■ -u.
■ »
Î- f.
» 'ii
k.y-^--'
-1 ' ■ ,
1 - t.-ïll-. / ■
-'s:«
s ' .
I
T '' ,■
.'■V- T ■ - • ' ' Alquot; , ■ : ■■■ ;
• V ''V-V ' quot; •
i/.r il * V - ■ '^V-
; ■ ■
- \ | |
IfWi-: -Vil,- |
■ |
r , . V- ■ -il . . I -i' ' |
'kx'i:.
■ V V V
yt-
quot;-KW
V ;; vftikA ^.
-ocr page 3-• ■ . }nbsp;X^'hfnbsp;... Vquot;
■Va;-,nbsp;Vv-:
......
-ocr page 4-'-.■a.,
Ft
-ocr page 5-327
Geïllustreerd Maandblad voor hoefsmeden en anderen
die in het hoefbeslag belang stellen.
GEEEDIGEEßD EN UITGEGEVEN
dook
's-Gß A. VENH AGE. — A. W. H E ID E M A. — 1921.
RIJKSUNIVERSITEIT UTRECHT
-ocr page 6- -ocr page 7-De titels, voorzien van een f, geven ai-tiilt;elen aaii waarbij een of meer
afbeeldingen of figuren behooren; artikelen met * zijn bijdragen onder een af-
zonderlijk hoofd en die met p befiooren tot het persoverzicht; de overigen
zijn korte mededeelingen of ingezonden stukken.
De Eomeinsche cijfers duiden het nummer der aflevering aan, de gewone
cijfers de bladzijden.
Ameland. Hoefbeslag op —* XII 206.
Arbeidswet p III 44.
Assen. Wedstrijd hoefbeslag te — VI
91; VIII 131; *IX 147.
Balkijzer p IV 61.
Bedrijfsongeval * III 36.
Benthuizen. Hoefbeslag te — * VIll 120.
Beslag en stand p III 44.
Bodemwijden stand bij veulens p VII110.
Bokhoef p VII 109.
Brokkelhoeven. Beslag bij — * V 73.
Bijgeloof * III 38.
Coöperatieve smederijen * I 9; 11143.
Cursus in hoefbeslag te 's Gravenhage
plVeO; 1X150.
„ , „ te Enschede IX150.
Delft. Hoefbeslag te — * VII 104'
*nbsp;VIII 115.
Doetinchem. Wedstrijd hoefbeslag te —
*nbsp;IX 145.
Dordrecht. Hoefbeslag te — * X 155;
*nbsp;XI 171.
Electrisch lasschen XI 180.
Engelsche hoefzolen * IV 52.
Friesland. Inspectie hoefbeslag in —
VI 90.
Grorinchem. Hoefbeslag te — * IX 139.
Gouda. Hoefbeslag te — * VII 99.
's Gravenhage. Hoefbeslag te — * II19.
Handgesmede ijzers * II 27 ; * III 35'
*nbsp;IX 144.
Hengelo, Wedstrijd hoefbeslag te —
VI 91; VIII 132; * IX 148
's Hertogenbosch. Hoefbeslag te — * XII
204.nbsp;^
Hoefbeenbreuk V 78.
Hoefbeslag koudbloedpaarden * VIII126.
, Nat. Tentoonst. Nederl. Trek-
paard * VII 106; p X 165.
Hoefbeslag Prov. Zuidholland * 1 5 ;
*nbsp;11 19; * V 67; * VI 83;
*nbsp;VII 99; * VIII 115;* IX
139; * X 155; * XI 171.
Hoofbevangenheid p IV 63.
Hoefkraakbeenderen * IV 54.
Hoefkraakbeenfistel XII 212.
Hoefsmeden. Samenwerking — * IV 51.
Hoefsmidsschool te Oldenburg III 42.
Hoef verpleging III 43; IV 60.
Hoefzolen * IV 52.
Hoornscheur XII 213.
Hoornzuil X 165.
Ingezonden stukken. Bekwaamheid
militaire hoefsmeden I 12; 1 13; II
28- IV 58. De hoefsmid en zijn be-
looning III 39; IV 57; VI 89. Een
nieuwe vinding op het gebied van
hoefbeslag III 42. Nog eens het ma-
chinale hoefijzer IV 57. Rotterdam en
zijn hoefbeslag VI 90. Eischen rijks-
diploma als hoefsmid VII 107 ; VIII
129. Prijsberekening hoefbeslag VII
108. Werktijd militaire hoefsmeden
VIII 130. Wedstrijd hoefbeslag Zoe-
termeer-Zegwaard X 164; XI 177 ;
Inrichting voor hoefbeslag te Groningen
VI 91 ; XII 211.
Inspectie hoefbeslag in Friesland VI90.
Jaaroverzicht *I 3.
Kalkoenen * V 75; p VI 93.
Kamps. Hoefsmederij van Gebr. — te
Eext f* XI 176.
Klemhoef p VII 110.
Kolen p III 44; p X 166.
Koudbloedpaarden. Hoefbeslag bij —
*nbsp;VIII 126.
Leiden. Hoefbeslag te — * VI 83.
Machinale hoefijzers * H 27; IV 57.
Militair hoefsmid I 12; I 13; II 27;
*nbsp;IV 51; IV 58; VI 89; VIII 130;
*nbsp;X 157.
Militaire hoefsmidsschool I 15; II 29-
III 42; IX 149.
Nageltred p XI' 182.
Nation. tent. Nederl. trekpaard. Hoef-
beslag op de — * VII 106.
Noordbrabant. Hoefbeslag in de nrov —
*nbsp;XII 203.
Onderwijzers in praktisch hoefbeslag
I 15; t* II 25; II 29; f* III 37;
XII 211.
Paard. Het — bij het beslag p II 29;
p III 45.
Paardentelling in Zwitserland p X 166.
Positieregeling militaire hoefsmeden
*nbsp;X 157.
Prijsberekening hoefbeslag III 39; IV
57; VI 89; VII 108; * IX 144.
Rotstraal p IV 61.
Rotterdam. Hoefbeslag te — * V 67 •
*nbsp;VI 83.
' Rijksdiploma hoefsmid I 14; III 42-
VI 92 ; VII107; VII109; '^VIII128
VIII 129.
Schieman. Hoefsmederij van Gebr. —
te Axel t* X 157.
Sleepende gang XII 211.
Smidsbedrijf. Bedreiging vrije — *I9.
Stark-Guther. Beslagmethode — p IV 61
Steen gallen ♦ I 11.
Steltvoet p VIII 133.
Stootijzer p VI 93.
Vereeniging ter veredeling van het
ambacht V 77; p IX 150.
Vergadering onderwijzers in praktisch
hoefbeslag f* ITI 37.
Verzet bij het beslag p II 29 ; p III 45.
Veulenbokhoef p VII 109.
Veulensteltvoet p VIII 133.
Vlissingen. Wedstrijd hoefbeslag te —
*nbsp;X 162.nbsp;^
Voeten. Conserveeren van doode paarden
— X 165.
Waddingsveen. Hoefbeslag te — * VIII
165.
Wedstrijd hoefbeslag IV 60: VI 91;
VIInbsp;108; VIII 131; VIII 132; * IX
145; * IX 147; * IX 148; *X160;
*nbsp;X 162; X 164; XI 177.
Werktijd smeden p IV 60; p V 78.
Winterbeslag II 29.
IJzer p IV 60; p V 78; p XI 181.
Zevenhuizen. Hoefbeslae te — * VIII
125.
Zoetermeer-Zegwaard. Hoefbeslag te —
*nbsp;VIII119; Wedstrijd hoefbeslag te —
VIIInbsp;132; * X160; X164; XI 177.
Zool. Besnijden — p V 78.
, Kneuzing * I 11; III 42.
„ Meedragen — XI 179.
Zuidholland. Hoefbeslag in de prov. —
*nbsp;I 5; * II 19; * V 67; * VI 83;
*nbsp;VII 99; * VIII 115; * IX 139;
*nbsp;X 155; * XI 171.
Zwitserland.Paardentellingin — p X166
26e Jaargang. — Aflevering 1. — 15 Jan. 1921.
-ocr page 10-in de modellen
Lambert open pad
Bar pad
Frog pad
O. K. Star pad
Walpole boulevard pad
Walpole truss pad
en de bekende
Amerikaansche
I
1920—1921. — Een en ander over ZuidHolland en het hoefbeslag. —
Het vrije smidsbedrijf wordt bedreigd! — Een greep uit de practijk. —
Ingezonden stukken. — Korte mededeelingen. — Advertentie.
HELLER HOEFRASPEN
WEDER LEVERBAAR
fm
M
IMf
wm
Itlw
tili
Hill
Verleden jaar moesten wij in den terugblik neerschrijven, dat het jaar 1919
niet aan de in gunstigen zin gestelde verwachtingen had beantAvoord en
werd de hoop gekoesterd, dat alleen 1919 als het, ,dure jaarquot; zou bekend
blijven. Deze verwachting mocht helaas geenszins in vervulHng gaan
daar 1920 in menig opzicht in nog meerdere mate in de herinnering zal
voortleven als een uiterst moeilijk doorgeleefde periode voor een groot deel
van het menschdom, arbeiders en O. W.'ers uitgezonderd. Vooral in de
eerste helft. De verwachte daUng van de prijzen in de aanvangsmaanden
ondervond door verschillende omstandigheden — waaronder de op handen
zijnde en met groote willekeur uitgeroepen stakingen te rekenen zijn, als-
mede de in het algemeen verminderde productie — belemmering en pas heel
tegen het eind bleek deze zoodanig weggenomen te zijn dat ze een daüng,
zij het ook een geringe, niet meer in den weg stond. Maar over het geheel
en in het algemeen heeft de wedloop tusschen loons ver hooging en prijsver-
hooging, die sedert den wapenstilstand van 1918 aan den gang was, ook in
1920 nog aangehouden.
Bij het schrijven van dit korte overzicht meenen we de kentering, die in
zake prijs- en loonsverhooging dan toch in ieder geval gekomen is, de stalung
■— nu in de goede beteekenis van het woord — in bedoelden wedloop, als een
noodzakelijke voorwaarde te mogen aanmerken om tot den terugkeer van
gezonde, normale toestanden te kunnen geraken. En als zoodanig kan
dit verschijnsel met vreugde worden begroet. Maar van den anderen kant
valt niet te loochenen, dat evengoed deze terugkeer vele zorgen baren zal,
dat op actie noodzakelijk volgt reactie en dat voor verscheidene lagen in de
maatschappij ondanks de daling van den levensstandaard een moeilijke
tijd voor de deur staat. Vooral en allereerst voor handel en industrie en alles
wat daarbij is onder te brengen, maar ook waarschijnlijk, hoewel minder
schokkend en wellicht later, voor land- en tuinbouw.
Het is grondig te hopen, dat de in het algemeen sombere voorspellingen
in (^t opzicht zullen meevallen, want dan immers zullen ook aan den hoef-
smid en zijn vak de donkere wolken voorbijtrekken van den toekomstigen
tijd. Moge dit zoo zijn!
In het bizonder de landbouw heeft in zijn wezen directen invloed op het
smidsvak. Het behoeft geen nader betoog, dat bij het doormaken van een
cnsis in het landbouwbedrijf ook het smidsbedrijf hieraan ternauwernood
ontkomen kan. Op het oogenbUk valt niet anders te doen dan maar te hopen
op een voorspoedige afwikkeUng der internationale verhoudingen, waardoor
e groote ruilhandel wederom op uitgebreide schaal kan plaats vinden, — op
eer ere productie van de daarvoor noodige grondstoffen en op de zoo zeer
gewenschte zuinigheid van elk individu in het dagelijksche leven. Aan
eze beide laatste voorwaarden kan ieder meewerken. Wie weet, of de terug-
eer dan met alsnog zonder schokken volgens den geleidelijken weg kan
worden voltrokken.nbsp;ö Jnbsp;s
Ook hiervoor uiten wij van deze plaats onzen besten wensch.
* * *
-ocr page 12-De hoefsmid heeft, wat betreft de benoodigde grondstoffen, wel beroerder
jaren gekend dan 1920. Zij waren in voldoende hoeveelheid te verlcrijgen.
Wel moesten hooge prijzen worden besteed, vooral in de eerste helft, en was er
nog geen stabiHteit bij de verschillende artikelen. Nu weer eens rijzing, dan
weer dahng, net als met de materialen van anderen aard (hout, steen enz.).
Zoo bedroeg de prijs van hoefstafijzer in de maand Juni 35—37 gulden per
100 Kilogram, in September 30—32 en in December 19—21. Deze laatste
daling mag aanzienlijk worden genoemd en zal op het aangezicht van den
„zwarten man uit het kinderversquot; zeker een tevreden trek hebben teweeg-
gebracht.
De kolenprijzen schommelden tusschen 8 en S'/j gulden per 100 Kilo,
terwijl de kwaliteit lang niet steeds van de beste was In den aller-
laatsten tijd zijn ook hiervan de prijzen gelukkig wat gedaald en zulks
niet ten koste der kwaliteit, naar we vernamen.
* *
De organisatie van de hoefsmeden is nog altijd voor verbetering vatbaar.
Men kan immer nog de meest bizondere verhalen hierover vernemen. Het is
schering en inslag dat de beslagprijzen in aan elkaar grenzende smederijen
belangrijk verschillen, waardoor ongewenschte concurrentie binnen sluipt,
die veel kwaad doet. Zij benadeelt de betrokken smeden, verheft niet het vak,
maar vernedert het in aanzien en zal ook aan de technische uitvoering
afbreuk doen. Kan hieraan geen einde komen ? Stuit dit praktisch op onover-
komelijke bezwaren ? Ons dunkt dat de smeden sterker staan door over groote
kringen een gelijke basis voor de beslagj)rij zen te scheppen en ook toe te
passen ; — om meer dan één reden. Er zijn natuurlijk smeden, die nog geen
lid zijn van hun kring en zulke kunnen onder de markt werken en anderen
schade doen; hun aantal is, althans in sommige streken, niet groot meer.
Van dezulken kan een minderwaardige concurrentie worden verwacht.
Maar ons kwam ter oore, dat ook onder de georganiseerden nog wel eens
ongewenschte verhoudingen in dit opzicht bestaan. En dit is te betreuren.
Wellicht dat door meer voeling te houden en leiding te geven hieraan kan
worden tegemoet gekomen. De onderwijzers in praktisch hoefbeslag en de
vooraanstaande smeden hebben ook hier een taak te vervullen.
Moet in de naaste toekomst de beslagprijs worden gewijzigd, als de prijs-
daling in algemeenen zin voortgang neemt? Ook hierbij is broodnoodig
algemeen overleg van de hoefsmeden onderling en komt toch ook weer de
noodzakelijkheid naar voren goed georganiseerd te zijn. Wij kunnen over
een eventueele daling in dj beslagprijzen geen beslist oordeel vellen, ook
omdat dit nog niet mogelijk is. Wel is het van belang er op te wijzen, dat de
paardenfokkerij niet meer zoo loonend kan blijken als enkele jaren achtereen
het geval was en van de zijde der fokkers ojj goedkooper beslag zal worden
aangedrongen. Deze drang is reeds waar te nemen iai sommige streken.
Men hoort hier en daar mompelen over oprichting van coöperatieve smede-
rijen door de fokkers, uit de overweging, dat dan hun dieren op minder
kostbaar beslag komen te staan. Het zit in de lucht. Laten de smeden hier-
voor niet overbevreesd zijn, doch laten zij het ook riiet onderschatten; —
pleegt onderHng overleg, organiseert U stevig met elkaar en breng in rekening
datgene, wat billijk is. Dan zullen de fokkers ook niet zoo gauw tot een eigen
exploitatie (kunnen) geraken.
■
Nog een enkel woord over ons en over uw blad. Is het noodig u nog aan
een gebeurtenis te herinneren uit den vorigen jaargang en waarvan we
hopen dat ze „eenigquot; zal blijven? Weet ge nog wel, dat ,,De Hoefsmidquot; in
gevaar verkeerde, omdat de redactie voor het voortbestaan hoogere eischen
stelde dan waaraan toentertijd werd voldaan? En dat het gevaar bezworen
kon worden door het in de lezers gestelde vertrouwen mede te werken om in
het bezit van een degelijk vakblad te blijven, in het belang van het vak ?
We zijn overtuigd, dat het u nog helder voor den geest staat. En dankbaar
kan reeds worden getuigd van een meerdere medewerking. Maar 't kan en
moet nog beter worden; — uit den hoek dus hoefsmeden en op papier
gezet uwe ervaringen, uw vragen, groot of klein, zich voordoende in of
buiten uw zoo wisselend bedrijf. Dan zal deze nieuwe jaargang voor ons allen
in nog meerdere mate afwerpen nut en genoegen!
Wat betreft het in de kolommen van ,,De Hoefsmidquot; verhandelde kunnen
we met erkentelijkheid wijzen op de voortzetting van de in 1917 begonnen
beschrijvingen van de hoefsmederijen in Nederland, die zonder twijfel van
blijvende waarde zijn. Van enkele andere medewerkers ondervond de redactie
zeer gewaardeerden steun, — op dien van meerdere hopen we, inzonderheid
van stemmen uit de praktijk.
De Veeartsenijkundige Hoogeschool leverde in het afgeloopen jaar 5
onderwijzers in practisch hoefbeslag en 6 vingen een nieuwen cursus aan.
Van de candidaten, die in hetvoorjaar of in het najaar aan genoemde school
deelnamen aan het examen ter verkrijging van het in 1919 nieuw ingestelde
Rijksdiploma als hoefsmid, slaagden ruim 160. — Voor hetgeen de Militaire
Hoefsmidschooi in 1920 heeft gepresteerd kunnen wij volstaan met te ver-
wijzen naar de betreffende korte mededeèling in deze aflevering.
Het houden van wedstrijden in hoefbeslag kon in 1920 bescheiden voort-
gang hebben; zij verdienen meerdere uitbreiding voor de toekomst.
Moge 1921 den hoefsmid een voorspoedig jaar brengen! v. d. H.
een en ander over zuidholland en het hoefbeslag,
door
Dr. Gallandat Huet,
Kapitein-paardenarts te Amersfoort.
Inleiding.
Zuidholland is na Gelderland onze rijkste provincie aan paarden; bij de vee-
tellmg, eenige jaren geleden gehouden, bedroeg het aantal paarden in Z.H.
•436. Mt,n mag hieruit echter niet afleiden dat in zake paardenfokkerij
een eerste standpunt wordt ingenomen. Het aantal dekhengsten en gedekte
memen wijst dit al dadelijk uit, want vergelijkt men b.v. Zuidholland met
eeland en Groningen, dan ziet men het volgende: In Zuidholland kwamen
op een totaal van 44436 paarden, 70 dekhengsten voor en 3735 gedekte mer-
riën; in Zeeland op een totaal van 32568 paarden, 117 dekhengsten en 12244
gedekte merriën, terwijl in Groningen op een totaal aantal van 38608 paarden
75 hengsten en 6557 gedekte merriën worden gevonden. De provincie Zuid-
Holland heeft echter groote paarden-centra in de groote steden als 's-Gra-
venhage, Rotterdam en Leiden, en verder in tal van kleinere als Delft,
Schiedam, Gouda, Dordrecht, Gorichem e.a. waar tesamen een groot aantal
paarden uitsluitend voor de bedrijven gehouden wordt en niet als fokmate-
riaal gebezigd. Bij de hierboven genoemde veetelling bedroegen o.a. de cijfers
van de paarden te 's-Hage en te Rotterdam respectievelijk 3097 en 3418 en
al moge nadien verandering hierin zijn gekomen, in hoofdzaak zal de invloed
hiervan altijd wel blijven bestaan.
De bodem van Zuidholland wordt als het ware geheel door bouw-, gras-
en tuingrond ingenomen en maakt een groot paardengebruik noodzakelijk.
Men treft dan ook op de 100 H.A. 19 paarden aan, welk aantal alleen overtrof-
fen wordt door de provincie Groningen met 20 en door Zeeland met 22 paarden.
Voorheen werd de paardenfokkerij in Zuidholland grootendeels in de
„warmbloedquot; richting gedreven, doch in latere jaren is de Belgische richting
hier overwegend geworden. Waren in 1911 op een totaal van 69 hengsten
nog 42 „warmbloedquot;, momenteel zijn van de 113 goedgekeurde en gestati-
onneerde hengsten er 72 van het Belgisch type, tegenover 41 „warmbloed.quot;
Onder de laatste treft men o.a. aan 17 gekruist Oldenburgsche en 14 Oost-
friesche of Oldenburgsche, terwijl onder de overige nog 4 harddraverhengsten
voorkomen.Hoewel dus het fokken van het zwareBelgische paard overwegend
is, zoo komen toch in de heele provincie nog de beide fokrichtingen naast
elkaar voor en ziet men niet zelden in één gemeente en in handen van één
combinatie twee hengsten van deze zoo sterk afwijkende rassen en typen.
Hoewel over het algemeen tegen het rationeel fokken in een bepaalde rich-
ting nogal gezondigd wordt, heeft men in de provincie toch bepaalde trek-
paarddistricten, waartoe men Middelharnis en Heenvliet rekent en bepaalde
tuigpaarddistricten met Meerkerk en Leiden als centra, terwijl men Baren-
drecht, Dordrecht, Gouda, Oud-Beierland en Rozenburg gemengde dis-
tricten noemt. Vermelden wij ten slotte nog dat in 1919 het getal door Bel-
gische, hengsten gedekte merriën 7161 bedroeg tegen 3602 door tuigpaard-
hengsten gedekte merriën, zoo kunnen wij ook hieruit concludeeren dat de
fokkerij van groot belang is en, gezien ook de cijfers van het aantal paarden
dat in de groote steden voorkomt, zoo blijkt hieruit duidelijk dat uit een
oogpunt van hoefbeslag de provincie Zuidholland van zeer veel belang kan
worden genoemd. In deze dichtbevolkte provincie vinden wij dan ook een zeer
groot getal hoefsmeden; eenige van hen zijn uitsluitend hoefsmid, verreweg
de meesten hebben een gemengd bedrijf.
Alvorens nu over te gaan tot een beschrijving en bespreking van de voor-
naamste steden, dienen wij eerst een en ander te zeggen omtrent het onderwijs
in hoefbeslag in deze provincie. Hoefsmidscholen heeft Zuidholland nooit
gekend, tenzij dan dat oorspronkelijk de militaire hoefsmidschool in den Haag
is gevestigd geweest. Het onderwijs aan de hoefsmeden is dus terug te bren-
gen tot cursussen in hoefbeslag, welke op onderscheidene plaatsen in de
provincie zijn en'worden gegeven. Waren deze vroegere van éénjarigen duur,
thans worden uitsluitend tweejarige cursussen gegeven. Zoo zijn in de navol-
gende plaatsen cursussen gehouden: Leiden, 's-Gravenhage, Gorinchem,
Oud-Beijerland en Middelharnis. Te Leiden hadden deze plaats aan de
stallen der dépots Huzaren, gegeven door een paardenarts en een militairen
hoefsmid; te 's Gravenhage werd jaarlijks en doorloopend een cursus gegeven
in de Alexander-kazerne en wel door wijlen den heer J. L a m é r i s, oud-
majoor-paardenarts, en door den wachtmeester-hoefsmid v a n V u r e n. Bij
de mobilisatie werd deze laatste vervangen door den heer W. Meijer,
onderwijzer in practisch hoefbeslag en werkzaam aan het Koninklijk Stal-
departement, terwijl ook de cursus van de Alexander-kazerne naar het
staldepartement verplaatst werd en wel in October 1915. Van dezen cursus,
welke op 1 April 1916 eindigde, slaagden alle deelnemers, 9 in getal, voor het
eindexamen. De daaropvolgende cursus werd gehouden van October 1916
tot Maart 1917 en van October '17 tot Maart '18; hieraan namen 13 leerlin-
gen deel. In deze jaren stierf de leider, de heer Laméris, en werd als zoodanig
opgevolgd door den gep. majoor-paardenarts van het Indisch leger L. J.
Hoogkamer.
In den heer Laméris verloor de Mij. van Landbouw, die deze hoefbeslag-
cursussen organiseerde, een bekwaam cursusleider en met hem ging een
paardenarts heen die zich met veel ijver en zaakkennis gedurende een lange
reeks van jaren aan de bevordering van het hoefbeslag heeft gewijd.
Ook van dezen laatstgenoemden cursus slaagden alle 13 leerlingen. Van
1918 tot '19 werd geen cursus gegeven, doch in October 1919 begon een nieuwe
opleiding met 13 leerlingen, welke cursus in Maart 1921 zal beëindigd zijn.
In plaats van aan het staldepartement heeft deze opleiding plaats gehad aan
de ambachtschool ter plaatse.
In Gorinchem zijn, voor zoover mij bekend is geworden, slechts twee cur-
sussen gehouden en wel in 1900 en in 1912 tot '14; deze laatste tweejarige
cursus, uitgaande van de Mij. van Landbouw, stond onder leiding van den
oud-majoor-paardenarts M o u b i s, terwijl de heer van An g er en de
practische lessen gaf. De lessen, zoowel theoretisch als practisch, werden in
de ambachtschool gegeven. Het is vreemd, en zeer zeker te betreuren, dat
m deze streek waar deze cursussen zoo uitnemend op hunne plaats zijn,
toch slechts zeer sporadisch het initiatief ertoe werd genomen door de Mij.
V. Landbouw en het valt daarom ten zeerste toe te juichen dat de afdeeling-
Gorinchem van den Bord van Smedenpatroons in Nederland het groote
belang ervan heeft ingezien en deze leemte van de Mij. van Landbouw zal
aanvullen door met ingang van 1921 een tweejaarlijkschen cursus te doen
aanvangen, waaraan als practische leerkracht de heer G. Luyten zal
worden verbonden. Wij hopen dat deze cursus de eerste moge zijn
van een verder onafgebroken reeks van cursussen op deze plaats, zoodat
e een permanent centrum van onderwijs in hoefbeslag moge worden.
In Oud-Beijerla.nd worden sinds 1912 cursussen gegeven, waaraan de
eer H. v a n W a a s b e r g e n, onderwijzer in praktisch hoefbeslag aldaar,
verbonden is, terwijl het theoretisch onderwijs wordt gegeven door den
lerenarts Dr. P. V e r m a a t. De eerste cursus aldaar begonmet 121eerlingen,
waarvan er echter bij het gehouden overgangsexamen 7 afvielen, zoodat het
2e gedeelte van den cursus slechts met 5 leerlingen werd voortgezet. Deze
deden 26 Augustus 1913 eindexamen, slaagden allen en verwierven een
diploma. Deze cursus ging uit van de Hollandsche Mij. van Landbouw en
werd in de ambachtschool gegeven.
Nadien waa er een stilstand in het onderwijs, totdat in dit jaar vanwege
den Bond van Smedenpatroons in Nederland een nieuwe tweejarige cursus
werd uitgeschreven. Het is een zoogenaamde dubbele cursus, waaraan 16
leerlingen deelnemen, welke in twee ploegen werken, n.1. beurtelings des
Woensdags en Zaterdags van 10— 2 uur thtoretisch les, en van 1 tot 6 uur
praktijk. Helaas zijn reeds 6 leerlingen van dezen cursus aigevallen; 2 hier-
van waren zelf patroon en konden wegens gebrek aan personeel niet meer van
huis, terwijl voor de vier overige het onderwijs te zwaar scheen te zijn. Op
18 December j.1. had het overgangsexamen van dezen cursus plaats.
Ten slotte wordt nog te Middelharnis een cursus gegeven, waarvan het
practisch onderricht in handen is van den heer C o m a n, vroeger praktisch
onderwijzer te Hoofddorp, thans woonachtig te Schiedam.
Behalve de reeds genoemde onderwijskrachten, de heeren Meijer te 's-
Hage, Luyten te Gorinchem, van Waasbergen te Oud-Beijerland en Coman
te Schiedam, wonen in de provincie Zuidholland nog de volgende onderwij-
zers in practisch hoefbeslag: H. Meel te Zevenhuizen bij Gouda, J. N.
M e e u w s e n 1) te 's Hage en P. J. v a n R o o n te Strijen.
Het is wel toevallig dat deze heeren veelal in dezelfde plaatsen wonen en
in zekeren zin jammer dat zij niet meer over do provincie verspreid zijn om
als het ware ieder voor zich een middelpunt te vormen vanwaar uit de om-
geving beter van hunne kunde zou kunnen profiteeren.
Kesumeerende lijkt mij het aantal cursussen, dat in deze provincie gegeven
is en gegeven wordt, veel te gering; de gelegenheid tot een degelijke vak-
opleiding in hoefbeslag is voor zeer velen uitgesloten en voor anderen uit
hoofde van groote afstanden te bezwaarlijk.
Gezien hot groote aantal paarden dat in deze provincie voorkomt, lijkt
het mij, zoowel voor de bedrijfspaardenhouders als voor de landbouwers, van
het grootste gewicht dat alom de gelegenheid worde opgesteld om deugdelijk
onderwijs in hoefbeslag te verkrijgen en hetzij door bemiddeling van de Mij.
van Landbouw, hetzij door den bond van smedenpatroons, een flinke uit-
• breiding aan het aantal cursussen worde gegeven. Aangezien voldoende leer-
krachten in de provincie aanwezig zijn, zoo valt slechts uit te maken,
welke plaatsen, behalve de reeds bestaande, alsnog voor een cursus-opleiding
het meest in aanmerking komen. Als zoodanig zou dunkt mij het oog moeten
vallen op Leiden, Woerden, Gouda en Rotterdam of Schiedam, alle plaatsen
waar ambachtscholen zijn gevestigd en die, wat de verbindingswegen betreft,
gemakkelijk zijn te bereiken.
1nbsp; De heer Meeuwsen heeft zich in 1920, helaas wegens minder krachtige
gezondheid, uit het hoefsmidsbedrijf teruggetrokken. Red.
HET VRIJE SMIDSBEDRIJF WORDT BEDREIGD!
Zoowel in den Achterhoek van Gelderland als in Zeeland gaan stemmen
op, uit de kringen van landbouwers, evenals in Maastricht en Groningen
stemmen opgingen uit de groep van stalhouders en sleepers, om het smids-
bedrijf — te beginnen met het hoefbeslag — op coöperatieven grondslag in
te richten. De voorstanders vinden dat tegenwoordig te hooge prijzen worden
berekend. Zoo schrijft het „Bestuur van den Bond van oud-leerlingen der
landbouwwintercursussen in Zeeldndquot; in 't Zeeuwsch Lbl. van 18 Dec. o.a.
het volgende:
„Het is onder de boeren een bekende zaak geworden, dat de smeden op het
platteland, voor hun arbeid en aan den landbouwer geleverd materiaal
thans prijzen vragen, die voor het landbouwbedrijf bedenkelijke afmetingen
hebben aangenomen. Men eischt die sommen heel gemoedelijk, omdat men
zich beroept op den smedenbond,welke deze buitengewone tarieven heeft vast-
gesteld en welke tarieven zelfs nog maar als minima worden beschouwd.
Dat de smeden ook in de organisatie hunne kracht zoeken, daar is niets
tegen, verklaarbaar zelfs, maar mfsn moet dan toch blijven bedenken, dat de
klanten ook hun rechten hebben, en die niet , voor welken prijs ook, zullen
loslaten. Dat. een smid, die bekwaam en vlijtig is, voor zijn geleverd werk
prijzen vraagt, die hem een menschwaardig bestaan opleveren, daar zal
wel nimmer iemand tegen durven protesteeren; doch men neemt veel meer.
Men doet dat zelfs met de opmerking: dat het nog maar een voorspel is van
wat volgen zal, de jaren die volgen zullen, zullen nog andere tarieven brengen!
Moet de Zeeuwsche landbouw zich dit zoo maar laten welgevallen ? Onze
meening is: Volstrekt niet. Dan liever den weg der coöperatie op. Coöpera-
tief gaan werken, niet omdat de boeren, alle bedrijfstakken ten plattelande,
welke direct of indirect van den landbouw leven, zoo graag tot zich trekken
willen, maar omdat zij er voor bedanken enkel voor de smeden zich boven
mate af te sloven. W^ant wat baat het den boer, wanneer hij op alle mogelijke
en eerlijke manieren tracht de productie te verhoogen en zijn bedrijfsinkom-
sten te vermeerderen, als deze laatste weer door ongehoord hooge smids-
rekeningen worden verminderd? Immers niets! Dan moet toch dat door
energie verkregene weer worden uitgeteld. En wat moet het worden als de
thans hangende crisis doorwerkt? Sommigen zeggen waarschijnlijk geen
werk meer laten uitvoeren dan, doch dit is voor een goeden gang van zaken
in het landbouwbedrijf niet vol te houden, een dergelijke maatregel wreekt
zich later van zelf. Daarom landbouwers, richt liever dan zelf smederijen op,
op coöperatieven grondslag.
Ook hier de handen aan den ploeg, en indien goed opgezet moet zoo'n
zaak slagen. Groote kapitalen zijn er niet voor noodig. De werkplaats kan
eenvoudig zijn, de inventaris is betrekkelijk gering en aan het te verwerken
materiaal is wel aankomen; de concurrentie is op dit terrein reeds in vollen
gang.
Mede-landbouwers met eenigen goeden wil en lust tot samenwerken is
dit bedrijf inderdaad iets voor de coöperatieve beweging; bedenk welk be-
langrijke zaak het is, waar het hier om gaat, vooral als wij straks midden in
e malaise zitten; dan toch zullen aUe zeiltjes moeten worden bijgezet.
Wat het bedrijf zelve betreft, zou men aanvankelijk met een of meer
onderdeelen kunnen beginnen.
Vaak wordt er geklaagd, dat het hoefbeslag onvoldoende wordt uitgeoefend,
welnu, paardenhonders en paardenfokkers, wilt ge niet een gemengde smede-
rij nog, begint er dan met een voor hoefbeslag, met als leider een goede hoef-
smid. Met een kleine hoeveelheid benoodigdheden, die voor de uitoefening
noodig zijn, zijt ge dan klaar.
Wanneer ge een gelukkig centrum kiest, zijn er paarden te over en zal het
opgezette bedrijfje zeker rendeeren. De paarden zullen goedkoopere schoenen
hebben en gij paarden eigenaars zult meer voldaan zijn.
Daarom coöperatief gaan werken, liefst met volle bedrijf, kan dit niet,
dan gesplitst, evenwel begint.
Begint eenvoudig, doch met beslistheid.
Anderen gingen u reeds voor, de kleine zandboeren in den Gelderschen
Achterhoek zijn reeds met deze zaak begonnen. Mogen wij Zeeuwen achter-
aan komen ? Daarom landbouwvoormannen treedt naar voren en toont dat
ge organisators zijt.
En de smeden. . . .zij hebben het uitgelokt, de goeden niet te na gespro-
ken.
Jammer en spijtig is het, doch thans is het der boeren recht naar middelen
uit te zien om ook in deze hun eigen belang te dienen.quot;
* * *
Deze coöperatie zal niet direct zoo'n vaart loopen, maar het komt ons
nuttig voor dat de smeden dezeverschijnselenvan ontevredenheid bij de land-
bouwers en paardengebruikers niet onopgemerkt voorbijgaan. Langen tijd
hebben de smedenpatroons te weinig bezoldiging genoten. De aaneenslui-
ting heeft verbetering gebracht. De oorlogstijd heeft aan alle zijden doen
zien dat de arbeid ten opzichte van het kapitaal een betere plaats kan aan-
nemen als de werknemers hunne eischen tot verbetering doelmatig weten te
stellen. De loonen zijn gestegen, de lange werktijden ingekort. Men loopt
echter het gevaar uit het oog te verliezen dat er een veel minder sterke
scheiding tusschen werkgevers en werknemers bestaat dan opper-vlakkig
het geval lijkt te zijn. De smidspatroon is werkgever ten opzichte van zijn
knechts doch werknemer van zijn klanten, terwijl de knecht weer werkgever
is voor zijn schoenmaker, kleermaker enz.
De maatschappij zit als een riem zonder eind, als een doorloopende schakel
in elkaar. Zoodra een der schakels (groepen in de maatschappij) onbillijk
veel winst vordert, hetgeen natuurlijk voor andere schakels te veel opoffe-
ringen meebrengt, dan dient naar wijziging te worden gestreefd, daar per
slot van rekening de bodemopbrengst de voedster van allen is.
De algemeene opvatting is dat op de groote stijging der landbouwpro-
ducten een daling zal volgen. Deze zal op haar beurt weer aanleiding geven
tot allerlei terugslag in andere bedrijven, met als gevolg daling der loonen.
Zoo eenigszins mogelijk dient ieder bedrijf, zooveel als het kan, er naar te
streven tijdig de bakens te verzetten om die nadeelige gevolgen te ontgaan.
In de eerste plaats is te overwegen hoe met eenzelfde hoeveelheid arbeid een
hoogere productie valt te bereiken. De bodemopbrengst is te verhoogen
maar niet tot in het oneindige. Verdeeling van arbeid kan ook de productie-
kracht verhoogen, doch ook dit heeft zijn grenzen.
* * *
Hoe kan de smid er nu toe medewerken het vrije smidsbedrijf in stand te
houden 1 V^ij hopen dat deze belangrijke vraag door de smeden zelf, zoo-
wel persoonlijk als in hunne organisaties, ernstig onder de oogen moge
worden gezien, en zij de resultaten hunner overdenking in „De Hoefsmidquot;
mogen publiceeren.
De coöperatie heeft in verschillende opzichten gunstig gewerkt, doch als
de particuliere bedrijfseigenaren, de patroons, niet meer vorderen dan een
billijke bezoldiging, een billijke winst, en verder met hun personeel een goede
verstandhouding kunnen bewaren, dan kan in den regel de particulier den
strijd tegen de coöperatie wel volhouden omdat de ambtenaren, het perso-
neel der coöperatie, in hun werk niet zoo'n sterken prikkel tot vlijt en ijver
vinden als de particulier.
De smeden moeten dus zelf naar grootere bekwaamheid streven, zich
onderling over splitsing in hun zoo omvangrijk smidsvak weten te verstaan
en ongepaste concurrentie voorkomen. Deze te scherpe concurrentie heeft
vroeger te lage verdienste bij harden arbeid meegebracht. Moge deze tijd
nimmer terugkeeren, doch moge het ook gelukken om het smidsbedrijf zoo
veel mogelijk vrij en in particuliere handen to houden!
R e d.
Ondergeteekende werd ongeveer drie weken geleden bij een paard geroepen,
Waarvan de eigenaar zeide dat het acht dagen tevoren door zijn smid was
beslagen en nu aan beide voorbeenen kreupelde. Toen ik dat uit den mond
van den eigenaar hoorde, nog voordat hij het paard uit den stal had gehaald,
vermoedde ik dat het hier een patiënt betrof, die bij den dierenarts thuis-
behoorde.
Het paard werd mij gepresenteerd en dadelijk kwam ik tot andere
gedachten, want bij het één voor één opbeuren en nader bekijken der hoeven
ontdekte ik spoedig de oorzaak van de kreupelheid. In de eerste plaats waren
beide hoeven zeer slecht besneden en had de smid zich hierbij in het geheel
geen rekenschap gegeven van den stand en den gang van het dier en ook niet
gelet op de voetas, want deze was sterk naar binnen gebroken, zoodat de
uchaamslast bij de belasting ongelijkmatig op den bodem werd verdeeld. Do
Ijzers waren veel te smal en te kort; het beslag was pas acht dagen oud en nu
reeds kon men geen ijzer meer zien; de geheele buitenrand van den wand was
ijzer heengedrukt. De ijzers waren aan de achterste hoefhelft 2^/ a
S c.M. te kort en omdat het paard steeds op straatwegen zijn diensten moest
verrichten drukten beide ijzertakken sterk tegen de zool. Toen de ijzers
waren afgehaald, kwamenquot; dan ook aan beide hoeven flinke kneuzingen
(®lt;^eenpnen) voor den dag.
Ik heb dadelijk een paar breede, naar den hoefvorm gepaste, ijzers ge-
maakt met langere takken, en bij het onderslaan werden de verzenen wat
vrij gelegd. Na twee dagen was het paard niet meer kreupel.
Zoo ziet men, dat alle smeden nog lang geen hoefsmeden zijn, al geven zij
zich daarvoor dan ook uit.
De Bilt, 3—1—1921.nbsp;W. J. v. A n g e r e n Jr.
-ocr page 20-Geachte Redacteur!
In afl. 11 van „De Hoefsmidquot; komt een ingezonden stuk van den Op-
perwachtmeester-hoefsmid H. J. Smit te B. v. Z. voor, dat eindigt met een
vraag, n.1. of men de militaire hoefsmeden niet bekwaam genoeg acht voor
het geven van onderwijs in practisch hoefbeslag.
Zooals de vraag daar ligt zou een antwoord zonder meer in bevestigenden
zin een beleediging zijn voor een categorie van vakmenschen, die deze aller-
minst verdienen. Ik wil zelfs vooropstellen, dat de burgerhoefsmeden voor
zooverre gediplomeerd, in den beginne althans, geheel hun wetenschap te
danken hebben aan de militaire hoefsmeden en de inrichtingen waaraan zij
werkzaam zijn. De oudere gediplomeerde hoefsmeden hebben toch allen hun
opleiding aan één dier inrichtingen genoten, en het hoefbeslag kan niet
anders dan dankbaar zijn voor het onderwijs dat daar gegeven is. Iets
anders is: was het daar verstrekte onderwijs aan de burgerhoefsmeden vol-
doende ? Hierop heeft de practijk geantwoord, en dit antwoord is: neen.
Als alle aan een militairen hoefbeslageursus opgeleide burgerhoefsmeden,
vooral die op. het platteland, eens op papier zetten de ongelukken door hen
begaan in den eersten tijd na het ontvangen van het diploma, dan zou een
heel lijstje gevuld kunnen worden, ook thans nog. Dit nu was en is niet het
gevolg van het verstrekte onderwijs of de belangstellmg der onderwijzers.,
doch van de omstandigheden. Deze zijn aan de militaire inrichtmgen zoo
geheel anders dan in de practijk; ik wil in de eerste plaatb wijzen op de ver-
schillende hoef vormen. Aan de militaire inrichtingen krijgt men bijna uitslui-
tend onder behandeling goed verzorgde hoeven van paarden, waar bij aan-
koop zeer nauwkeurig op de qualiteit der hoeven is gelet, en waarvan de
ijzers geregeld op tijd worden verlegd. Het beslaan van paarden voor
verschillende doeleinden, zooals van sleepers, zware landbouwpaarden en
harddravers komt daar nooit voor, evenmin als het beslag voor keuringen.
In de praktijk en wel weer vooral op het platteland krijgt de hoefsmid
daarentegen allerlei soort slechte en verwaarloosde hoeven te beslaan, waar-
bij aan hoefverzorging nooit is gedacht, evenmin als aan het op tijd verleggen
van de ijzers. Verder leert de militaire hoefsmid de ijzers betrekkelijk kort
en niet te ruim te leggen; deed de plattelandshoefsmid dit, dan zou het
hoef bederf nog meer bevorderd worden en de ijzers zouden de vaak nogal
zwakke hoeven nog brokkeliger maken, daar, zooals boven gezegd, van het
geregeld verleggen geen sprake is.
Door alle onaangenaamheden moest de burgerhoefsmid zich eerst heen
werken en daarna kon hij pas profiteeren van het werkelijk goede onderricht,
dat hij van den militairen hoefsmid ontvangen had.
Uit het bovenstaande kan de heer Smit wel voldoende opmaken, dat ik
het werk der militaire hoefsmeden als onderwijzers aan cursussen voldoende
waardeer, waaruit volgt: dat ik zijn vraag ook niet gaarne absoluut met „jaquot;
zou willen beantwoorden.
De toestand in zake het verkrijgen van het diploma hoefbeslag heeft zich
echter in den laatsten tijd aanmerkelijk gewijzigd.
1quot;. Is door de Regeering ingesteld het examen ter verkrijging van het
diploma als onderwijzer in practisch hoefbeslag, welk examen jaarlijks in
de maand Jan. te Utrecht gehouden wordt, na een daaraan voorafgaanden
cursus. De voor dit examen geslaagde smeden zijn de personen, die door het
Departement van Landbouw zullen worden aangewezen om als onderwijzer
in het practisch hoefbeslag aan de door het Rijk gesubsidieerde cursussen
op te treden.
2quot;. Wordt tweemaal in het jaar te Utrecht een examen ter verkrijging
van het diploma als Rijks gedipl. hoefsmid gehouden, aan welk examen
alleen door leerlingen van bovengenoemde cursussen of daarmee gelijkge-
stelde inrichtingen kan worden deel genomen.
Ik weet bij ervaring, dat daar aUe soorten beslag, ook voor landb.
en sleeperspaarden, geëischt worden.
Waar nu eenerzijds verlangd wordt dat de cursussen bovengenoemd,
althans wat het practisch gedeelte betreft, moeten geleid worden door een
gediplomeerd onderwijzer hoefsmid (zie sub 1) en men anderzijds de eischen
nagaat waaraan de onder sub 2 bedoelde candidaten moeten voldoen, meen
ik de vraag van den heer Smit althans gedeeltelijk met ja te moeten beant-
woorden. Ik zeg expres ,.gedeeltelijkquot;, want zooals ik boven reeds betoogde,
wordt aan de bekwaamheid der militaire hoefsmeden als zoodanig niet ge-
twijfeld, doch het zal voor hen noodig zijn, evenals voor de burgerhoefsme-
den , het diploma als onderwij zer in practisch hoefbeslag te Utrecht te halen.
Voor gediplomeerde hoefsmeden die reeds één of meermalen een cursus
in practisch hoefbeslag leidden, is de gelegenheid open; om den cursus ge-
durende slechts plm. 3 maanden 1 dag per week te volgen.
Hiermede Mijnheer de Redacteur hoop ik den heer Smit voldoende te
hebben ingelicht, en zeg ik U vriendelijk dank voor de verleende plaats-
ruimte.
Appingedam, Dec. 1920.nbsp;M. R i t s e m a,
Voorzitter v/d Vereeniging van
Gedipl. Onderwijzers in practisch
hoefbeslag.
Geachte Redactie!
Gaarne zou ik een en ander willen opmerken naar aanleiding van de
laatste ingezonden stukken.
De heer R. van Mulligen is zoo vriendelijk geweest te schrijven dat vroeger
de militaire hoefsmid het hoefbeslag het beste meester was; hij laat daarop
volgen dat tegenwoordig de ontwikkeling van den burger-hoefsmid ook op
hooger peil gekomen is en dus. . . . treedt de militaire smid als onderwijzer
uit. Van die gevolgtrekking begrijp ik niets; ik zou meenen dat het besluit
van den heer R. v. M. had moeten luiden: nu staan burger- en militair
hoefsmid als onderwijzer naast elkaar. Neen, indien de heer R. v.M. mij be-
wijst dat de burger-hoefsmid veel beter onderwijzer is geworden dan de
militaire hoefsmid, mag hij schrijven, dat de laatste als zoodanig heeft af-
gedaan.
Overigens doet het me genoegen, dat ook hij inziet, dat deze terugsteUing
van den militairen smid minder aangenaam is en ik zou er bij willen voegen:
onnoodig of onbillijk.
Ik heb sedert jaren praktische lessen gegeven in hoefbeslag te Bergen-op-
Zoom en heb naar schatting dertig leerlingen gehad, waarvan bijna steeds
allen slaagden en nu ben ik plotseling ongeschikt geworden. Hoe denkt R.
v. M. hierover wel ?
Zeker, den rijksonderwijzer in praktisch hoefbeslag komt zijn plaats en
werkkring toe, maar deze moet nu nog zijn naast den militairen hoefsmid,
die reeds lang heeft bewezen goede resultaten van zijn onderwijs te kunnen
leveren en die dus niet plotseling mag worden uitgeschakeld, hetgeen tevens
niet in het belang is van het onderwijs zelf.
Veel van het bovenstaande geldt ook als antwoord op den heer H. v.
Waasbergen, maar ik wil hier nog iets opmerken, omdat ik meen dat ge-
noemde heer onjuistheden mededeelt. Hij zegt namelijk dat de militaire
hoefsmeden wel de capaciteiten kunnen bezitten om les te geven, maar dat
ze het toch maar niet moeten doen, want er is zoo veel verschil in burger- en
militair beslag; en dan noemt v.W. als voorbeeld de lange hoeven, die wij
niet zouden durven inkorten of beraspen! Maar waarde v. W., dacht U wer-
kelijk dat wij zoo weinig van het hoefbeslag af weten en dat onze voor-
schriften zoo dwaas zijn ? In werkelijkheid luiden ze dat wij, indien noodig.
onder leiding van een paardenarts zoo mogen besnijden als het voor het
paard nuttig en goed is. Dat U verkeerd besnijden zag, bewijst niets anders
dan dat er wel eens verkeerd gewerkt wordt, evenals zulks onder de burger-
smeden geschiedt. Beslist onwaar is uw bewering, dat afwijkende of ziekelijke
hoeven niet met bijbehoorend afwijkend beslag zouden worden voorzien,
omdat er dan volgens u geen eigen belang bij is. Elke maand worden onze
paarden op hoefbeslag nagekeken door den paardenarts en hooren we bij
deze inspecties eventueele op- en aanmerkingen; — en denkt U niet, dat
deze leerzamer zijn dan de opmerkingen van een leek-eigenaar ?
Ik geef toe, dat er verschil bestaat tusschen de burger en de militaire
smidspraktijk, maar belangrijk is dit niet en zeker niet bij de Artillerie waar
meest inlandsche paarden zijn.
Gaarne wilde ik nu wel eens het oordeel over deze kwestie hooren van een
der militaire smeden, die het diploma R. O. H. behaald heeft.
Hoogachtend,
Bergen-op-Zoom, 28 Dec. 1920.nbsp;H. J. Smit.
— Examen voor het Rüksdiploma als Hoafsinid aan het Insliluut voor
hoefkunde der Veeartsenykundige Hoogescliool. Voor bovengenoemde
examens, welke gehouden werden op 6—7, 8—9, en 13—14 December,
slaagden de volgende candidaten: H. Anneyes te Hornhuizen, Jac. Moorman
te den Helder, J. A. Verdonk te Belfeld bij Venlo, A. van Beek te Ermelo,
P- Th. van de Zeeuw te Tiel, A. Nijk te Steggerda (met lof), H. N. Emans
te Tiel, J. H. Kicken te Mechelen (L.), F. Lemmens te Geleen (L.), V^. de
Jongh te Willemsoord, Tj. Nijk te Steggerda, H. Hollander te Hasselt, J.
Lammertink te Enschede, en W. Jelmersma te Schettens.
Vereeniging van Rijks-Ondorwijzcrs in Practisch Hoefbeslag. Agenda
der Algemeene Vergadering op Zaterdag den 22 Januari e.k. te Utrecht in
het Hotel Noord-Brabant ('s namiddags om 1 uur).
1. Opening. 2. Notulen. 3. Ingekomen stukken. 4. Bestuursverkiezing,
wegens periodieke aftreding van den heer M. Ritsema te Appingedam.
5- Rekening en verantwoording van den Penningmeester. 6. Benoeming
^ner Rekencommissie voor het volgend boekjaar. 7. Voorstel van het
uur om een photo te laten maken van de vergadering voor opname in
quot; e Hoefsmid.quot; 8. Bespreking over het toezicht op de cursussen in hoef-
eslag. 9, Voorstel van het Bestuur om gedeeltelijk vergoeding te geven aan
eden die de vergadering bezoeken. 10. Vragen. 11. Mededeelingen. 12.
^^'^iti^g-nbsp;Het Bestuur:
M. Ritsema, Voorzitter.
H. vanWaasbergen, Secretaris.
— Mededeelingen betreffende de Militaire hoefsmidsschool over 1920.
Op 1 Januari 1920 waren in opleiding 37 leerlingen, als volgt onder-
verdeeld: 5 vrijwilUgers der Cavalerie, 5 id. der Bereden Artillerie, 4
miUciens der Cav., 14 id. der B. A., 5 id. der Inf. en 4 burgers. Ge-
urende^den loop van het jaar 1920 zijn in opleiding aangenomen 53
eerhngen en wel 6 vrijwilligers der Cav., 6 id. der B. A., 7 mil. der
Tn d^^nbsp;^ ^^^nbsp;^ burgers.
n en loop van het jaar hebben geëxamineerd de school verlaten::
^ vnjwilhgers, 3 mil. der Cav., 26 id. der B. A., 6 id. der Inf. en
urgers. Wegens onvoldoenden aanleg als anderszins hebben de school
verlaten 15 leerUngen.
^In het jaar 1920 zijn door leerlingen vierkant beslagen 3277 paarden
waa fiï*^ navolgende afwijkende ijzers ondergelegd: 164 balkijzers,
honbsp;lederen zool, 18 met gebruikmaking van kunst-
buStak ®°^roefkalkoenen, 9 met 2 toonüppen, 14 met verbroeden
ijzers^ 37 t^-i afgebroken balkijzers, verder 6 halvemaanvormige
iiz-rs' 9fin ,quot;1nbsp;^^ klapstrijkijzers, 22 toonstrijkijzers, 7 gewichts-
4r\andijlsnbsp;''' j^^htijzers, 41 ijzers met kalkoenen, 18
buitentaknbsp;™ gummizolen, 2 beugelijzers, 31 met verbreeden
matigen 'draag^Ind fnbsp;®nbsp;''
paarlen op renbi l Tnbsp;Stark-Güther; verder zijn 68
Vnnr '«quot;»esiag gezet en 14 met verdikte takken beslagen.
beslaTnbsp;zijn gebruikt 400 doode hoeven voor normaal
WifzerTnbsp;^^^
-ocr page 24-NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN
voordcclis, «eiiiakiielijk in gebr.,ik. _ Kunnen niet loslaten.
m Hlaskven
Kotterdain.
Teleplioon
So.
Meest uitgebreide sorteering prima blanke
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fljne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —
Jlerk „Üoxterquot;, Merk „Pjicific'
met flink hielstuk, met zwaar hielstuk.
Open zolen uit één stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in 11 maten van 4Jg tot
Eng. dm., uiterste breedte buitenkant
ijzers, gemeten.
Merk „Cliiciigoquot;,
geheel Caoutchouc
uit één stuk met
zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van
7|tot7JgEng.dm.
uiterste breedte buitenkant ijzers gem.
in witte en grijze
Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van 41
tot 6} Eng. dm.
Gemaakte Hoefijzers,
Rits- en Stampmodel,
uitsluitend beste
kwaliteit ijzer;
in 9 maten voorradig.
Stry kringen
met riempje
Hoef-
randen.
Kunsthoorn.
IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.
Opruimers voor
Schroefgaten.
met kroon.
Schroeven en Stiften
in alle modellen;
tijdige bestelling
gewenscht.
Touwijzers in
verschillende maten.
Open Luchtdrukzooi
in 8 verschillende maten voorradig.
Men lette op het echte merk S T
26e Jaargang. — Aflevering 2. — 15 Febr.
-ocr page 26-in de modellen
Lambert open pad
Bar pad
Frog pad
O. K. Star pad
Walpole boulevard pad
Walpole truss pad
en de bekende
Amerikaansche
I
Hen en ander over Zuid-Holland en het hoefbeslag. _ Uitslag van het
examen voor aanstaande onderwijzers in practisch hoefbeslag te Utrecht. —
Hoefbeslag met machinale- en uit de hand gesmede ijzers. — Ingezonden
stukken. — Korte mededeelingen. — Persoverzicht. — Advertentiën.
HELLER HOEFRASPEN
WEDER LEVERBAAR
Lambert amp; Company
Leuvehaven 66 :: Rotterdam
een en ander over zuidholland en het hoefbeslag,
door
Dr. GALLAND A.T HÜET,
Kapitein-paardenarts te Amersfoort.
(Verovlg).
's-Gravenhage.
De hoofdplaats der provincie, tevens de residentie van het Koninklijk
Huis, behoorde oudtijds niet tot de steden van Holland, daar het nimmer
muren, poorten of wallen heeft gehad en dan ook, als niet verdedigbaar,
slechts een „vlekquot; werd genoemd. Omtrent de stichting valt niets met
zekerheid te zeggen; wel bestaat er een Handvest van graaf Floris den Ile
van Holland, bijgenaamd den Vetten, dat door hem op 15 Juni 1097 in
den Haage werd gegeven, doch meer algemeen wordt aangenomen, dat toen
in 1250 het paleis van graaf Willem den Ile aldaar gebouwd werd, en ter
zelfder tijde door den aanbouw van vele huizen voor de Ridders en Edelen
Uit het ge volg en tevens voor vele winkeliers en handwerkslieden, de oorsprong
der stad hieraan is toe te schrijven.
Als oudst bebouwde plaatsen in den Haag vinden wij vermeld de Vijver-
^rg, de Kneuterdijk, voorheen het Tournooiveld van den graaf, en het
Voorhout. In 1626 vindt men de stad reeds verdeeld in zeven wijken en in
1642 werd de Prinsengracht gegraven die toen het aanzienlijkste stadsge-
deelte ging omvatten. Een groote uitbreiding werd later gegeven, in 1706,
toen veel terreinen van het Bosch en van de MaUebaau voor nieuwen aan-
bouw werden afgenomen.
Hoewel geen stad in de beteekenis van een vesting, heeft den Haag in
en loop der tijden toch veel moeten lijden van oorlogen en twisten. Zoo
was het reeds in 1479 een twistappel tusschen Hoekschen en Kabeljauwschen
en had veel van beider wraak en weerwraak te lijden. In 1489 werd het
gebrandschat door keizer Maximiliaan, in 1524 brak er een oproer uit ten-
gevolge van een dubbele belasting op het bier en in 1528 werd het geplunderd
aoor Maarten van Rossum.
^ 1572 kreeg den Haag een Spaansche bezetting en tengevolge hiervan
weken het hof en de adel uit naar Delft en scheen het tot algeheelen onder-
gang gedoemd. De verwaarloozing werd zoo groot, dat het meer een deernis-
waardige puinhoop en vuilnisnest geleek dan een bewoonbare plaats en in
576 waren de straten en stegen van 's-Gravenhage zoo vuil, dat ieder der
orpen Rijswijk, Voorburg, Wassenaar en Loosduinen dagelijks wagens met
zes paarden moesten leveren, om het „Vlekquot; schoon te maken. In 1577
esloot de Prins van Oranje zijn verblijf weder in den Haag te nemen en ook
eerden de Staten van Holland er terug, waardoor het geleidelijk weer
^ot vigeren luister terugkwam. Verscheidene malen, vooral op aandringen
an Ji^ins Maurits, is men begonnen om versterkingen aan te leggen, doch
deze werden nooit voltooid en steeds weer geslecht; door gelukkige omstandig-
heden bleef de stad echter later voor overrompelingen bespaard. Het oudste
gebouw van den Haag was het „Hofgebouwquot;, gesticht in 1249, toen het
Hof der Graven van Holland, dat voordien in 's-Gravezande en in Haarlem
geweest was, naar hier werd overgebracht. Bouwkundig was dit ,-,Hofquot; het
mooiste van gansch Europa, wel een bewijs van de macht der oude Graven
van Holland. In de stad waren verder talrijke mooie huizen, als logementen
voor de afgevaardigden van de stemmende steden der provincie bij de
Statenvergaderingen. Zoo hadden Dordrecht, Haarlem, Delft, Leiden,
Amsterdam ,Gouda en Rotterdam ieder een eigen hviis,Gorinchem,Schiedam,
Schoonhoven en den Briel één gezamenlijk gebouw en Alkmaar met Enk-
huizen, Hoorn met Edam en Monnikendam, Medemblik en Purmerend
weder drie afzonderlijke „logementenquot;, alle met de wapens der steden boven
de deur of in den gevel. Het zou te ver voeren ons aan een nadere besohrijving
van al het bezienswaardige van het voorheen en thans over te geven; volstaan
we er mee te zeggen, dat 's-Gravenhage ook in lateren tijd door zijn schoon-
heid van stad en omgeving dezelfde aantrekkingskracht van voorheen heeft
behouden. Het is momenteel een stad van meer dan 300000 inwoners en w-at
het zielental betreft de 3e stad van Nederland. Gaan wij nu na wat zij voor
het hoefbeslag beteekent.
Wij zeiden reeds bij de inleiding, dat het aantal paarden zich in den loop
der laatste halve eeuw zeer gewijzigd heeft. Het is voldoende slechts te wijzen
op de electrifieatie van de tram, waarbij honderden paarden buiten gebruik
kwamen en waardoor tabijke hoefsmeden elders een bestaan moesten zoeken.
Een tweede groote slag werd in den Haag aan het hoefbeslag toegebracht
door de taxi's en door de geleidelijke vervanging van de equipages door
automobielen. Vóór het invoeren van de taxi's waren er in den Haag honder-
den snorderspaarden, die dag en nacht als het ware gebruikt werden en hun
eigenaars een goed bestaan opleverden. Dit vele gebruik en steeds op het
plaveisel, eischte echter veel van de hoeven en van de beenen van deze
paarden; dat zagen de koetsiers terdege in en zij waren, wat het hoefbeslag
betreft, dan ook zeer vlot en lieten hunne paarden steeds op tijd beslaan en
altijd met guttapercha zolen.
Ook aan de equipages ging veel luxe beslag verloren, doch daar staat weer
tegenover, dat er veel voor terug kwam in den vorm van rijpaarden. De
rijsport bloeit n.1. in den Haag en een zeer belangrijk getal luxe rijpaarden
komt voor het hoefbeslag op de creditzijde van deze balans. De auto heeft
echter, niet aUeen wat luxe betreft, een enormen invloed op het paarden-
materiaal uitgeoefend en dit is in het hoefsmedenbedrijf, zooals van zelf
spreekt, zeer goed merkbaar.Niet alleen dat talrijke vrachtrijders van buiten-
af nu hunne wagens chauflfeeren, doch ook de zware vrachtauto's van groote
handelszaken of sleepersbedrijven, die bij het passeeren van de straat de
huizen doen dreunen, spreken voor zich zelf en gaat men de stalhouderijen
na van voorheen en thans, dan zou men aan een algemeen verdwijnen van
het paard gaan denken. In geheel den Haag zijn n.1. nog slechts vier stal-
houderijen, waarvan de grootste, nl. Waalwijk, 20 paarden heeft, Lammers
en van Gerven resp. 9 en 7, terwijl Barendrecht maandpaarden verhuurt.
Men vond een goede dertig jaar geleden in den Haag vele groote en uit-
sluitend hoefsmederijen, die alle óf verdwenen zijn, óf als gemengd bedrijf
in andere handen zijn overgegaan. De voornaamste in dien tijd waren o.a.
de Engelsche hoefsmederijen van Rus en Vetter op het Smidswater, Van der
Slooten in de Parkstraat en Krul op den Noordwal. Ook waren er groote
gemengde bedrijven, waar het hoefbeslag echter het voornaamste was, zoo
o.a. van Van Ooyen op het Westeinde, later in de Lage Nieuwstraat en de
smederijen in het Voorhout en in de Koediefstraat. Dit waren alle zeer
belangrijke zaken, waar 4 en meer knechts den ganschen dag paarden be-
sloegen. Er was toen ook veel luxe en vooral veel zoolbeslag: we memoreeren
slechts, dat in de smederij van Van der Slooten de renpaarden van Baron
van Brienen, 30 in getal, werden beslagen, en de paarden van de Koninklijke
Stallen, 100. Het beslag was toen heel veel stalbeslag, dus koud, terwijl
aan de smederij nog veel gebruik werd gemaakt van de travailles, zooalü men
die dan ook veelal buiten zag staan, o.a. nu nog in het Voorhout. De naam
„Engelsche Smederijquot; werd gegeven als men de van uit Engeland hier inge-
voerde methode van uit de hand beslaan toepaste; nog ziet men dezen naam
hier en daar prijken, doch daar tegenwoordig vrijwel overal uit de hand
wordt beslagen, heeft dit nu alleen historische beteekenis. De werkuren
waren in die dagen lang, n.1. van 6—8, van 8V2 tot 12, vannbsp;ên
van 6 tot 8, terwijl vaak tot 10 uur en later overgewerkt werd. Bovendien
waren de smederijen des zondags geopend van 7—O'/g v.m., waarbij de
knechts bij toerbeurt aanwezig moesten zijn. De prijzen van het vierkant
beslag waren toen f 1,20 en f 1,40, terwijl voor luxe paarden, op stal beslagen,
f 3,50 werd betaald. Er werden meestal stampijzers gebruikt, vóór vlak en
achter met kalkoenen; de sleeperspaarden en zoo ook die van het Staatsspoor
liepen alle op stoot en kalkoenen. Des winters werden schroeven en stiften
gebruikt, doch ook heel veel paarden stonden op slik- of ruiterscherp.
Na dit brokje geschiedenis gaan wij den huidigen toestand na en zien we,
dat den Haag ook thans nog talrijke hoefsmederijen telt en dus nog geen
aanleiding geeft om alhier van het ,,verdwijnende paardquot; te spreken. Uit-
sluitende bedrijven voor hoefbeslag zijn o.a. G. J. de Bruijn in de Korte
Koediefstraat 7, welke patroon laatstelijk zijn zaak heeft overgedaan aan
de heeren Visser en Evertsen, verder J. W. Hendriksen, Koediefstraat 17a,
Van Dam in de Chr. de Wetstraat, Krijbolder en van der Menie, Loosduinsche
weg 1 B, Eikelenburg in de Kortenbosch 70, Louis de Haan, Joubertstraat 124,
Ph. Lentz, Paulus Potterstraat 287, H. van der Horst, Kikkerstraat 10,
H. Weyermans, Zieke 19, J. G. Petit, Laan van Roos en Doorn 46, Wed. J. P.
Künz, Nieuwe Haven 376 en Zweije, vroeger Rust, op de Hooikade, terwijl
verder nog gemengde bedrijven zijn: G. Molenaars, Lamgroen 47, Wed.
Kohier—Markestein, Wagenstraat 141, (thans Amsterd. Veerkade), W. T.
Born, Bierstraat 9, P. J. 'de Haan, Loosduinsche weg 3, W. J. van der Voort,
Ternootstraat 52a, G. de Rijk, Javastraat 83, L. Lezwijn, Zorgvlietsiraat
45 en D. van Tricht, Sumatrastraat 249. Voegen we hier nog aan toe, dat
de Koninklijke Stallen, Amsterdamsch goederenvervoer, de Sierkan en de
Gemeente-Reiniging eigen hoefsmeden hebben, dan komt men tot een groot
corps van hoefsmeden in den Haag.
Wat de belangrijkheid betreft, zoo zullen wij eenige cijfers geven, die
voor zich zelf spreken. De smederij van de Wed. van Dam, die ruim 14 jaar
bestaat, werd na het overlijden van den patroon, in 1919, voortgezet door
diens drie zoons. In deze uitsluitend hoefsmederij worden meest sleepers- en
boerenpaarden beslagen en slechts enkele luxe paarden.Behalve uit den Haag
en Scheveningen komen paarden uit Loosduinen, Rijswijk, Wateringen,
Monster en Naaldwijk op beslag. Behalve enkele uitzonderingen wordt alleen
aan de smederij beslagen en wel van 100 tot 120 paarden per week. Bijna
uitsluitend worden handgesmede ijzers gebruikt en slechts nu en dan fa-
brieksijzers uit de fabriek van Hippos; de praktijk heeft hier geleerd zoo
eenigszins mogelijk alleen handgesmede ijzers te gebruiken. Afwijkend
beslag komt weinig voor; wel komen er nog al afwijkende hoefvormen in
beslag en wel voornamelijk platvoeten, terwijl rotstralen, steengallen en
hoornscheuren ook lang geen zeldzaamheid zijn. Behalve de 3 zoons werkt
nog één knecht in deze zaak; de loonen bedragen f 40 bij een 45-urige werk-
week. De prijs voor het beslag is f 5 en voor een hit f 4,60.
De zaak van den heer Petit in de Laan van Roos en Doorn werd door
dezen vóór 20 jaar opgericht, en wordt door hem met behulp van zijn zoon
en een knecht gedreven. Het is ook een uitsluitend hoefsmederij waar alle
soorten van paarden op beslag komen, doch alleen uit de stad en niet van de
buitengemeenten. Gemiddeld worden 40 paarden per week beslagen en wel
veelal op stal (koudbeslag). De luxe paarden loopen alle op zoolbeslag en ook
bij andere paarden wordt dit nog al eens toegepast. Er wordt uitsluitend
met handgesmede ijzers gewerkt, daar men de machinale ijzers afkeurt
vanwege den stand der gaten. De werktijden zijn hier van 7 tot 12 en van
2—6 met 's morgens en 's middags een half uur schafttijd. De beslagprijzen
zijn gelijk aan de bovengenoemde.
De hoefsmederij van den heer Lentz in de Paulus Potterstraat bestaat
gedurende 8 jaren, doch voorheen was de heer Lentz zeven jaar lang patroon
in een hoefsmederij in de van Ostadestraat. Ook deze zaak is uitsluitend
hoefsmederij, de klandizie wordt voornamelijk gevormd door stalhouders-
paarden, sleeperspaarden en hitten, waarvan de meeste uit de stad, doch ook
enkele uit Loosduinen, Rijswijk en Leidschendam komen. Koud beslag
komt hier zeer weinig voor, bijna al het werk geschiedt aan de smederij.
De patroon werkt met één knecht en soms nog een jongen als hulp; het aantal
paarden, dat dagelijks beslagen wordt, varieert erg, soms 2, dan weer 10,
doch een totaal van ± 30 in de week. Men houdt zich ook hier aan den
wettelijken arbeidstijd van 45 uur, hetgeen tot gevolg heeft, dat de patroon
heel wat overuren moet werken, tot 3 en 4 dagelijks, om ds kosten goed te
maken. Als loonen worden door den Bond van Smedenpatroons opgegeven,
voor een volslagen knecht f 37,50 en voor een halfwas van 20 tot f 30. De
hoefbeslagprijzen schijnen bij de verschillende patroons niet uniform gehand-
haafd te worden; wel heet het tarief f 4,50 en f 5 te zijn, doch ook voor f 3,50
en f 4 wordt vierkant beslagen en een der patroons verzekerde mij, dat van
de 25 hoefsmeden in den Haag geen 22 voldoende rekenen. In de smederij
van den heer Lentz worden uitsluitend handgesmede ijzers gebruikt en wordt
veel zoolbeslag toegepast, vooral in den zomer. De hoeven der paarden in
beslag, geven geen redenen tot klagen; in het algemeen kan dit wel voor de
heele stad gezegd worden en dit is niet alleen aangenaam voor de hoefsmeden,
doch mag voor een groot deel wel aan hunne verdiensten worden toegeschre-
ven.
De zaak van den heer I.ouis de Haan in de Joubertstraat is opgericht
den 25en Maart 1918; voordien werkte de patroon 24 jaar lang als knecht
bij zijn vader in de zaak. Het is een uitsluitend hoefsmederij; het meerendeel
der paarden, welke alhier op beslag komen, zijn sleeperspaarden, verder
stalbouderspaarden en harddravers. Hoewel het meerendeel uit de stad zelf
afkomstig is, zoo komen ook uit Loosduinen, Monster en Poeldrik vaste
klanten, terwijl in Naaldwijk vijf paarden koud beslagen worden. In het
geheel heeft de heer De Haan maar 15 paarden op „koud-beslagquot;,al de overige
worden aan de smederij beslagen, n.1. 40 a 50 per week. Daar het meerendeel
sleeperspaarden zijn, komt zoolbeslag hier niet bij voor; het wordt voor deze
paarden te kostbaar geacht. Alle ijzers wordeij uit de hand aangemaakt,
daar de fabrieksijzers nieb bevallen, vanwege den scherpen binnen-bovenkant.
Deze ijzers zouden eerst afgeraspt moeten worden, hetgeen tijdroovend en
kostbaar is; bovendien worden meestal ijzers met kalkoenen gebruikt. Als
afwijkende ijzers zijn alleen balkijzers en ijzers met verdikte takken in ge-
bruik; hoefgebreken komen weinig voor, slechts enkele steengallen en losse
wanden.
De patroon richt en past de ijzers zelf en laat de knecht afwerken,
hij bevindt zich hiermede het best en is ook vaak hiertoe genoodzaakt, daar
de knecht zich houdt aan de wettelijk voorgeschreven arbeidsuren, van
U tot 12 en van 2-6 en vooral sleeperspaarden in den regel öf 's morgens
heel vroeg óf 's avonds laat komen en hij dan alleen voor het werk staat.
Tenslotte nog een woordje over de smederij van den heer H. Weyermans,
welke reeds 20 jaar bestaat, van welke de laatste 13 jaar op 't Zieke. Het is
een uitsluitend hoefsmederij, waarvan de klandizie hoofdzakelijk gevormd
wordt door paarden van expediteurs ter plaatse, terwijl ook enkele paarden
uit Delft, Voorburg en andere plaatsen op beslag komen. Dagelijks worden
3 a 4 paarden beslagen, uitsluitend aan de smederij en aUeen met hand-
gesmede ijzers. Slechts weinig afwijkend beslag, een enkel paard op zolen,
doch verscheidene op kurkbeslag. De heer Weyermans heeft veel succes
gezien van kurkbeslag bij paarden met beginnende klemvoeten en ook bij
neiging tot doorzakking der zolen; in zulke gevallen wordt het steeds toe-
gepast. De patroon werkt met één leerjongen en ziet zijn debiet steeds toe-
nemen, hoewel hij de vastgestelde prijzen handhaaft, zijnde f 5 zomerbeslag,
t 6 winterbeslag en f 0,40 minder voor hitten. Ook hij beklaagt zich, dat er
voortdurend onder den prijs gewerkt wordt en dat er zelfs van uit Sche re-
ningen, in den Haag „koudquot; wordt beslagen tegen veel verminderden prijs.
I)e solidariteit in zake prijsregeling is hier dus ver te zoeken. Heb schijnt
wel, dat den Haag een evolutie doormaakt; er zijn m.i. te veel hoefsmederijen,
die slechts tot versnippering leiden en daardoor een ongezonde concurrentie
in de hand werken. Zoo wordt b.v. nu en dan een zaak opgeheven, o.a.nog
pas geleden de grootste hoefsmederij die met drie knechts, drie halfwas en
drie jongens werkte en gaan dan bij zulk een liquideeren veelal de knechts
zich afzonderlijk vestigen, hetgeen in den regel een moeilijk en vaak onhoud-
baar bestaan oplevert. Ook de oudst bestaande zaak in het Voorhout is
onlangs opgeheven, waarbij de laatst in gebruik zijnde travaille is komen te
vervallen ; nu nog wordt in den Haag alleen bij de Gemeentereiniging een
noodstal bij het beslaan gebruikt.
Het zou te ver voeren al de bestaande hoefsmederijen aan een nadere
bespreking te onderwerpen, doch wel kunnen we nog enkele algemeene
opmerkingen maken. Vooreerst zien we, dat er nog maar weinig groote
hoefsmederijen te 's-Gravenhage zijn overgebleven, maar dat er daarentegen
zeer talrijke hoefsmeden zijn bijgekomen, die, of met eigen personeel, of met
een enkelen knecht of jongen het bedrijf uitoefenen. Dus vele kleine bazen,
hetgeen aan het spreekwoord zou doen denken „liever kleine baas dan groote
knechtquot; en dat in dezen tijd dat vele patroons hunne knechts benijden
wegens de korte arbeidsuren, de goede loonen en daarbij het gemis aan
verantwoording. Door de vele kleine bedrijven zal de concurrentie echter
scherp worden en zal men door goedkoop te werken veelal trachten elkaar
een vlieg af te vangen, hetgeen dan op den beslagprijs zal drukken. De hoef-
smeden zün niet alle lid van den Bond van Smedenpatroons en bedanken
zelfs hiervoor, omdat, zooals de heer de Bruijn mij mededeelde, de tarieven
niet uniform gehandhaafd worden. Het is in liet belang der hoefsmeden om
alle lid van den bond te zijn en daarbij de verplichting aan te gaan zich
strikt te houden aan de door dezen bond vastgestelde prijzen. Het bonds-
bestuur moet hierop een degelijke controle uitoefenen en bij niet nakomen
streng kunnen optreden. Alsdan zal de hoefsmid loon naar werken krijgen
en zal er een eerlijke concurrentie zijn, waarbij het afgeleverde werk de beste
aanbeveling zal zijn. De strijd om het bestaan zal door goedkooper werk.
nog moeilijker worden en het lijkt mij ook niet den tijd om de beslagprijzen
te verminderen al zijn dan enkele materialen, zooals het ijzer, belangrijk in
prijs verminderd. De algemeene levensvoorwaarden zijn nog te hoog en men
moet met deze huidige prijzen ook in aanmerking nemen, dat vroeger veelal
te goedkoop werd gewerkt.
Over het algemeen lijkt mij het hoefbeslag in den Haag lang niet slecht
en is het veel beter dan in menige andere plaats. Het is wel opvallend, dat
onder alle hoefsmeden in de stad slechts een enkele gediplomeerde voor-
komt; zooals in meerdere groote steden wordt ook hier voor den bloei van de
zaak aan het bezit van een diploma geen waarde gehecht. Op het platteland
is het juist andersom en is men al niet eens meer tevreden met de vroeger
behaalde diploma's, doch wordt het veelal een wedloop om het Rijksdiploma
te Utrecht ce behalen. Ziet men dan ook de lijsten der geslaagden na voor
dit diploma, dan zijn het alle plattelandssmeden en slechts bij uitzondering
komt er een stedeling bij voor. Ligt hier de oorzaak niet in het meer meeleven
van den landbouwer-paardenfokker met zijn paard, in de meerdere kennis
die de eigenaar heeft van het hoefbeslag en in een meerdere waardeering van
den hoefsmid ? Staat de stedeling hier niet anders tegenover, tenminste in de
meeste gevallen ?Gaat hij niet vaak bij den dichtst bijzijnden smid of bij den
goedkoopsten op beslag, zonder diens capaciteiten te beoordeelen en wordt
het hoefbeslag in die gevallen niet wat al te veel als een „noodzakelijk kwaadquot;
opgevat ? Het is in elk geval een feit, dat niettegenstaande in den Haag
zelf, jaar in, jaar uit, cursussen in hoefbeslag worden gegeven, deze als het
ware voor de omgeving schijnen te gelden en de Haagsche patroons of hunne
knechts er niet heen zenden of bij een vacature niet in de eerste plaats naar
deze gediplomeerden \Tagen.
Besluiten wij dit artikel met als recapitulatie op te merken, dat zoo goed
als al het hoefbeslag in den Haag uit de hand wordt uitgeoefend, dat bijna
uitsluitend handgesmede ijzers worden gebruikt en slechts bij sleeperspaarden
kalkoenijzers worden ondergelegd, dat veel gebruik wordt gemaakt van zool
beslag en dat over het algemeen de hoeven der paarden goed zijn.
Ten slotte betuig ik mijn dank aan allen die mij welwillend omtrent
hun bedrijf inlichtten.nbsp;{Wordt vervolgd).
UITSLAG VAN HET EXAMEN VOCR AANSTAANDE ONDER-
WIJZERS IN PRACTISCH HOEFBESLAG TE UTRECHT.
De commissie belast met het toezicht op het afnemen van het examen
van de deelnemers van den in 1920 gehouden cursus voor opleiding van
onderwijzers in practisch hoefbeslag, verbonden aan de Veeartsenijkundige
Hoogeschool te Utrecht, benoemd door den Minister van Landbouw, Nijver-
heid en Handel bij besluit van 21 December 1920 Directie van den Landbouw,
heeft de eer Uwe Excellentie verslag te doen van het desbetreffende examen.
De Commissie hield op 5 Januari 1921, in vereeniging met het onder-
-ocr page 34-wijzend peraoneel van den cursus, eene vergadering, teneinde de grondslagen
vast te stellen, waarop bedoeld examen zou worden afgenomen en besloten
deze met te doen afwijken van vorige jaren. In. deze vergadering is mede
een rooster opgemaakt voor het af te nemen examen, welke rooster de goed-
keurmg van Uwe Excellentie heeft mogen verwerven.
Opnieuw werd het wenschelijk geacht om in de toekomst als eisch voor
de toelatmg tot dezen eursus te stellen, dat de candidaten in het bezit zijn
van het Rijksdiploma als hoefsmid. Het examen vond plaats 20, 21 en 22
Januari 1921. Alle deelnemers aan bovengenoemden cursus, aangevangen
m Februari 1920, hebben zich voor het examen aangemeld en dit werkelijk
afgelegd.
In overeenstemming met den door Uwe Excellentie goedgekeurden rooster
heeft het examen bestaan uit een theoretisch- en een practisch gedeelte'
Het examen in theoretische hoefkunde werd in den namiddag van den
20sten Januari van 2.30-9 uur afgenomen; aan iederen candidaat telkens
40 minuten, waarvan een gedeelte strekte tot onderzoek in hoeverre hij
de belfwaamheid bezit om als onderwijzer op te treden.
Het practisch gedeelte heeft voor iederen candidaat bestaan uit de vol-
gende onderdeelen:
1.nbsp;Het beoordeelen van een paard met het oog op het besnijden van
een voorhoef hiervan en het besnijden van dezen hoef.
2.nbsp;Het vervaardigen van een paar voorijzers, waarvan één bestemd
voor dezen hoef.
3.nbsp;Het beslaan van dezen hoef.
4.nbsp;Het maken van een modelijzer, bestemd voor een hoef van afwijken-
den vorm.
De werkzaamheden voor de drie eerste onderdeelen werden verricht in
den ochtend van den 21sten Januari van 9-12.30 uur.
De vervaardiging der onder 4 genoemde ijzers geschiedde in den namiddag
van 2—4 uur.
5.nbsp;Het besnijden van een abnormalen hoef.
6.nbsp;Het maken van een hoefijzer voor dezen hoef.
7.nbsp;Het beslaan van dezen hoef.
De onder 5, 6 en 7 genoemde onderdeelen werden verricht in den voor-
middag van den 22sten Januari van 9-12 uur. Zoowel bij het beoordeelen
van een paard als bij het maken van ijzers werd de toewijzing telkens bij
loting uitgemaakt.
Aan alle candidaten kon een diploma worden uitgereikt.
De geslaagden zijn in alphabetische volgorde: H. F. Evers te Teteringen,
A. A. Haverkamp te Teuge, C. J. van Hengstum te Soest, J. W. Koerselman
te Lochern, F. B. MuUer te Sloterdijk, A. A. van Rooyen te Velseroord,
J. E. Schoonwater te Escharen.
Namens de Commissie:
(w. g.) A. W. Hei de m a. Voorzitter.
(w. g.) J. de Vries, Secretaris.
HOEFBESLAG MET MACHINALE- EN UIT DE HAND
GESMEDE IJZERS.
Het is mij opgevallen, dat er nog al te veel paarden beslagen worden met
machinale ijzers en dat zonder onderscheid of de hoeven er voor geschikt
zijn of niet. In de eerste plaats zal men toch moeten letten op stand en gang
van 't paard en daarna de hoeven beoordeelen of die geschikt zijn voor
machinale ijzers wat het hoorn betreft. En ook ziet men bij het opnemen
der beenen bij de meeste paarden gebreken aan een of meer hoeven die
voldoende bewijzen om geen machinale ijzers te gebruiken, want lage en
ondergeschoven verzenen en afwijkingen in binnen- en buitenhoefhelft, wat
richting van den wand betreft, dat zijn toch dagelijksche gebreken, die men
bij veel paarden ontmoet. En wil men goed werk maken, dan zal er toch
rekening gehouden moeten worden met hoefas en beenas en waar de meeste
belasting is om daar de grondvlakte zooveel mogelijk te vergrooten, en
dat zijn dingen die niet uit het oog verloren mogen worden en die nooit
bereikbaar zijn als men de ijzers zelf niet gemaakt heeft. Wanneer men dan
ook een paard foor 't eerst beslaat en men ontmoet afwijkingen, maar m.oet
door gebrek aan tijd machinale ijzers gebruiken, zooals dat meer voorkomt,
dan zal men toch goed doen en zorgen, zoodra het paard weer beslagen moet
worden, een stel klaar te hebben. Het is ook van groot belang wanneer een
paard bizondere zorg noodig heeft, dat de smid, die de hoeven bekapt heeft,
ook de ijzers zelf maakt, en niet zooals men dat in veel smederijen ziet: één
bekapt, een ander stelt de ijzers en een jongen maakt dicht; het gaat
zoo wel vlug, maar het werkt in die gevallen in de verkeerde richting, want
men bereikt bij slechte hoeven nooit datgene wat men bereiken kon zoo
een en dezelfde smid het paard volledig beslagen had, en ook in 't vervolg
zal men niet zoo gauw er mee tevreden zijn, daar men de hoeven op die
wijze niet voldoende leert kennen en minder goed kan trachten er
van te maken wat er van te maken is, hetgeen de moeite anders zeer
wel loont. En ook niet al te bang zijn om eens een uur langer aan een paard
te werken, want dat is soms noodig en vooral voor de voorhoeven, om een
paar verdikte takken, een balkijzer of verbreede takken te leggen, want
over het algemeen staan toch meer paarden te laag als te boog van verzenen
en te hoog slijt wel af (doch is ook nooit goed), maar te laag, dan komt het
op de gewrichten, banden, pezen enz. aan, en een paard is er jaren eerder
door versleten, vooral wanneer hij dienst moet doen op harden bodem.
Daarom zal een kundig smid ook liefst zijn ijzers zelf maken en alleen
machinale ijzers gebruiken in die gevallen als bij nood, en bij hoeven zonder
afwijkingen. Wanneer men de ijzers zelf maakt is men niet gebonden aan
breedte en dikte en men kan zijn ijzers zetten en buigen zooals de wand dat
aangeeft en in die zelfde richting ritsen en stampen met voldoende nagel-
gaten volgens dikte van den wand en op de juiste plaats en wanneer men dan
een ritsbeitel en stamper gebruikt, die goed is en slaat de nagelgaten niet
te groot door en nooit van den verkeerden kant, wat veel smeden doen, dan
Werkt men in de goede richting. Ook door het doorslaan der nagelgaten van
twee kanten krijgt men een braam of scherpen kant en dit geeft aanleiding
tot afbreken van nagels en losse ijzers; vooral wanneer men paarden op zolen
beslaat is het leed niet te overzien, omdat men alreeds niet zoo zuiver draagt
doordat men hooger met het ijzer komt te liggen en er meer werking bestaat'
Ook voor het aanhalen van lippen is het van groot belang de ijzers zelf te
maken, daar men voldoende ijzer kan laten zitten waar men wil voor de lip
en zoo ritsen, dat de nagelgaten niet te schraal en te schuin komen, zooals
bij machinale ijzers. Ook breedte en hoogte der lip is van veel belang daar
een goed aangelegde lip zeker zooveel als een nagel houdt, niet alleen bij-
slechte hoeven, maar ook bij beslag met zolen, en kan de lip sterker dus
breeder en hooger zijn en acht ik een ronde lip sterker te zijn dan een spitse
(alhoewel een spitse mooier staat). Zoo men veel paarden op zolen beslaat
zal men zien, dat een spitse lip van den hoef af gaat staan, wijl een ronde van
dezelfde zwaarte er tegen aan blijft. Ook het nagelen behoort zoo, dat de nagels
even hoog zitten, doch bij slecht hoorn met scheuren er kloven of brokkel-
achtig hoorn maakt men sterker werk door de nagels ongelijk te plaatsen
daar men met zoo'n gevaar heeft, dat een heel gedeelte van den wand tegelijk
afbreekt; vooral onder paarden in 't stedelijk verkesr treft men er veel met
hoefbevangenheid en andere gebreken. Machinale ijzers leenen zich het best
waar het moet (doch persoonlijk gebruik ik ze liever nooit) bij hoeven zonder
gebreken en in 't leger, waar men over 't algemeen paarden heeft met
goede hoeven en waar niet zooveel van de paarden gevergd wordt als in de
burgermaatschappij. Iedere smid zal er naar streven om zijn werk zoo goed
mogelijk te verrichten, daar men altijd zijn eigen werk weer terug krijgt
Moge dit schrijven medewerken in 't algemeen tot verbetering in 'thoef-
beslag en tot heil van 't paard.
w. Meijer.
Geachte Redactie!
In antwoord op het schrijven van den heer H. J. Smit naar aanleiding
van mijn ingezonden stuk breng ik genoemden heer allereerst mijn dank
voor de erkenning mijner „vriendelijkheidquot; voor den militairen hoefsmid
van vroeger, hoewel dit nog geen pluim zet op de hoed van den militairen
hoefsmid (onderwijzer) van thans.
Dat de militaire hoefsmid als onderwijzer uittreedt is een onvermijdelijk
gevolg van het niet meegaan van het onderwijs met de belangen, de prac-
tijk van den leerling.
De burger- en meer speciaal de plattelands hoefsmid is noodig onderwijs
aan paardenmateriaal uit zijn dagelijksche practijk. Hierin voorziet wel het
tegenwoordig onderwijs, - niet het vroegere, het z.g. militaire onderricht.
hn alzoo zal met de een naast den ander kunnen staan, dan alleen wanneer
de militaire hoefsmid zich aanpast bij den geest van zijn tijd en ten eerste
blijken geeft van zijn bekwaamheid als onderwijzer door hefc afleggen van een
examen en ten andere dan ook met zijn cursus-onderricht buiten de kazerne
gaat.
Met de meening van den heer Smit, als zou de terugstelling van den mili-
tairen smid onnoodig of onbillijk zijn, ga ik dan ook niet accoord. Evenmin
zal ik echter op het idee komen tot ongeschikt verklaring van zijn persoon
als onderwijzer. Ik neem zelfs aan dat iemand die jaren practisch onderwijs
heeft gegeven allereerst voor den kring van R. O. H. zou passen, en zoo de
heer Smit daartoe overging, geloof ik, dat ook hij de bakens wel zou ver-
zetten naar het verloopen van het getij.
Ware dit laatste eerder geschied, dan zou de stand van zaken nu anders zijn.
Voorscholen, 7 Febr. '21.nbsp;Hoogachtend,
R. van Mulligen.
—nbsp;Hoeïsmldschool te Amersfoort. Op 25 Januari 1.1. zijn tot milicien
hoefsmid bij de Bereden Artillerie bevorderd de miliciens: D. Heikoop van
4 R. V. A. en J. Verveda en W. Jansen, beiden van 1 R. V. A. G. H.
—nbsp;Zoon van een hoefsmid! De heer Mr. Phüips, gezant van de Vereenigde
Staten van Noord-Amerika, hield Zaterdag 29 Januari te 's-Gravenhage
een voordracht over Amerikaansche toestanden en hield daarbij een lofrede
over de inrichting der universiteiten daar te lande. Daarbij herinnerde
Spreker aan het sprekende voorbeeld, dat de thans wereldbekende minister
der voedsekegeling in N.-Amerika, de groote H o o v e r, zoon van een
hoefsmid, zijn opleiding op een „collegequot; heeft genoten, waarbij deze ver-
plicht was zelf voor zijn onderhoud te werken.
—nbsp;Winterbeslag. Tot nu toe is er in dezen winter weinig scherp noodig
geweest. Wat het jaar 1920 ten opzichte van 1919 aangaat, is ons uit de
boeken van een drukke hoefsmederij gebleken dat er 11 ä 12 % minder
winterijzers zijn aangebracht in 1920 dan in 1919, terwijl de clientèle geen
noemenswaardige wijziging had ondergaan.
—nbsp;Raadgeving. In de Febr.-aflevering van „Der Hufschmiedquot; deelt iemand
mede dat een paard, sedert geruimen tijd behandeld met hoefbaden, zachte
DQurwe hoorn heeft gekregen en thans moeilijk op ijzers is te houden. De
Redactie raadt aan om in den stal flink droog stroo te geven en balkijzers
onder te leggen, om den wand te ontlasten.
—nbsp;Toelatingsexamen voor den cursus tot opleiding van onderwijzers in
practisch hoefbeslag te Utrecht. Dit examen had plaats op 25 en 26 Januari,
fn het geheel namen 17 smeden aan het examen deel; ze waren daarvoor
in twee groepen verdeeld. Over het geheel werd goed gewerkt.
Toegelaten werden : H. J. Breukink te Lochern, P. Huizinga te Grijpskerk,
W. H. Oostendorp te Tiel, W. J. Eobijn te IJzendijke, H. Scholten te
Wachtum Pr.) en H. J. H. Vossen te Maastricht.
De nieuwe cursus is aangevangen 11 Februari.
In de Januari-aflevering van „Der Hufschmiedquot; staat een artikel over
het beslaan van in verzet tredende paarden, waaraan gedeeltelijk onder-
staälide opmerkingen zijn ontleend. Reeds bij makke en kalme paarden
moet de smid rustig en met verstand te werk gaan; - hoeveel meer eehter
bij het beslaan van dieren welke onrustig zijn in de smederij en zich meer of
minder sterk verzetten! Feitelijk moet de smid, die beweert met deze laatsten
goed te kunnen omgaan, met zich zelf de proef hebben genomen; of hij dus
den zoozeer gewenschten tact in voldoende mate bezit. Hij moet zich kunnen
beheerschen als het paard zich even te buiten gaat en niet dus maar direct
het dier op ruwe wijze bestraffen, hetgeen men helaas nog al te vaak in (en
ook buiten) de smederij kan waarnemen. Van zelf spreekt, dat de eene smid
meer beleid en tact bezit dan de andere en verder ligt de schuld heuseh niet
immer bij het paard. Zijn hiervan niet het bewijs de vele voorbeelden van
paarden, die mettegenstaande allerlei dwangmiddelen door den eenen smid
als onhandelbaar, als niet-te-beslaan worden opgegeven en daarna door den
eigenaar b,j een anderen gebracht, soms in zeer korten tijd zonder moeite
beslagen kunnen worden ? Dikwijls is het een gevolg van de ruwe, onbesuisde
wijze van optreden van den smid als het in den aard niet kwaadaardige of te
wantrouwen paard juist alleen in de smederij verzet gaat plegen, gi'ootendeels
uit angst voor en uit herinnering van wat gebeuren zal.
Maar lang niet altijd ligt de fout bij den smid. Zeker niet als het paard van
nature met deugt en slaat of bijt. Dan is het zelfs oppassen voor je hagje
en het is dan eenigszins begrijpelijk dat dergelijke dieren den smid prikkelen
en hij daarna een meer goedmoedig paard te ruw behandelt. Menschelijk
IS het: echter niet goed. Het is juist zaak voor den smid steeds zich zelf te
kennen en op de proef te stellen om zich bij het beslaan door kalmte en tact
te laten leiden. Bij booze paarden zijn dwangmiddelen soms moodzakelijk-
hierover straks nog even.
het paard dat beslagen moet worden kan
schuld hebben aan het zich verzetten van het dier in de smederij Hoeveel
jonp paarden loopen er nog niet rond bij onze fokkers, die nooit of te nimmer
in handen zijn geweest en aan wier hoeven evenmin ooit aandacht is ge
schonken. Zoo'n jeugdige viervoeter is in volle vrijheid opgegroeid en heeft
in den mensch natuurlijk niet het minste vertrouwen. Komt echter de tijd
dat het beest naar de markt moet of dat het zal worden getuigd, dan wordt
het onder hevig protest gegrepen en ter smederij gevoerd. Smidje, ga je gang
dan maar! Tijd kost geld, aldus redeneert begrijpelijkerwijs de LL^ -
daarom direct maar flink aanpakken en met allerlei soort pramen, waar-
onder de gemeene Poolsche, en kastijdingen wordt de zweetende en riUende
vrijbuiter m bedwang gehouden. Eindelijk is het gelukt, - de ijzers zitten
er onder. Het paard neemt intusschen van de smederij, waar het plotseling
zoo n onaangename behandeling onderging en waar het verblijf tusschen
rook en vuur en geklop zoo angstig aandeed een allersleehtsten indruk mee-
beschouwt de smidse als een hel. En nu is het toch duidelijk dat, gezien het
scherpe geheugen van een paard, bij een volgend bezoek aan de smederij
- soms pas na enkele maanden! - niets met hem is aan te vangen. De smid
staat dan machteloos; het is de eigenaar, die de schuld draagt van het ver-
zet van zijn dier. Gelukkig zijn zulke voorbeelden tegenwoordig minder veel-
vuldig voorkomend dan enkele jaren terug; bij de goede fokkers is het zelfs
uitgesloten, omdat deze vanaf den veulentijd regelmatig op en tusschen hun
jonge dieren vertoeven, deze vroegtijdig worden gewend aan opnemen van
beenen en besnijden der bloote voeten en aldus het gewenschte vertrouwen
bezitten bij hun eersten gang ter smederij.nbsp;[Wordt vervólgd).
Ondergeteekenden betuigen hiermede hunnen
__beleefden en welgemeenden dank aan den
Hooggeleerden Heer Prof. Dr. H. M. KROON, alsmede aan den WelEd.
Heer S. VAN ANGrEREN, voor het zoo degelijk genoten onderwijs, waar-
door zij aan het j.1, gehouden examen voor Onderwijzers in Practisch Hoef-
beslag met succes hebben deelgenomen.
H. F. EVERS,nbsp;F. L. MULLER,
G. J. v. HENGSTUM, E. SCHOONWATER,
A. A. HAVERKAMP, A. A. v. ROOIJENquot;.
__J. W. KOERSELMAN._
Examen ter verkrijging van een Rijksdiploma als Hoefsmid.
VOORJAARS - EXAMEN 1921.
Dit examen zal te Utrecht gehouden worden in de eerstvolgende maanden.
Hij, die daaraan wenscht deel te nemen, wordt uitgenoodigd vóór 1 Maart
1921 schriftelijk aan te melden bij den ondergeteekende, onder overlegging
van de volgende stukken :
ffl- een afschrift van de geboorte-acte, — b. een bewijs dat hij de lagere
school met vrucht heeft gevolgd, — c. een bewijs dat hij ten minste drie
jaren in het smidsvak is werkzaam geweest, — d. een bewijs dat hij een
tweejarigen cursus in hoefbeslag heeft gevolgd, of een daarmede gelijk-
gestelde vakopleiding heeft genoten.
Zij, die vóór 1 Juli 1919 een diploma als hoefsmid hebben behaald, wor-
den enkel op grond van dit diploma toegelaten: zij melden zich schriftelijk
aan, hebben bovengenoemde stukken niet over te leggen en brengen hun
diploma mee, als zij opgeroepen worden voor het examen.
Zij, die reeds eerder aan het examen ter verkrijging van een Rijks-
diploma als hoefsnaid deelnamen, kunnen zich ook zonder inzending van
bovengenoemde stukken aanmelden.
De Secretaris der Examencommissie:
Dr. GALLANDAT HUET, Lange Bergstraat No. 3, te Amersfoort.
Dankbetuiging.
KANTOOR:
lavaslraat 90, 's-Gravenliaye.
Tel. 4902-3330.
SPECIAAL ADRES VOOR
in alle maten en modellen.
Uit voorraad leverbaar.
Uiterst concurreerende
prijzen.
Verzuimt niet ons aan te vragen
-ocr page 40-S. C. M. BAX. glashaven 9 en 36 - ROTTERDAM.
- Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. -
Meest uitgebreide sorteering prima blanke
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale f^ne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —
BiX eiaÉawn
ßfttterilani.
lo. M
NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN
voordeelig, gemakkelijk in gebruik. — I^uniiGii niet loslsLten^
Merk „Pacificquot;,
met -flink hielstuk, met zwaar hielstuk.
Open zolen uit één stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in 11 maten van 4Jg- tot 6f
Eng. dm., uiterste breedte buitenkant
ijzers gemeten.
Merk „Rambler',
in witte en grijze
Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van
tot Eng. dm.
Merk „Chicagoquot;,
geheel Caoutchouc
uit één stuk met
zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van
7|tot TJg-Eng.dm.
uiterste breedte; buitenkant ijzers gem.
Gemaakte Hoefijzers,
Rits- en Stampmodel,
uitsluitend beste
kwaliteit ijzer;
in 9 maten voorradig.
Strykringen
met riempje
Hoef-
randen
Kunsthoorn.
IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.
Opruimers voor
Schroefgaten.
Lasch- of Welbladen en
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.
met kroon.
Schroeven en Stiften
in alle modellen;
tijdige bestelling
gewenscht.
Touwijzers in
verschillende maten.
26e Jaargang. — Aflevering 3. — 15 Maart. 1921.
:■nbsp;;rnt,,,; -,„, -iiiuni rSMcTt^'-' -.^-'i
Jr/.-glfiiWTT.H'-, -T-l;,-.::------—I?..'-Iiiu.v'--^:■
in de modellen
Lambert open pad
Bar pad
Frog pad
O. K. Star pad
Walpole boulevard pad
Walpole truss pad
«wnKjuui:^
I
Iets over het vervaardigen van handgesmede hoefijzers. — Bedrijfs-
ongeval. — Vereeniging van Rijks-onderwijzers in practisch hoefbeslag in
Nederland. — Bijgeloof. — Ingezonden stukken. — Korte mededeelingen. —
Persoverzicht. — Advertentiën.
HELLER HOEFRASPEN
WEDER LEVERBAAR
Lambert amp; Company
Leuvehaven 66 :: Rotterdam
IETS OVER HET VERVAARDIGEN VAN
HANDGESMEDE HOEPIJZERS.
Als ik terugdenk tot mijn eerste leerjaren, dan heriimer ik mij nog goed
dat toen algemeen de oude hoefijzers werden ,.gebradenquot;, om er weer
nieuwe van te maken. Toen werden geen andere ijzers gemaakt dan met
stampgaten, en alleen „voorijzersquot;, dat wü zeggen, dat ze behoorlijk rond
waren in het toongedeelte, doch recht in de zij- en verzengedeelten, en voor-
zien van kalkoenen; ook werden ze niet bij koppels gemaakt, doch alle
hoefijzers, die men 's morgens en 's avonds vervaardigde, werden op één-
hoop gegooid en later uitgezocht bij koppels en opgehangen aan 't rek. Vlug
werden de ijzers vervaardigd, want ze moesten roodwarm klaar zijn; dan
bleven ze taaier.
Later toen de ritsijzers in de mode kwamen, zooals de oudere smeden
plachten te zeggen, gingen verschillenden tot het smeden hiervan over.
Zij sloegen een zeer ondiepe rits in 't ijzer , en daarna weer in iedere helft
4 nagelgaten die veel op stampgaten geleken; hieruit bleek dat ze toen nog
geen voldoende begrip hadden waarvoor de rits diende.
Toen het hoefbeslagonderwijs meer op den voorgrond trad, werd dit
anders. In den eersten tijd, dab algemeen ritsijzers werden gemaakt, stond
de binnenwand van de rits loodrecht in het ijzer, soms schum naar binnen,
en de buitenwand zeer schuin; naderhand werd de vorm der rits veranderd
en was ze V-vornug, nog later is ze zoodanig gewijzigd, dat de binnenwand
iets minder schuin staat dan de buitenwand, en deze vorm wordt alge-
meen als de beste beschouwd. De rits moet verder zoo breed zijn, dat ze
den nagelkop ruimschoots kan opnemen.
Na mijne ervaringen, die ik hier en daar heb opgedaan, kan ik niet anders
zeggen dan dat er tegenwoordig bij het vervaardigen van hoefijzers nog
fouten voorkomen, die ik langs dezen weg wil duidelijk maken, en waarbij
ik enkele dingen zal noemen die steeds in quot;t oog moeten worden gehouden.
— Wanneer het te maken hoefijzer is afgekapt, voorziet men het in 't mid-
den en vlak ojj een kant van een center, zoodat het een weinig uithuilt,
om met een oogopslag te kunnen zien waar het midden is. Men maakt het
ijzer wit heet, daarna kant inen het een weinig in, juist daar, waar men de
rits plaatst en ook niet meer, vervolgens slaat men de tak schuin af tot op
de helft van de breedte van hot ijzer (men make nooit ronde ijzertakken).
Dit schuinsmeden der takken doet men om meer ruimte te hebben bij het
passen tegen den straal. Daaraa zet men deze heKt ir den gewenschten vorm
en vóórdat men overgaat tot ritsen, verwijdert, men de oneffenheden die op
den buitenrand voorkomen. Vervolgens slaat men de rits in, zoolang dat
men behoorlijk 3 of 4 gaten kan plaatsen. De gaten worden ingeslagen of
gestampt met een zoogenaamden stamper. Dit stukje gereedschap moet
Van prima staal zijn, wil men de zekerheid hebben dat het niet spoedig te
dik wordt en zoodoende te groote nagelgaten ontstaan. Juist met de nagel-
gaten worden fouten gemaakt; zoo worden soms te veel gaten achtereen ge-
stampt zonder den stamper af te koelen.
Men moet nooit meer dan één gat stampen en daarna den stamper af-
-ocr page 44-koelen; dan blijft deze in zijn vorm. Zijn de gaten op deze wijze gestampt,
dan kant m,en het ijzer zacht een weinig op , juist waar de gaten gestampt
zijn het meest en is dit geschied, dan slaat men met een doorslag, die pre-
cies in het gestampte gat past, de gaten „door.quot; Nooit geen ijzers opkanten
als reeds gaten zijn doorgeslagen, want dan slaat men ze weer dicht. Met
nadruk wil ik hierop wijzen, want deze fout wordt veel gemaakt.
Zijn de gaten er door, dan wordt het ijzer vlak geslagen; niet te forsch,
want dat dient nergens voor.
Nog een enkele wenk bij het verder afwerken van het ijzer; ik bedoel het
aanhalen van de lip en het slaan van de afhelling.
Hiervoor maakt men het geheel goed rood-warm. In de meeste gevallen
wordt eerst de afheUing gemaakt, en daarna, wanneer het ijzer onder die
bewerking behoorlijk is afgekoeld, de lip aangehaald, wat dan zeer moeilijk
gaat, terwijl het ijzer onder deze methode lijdt. De beste manier is hier
om eerst de lip aan te halen; dit gaat immers veel gemakkelijker en vlugger,
wanneer het ijzer goed warm is en daarna heeft men ruimschoots tijd om een
behoorlijke afhelling te slaan.
Is de afheUing gereed, dan klopt men even licht over de draagvlakte
om een goede afscheiding te krijgen tusschen draagvlakte en afhelling;
dit moet vooral niet te sterk geschieden, want dan gaan de rits en de gaten
uit hun vorm.
De binnentak van achterijzers worde steeds goed bodemnauw gesmeed.
Appingedam.nbsp;___M. Ritsema.
BEDRIJFSONGEVAL.
Dezer dagen werden mij twee bedrijfsongevallen van hoefsmeden bekend,
welke het verlies van een oog tengevolge hadden. In de onderhavige geval-
len hadden beide hoefsmeden bij het bekappen gebruik gemaakt van een
stalen hamer, met het noodlottig gevolg, dat een stukje van de houwkling
afvloog, waardoor het oog getroffen en blindheid veroorzaakt werd.
Ik behoef hier niet nader uiteen te zetten wat of het verlies van een oog
voor een ambitieus vakman beteekent; elke smid kan zich dat voldoende
indenken. Wel wil ik er even op wijzen dat gevallen als bovenstaande voor
minstens negentig procent kunnen worden voorkomen, door steeds bij het
bekappen gebruik te maken van een ijzeren hamer (vuistje of mokertje
genoemd); tevens blijft de houwkling veel beter en langer bruikbaar, doordat
daaraan dan geen braam of rug geslagen wordt.
M. i. is het wenschelijk dat de praktische onderwijzers aan hoefbeslag-
cursussen hun leerlingen wijzen op het gevaar, dat het slaan met een stalen
hamer op den rug van de houwkling kan opleveren. Zij toch zijn over het
geheele land verspreid en krijgen juist de jonge en onervaren smeden onder
hun gehoor. Ik verzoek dan ook mijn collega's hieraan hun aandacht te schen-
ken. Redden wij daardoor slechts één oog, dan mogen wij ons reeds voldoende
beloond achten.
Ik hoop dat dit stukje mag bijdragen om zulke ongevallen tot een
minimum te beperken.
H. Vossers.
-ocr page 45-VEREENIGING VAN RIJKS-ONDERWIJZERS IN PRACTISCH
HOEFBESLAG IN NEDERLAND.
Beknopt verslag van de jaarl. algemeene vergadering,
gehouden op 22 Januari J.1. te Utrecht.
De voorzitter, de heer M. Ritsema, wenscht bij de opening de leden
allen een goed jaar 1921 toe, feliciteert de 7 heden geslaagde nieuwe col-
lega's en spoort tot aller medewerking aan om het hoefsmidsvak te ver-
heffen, — bespreekt vervolgens de coöperatie van smederijen en wijst op
de toestanden van voorheen en thans.
Na lezing der notulen, die ongewijzigd worden vastgesteld, wordt mede^
deeling gedaan van de ingekomen stukken, waaronder berichten van ver-
hindering voorkwamen om de vergadering bij te wonen, alsmede een paar
brieven die een kleine wijziging in de ledenlijst brachten (toetreding van
1 lid en bedanken van 1 om gezondheidsredenen).
Bij de bestuursverkiezing, wegens periodieke aftreding van den heer
Ritsema, werd deze met groote meerderheid van stemmen herkozen. De
verkozene, die nu tevens voorzitter blijft, nam de herbenoeming aan onder
mededeeling dat hij hoopt de Vereeniging verder tot steun te kunnen zijn en
mede te werken tot haar verderen bloei.
Eenige door den heer Koelman ingezonden en toegelichte punten werden
besproken en het Bestuur zal verder aan bedoelde punten de noodige aan-
dacht schenken en verder behandelen.
Besloten werd om als vergoeding voor het geven van 16 practische lessen
f 125 te rekenen. — Een door den voorz. toegelicht voorstel om de contri-
butie te verhoogen werd goedgekeurd. — De voorz. ontraadt om vaker dan
eens per jaar te vergaderen, niet alleen omdat het getal te behandelen onder-
werpen gering is, maar ook omdat de opkomst bij 2 maal per jaar vergaderen
te wenschen zal laten. — Omtrent dag en uur der jaarlijksche vergadering
had eene bespreking plaats, waarbij bleek dat men de voorkeur blijft geven
aan den Zaterdag, doch om allen in de gelegenheid te stellen 's avonds weer
thuis te kunnen zijn, werd het aanvangsuur bepaald op 10 uur, inplaats van
1 uur. In verband hiermede zal worden verzocht om de examen-dagen 1 dag
vroeger te stellen, opdat ook de nieuw gediplomeerden in de gelegenheid
zullen zijn de vergadering bij te wonen. De 7 gediplomeerden van den laat-
sten cursus traden alle als lid der Vereeniging toe.
De heer. Oldendorp bespreekt het feit dat sommige smeden zich den
titel van Rijks gediplomeerd hoefsmid aanmatigen, die daarvoor niet het
recht hebben en waarin wijziging dient te komen.
De rekening over 1920 gaf f 352.38 ontvangsten en f 245.50 uitgaven aan.
Ze werd goedgekeurd en den penningmeester dank gebracht voor het accu-
rate beheer.
Het voorstel om van de thans vergaderden een foto te laten maken ter
opname in ,,De Hoefsmidquot; en waaraan geen andere dan de foto-kosten
Verbonden zullen zijn verwierf de algemeene goedkeuring.
Bij het punt „Besprekingen over het toezicht op de cursussen in hoef-
beslagquot; geeft de heer Tangelder te kennen meer te gevoelen voor het houden
Bijvoegsel van „De Hoefsmid'' van 15 Maart 1921.
■ ■■ - ■ - ■ ■
^Afit»»?: 'f ff t
«f» fnbsp;Ä # Ä, §L '
«1
Deelnemers aan de jaarlijksclie algemeene vergadering der Vereeuiging van Bijks-ondervvijzers in practisch hoefbeslag, gehouden
22 Januari 1921 in het Hotel Noord-Brabant te Utreclit.
Aan de bestuurstafel: 1. M. llitsema, voorz., 2. H. van Waasbergeu, secr., 3. J. Pli. Huitink, penningm.
van toezicht op de smeden dan op de cursussen. Dit punt gaf nogal aanleiding
tot discussie met als gevolg dat aan het Bestuur werd overgelaten een goede
oplossing te zoeken en dan een verzoek aan de Regeering te doen. De voorz.
gaf hierbij aan dat de cursussen geheel tot hun recht dienen te komen en
dat toezicht in gevallen van minder goede onderwijskrachten wenschelijk is.
Het voorstel om gedeeltelijke vergoeding te geven aan de leden, die de
vergadering bezoeken, werd aangenomen in dezen gewijzigden zin, dat het
toekennen van de vergoeding begint bij de leden, die meer dan f 6 reiskosten
moeten maken.
Bij de rondvraag drong de heer Verhoeven er op aan om voortgang te maken
met het verkrijgen van herhalingscursussen. Het Bestuur zal zich hierover
wenden tot Prof. Dr. Kroon. Tenslotte deed de heer Tangelder nog het ver-
zoek of het Bestuur aan de Geldersch-Overijselsche Maatschappij van
Landbouw zou willen berichten, welke vergoeding voor het geven van prac-
tische lessen in hoefbeslag is bepaald, waarna de vergadering werd gesloten.
Het is in verschülende landen een veel voorkomend bijgeloof, dat men
aan een gevonden hoefijzer geluk toeschrijft. In het Ie nummer van den
2en jaargang van „der Amboszquot;, gedateerd 5 Jan. 1921, staat een aardig
stukje hieromtrent, waaraan wij het volgende ontleenen.
Dr. Frochner deelt vooreerst mede, dat dit bijgeloof over geheel
Duitschland verbreid is en leidt dit af van de vroegere uitoefening van
het hoefsmidsvak, welke in een geheimzinnig waas gehuld was. Een gevonden
hoefijzer wordt o.a. vaak, met de bovenvlakte naar buiten, vastgespijkerd aan
de huisdeur en weert dan booze geesten en heksen, doch ook behoedt het voor
het inslaan van den bHksem en tegen brand. In den Bovenpalz spijkert
men gevonden hoefijzers tegen den gevel van het huis als afweermiddel
tegen hekserij. Kooplui spijkeren ze aan den ingang van den winkel en de
winst is verzekerd. V^anneer men echter het hoefijzer met de bovenvlakte
naar binnen opspijkert, dan verdrijft dit de klanten. Zoo bevestigt men ook
hoefijzers aan kerkdeuren en aan scheepsmasten.
In Oldenburg moet het vastspijkeren in stilte geschieden, wil het eenige
uitwerking hebben. In Bohemen bevestigt men een gevonden hoefijzer
aan de deur van een ziekenkamer en oefent het een heilzamen invloed op
den zieke uit. In de kinderwieg gelegd, verbant het booze machten. Zoo
werken ook heüzaam, uit hoefijzers gesmede ringen, die men aan den vinger
of op de borst draagt en wel tegen jicht, krampen en koorts. In Meckelenburg
gebruikt men tegen maag en darmziekten, bier, nadat dit op een gloeiend
gemaakt, gevonden hoefijzer gegoten is. Vooral een gevonden hoefijzer
dat niet met de handen aangeraakt is, heeft groote waarde als voorbehoeding
tegen kinderziekten en legt men in de wieg bij het kind.
Als de melk niet wil boteren, legt men in Oldenburg een hoefijzer onder
het botervat; een voorwaarde is echter, dat het ijzer een even aantal nagel-
gaten heeft. In den Bovenpalz hecht men groote waarde aan de hoefijzers,
waarmede voor het eerst jonge paarden zijn beslagen; men hangt deze aan
het dak van den stal en van het huis als voorhehoeding voor brand. In Bo-
hemen legt men een half hoefijzer op het hchaam als genezing tegen maag-
kwalen.
Ook de hoefnagels deelen in het bijgeloof. In Beieren n.1. slaat men op die
dagen dat de Vrijdag samenvalt met nieuwe maan, drie hoefnagels, elk met
drie slagen, in een eikenboom. Dit geldt als een vrijwaring voor het beheksen
en dit gebruik is tot zeer ouden datum terug te brengen.
Het is ook een oud gebruik om vóór den Zondag nog drie maal op het
aambeeld te slaan, waardoor de duivel voor de geheele volgende week vast-
gesmeed wordt en in Tirol doet de smid na elke drie of vier hamerslagen
een vrije slag op het aambeeld, waardoor de ketting wordt aaneengesmeed,
waaraan de duivel is vastgelegd.
(jr. H.
DE HOEFSMID EN ZIJN BELOONING.
Het hoofdartikel in de Februari-aflevering was de aanleiding voor dit
schrijven.
Algemeen wordt door landbouwmaatschappijen erkend, dat in Nederland,
in vergelijkmg met het Buitenland, het hoefbeslag over het algemeen tot een
tamelijk hoogen trap van ontwikkeling is gekomen. En als men van voor
30-jaar terug eens vluchtig den ontwikkelingsgang van het hoefbeslag de
revue passeeren laat, zoo kunnen we steeds onder de Nederlandsche hoef-
smeden een groote ijverzucht constateeren om hun vak zoo goed mogelijk
ten uitvoer te brengen. Kosten noch moeite werden door velen gespaard
ten emde dit zoo ingewikkelde vak grondig machtig te worden en tevens om
in het bezit te komen van brevet of diploma, als bewijs voor de klanten,
een goede bedrevenheid te bezitten in het vak om zoodoende ook de bron
van inkomsten te vergrooten. Een gezel met een diploma kon hierdoor meer
verdienen en de patroon trachtte door het brevet meer klanten te krijgen.
Zooeven sprak ik van ijverzucht; ik geloof wel, dat er geen categorie van
arbeiders is, die den smid in ijver en arbeidsverrichting overtreft of er mee
gelijk staat; immers nog niet lang geleden - vóór den 8-urigen werkdag -
ging het van 's morgens vroeg tot 's avonds laat.
Heel goed staat het mij nog voor den geest, toen we met ons achten
mUiciens in het jaar 1898 de hoefsmidsschool te Amersfoort hebben door-
loopen, hoe we geregeld stiekum even gingen gluren welk cijfer voor ons
werk van den vorigen dag gegeven was; ieder onzer wilde gaarne no. 1 worden!
En ook heden ten dage getuigt de aanvraag voor toelating tot de cursussen,
dat er onder de hoefsmeden een ambitieuse geest heerscht en dit nog wel ten
belange van de paardenhouders, want „de hoef is het paardquot; en alleen een
goed aangebracht beslag doet de waarde van het paard niet verminderen.
Het gros der hoefsmeden vraagt zich te weinig af: wordt m'n werk nu wel zoo
goed beloond, naarmate ik me er voor heb moeten bekwamen; en een hoef-
smid die zijn vak verstaat en er in óp gaat zal na zijn studietijd door z'n ver-
dere volmaking m de praktijk, betreffende beslagkwesties, het voorkómen,
verbeteren, of geheel opheffen van hoefgebreken, degelijke adviezen kunnen
verstrekken aan paardenhouder en paardenfokker. Zulke adviezen moeten
toch worden beloond!
Wij mogen gerust zeggen, dat het smidsvak een kunstvak is en in nog meer-
dere mate is dit het geval met het hoefsmidsvak. Hiervoor toch moet men
niet alleen voJ doende bedrevenheid in het smeden bezitten, maar bovendien
een flinke dosis theoretische kennis van bouw, stand en gangen van het
paard en vooral van den hoef, welke kennis volkomen in praktijk kan worden
gebracht en door het lezen van nattige vakbladen en leerboeken blijvend
in het geheugen moet worden gehouden. Iedereen van ons kent wel het
spreekwoord, dat zegt: ,,de kunst moet betaald wordenquot; en zoo is het ook
in het smids- en hoefsmidsvak.
Ik vind het zeer jammer, dat de hoefsmeden zich tot nu toe onderling zoo
slecht hebben leeren verstaan, dat zij zich zelf niet een goed bestaan hebben
veroverd door him werk wat beter te laten betalen.
Als we eens terugzien tot voor 1914, toen gemiddeld het rondom op nieuw
beslag zetten van een paard betaald werd met f 1.50, zegge een gulden en
vijftig centen en in sommige streken van Nederland met nog minder, dan
staan wij, hoefsmeden, nu zelf paf en vragen ons af: hoe was dat toch in
's hemelsnaam mogelijk! De kwestie is, dat er altijd maar in de oude sleur
werd voortgewerkt, en nog steeds, net zooals zij nu nog doen in den Haag en
in de afdeeling Schagen; men rekent niet, men „goftquot; maar.
Doch de oorlog kwam, de materialen stegen in prijs en men raakte in de
„knijp.quot; Toen werd het „nood leert biddenquot; en men kreeg oor voor de orga-
nisatie. Zij, die in de gelederen der organisatie vooraan stonden, wisten na
een moeilijken strijd de slapenden wakker te maken, en zoo geraakte het
smidsvak op wat hooger peil in zake de belooning.
Is het niet in-treurig, nu nog te moeten lezen, dat er van de 25 hoef-
smeden in den Haag geen 22 voldoende rekenen ? Hoe komt dat ? Wel, ik
vermoed, dat de meesten van hen geen goed gaand uurwerk in de werkplaats
hebben, en niet nagaan, hoe lang er nu wel aan goed uitgevoerd hoefbeslag
wordt gewerkt en wat het hun zelf kost aan loon, materiaal en aan bedrijfs-
onkosten. Het is dan ook volstrekt niet te verwonderen, dat de patroons in
den Haag dagelijks 3 a 4 uur .,overquot; moeten werken om het hoofd boven
water te houden. Zij zullen werkende al armer worden, en dank zij hun
slechte berekening voor hun werk geen onbezorgden „ouden dagquot; genieten,
waarop een hoefsmid m.i. na vele jaren van zwaren arbeid recht heeft.
Ik sprak zooeven ook van de afd. Schagen; deze afdeeling van den
B. S. P. N. gaf aanleiding tot een conferentie welke in Alkmaar werd ge-
houden op den 12en Februari j.1.
Op die bijeenkomst van leden der combinatie N.-HoUand werd do prijs
van het hoefbeslag druk besproken, omdat men in de Afd. Schagen den prijs
had verlaagd^ en gebracht op f 4, zegge f 4 gulden voor rondom nieuw
beslag. Ja , er'werd beweerd, dat enkele smeden uit die Afd. voor nog min-
der werkten. ^
Nogmaals vraag ik mij hier af: hoe is 't mogelijk, dat de smid-hoefsmid,
symbool van kracht, zich zeK van zijn eigen kracht in het georganiseerd
zijn niet bewust is. Het is immers zich zelf en zijn vak vernederen. .en zich
nog lager stellen dan de gezel, welke zich door goed georganiseerd té zijn
reeds lang een goed bestaan heeft trachten te veroveren, met betere levens-
voorwaarden dan de patroon, die 3 a 4 uur per dag moet overwerken om de
onkosten te dekken en deze ,,over-nrenquot; niet met extra belooning betaald
ziet. Het ware te wenschen, dat de meeste smeden zich eens goed in 't ge-
heugen prentten wat het spreekwoord zegt: „eendracht maakt machtquot;, te
meer daar het hier om de boterham gaat.
Wanneer nu door den Bond van Smedenpatroons als loon voor een vol-
slagen knecht wordt opgegeven f 37,50 en 20 — f 30 voor een halfwas, dan
niag toch dunkt mij de patroon zelf wel eèn loon hebben van f 40 pér week,
Maar hoe zal de patroon (hoefsmid) aan dit inkomen toekomen bij een beslag-
prijs van f 4, voor een paard beslaan met vier nieuwe ijzers? Men kan wel
tot een berekening van f 4 komen, doch dan krijgt men als uitkomst een uur-
loon van slechts 48 cent en voor den hulp óf halfwas de helft hiervan.
Laten we nu maar aannemen, dat de patroon zelf den volslagen knecht
vervangt en zijn klanten bedient met een haKwas en de 45-urige werkweek
handhaven wat hem, de zware arbeid in aanmerking genomen, best toekomt.
Uit deze gegevens wil ik nu eens even een kleine berekening maken wat
dan een rond beslag (4 gewone ijzers) voor een paard kost, n.1. met dien
verstande, dat de smid welke tevens hoefsniid is, voor bedrijfsonkostèn
staat, welke ongeveer gelijk zijn ittet 80% a 100% van het lOon. Het uur-
loon van den patroon aannemende op 89 cent en dat van den ,,hulpquot; op
44. V 2 cent, krijgen we:
4 hoefijzers van 3 K. G. a 16 cent per K. G.......f 0.48
28 hoefnagels ....... . ...... . „ 0.20
2 uur voor ijzers maken en beslag: patroon 2 x 89 c. = „ 1.78
2 ,-, „ „ „ „ „ : hulp 2 X 44V2C. = „ 0.89
bedrijfsonkosten tegen 80% van het loon .....,, 2.13 V2
20% winstmarge op loon en materiaal. . ......,, - 67
wordt alzoo . . . f 6,15^/2
Nu is de vraag, hoe moet men dit rijmen met een beslagprijs van f 4 of
nog lager ?
Daar al zeer veel in het zoo nuttige maandblad ,,De Hoefsihidquot; is ge-
schreven. over het beslag en wat daarmede verband houdt, voelde ik mij
gedrongen om het voornaamste er van, namelijk de belooning, eens wat
ineer naaf voren te brengen; — en dan nog maar niet eens te spreken van de
ondankbaarheid die de hoefsmid ondervindt over zijn werk van de zijde
van de meeste paardenhouders.
Tevens om de tweespalt zooveel mogelijk uit den weg te ruimen, welke er
al zoo lang in de lucht zweeft tusschen paardenhouders en hoefsmeden met
de bedreiging van eerstgenoemden om coöperatieve smederijen op te rich-
ten voor hoefbeslag.
Ik hoop dat mijn schrijven vele smeden tot nadenken brengt en hun wak-
ker maakt tot aaneensluitüig voor een beter bestaan en dat de paardenhouders
nit de prijsberekening kunnen zien en overtuigd worden, dat zij niets te veel
betalen. Ja! zelfs nog te weinig bij de huidige prysberekening van f 5.50,
zooals deze in de Provincie N.-Holland over het algemeen wordt gehand-
haafd en ook in de Afdeeling Piu-merend en omstreken met 1 Maart j.1. is
aangenomen als voorloopigen minimum-prijs, totdat de andere voor minder
werkende collega's beseffen zuUen dat hun een betere belooning toekomt.
Met dank voor de plaatsing,
Beemster.nbsp;D. Kruyt Hzn.
Geachte Redactie,
Een nieuwe vinding op het gebied van hoefbeslag, n.1. een verbandijzer!
Nu zal Zuid-Holland wel aan de spits van de elf provinciën komen te
staan!
Ik zag een paard, dat rechts voor kreupel ging. Nieuwsgierig tilde ik
den voet op: een zooikneuzing was de oorzaak van zijn gebrekkigen gang.
De plaats van dé wond bevond zich juist langs de binnenzijde van het ijzer,
tegenover de punt van den straal. En nu komt het vernuftige: een lip in
horizontale richting was aan het ijzer gesmeed ter grootte van de wond en
dun uitgeslagen, daarna het ijzer ondergelegd en na wat jute en bruine teer
op de wond te hebben gedaan, waarschijnlijk flink de lip aangeslagen. Mocht
dit laatste niet krachtig genoeg geschied zijn, dan zullen de straatsteenen
hiervoor wel verder hebben gezorgd!
Ik vraag, is dit nu iets voor 1921? 't Is schande voor de natie. Ik zal
trachten het ijzer te bemachtigen.
Zevenhuizen.nbsp;H. M u 1 Jr.
Rijksonderw. prakt, hoefbesl.
Nader bericht hierover wordt gaarne tegemoet gezien.nbsp;Red.
—nbsp;Examen te Utrecht voor het Rijksdiploma als hoefsmid. Voor
dit examen hebben zich 212 candidaten aangemeld en wel 49 reeds gedi-
plomeerde hoefsmeden en verder leerlingen van cursussen te Amersfoort,
Arnhem, Goes, Haarlem, Kortgene, Oud Beijerland, 's-Gravenhage, Middel-
harnis, Tiel, Groningen, Harlingen. Enschedé, Utrecht, Hoogeveen en
Sittard.
Het examer zal worden afgenomen in de maanden Maart, April, Mei en
Juni en wel op de volgende data: 9 — 10 — 14 — 15 — 16 — 17 — 21 en
22 Maart, 11 - 12 -- 13 - 14 - 18 - 19 - 20 - 21 - 25 - 26 - 27
en 28 April, 9 - 10 - 11 - 12 - 18 - 19 - 23-- 24 - 25 - 26 - 30
en 31 Mei en 1 en 2 Juni.nbsp;G. H.
—nbsp;Rectificatie: Bij de opgave van de werkzaamheden van de Hoefsmids-
school over het jaar 1920 staat het aantal vervaardigde hoefijzers foutief;
dit moet zijn: ruim 11000.nbsp;G. H.
—nbsp;Hoefsmidsschool Oldenburg: Op aanstichting van de fokkers in den
vrijstaat Oldenbittg (Duitschland) zal een staatshoefsmidsschool worden
opgericht. Gedeeltelijk zal gebruik kunnen worden gemaakt van de lokalen
der vroegere school voor hoefbeslag, tijdens het Groothertogdom gesticht.
— De kosten raamt men op 54000 Mk. In den loop van Februari zou de nieu-
we inrichting geopend worden: echter lazen wij hiervan nog niet.
—nbsp;Resultaat van een goede hoeïverzorging. De heer L. B 1 o m, smidsknecht
te Haaften, meldt ons hieromtrent het volgende: Het betrof een veulen van
ongeveer een half jaar oud; de voetassen van beide voorbeenen waren
sterk naar buiten gebroken en tevens viel een toontrederstand te consta-
teeren. Leerling van een hoefsmidscursus zijnde, werd het diertje voor deze af-
wijkingen naar het theoretisch geleerde door mij behandeld. Om de 4 weken
werd van de beide bmnenhocfwanden telkens ongeveer 25 m.M. afgenomen,
terwijl de buitenwanden met de rasp werden bijgerond. Deze behandeling
werd zesmaal herhaald, waarna bleek dat de stand zooveel beter was ge-
worden, dat men er bijna niets abnormaals meer aan kon bespeuren. Het
veulen werd verkocht zonder eenige desbetreffende aanmerking van den
kooper.
(Door het voortdurend nog sterker worden van banden en gewrichten
van het onderbeen is de bovenbedoelde doelmatige behandeling waarschijn-
lijk wel ondersteund. R e d.).
—nbsp;De nieuwe, tevens de goede koers. De inhoud van „De Hoefsmidquot;
begint thans in den gewenschten zin te veranderen. De Vereeniging van
„Onderwijzers in practisch hoefbeslagquot; telt nu 53 leden. Deze dienen zich
tot gemeenschappelijke taak te stellen om de ontwikkeling van het hoef-
smidsvak in Nederland te behartigen. De dierenartsen hebben den stoot
tot een betere opleiding der hoefsmeden gegeven en hun theoretische steun
zal ook altijd van groote beteekenis en noodzakelijk blijven, doch de hoef-
smeden moeten mettertijd hun eigen vak leiden en voorthelpen. Daardoor
zal tevens hun positie, zoowel financieel als maatschappelijk verbeteren.
Daarvoor is echter stage en ernstige arbeid noodig.
—nbsp;Coöperatieve smederij te Heinkenszand. Naar aanleiding van een bericht
in enkele bladen omtrent de oprichting van een coöperatieve smederij te
Heinkenszand op Zuid-Beveland, hebben wij aan betrouwbare bron infor-
matie verzocht en kunnen thans daaromtrent het volgende mededeelen.
De oorzaak der oprichting is, dat de smeden daar allen lid zijn der smeden-
vereeniging Z.-Beveland en streng vasthielden aan de door den Bond vast-
gestelde prijzen. Deze verschilden nog al aanmerkelijk met de prijzen van
niet-leden. De afd. Z.-Beveland stelde f 6 voor rondom nieuw beslag vast
en de niet-aangeslotenen berekenen f4 of f 5. De fokkers eischten 30 %
Verlaging der door den bond vastgestelde prijzen, maar hieraan kon
niet worden voldaan. Toen is de coöp. smederij opgericht, met ongeveer
35 leden die per aandeel f 25 stortten; er r^chijnt totaal een bedrag van
i f 3500 bijeen te zijn.
De organisatie der coöp. smederij heeft nog geen vasten vorm verkregen,
de Koninklijke goedkeuring ontbreekt nog. Fjr is in Heinkenszand en naaste
omgeving veel animo; waar onze berichtgever woont bespeurt men er
weinig van. Een bepaalde aandrang om coöperatief te werken bestond van
fokkerszijde niet; men wil echter den bond van smeden weg werken om
te geraken tot de „vrije m,arktquot;.
De meeste ijzerhandelaren bedanken voor de leveranties; men beweert,
dat de firma Massee en Zonen te Goes hierop een uitzondering maakt.
—nbsp;In de begin Maart door de Groninger Maatschappij van Landbouw
gehouden vergadering kwam een schrijven aan de orde van de landbouw-
vereeniging De Oosterhoek over de werktijden der smeden.
De secretaris werd gemachtigd zich in verbinding te stellen met den
Bond van Smedenpatroons in de provincie Groningen ten einde met ver-
tegenwoordigers van dien bond aan de inspectie van den arbeid te verzoeken
of en zoo ja hoe tegemoet gekomen kan worden aan de bezwaren welke de
smeden op het platteland bij de uitvoering der Arbeidswet ondervinden.
Ingeleid werd verder de vraag: Wat kan de Gron. Mij. van Landb. doen
om paal en perk te stellen aan het nog steeds hooger worden der rekeningen
bij de ambachtslieden ? Nar ampele besprekingen werd met 21 tegen 20
stemmen verworpen een voorstel, dat het hoofdbestuur zich zou wenden tot
de werkgeversbonden in de provincie Groningen met verzoek een actie op
touw te zetten tegen de hooge eischen der ambachtslieden. De meerderheid
vond dat het hoofdbestuur deze zaak zonder meer kon overlaten aan de
werkgeversorganisaties.nbsp;(u, ^ j
—nbsp;Steenlcoolvoorraad. Hoewel Engeland rijk is aan steenkool, bevat zijn
bodem slechts 1/40 van den totalen voorraad der wereld. Amerika'g bodem
tergt 20 X zooveel, n.1. 4000 milliard tons, of de helft van den wereld-
voorraad, Alleen de steen koolvelden der AUeghanies, die veel uitgestrekter
zijn dan geheel Engeland en Wales, bevatten driemaal zooveel steenkool als
het geheele Vereenigde Koninkrijk. En deze kolen zijn van zeer goede
qualiteit, uitstekende stoomkolen, en leveren veel chemische bijproducten.
Tot voor eenige tientallen van jaren gebruikte men in Amerika zelf als
huisbrand voornamelijk hout en de industrie had weinig kolen noodig.
Hoe sterk de Amerikaansche kolenproductie is gestegen, moge blijken uit
het volgend staatje:
1820nbsp;3.080 ton 1880 63.822.830 ton
1840 1.848.249 „nbsp;1900 240.789.310 .,
1860 13.044.680 „nbsp;1917 640.729.680 „
(Haagsche Post).
Dr. Scherf schrijft in de Maart-aflevering van „Der Hufschmiedquot;
over een leidraad, welke den hoefsmid ten dienste komt bij het maken der
ijzers. Deze moet namelijk vóór het vervaardigen van het hoefijzer een dege-
lijk onderzoek insteUen naar den hoef en speciaal naar den hoornwand:
richting, dikte en kwaliteit, en deze drie zaken niet op zichzeK te beschouwen,
maar in verband met stand, afmetingen en gebruik van het dier.
De richting van den hoomwand bepaalt de wijze, waarop de nagelgaten
zullen worden gestampt; deze moeten ongeveer in dezelfde richting verloo-
pen als de wand ter plaatse en daarom aan het toongedeelte meer binnen-
waarts en naar achteren toe steiler of zelfs loodrecht. Zoo is het bij regel-
matig gevormde hoeven. Bij spitse hoeven (schuinen toonwand) plaatst men
de toonnagelgaten minder steil, bij stompe hoeven andersom. Bij bodem-
wijden stand stampt men de nagelgaten aan de binnenhelft steiler en aan de
buitenhelft meer binnenwaarts dan bij den normalen hoef, in overeen-
stemming dus met den hoef vorm. Net andersom gaat men te werk bij bodem-
nauwen stand.
Wanneer een hoefijzer is gemaakt ten behoeve van een b.v. bodemwijden
hoefvorm, dan moet deze vorm duidelijk aan het bloote ijzer te zien zijn en
moet de richting der nagels, door de gaten gestoken, ook met dien vorm over-
eenstemmen.
Bij bodemwijden hoefvorm is de binnenhelft steiler dan normaal. Dit is
niet willekeurig, doch geheel natuurlijk ontstaan, als gevolg van de ongelijke
verdeeling van den lichaamslast in den voet. Hoe steiler de wand des te
sterker om den last te dragen, en aangezien bij bodemwijden stand het
meeste gewicht op de binnenhelft van den voet valt. heeft de natuur voor dit
steiler staan gezorgd. Vandaar dat men goed doet bij bodemwijden hoef den
binnenijzertak zoo breed mogelijk te leggen en ook zoo lang mogelijk, natuur-
lijk zonder dat het ijzer nadeelig drukt. Bij bodemnauwen hoef zijn de om-
standigheden juist tegenovergesteld.
Ook met de dikte van den hoornwand moet men zoowel bij normaal beslag,
als bij afwijkende hoefvormen rekening houden. Hoe schuiner de wand,
hoe dikker hij is, hoe steiler hoe dunner, een enkele uitzondering daargelaten.
Vandaar dat de ijzertakken bij een wijden hoef breeder moeten zijn dan bij
een nauwen.
De dikte van den hoornwand bepaalt het meer of minder vette resp.
magere stampen der nagelgaten. Elk nagelgat van een ijzer, hetzij voor een
gezonden of voor een zieken hoef, moet aansluiten op de witte lijn. Bij bok-
hoeven is de wanddikte aan de achterste hoefhelft slechts wemig dunner dan
aan den toon en daarom kan men bij dit soort hoeven vetter stampen. Het
te vet stampen beteekent „vernagelen op het aanbeeldquot;. Door te mager
stampen en dientengevolge te laag nagelen ontstaan eerder brokkelhoeven.
Fabrieksijzers missen nogal eens een goeden vorm, een juiste richting
der nagelgaten en ook een zuivere plaatsing. Daarom zijn zulke ijzers, in
banden van een onvoldoenden vakman, een gevaar voor een goede toe-
Passing van het hoefbeslag.
-— Het beslaan van in verzet tredende paarden. (Vervolg van de Febr.-
aflevering).
Het is altijd raadzaam voor den smid bij den eigenaar of geleider tijdig t«
mformeeren naar den aard van het eventueel verzet. Betreft het b.v, een kitte-
lig paard, dan is de kunstgreep aangewezen snel en doortastend t« zijn met
ha opnemen der beenen, wijI zulks nog het beste wordt toegelaten. Verder
moet de smid bij het opnemen en het ophouden der beenen rekening houden
met leeftijd, temperament en bouw van hot betreffende dier. Jonge paarden
d.0 nog met gewoon zijn aan het gedurende längeren tijd steunen op drié
beenen, moet hij ontzien en met een grooter aantal tusschenpoozen besnijden
en beslaan. Zij kunnen dan telkens even uitrusten. Oude dieren met stiive
gewichten moeten met eenige voorzichtigheid worden behandeld omdat het
te hoog naar achteren of naar voren opnemen der beenen pijn doet. Paarden
die m de achterbeenen bodemnauw staan, kunnen een te veel naar buiten
lir ^ïv'lTr Tnbsp;kniegewricht niet verdragen, zooale nog on-
langs m dit blad nader is betoogd. Ook bij kleine paarden moet het opnLen
kalm geschieden, inzonderheid als de smid zelf van de groote maat is. Natuur-
Het komt voor dat het plegen van verzet in de smederij van tijdelijken
aard is en bij goede behandeling zal dit vanzelf weer verdwijnen
Ten slotte komen er ook verscheidene booze ])aarden in de smederii Ter
verontschuldiging van het dier in het algemeen en dus ook van het paai^
diene opgemerkt, dat in verreweg de meeste gevallen deze boosheid niet
aangeboren was maar is ontstaan door de slechte bejegening van den mensch
Doch de smid heeft bij het beslag van een slaander of bijter de noodige voor-
^rgen in acht te neinen. Dwangmiddelen zijn dan dikwijls noodzakelijk
Welke verdienen nu de voorkeur? Deze vraag moet als volgt beantwoord
worden: - men moet zulke gebruiken, waardoor het paard op het oogenblik
van verzet zichzelf straft, d.i. pijn doet, maar zoo gauw het zich daarnl weer
netjes gedraagt van straf verschoond blijft. Dan zal het ook veel eerder
begrypen, dat het niet slaan of bijten mag en dat het onmiddeUijk en juist
daarvoor wordt gestraft. Van dit standpunt bezien is dan ook het gebruik
van een praam - en dezo wordt maar al te vaak veel te spoedig opgezet -
niet aan te bevelen omdat een praam onafgebroken pijn doet, ook al heeft
het dier mets kwaads in den zin. Bovendien heeft een praam het nadeel dat
ze het gevoel - bij eenigen tijd aangelegd zijn.....verstompt, waardoor het
dier vergeet een praam op te liebben en zich daardoor niet meer bewust is een
bestraffing te ondergaan. Het is dan ook eigenlijk jammer da.t een praam
zoo n eenvoudig instrument is en zoo gemakkelijk is aan te leggen; hie^rdoor
werkt ze het misbruiken in de hand. Er zijn betere dwangmidïele;, dTe we
vo doen aan den zooeven bedoelden eisch: - tc^ straffen op het juiste oogen-
bhk en alleen dan als het dier zulks verdient. Zoo'n middel beschrijft Dr U
lusher m ,Der Hufschmiedquot; en ik wil trachten dit zonder teekening aan u
duidelijk te maken. Neem een lang touw (± 4 M.) niet te dun, zoo van de
dikte van een achterbind, en knoop dat aan do uiteinden toe. Leg deze knoop
op den nek, pak nu, voor het paard staande, in elke hand ter weerszijden
van het hoofd een touwhelft on breng dit kruislings door den mond dan
een slag naar boven om den neus, opnieuw kruislings door de mondspleet
dan een slag naar beneden om de onderkin en weer door den mond en de
nog overblijvende touweinden hangen dan ongeveer tot aan de borst af
Aan dit toegeknoopte uiteinde wordt een ± 4 Meter lang platzeü van enkele
centimeters breedte aangebracht en tussehen de voorbeenen door om de koot
van een der aehterbeenen b.v. het linker geslagen van binnen naar buiten,
en dit zeil wordt aan de andere (dus rechter) zijde van het paard vastgehou-
den. Op dezelfde wijze kan het zeil om de koot van een voorbeen worden aan-
gelegd. Tijdens het aanbrengen van hoofdtouw en idatzeil wordt het dier
aanhoudend en met luide stem toegesproken om af te leiden. Het in den
mond kruiselings aangebrachte touw vormt twee 8en, die eenigszins drukken
mogen op tong, lagen, gehemelte en lippen, doch met het oog op verwon-
dingen niet te strak moeten worden aangetrokken. Het paard tracht op het
touw te kauwen en vindt daardoor ook afleiding.
Wordt nu b.v. het linkerachterbeen opgenomen en wil het dier achteruit-
slaan, dan straft het zich zelf doordat het via het platzeil een ruk in den
mond krijgt, en aan tong, neus, kaak enz. Hoe sterker het slaat, des te
krachtiger de ruk in den mond, dus des te meer pijn.
Deze methode heeft volgens schrijver goede resultaten gegeven, vooral
bij oordeelkundige aanwending. Het aanbrengen heeft vaak nog minder
bezwaren dan bij een praam, omdat de dieren deze laatste maar al te goed
kennen, terwijl bij de bedoelde methode het paard in den waan verkeert met
een halster of hoofdstel te doen te hebben.
Tot billijken prijs TE KOOP: een partij
Aanvragen No.nbsp;A. R. A, B., Slagveld 5, Rotterdam.
lavaslraal 90, 's-Graveoliage.
in alle maten en modellen.
Uit voorraad leverbaar.
Uiterst concurreerende
prijzen.
Verzuimt niet ons aan te vragen
-ocr page 57-S. C. lïl. BAX. glashaven 9 en 36 - ROTTERDAM.
- Specialiteit In Artikelen voor HOEFBESLAG. —-
Meest uitgebreide sorteering prima blanke
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fijne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —
BAX filasliaven
üöllerdaiii.
felephöon
ïo.
NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN
voordeclig, gciuakkelijk in gebruik. — Kunnen niet loslaten.
met zwaar hiélstulc.
met flink hielstuk.
Open zolen uit één stulc kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in 11 maten van i^g tot
Eng. dm., uiterste breedte buitenkant
ijzers gemeten.
Merk
in witte en grijze
Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van 4J-
tot Eng. dm.
geheel Caoutchouc
uit één stuk met
zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van
;7-^tot 7^Er)g. dm.
uiterste breedte; buitenkant ijzers gem
Strykrijigen
met riempje
Hoef-
randen.
Gemaakle Hoefijzers,
Rils- en Stampmodel,
uitsluitend beste
kwaliteit ijzer;
in 9 maten voorradig.
Kunsthoorn.
IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.
Opruimers voor
Schroefgaten.
Schroeven en Stiften
in alle modellen;
tijdige bestelling
gewenscht.
Lasch- of Welbladen en
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.
Touwijzers in
verschillende maten.
Itlr^ Men lette op het echte merk S T
met kroon.
Aflevering 4. — 15 April 1921.
MAANDBLAD.
26e Jaargang.
in de modellen
Lambert |open pad
Bar pad
Frog pad
O. K. Star pad
Walpole boulevard pad
Walpole truss pad
Uiiii
HELLER HOEFRASPEN
WEDER LEVERBAAR
Lambert amp; Company
Leuvehaven 66 :: Rotterdam
^tlUBBUOSCt
MMmunTu-s»
Samenwerking leidt ook bij Hoefsmeden tot gemeenschappelijk voordeel. —
Het beslag met Engelsche boefzolen. - Over Hoefkraakbeenverbeening, en
nog wat. — Ingezonden stukken. — Korte mededeelingen. — Persoverzicht.
— Advertentiën.
SAMENWERKING LEIDT OOK BIJ HOEFSMEDEN TOT
GEMEENSCHAPPELIJK VOORDEEL.
De hoefsmidscursussen van 10 a 12 lessen hehooren nu gelukkig tot het
verleden. Zij hadden aanvankelijk de volle sympathie van de smeden, die voor
zich zelf, hunne zoons of knechts gemakkelijk een „diploma van bekwaam-
heidquot; konden bemachtigen,—van de landbouwmaatschappijen, die met weinig
of geen opofferingen „bekwamequot; hoefsmeden voor hunne paarden verkregen,
en van de Regeering die weinig uitgaven voor die opleiding had te doen en
bovendien bijna overal tevredenheid met die cursussen hoorde verkondigen.
Alleen zij die het hoefsmidsvak kenden en geen blad voor den mond namen,
zeiden dat zulke ciirsussen wel de ambitie voor het hoefsmidsvak konden
verhöogen, wel nuttig werken ter voorhchting van reeds behoorlijk onder-
legde patroons doch als opleidingsinstituut voor aanstaande hoefpmedeii
ten eenenmale ontoereikend waren.
Om deugdelijk onderwijs te kunnen verwachten zijn goede onderwijs-
krachten noodig, behoorlijke leslokalen resp. werkplaatsen en voldoende
leermiddelen. Jarenlang heeft men cursussen in de onderscheidene provin-
ciën gehouden alvorens de gelegenheid is geopend om onderwijzers-hoef-
smeden op te leiden. Dit is thans in orde; sedert 1911 bestaat te Utrecht
de ,,cursus voor opleiding van a.s. onderwijzers in practisch hoefbeslag.quot;
Binnen enkele jaren zal voor toelating tot dezen cursus wel de eisch worden
gesteld: in het bezit zijn van het Rijksdiploma als hoefsmid. Dan is er een vaste
ba,sis waarop verder kan worden voortgebouwd, terwijl voor de plaatselijke
cursussen geleidelijk de leslokalen en de leermiddelen zijn te verbeteren.
De cursus te Utrecht is de kern gaan vormen van het hoefsmidsvak in
Nederland, waardoor het in de toekomst mogelijk wordt dat de hoefsmeden
tot op zekere hoogte „baas kunnen worden in eigen huis.quot; Hiermede bedoe-
len wij dat de hoefsmeden de meest gezaghebbende stem krijgen in zake de
opleiding hunner toekomstige collega's en in de examencommissies. Hoe
beter de hoefsmeden worden onderlegd, hoe meer zij hun best doen om hun
vak volkomen meester te worden, des te gemakkelijker kunnen de dieren-
artsen zich van dat gebied terugtrekken, al zal de hulp van deze bij het
onderwijs in den bouw en de verrichtingen van den hoef ook in de toekomst
noodig en wenschelijk blijven. Zoo is het reeds to Brussel : doelmatig en
niet onnoodig duur.
* * *
Elke ontwikkehng gaat min of meer met strubbelingen gepaard. De lei-
ders dier ontwikkeling gaan zoekend en tastend verder. De nieuw opgeleide
krachten zoeken hun kennis nuttig aan te wenden en komen op die wijze
Wel eens in botsing met hun oudere collega's, die soms in theoretische ont-
wikkeling bij hen ten achter staan doch in ervaring en menschen kennis meer-
malen een belajigrijken voorsprong hebben. Het hangt dan van hun weder-
zijdsch optreden af of de verhouding tusschen hen collegiaal blijft dan wel
aanleiding geeft tot verwijdering.
De aangename geest, die in de „Vereeniging van Onderwijzers in prac-
tisch hoefbeslagquot; bestaat, heeft ons meermalen aangenaam getroffen. Laat
men trachten dien aangenamen geest te behouden en tevens een beste ver-
standhouding bewaren met de ..Vereeniging van Militaire Hoefsmeden,quot;
daar er inderdaad vele gemeenschappelijke belangen zijn. Daarom is boven
dit epist( 1 geschreven: „Samenwerking leidt ook bij hoefsmeden tot gemeen-
schappelijk voordeel.quot; De oud-Hollandsche spreuk „Eendracht maakt machtquot;
geldt voor elke vakvereeniging en hoe meer wederzijdsche waardeering er
bestaat; des te meer zal elke hoefsmid voor zich zelf een goede plaats in de
maatschappij kunnen veroveren. Zoo er zich moeilijkheden voordoen, dan
dienen deze ernstig en welwillend te worden onderzocht en kunnen dan zoo
goed als altijd tot oplossing worden gebracht als beide partijen redelijk
willen blijven. En waarom zouden de hoefsmeden dit riet willen, onver-
schillig of zij burger dan wel militair zijn?
HET BESLAG MET ENGELSCHE HOEFZOLEN.
Nu de oorlogsjaren achter den rug zijn is het weer mogelijk allerlei soorten
hoefbeslag aan te leggen. Voor den Haag en andere groote steden met hun
gladde straten, als asphalt enz. is dit van belang; vaak toch ziet men hier en
daar paarden uitglijden of vallen, vooral als zij niet goed ter been zijn of
verkeerd op beslag staan. Als het paard maar midden op de straat kan blijven
gaat het nog wel, maar bij het uitwijken voor trams enz. ontstaat er gevaar
voor vallen. Bij bespanningen met twee paarden komt vallen meer voor dan
bij eenspannen. Dit komt omdat dikwijls paarden in het span gaan, die heele-
maal niet bij elkaar passen, in lichaamsgrootte en -bouw, zoomin als in
stand, stap, draf. Men ziet dergelijke dieren dan veel te dicht bij elkaar
gebracht met opzet en disselriem,. en het is verwonderlijk dat nog niet meer
van deze komen te vallen; het eene houdt het andere soms nog op de been.
Nu zijn er in een groote stad allerlei soorten paarden, wier beslag verschilt
naar mate de eigenaar er voor over heeft en naar gelang de te verrichten
diensten.
Om aan te geven wat nu wel het beste beslag is om de paarden zooveel
mogelijk te vrijwaren voor uitglijden en vallen, moet men ook nog rekening
houden met zomer- en winterbeelag; een vast doorloopend gelijk beslag
zal zelden voorkomen. Voor luxepaarden zullen de Engelsche hoefzolen
als zomerbeslag van 1 Maart tot 1 October het beste zijn en als winterbeslag
gedurende de andere maanden Engelsche luchtdrukzolen (bij voorkeur de
gesloten zolen); voor stalhouderspaarden en voor paarden die hun werk in
wat minder snellen draf behoeven te verrichten en de „boterhamquot; verdienen
moeten, zou om deze reden kurkbeslag aan te bevelen zijn.
Ditmaal wil ik een en ander schrijven over het beslag met Engelsche hoef-
zolen. Dit gebeurt nog steeds op verschillende manieren en wordt dan ook
verschillend onderwezen. Sommige onderwijzers wenschen dat de takken van
het hoefijzer zoo dik moeten zijn als het schuine gedeelte van het gummi-
lichaam waartegen zij komen te liggen. Om dit te verkrijgen moet de ijzer-
staaf flink worden „opgestuiktquot;, zoodat het eigenlijk een ijzer wordt met
verdikte takken. Ik vind het beter om het ijzer op gewone dikte te houden
en niet zwaarder te maken dan noodig is. Bij zoolbeslag wordt toch reeds
meer van den hoef gevergd dan gewoon en bovendien heeft het geen nut, al
mag men het dan mooi vinden dat zoo'n ijzer precies gelijk ligt met het gut-
tapercha. In de praktijk beteekent dit tijdverlies en het paard loopt gemakke-
lijker als de gummizooi wat dikker is dan het ijzer, terwijl de meeste
paarden op dit gedeelte niet veel slijten. Ook met het oog op een gelijk-
matige uitzetting van den hoef is het beter het ijzer op gewone dikte te
laten, eerder zelfs een lichter te gebruiken,'om goede hoeven te houden.
Een goed aangelegd beslag met Engelsche hoefzolen voorkomt, m.i. beter
dan elk ander, het glijden en vallen. Doordat een half hoefijzer wordt gebruikt,
is een flinke uitzetting mogelijk van de achterste hoefhelft, terwijl het gummi-
lichaam den schok breekt, welke anders terecht komt op de gewrichten enz.
Door 'de dikte van het gummi-lichaam komen de paarden aan de verzenen
hooger te staan, waardoor de pezen minder belast worden en er minder gallen
zullen optreden.
Een Engelsche hoefzool kan men bij iederen hoef aanleggen, terwijl b.v.
de Amerikaansche (met staalplaten) nog wel eens last geeft bij paarden
met gevoelige verzenen. Bij alle soorten zoolbeslag moet er op gerekend
worden om de hoeven wat minder in te korten dan gewoon, daar de meeste
paarden dien plotselingen druk aan het toongedeelte niet kunnen verdragen.
Het eene paard is gevoelig aan den toon, een ander bij het aanslaan van de
lip, een 3e doordat de zool te veel drukt bij het vast aanhalen van de nagels
enz. Men zal dit alles grootendeels kunnen voorkomen als men de zool maar
zooveel mogelijk laat meedragen en als men het leer van de hoefzool aan het
toongedeelte wat dunner uitsnijdt en haar even in het water steekt alvorens
de zool onder te leggen; dan sluit ze overal goed aan zonder te drukken.
Zoo min mogelijk moet men de zool besnijden; de schenkels van den straal
laat men zooveel mogelijk gelijk met de verzenen, hetgeen met de natuur
overeenkomt. Zool en straal dienen goed te worden opgevuld met hennep
in teer gedrenkt. Dit opvullen laat soms te wenschen; veelal ziet men een
dotje hennep er achter onder uitsteken en dit gaat natuurlijk verloren, doordat
het gummi-lichaam dan niet behoorlijk tegen het ijzer aansluit. Zoo'r paard
loopt te klepperen.
Men gaat eerst het ijzer passen en neemt dit iets ruimer dan gewoon, om-
dat de dikte van den lederen rand er nog bij komt; daarna teekent men de
ligging der hoefzool af aan toon- en zijgedeelte van den hoef, in verband
»let lengte, van den hoef enz. en snijdt aan het toongedeelte met meer weg
dan noodig is voor de lip. Bij zoolbeslag heeft men te zorgen voor sterke hp-
pen; breed, hoog en van ronden vorm; dan heeft men geen last dat de lip-
pen van den hoef gaan afstaan.
Hierna legt men het ijzer op de zool, teekent de takken schuin af, zoodat,
wanneer deze schuin afgehakt en afgevijld zijn, men de zool moet buigen om
de takken tegen het gummi-lichaam aan te krijgen. Hierop snijdt men het
overtollige leer weg, teekent de nagelgaten af en brandt of slaat ze dóór;
dan heeft men een zuiver gehoor bij het nagelen. Leg het ijzer op de zool,
steek de 3e of 4e nagels er in en buig de nagels naar binnen om; dan voor-
komt men een verschuiven van het ijzer. Als men nu eerst met kleiné wiekjes
vlas, in teer gedrenkt, de zijdelingsche ptraalgroeven opvult en daarna de
zool met een flink hoog kussentje vlas, zoodat men er met moeite zool met ijzer
tegen aan drukken kan, bij het inslaan van de eerste nagels in den toon, dan
zal men zien bij het nagelen naar achteren toe dat de takken van het goed
aangehaalde ijzer ,,knelquot; (gesloten) liggen tegen het gummi-hchaam,waar-
door de zool tegen straal en verzenen aangedrukt en het klepperen voor-
komen wordt, en alles op z'n plaats blijft.
Op deze wijze te werk gegaan, is het voor den smid een bewerkelijk beslag,
maar men kan verwachten, dat het aan de gestelde eischen voldoet. Moge
ni'n schrijven het meerdere toepassen van Engelsch zoolbeslag bevorderen!
den Haag.nbsp;W. Meyer.
OVER HOEFKRAAKBEENVERBEENING, EN NOG WAT.
21 22 Maart 1921 heb ik deelgenomen aan het examen voor het Rijks
Diploma als Hoefsmid en voor de eerste maal het Instituut voor Hoefkunde
a/d Veeartsenijkundige Hoogeschool kunnen bekijken. Ik kan niet anders
zeggen dan dat het mijne verwachting ver overtroffen heeft. In één woord
een prachtinrichting. Om daar te werken is een pleizier, elles wat je aanpakt
is eerste klas en hij die zegt: „ja maar je staat als een kat in een vreemd
pakhuisquot; of „de gereedschappen waren mij vreemd,quot; is niet gewend met goed
gereedschap te werken of kan er niet mede omgaan. Een woord van hulde
aan hen die deze Averkplaats ingericht en met zooveel zorg en vakkennis de
verschillende gereedschappen uitgezocht en gemaakt hebben, b.v. ritshamers
en verder handgereedschap.
Bij examinatoren, die met zooveel tact met de candidaten omgaan als
deze heeren, moet men óf niet veel presteeren óf erg nerveus zijn om zich
daar niet op zijn gemak te gevoelen.
Ik kan mijnen jongeren collega's aanraden daar een cursus te volgen en
hun die reeds een diploma hebben, het examen af te leggen voor het Rijks
Diploma als hoefsmid, want al denkt men nog zoo goed te zijn, daar is nog
veel te leeren.
Nu eenige andere opmerkingen, over verschillende hoefziekten bij paarden
die hun leven op de steenen slijten.
Verbeening der hoefkraakbeenderen. Dit gebrek komt het meest bij zware
trekpaarden, veel minder bij tuigpaarden en hoogst zelden bij bloedpaar-
den voor.
Paarden, die aan verbeening der hoefkraakbeenderen lijden en in snellen
gang op harde wegen moeten werken, zijn over het geheel onbruikbaar.
Er zijn echter ook gevallen van paarden met verbeende hoefkraakbeende-
ren die jaren lang, dag in dag uit, op de steenen werkten en nooit een dag
kreupel zijn geweest, terwijl noch de eigenaar, noch de smid ooit geweten
heeft dat het paard dit gebrek had.
Er zijn natuurlijk ook gevallen van' voortdurende kreupelheid.
De verbeening ib gemakkelijk waar te nemen als de bovenste rand van het
kraakbeen verbeend is; deze voelt hard aan en de kroon is daar ter plaatse
vaak verdikt. Wanneer die dikte duidelijk te zier is, is het verbeeningsproces
meestal geëindigd.
Moeilijker valt het te constateeren wanneer het gedeelte van het kraak-
been, dat binnen den hoornschoen gelegen is, aan het verbeenen gaat; daar-
toe behoort vakkennis en ondervinding. Toch moet een hoefsmid het kunnen
beoordeelen, en wie er een goeden kijk op heeft en oplettend zoo'n hoef on-
derzoekt zal het kunnen waarnemen door de volgende veranderingen:
1». de hoef heeft een anderen vorm verkregen;
2quot;. de kroonrand is gezwollen a/h. wandgedeelte, de hoorn van hoornzoom
en hoorrige ballen zit gespannen om vleeschzoom en vleezige ballen en toont
een glad, iet glimmend aanzier^;
in den verzen wand zijn ondiepe ringen;
4quot;. bij het bekloppen of het knijpen met de visiteertang op den straal en
de verzenwanden ,,waarschuwtquot; het paard.
Het kan zijn dat zoo'n paard bij deze hoef verandering ook lijdt aan voet-
katrolontsteking. Ik wijs hierop omdat, wanneer een Bmid zoo'n paard in de
smederij krijgt, hij moet weten wat te doen.
Een onervaren smid zal zeggen: de kraakbeenderen zijn goed, de hoef is
ingetrokken, dus ik leg een balkijzer onder of kies een ander middel om den
hoef te doen uitzetten, terwijl juist nooit of te nimmer een balkijzer of ander
beslag, wat tegendruk op den straal geeft, gebruikt mag worden bij de vol-
gende hoef ziekten: verbeeiüng der hoef kraakbeender en; hoefkatrolontste-
king en hoefgewrichtsontsteking; nageltred in den straal; straalkanker en
verballing.nbsp;'
Wat moeten wij nu in zulke gevallen doen ? Den eigenaar raden een veer
arts te raadplegen, en iriet zelf gaar knoeien of middeltjes aan de hand doen!
* * *
Over het beslaan van hoeven met verb. h. kr. b. loopen de meeningen nog
al uiteen.
Daar wij veel zware Belgische paarden beslaan en hierbij deze ziekte veel
voorkomt, heb ik uit ondervinding geleerd, dat het beslag met verbreeden
buiten tak en lederen rand of zool het doelmatigst is.
De lederen zool heb ik liever dan den lederen rand (mit ^ wij het gedeelte,
waar de straal ligt, uitsnijden) en wel daarom, omdat wij dan de zool met teer
en werk(jute) kunnen opvullen, wat den hoef verzacht en den btoot breekt.
Om het paard zoo lang mogelijk bruikbaar te houden moet geen moeit®
worden gespaard.
Het besnijden van den hoef moet met zorg geschieden en wel zoo, dat
de hoef zoo vlak mogelijk wordt neergezet.
Wij laten den buitenwand vooral niet te hoog en liefhebbers van straal-
en steunsels-besnijden kunr en nu hun hart ophalen, want hierdoor wordt
het hoefmechanisme zeer belemmerd, wat juist bij deze ziekte wenschelijk
is.Het ijzer moeten wij zoo maken, dat het paard bij het loopen den hoef zoo
vlak mogelijk neerzet, zonder te kantelen. Want juist het overkantelen en
het scheeve optreden kan kwetsuren veroorzaken, vooral doordat de buiten-
verzenwand sterk is ingetrokken.
Nu maak ik het ijzer zoo : De buitentak flink breed en bodemwijd, de
nagelgaten vóór het midden; de binnentak bodemnauw en vanaf het mid-
dentoongedeelte, dus ongeveer waar de toonlip zit, geleidelijk iets hooger
gesmeed, naarmate het paard scheef loopt, nagelgatenquot; tot over het
midden plaatsen.
Een flinke opzet wordt aan het ijzer gemaakt, ter plaatse waar de hoef het
eerst den bodem raakt (bij bodemnauwen stand zet het paard eerst den
buitenkant neer, ongeveer van af het midden-toongedeeltf tot aan den bui-
tenzijwand), zoodat het er gemakkelijk overheen rolt en zoo gauw mogelijk
de binnen-hoefhelft tot steun krijgt.
Een paard met bodemnauwen stand is eerst dan goed beslagen, wanneer
de hoefijzers gelijk afslijten.
De buitentak moet zoo breed en wijd gericht zijn, dat een uit den buiten-
kroonrand neergelaten loodlijn den buitenrand van het ijzer raakt.
De nagelgaten moeten vooral aan den buitentak vóór het midden blijven
omdat:
1quot;. wanneer wij achter het midden, waar de wand ingetrokken is, nagelen,
de nagels óf te laag moeten worden aangebracht, waardoor ze niet houden,'
óf te hoog en dan groote kans op vernageling geven, en
2quot;. moeten wij zorgen dat de buitenwand niet nauwer wordt.
En waarom ?
Het straal- of vetkussen, dat de grootste verandering ondergaat bij het
hoefmechanisme, hebben we zooveel mogelijk buiten werking gesteld, door
geen tegendruk op den straal te geve n.
Wanneer de hoef belast wordt, zet het straalkussen zich uit en drukt tegen
de verharde kraakbeenderen aan, wat pijn veroorzaakt.
Dus het straalkussen hebben we nu geholpen, maar moeten wij de wand-
lederhuid niet helpen ? Deze zit beklemd tusschen den buitenrand van de
kraakbeenderen en den hoornwand van den hoef.Dit kunnen we mijns in-
ziens gemakkelijk doen, door daar ter plaatse den wand te verdunnen en den
hoef zacht te houden.
Juist door het te sterk inkrimpen van den wand ontstaan wandsteengallen.
Verder is er nog een reden, dat de verzenwand niet teveel mag inkrimpen.
Door te nauw worden van den hoef aan het verzengedeelte ontstaat over-
belasting aan den kroonrand, en juist door overbelasting ontstaan veel
hoornscheuren. Zelfs kleine fouten aan het beslag kunnen bij verbeende
hoefbraakbeenderen tot hevige kreupelheid leiden. De laatste jaren heb ik
opgemerkt dat deze hoefziekte niet zoo veel meer voorkomt als vroeger,
hetgeen een gevolg kan zijn van het meer en meer bezigen van vlak beslagi
een betere opleiding der hoefsmeden en het uitsluiten van paarden, lijdende
aan dit overerfelijke gebrek, van de fokkerij.
Amsterdam.nbsp;j^r. Falkenhagen,
Hoefsmid.
-ocr page 66-NOG EENS HET MACHINALE HOEFIJZER.
In de Februari-aflevering schrijft de heer M. te 's-Hage over het gebruik
van machinale hoefijzers. Het komt mij voor, dat sehr, niet veel met dit
soort ijzers gewerkt heeft en er zoodoende weinig of geen kijk op heeft. De
heer M. wijst er op dat gelet moet worden op stand en gang van 't paard en
dat daarna de hoeven beoordeeld moeten worden of het hoorn geschikt is
voor beslag met machinale ijzers; verder dat bij lage en ondergeschoven
verzenen en bij afwijkingen aan binnen- en buitenhoefhelft enz. beter geen
machinale ijzers worden gebruikt. Deze opvatting van sehr, is niet juist ;
niet fabrieksijzers heeft dit alles niets uit te staan. Immers kan men het
machinale ijzer even goed in alle vormen zetten als eigen gemaakte ijzers,
terwijl lage of ondergeschoven verzenen ook geen bezwaar zijn omdat het
hierbij hoofdzakelijk aankomt op de lengte en de breedte van het ijzer (als
het noodig is legt men een balkijzer onder). Wat de nagelgaten betreft, zegt
de heerM., dat deze te schuin staan. Ik heb dit nog nimmer kunnen opmerken.
De fouten, welke aan het machinale ijzer kleven, zijn:
. 1®. is de buitenrand van het ijzer niet voldoende bodemnauw afgesmeed,
zoodat het strijken in de hand wordt gewerkt;
2®. zijn de nagelgaten niet ingestampt naar de richting van den wand, doch
veel te recht en te schraal, waardoor brokkelhoeven worden veroorzaakt,
3®. zijn de machinale ijzers over 't geheel te smal, zoodat zij niet den draag-
rand en een gedeelte van de steunsels, plus 3 ä 4 m.M. van de zool bedekken
en hierdoor wordt het hoef mechanisme belemmerd, vooral bij groote „tail-
les.quot;
Dezo bezwaren maken het machinale ijzer, zooals het daar ligt, ongeschikt
voor het doel waaraan beantwoord moet worden. Waren deze fouten op te
heffen, dan zou het machinale ijzer goede diensten kunnen bewijzen; zoo lang
dit niet het geval is, blijft het eigen gemaakte ijzer voor do praktijk het beste.
Ik hoop dat de heer M. door bovenstaande een juister kijk krijgt op het
machinale hoefijzer en dat hij de theorie van de hoefkunde en het machinale
ijzer niet met elkaar zal verwarren.
Het komt mij ook voor, dat de heer M. het burger-smidsbedrijf onjuist
beoordeelt. Een militaire hoefsmid of een smid aan het Koninklijk Staldepar-
tement, die 2 ä 3 paarden per dag beslaan, hebben tijd om b.v. eens
1 uur of langer aan een beslag te werken, maar zulks kan niet in een druk
beklante smederij. Hierin moet het hoofd van de zaak goed onderlegd zijn,
en is dit het geval, dan zal het werk in zijn zaak toch steeds goed worden
afgeleverd zonder schade voor paard of paardenhouder.
de Bilt, Maart 1921.nbsp;W. J. C. v. A n g e r e n Jr.
Geachte Redactie!
In Uw laatste aflevering' berekent de heer Kruyt in zijn artikel „De hoef-
smid en zijn belooningquot; twee uur voor ijzers maken en beslag van een paard,
niet hulp.
H®t is misschien voor een burgerhoefsmid niet onaardig te hooren dat men
-ocr page 67-in het leger ijzers maken, 12 gaten boren en draadsnijden, het maken van
4 plaatijzeren zolen en het beslaan, zonder hulp, in 2^2 uur moet kennen.
Een militair hoefsmid.
Geachte Redactie,
In „De Hoefsmidquot; van 15 November '20 deed de heer Smit een vraag,
naar aanleiding van hetgeen is behandeld in een gehouden vergadering van
R.O.H. Een vraag, die, alhoewel wij niet weten wat op die vergadering dien-
aangaande is behandeld, volgens mijn inzicht, op zichzelf logisch is te noemen.
Niettemin heeft deze vraag veel stof doen opwaaien. Men zie o.a. de inge-
zonden stukken, vermeld in de afleveringen van lo December '20, van 15
Januari en van 15 Februari '21, waarin vakcollega's elkanders bekwaam-
heden trachten te verkleinen.
Ik meen daarin veel ongemotiveerde argumenten aan te treffen, waarom
ook ik mijn meening wil kenbaar maken.
Als wij een bhk slaan in het eerste gedeelte van het ingezonden stuk van
den heer v. W. (blad van 15 December '20), dan zou men haast zeggen, het
is broodnijd, dit spreekt m.i. duidelijk uit den zin: „En daar destijds sommen
„gelds besteed en lesser gegeven werden door wj'ei-onderwijzers, zoo verwekte
„dit ten slotte wel eenige verbittering bij R.O.H. en op een vergadering be-
„sloten zij dan ook te trachten gedaan te krijgen, dat alléén degenen die in
„het bezit waren van het Diploma R.O.H., de bevoegdheid verkregen tot het
„geven van lessen aan de hoefsmidscursussen.quot;
Dit recht heeft men blijkbaar van Regeeringswege gekregen, waarvoor
ik genoemde vereenigirg gaarne mijne gelukwenschen wil aanbieden.
Verschillende argumenten brengen vorenbedoelde inzenders naar voren,
O. a. de verminderde capaciteiten der Militaire Hoefsmeden, tegenover de
gediplomeerde R.O.H. Ook heet het, dat de militaire Onderwijzers practi-
sche lessen geven met goed verzorgde legerpaarden, enz.
Of men is niet goed op de hoogte met de werkzaamheden der militaire
hoefoineden óf men schrijft, tegen beter weten in, er maar op los.
Neem aan dat 80 % der mihtaire hoefsmeden Meester-werkman zijn, een
titel die niet zoo gemakkelijk wordt verkregen, althans niet dan door be-
toonde vakbekwaamheid. Dus vraag ik in gemoede, wat is een Meester-hoef-
smid anders dan R.O.H. ? Ook in het leger zijn een paar hoefsmeden met di-
ploma R. O. H., doch vraagt men nu, werken die vaklieden theoretisch of
practisch zooveel beter dan voorheen, dan moet men zeggen neen, want
in de 13 dagen, die dat examen voorafgaan, kan men zich toch niet zoodanig
bekwamen, dat de militaire hoefsmeden, welke eenige jaren een cursus hebben
gevolgd, bij hen vergeleken als het ware in het niet zouden verzinken. Dit
ziet men trouwens ook dagelijks in de burgermaatschappij, want eerlijk ge-
zegd, het beslag van zéér veel paarden laat nog zeer veel te wenschen over.
Dat de militaire hoefsmeden over 't algemeen net werk afleveren is zeer
begrijpelijk, zij allen hebben hun vakopleiding aan de Rijks-Hoefsmidschool
te Amersfoort genoten, een cursus van minstens 2 jaar. Eerst na met goed
gevolg afgelegd examen worden zij, wanneer althans een vacature bestaat,
bij een of ander korps als zoodanig aangesteld. Van dien tijd af zijn zij zelf-
standigquot; hoefsmid, doch werken dan steeds onder strenge controle van de
paardenartsen en van de troepenofïicieren, een toezicht dat nog wordt mt-
gebreid en aangedikt door tucht-maatregelen. Ook al is men Meester-hoef-
smid, toch blijft men die controle op hem toepassen.
Bovendien doet de Militaire hoefsmid niets anders dan paarden beslaan.
Aangezien men zich den tijd kan veroorloven om zonder overhaasting de
paarden te beslaan, wordt dit allee als vanzelfsprekend geroutineerde vakbe-
kwaamheid, d.w.z. voor hen die zich dat willen aanmatigen.
Ook wordt als argument gebruikt het feit, dat Militaire hoefsmeden nooit
afwijkend beslag zouden mogen gebruiker bij ziekelijke hoeven, m.a.w.
kwam het soms voor, dan zouden zij niet htt gewenschte werk kunnen leve-
ren. Ik meen echter den raad te mogen geven: schrijf toch dergelijke onwaar-
heden niet in een vakblad, als men zich ten minste tegenover zijn militaire
collega's niet belachelijk wil maken.
Wijders moge worden opgemerkt, dat, waar men zegt dat in 1911 de eerste
diploma's R.O.H. zijn verstrekt en sedert elk jaar met 7 zijn vermeerderd
(een gelukkige aanwinst voor ons vak!) en men nu, volgens de Vereenigmg
R.O.H. mocht meenen dat de militaire hoefsmeden-onderwijzers hebben af-
gedaan, dat wij tot nu toe toch niet veel van die meerdere vakkunde hebben
kunnen bespeuren. De slechte indruk, die daaromtrent tijdens de mobihsatie
is gemaakt doordat vele gediplonieerde-burger-hoefsmeden tijdelijk werden
belast met het beslag van de groote infanterie-munitietreinen, heeft in dit
opzicht veel kwaad gesticht. Van velen was het werk slecht te noemen, terwijl
hot toch immers koek van eigen deeg was, want het waren alle inlandsche
paarden.
Wij kunnen ons best indenken, dat als men „Gediplomeerd R.O.H.quot; bij de
firma-naam kan melden, dat dit een aardig reclamemiddel is voor de affaire,
en zulks vooral op dorpen meer klanten zal brengen dan couranten vol adver-
tentiën, doch in werkelijkheid is de naam R.O.H. eenvoudig dezelfde al,.
Meester-Hoefsmid. Waar het hier in hoofdzaak gaat om het door de Veree-
niging R.O.H. verkregen monopolie tot het geven van onderwijs aan hoef-
smidscursufesen, dit zal die Vereeniging wel niet door de militaire collega's
misgund worden.
Echter moet hierbij worden gezegd, dat deze Regeeringsmaatregel niet te
roemen is, want dat is niet alleen een miskenning van de militaire hoefsmeden,
doch ook wordt op die manier aan de Militaire Hoefsmidsschool te kort
gedaan, want ieder weldenkend vakman zal moeten bekennen, dat men tij-
dens een cursus van twee jaar aan de Militaire Hoefsmidsschool meer zal
leeren dan in plm. 52 dagen te Utrecht het geval zal kunnen zijn.
Het i, zeer gemakkelijk elkander een vermeende waarheid te zeggra in een
vakblad, zooals die voorkomen in vorengenoemde afleveringen, doch vooral
in ons vak, waarin men zooveel burgerlijke en militaire waanwijze leeken
aantreft, zulke menschen nemen vooral goede nota van dergelijke kleine
strijdmiddeltjes.
Wij wenschen de R.O.H. zéér véél succes bij hun pogingen welke hun vak
en hun positie ten goede komen, in de hoop, dat zij voortaan met niet te veel
afgunst de Mlitaire Hoefsmeden zullen oordeelen.
den Haag, 10 April 1921.nbsp;W. G. F. v. d. Lelie,
Mr. Hoefsmid, Cavalerie.
-ocr page 69-Wedstrijd Hoefbeslag Zeeland: Hoefsmeden, welke aan dezen wedstrijd
ter gelegenheid der a.s. Zeeuwsche Landbouwtentoonstelling wenschL
talnbsp;bfj den secre-
Ï buï Jf f 5nbsp;heer L. W. de Waardt, dierenarts te Mid-
delburg. Insehrijvingsbiljetten zijn op franco aanvraag kosteloos te verkrij-
gen bij genoemden secretaris aan het Landbouwhuis te Goes en bij de secrl
nlZr , ' T®'^nbsp;Zeeuwsche Landb. Maatschappij. Slechts gedi-
plomeerde «neden in Zeeland komen voor mededinging in aanmerking
- De redactie van „De Hoefsmidquot; spoort hierbij alle betreffende hoef-
smeden aan deel te nemen aan dezen wedstrijd, welke zoowel voor de deel-
nemers als voor de paardenfokkers van groot nut is te achten.
- Rectificatie. lu een mededeeling in de vorige aflevering over „Resultaat
van een goede hoef ver zorgingquot; komt voor: om de 4 weken werd van de beide
binnenhoefwanden telkens ongeveer 25 m.M. afgenomen, enz. In plaats
van 25 m.M. had daar moeten staan: 4 a 5 m.M.
-nbsp;24 Maar^ heeft de afdeeling 'sGravenha^e van de Hollandsche Maat-
schypy van Landbouw haar voorjaarsvergadering gehouden, onder voor-
zitterschap van den heer Th. J. Mansholt. De rekening en verantwoording
van den penningmeester werden goedgekeurd. Uit het jaarverslag van den
secretaris bleek, dat de afdeeling 238 leden telt. De cursus in hoefkunde
en hoefbeslag, ondergebracht bij de 's-Gravenhaagsche Ambachtsschool
telt 14 leerhngen, die in April aan het examen voor hoefsmid te Utrecht
zullen deelnemen.nbsp;(u.„N.R.Cr)
—nbsp;De voor hot binnenland geldende ijzerprijzen in Duitschland worden
voorloopig gehandhaafd. Tengevolge van de toenemende concurrentie der
ijzenndustrie in Frankrijk, België en Luxemburg zijn de Duitsche export
pryzen verder belangrijk achteruitgegaan. De Duitsche fabrieken boden het
^•tikel staafijzer in Nederland in Februari j.1. voor f 115 en minder per 1000
i^.G. aan, nadat de prijs einde Januari nog pl.m. f 130 per 1000 K.G. was.
(u. Handelsberichten).
~ Werktijd smeden en wagenmakers. Het Bestuur van het Koninklijk
Aederlandsch Landbouw-Comiüé zond onder dagteekening van 18 Maart
1921 htt volgende schrijven aan den Minister van Arbeid:
„De smeden en wagenmakers ten plattelande werken uitsluitend voor
het landboawbedrijf. Zij maken de drukke en de minder drukke tijden van
het jaar in het landbouwbedrijf mede. Zij verrichten dus feitelijk seizoen-
arbeid. Een arbeidsbeperking van deze categorie van ambachtslieden zal
cian ook he. landbouwbedrijf zeer schaden, aangezien de noodige reparaties
en werk/aamheden dikwijls achterwege moeten blijven.
Het landbouwbedrijf zal dan ook van dezen verkorten arbeidstijd zeer
nacleehge gevolgen ondervinden, vooral in het voorjaar, wanneer de lande-
rijen zaaiklaar gemaakt moeten worden, gedurende den hooi- en graanoogst
en in het najaar, wanneer aardappelen en suikerbieten worden geoogst,
indien de herstelling behoevende werktuigen, machines, wagens enz. niet
direct, dus ook buiten den voorgeschreven arbeidstijd van smeden en wagen-
makers gerepareerd kunnen worden.
Ook in tijden, waarin tengevolge van voorafgaande ongunstige weers-
omstandigheden de werkzaamheden zijn opgehoopt, if het voor een goed
en vlug verrichten van den ncodigen landarbeid, waarvan de resultaten
van het landbouwbedrijf zoozeer afhangen, beslist noodzakelijk, dat kleine
en grootere herstellingen aan werktuigen en machinerieën enz. ook na
afloop van den thans voorgeschreven arbeidstijd worden uitgevoerd.
Wij hebben o.m. op het oog het niet altijd tijdig kunnen binnenhalen
van tal van producten, die aan bederf onderhevig zijn, door het niet ter
beschikking hebben van wagens en karren, die de wagenmaker niet tijdig
heeft kunnen herstellen, het niet tijdig kunnen beslaan van de paarden,
hetgeen in den regel des avonds geschiedt.nbsp;T*-
De smids- en wagenmakerspatroons op het platteland zijn in de genoemde
perioden in den regel overladen met werk en het is hun dan ook niet mogelijk
de noodzakelijke werkzaamheden te verrichten, indien zij gebonden zijn
aan den achturigen arbeidsdag.
In verband met het bovenstaande verzoekt ons Bestuur Uwe Excellentie
met aandrang wel te willen bevorderen, dat aan de plattelandssmeden en
wagenmakers zooveel mogelijk vergunning tot overwerk wordt verleend.quot;
—nbsp;Onlangs zijn in Duitschland weer enkele gevallen aan het licht gekomen
waarbij door zelfstandig werkende ambachtsheden leerlingen werden opge-
leid, terwijl zij daarvoor geen bevoegdheid bezaten. Het heette natuurlijk bij
nader onderzoek eerst dat bedoelde leerlingen „in dienstquot; waren, — de
kamer van arbeid te Dresden behandelde de overtredingen en bereikte door
hare bemoeiingen dat zich de „leerarenquot; spoedig aanmeldden tot aflegging
van den „meester-proefquot;. .nbsp;{Der Hufschm.)
—nbsp;Een paardeneigenaar vraagt aan de redactie van ,,Der Hufschmiedquot;:
i,mijn paard heeft rotstraal en kreupelt daaraan; mijn smid is van plan een
balkijzer aan te wenden. Zou dit goed zijn 1 De redactie antwoordt zeer te-
recht: ,,bij rotstraal is een balkijzer niet op zijn plaats en in dit geval zeker niet
omdat de balk bij druk nog meer pijn veroorzaken zal. Laat uw paard beslaan
met een gewoon vlak ijzer (kreupelheid als gevolg van rotstraal kan voor-
komen, indien hi t rottingsproces zich in de diepte tot op den vleeschstraal
Voortzet, doch behoort tot de uitzonderingen. Red. Hoefsm.)
Op een vraag aan welk adres de schroefjes te verkrijgen zijn, welke samen
met „plaatjesquot; worden aangewend bij de behandeling van hoornscheuren,
antwoordt de redactie dat gewone houten schroefjes hiervoor dienen, maar
adviseert om een „drukverbandquot; te gebruiken als zijnde veel doelmatiger.
—nbsp;In den laatsten tijd heeft de uitvoering van het hoefbeslag aan de
hoefsmidschool te Dresden een wezenlijke verandering ondergaan. De ge-
durende den oorlog met de beslagmethode Star k-G u t h e r opgedane
ervaringen hebben daartoe aanleiding gegeven. Deze methode wijkt af van
de gewoonlijk toegepaste in: de voorbereiding van den hoef, het ijzer en de
ligging hiervan.
Wat betreft het ijzer, vóór den oorlog was dit aan de bovenvlakte meest
van een matig diepe afhelling voorzien, terwijl het grootste gedeelte der
bovenvlakte tegen den hoef sloot. Ook werden dikwijls hoefijzers gebruikt,
welke een afhelHng hadden aan de ondervlakte in plaats van aan de boven-
vlakte. Vooral bij luxe-paarden vonden deze zoogenaamde coneaaf-ijzers
toepassing. Reeds hierdoor is bewezen, dat een afhelling aan de boven-
vlakte van het ijzer niet absoluut noodzakelijk is en dat men gerust het ijzer
over zijn geheele breedte tegen do zaakkundig in orde gebrachte hoefzool
kan aanleggen. Het is weliswaar voorgekomen, dat na het beslag weer een
(voor-)ijzer moest worden afgenomen, omdat het paard bij het opdraven
kreupelde. Gewoonlijk kon dan bij het ingestelde hoefonderzoek een ver-
hoogde gevoeligheid van de zool achter het toongedeelte van het ijzer worden
vastgesteld, waaruit bleek dat niet elk paard zoo'n ijzer zonder afhelling ver-
droeg. De pijnlijkheid en dus ook de kreupelheid verdwenen spoedig wanneer
door licht afraspen van het bedoelde zooigedeelte dit werd vrijgelegd.
Aangemoedigd door de ervaringen van Stark en Guther zijn ook zware werk-
paarden met ijzers zonder afhelling (aan de bovenvlakte) beslagen en de
proeven hebben uitgemaakt, dat ook hierbij geen nadeehge gevolgen optreden
als een krachtige zool voorhanden is. Dit alles heeft er toe geleid, dat ten slotte
hoe langer hoe mmder van „de afhellingquot; werd gebruik gemaakt en tegen-
woordig op de Hoefsmidschool algemeen, enkele gevallen uitgezonderd,
„ijzers zonder afheUingquot; worden aangewend. Het moet ook worden toege-
geven, dat de afhelling niet alleen overbodig is, maar zelfs schadelijk kan
werken. Wanneer toch de afheUing met den ronden hamer wordt ingeslagen
heeft er een verschuiving in het warme ijzer plaats en wordt dit het dikst
op den overgang van afhelling en draagvlakte. Dit gedeelte zal gemakkelijk
gaan drukken op het voorste zoolgedeelte van den hoef, als men er bij het
smeden niet voor zorgt, dat de draagvlakte van buiten naar binnen iets
afloopt, dus iets wordt uitgesmeed.
Zooals boven is aangegeven, moet echter bij het besnijden van den hoef
de hoornzooi krachtig worden gelaten, vooral^in het gedeelte dat op het ijzer
draagt. Terwijl vroeger het besnijden van den hoef begon met de verwijde-
ring van de losse zooihoorn, wordt nu eerst de wand onder handen genomen.
Deze wordt zooveel ingekort, dat er een breede draagrand ontstaat en daarna
volgt het wegnemen van de losse zoclhoorn, met dien verstande, dat men
nog wat doode hoorn laat zitten om de zekerheid te hebben, dat de zool
niet wordt verzwakt. Begint men met het be. nijden der zool, dan komt men
licht met de houwkling te dicht bij de witte lijn en wordt het onmogelijk een
voldoend breeden draagrand over te houden.
Ook in het achterste hoefgedeelte is een goed breed aanleggen van het
ijzer tegen verzenwand, zool- of steunselhoek en steunsel (achterste gedeelte)
van veel belang. Deze deelen moeten ook krachtig worden gehouden, waar-
door het optreden van steengallen grootendeels voorkomen wordt. Op de
Hoefsmidschool komen steengallen in den steunselhoek dan ook zelden voor.
Zooals gezegd, de zool moet gespaard worden en het schaadt zelfs niet
om alle doode hoorn te laten zitten. Dit is evenwel geen mooi gezicht en
in strijd met de natuur, die voortdurend de buitenste zooihoorn brokkelig
doet worden, waardoor deze gemakkelijk loslaat. Van uit dit standpunt
bezien moet de losse zool worden weggenomen met inachtneming van het-
geen boven werd gezegd.
Moet nu bij een ijzer zonder afhelling de breede draagvlakte horizontaal
(waterpas) verloopen of is het beter, dat zij, ongeveer van af de nagelgaten
naar binnen iets afloopt ? Als de draagvlakte werkelijk horizontaal is, zal
dit als regel niet schaden. quot;Maar gewoonlijk kan men zien, dat de binnenrand
van een ijzer iets hooger hgt dan de buitenrand en wel tengevolge van het
ombuigen bij het smeden. Vooral in het toongedeelte, waar de ombuiging
het grootst is, treedt dit dikteverschil op en op die plaats kan de zool het
minste weerstand bieden en is ze het gevoehgst. Vandaar dat op deze wijze
beslagen paarden nu en dan door drukking van den binnenrand kreupel
worden en om dit te voorkomen moet de draagvlakte van af de nagelgaten
ongeveer 1 m.M. naar binnen afloopen. Bij den opgenomen beslagen hoef
kan men dan tussehen zool en binnenrand van het ijzer juist even doorkijken.
Deze maatregel geldt alleen voor de voorhoeven en blijkt goed te voldoen.
Het verdere besnijden van den hoef vindt evenzoo plaats als bij gewoon
beslag, in verband met de grootte van het paard, beerstand, voetas en vorm
van den hoef.
Stark en Guther geven verder nog aan om het ijzer even breed en lang te
maken als de hoef aan de ondervlakte breed en lang is, doch hiermee is
prof. Lungwitz — de schrijver van dit artikel — het niet eens. In verband
met het hoefmechanisme moet het ijzer langer zijn en in het achterste ge-
deelte ook breeder. Dit laatste mag niet overdreven worden. In verschillende
streken van Duitschland geschiedt zulks.
— Dr. M. D a u m, dierenartp, heeft een proefschrift geschreven over
vormveranderingen van het hoefbeen tengevolge van hoefbevangenheid.
Wanneer dit lijden längeren tijd bestaat, gaat het zoolgedeelte van het
hoefbeen aan de punt naar boven ombuigen, terwijl de punt zelf min of meer
schrompelt. Bovendien treedt er — ook na langen tijd — een doorbuiging
op in het middendeel van het hoefbeen, waardoor de zool vlakte bol gaat
staan en de voorvlakte van het hoefbeen hol wordt. (Deze veranderingen
kan men ook waarnemen aan den hoef zelf, die in zulke gevallen een door-
gebogen zool vertoont en aan de wand schuitvormig is ingebogen. Ref.)
in alle maten en modellen.
Uit voorraad leverbaar.
Uiterst concurreerende
prijzen.
Verzuimt niet ons aan te vragen
-ocr page 73-8. C. HI. BAX. ■ glashaven 9 en se - ROTTERDAM.
- Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG.
Meest uitgebreide sorteering prima blanke
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fijne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —
NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN
voordeelig, gemakkelijk in gebruik. - Kunnen niet loslaten.
Merk
met zwaar hielstuk.
Opoii zolen uit één stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in 11 maten van 4Jg tot 6|
Eng. dm., uiterste breedte buitenkant
ij zers gemeten.
Merk „Ramblerquot;,
in witte en grijze
Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van
tot 6} Eng. dm.
Merk „Chicagoquot;,
geheel Caoutchouc
uit één stuk met
zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van
7i tot Eng. dm.
uiterste breedte; buitenkant ijzers gem.
Gemaakte Hoefijzers,
Rits- en Stampmodel,
uitsluitend beste
kwaliteit ijzer;
in 9 maten voorradig.
Strykringen
met riempje
Hoef-
randen.
Kunsthoorn.
IJs- of Scherpnagels
■n 12 soorten.
Opruimers voor
Schroefgaten.
Lasch- of Weibladen en
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.
Schroeven eu Stiften
in alle modeII«i;
tijdige bestelling
gewenscht.
Touwijzers in
verschillende maten.
Men lette op het echte merk S T
met kroon.
Aflevering 5.
MAANDBLAD.
REDACTEUR-UITGEVER: A. W. HEIDEMA te 'S GRAVENHAGE.
-ocr page 75-in de modellen
Lambert open pad
Bar pad
Walpole boulevard pad
Walpole truss pad
m
en de bekende
Amerikaansche
HELLER HOEFRASPEIM
WEDER LEVERBAAR
Lambert amp; Company
Leuvehaven 66 :: Rotterdam
Een en ander over Zuid-Holland en het Hoefbeslag. — Beslag bij brok-
kelhoeven. — De strijd tegen de kalkoenen. — Korte mededeelingen. —
Persoverzicht. — Advertentiën.
EEN EN ANDER OVER ZUIDHOLLAND EN HET HOEFBESLAG,
DOOB
Dr. Gallandat httet.
Kapitein-paardenarts te Amersfoort.
(Vervolg).
Botterdam.
Rotterdam was van ouds de eerste in rang der kleine steden van Holland
en de zevende van de Hollandsche stemmende steden. De stad ligt aan de
Maas en aan de Rotte, ruim twee uur gaans van Delft, een uur van Schiedam
en vier uur van Gouda. Vroeger bracht men den oorsprong terug tot het Jaar
89 en beweerde dat Rother, koning der Franken, de stad gesticht had, doch
later neemt men algemeen aan, dat de plaatsnaam en de stichting beide in
verband staan met een waterkeering, een dam in de Rotte. Men is ook geheel
onzeker omtrent de eerste stichting, daar in officiëele stukken pas in 1328
van Rotterdam wordt gesproken, n.1. als Graaf Willem de Goede rechten en
vrijheden aan de plaats geeft. Reeds van den aanvang af schijnt de stad
zich toegelegd te hebben op den handel en bloeide deze op toen Graaf Willem
de IVde in 1340 de vaart tufschen Rotterdam en Overschie liet graven.
Voor rampen en oorlogswee bleef zij ook niet bespaard; zoo had o.a. in
1438 een geweldig oproer onder de burgerij plaats, tengevolge van de duurte
der granen. Tijdens de Hoeksche en Kabeljauwsche twisten hield zij de partij
der laatsten; de stad werd in 1488 ingenomen door Jhr. Frans van Brederode,
maar in het-volgende jaar, na een lange belegering, waarbij Brederode sneu-
velde, weer door de Kabeljauwschen heroverd. In 1563 werd Rotterdam
door een brand grootendeels verwoest; meer dan 300 huizen en 60 schepen
gingen toen in vlammen op. In 1572 werd de stad bij verrassing ingenomen
door de Spanjaarden, doch na drie maanden heroverde Lumey ze weer voor
de Staatschen. In het begin der 17e eeuw vierden de geschillen tussehen
Remonstranten en contra-remonstranten hoogtij, totdat in 1618 Prins
Maurits zelf in de stad kwam en de Regeering omzette; van dien tijd af ver-
liep de zaak der Remonstranten geheel en al. De uitbreiding der stad en de
welvaart namen sterk toe en zoo telde de stad in 1732 reeds 7000 huizen en
56000 inwoners. Zeer vroeg had men groote gebouwen, zooals de Beurs en
het Stadhuis, die zoowel van buiten als inwendig zeer bezienswaardig waren.
In 1549 werd een standbeeld opgericht voor den stadgenoot Desiderius Eras-
mus, een Europeesche geleerde van grooten naam; nadat dit standbeeld in
1572 door de Spanjaarden omvergehaald was, werd in 1622 een zeer mooi
nieuw standbeeld, meer dan levensgroot en van koper, opgericht. Naast
andere oude en zeer mooie gebouwen, heeft Rotterdam vele mooie
kerken, waarin graftomben van zeer beroemde Nederlanders te vinden
zijn, o. a. van Witte Korneliszoon de Wit, die als Vice-Admiraal in
1658 sneuvelde in den slag in de Zond.
Thans is Rotterdam de 2e stad van Nederland, heeft een wereldhandel
-ocr page 77-en wordt hierin begunstigd door de prachtige ligging ten opzichte van de
Noordzee en de groote rivieren, die haar met het achterland verbinden.
Beschouwen we nu Rotterdam uit een oogpunt van hoefbeslag, dan kunnen
we dadelijk opmerken, dat zij als zoodanig van zeer gioot belang is. Zij
is wel de stad van ons land waar de meeste paarden gehouden worden, terwijl
het hier domineerende ras het koudbloed is, dat als sleeperspaard bij den ha-
venarbeid dienst doet. Rotterdam met haar transitohandel, met haar groote
havenwerken voor buitenlandsche scheepvaart, met haar rivieren, hare havens
voor binnenscheepvaart, met haar groote industriebedrijven, reederijen,
hellingen en scheepswerven, heeft een groote behoefte aan tractie en is door
den aard van de stad en hare ligging, voor het zware verkeer veel aange-
wezen op paarden tractie. De voorname plaats die de stad inneemt en de bloei
van deze havenstad, welke steeds toeneemt, wettigen ook de overtuiging
dat het paard hier steeds een voorname rol zal blijven spelen, en dat het
zware koudbloed-werkpaard hier steeds een groot afzetgebied zal vinden,
ongehinderd alle motor- en electrische drijfkracht.
Is door het uitbreiden van de havens en het daardoor vermeerderen van
cargadoors- en sleepersbedrijven, het contingent zware werkpaarden in de
laatste tientallen van jaren sterk vermeerderd, zoo is door het invoeren van
electrische trams en het steeds toenemende gebruik van auto's en taxi's ook
weer een groote categorie van paarden verdwenen, althans sterk verminderd.
Wa.en vroeger in Rotterdam groote stalhouderijen en groote handelsstallen
met maandpaarden, waarbij ook veel luxe voorkwam, zoo if dit alles veelal
verdwenen en teruggebracht tot een beperkte hoeveelheid paarden, welke
voor trouw- en begrafenisplechtigheden dienst doet, terwijl het aantal stal-
houderspaarden ook niet groot meer is. Luxe is er nog wel en zoo wordt door
verscheidenen, naast de onmisbare auto's, toch ook nog équipage aange-
houden, terwijl ook de rijsport talrijke beoefenaars vindt en een bloeiende
manége hieraan leiding gseft. Merken we vervolgens op, dat de gemeente-
bedrijven en vooral de reiniging over een groot aantal paarden beschikt, dat
de pohtie bereden is en dat buiten de genoemde bedrijven natuurlijk talrijke
paarden en hitten gebruikt worden door neringdoenden als anderszins, dan
zal het hieruit duidelijk zijn, dat voor dit alles een groot aantal hoefsmeden
in de stad zal gevestigd moeten zijn. Afgezien van de Gemeentebedrijven
zijn er zeven particuliere ondernemingen, als bierbrouwerijen, petroleum-
maatschappijen en vervoermaatichappijen, die over eigen smederijen en eigen
personeel beschikken. Het pverige hoefbeslag wordt uitgeoefend in ruim 20
smederijen, waaronder verscheidene zeer belangrijke waar het hoefbeslag óf
uitsluitend óf naast wagensmederij dan toch als de hoofdzaak van het bedrijf
is te beschouwen. De patroons van deze bedrijven zijn de volgende heeren:
J. J. de Graaf, Ooievaarsstraat 66, J. H. Klein, Goudsche singel 2, J. Pley,
Goudsehe singel 114, Hoogdonk, Jan van Loonrlaan 14, H. Bolk, Tuinders traat
18a, C. F. W. Bliekwedel, Crispijnlaan 54, N. V. de Volharding, Galerij 6,
B. v. d. Ploeg, v.d. Hildedwarsstraat 7, Feisman, v. Meekerenstraat, P.
Smits, Slachthuisstraat, E. A. Pley, Willemstraat 36, J. Uitman, Baan 121,
P. van Wijk, Jufferstraat 18, Bosman, Dordsche straatweg. Klein, Korte
kade, Goederen, Oude Dijk, Baar, Gouvemestraat, J. Compaine, Willige-
straat. Kraan, Kleiweg, Sonne, Hilligersberg, V. Zante, Veilekappersstraat,
Jekelaar, Schoonoordstraat. In deze smederijen worden hoofdzakelijk paar-
den uit de stad beslagen en slechts weinige krijgen ook paarden van de bui-
tengemeenten, zooals uit Hilligersberg, Bergschenhoek, Capelle, Nieuwerkerk,
Overschie en Schiedam. De hoofdschotel voor het hoefbeslag vormen wel de
sleeperspaarden, welke in groote bedrijven vereenigd zijn; zoo zijn er van 100
en meer paarden, die echter over verschillende stallen in de stad verdeeld
zijn. Een der grootste paardenbedrijven is wel dat van de heeren Schuyl,
waar behalve meer dan 100 sleeperspaarden o.a. ook nog een stal harddra-
verspaarden aan verbonden is.
Het sleepersbeslag in Rotterdam heeft iets karakteristieks en men kan
het gerust als het Rotterdams che beslag aanduiden. Het is een beslag van
groote ijzers met grooten stoot en dito kalkoenen; htt gehsel heeft iets kolos-
saals en dit geldt vooral voor het achterijzer, waar de stoot nooit aan ont-
breekt. Wij noemen dit beslag karakteristiek, omdat het als het ware bij de
stad b3hoort en uit een practisch oogpunt niet gemist schijnt te kunnen
worden. De aard der kaden, welke meest in schuine richting verloopen, de
gesteldheid der bestrating, welke hobbehg is, de vele bruggen met vaak steile
hellingen, dan het uitsluitend stapvoets werk, hetwelk deze paarden ver-
richten, dit alles wettigt het gebruik van stoot en kalkoenen en vooral de
stoot zal het uitglijden tegengaan en zal bij het aanzetten dienst doen doordat
het steun geeft door het aandrukken tusschen de keien. Is dit beslag eener-
zijds noodig voor het verrichten van het gevraagde werk, aan den anderen
kant kunnen wij ook de nadeelen verwachten, welke het noodzakelijkerwijze
mede zal brengen. Men ziet deze dan ook optreden en niet zelden tot onbruik-
baarheid voeren. Zoo is mij bekend dat verzekeringsmaatschappijen elk jaar
in Rotterdam verscheidene paarden moeten overnemen, welke onbruikbaar
zijn geworden door het verbeenen der hoefkraakbeenderen. Dit is nu wel een
hoefgebrek dat hoofdzakelijk optreedt bij het zware koudbloedpaard, doch
het voortdurende gebruik van ijzers met stoot en kalkoenen zal het ontstaan
en zich verder ontwikkelen van dit gebrek zeer zeker in de hand werken.
Door het gebruik van stoot en kalkoenen toch zal de straal van den bodem
worden verwijderd en bij belasting van den hoef dus niet met den bodem in
aanraking kunnen komen; er zal dus geen tegendruk ontstaan en het boef-
mechanisme zal er door worden belemmerd. Naast een goede voeding van
den hoef, die door een geregelde bloedstroom in den hoef wordt gewaarborgd,
en deze geregelde aanvoer van versch bloed en afvoer van afgewerkt bloed
wordt toch in de eerste plaat- door een goed werkend hoefmechamsme m
stand gehouden, zal ook de schokbreking bij dit beslag zeer veel te wenschen
overlaten. Het is nu juist het voortdurende blootstaan aan schokker, waarbij
dan nog het zware lichaamsgewicht van deze paarden mede in het nadeel
komt, dat verbeeningen van de hoefkraakbeenderen, dus van een der meest
elastische deelen van den hoef, op gaan treden, afgescheiden nog van andere
hoefziekten, als losse wand, holle wand, hoornscheuren, brokkelhoeven e.d.,
welke er ook vaak een noodzakelijk gevolg van zijn. Zoo zien wij dan ook
veelal voor elk speciaal beslag, hetwelk afwijkingen van het normale mede-
brengt, nadeelen ontstaan; in dergelijke gevallen wordt het echter door do
praktijk als noodzakelijk voorgeschreven. Bij renpaarden en in mindere
mate bij jachtpaarden, waar wij de ijzers moeten onderleggen ten koste van
den draagrand van den hoef en waar wij veelal moeten nagelen tot aan do
verzenen toe, ook daar zien wij ten koste van dit beslag nadeelen voor den
hoef optreden en alleen in dergelijke speciale gevallen is men dan ook m.i.
slechts gerechtigd om van het hoefbeslag te spreken als van een noodzakelijk
kwaad, daar de eisch, die men aan het beslag in deze gevallen stelt, per sé
nadeelen in zich zal sluiten.
Hot hoefbeslag wordt te Rotterdam goed betaald en wel als volgt: voor een
hit vierkant beslag f 5; stalhouderspaard f 5.50; sleeperspaard f 7 en ook wel
f 7.50, al naar gelang de grootte. Voor twee voorijzers wordt dan n.1. f 3
berekend en voor twee achterijzers met stoot en kalkoenen f 4 wanneer het
ijzer 1 X Vs is en f '4.50 wanneer er li/g X ijzer voor gebruikt wordt.
De werktijden zijn meest allen berekend op den 48-urigen werkweek; zij
zijn van 7—8V2 van 9—12, en van D/g—5V2. terwijl des Zaterdags van
7—8^/2 en van 9—l uur gewerkt wordt. De loonen voor de knechts worden
óf per uur óf per week berekend; per uur wordt aan volwassen knechts 0.90
en 0.95 uitbetaald en aan een halfwas 0.40; als weekloonen gelden f 40,
45 en f 50, terwijl aar jongens en aankomende krachten van f 8—f 15 wordt
gegeven. Vrijwel alle smederijen beschikken over één of meer noodstallen,
daar de sleeperspaarden alle, althans wat de achterhoeven betreffen, in de
travaille worden beslagen. Zoo treft men dan ook in die hoefsmederijen,
waar de clientèle hoofdzakelijk uit sleeperspaarden bestaat, als regel drie
on meer noodstallen aan. Gewone paarden en hitten worden alle uit de hand
beslagen. Als regel komen de paarden in de smederij voor het beslag; door
sommige hoefsmeden wordt echter ook nog wel op stal, dus „koudquot;, besla-
gen; zelfs zijn er enkele patroons die afzonderlijk personesl in dienst hebben
voor dit stalbeslag, dus knechts die uitsluitend koud beslaan. Als winterbe-
slag wordt gebruik gemaakt van schroeven en van stiften: aan de eerste
wordt door velen de voorkeur gegeven bij de zware paarden, daar zij meer
weerstandsvermogen hebben. Andere echter gebruiken bij voorkeur stiften
en boren de gat«n op 9 m.M. als de stift 10 m.M. dik is. Zij slaan dan het gat
conisch op met een daartoe vervaardigden stalen conischen stempel. De stift
past dan zuiver en laat in geen geval los, terwijl daarentegen schroeven los
kunnen werken en de draad door het loslaten van de schroef plat wordt ge-
slagen. De gaten worden hierdoor wijder en dus passen de schroeven niet
meer, terwijl stiften altijd vaster aanwerken en bovendien het inzetten en
uitslaan van stiften aanmerkelijk minder tijd kost dan dezelfde handeling
bij schroeven. Aan handgesmede ijzers wordt algemeen de voorkeur gegeven,
hoewel toch ook nog al machinale ijzers in gebruik zijn; verschillende pa-
troons waren o.a. zeer tevreden over de Hippos-ijzers, waarvan zij vooral
de rits prezen. Als afwijkende hoefijzers wordt nog al eens gebruik gemaakt
van balkijzers, terwijl ook zoolbeslag nog al veel wordt onderlegd en vooral
bij luxe paarden veel wordt gebruikt. Hoewel in het algemeen de zuinigheid
meer betracht wordt dan vroeger, zoo komen toch als regel de paarden wel
op tijd in de smederij. Er zijn echter ook stallen waar men zeer slordig op het
beslao- is en de paarden eerst komen wanneer de ijzers stuk zijn. Het spreekt
van zdf dat de hoeven hier veel onder lijden en meerdere smeden klaagden
hier dan ook over.
Alhoewel het te uitvoerig zou worden om alle smederijen aan eene beschrij-
ving te onderwerpen, zoo willen we toch van enkele iets mededeelen. De heer
Smits in de Slachthuisstraat is gedurende de laatste 7 jaar patroon; deze tijd
werd echter onderbroken door een diensttijd van li/, jaar bij den landstorm.
Hij begon zijn zaak in een leeg pakhuis, dat dus nooit voor smederij was ge-
bruikt en heeft nu vier vuren aaneengebouwd en electrisch gedreven, benevens
twee travailles. De zaak is in hoofdzaak hoef- en wagensmederij en de pa-
troon werkt met een groote knecht, een halfwas en twee jongens. Daar sta.-
beslag te veel tijd kost, wordt uitsluitend aan de smederij beslagen; de chen-
tèle bestaat uit sleepers-, boeren- en rijtuigpaarden; een aanmerkelijk aantal
van deze laatste komt van buiten de stad. Er komen vrij veel paarden in
beslag met slechte voeten en balkijzers en ijzers met verbreede takken worden
veel onderlegd, alsook strijkijzers bij lichte paarden. Alle paarden wqrden
uit de hand beslagen; alleen van de sleeperspaarden de achterhoeven in de
travaille. Als luxe beslag wordt het meest gebruik gemaakt van luchtdruk-
zolen, doch ook nog wel van Barpadzolen met halve ijzers. Tenslotte zij nog
vermeld dat uitsluitend gewerkt wordt met handgesmede ijzers.
De zaak van den heer Van de Graaf, in de Ooievaarsstraat, bestaat gedurende
17 jaar en is hoofdzakelijk hoefsmederij. De patroon werkt met twee volwas-
sen knechts en twee halfwas; slechts enkele paarden worden op stal bes.agen,
verreweg de meeste aan de smederij. De paarden en hitten worden meest alle
met vlak beslag beslagen en er komen vrij veel paarden uit de buitenge-
meenten op beslag. De patroon heeft ook nog wel eens te kampen met s echte
hoeven en deelde mij o.a. mede veel succes te hebben gezien van zoolijzers
van Stark bij doorgezakt hoefbeen. Hij vult de ruimte tusschen zool en
hoef op met kunsthoorn en zegt dat na drie a vier platen versleten te hebben,
het paard weer geschikt is voor gewoon beslag. Balkijzers worden ook vaak
ondergelegd en voor knolhoeven worden zware gladde ijzers gebruikt. De
sleeperspaarden worden in de travaille beslagen, de overige alle uit de hand.
Zolen worden nog al toegepast, doch luxe beslag komt weimg voor. De sme-
derij heeft één travaille en twee vuren.
De smederij van den heer Uitman, Baan 121, wordt gedurende IJ jaar
door dezen patroon beheerd en was vóór dien in handen van den heer J.
Spaapen. Hoef- en wagensmederij zijn gelijk in belangrijkheid, terwijl de
laatste 5 jaren tevens auto-plaatwerken en auto-spatschermen worden ver-
vaardigd De patroon heeft vier volslagen knechts aan het werk, waarvan
één uitsluitend voor stalbeslag. Paarden van buiten komen nooit op beslag,
alleen uit de stad zelf; het zijn dan ook hoofdzekelijk sleepers- en rijtmg-
paarden. De eerste worden met stoot en kalkoenen, de laatste vlak beslagen.
De hoeven zijn goed en er komen weinig afwijkingen voor; slechts enkele
balkijzers en hoefzolen worden gebruikt De smederij heeft vier vuren en vier
travailles, welke laatste alleen voor de zware paarden gebruikt worden. Luxe
beslag komt voor en ook zolen worden nog al gebruikt. Het gebruik van
machinale hoefijzers, en dan alleen voor rijtuigpaarden, hangt nauw samen
met de drukte in het bedrijf; deze ijzers worden betrokken uit de fabriek van
Hippos en men is hier wel tevreden over. Onder de knechts is één gediplo-
meerde, welke niet uitblinkt boven de andere.
Vermelden we tenslotte nog de electrische grof-, hoef-, wagon- en auto-
smederij van den heer J. H. Klein, Goudsche singel 2a. Deze zaak bestaat
sinds 1850 en werd voorheen gedreven door den vader en grootvader van
den huldigen patroon. Het i^^ hoofdzakelijk hoef- en wagensmederij, waarin,
met der patroon, drie volwassen knechts en twee halfwas aan de paarden
werken. Slechts enkele paarden worden op stal beslagen en slechts bij uit-
zondering komen paarden van buiten op beslag. De clientèle bestaat hoofd-
zakelijk uit sleeperspaarden en verder uit enkele rijtuigpaarden. De eerste
krijgen alle zwaar beslag met stoot en kalkoenen aan de achterijzers (n alleen
kalkoenen aan de voorijzers. Over de hoeven valt niet te klagtn en er is groote
verbetering waar te nemen met eenige jaren terug. De smederij bevat drie
vuren en twee travaille,?. Ook hier worden machinale ijzers gebruikt en v^'el
Hippos-ijzers, die goed bevallen en waarvan vooral de rits zeer goed wordt
bevonden. Da patroon deelde nog mede, dat z.i. de hoeven zooveel te lijden
hebben van het te warme passen van het ijzer en dat hij slechts goed hand-
warm laat passen; ook het stalbeslag keurt hij ten eenenmale af, daar man
dan den hoef naar het ijzer maakt en men dan het kostbaarste van der hoef,
n.1. den hoornwand, te veel afraspt.
Volstaan wij met deze enkele, hierboven genoemde mededeelingen van af-
zonderlijke zaken, zoo rest nog één opmerking. In Rotterdam, waar het hoef-
smidsvak een zeer voorname plaats inneemt, waar het paarden materiaal
zeer kostbaar is en ook naar den aard der bedrijven in quantiteit niet noe-
menswaard aan schommelingen onderhevig is, daar komen onder de hoef-
smeden, zoowel wat patroons als knechts betreft, zeer weinige voor, die als
hoefsmid een examen hebben afgelegd en dus een geregelde vakopleiding
hebben genoten. Ik wil hier volstrekt niet mede zeggen dat die hoefsmeden
geen goede vaklui zijn en zal allerminst beweren, dat aan het diploma de
handigheid en wetenschap vastzit. Wel is het echter sterk opvallend, dat
tegenover het platteland, waar als het ware geen enkele niet gediplomeerde
hoefsmid zich durft te vestigen, de belangrijkste stad van ons land staat,
waar, onder eene groote categorie van hoefsmeden, één gediplomeerde slechts
als uitzondering voorkomt. Het publiek, noch de patroon, hechten hier eenige
waarde aan het diploma en voor een knecht biedt het dus geen voordeel
zich de moeite van een cursus-opleiding te getroosten; hij ziet hier geen fman-
ciëel voordeel in. Het paardenhoudend publiek, en dit in tegenstelling met
het platteland, eischt het niet. Ik betreur dit, daar ik vermeen, dat een
degelijke vakopleiding niet alleen ten goede kan komen aan patroon, pu-
bhek en paarden, doch ook omdat een meerder© ontwikkeling meer appre-
ciatie geeft, meer liefde voor het vak en meer waardeering voor eigen arbeid.
Ik ben het dan ook volstrekt niet eens met die patroons, die hier volkomen
lauw tegenover staan en allerminst met dsngene, die op mijne vraag of hij
gediplomeerde knechts aan het werk had en hieraan de voorkeur gai boven
met gediplomeerde, mij antwoordde: „ik ben zelf niet gediplomeerd en heb
geen gediplomeerde knechts in dienst, ik zie er geen voordeel in, omreden de
examens niet zwaar genoeg zijn.quot; Dit is een uitspraak, welke ik allermmst
verwacht had en ik veronderstel, dat deze patroon ook niet op de hoogte
is van de examens voor het Rijksdiploma te Utrecht en de eischen die daar
t^esteld worden. Het aantal geslaagden bij die examens bedraagt ongeveer
60 %, hetgeen nu juist niet doet denken dat het afleggen van het examen
daar 'als een uitgangetje naar Utrecht moet worden beschouwd. Ik zou dan
ook den Bond van Smedenpatroons te Rotterdam willen vragen: Gaat eens
naar Utrecht tijdens de examens en ziet wat daar gevraagd wordt en welke
eischen aan het Rijksdiploma gesteld worden. Dat zal waardeering voor het
diploma kunnen geven en zou er toe kunnen leiden, dat deze Bond van bme-
denpatroons zelf de wenschelijkheid van een vakopleiding zou inzien en zou
bewerkstelhgen, dat te Rotterdam een vaste cursus in hoefbeslag zou worden
gevestigd, die daar zeker reden van bestaan zou hebben en veel practisch
nut zou afwerpen.nbsp;. ,. ,
Rotterdam is een stad, die in het teeken staat van leven en welvaart,
laat dan ook dit deel van de practische ambachten goed verzorgd worden
en geen uitzondering maken op den geest van vooruitgang en ondtrnoming,
die hier overigens triomphecrt.
BESLAG BIJ BROKKELHOEVEN.
Bij paarden met zwakke hoeven, vooral bij slechte kwaliteit van
den hoornwand, als de verbinding van de hoornpijpjes onderling met vol-
doende sterk is en er geregeld weer schilvers afbreken, zoodat herhaaldelijk
de ijzers losgaan of verloren geraken, slaakt menig hoefsmid de stille ver-
zuchting: „Hoe houd ik daar nu de ijzers onder.quot;
Het beslaan van zulke hoeven geeft den smid dikwijls heel wat moeite.
Heeft hij dan nog maar de volle medewerking en waardeermg van den ei^-
naar, dan zal hij het nog niet zoo spoedig opgeven. Maar hoe is het nog bij
tal van eigenaren gesteld 1 Alle raadgevingen van den smid, hoe goed ook
bedoeld, zijn voor het rneerendeel „boter aan de galg gesmeerd.quot; Ik kan niij
dan ook best voorstellen, dat heel veel smeden zulke paarden liever zien
gaan dan komen.nbsp;, • j-
Toch is het voor den smid beter, al is het niet direct dan toch indirect,
dat hij, niettegenstaande de weinige waardeering van den eigenaar, tracht
onder zulke brokkelhoeven de ijzers zoo goed en lang mogelijk onder te hou-
den. Gaat een klant naar een concurrent, die dit wel kan bereiken dan ver-
liest hij in den regel niet alleen het paard met brokkelhoeven, doch ook het
andere werk. In het oog van de meeste paardenhouders is immers hij de
beste smid, die de ijzers er onder kan houden (liefst 4 ä 5 maanden).
Hoewel deze zienswijze niet in het belang van den smid is, absoluut nadee-
lig voor het paard en dus op den duur ook voor den eigenaar, verdient het
toch aanbeveling om bij brokkelhoeven het beslag zoo in to richten, dat het
minstens 7 ä 8 weken kan blijven zitten. Intusschen is dit bij sterk slijten
moeilijk te bereiken. Ook is het beter bij weinig slijten de ijzers niet te ver-
leggen, doch bij elk beslag nieuwe ijzers te gebruiken; de nagels zitten imuiors
bij nieuwe ijzers veel vaster in de rits dan bij half versleten ijzers.
Afhankelijk van den dienst en den bodem waarop het paard zijn werk
moet verrichten, het inzicht van den betrokken eigenaar en- smid, worden bij
brokkelhoeven verschillende beslagen onder gelegd.
Een zoolbeslag is uit theoretisch oogpunt juist, daar het hoefmechanisme
er beter door werkt en het den hoorngroei bevordert, doch is bij zeer slechte
hoeven heel moeilijk onder te houden. Het heeft bovendien de eigenschap
van duur te zijn en is dus niet voor iedere beurs geschikt. In de steden kan
het heel nuttig werken, doch is voor het landbouwpaard van weinig betee-
kenis.
Balkijzers kunnen, vooral als tevens zwakke verzenen aanwezig zijn, veel
verbetering brengen, omdat een gedeelte van den lichaamslast wordt over-
gebracht op den straal. Alle brokkelhoeven zijn echter niet geschikt om met
balkijzers beslagen te worden. Denk slechts aan steile en nauwe achter-
hoeven, of wanneer rotstraal aanwezig is. Veelal is ook voor den zwakken
wand een balkijzer te zwaar. Nog een schaduwzijde is, dat bij eventueelen
verkoop van het paard de eigenaar geen balkijzers wenscht.
Het beslaan van brokkelhoaven met kunsthoorn gaat heel goed en is zeer
zeker op zijn plaats, wanneer de voet tevens te kort is en om een paard met
slechte hoeven marktklaar te maken.
* * *
Wat is nu het beste beslag bij brokkelhoeven ? De praktijk antwoordt
hierop: een beslag dat door een middelmatig vakman nog met succes kan
toegepast worden, niet veel extra werk mee brengt, niet ornoodig duur is an
waarbij losse ijzers en verloren gaan der ijzers tot een minimum wordt be-
perkt.
Hoe is dat te bereiken ?
Door mij is vaak en steeds met succes de volgende methode toegepast:
Bij het besnijden worden alle losse stukken en schilvers van den wand
afgenomen. Hierbij voorop stellend, dat wat eenmaal los zit toch nooit meer
kan vastgroeien en het niet wegnemen alleen aanleiding geeft, dat de in de
nieuwe beslagperiode afgescheiden hoorn ook los gaat zitten en er dan geen
verbetering kan komen.
Van de verzonwanden en steunsels zoo mogelijk zóóveel afnemen, dat zij
in een vlak komen met de zooltakken. Bij sommige hoeven krijgt men dan
wel een naar achteren gebroken voetas, doch m.i, is het beter tijdelijk een
naar achteren gebroken voetas dan steeds door slechte hoeven, met alle
daaraan verbonden nadeelen. Is voor den gang van het paard, zooals bij het
aanwezig zijn van spatten of verkorting der buigpezen, niet mogelijk de
verzenwanden zóó te besnijden dan kan men immers de takeinden der ijzers
wat dikker maken.
Van de zooi moot niet meer afgenomen worden dan strikt noodzakelijk is
om een goede draagvlakte te krijgen.
Bij brokkelhoeven moet, om verbetering te krijgen, de zool gedeeltelijk de
functie van den zwakken wand overnemen.
De ijzers maakt men. zeer breed, doch niet dik, daar zij anders te zwaar
-ocr page 84-worden. De nagelgaten worden tegenover de beste wandgedeelten aange-
bracht. Ts na het wegnemen van alle losse hoorn in toon- of zijgedeelte van
den wand geen voldoende hoorn aanwezig om daar zonder gevaar voor ver-
nagelen te nagelen, dan plaatst men de gaten als tijdelijke maatregel heel
ver naar achteren. Meestal is het aanbrengen van groote en hooge zijhpen
noodzakelijk en doet men verstandig direct bij het vervaardigen der ijzers
hiermede rekening te houden, door op de plaats der hp het flzer met m te
kanten, daar anders de rits te veel weggetrokken zal worden.
Tegenover de weggeraspte losse wandgedeelten past men het ijzer met
ruim, doch maakt men het ijzer iets bodemwijd; de mest blijft er dan met
op zitten, het ondersteuningsvlak wordt niet kleiner en het gevaar voor
aftrappen minder. Verder geeft men niet veel garnituur en maakt men de
ijzers ook niet langer dan noodig is.nbsp;j. , i
■ Een normaal ijzer met een goede afhelling onder een brokkelhoef gelegd
is m.i. foutief. De zool kan dan doorzakken en komt al gauw in de afhelhng
te staan, de zwakke wand wordt weggeperst, de nagels scheuren uit en ten
slotte gaat het ijzer verloren.
Meer praktisch is een breed ijzer zonder afhelling; de zool kan dan mee-
dragen de zwakke wand heeft lang niet zooveel te lijden en men krijgt na
eenige maanden weer een gaven en sterken draagrand. Bij een vlakke, dunne
zool dient men er echter voor te zorgen, dat het ijzer, 't welk door het om-
buigen aan den binnenrand steeds iets dikker wordt dan den buitenrand, aan
de binnen bovenvlakte weer eenigszins dunner gesmeed wordt, daar anders
een te sterken druk op de zool kan plaats hebben. Tevens laat men het ijzer
overal gelijkmatig tegen de zool sluiten, want bij plaatselijken druk ontstaat
heel licht kreupelheid.
Neemt men deze voorzorgen in acht, dan kan men niet alleen steile, doch
ook platte brokkelhoeven zonder gevaar voor kreupelheid volgens deze
methode beslaan.
Utrecht.nbsp;II- Vossers.
DE STRIJD TEGEN DE KALKOENEN.
Algemeen wordt aangenomen, dat de strijd tegen de kalkoenen reeds lang
beslist is en wel in het voordeel van het vlak beslag.
Dit nu moet tegengesproken worden, daar er nog streken zijn m ons land
waar van beslag met kalkoenen nog ruim gebruik gemaakt wordt, vooral
in het Zuiden des lands en in steden met hellende straten.
Waar in dezen tijd er naar gestreefd wordt het hoefbeslag op het hoogste
peil te brengen en zoo te doen zijn, dat èn paard èn eigenaar èn hoefsmid
er mee gebaat zijn, kan beslag met kalkoenen niet gebillijkt worden, daar
door ondervinding bewezen is, dat het voordeel van dit beslag met opweegt
tegen de nadeelen daarvan. Natuurlijk zijn er uitzonderingen, waaibij
kalkoenen gewenscht, ja zelfs noodzakelijk zijn, maar in die streken, waar
de kalkoen nog heerscher is, wordt daarmede geen rekening gehouden,
zoodat bij sommigen precies 't omgekeerde het geval is en slechts bij uit-
zondering vlak beslag gebezigd wordt.
Immers wanneer in die streken een paard op beslag gebracht wordt, is
het bijna steeds een stilzwijgende conditie, dat er ijzers met ,,krammenquot;
onder moeten, ongeacht of zulks noodig is of niet. Wanneer de eigenaar
van het paard oordeelt of maar heeft hooren zeggen dat kalkoenen noodig
zijn en den hoefsmid toepassing daarvan opdraagt, dan berust deze in de
meeste gevallen gewillig daarin en beflaat met kalkoenen, zonder daarover
ook maar eenigszins met den eigenaar van gedachten gewisseld te hebben,
de voor- en nadeelen besproken en het zooveel betere ,,vlak beslagquot; ver-
dedigd te hebben.
Als reden ,,waarom kalkoenenquot; wordt gewoonlijk opgegeven: het uit-
glijden der paarden, wanneer deze met zware vrachten hellende straten
moeten passeeren, ook wel dat de pezen bij afdalen van hellende straten en
wegen te veel te lijden zouden hebben bij vlak beslag. Wat het uitglijden
betreft, dit wordt eenigszins opgeheven bij beslag met kalkoenen, maar
wanneer de kalkoenen vergieten zijn, doet het paard met hetzelfde beslag
nog minstens even lang dienst, in de meeste gevallen zelfs langer en kan zulk
beslag natuurlijk, na het versleten zijn der kalkoenen, toch beschouwd
worden als vlak beslag, zoodat men feitelijk het doel, hetwelk men bij de
toepassing op 't oog had, geheel misloopt.
Zoodoende bezorgt men dan het paard in ééne periode van beslag twee
verschillende standen, — de eerste met een hoogen stand in de verzenen,
de tweede met een lagen verzenstand, totdat de ijzers, na geheel versleten
te zijn, weer door nieuwen met kalkoenen vervangen worden en zoodoende
de verzenen weer ineens een flink stuk omhoog brengen.
,Doze afwijkingen in den stand zijn ongetwijfeld voor de beenderen, ge-
wrichten, pezen en banden van zeer nadeeligen invloed. Immers op den duur
moeten dezen daaronder lijden en kan het niet uitblijven, dat gebreken of
ziekten in genoemde deelen het gevolg zijp. Wamieer dan een paard later
afgeschaft wordt wegens „versleten in de beenenquot;, wordt als oorzaak daarvan
aangemerkt het zware werk, dat het dier heeft moeten verrichten, terwijl
in werkelijkheid het beslag daarvan de grootste oorzaak was.
Verder doen zich bij kalkoenheslag vele hoefgebreken voor, welke men bij
vlak beslag niet zou aantreffen; het hoefmechanisme, hetwelk toch zooveel
mogelijk dient bevorderd te worden, wordt bij beslag met kalkoenen vrijwel
geheel opgeheven en hoefziekten, als gevolg van belemmering van het hoef-
mechanisme, in de hand gewerkt. Immers een der grootste bezwaren van
genoemd beslag is, dat de straal, een der voornaamste deelen ten dienste
van de schokbreking, de uitzetting van den hoef en bijgevolg onmisbaar
voor een goeden hoorngroei, geheel buiten werking gesteld wordt, indroogt,
vepchrompelt en in vele gevallen tot rotstraal overgaat. De hoorngroei
wordt beperkt door do verminderde uitzetting van den hoef; droge, harde
en brokkelhoeven zijn aan de orde van den dag. Natuurlijk speelt de bodem
u) deze een groote rol en moet toegegeven worden, dat paarden, dienst
doende op zachten bodem, niet zooveel zullen te lijden hebben van de na-
deelige gevolgen van kalkoenbe.lag dan paarden, werkende «P ^^
Opgemerkt dient hier te worden, dat do eersten evengoed de kalkoenen
koÏÏfn misken, daar op zaehten bodem de redenen „waarom kalkoenen
' wlrZft de paarden, die in steden en op harden bodem dienst doen,
kal i vo doend oLikkelden straal evengoed vlak beslag gebezigd worden
W s bVbestijgen van een helling werkt het paard hoofdzakel.k met he
tirideelte tiwijl bij het afdalen, het nitglijden meer vooikomen wordt
door'delt^rLchtigei, zieh op den bodem vastzettenden straa J^an door
kalkoenen, welke, na eenigszins versleten te zyn,
aan het doe! beantwoorden. Wanneer evenwel geen voldoend ontwikkelde
TaaUanrezig is. en zulks kan aangemerkt worden als gevolg van het steed
repasrSkonbsp;kan men in het eerste begin geen goed resultaat
Jaehten m^^^ na verioop van eenigen tijd zal, wanneer de .traal weer
rreden vorm is deze terdege den dienst der kalkoenen overnemen. Nu
Tal'^Ï;;rken; dat in veleUquot;en op uitdrukkeli^ bev^ J den eige
naar, kalLenbeslag wordt toegepast, maar m.i. ligt
eeniffizins bij den hoefsmid zelve, daar deze te spoedig berust in dat bevel,
ziin hoefsmid kar overlaten.
h. J. H. Vossen.
Maastricht.
_ Het 22ste Jaarverslag van de ^-eni^ng ter Yered^g van ^
Ambacht, uitgebracht in de algemeene vergadering op 2 April 1.1., » i
brochurevorm verschenen.nbsp;Am?terdam,
Over 1920 werd de Rijkssubsidie verhoogd tot f 10.000. ^^
trr—n
vaa het diploma van Orderw.jze, in d, praktijk van Ambalt;* -
SrwTwirf iZr vier smeden met goed gevolg afgelegd, n.1. J^ van G l.t
B H. J. Heydemann te Leiden en B. de Jong en S. Kmg.na v.n.
— De paardenarts Dr. Malze beschrijft in een Duitsche diergeneeskundig
tijdamp;chrift een geval van hoefbeenbreuk veroorzaakt door een sabelsteek.
Het betreffende cavalerie-paard sloeg bij een charge achteruit en zoo drong
de sabel van den ruiter, die er vlak achterreed, ongelukkigerwijze in de zool
van den rechter achterhoef, vlak naast de punt van den straal. De sabel
moest, door dat ze ingeklemd zat er als 't ware uit gewrongen worden Bij
de operatie die na enkele dagen werd verricht bleek het hoef been gedeelte-
lijk versplinterd. Na verwijdering der beensplinters en doelmatige behandeling
trad volledig herstel in.
—nbsp;Werktijd smeden en wagenmakers. In de vorige aflevering is opgenomen
wat het Bestuur van het Kon. Nederl. Landb. Comité hieromtrent aan den
Minister van Arbeid heeft verzocht.
De Minister voornoemd heeft hierop geantwoord:
„. . . . dat inzake het verleenen van overwerkvergunning aan platte-
landssmeden en wagenmakers een algemeené regeling is getroffen. Op indi-
vidueele aanvraag van de betrokkenen kan door het'districtshoofd der Ar-
beidsinspectie, naar plaatselijke behoeften, worden toegestaan om gedurende
de maanden Maart tot en met October of gedurende een deel van dat tijdvak
door arbeiders van 16 jaar en ouder 10 uren per dag en 53 uur per week ar-
beid te doen verrichten.
—nbsp;In de vragenrubriek van „Der Hufschmiedquot; dd 1 Mei komt het vol-
gende voor: — Sinds 1898, aldus de inzender van de vraag, heb ik geleerd
en in praktijk gebracht dat de smid zoomm mogelijk, bij het besnijden van
de zool mag wegnemen -- alleen het loszittende, brokkelige hoorn. Ook aan
mijn leerlingen heb ik dit steeds onderwezen. Toen echter een mijner leer-
linpn deze stelhng op het examen verdedigde, werd hem verkondigd dat ze
onjuist was en dat „zool en straal krachtig besneden moesten wordenquot; omdat
anders de eigenaar binnen 14 dagen een kreupel paard zou hebben De be-
doelde leerling had echter zijn meening gehandhaafd en gezegd hierdoor nog
geen kreupele paarden te hebben gehad.
—nbsp;De redactie antwoordt den inzender dat zijn opvatting de juiste is-
het te sterk besnijden van de zool kan niet genoeg worden bestreden, hetgeen
toch ook van zelf spreekt waar de zool de last moet dragen van het betreffen-
do hchaamsgedeelte. Het verheugt de redactie dat de meer genoemde leer-
ling zich door de blijkbaar niet-deskundige examen-commissie niet var z'n
stuk het praten.
-In de wekelijks door het Ministerie van Landbouw, Nijverheid en Handel
uitgegeven Handelsberichtenquot; lezen we, dat de ijzer- en staalhandel m Liver-
pool (Engeland) en omgeving gedurende het vierde kwartaal 1920 in een
hachelijke positie verkeerde. Wegens de zware concurrentie van het vaste-
Lncl en weLg inkomende orders moesten veel fabrieken worderi stopgezet.
Er heeft echter een belangrijke prijsverlaging van grondstoffen plaatsgevon-
der en dientengevolge znllen de huidige noceeringen herzien moeten worden.
Niet voordat het vertrouwen in de juistheid en bestendigheid der prezen
is gevestigd, is een opleving der werkzaamheid waarschijnlijk.
1 Wat betreft de ijzerprijzen in Duitschland wordt in hetzelfde blad
het volgende vermeld: De algemeene onkosten bij de productie en de pryzen
lor grondstoffen zijn onveranderd gebleven, terwijl de loonen bleven ^g-
Tot nl toe zijn alleen de prijzen voor ruwijzer verminderd Men mag met uit
het oog verliezen, dat de vraag over het algemeen geweldig is afgenomen en
de concurrentie van de zijde van Amerika, Frankrijk, Belgie en Luxemburg
eherp r werd. België biedt b.v. staafijzer tegen 600 fr. f o. b. Antwerpen
aan. De exportprijs voor Duitsch staafijzer naar Nederland w-d m Jequot;
laatsten tijd zeer verminderd en bedraagt thans gemiddeld f 130 per 1000
K G De iidustrieelen meenen dat een eventueele verdere prijsvermmdermg
ten koste der loonen zou moeten gaan, terwijl anderzijds van loonsvermmde-
^derzocht door verteg^digers
va?w rkgevers en werknemers, van handelaren en gebruikers; de beoordee-
iing Tan vraag en aanbod zal hierbij de hoofdrol hebben te spelen.
KANTOOR:
SPECiAAl. ADRES VOOR
in alle maten en modellen.
Uit voorraad leverbaar.
Uiterst concurreerende
prijzen.
Verzuimt niet ons aan te vragen
-ocr page 89-S. C. M. BAX. glashaven 9 en 36 - ROTTERDAM.
- Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG.--
Meest uitgebreide sorteering prima blanke
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fjne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —
BAX filashaïen
Eotterdaffi.
ïö.
NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN
voordeclig, gemakkelijk in gebruik. — Kunnen niet loslaten.
Merk
met zwaar hielstuk.
Open zolen uit één stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in 11 maten van éy'g- tot 6|
Eng. dm., uiterste breedte buitenkant
ijzers gemeten.
Merk „Rambler' ,
in witte en grijze
Caoutcliouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van 4J
tot 6} Eng. dm.
Merk „Chicago
geheel Caoutchouc
uit één stuk met
zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van
tot Eng. dm.
uiterste breedte buitenkant ijzers gem.
Gemaakte Hoefijzers,
Rits- en Stampmodel,
uitsluitend beste
kwaliteit ijzer;
in 9 maten voorradig.
IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.
Opruimers voor
Schroefgaten.
Schroeven en Stiften
in alle modellen;
tijdige bestelling
gewenscht.
Touwijzers in
verschillende maten.
Open Luchtdrukzooi
in 8 verschillende maten voorradig.
Kunsthoorn.
Lasch- of Weibladen ea
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.
Men lette op het echte merk S T
met kroon.
26e Jaargang. — Aflevering 6. — 15 Juni 1921.
MAANDBLAD.
-ocr page 91-in de modellen
Lambert open pad
Bar pad
Frog pad
O. K. Star pad
Walpolö boulevard pad
Walpole truss pad
en de bekende
Amerikaansche
I
HELLER HOEFRASPEN
WEDER LEVERBAAR
Lambert amp; Company
leuvehaven 66 :: Rotterdam
Een en ander over Zuid-Holland en het Hoefbeslag. — Ingezonden
Btukken. — Korte mededeelingen. — Persoverzicht. — Advertentiën.
EEN EN ANDER OVER ZUIDHOLLAND EN HET HOEFBESLAG,
door
Dr. Gallakdat htjet,
Kapitein-paardenarts te Amersfoort.
{Vervólg).
Rotterdam (rectificatie). Bij de hoefsmederijen te Rotterdam is niet genoemd
de zaak van den heer A. B o s m a n Jzn., Zuidhoek 165 te Charlois; in deze
zaak werken o.a. twee rijksgediplomeerde hoefsmeden en één met een di-
ploma Amersfoort.
Leiden.
Gedurende langen tijd zijn Leiden en Amsterdam de grootste steden van
Holland geweest en zeker is het dat Leiden de oudste der HoUandsche steden
is. In oude geschriften wordt de stad Lugdun genoemd, 't welk Luik Duin
of „door de Duinen belokenquot; moet beteekenen. In het jaar 70 moet er reeds
een burcht van de Romeinen ter plaatse zijn geweest; later, in de negende
eeuw, werd tijdens bisschop Odilbald, een lijst opgemaakt van de goederen
der Utrechtsche kerk en hierbij werd van een Ie, een 2e en een 3e Leithen
gesproken, waaruit men op mag maken, dat Leiden toen uit drie wijken
bestond. In de latere geschiedenis wordt herhaaldelijk gewag gemaakt van
Leiden en vooral bij de Hoeksche-Kabeljauwsche twisten speelde de stad
een groote rol. In 1419 werd een verbond gesloten met de Utrechtschen en
werden tal van adelijke sloten der Kabeljauwschen in de omgeving der stad
verwoest. Hertog Jan trok toen togen Leiden op; hij nam eerst het slot
Poelgeest en belegerde daama zeven weken lang de stad, welke in 1420 werd
ingenomen.
In 1445 waren er weer geweldige Hoeksche en Kabeljauwsche twisten en
later in 1481 werd Leiden^hier nogmaals door geteisterd. In 1491 werd een
aanval afgeslagen van het Kaas- en Broodvolk en in 1535 van de Munster-
sche Wederdoopers, wier koning Jan Boekholtz uit Leiden geboortig was.
In 1565 had de beeldenstorm plaats en in 1572 koos de stad de zijde der
Staatschen. Na het beleg van Haarlem en van Alkmaar kwam Leiden aan de
beurt en op 31 October 1573 begon Fran§isous Balder de belegering. Op 21
Maart 1574 werd het beleg opgebroken doch op 26 Mei kwamen de Spanjaar-
den weer terug en nu was de stad niet meer goed voorzien van levensmidde-
len, zoodat bittere ellende werd geleden. De stad werd aan alle zijden af-
gesloten en rondom waren 62 schansen opgeworpen. Vele ontrouw geworden
burgers liepen naar de Spanjaarden over; zij werden Glippers genoemd en
poogden op allerlei wijze de Leidenaars tot het opgeven der stad te bewegen.
Deze beantwoordden echter al hunne brieven met mooie aanbiedingen,met
deze zeven woorden: fistula dulce canit volucrem dum decipit auceps, d.w.z.
„de Vogelaar fiuit zoet, om 't vogeltje te vangen.quot;
De ellende in de vesting, uit voedselgebrek en ziekten (de pest), werd
echter zeer groot en zoo stierven er in enkele weken 6000 menschen. Een groot
gedeelte der burgerij wilde de stad overgeven en betoogde voor den burge-
meester; deze, Pieter Adriaanszoon van der Werf, sprak toen het volk aldus
toe: „Ik heb, mannen, der stad trouv/ gezworen, dien eed hoop ik met Gods-
hulp te houden; zijt gij met mijn dood geholpen, ziet daar mijn lichaam,
snijdt het aan stukken en deelt het zoo ver 't strekken mag, ik ben des ge-
troost.quot;
Hierop besloot men het verzet vol te houden. Men had reeds geruimcn tijd
geleden de dijken doorgestoken en wachtte slechts op een gunstigen wind
die het water zou doen wassen. Op 1 October geschiedde dit en op 3 October
trokken de belegeraars weg, hierdoor genoodzaakt door het wassende water.
Dezen dag wordt sindsdien elk jaar herdacht, en dan eet elk goed geaard
Leidenaar hutspot, als zijnde dit het eerste voedsel dat men in de verlaten
schansen der Spanjaarden vond. Nadien had de stad nog te lijden van ker-
kelijke verwikkelingen, zoo zelfs dat prins Maurits in 1618 een nieiiwe stads-
regeering kwam instellen. Ook de pest woedde hevig in volgende jaren en
maakte vele slachtoffers; zoo stierven o.a. in 1635 in minder dan zeven
maanden ongeveer 11000 menschen aan deze ziekte. De stad bleef echter ge-
spaard voor verdere krijgstooneelen en ontwikkelde zich destijds tot de
machtigste stad van Holland. In 1294 had de eerste uitbreiding on vergrooting
plaats, hetwelk zich tot 1659 nog zesmaal herhaalde; telkenmale werden de
stadsmuren uitgelegd. In 1640 bedroeg het aantal inwoners meer dan 100.000.
Veel is er nog in Leiden dat aan oude vervlogen tijden doet denken;
vele oude gebouwen en instellingen herinneren nog aan een groot tijdperk
van bloei. Tot dezen bloei werkte hoofdzakelijk mede de laken-industrie,
welke reeds in het begin der 14e eeuw bestond, en sindsdien enorm toenam,
zoodat er zelfs jaren waren waarin 47.000 stukken laken gemaakt werden.
Vermelden wij hier nog de Zijlpoort welke dateert van 1666, de Marsch- of
Galgpoort anno 1669 en de St. Jorispoort van 1644. Verder het raadhuis
hetwelk men in 1350 is begonnen te bouwen en dat herhaaldelijk gedeeltelijk
verwoest is; na het beleg bracht men de 80 Meter breede gevel met toren en
monumentale trap aan. De Lakenhal, welke nu als stedelijk museum dienst
doet, werd gesticht in 1640. Ook op zeer oude kerken kan Leiden bogen,
zoo o.a. de Hooglandsche of St. Pankraskerk welke gebouwd werd van 1280
tot 1315 en de Pieterskerk, welke gewijd werd in 1121. Van oudsten datum
is wel den Burght, welke onder de Romijnen in ± 100 moet gebouwd zijn.
Verder heeft de stad talrijke gedenksteenen en twee standbeelden, n.l. van
burgemeester van der Werft' en van den wereldberoeniden geneeskundige
Boerhave.
De Hoogeschool werd gesticht den 6en Januari 1575, als belooning voorde
roemrijk doorgestane belegering van het vorige jaar; in het octrooi van de
stichting beloofde men nergens anders in Holland een Hoogeschool te zullen
oprichten.
De inkomsten van vele kerkelijke goederen werden voor de Hoogeschool
bestemd en eenige kloosters werden als gebouwen ter beschikking gesteld.
In 1600 werd de beroemde tuin, de Hortus Botanicus, aangelegd, die evenals
de universiteit een wereldvermaardheid mocht gaan genieten. Tenslotte
zij vermeld dat het wapen van Leiden is een wit veld, waarop twee roode
sleutels gekruisd over elkander gelegd. Dit wapen werd gegeven door Koning
Willem draaf van Holland, en staat in verband met de oudste kerk van Lei-
don de St Pieter, die als portier des Hemels met twee sleutels wordt afge -
beeld Tn de oude zegels van de stad ziet men met de sleutels ook de kerk
af..ebceld; later zijn alleen de sleutels blijven bestaan en heeft Leiden hier
dan ook den naam van sleutelstad aan te danken. Tot de naaste omgevmg
van de stad behooren Oegstgeest, Poelgeest, Leiderdorp, Zoeterwoude,
Stompwijk, Wilsveen, Leidschendam, Tedingerbroek en de Vennip.
Uit een oogpunt van hoefteslag zouden wij, gezien de belangrijkheid der
stad Leiden, ook veel verwachten, doch hierin zal men zich misschien te-
Icursesteld f.ien. Bij een aantal inwoners, dat de 60.000 aanzienlijk overtrett,
komen nauwelijks een 300 paarden voor, uitgezonderd natuurlijk de mih-
taire paarden welke zijn ingedeeld bij de Afdeeling Veld Artillerie en welke
behooren tot de dépots dor Ai-tillerie. Vroeger waa het aantal paarden m
Leiden zeer veel grooter en de electrificatie van trams en van vele bedrijven,
alsmede het gebruik gaan maken van veel motortraotie, heeft dan ook een
ware opruiming gehouden en heeft het er voor de hoefsmeden nie^t^beter op
gemaakt. Trof men voor eenigen tijd nog stalhouders aan met 40 en meer
paarden, zoo zijn al deze groote bedrijven thans opgelost of al zeer sterk
ingekrompen en komen als grootste stallen nog voor: van Gend en Loos met
18rden, de stalhouderij van de Wed. Diel eveneens met 18 paarden van
KoLman met 14, van Vliet met 12, de Petroleum Maatschappy met 10
de manege met ongeveer een gelijk a-antal en verder de sleepers Nieuwkerk
en 's-Gravendijk, Chedron, Brand en van de Bijl, ieder met 6-10 paarden.
Het overige contingent paarden wordt geleverd door kleine bedrijven en
neringdoenden, terwijl ook vrij veel hitten voor groentenwagens en melk--
karren dienst doen. Had Leiden vroeger nog al veel luxe, thans is deze nage-
noelt;^ geheel verdwenen en is nog slechts één equipage overgebleven^ In de
omg;ving, zoo o.a. in Warmond, komt echter nog al luxe voor. De stad
Leiden heeft zeer drukke markten, en op Vrijdag en Zaterdag komeji dan
ook heel veel boeren in de stad, met het gevolg dat veel paarden van buiten
door de hoefsmeden in de stad worden beslagen. Zoo noemde men mij dat
o a vaste klanten komen uit de volgende plaatsen: Woerden, Warmond,
Zoeterwoude, Noordwijkerhout, Voorhout, Hillegom, Lisse, Hazerswoude.
Wassenaar, Bodegra.ven, en Voorschoten en verzekerde men, dat er wel een
even groot quantum paarden als de stad oplevert uit de omgevmg
komt Het gebeurt dan ook wel, zooals de heer Gybels mij mededeelde, dat
op zulke marktdagen tot 23 paarden toe zich voor vernieuwmg van beslag
in zijn bedrijf aanmelden. Aangenaam was het te vernemen, dlt;at men in
Leiden en onigeving niet achterlijk is met het beslag en dat men als regel
op tijd het beslag doet vernieuwen, hoewel er natuurlijk ook wel klanten
zijn, die door de dure beslagprijzen het zoo lang mogelijk uitstc lei Daar
st^.at echter weer tegenover, dat sommige gebruikspaarden zeer s eets kun-
nen zijn en zoo zag ik o.a. een paard in een der smederijen, hetwelk als x^egel
elke tien dagen van nieuwe voorijzers moest worden voorzien. Over de hoe-
danic^heid der hoeven werd niet geklaagd, hetgeen wel opviel, daar toch zeer
veel paarden met kalkoenen wordeh beslagen, en dit m.i. in vele gevallen
geheel onnoodig is. Een beslag met kalkoenen kan toch nooit in het belang
van den hoef zijn en moet alleen worden ondergelegd wanneer de dienst het
vergt of wanneer de stand er om bepaalde redenen door verbeterd kan
worden. Men verkrijgt er toch een gebroken voct-a.s door, een ongelijkmatige
belasting en bij een gebruik oj) harde wegen een verminderd hoefmechanisme;
voegt men hier nog aan toe dat de ijzers meer bewerkelijk zijn en zwaarder
aan materiaal, terwijl er tevens aan vele wegen groote schade door wordt
toegebracht, dan zijn dit vele iiadeelen, waartegen geen noemenswaai'dige
voordeelen zijn te stellen. Het zal dan ook de taak van den hoefsmid moeten
zijn om zijn klanten op deze punten te wijzen en hen te overreden een proef
met gladde ijzers te nemen; zijn zij dan niet bevooroordeeld, dan zal de proef
wel gunstig uitvallen. Aldus is het al in een groot gedeelte van het land ge-
gaan en hoe meer vertrouwen de hoefsmid geniet, welk vertrouwen hij
natuurlijk alleen door goed werk te leveren kan verwerven, des te gemakkelij-
ker zal het hem vallen om deze ouderwetsche beslagmethode te doen plaats
maken voor de nieuwerwetsche, welke het uitvloeisel is en welke gebaseerd
is op meer theoretische kennis van het hoefbeslag. Ik geloof echter dat er
weinig ambachten zijn waarvan het belanghebbende publiek meer verstand
denkt te hebben da,n van het hoefbeslag. Het is ook wel aardig eens na te
gaan hoe een ieder verstand meent te hebben van paarden en zoo zal de
eerste de beste kruidenier, die nooit met paarden heeft omgegaan, doch voor
zijn zaak een paard heeft aangeschaft, zich onmiddellijk zien ontpoppen als
een paardenkenner. Zoo iemand heeft dan ook meestal dadelijk verstand van
hoefbeslag en zal den smid wel eens vertellen welke ijzers zijn paard onder
moet hebben. In zulke gevallen zal een smid, vaak om een klant te krijgen
of te houden, passief blijven en de eigejiaar beseft niet, dat hij met zijn bet-
weterij al een htel gek figuur slaat. Het hoefbeslag is toch waarlijk een te
moeilijk vak, om een niet tor zake kundige het recht van meepraten te
geven en een hoefsmid met een meer onafhankelijk bestaan en met gevoel
van eigenwaarde, zal dan ook elk hem aangeboden paard beslaan, zooalg het
hem goeddunkt en hiermede zullen en het paard en de eigenaar in den regel
het beste af zijn.—In de stad zijn zes hoefsmeden die allen een gemengd bedrijf
uitoefenen; van enkele is echter het hoefbeslag de voornaamste bron van
inkomsten, van andere is het weer een zeer bijkomend onderdeel van het
bedrijf. Het zijn de heeren: H. M. Gybels, Nieuwe Beestenmarkt 22,
A. E. v. d. Voet, Morschweg 21, J. L. A. Meys, Doezastraat 33, A. J.
Van Bergen Henegouwen, Hoogewoerd 69, B. Pley, Haven 54, P. Geerts-
ma Jr., Varkensmarkt 3.
Eenige van deze patroons zijn gediplomeerd; het zijn alle flinke zaken,
waarbij de patroons door een of meer knechts worden bijgestaan.
De beslagprijzen zijn uniform en bedragen voor een hit f 5, voor een
gewoon paard f 5.50 en voor sleepersbeslag f 6. Opgemerkt wordt hierbij,
dat vrij veel met kalkoenen wordt beslagen; idet alleen kan men zich hier-
van op straat overtuigen, doch ook ziet men dit bij het aanmaken en bij de
in voorraad zijnde ijzers in de smederijen; toch worden ook voor glad beslag
dezelfde prijzen berekend. Duurdere beslagen komen ook wel voor en zoo
worden o.a. eenige harddraverspaarden beslagen tegen f 8. Het winterbeslag
wordt uitc^evoerd met stiften en met schroeven; worden beide tegehjk toe-
gepast dan wordt f 7.50 berekend, terwijl bij het beslag alleen met stiften,
het tarief f 7 is. Een bijzonderheid, die mij te Leiden ook getroffen heeft,
is dat veel stampijzers gebruikt worden. Naar men mij mededeelde gebrui-
ken de heeren Bakker en Pley uitsluitend ritsijzer, terwijl enkele van de
overige hoefsmeden grootendeels stampijzers aanmaken. De heer Gybels
die nooit anders dan deze ijzers maakt, geeft als voordeel hiervan op het veel
vluggere afwerken en dus een groote tijdsbesparing. Behalve in Zeeland,
waar veel machinale ijzers worden gebruikt, welke betrokken worden uit de
fabriek te Stoppelsdijk en welke ijzers geen rits bevatten, is het mij op andere
plaatsen niet opgevallen da.t ook voor lichtere paarden als regel stampijzers
werden gebruikt. De hoefsmeden, welke een cursusopleiding hebben door-
loopen en daar hebben leeren ritsen, zullen deze methode in den regel lanter
blijven toepassen; men ziet dan ook bij de handgesmede ijzers betrekkelijk
weini- stampijzers meer. Een ijzer met stampgaten kan natuurlijk zeer bruik-
baar quot;zijn doch het eischt ook groote zorgen wat plaatsing en richting der
nagelgaten betreft en het meer algemeen gebruik van ritsyzers is dan ook
niet alleen een modekwestie of een meegaan met den tijd, doch wl degelijk
een aanwijzing dat de praktijk hier meerdere voordeden in heeft gezien.
Het beslag geschiedt te Leiden alleen uit de hand en de noodstallen zijn
alle verdwenen; alleen bij den heer v.d. Voet is er nog een aanwezig weH.e
echter slechts aangehouden is ten gerieve van een veearts ter plaatse. Met
machinale ijzers wordt niet veel meer gewerkt; alleen gebruikt men ze nog
bij groote drukte en dus uit nood. Er is in de mobilisatiejaren echter wel veel
m'ede gewerkt en zoo gaf o.a. de heer Gybels de voorkeur aan de Helpman-
ijzers, hetgeen wel te begrijpen is, daar hij ook afgekeurde militaire ijzers had
(Hippos) en ook ijzers welke voor het Duitsche leger waren aangemaakt.
Wat wij zoo hier en daar van deze laatste soort hebben te zien gekregen,
gaf nun et bepaald een hoog idee van smeedkunst, maar deed ^aak de ^aag
opkomen of L niet beter zou zijn om deze maar weer m de smeltkroes te
doen terugkeeren. In Leiden is de 8-urige werkdag ingevoerd, zeer ten onge-
rieve van de patroons daar het niet gemakkelijk is om de klanten op voor hen
geriefelijke tijden te helpen en toch een gemengd bedrijf te doen doorgaan^
Zoo zijn de uren bij allen ook niet gelijk, doch wordt vaak gewerkt van 8-1-
en van 2-6. De knechts worden per uur betaald, de loonen bedragen 40
cent en hooger, naar bekwaamheid.
De oudste smederij is die van den heer Gybels, welke zaak dit par 82 jaar
bestaat en steeds van vader op zoon is overgegaan. De tegenwoordige patroon,
die de zaak voor zijn moeder drijft, was als milicien Ame^^f^^ in op-
leiding doch kon door omstandigheden, die hij nu nog betreurt de oplei^ng
niet voleindigen. Hij ziet nl. de waarde van een goede vakopleiding terdege
fn en Left in de mobilisatie ook het voordeel gemist, dat h,, als met gedi-
plomeerde, geen rijkspaarden in onderhoud heeft gehad^ Hij heeft een zeer
Lkke horfsmederij, die nu 12 jaar lang op de Nieuwe Beestenmarkt woidt
uit-reoefend en voorheen in een nog veel grooter pand was gevestigd, hetwelk
echter door de gemeente, ten behoeve van de uitbreiding der markt is ont-
eigend Zijn smederij bevat twee vuren en hij werkt als regel met twee knechts
die paarden beslaan. Dat het hoefbeslag hoofdzaak is, bewijst wel het aantal
van 60—80 paarden dat wekelijks beslagen wordt. Tn tijden dat de kolen
goedkooper zijn, wordt veel gebraden en worden vooral des winters veel
ijzers aangemaakt. Ook in de andere zaken wordt dit wel gedaan en zoo
heeft o.a. de heer Meys een electrisch gedreven voorhamer welke bij het
opbraden goede diensten kan verrichten. Het opbraden bepaalt zich in den
regel tot het aanmaken van achterijzers. De smederij van Bakker, voorheen
A. Gestman, is ook een gemengd bedrijf, dc patroon is gediplomeerd en werkt
met een knecht aan de paarden. Een zeer groot bedrijf is de constructie-
werkplaats en fabriek van den heer Meys, waar tevens hoefbeslag wordt
uitgeoefend. Vroeger was dit een zeer groote en drukbeklante hoefsmederij;
in de mobilisatie maakte de patroon nog met ongeveer 16 man hoefijzers
aan voor het Duitsche leger; het gevolg was dat deze werkzaamheden
alle tijd in beslag namen, en daarom wie paarden bij andere patroons op
beslag kwamen. Nadien is de constructie-werkplaats de hoofdzaak van het
bedrijf geworden en werken hierin ongeveer 12 knechts, terwijl de patroon
zelf, die een zeer bekwaam hoefsmid is, met een knecht het hoefbeslag
blijft verzorgen. In de zaak van den heer v. d. Voet werken ook verscheidene
knechts; de patroon zelf is gediplomeerd. Deze zaak, alsook die van de hoeren
Pley en van Bergen Henegouwen zijn wel van belang wat het hoefbeslag
betreft; in de smederij van Geertsma worden echter het minst aantal paarden
beslagen. Hoewel het aantal paarden in Leiden wel belangrijk is afgenomei:,
blijkt toch nog uit een en ander, dat het hoefbeslag aan verscheidene zaken
nog wel een goed bestaan oplevert. Wanneer men dus nog van goed ren-
deerende zaken kan spreken en waar verwacht mag worden dat deze toestand
zich wel zal blijven bestendigen, daar toch het aantal gebruikspaarden
wel stationnair zal blijven en vele paarden van buiten wel in de stad op be-
slag zullen blijven komen, daar moest toch dunkt mij in die zaken meer aan
de opleiding van de hoefsmeden gedaan worden. Ik wil hiermede zeggen
dat de patroons, indien zij zelf hiervoor niet meer in aanmerking komen
of willen komen, dan toch hun knechts moeten aanmoedigen om een vak-
opleiding, in deze een cursus in hoefbeslag, te volgen. Waar nu Leiden ligt
te midden van den Haag en Haarlem, in welke plaatsen doorloopend cur-
sussen worden gegeven, zoo lijkt het mij toch aangewezen nu de knechts
over zooveelvrijen tijd beschikken, gezien n.l. de huidige arbeidsuren en daarbij
de vrije Zaterdagmiddagen, dat hiervan meer geprofiteerd wordt en zoo deze
cursussen door plaatselijke aanvragen reeds voltallig mochten zijn, dat
belanghebbenden zich dan wenden tot, de Hollandsche maatschappij van land-
bouw, om, in overleg met den bond van smedenpatroons, ook in Leiden een
cursus in hoefbeslag te doen houden. Er is van deze plaats al meer op ge-
wezen, dat niet alleen de plattelandssmid een diploma moet verwerven omdat
de landbouwer-paardenfokker dit nu tegenwoordig eischt, doch dat ook de
hoefsmeden in de steden zich meer moeten interesseeren voor hun vak en
wel niet alleen voor zichzelven maar ook speciaal wat hun personeel betreft.
Waar het hoefbeslag duur is en waar de paarden duur blijven, daar eischt
het belang van den paarden-eigenaar een goeden hoefsmid en is hij niet gehol-
pen met een bord boven de smederij, vermeldende dat de eigenaar eens een
[diploma heeft behaald; neen hij moet ook kunnen eischen dat al het personeel,
dat de paarden beslaat, ter zake kundig is en hij zal niet moeten rusten al-
vorens het zoover is gekomen, dat slechts dat personeel aan do paarden mag
werken, hetwelk door het behalen van het Rijksdiploma als hoefsmid heeft
bewezen ter zake kundig te zijn. De eigenaars van paarden moeten dit als
een recht gaan eischen, zij zullen hierbij winnen wat hunne paarden betreft
en het hoefsmidsvak zal hierdoor tevens in een veel hooger aanzien komen.
Geachte Redactie.
Naar aanleiding van een ingezonden stukje van „Een militair hoefsmid,quot;
voorkomende in het maandblad van 15 April j.!., zij het mij vergund, hier
nog iets ter verduidelijking aan toe te voegen.
Wat bovengenoemde inzender schreef is een berekening van een hoofd-
ofHcier en niet van een hoefsmid, want deze weten wel beter. Ik meen dan ook
te mogen aannemen, dat genoemde militaire hoefsmid niet in ernst, doch in
een sarcastische luim zijn stukje schreef, wat ook niet te verwonderen is,
als een burger-vakman als de heer Kruit een berekening voorlegt over het
beslaan van een paard met hulp in 2 uur, waar niet zooveel bijwerk bijkomt
als in het leger en waar ook niet zooveel controle op staat.
Bedoelde hoofdofficier berekende dan 2 V 2 uur voor het beslaan van een
paard waarbij alles inbegrepen, zooals 4 ijzers maken, het aanbrengen van 12
schroefgaten, 4 plaatijzeren zolen, enz., zoodat men voor het aanmaken van
iizers en het beslaan van 3 paarden met 7 V 2 uur kan volstaan.
quot; Neem aan dat het mogelijk ware in 2 2 uur een paard te beslaan op win-
terbeslag zonder hulp, dan zal men toch zijn collega moeten vragen om te
helpen ijzers te maken, maar dan moet men dit ook wederkeerig doen, dus
komt men al over de 8 uur.
Onder den staltijd of vóór het uitrukken van den troep behoort de smid
na te gaan of de paarden losse of afgeslagen ijzers hebben, enz. Ook moet
men dikwijls behulpzaam zijn bij het ziekenrapport van paarden, bij repa-
ratiën aan stal-halsterkettingen, behoudens nog andere karweitjes waar
men geen cent voor krijgt.
Als men dit alles beschouwt als het dagelijksch werk van een militairen
hoefsmid, om nog het beslaan van jacht- of renpaarden en ander afwijkend
beslag niet in aanmerking te brengen, kan men den werktijd van een mili-
tairen hoefsmid berekenen op 10 à 11 uur.
Buiten al het vorenaangeha.alde moot men, vooral bij de cavalerie, nog dik-
wijls met de oefening mede rijden; dan bestaat er ook nog inspectie maken,
karabijn schieten, enz. waarmede men al heel spoedig een ochtend zoek
maakt.nbsp;, ■ . 1 i.
Als men dit alles in aanmerking neemt, kan men zich wel indenken, hoe
oppervlakkig een berekening als van bedoelden hoofdofficier is opgesteld.
Wil men dus een vakman beoordeelen on berekenen naar werk en tijd,
is het m.i. zeer aan te bevelen om daartoe ook een vakman te raadplegen.
Mei 1921.nbsp;militair hoefsmid.
-ocr page 99-ROl^rERDAM EN ZIJN HOEFBESLAG.
Met belangstelling las ik ook nu weer het stuk geschreven door Dr. Gal-
landat Huet, thans over Rotterdam en zijn hoefbeslag en wil naar aanleiding
daarvan een kleine beschouwing geven, n.1. v/aarom in de steden naar mijn
meening niet die aandacht aan het hoefbeslag wordt geschonken als op het
platteland.
Het sleepers- en rijtuigpaard wat volgens genoemd stuk de hoofdschotel
van het Rotterdamsch hoefbeslag is, wordt gebruikt om winst mee te behalen
en in de meeste gevallen doet zoo'n paard niet langer dienst dan 4 a 6 jaar.
De paarden-eigenaar zal dus gaarne een beslag zien dat lang ligt, dus niet
duur wordt en let hierbij niet genoeg op dc waarde-vermindering van het
paard door verkeerd beslag.
Hij gaat uit vam het standpunt: houdt het paard het maar een jaar of 5 a
6 uit,'dan heb ik er wel zooveel mee verdiend, dat ik weer een ander kan
aanschaffen.
Hij, die zoo zijn zaken drijft en zoo over zijn paarden denkt zoekt niet naar
een hoefsmid die door het hoefbeslag het paard in waarde vermeerdert, of
is er nog niet genoeg van doordrongen, dat dit door goed beslag inderdaad
geschieden kan.
Maar nu op het platteland. Over het algemeen wordt daar gefokt of een
paard gekocht als veulen b.v.,'omhet daarna op 4- k 5-jarigen leeftijd weer om
te zetten (d.w.z. verkoopt het en koopt een jonge weer) zoo als men dat noemt.
En in dien tusschentijd heeft het paard met kalm werk den kost verdiend.
Hier heeft de paardenhouder het paard dus met het doel dit in waarde te
doen toenemen en hiervoor is in de eerste plaats een goed beslag, in den
ruimsten zin, noodig.
Bijgevolg zoekt hij dadelijk naar een goeden hoefsmid: iemand met kennis,
die het hem kan vertellen, waarom dit of dat zoo is en geeft hij daarbij dade-
lijk de voorkeur aan een gediplomeerde.
Daar op het platteland door de echte fokkers alles wordt gedaan om paar-
den te hebben en te fokken met goede gezonde hoeven en goeden gang en
stand, zoo zal dus hier veel meer dan in de groote steden naar bekwame
hoefsmeden uitgezien worden en zal hier ook de lust om een diploma te be-
halen grooter zijn. Nu wil ik hiermee volstrekt niet zeggen, dat in de groote
steden geen goede hoefsmeden zijn, ik heb alleen maar willen doen uitkomen
waarom het platteland wel gediplomeerden eischt, en men in de stad tevreden
is met een smid die een zwaar en sterk beslag, dat „lang zit,quot; kan aanbrengen.
Lochem.nbsp;J. W. Koerselman.
— Friesland. Op de gehouden vergadering van het Friesch P. S. deekle
de heer Plet de resultaten mede Van een door hem namens de vereeniging en
de Friesche Maatschappij van Landbouw ingestelde inspectie omtrent het
hoefbeslag bij een zestiental paarden van eigenaars in de gemeenten Baarde-
radeel en Wonseradeel uit een 15-tal afdeelingen der F. M. De respectieve
smeden waren uitgenoodigd met de eigenaars bij de inspectie tegenwoordig
te zijn Verschillende opmerkingen werden gemaakt. Over 't geheel waren de
betrokkenen met de uitspraak zeer tevreden. Met de gemaakte opmerlangen
zal in het vervolg rekening kunnen worden gehouden bij het voor hoefsm.id
af te leggen examen. Waar dit tegenwoordig nogal duur is, mag goed werk
worden gevraagd. De heer Plet wekte de aanwezigen op, ook m hun afdee-
lingen een dergelijke controle te houden.
_ Zeeland. Ter gelegenheid van de landbouw-tentoonstelling in Septem-
ber te Middelburg zal er een wedstrijd in hoefbeslag worden gehouden, waar-
aan door «gediplomeerde hoefsmeden in Zeeland kan worden deelgenomen.
(De aangifte sluit heden 15 Juni bij L. W. de Waardt te Middelburg.).
—nbsp;Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. De leerling Jan de Boer
van Drachten heeft 30 April de inrichtüig verlaten. Zijn plaats is 20 Mei
ingenomen door H. S m i t van Friescheloo, gem. Termunten, terwijl op 6
Jum is toegelaten de leerling H. V i s w a t te Westcrlee.
—nbsp;ïcntoonstelling te Hengelo, 1—4 Sept. Het programma voor deze
tentoonstelling bevat het volgende:
Rvbrieh Hoefbeslag: De commissie voor deze afdeeling bestaat uit de heeren:
B. T. ter Weer, Hengelo, Voorzitter, G. J. Rolink, Enschede, E. J. Dommer-
hold, Hengelo, G. van der Most, Dierenarts, Hengelo, Secretaris, H. D. Alte-
na algemeen Secretaris, Deldenerstr. 388, Hengelo.
Deze afdeeling heeft ten doel een overzicht te geven van de materialen
en gereedschappen, voor de vervaardiging van het hoefbeslag benoodigd.
Gevraagd worden: 1 .Handgesmede hoefijzers voor normaal beslag zware
paarden 2. Idem voor Uchte paarden. 3. Idem voor abnormaal beslag.
4 Fabriekmatig vervaardigde hoefijzers. 5. Gereedschappen en materiaal,
waarbij in aanmerking genomen wordt de kwaliteit en tevens de volledigheid.
B, Materiaal en hulpmiddelen ten behoeve van het
onderwijs.
Een paar medailles en diploma's kunnen worden beschikbaar gesteld.
Voor inzendingen vallende onder 4 en 5 dezer afd. is een plaatsgeld van
f 2 50 per M^. overdekte ruimte verschuldigd.
Aangiften moeten portvrij worden ingezonden bij den Algemeenen Secre-
taris vóór 1 Juli 1921. Inschrij\Hngsformulieren, voor elke inzending één,
zijn daar eveneens kosteloos verkrijgbaar. Het verschuldigde plaatsgeld (in
4 en 5) moet tegelijkertijd worden ingezonden.
— Op 23 Aug. zal ter gelegenheid van de landbouw-tentoonstelling te
Assen een wedstrijd in het hoefsmeden worden gehouden, waaraan kan
worden deelgenomen door in Drenthe wonende en werkzame hoefsmeden.
Aangifte moet geschieden vóór 15 Juli a/h. Landbouwhuis te Assen.
— Voorjaarscxameii ter verkrijging van een Rijksdiploma als hoefsmid
te Utrecht, gehouden Eebr., Mrt., Apr. en Mei 1921. Namen der geslaagden:
1.nbsp;J. quot;F. lloovers to Beek.
2.nbsp;G. W. Gi-ievink te Lochern (met lof).
3.nbsp;J. W. Lammers te Veurne, Dinxperlo.
4.nbsp;A. P. A. Vermey te W.hij Duurstede.
5.nbsp;M. Harto te Stedum (met lof).
6.nbsp;E. G. Verbeek te Blesse.
7.nbsp;A. van Peenen te Oud-Beierland.
8.nbsp;G. J. Ver linde te Temeuaen.
9.nbsp;G. Poppe te Waspik.
10.nbsp;P. van der Meer te Oudega.
11.nbsp;B. Jansen te Hengelo.
12.nbsp;J. A. Lipman te AVateringen.
13.nbsp;J. Zuiderhof te Sloten.
14.nbsp;J. R. Smeets te Maasbrecht.
15.nbsp;Jac. Handgraaf te Spaarndam.
16.nbsp;.4.ale Huizinga te Grijpskerk.
17.nbsp;J. H. H. Klerckx te Maasbracht.
18.nbsp;M. Jansen te Posterholt.
19.nbsp;A. Wilschut Pzn. te H. I. Ambacht
(met lof).
20.nbsp;M. Sipkema te Jonre (met lof).
21.nbsp;Fr. Falkenhagen te Amst. (met lof).
22.nbsp;J. J. G. Huyskens te Groenlo.
23.nbsp;Y. Postumns te Heerenveen.
24.nbsp;J. de Bruin te Gouderak.
25.nbsp;D. Tj. Bekius te Dronrijp.
26.nbsp;L. N. J. Mulder te Nijkerk.
27.nbsp;R. van der Vegt te Meerkerk (m. lof).
28.nbsp;C. Zijp te Akersloot.
29.nbsp;G. van der Mheen te Barneveld.
'30. A. M. Th. Mulder te Nijkerk.
31.nbsp;W. Balk te Breukelen.
32.nbsp;G. Homburg te Driebergen.
33.nbsp;A. A. Lokhorst te Lóenen.
34.nbsp;W. Messen te Vleuten.
35.nbsp;C. ten Brink te Baambrugge.
36.nbsp;J. Rutten te Stevensweert.
37.nbsp;P. Rutten te Beesel.
38.nbsp;J. Kiggen te Leveroy-Nederhorst
(met lof).
39.nbsp;M. Kiggen te Leveroy-Nederweert.
40.nbsp;J. B. Weeink te Eibergen.
41.nbsp;J. H. ter Mars te Lonneker.
42.nbsp;J. C. v. d. Weyenburg te Vlijmen.
43.nbsp;J. A. van Erp te Heesch bij Oss.
44.nbsp;F. H. van Woerkom te Geldrop.
45.nbsp;J. A. v. d. Pitte te Velddriel.
46.nbsp;Th. B. v. Wasbeek te Standd.buiten-
47.nbsp;C. A. Vergouwen te Etten Leur.
48.nbsp;J. Vlaswinkel te Brummen.
49.nbsp;W. Breur te Sommelsdijk.
50.nbsp;A. Witvliet Bzn te Middelharnis.
51.nbsp;J. M. Okker te Ooltgensplaat.
52.nbsp;C. J. Hendrikse teStada/h.Haringvl.
53.nbsp;W. A. Nieuwland te Middelharnis.
54.nbsp;J. H. Deys te Middelharnis.
55.nbsp;M. C. Kroon te Abbenes.
56.nbsp;O. Oprins te Gilsen.
57.nbsp;A. Oosterhold to Haaksbergen.
58.nbsp;J. A. Greutink te Neede.
59.nbsp;J. Sachse te Boekelo.
60.nbsp;P. C. Boone te Colijnsplaat.
61.nbsp;J. W. Siemerink te Oldenzeel.
62.nbsp;L. D. V. d. Linde te Kortgene.
63.nbsp;H. Tinselboer te Zenderen.
64.nbsp;J. H. M. Raniaekers te Wessem.
65.nbsp;Y. Koldijk te Jelsum.
66.nbsp;A. Herrema te Tzum.
67.nbsp;H. Jorna te Boornbergum.
68.nbsp;J. de Jong te Heeren veen.
69.nbsp;G. Willems te Sittard.
70.nbsp;J. W. Geurts te Kraaiwinkel-(Jteleen-
71.nbsp;M. Simons te Roggel.
72.nbsp;H. Schoiiten te Hilversum (met lof).
73.nbsp;N. P. Adriaanse te Goes.
74.nbsp;J. G. Hollestelle te Goes.
75.nbsp;J. Mol te 's Heer Arendskerke.
76.nbsp;F. F. Depondt te Hoedekenskerke.
77.nbsp;J. Meeuwse te Oudelande.
78.nbsp;L. Cyvat te Schore.
79.nbsp;G. Hundersmarck te Biezelinge.
80.nbsp;J. J. Mathijsen te Herveld.
81.nbsp;A. Dimraedal to Kedichem.
82.nbsp;H. .4. Lemmente Weurt bij NijmegeU'
83.nbsp;Th. Veenhuis tc Huissen.
84.nbsp;F. H. Seesing te Vjjfhxtizen, H.nieer-
85.nbsp;H. E. Beusink te Aalten.
86.nbsp;H. S. v.d. Heyden te Maurik.
-ocr page 102-J. Veldhuis te Holten,
p. Verhoeven te Bergen op Zoom.
G. Renes te Nijkerk (met lof).
J. p. A. Slijp te Maassluis.
91.nbsp;G. van Dijk te Veenendaal.
92.nbsp;J. Go vers te 's-Hertogenbosch.
93.nbsp;Herm. Engberfcs te Zweelo.
94.nbsp;Alb. Kroeze te Grollo, Rolde.
95.nbsp;B. Masselink te Zweelo.
96.nbsp;Jac. Pieterse te Noorden (Z.H.)
97.nbsp;J. Dubbelman te 's-Gravenhage.
98.nbsp;P. L. Wils te Rotterdam.
99.nbsp;W. H. J. Becks te Swalmen.
100.nbsp;Jan Blancke te Schoonebeek.
101.nbsp;Jans Oldewarries te Oosterhesselen.
102.nbsp;Alb. Smand te Nieuweroord.
103.nbsp;J. M. Verstrepen te Breda.
104.nbsp;Harm. J. Bolwijn te Roswinkel,
los. G. B. Blancke te Schoonebeek.
106.nbsp;Arend Drenthe te Hooghalen.
107.nbsp;J. Venema te Hoogeveen.
108.nbsp;L. Blom te Haaften (met lof).
109.nbsp;M. Heimens te Tiel (met lof).
Ho. G. J. v. Eek te Wadenoijen (m. lof).
Hl. G. Reinders te Tiel.
112. A. H. Kochen te Alphen a/d. M.
113.nbsp;A. A. Bagerman te Erichem.
114.nbsp;A. van Roon te Strijen.
115.nbsp;J. Smit te Blokzijl.
116.nbsp;F. A. Rademaker te Zegwaard.
117.nbsp;A. Morée te Simonshaven.
118.nbsp;L. S. van der Meer te Geervliet.
119.nbsp;A. van Santen te Rozenburg.
120.nbsp;G. Timmer te Woubrugge.
121.nbsp;G. C. Timmer te Woubrugge.
122.nbsp;J. Hengeveld te Zoetermeer.
123.nbsp;Arie Boot te Zuid Beijerland.
124.nbsp;A. Duyster te Strijen.
125.nbsp;L. Bijl Azn. te Klaaswaal.
126.nbsp;A. H. Diphoorn te Numansdorp.
127.nbsp;G. Vermeer te Hoogvliet.
128.nbsp;E. Tuk te Klaaswaal.
129.nbsp;M. Wilschut Bz. te Rijsoord.
130.nbsp;A. P. Hernie te Sint Kruis (Z.).
131.nbsp;H. J.van Hulzen te 's-Heerenbroek
132.nbsp;H. Blok te Hattemerbroek.
133.nbsp;E. W, van Nee te Windesheim.
134.nbsp;J. G. ten Winkel te Tubbergen.
135.nbsp;A. Byhusen te Zwolle.
136.nbsp;J. Meulenbelt te Vriezenveen.
137.nbsp;Th. A. Poppe te Zwolle.
— De April-aflevering van het Zwitsersche maandblad, „Schweizer
Huf«chmied quot; bevat een artikel over het stootijzer en zijn vervaardiging,
waaraan het volgende is ontleend. De schrijver, Prof. Dr. Schwendimann te
Bern, merkt op, dat de oudste ijzers die bekend zijn, de z.g. „Keltische
hoefijzersquot;, welke reeds voor onze jaartelling naar alle waarschijnlijkheid
bij de Gallische volkeren gebruikt werden, wel van kalkoenen maar niet van
een stoot waren voorzien. Daarentegen komen aan de ijzers van de Franken,
Bourgondiërs en Germanen, in het tijdvak van 50 j. voor Christus tot 476
na Chr. algemeen zoowel stooten als kalkoenen voor, terwijl de zware hoef-
ijzers uit de middeleeuwen opvallen door zeer sterke stooten en hooge kalkoe-
nen zooals we deze ook nog in onze dagen terugvinden.
In Zwitserland is (evenals in Nederland, Ref.) deze beslagmethode gelukkig
meer en meer aan het verdwijnen. Vooral in steden wordt in den zomertijd
bijna geen stootijzerbeslag meer gebruikt; in bergachtige streken daarentegen
vindt het noodzakelijkerwijze wel toepassing.
Door in de vakbladen bij herhalmg op de nadeelen van dit soort beslag te
wijzen maar ook doordat do paardengebruikers zelf in de praktijk hebben
waargenomen, is de gunstige wending van tegenwoordig verkregen. Hiertoe
hebben ook bijgedragen de waarnemingen van de bij de bereden wapens
dienstdoende paardengebruikers, boerenzoons e.d., wien het niet ontgmg
dat van de legerpaarden met hun vlak beslag veel meer arbeid geëischt werd
dan bij hen thuis en dat deze aibeid evengoed werd verricht. Bovendien is
de paardengebruiker, die zijn paarden nauwkeurig nagaat in het gebruik,
tot de waarheid gekomen, dat de xgt;aarden met sterk afgesleten stoot en kal-
koenen zich even vast over den weg verplaatsten dan daa,rvoor met nieuwe.
Dit alles, aldus sehr., neemt niet weg, dat er gevallen zijn waaain wel
degelijk stoot- en kalkoenen aanbevelenswaardig zijn; vooral in het herfst-
en winterseizoen en zoo mogelijk alleen aan de achterijzers, omdat zij aan de
aehterbeenen zelf minder schade doen en omdat de kracht van het paard
van de achterhand uitgaat en door een stevig neer kunnen i^lanten van het
been op den grond zoo productief mogelijk kan worden aangewend.
Zooals met alles, heeft het kalkoenen- en stootbeslag ook een paar
voordeeltjes. Zoo kan het er langer onder blijven door mindere ijzerafslijting,
waardoor de eigenaar minder ko.^ten en minder tijdverlies heeft. Ook wordt
daardoor de hoef eenigszins gespaard.
Maar tegenover deze z.g. „voordeeltjesquot; dan staan zóóveel groote nadee-
lige factoren, dat de eersten in het niet verzinken en men gerust kan beweren:
gebruik geen stoot- en kalkoenen, dan alleen in bizondere, slechts nu en dan voor-
komende gevallen. Het is de zaak alweer om elk geval apart te beoordeelen,
hier dus grootendeels naar het gebruik van het dier, doch de smid moet
den eigenaar wel degelijk op de bezwaren van het kalkoenenbeslag wijzen,
vooral indien dit bij voortduring zal wwden gebruikt. Op den langen duur
toch zullen de nadeelige gevolgen niet kunnen uitblijven, welke zich uiten
in hoefziekten, in ontsteldngen door rekking en kneuzing van de pezen,
banden of geledingen van den ondervoet. Dit is toch ook duidelijk.
Het wilde paard doet het zonder ijzer en de natuurlijke afslijting, uitzet-
ting enz. van den hoef op den bodem maakt dezen gezond en sterk.
Ons paard als huiadier heeft in het gebruik op harde wegen behoefte aan
een beschutting van den hoef, ten einde de anders te groote en nadeelige
afslijting tegen te gaan. Vandaar, na vele andere minder doelmatig gebleken
kunstmiddelen te hebben aangewend, het hoefijzer van tegenwoordig. Dit
is dus eigenlijk op zich zelf een kwaad, omdat het het hoefmechanisme, voor
de gezondheid van den hoef, eenigszins belemmert. Doch 't is een kwaad,
dat noodzakelijk is en bij de toepassing waarvan getracht moet worden
zooveel mogelijk de natuur nabij te komen. Begrijpelijk dus, dat een beslag
meb stoot en kalkoenen geheel tegen-natuurlijk is en nadeelig. Hier toch
wordt het hoefmechanisme zoo goed als geheel buiten werldng gesteld. De
zool en de straal komen niet met den bodem in aanraking en vervullen
hunne bij het tot stand komen van het hoefmechanisme noodzakelijke func-
tie onvoldoende. Daarentegen wordt de wand overmatig belast en hierdoor
nadeelig gerekt. Het stootijzer is verder zwaar en vordert van den smid zeer
veel arbeid; door het herhaalde aaneenwellen wordt het ijzer verzwakt en
moeten de toonnagelgaten vaak tot hun schade worden vernieuwd. De steun-
vlakte van den hoef wordt verkleind en deze zal dan ook gemakkelijker om-
kantelen met als kans van gevolg een rekking of kneuzing der hoeflederhuid,
gewrichten, pezen of banden. Stooten geven aanleiding tot struikelen, tot
blijven haken achter keisteenen, vastraken in tramrails of hout, waardoor,
nog afgezien van kreupelheid, het ijzer verschuift, los gaat zitten eixz. Ook
op stallen met houten vloeren zijn ze nadeehg. Vooral de diepe buigpees die,
langs den achterkant van het onderbeen loopende, zich aan de onder vlakte
van het hoefbeen vasthecht, heeft te lijdon door meerdere krachtinspanning.
Het spreekt van zelf, dat bovengenoemde nadeelen des te grooter zijn,
indien het stootijzer ook nog niet goed is gesmeed. Nog in meerdere mate dan
bij een gewoon vlak ijzer dient voor goede vervaardiging en goed onderleg.
gen te worden gezorgd. Vaak ziet men echter het tegendeel
' iestootenzfjn val staal, speciaal daartoe vervaardigd m staaf vorm en
worden over afstanden van 3-4 c.M. hiervan afgesneden bij goede v r-
wLning Het ijzer wordt aan het teengedeelte verwarmd en ter plaatse
Ihïes aangek opt, zoodat de boog in den toon iets minder ruim wordt,
daa?na slaatien In het midden hiervan over de goede
gi-oeve en past den stoot hierin. Vervolgens gaat het ijzer met den stoot naa
boven gerkht in het vuur en na sterke verwarming wordt de stoot op h t
a:;;eell krachtig ni het ijzer gedreven na goednbsp;-^f.tt
gleuf uitpuilende gedeelten worden na nogmaals sterke verhitting met het
Lngedeelte van het ijzer aaneengesmeed. Daarna kan de «-hp, efe
sterk moet zijn, worden aangebracht. Bij goed werk moeten stoot, ijzer en
S glad iquot; elkiar overgaan. De stoot moet steeds 3-5 m.M. lager zijn dan de
kaltoenen Verder zorgdragen voor goed staal.
StooHn kalkoenen'worden nu en da. gescherpt, afhankelijk van weers-
en bodemgesteldheid. Bij stootijzers, welke speciaal
dienst doen, moeten stoot en kalkoenen niet te hoog zijn, omdat ze b j het
scherpen anders te lang worden. Bij paarden, die strijken of
kan men twee kleine .tootjes aanbrengen. Bij het scherpen der kalkomen
moet men den rand van den binnen kalkoen aan ^^
om verwonding te voorkomen. Om te spoedige afslijting van de kalkoenen
te'en te gaan kan men ook deze harden. Ook gebruikt men wel een over-
langsche stoot in den ijzertak, vooral bij trekpaarden met bodemnauwen
stap, waardoor de kans op uitglijden wordt verminderd
L te zorgvuldiger het wellen van den stoot met het ijzer is geschied en
des te minder de kalkoenen zijn afgesleten, des te beter gelukt het aanscher-
quot;quot; Men moet de ijzers steeds lang maken om de kalkoenen te kunnen „op-
smeden,quot; als dit noodig is.
KANTOOR:
Tel. 4902-3330.
SPECIAAL ADRES VOOR
in alle maten en modellen.
Uit voorraad leverbaar.
Uiterst concurreerende
prijzen.
Verzuimt niet ons aan te vragen
Handelsvennootschap
S. C. M. BAX. glashaven 9 en 36 - ROTTERDAM.
- Specialiteit in Artilcelen voor HOEFBESLAG. -
BAX GlaÉaïen
Meest uitgebreide sorteering prima blanke
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fyne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —
NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN
voordeelig, gemakkelijk in gebruik. — Kunnen niet loslaten.
Merk „Pacificquot;,
met flink hielstuk, met zwaar hielstuk.
Open zolen uit één stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in 11 maten van tot
Eng. dm., uiterste breedte buitenkant,
ij zers gemeten.
Merk
in witte en grijze
Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van 4|-
tot 6| Eng. dm.
Merk „Chicagoquot;,
geheel Caoutchouc
uit één stuk met
zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van
tot 7j%Eng. dm.
uiterste breedte^ buitenkant ijzers gem.
Stry kringen
met riempje
Hoef-
randen
Kunsthoorn.
IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.
Opruimers voor
Schroefgaten.
Schroeven en Stiften
in alle modellen;
tijdige bestelling
gewenscht.
Lasch- of Welbladen en
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.
Touwijzers in
verschillende maten.
Men lette op het echte merk S T
met kroon.
— 15 Juü 1921.
Lambert open pad
Bar pad
Frog pad
O. K. Star pad
Walpole boulevard pad
Walpole truss pad
en de bekende
Amerikaansche
I
HELLER HOEFRASPEN
WEDER LEVERBAAR
Lambert amp; Company
Leuvehaven 66 :: Rotterdam
Een en ander over Zuid-Holland en bet Hoefbeslag. — De eerste groote
tentoonstelling van Nederlandsche trekpaarden. — Ingezonden stukken. — '
Korte mededeelingen. — Persoverzicht. — Advertentiën.
Miê
W
iti
tit!
Itil
tili
tili
EEN EN ANDER OVER ZUIDHOLLAND EN HET HOEFBESLAG,
doob,
Dr. GALLAND AT HÜET,
Kapitein-paardenarts te Amersfoort.
(Vervolg).
Gouda.
Gouda wordt ook w'el Tergouw genoemd en dankt zijn naam waarschijn-
lijk aan de vaart „de Gouwequot;, welke midden door de stad heenloopt. Vroeger
was het een onbemuurd vlek, gelegen in een gedeelte van den Bloemen-
daalschen polder ; het was tevens een Heerlijkheid en een van de Hollandsche
edelen uit den tijd van Floris deVe was o.a. een Diderik van der Goude.
Eerst in 1272 werd het bemuurd en wel door Ridder Nicolaas van Kats,
terwijl het in 1294 verviel aan de Domijnen der Graaflijkheid van Holland.
In 1306 schonk Graaf Willem de Goede, Gouda, Schoonhoven en Thoolen
aan Jan van Henegouwen, doch bij het uitsterven van dit geslacht in 1397,
verviel de stad aan Hertog Albrecht van Beieren, Graaf van Holland. Van
dezen tijd af is Gouda onder de groote steden van Holland opgenomen en
onderging het mede de wisselvalligheden, welke in de opvolgende eeuwen
oorlog en twisten over deze steden brachten. In 1875 en 1488 woedden er
hevige branden, welke de stad op enkele huizen na geheel in de asch
legden. In 1488 had zij een verraderlijken aanval van de Stichtenaren te
doorstaan, welke echter tijdig ontdekt en verijdeld is kunnen worden. Nad^t
in 1566 de beeldenstorm door het wijs beleid van den Slotvoogd, Kornelis
van der Myle, was voorkomen, werd de stad op 21 Juni 1572 door 70
mannen onder bevel van Adriaan van Zwieten, voor den Prins gewonnen
en kwam dus aan de Staatsche partij. Lumey, Graaf van der Mark, die zich
aan groote wreedheden aan geestelijken had schuldig gemaakt, werd op het
slot ter Gouwe gevangen gezet doch trok later het land uit. In 1574 ont-
dekte men een plan uitgaande van Jan Hein uit Utrecht, om de stad te
overrompelen voor de Spaanschen; dit plan mislukte en alle medeplichtigen
werden onthoofd. Op 31 October 1618 kwam Prins Maurits persoonlijk
veranderingen in de Vroedschap brengen, hetwelk hij in December 1619
op groote schaal kwam herhalen. In 1658 werd dc trekvaart tusschen Gouda
en Amsterdam voleindigd en in gebruik genomen. De laatste troebelen,
welke de stad doormaakte, kwamen in 1672 voor, toen, na de inneming
van Oudewater door de Franschen, Gouda het bevel kreeg om de sluizen
te openen en het land rondom onder water te zetten. De boeren uit de
omgeving trokken toen op, vermeesterden een der poorten en bezetten bet
stadhuis waar de Regeering vergaderd was. Het grauw plunderde het huis
van den Burgemeester en eerst nadat de burgerij gewapend was, en men
den Prins van Oranje in de stad ontvangen had en tot Stadhouder had
erkend, keerde de rust weer.nbsp;_
De stad Gouda kan bogen op zeer oude gebouwen, zoo o.a. het Raadhuis
dat in 1449 gebouwd werd, doch waarvan echter eerst in 1603 de trappen
ter weerszijden werden aangebracht. Tegen den achtergevel stond een
steenen strafplaats of schavot, dat later dienst deed als korenbeurs. Mede
op de markt staat de Waag, gebouwd in 1668 door den beroemden bouw-
meester Pieter Post. Dat deze waag druk gebruikt werd, blijkt o.a. uit
een aanteekening dat in het jaar 1697, behalve andere waarden, 3.406.964
ponden kaas gewogen werden. Een van de merkwaardigste gebouwen is
verder de hoofdkerk, welke oorspronkelijk toegewijd was aan Johannes den
Dooper en eertijds gelegen was buiten de stad in den Bloemendaalschen
polder; de plaats is nu nog als het oude kerkhof bekend. Herhaaldelijk
branden kerk en toren af, doch beiden werden steeds mooier herbouwd,
het laatste nadat in 1552 door hemelvuur nagenoeg alles in de asch gelegd
was. Men vindt in de tegenwoordige kerk, bezuiden het koor, de z.g
ijzeren kapel, welke in 1417 gesticht is door Jan, Heer van Treslong en
thans de grafstede bevat van Hieronimus van Beverling, overleden in 1690.
Vele voorname personen liggen in deze kerk begraven, o.a. de zeehelden
Sitter, de Haan, Verveen, de Meyer, Vlaeg, van der Zaan en de in 1590
overleden bekende groote voorstander van de vrijheid van Godsdienst, Dirk
Volkaartsz. Koornhert. Voorts trekt de kerk vele bezoekers om haar beroemde
geschilderde glazen van de hand van Crabeth, welke kerkelijke en geschied-
kundige tafereelen te zien geven.
Gouda heeft verscheidene beroemde mannen voortgebracht, zoo o.a. Kornelis
en Willem Hermansz. van der Goude, die tot de grootste geleerden uit de
15e en 16e eeuw worden gerekend, verder den geschiedschrijver Eeinier
Snoy en zelfs wordt beweerd dat Erasmus zich zelve een inboorling van de
stad Gouda noemde; noemen we tenslotte nog Kornelis en Frederic Houtman,
de eerste ondernemers der vaart op Indië, ook zij waren geboren Gouwenaars.
De handel van Gouda bestond voorheen hoofdzakelijk uit bier en zoo moeten
er eertijds wel 350 brouwerijen geweest zijn; in 1580 waren hiervan nog 126
in werking. Later kwamen er groote lakenweverijen, doch ook deze verdwenen
en maakten plaats voor een andere industrie en wel voor de beroemde pijpen- en
kaarsenfabrieken. De handel in kaas is ook heden ten dage nog zeer groot, als
zijnde de stad het centrum van een veerijke en kaasmakende streek. Vele privi-
legiën had de oude stad; zoo o.a. verkreeg het in 1428 van Vrouwe Jacoba van
Beieren het recht om landpoorters te mogen maken van de ingezetenen uit
de dorpen Moordrecht, Nieuwerkerk, Kapelle, Zevenhuizen, Waddingsveen,
Boskoop, Sluyswijk, Reewijk, Zwammerdam, Bodegraven, Haastrecht, Stolwijk
en Berg Ambacht. Het wapen van Gouda is een zilveren baar, met aan
weerszijden drie gouden sterren op een rood veld, omringd door een doornen-
krans, waarop de spreuk: „per ardua ad astraquot;, hetgeen zeggen wil:
„Door zwarigheden ten Hemel.quot; Men zegt dat Jacoba, ten tijde van haar
grootsten tegenspoed te Gouda vertoevende, den doornen krans aan het
wapen der stad toevoegde. Momenteel is Gouda een stad van ruim 25000
inwoners en heeft het een kleine 300 paarden; gaan wij het nu na uit een
oogpunt van hoefbeslag.
Als industriestad en tevens centrum van een landbouwende bevolking, is
Gouda verre van onbelangrijk voor het hoefbeslag. Toch zijn in de stad
zelf heel wat paarden verdwenen en vooral wat luxe betreft hebben deze
geleidelijk moeten plaats maken voor auto's; ook zijn er veel minder stal-
houderspaarden dan vroeger en is laatstelijk de paardentram naar Bodegraven
omgezet inleen autobus. Tegen deze verliezen staat echter de aanwinst van
groote bedrijven, welke met paardentractie werken; zoo houdt o.a. de kaarsen-
fabriek 9 paarden, Goudsch Goederenvervoer heeft 10 paarden en de ge-
meentebedrijven werken met 12 paarden; verder zijn er verscheidene sleepers
elk met 14, 9 en 6 paarden, terwijl er talrijke kaaskoopers en bleekers zijn
die één en meer paarden voor hun bedrijf houden. Toch zou het totale aan-
tal paarden uit de gemeente niet toereikend zijn om de drie bestaande drukke
hoefsmederijen van voldoende werk te voorzien en komt dan ook een groot
gedeelte van de klandizie van buiten af en wel uit Berg Ambacht, Waddings-
veen, Eeewijk, Moorsche polder, Nieuwerkerk, Gouderak, Haastrecht en den
Bloemendaalschen polder. Men kan zich hiervan op Donderdag overtuigen,
dan komen de smeden handen te kort en gebeurt het vaak, dat ze vele
boeren terug moeten sturen uit overgroote drukte.
De hoefsmeden te Gouda ressorteeren onder de afdeeling Gouda van den
Bond van Smedenpatroons in Nederland en deze afdeeling omvat de vol-
gende hoefsmeden: A. Brassen te Schoonhoven, J. de Bruin te Gouderak,
B. van den Berg te Stolwijk, A. van Duin te Gouda, A. J. Huisman te
Stolwijk, J. Jongerius te Gouda, W. Krouwel te Ouderkerk a/d. IJssel, D.
L. Schakel te Stolwijkersluis, P. Schakel te Moordrecht, A. J. Slangen te
Gouda, H. J. Scholten te Ammerstol, W. Stijnis te Haastrecht, Wed. Stinis
te Krimpen a/d. Lek, A. Vis te Ouderkerk a/d. IJssel, W. J. Vis te Moor-
drecht, T. van Zoest te Berg-Ambacht en J. van Zuilen te Haastrecht. Met
ingang van 1 April 1.1. zijn de volgende minimum-prijzen in zake het hoef-
beslag door deze leden vastgesteld en als bindend aangenomen: Een beslag
met 4 nieuwe ijzers 1 X i 5.20; een beslag 1 X Va f ^.80 en een
beslag 1 X 7i6 f 4.50; het verleggen van 4 ijzers f 2.50 en het beslag
voor hitten met 4 nieuwe ijzers f 4.-. De meeste paarden zijn van het
gewone soort werkpaard en weinig zware paarden komen hierbij voor; van
een fokrichting in de omgeving kan moeilijk gesproken worden, daar de
boeren alle koeboeren zijn en slechts gebruikspaarden houden, waarmede
niet of weinig gefokt wordt.
Bespreken wij de drie groote smederijen te Gouda, die, hoewel een ge-
mengd bedrijf uitoefenende, toch in hoofdzaak hunne beteekenis aan het
hoefbeslag danken. In de eerste plaats noemen wij de zaak van den heer
Jongerius op het Eaam. Deze patroon is hier nu sinds 15 jaar m ge-
vestigd en daar het.voorheen geen hoefsmederij was, heeft hij deze zaak
zelf geheel en al opgewerkt en in den loop der jaren tot grooten bloei
gebracht Hij werkte vroeger onder den heer van Eeden Petersman te
Benthuizen, volgde een cursus otder kapitein Quadekker te Haarlem en
verwierf een diploma van de Noord-Hollandsche Mij. van Landbouw. Het
is een rasechte hoefsmid, waarmee ik zeggen wil, dat hij een zeer bekwaam
vakman is en een groote liefde voor zijn vak toont. Hij is dan ook de
vraagbaak voor velen, die met hoefbeslag sukkelen en heeft o.a. een groote
gerenommeerdheid voor het onderleggen van afwijkend beslag bij hoefziekten
en kreupelheden. In den regel werkt hij met drie of vier knechts; deze
-ocr page 111-worden op uurloon betaald en wel ä 70 cents bij een achturigen werkdag.
De werkuren zijn van 's morgens 7 tot 's avonds 6, waarbij dan de schaft-
uren zijn inbegrepen, terwijl op Zaterdag om 1 uur wordt geëindigd. Het
beslag wordt als regel van voren vlak uitgevoerd en achter van kalkoenen
voorzien; dit geldt zoowel voor sleeperspaarden als voor boerenpaarden.
De boeren zijn hier aan gewend en wenschen dit zoo; hun kortzichtigheid
gaat verder dan hun wijsheid en zij beseffen blijkbaar niet, dat een ijzer
met kalkoenen, op zachten bodem gebruikt, als zoodanig doelloos is en dus
het meerdere ijzer dat er voor benoodigd is en den meer vereischten arbeid
niet wettigt. Er wordt in deze stad bitter geklaagd over de boeren, n.l.
dat zij niet dan in de uiterste noodzakelijkheid bij den hoefsmid komen, en
zoo komt het dan ook zeer vaak voor, dat gedurende den geheelen winter-
staltijd niet naar de hoeven der paarden wordt omgezien, zoodat bij het
voorjaarsbeslag de hoeven tot boven de nieten kunnen worden bekapt. Een
schandelijke verwaarloozing dus die er aan doet denken, dat het paard des
winters als het ware als een stuk meubel wordt beschouwd en opgeborgen
en waarvan de eigenaar blijkbaar nooit gehoord heeft van hygiëne, waartoe
een geregelde hoefverpleging ook behoort. De hoefsmeden moesten zulke
klanten naar waarde laten betalen en minstens dubbel tarief rekenen voor
het meerdere werk dat zulk een verwaarloosd beslag medebrengt. Daar-
tegenover staat, dat vele gebruikspaarden te Gouda, en wel degene die op
Rotterdam heen én weer dienst doen, zóó sleetsch zijn, dat ze haast elke
week ter vernieuwing van het beslag terugkomen. De zware diensten maken
deze paarden moe en een vermoeide gang is slepend en doet de ijzers
sterk slijten. Het winterbeslag wordt uitgevoerd met vier stiften in elk
ijzer; hiervoor wordt per 16 gaten f 1.— berekend, terwijl de stiften zelf
8 ets. per stuk kosten. Gemiddeld worden door Jongerius 50 paarden per
week beslagen; dit getal variëert van 40 tot 70, hoewel het dan niet bij
allemaal vierkant vernieuwd wordt. Donderdag is als regel de drukste dag,
doch tijdens den hooibouw, wanneer de boeren niet naar de stad komen,
geldt dit niet. Zooals reeds boven gezegd, doet de patroon veel aan afwij-
kend beslag en krijgt veel afwijkingen als platvoeten, klemboeven, ver-
beende hoef kraak beenderen e.a. ter behandeling. Het spreekt vanzelf dat
dit afzonderlijk wordt berekend en zoo kosten b.v. 2 balkijzers f 1.25 extra.
Bij plathoeven bevindt hij zich het best om de zool flink mee te laten
dragen en niet een weinig, zooals wel gedaan wordt. Hetzelfde wordt wel
bereikt door de zool geheel met kunsthoorn op te vullen en dan een zoo-
danig breed ijzer onder te leggen, dat alleen de straal vrij ligt, a.h.w. een
groot ketelijzer waaraan dan echter de afhelling ontbreekt. Bij klemhoeven
bevindt hij zich het beste met het onderleggen van pantoffelijzers, waarbij
echter geen lippen aan den binnenkant Worden aangebracht; toch kunnen
deze zeer gunstig werken en verdienen dan ook in vele gevallen aanbe-
veling. Bij het voorkomen van steengallen legt hij een geheel straalbalkijzer
onder, waarbij dus de dracht op de heele straal overgebracht wordt; de
verzenwand en steunsel worden hierbij dan vrij van dracht gelegd, terwijl
het ijzer daar ter plaatse kan worden weggehakt (afgebroken balkijzer).
Verbeende hoefkraakbeenderen worden beslagen met een verbreeden tak
-ocr page 112-en hierbij komt het er op neer om dezen tak zoo breed als maar eemgs-
zins mogelijk is onder te leggen ; in dit geval verkrijgt men met het oog
op den gang van het paard de beste resultaten. Ook gevallen van straal-
kLker behandelt Jongerius, waarbij hij zeer terecht opmerkt, dat na het
wegnemen van de zieke hoornige en vleezige deelen, alléén een flink druk-
verband genezing kan brengen. Dit drukverband legt hy aan door een
plaatijzer, dat, na zoo sterk mogelijk opvullen met jute en Egyptische zalf,
onder groote drukkracht wordt ondergeschroefd. Voor paarden met gevoelig
voeten die veel op de steenen moeten werken, wordt veel gebruik gemaakt
van luchtdruk-zoolbeslag. De patroon gebruikt uitsluitend handgemede
ijzers, van den staf vervaardigd, en beslaat voornamelijk in de travaille,
een werkwijze die ik ook bij enkele van de overige hoefsmeden zag toe-
passen hoewel toch zware paarden hier slechts bij uitzondering voorkomen.
De smederij zelf is ruim en heeft drie electrisch gedreven vuren, waarvan
thans twee in gebruik zijn.
De smederij van den heer A. J. Slangen wordt door dezen ruim 11
jaar gedreven, nadat hij op 21-jarigen leeftijd zijn vader opvolgde en zei
patroon werd. Voorheen werd deze zaak gedreven door Leene en zij bestaat
reeds meer dan 100 jaar en is de oudste hoefsmederij van Gouda. De
tegenwoordige eigenaar kreeg zijn opleiding in den Haag en werd ook
aldaar gediplomeerd; ook volgde hij een halfjaarlijkschen cursus aan de
Veeartsenijichool te Utrecht onder den toenmaligen leeraar Schimmel en
onderbaas van Horssen. Hij werkt nu met drie volslagen knechts en een
halfwas; per week worden ongeveer 75 paarden beslagen en eiken Donderdag
komen er van 26 tot 35 paarden, waarvan er geregeld moeten worden
weggezonden. De heer Slangen werkt zeer veel met machinale ijzers en
betrekt deze uit de beide fabrieken te Groningen en te Dordrecht; de
ijzers uit de laatste fabriek roemt hij om de zeer mooie modellen. In tegen-
stelling met Jongerius beslaat Slangen alles uit de band, hoewel ook in
zijn beslagloods wel een travaille aanwezig is. Hij heeft ongeveer evenveel
paarden uit de stad, waaronder ook de paarden van de gemeente zelf als
van buiten in beslag en legt hoofdzakelijk vlakke ijzers onder. De achter-
ijzers krijgen wel eens kalkoentjes, doch aan de vóórijzers brengt hij deze
nooit aan; wel legt hij ijzers onder met verdikte takken, wanneer de stand
van het paard en de hoefvorm dit vorderen. Tot op heden had hij steeds
de paarden in beslag van Mevr. Le Fèvre de Montigny te Haastrecht en
deze 5 luxe paarden liepen alle op luchtdrukzolen; in den loop van dit
jaar is deze luxestal echter opgeruimd.nbsp;.
De derde groote hoefsmederij te Gouda is die van den heer van Uuin,
mede een gediplomeerd hoefsmid en wonende op den Kleiweg. Hij ^o^S^®
zijn vader in de zaak op en deze genoot indertijd zijn opleidmg te Utrecbt
onder van Horssen en aan de Qroningsche hoefsmidsschool van Wiersum en
Heidema. Thans werkt de patroon met één knecht en beslaat volgens zijne
mededeeling ongeveer 70 paarden in de week. Daar hij alleen handgesmede
ijzers gebruikt, lijkt dit wel een reusachtige prestatie, gezien het feit dat
hij nog een gemengd bedrijf uitoefent bovendien.
Even buiten Gouda, te Stolkersluis, is gevestigd de hoefsmid Schakel,
-ocr page 113-deze beslaat echter geen paarden meer uit de stad. In de stad zelf komen
.og voor H W B. Michgelsen op het Groenendaal en Klinken-
berg op de Nieuwe Markt. Daar deze bedrijven, wat hoefbeslag betreft,
nog zeer onbeduidend ^ijn, kunnen ze onbesproken blijven
vafrrrf'nbsp;rnbsp;^^nbsp;- h-^^en is
S behequot;nbsp;^^^nbsp;- bloeiend be-
drijf beheeren. De klacht welke ik herhaaldelij-k hoorde is de moeilijkheid
om aan goed personeel te komen en - er is reeds meermalen van deze plaats
op gewezen-de oorzaak hiervan is meestal gelegen in het feit, dat men in
Ü tnbsp;l^elij-ker wyze meer geld kan verdienen. Het verloop
van knechts is en blijft dus groot. Om dit nu tegen te gaan moeten in Z
erste plaats voor de knechts de bestaansvoorwaarden goed geregeld worden
chaTe;quot;nbsp;- '^^ '' te o.der
^tf,nbsp;^^kman trachten te maken.
N et da een knecht van een flinken patroon van dezen niet heel veel zal
kunnen leeren, niets is minder waar dan dat, doch wanneer een knecht zich
hiernevens en tegehjkertyd de moeite getroost en de kosten offert om een
cursusopleiding te volgen, om daarna zijn brevet als rij'ks gediplomeerd
bij het hoefsmidsvak te bleven behooren, dan is er gegronde hoop dat hij
spoediquot; r f ^^^nbsp;- vinfen en dus'niet zo
he d recte b , ^/-i«-«- als nu geschiedt. Het is dan ook in
u tbréidin! ' ! ''nbsp;dit aan te moedigen en om te trachten
z Ï eker^rnbsp;quot;nbsp;--bi,quot; dan
waar;:'quot;nbsp;Pl-ts mag vallen op Gouda, een plaats
oTeen nerm T quot;nbsp;animo zal gevonien worden
om een permanenten cursus in hoefbeslag te doen houden.
bafr W aw fnbsp;een welvarende streek, welke zoowel vrucht-
gele' n T;^ -- een uur gaans van's-Gravenhage
feenTbL r Tnbsp;^e stad ont-
n het oLrquot;nbsp;en men verkeert
toegedaan datTer. quot;T'' quot;nbsp;^^nbsp;^^n
Se tuss^L pnbsp;quot;nbsp;een verbinding
r bïtond reTd Tnbsp;quot; ^^^nbsp;^^^^^ HollanI
L Loth. • i!quot; 'nbsp;door Hertog Govert
stTchtt er T'nbsp;^^^nbsp;----nbsp;Deze
sticht e er ook een kasteel, doch werd hier in 1075 terwijl hii on 't
ntnbsp;^^^ eeTit
kolg en G afnbsp;nnbsp;^^^nbsp;quot;
de VW.' 7nbsp;voorrechten geschonken. In 1304werden
areZn 7t 'innbsp;- ^us ook uit Delft ver-
Vlamingstraat quot;5 If'l quot;quot;
met def sTl .nbsp;nog herinneren. De st.ad lag vaak overhoop
öen Stadhouder van Holland en zoo werd deze, Walfert van der Veer,
-ocr page 114-op 1 Augustus 1299 in Delft binnengebracht en uit een venster van een
huis ia de Koorstraat naar beneden geworpen én door het volk omgebracht.
Ook verzette Delft zich tegen het uitroepen van Hertog Albrecht tot Ruwaard
van Holland en deze belegerde in 1359 de stad, welke, dpor tweespalt vaa
binnen, zich na tien weken overgaf. De vesting werd ontmanteld en een
boete van 40.000 oude schilden opgelegd. In 1896 hielpen de Delftenaren
den Hertog om de Friezen te verslaan en de door deze gevangen genomen
Engelschen te ontzetten ; als beiooning hiervoor werden de muren der stad
weer opgebouwd. In 1536 brandde Delft op 300 huizen na, geheel af, en
de overlevering wil, dat een ooievaar, die zijn jongen niet kon redden, na
veel omvliegen en geklapwiek, met uitgespreide vlerken op het brandend
nest viel en zich met zijn kroost, door de vlammen liet verteren. Op 26 Juli
1572nbsp;ging Delft naar de Staatschen over en trok Lumey, Graaf van der
Mark, er binnen. Deze beging geweldige wreedheden, waarom hij op 5 Jan.
1573nbsp;werd gevangen genomen en afgezet. In ditzelfde jaar trokken de
Delftenaren op om Haarlem te ontzetten; onder hen was o.a. Johan van
Oldenbarneveld, de latere advocaat van Holland ; zij werden echter met groote
verliezen teruggeslagen en lieten 76 dooden achter. Op 10 Juli 1584 werd
Willem de Ie, Prins van Oranje, op het oude Prinsenhof te Delft dood-
geschoten en nog heden ten dage vertoont men daar de teekens van twee
kogels in den muur. Een groote ramp had plaats den 12en October 1654
toen de kruidtoren met meer dan 80.000 pond buskruit in de lucht vloog;
behalve 400 dooden waren er vele afschuwelijk verminkten en werden meer
dan 200 huizen totaal verwoest. De slag was zoo hevig, dat men die tot
op de Noord-Hollandsche eilanden duidelijk waarnam. In 1672 braken er
onlusten uit over de verheffing van Willem de Ille, Prins van Oranje; op
30 Juni trokken visschers en boeren op de stad aan, bemachtigden eender
poorten en dwongen op het stadhuis van de wetgevende vergadering een
schriftelijke verklaring af, dat zij den Prins tot stadhouder zouden benoe-
men. In Augustus ontstond een nieuw oproer, met het gevolg, dat in Sep-
tember door den Prins nieuwe regenten werden aangesteld. Nadien maakt
de geschiedenis geen gewag van eenigerlei bijzonderheden de stad be-
treffende.
Wat de gebouwen betreft, zoo bezit Delft een der mooiste stadhuizen
van Holland, Na den brand van het oude stadhuis op 4 Februari 1618,
werd op de groote markt in 1620 een nieuw gebouwd en werd dit ia 1662
en 1721 verbeterd en verfraaid. Behalve schilderijen, wapens enz., vindt
men er o.a. nog een „houten huikquot;, dat is een werktuig gelijkende op een
klok met een gat er boven, en met hetwelk men misdadigers door de stad
leidde. Dit toestel werd in 1722 nog toegepast op iemand die bloedschande
had begaan en in 1725 op iemand dife overspel had gepleegd. Het Prinsen-
hof, dat oudtijds een deel uitmaakte van het St. Aagtenklooster, was vroeger
een der ruimste gebouwen van Delft en sinds 1575 was het Hof van Holland
hiernaar overgebracht, terwijl ook de Staatsvergaderingen er vaak gehouden
werden. Na den moord op Prins Willem I werd de hofstoet naar den Haag
overgebracht en werden de gebouwen voor andere doeleinden gebruikt.
Delft was ook sinds lang het oorlogs nagazijn van Holland en groote ge-
bouwen stonden hiervoor op de punt van de Geer bij de Eotterdamsche en
bchiedamsche poorten, waar de Schie zich in tweeën splitst. Tot op heden
IS Delft de stapelplaats gebleven voor de Artillerie en bevat verder
uitgebreide Constructie-werkplaatsen. Daar de stad zeer oud is, kan ze
ook bogen op herinneringen aan zeer oude kerken. De oudste kerk werd
gesticht in 1240 door Bartholomeus van der Made en werd eerst aan dezen
en later aan St. Hippolitus gewijd. In deze kerk waren o.m. het graf van'
den Zeeheld Pieter Pietersz. Hein, met zijn in wit marmer uitgevoerde
beeltenis, verder de graftombe van Admiraal Maarten Harpertszoon Tromp in
volle wapenrusting, met een stuk geschut en een scheepsroer, alles van wit
marmer. In 1739 werd er een gedenksteen in opgericht voor Anthony van
Leeuwenhoek, den grootsten natuurvorscher van zijn tijd. De z.g. nieuwe
kerk was toegewijd aan St. Ursula en werd in 1381 van hout opgetrokken,
doch spoedig daarop van steen gebouwd. In 1609 werd hierin opgericht
een grafmonument van Prins Willem I van Oranje, een sieraad waaraan
geen kosten zijn gespaard. Delft bloeide indertijd en wel van af de 13e
eeuw door de vele brouwerijen en wolweverijen; de fijne lakens, bekend
als Delfts puik, waren zeer vermaard. Later in de 17e eeuw, maakten de
brouwerijen plaats voor een andere industrie en wel de Porcelein- ofPlatteel-
bakkerijen, waarvan het getal zelfs tot 30 klom en waarvan de roem tot
heden ten dage nog ver over de grenzen gaat. Ook thans is Delft een zeer
mjvere stad en vindt men er naast vele groote fabrieken ook de Technische
Hoogeschool, waar ver over de 1000 studenten hunne opleiding in de ingenieurs
wetenschappen en in de scheikunde ontvangen. Het wapen van de stad is
een zwarte paal op een wit schild, waarbij men aanneemt, dat de paal
eigenlijk een loopend water moet voorstellen en wel de oude Delft of eenige
andere gegraven vaart.
{Wordt vervólgd).
DE EERSTE GROOTE TENTOONSTELLING VAN NEDERLAND8CHE
TREKPAARDEN.
Hoewel het uitstekende terrein en het prachtige weer zeer zeker mede
gewerkt hebben tot het welslagen dezer tentoonstelling is toch in de eerste
plaats het grootste succes te danken aan de opkomst van uitstekende
hengsten en merriën in groeten getale. Wij hebben nu kunnen zien welke
gemaakt heeft op het gebied der trekpaarden
Ons interesseerden speciaal het hoefbeslag en de hoefverpleging. Door
samenwerking van eigenaar en hoefsmid is het beslag geworden wat het
nu is, en kan geconstateerd worden dat hoeven, standen en gangen buiten-
pwoon veel verbeterd zijn bij vroeger. Waar ik hier in 't algemeen spreek,
i^an ik toch met nalaten in 't bijzonder de provincie Zeeland te vermelden.
Het IS mij n.l. opgevallen dat de Zeeuwsche paarden met buitengewoon
veel zorg waren beslagen, — dat de hoefverpleging in die provincie uit-
stekend is aangepakt en de andere provincies goed zullen doen daar op te
letten. Het overdreven Belgisch beslag (hooge verzenen, dikke ijzertakken)
zagen wij niet zoo veel meer.
Vele Zeeuwsche paarden waren beslagen met machinale ijzers, afkomstig
uit de fabriek van H. Kerkhaert te Stoppeldijk. Deze ijzers waren uitstekend,
wat vorm, nagelgaten, breedte en zwaarte betreft.
Het eenige nadeel is dat de jongere smeden niet meer zelf een goed
ijzer kunnen maken wanneer dat noodig blijkt, doch beter een machinaal
ijzer wat goed is, dan een slecht eigen gemaakt.
Wij herhalen, de kwaliteit der hoeven van ons trekpaard is reusachtig
vooruitgegaan, zeker voor een niet gering gedeelte dank zij goed hoefbeslag
onder samenwerking van eigenaar en hoefsmid.
Utrecht, 9 Juli 1921.nbsp;S. van Angeren.
Geachte Redactie,
lu het artikel over Rotterdam en het hoefbeslag, aflevering 5 van ,,De
Hoefsmidquot;, door Dr. Gallandat Huet, maakt schr. melding van hetgeen
een der smedenpatroons hem antwoordde op de vraag of hij gediplomeerde
knechts aan het werk had en hieraan de voorkeur gaf boven niet gediplomeer-
de, n.1 luidende : ,,ik ben zelf niet gediplomeerd en heb geen gediplomeerde
knechts in dienst; ik zie er geen voordeel in, ojnreden de examens niet zwaar
genoeg zijn.quot; — Ik ben liet, in tegenstelling met Dr. G. H., met dit antwoord
wel eenigermate eens. Want de practijk leert dat verscheidene met het
Rijks-diploma gediplomeerden er nochthans niet in slagen het vertrouwen
der klanten te winnen en hierom gaat het. Indien de eischen voor het behalen
van het diploma hooger waren, dan zou er m.i. grooter waarborg zijn voor
het leveren van goed werk. Nu kan men het tegendeel vaststellen, de goeden
natuurlijk niet te na gesproken. Het getal geslaagden van 60 % is naar
mijn meening dan ook veel te groot Er wordt veel geklaagd over de
,,klantenquot;, maar wanneer een smid goed werk levert en daardoor het ver-
trouwen heeft, volgen de paardeneigenaren in het algemeen zijn raad en
voorlichting gaarne op. Zoo zijn aan onze smederij (die ik een paar jaar
geleden van mijn vader heb overgenoinen) de kallsoenen al een 15-tal jaren
„uit de mode.quot; Komt er een paard aan de smederij, die naar mijn over-
tuiging met andere dan gewonse ijzers behoort te worden beslagen, dan
gaan de eigenaars, na toelichting mijnerzijds, daarinede geregeld accoord.
Van de zijde der smeden dient er natuurlijk ook voor te worden gezorgd,
flat het beslaan op zoodanige wijze wordt uitgevoerd, dat het niet in strijd
komt met .... dierenbescherming.
Om nog even terug te komen op de examens, zoo kan niet worden ont-
kend dat er sommigen enkel om het „diplomaquot; naar Utrecht gaan en daar-
na blijven werken als te voren en de leerboeken weer voorgoed opbergen.
Men ziet dan nog wel de bewerking zóó, dat 14 dagen na het beslaan de hoorn
Zrm I T^ r.nbsp;boven uitsteken.
Meermalen heb ik dan ook tegen collega's gezegd, dat wanneer een ijzer goed
IS ondergelegd, ze zoo moet blyven liggen zonder dat de nieten naar bLn
komen en de zijwanden over het ijzer heensteken of naar bimien of naar
W aanleiding van het slagen in Utrecht van eenige smeden, wiens werk
iKl.en,meenikooktemogenconstateeen,datde examens inderdaad niet
te zwaar zijn en dat het geen afbreuk zal doen wanneer door het verzwaren
van het examen het percentage geslaagden belangrijk kleiner wordt.
Een onderwijzer in
practisch hoefbeslag.
Naar aanleiding van het lezenswaardige artikel van Dr, G H in de
aflevering van De Hoefsmid d.d. 15 Juni j.1. wilden we gaarna een en ander
onder de aandacht der lezers brengen.
Zoowel de patroons als de knechts moeten voor hun zwaren arbeid billiik
rirnbsp;onderkruipers-concurrentie der patroons moet
geheel verdwijnen ; deze toch haalt het vak omlaag. Iedere patroon moet
zich, ook wat de tarieven betreft, scharen onder het banier van één grooten
patroons-hoefsmedenbond en diens reglementen stipt nakomen.
Gfibl Pnbsp;u'^nbsp;smederijen te Leiden die van den heer
Gijbels. Gemiddeld beslaat deze 70 paarden per week met twee knechts.Als men
het beslaggeld door elkaar stelt op f 5.50, dan is de bruto-ontvangst f 385.
Het Mmisterie van Oorlog berekend - geldende voor het 2e kwartaal -
voor geleverd materiaal voor het beslag van een lersch paard of dubbele
hit f 0.88 en voor een inlandsch- of werkpaard f 0.99. Gemiddeld willen
V rquot; Z O-'®nbsp;«Jan kosten die 70 paarden aan materiaal
f 63.00. Vo gens Dr. G. H. wordt in Leiden 40 cent per uur betaald en
T%nbsp;quot;.bekwaamheid - voor de knechts; de 70 paarden kosten
dan f 18.00 (leerling ad, 40 ct.) plus f 27.00 (bekwame knecht ad. 60 ct)
samen dus f 45,00. Neemt men voor de bedrijfskosten de gegevens van den
P®' ^ berekent, dan wordt dit voor 70 paarden
t 149.40. Bij elkaar geteld bedragen de uitgaven dus f 257.45, zoodat als
netto verdiensten voor het beslag van 70 paarden overblijft f 127 55 Dit
IS 0,1. een behoorlijke winst en zonder schade kan zoo'n patroon zijn knechts
voor zijn rekening in de gelegenheid stellen een degelijken Vakcursus te
volgen.
Tenslotte zijn wij van meening dat de nieuwe Arbeidswet een heilzame
mstelhng is, waaraan van patroonszijde niet mag worden getornd, door op
verlenging van den 8-uren dag aan te dringen.
Den Haag, 10 Juli 1921.nbsp;^ ^^ ^
Van Bedadiewege ingekort.
-ocr page 118-— Voorjaars-examen ter verkrijging van een Rijksdiploma als hoefsmid.
In de vorige aflevering zijn de namen der geslaagden genoemd. Men meldt
ons dat de op die lijst voorkomende heer C. Zijp te Akersloot „met lofquot;
slaagde, hetgeen abusievelijk verzuimd was ons op te geven.
— De Juli aflevering van „Der Hufschmiedquot; bevat onder meer een mede-
deeling van Dr. ü. Fisher over den veulen-bókhoef. Sehr, zegt dat deze vrij
veel voorkomt, maar dikwijls voorkómen kan worden. Indien het veulen van
zich zelf eenigszins steil gekoot is en in de weide wordt gebracht, dan zal
door te groote afslijting aan het toongedeelte van den hoef deze ook steiler
gaan staan en op den duur wordt dit zoo erg, dat een bokhoef het gevolg
is. Vooral op hooge en drooge weiden ligt een dergelijk veulen er voor
bloot. Wanneer de eigenaar voldoende aandacht schenkt aan z'n jonge dieren,
dan zal hij tijdig een behandeling doen instellen en bij doelmatig beslag
zal de in ontwikkeling zijnde bokhoef geen voortgang nemen, maar integen-
deel weder tot den normalen hoefvorm kunnen worden teruggebracht. —
Vaak laat de eigenaar z'n veulens maar loopen en pas als er een bokhoef
in optima forma is opgetreden roept hij de hulp in van dierenarts en smid.
Een dergelijk geval bespreekt Dr. Fisher, waarbij echter de ter elfder
ure ingeroepen hulp van den smid ook nog fout werd verstrekt, zoodat het
er op leek alsof het zeven-maandsche veulen niet meer te redden viel. Door
een goede behandeling werd evenwel toch nog een goed resultaat bereikt.
Beide voorbeenen waren aan de kwaal onderhevig, rechts echter erger dan
links. De behandeling was op drie punten gebaseerd:
Ie. het vergrooten van de steunvlakte van den hoef aan het voorste
deel, door het onderleggen van een ijzer met breed, ruim naar voren uit-
stekend, toongedeelte.
2e. Een ijzer, aan den toon flink opgebogen, teneinde te bewerkstelligen dat
de steil geplaatste ondervoet bij het overrollen van het been voldoende
wordt belast. Voor elk geval moet de graad van opbuiging (de opzet)
in het ijzertoongedeelte nader worden bepaald; hiervoor geldt dus geen
vaste maatstaf. In bovenbedoeld geval bedroeg de hoek van het ijzer rechts
35 O en links 22.6 terwijl bij normale voorijzers de hoek van den opzet
4 tot 8 » bedraagt. Men neemt een ijzer met een zeer breed toongedeelte
en dan maakt men het zóó, dat de opzet het voorste twee derde gedeelte
beslaat.
3e. Moet men de bij bokhoef naar voren gebroken voetas opheffen, zoo-
dat het kootbeen naar voren wordt gericht en de verzenen komen te zakken
en ook meer achterwaarts worden geplaatst. - Dit kan slechts langzamer-
hand worden bereikt.
Naar achteren wordt het breed gesmeede ijzer smaller; aan elke tak
worden vier nagelgaten geslagen waarvan de laatsten aan het achtereinde
zitten teneinde het losgeraken bij het overrollen te voorkomen. De ijzers
bedekken niet den geheelen hoefrand, ze reiken tot het midden van den
zijwand; het achtereinde van den draagrand ligt vrij.
In het onderhavige geval kwam langzaam, doch regelmatig herstel. De
behandeling duurde enkele maanden.
Van meer beteekenis nog dan de behandeling van den bokhoef, aldus
besluit sehr., is het voorkómen, hetgeen bij zorgvuldige verpleging en goed
toezicht der veulens tijdig kan geschieden.
In de vragenrubriek van „Der Hufschmiedquot; komt de volgende vraag voor-
-nbsp;bij een l-j. veulen met sterk bodemwijden stand zijn de binnenzijden
der beide voorhoeven door nalatige hoefverzorging zeer afgesleten, zoodat
de voetas sterk naar binnen is gebroken. Ik meende nu door de buiten-
hellten dienovereenkomstig in te korten deze gebroken voetas te kunnen
herstellen, doch het is me niet gelukt. Wat te doen?
—nbsp;Antwoord: Maak voor elke binnenhoefhelft een goed passend half-ijzer
dat den binnendraagrand nauwkeurig bedekt en dat aan den buitendraagrand
geleidelijk uitgesmeed hierin overloopt. Het halve ijzer moet zóó dik zijn
dat het verschil in wandhoogte tusschen binnen- en buitenwand wordt'
opgeheven. Het moet verder van af het achterste nagelgat zóó wijd gepast
worden, dat de binnen-kroonrand loodrecht ondersteund wordt. Naar achteren
moet het ijzer iets uitsteken, ook voor steun. Het zal niet in één keer in
orde komen, doch na meerdere malen hernieuwd beslag zal de voetas weder
goed gesteld worden.
—nbsp;Dr. H. Schwyter te Bern wijst op het gevaar van het in vele leerboeken
meegedeelde, als zou steeds de hoogte der verzenwand de helft moeten
bedragen van die aan den toon; althans gaat dit niet op voor de voorhoeven.
Sehr, meent dat bij de meeste normaal gevormde voorhoeven, welke dus
een hoek van 45« met den bodem vormen, deze verhouding niet op 1/ doch
op 1/3 moet worden gerekend. - Indien echter koot-, kroon- en hoefbeen
in de juiste richting geplaatst staan, is het verder vrijwel bijzaak of de
verhouding van verzenhoogte tot toonhoogte nu wel precies klopt. Men mag
m zoo'n geval niet aan den hoef gaan besnijden, ten koste van de voetas.
Want een gebroken voetas brengt mee een ongelijkmatige verdeeling van
den lichaamlast, een te veel belasten van voorste of achterste hoeFhelft,
waardoor gewrichten, peezen en banden te lijden hebben.
Algemeene regels zijn ook in deze niet vol te houden; de smid moet
kunnen beoordeelen hoe in elk geval te handelen met het besnijden van
den voet.
—nbsp;Dr. Eitzenthaler, een Zwitsersch paardenarts, heeft proeven genomen met
verschillende ijzers tegen klemhoef. Hij bezigde het in 1885 door Lavallard
en Poret mtgedachte z.g. Poret-ijzer en het halvemaanvormige ijzer Het
eerste had oorspronkelijk half zoo dikke en half zoo breede takken als een
gewoon ijzer, terwijl in lateren tijd de takken weer even breed zijn gemaakt.
Lichte gevallen van klemhoef behandelde Schr. met het Poret-ijzer en zware
met het halfmaanvormige.
Zijn conclusies zijn dat halfmaanvormige ijzers - althans bij rijpaarden -
absoluut niet aan te bevelen zijn als remedie tegen klemhoef; het verzen-
deel van den hoef slijt te veel, de draagrand brokkelt daar af, de toon
wordt te lang, de gang daardoor moeilijk en kreupelheden waren het ge-
yolg_ _ Het Poret-ijzer is dan nog beter.
in alle maten en modellen.
Uit voorraad leverbaar.
Uiterst concurreerende
prijzen.
Verzuimt niet ons aan te vragen
gewijd aan Paardenfokkerij, Paardenkennis, Rijkunst, Gezondheidsleer, Draf-
en Rensport, Hoefbeslag, Tuigenkennis.
Abonnement per jaar: voor Nederland fr. p. p. f 7.50.
Hoofdredacteur-Uitgever: A. W. HEIDEMA.
Huygensplein 5 — Den Haag.
-ocr page 121-S. C. lïl. BAX. - glashaven 9 en 36 - ROTTERDAM.
- Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. _
ÏO.
Meest uitgebreide sorteering prima bianlte
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fgne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billjjl^e prijzen. —
NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN
voordeelis, gemakkelijk in gebruik. - Kunnen niet loslaten.
Merk „Dexterquot;, Merk „Pacificquot;,
met flink hielstuk, met zwaar hielstuk.
Open zolen uit één stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in 11 maten van 4Jg- tot 6J
Eng. dm., uiterste breedte buitenkant
ijzers gemeten.
Merk „Chicagoquot;,
geheel Caoutchouc
uit één stuk met
Merk „Rambler ,
in witte en grijze
Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van
zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van
tot Eng. dm. |i tot Eng. dm.
uiterste breedte^ buitenkant ijzers gem.
Stry kringen
met riempje
Hoef-
randen
Kunsthoorn.
IJs- o( Scherpnagels
in 12 soorten.
Opruimers voor
Schroefgaten.
Schroeven en Stiften
in alle modellen;
tijdige bestelling
gewenscht.
Lasch- of Welbladen en
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.
Tonwijzers in
verschillende maten.
Men lette op het echte merk S T
met kroon.
15 Aug. 1921.
$$$$$1nbsp;Lambert open pad
MMÉnbsp;Bar pad
I
WMiinbsp;O- K. Star pad
Walpole boulevard pad
Walpole truss pad
en de bekende
Amerikaansche
HELLER HOEFRASPEN
WEDER LEVERBAAR
Lambert amp; Company
Leuvehaven 66 :: Rotterdam
Een en ander over Zuid-Holland en het Hoefbeslag. — Hoeven en beslag
van koudbloedpaarden. — Verslag v/h. vierde examen voor het Rijksdiploma
als hoefsmid. — Ingezonden stukken. — Korte mededeelingen. — Pers-
overzicht. — Advertentiën.
EEN EN ANDER OVER ZUIDHOLLAND EN HET HOEFBESLAG,
dook
Dr. GALLANDAT HUET,
Kapitein-paardenarts te Amersfoort.
Delft (Vervolg).
Bezien we nu deze oude, mooie Prinsenstad, de stad van Hugo Grotius,
uit een voor dit blad zakelijk oogpunt, dan heeft ook zij het lot gedeeld
van alle andere steden, nl. dat de belangrijkheid van het hoefbeslag er sterk
is achteruitgegaan door inkrimping van het paardenmateriaal. Waren er
vroeger alhier stalhouders met respectievelijk 30 a 40 paarden, nu zijn deze
bedrijven teruggebracht tot 3 met respectievelijk 7, 9 en 12 paarden. Ook
de groote fabrieken, o. a. de spiritusfabriek, die transporten reed op Rot-
terdam en den Haag, heeft, door gebruik te maken van autotractie, het
paardenmaterieel sterk ingekrompen en heeft nu nog maar 6 paarden. Flinke
sleepersbedrijven zijn er echter nog verscheidene en wel 6 in getal met
ongeveer 15 paarden elk; de grootste van hen, van Buuren, houdt zelfs
18 paarden. Deze en Verheul verrichten hun werk uitsluitend in de stad;
andere, waaronder Vermeulen, heeft veel transporten en verhuizingen en
haalt o. a. vee van de markt te Rotterdam en brengt dit naar het abattoir
in den Haag. Voorwaar heele reizen, doch ook hier zal vermoedelijk het
paard wel spoedig hebben afgedaan, daar reeds een kolenhandelaar van bier
met een 4 tons vrachtauto begonnen is met het vervoer van bevroren
vleesch uit Hoek van Holland. Vroeger kwamen ook zeer veel jagerspaarden
voor welke de schuiten trokken naar Rotterdam en den Haag; zij zijn nu
echtlr zoo goed als allemaal vervangen door motorkracht. Vermelden wij
nog de petroleummaatschappij en de 2 melkinrichtingen met eemge paarden
elk, verder de stadsmanege, vroeger beheerd door den heer Hiemstra, nu
door de Zuid-Hollandsche manege uit den Haag, en welke ongeveer 14 paarden
sterk is; dan de gemeentepaarden, 4 in getal (deze zijn nl, bij de eerst kort
geleden 'voltrokken annexatie van Hof van Delft en Vrijenban bij de gemeente
Delft uit de eerstgenoemde gemeente meegekomen), dan maken deze, met
de talrijke kleinere bedrijven van 1 of 2 paarden een totaal aantal paarden
uit voor de geheele gemeente Delft van 499 stuks. Het aantal inwoners
bedraagt 47.000; dit getal bedroeg vóór de genoemde annexatie 35.000.
Het ontbreken van gemeentepaarden in de oude stad zelf is gelegen in den
eigenaardigen bouw van de stad, welke aan alle kanten doorkruist wordt
met grachten, zoodat het vervoer van de reiniging, waaronder het tonnen-
stelsel dat alhier nog hoogtij viert, alleen per schuit en niet per as plaats
vindt Luxe is vrijwel verdwenen, hoewel nog voor enkele jaren de mooie
luxe 'stal van den heer Leeuwenburg, die als regel 10 en meer paarden
hield waaronder vele jacht- en springpaarden, nog bestond. Nu is dezestal
verplaatst naar Voorburg, doch is, wegens het niet meer deelnemen aan
concoursen, zeer sterk ingekrompen.
Het hoefbeslag te Delft wordt uitgeoefend door 8 hoefsmeden, n.1. door
-ocr page 125-de heeren P. van Etten op het Oosteinde, Gebr. Brocks op de Geer,
C. van Wijk op het Zuideinde, Naaktgeboren op de Buitenwatersloot,
J. Bovenlander op het Noordeinde, A. Brouvsrer in de Begijnenhofsteeg,
J. Verburg op het Kruis en van Oosten op de Verversdijk. Het zijn alle
gemengde bedrijven, doch inzake hoefbeslag zijn verreweg de voornaamste
die van de heeren van Etten, van Wijk en Bovenlander. Op de patroons
van Oosten en Verburg na, zijn alle lid van de Delftsche Afdeeling van den
Smedenpatroonsbond en houden zij zich dan ook aan de volgende minimum
tarieven: vierkant beslag voor een zwaar paard f 6, voor een gewoon
paard f 5.50, voor een hit f 5. Deze prijzen slaan op het zomerbeslag, terwijl
bij het winterbeslag, dat bijna uitsluitend met stiften wordt uitgevoerd, en
waarbij slechts weinig paarden met schroeven worden scherp gezet, 5 ets
per gat en 10 ets per stift extra wordt berekend. Zware paarden komen
weinig voor, alleen enkele expediteurs hebben z.g. Zeeuwen. Het spreekt van
zelf dat al deze hoefsmeden geen voldoende werk zouden vinden aan de paarden
uitsluitend uit de gemeente; er komen dan ook heel wat paarden van bui-
ten op beslag en wel voornamelijk uit de omliggende dorpen Leidschendam,
Nootdorp, Pijnacker, Zoetermeer, Kethel, Vlaardingerambacht, Schipluiden
en Rijswijk. Des Donderdags wordt de veemarkt gehouden en des Zaterdags
de kaasmarkt; vooral op eerstgenoemden dag is het dan zeer druk en
vertelde o.a. de heer van Etten mij, dat dan als regel 18—20 paarden uit
de omgeving bij hem op beslag komen.
De gesteldheid van de stad zelf stelt hooge eischen aan de uitvoering
van het beslag, n.l. over de zeer vele grachten treft men een .haast ontel-
baar aantal bruggen aan, elk met min of meer steile op- en afgangen en
scherpe wendingen. Een en ander maakt het zeer noodzakelijk, dat de
paarden stevig op de ijzers staan en dus het beslag met zorg en zaak-
kennis wordt uitgevoerd; voeg daarbij nog dat de kaden of straten langs
de grachten alle zacht hellen en dat het plaveisel meestal abominabel
is, dan worden onze viervoeters en hunne schoenmakers hier wel op een
moeilijke proef gesteld. In den laatsten tijd is het gemeentebestuur hieraan
tegemoet gekomen en heeft vele der op- en afgangen van de bruggen over een
lengte van ongeveer 50 Meter met doelmatige steentjes laten bestraten, terwijl
ook enkele straten van voor de paarden minder ongemakkelijke keien zijn
voorzien. Toch zag ik nog boven op enkele, aldus verbeterde bruggen, zeer
gladde steenen, welke waarschijnlijk, en dan als een zeer ondoelmatige ver-
fraaiing, waren aangebracht. Het beslag wordt, met het oog op deze straten
en bruggen, nagenoeg uitsluitend en dan vierkant uitgevoerd met kalkoenen,
hetwelk natuurlijk niet in het voordeel van de paarden kan zijn. Nadat
deze dan ook een jaar of 5 aldus in de stad hebben dienst gedaan, ziet
men de gevolgen hiervan en komen vele gebreken te voorschijn, welke
zich uiten in uitgedroogde hoeven, al of niet gepaard gaande met steengallen,
zooikneuzingen, losse wanden, verbeende hoefkraakbeenderen als anderszins.
Het trof mij dat hier zoo weinig gebruik gemaakt wordt van zoolbeslag,
doch de praktijk schijnt hier uitspraak te doen voor het gebruik van kal-
koenen en misschien is ook de hooge prijs van de zolen hiervoor wel mede
een beletsel. Bij studentenfeesten en optochten is het zelfs gewoonte om
ook des zomers te beslaan met ijsnagels, waarbij dan echter slechts kleine
kopjes uitsteken ; men tracht aldus den gang en den stand der paarden
voldoende te verzekeren en uitglijden en vallen te voorkomen. De gemeente-
politie, die niet over een bereden afdeeling beschikt, wordt dan tijdelijk
met manegepaarden geremonteerd. Alle patroons, waarvan verschillende
gediplomeerd zijn, werken met één of meer knechts; deze laatste werken
op uurloon en zoo kan een volslagen knecht opklimmen tot 80 ets. per uur,
terwijl minder geoefenden 60 en 70 ets. krijgen. Hoewel voor de fabrieken
de 8-urige werkdag is ingevoerd, kunnen de hoefsmeden vergunning krij-
gen om tot 10 uur daags te werken, echter met een maximum van 50 werk-
uren per week. Deze vergunning is toegestaan omdat de verschillende be-
drijven noodzakelijk lijden zullen onder een korteren werktijd van de hoef-
smeden. Verliest b.v. een paard van een sleeper een ijzer en kan dit door verkor-
ten arbeidstijd van den hoefsmid denzelfden dag niet meer worden verholpen,
dan zouden noodzakelijk paard en geleider een gedeelte van den volgenden dag
moeten missen, hetgeen op een schadepost voor het bedrijf zou neerkomen.
De werkuren zijn van 8—12 en van 1.30—5 of 6 uur. Des Zaterdags wordt
tot 12 uur gewerkt; de knechts eindigen dan n.l. doch de patroon of diens
zöons zijn dan nog niet altijd klaar en zoo zag ik o.a. een der laatsten nog tot
4 uur toe met eigen krachten paarden beslaan. Het beslag geschiedt bijna uit-
sluitend uit de hand en wordt o.a. bij den heer Van Etten al ongeveer 30 jaar
aldus uitgevoerd; wel heeft deze nog een travaille, doch deze is meer ten
dienste van den dierenarts ter plaatse. Ook in andere zaken vindt men nog
wel travailles en door sommige van de hoefsmeden wordt hier ook nog wel
gebruik van gemaakt. Naast het gebruik van handgesmede ijzers worden
ook veel machinale hoefijzers gebruikt en wel hoofdzakelijk uit een oecono-
misch oogpunt. Zoo biedt een hoefijzerfabriek nabij Hilversum ijzers aan
tegen f 24 per 100 K.G., en zag ik te Delft o. a. ook Transche machinale
hoefijzers, geïmporteerd door de firma Reeser uit Zutphen, welke slechts
f 28.50 de 100 K.G. kosten en welke ijzers lang niet slecht waren. Deze
ijzers worden afgeleverd in 7 modellen, zoowel wat vóór- als achterijzers
betreft. Eekent men hier tegenover dat een volslagen knecht en een hulp
te samen 4 paar ijzers kunnen maken in één uur tijds, en dat deze daarvoor
alleen aan loon reeds kosten resp. 80 ets. plus 25 cts., te samen ƒ 1.05,
waarbij dan nog niet gerekend is op zegels, op ziektewet, ongevallenwet enz.;
vervolgens moeten de voor het smeden benoodigde kolen in rekening
worden gebracht, dan het ijzer zelf, dat voor 8 ijzers wel op gemiddeld
7 K.G. gerekend mag worden en dat tegen 12 ets. per K.G. 84 ets bedraagt; .
men ziet hieruit dan ook heel duidelijk, dat uit de hand gesmede ijzers
veel duurder komen dan machinaal gekochte, en de verleiding tot het
gebruik maken van deze laatste is dan ook wel heel groot. Wel wijst niet
dit geheele prijsverschil winst aan, want ook de machinale ijzers moeten
in den regel nog een wijziging ondergaan, welke kolen en arbeidsloon kost,
doch zelfs die hoefsmeden, welke er vroeger niet aan dachten om ze te
gebruiken, zijn er nu vaak toe genoodzaakt door het gebrek aan personeel
en door de hooge loonen en de weinige werkuren. De paarden, die in de
stad dienst doen, kunnen er echter bezwaarlijk mede beslagen worden, en
wel door de veelal uitgedroogde hoeven en ook doordat het gebruik van
kalkoenen de bewerkelijkheid er van verhoogt; het gebruik vdTó die ijzers
blijft dan ook grootendeels beperkt tot de paarden die van buiten af in de
stad op beslag komen. Nog zij inzake het beslag vermeld, dat in den winter
als regel stampijzers worden gebruikt, hetgeen men geriefelijker vindt bij
het aanmaken van stiftgaten voor het winterbeslag.
Zooals boven gezegd, bloeien hoofdzakelijk drie smederijen wat het hoef-
beslag betreft en hiervan is wel de oudste die van den heer van Etten.
Deze zelf is reeds 30 jaar patroon, terwijl vóór hem, de heer Zegveld gedu-
rende 63 jaar dezelfde zaak heeft gedreven. In deze groote, geheel electrisch
gedreven smederij, die, behalve hoefbeslag veel wagen- en autowerk aflevert,
werken 7 knechts, waarvan 3 uitsluitend voor het hoefbeslag; van deze
laatste zijn er 2 gediplomeerd. De heer van Etten had drie zoons welke
oorspronkelijk alle in de zaak waren ; één hiervan is gestorven, en een 2e is
als meeaterknecht in een andere zaak gegaan, zoodat nog slechts één zoon
den patroon ter zijde staat. De heer Leo van Etten, die helaas zoo jong is
heengegaan, beloofde zeer veel voor de toekomst, daar hij met hart en ziel
zich aan het hoef beslag wijdde. Hij volgde een cursus onder den bekwamen
van Horssen aan 'sHijks Veeartsenijschool te Utrecht en besteedde daarna al zijn
tijd. en werkkracht om zich zelve verder op hoefbeslaggebied te ontwikkelen.
Een mooie verzameling modelijzers en vele kunstvoorwerpen, gemaakt van
hoeven en ijzers, en waarmede hij bij tentoonstellingen roem inoogstte,
worden ter zijner nagedachtenis nog door zijn vader in een vitrine van de
beslagloods bewaard. Met hem is zeker een toekomstig coryphee op hoefbeslag-
gebied heengegaan. De smederij op het Oosteinde beschikt over twee
vuren, terwijl in de ruime beslagloods gelegenheid bestaat om een paard
in de broek te hangen; tevens zij hier vermeld dat de heer van Etten bij
lastige paarden veel gebruik maakt van de hippo-lasso, een toestel waardoor
het slaan wordt belet en dus de veiligheid van den hoefsmid wordt ver-
zekerd. Achter de smederij bevindt zich nog een werkplaats met één vuur
en een noodstal; hier werden o.a. gedurende den mobilisatietijd rijkspaarden
beslagen.
De heer C. van Wijk werkt met twee zoons en twee knechts; één van
deze zoons is te Tiel, aan de voormalige hoefsmidschool aldaar, opgeleid.
De heer Bovenlander werkt momenteel met een knecht en eenige
aankomende krachten. Vermelden wij nog, dat in deze groote zaken van
40 tot 60 paarden per week beslagen worden, welk getal echter, bij vroeger
vergeleken, eene vermindering gaat aanwijzen.
Evenals voor Gouda, geldt ook voor Delft de klacht, dat het zeer lastig
is om aan goed personeel te komen. De werklust is er uit en vooral de lust
om zwaar werk te doen; men verbindt zich liever aan de fabrieken;
aldaar verdient men ook tot 80 ets per uur en doorgaans op een veel gemak-
kelijker wijze. Het gebeurt dan ook maar al te vaak, dat knechts op ruim
20-jarigen leeftijd zeggen: „ik wil met die paarden niets meer te maken
hebbenquot;; en men moet het hulppersoneel dan ook meestal van het platteland
zien te krijgen.
Wij kunnen tenslotte herhalen den ook in vorige artikels uitgesproken
-ocr page 128-wensch om meer werk te maken van de opleiding, om aldus meer lust en
liefde voor het hoefbeslag aan te kweeken, als zijnde éeri van de middelen om
goed geschoold personeel te krijgen en te behouden. Men moet in dit opzicht
niet bekrompen zijn en b. v. niet redeneeren: ,er bestaat een opleiding in
Den Haag en daarom is er te Delft geen noodig.quot; De opleidingen toch
bevatten een zeer beperkt aantal leerlingen en hoe kleiner dit getal gehou-
den wordt, des te beter komt het geleerde tot zijn recht. Ik zou zelfs geen
enkelen cursus grooter willen zien dan 8 leerlingen, daar een grooter aantal
nooit de voortdurende aandacht van den leermeester kan trekken. Waar
nu in Delft sinds een viertal jaren een ambachtsschool bestaat en aan die
school als leeraar in het smeden de heer Visser is opgetreden, die voorheen
hoefsmid was in N.-Holland en o.a. in Utrecht zijn sporen op dit terrein
verdiend heeft, daar lijkt het mij toch van veel belang dat de Bond van
Smedenpatroons in Delft, èn van die leerinrichting èn van die leerkracht
tracht te profiteeren en aldaar een opleidingscursus voor hoefsmeden ziet
te vestigen. De enkele honderde guldens die zulk een cursus kosten zal,
zijn toch zeker nooit weggegooid en voor een te groot aantal cursussen, in
welke provincie ook, behoeft men heusch voorloopig niet bang te zijn.
Nadat 's-Gravenhage, Rotterdam, Leiden, Gouda en Delft aan een bespre-
king inzake het hoefbeslag waren onderworpen, verzocht de voorzitter van
de Afdeeling Zoetermeer van den B. S. P. N., om de streek, gelegen tus-
schen deze steden, te komen bezoeken en hieromtrent een en ander in „De
Hoefsmidquot; mede te deelen. Mede met het oog op de in September te Zoeter-
meer-Zegwaard te houden groote landbouwtentoonstelling en de daaraan te
verbinden wedstrijd in hoefbeslag, leek het ons van belang vóór dien een
overzicht hieromtrent te geven.
*
* *
Het ressort Zoetermeer is in zake het hoefbeslag van zeer groot belang;
het is een uiterst welvarende streek op landbouwgebied en daar, naast wei-
land en tuinbouw, hier zeer veel bouwland voorkomt, bloeit ook hier de paar-
denfokkerij en is het aantal gebruikspaarden zeer belangrijk.
De afdeeling bevat alle dorpen tusschen de bovengenoemde steden ge-
legen en de hierna te noemen smeden zijn allen lid van den bond en beoe-
fenen alle het hoefbeslag. Geen dezer bedrijven is uitsluitend hoefsmederij,
doch van zeer vele levert het toch de hoofdschotel van het bestaan op. De
afdeeling werd opgericht op 24 Februari 1906 op initiatief van den heer
J. van Eeden Petersman te Benthuizen, die van af de oprichting het voor-
zittersambt heeft bekleed en als zijnde hoefsmid in hart en nieren, steeds
heeft getracht de hoefsmeden vooruit te brengen; hij spoorde hen aan om
cursussen in hoefbeslag te volgen en om zichzelve verder te ontwikkelen en
stond hen hierbij steeds met raad en daad bij. Men kan hem dan ook be-
schouwen als de hartader op hoefslaggebied in zijn ressort.
Noemen wij nu eerst de namen der hoefsmeden en hunne woonplaatsen
-ocr page 129-om daaraa eenige groote bedrijven nader te bespreken. Het zijn de heeren:
W. Verbakei en P. Spa te Boskoop {22)1-), As. Vis, E. Visser en A. Dijks-
man te Nieuwerkerk a. d. IJssel (210), Gebr. P. en W. van Zutphen, J. G.
van Wijk en P. Boer te Berkel en Rodenrijs (293), D. van Es en G. Jon-
gerius te Zoetermeer (390), J. van Eeden Petersman te Benthuizen (236),
P. Hey, P. Visser, H. Vente en L. Bijl te Zevenhuizen (611), Gebr. de
Eooy, Gebr. Verhoeff, G. Vis en H. Glasbeek Jr. te Waddingsveen (480),
G. A. Havelaar en G. van Duuren te Moercapelle (230), P. Bakker en E.
Brewe te Bleiswijk (451), L. Elderhorst en B. J. van der Poel te Noot-
dorp (105), H. Pranx en Joh. Verbakei te Pijnacker (269), P. den Toom
en A. G. Rademakers te Zegwaard (465), L. Ton te Hillegersberg (253),
C. Verhoef te Gapelle a. d. IJssel (168), Wed. D. Franken en C. M. Natzijl
te Hazerswoude (331). Al deze hoefsmeden zijn lid van den bond; helaas
zijn er ook nog eenige die zich niet aangesloten hebben, hetgeen vooral met
de prijsberekening tot moeielijkheden leidt; hierop zal nader worden terug-
gekomen.
Bijna al de genoemde hoefsmeden hebben een cursus-opleiding genoten,
de meeste wel in 's-Gravenhage en deze zijn dan ook van daaruit gediplo-
meerd, terwijl er ook alreeds verscheidene na dien het Rijksdiploma te
Utrecht behaald hebben.
Benthuizen. — De gemeente Benthuizen ligt vrijwel te midden van het
ressort; de gemeente zelf is klein, doch zeer welvarend. Groote bouwbe-
drijven komen hier voor; zoo noemen wij o.a. dat van den heer van den
Berg, waar dit jaar 100 H.A. tarwe en 55 H.A. suikerbieten worden ver-
bouwd. Het is een centrum van akkerbouw met zeer groote boerderijen en
waar de paardenfokkerij zeer belangrijk is. De boerenzoons volgen meest
alle een cursus in paardenkennis en de gevolgen hiervan uiten zich in een
goede opvoeding en verzorging der paarden, waarbij ook terdege de aan-
dacht wordt geschonken aan het op tijd doen besnijden der hoeven van de
jonge paarden.
In het bovengenoemde bedrijf van den heer v. d. Berg worden van 30 tot 40
paarden gebruikt en de meeste boeren in deze omgeving hebben van 10 tot
15 werkpaarden. De fokkerij wordt zoowel met koudbloed- als met warm-
bloedhengsten gedreven.
De heer van Eeden Petereman, die hier de grootste hoefsmederij heeft,
vestigde zich 37 jaar geleden te Benthuizen in een niet bestaande smederij. Bij
toeval kreeg hij in zijn dienst een uit het leger wegens wangedrag ontsla-
gen hoefsmid; dit bleek een zeer goed werkman te zijn, waarvan de patroon
heel veel leerde en waardoor hem tevens de oogen geopend werden voor al
hetgeen hij nog in zijn zaak aan kennis te kort schoot. In dien tijd was het
echter zeer moeilijk om een vakopleiding te krijgen daar de gelegenheid
hiertoe uiterst beperkt was. Hij slaagde er echter in een plaats te veroveren
op den cursus, die in 1893 te Haarlem gegeven werd door den paardenarts
Rijnenberg en den militairen hoefsmid Larmonné en hij mocht de voldoening
1nbsp; De tusschen haakjes geplaatste getallen geven het aantal paarden in de
gemeente aan.
smaken met lof zijn diploma aldaar te behalen. Zoover bekend was de heer
V E P de eerste hoefsmid in Zuid-Holland, die een cursusopleiding had
gevolgd.quot; Eeeds in 1895 deed hij weer van zich spreken; hij behaalde n.1.
in Duitschland een tweeden prijs met harddravers- en renbeslag. Nadien
is hii steeds de vraagbaak en leidsman op hoefbeslag-gebied pweest voor
™ne omgeving en spoorde hij steeds zijne collega's aan tot het bezoeken
van cursussen en het zich verder bekwamen in hun vak; zoo had hij o.a.
een verzameling aangelegd van 64 modelijzers en leende hij deze voort-
durend uit aan hoefsmeden uit den omtrek, welke cursussen volgden. Zijn
reputatie als hoefsmid bezorgde hem een zeer groote praktijk en van uren
uit den omtrek kwamen paarden met afwijkende standen en hoefvormen bij
hem op beslag; vele harddraversstallen -werden door hem bediend en
hengsten en merriën voor keuringen werden hem steeds ter beslag aange-
boden. Hier bleek zoo duidelijk wat kennis vermag en de eersten, die hem
navolgden, waren de gebroeders Jongerius, die beiden in Haarlem gingen
werken om aldus in staat te zijn den cursus aldaar te volgen, daarin Zuid-
Holland hiervoor nog geen gelegenheid bestond. Nadat ^^^
Haarlem voltooid hadden, vestigden beiden zich weer in Z-d-Holland^ Ook
nu heeft de heer v. E. P. nog een zeer drukke zaak «^bes aat behalve ^
Benthuizen, nog paarden uit Zoeterwoude, H-erswoude Waddmgsveen
Boscoop, Moercapelle, Bleiswijk, Zegwaart, ja soms -^^eiden en Del^ ^^^^
zaak is Uor ^l« hoefbeslag en des zomers in den bietentijd wordt den heelen
dag door beslagen. Dan komen van 50 tot 70 paarden wekelijks op beslag,
hoewel niet alle vierkant op nieuw beslag komen daar by landbouwpaarden
ook veel gebruikte ijzers weer worden ondergelegd. 's Winters is het getal
beslagen paarden veel geringer en daalt soms wel tot op de he^. De patroon
werkt met twee zoons en een halfwas knecht; als regel worden de ijzers
alle uit de hand aangemaakt; alleen in gevallen ^
neemt men zijn toevlucht tot machinale ijzers uit de ff/f/^^.f
Voor paarden met afwijkingen worden de ijzers gemaakt t^dens ^e m de
smederij z^n en aan de ijzerrekken is heel duidelijk te zien dat heel wa
afwijkende hoefijzers worden ondergelegd. Een uitvinding van hem voor
paarden met platvoeten, welke op keislag-wegen moeten dienst doen is
het leggen van een gegalvaniseerde plaat tussehen hoef en ijzer. Het is
Ln vervanging van de veel gebruikte leeren zool, welke in dit geval ster-
ker en goedkooper is.nbsp;,
De prijzen voor het beslag zijn in de afdeeling uniform aangenomen a s
f 5 voor een nieuw vierkant beslag van 1 bij Vie', zwaardere ijzers en alle
afwijkend beslag wordt extra berekend. Door concurrentie van met bonds-
leden is het voor vele hoefsmeden bezwaarlijk om dezen P^ïteJioud^n
TL dan ook enkele afwijkingen toegestaan. De heer v E P heeft echter
Iel zijn prijzen gehandhaafd, zelfs toen in 1918 een plaatselijke collega
Zet üJs ä 4 KG. voor f 3 besloeg 1 Landbouwpaarden worden als regel
in de travaille beslagen; overigens wordt het beslag ook veel uit de hand
uitgevoerd en vooral voor markten en keuringen wordt dit steeds gedaan.
Da? dit maxktbeslag belangrijk kan zijn, bewijst wel dat voor de laatste
Jul-markt te Voorschoten, alleen van den heer v. d. Berg, 19 drie-en vier-
jarige paarden door v. E. P. zijn beslagen. Het beslag wordt bijna steeds
vlak uitgevoerd, 's zomers als regel, doch 's winters veel met kalkoentjes aan
de achterijzers. Het winterbeslag wordt met schroeven en stiften toegepast;
de laatste worden het meest gebruikt en berekent men a 10 ets. per stiftgat
en a 8 ets per stift. Als stift geeft men de voorkeur aan de H-stift en ook
des zomers, bij groote gladheid, zooals dit jaar bij lang aanhoudende droogte
wel voorkomt, wordt er ook vrij veel gebruik van gemaakt.
Zoetermeer-Zegwaard. — Deze gemeente bestaat uit twee aaneengebouwde,
zeer welvarende dorpen. Akkerbouw, warmoezerijen en veeteelt worden in
de omgeving bij afwisseling uitgeoefend, terwijl er ook veel transport
is naar de omliggende groote steden en de gemeente aldus een grooten
paardenstapel rijk is. De twee groote fabrieken voor melkproducten
Nutricia en de Centrale, hadden ieder van 30 tot 40 paarden voor hun bedrijf,
doch dit getal is door het in gebruik nemen van vrachtauto's ingekrompen
en bedraagt momenteel ongeveer de helft; verder zijn er in deze gemeente
meer dan 100 paarden van boterboeren die hun waren naar de stad brengen.
Door een en ander en ook door de duurte van het beslag, is in de laatste
jaren een achteruitgang te bespeuren in het aantal paarden dat aan de
smederijen komt, hoewel dit laatste jaar weer een toename is vastgesteld.
Het hoefbeslag wordt uitgeoefend in 5 bedrijven, n.1. van de heeren Jongerius
en Kool te Zoetermeer en den Toom, Rademaker en Moers te Zegwaard;
hiervan zijn de patroons Jongerius, Moers en Rademaker gediplomeerd, de
laatste bezit een rijksdiploma; in al deze zaken wordt een gemengd bedrijf
uitgeoefend. Het drukste, wat het hoefbeslag betreft, is de smederij van den
heer Jongerius; hij werd te Haarlem opgeleid en vestigde zich nadien alhier. Hij
werkt met twee knechts en een jongen; een dezer knechts, Hengeveld genaamd,
behaalde dit voorjaar, als leerling van den Haagschen cursus, zijn Rijksdiploma
te Utrecht. De clandisie wordt gevormd door fabriekspaarden en boeren-
paarden, terwijl ook de harddravers van den heer Lammens, soms tot 12
in getal, door Jongerius worden beslagen, zoomede de in de buurt gestation-
neerde dekhengsten. In den zomer worden van 60 tot 70 paarden per week
beslagen, meest alle met handgesmede ijzers; alleen bij zeer groote drukte
gebruikt men uit nood Helpman-ijzers. Het beslag is vlak en wordt in den
noodstal of uit de hand ondergelegd. Er wordt hier in deze streek veel
gekruist met koudbloedhengsten en als regel worden de veulens op 1V g-jarigen
leeftijd verkocht; men ziet in deze streek dan ook in alle smederijen
travailles en uit een oogpunt van physieke kracht-besparing wordt er veel
gebruik van gemaakt, vooral wat de achterbeenen betreft. Het winterbeslag
wordt en vlak en met kalkoenen ondergelegd, terwijl hierbij tevens ronde
stiften in de maten van 9 en 10 mM. worden gebruikt. De prijs van het
beslag is te dezer plaatse verlaagd van f5 tot f 4.50, nadat in 1920 de heer
Moers zich hier als hoefsmid gevestigd heeft en deze, als niet lid van den
bond, tegen veel lager prijs werkte, en ten koste van de andere hoefsmeden
hierdoor veel paarden kreeg. Een verlaagde prijs, f 4, wordt ook genomen
voor het beslag van hitten of ketten, die hier in groot getal gebruikt worden
voor nielktransport en voor boter- en eierenhandel op de groote steden. Nog
zii vermeld als een staaltje van bezuiniging (?) bij de Centrale Melkfabriek
dat deze bij het duurder worden van de hoefbeslagprijzen, duizenden ü.tx.
minderwaardige Hippos-ijzers heeft opgekocht, welke door drie der pkatse-
liike hoefsmeden voor een bepaalden prijs bij de paarden van dit bedrijt
worden ondergelegd. De hoefsmeden krijgen deze ijzers van de fabriek mee
in de betreffende maten en hiermede wordt bij hen het paard beslagen./eer
zeker niet ten genoegen van den vakman en waarschijnlijk ook wel met ten
voordeele van de betrokken paarden.
De heer Jongerius heeft 4 hengsten in beslag; deze worden berekend a
f 7 doch voor het keuringsbeslag wordt dit bedrag hooger gesteld. Over het
algemeen genomen wordt niet geklaagd over de hoeven van de paarden;
wi komen nog al eens platvoeten voor en ook wel klemhoeven vooral bij
hitten. Vele transportpaarden op den Haag zijn erg sleetsch en komen soms
na een week weer op beslag. Er is dan niets aan de voeten te bekappen en
't liikt wel of die voeten niet groeien, zoo stérk is de slijtage. Ook de muil-
dieren, welke hier nogal gebruikt worden, zijn zeer sleetsch; ^V
ijzer met staal loopen ze nog geen 14 dagen. De knechts zijn in den kost b j
L patroon en verdienen bovendien f 25 per week.nbsp;lt;ieze goede bezol-
diging is het den heer Jongerius altijd gelukt om goede knech s te houden
die ten volle voor het beslag bekwaam zijn. Zij werken hier, als ook op de
meeste andere plaatsen, met bijzondere toestemming, 55 uur -per week. Van
de zaken te Zoetermeer is die van Jongerius niet alleen de g^otste, maar
ook de oudste; zij bestaat als hoefsmederij reeds meer dan 100 jaar en is
altijd druk beklant geweest, doch de groote vlucht is gekomen nadat de
oude Jongerius zijn beide zoons naar Haarlem had gestuurd en deze aldaar
opgeleid waren.
Zeawaard. Veel wat van de smederij van Jongerius gezegd is geldt ook
vo^Te overige bedrijven uit deze gemeenten; in Zegwaard behoort het
d ikste hoeUdsbedri f aan den heer P. den Toom
[aar in deze smederij gevestigd, doch voorheen werd de zaak gedreven door
den Teer Bos. Het is een gemengd bedrijf waarbij het hoefbeslag het voor-
naamste deel uitmaakt. De patroon heeft nog drie knechts in dienst, doch
S zelf en één knecht verzorgen als regel het hoefbeslag. De knechts werken
Ti 'smorgens 7 tot 's avonds half 7 met schafttijden, en ook hier is de
s'urige werkweek toegestaan. Al het beslag wordt uit de ^-d^^
hoewel er een travaille aanwezig is. De patroon gebruikt ook zoo goed a s
u tsTutend handgesmede ijzers; hij zegt een hater ^e jan machin^
üzers en niet dan uit grooten nood deze te gebruiken. Hij betrekt ze m d t
ieval van Helpman, doch vindt de gaten van deze ijzers wat te schraal.
Het beslag is meest vlak en des winters gebruikt hij stiften; deze past hij
fok in d n zomer toe bij hitten die met droog weer veel op de steenen moet^
?nbsp;1« teeen de zomer-gladheid. De hoeven zijn goed; wem.g plat-
bTen koln voor en ook wefnig andere hoefgebreken. Ook hier is de prijs
f 4 5Tvoor een normaal vierkant beslag en f 2.40 voor het rondom verleggen
v^dequot; ers. Het gemiddelde aantal paarden, dat den Toom per week
beslaat, bedraagt 20,
-ocr page 133-Pijnacker. — De omgeving van dit dorp geeft weinig akkerbouw te zien,
doch veel warmoezerijen met groote groen ten veilingen en verder veel vee-
teelt. De gemeente is zeer uitgestrekt en vier hoefsmeden vinden hier een
goed bestaan, n.l. de heeren Franx, Verbakei, Materke en Verbakei. Het
zijn alle gemengde bedrijven, doch Franx heeft van hen wel de meeste
paarden op beslag. De heeren Verbakei en Materke zijn gediplomeerd van
de Zuid-Hollandsche Mij. van Landbouw; zij werken beide met één knecht.
De zaak van den heer H. Eranx is hoofdzakelijk hoefbeslag, hetgeen wel
hieruit blijkt dat gemiddeld 5U tot 55 paarden per week beslagen worden.
In den zomer komen wel weken voor van 86 paarden en'van 28 per dag,
doch dan betreft het bij velen het verleggen van ijzers. Vóór den oorlog
was het nog veel drukker daar nu vele boeren hunne paarden zonder ijzers
in de weide laten loopen, enkel uit vrees voor de hooge beslagprijzen. Men
fokt hier koudbloedpaarden aan voor het landbouwbedrijf en warmbloed
voor den dienst op den weg. De ploegpaarden zijn beter van zwaarder slag
en voor het vervoer per as, van boter en kaas naar Leiden en Gouda, als-
mede van vee voor de markten te Rotterdam en den Haag en voor het
melktransport heeft men liever warmbloeds. De afstanden naar deze laatste
plaatsen zijn 17 en 20 K.M., hetgeen er wel op wijst dat een goed hoef-
beslag noodzakelijk is en dat vaak vernieuwing noodig zal zijn. Veulens
komen nooit in behandeling voor hoef besnijding, hoewel afwijkende standen,
vooral de toontredersstand bij de koudbloeds, hier veel voorkomen. De fok-
kerij is gebaseerd op den verkoop van li/g-jarige veulens.
De patroon werkt met een zoon en twee knechts, hij beslaat steeds uit de
hand en verklaart dat men op deze wijze geen lastige paarden krijgt. In
hoofdzaak worden fabrieksijzers gebruikt en deze worden meer van Helpman
dan van Hippos betrokken, daar de opinie is dat de gaten van deze laatste
ijzers te recht gestampt worden; het machinale voorijzer wordt over het
algemeen beter bruikbaar geacht dan het achterijzer. Wanneer een paard
zich strijkt, worden geen machinale ijzers ondergelegd, daar het beter is in
dat geval een nieuw ijzer te maken dan een ander te vermaken. Franx gaat
van het denkbeeld uit dat een onbeslagen paard zich niet strijkt; de fout
moet dus liggen in het besnijden of in het beslag; hij legt nu bij het
strijken van een hem verder vreemd paard, een heel licht ijzer onder en
bevindt zich daar veel beter bij dan met het toepassen van verschillende
modellen van strijkijzers. In het algemeen zijn de hoeven goed te noemen
doch in den winter wordt het beslag door de eigenaars veelal grof ver-
waarloosd en komt zeer veel rotstraal voor. De oorzaak hiervan ligt in de
wijze van opstallen. De boeren maken in den winter broeimest voor den
tuinbouw en geven de paarden 1 x 's weeks een baal stroo in het vak,
ietgeen door het paard moet worden vastgestampt en tot mest gemaakt;
juist zooals bij potstallen waarin het vee van de zandboeren voor de benoo-
digde mest moet zorgen. Franx deelde mij mede, des winters veel van deze
gevallen van rotstraal in behandeling te krijgen en met aegyptische zalf
hierbij veel succes te hebben.
Het zomerbeslag is vlak; 's winters krijgen de achterijzers kalkoenen en
verder worden voor winterbeslag stiftgaten aangebracht. Bij de melkrijders
worden 's winters aan de voorijzers ook kalkoenen aangebracht en deze
krijgen twee stiften aan elk vóór- en 2 aan elk achterijzer, terwijl de overige
paarden, die alleen aan de achterijzers kalkoenen hebben, twee stiften vóór
en 4 achter krijgen.
De meeste paarden komen op beslag uit Berkel en Pijnacker, slechts
enkele uit Benthuizen, Zoetermeer, Waddingsveen en Delfgauw. De prijs
van f 5 wordt hier gehandhaafd, hoewel in Moercapel f 4.80 en in Berkel f 4
wordt gerekend. Vóór den oorlog kostte het onderleggen van 2 ijzers 70 ets ;
er werd toen geld op toegelegd en mij dunkt het is dit schrille contrast n.1.
van het vroegere werken tegen te lage prijzen en met verlies en het tegen-
woordige tarief waarbij op een goed uurloon gerekend wordt, en waaraan
de werkgever zich nog maar niet gemakkelijk schijnt te kunnen aanpassen
Toch heeft men reeds op de prijzen laten vallen, daar verleden jaar alhier f 5 50
werd gerekend, doch de groote afslag van het ijzer brengt hiervan de bil-
lijkheid mee. Franx beslaat de transportpaarden met ^/g bij 1/2 e^i staal aan
den buitenkant en toch komen ze elke 10 dagen opnieuw op beslag. Als
gebrek aan de hoeven komt nog al eens voor de klemhoef bij wijden hoef
en Franx beslaat deze met kurkkit-inlagen en een ijzer met lippen aan den
binnenkant. De patroon is nu 25 jaar als zoodanig werkzaam; voorheen werkte
hii als knecht in Noord-Holland en leerde daar nog om de zool, steunsels
en straal tot bloedens toe te besnijden. Toen hij in Zuid-Holland kwam, heeft
hij veel geleerd van den heer van Eeden Petersman, met wien hij meeging
om de hengsten in zijn eigen dorp te beslaan en wien hij steeds zoomoge-
lijk behulpzaam was; hij heeft hem dan ook, door goed opletten en afkij-
ken, met succes nagevolgd.
Zijn smederij wordt geheel electrisch gedreven en is, evenals de overige
smederijen in deze streek, goed ingericht wat smidse en beslagloods betreft.
Waddingsveen. - Van de hoefsmeden in deze gemeente noemen wij de
. heeren Verhoef en de Rooy, beiden gediplomeerd, de laatste van uit Haarlem.
De hoefsmederij van den heer de Eooy werd vroeger door drie gebroeders
gedreven, die alle het hoefbeslag zelf uitoefenden; nu is de tegenwoordige
patroon alleen nog over en beheert reeds 40 jaar lang de zaak. Het is steeds
een zeer drukke hoefsmederij geweest en dat het bedrijf ook heden van
belang is, bewijst wel dat in 1920 nog 1174 paarden werden beslagen. De
patroon zelf werkt niet meer mee doch heeft twee goede knechts, waarvan
één gediplomeerd is. .Ook hier wordt de beslagprijs van f 5 gehandhaafd
hoewel te Gouda f 4.50 en te Woerden f 4 wordt genomen. Er wordt
geregeld overgewerkt en wel zijn de daguren van 6—7, met schafttijden,
tot een gezamenlijk getal van 57 weekuren.
De loonen der knechts bedragen f 43 's weeks. Er worden uitsluitend
handgesmede ijzers gebruikt en als regel wordt vlak beslag ondergelegd.
De zeer ruime werkplaats bevat twee travailles; annex de hoefsmederij
is een zeer groote rijwielzaak en een handel in huishoudelijke artikelen met
een groote monsterkamer voorzien van stofvrije étalages.
Zevenhuizen. — Alhier bestaat een zeer druk beklante hoefsmederij, n.1.
-ocr page 135-van den heer Heij; een oude zaak waar de vader van den tegenwoordigen pa-
troon van kindsbeen af in is geweest en er 73 jaar in geworden. De patroon
werkt met twee kneèhts en beslaat wekelijks ongeveer 50 a 60 paarden.
Het is een groot bedrijf dat electrisch wordt gedreven; de beslagloods bevat
twee travailles, daar alhier veel koudbloedpaarden op beslag komen; althans
hier staan twee koudbloed- en 2 warmbloedhengsten ter dekking. De knechts
werken ook hier met bijzondere vergunning 55 uur 's weeks. Alle ijzers worden
uit de hand aangemaakt en als bijzonderheid zij vermeld dat geen afhelling
aan de ijzers wordt aangebracht en dat dit tot geen nadeel schijnt te lijden.
Daar het te veel tijd zou kosten alle smederijen in het ressort Zoetermeer
te bezoeken, moest zoo hier en daar een greep worden gedaan om een alge-
meenen indruk te kunnen vormen. Deze indruk is dat in deze streek zeer flinke
bedrijven voorkomen met energieke patroons en dat het hoefbeslag hier,
voor zoover nagegaan, in zeer goede handen is.
Daar waar men in de steden zoo vaak een achteruitgang waarneemt, als
noodzakelijk gevolg van den verminderden paardenstapel, daar ziet men met
vreugde dat op het platteland hiervan niet alleen weinig sprake is, doch dat door
een ontwikkelden boerenstand een goed hoefbeslag ter dege geapprecieerd
wordt. Goed onderlegde hoefsmeden zullen hier dan ook een goed bestaan
vinden en het is alleen te betreuren, wanneer door concurrentie een nadeelige
winstberekening mocht ontstaan; het is ten slotte voor iederen smid een
zaak van eigenbelang, wanneer zij zich schaart onder de vanen van den
bond. Niet alleen dat hij zich dan moet houden aan de besluiten van den
bond in zake tarieven enz., doch ook zal hij in de gelegenheid zijn door
het bijwonen van vergaderingen zijne collega's te ontmoeten, van gedachten
te wisselen, onderwerpen te bespreken, kortom een gemeenschapsleven op te
doen, dat hem ook in zijn zaak weer te pas komt.
Als slot zeg ik gaarne dank aan den voorzitter der afdeeling Zoetermeer,
den heer van Eeden Petersman, voor de zoo aangename wijze waarop hij-
mij bij de verschillende hoefsmeden heeft geïntroduceerd en voor de inlich-
tingen welke hij mij alom heeft verstrekt.
HOEVEN EN BESLAG VAN KOUDBLOEDPAARDEN.
Gaarne wil ik een en ander opmerken over de hoeven en het beslag van
koudbloedpaarden. Nog al eens vaak worden keuringen en tentoonstellingen
van deze paarden door mij bezocht en daarbij valt het me dikwijls op dat
de keurmeesters den eigenaar attent maken op de hoeven en het beslag.
Dit is inderdaad ook soms wel noodig; smid en eigenaar hebben hieraan
schuld, maar laatstgenoemde wel in het meerendeel der gevallen waarbij
hoeven en beslag onvoldoende zijn. Er zijn toch eigenaren die hun paarden
weken, ja soms maanden in de wei laten loopen zonder ijzers en in dien
langen tijd zelfs nog niet eens de hoeven behoorlijk laten bijwerken, zoodat
zulke hoeven dan vaak totaal zijn stuk geloopen. En dan moet de smid dit
alles maar weer in één keer kunnen opknappen, als er een keuring of ten-
toonstelling aanstaande is. Iedereen zal toch begrijpen, dat dit met gaat.
Bij meerdere samenwerking tusschen eigenaar en smid zullen deze er beide
wel bij varen en wordt de paardenfokkerij bevorderd.
Wat de hoeven betreft van koudbloedpaarden meen ik te mogen opmerken
dat sommige keurmeesters hierover geen juist oordeel hebben. Mij is een
hengst bekend met goed gevormde hoeven, zeer sterken hoornwand goed
ontwikkelden straal, behoorlijk holle zool en normale wandhoogte (vóór 1 op
3- achter 1 op VI,). Toch werd den eigenaar op de keuring medegedeeld
dat de hoeven niet beter waren geworden en dat de verzenen te laag waren.
Hiermede ben ik het lang niet eens: ik ben een tegenstander van hooge
hoeven en vooral van hooge verzenen, omdat zij nadeelig werken m ver-
schillend opzicht. Zoo wordt de straal er door van den bodem verwijderd
en het lichaamsgewicht te veel in het hoeftoongedeelte gebracht, waardoor
het hoefmechanisme belemmerd wordt en dus ook de hoornpoei. Gevolg
hiervan is weer het ontstaan van hoefgebreken; verder lijden banden,pezen
en gewrichten door de onnatuurlijke belasting en ook de hoefkraakbeenderen
omdat de schokken onvoldoende worden opgevangen. Nauwe hoef, klemhoef
steengallen, rotstralen, hoornscheuren kunnen alle het gevolg zijn van dit
„hoogequot; beslag.nbsp;, ,,nbsp;-i i-„i.
Onlangs kreeg ik een hengst op beslag met een paar bokhoeven; ik liet
hem eens opstappen, maar hij strompelde over zijn hooge hoeven, waaronder
nog V« ijkers. Van draven was geen sprake. Bij opnemen van den stand in
den voet en het nader bekijken van de dikke ijzers kwam ik tot de ont-
dekking dat het geen bokhoeven waren, maar dat men er bokhoeven van
had gemaakt. De ijzers hadden bovendien nog verdAte takken. By het
Lefuitnemen van ^de ijzers ^eek de straal diep te liggen en ing^^^^^^^^
te zijn. Ik liet de hoevennbsp;a 4 c.M. zakken, hetgeen me de 2 cM. dikke
ijzers samen dusnbsp;a 6 cM. werd en toen kwam de straal weer ongeveer
in één vlak te liggen met den onderrand van den wand, welke goed werd
biigerond. De hengst kreeg weidegang zonder ijzers en kwam om de maand
bii mii terug ter controle. Na driemaal de hoeven te hebben bijgewerkt zijn
die llVUh 2 cM. verwijd en de gang is reeds heel wat beter geworden.
Tengevolge der hooge hoeven waren ook reeds steengallen aanwezig.
Laten de heeren keurmeesters niet te veel letten op hooge voeten en
vooral niet op hooge verzenen. Dit geldt hoofdzakelijk voor de voorhoeven,
die minder sterk zijn dan de achterhoeven en meer belast worden.
Ten slotte worden keuringen en tentoonstellingen nog steeds te weimg
door Rijks-onderwijzers in Practisch Hoefbeslag bezocht.
Hoogachtend,
J. A. Tangelder.
Duiven.
-ocr page 137-VERSLAG van het vierde examen ter verkrijging van
een Rijksdiploma als hoefsmid, afgenomen te Utrecht
in de maanden Maart, April en Mei van het jaar 1921 1).
Dit examen heeft plaats gehad ten overstaan van dezelfde examencommissie,
welke ook het in de maanden November en December 1920 gehouden derde
examen ter verkrijging van een Rijksdiploma als hoefsmid heeft afgenomen.
Nadat op enkele data in Februari in de verschillende vakbladen eene op-
. roeping voor het bovengenoemde examen was geplaatst, hielden de voorzitter
en de secretaris op 1 Maart eene voorbereidende vergadering en had op 2
Maart de vergadering van de geheele examencommissie plaats. Hierbij werd
onder meer de rooster van het examen vastgesteld, welke voor de 216 op-
gegeven candidaten op 36 dagen moest worden gesteld. De examendagen
werden als volgt bepaald: Maart 9, 10, 14, 15. 16, 17, 21, 22, 23, 24
April 11, 12, 13, 14, 18,quot; 19, 20, 21, 25, 26, 27 en'28, Mei 2, 3, 9, 10, 11^
12, 18, 19, 23, 24, 25, 26, 30 en 31, terwijl de eindvergadering van voor-
zitter en secretaris op 1 Juni werd gesteld.
De ondervinding heeft geleerd, dat de regeling van vorige examens goed
was, zoodat deze regeling weder geheel kon worden gevolgd, terwijl tevens
besloten werd, naar aanleiding van een schrijven van het Departement van
Landbouw, Nijverheid en Handel, dat aan candidaten bij niet slagen slechts
in het geheel tweemaal vergoeding voor reiskosten zon worden voorgesteld.
Van de vaste leden der examencommissie waren de heeren Plet, de Vries,
Steal en Ritsema nu en dan verhinderd de zittingen bij te wonen en werden
zij vervangen door de waarnemende leden: van der Plank, van Kempen,
Frederikse, Kroes, Bongaarts en Hagen.
Van de 216 opgegeven candidaten waren 11 wegens ziekte als anderszins
verhinderd aan het examen deel te nemen; van de 205 candidaten, die het
examen aflegden, waren er 45, welke reeds een diploma als hoefsmid hadden
behaald, de 160 overigen waren van cursussen afkomstig en wel van Amers-
foort, Heerenveen, Utrecht, Enschedé, 's Hertogenbosch, Breda, Middelharnis,
Kortgene, Roermond, Harlingen, Goes, Arnhem, Haarlem, Hoogeveen, Tiel,
's Gravenhage, Zwolle, Groningen en Oud-Beijerland. In het geheel slaagden
er 137, waarvan 32 reeds gediplomeerde hoefsmeden en 105 leerlingen van
cursussen. Aan 4 van de eersten, en aan 8 van de tweeden werd mede-
gedeeld, dat hun examen loffelijk was geweest.
Van de 205 candidaten welke het examen aflegden, waren er 171 voor de
1ste maal, 32 voor de 2de maal, 3 voor de 3de maal en 1 voor den 4den
keer. Van hen slaagden respectievelijk 109, 25, 2 en 1.
Gedurende het examen werd door vele leiders van cursussen en door
vele onderwijzers in practisch hoefbeslag het examen bijgewoond, waarbij
door de examinatoren het werk der candidaten met hen werd besproken, om
aldus te bevorderen, dat het peil der cursussen gebracht wordt op de hoogte,
welke de examencommissie eisckt voor het toekennen van het diploma.
Reeds nu was een groote verbetering op te merken aan het werk, dat door
vele leerlingen van cursussen geleverd werd en de centralisatie van de
cursusexamens is dan ook gebleken in het belang te zijn van het hoefbeslag
in het algemeen.
handigheid en vlugheid, kortom routine, moeten verkrijgen door de praktijk
en men bedenke dat in elk vak de ondervinding de beste leermeesteres is.
Voor hen, die volgens den geachten inzender „enkel om het diploma Jiamp;a.T
Utrecht gaan en daarna blijven werken als te voren en de leerboeken weer
voorgoed opbergenquot;, met deze dwazen kan men geen rekening houden wat
de examen-eischen betreft en zij zullen alleen zichzelve benadeelen. Het ware
echter te wenschen dat landbouworganisaties in deze gevallen een waarschu-
wing aan zulk een hoefsmid stuurden en bij niet verbeteren hunne leden
voor te stellen zulk een hoefsmid verder te boycotten.
G. H.
Geachte Redactie!
In „De Hoefsmidquot; van 15 April werd door mij in het kort medegedeeld
dat een militair hoefsmid een paard moet beslaan, dat is vier nieuwe ijzers
aanmaken, 12 schroefgaten met tapdraad, 4 plaatijzeren zolen pas maken,
enz., zonder hulp, in ^ uur.
Naar aanleiding van dat schrijven zegt een ander militair inzender in
het maandblad van 15 Juni o.a.: „bedoelde MiL hoefsmid heeft dat zeker in
een sarcastische luim geschrevenquot;, en verder: „dat het maar een berekening
van een Hoofd-Officier is en niet van een smid want deze weet welbeter.quot;
Ik ben het dan ook met het schrijven van dien inzender volkomen eens;
een dergelijke berekening, als van dien Officier, brengt vele smeden — daar
de nawerking te ernstig is — tot sarcasme, want ook genoemde inzender
ziet geen kans om volgens die berekening te werken, en volgens zijn onder-
vinding is voor dat werk 31/2 benoodigd.
Dergelijke inmengingen hebben in het leger steeds een schaduwzijde, zoo
ook deze. De veel genoemde berekening is als circulaire langs alle Artillerie-
Bureaux geweest en zoo het steeds gaat en ook moet (disciplinair) wordt er
stipt de hand aan gehouden, zeer ten nadeele van den mil. smid, aan zulk
een onderdeel verbonden.
Als ik nu nog enkele gegevens herhaal van den inzender, o.a. beslag
nazien, inspectiën, revolverschieten enz. — al komt hét niet alle dagen
voor, toch wel veelvuldig — dan is het begrijpelijk, dat eerstens de zoo
gewenschte 8-urige arbeidsdag verre in het verschiet ligt, ten tweede dat
wij zoodoende nog niet behoorlijk kunnen gebruik maken van de door den
M. v. O. gegeven vacantie.
Ik zou dan gaarne den Hoofd-Officieren willen verzoeken om, na gedane
informatie bij vakkundigen, een circulaire te willen doen rondzenden, waarin
de werkelijke aard der arbeidstijden van den militairen hoefsmid wordt
uiteengezet, ook met inachtneming van bovengenoemde bij-diensten, zoodat
wel degelijk zal uitkomen, dat vele smeden, vooral bij de Artillerie met een
aantal van 70 paarden in het wintertijdperk, hulp noodig hebben, want
zoo men elkander helpt ijzers maken, beteekent dit voor 140 paarden.
Ook een militair hoefsmid heeft op tijd behoorlijke rust noodig.
Met dank voor de plaatsruimte.
Een Militair hoefsmid.
-ocr page 140-_ WedstrP in hoefbeslag te Assen, 23 en 24 Aug. Wij ontleenen
hieromtrent aan het Drentsch Landb.bl. het volgende:
Door de groote deelname (23) is het noodzakelijk dat een voorwedstrijd
wordt gehouden op Maandag 22 Augustus, waarvoor het gebruik is gevraagd
van de smederij aan de Ambachtsschool van 11 uur voormiddags tot 6 uur
namiddags. Op dien voorwedstrijd krijgt ieder smid een balkijzer te maken
voor een ter plaatse aanwezigen plathoef. De Commissie kan vragen stellen
aan den vervaardiger. Staafijzer is aanwezig; ieder smid kan daarvan de
lengte afkappen, die hij meent noodig te hebben. Overigens wordt aan de
deelnemers geheel overgelaten, hoe zij het ijzer wenschen te maken. Voor
het vervaardigen wordt den tijd van ten hoogste een uur toegestaan.
In de smederij is alles aanwezig wat voor vervaardiging noodzakelijk is.
De deelnemers moeten echter hun eigen hand-gereedschap (hieronder wordt
verstaan: hamer, tang, ritsbeitel, doorslag, nijptang, houwkling, renetten,
rasp, enz.) medebrengen. Zij mogen zich niet anders laten bijstaan dan voor
het voorslaan. De beoordeeling der vervaardigde hoefijzers geschiedt volgens
onderstaande puntenschaal: vorm 30, draagvlakte 7, afhelling 10, bodem-
vlakte 5, rits 6, buitenrand 5, binnenrand 1, balk 14, lip 5, nagelgaten
15, is totaal 100.
De op den voorwedstrijd vervaardigde hoefijzers worden met de daarbij
behoorende keuringslijsten tentoongesteld.
Uit de smeden, die aan den voorwedstrijd hebben deelgenomen, worden
hoogstens 12 met het hoogste aantal punten gekozen die aan den wedstrijd
op het terrein mogen deelnemen.
Bij den wedstrijd op het Tentoonstellingsterrein krijgt ieder opgeroepene
bij een paard hoogstens een hoef te beslaan en hiervoor een ijzer te maken.
Bij den wedstrijd op het terrein worden beoordeeld: a. het afnemen van
het oude ijzer en het besnijden van den hoef; b. het vervaardigen en afwerken
van een daarvoor bestemd hoefijzer; c. het passen en onderleggen van het
hoefijzer; d. de beantwoording van mogelijk door de keurmeesters te stellen
vragen in verband met den verrichten arbeid; e. de benoodigde tijd voor
het beslag, welke hoogstens anderhalf uur mag bedragen.
Voor de verschillende onderdeelen en de bewerking van het geheel worden
cijfers toegekend volgens een nader op te geven lijst, en aan hen, die de
meeste punten behaalden, de prijzen toegekend.
De op den voorwedstrijd behaalde punten komen daarbij niet in aanmerking.
Voor nadere inlichtingen, schriftelijk of mondeling kan men zich wenden
tot Dr. J. Staal, Dierenarts, Parallelweg Assen.
* *
.1.
Voor inzendingen van collectie's hoefijzers op de groote Landbouw-Ten-
toonstelling te Assen kunnen diploma's al dan niet met geldprijzen of
medailles worden gegeven voor collectie's van 10 hoefijzers door den inzender
vervaardigd, uit de hand gesmeed, niet gevijld op de vlakte en niet zwart
gemaakt; waarvan 4 ijzers (2 voor en 2 achter) zonder, 4 ijzers (voor en
achter) met kalkoenen, en 2 ijzers met stooten en kalkoenen, terwijl een
zilveren medaille wordt beschikbaar gestéld voor de beste inzending van
2 handgesmede niet gevijlde balkijzers voor plathoeven.
— Bepalingen voor den wedstrijd in hoefbeslag te Hengelo op 2 September :
Art. 1. Aan dezen wedstrijd kunnen alleen gedipl. hoefsmeden deelnemen
tegen een inleg van f 2.50, te voldoen bij de aangifte.
Art. 2. Aangifte moet schriftelijk geschieden vóór 20 Aug. a.s. bij den
heer G. J. Rolink, onderwijzer-hoefsmid te Enschede, met nauwkeurige ver-
melding van naam, voornamen, woonplaats, ouderdom en opleiding.
Art. 3. De wedstrijd heeft plaats op Vrijdag 2 Sept. a s. 's morgens te
9 uur.
Art. 4. Ieder mededinger zal een hoef van een hem door het lot aan-
gewezen paard hebben te beslaan, waarvoor een werktijd van 40 min. wordt
toegestaan.
Art. 5. De beoordeeling geschiedt volgens een puntenstelael naar: a. af-
nemen v/h. oude ijzer en besnijden v/d. hoef ; b. maken v/h. daarvoor bestemde
ijzer; c. passen en onderleggen v/h. ijzer; d. korte mondelinge vragen over
bouw en verrichtingen v/d. hoef en de eischen waaraan een goed beslag
moet voldoen. Voordat tot beslag wordt overgegaan moet de deelnemer stand,
gang en hoefvorm mondeling beoordeelen.
Art. 6. Ieder mededinger is verplicht tot meebrengen en gebruiken van
eigen werktuigen (handhamer, tang, ritsijzer, voorslag, rasp, renet, houw-
kling, hoefnagels).
Art. 8. Jury is benoemd door Ov. L. Mij.
Art. 9. De te behalen prijzen zijn: 1. verguld zilveren medaille, 2. zilve-
ren medaille, 3. bronzen medaille.
Art. 10. Uitslag en prijsuitreiking na afloop van wedstrijd.
Art. 11. Bij event. geschillen beslist steeds de jury.nbsp;M.
—nbsp;Cursussen in hoefbeslag in Noord- en Zuid-Holland. Het Hoofdbestuur
der Holl. Maatschappij van Landbouw vestigt er in het Nederl. Landb.
Weekbl. de aandacht op, dat de Afdeelingen, die in den winter 1921—1922
een cursus in hoefbeslag wenschen te houden en daarvoor een Rijkssubsidie
wenschen te ontvangen, haar aanvragen daartoe vóór 1 Sept. aan het Hoofd-
bestuur moeten inzenden.
—nbsp;Ter gelegenheid van de landbouw-tentoonstelling te Zoetermeer-
Zegwaard op 13, 14 en 15 en 16 Sept. zal een wedstrijd in hoefbeslag
worden gehouden, waarvoor de deelnemers zich moeten aanmelden bij den
heer J. Fanis, algemeen secretaris te Zegwaard. Voor dezen wedstrijd
worden prijzen in geld en medailles beschikbaar gesteld, evenals voor de
rubriek „inzending hoefbeslagquot;.
Aan de deelnemers zal worden bericht, welken dag zij aanwezig moeten
zijn. — Vroegtijdige aangifte is zeer gewenscht.
— Ben zeldzaam geval van veulen-steltvoet beschrijft Dr. U. Fisher in de
Augustus-aflevering van „Der Hufschmiedquot;. Het betrof een veulen, dat
volgens nadere inlichtingen bij de geboorte iets steil gekoot en van een
moeder afkomstig was met bokhoeven aan beide voorbeenen. Op den leeftijd
van ongeveer drie maanden begon het veulen vóór overkoot te gaan. De
buigpezen waren slap. De eigenaar meende, zooals maar al te vaak het geval
is, dat het overkoot gaan wel weer zou over gaan. Echter verergerde het,
vooral rechts voor. Alle pogingen om te trachten door verbanden en leeren
of ijzeren pijpen daarenboven de voeten in de normale richting terug te
brengen, mislukten. De smid besneed de hoeven, ook zonder succes. De
behandelende dierenarts opereerde het veulen door beide buigpezen door te
snijden. Oogenschijnlijk hielp dit, echter slechts tijdelijk. Het werd al erger
en daar genezing niet meer mogelijk werd geacht, besloot de eigenaar het
veulen te dooden.
De beide onderbeenen werden ter nader onderzoek aan de hoafsmidschool
opgezonden. Eeeds bij eersten oogopslag bleek hier een buitengewoon sterk
geval van steltvoet aanwezig te zijn. De hoefrand aan het toon gedeelte kwam
over zijn geheele lengte met den bodem in aanraking, de zoolvlakte was
daardoor geheel naar achteren gericht. Halverwege de pijp waren sterke
verdikkingen aan de buigpezen te zien. Natuurlijk waren de toonwanden
door het loopen er op sterk afgesleten en voelde het hoorn, vooral in de
omgeving van den draagrand, ruw aan. De toon - en ook gedeeltelijk de
zijwand waren aan den draagrand' sterk omgebogen naar binnen, zoodat
tusschen de punt van den straal en de rand slechts «/a c-M- vrije ruimte
was, een gevolg alweer van de wijze van loopen. De hoeven waren breeder
dan normaal en minder lang. Links voor bedroeg de breedte aan den toon-
wand 41/2 C.M., aan den zijwand TVa c.M. en aan de verzenen 8I/3 c.M.,
terwijl deze maten rechts respectievelijk waren 41/3, 7 2 ^^ 8-
verzengedeelte was de wand zeer krachtig ontwikkeld; de buitensporige
breedte der hoeven was een gevolg van den overmatigen druk van het
lichaamsgewicht in het toongedeelte en een verplaatsing hiervan naar
achteren op de weeke deelen, waardoor de hoef werd verwijd. Ook bij het
loopen werden deze weeke deelen als het ware telkens uitgezet, terwijl de
bodemdruk natuurlijk hetzelfde in de hand werkte. Terwijl dus de achterste
hoef helft heelemaal niet met den bodem in aanraking kwam, was er toch een
zeer breede hoef met breede zijdelingsche en middelste straalgroeven en
zeer goed ontwikkelden straal.
Het hoefbeen was ook aan het toongedeelte omgebogen en bovendien plat
gedrukt door de voortdurende belasting. Aan de voorzijde van koot- en
kroonbeen hadden zich knobbelachtige verdikkingen gevormd, tengevolge
van een chronische ontsteking door overmatige rekking der strekpezen.
Dr. U. Fisher is geneigd dit bijzondere geval van steltvoet in verband te
brengen met een aangeboren aanleg. Bij de geboorte was het veulen reeds
steil gekoot.
Sehr, heeft in de litteratuur nog slechts één ander en soortgelijk geval
kunnen vinden ; daarbij betrof het een 5-j. merrie, die een hoefgewrichts-
ontsteking had en na 7 maanden behandeling niet meer herstellen kon. Het
hoefgewricht was vergroeid en de merrie liep gelijk het veulen op den toon-
rand met de zool onbelast naar achteren gericht.
* * *
—nbsp;In dezelfde aflevering komt nog voor een artikel van Louis Dammann,
hoefsmid te Bisbek in de provincie Oldenburg, ook over steltvoet van het
veulen. Hieraan zij het volgende ontleend. De schrijver wijst er op, dat men
bij veulens, welke in den herfst of winter geboren worden, zoo goed als nooit
steltvoet ziet optreden, in tegenstelling met 's zomers. Dit komt op rekening
van den weidegang. Bijna altijd worden de met mooi zomerweer geboren
veulentjes zoo gauw mogelijk in de weide gedaan en dit is volgens sehr,
met het oog op het ontstaan van steltvoet verkeerd. Gewrichten, pezen en
banden zijn nog te slap om zonder schade het vele draven en rennen te
doorstaan, vooral wanneer door de droogte, zooals nu, de grond hard is.
Natuurlijk staat het eene veulen er in meerdere mate aan bloot dan het
andere; veulens die den erfelijken aanleg hebben voor steil gekoot staan zullen
gemakkelijker een steltvoet krijgen. Dammann zegt krachtens groote ervaring
dat het rust geven door op te stallen het beste middel is tegen opgetreden
steden kootstand en tegen steltvoet. Volgens hem is het verkeerd een halve-
maanvormig ijzer onder te leggen en de verzenen in te korten, want de
opgetrokken pezen en banden laten zich niet door geweld rekken. Wel heeft
sehr, deze methode aangewend op verzoek van den eigenaar, maar dan
tevens rust voorgeschreven en spr. acht dat alleen dit laatste de genezing
brengt. Het aanbrengen van een halvemaanvormig ijzer heeft wel het voor-
deel, dat de teen van den hoef niet verder kan afslijten, zoodat men na de
rustperiode den stand van het onderbeen door besnijden weer in orde kan
brengen. Sehr, stelt ten slotte de vraag of de bodemgesteldheid, b.v. door
kalkarm of kalkrijker te zijn, ook nog van invloed zou kunnen wezen op
het ontstaan van steltvoet.
* HC
*
—nbsp;Dr. U. Fisher is het met het voorgaand betoog niet geheel eens. Wel
over het ontstaan en 't in ieder geval in de hand werken van steltvoet door
weidegang, doch niet over de door Dammann zoo zeer geprezen behandeling
van enkel rust. Hij gaat hierin volgens Dr. F. te ver. Meestal krijgt de
smid gevallen van steltvoet te behandelen welke reeds vergevorderd zijn en
verwaarloosd. Met het besnijden van den hoef alleen komt men er dan niet
en dan moet men z'n toevlucht nemen tot doelmatig beslag daarenboven,
soms zelfs met peessnede gepaard. Rust alleen helpt in deze gevallen beslist
met en bovendien heeft de ervaring geleerd dat matige beweging niet
schaadt. Dat pezen en banden zich niet plotseling door geweld laten rekken,
IS jmst, maar door het besnijden en het beslag zal wel geleidelijk aan een
rekking worden verkregen en dikwijls spoediger dan men verwachtte. Dé
dierenarts Linöcker heeft groote ervaring in deze kwestie verworven en
deelt mede in 90 % der door hem behandelde stelvoet-gevallen genezing te
hebben verkregen met beslag. Hij bracht een ijzer aan dat 2 c.M. voor den
toon uitstak ; het veulen moest dus doortreden. Rust, aldus Dr. IT., kan wel
een pas onstane of in wording zijnde steltvoet ten goede komen, echter z.i.
dan nog niet zoo snel als Dammann aangeeft.
Wedstrijd Hoefbeslag voor gediplomeerde hoefsmeden
op Vrijdag 2 September a.s., 9 uur v.m., te Hengelo (O.)
ter gelegenheid der groote Land- en Tuinbouwtentoonstelling.
Opgave tot deelname voor 20 Aug. a.s. schriftelijk bij Gr. J. ROLINK,
Onderwijzer Hoefsmid te Enschede, onder toezending van f2.50_ inleg
en met nauwkeurige inlichtingen (namen, woonplaats, leeftijd, opleiding).
Ambachtsschool te 's-Gravenhage.
Cursus in Hoefkunde en Hoefbeslag.
Zij, die wenschen deel te nemen aan een cursus in Hoefkunde
en Hoefbeslag aan de Ambachtsschool te 's-Gravenhage, Nieuwe
Haven 95, worden uitgenoodigd zich vóór den lüen September a.s.
schriftelijk aan te melden bij den Directeur der school, onder over-
legging van een bewijs, dat zij den' 19-jarigen leeftijd hebben bereikt,
de lagere school met vrucht hebben gevolgd en ten minste 3 jaren
in het smidsvak werkzaam zijn geweest.
lavastraat 90, 's-CravenliaBe.
In alle maten en modellen.
Uit voorraad leverbaar.
Uiterst concurreerende
prijzen.
Verzuimt niet ons aan te vragen
-ocr page 145-S. C. lïl. BAX. glashaven 9 en 36 - ROTTERDAM.
- Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. -
Meest uitgebreide sorteering prima blanke
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fjne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —
BAX filasliaven
Rolteriaffl.
So. l^i.
NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN
voordcelig, gemakkelijk in gebruik. — Kunnen niet loslaten.
Merk „Paciflcquot;,
met zwaar MeMulc.
Open zolen uit één stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in 11 maten van tot
Eng. dm., uiterste breedte buitenkant
ijzers gemeten.
Merk „Ramblerquot;,
in witte en grijze
Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van 4|
tot Eng. dm.
Merk „Cliicagoquot;,
geheel Caoutchouc
uit één stuk met
zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van
i 7-1-tot 7^ Eng. dm.
uiterste breedte' buitenkant ijzers gem.
Strykringen
met riempje
Hoef-
ranrten.
Kunstboom.
IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.
Opruimers voor
Schroefgaten.
Schroeven en Stiften
in alle modellen;
tijdige bestelling
gewenscht.
Lasch- of Welbladen en
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.
Touwijzers in
verschillende maten.
met kroon.
26e Jaargang. — Aflevering 9. — 15 Sept. 1921.
MAANDBLAD.
-ocr page 147-Lambert open pad
Walpole boulevard pad
Walpole truss pad
en de bekende
Amerikaansche
HELLER HOEFRASPEN
WEDER LEVERBAAR
Lambert amp; Company
Leuvehaven 66 :: Rotterdam
Een en ander over Zuidholland en het hoefbeslag. — Prijsberekening
Voor het hoefbeslag. — Wedstrijd voor hoefsmeden te Doetinchem. —
Wedstrijd voor hoefsmeden te Assen. — Het hoefbeslag op de Hengelosche
'tentoonstelling. — Korte mededeelingen. — Persoverzicht. — Advertentiën.
SOT
Hill
IUI
^nbsp;Bar pad
iltlnbsp;Frog pad
Hillnbsp;p^'i
illf
ÉW
SMIfs
'quot;•quot;Säquot;.?quot;!-
EEN EN ANDER OVER ZUIDHOLLAND EN HET HOEE'BESLAG,
DOOR
Dr. GALLANDAT HÜET,
Kapitein-paardenarts te Amersfoort.
(Vervolg).
Gorinchein.
De stad Gorinchem of kortweg Gorkum, was eertijds de achtste der
stemmende steden van Holland en is gelegen aan de Merwede ter plaatse
waar de rivier de Linge, welke dwars door de stad loopt, hierin stort. De
beide naaste steden zijn Schoonhoven en Dordrecht, resp. ten N.W. en ten
W. gelegen, elk op vier uur gaans afstand. Omtrent den oorsprong der stad
en de beteekenis van den naam, tast men nog in het onzekere; men neemt
aan dat de Romeinsche legerplaats Grinnes aldaar heeft gelegen, doch het
eerste officiëele bescheid van de stad dateert pas van 1287. Het is een hand-
vest, waarbij Graaf Floris de Vijfde de poorters van Gorinchem tolvrij ver-
klaarde voor geheel Brabant en Holland. De lijsten van de schepenen der
stad beginnen in het jaar 1315 en uit handvesten uit dien tijd kan men
opmaken, dat het toen reeds een geruimen tijd een bloeiende stad was. De
naam Gorinchem is hoogstwaarschijnlijk het beste af te leiden uit „Goorquot;
dat een moerassige plaats beteekende en „Heimquot; dat woning aanduidt, aldus
een woning aan een moerassigen grond. De stad is in den loop der tijden
veelal een twistappel geweest bij binnenlandsche oorlogen en de geschiedenis
der stad boogt op heel wat krijgsbedrijven. Reeds in 1388 werd zij betrokken
in een oorlog tusschen de Heeren van Arkel en Vianen; in 1403 doorstond
zij een beleg, in 1408 eveneens en toen werd de stad ingenomen door hertog
Willem van Beieren, doch bij verrassing hernomen door Willem van Arkel.
In 1412 eindigde de oorlog tusschen de Gelderschen en Hollanders en werd
Gorinchem met Woudrichem en het land van Arkel aan den Graaf van
Holland afgestaan. In de 15e eeuw leed de stad veel onder de Hoeksche
en Kabeljauwsche twisten, totdat het aan Jacoba van Beieren gelukte de
Kabeljauwschen te verslaan en aldus te zegevieren. Nog duidt een gevel-
steen in de Revetsteeg de plaats aan, waar bij dit gevecht in 1417 Jonkheer
Willem van Arkel sneuvelde. In 1454 waren er heftige geschillen tusschen
Gorinchem en den Heer van Altena en werden vele burgers omgebracht;
in 1479 wederom oorlog met de Gelderschen waarbij Vuuren en Aalst werden
platgebrand, doch het volgende jaar werd wraak genomen en de stad
door de Gelderschen in brand geschoten. In Juni 1572 eischten 16 schepen der
Watergeuzen onder Lumey, Graaf van der Mark, de stad op en bemachtigden
stad en kasteel. Lumey beging hierop groote wreedheden, p.a. door 19
geestelijken, na pijniging, te Brielle op te hangen; deze historie der Gorin-
chemsche martelaren is door Estius te boek gesteld. Later, in 1672, onder-
namen de Franschen verscheidene aanslagen op de stad doch werden steeds
teruggeslagen; ook met list mocht het hun niet gelukken de stad in handen
te krijgen. De gunstige ligging aan de rivieren heeft het steeds tot een
sterk bolwerk gemaakt en ook heden ten dage is het nog in het vesting-
stelsel opgenomen. Dat Gorkum van ouden datum is, merken wij nog in de
stad aan eenige gevelsteenen en gebouwen. Zoo o.a. een gedenksteen in
het Brughuis „in den blowen hoetquot; anno 1640, verder een oude gevel in
de Burgstraat met opschrift „'t coemt al van Godquot; dateerend van 1563. Het
„Huis Bethlehemquot;, dat dienst doet als museum, werd gebouwd in 1566 en
de zeer fraai bewerkte gevel voert het opschrift „Vreest den Heer, Doet
Hem Eer, Want den dagh van Sterven haest Hem seer.quot; De mooie en zeer
oude St. Janstoren werd in 1230 gebouwd, doch de hierbij behoorende
St. Janskerk werd wegens bouwvalligheid in 1845 afgebroken; mede zeer
oud is het Gasthuis of Kanselpoortje waarop het jaartal 1391. Tot de verdere
historische merkwaardigheden behoort het Hugo de Groot-poortje, dat het
overblijfsel is van het huis van Daetselaar, van waaruit de Groot, na zijn
ontsnapping uit Loevestein in metselaarskleeren ontkwam. Nauw verbonden
aan den naam Gorkum is het slot Loevestein, door Tollens aldus bezongen:
Waar Maas en Waal te samen spoelt
En Gorkum rijst van ver.
Daar heft zich op den linkerzoom,
En spiegelt in den breeden stroom
Een slot van eeuwen her.
Waarschijnlijk gesticht door de Noormannen, is het vroeger veel grooter
geweest, dan het nu aantoont; het werd, na den Brittenburcht bij Katwijk,
reeds in 1417 tot Staatsgevangenis gemaakt en heeft sindsdien vele mili-
tairen en staatslieden binnen zijne muren vastgehouden. Wij noemen slechts
Meester Gozewijn de Wilde, in 1445 Stadhouder van Holland, Zeeland en
Friesland, welke er in 1449 ter dood werd gebracht; Jacob de Wit, burge-
meester van Dordrecht, in 1650 gevangen gezet; Jan de Waal, burgemeester
van Haarlem, Jan Duyst van Voorhout, idem van Delft, Albert Ruyl,
Nanning Keyser en Nikolaas Stellingwerp, pensionarissen van Haarlem,
Hoorn en Medemblik; Abraham van Wicquefort, minister-resident van Polen,
welke er van 1675 tot 1679 werd gevangen gehouden; verder Simon van
Halewijn, die in 1696 na drie jaar gevangenschap ontvluchtte, nadat hij
onder zijn ledikant een gat geboord had met een mes dat hij bij het breien
van vischnetten gebruikte. Behalve politieke gevangenen werden o.a. in
1621 ook negen remonstrantsch gezinde predikanten voor levenslang te
Loevestein gekerkerd; van de militaire gevangenen noemen wij Pieter de la
Rocque, Luit.-Generaal en Alexander Graaf van Bylandt, beide resp. wegens
overgave van Hulst en Breda aan de Franschen, in 1749 en 1793 tot levens-
lange opsluiting veroordeeld en George Askue, Engelsch Admiraal, welke
in den vierdaagschen zeeslag in 1666 krijgsgevangen werd gemaakt. Nemen
wij afscheid van deze historische plek met het geestige gedichtje van Wester-
baen, gewijd aan het ontkomen van Hugo de Groot in de bekende
boekenkist en waarbij hij zoo handig geholpen werd door zijn vrouw en
zijn dienstbode:
Vrouw Reigersbergh' zei tot den kastelein,
Den slotvoogd van het sterke Loevestein:
„Wat hebt gij toch dus over mij te klagen,
Dat ik mijn man heb uit dit fort doen dragen,
Dank mij veeleer dan dat ge mij beticht ....
Gij hadt den Huigh, en dien heb ik gelicht.quot;
De stad zelve heeft ruim 200 paarden, voor het meerendeel van nering-
doenden, die in den regel elk één of twee paarden houden. Toch zijn er
ook nog enkele groote paardenbedrijven, zoo o.a, de eenige overgeblevene
van de drie vroeger bestaande stalhouderijen, welke 14 paarden houdt;
verder de firma E.nijf, sleeper, met 8 paarden, de Petroleum Maatschappij
met 6 paarden en de gemeente zelf eveneens met 6 paarden. Van deze
paarden in de stad zelf, zijn er van 30 tot 40 van het zware slag, de overige
zijn gewone gebruikspaarden of hitten, terwijl er bij een der sleepers nog
drie muildieren dienst doen. Bij de hoefsmeden in de gemeente komen,
zooals dat bij alle provinciesteden gebruikelijk is, op marktdagen vele paarden
op beslag uit de omliggende dorpen en daar Gorinchem het centrum is van
een welvarende streek, zijn de marktdagen dan ook zeer druk bezocht.
De omgeving is een weidestreek en men vindt er weinig of geen bouwland;
zware paarden worden er ook niet gefokt en een eigenlijke paarden-
fokstreek is het dan ook niet. Toch houden de weiboeren allen één of twee
paarden, noodig voor eigen gebruik in de boerderij en om melk te rijden;
zij fokken echter geregeld een veulen bij en wel van het type landbouw-
tuigpaard. De markt wordt des Maandags gehouden en hier komen boeren
uit Schelluinen, Nieuwkerk, Boven- en Neder-Hardinxveld, de Bout, Noord-
en Zuid-Bleskensgraaf, Goudriaan, Ottoland, Laagblokland, Spijk, Arkel,
Rietveld en Ameide, terwijl ook nog wel paarden uit verder gelegen plaatsen,
zooals b.v. Leerdam, nu en dan te Gorkum op beslag komen. Luxe is hier
ook vrijwel verdrongen door de auto's ; waren voor eenigen tijd in Gorinchem
nog 21 équipages, thans zijn er nog twee over, welke beiden van maand-
paarden uit Zeist voorzien worden. — Het is te verwachten dat in een stad
als centrum van een plattelandsbevolking, waar bovendien slechts één spoor-
weg is en geen tramverbindingen zijn, en dus veel vervoer per as en
paard moet plaats hebben, dat daar belangrijke hoefsmederijen zullen worden
aangetroffen. Er zijn in de stad zelve vier hoefsmederijen, n.l. van den heer
Luyten in de Westwagenstraat, de Gebr. Bergman in de Korenbrugstraat,
den heer Piekhard in de Kwekelstraat en den heer Lamoen in de West-
wagenstraat. Het zijn alle gemengde zaken, waarbij echter het hoefbeslag
van veel beteekenis is.
De heer Luyten Sr. is voorzitter van de afdeeling Gorinchem van den
Bond van Smedenpatroons, de heer P. M. Piekhard is penningmeester; de
overige genoemde twee patroons ter plaatse zijn geen lid van den bond.
Uit de omgeving der stad zijn de volgende hoefsmeden lid : B. Dukels te
Giessendam, Eirma Gaikhorst amp; Jacobi te Arkel, Geurts te Heukelom,
W. Jongbloed te Dalem, B. Kieviet te Hoornaar, A. Tong te Herwijnen,
W. Keizer te Sliedrecht, J. v. Gessel te Kedichem, H. IJzerman te Brand-
wijk, van Slijpen te Sliedrecht, van Vliet te Hardiaxveld en Harrewijn te
Criessen-Nieuwkerk.
De beslagprijzen, door den bond vastgesteld, zijn /4.80 voor het vierkant
beslag van een gewoon paard en / 4.20 voor een hit. Voor zware paarden
en ook voor alle afwijkingen aan het beslag, wordt meer berekend, terwijl
dekhengsten a ƒ 7.50 en / 10.— worden beslagen. Het winterbeslag wordt
hier met stiften en schroeven gecombineerd uitgevoerd en wel in elk ijzer
komen twee schroeven in de takeinden en twee stiften in het toongedeelte.
Voor elk gat en voor elke stift of schroef wordt 10 cent berekend. Over
het algemeen wordt in de stad vlak beslagen hoewel aan de achterijzers
nog al eens kalkoenen worden aangebracht; vreemd doet het dan ook aan
wanneer men verneemt dat in de plattelandsgemeenten uit de omgeving
nog zooveel met kalkoenen wordt beslagen, daar het hier toch waarschijnlijk
nog minder noodzakelijk zal zijn dan in de stad zelve. Behalve platvoeten,
welke hier nog al veel aangetroffen worden, klaagt men niet veel over
hoefgebreken en ook is men over het algemeen niet ontevreden over de
zorg van de eigenaren der paarden, die vrijwel geregeld op tyd het beslag
laten vernieuwen, althans laten verleggen.
Van de genoemde hoefsmederijen is wel de drukste zaak die van den
heer D. G. Lujten. De patroon volgde in 1900 een cursus ter plaatse en
behaalde aldaar een diploma, terwijl de zoon, de heer G. Luyten, zijn
opleiding ontving aan de Hoefsmidschool te Tiel, alwaar hij op 3 Januari
1911 met goed gevolg het eindexamen aflegde. Spoedig daarop slaagde hij
voor toelating tot den onderwijzerscursus te Utrecht en reeds het volgend
jaar mocht hij ook hiervan het brevet behalen. Tijdens zijn leertijd te Tiel
bezocht hij vele handelsstallen en ging o. a. veel naar buiten met den
toenmaligen directeur der school, wijlen den heer van Lent, met wien hij
geregeld de stallen van den heer Heuf Cellendonk te Kerk Avezaath bezocht
en aldus zijn blik op paarden- en hoefbeslaggebied sterk verruimde. De
zaak van den heer Luyten is de oudste in Gorkum en bestaat ruim 60 jaar;
sinds 30 jaar wordt de smederij reeds met een motor gedreven, terwijl
sedert kort een electrische installatie is aangebracht. Niet alleen dat de vuren,
draaibank, slijpinrichting e. a. electrisch gedreven worden, doch ook is met
zeer veel moeite en enorme kosten een stoomhamer opgesteld, welke o. a.
gebruikt wordt om te wellen en hoefijzers „te bradenquot;. De oude hoefijzers
werden dan ook als regel, aldus weer verwerkt en vóór de invoering van
de arbeidswet, met de kortere werkuren, werden dan ook nooit machinale
hoefijzers gebruikt. De laatste jaren moest men deze echter gaan gebruiken
en betrok men ze uit de fabriek van Helpman te Groningen; men vindt
deze ijzers echter te scherp en niet bodemnauw gesmeed. In den laatsten
tijd worden weer meer handgesmede ijzers aangemaakt en hoopt men dit
weer geregeld te kunnen volhouden.
De heer Luyten heeft veel moeite gedaan om ijzers te betrekken uit de
fabriek van Kerckhaert te Stoppeldijk, daar deze ijzers heel mooi van
vorm en model zijn, doch de capaciteit van deze fabriek is niet groot
genoeg om in Zuidholland te kunnen leveren en alleen naar Zeeland,
Noordbrabant en een gedeelte van Limburg worden door den heer Kerckhaert
ijzers geëxpedieerd. Het gebruik van machinale hoefijzers is in deze streek
wel zeer groot en ook in vele der buitengemeenten is het regel; zoo b.v.
in Herwijnen, waar bovendien de zuinigheid der boeren zoo ver gaat, dat
zij niet willen dat er een lip aan het ijzer getrokken wordt, daar het door
deze bewerking ter plaatse dunner wordt en dus spoediger verslijt. In de
zaak van den heer Luyten worden 5 a 6000 nieuwe ijzers per jaar onder-
gelegd, terwijl van ongeveer een derde van alle paarden, die op beslag
komen, de ijzers worden verlegd; men kan hieruit wel nagaan, dat het
hoefbeslag hier lang geen bijzaak is. Op marktdagen komen dan ook wel
10 a 14 paarden van buiten op beslag, terwijl ook door de week nog veel
paarden van buiten komen, zoo o. a. uit Werkendam, hetgeen wel op moet
vallen daar door de eigenaars van paarden die uit deze gemeente te Gorkum
komen, boven het beslaggeld, nog tweemaal een hoog veergeld moet
worden betaald. Behalve de heeren Luyten, vader en zoon, werken in deze
zaak nog twee knechts en tw«e jongens; het personeel bedraagt ook wel
eens 9 man doch het is moeilijk dit voltallig te houden. Gorinchem wordt
gerekend in de derde klasse van den loonstandaard en de uurloonen voor
de knechts bedragen van 55 tot 65 cents, terwijl jongens van 18 jaar
45 cents per uur verdienen. De werktijden zijn van acht tot twaalf en van
half twee tot half zes. De heer Luyten Jr. gaat heel veel buiten de gemeente
paarden beslaan en wel voornamelijk in den Biesbosch, waardoor hij dan
ook dagen aaneen van huis is. In den Biesbosch treft men mede het koudbloed-
paard aan en hier, alsook in Almt:erk en Werkendam, heeft men groote
paardenbedrijven; zoo beslaat de heer Luyten alleen van den heer Groeneveld
in den Biesbosch 30 bedrijfspaarden; de meeste hiervan worden alleen vóór
beslagen. Dit buitenwerk geschiedt 'uitsluitend met handgesmede ijzers;
het heet „koud beslagquot; te zijn, echter in dier voege dat in den regel toch
de gelegenheid bestaat om de ijzers in het vuur te leggen; men maakt
dan n. 1. gebruik van de schaftvuren der arbeiders, die in den Biesbosch
voor de geheele week komen werken en gemeenschappelijk in eigen menage
voorzien. De noodstal wordt bij het beslag zeer veel gebruikt en in den
regel bij het koudbloedpaard om lichaamskracht uit te sparen; de andere
paarden beslaat men vaak uit de hand, doch men plaatst ze ook veel in
den noodstal en wel om in de smederij plaats te winnen. In de overige
smederijen wordt vrijwel op dezelfde wijze beslagen. Vermelden we nóg dat de
heer Piekhard, welke ook in 1900 te Gorinchem een diploma behaalde,
werkt met één zoon, een knecht en een jongen. De Gebr. Bergman werken
te samen, zij zijn niet gediplomeerd en ook niet aangesloten bij den bond;
het is zeer jammer dat zij zich in hun vak zoo afzijdig houden, want het
is zeker dat hier goed smidsbloed inzit; hun vader stond n. 1. indertijd
gelijk met van Horsen op de voordracht voor smidsbaas aan de Veeartsenijschool.
Tenslotte vermelden we den heer Lamoen, die met twee zoons werkt
benevens een paar halfwas knechten; een der zoons behaalde een diploma
te Gorinchem in 1911, terwijl de andere bovendien het brevet van onder-
wijzer in hoefbeslag te Utrecht verkreeg. Deze laatste is niet aangesloten
bij den bond van onderwijzers, terwijl de heer Lamoen Sr. ook niet aan-
gesloten is bij den bond van smedenpatroons. Dat Gorinchem als middelpunt
van zoo vele hoefsmeden gunstig gelegen is als opleidingsplaats en
het, ter voorziening van al deze patroons van goed onderlegde werkkrachten,
zeer nuttig is om hier cursussen te geven, zag men reeds bij het begin
van deze eeuw in. Sindsdien zijn hier echter de cursussen met horten en
stooten gehouden, en zoo heeft in 1911 de laatste cursus plaats gevonden.
Het is dan ook een zeer verblijdend verschijnsel, dat dezen winter een
nieuwe tweejaarlijksche cursus zal worden gehouden. Aan dezen cursus zijn
verbonden de heeren Holst als veearts en Luyten als onderwijzer
hoefsmid; het getal leerlingen zal niet meer dan tien mogen bedragen, aan
wie des Zaterdags in de ambachtsschool les zal worden gegeven.' Wij
hopen dat deze cursus geheel aan het doel zal beantwoorden en dat zij
weer de eerste mag zijn van een nu verder onafgebroken reeks; de streek
zal hierbij ten zeerste gebaat zijn, het hoefbeslag zal geheel in rationeele
banen worden geleid en de hoefsmid, de paardeneigenaar en het paard
zelf, zullen van dit onderwijs zeer zeker alle de voordeelen gaan genieten.
(Wordt vervolgd).
PRIJSBEREKENING VOOR HET HOEFBESLAG.
Er zijn geen werkzaamheden in de smederij waarover in de laatste jaren
meer is geschreven en gesproken dan Jjet hoefbeslag, en wel in het bizonder
over den prijs. Voor den oorlog werd het hoefbeslag bepaald heel slecht
betaald en hadden de smeden toen eens een berekening gemaakt, dan waren
ze tot de slotsom gekomen dat er, bij een prijs van plm. f 1.50, geld bij
moest. Tijdens den oorlog, toen het materiaal en uurloon verbazend in prijs
omhoog gingen, zijn de smeden eindelijk begonnen te rekenen. Er werden
onkosten- en uitschotrekeningen opgemaakt, en tezamen met een zekere
winst op materiaal en het uurloon enz. werd de prijs vastgesteld.
Verschil bij het opmaken van zulk een totaal-berekening komt altijd voor,
omdat niet overal het uurloon even hoog is en het aantal uren niet gelijk
voor het maken van hoefijzers en voor het beslaan van het paard.
Bijna altijd werden de prijzen berekend en vastgesteld op den grondslag
van handgesmede hoefijzers, en juist dit is het waar ik even de aandacht
op wil vestigen, naar aanleiding van pogingen die hier en daar worden aan-
gewend, om den prijs van 't hoefbeslag alleen vast te stellen op de basis
van machinale hoefijzers, omdat tegenwoordig vele machinale ijzers worden
gebruikt en de prijs van deze ook lager gesteld kan worden. Op deze wijze
zouden wij door de paardenhouders genoodzaakt kunnen worden om alleen
machinale hoefijzers te gebruiken. Dit zijn toch gevolgen die te wachten
zijn. Deze moeten in de eerste plaats door de onderwijzers in practisch
hoefbeslag voorkómen worden, doordat ieder in zijn omgeving zoo veel
mogelijk de smeden onder het oog brengt, dat het vervaardigen van hoef-
ijzers, vooral voor de jonge generatie, niet mag verdwijnen:
le. omdat bij opleiding van hoefsmeden alleen niet voldoende is dat de
leerling op cursus of school hoefijzers maakt, maar dat hij zich voortdurend
oefent in de smederij, want juist hierdoor leert hij niet alleen vlug en goed
ijzers maken, maar krijgt tevens handigheid in het richten;
2e. wil men het hoefbeslag goed uitvoeren, dan diene men niet geheel
van machinale ijzers afhankelijk te wezen, maar dan moeten verschillende
modellen ijzers in de smederij aanwezig zijn, als balk-, strijk-, klapijzers,
ijzers met verdikte en breede takken enz., terwijl men maar één model
machinaal ijzer kan verkrijgen;
3e. willen de hoefsmeden een Rijksdiploma behalen als hoefsmid, dan
dienen ze wel degelijk een goed hoefijzer te kunnen maken, en van verschil-
lende vormen.
Uit bovenstaande blijkt m.i. voldoende, dat het vervaardigen van hoefijzers
in de smederij moet blijven bestaan en dus ook de prijs moet worden ge-
regeld naar handgesmede ijzers.
Langs dezen weg wil ik in de eerste plaats de leden van de Vereeniging
van Rijks gedipl. onderwijzers in pr.-hoefbeslag op het hart drukken een
wakend oog te houden op het vaststellen van de prijzen, maar ook zij die
geen lid zijn van de Vereeniging behooren een oog in 't zeil te houden,
want het gaat hier om de techniek van het hoefbeslag.
M. R i t s e m a,
Appingedam, Augustus '21.nbsp;Voorz. v/d. Vereeniging van Rijks
gedipl. onderwijzers in pr.-hoefbeslag.
WEDSTRIJD VOOR HOEPSMEDEN TE DOETINCHEM.
Zoo is dan weer achter den rug de quot;dag van spanning voor de hoefsmeden,
die aan den wedstrijd 16 en 17 Aug. j.1. te Doetinchem hebben deelgenomen.
Voor de meeste smeden is het immers een dag van inspanning om aan
een wedstrijd deel te nemen. Zij weten dat dan hun werk gecontroleerd
wordt, — dat onder de toeschouwers op het terrein niet alleen vrienden,
die hun van harte zullen gelukwenschen wanneer zij voor een prijs in aan-
merking komen, doch ook afgunstige collega's aanwezig zijn, die liever zien
dat hun concurrent een' flater maakt dan zelf mee te werken.
Respecteeren moet men dan ook de durf van hen, die er niet voor terug-
schrikken om hun werk ten aanschouwe van iedereen te demonstreeren. Zij
geven blijk voldoende ambitie en zelfvertrouwen te bezitten.
Naar ik van bevoegde zijde vernam werd oorspronkelijk door het Bestuur
wel eenigszins getwijfeld aan het nut en het welslagen van den wedstrijd.
Zij hebben zich echter van het tegendeel kunnen overtuigen, gezien de
belangstelling van het publiek en de deelname der smeden. Er hadden zich
23 aangemeld, 18 hebben deelgenomen.
Volgens het programma moesten alle deelnemers zich aan een vóór-wedstrijd
onderwerpen (het maken van een ijzer voor verbeend hoef kraakbeen, tijd
20 min.).
De vervaardigers der 12 beste ijzers konden aan den eigenlijken wedstrijd
deelnemen. Deze bestond in het besnijden van een hoef, het maken van een
daarvoor geschikt ijzer en het onderleggen ervan.
Als juryleden fungeerden de beeren E. Schreur, dierenarts te Doetinchem,
H. Ph. Huitink, onderwijzer hoefsmid te Euurlo, en H. Vossers, onderwijzer-
hoefsmid te Utrecht, laatstgenoemde als plaatsvervanger voor den heer J.
C. M. Gurck, dierenarts te Doesburg,
* *
*
De vóór-wedstrijd had plaats op het tentoonstellingsterrein in den voor-
middag van 16 Aug.
Doordat de 4 aanwezige veldsmidsen niet alle in even goeden staat ver-
keerden, moest met de tijdopname hiermede wel degelijk rekening worden
gehouden.
Door drie smeden werd het ijzer binnen den tijd van 20 min. ingeleverd
en bij de beoordeeling bleek, dat de korte tijd (17 en 18 min.) aan de
hoedanigheid van deze ijzers geen afbreuk had gedaan, bij één zelfs uit-
muntend genoemd kon worden.
Bij verdere vergelijking bleek dat aan een zeker aantal ijzers evenveel
waarde moest toegekend worden en gaf dan de kortste tijd weer den doorslag.
Over het geheel kan opgemerkt worden dat schijnbaar door de meesten
het doel van den verbroeden tak niet voldoende begrepen wordt. Voor het
meerendeel waren de buitentakken te wijd gericht.
De verbreede tak moet immers dienst doen om den vernauwden en
ingetrokken buitenwand een grooter ondersteuningsvlak te geven. Is deze
nu te wijd gericht, dan kan de zooltak niet bedekt worden en draagt de
buiten-verzenwand van den hoef op den binnenrand der draagvlakte van het
ijzer, waardoor kreupelheid kan onstaan.
Hoogstwaarschijnlijk is de oorzaak van het te wijd richten der buitentakken
gelegen in het feit dat de meeste deelnemers als regel landbouwpaarden
beslaan, waarbij de wand niet zooveel intrekt als bij paarden die voortdurend
op de straatsteenen dienst doen. Oog en hand oefenen zich naar het te
verwerken materiaal.
Nadat bekend was gemaakt, welke 12 smeden aan den eigenlijken wedstrijd
konden deelnemen, werd eenige tijd gepauzeerd.
* , *
*
De wedstrijd begon te ongeveer half twee. Eerst werd door loting een
hoef toegewezen; daarna hebben de paarden gestapt en gedraafd. Evenals
op de meeste wedstrijden ontbrak een harde bodem.
De bedoeling was eerst in drie ploegen van 4 te werken. Doordat een
eigenaar van de voor den wedstrijd uitgezochte paarden, met zijn paard
niet kwam opdagen en een der veldsmidsen wegens een defect buiten dienst
gesteld werd, kon dit niet doorgaan. De eerste drie deelnemers begonnen
toen met het besnijden, terwijl in den tijd dat de eerste groep de ijzers
maakte, de tweede ploeg met besnijden kon beginnen en zoo vervolgens.
Een juiste tijdopname kan op deze wijze niet plaats hebben, omreden als er
4 smeden aan een paard werken de een nog al eens op den ander moet wachten.
Over het geheel werd vlug gewerkt. De kwaliteit van het werk was,
op een enkele uitzondering na, niet datgene wat in den regel de Geldersche
hoefsmeden te zien geven.
Van een paar zeer goed bekend staande werkers moest geconstateerd
worden, dat zij geheel de kluts kwijt waren.
De Ie prijs, verg. zilv. med., werd toegekend aan G. W. Grievink te
Lochern, 2e prijs, zilv. med., aan J. Otten te Azewijn, 3e prijs, kl. zilv. med.,
aan F. Stokkers te Holten, een getuigschrift aan J. Otters te Wehl en J.
M. Oyerbeek te Azewijn.
* *
*
Het aantal inzendingen voor klasse B, collecties modelijzers, was beneden
verwachting. Slechts 3 waren aanwezig. Vermoedelijk is de reden hiervan
dat er geen prijzen voor beschikbaar waren gesteld. Wel kon aan iedere
inzending, welke er voor in aanmerking kw^im, een eervolle vermelding
worden toegekend.
Den heer J. Tangelder, onderwijzer-hoefsmid te Duiven, welke een zeer
mooie collectie had ingezonden, kwam in de eerste plaats een eervolle ver-
melding toe, terwijl D. J. Vossers te Doesburg eveneens een eervolle
vermelding verwierf.nbsp;H. V.
WEDSTRIJD VOOR HOEFSMEDEN TE ASSEN,
gehouden 23 en 24 Augustus.
Zooals men in de vorige afl. van ,De Hoefsmidquot; heeft kunnen lezen
stond de deelneming aan dezen wedstrijd tijdens de landbouwtentoonstelling
open voor hoefsmeden in de prov. Drenthe woonachtig. Er hadden zich
26 aangegeven, waarvan 23 hebben deelgenomen.
De jury bestond uit de heeren: ÏProf. Dr. H. M. Kroon te Utrecht,
Joh. Plet, inspecteur van het Friesch P. S. en dierenarts te Heerenveen, en
S. van Angeren, chef der hoefsmederij aan de Veeartsenijkundige Hooge-
school te Utrecht.
Het Drentsche Landbouwblad gaf van dezen wedstrijd het volgende verslag:
„In de laatste jaren is in steeds toenemende mate getracht verbetering
aan te brengen in het hoefbeslag onzer paarden, waartoe vooral cursussen
voor hoefsmeden in 't leven werden geroepen en het is dus goed gezien,
dat men een wedstrijd in hoefbeslag tot een punt van het programma
proclameerde. De aangifte voor dezen wedstrijd was zoo groot, dat men
besloot Maandag reeds een vóór-wedstrijd te houden, waarbij als overwinnaars
uit het strijdperk traden de heeren A. Wold en A. Drenthe te Hooghalen;
J. Folkerts, Veenhuizen; J. Ferwerda, Assen; J. Palthe, Peize; B. Kamps,
Eext; A. Kroeze, Grolloo; P. R. Been, Norg; B. Masselink, Zweeloo;
J. Venema, Hoogeveen; J. Tolner, Zeijen en H. Wilke, Roswinkel. De oude
smedengeslachten in Drenthe: Kamps, Kroeze en Wold, dus nog onder de
voormannen! zij doen hun voorgeslacht toch maar eer aan.
Dit dozijn mannen van 't gilde trad heden opnieuw in 't krijt, doch het
ging in het circus van veldsmidsen recht vreedzaam en gezellig toe, al
vielen er natuurlijk veel klappen. Het publiek toonde veel belangstelling
in een en ander en moedigde aan of glimlachte al naar 't geval er
aanleiding toe gaf.
Na gedaan werk kende de jury den len prijs toe aan: B. Kamps,Eext;
2e pr. A. Kroeze, Grolloo; 3e pr. J. Ferwerda, Assen; 4e pr. J. Palthe,
Peize; 5e pr. B. Masseling, Zweeloo.
Eerv. vermelding: J. Venema, Hooge veen; J. Volkerts, Veen huizen;
A.nbsp;Drenthe, Hooghalen en P. R. Been, Norg.quot;
* *
*
De vóór-wedstrijd vond plaats in de Ambachtsschool, waarvoor den
Directeur dezer Inrichting gaarne ook hier een woord van dank wordt
gebracht. Ieder deelnemer had een balkijzer te maken voor een bepaalden
plathoef. Er werd over het geheel goed gewerkt, zoodat het voor de jury
niet zoo eenvoudig was om aan te wijzen welke tot de beste twaalf en
welke tot de minder goede elf behoorden.
De prijzen bestonden uit: gouden med. eh f 15, gouden med. en f 10,
gr. zilveren med. en f 10, gr. zilveren med. en f 7.50, en gr. zilv. med.
De wedstrijd is uitstekend geslaagd, waartoe de smedenpatroons door
hunne goede medewerking niet weinig hebben bijgedragen, terwijl
Dr. J. Staal, dierenarts te Assen, voor de goede regeling en. verschillende
particulieren en landbouwvereenigingen voor het beschikbaar stellen van
medailles alle hulde verdienen.
* *
Inbsp;■ *
Er waren ook „inzendingen hoefbeslagquot; gevraagd :
1®, tien hoefijzers uit de hand gesmeed en waaraan niet gevijld: le pr.
verg. zilv. med. G. J. Naber te Emmen ; 2e pr. zilv. med. A. Kroeze te
Grolloo; eerv. verm. H. Scholten te Wachtum en E. Suichies te Rolde;
2®. twee handgesmede, niet gevijlde balkijzers: le pr. zilv. med. B. Kamps
te Eext; 2e pr. br. med. W. Kamps te Eext; eerv. verm. A. Kroeze te
Grolloo en J. Ferwerda te Assen;
3®. ter opluistering ingezonden collecties: eerv. verm. aan die van
B.nbsp;Kamps, W. Kamps en H. Scholten, alle drie voornoemd; extra-prijs aan
de inzending van J. Reitsma, leeraar a/d. Ambachtsschool te Hoogeveen. v. A.
HET HOEFBESLAG OP DE HENGELOSCHE TENTOONSTELLING.
Op de groote Land- en Tuinbouwtentoonstelling, ter gelegenheid van
het 50-jarig feest der Overijsselsche Landbouwmaatschappij te Hengelo
gehouden, was ook de noodige aandacht besteed aan de afdeeling ,Hoef beslagquot;,
die van zoo groote beteekenis is, al wordt deze nog veel te weinig door
de paardenhouders ingezien.
In de reclame-tent waren te zien drie inzendingen van hoefijzers, die
allen zeer goed te noemen waren, keurig, kant en best werk. De heer
Tangelder te Duiven bij Zevenaar kreeg de verguld zilveren medaille,
vooral daar zijn inzending de meest volledige was; allerlei soorten gummi-
zolen en buffers waren aangewend (bij de andere inzendingen waren deze
wel los bijgevoegd, maar niet zoo verwerkt), terwijl ook de ijzerverzameling
de meest volledige was. De beide andere inzendingen, van de heeren
Brunnekreef te Hengelo en Vossers te Doesburg, ook goed werk, kregen
beide een zilveren medaille.
Daarnaast was tentoongesteld de keurige collectie leermiddelen voor
cursussen in hoefbeslag van den onderwijzer in hoefbeslag ßolink te
Enschede, „ter opluisteringquot; ingezonden, maar waaraan achterna door de
hoofdcommissie der tentoonstelling nog een extra-medaille-plaquette is
toegekend. Hier was veel te leeren.
Den tweeden dag werd een wedstrijd in hoefbeslag gehouden, waaraan
23 gediplomeerde hoefsmeden uit Overijssel en Gelderland deelnamen. Het
geleverde werk was in doorsnee zeer goed te noemen.
De beoordeeling geschiedde aan de hand van een puntenstelsel naar:
a. afnemen van het oude ijzer en besnijden van den boef; b. maken
van het daarvoor bestemde ijzer; c. passen en onderleggen van het ijzer;
d. een kort mondeling examen over bouw en verrichtingen van den voet
en de eischen waaraan goed beslag moet voldoen.
Voor theorie werd geen onvoldoende bahaald, al was uit den aard der
zaak de uitslag van dit mondeling onderzoek zeer uiteenloopend; maar
waar meer gelet werd op een goed begrip van de werking en eigenschappen
van voet en ijzer, dan op het kennen van allerlei mooie namen, kon de
uitslag als goed worden gerekend. Op de punten a. en c. zijn enkele deel-
nemers gestruikeld; b. leverde de minste bezwaren op.
Beoordeelaars waren, evenals voor de tentoonstellingsafdeeling, de heer
Dommerhold, dierenarts en rijksveeteeltconsulent voor Overijssel, met de
heeren onderwijzers-hoefsmeden Eolink te Enschede en Velthuis te Holten.
Den geheelen dag trok de wedstrijd zeer veel belangstelling van het
publiek. Er waren dan ook goede vakmenschen aan het werk te zien, met
het bezit waarvan de paardenhouders geluk te wenschen zijn.
Oorspronkelijk waren er drie medailles uitgeloofd, maar gezien het groot
aantal deelnemers voegde het hoofd comité er nog drie bij. Toch moesten
er nog veel afvallen, en daar waren ook nog meerdere zeer goede smeden
bij. Een half puntje meer of minder bij de optelling kon beslissend zijn.
Wie afviel verloor hier met eere.
De eerste prijs, verguld zilveren medaille, werd behaald door den heer
H. Tinselboer te Zenderen, gem. Borne, die met den tweeden prijswinner (zilv.
medaille) J. Schuitemaker te Rijssen, die hem heel dicht op de hielen zat
over de geheele lijn, zoowel voor a, amp;, c, als d de hoogst behaalde punten had.
Bronzen medailles werden toegekend aan de heeren: J. W. J. Siemerink
te Oldenzaal, F. Stokkers te Holten, E. W. van Nee te Windesheim en
G. J. Lenderink te Zelhem, terwijl nog drie eervolle vermeldingen ten
deel vielen aan de heeren: G. W. Grievink te Lochern, G. H. Klein
Nibbelink te Breedevoort en J. J. Mathijsen te Herveld.nbsp;Q u e r c u s.
— Jlilitaire Hoefsmidschool te Amersfoort. Te rekenen met ingang van
1 Augustus l. 1. zijn aan de leerlingen, zoowel miliciens als vrijwilligers,
bij gebleken' aanleg en bij voldoenden ijver, de volgende dag-toelagen
toegekend :nbsp;i f n ka
de eerste zes maanden van het verblijf aan de school f 0.50;
-ocr page 159-de volgende zes maanden f 0.75, na 1 jaar verblijf f 1.—.
Vrijwilligers, welke geëxamineerd zijn, doch wegens gebrek aan een
vacature nog niet zijn aangesteld, genieten een dagtoelage van f 1.50
en na 1 jaar ƒ 1,75.nbsp;G. H.
—nbsp;Vanwege de Over. Landb. Maatschappij wordt dezen winter weder
een tweejaarlijksche cursus in hoefbeslag begonnen te Enschede. Voor
dezen cursus kunnen zich nog eenige deelnemers aanmelden (liefst spoedig)
bij den heer J. Eshuis, leider van den cursus, of bij den heer G. J. Rolink,
Onderwijzer-hoefsmid.
Bij genoegzame aangifte van reeds gediplomeerde hoefsmeden zal tevens
een herhalingscursus worden gegeven, ter opleiding voor het Rijks-diploma.
Aanmelding als boven.
—nbsp;Cursussen. De deelneming voor den cursus te's-Gravenhage schijnt, in
afwijking van vroeger jaren, zeer gering te worden. Tot nu toe was het
regel dat er meer aangiften waren dan plaatsen. De aangifte is nu verlengd
tot 25 September, zoodat belanghebbenden zich alsnog kunnen wenden tot
den Directeur der Ambachtsschool te 's-Gravenhage. Laat ieder, die lust
heeft om deel te nemen, zich spoedig aangeven!
Wat kan de oorzaak zijn, dat zich thans voor dezen cursus zoo weinig
hebben aangegeven? De meening is geopperd dat het examen te Utrecht
te hooge eischen zou stellen. Dit is niet juist. Die eischen zijn inderdaad
matig, al voldoen ook lang niet alle cursianen aan die matige eischen. De
verplichting om zich aan het examen te onderwerpen, alvorens het diploma
wordt uitgereikt, kan natuurlijk wel een bezwaar voor deelneming opleveren.
— Vereeniging tot veredeling van het ambacht. Deze Vereeniging, waarvan
dr. H. E. Hubrecht te Amsterdam president en de heer Joh. Schmidt te
's-Gravenhage algemeen secretaris is, bestaat reeds vijf en twintig jaar.
Niettemin schijnt het, dat haar bestaan, haar doel en haar werkzaamheid
nog niet genoeg bekend zijn. Immers is het totaal bedrag der bijdragen,
door particulieren aan de nuttige vereeniging geschonken, betrekkelijk gering
en zou zij niet kunnen rondkomen, zoo niet de regeering een subsidie ver-
leende, dat kort geleden tot f 10.000 verhoogd is.
De vereeniging stelt zich ten doel den ambachtsman een zoo volledig
mogelijke kennis van zijn vak te verschaffen en tevens liefde voor het
ambacht in hem op te wekken. Het is een vaak vernomen klacht, dat de
liefde en de eerbied voor den arbeid van den handswerkman, welke in den
tijd van de gilden bestonden, langzamerhand teloor zijn gegaan. De Vereeniging
tot veredeling van het ambacht streeft er nu naar, deze terug te winnen;
zij wil in zekeren zin het gildewezen herscheppen, niet geheel in den vorm
als men het vroeger gekend heeft, maar aangepast aan de behoeften van
onzen tijd.
_ Elk jaar stelt de vereeniging de gelegenheid open, om door het afleggen
-ocr page 160-van een examen, als houtbewerker, schilder, metselaar, smid of meubelmaker
bet diploma van gezel, of dat van meester te verwerven.
Wat heeft de werkman aan zoo'n diploma? vraagt iemand wellicht. Deze
tijd is de tijd der uniforme loontarieven; men bepaalt en onderscheidt de
loonen slechts naar de leeftijden der werknemers, niet naar hun kennis of
vaardigheid, En of een werkman nu wat meer of minder bekwaam is, of
hij fijn of grof werk verricht, iedereen moet eten, allen hebben naar hun
rang of stand dezelfde behoeften en ieder komt dus zijn loon toe.
Die uniformiteit, zeggen de bestuurders van de Vereeniging tot veredeling
van het ambacht, is nu juist een der oorzaken van het bederf van het
ambacht. Zij heeft den prikkel weggenomen, welke den werkman drong om
zich in te spannen, zich met al zijn toewijding te geven aan zijn vak. Een
enkele, die er nog idealen op nahoudt, zal zich misschien uit louter lust in
zijn ambacht zooveel mogelijk bekwamen, doch zulke idealisten zijn schaarsch,
al schaarscher geworden en die nog bestaan, zien zich dan nog dikwijls ge-
dwarsboomd door arbeidssystemen als het Taylor-stelsel en dergelijke.
Dies is het gewenscht, dat de werkman, die zich voor gezel of meester
wil bekwamen, daar ook eenig stoffelijk voordeel van kan verwachten. Om
dit te bereiken, heeft de vereeniging eenigen tijd geleden een circulaire
gericht tot zes en twintig gemeenten, met het verzoek aan gemeentewerk-
lieden, die gezel of meester zijn, een bijslag te verleenen boven het door
het werkliedenreglement vastgestelde loon. Eenige van die gemeenten, o.a.
Maastricht, Arnhem, Alkmaar, Harderwijk, hebben reeds aan dat verzoek
voldaan.nbsp;(«• N. B. C.)
in alle maten en modellen.
Uit voorraad leverbaar.
Uiterst concurreerende
prijzen.
Verzuimt niet ons aan te vragen
-ocr page 161-S. C. lïl. BAX. glashaven 9 en 36 - ROTTERDAM.
- Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. -
Meest uitgebreide sorteering prima blanke
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fjne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —
m (ilaÉaren
ßotterdai.
ïo. Ui.
NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN
voordeelig, semalikelijk iu giibruik. — Kunnen niet loslaten.
Merk „Pacilicquot;,
met flink hielstuk, met zwaar hielstuk.
Open zolen uit ééu stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in 11 maten van 4-Jf tot 6J
Eng. dm., uiterste breedte buitenkant
ijzers gemeten.
Merk „Rambler',
in witte en grijze
Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van
tot 6} Eng. dm.
Merk
geheel Caoutchouc
uit één stuk met
zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van
tot Eng. dm.
uiterste breedte^ buitenkant ijzers gem.
Gemaakte Hoefijzers,
Rits- en Stampmodel.
uitsluitend beste
kwaliteit ijzer;
in 9 maten voorradig.
Us- of Scherpnagels
in 12 soorten.
Opruimers voor
Schroefgaten.
Schroeven en Stiften
in alle modellen;
tijdige bestelling
gewenscht.
Touwijzers in
verschillende maten.
Open Luchtdrukzooi
in 8 verschillende maten voorradig
Men lette op het echte merk S T
Strykringen
met riempje
Hoel'-
ranilen.
Lasch- of Weibladen en
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.
Kunsthoorn.
met kroon.
-ocr page 162-26e Jaargang. — Aflevering 10.
MAANDBLAD.
— 15 Oct 1921.
in de modellen
Lambert open pad
Bar pad
Frog pad
O. K. Star pad
Walpole boulevard pad
Walpole truss pad
en de bekende
Amerikaansche
Een en ander over Zuidholland en het hoefbeslag. — Hoefsmederij van
Gebr. Schieman. — Meuwe positieregeling der Militaire hoefsmeden. —
Het hoefbeslag op de tentoonstelling te Zoetermeer-Zegwaard. — Wedstrijd
in hoefbeslag te Middelburg en Vlissingen. —Ingezonden stufeken. —Korte
mededeelingen. — Persoverzicht. — Advertentiën.
HELLER HOEFRASPEN
WEDER LEVERBAAR
Lambert amp; Company
Leuvehaven 66 :: Rotterdam
ifMM
m
^MMf
EEN EN ANDER OVER ZUlDHOLLAND EN HET HOEFBESLAG,
DOOK
Dr. GALLANDAT HUET,
Kapitein-paardenarts te Amersfoort.
(Vervolg).
Dordrecht.
Dordrecht was eertijds de eerste stemmende stad in de Statenvergaderingen
van Holland; het ligt op het eiland van denzelfden naam doch eerst sinds
1421, toen de stad door een doorbraak van het vaste land werd gescheiden.
De naastbijgelegen steden zijn: Rotterdam op 3 uur, Gouda op 5 uur en
Gorinchem op 4 uur gaans afstand. De stad is zeer oud; sommige beweren
van eenige eeuwen vóór Christus, andere meenen dat Anthonius in het jaar
75 de stad stichtte, terwijl men het ook waarschijnlijk acht, dat Graaf Dirk
de 3e, in 1008 bij het bosch Merwede een versterking bouwde en hieraan
den naam Dordrecht gaf. De naam der stad is ontleend aan het riviertje
de Dort en moet dan „overvaart der Dortquot; beteekenen. Het dorpje Dorts-
monde, dat ook aan deze rivier doet denken, deelde den 18en November
1421 het lot met ruim 70 andere dorpen en werd weggespoeld. In de 13e
eeuw werd de stad van muren voorzien, doch eerst in 1647 werd de vesting-
bouw geëindigd en telde Dordrecht 12 poorten, waarvan 5 aan de landzijde
en 7 aan den waterkant. De eerste graven van Holland hielden heel veel
hun verblijf in de stad en dit bracht vaak woelingen mede; zoo had in
1048 tijdens een oorlog tussehen Dirk de 4e met de vorsten van Keulen
en Luik, een gevecht in de stad plaats, waarbij vele edelen sneuvelden en
ook de graaf zelf door een vergiftigen pijl doodelijk getroffen werd. In
1457 werd door een geweldige brand de geheele stad in de asch gelegd,
doch spoedig weer herbouwd.
In de 15e eeuw had Dordrecht veel te lijden van de Hoeksche en Kabel-
jauwsche twisten en van de verplichtingen welke Hertog Karei de Stoute
voor zijn oorlogen eischte. Ook later in den Spaanschen tijd en bij kerkelijke
twisten had de gemeente haar aandeel in deze woelingen, totdat den 25en
Juni 1572 de stad Dordrecht door de Watergeuzen onder Barthold Entes
werd ingenomen. Op kerkelijk gebied werden vele bijeenkomsten gehouden,
o.a. reeds in 1578, en later in 1618 en '19, werd in Dordrecht de vermaarde
kerkvergadering gehouden. In 1637 woedde de pest hevig en stierven in
een paar maanden tijds 4000 menschen aan deze ziekte, in 1672 was de
stad ten prooi aan burgertwisten, gepaard met plunderingen, welke eindigden
toen de Prins tot Stadhouder uitgeroepen werd. Op vele oude gebouwen
en instellingen kan de stad bogen; het stadhuis werd gebouwd in 1383
en bestond als hal voor de kooplieden, in 1544 werd het echter afgebroken
en omgebouwd. De bank van leening of lomberd dateert reeds van 1313
doch is later in onderscheidene andere huizen ondergebracht. De groote
kerk is gesticht in 1064 en was gewijd aan de H. Maagd; de toren werd
in 1339 bijgebouwd. De nieuwe kerk, welke toegewijd was aan St. Nicolaas,
werd gesticht in het begin der 14e eeuw; zij brandde in 1568 af en werd
daarna weer opgebouwd. De 3e kerk, de Augustijnen kerk, behoorde
eertijds tot het klooster van dien naam en werd gebouwd in 1293.
Onder de beroemde mannen, welke te Dordrecht geboren zijn en leefden,
noemen wij Willem van der Linde, eerste bisschop van Eoermond in 1562, Paules
Merula, groot rechtsgeleerde, Joan Eutgers, Wouter van Goudhoeven, Johan van
Beverwijk, Jeremias de Dekker en de vermaarde beeldhouwer Jan Terwen Azn.
De handel heeft door de eeuwen heen een grooten bloei aan de stad
gegeven; vroeger betrof dit hoofdzakelijk granen, hout, wijn, kalk, cement
en molensteenen, terwijl ook de visscherij steeds belangrijk was. Onder
de voorrechten welke de stad in den handel genoot, was de voor-
naamste het stapelrecht, dat in 1299 verkregen werd en in 1355 werd uit-
gebreid en waarbij de stad het recht had om alle vaartuigen, die er langs
kwamen, tot verkoop van hunne waren te dwingen. Het spreekt van zelf
dat dit privilege zeer veel tot den enormen handel en bloei der stad heeft
bijgedragen. Het wapen van Dordrecht, dat reeds voorkomt op zegels van
1482, vertoont een toren of kasteel en heet een nabootsing te zijn van de
Tollebrug die in 1540 werd afgebroken.
Dordrecht is heden ten dage een stad van bijna 50ÜG0 inwoners en heeft
ruim 400 paarden binnen hare veste. Alvorens de hoefsmederijen te be-
spreken, dient een enkel woord gezegd over de hier in werking zijnde
fabriek voor machinale hoefijzers „Hipposquot;, welke in Mei 1911 te Dordrecht
werd opgericht. Oorspronkelijk gebouwd en opgericht met één baan hoef-
ijzermachines, werden in 1913 en '14 telkens eenjbaan bijgevoegd, waardoor
de productie-capaciteit per dag steeg van 3000 hoefijzers tot 12000 stuks.
Vooral in de oorlogsjaren was de vraag naar hoefijzers buitengewoon groot en
zoowel het Nederlandsche als vele der buitenlandsche legers werden er van
voorzien. Door dag en nacht te werken, werd de productie zoo hoog mogelijk
opgevoerd en zoo zijn er in die jaren tot 50000 stuks ijzers per dag gefabriceerd.
Na den oorlog kwam de reactie; de vraag naar machinale hoefijzers is toen
sterk gedaald, doch in den laatsten tijd is zij weer toenemend, hetgeen wel
verband zal houden met de hooge loonen en de korte arbeidstijden. Momen-
teel bedraagt de dagelijksche productie 15000 stuks. Circa een derde van
deze hoeveelheid blijft in ons land, terwijl het overige wordt geëxpedieerd
naar Zuid-Afrika, Argentinië, China, Engeland en diverse landbouwstaten.
Het pleit voor de fabriek dat zij in genoemde landen de concurrentie van
Amerikaansche, Canadeesche en Engelsche fabrieken het hoofd heeft kunnen
bieden. De hoefijzers worden vervaardigd van best S. M. hoefstaafmaterieel
en worden, zonder eenig handwerk, in één enkele hit vervaardigd. Vanaf
de ovens, waarin ze gegloeid worden, passeeren de ijzers 16 verschillende
machines, welke alle slechts één bewerking aan het hoefijzer verrichten.
Het aantal machines voor de hoefijzerfabricatie bedraagt in totaal 75 stuks,
terwijl het personeel uit 150 man bestaat. Gedurende de achter ons liggende
mobilisatiejaren, voorzag „Hipposquot; het Nederlandsche leger van hoefijzers
en volgens opgave van de fabriek werden hiervoor circa 4000000 stuks
gefabriceerd, benevens 5000000 stuks schroefkalkoenen. Niet alleen voor
de legerpaarden werkte de fabriek, doch ook voor de soldaten en zoo leverde
ze o.a. voor het leger af circa 80000000 stuks hakijzertjes. Een en ander is
voorwaar geen kleine prestatie geweest.nbsp;{Wordt vervólgd.)
Bovenstaande afbeelding geeft een kijkje in de nieuwe hoefsmederij der
Oehr. Schieman te Axel, van welke zaak een beschrijving met afbeeldingen
voorkomt in het Januari-nummer van den Jaargang 1920.
Thans is de daarbij reeds besproken verbouwing gereed gekomen en is
de geheel nieuw ge' ouwde smederij in gebruik genomen. Zij beslaat een
oppervlakte van 170 M^., de vloer is geheel met beton belegd en de ver-
lichting is geheel door bovenlicht in het dak aangebracht, terwijl 's winters
door eigen motor in electrisch licht wordt voorzien.
Er zijn vier travailles en vóór elk dezer is een vuur aangebracht, zoodat
dit zeer geriefelijk is bij het beslag en geen tijd met heen en weer loopen
verloren gaat.
Vermelden we nog dat momenteel het personeel uit 10 man bestaat, dan
is zeker de veronderstslling gewettigd, dat dit de grootste zaak op hoef-
beslag-gebied in Nederland is en wij wenschen den beeren Schieman geluk
met hetgeen zij tot stand hebben gebracht.nbsp;G. H.
NIEUWE POSITIEREGELING DER MILITAIRE HOEFSMEDEN.
Bij aanschrijving van het D. v. O. van 30 Augustus j.1. Ille Afd. No. 101
is onder meer het navolgende bepaald:
Met ingang van 1 October 1921 zullen de schoen- en kleermakers, de
zadelmakers en de hoefsmeden worden bezoldigd als werkende op vast jaar-
loon, overeenkomstig Bezoldigingsschaal VII.
Bezoldigingsschaal VII vermeldt:
Leeftijd vannbsp;Werkmannbsp;Werkmannbsp;Meester
den werkman.nbsp;2e klasse.nbsp;Ie klasse.nbsp;werkman.
18 jaarnbsp;1150nbsp;_nbsp;1900
Boven en behalve die jaarwedde wordt een bijslag genoten en wel voor
jaarwedden van:
f 1100nbsp;totnbsp;ƒ 1200nbsp;a f 82.50.
1200nbsp;„nbsp;■ 1300nbsp;„ 90.—
1800nbsp;„nbsp;1900nbsp;„nbsp;135.—
1900nbsp;„nbsp;2000nbsp;„nbsp;142.50.
2000nbsp;„nbsp;2100nbsp;„nbsp;150.—
2100nbsp;„nbsp;2200nbsp;,nbsp;157.50.
2200nbsp;„nbsp;2300nbsp;„nbsp;165
2300nbsp;,nbsp;2400nbsp;„nbsp;172.50
2400nbsp;„nbsp;2500nbsp;„nbsp;180.
2500nbsp;„nbsp;2600nbsp;„nbsp;187.50.
2600nbsp;„nbsp;2700nbsp;„nbsp;195.
De Ie en 2e alinea yan punt I en het gestelde onder ad punt I in de
bijzondere bepalingen dier bezoldigingsschaal moeten derhalve, te rekenen
van genoemden datum, als vervallen worden beschouwd.
(Hieruit volgt dus, dat geen der hoefsmeden, de na 30 September aan
hulpkrachten uit te betalen belooningen, aan het Rijk in rekening kan
brengen. Die uitgaven moeten dus uit eigen middelen worden bekostigd.)
De werktijd der hoefsmeden bedraagt als regel 8 uur per dag (45 uur
per week). In bijzondere gevallen kan de Xorps Commandant den werktijd
uitbreiden tot 10 uur per dag (55 uur per week). Begin en einde van den
werktijd stelt de Korps Ct. vast. De middagrust moet, indien de betrokken
werkman zulks wenscht, tenminste II/2 'iir bedragen.
De hoefsmeden zijn verplicht niet alleen de officiers- en rijkspaarden,
behoorende tot het onderdeel waarbij zij zijn ingedeeld, op behoorlijk beslag
te houden, doch ook die officiers- en rijkspaarden, welke hun overigens
door hun Korps Ct. worden toegewezen.
Bij afwezigheid van een hoefsmid voor niet langer dan 14 dagen, worden
zijn werkzaamheden door den Korps Ct. verdeeld over de overige hoefsmeden.
Bij langere afwezigheid vraagt de Korps Ct. een hoefsmid aan bij den
Directeur der Rij en Hoefsmidschool.
De materialen, smeekolen enz., benoodigd voor het beslag, leveren de
hoefsmeden — voor zoover de verstrekking daarvan niet door het Rijk ge-
schiedt — tegen een vergoeding per beslag, waarvan het bedrag driemaan-
delijks wordt vastgesteld in verband met de prijzen van materialen enz.
In die vergoeding is begrepen een schadeloosstelling voor het gebruik
van eigen gereedschappen.
Te rekenen van 1 October 1921 bedraagt die vergoeding:
per inlandsch paard of paard van zwaar slagnbsp;f 1.05.
per lersch paard of muildiernbsp;f O 94.
(Bedoelde vergoeding bedraagt thans ingevolge L. O. 1921 No. 221, sedert
1 April 1921 resp. f 0.99 en f 0.88, alzoo een vermeerdering van fO.U6 per
beslag.
Van Rijkswege wordt den hoefsmeden een werkplaats ter beschikking
gesteld, waarin aanwezig zullen zijn een vuurhaard met blaasbalg, aanbeeld
met blok en bankschroef voor iederen hoefsmid, zoomede, zoo noodig voor
gezamenlijk gebruik, één slijpsteen.
Voorts bevindt zich in of naby de werkplaats een wachgelegenheid en
eene kleerenbergplaats.
De werkplaats wordt verlicht door de zorg van den commandant van het
onderdeel, waarbij dat lokaal zich bevindt.
De commandant van het escadron, batterij, het depót of het detachement
is belast met het toezicht op de werkzaamheden der hoefsmeden en draagt
zorg, dat er geen achterstand in het beslag ontstaat, door in tijden, dat er
minder werk is, hoefijzers vooruit te laten aanmaken. Is het aantal paarden
zoo groot, dat de hoefsmid regelmatig per week langer dan 45 uur moet
werken, dan behoort de Garnizoens Ct. (c. q. de plaatselijke Ct.) een deel
der werkzaamheden van dien hoefsmid op te dragen aan andere hoefsmeden
in het garnizoen. Is dit laatste niet mogelijk, dan doet de korpscommandant
c. q. langs den hiërarchieken weg, een gemotiveerd voorstel ter zake aan
den betrokken Inspecteur.
De hoefsmeden van het Wapen der Koninklijke Marechaussee genieten,
als vergoeding voor het tijdverlies wegens het reizen naar de verschillende
brigades, te rekenen van 1 Augustus 1921 eene toelage per jaar, bedragende
voor een hoefsmid in het district: 's Hertogenbosch f250, Breda 400,
Maastricht 250, Arnhem 830, Zwolle 400, Amsterdam 250, Leeuwarden 150,
Groningen 250, Assen 200.
Omtrent de hiervoor vermelde, ter beschikking te stellen werkplaatsen
in Rijksgebouwen, teeken ik aan, dat die localiteiten voldoende verlicht en
verwarmd moeten kunnen worden. In elke werkplaats moet met beschikbaar
meubilair en beschikbare middelen, voldoende gelegenheid worden verschaft
voor het opbergen van materialen, kleeding enz. (zoo noodig kribt ekastjes),
terwijl er naar dient gestreefd te worden, dat een behoorlijke waschgelegen-
heid (zoo noodig waschtafel e.a) voorhanden zij. Is dit meubilair niet voor-
handen, dan moet daaromtrent, in overleg met den er bij betrokken Eerst-
aanwezend Ingenieur der Genie, worden voorzien. Het is niet noodzakelijk
dat voor elk werkman een afzonderlijk lokaal wordt bestend; integendeel
dient er naar gestreefd te worden, dat meerdere werklieden bij elkaar
kunnen werken, opdat zij zoo noodig elkaar hulp kunnen verleenen.
* *
*
De hierboven weergegeven regeling, welke met 1 October 1.1. is ingegaan,
kan dunkt mij aan de hoefsmeden bevrediging geven. Wel zal het opvallen
als men de schaal der salarissen ziet, dat de aanvangstractementen zeer
laag zijn gesteld, doch in de praktijk worden deze a. h. w. uitgeschakeld.
Om militair hoefsmid te worden, komt men als huzaar of als veld-artillerist
in dienst, wordt dan eerst bij zijn wapen volledig afgericht en komt daarna
ongeveer 2 jaar in opleiding aan de Hoefsmidschool, terwijl de dan geëxa-
mineerde hoefsmid vaak nog geruimen tijd moet wachten op een aanstelling.
Het zal dus als regel niet voorkomen dat hij vóór zijn 24e jaar een
aanstelling als zelfstandig hoefsmid krijgt en op dien leeftijd bedraagt zyn
salaris f1800, hetgeen ongeveer uitkomt met een weekloon van f35. Elke
twee jaar ziet hij zijn loon verhoogen tot hij op 36-jarigen leeftijd zijn
maximum inkomen van f2600 heeft bereikt, hetwelk overeenkomt met een
weekloon van f 50. Neemt men hierbij in aanmerking dat hij, behalve de
bijslag, in de Bezoldigingsschaal genoemd, en welke oploopt tot f 195 's jaars,
kindertoeslag geniet, vrij pensioen heeft en verder vrije geneeskundige
hulp en medicijnen voor zich zelf en voor zijn gezin, dan zal een vergelijking
van den militairen hoefsmid met een collega uit den burgerstand zeker niet
in zijn nadeel uitvallen.
Afgezien echter van deze financiëele zijde, doet de nieuwe regeling ook
goed aan, daar deze tegemoet komt aan bestaande misstanden. Nu toch
wordt van Eijkswege voorzien in verlichting en verwarming van de werk-
plaats, in meubilair geschikt tot het opbergen van materialen, gereedschappen
en kleeding en in een behoorlijke wascbgelegenheid. Neemt men in aan-
merking, dat in den regel de werktijd 8 uur per dag zal bedragen (45
uur per week), dan lijkt, mij alles bij elkaar genomen, de betrekking van
militair hoefsmid goed geregeld en . zal dunkt mij ook bij de betrokkenen
redenen van tevredenheid moeten geven.nbsp;Q, H.
HET HOEFBESLAG OP DE TENTOONSTELLING TE
ZOETERMEER-ZEGWAAED.
Gedurende de landbouwtentoonstelling, van 13 tot 16 Sept. te Zoetermeer-
Zegwaard gehouden, zijn de Zuid-Hollandsche hoefsmeden alsook paarden-
eigenaren en -fokkers in de gelegenheid geweest hun kennis op het
gebied van hoefbeslag te verrijken.
De Hollandsche Maatschappij van Landbouw had hiertoe de gelegenheid
geopend, door het organiseeren van een wedstrijd, de beschikbaarstelKng
van een plaats voor de inzendingen hoefijzers en door het aanvragen aan
den Minister van Oorlog om een gedeelte van het onderwijs-materiaal der
Militaire Hoefsmidschool te Amersfoort ten toon te stellen. In de tent voor
wetenschappen waren de inzendingen modelijzers ondergebracht.
De jurj' bestond uit de heeren: Dr. Gallandat Huet, Kapitein-paardenarts
aan de Hoefsmidschool te Amersfoort, S. van Angeren, Chef hoefsmid aan
de Veeartsenijkundige Hoogeschool en W. Meijer, Ondeiwijzer-hoefsmid te
's-Gravenhage. De functie van den heer van Angeren werd op den wedstrijd-
dag door den heer H. Vossers, hoefsmid aan de Veeartsenijkundige Hoogeschool,
waargenomen.
De heer J. L. Moerkercken van der Meulen, dierenarts te Zegwaard, was
voorzitter der regelingscommissie, terwijl aan den heer van Eeden Petersman,
hoefsmid te Benthuizen, de voorbereidende regeling van wedstrijd en
inzendingen was opgedragen.
De heer Meijer, Onderw. hoefsmid te 's-Gravenhage, had een uitgebreide
collectie ijzers ter opluistering, doch buiten mededinging ingezonden.
Hiervoor werd hem, als zynde een zeer goede onderwijscollectie, door
het Hoofd-comité een verg. zilv. med. aangeboden.
Verder waren er nog acht inzendingen ijzers aanwezig. De eerste prijs,
een verg. zilv. med., is toegekend aan J. J Mathijssea te Herveld ; de
tweede prijs, een zilv. med., aan J. W. Ton te Echtel bij Tiel; de derde
prijs, een bronzen med., aan E. Tuk te Oud-Beierland en een eerv. vermelding
aan H. Havelaar te Moercappelle.
Een inzender was op het idee gekomen om, ijzers, welke door een ander
gemaakt waren, als door hem zelf vervaardigd in te zenden. Een bijgevoegd
vel papier vermelde dit nog wel duidelijk. Dit pronken met andermans
veeren kon echter niet baten. De prijs bleef natuurlijk achterwege.
Van de Hoefsmidschool te Amersfoort was een zeer uitgebreide collectie
leermateriaal aanwezig. Behalve allerlei soorten van ijzers, hoeven, wandplaten
enz. waren ook door de leerlingen gemaakte teekeningen tentoongesteld.
Het kan niet anders, of de smeden, die deze inzending met aandacht hebben
gezien, moeten er iets van meegenomen hebben, dat hun in de practijk te
pas komt.
* . *
*
Op 14 Sept. werd de wedstrijd gehouden, waaraan, in tegenstelling met
wedstrijden in andere Provincies, door smeden uit het geheele land
kon worden deelgenomen. Dit heeft zijn goede zijde. De smeden uit de
naaste omgeving, die uit den aard der zaak het meest vertegenwoordigd
zijn, kunnen dan zien of zij kunnen wedijveren tegen hun collega's uit
andere oorden van het land.
Voor dezen wedstrijd hadden zich 19 smeden aangemeld. Waarschijnlijk
afgeschrikt door het regenachtige weer van voorafgaande dagen hebben
slechts 13 deelgenomen. Door verschillende omstandigheden moest eenige
uren later dan het vastgestelde uur begonnen worden, hetgeen echter,
doordat een vóórwedstrijd overbodig bleek te zijn, geen groot bezwaar
opleverde.
Eenmaal aan hét werk zijnde had de wedstrijd een vlug verloop. Elke
deelnemer moest een hoef besnijden, een daarvoor geschikt ijzer maken en
dit passen en onderleggen. Voor ieder dezer drie onderdeden werd een
cijfer gegeven, terwijl naar het verkregen totaalcijfer de prijzen werden
toegekend. De tijd voor deze drie bewerkingen werd gesteld op 1V4 uur;
tevens werd medegedeeld, dat de tijd, welke vlugger gewerkt werd, in
aanmerking zou genomen worden. Den len prijs, verguld, zilveren medaille
met / 25, verwierf W. Oostendorp te Tiel, den 2en prijs, zilveren medaille
met f 15, H. J. Breukink te Lochem, den 3en prijs, zilveren medaille,
verwierf J. J. Mathijssen te Herveld, terwijl de 4e en 5e prijs, beide een
bronzen medaille, resp. aan J. Hengeveld te Zoetermeer en O. Zijp te
Akkersloot zijn toegekend. Na afloop van den wedstrijd maakte Dr. Gallandat
Huet aan de deelnemers den uitslag bekend, vooraf nog opmerkend dat,
niettegenstaande er wel eenige fouten gemaakt zijn (maar waar gewerkt
wordt kunnen deze niet uitblijven) over het geheel goed gewerkt is.
■Pouten op een wedstrijd of een examen gemaakt blijven het langst in
het geheugen van den spreekwoordelijk geworden dommen smid. Wanneer
zij er echter leering uit willen trekken en denken aan het spreekwoord „Een ezel
stoot zich geen tweemaal aan denzelfden steen,quot; dan kan een gemaakte
fout dikwerf meer nut afwerpen dan een prijs. Herinneren de prijswinnaars
zich, dat ook zij niet onfeilbaar zijn en dat stilstand achteruitgang beteekent,
dan kunnen wy zeggen, • dat de wedstrijd een succes was voor alle
deelnemers.nbsp;H. V.
WEDSTRIJD IN HOEFBESLAG
TE MIDDELBURG EN VLISSINGEN, 13—14 Sept. 1921.
Een droeve morgen maakt een blijden dag, — dit spreekwoord was ook
op deze tentoonstelling met recht van toepassing.
De opening geschiedde onder een heerlijk buitje regen en zwaar bewolkten
hemel, doch tegen den middag brak het zonnetje door en overgoot alles
met zijn gouden glans en gaf aan het terrein een nog feestelijker aanzien.
Want feestelijk zag het marinevliegterrein tusschen Vlissingen en Middel-
burg er uit; het geleek op een met het allerbeste en mooiste opgemaakte tafel.
Dat het allerbeste op tafel was zullen zij, die deze tentoonstelling bezochten,
volmondig moeten erkennen.
Hier werd getoond wat de Provincie Zeeland op het gebied van land-
bouw, veeteelt en paardenfokkerij presteert en dat zij met eere genoemd
mag worden een der meest vooruitstrevende Provincies van Nederland.
Aan deze tentoonstelling was een wedstrijd verbonden in hoefbeslag. Daar
de Commissie, hiermede belast, groote verwachtingen koesterde, werd besloten
om een vóórwedatrijd te houden.
Helaas de animo onder de H. H, smeden was te gering; slechts 14 gaven
zich op om deel te nemen aan den wedstrijd.
Op mijn vraag of zij zoo weinig voor hun vak voelden, was het
algemeene antwoord steeds: „O jawel, maar de paardenhouders maken ons
zoo. Wij zijn steeds te duur naar hun zin en krijgen nooit voor prima
werk betaald. Nu is er zelfs een Coöperatieve smederij opgericht, om
ons het brood uit den mond te halen. Dus waarom al die drukte gemaakt,
als het ons toch niet helpt.quot;
Dit als juist erkennende, valt het toch zeer te betreuren, dat de paarden-
houders niet inzien, dat het hoefbeslag een zeer groote rol speelt bij de
veredeling van hun paarden.
Het spreekwoord zegt: „Een paard zonder goede hoeven is geen paard.quot;
Ik hoop, dat deze wedstrijd den paardenhouders heeft geleerd den goeden
hoefsmid meer te waardeeren. Spoedig zullen dan de oude lust en animo
onder de smeden zijn teruggekeerd, om al hun capaciteiten aan te wenden
meesters in hun vak te worden. Dit zal er dan toe bijdragen, dat de paar-
denfokkerij in Zeeland een ongekenden bloei en -groeitijd tegemoet gaat.
De regelingscommisie voor de afd. hoefbeslag bestond uit de heeren J,
A. Contant, Koudekerke, voorzitter; Tj. B. E. Kielstra, Goes, alg. secretaris;
L. W. de Waardt, Middelburg, 2e secretaris; J. Adriaanse, Goes en H.
Kerkhaert, Stoppeldijk.
De Jury bestond uit de heeren S. van Angeren, Utrecht; J. Vogels,
Buggenum; P. Bongaerts, Maasniel (plaatsvervangend arbiter) en J. A. de
Graaf, Scherpenisse.
De wedstrijd was in zeven klassen verdeeld.en wel als volgt:
Klasse I: Handgesmede hoefijzers voor normaal beslag zware paarden: Ie
prijs A. J. Schieman te Axel, verguld zilveren medaille; eervolle vermelding
P. M. Weemaes te Hulst. Aan den heer P. A. Butler Pz. te Biezelinge
werd een extra prijs toegekend voor zijn uitgebreide collectie leermiddelen,
ingezonden buiten mededinging.
Klasse II: handgesmede hoefijzers voor abnormaal beslag zware paarden:
Ie prijs A. J. Schieman te Axel, verguld zilveren medaille.
Klasse III, machinele hoefijzers: Deze inzending was nationaal. Hiervan
waren twee inzendingen, n 1. uit de hoefijzerfabriek van Kerkhaert te Stop-
peldijk, die bekroond werd met de gouden medaille en uit de hoefijzer- en
assenfabriek der firma van Osta amp; zoon te Eoosendaal (N. B.), welke een
eervolle vermelding verwierf.
De eerste inzending verdient een bijzonder woord van lof, daar het m. i.
het eerste machinale hoefijzer is, zoowel in binnen- als buitenland, hetwelk
door iederen smid kan worden gebruikt. Alleen jammer is het, dat, wanneer
zulke goede machinale ijzers in den handel worden gebracht, het jongere
geslacht verstoken zal blijven van het leeren maken van een goed hoefijzer.
Klasse IV: gereedschappen en materiaal, waarbij in aanmerking kwamen
kwaliteit en volledigheid. Voor deze klasse was er één inzending van den
heer A. J. Schieman te Axel, welke den eersten prijs verwierf.
Klasse V: materiaal en hulpmiddelen ten behoeve van het onderwijs.
Gsen inzendingen.nbsp;^
Klasse VI: de meest practische noodstal op ware grootte. Voor deze
klasse was maar één inzending ingekomen (2 noodstallen) van Gebr. Schieman
te As'^l. Er werd geen bekroning verleend.
Daar deze noodstallen in Zeeland nogal veel gebruikt worden, wilde ik
even attent maken op de fouten, welke dezen modellen aankleefden. De
ingezonden modellen waren van het oude systeem, met uitzondering hiervan,
dat ze vroeger van hout en thans van ijzer waren vervaardigd. M. i. vare
het beter wanneer de holle kant naar binnen was geplaatst en dan met hout
bekleed, hetwelk aan de kanten rond werd bijgewerkt. Dit zou het bescha-
digen van het paard voorkomen. De afstand tusschen den bovensten en den
ondersten dwarsbalk was m.i. veel te groot, zoodat het paard gelegenheid
werd geboden hier tusschen door te stappen.
Klasse VII: Wedstrijd. Alle veertien inschrijvers waren opgekomen; de
prijzen werden als volgt toegekend: Ie prijs A. J. Schieman te Axel, verg.
zilv. med.; 2e prijs C. Stijvert te Schoondijke, groote zilv. med.; 3e prijs
P. A. Butler te 's Heer Arendskerke, groote zilv. med.; 4e prijs M. Mol te
Noord Craaijerd, zilv. med.; 4e prijs Je Hollestelle te Goes, zilv. med. en
5e prijs P. M. Weemaes te Hulst, zilv. med. Eervole vermelding met bronzen
medaille: A. L. Kindt te Grouw, G. L. Kindt te Grouw en L. Cijvat te
Serooskerke.
Iedere deelnemer had een vóór- en een achtervoet te beslaan, waarom
geloot werd.
Het werk, door de deelnemers geleverd, moge een aansporing zijn voor
de paardenhouders om samen te werken met de smeden ten einde te komen
tot een goed en rationeel hoefbeslag
Resumeerende kunnen wij zeggen, dat zoowel tentoonstelling als wedstrijd
een groot succes mochten worden genoemd.
Utrecht, 5-10-'21.nbsp;S. van Angeren.
Geachte Redactie,
Als deelnemer aan den wedstrijd in hoefbeslag te Zoetermeer-Zegwaard
gehouden, tijdens de groote Landbouwtentoonstelling aldaar, wil ik het
volgende opmerken.
Ondergeteekende en meerdere hoefsmeden moesten den dag van de wed-
strijd 's morgens om 8 uur tegenwoordig zijn, wat wij dan ook waren. Tot
onze verwondering was nog niet te zien waar de eigenlijke wedstrijd moest
plaats hebben. Wel lagen in het grasland achter de tribune een stuk of vijf
aambeelden verspreid en waren vijf veldsmidsen aanwezig. Na een poosje
gewacht te hebben verscheen de heer J. van Eeden Petersman welke de
leiding op zich nam en ons aan het werk zette, namelijs om de aambeelden
te plaatsen, de veldsmidsen te repareeren en eenige haardstokken te laten'
smeden welke noodig waren om de vuren te stoken. Tot ten slotte alles in
orde was en ongeveer te 10lt;/ï uur de wedstrijd een aanvang kon nemen.
Wat de wedstrijd zelf betreft kan ondergeteekende misschien niet juist
oordeelen, omdat hij voor het eerst deelnemer was. Wel viel het hem op.
dat juist aan die twee hoefsmeden, wien het lot gunstig was en het paard
lootten met mooie gave voeten, respectievelijk linker en rechter voet, de Iste
en 2de prijs werden toegekend.
Ondergeteekende had een voet te beslaan waarvan de buitenhelft van het
ijzer reeds afgesleten was, zoodat de hoef aan den buitenwand te veel afge-
loopen en de hoornwand afgebrokkeld was. Zulk een voet is niet geschikt
voor een wedstrijd. Volgens mijn oordeel heb ik den voet zeer juist beslagen.
Volgens den stand van het paard is de binnenwand hooger gelat-^n dan de
buitenwand, wat de te sterke afslijting van het oude ijïer bewees en is het
ijzer aan den buitenwand iets ruimer gelegd, zorg dragende dat de draag-
rand voldoenden steun had op het ijzer.
]Satuurlijk kan men zulk een voet niet gelijk stellen met een normalen
-ocr page 174-voet en ondergeteekende meent dat daarmede niet genoeg rekening is
gehouden. En ten slotte een woord van teleurstelling dat wij net vertrokken
zijn zooals we gekomen waren, want waarom niet op onze fouten, groot of
klein, gewezen? Thans zal men blijven doorgaan met dezelfde fouten te
maken en heeft een wedstrijd in hoefbeslag volgens mijn bescheiden meening
geen nut.
Hazerswoude ajd. Rijn.nbsp;A. van W ij k.
—nbsp;Uit de praktijk: Een lO-jar. bruine ruin was na het beslag plotseling
kreupel geworden aan het linker voorbeen. Het bleek een gevolg te zijn
van een drukking van een der toonnagels. Na opheffing der oorzaak was de
kreupelheid spoedig voorbij. Ongeveer acht maanden later werd het paard
aan hetzelfde been weer heftig kreupel. Bij onderzoek bleek zich ter plaatse
van de nageldrukking thans een etterige hoornzuil te hebben ontwikkeld.
Na operatie van den hoornzuil, welke dus in den loop der maanden ontstaan
was, vertoonde zich op de overeenkomstige plaats van het hoefbeen door
den langdurigen druk een indeuking.nbsp;(u. Der Hufschmied.)
—nbsp;Duurzaam bewaren van doode paardenvoeten: Er zijn vele conser-
veermiddelen. Voor het gebruik van den hoefsmid leent zich alleen het
Formol. Dit is een ongeveer 40 ° I ^ waterige oplossing van Formaldehyde.
Het te conserveeren preparaat wordt allereerst grondig gereinigd en
daarna gedompeld in een 25®Formoloplossing (op 1 L. Formol neemt
men 3—4 Liter water), zoodat het er van alle kanten mede in aanraking
komt. Roeren met de handen is af te raden, aangezien de huid wordt
aangetast. Men moet het geheel afdekken omdat de ontwijkende formalde-
hyde dampen prikkelend werken op oogen enz.
Vijf tot zes weken kan zoo'n voet in de vloeistof blijven liggen. Daarna
kan men hem jarenlang droog bewaren.nbsp;(u. Schweizer Hufschm.)
— Oordeel der Belgische afgevaardigden over de paarden o}) de tent oonstelhng
te 'sHage in 1921. De heer A. Sevenster (adjunct landbouwconsulent) geeft
in het Zeeuwsch Landbouwblad van 1 October de volgende oordeelen:
van den heer De R o o :
„Het hoefbeslag der paarden laat in Nederland nog veel te wenschen over.
In dit opzicht staan de Hollandsche hoefsmeden ten achter bij hunne Bel-
gische collega's. Hieraan zal in de toekomst zeer veel verbeterd kunnen worden. '
van den heer Warnants:
,Het hoefbeslag is in Holland nog niet goed. Ook in België zijn nog te
veel hoefsmeden die hun vak niet verstaan. Toch kan het belang van een
deskundig beslaan der paarden moeilijk worden overschat. Een der Belgische
kampioenen van 1920 had het in den daaraan voorafgaanden herfst op een
„concours d'arrondissementquot; niet verder kunnen brengen dan een 5e prijs.
Dank zij de hoefbehandeling van een deskundige, werd in 1920 te Brussel
de hoogste onderscheiding behaald. Ook de Rijn-Duitschers, overigens goede
kenners van het Belgische paard, kennen niet het goede hoefbeslag.quot;
Over de regeling van het onderwijs in hoefbeslag in België schrijft de
heer Sevenster:
„Ieder jaar kunnen door het Departement van Landbouw in plaatsen
waar men zeker is, dat ten minste twaalf toehoorders de lessen regelmatig
zullen volgen, cursussen over hoefsmederij in twaalf lessen worden gegeven.
Een getuigschrift wordt uitgereikt aan hen, die het na de laatste les gehou-
den examen met vrucht hebben afgelegd. Dit diploma verleent toegang tot
de centrale school voor practische hoefsmederij, *) welke gevestigd is te St.
Jean Molenbeek (Brussel). Het in deze school kosteloos in het Fransch
en in het Vlaamsch gegeven onderwijs is theoretisch en practisch. De cursus-
duur bedraagt tien maanden. Voor het verkrijgen van het diploma van
meester-hoefsmid is het als regel noodig, dat de lessen gedurende een tweetal
jaren zijn gevolgd. Tot nog toe is het aan niemand gelukt in korter tijd de
voor het examen vereischte bekwaamheden te verwerven. De dragers van
dit getuigschrift zijn de eenige werkelijk vakkundigen.quot;
*) In jaargang 1907 (Sept.- en Nov.-afl.) van „De Hoefsmidquot; is een
artikel aan deze school gewijd, waarin zijn opgenomen het „Reglement van
inwendige ordequot; en een 2-tal afbeeldingen. Red.
—nbsp;De paardentelling in Zwitserland van 21 April 1921 heeft een totaal
opgeleverd van 133.847 stuks, een aantal dat ongeveer gelijk sta t met dat
van 1906. Vergeleken met 1919 is er een vermeerdering van 9763 en met
1920 eene van 4078. In 1920 waren er 3588 muildieren en thans 3832,
terwijl het aantal ezels terugliep van 910 op 886. — Van de 133.847 zijn er
21.903 onder de 4 jaar, verder 417 fokhengsten (dit aantal is een belangrgke
vermeerdering), 7464 fokmerries (een vermindering van 1334) en 104 063
werkpaarden (in 1920: 99.348).
Voor de hoefsmeden is vooral van beteekenis, dat het aantal paarden in
de steden sterk is afgenomen, in enkele tot 50 o/^, terwijl op het platteland
het aantal is toegenomen. Dit verklaart zich uit het meerdere gebruik van
vracht-auto's in de industrie, terwijl ten plattelande de boeren, deels door
gebrek aan arbeidskrachten, deels door de goede oorlogsjaren, meer paarden
houden dan vroeger.nbsp;(u. Schweizer Hufschmied).
—nbsp;De Duitsche Menprijzen blijven in October onveranderd. Bij de onderhan-
delingen over de laatste verhooging van de kolenprijzen was de mogelijkheid
in uitzicht gesteld, dat per 1 October een nieuwe prijsverhooging zon worden
vastgesteld. Het is echter niet mogelijk de onderhandelingen daarover nog
voor het einde van de maand te eindigen, zoodat thans een nieuwe prijs-
verhooging eerst op 1 November kan worden verwacht.nbsp;(u. N. R. C.)
een partij HOEFSTOLLE^, scherpe en halve ronde, door de
N. V. Handelsmaatschappij
v/h. K. SMIT. Anno I88f.
Heereweg 22. Groningen.
Telefoon 4, 385, 386, 2600. — — Telegram-adres TIMS.
-ocr page 176-Examen ter verkrijging van een
Rijksdiploma als hoefsmid.
Dit examen zal te Utrecht gebonden worden in de maanden November,
December.
Hij, die daaraan wenscht deel te nemen wordt uitgenoodigd zich voor 2U
October 1921 schriftelijk aan te melden bij den ondergeteekende, onder
overlegging van de volgende stukken:
a.nbsp;een afschrift van de geboorte acte.
b.nbsp;een bewijs dat hij de lagere school met vrucht heeft gevolgd.
c.nbsp;een bewijs dat hij ten minste drie jaren in het smidsvak is werkzaam
geweest.
d.nbsp;een bewijs, dat hij een tweejarigen cursus in hoefbeslag heeft gevolgd,
of een daarmede gelijkgestelde vakopleiding heeft genoten.
Zij, die voor 1 Juli 1919 een diploma als hoefsmid hebben behaald, worden enkel
op grond van dit diploma toegelaten; zij melden zich schriftelijk aan, hebben
bovengenoemde stukken niet over te leggen en brengen hun diploma's mee,
als zij opgeroepen worden voor het examen.
Zij, die reeds eerder aan het examen ter verkrijging van een rijksdiploma
als hoefsmid deelnamen, kunnen zich ook zonder inzending van bovengenoemde
stukken aanmelden.'nbsp;^
De secretaris der Examen-commissie:
Dr. GALLANDAT HUET,
Regentesselaan 6 te Amersfoort.
KANTOOR:
SPECIAAL ADRES VOOR
in alle maten en modellen.
Uit voorraad leverbaar.
Uiterst concurreerende
prijzen.
Verzuimt niet ons aan te vragen
-ocr page 177-S. C. lïl. BAX. glashaven 9 en 36 - ROTTERDAM.
- Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. --
Meest uitgebreide sorteering prima blanke
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fijne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke pryzen. —
InfereoitlUDnaal
BM filaskTen
lolteriani.
NIEUWE AMERIKAANSCHE HOEFZOLEN
voordeclig, gemakkelijk in gelHuik. — Kunnen niet loslaten.
Merk „Dexterquot;, Merk „Pucifiequot;,
met flink hielstuk, met zwaar hielstuk.
Open zolen uit één stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in 11 maten van tot
Eng. dm., uiterste breedte buitenkant
ijzers gemeten.
Merk „Ramblerquot;,
in witte en grijze
Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van 4|
tot Eng. dm.
Merk „Chicagoquot;,
geheel Caoutchouc
uit één stuk met
zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van
|7 ! tot Eng. dm.
uiterste breedte buitenkant ijzers gem.
Gemaakte Hoefijzers,
Rits- en Stampmodel,
uitsluitend beste
kwaliteit ijzer;
in 9 maten voorradig.
Htrykringen
met riempje
Hoef-
randen.
Kunsthoorn.
Ijs- of Scherpnagels
in 12 soorten.
Opruimers voor
Schroefgaten.
Lasch- of Welbladen en
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.
met kroon.
Schroeven en Stiften
in alle modellen;
tijdige bestelling
gewenscht.
Touwijzers in
Terschillende maten.
26e Jaargang. — Aflevering 11.
15 Nov. 1921.
REDACTEUR-UITQEVER: A. W. HEIDEMA te 'S GRAVENHAGE.
-ocr page 179-Lambert open päd
Bar päd
Frog päd
O. K. Star päd
Walpole boulevard päd
Walpole truss päd
en de bekende
Amerikaansche
ün II
HELLER HOEFRASPEN
WEDER LEVERBAAR
I
Lambert
Leuvehaven 66
Company
:: Rotterdam
Een en ander over Zuidholland en het hoefbeslag. — Hoefsmederij van
Gebr. Kamps te Eext. — Ingezonden stukken. — Korte mededeelingen.—
Persoverzicht. — Advertentiën.
EEN EN ANDER OVER ZUIDHOLLAND EN HÉT HOEFBESLAG,
DOOR
Dr. GALLANDAT HUET,
Kapitein-paardenarts te Amersfoort.
(Vervolg).
Dordrecht.
Dordrecht met zijn meer dan 45000 inwoners, heeft ruim 400 paarden,
terwijl de gemeente Dubbeldam, welke er vlak bij ligt, nog geen 4000
inwoners telt en een paardenstapel van ongeveer 700 stuks rijk is. Laatst-
genoemde plaats is echter een plattelands gemeente en de verschillende
deelen er van zooals Bergsche veld. Kop van 't Land, Merwede, Oud
Dubbeldam, Smitshoek, Wieldrecüt en Willemsdorp, dragen hiertoe bij. Uit
een oogpunt van hoefbeslag bespreken wij beide gemeenten, omdat, door
de geringe afstand onderling, de belangen hier samenkomen.
In Dordrecht zelf vindt men verscheidene groote paardenbedrijven en men
hoort hier nog niet van een sterk verminderen van het aantal paarden.
Zoo heeft men nog verschillende stalhouders met gezamenlijk 30 paarden;
hieronder zijn Ponzen met 14 en Kooyman met 10 de grootste. Verder
heeft men ± 60 sleeperspaarden; het grootste bedrijf hiervan is de firma
W. van Twist met 28 paarden; de Gemeentereiniging heeft 30
paarden, de vrachtrijderij H. Brand 10, van Gend en Loos 8, de
Petroleum Company 6, de Manege heeft eveneens 6 paarden en verder zijn
er tallooze kleinere bedrijven die één en meer paarden in gebruik hebben.
Behalve deze stadspaarden en die uit de gemeente Dubbeldam, komen ook
wel uit omliggende dorpen, als Papendrecht, Zwijndrecht en Oud Alblas
paarden op beslag. De hoefsmeden te Dordrecht en te Dubbeldam zijn
echter meest aangewezen op de paarden uit hunne eigen gemeenten.
De afdeeling Dordrecht van den Bond van Smedenpatroons in Nederland
telt de volgende leden: A. Bos te Wiéldrecht, gemeente Dubbeldam, Wed.
J. Bakker en Zn. en J. van Wingerde, beide te Dubbeldam, Firma Anton
K. Smulders Azn. te Dordrecht, H. Kramer te Zwijndrecht, E. van Ballegooien
te Dubbeldam, J. Feske te Dordrecht, Albert Bos, 2e Tol, gem. Dubbeldam
en F. Stijnis te Hendrik Ido Ambacht, terwijl geen lid van de afdeeling
zijn de hoefsmeden J. A. Bregt en B. Naaktgeboren, beide te Dordrecht.
Geen van al deze genoemde zaken is uitsluitend hoefbeslag, doch van die
der heeren A. K. Smulders Azn., J. Feske, J. A. Bregt en B. Naaktgeboren
te Dordrecht en J. van Wingerde en Wed. J. Bakker en Zn. te Dubbeldam,
is het hoefbeslag een voornaam deel van het gemengde bedrijf. Gaan wij
nu enkele dier bedrijven na, aan de hand van inlichtingen, mij bereidwillig
door de patroons verstrekt, waarbij wij aan kunnen nemen, dat deze ge-
gevens ook veelal overeen zullen komen met de werking in de overige
hoefsmederijen tei plaatse. '
De heer Anton K. Smulders in het Lange Kromhout 129, is reeds sinds
1886 te Dordrecht als hoefsmid gevestigd; voor dien was hij 5 jaar werkzaam
in de hoefsmederij van den Rijksveearts E. A. Kok te Rotterdam, waarvan
meer dan 31/2 jaar als chef. Hij kreeg toen een aanbieding als meester-
knecht bij den heer Jules Evrard, koninklijk hoefsmid te Ixelles, doch kon
deze bestemming niet volgen en begon een smederij in de Botgensstraat te
Dordrecht. Na 6 jaar werd deze zaak uitgebreid en verplaatst naar de
Cornelis de Witstraat, alwaar ze 26 jaar lang gevestigd bleef, om daarna
verplaatst te worden naar de Lange Kromhout 129. Het voorste gedeelte
van dit pand is ingericht als hoefsmederij, terwijl daarachter de werk-
plaatsen zijn voor het huissmids- en kachelbedrijf; het geheele bedrijf wordt
met electriciteit gedreven. Nog zij vermeld dat de heer Smulders een aan-
bieding heeft gekregen om een jaar werkzaam te zijn op de onderneming
Klein Getas te Bodja (Ken dal) op Java, om aldaar den inlanders het beslaan
van buffels te leeren. Daar hij echter geen opvolger voor zijn zaak in Dor-
drecht kon vinden, heeft hij deze opdracht niet aangenomen. Ook aan de
opleiding van hoefsmeden heeft de heer Mulders ee» werkzaam aandeel
genomen; aan hem werd n.1. het practisch onderwijs aan den cursus te
Leerdam opgedragen en verder stond hij meermalen zijn uitgebreide collectie
hoeHjzers, zoowel modelijzers als foutieve, aan verschillende leergangen in
bruikleen af; o.a. op de cursussen in Zeeland werd hier vroeger veel van
geprofiteerd. De patroon verzorgt het hoefbeslag in zijn zaak met behulp
van een knecht en een jongen. De werktijden zijn geregeld van 's morgens
7 tot 12 en van 2 tot 6 uur, met schafttijden er tusschen en des Zaterdags
tot half een. Het loon der knechts bedraagt minstens f 30 per week. Het
beslag wordt tweeledig uitgevoerd, n.1. met gladde ijzers en met ijzers met
kalkoenen, terwyl ook wel alleen aan de achterijzers kalkoenen worden
gebezigd. De heer Mulders is altijd een voorvechter geweest voor glad
beslag doch heeft hierbij veel tegenstand ondervonden en moeten overwinnen.
Het winterbeslag wordt uitgevoerd met stiften en met schroeven, hetzij
elk afzonderlijk of gecombineerd. Een vierkant beslag van een klein paard
wordt berekend tegen f 5.40, van een grooter paard a f 5.80 en van een
groot paard a f 6. Hierbij wordt dan gerekend op een 1/2 duims ijzerdikte,
terwijl in de omliggende dorpen met ijzer van of wordt gewerkt
en hier de prijzen dan ook evenredig goedkooper naar zijn gesteld.
Voor het beslag van een hit wordt f 4.80 genomen, terwijl het verleggen
van de ijzers steeds tegen den halven prijs van het beslag plaats vindt. Het
winterbeslag kost 6 cent per stiftgat en 10 cent per schroefgat extra;
terwijl de prijzen der stiften naar gelang der zwaarte worden berekend a8
en 10 cent en de schroeven naar den vorm en kwaliteit tegen 10 cent en
hooger. Zware en middelsoort paarden zijn het talrijkste; de eerste worden
in de travaille beslagen, terwijl overigens ook veel uit de hand gewerkt
wordt. Toen bij het invoeren van de arbeidswet, de arbeidstijd met een
vierde van het aantal werkuren verminderd werd, begon men naast de
handgesmede ook machinale hoefijzers te gebruiken; men betrekt deze uit
de fabriek van Barkmeyer te Helpman en is hier zeer tevreden over. Een
profeet is in eigen land niet geëerd en de Hippos-ijzers worden door den
heer Mulders dan ook niet gebruikt. De hoeven der paarden zijn dit jaar
door de aanhoudende droogte en de voortdurende diensten van het paard
op verwarmde plaveisels, brokkelig en vertoonen vaak scheuren, terwijl
hoefgebreken, als steengallen, klemhoeven, bsse wand, kwartier en ossen-
hoeven lang niet zeldzaam zijn en hoeven met keiharde stralen zeer veel
voorkomen. De hoefverpleging van de zijde van den eigenaar laat in zeer
vele gevallen heel wat te wenschen over.
De zaak van den heer J. A. Bregt op den Spui weg 11 te Dordrecht
bestaat reeds meer dan 100 jaren. De vorige eigenaar was de heer C. van
Wingerden, welke in September 1919 overleed en nadien, in April 1920,
kochten de heeren J. A. Bregt en P. Naaktgeboren de smederij. In April
van dit jaar vestigden beiden zich afzonderlijk en bleef de heer Bregt
alleen als eigenaar in de zaak achter. De patroon genoot een cursusopleiding
in Zalt-Bommel en behaalde na afloop op 1 April 1903 een diploma als
hoefsmid. Dat het bedrijf voornamelijk hoefsmederij is, bewijst wel dat per
jaar meer dan 1600 paarden beslagen worden. De patroon werkt met twee
knechts en beslaat bijna uitsluitend paarden uit de stad en slechts zeer
zelden van buiten. Helaas zijn de eigenaren zeer nalatig en wachten steeds
met het vernieuwen van het beslag totdat een ijzer verloren is, of het beslag
totaal versleten is, zoodat hierbij vaak groot nadeel aan de hoeven wordt
veroorzaakt. Ook hier wordt wel uit de hand beslagen, doch de zware
paarden gaan veelal in den noodstal. Het beslag is bijna uitsluitend, zoowel
van voor- als achterijzers, met kalkoenen en slechts zeer enkele paarden
loopen, en dan alleen nog vóór, op gladde ijzers. Het winterbeslag wordt
alleen met stiften, z.g. kalfstandstiften, uitgevoerd. De patroon gebruikt
uitsluitend handgesmede ijzers, daar hij alleen de machinale ijzers kan
gebruiken bij kleine hoeven van ezels en hitten, omdat de stand der nagel-
gaten niet deugt voor de grootere paarden. Vooral van de fabriek van
Helpman kan hij de grootere ijzers hierdoor niet gebruiken. Een tweede
nadeel van de machinale ijzers vindt hij in de 8 nagelgaten die deze yzers
hebben, en verder kan hij ze niet gebruiken omdat hij uitsluitend kalkoen-
ijzers onderlegt en deze laatste uit de fabriek van Hippos door hem niet
bruikbaar worden bevonden. De hoedanigheid der hoeven is zeer slecht;
zeker wel de helft der hoeven zijn brokkelig, terwijl ook veel klemhoeven
voorkomen en er vele gevallen zijn dat de hoeven zoo totaal alle lenigheid
en elasticiteit hebben verloren, dat er reeds bij het eenvoudig besnijden
van den hoef stukken hoorn uitvallen. De heer Bregt schrijft dit toe aan
te drooge standplaatsen en het ondoelmatig insmeren van de hoeven, zoodat,
zonder voorafgaande reiniging, telkens op de oude korsten en dus op vuil,
weer opnieuw vet gesmeerd wordt. Zeer zeker zal dit veel nadeeligen in-
vloed hebben, doch zou ook het permanente gebruik van kalkoenen hier
niet een hoofdfactor of wel de hoofdfactor kunnen zijn? Is in het uitscha-
kelen, althans het sterk verminderen van het hoefmechanisme, doordat de
straal niet voldoende met den bodem in aanraking komt, hier niet de
hoofdreden te zoeken? Men bedenke toch, dat deze paarden, die in de stad
dienst doen, uitsluitend op harde wegen gebruikt worden en in veel ongun-
stiger conditie zijn dan eën boerenpaard, dat veel op het land werkt en
waarbij een ijzer met kalkoenen niet diezelfde uitwerking heeft, daar deze
toch in den bodem wegzakken. Er worden nog al afwijkende ijzers, als
balkijzers, ijzers met verbreeden buitentak en met verdikte takken onder-
gelegd, terwijl twee paarden steeds met luchtdrukzolen worden beslagen.
De werktijden in deze smederij zijn aldus geregeld: van 7 tot 8.30, van
9 tot 12 en van 1.30 tot 6 uur.
De heer J. van Wingerden te Dubbeldam werkte vroeger samen met
diens broer, den heer C. van Wingerden te Dordrecht, en na diens over-
lijden, ongeveer 2 jaar geleden, werd deze zaak oorspronkelijk door hem
voortgezet, doch is verleden jaar verkocht. De patroon oefent veel hoef-
beslag uit en werkt met drie man aan de paarden. Het personeel werkt
op uurloon en wel a f 0.85 per uur; de arbeidstijd is de wettig geldende.
Van al de paarden, die op beslag komen, worden ongeveer 75% met kal-
koenijzers beslagen. De prijs van een vierkant beslag varieert tusschen 5
en 6 gulden; het verleggen van de ijzers wordt tegen den hal ven prijs bere-
kend. Het winterbeslag wordt in den regel met stiften uitgevoerd en de
prijs hiervan varieert van f 7 tot f 9. Het meerendeel der paarden wordt
in den noodstal beslagen, hoewel ook beslag uit de hand voorkomt. De
regel is dat met handgesmede ijzers wordt gewerkt; bij gebrek hieraan
worden echter machinale ijzers gebruikt, die zoowel uit de fabriek van
Hippos als van Helpman worden betrokken; men is hier als noodijzer wel
tevreden over. Hoewel er weinig luxe meer is, valt toch geen sterke achter-
uitgang in het aantal paarden op te merken, dit blijft vrijwel stationair.
De hoeven der paarden zijn over het algemeen goed en hoefgebreken komen
niet vaak voor.
De electrische smederij van de Wed. J. Bakker en Zn. te Dubbeldam
werd ongeveer 50 jaar geleden opgericht door den grootvader van de
tegenwoordige firmanten en wordt nu na den dood van hun vader, onder
den naam der weduwe, gedreven door de beide zoons, de heeren G. Bakker Zzn.
en Aart Bakker Jzn. Het is een gemengd bedrijf in den grootst mogelijken
zin en behalve het smidswerk is er handel in landbouwwerktuigen, rijwielen
en electrische kracht- en licht-installaties. Het hoefbeslag bekleedt ook in
deze zaak een voorname rol, hetgeen al wel hieruit blijkt, dat de beide
zoons zich er terdege op hebben toegelegd. De oudste volgde in 1909 een
cursus in den Haag vanwege de Hollandsche Maatschappij van Landbouw
en werd aldaar gediplomeerd; de jongste is in Amersfoort opgeleid en
slaagde aldaar in October 1917 voor zijn examen, terwijl hij in November
1920 het fiyksdiploma te Utrecht behaalde. Zij beslaan jaarlijks een 500-
tal paarden en gebruiken ongeveer 2000 ijzers; het zijn alle klanten uit
Dubbeldam zelf, slechts enkele cliënten uit Dordrecht en af en toe eens een
paard van buiten af. De verwaarloozing van de eigenaren is hier zeer grof;
zy zijn nimmer op tijd en hoe langer de paarden maar eenigszins bruikbaar
kunnen blijven loopen op het oude beslag, hoe liever zij dat zien. Zoo kwam
een dezer dagen een landbouwer aan de smederij met paarden die voor het
eerst van dit jaar opnieuw beslagen werden; de boer berekende daarbij
tevens dat hij dit jaar. nog eenmaal terug zou komen want dat hij 8 ijzers
in een jaar meer dan genoeg vond. Men moet niet vragen hoe de hoeven
en de stand der beenen onder zulk een verwaarloozing te lijden hebben en
het ware m.i. te wenschen, dat de hoefsmid zulk een nalatigen paarden-
eigenaar gevoelig liet betalen. Het zijn meest alle middelzware paarden,
gekruist met Zeeuwsch ras, en het beslag wordt in hoofdzaak in den nood-
stal uitgevoerd; enkele lichte paarden worden echter uit de hand beslagen.
Als regel wordt vlak beslag ondergelegd en als uitzondering, en dan tegen
het uitglijden, worden aan de achterijzers kalkoenen gegeven; vóór echter
zeer sporadisch en dan nog heel laag.
Het winterbeslag wordt uitgevoerd met stiften en meestal wel vier in
elk ijzer, in sommige gevallen echter maar twee; schroeven worden weinig
gebruikt. De beslagprijzen zijn hier: zomerbeslag per 4 ijzers f 5, stiftgat
f 0.05 en schroefgat f 0.121/2-
De werktijden zijn van 7.30 tot 8 30, van 9 tot 12, van 1.30 tot 4.30 en
van 5 tot 6 uur. Met overwerk-vergunning werd vanaf 1 Juni tot 1 October
van Maandag tot en met Vrijdag gewerkt van 6 tot 8, van 8.30 tot 12,
van 1 tot 4 30 en van 5 tot 6 uur, des Zaterdags van 7 tot 8 en van 8.30
tot 12.30 uur. In deze zaak wordt uitsluitend met handgesmede ijzers
gewerkt; de fabrieksijzers worden te vet bevonden en zijn minder gemak-
kelijk te richten en geven alzoo allicht aanleiding tot het maken of besneden
van den hoef naar het ijzer. Het moge hier aan te wijten zijn en pleit dus
ten zeerste voor de goede uitoefening van het beslag, dat ondanks de zoo
groote verwaarloozing van de eigenaars, toch de hoeven over het algemeen
nog niet zoo slecht zijn. Wel komen gebreken voor, en zoo worden o.a.
ijzers met verbreeden buitentak ondergelegd voor verbeend hoefkraakbeen
en balkijzers voor hoornscheuren en kloven, doch ook hier werken de boeren
niet mede en vinden alles al heel gauw te duur. Zoo liet onlangs een eige-
naar zijn paard na hoefbevangenheid niet beslaan omdat de heer Bakker
hier een ijzer volgens prof. Stark onder wilde leggen; nog voordat
de prijs hiervoor genoemd was, vond de boer het al te duur. Het is geen
wonder dat de patroons spreken van het hoefbeslag als een ondankbaar werk
en het is dan ook wel zeer ondankbaar en teleurstellend wanneer men zijn
vakkennis hoog opvoert en zulke cliënten heeft, temeer daar de streek wel-
varend is en men hier voor weeldeartikelen met geld smijt. Het zou dan
ook zeer nuttig zijn als bij het landbouwonderwijs, en b.v. in Dordrecht
vanaf de landbouwwinterschool, eens een degelijke les werd gegeven over
de verplichtingen van den boer inzake het hoefbeslag en het nut hiervan
voor zijne paarden.
Ook hier ter plaatse weer klaagden de verschillende patroons over de
groote moeilijkheid om aan personeel te komen en dat de lust der smids-
gezellen om zich in het hoefsmidsvak te bekwamen, dooreengenomen zoo
gering is. Toch zijn de verschillende patroons wel ingenomen met knechts
die een cursusopleiding hebben doorloopen en zien zij gaarne dat gediplo-
meerde knechts zich aanmelden. Het is dan ook een verblijdend teeken,
dat dezen winter een cursus in hoefbeslag te Dordrecht zal worden gehou-
den, waaraan 9 leerlingen zullen deelnemen. De theoretische lessen zullen
worden gegeven aan de Landbouwwinterschool, terwijl de practische lessen
worden gehouden aan de Ambachtsschool. In een stad waar zooveel paarden
op beslag komen, zal wel geregeld behoefte bestaan aan goed onderlegd
personeel en zal een cursus, die daar in voorziet, goed op zijn plaats zijn.
Daar het voor een patroon veel waarde moet hebben een degelijk onder-
-ocr page 185-legd vakman tot knecht te krijgen, zoo zal deze appreciatie ook wel uitge-
drukt mogen worden in een toeslag op het loon en zou het billijk zijn, dat
elk gediplomeerd knecht boven het gangbare loon, een premie ontving,
waardoor hij dan de voldoening zou hebben, dat de meerdere moeiten aan
zijn vakstudie besteed, rendabel waren geworden. Wanneer dit algemeen
werd aangenomen door patroons, zou het een prikkel worden voor de hoef-
smeden om de cursussen te volgen en dit zou zoowel den patroon als den
eigenaar van het paard ten goede komen. Dezen kant moet het dunkt mij
uit en een zoodanige regeling, voor te stellen door den Bond van Smeden-
patroons, lijkt mij hier den aangewezen weg. Het Rijksdiploma te Utrecht
behaald, zal dan niet hoofdzakelijk voor patroons of toekomstige patroons
zijn, doch zal ook aan smidsgezellen betere arbeidsvoorwaarden aanbieden
en zal aanleiding worden, dat het verloop van deze arbeidskrachten niet
meer zoo groot is. De hoefbeslagprijzen zullen dan gebaseerd moeten blijven
op een kostenberekening waarin een hoog arbeidsloon is opgenomen en
zullen dan ook alleen wijziging kunnen ondergaan bij een groote prijs-
schommeling der materialen.
HOEPSMEDERIJ TE EEXT.
Wanneer men, Drente bereizende, vanuit de richting Assen het dorpje
Eext binnenkomt, vindt men weldra rechts van den hoofdweg de smederij
van de Gebr. Kamps, hierboven afgebeeld. Als model voor een nieuwe
moderne smids-werkplaats behoeft hieraan geen plaats geschonken te worden
in dit blad, ware het niet, dat hier dagelijks een smidsfamilie werkzaam
IS, wier naam onder de hoefsmeden in Nederland met eere mag worden
genoemd.
De vader, Geert Kamps, gesproten uit een familie in het naburige Rolde,
-ocr page 186-welke daar reeds geslacht op geslacht het smidsvak beoefende, vestigde
zich in 1880 hier als grof- en hoefsmid. Als goed vakman verheugde hij
zich weldra in een uitgebreide clientèle, doch tevens zag hij in dat nieuwe
tijden nieuwe eischen stelden. Daarom zorgde hij er voor, dat zijn drie
opgroeiende zoons, nadat ze in zijn bedrijf goed waren onderlegd, onderwijs
in het hoefbeslag ontvingen naar de eischen des tijds. De oudste zoon, Jan,
bezocht de in die dagen bekende hoefsmederij van den heer De Jong te
Groningen. Bastiaan, de 2e zoon, volgde als burger een cursus aan de Mil.
Hoefsmidschool te Amersfoort] en behaalde na met veel ijver het onderwijs
te hebben gevolgd in April 1919 het diploma met het praedicaat: practisch
zeer goed, theoretisch goed. Onmiddellijk daarop verwierf hij het rijksdiploma
als hoefsmid te Utrecht. De 3e zoon, Willem, had reeds in 1914—1915
dezelfde opleiding genoten, tervsfijl ook hij in 1920 het rijksdiploma wist te
verwerven.
De wedstrijd voor hoefsmeden, gehouden Augustus j.1. te Assen, ter
gelegenheid van de tentoonstelling van het Drentsch Landbouw Genootschap,
gaf den beiden jongsten zonen, welke inmiddels het bedrijf van hunnen vader
hadden overgenomen, gelegenheid hun bekwaamheid te toonen. Bastiaan
behaalde den eersten prijs, een gouden medaille en 15 gulden, en plaatste
zich daardoor voor de komende jaren aan de spits der Drentsche hoefsmeden.
Daarnevens behaalde hij met een inzending handgesmede, niet gevijlde
balkijzers den len prijs, een zilveren medaille, terwijl zijn broer Willem den
2en prijs, een bronzen medaille, wist te verwerven.
.Moge het den prijswinnaars gegeven zijn zich nog vele jaren met lust
te geven aan hun taak, in 't belang van het hoefbeslag in hunne omgeving
en den vader nog langen tijd getuige zijn van het succes zijner kinderen.
Geachte Redactie!
Het zij mij vergund den heer A, van Wijk te Hazerswoude, naar aanleiding
van zijn ingezonden stuk over den wedstrijd in hoefbeslag te Zoetermeer-
Zegwaard, van repliek te dienen.
Zijne opmerking, omtrent het niet in orde zijn van wedstrijdterrein enz,
is juist.
Van slechts enkele hoefbeslagwedstrijden kan gezegd worden, dat de
voorbereidende regeling prima in orde was. Heel vaak zijn er personen
mee belast, die niet beschikken over voldoende organisatievermogen of, is
dit wel het geval, niet genoeg medewerking ondervinden van de terrein-
commissie voor het afzetten van terrein enz., of zooals ook meermalen
voorkomt, dat de paardenhouders, die hunne paarden voor den wedstrijd
beschikbaar stellen, te laat of in het geheel niet komen opdagen. De een
schuift dan wel de schuld op den ander, doch de feiten veranderen er
niet door. Al deze dingen zijn natuurlijk niet bevorderlijk aan het goede
verloop van den wedstrijd en onaangenaam voor deelnemers, toeschouwers
en juryleden.
Wij willen hopen, dat het schrijven van den heer van Wijk er toe mag
bijdragen, dat in de toekomst hierin verbetering komt.
Verder zegt de geachte inzender, dat voor wat den wedstrijd zelf betreft
hij misschien niet juist kan oordeelen, omdat hij voor het eerst deelnemer was.'
Zou echter het niet juist oordeelen ook gelegen kunnen zijn in het feit
dat de heer van Wijk een te hoogen dunk van zijn op den wedstrijd
geleverd werk heeft en niet genoeg heeft gezien naar het zeer goede werk
door anderen gepresteerd? Het laatste heeft hij zelfs van zeer nabij kunnen
waarnemen en wel aan den linkervoorhoef van het paard, waarvan hij den
rechtervoorhoef beslagen heeft. Dit werk blonk toch nog ver boven zijn
eigen werk uit, hoewel het totaalcijfer nog even te laag bleef om vooreen
prijs in aanmerking te komen, doordat de buitentak te wijd gericht was
en daardoor steunsel en zooltak niet voldoende ondersteund werden
Volgens uw eigen oordeel hebt u den voet zeer juist beslagen. Wanneer
u echter geschreven hadt, dat de bedoeling zeer goed was, maar de prak-
tische uitvoering er niet mee in overeenstemming, dan zou ik er direct mee
accoord gaan. Het is u opgevallen, dat juist aan die twee hoefsmeden, wien
het lot gunstig was en die het paard lootten met mooie gave voeten res-
pectievelijk linker en rechter voet, de Ie en 2e prijs werden toegekend
Het is u dan zeker niet opgevallen, dat de linkerhoef lang niet mooi
gaaf was; ook is u niet juist in uwe opmerking, dat resp. aan de smeden van
I. en r. hoef de Ie en 2e prijs werden toegekend, want dit was juist omgekeerd
Waarschijnlijk is u ook niet opgevallen, dat deze smeden een ijzer
maakten voor verbeend hoefkraakbeen (verbreede buitentak) en daarvoor
veel minder tijd gebruikten dan de meeste deelnemers voor een normaal
ijzer.
Verder wil ik den heer van Wijk antwoorden op zyn vraag : Waarom
met op onze fouten, groot of klein, gewezen?
Ik moet er dan ten eerste op wijzen, dat een wedstrijd-dag geen cursus-
dag 18 en het niet bevorderlijk is voor het rustige werken van de deel-
nemers, als er telkens op fouten gewezen wordt. Vooral de wat zenuw-
achtig aangelegde naturen (waaronder zéér goede werkers) zouden dan
geheel over stuur geraken en voor het verdere gedeelte er niets goeds
van terecht brengen.
Andere deelnemers zijn nog op hun fouten gewezen, doch ook niet eerder
dan nadat het op het eindcijfer geen invloed meer bad
Zij gaven deze fouten ook direct toe, welke bestonden in* het te ver
naar voren plaatsen der nagelgaten, te korte ijzers, te vette gaten, te wijd
liggend ijzer bij zeer nauwen gang, terwijl aan u persoonlijk nog gevraagd
is: hoe de door u bewerkte hoef besneden moest worden. Het antwoord
was goed, doch de praktische uitvoering liet veel te wenschen over. Ook
is, ter uwer geruststelling, door de jury, bij het vaststellen der cijfers, wel
degelijk rekening gehouden met het iets afgebrokkeld zijn van den buiten-
toonwand en het bij het voorlaatste beslag wegnemen van den steunsel der
binnenhoefhelft.
De fouten van uw werk waren deze: de hoef was niet vlak besneden,
het ijzer niet overeenkomstig den hoefvorm met onzuivere rits en niet juist
geplaatste gaten. Het geheel maakte den indruk van iets beneden het
middelmatige te zijn. Hiermede is niet gezegd, dat u een slecht vakman
is, verre van dat; het komt wel meer voor dat overigens goede smeden
een ongelukkigen dag hebben, maar . dan weten zij meestal zelf heel goed,
dat hun werk niet was zooals het behoorde.
Ik hoop, nu de teleurstelling dat niet op de fouten gewezen werd, weg-
genomen is, dat U ook niet (ik kies hiervoor uw eigen woorden) zult blijven
doorgaan met dezelfde fouten te maken en een wedstrijd daardoor geen
nut heeft.
Utrecht.nbsp;H. V o s s e r s.
Draagt dc zool mee ? : Over dit onderwerp is in Duitschland een verhan-
deling geschreven door Dr. Vogt, paardenarts biiiten dienst, en Dr. Fisher
schrijft er een en ander van in „Der Hufschmiedquot;, dd. 1 November.
Dr. Vogt deelt mede dat hij samen inet den smid bij de hxizaren Guther
reeds iii vredestijd den grondslag legde van de tijdens den oorlog bekend
geworden Stark-Guthersche beslagmethode. Hij paste toen ook reeds toe het
onderleggen van ijzers zonder afhelling en met breeden draagrand, zoodat de
zool in meerdere mate meedroeg. Bij hoeven inet slechte, brokkehge wanden
en goede zool liet V. aldus beslaan. Slechts het doode hoorn van de zool werd
weggenomen. De steunselhoeken liet hij zitten zonder weg te snijden en kortte
de steunsels slechts zoo veel in als dit noodig was voor den draagrand. Bij
verscheidene paarden kon na verloop van tijd worden vastgesteld dat de steun-
sels om de punt van den hoornstraal samenkwamen en dus een gesloten boog
vormden, zeker niet tot nadeel van den hoef.
V. spreekt verder over de behandehng van volhoef en knolhoef met het
beslag van Stark-Guther en geeft als zijn meening aan dat een volledige ge-
nezing van den knolhoef, als gevolg van hoefbevangenheid, niet mogelijk is
omdat de hoorn- en vleeschplaatjes toch nooit meer in hun vroegere normale
ligging kmnien terugkeeren. Dr. Fisher is ook van meening, dat niet in alle
gevallen genezing te bereiken is met het Stark-Guthersche beslag en vooral
niet in die gevallen, waarbij het hoefbeen tot vlak voor de punt van den
straal is gezakt.
V, beweert verder dat de hoornzooi alleen dient ter beschuttmg van de
daarbinnen gelegen edele deelen van den hoef en niet om een gedeelte van
den lichaamslast te dragen. Daarom is hij tegen het doen meedragen van de
zool, indien eenigszins mogelijk, ook omdat de wand er minder krachtig door
zal worden op den duur. De wand toch is eenmaal bestemd um te dragen.
Hiermee gaat Dr. F. niet accoord. Als het zoolhooni gezond is bestaat niets
geen bezwaar de zool te laten meedragen en nadeelen treden er dan ook
niet door op.
Dr. Nörner schrijft ook over de verhandehng van V. en is van ineening.
-ocr page 189-dat het zooihoorn behalve beschuttend te werken, ook een klein gedeelte
van den hchaamslast te dragen heeft.
Electrisch lasschen: Van 2Ü tot en niet 24 September hebben in het
Rjksnijverheidslaboratorium te Delft demonstraties plaats gevonden van het
electrisch lasschen. welke door vijfhonderd personen werden bezocht
Het electrisch lasschen berust, zooals door den naam reeds aangeduid wordt
op het gebruik maken van de door den electrischen stroom opgewekte warmte
die de aan elkaar te verbinden stukken op de temperatuur brengt welke voor
een verbinding vereischt wordt.
Bij het electrisch lasschen kan men twee methoden volgen en wel onderscheidt
men het „weerstauds-lasschenquot; en het „Hchtboog-Iasscheii.quot;
Voor het puntksschen, zoowel als voor het naad- en stoinplassehen maakt
men gebruik van de eerste methode door middel van een wisselstroom Bij
het hchtboog-lasschen bezigt men bij voorkeur een gelijkstroom
In tegenstelling met andere lascbmethoden gaat bij het electrisch weerstands-
lasschen de lutte van uit het inwendige van het te lasschen materiaar naar
buiten, zoodat een verbranden daarvan niet mogelijk- is. De arbeider heeft ver-
der geen last van licht- of warmte-uitstraling.
Het puntlasschen vervangt in vele gevallen het klinken en heeft hierboven
voordeelen: geen gaten te boren iu de platen, geen nagels noodig en kort
tijdsbestek. Men past het als zoodanig al veel toe bij hcht constructiewerk
als seinmasten, plaatijzeren kasten, rasterwerk, hengsels aan emmers enz
Kleine koppelstangen, bufferstangen, kettingschalnien, velgen enz. worden
stomp electrisch aan elkaar gelascht.
Er zijn tegenwoordig ook electrische toestellen voor het verhitten van
klinknagels. Dit electrisch verhitten heeft voordeelen boven het tot nu toe
meer m de industrie toegepaste vuurverhitten van klinknagels, n.1. dat de
nageljongen de verhitting volgen kan, zoodat verbrande nagels niet behoeven
voor te komen. Verder is het electrische toestel onmiddellijk in gereedheid te
brengen, de verhittingsduur zeer gering, heeft men geen last van rook of roet
en wordt de nagel het heetst daar. waar het noodig is, namelijk aan het voeten-
einde. Echter IS het stroomverbruik tamelijk hoog en zal de praktijk no-
moeten uitmaken of bovengenoemde voordeelen hiertegen opwegen.
Ook kan men op electrische wijze graveeren. dat is met een dunne stift
b.v. namen schrijven op werkstukken en gereedschappen. In Duitschland zijn
dergelijke toestellen reeds in vele fabrieken in gebruik.
Bij het Uchtbooglasschen bereikt de temperatuur van den lichtboog 3700°
(Jelsius, zoodat het te lasschen materiaal op de plaats, waar de hchtbcog
ontstaat, smelt en in elkaar vloeit. Het liehtbooglasschen heeft het groote
voordeel, dat het te lasschen materiaal slechts plaatselijk verhit wordt en warmte-
verlies door straUng beperkt wordt. Hierdoor behoeven aUeen groote, inge-
wikkelde gietstukken voor-verwarmd te worden en de kleinere niet. Doordat
(le hitte van den lichtboog grooter is dan die van de acetyleen-zuurstofvlam,
kan het werk in korteren tijd gebeuren. Met den lichtboog is het mogelijk
boven het hoofd te lasschen, wat dikwijls bij constructiewerk voorkomen quot;kan.
terwijl bij het autogeen lasschen hiervan bezwaren ondervonden zouden worden'.
Het stroomverbruik bij het electrisch lasschen is afhankelijk van de lasch-
stukken; licht gietwerk en zware platen vereischten bij bedoelde demonstraties
30—'65 volt en 200 ampère, terwijl zwa«ir gietwerk 65 volt en 800 amp. zal nemen.
Bij lasschen met den lichtboog moeten door den werkman meer voorzorgen
in acht genomen worden dan bij het autogeen lasschen. Zijne oogen moeten
tegen het aan ulxraviolette-stralen rijke, verbhndende licht door donkergekleurde
glazen beschut worden; handen en armen moeten daarentegen beschermiiiK
zoeken door lange asbest handschoenen.
(u. ,, nandelsherichton''').
Roestvrij ijzer. „Handelsberichtenquot; v. 20 Oct. bevat hierover de volgende
mededeeling van Consul-Generaal Maas te Londen.
„Sedert eenige jaren wordt reeds voor tafelmessen, enz. veel gebruik
gemaakt van roestvrij staal, meer bekend onder den naam „stainless (of
rustless'') steelquot;. Ofschoon daardoor bij het groote publiek meer bekend
geworden, was de oorspronkelijke bedoeling deze staalsoort te gebruiken
voor machine- en motordeelen, die bestand moesten zijn tegen de inwerking
van heete gassen,
Eoestvrij staal is een alliage van chroomijzer met ongeveer 1 pCt nikkel
en minder dan pCt. koolstof. In het algemeen onderscheidt zich staal
van ijzer door zijn smeedbaarheid, door het vermogen om gehard en verhit
te kunnen worden en door zijn lager koolstofgehalte.
Waar het door den heer H. Brearley uitgevonden roestvrij ijzer („stainless
ironquot;) een koolstofgehalte heeft van slechts 0.1 pCt., tevens smeedbaar is
en gehard kan worden, terwijl het na verhitting zijn buigzaamheid niet
verliest, blijft het de vraag of de naam ijzer strikt genomen wel juist is.
Het voordeel van het lagere koolstofgehalte is de gemakkelijkere smeed-
baarheid. Eoestvrij ijzer is even gemakkelijk smeedbaar als staal met 0.45
pCt. koolstofgehalte en het maakt gedurende een verhittingsperiode vier
tot zes maal meer bewerkingen mogelijk dan het gewone „stainless steelquot;,
waarvan de hardere soorten bijna even lastig smeedbaar zijn als sneldraai-
staal; verder heeft het een grooter weerstandsvermogen dan staalsoorten
van dezelfde hardheid, hetgeen uitkomt bij bewerking met een slijpsteen.
Bij de samenstelling van roestvrij ijzer speelt koolstofvry ferrochroom een
groote rol; het bezwaar is, dat de kosten om deze verbinding vrij van
koolstof te maken den prijs van het artikel zelf eenige malen overtreft en
de productiekosten van „stainless ironquot; daardoor vrij sterk vermeerderd
worden.
De roestvrijheid van „stainless ironquot; is afhankelijk van de temperatuur,
waaraan het is blootgesteld. Het zal echter tegen chemische inwerkingen
een grooteren weerstand bieden dan de gewone staalsoorten, terwijl het een
makkelijker metaal is dan „stainless steelquot;.
De resultaten van de onderzoekingen, hoe de mechanische eigenschappen
van „stainless ironquot; onder verschillende hooge temperaturen bewaard blijven,
doen blijken, dat dit de vergelijking met „stainless steelquot; .en het beste
sneldraaistaal doorstaan.
Indien gewoon staal gedurende .een week aan een hitte van 700« tot
8000 Celsius wordt blootgesteld, zal een gewichtsverlies van 5 tot 15 pCt
volgen. „Stainless steelquot; en .ironquot; verliezen onder deze omstandigheden
hoogstens 1 pCt. van hun gewicht. Deze eigenschap is van zeer veel
belang bij de vervaardiging van bijv. kleppen van motoren en gietvormen,
die dikwijls langen tijd hooge temperaturen moeten kunnen verdragen, j
Het dunste laagje roest maakt een metaaloppervlak ruw en vooral bij
wrijvende vlakken geeft roest aanleiding tot groote slijtage; dit is reeds
het geval, wanneer op twee tegen elkaar aan liggende vlakken een groote
druk wordt uitgeoefend. Door het gebruik van roestvrije metalen kan deze
slijtage, veroorzaakt door de wrijving tusschen een zuigerstang en de pak-
king, vrijwel verwaarloosd worden en het onophoudelijke vernieuwen van
pakkingen, dat niet alleen geld kost, maar ook den motor tijdelijk buiten
gebruik stelt, blijft achterwege.
Het voordeel van bestand te zijn tegen chemische inwerkingen komt
duidelijk op den voorgrond, wanneer men met zuurhoudende vloeistoffen te
maken heeft. Zuurhoudend water in mijnen verliest veel van zijn schade-
lijke werking, indien de deelen van de pompen, die met het water in aan-
raking komen, van „stainless ironquot; zijn gemaakt. In chemische fabrieken zal
dit metaal nog meer toepassing kunnen vinden. Bij ijsmachines of refrigera-
tors is het lekken en verlies van ammoniak of koolzuur door de inwerking
dezer stoffen op bewegende deelen van de machine een veel voorkomend
ongemak, dat des te ernstiger is, ómdat het niet werken van een dergelijke
machine dikwijls een geheele fabriek stopzet. Hoewel „stainless steelquot; of
„ironquot; deze moeilijkheid niet geheel ondervangt, wordt het verlies toch tot
ongeveer i/^ van wat gewoonlijk verloren wordt, teruggebracht en dit is
vooral van belang voor ijsmachines aan boord van schepen, die slechts een
beperkte hoeveelheid ammoniak of koolzuur mede kunnen nemen.
De invoering van roestvrij ijzer in de metaalindustrie maakt het mogelijk
om natuurlijke en kunstmatig-chemische invloeden weg te cijferen. Het ge-
mak, waarmede het metaal gehard, verhit en zachter gemaakt kan worden
en zijn uitstekende mechanische eigenschappen stellen het in staat staal te
vervangen in verschillende industrieën, als de messenmakers-industrie, de
vervaardiging van wetenschappelijke instrumenten, hydraulische machines,
refrigerators, motoren en machines voor chemische fabrieken.nbsp;'
De productiekosten voor roestvrij ijzer maken een algemeen gebruik
voorloopig bijna onmogelijk, behalve voor die machines, waarbij de kosten
van het materiaal geen overwegende rol spelen en wier juiste en regel-
matige doorwerking noodzakelijk is voor het aan den gang houden van
een geheele fabriek.quot;
, —nbsp;bij een veulen: Bij onderzoek van de hevige kreupelheid aan
het linker voorbeen bleek een etteringsproces te zetelen in den voet, met
uitvloeiing in de linker straalgroeve. Na wegneming van een gedeelte van
aen straal kwam een circa 2 c.M. lang verroeste puntdraad te voorschijn
Den volgenden dag werden twee abcessen aan den kroonrand geopend en
den 7en dag brak in de kootholte een abces door, dat in verbinding stond
met het eerste in de straalgroeve.
Het diertje had zoo goed als geen koorts. De zorgen van den eigenaar
in zake ligging, voeding (mfelk en eieren) enz. waren groot. Toch ging de
algemeene toestand achteruit en werd afmaken overwogen.
Het etteringsproces breidde zich zeer uit. Ter halver hoogte van het
kootbeen ontstond een abces-opening; de peesscheede was er in betrokken,
de buigpezen lagen vrij. Drie c.M. boven het kootgewricht kwam een dito
opening; ook hier kwamen de pezen bloot te liggen en werden ze door
etter omspoeld, zoodat ook hier de scheede open lag. Ter halver hoogte
van het pijpbeen ontstond een opening, doorgaande tot in de peesscheede.
Zoo ongeveer was de stand den llen dag. Ook aan de geneeskundige be-
handeling werd veel zorg besteed.
Hoopvol was dat de eetlust van het nog steeds liggende dier terugkeerde
en met moed wérd de behandeling voortgezet. In de 3e week begon gene-
zing op te treden en na ongeveer een maand kon het veulen weer alleen
overeind komen. Het linker voorbeen had natuurlijk in spierontwikkeling
veel verloren en door verkorting der buigpezen was er een steltvoet ont-
staan. Deze werd behandeld door het rechter voorbeen driemaal daags
eenigen tijd op te nemen, waardoor het linker voorbeen belast moest worden.
Na 22 maand van geduldige oefening waren de pezen weer dermate gerekt,
dat de belasting van den voet normaal was. Het jonge dier is zonder eenige
reserve wederom geheel bruikbaar geworden.nbsp;(u. „Het Paard.quot;)
staal, gehard, levert in iedere hoeveelheid bij
afname van minstens 5000 stuks, incl. kist, franco
Nederl. grens voor f (».— per 1000 stuks.
Mueller,
Klugstrasse 86.
KANTOOR:
SPECIAAL ADRES VOOR
in afie maten en modellen.
Uit voorraad leverbaar.
Uiterst concurreerende
prijzen.
Verzuimt niet ons aan te vragen.
-ocr page 193-S. C. M. BAX. - glashaven 9 en 36 - ROTTERDAM.
- Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. _
Meest uitgebreide sorteering prima blanke
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fgne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen.
BÜX UlashäTon
Telepliöon
Xo. m.
nieuwe amerikaansche hoefzolen
voonleollg, semakkclljk in scbniik. — Kunnen niet loslaten.
Merk „Pacilicquot;,
met zwaar hielsitik.
Opeu zolen uit één stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in 11 maten van tot 6}
Eng. dm., uiterste breedte buitenkant
ijzers gemeten.
Merk „Chicagoquot;,
geheel Caoutchouc
uit één stuk met
zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van
(7^ tot7J(.Eng.dm.
uiterste breedte buitenkant ijzers gem.
Merk
in witte en grijze
Caoutchouc,
op leder_ opgenaaid
niet flink hielstuk,
voorradig van 4|-
tot G} Eng. dm.
Gemaakte Hoefijzers,
Rits- en Stampmodel,
uitsluitend heste
kwaliteit ijzer;
in 9 maten voorradig.
IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.
Opruimers voor
Schroefgaten.
Schroeven en Stiften
in alle modellen;
tijdige bestelling
gewenscht.
Toawijzers in
verichillende mateo.
Open Luchtdrukzooi
in 8 verschillende maten voorradig
Men lette op het echte merk S T
Strykringcn
met riempje
Hoef-
randen.
Lasch- of Welbladen en
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.
Kunsthoorn.
met kroon.
-ocr page 194-d
26e Jaargang. — Aflevering 12. — 15 Dec. 1921.
MAANDBLAD.
-ocr page 195-Lambert open päd
Bar päd
Frog päd
O. K. Star päd
Walpole boulevard päd
Walpole truss päd
en de bekende
Amerikaansche
J
De provincie Noord-Brabant en het hoefbeslag. — Een en ander over
Ameland, de paardenfokkerij en het hoefbeslag. — Korte mededeelingen.
— Persoverzicht. — Vragen en Antwoorden. — Advertentiën.
HELLER HOEFRASPEN
WEDER LEVERBAAR
Lambert amp; Company
Leuvehaven 66 :: Rotterdam
DE PROVINCIE NOORD-BRABANT EN HET HOEFBESLAG,
door
Dr. GALLANDAT HUET,
Kapitein-paardenarts te Amersfoort.
Als laatste der provinciën van Nederland bespreken we Noord-Brabant.
Met het oog op het hoefbeslag is het een zeer belangrijke provincie, niet
alleen door de verschillende steden die er in voorkomen, doch ook, en wel
voornamelijk, door den grooten paardenstapel welke ten platte lande wordt
gehouden en de energieke wijze waarop de paardenfokkerij in verschillende
deelen van de provincie wordt gedreven. Deze ontwikkelt zich gaandeweg
meer en meer in de koudbloedrichting en naast Limburg en Zeeland maakt
Noord-Brabant hierin een heel goed liguur. Het aantal hengsten, dat in
deze provincie gestationneerd is, bedroeg o.a. in 1920 129 en wel 11 warmbloeds
tegen 118 van het Belgische ras. Het belang van goed hoefbeslag is hier
reeds zeer lang ingezien en de provinciale Mij. van Landbouw is in deze
altijd zeer diligent geweest. Sinds 1901 zijn dan ook geregeld en onafge-
broken op onderscheidene plaatsen cursussen gehouden en hebben zeer vele
hoefsmeden aan dit onderwijs hunne vakopleiding te danken. Veel is hierbij,
vooral in den aanvang, geprofiteerd van militaire krachten en droeg men
het theoretisch onderwijs op aan de paardenartsen te 's-Hertogenbosch,
Breda en Bergen op Zoom, terwijl de militaire hoefsmeden in die plaatsen
het practisch onderwijs verzorgden. Afgezien van de cursussen, welke
van de Mij. van Landbouw uitgingen, bestond ook gelegenheid voor burger-
hoefsmeden om zich bij het 3« Regiment Veld-Artillerie of bij de Militaire
Academie te Breda, door het volgen van een halfjaarlijkschen cursus, in
het hoefbeslag te bekwamen en ook hiervan is door velen gebruik gemaakt.
Zoo werden o.a. in 1906 twee Friesche hoefsmeden vanwege het Friesch
Paardenstamboek naar Breda uitgezonden en aldaar tot hoefsmid gevormd,
terwijl ook aan de K. M. A. velen aldus werden opgeleid. Om een denk-
beeld te geven van het gegeven onderwijs laten we hieronder een lijst
volgen van de verschillende plaatsen waar cursussen zijn gegeven, met
vermelding van de namen der cursusleiders en het getal leerlingen, dat er
aan deel nam. Tot 1919 werd door de N. B. Mij. van Landbouw een eigen
diploma uitgereikt als „Bekwaam Hoefsmidquot;, en fungeerden als examen-
commissie de heeren A. Frederikse, wijlen J. B. H. Moubis, De Vries en Dr. J.
van Dorssen. Nadien zijn de leerlingen der cursussen onderworpen aan het
examen ter verkrijging van het Rijksdiploma te Utrecht. De heer Daniëls,
administrateur der N. B. Mij. van Landbouw te Zevenbergen, was zoo
vriendelijk mij de volgende autenthieke lijst te verstrekken van de cursus-
plaatsen, de leiders en het aantal deelnemers. Wij zien hieruit, dat na 1902
de cursussen al gebaseerd zijn geworden op een tweejarigen grondslag.
1901: Cursussen te Zevenbergen, Oosterhout en Erp, leider P. den Ouden.
1902: Te Heesch door P. den Ouden en te Tilburg door J. A. Klauwers.
1903—1905:nbsp;Zevenbergen door P, den Ouden.
Steenbergen door A. van Mansveld te Bergen op Zoom.
1904—1904:nbsp;'s-Hertogenboscb, Dr. J. van Dorssen, 8 leerlingen.
Steenbergen, A. van Mansveld te Bergen op Zoom, 16 leerlingen.
1905—1900:nbsp;Breda, Dr. Gallandat Huet, 8 leerlingen.
's-Hertogenbosch, Dr. J. van Dorssen, 16 leerlingen.
Steenbergen, A. van Mansveld, 16 leerlingen.
1906—1907:nbsp;'s-Hertogenbosch, Dr. J. van Dorssen, 8 leerlingen.
Breda, W. Eolmer, 5 leerlingen.
Bergen op Zoom, Dr. E. Bemelmans, 8 leerlingen.
1907—1908:nbsp;'s-Hertogenbosch, Dr. J. van Dorssen, 18 leerlingen.
Breda, W. Folmer, 11 leerlingen.
Bergen op Zoom, Dr. E. Bemelmans, 8 leerlingen. .
1908—1909:nbsp;'s-Hertogenbosch, W. Schultze, 23 leerlingen.
Breda, W. Folmer, 5 leerlingen.
Bergen op Zoom, Baron Bentinek, 7 leerlingen.
1909—1910:nbsp;Als voren, met 15, 7 en 8 leerlingen.
1910—1911:nbsp;Als voren, met 24, 8 en 8
1911—1912:nbsp;Als voren, met 23, 7 en 9
1912—1913:nbsp;'s-Hertogenbosch, W. Schultze, 24 leerlingen.
Breda, C. van Heelsbergen, 8 leerlingen.
Bergen op Zoom, Baron Bentinek, 9 leerlingen.
1913—1914:nbsp;Als voren, met 24, 8 en 8 leerlingen.
1915—1916:nbsp;j
1916—1917:nbsp;(Oss: D. Hubertus als leider en J. Verhoeven te Schayk voor
1917—1918:nbsp;1 het practisch onderricht, met voor eiken cursus 8 leerlingen
1918—1919:nbsp;)
Gedurende de mobilisatie en wel van 1914—1919, werden geen cursussen
voor Rijksrekening gegeven wegens gebrek aan leeraren.
1919—1920:nbsp;'s-Hertogenbosch, Dr. Weekenstroo, 8 leerlingen.
1920—1921:nbsp;Breda, T. Sigling, 5 leerlingen.
Behalve de reeds genoemde heer G. Verhoeven te Schayk, die de practi-
sche lessen geeft aan den cursus te Oss, zijn nog de volgende onderwijzers
in practisch hoefbeslag woonachtig in de provincie N. Brabant: M. H.
van Grieneven te Deurne, J. Kommers te 's Grevelduin-Capelle, A. P.
Saris te Tongelre bij Eindhoven, G. Jacobs te Budel, H. F. Evers te
Teteringen en J. E. Schoon water te Escharen.
's-Hertogenbosch.
Do hoofdplaats van N.Brabant is gebouwd aan de samenvloeing van
twee kleine riviertjes, de Dommel en de Aa, die aldaar de Dieze vormen,
welk water op een uur gaans van de stad, bij het fort Crevecoeur, in de
Maas uitloopt. De stad is gesticht in 1184 en wel door den eersten hertog
van Brabant, Godefrid de 3«; de stichting is in een latijnsch tijdvers be-
schreven onder het opschrift:
„Hertog Godefrid maakt van een Bosch een Stadquot;.
Deze bouwde er n.l. eerst een jachthuis in en dit werd al spoedig de
plaats waar de bijenhouders uit de Meierij hunne bijen ter markt brachten,
hetgeen weer aanleiding gaf tot het bouwen van een herberg en vele
huizen; nu werd al het gebouwde met muren en poorten omringd en tot
stad geproclameerd. Elk der drie hoofdsteden van Brabant: Leuven, Brussel
en Antwerpen, hielp bij den opbouw van de plaats mede en bouwden o. a.
elk een poort. De eerste uitlegging van de stad had plaats in 1318 en
slechts weinige jaren daarna werd dit opnieuw gedaan, terwijl in 1699 met
de laatste uitlegging begonnen werd. Nadat de stad in 1629 in de macht
der Staten was gekomen, werd er veel aan verbouwd en verbeterd. Oor-
spronkelijk had de stad zeven poorten en was het een der sterkste vestingen,
doordat de rondom gelegen lage landen onder water konden worden gezet
en door overstroomingen tot moerassen gemaakt werden. In het midden der
18« eeuw was het aantal inwoners ruim 30.000. Het spreekt van zelf, dat
zulk een vermaarde veste veel krijgsepisoden heeft medegemaakt. Het eerst
wordt hieromtrent vermeld in 1202, toen de stad den Bosch door Diderik
de VII«, Graaf van Holland, stormenderhand werd ingenomen en geplunderd.
In de tweede helft der 16« eeuw gaf de geloofshervorming ook in den Bosch
aanleiding tot heftige vervolgingen, zoo o. a. in 1666 en '68. In den Spaan-
schen tijd trachtten de Staatschen verscheidene malen de stad te veroveren;
in 1585 gelukte dit bij verrassing aan Hopman Kleerhagen, doch hij werd
er weer uit verdreven; daarna belegerde Prins Maurits de vesting tever-
geefs en wel in 1601, 1603 en in 1622. Eerst in 1629 gelukte het aan
Prins Erederik Hendrik om de stad in te nemen en wel na een beleg dat
duurde van den Mei tot den 17«quot; September. In 1672 werd den Bosch
langen tijd vruchteloos belegerd door de Eranschen; ten slotte kwamen
langdurige regens den belegerden te hulp en maakten een verderen aanval
onmogelijk.
Het oudste gebouw van den Bosch is de St. Jans kerk, welke gebouwd
werd van 1280 tot 1312 en welk gebouw rustte op 150 pilaren.
In 1559 werd 's Hertogenbosch door Paus Paulus den IV«° tot een Bisdom
verheven. In 1648 bij den vrede van Munster werd het bisdom opgeheven
en een apostolische vicaris aangesteld.
Vele overige gebouwen in den Bosch dateeren nog van hoogen ouderdom
on getuigen tevens van groote welvaart in vroegere tijden. Als vesting heeft het
steeds een sterke bezetting gehad en zoo lagen er in don tijd der Algemeene
Staten onder meer 2000 man dragonders en voetvolk in de stad. Het wapen
der stad bestaat uit vier leeuwen met een boom en werd bij privelege
gegeven in 1355 door Hertogin Joanna, terwijl Keizer Maximiliaan er een
arend, boven den boom en de leeuwen, aan toevoegde. Thans heeft de stad
ongeveer 40.000 inwoners en een kleine300-tal paarden; we zullen nu nagaan
hoe het er met het hoefbeslag gesteld is.
EEN EN ANDER OVER AMELAND, DE PAARDENFOKKERIJ EN
HET HOEFBESLAG,
door
Dr. GALLANDAT HUET,
Kapitein-paardenarts te Amersfoort.
Het eiland Ameland (Eemland, beëemd land, d. i. land in het water)
heeft een zeer merkwaardige geschiedenis, welke is terug te brengen tot
het jaar 1398, toen Hertog Albrecht van Beieren „Ameland en den aanklevequot;
gaf aan Maarschalk Arend, Heer van Egmond en IJselstein. Door do
woelige en onrustige tijden, een gevolg van innerlijke twisten en partij-
schappen, konden de Heeren van Egmond in de 15e eeuw hun gezag niet
handhaven en vertrouwden Ameland al spoedig toe aan Ritsche Jelmera;
deze liet van 14(_0 tot 1404 een kasteel bouwen te Ballum, de Jelmera State.
In 1405 werd de heerlijkheid Ameland door het recht en den raad van
de landen, steden en deelen van Oosterga en Westerga, te Hartwerd —
vrij en onbezwaard van de rechten en lasten van Ferwerderadeel verklaard
en kreeg hiermede Ameland een eigen rechtspraak. In 1410 teisterden een
verschrikkelijke storm en watervloed de kusten van de Noordzee, scheurde
de Wadden en herschiep Ameland, dat met den vasten wal verbonden was,
in een eiland. Niet lang daarna werd het eiland geweldig geteisterd en
wel in 1421 door de zoo bekende St. Elisabethsvloed.
Ritsche Jelmera, zijn zoon Sasker Donia en zijn kleinzoon Haijo van
Cammingha, regeerden van 1405 tot 1485; in dit jaar verkreeg Pieter van
Cammingha den titel van Vrij Erfheer van de heerlijkheid Ameland, hetwelk
door Keizer Maximiliaan van Oostenrijk werd bevestigd. Zijn zoon Haijo
volgde hem op, doch werd in 1558 te Leeuwarden bij een oproer dood-
geslagen, In 1559 werd Pieter van Cammingha over de heerlijkheid aan-
gesproken door Lamoraal van Egmond die er oude rechten op had, doch de
Prins van Oranje stelde Pieter in het gelijk. In het jaar 1569 werd het eiland
afgeloopen door de watergeuzen die alles roofden, en het kasteel verbrandden.
In '71 kwamen zij opnieuw op het eiland doch nu werden ze verdreven door
de Groningsche haakschutters en lieten zij vele dooden op het eiland achter.
Het volgende jaar voegde Pieter van Cammingha zich openlijk bij den Prins;
hij werd hiervoor ter verantwoording geroepen door den Spaanschen
Stadhouder van Friesland, Gaspar de Robles, en vluchtte, doch hij werd
gevangen genomen en tot zijn dood toe opgesloten in het z. g. Amelandshuis,
dat was zijn kasteel te Leeuwarden. Nadien is er om het bezit van Ameland
nog vele malen gestreden, doch het bleef in het bezit der Cammingha's tot
1704, in welk jaar het werd verkocht aan Johan Willem Friso, Prins van
Oranje Nassau en Erfstadhouder van Friesland. Eén eigenaardigheid zij
nog vermeld, n. 1. toen in 1654 de oorlog met Engeland uitbrak, gingen
twee afgezanten van het eiland naar Cromwell, den protector van Engeland,
en verkregen van dezen een veiligheidsverklaring, dat Ameland beschouwd
werd als geheel onafhankelijk van de Nederlanden. Na den dood van Johan
Willem Friso, die verdronk bij een overtocht van het Hollandsch Diep,
werd Prins Willem IV Heer van Ameland en deze bezocht in 1734 het
eiland. Door de Prinsen van Oranje was een paardenstoeterij te Ballum
geplaatst, doch deze werd in 1787 opgeheven. In 1791 bezocht Prins Willem V
als wettige heerscher het eiland, doch drie jaar na diens vertrek naar
Engeland, in 1798, werd de erfheerlijkheid vernietigd, de oorspronkelijke
koopbrief der prinselijke familie werd wederrechtelijk verbrand en werd
Ameland gerekend als te zijn een Grietenij van de provincie Friesland en
werd het, als elke andere gemeente, op de gewone wijze beheerd. Het
eiland speelde nog een groote rol in den smokkelhandel, welke in 1810
bestond door het continentale stelsel en waarbij koloniale waren van het
Engelsche eiland Helgoland des nachts werden aangebracht en door sluikers
in de duinen werden verborgen.
In 1829 werd Ameland van zijn voornaamste en merkwaardigste sieraad
beroofd; toen werd n.1. het oud adellijk slot van Amelands voormalige
Vrij- en Erfheeren, het oude Cammingha huis, eertijds naar den Stichter
„Jelmera Statequot; geheeten, door sloopers met den grond gelijk gemaakt.
Nog zij vermeld, dat tallooze malen door stormen en watervloeden het
eiland geweldig geteisterd is en dat men in de tweede helft der voor-
gaande eeuw een dijk gelegd heeft van Nes naar Holwerd, zoodat er dus
een v^ste verbinding bestond met de Friesche kust. Lang heeft deze dijk
het echter niet uitgehouden en nadien heeft men de pogingen, om een
vaste verbinding te behouden, opgegeven. De mannelijke bevolking van
Ameland gaat in de jeugd meest alle naar de groote vaart, om later op
het eiland terug te komen en zich dan op landbouw en veeteelt toe te
leggen. Doordat zij veel van de wereld gezien hebben, zijn zij ontwikkeld
en beschaafd; door geringe kapitaalkrachtigheid wordt de landbouw echter
niet intensief gedreven en hoewel er op het eiland geen armoede heerscht,
bestaat er ook geen groote welvaart. De Amelanders zijn erg aan hun eiland
gehecht, zij houden oude gebruiken in eere en bezitten zelfs een eigen
volkslied, hetwelk aldus luidt:
Opgeweld uit wier uit zand!
Gansch omspoeld door zilte baren,
Moge God het steeds bewaren
Ons plekje, rijk aan duin en strand!
Het ons zoo lieflijk Ameland.
Eenvoud, kuischheid en verstand.
Sierden 't allen tijd de vrouwen,
Die ons eiland gaf 't aanschouwen.
Blijft steeds het sieraad van uw land
O, meisjeslief van 't Ameland.
Vrienden waar g'ook zwerft op aard!
Of op d'ongewisse baren,
Laat der vaad'ren deugd niet varen.
Als g'in nood den riem ontspant
Dan heeft U lief, heel Nederland.
Ameland is van Oost naar West zeven uur gaans lang en van Zuid naar
Noord 1 Va uur breed; het vormt één gemeente en telt gezamenlijk ruim
2000 inwoners, verdeeld over vier dorpen, waarvan Hollum het grootste is
met ongeveer 1000, dan Nes met ongeveer 500, Ballum ruim 270, terwijl Buren
ruim 300 inwoners heeft. De inwoners bezitten gezamenlijk aan eigen land
978.75 H. A.; de overige 545.99 H. A. wordt door hen gepacht. Van dit
land IS 297.59 H. A. bouwland en tuingrond, terwijl 1219.66 H. A. grasland
is. Het aantal paarden bedraagt 440, waarvan 289 boven de drie jaar;
veulens zijn hierbij niet inbegrepen. De overige veestapel bestaat uit
2322 stuks runderen, waaronder 6 springstieren en 909 melk- en kalfkoeien,
933 heideschapen en lammeren, 121 bokken en geiten en 248 varkens.'
Friesche koeien worden op het eiland niet aangetroffen, daarvoor is het land
veel te schraal; men treft hier slechts een klein slag vee aan. Het land is
niet vruchtbaar, doch te Hollum is een aanvang gemaakt door den heer
Ten Cate Hoedemaker om land in cultuur te brengen. Groote fokkers
komen op het eiland niet voor; de Landbouw Mij. telt 220 leden, die elk
één en sommige 2, 3, tot 4 fokpaarden bezitten. Werk voor de paarden is
er weinig of niet, zoodat ruinen dan ook niet aangehouden worden. De boeren
houden bovendien elk ongeveer 4 koeien en een varken voor eigen gebruik. De
melk gaat naar de drie fabrieken te Nes, Ballum en Hollum en de onder-
melk komt terug voor het jonge vee. Het bouwland levert boonen, erwten,
aardappels, haver, rogge, tarwe en gerst. De gronden zijn over het algemeen
niet best en de beste gronden liggen nog bloot voor het zeewater; de
prachtige kleigronden kunnen dientengevolge weinig voedsel produceeren.
Een geprojecteerd dijk-plan langs de Wadden zal dan ook bij tot stand-
koming zeer veel tot de welvaart van Ameland kunnen bijbrengen. De
dorpen zijn omgeven door bouw- en hooilanden en deze vormen de quot;z. g.
binnenweiden en zijn of heeten beschermd door opgezette wallen van zoden.
De noordelijke grondstukken van deze binnenweiden worden bestemd voor
bouwland, de zuidelijker gelegen weiden dienen voor hooiland. Al het verbouwde
is noodig voor eigen gebruik en voor wintervoer voor paarden en vee; van
uitvoer is geen sprake, doch wel moet nog vrijwat ingevoerd worden. Na het
binnenhalen van den oogst, begin September, worden de binnenweiden in
alle dorpen opengesteld voor de paarden en voor het rund- en wolvee. Dit
heet „vrijgangquot; en is nog een overblijfsel van een oud gebruik. Rondom de
binnenweiden liggen de z.g. buitenweiden ; dit zijn de algemeene weiden
die vroeger voor elk dorp een „markquot; vormden. De marken van Ballum en
Hollum zijn na 1896 tusschen de rechthebbenden verdeeld, die van Nes
in 1904, terwijl de Bureweide nog in onverdeeld bezit is. De weiden, welke
gemeenschappelijk zijn, worden hier het „armhuisquot; genoemd. Zuiver drink-
water is m overvloed op het eiland aanwezig; op vele plaatsen ziet men z.g.n.
„dobbequot;, dat zijn waterkommen met helder zoet water. De paardenfokkerij
dateert van zeer ouden datum en bestaat in het aanfokken en verkoopen
van veulens, die deels vroeg in den zomer, deels in September naar Friesland
worden verkocht, daar het eiland niet rijk genoeg is aan voedsel om ze
langer aan te houden.
Onder Prins Willem V, Heer van Ameland, werden hier hengsten en
-ocr page 202-merries ingevoerd en later onder Koning Lodewijk had een invoer van
Engelsche hengsten plaats. In den loop der tijden zijn ter verbetering van
het paardenras Friesche, Noorsche, Oldenburgsche, Engelsche en Russische
hengsten gebruikt. De stoeterij te Borculo stationneerde jaarlijks hengsten
op Ameland; zelfs waren in 1831 de drie', eenige volbloedhengsten dier
stoeterij aldaar in functie. De Amelandsche afstammelingen der Burculosche
hengsten waren zeer goed en werden destijds veel voor officierspaarden
gebruikt. Nadat onder Koning Willem III de stoeterij te Borculo was
opgeheven, werden op Ameland hengsten geplaatst van Groningsch, Drentsch
en Terschellinger ras, met het gevolg, dat de veulens weinig waarde hadden
en vaak onverkoopbaar waren. Dit veranderde toen men met Oldenburger
hengsten ging fokken en nu werd wederom de paardenfokkerij op het
eiland tot grooten bloei gebracht. Zoo heeft o. a. de stamboekhengst „Apolloquot;
hierop grooten invloed uitgeoefend. Momenteel zijn ook twee Oldenburger
hengsten op Ameland gestationneerd en wel Mentor op Hollum en Wilfried
op Nes; de eerste munt uit door goed beenwerk, de tweede heeft een
mooiere taille. Verleden jaar waren dezelfde hengsten er, doch men heeft
ze dit jaar van standplaats verwisseld. Elke hengst dekt ongeveer evenveel
merriën en wel 150 in elk seizoen.
Welke plaats neemt nu het hoefbeslag in op dit in veel opzichten merk-
waardige eiland? Deze plaats is zeer bescheiden en dateert nog slechts van
enkele jaren her. Vóór dien tijd waren er n. 1. op het eiland nog geen
straatwegen en liepen alle paarden onbeslagen. Van paarden, die werden
ingevoerd, werden dan ook bij aankomst op h«t eiland de hoefijzers af-
genomen. Er was tot vóór drie jaar geen hoefsmid op het eiland, hetwelk
zeer zeker wel als een bijzonderheid mag gelden; de gestationneerde hengsten
werden toen beslagen door den heer de Jong, die hiervoor geregeld over-
kwam uit Heeren veen. Na den aanleg van de straatwegen, die de ver-
schillende dorpen verbinden, is het noodig geworden, dat de gebruikspaarden
beslagen worden en zijn er dan ook twee hoefsmeden gekomen, n.1. de heeren
van den Brink te Nes en Faber te Hollum. Geen van beiden is gediplomeerd,
daar zij niet in de gelegenheid zijn een cursus te doorloopen. Faber is echter
werkzaam geweest bij den gediplomeerden hoefsmid Faber uit Amersfoort.
Deze heeft verreweg de meeste paarden op beslag, daar van den Brink
wegens gezondheidsredenen weinig geschikt is voor hoefsmid en slechts paarden
beslaat omdat men in Nes en omstreken geheel op hem is aangewezen. De beslag-
prijzen zijn f 4.40, terwijl voor de hengsten, die Faber alleen beslaat,
f 6.40 voor een nieuw beslag en f 4.— voor het verleggen van de ijzers
wordt berekend. De boerenpaarden, die niet op den weg komen, krijgen
geen ijzers onder, terwijl sommige ook alleen vóór beslagen worden. De stal-
houderspaarden, die verscheidene in aantal zijn, n.l. voor de dag. verbindingen
van Hollum en Ballum met Nes, zijn zeer sleetsch en komen geregeld elke
week of uiterlijk binnen de tien dagen op nieuw beslag. Als regel beslaat
Faber ongeveer 10 paarden per week, waarbij wel dagen van geen enkele,
doch ook wel dagen van 4 paarden voorkomen. Hij beslaat uitsluitend uit
de hand, hoewel bij zijn smidse een noodstal is gebouwd, doch deze is nooit
in gebruik genomen. Daar hij geheel alleen is en zonder eenige hulp werkt,
gebruikt hij uitsluitend machinale ijzers en wel uit de fabriek van Helpman,
Van de hengsten is Wildfried zeer lastig en daar men niet toestaat dat hij
in de travaille beslagen wordt, is dit voor Faber een moeilijke corvée,
waarbij het mij voorkomt, dat hij zich hiervoor beter kon doen betalen.
Men betaalt toch ten slotte niet alleen de materialen en den arbeidstijd,
doch de bedrijfsrisico mag hierbij ook wel in aanmerking genomen worden.
Het winterbeslag wordt op het eiland alleen met schroeven uitgevoerd.
De smederij van Van den Brink op Nes is hoofdzakelijk een rijwielsmederij
en het hoefbeslag is van weinig belang; toch komt het in den hooibouw
voor, dat eenige weken achtereen 3 en 4 paarden per dag beslagen worden.
Ook deze patroon werkt alleen, daar hij geen knecht kan krijgen; ook hij
gebruikt uitsluitend machinale hoefijzers en wel uit de fabrieken van
Helpman en van Hippos. De noodstal wordt hier nog al vaak gebruikt,
vooral bij die paarden welke volgens v. d. Brink weinig opvoeding hebben
genoten en lastig zijn. Ook hier zijn de boeren niet doordrongen van den
stelregel dat een der voornaamste zorgen voor de goede hoefverpleging
een tijdig beslag is en de zuinigheid spreekt ook hier een hartig woordje
mee. V. d. Brink vertelde mij dan ook van klanten die slechts één stel
ijzers per jaar gebruikten, welke dan zoo nu en dan eens verlegd worden. Hoe
belangrijk dan ook het eiland Ameland uit een oogpunt van paardenfokkerij
altijd geweest is en nog is, het hoefbeslag zal er wel nooit een voorname
plaats gaan innemen. Dit vindt grootendeels zijn oorzaak hierin, dat het
aantal gebruikspaarden, n.1. de paarden die op de harde wegen komen,
betrekkelijk gering is en verder in den aard der fokkerij, waarbij de fok-
producten op zeer jeugdigen leeftijd het eiland verlaten en dus van hoef-
verpleging bij veulens, het bekappen en het eventueel verbeteren van
standen enz. hier weinig sprake is. Niefemin is na den aanleg van kunst-
wegen de hoefsmid hier onmisbaar geworden en kan hij, behalve door het
beslaan van paarden, ook door raad en voorlichting voor hetgeen op dit
gebied de fokkerij betreft, den landbouwer-fokker van grooten steun zijn.
aflevering, dan zullen zij de Administratie een dienst bewijzen door toezending
van die aflevering, waarvan geen exemplaren ten kantore zijn overgebleven.
—nbsp;Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. De leerlingen H.Smit
van Vriescheloo en H. V i s w a t hebben, na een verblijf van 5 maanden,
de inrichting verlaten. Hunne plaatsen zijn ingenomen door de leerlingen
R. Diemer van Donderen en H. Russchen van Zevenhuizen.
—nbsp;Examen onderwijzers in practisch hoefbeslag. De commissie,
belast met het toezicht op het afnemen van het examen in theoretische en
praktische hoefkunde van de deelnemers aan den in 1921 gehouden cursus
voor opleiding vai onderwijzers in practisch hoefbeslag, is door den Minister
van Landbouw, Nijverheid en Handel benoemd. Zij bestaat uit dezelfde
personen als verleden jaar. De dagen, waarop het examen zal worden
gehouden, worden in de Januar-raflevering medegedeeld. Evenals voorgaande
jaren zullen deze data vallen in het laatst van Januari.
—nbsp;De Directeur-tieneraal van den Landbouw brengt in de „Staatscourantquot;
ter kennis van belanghebbenden, dat in de maand Januari aanstaande op
nader te bepalen dagen aan de Veeartsenijkundige Hoogeschool te Utrecht
gelegenheid zal worden gegeven tot het afleggen van het toelatingsexamen
tot den cursus ter opleiding van onderwijzers la practisch hoefbeslag.
Zij, die tot dit examen wenschen te worden toegelaten, moeten den
leeftijd van 23 jaar bereikt hebben en zich vóór 20 Januari 1922 met
eigenhandig geschreven brief hebben gericht tot den Directeur van het
Instituut voor Hoefkunde der Veeartsenijkundige Hoogeschool, Prof. Dr.
H. M. Kroon te Utrecht (Biltstraat 172), onder overlegging van geboorte-
acte, diploma's (als van ambachtschool, hoefsmidschool of hoefbeslagcursus),
het bewijs van met vrucht de lagere school te hebben doorloopen en aan-
bevelingen uit vroegere werkkringen.
_ Sleepende g«ng : Deze komt verreweg het meest voor aan de aehter-
beenen. Men ziet hem nog al eens bij oude, versleten dieren, bij paarden
met een gedeeltelijke verlamming in het kruis of bij zulke welke slap
zijn door ziekte, gebrek aan voldoende voer, enz. Al naar gelang der
oorzaak kan men trachten het sleepen te verhelpen. Is de gang zelf niet te
verbeteren dan blijft voor den smid slechts over een ijzer te geven met wat
opzet en verder een zeer dikke en sterke lip aan te halen. Om het spoedig
doorslijten van het ijzer zooveel mogelijk tegen te gaan maakt men ook
wel gebruik van het inwellen van stukken staal in de lip.
Dr. U. Fisher beschrijft in de December-aflevering van „Der Hufschmiedquot;
een geval van sleependen gang met de voorbeenen of beter gezegd met één
voorbeen. Alvorens tot de beschrijving er van over te gaan wijst sehr, eerst
nog eens uitdrukkelijk op het groote belang van goed onderzoek vóór het
beslag. Vele smeden doen dit nog onvoldoende. Het is een kwestie van
systeem, Indien de smid dit vóór-onderzoek nu maar eenmaal als vast onderdeel
van het beslag beschouwt en als daarbij behoorend, dan zal hij het ook
nimmer achterwege laten, zal hij er kijk op krijgen, goede resultaten ver-
werven en meer doelbewust het hoefbeslag uitvoeren. Dat vóór-onderzoek
bepaalt zich tot verscheidene zaken in rust, in stap en in draf. Zoo b v.
de vorm van een hoef in verband met den beenstand, de grootte in onder-
ling verband en ten opzichte van het paard, de hoek van den hoef met
den bodem, voetas enz. Hij zal letten op vóórkomen van strijken, schep-
pen, maaien, kruisen, aanwezigheid van I'ranschen-, toontreder-, bodem-
nauwen- en bodemwijden stand enz. En zoo ook op sleepen, In het
algemeen is het dus beslist wenschelijk, dat de smid het paard ook even
laat draven. Veronderstel dat het dier kreupel bij den smid komt en deze
overtuigt zich vóór het beslag niet van den draf, dan kan hij de schuld
krijgen zoo het dier de smederij niet rad verlaat.
Een nauwkeurige beschouwing van het oude ijzer is vervolgens van
groot gewicht. Bij paarden met afwijzende standen en gangen kan men
hiervan steeds de gevolgen waarnemen aan ijzers, voeten of gewrichten, welke
bij eenigszins langen duur ook van het normale gaan afwijken. Bij den
„sleepende gangquot;, waarbij de toon van den voet telkens over den grond
wordt geschaafd, bestaan deze veranderingen, zooals duidelijk is, in een over-
matige afslijting van ijzer en hoef in het toongedeelte. Papierdunne ijzers
daar ter plaatse zijn het gevolg, vaak het doormidden breken in den toon.
Voor den paarden gebruiker een schadelijke zaak. Ook de hoeftoon is natuur-
lijk aan afslijting onderhevig.
Het paard, waarover Dr. Eisher schrijft, was een veertienjarige uit den
troep met een kreupelheid aan het linker voorbeen, als gevolg eener pees-
ontsteking van langdurigen aard. Van doortreden in den kogel was geen
sprake meer en het heele been kon moeilijk meer op normale wijze naar
voren worden geplaatst, zoodat sleepen het gevolg was. Ook hier een
sterke afslijting van het ijzer aan den toon, over een lengte van 6 c.M.
De smid, die het dier te beslaan kreeg, hield geen rekening met de
afwijking die het sleepen had veroorzaakt, n.l. de peesontsteking en
gebruikte een gewoon ijzer met wat opzet en versterkte lip. De steun-
vlakte verminderde hij dus en dit maakte den gang van het dier nog
ongelukkiger.
Later volgde goed beslag, bestaande in een ijzer met kalkoenen, zonder
lip en met sterk en breed toongedeelte, waardoor het naar voren en
terzijde ruim 1 c.M. buiten den hoef uitstak, terwijl het stappen door een
matigen „opzetquot; iets werd vergemakkelijkt.
~ Hoekkraakheenfistel: De dierenarts Dr. Illing, assistent aan de
Diergeneeskundige Hoogeschool te Dresden, heeft den laatsten tijd een
opvallende toename kunnen waarnemen van het aantal hoefkraakbeenfistels
en meent dat de oorzaak hiervan voornamelijk moet worden gezocht in de
verhoogde hoefbeslagprijzen en het dientengevolge veel te lang laten onder-
liggen van de ijzers. Illing zegt, dat het beslag thans slechter is dan voor
den oorlog.nbsp;(u^ Pe^ Hufschm.).
—nbsp;De Vrijstaat Saksen geeft gelukkig een gunstiger oordeel over het
hoefbeslag. In de door haar gepubliceerde „Mededeelingenquot; lezen we van
een vooruitgang sinds de gemobiliseerde smeden weder in hun haardsteden
zijn teruggekeerd, dus sedert de beëindiging van den oorlog. Moeite hadden
verscheidene smeden daarna nog om hun bedrijven aan den gang te houden
door schaarschte van kolen en ijzer, maar langzamerhand is de productie
gestegen en het euvel verholpen.
Verder moet de beslagmethode van Stark-Guther goed voldaan hebben,
vooral bij vol- of knolhoeven, na hoefbevangenheid ontstaan.
(Id,).
—nbsp;Het uit-steken der nieten: In de ,Schweizer Hufschmiedquot; wijst
prof. Dr. F. Schwendiman op het vóórkomen hiervan en tevens op het
voorkómen: goed indrijven van den nagelkop in zijn bedding en vooral
juist stampen der gaten.
—nbsp;Roestvrij staal: Den laatsten tijd is in den handel een bijzondere
soort staal, die niet roest en niet wordt aangetast door zout- of sodawater,
zelfs niet door salpeterzuur. Men heeft proeven genomen o.a. met gietijzer
en nikkelstaai ten opzichte der inwerking van kokend salpeterzuur van
50% en een gewichtsvermindering kunnen aantoonen van respect. 245 én
220 gram in twee uren tijds, terwijl bovengenoemde staalsoort absoluut
geen gewicht verloor.
Voor tafelmessen, uitlaat-ventiels bij motoren, velgen en spaken bij lietsen
wordt dit soort staal aangewend. Ook in de scheikundige grootindustrie, b.v.
in kleurstoffabrieken. Verder in de geneeskunde bij het vervaardigen van
instrumenten enz.nbsp;'nbsp;(u. T)er Hufschn.)
—nbsp;Hoornschoiiren: Een lezer van „Der Hufschmiedquot; heeft vernomen
dat de hoorngroei wordt bevorderd door een inwrijving met scherpe zalf
op de kroon en de goede werking hiervan bij hoornscheuren. Hij vraagt het
oordeel der redactie hierover. Deze antwoordt dat prikkelende smeersels op
de kroon inderdaad den hoorngroei aanzetten, maar wat bereikt men hier-
mede bij hoornscheuren indien door den lichaamslast toch telkens weer
opnieuw de randen van elkaar splijten? Dit te voorkómen is eerste vereischte
en de behandeling daarvoor is öf het aanleggen van een drukverband öf
het branden van een streepje dwars boven de scheur.
—nbsp;Correspondentie: Naar aanleiding van een verzoek van het Bestuur
der „Vereeniging van Militaire Hoefsmedenquot; wie het artikel „Nieuwe
posilieregeling der Mililaire Hoefsmeden'', opgenomen in de j. 1. verschenen
October-aflevering, heeft geschreven, en
of daarin geen gebruik is gemaakt van een circulaire door genoemd
Bestuur aan de leden dier Vereeniging gezonden, zij het volgende mede-
gedeeld :
a. de Schrijver is Dr. R. H. J. Gallandat Huet, kapitein-paardenarts te
-ocr page 207-2L4
Amersfoort (deze vraag alsmede bet gegeven antwoord lijkt ons betrekkelijk
overbodig, daar ieder lezer en zeer zeker de steller der vraag heel goed
weet dat deze schrijver zijn stukken altijd teekent met de letters G. H.);
6. deze Schrijver heeft bij de samenstelling van genoemd artikel gebruik
gemaakt, zooals ook in den regel van het artikel is vermeld, van een
aanschrijving van het D. v. O. van 30 Aug. j.l. 111« Afd., No. 101 en
mitsdien niet van de circulaire door het Bestuur van de „Vereeniging der
Militaire Hoefsmedenquot; verzonden.nbsp;Red.
—nbsp;Niet alledaagsch ... wat maar gelukkig is ook! Een der lezers zond
ons ter kennisneming een tusschen oude paperassen gevonden karakteristiek
briefje, dat — eenigszins van taalfouten gezuiverd en met weglating der
eigennamen van oppasser en paarden — luidde als volgt:
„Luitenant. De stallen waren goed in orde. Het licht brandde goed en
„er was een zoete lucht. S, liep buiten en had wat kapotte knieën. Maar
„de luit. behoeft niet bang te zijn, want ze bloeiden niet bar.
„K. stond over de koot en heb ik hem wat jodium gegeven. D. S. heeft
„koliek maar ik heb hem goed met stroo gewreven. F. nog wat hinder van
„zijn spat, Gaat wel over! „S. had een dikke pees maar die heb ik gemas-
„seerd en in de kamfer gezet. Sp. begon te liften maar dat geeft niets luit.
„Luit. nou weet U alles van de paarden. Gaat u maar gerust slapen.
»Dag luit.quot;nbsp;Paard.quot;)
—nbsp;Het vakblad „Iron Agequot; schrijft in zijn weekbericht o.a. het volgende
over de Amerikaansche ijzer- en staalmarkt: In den staalhandel
is het meest opmerkelijke feit, de verdubbeling van de geboekte orders
voor levering in het eerste halfjaar 1922. Wat den ijzerhandel betreft
werden verschillende belangrijke posten in smeedijzeren buizen afgesloten.
—nbsp;Verhooging der kolenprijzen in het Buhrgehied. — Tengevolge van de
nieuwe looncontracten zijn de kolenprijzen, met ingang van 1 December,
verhoogd en wel voor steenkolen met gemiddeld 132 Mark per ton,
ongerekend de kolenbelasting.nbsp;(u. Handelsberichten van 1 Dec.)
Vraag: Hoe prepareert men hoeven en beenderen, teneinde ze voor
onderwijsdoeleinden bruikbaar te kunnen houden?
Antwoord: Alle vleeschdeelen verwijderen. Daarna een oplossing
van hoogstens 2 procent bijtende kali bereiden en in de kokende oplossing
het te prepareeren deel brengen. Zoolang koken tot de nog overgebleven
pees- en vleeschstukjea met een borstel verwijderd kunnen worden, hetgeen
na 2 a B uur doorgaans zonder moeite gelukt. Vervolgens het been eenige
uren in stroomend water leggen om de kali af te spoelen. Dan drogen
waarna 24 uur in waterstofsuperoxyde. Weer 12 uur in stroomend water
spoelen en verder drogen in de zon. Meestal is het been dan ontvet en
heeft het sneeuwwitte kleur verkregen.nbsp;(u. Der Hufschm.)
De Directeur-Generaal van den Landbouw brengt ter kennis van
belanghebbenden, dat in de raaand Januari aanslaande op nader te
bepalen dagen aan de Veeartsenijkundige Hoogeschool te Utrecht
gelegenheid zal worden gegeven tot hel afleggen van het toelatings-
examen tot
den cursus ter opleiding van onderwijzers
in practisch hoefbeslag.
Aanmeldingen moeten vóór 20 Januari 1922 zijn binnengekomen
bij Prof. Dr. H. M. KROON te Utrecht, Biltstraat 172.
Voor nadere bijzondei heden zij verwezen naar de Nederlandsche
Staatscourant.
lil staal, gehard, levert in iedere hoeveelheid bij
afname van minstens 5000 stuks, incl. kist, franco
Nederl. grens voor f (gt;.— per 1000 stuks.
Martin Mueller,
München,nbsp;Klugstrasse 86.
lavastfaat 90, 's-Cravenliase.
in alle maten en modellen.
Uit voorraad leverbaar.
Uiterst concurreerende
prijzen.
Verzuimt niet ons aan te vragen.
-ocr page 209-S. C. lïl. BAX. glashaven 9 en 36 ROTTERDAM.
- SpeciaMteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. -
Meest uitgebreide sorteering prima blanllt;e
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fjne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijllt;e prijzen. —
felefrai-Ailres
BAX (llasliaïeii
Rolterdaiu.
Ifltercöuiiüüaal
felopliöon
ïo/Uw.
nieuwe amerikaansche hoefzolen
vooideelig, seiiiakkelijk iii gebniik. — Kunnen niet loslaten.
Merk „Pacilicquot;,
met flink hielsttik. met zwaar Melsluk.
Open zolen uit écu stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in U maten van 4,',., tot 6J
Eng. dm., uiterste breedte buitenkant
ijzers gemeten.
J\ferk „Chicag'oquot;,
geheel Caoutchouc
uit één stuk met
zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van
_ |7i tot?/',. Eng. dm.
uiterste breedte buitenkant ijzers gem.
Merk „Ramblerquot;,
in witte en grijze
Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met l'link hielstuk,
voorradig van 4^
tot 6J Eng. dm.
Gemaakte Hoefijzers,
Rits- en Stampmodel,
uitsluitend beste
kwaliteit ijzer;
in 9 maten voorradig.
Strykrijigen
met riempje
Hoef.
randen
Kunstboom.
IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.
Opruimers voor
Schroefgaten.
Lasch- of Welbladen en
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.
Schroeven en Stiften
in alle modellen;
tijdige bestelling
gewenscht.
Touwijzers in
verschillende maten.
Men lette op het echte merk S T
met kroon.
m:
■i | ||
'i. \ ' |
iJ
V-
-ocr page 213-......
4
X xW
X
ÄXV^ÄXnbsp;XN s^f^N^tX s Nx X ^nbsp;X \
\xnbsp;XX^^'^'^'^^'' XX v^ N Xnbsp;X
—¥
xVjixnbsp;.......
XX X
~gt;x X X^