-
vestigde hoefsmederijen en wel die van den
heer Rompelman - ^e Groote
straat van de gebroeders ten Cate in de Oranjestraat en van den heer W.

ten Cate in de Molenstraat.nbsp;~nbsp;, , ,nbsp;,nbsp;hp-

Behalve deze drie hoefsmederijen is sinds kort nog met hoefbeslag be .

gonnen de smid van den Berg.nbsp;. „.„-jpn o-p-

De drie bovengenoemde zaken zijn alle zeer belangrijk quot;^en ge
dreven door patrLs die gediplomeerd zijn en meerendeels zelf een. werk

zaam aandeel aan het hoefbeslag nemen.nbsp;„fKp«W een

Het zijn alle drie gemengde bedrijven, waaJrbij echter het ^^quot;efbe^ ^^

voornam; plaats in het bedrijf inneemt. De

bond, welke onder meer de navolgende minimum-prijzen-hebben mgevoerd,
waaraan door een ieder strikt de hand wordt gehouden.

-ocr page 16-

Vierkant vlak beslag (s/g duim) voor Belgische paarden f 4.40; zware
ijzers met stoot en kalkoenen ('/j duim) eveneens f 4.40, vlak beslag
C/a duim) f 4; boerenpaarden en stalhouderspaarden vlak beslag (3/g) f 3.60 ;
pony f 3; verleggen van 4 ijzers f 1.80 voor zware en f 1.40 voor lichte
paarden; balkijzers 20 ets. extra; winterbeslag 5 ets. voor ieder gat, 8 ets.
per stift doch f 7 per 100 stiften. Hierbij dient opgemerkt dat des winters
uitsluitend van stiften wordt gebruik gemaakt.

Als merkwaardigheid deelde de heer Rompelman mij mede dat hij uit oude
bescheiden, zijn zaak betreffende, had gevonden dat de prijzen van het hoef-
beslag meer dan 70 jaar ongewijzigd waren gebleven. Zij vormden groot

Smederij van Gebr. ten Cate, Oranjestraat te Almelo.

verschil met de thans geldende. De omstandigheden rechtvaardigen deze
betere bezoldiging echter volkomen ; het stafijzer toch kost momenteel f 31.75,
sindsdien verhoogd tot
50 en f 52 per 100 k.g. en de kolen f 3.50 per H.l!

Een volslagen knecht verdient 25 ets. per uur, terwijl de werktijden loopen
van 61/2—12 en van l'/g—7 met twee maal een kwartier rust voor brood-
eten, aldus een 11-urige werkdag vormende.

De knechts komen in den regel als jongen aan op f 1 per week, klimmen
dan geleidelijk op en beginnen als 16- a 17-jarige op uurloon te werken,
zoodra zij eenige vakkennis presteeren.

Van de drie smederijen is die van den heer Rompelman de oudste; zij
heeft zelfs een historische vermaardheid.

Niet alleen leeft de familie Rompelman er in voort van vader op zoon,
zoodat de huidige 24-jarige zoon reeds als de 6e van zijn geslacht in deze
zaak is opgegroeid, doch ook in de vaderlandsche geschiedenis heeft deze

-ocr page 17-

zaak een bescheiden rol gespeeld. Zoo werden o,a. in 1813 voor gernimen
tijd de paarden der Kozakken, die ons land overstroomden om ons van de
Franschen te helpen bevrijden, in de hoefsmederij van E, beslagen. De
overgrootvader van den tegenwoordigen eigenaar dreef toen de zaak en hem
werd opgedragen de kleine taaie Kozakken-paardjes te beslaan, waarvoor
hij tot zijn schade in het geheel geen vergoeding kreeg. Toen dit zoo eenigen
tijd geduurd had, kwam hij in de smederij met zijn arm in een verbanden
gaf voor, niet te kunnen werken, waarop de Kozakken zelf de werkzaam-
heden overnamen.

Het gebeurde toen dat E. met zijn zoontje bij het werk stonden te kijken,
waarbij deze laatste door een wegspattend stukje ijzer in het gezicht ver-
wond werd. De Kozakken, die geen geld voor het beslaan wilden geven,
toonden nu toch medegevoel te hebben en drukten den knaap een goudstuk
in de hand, als pleister op de wond.

De smederij ligt nog steeds op dezelfde plaats als voor honderdvijftig jaar
en juist de ligging aan den hoofdverkeersweg, die oorzaak was van die
vroegere onvoordeelige klandisie, is ook de reden geweest voor de groote
welvaart waarin het bedrijf zich overigens altijd heeft mogen verheugen.
Jammer dat uitbreiding van de smederij zeer moeilijk is door de belendende
perceelen. De eigenaar heeft dan ook de er boven gelegen woning reeds
verlaten en een keurig ander hdis betrokken. Juist op den hoek van een
straat gelegen, heeft de smederij uitgangen naar beide zijden; de beslag-
plaats is vrij ruim en heeft een betonvloer, waarvan de oppervlakte ruw is
gemaakt. Daarachter bevinden zich drie vuren, die door middel van twee
motoren electrisch gedreven worden. De beslagruimte geeft gelegenheid om
verschillende paarden tegelijk te beslaan, hetgeen noodig is daar E, 225
paarden vast in beslag heeft en ongeveer 10 paarden dagelijks beslaat.

Behalve vader en zoon, wordt in gewone tijden met 8 knechts gewerkt,
waarvan 5 gediplomeerd hoefsmid zijn; de oudste dezer knechts is reeds
24 jaar bij den patroon werkzaam en evenals deze gediplomeerd vanwege
de Overijsselsche Mij. v. Landbouw. Het is zeker wel een zeldzaam voor-
komend feit dat in een bedrijf, behalve de patroon, zooveel goed onderlegde
hulp aanwezig is en dat hier de
waarde van een vakopleiding wordt ingezien,

getuigt voor de breede opvatting van den patroon en komt de clientèle
stellig ten goede.

Noodstallen zijn in geheel Almelo niet meer aanwezig en geen der smeden
had eenig heimwee naar dit vroegere hulpmiddel. Men vindt het een be-
lemmering in het vlotte werken en vooral voor jonge paarden hoogst onge-
schikt, De hoefijzers werden vroeger uitsluitend uit de hand gesmeed en
nog zou men dit gaarne blijven doen doch de verleiding der lagere prijzen
van fabrieksijzers tegenover de duurdere handgesmede is te groot, temeer
daar de afwerking der machinale ijzers veel is verbeterd. Vooral de stand
van de gaten, die vroeger veel te schraal was en een groot beletsel voor
het gebruik vormde, is bevredigend geworden. Uit de fabrieken van Helpman
en van Hippos werden de ijzers betrokken, aan die uit de laatste
fabriek werd hier de voorkeur gegeven.

Als winterbeslag maakte E. ijzers met kalkoenen en een stoot, en bracht

-ocr page 18-

hierbij vier stiftgaten aan. Hij liet nu de toonnagelgaten vervallen om plaats
te maken voor de stiftgaten, die naast den stoot werden aangebracht. De
nagelgaten werden nu meer naar achteren geplaatst. Hierbij heeft men het
voordeel dat de stiftgaten niet zoo spoedig versleten geraken en de ijzers dus
langer bruikbaar blijven. Uit een theoretisch oogpunt is het geen mooi beslag,
doch de winter eischt een practische oplossing.

Het zoo veelvuldig gebruik maken van stiften in de burgermaatschappij

Smederij van W. ten Ca te, Gzn.,
te Almelo.

moet tenslotte toch wel gebaseerd zijn op het meer doelmatige hiervan boven
andere scherpmethoden en het is dan ook gaandeweg de bijna uitsluitend in
gebruik zijnde methode geworden. Jammer echter dat vele eigenaars van
paarden niet de zorg nemen om op stal de stiften te verwijderen. Niet alleen
dat verwondingen gemakkelijk kunnen voorkomen, doch ook het rusten van
de dieren komt niet zoo goed tot zijn recht, hetgeen toch' geen nadere ver-
klaring behoeft. Gemakzucht is hier veelal de oorzaak en het „niet sprekende
dierquot; is met recht de dupe

De beide overige hoefsmederijen te Almelo waren oorspronkelijk vereenigd ;
het was voorheen de hoef- en wagensmederij van de Gebroeders ten Gate in
de Oranjestraat. Deze zaak, die nog bestaat, is ongeveer 100 jaar oud en werd
door twee broers gedreven ; in het jaar 1891 scheidde een dezer, G. ten Gate,
zich 'af en vestigde een eigen smederij in de Molenstraat, op geen minuut
afstand van de oude zaak.

-ocr page 19-

De zaak der Gebroeders ten Cate werd voortgezet en beide zaken

breidden zich aanmerkelijk uit.nbsp;. , i j-

De huidige patroon uit de Oranjestraat genoot zijn ^^kundige op^ng
aan de Militaire Hoefsmidschool te Amersfoort ennbsp;da« in 1891 ^pl^^^

meerd. Hij leidde daarop zelf cursussen in hoefbeslag -1899 en 1900 waar

aan te zaLn 30 personen deelnamen. Vroeger was hy niet alleen patroo^^^^^^^^

zaak doch ook bedrijfsleider en nam zelf een werkzaam aandeenbsp;J f^f

In de laatste jaren echter drijft de smederij op een

patroon een ijzergieterij en machinefabriek heeft opgericht, -Ike ^^^^^

in beslag neemt en ook Ênantieel van veel meer belang is dan de hoef.^

In de smederii wordt zoowel met eigengemaakte als met machinale ijzers
gewerkt de Matsten worden bij voorkeur betrokken uit de fabriek van

die op beslag komen, worden als regel goed gc-
noemd, doch zijn meestal aan den platten kant.nbsp;n..rden

Ach erlijk mithet beslag zijn de boeren niet; zij komen met hunne ^

als regel op tijd op beslag en geven alzoo in dit opzicht een goed vooibeeld

aan menige meer welvarende streek.nbsp;mimte

Het gebouw der smederij ligt aan een verkeersweg en biedt
aan, waLan het voorste gedeelte beslagplaats is en de vuren ach te jlcgen zi

Zooals gezegd scheidde een der gebroeders ten Cate en we
zich in 1891 van de firm, af en opende een eigen zaak la de Mo^-«^
Na zijn dood in 1904 werd het bedrijf door zijn zoon W.nbsp;Cate

voortgezet, die de zaak hoofdzakelijk in de richting ^^-^beslag stuurde
dat dit d n ook nu het voornaamste onderdeel van aenbsp;^

maakt. De tegenwoordige patroon ontving zijn opleidmg ^^^nbsp;^^ ^

doorvierknechts,diealle\andepaardenweA

soort en zoo zou hij ook liefst uitsluitend eigen gesmede ijzers gebruiken doch

is door de tijdsomstandigheden gedwongen er machinale by te nemen. Hij
betrekt deze van de fabriek Hippos die hem het ^este zijn bevallen. Het
beslag is als regel een vlak beslag,
terwijl des winters uitsluitend van tdten

wordt gebruik gemaakt. Ten Cate vertelde dat de prijsstijging m het hoef-
beslag al hier en daar de uitwerking heeft dat de boeren ^^ P^f-
uitsluitend vóór laten beslaan. De smederij, die vrij ruim is, ligt direct aan
de straat en heeft ook weer vóór de beslagplaats en achter de vuren; aan-
leiding tot bijzondere opmerkingen zijn hier evenmin.

Wif zien dus dat het hoefbeslag te Almelo, dat gehee in ^^anden is van
de drie beschreven smederijen, is terug te brengen tot twee
o^Ae smeieu-
families, de Rompelmans en de ten Cates, die hoewel voortwerkende in hun
oude vrijwel nog onveranderde bedrijfsinrichtingen, toch van vader op zoon
de ambitie in het vak hebben weten, te bewaren en door
hun ijver en goede
vakkennis het peil van het hoefb^lag op
een goede hoogte hebben gebracht,

hetgeen tot een groot voordeel voor Almelo en omstreken mag worden gerekend.

-ocr page 20-

INGEZONDEN STUKKEN.

Geachte Eedactie!

Als getrouw lezer der vakbladen trok het menigmaal mijn aandacht, dat
de vastgestelde minimum-prijzen voor het hoefbeslag zeer uiteenloopen.

Mijns inziens verschillen die prijzen te veel, daar yzer- en kolenprijzen in
ons geheele landje bijna gelijk zijn.

Grootte en zwaarte der hoefijzers kunnen aanleiding geven tot een aan-
merkelijk groot verschil, ten gevolge van de hooge prijzen der grondstoffen.
Wij zouden nu genoodzaakt zijn, zooals ik in het vakblad van de B. S. P. N.
van 19 October '17 mededeelde op blz. 266, de hoefijzers kennis te laten
maken met de weegschaal. De werkloonen der hoefsmeden en knechts loopen
veel uiteen, doch mijns inziens wordt dat werk over het geheel slecht betaald,
daar het vermoeiend en moeilijk is. Goed hoefbeslag is niet genoeg te
waardeeren voor paardeneigenaars !

Mijn doel van dit schrijven is, een uniforme prijsberekening te bekomen
voor geheel Nederland, welke volgens mijn meening te bereiken zou zijn,
als alle op De Hoefsmid geabonneerde hoefsmeden daartoe hunne medewerking
betoonden, door nauwkeurig na te gaan hoeveel onkosten aan ijzer enz.
worden gemaakt per hoefijzer en hoeveel derhalve den eigenaar van het
paard billijk in rekening kan worden gebracht voor het beslag.

Verbetering en verandering moet niet langs verbitterde wegen doch na
degelijk voorafgaand onderzoek worden aangebracht.

Daar „De Hoefsmidquot; slechts eenmaal per maand verschijnt zou het zeer
te waardeeren zijn, als onze Geachte Redacteur zijne medewerking in deze
verleende, waar ik niet aan twijfel. Bij voorbaat mijn dank voor de verleende
plaatsruimte en medewerking, zoo ook van alle hoefsmeden.

Uw dw.
P. B.

Hoewel het verkrijgen van overal uniforme prijzen tot de vrome wenschen
behoort, willen wij gaarne trachten mede te helpen tot verbetering van
onnoodig bestaande verschillen. Wij zullen een prijsberekening laten maken
en deze ter beoordeeling aan den inzender doen toekomen. Deze kan hierop
in de Pebr.-afl. dan terugkomen.nbsp;J^ed.

KORTE MEDEDEELINGEN.

— Ter waarscliuwing! 11 Januari j.l. riep een landbouwer, tevens
hengstenhouder, mijne, hulp in bij een paard dat hij zelf getracht had van
rotstralen te genezen. Als middel hiertegen had hij onverdund zwavelzuur
aangewend en was hij hiermede blijkbaar zeer kwistig te werk gegaan. Van
beide voorbeenen althans was de kootholte vanaf de ballen tot aan den
kogel aangetast, de geheele huid was weggevreten en een breede, diepe
vleeschwond zichtbaar.

Daar waar eenvoudige opdrogende middelen, als b.v. bruine teer, steeds
succes hebben en bovendien het voorkómen van rotstralen door-een reinen

-ocr page 21-

stalbodem en voldoende beweging der paarden vrijwel geheel in de macht
van de paardenhouders ligt, daar is het zeer afkeurenswaardig om zulke
heroïke middelen te gebruiken en lijkt mij dit voorbeeld, waardoor boven-
genoemde landbouwer zich zelve zeer veel schade heeft berokkend en zijn
paard veel onnoodige pijn heeft bezorgd, wel een afschrikwekkend verbeeld
voor anderen.

- Militaire Hoefsmidsschool te Amersfoort. Op 1 Januari 191ï waren
in
opleiding 10 vrijwilligers, 23 miliciens en 2 burgerleerlingen.

Op 1 Januari 1918 waren in opleiding 8 vrijwilligers, waarvan 2 van de
Cavalerie en 6 van de Bereden Artillerie, 24 miliciens, 17 Landstorm-

plichtigen en één burger.nbsp;■nbsp;„ ^ „ j

Van deze 24 miliciens zijn er 4 van de Cavalerie, 8 van de Bereden

Artillerie en 12 der Infanterie.

Van de 17 Landstormplichtigen is er één der Artillerie en zijn er Ib

der Infanterie.

Gedurende het jaar 1917 zijn 72 leerlingen geslaagd voor het examen
hoefsmid en gediplomeerd van de inrichting vertrokken.

Hiervan waren 2 vrijwilligers der Cavalerie, 3 id. der Bereden Artillerie,
4 miliciens der Cavalerie, 33 miliciens en Landstormplichtigen der Bereden
Artillerie, 28 miliciens en Landstormplichtigen der Infanterie en 2 Burgers.

In het jaar 1917 zijn door de leerlingen beslagen 4389 paarden ; het
grootste aantal werd in October beslagen, nl. 440, het kleinste aantal m
April, nl. 263; de overige maanden varleerden tusschen 334 en 440. Verder
werden dagelijks een aantal doode hoeven beslagen en over het geheele
jaar ruim 20,000 hoefijzers vervaardigd.

Als afwijkend beslag werd het volgende toegepast : 353 balkijzers, waarvan
18 met behulp van kunsthoorn, 142 met lederen zool, 12 met schroefkalkoenen

(knolhoeven), 7 met verbreede buitentak (ingetrokken buiten-verzenwand) ;
12 ijzers voor ossenhoeven met plaatjes en houtschroeven, 4 afgebroken
balkijzers met lederen rand; drie paarden werden beslagen
met beugelijzers
van Neuschild, 28 id. met gummibeslag, 9 mèt pantoffelijzers, 10 met halve-
maanvormige ijzers, 22 met strijkijzers, 24 met klapstrijkijzers, 28 met
toonstrijkijzers, 169 met klapijzers, 88 met
jachtbeslag, 23 met verbandijzers,
115 met kalkoenen, 57 met verbreede buitentakken, 11 met verbreede
buitentakken en lederen rand, 9 met lederen randen, 2 met ijzers van
Defays, 9 met gewichtsijzers, 186 met verdikte takken en 14 met kurk-
beslag. Bovendien werden 2 paarden na hoefbevangenheid beslagen met de
nieuw aangegeven zooiijzers.

* :

*

In de maand December zijn geëxamineerd en geslaagd als milicien-hoefsmid :

P. H. Lukkien (12 R. L) te Veendam; L. J. van der Poel (4 R. IJ te
Leiden; M. Evers (2 R. I.) te Deurne (N.-B.); J. van der Brink (22 R.1.)
te Harskamp, gem. Ede ; J. W. Lammers (8 R. I.) te Dinxperlo en Th. van
der Vliet (16 R. 1.) te Utrecht.

(jT. H.

-ocr page 22-

PERSOVERZICHT.

De Januari-aflevering van Der Hufschmied bevat eene geschiedkundige
beschrijving van de Hoefsmidschool te Dresden (met drie afbeeldingen),
een artikeltje over ingetrokken kroonrand bij wijde hoeven, benevens pers-
overzicht en korte mededeelingen.

De Hoefsmidschool te Dresden is even oud als de Diergeneeskundige
Hoogeschool waartoe zij behoort. Deze werd op 7 October 1780 een instelling
van den Staat. Vóór dien tijd was het een particuliere Veeartsenijschool,
waaraan ook een inrichting voor hoefbeslag was verbonden, met 2 aambeelden.
In dien tijd was de hoefsmidskunst nog een belangrijk vak voor a.s, dieren-
artsen. Sedert 1849 werden aan genoemde Veeartsenijschool ook militaire
hoefsmeden opgeleid.

De basis, waarop de tegenwoordige hoefsmidschool zich bevindt, dateert
van 1861. Bij Kon. Besluit van 18 April 1856
werd bepaald dat met ingang
van 1 Jan. 1858 de titel van Mr. Hoefsmid mocht worden gevoerd door hen
die daarvoor met goed gevolg een examen hadden afgelegd aan de Veeart-
senijschool te Dresden. Dientengevolge werd de hoefsmederij niet alleen benut
bij de opleiding van a.s. dierenartsen en toekomstige militaire hoefsmeden,
maar ook voor burgerhoefsmeden. Het aantal vuren werd toen van 4 op 6
gebracht. Deze vermeerdering bleek evenwel nog lang niet voldoende te zijn.
Reeds spoedig werd dit aantal op 8 gebracht, terwijl betere waschgelegenheden
voor de leerlingen en betere bergplaatsen voor de kolen werden aangebracht.

In 1884 — sedert 1869 was het verplichte examen-afleggen voor hoefsmeden
opgeheven — werd de hoefsmidschool verbouwd en belangrijk vergroot,
zoodat er toen 12 vuren en 12 aambeelden beschikbaar kwamen. Bovendien
werd een ruime kamer voor den Directeur, een magazijnruimte voor hoefijzers
en een betere wasch- en kleedkamer voor de leerlingen ingericht. De les-
kamer verhuisde naar de Ie verdieping.

De tegenwoordige Hoefsmidschool dateert van 1900 toen er ook een
aparte werkplaats kwam voor de Studenten der Diergeneeskundige Hooge-
school, ten einde zich te kunnen oefenen in het besnijden van hoeven.

Sedert den tijd dat er aan genoemde Hoogeschool een Instituut voor
Hoefkunde in het leven is geroepen, wordt de eigenlijke smederij feitelijk
alleen gebezigd voor de opleiding van hoefsmeden.

Er zijn meer militaire hoefsmidsleerlingen dan burgers. De cursus voor
militaire leerlingen duurt een half jaar, voor burgers 4 maanden.

Vóór den oorlog waren er jaarlijks ongeveer 134 leerlingen, 86 militairen
en 48 burgers.

— Dr. Hauptmann maakt melding van uitstekende resultaten verkregen
met insteekstooten bij legerpaarden die dienst moesten doen in het sneeuw-
rijke Karpathen gebergte. H-kalkoenen voldeden niet beter dan massieve.
(Toen enkele jaren geleden, bij een strengen winter, in Nederland verscheiden
draverijen met arren op het ijs zijn gehouden, is de ervaring opgedaan dat
de paarden daarbij het meest vast draaafden indien zij in den toon een
klein scherp kalkoentje kregen, hetzij schroef-, hetzij insteekkalkoen).

__Te Würzburg vindt van 4 tot 9 Februari 1918 een herhalingscursus voor

hoefsmeden plaats. De deelneming staat open voor hen die reeds minstens
6 jaar gediplomeerd hoefsmid zijn en in dien tijd geen gewonen cursus in
hoefbeslag hebben gevolgd. De deelnemers kunnen op aanvrage worden
vrijgesteld van de spoorkosten Ille klasse, en zoo zij niet eiken dag heen
en terug kunnen reizen bovendien een vergoeding van Mark per dag.
Ieder deelnemer moet een schootsvel en hoefgereedschappen meebrengen.

— Op 5 November 1917 is te Berlijn gesticht een Bijksbond van Mr. smeden,
ten doel hebbende de belangen van zijn leden, zoowel in moreel als finan-
cieel opzicht, te bevorderen.

-ocr page 23-

- „Prysboek van Smidswerkquot;. Van

gezonden een Priisboek van Smidswerk van de Smeden^^^^

en Omstreken. Dit boek e O^akformaat) is alleen bestemd voor g g

Smedenpatroons en is zeer Pr^fV^f dfataasried^ge k^^^^
voor zoowat alle denkbare werkstukken terwijl daai naast lemge

voorkomen, waarin eventueel gewijzig^de pnjzen kunne^nbsp;^^

Het lijkt 'ons toe dat het boekje zalnbsp;Wellieht

prijzen, met welk doel het ook door voormelde Ver ™
wenschen meerdere af deelingen
van den Bond van bmeaenpa

voorbeeld van Purmerend en O. te volgen._____

Mededeelingen over hetsmidsval^^nbsp;het hoefbeslag.

eenige wenken dit de praktijk.

Harümrnel. Meng 6 deelen blauwzure k^^
peter en een deel loodsuiker,,alles m poeae^--;
apotheker of drogist te verkrijgen ^«o-^
de loodsuiker, welke alles tenbsp;^^^

wordende blauwzure kali alleen;nbsp;^nl of fizer wordt tot roodheet

absoluut meer hardheid. Het te barden staal o yzer wonbsp;^^^^^^^

verhit, met dit poeder bestrooid,nbsp;de harding geschiedt,

waarna, zoo mogelijk in zacht regenwater,

De op deze wijze behandelde voorwerpen ^^^^^^nbsp;^blijft. Dit

waarde heeft.

Z-éz^inbsp;l».......

in water af.nbsp;^ u - rlnt Vipt voorste verbrande gedeelte

Een proef met de v^l zal nunbsp;stukken volgen en

de grootste hardheidnbsp;„S®®quot;nbsp;temperatuur,

daarna, gewoonlijk in het ^Jff^®^J'J^g^^oodat ook dat stuk minstens zoo
voor de harding vereischt, de juiste was,nbsp;r ^ ^ i^an men uit

r q-^sS fel

staal scheurt dikwijls bij deze Pro®^'^®™^^^- .nbsp;of kleihoudend zand ;

Laschpoeder voor ijzer en germge ^^aalsoo ten- leem o^ ^^nbsp;^^

voor fijnere staalsoorten : groenglas, zwaarspaat voor gnbsp;, ^ ^eel

de plaits hiervoor dientnbsp;volgende mengsel^ 8 dee^^^^

bruinsteen, 1 deel glas of 12 deelen leem, d deelen caioi
nr- het te zamen lasschen van staal en ii-f ^

dat naast de eigenschap om een ^^n vloeibare slak te vorm^^^nbsp;^^ ^^^

inhoudt en daardoor een verlies van het staal aan Jjooistoi v ^^ ^^
opgetreden verlies herstelt.

-ocr page 24-

S. C. Wl. BAX. 2, 4 en 6 JuflFerstraat ROTTERDAM.

- Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. --

Meest uitgebreide sorteering prima blanke
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fJne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —

BÜX Jnlierstraat
Rotterdam.

lo. llii.

NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN

voordeelig, semakkeli.jk in i^ebriiik. — Kunnen niet loslaten.

Merk „Pacificquot;,

met zwaar hielstuk.

Open zolen uit één stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in 11 maten van tot
Eng. dm., uiterste breedte buitenkant
ijzers gemeten.

Merk „Rarai)lerquot;,

in witte en grijze

Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van
tot 6| Eng. dm.
uiterste breedte buitenkant ijzers gem.

Merk „Cliicagoquot;,

geheel Caoutchouc
uit één stuk met

zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van
tot 7,%Eng. dm.

Hoef-
randen.

Kunsthoorn.

IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.

Opruimers voor

Schroefgaten.

Schroeven en Stiften
in alle modellen;
tijdige bestelling
gewenscht.

Las- of Welbladen en

Poeder
om ijzer en staal te
wellen.

Touwijzers in
verschillende maten.

n^ Men lette op het echte merk S T met kroon.

-ocr page 25-

23e Jaargang. — Aflevering 2. — 15 F^'

-ocr page 26-

Zieke Voeten

voorkomt en geneest men het best met wal po Ie
rubber hoefzolen.
Zij hebben een stalen plaat,
waardoor een onveranderlijk draagvlak gevormd vs^ordt,
zoodat de zool nooit in den voet gedrukt of deze ver-
wond kan worden. De rubber breekt den schok en
voorkomt slippen en vallen op gladde bestratingen, als
hout, asphalt e. d. De stalen plaat maakt het slap
worden of af breken, van de zolen onmogelijk; zij gaan
veel langer mede dan andere zolen en zijn dus het
voordeeligst in het gebruik.

WALPOLE

HOEFZOLEN

zijn verkrijgbaar in 13 grootten,
en 2 verschillende modellen. Vol.
ledige prijscourant van zolen,
nagels, raspen enz. vyordt U op
aanvrage franco toegezonden door

Lambert amp; Company,

Leuvehaven 66, Rotterdam.

INHOUD.

Een en ander over het hoefbeslag in de provincie Overijssel (Vervolg). —
Uitslag van het examen voor aanstaande onderwijzers in practisch hoefbe-
slag. — Ingezonden stukken. — Korte mededeelingen. — Persoverzicht. —
Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag. —
Advertentiën.

-ocr page 27-

EEN EN ANDER OVER HET HOEFBESLAG IN DE PROVINCIE
OVERIJSSEL
(Vervolg),

door

Dr. Gallandat Huet, Kap*. Paardenarts.

De zeer welvarende stad Deventer, welke circa 30.000 inwoners telt, is
merkwaardig in menig opzicht en wel niet in het minst door de vele ge-
bouwen en instellingen, die aan vroegere eeuwen doen denken.

In de oudste tijden was Deventer een markedorp, welks vrije inwoners,
de burgers, het gemeenschappelijke land bewerkten en hun vee in de gemeen-
schappelijke weiden dreven.

Door de gunstige ligging aan den IJssel en aan een alouden handelsweg,
was deze plaats reeds vroegtijdig een belangrijk centrum van handelsverkeer.
Zoo was er reeds in 896 een Rijkstol en een Rijksmunt en in 1200 verkreeg
Deventer een zelfstandige bestuurs- en rechtskring van den Bisschop van
Utrecht, Diderik van de Are, en werd aldus tot stad verheven.

In 1046 was Deventer uit het landsheerlijk gezag van den Duitschen
Keizer overgegaan in dat van den Bisschop van Utrecht; van dit gezag
werd het met de provincie Overijssel in 1528 overgedragen aan Karei de
Vijfde. De stad bleef in Spaansche macht tot 1591; in dat jaar werd het
voorgoed aan 's Konings bewind onttrokken.

Oudtijds bestond de bevolking der stad uit burgers en ingezetenen. Om
binnen de stad te wonen,
moest men toestemming hebben van den Magistraat.
Men was burger door geboorte, door koop of door schenking. Alleen de
burgers konden ambten of bedieningen bekleeden. Zij hadden daarenboven
het recht om vee op de gemeenteweiden te drijven en vrijdom der stads-
tollen. Eerst in 1545 kwam hier eenige verandering in; men veranderde
den koopprijs en stelde deze afzonderlijk vast voor de burgers die, behalve
onderscheidene voordeelen als vrije koophandel en vrijheid van tollen, al of
niet van de weiden gebruik maakten. Men noemde hen naar deze indeeling:
groot- of grasburgers, en klein- of halfburgers.

De prijzen voor het verkrijgen van het burgerrecht wisselden nog al eens
af; zoo moest men in 1042 voor het grootburgerschap 300 goudguldens
storten, voor het kleinburgerschap slechts 12. In de 18e eeuw bedroegen
deze sommen respectievelijk f 700 en f 200.

Ingezetenen waren zij, die vergunning hadden gekregen zich in de stad
te vestigen. Zij. waren echter van alle handelsbedrijf uitgesloten, zoomede
van alle openbare betrekkingen. Ook thans bestaat het grootburgerschap
nog en is het laatst geregeld en vastgesteld door den Raad in 1886.

De gemeente Deventer heeft veel grondbezit, waarvan de opbrengst een
groot deel van hare inkomsten vormt. Tot dit grondbezit behooren o.a. de

-ocr page 28-

boerenerven Yperenberg, Stormink, Groot-Wechel, Midden-Wecbel, Klein
Velde, Groot Velde, Steenbruggen, Klein-Douwel, verder landerijen, weiden,
twijgweerden, kleigronden in gebruik van tichelovens, boschgronden enz.

De genoemde boerenerven zijn reeds sinds eeuwen in cultuur. De gemeente-
weiden dienden oudtijds om er de paarden, runderen, schapen, varkens en ganzen
op te drijven. In 1337 vinden we reeds melding gemaakt van een ganzen-
hoeder op die weiden, die door de stad bezoldigd werd en in de geschiedenis
van de stad vindt men herhaaldelijk aanteekeningen over het toezicht op
die weiden, dat schijnbaar veel aanleiding gat tot wijzigingen, doordat het
begeerige baantjes meebracht.

* *
*

Wat de krijgsgeschiedenis van Deventer betreft, zoo heeft ook deze stad
sinds haar bestaan menig wapenfeit te herdenken. Menig beleg heeft de
grijze stad moeten doorstaan en menige storm hebben de burgers in de
middeleeuwen manmoedig afgeslagen. Enkele data getuigen hiervan. Zoo
werd in 768 en in 773 de stad door de Saksers verwoest; in 882 onderging
ze hetzelfde lot door de Noormannen; in 1121 werd ze bestormd door Lothar,
Hertog van Saxen, en in de jaren 1178, 1186 en 1196 doorstond ze belegeringen
van de Gelderschen. In 1202 werd Deventer ingenomen door den Bisschop
van Utrecht; ruim twee eeuwen later, in 1456, werd het belegerd door
Philips van Bourgondië en daarna in 1510 eveneens door Karei van Gelre,
die de stad in 1521 geheel platschoot. In den Spaanschen tijd wisselde het
twee maal van heerschers. Zoo werd het in 1579 veroverd door den Graaf
van Rennenberg, en in 1591 door Prins Maurits. Uit den lateren tijd ver-
melden wij alleen de verovering door de Munsterschen en Keulschen in 1672
en ten slotte het beleg in den Eranschen tijd in 1813 en '14.

De vestingwerken van de stad werden herhaaldelijk uitgelegd en vergroot
en eerst in 1874 werden ze als verdedigingswerken opgeheven; niets ver-
hinderde nu meer den bloei en de uitbreiding van de stad.

Van oude gebouwen zijn o.a. nog overgebleven: het gerechtshof aan den
Brink, dat nu voor kantoren in gebruik is; het klooster en de Bank van
Leening. beide gelegen in de straat het Klooster en gesticht in de 15e eeuw;
het Landshuis aan het groote kerkhof; dit huis werd vroeger Brunenberg
geheeten en dateert van 1364. Het Stadhuis, eveneens aan het groote kerkhof,
werd gebouwd in 1693 en bevat zeer beroemde schilderijen.

De Waag aan den Brink dateert van 1528; het is een zeer mooi gebouw,
dat momenteel als school dienst doet. Verder heeft men nog eenige zeer
oude kerken met talrijke historische gedenkwaardigheden.

Behalve de genoemde en meerdere andere oude gebouwen heeft ook de
Schipbrug te Deventer een historische vermaardheid. Den 14en Februari 1481
werd aan Bisschop David van Bourgondië toestemming gevraagd om een
brug over den IJssel te mogen slaan; in 1482 werd deze toestemming ver-
kregen en de brug aangelegd. Vele malen is deze in den loop der eeuwen
vernield, verbrand of afgebroken, doch heden ten dage is zij naast de
Spoorwegbrug nog het eenige middel van verkeer meC de overzijde van
den IJssel.

Op handelsgebied neemt Deventer een voorname plaats in en gaat dan

-ocr page 29-

ook nog steeds vooruit; men vindt er o.a. de volgende industriëele onder-
nemingen : een tapijtfabriek, die reeds in 1876 het honderdjarig bestaan
vierde, een ijzergieterij, een stoommeelfabriek, een stoomhoutzagerij, een
stoomweverij, een rijwielfabriek, de fabriek Emstermate en niet te vergeten
de beroemde Deventer koek-fabrieken. Deze laatste industrie is reeds zeer
oud, hetgeen blijkt uit een ordonnantie van 1417, die aangeeft dat er toen
reeds beëedigde zeemers en mengers waren en dat de bakkers onder eede
stonden dat zij de gestelde bepalingen zouden naleven.

Men moest o. a. de koeken „teijkenen mit onser stadt Aernequot; (adelaar).

De gunstige ligging aan het water en aan het spoorwegnet (waarbij het
heden in aanbouw zijnde nieuwe station van enorm voordeel zal blijken),
de goede inrichtingen der gemeente, zoowel op onderwijs- als op ander
gebied, voorspellen Deventer een groote toekomst, zoowel wat uitbreiding
der gemeente betreft, als bloei van industrie en handel.

* *
*

Wij hebben hierboven gezien dat Deventer belangrijk is, zoowel uit een
historisch als uit een industrieel oogpunt; wij zullen nu nagaan wat deze
gemeente beduidt voor het hoefsmidsbedrijf. Hiervoor is het van belang
vooreerst den paardenstapel na te gaan.

Wat Deventer zelf betreft, zoo is het aantal paarden in de gemeente niet
zeer groot; dit bedraagt ongeveer 300 stuks, bijna alle toebehoorende aan
stalhouders, sleepers, slagers, venters of groenteboeren. Een zeer groot stal-
houder sbedrijf is dat van de firma
Sonnenberg; hoewel in de gemeente slechts
ongeveer 30 paarden voor het bedrijf gebruikt worden, bezit deze zaak
ongeveer 140 paarden die op verschillende plaatsen in „de maandquot; zijn. Zij
worden door een eigen smid beslagen. Eveneens is dit het geval met de
paarden der Gemeentereiniging, welke ongeveer een
10 stuks in dienst heeft.

Sleepers en voerlieden zijn er verscheidene, ieder met ongeveer 10 a 12
paarden. Van hen zijn de heeren Veldhoen en Wiggers de belangrijksten.
De categorie luxepaarden is vrij onbelangrijk, doch voor de diverse kleinere
tractie zijn veel hitten en ponies in gebruik.

Meer nog dan het paardenmateriaal in de stad, is voor de Deventersche
hoefsmeden de omgeving van belang en als zoodanig leveren de gemeenten
Diepenveen, Olst, Voorst en Bathmen vele paarden op, die ten goede van de
Deventersche smeden komen.

Zoo bevat o.a. de gemeente Diepenveen, waaronder de gehuchten Averlo-
Borgele, Banning, Colmschate, Frieswijk, Lettele, Linde, Okkerhoek, Oxe,
ilande, Riek, Tjoene en Weteringen tezamen 730 paarden, terwijl Bathmen
met Dortherhoek, Loo en Zuid-Loo 218 paarden heeft, en Olst met Heng-
Eorden, Middel, den Nul, Overwetering, Welsum en Wezepe een totaal van
612 paarden bezit. Verder heeft Gorssel 735 paarden en spant de gemeente
Voorst, waartoe behooren Wilp, Twello, Terwolde en Nijbroek, met 1285
paarden de kroon. Het spreekt vanzelf dat in deze gemeenten ook hoefsmeden
gevestigd zijn, maar toch zullen deze omstreken van Deventer, die zoo rijk
aan paarden zijn, aan het hoefsmidsbedrijf in de gemeente zelf ook veelal
ten goede komen.

De stad is zoowel op marktdagen als anderzins het centrum waarheen de

-ocr page 30-

boeren met hun gerij komen, er uitspannen en zoo zullen er dan ook heel
wat nieuwe ijzers worden ondergelegd of oude verlegd. Behalve echter dat
het aantal paarden bijzonder groot is, valt als een zeer gunstig teeken op
te merken dat de boeren hunne paarden op tijd laten beslaan. Het landbouw-
en veeteeltonderwijs begint ten slotte toch overal vruchten te dragen en in de
paardenfokkerij, waarin door de hooge prijzen der laatste jaren veel geld
omgaat, ziet de fokker in dat hij het hoefbeslag niet moet verwaarloozen.
Meer en meer wordt het dan ook gebruikelijk dat fokkers de hulp inroepen
van den hoefsmid bij jonge paarden en bij veulens, om door tijdig doelmatig
besnijden in aanleg zijnde verkeerde standen te helpen verbeteren. Hierdoor
wordt veel gewonnen; niet alleen is het paard en ook de eigenaar hiermede
gebaat, doch het zal tevens bevorderen dat de hoefsmid meer door den
eigenaar wordt geapprecieerd; als waardeering van de zijde van de belang-
hebbenden optreedt, groeit tevens de prikkel voor den hoefsmid om goed
werk af te leveren en zijn uiterste best te doen ; zijn werk zal niet uitsluitend
een handwerk zijn doch veelal een kunstwerk.

Dat de paardenfokkerij rondom Deventer intensief is, kan men wel afleiden
uit het aantal gestationneerde dekhengsten; zoo staan o.a. bij Brinkman te
De Teuge, aan den straatweg van Deventer naar Apeldoorn, vier hengsten ter
dekking en te Voorst twee.

De hoefsmederijen in Deventer zijn alle gemengde bedrijven, waarvan bij
verschillende echter het hoefbeslag een voorname plaats inneemt. De grootste
en voornaamste zaak is wel die van den heer Haverkamp amp; Zoon in den
Roozengaarderweg; de overige hoefsmeden zijn alle in de oude stad gelegen;
de voornaamste zijn de heeren H. J. Wezenberg, Smedenstraat 58, J. A.
J. Wezenberg, Smedenstraat 64, H. Th. Wezenberg, Bergstraat 8 en H.
Th. Wezenberg, Bergstraat 2, G. Meenhorst, Roggestraat 18, J. en W.
Meenhorst, Smedenstraat 273 en Broekers, eveneens Smedenstraat.

Het zal al dadelijk opvallen dat de meesten hunner wonen in de Smeden-
straat; dit nu is ook een geschiedkundige bijzonderheid. De Smedenstraat is
wel een der oudste straten van Deventer en is altijd op het beroep der smeden
aangewezen geweest. Zoo komt o.a. in het K. en W. Deventer een schepen-
brief van het jaar 1315 voor, waarin staat, dat „alle de smeden van eniger
smeedeamptequot; een afzonderlijke straat wilden aanleggen. Deze straat bleef
steeds bestaan en in 1833 werd een briefwisseling gevoerd over de bevoegd-
heid om de oprichting van smederijen anders dan in de Smedenstraat te
beletten.

Het front van de zaak van den heer W. geeft nog een denkbeeld hoe de
straat in vroeger jaren zal zijn geweest; bij de restauratie van zijn huis,
eenige jaren geleden, heeft hij de piëteit gehad den gevel in den ouden stijl
te doen vernieuwen. Behalve deze genoemde smeden zijn er nog verscheidene
die ook aan hoefbeslag doen, doch waar de grofsmederij hoofdbestaan is.

De smeden zijn vereenigd in een bond en hebben onder meer ook minimum-
prijzen aangenomen voor het hoefbeslag. Deze prijzen waren van af November
1917 aldus vastgesteld: voor 4 zeer groote en zware puntijzers verstaald f 5,80;
voor 4 gewone puntijzers, normaal verstaald, f 5 ; voor 4 gewone puntijzers,
niet verstaald (16 puntgaten) f4,70; voor 4 idem voor pony f3,10; voor

-ocr page 31-

4 zeer groote, zware ijzers met stooten f4,80; voor 4 ijzers, normale grootte,
met stooten f4,50; voor 4 gewone ijzers zonder stooten f3,90; 4 gewone
nieuwe ijzers voor pony f 2,80 ; 4 gewone ijzers verleggen en nieuwe stooten
f2,20; 4 ijzers verleggen voor pony f 1,60; 2 balkijzers f2,75; 4 puntijzers
verstellen voor puntgaten f 0,30; elk puntgat boren 5 ct.; 1 ijzer verleggen
35 ct.; stompe punten ä 7 en 8 ct.; scherpe punten 7i/, en9ct. Het ouder-
wetsche scherpen van een kalkoen of stoot I21/2 ct. 1)

De paarden in Deventer worden meestal met stoot en kalkoenen beslagen;
een uitzondering hierop maken de paarden van den sleeper Vosmeijer, welke
vóór glad beslag onder hebben en achter een klein stootje. Ook vele paarden
van den stalhouder Sonnenberg loopen op glad beslag. De paarden buiten
Deventer worden als
regel alle glad beslagen, zoowel achter als voor. Mij werd
medegedeeld dat de hoeven der paarden in de stad slecht zijn en dit wordt
geweten aan het steeds op verharde wegen zware trekken. Veel plathoeven,

zwakke verzenen en gebreken als steen gallen, hoornscheuren en brokkelhoe ven

komen voor, zoodat veel van balkijzers gebruik wordt gemaakt en ook nog
al eens met kunsthoorn moet worden gewerkt. Zou ook het beslag met
kalkoenen en stooten hier niet mede schuld zijn aan de ondeugdelijke hoeven ?
Is het niet opvallend dat de boerenpaarden, die op vlak beslag loopen, zoo
veel betere hoeven hebben, al worden dan ook van deze paarden minder
moeilijke diensten gevergd ! Toch zou het aanbeveling verdienen om nog meer
propaganda te maken voor vlak beslag bij sleeperspaarden ; de hoeven zouden
hier zeker goed bij varen en waar enkele sleepers het zonder nadeel in de
tractie gebruiken, kan het toch evengoed door allen gedaan worden.

Al de smedenpatroons oefenen zelf het hoefbeslag uit; enkele van hen
zijn gediplomeerd en in alle zaken zijn één of meer knechts. Deze werken
op uurloon, hetwelk voor groote knechts 20, 22 en 23 ets.
bedraagt en voor
leerlingen 15 ets. De werktijden zijn van 's morgens 7 uur tot 's avonds
7 uur, waarvan echter afgaat de schafttijd van 12-1 en tweemaal een half
uur voor brood-eten. De eigenlijke werkdag telt dus 10 volle uren. Vaak
moet echter 's morgens nog vroeger of 's avonds later gewerkt worden daar
de sleepers hunne paarden liefst in die uren laten beslaan welke geen invloed
hebben op den arbeidstijd der paarden. Zooals reeds gezegd, is de hoefsmederij
van den heer Haverkamp de meest beklante zaak; de eigenaar woont hier
nu 18 jaar en drijft deze zaak met zijn zoon; beide zijn gediplomeerd van-
wege de Geldersch-Overijselsche Landbouw-maatschappij, waarbij zij een
cursus in hoefbeslag medemaakten. Behalve deze krachten werken nog 7 ä 8
man aan de paarden; het komt des winters dan ook wel voor dat 20 en
meer paarden por dag worden beslagen. Gewoonlijk is dit getal 5 tot 10,
waarbij echter ook buitenwerk komt, daar jonge paarden veelal, en veulens
altijd, bij de boeren aan huis beslagen resp. besneden worden.

In de ruime smederij met twee vuren, gedreven door een gasmotor, kunnen
gemakkelijk drie k vier paarden tegelijk beslagen worden. Het meest wordt

1nbsp; De prijzen zouden in Februari herzien worden, en vermoedelijk ver-
hoogd ; het resultaat hiervan was evenwel bij het afdrukken op 14 Februari
nog niet ingekomen.

-ocr page 32-

gebruik gemaakt van eigengemaakte ijzers en alleen bij groote drukte wordt
tot machinale ijzers de toevlucht genomen. Deze worden betrokken uit de
fabriek van Helpman.

Ook door de andere hoefsmeden werd meestal met handgesmede ijzers
gewerkt, waaraan hier algemeen de voorkeur wordt gegeven. Dit pleit voor
de lust en den vakijver van de smeden. Aan opbraden van oude ijzers wordt
niet gedaan; deze worden verkocht tegen 4 ets. per K.G.

Een groot ongerief in de smederij is de vrij algemeene klacht van de slechte
kolen; dit maakt niet alleen den arbeid lastig doch tevens kostbaarder dan
bij goede kolen het geval zou zijn. Buiten de smederij staat een noodstal
met een overdekking en deze wordt alleen gebruikt voor lastige paarden.
Het is de eenige noodstal die in Deventer nog bestaat en de gewoonte is
dat alle lastige paarden naar deze travaille verwezen worden. De eigenaars
van paarden in deze streek geven de voorkeur aan het beslaan uit de hand
en alleen deze eene travaille wordt geduld om toch zoo nu en dan in een
voorkomende behoefte te kunnen voorzien.

De smederijen in de antieke Smedenstraat zijn dicht bij elkaar gelegen;
de straat geeft trouwens niet meer den indruk van een oude straat en is
zeker in den loop der tijden veel breeder gemaakt, terwijl de huizen ook
meestal vernieuwd zijn.

De naam Wezenberg is voor Deventer een bekende smidsnaam en vele
van hen oefenen afzonderlijk of tezamen het bedrijf uit.

De vader van de tegenwoordige Wezenbergs bewoonde de perceelen 64
en 66 in de Smedenstraat, welke zaak nu in handen is van een der zoons,
n.l. A. J. A. Wezenberg, die ook gediplomeerd hoefsmid is. Een halve broer
van dezen is de heer J. Wezenberg, die het perceel no. 58 bewoont; deze
interesseert zich ook ten zeerste voor het hoefsmidsvak. De derde broer is
de heer H. Wezenberg, die zijn zaak beeft in de Bergstraat.

Behalve die van de familie Wezenberg zijn nog te vermelden de hoef-
smederijen van W. Meenhorst in de Bergstraat en van Broekers in de Smeden-
straat. Aanleiding tot bijzondere opmerkingen geven deze zaken niet; de
inrichting van alle is vrijwel gelijk ; de meeste beschikken over twee vuren
en hebben voor in de smederij de beslagruimte, die bij sommige met hout
bevloerd is.

Groote inrichtingen op hoefslaggebied, zooals o.a. in Enschede en Hengelo
bestaan, vindt men te Deventer niet. Het zijn hier meer de gemengde be-
drijven en daarbij is de inrichting niet direct op het hoefbeslag gebaseerd;
toch is het hoefbeslag hier zeer belangrijk en zou, in handen van enkele
gelegd, tot zeer groote bedrijven zijn samen te smelten.

Deze verdeeling van de cliëntèle over meerdere smederijen heeft ook
haar voordeel; bij alle goede verstandhouding en samenwerking die tusschen
de smeden onderling moge bestaan, zal toch altijd de groote prikkel blijven
om, door goed en degelijk werk af te leveren, klanten te behouden en hun
aantal te zien vermeerderen.

Het is aangenaam voor de smeden te Deventer dat de landbouwende
bevolking om de stad in zake het hoefbeslag met den tijd meegaat en
zeker pleit het voor de bekwaamheden van de smeden dat hun werk door

-ocr page 33-

de paarden-eigenaars op prijs wordt gesteld. Eenigszins onverwacht vond
ik het, daar waar Deventer toch rijkelijk bedeeld is geworden met cur-
sussen voor hoefbeslag, zoo weinige der patroons in het bezit van een
diploma te zien en naar ik meen zelfs geen der knechts; ook diegene der
patroons, die wel gediplomeerd zijn, vermelden dit niet op hunne naam-
borden. Dit is een uitzondermg op den regel. Misschien dat hier het
spreekwoord van toepassing is „goede wijn behoeft geen krans.quot;

Toch zou het m.i. aanbeveling verdienen dat al de smedenpatroons en
vele der knechts zouden profiteeren van de cursussen, die geregeld in
Deventer worden gehouden en waaraan als regel alleen smeden van buiten
deelnemen. Zoo is de omtrek (het „plattelandquot;) dan ook ruim voorzien
van gediplomeerde hoefsmeden en is de stad er stiefmoederlijk mede bedeeld.
Ik hoop niet dat het Deventersche spreekwoord „zoo eigenwijs als een smidquot;
hierop van toepassing zal zijn, en dat dit nog alleen voortleeft als overblijfsel
van den ouden tijd.

UITSLAG VAN HET EXAMEN VOOE AANSTAANDE ONDERWIJZERS
IN PRACTISCH HOEFBESLAG TE UTRECHT.

Verslag van de commissie belast met het toezicht op het
examen in theoretische en practische hoefkunde van de
deelnemers aan den in 1917 gehouden cursus voor opleiding
van onderwijzers in practisch hoefbeslag, verbonden aan
's Rijks Veeartsenijschool te Utrecht.

De Commissie belast met het toezicht op het afnemen van het examen
van de deelnemers aan den in 1917 gehouden cursus voor opleiding van
onderwijzers in practisch hoefbeslag, verbonden aan 's Rijks Veeartsenijschool
te Utrecht, benoemd door don
Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel,

bij besluit van 18 December 1917 N«. 28583, 1° Afdeeling, Directie van den
Landbouw, heeft de eer Uwe Excellentie verslag te doen van het desbetref-
fende examen.

De Commissie van Toezicht hield op 27 December 1917, in vereeniging
met het onderwijzend personeel van dezen cursus, een vergadering, teneinde
de grondslagen vast te stellen, waarop bedoeld examen zou worden afgenomen
en besloten deze niet te doen afwijken van vorige jaren. In deze vergadering
is mede een rooster opgemaakt voor het af te nemen examen, welk rooster
de goedkeuring van Uwe Excellentie heeft mogen verwerven.

Het examen vond plaats op 24, 25 en 26 Januari 1918.

Alle deelnemers aan bovengenoemden cursus, aangevangen in Februari
1917, hebben zich tot het examen aangemeld en dit werkelijk afgelegd.

In overeenstemming met den door Uwe Excellentie goedgekeurden rooster
heeft het examen bestaan in een theoretisch en in een practisch gedeelte.

Het examen in theoretische hoefkunde werd in den namiddag van 24 Januari

van 1—4.3Ö uur afgenomen, aan lederen candidaat telkens 40 minuten, waarvan
een gedeelte strekte tot onderzoek in hoeverre hij de bekwaamheid bezit
om als onderwijzer op te treden.

-ocr page 34-

Het practisch gedeelte heeft voor iederen candidaat bestaan uit de vol-
gende onderdeelen:

1.nbsp;Het beoordeelen van een paard met het oog op het besnijden van een
voorhoef hiervan, en het besnijden van dezen voorhoef.

2.nbsp;Het vervaardigen van een paar voorijzers, waarvan één bestemd voor
dezen hoef.

3.nbsp;Het beslaan van dezen hoef.

4.nbsp;Het maken van een model-ijzer, bestemd voor een hoef van afwijkenden vorm.

De werkzaamheden voor de drie eerste onderdeelen werden verricht in

den ochtend van 25 Januari, van 9 uur tot 1 uur.

De vervaardiging der onder 4 genoemde ijzers geschiedde in den namiddag
van 2—4 uur.

5.nbsp;Het besnijden van een abnormalen hoef.

6.nbsp;Het maken van een hoefijzer voor dezen hoef.

7.nbsp;Het beslaan van dezen hoef.

De onder 5, 6 en 7 genoemde onderdeelen werden verricht in den voor-
middag van 26 Januari van 9—12 uur.

Zoowel bij het beoordeelen van oen paard als bij het maken van ijzers
werd de toev?ijzing telkens bij loting uitgemaakt.

Aan alle 5 de candidaten kon het diploma worden uitgereikt.

De geslaagden zijn in alphabetische volgorde: N. E. Bolder te Angeren,
D. Hendriks te Veenendaal, W. H. S a n d e r s te Holtum gem. Born,
D. Stuivenberg te Groningen, J. Wassing te Zeerijp, gem. 't Zandt.

Namens de Commissie :

A. W. H e i d e m a, voorzitter,
H. J. C. van Lent, secretaris.

INGEZONDEN STUKKEN.

Geachte Redacteur!

Als abonné van üw blad moge het mij worden vergund de aandacht van
Uwe lezers te vestigen op de verregaande onbillijkheid, die gelegen is in de
bezoldiging van de militaire hoefsmeden, zooals die thans door 't leger-
bestuur is geregeld.

De vrijwillig dienende militaire hoefsmeden ontvangen allen (met uitzondering
van de enkele bij het Wapen der Koninklijke Maréchaussée) een jaarwedde
van f300.—.

De dienstplichtige hoefsmeden ontvangen echter eene bezoldiging van:

a.nbsp;Soldij met soldij verhoogingen . . per dag fO.35 \

b.nbsp;Toelage (punt 9 L.0. 1917, B. 357) „ „ „0.50 | f2.35
c- id. ( „ 11 „ „ „ „ ) „ , „1.50

Alzoo in totaal 365 dagen X f 2.35 = f 857.75 per jaar of ruim f 550.—
meer dan de vrijwillig dienende hoefsmeden.

Bovendien ontvangt de dienstplichtige hoefsmid bij nachtverblijf in de
woonplaats wèl mobilisatie-toelage; de vrijwilliger daarentegen niet.

De gehuwde militaire hoefsmeden (vrijwilligers) ontvangen een z.g.n.
woningtoelage van f150.— per jaar (zij die nog den sedert afgeschaften

-ocr page 35-

rang van onderofficier behaalden, ontvangen deswege f200.—), terwijl de
ongehuwde vrijwilligers, evenals de dienstplichtige hoefsmeden, in jde plaats
daarvan, aanspraak hebben op logies in een of ander Rijksgebouw, met
nachtleger, vuur, licht, bewassching, enz., zoodat laatstbedoelde inkomsten
tegen elkaar opwegen en bij vergelijking hunner verdiensten buiten beschouwing
kunnen blijven.

De dienstplichtige hoefsmeden ontvangen, evenals de vrijwilligers, voor
het beslaan der paarden een afkoopsom (abonnement), voor beide categorieën
naar eenzelfde maatstaf berekend, zoodat ook die bron van inkomsten —
waaruit alle uitgaven moeten worden bestreden voor de benoodigde grond-
stoffen, gereedschappen, bijsmid en alle verdere kosten aan de uitoefening
van hun ambt verbonden — voor beide groepen gelijk is.

De opleiding der dienstplichtige adspiranten aan de Hoefsmidschool duurt
slechts zes maanden, terwijl de vrijwillig dienende adspiranten minstens
2 è, 3 jaar aldaar moeten verblijven (en dan gewoonlijk nog geruimen tijd
daarna op hun aanstelling moeten wachten), zoodat laatstbedoelden ook ^ in
dit opzicht belangrijk ten achter staan, te meer omdat zij al dien tijd alléén
eene soldij van hoogstens fO.27 per dag ontvangen, zoodat alweer de dienst-
plichtige adspiranten de vrome wensch „loon naar werkenquot; in den regel
2'/2 jaar vroeger in vervulling zien gaan.

Tot vóór de instelling van het instituut dienstplichtige hoefsmeden, meenden
óók de militaire beroeps-hoefsmeden,
als vanzelf sprekend, dat ook de in Rijks-
dienst zijnde ambtenaren en beambten met do meeste dienstjaren als zoodanig
en met de meeste vakkennis en langdurige ondervindingen ter zake, steeds
«ie hoogste loonen zouden genieten, zooals dat in de burgermaatschappij het
geval is. Ten opzichte van de militaire hoefsmeden heeft men echter met dien
alleszins billijken en voor de hand liggenden stelregel gebroken, natuurlijk
tot groote ontevredenheid der vrijwillig dienende militaire hoefsmeden.

Vrijwillig dienende hoefsmeden (onderofficieren en korporaals), die na hunne
langdurige opleiding, tot groote tevredenheid van hunne onmiddellijke Chefs,
15 ä 25 jaren in dat vak werkzaam zijn, moeten nu zien dat
hunne leer-
lingen,
die blijkbaar het burgerleven niet aandurven, eene bezoldiging van
f557.75 per jaar of wel ruim f 10.70 per week méér ontvangen.

Wel is waar ontvangen de beroeps-hoefsmeden van 1 Januari 1917 af
eene dagelijksche toelage, voor wat betreft die der Cavalerie fO.95 en die
der Artillerie f0.70. Die vergoeding is echter onbillijk verdeeld en, zooals
ieder vakkundige direct zal ontwaren, geheel ontoereikend om daarvan de
abnormaal hooge prijzen van de aan te schaffen materialen te bekostigen.

De beantwoording der vraag, die zich hierbij op den voorgrond dringt, n.1.
of de vakkennis en de plichtsbetrachting van de dienstplichtige hoefsmeden,
in vergelijking met diezelfde eigenschappen van de vrijwillig dienende hoef-
smeden, den toets der kritiek kan doorstaan, wil ik voorshands liever aan
meerbevoegden overlaten, alhoewel reeds geruimen tijd meerdere toestanden
hebben doen zien, dat daaraan nog wel eens wat ontbreekt.

Omtrent de regeling van de verdiensten van de vrijwillig dienende hoef-
smeden, in verband met de abnormaal hooge prijzen, die sedert het begin
der mobilisatie voor de benoodigde grondstoffen betaald moeten worden.

-ocr page 36-

hoop ik binnenkort in de gelegenheid gesteld te worden, een en ander mede
te deelen.

Bij voorbaat mijn beleefden dank voor de verleende plaatsruimte en mede-
werking, mede namens alle vrijwillig dienende hoefsmeden.
Breda, 28 Januari 1918.nbsp;Gaarne

Uw. dn.,
S.

ONTWERP-BEREKENING HOEFBESLAGKOSTEN,
volgens grondprijzen op 1 Januari 1918.
Handgesmede yzers:

1.nbsp;Vier staven hoefstaal 1 x voor 16 paar ijzers, gewicht 28 KG.,
inkoopsprijs (op 3 maanden, fr. station van afzending) f49 per
100 KG. met vermeerdering van 5% op jaarrekening en met een

winst van 15% wordt f59.16, is 28 KG..........f16 56

2.nbsp;Afhakken op lengten van 35 cM., sorteeren en opbergen door

2 personen elk { uur, werkloon 25 cent per uur...... _ 25

3.nbsp;Zestien paar hoefijzers maken, zonder kalkoenen • doch met

rits, 2 volwassen smeden elk 3 uur ä f 0.25 per uur...... 1 50

4.nbsp;Vracht, kolen, gereedschappen, enz. *) (volgens ónkosten-
berekening)..................................^^ ^^

16 paar hoefijzers kostennbsp;f 20.06

5.nbsp;Een paar hoefijzers van 35 cM., ruw afgewerkt, kosten dusnbsp;f 1 25J-

6.nbsp;Een paard stand opnemen, 2 ijzers afnemen, hoeven bewerken,nbsp;'
nieuwe ijzers onderleggen, tijd 40 minuten .... _

7.nbsp;16 hoefnagels C. S. F. no 9 (met 15 ^inst)nbsp;quot; _ 30

8.nbsp;Kolen, gereedschappen, enz....................quot; '

9.nbsp;Schadeberekening op andere werkzaamheden door't 'verleenen
van onmiddellijke hulp.....................

Dan kost, volgens bovenstaande berekening 1 paar ijzers^^IHTgl^
Keuringsbeslag 15% verhooging'!nbsp;' '

Fabrieksijzers:

1.nbsp;Een paar hoefijzers 1 x 1 van 35 cM. wegen gemiddeld 2 KG
inkoopsprijs f60 op jaarrekening, plus 15«% winst. . .nbsp;' f 138

2.nbsp;Renteverlies voor te groote afname, door verschillende
grootten en modellen V en A, en gedeeltelijk waardeloos geworden
verpakking, ongeveer.........

3.nbsp;Als boven onder 6 aangegeven, tijd 45 min.

4.nbsp;16 hoefnagels C. S. T. E. met 15% winst . !

5.nbsp;Vracht, kolen, gereedschappen, enz. (als onder 4)

6.nbsp;Schadeberekening, als boven onder 9 aangegeven . . . . „
_ Minimum-prijs volgens bovenstaande berekening f 2.26

of 20 wLr prir f^J'^ gemiddeld 13 K.G.

prima sn^ÏeLlennbsp;i-^ngstij^ers 10 Liter

^e quot;fweTnï worlt SUnbsp;o^ verstrekte qualiteit meer. Tydens

üe atwerking wordtnbsp;% van het gebezigde ijzer in gewicht verloren

-.17

—.30
,-.17

,—.10

—.10
—.19
—.30
—.19
—.10

-ocr page 37-

Verleggen van 1 paar yzers, zonder kalkoenen:

1.nbsp;Stand opnemen, 1 paar ijzers afnemen, hoeven bevyerken,

oude ijzers onderleggen, tijd 40 minuten.........f 0.17

2.nbsp;16 hoefnagels no 9 met 16% winst.......... 0.30

3.nbsp;Kolen, gereedschappen, enz............... 0.17

4.nbsp;Schadeberekening (als boven onder 9).........„ 0.10

Minimum-prijs voor 1 paar ijzers verleggennbsp;f 0.74

Beslag Yoor dekhengsten (Belgisch type),
keuringsbeslag :

1.nbsp;Vier paar hoefijzers, gewicht 12 K.G. hoefstaal; inkoopsprijs
op 3 maanden franco, station van afzending, f 49 per 100 K. G., op
jaarrekening plus 5% = f61.45, plus 15% winst = f59.16, is

voor 12 K.G....................f V.10

2.nbsp;Afmeten, afhakken, sorteeren en opbergen 2 personen elk ^/g uur „ —. 25

3.nbsp;Een paar ijzers maken, zonder kalkoenen doch met rits, 2
smeden elk 2 uur.................. 1-—

4.nbsp;Vracht, kolen, gereedschappen, enz. ........... x.zo

Kosten voor 4 paar hoefijzers, ruw afgewerkt f 9.60

5.nbsp;Een dergelijk paar hoefijzers, ruw afgewerkt, kosten derhalve f 2.40

6.nbsp;Stand opnemen, 1 paar ijzers afnemen, hoeven bewerken,
nieuwe ijzers onderleggen, tijd 1 uur.......... „ 0.25

7.nbsp;16 hoefnagels no 10 of 11 met 15% winst....... 0.38

8.nbsp;Kolen, gereedschappen, enz......*......„ u.^o

9.nbsp;Schade-berekening (als boven)........... , O.f^

Minimum-prijs voor een paar hengstijzers f 3.45
B.nbsp;P. B.

(De inzender van het bovenstaande woont op een dorp en heeft
bij het becijferen van een en ander rekening gehouden met aldaar be-
staande toestanden. (Gemengd bedrijf; bij de onkosten-berekening is 100% op
het te betalen werkloon gezet). Het doel van de publicatie is min of meer om in
de eerste plaats te doen zien wat het beslag den smid zelf kost, ten einde op grond
daarvan de brutoprijzen te kunnen vaststellen. Het is natuurlijk juist dat een
zoo nauwkeurig mogelijke berekening omtrent den zelf kostenden prijs van
gewicht is. Mochten er onder de abonné's zijn, die zich met het boven-
staande niet kunnen vereenigen, dan verdient het aanbeveling dat zij daarvan
doen blijken. Euimte is hiervoor gaarne beschikbaar. E e d.).

KORTE MEDEDEELINGEN.

— Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. De leerling A. Schaafsma
van Westerzand, gem. Grootegast, is 15 Januari vertrokken met een voor
practijk en theorie „goedquot; getuigschrift.

Thans verblijven nog aan de Inrichting de leerlingen J. Polkers van
Zuidlaren en K. Luttje van Noordbroek, die wellicht beide in de volgende
maand kunnen vertrekken.

Er zijn dan weder eenige leerling-plaatsen vacant. Zij, die een cursus
wenschen te volgen, kunnen zoodoende direct, of in Maart geplaatst worden.
Zij dienen zich daartoe te wenden tot den Smidsbaas D. F. Stuivenberg,
Poelestraat 35 te Groningen.nbsp;--

-ocr page 38-

—nbsp;Militaire Hoefsmidsschool te Amersfoort. In den loop van de
maand Januari zijn geëxamineerd en geslaagd voor hoefsmid :

W. J. A. Tomesen (Reg* Genietroepen) te Wijnbergen, A. Hoogendoorn
(8e E. I.) te Haaten, J. van Ruitenbeek (11e R. I.) te Amersfoort, H. J.
Laar (8e R. I.) te Gorssel, P. J. Lemmers (17e R. I.) te Borkel en Schaft,
R. Reving (7e Lw. Bt.) te Grijpskerk, J. Vermeulen (19e Lw. Bt.) te
Akersloot, M. Selder (46e Ldw. Bt.) te Roermond, J. H. Kool (48e Lw. Bt.)
te Mechelen-Witten, benevens W. de Leeuw, burger-leerling uit Kampen.
Aan allen zal een diploma worden verstrekt.

Op 1 Februari zijn tot een nieuwen cursus toegelaten 5 miliciens der
Infanterie en 5 Landstormplichtigen der Infanterie.

----G. H.

—nbsp;Op 1 Februari werd het toelatingsexamen gehouden van den cur-
sus voor opleiding van onderwijzers in practisch hoefbeslag aan
'sRüks Veeartsenijschool te Utrecht.

Voor het examen hadden zich 19 hoefsmeden aangemeld, alle gediplomeer-
de hoefsmeden. Zij kwamen uit verschillende provinciën : uit Friesland 1. uit
Overijsel 3, uit Gelderland 4, uit Utrecht 2, uit N.-Holland 3, uit Z.-Holland 1,
uit Zeeland 1, en uit Noord-Brabant 3. Twee candidaten kwamen niet op,
zoodat er 17 aan het examen deelnamen. Over het algemeen werd goed
werk geleverd; van slechts twee was het onvoldoende.

De volgende 6 deelnemers werden tot den cursus toegelaten (alphabetisch):
M.
V. d. Berk te Breda, H. A. Brem an te Dalfsen, Th. A. Koelman
te Alkmaar, A. J. Koman te Giesbeek, C. J. R o m b o u t s te Oud-Vos-
meer en C. Roodvoets te Utrecht. Het examen werd gehouden in het
nieuwe instituut voor hoefkunde.

----Kroon.

—nbsp;Vereeniging van Militaire Hoefsmeden. Deze Vereeniging heeft met
ingang van 1918 een collectief abonnement genomen op „De Hoefsmidquot;. Alle
leden, en dat zijn thans 89, ontvangen het tijdschrift derhalve direct na
verschijning voor rekening der Vereeniging.

PERSOVERZICHT.

De Februari-aflevering van „Der Hufschmiedquot; handelt in hoofdzaak
over het reeds meermalen besproken hoefijzer van Dr.Stark-Guther, waarbij,
zooals men weet, de geheele ondervlakte van den hoef, met uitzondering
van den straal en de zijdelingsche straalgroeven, mededraagt. Guther geeft
een artikel, waarin vermeld is hoe lang bedoeld hoefijzer bij knolhoeven
aangewend dient te worden. Hij wijst er op dat bij hoefbevangenheid door
aanwending van genoemd ijzer herstel kan worden verkregen, behalve wanneer
het hoefbeen zoover naar achteren is gedrongen dat de punt van het hoef-
been achter de loodlijn valt, die uit het boven-wandgedeelte kan worden
neergelaten.

De ondervlakte van den hoef moet natuurlijk precies aansluiten tegen de
bovenvlakte van het plaatijzer. De grootere druk tegen de onder vlakte van
den hoef geeft aanleiding tot een meer krachtige hoornafscheiding, die op
haar beurt het verplaatste hoefbeen geleidelijk op zijn goede plaats terug-
brengt. Maakt men
te lang gebruik van dit plaatijzer, dan wordt het paard
soms opnieuw pijnlijk. Men denkt dan allicht dat de hoefbevangenheid
terugkomt. Dit is echter niet het geval, maar het hoefbeen wordt dan al
te veel naar boven gedrukt en dan is de tijd daar om weer een gewoon ijzer
onder te leggen, dat alsdan herstel brengt.

—nbsp;De onderwijzer-hoefsmid Flemming te Dresden beschrijft eenige gevallen
van knolhoeven, waarbij het plaatijzer in toepassing is gebracht. Dit artikel
wordt vervolgd, zoodat hierop volgende maand wordt teruggekomen. Bij
voldoende plaatsruimte wordt dan ook nog het een en ander vermeld uit
een artikel van Gustav Vogt, handelende over de toekomst van in den oorlog
verminkte hoefsmeden.

-ocr page 39-

Mededeelingen over hatsmidsvak, vallende buiten het hoefbeslag.

HET LASSCHEN VAN STAAL EN IJZER.

Onder lasschen verstaat men de vereeniging van twee of meer deelen tot
één geheel. Voor de zekerheid der ijzerconstructie is de goede uitvoering
van dit werk van groot gewicht. Door de hooge temperatuur, welke het
lasschen vereischt, oxydeert het ijzer en vormt zich op de verhitte plaatsen
hamerslag, dat gedeeltelijk zeer vast aan het metaal hecht en daardoor
dikwijls oorzaak is van het mislukken der lassching. Door het opgooien van
zand wordt de verdere oxydatie verhinderd en zal de hamerslag zich minder
vast op het ijzer hechten. Er is dus de grootst mogelijke voorzichtigheid
aan te bevelen, opdat zich geen hamerslag bevindt tusschen de vlakken,
welke verbonden zullen worden, want hiervan is het gelukken der lasch
geheel afhankelijk.

Om gietstaal met gietstaal of met ijzer te lasschen, moet men zich van
een laschpoeder bedienen, wanneer men verzekerd wil zijn van een goede
verbinding, daar gietstaal de laschhitte niet verdragen kan.

Het beste laschpoeder dat tot heden voor dit doel bekend is, wordt als
volgt samengesteld. In een ongeglazuurde ijzeren pot of smeltkroes wordt
op een sterk vuur borax gesmolten en zoover verhit dat de vloeibare stof
er donkergroen uitziet. Men probeert de gesmolten massa door er een stuk
ijzer of draad in te steken, waaraan voldoende blijft hangen.

Eerst is de gesmolten massa lichtgeel, doch wordt steeds donkerder. Zoodra
echter de proef, welke op het daarvoor gebruikte ijzerstaafje direct stolt
tot een glasachtige stof, donkergroen of zwart schijnt, is de tijd gekomen
waarop men de pot of kroes van het vuur moet nemen, om den inhoud in
een andere, koude of droge, pot over te gieten.

Na de volledige afkoeling wordt de glasachtige donkere stof in een mortier
tot grof poeder gestooten. Dit poeder heeft een lichte groengele kleur en wordt
nu gemengd met een even groote hoeveelheid staalvijlsel. Bij de bewaring van
dit poeder moet men zorg dragen voor een droge plaats, daar anders het
vijlsel gaat roesten.

Het gebruik is als volgt: Om staal met ijzer te lasschen werkt men op
de gewone wijze Nadat men de laschplaatsen voldoende verhit heeft, dus
staal goed roodheet, bestrooit men deze, nadat men ze goed van hamer.slag
gereinigd heeft, met laschpoeder. Men drukt daarna de beide deelen met
licht drukkende hamerslagen te zamen, legt daarna de laschplaats weder
in 't vuur, en verhit deze, al naar 't materiaal, van lichtrood tot witheet. Na
de verkrijging van een toereikende temperatuur brengt men het stuk weder
op 't aambeeld, om het met krachtige hamerslagen te bewerken. Men verkrijgt
hierdoor een volledig gelukte lassching, en wel zoo volmaakt, dat bij de
verdere bewerking een laschnaad niet meer te zien is.

Structuur en hardheidsgraad lijden bij deze bewerking evenmin.

Niet alleen voor het lasschen van staal op staal of staal met ijzer is het
gebruik van dit laschpoeder aan te bevelen, doch ook voor de verbinding
van dun bandijzer, dat door de verhitting te veel aan dikte verliest, is het
gebruik van dit laschpoeder aan te bevelen.nbsp;E. J. M.

advertentiën.
DANKBETUIGING

Ondergeteekenden betuigen hiermede hunnen beleefden en welgemeenden
dank aan den Weled. Zeer Geleerden Heer Dr. H. M. Kroon, alsmede
aan den Weled. Heer S. van Angeren voor het zoo degelijk genoten
onderwijs, waardoor zij aan het j.l. gehouden examen voor onderwijzers in
practisch hoefbeslag met succes hebben deelgenomen.

N. E. Bolder.nbsp;D. Stuivenberg Jr.

D. Hendriks Jr. J. Wassing.

W. H. Sanders.

-ocr page 40-

S. C. M. BAX. 2, 4 en 6 Jufferstraat. ROTTERDAM.

- Specialiteit in Artilcelen voor HOEFBESLAG.--'

ïo. lläi

Meest uitgebreide sorteering prima blanke
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fJne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —

NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN

voordeelig, gemakkelijk in gebruik. — Kunnen niet loslaten.

Merk „Dexterquot;, Merk „Pacificquot;,

met flink hielstuk, met zwaar hielstuk.

Open zolen uit één stuk kumien
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in 11 maten van tot 6|-
Eng. dm., uiterste breedte buitenkant
ijzers gemeten.

Merk „Rambler',

in witte en grijze

Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van 4l
tot 67- Eng. dm.

Merk „Cliicagoquot;,

geheel Caoutchouc
uit één stuk met

zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van
7 gt;-tot 7JgEng.dm.

uiterste breedte buitenkant ijzers gem.

Gemaakte Hoefijzers,
Rits- en Stampmodel,
uitsluitend beste
kwaliteit ijzer;
in 9 maten voorradig.

Hoef-
randeii.

Strükrhigen
met riempje.

Kunsthoorn.

IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.

Opruimers voor

Schroefgaten.

Lasch- of Welbladen en
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.

Schroeven en Stiften
in alle modellen;
tijdige bestelling
gewenscht.

Touwijzers in
verschillende maten.

n^ Men lette op het echte merk S T met kroon.

-ocr page 41-
-ocr page 42-

Zieke Voeten

voorkomt en geneest men het best met walpole
rubber hoefzolen.
Zij hebben een stalen plaat,
waardoor een onveranderlijk draagvlak gevormd wordt,
zoodat de zool nooit in den voet gedrukt of deze ver-
wond kan worden. De rubber breekt den schok en
voorkomt slippen en vallen op gladde bestratingen, als
hout, asphalt e. d. De stalen plaat maakt het slap
worden of afbreken van de zolen onmogelijk; zij gaan
veel langer mede dan andere zolen en zijn dus het
voordeeligst in het gebruik.

WALPOLE

HOEFZOLEN

zijn verkrijgbaar in 13 grootten,
en 2 verschillende modellen. Vol.
ledige prijscourant van zolen,
nagels, raspen enz. wordt U op
aanvrage franco toegezonden door

Lambert amp; Company,

Leuvehaven 66, Rotterdam.

INHOUD.

Onderwijzers in practisch hoefbeslag. - Ingezonden stukken. - Korte
mededeelingen. _ Persoverzicht. - Mededeelingen over het smidsvak,
vallende buiten het hoefbeslag. — Advertentiën.

-ocr page 43-

Van links naar rechts :D. Stuivenberg te Groningen, N. E. B o 1 d e r
te Angeren, W. H. Sanders te Holtum, gem. Born, D. Hendriks
te Veenendaal, J. W a s s in g te Zeerijp.

Het is gewoonte om jaarlijks in de Februari-aflevering den uitslag op te
nemen van het examen voor onderwijzers in praktisch hoefbeslag, dat gere-
geld in de eerste dagen van Februari te Utrecht wordt afgenomen. Door
de welwiUendheid van den amanuensis der afdeeling zootechniek aan 's Rijks
Veeartsenijschool, is „De Hoefsmidquot; dan tevens in de gelegenheid gesteld
een afbeelding van de geslaagde candidaten op te nemen. Dit jaar gelukte
het niet het cliché tijdig voor de Februari-aflevering gereed te hebben. Dien-
tengevolge is pas deze maand de afbeelding der 5 geslaagden opgenomen.

Het eerste examen voor toelating tot den cursus voor aanstaande onder-
wijzers in praktisch hoefbeslag werd gehouden in 1910. In 1911 zijn derhalve
de eerste onderwijzers in praktisch hoefbeslag gediplomeerd. Het thans in
Februari gehouden examen is derhalve het 8e geweest. Het aantal van
genoemde onderwijzers is natuurlijk nog klein en behoort ook nimmer bij-
zonder groot te worden. Een deel van hen treedt later inderdaad als onder-
wijzer op, de overigen uitsluitend als gediplomeerd hoefsmid.

Het is een gelukkig verschijnsel dat de onderwijzers in praktisch hoef-
beslag enkele jaren geleden een Vereeniging hebben gesticht, waardoor de

-ocr page 44-

band tusschen hen blijft bestaan en een gunstige gelegenheid wordt geboden
om jaarlijks op een algemeene Vergadering hun gemeenschappelijke belangen
te behartigen en kennis te nemen van eikaars opgedane ervaring. Bovendien
kan van eene zoodanige vereeniging een gunstigen invloed uitgaan om ver-
beteringen te verkrijgen in de opleiding der aanstaande hoefsmeden en in
maatschappelijke positie van den hoefsmidsstand. Een bewijs van dien
goeden invloed kan men in de korte mededeelingen van deze aflevering
'^^eds zien. Het verzoek van genoemde Vereeniging om te willen bevorderen
y'pe eenheid van eischen voor de uitreiking van een diploma als hoefsmid,

Bal wellicht reeds in 1919 tot stand komen.
!amp; De Regeering wil gaarne in de goede richting medewerken, indien uit

den kring der belanghebbenden praktische voorstellen worden gedaan.
I' Üe jaarlijksche algemeene vergadering dier Vereeniging wordt in den
regel gehouden op denzelfden dag, dat de uitslag van het examen te
Utrecht is gesteld. Deze regel is uitstekend, daar de geslaagde candidaten
dan onmiddellijk kunnen kennismaken met hunne collega's en als lid der
Vereeniging toetreden. Bovendien moet worden zorg gedragen, dat op dien
dag een overzicht wordt gegeven van datgene, wat in het afgeloopen jaar
voor nieuws op het gebied der hoefkunde is aangegeven. Het onderwijzend
personeel van den cursus te Utrecht is daartoe ongetwijfeld gaarne bereid,
daar het natuurlijk gaarne zal zien, dat hun oud-leerlingen op de hoogte
van het hoefsmidsvak blijven.

De algemeene vergadering der Vereeniging is dit jaar niet op den dag
van den examen-uitslag gehouden, daar het nieuwe instituut voor hoefkunde
aan 's Rijks Veeartsenijschool op dien dag nog niet gereed was en het in
de bedoeling ligt, dit jaar genoemd instituut te bezichtigen. Vermoedelijk
zal de vaststelling dier vergadering thans wel spoedig volgen, doch het
noodige overleg zal ook wel eenigszins zijn vertraagd door de voorbereiding
van de opening der Veeartsenijkundige Hoogeschool, die op morgen 16
Maart plaats vindt.

Het zou naar onze meening aanbeveling verdienen, als de Vereeniging
van onderwijzers in praktisch hoefbeslag hunne militaire collega's, leden van
de Militaire hoefsmeden-vereeniging, dit jaar uitnoodigden om de algemeene
vergadering te komen bijwonen. Hoe meer samenwerking er op het gebied
van het hoefsmidsvak in Nederland komt, des te beter zal dit voor de be-
oefenaren van het vak zijn, onverschillig of zij burger dan wel militair zijn.

INGEZONDEN STUKKEN.

Geachte Bedacteur!

Niet lang geleden was ik tegenwoordig bij de uitreiking van het onder-
scheidingsteeken voor 30-jarigen trouwen dienst aan een mijner Collega'?,
waarbij diens hooggeachte Chef, in eene kernachtige toespraak, eenige
goede hoedanigheden van de militaire hoefsmeden ter sprake bracht, welke
woorden zoowel op den jubelaris als op mij en ongetwijfeld ook op alle overige
. aanwezige militairen, een grooten indruk maakten.

-ocr page 45-

Bedoelde Chef zei o.m. ongeveer:nbsp;^^

„De militaire hoefsmid vervult in het leger een voorname, doch moeilijke
„taak (aangevuld met eenige bijzonderheden)''.nbsp;rrtiin

Verder deed die Chef op duidelijke wijze uitkomen, dat alleen ter, ^zafce.,
deskundigen, bevoegd en in staat zijn, den arbeid van een hoefsmid^ goed

dan wel af te keuren.nbsp;• ; :a-gt;lt;)

Do hierbedoelde woorden beschouw ik als een korte maar krachtige.wen^,
voor de militaire hoefsmeden, vooral nu het gedurende de mobilisatie, ma^ß
al te vaak voorkomt, dat allerlei Chefs, die uit den aard van hun betreli^elpk,
jeugdigen leeftijd en hun opleiding, in den regel met
weinig kennis yan ons
vak, worden belast met controle uit te oefenen op onze werkzaamlieden,
hetgeen voor ons, als vanzelf sprekend, allesbehalve verheffend en allerminst
in 't belang van het hoefbeslag kan worden geacht.

Met alle respect voor onze officieren, zij in verband met het vorenstaande
medegedeeld, dat destijds toen de MitraUleur-afdeelingen nog „bereden;',
waren, het mij is te beurt gevallen,
dat ik de paarden, die over de afgeloopen,
week door mij waren beslagen, moest presenteeren aan den officier der week,
welke functionaris op dat moment nog geen acht dagen geleden van het
Wapen der Infanterie bij de Mitrailleurs was ingedeeld en daarmede, schijnbaar,
op eens in 't bezit was geraakt van de noodige kennis om mijn werk na te
gaan. De daarop volgende week was ik verplicht mijn arbeid aan het oordeel
van een opperwachtmeester te onderwerpen, iemand die toen nauwelijks één
maand dien rang bezat en, volgens mijn bescheiden meening, ook allermins,t
in staat zich daaromtrent een oordeel te vormen.nbsp;ir ■

Zoolang niet alle officieren en onderofficieren, die met een dergelijke taak.
worden belast, ter zake eene grondige opleiding hebben genoten, zal met
zoodanige controle geenerlei legerbelang of wel 't belang der militaire
hoefsmeden worden gebaat. Deze wijze van controle geeft aanleiding tot.
verkeerde op- en aanmerkingen en kweekt slechts verbittering bij ernstige[
vaklieden, 't Is immers te dwaas, om te gelooven, dat b.v. elk willekeurig,
infanterie-officier, zonder de noodige opleiding, eensklaps de omYaftgrijke,
kennis bezit, om volledig op de hoogte te zijn van 't hoefsmidsvak in al
zijn bijzonderheden. Ik vermeen zelfs te mogen aannemen, dat behalve de.
Paardenartsen, alleen die officieren der Bereden Wapens, die gedurende
geruimen tijd, door studie bijzondere belangstelling voor ons-.v^j^iel^ben,
getoond, in staat zijn ons werk te becritiseeren ; hoe zoodanig oordeel dan
ook uitvalt, ieder vakman zal zich allicht daar in weten te schikken,jja,
zelfs gaarne van hun raad en terechtwijzingen gebruik maken, terwijl ook
alleen waarde kan worden gehecht aan een af- of goedkeuren^ oprdeel van
die bevoegden en daarom zou het ons hoogst aangenaam zijn, ak alleen de,
paardenartsen werden belast met het toezicht op onze technische wprkzaam-i
heden, hetgeen zeer zeker het zoo kostbare paarden-materiaal.^dus ook(gt;le
gevechtswaarde der bereden troepen en tegelijkertijd ook de, roilit3.ir6;lioej7
smeden ten goede zal komen.

Ik vertrouw dat alle vrijwillig dienende hoefsmeden, zoodanige controle
zullen toejuichen en met mij vorenbedoelden Chef hoogst dankbaatÜ^n voor
de beteekenisvolle waardeerende woorden
gericht aan't adres van de militaire
hoefsmedennbsp;Gaarne Ü« dw.,

M.

-ocr page 46-

Geachte Heer Bedacteur!

gaarne wilde ik van de door U welwillend beschikbaar gestelde
ruimte gebruik maken om mijne meening inzake „zelfkostenberekening en
uniforme prijs van het hoefbeslagquot; kenbaar te maken.

Wat een zelfkostenberekening van het hoefbeslag betreft, zullen de
meeningen van velen daarover verschillen, zoo ook de mijne met die van
den heer P. B. Wat de berekening der materialen door den geachten inzen-

det'^betreft, verwacht ik wel dat die nauwkeurig is opgenomen (mijns inziens

wel éen beetje te nauwkeurig), doch wat het arbeidsloon aangaat (vooral
daair de heer P. B. op een dorp woont, waar toch over het algemeen de
patroon de voorwerker is en zoodoende toch zelf de paarden beslaat), zou
ik wéfwat verandering willen zien gebracht.

Gaat men de berekening van den heer P. B. na, dan vind ik, en wellicht
meerderen met mij, dat een smidspatroon, die voor zijn arbeid en kunde
17 cent, zegge zeventien cent, in de veertig minuten verdient, toch wel te
beklagen is, ten eerste om het luttele bedrag, en ten tweede omdat hij daar
zelf de schuld van is, daar hij persoonlijk die loonstandaard vaststelt.

Daar door de tegenwoordige tijdsomstandigheden de smeden in zeer vele
opzichten sterk veranderd zijn, wilde ik hun langs dezen weg eens aansporen
ook inzake arbeidsloon van den patroon verandering aan te brengen. Laat
meH lipoger gaan opzien tot zijn vak, en zijn arbeid en zijn kunde voor een
flinkër doon ten beste geven. Men hoort tegenwoordig loonen noemen van
30 ä 35 cent voor opperman en boerenwerkman enz. Ik vind dat
een vakman
daar zeker boven moet gaan en dat een goed hoefsmidspatroon gerust 50 cent
pér'bui- ibag berekenen, daar hij ook voor alle risico staat;
voor goed werk
moet goed betaald worden, dus weg met die kleingeestigheid. Er dient
hoog te worden opgezien tot ons vak (hetgeen toch door een leek niet te
vervullen is). Alles moot in het werk worden gesteld om goed werk te
leveren, goede leerkrachten te kweeken en meer samen te werken met instel-
lingen van vakonderwijs, zooals hoefbeslag-cursussen enz. Dit alles is niet alleen
ons 'eigen belang, doch ook van den eigenaar van het paard, dat aan onze
z;org^ en kennis wordt toevertrouwd, hetwelk soms een waarde heeft van
meer däh'quot;duizend gulden.

spreekwoord: „Beter een rekening van den smid, dan een kreupel
paard'bf hitquot;, komt hier zeer goed op zijn plaats.

'' Waï'^ eén- uniforme prijs voor hoefbeslag over geheel Nederland betreft
dat zal mijns inziens nog zeer ver in het verschiet liggen, daar er nog strekei!
worden gevonden, waar men zeer achterlijk is gebleven.

Wanneer men eerst provinciaal te werk gaat, zal men wel veel in die

nchtmg tot stand kunnen brengen, doch Patroonsorganisatie is de eerst
nOodige weg.

^ Ook gaarne een anders meening hierover vernemende, dank ik U beleefd
voör de toegestane plaatsruimte.

9!,,nbsp;Uw dw.

TH. A. KOELMAN Nz.

Ged. Hoefsmid.

. h

-ocr page 47-

Wanneer ik niet te veel van Uwe aangeboden ruimte verg, wil ik wel
eens eene berekening volgens mijn idee geven.

4 stukken 1 x i van H--35 c.M..........ƒ 2.00

4 ijzers afhakken en maken 1 man ^ uur a 50 cent p. u. . . „ O 25
4 „nbsp;„ „ „ „ „ „ „ „ 20 cent p. u. . . „ 0.10

4 hoeven besnijden, ijzers richten, passen en onderslaan 40 min.

a 50 cent per uur...........■ . . . „ 0.35

4 ijzers afnemen en dichtmaken 1 man | uur a 20 cent p. u. . , 0.10

onkostenrekening 125 % op het arbeidsloon.......„1.00

hoefnagels.................... 0.60

kolen.................... • „ 0-35

zelfkostendef prijs.............te zamen f 4.75

(Naar ik meen niet te royaal berekend) 20 % winst . . . . „ 0.72

te zamen f 5.47

Hieronder een staatje van hetgeen zoo al onder de onkostenrekening be-
grepen moet worden, waaraan door zoo velen niet gedacht wordt.

1. Houwklingen ; 2. Hoefhamers; 3. Hoefmessen (Renetten); 4. Hoefraspen;
4. Hoeftangen; 6. Afneemtangen; 7. Smeehamers; 8. Voorhamer; 9. Smee-
en vuurtangen; 10. Slijtage, aambeeld en blaasbalg; 11. Licht en waterleiding;
12. Telephoon en 13. Electrische kracht (voor hen die dit gebruiken);
14. Afschrijving inventaris; 15. Staal voor ritshamers, stampers, doorslagen,
beitels enz. 16. Huur (gebouw), Kapitaal-of Hypotheekrente; 17. Belastingen;
18. Brandassurantie; 19. Vereenigingscontributie; 20. Onkosten Vakbladen
enz; 21. Rij wiel-onderhoud; 22. Reis- en verblijfkosten; 23. Kleine krachten
en hulpmiddelen; 24. Dagelijksch onderhoud smederij; 25. Stopverf, olie,
hoefsmeer, jute- en bruine teer; 26. Hamersteelen; 27. Inproductief loon;
28. Fooien; 29. Kwade posten; 30. Premie ongevallenverzekering Personeel;
31. Premie persoonlijke verzekering Patroon; 32. Premie verzekering
tegenover derden 1); 33. Administratiekosten, enz.

Th. A. Koelman Nzn.

O
O

^ O
00

'rt O

JD ^

1nbsp; Voorbeeld: Wanneer U het ongeluk hebt, dat bij het bestaan van een
paard een fornuis, rijwiel of iets anders, wat een ander toebehoort, wordt
beschadigd of vernield, dit door die verzekering wordt gedekt, hetgeen men
anders uit eigen zak moet vergoeden.

Linschoten, Februari 1918.

Geachte Redactie!

Gezien de prijsberekening hoefbeslag in ,,De Hoefsmidquot; van 15 Februari,
meen ik te mogen opmerken dat de inzender wel wat zuinig is geweest
met zijn berekening (een smedenziekte).

't Doel was per paard den zelfkostenden prijs te berekenen en inzender begint
ijzers te maken voor 8 paarden, tegen een ijzerprijs, waarvoor ik mij gaarne een
paar 100 K.G. geleverd zag. Bij beschikking van den Minister van Land-
bouw, ingaande 17 December 1917, is de prijs van Hoefijzer P.L.H., kroon

-ocr page 48-

of W.H. Nachrid gesteld op F 52 per 100 K.G, waarbij nog komt ver-
hooging voor bestelling onder 500 K.G, en percenten U.B.

Dan punt 6; paard stand opnemen enz., de tijd van 40 minuten. Nu
Ik zet mijn pet af voor een dergelijke prestatie, _ 1 man in 40 minuten
een paard beslaan. Ik krijg er wel waar ik bijna 40 minuten voor
noodig heb om de hoeven te bekappen. Ik woon ook op een dorp en besla
bflgevolg meest boerenpaarden, welker eigenaren, ondanks alle woorden
hierover geschreven of gesproken, hun paarden zoo min mogelijk laten
beslaan, vooral s winters. Ook schijnt inzender overtuigd, een onkostenreke-
ning van 100% tegenwoordig wel wat laag is, daar hij, behalve dat, nog
een schadeberekening voor onmiddellijke hulp in rekening brengt

Ik ben daarom zoo vrij hieronder een andere berekening voor zelfkos-
tenden prijs per paard weer te geven :

Paard beslaan 4 nieuwe ijzers 1 x '/i^ wegen 3'/, KG
a f 0.54 per K.G.................. ^

4 ijzers maken, 1 man i/^ uur k fO.30 per uur . '/'o.is'

J) 1 helper, i/^ uur a fO.24 per uur „ 0,12
4 ijzers afnemen, besnijden, onderslaan enz, 1 u, a f 0.30 „
0.30
richten, passen en opvijlen ijzer, helper i/, u. af0.24quot;

per uur............\ . . . „ 0.12 0 69

150 % onkostenrekening, 0.69 loon .....quot;. ' 'nbsp;quot; i'o3

30 hoefnagels a f 14.— per millenbsp;.....quot; n a^s

kolen . . , .nbsp;......• •nbsp;igt;

.................„ 0.40

„. ... .nbsp;-^Izoo per paard totaal / 4.32

Hierbij _ IS geen winst op ijzer of hoefnagels genomen en naar mijn over-
tuiging niets te hoog berekend.

Mijns inziens ware het eerlijker het beslaan te regelen als volgt:

/2.-
2.25
2.50
2.75
3.-

per paar ijzers tot 1 K.G.
van 1 K.G. tot 1 K.G,
van 1 K,G. tot 1 i/^ K.G.
van 1 !/„ K.G. tot 1 K.G.
van 1 K.ö. tot 2 K.G. . .

Hoogachtend,

Jac. Barneveld,
Gediplomeerd Hoefsmid.

Geertruidenberg, 8 Maart 1918.

Geachte Redacteur,

Als abonnè van üw blad moge het mij worden vergund eens een en

g^Pl^^t«' het No. van

f ^ ebr 1918 door de Vereeniging van vrijwillig dienende hoefsmeden van
de dienstplichtige hoefsmeden.

Ten eerste wordt beweerd dat de soldijen bestaan :

a. Soldij met soldijverhooging per dag f 0.35.

h. Toelage (punt 9 L, O. 1917 B 357) per dag f 0.50.

c. Toelage (punt 11 L. O. 1917 B 357) per dag f 1.50.

-ocr page 49-

Dit is echter slechts ten deele waarheid, vooral daar wordt gerekend dat
het per dag is f 2.35.

Punt a berust op waarheid, is f 0.35.
« amp; , „ « quot;fO.50.

„ c is echter niet goed door schrijver begrepen; de toelage van f l.oO
wordt slechts genoten door de hoefsmeden die zijn gebleven, toen hunne
lichtingen naar huis gingen, en dan nog met dien verstande, dat de f 0.50
bedoeld in punt 6 niet wordt gerekend bij die f 1.50 bedoeld in punt c,
zoodat dus voor degenen, die zijn gebleven, het traktement niet bedraagt
f 2.35, doch f 1.85 per dag.

Hiervan zijn er echter zeer weinigen en voor 't grootste deel bedraagt het
dagelijksch traktement dus f 0.85.

De vrijwillig dienende hoefsmeden hebben een jaarwedde van f 300.00.
De mil. hoefsmid heeft een jaarlijksch traktement van 365 X f 0.85 =
f 310.55,— degene, die zijn gebleven en voor hen geen andere beschikbaar
was gesteld met goedvinding van hunne Commandanten een jaarlijksch trak-
tement van 365 x f 1.85 = f 675.25.

De berekening, in üw blad vermeld, berust dus niet op zuivere gronden
en is 't verschil niet zoo groot als door onze collega's vrijwilligers aange-
toond. Over hetgeen wordt geschreven aangaande de opleiding en het
daarover uiteenloopende bedrag, mag eenige kritiek aangaande de vrijwil-
ligers gebillijkt worden, doch is een milicien verplicht voor niets te werke^;
ons wordt ook geen f 0.70 of f 0.95 per dag gegeven en komen dus de
vrijwillige hoefsmeden dan te kort bij ons. Laten wij buiten beschouwing
degene die zijn gebleven, dan komt bij 't traktement der vrijwilligers der
Artillerie nog 365 X 0.70 = f 255.50 en komt de milicien dus nog in
geen enkel opzicht aan 't bedrag der vrijwilligers.

Dat de milicien niet de burgerstand in durft gaan, is geen critiek doch
laksheid- er is geen enkel mil.-hoefsmid die van 't hoefbeslag in 't burger
moet leven, doch wat is het geval, — de meeste dergenen die zijn gebleven
is hun positie door langdurige afwezigheid door een ander bezet, en het is
toch wel bekend dat er in de metaalindustrie wegens gebrek aan materieel
groote werkeloosheid heerscht, zoodat dit wel achterwege had kunnen blijven.

Bij voorbaat mijn beleefden dank voor de verleende plaatsruimte en mede-
werking namens de vereeniging van milicien-hoefsmeden der 4de Divisie,

Uw dw. dn.

C. J. van Hengstum,
I Bat. 20 E. Inf. 4 Div. Veldleger.

KORTE MEDEDEELINGEN.

— Examen voor gediplomeerd^ hoefsmid. De vereeniging van gediplo-
meerde onderwijzers voor hoefbeslag in Nederland heeft zich ongeveer een
jaar geleden tot de Regeering gewend met het verzoek van Rijkswege een
examen te willen instellen ter verkrijging van een voor het'geheele land
gelijkwaardig getuigschrift van bekwaamheid als hoefsmid.

Naar wij vernemen bestaat er kans dat op dit verzoekschrift een gunstig

-ocr page 50-

resultaat zal volgeu. Onderscheidene belanghebbenden, in de eerste plaats
vereenigingen die cursussen in hoefbeslag' laten houden, zijn verzocht hun
gevoelen over dat denkbeeld te willen kenbaar maken.

- Een bedrijfsauaestie. Tengevolge van gebrek aan materialen is in
ta van smederijen de voorraad van ijzer, kolen, nagels enz. kleiner dan
zulks gewoonlijk het geval is. Dit heeft de smederij met tal van andere
bedrijven gemeen. Sommige bedrijfsleiders zien zeer goed in dat hiertegen-
over een reserve aan kapitaal moet staan om na dezen schandelijken oorlog
de inventaris weer op het gewone peil te brengen. Zij, die dit niet vol-
doende in het oog mochten houden, zullen later tot hun schade ervaren dat
finantieele tegen.slag niet zal uitblijven.

Verschillende hoefsmeden houden geen voldoende administratie in hun
bedrijf, doch in dit opzicht hebben de tijdsomstandigheden eene belangrijke
verbetermg gebracht. Bij het houden van een nauwkeurige administrattie
treedt van zelf voor den dag hoe groot de onkosten zijn en hoeveel men
derhalve zelf moet rekenen om een behoorlijke verdienste te krijgen. Lang-
zamerhand leert men dat het hebben van veel werk niet altijd leidt tot
veel verdienen en zulks is toch absoluut onbillijk. Daar waar veel en hard
geploeterd wordt en het publiek blijken geeft dat het geleverde werk op
prijs wordt gesteld, moeten ook inderdaad ruime inkomsten bestaan.

—nbsp;VeerklemhoefUzor van Van Angeren. Dit is beschreven en afgebeeld

in ,,De Hoefsmidquot;, Nov.-Afl. 1916. De dierenarts A. L. J. G o e t h a 1 s te
Amsterdam vermeldt in het „Tijdschrift voor Diergeneeskundequot; van 1 Maart
j.l., met de aanwending van dat ijzer in twee gevallen goede resultaten te
hebben verkregen en derhalve zich gerechtigd te achten om dit beslag „bij
klemhoeven ten zeerste aan te bevelenquot;. Daarbij is een nauwkeurige omschrij-
ving van beide gevallen opgenomen.

-nbsp;Nederlandsche AnÜ-Oorlog Raad. Het Bestuur hiervan verzocht ons
een circulaire te plaatsen met den dringenden oproep om financieelen steun
voor hunne Vereeniging. Het ontbreekt ons voor die circulaire aan plaats-
ruimte, doch voor ieder die het goede doel kan en wil steunen zij medege-
deeld dat de zending kan worden geadresseerd aan het secretariaat der
N. A. O. R. te 's Gravenhage, Prinsessegracht 19.

—nbsp;De militaire groet. Hierover is in „Ons Landquot; van 27 Dec. j 1
door den le Luit. Adj. der Artillerie J. Rietsema een artikel geschreven,
waaruit enkele opmerkingen door ons zijn overgenomen.

Het onderwijs, de opleiding die in ons leger gegeven wordt, is slecht,
de oefeningen geschieden weinig stelselmatig, opvoeding is slechts een
„spontane uiting van enkelenquot; (Majoor Ruitenbach in „Krijgswetenschapquot;
1904: De verwijdering en de middelen tot toenadering tusschen leger en
volk).

-nbsp;Karakters leiden kunnen we alleen na grondige en omvangrijke studie

-ocr page 51-

over onderwerpen, die thans aan onze militaire onderwijsinrichtingen vol-
komen onbekend zijn, omdat daar nog de programma's van 1830 worden
gevolgd, omdat de evolutie der maatschappij in het leger zeer is achter-
gebleven.

— Overdrijving in uiterlijkheden, waarvan ons leger niet geheel vrij is,

werkt schadelijk......................

Het zwaard moet thuis mogen blijven, en ten slotte moet de offcier als
geheel gewoon mensch worden beschouwd door hem zelf en door het
publiek.

PERSOVERZICHT.

— De Nederlandsche Steenkoollagen. De heer J. van Baren te Wage-
ningen geeft in de
Economisch-Statistische Berichten van 27 Febr. j.1. over
dit onderwerp een interessant artikel, waaraan wij het volgende ontleenen :

In het begin der twaalfde eeuw bezat het in het Ahrdal thuis behoorende
grafelijke geslacht der Sassenbergers groote goederen rondom het huidige
Duitsche grensstadje Herzogenrade. Een deel dezer goederen verwierf m
1104 de Augustijner monnik Ailbert, uit het adellijk geslacht der Antoignes.
Deze richtte er een klooster op, op een plek thans Kloosterrade geheeten
en 11/2 K.M. westelijk er van, waar thans het Limburgsche plaatsje Kerk-
rade g'elegen is, werd een kerk gebouwd. In het kloostergebied, dat circa
2500 H.A. omvatte en zich tot het Wormdal uitstrekte, kwamen twee tot
vier voet dikke steenkoollagen aan den dag, die reeds in de 12e eeuw
door het klooster afgegraven werden. In ue kronieken werden de plaatsen
van afgraving „kalkulenquot; genoemd, d.i. een verlatijnsching van het plat-
Duitsche woord „Koalkullquot; == steenkoolgroeve.

Dat niet alleen in het Wormdal, doch ook in de wijdere omgeving kolen
gegraven werden, bewijzen de kronieken, die van groeven bij Spekholzer-
heide en Winselen gewagen. Deze ontginningen, een zegen voor de land-
streken in den omtrek, duurden de geheele Middeleeuwen door, tot de
Fransche Republiek in 1795 het klooster ophief, de goederen confisqueerae
en de steenkoolgewinning deed ophouden. Gelijk blijkt uit de uitvoerige
beschrijvino-, door den laatsten kanunnik van Kloosterrade, Ernst, m zijn
„Histoire du Limbourgquot; (in 1838 door de Luiksche Universiteit onder
redactie van E. Lavalleije in 7 deelen uitgegeven) van deze steenkoolgroe-
ven gegeven, was de ontginning voor haar tijd een meesterwerk van vernuft
en was men daarbij tot zeer diep in den ondergrond doorgedrongen. Ernst
noemt het aantal der in zijn tijd ontgonnen kolenlagen 31 en naar schatting
was men zeker tot 200 M. beneden den waterspiegel van de Worm ge-
komen. De lengte van Noord naar Zuid was bekend over een afstand van
6 K.M. en over een breedte, in de richting Oost-West, van 2 K.M. Al
dit werk, hetwelk wij in de eerste plaats danken aan de monniken van het
klooster nabij Kerkrade, het plaatsje, dat de eer heeft het eerste in Europa
geweest te zijn, alwaar men planmatig kolen ontgon, werd nu der vernie-
tiging prijsgegeven ; de werken tot verwijdering van het overtollige water
vervielen ; de gangen liepen vol en in dien staat kwamen de groeven in 1815
aan den Staat der Nederlanden, die ze in 1845 voor 99 jaar in beheer en
genot gaf aan de directie der Akensch-Maastrichtsche Spoorweg-Mij. Toen
nam de zaak weer in bloei toe ; boringen werden ondernomen, stoomwerk-
tuigen en schachten verbeterd of vernieuwd. Hierdoor steeg de productie
en leverden de mijnen van 1847—1876 meer dan 80.000 ton (a 1000 K.G.)
steenkolen, met een winst van meer dan een millioen gulden.

Behalve in de Domaniale mijnen dolf men bij Kerkrade nog op een

-ocr page 52-

andere plaats steenkolen. Het „Vereenigd Gezelschap voor de Steenkool-
ontginning in het Wormdistrictquot; exploiteerde sinds 1808 de mijnNeuprick
waarmede later de kleine mijn Bleyerheide vereenigd werd. De exploitatie
dezer mijn werd echter in 1905 voorgoed opgegeven.

Niettegenstaande de gunstige resultaten van al deze bescheiden exploita-
ties legde Nederland met de minste belangstelling voor Z.-O. Limburg aan
den dag tot de bloeiperiode der industrie van 1871-1874 de steenkool-
prijzen belangrijk in de hoogte joeg en daardoor den stoot gaf tot een
nader onderzoek der nog onbekende terreinen. Boringen werden verricht:
de steenkoolvelden bleken zich ver naar het N.-W. voort te zetten con-
cessies werden
verleend doch niet uitgevoerd. Weer dommelde de bélang-
steiling in, tot de gunstige resultaten, welke verkregen werden met de mifn
„Uranje-Nassau ' (eigendom van de Maatschappij tot exploitatie van Lim-
burgsche kolenmijnenquot;, die in 1893 voor deze mijn concessie verwierf) ons '
eindelijk de overtuiging schonken, dat Limburg werkelijk belangrijke
schatten aan zwart materiaal in zijn schoot borg.

In 1899 werd een commissie benoemd, om naar die schatten een onderzoek

fiom f i!quot;?quot;«nbsp;^'^PPO^^ tengevolge waarvan 24

Juni 1901 de wet betreffende „Exploitatie van Staatswege van Steenkolen-
mijnen m Limburgquot; afgekondigd werd. Bepaalde artikel I dezer wet dat
de ontginning van steenkolenmijnen in de terreinen der provincie Limburg
welke op een bij die wet behoorende kaart werden aangegeven, van Staats-
wege zou geschieden, bij de wet van 24 Juli 1903 werd een groot deel
der provincies Overijssel, Gelderland, Noord-Brabant en Limburg door den
btaat voor den tijd van zes jaren gereserveerd voor het doen opsporen van
delfstoffen. Deze wet werd, wat haar kracht betreft, telkenmale verlengd,
als het noodig bleek en — is ook nu nog van kracht.nbsp;'

Had de eerste wet een Koninklijk Besluit ten gevolge, waarbij een
directeur-generaal der Staatsmijnen (thans een drie-hoofdig^ Directie) in
Limburg benoemd werd, onder wien het geheele personeel der Staatsmijnen
staat, waarnaast als adviseerend lichaam de Mijnraad staat, de tweede wet
was oorzaak dat in 1904 een Bureau voor Eijksopsporing van Delfstoffen
werd opgericht, dat zich belastte met het onderzoek naar den geologischen
bouw en de samenstelling van den ondergrond in Nederland. Bij het
bovengenoemde rapport was een „Beredeneerd overzicht van de samen-
stelling van het Limburgsche steenkolenbekkenquot; gevoegd, opgemaakt door
den toenmahgen (thans hoofd-) ingenieur der mijnen, C. Blankevoort Op
grond van de bestaande gegevens, sprak deze de meening uit, dat de
steenkolenlagen, ieder onzer alleen bekend van Kerkrade's omstreken, zich
VpÜÏ kI- u'nbsp;quot;en, een meening, niet nieuw voor wie de literatuur

Wng Stuitnbsp;bestudeering men herhaaldelijk op eenzelfde gevolgtrek-

Zooals Limburgs kolenrijkdom voorzegd is, zoo werd die in de omgeving
van Winterswijk voorzegd, een feit nog minder bekend dan het eerste In
ivJrnbsp;^^^ E- E. de Haan een rijk gedocumenteerd artikel

geologie vfD den Achterhoek, waarin de schrijver tot de gevolg-
de mofelSw;^nbsp;algemeene geologische gesteldheid van Winterswijk

knl^fÄ ' u ^aa'-^cbijnlijkheid zelfs niet ontkent, dat aldaar de
kolenformatie op bereikbare diepte begraven ligt,quot; een uitspraak door de
diepteboring „Plantengaardequot;, Z.-O. van Winterswijk in 1909 afdoend

* *

*

De resultaten, verkregen bij de boringen, verricht onder leiding van de
„Rijksopsporing van Delfstoffenquot;, en betreffende de voor ontginning vatbare
steenkoolrots, zijn m volgende tabel vastgelegd.nbsp;®

-ocr page 53-

Diepte,
waarop de
steenkool-
rots begint
in M.—A.P.

Dikte der
rots in M.
afger.

Plaats.

Heerlen .

95 1)

250

Eompen .

129 2)

480

Amstenrade

187 3)

1050

Vlodrop .

412

170

Beesel . .

647

360

Kessel ■ .

663

340

Baarlo . .

629

350

Maasbree.

778

320

Helden. .

675

540

Helden. .

699

370

Helden. ,

802

580

Helden . .

807

260

Beeringen

710

760

Helenaveen

880

320

America .

875

200

Winterswijk

1025

100

Ratum . .

1104

230

Aantal

Belangr.
ontginbare
steenkool-
lagen

7

12
12

4
12
11

6
6

19

10
14
2

13

7

3

5

6

Minimale
en maximale
dikte
belangr.
lagen in cM.

51—282
60-235

43—135

55-350
39-93
54-126
60-108

44-176

39—131

46—110
39—167
33—120

33—194

30-174
70—87
43-123
48—105

Aard der kolen.

(vetkolen boven
(magerekol. onder
vetkolen
(vetkolen boven
(magere kol. onder
magere kolen
vetkolen
magere kolen
magere kolen
vetkolen
(vetkolen boven
(magere kol. onder
vetkolen
magere kolen
magere kolen
(vetkolen boven
(gaskolen onder
gaskolen
magere kolen
gaskolen
vetkolen

I) Mijn Emma. ^ Mijn Hendrik.nbsp;Mijn Emma.

Uit de hier medegedeelde gegevens blijkt, dat Nederland 3 kolen-
terreinen bezit:

T Zuid-Limburg waar de hoeveelheid steenkolen in 1912 geschat werd
op\70S milltr ton kolen, alle gelegen boven 1200 K ^-Pte
waren: 35 pCt. magere kolen, 50 pCt. vetkolen en 15 P^t-

II.nbsp;Het Peelveld, reikende ongeveer man den spoorweg Emdhoven-Ven o

tot Swalmen en zuidoostelijk tot Vlodrop. Hiervan werd m 1912 de ^^
voorraad geschat op 1200 millioen ton, waarvan: 12 pCt. magere Kolen,
69 pCt. vetkolen en 19 pCt. gaskolen.

III.nbsp;Het terrein rondom Winterswijk, omtrent welks vermoedelijke steen-

kolenvoorraad geen schattingen zijn gedaan.nbsp;, -f

Uit dit alles blijkt, dat Nederland op een voor modern bedrijf ontginbare

diepte meer dan 3 milliard ton steenkolen bezit. Waar ons land een gemiddeld

jaarlijksch gebruik van 8 milloen ton heeft, zou de geschatte aanwezige
hoev4lheid voldoende zijn voor ruim 300 jaren, zoo de benoodigde kolen
althans alle in ons land geproduceerd en verbruikt werden.
In 1905 bedroeg de kolenproductie in de navolgende landen:
Noord-Amerika .nbsp;milHner, ton

Engeland . . .
Duitschland. . .
Oostenrijk-Hongarije
Frankrijk . . .

België.....

Eusland ....
Australië (N.-Zeeland)

Indië.....

Canada ....
Zuid-Afrika . .

335 millioen ton
205
130
50
36
24
12
6
6
5
4

-ocr page 54-

.n^Zl''nbsp;staande tabel dus blijkt, zou, indien aan de zooeven ge-

rornJrodTc^ent'^laldt/^''^nbsp;plaats innemen onde/de

* *

Schr geeft verder een overzicht van de thans in exploitatie zijnde iniinen
waaruit bly kt daf in 1916 2.656.087 ton kolen in ons land zijn geproduceerd

lï^miliretTuTle^'nbsp;^ 30.639,508, met eeLfttlwiXan

Schr. sluit zijn artikel als volgt:

exploitant optreden en zeker zal het Steenkolenbedriif
e'Li:: rdttldran:^^quot;'^'^'nbsp;b.^en, indien daarbij aan de volgende

op';;ootL'Sl™afng:vatquot;'nbsp;-mmercieelen grondslag en worde

gewinning van steenkolen, legge men zich ernstig toe op
de verwerkmg van bijproducten (ammoniak, teer, benzol, enz )nbsp;^

vekf;« .ptw^ risico zoo gering mogelijk, door de verschillende mijn-
velden gescheiden te exploiteeren, waardoor het risico verdeeld wordt over
verschillende ontginningszetels.

Nederland staat op het punt een mijnbouwland te worden, met een miin-
industrie, we ke volgens deskundig oordeel, die in Westfalen, wat bZ
inrichting betreft, kan evenaren, wijl het hetzelfde veld is, slechts er van
gescheiden dooi' een politieke grens.

Moge men ten onzent er van doordrongen zijn, dat een gebrekkige opzet
en een armelijke uitvoering het bedrijf evenzeer zal schadenfals een gezonde

hr™'^.®nbsp;^^^ brengen. Onze, zoovek benijde, onS

hankehjkheid zou niet meer kunnen worden bedreigd, dan wanneer het
buitenlandsch grootkapitaal zich van ons kolenbedrijf zou meester maken.

De Maarf-aü. van Der Hufschmied bevat:

ünbsp;ïJ^aaky^er bij Knolhoeven (vervolg en slot uit de Febr -afl )

üet heeit den onderwijzer in hoefbeslag Piemming, die 4 gevallen beschrii^;
wel goed voldaan doch niet bij een verouderden knolhoef met volle zool
bchr. zegt: „Daar waarbij het hoefbeen loodrecht staat en met zijn punt

ongeveer boven de pu^t van den straal is gelegen, voldoet het plaatijzer nietquot;.

aaf:'uUgehold.®''nbsp;®nbsp;uitgehold? Lungwitz toont

4«. Een prikkel tot het teekenen op de oorlogsleeningen
5°. Persoverzicht, Korte mededeelingen enz.

Mededeelingen over het smidsvak, vallende b7iten het hoefbeslag

het „opgelegdquot;, of „doubléquot; staali

Een bijzondere staalsoort, welke met succes wordt aangewend bij werk-
tuigen van den meest verschillenden aard, zooals schaarmessen van groote
lengte, of voor dunne, breede, geprofileerde werktuigen, voor snijplaten,
matrijzen, welke door hun vorm gemakkelijk bij de harding scheuren, zich
spoedig vertrekken, en zich daarna moeielijk of slechts met gevaar van
verlies laten richten, bezit men in het „opgelegdquot; staal dat slechts op
een bepaalde plaats een staal-oplegsel bezit, een uitstekend materiaal dat
nog zeer weinig in de praktijk wordt aangewend. Wanneer het b v b niet
mogelijk is lange dunne voorwerpen uit gietstaal te harden, zonder dat
deze zich vertrekken, zoodat ze bij de daaropvolgende richting gemakkelijk

-ocr page 55-

breken, is men meer gedekt voor verliezen, vooral waar gleuven, uitsparingen,

schroefgaten, ongelijke afmetingen, scherpe overgangen enz. voorkomen,
wanneer men het zoogenaamde double-staal gebruikt^ Ofschoon het niet
goedkooper — eerder duurder — is dan gietstaal, is het in zeer veel ge-
vallen toch het meest aan te bevelen. Men moet slechts de voorzorgs-
maatregel in acht nemen om lange, dunne stukken voor de afkoeling
eenigszins „contraquot; te buigen; de staalzijde trekt zich namelijk bij de
afkoeling en tengevolge hiervan worden de voorwerpen krom ; er moet dan
weder koud gericht worden. Het richten op de ijzerzijde gaat gemakkelijk.
Moet men echter op de staalzijde slaan, dan zal dat alleen in handwarmen

8

toestand kunnen geschieden. Derhalve schaadt het niet wanneer men van
te voren een beetje te veel
„CDntraquot; geeft, want het kan zeer veel moeite
opleveren, wanneer men dit niet, of te weinig doet. Daarom verdient het
aanbeveling als men op de geharde staalzijde moet rekken ; het voorwerp
uit te gloeien en opnieuw te harden, waarbii men meer tegenbuigt dan
te voren. Zelfs korte stukken zal men zoo behandelen, daar bedoeld trekken
bij elk voorwerp plaats vindt. Dit tegenbuigen moet in roodwarmen toestand
geschieden.

Bij de harding van lange voorwerpen zal deze doorbuiging circa 100
mM. por meter lengte bedragen.

Zeker kwelt menige smid zich met twijfelachtigen uitslag bij gebruik
van verschillende staalsoorten, waar hem double-staal van dienst kon zijn, en
komt hij tot de conclusie dat ook voor hem de uitvindingen der moderne
techniek groote voordeelen kunnen opleveren.

In bovenstaande figuren geven wij eenige handels-doorsneden, waaruit
ieder zich het benoodigde kan kiezen. Het enkel gearceerde stelt hierbij
ijzer, het dubbel gearceerde het staal voor.nbsp;F. J. M.

advertentien.

SCHROEFKALKOENEN,

scherp en stomp te koop aangeboden,

ook bij kleinere hoeveelheden, tegen billijken prijs te leveren, onder
conditie gemengd te ontvangen :
helft Scherp, helft Stomp.

Verzending onder rembours.

Te bevragen bij BEENARD CRAAMER, da Costaplein 15, Amsterdam-

-ocr page 56-

NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN

voortleclis, seiiiakkelijk in gebruik. — Kunnen niet loslatefi'

8 C. HI. BAX. - 2, 4 en 6 Jufferstraat. ROTTERDAM

-— Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG.--^

BiX Mlmlmü
Kolterilaiu.

lo. m-

Meest uitgebreide sorteering prima blanke
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fljne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —

Merk „üexterquot;, Merk „Pacificquot;,

met flink hielstuk, met zwaar hielstuk.

Open zolen uit één stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in 11 maten van tot 6|-
Eng. dm., uiterste breedte buitenkant
ijzers gemeten.

Merk „Ramblerquot;,

in witte en grijze

Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van
tot Eng. dm.

Merk „------„

geheel CaoutchoU';
uit één stuk i»®

zwaar hielstuk
voor zware pa»'quot;
den, voorradig v»quot;
7itot7TSVEng.dï»

fuiterste breedte] buitenkant ijzers geiquot;'

Gemaakte Hoefijzers,
Rits- en Stampmodel,
uitsluitend beste
kwaliteit ijzer;
in 9 maten voorradig.

Hoef.
randen.

Strijkringen
met riempje.

Kunsthoorn.

link»'-

IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.

Opruimers voor

Schroefgaten.

Lasch- of Welblade»
Poeder
om ijzer en staal
wellen.

Schroeven en Stiften
in alle modellen;
tijdige bestelling
gewenscht.

Touwijzers in
verschillende maten.

Men lette op het echte merk S T met kroon.

-ocr page 57-

23e Jaargang. — Aflevering 4. — 15 April 1918.

J /

-ocr page 58-

Zieke Voeten

voorkomt en geneest men het best met walpole
rubber hoefzolen.
Zij hebben een stalen plaat,
waardoor een onveranderlijk draagvlak gevormd wordt,
zoodat de zool nooit in den voet gedrukt of deze ver-
wond kan worden. De rubber breekt den schok en
voorkomt slippen en vallen op gladde bestratingen, als
hout, asphalt e. d. De stalen plaat maakt het slap
worden of afbreken van de zolen onmogelijk; zij gaan
veel langer mede dan andere zolen en zijn dus het
voordeeligst in het gebruik.

WALPOLE
HOEFZOLEN

zijn verkrijgbaar in 13 grootten,
en 2 verschillende modellen. Vol-
ledige prijscourant van zolen i
nagels, raspen enz. wordt U op
aanvrage franco toegezonden door

Lambert amp; Company,

Leuvehaven 66, Rotterdam.

I

INHOUD.

Een en ander over het hoefbeslag in de provincie Overijssel (vervolg)._

Ingezonden stukken. — Korte mededeelingen. — Mededeelingen over het
smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag. — Advertentiën.

-ocr page 59-

EEN EN ANDER OVER HET HOEFBESLAG IN DE PROVINCIE
OVERIJSSEL
(vervolg),
door

Dr. R. H. J. Gallandat Huet, Kap». Paardenarts.
Zwolle.

Zwolle, de hoofdstad der provincie Overijssel, is een der oudste steden
van ons land. Het heeft zijn ontstaan te danken aan een militaire neder-
zetting en als marktplaats op een kruispunt van wegen. Oudtijds bestond
Zwolle onder den naam Zwollermarke uit drie deelen, n.l. Zwolle, Middelwijk
en Assendorp. Deze laatste voorstad komt reeds op de kaart van Hofdijk
voor: Nederland in de 10e eeuw.

In officiëele stukken wordt reeds in 1040 van Zwolle gesproken bij een
overdracht van de Groote- of St. Michaëlskerk, door den Bisschop van
Utrecht, aan het kapittel van Deventer.

In 1230 verkreeg de stad muren en verdere stadsrechten, hetgeen den
bloei zeer bevorderde. Deze uitbreiding der stad wekte den naijver op der
naburige Heeren van Voorst, die dan ook in 1324 de stad in brand
staken, waarbij 500 huizen werden vernield. Deze tegenslag verhinderde
den wederopbouw en verderen bloei niet; integendeel, in 1346 werden de
stadsrechten uitgebreid en werd Zwolle opgenomen in het Hanze-verbond,
terwijl in 1488 keizer Frederik III het muntrecht verleende.

In den daarop volgenden tijd werd de stad nog 10 maal geheel of gedeel-
telijk door brand vernield, doch telkens weer opgebouwd.

In 1528 werd Karei V als landheer te Zwolle gehuldigd; in 1572 ging
het over naar de zijde van den Prins, doch het gelukte Louis Requesens
de stad weer voor de Spanjaarden te veroveren, totdat Prins Maurits ze
wederom voor de Staatschen vermeesterde.

In 1672 werd de stad door den Bisschop van Munster belegerd en
ingenomen doch bleef slechts kort in diene bezit; in 1675 bracht Prins
Willem III er eenigen tijd door. Daarna worden geen wapenfeiten meer
vermeld waaraan Zwolle debet was; de stad kreeg dan ook reeds in 1790
vrijheid de wallen te slechten, die later tot plantsoenen werden herschapen.

Zwolle heeft nu een bevolking van ruim 33000 inwoners; het heeft een
der aanzienlijkste veemarkten van ons land en is een zeer belangrijk spoorweg-
kruispunt. Talrigke beroemde mannen heeft het voortgebracht, o.a. den
dichter Rhijnvis Feith, den letterkundige Potgieter en den staatsman
Thorbecke. Ook den nog spreekwoordelijk bekend gebleven Bartjens
Was een Zwollenaar; hij was de beroemde rekenmeester, die een boek uitgaf
11 1637, hetwelk gedurende twee honderd jaren voor het onderwijs in het
rekenen gebruikt werd.

Eveneens woonden te Zwolle de vermaarde rector der Latijnsche school
Joan Cele (1377—1417), die aan 800 leerlingen onderwijs gaf, de schilder
ter Borch en de predikant-schrijver van Senden.

-ocr page 60-

Zwolle is op het gebied van nijverheid van veel belang; men vindt er
behalve de werkplaatsen der Staatsspoor, waar meer dan 1000 man werken,
ijzergieterijen, machinefabrieken, scheepstimmerwerven, touwslagerijen, likeur-
stokerijen, bier- en azijnmakerijen, stoomhoutzagerijen, een rijwielfabriek,
enz. enz. Behalve vele instellingen voor onderwijs, bezit de stad als zetel der
„Overijsselsche Vereeniging tot ontwikkeling van provinciale welvaartquot; en
der „Vereeniging tot beoefening van Overijsselsch Eecht en Geschiedenis,quot;
een algemeene bibliotheek met meer dan 10000 deelen.

Wat de stad zelf betreft, zoo is er zeer veel bezienswaardigs en zijn er
nog tal van oude gebouwen. Onder deze laatste noemen wij vooreerst de
Groote- of St. Michaëlskerk, die dateert van 1406; zij bevat een prachtige
preekstoel met dito orgel en koorhek.

Het Stadhuis, een groot en regelmatig gebouw, staat in de Sassenstraat.
Deze straatnaam dateert van den ouden volksstam der Sassen of Saxen, die
in de 5® eeuw onzer jaartelling de oevers van den IJssel bewoonden; dit is
dus mede een bewijs voor de oudheid der stad. Het stadhuis dateert van
1448, doch de huidige voorgevel werd in 1821 aangebracht.

Mede in de Sassenstraat staat de Bethlehemsche kerk, welke een over-
blijfsel is van een monnikenklooster dat in 1308 gesticht werd. Zoo vindt
men in de Schoutensteeg een overblijfsel van een in 1440 gesticht nonnen-
klooster, dat sinds 1810 gebruikt wordt als Waalsche kerk. Mede vindt
men een zeer oud gebouw in de Bloemendalstraat, waar de Vilsterenshuizen
sinds 1468 als hofje dienst doen.

Van de oude stadspoorten is er nog maar één overgebleven, n.1. de
Sassenpoort. Zij bevat vijf torenspitsen, is gebouwd in 1408 en werd van
1895 tot '98 geheel gerestaureerd.

Behalve een zeer druk spoorweg vervoer — in 7 verschillende richtingen
bereiken en verlaten treinen Zwolle — heeft de stad ook een groot water-
verkeer, zoowel langs kanalen als rivieren.

De Willemsvaart brengt de verbinding met den IJssel en werd in 1819
voltooid, nadat men reeds in 1809, na een concessie door Lodewijk Napoleon, was
begonnen met graven. Het Almeloosche kanaal werd gegraven in 1851—1860.

Verder is er een directe verbinding van Zwolle met de Zuiderzee, n.1.
het Zwarte Water, dat ontstaat uit de samenvloeiing van vier beken, de
z.g.n. Sallandsche Weteringen.

Ten slotte verbindt de Nieuwe Vecht Zwolle met de Vecht en vervolgens
door het Lichtmiskanaal met de Dedemsvaart.

Al deze waterwegen komen uit in een breede, diepe gracht, die de stad
geheel omgeeft; het behoeft geen betoog welk een gunstige ligging als
handelsstad dit oplevert.

Na hetgeen we van Zwolle als stad gehoord hebben, kan het haast niet

anders of ook voor het hoefbeslag is het als belangryk te beschouwen _niet

alleen de gemeente doch vooral Zwollerkerspel met zijne tallooze dorpen en
gehuchten. Hoewel in vele van deze ook hoefsmeden zullen wonen, zoo
komen toch de boeren uit deze plaatsen geregeld ter markt in de hoofdstad
en zullen de hoefsmeden veel klanten onder hen tellen.

-ocr page 61-

Zwolle heeft ruim 33000 inwoners en ± 350 paarden, Zwollerkerspel
bijna 7000 inwoners en ruim 1000 paarden. Hieronder ressorteeren Berkum —
Brinkhoek — Bruggenhoek — Paepershoek — Veldhoek — Biswetering —
Cellemuiden — Genne — Haerst — Herculo — Hasselerdijk — 's Heeren-
broek — Herfte — Holte — Hoog en Laag Zuthem — Ittersum — Kater-
veer — Langenholte — Mastenbroek — Nieuwe en Oude Wetering —
Oldeneel — Schelle — Spoolde — Strenkel — Voorst — Windesheim —
Wijthmen — Zalné en Zeedijk.

et aantal paarden in de gemeente zelf behoort tot verschillende cate-
gorieën. Zoo vindt men weinig zware paarden, meerendeels inlandsche en
verder hitten. Er zijn vier stalhouders met ieder ± 10 paarden, verder de
Zwolsche Rijtuig Mpij. en Begrafenis-Vereeniging en ongeveer 5 sleepers-
bedrijven, welke laatste ieder ook minstens 5 paarden hebben. De gemeente-
reiniging heeft 25 paarden, terwijl verder paardentractie wordt gebruikt
door de Tram, van Gend amp; Loos en verschillende industriëele bedrijven,
zooals de Biscuitfabriek en de Koekfabriek ieder met 7 paar^n. Er is in
Zwolle ook een manege doch momenteel zonder paarden ; luxe is er weinig,—
wel in de omliggende plaatsen, zoo b.v. in Hattem, waar een stal met 9
harddravers en renpaarden is. Het grootste contingent voor de hoefsmeden
vormen dus de landbouwpaarden.

Evenals in Deventer, zoo had ook eertijds Zwolle een straat waar het
smidsberoep uitsluitend mocht v,orden uitgeoefend; de straat „Smedenquot;
herinnert hier nog aan. De smeden zijn hun straat niet trouw gebleven en
hebben zich later elders gevestigd.

De voornaamste hoefsmeden zijn: de heeren G. M. Poppe op de Nieuwe
Haven, F. W. Eijhusen in de Thomas a Kempisstraat, van Eossum
id., J. H. Eijhusen id. en Kruuk buiten de Kamperpoort. De Thom.

-ocr page 62-

a K. str. zou te Zwolle dus thans wel' de „Smedenstraatquot; mogen heeten.

Al deze hoefsmeden zijn gediplomeerd, de meesten te Amersfoort, terwijl
de laatstgenoemde gepensionneerd hoefsmid van het Korps Koninklijke
Maréchaussee is. Het zijn alle gemengde bedrijven, doch bij de genoemden
is het hoefbeslag een zeer voornaam deel van het bedrijf.

Al de smeden hebben zich vereenigd om hunne vakbelangen te behartigen;
niet alleen voor Zwolle doch ook voor Avereest - Kampen — Ommen —
Rijssen - Vroomshoop - Wijhe - Elburg _ Oldebroek - Hasselt -
Zwartsluis — Genemuiden _ Zalk - Heerde en Epe, zijn in een ver-
gadering van 28 December 1917 minimum tarieven vastgesteld, welke met
1 Januari 1.1. in werking zijn getreden. Deze prijzen zijn als volgt:

Gewoon beslag ƒ4,50 - voor een ponny ƒ 4 — zwaar sleeperspaard
f 5,50 — heerenpaard f 5. Voor het verleggen van de ijzers voor elk dezer
prijzen de helft. Voor een vlak balkijzer 50 ets. extra per stuk. Dekhengsten
gewoon beslag ƒ 6 - zwaar beslag ƒ 8 - verdikte takken per paar
f 3.

Deze tarieven zijn gedrukt in de smederijen voorhanden en bij deze eerste
prijzen staat mede vetgedrukt „voor vier pootenquot;. Voor een paardenhouder
en liefhebber doet dit laatste niet aangenaam aan en het zou meer voor het
hippisch gevoel pleiten als de smid ook de alom voor het paard gebruikte
benamingen „voetquot; en „beenquot; zich eigen maakte.

Daar er door de smeden veel „buitenwerkquot; gedaan wordt, is er ook een
afstands-tarief vastgesteld en wel 40 ets. per uur,
terwijl ook het winterbeslag
een eigen regeling heeft. Zoo kosten propgaten 7,5 ets - schroefgaten
10 ct. — proppen 9 ets. — schroeven 10 ets. — ijsnagels steken 6 ets. —
idem stalen
8 ets. - terwijl losse resp. voor a 5 en 7 ets. worden verkocht.

Proppen is hier de uitdrukking voor stiften, en dit is de gewone wijze
van winterbeslag; schroeven worden slechts bij uitzondering gebruikt. Onder
ijsnagels „stekenquot; verstaat men het inslaan door den smid.

Deze vastgestelde prijzen waren gebaseerd op de kosten der materialen
n.l. ijzer / 49 — kolen
f 5,25 en hoefnagels f 13,75.

Méestal worden handgesmede ijzers gebruikt, doch er zijn nu ook veel
Ijzers opgekocht, die hier te lande in groote hoeveelheden zijn aangemaakt
en door Duitschland zijn afgekeurd. Het zijn alle ijzers met 20 na^lgaten
en lang met onberispelijk van vorm en afwerking. Door de billijke prijzen
zijn deze ijzers van geen gering voordeel.

Er wordt veel vlak beslag ondergelegd, doch de sleeperspaarden loopen
als regel vóór en achter op kalkoenen doch zonder stooten. Eigenaardig is
het dat de paarden der Gemeente-reiniging, die toch ook zwaar werk ver-
richten, voor vlak beslag onder hebben en alleen achter met kalkoenen
yrden beslagen. Daar dit goed voldoet, kunnen m.i. ook de overige
sleeperspaarden de kalkoenen wel missen en biedt dit een voordeelvoorden
eigenaar, voor het paard en voor den weg. Het is echter moeilijk om
van vastgeroeste gewoonten afstand te doen en conservatisme is bij paarden-
houders veelal op te merken.

Over het algemeen zijn de hoeven niet best en wordt dit eraan geweten
dat de paarden veel in de weide loopen en de te weeke bodem geen
gunstigen invloed heeft. Met de tegenwoordige dure beslagprijzen zijn de

-ocr page 63-

boeren ook niet op tijd met hun beslag doch wachten of veel te lang èf
laten zoo veel mogelijk de ijzers verleggen.

De knechts werken op uurloon a 30 ets., terwijl de werkuren zijn van
7 tot 7 met l'/g ^^^ schafttijd en verder nog twee halve uren voor brood-
eten; 's Zaterdags wordt vroeger geëindigd.

De grootste drukte is op marktdagen; dan komen bij eiken smid in de
morgenuren vaak 13 en meer paarden op beslag. Al de smederijen hebben

noodstallen en alle smeden gebruiken deze, doch uitsluitend omj de paarden
er in te zetten en niet om de beenen op te binden. Men heeft hier dus het ouder-
wetsche hulpmiddel behouden, zonder toch de ouderwetsche werkwijze te volgen.

De smederij van den heer Poppe is .de eenige die eigenlijk in de oude
stad ligt; de zaak bestaat sinds 1867 en werd toen door den vader gedreven,
terwijl de tegenwoordige patroon nu reeds 25 jaren aan het hoofd staat.
Hij heeft twee zoons in de zaak, die nu onder de wapens zijn; een derde
zoon is nu zijn steun. Dat er hard gewerkt moet worden, blijkt wel hieruit
dat alléén 80 paarden buiten beslagen worden. De smederij is ruim en
voorzien van twee vuren, terwijl voor aan de straat de beslagloods met de
noodstallen zijn gelegen.

Van de overige smederijen bezit die van J. H. Eijhusen de mooiste gevel;
een sierlijk uitgebouwde houten beslagloods met noodstallen geeft aan het
gebouw een antiek uiterlijk. Jammer genoeg
was de eigenaar niet te bewegen
een foto van zijn zaak voor „De Hoefsmidquot; af te staan; hij hield niet van
«reclamequot; en wilde ook niets mededeelen, zoodat het toch zoo onschuldige
bedrijf in een geheimzinnig waas gehuld werd.

-ocr page 64-

Een heel anderen indruk maakte F. W. Eijhusen, die met zijn 3 zoons
en twee knechts een groot bedrijf bestuurt en met Poppe wel het leeuwen-
aandeel in het hoefsmidsbedrijf zal hebben. Ook de heer van Eossum heeft
een flinke zaak, ruim en gunstig gelegen, terwijl zij allen een open oog voor
hun vak hebben en het met lust uitoefenen. Dit toch zijn waarborgen dat
goed werk wordt afgeleverd en dat
en de smid en de eigenaar en het
paard hiermede het beste gebaat zijn.

Kampen.

De stad Kampen ligt aan den linkeroever van den IJssel, even boven de
plek waar deze rivier zich in twee armen deelt, welke een delta omsluiten
het Kampereiland genaamd.nbsp;'

Door deze eigenaardige ligging beheerscht de stad de monden van den
IJssel en bezit zij dit tusschen de IJsselarmen en de zee gelegen eiland,
dat zeer vruchtbaar is en meer dan 100 boerenerven telt.nbsp;/

Aan dit grondbezit van de stad dankt zij dan ook haar stoffelijke wel-
vaart, welke zich o.a. uit in een niet heffen van een inkomstenbelasting
terwijl toch in de gemeentelijke huishouding en in de verstandelijke en
materiëele behoeften der ingezetenen op onbekrompen wijze wordt voorzien
Vele vreemdelingen werden daardoor aangetrokken zich te Kampen te vestigen

De gemeente is ook in industriëelen zin welvarend. Men vindt er ver-
schillende inrichtingen van nijverheid, zooals sigarenfabrieken, machine-
emailleer-, azijn- en papierfabrieken, scheepstimmerwerven, boek- en steen-
drukkerijen, meubelfabrieken en steenbakkerijen.

Ook op onderwijsgebied zijn er vele inrichtingen en behalve de H B S
en twee Gymnasia vindt men er de Theologische School der Gereformeerde
Kerken, den Hoofdcursus
tot opleiding van officieren en het instructiebataljon
tot vorming van korporaals bij de Infanterie.

Evenals Zwolle is Kampen een der oudste leden van het Hanze-verbond •
haar handel was gedurende eeuwen van groote beteekenis en hare schepen
werden uitgezonden naar afgelegen zeeën om in verre landen handelshuizen
te vestigen. Het is dan ook aan de vele oude gebouwen en
poorten nog wel
op te merken dat deze stad een grijs verleden heeft.

De brug, geheel van ijzer, gebouwd op steenen pijlers, vormt de ver
bindingsweg van de stad naar het station en werd in 1874 geopend- vóór
dien bestond er sinds 1448 een houten brug, welke echter voortdurend
blootstond aan schade door watervloed, storm en ijsgang. Op de plaats waar
nu de Buitensociëteit staat, werd in 1589 een fort opgericht om de brug en
den toegajig tot de stad te bestrijken. De stadsmuren
bestaan, als overblijfsel
van de vestmgwerken die in 1580 zijn aangelegd, nog alleen hier en daar
met huizen er tegen'aan gebouwd.

Vóór dat in 1448 de vaste brug was aangelegd, bestond er een pontveer
en de toegang naar de stad vanaf dit veer vormde de Koornmarktpoort, die
in de 14e eeuw gebouwd werd. De poort is wit gemaakt om de schippers
vanaf de rivier tot baken te dienen; zy heeft twee zware ronde torens met
hooge pyramidaalvormige daken. De bovenverdieping wordt gebruikt als
logies voor detachementen militairen.

-ocr page 65-

Het merkwaardigste gebouw van de stad is de St. Nicolaas of Bovenkerk,
bijna 6 eeuwen oud. De kerk is even lang als de toren hoog is, n.1. 70 M.
In het koor bevinden zich drie zandsteenen zetels, waarop vroeger de kerke-
lijke hoogwaardigheidsbekleeders plaats namen; de zetels zijn voorzien van
prachtige gothische overhuivingen. Rond het koor zijn 13 grafkapellen van
voorname oude familiën. Het koor is van de kerk afgesloten door een houten
koorhek met fraaie koperen balusters, welke in 1552 vervaardigd zijn. Ook
de preekstoel is van zandsteen vervaardigd, in gothischen vorm, en dateert
uit het laatst der 15e eeuw. Het huidige orgel is van 1670 en gemaakt door
Johan Sleger; het heeft de weelderige vormen van den stijl Lode wijk
XIV en is ook als muziekinstrument van groote waarde.

De tegenwoordige toren dagteekent van 1516; er hangen twee klokken
in, welke in 1482 gegoten zijn door den vermaarden Kamper klokkengieter
Geert van Wou.

Het stadhuis bestaat uit een oud en nieuw gedeelte. Het oude stadhuis
was vroeger bestemd tot stads-wijnkelder of wijnhuis. Het werd gebouwd
in 1350 en is vrijwel nog ongeschonden; alleen inwendig werd het in 1543
door brand vernield. Aan den gevel merken we op een rijk gesmeed ijzeren
hek of traliewerk voor een der kruisvensters. Hier werden vroeger de afkon-
digingen gedaan. Verder zien we zes beelden, elk in een nis en rustende
op rijk gebeeldhouwde gothische kraagsteenen.

Schuin tegenover het raadhuis staat de nieuwe toren, die dateert van 1649.
Hij bezit een der beste klokkenspelen van ons land.

Wij noemen verder nog de vroegere Latijnsche school, thans in gebruik
als muziekschool, met zijn deftig ingangspoortje en statig bordes, waarbij
Latijnsche opschriften, welke vertaald beteekenen: „de kennis der talen is
de sleutel der wetenschapquot; en „de tijd vliegt voorbijquot; ; dit laatste staat
boven de zandlooper op den sluitsteen.

De Broederpoort is een schilderachtig gebouw met 4 torens, gesticht in
1465. De Cellebroederspoort, van denzelfden datum, is genoemd naar het
klooster der Cellebroeders Deze laatste poort heeft twee massieve torens;
zij is een waar sieraad met haar spitsboogvormige poortopeningen en de
met prachtige leeuwenmaskers versierde sluitsteenen.

Uit deze korte beschrijving blijkt dat de stad in vele opzichten merk-
waardig is en rijk aan geschiedkundige herinneringen.

*

Wat het hoefbeslag betreft, zoo is in vele opzichten Kampen te verge-
lijken met Zwolle, althans wat het bedrijf en het slag van paarden betreft.
Het aantal paarden is in de eerste stad grooter doch de omstreken van
Zwolle leveren daarentegen weer meer landbouwpaarden op dan het Kamper-
eiland. Zoo heeft ook Kampen niet die vele buitengemeenten. Men treft
hier slechts aan: Wilsemerveer, Kamperveen, Hoogeweg, Kamperstraatweg,
de Zande en Zuid-Einde.

Het aantal paarden is ruim 600 en bovendien nog 150 te Kamperveen.
Er zijn verschillende stalhouders en sleepers, die ernbsp;paarden op na

houden, terwijl de gemeente reiniging ongeveer 20 paarden in gebruik heeft.
Het hoefbeslag is hoofdzakelijk in handen van vijf smeden, in wier gemengd
bedrijf het hoefbeslag tot een voorname factor mag worden gerekend.

-ocr page 66-

Hét zijn de heeren Wensinck (Voorstraat), G. Rietberg (Graafschap 26),
J. H. R. van den Noort (Geerstraat 32), J. R. Figge (Buiten Nieuwstraat 124)
en A. Rietberg (Boven Nieuwstraat 20).

Van deze is, naar ik vernam, alleen de laatste gediplomeerd en wel te
Breda, hetwelk een heel verschil is met Zwolle, waar alle smedenpatroons
een vakopleiding hebben genoten.

Ook vernam ik tot mijn spijt dat de boeren inzake het hoefbeslag slordig
zijn en niet op tijd komen, doch slechts wanneer de nood dringt, hetgeen,
zooals reeds zoovele malen betoogd is, slechts in hun eigen nadeel zal zijn.

Het beslag bestond algemeen uit vlakke ijzers, doch in den laatsten tijd
worden kalkoenen gebruikt, zoo men zegt wegens de gladde straten. Dit
is mij niet recht duidelijk voor een stad als Kampen, doch in elk geval lijkt
't mij dan toch beter voor de hoeven, en voor het paard in het algemeen,
om gebruik te maken van inlegsels, zooals bijv. in Amsterdam van kurk.
Dit is een zeer mooi beslag voor gladde straten, dat geen nadeelen doch
wel voordeden biedt. Mocht er voor het oogenblik geen voldoende kurk zijn,
zoo kunnen ook andere inlegsels gebruikt worden. Een dergelijk beslag is
echter meer bewerkelijk en kost meerdere vaardigheid van den smid, terwijl
alleen handgesmede ijzers er voor in aanmerking komen. Door de hoefsmeden
werden, evenals in Zwolle, vele afgekeurde Duitsche hoefijzers gebruikt.
Deze hoefijzers zijn maar in het wilde door Jan en alleman gemaakt en dat zij
door een oorlogvoerend land niet geschikt zijn bevonden, is gemakkelijk te
begrijpen als men den meer dan slordigen vorm en dito afwerking ziet. De
hoefsmeden beschouwen het echter als een buitenkansje in deze tijden van
dure materialen, dat zij deze niet uitgevoerde groote hoeveelheden tegen
matigen prijs kunnen koopen en verwerken.

In al de smederijen bestaan nog noodstallen en evenals te Zwolle worden
ze ook hier geregeld gebruikt om de paarden er in te zetten, terwijl als
regel uit de hand beslagen wordt; men schijnt er echter toch nog wel het
gemak van in te zien, want het is opvallend dat in geen der smederijen te
Zwolle en te Kampen de noodstallen zijn verdwenen. Hier is niet het motief
geldig dat bij het beslag van zware paarden de noodstal haast onontbeerlijk
is wegens besparing van physieke kracht, want het zware paard komt hier
weinig voor.

De smederijen zelf zijn flinke zaken, die, hoewel geen van alle direct of
uitsluitend als hoefsmederij zijn gebouwd of ingericht, toch
voldoende ruimte
bieden. Bij allen is de smederij, voorzien van twee of meer vuren, achter
de beslagloods gelegen.

In de zaak van den heer A. Rietberg werkt de patroon met zijn zoon ;
deze laatste vertelde mij dat het uiterst moeilijk is om knechts te krijgen,
aan welk feit de mobilisatie wel grootendeels debet zal zijn. Toch werkt de
heer Wensinck met drie knechts en dit is zeker wel een der grootste
bedrijven; voorheen was in deze zaak gevestigd de gediplomeerde hoefsmid
Hansma, van wien ook een goede naam scheen uit te gaan.

De smeden zijn hier ook allen lid van den „Bond van smedenpatroonsquot;,
en hebben dezelfde minimum prijzen aangenomen als die voor Zwolle. Ook
de loonen en de werkuren zijn met deze stad in overeenstemming; op het

-ocr page 67-

gebied van hoefbeslag zou men als het ware van zustersteden kunnen spreken.

Het valt mij tegen dat in Kampen slechts één der smeden gediplomeerd
is. Ik zeg dat niet omdat men hieruit af zou leiden dat een gediplomeerd
hoefsmid goed en een niet gediplomeerde niet goed zou zijn. Verre van dit;
het diploma is maar al te veel een dekmantel en wel wanneer de hoefsmid,
na het behalen er van, meent dat hij het hoogste bereikt heeft en in zijn
verdere loopbaan denkt te kunnen teren op dit certificaat. Neen, het spijt
mij vooral daarom, omdat er toch herhaaldelijk cursussen te Zwolle zijn
gehouden en deze met weinig opoffering van tijd en kosten van uit Kampen
waren te volgen. Zoo'n cursus-opleiding is dan niet alleen goed om het vak
te leeren of het te perfectioneeren, doch het wekt tevens op tot ambitie
voor het vak; het opent nieuwe gezichtspunten, geeft een ruimeren blik, het
lokt iemand uit zijn huisje van vergenoegdheid met eigen werken en weten,
om hem te doen inzien dat hij nog meer presteeren kan en in een ruimere
opvatting en in een nauwkeuriger werkwijze zal de cursiaan dan voldoening
gaan vinden ; dit zal hem zijn vak meer doen hooghouden en opwerken dan
wanneer hij uitsluitend bij zich zeiven te rade kan gaan. Het is dus niet
op te vatten als het diploma in engeren zin, doch wel als het slot van een
cursus waarin de kiem gelegd is voor de liefde in het vak en als een
aansporing om het geleerde voort te zetten en verder uit te breiden, waarbij
de persoon zelf en zijne cliëntèle ten zeerste gebaat zullen zijn.

INGEZONDEN STUKKEN.

Geachte Redacteur!

Naar aanleiding van het schrijven van den heer van Hengstum,
vermeld op blz. 40 en 41 van „De Hoefsmidquot; van 16 Maart j.1., moge ik
ü beleefd verzoeken, het hiernavolgende in Uw blad te willen opnemen.

De door hem bedoelde kritiek, vermeld in het No. van 15 Februari 1918,
is niet afkomstig van ,,de Vereeniging van vrijwillig dienende hoefsmedenquot;,
doch wel van ondergeteekende.

Dat de toelagen van f O.BO en van f 1.50, bedoeld in de punten 9 en 11
van de L. O. 1917, B 357, niet gelijktijdig kunnen worden genoten is mij
nu duidelijk, want eerst nadat ik reeds in het bezit was van „De Hoefsmidquot;
van 15 Februari j.1., bereikte ons op 18 Februari 1918 de L.0. 1918,
A 9, waarachter is vermeld de mededeeling, dat bedoelde L. O. zoodanig
moest worden gewijzigd, dat slechts een dier toelagen mag worden uitbe-
taald, hetgeen als gevolg beeft, dat meerdere milicien-hoefsmeden, die
reeds geruimen tijd beide toelagen hebben ontvangen, over al dien tijd
f 0.50 per dag moeten terugbetalen, want verschillende militaire administra-
teurs waren met mij van meening dat beide toelagen gelijktijdig konden
worden toegekend, dus m. i. mag mijn aanvankelijke berekening, in dat
opzicht, niet als onjuist worden géqualificeerd.

Het gestelde onder punt c van mijn schrijven is wel degelijk goed door
mij begrepen. Juist daarom greep ik naar de pen, doch ik vermeen
te mogen onderstellen dat van Hengstum de strekking van mijn
schrijven niet goed begrijpt.

-ocr page 68-

Dat zeer weinig milicien-hoefsmeden slechts fO.85 als dagelijksch trakte-
ment ontvangen, kan ik niet beoordeelen, doch dat doet voor mij niet ter
zake; ik gun hen allen gaarne de hoogste soldij van f 1.85 per dag.

Natuurlijk is een milicien-hoefsmid niet verplicht voor niets te werken ;
dat zal wel geen enkel vrijwillig-hoefsmid verlangen, doch waar het mij om'
te doen was, is allèèn te doen uitkomen, hoe onze werkgever, n. 1. het
legerbestuur, handelt tegenover de vrijwillig dienende werklieden, die door
een bindend contract verplicht worden te leveren en te werken zonder op
de billijke aanspraken van dat personeel te letten.

De vrijwillig dienende hoefsmeden werken behoudens eenige kleine uit-
zonderingen nog steeds volgens den reeds in het jaar 1888 vastgestelden
loonstandaard en nu men zich voor een tekort aan werkkrachten ziet ge-
plaatst, moet dat ten koste van de vrijwillige adspiranten worden goed
gemaakt door de vergoedingen der miliciens in eens zoodanig te verhoogen
dat over voldoende krachten kan worden beschikt en te gelijkertijd kunnen
de herhaaldelijk door ons gevraagde lotsverbeteringen gemakkelijker nog
geruimen tijd uitgesteld worden.

Al ware die som van f857.75, zooals die aanvankelijk aan de miliciens
werd uitbetaald, gehandhaafd geworden, dan zou ik de laatste geweest
zijn om te beweren dat hunne diensten met een cent te veel werden
vergoed; integendeel, ik ben met den heer v. H. er van overtuigd, dat zoo-
danige bezoldiging, voor hetgeen ook door hen gepresteerd wordt, uiterst
billijk
is, maar waar ik op wilde wijzen, is dat men bij gebrek aan hoef-
smeden, die betrekking voor de miliciens wèl begeerlijk weet te maken
terwijl voor de vrijwilligers, ondanks de enorme stijging van de prijzen der
materialen, hoegenaamd niets wordt gedaan.

Dat mijne berekening niet op zuivere gronden berustte, is niet mijn
schuld, doch lag aan eene onjuiste redactie van de onderwerpelijke L. O.

Door den heer van Hengstum wordt de vraag gesteld ,,komen dus
de vrijwillige hoefsmeden dan te kort bij onsquot;? Dat mankeert er nog maar aan,
dat iemand met 25 k 30 dienstjaren als zoodanig, nog minder betaald kreeg
dan de „jongste bediendequot;. Air doet'een oud ervaren vrijwillig hoefsmid
oppervlakkig gezien, niets meer dan een milicien, dan zal toch wel niemand
ontkennen, dat het werk van eerstgenoemde zeer vele indirecte voordeelen
voor den Staat oplevert, terwijl;,de gebreken, veroorzaakt door onervaren
werklieden, zich eerst later - gepaard met groote financieele nadeelen _
zullen doen gevoelen en juist dat wenschte ik te doen uitkomen.

De bedoeling van „blijkbaar het burgerleven niet aandurvenquot; schreef ik

alleen omdat ook in dit opzicht weer blijkt hoe onze werkgever profiteert

door werkelooze milicien-verlofgangers, ten koste der vrijwilligers, werkzaam
te stellen.

'ïe lieer H. de|strekking van mijn schrijven zal billijken,
verblijf ik met dank voor de opname, gaarne

Uw d.w.,
G. F. Stijger,

Breda 2 'nbsp;Wachtmeester-Hoefsmid,

a, 5—3—'18.nbsp;Xe Divisie Kon. Marechaussee.

-ocr page 69-

Mijnheer de Redacteur!

Gaarne wensch ik nog even terug te komen op mijn „kosten-berekening
hoefbeslagquot;, naar aanleiding van het schrijven van de heeren Koelman en
Barneveld in de Maart-afl.

Met genoegen heb ik de beide ingezonden stukjes gelezen. \7at het
door den heer Koelman geschrevene betreft zij opgemerkt dat ik expresselijk
zoo een in 't oog loopende minimum-berekening heb gemaakt, wetende dat
velen ten plattelande daar nog beneden staan. Mogelijk komt dat hierdoor,
omdat velen niet genoegzaam berekend zijn voor hun taak, en niet met
de oude sleur durven breken, uit vrees voor de paardenhouders. Daarom
mijn minimum-berekening. Beide ingezonden stukken bewijzen reeds, dat
het inderdaad een minimum-berekening was.

Waarom heb ik vier staven genomen om tot eenheidsprijs te komen ?
Wel, omdat toch een smid, die zelf de hoefijzers maakt, zulks niet met één
paar tegelijk doet, maar in massa. Zoo gaat het toch in de practijk. Wel
moet ik bekennen, dat ik verzuimd heb te berekenen: 1°. premie-berekening
aan derden, en 2°. hulpverleening van den knecht bij lastige paarden, welke
laatste wel niet veel meer voorkomt, om reden dat velen van het eerste
jaar af de hoeven ingekort worden.

Wat de onkosten rekening betreft, ik heb die voor 1918 op 100% gferaamd,
daar ze voor 1917 bij mij 75% bedroeg. Een onkosten-berekening van 150%
is naar mijn schatting wel wat hoog. Maar voor elke smederij zal de onkosten-
berekening wel verschillend zijn.

Maar welke patroon zou de vrijmoedigheid bezitten te berekenen f 0.50
uurloon èn 125 % èn kolen ? Want dan beliep het uurloon niet f 0.35 ä
f 0.35, zooals van den tot voorbeeld gestelden opperman, maar f 1.47.

Een uurloon van f 0.25 is wel te laag, ik moet het bekennen, maar zou
een patroon tegenover zijn klanten direct zulk een sprong kunnen nemen?
De achterstand is m.i. te groot dan dat men die in één keer zou kunnen
inhalen zonder protest der klanten, — vandaar mijn minimum-berekening. Ik
hoop echter dat nog anderen zich over de kosten-berekening zullen laten
hooren, om zoodoende zooveel en zoo spoedig mogelijk tot een éénheidsprijs
te komen, al is het dan om te beginnen maar Provinciaal. Het balletje is
opgeworpen, 't is aan het rollen en ik hoop dat het zijn doel bereikt.

U Mijnheer de Redacteur dankend voor de verleende plaatsruimte,

B.nbsp;Hoogachtend,

P. B.

KORTE ME DËDE E LI N G E N.

— Militaire Hoefsmidschool. Gedurende de maand Maart zijn de na-
volgende leerlingen geëxamineerd en geslaagd als hoefsmid:

Vrijwilligers: 0. J. Ströhmsdorffer (4e R. V. A.) te Arnhem, C. Versteeg
(Ie R. V. A.) te Veenendaal en I. L. J. Gastricum (2e R. V. A.) te Alkmaar.

Miliciens Huzaren : H. Bultema (Ie R H.) te Usquert, E. J. Kramer
(3e R. H.) te Hekendorp en A. Meijer (4e R. H.) te Gorssel.

Miliciens Infanterie: Th. A. Dijksman (Grenadier) te Nieuwerkerk a/d.
IJssel.

Miliciens Artillerie: J. Tuit te Hoogeveen, H. Nienhuis te Garsthuizen
(Gr.), H. A. Haverkamp (alle drie leR. V. A.) te de Teuge, H. A. Marinus

-ocr page 70-

(2e B. V. A.) te St Oedenrode, A. H. M. van de Biezenbos te Tilburg,
L. J. van der Repe te St. Annaland, Th. J. M. Peeters te Lage Zwaluw^e
en P. M. van der Sanden (alle vier 3e R. V. A.) te Oss

Lp 1 April zijn tot den nieuwen cursus toegelaten: 12 miliciens der
infanterie, 5 id. der bereden artillerie en 2 burgerleerlingen.

G. H.

—nbsp;Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. Na een verblijf van
resp 5 en 6 maanden aan de Inrichting zijn vertrokken de leerlingen
K. Lutje van Noordbroek en J. P o 1 k e r s van Zuidlaren, - de e^ste

f®nbsp;quot;quot; de theorie „voldoendquot; getuigschrift

en Polkers met een voor de practijk en theorie „goedquot; getuigschrift

Lr zijn thans geen leeriingen meer, doch J. Rouaan van Spijk zal
binnenkort aanvangen met een paar dagen per week den cursus te 4lgen

Leerlingen, die een cursus wenschen te volgen, kunnen zich daartoe An-
melden bij den smidsbaas D. P. Stuivenberg, Poelestraat 35 te Groningen.

—nbsp;.Op 7 Maart werd in het Instituut van Hoefkunde aan de Veeartsenii-
kundige Hoogeschool te Utrecht het eindexamen gehouden van den cursus
m hoefbeslag van het Utrechtsch Landbouw Genootschap.

Ket diploma als hoefsmid werd uitgereikt aan de H H •

L. Aaftink te Abcoude-Baambrugge, G. L. van Hengstum en L. A. van
Hengstum beide te Schalkwijk, A. Rebel te Maartensdijk, M A Okker
man te Kockengen, J. A. Staal te Soest, A. P. A VerWte'wiik b
Duurstede, D. Wendt te Nieuw-Loosdrechinbsp;^ ^

rf If .^''^Iftituut van Hoefkunde aan de Veeartsenij-
kundige Hoogeschool het eindexamen afgenomen van den
cursus in
hoefbeslag aan de Ambachtschool te Harlingen.
Doordat Engen
tijdens den cursus in militairen dienst geroepen werden konden maar 2
leerlingen aan dit examen deelnemen. Aan beide werd het diploma als
hoefsmid uitgereikt, n.1. aan de H.H. :nbsp;quot;ipmma als

J. van Nimwegen te Midlum en D. Hiemstra te Slappeterp.nbsp;K.

Mededeelingen oyer het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag.

IETS OVER SNELDRAAISTAAL.

Smeedbaar en hardhaar ijzer noemt men staal. Als maatstaf en kenteeken
voor deze eigenschap gold langen tijd in de eerste plaats het koolstofgehalte
Inderdaad is bij ijzer met een gehalte beneden de 0,45 o/ C (koolstof) geen
hardheid meer te verkrijgen, en noemt men dit smeedijzer. Bj een stS
tot over 2 3 Q houdt die smeedbaarheid op en verkrijgt men gEtS
Bij staal dus, met een C-gehalte binnen de\ermelde genzen, SS
de^S Tnno'TT ri^'nbsp;koolstof in ^-zi, welke tusSen

verklaring over de harding van koolstof-

b i de r.1nbsp;^^^ ^^ koolstofvormen is echtlr ontoereikend

bij de staalsoorten, welke buiten een gering C-gehalte nog groote hoeveel-
heden andere elementen bezitten. Zoo is b. v. b. de vastheid-en elasticS-

InSn^T®'nbsp;koolstofarm Chroom- of Wolframstaai, niet

voldoende uit de omzetting der koolstof te verklaren. Hierbij moet vermeld
worden, dat de hardheid van het staal ook aan molchulaire spanLngeTis
te wijten. Men neemt daarbij aan, dat door de verschillende sneTopvXende
a koeling der staa lagen voortdurend volume verandering, spannCn
enz
plaats vinden, welke eenzelfde resultaat verkrijgen. De knolstof zaf hierbii
alleen een verandering in de structuur veroorzaken

Alpmeen kon men zeggen, dat de gebruikelijke legeeringen Wolfram
Chroom, Mangaan, Silicium, evenals de koolstof by
koolstofstaal er in

-ocr page 71-

hoofdzaak toe dienen, het critische punt bij de harding te verplaatsen. De
verbazende vooruitgang in leveringsvermogen van werktuigstaai, zooals
het dit in de laatste jaren heeft doorloopen, begon bij de aanbieding van
het Bethlehem-staal op de wereldtentoonstelling in 1900 te Parijs. In de
werkplaatsen der BetÜehem Steel Company was het sneldraaistaal uit-
gevonden door den ingenieur Taylor. Deze uitvinding van Taylor en zijne
medewerkers berustte niet op eene nieuwe chemische samenstelling van
sneldraaistaal, doch meer op de bepaalde hardings-methode.

Bij de beschouwing der
werkwijze op de draaibank
had Taylor vastgesteld, dat
er eene afscheuring van het
materiaal plaats vindt dat
door de snêedruk tot op de
dubbele dikte van de spon-
diepte gestuikt wordt, al
naar de weekheid van het
materiaal (zie figuur), waar-
bij de spaan eens zoo dik
is als T. De scheiding der
spaan van het materiaal
heeft plaats op vrij grooten
afstand over de beitelsnêe en de spaan raakt den beitel eerst over
een zekeren afstand A achter de snede. Opmerkingswaardig is hierbij, dat
de eigenlijke arbeid niet van de snede, doch door het bovenvlak van den
beitel B geleverd wordt. De beitel wordt dan ook minder bruikbaar naar-
mate dit bovenvlak slijt of van vorm verandert.

Door zijn chemische samenstelling eischt ook het sneldraaistaal een geheel
andere harding als het koolstofstaal. Wordt laatstgenoemd tot op 700°—800°
voor dit doel verhit, bij sneldraaistaal wordt deze hitte opgevoerd tot
1350° C., waarna het in een koude luchtstroom of oliebad wordt afgekoeld.
De hittegraad voor de harding eischt voor sneldraaistaal groote nauwkeurig-
heid, zoodat zelfs een verschil van 30° warmte tot minder goede resultaten
kan leiden. Hierom zijn in de laatste jaren electrische ovens geconstrueerd,
waarbij het sneldraaistaal in gesmolten zout verhit wordt. Door deze ver-
hitting verkrijgt men, vooral van belang voor de massafabricatie, dat alle
voorwerpen dezelfde hitte verkrijgen, en door een vloeibaar bad te gebruiken
worden alle voorwerpen, van welken vorm dan ook, regelmatig verhit, zoodat
nimmer voor het werktuig gevaarlijke spanningen kunnen ontstaan.

F. J. M.

advertentien.

ZEER BILLIJK TE KOOP:

een partij prima bruikbaar IJzer, zeer geschikte maten Yoor hoef beslag,
alsmede een partij mooie Wielbanden.

M. LANGERVELD, IJzer- en Staalhandel, Jacob van Lennepkade 374—406,
Amsterdam.

jaarvergadering op 11 mei

van de Uëden der Vereeniging van Onderwijzers in Practisch Hoefbeslag.
Den Leden zal de agenda worden toegezonden.

De vergadering zal gehouden worden in het Hotel „ L' EUROPEquot;

(Utrecht).

NAMENS HET BESTUUR :
H. RITSEMA,
Voorzitter, Appingedam.
H. VAN WAASBERGEN,
Secretaris, Oud-Beierland.

-ocr page 72-

S. C. M. BAX. 2, 4 en 6 Jufferstraat. ROTTERDAM.

Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG.

Meest uitgebreide sorteering prima blanke
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fyne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —

liitereoiDiiinnaal

m Jnlferstraat
Rotterdam.

NIEUWE AMERUCAANSCIIE HOEFZOLE^

voordeellg, geinaklielijk in gebruik. — Kuuubii niet loslaten.

Merk
met
zwaar hielstuk.

Open zolen uit één stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer l.nllijk,
voorradig in 11 maten van 4J|r tot 6|-
Eng. dm., uiterste breedte buitenkant
ijzers gemeten.

Merk „Rambler',

in witte en grijze

Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van
tot Gl Eng. dm.

Merk „Chieagoquot;,

geheel Caoutchouc
uit één stuk met

zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van
7Ltot T ^LEng. dm.

uiterste breedte: buitenkant ijzers gem.

Gemaakte Hoefijzers,
Rits- en Stampmodel,
uitsluitend beste
kwaliteit ijzer;
in 9 maten voorradig.

lloef-
rauden.

Strykrijigen
met riempje.

Kunstboom.

IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.

Opruimers voor

Schroefgaten.

Lasch- of Weibladen en
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.

Schroeven en Stiften
in alle modellen;
tijdige bestelling
gewenscht.

Touwijzers in
verschillende maten.

Men lette op het echte merk S T met kroon.

-ocr page 73-

23e Jaargang. — Aflevering 5. — 15 Mei 1918.

REDACTEUR-UITGEVER: A. W. HEIDEMA te 'S GRAVENHAGE.

-ocr page 74-

Zieke Voeten

voorkomt en geneest men het best met wal po Ie
rubber hoefzolen.
Zij hebben een stalen plaat,
waardoor een onveranderlijk draagvlak gevormd wordt,
zoodat de zool nooit in den voet gedrukt of deze ver-
wond kan worden. De rubber breekt den schok en
voorkomt slippen en vallen op gladde bestratingen, als
hout, asphalt e. d. De stalen plaat maakt het slap
worden of afbreken van de zolen onmogelijk; zij gaan
veel langer mede dan andere zolen en zijn dus het
voordeeligst in het gebruik.

WALPOLE
HOEFZOLEN

zijn verkrijgbaar in 13 grootten,
en 2 verschillende modellen. Vol-
ledige prijscourant van zolen,
nagels, raspen enz. wordt U op
aanvrage franco toegezonden door

Lambert amp; Company,

Leuvehaven 66, Rotterdam.

INHOUD.

Het Instituut voor Hoefkunde aan de Veeartsenijkundige Hoogeschool.—
Het klemhoefijzer van Huysman. — Kort verslag van de Jaarvergadering der
Vereeniging van onderwijzers in practisch hoefbeslag in Nederland. — Inge-
zonden stukken. — Korte mededeelingen. — Persoverzicht. — Advertentiën.

-ocr page 75-

HET INSTITUUT VOOR HOEFKUNDE AAN DE
VEEARTSENIJKUNDIGE HOOGESCHOOL

door

Prof. Dr. H. M. Kroon.

Gelijktijdig met de doortrekking van de Poortstraat over het terrein der
Veeartsenijkundige Hoogeschool en den bouw van een brug over de Grift
daar ter plaatse, is aan de verlengde Poortstraat het Instituut voor Hoef-
kunde verrezen op het terrein langs de Grift, vroeger bekend onder den

naam de „Smalle weidequot;. De bedoeling is hier in de naaste toekomst een
instituut te bouwen voor de vakken, die in de nieuwe wet tot regeling van
het hooger landbouw- en hooger veeartsenijkundig onderwijs aangeduid zijn
met de namen gezondheidsleer der huisdieren en veeteeltwetenschap, en welke
men kan samenvatten onder den naam „zootechniekquot;. Voorloopig is alleen
het instituut voor hoefkunde gebouwd, dat eerst als zelfstandig instituut
dienst zal doen, doch later een deel zal uitmaken van het zoötechnisch instituut.

Wij zullen aan de hand van een plattegrond en van enkele foto's een
beschrijving geven van het nieuwe gebouw, van de inrichting van het bedrijf
en van het doel en de bestemming van het instituut.

Het gebouw is 40 x 14 M. en ligt met zijn lengte-as evenwijdig met de

-ocr page 76-

Grift, met den achtergevel naar de Grift en de Bleijenburgkade en met den
voorgevel naar de straat over het terrein, die leiden zal naar het op de
verder naar achter gelegen weiden reeds ontworpen Instituut voor anatomie
en de Kliniek voor kleine huisdieren. Fig. I geeft een blik op den voor-
gevel, door het hek langs de verlengde Poortstraat, fig. II een afbeelding
van den achtergevel, gezien van de Bleijenburgkade.

In het gebouw is centraal gelegen de smederij (Fig. III), die van binnen
als metselwerk behandeld is, waarvan de lambriseering in blauwe klinkers,
en de rest in gele en witte klinkers met figuren is uitgevoerd. Het geheel
is in lichte kleuren gehouden, terwijl voor zeer ruim bovenlicht gezorgd is.

Deze zaal is 16 x 9'/2 en biedt plaats voor 12 smidsen, werkbanken

II. Achtergevel van het Instituut voor Hoefkunde.

en verschillende machinerieën en werktuigen, waarop wij nader terugkomen.

Naar de Zuidzijde, dus naar den kant van de Poortstraat, grenst aan de
smederij een ruime toiletkamer en garderobe. Ook heeft men aan deze zijde
van de smederij toegang tot de practicum-zaal, die deuren heeft naar de
monsterbanen en de galerij.

Deze zaal, 7 X M., dient voor de practica in hoefkunde en in toege-
past exterieur. In de practica voor hoefkunde oefenen de studenten zich in
het besnijden van doode hoeven, het passen van ijzers, het aanleggen van
kunsthoorn, het beoordeelen van hoefijzers, van hoeven en van paarden voor
het beslag, terwijl alle beslagmethodes op doode hoeven of levend materiaal
worden gedemonstreerd. Naast deze zaal ligt verder de kamer van den
hoogleeraar. Aan de practicum-zaal grenzen de harde en zachte monsterbanen.

-ocr page 77-

langs de geheele lengte van het gebouw loopend, en verder een overdekte
galerij, die bij slecht weer als monster- en beslagplaats kan dienen (zie
plattegrond Fig. IV).

Aan de andere zijde grenst aan de smederij het kantoor van den Chef
van de hoefsmederij en verder de beslagzaal (Fig. V;, welke laatste dezelfde
afmetingen heeft als de practicumzaal. Hier worden de paarden beslagen;
een noodstal is aanwezig, welke vooral voor zware paarden wordt gebezigd.
Aan de beslagzaal grenst een voorraadkamer, waarin alle materialen zijn
geborgen. Verder liggen naast het kantoor: de motorkamer en de model-
kamer. Een stal voor twee paarden is in het gebouw, terwijl een ruime
rijwielloods het terrein naar de Noordzijde afsluit.

Alle lokalen zijn op den beganen grond, uitgezonderd de bergplaats voor

kolen en doode hoeven in den kelder en de twee zolders, waarvan de een
vooral het toestel voor rookzuivering herbergt en de andere dient voor
bergplaats. Overal is voor electrische verlichting en uitstekende ventilatie
gezorgd.

In de practicum zaal (fig. VI) zijn de tafels voor het bevestigen der doode
hoeven geplaatst. Door een verbeterde klemschroef is deze bevestiging nu
zoodanig, dat het besnijden en beslaan gemakkelijk kan geschieden. De zware
tafels kunnen door middel van een takelwerk naar den zolder gebracht
Worden, als de zaal voor het exterieur-practicum noodig is. In modellen aan
den wand is een overzicht gegeven van de vervaardiging van het hoefijzer,
van het besnijden van den hoef en van de meest gebruikte hoefijzer-modellen.

In de hoefsmederij is gezorgd dat de zaal geheel rook- en stofvrij wordt

-ocr page 78-

gehouden, terwijl maatregelen genomen zijn, dat de omgeving van het
instituut geen hinder heeft van de ontwijkende rookgassen. Het is noodig
hierop iets nader in te gaan.

Als smidsen zijn die gekozen van het Sturtevant-type, omdat hierbij de
luchtaanvoer en de rookafvoer automatisch geschieden, geen schouwen,
schoorsteenen en blaasbalgen noodig zijn, en de behandeling uiterst zindelijk
is. De verbrandingslucht wordt onder een druk van 175 m.M. waterzuil
onder de vuren geleid en de toevoer is door een schuifafsluiter regelbaar.
De verbrandingsgassen worden door openingen in de verstelbare dubbele
kap afgezogen. Bij het aanmaken van het vuur en in het algemeen bij sterke
rookontwikkeling kan de kap geheel boven het vuur gedraaid worden, waardoor
een ontwijken van rook in het lokaal onmogelijk wordt gemaakt. Voor het
aansteken der vuren is een gasleiding gebracht, zoodat eenvoudig met een
gaspook de kolen worden aangestoken. De asch en sintels kunnen door een

IV. Plattegrond der Hoefsmederij.

schuif direct worden verwijderd en vallen in een onder het haardvuur ge-
plaatsten aschbak. Aan den haard zijn een koelbak, een kolenbak en rekken
voor tangen en hamers verbonden.

De afvoer der verbrandingsgassen geschiedt door een kanalensysteem van
gresbuizen, onder den vloer van de hoefsmederij gelegen. De groote buizen,
waarin de afvoerkanalen van de afzonderlijke smidsen samenkomen, zijn zoo
dik, dat een man er gemakkelijk door kan kruipen (70 cM. in doorsnede).

De afzuiging van den rook geschiedt door een exhauster, welke met den
onderwind-ventilator en den aandrijvenden electromotor (12 P.K.) in de
motorkamer geplaatst is. De exhauster is in staat per uur ongeveer 10000 M».
van een mengsel van lucht en rookgassen te verplaatsen. De daareven ge-
noemde onderwind-ventilator brengt de verbrandingslucht
onder de vuren en
de capaciteit is zoo berekend, dat bij gebruik van alle twaalf vuren de
temperatuur kan worden bereikt, die noodig is om het
zwaarste hoefijzer op
wit gloeihitte te brengen.

Laten wij den rook, die door den exhauster is weggezogen, nader vervolgen.

-ocr page 79-

Deze .wordt namelijk door de buisleiding, via de motorkamer, gebracht naar
een toestel voor rookzuivering, dat op den zolder geplaatst is. De rook
passeert daarin een watergordijn, waardoor alle kool- en aschdeeltjes worden
neergeslagen, om daarna, alvorens in de buitenlucht te worden afgevoerd,
door een cokesfilter dermate te worden gereinigd, dat slechts met waterdamp
en verbrandingsgassen bezwangerde lucht naar buiten wordt gebracht,
zoodat de omgeving daarvan geen nadeel kan ondervinden.

De Sturtevantvuren, oorspronkelijk een Amerikaansch fabrikaat, doch nu
naar Amerikaansche teekeningen in Nederland gebouwd, voldoen uitstekend.
Zelfs de meest overvloedige rook wordt weggezogen en de bediening is

zoo eenvoudig, dat iemand, voor het eerst er aan werkend, hoegenaamd
geen bezwaren ondervindt.

Verder zijn in de smederij opgesteld een boormachine, een draaibank, een
natte en droge amarilsteen, een slijpsteen, alle door afzonderlijke electro-
motoren gedreven, een knipmachine, een machine voor het aanbrengen van
schroefdraad en de noodige werkbanken met bankschroeven. De hoefsmederij
is nu geheel modern ingericht, een modelinrichting.

Het beslaan der paarden geschiedt in de goed ingerichte beslagzaal, zoodat
dit niet meer in de buitenlucht behoeft plaats te hebben. Toch is in de
galerij ook nog gelegenheid buiten te beslaan. Zooals wij reeds meedeelden
zijn er monsterbanen voor het onderzoek van de paarden voor het beslag.

Door plantsoeneering is gezorgd voor een vriendelijke omgeving van het
gebouw.

-ocr page 80-

Het zij mij vergund op deze plaats mijn dank te betuigen aan de Regeering
die, wat de inrichting van het instituut voor hoefkunde betreft, op zoo royale
wijze aan mijne wenschen is tegemoet gekomen.

Het geheel is ingericht volgens de plannen van den heer Teeu wisse
Rijksbouwmeester te 's-Gravenhage, onder toezicht van den Rijksbouwkundigé
Hooft, terwijl als technisch adviseur de heer
Jos. v. Dooren, ingenieur
te Scheveningen, en als adviseur voor de verlichting de heer Van Dam
ingenieur te 's-Gravenhage, medewerkten. Aannemer van het gebouw was'
de heer Van Aken te Utrecht, de installatie der smederij werd geleverd
door de firma ƒ red. Stieltjes amp; Go. te Amsterdam, de electrische
installatie door de firma N i c o 1 a i amp; L e b r e t te Utrecht. Hier past zeker

i

VI. Beslagzaal van het Instituut voor Hoefkunde.

rnbsp;-ï«nbsp;moeielij-kheden

hebben weten te overwinnen, in deze tijdsomstandigheden aan bouw e^
inrichting van een instituut verbonden.

te

g^en - het doel van bet instituut voor hoefkunde. Het doel is veelzijdig

londheÏl ^nbsp;belangrijke onderdeelen vafd'e'

gezondheidsleer der huisdieren zijn, in verschillende opzichten wil trachten
te bevorderen. Hier zi,quot; er op gewezen, dat voor NederLd bijna uitSend
het beslag der hoeven van het paard van belang is, terwijl
voor Nederiandsch
Indie dat van het rund van even groote beteekeSis is.

-ocr page 81-

Wij willen trachten het beoogde doel te bereiken:
1». door
wetenschappelijk onderzoek.

a.nbsp;Onderzoekingen op het gebied van anatomie en physiologie van den hoe f.
Tal van onderwerpen op dit gebied vragen nog een nader onderzoek.

b.nbsp;Het zoeken naar technische verbeteringen in het hoefbeslag, daarbij
steeds rekening houdend met resultaten der nieuwere onderzoekingen,
op het gebied der hoefkunde.

c.nbsp;Het beproeven en zoo mogelijk in de praktijk toepassen van al wat
op het gebied van hoefbeslag
nieuw aangegeven wordt.

d.nbsp;Het geven van gelegenheid aan studenten en aan andere belang-
stellenden, om
onderzoekingen te verrichten, nieuwe ideeën, vindingen of
verbeteringen toe te passen.

2quot;. Door het onderhouden en aanvullen van een museum voor hoefkunde.

Eeeds jarenlang is er naar gestreefd alles samen te brengen wat van
belang is op het gebied van hoefkunde en hoefbeslag, vooral wat
Nederland en de Koloniën betreft.

Ieder, die zich op de hoogte wil stellen, van wat betreffende een
bepaald onderdeel reeds gewerkt of vervaardigd is, stellen wij in de
gelegenheid dat in dit museum te doen. Voorloopig wordt het ingericht
in het tegenwoordige instituut voor zootechniek. Het spreekt vanzelf,
dat wij ons steeds aanbevolen houden voor toezending van alles wat
voor dit museum van belang kan zijn.

3quot;. Door ondervpijs aan de veterinaire studenten.

De kennis van hoefkunde en hoefbeslag is onmisbaar voor den
veterinair-hygiënist, en verder voor de studie van aetiologie en therapie
van verschillende chirurgische ziekten, vooral hoefziekten. Daarom
worden gegeven:

a.nbsp;een theoretisch college over hoefkunde.

b.nbsp;een-practicum hoefkunde.

Wat dit laatste betreft, wordt er rekening mee gehouden dat het
voor den dierenarts meer een kwestie is van kennen dan van kunnen.
Hij moet het hoefbeslag zaakkundig kunnen beoordeelen, in alle ge-
vallen, bij normale standen en normale hoeven, bij afwijkingen in stand
en gang, bij allerlei afwijkende hoefvormen en bij zieke hoeven nauw-
keurig kunnen aangeven welk beslag noodig is en hoe dat dient te
worden aangelegd. Daarom wordt in het practicum de grootste waarde
gehecht aan het leeren beoordeelen, wordt alles gedemonstreerd, worden
door de hoefsmeden alle beslagmethoden toegepast. Het zelf doen
bepaalt zich tot het beoordeelen van het paard voor het beslag, het
afnemen van hoefijzers, het besnijden van hoeven, het aanleggen van
kunsthoorn, het passen van hoefijzers, wat onmisbaar is om later met
kennis van zaken te kunnen adviseeren.

4quot;. De uitoefening van het hoefbeslag:

a. Bij paarden uit de chirurgische kliniek aanbrengen van het daar
aangegeven beslag.

-ocr page 82-

b.nbsp;Bij paarden met afwijkende standen, gangen en hoefvormen. Worden
deze door dierenartsen gezonden, dan wordt het beslag aangebracht, wat
door dezen is aangegeven.

c.nbsp;Bij paarden met normale hoeven, gebruiks- en proefpaarden van de
hoogeschool en paarden van particulieren. Deze laatsten slechts voor
zoover wij behoefte hebben aan materiaal voor onderwijs, demonstratie
en proefneming.

5». Het bevorderen van de verbetering van het hoefbeslag in Nederland.

De hygiënist mag zich niet tevreden stellen met onderzoek en
onderwijs op zijn gebied; hij heeft ook tot taak de hygiëne zooveel
mogelijk te bevorderen. Wat de meeste onderdeelen van de gezond-
heidsleer der huisdieren betreft, kan dit bestaan in het geven van
wenken, inlichtingen en voorschriften aan de eigenaars
der dieren; wat
de verbetering van het hoefbeslag betreft, kan men daarmede niet
volstaan, daar het niet voldoende is, dat de eigenaars
begrijpen welke
maatregelen noodig zijn, doch er verder hoefsmeden moeten wezen, in
staat om in alle gevallen het beslag goed aan te brengen. Wil men
dus op dit gebied der hygiëne wat bereiken, dan moet voor een goede
vorming, een goede opleiding der hoefsmeden zorg gedragen worden, —
dient hen de kennis bijgebracht te worden, die noodig is om te kunnen
weten hoe de verschillende gevallen, voor verschillende diensten, bij
verschillende standen en gangen en bij afwijkende hoefvormen, moeten
worden beslagen. De dierenartsen hebben dit steeds begrepen en zich
daarom veel met de opleiding der hoefsmeden bezig gehouden. Daarop
heb ik vroeger uitvoerig gewezen in een tweetal artikelen in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde, deel 37 en deel 43, over de opleiding
der hoefsmeden in Nederland.

Ons instituut wil juist de goede opleiding der hoefsmeden bevorderen
en daarbij zooveel mogelijk behulpzaam zijn.

a.nbsp;Door den veterinairen studenten zoodanig onderricht te geven, dat zij
bij het onderwijs aan de hoefsmeden de leiding kunnen hebben, niet
alleen omdat zij kennis van anatomie en physiologie van den hoef en
van exterieur, doch ook van het geheele hoefbeslag bezitten.

b.nbsp;Door opleiding van onderwijzers in practisch hoefbeslag, die de vee-
artsen kunnen bijstaan, door aan de inrichtingen voor onderwijs in
hoefkunde en hoefbeslag, scholen, leersmederijec of cursussen, het
practisch onderricht te geven. De ervaring heeft geleerd, dat de op-
leiding der hoefsmeden alleen goede resultaten kan opleveren als naast
goed theoretisch, ook deugdelijk practisch onderwijs wordt gegeven.

Sedert 1910 wordt te Utrecht ieder jaar van rijkswege, voortaan in
dit instituut, een cursus voor opleiding van onderwijzers in practisch hoef-
beslag gegeven, waar gediplomeerde hoefsmeden een verdere opleiding
als onderwijzer ontvangen om hun taak naar behooren te kunnen vervullen.

Het instituut kan aldus door opleiding van al het onderwijzend
personeel voor de inrichtingen, waar de hoefsmeden opgeleid worden, een
grooten invloed ten goede uitoefenen.

-ocr page 83-

c. Een slap verder zal, naar ik hoop, spoedig gezet vsrorden, door van
rijkswege jaarlijks in het instituut een
examen tamp;honAm, ter verkrijging
van het diploma als hoefsmid,
terwijl verder elders geen diploma's als
hoefsmid meer worden uitgereikt.

Dit examen zal dan natuurlijk afgenomen moeten worden door eene,
daarvoor door de Eegeering in te stellen, examencommissie. Het be-
hoeft geen nader betoog, dat daardoor een gunstige invloed zou
uitgeoefend worden op het onderwijs aan de hoefsmeden, op de cursussen
in hoefbeslag in de eerste plaats, en dat de waarde van een diploma
als hoefsmid er door zou stijgen.

Het instituut voor hoefkunde wenscht dus in alle opzichten werkzaam te
zijn ter bevordering van dezen tak van hygiëne der huisdieren en roept
daarom vrijmoedig den steun in van ieder, die daarin behulpzaam kan zijn.

Het zooigedeelte van één tak, ter verduidelijking, naar buiten gedraaid.

De korporaal-hoefsmid H. Huysman van het 4e Reg. Huz., 2e Esk., thans
gedetacheerd bij de Etappen-ziekenstallen te Rotterdam, heeft het volgende
klemhoefijzer geconstrueerd:

Hij maakt eerst een gewoon ijzer met een lip aan den binnenrand van
iederen tak, welke lippen in de zijdelingsche straalgroeven tegen de steunsels
komen te liggen, zoover mogelijk naar de steunselhoeken. De nagelgaten zitten
meer in het toongedeelte. De ijzertakken kunnen iets verzwaard worden, het-
geen echter niet noodzakelijk is.

Hij zaagt nu met de ijzerzaag beide ijzertakken overlangs diagonaal door
tot ongeveer het midden der takken, zóó dat de zaag-
vlakte van binnen hoog, naar buiten laag verloopt (zie
figuur). Het bovenste (zool-) gedeelte van de half door-
gezaagde ijzertakken wordt daarna rond afgehakt van
het overige ijzer (bodem )gedeelte, zooals op de foto te
Verticale doorsnede zien is. Het zooigedeelte wordt daarna door middel van
van een ijzertak. ggjj gchroef weer bevestigd op de plaats waar het gezeten
heeft, zoodanig dat het kop-gedeelte van de schroef in het zooigedeelte
zit en de draad in hot bodemgedeelte der takken is vastgeschroefd.

-ocr page 84-

Zoo kan nu het losse zoolgedeelte heen en weer schuiven over het vaste
bodemgedeelte.

In het ijzer worden bovendien nog drie zaagsneden aangebracht (zie foto).

Nu wordt het ijzer ondergelegd, waarbij dient te wdrden zorggedragen,
dat, wanneer de lippen vast tegen de steunsels aanliggen, zool- en bodem-
gedeelten der takken elkaar volkomen dekken.

De werking van het ijzer is als volgt:

Wanneer de hoef belast wordt, wordt vanwege de naar buiten hellende
wrijf vlakte tusschen zool- en bodemgedeelte der takken, een kracht uitge-
oefend, die het zoolgedeelte over het bodemgedeelte tracht te verschuiven.
De lippen zullen dus een druk uitoefenen tegen de binnenvlakte van de
steunsels. Bij het opheffen van de belasting is deze druk weer'weg en kunnen
de meer of minder naar buiten gedraaide zooigedeelten weer op de oude
plaats terugdraaien.

Zoodoende wordt het hoefmechanisme sterk bevorderd en op den langen
duur zal, door het veel beweging geven aan het paard, een blijvende ver-
wijding van den hoef het gevolg zijn.

Door mij is dit ijzer éénmaal toegepast, welke proefneming nog niet is
geëindigd. Ik wil dit geval toch even mededeelen:

Het Rijkspaard No. 518 werd 2 October 1917 van het veldleger overge-
plaatst naar de Etappen-ziekenstallen te Rotterdam, met de mededeeling, dat
het reeds geruimen tijd kreupel was aan het linker voorbeen, tengevolge
van klemhoef.

De behandeling heeft bestaan in hoefverweeking, verschillend beslag,
rainures enz. Doch alle behandeling ten spijt, bleef de hoef nauw en dé
kreupelheid onverminderd voortbestaan. Op 18 Maart 1918 werd het klem-
hoefijzer van Huysman ondergelegd. Ter juiste controle van de eventueele
uitzetting van den hoef, werd in iederen verzenwand een puntje gebrand en
de afstand tusschen deze gemeten. Deze bedroeg 59 m.M. Dagelijks werd
het paard tweemaal afgestapt. Na een paar wéken was reeds duidelijk te
zien, dat het zoolgedeelte naar buiten vca-schoven was en dus een beetje over
den buitenrand van het bodemgedeelte heen stak.

Op 17 April bedroeg de afstand tusschen de merkpunten 62 mM. ; dus
er was een uitzetting van 3 mM. verkregen. De kreupelheid is reeds zoo
goed als verdwenen. Door dit ijzer is in korten tijd een resultaat verkregen,
dat door alle voorgaande behandelingsmethoden in maanden niet bereikt werd.

Een groote deugd van dit ijzer is de degelijke constructie. Eenmaal onder-
gelegd heeft men er zoo goed als geen omzien meer naar. Het eenige wat
men te doen heeft, is een enkele maal met behulp van een tang de ijzertakken
uitbuigen, n.1. wanneer door verkregen uitzetting van den voet, het zoolgedeelte
te ver over het bodemgedeelte uitsteekt. Om dit uitbuigen te vergemakke-
lijken zijn de bovengenoemde zaagsneden aangebracht. Het spreekt vanzelf
dat de grootte van de kracht, die de uitzetting van den
hoef bewerkstelligt,'
alleen afhangt van den graad van helling der wrijfvlakte tusschen zool- en
bodemgedeelte. Bij het bovenvermelde geval bedroeg die hoek ± 25 graden.

Men kan dit natuurlijk regelen, zooals men wil. Is de uitzetting te klein,
dan probeert men een ijzer met grooteren hellingshoek, - is ze te groot.

-ocr page 85-

hetgeen het paard natuurlijk direct verraadt door meer pijnlijkheid, dan neemt
men een kleinere helling.

Bij een éénzijdigen klemhoef behoeft men slechts één ijzertak de omschreven
behandeling te doen ondergaan. Daar ik nog slechts éénmaal in de gelegenheid
ben geweest, dit ijzer toe te passen, beschik ik niet over voldoende gegevens
om de practische waarde van dit ijzer aan te toonen. Mijn meening is echter,
dat het klemhoefijzer van Huysman, zoowel in gunstige werking als in
practische bruikbaarheid, alle bestaande klemhoefijzers overtreft.

Botterdam.nbsp;Crezée,

tijd.-paardenarts 2°. kl.

KOET VERSLAG VAN DE JAARVERGADERING DER VEREENIGING
VAN ONDERWIJZERS IN PRACTISCH HOEFBESLAG IN NEDERL.,
gehouden op 11 Mei des nam. om 2 uur in het Hotel l'Europe te Utrecht.'

De agenda bevatte de volgende punten ter behandeling:

1.nbsp;Opening door den Voorzitter;

2.nbsp;Lezing der notulen;

3.nbsp;Ingekomen stukken; 3a. Belangrijke mededeelingen door het bestuur;

4.nbsp;Bestuursverkiezing;

5.nbsp;Benoeming eener commissie voor het nazien der rekening;

6.nbsp;Rekening en verantwoording van den Penningmeester;

7.nbsp;Jaarverslag door den Secretaris;

8.nbsp;Zijn er reeds ervaringen opgedaan met het nieuwe zooiijzer voor vol- en
knolhoeven, beschreven in „De Hoefsmidquot;? Zoo ja, welke zijn deze?
Vragen en mededeelingen.

Om precies 2 uur opent de voorzitter de vergadering met een hartelijk
woord van welkom aan de leden, die in groote getale zijn opgekomen.

Aanwezig zijn, volgens de presentielijst: H. Ritsema te Appingedam, wor-
zitter, H. van Waasbergen te Oud-Eeijerland, secretaris-penningmeester, Luyten
te Gorinchem,
penningm, v. Woensbergen te N. Beierland, Vogels te Buggenum,
Rijpkema te Sneek, Boogaarts te Maaswiel, Zegwaard te Amersfoort, Gom-
mans te Blerik, Jacobs te Budel, Burrs te Hengelo, Tangelder te Duiven,
Meijer te den Haag, Sengeren te Baarn, v. d. Pol te Nijkerk, van Meningen
te Weesp, Sanders te Holtum, Stuivenberg te Groningen, Hendriks te Veenen-
daal, Verhoeven te Schalk, Vossers te Utrecht, Rolink te Enschede, v.
Angeren te Utrecht, Huitink te Ruurlo,
leden.

1.nbsp;De voorzitter zegt dat dit jaar van de gewoonte is afgeweken en de
algemeene vergadering niet is gehouden op den dag dat de examens voor
practisch onderwijzer afioopen, omdat het voornemen bestond de vergadering
te houden op den dag der opening van het nieuwe Instituut voor Hoefkunde
en Hoefbeslag der Veeartsenijkundige Hoogeschool, voor welker opening een
uitnooding was ontvangen. Doordat echter dit Instituut niet feestelijk ge-
opend is, is deze vergadering dit jaar zeer verlaat.

2.nbsp;De notulen van de voorgaande vergadering worden voorgelezen en daar

-ocr page 86-

niemand aanmerkingen heeft, onder dankzegging aan den Secretaris, gearres-
teerd.

3.nbsp;De heer Meeuwsen uit den Haag heeft bericht gezonden verhinderd
te zijn ter vergadering te komen, terwijl enkele convocaties als onbestelbaar
zijn terug gekomen, zoodat de Voorzitter verzocht aan de leden om de juiste
adressen bij den secretaris in te zenden.

3a. De Voorzitter deelt mede, dat het Bestuur zich het vorige jaar ge-
wend heeft tot den Minister v. L., H. en N. met verzoek om een centrale
Examen-commissie in te stellen voor de diploma's van hoefsmid voor alle in den
lande te houden cursussen en is verheugd te kunnen mededeelen, dat volgens
ingekomen verklaring reeds in 1919 een zoodanige regeling zal zijn getroffen.

Hierna ontwikkelt zich een discussie, waarbij o.a. de heer Rolink van
meening is dat het moeilijkheden zal geven om de candidaten van alle cur-
sussen op één datum te examineeren, daar toch de cursussen niet in denzelfden
tijd worden begonnen en eindigen. Andere leden meenen dat dit te onder-
vangen is en daar de toezegging van den Minister algemeene voldoening
geeft, wordt besloten hiervoor een dankbetuiging te zenden en tevens het
Bestuur te machtigen om over een eventueel te schikken regeling de Ver-
eeniging te vertegenwoordigen. Het bestuur zegt toe in dit geval mede-
deelingen te zullen doen in „De Hoefsmidquot;.

4.nbsp;De voorzitter is aan de beurt om af te treden en wordt bij een
schriftelijke stemming met op één na algemeene stemmen herkozen. De her-
kozene neemt het voorzitterschap, aan onder dankbetuiging voor het groote
vertrouwen hierbij uitgedrukt.

5.nbsp;De commissie voor het nazien der rekening over het volgend jaar
wordt samengesteld uit de heeren Luyten te Gorinchem, Rijpkema te Sneek
en H. Vossers te Utrecht.

6.nbsp;De Penningmeester doet verslag over de financiën van het afgeloopen
jaar; bij ontvangsten van f 159,60, vermeerderd met f 2,92 rente, bedragen de
uitgaven f 58,63, zoodat er een batig saldo is van f 103 29. De voorzitter
zegt den penningmeester dank voor zijn ijverig en zuinig beheer.

7.nbsp;De secretaris deelt mede dat hij geen jaarverslag heeft gemaakt, daar
er weinig gebeurtenissen aanleiding gaven tot een verslag; hij deelt alsnog
mede dat in dit jaar de Koninklyke goedkeuring aan de Vereeniging werd
geschonken.

8.nbsp;De heer van Angeren deelt mede twee paarden beslagen te hebben met
het nieuwe zooiijzer, die hij na afloop der vergadering zal demonstreeren;
daar echter de proefneming nog niet ten einde is, kan geen conclusie worden
getrokken en zullen er later mededeelingen over verschijnen. Voorloopig geeft
dit ijzer echter goede resultaten.

De voorzitter deelt deze meening en zegt er een paard mede te
hebben beslagen, dat er zeer goed op loopt, terwijl ook het uitglijden, op
welken bodem ook, wordt tegengegaan doordat de straal geheel den bodem
raakt.

v. Angeren bespreekt nog een geval van hoefbevangenheid, waarna door-
gezakte zooltakken zijn overgebleven; het paard doet, met een zooiijzer
beslagen, uitstekend dienst in en buiten de stad.

-ocr page 87-

De heer Luyten zegt dat in den regel dergelijke paarden toebehooren aan
eigenaren, die zulk een uit den aard der zaak duur beslag niet betalen
kunnen en dat deze proefnemingen meer tot de inrichtingen van onderwijs
zullen behooren.

De voorzitter wekt een ieder op om bij voorkomende gelegenheden dit
ijzer toe te passen en het volgend jaar de ervaringen, hiermede opgedaan,
te vertellen.

9. Er ontwikkelt zich een discussie of de vereeniging al of niet voor-
stellen moet doen aan de Eegeering om de bedrijfleiders in het Hoefsmids-
vak te verplichten een diploma te bezitten. Besloten wordt dat het bestuur
een dusdanige regeling zal trachten te verkrijgen en hiervoor de adhaesie
zal vragen van de Landbouw Mijen, daar toch de paardenhouders de direct
belanghebbenden bij een dergelijke regeling zijn.

Door verschillende leden wordt geklaagd over het slechte hoefbeslag dat
dikwijls bij keuringen gezien wordt en de heer Tangelder zou gaarne zien
dat een der onderwijzers in practisch hoefbeslag aan de keuringscommissie
werd toegevoegd om van advies te' dienen of de gebreken van hoeven of
standen van de te keuren paarden al dan niet aan het ondergelegde hoef-
beslag zijn te wijten. Hij haalt een voorbeeld aan uit Zeddam, waar zeer
slecht hoefbeslag bij de ter keuring aangeboden hengsten was ondergelegd.

De heer Eolink stelt voor om uniforme prijzen voor hoefbeslag over het
geheele land te verkrijgen; het Bestuur zal dit voorstel in overweging nemen.

De heer Verhoeven stelt voor om het bijwonen van de jaarvergadering
verplichtend te stellen. Een debat ontwikkelt zich, waarbij enkele leden zijn
voor presentiegeld, anderen voor boete bij afwezigheid en weer anderen voor
reis vergoeding; het bestuur zal in deze met voorstellen komen ter volgende
vergadering.

De voorzitter bespreekt nog het nut van practische mededeelingen in het
vakblad en wekt alle leden op in „De Hoefsmid' te schrijven, daar dan
toch dit blad ten volle aan zijne bedoeling zal beantwoorden en het voor
de leden nuttig zal zijn met elkanders ervaringen kennis te maken.

Na een woord van dank voor de opkomst wordt de vergadering gesloten
en begeeft men zich gezamenlijk naar de Veeartsenijkundige Hoogeschool,
om het gebouw voor Heelkunde en Hoefbeslag in oogenschouw te nemen.

G. H.

ingezonden stukken.

Geachte Meer Bedacteur!

Ook ik wensch nog eens gaarne terug te komen, op het door den Heer
P. B. in het nummer van 15 April geplaatste stukje, betreffende „kosten-
berekening hoefbeslagquot;. De heer P. B. schrijft o. a.: „Maar welke patroon
zou de vrijmoedigheid bezitten te berekenen f 0.50 uurloon èn 125 % én
kolen? Want dan beliep het uurloon niet f 0.35, zooals van den tot voor-
beeld gestelden opperman, maar f 1.47quot;.

Hier wil ik mijn collega P. B. op antwoorden, dat zoo'n patroon onder-
geteekende is en dat ik er zoo nog zeer vele ken en met succes. Ik voor

-ocr page 88-

mij vind het eerder kleingeestig om het niet te doen, dan vrijmoedig om
het wel te doen. Ook schrijft de heer P. B. dat de reden, waarom men
vooral op het platteland zoo laag in prijs staat, de oorzaak mogelijk ligt in
dat men niet genoegzaam voor zijn taak berekend is.

Zit in dien zin niet iets wat juist aan het adres van den heer P. B. zelf
thuis behoort, want die 125 % èn kolen is geen uurloon, de 125% is rente
en afschrijving op smederij en inventaris enz. en de kolen krijgt men toch
zeker tegenwoordig ook niet voor niets, en het valt mij vreemd op dat de
heer P. B. nu bij mij de kolen op het uurloon zet en bij zijn eigen be-
rekening apart houdt. Evenzoo het punt: vrees voor de paardenhouders,
zit er bij den heer P. B. zelf ook nog in, om reden hij tegenover zijn klanten
er tegen op ziet, om het uurloon zoo te verhoogen en dit is, gepaard
gaande met collegiaal wantrouwen, hoofdzakelijk de reden van de lage
prijzen. Men durft om de een of andere reden niet te rekenen omdat men
de waarde van zijn vakkennis niet kent, of beter gezegd men heeft nooit
zijn vakkennis in rekening gebracht.

Men behoeft geen vrees te bezitten voor de paardenhouders, als men maar
goed werk levert. Ieder die wat met zijn paard opheeft, heeft er ook wat
voor over. Zeker zijn er uitzonderingen, maar die heeft men onder alle
categorieën van menschen, doch zulke moeten juist door flink aanpakken
genezen worden. Daar waar meer uitgegeven moet worden, daar moet ook
meer verdiend worden en zoo moet ieder voor zich er over denken, zoowel
smid als paardenhouder.

Veeal wordt er gezegd: nu voor een boer kan zoo'n prijs wel, maar voor
die arme broodvechters, zooals melkrijders, voerlieden, kleine kooplieden,
enz. met. Doch laat ons niet al te barmhartig zijn. Zoo wordt over ons
ook met gedacht. Ook wij zijn toch broodvechters, of verdient U Uw loon
gemakkelijker dan voornoemde lieden? En wat hebben die gedaan voor hun
vakkennis? Hoe lang loopt men niet voor dat men een bekwaam smid is
en wat verdient men dan in den regel in verhouding met die lieden van
dien leeftijd? Met dat alles moet U rekening houden en dan zult U inzien,
dat 50 cent uurloon voor een bekwaam hoefsmidspatroon niets overdreven
is, voor velen zelfs nog te laag.

Ook schrijft de heer P. B.: „het balletje is opgeworpen en is aan het rollen,
en ik hoop dat het zijn doel bereikt '.

Zeer gaarne de eer gevende aan wien die toekomt, wil ik even kenbaar
maken dat op den 2den Kerstdag 1917 te Amsterdam een vergadering is
belegd en gehouden op initiatief van de Afd. Hoofddorp der B. S. P. N
(Haarlemmermeer), om te geraken tot een minimum uniformprijs voor'het
hoefbeslag, waaruit is voortgesproten, dat op den 2den Paaschdag (1 April 1918)
op de vergadering der Combinatie Noord-Holland te Alkmaar gehouden
met
algemeene stemmen is besloten de minimum uniformprijs voor hoefbeslag
over geheel Noord-Holland vast te stellen als volgt: 1 paard 4 nieuwe ijzers
lx /, 6 f 5.40, een hit 4 nieuwe ijzers f 4.80; overige benoodigdheden
naar evenredigheid; zoo ook dat de onkosten-rekening-basis van het hoefbeslag
op minstens 150% moet worden gezet (deze basis is getrokken uit de onkosten-
rekeningen, welke door iedere afdeeling was opgemaakt en toegezonden).

-ocr page 89-

Geachte collega P. B., ik hoop dat Uwe provincie spoedig volgen zal;
daar zitten ook nog wel een paar flinke krachten om dat zaakje voor elkaar
te krijgen, doch dan niet te bang zijn voor de paardenhouders, want dan
komt men er niet.

Wees U den balk om de breuk te overschragen en rolt het balletje voort
van uit Noord-Holland over Breukelen, verder Uwe provincie binnen en
meldt dan spoedig in „De Hoefsmidquot; of U succes gehad hebt.

Ook andere collega's aansporende tot dit doel en tot veredeling van het
ambacht, teeken ik onder beleefde dankzegging voor de verleende plaatsruimte,

Th. A. Ji O e 1 m a n N z.,
Ged. Hoefsmid,
Alkmaar.

opvoeding van paarden en het beslag der toekomst.

Ondanks de cursussen in paardenkennis, opvoeding en behandeling der
paarden, gehouden door de Maatschappijen van Landbouw in diverse provinciën,
wordt nog niet nageleefd hetgeen aldaar wordt onderwezen.

In de provinciën Overijssel, Gelderland, Brabant en Limburg worden veel
goede werk- en andere paarden gefokt (over de overige provinciën kan ik
niet oordeelen, omdat ik dat niet zag), doch er wordt echter nog lang niet
voldoende zorg aan besteed, want er wordt o. m. niet gezorgd dat de voeten
der jonge paarden tijdig worden bijgesneden. Dat zulks noodig is, vooral
bij onze inlandsche paarden met over 't algemeen te platte hoeven en dikwijls
natten bodem waarop zij worden opgevoed, behoeft wel geen betoog.

Maar al te veel gebreken doen zich daarbij voor; bij het loöpen in de
weide zetten de hoeven veel uit of er ontstaat doorzakking en het gevolg daar-
van is scheuren en afbrokkelen.

Zulks kan voorkomen worden als men begint met de jonge paarden op
den leeftijd van ongeveer drie maanden de hoeven te besnijden en dat
zoodanig te doen dat het dier een goeden stand houdt of krijgt.

Vervolgens moet het besnijden der hoeven om de 5 ä 6 weken worden
herhaald, hetgeen ook veel zal bijdragen tot voorkoming van rotstraal,
klemhoeven, hoornscheuren en andere hoefgebreken.

Door bovenbedoelde bewerking zal het paard zich op 2 ä 3-jarigen leeftijd
gemakkelijk doen beslaan, omdat het dan reeds aan het opnemen der voeten
en het kloppen aan de hoeven gewoon is geraakt.

Wanneer wordt begonnen met het beslaan van zulke paarden, zal men
spoedig bemerken dat de hoeven nauwer worden, hetgeen vooral het geval
is met paarden die zich op harden bodem bewegen en op een drogen stal
verblijven.

Om dat echter te voorkomen is het wenschelijk de paarden voor alle
werkzaamheden te beslaan met kurkkitzolen. Bedoelde zolen bestaan uit
vierkante tabletten caoutchouc, vermengd met stukjes kurk, zijn zeer licht
en bezitten de eigenschap dat ze, na ongeveer vijf minuten in heet water
te hebben gelegen, kneedbaar worden, waardoor ze in eiken hoef volkomen
passend kunnen worden ingelegd.

Die zolen worden ingelegd nadat het paard beslagen is en blijven zitten

-ocr page 90-

tot dat het paard opnieuw beslagen wordt, waarbij dezelfde zolen telkens
wederom gebruikt kunnen worden. Men heeft voor 't eerst voldoende aan
gt;/2 K.G. voor vier normale voeten, terwijl, bij gebruik van oude zolen, ge-
woonlijk een zeer kleine hoeveelheid moet worden bijgevuld.

Vóór het inleggen dier zolen, moeten de hoeven van binnen goed gereinigd
worden en daarbij de zool en straal met een weinig teer insmeren, hetgeen
noodig is om te voorkomen dat de zool aan den hoef kleeft. Zoodra de zolen
afgekoeld zijn, heeft de kurkkit haar oorspronkelijken toestand hernomen.
Vooral voor paarden, die zich op harden of gladden bodem moeten bewegenj
zijn ze zeer nuttig, zij werken elastisch zeer goed op den gang van het
paard en brengen den hoef in zijn natuurlijken toestand terug, omdat daar-
door de lichaamslast verdeeld wordt over den straal en de zool, waardoor
de hoornwand voor een groot gedeelte van zijn taak wordt ontheven.

Voor het beslaan van paarden met bedoelde zolen kan men wanneer de
hoeven althans voldoende hol zijn, volstaan met een gewoon ijzer. Bij plat-
hoeven gebruikt men een ijzer met drie lippen, die in afhellende vlakte
worden uitgeslagen, waaronder de zolen zich goed vasthouden.

Onmiddellijk nadat het paard beslagen is haalt men de zolen uit het
warme water, waarna ze gemakkelijk met de vingers in de hoef worden gedrukt.

Men zoekt zoo noodig een vlakken bodem of een plank, die men nat maakt
en plaatst het paard met de gevulde hoef daarop en wanneer die voet wordt
belast, wordt de zool gelijk met de ondervlakte van het ijzer. Hetgeen er
te veel in was, werkt zich dan vanzelf naar achteren uit, hetgeen dan iets
binnen de uiteinden der ijzertakken wordt weggesneden.

Het gebruik der zolen voorkomt het verdampen der hoeven, die dus zacht
blijven, en daardoor blijft het paard zijn veerkrachtigen gang behouden en
het voorkomt ook klemhoeven en steengallen. Het intrappen van steenen,
waardoor kneuzingen kunnen ontstaan, is uitgesloten en in den winter kan
ook geen inballen van sneeuw plaats hebben.

Bij proefneming is mij gebleken dat paarden met te lage verzenen, na zes
maanden met vorenbedoeld beslag te zijn beslagen, geheel verbeterd waren.

H. Heesterman,

Veldleger, 6 Mei 1918.nbsp;Wachtmeester-Hoefsmid 3-4 E. H.

korte mededeelingen.

—nbsp;Inrichting van hoefbeslag te Groningen. Op X5 April is als leer-
ling toegelaten J. Dikkers van Zuidlaren.

—nbsp;Zuid-Holland. De tweejarige cursus in Hoefkunde en Hoefbeslag
door de afdeeling 's Gravenhage van de Hollandsche Maatschappij van
Landbouw met subsidie van het Eijk, de Provincie en het Hoofdbestuur
van de Hollandsche Maatschappij van Landbouw gegeven in de Koninklijke
stallen te 's Gravenhage, is op 25, 26 en 27 April j.l. beëindigd met een
examen ten overstaan van de volgende commissie: J. Laméris, Gep^. Majoor
paardenarte te 's Gravenhage, C. Pauël, pl. v. districtsveearts te Rotterdam
en L. J. Hoogkamer, Gep«. Majoor-paardenarts, tevens leider van den cursus,
te 's Gravenhage.

Aan alle veertien candidaten kon het diploma worden uitgereikt en wel met
de volgende onderscheidingen : P. J. van Roon te Strijen, A. Bosman te

-ocr page 91-

Rotterdam, P. Moree te Simonshaven, A. Wilschut te Hendrik Ido Ambacht,
J. van Reeven Dzn te Maasland, P. J. van der Veen te Rotterdam, J. Moers
te Zoetermeer en P. Schülte te Kwintsheul-Wateringen, alien met lof;
A.
Deckers te Hoogmade, W. A. Bosman te Rotterdam, J. Havelaar te
's Gravendeel en C. Molenaars te 's Gravenhage, met de onderscheiding
„goedquot; en C. M. van Zanten te Rotterdam en P. van Houte te Stad aan
't Haringvliet met de toevoeging „voldoendequot;.

— Vereeniging ter veredeling van liet ambacht. Uit het jaarverslag
van deze Vereeniging, uitgebracht in de te Amsterdam gehouden vergadering,
blijkt dat het ledental op 31 Dec. 1917 bedroeg 186 persoonlijke leden en
_ 33 Vereenigingen.nbsp;,

Gedurende 1917 hebben zich 112 persoonen aangemeld voor deelname aan
het examen voor „meesterquot; of „gezelquot;, n.1.:

voor het Meester-examen voor dat als Gezel
Timmeren .... 5 (3)nbsp;4 (2)

Huisschilderen . . 8 (3)nbsp;46(17)

Metselen .... 2 (1)nbsp;7 (6)

Smeden.....3 (2)nbsp;20 (8)

Meubelmaker . . 4 (2)nbsp;13 (4)

De tusschen haakjes geplaatste cijfers geven de aantallen geslaagden aan.
Voor meester-smid slaagden de heeren : A. v. d. Linden te Haarlem en
A. G. de Wit te Doesburg, — als gezel-smid de heeren : P. A. Capel te Am-
sterdam, J. van Gorkum te Arnhem, C. Groot te Beets, J. Hartog Dzn. te
Edam, J. Kolkman te Deventer, M. Koopman te Alkmaar, W. P. v. Rijcke-
vorsel te Maastricht en J. H. de Wit te Heerenveen.

Aan het verslag van de Technische Commissie ontleenen wij het volgende:
De Commissie kan, wat de smeden betreft, constateeren, dat hun practisch
examen beter was dan in 1915, maar daarom toch nog niet geheel als vol-
doende kan worden genoemd.

Volgens haar meening moet het examen voor de Smeden, wil men tot het
doel. dat de Vereeniging zich gesteld heeft geraken, gesplitst worden ; dan
zou iedereen examen kunnen doen, in dat gedeelte van het smidsvak, waarin
hij werkzaam is, dus of alsuur werker, 5f als Bankwerker, óf als Plaatwerker.

Iedere candidaat zou dan bovendien gelegenheid kunnen vinden, een aan-
teekening op zijn diploma te krijgen voor bekwaamheid in een ander deel
van het ambacht.

PERSOVERZICHT.

De Amerikaansche ijzer- en staalmarJd. ^aar Iron Age meldt, wasderuw-
ijzerproductie der Ver. Staten in de maand April 3,288,000 (v. m. 3,213,000;
v. j. 3,334,000) ton. De dagelijksche productie was 110,000 (107,000; 112,000)
ton, bij 354 (344; 336) hoogovens in werking.

De staalmarkt past zich aan de nieuwe oorlogsverklaringen aan. IJzer- en
staalaankoopen voor algemeen gebruik zijn opgehouden. De hoeveelheid staal,
die naar Engeland en Frankrijk wordt gezonden, wordt geschat op IV4
millioen ton.nbsp;(u.
N. B. G.)

advertentien.

HOEFZALF

ter genezing van zieke hoeven, losse wand, rotstraal, brokkel-
hoeven, hoornscheur,
en ter voorkoming van deze en vele andere
hoefgebreken, gebruikt steeds mijn universeele

Heelhoefzalf, p.bus c.a. IK.G. f2.50.

Voor hoefsmeden f2.— per bus, bij kwamtum nog extra korting.
Verkijgbaar bij
M. E. VREEDE, Hondiusstraat 57 te Rotterdam.

-ocr page 92-

S. C. In. BAX. - 2, 4 en 6 JufFerstraat. - ROTTERDAM.

Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. -__

Meest uitgebreide sorteering prima blanke
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fyne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —

InlereoiDiiiiiniiiii
felepiioflii
h. Itii

BÄX kWrnm

NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN

voordeelis, se.i.akkclijk in scbn.ik. - Kunnen niet loslaten

Merk „Dexterquot;, Merk „Pacificquot;,

met fimlc hielsMc. met zwaar hielsluJc.

Open zolen nit één stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijlc,
voorradig in 11 maten van iJ. tot GJ
Eng. 4m., uiterste breedte buitenkant
Ijzers gemeten.

Strvjkringen
met riempje.

Gemaakte Hoefijzers,
Rits- en Stampmodel,
uitsluitend beste
kwaliteit ijzer;
in 9 maten voorradig.

IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.

Opruimers voor

Schroefgaten.

Schroeven en Stiften
in alle modellen;
tijdige bestelling
gewenscht.

Touwijzers in
verschillende maten.

Her-

Merk „Ramblerquot;,

in wiite en grijze

Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van
tot Eng. dm.

Hoef-
randen

Men lette op het echte merk S T met kroon

Merk „Chicagoquot;,

geheel Caoutchouc
uit één stnk met

zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van
tot 7JjEug.dm.

uiterste breedte, buitenkant ijzers gem.

Kunsthoorn.

Lasch- of Welbladen en
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.

-ocr page 93-

REDACTEUR-UITGEVER: A. W. HEIDEMA te 'S GRAVENHAGE.

-ocr page 94-

Zieke Voeten

voorkomt en geneest men het best met walpole
rubber hoefzolen.
Zij hebben een stalen plaat,
waardoor een onveranderlijk draagvlak gevormd wordt,
zoodat de zool nooit in den voet gedrukt of deze ver-
wond kan worden. De rubber breekt den schok en
voorkomt slippen en vallen op gladde bestratingen, als
hout, asphalt e. d. De stalen plaat maakt het slap
worden of afbreken van de zolen onmogelijk; zij gaan
veel langer mede dan andere zolen en zijn dus het
voordeeligst in het gebruik.

WALPOLE
HOEFZOLEN

zijn verkrijgbaar in 13 grootten,
en 2 verschillende modellen. Vol-
ledige prijscourant van zolen,
nagels, raspen enz. wordt U op
aanvrage franco toegezonden door

Lambert amp; Company,

Leuvehaven 66, Rotterdam.

INHOUD.

Een en ander over het hoefbeslag in de provincie Friesland,
zonden stukken. — Korte mededeelingen. — Advertentiën.

— Inge-

-ocr page 95-

EEN EN ANDER OVER HET HOEFBESLAG IN DE
PROVINCIE FRIESLAND,

door

Dr. Gallandat Huet,
Kapitein-Paardenarts te Amersfoort.

I

Alvorens over te gaan tot een nadere beschrijving der verschillende meest
belangrijke plaatsen op hoefbeslaggebied in Friesland, lijkt het mij gewenscht
in het kort na te gaan wat er alzoo in deze provincie in de laatste ruim
dertig jaren aan het hoefbeslag is veranderd en verbeterd.

Behalve het gewone beslag van landbouw- en gebruikspaarden, leverden
in de vorige eeuw de postpaarden een niet onaanzienlijk aandeel voor de
hoefsmederijen op. Zoo waren in de groote steden, die aan de postrouten
lagen, stalhouders met 50 en meer paarden geen uitzondering en het is dan
ook met te verwonderen dat juist in die steden zich
steeds een smid bevond
die door het beslag van die postpaarden meerdere routine in het vak had
verkregen en dan ook in die plaats eigenlijk „de smidquot; was.

Als zoodanig was o.a. in Heerenveen de smid Wagenaar de voornaamste-
hij beschikte over de grootste smederij ter plaatse en al de vakgenooten
stonden verre bij hem ten achter. Al die smeden waren „selfmade menquot;; er
was toen ter tijde geen enkele smid in Friesland, die een eigenlijke vak-
studie had gemaakt of zich aan een leerinrichting in het hoefsmidsvak had
bekwaamd.

Toch gevoelde men met het vooruitgaan van de landbouwwetenschappen
en der paardenfokkerij dat men dezen toestand op hoefbealag-gebied niet
bestendigen kon en aan de afdeeling Heerenveen der
Friesche Maatschappij
van Landbouw komt de eer toe het initiatief te hebben genomen om tot
geschoolde en goed onderlegde hoefsmeden te geraken. Zij toch zond in 1889
den smid J. W. de Jong naar de Militaire Hoefsmidschool te Amersfoort,
om aldaar opgeleid te worden en in 1890 deed deze als eerste gediplomeerde
hoefsmid zijn entree in Friesland. Even later volgde Tinga uit Winsum
dit voorbeeld en nu was het ijs gebroken.

Toch was de weg voor deze pioniers niet gemakkelijk; niet alleen dat
zij m den beginne niet door hun diploma geacht werden; neen zij moesten
toonen door de hun opgedane kennis de meerderen te zijn
van hunne ambts-
broeders en slaagden hierin dan ook voortreffelijk; maar bovendien konden
ZIJ het hun geleerde niet rechtstreeks in praktijk brengen, en moesten zy
dit geheel aansluiten en aanpassen aan de toestanden in Friesland.

Het materiaal, waarop zij geleerd en gewerkt hadden in Amersfoort ver-
schilde zoo hemelsbreed
met het paardentype in Friesland, dat zij bezwaLlijk
e beslagmethode van de militaire bloedpaarden konden toepassen bij de
Platvoeten der Friesche inlanders. Door hun goed inzicht en door de opge-

-ocr page 96-

dane kennia gelukte het echter aan beiden zich een goede reputatie en een
groote klandisie te verwerven.

Na deze eerste actie ging de Friesche Maatschappij van Landbouw er
toe over om in het jaar 1892 te Leeuwarden een cursus in hoefbeslag uit
te schrijven.

Met de leiding werd belast de veearts Swart, terwijl de reeds genoemde
hoefsmid Tinga als practisch onderwijzer optrad. Het was een éénjarige
cursus, bestaande uit 16 lessen, waarvan 6 theoretische en 10 practische.
Het aantal deelnemers was zeer groot, ± 66; wel een teeken dat men de
waarde eener opleiding ging inzien en apprecieeren. Bijna gelijktijdig met
deze bemoeiingen van de Fr. Mij. v. Ldb., waarvan de secretaris, de heer
D. van Konijnenburg, de ziel was, zag ook het Friesche Paardenstamboek het
groote belang van deze nieuwe richting in en opende zij in 1893 de eerste
door haar gegeven cursussen. Als leider trad nu op de veearts Joh. Plet te
Heerenveen en als practisch onderwijzer de gediplomeerde hoefsmid de Jong.

De cursussen werden de eerste jaren alleen gehouden te Heerenveen en
te Franeker, later ook te Sneek en in Dokkum. De toevloed van candidaten
voor deze cursussen was enorm; bazen en knechts gaven zich in grooten
getale op en steeds moesten velen worden afgewezen wanneer de 10 deel-
nemers voor eiken cursus werden uitgezocht. Om aan den grooten toeloop
tegemoet te komen werden nu twee cursussen per jaar gegeven, doch hierin
werd op verzoek van den Directeur öeneraal van den Landbouw wijziging
gebracht en alle cursussen werden gebaseerd op een tweejarigen leergang.
Per jaar werden nu gegeven 16 lessen van 5 uur, waarvan het eerste uur
theorie en daarna 4 uren praktijk. Deze cursussen werden des zomers ge-
houden, eensdeels om over voldoende materiaal, d. w. z. paarden, te kunnen
beschikken en andersdeels om zooveel mogelijk buiten te kunnen werken.

Het klinkt vreemd, doch als regel laten de boeren in Friesland hunne
paarden in den winter niet beslaan. Wanneer op de weidegronden het hooi
binnen is en het land is bemest, is de arbeid voor het paard afgeloopen tot
het volgend jaar. Het paard wordt dan ook op stal gebracht en blijft daar
staan tot het weer noodig is om te gebruiken. Aan hygiëne en dus ook
vanzelf hoefhygiëne, waaronder een regelmatig beslaan in de eerste plaats
valt, wordt door den Frieschen boer in de weidestreken niet gedaan. Hij zou,
afgezien dat hij het nut niet inziet, het te kostbaar vinden, zonder werk-
zaamheden te erlangen, geld voor nieuw beslag uit te geven. Van de zoo
gewen^chta levende leerstof moet dus in den zomer in Friesland worden
geprofiteerd.

Een groot voordeel van het geven van den cursus in den zomer ligt verder
nog hierin dat de leerlingen van heinde en ver komen en dus bij een
langen dag hiervoor beter in de gelegenheid zijn, en ten slotte in de kleine
smederyen, die door uitbreiding van een veldsmidse en door de besprekingen
buiten te kunnen houden, des zomers alleen geschiktheid hiervoor bieden.

De cursussen worden gegeven te Heerenveen in de smederij van de Jong,
te Dokkum bij Sietsema, te Sneek bij Riepkema en te Franeker bij Coopmans.

Van de leerlingen, die te Heerenveen gediplomeerd zijn, zijn er nu reeds
twee welke te,Utrecht tot onderwijzer in practisch hoefbeslag zijn opgeleid,

-ocr page 97-

n.1. de heeren Riepkema uit Sneek en van der Velde uit Lippenhuizen.

Behalve dat het Friesch Paardenstamboek deze cursussen in Friesland uit-
schrijft, stuurde het ook geregeld smeden naar de garnizoenen Breda en Amers-
foort om aldaar opgeleid te worden. Behalve deze laatste, werden de leerlingen
der cursussen geëxamineerd door hunne leiders, onder toezicht van het Fr. P.
Stamboek. Elk jaar geeft dit genootschap een lijst uit van gediplomeerde
smeden, waarbij zij deze nagaat in hun werk en ze daarna aanbeveelt door
deze lijsten in de koffiehuizen ter inzage te leggen. Zij, die door slordig
werken geen aanbeveling meer verdienen, worden van de lijsten afgevoerd.

In de laatste jaren worden deze aanbevelenswaardige hoefsmeden vermeld
in het Friesch Weekblad, waarbij dan afzonderlijk aangeteekend wordt in
welke plaats zij opgeleid zijn. Dit vermelden is een goede instelling en,
vooral wanneer er controle op de werkzaamheden wordt uitgeoefend, is het
een prikkel voor de gediplomeerden om goed werk te leveren ten einde niet van
de lijst te worden afgevoerd, terwijl het publiek zich geheel aan deze lijsten
zal houden en hierdoor voor den hoefsmid, die zich de moeite heeft gegeven
een cursus te doorloopen, goede reclame wordt gemaakt.

De contrôle over de werkzaamheden van de op de lijsten staande hoef-
smeden was indertijd opgedragen aan den veearts Joh. Plet te Heerenveen ;
wegens te drukke werkzaamheden heeft deze hier echter voor moeten bedanken.

De cursussen, die alle gesubsidieerd worden door het Rijk, zijn toegankelijk
voor niet meer dan 10 leerlingen, die elk jaar f 5.— betalen, dus per
cursus f 10 leergeld.

De toestand in Friesland is zoo, dat in elke plaats, tot het kleinste
dorpje toe, een smid woont, die, behalve zijn gewone werk, ook paarden
beslaat. Nemen we hierbij in acht, dat het Friesche paard de helaas leelijke
eigenschap heeft zeer slechte hoeven te hebben, dan kunnen wij slechts
wenschen dat het aantal cursianen en gediplomeerden in Friesland zoo
groot mogelijk wordt opgevoerd.

Het inlandsche Friesche paard heeft den plathoef, met al de gebreken die
daarby voorkomen, en slechte hoeven hebben in de eerste plaats een goeden
smid noodig, zoodat het niet genoeg toegejuicht kan worden en het
goede inzicht der Landbouwmaatschappy en van het Paardenstamboek ge-
tuigt dat hieraan alle aandacht besteed wordt. Jammer is het dat ook dit
jaar waarschijnlijk geen cursussen zullen worden gehouden, daar wel zeer
vele liefhebbers zich hebben opgegeven, doch deze meest allen dienstplicht
moeten vervullen en dit geen reden tot vrijstelling of uitstel van den dienst geeft.

Door de kruising in de paardenfokkerij, en in Friesland heeft deze voor-
namelijk plaats met Oldenburgsche hengsten, heeft men getracht de hoeven
van het Friesche landpaard te verbeteren; toch wordt het oude Friesche
paard nog steeds aangefokt en zijn er zelfs op heden nog vijf Friesche
hengsten gestationneerd met een eigen stamboek. In deze provincie wordt,
hoewel weinig, ook met Belgische hengsten gekruist, waarvan er zeven ter
dekking staan. Waar niettegenstaande deze kruisingen het in Friesland
gefokte paard toch als eigenschap een slechten hoef heeft, daar moet de
hoefsmid een goed onderlegd vakman zijn, doch tevens is het gewenscht
dat hij zijn vak leert ter plaatse waar hij het moet uitoefenen, zoodat dus

-ocr page 98-

de opleiding van den Frieschen plattelandshoefsmid het beste aan de daar
ter plaatse gehouden cursussen zal voldoen.

Waar nu in de laatste dertig jaren de leidende personen in de land-
bouwwereld het goede nut van eea degelijk hoefbeslag hebben ingezien en
krachtig hebben voorgestaan, en waar de hoefsmeden de beide handen
hebben toegestoken om opgeleid te worden tot bekwame vaklieden, daar
is het wel jammer dat de eigenlijke belanghebbende in deze, dat'is de
paardeahouder, zichzelve nog niet heeft losgewerkt van zijn verouderde
begrippen en dat het in vele streken, o.a. in alle weidestreken, nog zooveel
voorkomt dat het beslag van de paarden in het voorjaar meer dan een
half jaar oud is.

De vele lessen en cursussen in paardenkennis blijken nog niet in staat
de oogen te openen en deze kortzichtige en quasi voordeelige wijze van
handelen te veranderen. Voor zulke streken zou ik den hoefsmeden in over-
weging willen geven de paarden uitsluitend per jaarabonnement in beslag
te nemen. Dit abonnement, berekend op een hernieuwd beslag na 5 a 6
weken, zou niet alleen voordeelig voor den smid zijn en zijn werk aange-
namer maken, doch hij zou hierdoor den eigenaars a. h, w. dwingen tot een
verbeteren van den hoef en den hoefvorm hunner paarden.

* , *

*

Heerenveen.

De vreemdeling verstomt op 't hooren dat haar gronden
Voor anderhalve eeuw uit ruwe veen bestonden.
Haar uitgegraven turf is sinds veraard in steen,
Waarmeê vrouw Welvaart haar zoo heerlijk bebouwde,
Dat zij met recht verdient den naam van Heeren veen;
En is het lustpriëel der Friesche Zevenwouden.

Dit gedicht is afkomstig van Juckema van Sexbierum, die dezen lofzang

plaatste bij de in 1727 te Amsterdam door Johannes van Septeren uitgegeven
„Korte Beschrijving van 't beroemde Vlek Heerenveen, gelegen in de
grietenijen van Schoterland en Aengwirden in Frieslands derde kwartier, de
zeven wouden genaamd.quot;nbsp;■nbsp;'

Aan dit werk ontleenen wij ook de volgende bijzonderheden, omtrent de
oorsprong van „'t Vlek Heerenveenquot;.

In het jaar 1551 kochten de HH. Pieter van Dekema, Ridder en Raad
in den Hove van Friesland en zijne Kompagnons, de heeren Kuik en Foits,
de venen gelegen in het oostelijk gedeelte van de gemeente Schoterland!
welke al spoedig daarna de „ Heerenveenenquot; genoemd werden. Omtrent de
exploitatie dezer venen lezen we o.a.: In het begin was deze onderneming
aan groote zwarigheden onderhevig, daar men geen vaart had om de turf
behoorlijk te verzenden.

Men begon daarom een doorvaart te zoeken omtrent het dorp Oudehorne
tot in de Kuinder, om van daar te komen in de Zuiderzee; dan, daar deze
uitwatering te ondiep werd bevonden, werd er een vaart van de Hasscher-
dijken (eertijds een konvent van Stins, dat in het jaar 1422 afgebroken
werd) gegraven tot die venen, op welke allengskens het vlek werd gebouwd.

-ocr page 99-

Deze vaart werd in den tijd van vijf jaren voltrokken, en de turf langs dezelve
verzonden, niet alleen in deze Provincie, meest buiten dezelve naar Holland,
Zeeland en zelfs Brabant; hierdoor werden vele gelokt om zich ter plaatse
neer te zetten tot uitoefening van- allerhande Koopmanschap en Handwerken.

Binnen een eeuw werd deze vaart, van de Hasker- en Terbandsterschans
af tot aan de Bontebok toe, een lengte van twee uur gaans, aan beide zijden
met woningen bebouwd en zoo ontstond uit het vroegere woeste en
moerassige veen 't schoone Heerenveen. Ook thans staat deze plaats in
Friesland nog zeer in aanzien en spreekt men gaarne van „'t Friesche Haagjequot;.
Gunstig gelegen in 't hartje van Zuid-Friesland, te midden van bijna on-
geëvenaard natuurschoon in alle verscheidenheid: bosch en water, weiland
en heide, hoogten en laagten, aan een kruisnet van vervoerwegen, is het
dan ook een groote attractie voor toeristen, die dit gedeelte van Friesland
met zijne aantrekkelijke meren gaan bezoeken. De zeer talrijke groote en
goede hotels geven blijk dat het bezoek er ook zeer druk is.

Als plaats heeft Heerenveen dit eigenaardige, dat het eigenlijk tot drie
gemeenten behoort, n.l. Haskerland, Schoterland en Aengwirden, van welke
beide laatste gemeenten het dan ook de hoofdplaats is, zoodat er twee
gemeentehuizen staan. Deze vreemde regeling zal in afzienbaren tijd ver-
dwijnen en zal de bebouwde kom van Heerenveen als één gemeente uit deze
drie te voorschijn komen.

Van de enkele zeer mooie en oude gebouwen met bezienswaardigheden
mag niet onvermeld blijven de Crackstate. Dit gebouw werd gesticht en
bewoond door generaal Crack. De binnenbetimmering is geheel van eikenhout
en hier en daar met snijwerk, een echt Patriciërshuis, waarvan nog een
eigenaardigheid is dat de trap zoo langzaam helt en de treden zoo breed
zijn dat volgens de historie de dochters van den generaal dezen op de
tweede verdieping als amazones kwamen begroeten. Het gebouw dient nu
als Paleis van Justitie.

Vermelden we verder nog dat Heerenveen goede inrichtingen van onder-
wijs heeft, onder meer een E. H. B. S. met 5-jarigen cursus, een Eijks-dag-
normaalschool, een ambachtschool, en op medisch gebied het Lupus- en
Finseninstituut van Dr. G. van Schouwen, dat dergelijke inrichtingen in
binnen- en buitenland evenaart, dan zien we voldoende dat Heerenveen met
zijn tijd meegaat en geen vergeten provinciestadje is.

Gaan wij nu na wat Heerenveen uit een oogpunt van hoefbeslag beteekent,
dan dienen wij eerst een blik te slaan op den paardenstapel.

De plaats zelf heeft weinig paarden; enkele stalhouders, waarvan de
grootste 7 paarden heeft, eenige sleepers waaronder met 4 paarden, verder
eenige luxe- en kleine bedrijven, toont voldoende aan dat de praktijk in
deze van buiten moet komen. Dit is dan ook het geval en wanneer we zien
dat de drie gemeenten, waaruit Heerenveen is opgebouwd, bestaan uit zoo
tallooze dorpen, dan is het geen wonder dat een groot contingent boeren-
paarden alhier op beslag komen. Wel hebben deze buitengemeenten ook
meest alle eigen smeden, doch vele komen nog naar „stadquot;, omdat zij dit
zoo gewend zyn van vroeger en omdat zij misschien beter bediend worden.

-ocr page 100-

Om een denkbeeld te geven van de uitgestrektheid der Friesche gemeenten,
diene dat b.v. Aengwirden met een bevolking van ruim 4000 inwoners
en een paardenstapel van 141 stuks, uit 17 dorpen en gehuchten bestaat,waarvan
Gersloot, Luicjeberd, Oudewegsterpolder, Polder Opsterland, Spitzendijk,
Terband en Tjalleberd de grootste zijn.

De gemeente Schoterland, met ruim 15000 inwoners en bijna 800 paarden,
bestaat uit 22 dorpen, waarvan Benedenknijpe, Bovenknijpe, Delfstrahuizen,
Hoornsterzwaag, Johannesga, Jubbega-Schurega, het Meer, Nieuwehorne,

Oudehorne, Oude-
schoot en Eotster-
haule de belangrijk-
ste zijn.

De gemeente Has-
kerland, met bijna
8000 inwoners en
ruim 400 paarden,
heeft 8 dorpen, waar-
onder Joure, Nye-
haske en Oudehaske
de voornaamste zijn.

Heerenveen nu be-
hoort tot al deze drie
gemeenten en her-
bergt de gemeente-
huizen der twee
eerstgenoemde. Men
zou veronderstellen
bij zulke uitgebreide
plattelandsgemeen-
ten, vele smeden in
de stad te vinden,
doch dit is niet zoo.
In Heerenveen zijn
slechts drie hoef-
smeden, n.1. deheeren
de Jong, Wagenaar
en Taema. De beide
eerstgenoemden zijn
gediplomeerd en wel van de militaire Hoefsmidsschool te Amersfoort.

Alle drie genoemde zaken zijn zeer oud en bestaan reeds meer dan 100 jaar.
De smederij van de Jong is verreweg de belangrijkste en heeft het leeuwen-
aandeel van de ter plaatse beslagen paarden. De bedrijfsleider is nu ruim
27 jaar in de zaak, die steeds van vader op zoon overgaat. Het zijn alle
drie gemengde bedrijven, waarbij echter de Jong naast het hoefbeslag ook
grootendeels de kachelsmid is, terwijl de zaak van Wagenaar zich meer
met rijwielen bezig houdt.

Alle smeden zijn aangesloten bij den Bond van smedenpatroons en lid der

-ocr page 101-

afdeeling Heerenveen ; als zoodanig zijn zij gebonden aan minimum vastge-
stelde prijzen, welke o. a. voor vlak beslag bij boerenpaarden f 4 bedraagt.

Dat de smederij van de Jong druk beklant is, bewijst wel het getal
paarden, dat dagelijks beslagen wordt en in den regel 10 en meer bedraagt.
Het is in den winter zelfs wel voorgekomen dat men 34 paarden per dag
in de smederij kreeg, doch dan werkten ook, behalve de patroon en diens
zoon, zeven knechts mede. Nu zijn slechts drie knechts werkzaam, daar
tijdens de mobilisatie moeilijk aan personeel is te komen.

Behalve uit Heerenveen en uit den omtrek, en wel voornamelijk uit
Nieuwe Brug, Oudeschoot, Nieuweschoot en Eottum., besloeg de Jong
ook geregeld de paarden op Ameland. Dit eiland heeft, naast een bevolking
van ruim 2000 zielen, 455 paarden; het bestaat uit de dorpen Ballum, Buren,
Hollum en Nes, welk laatste dorp, hoewel niet het grootste, toch het hoofd
der gemeente is. In den laatsten tijd is er een hoefsmid op Ameland geko-
men, maar toch beslaat de Jong er nog steeds de drie aldaar gestationneerde
dekhengsten. Dit zijn telkens driedaagsche reizen (uit en thuis); wel een
bewijs dat men het beslag daar hoog houdt en niet tegen hooge kosten
voor goed werk opziet.

Het stalbeslag wordt ook veel uitgeoefend en vooral ook het uitsluitend
besnijden van de voeten in den winter, wanneer vele paarden blootvoets
blijven staan. Lang niet alle boeren zijn echter zoo met hun tijd meegaande en
de Jong heeft dan ook nog heel wat klanten, die slechts twee keer in het
jaar zijn hulp inroepen. Men behoeft niet te vragen hoe die voeten er dan
uitzien. De paarden strijken zich dan onbeslagen en de voeten, die veelal
platvoeten zijn, hebben holle wanden gekregen door den lossen zachten wand
en scheuren overal aan den draagrand.

Als regel wordt vlak beslag gebezigd, terwijl er nog al eenige luxepaarden
zijn die met kurkkit worden beslagen. De Jong is hier een groot voorstan-
der van en geeft er de voorkeur aan boven de gutta-perchazolen, waarvan
hij de open luchtdrukzolen het meest geschikt acht. Bij gebrek aan deze
laatste worden nu zolen vervaardigd van oude automobielbanden.

Des winters wordt uitsluitend gebruik gemaakt van stiften; schroefkal-
koenen zijn er niet in zwang.

De smederij zelf heeft een groote antieke luifel en ligt aan de hoofdstraat,
de Dracht. Zij is verbonden met een groot kachelmagaziju, tevens winkel.
De smederij is zeer ruim, heeft vóór een travaille en achter drie vuren, die
midden in de smederij geplaatst zijn en in het rond zijn aaneen gebouwd.
Een groot voordeel biedt dit door de gemakkelijkheid, waarmede men aan
de vuren kan werken en waarmede men groote voorwerpen in het vuur
kan hanteeren.

De travaille wordt weinig gebruikt; slechts nu en dan bij weerspannige
paarden en hardleersche jonge paarden. Zware paarden zijn er weinig of
niet, zoodat de noodstal als hulp voor de physiek hier niet onontbeerlijk is.

Van machinale ijzers wordt weinig gebruik gemaakt, vooral omdat de
patroon als onderwijzer-hoefsmid hierin niet het voorbeeld wil geven en aan
de handgesmede verreweg de voorkeur schenkt. Aan het opbraden van
oude ijzers wordt, nu het stafijzer steeds duurder en schaarscher wordt,

-ocr page 102-

weer de aandacht geschonken en deze zoo lang versmade arbeid wordt nood-
gedwongen weer ingevoerd ; zeer zeker niet ten nadeeie van de gezellen,
die hiermede groote handigheid leeren en het zal dan ook menigen smids-
knecht niet eenvoudig voorkomen een goed hoefijzer van oude ijzers
te vervaardigen.

Daar, waar de streek en het ras meebrengen dat de hoedanigheid der
hoeven minder goed is en veel tot gebreken aanleiding geeft, — waar boven-
dien de eigenaren der paarden veelal slordig en nalatig zijn inzake het
hoefbeslag, daar is het zeer zeker goed ingezien van de Landbouw Mij®- dat
men het aankweeken van degelijke smeden bevordert. Zeer veel toch kunnen
zij ten goede keeren en ook veel door raad en daad voorkomen; dat te
Heerenveen een der pioniers van Friesland gevestigd is, die als een uitnemend
vakman jarenlang leider van cursussen is, kan voor Heerenveen en omgeving
niet anders dan ten zeerste worden gewaardeerd en zijn zoo druk beklante
smederij is wel het beste bewijs dat hij die waardeering en het volle
vertrouwen ondervindt.

Alvorens tot de beschrijving der verdere plaatsen in Friesland over te
gaan, betuig ik gaarne mijn vriendelijken dank aan collega PI e t te Heerenveen
voor de groote welwillendheid, waarmede hij mij de inlichtingen voor het
historisch overzicht heeft verstrekt.

~nbsp;ingezonden stukken.

IETS OVER HET NIEUWE BESLAG BIJ KNOLHOEVEN.

In „De Hoefsmidquot; van 15 November 1917 komt een artikel voor over een
nieuwe methode van beslag bij hoef bevangenheid, door Prof. Dr. Lungwitz.

Zooals men weet, is dit een ijzer dat gelijkmatig draagt op wand, zool en
steunsels; dus een methode die lijnrecht staat tegenover de steeds gehuldigde
meening dat de zool van iederen druk moet verschoond blijven.

Ondergeteekende is in de gelegenheid geweest een aantal paarden volgens
deze methode te beslaan en heeft zich dus ook eenigszins geoefend in de
techniek van het smeden en onderleggen van de hierbedoelde ijzers.

Men kan deze ijzers onderscheiden in twee soorten n.1. het plaatvormige
ijzer voor knolhoeven (hoefbevangenheid) en het breede ijzer voor plat- en
volhoeven.

Ten aanzien van het plaatvormige ijzer gelden de navermelde regelen.

Ten einde een paard met knolhoeven met dit ijzer te beslaan, worden
eerst de voeten zoodanig besneden, dat wand, zool en steunsels in één vlak
komen te liggen, tenminste als de zool zulks toelaat. Mocht echter de zool
sterk zijn doorgezakt, dan haalt men er zooveel af, dat nog voldoende dikte
overblijft. Van zeer dunne zolen haalt men zoo weinig mogelijk af. Bij het
besnijden zorgt men er vooral voor, dat de voetas zooveel mogelijk recht is. De
toon wordt sterk ingekort. Nu moet men het ijzer maken. De gemakkelijkste
manier is
dat men een stuk plaat neemt van 6 a 8 mM. dikte, naarmate de hoef
groot is; de vorm van den hoef hierop afteekenen en vervolgens afhakken.
Ook dat gedeelte waartusschen de straal komt te liggen wordt er uitgehakt.

-ocr page 103-

Bij het afteekenen moet er rekening mede gehouden worden, dat de takken
iets langer worden voor de lipjes die men naar boven moet omslaan,
welke lipjes precies tegen de verzenboeken moeten aanpassen.

Daarna stampt men de gaten in de zij- en verzengedeelten der plaat, dus
niet aan het toongedeelte.

Daar deze plaat echter nu moeilijk en lang niet overal verkrijgbaar is,
heb ik een ander middel bedacht door dit soort ijzers te maken van oude
wielbanden. Men doet dat door twee stukken af te hakken ter lengte van
den hoef met inbegrip van de lipjes; daarna hakt men schuine stukken af

Fig. 2

voor den straal (zie a a figuur 1) en lascht vervolgens b. en b. aan elkander.
Nu is het zaak het ijzer passend te maken op de zool, want het is een
eerste vereischte dat alle deelen van den hoef gelijkmatig dragen. Bij een
kleine welving van de zool kan men volstaan met de draagvlakte van het
ijzer een weinig uit te bollen.

Is echter de welving van de zool aanzienlijk, dan dient de plaat meer
doorgezet te worden, doch in dit geval zullen er 4 stompe kalkoenen'in-
gezet moeten worden (twee in den toon en twee in de takken).

Het passen van deze yzers doe ik steeds rood gloeiend. Volgens mijn
meening is het beter een rood gloeiend ijzer een kort oogenblik op den hoef
te drukken, dan een zwart-warm ijzer een längeren tijd. In laatstbedoeld
geval zal men meer warmte in de diepte brengen dan in het eerstbedoelde
geval. Het groote voordeel van dit passen is, dat de plaatsen van druk zich
dan direct scherp afteekenen.

Nadat het ijzer goed past, kan men beginnen met het ondernagelen. Het
is echter aan te bevelen, om in plaats van eerst de toonnagels, de verzen-
nagels te plaatsen, daar anders veel kans bestaat dat het ijzer opschuift en
le ver naar achteren komt te liggen. Deze ijzers moeten nauw gepast worden
en er worden geen lippen aangebracht.

Ook kunnen in sommige gevallen plaatvormige ijzers met halvemaanvormige
uitsnijdingen worden gebezigd (zie fig. 3).

Laatstbedoeld ijzer wordt, evenals eerstbedoeld ijzer, eigenhandig door mij
gemaakt, doch dit met een halvemaanvormigs uitsDpiag en wordt gebruikt
w.aamp;ae©r zoolbreuk bestaat, dus als de punt van het hoefbeen door de zool komt.

-ocr page 104-

Door genoemde Professor wordt aangegeven, deze opening met kunsthoorn
af te sluiten om gemakkelijk te kunnen openen bij medische behandeling.

Het is echter volgens mijn bescheiden
meening doelmatiger deze opening met
een zwaar stuk plaat- of bandijzer at te
sluiten, zooals in nevenstaand figuur is
aangeduid, en de sluiting vast te zetten
door middel van twee schroefkalkoenen,
vermits in dit geval, de zool toch zoodanig
is doorgezakt, dat vier schroefkalkoenen
noodi;akelijk zijn.

Wanneer de opening door middel van
kunsthoorn is afgesloten, bestaat er m. i.
gevaar voor ongelijkmatigen druk, bijv.
^nbsp;wanneer het paard op zachten bodem loopt

^nbsp;of op een laag stroo of turfstrooisel is

quot;nbsp;geplaatst, is het bijna zeker, dat de

kunsthoorn omhoog wordt gedrukt, wat eene aanmerkelijke drukking ter
plaatse ten gevolge heeft, terwijl door 't aanbrengen van een plaat, als
hierboven bedoeld, drukking uitgesloten is.

Door een der schroefkalkoenen uit te draaien kan de plaat verschoven
worden en komt de opening vrij, zoodat men de ledige plaats met teer en
vlas kan opvullen. Laatstbedoelde handeling is voor den hoefsmid in den
regel van weinig belang, omdat zulke gebreken als vanzelf sprekend,
steeds
door een Paardenarts behandeld worden.

Ten opzichte van het breede ijzer het volgende:

Dit ijzer is bestemd voor paarden met platte- en met volle hoeven, als-
mede met dunne en pijnlijke zool, gewoonlijk gepaard gaande met lage en
ondergeschoven verzenen.

Deze hoeven worden ook zoodanig besneden, dat wand, zool en steunsels
in één vlak komen te liggen.

Zoo noodig wordt ook de toonwand ingekort.

Het ijzer wordt gemaakt van l'/^ tot 2 duim bij naar de grootte
der hoeven. Men zet het rond naar den vorm van- den hoef, hakt de
hoeken a a er af, en smeedt vervolgens b b uit (fig. 2). De nagelgaten worden
gestampt als bij een gewoon ijzer. Het ijzer moet eveneens nauw worden
gepast. Geen enkele lip is aanwezig. Evenals bij het eerstbedoelde ijzer,
geschiedt het passen roodgloeiend.

Wat het resultaat betreft, zij medegedeeld dat het over 't algemeen goed
is, in enkele gevallen zelfs verrassend. Een paard, dat b.v. reeds langen tijd
hoefbevangen was, en vanwege pijnlijken gang alléén stappend werk kon
verrichten, werd door dit beslag in korten tijd zoo verbeterd, dat het zijn
werk vrij gemakkelijk in draf kon doen.

Bij het verleggen dezer ijzers is mij steeds gebleken, dat de zool dikker
was geworden. Of door dit beslag op den duur, geheel gevormde knolhoeven,
veranderen in bijna normale hoeven, hetgeen immers door Prof. Lungwitz
wordt beweerd, is mij echter nog niet gebleken, omdat de tijd »an proef-
neming m. i, nog te kort is geweest.nbsp;H. Huijsman,
R'dam, 10 Februari '18. Korpl. Hoefsmid, Etappen-Ziekenstallen.

-ocr page 105-

BESCHERMINQ VAN HET PAARD MET BETREKKING
TOT HET HOEFBESLAG.

Naar aanleiding van het gestelde in punt 9 van het „Kort verslag van
de Jaarvergadering der Vereeniging van onderwijzers in practisch hoefbeslagquot;,
vermeld op blz. 79 van
De Hoefsmid van 16 Mei j.l., moge ik U beleefd
verzoeken, het navolgende in Uw blad te willen opnemen.

In bedoelde vergauering werd o. m. de wenschelijkheid betoogd, dat een
der onderwijzers in het practisch hoefbeslag, aan de keuringscommissie zal
worden toegevoegd om van advies te dienen, of de gebreken van hoeven
of standen van de te keuren paarden, al dan niet aan het ondergelegde
beslag zijn te v/ijten.

Bij eenig nadenken komt men al spoedig tot de vraag: is het niet diep
treurig, dat zulks in den tegenwoordigen tijd, ondanks het geven van vele
cursussen in hoefbeslag, nog moet worden overwogen? Is het niet roekeloos
te noemen, dat burgersmeden (den naam van hoefsmid verdienen zij niet)
straffeloos de hun toevertrouwde paarden mogen bederven? Men vraagt
zich herhaaldelijk af, waartoe dan toch al die diploma's, als er toch maar
raak geknoeid mag worden, want een smid met of zonder diploma, 'tkomt
er voor hem niets op aan of hij de voeten van een of tien paarden ver-
knoeit ; de knecht kan hoogstens zijn baas en de patroon hoogstens een
paar klanten verliezen, doch als hij voor een koopje werkt, zooals dergelijke
prutsers gewoon zijn, komen er toch weer andere klanten voor in de plaats,
dus alleen de paarden zijn in dit opzicht te beklagen.

Wie telt de slacht- of brandoffers, zooals wij die bedorven paarden noe-
men, die stil en bedrukt, met hun verknoeide standen heen strompelen, de
beenen bedolven onder strijkvodden, slechts stompjes, wat eigenlijk hoeven
moesten zijn, maar op dien naam geen aanspraak meer kunnen maken.

Nog eens, ik acht zulks droevig, vooral als men daarnaast ziet o. a. de
bescherming van de trekhonden ; voor deze dieren zijn gelukkig wèl wettelijke
voorschriften, bijv. omtrent borstriembreedte, schoftriem, drinkbakje aan de
kar, kleedje of zak om het dier op te kunnen doen liggen langs de straat,
heusch ook geen overdreven zorg voor deze tobbers, doch juist daarbij
dringt zich de vraag op den voorgrond: is het paard dan zooveel minder
in het oog van den wetgever, dat men die edele dieren maar laat kwellen
en bederven ?

Men geeft weliswaar opleiding aan hoefsmeden, maar diegenen, die geen
opleiding wenschen, hebben volle vrijheid om naar hartelust ons kostbaar
paardenmateriaal te verknoeien.

Hiermede is natuurlijk niet gezegd, dat alle niet-gediplomeerde hoefsmeden
slechte vaklieden zijn; integendeel, ik ken er persoonlijk, voor wier werk
men alle respect moet hebben, maar alle beoefenaren van het hoefsmidsvak,
die het ernstig met dat vak meenen, zullen moeten toegeven, dat het paard
hooger moet staan en toch zeker evenveel aanspraak heeft op wettelijke
bescherming als de hond.

Wij moeten voor de paarden bescherming eischen, niet alleen tegen de

-ocr page 106-

slechte smeden, maar eveneens tegen hunne onwillige eigenaars; daarmede
verheften wij tegelijkertijd het hoefsmidsvak in hooge mate

Juist daarom dient in breeden kring besproken, wat op vorenbedoelde
vergadering door den heer Tangelder naar voren werd gebracht, maar dan
zulks met alleen toepassen op de dagen en plaatsen dat eens een of andere
keuring wordt gehouden; er moeten m.i. inspecteurs worden aangesteld,
bekwame vakheden, welke ten volle in staat zijn om een gezond en eerlijk
doch streng oordeel te vormen en hetgeen niet deugdelijk is, dan ook be-
slist afkeuren, de daders worden gestraft en aan de kaak gesteld.

Groote moeilijkheden zullen zich ook daarbij voordoen, maar het zal -
evenals in de door de meesten onzer gebruikte handleiding voor hoefbeslag
wordt gezegd - vooral ten doel hebben: verheffing van het hoefsmidsvak

Nijmegen, 5 Juni 1918.nbsp;HoefsmS'li''Maréchaussee.

korte mededeelingen.

gelaten h K? ITnbsp;«^oningen. Op 20 Mei is als leerling toe-

ferder h^;df Lnbsp;van Gasseltermjveen, thans in garnizoen te Groningen.

Verder houdt aan de inrichting verblijf de leerling J. Dikkers van Zuidlaren.

fn'^.Sh^r 'ï.öefj'eslag te Appingedam. Het 2e leerjaar van den cursus
Ronï Q^'nbsp;de afdeeling Appingedam e. o. van den

rl/r »'quot;«'ïenpatroons werd gevolgd door%cht leerlingen. De 'ddtg
van dezen cursus was opgedragen aan den heer H. A. Kroes dierenarts en
leeraar aan de Middelbare Landbouwschool te Groningen, vir de practijk

feSam'^H rnbsp;in pfakkch hoefbLlag te

Äf tnbsp;30 Maart 1918, werd afgenomen door

fe Groninïe? e'nbsp;^^ Hoopen, diftricts-veearL

Rn„rnbsp;! de commissie van toezicht, bestaande uit de heeren: A

Aan afe rchr?' Vnbsp;Mo|en te't Zandt en D. Gorter te Holwierde!

M llken^ït W f^'-^'^g^kon diploma worden uitgereikt, t. w. aan:
M. Alkema te Woltersum, B. Brouwer te Huizinge, F Dennebos te Wester

h^?tê LFuTtmt^^TV- rnbsp;^^ Uitrutn J. oTdet

buis te Bierum, K. Ritsema te Hornhuizen en J. Nederhoed te Westeremden

____Kr.

«.ei^nJin^S^R®'^'^quot;®quot;® tweejarige cursussen in houfbeslag in Limburg,

gehouden te Buggenum en te Heerlen op 13, 14 en 15 Mei 1918

brfchfT^uttef efnbsp;Swalmen^^^Leets'te Maas-

Kt' f TJ inbsp;stevensweert, Klercks te Maas-

(met ion t^B^rn K^nbsp;te Posterholt, Hoen

Ohé en Laak f ^ 'nbsp;Jquot; beide te

?e sXni ' Joosfen ïnbsp;Egg^W-et te Stamprai,' Dieteren

worSn onthoudennbsp;' deelnemers moest h^t diploma

De cursus werd gegeven door de heeren L. J. H Bloemen dieron
arts te Roermond, en G. W. Vogels, hoefsmid te Buggerm '

W Sequot;nbsp;^.quot;'rn'^nbsp;fï-S'^ÖderscSoTie Herten,

w. i:reilen te Broek-Sittard, J. Cox te Wittem, G. J. Houben te Kerkrade
C. Eggen (met lof) te Eigelshoven, L. Bronnenberg te HoeLbroeknbsp;'

-ocr page 107-

De cursus werd gegeven door de heeren Dr. E. D u ij s e n s, dierenarts
te Heerlen, en Julicher, hoefsmid te Reuven.

Het examen werd op beide plaatsen afgenomen door de heeren G. B.
Goossens, oud-districts veearts te Roermond, en S. van Angeren,
chef van de hoefsmederij aan de Veeartsenijkundige Hoogeschool te Utrecht.

----G.

—nbsp;Militaire Hoefsmidsschool te Amersfoort. In de tweede helft van
Mei zijn geëxamineerd en geslaagd de volgende leérlingen, welke op 30 Mei
zijn vertrokken: B. K. Hengelveld (8e R. I.) woonplaats Dinxperlo. J. Alkema
(12e R. I.) van Woltersum, A. J. Eeltink (19e R. I.) Steenderen, A. B. J.
Wegter (19e R. I.) van Borne, A. Rensen (19e R. I.) van Winterswijk, A. A.
Haverkamp (19e R. I.) van de Tenge, A. Koenst ,6ß Ldw. Bt.) van Uithuizen,
A. Huizinga (17e Ldw. Bt.) van Stedum, G. H. Spekreijsen (14e Ldw. Bt.)
van Haaksbergen, J. van der Meulenreek (Grenadiers) van Nuland, W. Stapel
(3e R. H.) van Twisk.

Op den len Juni waren in opleiding : 3 vrijwilligers der Cavalerie, 5 vrij-
willigers der Bereden Artillerie, 4 miliciens der Cavalerie, 14 miliciens der
Artillerie, 27 miliciens der Infanterie, 2 burgers, — alzoo gezamenlijk 55
leerlingen.nbsp;----G. H.

—nbsp;De hoefsmidscursus aan de Ambachtsschool te Harlingen is aan-
gevangen met 14 leerlingen, niet alleen uit de naaste omgeving, doch zelfs
uit Oenkerk en Parrega. Wel een bewijs dat aan het getuigschrift van
dezen cursus, dat wordt uitgereikt, na afgelegd examen aan het Instituut
voor Hoefkunde van 's Rijks-Veeartsenij kundige Hoogeschool te Utrecht,
meer en meer waarde wordt gehecht.

De cursus 1918—1919 staat weer onder leiding van Dr. S. R. Eerwerda
en den heer O. H. Baarda, gediplomeerd onderwijzer in praktisch hoefbeslag.

M.

— Hoefbeslag voor offlciersdienstpaarden. Bij K. B. is bepaald, dat zoo-
lang de omstandigheden dit naar het oordeel van den Minister van Oorlog wen-
schelijk maken, de kosten van hoefbeslag van de dienstpaarden voor officieren
ten laste van het Rijk worden gebracht naar regelen, door dien Minister te
stellen. Thans heeft de Minister bepaald, dat — te rekenen van 1 Juni af,
de kosten tot nader order ten laste van het Rijk komen. De officier echter
die zijn(e) dienstpaard(en) niet wenscht te doen beslaan door den hoefsmid
van het onderdeel waartoe het paard behoort, moet de kosten van hoefbeslag
zelf dragen en ontvangt geen restitutie van het geld, den eerstbedoelden
hoefsmid toegekend. Eveneens komen kosten van afwijkingen van het nor-
maal beslag ten laste van den eigenaar van het paard. Een en ander is ook
van toepassing voor de officiers-dienstpaarden der Koninklijke Maréchaussee.

(Het Vad.)

ADVERTENTIEN.

Er biedt xich sian s

een bekwaam Hoefsmid,

eenigszins met Wagenwerk bekend.

Adres: Faber van Riemsdijkstraat 43, Den Haag.

-ocr page 108-

NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN

voordeelig, gemakkelijk in gebruik. — Kunnen niet loslaten.

S. C. lïl. BAX. - 2, 4 en 6 Jufferstraat - ROTTERDAM*

- Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. ---

m Jüflerstraat

ïo.

Meest uitgebreide sorteering prima blanl^e
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fyne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —

Merk „Pacificquot;,

met zwaar hielstuk.

Open zolen uit één stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in li maten van tot
Eng. dm., uiterste breedte buitenkant
ijzers gemeten.

Merk „Ramblerquot;,

in witte en grijze

Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van
tot Eng. dm.

Merk „Chicago ,

geheel Caoutchouc
uit één stuk met

zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van
7|tot 7JgEng. dm

uiterste breedte; buitenkant ijzers gem-

Hoef-
randen.

Strykringen
met riempje.

Kunsthoorn.

IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.

Opruimers voor

Schroefgaten.

Schroeven en Stiften
in alle modellen;
tijdige bestelling
gewenscht.

Lasch- of Welbladen
Poeder
om ijzer en staal
wellen.

Touwijzers in
verschillende maten.

Men lette op het echte merk S T met kroon

-ocr page 109-

23e Jaargang. — Aflevering 7. — 15 Juli 1918.

REDACTEUR-UITGEVER: A. W. HElDEMA te 'S QRAVENHAGE.

-ocr page 110-

Gedurende de laatste eeuw is de stad geheel van aanzien veranderd; niet
alleen dat veel ter verfraaiing is gedaan in den aanleg van plantsoenen,
doch qok veel ouds is verdwenen ; vele antieke gebouwen en poorten zijn
onder den hamer gevallen, gedachtig aan het woord :

,,Geen muren
,,Verduren
„Der uren geweldquot;

't Friesche museum heeft gelukkig in haar Prenten-kabinet het oude nog
in beeld bewaard.

De verkeerswegen van Leeuwarden zijn zoo veie en zoo velerlei dat de
stad als het ware bet middelpunt is geworden van een reusachtig web. Kanalen
loopen naar 't Westen, het Zuiden en het Noorden, spoor- en tramwegen
strekken zich uit naar alle hoofd-windstrek en en men glimlacht bij de ge-
dachte hoe men in 1841 „den reizenden manquot; bekend maakte dat door het
voltooien van den nieuwen straatweg tusschen Leeuwarden en Groningen,
een geregelde postdienst zou worden geopend die den afstand tusschen
beide steden tot zeven uur beperkte !

Terecht mag dan ook van Leeuwarden worden gedrukt:

„Het strekt zijn armen uit tot de zee en reikt de hand aan klei en wouden.
Het is met zijn tijd meegegaan en naar alle windstreken de banen effenend
voor het handelsverkeer, heeft het zich ontwikkeld tot een der eerste markt-
plaatsen van het Noorden, tot de eerste van Frieslandquot;.

Als stad van ouden datum heeft Leeuwarden nog vele oude gebouwen ;
als zoodanig noeinen wij er enkele, o.a. het Old Burger Weeshuis, gesticht
14 Nov. 1534, verder de Oude Waag, gebouwd van 1595—98 ; bij dezen
bouw werd bepaald dat men de Waag „twee woeningen hoeck sal bouwen,
met leyen decken, ende dat op te wize'van een huyffquot;.

Het Struivingspoortje dateert van 1696. Een mooi gebouw is het
Burmania huis, dat herhaaldelijk is afgebroken en weder opgebouwd, doch
steeds op dezelfde plek; het werd het eerst bewoond door Douwe Burmania,
die deelnam aan de kruistochten en in 1180 in Friesland terugkeerde ; later
woonde er o. a. in Gemone van Burmania, die den eed aan Spanje's Koning
Filips II alleen staande wilde afleggen, zeggende: de Friezen knibbelje
allinne for Godquot; ; dit had plaats in 1555.

Van de kerken vermelden wij de Jacobijner kerk, oorspronkelijk een
kloosterkerk van de Dominicanen of Predikheeren, gebouwd in 1480.'t Jileest
imposante bouwwerk van geheel Friesland is de Oldehove, een toren van de
oude St. Vituskerk van Oldehove, waarvan de fundamenten in 1529 werden
gelegd.

Verder noemen wij nog de kanselarij, gebouwd in wonderschoone lijnen;
het dateert van 1561, 't heeft uitwendig het beeld behouden, o. a. de zeer
mooie kraagsteenen, doch is van binnen geheel veranderd ; op den spitsen
gevel troont het beeld van Keizer Karei. V. Naast dit gebouw staat het
„Ritske-Boelema Gasthusquot;, gesticht in 1547.

Passende bij het Friesche volkskarakter heeft ook Leeuwarden een beroemde
harddraversbaan, gelegen ter weerszijden van den hoofdweg naar Marssum en
ingericht door het stedelijk bestuur. Vroeger werd jaarlijks een gouden zweep

-ocr page 111-

verreden, een instelling reeds in zwang in 1777 toen den 2en Sept. bij 't
bezoek van Prins Willem V voor paarden „van zessen klaarquot; dien prijs was
uitgeloofd. Uit „eerbied voor het paardquot; weiii later de zweep afgeschaften
in 1808 loofde Koning Lodewijk Napoleon een prachtige rijk met edelgesteenten
bezette doos uit.

Koning Willem I voerde de zweep weer in, doch nu werd de Waterloo-dag
(18 Juni) de ,gouden-swipe-deiquot;.

Op 21 Juni 1830 waren de drie Willeins present bij de draverijen Ter
herinnering aan dezen „Drie Koningendagquot; werd een medaille geslagen,
waarop de beeltenissen der drie vorsten in profiel. De „gouden-swipe-deiquot;
bestaat op heden niet meer. Vermelden wij ten slotte nog eenige geschied-
kundige en krijgskundige bijzonderheden uit Leeuwarden's bestaan.

In 1398 begon men de stad van grachten en poorten te voorzien, uit
noodzaak tegen de voortdurende twisten tusschen de Schieringers en Vet-
koopers. In de 15e eeuw werden de houten huizen gedeeltelijk door steenen
vervangen en werd een bestrating met keien aangelegd. In 1407 liet Keizer
Sigismund de keizerlyke munt in Leeuwarden slaan en sloot men in 1481
een verbond met de vijanden van de stad. Lang bleef de vrede niet bestaan;
in 1487 braken de onlusten weer uit en wel om een zeer eigenaardige reden.
Eenige buitenlieden n.1. dronken, tegen het verbod der stedelijke regeering
in. Haarlemmer bier en versmaadden dat van de stadsbrouwers. Deze laatsten,
bijgestaan door de burgers, trokken tegen de landslieden op, doch deze
kregen hulp van de Schieringers, die weldra met 8000 man de stad ver-
overden en plunderden en vele burgers doodden. Hierop volgde de Saksische
heerschappij van 1498 tot 1515 en de huldiging van Hertog Albert in de
kerk van Oldehove. De stad breidde zich aanzienlijk uit, doch in 1511 werden
door een brand 200 huizen verwoest. In 1515 trad Karei van Oostenrijk als
nieuwe heer van Friesland op; hij bestreed Karei van Gelder en overwon
dezen in 1524. Onder Kareis opvolger, Philips II, ontstonden de troebelen
die aan de Spaansche heerschappij een eind maakten. Friesland kwam onder
't bewind van de vorsten van Naaaau en de eerste was Graaf Willem Lodewijk,
die van 1584—1620 een nieuw tijdperk van voorspoed en bloei opende.

In 1672, toen ons land bedreigd werd door Frankrijk, Engeland, Munster
en Keulen, werd de stad versterkt, daar men een beleg vreesde, 't Zelfde
werd later weer gedaan, n.1. in 1787, toen men een aanval vreesde der
Staatsgezinden uit Franeker. De Pruisen kwamen toen echter Oranje te hulp
en Franeker werd onderworpen. Op 10 Febr. 1795 sloeg de revolutie op
Friesland over en ontsloeg het revolutionaire Comité de Staten van Friesland,
alsmede den Magistraat en de Vroedschap der Stad uit hunne betrekkingen
en stelde een municipaliteit, bestaande uit twaalf leden, aan.

De vrijheidsboom werd geplant voor 't stadhuis en de in '87 uitgeweken
burgers werden plechtig ingehaald.

In 1814 werd de stad bevrijd van de overheersching der Franschen en
Du sloeg het nieuwe stadsbestuur met kracht de handen aan 't werk om

Leeuwarden weer welvarend te maken.

* _ *

Leeuwarden heeft als stad 40.Ü00 inwoners en in de gemeente zijn onge-

-ocr page 112-

veer drie honderd paarden; dit laatste getal is niet groot; het wordt echter
uitsluitend gevormd door de paarden der industrieele bedrijven en de rijtuig-
paarden. Zoo zijn er eenige stalhouders met ten hoogste
12 paarden even-
eens verschillende sleepers met een maximum van tien paarden, verder van
Gend en Loos met een gelijk aantal en de overige paarden zijn verspreid
over kleinere bedrijven en negoties. Luxe is er zoo goed als niet; een stede-
lijke manege is er evenmin (alleen komt er des winters een detachement
cavalerie om rijlessen te geven aan onbereden officieren); een paardentram
bestaat ook met meer, zoodat uit een en ander wel blijkt dat ook voor de
hoefsmeden te Leeuwarden veel materiaal van buiten af moet komen.

Dit is dan ook het geval en de gemeente Leeuwarderadeel, met zijn zeer
talrijke dorpen rondom Leeuwarden gelegen, brengt menig paardje in de
hoofdstad op beslag.

Deze gemeente bezit naast een bevolking van ruim 11.000 zielen een
paardenstapel van bijna 800 stuks. Van de 17 dorpen, waaruit de gemeente
bestaat, is Huizum het voornaamste; hier is dan ook het gemeentehuis ge-
vestigd. Daarna volgen in belangrijkheid Stiens en Wirdum, terwijl mede
van beteekenis zijn: Britsum, Cornjum, Mnkum, Goutum. Hijum, Jelsum
Lekkum en Hempens.nbsp;'

In de omgeving van Leeuwarden worden drieërlei paarden gefokt n 1
kruisingsproducten van het Inlandsche paard met Oldenburgers, zuiver
llt;nesche en kruisingsproducten van Belgische 'hengsten. De Vereeniging
„Het Friesche paardquot; tracht dit lang verwaarloosde inlandsche ras weer
tot opkomst, althans tot instandhouding, te brengen.

Het Friesche paardenras heeft naast enkele minder gewenschte eigen-
schappen als groot voordeel een goeden gang en deze vlotte gang, die het
zoo geschikt en geliefd maakt voor de harddraverijen, is tevens een groote
lactor waarbij de hoefsmid medespreekt.

Bij het harddraven toch is een goed beslag niet alleen een eerste ver-
eischte, doch kan een kundig ondergelegd beslag van grooten invloed op de
prestaties zijn. Dit weet de eigenaar heel goed en hij zal voor zijn hard-
araver dan ook een prima smid uitzoeken, waar hij gaarne f 15 voor een
beslag neerlegt. Onder zoo'n beslag wordt natuurlijk niet verstaan een-
voudige gladde Ijzers, doch meer bepaald harddraver-gewichtsijzers, die
op de plaats van het ijzer, waar het gewicht voor den gang vereischt

of gewenscht wordt, worden verzwaard met een vaste of een aanschroef-
bare belasting.

Jammer dat de paardeneigenaars in en om Leeuwarden alleen voor hun
geliefde harddravers zoo zorgzaam zijn inzake hoefbeslag en hunne overige
paarden geen geregeld beslag waardig keuren.

Deze toegepaste en zoo misplaatste zuinigheid is ook hier weder in het
spel en zeer duidelijk in hun eigen nadeel, daar de voeten der paarden, die
van huis mt al slecht zijn, bij een verwaarloozen er zeker niet beter op
worden en hiervan ook het duidelijkste bewijs geven. De hoefsmid wordt
nog te veel bekeken als een noodzakelijk kwaad, dat men op bepaalde tijden,
zooals de hooibouw wanneer veel gereden moet worden en de winter wan-
neer de paarden op scherp moeten, niet vermijden kan, doch overigens houdt

-ocr page 113-

- de boer de hand op den zak en het gezegde „het geld moet rollenquot; schijnt
daarbij met voor het hoefbeslag toepasselijk te zijn.

Toch ziet hij wel het voordeel van het hoefbeslag in, daar hij niet ver-
zuimt de hoeven van zijn veulen te doen besnijden waar hij vreest voor
afwijkende standen en hoefvormen ; zyn practische blik voorkomt in deze
veel; jammer dat hij dit later niet consequent doorvoert.

Voor de paarden in de stad is het natuurlijk niet zoo eenvoudig om van
den smid weg te blijven ; de geregelde diensten op geplaveide wegen geven
aanleiding tot groote slijtage en noodgedwongen komen deze dus eerder op
beslag. Dat sommige paarden bovendien erg „sleetschquot; kunnen zijn, vernam ik
hier nog van een paard dat elke 8 dagen op beslag kwam en toch met
halfduims ijzer werd beslagen.

In Leeuwarden oefenen drie smeden het hoefbeslag uit, n.I. de heeren
Tm ga in de Torenstraat, Sterk op de Breede Plaats en Sterk achter de
kazerne. Deze twee laatste zijn broeders.

Tot voor kort was nog de zeer bekende hoefsmid Smid op de Oude
Koemarkt in functie. Deze zeer bekwame man, die een groote reputatie
heeft verworven, heeft zich echter uit de zaak teruggetrokken en is naar
den Haag verhuisd. Zijn zoon en opvolger is voor den dienst opgeroepen
en hiermede werd de zaak van een leider beroofd en is dan ook opgeheven.
Deze zaak was de oudste in Leeuwarden en bestond aldaar meer dan 100
jaren.

Van de drie genoemde hoefsmeden is alleen Tinga gediplomeerd; hij
ontving zijn opleiding aan de Militaire Hoefsmidsschool van den toenmali'gen
Kapitein Moubis en den wachtmeester Kamerbeek en was daarna hoefsmid
bij het 1ste Regiment Huzaren. In 1885 verliet hij den militairen dienst.
Hij werd toen knecht te Leeuwarden, vestigde zich later als baas in

Winsum (Fr.), waar hij een aldaar bestaande smederij kocht, doch keerde later

weer naar Leeuwarden terug, waar hij sinds 8 jaar zijn zeer bloeiende zaak
in de Torenstraat leidt. Hij was gedurende vele jaren praktisch onderwijzer
aan cursussen, o.a. reeds van af 1893 te Leeuwarden ea in 1900 in
Dokkum. Toch is hij niet tevreden met vele van door hem opgeleide vak-
genooten, daar zij zoo vaak terugkeeren tot slordig werk en dit het aanzien
van de gediplomeerden niet verhoogt. Zoo merkt hij herhaaldelijk op dat
de smeden in de buurt de ijzers zoo kort en zoo nauw leggen, waarvan vooral
het eerste zoo slecht voor plathoeven is.

De smederij van Tinga is de drukste van Leeuwarden; behalve de patroon
werken de zoon en vijf knechts mee in het bedrijf, dat hoofdzakelijk hoef-
beslag is. Er worden dan ook gemiddeld- 20 paarden beslagen per dag en
er zijn zelfs dagen dat er 36 op beslag zijn gezet! De smederijen van de
Gebr. Sterk zijn niet zoo druk beklant; in de zaak achter de kazerne wordt
echter ook veel aan hoefbeslag gedaan; deze zaak bestaat al meer dan 40
jaar, terwijl die op de Breede Plaats eerst ± 15 jaar oud is.

Tinga werkt met twee vuren ; de ruime smederij is aan de straat gelegen,
terwijl de achterkant op het huis als rijwielmagazijn dienst doet.

De werktijden zijn in Leeuwarden van 's morgens 7 tot 's avonds 7, waar-
van twee uur afgaan voor de schafttijden. De werkloonen zijn behoorlijk

-ocr page 114-

te noemen-, als jongen wordt ïd den leertijd van f2 tot f 8 verdiend, terwijl.
een volwassen knecht tot f 20 toe verdienen kan.

De noodstal wordt nog veelal bij het beslag gebruikt en is dan ook nog
in twee der smederijen aanwezig; alleen in de Torenstraat ontbreekt dit
hulpmiddel, hetgeen Tinga in zijn diensttijd nooit heeft kunnen gebruiken
en later ook niet heeft gemist.

Door het gebrek aan steenkolen wordt vrij veelvuldig gebruik gemaakt van
machinale ijzers, dus noodgedwongen. Wel wat zonderling zag ik hier aan
de Hippos-ijzers de voorkeur schenken boven die uit de fabriek van Help-
man. Waarschijnlijk wordt ook hier de profeet in eigen land niet geëerd ;
men gaf echter aan dat bij de ijzers van Helpman de gaten te steil staan
voor de paarden in Friesland, waarvan de platvoeten dit niet wenschelijk maken.
Toch zag ik bij een bezoek aan de fabriek bij Groningen zeer mooie ijzers,
die in vorm en afwijking niet onderdeden voor die van Hippos o.a. de ijzers,
die in 1915 voor het Indische leger werden vervaardigd, waren zeer goed
te noemen en zeker niet minder dan de door Hippos geleverde ijzers aan
het leger hier te lande.

Beide fabrieken staan momenteel stil uit gebrek aan grondstoffen; wanneer
de nog in voorraad zijnde ijzers zullen zijn verbruikt en er geen aanvoer
van grondstoffen op handen is, zullen de smeden spoedig weder geheel op
het handwerk zijn aangewezen, hetgeen zeker den waren vakman niet onaan-
genaam zal zijn en aan dezen ook ten goede zal komen. Hoewel het gebruik
van machinale ijzers, toegepast door een goeden smid, volstrekt niet slecht
behoeft te zijn, gaat door het gebruik van fabrieksijzers toch veel van de
„poëziequot; van het vak af en schuilt er toch altijd het groote gevaar in voor
den paard en-eigenaar dat hij in handen valt van een
niet goed vakman, die
dan tot schade van het paard den hoef gaat bewerken naar het ijzer.

De prijzen zijn in Leeuwarden uniform en niet slecht te noemen. Voor
vierkant vlak beslag, dat hier gewoonlijk wordt toegepast, wordt f 5 berekend
en dit geldt zoowel voor paard als poney of hit; alleen voor een zwaar paard
wordt f 6 berekend. Extra werk wordt ook extra beloond en zoo wordt dan
ook voor het beslag van harddravers, zooals boven reeds gezegd werd, veel
meer besteed.

In den winter wordt van schroeven en stiften gebruik gemaakt; het meest
echter van stiften, hoewel er enkele sleepers zijn die aan het gebruik
van schroeven blijven hechten. Voor elk gat wordt 10 ets berekend en dit
zelfde bedrag wordt berekend voor de schroeven of stiften.

Gaan wij nu Leeuwarden en het hoefbeslag na, dan zien we dat dit heele
bedrijf slechts in handen gelegd is van enkele personen. Als hoofdplaats
van een provincie, en tevens als centrum van een zeer welvarende landbouw-
streek, is het van het grootste belang dat daar ter plaatse kundige hoefsmeden
zijn, die ook de collega's in de buurt tot voorbeeld kunnen strekken; het is
m.i. de taak van de landbouwende bevolking der omgeving en van de paar-
denhouders in de gemeente om tot het eventueel behoud en zoo noodig het
vestigen van goede hoefsmeden mede te werken en een rationeele uitoefe-
ning van dit bedrijf ook van hun kant te bevorderen.

-ocr page 115-

de hoef met ondergeschoven verzenen.

Prof. Dr. M. Lungwitz schreef in ,,Der Hufschmiedquot; van deze maand over
bovengenoemd onderwerp een artikel. In de uitvoerige inleiding wijst L. er
op, dat hij dit lijden als een zelfstandige hoefziekte beschouwt en haalt een
voorbeeld aan van een officierspaard, dat door een geringen graad van
ondergeschoven verzenen aan beide voorbeenen min of meer pijnlijk ging.
De oorzaak van den onvoldoend vlotten draf op straatwegen werd gezocht
in een beginnende verbeening der hoefkraakbeenderen, doch heeft bestaan
in een eenigszins omgekruld zijn van de verzenwanden. De gang van het
dier werd weer vlot, nadat het een tijdlang op balkijzers had geloopen,
terwijl de verzenen eenigszins waren vrijgelegd.

Na deze inleiding luidt het artikel als volgt:

Waarom reageert het paard meer op het bekloppen van den hoef met den
hamer dan op het knijpen met de hoeftang? Tijdens het bekloppen met den
hamer rust het dier met zijn volle gewicht op den hoef. De min of meer
omgekrulde verzenwanden drukken in verband met het lichaamsgewicht
tegen de hoeflederhuid en hierdoor is het te begrijpen, dat het kloppen
tegen den hoef eerder gevoeligheid opwekt dan dat bij den opgenomen lioef
met de hoeftang wordt geknepen.

Als tweede verschijnsel, vooral wanneer het lijden duidelijk aanwezig is,
kan men verhoogde warmte aan de verzenen en ballen waarnemen. Do
ballen zijn in den regel goed gewelfd; zij liggen, evenals bij gezonde hoeven,
door een duidelijke groeve gescheiden, goed vrij van elkaar. De straal is
goed ontwikkeld; de straalgroeven zijn duidelijk aanwezig. Bij uitzondering
kan dat pijnlijke zóó duidelijk aanwezig zijn, dat dit niet alleen bij het
onderzoek met de hoeftang is vast te stellen, maar ook reeds door het
samendrukken van den opgenomen hoef tusschen de handen. In deze uit-
zonderingsgevallen kan het hoeflijden gepaard gaan met verzen-klemhoef.

Meestal komt dit lijden voor bij spitse hoeven, zoowel bij licht gebouwde
als bij zware paarden.

Hierdoor gaat het ook nog wel eens samen met het vlak of het vol zijn
van den hoef.

Hierbij komt het dan wel voor dat het omgekrulde verzenwand-gedeelte
als het ware over den steunselhoek heen ligt. Het dier steunt dan feitelijk
niet meer op den verzenwand maar op het omgekrulde gedeelte hiervan.

In die gevallen treft men het aan bij grootere hoeven, terwijl bij een
ergere mate van omkrullen, de schenkels van den straal worden samengedrukt.
Zware paarden zijn in zoodanige gevallen gewoonlijk tevens behept met
Jossen wand.

Het lijden is niet onvoorwaardelijk gebonden aan den spitsen hoef; wij
vinden het ook bij hoeven met een beteren boekvorm, vooral dan, wanneer
het achterste hoefgedeelte onnatuurlijk sterk belast wordt, tengevolge van
onvoldoende hoefverpleging of verwaarloosd beslag.

Als het lijden langen tijd bestaat, kan er een sleepende ontsteking van
de hoeflederhuid zijn opgetreden; de ontsteking gaat op de hoefbeenstakken
over en leidt — bij zware paarden heb ik dit herhaaldelijk aangetroffen,

-ocr page 116-

te noemen; als jongen wordt in den leertijd van f2 tot f 8 verdiend, terwijl.
een volwassen knecht tot f 20 toe verdienen kan.

De noodstal wordt nog veelal bij het beslag gebruikt en is dan ook nog
in twee der smederijen aanwezig ; alleen in de Torenstraat ontbreekt dit
hulpmiddel, hetgeen Tinga in zijn diensttijd nooit heeft kunnen gebruiken
en later ook niet heeft gemist.

Door het gebrek aan steenkolen wordt vrij veelvuldig gebruik gemaakt van
machinale ijzers, dus noodgedwongen. Wel wat zonderling zag ik hier aan
de Hippos-ijzers de voorkeur schenken boven die uit de fabriek van Help-
man. Waarschijnlijk wordt ook hier de profeet in eigen land niet geëerd ;
men gaf echter aan dat bij de ijzers van Helpman de gaten te steil staan
voor de paarden in Friesland, waarvan de platvoeten dit niet wenschelijk maken.
Toch zag ik bij een bezoek aan de fabriek bij Groningen zeer mooie ijzers,
die in vorm en afwijking niet onderdeden voor die van Hippos o.a. de ijzers,
die in 1915 voor het Indische leger werden vervaardigd, waren zeer goed
te noemen en zeker niet minder dan de door Hippos geleverde ijzers aan
het leger hier te lande.

Beide fabrieken staan momenteel stil uit gebrek aan grondstoffen; wanneer
de nog in voorraad zijnde ijzers zullen zijn verbruikt en er geen aanvoer
van grondstoffen op handen is, zullen de smeden spoedig weder geheel op
het handwerk zijn aangewezen, hetgeen zeker den waren vakman niet onaan-
genaam zal zijn en aan dezen ook ten goede zal komen. Hoewel het gebruik
van machinale ijzers, toegepast door een goeden smid, volstrekt niet slecht
behoeft te zijn, gaat door het gebruik van fabrieksijzers toch veel van de
„poëziequot; van het vak af en schuilt er toch altijd het groote gevaar in voor
den paarden-eigenaar dat hij in handen valt van een
niet goed vakman, die
dan tot schade van het paard den hoef gaat bewerken naar het ijzer.

De prijzen zijn in Leeuwarden uniform en niet slecht te noemen. Voor
vierkant vlak beslag, dat hier gewoonlijk wordt toegepast, wordt f 5 berekend
en dit geldt zoowel voor paard als poney of hit; alleen voor een zwaar paard
wordt f 6 berekend. Extra werk wordt ook extra beloond en zoo wordt dan
ook voor het beslag van harddravers, zooals boven reeds gezegd werd, veel
meer besteed.

In den winter wordt van schroeven en stiften gebruik gemaakt; het meest
echter van stiften, hoewel er enkele sleepers zijn die aan het gebruik
van schroeven blijven hechten. Voor elk gat wordt 10 ets berekend en dit
zelfde bedrag wordt berekend voor de schroeven of stiften.

Gaan wij nu Leeuwarden en het hoefbeslag na, dan zien we dat dit lieele
bedrijf slechts in handen gelegd is van enkele personen. Als hoofdplaats
van een provincie, en tevens als centrum van een zeer welvarende landbouw-
streek, is
het van het grootste belang dat daar ter plaatse kundige hoefsmeden
zijn, die ook de collega's in de buurt tot voorbeeld kunnen strekken; het is
m.i. de taak van de landbouwende bevolking der omgeving en van de paar-
denhouders in de gemeente om tot het eventueel behoud en zoo noodig het
vestigen van goede hoefsmeden mede te werken en een rationeele uitoefe-
ning van dit bedrijf ook van hun kant te bevorderen.

-ocr page 117-

de hoef met ondergeschoven verzenen.

Prof. Dr. M. Lungwitz schreef in „Der Hufscbraiedquot; van deze maand over
bovengenoemd onderwerp een artikel. In de uitvoerige inleiding wijst L. cr
op, dat hij dit lijden als een zelfstandige hoefziekte beschouwt en haalt een
voorbeeld aan van een officierspaard, dat door een geringen graad van
ondergeschoven verzenen aan beide voorbeenen min of meer pijnlijk ging.
De oorzaak van den onvoldoend vlotten draf op straatwegen werd gezocht
in een beginnende verbeening der hoefkraakbeenderen, doch heeft bestaan
in een eenigszins omgekruld zijn van de verzenwanden. De gang van het
dier werd weer vlot, nadat het een tijdlang op balkijzers had geloopen,
terwijl de verzenen eenigszins waren vrijgelegd.

Na deze inleiding luidt het artikel als volgt:

Waarom reageert het paard meer op het bekloppen van den hoef met den
hamer dan op het knijpen met de hoeftang? Tijdens het bekloppen meb den
hamer rust het dier met zijn volle gewicht op den hoef. De min of meer
omgekrulde verzenwanden drukken in verband met het lichaamsgewicht
tegen de hoeflederhuid en hierdoor is het te begrijpen, dat het kloppen
tegen den hoef eerder gevoeligheid opwekt dan dat bij den opgenomen hoef
met de hoeftang wordt geknepen.

Als tweede verschijnsel, vooral wanneer het lijden duidelijk aanwezig is,
kan men verhoogde warmte aan de verzenen en ballen waarnemen. De
ballen zijn in den regel goed gewelfd ; zij liggen, evenals bij gezonde hoeven,
door een duidelijke groeve gescheiden, goed vrij van elkaar. De straal is
goed ontwikkeld ; de straalgroeven zijn duidelijk aanwezig. Bij uitzondering
kan dat pijnlijke zóó duidelijk aanwezig zijn, dat dit niet alleen bij het
onderzoek met de hoeftang is vast te stellen, maar ook reeds door het
samendrukken van den opgenomen hoef tusschen de handen. In deze uit-
zonderingsgevallen kan het hoeflijden gepaard gaan met verzen-klemhoef.

Meestal komt dit lijden voor bij spitse hoeven, zoowel bij licht gebouwde
als bij zware paarden.

Hierdoor gaat het ook nog wel eens samen met het vlak of het vol zijn
van den hoef.

Hierbij komt het dan wel voor dat het omgekrulde verzenwand-gedeelte
als het ware over den steunselhoek heen ligt. Het dier steunt dan feitelijk
niet meer op den verzenwand maar op het omgekrulde gedeelte hiervan.

In die gevallen treft men het aan bij grootere hoeven, terwijl bij een
ergere mate van omkrullen, de schenkels van den straal worden samengedrukt.
Zware paarden zijn in zoodanige gevallen gewoonlijk tevens behept met
■lossen wand.

Het lijden is niet onvoorwaardelijk gebonden aan den spitsen hoef; wij
vinden het ook bij hoeven met een beteren hoekvorm, vooral dan, wanneer
het achterste hoefgedeelte onnatuurlijk sterk belast wordt, tengevolge van
onvoldoende hoefverpleging of verwaarloosd beslag.

Als het lijden langen tijd bestaat, kan er een sleepende ontsteking van
de hoeflederhuid zijn opgetreden; de ontsteking gaat op de hoefbeenstakken
over en leidt — bij zware paarden heb ik dit herhaaldelijk aangetroffen,

-ocr page 118-

ZV^t 7 tot verdikking, respectievelijk verbreeding van deze beenuit-
steeksels; de verbreeding strekt zich tot in het straalkussen uit, zoodat het
aangren nae weefsel hiervan min of meer verbeent. B« zware paarden kan

Het ÏÏ^r-.® Knbsp;^^^ boefkraakbeen aanwezig zyn.

.even tot ' knbsp;toefbeenstakken schijnt aanleidfng te-

geven tot verbeening van het hoef kraak been. Het omkrullen der verLn-
wanden zou zoodoende bij zware werkpaarden tot verbeening' van de hoel
kraakbeenderen leiden, terwijl zij b^ alle soorten paarden llVoortaak
van lossen wand kan worden. Ook kunnen steengallen optreden doorl t
omgekrulde verzenwand de hoeflederhuid kneust

Het lijden kan door verschillende oorzaken ontstaan. De sterke belasting

'' ^^^nbsp;^^ - de reden w Z

het meei voorkomt bij spitse dan bij normale of stompe hoeven Die oorzaak

ooÏ wel al he. ^^nbsp;-gekort, óf

t /nbsp;^^'^g®'^ täd achtereen op Ltal

wordt gehouden. Dit nadeel treedt natuurlek het spoedigst naar voren bi

paarden met lange kooten en weeke kootstelling. Te w|de hoefiizers di

niet op de steunsels dragen, of ^quot;zers die van den^uiten-'naar dt binnet

rand afhellen, geven ook aanleiding dat de verzenwand naar binnen krult.

tiiflr hï ' ^^ /'^'ï'^idelyke mate aanwezig is, dan gaat er geruimen

vlTe Jnbsp;Het Itiden is het ergst

voor die dieren welke als rijtuig- of rypaard dienst moeten doen

De behandeling volgt min of meer van zelf uit de bovengenoemde oorzaken.
wordtlTeklf^^

vriSewVV;'?'quot;'''''''''^nbsp;bähet beslag worden

^gelegd. Balkijzers en gummi- of andere zolen kunnen met voordeel

worden aangewend Indien gewone ij'zers worden gebezigd, dienen deze in

he verzengedeelte breed te zijn, terwyl de draagvlakte hier een weinig naar

iTZrd l quot;nbsp;-odanigzyn omgekruld, dat zf over

weZstdequot;nbsp;-orden

TeSZ IZ'nbsp;\nbsp;-- de verzenge-

deelten achterwege omdat dit inkorten immers een sterkere belasting van

de ach erste hoefhelft medebrengt. Ingeval het wegsneden noodig TlZ

IZäTCr quot;quot;nbsp;kalk'oenen,tet
einde de hoefas een goede richting te geven

sne?efnbsp;^^^ te worden uitge-
sneden, althans met wanneer het geen etterende steengallen zijn - het we.

smjden zou de zooltak verzwakken en hierdoor het verL omkrull'en 1 de'
verzenwand worden bevorderd.

gewreltfiLlT'quot;nbsp;-^ken van

en hetnbsp;verzenen gmg inkorten. De zooltak late men krachtig

en het ijzer d.ent op het achterste gedeelte der steunsels te rusten Het

hoeüi^t 'fci :::r:.nbsp;^^

-ocr page 119-

Wij veroorloven ons aan het bovenstaande iets toe te voegen. Prof. Ij.
vermeldt onder de oorzaken van omgekrulde verzenen niet het te veel
besnijden van de steunsels.

Wij meenen dat juist deze oorzaak veelvuldig wordt aangetroffen en boven-
dien een oorzaak is, die bij een deugdelijke uitoefening van het hoefsmids-
vak mettertijd geheel kan worden uitgeschakeld.

Prof. L. geeft aan, dat bij het wegnem.en van de omgekrulde verzen-
gedeelten tijdelijk gebruik moet worden gemaakt van ijzers met kalkoenen.
Het kan de bedoeling zijn balkijzers met kalkoenen. In dit geval kunnen
wij daarmede accoord gaan. Gewone yzers met kalkoenen achten wy niet
aanbevelenswaardig, daar de straal daarbij niet zou meedragen.
Bed.

VEREENIGING „HET PRIESCH PA ARDEN-STAM BOEKquot;.
Erkend bij Kon. Besluit van 23 Augustus 1879, No. 26, 15 Augustus 1884,
No. 19, 9 Januari 1897, No. 11 en 27 Augustus 1907, No.quot; 61.

Het Bestuur brengt in het „Priesch Weekbladquot; ter kennis van de eige-
naars van paarden, dat onderstaande personen, 't zij aan de Hoefsmidschool
te Amersfoort, 't zij bij een der Detachementen Veld-Artillerie als hoefsmid
zijn opgeleid of met goed gevolg een cursus in hoefbeslag hebben gevolgd
en dat zij alzoo nagenoemde personen voor het hoefbeslag aanbeveelt:

Akkrum, O. H. Harmsma.
Anjum, M. Broekens.
Bakhuizen, C. R. Mous.
Bakhuizen, D. Nota.
Bakkeveen, J. P. Jansma.
Balk, J. Larooy.
Balk, Sj. W. Pelsma.
Blauwhuis, T. S. v. d. Berg.
Bolsward, D. van Wieren.
Britsum, P. S. Posthuma.
Buitenpost, M. H. Smedes.
Burum, W. P. v. d. Woude bij Wed.

Boonstra.
Dongjum, Jan Wiersma.
Donkerbroek, W. K. v. d. Velde.
Drachten, f J. S. Geertsma.
Drachtster-Comp., J. H. Keuning.
Driesum, f M. B. Westerhuis.
Drogeham, C. A. Groenveld.
Ee, K. Wiersma.
Eestrum, J. S. Koster.
Elsloo, H. Santing.
Engwierum, W. Gordel.
Engwierum, Johs. Gordel.
Franeker, P. Coopmans Jr.
Garijp, K. Kuipers.

Nes (W.-D.), H. P. Geertsma.
St. Nicolaasga, J. G. v. Zandbergen.
St. Nicolaasga, B. J. Heins.
Nieuwehorne, J. J. Herders.
Noordwolde, P. Otter.
Noordwolde, J. A. Groenewoud.
O. Nijkerk, F. P, Geertsma.
O. Nijkerk, J. Postma.
Nijland, G. Th. Brouwer.
Oenkerk, G. J. Berghaeuser.
Oenkerk (Molenend),fA.B.Westerhuis.
Oldeberkoop, L. H. Nijk.
Oldeberkoop, R. M. ten Wolde.
Oldeboorn, G. N. Waringa.
Oosterend, S, K. Elzinga.
Oosterlittens, D. D. Minkema.
Oostrum, F. Fokkinga.
Oudebildtzijl, G. T. Tuinstra.,
Oudega (H. O. N.), A. Nolles.'
Oudega (Sm.), H. P. Smedes.
Oudega (W.), H. P. v. d. Berg.
Oudeschoot, J. S. de Jong.
Oudeschoot, G. de Jong.
Pingjum, R. Huisman.
Rauwerd, W. B. Bergsma.
Rauwerd, D. N. de Vries.

-ocr page 120-

Giekeik, J. K. Olijnsma.
Hantum, J. Stienstra.
Hantumbuizen, D. Geertsma. '
Harlingec, O. H. Baarda.
Heeg, C. L. Nauta.
Heerenveen, f J. W. de Jong.
Heerenveen, f O. H. Wagenaar.
Hemrik, f S. L. Hoekstra,
rierbaijum, P. Luinstra.
Hol werd, D. M. Geertsma.
I-Jommerts, E. Eegeling.
Hommerts, J. de Vries.
Idskenhuizen, R. v. d. Scheer.
St. Jacobi Parochie, Tj. Dijkstra.
Jellum, S. W. Dijkstra.
Joure, E, v. d. Meulen.
Joure, Jan Eoek.
Joure, O. Wassenaar.
Kimswerd, F. F. de Vries.
Kollum, W. R. Adema.
Kortezwaag, L. G. Heringa.
Kortezwaag, J. Koelma.
Koudum, S. van Asperen.
Kubaard,
K. Westhof.
Langezwaag, J. Houwman.

Lemmer, f J. Witteveen.
Lippenhuizen, R. M. v. d. Velde
Makkinga, J. M. Panders.
Makkinga. F. de Vos.
Makkum, f B. L. Lutgendorff.
Makkum, H. Hogeboom.
Makkum, f C. S. Lutgendorff.
Menaldum, f P. F. de Vries.
Munnekezijl, J. Smedes.
Nes (W.-D.), f S. J. Brantsma.

Ried, P. F. de Vries.
Rinsumageest, A. Geertsma.
Rotsterhaule, 11. W. ten Hoeve.
Rottevalle, f J. A. Bijlsma.
Rijperkerk,
jE. Faber.
Rijs,
El. J. Feenstra.
Scherpen'zeel, E. J. Stroop.
Schraard, K. P. van Tuinen.
Sexbierum, P. J. Leijen.
Sexbierum, f J. G. Faber.
Sloten, J. A. Boomsma (bij de Wed.

Wijtsma).
Sloten, J. Zuiderhof.
Sloten, I. A. Zuiderhof.
Sneek, Geert Rijpkema (Lemsterw.).
Spannum, P. P. Piekema.
Stiens, A. P, v. Dijk.
Suameer, M. Wijma.
Terwispel, Gerben de Vos.
Tjalleberd, IJ. S. Faber.
Tjerkwerd, F. Schukken.
Tzum, S. J. Smit.
Tzummarum, f M. Keuning.
Tzummarum, M. F. de Vries.
Tzummarum, S. Jellesma.

-nbsp;..nbsp;kJ. ilcllCSlU

Leeuwarden, f J. Tinga (Torenstraat), üreterp, J. B. de Boer.

1 w^ ».w« A « _ f r TTT • gt; ,

De met f gemerkte personen hebben hunne opleiding genoten aan de
iioefsmidschool te Amersfoort of bij een der detachementen Veld-Artillerie.

Veenwouden, B. K. van Weemen.
Warns, 11. Mous.
Wieuwerd, G. Landstra.
Winsum, L. T. de Jong.
Witmarsum, J. Broekstra.
Witmarsum, S. J. Menage.
Wolvega, f Jan v. d. Hoeff.
Wommels, D. van Wieren Jr.
Workum, e. P. Nauta.
Wijtgaard, W. Bottema.

korte mededeelingen.

- Militaire Hoefsmidschool te Amersfoort. In de laatste week van
Juni zijn geëxamineerd en geslaagd de volgende leerlingen: A.
Leven horst
(mil. Inf.) van Garderen, Tj. Sportel (mil. GeniTe) van Scheemda (Gr) K

J- öerg (mil. Inf j'van
Baflo (Gr.), G. W. Pas (mil. Vest, Art.) van Hoenen (N. Br.).

De drie laatstgenoemden zijn opgeleid bij de depots Huzaren te Haarlem.

----G. H.

-ocr page 121-

—nbsp;De minister van oorlog heeft nader bepaald, dat indien bij de troepen
ter plaatse geen hoefsmid is ingedeeld, de kosten voor het beslaan van de
paarden van de officieren aan het rijk in rekening kunnen worden gebracht.

t J. L a m é r i s. Den 27 Juni 1918 is te 's Gravenhage op 75-jarigen
leeftijd overleden de gepensionneerd Majoor-paardenarts J. Laraéris, die
gedurende het tijdvak van 1900—1916 met veel succes de leiding van den
cursus in hoefbeslag, gehouden vanwege de Afdeeling 's Gravenhage der
Holl. Maatschappij van Landbouw, heeft gehad. In die 16 jaar hebben ruim
200 aanstaande hoefsmeden dien cursus gevolgd. Van een lid der examen-
commissie, ten overstaan waarvan jaarlijks (later om de 2 jaren) de di-
ploma's aan de cursianen werden uitgereikt, hoorden wij meermalen met
groote waardeering over de getoonde kennis der leerlingen spreken en hier-
door tevens hulde brengen aan het uitnemende onderricht van den heer Laméris.

Het N. L. Wbl. van 6 Juli j.1. wijdt ook een woord van hulde aan Majoor
Laraéris' nagedachtenis en zegt daarin o.a. het volgende:

De overledene heeft door zijn grondige kennis en zijn tactvol onderwijs
niet alleen den dank van zijn leerlingen verworven maar een zeer sympa-
thieke herinnering bij hen achtergelaten.

De Hollandsche Maatschappij van Landbouw is den overledene dan ook
grooten dank verschuldigd voor alles wat hij in 't belang van den hoefsmid
gedaan heeft.

—nbsp;Beperking van het beslag. De meeste zomerpaardenkeuringen zijn
thans achter den rug. De uitvoering van het beslag moge nog niet overal
prima zijn, over het geheel is het bevredigend. Het viel ons op dat thans
verscheiden paarden, vooral jongere, achter onbeslagen werden voorgebracht.
Dit zal wel in direct verband mpt de stijging der beslagprijzen staan. Even-
zoo behoorden extra zware ijzers tot de groote uitzonderingen.

—nbsp;Uitvoer van 2-jarige ruins. Eenige weken geleden is men aange-
vangen met de uitvoering van het contract waarbij aan Duitschland 8500
tweej. ruins werden verkocht. De levering heeft een vlot verloop gehad en
de voorgaande week is het totale aantal, op 82 stuks na, bereikt. Mogelijk
wordt voor deze 82 nog een kleine palevering gehouden.

—nbsp;liyksdiploma voor burgerhoefsmeden. Het ligt in de bedoeling om
binnenkort een commissie te benoemen ter voorbereiding van de eischen die
bij het eventueele examen, dat van Rijkswege vermoedelijk in 1919 voor bet
eerst zal worden gehouden, dienen te worden gesteld. Over die te ontwerpen
eischen zullen bovendien tal van belanghebbenden worden gehoord.

PERSOVERZICHT.

IJzer en Staal. Terwijl men zich in Nederland opmaakt om eindelijk ook
eens het belangrijk werk ter hand te nemen, dat reeds vóór jaren gereed
had moeten zijn, n.1. de oprichting van eene Eloogoven- en Staalnijverheid,

-ocr page 122-

nu daarvoor het aanzienlijk daartoe noodige kapitaal is bijeengebracht, de
Eegeering krachtige medewerking heeft verleend en dus niets meer in den
weg staat om de eerste stappen tot uitwerking van het grootsche plan te
gaan doen, komt op eens het bericht, dat, naar het schijnt, het geheele
hoogovenplan wel eens in duigen zou kunnen werpen.

Het is haast te mooi om te gelooven en we zouden zelf eerst nog nadere
gegevens hebben afgewacht alvorens er melding van te maken, ware het
niet, dat naar gebleken is, de Eegeering er zich mede bemoeid heeft en
zelfs een wetsontwerp bij de Tweede Kamer is ingediend om voor nader
onderzoek een kapitaal van niet minder dan f 600.000 beschikbaar te stellen.

De quaestie is n.1. deze, dat onze landgenoot de heer Jacobus Gerardus
Aerts, eigenaar van een particulier instituut van chemische en mechanische
technologie, een procédé heeft uitgevonden tot bereiding van ijzer en staal
rechtstreeks uit het erts, zonder gebruik te maken van de hoog- en cokes-
ovens en met slechts '/g van de hoeveelheid kolen thans voor een hoogoven-
complex benoodigd, dus op een veel eenvoudiger en economischer wijze,
terwijl tevens nog verzekerd wordt, dat daardoor veel beter ijzer
m staal'
verkregen zal worden.

Ook nog eene tweede uitvinding werd door hem gedaan, n.1. het winnen
van koper, lood, zink en cadmium-zilver uit de doorgaans waardelooze
mengertsen.

Beide systemen zijn reeds beoordeeld door professoren uit Delft en Am-
sterdam, benevens door een hier te lande verblijvende buitenlandsche me-
tallurgy bouwer en leider van verschillende hoogovenwerken. (Oogenschijnlijk
zou men vragen: waarom heeft men den buitenlander er niet liever buiten
gelaten). Door genoemde deskundigen zijn rapporten uitgebracht, welke zoo
gunstig luidden, dat de regeering overtuigd werd, dat het hier werkelijk
twee uitvindingen geldt, waarvan de kans op welslagen zeer groot is en
die, na in de practijk deugdelijk te zijn gebleken, zeer groote economische
voordeelen voor den Staat beloven op te leveren.

Er bestaat dus kans, dat eene proef-installatie zal worden ingericht om
naar de deugdelijkheid van deze uitvindingen een nader onderzoek in te
stellen.

Blijken zij werkelijk practisch en economisch uitvoerbaar, dan zullen zij
zeker den grondslag kunnen vormen voor een nieuwen tak van nijverheid,
welke voor Nederland en de koloniën vérstrekkende gevolgen zullen hebben.

(n. „Haagsche Postquot;).

-nbsp;Noorwegen. Er zijn in den laatsten tijd in Noorwegen vele plannen ont-
staan voor de ontwikkeling van eene eigen Noorsche ijzerindustrie. Het
belangrijkste plan is, volgens „ Dagens Nyhederquot;, dat tot oprichting van
eene ijzerfabriek en pletterij te Narvik.nbsp;(u.
Handelsberichten).

—nbsp;De Aprii-afl. van Der IfM/scted bevat een hoofdartikel over de ervaring

pdurende den afgeloopen winter in N.-Erankrijk opgedaan ten opzichte van

het winterbeslag. Dr. Hoffmann zegt dat in Sept. 1916 reeds het voornemen

oestond om vrijwel overal in het Duitsche leger dezelfde voorschriften, in

zake het winterbeslag, toe te passen, doch dat hieraan pas in Sent 1917
gevolg is gegeven.nbsp;^ '

-ocr page 123-

H. toont zich zeer tevreden over het gebruik van stompe kalkoenen en bij
rge gladheid over het gebruik maken van scherpe wigvormige kalkoenen
quot; den buitentak. Het missen der H.-kalkoenen leverde geen bezwaar op.

di« gt; .nbsp;trekpaarden 2 toonschroeven gebruikt,

« betrekkelijk ver naar achteren worden geplaatst. Deze methode is door
e Duitschers overgenomen en heeft uitstekend voldaan. De 4 schroefkalkoenen
ormden samen ongeveer een rechthoek, waarbij de 2 voorste altiid iets
«^ger worden gehouden dan de 2 laatste.

j^edeelingen oyer hetsmidsvak, vallende buiten hethoefbesï^

SMEERMIDDELEN.

tuilT. Wnbsp;standhouden van ieder werk-

ennbsp;onderlinge deelen veroorzaakte wrijving

Tnf ^ fnbsp;te verkleinen.nbsp;^

^lakke„ tehrif Tw ' smeermiddelen, welke, tusschen twee wrijvende
lt;3at h! ® Jf r i'nbsp;een laag zullen vormen van zoo'n dikte

'^at de onmiddelijke aanraking dier vlakken buitengesloten ligt

Als smeermiddelen worden plantaardige vetten, oliën, dierl^e vetten en

SSvSnbsp;dl teigenschap bezitten, dat de innerlijke

«te^/Tnbsp;deelen waaruit zij bestaan, ook onder een zeer

VTn vSenTTm^lïïgtrm^^^^

«pS vïkkP^n'quot;®''nbsp;eigenschap, zich zeer vast te hechten

i« te aflTnbsp;ZIJ m aanraking komen en om in alle poriën der metalen

te dnngen waardoor elke kleinste oneffenheid wordt opgelost

een !nbsp;t® eigenschappen van een bruikbaar smeermiddel 'bestaan in

C'T groot mogelijke g ijbaarheid bij voldoende vloeibaar-en standvastig
evêLi/' inwerking der lucht, temperatuursverandering en druk
Votr^ zuiverheid van vaste bijmengsels en volledige zuurvrijheid:
speo^R , ^ f T g®®'?.®«!® smeermiddelen is noodzakelijk te kennen: 1». De
C t druk der wrijfvlakken; 2». hun snelheid; Si hun temperatuur

■Jiiöernlf Knbsp;snelheid de goedkoopere

Cnl-i 1 gebruiken;nbsp;daarentegen zal men voor grooteren druk de vettere

sfiuiV'/rnquot;;.?'-'/®quot;nbsp;g™^^®'- «^ll^ei^ der wrijfvlakken

^ooS Tonr fi^.fquot;nbsp;mineraalolie of een mengsel dezer olie met

SLlTbSrderoiir ^^ ^^^ ^^^^

geschieden, dat zich telkens een nieuwe laag

^^

^eernbsp;en lagerschalen verzamelde gebruikte olie, mag nimmer

•^acL-grondige zuivering van metaaldeelen enz. voor smering van
^hmedeelen gebruikt worden; wel bijv. voor boren, ponsen, enz. ®

■^^teriaTLT. ^^T'^g draadsnijden is afhankelijk van het te bewerken
.^«riaal en de staalsoort van het werktuig.

werktuigen uit gewoon gietstaal, wordt
'■^«in TverUi?nbsp;werktuigen van natuur-hard staal, dan is

gesneden; voor zacht vloei- en weliizer
^fP^'^^^er; voor middelbard staal gébruikt men mineraal- of
Sentjnnbsp;vloeibare, minder vette olie, bijv.

-ocr page 124-

S. C. M. BAX. 2, 4 en 6 Jufferstraat. ROTTERDA»'

- Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG.---^

Meest uitgebreide sorteering prima blanke
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fijne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prgzen. —

BAX JiiOerstraat
Rötterdaiii.

üo.

ÜIEUWE AMERIKAARiSCHE HOEFZOLEN

vlt;H)ideelis, gemakkelijk in gebruik. — Kunnen niet loslate!^

Merk
met
zwaar hielstuk.

Open zolen uit één stuk kumien
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
Voorradig in 11 maten van IJ;.- tot 6J
Eng. dm., uiterste breedte buitenkant
ijzers gemeten.'

Merk

in witte en grijze

Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van
tot Eng. dm.

Merk „Chiclt;ag'0'

geheel Caoutcho«^
uit één stuk

zwaar hielstuk
voor zware
den, voorradig ^^
71 tot

uiterste breedte buitenkant ijzers g^

DUilite ijucliKlruic-
zolen, in 10 maten,
voor- en achterijzers,
voorradig.

Hoef-
randen.

Strykringen
met riempje.

en

radig-

Caoutchouc Hielst-kk'quot;:

Kunsthoorn.

Gemaakte Hoefijzers,
Rits- en Stampmodel,
uitsluitend beste
kwaliteit ijzer;
in 9 maten voorradig.

IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.

Opruimers voor

Schroefgaten.

li quot;

staal

om ijzer en

wellen.

Schroeven en Stiften
in alle modellen;
tijdige bestelling
gewenscht.

Touwijzers in
verschillende maten.

Men lette op het echte merk S T met kroon.

-ocr page 125-

23e Jaargang. — Aflevering 8. — 15 Aug. 1918.

-ocr page 126-

Zieke Voeten

voorkomt en geneest men het best met wal po Ie
r II I» b 01' li O e f'z 01011. Zij hebben een stalen plaat,
waardoor een onveranderlijk draagvlak gevormd wordt,
zoodat de zool nooit in den voet gedrukt of deze ver-
wond kan worden. De rubber breekt den schok en
voorkomt slippen en vallen op gladde bestratingen, als
bout, asphalt e. d. De stalen plaat maakt het slap
worden of afbreken van de zolen onmogelijk; zij gaan
veel langer mede dan andere zolen en zijn dus het
voordeeligst in het gebruik.

WALPOLE
HOEFZOLEN

zijn verkrijgbaar in 13 grootten,
en 2 verschillende modellen. Vol-
ledige prijscourant van zolen,
nagels, raspen enz. wordt U op
aanvrage franco toegezonden door

Lambert amp; Company,

Leuvehaven 66, Rotterdam.

INHOUD.

Een cn ander over Friesland en het hoefbeslag in de provincie Friesland II. —
Ingezonden stukken. — Korte mededeelingen. — Persoverzicht. —
Mede-
deelingen ovpr het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag. — Advertentiën.

-ocr page 127-

. II. EEN EN ANDER OVER FRIESLAND EN HET HOEFBESLAG,

door

Dr. Gallandat Hdet,
Kapitein-Paardenarts te Amersfoort.

Franeker.

De gemeente Franeker telt op heden ruim 7000 inwoners: het is een uit
de middeleeuwen dateerende stad, die in de geschiedenis van Friesland een
belangrijke rol heeft gespeeld. De naam Franeker is ontstaan uit „Froonackerquot;
aldus genoemd naar de akkers of landerijen, welker inkomsten dienden tot
onderhoud der priesters of tot instandhouding der godsdienstige instellingen.

Na de verwoesting van de koopstad Utgong (Berlikum), door de Noormannen,
namen de beide gehuchten Froonacker en Godsacker aanmerkelijk in uitge-
breidheid toe en vereenigden zich in 1192 tot een stad. Deze twee namen
vindt men nog op heden als straatnamen in de stad.

Om den handel te bevorderen, werd uit de Ried een kanaal gegraven,
opdat de schepen, die te Utgong binnenliepen, door zouden kunnen varen

naar Franeker. Een gedeelte dier vaart, de Hamburgerrak geheeten, herinnert
nog aan den tijd dat de graanschepen uit Hamburg daar laadden en losten.

In 1230 werd Graaf Floris IV door de Staten van Friesland binnen Franeker
gehuldigd. De Grafelijke Rechtstoel en de Rechtspleging der Vijf Deelen
werd in de stad gehouden en vooral in de 13e eeuw, toen een aantal ver-
mogende edelen van Westergo zich daar vestigde, nam de bloei toe.

Ongeveer gelijktijdig vervielen de zeeplaatsen Ezonstad aan de Lauwerzee
en Utgong aan den mond der Middelzee, terwijl bij het ontstaan van de
Zuiderzee de scheepvaart zich naar Harlingen verplaatste, waar ook Franeker
haar voordeel van trok. Uit de oudste kronieken blijkt dat het geslacht
der Sjaerdema's het erfelijk opperbeheer, onder den titel van Hoofdeling van
Franeker, voerde. Zoo was in 1237 aan het hoofd der regeering van Friesland
geplaatst Sicco Siarda of Sjaerdema.

In 1322 behoorde Harlingen onder het rechtsgebied van Franeker en in 1354
bevestigde Franeker de vrijheid van Stavoren. In de 15e eeuw was Friesland ten
prooi aan de onlusten der Vetkoopers en Schieringers. Zoo rukten o. a. in 1419
de Vetkoopers in Westergo op tegen Franeker. Sjaerdema trok hun tegemoet
aan het hoofd van burgers en 400 soldaten en leverde slag op de Spanjumer
Mieden. De Vetkoopers werden verslagen. Talrijk waren de verwikkelingen
waarin de Schieringers betrokken werden; zoo werden ze o. a. in 1485 door
de Vetkoopers verslagen en moest daarna het gezag aan den Hertog van
Saksen opgedragen. In 1500 ontstond er echter een opstand, omdat men het
gezag van den Hertog moede was en 16.000 man belegerden Franeker. De
Hertog kreeg echter steeds door hulp van buiten; om dit tegen te gaan
bedachten de Friezen een leuze, die de vreemdelingen moesten nazeggen.
Konden zij dit niet en bewezen ze hiermede geen Friezen te zijn, dan werden
2e verdronken.

-ocr page 128-

Deze zin was: „Fiouwer lotter-claer leep aayen op in finne herne yn ien
nestquot;. Op 16 Juli werden de Friezen echter verslagen en er volgde nu een
tijd van groote ellende en vernedering.

Franeker als stad ging steeds vooruit; in 1504 werden een waag, een weke-
lijksche marktdag en twee jaarmarkten ingesteld, terwijl in 1494 reeds het
muntrecht was verkregen.

In 1505 droeg Hertog Hendrik de regeering van Friesland over aan zijn
broeder George, die den Hoogen Raad verplaatste van Franeker naar Leeuwar-
den, zoodat dit de hoofdstad van het gewest werd. In 1506 werd de laatste
afstammeling van het beroemde geslacht der Sjaerdema's te Sneek vermoord.

In 1515 werd Franeker opnieuw belegerd doch uitmuntend verdedigd
door Hessel van Martena. De Saksische regeering nam een einde en Franeker
kwam nu onder Karei V.

Toen in 1572 de Watergeuzen den Briel veroverden, verklaarden ook vele
Friesche steden zich voor den Prins van Oranje.

De Spaansche landvoogd Casper de Robles trok op Franeker aan; de
winter was zeer vroeg en buitengewoon koud; daarom gelastte de Raad om
bijten te doen maken en de bolwerken met water te begieten opdat het ijzig
en glad zou worden en een overrompeling zou worden voorkomen. De
Magistraat liet daarom door den stadsomroeper omroepen:

Elk kome op zijn bit en bezit dat zelve wel;

Zoo glijdt de Colenel, met zijn zwart vel, van boven del.

Toch kwam de stad door verraad in handen der Spanjaarden en bleef
in het bezit tot 1578, toen het weer tot de Staatschen overging. Den 17 Oct.
1584 werd Graaf Willem Lodewijk van Nassau tot Stadhouder van Friesland
aangesteld.

In 1585 werd de Hoogeschool gesticht in de gebouwen van het oude kruis-
broedersklooster.

Verschillende stadhouders volgden er elkaar op totdat in 1787 een tegen-
regeering werd ingesteld in Friesland, die te Franeker zetelde. Met behulp
van Pruisische bajonetten werd echter de stadhouder weer in zijn gezag
hersteld, totdat den 12 Febr. 1795 de regeering ontslagen werd en een
voorloopig bestuur werd ingesteld; de Franschen werden den 27 Febr. met
blijdschap ingehaald.

Na de nederlaag van Napoleon kwam ons land onder de regeering van
Koning Willem I. Nog eenmaal werd de vrede verstoord, n.1. in '30 door
de Belgische revolutie. Bij de uittrekkende schutterijen voegde zich ook een
compagnie van Franeker studenten; in '34 trokken ze Franeker weer binnen.
In 1811 had Napoleon de hoogeschool opgeheven en in een atheneum ver-
anderd; dit bleef bestaan tot 1843, toen het tot een krankzinnigengesticht
werd verbouwd, hetgeen het op heden nog is.

Na dit geschiedkundig overzicht noemen wij nog enkele bijzonderheden
van de stad; zoo o
.a. de Martinikerk die gebouwd is in 1421. Behalve vele
grafzerken, waaronder er dateeren van 1472, en vele wapens van adellijke
families, zijn er in den toren drie klokken, welke in 1739 gegoten zijn. De
kleinste van deze klokken draagt het volgende opschrift:

-ocr page 129-

Ik wek den Borger uit Sijn Eust,
En roep de Duisternis verdwijnen.
Dient God vroeg, werkt met nieuwe lust
U Rekening zal Haest versehijnên.
Maar hoort gij mij op anderen tijt,
't Is of dat vuur of watersnooden
U overvallen, of de Dooden
U doen gedenken wat gij zijt.

Het stadhuis staat op het Raadhuisplein en is in 1591 gebouwd ; het is
geheel gerestaureerd in den oorspronkelijken stijl en een der merkwaardigste
monumenten uit de 16e eeuw. Het bevat o.a. een. oudheidkamer of museum
waar veel merkwaardigs en belangrijks is bijeengebracht, vooral ook van
Anna Maria van Schurman, een der beroemdste vrouwen uit het begin der
17e eeuw. Verder de Globebeker, vervaardigd van verguld zilver en in 1607
aan de stad gegeven. Onder de portretten op het-stadhuis njemen we dat
van Eise Eisenga, de vervaardiger van het Planetarium. Dit wereldberoemde
kunstwerk, waaraan 7 jaren gewerkt Werd en dat in 1774 voltooid was,
trekt jaarlijks duizenden bezoekers.

Talrijke meerdere oude gebouwen en kunstschatten zijn in Franeker te
vinden en doen blijken van het grijs verleden en de groote rol die eenmaal
de stad heèft gespeeld in de geschiedenis van Friesland.

Nu is het een welvarend uitziend provinciestadje, dat geriefelijk aan trein-,
tram- en bootverkeer is gelegen, doch wel niet meer voorbestemd schijnt om

nog een groote uitbreiding te ondergaan.

* * •

En nu Franeker uit een oogpunt van hoefbeslag.

De stad zelf biedt als zoodanig weinig belangrijks, wat het paardenmate-
riaal betreft. Totaal zijn er in de gemeente 181 paarden verdeeld over de
verschillende bedrijven, waaronder eenige sleepers met ± 10 paarden elk,
verder eenige groote zaken met eigen paarden, een weinig luxe, nering-
doenden en ten slotte de gemeente zelf met één, zegge één paard.

Nog zij opgemerkt dat het vervoer van de Staatsspoorwegen en van Van
Gend en Loos per hondentractie plaats heeft.

Het spreekt dus vanzelf dat het grootste quantum van de in de gemeente
beslagen paarden van buiten komt en zoo levert de gemeente Franekeradeel
deze dan ook voldoende op. Deze gemeente telt 5142 inwoners en een paarden-
stapel van 676 stuks; van de verschillende dorpen, waaruit de gemeente is
samengesteld, komen de paarden veelal in Fr. op beslag. Zoo o. a. uit Achlum,
Boer, Dongjum, Herbayum, Hitzum, Midlum, Peins, Ried, Schalsum, Tzum
en Zweins. Deze landbouwpaarden zijn ook weer van drieërlei slag, n.1. gefokt
met Olden burger, met Belgische of met Friesche hengsten.

Zoo staan er b.v. in Franeker een Oldenburger en een Belgische hengst
ter dekking, en in Dronrijp eveneens, terwijl de boeren, die echt Friesche
paarden willen fokken, niet in de onmiddellijke omgeving een dekhengst
vinden.

In de gemeente Franeker zijn twee hoefsmeden gevestigd, n.1, de heeren

-ocr page 130-

CoopmaDs en Glotzbach, die beiden een gemengd bedrijf uitoefenen. De zaak
van Coopmans is echter hoofdzakelijk hoefsmederij, die van Glotzbach meer
landbouwsmedenj. Zij zijn beide aangesloten bij den bond van smedenpatroons
m Nederland, waarvan een onderafdeeling gevormd wordt door Franeker en
Jranekeradeel. Als zoodanig zijn ook minimum prijzen vastgesteld, die als
volgt luiden: vlak beslag hitten f4.-, boerenpaarden f4.60, Belgen f 5
Voor winterbeslag wordt 12 ets. per gat berekend,
waarbij van stiften wordt
gebruik gemaakt en in het geheel niet van kalkoenen.

Het beslag is bijna zonder uitzondering vlak, alleen in den herfst, wanneer
veel gladheid voorkomt, worden nog wel eens ijzers met kalkoenen onder-
gelegd. Afwijkende ijzers worden extra betaald en ook bijzonder beslag als
b.v. van dekhengsten, die voor de keuring worden beslagen met extra zware
Ijzers; hiervoor wordt f 8 berekend. Wel eigenaardig dat deze ijzers zuiver
voor demonstratie zijn en onmiddellijk na de keuring weer worden verwis-
seld voor lichtere. Is dit niet dwaas en welke waarde heeft nu toch zoo'n
vertooning 1 Men moet toch den gang kunnen beoordeelen zooals het paard
gewoon IS te loopen en niet zooals het op een bepaald oogenblik, met bij-
zondere hulpmiddelen die men niet doorloopend geschikt acht gaat'

Het beslag geschiedt uitsluitend uit de hand; alleen de'smederij van
Coopmans heelt aan de achterzijde nog een noodstal waarin alleen paarden
van een klant worden beslagen, paarden die buitengewoon lastig heeten te
^ijn; verder staat dit hulpmiddel ten dienste van den dierenarts ter plaatse.

In den normalen tijd worden hoofdzakelijk handgesmede ijzers gebruikt;
nu neemt men de toevlucht tot fabrieksijzers, die
geleverd worden uit beide
fabrieken; aan die van Hippos wordt de voorkeur gegeven boven de Help-
mansche om dezelfde reden als in Leeuwarden werd opgegeven, n.1. omdat
üe nagelgaten te mager gestampt zouden zijn. Het lijkt wel vreemd dat de

Smederij van P. Coopmans te Franeker.

vo!m1er'nnbsp;den hoef-

irstkr ' rnbsp;daar toch in de eerste plaats

deze streken een afzetgebied voor de fabriek zouden waarborgen Algemeen

-ocr page 131-

is na(uurlijilt; de klaciit over de moeilijkheid van materialen to bekomen,
sloowel wat ijzer ais steenkolen betreft, waarbij de laatste dan nog slecht
zijn bij de zeer hooge prijzen. Aan het opbraden van oude ijzers, dat voor
een deel aan het te kort aan stafijzer zou tegemoet komen, kan men dan
ook niet beginnen, daar de kolen er geen geschikt vuur voor geven en ook
niet omdat veelal het oude ijzer er zich slecht toe leent; het afgeleverde
fabrieksijzer bevat daarvoor te veel staalijzer.

Wat de zaken zelve betreft, zoo is die van Coopmans voor het hoefbeslag
verre de belangrijkste. Zij bezit een groote werkplaats, welke naast het
woonhuis is gelegen aan het Kaatsveld. Er is hier voldoende ruimte om
meerdere paarden tegelijk te beslaan. De patroon is reeds 54 jaar in do
zaak en hiervan 41 jaar als patroon, terwijl de zaak zelf als hoefsmederij
ruim 59 jaar bestaat. Momenteel werken aan de paarden de twee zoons en
een knecht. De oude heer Coopmans zelf is een weinig aan het sukkelen en
kan geen werkzaam aandeel meer aan het beslag nemen. Hij was in zijn
goede jaren een zeer kundig vakman en heeft dan ook velen daarvan doen
profiteeren, die bij hem werkzaam zijn geweest. Zijn zoons zijn ook beiden
gediplomeerd en wel vanwege het Friesche paardenstamboek en vanwege
do Hoefsmidsschool te Amersfoort. Het is zeer zeker noodig om in deze

Smederij van J. M. Glotzbach te Franeker.

streken bekwame smeden te hebben daar de hoeven uit den aard slecht zijn
en de platvoet met zijn aanleiding tot verdere gebreken hier heel veel
voorkomt. De landbouwers zijn door de hooge prijzen van het beslag ook
wat kopschuw geworden en, de goede niet te na gesproken, komen de
meesten toch maar alleen bij den smid wanneer het niet langer kan, derhalve
wanneer de ijzers verloren zijn geraakt of de hoeven geheel over de ijzers
zijn heengegroeid. Voor veulenverpleging hebben de fokkers echter een open
oog en dit is een prettig feit om te memoreeren.

De werkuren zijn laug, van 's morgens 6 tot 's avonds 7, met twee uren

-ocr page 132-

voor schaften; zeer zeker een lange dag voor zulk een zwaar ambacht.

De loonen zyn naar evenredigheid niet slecht te noemen; knechts kunnen
tot ƒ jfj m de week opklimmen.

In de smedera van Coopmans, waarin 2 vuren zijn, worden geregeld
10 paarden per dag beslagen, afgezien nog van het vele
andere smidswL
De smederij van den heer Glotzbach is slechts eenige huizen verder
gelegen, mede op het Kaatsveld. Dit is ook een flinke zaak met veel ruimte
en waar veel werk in omgaat. De zaak heeft lang als hoefsmederij bestaan
en
is vroeger als zoodanig zelfs zeer druk beklant geweest, doch de vorige
eigenaar heeft het doen verloopen, zoodat de tegenwoordige patroon, die
nu 15 jaar in de zaak is, veel moeite moet doen om de hoefsmederij er weer
boven op te halen. Zijn zoon behaalde een diploma aan de Ambachtschool te

Tedtvr'nbsp;geschoolde practici wordt

ie^FrZtnbsp;fnbsp;quot;Pnbsp;dat het hoefbeslag

l! 7 T ' 'r^quot; quot;nbsp;de dmkkeclandisie van de omgeving

buln af^R Pnbsp;- oPg-ocht wordt zelfs vL vef

bui en af. Bij Coopmans worden o.a. niet alleen de hengsten ter plaatse

men goede vaklui weet uit te vinden en te waardeeren.

Uarlingen.

Haxlingen wordt bewoond door de nakomelingen der Friezen het .Inn^»
vo k dat eenmaal de lage landen tusschen de ScLde en de W bewo^^^^^^^^^
Destyds was
het een zeer machtig volk, dat een wereldhandel dreefTet de

Tt iTz 886nbsp;-twormslso

met Mainz 886; het stond in verbinding met Engeland, Frankrij'k, Duitsch-

and en Denemarken. Het Vlie was toenmaals een der zeearmen, waardoor

het meer Flevo (thans Zuiderzee) zi,n water in de Noordzee stortte en we

tusschen de tegenwoordige eilanden Vlieland en Terschelling, die destiids

met den vasten wal waren verbonden.

Aan het Vlie lagen de stinsen Harns en Harlingen en omstreeks 1100

riZrlVtrnbsp;^-4enwondeÏ:ti,Z

\ n u u-nbsp;niet privilegiën be

giftigd. Dichtbij de Noordzee lag de stad Gri^'n, tegenwoordig een onbe
woonde zandplaat. T^dens de overheersching d^r domeinen LTer een'

imente' quot; ;nbsp;^^^^ waterstand de f^n-

damenten nog te zien zijn. Grijn was niet alleen groot door zijn handel

tt.::L'Tl28r fnbsp;^^^ -- branSunrll'

wetenschap In 1287 vond een geweldige vloedgolf plaats en werd de stad

fnbsp;wester'wiemm, Ztrbiefum

en Uijkshorne. De ondergang van deze plaatsen kwam Harlingen ten ^oede
Het kreeg een sterk fort aan den zeekant en de scheepvaart naquot; t
rnVT, t'nbsp;stadhouderschap van Caspa'r
de iTobTes r568-

Sd t:nbsp;^-nwerLn en di,-ken zeer ver-

beterd. Jot nagedachtenis van dezen uitstekenden Spanjaard, die bij den

-ocr page 133-

afval van het Spaansch gezag in Vlissingen vermoord werd, heeft men een
standbeeld opgericht op den Zuiderzeedijk, den z g. Steenen Man.

In 1461 brandde de stad bijna geheel af, hetwelk zich herhaalde in 1511.
Dit was echter geen beletsel dat de stad voortdurend in bloei toenam. Haar
schepen waren op alle zeeën en vooral de wijnhandel was zeer groot. De
stad onderging een uitleg in 1543; de toenmalige stadsgracht werd nu
Noorderhaven. In 1579 word oostwaarts uitgelegd, de Noorderhaven vergroot
en verdiept, en Almenum geannexeerd.

De schepen, welke de zeeën bevoeren, waren koffen, welke aan de Zaan
gebouwd werden. In 1.589 liep het eerste zeeschip van stapel en werd de
zuidhaven gegraven. Op initiatief van burgemeester Hilbrandt Dircksz. werd
een reederij opgericht voor de visscherij naar de Noorsche zeeën.

Het college der Admiraliteit werd van Dokkum verplaatst naar Harlingen
en dit verhoogde de welvaart van de gemeente nog meer; de werf werd
overgebracht naar het terrein waar zich thans de werf „Welgelegenquot; be-
vindt. Daar de havens te klein waren, werd steeds bijgegraven en zoo ont-
stond in 1851 de Willemshaven, welke „het Dokquot; genoemd wordt. Euimte
was er nu voldoende, doch de toegang van uit zee verslibde gestadig, zoodat,
alvorens de schepen binnen konden loopen, de lading in lichters moest
worden gelost. In 1864 liet de regeering een geul baggeren door de Pollen,
doch spoedig was deze weer dicht geslibd. Nu werd in 1870 een geul ge-
baggerd in de richting van de Blauwe Slenk en een dam gelegd om den
stroom van het zeewater in deze richting te leiden. Zoo is het nu mogelijk
dat groote schepen van Vliereede naar Harlingen kunnen komen en daar-
mede is de levenskwestie van Harlingen als havenplaats opgelost.

De stad heeft op heden bijna 10000 inwoners, is welvarend en draagt in
vele opzichten nog het karakter van een oude Friesche koopstad. Het stad-
huis bevat een buste van Symon Stijl, bekend door
zijn werk ,De Opkomst
en Bloei der Vereenigde Nederlandenquot; en verder de portretten der ver-
schillende stadhouders van Friesland.

Harlingen lijdt momenteel veel door den oorlog, daar de anders zoo drukke
scheepvaart nu vrijwel geheel stil ligt. Als woonplaaté biedt de gemeente
veel goeds aan, zoo ook op onderwijsgebied. Men vindt er toch naast de
gewone inrichtingen van onderwijs een Gymnasium, een Hoogere Burger-
schol en een Ambachtschool, zoodat het de afgelegen ligging ten dezen
opzichte niet inboet en voor menige grootere stad niet onderdoet.

Bij het historisch overzicht van het hoefbeslag in de provincie Friesland
is geen gewag gemaakt van de cursussen welke gegeven zijn te Harlingen,
De reden hiervan is dat zij op zich zelve stonden en niet vielen onder de
bemoeiingen van het Friesche paardenstamboek. Sinds 1909 worden reeds
aan de Ambachtschool te Harlingen cursussen in hoefbeslag gegeven; oor-
spronkelijk stonden deze geheel onder leiding van den heer Baarda, die een
diploma als hoefsmid aan den cursus te Leeuwarden behaalde. In 1911 —12 '
en '13 werd met de leiding en het theoretisch onderwijs belast de dieren-
arts Dr, H. J, de Vries; nadien werd dit overgenomen door diens collega
Dr. S, E, Ferwerda,

In 1914 behaalde de heer Baarda het diploma voor onderwijzer aan den

-ocr page 134-

daarvoor bestemden cursus te Utrecht, terwijl de leerlingen van den cursus
sinds J916 het examen afleggen ten overstaan van Pref. Dr. Kroon en den
chef van de Hoefsmederij der Veeartsenijkundige Hoogeschool te Utrecht.

Gaan wij in het kort de te Harlingen gehouden cursussen na, dan zien
we
dat in 1909, voor het eerst als proef, aan de Ambachtschool des Zaterdags-
middags een cursus in hoefbeslag werd gegeven. Aan dezen cursus namen,
behalve eenige leerlingen van het oudste leerjaar van de Ambachtschool,
8 smeden deel, waaronder 2 patroons. Deze leerlingen ontvingen aan het
einde van den cursus een getuigschrift. De gemeente gaf dubbelen blijk van
belangstelling in dezen cursus, n.1. door f 150 subsidie te geven en door de
paarden van de gemeente-reiniging door de cursianen te doen beslaan.

De goede resultaten dit jaar bereikt deed het bestuur der Ambachtschool be-
sluiten om voortaan geregeld een hoefsmidscursus aan de inrichting te verbinden.

In 1910 volgden 12 leerlingen den nieuwen cursus; het trok toen de
aandacht van ,het Friesche Paardenstamboekquot; dat de Harlingsche Ambacht-
school getuigschriften uitreikte en het Bestuur van het Stamboek heeft toen
door haren Inspecteur een onderzoek doen instellen naar de resultaten van
het onderwijs; hierover werd een gunstig rapport uitgebracht.

Toen trachtte het Bestuur van het Fr. P. St. met de Harlingsche Ambacht-
school over de opleiding tot overeenstemming te komen; de onderhandelin-
gen, hierover gevoerd, hebben echter tot geen resultaat geleid, zoodat de
cursussen ook voortaan zonder subsidie of medeweten van het Fr. P. St.
plaats vonden.

In 1911 werd de cursus gevolgd door 8 leerlingen, in 1912 slechts door 2.
flet jaarverslag van de Ambachtschool zegt met betrekking hierop: „Do
cursus voor hoefbeslag is dit jaar slechts door 2 leerlingen gevolgd, terwijl
de oud-leerlingen van dien - cursus, door nog gedurende 6 weken, onder
leiding van den leeraar Dr. H. J. de Vries, die thans definitief aan den
cursus is verbonden, het onderwijs te volgen, in de gelegenheid zijn gesteld,
het eertijds verworven getuigschrift tegen een diploma in te ruilen quot;

In dit jaar werden dus door dezen cursus diploma's uitgereikt instede
van getuigschriften.

In 1913 namen aan den cursus 4 leerlingen deel benevens 1 leerling uit
het 3e leerjaar van de Ambachtschool. Aan twee dier leerlingen werd aan
het einde van het jaar een 'diploma uitgereikt.

In 1914 volgden 3 leerlingen den cursus, behalve 7 leerlingen uit
het 3e leerjaar van de Ambachtschool. Het verslag maakt gewag van 2
leerlingen, die zeer ongeregeld de lessen volgden en één die gemobiliseerd
werd, doch het zegt niet hoeveel van hen het diploma verwierven.

Wel werd er dit jaar weer een bespreking gehouden met het Bestuur
van het Friesche Paardenstamboek; als vertegenwoordigers hiervan traden
op de heeren Joh. Blanksma, Jhr. H. van Baerdt van Sminia en Joh. Plet.
Het leidde tot een overeenkomst, waarbij een reglement en leerplan werden
samengesteld, waarbij o. a. werd bepaald, dat de leerlingen van den cursus,
na een gehouden examen, dat ten overstaan dier commissie moet worden
afgenomen, het diploma van de Vereeniging „Het Fr. P. St.quot;, mede getee-
kend door het Bestuur der Ambachtschool, zal worden uitgereikt.

-ocr page 135-

Helaas geeft het verslag over 1915 eeu teleurstelling; het klaagt e1. over
gebrek aan medewerking van den Inspecteur van het tV. P. S. en breekt de
samenwerking met deze vereeniging geheel af. De cursus werd dit jaar ge-
volgd door 5 leerlingen, één ervan werd gemobiliseerd, zoodat de cursus
met de 4 overblijvende en met 6 leerlingen uit de 3® klasse werd voortgezet.

In het jaarverslag van 1915 wordt ook melding gemaakt dat, behalve de
paarden der gemeentereiniging, geregeld' paarden van landbouwers en par-
ticulieren worden beschikbaar gesteld, terwijl het tevens voorkomt dat smeden
uit de omgeving, zelfs de gediplomeerden van het Pr. P. S., zich met paarden
met hoefgebreken aan den cursus vervoegden om raad en voorlichting.
^ In 1916 werd het onderwijs gevolgd door één leerling uit Menaldum en
6-uit de 3® klasse der smeden; het verslag wijst op een achteruitgang van
buitenleerlingen en geeft tevens aan dat drie leerlingen van het vorige jaar
in Utrecht examen deden en aldaar een diploma behaalden.

In 1917 bestond de cursus uit 9 leerlingen, waaronder 5 leerlingen der
3« klasse en 4 smeden uit de practijk. Twee hiervan verwierven in April
1918 te Utrecht het diploma.

De thans begonnen cursus 1918—'19 telt 14 deelnemers. Dit is een over-
schrijding van het maximum aantal (12), doch
men heeft er voor ditmaal van
afgeweken omdat vele deelnemers door de mobilisatie eenige jaren werden
gedupeerd.

De cursus verloopt over één jaar doch wordt wekelijks gegeven, zoodat
dus ongeveer 48 lessen van 1 uur theorie en van 4 uren praktijk worden
doorgemaakt. Bezwaren tegen het volgen van de lessen in zekere jaarge-
tijden bestaan hier niet, terwijl paarden (om te worden beslagen) steeds over-
vloedig te bekomen zijn. Om, met het oog op het materiaal, niet in onaan-
genaamheden te vervallen met de hoefsmeden ter plaatse en in de omgeving,
wordt het zelfde beslagloon gevraagd als plaatselijk gebruikelijk is; hiervan
nu wordt 20 % uitbetaald aan den hoefsmid bij wien anders het paard zou
worden beslagen, terwijl de eigenaar 20 % reductie verkrijgt als vergoeding
voor het meerdere tijdverlies.

De ambachtschool te Harlingen is een zeer doelmatig gebouw; de groote
werkplaats voor de smeden bestaat uit vier dubbele vuren, die zoowel door

een gasmotor als door een handblaasbalg kunnen worden gedreven. De ruimte.

niet alleen binnen als beslagloods, doch ook buiten voor beschouwing en
opdraven der paarden, is uitmuntend, terwijl doelmatige leslokalen en een
zeer goede collectie , hulpmiddelen, zoowel modelijzers als anatomische prepa-
raten en platen, het theoretisch onderwijs ten dienste staan.

Het is dan ook toe te juichen dat deze inrichting bestaat en ondanks
de moeilykheden waarmede haar voortbestaan te kampen heeft, gehandhaafd
blijft. Zij dankt dit ongetwijfeld aan den directeur der ambachtschool, die
er zich ten zeerste voor interesseert; wij wenschen deze nuttige inrichting
dan ook bloei en een langdurig bestaan toe!

Het particuliere hoefbeslagbedrijf is te Harlingen van weinig belang. De
gemeente zelf heeft slechts weinig paarden, n.1. 52, en daar het aan zee
ligt, mist het natuurlijk veel van de omgeving. De stad ia ingesloten door
twee gemeenten; zoo loopt Barradeel noordelijk van Harlingen langs de

-ocr page 136-

■j

zee en Wonseradeel ten zuiden van de stad. Het zijn beide zeer groote
gemeenten, respectievelijk bevattende 9 en 30 dorpen en een aantal inwoners
van bijna 8000 en 13000. De paardenstapel in deze dorpen bedraagt respec-
tievelijk 962 en 1439 stuks. Deze gemeenten bevatten zeer talrijke hoefsmeden,
zoodat Harlingen slechts een klein gedeelte van deze paarden op beslag zal
krijgen. Er zijn twee hoefsmederijen en wel van de Wed. Plantinga op de
Groote Sluis en van A. Schaap op de Hoogstraat.

De eerste zaak wordt gedreven door een knecht welke zijn opleiding
ontving en een diploma aan de Ambachtschool behaalde. Een zoon der weduwe
heeft de ambachtschool afgeloopen en bekwaamt zich nu in een andere
branche van het smidsvak. Later komt hij als bedrijfsleider aan het hoofd
van de zaak te staan.

De heer Schaap is niet gediplomeerd en schijnt ook niet genegen alsnog
een vakcursus te volgen. De paarden der gemeentereiniging, die hij vroeger
in beslag had, worden nu door de ambachtschool beslagen; het gemeente-
bestuur heeft ook hier, zooals dit tegenwoordig vrij algemeen gewoonte wordt,
vastgesteld, dat de paarden der gemeentebedrijven alleen door gediplomeerde
smeden mogen worden beslagen.

De prijzen en loonen zijn te Harlingen zooals deze door de vereeniging
van smedenpatroons zijn vastgesteld. Overigens geeft het bedrijf hier ter
stede geen aanleiding tot meerdere opmerkingen.

ingezonden stukken.

Oeachte Redactie 1

Het zij mij vergund eenige opmerkingen te maken betreffende het inge-
zonden schrijven van den heer Dr. Gallandat Huet, Kapitein-Paardenarts
te Amersfoort, in het nummer van 15 Juli, over het hoefbeslag in Eries-
land's hoofdstad.

Ik begrijp zeer goed dat het niet in het minst de bedoeling van den
schrijver zal zijn, iemand, gediplomeerd of niet, op een onjuiste manier vóór te
trekken, maar toch zouden m. i. betere informatiën veel ongenoegen voorkomen.

Om hier alle feiten aan te halen zou te veel ruimte vergen.

Dus zij alleen gemeld dat niet Tinga te Leeuwarden de meest beklante zaak
heeft maar ondergeteekende. Daarbij heeft Tinga nooit met 5 knechts ge-
werkt; het meeste is geweest 2 jongens van 13 tot 18 jaar plus 1 zoon,
waaruit moet volgen dat er nooit 20 paarden (er is sprake van 36) per dag
beslagen konden worden en nooit f 20 per week aan een knecht is uitbetaald.

Beleefd dankend,
Leeuwarden.nbsp;Sterk,

Hoefsmid a. d. kazerne.

In antwoord op bovenstaande, betuig ik mijn spijt dat er enkele opgaven
in het vorig verslag zijn geplaatst die volgens den heer Sterk bezijden de
waarheid zijn.

Dit spijt mij des te meer, daar deze inlichtingen mij persoonlijk werden
verstrekt en het toch nooit in mijne bedoeling kan liggen om deze te gaan
controleeren.

-ocr page 137-

In de plaatsbeschrijvingen heb ik mij altijd onthouden om critiek te
leveren op het werk, dat ik zag, doch slechts den algemeenen omvang van
het bedrijf geschetst; bij het noemen van getallen was ik steeds de spreek-
buis van den betreffenden zaakleider, zoodat, wanneer deze getallen over-
dreven mochten zijn voorgesteld, dit door mij geheel ter goeder trouw is
geschied.

Het al of niet gediplomeerd zijn der patroons wordt steeds vermeld, zonder
hiermede echter eenige reclame of aanbeveling uit te drukken, hetgeen
bovendien weinig zin zou hebben in een blad dat bijna uitsluitend door
vaklieden wordt gelezen.nbsp;G. ÏI.

korte mededeelingen.

— Militaire Uoefsmidsschool te Amersfoort. In de laatste helft der
maand Juli zijn geëxamineerd de volgende leerlingen, aan wien een diploma
wordt uitgereikt:

Leysen, milicien 6e R. I. te Rotterdam, Ausma, milicien 9e R. I. te
Donkerbroek (Fr.), Takken, milicien 22e Res. R. I. te Veenendaal, Spoor,
milicien 24e Res. R. I. te Dirxhorn, Haveman, Korporaal 2e Comp. Wielr,
te Steenwijkerwold, van Rooy, mil. 6e R. I. te Steenbergen, Kuperus, Kor-
poraal 22e R. I. te Zevenhuizen, Veldwachter, mil. 25e Res. R. I. te Diepenveen.

G. H.

—nbsp;Vooruitgang in zake hoefbeslag. Gedurende de laatstverloopen 7
weken hebben wij in 8 ä 9 provinciën van ons land weer veel paarden-
keuringen bijgewoond, waarbij het ons opnieuw is opgevallen dat de ijzers
over het geheel genomen voldoende van vorm en goed ondergelegd zijn.
De vooruitgang in dit opzicht in een kwart eeuw tijds, is, opvallend. Dit
neemt niet weg dat stilstand in het streven naar verbetering nimmer mag
intreden. Er is in zake opleiding nog betrekkelijk veel te doen.

Er zijn dit jaar bij de premiepaardenkeuringen meer paarden onbeslagen
voorgebracht dan vroeger, hetgeen in direct verband staat met de ver-
hoogde beslagprijzen.

—nbsp;De aanstaande winter kan in zake beslag nog wel veel moeilijkheden
meebrengen. Laat ieder daarom zorg dragen zoo mogelijk voorraad te houden
of te verkrijgen, óok wat schroeven of stiften betreft. Sommige paarden-
houders doen reeds moeite om een zoodanigen voorraad te verkrijgen. Dit
dient door de hoefsmeden, als tusschenhandelaars, niet uit het oog te worden
verloren, een feit dat door den „Bond van Smedenpatroonsquot; ook wel zal
worden begrepen.

PERSOVERZiCHT.

Steenkolen op Spitsbergen. Dit eiland bevat waarschijnlijk evenveel steen-
kolen als België, zoodat het geen wonder is dat aan alle kanten met
belangstelling uitgekeken wordt naar de beteekenis van den zet op het
politieke schaakbord, die Duitschland heeft gedaan in den vrede met de
Bolsjewiki, toen speciale rechten gereserveerd werden op dit eiland. In wer-

-ocr page 138-

kelijkheid had Duitschland ongeveer geen enkel belang bij Spitsbergen daar
tren' rtli'' ^'^kolenmijnen byna uitsluitend i^ blanden quot;^ra; van
? r,nbsp;terwijl de Noren tijdens den oorlog het

grootste deel der belangen der laatsten overgenomen hebben. Noorwegen
kreeg voor den oorlog ongeveer 2.500.000 ton steenkolen uit Engdand

TorZdt hr^'TÏf^^nbsp;barren winter ÄÄ

ton noodig had. Het optreden der Duitsche duikbooten werd dan ook mis-
schien nergens zoo sterk gevoeld als in Noorwegen, doordat de koUaan^er
uitermate inkromp. Eind 1916 nam een Noorsche firma de belano-en nn Sni a
bergen over en zond er 125 man heen, die het werk in de mfLn

S miinr'inbsp;quot;quot;quot;nbsp;werden. Plannen voor uitbreTdTng

der mijnen en havenwerken worden uitgevoerd, zoodat die firma in twef
jaar een productie van 400.000 ton hoopt te bereiken.

r,nbsp;..nbsp;(quot;i- „Haagsche Post.quot;).

— Duitsche tjzerprpzen. De onderhandelingen over verhooging van de iizer-

S'en t, 'T '^^^Se d^gen tusschen de vertegenwoordigers derfzernl^er-
heid en tet oorlogs-grondstoffenbureau te Berlijn hebben plaats gehad hebCn

naar de ross Ztg. weet mede te deelen, nog niet tot Ln refultaat geleid '
De autoriteiten schijnen op het standpunt te staan, dat privïhoolwen
voor
Ijzer tot aan het einde van den oorlog toe niet meer^un^en warden
worfeXval.quot;nbsp;o-^derhandelingen midden Augustus zullen

kenlnbsp;is hel me'iblgl-

De militaire hoefsmid Guther schrijft over het vervaardigen van eins

fiate'nVeren.'quot;^^^'^' ^ ^^^^ ^^^^^^^ ^^ ^^^n frLgTnl'^blj

Dit laatste vangt aan met een geschiedkundig overzicht, waarin wordt
aangestipt, dat het eigenlijk niet bekend is in welken tijd het eerst hLfTzers
zijn gebezigd De Keltische hoefijzers met hun gekarttlden draagr^rzHn
van zeer ouden datum, evenals de Oostersche plaatijzers. Het hoeTbllT
waarbij meer rekening werd gehouden met den inwendigen bouw van den
hoef IS het eerst aangegeven door den Italiaan Euini in 1613, t^rwiil door
zijn landgenoot Fiaschi in 1614 het eerst een hoefijzer is afg^eeTd ''

In persoverzicht wordt een artikel besproken van Dr. Emshoff, die in
het „Zeitschrift für Veterinärkundequot; 1918, no. 6, is opgekomen teg^ de
nieuwe richting in zake hoefbeslag door Dr. Stark'aange|even. E. zgt dat
de Stark'sche methode met de voorkeur verdient bovL de tot nu toe^f
bruikehjke, waarmede even goede resultaten worden verkr^ennbsp;®

r.ungwitz merkt hierbij op dat het ongetwijfeld een verdienste is vnn
enquot; dnfdnbsp;de draag vlakte van het hoef^zer breeder Is geworlen

vroeïnbsp;ƒ Günsels veel minder besneden wofZ dan

vroepr vee al geschiedde. In de nieuwere wetenschappelijke beoefening van

ÏnLrrmoïfnbsp;T^nbsp;aangegeven, dat van de ho™!nTet

anders mocht worden wéggenomen dan de losse gedeelten maar de-üll

TvTrdiSX Tfnbsp;beslagmethodf heeft t^cHngetwI eTd

.001 ef de ïtenbsp;hoefsmeden de hoorn-

gekomen.'^®nbsp;-tzien. Dit is den paarden ten goede

Mededeelingen oyer hetsmidsvak, vallende buiten het hoefbeslag.

IETS OVER PAKKING.

Bij het gebruik van werktuigen en gereedschappen, vooral bii die welke
n.et hoogen druk werken, is een dichte pakking, bestlande uitïdren niln

-ocr page 139-

chetten, een van de gewichtigste zaken waaraan onze aandacht moet zijn
gewijd. Hoe hooger nu de arbeid.sdruk is, des te moeilijker valt het om
goed werkende pakkingen te krijgen en te houden, hoewel toch hiervan het
bereiken van den hoogst mogelijken druk afhankelijk is.

Nu komen er in den handel nog een groot aantal pakkingsmiddelen voor,
welke alle op hun beurt voor zich eenige voordeden bezitten, doch over het
algemeen zal men vinden, dat de lederen pakkingen niet alleen het beste
zijn, doch ook niet door iets beters vervangen kunnen worden. Het grootste
nadeel van lederen manchetten, vergeleken met andere pakkingenis, dat zij
zeer duur in aanschaffing zijn. Vandaar dat het zijn nut kan hebben, wan-
neer wij hier even het juiste gebruik en onderhoud van lederen manchetten,
alsmede iets over hun vervaardiging bespreken.

Bij het maken van de manchet moet er vóór alles voor gezorgd worden,
dat het leder overal gelijk van dikte is, én vooral niet grooter moet genomen
worden dan voor het verkrijgen van een goede manchet noodig is. De manchet
moet zeer nauwkeurig in de daarvoor bestemde ruimte der pers passen,
uitgenomen in de hoogte, en moet, zoo het eenigszins mogelijk is, van een
bronzen steunring voorzien zijn, die met zijn vlakken nauwkeurig op de
manchet aanligt, en deze steunt.

Bij U-vormige manchetten is deze ring zelfs noodzakelijk, en moet van
gaten of groeven voorzien zijn, waardoor het drukwater onder de manchet
kan komen.

Voor het maken van manchetten komt in den handel een speciale leder-
soort voor onder den naam van „manchettenlederquot;. Het is zachter en soepeler
dan gewoon leder en moet van de beste kwaliteit zijn; een stuk uit den rug,
het zoogenaamde „crouponquot;, is voor manchetten het beste. Vooral voor de
hier genoemde manchetten moet het echte looi-gaar leder gebruikt worden;
den laatsten tijd wordt voor dit doel ook zeer veel chroomleder toegepast.

Bij de vervaardiging der manchet gaat men nu verder als volgt te werk :

Men neemt een stuk goed manchettenleder van de juiste dikte in midden-
lijn; in het bijzonder moet er opgelet worden, dat het leder geen spijker-
of wormgaten bevat, daar deze bij het persen van de manchet grooter
worden. Vindt men dus in het stuk gaatjes, dan kan men het slechts voor
kleinere manchetten bruikbaar maken.

Heeft men nu een goed stuk leder uitgezocht, dan schaaft men met een
mes het ruwe vlak aan de vleeschzijde een weinig af en maakt het leder
blank en overal even dik naar verhouding der middenlijn van 5—8 mM.
De dikte moet nauwkeurig overeenstemmen met de ruimte, welke tusschen
de binnen- en buitenstempel van de mancbet-pers aanwezig is, daar men
van dikker leder bij het persen veel last ondervindt.

Na het op dikte schaven wordt het leder in lauw water geweekt en
tusschen de handen of met een borstel soepel gemaakt, zoodat het overal
even buigzaam en lenig is geworden. Daarna wordt het aan beide zijden
met talk ingesmeerd en is gereed om geperst te worden.

Welke zijde bij het leder onder moet liggen, is een punt waarover de
meeningen nog al verschillen. De gladde haarzijde heeft een fijneie structuur
en is daardoor eerder dicht dan de ruwe vleeschzijde. Wanneer men dus do
haarzijde binnen en de vleeschzijde voor de wrijvingsvlakken gebruikt, blijft
het leder niet zoo lang waterdicht als de manchet duurt. Neemt men daaren-
tegen het leder andersom, dan verslijt de manchet minder snel en rekt zich
gemakkelijk uit. Practisch is wel het beste de gladde zijde naar binnen te
leggen en de ruwe zijde voor de wrijvingsvlakken te benutten.

F. .1. M.

-ocr page 140-

8. C. M. BAX. - 2, 4 en 6 Jufferstraat. ROTTERDAM.

Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. -—

Meest uitgebreide sorteering prima blanllt;e
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fjne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —

IntemiBiiiiinaal
Teleplioöii
Jïo.

BAX Jiifferslraal
ßottenlani.

NIEUWE AMERIKAAMSCHE HOEFZOLEN

Merk „Pacificquot;,

vooi-ticulig, genistk

met zwaar hielstuk.

Open zolen uit één stuk kunnen
dus onmogelijk lo.slaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in II maten van 4 Jg- tot 6J
Eng. dm., uiterste breedte buitenkant
Ijzers gemeten.

Merk „Chieagoquot;,

geheel Caoutchouc
uit één stuk met

in «ebniiU. — Kunnen niet loslaten.

Merk „Ramblerquot;,

in witte en grijze

Caoutchouc,
op
leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van

zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van
tot 7fj.Eng.dm.

tot

Eng. dm. I

uiterste breedte buitenkant ijzers gem.

Gemaakte Hoefijzers,
Rits- en Stampmodel,
uitsluitend beste
kwaliteit ijzer;
in 9 maten voorradig.

IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.

Opruimers voor

Schroefgaten.

Schroeven en Stiften
in alle modellen;
tijdige bestelling
gewenscht.

Touwijzers in
verschillende maten.

Open Luchtdrukzooi

in 8 verschillende maten voorradig.

Strijkrijigenj
met rj^ipje.

Hoef-
randen

Kunstboom.

Men lette op het echte merk S T met kroon.

Lasch- of Welbladen en
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.

-ocr page 141-

23e Jaargang. — Aflevering 9.

15 Sep#19ia

-ocr page 142-

Zieke Voeten

voorkomt en geneest men het best met wal po Ie
rubber hoefzolen.
Zij hebben een stalen plaat,
waardoor een onveranderlijk draagvlak gevormd wordt,
zoodat de zool nooit in den voet gedrukt of deze ver-
wond kan worden. De rubber breekt den schok en
voorkomt slippen en vallen op gladde bestratingen, als
hout, asphalt e. d. De stalen plaat maakt het slap
worden of afbreken van de zolen onmogelijk; zij gaan
veel langer mede dan andere zolen en zijn dus het
voordeeligst in het gebruik.

WALPOLE
HOEFZOLEN

zijn verkrijgbaar in 13 grootten,
en 2 verschillende modellen. Vol-
ledige prijscourant van zolen,
nagels, raspen enz. wordt U op
aanvrage franco toegezonden door

Lambert amp; Company,

Leuvehaven 66, Rotterdam.

INHOUD.

Een en ander over Friesland en het hoefbeslag III. - Ingezonden stukken. -
Korte mededeelingen. - Persoverzicht. - Mededeelingen over
het smidsvak,
vallende buiten het hoefbeslag. - Advertentiën.

-ocr page 143-

III. EEN EN ANDER OVER FRIESLAND EN HET HOEFBESLAG,

door

Dr. Gallandat Hdet,
Kapitein-Paardenarts te Amersfoort {vervolg).

Bolsward.

Bolsward is een welvarende gemeente van 6700 inwoners; het lijkt in
uiterlijk veel op Franeker, althans het vertoont dezelfde netheid. Het heeft
eveneens een fraai raadhuis en een paar merkwaardige kerkgebouwen;
bovendien vindt men er talrijke grachtjes en een aantal eigenaardige gevels.

In de geschiedenis van Friesland heeft Bolsward ook als stad een rol
gespeeld; vooral bij de langdurige geschillen tusschen de Schieringers en
Vetkoopers in de 15e eeuw was het meermalen het tooneel van den strijd.
Zeer groote naijver bestond er tusschen de Friezen en de Groningers en
zeer vele gevechten en strooptochten hadden de Bolswarders te leveren en
te verduren. Om hieraan een einde te maken, reisde Goslik Jongema van
Bolsward met Hero Hottinga van Wommels naar Albrecht van Saksen, die
zich te Haarlem ophield. Zij vroegen hem bescherming tegen de Vetkoopers
en kregen een leger mee van 800 man, onder bevel van overste Nitert Fox.
Zij landden te Zurich, versloegen de Groningers en de Harlingers en trokken
op tegen Franeker. In den nacht van 3 October 1496 trok dit leger, versterkt
met vele Schieringer Edelen, naar Bolsward, belegerden dit en vermeesterden
het. In later jaren bleef Bolsward bij den groei van andere steden achter
en speelde verder een bescheiden rol in de geschiedenis.

Het raadhuis is een buitengewoon mooi gebouw, opgetrokken in Renaissance
stijl; het dateert van 1616. Het is een architectonisch pronkstuk en men
beweert dat Cordonnier, de beroemde Fransche architect, er een nauwkeurige
studie van gemaakt heeft voor zijn met den hoogsten prijs bekroond ont-
werp voor het Vredespaleis te 's-Gravenhage.

Inwendig bevat het rijke kunstschatten, o.a. de Raadszaal met kunstvolle
betimmering, kopergravures en etsen, de vroedmanskamer en het stedelijk
archief.

Verder kan Bolsward zich er op beroemen de fraaist gebouwde Gothische
kerk van Friesland te bezitten; het is de Sint-Martinikerk, welke dateert
uit de 15e eeuw. Men kan er veel beeldhouw- en snijwerk bewonderen,
alsmede de fraaiste preekstoel uit ons land; deze werd in 1659 vervaardigd.'
In het museum van deze kerk bevindt zich o.a. een Rembrandtbijbel,
waarvan slechts enkele exemplaren bestaan en verder een borstbeeld van
den Frieschen dichter Gijsbert Japicx, overleden in 1666, met het opschrift:

„Loytser! nim it for lieaf, it is rjuecht en slujecht asdy fen Boalsertquot;.

Behalve deze kerk bestaat nog de H. Franciscus of Broerekerk welke
dagteekent uit 1281 en een gevel heeft met veel smaak, diepte en pers-
pectief. Deze kerk is niet meer als zoodanig in gebruik.

Voor het tegenwoordige bezit Bolsward naast deze beroemde gebouwen

-ocr page 144-

uit de oudheid een reusachtige fabriek, welke terecht in het centrum van
Friesland thuisbehoort. Het is een zuivelfabriek, waar dagelijks meer dan
50.000 liters melk worden verwerkt. Aan deze fabriek is een zuivelschool
verbonden, een Eijksinstelling waar toekomstige directeuren van zuivel-
fabrieken worden opgeleid.

Dicht bij Bolsward ligt het dorp Witmarsum, de geboorteplaats van
Menno Simons, den voorganger der Doopsgezinden. In 1879 werd een
monument ter zijner gedachtenis opgericht, op de plaats waar 't vroegere
„Preekhuisquot; stond en waar gedurende drie eeuwen de Doopsgezinden van
Witmarsum vergaderden.

Het aantal paarden in deze gemeente is klein; het bedraagt in totaal
slechts 76, toebehoorende aan eenige stalhouders, waarvan de grojtste
4 paarden heeft, eenige sleepers, een weinig luxe en verder gebruikspaarden
van bedrijven en neringdoenden. Het spreekt vanzelf dat de stad zelve dan
ook geen bestaan voor een zuivere hoefsmidzaak zou opleveren en dat ook
hier het buitenwerk de eigenlijke clandisie vormt. Er is dan ook een bijzon-
derheid waardoor in Bolsward zooveel paarden van buitenaf beslagen worden
en deze is gelegen in de zuivelfabriek. Deze inrichting, waar dagelijks tien-
duizenden liters melk worden aangebracht om in boter te worden verwerkt,
brengt zeer veel gerij in de stad en het zijn dan ook hoofdzakelijk de paarden,'
die uit de naburige gemeenten de melk aanbrengen, welke in Bolsward
worden beslagen, daar zij toch in die gemeente gedwongen rust moeten
nemen en alzoo den tijd benutten kunnen.

De omgeving van Bolsward behoort geheel tot de gemeente Wonseradeel.
Dit is een zeer groote plattelandsgemeente, die uit niet minder dan 32
dorpen en gehuchten bestaat, met Witmarsum als hoofdplaats. De gemeente
heeft een totaal aantal inwoners van 12566 en een paardenstapel van 1439
stuks. De voornaamste dorpen zijn Arum, Burgwerd, Exmorra, Ferwoude,
Gaast, Kimswerd, Lollum, Makkum, Parrega, Pingjum, Tjerkwerd en Wons!

De paardenfokkerij is hier meest warmbloed, of bovenlandsch, zooals men in
Friesland zegt. Belgische hengsten staan daar in de buurt niet ter dekking;
in Bolsward zelf
staat de Oldenburger hengst „Warmoldinoquot;, terwijl verleden'
jaar ook de Friesche hengst „Frisoquot; daar ter dekking stond. Deze laatste
is verdwenen en de naastbij gelegen gemeente, waar een Friesche hengst
staat, is nu Workum.,

Het hoefsmidsbedrijf in Bolsward werd vroeger uitgeoefend door 5 patroons.
Al deze zaken zijn langzamerhand verdwenen en op heden is er maar één
bedrijf over, dat van den heer Van Wieren. Deze zeer druk beklante hoef-
smederij voldoet nu in de behoeften van Bolsward en een deel der omgeving.
Van Wieren stamt uit een hoefsmedengeslacht. Zijn vader was hoefsmid te
Sneek; deze had twee zoons, waarvan de eene zijn vader te Sneek opvolgde
en de andere zich dertig jaar geleden te Bolsward vestigde. Het was toen
een nieuwe zaak, althans er was nooit een hoefsmederij in geweest, zoodat
deze van voren af aan moest worden begonnen. De tijd heeft geleerd wat
in deze door vakkennis en werkkracht kan worden tot stand gebracht.

De patroon volgde in 1885 een cursus in hoefbeslag en behaalde den

-ocr page 145-

22en Juni van dat jaar zijn diploma voor de commissie ingesteld door het
Friesche Paarden-stamboek.

Behalve de patroon zijn vier zoons opgeleid tot hoefsmid en allen zijn
als zoodanig werkzaam. De oudste zoon heeft een eigen hoefsmederij te
Wommels, de overige zijn in de zaak bij hun vader. De 2e zoon, H. van
Wieren, behaalde zijn diploma op 6 Juni 1912, de 3e, T. v. W., in 1917,
terwijl de jongste zoon, die nu in dienst is, zich spoedig hiervoor hoopt te

bekwamen. Men kan hier dus met recht spreken van een hoefsmedengeslacht.

Van Wieren is aangesloten bij den Bond van Smedenpatroons en houdt
zich als zoodanig ook aan de minimumtarieven voor hoefbeslag. Deze luiden
voor het beslaan van een hit, van een paard van gewone grootte en van
een zwaar werkpaard, respectievelijk f4, f4,60 en f5. Des winters wordt
uitsluitend met stiften op scherp gezet; de extra kosten hiervan zijn 12
cents per gat. Men werkte vroeger uitsluitend met handgesmede ijzers en nu
ook nog hoofdzakelijk; toch kan men de machinale hoefijzers niet geheelen
al missen. Uit beide fabrieken worden deze betrokken en men geeft hier de
voorkeur aan die van Helpman. Het weder opbraden van oude ijzers wordt
niet meer toegepast en wel om dezelfde reden als reeds meermalen werd
medegedeeld, n.1. door de slechte kolen en door het gebruik van te veel
staalijzer.

Er komen zeer veel platvoeten voor bij de paarden in en om Bolsward,
doch men klaagt er niet over de bij dezen hoefvorm zoo veelvuldig voor-
komende hoefgebreken en hoefziekten. Men vindt hier baat bij het zeer
hoog nagelen en voorkomt daarbij tevens klachten over het verliezen van ijzers.

-ocr page 146-

Het nadeel van het hooge nagelen is onder meer het groote aantal nagel-
gaten dat men allengs in den hoef krijgt en dat door vocht- en urine-
opname aanleiding geeft tot inwerken op den hoorn en zoodoende het ontstaan
van brokkelhoeven in de hand werkt.

De paardenhouders rondom Bolsward maken zich echter niet schuldig aan
het aanleggen van een beslaglijst en het op tijd doen beslaan van hunne
paarden. Velen zijn blijkbaaar van meening dat dit slechts een kwestie van
winter en zomer is; evenals het baarkleed dan wisselt, zoo stellen zij zich
ook voor dat het hoefbeslag dan verwisseld moet worden. Ik zag tenminste
medio Augustus een paard in de smederij komen dat nog winterijzers
onder had. Hoogstwaarschijnlijk zullen ook hier de hoogere beslagprijzen
wel de oorzaak van deze grove nalatigheid zijn en wordt het gaan naar
den smid als een geduchte schadepost beschouwd, die alleen in de aller-
grootste noodzakelijkheid mag worden uitgevoerd. Ook aan het besnijden
der hoeven bij jonge paarden en veulens wordt hier niet veel aandacht
besteed; alleen op advies van een dierenarts gaat de eigenaar hiertoe over.

Hoewel alle dorpen rondom een eigen smid hebben, worden door deze
toch zeer vaak paarden naar Van Wieren gestuurd, n.1. die waaraan voor
hen met hun druk gemengd bedrijf veel te veel te doen is. Zijn zij druk
als landbouw- en wagensmid dan beslaan zij er wel gaarne paarden bij die
op tijd komen, doch niet die klanten van 2 maal 's jaars.

De familie Van Wieren werkt geheel op zichzelf zonder hulp van knechts;
zij beslaan ver over de duizend paarden's jaars; het meest op de marktdagen,
des Dinsdags, wanneer niet zelden 14 paarden beslagen worden.

Het beslag geschiedt uit de hand en in de travaille. Het beslag uit de
hand heeft buiten plaats vóór de smederij; alleen bij ongunstig weer en in
den winter doet men dit in een schuur vlak naast de smederij gelegen.
De travaille staat in de smederij en men blijft zich hiervan ook veel
bedienen, omdat het, naar men zegt, bij drukke werkzaamheden gemakkelijk
is en men het paard in den noodstal beter alleen kan laten dan wanneer
het aan den muur is bevestigd. De smederij zelf bevat twee vuren en
vormt het achterste gedeelte van het pand dat aan twee straten uitkomt.
Het middelstuk wordt door de familie bewoond en het voorhuis is ingericht
als rijwielenmagazijn.

Het bedrijf van Van Wieren, dat bijna uitsluitend hoefsmederij is, wordt
uitgeoefend door degelijke vaklui, die naast goede vakkennis ook zeer veel
toewijding voor hun zaak hebben, hetgeen een waarborg vormt voor degelijk
werk. Waarschijnlijk ook hierdoor hebben zij gaandeweg al het hoefbeslag
tot zich getrokken en heeft deze familie thans het monopolie in Bolsward
gekregen. Een hoefsmederij, die geheel met eigen personeel gedreven wordt
en waarbij dit personeel zich zoowel theoretisch als practisch in het vak
heeft bekwaamd, mag dan ook wel als een groot voordeel voor de stad en
omgeving beschouwd worden.

Sneek.

Na Leeuwarden is Sneek de grootste stad in Friesland; zij heeft meer
dan 12.000 inwoners. Evenals de andere reeds besproken steden heeft
ook Sneek een rol gespeeld bij de krijgsdaden der middeleeuwen en vooral

-ocr page 147-

in de 15e eeuw was het veelal betrokken in de twisten tusschen de Schie-
ringers en de Vetkoopers. In 1294 verkreeg het reeds stadsrechten en werd
het van grachten en wallen voorzien. De stad bevatte verscheidene poorten;
zoo werd in 1490 de Oosterpoort gesticht en in 1493 de Noorderpoort;
eerst veel later, in 1613, ontwierp men de Waterpoort. De beide eerst-
genoemde poorten werden bij het slechten van de wallen in 1842 en 1843
gesloopt; de Waterpoort echter heeft men behouden uit een oogpunt van
kunstwaarde; zij werd het laatst gerestaureerd in 1751 en toen versierd
met kunstig hardsteenwerk, waarin de vier jaargetijden zijn afgebeeld. De
poort ligt over het water „de Geeuwquot;, waarop een drukke scheepvaart
heerscht, vooral op de marktdagen. Het is een geluk dat de Eaad van
Sneek dit gebouw heeft uitgesloten van al het sloopwerk dat in de gemeente
plaats vond, en het aldus voor het nageslacht heeft bewaard. Een der be-
ruchtste personen uit het einde der 15e en het begin der 16e eeuw, die
in de geschiedenis van Friesland en vooral van Sneek een groote rol heeft
gespeeld, is de Kimswerdsche boer, bijgenaamd Groote Pier. Deze reus en
athleet sloot zich aan bij den Hertog van Gelder en tegelijk met Maarten
van Rossum was hij jarenlang de schrik van zijn tegenstanders. Hij is een
dier figuren, welke in onze vaderlandsche geschiedenis zijn opgetreden,
omgeven door volksoverleveringen, omgloried door een valsche vereering
van zijne partijgenooten en uitgescholden door de Hollanders voor een zee-
roover, een brandstichter en een plunderaar. Hij was zoo gevreesd, dat
ofschoon hij honderdmaal en meer den dood door beulshanden verdiend had,
de rechters hem niet durfden of wilden aanklagen. Hij hield vooral in
West-Priesland als een ware duivel huis. Medemblik, Enkhuizen, Hoorn en
Alkmaar plunderde hij en zonder genade gooide hij de bemanningen van
de op de Zuiderzee vermeesterde schepen, overboord. Zijn laatste rooftocht
maakte hij in 1519, toen hij 550 menschen met een lachend gezicht liet
ombrengen en daarbij spotte: „Sjuch, ho dy dealske kerels swimme
kinne!quot;

Als staaltje van zijn buitengewone lichaamskracht geldt het volgende
historische feit. 't Gebeurde eens dat een troep soldaten, afgezonden om
Groote Pier te vatten, een boer zagen ploegen, aan wien zij vroegen waar
Groote Pier woonde. De boer trok bij die vraag den ploeg uit den vetten
kleigrond, hield die recht voor zich uit en bulderde „Daar woont hij en
hier staat hijquot;. Hierna zwaaide hij de ploeg als een knots in het rond,
doodde vele soldaten, terwijl de rest het hazenpad kozen. Geen wonder dat
deze mannetjesputter door een bekend schrijver werd aangeduid als „een
van de drié grootste historische schelmenquot;. Toch stierf hij geen geweld-
dadigen dood, doch trok zich terug uit zijn bandietenleven en leefde de
laatste jaren als een rustig burger te Sneek. Hij stierf in 1520 en het graf
van dezen zeeschuimer bevindt zich in de Groote of Sint. Martinikerk.

Behalve van dezen reus zijn op het stadhuis ook nog herinneringen van
een zekeren Jacob van Sneek, die een lengte had van acht voet.

Het stadhuis met een mooi hardsteenen bordes dateert van 1745, doch de
oude stadskronieken gewagen van een veel ouder „Huys des Ghemeyntequot;
dat bij den grooten brand van 1417 in de vlammen is opgegaan, waarbij

-ocr page 148-

o.a. vele charters en de perkamenten privilegie-oorkonde van Keizer Karei
de Groote, behelzende de vrijheid der Friezen, verloren gingen

In de 2e helft der 18e eeuw ontwikkelde zich de beurtschipperij; in
1748 werd opgericht het „Schippers compactquot; en dit machtige gilde speelde
een groote rol in het openbare Sneeker stadsleven. Dinsdag na Kopper-
maandag, de z
.g. koperen Dinsdag, was de drukste dag van het jaar- dan
had de algemeene jaarvergadering van het compact plaats en wierf men in
„Smtsquot; de schippersknechten en varensgezellen voor de buitenlandsche kleine
vaart. Dit aloude gebruik wordt ook thans nog hoog gehouden.

In den ouden tijd bloeide te Sneek ook de industrie der ouderwetsche
stoeltjesklokken, welke in 1662 daar ingevoerd werd door een knecht van
Christiaan Huygens.

In den huidigen tijd neemt de industrie naast den omvangrijken handel
en het floreerende marktwezen een groote plaats in; zoo vindt men er
meelfabrieken, olieslagerijen, zuivel-, steen- en tabaksfabrieken, fabrieken
van zilverwerken en confectiekleeding, verder Friesland's oudste India
Kubber Stempelfabriek en de noordelijke glasfabriek met stoomglasslijperij
verzilvering, glasetserij, en ateliers voor het vervaardigen van glas in lood'
Deze veelzijdige nijverheid werd schitterend gedemonstreerd op de tentoon-
stelling van watersport, visscherijbenoodigdheden en locale nijverheid in
1913 gehouden. Ook de Sneeker kaasfabricage en de veevoederproducten
namen op die tentoonstelling een voorname plaats in, waarbij de Sneeker
Snezen zich tot devies stelden: „min melkt de ky troch de bekquot;

Met oude gebouwen wordt in Sneek nog al raar omgegaan. Zoo is de
oorspronkelijke mooie waag leelijk verknoeid, fieeds in 1294 had die
olde Buyrte fan Sneekquot; een gebouw voor „het holden van
een Merckwae'ghe'
omme toe weeghen die Botter ende Keze, Solt, Vleysch, Hunnich ende Waxquot;
Behalve door handel, marktwezen en industrie is Sneek wereldberoemd
door zijne gunstige ligging voor de watersport en wel speciaal voor het
zeden. De talrijke waterwegen en vooral de nabijheid van de vele meren
lokt jaarlijks zoowel landgenooten als vreemdelingen in grooten getale tot
deze sport.

Een Friesche dichter drukte de gevoelens van den zeilliefhebber, die van
het dek van zijn schuit het stemmige waterlandschap overziet, aldus uit:

„Rusjend reid en weagjend wetter is 'thyr uren fier yn 'troun
Nearne hiver 't de merkol better oarde for syn nestke founquot;.

Uit een en ander blijkt dat Sneek een welvarende, drukke en aantrekkelijke

stad IS en neemt men hierbij in aanmerking dat de inrichtingen van onder-
WIJS zeer uitgebreid zijn, zooals o.a. een Hoogere Burgerschool met S-jarigen
cursus. Gymnasium, Ambachtsschool en Normaalschool, dan is het duidelijk

dat deze stad met recht de 2e stad van Friesland is.

-ocr page 149-

de rest behoort aan melkslijters, groentenhandelaars en dergelijke nering-
doenden, terwijl er zeer weinig luxe is.

Dit vormt een heel verschil met vroeger toen Sneek een druk verkeers-
punt aan de Postroute naar Zwolle en Leeuwarden was en voerlieden met
20 en meer paarden daar voorkwamen.

Waar echter dit aantal paarden niet groot is, zoo is toch het hoefsmids-
bedrijf te Sneek zeer belangrijk en wordt dan ook een groot quantum
paarden voor het beslag geleverd door de gemeente Wymbritseradeel,
welke als het ware om geheel Sneek is heengelegen.

Deze gemeente, die bijna 12000 zielen telt en een paardenstapel van
bijna 1100 stuks heeft, bestaat uit 55 dorpen en gehuchten, waarvan de
voornaamste zijn: Heeg, Hommerts, Jutrijp, Gaastmeer, Nijland, Oppenhuizen,
Oudega, Scharnegoutum, Tirns, Uitwellingerga, Woudsend en IJsbrechtum,
terwijl het gemeentehuis in Sneek zelf is gelegen.

Ook hier wordt, evenals in de omgeving van Bolsward, hoofdzakelijk met
Oldenburger hengsten gefokt, zelden met Belgische en ook betrekkelijk
weinig met Friesche. Toch staat er hier wel een Friesche hengst ter dekking.

Het boerenbedrijf is hier ook veel veranderd; d.w.z. vroeger karnden de
boeren zelf en nu brengen ze de melk naar de fabriek. Het karnen werd
vroeger algemeen door paarden gedaan; deze liepen in de tredmolens en
dit werkte erg sleets op de ijzers. Nu doen de boerenpaarden meer land-
bouwwerk en de smeden te Sneek kunnen dit verschil zeer duidelijk in
hun bedrijf merken. Het hoefbeslag is in handen van drie patroons, waarvan
twee bijna of uitsluitend hoefsmid zijn, terwijl de derde een gemengd
bedrijf houdt.

Het zijn de heeren llypkema aan den Lemsterweg, Van Wieren op de
Oosterdijk en Lodewijk in de Parkstraat.

De zaak van eerstgenoemde is uitsluitend hoefsmederij en is als zoodanig
een prachtzaak. Gelegen aan een zeer breede straat en een drukke verkeers-
weg biedt het een gunstige gelegenheid aan voor dit bedrijf. Reeds 60 jaar
lang wordt dan ook reeds het hoefbeslag in deze zaak uitgeoefend; vóór
den tegenwoordigen patroon Douwe A. Rypkema, was de bekende hoefsmid
Wagenaar de eigenaar, bij wien Rypkema toen knecht was. In 1893 werd
de eerste cursus in hoefbeslag in Friesland gehouden en hieraan deed R.
mee. die op 23 September van dat jaar een diploma verwierf. Hij heeft
twee zoons, die beiden opgeleid zijn en gediplomeerd werden vanwege het
Friesche Paarden-stamboek, terwijl de oudste zoon G. Rypkema tevens in
Utrecht het diploma behaalde als onderwijzer in practisch hoefbeslag. In
deze smederij worden dan ook jaarlijks de cursussen in hoefbeslag gegeven.

Behalve de beide zoons en de vader, die ook nog een werkzaam aandeel
in het bedrijf neemt, zijn er bovendien nog knechts aan het werk.

Er worden geregeld 40 tot 50 paarden in de week beslagen, terwijl op
marktdagen (Dinsdags) het aantal het grootste is en meestentijds 14 bedraagt.

Rypkema beslaat uitsluitend met handgesmede ijzers; hij heeft nog wel
een zeer kleine partij fabrieksijzers, doch is nog niet in de noodzakelijkheid
geweest deze te gebruiken. De voeten der paarden zijn goed te noemen en
geven weinig aanleiding tot klachten; wel komen de paardeueigenaars met

-ocr page 150-

hunne paarden van lieverlede later om beslag dan vroeger, toen dat vrij
geregeld op tijd geschiedde. Tegenwoordig ziet men tegen de prijzen op,
welke precies dezelfde zijn voor Sneek als voor Bolsward is aangegeven.
Aan veulenhoef-verzorging wordt echter behoorlijk de hand gehouden en bij
het beslaan der paarden is het heel gauw te zien of zij als veulen reeds
pregeld bekapt zijn ; zij zijn dan zeer mak en gedwee in de smederij. De
ijzers zijn bijna uitsluitend vlak; alleen voor sleeperspaarden worden nog
wel eens ijzers met kalkoenen ondergelegd, doch nooit met stooten. Het
winterbeslag wordt hier ook met stiften uitgevoerd, tegen denzelfden prijs
als voor Bolsward werd aangegeven.

De smederij zelf is zeer ruim en goed verlicht, zoowel van de vóór- als
van de achterzijde. Zij bevat twee rechtsche vuren en een noodstal, welke
laatste ook nog geregeld in gebruik is.

De zaak van P. van Wieren op de Oosterdijk is ook een gerenommeerde
hoefsmederij en bestaat daar reeds zeer lang; wij zagen uit het verslag te

Bolsward dat de vader van Van Wieren deze zaak reeds tot bloei had ge-
bracht. De tegenwoordige patroon volgde een cursus te Leeuwarden en behaalde
op 26 September 1896 aldaar een diploma. Hij werkt nog steeds zelf aan de
paarden, en wordt bijgestaan door een zoon en twee knechts. De loonen
van deze knechts bedragen f 15 in de week, terwijl de werkuren van
's morgens 6 tot 's avonds 7 zijn met 2 uur tusschenpauzen voor schaften.
Evenals Rypkema gebruikt Van Wieren ook alleen handgesmede ijzers j
deze worden 'swinters aangemaakt; des morgens van 6 tot 8 worden dan

12 paar vervaardigd. Hij heeft wel machinale ijzers geprobeerd en vond daarbij

-ocr page 151-

de modellen uit de fabriek van Helpman beter dan die van Hippos. Als regel
worden door hem 40 paarden per week beslagen, waarbij ook weer de
marktdag het grootste contingent hiervan levert; het komt dan wel voor
dat er 20 paarden in de smederij komen. .

Behalve de twee vuren bevat de smederij ook een noodstal; vroeger
waren er zelfs twee travailles, doch één hiervan is opgeruimd en de ruimte
aangetrokken aan het naaststaande pand. waarin nu een rijwielhandel aan
de zaak is verbonden.

Van Wieren oefent het beslag meestal en bij voorkeur uit in den noodstal,
evenals wij dit van zijn broer te Bolsward hebben gezien ; hij maakt ook
nog gebruik bij het besnijden van de voeten van een veegmes en roemt
dit instrument zeer. Bij meerdere oude smeden heb ik den roem hooren
verkondigen van dit in onbruik geraakte instrument en vaak heb ik mij
overtuigd dat een goed vakman hiermede keurig een hoef besnijden kan.
Daar op de cursussen echter algemeen en uitsluitend de houwkling en de
renet worden gebruikt om den hoef te besnijden, zoo is dan ook in de
meeste smederijen het veegmes naar de oudheidkamer verhuisd.

De winterijzers maakt v. W. zonder rits; hij stampt de nagelgaten en
brengt daarna de stiftgaten aan.

Hij is ook een groot voorstander van het hoog nagelen en wel omdat vele
paarden, die landbouwwerk verrichten, anders zoo gemakkelijk de ijzers
verliezen. De natte grond zuigt aan de groote plathoeven zoo sterk dat hij
alleen door hoog nagelen het losraken en verliezen der ijzers kan voorkomen.

De derde hoefsmederij is die van den heer W. Lodewijk in de Parkstraat.
Deze zaak is ook zeer gunstig gelegen en bestaat al circa 100 jaren.
Indertijd onder den bedrijfsleider Ferwerda was het een zeer druk beklante
hoefsmederij en werden er veel meer paarden beslagen dan tegenwoordig.
De huidige patroon is geen hoefsmid en heeft het bedrijf opgedragen aan
een knecht. Deze, J. Draaisma, volgde een cursus van de Friesche Mij. v.
Landbouw en werd vanwege dit instituut gediplomeerd. Hij beslaat de
paarden uitsluitend uit de hand. Ongeveer 20 paarden worden wekelijks
beslagen, waarvan ook de meeste op den marktdag.

Uit het voorgaande blijkt dat Sneek belangrijke hoefsmederijen telt; dit
landbouwcentrum biedt een uitnemende gelegenheid voor een hoefsmid
om de bekwaamheid in zijn vak te toonen en door goed werk te leveren
zijn zaak te zien uitbreiden en zijn cliëntèle te zien toenemen. Het zal
uit den aard der ligging steeds een groot plattelands centrum en een
belangrijke plaats op hoefbeslaggebied blijven.

INGEZONDEN STUKKEN.

Herbaijum, Augustus 1918.

Mijnheer de Bedacteur!

Namens de gezamelijke smeden van Pranekeradeel verzoekt ondergeteekende
U onderstaande in het maandblad „De Hoefsmidquot; te willen opnemen.

Het is een opmerking aangaande het bezoek van den Kapitein-Paardenarts
Dr. Gallandat Huet aan de stad Franeker.

-ocr page 152-

Dat er in de smederij van den heer Coopmans vele paarden worden
beslagen ,s waar, doch dat de paarden veelal uit de omliggende dorpen uit
Iranekeradeel komen wordt door ons zeer betwijfeld. In onze gemeente
wonen m het geheel 10 hoefsmeden, waarvan 6 het diploma bezitten. Ook
zijn het meest allemaal nog jonge smeden, in de kracht van hun leven

O^m thans de dorpen, in het No. van 15 Aug. j.l. vermeld, één voor één
te beoordeelen, zou te veel ruimte in Uw blad nemen. Uit Herbaijum, waar
ondergeteekende woont, worden door den heer Coopmans
geregeld 2 paarden
van een melkrijder beslagen. Het eene daarvan moet beslist in den nood-
stal. Daar ik geen stal meer bezit, moeten deze twee noodgedwongen naar
iïraneker. Daartegenover staat dat er 9 paarden uit de gemeente Franeker

geregeld in Herbaijum op beslag komen. Dat kan dus ruimschoots tegen
Jb raneker opwegen.

Tenslotte moet ondergeteekende nog een opmerking maken over het

gesprek met den heer Coopmans. Deze beweert namelijk dat de gegevens

gelijk ze in „De Hoefsmid» zijn gedrukt, niet door hem zi,n gegeven'

omdat hij zulks wel beter wist. Hoe komt Dr. Gallandat Huet aan zulke
gegevens ?

U Mijnheer de Eedacteur dankendegt;oor de opname,

verblijf ik hoogachtend,
Uw. dw. dn.
P. Luinstra, Gedipl. hoefsmid.

In antwoord op het bovenstaande, meen ik de gevolgtrekking te moeten
maken dat ik, voor sommigen althans, mij onduidelijk moet hebben uitge-
drukt, waar ik in het verslag over Franeker op blz. 121 zeide:

„Het spreekt dus vanzelf dat het grootste quantum van de in de ge-
meente beslagen paarden van buiten komt, en zoo levert de gemeente
iranekeradeel deze dan ook voldoende op. Deze gemeente telt 5142 inwoners
en een paardenstapel van 676 stuks; van de verschillende dorpen, waaruit

de gemeente is samengesteld, komen de paarden veelal in Franeker op
beslagquot;.nbsp;^

Het onduidelijkequot; zal hier gelegen hebben in de laatste zinsnede. Door

mij IS hier bedoeld, dat van uit al de dorpen, die tezamen de gemeente

Franekeradeel vormen, wel paarden in de gemeente Franeker beslagen

worden. Niet is bedoeld en dit is evenmin door den heer Coopmans aan mij

medegedeeld, dat de meeste paarden uit die dorpen te Franeker worden
beslagen.

Het moet toch voor een ieder wel duidelijk zijn, dat twee druk beklante
hoefsmederijen niet voldoende materiaal hebben aan de 181 paarden die
de gemeente zelf oplevert, en het behoeft geen verder betoog dat er'dus
een groot quantum uit de omliggende dorpen op beslag komt.

Dit IS dan ook des te duidelijker waar de heer Luinstra zegt, dat uit
franeker 9 paarden te Herbaijum worden beslagen; vermoedelijk toch
zullen op de andere dorpen wel paarden uit deze stad ook
worden beslagen en
heeft er dus groote wisselwerking plaats tusschen stad en omliggende
gemeenten, inzake het hoefbeslag. De zoon van den heer Coopmans verzekerde

-ocr page 153-

mij nog heden dat uit alle door mij opgenoemde dorpen paarden bij zijn
vader in beslag waren.

Ten slotte deel iis; nog mede dat al de gegevens, die door mij voor het
verslag zijn gebruikt, mij werden verstrekt bij mijn bezoeken aan de heeren
C. en Gl. en dat ik buiten deze twee hoefsmeden te Franeker niemand
over het hoefbeslag heb gesproken.nbsp;G. H.

KORTE MEDEDEELINGEN.

— Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. De leerling H. Kroezinga
te Gasselternijveen heeft — om bijzondere reden — de Inrichting vóór den
bepaalden tijd verlaten, waardoor hem geen getuigschrift kon worden ver-
leend. Aan de Inrichting verblijft thans alleen J. Dekker van Zuidlaren, zoo-
dat nog eenige leerlingplaatsen door gegadigden kunnen worden ingenomen.

— Militaire Hoefsmidsschool. In de maand Augustus werden alsnog
geëxamineerd en gediplomeerd: de milicien der Inf. J. J. van Diggelen uit
Rotterdam, de landstormplichtige der Inf. H. Muijgenberg uit Hoeven (N. Br.)
en de burgerleerling H. G. Deiman uit Emmer Compascum.

Doordat een voldoend aantal reserve-hoefsmeden is opgeleid om in den
eersten tijd de met klein verlof gaande smeden te vervangen, worden dit
najaar en dezen winter geen tusschencursussen gehouden, zoodat voorloopig
alleen op 1 October en op 1 April nieuwe leerlingen worden aangenomen.

G. H.

PERSOVERZICHT.

De September-aflevering van „Der Hufschmiedquot; bevat een artikel met het
oog op de inrichting van het smidsbedrijf zoodra de oorlogstijd in de vredes-
periode overgaat. — Prof. Lungwitz vervolgt zijn artikel over „ De draagrand
van den beslagen hoefquot;. De hierin aangehaalde historie wijst aan dat Rumpelt
te Dresden reeds in 1813 heeft aangegeven om draagrand en zool zoodanig
te besnijden dat zij zooveel mogelijk een horizontaal vlak vormen. In de
October-aflevering zal L. zijn artikel beëindigen.

Het persoverzicht en de korte mededeelingen bevatten voor de lezers van
„De Hoefsmidquot; geen meldenswaardig nieuws.

— Cursus in hoefbeslag te Haarlem. Donderdag en Vrijdag 29 en 30 Aug. 1918,
heeft in de Cavaleriekazerne aan den Schoterweg te Haarlem, namens de afdee-
ling Haarlem en Omstreken van de Hollandsche Maatschappij van Landbouw, het
examen plaats gehad van burgersmeden ter verkrijging van het diploma
voor hoefbeslag. De cursus stond onder leiding van den eersten luitenant-
paardenarts W. A. Schultze. Aan het examen werd door 11 smeden deel-
genomen, waarvan 9 geslaagd zijn, onder wie 2 met lóf. Twee deelnemers
werden afgewezen. Vrijdagmiddag vier uur werd in het gymnastieklokaal
van de kazerne de uitslag van het examen bekend gemaakt, De examen-
commissie bestond uit de heeren D. C. Kruymel, veearts te Haarlem, en
majoor V. Vixseboxse te Rijswijk. De Voorzitter van de afdeeling Haarlem
en Omstreken, de heer J. Heijl, verzocht de elf examinandi binnen te komen
en wenschte de deelnemers, die het diploma verworven hadden, geluk met
hun succes Hij stelde het op hoogen prijs als voorzitter van de afdeeling
voornoemd de diploma's te mogen uitreiken en bracht daarbij in herinnering,
hoe zijn voorganger, wijlen de heer F. Lieftinck, zoo uitnemend de kunst

-ocr page 154-

verstond om tot de geslaagde hoefsmeden een pittige toespraak te houden;
hoe deze daarbu steeds wees op een nauwgezette plichtsbetrachting, die van
de menschen de steunpilaren in de maatschappij maakte. Het deed spreker
genoegen, dat de elf deelnemers aan dit examen óók hun plicht hadden
gedaan, al deed het hem leed te moeten meedeelen, dat twee er van nog
met voor een diploma in aanmerking konden komen. De heer Heijl drukte
hun op het hart, met te versagen, en den moed niet te verliezen, maar nog
eens een cursus onder beproefde leiding te volgen. Tot de negen geslaagden
, en speciaal tot de twee, die het diploma-met-lof behaalden, richtte sprlker
eemge waardeerende woorden en hoopte, dat het behalen vaa deze diploma's
een aansporing zou zijn voor anderen, om ook te trachten, zulk een diploma
te behalen.
Gij hebt quot; zei spreker, „getoond, dat ge er meer van weet
aan veie smeaen aie zich ook hoefsmid noemen, maar dit nochtans niet zii n quot;

Spreker hoopte, dat de geslaagden, wanneer zij hun diploma in de smidse
ophangen hun plicht zouden blijven doen; dat zou ten goede komen van
het paard, van den eigenaar van het paard en van hen zelf

Hp^^nZ^'r.nbsp;u®®'nbsp;to' den leider van

den cursus, den heer Schultze, voor zijn ijver en vruchtbaar werk; tot den

commandant yan de kazerne, voor de welwillende gastvrijheid, om deze

lokalen voor dit doel af te staan en tot den wachtmeester-hoefsmid, die ook

het zijne tot het welslagen van dit examen had bijgedragen. Vervolgens

werden de sierlijke diploma's uitgereikt. Deze dragen onder de afbeelding

Ift^-d wbnenquot;'quot;nbsp;paarden de zinspreuk: „Altijd leeren.

De namen van hen, die het diploma verwierven, luiden als volgt: F.
Twisk, Castricum (met lof); F. B. Muller, Sloterdijk (met lof); P. C. Klück,
Haarlemmermeer; P. Dam, Castricum; J. van Etten, Beverwi k ; P C Dal-
meijer, Haarlemmermeer; L. van der Linden, Alkmaar; C. KoaijA, Houtrak-
polder, en
N. Schulte te Voorhout.nbsp;.^xuuuaK.

Na de uitreiking der diploma's, trad de heer F. Twisk naar voren, die
tevens namens zijn mede-examinandi, woorden van dank sprak tot het be-
stuur van de Maatschappij van Landbouw, tot den leider van den cursus
en tot de examen-commissie.

In het najaar zal wederom een nieuwe cursus beginnen. Gegadigden kun-
nen zich aanmelden bij den secretaris der afdeeling, de heer A. Daarren
Spaarne 14, Haarlem.nbsp;'

(u. „Nederl. Landb. Weelcbl.quot;.)nbsp;j)^

Metfedeelingen over hst smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag.

ENKELE BIJZONDERE HARDMETHODES^

Wanneer een stuk gereedschap op een bepaalde plaats meer gebruikt
wordt, dan zal dit vooral bij de harding zorgvuldig in acht moeten worden
genomen. Zoo hardt men b. v. bij gegraveerde stempels enz. door op het
midden vaa het arbeidsvlak een koude waterstraal te doen spuiten, welke
harding gewoonlijk als in „vallend waterquot; wordt aangeduid. Bij zoo'n har-
ding moet men de geheele watermassa op ééne plaats concentreeren, hetgeen
men meestal bewerkt door de vloeistof door middel eener douche op het
voorwerp te brengen.nbsp;^

In tegenstelling hiermede geschiedt de harding in stijgend water, waar-
onder men de hardmg verstaat in een kuip of bak, waarbij het water onder
druk van onder op wordt toegevoerd.

Holle voorwerpen, waarbij het werkend vlak zich binnen bevindt hardt
men door den waterstraal van binnen in te persen. De straalharding vJaarvan
hierboven sprake is, wordt vooral met veel succes aangewend daar hierbii
de harding meer succes heeft naarmate de druk sterker en de waterstraal
njner verdeeld is.

-ocr page 155-

Voor meer samengestelde stukken moeten natuurlijk menigmaal deze
methodes gecombineerd worden. Het kan bij een harding van gereedschap
noodzakelijk zijn, dat gelijktijdig eene waterstraal valt, terwijl de andere
opstijgt en een derde van ter zijde inwerkt Vele voorwerpen moeten slechts
op bepaalde plaatsen gehard worden, zooals b. v. bij bussen alleen aan de
binnenzijde, voor welk doel een der eindvlakken wordt afgedicht door middel
eener asbestschijf. Nadat nu de waterleidingbuis is ingezet, kan de water-
straal den binnenwand bestrijken, d.w.z. harden. Wanneer nu, trots alle voor-
zichtigheid, eene harding mislukt, dan zal men nimmer direct voor de tweede
niaal verhitten en harden, doch men gloeit het desbetreffende stuk eerst
uit, laat het langzaam afkoelen en hardt het daarna opnieuw.

Meermalen harden achter elkander, zonder het voorwerp wederom uit te
gloeien, is het zekerste middel tot verderf.

Dikwijls neemt men ook bij het harden van werktuigen de voorzichtigheid
in acht, om de te harden voorwerpen met houtskool te bedekken, waardoor
verhinderd wordt dat de verschillende gassen, welke zich uit de kolen ont-
wikkelen, schadelijk op het staal kunnen inwerken. Voor artikelen van gerin-
gen omvang, en vooral die welke geen regelmatigen vorm bezitten, wendt
men de zoogenaamde gecombineerde harding aan.

Deze wordt veelvuldig toegepast, en bestaat daarin, dat men kleinere
voorwerpen, welke een ongelijke doorsnede bezitten, eerst in olie dompelt
en daarna in water brengt; een bewijsbaar nut bezit deze methode niet, al
wordt zij dan ook dikwijls aangewend.

Men loopt ook zeker geen gevaar wanneer men roodwarme voorwerpen
in petroleum onderdompelt; alleen zal men hierbij geheel onder de opper-
vlakte der vloeistof blijven; er moet steeds een goedsluitende deksel aan-
wezig zijn. Wanneer men veel voorwerpen harden moet van één soort en
waarvan men het materiaal niet kent, zoo is voorzichtigheid zeer aan te
bevelen en slechts één stuk te harden. Eerst dan, wanneer men omtrent de
hardingswijze zich goed georienteerd heeft, kan men overgaan tot een
massa-harding.

E. J. M.

ADVERTENTIËN.

WELBLAD.nbsp;WELBLAD.

Voor het wellen van IJzer is WELBLAD tegenwoordig on-
misbaar.

WELBLAD is nog voorhanden in doozen van 10 Bladen bij TH. H.
VAN DER MEÜLEN, Ijzerhandel, Bolsward.

Smidsknecht gevraagd,

bekend met Boerenwerk, tevens goed Hoefsmid.

Adres M. VAN OPHEM, Abcoude.

Terstond gevraagd: een Smidsknecht,

goed bekend met HOEFBESLAG,

bij M. C. BOUWENS, smid te Kruiningen (Zeeland).

-ocr page 156-

8. C. M. BAX. - 2, 4 en 6 Jufferstraat. - ROTTERDAM.

- Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. -

BÄX Jiiilerstraat
RölterdaiD.

Meest uitgebreide sorteering prima bianllt;e
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fyne Nagels voor Renpaarden enz.
— Biliijke prijzen. —

NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN

voordeelig, gemakkelijk in gebruik. — Kunnen niet loslaten.

Merk „Pacificquot;,

met zwaar hielstuk.

Open zolen uit één stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in 11 maten van 4Jg- tot 6J
Eng. dm., uiterste breedte buitenkant
ijzers gemeten.

Merk „Ramblerquot;,

in witte en grijze

Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van
tot 6| Eng. dm.

Merk „Chicagoquot;,

geheel Caoutchouc
uit één stuk met

zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van
7i tot Eng. dm.

uiterste breedte buitenkant ijzers gem.

Gemaakte Hoefijzers,
Rits- en Stampmodel,
uitsluitend beste
kwaliteit ijzer;
in 9 maten voorradig.

Hoef-
randen.

Strykringen
met riempje.

Kunsthoorn.

IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.

Opruimers voor

Schroefgaten.

Lasch- of Weibladen en
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.

U^ Men lette op het echte merk S T met kroon?

Schroeven en Stiften
in alle modellen;
tijdige bestelling
gewenseht.

Touwijzers in
verschillende maten.

-ocr page 157-

-A3;

23e Jaargang. — Aflevering 10. — 15 Oct/lQlS.

-ocr page 158-

Zieke Voeten

voorkomt en geneest men het best met walpole
rubber hoefzolen.
Zij hebben een stalen plaat,
waardoor een onveranderlijk draagvlak gevormd wordt,
zoodat de zool nooit in den voet gedrnkt of deze ver-
wond kan worden. De rubber breekt den schok en
voorkomt slippen en vallen op gladde bestratingen, als
hout, asphalt e. d. De stalen plaat maakt het slap
worden of afbreken van de zolen onmogelijk; zij gaan
veel langer mede dan andere zolen en zijn dus het
voordeeligst in het gebruik.

WALPOLE
HOEFZOLEN

zijn verkrijgbaar in 13 grootten,
en 2 verschillende modellen. Vol-
ledige prijscourant van zolen,
nagels, raspen enz. wordt U op
aanvrage franco toegezonden door

Lambert amp; Company,

Leiivehaven 66, Rotterdam.

INHOUD.

IV. Een en ander over Friesland en het hoefbeslag. — I. Een en ander
over Groningen en het hoefbeslag. — Ingezonden stukken. — Korte mede-
deelingen. — Persoverzicht. — Mededeelingen over het smidsvak, vallende
buiten het hoefbeslag. — Advertentiën.

-ocr page 159-

IV. EEN EN ANDER OVER FRIESLAND EN HET HOEFBESLAG,

door

Dr. Gallandat Hüet,
Kapitein-Paardenarts te Amersfoort.

Dokkum ').

Als laatste stad van Friesland zullen we Dokkum bespreken, na Sta-
voren de oudste stad van deze provincie; zij is gebouwd op een terp of
wierde, eertijds een vluchtheuvel bij springvloeden.

Volgens kroniekschrijvers werd Dokkum gesticht in 248 door Ubbo IV
hertog der Friezen; de stichting bleef zich in de belangstelling der op-
volgende vorsten verheugen. Zoo kwam Odilbald, de tweede koning der
Friezen, er veel en beschouwde het als een tweede residentie. De vorst
stierf in 527. Na hem werd Richald uitgeroepen tot 3e Koning -der vrije
Friezen. Eerst in 737, onder den 8en Koning Gondebald, kwam de stichting
van Dokkum als stad tot stand. In dezen tijd verbreidde het Christendom
zich in Friesland en wel voornamelijk na de óverwinning bij Oldeboorn
door Karei Martel, in 734 op de heidensche Friezen behaald. Als predikers
traden op Willebrordus en Bonifacius, welke laatste op 6 Juni 755 in
Dokkum zelf vermoord werd. Te zijner nagedachtenis werd een kerk ge-
bouwd en deze gewijd aan den Apostel Paulus en St. Bonifacius, terwijl op
de plaats waar de moord geschiedde, een klooster werd gebouwd door
Ludgerus, die in 777 tot priester werd benoemd. De heidenen bleven zich
nog verzetten, doch in 775, toen Radboud II, de laatste koning der Friezen,
naar Denemarken vluchtte, kon het verzet als gebroken worden beschouwd!
Daarna traden als plaag der Friezen op de invallen der woeste Noormannen
en Denen, die het land voortdurend afstroopten. In 809 werd door de steden
Stavoren, Bolsward en Dokkum een sterk bemande vloot uitgerust; de
Noormannen werden op zee verslagen, waarna zes groote zwaarbeladen
Vikingschepen in triomph naar Dokkum werden opgebracht.

In de eeuw van Keizer Karei den Groote ontstond in Friesland een
levendige handel, vooral met Duitschland. Veel bouwmaterialen werden per
schip aangevoerd tot het bouwen van kerken en kloosters en vooral de
zware baksteenen, „oude Friezenquot; genaamd, zijn uit dien tijd bekend.

Nadat de klei-industrie in eigen land baan brak, verliep deze handel
althans wat de bouwmaterialen betrof.nbsp;'

De kruistochten naar het Heilige Land van 1096—1291 waren voor
Dokkum van veel belang, daar de meeste kruisvaarders uit het noorden
van het land kwamen. In heldenmoed blonken de Dokkumers, de eigen-
geërfden en de edelen uit Oostergo en Westergo, dermate uit, dat hen

1) Deze aanteekeningen zijn welwillend verleend door den heer Kamminga te
Dokkum, die eerlang een gids en beschrijving der stad zelve zal uitgeven.

-ocr page 160-

menig voorrecht werd geschonken. Sedert de stad Jeruzalem in 1187 in
handen der Mohammedanen was gevallen, deed men jaar op jaar moeite om
nieuwe kruistochten te organiseeren. Het bleek echter dat een legermacht
van 300.000 man niet voldoende was om de Turken te doen wijken en
vele besmettelijke ziekten sloopten bovendien de kruisvaarders. Bij den
Sen kruistocht hebben zich in het bijzonder de poorters uit Bolsward en
uit Dokkum onderscheiden.

De stad Damiate werd ingenomen en naar aanleiding daarvan nam Dok-
kum als stadswapen aan drie sterren en een kwartiermaan.

De terugkeerende kruisvaarders brachten echter de vechtlust mee en zoo
ontstonden de partijschappen der Schieringers en Vetkoopers, die bijna drie
eeuwen het gewest in vuur en vlam zette. Dokkum koos de partij der Vet-
koopers en tusschen 1300 en 1500 heerschte onrust en haat, benevens onvei-
ligheid van leven en bezit. Zoo werd o.a. in 1414 de stad ingenomen door
Jonker Fokko van Lie, geplunderd en in brand gestoken, en de bezetting
omgebracht. In 1419 werd de vesting opnieuw aangelegd door Sicco Sjaer-
dema van Franeker. Toen trad een tijdperk in waarin land- en waterwegen
verbeterd werden en Dokkum in welvaart toenam. In 1514 kwamen de
Gelderschen de baas spelen; daarna deed in 1523 keizer Karei de Vijfde
er beslag op leggen. In de jaren 1516 en '17 leed de
stad zeer veel van den
Zwarten Hoop; dit was' een bende van 8 a 9 duizend man Saksers, een
samenraapsel van spitsboeven. In den Spaanschen tijd van 1523-1580 was
het te Dokkum vrij rustig, terwijl ook later ernstige woelingen niet meer
voorkwamen. Dokkum heeft vele geleerde mannen voortgebracht, zoo o. a.
Ludgerus en Kempius; de eerste was een edelman van Wierum, leefde van
744—809, studeerde in
het buitenland en werd een beroemd priester; Gemma
Frisius, wiskundige en doctor in de geneeskunde leefde van 1500—1558-
Henricus a Bra, eveneens een geroemd geneesheer uit de tweede helft der
16e eeuw. Verder leverde de stad vele beroemde professoren aan de Franeker
hoogeschool. Ook werd er in 1723 geboren Ernst Willem Higt, een beroemd
dichter.

Als merkwaardigheid heeft Dokkum zijn Bonifacius-pomp, die zijn wèl dichtbij
in het weiland heeft en welke ontstaan zou zijn door den hoefslag van een
paard. Het water werd gebruikt door de bierbrouwers, welk gilde te Dok-
kum bloeide. Nog in het jaar 1787 bestonden er niet minder dan 9 brou-
werijen. Ook was Dokkum zeer rijk aan uithangborden, waarbij enkele niet
onvermakelijk waren. Zoo was o. a. de boekverkooper-dichter, tevens rector
van het gymnasium, Hilarides zeer bekend wegens zijn bijbel met kaartspel.

Een graankooper had bij een voorstelling van Josef in de put:

Josef werd van zijn broers in een put gesmeten
Hier verkoopt men alle granen goed gemeten.

Zoo had een linnenwever dit schoone vers:

Toen er wevers niet en waren
Wiert het armelijk gemaakt.
Toen liepen alle menschen naakt
En dekten zich met groene blaren.

-ocr page 161-

Maar sints wij zijn gekomen in 't lant
Nam 't geveinsde kleet de overhant
Waarmee zij dekten hare schant
Daarom is 't linnen een kostlijk pant.

Dokkum heeft zich door de eeuwen heen staande gehouden, doch zal
waarschijnlijk nooit een toekomst als stad hebben; het is een keurig net en
zmdelijk plaatsje, dat nog binnen wallen en grachten ligt en onmiddellijk
daarbuiten bevindt men zich in een andere gemeente, waardoor uitbreiding
eveneens belemmerd wordt. Spoor en tramweg verbinden het met de hoofd-
stad en met de omgeving. De paardentram naar Veenwouden, die aansluit op
de lijn Leeuwarden—Groningen, werd in 1881 geopend en aldus bezongen:

Dêr fljucht er hinne, de earste trein
Ten de earste Tram yn 't Noorden!
üs Waldstreek stiet — ho fack forspein —
Nou boppe van fen alle oarden,
En fout in blyk hjud oané' mald —
Hot folk hju fen foaruitgong haldt.

Nu bijna 40 jaar later zou men wel minder geestdriftig zijn bij het openen
van een paardentram, doch het langdurige bestaan geeft recht te spreken
van een gewaardeerd bestaan.

* *
• H:

Dokkum is slechts een kleine gemeente; het heeft 3762 inwoners en 45
paarden;-dit geringe getal paarden komt doordat de gemeente absoluut geen
gronden bezit buiten de veste en al het land rondom de gemeente toebehoort
aan de naburige gemeenten Westdongeradeel en Oostdongeradeel. Toch zijn
er in de plaats zelve nog 5 hoefsmeden, d.w.z. in Dokkum en Aalsum, dat
wel niet één gemeente is doch practisch gesproken wel als zoodanig kan
worden beschouwd. Het zijn de heeren: Sijtsema (buiten de Aalsum er poort),
Kystra (Duivenhoek), Boersma en Postuma, beiden wonende in de Streek
onder Aalsum, en Bijlsma (bij de Walpoort).

De vier eerstgenoemden zijn allen gediplomeerd hoefsmid. Van de cur-
sussen, die geregeld in Dokkum plaats vinden, worden de practische lessen
gegeven in de smederij van den heer Sijtsema. Deze cursussen hebben zeer
veel nut gesticht en het platteland voorzien van goed onderlegde vakhii-
zoo zijn o.a. in de omstreken van Dokkum in de volgende dorpen gediplo-
meerde hoefsmeden gevestigd: Brantgum 2, Holwerd 4, Hantum 2, Tornaard
2, Wierum 2, Hansumhuizen 1, Nes 2, Paesens 2, Niawier 1, Anjum 3,
Horra en Ee 2. Het spreekt van zelf dat, naarmate de toestand buiten beter
wordt, de drukte in de stad minder zal worden, daar de buitensmeden vele
klanten, die vroeger noodgedwongen naar de stad gingen, nu zullen behou-
den. Duidelijk blijkt dit ook doordat de marktdagen, die vroeger veel drukte
in het bedrijf brachten, nu absoluut geen meerdere werkzaamheden aanbren-
gen. De beide genoemde gemeenten. Oost- en Westdongeradeel, hebben
respectievelijk 1209 en 1065 paarden; het spreekt dus wel van zelf dat geen
dier vele smeden, zoowel in als buiten de stad, uitsluitend hoefsmid is, doch
dat zij allen een gemengd bedrijf uitoefenen.

-ocr page 162-

De paardenfokkerij staat in deze streek in groot aanzien, getuige wel het
groot getal van 9 dekhengsten die alhier gestationneerd zijn. Er wordt zoo-
wel met Oldenburgers, met Belgen als met Friesche hengsten gefokt. Een
intensieve paardenfokkerij is een goed milieu voor een hoefsmid; hoe meer
gefokt wordt en hoe meer de fokker zich ontwikkelt, des te meer waarde
zal hij toekennen aan een bekwamen hoefsmid, die zijn paarden goed op beslag
houdt en zijn veulens door doelmatige besnijding voor hoefgebreken behoedt.

De hoeven der paarden zijn hier ook goed te noemen, hetgeen zoowel
voor den eigenaar als voor den smid pleit. Als regel wordt hier vlak beslag
toegepast en slechts bij uitzonderingen worden ijzers met kalkoenen onder-

Smederij van S ij t s e m a te Dokkum.

gelegd. Het winterbeslag geschiedt met insteekkalkoenen (stiften of proppen),

terwijl slechts zeer enkele paarden vaa schroeven worden voorzien. Het be-
slag geschiedt bijna uitsluitend, althans hoofdzakelijk uit de hand, daar in
enkele smederijen de noodstal geheel verdwenen is en in andere nog slechts
voor enkele paarden in gebruik is gebleven.

De patroons zijn allen lid van den bond van smedenpatroons en houden
zich als zoodanig ook aan de vastgestelde minimum tarieven, welke voor
een gewoon paard f5 en voor een hit f8,60 bedragen, terwijl het verleggen
der ijzers f 2 kost. Deze prijzen zijn niet hoog, gerekend naar de tijdsom-
standigheden en zullen dunkt mij wel spoedig herzien en verhoogd moeten
worden, wil men niet met verlies of alleen voor zijn genoegen werken.

Als regel gebruikt men handgesmede ijzers, doch door het gebrek aan
staafijzer is men nu veelal aangewezen op machinale ijzers, tenminste als

-ocr page 163-

men niet meer aan het ouderwetsche „opbradenquot; wil beginnen, hetgeen
hier door verschillende smeden weer wordt toegepast. Zoo was ook een der
hoefsmeden bezig met het aanmaken van stiften daar hij voorzag dat de
door hen bestelde stiften niet geleverd konden worden en hij zich intijds
voor een tekort wilde vrijwaren. In deze tijdsomstandigheden blijkt alweer
hoe goed het toch is dat een vakman terdege onderlegd is in alle onder-
deelen van zijn vak, zoodat hij zichzelve altijd kan redden; het vele ge-
gebruik maken toch van machinale ijzers zou een niet-vakman heel gemak-
kelijk tot een machine maken en het is juist de opleiding aan cursussen en
scholen, die zorgt dat de hoefsmid zijn vak terdege leert, niet machinaal
te werk gaat en hem aanspoort met ambitie dit vak ook later te blijven
uitoefenen.

Gaan wij eakele der bedrijven na, dan zien wij dat twee der zaken zeer
oud zijn, n.1. die van Sijtsema en van ILystra. De eerste ligt buiten de
Aalsumer poort, de patroon werkt met één knecht en doet zelf hoofdzakelijk
het hoefbeslag. Het is een eeuwen-oude zaak ; de vader van den tegen-
woordigen patroon stierf in 1912 en was toen 80 jaar, terwijl het vóór hem
ook reeds hoefsmederij was. Het bedrijf is echter veel stiller geworden,
hetgeen een gevolg is van trein en tram, waardoor er veel minder voerlui
zijn dan vroeger en ook door de vele gediplomeerde buitensmeden. Toch is
het bedrijf nog niet stil te noemen waar des zomers nog 50 paarden per
week beslagen worden; des winters is dit getal veel geringer, daar de
paarden dan minder werk verrichten en de eigenaar geen haast heeft het
beslag te doen vernieuwen. Sijtsema was een der eersten die in Friesland
een diploma in hoefbeslag behaalden, n.1. in 1891 en wel aan den eersten
in die provincie gehouden cursus.

De 2-jaarlijksche cursussen, die vanwege het Paardenstamboek te Dokkum
worden gehouden en die in z^n smederij plaats vinden, worden geleid door
de heeren Plet en de Jong, beide te Heerenveen, resp. dierenarts en
gediplomeerd hoefsmid.

Zijn smederij is hiervoor zeer gunstig gelegen aan den grooten straatweg,
waar ruimte in overvloed is voor het laten draven en bekijken der paarden,
terwijl de smederij zelf van twee vuren is voorzien en een houten beslag-
vloer heeft. De noodstal werd vóór 6 weken afgebroken, daar het eenige
paard, dat er nog in beslagen werd, door den eigenaar was opgeruimd.

De zaak van T. Kystra, in den Duivenhoek, bestaat volgens overlevering
meer dan 300 jaar. Zij wordt gedreven door vader en zoon, welke laatste
in 1900 een diploma behaalde, aan een cursus gehouden vanwege het
Friesche Paardenstamboek.

De tegenwoordige patroon is nu ruim 40 jaren in de zaak en beslaat
ongeveer 600 paarden per jaar. De noodstal is hier nog blijven bestaan en
behoort als het ware thuis in deze antieke smederij; toch wordt het gebruik er
van beperkt tot enkele gevallen. Onder de klandisie van K. is o. a. ook de
tram van Dokkum naar Veenwouden; hiervoor zijn 9 paarden in gebruik
die in het span loopen voor gekoppelde wagens, hetgeen een zeer zware
dienst is; deze paarden zijn dan ook erg sleets en het is moeilijk de hoeven
in goeden staat te houden.

-ocr page 164-

De overige bedrijven zijn alle van jongeren datum; zoo is Postuma on-
geveer 22 jaar aldaar gevestigd; liet is een zeer groote smederij, heel
mooi aan een drukken verkeersweg gelegen. Toch doet hij niet zooveel meer
aan het hoefbeslag en legt zich meer toe op de andere onderdeelen van het
smidsvak.
Hij werkt met een knecht, is zelf gediplomeerd te Leeuwarden
en behaalde op de Landbouwtentoonstelling te Dokkum een prijs voor hoef-
beslag.

Van de beide overige patroons is Boersma gediplomeerd aan de school te
Gronmgen; zijn zaak ligt ook buiten de gemeente en zal dus ook wel het
meest op de omgeving zijn aangewezen. Boersma werkt met één volwassen
knecht, heeft een gemengd bedrijf en beslaat o. a. de hengsten die alhier
gestationneerd zijn.

Hiermede afscheid nemende van Priesland, is het mijn gevoelen dat in
de beschreven plaatsen, en zoo ook te Dokkum, zeer bekwame smeden
zijn, met alleen vakkundig onderlegd, doch ook vol ambitie voor hun werk-
kring, hetgeen natuurlijk geheel aan hun clientèle, de paarden houders, ten
goede komt.

*

*

I. EEN EN ANDER OVER GRONINGEN EN HET HOEFBESLAG.

De paardenfokkerij staat in de provincie Groningen in zeer hoog aan-
zien en op hoogen trap van ontwikkeling.

Het oorspronkelijke Groninger paard, dat een variëteit was van het
l^riesche ras, is door invoer van veel buitenlandsche hengsten, in hoofdzaak
mt Oldenburg en Oost-Friesland, geheel verdwenen. Er is zooveel vreemd
bbed ingevoerd, dat van het oude Groninger paard weinig eigenschappen
zijn overgebleven; zelfs wordt wel gefokt met Oldenburgsche hengsten en
dito merrién. Men heeft er in Groningen naar gestreefd om een mooi, diep
goedgaand landbouwtuigpaard te fokken, zwaar genoeg voor landbouw-
arbeid op zwaren kleigrond en met voldoende luxe om ook als handels-
paard geschikt te zijn. Men heeft dan ook een paard verkregen dat den
Oldenburger zeer nabij komt en de goede eigenschappen van dit ras bezit,
zooals b V. flinke maat, genoeg massa, zwaar beenwerk en een goeden vier-
kanten draf. Om echter aan minder goede eigenschappen, zooals onvoldoende
snelheid en uithoudingsvermogen, te weinig luxe en zwammige gewrichten
tegemoet te komen, heeft men ook hengsten met meer bloed ingevoerd, o a'
Holstemsche, Oost-Pruisische, Hackney- en Orloffhengsten. De kruising met
Oldenburgsche en Oost-Friesche hengsten is echter ver overwegend ge-
bleven De luxe paarden uit Groningen gingen vroeger
allemaal naar Frank-
rijk Engeland Spanje en Italië; tegenwoordig hoofdzakelijk naar Duitsch-
land. De koudbloedfokkerij is ook in Groningen ingevoerd doch heeft geen
groote vlucht genomen.

Om een denkbeeld te geven van den paardenstapel in deze provincie
zien wij dat bij de veetelling in 1910 het totaal aantal paarden 38680 be-
droeg; hiervan waren 26985 paarden boven 3 jaar en 11695 beneden drie
jaar, verder 75 dekhengsten en 6557 gedekte merriën.

-ocr page 165-

Het aantal gedekte merriën bedraagt dus 18 % van het totaal en dat
onder 3 jaar, 30%; deze getallen zijn van belang om den omvang van de
fokkerij te kunnen beoordeelen.

Van de 78 dekhengsten, die in 1911 in Groningen waren gestationneerd,
waren 74 „warmbloedquot;hengsten. Ook de fokkerij van dravers is zeer be-
scheiden ; vs^el werd er veel gedaan vooral aan harddraven op de korte
baan (van 200— 300 Meter) en in Groningen legde men zelfs een baan aan van
120C—1600 Meter, doch van een bepaalde fokkerij in deze richting kan
men moeilijk spreken. Alleen de Russische draverhengst Tabor II, een uit-
stekende draver op do korte baan, heeft zeer veel merriën gedekt en vrij
veel goede afstammelingen nagelaten. Waar nu de paardenfokkerij in de
provincie Groningen op zoo'n hoogen trap van bloei staat en waar de
fokkers terdege onderlegd zijn in landbouw- en veeteelt-wetenschappen,
daar zal men ook kunnen verwachten dat het hoefsmidsvak er een bloeiend
bestaan leidt en dat de hoefsmid, om hier een drukke cliëntèle te hebben,
een goed onderlegd vakman moet zijn.

Er zijn dan ook in de stad en in de provincie een groot aantal hoef-
smeden die een grondige vakopleiding hebben genoten en aan hooge eischen
voldoen. Een zeer belangrijk aandeel in deze opleiding heeft de vakschool
voor smeden te Groningen en naast deze zijn in later jaren de cursussen
gekomen die op verschillende plaatsen jaarlijks hun nuttig effect hebben
afgeworpen.

De Hoefsmidschool te Groningen is gesticht door de heeren Wiersum en
Heidema, destijds beiden veearts in de stad Groningen. Het is een bedrijfs-
smederij waaraan een opleiding van smidsgezellen verbonden is. Deze op-
leiding duurt, al naar mate van den aanleg van de leerlingen, 5 ä 6
maanden, na afloop waarvan een examen wordt afgelegd en een getuig-
schrift uitgereikt.

Op 1 October 1.1. bestond deze leerschool 30 jaar onafgebroken, waarvan
l'/2 jaar onder den chef-hoefsmid A. v a n D u i n en 28 en een half jaar
onder den chef-hoefsmid D. E. Stuivenberg. De eerste heeft zich, na
zijn verblijf in Groningen, als hoefsmid te Gouda gevestigd. Beide ontvingen
hunne opleiding aan de smederij van 's Rijks Veeartsenijschool te Utrecht.
S. werkte daar van 1879 — 90 onder de bekwame leiding van den eminenten
V^an Horsen; daarna kwam hij aan het hoofd te staan van de leersmederij
te Groningen. Op 27 en 28 Augustus 1891 behaalde Stuivenberg Jen
len prijs in den wedstrijd voor hoefbeslag, uitgeschreven door de Harddraverij-
Vereeniging te Groningen, terwijl hem later nog twee gouden en een ver-
guld-zilveren medaille als Ie prijzen werden toegekend voor inzendingen op
tentoonstellingen.

Vóór den oorlog was dan ook in de provincie Groningen deze leerschool
zeer gezocht, getuige wel het feit dat steeds 20 leerlingen op de lijst
stonden die wachtten op een plaats. Er werden jaarlijks dan ook 10 k 12
leerlingen opgeleid en meestal moest men een jaar of langer wachten alvo-
rens voor de opleiding toegelaten te kunnen worden.

Behalve de chef Stuivenberg is ook aldaar werkzaam diens zoon, die o.a.
te Utrecht het diploma als onderwijzer in practisch hoefbeslag behaalde en

-ocr page 166-

verder BOg twee vaste knechts, waaxvan één ook al jaxen lang aan de school'
verbonden is.

Hetgeen voor een opleiding van veel belang is of liever van het voor-
naamste belang is, is wel de beschikking te hebben over veel materiaal
Uit nu IS in deze smederij in overvloed. Uitsluitend hoefsmederij zijnde
worden er 200 hoeven per week beslagen en is een minimum van liooó

hoeven sjaars te noemen. Behalve dit practisch onderwijsmateriaal ontvangen
de leerlingen 1 x 's weeks les aan de Middelbare Landbouwschool in the-
oretisch hoefbeslag en wel van den heer H. A. Kroes, leeraar aan die school

Ungetwijfeld heeft deze leerschool een zeer grooten invloed gehad op het
hoefbeslag te Groningen. Bij de oprichting toch kon men zeggen dat het
platteland totaal verstoken was van goede hoefsmeden, terwijl nu in bijkans
alle dorpen één of meer gediplomeerde hoefsmeden zijn gevestigd. Het geldt
hier een particulier initiatief dat geheel zonder eenigen steun van overheid
of corporatie, noch financiëel, noch moreel, gedurende tientallen van jaren
heeft voortgewerkt en waarvan de ontwerpers en uitvoerders zeer zeker recht
hebben op den dank van de plattelandsbevolking der provincie.

Het komt mij voor dat van overheidswege dergelijke leerinrichtingen niet
alleen erkend doch aangemoedigd moesten worden; ook in andere pro-
vincies zou zulk een school zeer veel nut kunnen stichten, daar toch de tijd
bewezen heeft dat deze particuliere inrichting wel reden van bestaan heeft
terwijl de door het Eijk opgezette school haar natuurlijken dood is gestorven'
Behalve de hoefsmeden, afkomstig van de school te Groningen, zijn er ook
talrijke hoefsmeden in de provincie, welke opgeleid zijn aan de militaire
Hoefsmidschool te Amersfoort en wel tijdens hun diensttijd als milicien bii
een der bereden wapens of bij de Infanterie.

In de laatste jaren, te rekenen vanaf 1912, wordt er jaarlijks aan de
Ambachtschool te Appingedam een cursus in hoefbeslag gehouden. Deze
cursussen zijn uitgegaan van de Afdeeling Appingedam van den Bond van
bmedenpatroons en hieraan zijn verbonden voor het theoretisch onderwijs
de heer Kroes te Groningen en voor de practijk de heer M. Eitsema
onderwijzer in practisch hoefbeslag te Appingedam

De cursussen zijn tweejaarlijks; zij worden gedurende het winterhalfjaar
gehouden en door het Eyk gesubsidieerd. Er zijn in het geheel reeds drie
volledige cursussen gehouden en wel met respectievelijk 12, 10 en 8 leer
Imgen. Het getal der geslaagden voor het diploma verhoudt zich als volgt •
9, 8 en 8. Aan deze cursussen hebben zoowel patroons als knechts deelge-
nomen en wel aan den len cursus 7 patroons en 5 knechts,
aan den 2en 3 en
7 en aan den 3en 2 en 6. Het leergeld heeft bedragen voor den len cursus
f 10.- voor den 2en f 15 en voor den 3en f 20. telkens
voor één halfjaar
Het onderwijs omvat voor ieder gedeelte, dus voor ieder half jaar 12theoquot;
retische lessen van 2 uren en 14 practische lessen van 4 uren '

Het aantal leerlingen is door de leiders van den cursus ieder jaar inge
krompen, omdat slechts over 4 vuren kan worden beschikt en men het niet
raadzaam achtte meer dan 2 leerlingen aan één vuur te plaatsen, zoodat
dus nu het maximum van deelname 8 is geworden.

Deze zeer nuttige instelling, die dus van de smeden zelf is uitgegaan,

-ocr page 167-

heeft in niet geringe mate een aandeel in den lof die den Groninger smeden
wordt toegezwaaid.nbsp;*

Behalve van de nu genoemde inrichtingen van onderwijs zijn er in de
provincie Groningen nog enkele hoefsmeden die zijn opgeleid te Breda en
Amersfoort en één is er afkomstig van de opgeheven school te Tiel.

Tenslotte zij nog opgemerkt dat men in Winschoten en in Veendam ge-
tracht heeft een opleiding te scheppen. In Winschoten ging dit uit van een
smid, die gedurende enkele maanden een cursus gaf; in Veendam werd ^
4 jaar geleden een cursus gegeven aan de Ambachtschool aldaar, door den
leeraar-smid van die inrichting. Ook deze heeft maar één winterhalfjaar stand
gehouden; practisch kan men deze beide laatste pogingen dus beschouwen
als te zijn mislukt, althans veel bijgedragen tot de vorming van bekwame
hoefsmeden zullen zij zeker wel niefr hebben gedaan.

(Wordt vervolgd.)

ingezonden stukken.

Geachte Bedacteur!

Het moge mij worden vergund, door middel van üw blad, een en ander
met betrekking tot de rechtspositie van de militaire hoefsmeden onder de
aandacht van üw lezers te brengen.

In het begin van 1909 werd door den Minister van Oorlog bepaald, dat
de militaire hoefsmeden, bij goed gedrag en ijver, na 15 dienstjaren konden
worden bevorderd tot onderofficier, tot op eens als een donderslag bij een
helderen hemel, in de tweede helft van Augustus 1914, tot hun aller ver-
bazing en teleurstelling, zonder eenige motiveering daarvan, het eenmaal
verkregen vooruitzicht op die bevordering werd ontnomen.

Nog nimmer in hun leven hadden de hierbij betrokken hoefsmeden met
zooveel liefde en toewijding voor hun taak, zoo hard gewerkt als juist in
de daaraan voorafgaande dagen.

Den eersten mobilisatiedag (Zondag) werd, als gewoonlijk, reeds om 6
uur 's morgens begonnen. Om 9 uur kwam het eerste gevorderde paard op
beslag en van toen af werd, zonder rusten, doorgewerkt tot 9 uur 's avonds.
Den tweeden mobilisatiedag werd 's ochtends om 4 uur begonnen en pas om
8 uur geëindigd. Die eerste twee dagen kregen de hoefsmeden geen warm
eten. Het meegebrachte brood werd bij en onder het paard genuttigd. De
volgende tien dagen werd steeds van 5 uur 's morgens tot 9 uur 's avonds
gewerkt, terwijl om 12 uur 's middags gedurende één uur de kazerne mocht
worden verlaten om te gaan eten.

Vele gevorderde paarden waren te voren nog nooit uit de hand beslagen.

De physieke arbeid, in die dagen door de militaire hoefsmeden geleverd,
is zeer aanzienlijk. Deze werd bovendien nog verhoogd door de geestelijke
inspanning, noodzakelijk bij het beslaan der gevorderde paarden. Een ieder,
die ons Nederlandsch paard kent, weet, dat de hoeven zijn zwakste deelen
zijn en door velen hunner eigenaars het hoefbeslag schandelijk wordt ver-
waarloosd. Het beslaan van de paarden, gevorderd voor den militairen dienst,
eischt dan ook veel kunstvaardigheid en overleg. De militaire hoefsmeden
hebben getoond dit te kennen.

De beteekenis van het hoefbeslag voor de marschvaardigheid der bereden
korpsen en treinen is ook in dezen oorlog gebleken. Overal, waar groote
marschverliezen werden geleden — deze stegen soms schrikbarend — moesten
zij voor een aanmerkelijk deel aan het hoefbeslag geweten worden.

-ocr page 168-

fnbsp;positie en arbeidsvoorwaarden der lioefsmeden is dan

In en t^ralTVTnbsp;^^^ens deze militairen, maar boven-

korpsen enTi'n.n t .^tfnbsp;^^ marsch vaardigheid der bereden

Tusschen S T , .nbsp;^^nbsp;Paardenmateriaal.

allenbsp;f ^ Augustus 1914 is bijna zonder onderscheid door

menscheltkrk.ru'quot;®^nbsp;onafgebroken met boven-

menschehjke kracht gewerkt moeten worden om naast al hun andere werk

zaamheden, ook alle gevorderde paarden marschvaardig op beslag te srellen

sTaa'nTe de^hrquot;nbsp;kon gaan den\en%w^%ÏtteSn-

s elTende Lnbsp;S®®«^®^«*® omstandigheden, de voor hen'zoo tellur-

Intusschen heeft het Bestuur van de „Vereeniging van Militaire Hoef

smedenquot; met stil gezeten; zi,quot; heeft onder lanvoerifg varallentoe kle^^^
Sf r X'd'nbsp;autoritei en 01-

^ges gevestigd op die rechtsverkorting, tot eindelijk na vier lange iaren
mobilisatie (onder moeilijke werkzaamheden en zeer
geringe beLldiir^

XoTenbsp;^nbsp;behoori#e Xzlening S

getroffen) bij schrijven van 17 Juli 1918, Ille Afd., No 114 wederom^ne
nieuwe regelmg werd uitgegeven, waarin o. m. voUomt de bSS dat
de militaire hoefsmeden van 1 Januari 1918 af, na 10 jaren diensralf'zï
danig, dan wel op 28-jarigen leeftijd, kunnen worden bevorderd tot Meesterquot;
t^SrbKL?quot;quot;^'nbsp;^«g^ltikertöd allerlei t^droovende orgT^^^^^^^^

Met dank voor de opname, verblijf ik gaarne

Uw dw. dr.
X.

korte mededeelingen.

^ 7 Mi'jtaire Hoefsmidschool. In de laatste helft van September en in

ï. IT'Inbsp;rM-ï-'p*-

R. I.) te Sotterdai^B I^bS amp; E

B„„„,l (8e R. I.) ie Opij...nbsp;-i.'

Tnbsp;n^et 4 miliciens der Série

^^ ''nbsp;^^^ ™ begint met 9 milSS

-ocr page 169-

—nbsp;Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. Op 26 September beeft
de leerling J. Dikkers van Zuidlaren de inrichting verlaten met een
voor de practijk , goedquot; en theorie, „zeer goedquot; getuigschrift.

—nbsp;A'ereeniging van Onderwüzers in practisch Hoefbeslag. Het Be-
stuur van bovengenoemde Vereeniging heeft in eene bestuursvergadering,
gehouden te ütrecht op 21 Sept. j.L, o.a. besloten:

Ie. niet te streven naar een uniform tarief voor hoefbeslag in geheel
Nederland, wegens de vele moeilijkheden daaraan verbonden ;

2e. een adres te richten tot de Regeering, met het verzoek het daarheen
te willen leiden dat de uitoefening van het hoefsmidsvak in de toekomst
uitsluitend wordt veroorloofd aan hen die in het bezit zijn van een Rijks-
diploma als hoefsmid;

3e. een circulaire te richten aan de onderscheidene stamboek-vereen i-
gingen om meer aandacht aan het hoefbeslag te willen schenken dan tot nu
toe het geval is geweest.

4e. Vergoeding van reiskosten te verstrekken aan hen die meer dan f 4
reiskosten hebben, echter onder goedkeuring der eerstvolgende vergadering.

(Genoemde Vereeniging had het Friesch P. S. wel als een gunstige uit-
zondering mogen noemen. Red.).

—nbsp;Duilschland. De uitoefening van het hoefbeslag laat in de meeste
streken van Duitschland dooreen genomen veel te wenschen over. De ver-
derfelijke gevolgen hiervan zijn ten opzichte van vroegtijdig verbruik der
paarden erger dan die van alle andere ziekten — de besmettelijke buiten
rekening gelaten — tezamen. Dat het bij ons, zoowel in de steden als op
het land, met het hoefbeslag niet best gesteld is — gunstige uitzonderingen,
soms geheele landstreken omvattende, daargelaten — is steeds op straat
waar te nemen, evenals bij monsteringen of vorderingen van paarden. Dien-
tengevolge moeten de bestaande opleidingsplaatsen voor hoefsmeden minder
gunstig werken als men van Overheidswege wel wil doen voorkomen.
Feitelijk nemen de beste leerkrachten, wegens niet voldoende aanvulling
van jongere krachten, voortdurend af. Wanneer deze toestand voortduurt
dan zal de oude hoefsmidskunst, ten minste in particuliere bedrijven, tot
schade van de paarden en van hunne eigenaars tot het verleden gaan be-
hooren. Dit moet echter positief worden voorkomen, eer het te laat is Een
degelijke opleiding, zoowel in practisch als theoretisch opzicht, vindt men
bijna alleen meer bij de militaire hoefsmidscholen, terwijl de nadere vor-
ming in het leger reeds te wenschen overlaat.

Onvoldoend onderlegde hoefsmeden moesten ook in groote particuliere
bedrijven geen aanstelling mogen vinden, daar de door zulke personen ver-
oorzaakte nadeelen niet alleen de eigenaren daarvan treft, zoo zegt het Z.
f. Pferdezucht u. Sport van 15 Aug. j 1. naar aanleiding van een artikel des
heeren van Dettingen, opperlandstalmeester in Pruisen, handelende
over het herstel van den Duitschen paardenstapel na den oorlog.

— Rijksnijverheidslaboratorium te Delft. Met medewerking van de
Maatschappij „Oxygeniumquot; te Schiedam, de N.V. Nederlandsche Fabriek
van Autogene Snij- en Laschapparaten te Rotterdam —Pijnacker, het Tech-
nisch Bureau van Gerpheide amp; Heuff te Amsterdam en van de lirma van
Viersen amp; Co. te Enschede—'s-Gravenhage zullen, te beginnen in de maand
Ocjober, in het
Nijverheidslaboratorium te Delft demonstratie's plaats hebben
op het gebied van
autogeen lasschen en snijden. De genoemde firma's zullen
daartoe hunne toestellen en hunnen bekwaamsten werkman ter beschikking
stellen, zoodat verschillende werkzaamheden verricht kunnen worden, ook
die, welke in de practijk als moeilijk bekend staan.

-ocr page 170-

Met het oog op onnoodige vervoer- en andere kosten en op onnoodig te groot

luTdle'tTlnbsp;de Ingenieur bij het mjverheidslLratortl lmft

hun die van plan zijn deze demonstraties te bezoeken {voorloopig eiken Donder-
d£r Z ZZnbsp;-■^■vanditvoornemlnopdeVoogteTebrengm.

daar dan groepsgewijze indeeling mogelijk gemaakt wordtnbsp;^

PERSOVERZICHT.

October-aflevering van „Der llufschraiedquot; bevat een artikel over
werkpkats-inriehting (ook ten opziehte van ventilatie en verwarmfng)^!!-

be.L?nnbsp;den draagrand bf 'den

beslagen hoef ; de rubrieken personalia, persoverzicht, vragen en ant

woorden leveren geen stof tot overneming.nbsp;' ^

L wijst er in zijn lezenswaardig stuk op dat er bijna voortdurend
eenstemmig is gek aagd over het te veel besnijden van den hoef ' De
paardeneigenaars hebben hieraan dikwerf schuld, doordat zij het biLnder
waardeeren als de smid zoogenaamd „veel aan den hoef heeft gedaan''
en hierdoor den smid veelal in een verkeerde richting prikkelen A WH)
Mettegenstaande die veelzijdige klacht wordt er b? het besfiid^ nog

hSmtfnbsp;behouden^'C

drZ^StlLu.'''nbsp;de

de^zool^L'^hif^quot;''^'^®nbsp;stroohalm-breed gedeelte

der zool op het ijzer moet steunen, en dat tegenwoordig de opvattin®

voorzit om een nog grooter deel der hoornzooi tot het dragen van def
lichaamslast te doen meehelpen. De zool moet zoo sterk SelHk worSn
ge aten en kan dan desverlangd in den regel geheel op het ijzer rurten

L. herinnert er aan dat de bovenvlakte van het ijzer door iomm^rn af-
bellend werd gewenscht van den buiten- naar den binnenrand (Téf staat

LTinnefnbsp;anderen alh lTend van

den binnen- naar den buitenrand zooals b.v. door Husson en Tharv aan-

fntr n^nbsp;^«quot;^O'^t^al wordt verlangd (Engelsche riS-

Fransche en Engelsche richting aan een en hetzelfde
Ijzer kunnen zijn vertegenwoordigd, en wel door het ijzer in de voorste helft
eenigszms van buiten naar binnen te doen afhellen en door de acKte he
een horizontale draagvlakte te geven, waarbij tevens rekening moet worden
gehouden met de richting van den hoef en van koot-, kroon rhoXen
Niet alleen de richting der draagvlakte van buiten naar binnen doch ook
die van voren naar achteren is verschillend verdedigd. Eenerzijds fs alleï

SidTvIrSdlgllS Su^gStr ^--^«-opWnderierzeLSn

Uit de historie blijkt, zegt L., dat ieder geval deugdelijk moet worden

aangebracht, gemaakt van buffelhuid, rijststroo of wel van oude ÏÏSn
In Dell worden de Zebu's steeds van klauwbeslag voorzien,
hetgeen ui?'
stekend voldoet. Op enkele suikerondernemingen in West- en' Sen Java

* Voor de lezers van „De Hoefsmidquot; is de termijn van aangifte meteen
week verlengd, - dus tot 21 Oct. Red.)nbsp;aangitte meteen

-ocr page 171-

zijn proeven genomen met dit beslag. Tot heden zijn de resultaten niet
schitterend geweest, mijns inziens te wijten aan het feit dat de klauwen
bij het Javaansche rund opvallend dunner is dan bij den zebu, zoodat maar
al te veel vernageling plaats vond. Slechts zeer geroutineerde hoefsmeden,
zooals er onder de Klingaleezen, uit Britsch-Indië geïmporteerd, in Deli
worden aangetroffen, kunnen dit werk met groote nauwgezetheid verrichten.
Met behulp van een zeer eenvoudig instrumentarium, een soort veldsmidse,
leggen deze hoefsmeden voor f 0.60 een vierkant klauwbeslag onder, wat
al een zeer billijk tarief genoemd mag worden.

(u. Gultura, Sept. 1918; artikel van Dr.'t H o e n.)

Mededeelingen over hetsmidsvak, vallende buiten het hoefbeslag.

KUNSTMATIGE OPPEEVLAKSHARDING.

Vooral nu tegenwoordig het staal schaarsch en duur is, verdient het
voor onze smeden aanbeveling zooveel mogelijk zuinigheid te betrachten,
en is het niet van belang ontbloot bovengenoemd thema wat nader te be-
schouwen.

Van de kunstmatige oppervlaksharding (cementeering) bedient men zich
wanneer 't harden van voorwerpen betreft, welke door hun vorm zeer moei-
lijk op de gewone wijze gehard kunnen worden.

Men gebruikt daarvoor vloeiijzer of een zeer zachte staalsoort, waarop
men door kunstmiddelen een zeer harde laag brengt.

Dit verkrijgt men, wanneer men het metaal in roodheeten toestand met
koolstofhoudende stoffen bestrooit, het daarna tot hardingstemperatuur brengt,
en ten slotte in water afkoelt.

Men kan ook de voorwerpen in kouden of gloeienden toestand, met een
tot een brij aangeroerde samenvoeging van verschillende stoffen insmeren,
waarop dan de verhitting en de harding, zooals • hierboven reeds gezegd is,
kan volgen. Kleine voorwerpen worden met houtskolen, dierlijke kool enz.
in plaatijzeren doozen gepakt en gedurende eenigen tijd gegloeid, daarna
eruit genomen en gehard.

De plaatsen, welke bij deze bewerking niet gehard mogen worden, be-
smeert men met leem of klei.

De meest bekende hardingsmiddelen zijn: vaste koolstof, voornamelijk
houtskool en roet; dierlijke koolstof, beender-, hoorn- en lederkool; verder
gebruiken wij nog geel bloedloogzout. De tusschenstoffen, waarmede deze
koolstofsoort in vermengd worden, zijn hars, dierlyke vetten, gist, in water
aangeroerd meel, salpeter, keukenzout, glas enz. en dienen hoofdzakelijk
om de mengsels aan het voorwerp te doen hechten. Bovendien zorgen zij
voor een gelijke verdeeling over de oppervlakte en vormen een beschuttende
laag voor de inwerking der lucht. Keukenzout vormt een glasachtige laag,
welke bij het onderdompelen in het water afspringt en daardoor een inniger
aanraking der voorwerpen met het water bewerkt.

Hieronder volgen eenige beproefde mengsels voor deze harding :

Hardingspoeder voor het inzetten: 4 deelen poedervormige houtskool,
1 dl. verkoold leder en 3 dl. roet.

Voor het bestrooien in open vuur: 24 deelen verkoolde hoorn, 4 dl. hoorn-
vijlsel, 9 dl. kalisalpeter, 55 dl. keukenzout en 6 dl. lijm.

Mengsel voor het insmeren: 6 deelen wijnzuur, 30 dl. levertraan, 10 dl.
talk, 2 dl. houtskoolpoeder, 8 dl. beenderkool, 3 dl. gebrande hertshoorn
en 6 dl. geel bloedloogzout.

De talk wordt gesmolten, met de levertraan vermengd en daarna met de
andere benoodigdheden vermengd. De aanvankelijk vloeibare substantie
wordt na 2 a 3 weken deegachtig.

Verder: 15 deelen salpeter, 3 dl. hars en 7 dl. geel bloedloogzout, fijn
gestooten en gemengd, op het donkerrood werkstuk' gestrooid, tot er zich
een soort van glazuur op heeft gevormd; daarna wordt het opnieuw op de
hardingstemperatuur gebracht en in water afgekoeld.nbsp;M.

-ocr page 172-

S. C. M. BAX. - 2, 4 en 6 Jufferstraat. - ROTTERDAM.

- Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. -_

Meest uitgebreide sorteering prima blanke
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fJne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —

BIX Jülferstraat
Eötterdam.

ÏO. Iii.

Merk „Pacilicquot;,

met zwaar hielstuk.

Open zolen uit één stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig m 11 maten van 4J- tot 6|-
Jing.fdm., uiterste breedte buitenkant
ijzers^gemeten.

Merk „Ramblerquot;,

in witte en grijze

Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van
tot Eng. dm.

NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN

voordeelis, gemakkelijk iii gebruik. - Kunnen niet loslaten.

Merk „Chicagoquot;,

geheel Caoutchouc
uit één stuk met

zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van
7i tot Eng. dm.

uiterste breedte, buitenkant ijzers gem.

Gemaakte Hoefijzers,
Rits- en Stampmodel,
uitsluitend beste
kwaliteit ijzer;
in 9 maten voorradig.

Strykringen
met riempje.

Hoef-
randen

Kunsthoorn.

IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.

Opruimers voor

Schroefgaten.

Lasch- of Welbladen en
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.

Schroeven en Stiften
in alle modellen;
tijdige bestelling
gewenscht.

Touwijzers in
verschillende maten.

Open Luchtdrukzooi
in 8 verschillende maten voorradig.
Men lette op het echte merk S T met kroon

-ocr page 173-

23e Jaargang. — Aflevering 11. — 15 Nov. 1918.

w-

-ocr page 174-

Zieke Voeten

voorkomt en geneest men het best met walpole
rubber hoefzolen.
Zij hebben een stalen plaat,
waardoor een onveranderlijk draagvlak gevormd wordt,
zoodat de zool nooit in den voet gedrukt of deze ver-
wond kan worden. De rubber breekt den schok en
voorkomt slippen en vallen op gladde bestratingen, als
hout, asphalt e. d. De stalen plaat maakt het slap
worden of afbreken van de zolen onmogelijk; zij gaan
veel langer mede dan andere zolen en zijn dus het
voordeeligst in het gebruik.

WALPOLE
HOEFZOLEN

zijn verkrijgbaar in 13 grootten,
en 2 verschillende modellen. Vol-
ledige prijscourant van zolen,
nagels, raspen enz. wordt U op
aanvrage franco toegezonden door

Lambert amp; Company,

Leuvehaven 66, Rotterdam.

INHOUD.

II. Een èn ander over Groningen en het hoefbeslag. — Ingezonden
stukken. — Korte mededeelingen. — Persoverzicht. — Advertentiën.

-ocr page 175-

II. EEN EN ANDER OVER GRONINGEN EN HET HOEFBESLAG,

door

Dr. GalXandat Hdkt,
Kapitein-Paardenarts te Amersfoort.

Groningen,

Groningen, hoofdstad der gelijknamige provincie, is tevens de belangrijkste
plaats uit het noorden van ons land. Omtrent haar stichting is niets met
zekerheid bekend. Volgens sommige fabelachtige verhalen zou de grondvesting
van Groningen reeds hebben plaats gevonden in de
eeuw van Alexander den
Groote en wel door een drietal broeders van Indische afkomst. Anderen

zeggen weer dat de grondslagen gelegd zijn door Israëlieten na de verwoesting
van Jerusalem. Er ontbreken echter onweerlegbare bewijzen voor het bestaan
van Groningen in de eerste eeuwen onzer jaartelling; wel neemt men aan
dat de stad bestond ten tijde van de invallen der Noormannen.

Van 1040 dateert een officiëel stuk, n.l. een giftbrief van Hendrik III
Roomsch Koning, waarbij het landgoed Cruoninga weggeschonken wordt'
Het behoorde toen tot Drenthe en de omgeving heette
Goorecht en Selwert,
terwijl uit gewoonten, gebruiken, taal en eigennamen valt af te leiden dat
het meer Saksisch was dan Priesch.

In de 12e eeuw wordt de stad aanzienlijk en machtig. In 1143 en 1194
werden oorlogen gevoerd tegen den heerscher, den bisschop van Utrecht en
hierbij werd de slotvoogd van Koevorden te hulp geroepen. Ook van 1226-
31 stond de stad aan belegeringen bloot, terwijl in 1241 onlusten uitbraken
die eindigden met de inneming van de stad in 1251 door de bewoners van
Hunsingoo en Fivelingoo, vereenigd met de Menterners. Daarna trad een
rusttyd in, totdat in 1338 weer een belegering en een verovering volgde,
waarbij een groot gedeelte der stad verwoest werd.

In de 14e eeuw kwamen in den ouden stadsmuur zes poorten voor n 1
de Heerepoort, de Apoort, de Boteringepoort, de Ebbingepoort, de Poelpoort
en de Oosterpoort. Er werd toen, einde dier
eeuw,'Hog een poort bijgemaakt
aan het einde der Visscherstraat en 't volgende rijmpje ontstond toen:

Zeven poorten, die te landwaert gaen.
Zeven straten, die aan de Vismerckt staan.
Zeven diepen die ter stadt uitkomen.
Zeven pijpbruggen op de waterstroomen,
En vijf deuren aan St. Martens kercken.
Dat zijn vijf Groninger mercken.

In 1350 onstond een vreeselijke pestziekte (de zwarte dood), die Groningen
en omstreken ontzettend teisterde.

Bij de binnenlandsche twisten behoorde Groningen tot de partij der Schie-

-ocr page 176-

ringera en ook nog engere partijstrijden tusschen de Hikhorsten en Broek-
horsten veroorzaakte menig oproer en menig gevecht in de stad. Tenslotte
veerden in 1428 vredesverdragen gesloten met Humsterland (het latere Wes-
terkvsrartier), in 1434 en '36 veerden deze bekrachtigd en van af 1448 kan
men zeggen dat er rust heerscht. In 1480 verbond Groningen zich met Fries-
land en hierdoor namen aanzien en macht toe. De stad kreeg nu ook het
recht om eigen munt te slaan. In 1488 werd een verdrag gesloten met de
voornaamste steden van het Hanseverbond: Lubeck, Bremen en Hamburg.
Op het laatst der 15e eeuw hadden weer hevige gevechten plaats en o.a,
een belegering in 1500 door Albrecht. Eerst onder de regeering van Karei
V in 1536 genoot Groningen rust, hoewel toen de hervorming weer haat en
nijd onder de partijen teweegbracht. Onder het bestuur van Alva werd de
stad versterkt door Casper de Robles; in 1569 werden 5 nieuwe bastions
aangelegd en in 1576 werd het nieuw gebouwde kasteel voltooid. In 1594
bracht Maurits, na een vergeefsche poging in 1591, de stad aan de zijde
van de Unie. Nu brak een tijdperk aan van groote vooruitgang, opbouw en
uitbreiding der stad en vergrooting van den handel. In 1672 werd de stad
belegerd door den Bisschop van Munster en wel van 14 Juli tot 28 Augus-
tus, doch, kranig verdedigd door Rabenhaupt, bijgestaan door burgers en
studenten, noopten zij de belegeraars tot den aftocht. Van dien tijd af werd
Groningen niet meer in krijgsverrichtingen betrokken, uitgezonderd dat in
1830 de schutterij met vrijwilligers en studenten uittrokken voor de Bel-
gische revolutie; vier jaar daarna keerden ze weer huiswaarts. In 1874
werd de vestingwet aangenomen, waarbij Groningen als vesting verviel; de
wallen werden geslecht, de grachten grootendeels gedempt, en alzoo kwam
de stad open te liggen voor uitbreiding en voor verfraaiing.

Een der mooiste gebouwen uit de stad is de Martinitoren, welke gebouwd
is in de vroege oudheid; in de 15e eeuw stortte ze in, doch omstreeks
het midden dier eeuw werd ze weer opgebouwd; in 1465 door den bliksem
getroffen en gedeeltelijk door brand vernield, werd de toren weer geheel
opgebouwd en in 1482 opgeleverd zooals deze er nu nog staat. Het is een
prachtstuk, een meesterwerk van Gothische bouworde met eenvoudige sier-
lijke lijnen; de hoogte ervan bedraagt 333 voet.

De Martinikerk is de oudste kerk in de stad en bestaat meer dan 7
eeuwen.

De Groningsche academie werd in 1614 gesticht tijdens het Twaalfjarig
Bestand; er werden toen vijf hoogleeraren aangesteld, terwijl in de Broer-
kerk over localiteiten voor het onderwijs kon worden beschikt. De hooge-
school heeft een eigen zegel en een eigen staf; op het eerste staat het
provinciale wapen met een opengeslagen bijbel in het midden en een
opschrift in 't latijn: „het woord des Heeren is een lamp voor onzen voetquot;;
de staf draagt tot inscriptie: Deze scepter van deze academie opgericht in
het jaar 1614 den 23 Augustus, is gemaakt onder toezicht van Ubbo
Emmius, den eersten rector magnificusquot;.

Een zeer oud gebouw is ook het Jacob- en Annagasthuis, gesticht in
1494 door Jacob Grovens en Eteke zijn „echtequot; huisvrouw.

Mede zeer oud is het St. Anthony Gasthuis. Op het antieke poortje, dat

-ocr page 177-

toegang geeft tot de stichting, zijn een oude man en een oude vrouw af-
gebeeld en ziet men 't volgende opschrift:

„Bespot niet Een out Wijf ofte Man
Niemant Wyet waer 't Hem Toe Comen Can.quot;

en

„Van ouderdom en doot is Godt alleen bevrijt
alle andere dingen veranderen met daer tijt.quot;

Zoo vindt men aan de Nieuwe Weg twee antieke huizen, respectieve-
lijk van 1700 en 1760, beiden met een reiswagen uitgebeiteld waarop ver-
meld staat:
Op den een

„Alwaer gij siet Denckt wat gij doet
Al wat gij doet Denckt aan het einde.quot;

Op den ander

„De wel de weg bespoort en rit des Heeren wegen

jgt;

De rit bliemoedig voort Godt laat hem nooit verleegen.

Het stadhuis, oorspronkelijk gebouwd in 1443, ligt op de Groote Markt,
op welk plein 9 der voornaamste straten uitkomen. Men vindt er vele por-
tretten van vorstelijke personen en van burgermeesters en bovendien schil-
derijen, teekeningen en een in zilver gegraveerde plaat, alle met voorstel-
lingen van het beleg in 1672.

Bezienswaardig zijn verder nog het Waaggebouw, de Hoofdwacht (zeer
oud), het Provincie-huis. het Rijks-archief, het Groene Weeshuis; de Stu-
denten Societeit, het Gouvernementsgebouw, de Rechtbank, de Broerkerk
e. a. Groningen is niet alleen een centrum voor handel en industrie (groote
fabrieken op allerlei gebied vinden er een bestaan ; wij memoreeren hier slechts
alleen de hoefijzerfabriek te Helpman) doch ook op onderwijsgebied treft
men hier zeer veel aan. Naast de academie en de vele inrichtingen van
middelbaar en hooger onderwijs, heeft men nog een middelbare landbouw-
school, een landbouwwinterschool, een kweekschool voor onderwijzers en een
doofstommen instituut.

Uit een en ander zien we dat Groningen niet alleen een mooie en groote
stad is doch ook een welvarende en zeer belangrijke stad, met een rijk
verleden en een machtig heden.

* *
«

Naast een bevolking van bijna 80.000 zielen heeft de stad een paarden-
stapel van 1134 stuks, gewis een zeer groot getal. De aard van de stad,
een echte groote provinciestad, gelegen te midden van een welvarende land-
bouwende bevolking, geeft ook zeer veel aanleiding tot het houden van veel
paarden, daar al de landbouwproducten per schip of as worden aangevoerd
en per paardentractie moeten worden verplaatst. Zoo heeft men in deze stad
nog enkele groote stalhouders, zooals Brukker, Nienhuis, Goldhoorn en Wig-

-ocr page 178-

boldus, welke ieder 12-14 paarden in hun bedrijf hebben; verder treft
men er verscheidene groote sleepers aan, zooals D. Boon met 70 tot 80
paarden, van Heukelum met 40, Heikens met 20 en nog eenige anderen
met 18, 16 of minder. De manege en dresseerschool heeft ± 10 paarden
Luxe IS er zeer weinig; de overige paarden zijn dus allen gehruikspaarden
van fabrieken en neringdoenden. Paarden van buiten af worden zoo goed
als met m Groningen beslagen; vroeger was dit wel zoo
en was de marktdag
de drukste dag. Nu echter is het de stilste dag geworden. De eenige reden
hiervan is dat het platteland nu goed voorzien is van bekwame smeden.

Het aantal hoefsmeden in Groningen is groot, daar er zeer vele smeden

Leermiddelen der Inrichting voor Hoefbeslag.

z«n die bi,- hun gemengd bedrijf ook nog wel enkele paarden beslaan - uit-
sluitend hoefsmeder^ zi,n alleen de „Inrichting voor hoefbeslagquot; van ^r

Teha'] veÏquot;: quot; ''nbsp;^^^ ^ ^^ Korenstr a !

Behalve deze twee zaken zijn de voornaamste hoefsmederijen : H L Goonr.«.«

Oosterweg - H. van der Borg, Sledemennerstr. - GeL. Seeiis Steetólstr

quot; T HiinlrHnbsp;-

- T. Huizinga, Hoornsche Dijk _ S. van der Veen, Moesstraat _ J J
Eijnders, Veemarkt - C. J. Preese, Rozenstraat - R.H.Luyken Schu'ite-
makerstr. en P. de Poel, A-weg.nbsp;'

De meeste van hen zijn gediplomeerd, verscheidene in Groningen zelf,

-ocr page 179-

zoo o.a. H. Thie, die 6 jaar lang als knecht werkzaam was in de leerschool
onder Stuivenberg.

Het slag van paarden is in de laatste 25 jaren heel veel veranderd; kwa-
men er vóór dien tijd tegen 10 rijtuigpaarden, 2 werkpaarden in de smederij,
thans is het juist andersom. Voor sleepersdoeleinden wordt bijna uitsluitend
gebruik gemaakt van zware Belgen. Toch zijn de noodstallen bijna overal
verdwenen, althans uit het gebruik genomen. De zware arbeid van de Belgen
zou het zeker wel billijken om een ruimer gebruik te maken van dit hulp-
middel om veel physieke kracht uit te sparen, doch het publiek is zich gaan
gewennen aan het beslag uit de hand en oefent op den smid een dwang
uit om den noodstal niet meer te gebruiken.

De smeden hebben allen het minimum-tarief aangenomen van f 5,50 voor
veldbeslag (hieronder verstaat men lichte vlakke ijzers, of ook wel achterijzers
met kalkoenen). Voor een hit is de prijs f 5, en voor ijzers met stooten f 6,40.
Worden de ijzers van toongaten voorzien ten behoeve van losse stooten,
dan bedraagt het beslag f 7. Dit laatste wordt hier zeer veel gedaan, vooral
in den tijd van het jaar dat het koren wordt binnengebracht, waarin zeer
veel werk van de paarden wordt gevergd. De vaste stooten zijn zeer spoedig
versleten, soms al na 8 dagen. Bij het gebruik van losse stooten kan dan
een nieuwe worden ingezet zonder dat het ijzer behoeft te worden afgenomen.
Zijn de kalkoenen ook afgesleten, dan wordt het ijzer afgenomen en worden
de kalkoenen z, g. „opgetrokkenquot;. De regel is dat de sleeperspaarden alle
op kalkoenen en stoot loopen en de rijtuigpaarden vóór op „slichtequot; d. w. z.
gladde ijzers en achter op kleine kalkoenen. Men zou hierin veel overeen-
komst kunnen zien met het^gebruik der paarden in Rotterdam; toch zijn de
hoeven in Groningen niet slecht en men wees er mij op dat bij aankoop er
streng op wordt gelet dat de hoeven goed zijn. Deze voornaamste factor van
het heele paard wordt dus door de Groningers goed begrepen!

Er wordt tegenwoordig veel met machinale ijzers gewerkt; ook al nood-
gedwongen daar toch vóór den oorlog, althans in sommige zaken, uitsluitend
handgesmede ijzers werden gebruikt.

Het winterbeslag wordt met stiften (insteekkalkoenen) uitgevoerd en de
gewoonte is dat tegen het begin van den winter, wanneer het glad is, alle
paarden op stiften worden gezet. Dit beslag blijft dan zitten totdat de
winter en de gladheid weer voorbij zijn. Op stal worden de stiften niet
uitgehaald. Men vindt dit de eenige waarborg dat zij niet verloren gaan,
daar alleen in dit geval de gaten gbed blijven. Te verdedigen tegenover
het paard is dit natuurlijk niet; hoef en beenwerk moeten hieronder lijden,
dat kan niet anders en de dieren den ganschen winter op stelten te doen
loopen en te doen staan en uitrusten, zal dan ook wel nadeelige gevolgen
met zich sleepen. Dat het gebruik van stiften groot is, blijkt wel uit het
getal van 24000 dat de „Inrichting voor hoefbeslagquot; jaarlijks noodig heeft.

De knechts worden in Groningen op uurloon betaald en deze bedragen
gemiddeld 38 ets per uur; de werkdag telt 10 uren, n.1. van 6 tot 6 met
1' I2 uur middagschafttijd en 's morgens en 's avonds een kwartier rust. Daar
Zaterdag een uur vroeger wordt uitgescheiden, heeft de week 59 werkuren.

Om al de smederijen afzonderlek te beschreven, zou hier te ver voeren en

-ocr page 180-

ook aanleiding geven om dikwijls in herhalingen te vervallen; er zij echter
nog opgemerkt dat de leerschool beschikt over een afzonderlijke smederij
en beslagloods. De smederij heeft drie vuren terwijl de beslagloods beschikt
over een travaille; beide lokalen zijn electrisch verlicht.

Zijn alle zaken dus vrijwel op de stad aangewezen en zijn zij op twee na
alle gemengde bedrijven, zoo is er nog een bijzonderheid op te merken in
het bedrijf van Coopmans; deze beslaat n.1. veel op stal, zooals o.a. de
hengsten, en de handelspaarden bij de groote handelaren in luxepaarden de
heeren Gebr. Bolt en T. H. Koning.nbsp;'

ingezonden stukken.

Mijnheer de Bedacteur!

In verband met hetgeen in Uw blad van 15 October j.1., met betrekking
tot de rechtspositie van de Militaire hoefsmeden is gezegd, moge het mij
worden vergund, ook een en ander door middel van Uw blad over die
aangelegenheid onder de aandacht van Uwe lezers te brengen, waarvoor bij
voorbaat mijn beleefden dank.

Zooals onder de hoefsmeden ruimschoots bekend, hebben de militaire
hoefsmeden, door middel van hun organisatie, het zoover weten te brengen
dat hun positie, eertijds onder nul, thans een tamelijk eind boven dat cijfer
IS gerezen, dank zij hun voortdurend actie voeren en het daaraan verleende
gehoor van den nu pas afgetreden burgerminister van Oorlog.

De vooruitgang dier positie kan worden aangeduid als volgt:

De inkomsten zijn eindelijk gestegen naarmate de prijzen der materialen
en arbeidsloonen omhoog zijn gegaan, zoodat iedere hoefsmid daaromtrent
tevreden kan zijn.

De gelegenheid is geopend om, evenals in de burgermaatschappij, meester-
hoefsmid
te worden; dit vooral is een flinke stap in de goede richting. Het
betreft een bevordering waar m.i. recht op heeft bestaan
zoolang de militaire
hoefsmeden hebben bestaan.

Het was dan ook al jaren lang hun streven. Waarom toch zulk een groot
verschil tusschen de verschillende categorieën van militaire werklieden?
Men had bijv. de adspirant-meester-geweermakers, zwaardvegers en bank-
werkers, die als burger een examen aflegden en werden daarna, zoodra er
een vacature was, aangesteld tot Meester-werkman. Zij kregen dadelijk
gouden of zilveren chevrons en het voornaamste was, dat aan die chevrons
zooveel verbonden is, zooals hoogere bezoldiging, hooger pensioen en zoowel
bij meerderen als minderen, ja zelfs bij de burgerij een hooger aanzien,
terwijl de hoefsmid na twee a drie jaren aan de Hoefsmidschool te hebben
doorgebracht, en na zijn examen gedaan te hebben, meestal eenige jaren
op eene aanstelling moet wachten en in dien tijd gewoonlijk wordt beschouwd
als het vijfde rad aan den wagen.

Wordt hij eenmaal aangesteld, dan krijgt hij een paar katoenen strepen
en mag den naam van „korporaalquot; of wel van „briggesquot; dragen, aan welken

-ocr page 181-

rang, ook na 30 dienstjaren als zoodanig, als hij krom en stijf gewerkt is,
een zeer miniem pensioentje verbonden is.

Maar die toestand is gelukkig voorbij. Eindelijk, na zeer veel moeite, is
het hen gelukt, hunne positie zoodanig te verbeteren, dat ook aan hen den
rang van Meester-v^erkman
Mn worden toegekend. Als men hierbij nagaat,
dat onze Cavalerie al van 1813 dateert en het nu reeds 1918 is, zal het U
duidelijk zijn, dat daarom reeds lange jaren is gesnakt en gebeden. Zij zijn
Zijne Excellentie den Minister De Jonge en ook hun Vereeniging dan
ook hoogst dankbaar voor 't verkregen resultaat.

Nu zou men in staat zijn de militaire hoefsmeden te ben^'den maar het
is echter nog lang niet zooals wij ons dat wenschen.

De Minister gaf zijn orders in dien zin, dat de hoefsmeden, na 10 jaren
dienst als zoodanig, dan wel op 28-jarigen leeftijd
kunnen worden bevorderd
tot Meester-werkman en juist daarom wilde ik een paar vragen stellen,
waarvan ik de beantwoording gaarne aan Uwe lezers zal overlaten.

Zouden de militaire hoefsmeden na 2- of 3-jarige opleiding aan de Hoef-
smidschool, na 15 a 25 dienstjaren als zoodanig, vooral na 4 jaren onder
de, met betrekking tot hun arbeid ellendige mobilisatie-toestanden te hebben
gewerkt en daarmede hun vakkennis hebben getoond, ook toen zij in 1914
de gevorderde paarden ter verzorging kregen, bekwaam zijn om Meester-
werkman te worden ?

Welke personen zijn alleszins in staat om die bekwaamheden te beoor-
deelen? Moeten dat paardenartsen dan wel troepen-officieren zijn (onder
laatstbedoelden zijn er, die meenen dat wij hoefnagels van gegoten yzer
gebruiken) ?

Van de gevorderde paarden kwamen de meeste met verwaarloosde hoeven,
vele waren onbeslagen, zoo uit de weide, zoodat men er slechts na zeer veel
zorg en inspanning ijzers onder kon krijgen, paarden die vooral in 't begin
der mobilisatie langs allerlei goede en slechte wegen hun diensten moesten
verrichten.

Zelden of nooit kregen die paarden een behoorlijke hoef verzorging, want
ook in het leger is hoevensmeer o.a. een zeldzaamheid geworden, en wordt
het een enkele maal aangewend, dan zijn de zorgen en het toezicht daarop
zoo bedroevend, dat men het vet over slijk of ander vuil, dat op de hoeven
zit, heensmeert, en by gemis aan stroo plaatst men de legerpaarden op
turfstrooisel, hetgeen men gevoeglijker met modderbaden kan betitelen. Bij
sommige afdeelingen gaat men nog verder. Daar worden de paarden, als
zij van de oefening thuis komen, voor zij op stal gaan, eerst flink de voeten
gewasschen en daarna worden zij gedurende ongeveer 20 achtereenvolgende
uren op turf (modder) gezet. Daar staan de dieren als 't ware te verrotten
en dat gaat door voor goede hoevenverzorging. Toch doen die dieren hun dienst,
de hoeven zijn in vrij goeden staat gehouden, doch het behoeft uit den
aard der zaak voor vakkundigen geenerlei betoog, dat de hoefsmeden steeds
hun uiterste zorgen aan dergelijk paardenmateriaal moeten besteden om dit
resultaat te kunnen bereiken en daarom de vraag of die hoefsmeden, naar
Uwe meening, aanspraak mogen maken op de bevordering tot Meester-werkman?

Niettegenstaande al de hiervoren opgesomde bezwaren en dienstprestaties

-ocr page 182-

zijn nog lang niet alle mijns inziens daarvoor in aanmerking komende hoef-
smeden tot dien rang bevorderd en v?el omdat men die bevordering over-
liet aan het inzicht en de willekeur van troepenofficieren en doordat in dit
opzicht verouderde begrippen bestaan.

Een hoefsmid krijgt bijv. de opmerking van een niet-deskundige dat hij
een of ander paard iets te nauw, te wijd, te hoog of te kort heeft beslagen,
dan wel te hoog of te laag genageld heeft, of dat een niet iets hooger zit
dan de overige, dan wel een andere niet ter zake dienende aanwijzing.
Daarvoor krijgt zoo iemand dan 4 dagen arrest of politiekamer en hetzelfde
paard loopt zes weken heel best. Ook kan 't voorkomen dat men per toeval
een paard vernagelt, hetgeen hoogst zelden gebeurt, maar 't kan immers
plaats hebben. Alweer een paar dagen straf en 't paard een of twee dagen
rust en 't loopt weer als de beste. Intusschen heeft de hoefsmid zijn straf
te pakken en als de Chef van zoo iemand dan toevalligerwijze moet bepa-
len of hij in aanmerking komt voor bevordering tot Meester-werkman, neemt
men — niets is gemakkelijker en eenvoudiger — diens strafregister als
maatstaf en zegt ongetwijfeld: „Dat gaat niet! Jij hebt dit jaar (een uit
de honderden gevallen) een paard te nauw beslagen of een paard vernageld
en ... . 18 jaren geleden heb je ook al een paard te wijd beslagen. Doe
jij voortaan eerst maar eens je best en kom dan over een jaar maar eens
terug.quot; Op die wijze worden groote moreele en financiëele voordeelen on-
verdiend onthouden, waarvan ook het gezin de gevolgen gevoelen moet.
Zouden den troepenofficieren, die over het lot van de militaire werklieden
beschikken, daarbij meenen dat die menschen met evenveel lust en ijver
hun arbeid blijven verrichten ? Dat is toch zeker niet mogelijk !

Overal en altijd wordt men daarna aan zoodanige beoordeeling herinnerd.
Men ziet veel jongere collega's, die slechts een paar jaren te voren nog
hulpsmid waren, die nu, omdat zij 28 jaar oud zijn en het niet te onder-
schatten voorrecht hebben toevallig een andersdenkenden Chef te hebben,
wél Meester-hoefsmid worden met alle daaraan verbonden voordeelen, en
vele ouderen en inderdaad betere vakkundigen mogen toekijken, wat voor
hen natuurlijk zeer vernederend is.

Jongere soldaten hooren of zien dat ook en becritiseeren zulks op hun
manier. Men hoort hen zeggen: „hij is al 25 jaar hoefsmid, 20 jaar getrouwd
en nog geen Meester-werkman, dat zal dan ook wel niet veel werkman
zijnquot;; of wel: „die leert het nooit.quot;

Voorwaar treurige toestanden, welke men blijkbaar alleen in de militaire
wereld vindt.

Hiervoor is slechts één oplossing te vinden, n.1. de controle en het toe-
zicht over en op het werk van de hoefsmeden wordt uitsluitend opgedragen
aan de paardenartsen, hetgeen zeer zeker als een groot legerbelang moet
worden aangemerkt en voor belanghebbenden een groote geruststelling zal
beteekenen.

Gaarne Uw dw. dr..

Veldleger, 29 October 1918.nbsp;L.

-ocr page 183-

Mijnheer de Bedacteur!

Herhaaldelijk ben ik in de gelegenheid de werkzaamheden van de militaire
hoefsmeden van nabij in oogenschouw te nemen, waarbij mij meerdere malen
is opgevallen, dat die hoefsmeden, nadat de hoeven door hen zijn dichtge-
maakt, angstvallig alle raspstreepjes met een mes of zoetvijl verwijderen,
alhoewel die streepjes niet bepaaldelijk door te nauw passen daarop waren
aangebracht.

Volgens mijn meening echter, zijn lang niet alle hoeven te beslaan zonder
daaraan te raspen (niet van de kroon tot den draagrand).

Zulks is mijns inziens niet altijd mogelijk, want bij een beetje plathoeven
is men immers verplicht den scherpen rand, vooral in het toongedeelte, flink
te breken, om ook daarmede de hoeven — die daardoor niet zwakker
worden — een beter aanzien te geven, zoodat bij die hoeven de opstaande
rand, welke ontstaan is door het breken van den scherpen rand, weer recht-
standig naar beneden behoort te worden afgeraspt.

In verband met het vorenstaande zal ik het op prijs stellen, indien een
of ander ter zake deskundige, omtrent het hiervoren bedoelde, in dit blad
eens van zijn gevoelen dienaangaande zal willen doen blijken.

Bij voorbaat mijn beleefden dank en verzekering mijner hoogachting,

Uw dw.

s.

korte mededeelingen.

-nbsp;Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. Op 4 Nov. is als leerling
toegelaten : E. B o e 1 k e n s van Uithuizermeeden.

—nbsp;Gebrek aan zolen. Het is voor den paardengebruiker, en mitsdien
eveneens voor den hoefsmid, een vraag van beteekenis of het gebrek aan
rubber, leer en vezelstof na den oorlog nog langen tijd zal blijven bestaan.
Naar onze meening zal dit voor
leer bevestigend moeten worden beantwoord,
daar de productie van rundvee, en ook van andere groote huisdieren, aan-
vankelijk betrekkelijk klein- en het verbruik grooter zal blijven dan
normaal.

Over een belangrijk gedeelte der wereld wordt immers min of meer
honger geleden. Zoodra het wereldverkeer wordt verbeterd, zullen de honge-
rige menschen trachten hun voedselgebrek naar vermogen op te heffen. De
runderen, paarden enz. hebben evenwel eenige jaren noodig om een flink
gewicht te krijgen. Door de zeer groote vraag naar
vleeschvoedsel zullen
anderzijds tal van betrekkelijk jonge dieren worden geslacht. De sterke
leeren zolen kunnen alleen worden gemaakt uit huiden van volwassen groote
dieren. Om die beide redenen vreezen wij dat het leer nog verscheiden jaren
schaarsch in voorraad en duur in prijs zal zijn;

-ocr page 184-

De rubberproductie is zeer groot, doch het verbruik van rubber zal ver-
moedelijk eveneens zeer groot blijven. De enorme hoeveelheden, benoodigd
voor de legerautomobielen, zullen onmiddellijk na het teekenen van den vrede zeer
sterk slinken, doch het groote gebrek aan paarden en rundvee (trekossen)
zal mede een prikkel vormen voor de ontwikkeling der auto-industrie. Verder
zal de wereldarmoede tal van menschen noodzaken om hard te werken. Deze
noodzaak voor het leveren van veel arbeid zal aanleiding geven tot een
uitbreiding van snel vervoer, waardoor de vraag naar goedkoop gecon-
strueerde auto's en stoomfietsen ongetwijfeld moet toenemen.

Op grond van deze inzichten lijkt het ons aannemelijk dat rubber weina
verloop van eenige maanden in voldoende hoeveelheid beschikbaar zal komen
doch door veel vraag zal de prijs vermoedelijk hoog blijven.

En ten slotte de vezelstof\ De voorraden linnen, katoen en touw zijn
grootendeels verbruikt, zoodat er minstens een jaar zal dienen te worden
gewacht alvorens over flinke nieuwe voorraden kan worden beschikt. Indien
er geen gebrek aan granen bestond dan zou men onmiddellijk tot een
luimeren uitzaai van vlas en een grooteren aanplant van katoen (voornamelijk
uit Egypte en Amerika herkomstig) overgaan, doch rogge, tarwe, gerst, haver
zijn noodiger dan wat ook. De hooge prijzen zullen echter tot een zeer hooge
productie prikkelen en die planten zijn in een jaar tot vollen wasdom te
brengen. Daarom is te verwachten dat het te kort aan vezelstof eerder kan
worden aangevuld dan dat van leer.

In Nederlandsch-Oost-Indië worden veef cocosboomen verbouwd. Hierdoor
verwachten wij ook veel plantaardig vet uit Indië, terwijl de omhulsels der
cocosnoten een enorme hoeveelheid vezelstof opleveren die voor ons land
spoedig het gebrek aan touw enz. zou kunnen aanvullen. Mogelijk zouden
dicht geweven touwen reepen de dikwerf zoo nuttig werkende leeren randen
kunnen vervangen, waaraan een der Nederlandsche nijverheidsconsulenten
wellicht eens zijn aandacht zal willen schenken. Dit zou voor het hoefsmids-
vak nuttige gevolgen kunnen hebben.

— IJzerprijzen. Het is nog onberekenbaar welke invloed de wapenstil-
stand, die op 11 Nov. is gesloten, en de vrede, die wel binnen een maand
zal volgen, zullen uitoefenen op de prijzen van ijzer en staal. Deze zijn
langzamerhand enorm hoog geworden.

Dezer dagen deelde een ingenieur der S. S. ons mede dat van Duitsche
zijde reeds een groote offerte in ijzeren platen was gedaan tegen den prijs
van 20 cent per K.G., terwijl voor hetzelfde eenigen tijd geleden een gulden
20 cent was gevraagd.

De invloed is onberekenbaar omdat het nog in het duister ligt hoe de
maatschappelijke verhoudingen in Duitschland zullen verloopen, hoe de voor-
raad ijzer is en hoeveel de dagelijksche productie zal blijven bedragen.

Het nog onverwacht snelle einde van den oorlog zal enorme gebeurtenissen
ten gevolge hebben. De onverantwoordelijke menschen- en kapitaalver-
spillende wereldkrijg zal hopenlijk minstens ten gevolge hebben dat de
legers zoo goed als verdwijnen, in den trant van het voorstel van Prof. Mr.
van Vollenhoven te Leiden — tijdelijk toegevoegd aan het nieuwe

-ocr page 185-

Nederlandsche Gezantschap in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika —
volgens welk voorstel de handhaving der wereldorde wordt opgedragen aan
een internationale wacht. De nationale legers zullen dan verdwijnen, het
corps der politie — inzonderheid van de marechaussees — zal wel uitbreiding
ondergaan en tevens door het stellen van hoogere eischen aan de politie-
ambtenaren hoogere bezoldiging noodig en gewenscht doen blijken.

—nbsp;Aanvoer van kolen en yzer uit Duitschland. Deze is door de
ingetreden revolutie, waardoor een aantal vorsten van hun troon zijn ge-
stooten of vrijwillig afstand hebben gedaan, vooreerst geheel stopgezet. De
revolutie vindt betrekkelijk kalm plaats, waardoor de gevolgen bevredigender
zijn dan bij een burgeroorlog het geval zou zijn geworden.

Voor het smidsvak is het gewenscht dat de kolenaanvoer spoedig wordt
hervat. Mocht Duitschland hiertoe niet in staat blijken te zijn dan is het
zaak om zoodra mogelijk hulp in Engeland te zoeken.

De oorlog heeft duidelijk doen zien dat het zeker een Nederlandsch staats-
belang is om de kolenmijnen in Limburg tot krachtige exploitatie te brengen
en de Maas in deze provincie, ten einde de afvoer der gedolven kolen te
bespoedigen, zoodra mogelijk bevaarbaar te maken.

—nbsp;Beslagprüzen. De steeds hooger gestegen prijzen van kolen, ijzer en
werkkrachten hebben belangrijk hooger beslagprijzen ten gevolge gehad. De
aantallen gebruikspaarden zijn gedaald, vooral de stalhouders zijn verminderd,
doch de resultaten der smidsbedrijven bleven, doordat de bakens zijn verzet,
behoorlijk goed. Het is nu zaak om straks, a's na eenige maanden de prijzen
van kolen en ijzer weer normaal zijn geworden — al zullen zij door de
hoogere arbeidsloonen altijd wel boven de vroegere prijzen blijven — de
beslagkosten voor den verbruiker op zoodanig peil te houden dat het personeel
een flink loon kan ontvangen en de „meester-smidquot; eveneens een goed salaris
houdt. Als dit niet gebeurt, dan zal het smidsvak daarvan de nadeelen ont-
vangen. Vóór den oorlog was het veel minder moeilijk om met agenturen
een voldoend salaris te bemachtigen dan door het uitoefenen van een
ambacht. Wij gunnen de reizende of thuiszittende agent gaarne zijn ver-
dienste doch achten het billijk dat een bekwaam ambachtsman, die betrekkelijk
zwaar moet werken, meer verdient dan een handelsagent zonder veel waren-
kennis.

PERSOVERZICHT.

— Onderzoek omtrent dikte van den hoornwand. Prof. Dr. F r ö h n e r
heeft hierover in 1908 een onderzoek ingesteld bij voor het beslag gereed
gemaakte hoeven. F. vond in het midden van toon-, zij- en verzenwand geen
dikte-verschillen tusschen rechter en linker voor- of tusschen linker en
rechter achterhoef. Evenmin kon bij de voorhoeven een belangrijk verschil
in dikte worden waargenomen tusschen den toonwand en den zij- en verzen-
wand, in tegenstelling met de betreffende verhoudingen bij de achterhoeven.

-ocr page 186-

Bij „ormale ho.v.n wordt door belastiag een „itotting a.« don dra«,„»d
omtrek waugenoneD, - bi,' klomhoe™« h.t l.genoveri.teld,

uit.et,i.g .„ dér dralquot; Ld d, T u*quot;'quot;

do hoot grooteto breedte heeft, of iel» vorder aL vorequot; direoT™
het aflettenquot; op den hoef „ee„,l de.e .ijo .„r„alen o„„ogquot; ier of

dat bij belasting van den hoef de zool !nbsp;, 7nbsp;P' «P^^^ting

proeven van L.\evestig.^g gtoXnbsp;daalt, heeft in de

- IJzerfahricage in Zweden. In „Handelsberiehtenquot; van 7 Nov komt

^an versehiulT;

« _den van het vo^^^ï! ^ISj^Z;
J^er en staal is belangrijk teruggaande en wordt toegeschreven aan werk

V.. ij.er vertoont, a„ eo.nbsp;t^^ZfnVerZTZr ^r d!

voerende mogendheden, voor bijna alle .oorte. dalende
bedroeg eveneens aanaenink minder _ n. quot;'quot;■I'™'quot;»quot;.quot;»»'»oer
geurende dit geheele j»r'onbedn^M gewee.t quot;quot;nbsp;quot;

getoond en de prij.en dientengevo^ ^ ^
meerderde behoefte aan ij.er Ld «evool^^nnbsp;?

invloed va. de ateed, .trjgLe ioCk en, IS^nZ'

- Bt Amerit. ijzer- en ümlmirU. Naar Iron A.e in rän „.1, u
over^roh. over de Amerikaan.ohe ij.er- en ataa,mark.m':dre?t:ia de b^g-

-ocr page 187-

rijkste kwestie voor de nijverheid thans, in hoever de regeeringsbestellingen
in ijzer en staal zullen verminderen of ophouden.

De productie van ruw ijzer heeft in de maand October j.l. bedragen
3,487,000 ton, met een dagelijksche productie-capaciteit van 112,000 ton bij
365 hoogovens in werking.

(u. „N. B. G.quot; V. 8 Nov.)

advertentiën.

Pf P

JIJ

Gematole öperflienste voor Hoefsm

„HET PAARDquot;

is een geïllustreerd weekblad
voor fokkers, houders en lief-
hebbers van paarden,
dat veel
gelezen wordt en zich kenmerkt
door een degelijken, prettigen
inhoud met
zeer goede afbeel-
dingen.
Het bevat artikelen
over :
verpleging en voeding,
rijden onder den man en van

den bok, verslagen van rijkskeuringen, coneoursen-hippique, land-
bouwtentoonstellingen in binnen- eu buitenland, paardenkennis,
fokkerij, hoefbeslag, paardenhandel, reunen en harddraverijen op de
lange baan,
terwijl er tevens een vraagbaak aan is verbonden, zoodat de
abonnè's op het geheele gebied, waarover het Blad handelt, vragen kunnen
stellen, die door speciale deskundigen voor de onderscheidene rubrieken
KOSTELOOS worden beantwoord.

Onder de abonnè's komen ook hoefsmeden voor. Het bevat dikwerf ver-
handelingen, die niet alleen belangwekkend voor hen zijn, maar vooral ge-
schikte onderwerpen van bespreking opleveren met eigenaren of koetsiers, die
bij het beslaan hunner paarden tegenwoordig zijn. Het abonnement bedraagt
echter franco huis
f 5.— per jaar, f 1.25 per kwartaal, een tijdelijke crisis-
toeslag van 3 cent per nummer ; waartegen menigeen opziet. Dit behoeft
nu geen bezwaar op te leveren, wanneer de zaak maar wat handig wordt
aangepakt. Juist door de geregelde aanraking met personen, die zich voor
paarden interesseeren, is- de hoefsmid herhaaldelijk in de gelegenheid om de
aandacht op „HET PAARDquot; te vestigen en van tijd tot tijd

een abonné te werven.

Hiervoor kan provisie worden bekomen, zoodat het aangename met het
nuttige goed is te vereenigen.

Proefnummers en voorwaarden betreffende provisie op aanvrage
gratis te bekomen bij den uitgever van „Het Paardquot; te 's-Gravenhage.

-ocr page 188-

NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN

voordcelis, soiuakkelijk gchniik. — Kunnen niet loslaten.

S. C. lïl. BAX. - 2, 4 en 6 JuflFerstraat. - ROTTERDAM.

- Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. -

BIX Jniferstraat

Telepliooii
i\'0. Mii.

Meest uitgebreide sorteering prima blanke
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fJne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —

Merk „üexterquot;, Merk „PacHiequot;,
met flink hielstuk, met zwaar hielstuk.

Open zolen uit één stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in 11 maten van 4Jjj- tot 6J
Eng. _ dm., uiterste breedte buitenkant
ijzers gemeten.

Merk „Uaniblerquot;,

in witte en grijze

Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van
tot Eng. dm.

Merk „Chieagoquot;,

geheel Caoutchouc
uit één stuk met

zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van
7i tot Eng. dm.

uiterste breedte buitenkant ijzers gem.

iloef-
rauden.

Gemaakte Hoefijzers,
Rits- en Stampmodel,
uitsluitend beste
kwaliteit ijzer;
in 9 maten voorradig.

Kunstboom.

IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.

Opruimers voor

Schroefgaten.

Schroeven en Stiften
in alle modellen;
tijdige bestelling
gewenscht.

Touwijzers in
verschillende maten.

Men lette op het echte merk S T met kroon.

-ocr page 189-

23e Jaargang. — Aflevering 12. — 15 Dec. 1918.

- quot; •quot; ■ ■.-.rH--I quot;'iJUi' yiü!'-''^ _ „iJiL

lquot;,quot; '''^.illlu-rrWiTiTarr,--^--irr-nbsp;''HITOTT

-^-j..'..'..quot;''. ' —àiTiT.in—nbsp;—.—rrrrr

-ocr page 190-

Zieke Voeten

voorkomt en geneest men het best met walpole
rubber hoefzolen.
Zij hebben een stalen plaat,
waardoor een onveranderlijk draagvlak gevormd wordt,
zoodat de zool nooit in den voet gedrukt of deze ver-
wond kan worden. De rubber breekt den schok en
voorkomt slippen en vallen op gladde bestratingen, als
hout, asphalt e. d. De stalen plaat maakt het slap
worden of afbreken van de zolen onmogelijk; zij gaan
veel langer mede dan andere zolen en zijn dus het
voordeeligst in het gebruik.

WALPOLE
HOEFZOLEN

zijn verkrijgbaar in 13 grootten,
en 2 verschillende modellen. Vol-
ledige prijscourant van zolen,
nagels, raspen enz. wordt U op
aanvrage franco toegezonden door

Lambert amp; Company,

Leuveliaven 66, Rotterdam.

INHOUD.

Hoefsmeden, verbetert uw positie! — Noodijzers. — Verheffing van het
hoefsmidsvak. — Valt het Duitsche Rijk uiteen? — Nederlandsch
Centraal
vakschoolmuseum. — Korte mededeelingen. —r Vragen en antwoorden. —
Mededeeling over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag.—Advertentiën.

-ocr page 191-

HOEFSMEDEN, VERBETERT UW POSITIE!

Vier jaar geleden is de „Vereeniging van onderwijzers in practisch hoef-
beslagquot; tot stand' gekomen. Het aantal leden, voor een zeer groot gedeelte
bestaande uit burgerhoefsmeden, is uit den aard der zaak niet groot doch
neemt jaarlijks met eenige toe en zal mettertijd voor het hoefsmidsvak in
Nederland, en ook daarbuiten, van veel beteekenis kunnen worden. Een
goede ontwikkeling van het vereenigingsleven heeft in den regel buitengewoon
gunstige gevolgen. Meer dan 20 jaar geleden is er door de redactie van
■•„De Hoefsmidquot; op aangedrongen om de grondslagen voor het verleenen van
een diploma als hoefsmid voor het geheele land gelijk te stellen, doch dit
hameren heeft nimmer een tastbaar resultaat opgeleverd. Misschien is de
publieke opinie in die richting er wat rijp door geworden, doch blijken van
instemming — van bestrijding trouwens evenmin — zijn van Regeeringszijde
gedurende 1896-1917 nimmer gegeven. En bovengenoemde Vereeniging
heeft pas ruim een jaar geleden aangedrongen op de instelling van één
examencommissie, voor het verleenen van een diploma als hoefsmid, of zij
kan reeds op een tastbaar succes wijzen. Hoogstwaarschijnlijk zal in 1919
een zoodanige commissie worden benoemd.

Hoefsmeden, verbetert uw positie! Wij bedoelen hiermede niet enkel de
financieele positie, zelfs niet in de eerste plaats, doch de verbetering van het
gezag van den hoefsmid als zoodanig. Het vak moet meer naar voren komen,
zijn beoefenaren moeten zich meer laten gelden, het vak moet meer zelf-
standig worden! Dit is niet ineens te bereiken doch het doel moet vaststaan
en de bereiking hiervan geleidelijk naderbij worden gebracht. De weg loopt
langs die der kenni?. De cursussen brengen ontwikkeling, de beter ontwik-
kelden stellen aan de opleiding langzamerhand hoogere eischen en de onder-
wijzers of leeraren hebben hieraan te voldoen om hun gezaghebbende positie
te kunnen handhaven. De dierenartsen, oorspronkelijk dikwerf tevens hoef-
smid, hebben het hoefsmidsvak tot ontwikkeling gebracht en zullen voor het
onderwijs in ontleedkunde en in de leer der levensverrichtingen ook altijd
wel onmisbaar blijven doch de leer van het eigenlijke hoefbeslag moetende
hoefsmeden mettertijd zelf in handen zien te krijgen. Zoo was het reeds vóór
den oorlog in België (Brussel), zóó is het doelmatig en billijk en derhalve
verdient het hier ook zoo te worden. Sommige Nederlandsche dierenartsen
zijn het hiermede niet eens en meenen dat de opleiding der aanstaande hoef-
smeden steeds onder het patronaat der dierenartsen moet blijven. De , Ver-
eeniging van Onderwijzers in practisch hoefbeslagquot; zou o.i. op een belang-
stellend en belanghebbend gehoor kunnen rekenen als zij het voor en tegen
van deze opvatting eens op eenzelfde vergadering liet toelichten.

Alvorens de tijd zal kunnen aanbreken dat de hoefsmeden de leiding der
cursussen en het directoraat van eventueele scholen en „leersmederijenquot; op
zich kunnen nemen, moet hunnerzijds blijk worden gegeven niet alleen het
hoefsmidsvak goed te kunnen uitoefenen maar ook de onderdeelen van hun
vak goed te kunnen omschrijven. Betrekkelijk weinig hoefsmeden komen er
toe hunne meening in „De Hoefsmidquot; of een ander vakblad omtrent ver-

-ocr page 192-

schillende onderwerpen hun vak betreffende of hunne belangen rakende uiteen
te zetten. Dit kan anders worden als er maar wat meer durf wordt getoond.
En het moet anders worden om die positie te verwerven waarop de hoef-
smeden aanspraak kunnen en moeten maken!nbsp;ß e d.

NOODIJZERS.

Hieronder verstaat men hoefijzers, dia men zonder vervormen, dus „koudquot;,
bij eiken voet kan onderleggen.nbsp;'

Wanneer een paard een ijzer verliest, dan zal het een voordeel zijn als
men hiervoor onmiddellijk een ander kan onderleggen, zonder een smederij
te moeten aandoen. Het gebruik van noodijzers geldt niet voor burger-
gebruik in de steden of voor het plat'teland, doch het is meer een zaak die
den militairen hoefsmid aangaat of wel den militairen ruiter. Men kan zich
voorstellen dat een paard van een ordonnans, of tot een patrouille behoorende,
een gewichtige opdracht moet helpen vervullen en bij verlies van een ijzer
zeer veel tijdsverlies en schade zal kunnen berokkenen.

Daar zulke ritten in den regel niet langs de hoofdwegen gaan doch door
het terrein, zal het dus . van veel belang zijn wanneer de ruiter beschikt over
een noodijzer en eenige vaardigheid bezit om dit zelf onder te leggen inge-
val geen hoefsmid bij de hand mocht zijn.

Vroeger werden als noodijzers beschouwd toonstukjes, die slechts met
enkele nagels werden ondergelegd. Deze voldeden echter niet, daar zij den

-ocr page 193-

hoef onvoldoende beschutten; zij verdwenen dan ook weer uit de zadel-
tasschen der ruiters.

Hierna kwamen de scharnierijzers in gebruik.

De opperwachtmeester-hoefsmid Mark, instructeur aan de Hoefsmid-
school, heeft het toonscharnierijzer zoodanig gewijzigd dat het als noodijzer
uitstekend dienst kan doen. Hij neemt ook twee halve ijzers welke in het
toongedeelte door een klinknagel scharnieren, doch hij voorziet het ijzer van
twee toonlippen, welke, stevig aangeslagen, een vaste ligging aan het ijzer
geven, terwijl aan den binnenrand van elk takeinde ook een lip zit, welke
vast tegen de steunsels komt te liggen. Met deze 4 lippen wordt het ijzer
gefixeerd en is verschuiven vrijwel uitgesloten. Nog zij opgemerkt, dat het
aanbeveling verdient deze noodijzers ver naar achteren te nagelen, en aldus
goed vast te leggen.

Aansluitende bij deze uitvinding en als het ware als een uitbreiding ervan,
heeft Mark nu een noodverbandijzer geconstrueerd. Men denke zich dus
dat met het verliezen van een ijzer tevens een beleediging of verwonding
van de zooivlakte van den hoef is ontstaan, zoodat deze van de lucht moet
worden afgesloten en beschermd voor verder indringen van zand of vuil.

Hij maakt hiertoe eerst zijn toonscharnierijzer met de twee toon- en de
2 steunsellippen. Daarna maakt hij twee plaatjes gelijk aan die ten gebruike
bij sneeuwval. Elk plaatje zit aan één der ijzerhelften vast; het is bevestigd
door middel van een schroefkalkoen in het takeinde en rust verder op een
kleine uitbuiging (in gelijken geest als bij kurkkit-zolen wordt aangebracht),
die op den binnenrand van het ijzer is uitgesmeed. Het onderste plaatje
is grooter dan het bovenste en bij aanbrenging van het ijzer schuiven deze
plaatjes zoodanig over elkaar heen, dat zij elkander dekken en de zoolvlakte
afsluiten. Door de kalkoenen los te draaien, kan men ook de plaatjes ver-
wijderen en aldus de hoefvlakte behandelen en opvullen.

Nevenstaande teekening is van een achterijzer, daar dit als noodverband-
ijzer wel het meest zal voorkomen.nbsp;Gr. H.

VERHEFEING VAN HET HOEFSMIDSVAK.

Prachtige mooie woorden zijn dat!

Deze tot werkelijkheid te maken, moet door de hoefsmeden als een ge-
biedende noodzakelijkheid worden beschouwd, om op den duur voor henzelven
en voor het personeel, dat in het hoefsmidsvak werkzaam is, een mensch-
waardig bestaan te verzekeren.

Of moeten ons deze woorden als toekomstmuziek in de ooren blyven
klinken ?

„Verheffing van het hoefsmidsvak.quot; Wie onzer zou dat niet wenschen?
Wat is er reeds gedaan tot verheffing van het vak en wie plukt daar de
vruchten van?

Aan wien de schuld, dat ons vak zoo ongeveer het minst in aanzien is?

Hoe komt het, dat smeden, opgeleid zijnde als hoefsmid, later in een
andere branche overgaan ?

Hoe kunnen wij dat voorkomen en ons vak voor „inzinkingquot; vrijwaren?

-ocr page 194-

Deze vragen eens goed onder de oogen te zien is m.i. wel gewenseht.
Onder de smeden zal toch zeker niemand zijn, die niet wil meewerken aan
verheffing van vak en stand. In „De Hoefsmidquot; en op vergaderingen
hebben wij al herhaalde malen gehoord .Verheffing van het hoefsmidsvak,quot;—
wel een bewijs, dat nog niet bereikt is, datgene hetwelk bereikt kan
worden. Meestal werd dan bedoeld om hiertoe te komen door verbetering
der opleiding en door meer eenheid in het hoefsmidsexamen te brengen.
Iedereen zal moeten toegeven, dat alleen goed onderlegde hoefsmeden het
vak zullen verheffen. Er zijn echter ook toestanden, die de goede opleiding
weer gedeeltelijk te niet doen. Deze op te ruimen zal geen gemakkelijk
werk zijn, maar dit mag ons toch niet afschrikken.

* *
*

De geschiedenis van het hoefbeslag in Nederland leert ons, dat er vooral
de laatste vijfentwintig jaar zeer veel gedaan is om de opleiding te ver-
beteren. Vooral de Nederlandsche Landbouwvereenigingen met hare onder-
afdeelingen hebben hiertoe veel bijgedragen.

Het is eigenlijk voor de smeden een beschamend feit, dat landbouw-
organisaties zich moesten bemoeien met iets, dat de smeden zelf zoo na
aan het hart moest liggen, namelijk hun vakopleiding. De smeden hebben
zich dit werk uit de handen laten nemen.

De landbouworganisaties hebben ingezien, dat het in hun belang was,
als er overal goed onderlegde hoefsmeden kwamen ; dit moest bijdragen tot
waardevermeerdering van het paard, met het gevolg, een niet gering financieel
voordeel voor paardeneigenaars en fokkers. Zij hebben gezaaid en het is
niet meer dan billijk dat zij ook maaien.

De smeden kunnen intusschen door eigen laksheid toezien, hoe een ander
de vruchten plukt van hun dagelijkschen arbeid.

Bij leerlingen in het gemengde smidsbedrijf is in 't algemeen wel op te
merken, dat zij graag met paarden omgaan en met plezier aan het hoefbeslag
meewerken. Worden zij echter iets ouder dan schijnt deze lust een beetje
te bekoelen en gaan zij zich toeleggen op andere werkzaamheden, hetzij
vuur-, bank- of plaatwerk, of zij gaan dan naar een fabriek.

Ook zijn er wel smidsgezellen, reeds tamelijk ver gevorderd in het hoef-
smidsvak, ja soms zelfs gediplomeerden, die er later toch van afzien, om
zich dan in een anderen tak van het smidsbedrijf een bestaan te verzekeren.

Maar hoe kan het ook anders; men moet al tamelijk veel voor het hoef-
smidsvak gevoelen, wanneer men ziet dat in andere afdeelingen van het
metaalvak meer verdiend kan worden dan met het hoefbeslag, om zich er
dan toch speciaal op toe te leggen.

De loonen in het hoefsmidsvak zijn lager dan in elke andere afdeeling
van het smidsbedrijf, om dan nog maar niet eens te spreken van machine-
bankwerkers, draaiers, monteurs, electriciens, enz. Hierin schuilt een gevaar
voor de toekomst.

Waarom moet een hoefsmid minder verdienen dan b.v. een bankwerker?
De eerste toch verricht veel zwaarder werk en is veel eerder versleten. Een
smidsgezel, die moeilijk kans ziet zich als patroon te vestigen en niet alleen
hoefbeslag kent, doch ook ander werk, zal zich nog wel eens bedenken al-

-ocr page 195-

vorens bij van 's morgens tot 's avonds als hoefsmid onder de paarden gaat staan.

Niet alleen dat hij dan minder zal verdienen, doch heeft ook het vooruit-
zicht op 40- ä 45-jarigen leeftijd zoodanig overwerkt te zijn, dat hij het
hoefbeslag niet meer kan uitoefenen.

De patroon neemt dan weer een jongere kracht en de afgetobde knecht
kan op dien leeftijd een goed heenkomen zoeken.

Wordt hiermede doorgegaan, dan zullen de meer ontwikkelden, die een
beteren kijk op de zaak hebben en inzien wat of hun te wachten staat,
zich als vuur-, bank- of plaatwerker bekwamen en de zoogenaamde sukkels
worden hoefsmid. Dit zal voor de verheffing van het vak toch geenszins
zijn aan te bevelen !

De loonen zijn den laatsten tijd wel eenigszins verhoogd, bij enkele
patroons bijna op peil gebracht; voor het meerendeel is dit echter niet het
geval. De beslagprijzen zijn flink gestegen als gevolg der prijsstijging van
materialen.

Wanneer nu de smeden deze prijzen ook handhaven als straks de vrede
er is, de prgzen van kolen, ijzer en nagels weer eenigszins dalen, en die
grootere verdiensten dan besteden aan verbetering der loonen van hun per-
soneel, of wanneer zij zonder personeel werken voor henzelf, dan zal er al
veel gewonnen zijn.

Zij hebben in hun leertijd al een lager loon dan b,v. een loopknecht,
volgen een cursus, maken onkosten (in den vorm van reisgeld, leergeld,
tijdverlies, loonderving enz.) tot het verkrijgen van een diploma en per slot
van rekening verdienen zij later minder dan een ongeschoold werkman
zonder de minste vakkennis.

De loonen behooren in verhouding te zijn met de prestaties. Betalen de
patroons aan hun personeel een lager salaris dan in andere vakken, of
rekenen de alleen, respectievelijk zonder bekwaam personeel, werkende hoef-
smeden voor zich zelf ook te weinig, dan erkennen zij reeds daardoor dat
het hoefsmidsvak op een lager peil staat; zij zijn er dan ook de schuld van
dat de positie van henzelf of (en) hun personeel beneden nul staat. Door
onderlinge afgunst en concurrentie-haat hebben de hoefsmeden jarenlang zich-
zelf en hun personeel te kort gedaan. Gelukkig is er verbetering te bemerken.

De B. S. P, N. heeft op dit gebied reeds veel goeds tot stand gebracht.
De „Vereeniging van Onderwijzers in praktisch hoefbeslagquot; mag voor de
verhefflng van het hoefsmidsvak ook nog wel iets actiever worden. De
praktische onderwijzers aan cursussen zijn zoo goed in de gelegenheid om
daarover te spreken. Zij kunnen hun leerlingen er op wijzen, waarom een
gedeelte der voordeelen, die eigenaars en fokkers krygen doordat hun paarden
beslagen worden door goed onderlegde vaklieden, aan de patroons en
gezellen behoort te komen.

De tijd is nu gunstig om de beslagprijzen van heden te behouden, dus
allen daarvoor geijverd.

Zijn er onder de lezers van „De Hoefsmidquot;, die zich met dit schrijven niet
kunnen vereenigen, dan zal het mij hoogst aangenaam zijn, hiervan in dit blad
te doen blijken, mits het kan strekken tot verheffing van het hoefsmidsvak.

ütrecht, 12 Nov. 1918. ■nbsp;H, V.

-ocr page 196-

VALT HET DUITSCHE RIJK UITEEN?

De voor Duitschland
ongunstige afloop van den
oorlog dreigtj aanleiding te
geven tot het uiteenvallen
van het Duitsche Rijk. De
Keizer en alle Bondsvorsten
zijn afgetreden. Het is niet
onmogelijk dat er een groote
Duitsche^ Republiek ont-
staat, in welk geval de
Duitsche eenheid zou be-
waard blijven, misschien
zelfs door de toevoeging
van de Duitsche Oosten-
rijkers een meer zuivere
eenheid worden, doch het
is eveneens mogelijk dat er
onderscheidene afzonder-
lijkerepublieken worden gé-
vormd. Elzas-Lotharingen
zal wel weer tot Frankrijk
gaan behooren, terwijl het
grootendeels door Polen be-
woonde Oostelijke gedeelte
van Pruisen zal bijdragen tot het herstellen van het oude Koninkrijk Polen.

De vorenstaande gebeurtenissen brachten ons het mooie beeld in herinnering
waarop Bismarck, als „smidquot; van het Duitsche Keizerrijk, het Rijks-
zwaard aan „Germaniaquot; overreikt. Een der Deensche doggen, die Bismarck
bijna altijd begeleidden, is mede op het hierboven weergegeven beeld te zien.

NEDERLANDSCH CENTRAAL VAKSCHOOLMUSEUM.

Vrijdag 22 Nov. j.1. werd te Utrecht eene vergadering gehouden, die voor
ons vakonderwijs van groote beteekenis is.

Op dien dag kwamen samen de afgevaardigden van de twee vereenigingen,
die nagenoeg het geheele vakonderwijs omvatten, nml. van den Bond van
Directeuren van Ambachtsscholen in Nederland en van den Nederlandschen
Bond van Vakschoolleeraren en -leeraressen, in Commissie vereenigd, met
de opdracht in studie te nemen de stichting van een Nederlandsch Centraal
Vakschoolmuseum.

Bij het bezetten der functies werd tot eere-voorzitter benoemd de heer
H. J. de Groot, Insp. v. h. M. O., belast met het toezicht op het vakonder-
wijs, die deze opdracht gaarne aanvaardde. Gekozen werden verder tot
voorzitter de heer L. v. Essen Rzn. te Utrecht, tot secretaris de heer E.H.
Jacobs te Renkum en tot penningmeester de heer J. Veldkamp te Zwolle,
terwijl de heer
C. Menke te Utrecht werd aangewezen bij ontstentenis de
functionarissen te vervangen.

-ocr page 197-

Bij de opening bracht de Voorzitter in herinnering dat de eerste pogingen
tot stichting werden aangewend tijdens het Congres voor het Vakonderwijs,
in 1911 te Utrecht gehouden, op voorstel van laatstgenoemden Bend, van
welke door Mr. Smeenge in de Tweede Kamer uiting werd gegeven. Tot
practische resultaten kwam het echter toen niet. Thans is door de Ver-
eeniging van Directeuren een rapport uitgegeven, waarin de algemeene
denkbeelden omtrent aard en wezen van het museum zijn uiteengezet. Naar
aanleiding hiervan is op initiatief van dezen Bond de Commissie in het
leven geroepen.

Bij de opening der algemeene beschouwingen omtrent de wijze waarop
eventueel het museum tot stand kan komen en kan worden beheerd en
over den omvang en de inrichting der stichting, ontwikkelde zich een
uivoerige discussie. Algemeen was echter het gevoelen, dat het plan direct
groot en breed moet worden aangepakt en moet omvatten al de afdeelingen
van het geheele vakonderwijs in al zijn geledingen, zoowel voor meisjes
als voor jongens.

Het gebouw zou direct ruimte moeten bieden voor een onderwijskundige,
een technische, een aesthetische en een reizende afdeeling. Voorts zouden
er zalen moeten beschikbaar zijn voor permanente tentoonstellingen van
machines, werktuigen, gereedschappen, leermiddelen en leergangen, een zaal
voor vergaderingen met voortreffelijk epidiascooptoestel, 1) de werkkamers en
modelleerzalen met afgietkelders voor een commissie tot onderzoek van de
middelen, waardoor het handteekenonderwijs aan de Vakscholen in betere
banen kan worden geleid en welke Commissie bereids door den Bond van
Directeuren van Ambachtsscholen, uit al de bestaande Vakvereenigingen
van Architecten, Sierkunstenaars en Vakschoolpersoneel in Nederland is in
't leven geroepen. Bovendien werd met klem aangedrongen in het museum
op te nemen de teekenzalen, theorielokalen en werkplaatsen, benoodigd voor
de jaarlijks te houden Staats- en Particuliere examens voor Vakschoolbe-
voegdheden en aan het gebouw toe te voegen een groot open terrein
teneinde de gewenschte steen- en gewapend beton en granietconstructies,
evenals zulks in de zalen zal geschieden bij de andere afdeelingen, demon-
stratief en vakgewijze op te bouwen en aanschouwelijk voor te stellen.

Besloten werd het museum te doen oprichten door de beide Vakbonden
en te doen exploiteeren door eene exploitatie-commissie met subsidies van
Ryk, Gemeenten en Schoolbesturen, die allen bij de stichting zijn geïnte-
resseerd.

Voor de vestiging van het museum komen in aanmerking de Gemeenten
Amsterdam, den Haag of Utrecht, waarbij rekening zal worden gehouden
met de wenschen der Regeering en met den in, uitzicht te stellen financi-
eelen steun der betrokken Gemeenten.

In de Commissies van bijstand werden benoemd: voor het ontwerpen van
het reglement de heeren J. J. Wesseling te Brielle, P. H. Jacobs te
ßenkum en H. Bucker te Amsterdam. Voor het opmaken van een programma
voor de te stellen eischen aan het museum, een schetsontwerp, een raming

-ocr page 198-

voor bouwkosten, een plan voor leeningen, aflossingen en rentebetalingen,
benevens een exploitatie-begrooting, de heeren ü. C. Michell te l.eeuwarden,
J. Veldkamp te Zwolle, C. Menke te Utrecht en A. G. A. Wamsteeker te
den Haag, welke Commissie zich 4 Dames uit de Vak vereen i gin gen zal
assumeeren. Beide Commissies komen onder leiding van den Voorzitter.

Bij het eind der vergadering werd besloten voor de belangrijke kosten,
die de Commissie noodwendig moet maken, den steun in te roepen van de
Besturen der verschillende Vakscholen en van belangstellende Particulieren,
terwijl de Pers voortdurend met de werkzaamheden van de Commissie op
de hoogte zal worden gehouden. Hierna sloot de Voorzitter met een woord
van dank voor de krachtige samenwerking en onderlinge waardeering deze
belangrijke vergadering.

korte mededeelingen.

-ocr page 199-

a.nbsp;tot lid en voorzitter: A. W. Heidema te 's-Gravenhage ;

b.nbsp;tot lid en secretaris : H. J. C. van Lent te Tiel;

c.nbsp;tot lid: J. B. H. Moubis te Velp ;

d.nbsp;tot plaatsv. lid: J, de Vries te Zaltbommel.

— „Der Hufschmiedquot;. De Nov.-aflevering van dit maandblad kwam te
laat in ons bezit om hieruit de vorige maand een of ander over te nemen.
Dit heeft intusschen het voordeel gegeven dat thans van een interessant
artikel, half in November en half in December geplaatst, direct een geheel
overzicht kan worden verstrekt. Het handelt over
„de behandeling van hoef-
bevangenheid met de breed uitgesmede ijzers volgens
Stark-Guther.quot;

De schrijver Dr. Regenbogen begint met een uitvoerig historisch
overzicht omtrent de „mechanischequot; behandeling van hoefbevangenheid, laat
dus ter zijde de operatieve, en merkt daarbij op dat ook in den ouden tijd
reeds allerlei middelen zijn gevonden om het zakken van het hoefbeen te
bestrijden.

Schr. zelf verkreeg vroeger gunstige resultaten met de aanwending van
leem waarbij de ondervlakte van den hoef werd opgevuld en het geheel door
een stevig verband op zijn plaats gehouden. De leem sluit zich overal goed
tegen aan en wordt min of meer hard, waardoor een flinke druk tegen de
ondervlakte van den hoef wordt uitgeoefend.

Sehr, heeft als reserve-paardenarts ook een veertig gevallen van hoef-
bevangenheid waargenomen en hiervan een tiental nauwkeurig omschreven —
vijf gevallen van pas ontstane hoefbevangenheid en vijf verouderde gevallen.
Het resultaat is over het geheel genomen beslist gunstig voor het beslag
Stark-Guther. Nauwkeurig is acht te geven op het voorbereiden der hoeven.
De verzenwanden moeten zoodanig worden besneden dat de druk op de
verzenen ongeveer gelijk wordt aan dien bij normale hoeven, - zoowel bij
pas ontstane als verouderde gevallen van hoefbevangenheid, en ook bij knol-
hoeven. Volgens Schr. moet men zich hierbij richten naar de toon-as en zou
bij hoefbevangenheid de been-as van het toongedeelte altijd een recht ver-
loop hebben, zoodat in het hoefgewricht geen breking, geen hoekvorming
zou optreden. Pas na het nauwkeurig bewerken van den hoef wordt het
beslag ondergelegd.

De conclusies van het degelijke artikel luiden als volgt:

Het plaat-achtige ijzer Stark-Guther, dat op wand, steunsels en zool rust,
is goed bruikbaar gebleken bij de behandeling der hoefbevangenheid zoo-
wel bij pas ontstane als verouderde gevallen.

Het oefent door zijn onmiddellijke ondersteuning zooveel op de zool als op
den wand een gunstigen invloed uit.

Bij de pas ontstane hoefbevangenheid wordt door de tijdige toepassing
van het ijzer een doorzakking der zool en een inknikking van den wand
voorkomen. Doordat het hoefbeen zich weinig kan verplaatsen, worden ook
de tepeltjes der vleeschkroon slechts weinig uit hun koers gebracht. De
groei aan het toongedeelte van den hoornwand ondervindt zoodoende ook
weinig wijziging.

Bij verouderde gevallen ondervinden de zool en het ophang-apparaat van

-ocr page 200-

het hoefbeen zoodanig steun dat de geregeld toenemende verzakking van
het hoefbeen wordt ondervangen.

Bij een reeds ontstanen knolhoef wordt de vlakke, respectievelijk volle zool
door den druk van het ijzer geleidelijk weer iets hol, het hoefbeen naar
boven gewerkt en de tepeltjes van de vleeschkroon meer in de normale
richting teruggebracht, waardoor gunstige grpeivoorwaarden vooi den toon-
wand worden verkregen.

De richting van de koot vormt de vingerwijzing hoe de hoef moet worden
besneden. Door het inkorten van de verzenwanden wordt een grootere
hoefvlakte verkregen en tevens een beteren druk, van beneden en van
achteren, op het hoefbeen. De toon-as mag, na het inkorten der drachten,
iets naar achteren gebroken zijn.

Bij knolhoeven is het resultaat der behandeling evenredig aan den graad
van steilen stand van de toon-as, resp. van het hoefbeen ; bij een erg steilen
stand, die gewoonlijk gepaard gaat met een verdwijnen van de punt van
het hoefbeen, kan nauwelijks een verbetering van den hoefvorm worden
verwacht. Het schuitvormige stuk van den toonwand moet altijd worden
weggenomen en de richting van den wand zoO recht mogelijk gemaakt,
daar bij een lang gelaten toonwand de druk van den bodem ongunstig zou
inwerken op den groei van dat wandgedeelte.

Het hoefijzer moet boven zoo vlak mogelijk zijn ten einde het kneuzen
van de hoeflederhuid te vermijden. Het mag niet te lang onderliggen daar
anders de steunselwandgedeelten door hun groei een druk uitoefenen op de
weeke deelen en tegen het hoefbeen. Door een te lang onderliggen zou ook het
nut van het inkorten der drachtwanden verdwijnen en het hoefbeen weer
een steileren stand gaan innemen. Het paard toont dan pijn en tracht deze
te ondervangen door meer op den toon te gaan loopen. In zulk een geval
verdient het aanbeveling om een ijzer onder te leggen met een tot de punt
van den straal verbreed toongedeelte en breede takeinden.

—nbsp;De staf-paardenarts Eberhard maakt melding van 5 gevallen van
hoefbevangenheid, waarbij de aanwending van het ijzer Stark-Guther een
gunstig resultaat bracht. De Sehr, neemt de ijzers dikker dan Dr. Stark
heeft aangegeven.

—nbsp;Dresden. De eerstvolgende cursus in hoefbeslag voor burgerleerlingen
te Dresden begint 2 Januari a.s. De duur van den cursus bedraagt vier
maanden. (De cursus aan de „Inrichting voor Hoefbeslagquot; te Groningen
duurt minstens vijf, die aan de hoefsmidschool te Amersfoort zes maanden.
A. W. H.)nbsp;__

—nbsp;De opleiding van ambachtsleerlingen is in Duitschland alleen geoorloofd
aan personen die ten volle 29 jaar oud zijn, minstens een driejarigen leer-
tijd achter den rug hebben, en als gezel zijn geslaagd of vijf achtereenvol-
gende jaren persoonlijk het betreffende ambacht zelfstandig hebben beoefend,
of als ploegbaas of overeenkomstige betrekking werkzaam zijn geweest!

De beoordeeling van bekwaamheid geschiedt door examencommissies der
vakvereenigingen.

Een ambachtsman is alleen dan gerechtigd tot het voeren van den meester-
titel als hij het hiervoor bestaande examen met goed gevolg heeft afgelegd

-ocr page 201-

en in zijn bedrijf het recht heeft verworven om leerlingen te mogen opleiden.

— De onderwijzer in practisch hoefbeslag O. Flemming te Dresden
schreef een artikel over de
moeilijkheden, welke hoefsmidsleerlingen ondervinden
bij het richten en passen van ijzers.
Het artikel doet den ervareii practicus
kennen, die tevens vermeldt hoe de lippen moeten worden getrokken en
welke fouten daarbij vaak worden gemaakt, -— hoe na het richten van het
ijzer dikwijls verzuimd wordt om de nagelgaten door te slaan, — waar bij
het maken van het balkijzer vooral op is te letten, — hoe bij een ijzer met
kalkoenen meermalen uit het oog wordt verloren dat beide even hoog moeten
zijn gesmeed en dat bij het passen de vuurtang in de hand moet worden
gehouden ten einde het ijzer te kunnen grijpen als het paard onverwacht
het been naar voren trekt.

—nbsp;Steenkolen. De voorgaande maand dreigde de Duitsche revolutie ernstig
afbreuk te doen aan de dagelijksche productie van steenkool. De vrees is
helaas bewaarheid, zoowel wat Silezië als Westfalen en de Rijnprovincie
aangaat. De productie in het Rijnsch-Westfalensche kolenbekken was een
dezer dagen 14.300 wagons tegen 25.000 normaal.

De verminderde productie in. Duitschland wordt voor een kleiner deel
toegeschreven aan staking en revolutie, voor een groot gedeelte aan het
wegtrekken der gevangenen, waaronder tal van ervaren mijnwerkers voor-
kwamen.

Dit laatste is aannemelijk. De Limburgsche kolenproductie, die lang-
zamerhand belangrijk is gestegen, nam dezer dagen zeer af doordat een
3000 Belgen, die, als geïnterneerden in de mijnen te werk gesteld, tenge-
volge van den gesloten wapenstilstand naar hun eigen land zijn teruggekeerd.

De scheepvaart kan zich weer ontwikkelen doch vraagt grocrte hoeveel-
heden bunkerkolen die aan de totale kolenproductie moeten worden ont-
trokken als Engeland of Noord-Amerika ze niet verstrekken.

Het is te hopen dat België spoedig weer kolen zal kunnen exporteeren
hoewel hiervoor wel geen groote kans zal bestaan. In elk geval moet ieder
verbruiker, dus ook elke smid, zoo spaarzaam mogelijk met de kolen om-
gaan! De hooge prijzen prikkelen daartoe ook vanzelf doch hèt besef er
op een gegeven oogenblik „practisch gesprokenquot; geen kolen meer te krijgen
zijn, zal die spaarzaamheid zeker nog bevorderen, daar deze alle collega's
en ook de geheele clientèle ten goede kan komen!

—nbsp;Smederyen in Ned.-Indië. Naar aanleiding van .de vooral in suiker-
kringen bestaande ongerustheid over den benarden toestand, waarin de in-
landsche smederijen zich onder den invloed der tijdsomstandigheden zouden
bevinden en waardoor de namaak van landbouwwerktuigen en het vervoer per
as, bij gebrek aan ijzer als grondstof en reparatie-materiaal, ernstig bedreigd
heette te zijn, is over geheel Java en Madoera een onderzoek ingesteld naar
dezen voor het landbouwbedrijf zoo gewichtigen tak van klein-industrie.

Uit dat onderzoek is gebleken, dat weliswaar het smederij-bedrijf tenge-
volge van de buitengewone stijging der materiaalprijzen bijna overal is
ingekrompen, doch dat er naar verhouding slechts zeer weinig smederijen

-ocr page 202-

en dan nog kleine zaken, het bpdrijf hebben gestaakt. De stopzetting van
het bedrijf geschiedde in die gevallen niet zoozeer door gebrek aan materiaal,
doch omdat door de hooge ijzerprijzen het werk niet meer loonend was, dan
wel omdat door de algemeene bezuiniging niet meer genoeg werk was te krijgen.

Algemeen bepalen de smeden zich nu tot reparatiewerk en tot het omsmeden
van oude landbouwgereedschappen, voor welk werk in hoofdzaak oud ijzer
wordt gebruikt, dat in voldoende hoeveelheid overal aanwezig is. Van gebrek
aan landbouwwerktuigen en aan voertuigan of zelfs van eene merkbare ver-
mindering daarvan is nergens gebleken.

Wel kwam het voor, dat enkele karrevoerders tegen de onkosten van het
repareeren hunner beschadigde karren opzagen en zich verder uitsluitend
met de uitoefening van den landbouw bezig hielden, doch verkoop van het
trekvee had in die gevallen niet plaats daar het voor het landbouwbedrijf
evenzeer nuttige diensten had te verrichten.

Al is de toestand niet zoo rooskleurig als in de normale omstandigheden,
toch bestaat er geen reden tot ongerustheid. Uiteraard moet men in deze
tijden reeds tevreden zijn wanneer in de bepaald noodzakelijke behoeften kan
worden voorzien. Wel schijnt het aanbeveling te verdienen, dat de suiker-
fabrieken, welke belang hebben bij het vervoer door middel van grobaks
en tjikars, een voorraad bandijzer van gebruikelijke afmetingen voor wielbanden
aanschaffen, om daaruit zoo noodig de eigenaren van karren tegen spotprijs
te voorzien.__(u. Handelsberichten v. 14 Nov. '18).

vragen en antwoorden.

Vraag: Wij hebben een'i/^-jarig Belgisch veulen onder behandeling, met
een stand, die doet denken aan erge beervoetigheid,,doch dè koot, hoewel
juist niet kort, heeft een goede richting. De hoef staat erg steil, zoodat het
dier op den toon loopt en de verzenen den bodem niet raken. De buigpees
schijnt sterk opgekrompen te zijn, maar het kroongewricht is niet geheel
verstijfd. Wij hebben een toonijzer willen aanbrengen want de toon is geheel
weggeloopen. Maar we vreezen dat dit tevens te veel uitwerking zal hebben
op het kootgewricht en zoodoende een beervoetigheid zal teweegbrengen.
De toonwand is zoo dun dat het voor een ijzör onderslaan wel wat bezwaar
oplevert. Beide voeten zijn gelijk.

Ook hebben we een beste driejarige merrie te beslaan, die te steil in de
kooten is, met een naar achteren gebroken hoefas. De hoef staat vrij nor-
maal. Is hier ook nog wat aan te verhelpen ?nbsp;G.

Antwoord: In de September-aflevering van „De Hoefsmidquot; 1914 is een
gunstig resultaat omschreven van een dergelijk geval als bij het door U
bedoelde Belgische veulen voorkomt. In aansluiting daarmede kunt gij den
eigenaar
eenige kans op resultaat voorspellen doch span de verwachting
niet te hoog. Het is altijd beter dat het mee- dan tegenvalt.

1®. Het. veulen moet op een zuiver vlakke basis zich zooveel mogelijk
vrij kunnen bewegen, dus een hok (box) met vlakken bodem is goed, -
op een afhellenden stal aangebonden staan is slecht. Het is goed dat het
veulen een halvemaanijzer onder krijgt, natuurlijk met dun
uitloopende
takken, terwijl de zool gerust mag meedragen.

De graad kan zoo erg zijn dat een halvemaanvormig ijzer geen voldoende
hulp biedt. — Dan is een ijzer met snavelvormig toon-verlengstuk en
langere takken, ter betere bevestiging aan den hoef (ü meldde niet of het
een linker of rechter, voor- of achterhoef is), onder te leggen.

-ocr page 203-

Wil het verloop nauwkeurig noteeren. Het geven van kalm .stappende
beweging op zooveel mogelijk vlak terrein en aanvankelijk zachten bodem
(zandweg dus beter dan grint- of straatweg) is vermoedelijk van den
meesten invloed voor het verkrijgen van een min of meer gunstig resultaat.
In den aanvang moet betrekkelijk korten tijd worden gestapt, b.v. een
kwartier, daar het gedwongen rekken in het begin natuurlijk het moeielijkst
valt.

Schrijf desnoods ook nog eens Uwen collega Schieman te Axel of hij
ervaring heeft opgedaan die U tot voorlichting zou kunnen strekken.

2°. Wat de driejarige merrie betreft, probeer eens — als er geen rot-
straal bestaat — een balkijzer met breed uitgesmeden balk (eenigszins
straalbalkijzer) en schroef- of insteekkalkoenen. Deze moet aan de onder-
vlakte iets schuin worden bijgevijld, zoodat het dier direct geheel op de
ondervlakten der kalkoenen steunt en deze dus in één richting loopt met
het toongedeelte van het ijzer. Is er wèl rotstraal, dan moet deze natuurlijk
eerst genezen worden. Licht stappend werk is nuttig. Verzoeke den uitslag,
hetzij gunstig hetzij ongunstig, in „De Hoefsmidquot; te vermelden. Eed

Mededeelingen over hetsmidsvak, vallende buiten het hoefbeslag.

IETS OVEE STAALFABEICAGE.

Onder „staalquot; verstaat men in het algemeen smeedbaar ijzer, dat . men
onmiddellijk door harden, en daaropvolgende ontlating,
een zekeren hardheids-
graad kan geven. Een bepaalde hardheidsgraad en een hoogere vastheid
dan gewoon ijzer vormen het doel dat men bij de staalfabricage tracht te
bereiken. Die hardheid kan naar verschillende opvattingen beoordeeld en
ingedeeld worden. Men kan zich daarom onder den naam „staalquot; buitenge-
woon veel smeedbare ijzersoorten voorstellen. Al staat nu ook vast, dat iedere
staalsoort smeedbaar ijzer is, zoo bestaan er toch zekere grenzen, waarbij
men eenerzijds van
ijzer en anderzijds van staal spreekt. Deze grenzen zijn
niet scherp en het komt dikwijls voor dat werkelijke vaklieden een en het-
zelfde metaal soms als ijzer en soms als staal aanduiden.

De hardheid kan in zekeren zin met vastheid worden vergeleken, al naar-
dat de staaf (ijzer of staal) gemakkelijker nageeft of vaster is. Bij staal
zoekt men meer hardheid tegen afslijting, waarbij de vastheid verhoogd,
echter ook verminderd, kan worden. Het eerste wordt meer gewenscht en
weliswaar zoo wijl men de bestanddeelen zoo kan kiezen, dat deze zich tegen-
strijdig gunstig beïnvloeden. Deze beïnvloeding is vooral zichtbaar op ge-
broken plaatsen, waarbij een korrelig of taai uitziend breukvlak ontstaat.

Is een korrelige breuk aanwezig, zoo spreekt men van staal,— is er echter
een meer taaie structuur in de staaf waar te nemen zoo noemt men het
ijzer. Dat
ijzer bezit echter geen bepaalde grenzen, doch laat ook geen
andere beoordeelingen toe. In de structuur kunnen ook zekere graden van
fijnheid of kleurschakeeringen voorkomen, welke op de aanwezigheid van
bepaalde stoffen berusten, echter geen bepaling van hardheid of vastheid
toelaten.

Op grond hiervan is het reeds te verklaren, dat het ijzer, en het staal in nog
sterkere mate, een samenvoeging van verschillende stoffen moet zijn, welke
door een chemische verbinding tot één geheel zijn vereenigd en verwerkt
geworden. De grondstof is swwer
ijzer, dat echter niet als zoodanig verwerkt
kan worden, doordat het te zacht is en de fabricage ook te duur zou zijn.
De begeleidende stoffen in ijzer zijn overwegend: koolstof, mangaan, fosfor,
zwavel, silicium enz. In vele ijzersoorten is de eene stof in meerdere, de
andere in mindere mate aanwezig; dikwijls ontbreken sommige geheel. Kool-
stof is echter steeds aanwezig.

Moet nu uit ijzer staal geproduceerd worden, dan moet er een omzetting
van bovengenoemde stoffen plaats vinden. Velen moeten worden afgeschei-
den, of, al naar behoefte, toegevoerd of gelegeerd worden. Ieder soort staal
eischt dan een wel overwogen legeering, waaraan hooger eischen worden
gesteld dan bij ijzer.nbsp;Jj^. j.
m.

-ocr page 204-

S. C. lïl. BAX. ■ 2, 4 en 6 Jufferstraat - ROTTERDAM.

Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. _

Intereouiinaal
felephoon
ïo. m.

Rotterdam.

NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN

voordeelis, gemakkelijk in gebruik. — Kunnen niet loslaten.

Meest uitgebreide sorteering prima blanke
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fyne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —

Merk „Dexterquot;, Merk „Pacificquot;,

met fliiilc hielstuk, met zwaar hielstuk.

Open zolen uit één stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in 11 maten van 4 Jg tot 6|.
Eng. rdm., uiterste breedte buitenkant
ijzers gemeten.

^ferk „Ramblerquot;,

in witte en grijze

Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van
tot 6J Eng. dm.

Merk „Chieagoquot;,

geheel Caoutchouc
uit één stuk met

zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van
tot 7JgEng. dm.

uiterste breedte buitenkant ijzers gem.

Gemaakte Hoefijzers,
Rits- en Stampmodel,
uitsluitend beste
kwaliteit ijzer;
in 9 maten voorradig.

Hoef-
randen.

Kunsthoorn.

IJs- o( Scherpnagels
in 12 soorten.

Opruimers voor

Schroefgaten.

Lasch- of Welbladen en
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.

Schroeven en Stiften
in alle modellen;
tijdige bestelling
gewenscht.

Touwijzers in
verschillende maten.

Open Luchtdrukzooi
in 8 verschillende maten voorradig.
Men lette op het echte merk S T met kroon

-ocr page 205-

/. gt; .. 1

1 ^

I

' 1 1

' . f

V ' i' ■ -y '

-lt;■ gt; ' .........

. lt; : ^

b-.

. S

m

f, 0-

\

.. -- »•
■'•v.v.- .

'- ' k A? ;

k

: f -

quot; ê

C-i.

-ocr page 206- -ocr page 207-

1

a

■s

r'i

/ ■ ^

^ 'W I

I .

i

i 'ï

-ocr page 208-