-ocr page 1-

z' y

f 'lt; '

I:

/ WA

»

-ocr page 2-

m

- V,

. -v.- -1

w

- 'V -. -

. £

y.l

• 'S' •; ■,

H

Â

\

.1.1

;

/ - ■.

■ iquot;, .

■t ■

sr- ^

- . . :-.............. ,,

. ■■ - - • . - ■ ■

-ocr page 3-

ir

-ocr page 4-

- -fi.'

Mi-. -

y

IS

«i- rfquot;- quot; ' ie

ip

-ocr page 5-

DE HOEFSMID.

Geïllustreerd Maandblad voor hoefsmeden en anderen
die in het hoefbeslag belang stellen.

ONDER MEDEWERKING

van

onderscheidene deskundigen.

GEREDIGEERD EN UITGEGEVEN

door

A. W. HEIDEMA.

XXVe Jaargang.

's-GR A VENHAGE. — A. W. H E ID E M A. — 1920.

RIJKSUNIVERSITEIT UTRECHT

0851 781

-ocr page 6- -ocr page 7-

INHOUD.

De titels, voorzien van een f, geven artikelen aan waarby een of meer
afbeeldingen of figuren zijn afgebeeld, — artikelen met * zijn bijdragen onder
®en afzonderlijk hoofd en die met p behooren tot het persoverzicht, — de
overigen zijn korte mededeelingen.

De Romeinsche cijfers duiden het nummer der aflevering aan, de gewone
de bladzijden.

Aanbeeldblok I 14.

Achterbeenen. Het opnemen der —

*VIII 119.
A-fhelling. De — *I 12.
Ambacht. Vereeniging ter veredeling

van het — V 80.
■Ambachtsscholen en de opleiding van

smeden. *X 159; XI 176.
■Amersfoort. Het hoefbeslag te — *VI

88; *VII 114.
•Arnhem. Het hoefbeslag op de land-
bouwtentoonstelling te
— *IX 143.
■Assen. Het hoefbeslag op de centrale

keuring te — *IX 142.
■Autogeen-lasschen en -snijden. V 81.
-Axel. Het
hoefbeslag te — *I 7.

Beslag. — van Stark-Guther *III 39.
■— Het
opnemen der achterbeenen
*VIII 119. — bij Muildieren VIII
130. Verkeerd — *IX 144.
Beslagloods. Reiniging van de —
^PVII 115.
Blokzolen VII 113.
Bloote voeten pVII 115.
■Bodemnauwen stand. Het opnemen der

achterbeenen bij — *VIII 120.
-Brokkelhoeven *II 22.
G

kommissie examen Rijksdiploma als
hoefsmid X 162.
nnbsp;hoefbeslag in Gelderland

VIII 130.
«cursus in hoefbeslag te Appingedam

V 79.

quot; nnbsp;„ te Oud-Beierland

II 34.

quot; «nbsp;„ „ Utrecht III51.

quot; Bnbsp;, in Limburg

XII 194.
quot;nbsp;„ „ Zeeland

VII 113.

e Hoefsmid. Het voortbestaan van
- y 78; *VI 87; VII112; VII113 ;
^^ 146; X 162.

Examen ambachtsschool te Tiel V 79.
„ onderwijzer in praktisch hoef-
beslag *II 26; flll 39.
„ Rijksdiploma als hoefsmid 114;
*II 27 ; III 50; IV 68; V 80;
X162; XI176; XII77;XII192.

Friesland. Inspectie hoefbeslag in —
*X 154; XII 193.

Gelderland. Commissie hoefbeslag in —

VIII 130.
Gereedschap smeden *fV 81.

Heusden. Hoefbeslag op de merriekeu-
ring te — V 80; '=VI 92.
Hoef. — verzorging f V 76; V 77;

*VIII 124; — en hoefbeen *XI 174.
Hoefbeslag op de centrale keuring te
Assen *IX 142.
„ op de Landbouwtentoonst.
te Arnhem *IX 143.
in Limburg *IX 135; *X
151; *XI 167.
„nbsp;op de merriekeuring te

Heusden *VI 92.
„nbsp;in de eerste mobilisatie-

dagen *VII 103.
„nbsp;op de paardenmarkt te

Utrecht *VII 106.
„nbsp;in de prov. Utrecht *IV

55;*V71;*VI87;VII*114.
„nbsp;in de prov. Zeeland *f I 5;

♦II 19.

Hoefbevangenheid II 34; *IX 143.
Hoefklieren pVIII 131.
Hoefkraakbeenderen pIV 68.
Hoefmechanisme p I 15.
Hoefsmid *III 47. Opleiding van den —
pIV 64; plV65; *X 159 ; XI 176.
Hoefsmidsschool *VIII 126.
Hoefstal. pVII 115.
Hoefwand *V 75.

Hoefijzer *VIII 122; *VIII 128. —
schoen, pl 15.

-ocr page 8-

Hoefzolen. VII 113.

Holle wand. *VIII 125.

Hoorngroei. VI 97 ; VII 114.

Hoornsoheur. *XI 171.

Hülst. Hoefbeslag te — *I 7 ; VI 96.

Ingekomen Boekwerken. La Pourbure
du Cheval, door E. Strauward II 34.

Ingezoiiden stukken. Wedstrijd hoef-
beslag te Middelburg I 14. Hoefver-
verzorging en duurte hoefbeslag V 77.
Voortbestaan van „De Hoefsmidquot;
V 78 ; VII 112. Salarieering onder-
wijzers in praktisch hoefbeslag, welke
les geven aan een cursus VI 95.
Bezoldiging enz. der militaire hoef-
smeden VII 108. Verknoeide hoeven
X 155 ; X 158. Opleiding van hoef-
smeden aan de Baagsche ambachts-
school XI 176; XII 189. Najaars-
examen Eijksdiploma hoefsmid XI176.
Onderwijs militaire smeden in prak-
tisch hoefbeslag XI 177; XII 187 en
188. Vereenigingsleven XII 189.

Inrichting voor hoefbeslag te Groningen.
III 51 ; XI 177.

Inspectie hoefbeslag in Priesland *X 154.

Jaaroverzicht *I 3. — Militaire Hoef-
smidsschool. *I 13.

Kalkoenen. VIII 129.

Klemhoef. Zool — p VI 98 ; p VI 99 ;
pXI 179.

Klieren in den vleeschstraal p VIII131.

Kolen pIV 65.

Kunsthoorn. Beslag met — *IX 144.

Limburg. Het hoefbeslag in de prov.
— *IX 135; *X 151 ; *XI 167.

Lip. Aanhalen der — *XII 186.

Losse wand. Het ontstaan van den —
*V 73.

IVCaastricht. Het hoefbeslag te —
*X 153 ; *XI 167.

Machinale ijzers. *VIII 122 ; *VIII 123.

Memoriam. In — Arie Agenant IV 62 ;
H. J. C. van Lent VI 96; K. Ballast
VII 113.

Militair hoefsmid VII 108.

Militaire Hoefsmidschool *I 13 ; II 33 ;
III 51 ; IV 62; V 79 ; VIII13 ; X 162 ;
XII 192.

Muildieren. Beslag bij — VIII 130.

Nagelgaten *IV 60 ; p VI 97.

Natuur. Moeder — *XII 183.

Opleiding hoefsmeden pIV64;pIV65;

*X 159 ; XI 176; pXI 177.
Onderwijzers in praktisch hoefbeslag.

IInbsp;23 ; *II 26 ; f III 39; IV 61; VI95
Xn 192.

Penteekening fV 76; fX 156.

Raspen aan den hoornwand. *III 45.
Eichten van geharde voorwerpen.

*tIV 66.
Eits. De — *IV 60.
Eoermond. Hoefbeslag te — VI 97 ;

*V1I 107 ; *IX 137.
Eijksdiploma als hoefsmid 114 ; *II 27 ;

IIInbsp;50 ; IV 63 ; V 80 ; X 162 ; XII192.

Stark-Guther. Het beslag van — *III 39.
Stoot. Oplassen stalen — *XII 186.
Straal. Punctie van den — pVI 99.
Strijken pIV 63; *VIII 121.

Terneuzen. Het hoefbeslag te — *I7.
Tractor. De invloed van den — IX 147.

üitvoer van hoefijzers en friseer tan gen
II 33.

Utrecht. Het hoefbeslag in de prov. en
stad — IV 55; *V 71 ; *VI 88
*VII 114. Een kijkje op de paarden-
markt te — *VII 106.

Vakschoolmuseum. Nederlandsch cen-
traal — *VI 93.
Veere. Het hoefbeslag te — *I 5.
Venlo. Het hoefbeslag te — *X 151.
Vereeniging ter veredeling van het

ambacht V 80.
Vergadering onderwijzers in praktisch

hoefbeslag *II 23; IV 61.
Verknoeide hoeven *IX 144; X 155;.

X 158.
Vernageling pIV 63.
Voetkatrolontsteking IX 147.
Voortbestaan van „De Hoefsmidquot; V78;;
*VI 87 ; VII 112 ; VII113 ; IX 146 ^
X 162.

Wedstrijd hoefbeslag VI 96 ; VI 97 ;
*VI1 107.

IJzendijke. Het hoefbeslag te — *II 19.
IJzer pIV 65; pIV 66; pX 163.

Zeeland. Het hoefbeslag in de prov.

— *tl 5 ; *II 19.
Zoolklemhoef p VI 98; p VI 99 •
pXI 179.

Zooiijzers bij hoefbevangenheid *IX143.
Zuurstoffabriek V 81.

-ocr page 9-

25e Jaargang. — Aflevering 1. — 15 Jan. 1920.

-ocr page 10-

Lambert
Hoefzolen

in de modellen

Lambert open päd
Bar päd
Frog päd
O. K. Star päd
Walpole boulevard päd
Walpole truss päd

en de bekende
Amerikaansche

INHOUD.

IV. Een en ander over de provincie Zeeland en het hoef beslag. — De af-
hellende vlakte. — Mededeelingen over het jaar 1919 betreffende de Militaire
Hoefsmidschool te Amersfoort. — Ingezonden stukken. — Korte mede-
deelingen. — Persoverzicht. — Advertentiën.

HELLER HOEFRASPEN
WEDER LEVERBAAR

Lambert amp; Company
Leuvehaven 66 :: Rotterdam

-ocr page 11-

1919-1920

Toen in November 1918 de wereldoorlog door het sluiten van een wapen-
stilstand ten einde liep, werd hierdoor de kans geopend op gunstiger tijds-
omstandigheden. Heeft nu het jaar 1919 beantwoord aan de gestelde ver-
wachtingen ? Gedeeltelijk moet men deze vraag ontkennend beantwoorden,
want al spoedig bleek, dat wel de wapens op het slagveld waren neergelegd,
maar dat een werkelijke algeheele vrede nog geenszins aanstaande was.
De door den oorlog zoozeer gewijzigde, abnormaal geworden, maatschappelijke
toestanden konden zich, mede door de langdurige zonder tot een resultaat
te leiden onderhandelingen over de vredes-voorwaarden, gedurende 1919
niet herstellen en deden zich allerwege in sterke mate gevoelen. Wel
behoorde de gebrekkige voedselvoorziening van mensch en dier in het
afgeloopen jaar, hier te lande, gelukkig tot het verleden, doch de dure
grondstoffen, gevoegd bij den verhoogden levensstandaard, met als gevolg
belangrijke stijging der loonen van de werknemers, maakten, dat de
bedrijfsexploitatie van den werkgever, ook dus van den smid, naar ver-
houding steeg. En neemt men hierbij nog in aanmerking de vrij zware
belastingen, die door Rijk en Gemeente geheven worden en die toch ook
moeten worden opgebracht, dan heeft het
nbsp;jaarquot;, dat achter den rug

is, zeker een schaduwzijde gehad.

Maar tegenover deze nadeelige factoren zagen we ook enkele lichtpunten!
Het algemeen tekort aan grondstoffen was minder groot dan in 1918 en
de prijzen van aankoop minder hoog. Door enkele zendingen uit het buiten-
land werden we langzaam aan tegen iets lagere prijzen van het benoodigde
Ijzer voorzien, zoodat de regeering verder afzag van het „zelf-beheerquot; over
dit artikel. Van de smeekolen kan dit laatste tot op heden niet worden
gezegd, overigens ook hier niet meer die buitensporig hooge prijzen; wel
kon de kwaliteit gemiddeld wat beter zijn.

Hoe het ook zij, er zijn weer grondstoffen in tamelijk voldoende hoeveelheid
aanwezig en wel zijn we nog altijd aangewezen op het buitenland en
daarvan afhankelijk, maar met de werkzaamheden voor de oprichting van
een hoogoven-bedrijf is een aanvang gemaakt, zoodat toekomstig in de
binnenlandsche behoeften aan ijzer, zelf kan worden voorzien.

De kosten-verhooging der af-te-leveren werkstukken van den smid, welke
reeds tevoren noodig geworden was, moest het vorig jaar gehandhaafd
blijven, wilde de smid met voordeel kunnen blijven werken en de eind-
rekening voldoende sluiten.

De gaandeweg verbeterde samenwerking in de onderscheidene provincies
over het districtsgewijze vaststellen der beslagprijzen heeft goede vruchten
afgeworpen. Toch moet het nog beter worden; nog altijd wordt hier en
daar buiten de afdeelingen om, onder de markt gewerkt en worden de
wel aangeslotenen in moeilijkheden gebracht door het verliezen van klanten.
Het smidsbedrijf is meestal gemengd, zoodat hij, die als niet-aangeslotene,
wat betreft het hoefbeslag beneden den vastgestelden districts-prijs werkt,
lervan niet direct schade behoeft te lijden, door voor z'n verdere werk-
zaamheden wat meer te rekenen. Toch is deze smid dan „in naamquot; goedkoop,
want juist het hoefbeslag, en dit vaak alleen, is voor menigen klant
het

-ocr page 12-

criterium, bij de beoordeeling van de mindere of meerdere duurte van den smid.
Zulke „z.g. goedkoope smedenquot; zullen door oneerlijke concurrentie meer
werk krijgen ten koste van anderen, en bovendien de organisatie, indien
deze niet sterk is, mede aan het wankelen brengen. Daarom moet, vooral
ten plattenlande, de toenadering tusschen de smeden onderling op enkele
plaatsen nog beter worden en het groote voordeel van „algemeen overlegquot;
nog meer worden ingezien. De verheffing van het hoefsmidsvak, waarover
o.a. in „De Hoefsmidquot; van gedachten werd gewisseld, moet ook in deze
richting worden gezocht en voortgezet.

*

* *

Op verschillende plaatsen werden weer de jaarlijksche cursussen gehouden;
aan de Veeartsenijkundige Hoogeschool slaagden 6 candidaten voor „onder-
wijzer in practisch hoefbeslagquot; en begon de nieuwe cursus met een dito
aantal. De militaire Hoefmidschool te Amersfoort leverde wederom verscheidene
gediplomeerden, hoewel dit aantal als gevolg der demobilisatie minder groot was
dan in 1918. Ook de Inrichting voor Hoefbeslag te Groningen bleef, hoewel
op bescheiden schaal wat het vormen van „gediplomeerdenquot; aangaat, werkzaam.

Een flinke stap in de goede richting werd door de regeering gedaan met
de instelling van het examen ter verkrijging van een Rijksdiploma als
hoefsmid. Hierdoor is meer eenheid gebracht in de te verwerven diploma's
en tegelijk ook de waarde daarvan belangrijk vergroot. Voor de kort geleden
gehouden examens bestond ruime belangstelling en ongeveer de helft der
deelnemers bleek aan de gestelde eischen te voldoen.

Als een aanwinst voor den hoefsmid en z'n vak is zeker ook te beschouwen
de uitgave van het uit twee deelen bestaande, degelijk bewerkte, handboek
over Hoefkunde en Hoefbeslag ; in belangrijke mate hebben de schrijvers
velen met dit werk aan zich verplicht.

In de kolommen van „De Hoefsmidquot; werden de in 1918 begonnen be-
schrijvingen van de hoefsmederijen in Nederland, getrouw voortgezet, waar-
door een helder overzicht van blijvende waarde verkregen is van de „huidige
hoefsmidsen en van hare geschiedenis.quot;

Op het gebied van tentoonstellingen en wedstrijden in zake hoefbeslag
kunnen we Geldermalsen en Middelburg vermelden; het is te hopen, dat
dit jaar meerdere zullen volgen, omdat het vergelijken van eikaars werk-
stukken en werk tenslotte aan het geheel ten goede moet komen.

De toekomst van het hoefsmidsvak hangt ten nauwste samen met den
paardenstapel en de laatste jaren breidde de paardenfokkerij zich zeer uit
en was zij loonend. Of dit echter zoo zal voortduren, nu de opvoedings- en
onderhoudskosten, die de fokker moet uitgeven voor z'n producten, zeer
gestegen zijn, terwijl anderzijds de afzet naar het buitenland, onder meer
door de ongunstige geldkoers goeddeels achterwege blijft en hierdoor de
prijzen der paarden reeds zijn gedaald, is lang niet zeker. Wel zeker lijkt
het ons, dat bij een minderen prijs der paarden, druk zal worden uitgeoefend
op den hoefsmid om de beslag-kosten te verminderen. Ook hierom zal een
krachtige organisatie noodig zijn en er voor kunnen zorgen, dat met
bill^ke
eischen harerzijds rekening moet worden gehouden.

Moge verder 1920 voor den hoefsmid een voorspoedig jaar zijn!

-ocr page 13-

EEN EN ANDER OVER DE PROVINCIE ZEELAND EN
HET HOEFBESLAG,

door

Dr. Gallandat Huet.

(Vervólg).

Veere.

Deze stad werd vroeger Kampveere genoemd, daar er zich een veer
bevond op het dorp „Kampenquot;, dat in het westen van Noord-Beveland was
gelegen. Dit dorp was reeds in 1170 bedijkt, doch het werd in 1532 over-
stroomd en weggespoeld. In 1358 ontving de stad Kampveere haar naam,
dien zij omzette in ,Veerequot;, nadat het dorp Kampen was vergaan.

In 1280 werd Veere door Graaf Ploris V verkocht aan Wolfaart van
Borselen, die in 1281 een kasteel Zandenburg stichtte in het ambacht van
Zandijk. Vele van Borselen's regeerden over Veere en brachten het tot aanzien ;
in 1477 werd Wolfaart van Borselen gekozen tot stadhouder van Zeeland,
Holland en West-Friesland. In 1444 was hij getrouwd met Maria Stuart,
dochter van Jacobus den le, Koning van Schotland en door dit huwelijk
is de grond gelegd tot den handel met de Schotten. Deze handel werd in
dat jaar overgebracht van Brugge naar Veere en werd bekrachtigd door
wederzijdsche verbintenissen tusschen de Koninklijke koopsteden van Schot-
land en de Heeren Markgraven en Regeerders van Veere. Deze contracten
werden herhaaldelijk verlegd en herzien, het laatste nog in het jaar 1748.
Zij gaven vele rechten aan de Schotten ; deze leefden te Veere o. a. onder
de wetten van hun eigen land en in het „Schotsche huisquot;, dat nog bestaat,
werd het Conservateurs Court of de Rechtbank gehouden.

Uit de historie van Veere zijn zeer talrijke wapenfeiten te memoreeren;
zoo woedde er reeds in 1301 een slag tusschen graaf Guy van Vlaanderen
en Willem, Ruwaard van Holland en Zeeland, en in 1350 werd er hard
gevochten tusschen de Kabeljauwschen en de Hoekschen, waarbij de laatste
zegevierden. Toch nam de handel en welvaart steeds toe en het aantal
schepen dat Noorwegen, Denemarken en de Oostzee bevoer, werd steeds
grooter. In 1506 kwamen dikwijls zestig groote schepen tegelijk aan of
voeren af naar de Oostzee en de eerste schepen, die van de Kanarische
eilanden terugkwamen, vielen te Veere binnen. In 1572 scheidde Veere zich
van de Spanjaarden af,
hetwelk nog een bloedigen strijd opleverde en een
groote verbittering achterliet. In hetzelfde jaar op Allerheiligen werd de
stad door een groote watersnood getroffen, die in de
Haven en de zeemuren
van de stad groote openingen spoelde. In 1574 heeft Prins Willem I de
steden Veere en Vlissingen verklaard voor vrije graaflijke steden met
dezelfde rechten als de groote Zeeuwsche steden. Tot ver in de 18e eeuw
bleef Veere een vermogende, bloeiende, invloedrijke en stemhebbende stad;
liet was een drukke havenplaats met verscheidene scheepstimmerwerven.

-ocr page 14-

Nu is het een zeer klein en geheel onbeteekenend plaatsje, dat nog geen
1000 inwoners telt en alleen door eenige overgebleven merkwaardige ge-
bouwen van dat verleden spreekt. Van deze noemen wij vooreerst de groote
kerk, gebouwd in 1348, afgebrand in 1686 en weer opgebouwd met weg-
lating van enkele torens. Het grootsche gebouw, dat o. a. in 1812 tijdens de
Fransche overheersching was ingericht tot kazerne en hospitaal voor 800
zieken, wordt nu gerestaureerd en staat leeg. Het stadhuis, een sierlijk
Gothisch gebouw, dateert van 1470 ; de toren, voorzien van uurwerk en
klokkespel, dateert van 1591 en bevat op de spits een verguld schip als
teeken van den voormaligen handel op zee. De antieke vierschaar is nu
ingericht tot oudheidskamer en bevat o. a. de verguld-zilveren gedreven
beker, een Europeesche vermaardheid, welke in 1551 door Maximiliaan van
Bourgondië aan Veere werd geschonken. Verder zijn nog de vermelding
waard de stadsfontein, in 1551 gebouwd als vergaarbak van het regenwater
der groote kerk ; deze bak kan 2000 H.L. water bevatten. De Campveersche
toren, een oud bolwerk met den voormaligen kruittoren, dient thans als
logement en als overzetveer naar Noord-Beveland.

Ten slotte dateeren nog twee zeer mooie huizen uit den bloeitijd van
Veere, n.1. het Schotsche huis en het huis „het Lammetjequot;, beide uit het
midden der 16e eeuw. Beide zijn aangekocht om voor slooping te vrijwaren.

Veere heeft met Zandijk samen 90 paarden en uit een oogpunt van hoef-
beslag valt er zeer weinig van te vermelden. In de gemeente is het aantal
paarden heel gering: slechts vier stalhouderspaarden en verder die der land-
bouwende bevolking uit de omgeving.

Toch zijn er nog twee smeden gevestigd, de heeren A. Taal en Contant,
beiden gediplomeerd hoefsmid; de laatste behoort tot een echt smeden-
geslacht; er zijn o.a. vijf broers van dien naam die allen het hoefsmidsvak
uitoefenen. De genoemde smederijen zouden in Veere moeilijk van het hoef-
beslag alleen kunnen bestaan ; veel smidswerk wordt er echter geleverd door
de scheepvaart daar het repareeren van boeien en betonningen hier namelijk een
der grootste factoren van het smedenbedrijf vormt. Er is dan ook ruimschoots
werk; zoo zijn o. a. in de zaak van Contant behalve de patroon, zijn zoon,
en een knecht aan den arbeid. Men klaagt hier ten zeerste over de land-
bouwers en wel dat zij het hoefbeslag veronachtzamen en zeer laat met hun
paarden voor het hernieuwen van het beslag terugkomen. Hierin staat Veere
lang niet alleen, hoewel op vele andere plaatsen in Zeeland ook wel met
lof getuigd werd van fokkers die in deze volstrekt niet achterlijk waren.
Ook in deze plaats wordt veel gebruik gemaakt van machinale ijzers,
terwijl als winterbeslag schroefkalkoenen worden gebezigd.

Zeeuwsch-Vlaandehkn.

Door de Braakman wordt Zeeuwsch-VIaanderen nagenoeg in tweeën
gedeeld en wel in een Oostelijk en in een Westelijk deel. In het Oostelijk
gedeelte treft men o.a. aan de steden Terneuzen, Axel en Hulst; in het
westelijk deel IJzendijke, Aardenburg en Sluis.

-ocr page 15-

Heel Zeeuwsch-Vlaanderen is uit een oogpunt van hoefbeslag van zeer
veel belang; de rijke grond toch die zoo goed als geheel als bouwgrond
wordt gebruikt en grootendeels uit zware klei bestaat, moet bewerkt
worden door krachtige paarden en deze zijn dan ook zeer talrijk vertegen-
woordigd. De paardenfokkerij bloeit in dit gewest welig en staat op een
zeer hoog peil. Het fokmateriaal, zoowel hengsten als merries, is van een
zeer goed gehalte en de qualiteit wordt door goede aankoopen steeds hooger
opgevoerd. Het is dan ook voor een paardenliefhebber een imposante aanblik
om deze zware paarden aan het werk te zien en er zullen weinig streken
te vinden zijn waar op zulk een bescheiden oppervlakte zoo een waardevol
paardenmateriaal en in zulk een groot aantal aanwezig is.

Het spreekt vanzelf dat de belangrijkheid van het hoefbeslag hiermede
band aan hand moet gaan ; waar toch een bloeiende paardenfokkerij aan-
wézig is, daar kan men een welvarenden hoefsmedenstand verwachten. Er
zijn dan ook in Zeeuwsch-Vlaanderen zeer vele hoefsmeden en men treft er
vele gemengde smidsbedrijven aan waarbij het hoefbeslag de voornaamste
plaats inneemt.

De stad Terneuzen beeft twee hoefsmederijen, welke beide tevens gemengde
bedrijven zijn ; de patroons hiervan zijn de heeren Verlinde en Butler.
Eerstgenoemde werkt met zijn zoon, die hier in het land een
cursus-opleiding
genoot en een diploma behaalde, terwijl de heer Butler zijn vakkennis heeft
verkregen aan de Brusselsche hoefsmidschool en aldaar, na een succesvol
examen, gediplomeerd werd. Beide zaken zijn goed beklant en voornamelijk
aangewezen op de landbouwpaarden, daar de stad slechts een gering aantal
bedrijfspaarden heeft en luxe er geheel ontbreekt. Bij het beslag wordt
meestal gebruik gemaakt van machinale ijzers en deze worden vrijwel in
geheel Zeeuwsch-Vlaanderen betrokken uit de fabriek te Stoppeldijk, welke
modellen levert die zeer in den smaak van de hoefsmeden vallen. De prijzen
in Terneuzen zijn voor een vierkant beslag van een landbouwpaard f 6 en
id. van een pony f 4, De knechts werken hier op uur-loon ; hunne werk-
tijden loopen van 6 uur 's morgens tot 7 uur 's avonds met 2 uur schaften;
de loonen worden berekend a f 0.35 per uur. In elk der vele dorpen,
welke in dit zuidelijke gedeelte van Zeeland voorkomen, vindt men één of
meer hoefsmeden, en dit is ook wel een bewijs dat er in deze streek veel
te doen is op hoefbeslag-gebied. Elke smederij heeft zijn travaille, hetzij
deze binnen of buiten de werkplaats gelegen is ; niet zelden treft men er ook
twee en zelfs meerdere aan. Het meeste werk wordt dan ook in de travaille
verricht. Zeeland en Limburg zijn de twee provincies waar de noodstal
inheemsch is, waar zij een vast onderdeel van de inrichting der smederij
uitmaken en waar zij als onmisbaar worden beschouwd. Het zware paardenras
maakte dit gebruik wenschelijk en noodzakelijk, terwijl de paarden, aan
deze wijze van beslaan eenmaal gewend, er heusch niet minder aan toe zijn
dan wanneer men ze uit de hand zou willen beslaan. De hoefsmid spaart
er heel wat physieke kracht door uit, slooft zich niet af en door het kalme
temperament van deze paarden gebeuren er geen ongelukken en treden er

IJ bet gebruik dan ook geen nadeelige gevolgen op.

De steden Hulst en Axel zijn op ongeveer een uur gaans van elkaar

-ocr page 16-

gelegen; het zijn beide in deze streek belangrijke plaatsen en zij tellen
ieder verscheidene hoefsmeden. Zoo treft men in Hulst aan de smederijen
van Aug. Smet, P. Weem en W. Aarsen, terwijl in Axel het
hoefsmidsvak wordt uitgeoefend door de heeren Schieman, J. Vlaander,
J. Brakman, A. van K r u i n i n g e n en A. M a a s. Laatstgenoemde
plaats is van de twee dan ook verre het belangrijkste en zaken als van de
heeren Schieman en Vlaander zijn met recht zeer groote en bloeiende be-
drijven te noemen, zooals men ze slechts in weinige plaatsen in ons land
zal aantreffen.

Noordelijk van Hulst, gelegen aan de stoomtram van Axel naar Klooster-
zande, bevindt zich het dorp Stoppeldijk, waar de heer Kerkhaert, gediplo-
meerd hoefsmid en onderwijzer in practisch hoefbeslag, zijne fabriek voor
machinale hoefijzers heeft gevestigd. De heer K. was zoo vriendelijk mij
zijn fabriek
te laten zien en mij menige mededeeling van belang hieromtrent
te doen. Dat hier een bij uitstek deskundige aan het hoofd der fabriek
staat, bewijst al dadelijk de door den heer K. met succes volbrachte op-
leidingen en zijn practische bekwaamheid in het smeden werd voor mij ook
zeer duidelijk gedemonstreerd door het zien van een prachtcollectie model-
ijzers; ijzers die zoo bijzonder mooi gesmeed en afgewerkt waren dat ik het
zeer jammer vond dat de vervaardiger er van ze geen beter plaatsje had
gegeven dan een hoekje op den zolder. Voordat de fabriek bestond, dreef
de heer K. een hoefsmederij ter plaatse en ook na het bouwen van de fabriek
bleef de patroon deze zaak leiden. Door de groote uitbreiding van het
fabrieksbedrijf, gevolg van den grooten omzet van de machinale ijzers
werd echter op den duur te veel aandacht door de fabriek gevraagd en
deed de heer K. de hoefsmederij, die aansluit aan de fabriek, over aan den
heer Kent. Deze drijft nu met behulp van een zwager en van een knecht
deze zaak. Dat het een goed beklante hoefsmederij is, blijkt wel hieruit
dat per jaar 2200 paar ijzers worden ondergelegd.

De heer Kerkhaert heeft zich nu geheel gewijd aan de fabriek en heeft terecht
ingezien dat deze in Zeeland in een bepaalde behoefte moet voorzien. De Hippos-
ijzers, die hier voorheen wel in gebruik waren, bevielen den smeden niet
en zoo was hier - volgens den heer K. - dan ook
geen groote concurrent
te verdringen. De uitnemende vakkennis en het geheel thuis zijn in de
eischen van het hoefbeslag in deze provincie, maakten het den heer K
mogelijk, fabrieksijzers te vervaardigen welke zeer goed bruikbaar zijn en
het steeds toenemend debiet hiervan toont dit beter aan dan iets anders
De voortdurend grooter wordende vraag naar fabrieksijzers noopt tot uit-
breiding der fabriek en een geheel nieuw plan hiertoe is dan ook in voor-
bereiding, waarbij niet alleen de capaciteit van aflevering zal worden ver-
hoogd doch ook meer deze modellen verkrijgbaar zullen worden gesteld. Tot
heden worden alleen stampijzers afgeleverd en de hoefsmeden in Zeeland
schijnen hier gaarne mede te werken, doch binnenkort zullen ook ritsijzers
worden gemaakt. Deze fabrieksijzers munten uit door een zeer goed model
zoowel wat vóór- als achterijzers betreft en de verschillen bij linker en
rechter ijzers zijn mede goed aangebracht. Het ijzer is
voorzien van 8 stamp-
gaten, terwijl de verdere bewerking, als het aanbrengen van de afhelling

-ocr page 17-

en de lip, door den hoefsmid zelf moet geschieden, hetgeen dunkt mij juist
gezien is. Bij deze ijzers komt het groote verschil uit met diegene welke
voor het leger worden aangemaakt. Deze laatste 'moeten absoluut kant en
klaar zijn voor het gebruik en in zoo vele tailles (13) aanwezig zijn dat
als het ware voor eiken hoef direct een passend ijzer klaar is en zonder
smidse elk paard te velde moet kunnen worden beslagen. In de burger-
maatschappij zijn zulke eischen niet noodig en daarom is het goed gezien
dat de fabrikant niet het heele werk den smid uit de handen neemt, doch
aan dezen ook zijn aandeel in de bewerking overlaat. Ziehier een voorbeeld:

Het machinaal aanbrengen van een lip aan een ijzer is blijkbaar een
moeilijke zaak; in de praktijk toch ondervindt men dit, vaak is de lip te
dun en breekt af, in andere gevallen is zij weer te klein en juist in die
gevallen waar ze niet deugt is het vrijwel ondoenlijk om een nieuwe lip aan
te halen, daar er hiervoor geen voldoende ijzer meer aan het toongedeelte
aanwezig is. Zoo is het dan maar beter om de afwerking van het ijzer aan
den hoefsmid over te laten en het is voor dezen in drukke tijden reeds veel
gewonnen om over een goed gezet ijzer, voorzien van nagelgaten, te kunnen
beschikken.

De heer K. heeft met zijne fabriek moeilijke jaren doorgemaakt in den
mobilisatie-tijd, en toch is het hem gelukt bij gebrek aan materiaal, n.l.
aan stafijzer, door te blijven leveren. Om dit te bereiken heeft hij zelfs zijn
toevlucht moeten nemen tot het aankoopen van oude hoefijzers en tot het
opbraden hiervan tot staafjes, welke dan verder de gewone bewerking in
de machines doorliepen. Welk een reuzenarbeid dit voor een fabriek be-
teekent, zal elke hoefsmid wel het beste kunnen beoordeelen. Het ergste
hierbij was dan nog dat het oude ijzer zich hiertoe vaak zoo slecht leende
en de kwaliteit der afgeleverde ijzers kon dan ook niet altijd goed zijn.
Dit leed is echter geleden en momenteel wacht de fabriek op hare uit-
oreiding om aan al de orders te kunnen voldoen. Het is dan ook niet
gewaagd te veronderstellen dat deze Zeeuwsche hoefijzerfabriek het monopolie
wel zal krijgen en zal behouden in deze provincie. Tegelijkertijd is het echter
te hopen dat de eigenaar en bedrijfsleider nog tijd en lust zal overhouden om
de belangen van het hoefbeslag mede daadwerkelijk te helpen bevorderen
en een werkzaam aandeel zal blijven nemen in de opleiding van jeugdige
hoefsmeden en in de voorlichting van oudere. Deze uiterst practische en
bekwame onderwijskracht mag voor Zeeland niet verloren gaan en men
moet trachten hem voor het geven van cursussen te behouden.

Keeren wij na dit uitstapje van Stoppeldijk terug naar Axel, dan is het
van belang het grootste bedrijf aldaar, dat van den heer Schieman, wat nader
te bekijken. Deze zaak bestaat al meer dan 200 jaar en werd 44 jaar
geleden overgenomen door den heer Schieman Sr. die vóór dien tijd een
toefsmederij in Kijkuit (gem. Axel) bestuurde. Hij werkte toen slechts met
een knecht, doch mocht zich steeds in een drukke clientèle verheugen. In
1898 kwam zijn zoon, de heer C. J. Schieman, in de zaak en momenteel
Jerkt deze met zijn vier zoons en twee knechts, terwijl de werkzaamheden

ermate toenemen dat nog meerdere werkkrachten konden worden aange-
komen, indien de beschikbare ruimte dit zou toelaten. Reeds heeft de zaak

-ocr page 18-

zich voortdurend moeten uitbreiden en een verbouwing zal in de naaste
toekomst wel niet uitblijven daar dan de smidse en de beslagloods,
die nu voor een deel gescheiden zijn, dichter bij elkaar kunnen worden gebracht,
hetgeen bij drukke werkzaamheden den arbeid vlotter en gemakkelijker zal
doen verloopen. Met ingang van 1 Januari 1920 droeg de heer C. J. Schieman
zijn zaak over aan zijn beide oudste zoons, A. J. en J. A. Schieman.
Deze bouwen een geheel nieuwe smederij met beslagloods volgens de eischen
van den tijd; dat hierin o.a. vier noodstallen komen te staan, kenmerkt
wel de grootte van het bedrijf.

Om een denkbeeld te geven van de belangrijkheid dezer hoefsmederij zij
vermeld dat per jaar 3000 paar ijzers worden ondergelegd. Het is hier ge-
woonte om de zware paarden met stampijzers, en de lichte paarden met

ritsijzers te beslaan, terwijl bovendien veel gebruik gemaakt wordt van balk-
ijzers en ook veel met zoolbeslag wordt geweckt. Deze laatste beslagmethoden
worden veel toegepast om den hoefvorm te verbeteren en wel speciaal om
te trachten de verzenen te verhoogen. Zoo worden, gewoonlijk e'en viertal
maanden vóór de keuringen, heel wat paarden met balkijzers of met gutta
percha zoolbeslag beslagen.

De prijs voor een vierkant beslag bedraagt ook hier f 4 voor een hit
en f 6 voor een zwaar paard; het keuringsbeslag is aanmerkelijk duurder
en wordt in den regel berekend op f 9 voor een merrie en f 10 voor een
hengst. Het verleggen van de ijzers wordt op den halven prijs berekend. De
beide aanstaande patroons in deze zaak ontvingen practische lessen van den
heer Kerkhaert, die hen voor het examen in hoefbeslag te Middelburg op-

-ocr page 19-

leidde, waar zij beiden slaagden en een diploma behaalden. Later ontvingen
ZIJ nog les van den heer Bosman, Directeur van de Hoefsmidschool te
Brussel, en deze zeer bekwame en handige practicus kwam op geregelde
tyden naar Axel om ter plaatse nog de puntjes op de i te zetten.

Dat zij goed geprofiteerd hebben van deze lessen en dat zij begaafd zijn
met aanleg voor hun vak, getuige wel de roem die van deze hoefsmeden
uitgaat en die zich ver van hun gewest uitstrekt. Ook de prijzen door hen
op keuringen te Oostburg en op een wedstrijd in hoefslag te Middelburg
behaald, toonen genoeg aan dat zij een eerste plaats innemen.

Smederij van den heer C. J. Schieman te Axel.

1- A. Schieman (de vroegere eigenaar), 2. C. J. Schieman (de tegen-
woordige eigenaar), 3. A. J. Schieman en 4. J. A. Schieman (de toekomstige
eigenaars), 5. de knecht M. Boerman ; de aan de andere zijde naast het
paard staande I. J. Schieman is de derde zoon; 6, A. E. Schieman
(4e zoon), 7. de knecht J. Goedhard, terwijl 8 het achter-kleinzoontje
van den bovenvermelden vroegeren eigenaar A. Schieman is.

De cliëntèle is dan ook zeer toegenomen, ook door veel buitenwerk waarbij
un hulp gevraagd wordt, zelfs door fokkers die zeer ver af wonen, zoodat
ler met recht van een grootsch hoefsmidsbedrijf kan gesproken worden.

e zeer ruime werkplaats met vier vuren, gedreven door een motor, de
wee beslaginrichtingen met drie noodstallen, bieden hier gelegenheid aan

-ocr page 20-

vijf hoefsmeden en twee leerlingen om paarden te beslaan; de zaak van den
heer Schieman is dan ook een der grootste hoefsmederijen in Zeeland.

De knechts zijn inwonend en behalve kost en inwoning verdienen deze
f 6 per week, waarbij de werktijden loopen van 6—8, van S'/g tot 12, van
1—6 en van 61/2 tot 8 uur. Het is een goed systeem dat ten plattelande
heerscht of althans veel gevolgd wordt om de knechts inwonend te maken.
Hierdoor zal er een goede geest heerschen en een goede verstandhouding blijven,
resp. gekweekt worden tusschen patroon en knecht, waardoor minder verwis-
seling van personeel zal ontstaan en het moeilijke vraagstuk om goed per-
soneel te krijgen en te behouden een stap verder zijn gebracht.

__(Slot volgt).

DE AFHELLENDE VLAKTE.

Bijna algemeen wordt deze aan het hoefijzer aangebracht. In tal van ge-
vallen is dit ook zeer aan te bevelen.

Er zijn echter hoefsmeden die zoo doordrongen zijn van de noodzakelijk-
heid eener afhelling, dat zij nooit nalaten deze aan te brengen.

In sommige gevallen is het echter zeer wenschelijk van dezen regel af te
wijken en een ijzer onder te leggen zonder afhelling, ten einde daardoor
een groot gedeelte van de hoornzooi op het ijzer te doen meedragen.

In de praktijk ziet men vaak hoeven met losse brokkelige wanden; vooral
bij de lichtgekleurde komt dit nog al eens voor. Niet altijd zijn deze ontstaan
door slecht beslag; minderwaardige hoornkwaliteit en het staan op ongunstigen
bodem ('b.v. op met urine doortrokken turfstrooisel) kunnen ook de oorzaak zijn.

Schrijver dezes zijn gevallen bekend waarbij de ijzers, nadat zij slechts
enkele dageü hadden ondergelegen, reeds naar voren begonnen te schuiven,
de wanden wegbrokkelden of uitbogen en de hoornzooi als het ware in de
afhelling kwam te staan. Ook was er geen hoefbevangenheid aanwezig,
waardoor deze nadeelen eerder zouden kunnen ontstaan; de belasting viel
zelfs op de voorste hoefhelft. De ijzers waren zorgvuldig gemaakt, pasten
goed, de nagelgaten op de juiste plaats aangebracht, en er was een flinke
afhelling aanwezig.

Juist de zorgvuldig, flink diep ingesmède afhelling kan somtijds aan-
leiding geven tot het wegpersen van den zwakken hoornwand en het losraken
der ijzers.

Nadat ijzers waren ondergelegd zonder afhellende vlakte, zoodat de hoorn-
zool flink mee kon dragen op het ijzer, kwamen deze nadeelen niet meer
voor en bleef de wand gaaf.

Hieruit mogen wij afleiden dat_ bij hoeven met zwakke wanden het
wenschelijk kan zijn geen afhelling in het ijzer te maken.

Wel zal de smid er nauwkeurig op moeten letten, dat de zool overal ge-
lijkmatig draagt, daar anders plaatselijke kneuzingen kunnen ontstaan.

Het wel of niet aanbrengen der afhelleïi'de vlakte kan niet aan vaste
regels worden gebonden, doch behoort voor elk geval afzonderlijk te worden
bepaald.

De hoefsmid, die zich rekenschap geeft 'van het te maken werk, zal ook
dan de juiste grens weten te trekken.

Utrecht.nbsp;H. Vossers.

-ocr page 21-

MEDEDEELINGEN OVER HET JAÄ.R 1919 BETREFFENDE DE
MILITAIRE HOEFSMIDSCHOOL TE AMERSFOORT.

Op 1 Januari 1919 waren in opleiding 29 leerlingen, te weten: 5 vrij-
willigers der Cavalerie, 5 id. der Bereden Artillerie, 8 miliciens der Ca-
valerie, 9 idem der Bereden Artillerie, 1 id. der Vesting Artillerie en 1
burger.

Gedurende het jaar 1919 zijn in opleiding aangenomen 51 leerlingen, n.l.
2 vrijwilligers der Cavalerie, 3 id. der Bereden Artillerie, 4 miliciens der
Cavalerie, 20 id. der Bereden Artillerie, 13 id. der Infanterie en 9 burgers.

In den loop van het jaar hebben 3 leerling-vrij willigers het examen als
boefsmid met goed gevolg afgelegd en zijn naar de Regimenten vertrokken;
34 leerlingen, te weten 8 miliciens der Cavalerie, 14 id. der Ber. Artillerie,
7 id. der Infanterie en 5 burgers hebben examen afgelegd en aan hen is
een diploma als hoefsmid toegekend.

Wegens onvoldoenden aanleg hebben de opleiding moeten staken: 1 vrij-
williger der Cavalerie, één id. der Bereden Artillerie en 1 milicien der
Infanterie, terwijl 1 milicien der Artillerie wegens ziekte en één burger
wegens dienstplichtigheid de school hebben moeten verlaten.

Op 1 Januari 1920 zijn in opleiding: 37 leerlingen, n.1. 5 vrijwilligers
lt;ier Cavalerie, 5 id. der Bereden Artillerie, 4 mil. der Cav., 14 id. der
■Art., 5 id. der Inf. en 4 burgers.

In het afgeloopen jaar zijn door leerlingen vierkant beslagen 3067 paar-
den. De navolgende afwijkende ijzers zijn hierbij gebruikt: 226 balkijzers,
waarvan 98 gewone, 35 met lederen zool, 25 met gebruikmaking van kunst-
Jioorn, 26 met schroefkalkoenen, 14 met twee toonlippen, 24 met verbreeden
buitentak en 4 afgebroken balkijzers, verder 7 halvemaanijzers, 16 strijkijzers,
30 klapstrijkijzers, 11 toonstrijkijzers, 3 gewichtsijzers, 269 klapijzers, 142
jachtijzers, 12 ijzers met kalkoenen, 19 verbandijzers, 30 gummizool-beslag,
7 pantoffelijzers, 37 ijzers met verdikte takken, 17 met verbreede buiten-
takken, 17 met plaatjes voor hoornscheur, 6 ijzers van Defays, 6 kurkzool-
beslag, 22 met kunstmatigen draagrand van kunsthoorn, 7 met plaatijzeren
zool van Stark, 2 met lederen randen. Bovendien werd bij 45 paarden ren-
beslag ondergelegd en werden 2 paarden met ijzers van aluminium beslagen.

Voor het eerste onderricht werden ruim 400 doode hoeven beslagen en
voor de meergevorderde leerlingen werden 150 hoeven voor afwijkend be-
slag gebezigd. Dit jaar werden meer dan 11000 hoefijzers vervaardigd.

Het onderwijzend personeel onderging een verandering doordat de opper-
wachtmeester-hulpinstructeur Blokker gepensionneerd werd en door den
opperwachtmeester Van Opijnen werd vervangen.

De gebouwen ondergingen geene wijzigingen; alleen werd het geheele
complex van de Hoefsmidschool van electrisch licht voorzien.

■'^og zij vermeld dat dit jaar definitief als leervak is ingevoerd het
teekenen, waarin de leerlingen 2 x 's weeks gedurende 21/2 uur les krijgen.

G. H.

-ocr page 22-

__ingezonden stukken.

Mijnheer de Bedacteur !nbsp;-

gewisselde stukken omtrent den wedstriid in

SrleerX G^lan^^R® fV^t overtuiging uitsprekTdat
te bevolennbsp;uitsluitend het algemeen belang heeft trachten

zulks kter wel quot;nbsp;quot; deze dit niet wil aanvaarden-

zuiks later wel in zijn eigen beurs zal ondervinden. *)

-Kij voorbaat dank voor de verleende plaatsruimte,
_nbsp;Met alle achting,nbsp;TJw dw

P.ButTer.

*) Van redactiewege ingekort.

korte mededeelingen.

- In een aflevering van „De Hoefsmid» 1917 (blz. 158) wordt de bruikbaar-

ïeÏoleuST fr ««quot;quot;»««Idblok gemakt van een halïLorgez^^^^^^^^
petroleumvat en gevuld met zand. Sinds eenige maanden is een dereelfk

stuk aantnbsp;Hoefsmidschool en al de in bovenJSd

roodzaki?r quot;nbsp;by het gebruik ten volle bewaarhiid. Bü

liike ITquot;quot;'quot;™® aambeeldblokken zullen deze dan ook op ge-

goedkoopte^zi/fet

Ït?'quot; onderwijzer in practisch hoefbeslag zal óp 22,

vorlse^XveHnrquot;- ^^^ ««ksdiploina van hoefsmid te Utrecht. In de

ZT? C ^ rn?' uamen der geslaagden vermeld, die in het tydvak

Wn denbsp;.nbsp;Tnbsp;^«bben deelgenomen.

Van de 23 candidaten, die voor het examen op 15, 16, 17 en 18 Dec

waren opgeroepen, hebben 20 aan het examen Leigenomen.

Geslaagd zijn: A Tieleman te Zuid-Beierland, J. W. Koerselman te

M' BTseliï' te Bnbsp;^^ '' te Oud-Vosmeer G H

te Eschïen.nbsp;^errema te Schalsum en G. Schoónwater

Januari-afl. van „Der Hufschmiedquot; bevat slechts
blade^ontinbsp;overneming, zelf reeds aan andere

maiquot;;nbsp;koliek afgemaakt paard in de

Stakker Dit il hnnl fquot;'nbsp;twee omgeslagen nagel-

Schr stel? zichnbsp;de geschiedenis,

dfrm-fnbsp;^quot;«'^/ï^il^et gulzige paard het stuk hoefijzer met hooi uit

de ruif naar binnen heeft geslikt. Aan den slokdarm en in de maL konden
geen verwondingen worden vastgesteld. (Berl. T. W.
1919 na ^

houden ^nbsp;leersmederijen

te Äiäen fOnn?-'?^'nbsp;^leester-hoefsmid Jaud

7 r/ P^®nbsp;Nationale Vergadering, heeft voor-

smeden op te leiden in de burgerhoefsmidscholen. _ Als uitgave voor de

SoXiTewefr-quot;'quot;nbsp;tot M^rt S 000 Mark

benoodigd geweest.nbsp;Der deutsche Schmiedemei^t^er IQIQ .. oof

/r» j j-wïciuuci Lut maart aöli.uuu JMark
(Der deutsche Schmiedemeister, 1919, no. 22).

persoverzicht.

Be N^ember-afleyenng van Der Hufschmied, bevat o.a. het volgende-

vertelt L dfnbsp;quot; hoefbeslag aan de Hoefsmidschool te Würzburg

vertelt hoe de smid vroeger allerlei Uj-baantjes uitoefende, welke eigenlijk

-ocr page 23-

^^ smidsvak weinig of niets te maken hadden. Zoo hielpen zij in den
oogsttijd mee in de boerderij, werden bij zieke dieren als deskundige ge-
roepen en nog veel meer hadden ze aan het hoofd. Hard werd er dan
gewerkt, maar toch was het geen uitzondering als de smid een armen
uaen dag had, ook al omdat die neven-baantjes niet werden betaald en
natuurlijk veel tijd kostten. Kreeg de smid lichamelijk letsel buiten z'n
meaerij, dan kraaide er geen haan naar en moest hij maar zien er zich
tioor te slaan.

Schrijver veroordeelt het verrichten van bij-werkzaamheden en geeft hiervan
een voorbeeld. Na het beslaan van een paard werden op verzoek van den
bnbsp;beenen van het dier opgeschoren, bij welke

enandeling het paard kwam te vallen en een verscheuring der kootgewricht-
anden opliep, tengevolge waarvan genoemde eigenaar van den smid schade-
vn ^^ eischte. De smid was verzekerd met z'n smidsbedrijf, niet echter

herjinbsp;opscheren behoort bij

aa ^°®lquot;eslag of niet. De verzekeringmaatschappij wilde van een vergoeding
an den smid niets weten. Het werd een rechtsgeding, dat echter niet ten
«lude behoefde te worden afgewerkt, doordat de smid met den eigenaar
van het paard de zaak verder in het reine bracht.

Schrijver werd door de rechtbank als adviseur in deze kwestie benoemd
CJ^ •nbsp;meening te kennen, dat „het opscheren» niets met hoefbeslag

eev 1nbsp;verzekeringmPij dus had moeten uitbetalen. Maar het

cont ^^nbsp;smeden weer een voorbeeld te meer om hun verzekerings-

ntract grondig te bestudeeren en verder van alle bij-werkzaamheden af

»JO ziftri

en ■nbsp;oudheid was men natuurlijk geheel aangewezen op „handwerkquot;

j^'^dwerk had zijn aparte beoefenaars. Zoo was het maken van
rschiiiende soorten van „vijlenquot; toevertrouwd aan de z.g.
„vijlen-kappersquot;
diLfnbsp;bedrevenheid ontwikkelden. Door de fabrieken en

^^ ntengevolge massa-productie is dit alles verdrongen, maar toch dwingt
ooknbsp;bekrompen hulpmiddelen door menschen-handen gemaaktequot;

3nbsp;11 hedendaagschen tijd de bewondering af van vakman en kunstenaar,
deelt
■ onderzoekingen over het hoefmechanisme. Dr. F. H a b a c h e r
van d ^^ Duitsch tijdschrift voor diergeneeskunde het resultaat mede
dat Tnbsp;onderzoekingen over het hoefmechanisme. Hij vond,
dat vormveranderingen van den hoef optraden op het oogenblik
ringen
bestaankootgewricht doortrad. Deze vormverande-

de^lnnfc/'-'u^^l'ï®®®''® uitzetting van den hoef in het verzengedeelte achter
^giootste hoefbreedte, en wel boven meer dan beneden;

vooral Wra ^^ achteren verplaatsen van het toongedeelte van den hoornwand,
3». een verkleining van de hoef-hoogte;

De vornbsp;van de ballen, den straal, de steunsels en de zool.

grooternbsp;onbeslagen hoef en aan de voorbeenen,

bieroD knnbsp;beslagen hoef en aan de achterbeenen. Uitzonderingen

nemen tii?^^nbsp;duidelijkst kon H. de vormveranderingen waar-

4nbsp;Onnbsp;doortreden in het kootgewricht, bij beervoetigen stand,
schoen ^^nbsp;zoogenaamde „Hoefijzer-
aebrek anl • Pi'aktijk voldoet, moet de redactie het antwoord
bij
heeft ml schuldig blijven. Bij het gebruik van dezen schoen
van dit b^i^®®quot;^ quot;quot;fg® noodig, hetgeen natuurlijk en terecht als voordeel

een fnbsp;aangemerkt. Aan de zijkanten van het ijzer bevinden

liggen en ïnbsp;^'PP®quot;'nbsp;tegen den hoornwand aan-

takken kar, \ bevestiging van het ijzer moeten bewerkstelligen. Aan de
Serlijnschrfi '-'u®'' worden ingebogen. Volgens mededeeling van een
Eiligen om^./^^ beantwoordt deze hoefijzerschoen niet aan de verwach-
kreupel wordnbsp;drukken en de paarden dientengevolge

-ocr page 24-

S. C. M. BAX. glashaven 9 en 36 - ROTTERDAM.

- Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. -

Meest uitgebreide sorteering prima blanke
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fUne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —

Intereomniunaal
Teleplioon
üo.

BiX UlasliaTen
Rotterdam.

NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN

voordeelig, ^('■»»l^l^t'li.jl^ iquot; gel»riiik. — Kunnen niet loslaten.

Merk „Pacilicquot;,

met zwaar hielstuk.

Open zolen uit één stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in 11 maten van tot
Eng. dm., uiterste breedte buitenkant
ijzers gemeten.

Merk
in
witte en grijze

Merk
geheel Caoutchouc
uit één stuk met

zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van

Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van 4|-

tot Eng. dm. 71-tot 7~2g-Eng. dm.
uiterste breedte; buitenkant ijzers gem.

Open Caoutchouc
zool,
merk B. V
in 7 maten, voor
en achterijzers
voorradig.

Gemaakte Hoefijzers,
Rits- en Stampmodel,
uitsluitend beste
kwaliteit ijzer;
in 9 maten voorradig.

Kunsthoorn.

IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.

Opruimers voor

Schroefgaten.

Schroeven en Stiften
in alle modellen;
tijdige bestelling
gewenscht.

Lasch- of Welbladen en
Poeder
om ijzer en staal ter
wellen.

Touwijzers in
Terschillende maten.

Men lette op het echte merk S T met kroon.

-ocr page 25-

/

L

25e Jaargang. — Aflevering 2. — 15 Febr. 1920.

-ocr page 26-

Lambert
Hoefzolen

in de modeilen

Lambert open päd
Bar päd
Frog päd
O. K. Star päd
Walpole boulevard päd
Walpole truss päd

en de bekende
Amerikaansche

M

HELLER HOEFRASPEN
WEDER LEVERBAAR

I

INHOUD.

IV Een en ander over de provincie Zeeland en het hoefbeslag. — Iets
over 'beslag en verzorging van brokkelhoeven. - Verslag van de algem.
vergadering der Vereeniging van Onderwijzers in practisch hoefbeslag. -
Uitslag van het examen voor aanstaande onderwijzers in practisch hoefbeslag
te Utrecht. — Korte mededeelingen. — Ingekomen Boekwerken. — Vragen
en Antwoorden. — Advertentiën.

Lambert amp; Company
leuvehaven 66 :: Rotterdam

-ocr page 27-

EEN EN ANDER OVER DE PROVINCIE ZEELAND EN
HET HOEFBESLAG,

door

Dr. Gallandat Huet.
(Sloi).

Westelijk Zeeuwsch Vlaanderen is ook dicht bevolkt en bevat naast tal-
rijke welvarende dorpen, de stadjes
IJzendijke, Biervliet, Sehoondijk, Oost-
burg, Sluis
en Aardenburg. Ook dit gewest is van groot belang uit een oog-
punt van paardenfokkerij en voor het hoefbeslag is het dan ook zeer belang-
rijk. Wil men zich een denkbeeld vormen van het type van paard, waarmede
hier gefokt wordt, dan bezoeke men eens de hengstenkeuring in Oostburg
en men zal verstomd staan over den rijkdom aan fokmateriaal.

De genoemde plaatsen bevatten evenals de niet genoemde vele dorpen, alle
een of meer hoefsmeden; zeer belangrijke hoefsmederijen treft men hieronder
aan, en waar, evenals bij de heeren Schieman te Axel, het hoefbeslag ook
het voornaamste van het gemengde bedrijf uitmaakt.

Mijn beperkte tijd liet helaas niet toe vele hoefsmederijen te bezoeken en
het heele distrikt af te reizen; ik moest mij tevreden stellen met een op-
onthoud te IJzendijke, vanwaaruit een oudleerling van de Hoefsmidschool
mij van te voren had geschreven.

In deze plaats zijn drie hoefsmederijen, n.1. van de Wed. Groosman,
van H. Groosman en van Deilaart. In de Ie zaak staat als meesterknecht
aan het hoofd W. J. Robijn, die
als milicien te Amersfoort werd opgeleid en
aldaar is gediplomeerd. In December 1.1. behaalde hij te ütrecht het rijks-
diploma als hoefsmid en is als zoodanig de eerste Zeeuw die voor dit
examen slaagde. De beide eerstgenoemde zaken zijn flink beklante smede-
rijen, waar vele paarden op beslag komen. Vooral des Zaterdags (marktdag)
worden heel wat ijzers verlegd en vele hoeven opnieuw beslagen. Robijn
vertelde mij dat weken, waarin 43 paar ijzers werden ondergelegd, geen
zeldzaamheid waren en dat is toch waarlijk de moeite waard. De paarden
worden zeer veel alleen vóór beslagen; slechts tijdens het bieten rijden
loopen zij rondom op ijzers. Behalve hitten en enkele kleppers bestaat het
materiaal uitsluitend uit zware paarden.

Onnoodig te zeggen dat ook hier de noodstal inheemsch is; men treft ze
in allerlei variaties aan, zoowel open als overdekte, van hout opgetrokken en
van ijzer geconstrueerde.

Als hoefijzer is ook hier het machinale ijzer in zwang en de fabriek van
Kerkhaert is ook hier favoriet; men ziet hier bijna uitsluitend de hoefijzers
uit deze fabriek gebruiken. De smederijen hier ter plaatse zijn alle gemengde
bedrijven, en de patroons hebben alle één of meer knechts in hun dienst.

De prijzen zijn goed te noemen, n.1. f 5.60 voor een vierkant beslag,
terwijl voor het verleggen van de ijzers de helft wordt berekend. Toch

-ocr page 28-

schijnen er nog altijd afvalligen te zijn die trachten door lagere prijzen
klandisie te krijgen. Zoo vernam ik dat een smid te Cadzand, die geen lid
van den bond van smedenpatroons was, beslaat voor f 1.60 het paar ijzers en
voor f 3.20 een vierkant beslag. Jammer toch, dat, nu het publiek zoo lang-
zamerhand is gewoon geraakt aan betere prijzen, die toch waarlijk hoog
noodig waren, daar toch zeer lang het hoefbeslag als het ware niet betaald is
geworden, dat nu nog hier en daar smeden opduiken die tegen veel ver-
minderde tarieven gaan werken. Wel zullen deze wel geen voldoenden dwang
kunnen uitoefenen en de overige prijzen drukken, doch het kan toch even-
min in hun eigen belang zijn om in dure tijden en met dure materialen
voor zooveel minder geld te werken dan een ander. Deze afvalligen van
den bond kunnen tijdelijk klanten krijgen, op den duur zullen zij het toch
niet kunnen bolwerken.

Slaan wij een nu terugblik op het gedeelte van Zeeland dat wij bespraken,
het land dat zoo veel aantrekkelijks heeft en ook zoo veel eigenaardigs biedt,
zoo o.a. de verschillende afwisselende kleederdrachten, de mooi beschilderde
boerenwagens, de vele ,afspanningenquot; met „doorridquot; en meerdere, provin-
ciale bijzonderheden, dan dienen wij met het oog op het hoefbeslag nog het
volgende vast te leggen.

In een land waar zoovele waardevolle paarden gefokt en gebruikt worden,
moeten vele goede, bekwame hoefsmeden gevestigd zijn en de eigenaars van
deze kostbare paarden moeten het belang van een goed hoefbeslag en van
een goede hoefverzorging terdege inzien en met al hun krachten hiertoe
medewerken.

Er is ongetwijfeld al zeer veel in dit opzicht gewonnen. De slechte naam
die de provincie Zeeland op hoefbeslaggebied heeft gehad, verdwijnt meer
en meer en op vele goede vaklieden kan men hier reeds bogen. Ontegenzeggelijk
is dit te danken aan de opleidingen die de hoefsmeden, hetzij aan scholen,
hetzij aan cursussen hebben genoten.

Doch ook een groote rol speelt in deze, en zal altijd blijven spelen, de
eigenaar van het paard. Tot voor kort was deze zeer eigenwijs en wilde
van het nieuwe, dat volgens hem den smeden op de cursussen werd ge-
leerd, doch dat slechts een rationeele uitvoering van het beslag inhield,
niets weten. De boer zei tegen den hoefsmid: „zoo en niet andersquot; en
huldigde hierbij het principe van vader en voorvader, zonder eenige rekening
te houden met den vooruitgang van de wetenschap. Hierbij kwam boven-
dien dat tot voor korten tijd de verdiensten van het hoefbeslag zeer gering
waren; het werd in één woord slecht betaald. Vele smeden maakten zich
er dan ook niet druk mee en deden het slechts om ook het overige smids-
werk van den klant te behouden ; het spreekt van zelf dat aldus van een
grondig en nauwkeurig uitoefenen van het hoefsmidsvak niet gesproken
kon worden.

Dit conservatisme der boeren heeft het goede hoefbeslag in Zeeland zeer
lang teruggehouden, doch gelukkig behoort dit nu vrij wel tot het verledene
en de hooge vlucht, welke de paardenfokkerij met de haar aanverwante
keuringen in deze provincie heeft genomen, is een gunstige factor voor het

-ocr page 29-

hoefbeslag geworden. Nu begint men terdege in te zien wat een goed
hoefbeslag waard is en nu wil men plotseling vooruit en zou men den zeil
veroorzaakten achterstand liefst zoo spoedig mogelijk zien ingehaald.

Hierin meen ik ook een reden te moeten vinden dat de meer vooruit-
strevende paardenfokkers het z.g. Vlaamsche beslag voorstaan, en wel voor-
namelijk wanneer de hoeven min of meer te wenschen overlaten m de
richting van den hoornwand of in de ontwikkeling van de verzenen. Dan
wordt de hoefsmid aangepord en kan men zich een combinatie indenken
van een boer die zich voorstelt dat met het z.g. Vlaamsche beslag alles
wat krom is recht kan gemaakt worden, en van een hoefsmid, die geen
hoogstaand vakman is en blindelings aan de verlangens van den boer vol-
doet Dat dit tot ergerlijke overdrijvingen in het besnijden van den hoef

leiden kan, behoeft geen betoog en het is dan ook geen zeldzaamheid dat men

paarden op keuringen ziet komen waarvan de hoeven zoodanig ingekort en
weggeraspt zijn dat de toonwand een bol verloop vertoont.

Heeft zoo'n paard nu volgens den boer ook nog te lage verzenen, dan
moeten er ijzers worden ondergelegd met overdreven
verdikte takken om
hierdoor te trachten de lage verzenen te maskeeren en maakt men, aldus
handelende, van het z.g. Vlaamsche beslag een bespottelijk iets.

Overdrijving schaadt natuurlijk altijd; wanneer men deze echter weglaat,
dan zal een wat meer inkorten van den toon, zooals dat in België de ge-
woonte is bij deze zware paarden, niet behoeven te schaden en kan bij het
gaan, het rollen over den toon er allicht nog beter door plaats vinden.
Vooral bij die paarden, welke van nature de beenen weinig opbeuren, kan

dit dan wenschelijk zijn.

Deze vraag moet mij echter van 't hart: Wordt er niet wat al te veel
ophef gemaakt van dit z.g. Vlaamsche beslag? Is dit nu werkelijk wel
noodig of verdiend? Onze gedachtengang toch is deze, dat goede, mooi
gevormde hoeven niets anders noodig hebben dan het beslag dat als normaal,
als „modelquot; aan de hoefsmeden wordt geleerd. Men vergete toch nooit dat
het quot;zeeuwsche paard dus het Belgische zware ras, is een laaglandsch ras
en dat aan dit ras eigen zijn groote en min of meer platte hoeven welke
men nu maar niet één, twee, drie door een z.g. beslagmethode van aard kan
doen veranderen.

Minder goed gevormde hoeven kunnen door raspen, door inkorten en
door het geven van verdikte takken, schijnbaar mooier worden gemaakt,
doch zeer vaak zal men deze kunstbewerkingen, als zijnde niet goed voor de
hoeven, onder „handelsbeslagquot; moeten rangschikken. Laat men nu toch echter
vooral niet vervallen in de fout het z.g. Vlaamsche beslag toe te willen passen als
remedie voor slecht gevormde hoeven ; het zal misschien tijdelijk eenigszins als
schoonheidsmiddel kunnen werken, doch het zal aan de zaak zelve niets ver-
beteren en het alleen
in een valsch licht stellen. Eén ding zou ik toch echter bij

het navolgen van het z.g. Vlaamsche beslag beslist willen ontraden, n.1. het ge-
bruik maken van die leelijke, hooge, spitse, scherpgepunte toonlippen. Dat ik het
leelijk noem, is voor een ander geen argument; smaken verschillen ! Doch ook
noem ik het aanbrengen van zulke lippen gevaarlijk. Het losraken toch van
een ijzer en het trappen in zulk een gevaarlijke lip is absoluut niet denk-

-ocr page 30-

beeldig, doch naar mij medegedeeld werd door dierenartsen met langjarige
praktijk, kwamen ten gevolge hiervan vaak ernstige verwondingen ter be-
handeling.

Waar nu Zeeland op weg is, door grootere belangstelling van de zijde
van de boeren, een beteren tijd voor het hoefbeslag in te gaan, daar ligt
het ook op den weg van de smeden met deze meerdere appreciatie van de
paardeneigenaars terdege rekening te houden en zich met ijver en bekwaam-
heid op het hoefbeslag toe te leggen. De resultaten van hun werk kunnen
niet bedriegen en zijn deze goed, dan zal hun dat het vertrouwen doen
winnen van de fokkers en zullen zij voor zichzelven een goed bestaan scheppen;
de paardenfokkerij zal daarbij tevens ten zeerste gebaat zijn.

Om een goed beslag onder te leggen, moet men echter naast vakkennis
behoorlijk den tijd hebben; zonder te „prutsenquot;, moet men ook niet. zijn
verdienste zoeken in al te vlot werk daar toch haastige spoed zelden goed
is. De smeden moeten er bij hun beslag vanuit gaan om methodisch te
werken en al het geleerde in toepassing te brengen; doen zij dit naar hun
beste weten en kunnen, dan ook hebben zij het recht zich goed te laten
betalen, want niet alleen de arbeidstyd en de materialen moeten worden be-
rekend doch ook de kunst moet worden betaald. Bij flinke prijzen zit er
verdienste in het vak en dit is bij het werk een voorname factor.

Ik zou die smeden in Zeeland welke lange jaren in de verdrukking zijn
geweest, welke hun vak niet hebben bijgehouden, zooals de vooruitgang
het eischt, willen aanraden zich zelf op te werken; zij kunnen dit doen
door zich in groepjes te vereenigen en door bemiddeling van den bond
van smedenpatroons herhalingscursussen in het leven te roepen, te geven
door onderwijzers in practisch hoefbeslag. Dan wordt het vergetene weer
aangeleerd, het nieuwe bijgebracht, de puntjes op de i's gezet en zullen
deze hoefsmeden,
na den cursus, zeer zeker met meer vertrouwen, geba-
seerd op meerdere vakkennis, hun vak uitoefenen.

Dat deze vervolgcursussen mogen bloeien en groeien !

Afscheid nemende van de provincie Zeeland zeg ik gaarne nog dank aan
de vele hoefsmeden voor de welwillende wijze waarop zij mij in staat stelden
hun bedrijf te zien en mij inlichtingen verschaften, inzonderheid nog aan
den heer Butler Sr. te Capelle voor de moeite die hij zich gaf om mij
bij vele hoefsmeden op Zuid-Beveland te introduceeren.

IETS OVER BESLAG EN VERZORGING VAN BROKKELHOEVEN.

Bij de verzorging van het paard dienen de hoeven eene voorname plaats
in te nemen. Ieder die dan ook daarvoor aangewezen is, en zijn taak ernstig
opvat, zal dat niet uit het oog verliezen. Vooral bij brokkelhoeven is het
van belang dat beslag en verzorging hand aan hand gaan. Toch komt het
nog al eens voor, dat er, zelfs met de beste bedoelingen, verkeerd ge-
handeld wordt.

Wat het beslag aangaat, zijn er eigenaars van paarden, die de meening

-ocr page 31-

zijn toegedaan, dat een maandelijksche vernienwing van het beslag m het
belang van brokkelhoeven zal zijn. Elke hoefsmid zal het wel met mij eens
zijn, dat het niet aanbevelingswaardig is (als het tenminste om het een of
andere niet noodig is) het beslag
gauw te vernieuwen Gewoonlijk is de
hoorngroei bij zulke hoeven toch al
gering, en kunnen nu de ijzers langen ijd

blijven liggen, dan is wel zoo veel hoorn aangegroeid, dat men behoorlijk
kan besneden, waardoor het onderste losse gedeelte
afvalt, een vastere
ligging der ijzers verkrijgt en het aantal nagelkanalen vermindert, en met
zoo dicht op en bij elkaar komen te zitten. Nu zijn er verschillende merken
van hoefsmeersels in den handel gebracht - en aan de aanbeveling te zien
zou men moeten aannemen dat kwartier-, brokkel- en andere hoeven tot
het verledene zouden gaan behooren. Tot nog toe is daar wemig van te
bespeuren: of dat nu ligt aan het smeer zelf, of aan de wijze waarop men
het gebruikt? Ik voor mij geloof dat er zich wel moeilijker vragen voordoen
ten opzichte van zulke hoeven. De goede niet te na gesproken, zijn er toch
vele die maar raak smeren, tot dat zich aan het bovenste gedeelte van den
hoef een dikke laag heeft gevormd, waar dan (als de smid er zich niet
over ontfermd) steeds maar weer overheen gesmeerd wordt. Volgens mijn
meening, zal na iedere behoorlijke reiniging een insmermg met zmvere
vaseline (ook de zoolvlakte) of olie zonder schadelijke bestanddeelen, een
gunstigen invloed hebben. Bij brokkelhoeven en losse wand heeft schrijver
lezes veel baat gevonden door gebruik te maken van bruine teer waar-
mede de draagrand ingesmeerd werd vóór het ondernagelen van het ijzer
na eerst van den draagrand zooveel mogelijk het murwe hoorn verwijderd

^%^urfitrooisel is voor brokkelhoeven niet aan te bevelen. Intusschen kan
het voor harde, nauwe hoeven uitkomst geven. Toch moeten de hoeven
al zeer sterk wezen, willen zij van turfstrooisel niet te
lijden hebben voora
als deze nat of vochtig is door de urine. Heeft het paard zoolbeslag vooral
luchtdrukzolen) onder, dan zal het meergenoemde turfstrooisel meer kwaad
dan goed doen, daar dan natte turf zich onder de zool gaat nestelen en de
luchtdrukzooi door intrapping op het harde turfbed veel van zijn waarde

verliest.nbsp;,,

, „ j,nbsp;J. N. Meeuwsen.

's-Gravenhage.

VERSLAG VAN DE ALGEMEENE VERGADERING DER VER-
EENIGING VAN ONDERWIJZERS IN PRACTISCH HOEFBESLAG,
gehouden op Zaterdag 24 Januari te Utrecht.

1, Opening, met de gewone plichtplegingen.

2 Lezing der notulen, die onveranderd worden goedgekeurd. Naar aan-
leiding van de notulen, vraagt
de heer Hagen van Steenwijk, wat de circulaire

bevatte die door het Bestuur was verzonden. De voorzitter antwoordde,
dat die circulaire in hoofdzaak bevatte, dat meer aandacht wordt verzocht
voor het hoefbeslag op keuringen, enz.

-ocr page 32-

Verslag over het afgeloopen boekjaar, waarin wijlen de heer J. B. H.
Moubis werd herdacht.

Ingekomen stukken. Van de heeren Rolink te Enschedé, Meijer en Meeuwsen
te den Haag en Koelman te Alkmaar was bericht ingekomen, dat ze ver-
hinderd waren de vergadering bij te wonen.

Van de Afd. Overijssel der Nationale Vereeniging tot bevordering der
paardenfokkerij in Nederland een schrijven, waarin ze mededeelt meer aan-
dacht aan het hoefbeslag te willen schenken dan voorheen.

Verder was nog ingekomen van de heer Koelman een lijst waarop 9
punten voorkwamen, die hij gaarne wenscht te zien behandeld. Een drietal
punten daarvan waren reeds door het bestuur behandeld; de overige zullen
zoo spoedig mogelijk door het Bestuur onder de oogen worden genomen.

Een schrijven van de Nd.-Brabantsche Maatschappij v. Landbouw, waarin aan
het Bestuur wordt gevraagd iemand aan te wijzen, die een paar keurings-
plaatsen zal bezoeken, om controle te houden op het hoefbeslag. Hiervoor
is aangewezen de heer S. v. Angeren te Utrecht, die de keuringsplaatsen
Zevenbergen en Almkerk heeft bezocht. Hiervan is reeds verslag gedaan
in „De Hoefsmidquot;.

De heer A. W. Heidema, mede ter vergadering aanwezig, deelde mede,
dat in een vergadering van de Nd.-Brabantsche Maatschappij van Land-
bouw was besloten, ons te verzoeken iemand aan te wijzen om weer
een paar keuringen bij te wonen. De Voorzitter vraagt of de aanwezigen
zich er mee kunnen vereenigen om direct iemand aan te wijzen. De heer
Luijten van Gorinchem zegt, dat hij nog wat zou wachten, aangezien nog
niet is vastgesteld welke keuringsplaatsen zullen worden bezocht en het
dan aan het Bestuur over te laten. Dienovereenkomstig werd besloten.

4.nbsp;Bestuursverkiezing. De penningmeester, de heer Huitink, werd met 24 van
de 25 uitgebrachte stemmen herbenoemd en nam zijne herbenoeming aan.

In de plaats van de punten 5 en 6 werd eerst punt 7 behandeld, n. m.
Voorstel van het bestuur om herhalings-cursussen in te stellen voor Gedipl.
hoefsmeden. Het bestuur dacht, dat iedere Onderwijzer in hoefbeslag, die
daar gelegenheid voor had, wel een zoodanigen cursus kon houden, hetwelk
de goedkoopste manier zou zijn. Enkele heeren waren van meening, dat het
geschikter aan ambachtsscholen gegeven kon worden, waarop de Voorzitter
antwoordde, dat men dan voor grootere uitgaven komt te staan. Na enkele
besprekingen werd met algemeene stemmen besloten in die richting te
werken.

De heer Heidema bespreekt de wenschelijkheid van een herhalingscursus
voor Onderwijzers in practisch hoefbeslag aan de Veeartsenijkundige Hooge-
school.

De heer Oldendorp, mede ter vergadering aanwezig, zag gaarne dat de
Onderwijzers in hoefbeslag in kleine kringen controle hielden op de Eijks
gedipl. hoefsmeden, in de plaats van de herhalingscursussen en verder dat
de Vereeniging bij de Eegeering moest aandringen, dat geen ander hoefsmid
het vak mocht uitoefenen dan een Eijks gediplomeerde.

5.nbsp;Bekening en verantwoording van den Penningmeester. De commissie
voor het nazien der rekening rapporteerde dat alles in de beste orde was

-ocr page 33-

bevonden. De inkomsten bedroegen met het kasgeld van 't vorige boekjaar
f300.93 en de uitgaven f91.71, zoodat er een saldo was van f 209,22.
Voor 't volgend boekjaar werden de heeren G. Julicher, J. A. Tangelder
en J.
V. d. Berk gekozen als leden der commissie voor het nazien der
rekening.

8. Indrukken van het gehouden examen voor het verkrijgen van een Eijks-
diploma als hoefsmid.
In dit referaat van den Voorzitter werden in 't kort
de werkzaamheden van de candidaten weergegeven, en in 't bijzonder de
vele fouten die gemaakt zijn opgesomd, vooral bij het besnijden van de
hoeven, zoowel bij normale als abnormale hoeven. In verband hiermede
waren er een aantal ijzers aanwezig, gemaakt door de candidaten, zoodat
de aanwezigen een overzicht konden krijgen van het vele slechte werk.

De Voorzitter deelt mede, dat door het lid J. v. d. Berk te Geldrop
aan het Bestuur de mededeeling was gedaan, dat vanwege de Nd.-Brabantsche
Maatschappij van Landbouw 2 cursussen werden gehouden, n.1. 1 te den
Bosch en 1 te Breda, aan welke cursussen het praktisch onderwijs werd
gegeven door een Militair-hoefsmid.

Naar aanleiding daarvan zijn de Secretaris en de Voorzitter naar den Haag
geweest en hebben een onderhoud gehad met den Inspecteur van het Land-
bouwonderwijs, waarin de Inspecteur werd verzocht het daarheen te willen
leiden, dat het onderwijs (praktisch) alleen wordt gegeven door Rijks
Gedipl. Onderwijzers. De Inspecteur zeide, dat hij op 't zelfde standpunt
stond als wij, en beloofde de zaak te zullen onderzoeken.

De heer Koman van Hoofddorp bracht in 't midden of het niet wenschelijk
was om het salaris van een Onderwijzer in hoefbeslag te brengen op f 10
per les, plus reiskosten 2e klasse. Besloten werd dat ieder Onderwijzer,
aan den Voorzitter zijn salaris wat hij op heden geniet mededeelt, vergezeld
van een voorstel, wat hij meent te moeten hebben.

De heer Oldendorp stelt voor om meer subsidie voor de hoefbeslag-
cursussen aan te vragen.

Met algemeene stemmen werd besloten om te trachten voor de Onder-
wijzers een geëmailleerd bord aan te schaffen, hetgeen in handen werd
gesteld van den heer Oldendorp. 1)

Het voorstel van het Bestuur om aan ieder, die meer dan f5 reiskosten
had, deze te vergoeden, werd met 19 stemmen voor en 4 tegen aangenomen.

Vier nieuwe leden traden toe.nbsp;M. R.

1nbsp; Wij hebben nog getracht te weten te komen of bedoeld bord reeds „in
ordequot; was en tegen welke voorwaarden het kan worden verkregen, doch het
is niet gelukt zulks voor het afdrukken van deze aü. te vernemen. Red.

-ocr page 34-

UITSLAG VAN HET EXAMEN VOOR AANSTAANDE ONDER-
WIJZERS IN PRACTISCH HOEFBESLAG TE UTRECHT.

De commissie belast met het toezicht op het afnemen van het examen
van de deelnemers aan den in 1919 gehouden cursus voor opleiding van
onderwijzers in practisch hoefbeslag, verbonden aan de Veeartsenijkundige
Hoogeschool te Utrecht, benoemd door den Minister van Landbouw, Nijver-
heid en Handel, bij besluit van 11 December 1919, Directie van den Land-
bouw, heeft de eer Uwe Excellentie verslag te doen van het desbetreffende
examen.

De Commissie van toezicht hield op 6 Januari 1920, in vereeniging met
hét onderwijzend personeel van dezen cursus, een vergadering teneinde de
grondslagen vast te stellen, waarop bedoeld examen zou worden afgenomen
en besloten deze niet te doen afwijken van vorige jaren. In deze vergade-
ring is mede een rooster opgemaakt voor het af te nemen examen, welk
rooster de goedkeuring van Uwe Excellentie heeft mogen verwerven.

Tevens werd het wenschelijk geacht, om in de toekomst als eisch voor
de toelating tot dezen cursus te stellen, dat de candidaten in het bezit
zijn van het Rijks-diploma als hoefsmid.

Het examen vond plaats op 22, 23 en 24 Januari 1920. Alle deelnemers
aan bovengenoemden cursus, aangevangen in Februari 1919, hebben zich
tot het examen aangemeld en dit werkelijk afgelegd.

In overeenstemming met den door Uwe Excellentie goedgekeurden rooster
heeft het examen bestaan in een theoretisch en een practisch gedeelte.

Het examen in theoretische hoefkunde werd in den namiddag van 22
Januari van 1—4.30 afgenomen, aan iederen candidaat telkens 40 minuten,
waarvan een gedeelte strekte tot onderzoek in hoeverre hij de bekwaamheid
bezit om als onderwijzer op te treden.

Het practisch gedeelte heeft voor iederen candidaat bestaan uit de
volgende onderdeden:

1.nbsp;Het beoordeelen van een paard met het oog op het besnijden vaneen
voorhoef hiervan en het besnijden van dezen hoef.

2.nbsp;Het vervaardigen van een paar voorijzers, waarvan één bestemd voor
dezen hoef.

3.nbsp;Het beslaan van dezen hoef.

4.nbsp;Het maken van een modelijzer, bestemd voor een hoef van afwijken-
den vorm.

De werkzaamheden voor de drie eerste onderdeden werden verricht in
den ochtend van 23 Januari van 9—12.30.

De vervaardiging der onder 4 genoemde ijzers geschiedde in den namiddag
van 2—4 uur.

5.nbsp;Het besnijden van een abnormalen hoef.

6.nbsp;Het maken van een hoefijzer voor dezen hoef.

7.nbsp;Het beslaan van dezen hoef.

De onder 5, 6 en 7 genoemde onderdeelen werden verricht in den voor-
middag van 24 Januari van 9—12 uur.

-ocr page 35-

Zoowel bij het beoordeelen van een paard als bij het maken van ijzers
werd de toewijzing telkens bij loting uitgemaakt.

Aan 5 van de 6 candidaten kon het diploma worden uitgereikt.
De geslaagden zijn in alphabetische volgorde: W. J. C. van Angeren
te Utrecht; H. Heringa te Kortezwaag; F. G. Kamperman te Olst;
P. J. van Eoon te Strijen; B. H. Veldhuis te Holten.

Namens de Commissie:
(w. g.) A. W. Heidema,
voorzitter.
(w. g.) H. J. C. van Lent, secretaris.

VERSLAG VAN HET EERSTE EXAMEN IN HOEFBESLAG TER
VERKRIJGING VAN EEN RIJKSDIPLOMA ALS HOEFSMID,
GEHOUDEN IN DE MAANDEN NOVEMBER EN DECEM-
BER VAN HET JAAR 1919.

De examencommissie, welke bij beschikking van den Minister van Land-
bouw, Nijverheid en Handel van 9 October 1919, Directie van den Land-
bouw, nquot;. 22691, eerste afdeeling, werd benoemd, bestond uit de heeren:

dr. H. M. Kroon, hoogleeraar aan de V. H. S. te Utrecht, lid en voorzitter ;

A. W. Heidema, hoofdinspecteur en secretaris der Nationale Vereen, tot
bevordering der paardenfokkerij in Nederland, te 's-Gravenhage, plaatsver-
vangend lid, tevens plaatsvervangend voorzitter;

S. van Angeren, chef-hoefsmid aan de V. H. S. te Utrecht;

dr. R. H. J. Gallandat Huet, kapitein-paardenarts aan de Militaire
hoefsmidschool te Amersfoort;

H. J. C. van Lent, oud-directeur der hoefsmidschool te Tiel;

J. Plet, veearts te Heerenveen;

M. Ritsema, onderwijzer in practisch hoefbeslag te Appingedam en

J. de Vries, secretaris van het Stamboek voor het Nederlandsche Trek-
paard (Belgisch type), te 's-Gravenhage, leden, en

P. Bongaarts, onderwijzer in practisch hoefbeslag te Maasniel;

A. Frederikse, majoor, dirig. paardenarts b. d. te ütrecht;

H. Hagen, onderwijzer in practisch hoefbeslag te Steenwijk ;

P. H. van Kempen, veearts te Echt;

dr. G. M. van der Plank, conservator aan de V. H. S. te Utrecht, en

G. J. Rolink, onderwijzer in practisch hoefbeslag te Enschedé, plaats-
vervangende leden.

Nadat tweemaal door den voorzitter en den voorloopigen secretaris een
vergadering was gehouden ter voorbereiding van het examen en al wat
daarmede samenhangt, werd op 18 October 1.1. te ütrecht in de senaats-
kamer der Veeartsenijkundige Hoogeschool een vergadering van de geheele
commissie bijeengeroepen door den voorzitter der examencommissie; alle
leden namen aan deze vergadering deel.

In deze vergadering werd de voorloopige secretaris, dr. R. H. J. Gallandat
Huet, definitief benoemd, werden de examinatoren in twee sub-commissies

-ocr page 36-

verdeeld en werd besproken en vastgesteld het aantal candidaten dat
dagelijks zou worden geëxamineerd, alsmede de indeeling van het examen zelf.

Hierna werden oproepingen voor het examen geplaatst in de verschillende
vakbladen voor smeden, waarbij de gelegenheid tot inschrijving werd open-
gesteld tot en met 5 November, terwijl de aanvang van het examen was
vastgesteld op 17 November daaraanvolgend.

Het examen werd te Utrecht gehouden in het Instituut voor hoefkunde
der Veeartsenijkundige Hoogeschool.

In de maand November werd examen afgenomen op de volgende dagen:
17, 18, 19, 20, 24, 25, 26, 27, en in de maand December op 1, 2, 3, 4, 8,
9, 10, 11, 15, 16, 17 en 18.

Het aantal candidaten dat zich voor het examen had opgegeven bedroeg
118; hiervan waren 9 leerlingen van cursussen, n.l. 2 van den cursus der
G. O. M. V. L. en 7 van den cursus aan de ambachtsschool te Harlingen.
De overige candidaten waren reeds gediplomeerde hoefsmeden ; verscheidene
hiervan waren gedurende het laatste jaar gediplomeerd, de meesten hadden
echter een diploma van veel ouderen datum. Enkelen hadden een herhalings-
cursus gevolgd.

De 118 candidaten waren naar provinciën als volgt vertegenwoordigd:
uit Groningen 6, Friesland 15, Drenthe 12, Overijssel 7, Gelderland 23,
Utrecht 8, Noordbrabant 18, Limburg 6, Zeeland 4, Zuidholland 7 en
Noordholland 12.

De deelnemers aan het examen waren opgeleid aan de volgende inrich-
tingen van onderwijs : aan de Militaire Hoefsmidschool te Amersfoort 16,
aan de leersmederij te Groningen van Wiersum en Heidema 5, aan de
cursussen in hoefbeslag, gegeven door de G. O. M. van L. 25, door de
Noordbrabantsche Maatschappij van Landbouw 11, door de Limburgsche
Maatschappij van Landbouw 5, vanwege het Utrechtsche Landbouw Genoot-
schap 8, door het Friesche Paardenstamboek 4, door de Drentsche Maat-
schappij van Landbouw 8, door den cursus in hoefbeslag te Appingedam,
uitgeschreven door den Bond van Smedenpatroons, 1, en van den cursus in
hoefbeslag gegeven aan de ambachtsschool te Harlingen 7, vanwege de
Zeeuwsche Maatschappij van Landbouw 4, vanwege de Hollandsche Maat-
schappij van Landbouw 24.

Het aantal candidaten, dat aan het examen heeft deelgenomen bedraagt
111, de 7 niet-opgekomenen zonden op 2 na allen bericht, dat zij wegens
ziekte of drukke werkzaamheden verhinderd waren deel te nemen. Van de
geëxamineerden trokken er zich 2 tijdens het examen terug, 46 voldeden
niet aan de eischen, terwijl aan 56 een diploma kon worden verstrekt.

Onder deze laatsten waren er 2, die een zeer goed examen aflegden en
wien mondeling werd medegedeeld, dat zij met lof waren geslaagd; dit
preadicaat werd slechts toegekend aan die candidaten, welke voor alle
werkzaamheden meer dan voldoende behaalden.

Bij de eindbeoordeeling der candidaten is rekening gehouden met de
rapporten, welke volgens art. 6 waren aangevraagd en verkregen van de
cursusleiders en welke gegevens bevatten omtrent den ijver, de geschiktheid
en de bekwaamheid der cursisten.

-ocr page 37-

Van de geslaagden zijn er werkzaam in de provincie Groningen 3, Fries-
land 7, Drenthe 6, Overijssel 3, Gelderland 14, Noordbrabant 6, Limburg 3,
Zeeland 3, Utrecht 5, Zuidholland 6, in Noordholland 0.

Zij ontvingen allen volgens art. 7 van het reglement een diploma.

Het examen werd afgenomen door de commissie hiervoor genoemd; het
permanente lid de heer de Vries was echter verhinderd er aan deel te nemen
en werd afwisselend vervangen door de heeren Frederikse en dr. v. d. Plank,
leden der examen-commissie, en beiden te Utrecht woonachtig. Bij deze
noodzakelijke waarneming is het gebleken hoe moeilijk het is leden voor
deze examencommissie te vinden, die zich beschikbaar kunnen stellen, daar
de praktijk van veeartsen en hoefsmeden er zich niet toe leent langen tijd
achtereen afwezig te zijn of op onverwachte tijden plotseling in te vallen
VOO. eventueele waarneming.

De commissie was volgens art. 3 van het reglement bij het afnemen van
het examen verdeeld in twee sub-commissiën, waarvan de eene meer speciaal
heeft beoordeeld het afwijkende beslag van een dooden hoef en de theorie,
terwijl de andere sub-commissie het normale beslag en het modelijzer beoor-
deelde.

Voor het normale beslag werden de volgende beoordeelingen gevolgd,
waarbij cijfers van 1 tot 5 werden gegeven: besnijden van den hoef: eerste
hoef en tweede hoef; vervaardiging van het hoefijzer: 1ste hoefijzer en
2de hoefijzer.

Het geheele beslag 1ste hoef en 2de hoef; dit laatste cijfer werd met
twee vermenigvuldigd voor de eindbeoordeeling, om aldus groote waarde te
hechten aan de totale uitvoering van het normaal beslag.

Voor het vervaardigen van een modelijzer werd één cijfer gegeven; bij
het beslag van een zieken of afwijkenden hoef werden
twee cijfers gegeven,
nl. een cijfer voor de vervaardiging van het hoefijzer en een cijfer voor het
geheele beslag ; deze beide cijfers werden te zamen geteld voor de eind-
beoordeeling.

Ten slotte werd één cijfer gegeven voor de theorie en werd dit met drie
vermenigvuldigd. Dit laatste werd noodig geoordeeld om de waarde van de
theorie niet te veel op den achtergrond te doen komen; alsnu komt de
beoordeeling van het theoretisch examen tot het geheele examen te staan
als 15 : 70 (hetgeen uit het volgende blijkt).

De beoordeelingslijst van een candidaat kon dus ten hoogste als volgt
worden:nbsp;Beslag van twee normale hoeven.

Besnijden van den hoef:

1ste hoef.......5 |

2de hoef.......5 f

Vervaardigen van het hoefijzer:

1ste hoefijzer ...... 5

2de hoefijzer......5 '

Het geheele beslag:

1ste hoef.......5 ) -.a

2dehoef.......öl 10X2=2C

Modelijzer.............5

-ocr page 38-

Beslag van een zieken of afwijkenden hoef:
Vervaardigen van het hoefijzer 5
Het geheele beslag .... 5
Theorie........5x3nbsp;15

Samen ... 70 punten.

Bij den uitslag is geen rekening gehouden met het verkrijgen van een
minimum aantal punten, zoodat het dan ook wel is voorgekomen, dat candi-
daten afgewezen zijn en toch een hooger aantal punten hebben behaald dan
geslaagde candidaten. Bij dnbieuse gevallen is vooral aan de practische cijfers
en wel aan de cijfers voor het beslag van de normale hoeven groote waarde
gehecht. Hoewel de commissie niet streng in de beoordeeling is geweest, in
dien zin nl. dat candidaten met enkele onvoldoende cijfers nog wel geslaagd
zijn, is er aan den anderen kant wel degelijk rekening mede gehouden, dat
deze examens tweemaal per jaar zullen worden gehouden en heeft de com-
missie het in vele gevallen wenschelijk geacht twijfelaars af te wijzen.

Het afgeleverde werk was meermalen niet bevredigend en het lijkt hoogst
gewenscht voor vele der hoefsmeden, die reeds gediplomeerd zijn en toch
dit examen wenschen te doen, om eerst een herhalingscursus te volgen,
waartoe zij in de verschillende provinciën op onderscheidene plaatsen in de
gelegenheid moeten worden gesteld. Deze herhalingscursussen dienen te
staan onder leiding van een dierenarts, terwijl de onderwijzers in practisch
hoefbeslag de aangewezen leerkrachten zijn om de practische lessen te geven.

Voor de hoefsmeden en voor de paardenhouders beiden is het van groot
belang dat deze vervolgcursussen in het leven worden geroepen en naar be-
hoefte worden uitgebreid.

Wat de tekortkomingen betreft, zoo wijzen wij op de volgende fouten:

Bij het besnijden van den hoef en het passen van het ijzer werd in den
regel te kort geschoten, doordat veel te weinig besneden werd; de meeste
candidaten waren bang om degelijk te besnijden, lieten te veel doode hoorn
zitten of namen geen losse stukken weg en veronachtzaamden zool en straal
nagenoeg geheel Het gevolg hiervan was, dat met passen veel moest worden
goedgemaakt. Vaak werd ook bij het besnijden geen voldoende rekening
gehouden met den voetas en werd scheef besneden. Slordig werk, o.a. het
niet wegnemen der oude nieten, het niet reinigen van de zooivlakte van den
hoef, kwam ook voor. Een algemeene klacht was daarnevens, dat veel te
langzaam gewerkt werd en vaak drie uur benoodigd waren voor het maken
van 2 ijzers en het beslaan van 2 normale hoeven. Deze tijdsduur werd ook
wel gebezigd voor het beslaan van een abnormalen hoef.

Het te laag nagelen, b.v. onder de oude nagelgaten, en het plaatsen van
de nagels in een los wandgedeelte waren ook geen uitzonderingen.

Bij het maken van de ijzers werden als fouten opgemerkt: het niet vol-
doende vlak smeden der ijzers, het geven van onvoldoenden opzet, het te
kort maken van de ijzers, het te vet aanbrengen van de nagelgaten. Het
plaatsen van de nagelgaten was ook dikwijls slecht, te veel naar voren ;
meermalen werd steil geritst en kwamen voor het scheef aanbrengen van de
rits in het ijzer, het ondiep ritsen, waardoor de nagelkoppen te ver uitstaken,

10

-ocr page 39-

een slechte verdeeling van de nagelgaten, het te smal smeden van het ijzer
aan de takken, het geven van een onvoldoende breedte aan de draagvlakte
en het niet vlak smeden van deze, het te ruw afwerken van de ijzertakken,
het niet aanbrengen van een goede afhellende vlakte.

Bij het geheele beslag kwamen vele der opgenoemde fouten van het be-
snijden en van de afwerking van het ijzer naar voren; zoo werd o. a. het
niet passen en het niet dragen van onderscheidene deelen van den draagrand
herhaaldelijk geconstateerd; zoo ook het scheef onderleggen, het te wijd
liggen van de binnentakken, het te kort zijn van de ijzers en het onvoldoende
nagelen. In enkele gevallen is de commissie door vernagelen en slecht ge-
leverd werk genoodzaakt geweest hoeven te doen overbeslaan.

Het onvoldoende beoordeelen van gang en stand wreekte zich ook hier
bij het afgeleverde werk; vaak werd o.a. geen notitie genomen van het
strijken van het paard of van het voorhanden zijn van strijkwonden.

Wat het beslag van een zieken of afwijkenden hoef betreft, zoo kan ook
hier in de eerste plaats als fout genoemd worden dat veel te lang gewerkt
werd, te veel werd geknoeid, om veelal ten slotte matig werk af te leveren.
Enkele fouten mogen nog afzonderlijk genoemd worden, zoo o. a. bij het
aanleggen van gutta percha zolen, werd meermalen niet opgevuld en, waar
dit wel gebeurde, vaak zeer onvoldoende en werd het vlas niet in teer
gedrenkt; de zool werd zelden passend ondergelegd, stak vaak 2 c.M. en
meer achter de ballen van den hoef uit, zoodat aftrappen onvermijdelijk
zou zijn.

Er werd ook geen rekening gehouden met de dikte der gummistraal-
bedekking en het ijzer werd hiermede niet in evenredigheid gebracht.

Behalve dat in enkele gevallen geen aansluiting van gummiblok en ijzer
plaats vond, werd de lip als regel veel te klein gemaakt en werd bij het
passen geen voldoende rekening gehouden met de tusschenliggende leeren
zool, waardoor het ijzer vaak te nauw kwam te liggen.

Bij het beslaan van een hoef met hoornscheur werden zeer vaak geen
gaatjes ingebrand, geen hechtingen aangelegd en werd als regel overdreven
ver vrij gelegd. Bij een toonscheur werden door velen de lippen te ver naar
buiten aangelegd, de nagels kwamen dientengevolge te ver naar achteren te
liggen of werden binnen de lip ingezet. Bij een kwartierscheur werd vaak
geen balkijzer aangelegd en waar dit wel gebeurde, werd dit dikwijls slecht
passend afgeleverd.

Bij het beslag van een klemhoef werden pantoffelijzers en balkijzers onder-
gelegd, beide vaak onvoldoend dragende. Bij het beslag van een hoef met
verbeend hoefkraakbeen werd wel een breeden tak gemaakt aan het ijzer,
doch verder werd het beslag er dikwijls niet naar gewijzigd, de nagels
bleven te ver naar voren geplaatst, van een zijlip werd geen gebruik gemaakt
en de straal werd vaak te groot gelaten.

Het aanleggen van een balkijzer bij diverse hoefgebreken was ook zeer
vaak onvoldoende, daar het hoofddoel, het passen van den balk op den straal,
niet bereikt werd.

Het slechtst werd gewerkt met de toepassing van kunsthoorn; in slechts
enkele uitzonderingsgevallen was dit voldoende te noemen, in den regel gaf

-ocr page 40-

het blijk dat de candidaten er nooit mede gewerkt hadden, hetgeen ook
velen zelf bekenden. Het onvoldoende steun geven aan het kunsthoorn,
waardoor het in de practijk waardeloos is, was de groote fout bij het aan-
leggen er van.

Het maken van een modelijzer was ook lang niet altijd voldoende; om
de billijkheid van de beoordeeling te bevorderen, werd aan een zelfde groep
candidaten hetzelfde ijzer opgegeven, zoodat ook een vergelijking van het
afgeleverde werk gemakkelijk was. Vele van de fouten bij het vervaardigen
van de ijzers, genoemd bij het normale beslag, kwamen ook hierbij voor,
terwijl bovendien door velen geen goed model aan het ijzer kon worden
gegeven.

Wat de theorie betreft, deze bleek door velen goed begrepen te zijn,
enkelen waren zelfs uitmuntend. Enkele candidaten gaven echter blijk veel
uit het hoofd geleerd te hebben, doch geen juist inzicht te bezitten, terwijl
er ook sommigen absoluut onvoldoende onderlegd waren. Velen hadden
groote moeite zich uit te drukken en konden slechts door gesticuleeren
zich duidelijk maken; de kern van de theorie, de leer van het hoef-
mechanisme, werd door meerderen niet naar behooren begrepen.

Als eindresultaat van dit examen kon worden vastgesteld dat er zeer
vele hoefsmeden zijn, die te weinig materiaal te verwerken krijgen om een
ruime opvatting van de practijk te kunnen verwerven. Verder is sleur ook
een groot nadeel, waaraan de hoefsmeden zich moeten onttrekken, zij moeten
zich meer toeleggen om goed, zaakkundig en flink te werken.

Het aantal der gemaakte fouten en de aard der fouten wijzen dit alles
uit en daarom moet in de hierboven aangehaalde herhalingscursussen met
klem gewezen worden op een nauwkeurige en rationeele uitvoering van het
hoefbeslag; alsdan zal het percentage der geslaagden, dat thans slechts
50 pet. bedraagt, belangrijk hooger kunnen worden.

Het instituut voor hoefkunde heeft uitnemend voldaan voor het afnemen
van dit examen en is moeilijk, althans niet beter, door een andere inrichting
te vervangen; ook de centrale ligging van de stad Utrecht maakt het ge-
wenseht deze examens hier te houden.

Het paardenmateriaal, alsmede de doode hoeven voor het examen gebezigd,
waren prachtig in orde. Er was steeds voldoende voorraad aan paarden voor
het beslag en wel van een zeer goede keuze, afwisselend in grootte en in
ras, waarbij de keuze gedaan was aan paarden die langen tijd op beslag
gestaan hadden en alzoo een goede beoordeeling voor het besnijden van den
voet opleverden. Ook de doode hoeven waren zoo uitgezocht, dat vele
afwijkende hoefvormen en hoefgebreken in staat stelden aan het afwijkende
beslag op natuurlijke wijze te voldoen.

Ten slotte zij opgemerkt, dat het, naar de ervaringen van dit examen te
oordeelen, voor de leerling-hoefsmeden van groot belang moet worden geacht,
dat zij het onderwijs in de practijk ontvangen van onderwijzers in practisch
hoefbeslag, tevens hoefsmeden, die dagelijks in het hoefsmidsbedrijf werk-
zaam zijn en dit bedrijf in vollen omvang uitoefenen, daar dan alleen een
goed voorbeeld kan gegeven worden en anders de leerlingen geen voldoende
opleiding ontvangen in datgene, wat later in de practijk van hen verlangd wordt.

-ocr page 41-

De namen der geslaagden zijn: 1. A. A. van Rooijen, te Velseroord,
2. B. Kamps, te Eest (Dr.), 3 T. S. van den Berg, te Blauwhuis bij
Sneek, 4. S. Heringa, te Korte Zwaag, 5. J. Lucassen Jr., Velp (G.),
6. A. van Tienen, Zeeland (Mb.), 7. G. J. Naber, Emmen (Dr.), 8. W.
van der Geest, Spakenburg, 9. J. A. Lesscher, Dolder, Weerselo (O.),
10. G. Huizendveld, Amersfoort, 11. D. van Wieren Jr., Wommels, 12. T.
van Wieren, Bolsward, 13. J. Th. Lemmen, Weert (Nijmegen), 14. D. J.
Vossers, Doesburg, 15. W. K. Goelema, Nieuwolda, 16. Th. Berdsen, Arn-
hem, 17. J. H. J. Hendriksen, Varseveld, 18. J. A. Booltink, Loo, 19. G.
Krienen, Laag-Keppel, 20. H. J. Helmes, Groesen, 21. H. J. Mathijsen,
Duiven, 22. M. J. B. Rupperink, Delden, 23. Joh. Haverkamp, Deventer,
24. J. Huitink, Ruurlo, 25. G. J. Mathijsen, Herveld, met lof, 26. E. Eigen-
berg, Krewerd (Bierum), 27. A. Koens, Zijldijk ('t Zandt), 28. J. Osinga,
Gasselternijeveen, 29. J. Palthe, Peize, 30. A. E. Eaber, Rijperkerk, 31. D.
Burgers, Strijen, 32. A. Wold, Hooghalen, 33. P. Borsje, Meerkerk, met
lof, 34. Arie Bosman, Rotterdam, 35. P. de Klerk, Puttershoek, 36. G. P.
van den Hurk, Utrecht, 37. J. F. Bourgonje, Achterveld (Utr.), 38. H.
Kremers, Volkel (üden), 39. H. Wilken, Roswinkel, 40. A. J. Schiks,
Gassel (Grave), 41. J. Kranenberg, Waverveen, 42. A. Cazemier, Roden (Dr.),
43. A. K. Knoef, Hengelo (O.), 44. H. Snijders, Herten bij Roermond,
45. R. van Mullingen, Voorschoten, 46. Th. van de Hulsbeek, Wanroy,
47. A. E. Verhoeven, Schaik (Nb.), 48. T. C. Pluim, Zoelen (G.), 49. A.
Tielemar, Zuid-Beijerland, 50. J. W. Koerselman, Lochem, 51. W. J. Robijn,
IJzendijke, 52. A. J. Gelok, Oud-Vosmeer, 53. C. H. M. Baselier, Oud-
Vosmeer, 54. E. M. van Acht, Buggenum, 55. S. Herrema, Schalsum,
56. E. J. Schoonwater, Escharen.

(u. St. Crt. van 6 en 7 Febr. 1920).

korte mededeelingen.

—nbsp;Militaire Hoefsmidschool. In de maand Januari hebben examen
afgelegd de leerling-vrijwilligers: Foppele van het 2e R. H. en Schriek
van het Ie R. H. In afwachting van een aanstelling tot Korp. hoefsmid,
zijn zij bij hun regiment als bij-smid werkzaam gesteld.nbsp;G. H.

—nbsp;Correspondentie. Naar aanleiding var. het in aflevering 1, jaargang
1920, medegedeelde omtrent Terneuzen in Zeeland, verzoekt de heer A.
Bosman, bestuurder der „Practische Staatshoofdschool van Hoefsmederijquot;
te Brussel, ons te willen berichten dat de heer Butler te Terneuzen wel
den cursus 1907—1908 aldaar gevolgd heeft, doch na afloop geen diploma
heeft behaald.

—nbsp;üitvoer van hoefijzers en friseertangen. De Minister van Land-
bouw, Nijverheid en Handel heeft bij beschikking van 22 Januari 1920
(No. 58 082, afdeeling Crisisnijverheid) met ingang van 26 Januari j.l. tot
nadere aankondiging dispensatie verleend van het verbod in uitvoer van
hoefijzers en friseertangen, vallende onder het uitvoerverbod van ijzer
en staal.nbsp;--

-ocr page 42-

— Cursus in hoefbeslag te Oud-Beierland. Vanwege den Bond van
Smedenpatroons in Nederland zal te Ond-Beierland een cursus in hoef-
beslag worden gegeven. Het theoretisch gedeelte wordt verzorgd door den
dierenarts Dr. P. Vermaat en het practische gedeelte door den onderwijzer-
hoefsmid H. van Waasbergen, beide te Oud-Beierland.

ingekomen boekwerken. ~

LA POURBÜRE DU CHEVAL.

Bij den uitgever Jouve en Co. te Parijs is van de hand van den Belgischen
reserve-paardenarts 2e kl. R. Strauward een verhandeling verschenen
over de hoefbevangenheid van het paard. Het werk omvat 218 bladzijden
druks en 41, meest gekleurde platen, welke bijna alle anatomische schetsen
van den hoef en den ondervoet van het paard voorstellen. Het is een zuiver
veterinair werk en heeft m. i. alleen interesse voor dierenartsen.

In de eerste 44 bladzijden wordt behandeld, in twee hoofdstukken, de
anatomie van den voet en worden besproken de beenderen, de banden, de
pezen, de elastische deelen, de hoef, de hoornvormende deelen, de zenuwen,
de bloedvaten en de lymphbanen.

Hoofdstuk 3 bespreekt de pathogenie van de bevangenheid, terwijl in
het volgende hoofdstuk de etiologie wordt behandeld, waarin aan het slot
worden besproken de ware oorzaken, de voorbeschikkende- en de bepalende
oorzaken. Vervolgens worden in het 5e hoofdstuk 76 bladzijden gewijd aan
de pathologische anatomie en gaat de schrijver daarna over tot de behande-
ling van de verschijnselen, het verloop van de ziekte, het stellen van de
diagnose en van de prognose. Het laatste hoofdstuk bespreekt de behande-
ling van de ziekte en hier worden achtereenvolgens de voorbehoedende
behandeling, de curatieve behandeling van den acuten vorm en de behan-
deling van de chronische hoefbevangenheid uiteengezet, welke laatste is
onderverdeeld in een operatieve en een niet operatieve wijze.

Schrijver heeft deze zeer belangrijke ziekte uitvoerig bestudeerd en geeft
naar aanleiding van deze studie en op grond van zijn ervaringen, dan ook
menig nieuw denkbeeld aan, zoodat wij ook onze dierenartsen de lezing
van zijn werk, waarmede de literatuur verrijkt is, ten zeerste kunnen aan-
bevelen.nbsp;G. H.

vragen en antwoorden.

A en B, beiden een Eyfodiploma bezittende van Onderwijzer in hoefbeslag,
woonachtig in dezelfde plaats, waar geregeld een cursus in hoefbeslag
wordt gegeven. A is, doordat hij het iiyfcsdiploma eerder behaalde dan B,
reeds eenige malen opgetreden als Onderwijzer. B zou nu ook gaarne in
aanmerking willen komen om practisch als Onderwijzer op te treden en
doet daar ook pogingen toe (b.v. bij den leider der cursus, Paarden-arts)
maar steeds wordt A benoemd. Welke weg staat er nu voor B open, om
zijn verlangen ingewilligd te krijgen. Kan b.v. de
„Vereeniging van Onder-
wijzers in Practisch hoefbeslagquot;
in zoo'n geval iets doen.nbsp;X.

B kan trachten in dezelfde plaats een 2den cursus opgericht te krijgen
of ergens anders belast te worden met het onderwijs aan een cursus.

Verwisseling van personeel is in den regel niet aanbevelenswaardig.

Red.

-ocr page 43-

ADVERTENTIËN.

Examen ter verkrijging van een Rijlcsdiploraa als Hoefsmid.
Voorjaarsexamen 1920.

Dit examen zal te Utrecht gehouden worden in de maanden Maart
en April a.s.

Hij, die daaraan wenscht deel te nemen wordt uitgenoodigd zich voor
1 Maart 1920 schriftelijk aan te melden bij den ondergeteekende, onder
overlegging van de volgende stukken :

а.nbsp;een afschrift van de geboorteacte.

б.nbsp;een bewijs dat hij de lagere school met vrucht heeft gevolgd.

c.nbsp;een bewijs, dat hij tenminste drie jaren in het smidsvak is werkzaam
geweest.

d.nbsp;een bewijs, dat hij een tweejarigen cursus in hoefbeslag heeft gevolgd,
of een daarmede gelijkgestelde vakopleiding heeft genoten.

Zij, die voor 1 Juli 1919 een diploma als hoefsmid hebben behaald, wor-
den enkel op grond van dit diploma toegelaten ; zij melden zich schriftelijk
aan, hebben bovengenoemde stukken niet over te leggen en brengen hun
diploma mee, als zij opgeroepen worden voor het examen.

Zij, die reeds eerder aan het examen ter verkrijging van een Rijksdiploma
als hoefsmid deelnamen, kunnen zich, ook zonder inzending van bovenge-
noemde stukken, aanmelden.

De Secretaris der Examencommissie,

Dr. GALLANDAT HUET,
Oldenbarneveltlaan 10, te Amersfoort.

DANKBETUIGING.

Ondergeteekenden betuigen hiermede hunnen beleefden en welgemeenden
dank aan den HoogGeleerden Heer Prof. Dr. H. M. KROON, alsmede aan
den WelEd. Heer S. VAN ANGEREN, voor het zoo degelijk genoten
onderwijs, waardoor zij aan het j.l. gehouden examen voor onderwijzers in
practisch hoefbeslag met succes hebben deelgenomen.

W. J. C. v. ANGEREN, H. HERINGA, F. G. KAMPERMAN,
P. J.
v. ROON, B. H. VELDHUIS.

Gediplomeerd Hoefsmid,

ZOEKT PLÄ.ATSINO in een hoefsmederij, bij voorkeur in Amsterdam,
Rotterdam, Den Haag.

Brieven franco onder letter J., Bureau „De Hoefsmidquot;.

Inrichting voor hoefbeslag te Groningen.

Personen, die in 1920 een cursus aan de Inrichting wenschen te volgen,
dienen zich daartoe aan te melden bij den heer D. F. Stuivenberg,
Poelestraat 35 te Groningen.

-ocr page 44-

S. C. M. BAX. glashaven 9 en 36 - ROTTERDAM.

- Specialiteit in Artiltelen voor HOEFBESLAG. -

ifl. mi

Meest uitgebreide sorteering prima blanllt;e
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 vepschiilende voorradig.
Speciale fune Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —

NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN

voordeelig, gemakkelijk iu gebruik. — Kunnen niet loslaten.

Merk „Pacificquot;,

met zwaar hielstuk.

Open zolen uit één stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer biUijk,
voorradig in 11 maten van tot
Eng. dm., uiterste breedte buitenkant
ijzers gemeten.

Merk „Chicagoquot;,

geheel Caoutchouc
uit één stuk met

zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van
tot 7^g-Eng. dm.
uiterste breedte; buitenkant ijzers gem.

Merk „Rambler
in witte en grijze

Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van él-
tot Eng. dm. |

Gemaakte Hoefijzers,
Rits- en Stampmodel,
uitsluitend beste
kwaliteit ijzer;
in 9 niaten voorradig.

Strylcringen
met riempje

Hoef-
randen.

Kunsthoorn.

Us- of Scherpnagels
in 12 soorten.

Opruimers voor

Schroefgaten.

Lasch- of Welbladen en
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.

Schroeven en Stiften
in alle modellen;
tijdige bestelling
gewenseht.

Touwijzers in
verschillende maten.

Men lette op het echte merk S T met kroon.

-ocr page 45-

25e Jaargang. — Aflevering 3. — 15 Maart. 1920.

-ocr page 46-

Lambert
Hoefzolen

in de modellen

Lambert open pad
Bar pad
Frog pad
O. K. Star pad
Walpole boulevard pad
Walpole truss pad

en de bekende
Amerikaansche

tiw

mn

III

HELLER HOEFRASPEN
WEDER LEVERBAAR

I

INHOUD.

Onderwijzers in practisch hoefbeslag. — Nadere beschouwingen over het
beslag van Stark-Guther. — Raspen aan den hoornwand. — Een bijdrage
over de ontwikkelingsgeschiedenis van den hoefsmid en zijne maatschappelijke
positie in den loop der tijden. — Korte mededeelingen. — Correspondentie. —
Advertentiën.

Lambert amp; Company
Leuvehaven 66 :: Rotterdam

-ocr page 47-

ONDERWIJZERS IN PRACTISCH HOEFBESLAG.
De geslaagden van den cursus, waarvan de uitslag in de vorige aflevering

Van links naar rechts: V. B. K. Veldhuis te Holten, H. Heringa te
Kortezwaag, F. G. Kamperman te Olst, P. J. van Roon te Strijen en W.
J. C. van Angeren te Utrecht.-

NADERE BESCHOUWINGEN OVER HET
VAN STARK—GUT HER,

DOOK

Dr. G A L L A N^ IJ A Ï H !I E T, ka))itein-paardpnarts.

Zooals (Ie lezers weten verscheen in 1917 een boekje getiteld ,,Neue Bahnen
im Hufbeschlagquot;, bewerkt door Dr. Stark. Deze was gedurende den oorlog
werkzaam aan een etappenziekenstal van het Duitsche front en met den
hem toegevoegden opperwac^htmeestef-hoefsinid Guther paste hij een nieuwe
beslagmethode toe voor zieke- hoeven en bouwde een theorie op waarbij zijn
bealagnietliode onk voor normale hoeven de meest geschikte werd geoordeeld.

Zijn gedaclitengang ging uit van de geschiedenis van het hoefbeslag, waarbij
hij aantoonde dat reeds in de middeleeuwen de hoefsmeden de geheele zool
niet een ijzer besphutten; de uit oude tijden dateerende hoefijzers zijn alle
zeer breed. Vervolgens beschouwt hij veulens en jonge onbeslagen paarden
en merkt hierbij op. dat dezo bij het neerzetten van den hoef niet alleen

BESLAG

-ocr page 48-

met den draagrand den bodem raken, doch dat hierbij ook de zool en de
.steunsels een belangrijke rol in het „meedragenquot; spelen.

Uit deze gegevens eoncludoert de schrijver, dat wij met het huidige beslag
op het verkeerde pad zijn en dat wij moeten terugkeercn naar de beslag-
methoden der ouden, om daarbij dan tevens de natuur te kunnen navolgen.

Dr. Stark is het ook niet eens met de beschrijvingen in de leerboeken,
waarin vermeld staat dat de steunsels als omgeslagen gedeelten van den
■wand, ter halver hoogte van den straal eindigen en in de zool overgaan.
Hij meent dat dit slechts schijn is en ontstaat door het bekappen van de zool
en de steunsels, terwijl hij zich daarentegen voorstelt dat de steunsels, indien
zij gespaard worden, als een sterke hoornige wal om den straal verloopen.

Zijn overheerschende gedachtengang is, dat de zool, die vlak behoort te
worden gelaten, en de steimsels, in den vorm zooals hij zich die voorstelt,
n.l. loopende om don straal,
met den draagrand van den hoef het ijzer
moeten dragen. Hij geeft hierbij oen becijfering en berekent dat bij het
gangbare beslag fle lichaamslast per c.M. ^ draagrand van den hoef, dubbel
zoo zwaar drukt al.'lt; bij de door hem toego])astp nieuwe beslagmethode.

Schrijver zegt in zijn boekje dat het ideale normale beslag zou zijn een hoef-
ijzer, dat de geheele zoolvlakte van den hoef bedekt, met inbegrip dus van
de steunsels, doch met vrijlating van den straal. Hij laat hier echter op volgen
dat een zoodanig beslag voor de tegenwoordige blt;gt;strating niet meer kan
voldoen en geeft aan een ijzer te smeden van 20—40 m.M. breedte en 10—14
m.M. dikte; de breedte over het geheele ijzer dezelfde en geen afhelling aan
de draagvlakte, daar het overal dragen moet. Deze nieuwe ijzers zijn dan
stampijzers, doch onderscheiden zich overigens niet van de oude!

Is nu de gedachtengang van den schrijver in alle opzichten juist ?

Vooreerst meen ik te moeten betwijfelen dat de smeden in de middel-
eeuwen hunne breede ijzers onderlegden in den zin als Dr. Stark dit bedoelt,
n.l. na een volkomen nauwkeurig pa.ssen van ijzer op zool. Het komt mij meer
waarschijnlijk voor dat deze breede ijzers werden gebezigd als uitwendige
beschutting voor de toen meer onbegaanbare wegen, evenals de Oostersche
hoefijzers als sandalen de geheele zoolvlakte bedekken, zonder hierop
pasklaar te worden (mdergelegd.

Dan acht ik zijne bewering niet bewezen, dat de st(gt;unsels doorloopen en
een wal rondom den straal vormen. De hoornige steunsels toch worden voort-
gebracht door de steunsellederhuid en deze bestaat uit de beide omgeslagen
gedeelten van kroon- en wandlederhuid. Vervolgt men deze bij een ont-
schoenden hoef, dan ziet men deze deelen niet doorloopen rond de punt van den
.straal doch halverwege den straal overgaan in de zoollederhuid. De uit
de genoemde omgeslagen vleezige deelen en wel hoofdzakelijk uit de omge-
slagen kroonlederhuid voortgebrachte hoornige steunsels zullen dus ook
niet verder dan deze kunnen loopen, d.w.z. tot halverwege den straal. Ziet
men nu de hoornige steunsels als een wal rondom den straal verloopen ? In
mijn bezit is een zeer mooi preparaat van een hoornwand, waarbij dit ver-
schijnsel zich voordoet en zoo zullen er natuurlijk wel meerdere zijn, hoewel
het bij het besnijden van den voet toch wel als een zeldzaamheid zal worden
aangemerkt. Heeft men hier echter wel te doen met een doorloopende steunsel

-ocr page 49-

of is dit beeld op te vatten als een wal van verharde zooihoorn ? Dit laatste
komt mij meer aannemelijk voor daar toch het zooihoorn vóór on ter zijde
van de punt van den straal altijd harder is dan het overige zooihoorn en
zoodoende deze quasi doorloopende steunsel zich als een hoorinval voordoet.
Moeten wij nu, afgezien van deze theoretische vraagstukken, van koers
veranderen en deze nieuwe beslagwijze propagandeeren ? Doet men dit, dan
moeten er voordeelen aan verbonden zijn, zoowel voor het paard, voor den
eigenaar als voor den hoefsmid. Mag nu w orden aangenomen dat dt zoolvlakte
bij hetmeerendeel der hoeven zoodanig is, dat een middelmatig goede hoefsmid
hierop het ijzer goed passend kan onderleggen ? Gemakkelijk is dit niet, als men
maar bedenkt welke fouten er al gemaakt worden om eenvoudig den draagrand
goed te doen dragen op het ijzer. Voor de waarde van het beslag is zulks
echter een zeer voorname eisch. Behalve dat het beslag Stark—Guther
zwaar is en dus kostbaar aan materiaal, zal de bewerking langer duren,
zoowel de vervaardiging van het ijzer als het passen; de tijdsduur van het
beslag wordt dus grooter en de finale kosten zullen dus niet onbelangrijk
stijgen.

Dit alleen is dus al een groot nadeel, afgezien nog dat voor paarden met
zwakke voeten zulke ijzers al te ontraden zouden zijn; doch zouden de ver-
schillende zoolbeslagen en beslagen met inlegsels, waarbij men toch hetzelfde
wat „meedragen van zool en steunselsquot; betreft, bereiken kan, niet te ver-
kiezen zijn ? Zeer zeker wat betreft paarden die veel op de steenen dienst
doen! Landbouwjiaarden ktninen in deze wel buiten beschouwing blijven,
daar op den zachten bodem vanzelve aan het principe-Stark wordt tege-
moet gekomen.

Gaan wij echter even de voordeelen na die, Dr. Stark aan zijn beslag toe-
kent, dan blijkt dat deze al heel zwak zijn te noemen.

Iquot;. de ijzers zijn zoowel uit de hand te smeden als uit de fabriek gemakke-
lijk te betrekken.

Het komt mij voor dat fabrieksijzers in dit geval zeer zeker niet aan-
bevelenswaardig zullen zijn en ik kan mij niet voorstellen hoe een smid, die
gewoon is met fabrieksijzers te werken, voor elke uiteenloopende zooivlakte
zulk een nieuw model fabrieksijzer goed dragend zou kunnen onderleggen. Wij
moeten toch niet uitgaan van het denkbeeld dat de zool bij alle hoeven op
het niveau van den draagrand ligt.nbsp;'

2quot;. Bij het passen hebben de gaten minder te lijden dan van ritsijzers en
zijn gemakkelijker op te werken.

Uit dit aangegeven voordeel kan men concludeercn, dat het passen lang
niet eenvoudig is; bij het passen van ritsijzers bij gewoon beslag behoeven
bij zaakkundig werken geen nadeelen voor de nagelgatcn voor te komen.

3®. Bij stampijzers wordt de nagelkop beter ingedreven en deze zit beter
door 4 zijden beschut, instede van aan twee zijden bij een ritsijzer.

Bij dit motief zouden wij een heele beschouwing kunnen houden over
eventueele voor- en nadeelen van ritsijzers en stampijzers, doch wij zullen
volstaan met er op te wijzen, dat het overwegend meerdere gebruik van
ritsijzers bewijst dat de j/raktijlv hieraan de voorkeur geeft boven stamp-
ijzers.

-ocr page 50-

Het zou te breedvoerig worden het geheele boekje op den voet te volgen
en hoewel er zeer vele goede wenken uit overgenomen kunnen worden, kunnen
wij toch niet de overtuiging van den schrijver deelen en oordeelen deze wijzi-
ging in het hoefbeslag niet gewenscht. Als goede wenken zouden wij willen
noemen het even hoog houden van de steunsels als de wand, opdat het ijzer
m zijn takeinden vooral steun geeft aan de steunsels inden steunselhoek.

Verder het sterk maken van de zool door de goede zooihoorn niet uit te
snijden, en het niet bewerken van den vasten straal. Een en ander wordt
echter reeds langen tijd geleeraard en is niet nieuw te noemen.

Een afhelling wordt nog steeds als regel aan de ijzers gemaakt, doch meer om
vuilophooping tegen te gaan dan uit vrees voor zooikneuzing. Deze zal slechts
bij weinige hoeven voorkomen indien men geen afhelling smeedt; denkbeel-
dig is ze echter volstrekt niet.

Gaan wij nu na wat Dr. Stark schrijft over zijne beslagmethode; bij ziek-e
hoeven en h-ilen wij achtereenvolgens aan hetgeen hij opmerkt bij knolhoef,
bij klemhoef, verbeening van hoefkraakbeen en steengallen.

1. Knolhoef. Sehr, is overtuigd dat de gebruikelijke wijze van beslaan,
waarbij de zool en steunsels besneden worden en een afhelling aan het ijzer
wordt aangebracht, het optreden van hoefbevangenheid sterk in de hand
werkt.

Volgens prof. Dr. E b e r 1 e i n ontstaat hoefbevangenheid hoofdzakelijk
tengevolge van overmatig werk op harde, oneffene en ge])laveide straten.
Volgens S. waren verreweg de meeste gevallen van hoefbevangenheid, die hij
in den etappenziekenstal te behandelen kreeg, terug te l,rengen tot paarden
met een regelmatigen stand, symmetrische hoeven en goed ontwikkelden
hoornwand.

Het betrof in haasfc alle gevallen de voorhoeven, in één enkel geval de
achterhoeven, 1
x alle 4 de hoeven en 2 x slechts één voorhoef. Zooals
bekend is, veroorzaakt hoefbevangenheid een ontsteking van de wandleder-
huid in het toongedeelte van den hoef, waarbij dan de hoornplaatjes loslaten
van de vleesehplaatjes. Hierdoor ontstaat een verplaatsing van het hoefbeen
en welft de zool naar onder door; een breuk van bot hoefbeen door de zool
kan vóór de punt van den straal plaats vinden. In het verdere verloop is de
witte lijn sterk verbreed, bestaat uit murwe hoorn en buigt de toonwand
in het onderste gedeelte horizontaal op, hetgeen een knolvormige verdikidng
gaat vormen. De kroonwand in het toongedeelte wordtingebogen, het straal-
kussen wordt sterk naar achteren en boven gedrukt en er vormen zich
hooge , verzenen. Tenslotte treden ringen op, die in het toongedeelte
elkaar naderen en aan de verzenen uiteenloopen. Deze anatomische ver-
anderingen leeren ons hoe het lijden het beste is tegen te gaan; wij moeten
het hoefbeen, dat zijn steun heeft verloren bij het loslaten van den hoorn-
wand, een voldoenden steun geven aan de zool en paal en perk stellen aan een
verder doorzakken.

Hiervoor is het noodig om de geheele zoolvlakte door een volkomen passend
ijzer steun te geven, te^^^•ijl men tevens den toon vrij legt. De nagels moeten
met in het toongedeelte dodi in het verzenged.^elte ingeslagen worlt;len
Verder tracht men het opwippen in den gang tegen te gaan en tevens een

-ocr page 51-

beschutting van de hoefballen aan te brengen door tweo omgebogen lippen

achter aan het ijzer te maken.

Lippen aan het toon- en zijgedeelte van bet ijzer worden niet aangebracht,
evenmin als kalkoenen, welke laatste pijn zullen veroorzaken door overbren-
ging van den last op het toongedeelte van den hoef. Het onderleggen van
een ketelijzer of het aanbrengen van een kunstmatigen draagrand van
hoeflederkit is verkeerd, daar het gelegenheid geeft tot een meerder door-
buigen en zelfs tot zooibreuk leidt. De praktijk heeft geleerd bij het be-
slag aldus het beste te werk te kunnen gaan.

Vooreer.st wordt een gewoon doch verbreed ijzer naar den hoefvorm
gesmeed ; hierop wordt aangeweld aan de takeinden een stuk ijzer dat over-
Lnkomt met de steunsels, zooals deze om den straal heen verloopen. Aldus
ontstaat een halvemaanvormige opening op clc plaats waar het hoefbeen
door de zool heen gedrukt wordt en dit komt alzoo vrij te liggen.

Men kan deze opening opvullen met kunsthoorn en hierdoor een nazien
en behandeling mogelijk maken. De takeinden van het ijzer worden naar
achter lipvornüg opgebogen in de richting van de ballen. Toon- en zijlippen

komen te vervallen.

Is een knolhoef ontstaan, dan raspt men vóór het passen de zooivlakte;
met de renet wordt zeer omzichtig, vooral in het toongedeelte van de zool,
gewerkt. Men past om te beginnen zwartwai-m, doch wanneer het ijzer goed
past, maakt men het roodgloeiend en houdt het even op den hoef; hierdoor is
het onnoodig om een lederen rand te gebruiken. Door weersinvloeden werkt
een lederen rand nadeelig; zij drukken en maken het ijzer los. Doordat men
de zool laat meedragen, vormt zich een volkomen nieuwe gezonde hoornschoen
en de oude misvormde wordt geleidelijk afgestooten.

De aldus genezen paarden behoeven volstrekt niet op een zachten bodem
te werken, doch krijgen de volle bruikbaarheid terug. Nog zij opgemerkt dat
het plaatijzer zijn werking vervuld heeft, zo(xlra als de zool vlak en voldoende
dik is geworden. Dan kan bij het volgende beslag het hoefijzer smaller worden
gemaakt om zoo geleidelijk over te gaan tot het normale beslag.

2.nbsp;Vol- en plaihoef. De volhoef is een ergere graad van den plathoef. Zij
ontstaan door een slechte hoedanigheid van het hoorn en door een ongelijk-
matige verdeeling van den last.

Tot heden besloeg men deze hoeven met een balkijzer om den last op den
straal over te brengen en bracht een sterke afhelling aan om zooldruk tegen
te gaan. Zoowel dit, als het aanbrengen van een kunstmatigen draagrand,
vermeerdert juist het doorzakken van de zool.

Ook hier kan men niet beter doen dan een ijzer onderleggen, waarbij d«
geheele zoolvlakte, uitgezonderd de straal, mededraagt. Het rjzer moet ge-
heel gesmeed zijn naar het verloop van de zooivlakte en aan den binnenrand

hiervan worden afgerond.

De nagelgaten worden gcw(wa aangebracht; men brengt kalkoenen aan
om te verhinderen dat de straal, die sterk onder het ijzer uitsteekt, te veel
tegendruk van den bodem ondervindt.

3.nbsp;Klemhoef. S. neemt als uitsluitende oorzaken voor het ontstaan van
klemhoeven het besnijden van steunsels en straal aan ; alle verdere in de leer-

-ocr page 52-

boeken aangegeven oorzaken beschouwt liij slechts als geschikt om den graad
van klemhoef te verergeren.

Ook hier geeft hij een ijzer waarbij lt;le steunsels en de zool mededrasren en
ziet dan m zeer korten tijd verbetering optreden.

De klemhoef bij wijden hoef en de zoolklemhoef worden op gelijke wijze
behandeld en bij den laatsten dient nog opgemerkt dat de zool niet be-
sneden wordt.

4 Verbeening van hoefkraakbeen. Dvze ziekte komt meer voor bij zware dar-
bij lichte paarden en overwegend meer bij voorhoeven dan bij achterhoeven In
den regel treedt het op aan de steile, moer belaste hoefhelft, zooals bij bodem-
nauwen stand aan de buitenhoefhelft, bij bodem wijden stand aan den binnen-
wand ; dikwijls echter ook beiderzijds.

Opmerkelijk is het, dat bij verbeende hoefkraakbeenderen al. regel een
Jerke hoornwand aanwezig is. Deze krachtig ontwikkelde wand plant den
druk voort op de hoefkraakbeenderen, die bij eiken stap oi» den bodem
aan schokken onderhevig zijn. Door deze sterke schokken geraken de kraak-
beenderen bij hun aanhechting aan de hoefbeenstakken ontstokon en ..aan
over m verbeening. Men ziet deze verbeening olaats vinden in het verloop

waarm de lichaamslast drukt, dat is in schuin-binnen-bovenwaartsche
richting.

Om genezing te verkrijgen moet men den hoornwand ontlasten en de zool
en steunsels belasten. Hierdoor verkrijgt men dat het hoefbeen direct gesteund
wordt door de zool en dat de overbelasting van den wand ophoudt en de
weeke deelen niet meer worden beleedig.l. De druk wordt nu geleid in lood-
rechte richting op de zool en het lioefbeen, en afgeleid van den wand en de
elastische weeke deelen.

5. Steengallen. Deze worden veroorzaakt door een .mpijkmatige belas-
ting. Ook hierbij worden ijzers ondergelegd die zoowel op de zieke plaatsen
als op de zool, de steunsels en de steiinselhoeken dragen. Verder neemt men
de oorzaken weg, men kort den te hoogen wand in, en maakt een zoo groot
mogelijke draagvlakte aan het ijzer. Tenslotte betoogt schrijver dat bij toe-
passing van het nieuwe beslag het optreden van wand-, steunsel- en
zoolsteengallen zoo goed als niet mogelijk is, daar de bovenmatige draagrand-
be astmg is komen te vervallen en de zool door een krachtige ontwikkelinc.
beleedigingen der weeke deelen tegengaat.

ik ^

Over deze afwijkingen en de methode van behandeling ook een enkel
woord. Slechts wat betreft den knolhoef staan ons gegevens uit eigen waarne-
mmg ter beschikking en, het zij direct gezegd, deze zijn zeer gunstig. In ver-
scheidene gevallen is met het zooiijzer van Starlc na hoefbevangenheid
® bij knolhoeven een groote verbetering, ja oen totale
genezing verkreoen
Het eerste geval, waarbij ik deze ijzers toepaste, betrof een hit,
welkeV
vangen wa.s geweest aan beide achterhoeven, waarbij zoolbreuk was opge-
treden en na genezing de knolhoef volkomen was ontwiickeld. Het dient
gezegd dat de eerste maanden een beslag met balkijzer en lederen zool
waarbij krachtig werd opgevukl, was toegepast, doch daarna
zijn na voort'

-ocr page 53-

durend gebruik van zooiijzers, na een jaar tijd de hoeven totaal genezen
en hebben zij den ouden vorm teruggekregen.

Ook in andere gevallen is een frappante verbetering opgemerkt; zoo werd
mij o.a. ter behandeling aangeboden een 24-jarig volbloedpaard, dat jaar en dag
kreupel was en waar reeds bij velen tevergeefs hulp voor was ingeroepen.
Bij onderzoek bleek dit paard te lijden aan de gevolgen van een vroegere
bevangenheid; het beslag volgens Stark heeft hier volkomen genezing gebracht
en het paard weer geheel bruikbaar gemaakt. Ook na een acute hoefbevangen-
heid heb ik met veel succes dit ijzer toegepast.

Voor plat- en volhoeven kan in zekeren zin dezelfde goede uitwerking
Worden verwacht terwijl voorde overige genoemde ziekten m.i. geen aanleiding
bestaat zich op nieuwe paden te begeven, daar zeer goede behandelings-
methoden hierbij succes brengen en de nieuwe methode hierbij dus niet in
een behoefte voorziet.

Behalve de bewondering voor den moed, die schrijver bezielt door met zijn
enthousiasme een ommekeer te willen brengen in de huidige zienswijze en
nitoefening van het hoefbeslag, zoo zijn wij hem toch grooten dank ver-
schuldigd voor zijn werkelijk practisch plaatijzer voor knolhoeven; wij
kunnen dit als een groote aanwinst beschouwen en menig paard, dat vroeger
na deze ziekte weinig waarde behield, zal hierdoor voor den eigenaar thans
Weer behouden blijven. De uitvoering echter eischt een bekwaam vakman
en geduld van de zijde van den eigenaai'.

RASPEN AAN DEN HOORNWAND.

De hoefsmeden verschillen hierover nog al van meening. Ook zijn er
dierenartsen, die aan hunne leerlingen van een hoefbeslag-Cursus zeggen:
aan den wand mag niet worden geraspt.

Deze meening is zeer versterkt, doordat het militaire voorschrift nopens
liet hoefbeslag luidt: het is den hoefsmeden verboden aan den wand te
raspen.

Mijns inziens behoort daar tusschen te staan: „zonder noodzaakquot;.

Dit zou heel wat misverstand en onaangenaamheden voorkomen, zoowel
Voor militaire hoefsmeden, als voor burgers en miliciëns opgeleid aan de
l^ilitaire Hoefsmidschool.

Niet bedoel ik, dat aldaar geleerd wordt, dat er nooit aan den wand
geraspt mag worden. Integendeel; lezen wij maar het artikel „Raspen bij
liet hoefbeslagquot;, voorkomende in de Maart-aflevering 1919, alwaar Dr.
C^allandat Huet
O. m. schrijft: „Denken wij b.v. maar eens aan platvoeten;
deze zijn toch, zonder dat men de rasp gebruikt om den rand goed te
breken, niet doeltreffend te beslaan en hier zou den smid geen blaam
kunnen treffen, doch wel zou hij een pluimpje verdienen, indien hij de
lioeven door zaakkundig raspen verbetert. Er schuilt echter één gevaar in
zulke vaste voorschriften, en dat is: dat de leerlingen deze letterlijk van
buiten leeren en ook letterlijk toepassen, vooral wanneer zij examen doen,
of hun werk door troepenofficieren wordt gecontroleerd.quot;

Tijdens de in Nov. en Dec. 1.1. gehouden examens voor Rijks gediplo-

-ocr page 54-

meerd hoefsmid bleek, dat er zoowel leerlingen van tweejarige winter-
cursussen, als militair opgeleiden waren, die het „aan den wand mag niet
geraspt wordenquot; streng doorvoerden, ook dan wanneer voor den hoef, paard,
eigenaar en smid wenschelijk was dat dit niet gebeurde. Het gevolg was
dan ook dat zij werden afgewezen.

Als nadeelen van het wegraspen der dek- of glazuurlaag worden alge-
meen opgegeven het uitdrogen van den wand en de inwerking van schade-
lijke stoffen.

De voordeelen kunnen in sommige gevallen echter veel zwaarder wegen,
n.1. bij plathoeven, wijde hoeven, strijken, knolhoeven, klemhoeven, ver-
beening der hoefkraakbeenderen, kromme of scheeve hoeven, onbeslagen
hoeven, en ook als bij jonge paarden het eerste beslag wordt ondergelegd.

Het zal dan ook aanbeveling verdienen in al deze gevallen wel degelijk
een gedeelte van den wand weg te raspen, en wel om de volgende redenen:

Ten eerste bij plathoeven wijkt de wand heel gemakkelijk naar buiten
uit. Wanneer nu dit uitgebogen gedeelte niet wordt weggenomen, kan de
smid de nagels nooit op voldoende hoogte doen uitkomen, omdat de nagel-
gaten niet tegenover den plaatjesrand zijn gelegen en dus de nagels in
den vasten wandhoorn worden ingeslagen, met het gevolg, dat splijt- en
brokkelhoeven ontstaan. Of hij zou een veel breeder ijzer onder moeten
leggen, wat dan echter voor den hoef te zwaar zou zijn. Herhaalt hij zulk
beslag eenige malen, dan zal de wand nog meer uitbuigen en ten slotte
afbreken, zoodat het ijzer met een gedeelte van den wand verloren gaat.
Tevens geven zulke uitgebogen wanden heel spoedig aanleiding tot strijken.

Neemt echter de smid het uitgebogen gedeelte van den wand met de
rasp weg, dan kan een ijzer van normale breedte en zwaarte ondergelegd
worden, de nagels op de juiste plaats tegenover den plaatjesrand ingeslagen,
zoodat zij op goede hoogte uitkomen; de buitenrand van de hoornzooi kan
dan op het ijzer meedragen, waardoor het gevaar voor het naar buiten
wijken van den wand zeer vermindert en de hoef in veel beter conditie zal blijven.

Bij wijde hoeven wordt de verbinding tusschen wand en zool heel ge-
makkelijk opgeheven. Beslaat de smid deze zonder den scherpen buitenrand
goed te breken, dan is het gevolg dat er een plathoef ontstaat. Ook hier
kan de rasp niet gemist worden.

Ten derde in zake het strijken. In vele gevallen is de aanleidende oorzaak
van het strijken gelegen in het niet voldoende wegnemen van den uitge-
bogen wand, met als natuurlijk gevolg een te ruim liggend ijzer. Herstelling
van deze fout geeft reeds heel vaak voldoende resultaat. Schrijver dezes
heeft bij een paard, dat zich heel erg streek en nadat met geen enkele
beslagmethode dit euvel was te verhelpen, den wand op de plaats van
strijken tot op den plaatjesrand weggeraspt. Het strijken was toen direct
opgeheven.

Wanneer hoefbevangenheid aanwezig is geweest en zich in meerdere of
quot;mindere mate een knolhoef heeft ontwikkeld, is ook de rasp onmisbaar.
Door het gedeeltelijk wegnemen van den toonwand, krijgt niet alleen de
hoef een meer normaal aanzien, doch wordt ook de beweging voor het dier
gemakkelijker.

-ocr page 55-

Klemhoeven kunnen door het dun raspen van den verzenwand veel worden
verbeterd. Wanneer kreupelheid aanwezig is bij verbeening der hoefkraak-
beenderen, kan ook door het dun raspen van den pijnlijken verzenwand,
een ijzer met verbreeden tak en een leeren rand voor schokbreking, een
zeer gunstig resultaat opleveren.

Het behoeft zeker geen betoog, dat in zulke gevallen de dierenarts eerst
het advies daartoe verleent.

Bij kromme en bij scheeve hoeven zal het ondersteuningsvlak aan de
kleinste en zwaarst belaste hoefhelft vergroot moeten worden. Aan den
tegenovergestelden kant bewijst de rasp wederom goede diensten. Door het
kleiner maken van de grootste en minst belaste hoefhelft is het mogelijk
zulke hoeven een beslag onder te leggen, waardoor zij meer gelijkmatig

ondersteund worden.

De kromme hoef kan daardoor weer normaal worden en de scheeve hoef
veel verbeterd; in elk geval kunnen eventueele hoefziekten, meer dan
anders het geval is, voorkomen worden. Hoeven, welke onbeslagen blijven,
behooren flink met de rasp bijgerond te worden; hierdoor voorkomt men
het stuktrappen van den hoornwand en ook hoornscheuren.

Komen jonge paarden voor het eerst op beslag, dan zijn meestal door
nalatigheid van den eigenaar de wanden naar buiten uitgebogen, vooral in
de zij gedeelten.

Ook dan is het noodzakelijk, dat deze uitgebogen gedeelten worden weg-
geraspt en den hoef in zijn natuurlijken vorm teruggebracht. Niet alleen
dat het den hoef een beter aanzien geeft, doch ook wordt dan het strijken
(dat zulke jonge niet in het krachtvoer zittende paarden heel gemakkelijk
zullen doen) voorkomen.

Mijns inziens moet in vele gevallen het raspen aan den wand beschouwd
worden als een noodzakelijk kwaad en alleen dan toegepast, wanneer het
doel er van is, verbetering van den hoef te verkrijgen.

Utrecht.nbsp;___H. Vossers.

EEN BIJDRAGE OVER DE ONTWIKKELINGSGESCHIEDENIS
VAN DEN HOEFSMID EN ZIJNE MAATSCHAPPEIdJKE
POSITIE IN DEN LOOP DER TIJDEN.

In „Live Stock Journalquot; van 2 Januari 1920 komt het volgende artikel
voor over den hoefsmid.

De Engelsche naam voor een hoefsmid ,,farrierquot; is afkomstig van liet
Latijnsche „faber ferrariusquot;, hetgeen de titel was voor een smid in een
gemengd bedrijf, zooals men heden ten dage zou zeggen.

Van al de verschillende kunstbewerkingen, die de smid in zijn vak het
ijzer deed ondergaan, behoorde vanaf de vroegste tijden ools. het vervaardigen
van wapens en het lieslaan van paarden. Later legde de eigenlijke lioefsmid
zich buiten het beslaan van paarden ook op het genezen van lt;li(u-en toe en
toom werd dan ook uitsluitend deze vakman in Engeland „farrier'^ genoemd.
Vóórdat er veeartsenijscholen bestonden en vóórdat de diergeneeskunde als
een wetenschap werd beoefend, was de hoefsmid, tevens veearts en later,
toen de wetenschappelijk gevormde veeartsen in Engeland bij Inin practijk

-ocr page 56-

steeds ook een hoefsmederij dreven, werd ook de veearts daar wel „farrierquot;
genoemd.

In Diiitschland heeft men deze naamsverwarring tusschen hoefsmid en
veearts nooit gekend; daar heette de hoefsmid zeer duidelijk „Hufschmiedquot;,
zoomede in Frankrijk waar hij „maréchal-ferrantquot; of enkel „maréchalquot;
werd genoemd. Deze laatste naam werd gegeven aan den „Master of the
Horsequot;, wiens voornaamste bezigheid was de paarden van de Koninklijke
stoeterij te beslaan. Het ware dan ook beter dat men in Engeland den hoef-
smid „borseshoerquot; ging noemen en dat men den naam „farrierquot; niet meer
gebruikte, daar deze nu slechts verwarring kan stichten en in geen geval de
goede beteekenis van het vak weergeeft.

De schrijver van dit artikel, wijlen Dr. G e o r g E 1 e m i n g, gaat de
geschiedenis van den hoefsmid verder na en begint met hieromtrent mede-
deelingen te doen tot twee eeuwen vóór Christus. In West-Europa was de
hoefsmidskunst bij de Keltische volksstammen waarschijnlijk al bekend
in een zeer vroeg tijdperk en hier v^aren het de priesters der Druïden die als
onderwijzers in hoefbeslag optraden; deze toch alleen waren bekend met de
destijds primitieve Imnsten en wetenschapi)en, waarmede zij zich nog tot
eeuwen later als met een geheimzinnig waas omhulden.

In do eerste eeuwen onzer jaartelling was de hoefsmid bekend als een zeer
geheimzinnig vakn\an, die geheel in afzondering zijn vak uitoefende en nie-
mand daarbij toeliet. De belanghebbende bracht zijn paard op een bepaalde
plaats en haalde het later af, zonder ooit zelf een blik te mogen slaan op het
bewerken ervan. In den roman „Kenilworthquot; van 8 c o 11 vinden we dit
beschreven en leeren we de geheimzinnige wijze kennen waarop de hoefsmid
Wayland zijn vak uitoefende in een grot in Berkshire. Later werd deze
mysterieuse kunst door de Druïden-priesters overgedragen op de Roomsch-
Katholieke priesters en zoo maken we in de Se eeuw kennis met den heiligen
Eloi of Eloy, een Franschen ])riester, van wien gewaagd wordt dat hij hoef-
ijzers maakte, paarden besloeg en de kunst der geneeskrachtige kruiden kende.
Tot op heden is de heilige Eloy de schutspatroon der smeden gebleven.

In Engeland stond de hoefsmid reeds lang vóór den inval der Noormannen
in hoog aanzien en genoot hij bijzondere voorrechten.

Wij vinden bijzonderheden hieromtrent vermeld in de wetgeving van
Wales, welke o.a. in 911 door Howel de Goede werd herzien. Zoo was
hierbij b.v. bo])aald, dat de plaats van den hoefsmid bij het hof ten paleize
naast die van den priester was; verder werd de hoefsmid tijdens zijn arbeid
beschermd; hij werd begiftigd met Ideeren en stoffen voor hetgeen hij deed
voor de officieren van het paleis; hij mocht het eerst proeven van de dranken
die werden aangeboden en hij ontving voor zich en zijn knecht voedsel uit
het paleis; ook ontving hij de koppen en de pooten van dieren die ten behoeve
van het hof werden geslacht.

Zoo werd in de Gwentian (.'ode o. m. be])aakl dat bij rechtspraken de smid
in een stoel naast den rechter zat en tevens naast den paal waarop geslagen
werd als de Koning stilte beval.

Ook in den tijd der Angelsalcsers stond de hoefsmid in zeer hoog aanzien
en werd hij vaak beloond met schenkingen in land. Zoo ontving Gamelhere

-ocr page 57-

uit Welbeck in Nottinghanishire bij den inval der Noormannen verschillende
landgoederen, onder voorwaarde dat hij de paarden van den Koning besloeg
en Willem de Veroveraar begiftigde Simon St. Liz, een Noorsch edelman,
die hem bij zijn inval begeleidde, met de stad Northampton, op voorwaarde
dat hij hoefijzers voor zijn paarden zou maken.

In 1235, onder de regeering van Hendrik de Derde, werd aan den hoef-
smid Walter te Brun een stuk land geschonken, en vergund hierop een smede-
rij te bouwen, onder voorwaarde dat aan den Koning jaarlijks zes hoefijzers
en twee en zestig boef nagels zouden worden verstrekt.

In die vroegere eeuwen was het ook verboden den hoefsmid tijdens zijn
werk in eenigerlei opzicht te bemoeilijken en stond hij alsdan buiten de wet;
hoogst eigenaardig is het dat wij ditzelfde voorrecht nu, duizend jaar later,
nog terugvinden bij de Arabieren van de Sahara, waar het nog tot op heden
van kracht is.

Generaal Daumas zegt, dat, behalve zeer veel voorrechten, als vrijstelling
van belastingen, giften in den vorm van graan, vleesch cn dergelijke en een
aandeel in de jilunderingen, de Arabische hoefsmid op het slagveld zeer hoog
staat aangeschreven.

Is hij te paard en gewapend, dan mag hij als elk ander ruiter van den stam
worden gedood ; zoodra hij echter afstijgt, neerknielt en met de .panden
van zijn jas op en neergaande bewegingen maakt, en aldus hc-t gebruik van
een blaasbalg imiteert, dan moet zijn leven worden gespaard. Hem dan
te dooden is de grootste schande, en deze daad zou verhaald worden op
den daaraan schuldigen stam, die voor eeuwig door deze verdoeming zou
vervolgd worden.

De hoefsmid, wiens stam is uitgeplunderd, heeft slechts zijne overwinnaars
op te zoeken en krijgt, wanneer hij zich in zijn kwaliteit heeft bekend gemaakt,
zijn tent, zijn gereedschappen en zijn hoefijzers terug.

Ook tijdens de middeleeuw-en werd de hoefsmid hoog gewaardeerd, daar
zijn diensten toen onmisbaar waren; hij toch moest de hoeven beschermen
van de zeer zware paarden die de kern vormden van de toenmalige legers,
quot;Welke paarden de geweldig zware lasten hadden te torsen van de geharnaste
ridders. In die dagen was het hoefbeslag zoo absoluut noodzakelijk dat de
edellieden zelf deze kunst leerden en er vaak in uitblonken.

Solleysel schreef in het midden van de zeventiende eeuw een geleerde ver-
handeling over het paard en deelde hierin o.a. mede dat een ieder, die in
het bezit was van waardevolle paarden, deze zelf moest kunnen beslaan en
dat koningen en vorsten in zijn tijd dit dan ook zelf kenden.

Na de uitvinding van het buskruit en de wijziging, die hierdoor in het
oorlogvoeren en in de uitrusting der strijders plaats vond, werd de hoefsmids-
kunst meer een ambacht en genoot de hoefsmid niet meer dat hooge aanzien,
hoewel zijn vak natuurlijk even nuttig bleef. Ook was hij tevens nog altijd
»de dokterquot; en ,,apothekerquot; gebleven, die operaties deed en geneesmiddelen
verstrekte. Door zijn onkunde echter van anatomie, physiologie en genees-
middelleer was de uitoefening van zijn geneeskunst heel dikwijls waardeloos
en soms zelfs wreed te noemen, doch hij oefende deze wetenschappen toch
uit en wel met een luchtig hart en een sterke hand,

-ocr page 58-

In de achttiende eeuw Averd een hoefsmid een heel gewoon mensch en
met het dalen van zijn reputatie, ten opzichte van zijn medemenschen, ging
gepaard een achteruitgaan van zijn valdcennis, welke vrijwel geheel ver-
waarloosd werd; zeer zeker hebben dan ook heel wat paarden hierdoor
moeten lijden en bracht dit veel schade mee voor de eigenaren. In de 2e helft
van de vorige eeuw is het hoefsmidsvak weer o])gekomen; men heeft er weer
meer notitie van genomen, het groote nut er weer van ingezien en men heeft
zich vooral door goed onderwijs er op toegelegd om goede hoefsmeden te
vormen en om alles, wat in deze verkeerd was, uit te roeien.

Nu is n)en dan ook zoo ver gekomen dat men niet meer behoeft te zeggen
dat het hoefbeslag een noodzakelijk kwaad is. Integendeel, wanneer het be-
slag correct wordt uitgevoerd, is er niet alleen absoluut geen kwaad in, doch
het is zelfs in elk opzicht weldadig voor de paarden te noemen en bovendien
IS het noodig, wil men er de diensten van vergen, waarvoor zij tot heden toe
worden gebruikt. Sinds jaar en dag is het vindingrijl^e vernuft van den
mensch bezig geweest om een hoefbeslagmethode int te denken, waarbij men
het hoefijzer en de bevestiging ervan met hoefnagels zou kunnen missen;
niets heeft echter deze eeuwenoude methode kunnen verdringen, waarvan
de eenvoud, de goedkoopte, de gemakkelijkheid van bevestigen en het
onschadelijke voor het paard, niet is geëvenaard kunnen worden.

Het is van veel belang dat de hoefsmid zelf zich opwerke en zich een meer-
waardige positie schep])e: hij heeft daarop ten volle recht. De waarde van zijn
arbeid is slechts dan gemakkelijk te schatten, wanneer wij ons eens indenken
wat onze steden, dorpen en het plattelanrl zouden ontberen, wanneer, al
was het .slechts enkele dagen, geen paarden konden worden gebruikt.

G. H.

korte mededeelingen.

— Examen ter verkrijging van het Rijksdiploma als hoefsmid.

Het tweede examen voor het RijLsdiploma zal dit voorjaar ge-
houden worden in de maanden Maart en April en wel op de volgende
dagen: in Maart oj) 8, 9, 10, 11, 15, IG, 17, 18, 22, 23, 24, 25, 29 en 30,
in April op 7, 8, 12, 13, 14, 15, 19, 20, 21, 22, 26, 27, 28 en 29.

Er zijn 174 candidaten, dus ruim 50 meer dan voor het F examen, dat in
het najaar 1919 werd afgenomen.

De volgende onderwijsinrichtingen hebben hunne leerlingen voor dit examen
doen inschrijven : Militaire Hoefsmidschool te Amersfoort, Inrichting voor
Hoefbeslag van Wiersum en Heidema te Groningen, cursussen in hoefbeslag
gehouden te Appingedam, te Harlingen, te Deventer, te Breda, te Venray, te
Sittard en te Doetinehem. Verder zijn er zeer vele gediplomeerde hoefsmeden,
waarvan verscheidene een v-ervolg-cursus hebben gevolgd, die zieh voor dit
examen hebben opgegeven. Deze hoefsmeden zijn uit alle provincies van ons
land afkomstig, zoowel van Roodeschool in het Noorden van Groningen als
uit Zeeuwsch Vlaanderen, zoowel uit Maastricht als uit Den Helder.

De volgorde van het examen is: eerst de Militaire Hoefsmidschool, dan de
reeds gediplomeerde hoefsmeden en daarna de cursussen, een en ander in
overleg met do betrokken leiders der cursussen.

-ocr page 59-

Het examen wordt weder gehouden in het Institiiut voor Hoefkunde van
de Veeartsenijkundige Hoogeschool (ingang A'erlengde Poortstraat) euM ordt

door dezelfde examinatoren afgenomen als het najaarexamen.

* * *

Van de 24 candidaten die op 8, 9, 10 en 11 Maart examen hebben ge-
daan, zijn geslaagd : 1. A. Heyerman te Wisch (Varsseveld), 2.
J. Kuit te
Wieringen, 3. H. Kroeze te Borger, 4. P. J. Vermaat te Waspik, 5. D.
Simon te Moerdijk, 6. P. de Ligny te Oost Capelle, 7. J. Palkers te Zuid-
laren, 8. J. Hiensch te Veenendaal, 9. W. A. Bosman te Rotterdam,
10. P. E. Mooren te Meerlo(L.), 11. A. J. Lambrecht te Amersfoort, 12. P.
Admiraal te Bierden (Harderwijk).nbsp;G. H.

—nbsp;Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. De leerlingen P. Berghuis
te Zevenhuizen, L. Kamphof van Dwingelo en D. F. van Hoorn te Loppersum
hebben op resp. 13 Maart, 20 Maart en 10 April de Inrichting verlaten.
Aan alle drie is een getuigschrift uitgereikt.

— Militaire Hoefsmidschool. In de tweede helft van Februari zijn
geëxamineerd en geslaagd als militair hoefsmid de miliciens der Infanterie
P. J. Peereboom. Regiment Grenadiers; H. H. J. Schobber, 2e R. I.; J. B.
Lensen. Se R. I ; P. de Ligny, 14e R. I.

* * M:

Op 2 Maart 1.1. werd aan den ojrperwachtnieester-hulpinstruoteur Mark
het eereteeken voor 30-jarigen dienst.in bijzijn van het onderwijzend personeel
en de leerlingen, uitgereikt.nbsp;G. H.

—nbsp;Toelatingsexamen van den cursu.gt;^ voor opleiding van Onder-
wijzers in practisch hoefbeslag te Utrecht.
Voor dit toelatingsexamen,
dat gehouden werd op 29 Januari 11. in het Instituut voor Hoefkunde der
Veeartsenijkundige Hoogeschool te Utrecht, meldden zich Iß hoefsmeden
aan, waarvan er 15 aan het examen deelnamen.

De hoefsmeden waren gekomen uit verschillende jwovinciën: IWesland (1),
Drente (1), Gelderland (.5), Utrecht (1), Noord-Holland (2), Z.-Holland (2),
Noord-Brabant
(o). Slechts enkele deelnemers leverden onvoldoend werk.

Tot den cursus werden toegelaten de HH. : Th. F. Evers te Teteringen,
A. A. Haverkamp te Teuge, C. J. van Heng.stum te Soest, .1. W. Koerselman
te liochem, A. A. van Rooyen te Velderoord, E. Schoon water te Eseharen.

--------K r O o n.

—nbsp;Correspondeiitie. D. E. te S. Het juiste adres van den uitgever van
,La Fourbure du Chevalquot; is: Joure amp; Cie, 15 Rue Racine Vie, Paris.

____ADVERTENTIËN._

Gediplomeerd Hoefsmid,

^OEKT PL.iATSINCr in een hoefsmederij, bij voorkeur in Amsterdam,
botterdam. Den Haag.

_I^rieven franco onder letter J., Bureau „De Hoefsmidquot;._

Inrichting voor hoefbeslag te Groningen.

Personen, die in 1920 een cursus aan de Inrichting wenschen te volgen,
dienen zich daartoe aan te melden bij den heer
D. F. Stuivenberg,
I'oelestraat 35 te Groningen.

-ocr page 60-

S. C. M. BAX. glashaven 9 en 36 - ROTTERDAM.

- Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG.--'

Meest uitgebreide sorteering prima blanke
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fijne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —

Tcleiiraiii-idres
BAX Glasliaven

ïö.

NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN

voordeelig, geinakkelijk in gebruik. — Kunnen niet loslaten.

Merk „Dexterquot;, Merk „Pacificquot;,

met flink hielstuk, met zwaar hielstuk.

Open zolen uit één stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in 11 maten van tot 6|
Eng. dm., uiterste breedte buitenkant
ijzers gemeten.

Merk „RamTbler' ,

in witte en grijze

Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van
tot Eng. dm.

Merk „Chicagoquot;,

geheel Caoutchouc
uit één stuk met

zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van
7 J-tot Eng. dm.

uiterste breedte'; buitenkant ijzers gem.

Gemaakte Hoefijzers,
Rits- en Stampmodel,
uitsluitend beste
kwaliteit ijzer;
in 9 maten voorradig.

Hoef-
randen.

Strykrlugen
met riempje

Kunsthoorn.

IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.

Opruimers voor

Schroefgaten.

Lasch- of Welbladen e«
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.

Schroeven en Stiften
in alle modellen;
tijdige bestelling
gewenscht.

Touwijzers in
verschillende maten.

H^ Men lette op het echte merk S T met kroon.

-ocr page 61-

e gt;

25e Jaargang. — Aflevering 4. — 15 April 19^.

-ocr page 62-

Lambert
Hoefzolen

in de modellen

Lambert open pad
Bar pad
Frog pad
O. K. Star pad
Walpole boulevard pad
Walpole truss pad

en de bekende
Amerikaansche

1

HELLER HOEFRASPEN
WEDER LEVERBAAR

Lambert amp; Company
leuvehaven 66 :: Rotterdam

INHOUD.

Mededeelingen over de Provincie Utrecht en het hoefbeslag. — Rits en
ïiagelgaten. — Kort verslag der Bestuursvergadering van de Vereeniging
van Rijks-Onderwijzers in Practisch Hoefbeslag in Nederland. — Korte mede-
deelingen. — Persoverzicht. — Mededeelingen over het smidsvak vallende
buiten het hoefbeslag. — Advertentiën.

Ä

liti
Hill

IIÄ

m$$f

Uli

„uUfl SJOS.CO.'

-ocr page 63-

MEDEDEELINGEN OVER DE PROVINCIE UTRECHT EN
HET HOEFBESLAG,

dooe

Dr. Gallandat Huet,
Kapitein-paardenarts te Amersfoort.

Inleiding.

De provincie Utrecht is de kleinste van Nederland en heeft ook het minste
aantal paarden, n.1. ongeveer 13000. Een bewijs, dat deze provincie niet te
beschouwen is als een „paardeidandquot;, levert wel een vergelijking met de pro-
vincie Zeeland, waar bijna het drievoudige aantal paarden voorkomt bij
een niet veel grootere oppervlakte.

Wat de paardenfokkerij betreft, zoo komt het verschil in belangrijkheid
nog sterker uit als men de getallen der in deze beide provincies gestationneerde
dekhengsten vergelijkt, n.1. 2.5 in Utrecht tegen 117 in Zeeland, terwijl het
aantal jaarlijks gedekte merriën respectievelijk ruim 2000 en ruim 12000
bedraagt.

Tot voor weinige jaren werd in Utrecht uitsluitend met warmbloed-
hengsten gefokt; zoo stonden o.a. in 1908 ter dekking 10 Oldenburgers, 15
gekruiste Oldenburgers, 1 Anglo Normand en 1 Amerikaan.

In 1912 zien wij in deze provincie naast 31 „warmbloedquot;hengsten voor het
eersteen
„koudbloedquot;hengst ingevoerd; hoewel de fokkerij van „zwarequot;
paarden in andere provincies zeer loonend werd geacht, nam deze in Utrecht
niet toe, en is er zelfs in 1920 voor het dekseizoen geen enkele Belgi-
sche hengst goedgekeurd. Het behoeft geen betoog, dat de belangrijkheid
van het hoefsmidsvak, en wel voornamelijk ten plattelande, geheel afhankelijk
is van het paardenmateriaal en van de paardenfokkerij. Waar de provincie
Utrecht slechts twee steden telt, n.1. Utrecht en Amersfoort, is het groote
meerendeel der hoefsmeden dus „dorpssmid.quot;

Voor de opleiding van hoefsmeden in deze provincie is steeds veel gedaan;
vooreerst vinden wij te Amersfoort de bakermat, de „alma materquot; der
militaire hoefsmeden. Zonder op de militaire hoefsmidsschool verder in te
gaan, daar deze in voorgaande jaargangen van „De Hoefsmidquot; uitvoerig
besproken is, kunnen wij toch even aanstippen dat jaarlijks een groot aantal
miliciens worden opgeleid, die na hun diensttijd in de burgermaatschappij
als hoefsmid werkzaam komen. Bedraagt dit getal in vredestijd jaarlijks meer
dan 30, in de achter ons liggende mobilisatiejaren zijn
eenige honderden hoef-
smeden gevormd en is er met tijd en materiaal moeten worden gewoekerd om,
door elkaar steeds opvolgende opleidingen, aanvulling te kunnen verzekeren
en het corps hoefsmeden van het leger te velde op kracht te houden.

Behalve deze militau-e leerlingen volgen ook jaarlijks burger jongelui de

-ocr page 64-

opleiding. Wel wordt het aantal van 6 plaatsen, dat voor eiken cursus open
staat niet geregeld bezet, maar toch zijn er doorgaans 3, 4 of 5 leerhngen
voor'eiken cursus. Het is een goede gedachte van het departement van
Landbouw om deze gelegenheid tot opleiding aldaar te laten voortbestaan,
want zij voorziet in een moeilijkheid voor velen tot het bijwonen van cur-
sussen, hetzij door het bezwaar van afgelegen woonplaats, lietzij door den
lancren duur der provinciale
cursus-opleidingen.

Behalve dan deze „schoolquot;, wordt het onderwijs in hoefbeslag m de pro-
vincie bevorderd door het regelmatig uitschrijven van tweejaarliiksclie
cursussen en wel door het Genootschap voor Landbouw- en Kruidkunde.
Tal van jaren werden deze regelmatig gegeven aan de kazerne der Veld-
artillerie en wel door den oudst aanwezigen paardenarts en een militairen
hoeismi'l Tijdens de mobilisatie kwam hierin stagnatie en is de cursus ver-
plaatst naar het Instituut voor Hoefkunde van de Veeartsenijkundige Hooge-
school, alwaar de lessen nu worden gegeven door Dr. van der Plank en den

chef der smederij, den heer Van Angeren.

Noemen wij tenslotte nog de school voor onderwijzers in praktisch noet-
be«lag welke in dezelfde inricliting gegeven wordt en die onder leiding staat
van Prof. Dr. Kroon, dan blijkt hieruit, dat de provincie Utrecht een zeer
belangrijke plaats inneemt op onderwijs-gebied inzake hoefbeslag. Vooral
ook het instituut van practische onder^^djzers moet als van groot belang
beschouwd worden; hier toch worden de practische onderwijskrachten ge-
vormd, die het voorbeeld moeten geven en die een stempel op de leerhngen
moeten drukken van goed, degelijk en vlot werk.

Vooral ook nu van vele zijden de wenschelijkheid betoogd wordt en in
verscheidene plaatsen daar ook reeds toe overgegaan is, om aan reeds
geói-
plomeerde hoefsmeden vervolgcursussen te geven, zal zich voor de pracusche

onderwijzers een ruim arbeidsveld openen.

De examens in hoefbeslag, die in het najaar 1919 voor het eerst te Utrecht
zijn afgenomen door een Staatscommissie, welke hiervoor geregeld 2 maai
's jaars zitting zal houden en welke een rijksdiploma uitreikt, zullen het zeer
zeker gewenscht maken voor oudere smeden, die zich dit diploma willen ver-
werven, om eerst bij een practisch onderwijzer, door het volgen van een her-
halingscursus, de puntjes weer op de i's te zetten.

Dez- nieuw-ingevoerde examens hebben dus de herhalingscursussen in
het leven geroepen; het is te hopen, dat het nut hiervan ook zal worden m-
gezien door dié hoefsmeden, welke zich niet meer aan een examen willen
onderwerpen, en dat men deze vervolgcursussen, welke men in andere vakken
en wetenschappen algemeen als nuttig beschouwt, naar waarde zal weten te
schatten en ervan zal profiteeren, ja, beter nog, er om zal vragen, zoodat
het mettertijd tot een geregeld instituut van deze cursussen zal komen.
Eerst dan zal de opleiding van practische onderwijzers in hoefbe.dag meer
dan rentegevend zijn en voor de onderwijzers zelf volop een werkkring

geven.

Wanneer de Landbouwmaatschappij en en de Bond van smedenpatroons
beide hiervan het nut inzien en hiertoe samenwerken, zal de uitvoering met
lang meer op zich doen wachten.

-ocr page 65-

Besprelicn wij nu eerst de twee genoemde steden om daarna nog enkele
opmerkingen te geven over andere in deze provincie belangrijke gemeenten
en dorpen.

De stad Utrecht.

Deze stad ontleent haar naam aan Old of Oud Trecht (in het Latijn Ultra-
jectum) en werd gegeven aan een plaats waar men over een rivier trok, in
deze de Rijn. Utrecht is ongetwijfeld een der oudste steden van ons land en
werd o.a. reeds genoemd in de „Reistaielen van Antoninusquot;, geschreven in
de 4e eeuw onzer jaartelling. Hoogstwaarschijnlijk is de stad, die oor-
spronkelijk op den linker Rijnoever lag, een stichting van de Romeinen, die

er een sterkte bouwden.

Tot aan de 7e t^euw hoorde men weinig van Utrecht, dat in het beat van
de Friezen was, doch veroverd werd door Dagobert I, Koning van Oost-
Frankrijk, die er een kerk stichtte in 630.

De Friezen heroverden de stad weder en slechtten de kerk, doch in 697 kwam
zij weder in handen van Pipijn, grootmeester van Frankrijk; nu stichtte Wille-
brord er de Dom of St. .Maartenskerk met klooster, terwid hij er zijn bisdom
vestigde. In 857 werd de stad verwoest door de Denen, hetgeen later door de
Noormannen nog eens herhaald werd. Daarna kwamen de oorlogen tusschen
de Bisschoppen van Utrecht en de Graven van Holland, waarbij de stad o.a.
in 1138 belegerd werd. Bij de twisten der Hoekschen en Kabeljauwschen
koos de stad de zijde der eersten en deed aan vele krijgsbedrijven mede; ook
uit den lateren strijd tegen de Gelderschen zijn vele wapenfeiten te herdenken.

In de I5o eeuw hadden verscheidene gevechten plaats, o.a. met de steden
Amersfoort, Amsterdam en Harderwijk en werd Utrecht herhaaldelijk bele-

gerd, inaenomen en weer hernomen.

Ook in de 16e en 17e eeuw was de stad meermalen betrokken m
onlusten en stond zij bloot aan brandschattingen en plunderingen, afgezien
nog van de vele vervvikkeüngen, welke de godsdienstgeschiUen in dien tijd
meebrachten.

Utrecht is ten allen tijde een centrum voor de omgeving geweest en heett
dan ook altp drukke markten gehad, welke reeds van oudshei; gehouden
werden op de Neude, het Vreeburg en de Ganzemarkt.

Van de openbare gebouwen hebben o.a. oudheidkundige waarde het
Stadhuis, gebouwd in 1547, de Stadswaag, dateerend uit de 15e eeuw en de

Academie, opgericht in 1632.nbsp;. , ,

De Domkerk, oorspronkelijk gewijd aan St. Maarten, werd gesticht door
Willebrord, terwijl men in 1321 begon met den bouw van den Domtoren,
welke 60 jaar daarna voltooid werd. De St. Pieterskerk werd in de Ile eeuw
gesticht en vormt met de St. Janskerk en de St, Mariënkerk de oudste kerken
der stad.

In den loop der eeuwen is Utrecht steeds een zeer belangrijke stad geweest
en door haar centrale ligging zeer gunstig voor verschillende bedrijven,

markten en bijeenkomsten.nbsp;. , •

De bevolking bedraagt momenteel ruim 130000 inwoners en door uitlegging

van de stad neemt dit getal nog steeds toe.

-ocr page 66-

Op paardengebied is de stad ools altijd van een groot belang gevs'eest, ge-
tuige slechts de maandelijksche paardenmarkten, waaronder de Palm-
paardenmarkt zelfs een Europeesche vermaardheid bezit. De vroegere naam
„rijstadquot; werd aan Utrecht gegeven vanwege de vele stalhouderijen, waarop
het kon bogen. Het paardenmateriaal was dan ook zeer groot en hoewel dit
zooals in alle steden door de toeneming van electrische trams en auto's wel
veel verminderd is, mag het toch nog zeer beduidend worden genoemd. Als
groote paarden-bedrijven noemen we o.a. stalhouderijen met 20 tot 30
paarden, de gemeentereiniging, twee manéges en verder vele sleepers-
bedrijven, neringdoenden en eenige luxe, te zamen meer dan 1000 paarden.

Voor hoefsmeden is het dus een stad van groote beteekenis, zoowel vanwege
de vele paarden in de stad zelve als door het groote aantal dat van alle zijden
op marktdagen binnenkomt.

De volgende hoefsmeden oefenen het bedrijf uit: A. Dotzek in de Korte
Elisabethstraat, firma H. Derks op de Varkenmarkt, F. C. Scherrenberg in
de Bergstraat 14, Stunkel in de Koestraat, van Horssen eveneens, H. A.
Steding in de Kapelstraat, Bouwesen in de Loefbergmakerstraat, de Beer
achter het Vleeschhuis, van Hengstum in de Gansstraat en van der Hurk
eveneens. Behalve aan deze particuliere hoefsmederijen worden ook aan het
Instituut voor Hoefkunde der V. H. paarden beslagen.

De voornaamste van de genoemde hoefsmederijen is die van de heeren
Steding in de Capelstraat. Oorspronkelijk werd deze zaak opgericht door den
heer J. M. Hoogland, practiseerend veearts te Utrecht en wel in het jaar 1872.

Er werden toen uitsluitend zieke hoeven beslagen, waarbij de heer Hoog-
land aanwijzingen gaf voor het besnijden, het passen en de keuze der ijzers; de
smederij was dus geheel ten dienste van zijn praktijk en geen enkele hande-
ling ging buiten hem om. In April 1880 nam zijn zoon, de heer G. Hoogland,
die in den zomer van dat jaar zijn veeartsenijkundig examen aflegde, de
smederij van zijn vader over en bleef deze op denzelfden voet voortzetten.
In 1881 kwam de heer Steding Sr. in ons land om op verschillende plaatsen
alhier zijn kennis te vermeerderen en ondervinding op te doen; toen hij uit
Duitschland hierheen kwam, lag het niet in zijne bedoeling, zich in ons land
blijvend te vestigen, doch hij bleef te Utrecht werken en associeerde zich met
den heer Hoogland. In 1893 trad de heer Hoogland als compagnon uit de
zaak en dreef de heer Steding die verder voor eigen rekening, waarmede hij
zich ook voorgoed in Holland bleef vestigen. Wel eigenaardig dat zijn broeder
eenige jaren vóór hem uit Duitschland hierheen was gekomen en een later
zoo bloeiende hoefsmederij te Arnhem heeft opgericht en langen tijd geleid.

De smederij was toen gelegen in de Capelstraat, juist aan de overzijde van
waar zij thans is, doch in 1896 werd het huidige perceel aangekocht en tot
hoefsmederij ingericht. Een groote verbetering onderging het gebouw in 1905;
het werd toen naar de eischen des tijds verbouwd, de beslagloods geheel
dicht gemaakt en van bovenlicht voorzien, electrische verlichting aange-
bracht en ook de 3 vuren werden electrisch geïnstalleerd. In 1901 kwam de
heer L. F. A. Steding Jr. in het bedrijf, zeer tegen den zin van zijne ouders,
die hem wilden laten studeeren, doch hijzeM hing met alle macht aan het vak;
hij ging erin op en wilde geen anderen werkkring kiezen. In 1904 vertrok hij

-ocr page 67-

naar Dresden en doorliep aldaar een cursus van vier maanden aan de Lehr
sehmiede der Königlichen ThierärztHchen Hochschule; aan het einde van den
studietijd behaalde hij op 29 October 1904, het „Diplom als geprüfter Huf-
schmied mit Auszeichnungquot;, wel een bewijs,'dat hij naast zijn groote ambitie,
ook groote vakkennis had vergaard. De hoefsmederij breidde zich sterk uit
en de clientèle bestond niet alleen uit paardenhouders uit Utrecht en om-
geving, doch vrijwel door het geheele land waren de heeren Steding bekend en
meermalen werd hun hulp gevraagd op ver af gelegen plaatsen.

In den tijd vóór de auto's was er zeer veel luxe, vooral in de omgeving en
het gebeurde wel, dat de firmanten 14 dagen achtereen er op uit waren om op
luxe stallen te beslaan. Nu is er veel van die luxe verdwenen en ook ver-
scheidene groote paardenbedrijven zijn opgeheven of in auto-tractie omgezet,
maar toch worden nog
luxe-stallen bediend in de Bildt, Zeist, Driebergen,
Leersum, Amerongen, Maarsbergen, Woudenberg, Leusden. Soesterberg,
Bosch en Duin, Soest, Maartensdijk, Oudshoorn en de Meern. Dit luxe-
beslag wordt meest alleen door den heer Steding Jr. verricht, terwijl het
gewone beslag steeds onder zijn toezicht plaats heeft en gecontroleerd wordt
vóór het paard de smederij verlaat. Ook voert de patroon zelf het beslag
uit dat de heer Hoogland, die, hoewel zelf niet meer in de zaak betrokken,
toch nog altijd zijne patienten daar laat beslaan, aangeeft voor kreupele
paarden en zieke hoeven. De heer Steding Sr., hoewel nog compagnon, neemt
geen groot aandeel meer in de werkzaamheden; hij verricht de boekhouding
en aUeen zoo nu en dan kan hij het niet nalaten nog eens zelf aan het Averk te
gaan Behalve vader en zoon werken er vier volwassen knechts, welke als
vast personeel geheel vertrouwd zijn met het hoefbeslag en ook als zoodanig
een opleiding hebben gehad. Hunne werktijd bedraagt van 's morgens 7 tot
's avonds 6 met 1/2 uur rust des morgens en 11/2 uur rust des middags,
terwijl op Zaterdag om half een wordt geëindigd; het totaal aantal werkuren
per week bedraagt alzoo 50. De prijzen voor het beäag zijn goed te noemen
n.1. een minimum van f 6 per vierkant beslag, waarbij dient gezegd dat het
luxe beslag, dat veel tijd vordert, veel hooger wordt betaald. Dat er flmk
gewerkt wordt en er heel wat paarden op beslag komen, bewijst wel, dat er
jaarlijks meer dan 12000 ijzers worden ondergelegd.

Deze ijzers zijn alle uit de hand gesmeed; slechts bij hooge uitzondermg
zijn in den mobilisatietijd, toen geen stafijzer te krijgen was, machinale ijzers
gebruikt. De ijzers zijn aUe vlak, terwijl des winters gebruik wordt gemaakt
van schroeven voor het scherp zetten en wel voor luxe paarden twee m de
voorijzers en 4 in de achterijzers, terwijl zware paarden 4 schroeven in elk
ijzer krijgen. Voor het luxe-beslag wordt hoofdzakelijk gebruik gemaakt van
blokzolen en geeft men hieraan de voorkeur boven luchtdrukzolen.

Hoewel het meerendeel der paarden in beslag tot de lichte rassen behoort,
zoo zijn er ook vele zware trekpaarden, o a. van de Mpij. de Korenschoof,
de firma VerHnden en Hooghiemstra, welke laatste alleen al 46 paarden heett,

in abonnement.nbsp;i j , • i

Vermelden wij tenslotte nog als een groote bijzonderheid, dat m deze

smederij zeer veel gebraden wordt; dit is zeker wel een hooge uitzondering en
ik dacht, dat buiten de hoefsmidschool, waar de leerlingen zeer veel moeten

-ocr page 68-

braden, er in particuliere smederijen niet meer aan gedaan werd. De heer
Steding verzekerde mij, dat hij geen betere ijzers kent en dat ook bij eenmaal
verkregen handigheid het zeer zeker de moeite loont en niet kostbaar is,
zoodat hij voor zijn bedrijf er verre de voorkeur aan geeft. Ook ik heb het
steeds een zeer goede leerschool gevonden voor smeden om te braden, om
handigheid te kweeken en ijver te toonen, doch het is moeilijk om heden ten
dage, nu de werklust niet groot is en de gemakzucht daarentegen groeit, een
pleidooi te houden voor het braden. Toch moesten m. i. vele hoefsmeden het
voorbeeld van den heer Steding volgen en zullen zij, althans wat de handig-
heid van hun personeel aangaat, hierbij winnen.

Hiermede stappen wij af van dit zeer groote bedrijf, deze bloeiende en zoo
goed bekend staande hoefsmederij, die wij nog een lange reeks van jaren
voorspoed toewenschen.

(Wordt vervolgd.)

RITS EN NAGELGATEN.

Het is een eerste vereischte voor een goede bevestiging van het hoefijzer
aan den hoef, dat de nagelgaten goed gemaakt, en op de juiste plaats zijn
aangebracht. Wamieer men door zijn v/erkkring in de gelegenheid is, tal van
smeden uit verschillende oorden van het land te zien ijzers maken, dan ziet
men, dat juist met het aanbrengen van rits en nagelgaten herhaaldelijk fou-
ten gemaakt worden, zooals: te vet, te schraal, te ver naar voren of naar
achteren, een onregelmatige verdeeling, doch het meest voorkomende gebrek
is, dat de kop van den nagel met in de rits sluit, of er te ver boven blijft.
Vooral het laatste is zeer vaak het geval.

Een hoefijzer, dat overigens aan alle redelijke eischen voldoet, verliest
zeer veel van zijn waarde als de nagelgaten foutief zijn. Het is dan ook zeer
gewenscht, dat de onderwijzers de aandacht van hun leerlingen daar speciaal
op vestigen.

De oorzaak van het niet passen en te ver uitsteken der nagelkoppen is
meestal gelegen in het veel te veel hameren op het ijzer, nadat het geritst,
gestampt, en gaten doorgeslagen zijn. Voordat met het oiirichten begonnen
wordt, is de richting en wijdte der gaten meestal wel goed, doch wordt daarna
weer bedorven.

Verschillende smeden denken er niet aan, dat dan elke klap op den buiten-
rand van het ijzer ten nadeele komt van rits en gaten. Blijkt dan dat de rits
te nauw is geworden, wordt er opnieuw weer doorgeritst en het gevolg is,
dat de gaten geheel hun oorspronkelijken vorm hebben verloren.

Het opkanten en bodemnauw smeden van het hoefijzer behoort te ge-
schieden voordat rits en gaten zijn aangebracht.

Als regel ziet men door dié smeden, door wien heel wemig slagen op het
hoefijzer gegeven worden, het beste werk leveren.

Door veel kloppen en hameren mag het ijzer misschien iets gladder worden,
doch meestal is het gevolg, dat de bruikbaarheid van het ijzer er sterk door
vermindert.

Wat geeft een prachtig mooi glad gesmeed ijzer, als rits en nagelgaten niet

-ocr page 69-

deugen ? Kan de smid beide vereenigen, namelijk een glad afgesmeed hoef-
ijzer en aan alle eischen voldoende rits en nagelgaten, zooveel te beter, maar
anders moet toch aan het laatste de voorkeur gegeven worden!

Utrecht.nbsp;H, Vossers.

Aan de Leden der Vereeniging van Bijks-Onderwijzers in
Practisch Hoefbeslag in Nederland.

Kort verslag der Bestuursvergadering van deze vereeniging op
24 Maart '20 in Nederland.

Het bestuur was voltallig aanwezig. Ter sprake kwam de klacht van den
heer Van den Berg uit Geldrop over de cursussen, die in N. Brabant gehouden
worden en welke aangelegenheid reeds op 5 Jan. '20 door het bestuur bespro-
ken werd met den inspecteur van het Landbouwonderwijs, Dr. v. d. Zande.
Het resultaat is geweest, dat een grondig onderzoek zal worden ingesteld en
dat de militairen successievelijk zullen worden uitgeschakeld, wat grooten-
deels reeds is geschied.

—nbsp;Het bestuur heeft 14 Febr. '20 te Goes een bespreking gehouden met
het bestuur der Vereeniging „Stamboek Ned. Trekpaard.quot; Deze Vereeniging
had een punt op haar agenda geplaatst, luidende: ,,cursus in Belgisch hoef-
beslagquot;, als gevolg van het feit, dat sommige fokkers de Nederlandsche
onderwijzers in hoefbeslag niet bekwaam achtten. De gehouden bespreking
verliep geheel naar wensch en de cursus zal nu gehouden worden onder leiding
van de heeren Kerkhaert en Adriaanse.

—nbsp;Een schrijven van den heer Koelman uit Alkmaar is door het bestuur
nader onder de oogen gezien. Het bevatte in het kort de volgende punten:

1.nbsp;Salaris tot het geven van lessen op cursussen.

Hierop heeft het bestuxir bepaald f 10 per les (minimum 4 uur),
met vrij reis- en verblijfkosten; voor herhalingscursus f 5 per les en
per persoon.

2.nbsp;Heeft het bestuur reeds in Zeeland in orde gemaakt.

3.nbsp;Controle op hoefbeslag.

Het bestuur vond hiervoor den tijd nog niet gekomen; er is nog geen
inspecteur of controleur, de Regeering zou dezen moeten aanstellen.

4.nbsp;Het plaatsen van een bord met den Rijkstitel.

Het bestuur heeft hierin reeds voorzien, maar er wordt nog gewacht
op de Koninklijke goedkeuring. Voor het bord zelf is iets moois uit-
gedacht, van idet te groote afmetingen, doch goed in het oog loopend.

5.nbsp;De bevoorrechting van Rijks-hoefsmeden door de Regeering.

Het bestuur heeft dit voor kennisgeving aangenomen.

6.nbsp;Uitbreiding van het Bestuur.

Het bestuur achtte dit geheel overbodig, daar het ledental niet groot
is en nimmer heel groot kan worden.

7.nbsp;Het minstens 2 X per jaar vergaderen der Vereeniging.

Het bestuur zal dit overwegen, evenals de contributieverhooging,
maar hierin beslist de Vereeniging. Het bestuur weet heel goed, dat

-ocr page 70-

men zonder geld niets kan doen, maar de contributie mag niet af-
schrikken.

8.nbsp;Te trachten, dat alleen onderwijzers lessen geven.

Hierin is reeds voorzien en Dr. v, d. Zande heeft volledigen steun
toegezegd.

9.nbsp;Meer aandacht te schenken aan de nieuw-toegetreden leden.

Dit betreft feitelijk meer het werk van den secretaris der Vereeniging.

Aan alle leden is een reglement toegezonden en dit had wel wat eerder
kunnen geschieden, maar aan den anderen kant hadden zij, die nog niet in
het be/it van een reglement waren, hierom ook wel eens kunnen vragen.
De secretaris heeft meer te doen en kan van z'n salaris, niet bestaan, zoodat
hij nu niet voor alles en overal aansprakelijk gesteld kan worden.

Verder deelt het bestuur aan de leden mede, dat alle stukken, betreffende
het hoefbeslag, in zake de Vereeniging voortaan gericht moeten worden aan
den secretaris, die gaarne bereid is voor verdere behandehng zorg te dragen.

Het bestuur zou zoo graag zien, dat van de leden zelf ook actie uitgaat;
zend daarom uw zakelijke verlangens en uw grieven aan het secretariaat.
Elke maand kan dan in „De Hoefsmidquot; worden medegedeeld, wat er omgaat
bij de smeden en in de Vereeniging, waarvan bovendien het gevolg is, dat het
voortbestaan van „De Hoefsmidquot; in meerdere mate gewaarborgd wordt.

Oud-Beijerlavd, 24 Maart '20.nbsp;H. van W a a s b e r g e n,

Secretaris.

korte mededeelingen.

t Op 10 April 1.1. stierf na een geduldig lijden van drie maanden, in het
krankzinnigengesticht „Endegeestquot; bij Oegstgeest, de heer Arie Agenant,
in leven opperwachtmeester-hoefsmid van het 1. 1. R. H. in den ouderdom
van bijna 40 jaar.

Agenant was een uitnemend vakman en met hem gaat een der beste
militaire hoefsmeden heen; het moge een troost zijn voor zijn vrouw en kinde-
ren, te weten, dat hij zeer hoog stond aangeschreven en dat aUen, die hem in
zijn werkkring gekend hebben, hem met groote achting zullen berdenken.

G. H.

— Militaire Hoefsmidsschool te Amersfoort. In den loop van de maand
Maart hebben examen afgelegd en zijn geslaagd de volgende leerlingen,
welke den cursus vanaf 1 October 1919 hebben gevolgd: Miliciens der Cava-
lerie: P. G. Mooren, C. D. Bosschaart en J. Folkers; — miliciens der Bereden
Artillerie: A. J. Lambrechts, P. Admiraal, C. J. Ooyevaar, J. Kuit, W. A.
Bosman, D. Simon, J. Cox, D. H. J. Libot, D. G. Hiemstra, J. Veldman,
R. van der Meulen, A. J. M. Hazen, W. Loeff; — burgerleeriingen: H. Kroeze
uit Borger, A. Heijermans uit Varsseveld en I. Bakker uit Ureterp.

G. H.

-ocr page 71-

— Examens voor het Ryksdiploma als hoefsmid a. d. Veeartsenij-
kundige Hoogeschool te
Utrecht.

1.5, 16, 17 en 18 Maart: Van de 24 candidaten zijn geslaagd de HH.: A. H.
van Mook te Herpen (N. Br.), J. A. de Lignée te Oude Tonge, A. J. de Lignée
te Dirksland, J. H. Venderbosch te Weesperkarspel, H. J. Brenkink te Lo-
chem (met lof), F. B. Muller te .Sloterdijk (met lof), H. M. Grimborgen te
Zaandam, K. A. Abelsma te 's-Hage, A. Schipper te Arnhem (met lof), G. J.
Aaftink te Amstelveen, H. Scholten te V^achtum (Dalen), R. M. Adriaans te
Demen bij Ravestein, M. B. van Rossum te Drumel, P. van de Boer te
Vaassen (met lof), L. Gebraad te Tholen, Iz. Sommeyer te Hoek bij Terneu-
zen, Th. H. Lemmens te Weurt bij Nijmegen, J. Venema te Hoogeveen (Dr.)
(met lof).

22, 23, 24, 25, 29 en 30 Maart. Aantal candidaten 36, geslaagd 26, n.L:
A. C. Gebraad te Stavenisse, Jac. van Boven te Rilland-Bath, N. A. den
Ronden te Gastel, Henry Verstappen te 's-Hertogenbosch (met lof), H. J. H.
Vossen te Maastricht, P. Huizinga te Grypskerk (Gr.), A. Heling te Zuid-
Sleen, H. J. Mettray te Eefde bij Zutphen, W. Smit te 't Loo bij Apeldoorn
(met lof), L. de Jager te Arnemuiden (Z.), Laurens Aaftink te Abcoude (met
lof), A. J. Huygen te Triebt, H. Baselier te Nieuw-Vosmeer, J. M. Bastiens te
Bergen op Zoom, P. 0. A. Kommers te Meerkerk, D. Bruntink Tzn. te De Rijp
(N. H.), D. Kamphof te D\vingelo, Th. S. Gornmans te Maasbree (L.), J. Tuit
te Dronrijp, P. Wildschut te H. I. Ambacht, J. H. van Ommeren te Zoelen
(met lof), W. H. Oostendorp te Tiel, Joh. E. Krijtenberg te Gendringen, J. A.
Tomesen te Wijnbergen, P. A. Butteler te 's Heer Arendskerke, L. S. Lenting
te Amersfoort.

PERSOVERZICHT.

In de Ajyril-aflevering van „Der Hufschmiedquot; komt de volgende vraag
voor: Kan verbeening van het buitenste hoefkraakbeen aanleiding tot ver-
nageling geven 1 Antwoord: Het behoeft niet, v/anneer de hoefvorm zich niet
gewijzigd heeft, maar dikwijls is dit laatste w^el het geval en dan zal er meer
gevaar ontstaan voor vernagelen. Vaak ziet men, vooral bij zware paarden,
de verbeening van het buitenste hoefkraakbeen gepaard gaan met een ver-
dikking van den kroonrand ter jilaatse en een meer schuinen stand van den
verzenwand. Het ijzer moet daar dan wijd gepast worden en het zal moeite
kosten om de nagels in de witte lijn te slaan. Vooral het achterste nagelgat
in den bmtentak moet schuin naar buiten gestampt worden, om vernageling
te voorkomen. Men kan dezen nagel ook missen, dus weglaten en een nagel
aan de binnenzijde of aan het toongedeelte van den hoef er voor in de plaats
slaan.

— Yrcbgen en antwoorden over ,, Strijken.quot;

1.nbsp;In hoeverre kan het „strijkenquot; veroorzaakt worden door den smid?
Door verkeerd besnijden en verkeerd beslaan.

2.nbsp;Welke fout wordt dan veelal bij het besnijden gemaakt 1 Het te sterk
inlcorten van den binnenwand, waardoor de kogel tijdens het op den grond

-ocr page 72-

steunen van het been iets naar binnen doorzakt en zoo geen voldoende ruimte
voor het andere been beschikbaar blijft om er langs heen te worden gebracht;
verder ook door het onvoldoende inkorten van den toon.

3.nbsp;In hoeverre bevordert een lange toon het „strijkenquot; ? Als de toon te
lang is geworden dan is zulks eveneens het geval, al is het dan ook in min-
dere mate, met het zggedeelte, waarmede gewoonlijk het strijken plaats
vindt. Het rollen over den toon wordt daardoor iets belemmerd en de afstand
tot het andere been iets kleiner, zoodat strijken eerder optreedt.

4.nbsp;In hoeverre kan een ijzer met strijktak schade doen ?

Bij zoo'n ijzer is de binnentak zwaarder dan de buitentak en wordt de voet,
die naar voren gebracht wordt, als het ware iets binnenwaarts getrokken.
Bovendien wordt de steunvlakte verkleind door den smallen binnentak,
zoodat het op den grond steunende been niet vast staat en geneigd is ook
iets naar binnen door te zakken.

5.nbsp;Wat is dan beter ? Het is beter, den buitentak te verzwaren door hem
te verbreeden, alzoo door het onderleggen van een z.g.n. zijgewichtsijzer.

6.nbsp;Wat moet men steeds bij eiken vorm van strijken in het oog houden ?
Dat niet alleen het been, dat naar voren gebracht wordt, langs het steunende
been moet kunnen passeeren, maar ook evengoed dat het op den grond
rustende been het andere voorbij moet laten. Men moet dus rekening houden
met
beide beenen: het been, dat strijkt en dat, hetwelk gestreken wordt.

(u. Der Hufschmied).

— Opleiding van hoefsmeden. De bekende dierenarts Dr. Habacher te
Weenen heeft betoogd dat de opleiding der hoefsmeden voor geheel Oosten-
rijk eenvormig en deugdelijk behoort te worden. Daartoe acht Dr. Habacher
noodig :

1quot;. directe intrekking der voorschriften van 27 Aug. 1873, waarin is be-
paald dat ook examen in hoefkunde kan worden afgelegd zonder een cursus
te hebben gevolgd;

2quot;. oprichting van een staatshoefsmidschool onder leiding van dieren-
artsen die zich speciaal op de hoefkunde hebben toegelegd; de cursussen
dienen een half jaar te duren, terwijl ieder kwartaal een nieuwe cursus moet
aanvangen zoodat er voortdurend twee klassen zijn, waarbij de eene groep dus
altijd een kwartaal bij de andere vóór is; met de wenschen der vakver-
eenigingen is rekening te houden, terwijl aan degelijke leerlingen een gelde-
lijke tegemoetkoming moet kunnen worden verstrekt;

3®. instelling van herhalingscursussen voor meester-hoefsmeden, die min-
stens reeds 10 jaar aan het hoofd van een smidsbedrijf hebben gestaan;

4quot;. het houden van voordrachten over hoef-en klauwbeslag door de onder-
wijzers in hoefbeslag, in verschillende deelen van het land;

5quot;. beschikbaarstelling van toelagen, prijzen en onderscheidingen voor
bekwame meester-hoefsmeden;

6quot;. streven naar bekwame toekomstige hoefsmeden door toezicht op het
leerlingstelsel;

7®. lezen van vakbladen.

(u. Idem.)

-ocr page 73-

— „Handelsberichtenquot; van 26 Febr. bevat o.m. een artikel over Duitschlands
economischen toestand in begin Febr. 1920, waarin het volgende voorkomt:

„De ijzerindustrie, die nauw met de kolenproductie samenhangt, onder-
vindt in sterke mate het verlies van Lotharingen. Wel wordt getracht meer
Zweedsch erts in te voeren en de eigen mijnen intensiever te exploiteeren,
maar het verlies van het Lotharingsche mijngebied wordt daardoor niet goed
gemaakt. Met Frankrijk is een leveringsovereenkomst van 1 ton cokes tegen
1.25 ton erts gesloten; door gebrek aan wagons kan echter deze overeenkomst
slechts in beperkte mate worden uitgevoerd. De prijzen van
ruwijzer en
halffabrikaten zijn steeds stijgende. De aanvraag zoowel uit het binnen- als
buitenland overtreft verre de productie.quot;

—nbsp;Kolenproductie in Amerika. De kolenproductie der Ver. Staten
bedroeg, volgens de schatting van het Geolog. Genootschap der Ver. Staten
in 1919: 558.063.000 (vorig jaar 579.386,000) ton zachte kolen, een sterke
achteruitgang dus en wel een van meer dan 20 pCt., waarbij de kolenstaking
van
November—December, die 40 dagen duurde, van invloed was. Tijdens
deze maanden bedroeg de productie 18.600.000 per maand tegen 56.243.000
ton in October, wat echter een maximum was. De anthraciet-productie
bedroeg in 1919: 86.200.000 (v. j. 98.826.000) ton, wat een achteruitgang
tegen het vorige jaar van ongeveer 13 pet. beteekent.

(u. Handelsberichten).

—nbsp;De kolenvoorraad en de kolennood in Duitschland. Dr. O. Stutzer,
professor aan de universiteit te Freiburg, geeft hierover een verhandeling.
In 1913 is de kolenvoorraad in Duitschland berekend en geschat op 410
milliard tonnen steenkolen en ongeveer 17 milliard bruinkolen. Nadien zijn
nieuwe bruinkolenlagen gevonden; men kan dan ook als juist aannemen,
dat de kolenvoorraad van geheel Europa zich voor meer dan de helft in
Duitschland bevindt. Van de verschillende landen heeft Amerika de meeste
kolen noodig; dan volgt Duitschland en in de derde plaats Engeland.

Niettegenstaande deze enorme voorraden heerscht in Duitschland kolen-
nood hetgeen niet gezocht m.oet worden in te veel vraag naar-, maar in
te weinig aanbod van kolen. Er komen geen kolen meer ter beschikking
uit het door de Entente bezette gebied en verder werken de tegenwoordige
socialiseeringsplannen ontmoedigend op de werkgevers. Ook kunnen de
arbeiders door de langdurige hongerblokkade niet zooveel werk omzetten
als vroeger, terwijl de onzekere
en dure tijden en de lage geldkoers aan een

ruime productie in den weg staan. Doch meer nog moet de oorzaak van den
kolennood gezocht worden in het gebrek aan transportmiddelen, en m de
gedwongen levering van millioenen tonnen kolen aan de geallieerde landen.
Toch ziet schrijver de toekomst in zake kolenvoorziening hoopvol in.

— Voor de opleiding van goede hoefsmeden, aldus Fr. Schwee, dieren-
arts te Innsbruck (Oostenrijk), is noodig, dat de smidsleerUngen eerst
voldoende theoretisch onderlegd worden en dat zij daarna verder de ver-
plichting op zich nemen gedurende 1 of 2 jaar bij een goeden hoefsmid prak-
tisch werkzaam te zijn, alvorens op een cursus voor hoefbeslag toegelaten

-ocr page 74-

te worden. Het z. g. meesterschap moet worden afgeschaft, als zijnde doel-
loos en duur. De Regeering moet in de hoofdplaats van elke provincie
een hoefsmidsschool oprichten.

___ De ijzerf i-ijzen zijn sinds de laatste 3 a 4 maanden in Duitschland

zeer gestegen; zij bedragen nu 1450 procent meer dan in vredestijd.

fu. „Der Hufschmiedquot;).

Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag.

HEÏ RICHTEN VAN GEHARDE VOORWERPEN.

Het richten beteekent voor den onkundige vrijwel een waagstuk. Harden
en buigen zijn tegenstrijdige zaken, welke meestal brokken voortbrengen.

Wanneer bij het harden alle mogelijke voorzorgsmaatregelen worden
genomen, komen gebreken
zelden voor. Meestal berust het,,vertrekkenquot; bij
de harding van het staal in het algemeen op een verkeerd inbrengen van dit
metaal in den koelbak.

Als de voleinding der harding geschiedt door ontlating op een bepaalde
temperatuur, kan hierbij tevens het richten plaats vinden, of bij een nieuwe
verwarming, welke echter niet hooger mag worden opgevoerd dan tot een
temperatuur, benoodigd voor de ontlating.

Moet een te behandelen voorwerp ontlaten of gericht worden, hetgeen bij
vele harde staalsoorten gevaarlijk, ja soms onmogelijk is, dan moet het tot
aan het optreden der eerste kleurschakeering (bladgeel) 220°, tot op
ongeveer 200° verwarmd worden. Richten, onverschillig op welke wijze,
in kouden toestand, tot op 21° is af te raden; wat er in dien toestand aan het
staal gedaan wordt, veroorzaakt meestal breuken.

Een weinig vertrekken kan men somwijlen met een steekvlam verhelpen,
doordat men een korte plaats verwarmt, natuurlijk niet hooger dan
noodzakelijk is; na deze verwarming spant men het stuk zoo mogelijk mecha-
nisch in.

-ocr page 75-

Windscheeve vertrekking laat zich dikwijls met een ongehard stalen
wringijzer terugdraaien. Hiervoor gebruiken wij een willekeurig draad- of
wringijzer (zie figuur) ofschoon men veelal het werkstuk hierdoor scheef
bewerken moet, zooals men bij F ziet aangegeven met een gestippelde lyn.
Wij laten hierbij den trekkenden- of druldsenden arm Z naar beneden
hangen, zoodat ook deze last op het werkstuk drukt. Een dergelijke inrich-
ting, als hier genoemd, is echter voor dit werk af te keuren. Voor het draaien
dient men een gaffel of vork te nemen, welke even wijd is als het werkstuk,
zooals bij R te zien is; hierbij verkrijgt men beter resultaat en is men meer
zeker van zijn zaak. Legt het werkstuk bij 3 en 4 aan (zooals in B geteekend),
dan heeft men vaster druk, doordat er minder veering in B zit, hetgeen een
goede werking geeft. De uitvoering naar A is meestal voor te trekken daar
de hefboom H in dien stand gemakkelijker te bedienen is. Er kunnen zich
echter gevallen voordoen, waarbij men ook met den beugelvorm B horizon-
taal kan werken; derhalve doet men goed beide constructies in één draai-

ijzer te vereenigen.

Ofschoon men een stuk om te draaien in de bankschroef S kan spannen,
verdient het toch aanbeveling dat een tweede persoon in tegenovergestelde
richting draait.

in onze teekemng beproeft 2 te draaien, terwijl 1 tegenhoudt. Dergelijke
gevallen komen dikwijls bij bladveeren voor, waarbij dan tevens gebreken
in de buiging moeten verholpen worden. Hiervoor eigent zich de uitvoering
A bijzonder en wel doordat men bij 1 en 2 hiermede de eventueele vertrekking
oxJlost, terwijl men met hetzelfde gereedschap bij b en h verkeerde buigingen

tracht goed te maken.

Vooral zwaardere stukken kan men onder een pers den j nisten vorm terug-
geven, hetgeen bij ruimers, spiraalboren en ook bij vlakke voorwerpen
plaats vindt. De druk mag hierbij niet stootend werken, doch moet langzaam
achter elkander plaats hebben.nbsp;J- M.

advertentien.

Inrichting voor hoefbeslag
te Groningen.

Personen, die in 1920 een
cursus aan de Inrichting wenschen
te volgen, dienen zich daartoe
aan te melden bij den heer D. F-
Stuivenberg, Poelestraat 35 te
Groningen.

HOEFIJZERS

(KLEIN MODEL)

uit voorraad aangeboden.
Prijs
20 CId. per 100 Klio.

L e i s t i k O w,' Heerengracht
263, Amsterdam.

-ocr page 76-

S. C. M. BAX. glashaven 9 en se - ROTTERDAM.

- Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. -

Meest uitgebreide sorteering prima blanke
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fune Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke pryzen. —

BAX filasliaïen

Sö. m.

EilEUWE AMERIKAAHSGHE HOEFZOLEN

voordeelig, seinakkelijk in gebruik. — Kunnen niet loslaten.

Merk „üexterquot;, Merk
met
flink hielstuk, met zwaar hielstuk.

Open zolen uit één stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in 11 maten van 4Jg- tot 6|-
Eng. dm., uiterste breedte buitenkant
ijzers gemeten.

Merk „Ramblerquot;,

in witte en grijze

Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van 41
tot 6| Eng. dm.

Merk
geheel Caoutchouc
uit één stuk met

zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voori-adig van
7itot Eng. dm.

uiterste breedte; buitenkant ijzers gem.

Gemaakte Hoefijzers,
Rits- en Stampmodel,
uitsluitend beste
kwaliteit ijzer;
in 9 maten voorradig.

Strykringen
met riempje

Hoef-
randen.

Kunsthoorn.

IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.

Opruimers voor

Schroefgaten.

Lasch- of Welbladen en
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.

Schroeven en Stiften
in alle modellen;
tijdige bestelling
gewenscht.

Touwijzers in
verschillende maten.

Men lette op het echte merk S T met kroon.

-ocr page 77- -ocr page 78-

Lambert
Hoefzolen

in de modellen

Lambert open pad
Bar pad
Frog pad
O. K. Star pad
Walpole boulevard pad
Walpole truss pad

if'P^A.-.S'
i.

en de bekende
Amerikaansche

Lambert
leuveliaven 66

INHOUD.

Mededeelingen over de Provincie Utrecht en het hoefbeslag. — Over het
ontstaan van den lossen wand en van de indeukingen aan de zijgedeelten
van den hoefwand. — Ingezonden stukken. — Korte mededeelingen. —
Mededeelingen over het smidsvak vallende buiten het hoefbeslag. —
Advertentiën.

HELLER HOEFRASPEN
WEDER LEVERBAAR

Company
:: Rotterdam

-ocr page 79-

MEDEDEELINGEN OVER DE PROVINCÏE UTRECHT
EN HET HOEFBESLAG,

dook

Dr. Gallandat Hüet, kapitein-paardenarts.

(Vervólg).

Bespraken wij in de vorige aflevering de voornaamste hoefsmederij uit de
gemeente Utrecht, die van de heeren Steding in de Kapelstraat, zoo kunnen
wij hier dadelijlt aan toevoegen, dat er nog verscheidene zeer belangrijke
hoefsmederijen zijn, waar vele paarden worden beslagen en waaronder er
ook nog eenige zijn, die evenals de reeds genoemde, uitsluitend hoefsmederij
zijn en geen gemengd bedrijf uitoefenen. Het bestaan van zoo vele smederijen
en van verscheidene uitsluitend voor hoefbeslag, wijst er al op, dat het paard
hier een groote rol heeft gespeeld. Dit heeft zich helaas belangrijk gewijzigd;
het aantal paarden is bepaald merkbaar ingekrompen, zoodat, zooals van zelf
spreekt, de drukte in deze bedrijven ook naar verhouding is afgenomen.
Vindt dit zijn natuurlijke oorzaak eenerzijds in de ingevoerde autotrantie,
waardoor trampaarden zijn verdwenen, vele groote stalhouderijen omgezet
in autogarages en do luxe-equipages sterk zijn verminderd, anderzijds is de
betere opleiding van de plattelandssmeden de reden dat de stadssmeden veel
van hunne buitenklandisie zijn kwijtgeraakt. De meeste hoefsmederijen
vindt men nog in de oude binnenstad en wel in de omgeving van het Vreden-
burg, de beroemde marktplaats van Utrecht. Hier vindt men zelfs vier zeer
dicht bij elkander gelegen, n.1. van P. C. Scherrenberg inde Bergstraat, van
Derks op de Varkensmarkt, van Stunkel en van A. A. van Horssen, beiden in
de Lange Koestraat. Eveneens in het midden van de stad liggen de smede-
rijen van A. Dotzek in de Korte Elisabethstraat, van Bouwesen in Loefberg-
makerstraat, en van de Beer achter 't Vleeschhuis, terwijl meer in de buiten-
wijken, n. 1. in de Gansstraat, de bedrijven zijn van Van Hengstum en van
Van der Husk. Eigenaardig is, dat ook deze hoefsmederijen met een groot
bord prijken, waarop „Engelsche hoefsmederijquot; staat. Hoogstwaarschijnlijk
vindt dit wel zijn oorzaak hierin, dat de vroegere bedrijfsleiders de Engelsche
beslagwijze, n.1. het geheel uit de hand beslaan, aldaar toepasten en deze
borden als aanbeveling moesten strekken tegenover het vroeger algemeen in
gebruik zijnde beslaan in den hoefstal.

De Engelsche be.slagmethode heeft zich gehandhaafd en noodstallen zijn
of niet meer aanwezig, of worden althans niet dan bij uitzondering meer
gebruikt. Het is in deze ook al een kwestie van gewoonte en zij die eenmaal
gewend zijn aan het beslaan uit de hand, willen hier niets dan goed van
hooren en verlangen niet naar een noodstal, terwijl daarentegen de hoefsme-
den, en wel voornamelijk zij die het zware paard in beslag hebben, b.v. in

-ocr page 80-

Limburg en Zeeland, niet gaarne afstand zouden doen van dit hulpmiddel.

Op het laatste examen ter verkrijging van het RijksdijDloma als hoefsmid
waren vele leerlingen van cursussen uit Limburg en hieronder waren er die
nooit uit de hand hadden beslagen en dan ook zeer vreemd stonden te
kijken, toen zij dit moesten verrichten.

Hoewel men zich nu heel goed kan aanpassen aan plaatselijke toestanden
en men het in alle opzichten kan billijken dat een hoefsmid veel physieke
kracht uitspaart door bij zijne klandisie van zware paarden, deze in den
noodstal te beslaan, zoo behoort bet echter mijns inziens toch wel degelijk
tot een goede vakopleiding dat een hoefsmid uit de hand
leert beslaan, —
dat hij zich vertrouwd maakt met deze methode om ze, waar noodig, te kunnen
toepassen. Deze gevallen zullen zich toch elk oogenblik kunnen voordoen,
waar b.v. sprake is van bloedpaarden, waaronder met veel temperament,
die zich niet gemakkelijk in een noodstal laten plaatsen of aan de handelingen
daarin gewennen. Hetzelfde verschil merkt men als paardenarts zoo vaak op
in garnizoenen, waar inlandsche paarden naast geïmporteerde Engelsche
dienst doen. Als regel laat een inlander zich gemakkelijk helpen in de
„travaille-basculequot; (eigenlijk een draaibare noodstal die dan als operatie-
tafel gebruikt wordt), terwijl een paard met veel „bloedquot; zich veelal hevig
en hardnekkig verzet.

Het beslaan uit de hand is dan ook een eisch, dien men aan eiken hoefsmid
moet kunnen stellen, onverschillig of hij doorgaans zware paarden in den
noodstal beslaat.

De smederij van don heer A. Dotzek werd 40 jaar geleden opgericht door
den heer van der Helm, destijds directeur van de Utrechtsche rijschool en
wel naar het voorbeeld van de toen ter tijde zoo bekende hoefsmederij van
Roest in den Haag. De heer Roest werd bedrijfsleider en de heer Dotzek
kwam als meesterknecht bij hem in dienst. Deze was Duitscher van geboorte
en had als militair hoefsmid bij de veldartillerie gediend, nadat hij in Dresden
zijn opleiding had genoten. De inrichting was uitsluitend voor hoefbe.slag
geopend en is dit steeds gebleven, hoewel de omvangrijkheid van het bedrijf
zeer is afgenomen. De heer Dotzek, die later zelf eigenaar werd, bracht de
smederij tot grooten bloei, doch de vermindering van vele paardenbedrijven
in de gemeente leidde tot inkrimping der werkzaamheden. Toch werkt de
patroon nog met twee groote knechts en twee aankomende jongens en be.slaat
nog vele paarden van buiten, o a. uit Jutfaas, Vreeswijk, Houten en Cocanje,
terwijl de stalhouderij van Sparenburg met 16 paarden, de melkinrichting
van Van der Lee bij hem in beslag zijn en de
-J~ 80 paarden van de firma
Schoonhoven voor de helft bij hem en voor de andere helft bij Scherrenberg
worden beslagen. Zoo zijn er dan nog een 120 paarden en .30 hitten als vaste
clandisie en worden er van 4 tot 16 paarden per dag beslagen. De werktijden
zijn te Utrecht van half zeven tot zes uur, waaronder twee uur schaften zijn
inbegrepen. De prijzen van het hoefbeslag zijn f .5 voor een }iaard en f 4 voor
een hit, terwijl voor het verleggen van de ijzers f 2.20 wordt berekend.

Wat het winterbeslag betreft, zoo verlangen de boeren stiften en de stal •
houders schroeven, waarvoor de gaten ad 7'/2 cents worden berekend en de
schroeven 10 ets. kosten. Zooals men verwachten kan bij uitsluitend hoef-

-ocr page 81-

smederijen, worden ook hier alle ijzers uit de hand gesmeed en worden fa-
brieksijzers in de stad weinig ondergelegd. De hoef ijzerfabrieken zullen m het
algemeen hun afzet vinden bij die hoefsmeden, welke veel werk in gemengd
bedrijf hebben en waar de tijd te kort schiet, om ijzers in voorraad te maken;
op hot platteland, waar bovendien de werkkrachten in het ambachtsvak
vaak moeilijk zijn te krijgen, zullen de fabrieksijzers gereedelijk afzet blijven
vinden.

De werkplaatsen der Utrechtsche smederijen zijn flink; m den regel ziet
men twee of meer vuren en een flinke beslagloods, die aan alle billijke eischen
voldoet. De patroons werken alle met één of meer knechts en geven zelf lei-
ding aan het bedrijf; het beslag is als regel vlak, althans wat de voorijzers
betreft, terwijl achter nog al eens ijzers met kalkoenen worden ondergelegd.

De heer Bouwesen, in de Loefbergmakerstraat, was vroeger bij het leger
in dienst als hoefsmid en is daarna te Utrecht een hoefsmederij begonnen.

Nog zij vermeld, dat de heer Van der Hurk uit de Gansstraat een der
eersten was, die zich opgaf voor het examen voor het Rijksdiploma en in het
najaar 1919 als zoodanig slaagde. Dat dit voorbeeld door vele jongeren moge
worden gevolgd en dat door de patroons moge worden aangemoedigd, dat
hunne knechts zich voor dit examen bekwamen om ten slotte te komen tot
een toestand , dat het hoefbeslag uitsluitend worde uitgeoefend door goed
onderlegde smeden, die hiervan een proef hebben afgelegd, zooals het Rijks-
diploma dit vordert.
nbsp;(Wordt vervolgd.)

OVER HET ONTSTAAN VAN DEN LOSSEN WAND EN VAN DE
INDEUKINGEN AAN DE ZLJGEDEELTEN VAN DEN HOEEWAND.

Onder leiding van Prof. Lungwitz zijn in den laatsten tijd over
bovenvermelde ziekten van den hoef verschillende onderzoekingen gedaan.

De losse wand komt, volgens een statistiek der hoefsmidschool te Dresden,
van alle hoefziekten het meest voor. Iedere hoefsmid weet er van moe te pra-
ten, want de losse wand is heel duidelijk te herkennen aan de spleet of holte
in de witte lijn en komt nog al veel voor; vooral bij de groote en wijde
hoeven van zware trekpaarden, die op straatwegen werken, en wel het
meest aan de voorhoeven op den overgang van den zijwand en het verzen-
gedeelte. Maar ook dikwijls is de spleet in de witte lijn langer en kan zij
zich — hoewel ondieper wordende — op de steunsels voortzetten. Werkelijk
diep is deze soort van lossen wand nooit en kreupelheden veroorzaakt hij op
zichzelf ook niet; hij is dus tamelijk onschuldig. Er is echter nog een andere
vorm van lossen wand, die wel kreupelheid geven kan en daarom van meer
belang is. Deze ziet er onschadelijk uit, omdat de spleet in de witte lijn smal
is, maar ze is tevens diep en daarom dikwijls pijnlijk. Men moet deze twee
vormen van lossen wand uit elkaar houden!

Hoe ontstaat nu die loslating van de hoornplaatjes, die men lossen wand

noemt ?

Sc H: *

Wat betreft de losse wand van de groote en wijde hoeven, deze is gemak-
kelijk te verklaren bij het onbeslagen paard. De afslijting was daarbij dan

-ocr page 82-

niet gelijkmatig en zoo is de wand aan de eene helft naar verhouding wat te
lang gebleven, waardoor hij bij belasting van het been naar buiten wordt
gedrukt, vooral indien de wand buiten de zool uitsteekt. En hierdoor scheurt
de verbinding in de witte lijn, waardoor een losse wand is ontstaan. Gelukkig,
dat hij in den regel gemakkelijk door een doelmatig besnijden van den hoef
kan worden hersteld.

* * *

Bij den beslagen hoef is de zaak anders. Hoe ontstaat hierbij de losse wand ?
Hier is geen ongelijkmatige afslijting, noch een naar buiten drukken en daar-
door scheuren van den hoefwand door den bodemdruk, omdat het ijzer
beschuttend werkt. Bovendien is bij den beslagen hoef gewoonlijk de losse
wand aan beide helften aanwezig. Men mag de oorzaak ook niet zoeken in een
te schuinen stand van den hoefwand, want dan zou de losse wand moeten
optreden in het toongedeelte, waar de wand immers het schuinste staat.
En ook het te warm passen van het ijzer kan geen directe oorzaak zijn. Zeer
zeker zal door deze bewerking de weeke hoorn van de witte lijn lijden, doch de
losse wand zou, indien hij hierdoor ontstond, over de geheele witte lijn moeten
optreden en dit is niet zoo. Een smalle draagrand aan het ijzer, een over-
matige vochtinwerking op den hoef of een te sterke uitdroging, moeten
evenmin beschouwd worden als oorzaak van den lossen wand. Verkeerd
gemaakte ijzers behoeven niet altijd een loszitten van den wand te veroor-
zaken, wel echter kunnen zij dit in de hand werken.

* * *

De losse wand komt hijTia steeds voor op de grens van het zijgedeelte en het
verzengedeelte
en dit feit, alsook het moeilijke genezen ervan, wijst op een
andere wijze van ontstaan. De grens tusschen zij- en verzengedeelte, lievelings-
plaats dus van den lossen wand, correspondeert n.1. juist met een plek aan de
zoolvlakte van den hoef, alwaar bij wijde hoeven de eerste verschijnselen
voor den dag komen van plat- of volhoevigheid. Deze plat- of volhoevigheid
ontstaat, doordat het hoefbeen iets naar beneden zakt en meer op de zool-
vlakte gaat drukken. Tengevolge van dit verzakken gaat de onderrand van
het hoefbeen iets verschrompelen en op den duur gaat de hoornzooi zich ook
dienovereenkomstig afronden. Maar hierdoor wordt de verbinding van het
hoorn in de witte lijn verbroken en ontstaat een losse wand. En wanneer men
bedenkt, dat die verschrompeling aan den onderrand van het hoefbeen
blijvend is, wordt het tevens duidelijk, waarom een losse wand op deze wijze
ontstaan, moeilijk of in het geheel niet te genezen is.

* * iS

Behalve als gevolg van hoefbeenverzakking, ontstaat de losse wand ook
wel bij „ondergeschovenquot; verzenen. Men ziet deze laatste dikwijls samen-
gaan met spitse-, plat- of volhoeven en hierbij is dan tevens een losse wand
aanwezig. Zijn de verzenen ondergeschoven, dan drukken deze de achterste
helft van de witte lijn te veel naar binnen, terwijl zij het voorste deel er van
naar buiten rekken en duwen. Op zoo'n manier wordt de losse wand gevormd
en het is duidelijk, dat ook hier moeilijk herstel verkregen kan worden.

In de groote steden ziet men bij koetspaarden met normaal gevormde
hoeven het meest den hooger-oploopenden losse-wand, waarvan vaak

-ocr page 83-

kreupelheid het gevolg is. Zooals reeds gezegd, is hierbij de losse wand spleet-
vormig. Hij wordt veroorzaakt door het schokken van den hoef op de straat-
steenen en het dientengevolge samenpersen en overmatig rekken van de
hoornpla.atjes door den hoornwand en komt veel minder veelvuldig voor
dan de losse wand bij wijde hoeven. Men kan hem goed bestrijden door het
ijzer te voorzien van een flink-breede draagvlakte en door den draagrand
van den hoef zelf ook zoo breed mogelijk te maken. De bedoeHng van deze
maatregelen is om de zool een gedeelte van de functie van den wand te laten
verrichten. Tevens moet men de zool zoo krachtig mogelijk hóuden. Het
spreekt van zelf, dat ijzers met stoot en kalkoenen bi) lossen wand uit den
booze zijn; vlak beslag is daarbij noodzakelijk.

Heel dikwijls ziet men bij hoeven met lossen wand, ondergeschoven verze-
nen en plat- of volhoevigheid, dat zich aan den zijwand, het meest op den
overgang van zij- op verzengedeelte, een indeuking heeft gevormd. Ook hier
weer speciaal aan de voorhoeven van zware paarden, in den regel aan beide
zijden van den hoef. Deze indeukingen hebben eenigszins den vorm van een
trog; zij beginnen vlak en breed aan de kroon en worden naar onder toe
allengs smaller, maar dieper, om bij den draagrand gewoonlijk weer te
verdwijnen. Zij loopen tot aan de binnenvlakte van den hoornwand door,
hoewel zij aan de buitenzijde duidelijker zijn te zien. De kroonrand is vaak
ingetrokken, als een gevolg van het zakken van het hoefbeen. Hier alweer dus
dezelfde oorzaak; de plaats, waar de indeuking op den wand zich vormt,
komt
weer overeen met die aan de zool, welke ook optreedt na hoefbeens-
verzakking. Men moet deze uitholling dus weer beschouwen als gevolg van
een sclirompeling van het hoefbeen. De verzakking van het hoefbeen komt
bij zware paarden tamelijk veel voor en prof. Lungwitz schrijft dit vooral toe
aan het beslag met stooten en kalkoenen, waardoor de hoornwand voort-
durend te veel wordt belast en ook van de bevestiging van het hoefbeen
voortdurend te veel wordt gevergd. Op den duur gaat het hoefbeen zakken en
van vorm veranderen, schrompelen, en hierdoor is het ontstaan van lossen
wand, plat- en volhoevigheid te verklaren, alsmede van indeukingen in den
zijwand. Wat betreft het van vorm veranderen van het hoefbeen, men ziet
de zoolvlakte naar beneden gewelfd; het hoefbeen is naar boneden als het
ware iets doorgebogen, waardoor de zijwand ingebogen wordt. Hiermee
komen dus overeen, respectievelijk de platte of volle hoef en de ingedeukte
zijwand,

Prof. Lungwitz besluit zijn artikel met den raad om bij zware paarden met
wijde hoeven
in geen geval ijzers met stoot en kalkoenen toe te passen en
steeds er op uit te zijn den
hoornwand zooveel mogelijk te ontlasten en de
zool mee te laten functioneer en.

(u, „Der Hufschmiedquot;, Maart-afl. '20).

-ocr page 84-

-rr

-a

05

Deze penteekening is overgenomen uit „Het Paardquot; van 30 April; zij schetst een zekere overeenkomst tusschen
een gevangene en een militair paard: te weinig beweging en frissche lucht, onvoldoende bezigheid en werkverdeeling.
Deze nadeelige factoren verdienen in beide gevallen de aandacht en voor wat betreft het paard ook zeker de belang-
stelling van den hoefsmid. Want de hoef lijdt evengoed als andere lichaamsdeelen van deze onnatuurlijke Jevenswijze;
zij gedijt niet, groeit minder, zal eerder gaan inklemmen, te hard en bros worden, rotstraal veroorzaken enz. En in al deze
gevallen wordt, afgezien van de mogelijke nadeelige gevolgen voor het paard, het hoefbeslag bemoeilijkt.

-ocr page 85-

ingezonden stukken.

Nog niet zoo heel lang geleden kwam een beschouwing over het hoef-
beslag mij onder de oogen met als opschrift: „Wie maakt het hoefbeslag
duur?quot; 'k Wil mij daarin thans niet mengen, maar wel even de aandacht
vestigen op een omstandigheid, welke wel eens uit de duurte van het beslaan,
en verzorging van onbeslagen hoeven, kan voortvloeien. Als iets duur is, dan
wordt men er zuinig mee en deze algemeene regel toepassende bij de paarden,
behoeft het niet te verwonderen, dat menige paardenbezitter zijn paarden
langer laat loopen dan in goedkoopere tijden. En daartegen wil ik door de
volgende regelen waarschuwen.

Vooraf willen we aannemen, dat vele boeren of hun zoons een cursus in
paardenkennis hebben gevolgd en dan is dus de veronderstelling niet te
gewaagd, als we zeggen, dat het grootste gedeelte der boeren theoretisch
wel op de hoogte is van de zorg vereischt voor den paardenhoef. En als we
dan eens een kijkje in de practijk nemen, dan ervaren we dat de theorie heel
schoon is, maar de toepassing helaas te vaak achterwege blijft. Ziet men de
paarden, die bij den smid komen om beslagen te worden (vooral op dorpen)
of bekijkt men eens de jonge nog niet in gebruik zijnde paarden, dan zouden
we geneigd zijn te zeggen: ,.Hoe is dat onderwijs over de hoofden heen-
gegaan.quot;

Talrijke gevallen van slechte hoefverzorging en hieruit voortvloeiende
gebreken, merkte ik in enkele dagen op, zooals abnormale stand, vorm-
verandering der hoeven door ongelijke belasting, scheuren in den draagrand
enz. Dan kwam ook menigmaal, als gevolg van verwaarloozing; klappen en
strijken voor. Ja als men dat alles ziet en nagaat, dan zou men zoo zeggen,
dat de verzorging van de jonge paarden hierin bestaat, dat de boer — gunstige
uitzonderingen daargelaten — ze in de weide laat en tusschenbeide van uit de
verte zich vergewist of het aantal er nog wel is.

Maar dit is toch zeker een toestand welke niet bestendigd mag worden.
Do waarde van een paard wordt bepaald door verschillende factoren, die
alle niet even gewichtig zijn. Maar we zullen 't er wel over eens zijn, dat de
toestand dor hoeven een zaak van groot belang is. En daarom mag men dan
ook aandringen op een goede verzorging van de hoeven. Hierbij geldt: voor-
komen is beter dan genezen. Door snel en tijdig ingrijpen kan men soms een
euvel voorkomen, of tot kleinere afmetingen terugbrengen. Een telkens
herhaald onderzoek is daarvoor noodig en al is er aan de hoeven der jonge
paarden niet altijd wat te doen, toch is het zeer aan te bevelen de beenen
dezer dieren van tijd tot tijd eens oordeelkundig te betasten en op te Uchten;
ze raken door een dergelijke handeling er aan gewoon, iets wat later den
hoefsmid ten goede komt. Bovendien raakt de eigenaar meer bekend met
zijne paarden, en wat eerst vaak als een lastige plicht w^ordt beschouwd, ver-
andert allengs in een aangename ontspanning. Dus dc jonge paarden geregeld
onderzoeken en bij afwijkingen direct deskundige hulp inroepen. En paarden,
welke beslagen zijn, niet te lang laten loopen, want dan kon hier ook wel eens
gelden: de zuinigheid bedriegt de wijsheid.

-ocr page 86-

Hiermede meen ik de eigenaars van paarden genoegzaam aangetoond te
hebben, hoe noodig een zorgvuldige behandeling der paardehoeven is, wil
men een goed paard houden, want hoe mooi ook de bovenbouw van een
huis moge zijn, wanneer de fondatie niet goed is, dan ontdekt men al spoedig
verzakking, scheuring of andere gebreken. Evenzoo vormen de hoeven voor
het paard het fondament, waarop het lichaam rust, nog meer zich ook be-
weegt. Dat een goed hoefbeslag van den hoefsmid veel studie en inspanning
vraagt, behoeft geen betoog en dat zijn werk naar mate van inspanning en
studie beloond dient te worden, is ook duidelijk. Maar hierin wil ik niet
treden. Aan den eenen kant wil ik den eigenaars van paarden wijzen op wat
factor van beteekenis het hoefbeslag is bij de verzorging van het paard, en
aan den anderen kant hen dringen tot eenige meerdere w aardeering van het
werk van den hoefsmid.nbsp;O. H. B a a r d a,

Harlingen.nbsp;Onderwijzer in practisch hoefbeslag.

Aan de leden der Vereeniging van
Gedipl. Onderwijzers in practisch hoefbeslag.

Mijne Heeren,

Eenige weken geleden ontving ik, zeer zeker met velen Uwer, zoo niet allen,
een schrijven van den heer Redacteur-Uitgever van „De Hoefsmidquot;, hoe ik
dacht over het laten voortbestaan van dit vakblad. Hieroj) heb ik geant-
woord dat het blad m. i. moest blijven bestaan. Zoo ja ? of ik dan ook middelen
aan do hand kon doen, welke het voortbestaan konden versterken. Als eenig
middel heb ik opgegeven, dat er meer artikelen door practici voor geschreven
moeten worden, en wel door de meest belanghebbenden, dat zijn in dit geval
de hoefsmeden. De hoefsmeden, die hier in de eerste plaats voor in aanmer-
king komen, zijn de Onderwijzers in practisch hoefbeslag.

Tot op heden waren de geplaatste artikelen meestal van de hand van
dierenartsen, die zich interesseeren voor het hoefbeslag. Enkele hebben zich
zeer verdienstelijk gemaakt dienaangaande, wien wij ook onzen dank niet
willen onthouden.

Een enkele keer iets van een hoefsmid.

Het Bestuur van de Vereeniging van Gedipl. onderwijzers in hoefbeslag
heeft dit vraagpunt ook reeds besproken, en was van meening dat het blad
niet moet verdwijnen, maar dat het voortaan moet beschouwd worden als
het orgaan van onze vereeniging, en meteen als een vraagbaak.

Onze vereeniging telt plm. .50 leden. Wanneer ieder lid eens per jaar een
artikeltje schrijft, hebben we onzerzijds bijna iedere maand een 4-tal mede-
deelingen. Ik stel mij voor dat iedere onderwijzer toch wel eens per jaar een
ervaring opdoet, die voor de lezers van „De Hoefsmidquot; vermeldenswaard is te
achten.

Ik weet wel heeren, dat een smid niet spoedig overgaat tot het schrijven in
een of ander blad, en ik wil mijne tekortkoming hier ook wel bekennen,
doch het moet anders worden, redenen waarom ik de leden in ernstige over-

-ocr page 87-

weging geef eens goed over deze zaak na te denken, zal het voortbestaan van
„De Hoefsmidquot; verzekerd blijven.

Ik hoop, dat dit schrijven mag leiden tot de toepassing van het bekende
spreekwoord: ,,de koe eens bij de horens pakkenquot; en dat de leden in 't vervolg
tijdig naar de pen zullen grijpen, waardoor er voortaan ook geregeld artikelen
of mededeelingen van practische hoefsmeden in dit vakorgaan het licht zien.

Dank voor de verleende plaatsruimte,

Appingedam, 9 Mei 1920.nbsp;M. Ritsema,

Voorzitter v. d. Vereeniging van
Gedipl. Onderwijzers in practisch hoefbeslag.

korte mededeelingen.

—nbsp;Examen te Tiel, aan de Ambachtschool. Op 1 Mei 1. 1. werd in tegen-
woordigheid van het bestuur der Afdeeling Tiel van de G. O. M. van Land-
bouw en van de Commissie voor Hoefbeslag, het examen afgenomen van den
cursus. Het was het overgangsexamen aan het einde van het eerste jaar,
daar deze cursus loopt over 2 jaren, elk van 16 lessen. Aan den vervolg-
cursus, welke den volgenden winter wordt gegeven, zal worden deelgenomen
door G. J. van Ek te Kerk Avezaath, L. Blom te Rossum, J. M. Brank te
Beusichem, A. Kokken te Alphen a. d. Rijn, G. Rijnders te Tiel, N. Heimans
te Tiel, welke dit examen met gunstig gevolg aflegden; 2 deelnemers vol-
deden niet aan de gestelde eischen.

Utrecht, 3 Mei 1920.nbsp;S. v. A.

—nbsp;Cursus to Appingedam. Aan den 2en leergang van den 4en cursus in
hoefbeslag, gehouden vanwege de afdeeling Appingedam e. 0. van den
Smedenbond, werd door 8 leerlingen deelgenomen, t. w. S. Boelema te Bedum,
K. Brontsema te Holwierde, J. Elenius te Uithuizen, K. Oosterheert te
Leermens, B. Oldenhuis te Bierum, H. J. Rouaan te Losdorp, J. Uldersma
te Oude Schip en H. Veldstra te Oldehove.

De theoretische lessen werden gegeven door den heer H. A. Kroes, leeraar
aan de Middelbare Landbouwschool te Groningen, de praktische door den
heer M. Ritsema, onderwijzer in praktisch hoefbeslag te Appingedam. Aan
het einde van den cursus ontvingen 6 leerlingen een goed cijfer voor theorie,
terwijl 2 leerlingen daarin matige vorderingen hadden gemaakt. Voor de
praktijk waren 3 leerlingen goed, 3 ruim voldoende en 2 even voldoende.

Alle leerlingen wenschten zich te onderwerpen aan het examen ter ver-
krijging van het Rijks-diploma voor hoefsmid, met het resultaat dat van het
8-tal 7 slaagden.nbsp;Kr.

—nbsp;Militaire Hoefsmidsehool. De cursussen, welke op 1 April en I Mei zijn
begonnen, worden gevolgd door 7 vrijwilligers der Cavalerie, 9 id. der Bereden
Artillerie, 14 miliciens der Bereden Artillerie, 1 id. der Cavalerie, 2 id. der
Infanterie en 2 burgerleerlingen, alzoo totaal 35 leerlingen.nbsp;G. H.

-ocr page 88-

—nbsp;Xoord-Brabant. Maandag 31 Mei e.k. vooriniddags 9 uur zal te Heusdm,
bij gelegenheid der m erriënkeuring voor het Tuigpaardenstamboek, de heer
S. van Angeren, chef-hoefsmid aan do Veeartsenijkundige Hoogeschool te
Utrecht, aanwezig zijn. Eigenaars, die goed hoefbeslag op prijs stellen,
worden verzocht de hoefsmeden, die hun paarden ijzers hebben onder-
gelegd, te vragen alsdan tegenwoordig te willen zijn, teneinde onderricht te
worden over de ondergelegde ijzers en verkeerde hoefstanden.

Dit kan zoowel voor de eigenaars der paarden als voor de smeden nuttig
zijn.

(De heer A d r. M. N e 1 e m a n s, secretaris der Afd. Noord-Brabant der
Nationale Vereeniging t. b. d. paardenfokkerij, heeft van het bovenstaande
aan ondersdieidene belanghebbenden kennis gegeven, en dit loffelijk voor
beeld verdient in andere provinciën te worden nagevolgd. Red.).

—nbsp;Examens voor het Ryksdiploma als hoefsmid, afgenomen in het
Instituut voor Hoefkunde vau de Veeartsenykundigo Hoogeschool te
Utrecht.

Van de 83 candidaten, welke deelnamen aan de examens, die gehouden
werden op 8, 9, 13, 14, 15, 10, 20, 21, 22, 23, 27, 28, 29 en 30 April, slaagden
de H. H.: Geert Smid te Wachthoede, Joh. Berghaeuser te Oenkerk (met lof),
O. Wassenaar te Joure, W. J. van Merkenstein te Lienden, H. Pol te Gro-
ningen, P. Doornbos te Aduard (Gr.), H. Veldstra te Oldehove, J. Uildersma
te Uithuizermeeden (Gr.), K. Brontsema te Roodeschool (Gr.), H. Reinders te
Meeden (Gr.), A.Woortman te Groningen, P. Berghuis te Zevenhuizen, A. A.Vla-
mings te Ulvenhout, G. C. A. van Bussel te Berlikum, J. Krüs te Beek bij
Didam (met lof), B. H. J. Massen te Ambt Doetinchem, A. G. Fr. Schooltink
te Baak (Steenderen), J. H. Otters te Beekbergen, J. A. Otten te Zeddam,
K. Oosterheert te Leermens (Gr.), Jan Oldenhuis te Bierum (Gr.), Boele
Oldenhuis te Bierum (Gr.), H. J. Rowaan te Losdorp (Gr.), S. Boelema te
Bedum (Gr.), G. C. A. van Bussel te Berlikum, P. J. van den Munckhof te
Horst, W. M. Smits te Velden, F. Hoebers te Helden, H. H. Lucassen te
Venray, J. W. Kolkman te Wilp bij Voorst (met lof), J. Kampman te Olst
(met lof), H. J, Brinkman te Colmschate bij Diepenveen (met lof), H. Brink te
Colmschate (met lof), W. Huismen te Voorst (met lof), J. W. Klosters Jr. te
Diepenveen, J. W. Klosters Mz. te Diepenveen, J. Schuitenmaker te Wierden,
T. Stokkers te Holten, H. Kuipers te Eefde bij Gorsel, M. J. Roesink te Olst,
J.A. Vermunt te Ter Heyde b/Breda, L. Wijnhoven te Wanssum, A. G. Hen-
driks te Ederveen bij Ede, J. Olthof te Appingedam, M. R. van de Winkel
te Reuver (L.), J. C. H. Eggen te Eichelshoven (L.), G. J. Houben te Kerkrade
(L.), H. Julicher te Swalmen (L.), H. de Reuver te Hoogblokland bij Gorin-
chem, G. Nijboer te Norg (Dr.), J. H. ten Broeke te Steenderen, W. Kamps te
Eext, Chr. Delbressine te Stein (L.), J. H. Hohenwald te Roesel (L.), Th. H.
Sanders te Maasniel (L.), W. A. Hieltjes te Loil bij Didam, H. Bouwens te
Kruiningen en H. A. Tonen te Culemborg ; totaal 59.

— Vereeniging ter veredeling van het ambacht. In de 27 Maart te
Amsterdam gehouden vergadering is het jaarverslag over 1919 uitgebracht,
aan welk verslag het volgende wordt ontleend:

-ocr page 89-

Het Rijk heeft de Ver. in 1919 weder een subsidie toegekend van f 6000,
v/aardoor de examens als gewoonlijk konden plaats vinden.

Voor het afleggen van de raeester-proef kwamen 4 smeden op en voor idem
van de gezellenproef 16 van de 22 aangegevenen. Voor de meesterproef slaag-
den 3, n.1. D. J. Esser te Rotterdam, R H. J. Heijdeman en D. Oosthuizen,
beide te Amsterdam. Aan de gezellenproef voldeden 7, waarvan 1 als machine-
bankwerker en draaier, 2 als vuurwerkers, 1 als plaat- en smidsbankwerker,
en 3 als vuur-, bank-, en plaatwerker (oud programma).

— Nieuwe zuurstoffabriek. Men verzoekt ons hierover het volgende
te plaatsen:

Waar de toepassing van het autogeen lassohen en snijden van metalen door
zuurstof en acetyleengas, bijzonder in den laatsten tijd, hoe langer hoe meer
toepassing vindt, achten wij het voor onze lezers van interesse, hen in kennis
te stellen met de opening van een nieuwe zuurstofEabriek van de bekende
firma G. L. Loos en Co. aan den Grasweg (Overzijde Y) te Amsterdam.

Eén der meest moderne zuurstoffabrieken is daar namelijk geopend en
fabriceert deze energieke firma daar zuurstof en stikstof uit de lucht volgens
een geheel nieuw systeem, dat tijdens den oorlog in Duitschland toepassing
vond en waardoor een bijzonder zuivere zuurstof wordt verkregen.

De lacht wordt na reiniging van koolzuur en vocht vloeibaar gemaakt en
daarna door ontspanning in zuurstof, stikstof en argon gescheiden; ver-
volgens worden de gassen op 150 atm. in de bekende stalen transportflesschen
voor de levering aan de verbruikers geperst.

De machines leveren ca. 50000 hter per uur, welk kwantum binnen 2
maanden, na de reeds onderhanden zijnde uitbreiding, tot 150000 liter
wordt opgevoerd en dus met het tegenwoordig steeds grooter wordende ver-
bruik van zuurstof gelijken tred houdt.

Deze firma zal ook spoedig zulk een moderne installatie openen in Gro-
ningen, teneinde vracht op de zware transportflesschen voor de verbruikers
te sparen.

Aan de zuurstoffabriek is nog verbonden een fabriek van complete auto-
gene lasch- en snijapparaten, waardoor de firma G, L. Loos amp; Co. op het
gebied van de autogene metaalbewerking wel een eerste plaats inneemt.

Mededeelingen over het smidsvak, vallende buiten het hoefbeslag.

OVER GEREEDSCHAP.

Bespraken wij vroeger het oijlasschen van staal voor een moker of een
hamer, dikwijls komt het bij den smid voor dat hij een bijl of hak- of steek-
gereedschap moet ,,aanleggenquot;, d. w. z. opnieuw verstalen. In de meeste
gevallen gaat het met zulk gereedschap als met schoenen; het wordt zoo lang
gebruikt en geslepen tot er vrijwel geen figuur of fatsoen meer aan is, en
zoodoende is het
meestal geen gemakkelijke taak van zulk gereedschap
weer iets goeds te maken. Het zou te veel plaatsruimte eischen en ook te
eenzijdig worden indien wij ieder denkbaar gereedschap op deze wijze gingen

-ocr page 90-

bespreken en daarom nemen wij maar weer onze bijl, het veel bekende en
gebruikte voorwerp, welke wij als voorbeeld stellen.

Zooals reeds hierboven gezegd is, gaat men niet eerder over tot het
aanleggen van een bijl, voor en aleer het staal geheel versleten is, want in
een ander geval moet de smid, wanneer de bijl te bot wordt om geslepen te
kunnen worden, deze „uithalenquot;, waarna hij opnieuw aangevijld en gehard
wordt. Hierbij komt het nog dikwijls voor, dat, wanneer het staal niet goed
is ingelaseht, dit begint te blaren, waarvan wij reeds in ons artikel voor het
maken van een bijl spraken; komt dit voor, of is het staal geheel versleten,
dan moet de smid deze opnieuw verstalen en doet zulks als volgt:

. Zoo mogelijk stuikt men de afgewerkte bijl iets bij (a) voor het weg-
lasschen der splits en smeedt een wigvormig stukje ijzer en een dito van
laschbaar staal; dit stukje staal (zie onze figuur bij
S) legt men op de te
bewerken bijl en dekt het met de ijzeren wig; het geheel wordt nu bij (a) in
de tang gevat en even op een hoek vastgelaseht. Hierna neemt men het
geheel met de tang op het huis en verwarmt het op de vereischte laschhitte.
Het staal, dat hierbij geheel door ijzer is ingesloten, evenals bij de fabricatie
van een nieuwe bijl, is niet blootgesteld aan de directe inwerking van het
vuur en zal zoodoende niet gemakkelijk verbranden. Zooveel mogelijk zal
men trachten dit werk in ééne verhitting tot gereedheid te brengen, d. w. z.
niet een tweede maal lasschen, dat aan de zaak geen goed doet. De verdere
afwerking is uit de vorige beschrijving reeds bekend.nbsp;p. J. M.

-ocr page 91-

advertentiën.

DANKBETUIGIN(Ï.

Ondergeteekende betuigt hiermede zijn welgemeenden dank aan
den heer P. BUTLER, onderwijzer in practisch hoefbeslag te Biezelinge,
voor het zoo degelijk onderwijs, waardoor hij voor het Rijksdiploma
als hoefsmid is geslaagd.

N. DEN RONDEN, Oud-Gastel.

KALKOENEN.

Ieder kwantum groote stompe Kalkoenen
:- per 100 Kilogram f 50.— -:
Bij afname van 500 stuks (minimum) per stuk 2^2 ct.

stomp en scherp 12 mM. No. 6, voor hitten, per 100 Kg. f 70.
Bij afname van 500 stuks (minimum) per stuk 3 ct.
Stooten en lasch stukken in verschillende maten per
100 Kg. f 50.—. Monsters worden op aanvraag franco ge-
zonden door de
Commanditaire Handelsvennootschap vh. D.VEGA,

Cornelis Trooststraat 39-47, Amsterdam.
Telefoon Zuid 6012 (2 lijnen) en 6017. Tel.-adr. D. VEGA, Amsterdam.

Inrichting voor hoefbeslag
te Groningen.

PersoneD, die in 1920 een
cursus aan de Inrichting wenschen
te volgen, dienen zich daartoe
aan te melden bij den heer D. P-
Stuivenberg, Poelestraat 35 te
Groningen.

HOEFIJZERS

(KLEIN MODEL)

uit voorraad aangeboden.
Prijs
20 Cid. per 100 Kilo.

L e i s t i k O w, Heeren gracht
263, Amsterdam.

-ocr page 92-

S. C. W. BAX. glashaven 9 en 36 - ROTTERDAM.

- Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG.--

Intereöinfflaiiaai

BAX dlasliaïen

Meest uitgebreide sorteering prima blanke
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fyne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijllt;e prijzen. —

ïö. mi

NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN

voordeelig, geiuaUkeli.jk iii gehriiili. — Kunnen niet loslaten.

Merk „Dexterquot;, Merk „Pjicilicquot;,

met flinlc hielstulc. met zwaar hielstuk.

Open zolen uit één stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in 11 maten van 4Jjr tot
Eng. dm., uiterste breedte buitenkant
ijzers gemeten.

Merk
in
wMe en grijze

Caoutcliouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van 4'-
tot Eng. dm.

Merk „Chicagoquot;,

geheel Caoutchouc
uit één stuk met

zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van
71 tot 7JgEng.dm.

uiterste breedte buitenkant ijzers gem.

Gemaakte Hoefijzers,
Rits- en Stampmodel,
uitsluitend beste
kwaliteit ijzer;
in 9 maten voorradig.

Strykringen
met riempje

Hoef-
randen.

te«
Open Caoutchoii®
zool,
merk 1{. ^
in 7 maten, voof
en achterijzers
voorradig.

Kunsthoorn.

IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.

Opruimers voor

Schroefgaten.

Lasch- of Welbladen «»
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.

Schroeven en Stiften
in alle modellen;
tijdige bestelling
gewenscht.

Touwijzers in
verschillende maten.

IM^ Men lette op het echte merk S T met kroon.

-ocr page 93-

25e Jaai^ang. — Aflevering 6. — 15 Juni 1920.

-ocr page 94-

Lambert
Hoefzolen

in de modellen

Lambert open pad
Bar pad
Frog pad
O. K. Star pad
Walpole boulevard pad
Walpole truss pad

en de bekende
Amerikaansche

I

INHOUD.

Hoe zal het worden ? — Mededeelingen over de provincie ütrecht en het
hoefbeslag (Vervolg). — Opmerkingen aangaande het hoefbeslag ter stam-
boekkeuring te Heusden. — Het Nederlandsch Centraal Vakschoolmuseum. —
Ingezonden Stukken. — Korte mededeelingen. — Persoverzicht. —
Advertentiën.nbsp;'

HELLER HOEFRASPEN
WEDER LEVERBAAR

Lambert k Company
Leuvehaven 66 :; Rotterdam

-ocr page 95-

HOE ZAL HET WORDEN?

„De Hoefsmidquot; is nog te weinig de spreekbuis van den praktischen smid;
er zijn nog te veel hoefsmeden, die het groote belang van een vakblad niet
voldoende inzien. Dit is niet verstandig. Want een goed vakblad is veel
waard. Het is dit niet alleen, omdat het ,,de kennis en de praktische toepas-
sing en uitvoering van het vak zelfquot; vergroot en hooger brengt, doch evenzeer
wijl het een bindende schakel vormt tusschen de beoefenaars van het vak
onderling. En zoo'n band maakt het geheele vak krachtig en versterkt de
maatschappelijke positie, hetgeen, in dezen tijd in het bizonder, nuttig en
noodig is.

* *
*

Wil een vakblad ,,goedquot; mogen heeten, dan moet er bijna uitsluitend in
geschreven worden door de menschen van het vak. En zoo ook: wil ,,De
Hoefsmidquot; beantwoorden aan het doel, dan moet zijn inhoud voornamelijk
van den praktischen smid afkomstig zijn. Hiernaar is steeds door de redactie
gestreefd, doch met onvoldoende succes. Nog altijd zijn er te weinig smeden,
die aan het
schrijven te Icrijgen zijn. Dat zulks vroeger zoo was, is begrijpelijk.
Maar de tijden zijn zeer veel veranderd en het smidsvak moet mee, wil het
frisch, kundig en krachtig blijven. Met „schrijvenquot; wordt niet alleen bedoeld
het behandelen van onderwerpen inzake hoefbeslag, maar arbeidsverhou-
dingen, looninstelüngen, in het algemeen:
vakbelangen verdienen evenzeer
de aandacht van den smid en daarom ook een plaats in zijn vakblad. Meerdere
gelijkvormigheid wordt er door in de hand gewerkt en dit is gewenseht. De
schroom, die steeds nog sommige smeden, met voldoende kennis, er van
terughoudt om hun inzichten en ervaringen aan ,,De Hoefsmidquot; op te sturen
en aldus dienstbaar te maken aan anderen en aan het vak, mag geen beletsel
meer zijn en moet verdwijnen. De smid, die iets te vragen of te zeggen heeft,
moet niet meer aarzelen, uitstellen of afstellen, maar
doen. En al mocht ook
de hamer vaardiger gehanteerd worden dan de pen, laat dit toch vooral niet
als een bezwaar gelden, want de Redactie zorgt er immers voor, dat het ge-
schrevene, zoo noodig, van taalfouten wordt gezuiverd.

In verband met het bovenstaande richtte de Redactie 31 Maart j.l. een
schrijven aan de leden der „Vereeniging van Rijksonderwijzers in praktisch
hoefbeslagquot;, waarin zij vroeg of het voortbestaan van „De Hoefsmidquot; geacht
werd te zijn in het belang van het vak. Bovendien werd verzocht om het
antwoord op bedoelde vraag, hetzij bevestigend of ontkennend, met redenen
te willen omkleeden.

Als toelichting op dit schrijven merkten we tevens op:
dat de hoefsmeden meer zelfstandigheid konden toonen en dat zij, door
hunne inzichten en ervaringen bloot te leggen in ,,De Hoefsmidquot;, meer
blijken konden geven het vak door eigen kracht naar boven te willen werken,
dat, ten einde dit te bevorderen in „De Hoefsmidquot;, Januari '19, mede-

-ocr page 96-

gedeeld is, dat de vergoeding voor geplaatste bijdragen werd verhoogd tot
f 80 per vel druks, dat is f 5 per bladzijde,

dat sedert dien tijd ruim een jaar verstreken is, zonder dat deze maatregel,
met uitzondering van een paar geregeld medewerkende burger- en mihtaire
hoefsmeden, goede vruchten afwierp,

dat naar onze meening uit den inhoud van „De Hoefsmidquot; meer naar
voren dient te komen, dat de onderwijzers in praktisch hoefbeslag dit blad
als hun orgaan beschouwen en dit als hun spreekbuis bezigen om andere
smeden en toekomstige collega's met voorHchting te dienen,

dat in iedere provincie een vertegenwoordiger der Vereeniging van Rijks-
onderwijzers in praktisch hoefbeslag zou moeten zijn om in dit blad te ver-
melden, welke maatregelen er in zijn provincie genomen worden om het
hoefsmidsvak te steunen en vooruit te helpen, — welke cursussen of wed-
strijden er in uitzicht worden gesteld, — welke stroomingen er bestaan in
zake de verhouding tot de clientèle en tot het personeel enz.

* *

En nu het antwoord van de leden der Vereeniging van Onderwijzers in
praktisch hoefbeslag, op ons schrijven van einde Maart. Van de 48 leden
hebben 12 smeden hun meening kenbaar gemaakt en wel de volgenden, in
alphabetische volgorde: Iz. Adriaanse te Goes, S. van Angeren te Utrecht,
O. H. Baarda te Harlingen, P. Bongaarts te Maasniel, P. A. Butler te Bieze-
linge, H. Hagen te Steenwijk, A. J. Koman te Schiedam, M. Ritsema te
Appingedam, P. J. van Roon te Strijen, D. Stuyvenberg Jr. te Groningen,
Guill. Vogels te Buggenum en H. Vossers te Utrecht.

Zonder uitzondering zijn deze smeden, wien we onzen dank brengen voor
hun antwoord, van meening, dat „De Hoefsmidquot; moet blijven voortbestaan
in het belang van het vak, als ook dat de onderwijzers in praktisch hoef-
beslag in de eerste plaats in aanmerking komen om in deze steun en voor-
Hchting te verleenen. Verscheidene zegden in hun antwoord tevens hunne
medewerking toe. Maar waar bleef het antwoord van de overige 36 1 Achten
deze het voortbestaan van ,,De Hoefsmidquot; niet in het belang van hun vak,
of laat het hun blauw-blauw misschien ? We willen dit niet aannemen, doch
zouden dan wenschen, dat zij wat meer daadwerkelijke belangstelhng toonden
voor en in het belang van hun vak.

Alzoo : Hoefsmeden, komt eens uit den hoek ! !

MEDEDEELINGEN OVER DE PROVINCIE UTRECHT
EN HET HOEFBESLAG
(vervolg),

doob

Dr. Gallandat Huet, kapitein-paardenarts.
Amersfoort.

Deze stad heeft haar naam ontleend aan de Eem, een rivier welke gevormd
wordt door de samenvloeiing van verschillende beken. Hetzij ter plaatse een
doorwaadbare plaats was, een „Vordequot;, hetzij er een sterkte was gelegen,

-ocr page 97-

een „Fort,quot; de naam Amisvorde of Amisfort en later Amersfoort is hieraan
en aan de Eem ontleend.

■Omtrent de stichting van de stad verkeert men in het onzekere. Zoo vs^ordt
er in 777 door Karei de Groote wel gesproken van Leusden aan de Eem doch
niet van Amersfoort. In 1006 wordt er wel van gewaagd, in 1028 en 1050
ook waar n.l. Keizer Koenraad in een brief spreekt over de Tienden van
Amersfoort. In 1259 schonk Bisschop Hendrik van Vianden de stadsrechten
en nu zien wij een verder samengaan van Amersfoort met de stad Utrecht
onder dit bisdom. Evenals alle oude steden onderging ook Amersfoort het
lot dat de opeenvolgende oorlogen meebrachten en plundering en brand-
schatting werden vaak haar deel. Vooral in de 14e en I5e eeuw speelde de
stad een voorname rol in den strijd tegen de Gelderschen, doch ook was zij
meermalen in oorlog met de stad Utrecht. In 1543 bemachtigde Maarten
van Rossum de stad en plunderde en moordde zoodanig dat het volgende
rijmpje hier nog aan herinnert:

Amersfoort was een kamp vol stieren.
Keizer noch koning kon haar regieren
Maar toen Maerten van Rossum kwam.
Die maakte van elke stier een lam.

In 1569 kwam er een Spaansche bezetting in de stad omdat geweigerd
was den tienden penning, opgelegd door Alva, op te brengen. Tien jaar
later veroverde Graaf Jan van Nassau de stad voor de Staten. Behalve
door oorlogen, leed Amersfoort in den loop der tijden veel door overstroo-
mingen en zware branden.

Tot aan het begin der 14e eeuw was de stad nog omsloten door een muur,
waarvan nu nog een gedeelte over is, n.l. in eenige huizen van de straat ge-
naamd „Muurhuizen.quot; Later werd uitbreiding aan de stad gegeven en een
tweede muur in wij deren omtrek gebouwd; de stad had nu twee muren ter
verdediging. Aan dezen laatsten muur bouwde men meer dan 50 jaar lang;
zij werd in 1450 voltooid. Eerst in 1829 werd deze muur, op enkele resten na,
gesloopt.

Amersfoort is de geboorteplaats van een van Nederland's meest beroemde
mannen, n.l. van Johan van Oldenbarnevelt; hij was raadspensionaris van
den lande en zeer machtig, doch werd door politieke troebelen in 1619 ter
dood gebracht.

Als woonplaats is de stad heden ten dage zeer gezocht, waarvan de groote
uitbreiding wel getuige geeft. De mooie omstreken en de gunstige ligging als
kruispunt van het spoorwegnet hebben de bevolking reeds tot ongeveer 30000
zielen doen stijgen. Ten allen tijde is Amersfoort om zijn schoone natuur
geprezen. Zoo bezong reeds Vondel het als „de Bruid der Eemquot; in de vol-
gende regelen:

Schoon Utrecht eertijds praalde op Bisschop's staf en mijter,
En stoel en hoogen Dom, nog wil ik Amisfort
Van grooter waard benijd, verheffen op mijn cijter,
Als rechtehand van 't Sticht, in zegen nooit verkort.
Hier wordt den vreemde, van den gastvrije ingezeten

Gewelkomt, slecht en recht, en zonder dwaze pracht.
* * *

-ocr page 98-

Wat beteekent nu Amersfoort voor het hoefbeslag! Het aantal paarden
in de gemeente zelf is niet groot en bedraagt enkele honderden; hieronder
zijn inbegrepen eenige stalhouderijen waarvan de grootste, de Amersfoortsehe
Rijtuigmaatschappij, dit jaar is geliquideerd. Verder zijn er verscheidene
flinke sleepers met 10 en meer paarden, vele neringdoenden met hitten en
ponies en een klein getal luxepaarden. Het groote bereden garnizoen, met
plm. 1100 paarden, komt bij deze bespreking niet in aanmerking, daar deze
uitsluitend door militaire hoefsmeden worden beslagen, waarvan er 9 zijn
ingedeeld bij het Ie. Regiment Huzaren en het Escadron Ordonnansen,
terwijl de paarden van de Bereden Artillerie, van de Rijschool en van een
gedeelte van het Escadron Ordonnansen, tezamen ongeveer 400, in beslag
zijn bij de Hoefsmidschool. Deze laatste vormen het leermateriaal voor de
aankomende hoefsmeden, waarop zij onder leiding en toezicht van vier
instructeurs hun practische handigheid moeten aanleeren. Behalve dan de
paarden, welke in de stad zelf thuis behooren, komen op marktdagen tal van
boeren uit de omgeving, hetgeen nogal wat werk voor den hoefsmid mee-
brengt. De betere opleiding van de dorpssmeden echter heeft in deze veel
gewijzigd en doet tegenwoordig de boeren niet meer zooveel voor het hoef-
beslag naar de stad gaan als vi'oeger, temeer nog daar de levensvoorwaarden
in de stad hooger zijn dan ten plattelande en dus de hoefsmid in de stad
vanzelve duurder moet werken dan in de dorpen.

In de stad oefenen de volgende hoefsmeden het bedrijf uit: Rodie in de
Valkstraat, Meinders in Bloemendaal, van Haselen in de Kampstraat, Len-
ting in de Muurhuizen en Van Bedum in de Kruiskamp; hiervan zijn 4 hoef-
smederijen welke uitsluitend voor hoefbeslag zijn, alleen Rodie heeft een
gemengd bedrijf.

De hoefsmederij in de Kampstraat, met ingang in de Zogstraat, is het
eigendom van den heer Van Haselen, gemeente veearts te Amersfoort. De
smederij was vroeger een leersmederij, waar aankomende knechts tot hoef-
smid werden opgeleid; als bedrijfsleider staat de heer Zegwaard, onderwijzer
in practisch hoefbeslag en alom bekend als een zeer kundig hoefsmid, aan
het hoofd en wordt in de werkzaamheden bijgestaan door een knecht. Dit
is nog een van de weinige gevallen dat in ons land een veearts een hoefsme-
derij heeft, iets dat in het buitenland, met name Engeland, haast onafschei-
delijk aan het beroep van veearts is verbonden. Het is ontegenzeggelijk een
groot voordeel voor een veearts met een groote paardenpractijk om de volle
beschikking over een hoefsmederij te hebben en met een bekwaam hoefsmid
aan het hoofd zal hij hier veel nut uit trekken. Voordeel schijnt er echter niet
in te zitten; anders zou men het, dunkt mij, wel meer in practijk zien brengen.

Bij de bespreking van het hoefbeslag te Arnhem wezen wij ook op de leer-
smederij van wijlen den heer Van Duim, destijds praktiseerend veearts;
ook deze leersmederij is nog tijdens het leven van den heer Van Duim in
andere handen overgegaan. De uitbreiding, die aan de cursussen in hoefbe-
slag is gegeven, maakt het voor leerlingen gemakkelijker en minder kostbaar
deze te volgen dan een inrichting van onderwijs, waar zij zonder verdienste
in eigen onderhoud moeten voorzien en dit zal het aantal leerlingen hier-
aan dan ook zeer beperken.

-ocr page 99-

De drukst beklante hoefsmederij is die van den heer Rodie in de Valk-
straat; deze zaak bestaat ongeveer 30 jaar en was vroeger in handen van den
heer D. van der Kooij, een zeer bekwaam hoefsmid, die uitsluitend hoef-
smederij hield en geen ander werk aannam. De tegenwoordige eigenaar,
die vroeger mihtair hoefsmid was, heeft door de groote vermindering van het
aantal paarden in de stad, zijn zaak in een gemengd bedrijf omgezet, hoewel
nog steeds het hoefbeslag de hoofdzaak is gebleven. Hij werkt met twee
volwassen knechts, die als milicien een opleidmg hebben genoten aan de
mihtaire hoefsmidschool en aldaar gediplomeerd zijn. De werkuren zijn van
half zeven 's-morgens tot half zeven s'avonds met /o uur schafttijd, terwijl
des Zaterdags tot 4 uur gewerkt wordt. De knechts verdienen 60 ets per uur;
lijkt dit oogenschijnlijk een goed loon, indien men het vergelijkt met andere
beroepen, dan staat de hoefsmid nog ver achteraf, immers een opperman
wordt betaald met 80 en 85 ets per uur, een timmerman met 90 ets en f 1.
Waarin ligt deze achterafstelüng van den hoefsmid ? Zeer zeker niet in zijn
mindere prestaties! Wat hij levert is toch het werk van een geschoolden
arbeider en lichaamskracht wordt hem. hierbij lang niet bespaard. De reden
zit m.i. in het niet meegaan met de prijsverhoogingen van het beslag; deze
beslagprijzen zijn n.l. niet verhoogd sinds 1 Januari 1.1. terwijl toch de mate-
rialen met onbelangrijk zijn gestegen. Gaan wij dit even na, dan zien wij dat
het stafijzer vanaf 1 Januari is gestegen van f 25 tot f 36 de 100 K.G., de
kolen van f 5.45 tot f 6.65. Rekent men nu als minimum voor een vierkant
beslag 3 K.G. ijzer, dan is dit al 33 ets duurder, terwijl men zeker 10 ets meer
aan kolen mag berekenen. Hierbij komen dan nog de percentage verhooging
van de ongevallenwet (Rijksverzekeringbank) welke 2 ets per uur bedraagt
en de invaliditeitswet, welke 1 ct. per uur bedraagt, dan ziet men hieruit
een verhooging van onkosten waartegenover geen verhooging van beslag-
prijs is gesteld.

De loonen der knechts zijn wel verhoogd, n.l. 10 en 15 ets. per uur, hetgeen
voor den knecht nog niet voldoende is doch voor den patroon nog meer de
noodzakelijkheid aangeeft tot prijsverhooging van het beslag. In deze kunnen
de burgersmedenpatroons zich spiegelen aan het Rijk; waar n.l. de materi-
alen duurder worden, worden de abonnementsgelden der hoefsmeden ver-
hoogd, hetgeen bij de laatste prijsstijging van het ijzer met 0,5 per paard en
per dag is geschied. In de burgermaatschappij zien wij echter dat sinds 1
Januari het vierkant beslag van een paard ruim 70 ets. (33 ets ijzer, 10
ets kolen, 25 ets werkloon en 3 ets. belasting) duurder is geworden zonder
dat de beslagprijzen ook maar eenigszins zijn verhoogd.

Hierbij komt nog dat het paardenhoudend publiek de hoefbeslagprijzen
wel erg hoog vindt en zoo lang mogelijk wacht met het vernieuwen van het
beslag, hetgeen natuurlijk ten nadeele van den hoefsmid is. Mij werd zelfs
door hoefsmeden gezegd dat het regel begon te worden dat een paard op
beslag kwam omdat het de ijzers verloren of gebroken had maar niet omdat
het een zekeren tijd op het oude beslag geloopen had. De eigenaar blijft het
hoefbeslag als een schadepost beschouwen en wil niet leeren dat een tijdig
en goed beslag rente voor zijn paard opbrengt.

De beslagprijzen te Amersfoort zijn van f 4.50 tot f 5.50 voor een paard;

-ocr page 100-

de heer Rodie rekent f 5.50, en f 4.50 voor een hit, terwijl het verleggen van
de ijzers f 2.40 kost. Er schijnt nog geen unifornnteit in prijzen te zijn; wel
jammer, daar solidariteit in deze in het algemeen belang der patroons is.

Dat de smederij van den heer Rodie zeer belangrijk is, bewijst wel dat
wekelijks van 40 tot 70 paarden beslagen worden; dat het eenige jaren terug
nog veel omvangrijker was getuige dat in den winter van 14 op 15 in één
week 387 paarden op winterbeslag zijn gezet. De meeste paarden, ongeveer
2/g van de klandisie, komen uit de stad zelf en 'uit de omgeving; van de
bedrijven in de stad zijn o.a. de sleepers van den Hoek en Cirkel ieder met 20
paarden en de Gemeentereiniging met 16 paarden vaste klanten. De ijzers
zijn alle handgesmeed en als regel wordt vlak beslag onder gelegd, alleen bij
werkpaarden worden nog al eens kalkoenen aan de achter ijzers gegeven.
In den winter worden schroeven en stiften beide gebruikt; de hoefsmeden
werken liever met stiften, doch vele eigenaars van paarden blijven nog
schroeven verlangen.

De hoefsmederij van Meinders in Bloemendaal wordt gedreven door den
eigenaar met zijn twee zoons; beide zijn tijdens hun diensttijd als milicien
te Amersfoort opgeleid. Het is een flinke zaak, uitsluitend hoefsmederij,
waar veel omgaat en waar door de gunstige ligging ook vele paarden van
buiten op be.slag komen.

De smederijen van Lenting en van Van Bedum zijn nog in opkomst, daar
deze patroons zich eerst korten tijd geleden gevestigd hebben. Beiden zijn
te Amersfoort als militair opgeleid; de heer Lenting slaagde dit voorjaar
bovendien voor het Rijksdiploma als hoefsmid, wel een bewijs dat hij niet
stilzit doch vooruit wil en als zoodanig dan ook de eerste Aüiersfoortsche
hoefsmid is die dit Rijksdiploma heeft behaald. Wij wenschen hun toe een
opkomst van hun bedrijf, zij het dan niet mogelijk door een grooter aantal
paarden in de stad, dan door een flinke klandisie van de omgeving.

OPMERKINGEN AANGAANDE HET HOEFBESLAG TER
STAMBOEKKEURING TE HEUSDEN.

Door de Afdeeling Noord-Brabant der Nationale Vereeniging tot bevor-
dering der paardenfokkerij in Nederland werd ook dit jaar, nu te Heusden,
fokkers en hoefsmeden gelegenheid gegeven vragen te stellen en inlichtingen
in te winnen aangaande het hoefbeslag der paarden.

Ondergeteekende was ter keuring uitgenoodigd om alle gewenschte inlich-
tingen te geven. Een woord van hulde voor deze vereeniging, speciaal haren
secretaris den heer Nelemans, is hier zeer zeker op zijn plaats. „Geen voet,
geen paardquot; is een dikwijls gebezigd gezegde. Door telkens en telkens weer
de aandacht op het hoefbeslag te vestigen, moet er verbetering komen, doch
de paardeneigenaren en smeden, die door goede verzorging en goed beslag
zooveel kunnen doen om goede hoeven te behouden, schijnen soms nog lang
niet voldoende doordrongen van de waarde eener goede hoefbehandeling.

-ocr page 101-

De belangstelling van de zijde der fokkers te Heusden was groot, grooter
dan dat der hoefsmeden; de laatsten schijnen hun eigen belang niet te begrij-
pen! Dat moeten ze zelf weten, als de fokkers vooruit willen dan lukt het wel,
ook zonder die sloome smeden. Hoe 't gaan moet ? Wel, er waren al eenige
smeden aanwezig, die direct na de keuring den heer Nelemans gevraagd
hebben om te bevorderen dat in deze streken nog eens een cursus in hoef-
beslag gehouden zal worden. Genöemde heer beloofde daartoe al zijn krachten
te zullen inspannen!

Wat nu het beslag zelf betreft, dat viel lang niet mee. Grootendeels was
gebruik gemaakt van machinale ijzers en de voet gevormd naar het ijzer,
waardoor de hoornwand te veel beraspt was.

Van de eigengemaakte ijzers noteerde ik: ruw afgewerkt, te smal, onvol-
doende afhelling, te mager gestampte gaten. Ook waren al deze ijzers ver-
vaardigd zonder rits en vertoonden de gebreken die aan ijzers met gestampte
gaten als regel voorkomen, gebreken waar ik hier niet nader op behoef in te
gaan.

Door de smeden werd geklaagd over de slordigheid der paardeneigenaars;
deze sturen de dieren te laat op beslag, laten ze veel te lang loopen met te
kort geworden ijzers, of zelfs zonder ijzers, waardoor een nieuw beslag bijna
niet aan te brengen is.

Zuinigheid die de wijsheid bedriegt!

Toch meen ik, gezien de belangstelling der fokkers in het hoefbeslag, dat
de toestand aan het verbeteren is, en zijn wij er nog niet, maar het gaat voor-
uit!

Zorgt er daarom voor smeden, dat ook gij al 't mogelijke doet. Weest
theoretisch en practisch zoo op de hoogte, dat ge de goedwillende fokkers
niet teleurstelt.

Zij moeten verzekerd zijn van uitstekend werk!

Utrecht, 4 Juni '20.nbsp;De Chef Hoefsmid aan het Instituut

voor hoefkunde der Veeartsenij-
kundige Hoogeschool,

S. van Angeren.

HET NEDERLANDSCH CENTRAAL VAKSCHOOLMUSEUM.

Hierover zond men ons 19 Mei een mededeeling, waaraan het volgende is
ontleend:

Dezer dagen is in breeden kring verspreid het „Rapport der commissie
van voorbereiding voor het stichten van een Nederlandsch Centraal Vak-
schoolmuseum.quot; In 8 punten, door een inleiding en een nabeschouwing
verduidelijkt, en die ieder uitvoerig behandeld worden, is getracht dit doel
en deze werkwijze uiteen te zetten; wij nemen hier deze 8 punten over; zij
zijn:

1. Het verzamelen en het voortdurend of tijdelijk tentoonstellen van

-ocr page 102-

alles, wat voor den bloei en de ontwikkeling van het vakonderwijs van
belang geacht moet worden.

2.nbsp;Het bewerken van een zoo nauw mogelijke aansluiting tusschen de
praktijk van de ambachten en van de industrieën en het vakonderwijs, zoowel
in technisch- als in assthetisch opzicht.

3.nbsp;Het vaststellen, vermenigvuldigen, uitgeven en verspreiden van
modellen, voorbeelden, handleidingen, enz. ten dienste van het vak-onderwijs.

4.nbsp;Het scheppen van een centraal punt, alwaar, of van waaruit de belan-
gen van het vakonderwijs in het algemeen worden bevorderd, en degenen,
die bij het vakonderwijs als leerkrachten werkzaam zijn, in het bijzonder,
op de hoogte kunnen worden gebracht en gehouden van veranderingen,
die zich bij de praktische uitoefening van het door hen onderwezen vak
voordoen.

5.nbsp;Het verschaffen van: Ie doeltreffende lokalen tot het daarin houden
van voordrachten en demonstraties, vergaderingen van vereenigingen en
commissies, het afnemen van examens, enz., een en ander in rechtstreeksch
verband met het vakonderwijs, en 2e werkplaatsen tot het verrichten van
werkzaamheden, noodzakelijk,ter uitvoering van het onder punt 3 genoemde.

6.nbsp;Het beleggen van vergaderingen, het doen houden van voordrachten
en demonstraties, het instellen en benoemen van commissies tot het uit-
brengen van rapporten over bepaalde vraagstukken of tot het uitwerken
van bepaalde opdrachten.

7.nbsp;Het geven van inlichtingen en aanwijzingen, het uitgeven en ver-
spreiden van berichten en mededeelingen betreffende de aanwezige voor-
werpen, het houden van tijdelijke tentoonstellingen, demonstraties enz.,
het mededeelen van de belangrijkste veranderingen en wijzigingen in het
museum aangebracht en van de werkzaamheden en uitgaven door of van-
wege het museum gedaan.

8.nbsp;Het stichten van een boekerij op het gebied van het vakonderwijs.

Nadat dus deze 8 punten één voor één uitvoerig behandeld zijn, wordt een

,,groepsgewijze indeelingquot; van het museum gegeven, waarin achtereenvol-
gens worden besproken: a. de algemeene afdeeling;
b. de onderwijskundige
afdeeling; c. de technische afdeeUng; d. de aesthetische afdeeling; e. de
afdeehng voor tijdelijke tentoonstellingen, model-leerlokalen en lokalen
geschikt voor het afnemen van examens; ƒ. de afdeeling voor het Huishond-
onderwijs;
g. de afdeeling voor het Industrieonderwijs.

Vervolgens worden besproken de vragen „Hoe komt het Museum aan de
te exposeeren voorwerpenquot; en ,,waar moet het Museum gesticht wordenquot;,
beide vragen worden onder de oogen gezien en de beantwoording van beide
kan niet anders dan hoopvol voor de geprojecteerde stichting genaamd
worden.

Hierop volgen ,,het programma vaii eischen voor den bouw van het
Museumquot;, „het bouwplanquot;, de kosten van het ,,bouwplanquot;; een uitvoerig
gedocumenteerd plan voor een geldleening, en een begrooting van ont-
vangsten en uitgaven (met toelichting) voor de exploitatie van het Museum.
Een kort artikel over „het Museumbeheerquot; en een ,,Slotwoordquot; besluiten het
Rapport.

-ocr page 103-

Als „bijlagenquot; zijn er aan toegevoegd ontwerpen voor Statuten en voor
een Reglement betreffende de exploitatie, een aflossingsplan voor de geld-
leening, schetsontwerpen voor een plattegrond van het Museum, en eenige
afbeeldingen van platen ten dienste van het Nijverheidsonderwijs. Deze
platen zijn toegevoegd ter verduidelijking van het doel der ,,Verzamel-
commissiequot;, die in het Rapport besproken wordt, en die in het Museum
haar domicilie hoopt te krijgen.

Moge dit Rapport, dat duidelijk aantoont het bestaan van de groote
behoefte aan zulk een Museum, dat met warmte aandringt op de spoedige
totstandkoming er van, het resultaat hebben dat de samenstellers zich
dachten. Het zou eeu zegen zijn voor een belangrijk deel van onze volksop-
leiding — voor ons Nijverheidsonderwijs.

ingezonden stukken.

SALARIEERING VAN „ONDERWIJZERS IN PRACTISCH
HOEFBESLAGquot;, WELKE LES GEVEN AAN EEN CURSUS.

Op de laatst gehouden algemeene vergadering van de ,,Vereeniging van
Onderwijzers in practisch hoefbeslagquot;. Zaterdag 24 Januari te Utrecht
gehouden, viel mij zoo op, dat op
verschillende cursussen in hoefbeslag zeer
verschillende
salarissen genoten werden. De eene nam dit; de andere kreeg
dat. In elk geval is dit niet in den haak. De bevoegdheid van de practijk-
leeraren is in dit gedeelte van het vak eenzelfde en hierom behoort de sala-
rieering
gelijk te zijn.

In de Bestuursvergadering van de genoemde Vereeniging, gehouden
24 Maart 1920, is het bovenstaande besproken, naar aanleiding van een
schrijven van collega Koelman uit Alkmaar, en daarop heeft het Bestuur
bepaald f 10 per les (van minstens 4 uur) met vrije reis- en verblijfkosten;
voor herhalingscursus f 5 per les en per persoon. Dit lijkt mij heel goed en
't is te hopen, dat iedere onderwijzer in dit vak zoo verstandig is zich
hieraan
te houden en niet, zooals vele smeden vaak redeneeren, ,,het voor een beetje
minder ook wel willen doen.quot;

Wij zijn georganiseerd en daarom moet bij ons het spreekwoord waar
blijven
,,gelijke monniken, gelijke kappen.quot; In de practijk van het vak
behoort dit ook zoo te zijn en de concurrentie moet dan bestaan in het vlugge
of minder vlugge afleveren van verschillende werken; tevens zal dan blijken,
of het werk er mooi of minder mooi zal uitzien.

Een handig vakman, die vlug en tevens behoorlijk net werk levert, zal dan
meer kunnen verdienen dan iemand van mindere capaciteiten en het winnen
van clientèle gaat hiermede vanzelf gepaard.

Een mooie salarisregehng voor genoemde Onderwijzers is de volgende,
zooals die aan verschillende avondteekenscholen, Burgeravondscholen, enz.,
in gebruik is. Het salaris is daar van f 70 tot f 110 per wekelijksch lesuur,
d.w.z. geeft men 1 uur per week les, dan ontvangt men minimum f 70,
maximum f 110 per jaar. Dit maximum heeft men na 8 dienstjaren. Geeft

-ocr page 104-

men nu b. v. 8 uren per week les, dan ontvangt men 8 X f 70 = f 560 per
jaar of 8 X f 110 = f 880 per jaar.

Voor onze cursussen zou men veilig voor dezen tijd rond f 100 per weke-
lijksch lesuur kunnen rekenen; dus geeft men 4 uren per week les aan een
cursus, dan ontvangt men 4 X f 100 = f 400 per jaar. Duurt de cursus geen
jaar, doch b.v. 7 maanden, dan kan m.i. het van f 400 worden uitbe-
taald. De cursussen rekenen te bestaan uit 2 gedeelten, welke beide op deze
wijze behooren te worden gesalarieerd. In ieder geval, minder dan f 2.50 per
uur, zooals het Bestuursvoorstel luidt, moet niet worden ontvangen; daar
m.i. het geven van onderwijs geen gemakkelijke taak is, vooral als men zich
er z.g.
aan geeft, daar velen onzer ook uit eigen zaken moeten uitbreken,
moet dit niet gepaard gaan met verlies, doch met winst.

Hierbij wordt tevens nog bedoeld, dat de Vereeniging, welke den hoef-
beslagcursus in 't leven heeft geroepen, den betrokken onderwijzer, zoo deze
wat
ver uit den omtrek moet komen, tevens zijne reis- en verblijfkosten dient
te
vergoeden. Eerst na deze en andere onkosten berekend te hebben, kunnen
de verschillende subsidiën worden aangevraagd.

Misschien zijn dit eenige gegevens voor een dezen herfst te beginnen cursus.

Op de volgende algemeene vergadering der Vereeniging van onderwijzers
zou dit als een voorstel behandeld kunnen worden.

D.nbsp;V.

korte mededeelingen.

f H. J. C. van Lent. „De Hoefsmidquot; heeft een trouwen medewerker
verloren in den heer van Lent, die zich kenmerkte door een helder hoofd,
een vlotten stijl en een aangenamen omgang. Velerlei waren zijn werkzaam-
heden op het gebied der paardenfokkerij en van het hoefbeslag, het meest
naar voren getreden in de functies van voorzitter van de subcommissie A
der Algemeene Keuringscommissie voor de paardenfokkerij, lid der commissie
voor het hoefbeslag in Gelderland, secretaris der Commissie van Toezicht
op het examen van „Onderwijzers in practisch hoefbeslagquot;, lid der examen-
commissie voor rijks gediplomeerde hoefsmeden en directeur
der voormalige
Hoefsmidsschool te Tiel.

De vele verdiensten van den heer van Lent zullen in dankbare herinnering
blijven en zijn heengaan met grooten weemoed worden herdacht.

— Zeeland. Te Hulst zal op 1 Juli een groote landbouwtentoonstelling
worden gehouden. Gelijktijdig \T.ndt een
wedstrijd in hoefbeslag plaats. De
deelneming hieraan staat open voor gediplomeerde hoefsmeden. Ieder deel-
nemer moet zich vertoonen met vijf paarden, welke door hemzelf zijn besla-
gen. — Prijzen: 3 groote zilveren medailles met getuigschrift.

Dit systeem lijkt ons praktisch niet onjuist, daar het vermoedelijk vol-
doende bruikbaar is om het werk in zijn resultaat te beoordeelen. De jury
heeft minder tijd noodig dan bij de gebruikelijke methode: ijzers maken en
onderslaan; de deelnemers behoeven zich op de tentoonstelling niet dik in
het zweet te werken en het tentoonstellingsbestuur behoeft voor den wedstrijd

-ocr page 105-

weinig geld uit te geven. Het werken aan de aanbeelden en aan de paarden
trekt anders altijd veel aandacht van het publiek. Dit zal nu vermoedelijk
heel wat minder zijn. De ervaring moet leeren of de voordeelen boven de
bezwaren uitsteken.

— Wedstrijd in hoefbeslag te Roermond, 22 en 23 Juni.

Art. 1. De wedstrijd heeft plaats op Dinsdag 22 en Woensdag 23 Juni,
telkens vanaf des voormiddags 9 uur.

Art. 2. De deelnemers moeten op de dagen van den wedstrijd ten 8 V2 ure
bij de smederijen op het tentoonstellingsterrein aanwezig zijn, voorzien
van gereedschap.

Vóór den wedstrijd wordt om de paarden geloot.

Aangifte verplichtend vóór 1 Juni (Landbouwhuis, Neerstraat, Roermond).

Art. 3. Aan den wedstrijd kunnen enkel deelnemen gediplomeerde
burgerhoefsmeden (geen leeraren-hoefsmeden).

Den eersten dag moet iedere deelnemer maken een ijzer met verbreeden
buitentak voor dfen hoef met verbeening van het buitenhoefkraakbeen en wel
bestemd voor een aanwezigen hoef. De deelnemers mogen de maat nemen
doch verder niet passen en moeten het ijzer binnen een uur inleveren. Den
eersten dag wordt medegedeeld, welke der deekiemers den volgenden dag
kunnen terugkomen.

Ieder van hen moet den tweeden dag twee hoeven beslaan en ook de ijzers
maken. Hiervoor wordt 2V2 uur toegestaan.

Art. 4. De volgende prijzen zullen, indien de jury daartoe termen vindt,
worden uitgereikt: Ie prijs f 25 en vergulde medaille, 2e prijs f 20 en verzilver-
de medaille, 3e prijs f 15, drie 4e prijzen, ieder van f 10. Eervolle vermeldingen.
Voor iederen prijs of eervolle vermelding wordt later tevens een diploma

verstrekt.nbsp;-

— De invloed van bijzondere voeding op den hoorngroei (haren —
nagels — opperhuid). In het B. T. W. deelt Zunts proeven mede, welke hij
genomen heeft met de voedering van niet overmatig eiwitrijk voedsel, gepaard
met de toediening van verteerbaar gemaakte hoorn. Hij deed eerst een proef
met zichzelf en stelde vast dat bij gewone voeding de haargroei, over vier
weken genomen, dagelijks 5 m.M. groot was. Nu nam hij dagelijks 1 a 1,5
gram verteerbaar gemaakte hoorn in en stelde vast dat de haargroei ge-
durende de volgende vier weken dagelijks 6,3 m.M. bedroeg en bij voort-
zetting in de volgende maand zelfs 9.22 m.M. Er had
dus een verdubbelde
groei van het haar plaats gehad. Daarna deed hij proeven bij schapen,
waarbij zich de haargroei van al of niet met hoorn gevoederde dieren
verhield als 174 : 1. Het economische belang springt hierbij dadelijk op
den voorgrond. Het lijkt mij dan ook aangewezen proeven in denzelfden
geest te doen bij paarden om hieruit
nut te kunnen trekken bij hoefgebreken,
als slechte hoornwand, brokkelhoeven, losse en holle wand e. a.nbsp;ft. H.

PERSOVERZICHT.

Veel of weinig nagelgaten in het ijzer.

In het algemeen zijn 6 tot 8 hoefnagels tot bevestiging van het hoefijzer
voldoende en dus ook een gelijk aantal nagelgaten.

Meestal worden de ijzers in voorraad gemaakt en mocht het bij het beslaan

-ocr page 106-

blijken, dat de hoef op een der plaatsen, waar gewoonlijk wordt genageld,
minder goed is, dan slaat men op een daarvoor beter geschikt gedeelte, een
extra nagelgat in het ijzer.

Wanneer echter de reserve-ijzers voor bepaalde hoeven moeten dienen en
zonder verdere verandering ondergebracht moeten worden, soms onder zeer
slechte voeten — zooals in den oorlog, bij manoeuvres enz. — dan wordt
de zaak eenigszins anders. Dan is het wel goed, als er wat meer nagelgaten
in het ijzer zitten, dan in doorsnede gebruikt worden, en dan kunnen brokkel-
voeten toch nog beslagen worden met een ijzer, dat waarschijnlijk „houdtquot;.
En op het laatste komt het aan! In het Duitsche leger, later door Zwitser-
land nagevolgd, zaten er in de ijzers, al naar de grootte, van 14—22 nagel-
gaten, natuurlijk op zeer kleinen afstand van elkaar.

De vraag is toen gerezen of ook bij burgerpaarden aan een dergelijke wijze
van beslaan de voorkeur moet worden gegeven en dan kan het antwoord
direct: „neenquot;, luiden. Men moet vooral niet uit het oog verhezen, dat het
inslaan van zooveel gaten „uit de handquot; onmogelijk is,
tenminste wanneer
men het goed wil doen. Zelfs bij machinale ijzers — zooals in het miUtaire
werden gebruikt — zag men herhaaldelijk nog, dat de nagelgaten niet zuiver
waren geplaatst, soms aan den eenen ijzertak te vet en aan den anderen te
mager. Natuurlijk ondervinden smid en paard daarvan alleronaangenaamste
gevolgen.

Daarom is men later in Duitschland wel wat van het groote aantal nagel-
gaten teruggekomen en zoo geeft Lungwitz aan om er in elke ijzerhelft vijf
aan te brengen en wel aan het voorste tweederde deel. Gewoonlijk moeten
dan het Iste, 3e en 5e nagelgat gebruikt worden, terwijl de anderen voor
reserve dienen. Deze laatste methode heeft ingang gevonden.

Het spreekt van zelf, dat, des te meer nagelgaten aangebracht worden,
des te grooter de kans is, dat een of meer er van verkeerd staan, terwijl
bovendien door de inspanning van den smid om ze goed te maken, de aandacht
van andere belangrijke zaken van het ijzer wordt afgeleid.

Ten slotte is een groot aantal nagelgaten een gevaar voor den smid n. l
dat hij ze alle gebruikt. Zulks kUnkt wel onbegrijpelijk, maar er zijn voor-
beelden van bekend, dat bij paarden met beste voeten 10—12 nagels waren
ingeslagen en het is duidelijk, dat daarmee gezondigd wordt tegen de eerste
beginselen van het vak!

Wil men voor militaire paarden voor reserve een paar nagelgaten meer in
het Ijzer aanbrengen, dan heeft dit een praktischen kant, maar een zeer groot
aantal heeft meer na- dan voordeel.nbsp;(u.
Der Hufschmied).

En als zoodanig beschrijft Prof. Lungwitz in „Der Hufschmiedquot; bij een
hcht, mager 3'/2-jarig paard een geval waarbij de verschijnselen van zool-
klemhoef aanwezig waren en wel aan alle vier hoeven. Aan de voorhoeven
was het volgende op te merken: de toonwand was tonvormig gewelfd; onder-
geschoven lage verzenen, ringen op den hoornwand, vooral in de bovenste
helft, en aan den toon verder van elkaar verwijderd dan aan de zijgedeelten-
goed uitgeholde zool. De hoeven waren over het geheel genomen kleinquot;
Vooral aan den linker voorhoef was de grootste breedte achter het midden
zoodat ze min of meer den vorm hadden van achterhoeven.

-ocr page 107-

Dit laatste schrijft Lungwitz toe aan het ondergeschoven zijn van de
verzenen, die in het onderste derde gedeelte, te beginnen onder de ringen,
naar buiten uitgehold waren. Op de plaats waar de hoef het breedst was,
had zich een losse wand gevormd, ook tengevolge der ondergeschoven verze-
nen. De stralen waren goed ontwikkeld met breede middelste- en zijdelingsche
straalgroeven, dito de balgroeven.

Ook aan de achterhoeven kwamen ringen op den hoornwand voor en was
de toonwand gewelfd; de achterhoeven waren onbeslagen. Rechts vóór kon de
toonwand 1 c. M. worden ingekort.

Het paard was lang gekoot, beschikte over een vlotten gang en was in het
geheel niet kreupel. In verband met deze drie laatste feiten waren de ver-
schillende veranderingen wel verklaarbaar: door het lang onbeslagen op stal
staan of door weinig beweging en door het beslag met kalkoenen is een naar
voren gebroken hoefas ontstaan en zijn de hoornvormende deelen aan de
kroon meer naar achteren gebracht, waardoor de wand ter plaatse is gaan
ombuigen. Op dezelfde manier zijn de ondergeschoven verzenen ontstaan,
alsook de andere afwijkingen aan den hoef. Bij beervoetigheid ziet men het-
zelfde gebeuren.

Wanneer de gebogen wand erg lang wordt, kan de zool op den duur worden
ingeklemd.

Bij het bovenbedoelde paard was na inkorting en beslag met gewoon vlak
ijzer reeds verbetering in den hoefvorm te constateeren.
nbsp;{Id.)

Dat het van groot belang is, wanneer de straal haar natuurlijke functie
kan waarnemen, bewijst het volgende:

Door een nageltred met etterige doorbraak aan de ballen, was zeker paard
langen tijd buiten dienst gesteld. Het ziekteproces genas en aan den eigenaar
werd toestemming gegeven het dier weer langzaam aan te gaan gebruiken.
Na een week of 4 kwam het weer kreupel aan de smederij. De eigenaar was
erg somber gestemd en Avilde tot afmaking van het dier overgaan, temeer
omdat er in het kroon- en kootgedeelte nog een flinke zwelling aanwezig was.
Het werd hem evenwel afgeraden, omdat men vermoedde, dat bij rust wel
weer beterschajj zou optreden.

Het ijzer werd afgenomen, de hoornwand ingekort en direct viel op, dat
het paard beter doortrad en minder kreupelde. Waarom?

Omdat nu aan den straal weer gelegenheid gegeven werd mee te dragen en
te steunen. Daarmee werd met het beslag rekening gehouden; er kwam een
gewoon vlak ijzer onder, zóó, dat ook na beslag de straal goed droeg. Het
paard vertrok beter, als dat het gekomen was. Gedurende het ziekteproces
was het noodig dat de straal vrij lag van den bodem; na de genezing echter
moest hij weer mee dragen, zooals nu bleek, waarschijnlijk om ook aan het
ziek geweest zijnde straalkussen steun te kunnen geven.
nbsp;(Id.),

— Klemhoeven behooren niet tot de zeldzaamheden,wanneer men daaronder
tenminste rekent een vernauwing aan het zijdelingsche of achterste hoef-
gedeelte, terwijl ook de kroonklemhoef bij wijde hoeven nu en dan kan worden
waargenomen. Maar heel weinig ziet men een echt voorbeeld van een zool-
klemhoef; wel komt men vrij dikwijls hoeven tegen met veranderingen, die
er op lijken, maar meestal zijn deze aan andere oorzaken te wijten.
(ld,).

-ocr page 108-

S. C. M. BAX. glashaven 9 en 36 ■ ROTTERDAM.

- Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. --

Meest uitgebreide sorteering prima blanke
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fyne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —

UI filashaven

ïö. Iii.

NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN

voordeelig, gemakkelijk in gebruik. — Kunnen niet loslaten.

Merk „Pacificquot;,

met flink hielstuk, met zwaar hielstuk.

Open zolen uit één stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in 11 maten van tot 6|-
Eng. dm., uiterste breedte buitenkant
ijzers gemeten.

Merk „Rambler' ,

in witte en grijze

Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van
tot Eng. dm.

uiterste breedte, buitenkant ijzers gem.

Merk „Chieagoquot;,

geheel Caoutchouc
uit één stuk met

zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van
71 tot 7JjEng.dm.

Gemaakte Hoefijzers,
Rits- en Stampmodel,
uitsluitend beste
kwaliteit ijzer;
in 9 maten voorradig.

Strijkringen
met riempje

Hoef-
randen.

Kunsthoorn.

IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.

Opruimers voor

Schroefgaten.

Lasch- of Welbladen eo
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.

Schroeven en Stiften
in alle modellen;
tijdige bestelling
gewenscht.

Touwijzers in
vertchillende maten.

Men lette op het echte merk S T met kroon.

-ocr page 109-
-ocr page 110-

Lambert
Hoefzolen

in de modellen

Lambert open pad
Bar pad
Frog pad
O. K. Star pad
Walpole boulevard pad
Walpole truss pad

fwwl

§Mlt;

Ä
Wi

tMt

Hill
Hill

W$t

en de bekende
Amerikaansche

I

INHOUD.

Enkele mededeelingen omtrent het hoefbeslag in de eerste dagen der
mobilisatie. — Een kijkje op de paardenmarkt te ütrecht. — Verslag
wedstrijd hoefbeslag op de provinciale paardententoonstelling te Roermond.
— Ingezonden stukken. — Korte mededeelingen. — Persoverzicht. —
Advertentiën.

HELLER HOEFRASPEN
WEDER LEVERBAAR

Lambert amp; Company
Leuvehaven 66 :: Rotterdam

-ocr page 111-

ENKELE MEDEDEELINGEN OMTRENT HET HOEFBESLAG
IN DE EERSTE DAGEN DER MOBILISATIE,

doob

Dr. Gallandat Huet, Kapitein-Paardenarts.

De eerste Augustusdagen van 1914 zullen bij velen ongetwijfeld lang in
herinnering blijven, hetzij dan dat zij er direct bij betrokken waren als
mihtair, dan wel dat zij als burger getuige waren van de koortsachtige
haast waarmede de mobihsatie moest worden voltrokken. Binnen drie maal
vier en twintig uur moest het leger gemobihseerd en marschvaardig zijn en
zij die eenigszins van nabij bekend zijn met de verhoudingen tusschen het
vredesleger en het leger op oorlogssterkte, niet alleen wat het aantal man-
schappen en paarden betreft, doch met al de noodzakelijke uitrusting en
aanhang, zullen beseffen en waardeeren welk een reuzenprestatie in die eerste
Augustusdagen is verricht.Het vlotte verloop, waardoor het leger meerendeels
binnen den vastgestelden termijn marschvaardig was, heeft dan ook zelfs
de bewondering van het buitenland getrokken en bewezen dat de voor-
bereiding en organisatie in goede handen zijn geweest.

Staan wij een oogenbhk stil bij een klein onderdeel van dit raderwerk en
wel bij het hoefbeslag en gaan wij na wat met betrekking hierop in die eerste
Augustus-dagen is verricht.

Het leger in vredestijd beschikt, wat het bereden gedeelte aangaat, over
vier regimenten cavalerie, elk van vier Escadrons, een Escadron Ordonnansen
en verder vier regimenten Veld-Artillerie, elk van vier afdeelingen, waarvan
elke afdeehng weer twee batterijen telt, het corps Rijdende Artillerie, de
depots voor de Cavalerie en de Artillerie en het Remonte-Depot. Deze
formaties nu werden sterk uitgebreid; wat de cavalerie betreft, zoo was
dit het minst gemakkelijk, daar een groot getal goed bruikbare rijpaarden
in ons land niet voorhanden is en invoer van buiten natuurlijk onmogelijk
was. De escadrons werden op sterkte gebracht en de gevorderde rijpaarden
werden meerendeels ingedeeld voor de reserveofïicieren en voor het kader.
Waar hier aan het aantal escadrons geen uitbreiding kon worden gegeven,
werden de nieuw opgerichte met stalen paarden uitgerust en verschenen
successievelijk de vele escadrons wiehijders. Voor de Bereden Artillerie was
het echter een andere zaak; deze werd geheel verdubbeld daar van elke
batterij een dubbelbatterij werd gemaakt en bovendien werden nog tal van
bereden afdeehngen nieuw opgericht, zooals zware houwitsers, aanspanbaar
geschut e.a., terwijl de Divisies en de Infanterieregimenten aan munitie en
bagagetreinen ook vele paarden noodig hadden; verder de ponton-afdee-
Ungen en de genie met verlichtingsparken, telegraaf, telefoon, enz. Het aantal
gevorderde paarden bedroeg dan ook i 13000; deze werden in de onder-
scheidene vorderingsdistricten den eersten dag der mobihsatie uitgezocht
en verzonden naar de vooraf aangewezen verzamelplaatsen. Hier nu moesten
ze vooreerst gebrand worden (nummer en letter op den hoef), nader inge-
deeld en last not least op beslag worden gezet. Behalve deze aangekochte
paarden had er onder de bestaande paardensterkte ook een verschuiving
plaats; n.1. alle paarden, welke in de ziekenstallen der verschillende garni-
zoenen verpleegd werden, alsmede de weidepaarden en de remontepaarden.

-ocr page 112-

werden naar Haarlem en naar Utrecht geëxpedieerd, zoodat in Haarlem
ongeveer 700 paarden, waaronder 300 van de remonte, bijeenkwamen en te
Utrecht, waar later het Algemeen Paardendepot werd gevestigd, vaak een
nog veel grooter aantal voorkwam. Er kwam nu inet recht werk aan den
winkel daar de order luidde dat alles op beslag moest worden gezet. Bij de
vele gevorderde paarden kwam nu eens uit welk een nalatigheid vele paarden-
houders in zake het hoefbeslag plegen en, de goede hierbij niet te na gespro-
ken, waren deze tekortkomingen vele en in meerdere gevallen schromelijk.
Zoo vaak toch is het publiek geneigd den slechten toestand van het hoef-
beslag aan den smid te wijten en, hoewel er ook wel degelijk van de zijde
van den hoefsmid tekortkomingen zullen bestaan, zoo is toch de groote
factor in deze wel de verwaarloozing van de zijde van den eigenaar en dit
had dan ook niet beter uit kunnen komen dan juist door deze plotsehnge en
zeer groote opeenhooping van paarden uit allerlei streken van het land.
Er waren gunstige uitzonderingen, zeker, doch juist als men dit woord moet
gebruiken, blijkt hier uit al dat de regel anders was. Zoo vernam ik vaneen
koppel paarden, aangekocht uit de omstreken van Zwolle, waar weinig
aanmerkingen op te maken waren inzake het beslag, en zoo zullen er natuurlijk
wel meerdere geweest zijn.

Nadat de paarden des Zaterdags op een bepaalde plaats waren aangeko-
men en genummerd ''gebrand), begon op Zondagochtend te vier uur het
beslaan van al deze paarden. Nemen wij nu als voorbeeld een batterij veld-
artillerie, dan kreeg de hoefsmid, die het beslag van deze batterij in onder-
houd had, er plotseling 150 paarden bij, voorwaar geen kleinigheid. In
Amersfoort had men zich voor de aldaar geformeerde batterijen van de hulp
verzekerd der burgerhoefsmeden en zoo werkten met de militaire hoef-
smeden zes burgersmeden van 's morgens vier uur tot 's avonds donker toe;
zij gunden zich hierbij geen rust noch schafttijd en aten slechts het brood,
dat hun gebracht werd, onder de bedrijven door. Des Maandags begon men
weer om 4 uur 's morgens en eindigde men weer niet voor donker, met het
gevolg dat des Dinsdags alle paarden op nieuw beslag stonden. Bij het be-
slaan werd gebruik gemaaktvan handgesmede ijzers, welke op de rustkamers
opgelegd waren voor deze mobilisatie-doeleinden. De qualiteit van deze
opgelegde ijzers was zeer verschillend en hoogst uiteenloopend; waren er
partijen bij die goed bruikbaar waren, zoo waren er ook groote hoeveelheden
bij die zeer slecht gesmeed waren en geen aanspraak konden maken op
bruikbaar smidswerk.

Dit mobilisatiebeslag ten dienste van de gevorderde paarden was opgelegd
op de rustkamers en aanwezig in vier tailles; het waren winterijzers waarvan
de voorijzers twee en de achterijzers vier schroefgaten hadden. De tailles
waren als volgt: taille 1 : voorijzers 44 c.M. buitenomtrek ijzer—achterijzer
42 c.M., taille 1V2 : voorijzer 41 c.M., achterijzer 38 c.M.; taille2: voorijzer
37
C.M., achterijzer 36 c.M.; en taille 3: voorijzer en achterijzer beide 35 c.M.

Het kwam aldus voor dat groote partijen van deze winterijzers in den
zomer werden ondergelegd, hetgeen wel niet nadeelig voor de paarden was,
doch wel schadelijk uit een finantieel oogpunt voor het Rijk, daar deze
ijzers natuurlijk duurder betaald waren. Voor elk gevorderd paard waren aan-

-ocr page 113-

wezig twee stellen ijzers. Het aantal tailles was beslist onvoldoende, daar de
grootste taille niet voldoende was voor eenigszins groote hoeven. Waar wij
nu weten dat ons inlandsche paard als regel een groote, wijde, ronde hoef
heeft, zoo kwam het dan ook heel veel voor dat de opgelegde ijzers te klein
waren en dus nieuwe hiervoor gesmeed moesten worden. De paarden zelf
gaven betrekkelijk weinig last bij het beslag, alleen die paarden welke niet
gewoon waren achter beslagen te worden, wilden zich wel verzetten, doch
kwaadaardige paarden waren uitzonderingen.

Zoo ook te Haarlem, waar o.a. de jonge remontepaarden beslagen moesten
worden, viel dit niet altijd mee en de vier hoefsmeden, welke aldaar 700
paarden in beslag hadden, waren dan ook verzekerd van een lange dagtaak.

Welk een slordig werk er door meerdere hoefsmeden was geleverd bij den
aanmaak van dit mobilisatiebeslag, en hoe deze ijzers blijkbaar zonder
eenige controle waren opgelegd, kwam nu eerst recht uit en het was dan
ook geen zeldzaamheid dat er volkomen onbruikbare ijzers bij waren, terwijl
andere fouten vertoonden, als te smal, te mager aangebrachte gaten en
ondeugdelijkheid waardoor afbreken veelal vóórkwam. Later kwam het
machinale beslag en hoewel hierop terecht zeer veel werd afgegeven, n.1.
er kleefden vooral in den aanvang groote fouten aan deze ijzers, toch waren
deze ijzers nog beter dan vele der opgelegde handgesmede. De tegenzin tegen
de machinale ijzers is lang blijven bestaan en vond ook veelal zijn reden in
het moeilijker verwerken van deze ijzers vergeleken bij de hand gesmede,
het ijzer was te stug en het zich niet zoo gemakkelijk vervormen. Later toen
de controle op de afgeleverde fabrieksijzers, stuk voor stuk, is ingevoerd,
voldeden zij beter en hoewel het in normale tijden niet meer noodig is zich
hiervan te bedienen, worden toch nog steeds 20% van alle paarden met
machinale ijzers beslagen, een maatregel die getroffen is om de groote voor-
raden geleidelijk op te gebruiken.

Voor de hoefsmeden bij de Cav., waar de uitbreiding van het aantal paarden
per escadron gering was, slechts aanvuUing van paarden afkomstig van de
K. M. A. en van de Rijschool en verder 18 trekpaarden, bestonden de moeilijk-
heden in den eersten mobilisatietijd meer in het zeer veel verplaatsen en in de
meest onherbergzame oorden waar gewerkt moest worden. Daar een en
ander vaak niet toeUet dat met behulp van smidswagen en veldsmidse nieuwe
ijzers werden gemaakt, zoo was men hier in den rechten zin „te veldequot; op
fabrieksijzers aangewezen. Hoe meer volmaakt deze dus gemaakt worden en
in hoe grooter verscheidenheid van taille ze aanwezig kunnen zijn, des te
beter zal men „te veldequot; in het hoefbeslag kunnen voorzien.

Andere moeilijkheden deden zich weer op andere wijze voor. Zoo o.a. bij het
hoofdkwartier, waarvoor ± 170 paarden waren gevorderd; er was geen smids-
wagen, geen veldsmidse, niets dan het handgereedschap van den ingedeelden
hoefsmid. De paarden waren meest alle gevorderde stalhouderspaarden en
de meeste hiervan stonden op luchtdrukzolen. Toen deze paarden, die zeer
slechte voeten hadden, op gewone ijzers kwamen, trad menige kreupelheid,
veroorzaakt door steengallen als anderszins, op.

Bij de afdeeUngen, welke alleen in tijd van oorlog bereden zijn en bij de
infanterieregimenten met hunne vele treinpaarden, waren
mihcien-hoefsmeden

-ocr page 114-

ingedeeld. Dat ook deze in den eersten tijd met zeer vele moeilijkheden te
kampen hadden, behoeft wel geen betoog, waar nog bij komt, dat zij in den
regel die routine nog misten, welke de hoefsmeden van het vaste corps door
jarenlange werkzaamheid verkregen hadden. Hoewel, zooals in den aanvang
gezegd is, de mobihsatie in zijn geheel vlot verloopen is, zoo zijn er natuurlijk
vele zaken waarvan men achteraf de tekortkomingen het beste inziet en
die een les kunnen vormen voor een volgende maal. Daar misschien later
gelegenheid zal zijn hierop uitvoerig terug te komen, zoo wil ik slechts eindi-
gen met enkele punten te noemen, waarvan verbetering noodig zal zijn,
zooals b.v. het voorhanden zijn van goede machinale ijzers in zeer vele tailles,
het uitbreiding geven aan smidswagens en veldsmidsen, het contracteeren
met burgerhoefsmeden voor hulp in de eerste mobilisatiedagen, waarbij elk
jaar de geschiktheid dezer smeden moet worden gecontroleerd, het beschikken
over voldoende hoefsmederijen en hiervoor tijdelijk in te richten gelegenheden
op de plaatsen waar de vorderingspaarden worden in ontvangst genomen,
het instituut van milicien-hoefsmeden en eventueele uitbreiding hiervan;
terwijl tevens inspecteurs voor het hoefbeslag bij het gemobiliseerde leger
m. i. noodzakelijk zijn en de controle op het hoefbeslag niet opgedragen
kan worden aan tijdelijke officieren, die veelal öf geen ambitie öf geen
vakkennis hiervoor bezitten.

EEN KIJKJE OP DE PAARDENMARKT VAN 14 JUNI 1920
TE UTRECHT.

Op dezo paardenmarkt, waar ongeveer een 1.500 paarden zijn aangevoerd,
heb ik eens rondgewandeld met het doel het hoefbeslag der dieren te
bekijken. Laat ik dadelijk zeggen, dat ik teleurgesteld van het „Vreeburgquot;
vertrokken ben!

Wanneer ik vertel, dat er verscheidene paarden waren met verschrikkelijk
lange en breede hoeven, de zijwanden zoo breed dat strijken niet kan uit-
blijven, dan begrijpt U reeds mijn teleurstelling. Ook trof ik er nog aan die
op winterbeslag stonden! Zou de eigenaar het geheele voorjaar niet met
zijn paard bij den smid geweest zijn ? Of heeft de smid er maar gauw een
paar winterijzers ondergelegd, omdat hij die toch bij de hand had ?

Ziedaar een paar vragen, die ik mij zonder meer stelde tijdens mijn rond-
wandeling.

Voorts viel mij op dat er nog zooveel paarden beslagen waren met ijzers
voorzien van vaste kalkoenen. Den eigenaren en fokkers moet dus nog
steeds gewezen worden op de groote nadeelen, die dit beslag kan veroorzaken,
nadeelen die ik in dit tijdschrift niet behoef op te sommen; ik weet wel dat
de smeden meesttijds op verzoek van de eigenaren dit beslag aanleggen,
doch ik blijf bij de meening dat zij moeten blijven praten, altijd door maar
weer blijven wijzen op die nadeelen; zij zullen, zij moeten dan het doel
bereiken!

Een voorbeeld van beteekenis, wat betreft de hoefverzorging door den
eigenaar, zag ik nog weer op deze markt.

Een boertje had een paard aan de lijn staan; een koopman komt en bekijkt
het dier. 't Viel blijkbaar mee wat model en vormen betreft; maar de beenen ?

-ocr page 115-

Hij strijkt zich, zeide de koopman. Wel nee, antwoordt 't boertje, dat komt
nou van die losse stukken hoef, daar heeft ie zich mee geraakt.

Verkoop jij 'em dan maar aan een ander, was 't laatste woord van den

koopman en weg was hij!

En 't paard werd door den eigenaar, die niet bijster vroolijk keek, weer
opgezet. Waren de hoeven goed verzorgd geweest, dan was het ook hier weer
anders gegaan, 't Zuinige boertje, die den smid zoo duur en eigenlijk over-
bodig vindt, kan het lesje ter harte nemen!

Het smidswerk, dat ik zag, stemde mij op dezen zonnigen dag, hoewel men
dan geneigd is alles vroolijker en lichter in te zien, toch nog triestig.

Veel fabrieksijzer.s en weinig werk. Ieder smid kent toch wel de nadeelen.
Smeden, maakt zelf meer ijzers! 't Was het oude liedje met de fabrieksijzers,
de hoeven waren naar de ijzers gevormd, de meeste ijzers te nauw gepast,
meest te kort.

Ik heb paarden gezien, waarbij ik eerst twijfelde of ze beslagen waren of
niet en waarbij ik later bemerkte dat de ijzers nog niet zoo heel lang geleden
ondergelegd waren! Wanneer nu de eigenaar de ijzers flink laat afslijten,
alvorens weer naar den smid te gaan, wat moet er dan van de hoeven terecht
komen ?

Laat het U nog eens gezegd zijn, smeden, besnijdt de hoeven naar gang en
stand, maakt zooveel mogelijk zelf de ijzers, past ze goed. Wanneer gij goéd
voorgaat, volgt de fokker en eigenaar zeer zeker, 't Kan wel wat tijd vorderen,
maar gebeuren doet het, daar zijn teekenen die er op wijzen! (Zie vorige Afl.
De Hoefsmid paardenkeuring, Heusden).

Utrecht, 29 Juni 1920. De Chef-Hoefsmid aan het Inst. voor

Hoefkunde der Veeartsenijkundige Hoogeschool,
S. van Angeren.

VERSLAG WEDSTRIJD HOEFBESLAG OP DE PROVINCIALE
PAARDENTENTOONSTELLING TE ROERMOND,
22 en 23 Juni.

Deze wedstrijd was evenals de paardententoonstelling provinciaal, dus
geen deelnemers buiten de provincie Limburg mochten er aan deelnemen.

Als jury-leden fungeerden de heeren Prof. Dr. H. M. Kroon van de Vee-
artsenijkundige Hoogeschool te Utrecht, Joh. Plet, dierenarts te Heerenveen
en S. van Angeren, chef-hoefsmid aan de Veeartsenijkundige Hoogeschool.
Voor dezen wedstrijd hadden zich 27 deelnemers aangemeld; hiervan

hebben er 18 deelgenomen.

Op het terrein waren aanwezig 5 aambeelden, 5 veldsmidsen met de
noodige gereedschappen en 1 hoefstal.

Den eersten dag moest een ijzer gemaakt worden met een breeden buiten-
tak, bestemd voor een aanwezigen hoef. Hiervoor werd een uur tijd gegeven.
Om circa 3 uur was de uitslag bekend, n.1. welke deelnemers den volgenden

dag terug mochten komen.

Van deze achttien mochten 10 deelnemers terugkomen, doch allen, op een
enkele uitzondering na, hadden goed werk geleverd. De meesten waren gaan
loopen met de maat en de ijzers werden te kort.

-ocr page 116-

Den volgenden dag was om 2 uur de wedstrijd afgeloopen en waren reeds
5 paarden beslagen. Ieder smid had 2^2 nur tijd gekregen om 2 hoeven te
beslaan. Dit vlug verloopen van den wedstrijd was vooral te danken aan de
goede regeling en voldoende vuren en aambeelden. Om 3 uur werd de uit-
slag door het Bestuur bekend gemaakt:

Ie prijs P. H. Rutten te Stevensweert, f 25 en verguld zilveren medaille
met diploma; 2e: M. Janssen te Posterholt, f20 en verzilverde medaille
m. dipL; 3e: H. Snijders te Merum-Herten, f 15 met diploma; J. J. H.
Rutten te Stevensweert, Th. Snijders te Herkenbosch, J. Gieren te Te-
gelen en J. Kiggen te Leveroy elk een 4e pr. ä f 10;

Eervolle vermelding: W. van de Winkel te Reuver, H. H. Smits te Velden
en Th. J. Gommans te Maasbree.

De algemeene beschouwing van dezen wedstrijd is, dat er goed werk werd
geleverd en hij uitstekend geslaagd mag heeten.nbsp;V.

INGEZONDEN STUKKEN.

BEZOLDIGING ENZ. DER MILITAIRE HOEESMEDEN.

Naar aanleiding van het gestelde op blz. 88 t/m 92 van „De Hoefsmidquot;
van 15 Juni j.1., door den heer Dr. Gallandat Huet, Kapitein-Paardenarts
te Amersfoort, moge het mij worden vergund, het navolgende onder de
aandacht van Uwe lezers te brengen, waarvoor bij voorbaat mijn beleefden
dank.

Door den heer Gallandat Huet wordt in breede trekken de toe-
stand weergegeven, waarin over het algemeen het hoefsmidsvak verkeert,
voornamelijk te Amersfoort. Duidelijk is daarbij aangetoond hoe minder-
waardig ons vak in het oog van den leek is, ook al is zoo'n leek dan ook een
bekend paardenhouder of sportman.

De schuld daarvan ligt voor een groot gedeelte bij de hoefsmidspatroons,
want door ongeorganiseerd te blijven komt men nooit tot een uniform
beslag-loon, terwijl als men niet een flink beslagloon zal eischen, in de eerste
plaats de hoefsmidsknecht daarvan de dupe zal blijven.

Hiermede en met hetgeen de heer Gallandat Huet dienaangaande nog
mededeelde, ben ik het roerend eens; ik wil er zelfs nog aan toevoegen, dat
ons vak, wanneer het door bekwame werklieden wordt uitgevoerd, zelfs een
der meest ingewikkelde en moeilijkste vakken is, doch vaak het minste wordt
gewaardeerd.

Een leek gaat zelfs verder; als hij maar één keer een paard op beslag
heeft laten zetten, meent hij al zooveel kennis van 't vak te hebben, dat hij
zelfs de noodige opmerkingen durft maken; dit toch zal zich wel bij geen
ander vak voordoen Hiertegen moet men dus met georganiseerde kracht
opkomen, d.w.z. men moet dergelijke ondeskundigen direct op hun plaats
zetten, waar zij hooren, dat is in den stal of bij de Hoefsmidschool te
Amersfoort; daar worden zij tenminste wijs. Ook moet men niet kijken of
een of andere klant wegblijft, terwijl een andere patroon niet op den uitkijk
moet staan om zoo'n deserteur voor wat minder geld op te vangen.

-ocr page 117-

Men moet trachten een behoorlijk uniform beslagloon tot stand te brengen;
wellicht zal dan ook onze vakprestatie nog een sport op den maatschappe-
lijken ladder stijgen.

Eindelijk, en hiermede ben ik het niet met den heer Gallandat Huet eens,
wordt het Rijk als voorbeeld gesteld, als zijnde „De coulante werkgever.quot;
Niets is echter minder juist. De hardvochtigheid van den Staat als werk-
gever is grenzeloos. Dus als een spiegel voor de burgerhoefsmedenpatroons,
als door den heer Gallandat Huet bedoeld, mist dat het doel. Reeds in
1878 schreef Generaal A. W. P. Weitzel: „De Staat is een gewetenloos werk-
geverquot; en sedert is daarin nog maar bitter weinig verbetering gebracht,
hetgeen uit het navolgende moge blijken.

De Regeering houdt rekening met het loon der Rijkswerklieden, zeer
terecht, maar dat onlangs bij het stijgen van den prijs van het ijzer en de
kolen, het loon der militaire smeden zou zijn verhoogd met 0.5 cent, nZegge
een halven centquot; per paard, per dag, dat berust toch zeker op een misver-
stand, want ons is daarvan niets bekend.

Ik raad de hoefsmeden-patroons aan, niet al te veel rekening te houden
met bedoeld voorbeeld, want ook hiervan zouden èn baas èn knecht niet veel
pleizier hebben.

Van die halve cents-verhooging is tot heden absoluut niets bekend, alhoe-
wel ik dit terstond heb onderzocht.

Niettegenstaande dat, wil ik toch even aannemen, dat het waar is. Wat
toch zou eene zoodanige verhooging beteekenen tegenover de groote stijging
der prijzen in zoo'n korten tijd; wij zouden er beslist geld bijleggen, hetgeen
men kan zien uit de navc)lgende berekening:

Vóór de prijsstijging abonnement 6.5 cent, dus per

paard 42 dagen X 6.5 cent =........f 2.73

Gaat af aan materialen zooals:
3 K. G. ijzer, 4 K. G. kolen, 30 hoefnagels, slijtage
gereedschappen, arbeidsloon voor hulpkrachten . . , f 1.55
Verdiensten per paard . . . . f 1.18
Abonnement 7 cent per paard, indien men een
halve cent verhooging betaalt:

per paard 42 X 7 cent =..........f 2.94

(-Taat af dezelfde hoeveelheid materialen, maar nu

duurder en wel..............f 1-88^

Verdiensten f 1.05®
Dus per saldo nog een vermindering van . . . . f 0.12 = per beslag.
Wat dit voor een geheel legeronderdeel beteekent, kan de lezer zich
gemakkelijk indenken, waarbij hij dan tot de ontnuchtering komt, dat de
burgerpatroons zich voorloopig nog maar niet al te veel aan het Rijk als
werkgever moeten spiegelen; het zou hun gauw gaan berouwen.

Om echter den geheelen toestand eens duidelijk te maken en daarbij aan te
toonen, dat de Staat nog lang niet zoo royaal en loyaal is tegenover haar
werklieden als men vaak wel wil doen voorkomen, zal ik beginnen met het
jaar 1919, het jaar van allerlei lapmiddeltjes, zooals duurtebijslag, extra-

-ocr page 118-

salaris, etc.; het jaar van alle mogelijke soorten commissiën: het commissi
onaire tijdvak.

Om onze bezoldiging een weinig op peil te houden, kreeg men elk kwartaal
een surplus. Be duurtebijslag was echter nog niet voldoende.

Toen kregen we een maand extra loon. Al deze lapmiddeltjes, gevoegd bij
het verdiende geld uit ons abonnement, gaf ons een jaarloon van ongeveer
f 2000 (meester werkman met een gezin zonder kinderen). Voor elk kind
wat men te verzorgen had, kreeg men f 50 t 20 extra-toeslag.

Men ziet dus, dat het loon niet buitengewoon groot was, doch aller hoop
was toen gevestigd op de nieuwe salarisregeling, welke in wording was. Met
stelligheid werd beweerd, dat die regeling op 1 Januari 1920 in werking zou
treden.

Om met die regeling tot een bevredigende oplossing te komen, werd een
commissie benoemd, met name de Commissie van Oorschot. Haar arbeid was
van zeer uitgebreiden aard, voor het gewoon militair personeel en voor alle
groepen van militaire werkHeden. De commissie liet na korten tijd zien, dat
zij een der eenigste commissies was, welke haar taak bewust was en met energie
afwerkte. x\lle vak-organisaties werden gehoord; ook het Bestuur van de
Vereeniging van Mihtaire Hoefsmeden werd ontboden, om de belangen
der leden te bepleiten.

Die Commissie was unaniem van oordeel, dat aan alle werkheden, een vast
jaarloon moest worden gegeven en daarbij de materialen te leveren uit
's Rijks magazijnen, dan wel door de werklieden te doen aankoopen en dan
door het Rijk tegen marktprijs te vergoeden. De toenmalige Minister van
Oorlog, Jhr. Alting von Geusau, was echter niet voor een vast jaarloon te
vinden, want, zei hij, het abonnement moet een prikkel tot werken blijven,
waarmede wij lang niet accoord gaan. Immers alle andere staatsambtenaren
en beambten missen dien prikkel en zijn daarom toch niet minder werkzaam
dan wij. Het abonnement bleef dus gehandhaafd. Om duidelijk te maken
hoe onze verdiensten zijn samengesteld, dient het navolgende:

Als militair hadden wij in 1919 een jaarwedde van f 550 a f 700. Hiervoor
verrichten wij,als men het noodig vindt, ook nog militaire diensten.Bovendien
hebben wij de paarden in abonnement; dat was toen en tot dusverre voor een
Inlandsch paard 8 en voor een lersch paard 6.5 cent per dag. Voor dat geld
moet men de paarden steeds binnen 42 dagen opnieuw beslaan; in elk geval
steeds goed op beslag houden. Ook moest men van die vergoeding alle mate-
rialen en gereedschappen aanschaffen. De sterkte der paarden varieert in
vredestijd tusschen 55 en 65. Er zijn ongeveer 10 militaire smeden met
± 100 paarden en meer, doch door opheffing der bereden mitrailleur-afdee-
lingcn, hebben enkele hoefsmeden ongeveer 30 paarden meer te beslaan.

Het abonnement bleef echter gehandhaafd. Toen 1 Januari 1920 er was,
dus nadat de salaris-commissie op 29 Juh t. v. was ingesteld, was er van een
nieuwe regeling van bezoldigingen nog lang geen sprake; mén was op Depar-
tementale wijze aan het „overwegenquot;.

Bij het einde van Februari 1920 kwam de lang verwachte salaris-regeling,
doch voor de militaire werklieden was er niets bij, d.w.z. er werd voor ons
een tweeledige salaris-regeling aangekondigd, zulks omdat ook de werk-

-ocr page 119-

lieden, na langen strijd, de rangen van wachtmeester en van opperwacht-
meester kxinnen bereiken. De eerste regeling is f 700 ä f 900, waarbij de
Verdiensten nit het abonnement. De andere regeling is vastgesteld naar de
rangen, zooals de jaarwedde der troepenonder officieren. Beginnende met
f 1150 bereikt men na 18 dienstjaren als werkman het maximum van f 2600,
waaruit dus volgt, dat het legerbestuur een volslagen vakman voor f 1150
verlangt.

De bedoeling is dat wij uit ons abonnement en uit de jaarwedde, bedoeld
in de eerste regeling, niet minder zullen ontvangen dan de aangegeven jaar-
wedde der tweede regeling.

Tot nu toe wachten wij echter vol ongeduld, want de prijs der materialen
stijgt voortdurend; van 1 Juli 1920 is de prijs van het staafijzer uit 's Rijks
magazijn op f 37 per 100 K. G. gebracht. Het abonnement blijft echter het-
zelfde. Zes maanden zijn reeds verstreken en nog wachten wij op eene rege-
ling nopens vergoeding voor de door ons geleverde materialen. Dat dit „on-
geduldquot; gemotiveerd is, blijkt wel uit het hiernavolgende voorbeeld, betref-
fende een hoefsmid, met 70 paarden, abonnementsprijs 6.5 cent; dat is per
dag f 4.55.

dus per jaar......... ........ f 1660.75

jaarwedde (Ie regeling)..............f 700.—

scherp beslag.................f 180.

f 2540.75

gaat af voor materialen:
3,5 K. G. ijzer per beslag
X 70 X 9 a f 0.31

perK.G. ...............f 683.55

4 K. G. kolen a 7.05 per 100 K. G......f 177.66

Hoefnagels 18000 stuks a f8 per 1000.....f 151.20

Onderhoud en vernieuwing van gereedschap, enz. . f 68.34

f 1080.75

Blijft dus over als netto inkomen..........f 1460.—

Dus is het restant zelfs nog minder dan van een hoefsmidsknecht in de
burgermaatschappij. De kosten der materialen zullen als verhooging van
werkloon door het Rijk worden vergoed; zooals echter reeds gezegd, wachten
wij daar reeds een half jaar op, en wie weet hoe lang nog' Ik overdrijf niet
als ik zeg, dat er in de meeste gezinnen der militaire hoefsmeden armoede
wordt geleden, waaraan het Rijk ten spoedigste een einde behoort te maken
door onverwijld eene regeling te treffen, waarom reeds maanden geleden her-
haaldelijk met aandrang is gevraagd.

Het is echter absurd te zien op welke wijze men er overal op uit is om te
zorgen, dat de door ons uit 's Rijks magazijnen ontvangen materialen worden
betaald. Van credietwaarde schijnt bij ons geen sprake te zijn.

Het Rijk vordert wel spoedige betaling van zijn leveringen, maar zelf
zijn schulden vlug te vereffenen, daarvan is maar steeds geen sprake.

Ook wilde ik nog even de rechtspositie der militaire werklieden bespreken.
De rechtspositie staat in nauw verband met de salaris-regeling en daarom
streefden de hoefsmeden reeds geruimen tijd naar een hoogeren rang, eerstens

-ocr page 120-

voor moreele verbetering hunner positie in het leger, doch tevens ook voor
een betere salarieering en pensioneering. Wij hebben schijnbaar ons toppunt
bereikt, maar dat kan niet genoeg zijn. De rang van opperwachtmeester met
een jaarloon van f2600, welk bedrag later tevens als pensioen-grondslag
zal gelden, kan toch niet het hoogtepunt van eiken militairen hoefsmid zijn ?

Daar gaat het nu om, maar in de Commissie voor onze rechtspositie gunde
men ons den rang van onderofficier niet, terwijl men wel den hoogsten
onderofficiersrang gaf aan de geweermakers, de smeden, de smidsbankwer-
kers en de rijwielherstellers. Aan dien rang is een verhooging van jaarwedde
verbonden van f 500.

Ook daarnaar worden zij gepensiormeerd en daarom vraag ik in gemoede:
zou de vakkennis van de zooeven bedoelde werklieden zoo kolossaal veel
meer intellect vereischen, dat een loonsverhooging van ± 20% gerecht-
vaardigd is ? Zijn zij zooveel bekwamer dan de hoefsmeden IWelke vaklieden
hebben tijdens de mobilisatie van het leger meer gepresteerd ? Ook voor en
na den oorlog ? Iets dergelijks bedenkt een deskundige commissie, van wier
advies ons wel en wee afhangt.

Leeken in het hoefsmidsvak, die geen verstand hebben van ijzer, noch van
paardenhoeven, met het noodwendig gevolg, dat men ook daar het hoefsmids-
vak niet naar waarde weet te schatten. Tegen al dergelijke adviezen moet
met kracht worden opgekomen, door er sterk georganiseerd, zoowel door
burger- als door militaire hoefsmeden, tegen op te treden.

Ofschoon de heer Gallandat Huet ons op duidelijke en zakelijke wijze de
toestanden in de burgermaatschappij heeft doen zien en hoe slecht die
patroon en knecht ook betaald worden, toch zou ik die beiden als voorbeeld
willen stellen, waaraan het Rijk zich spiegelen kan.

I Juli 1920.nbsp;Een militaire hoefsmid, A. Z.

Aan Heeren Rijks Gediplomeerde Hoefsmeden en anderen,
die belang stellen in het Hoefbeslag.

Wegens mijn hoogen leeftijd ben ik sinds een paar jaar niet meer in het
vak en heb ik mijn zoon aanbevolen „De Hoefsmidquot;, dit nuttige en leerzame
blad, te gaan lezen. Zelf ontving ik ruim 20 jaargangen, en voorheen was ik
ook een bescheiden medewerker in de rubriek „Mededeelingen over het smids-
vak, vallende buiten het hoefbeslag; een enkele maal ook wel over het hoef-
beslag zelf.

Nu heb ik den laatsten tijd ook de kwestie gelezen over het blijven voort-
bestaan van „De Hoefsmidquot;, ja dan neen, en tevens gezien, dat verscheidene
hoefsmeden het blad willen behouden. Dit moet ook, er is nog genoeg waar-
over geschreven kan worden. Ik zou den uitgever en medewerkers willen raden
om een klein vraagbaakje er in te lasschen, hierdoor bewijst men diensten
aan de abonné's en worden de verschillende onderwerpen als vanzelf behan-
deld. Zoo noem ik b.v. het onderwerp over „losse en holle wandquot;; hierover
valt veel te zeggen, ook door de practici aangaande de wijze van verbetering
enz. Wanneer over zulke onderwerpen van gedachten wordt gewisseld,
zal iedere lezer er zijn nut mee kunnen doen. Hoefsmeden, maak studie
van uw vak. Uw naam zal hoog blijven!

Beemster, 28 Juni 1920. De oud-onderwijzer-hoefsmid H. K r u y t.

-ocr page 121-

KORTE MEDEDEELINGEN.

f De heer K. Ballast, die in Januari 1914 te Utrecht het diploma
verwierf als onderwijzer in practisch hoefbeslag, is op 14 Juni j.l. te Coevorden

overleden.nbsp;-

— Het voortbestaan van „De Hoefsmidquot;: Van twee onderwijzers in prak-
tisch hoefbeslag ontving de Redactie tot haar genoegen nog een bevestigend
antwoord op de gestelde vraag of „De Hoefsmidquot; moet blijven. Beide, t.w.
M.
V. d. Berk te Geldrop en P. Zegwaard te Amersfoort, zeggen hun volle
medewerking toe, evenals de in de Juni-aflevering genoemde smeden.

Zoo gaat het in de goede richting; nu nog de toezegging omgezet in de daad!

—nbsp;Zeeland. Het 1ste leerjaar van den cursus in hoefbeslag, gehouden
vanwege den Kring Westelijk Zuid-Beveland der Z. L. M., is geëindigd met
17 leerlingen. De theoretische lessen werden gegeven door den heer C. van
Baak, dierenarts te Goes; de practische lessen, welke wegens het groot aantal
leeriingen in tweeën waren gesplitst, door den heer Iz. Adriaanse Jzn., in
diens smederij te Goes.

Het 1ste leerjaar van den cursus, gehouden vanwege den Kring Noord-
Beveland, is eveneens geëindigd. Aan dezen cursus werd door 7 leerlingen
deelgenomen. De heer Brouwer, dierenarts te Kortgene, leidde de theoretische,
de heer Adriaanse v.n. de practische lessen in de smederij van den heer
V. d. Linde.

Indien het mogelijk is zal het 2de gedeelte van beide cursussen zoo geregeld
worden, dat de candidaten kunnen deelnemen aan het voorjaars-examen ter
verkrijging van het Rijksdiploma.

_ Militaire Hoefsmidschool. Geslaagd voor het examen van milicien

hoefsmid, de milicien der Bereden artillerie Bouwensch uit Middelburg.

____G. H.

-nbsp;letsoverhetgebrnikende vervaardiging van blokzolen. Onder het
gebruik van hoefzolen nemen de blokzolen zeker wel een voorname plaats
in en danken zij deze plaats aan de goede resultaten, die er mede verkregen
worden en welke in vele gevallen die van luchtdrukzolen overtreffen. Vooral
waar het geldt hoeven wijder te maken, is de blokzool de aangewezen soort;
de ruimte tusschen hoef en leder toch kan flink worden opgevuld en bootst
met den kunstmatig verhoogden straal den natuuriijken gang na, waardoor
de uitzetting in de eerste plaats bevorderd wordt en daarmede de bloedsom-
loop en de hoorngroei. De schokbreldng wordt zeer gunstig beïnvloed en de
afsluiting van de zooivlakte heeft ook in vele gevallen nut, als b.v. bij zwakke
zolen, welke spoedig aanleiding tot kneuzingen geven. Nadeelen heb ik,
zelfs bij zeer langdurig en aanhoudend gebruik van zolen, bij een oordeel-
kundige toepassing niet gezien. — Toen in de mobihsatie jaren het gutta-
percha schaars was en de zolen uit den handel niet meer verkrijgbaar waren,
zijn deze op mijn verzoek aangemaakt door de constructiewerkplaatsen te
Delft, welke ook nog thans deze zolen vervaardigen. De rubber, zooals zij

-ocr page 122-

afkomstig is als het melksap van rubberboomen, is uit zichzelf niet veer-
krachtig. Het wordt in walsen tot platen gevormd en heet dan „crepe.quot; Deze
crepe nu moet elastisch gemaakt worden en dit gebeurt door het te vermengen
met zwavel en daarop te vulcaniseeren. De crepe, welke gebruikt wordt
voor hoefzolen, wordt behalve met zwavel, gemengd met zinkwit en magne-
sium, dan in de matrijzen gedaan, welke in den vorm van het blok zijn ver-
vaardigd en deze matrijzen worden nu 40 miniuten lang in stoom van ruim
100° verhit, bij welk procédé de crepe veranderd is in elastische rubber.
De zolen worden uit leer gesneden en het rubberblok wordt hierop gelijmd
en vastgestikt. Deze laatste bewerking moet ook met overleg geschieden,
want zitten de hechtingen te dicht aan de oppervlakte van het rubber, dan
zullen deze bij de minste slijting hiervan doorgaan en zal het blok heel gemak-
kelijk van de leeren zool afgaan en verloren raken. Men zal dus óf diep door-
steken óf zijdelings met een kromme naald rondom het blok vasthechten,
zoodat de stiksels niet aan de oppervlakte van het blok komen. G. H.

— Naschrift, als vervolg op blz. 92 van het vorige maandblad.

De heer P. Zegwaard, bedrijfsleider in de smederij van den heer van
Haselen, deelde mij na het afdrukken van het vorige nummer nog eenige
bijzonderheden mede omtrent het hoefbeslag te Amersfoort.

Volgens dezen is de belangrijkheid in zake hoefbeslag van de zaken Rodie,
van Haselen en Meinders even groot en hadden deze tot voor kort het
geheele hoefbeslag ter plaatse in handen, terwijl voorheen de smederij van
den heer Donart, welke nu door den heer Meinders met zijne beide zoons
gedreven wordt, de drukst beklante zaak was en om deze drukte wel bespro-
ken werd als van een kleine paardenmarkt. De heer Zegwaard beslaat de
paarden van het stalhoudersbedrijf geheel en al, terwijl de Bierbrouwerij
de Phoenix en de graanhandel J. van Vollenhoven, welke laatste van 30 tot
10 paarden is ingekrompen, door de heeren Zegwaard en Meijnders te zamen
bediend worden. Het harddraversbeslag, eerst van den pikeur de Boer en nu
van den heer Witteveen, wordt door den heer Zegwaard ondergelegd en de
paarden van de Gemeente-reiniging, 16 in getal, worden gelijkelijk verdeeld
onder de hoefsmeden Rodie, van Haselen, Meijnders en v. Bedum. De mede-
gedeelde cijfers over het bedrijf van den heer Rodie laat ik natuurlijk geheel
voor diens rekening, daar het toch nooit in mijne bedoehng kan liggen, deze
mij vrijwillig verstrekte mededeelingen te gaan controleeren of te wantrou-
wen. Worden deze echter zoodanig overdreven, dat de plaatselijke hoefsmeden
er verstomd van staan, dan ligt het volgens mij meer op hun weg om aan den
eigenaar opheldering t? vragen. Het spreekt vanzelf dat hoe meer de mede-
deelingen omtrent de bedrijven de waarheid nabij komen, des te beter het
overzicht van de verschillende plaatsen zal zijn.nbsp;G. H.

— Rectificatie. In de laatste korte mededeeling van de vorige afl., over
hoorngroei, is een verhouding genoemd als 174:1. Dit moest zijn als 1.74:1.

-ocr page 123-

PERSOVERZICHT.

—nbsp;Of bloote voeten. De overste Spohr deelt in „Der Hufschmiedquot; uit
zijn lange ruiterloopbaan twee gevallen mede van paarden, welke hij zelf
reed, en die zonder ijzers dienst deden.

Het eene paard had een dusdanige harde hoorn, dat niettegenstaande
dagelijksch gebruik toch elke 6 weken 2—3 c.M. wandhoorn met de houw-
kling verwijderd moest worden om de voetas recht te houden.

Het andere geval betrof een merrie, waarmede schrijver door de straten

van Mainz draafde, terwijl het ijzelde en dus zeer glad was.

* * *

Deze mededeelingen zullen wel „waarquot; zijn voorgekomen, maar behooren
tot de uitzonderingen. Het loopen op bloote voeten is in iivereenstemming
met de natuur en wy vinden dit terug bij alle wdlde paarden, die er geen
nadeel van ondervinden, omdat zij ivoorharde hoeven hebben met krachti-
ge zool en gezonden straal. Onze gebruikspaarden hebben helaas wel een
beschutting onder de voeten noodig. Het hoefijzer heeft als zoodanig tot op
heden het beste voldaan, maar toch blijft het hoefbeslag steeds: een nood-
zakelijk kwaad.

—nbsp;Reiniging van de beslagloods. In de beslagloodsen van de hoefsmeden
komen, evenals in handelsstallen en ziekenstallen, voortdurend allerlei
paarden, zoodat er volop gelegenheid is dat besmettelijke ziekten gedurende
het beslag bij gezonde paarden worden overgebracht. Vandaar dat ont-
smetting en reiniging noodzakelijk
zijn. Dagelijks moet de reiniging bestaan
in het flink afboenen van de loods en vooral van den bodem en wanden van
den hoefstal. Wat de ontsmetting betreft, is het raadzaam op gezette tijden,
nu en dan, de wanden van de loods met witkalk te bestrijken.

Een heel goed ding is ook, wat aangaat de reiniging, om wekelijks een of
tweemaal met een slang op de waterleiding de heele loods flink en krachtig
af te spuiten.
nbsp;(Der Hufschmied).

Handelsvennootschap

Iniiiii i iermiin!;.

KANTOOR:

lavaslraat 90, 'sGraveohage.

Telef. 4902-3330.

SPECIAAL ADRES VOOR

Hoefijzers

in alle maten en modellen.
Uit voorraad leverbaar.
Uiterst concurreerende
prijzen.
Verzuimt niet ons aan te vragen.

-ocr page 124-

S. C. M. BAX. glashaven 9 en 36 - ROTTERDAM.

- Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. --

loteriiöiiiinniiaal

Meest uitgebreide sorteering prima blanl^e
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fjne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —

So.

NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN

voordeelig, gemakkelijk in gebruik. — Kunnen niet loslaten.

Merk „Pacificquot;,

Merk „Dexter'
met flink hielstuk.

met zwaar hielstuk.

Open zolen uit één stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in 11 maten van tot 61
Eng. dm., uiterste breedte buitenkant
ijzers gemeten.

Merk „Rambler',

in witte en grijze

Caoutcliouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van 41
tot 6| Eng. dm.

Merk „Cliicagoquot;,

geheel Caoutchouc
uit één stuk met

zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van
71 tot 7^ Eng. dm.

uiterste breedte; buitenkant ijzers gem.

Dichte Luchtdruk-
zolen,
in 10 maten,
voor- en achterijzers,
voorradig.

Strykringen
met riempje

Hoef-
randen.

Kunsthoorn.

Gemaakte Hoefijzers,
Rits- en Stampmodel,
uitsluitend beste
kwaliteit ijzer;
in 9 maten voorradig.

IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.

Opruimers voor

Schroefgaten.

Lasch- of Welbladen en
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.

Schroeven en Stiften
in alle modellen;
tijdige bestelling
gewenscht.

Touwijzers in
verschillende maten.

Open Caoutchouc
zool,
merk B. V
in 7 maten, voor
en achterijzers
voorradig.

IH^ Men lette op het echte merk S T met kroon.

-ocr page 125-

REDACTEUR-UITOEVER: A. W. HEIDEMA te 'S QRAVENHAGE.

-ocr page 126-

Lambert
Hoefzolen

in de modellen

Lambert open pad
Bar pad
Frog pad
O. K. Star pad
Walpole boulevard pad
Walpole truss pad

en de bekende
Amerikaansche

mfW

litI

W$M

HELLER HOEFRASPEN
WEDER LEVERBAAR

I

Lambert
leuvehaven 66

INHOUD.

Het opnemen der achterbeenen bij het beslag. — Het strijken. — Het
beslaan met machinale ijzers. — Over het gebruik van machinale ijzers en
nog wat. — Iets over een paard met holle wanden. — Een poging tot op-
richting van een Hoefsmidsschool in 1839. — Korte mededeelingen. —
Persoverzicht. — Advertentiën.

Company
:: Rotterdam

-ocr page 127-

HET OPNEMEN DER ACHTERBEENEN BIJ HET BESLAG.

Het opnemen van een achterbeen bij het paard is heelemaal niet moeilijk,
maar toch is er, om het goed te doen, routine en oplettendheid voor noodig.
De meesten onder U zullen het wel weten en wel kunnen; het komt in het kort
hier op neer, dat men met voorzorg te werk gaat, niet zoo maar in eens
op het op-te-nemen achterbeen toeloopt en dit vast pakt, want het paard
schrikt hiervan en zal soms uit angst een klap uitdeelen, of denkt dat gij
iets kwaads in den zin hebt en zal dan soms slaan uit zelfverdediging. Het
kan ook zijn, dat het niet slaat, maar zich verzet, zoodat er een gevecht
ontstaat, hetwelk ge, zoo het paard dit wil, toch verliest. En daarom moet
ge het paard er op voorbereiden wat gij van plan zijt te gaan doen. Bij deze
voorbereiding moet u — als zijnde dit gevaarlijk — niet van achteren begin-
nen, maar van voren bij hoofd en hals, alwaar ge het dier onder toespreken
hier en daar beklopt. En onder deze bedrijven door gaat ge langzaam aan
al kloppende en pratende naar achteren, met het lichaam iets teruggehouden
en met uitgestoken arm, totdat de hand ongeveer aan de heupstreek is ge-
komen, waarna men eenige met de vlakke hand strijkende bewegingen langs
dijbeen, schenkelbeen en hak maakt en op deze wijze het dier er op prepareert,
wat men van plan is te doen en wat het dus kan verwachten: het opnemen
van het achterbeen. Door vervolgens eenigszins aan het been te schudden
of te jutteren onder de toevoeging „voetquot; zal het paard u verreweg in de meeste
gevallen het bewuste been geven, waarop gij dit aanstonds op uw eigen,
inmiddels ondergeschoven been laat rusten en (desnoods) met één hand
gewoon vast houdt, terwijl ge met de andere hand den staart kunt beetpak-
ken, teneinde bij eventueel verzet meer steun te hebben.

Men moet er bij het ophouden steeds voor zorgen het achterbeen niet te
ver
naar achteren te drukken, maar het vooral ook niet te hoog op te nemen of
te veel in buitenwaartsche richting. Want hierdoor kan men het dier pijn
veroorzaken, als gevolg waarvan het zich verzetten zal. Vooral bij bejaarde
dieren met niet meer zulke soepele gewrichten en dus stijfachtige beenen
verdient het aanbeveling hiermede steeds rekening te houden. Doch ook bij
jongere paarden.

* * *

Zoo lezen we in „Der Hufschmied,quot; Augustus-aflevering, een mededee-
ling van Dr. A. Eischer, die betrekking heeft op een ontstane kreupelheid
tengevolge van het te hoog opnemen van een achterbeen bij een f)-jarig paard,
van de kleine maat en met krachtigen lichaamsbouw, hetwelk op beslag
moest.

Het afnemen der ijzers, besnijden van de hoeven, passen en onderleggen
van de ijzers, het ging allemaal van een leien dakje en juist was men bezig
aan den rechtervoorhoef de nieten aan te kloppen, toen het dier plotseling
zeer onrustig werd en bij nadere beschouwing bleek, dat het met het rech-
ter achterbeen absoluut niet op den grond durfde te steunen, doch slechts
op den teen rustte. Wel probeerde het telkens op de geheele hoefvlakte te gaan
staan, maar dit lukte niet en de hevige pijn werd nog duidelijker toen men het
paard enkele passen op-zij duwde. Met het oog op een eventueele vernage-
ling rechts achter begon men direct een onderzoek van den hoef, die evenwel

-ocr page 128-

niet pijnlijk was en ook het verdere onderzoek van het geheele been leverde
niets op, waardoor de kreupelheid zich liet verklaren.

Daar het een klein paard was, kwam Dr. Kscher op het denkbeeld of de
plotselmge kreupelheid niet gezocht moest worden in een te hoog ophouden
van het rechter achterbeen gedurende het beslag. Meestal houdt de persoon,
die het been opneemt, dit liever hoog dan laag, vooral als hijzelf lang is.
Hoe minder krom hij behoeft te staan, des te gemakkelijker voor
hem, maar
vergeten wordt, dat het voor het
faard des te onaangenamer is. Het dier
geeft dit vaak te kennen door te gaan trippelen, maar meestal wordt deze

onrust — hoewel ten onrechte ...... toegeschreven aan vliegen, of aan het

staan op drie beenen. De werkelijke oorzaak is echter een verkeerd ophouden
van het been, waardoor het dier pijn heeft. In het bovenbeschreven geval
was de persoon, die het been ophield, groot van stuk, het paard klein en was
het been te hoog opgehouden. Vandaar die pijn en die kreupelheid. Den eige-
naar werd aangeraden het dier mee te nemen en over een paar dagen terug
te komen om het beslag te voleindigen. Dit geschiedde en na 3 dagen was er
van kreupelheid niets meer te bespeuren. Wat is dus voor den smid uit dit
voorbeeld te leeren ? Dat hij goed toekijke of het been op de juiste wijze
wordt opgehouden, vooral ook niet te hoog en op dit laatste in het bizonder
te letten bij kleine en bij bejaarde paarden; het behoeft toch wel geen betoog,
dat dergelijke bij den hoefsmid opgedane kreupelheden voor eigenaar en

smid beide zeer onaangenaam zijn.

* * *

Bij hetgeen we boven schreven hadden wij het oog op paarden met nor-
male beenstanden; het is duidelijk dat dieren met afwijkingen in den stand,
zooals b.v. zulke met kromme achterbeenen, nog in meerdere mate er op
gesteld zijn, dat het ophouden van hun beenen gedurende het beslag niet ruw
maar zorgvuldig geschiedt, zoodat het hun geen pijn veroorzaakt. Een leer-
zaam voorbeeld van een dergelijk geval beschrijft Prof. Lungwitz in dezelfde
aflevering van ,,Der Hufschmied.quot;

Op zekeren dag kwam er een bruine ruin aan de smeder ij van het Instituut
voor Hoefkunde te Dresden (Duitschland) met de mededeeling, dat het paard
zich aan de achterbeenen niet wilde laten beslaan. De eigenaar had de reeds
pasklaar gemaakte ijzers bij zich. Op een vraag hoe het paard zich gedragen
had bij de pogingen om het been op te nemen, luidde het antwoord: men
was terzijde van het overigens heel makke dier gaan staan, en had toen op
de gewone wijze het been opgenomen; de ruin verzette zich de eerste oogen-
blikken niet, maar daarna begon hij te trekken en te rukken, net zoolang tot
z'n been vrij was. En hoe langer men tobde, des te erger hij zich verzette.
Men had zelfs het been door middel van een zeel, over een katrol loopende,
■^villen ophijschen, doch hiervan kon heelemaal niets komen. Vroeger was het
dier in het geheel niet lastig bij het beslaan.

Prof. Lungwitz ging het dier nu nader bekijken, net zooals dit vóór elk
ander beslag geschiedt en bij deze nauwkeurige bezichtiging bleken de voetas
en de stand in de voorbeenen normaal, maar de stand in de achterbeenen
sterk afwijkend te zijn en wel in ergen graad bodemnauw, d i. dat de achter-
beenen, van achteren gezien, van boven naar beneden te veel naar elkaar

-ocr page 129-

toeloopen. De bodemnauwe stand ziet men het duidelijkst door naar de baide
schenkels (tusschen knie en hak gelegen) te kijken; deze zijn dan te veel naar
binnen, naar elkaar toe gericht, waardoor ook de afstand tusschen de hakken
te klein wordt en naar beneden doorgaande ook de hoeven te dicht bij elkaar
komen te staan. De bodemnauwe stand van dezen ruin was de eenige oorzaak,
dat hij zich verzette bij het zijdelings opnemen van het been, omdat de schen-
kel daarbij min of meer uaar buiten werd getrokken, tegen zijn natuurlijke
richting in en dit veroorzaakte aan het dier pijn. Enkele oogenblikken kon
het paard het uithouden, maar daarna verzette het zich tegen de opgewekte
pijn. Lungwitz liet daarom het been opnemen naar achtcren en plaatste
den persoon niet ter zijde van het paard, doch er achter, iets naast het steu-
nende been en tot groote verwondering van den eigenaar liet het dier zich
dit dadelijk welgevallen en zonder eenig verzet kon het daarna beslagen
worden. Het leerrijke geval werd aan de leerlingen van het instituut gedemon-
streerd; het toont evenals het eerstvermelde voorbeeld de noodzakelijkheid
aan voor den smid om zich in het algemeen, alvorens te beginnen, telkens
weer opnieuw rekenschap te geven van het paard (stand, stap en draf,
grootte, leeftyd enz.) dat hij beslaan zal en bewijst verder, dat bij bodem-
nauwen stand der achterbeenen, deze niet naar buiten, doch naar achteren
moeten worden opgenomen.

HET STRIJKEN.

„Strijkenquot; komt veel voor en wordt veroorzaakt door een verkeerde be-
handeling van het paard (hetzij door den eigenaar, gebruiker (Ie), hetzij
door den smid (2e), of ook door een afwijking in den lichaamsbouw van het
dier zelf (3e).

1quot;. De eigenaar laat het oude beslag er soms te lang onder zitten, of wel
hij laat het paard te hard werken, waardoor het dier zich door oververmoeid-
heid gaat strijken (vooral jonge paarden) of ook wel hij voedert z'n paard
onvoldoende (slapte). Verder kan een paard zich gaan strijken als het
„scheefquot; voor den wagen is aangespannen en ook wanneer het op wegen ge-
bruikt wordt met een uitgehold paardenpad in het midden (zooals vooral
op grintwegen), de dieren raken dan met de buitenste hoefhelft het eerst
den bodem en knikken telkens met de kogels iets naar binnen, betgeen dan
tot strijken aanleiding geeft.

In al deze gevallen wordt het strijken gemakkelijk verholpen als men de
oorzaak opheft.

2°. De smid kan de oorzaak zijn van het strijken, b.v. als hij bij het besnij-
den te veel afneemt van de binnenhoefhelft naar verhouding tot de buiten-
helft en hierdoor krijgt men hetzelfde als bij het loopen in een uitgehold
paardenpad (het naar binnen knikken van de kogels). Behalve door verkeerd
besnijden kan de smid de schuldige zijn door een slecht gevormd ijzer onder
te leggen of door verkeerd te passen. Als hoefsmid moet men steeds en vooral
bij paarden die zich strijken, alvorens aan het werk te gaan nauwkeurig on-
derzoeken met welk been, hoe en op welke plaats het strijken geschiedt.
Niet dus zoo maar zonder meer een strijkijzer onderleggen, maar eerst on-

-ocr page 130-

derzoeken: het paard laten stappen, draven, letten op den stand van de bee-
nen, nagaan of met toon-, zij- of verzengedeelte wordt gestreken enz. en
na dit onderzoek met zorg het passende ijzer maken. Met het aanbrengen
van een ijzer met een strijktak moet men voorzichtig wezen, want past men
het te nauw, dan wordt de binnenhelft van den hoef te veel belast en krijgt
men weer het meergenoemde naar-binnen-knikken van de kogels met de
gevolgen hiervan. Hetzelfde kan ontstaan bij een te ruim gepasten buitentak
van een strijkijzer;, ook hierdoor is het mogelijk, dat de binnenhelft in ver-
houding te veel wordt belast.

Als men degelijk onderzoekt zal het niet voorkomen dat een toonstrijk-
ijzer wordt ondergelegd bij een hoef, die met het verzengedeelte strijkt of
omgekeerd en zoo mag men ook niet op goed geluk af een geheel versmalden
binnentak gebruiken. Aan de achterbeenen komt „strijkenquot; meer voor als
aan de voorbeenen, een enkele keer kan men het zien bij Franschen stand en
dit laat zich ook wel verklaren omdat de hoefvorm hierbij de grootste bocht
heeft aan het binnen-toongedeelte en de beweging van den hoef van buiten
naar binnen geschiedt. Krijgt men een dergelijk geval aan de smederij, dan
zoekt men de plaats waarmede gestreken AAwdt en versmalt op deze aan-
rakingsplaats het ijzer, juist zooveel als noodig is en dus weer niet
te veel.
Paarden met hooge gangen strijken zich soms aan den binnenkant der
voorknieën ; in die gevallen heb ik met succes een ijzer toegepast, waar
enkel aan het buitentoongedeelte een verzwaring was gelaten door daar
ter plaatse het ijzer breed te smeden en verder smal uit te halen tot op de
breedte van den draagrand van den hoornwand; de takken van dit ijzer
worden vanaf de grondvlakte weer iets verbreed en over de helft der breedte
dunner uitgesmeed voor het meedragen van de steunsels op het ijzer.

3quot;. Het strijken, voortkomende uit afwijkingen in lichaamsbouw of been-
stand, is niet zoo gemakkelijk op te heffen. Men moet hierbij ieder geval
geheel op zich zelf beoordeelen en behandelen en bedenke verder: goed onder-
zoek is meer dan het halve werk.

#

Harlingen, Juli 1920.nbsp;O. H. Baarda.

HET BESLAAN MET MACHINALE IJZERS.

Als er medewerking verzocht wordt tot het behouden van ,,De Hoefsmidquot;
is dat verzoek gericht tot ieder van haar lezers. Menig abonné zou het spijten
het blad te zien verdwijnen, maar velen daarvan achten zich desondanks
niet in staat tot het leveren van een enkele bijdrage, om alzoo tenminste
te trachten die teleurstelling te voorkomen.

Ik was een van die.

Dezer dagen echter kreeg ik weer een paar gevallen met fabrieksijzers
onder handen, die mij deden besluiten tot inzending van dit schrijven.

Het eerste geval betreft een jong paard, onlangs aangekocht, waarvan één
vóorijzer in de weide was afgetrapt. Nadat de hoeven waren besneden, of
liever gezegd ingekort, want ze waren veel te lang, moest ik van eiken tak van
het nog aanwezige ijzer 2'/2 cM. afhakken en het nieuwe bij te leggen ijzer

-ocr page 131-

even zooveel kleiner nemen als het andere geweest was, om het paard naar
behooren te beslaan.

Het paard was niet op de markt gekocht, was ook niet speciaal voor ver-
koop beslagen; in dat geval zou men dergelijke te groote ijzers met langge-
houden hoeven kvmnen verklaren, omdat daardoor het paard meer ,,oogquot;
krijgt, vooral in de voorhand.

Het onderliggende ijzer was zoo goed als nieuw, zoodat ik tot de conclusie
kwam: het paard zijn vlug een paar fabrieksijzers ondergeslagen, — voeten
inkorten kost tijd, ijzers vermaken kost tijd — spijker maar onder.

Het tweede geval was dito, met een paard hier geregeld in beslag, dat
onderweg, door 't verliezen van een ijzer, beslagen was. Een reuzenvoet,
— gauw een paar machinale klompen onder geduwd en . . . weg.

Toen het paard na betrekkelijk korten tijd hier kwam voor het verleggen
der ijzers (het beest liep niet gemakkelijk) stond de eigenaar er van te kijken,
dat na het besnijden der voeten de ijzers zooveel te groot waren.

Het fabrieksijzer van het eerstbedoelde paard was tamelijk van construc-
tie; de ijzers van nummer twee minder goed (te schrale gaten, enz.).

Er wordt nog al eens gehamerd op fabrieksijzers met ... de pen; maar
vaak te weinig met .... den hamer.

Fabrieksijzers zijn goedkooper en voordeeliger dan ze zelf te maken, wordt er
gepraat; je hebt ze d'er zoo maar onder te leggen. Je moet ze niet gaan ver-
zetten en vermaken, want dat kost te veel tijd, dan heb je er geen voordeel
meer van.

Het beslaan met fabrieksijzers wordt ook van verschillende zijden afge-
keurd, en terecht. Maar waarom ? Is het altijd om de kwaliteit van de ijzers ?
Neen; maar wel in vele gevallen het verwerken er van; het beslaan zelf is het
wat hier de aandacht verdient. De schuld rust vaak bij den betrokken smid,
tengevolge van slordigheid en gemakzucht. Door gebrek aan tijd worden
machinale ijzers gebruikt, maar wie
goed vidl beslaan zal in veel gevallen met
eigen gemaakte ijzers tijd winnen, en de smid, die er op staat zelf de ijzers
te maken, zal zich ook niet zoo gauw met een Jantje van Leiden van het be-
slaan afmaken.

Smeden, maak meer zelf je ijzers'

Hopende dat dit schrijven nog moge bijdragen tot aansporing voor de
paardenhouders om steeds hun volle aandacht to schenken aan het hoefbe-
slag, — voor de smeden om dit steeds correct uit te voeren, en eindelijk mocht
het mededeelen van opgedane ervaringen navolging vinden bij vele lezers
en alzoo nog strekken tot instandhouding en verdere volmaking van „De
Hoefsmid.quot;

Voorscheden, 2 Aug. '20.nbsp;R. vanMulligen.

OVER HET GEBRUIK VAN MACHINALE IJZERS
EN NOG WAT.

Niettegenstaande het gebruik en somtijds zelfs het misbruik van machi-
nale ijzers hand over hand toeneemt, en het waarschuwen der smeden
tegen overdrijving in deze reeds dikwijls in „De Hoefsmidquot; heeft plaats

-ocr page 132-

gehad, wil ik nochtans mijn bescheiden meening hierover ten beste geven.

In de eerste plaats dan wil ik er op wijzen, dat het machinale ijzer, niet-
tegenstaande de bewering der fabrikanten als zou het voor direct gebruik
gereed zijn, met den omtrek der hoeven, zoomin voor als achter, nooit
overeenkomt, en zulks vooral bij de landbouwerspaarden een geduchte
vervorming moet ondergaan, alvorens te passen.

Als men echter zijn hamer weet te hanteeren, zou dit alléén geen bezwaar
zijn, doch een grooter fout, en dit geldt vooral voor de achterijzers, is, dat
men meestal paren heeft van 2 rechtsche of 2 linksche. 't Gevolg hiervan is,
dat men dan soms bij een dunneren hoornwand aan den binnenkant een
vet gestampte rij nagelgaten heeft, hetgeen eenerzijds tot strijken en ander-
zijds tot vernagelen aanleiding kan geven. Natuurlijk kunnen beide voor-
komen worden, doch laten wij eerlijk zijn; wie onzer heeft, of gunt zich, den
tijd, dit te vet gestampte gedeelte weg te vijlen of te slijpen ?

Hoogstens een scherp kantje met den hamer er af en . . vooruit, anders
gaat het finantiëele voordeel of tijdsbesparing, het eenige wat er vóór het ge-
bruik te zeggen valt, verloren.

Ook het aantal en de plaatsing der nagelgaten kan in sommige gevallen te
wenschen overlaten, n.1. steeds 4 in iederen tak, hetgeen zeker bij de kleinere
tailles te veel genoemd mag worden. Dit wordt dikwijls zoogenaamd onder-
vangen door er 1 aan den binnentak en soms zelfs 1 aan den buitentak weg te
laten, doch het wil mij voorkomen dat het beter was in iederen tak in plaats
der 2 middelste gaten er slechts 1 te hebben, hetgeen zeker ook den hoornwand
ten goede zou komen.

Alles bij elkaar genomen wil ik niet beweren, dat— het kost wat het kost —
iedere smid al zijn ijzers moet maken, doch wèl te waarschuwen tegen de
reclameplaat van fabrikant of grossier, voorstellend: een smid, glunder
kijkend, pijp in 't hoofd, en deze te laten zeggen: ,,Waarom zal ik zwaren
arbeid en dure kolen cadeau geven, als ik daar en daar, voor weinig meer
dan het stafijzer kost, hoefijzers kan bekomen.quot;

Het werk is zwaar, de kolen zijn duur, zéér duur zelfs, doch laat dit
geen reden zijn, daar waar ook de eigenaar medewerkt zijn paard(en)
goed op beslag te hebben, indien de hoeven, stand of gang van het paard
het vereischt, zelf het ijzer te maken, — dit
moet voldoening geven.

En waar de eigenaar niet medewerkt, of zelfs het beslag schromelijk ver-
waarloost ? — Ja, dan is dat moeilijk; gewoonlijk zullen zij slechts leeren door
schade, dat wil zeggen, bij een korter of langer tijdperk van kreupelheid,
of het niet op het gewenschte oogenblik kunnen ver koopen van een paard.
Dan zijn bedoelde eigenaren doorgaans poeslief tegen den smid, doch eenmaal
weer genezen, gaat het weer het oude liedje, en wordt meestal een goede
raad met een ongeloovig lachje voor kennisgeving aangenomen.

Het schijnt dat men in zulke gevallen ons van eigenbelang verdenkt, doch
vergeet dat ons belang in deze slechts op de 2e plaats staat. Het is vast en
zeker, dat goed onderhouden hoeven de waarde van het paard belangrijk
verhoogen en zijn bruikbaarheid verlengen.

Voorts wil ik als antwoord op een der vragen, welke de heer Van Angeren
in de afl. van 15 Juli (blz. 106) stelde, even vermelden, dat door mij 5 Aug.

-ocr page 133-

een paar winterijzers werden verlegd (ik meen voor den 3en keer), welke
het paard van half Nov. heeft onder gehad; hieruit blijkt dat het onder hebben
van een winterijzer op 14 Juni volstrekt nog geen bewijs van verwaarloozing
van het beslag, of het niet gesorteerd zijn van den smid behoeft te zijn.
Eigenaren als bovenbedoeld zijn juist volstrekt de minste niet, daar bij een
slordig eigenaar de ijzers in dien tijd allicht verloren zouden zijn gegaan.

Overigens wordt ook hier over het algemeen veel verwaarloosd. Destijds
kapte ik een ijzer af, royaal boven de nieten der nagels met hoorn en al en
nam dit mede naar den cursus. Wijlen de heer Laméris en de smeden aan de
kazerne, gaven hierover blijken van groote verbazing, terwijl zooiets ten
onzent volstrekt geen unicum is.

Iedereen, die maar een weinig kennis van paarden heeft, zal begrijpen,
dat zulke dieren, welke slechts sporadisch aan de smederij komen, zich soms
op alle mogelijke manieren verzetten. Uit de hand beslaan, van zekere zijde
als
de manier aangeprezen, is onmogelijk en levensgevaarlijk. Voeg daarbij
nog dat sommigen een kleinen jongen met zoo'n exemplaar op den smid
afzenden, dan zal men begrijpen, dat het nog al eens spoken kan. Het is bij
mij voorgevallen, dat een paard, dat schrikte, het achterijzer, plm. 35 m.M.
dik, finall krom en ten leste stuk sloeg; de pijpbeenen waren
den volgenden
dag wel opgezet, doch overigens: loopen als een haantje. Het valt zeer zelden
voor, dat een jong paard met de bewegingen, welke bij hét beslaan worden
vereischt, van te voren is vertrouwd gemaakt, zoodat men in sommige geval-
len direct zijn toevlucht tot praam en dergelijke moet nemen.

Wanneer dit zoo bleef en wij werden verplicht uitsluitend uit de hand tc
beslaan, dan zou, naar mijn meening, menige smid op het land
zijn baantje
er aan geven en het hoefbeslag aan de dierentemmers overlaten.

Hoewel het met mijn schrijven ongeveer zal gaan als met een predikant,
die juist niet degenen, die zulks het meest noodig hebben, onder zijn gehoor
krijgt, wil ik toch hopen, dat het iets zal bijdragen tot verheffing van ons vak
en tot welzijn van het paard.

Pernis, Aug. '20.nbsp;Uw abonné

P. V e e r b e e k Jr.

IETS OVER EEN PAARD MET HOLLE WANDEN.

Op onzen laatst gehouden cursus (2e gedeelte) bracht een der leerlingen
eens een paard mee, hetwelk volgens zijn zeggen aan alle 4 hoeven holle
wanden had. Bij het onderzoek vóór het beslag kon men in vierkanten
stand niets opmerken; behalve dat het voor en achter steil gekoot was; de
hoeven waren flink ontwikkeld en de hoornwand had over zijn geheele
oppervlakte een recht verloop; de vorm was goed, doch in verband met
den stand steil. Bij het opnemen van een der beenen bleek dat de zool zelfs
flink naar boven was gewelfd. In stap bleek dat het dier verbazend pijnlijk
liep; het plaatste alle vier beenen bij het neerzetten ver naar voren; draven

was geen sprake van.

Nadat de ijzers waren afgenomen, bleek dat de zijwanden tot zelfs
een gedeelte van de verzenwanden van alle vier hoeven erg hol

-ocr page 134-

waren, zoowel binnen als buiten en op een diepte van gemid-
deld 4 c.M. Aauvankelijk waren we van plan om balkijzers onder te
leggen, doch de vrij te leggen gedeelten moesten zoo groot worden
dat we besloten geen balkijzer te nemen, maar zolen van dun plaat-
ijzer, om zoodoende, door middel van opvullen met vlas, de hoornzooi
en den geheelen straal te belasten. Wij namen ijzeren plaat, omdat die
niet zoo erg doorbuigt als leeren zolen en bovendien veel goed-
kooper. Met moeite hebben we het beslag aangelegd; vooral het nagelen
ging met heftigen tegenstand gepaard, omreden het dier verbazend
pijnlijk was. Bij het weggaan bleek het dat het iets gemakkelijker hep.

Na verloop van zes weken is het weer op den cursus beslagen en
toen bleek dat de holle gedeelten heel wat ondieper waren en het
paard veel beter kon loopen; ook het beslaan ging vrij wat gemakkelij-
ker. Na afloop van den cursus heb ik nog eens geïnformeerd bij den
betrokken smid, die zei dat heel wat opgeschoten was en dat het
paard dagelijks dienst deed in den landbouw.

Gaarne zou ik vernemen wat hiervan de oorzaak zou kunnen zijn,
aangezien de hoefvorm hier absoluut geen aanleiding voor gaf.

Later hoop ik op den afloop nog eens terug te komen.

Appingedim. .nbsp;M. R i t s e m a.

EEN POGING TOT OPRICHTING VAN EPJN HOEFSMIDS-
SCHOOL IN 1839,

doge

Prof. Dr.H. M. Kroon.

Aan de in 1821 opgerichte Rijks veeartsenij school te Utrecht was verbon-
den een hoefsmederij en een onderwijzer in practisch hoefbeslag (van der
Klugt). Alleen de toekomstige veeartsen ontvingen theoretisch en practisch
onderricht in hoefkunde en hoefbeslag.

In het jaar 1839 is door den toenmaligen directeur, den hoogleeraar
N u m a n, een poging gedaan om aan 's Rijks Veeartsenijschool een hoefsmid-
school te verbinden.

Dat jaar werd aan Prof. Numan het verzoek gericht, of „een jong-mensch,
dat reeds eenige vorderingen in het hoefbe.slag heeft gemaakt, eenigen tijd'
onder den hoefsmid der Vee-artsenijschool moge werkzaam zijn, om van
denselven in die kunst onderrigt te ontvangen.quot; Numan vond in dit ver-
zoek de aansporing om te streven naar oprichting van een formeele
hoefsmidsschool.

Hij schrijft „Bij de klagte, welke er in ons land bijna overal bestaat ten
aanzien van den gebrekkigen toestand van het hoefbeslag, zoowel bij de
civiele Hoefsmeden, als die bij 's lands Armee geplaatst zijn, heeft bij mij
meermalen de gedachte opgewekt tot het doen van voorstellen, ten einde
aan de Vee-artsenijschool de gelegenheid open te stellen tot het vormen van
meer bekwame hoefsmedenquot;.

„Indien men in aanmerking neemt, dat het gebruik des Paards grooten-

-ocr page 135-

deels van het doelmatig hoefbeslag afhangt en dat een overgroot getal
paarden gedeeltelijk of geheel onbruikbaar wordt gemaakt, zooals ik daarin
door de dagelijksche ondervinding bevestigd word, ter oorzake van de onbe-
kwaamheid der werklieden, dan bestaan er voorzeker voldoende redenen om
te trac'hten hierin zooveel mogelijk verbetering te brengen.quot; Ook wijst

Numan op „het gemis van ontleedkundige en physiologische kennis van

den voet, die gronden, waarop de bereiding en bet besnijden van den
voet, en'de inrigting en aannageling van het ijzer, enz. moeten berusten,
om aan het doel volkomen te beantwoorden; welke kennis niet zonder een
bepaald en doelmatig onderwijs kan worden verkregen.quot;

Verder wijst Numan op de gelegenheid tot opleiding van hoefsmeden in het
buitenland. „In sommige .staten berust op hen, die zich als meesters of
bazen in dit bedrijf willen vestigen, zoowel voor den civielen als mditairen
stand, de verpligting, dat zij een diploma kunnen toonen van voldoende
bekwaamheden door een grondig onderrigt in hun vak verkregen. Misschien
zou het op den duur wenschelijk zijn, dat iets dergelijks in ons land werd tot

stand gebracht.quot;nbsp;.

Aldus motiveert hij zijn voorstel „om aan de Rijks-Veeartsenijschool het

onderwijs in het hoefbeslag meer algemeen te maken.quot;

De Regeering had wel eenige — o.i. zeker geen ongemotiveerde — beden-
kingen; toch werd besloten dat een proef zou worden genomen.

In de Utrechtsche courant en in de Haarlemsche courant werd de volgende
oproeping geplaatst, waarin nadere bijzonderheden omtrent het onderwijs
worden meegedeeld:

Bepalingen, vólgens welke Leerlingen aan 's Rijks Veeartsenijschool
worden toegelaten tot het ontvangen van grondig onder-
rigt in de kunst van het hoefbeslag.

Daar het Hoefbeslag des Paards en van andere dieren als eene zaak van
het grootst gewigt moet worden beschouwd, om dezelve tot het oogmerk
hunner bestemming bereikbaar te doen zijn, en dit belangrijk vak veelal
wordt uitgeoefend door de zoodanigen, die geene genoegzame theoretische
en practische kennis bezitten van de grondbeginselen waarop de kunst van
het Hoefbeslag moet berusten, waardoor dikwijls niet alleen het bedoelde
oogmerk niet wordt bevorderd, maar de dieren meermalen voor de dienst,
welke zij moeten verrigten, ongeschikt, ja ten eenemale bedorven worden:
zoo wordt ten einde hierin, zooveel mogelijk, verbetering tot stand te bren-
gen, de gelegenheid opengesteld, aan 's
Rijks Veeartsenijschool, voor degenen,
die 'zich op grondig hoefbeslag wenschen toe te leggen, tot het erlangen van
theoretisch en practisch onderwijs in hetzelve, onder de navolgende
bepalingen.

Art. 1. Zij, die van deze gelegenheid gebruik wenschen te maken, om tot

bekwame Hoefsmeden te worden opgeleid, zullen zich daartoe met een ver-
zoek, op een gewoon zegel geschreven, kunnen aanmelden bij de Admini-
stratie voor de Nationale Nijverheid.

Art. 2. De leerlingen moeten zijn: ^

1quot;. Niet beneden 14 en niet boven 25 jaren oiid;

-ocr page 136-

2quot;. Van een onbesproken zedelijk gedrag, en

3quot;. behoorlijk moeten kunnen lezen, sehrijvren en rekenen; moetende
omtrent het eerste punt een behoorlijk bewijs uit de aeten van den burger-
lijken stand der geboorteplaats, en omtrent het tweede een certificaat van het
bestuur der woonplaats van de personen, die zich aanmelden, worden over-
gelegd, terwijl zij zich, ten aanzien van het derde punt, aan een persoonlijk
onderzoek bij de Directie der school moeten begeven, na alvorens den
Directeur in tijds schriftelijk verzocht te hebben, en door hem onderrigt te
zijn omtrent den tijd, op welken zij aldaar kunnen worden afgewacht.

Art. 3. Uit de personen, die zich het eerst aanbieden, en zoolang het bepaalde
getal vol is (de bedoeling was hoogstens 6 a 8 leerhngen toe te laten) zullen door
de Directie diegenen gekozen en als leerlingen worden aangenomen, welke bij
het te doen onderzoek blijken van reeds gemaakte vorderingen en de meeste
geschiktheid zullen hebben gegeven, In het geval, dat zich meerdere personen
mogten aanbieden, dan op dat tijdstip kunnen geplaatst worden, zal aan
inboorhngen des Rijks boven vreemden den voorrang worden gegeven.

Ar . 4. De leerlingen zullen voor kost, woning buiten de school, kleeding en
verdere benoodigdheden van onderhoud moeten zorgen voor eigene kosten,
en ieder half jaar aan den directeur der school moeten betalen veertig gulden-
moetende deze som worden gestort, voor de eerste maal, vóór het begin van
het onderwijs, en de wederhelft bij den aanvang van het tweede halfjaar-
zullende hiermede op gelijken voet worden voortgegaan, zoolang als zij van
het onderwijs gebruik zuUen maken, zoodat altoos de betaling een halfjaar
voormt zal zijn, terwijl niemand het eenmaal gestorte zal terug bekomen
al ware het ook, dat hij dadelijk na de intrede van een nieuw halfjaar van het
onderwijs mogt afzien.

Het zal de leerlingen geoorloofd zijn in de vacantiën, gedurende de maan-
den Maart, Augustus en September, een verlof te vragen aan den Directeur,
door tusschenkomst van den Hoogleeraar, onder wiens bestuur het Hoef-
beslag gesteld is, om voor eenigen tijd huiswaarts te keeren, tot het bezoeken
van familie of betrekkingen.

Art. 5. Zij, die als een bewijs van verkregene bekwaamheden in het Hoef-
beslag, een diploma wenschen te erlangen, zullen zich, na een driejarigen leer-
tijd, tot het ondergaan van een opzettelijk onderzoek, bij den bovenge-
noemden Hoogleeraar kunnen aanmelden.

Wanneer dit onderzoek een, voor hen gewenscht gevolg zal hebben gehad,
zullen zij naar gelang van het verschil der bekwaamheden, tot Meesfef-
Hoefsmeden van de eerste en tweede klasse, worden bevorderd.

Door de zoodanigen, die slechts gedurende een korteren tijd dan drie
jaren hefc onderwijs hebben genoten, zal een schriftelijk bewijs kunnen worden
erlangd, waarin de tijd wordt uitgedrukt, gedurende welken zij van het
onderrigt hebben gebruik gemaakt, met vermelding der vorderingen hetzij
zeer goede, goede of matige, welke zij daarin gemaakt hebben, zonder dkt hun
hierbij de graad van Meester-Hoefsmid wordt verleend.

Art. 6. Het onderwijs begint, voor den wintercursus, met 1 October en
voor den zomercursus met 1 April, tegen welke tijden alleen Leerlingen-
worden aangenomen. Zij, die, voor het volgende halfjaar, geen gebruik meer

-ocr page 137-

van het onderwijs wenschen te maken, zullen verpligt zijn den Directeur
twee maanden voor het verstrijken van het loopende halfjaar daarvan schrif-
telijk te verwittigen, zullende bij gebreke van dien, gerekend worden, dat
zij den leertijd nog blijven voortzetten.

Art. 7. De leerlingen zullen bij hunne aankomst moeten medebrengen een
of twee lederen schootsvellen of voorschooten en die volledig houden; zullende
voor het overige de noodige werktuigen en smidsmaterialen van de zijde
der school worden verstrekt.

Art. 8. Zij zuilen zich wijders moeten gedragen naar de reglementaire
bepalingen, welke omtrent het onderwijs in het Hoefbeslag aan quot;s Rijks Vee-
artsenijschool aanvankelijk zijn of verder zullen worden vastgesteld.

* *

*

Zooals men ziet heeft men hier te doen met een formeele hoefsmidsschool,
met 3 leerjaren, een schoolgeld van f 80 per jaar en na afloop gelegenheid
tot het afleggen van het examen ter verkrijging van een diploma als Meester-
hoefsmid. De opzet was dus wel breed, zoo breed zelfs, dat er practisch niets
van terecht kwam.

Er kwam, zooals niet te verwonderen is, geen een leerling. Prof. Numan
meldt een half jaar later „Opzigt^elijk de Leerlingen voor het Hoefbeslag
moet ik melden, dat er zich tot dusver geene personen hebben opgedaan,
die daarvan op de vastgestelde voorwaarden wenschen gebruik te maken.
Wel hebben zich, op de aankondiging onderscheidene personen aangemeld,
ten einde de voorwaarden te vernemen, doch verklaarden zij, uit hoofde der
kosten,daaraan verbonden,van de aangeboden gelegenheid te moeten afzienquot;.

Hiermede was de poging tot oprichting van een hoefsmidschool mislukt.

Deze poging, die wel mislukken moest, is toch wel merkwaardig genoeg
om haar hier mede te deelen.

KORTE MEDEDEELINGEN.

— Uitzonderingen bevestigen den regel. Het beslag zonder kalkoenen is ge-
durende de laatste 40 jaar regelmatig toegenomen, aldus schrijft prof. Lung-
witz in „Der Hufschmied.quot; En met recht, want het is in overeenstemming
met de natuur. Er zijn echter uitzonderingsgevallen waarbij een ijzer met
kalkoenen moet worden voorgeschreven. ,Een dergelijk geval betrof het
volgende: een rijpaard voor zwaar gewicht werd in de wntermaanden in de
manege onbeslagen gereden en toen het daarna, teneinde buiten te kunnen
gaan, op gewone vlakke ijzers werd gezet, ging het links voor in lichten
graad kreupel, echter alleen op harden bodem. Genoemd paard stond vol-
komen correkt op z'n beenen, had goede hoeven, maar kortachtige koot-
beenderen, of, zooals men dit ook noemt, het was kort gekoot. In stap zag men
er niets aan. De voetas was zoowel van voren als van achteren gezien normaal.
Het onderzoek van den hoef en van het verdere been leverde niets op en toen
daarna het ijzer werd afgenomen kon ook aan de zoolvkakte van den hoef
absoluut geen pijnlijkheid worden gevonden. De hoef was keurig besneden
en het ijzer zeer goed gemaakt en ondergelegd. Lungwitz had in verband
met het kort gekoot zijn en het feit, dat het dier alleen op de steenen kreupelde

-ocr page 138-

het vermoeden, dat de kreupelheid in de voetgewrichten of in het bandap-
paraat boven den hoef zetelde. Korte kooten veeren minder goed dan lange,
de banden en gewrichten zullen daarom, bij het vallen van den hchaams-
last op het betreffende been, meer aan rekking blootstaan en een iets te groote
rekking kan reeds tot een hchte kreupelheid als in het onderhavige geval
aanleiding geven, soms alleen bij het draven op harden bodem te zien.

In dit bizondere geval werden ijzers met kalkoentjes verstrekt, nadat het
zeer veel moeite kostte den eigenaar van het paard van het nut hiervan te
overreden. Toen het dier na het kalkoenen-beslag gemonsterd werd, bleek
de kreupelheid reeds verdwenen te zijn. De voetas was door de kalkoenen
slechts heel weinig naar voren gebroken.

Toen er vijf weken verstreken waren bleven de kalkoenen verder achter-
wege, en in de plaats van deze kondoor den goeden hoorngroei een flink stuk
van den teen afgenomen worden, terwijl men de verzenen in het geheel
niet besneed.

—nbsp;Beslag bij muildieren. J.W.B. deelt in „Het Paardquot; zijne ervaring mede,
opgedaan met 24 muildieren gedurende S maanden. In bedoeld artikel komt,
aangaande het beslag, het volgende voor:

,,Het uit de hand beslaan gaf bij het eerste beslag veel verzet, dat met ge-
duld en zachtheid spoedig gebroken was. Informaties wezen uit, dat men aan
de fronten de dieren meestal tegen den grond trok voor het onderleggen van
een nieuw beslag. De kwaliteit der hoeven is bij alle dieren superieur!; hoef-
gebreken komen absoluut niet voor. De hoeven worden zekerheidshalve
goed onderhouden, en voorzien van een beslag als voor lersche paarden.
Aanvankelijk groeide de hoorn zeer langzaam; nu de beesten in een zeer goe-
den voedingstoestand zijn gekomen echter zeer snel. Een marsch Delft—
Breda zonder achterijzers gaf geen merkbare slijtage der voeten.quot;

—nbsp;In de 23 Aug. te Arnhem te houden Hoofdbestuursvergadering
der
Geldersch—Overijselsche Maatschappij van Landbouw stelt het Dag.
Bestuur de volgende candidaten voor in de commissie voor het hoefbeslag:
vacature H. J. C. van Lent (overleden): 1. F. Schreur te Doetinchem,
2. Dr. C. A.
V. d. Velden te Oldenbroek, — vacature J. C. M. van
Gurck (herkiesbaar): 1. J. C. M. van Gurck te Doesburgen 2. Dr. C. A.
V. d. Velden v.n.

PERSOVERZICHT.

—nbsp;De vrouw in demvereldoorlog. In Duitschland wordt binnenkort een boek-
werk uitgegeven over den arbeid der vrouw in den wereldoorlog. De Redactie
van ,,Der Hufschmiedquot; werd uitgenoodigd te berichten of er ook vrouwen
of meisjes het smidsvak gedurende den oorlog hebben uitgeoefend. Zij ont-
ving reeds enkele belangrijke mededeelingen hieromtrent; later wordt nader
hierop teruggekomen.

—nbsp;Door een schot in den rechter voorhoef werd een paard stokkreupel; bij
nader onderzoek bleek, dat de hoef 2 c.M. onder de kroon in het toon-

-ocr page 139-

gedeelte getroffen werd en dat het hoefbeen doorboord was door een granaat-
splinter, welke tusschen stukjes been in, voor de punt van den straal was
blijven zitten in de zoollederhuid.

Na verwijdering van de splinter en de losse beenstukjes en doelmatige
behandeling werd het paard weer bruikbaar voor den dienst te velde.

— Tot voor korten tijd meende men vrijwel algemeen, dat zich in den hoef
geen
klieren bevonden; volgens een nieuw ingesteld onderzoek echter wordt
zulks tegengesproken. De kliertjes zitten niet over den geheelen vleeschstraal
verspreid, maar slechts op enkele plaatsen, namelijk in het achterste gedeelte
van de straalschenkels, in de middelste straalgroeve, en ook — maar in min-
dere mate — bij de zijdelingsche straalgroeven en de vleezige ballen.

Zij dienen om het achterste straalgedeelte elastisch te maken en te houden,
waardoor de stoot gebroken wordt.nbsp;(„u
Der Hufschmied.quot;)

ADVERTENTIËN.

I N.V. J. V. Vuuren's Handel Ml |

I Denneweg 67a. Tel. H. 4427. 's Gravenhage. |

gg Heeft voorradig prima tste kwaliteitnbsp;SB

i HOEFIJZER. I

SRnbsp;8S

H 1 xVie, 1 X V2, 1 X Ns, IVs X V2, IV4 X V2, 1V2 X i/2, gg

ggnbsp;ad f 37.- per lOO K.G.nbsp;88

mnbsp;gg

8686868888888886888686868886868688888688868886888686

Handelsvennootschap

i ieri

KANTOOR:

lavasM 90, 'sGravenliaoe.

Telef. 4902-3330.

SPECIAAL ADRES VOOR

Hoefijzers

in alle maten en modellen.
Uit voorraad leverbaar.
Uiterst concurreerende
prijzen.

Verzuimt niet ons aan te vragen.

-ocr page 140-

S. C. M. BAX. glashaven 9 en 36 - ROTTERDAM.

- Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. -

6iX Olashafen

Meest uitgebreide sorteering prima blanllt;e
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fgne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke pryzen. —

NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN

voordeelig, gemakkelijk in gebruik. — Kunnen niet loslaten.

Merk „Pacificquot;,

met zwaar hielstuk.

Open zolen uit één stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in 11 maten van IJg-tot 6|
Eng. dm., uiterste breedte buitenkant
ijzers gemeten.

Merk „Ramblerquot;,

in- witte en grijze

Caoutchouc,
op
leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van
tot 6} Eng. dm.

Merk ^^__________^ _

geheel Caoutchouc
uit één stuk met

zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van
: li tot 7JjEng.dm.

uiterste breedte; buitenkant ijzers gem.

Gemaakte Hoefijzers,
Rits- en Stampmodel.
uitsluitend beste
kwaliteit ijzer;
in 9 maten voorradig.

Strijkringen
met riempje

Hoef-
randen.

Kunsthoorn.

IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.

Opruimers voor

Schroefgaten.

Lasch- of Welbladen en
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.

Schroeven en Stiften
in alle modellen;
tijdige bestelling
gewenscht.

Touwijzers in
verschillende maten.

Men lette op het echte merk S T met kroon.

-ocr page 141-

25e Jaargang. — Aflevering 9. — 15 Sept. 1920.

REDACTEUR-UITOEVER: A. W. HEIDEMA te 'S GRAVENHAOE.

-ocr page 142-

Lambert
Hoefzolen

in de modellen

Lambert open päd
Bar päd
Frog päd
O. K. Star päd
Walpole boulevard päd
Walpole truss päd

m
$$$$$

1111%

$$Mi
IWIt

WM

en de Ipekende
Amerikaansche

I

INHOUD.

Een en ander over Limburg en het hoefbeslag. — Opmerkingen aan-
gaande het hoefbeslag ter centrale keuring te Assen. — Zooiijzers bij
hoefbevangenheid. — Landbouwtentoonstelling te Arnhem. — Verknoeide
hoeven. —• Korte mededeelingen. — Advertentiën.

HELLER HOEFRASPEN
WEDER LEVERBAAR

Lambert amp; Company
Leuvehaven 66 :: Rotterdam

-ocr page 143-

EEN EN ANDER OVER LIMBURG EN HET HOEFBESLAG;

dooe

Dr. Gallandat Hübt,
Kapitein-Paardenarts.

Verreweg het grootste gedeelte der provincie Limburg is ingenomen door
bouwland eu daar het hier geldt een bodem van Mei, waarop tarwe, rogge en
haver de hoofdproducten zijn, zoo kan men in verband hiermede een groote
paardenstapel verwachten. Do paardenfokkerij in Limburg is dan ook
zeer belangrijk, zoowel cpialitatief als quantitatief. De zware kalkhoudende
bodem is uiterst geschikt voor de paardenfokkerij en deze wordt momenteel
geheel beheerscht door het zware Belgische paard. Door invoer van zeer
deugdzaam fokmateriaal uit België, waarbij geen kosten ontzien werden en
door groote energie van de zijde der fokkers, heeft de provincie Limburg
zich thans in zake paardenfokkerij grootendeels van het buitenland onaf-
hankelijk gemaakt en is geheel op weg om zich te dezen oxïzichte naast Zee-
land en België te plaatsen. — Wij zouden nu kunnen verwachten, dat het
hoefbeslag met dezen bloei in de paardenfokkerij gelijken tred hield en de
hoefsmeden ook allo welvarende bedrijven zouden bestieren en op grond
van groote vakkennis de dure fokproducten uitmuntend zouden beslaan.

Ontegenzeggelijk zijn er vele goede hoefsmeden in Limburg, die dan ook
als zoodanig wel degelijk worden geapprecieerd en zich over een goede clien-
tèle kuimen verheugen; hiernaast zijn er echter ook nog vele knoeiers.

Terecht hebben de landbouw- en boerenbonden het groote nut van een
goeden hoefsmid ingezien en hebben zij bevorderd dat in verschillende
plaatsen leergangen ontstonden, cursussen in hoefbeslag, welke druk bezocht
werden en welke dan ook veel nut zullen hebben afgeworpen.

Zoo werden o.a. cursussen gegeven in de navolgende plaatsen: Roermond,
Sittard, Venlo, Heerlen, Venray, Weert, Balsem, Swalmen, Gulpen en
Maastricht. Oorspronkelijk werden de practische lessen gegeven door een
militair hoefsmid te Roermond of Venlo; later werd deze taak overgenomen
door de daarvoor speciaal opgeleide onderwijzers in practisch hoefbeslag,
terwijl de theoretische lessen in den regel door een dierenarts ter plaatse
werden gegeven.

Gelukkig hebben verschillende hoefsmeden uit Limburg lust en ambitie
gevoeld om zich voor dit practische onderwijs te bekwamen; men moet hier
echter niet licht over
denken,wanneer men nagaat welke opofferingen, zoowel
wat tijd als geld betreft, het volgen van zulk een cursus meebrengt, terwijl
het perspectief van later geldelijk voordeel toch zeer gering is. Men kan hier
dus uit afleiden dat slechts zij opgingen, die met hart en ziel hoefsmid waren
en het in hun vak zoo ver als mogelijk was, wilden brengen. Men kan dan ook

-ocr page 144-

gerust zeggen, dat de onderwijzers in practisch hoefbeslag de steunpilaren
van het vak zijn, zoowel moreel als practisch, daar waar zij naast een groote
toewijding, een hieraan evenredige vakkennis paren.

Limburg heeft momenteel zes hoefsmeden, welke het brevet van onder-
wijzer te Utrecht behaalden; het zijn de heeren Guill. Vogels te Buggenum,
P. Bongaerts te Maasniel, G. Julicher te Reuver, Sanders te Houthem,
Gommans te Blerik en Turlings te Lottum.

Ik had het voorrecht het meerendeel van hen in hunne bedrijven thuis te
treffen en menige bijzonderheid omtrent het hoefbeslag in Limburg te
vernemen. Gezien de belangrijkheid der provincie in zake paardenfokkerij,
zoo komt het mij als wenschelijk voor, dat nog meerdere bekwame Limburg-
sche hoefsmeden aan de onderwijzersopleiding gaan deelnemen en zich dan
meer speciaal in het zuidelijk gedeelte van Limburg vestigen. Daar is het
meest behoefte aan goede voorlichting en hoewel cursussen altijd slechts in
een beperkt aantal gegeven zullen worden, zoo zal er zonder dat, toch van
hen een goeden invloed uitgaan. Het goede voorgaan prikkelt elk vakman
en wanneer de smeden uit de omgeving dan hini eigen belang inzien, zullen
zij zich uit eigen beweging tot den onderwijzer wenden en door het volgen
van een herhalingscursus of het bijwonen van eenige practische lessen, uit
hun ouden sleur gewekt worden, hun vak meer rationeel gaan uitoefenen,
daardoor meer voldoening in eigen oogen vinden en meer waardeering van de
zijde van den fokker oogsten. Zij zullen dan geen greep meer doen in den
hoop van fabrieksijzers om er gauw, zonder veel aanzien des hoefs, een uit
te halen en onder te spijkeren, doch zullen beseffen dat voor een goed hoef-
beslag alleen een goed handgesmeed ijzer op zijn plaats is. Men moet hieruit
niet afleiden dat elke hoefsmid, die machinale ijzers gebruikt, niet deugt of
ondeugdelijk werk aflevert. Veelal gebeurt het lüt gebrcls; aan tijd om ijzers
te maken, doch men vcrgete daarbij niet,, dat het degelijk bruikbaar maken
van een machinaal ijzer in den regel ook tijd kost en juist het gebrek aan tijd
in deze, tot den weg van slecht werk voert.

Een betere oplossing zou ik het vinden, dat niet elke dorpssmid per sé
hoefsmid moet zijn en dat dit in noodzakelijk verband moet staan met zijn
clientèle wat landbouw- en wagenwerk betreft. Waarom kan op een dorp
niet een .splitsing zijn in landbouwsmid en in hoefsmid. Tn onderling over-
leg moet dit geregeld worden, doch ik vermeen dat de paardeneigenaars
hiermede zeer gebaat zouden zijn en alsdan met meer recht konden eischen,
dat goed werk door den hoefsmid wordt geleverd, terwijl de hoefsmid van
zijn kant, door een goede prijsregeling, zich van kundig personeel kan voor-
zien en niet uit gebrek aan tijd- en arbeidskrachten, behoeft te prutsen en te
knoeien. Ook zouden alsdan onderlinge concurrentie van naburige gemeenten
meer uitzondering worden en zou een provinciale of districtsregeling vaste
prijzen moeten voorschrijven en groote boeten moeten stellen aan hen die
hiervan afweken. Zooals thans veelal de regeling is, deugt ze niet. Op een
korten afstand groot verschil in prijzen; wel komen bonden voor met vaste
tarieven, doch in den regel zijn verschillende smeden hier niet bij aangesloten;
een totaal ongeorganiseerde toestand dus, waarvan nooit kracht en eendracht
kan uitgaan.

-ocr page 145-

Bij dergelijke solidaire begrippen zouden ook minder voor den smid
onaangename praktijken kunnen voorkomen; zoo werd mij in de hoofdstad
van Limburg o.a. het volgende medegedeeld door een eigenaar van vele
paarden. Deze zag kans om een groote partij machinale ijzers goedkoop te
betrekken en vroeg zijn hoefsmid of deze ze wilde gebruiken voor het beslag
van zijn paarden om aldus den prijs per beslag hierdoor aanzienlijk te doen
verminderen. De hoefsmid weigerde, waarop genoemde eigenaar vervolgens
al de andere plaatselijke hoefsmeden zijn lumineus voorstel deed, echter
met hetzelfde negatieve resultaat. Ten hoogste verontwaardigd over dit
z. i. despotisch optreden der hoefsmeden, deed hij verdere pogingen in de
omgeving en gelukte het hem een vakman (1) te vinden, die genegen was de
opgekochte ijzers geleidelijk onder zijne paarden te
timmeren. De man meende
door dit geldelijk voordeel een groote koopmansdaad te hebben verricht,
doch hoogstwaarschijnlijk zullen de voeten van zijn paarden bij dit
voordeel het loodje wel hebben moeten leggen.

Roermond.

Alvorens het hoefbeslag in en om Roermond na te gaan, dat thans het
brandpunt der fokkerij mag genoemd worden, vertellen wij iets van deze
plaats zelf.

In 1130 wordt in de geschiedenis gewag gemaakt van Ruregemunde als
de woonplaats van eene edele dame, Reinavidis. Het lag in de uitgestrekte
Maasgouw en behoorde tot de oudste bezittingen der graven van Gelre,
in de tegenwoordige Nederlanden. Door de talrijke en gedurige overstroo-
mingen van de Maas was deze streek niet zeer geschikt voor nederzettingen,
maar toch zijn er overblijfselen uit den Romeinschen tijd, die geen twijfel
overlaten van zeer vroegtijdige bewoning. Zoo o.a. zijn nog te Merum ont-
zaglijke muurbrokken gevonden van Romeinschen oorsprong, alsook de
vroegere „roode brugquot; over de Roer dateerde van die wereldbeheerschers;
verder vindt men nog te Merum een grafheuvel, genaamd de Drusnsberg
en te Herten is het onderste gedeelte van den kerktoren ook uit dienzelfden
tijd afkomstig. Graaf Gerhard III van Gelre en Zutfen stichtte in 1218 op zijn
geplunderde en verbrande „villaquot; aan de Roer een Cisterciënser klooster,
hetwelk in 1220 werd ingewijd door den Keulschen aartsbisschop Engelbert
van Berg. In 1231 omringde graaf Otto II de zich allengs gevormde plaats
met muren en gaf het stedelijke rechten, terwijl in 1290 de Munt van Arnhem
naar Roermond werd overgebracht. De stad breidde zich steeds uit en werd
de hoofdplaats van het Overkwartier of Opper Gelre; zoo sprak men van
Roermond als de grootste stad, van Nijmegen als de oudste, van Zutfen als
de rijkste en van Arnhem als de lustigste. Thans is Roermond een stad van
ruim 16000 zielen, die een welvarend aanzien heeft en zeer zeker met de
thans ontgonnen wordende steenkolenmijnen in de buurt, nog een hooge
vlucht zal nemen.

Het oudste gebouw is de Munsterkerk, tegelijk met het klooster gebouwd;
dit gebouw bleef ondanks felle branden en plunderingen bewaard en werd
in 1866, onder leiding van den architect C u y p e r s, een Roermondenaar

-ocr page 146-

van geboorte, geheel gerestaureerd. In de kerk vindt men o.a. een praalgraf
onder den koepel. Het draagt de beeltenissen van Gerard III en Margaretha
van Brabant. Verder zijn er nog zeer vele oude en mooie gebouwen, waar-
onder de hoofdkerk of kathedraal, gewijd aan Sint Ghristophorus en het
stadhuis met raadszaal en ridderzaal. Behalve de vele geschilderde portretten
van de vroegere Spaansche en Oostenrijksche heerschers vindt men hier ook
twee fraaie gedreven bekers, door den hertog van Gulick aan de stad vereerd.

Roermond heeft ook zijn eigen taal bewaard; zoo kan men het onver-
valschte Remunjsch nog hooren op de Markt, de Hal en in de volksbuurten.
Het onderstaande zal men als niet-inboorling wel moeilijk kunnen ver-
staan: Hè schloog ziene kokerel mit 't klaatskördje van de schmik, zoo hel
op de nère, dèt de teug bóve de gaam denderde, en hè in den toter van de
ziep vloog. („Hij sloeg zijn tol met het slagkoordje van de zweep zoö hard
in het voorhuis, dat de zakken boven de toonbank op en neer dansten en
hij in den modder van de goot vloog.quot;)

Dat de Roermondenaar sterk aan zijn stad gehecht is, bewijst wel het
bestaan van eer eigen volkslied:

,,Waar 't gouden beeld in 't zonlicht staat. Op hoogen torentrans.

De Maas met Roer vereenigd gaat, In lichten golvendans.

Waar 't koepeldragend Munster rijst, met torens rijk gesierd.

Het volk der Muzen schoonheid prijst. Met spel en zangen viert.

Waar godsdienst zich aan burgerzin. Aan hechte vriendschap paart.

De Eerbied voor de Landsvorstin, Als kleinood wordt bewaard.

Hoera, daar ligt mijn vaderstad. Mijn oud en trouw Roermond.quot;

ïï: ïllt; ïif

Het aantal paarden in Roermond zelf is niet groot, er zijn enkele stal-
houders met 4 a 5 paarden, verder eenige sleepers met ten hoogste 10 paarden
en verder vele neringdoenden met ponies. Uit een oogpunt van hoefbeslag
is de stad dan ook niet zoo belangrijk en zeker minder dan de omgeving,
welke goed berekend is voor hare taak. Men vindt in de naburige dorpen vele
hoefsmeden en daaronder zeer goede. In de stad zelf zijn 3 smederijen, n.1.
van P. Jereskes op het Schuitenberg, van L. Wolfs in de Veldstraat en van
Porre in de Poolstraat. De beide eerstgenoemde, welke drukke zaken zijn,
behoorden vroeger aan Petersen.De heer Jereskes is sinds 8 jaar patroon,
heeft een flinke groote smederij met twee vuren en twee noodstallen. Hij
heeft twee knechts, doch beslaat zelf de paarden en laat de knechts alleen
afwerken en dichtmaken. De ijzers worden meest zelf gemaakt en voor-
zien van stampgaten voor 8 nagels. Als regel komen alleen grove paarden op
beslag, welke zware ijzers onder krijgen, wegende tot 6 K. G. De meeste
hoefsmeden in de steden van Limburg zijn tevens wagensmid en men vindt
dan ook veelal groote smederijen en vooral zeer groote vuren, waarop de
wielbanden moeten kunnen gemaakt worden. De hoefsmeden op het platte-
land zijn alle tevens landbouM'smid.

De heer Wolfs heeft wel de meeste paarden in beslag en krijgt er J- 5
daags; hij werkt alleen aan de paarden, daar hij de loonen voor knechtsquot; te
hoog vindt en de beslagpi'ijzen hier niet naar zijn. De loonen in Roermond

-ocr page 147-

zijn 60 cents per uur by een 10-nrigcn werkdag. Hij wenscht f 8 te rekenen
voor een vierkant beslag van een zwaar paard, doch kan hieromtrent niet
in overeenstemming Iiomen met zijne collega's. Ook hij gebruikt bijna uit-
sluitend handgesmede ijzers, allen voorzien van stampgaten. Als reden
waarom geen ritsijzers worden gemaakt, wordt opgegeven, dat deze veel
meer tijd kosten. Ooit deze groote smederij heeft 2 vuren en 2 noodstallen,
Avaar de paarden als regel in beslagen woorden. Evenals in Zeeland is in
Limburg de noodstal inheemsch en ontbreekt in geen enkele hoefsmederij.
Nadeelen komen hier niet uit voort, daar het Belgische ras, mits goed behan-
deld en niet bedorven, zich gewdllig laat helpen. Een goede metbode om de
beenen op te binden, wordt hier gebruikt in den vorm
van een lederen riem, Avelke
voordeelen biedt boven een hoeftouw, n.1. bet gemakkelijk glijden door een
ring, het niet bezeeren van de kootholten en evenmin van do handen van
den helper.

Op een uur afstand van Roermond, aan de overzijde van de Maas, ligt het
dorp Buggenum, waarvan men schertsend zegt, dat men daar de koek slechts
aan één\ant bakt, omdat er slechts één rij huizen is. Hier is men in het
hartje van do paardenfokkerij en vindt men de meest bekende fokkers uit
Limburg, zoo o.a. Gebr. Verheggen met 20 tot 25 paarden, M. Boonen e.a.
V^roeger werden hier veol poneys gefokt, nu echter uitsluitend het zware
paard. Deze poneys waren van een goed slag en werden ook voor zware
vrachten, tot 3000 K. G. toe, gebruikt. Buggenum is een zeer welvarende
gemeente, w^aar o.a. geen hoofdelijke omslag wordt geheven. Sinds de 15e eeuw
woont hier het geslacht Vogels, een der oudste en best bekende der Lim-
burgsche familiegeslachten; do tegenwoordige stamhouder, die zijn stam-
boom opvoert tot 1446, is de heer Guillaume V o g e 1 s, die een zeer drukke
hoefsmederij heeft en tevens Ie wethouder der gemeente is. Zijn groot-
vader was burgemeester ter plaatse en steeds heeft dit geslacht een eerste
plaats in deze gemeente ingenomen. Nadat de heer Vogels zich door een cur-
sus-opleiding in het hoefbeslag verder bekwaamd had, ging hij naar
Utrecht en was een der eersten, die het brevet van onderwijzer in practisch
hoefbeslag aldaar beliaalde. En dit brevet is voor hem geen sinecure geworden,
geen franje, maar het heeft meer dan nuttig effect afgeworpen. Herhaalde
malen was hij verbonden aan cursussen ter opleiding van hoefsmeden, n.1.
Venlo-Schimmerfc-Roermond; vele malen werd bij bekroond op tentoon-
steUingen en wedstrijden. Dat hij in zijn omgeving als de eerste wordt aan-
gemerkt, bewijst wel de clientèle, niet alleen quantitatief, maar ook qualita-
tief. Zoo heeft Vogels o.a. 15 zware Belgische hengsten in beslag en komen
jaarlijks 1500 paarden in zijn noodstal. De hengstenassociaties en bekende
fokkers komen alle bij hem en niet alleen voor het beslag van hunne paarden,
doch ook voor de veulens, bij welke hij vanaf 3 maanden oud geregeld de
voeten onderhoudt. Hij doet dit do eerste 2 of 3 keer aan huis en uit de
hand, daarna komen ze bij hem en in den noodstal. Hij heeft hier geen
moeite inede, doch het komt geheel neer op tact en op een beleidvol optreden.
Zoo moet bij een eersten keer onmiddellijk het verzet gebroken «worden;
men houdt de schoftketting bij de hand en haalt de riem om het been
heel langzaam aan en tilt het been juist zoo hoog op alsof hot uit de hand

-ocr page 148-

beslagen wordt. Het paard wordt dan spoedig eigen in den noodstal.

Vogels gebruikt bijna uitsluitend handgesmede ijzers, welke 's morgens
en 's avonds worden aangemaakt uit „de stafquot; en in de wintermaanden ook
wel worden „gebraden.quot; kSlechts in geval van nood worden machinale ijzers
ondergelegd en dan nog alleen achterijzers, omdat de achtervoeten beter zijn
dan de voorvoeten en de fabrieksijzers vaak schraal gestampt zijn.

Er worden uitsluitend ritsijzers gebruikt en ook wordt uitsluitend vlak
beslag ondergelegd; slechts één bedrijfspaard loopt op ijzers met kalkoenen.
De hoeven zijn goed te noemen en zijn zeer veel verbeterd, daar vroeger
veel platvoeten voorkwamen. De goede verzorging en samenwerking van
fokker en hoefsmid hebben in deze zeer veel ten goede veranderd.

Behalve in Buggenum en omgeving gaat de heer Vogels ook veel buitenaf
beslaan; zoo heeft hij o.a. klanten achter Gennep en tot bij Maastricht en bij
Gulpen. Hij wordt in zijn bedrijf bijgestaan door 4 knechts: 2 volwassenen
en 2 aankomende jongen.». Zij werken van 7 tot 7 met 2 uur schaften, doch
in den tijd van keuringen en tentoonstellingen is het zoo verbazend druk,
dat er niet op tijd gelet kan worden. Voor den handel willen de eigenaren
gaarne in het hoefbeslag een verbeter-middel voor hun paarden zien; zoo laten
zij onder kleine paarden zeer zware ijzers onderleggen; bij Franschen stand of
bij toontrederstand willen zij door 't verleggen van de lip vaak een oogen-
schijnlijke verbetering bereiken, hetgeen natuurlijk alleen op een gezichts-
bedrog neerkomt. De prijzen voor het hoefbeslag zijn hier voor een zwaar
paard 5 tot f 6 het verleggen der ijzers kost, f 2.40 tot f 2.60; als winterbeslag
worden schroeven gebruikt. Het spreekt vanzelf, dat het beslag voor dek-
hengsten en voor keuringen afzonderlijk wordt berekend en niet uniform is
geregeld.

De Imechts zijn inwonend en werken op jaarloon, dat zeer uiteenloopt en
tot f 500 gaat. De zeer ruime smederij bevat 3 vuren en 2 travailles. Het is
zoowel in de steden als ten plattelande zeer moeilijk om goed personeel te
krijgen, daar in het zuiden van de provincie de mijnen en in het noorden de
werken aan de Maaskanalisatie veel arbeidskrachten trekken. Aan deze wer-
ken zijn als voordeelen verbonden korten arbeidsduur en hooge loonen.
Reeds op 17-jarigen leeftijd kunnen de knechts in de mijnen terecht; zij
werken dan 8 uur en verdienen meer dan bij hun vroegeren patroon, zijn vroeg
klaar, kleeden zich en gaan uit, terwijl zij bij den patroon 10 k 12 uur moeten
werken voor minder verdienste. Bovendien stoot het zware werk vaak af en
dit leidt in den regel ook tot het gebruik van machinale ijzers, dat men vooral
in het zuiden van Limburg zoo veel ziet. Deze ijzers, vaak van vloeiijzer
gemaakt, laten zich moeilijk verwerken; de knechts slaan ze dan ook zoo maar
onder, het eene gat mager, het andere vet; en geen wonder dat de paarden-
hoef daar dan de dupe van wordt en brokkelhoeven niet te vermijden zijn.

De heer Vogels meent, dat er alleen animo bestaat bij hen die later zelf
baas worden en acht het 't beste om zoons van patroons in opleiding te nemen
en gedurende de opleiding alzoo tevens van deze werkkrachten te profiteeren.

De gelegenheid voor het geven van cursussen in hoefbeslag is te Buggenum
uitmuntend.

Behalve de zeer ruime smederij en het goede levende materiaal van de

-ocr page 149-

omgeving, beschikt de heer Vogel« over een zeer uitgebreide collectie hulp-
middelen, zoowel modellen van ijzers als preparaten, die het onderwijs
aanschouwelijk maken. Zoo zag ik o.a. de beenderen van den ondervoet van
een veulen, welke werden gebruikt om aan te toonen, dat, waar deze nog
niet volwassen zijn, er nog een draaiing en wijziging in den stand der
gewrichten kan verkregen worden, zooals met het besnijden bij den Fran-
schen stand en toontrederstand beoogd wordt. Een demonstratie van zulk
een preparaat doet den cursianen ook duidelijk inzien, dat men het verbeteren
van deze standen bij het volwassen paard door een gewijzigd beslag niet meer
kan verlaijgen. De heer Vogels heeft ook veel belangstelling voor de geschie-
denis van het hoefbeslag en een gansche collectie van opgegraven voor-
werpen heeft hij verzameld. Behalve vele oude hoefijzers behooren hiertoe
verschillende exemplaren van veegmessen, waaronder zeer kunstig hand-
gesmede, welke voorzien zijn van een belletje. Deze veegmessen, voorzien
van een bel, moeten geacht worden aan den patroon te hebben behoord,
die door het hanteeren ervan en ook, er mee rondgaande onder zijn personeel,
van zijn waardigheid liet blijken. Bij de laatste opgravingen van de kanahsatie-
werken van de Maas kwam op zes meter diepte in een weiland een hoefijzer
te voorschijn, dat nog zeer gaaf was; het was voorzien van kalkoenen, stoot
en stampgaten en had overigens geheel den vorm van het volhoef ijzer van
Stark-Guther. Door een nadere beschrijvhig van de hier gevonden ijzers,
ook in verband met andere gevonden voorwerpen, zal de heer Vogels den
lezers van „De Hoefsmidquot; zeker ten zeerste aan zich verpHchten.

Dicht langs den weg van Roermond naar Venlo, hgt, even buiten de
gemeente, het dorp Maasniel. Hier zetelt een tweede stuwkracht voor de
belangen van het hoefbeslag in Limburg, n.l. de heer Bongaerts, welke
gelijk met den heer Sanders te Houthem, te Utrecht den cursus voor onder-
VN'ijzers volgde en aldaar het diploma behaalde. Ook de heer Bongaerts toonde
door het behalen van verschillende prijzen bij wedstrijden, dat hij onder de
eersten in zijn vak behoort en van zijn kunde werd dan ook bij cursussen
reeds meermalen partij getrokken. Hij heeft een zeer mooie zaak, pen ruime
smederij met noodstal en 2 vuren, welke binnenkort electrisch gedreven zullen
worden en buiten een groot afdak, waaronder een noodstal, terwijl het
tevens ruimte biedt om paarden uit de hand te beslaan. Voor het geven van
cursussen is dus ook hier een goede gelegenheid. Hoewel dit de meest betee-
kenende zaak is te Maasniel, zijn in dit dorp toch nog twee andere hoef-
smeden gevestigd.

Onze tocht voert verder naar Venlo en het is heel duidelijk merkbaar,
dat men hier in een goede paardenstreek zit. Groote hoefsmederijen ziet men
in de meeste dorpen; zoo o.a. twee in Swalmen, waaronder de bekende zaak
van Julicher. Een der zoons, in deze zaak werkzaam, behaalde dit jaar
het Rijksdiploma te Utrecht. In het dor}) Reuver woont een broer van hem,
de heer G. Juhcher, dien men in deze streek rondom Roermond wel als ,,der
dritte im Bundequot; van de hier gevestigde onderwijskrachten mag noemen.
De heer Julicher werd oorspronkelijk opgeleid aan een cursus te Roermond,
alwaar hij met lof het einddiploma behaalde; hij onderscheidde zich ver-
volgens bij verschillende wedstrijden alwaar hij medailles en diploma s

-ocr page 150-

behaalde, om ten slotte met zijn opleiding als onderwijzer te Utrecht de
kroon op het werk te zetten. De heer Jnlicher is een stoere onderwijskracht
en geeft zich geheel aan zijne leerlingen, die hij behalve aan de tweejaarlijk-
sche cursussen ook bij zich aan huis in herhalingscursussen van drie maanden
bekwaamt voor het rijksdiploma te Utrecht. Hij heeft een druk beklante
hoefsmederij, zoo o.a. de geheele paardenstapel van het dorp Reuver heeft
hij in beslag, verder veel associatie-hengsten en in totaal plm. 250 paarden.
Hij verricht momenteel al het werk met één knecht, genaamd van de Winkel,
die zijne opleiding te Amersfoort ontving, daar gediplomeerd werd en ook d-t
jaar te Utrecht het rijksdiploma verwierf. Dat ook hij zijn werk goed ver-
staat, bewezen o.a. zijne prestaties op den dit jaar in Roermond gehouden
wedstrijd in hoefbeslag.

De heer Juiicher volgt met zijne cursianen een vaste werkmethode: eerst
wordt alle aandacht besteed aan het maken van ijzers, heeft men dit onder
de knie, dan komt het,,vegenquot; aan de beurt en wordt hierbij ook veei gebruik
gemaakt van doode hoeven, waarvoor een werktafel volgens het TJtrechtsche
model aanwezig is, eerst daarna komt het beslag in zijn geheel tot uitvoermg.
Juiicher beslaat zijn paarden uitsluitend met handgesmede ijzers; machinale
ijzers worden door h?m in het geheel niet gebruikt, tervvijl verder ai het beslag
vlak is. De hoeven der paarden zijn goed; adeen bij de Hollandsch'; boeren,
zoogenoemd omdat zij vanuit Holland alhier nederzettingen hebben betrok-
ken, komen nog al veel plathoeven voor. Voor het winterbeslag worden
schroeven gebruikt. De prijzen zijn hier f 6 voor een vierkant beslag, f 3
voor het verleggen van lt;le ijzers, terwijl voor hengsten een afzonderlijke prijs-
regeling geldt.
nbsp;(Wordt vervolgd.)

OPMERKINGEN A.A.NGAANDE HET HOEFBESLAG
TER CENTRALE KEURING TE ASSEN.

Ondergeteekende werd in de gelegenheid gesteld de keuring bij te wonen,
ten einde de aandacht te kunnen schenken aan bet hoefbeslag. In de eerste
plaats een woord van dank aan de heeren van wien dit uitging, om n.1. eens
te controleeren wat voor werk er geleverd werd in de verschillende oorden
der provincie. Het werk is me erg tegengevallen; bij sommige paarden was het
bepaald niet rooskleurig. Er waren natuurlijk ook enkele paarden, dio
heel goed op beslag stonden en over het geheel waren de eenjarigen beter
beslagen dan die der beide andere klassen.

Wat ik op de tentoonstelling te Zuidwolde en te Dwingelo heb aange
troffen, was in Assen ook dikwiils het geval. .Oe voet wordt meestal gevormd
naar het ijzer, waardoor de hoornwand te veel beraspt wordt, de voeten on-
voldoende besneden en de ijzers veel te
nauAV gepast. Er waren er bij die
binnen den wand lagen. Ook heb ik ze aangetroffen, waarvan de verzenen to
sterk besneden waren, terwijl van den toon bijna niets was afgenomen. Bij
deze laatste keuring en tentoonstellingen heb ik den indruk gekregen, dat de
hoefsmeden niet veel aandacht hebben geschonken aan den stand van het
paard. Van de zeli gesmede ijzers waren de meeste te ruw afgewerkt,
hadden zij bijna geen afheUing en waren de gaten te mager geplaatst. Voorts

-ocr page 151-

wordt er nog te veel gewerkt met fabrieksijzers, wat voor de hoefsmeden
een groot nadeel is. Kunnen de hoefsmeden zelf geen ijzers maken omdat ze
het te druk hebben ? Of meenen ze dat het gebruik dier ijzers wenschelijk is ?

Het is bekend, dat de belangstelling der paardenfokkers in het hoef-
beslag toeneemt, hoewel we er nog niet zijn. 't Gebeurt nog maar al te dikwijls
dat de fokkers voor het hoefbeslag veel te zuinig zijn en die zuinigheid dik-
wijls met verlies moeten betalen, -- dat het vernieuwen en verleggen van de
ijzers en het besnijden van de hoeven der jonge paarden niet op tijd ge-
schiedt, — dat zulke fokkers soms nog denken, dat de hoefsmid te veel aan
hen verdient, maar vergeten, dat het voor het paard niet bevorderlijk is.

Zorgt er daarom voor smeden, dat ook gij al het mogelijke doet. Werkt,
zooals het U geleerd is, blijft op de hoogte met uwe theorie en praktijk, opdat
ge de goedwillende fokkers niet teleurstelt.

*

Woensdag 8 Sept. j.l. had te Assen de najaarsrijkshengstenkeuring plaats,
die ik eveneens heb mogen bijwonen. Vandaar nog een kort bijschrift. De
hoefsmeden in deze provincie, voor zoover ze mij bekend zijn, waren m
uiterst geringen getale aanwezig.

De voorgebrachte hengsten waren over het geheel genomen beter beslag n
dan het merriemateriaal op de centrale keuring. Intusschen waren de hoeven
meermalen te lang, de ijzers niet op tijd verlegd of vernieuwd, somtijds te
nauw gepast en de takken niet genoeg bijgedraaid. De ijzers met verdikte
takken liepen somtijds veel te smal toe, waren gesmeed in den vorm van
strijktakken.nbsp;J- J- K e i t s m a,

Hoogeveen, Aug. '20.nbsp;_ Onderwijzer-Hoefsmid.

ZOOLIJZERS BI.I HOEFBEVANGENHEID.

Reeds geruimen tijd had ik als gewoon praktisch hoefsniid gedacht aan
een beslag met zooiijzers bij hoefbevangenheid, toen ik daarna in het 2e
gedeelte van het leerboek „Hoefkunde en Hoefbeslagquot; door Prof. Dr. Kroon
en Dr. Gallandat Huet las, dat de toegepaste methode volgens Stark, bij
plathoef, knolhoef en hoefbevangenheid, op hetzelfde beginsel berust.

Een poosje hierna had ik het genoegen op advies van onzen veearts derge-
lijke voorhoeven (het paard was hevig aangetast) met zulke zooiijzers te
moeten beslaan. Ik heb ze uit één stuk gemaakt, dus niet uitgehakt, zooals
ook wel gedaan wordt.

Eerst meende ik — vlak na het beslag — geen resultaat te hebben, doch
reeds na 1 a 2 dagen kon het paard weer gebruikt worden en was zijn gang
weer normaal. Door eigen ondervinding kan ik dus eiken hoefsmid, die
zulke hoeven onder handen krijgt, ten zeerste deze beslagmethode aan-
bevelen. Natuurlijk moet men er voor zorgen, dat ieder plekje van de zool
goede dracht heeft en dit valt niet mee, doch met eenig kunsthoorn of met
wat jute, in teer gedrenkt, bereikt men zijn doel.

Wezep (Geld.), 9 Aug. '20.nbsp;H. Drost.

LANDBOUWTENTOONSTELLING TE ARNHEM.

Op 26 Augustus ben ik met het oog op het hoefbeslag ook eens een kijkje
gaan nemen op de landbouwtentoonstelling te Arnhem. Het is mij niet

-ocr page 152-

meegevallen.Direct viel mij het oog op 2 paarden die sterk beervoetig waren
en waarvan de verzenen te hoog waren gelaten, terwijl de ijzers van kalkoe-
nen waren voorzien, die ongeveer driemaal zoo hoog waren als het ijzer dik.

Sommige beslagen vormden gunstige uitzonderingen. Vele ijzers waren
evenwel te nauw gericht, vooral in de zij- of kwartiergedeelten. Hier was de
hoef dan bijgewerkt met houwkling en rasp, zoodat men een kromming in
den hoef kreeg. Dikwerf wordt er te haastig gewerkt en van fabrieksijzers
gebruik gemaakt. De beslagprijzen zijn tegenwoordig in de meeste streken
bevredigend voor de smeden, zoodat er dan ook wel goed werk mag worden
geleverd. Te Arnhem waren de ijzers dikwerf te lang of te kort. Helaas
bleken weinig paarden doelmatig beslagen in verband met hun stand, gang
en hoefvorm, hetgeen mij wel verwonderde, daar in de omgeving van Arnhem
toch zeker wel bekwame hoefsmeden zijn te vinden.

Het is te hopen, zoowel in het belang der hoefsmeden als in dat der paar-
den en paardenhouders, dat er meer aandacht aan het beslag wordt geschon-
ken dan nu nog veelal het geval is.

Duiven.nbsp;J. T.

VERKNOEIDE HOEVEN.

Als Rijks gediplomeerd Onderwijzer in practisch hoefbeslag werd ik
door een stalhouder uit een naburige grootere plaats eens ontboden bij zijn
geliefd, best paard te komen zien. Het bericht luidde tevens, dat het paard
bijna niet kon gaan, dus dat het onmogelijk was om het aan de smederij te
brengen.

Ik ging er heen en in gezelschap van den eigenaar liepen we naar het
weiland, waarin het paard graasde.

Het paard was beslagen, maar oogenbhkkelijk zag ik zijn verbazend korte
voorhoeven. Het waren stompjes gelijk. Veel te klein voor dat paard. En 't
gaan was zoo pijnlijk, zoo stram; het kon bijna niet. Mijn vraag was reeds
direct: is dat paard bezweet in de weide gegaan 1 't Schijnt wel bevangen te
zijn.

Dat gebeurt bij mij nooit, antwoordde de eigenaar. Altijd gaat een
paard na het gebruik eerst eenigen tijd naar den stal, wordt gedekt en ge-
voederd en wordt pas later, als het niet warm meer is, naarde weide gebracht.

Ik hchtte een voorvoet op. Het ging niet best. Op den anderen kon het
dier den lichaamslast bijna niet laten rusten.

Zoo goed en zoo kwaad als het ging schraapte ik de hoornzooi tusschen het
ijzer schoon. Wat zag ik daar! De streken van de rasp op de hoornzooi.
Jawel hoor. Moet een
hoornzooi ook beraspt worden ? Velen raspen vaak een
flink stuk van den wand af, zoodat tenslotte van de dichte, harde glazuurlaag
niets meer te vinden is.

Mijn tweede vraag was nu: heeft dit paard altijd platvoeten gehad?
't Schijnt me nu wel, of 't zelfs volvoetig is.

Geen kwestie van, antwoordde de stalhouder. Juist altijd heel gewone
holle hoeven.

Vervolgens ging ik de nieten eens bekloppen met mijn deursleutel. En

-ocr page 153-

jawel, trekken en been oplichten bijna bij alle nagels; indien niet totaal ver-
nageld, dan drukten er toch vele nagels.

Na een ijzer afgenomen te hebben, voelde ik eiken nagel even na; een
paar waren even warm en eene was bebloed. Het andere voorijzer nam ik
ook af, met ongeveer hetzelfde resultaat.

De hoeven waren zeker wat brokkelig geweest, wat bij een paard van
een stalhouder — dagelijks op de straat — wel meer het geval is. De smid had
er alles maar afgenomen wat er aan zat, ja zelfs te veel en had daarna gewoon
beslagen. De witte lijn was nagenoeg langs den buitenomtrek van den
hoef verplaatst en hiermede was bij het beslag geen rekening gehouden.

Zeer schrale nagelgaten hadden nog iets kunnen redden. Ik raadde den
stalhouder aan het paard zoo zonder ijzers maar een week of zes te laten
loopen; in dien tusschentijd zou de hoorn,welke er te weinig is, wel weer vol-
doende aangroeien. Maar hiervoor voelde hij niets, omdat hij het paard
niet zoo lang missen kon. Daarom besloot ik de te weinig aanwezig zijnde
hoorn er kunstmatig aan te brengen, maar wees den eigenaar er op, dat toch
wel kon zijn, dat het een paar weken duren zou, eer de
kreupelheid over
was. Als de vernageling niet tot verzwering overging, zou dit wel lukken en
indien dit wel het geval mocht zijn, dan adviseerde ik hem den Rijksveearts
te waarschuwen. De hoeven had ik zoo nauwkeurig mogelijk opgemeten
en een paar passende ijzers daarvoor gemaakt. Voor de stramheid van stal-
houderspaarden waren een paar Engelsche luchtdrukzolen wel op hun plaats
en de ijzers met een weinig verdikte takken en niet te breed gesmeed; de gaten
niet al te vet.

Den volgenden namiddag toog ik er heen. In den stal kon ik het
natuurlijk niet klaar spelen, zoodat ik het paard bij den smid, welke ge-
woonlijk het beslag dier paarden leverde, moest behandelen. Het duurde
echter lang eer het paard daar was, omdat het nog heel pijnlijk liep.

Het was niet mogelijk om het paard gedurende den benoodigden tijd op
eenen voet te laten rusten, zoodat ik genoodzaakt was het in den noodstal te
brengen en de voorhand op te hangen.

Na juiste reiniging werd de kunsthoorn op de gebruikelijke wijze aan-
gebracht (eerst een dun laagje enz.) en zoo een totalen nieuwen draagrand
gemaakt. Er moest nogal tamelijk veel op. Het ijzer werd ruim gepast, reke-
ning houdende met de tusschen te leggen luchtdrukzooi en verder onder-
gelegd. De nagels konden nog even in den natuurlijken hoorn aangebracht
worden. De andere voet kreeg eenzelfde behandeling.

Toen het paard de 'smederij verliet, ging het slechts een weinig beter.
Ik raadde den eigenaar aan het paard in den stal te laten staan, ter voor-
koming van een eventueel aftrappen van het ijzer in de weide, vooral als
het paard mocht drinken en met de voorbeenen in den zachten walkant
gaan staan, waarbij een niet al te sterk aangebracht ijzer gemakkelijk
wordt afgezogen.

Twee dagen daarna kreeg ik bericht te willen komen, daar het paard
in de weide een ijzer had verloren. De luchtdrukzooi was eveneens weg en
van alles niets meer te vinden. Het geheele stuk land had men afgezocht,
dus hoogstwaarschijnlijk was het bij het drinken in den walkant afgezogen.

-ocr page 154-

De kunsthoorn was blijven zitten, aldus luidde het bericht. Ik dacht direct
„eigenwijs zijn ze ook nogquot;; maar je moet het betalen, vader.

Wederom een paar van dezelfde ijzers gemaakt (want welke voet het
was werd er rüet bij vermeld) en 's middags dat zaakje weer in orde ge-
bracht.

Ruim een week daarna komt een koetsier met dat paard, gespannen voor
een vierwieligen wagen, stapvoets naar mij toe rijden.

Wat moet je hier nu doen met dat paard, vroeg ik hem ?

De patroon had hem stapvoets uitgestuurd om een en ander nog eens door
mij te laten nakijken.

Na onderzoek bleek alles in orde; alleen moesten een paar nieten wat
worden aangehaald. Het paard kon m.i. dravende weg, wat de koetsier gaarne
deed en wat ook vrij goed ging. Zes weken daarna kwam het paard terug;
de ijzers gingen een weinig los en de achterijzers moesten vernieuwd wor-
den. De patroon had tevens gevraagd, of ik om het strijken wilde denken,
wat het paard im en dan deed.

Een paar gewone strijkijzers hebben dat geheel opgeheven. De voorhoeven
waren zooveel gegroeid, dat het kunsthoorn kon worden verwijderd en 't
beslag verder gewoon kon worden uitgevoerd. De luchtdrukzolen waren nog
niet versleten, zoodat die weder gebruikt werden. Het paard ging daar
goed op.

Ieder begrijpt wel, dat ik dit wat „luxequot; heb laten betalen, maar de stal-
houder was uiterst tevreden, dat het paard weer geheel goed was geworden;
want dat had hij niet gedacht, zoodat hij mij volgaarne voldeed.

De rekening had ik per één maand ingeleverd en ontving direct de gelden.

Later berichtte hij mij, dat hij het paard had verkocht voor denzelfden
prijs, vi-aarvoor hij het op driejarigen leeftijd had gekocht, nadat hij het
acht jaren had gebruikt.

Hij was namelijk bang, dat zoo'n geval zich bij dit paard nog wel eens zou
kunnen voordoen, en omdat hij een goeden prijs naar den zin kon krijgen,
had hij het dier van de hand gedaan. Ik vond die reden ongegrond, maar hij
had met kunsthoorn niet veel op en meende, dat als het zoover is, dat men
kunsthoorn toe moet passen, er geen blijvende resultaten worden bereikt,
doch dat men wel zulke dieren er mee „marktklaarquot; kan maken. Het heeft
m. i. in dit geval uitstekend voldaan; het oordeelkundig aanleggen is vooral
van groot gewicht.

V._D-

KORTE MEDEDEELINGEN.

Het voortbestaan van „De Hoefsmid.quot; In het lijstje van de hoef-
smeden, welke zich
bereid verklaard hebben mede te werken om het voort-
bestaan van „De Hoefsmidquot; te verzekeren en wier namen we in de beide
vóór-laatste afleveringen vermeldden, behoorde ook te staan: J. Visser
te Delft. Met genoegen vermelden wij hem hier alsnog.

— Invloed van vrachtauto's. Na het sluiten van den vrede zijn zeer veel
vrachtauto's ten verkoop vrijgekomen, terwijl de paarden en de voeder-

-ocr page 155-

middelen hoog in prijs bleven. Een en ander heeft aanleiding gegeven, dat b.v.
in Rotterdam ettelijke sleeperspaarden zijn afgeschaft en door vrachtauto's

vervangen.nbsp;--

—nbsp;Invloed van tractors. In de handelssteden zijn honderden paarden afge-
schaft door de aanschaffing van vrachtauto's, op het platteland eveneens
door den aankoop van tractors. De handelaren in deze motoren beweren dat
iedere tractor het werk van minstens 6 paarden kan verrichten. De heer
K. Bürkli, landbouwer te Halfweg (tusschen Haarlem en Amsterdam),
bevestigde deze mededeeling, wat zijn bedrijf betrof. Dit heeft ongeveer 70
hectare, bijna uitsluitend bouwland. De heer B. is van meening dat een
dergelijke tractor aanbeveling verdient voor boerderijen, die meer dan
50 bunder bouwland tellen. Het voor gemeenschappelijke rekening aanschaf-
fen van een tractor is bij kleinere boerderijen theoretisch zeer goed mogelijk,
doch zal in de practijk allicht bezwaren opleveren daar in een zelfde streek
op de verschillende boerderijen ook in eenzelfden tijd plotseling ieder land-
bouwer overstelpend veel paardewerk heeft.

De hoefsmeden hebben natuurlijk zoowel door de vrachtauto's als door de

tractors schade.nbsp;-

—nbsp;Keuringen en tentoonstellingen. Het is een verblijdend verschijnsel dat
onderscheidene onderwijzers-hoefsmeden mededeelingen doen omtrent het
beslag, waargenomen bij keuringen en tentoonstellingen. In het algemeen
gesproken verdient het zeker aanbeveling het goede daarbij waargenomen
eerst te vermelden en daarna aan te geven in welke opzichten verbetering
zou zijn aan te brengen. Langzamerhand moet vooruitgang worden verkregen,
doch langs opbouwenden weg worden in den regel de beste resultaten bereikt.

—nbsp;De September-aflevering van „Der Hufschmiedquot; bevat o.m. een artikel
over het beslag bij
voetkatrolontsteking door F. Steding, gediplomeerd
hoefsmid (met lof) te Utrecht, waarin een paar ervaringen worden mede-
gedeeld, met de conclusie dat de hoefzolen van Downie en Harris bij het
iaestaan van voetkatrolontsteking de beste resultaten geven.

ADVERTENTIEN.

Handelsvennootschap

Hoian l Moens.

KANTOOR:

lavaslraat 90, 'sGravenliage.

Telef. 4902-3330.

SPECIAAL ADRES VOOR

Hoefijzers

in alle maten en modellen.
Uit voorraad leverbaar.
Uiterst concurreerende
prijzen.
Verzuimt niet ons aan te vragen

-ocr page 156-

S. C. M. BAX. glashaven 9 en 36 - ROTTERDAM.

- SpeciaHteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. -

m Glasliaifen
Hotterdain.

Meest uitgebreide sorteering prima bianice
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fune Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —

NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN

voordeciis, gemakkelijk in gebruik. — Kunnen niet loslaten.

Merk „Dexterquot;, Merk „Pacificquot;,

met flinlc hielstuk, met zwaar hielstuk.

Open zolen uit één stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in 11 maten van é^j tot 6|-
Eng. dm., uiterste breedte buitenkant
ijzers gemeten.

Merk „Rambler',

in witte en grijze

Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van
tot 6| Eng. dm.

Merk „Cliicagoquot;,

geheel Caoutchouc
uit één stuk met

zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van
7|- tot T^Sg-Eng. dm.

uiterste breedte, buitenkant ijzers gem.

Gemaakte Hoefijzers,
Rits- en Stampmodel,
uitsluitend beste
kwaliteit ijzer;
in 9 maten voorradig.

IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.

Opruimers voor

Schroefgaten.

Schroeven en Stiften
in alle modellen;
tijdige bestelling
gewenseht.

Touwijzers in
verschillende maten.

Open Luchtdrukzooi

in 8 verschülende maten voorradig.

Stry leringen
met riempje

Hoef-
randen

Open Caoutchouc
zool,
merk IJ. Y
in 7 maten, voor
en achterijzers
voorradig.

Kunsthoorn.

Lasch- of Welbladen en
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.

H^ Men lette op het echte merk S T

met kroon.

-ocr page 157-

25e Jaargang. — Aflevering 10. — 15 Oct. 1920.

-ocr page 158-

Lamhert
Hoefzolen

in de modellen

Lambert open pad
Bar pad
Frog pad
O. K. Star pad
Walpole boulevard pad
Walpole truss pad

en de bekende
Amerikaansche

till
Hill

illf
lilt

HELLER HOEFRASPEN
WEDER LEVERBAAR

Lambert amp;

Leuvehaven 66

I

Company
:: Rotterdam

INHOUD.

II. Een en ander over Limburg en het hoefbeslag. — Inspectie van
het hoefbeslag. — Ingezonden stukken. — Korte mededeelingen. — Pers-
overzicht. — Advertentiën.

-ocr page 159-

II. EEN EN ANDER OVER LIMBURG EN HET HOEFBESLAG,

DOOR

Dr. Gallastd.^t Huet,
Kapitein-Paardenarts.

Venlo 1).

In 1170 wordt de naam Venlo het eerst in de geschiedenis genoemd en in
1343 wordt de plaats door den 2en der hertogen van Gelre met stedelijke
rechten begiftigd. Het was een der sterkten van Gelre, om wier bezit en
behoud menigmaal fel met afwisselenden uitslag gestreden werd, totdat de
laatste der Geldersche hertogen in 1543 onder hare muren zijn gebied aan
Keizer Karei afstond.

In den vrijheidsoorlog was het beurtelings Staatsch en Spaansch en had
menigen aanval te doorstaan. Bij den vrede van Munster bleef het in handen
des konings; haar vruchtelooze belegering was de laatste krijgsdaad van
den reeds kwijnenden en verzwakten Prederik Hendrik en eerst in het
begin der I8e eeuw kwam het aan de vereenigde gewesten. In den loop dier
eeuw herhaaldelijk door de Fransche legers bedreigd, werd de vesting in 1794
aan de troepen der republiek overgegeven. Van 1814 tot 1830 behoorde het
tot het Koninkrijk Holland; toen opende haar bevelhebber de poorten
voor de Belgische vlag, die er bijna 9 jaar onafgebroken woei. Sinds was zij
als een der steden van het hertogdom Limburg aan Nederland verbonden,
doch stond nog met den Duitschen bond in betrekking, totdat zij eindelijk
van alle verbond met Duitschland losgemaakt, in geen enkel opzicht meer
met de overige steden des lands verschilde. Onrustig was haar verleden, doch
onrustig was ook de bevolking en meer dan eens was er oproer in de stad, en
meer dan eens joeg zij hare bezetting buiten de wallen. Thans zijn de wallen
gesloopt, de muren geslecht en is Venlo geen vesting meer. Hoewel het vroeger
tot de Hanzesteden gerekend werd, bloeiden handel en nijverheid niet; nu
echter vindt men er fabrieken en een levendigen handel, ja, is het een wel-
varende plaats.

Venlo ligt als centrum in een kring van dorpen, waarvan de smeden-
patroons zich tot een bond vereenigd hebben. Van deze dorpen noemen wij
o.a. Blerik, Tegelen, Maasbree, Grubbenvorst, Lottem, Aarsen en Welden.
Deze aaneensluiting doet zich al dadelijk kennen in de flinke prijzen, welke
in Venlo en omgeving voor het hoefbeslag gelden en welke hooger zijn dan
mij tot nog toe in eenige streek bekend is.

Zoo wordt gerekend voor een zwaar voermanspaard f 8.50 , een zwaar
landbouwpaard f 7.50, een licht landbouwpaard f 6.50, een kleiner paard
f 5.50 en voor een kleinen hit f 4.20. Voor het verleggen der ijzers wordt
van f 2.40 tot f 2.70 gerekend, voor hitten f 1.80.

1nbsp; In het eerste stuk werd Roermond e. O. behandeld.

-ocr page 160-

Keuringsbeslag wordt niet onder f 10 ondergelegd. In Venlo en omstreken
zijn zeer belangrijke hoefsmederijen; noemen wij o.a. voor do stad zelf de
zaken van Watervoort en Jenneskens, welke uitsluitend hoefsmederij zijn;
te Blerik de bedrijven van Gommans, Hermans en Derks; te Tegelen de
smederijen van de firma Wed. P. Gilsen, van Ketels en van Giesen; dit zijn alle
bedrijven wärRr 4 en meer knechts werken. Er worden veel paarden gefokt
in de omgeving en zoo vindt men er onder andere te Grubbenhorst een stoeterij
van mej. Berger, welke alleen over de 100 paarden telt. Hiervoor is een eigen
hoefsmid aangesteld, n.1. Niesen, die indertijd een cursus te Venlo volgde en
daarna bij den heer Gommans werkzaam was.

De boeren hier zien gaarne, evenals in Zeeuwsch-Vlaanderen, hunne
paarden met blokhoeven, dus hoeven met hooge verzenen en laten ze gaarne
bodemwijde ijzers onderleggen om voor het oog de hoeven breeder te maken.
Men kan echter wel rekenen, dat vrijwel 90% dezer paarden min of moer den
toontredersstand heeft en bij dezen stand leidt een bodemwijd ijzer dikwerf
tot strijken en tot aftrappen. De hoeven der paarden zijn hier goed, gebreken
komen weinig voor.

Vroeger waren te Venlo verscheidene hoefsmeden, waaronder de voor-
naamste was Verbrugge, een oud militair hoefsmid, die zich na zijn
diensttijd als burgersmid vestigde en een groote clientèle had; thans bestaan
nog de hoefsmederijen van de Gebroeders Hunnekes op de Parade,
van Watervoort in de Spoorstraat en van Güsters in de Sloter-
beekstraat. Vooral de beide eerste zijn groote zaken, waar het hoefbeslag
do. 1 is en zeer veel paarden in beslag zijn. Naar mij medegedeeld werd
beslaat Watervoort alleen met eigengemaakte ijzers, terwijl bij de Gebr.
Hunnekes mede fabrieksyzers worden gebruikt.

Juist aan de overzijde van de Maas ligt de gemeente Blerik, welke echter
hoogstwaarschijnlijk in 1921 met Venlo één gemeente zal gaan vormen.
De omgeving van Venlo kan ook bogen op twee onderwijskrachten in het
hoefbeslag, n.1. de heeren Gommans te Blerik en Teurlings te
Lottem bij Horst. De heer Gommans staat thans naast zijn vader aan het
hoofd van een zeer drukke zaak. Hem werd de kennis en vooral de ambitie
in het vak bijgebracht door den heer van Opijnen, destijds militair
hoefsmid in garnizoen te Venlo en thans als instructeur werkzaam aan de
Hoefsmidschool. Na een cursusopleiding genoten te hebben, volgde hij
den leergang voor onderwijzers te Utrecht en trad daarna ook meermalen
als onderwijskracht op. Jammer dat zijn zeer drukke werkzaamheden hem
niet meer toelaten, zich buiten zijn woonplaats als zoodanig beschikbaar te
stellen; zoo echter te Venlo of Blerik nog een cursus gegeven zal worden,
zal het van veel belang zijn hem hiervoor te winnen.

Vóór de mobilisatie werkte hij geregeld met 6 ä 7 knechts en naast het
hoefbeslag nam hij ook groote werken aan, o.a. het constructiewerk voor de
kazernes te Venlo, waar veel autogeen lasch werk bij voorkwam. Tijdens de
mobiUsatie was hij militair hoefsmid en besloeg de militaire paarden van
de detachementen te Venlo. Ook thans heeft hij deze nog in beslag; het getal
is echter gering. Hij heeft hiervoor met den ganiizoenscommandant gecon-
tracteerd tegen f 7 per beslag en loopende over 6 weken, terwijl per winter-

-ocr page 161-

beslag 60 cts. extra betaald wordt. De oude heer Gommans, die spoedig
uit de zaak zal treden, heeft het bedrijf reeds geheel in handen van zijn
zoon gesteld, die voornemens is tot een groote uitbreiding over te gaan en de
smederij o.a. electrisch te drijven. De knechts werken hier op weekloon en
verdienen f 30, bij een werktijd van 7—7 met een schafttijd van 12--1 uur.
Aankomende jongens van 16 jaar beginnen in hun leertijd met f 7 per week.

Het zou te uitvoerig worden om meerdere beschouwingen terzelfder
plaatse te geven, doch afstappende van dit Noordelijk gedeelte van Limburg,
kunnen wy getuigen, dat hier naast een zeer bloeiende paardenfokkerij, een
groot aantal flinke hoefsmederijen zijn, waarin energieke patroons met
groote vakkennis werkzaam zijn. Het hoefbeslag in Noord-Limburg is dan ook
in goede handen en men kan gerust zeggen, dat elk paardeneigenaar in deze
streek het niet ver behoeft te zoeken om zijn gebruiksdieren goed op beslag
te houden.

Helaas kan men dit niet voor het geheele overige Limburg zeggen en naar
het zuiden afzakkende, zal men verscheidene hoefsmederijen tegenkomen,
welke een grondige reorganisatie noodig hebben, waaronder verstaan moet
worden, dat vele volgelingen van St. Eloy moesten beginnen met eens in het
Noorden rond te kijken en zich door studie te gaan toeleggen op een rationeel
hoefbeslag.

Ongeveer halverwege tusschen Roermond en Maastricht ligt Sittard,
een flinke welvarende plaats, als centrum van de dorpen Limbrigt, Broek-
sittard, Born, Guttekhoven, Enghausen, Obbicht, Brunsen, Schimveld en
Toenraden. Als voornaamste hoefsmederij te Sittard noemen wij de zaak van
den heer Willemsinde Stationsstraat. Dit is een zaak van beteekenis,
niet alleen wat grootte en ruimte betreft, die zich o.a. zeer goed leent voor het
geven van cursussen en waar dan ook reeds 2 maal een leergang werd gege-
ven, doch ook het hoefbeslag is hier geen bijzaak, getuige dat dagelijks twee
tot vijf paarden worden beslagen. De zoon van den heer Willems heeft een
cursusopleiding volbracht, doch had dit jaar nog niet den vereischten leeftijd
om aan het examen voor het Rijksdiploma te Utrecht deel te nemen. De
prijzen zijn voor deze gemeente en omgeving vastgesteld op f 6.50 voor een
groot paard en f 3 voor een hit, terwijl het verleggen van de ijzers tegen den
halven prijs wordt berekend. In de smederij van Willems worden geen machi-
nale ijzers gebruikt, alleen handgesmede; ook wordt meestal vlak beslag
toegepast; slechts de zware paarden krijgen kalkoenen aan de achterijzers,
terwijl zij 's winters voorzien worden van scherpen stoot en kalkoenen.

In het naburige Heerlen, dat nabij de mijnen Ugt, is de voornaamste hoef-
smederij die van den heer S t e g e r s. De invloed van de mijnen is hier al
dadelijk merkbaar in de opdrijving van de loonen en dientengevolge ook in
de prijzen van het beslag. Knechts verdienen hier bij een dagtaak van
's morgens 6 tot 's avonds 7 uur met 1 uur rust, f 5 en f 6, terwijl een vier-
kant beslag van zware paarden hier op f 8.50 wordt berekend. Gaan wij
ten slotte nog het bedrijf na in de hoofdstad
Maastrichl en daarna tot besluit
een klein uitstapje maken naar Valkenburg.

Maastricht is een stad van meer dan 40000 inwoners en telt een groot
aantal fabrieken. Het ligt aan de Unkerzijde der Maas, terwijl aan de rechter-

-ocr page 162-

zijde de voorstad Wijk is gebouwd. Een van de oudste monumenten is de
Maasbrug, die van 1280—1298 gebouwd werd, en vernieuwd in 1684 en
in 1716. De brug ligt een paar honderd meter beneden de plaats, waar de
Romeinen de rivier overbrugden; zij telt 9 bogen, is 160 M. lang en 7 M,
breed.

Dat Maastricht een grijs verleden heeft, .getuigt o.a. het oude stadhuis
of Dinghuis, dat dateert uit de 15e eeuw en dat thans als museum dienst
doet. Men vindt er o.a. vele opgegraven oudheden uit den Romeinsclien tijd.
Verder wijzen wij op twee mooie kerken, de St. Janskerk met een toren van
78 Meter hoogte en de Sint Servaaskerk, genoemd naar Sint Servaas, die
den bisschopszetel van Tongeren naar Maastricht verlegde; deze kerk
dateert van het jaar 560. Maastricht bleef bisschopsstad van 382 tot 721;
talrijke kerkrelieken zijn uit dezen tijd afkomstig, o.a. de noodkist met de
relieken van Sint Servaas, welke in tijden van hoogen nood, b.v. bij epide-
mische ziekten, door de stad wordt gedragen. Vorder zij nog genoemd het
stadhuis dat dateert van 1659 en waar dichtbij het standbeeld prijkt van
Minckeleers, den uitvinder van het gas; Onze Lieve Vrouwekerk, een Ro-
maansch gebouw uit de 11e eeuw en geheel in den oorspronkelijken stijl
gere,staureerd, en de eveneens geheel gerestaureerde Helpoort met ten westen
ervan het mooie Pater Vink torentje. Dicht bij Maastricht ligt de St. Pieters-
berg, 123 Meter hoog, en men kan hier de grot, als een labyrinth van gangen,
bezoeken. Dat reeds de Romeinen hier steengroeven hadden, getuigt van een
lang verleden. Onder de handteekeningen en inschriften op de wanden der
grot, komen de oudste voor uit de 11e eeuw.
nbsp;(Wordt vervolgd).

INSPECTIE VAN HET HOEFBESLAG.

Bij wijze van proef is in de afgeloopen maand in een tweetal afdeelingen
der Fr.M. v. L. („Barradeelquot; en „Witmarsumquot;) een inspectie gehouden van
het hoefbeslag. In samenwerking met het Friesch Paarden-Stamboek is hier-
door gepoogd een practischen weg te vinden om controle uit te oefenen op
het werk der hoefsmeden en daarnaast gelegenheid te scheppen landbouwers
en smeden op het belang van goed hoefbeslag te wijzen.

De inspectie werd in beide gevallen verricht door den heer Joh. Plet te
Heerenveen. De voorbereiding en regeling was gesteld in handen van de
betrokken afdeelingsbesturen.

In Barradeel werden 53 paarden geïnspecteerd, beslagen door II ver-
schillende smeden. In „Witmarsumquot; werden 28 paarden voorgebracht van
10 smeden. De betrokken smeden waren zooveel mogelijk bij de beoordeeling
tegenwoordig. Hoewel aan de betrokken afdeelingen zal worden overgelaten
op welke wijze zij aan de hand der rapporten hare leden zullen voorlichten
over het werk der smeden en ook het Friesch Paarden-Stamboek bij de aan-
beveling van gediplomeerde hoefsmeden ongetwijfeld rekening zal houden
met de uitgebrachte rapporten, kan het toch wel goed zijn, in het Friesch
Landbouwblad nog iets aan bovenstaande mededeeling toe te voegen.

Dat er een groot verschil bestaat tusschen smeden en smeden, blijkt o.a.
uit het rapport van Barradeel.

-ocr page 163-

In den beoordeelingsstaat lezen wij bijv.:

Smid No. . . . : ruim voldoende; zelfs waren er enkele paarden, die zeer
goed beslagen waren. Goed bekapte hoeven.

Smid No. . . . : onvoldoende: zoowel wat betreft besnijden der hoeven
en vorm en passen der ijzers. Het werk van dezen smid was het slechtste.

Smid No. ... : IJzers en beslag voldoende; het besnijden vooral van de
zool liet te wenschen over.

Smid No. . . . : onvoldoende. Hoofdgebreken waren te korte en te
nauwe ijzers, onvoldoende besnijden, vooral van de zool.

Smid No. . . . : ruim voldoende; zelfs beslag dat reeds zes weken geleden
aangelegd was, was nog goed; een bewijs dat een goed passend en goed gelegd
ijzer onder een goed besneden hoef, langen tijd goed blijft liggen.

Smid No. ... : beslag voldoende, moet echter beter besnijden en netter
nagelen.

En in het rapport van ,,Witmarsumquot;:

Smid No. . . . : slecht, de ijzers pasten niet, de hoef was in één geval
geheel verkeerd behandeld, zoodat zichtbaar was, dat de stand en de gang
van het paard er door moest lijden.

Smid No. ... : ruim voldoende, ofschoon beter reiniging der hoeven
gewenscht is.

Smid No. . . . ; voldoende, over het algemeen waren de ijzers iets kort
en kon meer zorg aan het besnijden, vooral van den straal, worden besteed.

Tevens wordt in dit rapport door den heer Plet er op gewezen, dat het
gebrek „ijzers te nauwquot; volgens de smeden in de bouwstreek een kwaad is,
dat ze volgens him zeggen op last der eigenaars van de paarden moeten be-
gaan.

Bij wijder leggen zouden de paarden voor den ploeg de ijzers aftrappen.
De heer Plet merkt echter op: „Mij komt dit bezwaar bij overigens goed
passende ijzers, desnoods met vier nagels aan den buitenkant, bij goede

hoeven overdreven voor.quot;

De in de afd. „Witmarsumquot; voorgebrachte paarden hadden, op twee uit-
zonderingen na, alle beste hoeven.

Wij twijfelen niet of in meer afdeelingen zal voldoende belangstelling zijn
voor op ongeregelde tijdstippen te houden inspecties van het hoefbeslag.
De beide proeven zijn voldoende geslaagd om op dezen weg voort te gaan.
fu.
Friesch Wbl. 9 Oct. '20).nbsp;v. d. M.

INGEZONDEN STUKKEN.

Geachte, heer D. te. V.
In uw stukje (verknoeide hoeven) wekt u den schijn op, dat uw collega
hoefsmid de hoeven van bedoeld paard te kort Iiad gemaakt, doch dit is m.i.

niet zoo heel zeker.

In zeer veel gevallen toch treft den eigenaar de grootste schuld daar zij
hun paarden soms zoo lang laten loopen, totdat de ijzers verloren gaan.
Daarna moet de smid dan het zaakje maar opknappen.

Wanneer zoo'n verwaarloosd diei op beslag komt, zal de smid dus ook

-ocr page 164- -ocr page 165-

LOTOjmXEN

t

B

w

r

k

n lo

-ocr page 166-

niet altijd met ambitie zijn werk verrichten. Hierover zijn toch in „De Hoef-
smidquot; al dikwijls genoeg de paardenhouders door paardenartsen en hoef-
smeden onderhouden.

Verder wat betreft het raspen aan de zool, geachte heer D., rekent u dit
ook uw collega aan als een groot misdrijf, doch laat ik u vertellen, dat de
meeste hoefsmeden de rasp over de zool strijken, alvorens het ijzer onder-
genageld wordt. Zeer zeker wordt dit gedaan bij heel korte en platvoeten,
vooral aan het toongedeelte, om zeker te zijn dat daar ter plaatse geen
drukking kan plaats hebben.

Vervolgens vestigt u de aandacht er op, dat de uitgetrokken nagels warm
waren, doch dit is geen bewijs dat zoo'n nagel gedrukt heeft, want, wanneer
u een nagel in een stuk hout slaat, en er daarna uittrekt, zal u tot de conclusie
komen, dat ook die nagel warm aanvoelt. Ik geef u toe dat, wanneer er nagels
in het leven geslagen zijn, dit niet pleit voor de vakkennis van den smid, doch
het kan voorkomen, vooral bij slechte en verwaarloosde hoeven.

Wanneer echter die vernageling bestaat, en ze is een of meer dagen oud,
behoort een hoefsmid direct van verdere behandeling af te zien, zoolang geen
paardenarts geraadpleegd is.

Daar vernageling soms erger dingen met zich brengt, als kreupelheid,
moet hij de zaak niet op risico voortzetten met de gedachte: het zal wel
„lukken.quot; Een zeer sleehte en gevaarlijke gedachte voor een hoefsmid!

Dan als slot vermeldt u nog, dat, nadat het ijzer verloren ging, de kunst-
hoorn was blijven zitten. Ik heb zeer veel paarden beslagen met gebruik van
kunsthoorn (onder toezicht van terzake kimdigen aan de Etappen zieken-
stallen fje Rotterdam), doch in alle gevallen ging, wanneer het ijzer afgetrapt
werd, de kunsthoorn ook verloren. Ik acht het wel mogelijk bij paarden,
die op stal staan, en indien de hoorn van goede kwaliteit is, maar bij een
weidepaard met brokkelhoeven ben ik zoo vrij zulks te betwijfelen.

Zutphen, 20 September 1920.nbsp;H. Huysman,

Wachtmr. Hoefsmid
4e Reg*quot;'. Huzaren.

Geachte Eedadie.'

Naar aanleiding van het artikel „Verknoeide hoevenquot;, zij het mij vergund
een enkele opmerking te maken.

De heer D. staat verwonderd raspstreken op de hoornzooi te zien, doch dit
zal wel steeds geschieden in meerdere of mindere mate bij het passen, en
hindert mijns inziens niet, als het maar niet aan den wand is en zeker niet
boven de nagelgaten.

Nadat de heer D. het kreupele paard opnieuw beslaat, geeft hij den eigenaar
den raad om een dokter te waarschuwen als soms de vernageling tot ver-
zwering overgaat. Hoe moet de eigenaar dat bemerken bij een paard dat
reeds kreupel is ? Dit zou toch alleen te zien zijn geweest, als de etter in den
kroonrand ware uitgekomen. Ik voor mij zou liever eerst den dokter geraad-
pleegd hebben.

Nu kan ik den heer D. alleen geluk wenschen met den goeden afloop van

-ocr page 167-

zijn waagstukje, maar vind het niet aanbevelenswaardig. Ook lijkt het mij
aanbevelenswaardig om inplaats van zooveel kunsthoorn, tijdelijk een paar
zijlippen aan te brengen, wat zeker de vaste ligging der ijzers zou bevorderd
hebben.

Ik hoop dat de heer D. mij deze opmerkingen ten goede zal willen houden,
daar overigens zijn stukje door mij met belangstelling is gelezen.

Bergen op Zoom, 22 Sept. '20.

De opperwachtmeester- hoefsmid

H. J. Smit.

OPLEIDING VAN SMEDEN IN VERBAND MET HET ONDER-
WIJS IN 'T SMIDSVAK AAN AMBACHTSSCHOLEN.

Het is maar al te vaak gebleken, dat do tegenwoordige Maatschappü een
groot gebrek heeft aan
geschoolde arbeidskrachten. Wat wordt nu gedaan
om hierin tegemoet te komen ? In de eerste plaats het oprichten van de vele
Nijverheidsscholen, zijnde de Ambachtsscholen, waar bijna alle vakken vanaf
de grondbeginselen worden onderwezen. Ik bedoel hier de ambachtsscholen,
waar onderwijs wordt gegeven in 't smidsvak, zoowel
practisch als theo-
retisch
en tevens aanpassend teekenonderwijs. Het smidsvak kunnen we
verdeelen in: vuurwerk, bankwerk, plaatwerk en machine-bankwerk,
waaronder v.'e mede verstaan het metaaldraaien (zoowel brons, koper,
staal en ijzer), schaven en fraizen. Van al deze vakken krijgen de jongens de
grondbeginselen. Meer speciale Nijverheidsscholen zijn b.v.: kleermakers-
vakschool , schoenmakers vakschool, Rijks-rietvlechtschool (Noordwolde),
machinistenscholen. Middelbaar-technische scholen en tenslotte de tech-
nische Hoogeschool te DeUt.

Deze scholen zijn dan hoofdzakelijk bedoeld voor opleiding van jongens;
eveneens heeft men veel dergelijke inrichtingen voor opleiding van meisjes,
welke ik hier maar achterwege laat.

Verder wordt door oprichting van allerlei cursussen getracht verschil-
lende vaklieden, zoowel practisch als theoretisch, nog het een en ander bij te
brengen. Onder andere bestaan er vele hoefbeslagcursussen; de cursus
tot opleiding van onderwijzers in dat vak; de cursus van de Vereeniging tot
Bevordering van Electrotechnisch vakonderwijs in Nederland (de z.g. V. E. V.
cursussen), zeer vele teekenscholen, welke in cursussen zijn verdeeld, op
allerlei vakgebied.

Ook de Vereeniging ter Veredeling van het Ambacht doet veel ter
bevordering van bekwame werklieden in de vakken: timmeren, smeden (dit
vak gespecificeerd als vorengenoemd), schilderen, koperbewerking, metse-
len. Door deze examens mede te maken, krijgt men een goeden kijk op het-
geen tegenwoordig wordt vereischt voor goede werklieden , 't Is wel opmerke-
lijk, dat op verschillende cursussen steeds blijkt, hoe betrekkelijk laag het
peil van verschillende vaklieden staat, zoowel practisch als theoretisch, wat
vaak wordt toegeschreven aan al te veel éénzijdige ontwikkeling in de
werkplaatsen.

Nu wilde ik feitelijk terugkomen op de opleiding van jongens aan de
ambachtsscholen speciaal. Hoefbeslag wordt aan deze niet speciaal onder-

-ocr page 168-

wezen. Op het leerplan van de Haagsche Ambachtsschool komt dit vak wel
voor. Naar ik meen wordt daar een uur per week door een militairen hoef-
smid onderwijs gegeven aan de jongens, welke zich speciaal voor smid hebben
opgegeven, dus niet aan de bankwerkers, welke wel het meerendeel der leer-
lingen vormen. Dus het vak .hoefsmedenquot; wordt maar al te vaak geacht
„een
bijvakjequot; te zijn.

Niet, dat de jongens het niet kunnen leeren. O neen, even zoo goed als de
theorie van de stoomwerktuigkunde tot hen doordringt, evenzoo zal ook de
theorie van de hoefkunde tot hen doordringen, deelde een directeur eener
ambachtsschool mij eens mede, toen ik wat aandrong,
dat onderwijs ook te
doen geven aan de Ambachtsscholen. Maar het hoefsmeden wordt als een meer
speciaal vak beschouwd, wat door alle metaalbewerkers lang niet wordt
beoefend, b.v. net zoo als het autogenisch lasschen, draaien, schaven enz.
waar men ook speciaal menschen voor aankweekt en welke dan nooit iets
anders doen.

Mede een reden, waarom het hoefsmidsvak niet aan Ambachtsscholen wordt
onderwezen, is wel, dat er bij de aangifte van leerlingen nooit iemand zich
aanmeldt, ook
dat vak te willen leeren.

Ook kunnen in de machine- of werktuigbouwkunde honderden menschen
hun brood vinden, terwijl in het hoefsmidsbedrijf slechts enkelen geplaatst
kunnen worden.

Het hoefsmidsvak gaat vaak van vader op zoon over. Er zijn slechts
enkele smederijen, welke alleen van het hoefbeslag kunnen bestaan. In zeer
vele gevallen wordt het hoefbeslag gecombineerd uitgevoerd met rijtuig-
beslag in burger- en boerensmederijen, waar men in den tegenwoordigen tijd
weer aangewezen is om het motoren-vak er bij te nemen. Want tegenwoordig
verdringt
de motor in vele gevallen het 'paard.

Daarom juist vind ik het zeer goed gezien van een smidspatroon om zijn
jongen(8) naar de Ambachtsschool te zenden, want daar leeren ze behalve
de grondbeginselen van het stoomwezen, ook de beginselen van alle
soorten verbrandingsmotoren. Tevens wordt aan vele scholen aan de
machine-bankwerkers gedurende I^/g uur per week door een bevoegd
leeraar les gegeven in electro-techniek, wat zeer goed op zijn plaats is;
want welke smederij wordt tegenwoordig al niet electrisch gedreven. Ken-
nis daarvan, ook al om installaties te leveren, is een eisch van den tegen-
woordigen tijd. „Als het getij verandert, moet men de bakens verzetten.quot;

Neen heeren smeden, er wordt nogal eens afgekamd op de Ambachts-
scholen. .De jongens kunnen nog niets, als zij er vandaan komen, ze zijn traag
en wat al niet meer.

Maar als zij dan die drie jaren bij U in de werkplaats waren geweest, hadden
ze misschien iets vlugger kunnen werken en waren zij iets meer practisch
ontwikkeld geweest, maar hadden ze dan zoo goed een werkteekening kun-
nen maken en ook deze leeren lezen en begrijpen, plaatuitslagen kunnen
ontwikkelen, constructiewerkteekeningen kunnen maken en begrijpen met
behulp van de projectieleer ? Hadden ze zooveel wis-, natuur- on werktuig-
kunde gehad ? U zult misschien zeggen; ze hadden 's avonds de avondteeken-
school kunnen volgen; maar dit weegt lang niet tegen dagonderwijs op hoor.

-ocr page 169-

En overal is zoo'n avondschool niet te bereiken en privaatlessen zijn duur.

En waarom rijzen dan de ambachtsscholen als het ware als paddestoelen
uit den grond? Zeker niet, omdat ze onrijpe vruchten afwerpen. Maar de
beste jongens, welke de inrichting verlaten, komen zeer zelden in boeren- of
hoefsmederijen terecht. Zij die daarheen gaan, zijn vaak de middelmatigen
of daar nog iets benedenquot;'), zoodat het wel te verklaren is, waarom sommige
plattelands-patroons iets gekant zijn tegen het onderwijs op ambachts-
scholen.

De jongens, welke meer van 't onderwijs hebben opgestoken, ziet men
vaak verder studeeren en vertrekken naar een op de ambachtsschool aan-
sluitende Machinistenschool. Enkelen gaan naar een Middelbaar technische
school en het gros komt op een fabriek en weet vaak Zaterdags reeds met
aardig verdiend geld thuis te komen.

Zij, die zeer goed kunnen teekenen, trachten op het teekenbureau eener
fabriek te komen, wat hun altijd gelukt. De Ambachtsscholen meer ten
platten lande moeten hun leerstof naar de eischen van de omgeving geven;
daarom zou het daar zeer gewenseht zijn ook het vak „hoefbeslagquot; te onder-
wijzen, zoowel practisch als theoretisch. Want die jongens zullen voor het
grootste gedeelte wel in den omtrek blijven werken.

Nu ligt het misschien op den weg van den Bond van Rijks gediplomeerde
onderwijzers in practisch hoefbeslag stappen in die richting te doen en Zijne
Excellentie den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen met
dergelijk doel op de hoogte te stellen. Ook zouden de heeren Directeuren
van dergelijke plattelands-ambachtsscholen aangeschreven kunnen worden,
of zij voor dit onderwijs wat gevoelen en het aan hunne school willen
invoeren. De Rijks gediplomeerde onderwijzer, het dichtst in de buurt woon-
achtig, behoorde aldaar de noodige lessen te geven.

Volgens een ingezonden stuk van den heer Nico van Vuure uit Alkmaar
in. het Orgaan van den Bond van Smeden-Patroons voor eenigen tijd geleden
geplaatst, komen weinig Ambachtsschooljongens terecht in een bedrijf zooals
het zijne en in kleinere bedrijven. Ik zou den heer van Vuure kunnen aan-
raden, vervoeg U ieder jaar m de maand Maart bij den Directeur der Am-
bachtsschool te Alkmaar, desnoods ook bij dien te Hoorn, den Helder, Velzen
en Zaandam en vraag hun, of zij ook eenige goede jongens voor U hebben.
De betrokken Directeur deelt de jongens, welke in April de school verlaten,
mede, dat ze daar en däär werk kunnen vinden en stuurt ze in den regel wel
naar de werkplaats, behalve hen die verder willen studeeren.

Ik zou zeggen, U zal hiermede wel gebaat zijn, indien U de jongens gelijk
beloont met de fabrieken en ze goed behandelt en niet, zooals vaak in de
boeren-smederijen plaats heeft, ze van 's morgens vroeg tot 's avonds laat
maar laat ploeteren.

Ik eindig dus in het voordeel der ambachtsscholen, omdat daar het onder-
wijs op breede leest geschoeid is; het onderwijs heeft een breeden grondslag.

•) Deze opmerking komt ons minder juist voor. Op het platte land vindt men
minstens evenveel gezond verstand als in de steden, terwijl de hoefsmeden even
deugdelijk onderlegd behooren te zijn als hunne collega's in een ander onderdeel
van het omvangrijke smidsbedrijf. Eed.

-ocr page 170-

niet wetende welken kant de jongens uit willen: verder studeeren voor
machinist of middelbaar technicus (dit laatste is zeer goed voor fabrikants-
zonen, voor bedrijfsleider, opzichter, patroon of werkmeester van fabriek of
groot smidsbedrijf), voor teekenaar, voor aanstaand vaksehoolleeraar, maar
dan moeten ze weder een algemeene practische ontwikkeling opdoen, en ten-
slotte voor geschoolde arbeidskracht, waarvoor de ambachtsschool de
beginselen breed opvat.

D.

korte mededeelingen._

— Correspondentie. De „onderwijzer in practisch hoefbeslagquot; Q. J.

Rolink te Enschede gaf alsnog te kennen het ook zeer op prijs te stel len
als „De Hoefsmidquot; kan blijven verschijnen. Directe medewerking, door het
inzenden van andere stukken dan wat van de cursussen uit de omgeving
valt te melden, kon evenwel niet worden beloof.!.

In alle provinciën zijn „onderwüzers in practisch hoefbeslagquot; gevestigd
en wanneer zij gemeenschappelijk het blad „frischquot; willen houden door het
vaknieu ws uit alle hoeken van het land in te zenden, dan zal „De Hoefsmidquot;
nog heel wat meer waardeering kunnen vinden dan nii reeds het geval is.

—nbsp;Conimissfe voor het afnemen van examens voor het verkrijgen
van een Rijksdiploma als hoefsmid.
Voor wijlen den heer H. J. C. van
Lent te Tiel is tot lid dezer commissie benoemd de heer D r. J. Staal,
dierenarts te Assen, terwijl het aantal plaatsvervangende leden is ver-
meerderd met de benoeming van den heer H. A. Kroes, dierenarts en
leeraar aan de Middelbare Landbouwschool te Groningen.

—nbsp;Militaire Hoefsmidschool. Op 31 Aug. 1.1. werd de Oranje Nassau
medaille in zilver met gekruiste zwaarden toegekend aan den adjudant-
onderofficier S c h O 11 e n, instructeur aan de Hoefsmidschool. Op 30 Sep-
tember 1.1. werd dit eereteeken voor de aangetreden leerlingen on personeel,
benevens belangstellenden, door den Directeur der Rij- en Hoefsmidschool
onder een toepasselijke toespraak aan den heer Scholten uitgereikt.

—nbsp;In de maand September slaagden voor het examen hoefsmid: de vrij-
williger der Artillerie Wels; de miliciens der Artillerie: W. P. van Winssen,
J. Moorman en .T A. Verdonk; de burgerteer lingen: K. Anneyes uit Horn-
huizen, H. Kuiper uit Putten en .P. H. Somsen uit Aalten.

De nieuwe cursus op l October is begoimen met 4 miliciens der cavalerie
en 14 id. der artillerie.nbsp;G. H.

—nbsp;Najaarsexamen Rijksdiploma hoefsmid. De Commissie, benoemd voor
het afnemen van het examen in hoefbeslag ter verkrijging van een rijks-
diploma als hoefsmid, verklaart dat het niet meer mogelijk was in de Sep-
tember-uitgave van „De Hoefsmidquot; een advertentie-oproep te plaatsen voor
het af te nemen najaarsexamen en meent daarom de lezers van „De Hoefsmid'
alsnog in de gelegenheid te moeten stellen zich voor dit examen te kunnen
opgeven, met verzoek echter dit dan zoo spoedig mogelijk te willen doen en

V.

-ocr page 171-

wel aan den secretaris der examen-commissie, Dr. Gallandat Huet,
L. Bergstraat 3 te Amersfoort.

* *
*

Het aantal candidaten voor genoemd examen bedraagt tot heden 108, waar
onder een groot aantal gediplomeerde hoefsmeden en verder leerlingen van de
cursussen te Heeren veen, Hoogeveen, Harlingen, ZwoUe, Amersfoort en
Breda. De examens beginnen op 15 November, waarbij eerst de reeds gediplo-
meerden aan de beurt zijn en daarna de cursianen. Vermoedelijk duren de
examens vijf weken.nbsp;Gr. H.

PERSOVERZICHT.

— IJzer-prijzen. De opvolgende berichten omtrent de Duitsche ijzer- en
staalprijzen wijzen — gelukkig — op verlaging. Zoo seinde men o.a. op 5 Oct.
uit Essen aan de N. R. 0. het volgende bericht:

„De uitvoerprijzen van stafijzer zij n in de vandaag gehouden vergadering
van de vereeniging voor staf ijzer uitvoer van f 237'/2 tot f 200 verlaagd,
aangezien, hoofdzakelijk tengevolge van het bestaande aanbod op de buiten-
landsche markt van den kant der fabrieken in het Saargebied en in Luxem-
burg, met name in Holland geen afdoeningen tegen de tot dusver geldende
uitvoerprijzen tot stand konden komen. De Luxemburgsche fabrieken hebben
reeds sedert eenigen tijd staafijzer in Holland aangeboden tegen f 200 è, f 210.quot;

__Bij ministerieele beschikking is de aan hoefsmeden toe te kennen

schadeloosstelling als bedrijfsonkosten voor verwerkte materialen van af
1 .Tuli j.1. per inlandsch paard en per paard van zwaarder slag tot nader order
vastgesteld op f 2.28, en per lersch paard en per muildier op f 2.04.
Deze bedragen waren over het 2de kwartaal van dit jaar resp. f 2.05 en

ƒ1.84.nbsp;{u.„N.R.G.quot;).

advertentien.

UITGAVE VAN J. B- WOLTERS ^E^'^H^A^Q'^'

HOEFKUNDE EN HOEFBESLAG,

door Prof. Dr. H. M. KROON,

Directeur van het Instituut voor Hoefkunde der Veeartsen^kundige
Hoogeschool te Utrecht

en Dr. R. H. J. GALLANDAT HUET,

Kapitein-Paardenarts bij de Rij- en Hoefsmidschool te Amersfoort.

Met vele oorspronkelijke afbeeldingen.
Twee deelen. — Prijs, per deel f3.75 — Geen toeslag.

Het geheel maakt een aangenamen indruk door flinke letter en
vele foto's. Wie er belang in stelt, vrage het zelf ter inzage en oor-
deele zelf.
nbsp;Orgaan v. d. Smedenpatroons^

UITGAVE VAN J. B. WOLTERS. ^e^HAAIquot;'

-ocr page 172-

S. C. M. BAX. glashaven 9 en 36 - ROTTERDAM.

- Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. -

Meest uitgebreide sorteering prima blanke
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fune Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —

lelegraffl-Mres

ÏO. m.

NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN

voordeelig, gemakkelijk in gebruik. — Kunnen niet loslaten.

Merk „Pacific
met zwaar hielstuk.

Open zolen uit één stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer biUijk,
voorradig in 11 maten van tot
Eng. dm., uiterste breedte buitenkant
ijzers gemeten.

Merk „Ramblerquot;,

in witte en grijze

Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van
tot 65 Eng. dm.

Merk „Chicagoquot;,

geheel Caoutchouc
uit één stuk met

zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van
■li tot Eng. dm,

uiterste breedte, buitenkant ijzers gem.

Gemaakte Hoefijzers,
Rits- en Stampmodel,
uitsluitend beste
kwaliteit ijzer;
in 9 maten voorradig.

IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.

Opruimers voor

Schroefgaten.

Schroeven en Stiften
in alle modellen;
tijdige bestelling
gewenscht.

Touwijzeri in
verschillende maten.

Open Luchtdrukzooi
in 8 verschillende maten voorradig.
Men lette op het echte merk S T 'mt

Str]|jkringen
met riempje

Hoef-
randen.

Lasch- of Welbladen en
Poeder
om ijzer en
staal te
wellen.

Kunsthoorn.

met kroort.

-ocr page 173- -ocr page 174-

Lambert
Hoefzolen

in de modellen

Lambert open päd
Bar päd
Frog päd
O. K. Star päd
Walpole boulevard päd
Walpole truss päd

en de bekende
Amerikaansche

HELLER HOEFRASPEN
WEDER LEVERBAAR

Itlll

Lambert

Leuvehaven 66

INHOUD.

III. Een en ander over Limburg en het hoefbeslag. — Over de be-
handeling van hoornscheuren. — Vormovereenkomst tusschen hoef en hoef-
been. — Ingezonden stukken. — Korte mededeelingen. — Persoverzicht. —
Advertentiën.

Company
:: Rotterdam

-ocr page 175-

III. EEN EN ANDER OVER LIMBURG EN HET HOEFBESLAG.

doob

Dr. Gallandat Htjet.

Kapitein-Paardenarts.

(Slot).

Maastricht telt vele paarden; men vindt in de gemeente verscheidene
stalhouders, vele sleepers, fabrieken met paardentractie, neringdoenden en
een weinig luxe. Het hoefbeslag wordt uitgeoefend in niet minder dan 8
bedrijven, n.1. door de firma J. L. H. Vossen in de Oude Minderbroeders-
straat 13, door Q. H. Jessen in de Pieterstraat 68, door J. H. Bollen in de
Breulingstraat 24, door Th. J. H. Bollen in de Brusselsche straat 134, door
de Coöperatieve Hoefsmederij op de Varkensmarkt, door de firma Th. J.
Lem- Vossen te St. Maartenslaan 34, door G. H. W. Schenk in de Gracht-
straat 29 (deze beide laatste in de voorstad Wijk) en door J. Küsters op
het Bassin 114. De patroons van deze bedrijven zijn vereenigd in een bond,
waarvan de heer Jessen jarenlang voorzitter was, doch nu uit den bond is
getreden. Deze Roomsch Katholieke Limburgsche Hoef- en Wagensmeden-
bond heeft in Maastricht uniforme prijzen ingevoerd, welke als volgt zijn
vastgesteld: gewoon zwaar beslag f 6.50, id. met verdikte takken f 7.50,
rijtuigpaard en zware poney f 5, kleine poney f 4, stooten per stuk f 0.25,
schroefgaten per gat 10 ets. Verleggen van hoefijzers voor zware paarden
f 2.80, voor rijtuigpaarden en poneys f 2. Luxe en stalbeslag en het onder-
leggen van balkijzers wordt naar verkiezing berekend. Deze prijzen en mis-
schien ook wel het beslag, dat er veelal voor werd ondergelegd, dus de
waar die er voor geleverd werd, heeft een groep van paardengebruikers
vereenigd tot een coöperatie, welko sinds P/a jaar een eigen smederij exploi-
teert, onder den naam van de Coöperatieve smederij „Het Hoefijzerquot;. Direc-
teur ervan is de heer V e r m^ e e r e n, leden zijn stalhouders en andere
bedrijfspaardenhouders. Het inleggeld voor elk lid bedraagt f 25, waarvoor
hij het voordeel geniet, dat elk beslag hem f I minder wordt berekend dan
in de stad, terwijl voor niet-leden dit verschil f 0.50 bedraagt.

Het spreekt vanzelf dat de bond van smedenpatroons zeer ongaarne deze
oprichting zag en veel in het werk stelde om tot een vergelijk te komen
en de exploitatie te voorkomen; dit is echter niet mogen gelukken en naar
mij een der bestuursleden mededeelde kan de nieuwe zaak zichzelf niet
alleen bedruipen, doch heeft reeds reserve gemaakt. De zaak beschikt over
een flinke werkplaats met 2 vuren en 2 noodstallen; als meesterknecht was
eerst een Belg werkzaam, een Imap vakman; deze is echter vertrokken en
opgevolgd door een Hollander, Lans, die tijdens de mobilisatie jaren als
militair hoefsmid werkzaam is geweest. Voor het vele werk, dat deze

-ocr page 176-

jeugdige smederij heeft, wordt wel een zeer vlot werkman vereischt, vooral
waar hem slechts een knecht en een jongen terzijde staan.

Evenals in de meeste smederijen in Maastricht wordt ook hier heel veel
gebruik gemaakt van machinale ijzers, terwijl de handgesmede ijzers ook
stampijzers zijn, en wel als regel met kalkoenen en stoot. De nagelgaten,
10 in getal, worden tot ver naar achteren aangebracht, terwijl de ijzers lang
en wijd, wat de takken betreft, worden ondergelegd.

Naar de reden gevraagd, waarom aan de stampijzers de voorkeur werd
gegeven boven ritsijzers, antwoordde mij een der smeden, dat zv/are ijzers
zoo moeilijk zijn te ritsen en dat het pubKek beshst geen ritsijzers wilde.
Dit laatste deed mij denken aan ,,de wensch is de vader van de gedachte.quot;
De regel in deze is wel, dat stampijzers zich vlugger laten bewerken dan rits-
ijzers en daarom verkozen worden. Ik zag in de onderscheidene smederijen
heel wat verschillende machinale ijzers en het moge wel getuigen dat men
hier bij eenzelfden fabrikant ook nog niet al zijn wenschen kan vervuld zien,
dat in één smederij een internationale staalkaart van machinale hoefijzers
'aanwezig en in gebruik was. Behalve de bekende Hollandsche ijzers van
Helpman en van Hippos, waren hier Luiksche ijzers en Duitsche, de eerste
met 8, de laatste met 22, zegge twee en twintig, nagelgaten nog twee stift-
gaten in den toon. Dit waren afgekeurde legerijzers. Het viel mij telkens op,
dat bij het zoo veelvuldig gebruik van machinale ijzers en vooral bij deze
zware paarden, ik geen ijzers uit de fabriek van Kerckhaert te Stoppeldijk
zag; deze worden zeer veel in Zeeland gebruikt en zijn van veel beter model
en bewerking dan de verschillende hier gebruikte producten. Zou het geld-
duiveltje hier misschien tusschen zitten en zou men hier de stelling niet
kennen, dat goede waar duur is ? Men werkt hier ook zeer veel met kalkoenen,
hier „krammenquot; genoemd en geeft op dat de pezen van de paarden te veel
lijden bij het passeeren van de Maasbrug, als de paarden geen kalkoenen
onder hebben. Heeft men in deze al eens een vergelijkende proef genomen ?

Behalve dat voor- en achterijzers van kalkoenen zijn voorzien, hebben de
achterijzers ook nog een stoot, terwijl deze alleen 's winters aan de voor-
ijzers wordt toegevoegd. De zaak van den heer J e s s e n bestaat sinds
1894, toen de patroon uit Verviers kwam en zich te Maastricht vestigde;
de tijden waren toen anders, er werd gewerkt van vijf uur 's morgens tot
's avonds donker en een vierkant beslag van een zwaar paard werd betaald
met f 1.40. Nu zijn de werktijden van 7 tot 7 met 2 uur schaften en het kost
den patroon moeite om zich aan te passen aan den veranderden tijdgeest;
deze evolutie is niet voor een ieder gemakkelijk mee te maken. Toch worden
nog dagelijks plm. 5 paarden beslagen door den patroon, bijgestaan door
3 knechts. Deze laatste werken op dagloon van f 3.50 tot f 4.50. Flinke
zaken zijn verder nog die van de firma V o s s e n in de Minderbroedersstraat.
De patroon, die nog zeer jong is, wordt bijgestaan door een meesterknecht,
welke reeds 9 jaar aan het hoofd van het bedrijf staat en verder
5 knechts
onder zich heeft. Het is een groote smederij met reusachtige vuren, ook al
voor het bedrijf als wagensmederij. Ook hier worden circa 5 paarden daags
beslagen, veel fabrieksijzers gebruikt, alle van stampgaten en kalkoenen
met stoot voorzien. Memoreeren we ten slotte nog de zaak van de firma

-ocr page 177-

L e mV O s s e n te Wijk, waarvan een der firmanten, de heer Vossen, dit
jaar zijn rijksdiploma te Utrecht behaalde. Deze kimdige smid heeft hier-
mede getoond, dat hij vooruit wil, zijn vak verstaat en kan een goeden in-
vloed hebben op het personeel, dat onder hem werkt. Dat zijn ambitie zich
uitstrekt buiten het normale hoefbeslag, hetgeen voor afwijkend beslag bij
hoefziekten zoo van nut kan zijn, bewijst zijn samenwerken met den dieren-
arts Hameleers aldaar, voor wien hij steeds volgens aanwijzing de
kreupele en hoef zieke patienten beslaat. — Summa summarum kan worden
gezegd, dat het hoefbeslag in Maastricht nog voor veel verbetering vatbaar
is. Hiervoor zullen allereerst de patroons het goede voorbeeld moeten geven
en trachten het beslag te doen aanpassen aan de paarden, hierbfl rekening
houdende met lichaamsbouw, hoefvorm, gang, stand en diensten en moeten
zij niet in omgekeerde richting werken en gebruik maken van slechte ijzers
en een ondoelmatige beslagwijze, waarbij de hiervóór aangehaalde punten
worden veronachtzaamd.

De patroons moeten echter tevens kunnen beschikken over goed geschoold
personeel; leergangen in hoefbeslag zullen dan ook te Maastricht hoogst
gewenscht zijn. Er zijn voldoende smederijen in de stad en omgeving om in
cle eerste jaren doorloopend een voltalligen cursus te kunnen doen geven.
Dan zal het hoefbeslag op hooger peil komen en meer rationeel worden uit-
gevoerd, hetgeen in de eerste plaats meer voldoening geeft aan de hoefsmeden
zelf en vervolgens ten goede komt aan de paarden en als gevolg hiervan ook
aan de eigenaren. De landbouwbonden en andere belanghebbenden dienen
deze zaak aan te vatten om zoo spoedig mogelijk een verbetering hierin te be
werken. Leerkrachten, en goede ook, zijn er in de provincie voldoende aan-
wezig, zoodat van deze zijde geen bezwaren kimnen rijzen. Blijft over de
finantieele regeling, welke toch niet van dien omvang is, dat verwezenlijking
hierop zal afstuiten.

Op ongeveer twee uur gaans afstand van Maastricht ligt Valkenhiirg., een
zeer oud stadje, dat ook op hoefbeslaggebied een bijzonderheid bezit. In
1040 wordt het voor liet eerst in de geschiedenis genoemd als keizer Hen-
d r i k do Derde de villa aan zijn nicht Irmangard schonk. In 1080 werd de
naam gevoerd door een edelman G o z e w ij n, afstammeling van de graven
van Wassenberg, hij was tevens heer van Heinsberg. De 2e van deze Gozewijns
zag in 1122 zijn slot Valkenberg en in 1144 zijn kasteel Heinsberg verwoest
en wel in een strijd met den hertog van Limburg. Als wraak hierover stichtte
hij een dubbelklooster der Premonstratenser orde te Heinsberg; zijn zoon
werd aartsbisschop van Keulen. Gozewijn de Vierde stichtte in 1202 een
klooster te Houthem en zegelde dit met een valk gezeten op driedubbele
rots. Daarna kAvam Valkenberg aan Hendrik van Wassenberg en iu 1221
aan Walram van Limburg. Diens zoon voei-de in 1268 oorlog tegen den
hertog van Brabant, die het slot Valkenburg elf weken lang vruchteloos
belegerde. In 1327 werd het echter belegerd en gesloopt, doch het jaar daarna
weer opgebouwd en versterkt. En zoo zien wij de geheele geschiedenis door
deze stad als een twistappel, welke herhaaldelijk van heer veranderde,
gesloopt en weer opgebouwd werd. In 1465 doorstond het een belegering
der Luikenaars, in den 80-jarigen oorlog was het beurtelings Spaanseh en
Staatsch, om in 1644 voorgoed bij de republiek te komen.

-ocr page 178-

Vroeger was het als leen van het Duitsche rijk onclerhoorig aan 't Keulsche
aartsbisdom en behoorde het land van Valkenburg, zoowel staatkundig als
kerkelijk, tot Duitschland. Toch is de Duitsche invloed gering gebleven,
hoewel het dicht bij Aken ligt, de sympathieën zijn meer aan Fransche zijde
geweest en gebleven. Van al deze geschiedkundige tijden en oorlogsberoe-
ringen heeft Valkenburg nog slechts weinige overblijfselen bewaard. Van de
zeven poorten, welke de stad had, zijn er nog twee over, n.l. de Bickelpoort
en de Grendelpoort, terwijl een ruïne van geen grooten omvang alles is wat
thans nog van het eenmaal trotsche kasteel over is.

Thans is de plaats een zomer-rustoord waar, door de mooie omstreken en
de vele merkwaardigheden, die het te zien geeft, als rufne, Odapark, Rots-
park, grotten, catacomben, uitzichttoren e.a., duizenden landgenooten
vertoeven.

Waarom nu Valkenburg bij het hoefbeslag gememoreerd; wel omdat in
deze plaats een groot hoefsmidsbedrijf is gevestigd, dat men er niet licht
verwachten zou. Het is de hoefsmederij van den heer Hoen, een zeer
bloeiende zaak, hetgeen blijkt uit het feit, dat door hem jaarlijks 8000
ijzers worden ondergelegd. Hoewel Valkenburg zelf maar weinig paarden
telt (des zomers loopt het getal stalhouderspaarden op tot ongeveer 30) en
de boeren uit de omgeving veelal bij de dorpssmeden op beslag gaan, zoo
bestaat deze zaak, die uitsluitend hoefsmederij is, in hoofdzaak van handels-
paarden.

Deze worden door de commissionnairs opgekocht in Zeeland en in Noord-
Brabant, komen per trein in Valkenburg aan en worden hier alle op nieuw
beslag gezet alvorens hunne verdere bestemming, Duitschland, te volgen.
Daar de reis verder te voet wordt afgelegd en de paarden in den regel naar
Keulen op marsch gaan, is een vernieuwing van het beslag vóór den uitvoer
noodzakelijk. Bij deze paarden, die van het zware type zijn, worden dan ook
zeer zware ijzers ondergelegd, en wel van 30 op 20 m. M. breed en dik en tot
een gewicht van ruim zes K. G. aan ijzer. Het zijn alle vlakke ijzers, alleen
des winters wordt met een scherpen stoot en kalkoenen beslagen. Het vlakke
beslag voor deze handelspaarden kost f 7; het beslag voor boerenpaarden is
goedkooper. Hoen is een zeer vlotte smid, die verbazend vlug werken kan,
hetgeen hier ook een vereischte is, daar deze transporten niet kunnen wachten
en vlug moeten worden weggeholpen. Het gaat dan ook „haast je, rept jequot;
en er wordt niet nauw gekeken, daar de paarden toch de grens overgaan. Als de
ijzers maar dik genoeg zijn, goed vast onderleggen en vooral geen aanleiding
tot strijken geven. Hoewel de patroon gaarne zelf ijzers maakt, spreekt het
vanzelf, dat hij bij het haastige werk nog al eens fabrieksijzers noodig heeft;
hij betrekt deze uit onderscheidene fabrieken en o.a. ook uit Zeeland, welke
ijzers hem uitstekend bevallen. Het zijn alle stampijzers; voor het ondemage-
len gebruikt hij uitsluitend de sternagel en hiervan no. 8 voor de zware
paarden. Door weinig of geen hulp staat hij meest alleen voor al het werk;
wel heeft hij twee zoons, doch deze zijn nog te jong om in de zaak werkzaam
te zijn. De werkuren loopen van 7—7, doch de eigenaardigheid van dit
bedrijf brengt mee, dat men altijd klaar moet staan en er soms heel wat
langere dagen worden gemaakt. In de kalmere tijden werkt de patroon echter

-ocr page 179-

veel aangenamer voor zijn eigen gevoel, daar hij dan meer zorg aan het beslag
kan besteden. Hij smeedt dan zelf de ijzers en beslaat de lichtere paarden bij
voorkeur uit de hand. De smederij is ruim, bezit twee flinke vuren, wordt
electrisch gedreven en heeft twee noodstallen. Ook hier worden de paarden
met lederen riemen opgebonden; deze, ik zou haast zeggen Limburgsche,
methode verdient alle aanbevehng overal toegepast te worden; het biedt
alleen voordeelen aan waartegenover geen nadeelen staan. De heer Hoen
beslaat ook de dekheng.sten uit de buurt, waarvoor een afzonderlijk tarief
wordt berekend. Nog deelde de patroon mij mede, dat de hoeven als regel
goed zijn en hij een groote verbetering hiervan opmerkt in de laatste jaren,
waartoe de intensieve fokkerij zeker wel veel zal hebben bijgedragen.
In Valkenburg is nóg een smederij, waar ook paarden worden beslagen.

doch slechts in gering getal.

Sluiten wij dit overzicht over de provincie Limburg, dat natuurlijk
niet volledig'is en slechts hier en daar een kijkje op de toestanden geeft,
dan kunnen wij, zoo de vraag gesteld werd: hoe is het hoefbeslag in
Limburg ? hierop antwoorden: goed in de noordelijke helft, veel minder
goed in het zuidelijke deel der provincie. Het spreekt van zelf, dat er
in het noorden ook wel minder goede smeden zijn en dat in het zuiden
ook wel flinke vaklui voorkomen, doch de algemeene indruk is hiermede toch
onloochenbaar weergegeven. Welke conclusie kan men hier nu uit trekken lt;
Deze, dat
en de fokkers of, in het algemeen gesproken, alle paardenhouders,
en de hoefsmeden samen moeten werken om leergangen, cursussen en herha-
lingscursussen, te doen houden om zoodoende goed geschoold en goed onder-
legd personeel te krijgen en te behouden. Laten de patroons dan hierbij niet
achterblijven en zich uit valsche schaamte of uit eigenwijsheid niet terughouden
om ook van het onderwijs te profiteeren. Velen van hen zal dit ten goede
komen. Verder moeten de hoefbeslagprijzen flink zijn en uniform geregeld
worden, zoodat op eenzelfde plaats hierin geen verschillen moeten voor-
komen.'Daartegenover moeten de paardenhouders niet bekrompen doen en
niet probeeren op welke wijze zij het goedkoopste geholpen kunnen worden,
doch zij moeten steeds bereid zijn om voor goed werk ook goed geld te betalen.
Alle partijen zullen hierbij winnen en de waarde der paarden met het minst.

OVER DE BEHANDELING VAN HOORNSCHEUREN.

De dierenarts Dr. P. Otto schrijft hierover in de October-aflevering van
Der Hufschmiedquot; en begint met op t^ merken, dat hoornscheuren vooral
voorkomen bij beslagen paarden, die hun werkzaamheden op harde wegen
verrichten en dat de oorzaken, voor het ontstaan er van, verschillende
kunnen zijn. Voor de behandeling van elke ziekte of afwijking van een
lichaamsdeel is van groot belang, dat men de oorzaak weet of zooveel mogelijk
kan benaderen en dit geldt ook natuurlijk voor de hoornscheur. De volgende
oorzaken komen hierbij in aanmerking: droogheid en broosheid van het
hoorn, het triUen en stooten van den hoef, (vooral bij het loopen op harde
wegen en bij een bepaald soort beslag, in het bizonder bij hooge gangen),
kneuzingen en ontstekingen aan het kroongedeelte, het gebruik van slechte

-ocr page 180-

hoefzalf, klemhoeven, scheeve hoeven, dunne hoornwand, fouten in het
beslag en ongelijke belasting, respectievelijk overbelasting van een of meer
gedeelten van den hoornwand, zooals b.v. bij bokhoeven enz. In al deze
gevallen moet de behandeling van de hoornscheur voor een belangrijk deel
naar gelang van de oorzaak worden ingesteld.

Er zijn echter nog andere oorzaken, zulke, die buiten ons toedoen hoorn-
scheuren doen ontstaan: b.v. de invloed van de jaargetijden, overerving,
aangeboren afwijkingen in den bouw van den hoef, beenwoekeringen in of bij
het kroongewricht, zwaarmoedige gang, slingerende beweging met het
onderbeen. Ook kunnen ze ontstaan tengevolge van een hoeflijden: rotstraal,
steengallen, bij ziekelijke hoornvorming en soms als gevolg van de aanwen-
ding van scherpe zalf op de kroon (bij ziekten daar ter plaatse).

Wanneer de hoornscheur uitgaat van den draagrand, een z.g. draagrand-
scheur is, dan geneest ze in den regel gemakkelijk, indien de oorzaak maar
wordt opgeheven en deze moet meestal worden gezocht in het loopen „op
bloote voeten.quot; Van veel meer belang zijn de kroonrandscheuren, wdke
ontstaan door een bovenmatige verwijding van den hoef in het kroongedeelte,
dus een uitzetting die aan de kroon sterker is dan bij den draagrand. Zij
kan voorkomen bij gezonde en gelijkmatig belaste voeten, bij gezonde maar
ongelijkmatig belaste hoeven en ook bij zieke en tegelijk ongelijkmatig
belaste hoeven.

De kroonrandfc heur zal bij paarden met gezonde en goed gevormde
voeten zelden voorkomen en in het geheel niet als zulke dieren stapvoets
werk verrichten en een zorgvuldige hoefverpleging genieten. Het kan natuur-
lijk wel eens gebeuren, dat er toch een hoornscheur ontstaat, b.v. door een
kroonbetrapping, maar dat zijn uitzonderingen. Koetspaarden met hooge
actie, en springpaarden zijn het meest vatbaar voor kroonrandscheuren.
Vooral voor springpaarden is dit duidelijk; als deze op den grond neer-
komen, wordt de lichaamslast plotseling in de hoeven opgevangen en de
kroonrand zal dan soms óver haar veerkracht worden uitgerekt en hierdoor
scheuren.

Door het verstrekken van rust aan het betreffende paard zal de gescheurde
kroon weer aangroeien en als het maar zoover is, volgt vanzelf herstel van
de hoornscheur daar het nieuwe hoorn geleidelijk naar beneden afgroeit.
Het komt voor, dat dit opnieuw inscheurt, b.v. bij drukke, woelige paarden,
die bokkesprongen maken als zij na hun rust weer voor het eerst van stal af
mogen. Wenschelijk is in ieder geval om het dier pas dan in draf te gebruiken
als het hoorn boven aan de kroon hecht verbonden is. Een goed aangelegd,
sterk verband, dat wel een maand lang kan blijven zitten, werkt ook nuttig
om de genezing van de scheur in de hand te
Werken, omdat het jong ge-
vormde hoorn dan minder aan uitdroging blootstaat.

Ongelijkmatige belasting vindt men bij verschillende hoefvormen; zoo
zijn spitse meer in het verzengedeelte en stompe hoeven meer in het toon-
gedeelte belast, terwijl men er ook aantreft die aan de buitenhelft (bodem-
nauw) of aan de binnenhelft (bodemwijd) meer worden belast. Zoolang zulke
onregelmatig gebouwde hoeven nu maar overal dragen, zullen in het gedeelte
dat overbelast wordt niet zoo licht hoornscheuren ontstaan. Bij beslagen

-ocr page 181-

hoeven wordt echter door het ijzer de natuurlijke afslijting van het hoef ^
hoorn belemmerd en dan zal de bedoelde meerdere belasting, vooral wanneer
verkeerd besneden is, ook grooter zijn. De smid moet er bij dergelijke hoeven
met hoornscheuren op uit zijn om de ongelijkmatige belasting zooveel moge-
lijk op te heffen door
zaakkundig te besnijden en het ijzer goed te
passen. En bij het besnijden moet hij zich terdege rekenschap geven van den
beenstand, van den hoefvorm en in het bizonder van de voetas. Deze laatste
toont hem of de hoef al dan niet overal draagt, met andere woorden, of de
hoefvorm passend is voor den stand van het paard en voor een gelijkmatige
verdeeling van den lichaamslast.

De hoofdzaak bij het zaakkundig besnijden van den hoef en het passen
van het ijzer is om de ongelijkmatige belasting op te heffen, echter zonder
aan den hoef een normalen vorm te willen geven, omdat juist die afwijkende
hoefvorm voor het betreffende paard op natuurlijke wijze is ontstaan. Er
kunnen nog andere maatregelen worden genomen bij het beslag, waarbij
men steeds moet uitgaan van het beginsel, dat de steunvlakte van het ijzer
aan het overbelaste gedeelte vergroot moet worden. Men kan het dus iets
wijder leggen of aan. het overbelaste deel een längeren tak aanbrengen of een
lip ter plaatse aan den hoornwand. Heeft men zulk een hoef naar vorenstaan-
de gezichtspunten beslagen, dan zorgt de natuur voor de rest en zal het nieuw
gevormde hoorn geleidelijk afgroeien, waarbij men voor hernieuwde inscheu-
ring moet waken op de wijze als reeds werd opgemerkt.quot;Vooral bij paarden
met hooge gangen moet men voorzichtig zijn om hen weer in gebruik te
nemen; rust en nog eens rust is het voorschrift, totdat zich op z'n minst
1 c.M. gezonde nieuwe hoorn heeft gevormd. Dan mag het paard zoetjes aan
een drafje maken; teneinde het trillen in den hoef zoo gering mogelijk te
doen zijn, moet men vlakke ijzers onderleggen (geen kalkoenen!) en het
beste is wel een vlak balkijzer omdat dan de straal nog meer mee zal helpen
den schok te breken. Ook zolen kunnen nuttig werken, speciaal lederen zolen.

Behalve deze ,,gezonde hoeven, die ongelijkmatig belast wordenquot; hebben
we terloops ook gesproken over „zieke hoeven met ongelijkmatige belastingquot;
en kunnen we er direct aan toevoegen, dat de ongelijke belasting nieer bij
ziekelijke dan bij gezonde hoeven voorkomt. En daarom is het ook een feit,
dat zeer veel hoornscheuren ontstaan tengevolge yan een of andere hoef-
ziekte. Dit feit moet men niet te gering schatten; verscheidene smeden heb-
ben altijd de neiging de hoofdaandacht aan de hoomscheur te schenken, in
plaats van aan de
directe aanleiding (de zieke hoef) en zien dan natuurlijk
van hun behandeling geen gunstig resultaat. De hoomscheur is hier bijzaak,
de zieke hoef en diens behandeling hoofdzaak. De smid moet dus in de eerste
plaats trachten den zieken hoef te verbeteren en zoo mogelijk geheel te ge-
nezen, hetgeen des te moeilijker zal vallen naarmate het lijden langer heeft
bestaan. Hoeven met ingeklemde verzenen, bokhoeven, ziekelijk gevormde
scheeve hoeven, kromme hoeven, hoeven met ondergeschoven verzenen,
het zijn alle ziekelijke afwijkingen van den hoef, die hoornscheuren kunnen
veroorzaken.

Bij de behandeling, die de smid zal instellen, moet hij allereerst geduld
hebben en ten tweede nauwkeurig de afwijking van den hoef bestudeeren en

-ocr page 182-

*

even nauwgezet door besnijden van den hoef en door passen van het ijzer
trachten de ongelijkmatige belasting op te heffen. Door aldus den zieken
hoef te genezen of te verbeteren (dit hangt af van den duur, dat de afwijking
heeft bestaan) wordt tegelijkertijd de oorzaak voor het ontstaan der hoorn-
scheur te niet gedaan of in ieder geval wel verkleind. Daarnevens kan men
voor de hoornscheur zelf de bovenvermelde behandeling instellen.

Voor het ontstaan van hoornscheuren zijn ook voorbeschikt hoeven, die
normaal van vorm zijn, maar een zwakken hoornwand bezitten b.v. door
verwaarloosde hoefverpleging of door het gebruik van bedorven of ranzige
hoefzalven. Zulke hoeven beslaat men het best met balkijzers met breede
draagvlakte en met zolen, terwijl de zwakke plaatsen moeten worden ontlast.
Ook kan een ontsteking van den vleeschzoom tot velerlei korte hoornscheur-
tjes aanleiding geven, waarvan een behandeling tot het gebied van den dieren-
arts behoort.

Kort samengevat bestaat in het algemeen de behandeling van hoorn-
scheuren in: regeling van de lastverdeeling in den hoef; ontlasting van het
gescheurde deel door juist besnijden en doelmatig beslag; aanbrengen van een
stootbrekend ijzer; verhinderen, dat het nieuw gevormde hoorn uitdroogt,
en het betreffende dier rust geven zoolang zulks noodig blijkt, inzonderheid
niet in snelle gangen bezigen.

Het komt een enkele maal voor, dat naast een hoornscheur ook een hoorn-
zuil daar ter plaatse is waar te nemen; deze laatste heeft zich dan gevormd
ten gevolge van de hoornscheur. De hoornscheur erft als zoodanig niet over;
wel echter de aanleg er voor, zooals zwakke hoornwand of abnormale been-
standen.

Heeft een hoornscheur lang bestaan, dan is allicht geneeskundige behande-
ling noodzakelijk.

Tenslotte wijst de schrijver op het vroeger veelvuldige gebruik van aller-
hande middelen om de randen van de hoornscheur bij elkaar te houden; in
die dagen bestond de behandeling alleen in dit „fixeeren der randenquot;. Bij
de meeste hoornscheuren is het echter overbodig; alleen als de randen sterk
gapen, kan men er eenig nut mee stichten.

VORMOVEREENKOMST TUSSCHEN HOEF EN HOEPBEEN.

Hierover schrijft professor Lungwitz een artikel in de November-
aflevering van „Der Hufschmied.quot; Voor
gezonde hoeven is het hoefbeslag
een noodzakelijk kwaad, evenwel zijn er
hoeiziekten, die alleen met behulp
van het hoefbeslag verbeterd of genezen kunnen worden. Maar hiertoe
behooren niet die hoefziekten, waarbij de hoef sinds geruimen tijd van vorm
is veranderd. De reden hiervan is, dat het hoefbeen dan een vormverandering
heeft ondergaan in denzelfden trant als de hoef. Er bestaat een groot verband
tusschen den vorm van den hoef en dien van het hoefbeen. Dit ziet men
mede bij gezonde hoeven; de vormverschiUen tusschen vóór- en achterhoef
bestaan eveneens tusschen de hoefbeenderen vóór en-achter.

Sehr, geeft voorbeelden van deze vormovereenkomst (wisselwerking)
tusschen hoef en hoefbeen bij enkele hoefziekten:

-ocr page 183-

1.nbsp;De knolhoef is boven in het toongedeelte steil en ingedeukt, beneden
schuin verloopend en iets gewelfd; de zool is in het voorste deel plat of vol; de
verzenen zijn steil en de hoef is daar wijd. Al deze vormveranderingen kan
men ook aan het hoefbeen vinden; hoe langer de knolhoef bestaat, des te
duidelijker overeenkomst in vorm tusschen hoef en hoefbeen. Als het hoef-
been blijvend en sterk veranderd is, zal ook de hoef niet meer in den vroegeren
normalen vorm kunnen worden teruggebracht en is hij onherstelbaar.

2.nbsp;Bij den klemhoef liggen de hoefballen dicht bij elkaar; by verouderden
klemhoef zijn deze smal en verschrompeld; de zool is gewoonlijk goed hol.
Bekijkt men van zoo'n hoef het hoefbeen, dan is ook hiervan de zoolvlakte
goed uitgehold, terwijl de hoefbeentakken als gevolg van den aanhoudenden
druk door het vernauwde verzengedeelte van den hoef zijn geschrompeld,
smal en spits geworden. Is het hoefbeen eenmaal zoodanig veranderd, dan
zal ook de klemhoef nimmer meer genezen. Door doelmatig beslag kan men
alleen trachten een sterkere vernauwing te voorkomen en eenige verlichting
aan te brengen.

3.nbsp;Bij den scheeven hoef heeft men hetzelfde, vooral als hij jaren achtereen
heeft bestaan. Dan vertoont n.1. ook het hoefbeen duidelijk twee verschil-
lende helften, een wijdere met schuinen en een nauwere met steilen wand
en aan deze laatste helft kan men vaak een korten en smallen hoefbeentak
zien als gevolg van voortdurenden druk door het steile of zelfs ondergeschoven
verzengedeelte van den hoefwand.

4.nbsp;Bij den krommen hoef is de eene zijwand naar buiten gewelfd, de
andere ingebogen; het hoefbeen zal op den langen duur dezelfde vormen
aannemen en dan valt niet meer aan herstel te denken.

5.nbsp;Bij den plat- en bij den volhoef neemt ook het hoefbeen dezen vorm
aan: een platte of doorgebogen zoolvlakte, die niet meer herstelt en den hoef
steeds plat of vol zal doen blijven. Wel kan een plat- of volhoef genezen wor-
den als het hoefbeen deze vormverandering (doorzakking van de zoolvlakte)
nog niet heeft ondergaan.

Verandert de vorm van den hoef, dan verandert ook de vorm van het
hoefbeen.

Ook omgekeerd. De hoefkraakbeenderen behooren bij het hoefbeen; verbee-
nen zij, dan worden ze veelal dikker. Hierdoor moet de hoef uitzetten en zwelt
hij daar ter plaatse naar buiten, hetgeen men bij een oud geval van ver-
beening der hoefkraakbeenderen aan de kroon van den zijwand kan
waarnemen; de hoef is daar naar verhouding wijder dan aan den draagrand.
Bij Belgische paarden komt deze verdikking aan het zijgedeelte veel voor
en moet men met deze blijvende verandering bij het beslag rekening houden.

Ook bij chronische steengallen vervormt de hoef zich naar het hoefbeen.
Bij zulke steengallen in de verzengedeelten geraken dikwijls de hoefbeen-
takken in ontsteking, verdikken ze zich en worden langer, waarna ook de
hoef daar ter plaatse breeder en langer wordt. Was de steengal b.v ontstaan
door druk van den hoornwand, dan zal ze na de verdikking van den hoef-
beentak toch blijvend (nu van binnen uit) gedrukt worden, en zal ze onhei--
stelbaar blijken. Een smid, die beweert iedere steengal te kunnen genezen,
zal bedrogen kunnen uitkomen.nbsp;,

-ocr page 184-

Ook de veel voorkomende losse wand is op den duur niets anders dan het
gevolg van een blijvende vormverandering van het hoefbeen, omdat dit
bij die groote, wijde hoeven langzamerhand ter plaatse van den lossen wand
is gaan zakken en daarna van vorm veranderd (ingekrompen). Daarom is
een losse wand vaak zoo moeilijk te genezen.

Uit al deze gevallen blijkt het nauwe verband dat er tusschen den hoef en
het hoefbeen bestaat. Het duurt geruimen tijd alvorens het hoefbeen een
anderen vorm heeft verkregen, maar is dit eenmaal het geval, dan belemmert
het de pogingen om den zieken hoef te genezen. Daarom moet men tegen-
over een hoef ziekte of ziekelijke verandering niet onverschillig staan, al ver-
oorzaakt ze ook geen kreupelheid; er dient zoo spoedig mogelijk te worden
ingegrepen om herstel te verkrijgen, vóór er blijvende vormveranderingen
zijn ontstaan.

ingezonden stukken.

Geachte Redactie!

In „De Hoefsmidquot; van 15 October 1920, afl. 10, bladz. 160, geteekend V,
lees ik op bladzijde 160:

„Op het leerplan van de Haagsche Ambachtsschool komt dit vak wèl
voor. Naar ^k meen wordt daar een uur per week door een militairen hoef-
smid onderwijs gegeven aan de jongens, welke zich speciaal voor smid hebben
opgegeven, dus niet aan de bankwerkers, welke wel het meerendeel der leer-
lingen vormen. Dus, het ,,va]cquot; hoefsmeden wordt maar al te vaak geacht
een
bijvakje te zijnquot;.

De geachte schrijver vergist zich een weinig. Aan de Haagsche
Ambachtsschool wordt vanaf October tot en met Maart praktisch onderwijs
gegeven in hoefkunde en hoefbeslag des Zaterdags van 9 uur des morgens
tot 5 uur des namiddags (onderbroken door één uur theoretisch onderricht
en één uur rusttijd) aan hen, die zich voor een cursus hebben opgegeven, ten
einde na afloop daarvan te kunnen deelnemen aan het examen in hoefbeslag
ter verkrijging van een Rijksd.iploma als hoefsmid (zie art. 4 van het reglement
voor het examen ter verkrijging van een Kijksdiploma als Hoefsmid, vast-
gesteld bij Koninkl. Besluit van 28 Februari 1919). De ciirsus duurt 2 jaren.

IJ dankend voor de plaatsing, Mr. de Redacteur,

hoogachtend:

's-Oravenhage, 17 October 1920.nbsp;De leider van den cursus

L. J. Hoogkamer.

Zwolle, 19 October 1920.

Geachte Heer Redacteur,

In het No. van „De Hoefsmidquot; van 15 Oct. j.l. komt in Korte Mededeelingen
onder Najaarsexamen Rijksdiploma Hoefsmid van G. H. de mededeeling
voor, dat aan het bedoelde examen onder meer leerlingen van den cursus te
Hoogeveen zullen deelnemen.

Waar onder deze cursussen uitsluitend die verstaan worden, welke vallen
«nder art. 4 van het Reglement voor het examen ter verkrijging van een

-ocr page 185-

rijksdiploma als hoefsmid (K. B. van 28 Februari 1919 No. 85) is deze mede-
deeling niet juist.

Van den 2-jarigen cursus in hoefbeslag te Hoogeveen toch vangt thans

het 2e gedeelte aan.

Wel nemen aan het examen deel de gediplomeerde hoefsmeden die den
2en herhalingscursus te Hoogeveen hebben gevolgd.
Met dank voor de plaatsing,

hoogachtend,
de leider van den cursus te Hoogeveen,
M. J. Veenstra.

Geachte Heer Bedacteur!

Eenigen tijd geleden werd in een vergadering van onderwijzers hoef-
smeden de aanmerking gemaakt, dat militaire hoefsmeden onderwijs gaven

in practisch hoefbeslag.

Wat is hiervan de bedoeling? Acht men deze hiervoor niet bekwaam, of
zijn er andere redenen?

Men zou mij zeer verplichten deze eens kenbaar te maken.
Bergen op-Zoom.nbsp;Be Opperwachtmeester hoefsmid,

H. J. Smit.

korte mededeelingen.

—nbsp;Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. Met 1 November is als leer-
ling toegelaten Jan de Boer van Drachten.

—nbsp;Najaarsexamen Rijksdiploma hoefsmid. Deze examens vangen 15 dezer
te Utrecht aan.

PERSOVERZICHT.

_ Volgens een bepaling van het Ministerie van Onderwijs te Saksen

zijn vanaf 1 November 1.1. de kosten bij den aanvang van den cursus in hoef-
beslag met 100 Mark verhoogd voor Duitsche leerlingen en met 200 Mk.
voor die uit het buitenland.

— De rustend dierenarts Joh. Meyrowitzte Oldenburg schrijft in het
Oldenburgsche Landbouwblad over de opleiding der smeden na den oorlog.
Hij wijst er op, dat voor den oorlog heel veel hoefsmeden hun opleiding ont-
vmgen aan de militaire hoefsmidscholen en bij de bereden wapens. Door de
legerinkrimping is het aantal militaire hoefsmidscholen verminderd, terwijl
ook de opleiding der hoefsmeden „bij den troepquot; in het gedrang is gekomen.

Het gevolg van deze omstandigheden moet zijn, dat het aantal burger-
hoefsmidscholen aanzienlijk moet worden vergroot of uitgebreid, teneinde
aan de bestaande landsbehoeften te kunnen blijven voldoen. Hoefsmid-
scholen moeten er zijn, aldus schrijver. Al is een reeds gevestigde hoefsmid
nog zoo ijverig en bekwaam, hij zal moeten toegeven, dat aan de jonge
collega's alleen goed praktisch en theoretisch onderwijs gegeven kan worden
op goed ingerichte opleidingscholen voor hoefbeslag. Een smid die goed een

-ocr page 186-

zaak drijft, heeft nu eenmaal geen tijd om zich tegelijk met de opleiding
van een leerling te belasten. Bij het hoefbeslag moeten vaardigheid bij de
uitvoering en kennis van den hoef enz. hand in hand gaan. Om deze ge-
paarde vakkennis aan de leerlingen bij te brengen, daarvoor dienen de hoef-
smidscholen. Maar, zegt schr., wil dit voor oogen gestelde doel bereikt kun-
nen worden, dan mogen deze leerscholen niet langer in handen blijven van
particulieren, maar moeten ze georganiseerd worden door, zoo mogelijk, groot
opgezette landbouw- of vakvereenigingen, of bonden van deze. Op die wijze
kan voor goede leerkrachten worden zorggedragen en evenzoo voor een
flink georganiseerde school, die bekwame hoefsmeden aflevert. — Doch naast
de opleiding van hoefsmeden moeten de scholen voor hoefbeslag ook open
staan om voor oudere, reeds gevestigde collega's, vervolgcursussen
in te richten. En deze, voor het meerendeel reeds ervaren smeden
moeten die vervolgcursussen nu niet opvatten als een ,,motie van wan-
trouwenquot;, integendeel, maar evengoed als reeds in de praktijk gevestigde
artsen, dierenartsen en keurmeesters af en toe hun kennis aanvullen
of opfrisschen, zoo moeten ook deze cursussen voor de hoefsmeden in den-
zelfden geest worden opgevat.

In hetzelfde blad, d.d. 21 October, vervolgt de schrijver zijn beschouwingen
en bespreekt hij nader de wijze waarop in Oldenburg de bestaande hoefsmid-
school kan worden omgebouwd en herzien, zooclat zij aan de eischen voldoet.
Hierbij wordt uitgegaan van het standpunt, dat de school wordt overgeno-
men door een of andere groote vereeniging (stamboekvereen., landbouwkamer
enz.). (Schrijver wijst er op, dat het van belang is om één van de stallen, die
aan de .schoolinrichting verbonden zijn, te bestemmen voor opname van
paarden met abnormale hoeven of beenstanden, zoodat het onderwijs zooveel
mogelijk aanschouwelijk kan worden gegeven. Wenschelijk is ook dat er een
kamer beschikbaar staat voor de leerlingen, waarin lessen en schriftelijk-
werk worden gehouden. Een acht- tot tiental leerlingen op eiken cursus
van ongeveer drie maanden lang en dus per jaar vier van zulke cursussen,
zal voorloopig naar schr'.s meening wel aan de eischen voldoen. Daarnaast
kunnen de vervolgcursussen voor oudere smeden gehouden worden, waar-
voor 8—10 dagen wel voldoende zijn.

Een belangrijke factor voor iedere hoefsmidschool is om voortdurend de
noodige paarden op beslag te krijgen. Wanneer echter de paardenfokkers en
-houders uit de omstreken, b.v. door de landbouwkamer, worden gewezen
op het belang van de hoefsmidschool, dan zal bedoelde factor wel geen
moeilijkheden in den weg leggen. Mochten de paardenhouders bezwaar
opperen tegen het beslaan door de leerlingen, dan kan hun worden verzekerd,
dat zulks onder goed toezicht geschiedt, terwijl voorts de hoefsmidschool
voor het geval van een mogelijk nadeel voor den betrokken eigenaar, dit
vereffent.

Het beheer en de exploitatie van de hoefsmidschool geschiedt onder toe-
zicht van de betreffende vereeniging. Deze benoemt een directeur voor de
geheele instelling; een dierenarts, die behalve goed theoretisch, ook praktisch

-ocr page 187-

goed thuis is in het hoefbeslag, kan hiervoor de aangewezen persoon zijn.
Hij moet het theoretische onderwijs zelf geven en op de hoogte blijven, wat
er praktisch wordt verricht. Deze praktische kant moet onder leiding staan
van een prima smid, die bovendien lessen geeft in boekhouden, zooals
in een smidszaak vereischt wordt en in de verdere correspondentie die het
bedrijf meebrengt. Noodig is dat bedoelde smid-leeraar nog een ervaren
smidsknecht onder zich heeft als hulp. De beide eerstgenoemden moeten'
vast aan de hoefsmidschool verbonden zijn, echter met het recht om tevens
hun particuliere praktijk uit te oefenen, aangezien hun salarieering op de
school niet heel groot kan zijn.

— Negen-urige werkdag in het smidsvah. Met het oog op het groote belang
om de paarden, landbouwwerktuigen en wagens voortdurend in goede orde
voor het gebruik te houden, in verband met het zooveel mogelijk in stand
houden van een bevredigende volksvoeding, heeft men in het Regeerings-
district Dresden toestemming verleend aan de smeden, om hun Imechts en
leerling-knechts op enkele dagen negen uren te laten werken. Deze onthef-
fing is tot half November van dit jaar van kracht; alleen in dringende geval-
len mag er gebruik van gemaakt worden, als blijkt dat men het week niet
op de gewone werkwijze (8 uren) af kan.nbsp;(u.
Der Hufschmied.)

— Klemhoeven behooren niet tot de zeldzaamheden, wanneer men daaronder
tenminste rekent een vernauwing aan het zijdelingsche of achterste hoef-
gedeelte, terwijl ook de kroonklemhoef bij wijde hoeven mi en dan kan worden
waargenomen. Maar heel weinig ziet men een echt voorbeeld van een zool-
klemhoef; wel komt men vrij dikwijls hoeven tegen met veranderingen, die
er op hjken, maar meestal zijn deze aan andere oorzaken te wijten. (Id.)

advertentiën.

Handelsvennootschap

\n

KANTOOR:

lavastraat 90, 's-[

Tel. 4902-3330.

SPECIAAL ADRES VOOR

HOEFIJZERS

in alle maten en modellen.
Uit voorraad leverbaar.
Uiterst concurreerende
prijzen.

Verzuimt niet ons aan te vragen

-ocr page 188-

S. C. M. BAX. - glashaven 9 en 36 - ROTTERDAM.

- Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. _

ÏO. m

Meest uitgebreide sorteering prima blanke
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fune Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —

NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN

voordeelig, gemakkelijk in gebniik. - Kunnen niet loslaten.

Merk „Pacificquot;,

met zwaar hielstuk.

Open zolen uit één stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in 11 maten van tot 6|-
Eng. dm., uiterste breedte buitenkant
ijzers gemeten.

Strykringen
met riempje

Gemaakte Hoefijzers,
Rits- en Stampmodel,
uitsluitend beste
kwaliteit ijzer;
in 9 maten voorradig.

IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.

Opruimers yoor

Schroefgaten.

Schroeven en Stiften
in alle modellen;
tijdige bestelling
gewenscht.

Touwijzers in
Tcrschillende maten.

Merk „Chieagoquot;,

geheel Caoutchouc
uit één stuk met

zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van
■7Jtot7Y\Eng.dm.
uiterste breedte, buitenkant ijzers gem.

Merk „Rambler
in witte en grijze

Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van
tot Eng. dm.

Iloef-
raiiden

Kunsthoorn.

Lasch- of Welbladen en
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.

iWen lette op het echte merk S T

met kroon.

-ocr page 189-

25e Jaargang. — Aflevering 12. — 15 Dec. 1920.

REDACTEUR-UITGEVER: A. W. HEIDEMA te 'S GRAVENHAGE.

-ocr page 190-

Lambert
Hoefzolen

in de modellen

Lambert open päd
Bar päd
Frog päd
O. K. Star päd
Walpole boulevard päd
Walpole truss päd

en de bekende
Amerikaansche

Wim
»

INHOUD.

Moeder natuur, de hoef en nog iets. - Iets over het aanhalen der lip
na het oplasschen der stalen stoot. - Ingezonden stukken. _ Korte med^
deelingen. — Advertentiën.

HELLER HOEFRASPEN
WEDER LEVERBAAR

Lambert amp; Company
Leuvehaven 66 :: Rotterdam

-ocr page 191-

MOEDER NATUUR, DE HOEP EN NOG IETS.

Dat goed beslag en een doelmatig gebruik van het paard, naast voldoende
hoefverzorging, een waarborg zijn voor de instandhouding van krachtige,
goed gevormde voeten, zal iedere smid en iedere paardengebruiker kunnen
waarnemen, vooropgezet dat de hoornvormende deelen gezond zijn. Al wordt
aan die voorwaarden niet ten allen tijde en in alle opzichten streng de hand
gehouden, toch streeft de natuur er steeds naar het goede te behouden, Deze
natuur-eigenschap, die er immer op uit is het scheeve zooveel mogelijk recht
te zetten, weten de bezitters en gebruikers van paarden niet altyd naar
waarde te schatten. Deze zijn dikwijls geneigd te veel van moeder natuur te
vergen, denkende „het zal wel weer recht komenquot; of „zoolang er geen ziekte
is, ni
ks aan doen.quot; En zoo wordt maar al te dikwijls aan het feit, dat de natuur
steeds wil meehelpen om het gebroken evenwicht te herstellen, in de praktijk
een overdreven macht toegekend. Dit is o zoo gemakkelijk, doch in deze over-
drijving schuilt een gevaar, doordat wordt nagelaten wat het gezond ver-
stand voorschrijft te doen.

„Nooit ingrijpen in de natuurquot; is dan b.v. het antwoord, dat bij het maken
van een op- of aanmerking ter zake wordt gegeven, en hoewel de indruk van
het door ons bedoelde geval wel was dat de betreffende persoon niet overhep
van zorgzaamheid en ambitie voor het aan hem toevertrouwde — hier betrof
het een paardenhoef — zoo kwam het ons toch voor, dat hij beslist van meening
was volkomen verstandig te handelen. Dit is, en ik vertrouw dat alle lezers
het met me eens zullen zijn, natuurlijk niet het geval. Want de natuur heeft
wel een zeer groot aanpassingsvermogen, maar er zijn grenzen en als deze
overschreden worden komt er een kink in den geleidenden kabel, wordt de
geregelde samenhang, de normale vorming onderbroken of wel afgebroken,
om plaats te maken voor het ongezonde, abnormale, — wat het dan ook moge
betreffen.

Het tegenwerken van de natuur is meestal schadelijk, het ondersteunen
er van niet alleen in overeenstemming met gezonde, logische begrippen,
maar zelfs een plicht, ideëel en economisch.

De paardenhouder of fokker, die de hoeven laat verwaarloozen, die z'n
paarden zoo goed als nooit — bij wijze van spreken — bij den smid brengt,
die nimmer hoefinspectie houdt van zijn veulens en onbeslagen paarden en
nalaat deze zoo noodig voor het besnijden bij een goeden vakman te brengen,
geeft weinig uit, meent wellicht op deze wijze geld te sparen, doch vergeet
dat z'n werkpaarden daarbij gevaar loopen op den duiu: slechte voeten te
krijgen, langen tijd kreupel te worden, geheel buiten gebruik kunnen geraken
en minder waarde zullen gaan vertegenwoordigen. Hij vergeet ook, dat z'n
veulens en jonge paarden daardoor blootstaan aan het verkrijgen van ver-
keerde standen en zoo zij hiervoor reeds aanleg hadden, dat zij dan zeer zeker
afwijkingen in dezen zin zullen krijgen. Hij zal wel weinig aan rekeningen
te betalen hebben, maar betrekkelijk veel waardevermindering, afschrijving

-ocr page 192-

van kapitaal hebben te boeken, terwijl de fokker of paardenhouder, die z'n
tijd wel begrijpt, aan het eind van het jaar wat dieper in z'n goed of minder
goed gevulden geldtrommel tasten moet om schoon schip te maken met
z'n crediteuren, doch een hoogere inventaris-waarde zal hebben verkregen, die
soms een vérstrekkende beteekenis heeft ? Helaas is zulks moeilijk tastbaar
te bewijzen. Ware dit wel zoo, dan zou veel spoediger die ééne juiste lijn
gevolgd worden door alle belanghebbenden.

Voorlichting moet de rekensom vervangen, redeneerenderwijze aantoonen,
dat bij dezulke de zuinigheid de wijsheid bedriegt. Hoe
meerquot; verstandelijke
ontwikkeling deze laatste bezitten, des te gemakkelijker zullen zij tot de goede
methode te bekeeren zijn. Daarom hebben de instellingen voor landbouw-
onderwijs, de landbouwwinte.-scholen, de cursussen in paardenkennis reeds
zulke rijpe vruchten afgeworpen en doen zij dit nog altyd door. Voorlichting
ook inzake hoefbeslag en hoefverzorging en alles, wat aan de voeten van het
paard en diens bruikbaarheid ten goede komt. Ook de goedgeschoolde en prak-
tisch bijgewerkte hoefsmid kan zich door het geven van de noodige voorlich-
ting dienstbaar maken aan het paard, aan zijn vak, en indirect ook aan de
gemeenschap. Zoo ergens, dan is het hierbij, dat de aanhouder wint!

* *

En ik denk hierbij onwillekeurig aan de smeden zelf ten opzichte van hun
vakblad. Eiprlijk een soortgelijk geval. De abonné's op „De Hoefsmidquot;
begrijpen wèl hun belang, zij zien wèl het nut in van een bindenden schakel,
zij geven de voor het abonnement benoodigde kosten gaarne uit omdat hun
die langs anderen weg ruimschoots worden vergoed. Maar hoeveel smeden
zijn er niet, die het onnoodig vinden, die deze geringe kosten weggesmeten geld
wanen en denken zich aldus te besparen en voordeel te doen! Is dit niet een-
zelfde bedriegende zuinigheid als van straks ? Ook hier moet de voorlichting
klaarheid brengen en iedere nieuwe abonné beschouwd worden als een stapje,
een korte schrede slechts, naar het gestelde doel. Maar toch vooruit! Ook bij
de smeden speelt de ontwikkeling een groote rol; daarom gij, die wel overtuigd
zijt van het nut van een sterke organisatie, en die wel begrijpt het belang een
spreekbuis in den vorm van een vakblad te bezitten, onderwijzers in prae-
sisch hoefbeslag en vooraanstaande smeden, gij moet die voorlichting ver-
schaffen overal, ter plaatse waar zij noodig is. En dan zal ongetwijfeld ook hier,
evenals bij de paardenfokkers, hoewel voetje voor voetje, toch allengs voor-
uitgang komen en uw belangen in nog meerdere mate worden verzekerd,
dan thans. Dan zal iedere smid het als een behoefte gaan gevoelen werkend
lid te zijn van
zijn kleine maatschappij en lezer van zijn orgaan.

* * *

De voorlichting van den hoefsmid aan paardenhouders inzake hoefver-
zorging en -beslag zal ook in de streker, waar de paardenfokkerij een onbe-
langrijke tak van het landbouwbedrijf is, een bijzaakje uitmaakt, nut kunnen
afwerpen. Daar toch zijn de gebruikers het minst op de hoogte en vaak nog
in het geheel niet doordrongen van de noodzakelijkheid goede zorgen aan de
hoeven te besteden. Dit maakt het voor den goed onderlegden hoefsmid wel
eens moeilijk, het kost hem bar veel moeite om de werkelijk goede denkbeel-
den en opvattingen ingang te doen vinden en soms — wat ook voorkomt —

-ocr page 193-

wordt zijn eigen werk, zijn geleverd beslag, op den duur de dupe van de onkunde
der eigenaren en van de weinige waardeering voor goed beslag. Dat een der-
gelijke uitwerking verkeerd is, behoeft geen betoog. Heel vaak is er in bedoelde
streken te weinig overleg tusschen eigenaar en smid. De eigenaar is dan m
z'n onkunde zeer eigenwijs, volhardt soms in het doen aanbrengen van een
verkeerd beslag; ook komt het voor, dat alleen de smid — en hij aUeen — het
weet, waarvan ten slotte het paard de dupe kan worden. In streken waar de
paardenfokkerij hoog staat en de fokkers er juiste inzichten hebben, vmdt
men veel meer het gewenschte overleg. Eigenaar en smid bespreken samen
— indien noodig — den toestand van de hoeven, het gewenschte beslag dat
moet worden ondergelegd enz., waarbij en waarna de smid van zijn kennis
en geschooldheid kan doen blijken. Op dergelijke wijze wordt ook veel meer
vertrouwen in den hoefsmid aangekweekt, zijn kennis en praktische toepassmg
veel meer naar waarde geschat,terwijl anderzijds de smid zelf veel prettiger
werkt, meer verantwoordelijkheidsgevoel krijgt en ook meer waardeering
ondervindt. Dat is de gewenschte toestand. Maar dan moet hij ook aanspraak
kunnen maken op den naam van: goed, hetgeen trouwens spoedig genoeg
uit zijn werk kan blijken.

* * *

Na deze afdwaling wiUen we nog even terugkeercn tot het uitgangspunt
of wel de oorspronkelijke bedoeling waarmee dit stukje werd geschreven.
We zeiden dat door hoefziekten of door slechte hoefverzorging de na,tuur
soms niet meer in staat is om de ontstane afwijkingen te doen verdwijnen,
maar dat zulke paarden bij doelmatig gebruik en dito beslag toch nog hun
diensten kunnen verrichten (nauwe hoef, klemhoef, plathoef etc.). Het komt
ook voor dat de afwijkingen van dien aard zijn, dat genezing geheel is uit-
gesloten, hoe men de natuur ook ondersteunt (klemhoef met verbeende
hoefkraakbeenderen; plat-, vol- en knolhoeven waarbij het hoefbeen een bij-
behoorende vormverandering heeft ondergaan; enz.)

Dat de natuur echter het goede wil, is zeker.

We herinneren ons een paard met een leelijken plathoef van vnj ouden
datum, waaraan alle verschiinselen van dezen hoefvorm aanwezig waren:
platte zool, schuine toon- en zijwand, ringen, brokkelige hoorn, gedeeltelijke
losse wand en nauwachtige, ondergeschoven verzenen. Deze laatsten nu waren
hoogstwaarschijnlijk
enkel en alleen ontstaan door verkeerd beslag. Het
dier deed vrij veel dienst in fiinken draf op den harden keiweg op ijzers
met
kalkoentjes, zoogenaamd om de achterste hoefhelft wat hooger te doen
schijnen. Vergeten was hierbij echter, dat door dit beslag de straal met meer
voldoende op den bodem kwam en niet goed functioneerde, dus allengs klei-
ner werd, waardoor een klemhoef van een wijden hoef zich vormen ging.
Door verkoop kreeg het dier een anderen eigenaar, bij wien het
spoedig kreu-
pel werd. Het beslag werd gewijzigd,
de kalkoenen bleven achterwege en er
werd een balkijzer ondergelegd van zoo klein mogelijk gewicht; de toon werd
ingekort en wat weggeraspt; de zool en de verzenen werden
gespaard en zij-
lippen aangebracht. De hoef kreeg een nat-zandkuur en daarna geregelae
verzorging (om den anderen dag schoon boenen, laten drogen,
daarna ömk
met vet inwrijven) en het paard werd niet meer op de steenen gebezigd naaar

-ocr page 194-

voor den ploeg en verder veelal stappend werk. Resultaat? Zeer goed- de
hoeven verbeterden, langzaam aan, dooh op den duur aanzienlijk; van k;eu-
pe^id was en :s geen sprake meer, het paard behoeft niet meer in het ge-
brmkte worden ontzien. Do betreffende hoefsmid deed hier goed werk in
overleg met den eigenaar, zij beide en het paard zijn tevreden en de natuur
deed haar aloude belofte gestand.

V. d. H.

IETS OVER HET AANHALEN DER LIP, NA HET OPLASSCHEN

DER STALEN STOOT.

Als collega's speelt men wel eens leentje buur bij elkaar en zoo ook leende
onlangs e^ collega van mij een aantal welstooten (de welbekende Vicoria-

stoot^f^fnbsp;oplasschen der

stooten. Dit wordt door mij altijd gedaan met een dun stukje weiblad er

tusschen, omreden de stooten veel hebben te lijden op den straatweg of op de

kei^ en bij de tramra^ils. Ook temeer daar men bij het gebruik van fabrieks-

ho^ijzers met zoo heel zeker is welke kwaliteit ijzer men onderhanden heeft

lasoht fnbsp;te vaak dat men, na de stoot te hebben opge-

iaast de .fnbsp;dat he« ijzer bij het eerste nagelgat, of Ik

led! tT:nbsp;ook, door midden gaat, ten gevolge va^ minder

goede kwaliteit ijzer en door de welhitte.

dafidaar men
dan veel zekerder is, dat het ijzer „heelquot; blijft, men tevens het ijzer niet zoo

zwaar behoeft te verhitten (hetgeen kolen bespaart) om de stalen stoot solide
op het ijzer te bevestigen en het ijzer daardoor niet te veel verzwakt

mt over het oplasschen der stooten. Nu het aanhalen der lip. Wanneer de
Jip op de gewone wijze aan het stoot-ijzer wordt aangehaald, wil het graag
gebeuren, dat de splits van de stoot weer iets los laat, een aanleiding om er
af te zuUen breken doch ook dit is te voorkomen door juist het ijzer andersom
op het aambeeld te houden, n.l. met den kant der draagvlakte naar boven
en met de stoot tegen den kant van het aambeeld

Van het voor de stoot uitstekende stukje toongedeelte van het ijzer vormt

stoot wt quot;^-'fTnbsp;de splits van de

stoot heeft niets te lijden gehad.

Wanneer de lip eerst eenmaal vlak is aangehaald, kan ze heel gemakkelijk
omgezet worden zonder dat er zich eenige scheiding tusschen stoot en Ïer

W tT tnbsp;^^nbsp;te dun uitslaan, ^ok

heeft het dit nog voor, dat men de lip, alvorens haar om te halen, eerstnog

even netjesgelijkmatigkan bijvormen,hetgeenandersmoetworden™evijld

wem2nbsp;quot; der lip vernam ik van mijn collega efdacht:

wl f dW '' --aderen die dit weten en aldus handelen, maar het is toch
wel goed het even m DeHoefsmidquot; te vermelden, opdat degene, die het niet
weet, er zijn voordeel mede kan doen.

-ocr page 195-

Hopende dat deze kleine, doch nuttige wenk het voorbeeld moge zijn voor
anderen, om ook eens iets uit de „praktijkquot; te laten weten in 't belang van het
vak, verblijf ik dankend voor de plaatsruimte,

uwe abonné
D. K r u ij t Hzn.,
Beemster, 1 Nov. 1920.nbsp;Gedipl. Hoefsmid.

ingezonden stukken.

Geachte Redactie.

Vermoedelijk naar aanleiding van het verslag van de algemeene vergadering
der vereeniging van onderwijzers in practisch hoefbeslag, opgenomen in het
Februari-nummer van dit blad, steld de heer Smit in de laatste uitgave een
enkele vraag als militair hoefsmid. Hoewel zelf geen onderwijzer in practisch
hoefbeslag en alzoo ook geen lid dier vereeniging, zou ik toch gaarne mijn
idee hieromtrent weergeven, gevoelende dat het hier gaat tusschen een af-
gaande en een opkomende kracht op het gebied van onderwijs in praktisch
hoefbeslag.

Waar in vroegere tijden de duurzame bruikbaarheid van het paard in de
allereerste plaats voor oorlogsdoeleinden vereischte was, of zelfs het Avel of
wee voor een leger tot op zekere hoogte hiervan kon afhangen, zijn het de
mUitaire paardenartsen in de eerste plaats, en in verband mot deze deleger-
hoefsmeden, geweest, die het hoefbeslag meester waren en alzoo ook de
toonaangevende onderwijzers.

Nu echter de burgermaatschappij het paard tot allerlei diensten is gaan
benutten is de ontwikkeling van den
burger-hoefsmid ook op hooger peil
gebracht en zoo zien we thans de onderwijzer in practisch hoefbeslag op tre-
dend voor de burgermaatschappij, zoodat dit deel van ons volksbestaan zich
zelf kan bedruipen en als onvermijdelijk gevolg hiervan de militaire hoefsmid

als onderwijzer uittreedt.

Dat deze gang van zaken voor bewuste hoefsmeden minder aangenaam zal
zijn, laat zich denken en dit komt dan ook duidelijk uit in de door bovenge-
noemden heer Smit gestelde vragen.

Het doel van de vereeniging van onderwijzers in practisch hoefbeslag is
klaar genoeg om niet in bewuste aanmerking een zekere bedoeling te moeten
zoeken tot minachting van den militairen hoefsmid als onderwijzer, al is ook
het gevolg van haar streven een uitsluiting van dezen als zoodanig.

De meerdere of mindere bekwaamheid tot het geven van practisch onder-
richt door den leger-hoefsmid zal dan ook niet de leidende gedachte zijn
van deze Vereeniging bij haar pogen om alle hoefcursussen onder practische
leiding van een harer leden te krijgen, hoewel erkend moet worden dat een
bekwaam vakman niet altijd gebleken is een geschikt onderwijzer te zijn.

Met dank voor plaatsing.

Hoogachtend,

Voorschoten, 20 Nov. '20.nbsp;H. van Mulligen.

-ocr page 196-

Oeachte Redactie,

siï Hoefsmid ' van 15 Nov. 1.1. komt een vraag voor van den heer H J
Smit te Bergen-Op-Zoom, waarop ik gaarne eenig beseheid wil geven
l^oen er m het geheele land stemmen opgingen, dat de
destijds gegeven

.tnorH-quot;quot;'quot;quot;quot;quot;'nbsp;-- middelen'irge

zien om die eursnssen grondig te verbeteren. De Regeering heeft zieh toen het

SksXr'lo f ^^nbsp;de vltg vt

Rijks Hodsmid-Onderwijzers. In 1911 werden de eerste zeven afgeleverd en

zoo IS dit jaarlijks doorgegaan, tot op heden nog. En daar het nu de bedoeW

IS van Regeermgswege Onderwijzers over het geheele land te krijgen, ten eÏde

de enrsussen in reehte banen te leiden, zoodat er goede, degelijke h^efem den

kumien worden gevormd, zal de heer Smit wel begrepen dat die S^deT

ploma m den zak loopen, maar daarentegen woekeren met hun kemüs op

f T quot;nbsp;g^lds aan cu^

slissen bes eed en lessen gegeven werden door niet-onderwijzers, zoo verwekte

dit ten slotte we eenige verbittering bij de R.O.H. en op een v'ergadi nTbe

sloten ZIJ dan ook te traehten gedaan te krijgen dat aUeen degenen, die in het

bezit waren van het diploma R.O.H., de bevoegdheid verkregL tot het geven

TniÏtTnVquot;nbsp;^^nbsp;hiervan werd ver^n

er met-onderwijzers zuUen sueeessievelijk in het vervolg door dezen maatrLl
van het geven van bedoelde leamp;^en worden uitgeschakeldnbsp;^

een fnbsp;^^^^^^^^ «P'^i^hte der R.O.H., maar

een recht dat hun wordt toegekend.

''nbsp;quot;quot;nbsp;^^^^ ^^treft het

Nog nooit is in de vergadering van R O.H. of, zoover mij bekend, ergens an-
ders alleen over de militaire smeden gesproken, maar slechts in het aLmeen

militaire hoefsmeden zijn; er zijn er natuurlijk ook onder hen, die wel de capa
eiteiten bezitten om lessen te geven. Maar mijns inziens zit het
C Ver 11

tZZtr 'nbsp;^^^ praktischetLquot;^

tu^chen mihtaire en burger-praktijk zoo veel verschillen. Er is bij de mili-
heZnbsp;^«^«f-denheid niet in hoefbeslag als bij de burg;rsmeden,

Sen :„nbsp;--gaft het be-'

snijden en beraspen der hoeven, een verkeerde gewoonte ingevoerd. Vaak

zag Ik een militair paard met aan den draagrand een wanddikte van 2 c M

~ r^nbsp;^^ ^^ forten, -e gaat

achter slot en grendel - en zoo kan ik doorgaan met het opsommen en daar

ol^^jke hoeven met bijbehoorend afwijkend beslag zeer weinig
gedaan en dit gaat ook niet, omdat de paarden-eigenaar er hie? zelf niet n
gemoeid is. Er zijn zooveel factoren, waarop men in de
burgerpraktijk
dat de Vereeniging van R.O.H. tot de vaste overtuiging kwam billijke aanspra-

-ocr page 197-

ken te kunnen doen gelden om de praktische lessen aan de hoefsmid-cursussen
te geven.

Opgemerkt zij, dat door de militaire smeden heel veel goeds is tot stand
gebracht op hoefbeslag-gebied, vraarvoor hun alle lof toekomt. De grondbe-
ginselen zijn door hen gelegd en anderen bouwen er nu verder op voort.

Als ik me niet vergis zijn er 2 of 3 militaire smeden, die het diploma R.O.H.
behaalden en zij zullen dan ook de tekortkomingen bij het militair beslag wel
hebben gezien. Ik wil hierover niet uitweiden en het is evenmin mijn bedoe-
ling onaangename kritiek uit te oefenen, tenzij de heer Smit dit mocht uit-
lokken. Intusschen hoop ik den heer Smit van dienst te zijn geweest.

Hoogachtend,

Oud-Beierland, 3 Dec. '20.nbsp;H. v. Waasbergen.

Mijnheer de Redacteur!

Verzoeke eenige plaatsruimte in „De Hoefsmidquot; voor eene toelichting
aan het ingezonden stukje van den heer Hoogkamer. Bij voorbaat mijn dank.

Naar ik meen begrijpt de geachte inzender mijn bedoeling niet van het
stuk, geschreven in de October-aflevering van De Hoefsmid. Ik schreef over de
opleiding van jongens aan ambachtsscholen en aan alle ambachtsscholen
wordt het hoefsmidsvak aan
die jongens niet onderwezen. Nu meen ik, dat de
Haagsche ambachtsschool hierop een uitzondering maakt. Steeds doel ik op
de ambachtsschooljongens, dus niet op een cursus voor
volwassenen. Naar
ik meen, werd die cursus voorheen steeds aan de Koninklijke stallen gegeven.

Het eerste gedeelte van Uw schrijven is, naar ik meen, wel waar, dus wordt
aan genoemde school aan de jongens volgens het leerplan, het hoefsmidsvak
onderwezen. Of zich veel jongens daarvoor aanmelden en door wien dat on-
derwijs wordt gegeven, is mij niet bekend. Het woord .,bijvakjequot; had ik
beter
niet kunnen noemen ; het geeft licht aanleiding tot verwarring, maar
bij het vakonderwijs aan ambachtsscholen lijkt mij dit toch wel waar. Wie
weet dit nu eens te veranderen en dit onderwijs ook aan ambachtsscholen te
doen invoeren, want het hoefsmidsvak is geenszins een
bijvak, doch eischt
veel oefening, rijpe ervaring en een hooge mate van handigheid.

Misschien weet de heer Hoogkamer e.d. wel invloed aan te wenden bij vak-
onderwijs-autoriteiten om dit doorgevoerd te kunnen krijgen.

Hoogachtend.

D.nbsp;V.

NB. Aan de Haagsche Ambachtsschool wordt g'een onderwijs in hoefkunde
en hoefbeslag gegeven aan de
„leerlingen''' van die Echool, maar aan vol-
wassenen
(smeden), die zich voor het deelnemen aan een cursus hebben
aangemeld.

Den Haag, 11 Dec. 1920.nbsp;Hoogkamer.

-ocr page 198-

HET VEREENIGINGSLEVEN.

Reeds lang was het mijn plan hieromtrent eens een artikeltje in „De Hoef-
smidquot; te plaatsen, maar st«eds werd dit uitgesteld, doch nu de avonden
weer wat langer zijn, wil ik dit plan toch eens ten uitvoer brengen, daar toch
in den tegenwoordigen tijd een enkeling in de maatschappij niets of niet
veel is; vandaar dat bijna een ieder vereenigd is.

Het hoofddoel van vereenigen is vrijwel algemeen om door gezamenlijk
overleg en handelen sterker te staan, om zoodoende zooveel mogelijk voor-
deel te trekken uit het doel wat men daarmede beoogt. Of nu wel alle veree-
^ nigingen, welke thans reeds bestaan, aan dit doel beantwoorden, of liever
gezegd dit hoofddoel volkomen bereiken ? Ik voor mij geloof dit niet en mis-
schien vele anderen met mij. Wat mag hiervan dan toch de oorzaak ziin ?
Deze kunnen mijns inziens vele zijn. Hoofdoorzaken zijn echter bestuurs-
leden te hebben die niet geschikt zijn voor hun functie en de lakschheid onder
de leden zelve.

Wanneer een vereeniging wordt opgericht, valt het in den regel niet mee
om eeii voltallig Bestuur te vinden, waaruit van zelf blijkt dat het een tref
is, dat juist deze gekozenen de ware mannen op de ware plaatsen zijn.

Want is iedere Voorzitter wel geschikt om eene vergadering te leiden ?
Heeft hij voldoende talent van spreken ? een gave die vele missen. Heeft
hij een ruim inzicht en kennis,opdat hij alle vragen, die hem gesteld worden,
direct zakelijk kan beantwoorden ? Heeft hij de begaafdheid steeds voor het
algfmeen te pleiten, om zoodoende niet te persoonlijk op te treden? Dit
zijn enkele hoedanigheden, welke een goed Voorzitter moet bezitten, want hij
is de leider van de geheele vereeniging, bijgestaan door een schrijfmachine
in den vorm van een seciretaris. De bekleeder van dit zeer benijdenswaar-
dige( ?) baantje, moet ook over vele goede eigenschappen beschikken. Deze
moet in de eerste plaats zeer veel voor het vereenigingsleven gevoelen,
daar zeer veel (waaronder ook zeer veel ondankbaars) van hem gevergd
wordt. Hij moet een goede hand van schrijven en takt hebben om ver-
slagen van vergaderingen en brieven voor correspondentie te kunnen op-
stellen en moet, indien hij zelf nog in zijn bedrijf werkzaam is, zijn vrijen
tijd ten beste willen geven, om de noodige administratie en de te voeren
correspondentie der vereeniging ten spoedigste uit te voeren! Niets moet
hem te veel zijn om zijn vereeniging tot den hoogsten bloei te brengen. Hij
moet inzien dat hij de motor is der vereeniging, — dat bij iedere hapering
daarvan schade gedaan wordt aan het bedrijf. Vooral wanneer de secre-
taris niet is zooals hij wezen moet, is van bloei eener vereeniging geen sprake,
wat tengevolge heeft dat ontevredenheid onder do leden haar entree doet,
zooais in vele vereenigingen het geval is, waardoor natuurlijk het hoofddoel
van „vereenigenquot; niet kan worden bereikt.

Het Penningmeester-bedrijf is nu juist niet zoo'n belangrijke functie; een
beetje administratieve kennis, ook van kasboekhouding, lust om herhaalde
malen dezelfde quitantie voor contributie-inning af te geven (in den regel
aan dezelfde leden) en de zorg dat de centjes goed bij elkaar blijven, zijn
daarvoor reeds yoldoonde. Ieder Bestuurslid, die een der bovengenoemde
functies bekleedt en bovenvermelde capaciteiten niet bezit of om andere

-ocr page 199-

redenen daar soms niet aan kan voldoen (dit laatste schrijf ik er met na-
druk bij) is, indien er onder het leden aantal iemand is die hem daarin kan
verbeteren, mijns inziens verplicht in het belang van de vereeniging afstand

van zijn functie te doen.'

Ook de leden hebben hun verplichtingen, en het nakomen hiervan laat
zeer veel te wenschen over. Ieder lid is verplicht alleS; wat in zijn bereik is,
te doen in het belang der vereeniging. Hij moet medewerken met het Be-
stuur, en steeds de vergaderingen bezoeken, want niets is onaangenamer
voor een Bestuur, dan een slechte opkomst ter vergadering. Ieder lid moet
helpen de agenda's der vergaderingen belangrijk te maken en dc te behan-
delen punten vroegtijdig in te zenden. Dit is een punt waar velen wel eens
aan mogen denken, vooral zij die buitenom steeds mopperen over de^han-
delingen van het Bestuur. Laten diegenen eens het woord tot zich zelf richten
en zich de vraag stellen : wat presteer ik zelf voor de vereeniging. Laten

vooral die leden inzien, dat het Bestuur wellicht veel werk verricht en in

den regel toch slechts hetzelfde aandeel in de winst heeft als zij. Laten zij
bedenken dat vooral een secretaris zeer vele uren van zijn eigen vrijen tijd
opofiert, ook voor hun belang, terwijl zij rustig zitten in den kring
van hun gezin of elders. Alleen het uitschrijven van een vergadering kost
hem reeds een paar uur tijd, laat staan den tijd benoodigd voor de overige

vereenigingswerkzaamheden.

De meeste secretarissen doen dit veelal zonder eenige, enkele slechts
tegen een maar matige vergoeding. Mijns inziens is dit een verkeerd stand-
punt; men mag toch niet vergen, dat zulke werkzaamheden van algemeen
belang niet of onvoldoende beloond worden.

Wat is echter in den regel het geval! Men wil den secretaris daarvoor wel
vergoeden en men vraagt dan aan hem wat hij daarvoor verlangt. Doch het
eergevoel van den secretaris vindt dit min of meer een aanbieding eener aal-
moes en bedankt daar in den regel voor. Dit nu mag niet langer plaats heb-
ben Laat in iedere vereeniging een voorstel komen om den secretaris te sala-
rieeren, maar dan zoo, dat dit bedrag hem doet prikkelen en hij zich daardoor
verplicht gevoelt zijn uiterste best te
moeten doen. Wanneer dit geschiedt
is het bestaan eener vereeniging verzekerd en zal het den secretaris zelfs
aangenaam zijn van de leden vragen te vernemen, gesteld in het belang
der vereeniging; dan behoeft men
ook geen antwoord meer te verwach-
ten, als „de secretaris heeft meer te doen en kan van zijn salaris niet be-
staan.quot; Geen goede secretaris, geen goede vereeniging. Geen goede krachten
of men moet er wat voor over hebben. Daar men er niets voor behoeft te
doen en toch de vruchten medeplukt, moeten de leden er ook niet voor
terugschrikken een weinig meer contributie te betalen.

Daar „De Hoefsmidquot; gelezen wordt door leden van den Bond van Smeden-
patroons in Nederland, van den Roomsch Katholieken Smedenbond, van
de vereeniging der militaire hoefsmeden, van de vereeniging van Rijks-
onderwijzers in practisch hoefbeslag en mogelijk ook door leden van andere
vereenigingen, zoo durf ik te verwachten, dat dit bovengaand schrijven
zijn nut zal hebben en dat daardoor het vereenigingsleven meer en meer zal
gaan bloeien en dat die leden, welke als af brekers bekend staan, in den vervol-

-ocr page 200-

p opbouwers hunner vereeniging zullen worden, waardoor dan zeker het

hoofddoel zal worden bereikt: om door vereeniging sterker te staan en om

het grootst mogelijke voordeel te trekken uit het doel wat men daarmede
beoogt!

Tevens wil ik tegelijkertijd nog even alle lezers van „De Hoefsmidquot; aan-
moedigen, ieder voor zich minstens 1 abonné aan te winnen voor ons vakblad,

dan zal ook dat een goede stap zijn om het voortbestaan van deze
uitgave te verzekeren.

U, mijnheer de Redacteur, beleefd dankzeggend voor de welwiUend
verleende plaatsruimte,

Alkmaar.

Hoogachtend,
Th. A. Koelman Nz.

korte mededeelingen.

MEDEDEELING VAN DEN UITGEVER.

In verband met de enorm verhoogde papier-, zet- en drukkosten is het
vorig jaar niet meer een halfliimen band verstrekt voor het doen inbinden
van den jaargang 1919, doch een papieren omslag. Een zoodanige omslag
wordt gelijk met deze aflevering verzonden voor den jaargang 1920

W,e echter prijs mocht stellen op de ontvangst van een halflinnen band
kan die verkrijgen na toezending vóór 10 Januari van f 1._ aan de Ad'
ministratie van ,De Hoefsmidquot;, Huygensplein 5 te 's Gravenhage.

- Correspondentie. Ia de e.v. Januari aflevering verschijnt het eerste ge-
deelte van Zuid-Holland en het hoefbeslag ia die provincie door Dr. Gallandat
Huet. - Tevens zal in genoemde aflevering worden opgenomen een ingezonden
stuk van den heer M. Ritsema, voorzitter der Vereeniging van Gedipl. onder-
wijzers in practisch hoefbeslag.

-- .Militaire Hoefsmidschool te Amersfoort. Van den cursus, welke op 1
April van dit jaar is aangevangen, zijn als milicien hoefsmid ge,sIaao-d- J
van de Loosdrecht (Ie. Rt. V.A.) woonplaats Veenendaal, A. van Beek (id )
te Ermelo, A. H. Roestenberg (.3e Rt. V.A.) te Tilburg, J. H. Kicken (id.) te
Witten (Limburg), J. Korver (4e. Rt. V.A.) te Amsterdam, D. Bekius (id )
te Midlum (Er.), M. Hoek (id.) te 's-Hage, H. N. Emans (Ie. R.A.) te Tiel
R. Th. H.van de Zeeuw (id.) te Tiel, B. Bussink (8e. Rt. Inf.) te Doetichem!
J. Vlamings (6e. Rt. Inf.) te Ulverhout.

Thans zijn in opleiding: 2 vrijwilligers Cavalerie, 5 id. der Ber. Art 17 mili-
ciens der Ber. Art., 6 id. der Cavalerie en één burger.nbsp;G. H.

— Cursus ter opleidmg van onderwijzers in practisch hoefbeslag. Op nader
te bepalen dagen in de maand Januari zal aan de Veeartsenijkundige Hooge-
school te Utrecht gelegenheid worden gegeven tot het afleggen van het toe-
latingsexamen tot den cursus ttr opleiding van onderwijzer-s in practisch
hoefbeslag.

Zij, die tot dit examen wenschen te worden toegelaten, moeten den leeftijd

-ocr page 201-

van 23 jaar bereikt hebben en zich vóór 20 Januari aanstaande met eigenhan-
dig geschreven brief hebben gericht tot den Directeur van het Instituut voor
Hoefkunde der Veeartsenijkundige hoogeschool, Prof. Dr. H. M. Kroon te
Utrecht (Biltstraat 172), onder overlegging van geboorte-acte, diploma's
(als van ambachtsschool, hoefsmidschool of hoefbeslagcursus), het be-
wijs van met vrucht de lagere school te hebben doorloopen en aanbevelingen
uit vroegere werkkringen.

— Examens voor het Rijksdiploma als hoefsmid aan het Instituut voor
hoefkunde der Veeartsenijkimdige Hoogeschool. Voor bovengenoemde examens,
welke gehouden werden op 15, 16, 17, 18, 22, 23, 24, 25, 29 en 30 November,
1 en 2 December, slaagden de volgende candidaten: R. Huisman te Pingjum,
W. Koelewijn te Spakenburg, M. H. Koeken te Tiel, D. Wendt te Nieuw-
Loosdrecht, W. P. Verhoeven te Ravestein, Jan Cup te Arcen bij Venlo,
K. Ritzema te Mensingeweer (met lof), F. Manting te Zuurdijk, L. J. Lucassen
te Venray, P. M. Küsters te Meerlo, M. M. van Ommeren te Zoelen, A Bakker
Jr. te Dubbeldam, Bern. Dekkers te Etten, J. H. Sloekers te Ginneken,
L. Tiemans te Meteren, Carel Langeler te Lochem, Fr. van Maurik te Ingen,
A. Hollander te Hasselt (O.), Kl. van de Geest te Spakenburg, G. H. Klein
Nibbelink te Breedevoort, M. Mol Pzn. te 's
Heer-Arendskerke, M. J. Wijma
te Suameer, J. Elenius te Uithuizen, Chr. Jansen te Horst, J. Driesen teElsloo
(L.), P. G. Smidt te Oldeboorn, A. de Boer te Scharsterbrug (Doniawerstal),
J. W. Ton te Echteld, Joh. Rothoff te Zetten, Gerrit Blancke te Dalerveen
(Dr.), K. van Tuinen Pzn. te Schraard, D. F. van Hoorn te Kommerzijl en
Joh. Kroeze te Peizc.

—nbsp;Als onderschrift op hetingt zondene van den heer M.J.Veenstra, leider van
den cursus te Hoogeveen, inde November aflevering, schreef de heer G. H.
ons onderstaande, hetwelk echter te laat inkwam voor opname in het vorig
nummer: — „Bij de in het vorig nummer opgegeven candidaten van cursussen
is ook opgegeven die uit Hoogeveen. Dit is onjuist daar deze reeds een diplo-
ma als hoefsmid behaald hebben doch een herhalingscursus te Hoogeveen
hebben gevolgd om zich nu aan het examen te Utrecht te onderwerpenquot;.

—nbsp;Cursus in hoefbeslag te Zwolle : Naar ons gemeld werd is Zaterdag 30
October de laatste les gehouden van den cursus in hoefbeslag te Zwolle.
Van de deehiemers zullen zich waarschijnlijk 9 of 10 aan het examen te U-
trecht onderwerpen. Vanwege de
Geldersch-Overijselsche maatschappij van
Landbouw zal te ZwoUe een herhalingscursus voor gediplomeerde hoefsme-
den worden gehouden onder leiding van den dierenarts H. van den Berg en
van der hoefsmid G. J. Rolink. Het is waarschijnlijk dat deze cursus reeds in
hrt laatst van November een aanvang heeft genomen.

—nbsp;Cursus in hoefbeslag te Enschede : Vanwege de Geld.-Overijselsche maat-
schappij van Landbouw worden te Enschede twee cursussen in hoefbeslag
gehouden. Deze cursussen, waarvan het tweede gedeelte reeds in Nov. is
aangevangen, staan onder leiding van den dierenarts J. Eshuis en den hoef-
smid G. J. Rolink, beide te Enschede.

-ocr page 202-

—nbsp;In het verslag van de Algemeene Vergadering der rriesche Maatschappij
van Landbouw op Woensdag 24 Nov. staat in de rubriek mededeelingen
van den secretaris onder punt 3:
Hoefbeslag. Op verzoek van het Bestuur
werden door de afdeelingen „Barradeelquot; en ,,Witmarsumquot; als proef een twee-
tal hoefbeslaginspecties georganiseerd. Als inspecteur trad op de heer Plet
te Heerenveen. De proef is goedgeslaagd en zal worden voortgezet. Ook van
Rijkswege is de aandacht op deze wijze van controle op de gediplomeerde
hoefsmeden gevallen, zoodat het niet onwaarschijnlijk is, dat deze inspecties
te zijner tijd aan het rijk kunnen worden overgelaten, (u.
Fr. Lb. Wbl.)

—nbsp;In de Deeember-aflevering'20 van „Der Hufschmiedquot; komt O. a. voor:
een mededeeling van den tegenwoordigen redacteur prof. Dr. M. Lungwitz.
directeur van het instituut voor hoefkunde aan de veeartsenijkundige
hoogeschool te Dresden, dat hij met ingang van 1 Jan. a.s. de redactie van dit
blad overdraagt aan Dr. U. F i s c h e r, die hem ook opvolgt aan bedoeld
instituut; - en verder een uit „Het Levenquot; van 12 October ontleende
beschrijvhig en photo van een door den gewezen Duitschen kroonprins zelf
op Wieringen gemaakt hoefijzer, ter gelegenheid van het huwelijk van zijn
vriend met gravin Bentinck, aan het bruidspaar aangeboden. In de familie
der Hohenzollern's is het gewoonte bij dergelijke gebeurtenissen een hoef-
ijzer voor geschenk te bezigen.

—nbsp;Cursussen in hoefbeslag in Limburg: Vanwege den Limburgschen land-
bouwbond zuUen in dit winterhalfjaar 3 cursussen gegeven worden, n.l.
een 2-jarige cursus te Venlo onder leiding van L. Beckers, dierenarts en
G. Julicher, onderw.-hoefsmid; een
2-jarige te Maastricht, onder leiding
van den dierenarts Hameleers en den onderw. hoefsmid G. Vogels en een
herhalingscursus te Roermond met als leeraren resp. den dierenarts P.
van Kempen te Echt en den onderwijzer-hoefsmid P. Bongaerts te
Maasniel. Voor den cursus te Maastricht is 7 December een toelatings-
examen gehouden, waarbij alle 17 candidaten zijn geslaagd.

—nbsp;Geldersch-Overijsselsche Maatschappij van Landbouw. Op de ontwerp-
begrooting voor 1921 komt een post van f 1800 voor „Vakonderwijs Hoef-
beslagquot; voor, welk bedrag wordt verkregen door: Rijkssubsidie f 1200,
Provinciale subsidie f 300 en f 800 van de Maatschappij.

-ocr page 203-

advertentiën.

De Directeur-Generaal van den Landbouw brenjyt ter kennis
van belanghebbenden, dat in de maand Jannari a.s, op nader te
bepalen dagen aan de
Veeartsenijkundige hoogeschool te
UTRECHT
gelegenheid zal worden gegeven tot het afleggen van
het toelatingsexamen tot den

Cursus ter opleiding van onderwijzers in
practisch hoefbeslag.

Aanmeldingen moeten vóór 20 Januari a.S. zijn binnengekomen
bij
Prof. Dr. H. M. KROON te Utrecht (Biltstraat 172).

Voor nadere bijzonderheden zij verwezen naar de Nederlandsche
■ Staatscourant.

Handelsvennootschap

\a

KANTOOR:

iMtraat 90, IMÈW-

Tel. 4902-3330.

SPECIAAL ADRES VOOR

HOEFIJZERS

in alle maten en modellen.
Uit voorraad leverbaar.
Uiterst concurreerende
prijzen.

Verzuimt niet ons aan te vragen

HET PAARDquot;.

GEÏLLUSTREERD WEEKBLAD,

gewijd aan Paardenfokkerij, Paardenkennis, Eijkunst, Gezondheidsleer, Draf-
en Rensport, Hoefbeslag, Tuigenkennis.

Abonnement per jaar: Voor Nederland fr. p. p. f750.

Hoofdredacteur-Uitgever : A. W. HEIDEMA.

Huygensplein 5 — Den Haag.

19

-ocr page 204-

NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN

voordcelis, gemakkelijk in gebruik. — Kunnen niet loslaten.

S. C. M. BAX. glashaven 9 en 36 - ROTTERDAM,

Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG.

BiX Glasliaïen
Eötterdani.

ÏO.

Meest uitgebreide sorteering prima bianke
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fyne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —

Merk „Paciücquot;,
met zwaar hielstuk.

ilerk „üexter'
met flink hielstuk.

Open zolen uit één stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in 11 maten van 4J,r tot 6|-
Eng. dm., uiterste breedte buitenkant
ijzers gemeten.

Merk „Ramblerquot;,

in witte en grijze

Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van 4l
tot Ql Eng. dm.

Merk „Chicagoquot;,

geheel Caoutchouc
uit één stuk met

zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van
tot Eng. dm.

uiterste breedte buitenkant ijzers gem.

Gemaakte Hoefijzers,
Rits- en Stampmodel,
uitsluitend beste
kwaliteit ijzer;
in 9 malen voorradig.

IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.

Opruimers voor

Schroefgaten.

Schroeven en Stiften
in alle modellen;
tijdige bestelling
gewenscht.

Touwijzers in
verschillende maten.

Opeu Luchtdrukzooi
in 8 verschillende maten voorradig,
Men lette op liet echte merk S T

Hoef-
randen.

Strykringen
met riempje

Lasch- of Welbladen en |
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.

Open Caoutchouc
zool,
merk B. V
in 7 maten, voor
en achterijzers
voorradig.

Kunsthoorn.

_—-i

met kroon.

-ocr page 205-

s-A

ïS V

it 1

r

Ll-tnbsp;'C

i —W r*

-ocr page 206-

y:

-1,

Si-.:

-ocr page 207-

1 -nr*.. ■■ ■ -

c -

■ TJf

• - -I

I»;

lt;

-ocr page 208-

/él,,,

/ y

s—lt;

Î 1

w-rn

.....^^^