is-
I
y
A
■if r. , , :
■■ -TSV-quot;'?
quot;ifi-ai
■ M ï^- AV, «fi'.
-ocr page 3-m--
%
IM
V
V ,
ci.
■ W. ' ^ -A ' f-.- ' ...
lt; » '
i'
■ V'
= • .• • 't. ■
.•Vi •nbsp;. 'i 'nbsp;-It
. . . V- V ■ '
t
; ^ ^
.i.i-'-r
Oi 3a
Geïllustreerd Maandblad voor hoefsmeden en anderen
die in het hoefbeslag belang stellen.
van
GEREDIGEERD EN UITGEGEVEN
door
's-GR A VENHAGE. — A. W. H E I D E M A. — 1922.
RIJKSUNIVERSITEIT UTRECHT
-ocr page 6-- '-c^«
-
km
.K
1 V.. -nbsp;i
;
•SÄ,
SC-?
.m
De titels, voorzien van een -j-, geven artikelen aan waarbij een of meer
afbeeldingen of figuren zijn afgebeeld, — artikelen met * zijn bijdragen onder
een afzonderlijk hoofd en die met p behooren tot bet persoverzicht; de
overigen zijn korte mededeelingen.
De Romeinsche cijfers duiden het nummer der aflevering aan, de gewone
de bladzijden.
Aansprakelijkheid wegens door dieren
veroorzaakte schade * X 160. — voor
verkeerd beslag p XII 198.
Alkmaar. Hoefbeslag landb.-tentoonst.
— * t X 155; XII 197.
Ambacht. Veredeling v. h. — p VI103.
Ambachtstarieven I 13.
Autogeen lasschen en snijden IX 152
Bergen-op-Zoom. Hoefbeslag te —
*nbsp;VI 91.
Boxtel. Hoefbeslag te — * XII 187.
Breda. Hoefbeslag te — * VII 107:
*nbsp;VIII 127.
Concoursen Hippique. Winners op —
t X 166.
Coöperatieve smederijen IV 69.
Coupeeren p VIII 137.
Cursus in hoefbeslag te Appingedam
I 14.
n „nbsp;„ te Doetinchem
IV 68.
» „nbsp;„ in Zuid- en Noord-
holland III 52.
« „nbsp;„ 1921—1922 XI
179.
palende lijn. De — * II 19; III 48.
iJoesburg. Hoefbeslag landb.-tentoonst.
* IX 145.
iJraagzand IX 152.
Eberlein. Prof. Dr. — I 15.
Eindhoven. Hoefbeslag te ~ * XI 171.
Grrubbenvorst. Hoefbeslag op — pVIII
lo7.
^aaren. Hoefbeslag te - * XII 190.
handboek voor smeden IX 154; * X
163;* XI 175.
Hoefbeslag. De oorlog en het - IV 69.
, in de prov. Friesland p VIII
123; VIII 136.
Hoefbeslag in de prov. Gelderland en
Overijssel * VIII
131.
„nbsp;„ „ „ Noordbrabant
*nbsp;I 5; * III .89; * V 75;
*nbsp;VI 91; * VII 107 ; * VIII
127; * XI 171; * XII 187.
„nbsp;landbouw-tentoonst.Alkmaar
*nbsp;t X 155; XII 197.
„ landb.-tentoonst. Doesburg
*nbsp;IX 145.
Slecht —* t VIII133; IX
149; X 163.
Hoefmechanisme VII 120; X 162; XI
178.
Hoefontsteking XI 181.
Hoefsmeden en Smedenfamilies I 10.
in Nederland * VII 110.
Hoefsmid. De - * XII 194.
Hoefsmidsschool te Brussel * IV 59;
X 165.
Hoefijzer. Het machinale — * Hl 43.
Holle wand * IX 143.
Hoornwand IX 153.
Ingekomen Boekwerken. Handboek voor
Smeden IX 154; * X 163; * XI175.
Ingezonden stukken. Vereeniging voor
militaire hoefsmeden 18; II24. Positie
militaire hoefsmeden II 26; IV 66.
De dalende lijn III48. Smidstarieven
IIInbsp;49; V 82; VI 99; VII 117. Be-
slag verbeende hoefkraakbeenderen
IVnbsp;63; IV 66; V 80. Prijsberekening
hoefbeslag IV 64. Hengstenkeuring
Rotterdam IV 64. Het opwerpen van
grint met de voorbeenen VIlI 135;
IX 147. Slecht beslag en ijzers van
11/2 Kilo IX 149; X 163. Hoefbeslag
legerpaarden IX 150; X 161; XI178.
Verbinding hoornplaatjes en vleesch-
plaatjes X 162; XI 178; XI 179.
Inrichting voor hoefbeslag te Groningen
Vnbsp;86 ; VI 100.
Jaaroverzicht * I 3.
-ocr page 8-Koot. De — p IX 154
Luchtdrukzolen. Beslag met — * IV 61.
Losse wand * IX 143.
Machinale ijzers * III 43; IV 64.
Memoriam. In — Prof. Dr. Eberlein
I 15.
Militaire Hoefsmidsschool II 31 ; III 51 ;
VI 101; VII 122; VIII 136.
Noodstallen * f VI 97.
Noordbrabant en het hoefbeslag * I 5 ;
*nbsp;III 39; * V75;* VI 91;* VII107;
*nbsp;VIII 127; *XI 171.
Oirschot. Hoefbeslag te — * XII189.
Opnemen. Het — der beenen * Xll 191.
Paardenstapel in Nederland VI 102.
Premiemerries in Zuidholland * f XII
196.
Rotstraal * VII 116.
Eijksdiploma als hoefsmid I 11; II 32;
IIInbsp;52; VI 100; * VIII 130; IX
152, 153; XII 197.
Eijksonderwijzers in practisch hoefbe-
slag I 12; * f II 23; II 30, 33;
* III 44; IV 68; XI 181; XII 197.
Smidstarieven II 32; III 49; III 53;
IVnbsp;71; V 82; VI 99; VII 117.
Steengal XI 180.
Tilburg. Hoefbeslag te — * V 75.
Trekpaard. Tentoonstelling Nederlaud-
sche — * t VIII 134.
Verbeening Hoefkraakbeenderen II 34 ;
IV 63; IV 66; V 80.
IJzer p VIII 138, 139; p IX 154;
p X 167; XI 181.
Zool IX 152.
Zoolbeslag. Nieuw — * f XII 193.
-ocr page 9-15 Jan. 1922.
in de modellen
Lambert open pad
Bar pad
Frog pad
O. K. Star pad
Walpole boulevard pad
Walpole truss pad
sit'
en de bekende
Amerikaansche
Itll
fifl
iiiLEii mosxo;
«KHH.rijn.s.»
I
1921—1922. — De provincie Noord-Brabant en het hoefbeslag. —
Ingezonden stukken. — Korte mededeelingen. — Persoverzicht. — Vragen
en Antwoorden. — Advertentiën.
HELLER HOEFRASPEN
WEDER LEVERBAAR
lambert amp; Company
Lenvehaveti 66 :: Rotterdam
1921 -1932.
Toen we ons aan den arbeid zetten om bij de jaarwisseling voor ons blad
bet afgelegen tijdvak aan een korte beschouwing te onderwerpen, hebben we
ook nog eens opgeslagen wat een vorig maal over de algemeene toestanden
en die welke het hoefsmidsvak meer direct betreffen, is gezegd.
We meenden toen de kentering, die inzake prijs- en loonsverhooging ge-
durende 1920 gelukkig gekomen was, als een noodzakelijke voorwaarde te
mogen aanmerken om tot den terugkeer van gezonde, normale toestanden
te kunnen geraken, maar van den anderen kant viel niet te loochenen, dat
evengoed deze terugkeer vele zorgen zou baren, dat op actie noodzakelijk
volgt reactie en dat voor verscheidene lagen in de maatschappij ondanks
de daling van den levensstandaard een moeielijke tijd voor de deur
staat. Vooral en allereerst voor handel en industrie en alles wat daarbij is
onder te brengen, maar ook waarschijnlijk hoewel minder schokkend en
wellicht later, voor land- en tuinbouw. Het is grondig te hopen, zoo schreven
we toen, dat de in het algemeen sombere voorspellingen in dit opzicht zullen
meevallen, want dan immers zullen ook aan den hoefsmid en zijn vak de
donkere wolken voorbij trekken van den toekomstigen tijd. Aangestipt heb-
ben we tevens den invloed van den landbouw op het smidsvak, dat bij het
doormaken van een crisis in het landbouwbedrijf het smidsbedrijf hieraan
ternauwernood kan ontkomen en we hoopten op een voorspoedige afwikke-
ling der internationale verhoudingen, herstel van den grooten ruilhandel,
meerdere productie van grondstoffen en te betrachten zuinigheid.
Hoe staan we thans ten opzichte van den algemeenen toestand? Zijn
hierin sinds vorig jaarbericht belangrijke wijzigingen opgetreden en zoo ja,
ten goede?
Om kort te zijn kunnen we wel volstaan met te zeggen dat bij de ver-
schillende machten in de wereld meer het besef is doorgedrongen om door
samenwerking te trachten den evenwichtstoestand weder te herstellen. Deze
toch is noodig voor het kunnen blijven voortbestaan. Maar zij is er thans
Jiog niet. De overproductie in enkele landen en de hongersnood in weer
andere landen zijn hiervan het bewijs. De internationale ruilhandel is nog
jaag niet op de oude hoogte, omdat arme landen zoo veel minder kunnen
e alen. Onze industrie en ook onze landbouw ondervinden hiervan reeds
den terugslag.
Maa,r ook binnenslands is het evenwicht nog zoek. De buitensporige loon-
en prijsopdrijving hebben hiertoe in sterke mate meegewerkt. In 1920 was
er in deze stijging kentering. Thans is het hoogtepunt overschreden, begint
de levensstandaard te zakken en ondergaan de loonen, gedeeltelijk ook onder
en invloed der economische malaise, hetzelfde reactie-proces. Deze volgorde
ook de- meest gewenschte. De werkgever, in dit geval de hoefsmid ten
-ocr page 12-opzichte van zijn knecht, krijgt minder arbeidsloon te betalen, de grond-
stoffen zijn op meer normale prijshoogte teruggebracht en zoo zal hij zijn
hoefbeslagprijzen geleidelijk aan wat kunnen verlagen. Dit zal ook moeten
wil weer de werkgever van den hoefsmid zelf, de paardengebruiker dus,
niet te duur uit zijn om het bedrijf naar billijkheid loonend te doen zijn.
Overleg zal hierbij zeer zeker niet kunnen worden gemist. De paarden-
fokkerij beleefde de laatste jaren goede tijden, maar op heden wijzen de
teekenen ook op een terugslag. De hoefsmeden mogen hun arbeid beloond
blijven zien in overeenstemming met hetgeen billijk mag worden geacht.
Goede en vooral gezonde organisatie der hoefsmeden zal den te volgen weg
vergemakkelijken. Goed is een organisatie onder meer wanneer één lijn
wordt getrokken en gezond is zij indien door de leden ook werkelijk deze
overeenkomst in praktijk wordt gebracht. De vroegere idee van elkaar te
beconcurreeren past in dit verband niet en het is daarom wel eenigszins te
betreuren dat deze scherpe concurrentie-geest in het corps der hoefsmeden
nog wakker blijft, ten koste van de organisatie zelf.
Behalve een aanstaande of reeds plaats hebbende loonsverlaging van de
werknemers van den hoefsmid mag terloops wel even worden gewezen op
de prijzen der grondstoffen over het afgeloopen jaar. In het algemeen ge-
sproken kan men van de prijzen der grondstoffen zeggen dat het gemis aan
stabiliteit, zooals dat in '20 nog duidelijk aan den dag trad, verdwenen is.
De prijzen zijn vaster geworden. In het laatst van 1920 moest hethoefstaf-
ijzer met 19—21 cent de kilo worden betaald; tijdens 1921 was het ge-
middelde doorloopend ongeveer 14 ct. Kolen van goede kwaliteit schom-
melden in 1920 tusschen 8 en 81/2 gulden per 100 kilo, in 1921 betaalde
men ongeveer 4 gulden. De hoefnagels zijn ook goedkooper geworden en
de laatste maanden bijna f 4 per 1000 stuks, terwijl over het eerste ge-
deelte van 1921 ongeveer f 61/ 2 en daarvóór f 7 V 2 moest worden betaald.
We hebben den indruk dat het afgeloopen jaar voor de hoefsmeden over
het geheel, en de algemeene omstandigheden in aanmerking genomen, wel
wat gunstiger is geweest dan 1920; we zijn er evenwel van doordrongen
dat ook zij pal moesten staan om aan de hooge productiekosten, de veel-
vuldige belastingen, het dure levensonderhoud het hoofd te bieden.
De opleiding der hoefsmeden werd het afgeloopen jaar ongestoord voort-
gezet. In de verschillende provincies konden met geldelijken steun van
regeering, provincie en landbouwmaatschappij(en) verscheidene cursussen
worden aangevangen. De deelname aan het examen voor het rijksdiploma
als hoefsmid, gedeeltelijk samenhangende met deze cursussen, was in het
voorjaar groot en toen slaagden er 137. De resultaten van de najaars-
examens zijn: geslaagd 54. Aan het instituut voor hoefkunde aan de
Veeartsenij kundige Hoogeschool slaagden 7 hoefsmeden voor het examen
van Eijksonderwijzer in practisch hoefbeslag en 6 begonnen met deze voort-
gezette opleiding. De inrichting voor hoefbeslag te Groningen leidde op be-
scheiden voet enkele leerlingen op, gelijk ook de Militaire Hoefsmidsschool
te Amersfoort.
Verreweg de meeste ambitie voor cursussen en voor het betreffende rijks-
-ocr page 13-diploma toonen de smeden van het platteland. Waar blijven zij uit de
steden? De paardengebruikers uit de steden zullen als van zelf niet zulke
hooge eischen stellen als de landbouwers-fokkers omdat voldoende kennis den
meesten ontbreekt. Aan de waarde van het hoefbeslag zal dit afbreuk doen.
Het is daarom van belang voor stadspaard en -smid beide, dat deze laatste
ook meer en meer op de hoogte is en blijft met hetgeen goed hoefbeslag
vereischt. Natuurlijk spreken we in 't algemeen.
De militaire hoefsmeden hebben een nieuwe positieregeling verkregen,
welke een betere bezoldiging insluit en het corps dus ten goede komt.
Het werkgebied voor den militairen-hoefsmid dreigt intusschen te ver-
kleinen met de voorgenomen opheffing van twee regimenten cavalerie, waar-
door een 400-tal paarden zullen worden afgevoerd.
Op de vele landbouwtentoonstellingen werden trouw wedstrijden gehouden
in hoefbeslag. Te Doetichem, Assen, Hengelo, Zoetermeer-Zegwaard en Vlis-
singen prijkten ze op het programma. Het is onnoodig hier nogmaals in den
breede te wijzen op het belang van zulke openbare wedstrijden.
Van belangrijke nieuwe vindingen op hoefbeslaggebied hebben we in
1921 niet vernomen. Ongetwijfeld heeft de uitvoering van het hoefbeslag
in de laatste kwart-eeuw groote vorderingen gemaakt vooral daar waar de
practische en theoretische kennis der hoefsmeden is vooruitgegaan en waar
tevens de paarden-eigenaren tot beter inzicht zijn gekomen en meer mede-
werking verleenen.
In den vorigen jaargang is de door velen gewaarde provincie- en steden-
bespreking door Dr. Gallandat Huet voortgezet, om in de eerste afleveringen
^an 1922 te worden beëindigd. Wie alle exemplaren vanaf 1918 bezit, heeft
daarmede een mooi overzicht van de onderscheidene bedrijven in vele steden
verkregen. Wat willen de lezers daarna behandeld zien? Het opgeven van
geschikte onderwerpen zal der Eedactie van „De Hoefsmid ' welkom zijn.
„De Hoefsmidquot; begint het nieuwe jaar weer met frisschen moed. Zij hoopt
te kunnen blijven bijdragen tot den groei en bloei van het smidsvak. Maar
tevens in haar streven zooveel mogelijk daadwerkelijke medewerking te
ondervinden van de beoefenaars van dit vak zelf.
V. D. H.
DE PROVINCIE NOORD-BRABANT EN HET HOEFBESLAG,
Dooa
Dr. GALLANDAT HUET,
Kapitein-paardenarts te Amersfoort.
(Vervolg.)
In den Bosch zijn drie hoefsmederijen gevestigd, n.l. van de heeren Henri
Verstappen in de Hinthamerstraat, J. H. Niessingh in de Molenstraat 1 en
oelens en van de Duysen op den Vughterdijk. De eerstgenoemde zaak is
reeds ruim 24 jaren in handen van den heer Verstappen, doch was voorheen
gevestigd in het pand No. 7 van de Windmolenbergstraat. Vóór den tegen-
woordigen patroon waren reeds drie smeden in genoemd pand elkander op-
gevolgd, doch deze oefenden geen van alle het hoefbeslag uit. Het groote
nadeel voor het uitoefenen van het hoefbeslag in dit pand was hierin ge-
legen, dat er geen beslagloods aanwezig was en dat de paarden dus altijd
op straat moesten worden beslagen, hetgeen vooral in den winter en overi-
gens met slecht weer, zeer bezwaarlijk was. In 1913 kocht de heer Ver-
stappen een groot huis aan en in 1915 werd dit als hoefsmederij ingericht
en als zoodanig betrokken. Het huis ligt in de Hinthamerstraat en een
nauwe steeg geeft toegang tot de groote smederij, die achter het huis ge-
legen is; men komt van uit de steeg eerst in een ruime beslagloods en dan
in een groote werkplaats, gebruikt voor kachelsmederij als anderzins. In de
beslagloods staat een travaille, terwijl de vuren in de werkplaats zijn ge-
legen; in de beslagloods is bovenlicht aangebracht; de werkplaats heeft
zijlicht. De patroon was de eerste gediplomeerde hoefsmid in den Bosch en
— hetgeen zeer zeker pleit voor zijn ambitie, werkkracht en vakkennis —
hij jzich nog op meer dan vijftigjarigen leeftijd onderwierp aan het examen
voor het Eijksdiploma te Utrecht en doorstond deze vuurproef verleden jaar
met goed succes. Ook deed hij daarop toelatingsexamen voor den cursus
voor onderwijzer in practisch hoefbeslag en hoewel dit examen zeer vol-
doende was, moesten dat jaar voor die opleiding anderen voorgaan. Veel
steun ondervond Verstappen van den vorigen Rijksveearts te 's Bosch, wijlen
den heer Vlamings, en door diens bemiddeling kreeg hij de trampaarden
in beslag en ook de stalhouderspaarden, welke laatste voorheen door esn
eigen smid werden beslagen. Het stalhoudersbedrijf bloeide vroeger sterk,
doch nu is het ingekrompen tot één stalhouderij, welke in handen is van
den heer Pr. Putters; deze heeft nog ongeveer 30 paarden voor zijn bedrijf
in gebruik. Behalve de tram op Vught, welke ruim 20 eigen paarden heeft
en bovendien nog eenige Rijkspaarden in bruikleen, zijn er geen groote
paardenbedrijven meer in de stad. Wel vindt men nog eenige sleepers, n.1.
de beeren Sars, Dieprijs, Beekwielder en v. d. Westerlake met elk van 4
tot 7 paarden en van Gend en Loos en de Petroleum Mij. ieder met 7
paarden, doch overigens hebben de meeste neringdoenden slechts 1 of 2
paarden; ten slotte zijn er nog enkele ezels en muildieren. Toen Verstappen
zich als hoefsmid in den Bosch vestigde, kreeg hij geleidelijk aan meer
paarden van buitenaf op beslag en allengs ontwikkelde zijn bedrijf zich in
hoofdzaak tot hoefbeslag. Veel had hij destijds te kampen met zijne plaat-
selijke collega's, n.l. met de patroons van de reeds lang bestaande zaken en
dit waren uitsluitend hoefsmederijen. Zij beschouwden hem, den vreemdeling,
als een indringer en trachtten door omkooperijen en fooien aan koetsiers en
voerlui en ook nog wel door minder nette handelingen, hem zijn paarden
afhandig te maken. Toch wist hij zich niet alleen staande te houden, doch
zelfs zijn zaak tot bloei te brengen; door niet voldoend onderlegd personeel
kon hij echter niet steeds goed werk afleveren, daar hij zelf, bezig zijnde
met ijzers te niaken en te passen, zijn knechts wel aanwijzingen kon geven,
maar hen toch niet geregeld bij kon staan. Zijn clandisie strekt zich nu
uit tot de trampaarden, eenige beeren- en rijtuigpaarden, sleepers-, boeren-
paarden en kanaalpaarden. De trampaarden werden vroeger op abonnement
beslagen en wel tegen f 1,36 per maand en per paard, later werd dit ver-
toogd tot f i.75 ; het winterbeslag met schroefgaten was in dezen prijs be-
grepen. Het aantal kanaalpaarden was vóór den oorlog zeer groot, doch
tijdens en na den oorlog werd dit veel minder. Deze paarden, welke trek-
diensten verrichten langs de Zuid-Willemsvaart, kwamen uitsluitend bij Ver-
stappen op beslag; zij waren bijzonder sleets en zoo besloeg hij dan ook
vóór den oorlog dagelijks wel 4 van deze paarden; in den oorlog werd dit
getal gereduceerd tot één in de week en nu is het weer geklommen tot één
per dag. Het zijn alle paarden afkomstig uit België en uit de provincie
Limburg, slechts enkele komen uit Brabant, doch altijd van plaatsen die
langs de vaart zijn gelegen. Van al de paarden, die door Verstappen be-
slagen worden, vindt men de meeste slechte hoeven en hoefgebreken onder
de kanaalnaarden. De oorzaak hiervan is voornamelijk te vinden in het feit,
dat deze paarden van den Bosch uit tot België hunne trekdiensten ver-
richten op het zand, terwijl van af de grens de wegen van basalt zijn voor-
zien. Dit, alsmede het zware werk en het feit, dat deze paarden eiken avond
op een vreemden stal komen en telkens onder andere paarden moeten ge-
stald worden, doet hen aan groote slijtage onderhevig zijn. Daar voor dit
Werk een krachtig paard verlangd wordt, doch de draagkracht van de beurs
bij deze eigenaars in den regel maar gering is, zoo vindt men er zoowel
lastige paarden onder, als paarden met vele gebreken in stand en gang.
Wat de hoefgebreken betreft, zoo komen hierbij voor: hoornscheuren, hoorn-
kloven, hoornzuil, volhoeven, knolhoeven, plathoeven, scheeve hoeven, klem-
hoeven, steengallen, losse wand, zool- en straalkanker. Als afwijkende stan-
den ziet men meest Franschen en toontredersstand. Bij deze paarden zijn de na-
volgende afwijkende ijzers in gebruik: balkijzers, ketelijzers en stelthoefijzers,-
waarbij de balkijzers vaak voor de Belgische paarden met verdikte takken
of met kalkoenen worden gemaakt of ook wel van staal worden voorzien,
daar men hiaraau de voorkeur geeft bij het loopen op de basaltwegen.
Zoolbeslag wordt niet toegepast, daar men tegen de hooge kosten hiervan
opziet. Vóór den oorlog kwamen ook veel schipperspaarden uit Duitschland
op beslag, en als bijzonderheid zij gemeld, dat deze paarden aan boord
werden gestald.
Behalve die van hoveniers uit den Bosch en omgeving komen boerenpaar-
den op beslag uit Hintham, Rosmalen, Berlicum, Nistelrode, Heeswijk,
den Dungen en St. Michielsgestel. Nadat zich op deze dorpen gaande-
weg meerdere gediplomeerde hoefsmeden hebben gevestigd, worden vele
dier oude klanten ter plaatse beslagen; toch komen momenteel nog 7ü
paarden uit Berlicum op beslag. Stalbeslag komt niet voor, daar de
patroon, wegens het boven reeds genoemde gebrek aan goed geschoold
personeel, niemand uit kan sturen om zelfstandig te werken en hij zelf aan
de smederij niet gemist kan worden. Thans worden nog gemiddeld 30
paarden per week beslagen, hetgeen juist de helft is van het aantal dat
vóór den oorlog op beslag kwam. Het tarief is f 6 voor heeren- en voor
sleeperspaarden per vierkant beslag, f 5 voor boerenpaarden en voor muil-
dieren (welke laatste veel langs het kanaal gebruikt worden) en f 4 voor
poney's. Het verleggen van de ijzers, hetgeen in de praktijk alleen voorkomt
bij boerenpaarden, wordt tegen den halven prys berekend. Het winterbeslag
wordt hier uitsluitend uitgevoerd met schroeven; de schroefgaten worden a
10 cents per stuk berekend, terwijl stalen stooten en het opwellen van een
stoot met 40 cent per stuk wordt betaald. Het ouderwetsche slik-of ruiter-
scherp wordt in de omgeving van den Bosch nog wel eens gezien doch in
de stad zelf niet meer toegepast. De patroon heeft het winterbeslag ook
wel uitgevoerd met stiften en wel met ronde hals en borst, hetgeen ook
zeer goed voldeed, doch men bleef aan de schroeven de voorkeur geven.
Zoo goed als alle beslag wordt uitgevoerd met handgesmede ijzers. Tijdens
den oorlog, toen gebrek aan staafijzer, kolen en arbeidskrachten dit nood-
zakelijk maakten, werden machinale hoefijzers gebruikt en wel uit de
fabrieken van Hippos, van Helpman en ook uit Roosendaal. Geen van deze
ijzers bevielen echter door de richting van de gaten en de plaatsing van de
rits; de ijzers moesten alle een bewerking ondergaan, waardoor het voordeel
van het gebruik vaak denkbeeldig was. Het beslag wordt als regel uit de
hand uitgevoerd, de noodstal blijft beperkt voor lastige en ook wel voor
stijve paarden; er is aan de travaille een broek en een wals, zoodat het
mogelijk is om het paard een weinig op te winden. De paarden uit België
afkomstig zijn alle gewend om in den noodstal beslagen te worden en ook
de zware paarden uit Limburg; in Noord-Brabant, waar ook veel zware
paarden gefokt worden, zien de boeren liever dat ze uit de hand beslagen
worden. De hoefsmid is hiervan de dupe, en het lijkt mij dan ook verkeerd
gedacht om hieraan toe te geven. Men kan zich toch veel physieke kracht
besparen door als regel zware paarden in den noodstal te beslaan.
(Wordt vervolgd.)
Geachte Bedactie!
Het Bestuur van de Vereeniging van Militaire Hoefsmeden ziet zich —
zeer tot zijn spijt — verplicht U te verzoeken, het navermelde in „De
Hoefsmidquot; te vermelden, waarvoor bij voorbaat dank.
Uit de antwoorden, vermeld onder „Correspondentiequot; op blz. 213 en 214
van „De Hoefsmidquot; van 15 December 1921, meenen wij te moeten afleiden,
dat de inzender van het door ons bedoeld artikel U blijkbaar niet juist
heeft ingelicht en daarom gevoelen wij ons gedrongen, de lezers van Uw
blad, de juiste toedracht dezer aangelegenheid te doen kennen.
Wij schreven dato 24 November j.1. aan U het navolgende:
„Het Bestuur van vorengenoemde Vereeniging bericht U, dat door haar
„dato 7 September j.1. No. 415 een circulaire aan hare leden is gezonden,
„waarvan de inhoud grootendeels was ontleend aan eene aanschrijving van'
„den Minister van Oorlog van 30 Augustus t.v. Ille Afd. No. 101, houdende
„eene regeling der positie van de militaire werklieden.
„Duidelijkheidshalve zijn in die circulaire diverse aanwijzingen van ons
„opgenomen, om onze leden daaromtrent volledig in te lichten.
„In ,De Hoefsmidquot; van 15 October j.1. lezen wij van de woorden „Bij
„aanschrijving enz.quot; op blz. 157, tot en met de woorden: „elkaar hulp
„kunnen verleenenquot; op blz. 159, letterlijk hetzelfde als in bovenbedoelde
„circulaire omschreven, zoodat wij vermeenen, dat door den schrijver van
„dat artikel, daartoe ten onrechte gebruik is gemaakt van een tot onze
„leden gerichten brief.
„Alhoewel wij op zichzelf tegen publiciteit van den inhoud dier circulaire
„geen bezwaar zouden hebben gemaakt, wil het ons toch voorkomen dat
„voor de opname van het eerste gedeelte van dat artikel, in den vorm
„zooals dat nu is vermeld, gevoeglijk onze toestemming had moeten worden
„gevraagd.
„In verband daarmede zullen wij het op prijs stellen, als ü in de eerst-
„ volgende aflevering van „De Hoefsmidquot;, bij wijze van rectificatie, de
„bron van herkomst van dat artikel alsnog zal willen vermelden, terwijl
„Uwe opheldering dienaangaande gaarne door ons wordt tegemoet gezien.quot;
Wij willen er met nadruk op wijzen, dat wij niet — zooals U wil doen
voorkomen — naar den bekenden weg hebben gevraagd. Wij hebben ook
niet gevraagd wie het artikel heeft geschreven. Wij willen eenvoudig een
duidelijif antwoord op onze billijke vragen, vermeld aan 't slot van ons
hiervorengenoemd schrijven van 24 November j.1.
De in het artikel van G. H. tusschen ( ) gestelde mededeelingen hierna
met 1, 2, 8 en 4 aangeduid, zijn niet in de aanschrijving van het Departe-
ment van Oorlog van 30 Augustus j.1. Ille Afd. No. 101 omschreven, doch
zijn — zooals reeds hiervoren aangegeven — letterlijk gelijk aan de toe-
hchtingen, vermeld in onze circulaire van 7 September j.1. No. 415. Dat
zijn de diverse hiervoren bedoelde aanwijzigingen, die duideiijkheidshalve
in onze circulaire werden opgenomen, om onze leden volledig .in te lichten,
zooals bedoeld in meergenoemd schrijven van 24 November 1921.
Wat niet in den brief van het Departement van Oorlog is vermeld en
vóór de drie sterretjes door den inzender is omschreven, is woordelijk gelijk
aan hetgeen in onze circulaire is vermeld, te weten:
1- „Bij aanschrijving van het D. v. O. van 30 Augustus j.1. Ille Afd.
No. 101 is onder meer het navolgende bepaaldquot; :
2. „(Bezoldigingsschaal VII vermeldt:
Leeftijd vannbsp;Werkmannbsp;Werkman Meester
den werkmannbsp;2e klassenbsp;Ie klasse werkman
i8 jaarnbsp;1160.—nbsp;_ 1900—
ö'iz.nbsp;enz.nbsp;enz.
tot en met
f 2600.—nbsp;tot f 2700.—nbsp;f 195.—)quot;.
aan ,nbsp;'iat geen der hoefsmeden de na 30 September
brLnbsp;betalen belooningen aan het Eijk in rekening kan
engen. Die uitgaven moeten dus uit eigen middelen worden bekostigd).quot;
vergoeding bedraagt thans ingevolge L. O. 1921 No. 221
3aert 1 April 1921 resp. f 0.99 en f 0.88, alzoo een vermeerdering van
1 0.06 per beslag).quot;nbsp;^
hef ^ geachte Redactie, om voor ons aannemelijk te maken, in hoeverre
en „quot;quot;fquot;^nbsp;^^^ hiervoren onder 1, 2, 3 en 4 genoemde woorden
ijters, ontleend aan onze circulaire, van 7 September bij toeval ook in
-ocr page 18-dezelfde volgorde en in 't zelfde verband, uit de pen van U. H. zijn voort-
gekomen.
Breda, 4 Januari 1922.nbsp;Hoogachtend,
Namens het Bestuur der M. H. V.
C. M O O k, President.
J. Wageraaker, Secretaris.
Naar aanleiding van het bovenstaande, waarin ik beschuldigd word
van het plegen van plagiaat inzake het artikel 16 Oct., afl. 10, jaargang
1921, als zou daarbij door mij gebruik zijn gemaakt van een rondschrijvings-
brief van de mil. smeden vereeniging aan hare leden, zoo verklaar ik dat
dit stuk door mij ontleend is aan een mij door het D. v. O. toegezonden
circulaire, doch deze daarbij tevens getoetst is aan den mij door een der
leden welwillend verstrekten rondschrijvingsbrief. Gemakshalve zijn hierbij
enkele zinsneden uit deze circulaire ingelascht, om niet te behoeven te
verwijzen naar aanschrijvingen en bepalingen. Het is echter de circulaire
van Oorlog waarop het artikel gebaseerd is en de genoemde overgenomen
zinsneden waren niet van particulieren aard, doch geheel berustend op
bekende feiten. Daar de Vereeniging van M. H. zich echter in deze gepas-
seerd gevoelt, zoo wil ik in deze gaarne mijne verontschuldigingen aanbieden
voor dit vermeende onrecht.nbsp;G. H.
— Hoefsmeden en Smedenfamilie's: Hierover schrijft W. E. in het
Drentsch Landbouwblad naar aanleiding van de photo der hoefsmederij te
Eext in de Nov.-afl. van „De Hoefsmidquot; het volgende:
Hoe langer zoo meer blijkt, van welke beteekenis een goede hoefsmid is
voor de landbouwers, die daarbij hun paarden laten beslaan. Men heeft dit
gelukkig langzamerhand algemeen leeren inzien, de autoriteiten hebben
allerlei gelegenheden geopend, waar de jonge hoefsmeden theoretisch en
practisch voor hun vak kunnen worden bekwaamd en de jeugdige beoefenaren
van 't vak hebben daarvan gebruik gemaakt. En de kleppers profiteeren er
nu op hun beurt ook weer van; er worden er minder vernageld en minder
kreupel gesneden, zij zijn tot de natuurlijke bestemming beter geschikt dan
vroeger wel 't geval was. Inderdaad, een goed onderlegde hoefsmid is van
veel belang voor de paarden en de paardenhouders.
Het in bovengenoemd maandschrift afgebeelde bedrijf is dat van Gebr.
Kamps te Eext en er wordt naast opgemerkt dat de eigenaars loten zijn
uit een oude smidsfamilie. Dat is ook ons bekend en wellicht menigeen
onder de lezers, die weet, dat reeds in 't midden der vorige eeuw te Rolde
„Smid-Kampsquot; zijn zaken dreef, toen de in alle omgelegen gemeenten ver-
maarde „Louw Smidquot; er zijn woonstee had.
Het is wel eigenaardig, dat sommige beroepen en bedieningen zich zoor
lang in bepaalde families kunnen staande houden. Van die der dorpssmeden
zijn er naast de Kampsen nog een tweetal die in ruime omgeving den land-
bouw in Drenthe dienden met hun zwaren arbeid. Daar had je b.v. de
smedenfamilie Kroeze. Deze vond men in de meest uiteen gelegen gedeelten
van onze provincie. De eigenaar van het thans te Grolloo uitgeoefende
bedrijf stamde uit een familie te Zweeloo, die weer geparenteerd was aan
de bekende oude smeden Kroeze te Borger, en verder aan de dorpssmeden
van dien naam te Emmen, In het zuidwesten van de provincie werkten
achter het aanbeeld de Xloeze's, blijkbaar van een anderen tak van denzelfden
naam, waarbij in aanmerking dient genomen dat de r en 1, als verwante
medeklinkers, dikwijls verwisselen. Hoeveel smeden van dien naam hebben
er daar gewerkt, b.v. te Ruinen, Uffelte en meerdere plaatsen. Wie er een
goed mes droeg vroeger, had er de voorletter van dien smidsnaam op gegrifd.
In het noorden van Drenthe was de familienaam Staal zoo ongeveer een
privilegie van de smeden en men zou dat in zekeren zin zelfs natuurlijk
kunnen vinden: wie moet er nu meer met ijzer en staal omgaan dan de
smid! De overlevering beweert, dat de stamvader van de laatstgemelde
familie, oorspronkelijk den familienaam IJzer was toegedacht, vanwege zijn
vak, doch dat hij ten slotte genoegen nam met dien van Staal, wat naar
zijn meening beter „klonkquot; en wat men met hem eens zou kunnen wezen.
De stamvader dezer Stalen droeg het schootsvel te Vries, waar later meerdere
smeden van dien naam werden aangetroffen, terwijl familietakken daarvan
liepen naar Anloo en Roden en andere plaatsen.
Toen wij den uitslag van den wedstrijd in hoefbeslag te Assen volgden,
ging ons een en ander reeds door 't hoofd en de lezers zullen zich herin-
neren, dat onder de winnaars van de prijzen de afstammelingen o.a. van
de familie Kamps en Kroeze voorkwamen in de voorste rijen. Als men nu
weet, dat de prijswinnaar van de eerstgenoemde zoo gelukkig was een
dochter te huwen uit de laatstgenoemde familie, dan mag men zeker ver-
wachten, dat het kroost hiervan al bijzonder goed in het smidsvak moet
worden! Wij hopen dat de landbouwers te Eext daarvan mettertijd kunnen
getuigen en profiteeren en — dat men ons het grapje aan 't eind niet ten
kwade zal duiden!
Van de deelnemers aan het Examen ter verkrijging van een Rijks-
diploma als hoefsmid, hetwelk in Utrecht gehouden werd in November
1921, slaagden de heeren:
W. Bijl te Numansdorp, G, J. den Hartog te Est, A. Schaafstra te
Uitgeest, J. A. Boesveld te Winterswijk, H. Bosman te Uithoorn, B. W.
Lendering te Groessea, F. J. van Rooyen te Lisse, W. de Leeuw te Hasselt,
Bremen te Genemuiden, J. Winter te ten Boer (met lof), P. Boone te
Seróoskerke, J. Wieringa te Oosternieland, H, Woldhuis te Ten Post, E.
reuker te Midwolda, J. Rooseboom te Weiwerd, O. M. Weemaes te Hulst
te Lnbsp;Aduard, J. Kuipers te Ten Post, G. J. Laar
e aren, Hendr. Willemsen te Ede, D. Pr. van Onzevoort te Raamsdonk,
• P. Bayens te Oosterhout, J. M. Ermes te Dongen, P. G. Klück te Hoofd-
orp, D. Kruyt te Besmster, J. Th. van Echteld Bzn. te Werkhoven, Jos.
^haap te Harlingen, Jan Brink.sma te Wirdum, Harm. Epping te Sleen,
• A. M. Weemaes te Hontenisse, H. Bronsema te Assen, H. Botter te
^ogeveen, M. Ripmeester Pzn. te Hoek bij Terneuzen, Sietse Molenaar te
■ orkum, L. P. Giljam te St. Philipsland, M. O. Lanooy to St. Annaland,
J. H. Hilverda te Dronrijp, J. C. Smelders te Leur, A. C. Stroop te Seppe,
r. H. Somsen te Aalteu, A. J. Bijlsma te Rottevalle, F. J. Sieberts te
Losser, Tj. Stevens te Bolsvsrard, J. Luit te Wieringen, A. W. Vergeest
te Hemen, J. C. Bouwens te Kruiningen, A. J. Pierik te Beltrum, C. D.
Bosschaert te Cbarlois, A. W. Knops te Dirksland, G, Nieuwland te Mid-
delharnis, P. J. Vullings te Sevenum, 0. A. van Erp te Geffen, J. Menage
te Witmarsum en L. H. Dreise te Lellens (met lof).
—nbsp;Vereeniging van Rijks-Onderwijzers in Practisch Hoefbeslag. Agenda
der algemeene vergadering op Zaterdag 28 Januari 1922, voormiddags
11 uur in het Hotel Noord-Brabant te Utrecht.
1. Opening door den Voorzitter. 2. Notulen der vorige algemeene ver-
gadering. 3. Verslag over 1921. 4. Ingekomen stukken. 5. Bestuursverkie-
zing wegens het periodiek aftreden van den heer H. v. Waasbergen en
het bedanken van den heer Ritsema als voorzitter (wegens te drukken
werkkring). 6. Voorstel Koelman tot uitbreiding van het Bestuur met 2
leden. 7. Rekening en Verantwoording door den Penningmeester. 8. Benoe-
ming rekencommissie voor 't volgend boekjaar. 9. Voorstel Koelman om
de contributie te brengen op f 5 —. 10. Voorstel om de leden tegemoet
te komen in de reiskosten. 11. Bespreking inzake het in het leven roepen
van een herhalingscursus voor onderwijzers in hoefbeslag. 12. Rondvraag.
13. Voordracht van den heer Joh. Plet te Heerenveen over: „T)e steun
van het Friesch Paardenstamboek, inzake de ontwikkeling van het hoef-
smidsvak in Friesland.quot;
Het Bestuur:
M. Ritsema, Voorzitter.
H. van Waasbergen, Secretaris.
—nbsp;Vrachtauto en trekpaard. Volgens de „Yorkshire Postquot; maakt de
fokkerij van het zware trekpaard in Engeland een crisis door, in hoofdzaak
veroorzaakt door het steeds toenemende gebruik van de vrachtauto. Verergerd
wordt deze crisis nog door den zoo goed als geheel stopgezetten uitvoer van
trekpaarden naar Zuid-Amerika, Zuid-Afrika en andere koloniën.
De concurrentie van de vrachtauto is niet eerlijk. In de groote steden
op drukke plaatsen van in en uitladen en van opslagplaatsen is het voor
de paarden werkelijk moeilijk om hun dienst te verrichten. De olie en de
vettigheid, waaimee de motoren de straat besmeren, maken deze zoo glad
dat de paarden een toer hebben op de been te blijven en vooral belemmerd
worden in het aanzetten. Er komen dan ook zooveel valpartijen en ongelukken
voor, dat de boeren met hun landbouwproducten niet meer naar de steden
durven te rijden. De schrijver van het artikel brengt de vraag naar voren
om op de macadam-wegen een laagje zand of grint te brengen.
In Engeland zijn de keiwegen zeldzaam. In België zijn ze regel en
gewoonlijk van zeer hard materiaal, waardoor het glijden wordt in de hand
gewerkt. Prof. Zwaenepoel meent dat men in de groote steden — hij spreekt
over België — genoodzaakt wordt om de paarden een speciaal beslag onder
te leggen en wel in den vorm van schroeven en ijsnagels. De eersten voor
sleeperspaarden en de laatsten voor koetspaarden. Het schroef-, stoot- en
kalkoenijzer is al vaak veroordeeld, maar toch biedt het onder de gegeven
omstandigheden ook voordeelen. Wel moet men voorkomen dat zij nauw
worden gepast en ondergelegd. Hoe meer steunvlakte echter, hoe beter en
gemakkelijker voor het paard. Mooi beslaan is goed, maar praktisch
beslaan is beter.
—nbsp;De Eijksonderwijzer in praktisch hoefbeslag Th. A. Koelman Nzn.
te Alkmaar heeft als reclame een blauwe omslagkaart verspreid, welke
toevallig in ons bezit kwam, en aan de binnenzijde waarvan hij enkele
nuttige wenken geeft aan de paardenhouders. Het hoefbeslag moet goed
zyn. Een steeds goed en op tijd beslagen paard zal zeker langer
gebruikt kunnen worden. De paardenhouder moet niet den goedkoopsten
smid uitzoeken voor zijn paard, maar den besten. Het bezoeken van cur-
sussen in paardenkennis, waar ook het hoefbeslag wordt uiteengezet, is voor
vele paardenhouders gewenscht, omdat het inzicht in de belangrijkheid van
het hoefbeslag wordt verruimd. Let ook op de hoeven van de veulens, daar
afwijkingen in de jeugd dikwijls nog gewijzigd kunnen worden bij vak-
kundige behandeling.
Aan de buitenzijde lezen we nog: beter een rekening van den smid, dan
een kreupel paard of hit; een goed beslag bevordert den gang van het
paard; helpt het hoefbeslag verheffen, het komt u ten goede; wat aan het
hoefbeslag wordt bezuinigd, wordt tiendubbel aan het paard verloren.
—nbsp;De Commissie voor de bestudeering der Ambachtstarieven deelt in
het Zeeuwsch Landbouwblad van 31 Dec. mede, dat uit verschillende gege-
vens ia gebleken dat de tarieven van de georganiseerde smeden in geheel
■Zeeland zeer veel verschillen. Aan de hand van de coöperatieve smederij
te Heinkenszand is gebleken, dat de tarieven der bondssmeden bijna over
de geheele provincie iets aan den hoogen kant zijn, waarop vooral Walcheren
een zeer ongunstige uitzondering maakt. Alhoewel de werkzaamheden der
commissie nog lang niet zijn afgeloopen, wil zij belanghebbenden in de
gelegenheid stellen een oordeel te vormen over de hun aangeboden smids-
rekeningen en doet daartoe een greep uit de kostenberekening van boven-
genoemde coöperatieve smederij.
Nieuwe banden aanleggen voor boerenwagen, duimsbeslag 3i/. breed,
compleet afgeleverd, 30 cent per Kilogram.
4 nieuwe ijzeren rongen ƒ 16.—.
Paardenbeslag (gewoon) ƒ 4.80.
Nieuwe schaar met schroeven voor gewone tweepaards-Capponploeg, aan-
maken inbegrepen ƒ 4.25.
Idem voor een Cocksploeg ƒ 6.40.
Scherpen van een schaar ƒ 0.20.
3 ~nbsp;Hoorn van den Hond van Smedenpatroons vergaderde
ecember en besloot om den verkoopsprijs van gewone schroefkalkoenen
te stellen op f 0.08 per stuk.
—- De Afdeeliag Oostburg van den Bond van Smedenpatroons heeft
vergaderd, zoo lezen we ia het orgaan van den Bond, en op die bijeenkomst
is ook ter sprake gekomen het tarief van het hoefbeslag. Er was een com-
missie benoemd om voor verschillende werkzaamheden de tarieven vast te
stellen, doch deze durfde voor het hoefbeslag eigenlijk geen vaste basis
aan te geven. De meeste smeden waren van meening dat het op f 2.50 per
paar moest blijven. Uit Groede gingen nog stemmen op om het voor f2.—
te doen, „want als Bram Hendriks het voor f 2.— doet, dan kunnen wij
het ookquot;, maar Bram kan niet al de paarden uit Groede beslaan, daar
behoeft men niet bang voor te zijn!
Bij de tarief behandeling kwam nog een schrijven in van de Provinciale
Combinatie over tariefbepaling hoefbeslag; het betoogde de wenschelijkheid
dat voor heel Zeeland een uniforme prijs zou moeten bepaald worden en
bevatte verschillende berekeningen, maar alle hooger dan de hierboven
genoemde prijs.
—nbsp;Het Orgaan voor Smedenpatroons van 16 Dec. bevat een artikeltje van
V. d. L., waarin deze adviseert om de prijzen voor hoefbeslag, vastgesteld
door de B. S. P.-combinatie Noordholland in deze provincie, te verlagen
omdat slechts enkele smeden er do hand aan houden. Zoo is ook het bere-
kenen van f 0.08 voor een ijsnagel volgens schr. te veel.
—nbsp;Tot Bondssectetaris van den Bond van Smedenpatroons, in de plaats
van wijlen den heer Oldèndorp, is benoemd de heer F. W. H. Oudens
te Amersfoort.
—nbsp;Cursus ift hoefbeslag te Appingedam. De tweejarige cursus in hoef-
beslag vanwege de afd. Appingedam e. o. van den Smedenbond, is gedurende
dit najaar geëindigd en de acht deelnemers hebben daarna het examen voor
het rijksdiploma voor hoefsmid te Utrecht met goed gevolg afgelegd. Van
de 8 candidaten zijn er twee met lof geslaagd. Een behaalde 54 punten,
het grootst aantal dat tot nog toe verkregen werd. De namen der geslaagden
zijn: J. Ilooseboom te Weiwerd, J. Kuiper te Appingedam, L. Dreise te
Thesinge (met lof), E. Breuker te Midwolde, J. Winter te Bedum (met lof),
H. Doornbos te Aduard, H. Wolthuis te Holwierdeen J. Wieringa te Bedum.
De leiding van den cursus is opgedragen aan dén heer H. A. Kroes,
dierenarts en leeraar aan de Middelbare Landbouwschool te Groningen;
de practijk wordt gegeven door den heer M. Ritsema, onderwijzer in prak-
tisch hoefbeslag te Appingedam.nbsp;K.
— 'Veldsmidsen: De veldsmidsen van den laatsten tijd zijn voorzien van
een dubbel werkenden, cylindrischen blaasbalg, welke zoowel met den voet
als de hand kan worden aangezet. Gebruikt men de voet-constructie dan
blijft de hand-constructie buiten functie. Verder zijn ze zoo ingericht, dat er
plaats is voor het bewerken van groote ijzeren voorwerpen en voor het ge-
bruiken van lange werktuigen als b. v. tangen.
— BepnstandcH en het hoefbeslag: WanDeer de beeDstanden afwijken
van het normale en aangeboren zijn, dan kan het beslag geen verbetering
brengen, aldus prof. Schwendimann in de „Schweizer Hufschmiedquot;. Eerder
IS er kans dat men met de een of andere correctie-beslag-methode schade
aan het dier toebrengt. Deze ontstaat door eenzijdige verhoogde rekking
der gewrichten, gewrichtsbanden, ongelijkmatige verdeeling van den Hchaams-
last enz. en spoediger dan men wel eens vermoedt.
~ t Prof. Dr. Eberlein, rector van de Veeartsenijkundige Hoogeschool
te Berlijn, is 10 December op 53-jarigen leeftijd na een korte, hevige ziekte
overleden. Als leider van de Chirurgische afdeeling en als chirurg in het
algemeen heeft Prof. E. zich onderscheiden en bekendheid verworven. Hij
was een gezaghebbend persoon op het gebied van been- en hoefziekten of
gebreken en ook in zake het hoefbeslag zelf, waarover een leiddraad van
hand verscheen, welke reeds een 6e druk beleeft. Prof. E. was voorts
eerelid van den Berlijnschen Smeden-Bond.
quot;7. ^quot;^aag: Wat is het aangegeven beslag voor hoeven met verbeend
hoefbraakbeen ? Volledige beschrijving van het ijzer. Hoe meer antwoorden
hoe liever, vooral die van R. O. Pr. Hoefbeslag zullen zeer op prijs worden
V. ■
E. M.
I'^ staal, gehard, levert in iedere hoeveelheid bij
afname van minstens 5000 stuks, incl. kist, franco
Nederl. grens voor f ().— per lOGO stuks.
Martin Mueller,
München,nbsp;Klugstrasse 86.
in alle maten en modellen.
Uit voorraad leverbaar.
Uiterst concurreerende
prijzen.
Verzuimt niet ons aan te vragen.
-ocr page 24-8. C. M. BAX. - glashaven 9 en se - ROTTERDAM.
__— Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. -
Meest uitgebreide sopteering prima blanllt;e
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fune Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —
BiX lllasliaieii
lolterilaiB.
So. M.
nieuwe amerikaansche hoefzolen
voordeclig,nbsp;i» Sobiuik. — Kunnen niet loslaten.
Merk „Uoxterquot;, Merk „riicilicquot;,
met flink hielstuk, met zwaar hielstuk.
Open zolen uit één stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in 11 maten van tot G}
Eng. dm., uiterste breedte buitenkant
ijzers gemeten.
Merk
in witte en grijze
Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van
tot Eng. dm.
Merk „Chicagoquot;5
geheel Caoutchouc
uit één stuk met
zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van
t7|^tot Eng. dm.
uiterste breedte buitenkant ijzers gem.
Gemaakte Hoefijzers,
Rits- en Stampmodel,
uitsluitend beste
kwaliteit ijzer;
in 9 maten voorradig.
Hoef-
randen.
Strykringen
met riempje
Kunsthoorn.
Us- of Scherpnagels
in 12 soorten.
Opruimers voor
Schroefgaten.
Schroeven en Stiften
in alle modellen;
tijdige bestelling
gewenscht.
Touwijzers in
verschillende maten.
Men lette op het echte merk S T
met kroon.
Aflevering 2. — 15 Febr. 1922.
MAANDBLAD.
27e Jaargang.
in de modellen
Lambert open pad
Bar pad
Frog pad
O. K. Star pad
Walpole boulevard pad
Walpole truss pad
en de bekende
Amerikaansche
I
De dalende lijn. — Verslag van het Examen voor aanstaande onderwijzers
in practisch hoefbeslag te Utrecht. — Ingezonden stukken. —Korte mede-
deelingen. — Vragen en Antwoorden. — Advertentiën.
HELLER HOEFRASPEN
WEDER LEVERBAAR
Lambert amp; Company
Leuvehaven 66 :: Rotterdam
DE DALENDE LIJN.
We bedoelen hiermede in dit verband niet iets zichtbaars of tastbaars.
Niet dus gelijksoortig met de dalende lijn van af den hoogen bergtop getrok -
ken naar het dal. Wel echter hiermede te vergelijken, eenigszins.
Stijgen en dalen zijn tegengestelde begrippen. Stijgen kost uit den aard
moeite, dalen gaat soms sneller dan gewenscht is of wel met schokken welke
nadeelig werken kunnen. Maar behalve tegengesteld staan beide verschijn-
selen ook in eng verband met elkaar. Zij hooren bijeen. Een stijging toch zal
door een daling worden gevolgd om weer op het normale niveau, den beganen
grond, aan te landen en zoo is ook een daling niet van blijvenden aard, kan
2ij niet onbeperkte afmetingen aannemen zonder weer voor een hernieuwde
®tijging te moeten plaats maken. Ze zijn beide schommelingen, gedragen zich
als eb en vloed maar minder regelmatig en minder in het oog vallend, bij
normale tijden.
De lezer begrijpt wel waar we heen willen. Het geldt hier een sociaal vraag-
stuk. Gedurende de oorlogsjaren stegen we en werd het stijgen vergemak-
kelijkt door dat veel geld in ons land werd verdiend en beschikbaar kwam.
De eischen stegen, de loonen, de uitgaven en het ging allemaal omdat er geld
was. Maar de oorlog, die zooveel kapitaal en arbeid vernielde, hield eenmaal
op en toen bleek de achtergelaten ontreddering van de maatschappij groot.
De reactie stak het hoofd omhoog, de malaise deed haar intrede, het geld werd
schaarsch en. . . . de stijgende lijn, welke gedurende de rijke jaren haar
hoogtepunt bereikte, ging over in een dalende om in overeenstemming te
komen met den algemeenen toestand. Zij is nog dalende.
* * *
Dit verschijnsel kan men in de maatschappij thans veelvuldig waarnemen.
En het hoef smids vak ontkomt er niet aan. Toch bekleedt het een eenigszins
afzonderlijke plaats tusschen andere ambachten en wel omdat de hoefsmid
vroeger voor te weinig loon heeft gearbeid. Bij de algemeene stijging, waarop
quot;we zooeven doelden, ging de hoefsmid natuurlijk mede, maar hierbij moet
dan niet vergeten worden dat het ,,puntquot; waarop de smid tevoren stond, in
zake belooning, te laag was. Bij de huidige daling moet hiermede worden
rekening gehouden. De paardenhouders en -fokkers behooren dit in te zien,
We twijfelen er niet aan of de redelijken onder hen zullen dit ook.
De hoefsmid moet met den stroom mede om het hoefbeslag te verlagen
in prijs. Ook zij behooren dit in te zien. De algemeene malaise heeft zich
immers ook uitgestrekt tot den paardengebruiker.
De vraag is, tot hoever kan de hoefsmid gaan en moet hij gaan ?
Dit is 'n moeilijke aangelegenheid, die vooral door overleg, zoowel van
smeden als paardengebruikers, tot oplossing kan worden gebracht. Hier en
daar zullen er bezwaren optreden en indien, zooals bij de smeden, nog wel
wat hapert aan vakorganisatie, kan oneerlijke concurrentie bij deze gelegen-
heid weer even oplaaien.
Er is bij de verlaging der hoefbeslagprijzen nog een, naar ons oordeel,
belangrijke factor. Een factor die in velerlei opzicht duchtig parten speelt.
Ik doel op de loonen der arbeiders. Deze hadden recht op beter loon, bij
vroeger vergeleken; dit is volkomen waar. Maar zooals thans zal het niet
kunnen blijven. Hun eischen zijn te hoog geworden. Zij moeten een stapje
terug. De goedkoopere levensstandaard, maar vooral de algemeene malaise,
zal hierin het gewenschte evenwicht weten terug te brengen.
* * *
In verband met bovenstaande nemen we uit het Bijvoegsel van het
,,Algemeen Nederlandsch Landbouwbladquot; d.d. 4 Febr. een en ander over
betreffende eene correspondentie tussehen de ZuidhoUandsche Combinatie
van Afdeelingen van den Bond van Smedenpatroons in Nederland en den
secretaris van de Hollandsche Maatschappij van Landbouw, den heer P.
Olij.
Blijkens een daarin gepubliceerden brief van het bestuur van de Zuidhol-
landsche combinatie aan den heer Olij heeft deze laatste, op verzoek, zijne
medewerking verleend om in samenwerking met een door genoemde combi-
natie benoemde commissie van smeden den prijs vast te stellen van normaal
hoefbeslag.In deze commissie hadden zitting de beeren J .van Eden Peterman,
A. E. v. d. Voet en J. G. J. Heilker.
De heer Olij deelt, wederom op verzoek, vervolgens in bedoeld Bijvoegsel
zijne bevindingen mede bij het onderzoek in kwestie opgedaan. Sehr, had als
voorwaarde gesteld vrij en frank zijne meening in een rapport te kunnen
zeggen, hetgeen de commissie aanvaardde. Samen met de commissieleden
werd het onderzoek op allerprettigste wijze gehouden. Het onderzoek be-
stond in het volgende. Op 13 October 1921 te Woerden, 15 December te
Benthuizen en 29 December te Rijswijk controleerde sehr, van het begin
tot het einde den tijd noodig voor het maken van vier nieuwe hoefijzers en
het volledig beslaan van een paaid. Het personeel dat daarvoor aangewezen
was, was te Woerden een zeer flinke arbeider met als hulp een bejaarde ar-
beider. Te Benthuizen de zoon van het commissie-lid, de heer Peterman,
een alleszins vlug en bekwaam vakman, geholpen door een uiterst handigen
jongen. Te Rijswijk werden de werkzaamheden verricht door twee gebroeders
die zich in hunnen arbeid deden kennen als niet tot de achterlijken te
behooren.
Met de meeste voortvarendheid werd dan ook in genoemde plaatsen
gearbeid. De gemiddeld opgenomen tijd, noodig voor het vervaardigen der
ijzers en het volledig beslaan der paarden, bedroeg 1.15 uui.
Eenparig waren sehr, en de commissie van oordeel dat, om een juist ge-
middelde te noemen, mede gelet op de flinke wijze waarop alle drie smeden
hunne paarden hebben beslagen, aan den bovengenoemden gemiddelden
tijd een kwartier kan worden toegevoegd en dus de werktijd voor het maken
van een gewoon vol beslag met het volledig beslaan van een paard op V-j.^
uur moet worden gesteld. Uitdrukkelijk wijst sehr, er op dat het hier geldt
een gewoon beslag, zonder kalkoenen dus of eenigen meerderen anderen
arbeid.
Sehr, werd op de meest welv.illende en opene wijze door den heer Heilker
m de gelegenheid gesteld om inzage van diens boeken te nemen over het
geheele jaar 1921, welke boeken in alle onderdeden van het bedrijf een
«pecifiek beeld gaven. Dit kwam sehr, goed te pas bij het onderhoud, dat op
O Jan. j,l. met de commissieleden werd gehouden ten einde onderling tot
overeenstemming te komen over den vast te stellen prijs van boven-
genoemd hoefbeslag.
Sehr, geeft daarna een berekening. Voor de juistheid der daarbij te noemen
cijfers IS sehr, verantwoordelijk te stellen. En verder gaat sehr, van de ver-
onderstelling uit dat elke gebruiker van paarden het gezonde begrip aan-
vaardt dat de voor hem verrichte arbeid aan den smid een menschwaardig
bestaan moet verzekeren. Sehr, en de commissieleden waren het geheel eens
over bedoelde, hier volgende berekening.
Voor een rond beslag:
3 K.G. ijzer a f 0.15 per K.G............. f O 45
J'^g^l®..........................0.11
Te betalen arbeidsloon aan een knecht f 0.80 per uur en
aan een halfwas f 0.40 per uur, berekend P/a uur voor
een paard wordt....................... j 80
Algemeene bedrijfsonkosten berekend over het aibeids-
loon 90 %............................1_62
f 3.98
De heer Olij bracht naar voren dat een bedrijfswinst van 25 % als biUijk
mocht worden beschouwd, waarop de heeren van der Voet en Heilker mede-
deelden dat deze winst in het smidsbedrijf als regel op 20 wordt bepaald,
öcbr. aanvaardde toen zijnerzijds onmiddellijk deze 20 % als juist.
De heer van Eden Peterman was van meening dat in de 90 % bedrijfs-
onkosten ook was begrepen de winst op het bedrijf. Schr. meent te mogen
opmerken dat in een algemeene onkostenrekening van een bedrijf nimmer
Winst wordt gebracht en is van oordeel dat bij de f 3.98 de 20 % moeten
worden toegevoegd. Voor een ronde rekening de f 3.98 op f 4.00 gebracht,
wordt de prijs dan met de winst f 4.80. Schr. vindt dat dit bedrag, in de tegen-
woordige omstandigheden en gelet op de tegenwoordig geldende smidsloonen
oiuijk moet worden genoemd.
De zooeven genoemde cijfers in de berekening zijn gemaakt voor een
edenj waarin een bekwaam hoefsmidsknecht met een halfwas beslaan en
schr. aanvaardt in dit geval de cijfers volkomen.
dienbsp;vervolgens nog tot voorbeeld een smidsbaas met zijn zoon,
6 5 paarden daags beslaan en dus per week volgens bovenstaande ruim
ovenbsp;andere werkzaamheden zullen zij weinig of geen tijd
ver hebben. Schr. is van meening dat zoo iemand, gesteund door zijn
een menschwaardig bestaan heeft, zonder meer.
eei ^nbsp;^an den heer Olij is dat het nu geldende tarief van f 5 voor
rond beslag den smid een ruim loonend tarief biedt, doch dat geenszms
-ocr page 30-van „afzettenquot; mag worden gesproken, tenzij men het eens is met den heer
Peterman dat de winst is gedisconteerd in de 90 % bedrijfsonkosten hetgeen
betwijfeld mag worden.
=:= * *
Op de redeneering van den heer Olij is niet af te dingen indien men de
berekening maakt als aangegeven. En dat de cijfers daarin gebruikt juisi.
zijn, gelo'oven v/e ook gaarne. Zij moeten echter gewijzigd worden. Hier zit
de kneep. Dat 3e regeltje vooral. Het vierde zal dan vanzelf ook minder
worden.
De smeden zullen, evenals de paardengebruiker en trouwens iedereen, hun
eischen wat lager moeten stellen, maar vooral de arbeider zal hiertoe moeten
overgaan.
Deze laatste wil ook een menschwaardig bestaan en heeft daarop ook
recht, evenals smid en paardengebruiker en wij allemaal. Maar daarmee
komt men er niet. Meer wordt o.i. bereikt met langer werken en minder
hooge eischen. Dit moet het middel zijn om tot het normale terug te keeren.
Want nu moge de commissie als bovengenoemd, met de welwillende mede-
werking van den heer Olij, genoemd oordeel tot vaststelling der billijke
prijzen voor het hoefbeslag hebben uitgesproken en in meerderheid tot een
bedrag van f 5 zijn gekomen, het zal de gewenschte uitwerking niet
kunnen hebben krachtens hetgeen boven dit artikel is geplaatst.
En zoo vernamen we dat op het eiland IJsselmonde de smeden met de
landbouwers hebben geconfereerd inzake vaststelling prijzen hoefbeslag en
anderszins. Voorlezing is toen ook gedaan van bovengenoemde coriespon-
dentie. De boeren hebben gedreigd met de oprichting van een coöpe-
ratieve smederij waarvoor een bedrag van f 7500 was bijeengebracht en na
nog weer een samenkomst met de smeden van den kring moet besloten zijn
tot belangrijke verlaging van den hoefbeslagprijs, terwijl ook de prijsbere-
kening voor de andere smidswerkzaamheden werd geregeld in overeen-
stemming met de dalende lijn.
Ook in Ridderkerk moeten plannen zijn gevormd tot oprichting eener
coöperatieve smederij.
De smeden behoeven zich hierdoor niet van de wijs te laten brengen. Veel
liever behouden de boeren hun particulieren smid als dat zij heil zien in
coöperatie. Maar de smeden moeten met den stroom mee, gelijk we reeds
boven zeiden, —alleen zij behoeven niet meer naar den ouden toestand terug.
Het smidspersoneel is o.i. voor een groot deel de reden der thans nog
hooge prijzen van het hoefbeslag, omdat zij te hooge loonen eischen. Hierin
zal wijziging komen en boven zeiden we reeds hoe dit zich naar onze meening
zal voltrekken. Gepaste medewerking van den smid zal hierbij heilzaam
werken.
De commissie belast niet het toezicht op het afnemen van het examen
van de deelnemers van den in 1921 gehouden cursus voor opleiding van
onderwijzers in practisch hoefbeslag, verbonden aan de Veeartsenijkundige
Hoogeschool te Utrecht, benoemd door den Minister van Landbouw, Nijver-
heid en Handel bij besluit van 12 Januari 1921 Directie van den Landbouw,
heeft de eer Uwe Excellentie verslag te doen van het desbetreffende examen:
De Commissie hield op 5 Januari 1922, in vereeniging met het onder-
wijzend personeel van den cursus, eene vergadering, teneinde de grond-
slagen vast te stellen, waarop bedoeld examen zou worden afgenomen en
esloot deze niet te doen afwijken van vorige jaren. In deze vergadering is
mede een rooster opgemaakt voor het af te nemen examen, welk rooster de
goedkeuring van Uwe Excellentie heeft mogen verwerven.
Het wordt wenschelijk geacht dat het reglement van dezen cursus zoo-
oanig wordt gewijzigd dat als eisch voor de toelating voor dezen cursus ge-
^eld Avordt, dat de candidaten in het bezit zijn van het Rijksdiploma ais
Hoefsmid. Het examen vond plaats 26, 27 en 28 Januari '22. Alle deel-
nemers aan bo vengenoemd en cursus, aangevangen ir Februari 1921, hebben
zich voor het examen aangemeld en dit werkelijk afgelegd.
In overeenstemming met den door Uwe Excellentie goedgekeurden
looster, heeft het examen bestaan uit een theoretisch en een practisch ge-
VERSLAG VAN HET EXAMEN VOOR AANSTAANDE ONDER-
WIJZERS IN PRACTISCH HOEFBESLAG TE UTRECHT.
Het examen in theoretische hoefkuudo werd den 2f5st?u Januari van
11.20 tot 4.40 uur afgenomen, aan iederen candidaat telkens 40 minuten,
waarvan een gedeelte strekte tot onderzoek in hoeverre hij de bekwaamheid'
bezit om als onderwijzer op te treden.
Het practisch gedeelte heeft voor iederen candidaat bestaan uit de
volgende onderdeden:
1.nbsp;Het beoordeelen van een paard met het oog op het besnijden van een
voorhoef hiervan en het besnijden van dezen hoef.
2.nbsp;Het vervaardigen van een paar voorijzers, waarvan één bestemd voor
dezen hoef.
3.nbsp;Het beslaan van dezen hoef.
4.nbsp;Het maken van een modelijzer, bestemd voor een hoef van afwijkenden
vorm.
5.nbsp;Het besnijden van een abnormalen hoef.
6.nbsp;Het maken van een hoefijzer voor dezen hoef.
7.nbsp;Het beslaan van dezen hoef.
Deze werkzaamheden werden verricht: den 27sten Januari van 9 tot 4 uur
de vier eerste onderdeden; den 28sten Januari van 9 tot 12 uur de onder
5, 6 en 7 genoemde onderdeden. Zoowel bij het beoordeelen van een paard
als bij het maken van ijzers werd de toewijzing tdkens bij loting uitgemaakt.
Aan alle candidaten kon een diploma worden uitgereikt.
De geslaagden zijn in alphabetische volgorde: 1. H. J. Breukink te Lochem,
2. P. Huizinga te Grijpskerk (Gron.), 3. W. H. Oostendorp te Tid, 4. W. J.
Robijn te IJzendijke, 5. H. Scholten te Wachtum (Dr.), 6. H. J. H. Vossen
te Wijk/Maastricht.
Namens de (,'ommissie:
{w. g.) A. W. Heidema, voorzitter,
{w. gf.) J. d e Vries, secretaris.
Geachte Redactie!
Hetgeen door den heer Dr. Gallandat Huet, als onderschrift is vermeld
onder ons ingezonden stuk, omschreven op blz. 8, 9 en 10 van „De Hoefsmidquot;
van 15 Januari j.l. kan ons inziens niet juist zijn.
De verklaring van den inzender, zooals die daar is geformuleerd, kan ons
geenszins bevredigen, want, alhoewel inzender ongetwijfeld ook eenzelfde
aanschrijving van het D. v. O. zal hebben ontvangen als in ons bezit is,
moeten wij thans opmerken, dat die aanschrijving handdde over de positie
van de militaire schoen-, kleer- en zadelmakersquot;^en over de hoefsmeden,
zoodat onze drculaire van 7 September 1921, No. 415, zoodanig is gesteld^
dat daarin slechts in uittreksel is weergegeven, wat in dat stuk is vermeld ^
dus zal men ons moeten toegeven, dat een letterlijke samenstelling van een
couranten-artikel als dat van inzender, alle aanleiding geeft om aan plagiaat
te denken, want niet alléén de door ons geciteerde aanhalingen met 1, 2. 3
en 4 aangeduid, maar het geheele artikel, vóór de drie sterretjes, is een
getrouiv afschrift van onze circulaire.
Onze circulaire was inderdaad gebaseerd op die aanschrijving van het
D- V. O. en al was daarin niets vermeld van particulieren aard, doch geheel
gevuld met op bekende feiten berustende mededeelingen, moeten wij er op
Wijzen, dat het daarom toch niet aangaat, om daarvan ongevraagd een zoo-
danig gebruik te maken, als nu heeft plaats gehad.
Vermits er bij inzender slechts sprake is van „vermeend onrechtquot;, achten
wij ons verplicht, alsnog op eene alleszins behoorlijke voldoening aan te
dringon.
Breda, 6 Februari 1922.nbsp;Hoogachtend,
Namens het Bestuur der M. H. V.:
J. W a g e m a k e r, President.
M. v. d. Ben t, Secretaris.
In bovenstaand schrijven wordt o.a. gezegd, dat de aanschrijving van het
D. v. O. ook de positie-regeling behandelde van de overige militaire weik-
lieden; dat is volkomen juist, doch daar het voor een vakblad van hoef-
smeden niet van belang geacht kan worden, om ook over de loonen enz. van
kleer-, schoen- en zadelmakers uit te weiden, zoo heb ik rit genoemde aan-
schrijving slechts overgenomen, wat op de hoefsmeden betrekking had.
Het komt mij dan ook zeer begrijpelijk voor, dat in den bestuursbrief
der M. H V. aan hare leden, dezelfde handelwijze is gevolgd; ik maakte van
dezen brief gemakshalve gebruik voor dat gedeelte, hetgeen ik in het vorige
onderschrift aangaf en bood het bestuur der M. H. V. in datzelfde ondeischrift
hiervoor mijne excuses aan. Deze kleine ongevraagde gebruikmaking van
enkele alom bekende gegevens, welke dus absoluut niets met eenige vertrou-
welijkheid van een vereeniging te maken hebben, neemt het bestuur der M
H. V. mij nogmaals ten hoogste kwalijk. Ik wil dan biervoor nogmaals het
boetekleed aantrekken en nog meer dan in mijn vorig onderschrift uit scheen
te komen, aan het Bestuur der M. H. V. zeer deemoedig mijne verontschul-
digingen aanbieden voor deze betoonde vrijmoedigheid. Hetgeen het Be-
stuur voornoemd als plagiaat bestempelt, nam ik geheel ter goeder tiouw aan,
mede al door den aard van mijn positie tegenover de militaire hoefsmeden,
dat dit in geen geval door hen als een onbescheidenheid mijnerzijds kon wor-
den opgevat. Onjuist is het bestuur der M. H. V. in haar uiting, als zoude in
hare circulaire aan de leden niets vermeld hebben gestaan van particulieren
aard; de circulaire was wel degelijk vergezeld van vaderlijke raadgevingen
aan de leden en indien deze door mij in het gewraakte stuk zouden zijn ge-
citeerd, ware dit terecht een bemoeien met andermans zaken geweest. Ik
voor mij heb gemeend om, door het publiceeren van de nieuwe positierege-
ling, aan de burgerhoefsmeden te doen zien, hoe een militair hoefsmid heden
ten dage in het leger wordt geapprecieerd. Zij hebben hunne positie beieikt
na jaren lang strijden, na veel inspanning en ook na veel tele ar «telling,
^esr zeker is er niemand die zich meer verheugo dan ondergeteekende, in
den vooruitgang van de hoefsmeden en niet het minst van den militairen
boefsmid. Het moet mij echter uit de pen, dat het werkt als een zeer koude
douche, wanneer men met vreugde in het hart kennis geeft van een succes
voor de militaire hoefsmeden en men aoor de belanghebbenden zelf hiervoor
beschuldigd wordt van letterdiefstal! Ik hoop dat dezelfde heeren bij hun
dagelijksch werk dezelfde nauwgezetheid zullen toepassen, als zij hier op
papier betrachten, doch tevens hoop ik voor hen dat degenen, die hun werk
moeten beoordeelen, niet hun kracht zullen zoeken in kleinigheden en mug-
genzifterijen. Alleen toch als men gezamenlijk het goede betracht en in onder-
Img vertrouwen handelt, kan men succes verwachten en genoegdoeninlt;^ in
zijn werk vinden.nbsp;quot;
Dit is mijn laatste woord in deze onverkwikkelijke zaak.
Amersfoort, 10 Februari 1922.nbsp;q jj
(Debat gesloten. Red.).
Geachte Bedactie!
In „de Hoefsmidquot; van 15 October 1921 wordt door G. H. eene uitvoerige
beschrijving gegeven omtrent de „Nieuwe positieregeling der militaire hoef-
smeden.quot;
Wel bevreemdde het ons dat genoemd schrijven gelijkluidend was aan een
circulaire der M. H. V. gericht aan haar leden, doch in het maandblad van
15 Jan. 1922 waar het bestuur dier Vereeniging ook dienaangaande zijn
bevreemding uitspreekt, lezen wij in een onderschrift, waar de heer G. H.
door een kleine uiteenzetting aan het slot hiervan „gaarne een verontschul-
diging aanbiedt voor dat vermeende onrecht.quot;
Aan het slot van bovengenoemd betoog heet het: „dan lijkt mij, alles bij
,elkaar genomen, de betrekking van militair hoefsmid goed geregeld en zal,
„dunkt mij, ook bij de betrokkenen, redenen van tevredenheid moeten geven.quot;
Dat zou ook het geval zijn, als alles werd toegepast zooals een en ander
door Zijne Excellentie den Minister van Oorlog wordt bevolen, maar daar-
aan ontbreekt helaas nog zooveel, het papier is bij ons geduldig. Niet alleen
dat sommige militaire autoriteiten naar het ons voorkomt de van hooger-
hand gegeven orders niet altijd even stipt opvolgen, doch het heeft voor
ons den schijn, dat men zich zelfs daartegen verzet en de goede bedoelingen
ondervangt met een beroep op allerlei verouderde reglementen en voorschriften,
waarin voor heden ten dage oer-conservatieve begrippen zijn neergelegd'
Kan dat tevredenheid brengen? Kent de geachte inzender die toestanden
niet?
Wij willen slechts een kleine greep doen uit de legio feiten van recenten
datum, waaruit zal blijken hoe geheel anders alles tot uitvoering wordt
gebracht.
De 8-urige arbeidsdag of de 45-urige werkweek is prachtig omschreven,
doch blijkbaar weet men zich daaraan niet te houden, temeer niet, omdat
de Minister er reeds 't voorbehoud aan vastknoopte, dat het in buitengewone
omstandigheden desgewenscht tot 55 uren per week kan worden opgevoerd.
Die buitengewone omstandigheden bestaan al gauw, als men ziet dat men
een hoefsmid der Maréchaussee doorloopend laat zorgen voor het beslag van
± 80 paarden, waarbij die hoefsmid als regel 3 of 4 maal per week van
's morgens 6 tot 's avonds 7 uur op reis is om de paarden van alle ver af
gelegen brigade's te beslaan en dan, na thuiskomst, vaak tot 9.30 uur moet
werken om de benoodigde hoefijzers voor den volgenden dag tijdig gereed
e hebben. Een werkweek van 65 a 70 uren is daar dan ook regel en allerlei
Pogmgen, om daarin verbetering te krijgen, faalden tot nu toe.
Aanvankelijk bestond de bepaling, dat het arbeidsloon, aan burgerhulp-
rachten betaald, aan het Eijk in rekening kon worden gebracht, maar
ondanks dat voorschrift, voldoet men daaraan toch niet, evenmin als nu de
oelage wordt uitbetaald sedert 1 Augustus 1921 toegekend als vergoeding
voor het tijdverlies wegens het reizen naar verschillende brigade's. Het is
wel herhaaldelijk bevolen, maar men krijgt niets en hoe die autoriteiten dat
goed praten is ons een raadsel.
Zoo b.v. zijn te Amersfoort 4 eskadrons Cavalerie met 8 hoefsmeden
gelegerd, waarvan voor 6 hoefsmeden den 8-urigen arbeidsdag geldt, doch
e anderen 2 hoefsmeden werken per dag uur langer; zoo iets wordt
gecommandeerd meteen beroep op een middeleeuwsch reglement; de nieuwere
or ers lapt men gewoon aan z'n laars (hierbij zij die autoriteiten, welke
van goeden wille zijn, niet te na gesproken.)
Gaat een hoefsmid met verlof, dan werkt hij te voren en na terugkeer
^ ubbel hard om wat paarden vooruit te beslaan, of om den achterstand in
e halen, want zijn collega's kunnen of behoeven niets voor hem te doen,
an enkele onvoorziene kleine karweitjes; dus wat er meestal van de jaar-
ijksche verlofdagen terecht komt, zal voor elkeen begrijpelijk zyn.
of 4 ^ zijn is voor een hoefsmid ook al zeer bezwarend, want is hij b.v. 3
^ .nbsp;werk onaangeroerd tot hij beter is en dan
®oet hij alle achterstand ten spoedigste inhalen, tenzij het wat lang duurt;
au moeten de collega's het er maar bij doen en dat noemt men dan „bui-
engewone omstandighedenquot; of te wel een argument om ons 55 uur aan
bet werk te houden.
Bij het schrijven dezer regelen was een onzer collega's al meer dan een
^ aand door ziekte afwezig, en ondanks allerlei moeite kwam er geenerlei
^ P, zoodat zijn makkers bij hun werk ook dat van den zieken kameraad
de°H opknappen, want juist door die zoozeer onvolmaakte positie zijn aan
e Hoefsmidschool bijna geen bekwame hulpkrachten aanwezig, die in zoo'n
mTn dnbsp;kunnen worden uitgezonden, en die nog aanwezig zijn, schijnt
^ en aar zelf noode te kunnen missen. De hierdoor veroorzaakte indirekte
a eelen voor het hoefbeslag worden schijnbaar niet voldoende geteld.
Wij vragen dus in gemoede, kan dat tevredenheid brengen?
^ n vorenbedoeld betoog wordt ook ruimschoots de aandacht gevestigd
sen ®nbsp;comfort van de militaire hoefsmederijen en beslaglood-
sm'dquot;nbsp;verschilt veel bij de practijk. Zooals 't in „De Hoef-
^^ staat vermeld, lijkt het bij ons wel het toppunt van volmaaktheid,
ar in werkelijkheid mankeert daaraan zoo niet alles, dan toch zeer veel
wat op zmdelijkheid en hygiëne gelijkt.
OD? Unbsp;dat
striTnbsp;dragel^ker toestanden te scheppen maar alles wordt, mede in
onder h^^ ^^^even ministriëele orders, aan de groote kapstok gehangen
er et motto: Eerst het leger reorganiseeren en dan zien wat wij zullen
doenquot;, zoodat men tijdens de mobilisatie in Brabant, in sommige hoef-
smederijen, vaak veel betere toestanden aantrof. In een onzer groote gar-
nizoenen, waarvan vaststaat dat alle aanwezige bereden troepen gelegerd
zullen blijven, staan 6 hoefsmeden in één werkplaats ter grootte van ^
7 Xnbsp;M. met 3 baarden en 3 aambeelden en 3 werkbanken. In deze
primitieve ruimte moet men al zijn beste kleeding aan stof en vuil bloot-
gesteld ophangen, want kleerkasten of een dergelijke bergplaats heeft men
niet. Zoo doet daar èèn emmer dienst als waschgelegenheid, zoodat een uit-
voerige beschouwing over alle mogelijk gerief en comfort, dat ons zou wor-
den verstrekt, beter in de pen ware gebleven. De beslagloods bij de zoo-
even bedoelde werkplaats, is al even primitief ingericht. Zoowel de hoef-
smeden als de paarden zijn tijdens het beslag aan allerlei weersinvloeden
blootgesteld. Zoo ook in een ander garnizoen, waar behoudens alle reor-
ganisatieplannen met zekerheid kan gezegd worden, dat het geheele kazerne-
ment intact zal blijven, heerschen dienaangaande middeleeuwsche toestanden.
Ook daar zijn werkplaatsen en beslagloodsen zonder kunstlicht, waar de ge-
zondheid der werklieden zoo van achter hun vuurhaard, aan alle weer en
wind wordt prijs gegeven.
Ondanks allerlei verzoeken en reclame's van belanghebbenden, ook al
worden door of vanwege den Minister van Oorlog daartoe strekkende aan-
wijzigingen gegeven, blijven de Genie-autoriteiten vermeenen, den lande een
weldaad te bewijzen om juist in dat opzicht alles tegen te houden.
Alles wat wij tot dusver nog hebben verkregen, danken wij aan het on-
ophoudelijk actie voeren onzer organisatie en mede door de goede gezind-
heid van onderscheidene ministers van Oorlog, doch werden alle maat-
regelen uitgevoerd, zooals die vanwege het Departement van Oorlog werden
voorgeschreven, alsdan zou het betoog in een vakblad van den heer G. H.
eenige waarde kunnen hebben, doch daar onze positie nog zeer veel te
wenschen overlaat, achten wij het niet overbodig tegen een dergelijke
reclame te moeten ageeren.
Nu echter de heer G. H. zich de moeite getroost, om ook de positie
der militaire hoefsmeden zoo breedvoerig te bespreken, vermeenen wij te
mogen erlangen, dat de geachte schrijver behoorlijk van den algemeenen gang
van zaken op de hoogte is, door de positie der militaire hoefsmeden meer
van nabij te leeren kennen en daarom geven wij den heer G. H. in over-
weging zich voortaan eerst beter te overtuigen van de toestanden in vele
militaire hoefsmederijen en van hetgeen er in de militaire hoefsmedenwereld
omgaat.
De militaire hoefsmeden:
1-2—'22.nbsp;W. G. F. V, d. L. en J. W.
Door omstandigheden is vorenstaand ingezondene een maand later ge-
plaatst. Eed.
De militaire hoefsmeden W. G. F. v. d. L. en J. W. zijn het volkomen
met mij eens waar ik als slot van mijn artikel van 15 October 1921 schreef:
..dan lijkt mij, alles bij elkaar genomen, de betrekking van militair hoefsmid
goed geregeld en zal, dunkt mij, ook bij de betrokkenen redenen van tevre-
deiiheid moeten gevenquot;; alleen komen zij op tegen het niet opvolgen van
do door Z.Exc. de Minister van oorlog bevolen voorschriften. De voorgestelde
regelmg is dus goed, doch de toepassing zou te wenschen overlaten en daar-
mede zou dus ook de dagelijksche dienst reden tot klagen geven. Het zou
in deze dunkt mij, meer vruchtdragend zijn, indien schrijvers zich met hunne
gemotiveerde klacht en bezwaren tot den Minister wendden, vooral waar zij
zich aldus uiten: ,,Niet alleen dat „sommige militaire autoriteiten naar het
„ons voorkomt de van hoogerhand gegeven ordeis niet altijd even stipt
»opvolgen, doch het heeft voor ons den schijn, dat men zich zelfs daai tegen
verzet en de goede bedoelingen ondervangt met een beroep op allerlei regle-
..nienten en voorschritten, waarin voor heden ten dage oer-conservatieve
»begrippen zijn neergelegd.quot;
Bepalingen worden nu eenmaal gemaakt en orders worden gegeven om
opgevolgd te worden en waar hiertegen gezondigd wordt, moet men hierop
ue aandacht vestigen. Er kunnen zich echter wel omstandigheden voordoon
en vooral in dezen tijd waar „bezuinigingquot; het wachtwoord is, dat men do
uitvoering van een regeling opschort totdat meerdere zekerheid omtrent de
toekomst is verkregen. Zooals wij allen weten zullen vele garnozoenen ver-
dwijnen, waaronder ook van bereden wapens; zoolang nu nog niet met zeker-
heid is vastgesteld, welke dit zullen zijn, zal men uiterst omzichtig te werk
gaan en een afwachtende houding aannemen wat betreft het eventueel
herstellen of verbeteren van gebouwen enz.
Dit is toch alleszins begrijpelijk en moet zelfs worden gerespecteerd daar
net toch slechts een korte tijd is dat men nog in deze onzekerheid zal ver-
eeren en elke onnoodige uitgave toch door de belastingbetalers aan den
quot;jve gevoeld wordt.
De werkzaamheden van den hoefsmid bij de Marechaussees zijn ongelijk
aan die van den troep, zij zijn zeer zeker meer tijdroovend en bovendien
werkt hij alléén, wat bij de regimenten nooit het geval is. Toch is het nog niet
ang geleden dat voor een vacature bij de Kon. Marech. een aanvrage werd
gedaan bij de corpsen of er hoefsmeden genegen waren om bij dat wapen
over te gaan en dat uit meerdere een keus kon worden gedaan ,zoodat niet-
tegenstaande den drukkeren dienst, hier toch waarschijnlijk ook wel weer
voordeelen aan verbonden schijnen te zijn.
^^ Waar schrijvers klagen over het niet altijd verschaffen van hulp bij ziekte,
oerlof enz. slaan zij mijns inziens de plank geheel en al mis. Bestaat er nu
werkelijk zoo weinig gemeenschapsgevoel bij hen en is er zoo weinig samen-
werking onder hen, dat maar dadelijk een hulp moet invallen, wanneer er
een hoefsmid om welke redenen dan ook, tijdelijk mankeert. Werd dat
vervangen vroeger niet altijd door de kameraden zelf gedaan ? en ging dat
met goed ? Het was als iets vanzelf sprekends dat men elkander hielp en
gebeurt dat ook niet overal elders ? Moet er achter ieder werkman een reserve
s aan om voor verlof of ziekte in te vallen ? Alleen bij langdurige ontstentenis
het natuurlijk gemotiveerd en ock gewenscht dat zijne werkzaamheden
worden overgenomen, doch men late zich toch niet meesleuren met den tijd-
geest om maar liefst zoo kort en zoo weinig mogelijk te werken. Dat kweekt
geen tevredenheid maar wel baart het klachten en leidt het tot te groote
gemakzucht. Is het niet opvallend dat in de laatste maand 7 reeds gediplo-
meerde hoefsmeden tegelijkertijd uitgezonden moesten worden tot vervan-
ging van afwezige hoefsmeden! Speelde hier de griepepidemie een rol, men
zou het haast verwachten, want voorheen was het toch een uitzondering
indien er een tijdelijke hulp aangevraagd werd. Toen werd nog de alom goede
gewoonte toegepast om elkaar te helpen en was de nood niet zoo gauw aan
den man. Men zou hieruit den indruk kiijgen dat er óf minder collegialiteits
gevoel heerscht óf minder werkijver dan vroeger.
De èwrg'erhoefsmeden klagen zonder uitzondering over de te korte werk-
dagen, zouden dan de militaire hoefsmeden unaniem moeten klagen wanneer
voor hen de achturige arbeidsdag eens tijdelijk noodzakelijk moet verlengd
worden. Het is heel goed om rechten te doen gelden doch men bedenke wel
dat hierbij ook onvoorwaardelijk behoort om plichten te erkennen.
Ik dank den heeren zeer voor den raad mij in de laatste alinea van hun
schrijven gegeven doch meen voldoende op de hoogte te zijn om over den
toestand der militaire hoefsmeden mede te spreken. Ik weet ook zeer goed
dat niet overal de toestand zoo is als men het wenscht, doch ook weet ik dat
in afwachting van eventueel aan te brengen verbeteringen, met eenigen
goeden wil door de belanghebbenden zelf aan vele kleine ongemakken kan
worden tegemoet gekomen. IMen zal echter nog wel eenig geduld moeten oefe-
nen voordat men het volmaakte heeft bereikt en men moge ook wel bedenken
dat het heel gemakkelijk is om beschuldigingen omtrent tekortkomingen
te richten aan bepaalde adressen, zooals hier o.a. aan de Genie-autoriteiten,
doch dat m.i. de fout hier niet gezocht moet worden, maar wel bij onze
volksvertegenwoordiging die de bezuinigingsleuze in haar wapen voert
en deze in de allereerste plaats wil toegepast zien op alles w^at het Leger
betreft.nbsp;G. H.
— Toelatingsexamen voor den Cursus voor opleiding van Onderwijzers
in practisch hoefbeslag.
Op Vrijdag 3 Februari werd dit examen gehouden in het Instituut voor
hoefkunde aan de Veeartsenij kundige Hoogeschool te XJtiecht en afgenomen
door de H. H. Prof. Kroon, directeur en S, van x\ngeren, chef-hoefsmid van
genoemd instituut. Bij de beoordeeling der candidaten wordt gelet op het
geleverde werk, dat bestaat in het besnijden en beslaan van een hoef bij het
paai-d en het vervaardigen van het daarvoor benoodigde ijzer, verder op de
opleiding en de diploma's en op de algemeene eigenschappen voor de
geschiktheid als onderwijzer.
Voor het examen hadden zich aangemeld 25 hoefsmeden, van wie er 24
het Rijksdiploma als hoefsmid bezaten. De deelnemers kwamen uit ver-
schillende provinciën: Friesland I, Drenthe 2, Overijssel 3, Gelderland 8,
Utrecht 2, N. HoUand 5, Zeeland 1, N. Brabant 3.
Alle candidaten, uitgezonderd die uit Zeeland, zijn opgekomen, Tot de,n
cursus zijn toegelaten de H.H.: J. A. Boesveld te Winterswijk, F. Falken-
hagen te Amsterdam, H. Hollander te Hasselt (O.), J. de Jong Jr. te
Heeren veen, A. Kroeze te Grolloo (Dr.) en C. Langeler te Lochem.
Over het geheel is door de candidaten goed werk geleverd. Behalve aan de
genoemde 6 toegelaten smeden, kon aan 10 der candidaten worden medege-
deeld, dat hun werk alleszins voldoende was.nbsp;K.
—nbsp;Militaire Hoefsmidschool te Amersfoort. Bij beschikking van 2 Febru-
ari 1922 2e Afdeeling No. 152 is door den M.v. O bepaald „dat dc leerlingen-
hoefsmid, bij slagen voor het examen voor hoefsmid en bij goed gedrag,
kunnen worden aangesteld tot huzaar of kanonnier Ie kl. Na één jaar dienst
als zoodanig kunnen zij woiden aangesteld tot korporaal-titulair.
^Is overgangsmaatregel kunnen zij, die reeds eenigen tijd geleden aan het
examen hebben voldaan, één jaar na den datum van slagen, c.q. reeds dade-
lijk tot korporaal-titulair worden bevorderd.quot;
Naar aanleiding van deze laatste alinea zijn de geëxamineerde hoefsmeden
G. Huyzendveld van het Korps Rijd. Art. en F. L. Wels van het 2e R. V. A.
voorgedragen tot korporaal-titulair hoefsmid.nbsp;O. H.
—nbsp;Overzicht van de Militaire Hoefsmidschool over het jaar 1921.
P 1 Januari 1921 waren in opleiding: 8 leerlingen vrijwilligers, n.1. 2der
Cavalerie en 6 der Bereden Artillerie en verder 17 miliciens der Bereden
Artillerie en 6 miliciens der Cavalerie. Gedurende het jaar 1921 werden in
opleiding aangenomen 5 vrijwilligers, waarvan 4 der Cavalerie en 1 der
Bereden Artillerie, verder 7 miliciens der Cavalerie, 10 miliciens der Bereden
Artillerie, 4 miliciens der Infanterie en 2 burgers. Bovendien waren nog
twee gediplomeerde vrijwilligers, in afwachting van een vacature, aan de
school gedetacheerd.
Wegens onvoldoenden aanleg als anderszins, hebben in den loop van het
jaar 1921 de school verlaten 4 vrijwilligers en wel 2 van de Cavalerie en
der Bereden Artillerie. Het examen voor militair hoefsmid hebben met
goed gevolg afgelegd: 5 leerlingen-vrij willigers, n.1. 1 der Cavalerie en 4
er Bereden Artillerie; verder werden tot milicien-hoefsmid bevorderd 29
leerlingen, te weten 8 der Cavalerie, 17 der Bereden Artillerie en 2 der
ntanterie; ook de twee burgerleerlingen slaagden voor het examen.
Cp 1 Januari 1922 waren in opleiding 21 leerlingen, verdeeld als volgt:
4 vrijwilligers, alle van het 4e R. H., 5 miliciens der Cavalerie, 9 miliciens
er Bereden Artillerie, 1 van de Houwitserafdeeling en 2 van de Infanterie;
oyendien zijn nog aan de school gedetacheerd 7 gediplomeerde leerlingen-
vrijwilligers, welke momenteel alle elders te werk zijn gesteld ter vervanging
van zieke hoefsmeden.
In 1921 zijn door de leerlingen vierkant beslagen 3176 paarden; hierbij
2\jn de volgende afwijkende ijzers voorgekomen: 152 balkijzers, waarvan 61
gewone balkijzers, 29 met gebruikmaking van een lederen zool, 21 idem
met toepassing van kunsthoorn, 17 met schroefkalkoenen, 7 met twee toon-
ippen, 11 met verbroeden buitentak en 6 afgebroken balkijzers; verder 10
alvemaanvormige ijzers, 32 strijkijzers, 24 klapstrijkijzers, 18 toonstrijkijzers,
^^ gewichtsyzers, 284 klapijzers en 232 jachtijzers, 38 ijzers met kalkoenen,
^ verbandijzers, 32 gummizolen, 26 ijzers met verbroeden buitentak, 4 kurk-
zo en, 12 ijzers van Defays, b\j 16 hoeven werd een kunstmatige draagrand
aangebracht, 6 zooiijzers van Stark-Guther, 32 yzers met verdikte takken.
Bovendien werden 56 paarden op renbeslag gezet,
Iq het geheel werden ruim 11000 hoefijzers vervaardigd, waarvan de
meeste werden gebraden, terwijl voor het eerste onderricht ongeveer 400
doode hoeven werden beslagen en voor meer gevorderde leerlingen onge-
veer 150 doode hoeven voor het onderleggen van afwijkend beslag werden
gebezigd.nbsp;G. H,
—nbsp;Najaarsexamen 1931 voor het Rijksdiploma Hoefsmid. Uit het ver-
slag van het 5e examen ter verkrijging van een Rijksdiploma als hoefsmid,
dat opgenomen is in het Bijvoegsel tot de Nederlandsche Staatscourant van
Woensdag 1 Februari 1922 no, 23, ontleenen wij o.a. het volgende: Het
aantal candidaten bedroeg 72 en het examen Averd afgenomen in de maand
Novomber op de dagen 7 — 8 - 9 — 10 — 14 - 15 — 16 - 17 — 21 — 22
— 23 en 24. Van de 72 opgegeven candidaten namen er 69 aan het examen
deel, terwijl ei 3 kennis gaven hiertoe verhinderd te zijn. Van deze 69 geëxa-
mineerden waren er 47 leerling van een cursus in hoefbeslag; de overige 22
waren reeds gediplomeerde boef smeden. De cursisten waren onderscheiden-
lijk opgeleid te Amersfoort, Arnhem, Appingedam, Breda, Enschedé, Gro-
ningen, Haarlem, Hoogeveen, Middelburg, Oud-Beijerland en Zwolle.
Van deze 69 candidaten namen er 29 deel voor de Ie maal, 34 voor de
2e maal en 4 voor de dsrde maal. Van hen slaagden respectievelijk 23, 27 en 4,
dus in totaal 54 of ruim 78quot;ö. Het examen van 3 candidaten was in alle
cijfers meer dan voldoende, zoodat dit „met lofquot; werd afgelegd.
Bij den uitslag van dit examen is weer gebleken, dat de opleidingen zich
geleidelijk al meer aangepast hebben aan de eischen der commissie en verder
dat het volgen van herhalingscursussen voor reeds gediplomeerde hoef-
smeden en voor hen, die na een cursusopleiding niet geslaagd zijn, van groot
belang is te achten.
De namen der geslaagden zijn reeds in de vorige aflevering gepubliceerd.
G. H.
—nbsp;Smidslarieven: Van hier en daar lezen we hierover onder meer heb
volgende.
—nbsp;De Bond van Smedenpatroons, Afdeeling Friesland, heeft een verdere
verlaging van de tarieven in voorbereiding genomen (u. Fr. Landb. BI.).
—nbsp;De Afdeeling Uithoorn van den Bond van smedenpatroons heeft op
6 Febr. een vergadering gehouden waarin als punt 2 op de Agenda voor-
kwam de „Bespreking hoefbeslagquot;. De uitslag der besprekingen is ons niet
bekend.
—nbsp;De Afdeeling Zuid-Beveland heeft op 11 Febr. vergaderd met ook
bedoeld punt op de agenda.
—nbsp;De Afdeeling Oostbuig evenzoo op 11 Febr. met een bespreking over de
tarieven.
—nbsp;De Afdeeling Woerden houdt 16 Febr. a.s. een bijeenkomst met ais
punt 9 op de agenda: bespreking vaii den uitslag der prijsberekening hoefbe-
slag, onder controle van de Zuid-Hollandsche Maatschappij van Landbouw.
— De Groninger B.S, P. N.-combinatie vergaderde 17 Januari; aan het ver-
slag ontleenen we het onderstaande. Deze vergadering was fcelega in verband
met de plannen tot oprichting van coöperatieve smederijen, welke al meer en
meer een vasten vorm hadden aangenomen en met de voorstellen van enkele
aideehngen om tot een aanmerkelijke verlaging van de kostprijs-berekening te
geraken. De opkomst was goed, 14 afd. vertegenwoordigd. De landbouwers
unnen zich niet vereenigen met het systeem der provinciale prijsberekening,
zy achten de onkosten-berekening te hoog. De combinatie der smeden hand-
aafde echter het eenmaal vastgestelde systeem en zag in verdere conferen-
■les met de landbouwers geen heil meer. Daarna zijn stappen gedaan tot
oprichting van coöperatieve smederijen, hebben de landbouwers op die wijze
enkele zwakke smids-collega's bereid gevonden om onder de vastgestelde
«neven te werkeri enz De vergadering was in de discussie niet eensgezind,
ydens den loop der debatten was er inderdaad een neiging om de prijzen te
■verlagen en de afdeeling Wehe stelde voor om het uurloon van den smids
patroon op f 0,60 terug te brengen. Tenslotte handhaafde de vergadering
een voorstel om dit loon op f 0.70 te stellen, de bedrijfs-onkosten op 40 %
van het arbeidsloon en de materiaalwinst op 20 %. Deze beslissing is echter
niet bindend gesteld vooi goed, omdat sommige afdeelingen spoedige herzie-
mng ten gevolge der tijdsdrukking wenschelijk achtten. De afdeeling Wehe
quot;«as hier tegen en wilde de prijzen lager stellen. De heer \ar Essen, assistent
van üen -Rijks-Voorlichtingsdienst luidde nog het punt in: Hoe kcmen wij
'O meerdere waarcee.ing van onzen aibeid ten opzichte van een alleszins
goed en wetenschappelijk uitgevoerd hoefbeslag? De vergadering ver-
eenigde zich met het gesprokene doch achtte het niet wenschelijk er thans
^'erder op in te gaan.
h iTnbsp;^^ kwam de prijzen-commissie van de combinatie Noord-
and van den B. S. P. N. bijeen en uit de verschillende rapporten werden
onderstaande onkosten-berekeningen voor het hoefbeslag door het combi-
natie-bestuur goedgekeurd en vastgesteld. Zij luiden in het kort: 4 nieuwe
yzers (1 X zwaar) f 5. ; 4 nieuwe ijzers (1 X ^U) f 5.50; 2 nieuwe
^ a kijzers f 4.25; 2 ijzers met verdikte takken f 4.25; een hit 4 nieuwe ijzers
^ -80, 4 ijzers verleggen f 2.80. De prijzen der stiften en schroeven bleven
onveranderd, ook het zetten van ijsnagels (f 0.10 per stuk), maar de prijs
aer losse ijsnagels werd gesteld op f 0.05.
(u. Org. V. Smedenpatr.).
— Vergadering Rijksonderwijzers in practisch hoefbeslag. Deze is ge-
ouaen 28 ,Jan j.l. In afwachting van het ofïiciëele verslag dat heden 14
e r. nog niet in ons bezit was, zij opgemerkt dat de heer M. Ritsema zich
op aandrang der vergadering, die goed bezocht was, bereid heeft verklaard
oorzitter te blijven. Hiermede wenschen wij de Vereeniging geluk, daar de
ne^ Ritsema veel hart voor hare belangen heeft.
v ® ®P®eteur van het Landbouwonderwijs, waaronder de bevordering
an het hoefsmid svak van de zijde der Regeering ook ressorteert, woonde
een deel der vergadering bij. Eveneens het onderwijzend personeel en twee
leden der Commissie van Toezicht in zake den cursus in hoefbeslag voor
a.s. onderwijzers in practisch hoefbeslag.
Het in het leven roepen van een herhalingscursus voor onderwijzers in
hoefbeslag werd voorloopig niet wenschelijk geacht.
De heer Joh. Plet, dierenarts en inspecteur van het Friesch P. S., gaf een
overzicht van de maatregelen die vanwege deze stamboekvereeniging in
Friesland ter ontwikkeling van het hoefsmidsvak zijn en worden genomen.
Hierbij werd ten slotte gewezen op het nut dat wordt gesticht met het hou-
den van inspecties, waaibij in overleg met het afdeelingsbestuur der Fr.
M. V. Landbouw paaiden in zake het beslag worden beoordeeld, zooveel
mogelijk in tegenwoordigheid van de smeden die de besproken beslagen
hebben vervaardigd en ondergelegd. In overweging werd gegeven om deze
inspecties van de zijde der Regeering te steunen.
Naar aanleiding van de vraag wat het aangegeven beslag is voor hoeven
met verbeend hoefkraakbeen, \\il ik, als zijnde de vraag voornamelijk gericht
tot de onderwijzers in practisch hoefbeslag, gaarne een antwoord geven.
Men smeedt een breeden buitentak naar gelang de verzenwand onder ge-
schoven is; de rits in den buitentak loopt in het zijgedeelte vetter, om het
ijzer goed niim te kunnen passen; de nagelgaten zijn: toongat gewoon, Ie
'zijnagelgat loodrecht en 2e zijnagelgat naar buiten gericht, om de nagels
goed te kunnen inslaan, zonder deze te buigen( of scheppen); binnentak ge-
woon gesmeed; op den binnen- en buitentak legt nieri een stukje zoolleer
van 5 a 6 c.M. lang, dat men met een ouden hoefnagelkop op het ijzer vast-
slaat, doordat men op 3 c.M. van den tak van het ijzer eerst met den door-
slag een vierkantje in slaat; vervolgens laat men ijzer en leer gelijkmatig
dragen. Door de stukjes leer wordt het hoefmechanisme belemmerd, dus
komt er minder werking in den voet.nbsp;A. P. S a r i s.
r^onlrKotllininn Oudergeteekenden betuigen hun hartelijken
UanKUCXUiyitiy. ^^^^ ^^^ ^^^ Hooggeleerden Heer Prof. Dr.
H. M. KROON, alsmede aan den WelEd. Heer S. VAN ANGEREN, voor
het degelijk onderwijs, zoowel op theoretisch als practisch gebied, waardoor
zij allen met succes aan het examen voor Rijksonderwijzer in Practisch Hoef-
beslag mochten deelnemen.
H. J. BREUKINK, Lochem. W. J. ROBIJN, IJzendijke.
P. HÜIZINGA, Grijpskerk.nbsp;H. SCHOLTEN, Wachtum (Dr.).
W. H. OOSTENDORP, Tiel. H. J. H. VOSSEN, Maastricht.
-ocr page 43-in alle maten en modellen.
Uit voorraad leverbaar.
Uiterst concurreerende
prijzen.
Verzuimt niet ons aan te vragen
Examen ter verkrijging van een
Rijksdiploma als hoefsmid.
Dit examen zal te Utrecht gehouden worden in de maanden Maart,
April en Mei.
Hij, die daaraan wenscht deel te nemen, wordt uitgenoodigd zich vóór 20
Februari 1922 schriftelijk aan te melden bij den ondergeteekende, onder
overlegging van de volgende stukken:
a.nbsp;een afschrift van de geboorte-acte;
b.nbsp;een bewijs dat hij de lagere school met vrucht heeft gevolgd;
c.nbsp;een bewijs dat hij ten minste drie jaren in het smidsvak is werkzaam
geweest;
d.nbsp;een bewijs, dat hij een] tweejarigen cursus in hoefbeslag heeft gevolgd,
of een daarmede gelijkgestelde vakopleiding heeft genoten.
Zij, die vóór I Juli I9l9een diploma als hoefsmid hebben behaald, worden enkel
op grond van dit diploma toegelaten; zij melden zich schriftelijk aan, hebben
bovengenoemde stukken niet over te leggen en brengen hun diploma's mee,
als zij opgeroepen worden voor het examen.
Zij, die reeds eerder aan het examen ter verkrijging van een rijksdiploma
als hoefsmid deelnamen, kunnen zich ook zonder inzending van bovengenoemde
stukken aanmelden.
De secretaris der Examen-commissie:
Dr. GALLANDAT HUET,
Regentesselaan 6 te Amersfoort.
8. C. M. BAX. glashaven 9 en 36 . ROTTERDAM.
- Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. --
Teleirain-Mres
Biï filashaven
lolterdaui.
nieuwe amerikaansche hoefzolen
voordeelis, gemakkelijk in gebruik. — Kunnen niet loslaten.
Meest uitgebreide sorteering prima blanke
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fyne Nagels voor Renpaarden enz.
- Billijke prijzen. —
Merk „Pacificquot;,
met zwaar Melstuh.
Open zolen uit een stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in 11 maten van tot
Eng. dm., uiterste breedte buitenkant
ijzers gemeten.
Merk
in witte en grijze
Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van 4i
tot Eng. dm.
Merk „Chicagoquot;s
geheel Caoutchouc
uit één stuk met
zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van
i7itot Eng. dm.
uiterste breedte buitenkant ijzers gem.
Strykringen
met riempje
Hoef-
randen.
Kunsthoorn.
Ms- of Scherpnagels
in 12 soorten.
Opruimers voor
Schroefgaten.
Schroeven en Stiften
in alle modellen;
tijdige bestelling
gewenscht.
Lasch- of Weibladen eo
Poeder
om ijzer en staal te
weUen.
Touwijzers in
verschillende maten.
Men lette op het echte merk S T
met kroon.
MAANDBLAD.
15 Maart 1922.
Lambert open pad
Bar pad
Frog pad
O. K. Star pad
Walpole boulevard pad
Walpole truss pad
en de bekende
Amerikaansche
MM
ifif
lim
WM
lilt!
lilt!
lllll
lllll
lllll
HELLER HOEFRASPEN
WEDER LEVERBAAP
I
De provincie Noord-Brabant en het hoefbeslag. — Het machinale hoef-
ijzer. — Verslag van de vergadering van rijksonderwijzers in practisch
hoefbeslag in Nederland. — Ingezondenstukken.— Korte mededeelingen.—
Persoverzicht. — Advertentiën.
Lambert amp; Company
Leuvehaven 66 :: Rotterdam
DE PEOVINCIE NOORD-BEABANT EN HET HOEFBESLAG,
door
Dr. GALLANDAT HUET,
Kapitein-paardenarts te Amersfoort,
('s Hertogenbosch, — Vervolg.)
De paarden uit de stad lijden weinig aan hoefgebreken, hoewel klemboef
rotstraal beide wel voorkomen; bij de boerenpaarden ziet men nog al
®ens afwijkende standen welke in de jeugd ontstaan zijn door verwaarloozing
van de hoeven. Bij deze boerenpaarden komt het dan ook zelden voor, dat
het beslag op tijd vernieuwd wordt, in den regel is dit zeer achterlijk.
Wat personeel betreft, zoo heeft de heer Verstappen meestal knechts die
den tweejarigen cursus in hoefbeslag in den Bosch volgen, doch die na het
voleindigen daarvan in den regel weer vertrekken; zij kunnen dan n.l. elders
meer loon gaan verdienen. Ook thans volgt een der knechts genoemden cursus.
De werktijden zijn als volgt geregeld: van 's morgens 7 tot's avonds 6uur of
half zeven met aftrek van de gebruikelijke schafturen. Het loon der knechts
Wordt naar bekwaamheid berekend. Wat nu de wijze van beslag betreft,
zoo worden de trampaarden uitsluitend met vlakke ijzers beslagen; alleen
s Winters worden schroefkalkoenen gebruikt, echter geen toonschroeven.
By de rijtuigpaarden wordt ook vlak beslag ondergelegd, doch bij enkele
paarden worden kalkoenen aan de achterijzers gebezigd daar de koetsiers
beweren, dat dit beter en gemakkelijker is voor de paarden bij bet terug-
zetten en bij het stappen. Sleeperspaarden krijgen alle kalkoenen en bovendien
stooten aan de achterijzers, daar de sleepers de onwrikbare meening zijn
toegedaan, dat een trekpaard op bestrate wegen hierdoor een beteren houvast
krijgt. Vóór den oorlog kostte dit beslag van f 1.50 tot f 1.80, en lieten
de sleepers het beslag vernieuwen, wanneer de stoot en de kalkoenen in
slijting waren. Nu, met de verhoogde prijzen, komen de paarden opnieuw
®P beslag wanneer de ijzers nagenoeg geheel versleten zijn en vaak in twee
stukken onder den hoef uitkomen. Men behoeft niet te vragen hoelang deze
paarden hun dienst gedaan hebben terwijl de stooten en kalkoenen al geheel
versleten waren en welk een denkbeeldig nut met dit beslag dus nagestreefd
Wordt. Er is dan ook al één sleeper die de stooten heeft laten vervallen;
net gebruik van kalkoenen blijft hij echter nog in eere houden!
De zaak van de heeren Doelens en v. d. Duijsen op den Vughterdijk, is
®ea zeer oude gevestigde smederij, waar vroeger het hoefbeslag hoofdzaak
Was en ook wel bij tijden uitsluitend werd uitgeoefend. De vorige patroon was
de heer van Liessen en daarvoor de heer Martens; thans is de zaak in
handen van twee compagnons doch van af 1 Januari 1922 trad heer Doelens
alleen als chef op. Sinds ± 6 maanden is het hoefbeslag weer bij het
edryf getrokken; het wordt uitgeoefend in een daarvoor afzonderl^'k
ingericht geboaw, hetwelk aan de straat is gelegen. Vooraan is de beslag-
loods en in het achtergedeelte van het zeer ruime pand zijn de vuren
aangebracht, vrelke electrisch gedreven worden; op een plaats daarachter in
de open lucht staat een travaille. De patroon zelf oefent het hoefbeslag niet
uit, wel is hij als zoodanig werkzaam geweest en heeft o. a. nog gedurende
één jaar een cursus in hoefbeslag medegemaakt, doch thans werkt hij zelf
met meer in het bedrijf mede. Zijn meesterknecht is de heer J. Govers, die
als milicien te Amersfoort werd opgeleid en in 1920 aldaar met goed gevolg
examen deed; den lOen Mei 1921 slaagde hij te Utrecht voor het Eijks-
diploma. Eij alleen beslaat de paarden en daar het hoefbeslag nog slechts
kort weer bij de zaak betrokken is, is het aantal paarden nog gering.
Gemiddeld worden slechts 7 paarden per week beslagen die zoowel van
buiten als uit de stad komen. Het beslag is vlak, behalve voor de sleepers-
paarden, die met stoot en kalkoenen worden beslagen.
Met ingang van 1 Januari 1922 zijn de volgende tarieven ingevoerd:
Zwaar beslag met stoot en kalkoenen f 5.50, zwaar beslag zonder stoot
f O.-, gemengd (luxe) beslag f 5.-, landbouwersbeslag f 4.50, drieling
paard (groote maat hit) / 4.50, ponnies /• 3.50, schroefgaten /• 0.08 per stuk
verstaalde stukken f 0.15 per stuk, verstaalde proppen f 0.15 per stuk'
schroefsleutels / 0.75 per stuk, schroeven «/j^ en i/, duim /0.08 per stuk!
Men ziet uit deze gedetailleerde lijst, dat door eenigszins goedkooper te gaan
werken, getracht wordt om in de klanten te komen. Toch zijn de prijzen nog niet
zoo laag als momenteel te Amersfoort, waar de hoefsmeden elkander als het
ware door concurreeren beoorlogen en hierdoor zichzelven niet weinig
benadeelen; hier wordt n.1. tegen f 3.50 een paard vierkant beslagen. Het
IS te betreuren, dat er over het algemeen zoo weinig solidariteitsgevoel
onder de hoefsmeden bestaat, dat de bond van Smedenpatroons niet alle
hoefsmeden onder hare vanen telt en dat zij de macht schijnt te missen
om onderkruiperij afdoende tegen te gaan. De hoefsmeden moesten toch
werkelijk meer gaan inzien, dat het hun eigen voordeel geldt, wanneer
ZIJ aangesloten zijn bij den smedenbond om beter gemeenschappelijk voor hunne
belangen te kunnen strijden. Wanneer men in verschillende plaatsen de
hoefoeslag-toestanien nagaat en ziet hoe de prijzen uiteenloopen, dan rijst
de vraag, of het toch niet in het belang van alle hoefsmeden zou zijn, om
voor het geheele land een uniform tarief in te voeren. Ik weet wel dat de
smeden uit de steden zullen aangeven dat zij op veel grootere lasten zitten
dan de dorpssmeden en dat is ontegenzeggelijk ook waar. De tarieven moeten
dan echter ook gebaseerd worden op een onkosten-rekening van den stads-
smid en men vergete niet, dat tegen de voordeelen van goedkooper wonen
mindere belasting en goedkooperen levensstandaard van den plattelandssmid'
deze ook nadeelen kan aanwijzen welke voor zijn collega's in de stad niet
bestaan. Ook voor den paardenhouder zou het een goede maatregel zijn,
wanneer hij niet misleid kon worden door goedkoope aanbiedingen die in
den regel op den duur toch op teleurstelling uitloopen.
B| den heer Doelens wordt alleen uit de hand beslagen en het beslag
wordt mtsluitend in de smederij uitgevoerd; stalbeslag komt niet voor
Luxepaarden zijn niet in beslag, de klandisie bepaalt zich nog slechts tot
sleeperspaarden en landbouwpaarden. Over de hoedanigheid der hoeven
wordt niet geklaagd, zoodat ook geen afwijkend beslag wordt ondergelegd;
wel wordt ook hier de klacht geuit, dat de paarden veel te lang op het
oude beslag blijven loopen, dus al weer het oude liedje: de bekende
verkeerd begrepen zuinigheid. De werkuren in dit bedrijf zijn van 8 tot 12
uur en van halftwee tot halfzes; het loon van den meesterknecht bedraagt
f 40.— per week.
De derde hoefsmederij in den Bosch is die van den heer J. W. Niessingh
amp; Zoon, Molenstraat No. 1. De patroon is zelf gediplomeerd hoefsmid en
drijft de zaak te samen met een meesterknecht, den heer Dirks; bovendien
heeft hij nog een leerling-hoefsmid. De meesterknecht genoot zijn opleiding
te Amersfoort en behaalde behalve het diploma aldaar, nadien nog te Utrecht
het Rijksdiploma. Zijn weekloon bedraagt f 32.50, dat van den leerjongen
bedraagt f 6.— De zaak bestaat reeds circa 25 jaren en omvat in hooldzaak
hoefbeslag. Behalve sleepers- en rijtuigpaarden uit de stad en benevens enkele
luxepaarden, komen uit vrijwel alle omliggende dorpen boerenpaarden hier
op beslag. Wekelijks worden circa 40 paarden beslagen; voor het grootste
gedeelte komen deze aan de smederij en slechts weinige paarden worden
op stal beslagen.
De prijzen zijn als volgt: Voor sleeperspaarden kost een vierkant beslag
zonder stooten f Q.—, met stooten /quot;e.SO; voor stalhouders- en landbouw-
paarden wordt f 5.— berekend, voor luxepaarden f 7.— en de prijs van
afwijkend beslag wordt, naar gelang de bewerking, afzonderlijk betaald;
zoolbeslag wordt hierbij nooit toegepast. Als'regel en dus voor het groote
meerendeel, worden de paarden met handgesmede ijzers beslagen; hiernaast
worden echter ook wel machinale ijzers gebruikt en wel afkomstig uit de fabriek
van Helpman; deze hoefijzers worden goed bevonden en voldoen in de
praktijk. De hoefsmederij bestaat uit een groot pand, waarvan het voorste
gedeelte als beslagloods is ingericht, terwijl in de achterruimte de vuren
zÜ'n aangebracht. In de beslagloods bevindt zich een travaille. Hoewel veel
uit de hand wordt beslagen, wordt de noodstal toch ook gebruikt en wel
meestal voor het beslag der zware paarden. Over het algemeen zijn de
hoeven der paarden, die hier geregeld beslagen worden, goed te noemen;
onder de afwijkende hoefvormen komen nog al enkele volhoeven voor. Het
beslag wordt slechts ten deele vlak uitgevoerd; vooral de sleeperspaarden
worden meestal met kalkoenen beslagen. Als winterbeslag wordt uitsluitend
gebruik gemaakt van schroeven, daar men dit over het algemeen het
^makkelijkst vindt. De werkuren zijn overeenkomstig met de overige
bedrijven.
De drie hoefsmederijen, welke in den Bosch het hoefbeslag in handen
ebben, worden alle, hetzij wat patroon, hetzij wat meesterknecht betreft,
gedreven door Rijks gediplomeerde hoefsmeden en de patroons verzekerden
mij, zeer tevreden te zijn over hun geschoold personeel, dat in het bezit is
van het Rijksdiploma. Hier is dus niet het diploma de dekmantel voor goed v
oefbeslag, doch wordt door deze gediplomeerden goed werk geleverd
en wanneer er van deze hoefsmederijen klachten over het beslag bestaan,
«■n zal dit hieraan te wijten zijn, dat bij groote drukte als anderszins,
aankomende knechts en leerjongens het beslag hebben uitgevoerd en dus
werk hebben verricht waarvoor zij niet rijp zijn en waarvoor zij ook niet
verantwoordelijk kunnen worden gesteld. Wanneer echter goede prijzen voor
het hoefbeslag worden betaald, dan mag men ook eischen dat het door een
goed vakman wordt uitgevoerd; men eischt terecht „waar voor zijn geldquot;
en een patroon is dan ook niet verantwoord, wanneer hij aan halfwas leer-
lingen het maken van ijzers en het beslaan van paarden zelfstandig overlaat.
Bij mijn bezoek aan den Bosch had ik niet alleen het genoegen de drie
hier boven besproken hoefsmederijen te bezichtigen en de patroons persoonlijk
te spreken, doch trof ik het tevens, dat dien dag den cursus in hoefbeslag
aldaar werd gegeven. De zeer bekwame en ijverige leider van dezen cursus,
die reeds verscheidene jaren met het cursusbijltje hakt, deelde mij o.a. zijn
gevoelen over de cursus-opleiding mede. Hij gaat uit van het zeer juiste
standpunt, dat lang niet elke smid geschikt is om een cursus in hoefbeslag
te volgen en zich voor het Eijksdiploma te bekwamen. Het is dus zeer
gewenscht om bij de aanneming van leerlingen reeds dadelijk zorgvuldig
na te gaan, wat er in den candidaat steekt; dit zal n.l. later eventueel een
beiderzijdsche teleurstelling kunnen voorkomen. Vervolgens neme men
het aantal cursianen zeker niet grooter dan 8, opdat men individueel onder-
wijs kan geven en men eiken leerling persoonlijk kan leeren kennen en
naar waarde zal kunnen schatten. Blijkt het in den loop van het eerste jaar,
dat een leerling alsnog tegenvalt, dan zal men hem in geen geval tot het
2e cursusjaar mogen toelaten. Het is dan ook gewenscht om een zeer strenge
beoordeeling te houden van het Ie naar het 2e jaar. Op deze wijze heeft
men de meeste kans om werkelijk goede hoefsmeden aan te kweeken tijdens
den 2-jarigen leertijd en zulke cursianen zullen dan ook als regel moeten
slagen voor het examen voor Rijksdiploma te Utrecht. Men moet als cursus-
leider vóór het examen als het ware zeker zijn van een goeden afloop en
het moet dan ook niet voorkomen, dat halve krukken opgeleid worden, die
na 3 of 4 keer examen doen, eindelijk slagen. Met deze soort van hoefsmeden
verrijkt men het gilde niet en brengt men het prestige van het vak niet
naar voren. Het zou dan ook zeer wenschelijk zijn, dat er bij alle cursussen
den nadruk op werd gelegd om en bij de aanneming, en bij den overgang
naar het 2e cursusjaar, de eischen hoog te stellen en niet bij halve geschikt-
heid, op hoop van zegen, en dan nog zoogenaamd in het belang van de
candidaten, deze verder het onderwijs te doen volgen. Worden zij bij een nauw-
keurig onderzoek niet geheel rijp voor opleiding of verder gaan bevonden, dan
moeten zij onvoorwaardelijk af-of uitvallen; het verdere onderwijs wordt hier-
door dan beter,daar het niet opgehouden zal worden door achterlijken. De betrok-
kenen zelf zullen dan wellicht een ontgoocheling krijgen, doch deze is zeer zeker
minder hard te dragen, dan dat zij na afloop van den 2-jarigen cursus her-
haaldelijk teleurstellingen moeten ondervinden van niet slagen voor het
examen en met het eigengevoel van mindere bekwaamheid moeten rond-
loopen. Wanneer een cursiaan te Utrecht niet slaagt, is dit dan ook vaak
te wijten aan zijne onderwijzers en hunne te lichtvaardige opvatting van
het examen. De uitslag der examens te Utrecht heeft bewezen dat dit in
den Bosch gevolgde systeem van opleiding goed is en zoo verdient het
Diet alleen alom aanbeveling, doch worde het onverwijld door alle cursusleiders
in gelijken geest toegepast. Men stelle zich op het standpunt dat het beter is
een cursus desnoods niet door te laten gaan bij gebrek aan- goede deel-
nemers, dan deze wel te geven aan daarvoor maar halfrijpe leerlingen.
Dit wordt slechts een bron van teleurstelling en tevens misleiding van het
publiek. De waarde van een gediplomeerd hoefsmid moet toch hierin ge-
legen zijn, dat hij goed werk aflevert, dat hij verre staat boven een niet
geschoold collega en dat elk patroan bij het aannemen van een knecht, aan
liem, den geiiplomeardea, de voorkeur geeft. Dit laatste koa tot nog toe
lang niet ia het algeaiaan gezegd worden en de Rijksexamens te Utrecht
zijn juist ingesteld om de eischen van bekwaamheid op te voeren en ge-
lijkwaardig te maken voor het geheele land. Het is nu de taak van cursus-
leiders om, met inachtneming van het bovenstaande, alleen goede leerlingen
naar de examens te zenden en al diegenen terug te houden, waarvan zij
niet ten volle overtuigd zijn, dat zij door hun werk met eere het diploma
verdienen. Het is daartegenover niet meer dan een zuivere eisch van bil-
lijkheid wanneer een gediplomeerde knecht meer loon ontvangt en hij dus
2ijn moeite en kennis rentegevend ziet gemaakt.
HET MACHINALE HOEFIJZER.
Machinale hoefijzers worden in den laatsten tijd nog al veel gebruikt en
wel om de volgende redenen: 1®. ten gevolge van den korten arbeidsduur,
sinds de arbeidswet den 8-urigen werkdag voor de smidsknechts heeft voor-
geschreven ; 2quot;. om den prijs; ze zijn natuurlijk goedkooper dan een hand-
gesmeed ijzer, want tegenwoordig is het personeel duur en schaarsch.
Dit zijn de voordeelen van het machinale hoefijzer; deze wegen evenwel
lang niet op tegen de nadeelen, die den meesten mach. hoefijzers aan-
kleven en bij gebruik nasleepen, èn voor den smid èn voor het paard. Ik
voor mij geloof niet dat er tot nog toe een hoefijzer machinaal is vervaar-
digd, dat aan alle eischen voldoet. Zelden heeft men er die een fatsoenlijke
vorm en afhelling hebben en zijn deze per geluk goed, dan komt men aan
de moeilijkste punten, n.1. de rits en de nagelgaten en bij de stampijzers,
de stampgaten. Bij sommige liggen rits en gaten te vet, bij andere te mager
en dan de gaten op zich zelf. Deze zijn bij alle mach. hoefijzers loodrecht
er in gestampt. Ze missen daarom den naar binnen schuinen stand der gaten
en daarom is het bijna onmogelijk om bij hoeven, waarvan de hoek van
den toonwand tot den bodem minder dan 45° bedraagt, de nagels hoog
genoeg in den wand te krijgen.
In Belgische hoefijzerfabrieken heeft men, naar mij verteld werd, door
een Belgischen hoefsmid, die eenige jaren als hulp bij den ingenieur der
»Grilsonhoefijzerfabriekenquot; is werkzaam geweest, verscheidene malen getracht
om iets aan de machine, die gebruikt wordt om de gaten te stampen, aan
te brengen, ten einde de stalen stamp in plaats van loodrecht, in een
schuinen stand op het ijzer te doen neerkomen. Volgens de verklaring van
genoemden smid brak de stamp, die ieder keer moet afgekoeld worden, her-
haaldelijk af, vermoedelijk omdat het harde staal niet bestand was tegen
het schum neervallen van den stamp. Men heeft daarna zijn pogingen ge-
staakt. In ons land heeft men hetzelfde ook beproefd en naar 't LhLtmet
succes. Er komen tegenwoordig ijzers in den handel voor, waarvan^gaTen
^en eemgszxns schamen stand hebben. Het is echter niet wat je noemt
want de gaten staan te ver naar achteren en het model laat veel te wenschen
derit'nbsp;-««Wnaal hoefijzer te vervaardigen met
tZ rdnbsp;quot;quot;nbsp;behoorleken vorm, afhelllg enz.,
kortgezegd een hoefijzer wat aan alle eischen voldoet, dan zal dit een wel-
daad worden voor den smid, voor den eigenaar en voor het paard zelf.
Doo r ^ . rquot;, •nbsp;beslag. Dat I logisch.
van hj;nbsp;door de belemmering
van het hoefmechamsme zoo min mogelyk gemaakt. Daaruit volgt dat het
paard goede voeten bhjft houden. Goede hoeven van het paard z|n natuur-
h k een groot voordeel voor den eigenaar wat waarde en het door het paard
te verrichten arbeid betreft.nbsp;^-P^iaiu
m^ch' h fl- ■ ^^u T'nbsp;er toe gedwongen
mach. hoefijzers te gebruiken, al knoeien ze er soms ontzettend mee. Door
üeM nagelen en i.eng passen ontstaan dikwerf brokkelhoeven-, heeft hij het
Tiir ^ r' 'r ^^^ -- --- die
j e c moeten doormaken bij het gebruik
van het slechte mach hoefijzer
kanäit^nbsp;door de
kundige vmdmg van een vakman, want de meeste hoefijzerfabr. hebben
Snnernbsp;. Tnbsp;S«-^«^«nbsp;hiervan
ku nen aangemaakt worden, alle aadere prullen van den aardbodem ver-
Lt en\l d r r 'nbsp;g-g -ts meer
allfllLt'nbsp;fquot;®'® droombeeld verwezenlij'kt zien, zullen
hoefijzer,
Maastricht.nbsp;„
W. Vossen.
VERSLAG VAN DE VERGADERING VAN RIJKSONDERWIJZERS
IN PRACTISCH HOEFBESLAG IN NEDERLAND,
gehouden te Utrecht 28 Januari '22.
De voorzitter, de heer M. Ritsema, opent de vergadering met de aan
wezigen dank te zeggen voor hun opkomst, welke overigens Lrgroot was'
maar dit moet zeker geweten worden aan de heerschenie ziekte 'spr S
op de teruggaande t^'den en verder op de tekortschieting der leden in hun
DeTtiI' 1nbsp;-- het maandblad „De Hoefsmidquot;.
De notulen der vorige vergadering worden onveranderd goedgekeurd
De secretaris brengt verslag uit over het afgeloopen boekjaaf en over de
den Landbouw een persoonli^'k onderhoud te hebben. Dit heeft het gevolg
-ocr page 53-gehad dat ons hare volle medewerking is toegezegd, — voor zoover mogelijk.
Zij stemde ook ten volle toe dat elke les op ƒ 10 gezet moest worden. De
secretaris deelt verder nog mede dat er een medaille is geschonken aan de
tentoonstelling te Assen, alwaar een wedstrijd in hoefbeslag was georga-
niseerd. De vergadering besluit ook in den vervolge aan aanvragers een
medaille voor wedstrijden in hoefbeslag beschikbaar te stellen.
De heer Tangelder acht het wensohelijk dat bij hoefbeslag-wedstrijden
een en dezelfde commissie zou moeten optreden. De voorz. antwoordt dat
er voor hem geen verschil bestaat wie of er op een tentoonstelling of wedstrijd
als jury fungeert, daar alle onderwijzers hetzelfde genoten hebben en be-
kwaam moeten worden geacht.
Van J. H. Koerselman te Lochem, J. Visser te Delft, Reitsma te Hooge-
veen en Stuivenberg te Groningen is een schrijven ingekomen. De 3 laatst-
genoemden bedanken hierin als lid, daar zij door een anderen werkkring
niet meer in de gelegenheid zijn hun vak uit te oefenen.
Volgens rooster moest de heer H. van Waasbergen als secretaris
aftreden en daar de voorzitter ook zijn ambt wilde neerleggen vonden
2 verkiezingen plaats. Beide werden met groote meerderheid herkozen,
De voorzitter vereenigde 20 stemmen op zich, Rolink 2 en Luyten 1 stem.
De voorz. liet zich de benoeming weer welgevallen. De secretaris verwierf
18 stemmen, terwijl 4 op Rolink en 1 op Koelman werden uitgebracht. Ook
de secretaris aanvaardde zijn herbenoeming.
De heer Th. Koelman wenschte uitbreiding van het Bestuur met 2 per-
sonen en vraagt het oordeel van het Bestuur hierover. De voorz. zegt dat
liet Bestuur hier niet voor is, dat de Vereeniging klein is en ook in verband
niet de financiën. De heer Tangelder acht het Bestuur ook groot genoeg.
De heer Luyten onderschrijft deze bezwaren, maar bij ziekte of anderszins
zou het aanbeveling verdienen indien het Bestuur grooter ware. De heer
Koelman handhaaft zijn meening. Verder wil Spr. den secretaris een hecto-
graaf-inrichting verstrekken, waardoor diens werkzaamheden vergemakke-
lijkt worden. De voorz. wijst nogmaals op de vele kosten en bij stemming
'^ordt het voorstel Koelman verworpen met 13 tegen 11.
De rekening wordt nagezien en in orde bevonden. De inkomsten be-
droegen f267.05, de uitgaven f 175.26, batig saldo f91.79. De commissie
voor het nazien der rekening over 1922 zal bestaan uit de heeren Rolink,
Lengers en Tangelder. De heer Koelman wenscht de contributie te ver-
hoogen op f 5. De voorz. meent dat de vergadering hierop direct niet mag
'ngaan. De trouwe leden der Vereeniging zullen er niet op tegen zijn, maar
de niet-bezoekers onzer vergaderingen zien zulks niet gaarne en dit zijn
in den regel ook de slechtste betalers. De heeren Verhoeven, Tangelder en
Saris gevoelen aUe wel voor verhooging der contributie en de heer Koelman
handhaaft zijn voorstel. Op voorstel van den voorzitter vereenigt zich de
yorgadering met verhooging van f 1, waardoor de contributie thans f 3.50
is; als het moet zal alsnog worden bijgepast.
Aan de orde is thans de quaestie der herhalings-cursussen. De voorz. heeft
hierover een brief van Prof. Kroon ontvangen, die dit ten sterkste ontraadt,
Ook het Bestuur kan er zijn bijval niet aan geven, aangezien het zou lijken
of de onderwijzers niet bekwaam genoeg waren en ook T?
e^Hrtlf™»•gt;quot; ^quot;«ä». l^»'- Kroon, Heidom.
rSquot; quot;quot;quot;'rt quot;quot; -i»«™ quot;n heTta itTut
Konaen, terwijl het aantal liefhebbers zoo groot was dat irnlnr. „
Xirtïsffr- fï quot;quot; gt; z
J 2e gXelte Ïnbsp;- 1^-fdzaak
te Heerenvnbsp;dienen. Eertijds werden de eursnssen gegeven
te Heerenveen en te Dokkum en later kwam ook Sneek er bij. De hoef^melen
li t te'tater quot;'^r r ^^^nbsp;op - soor:
nvlr ^ ?nbsp;aanbevolen smeden door het Stamboek; deze werden
over^ rondgestuurd en deze maatregel bleek doeltreffend/wrarbTspr
er telkens weer op wees dat een goed beslag even wenschelijk was voor den
Si m^t l t Tnbsp;quot;«g stelde hij zich in ver-
binding met de Priesche Maatschappij van Landbouw en liet toen paarden
ztdrrl'rquot;:' ^-«en, op bepaalde plaatsen verzamel™^
ze door Spr en door den smid, die ze in beslag had, werden beoordeeld
wU^sJTefÏT'' ^^^ PlaatLomo;tgerekt te
irdoor £m wfnbsp;Tnbsp;mitgebracht met bekendmaking
der door hem waargenomen gebreken in het beslag, enz. De kosten welke
«chappij /3, Paardenstamboek Va en de betreffende Afdeeling 1/3).
-ocr page 55-De voorzitter zegt namens de aanwezigen den heer Plet hartelijk dank
voor de leerrijke rede. De heer Koelman is van oordeel dat ook de land-
bouwers in het algemeen meer moesten kennen van het wezen van het
hoefbeslag. Zulks zou het respect er voor verhoogen.
Dr. van der Zande zegt met genoegen de vergadering bij te wonen en
het doet Spr. ook genoegen de belangstelling waar te nemen welke in
deze bijeenkomst wordt getoond. Spr. wijst op het nut van het Rijks-
diploma-hoefsmid en meent dat goed werk ook goed betaald moet worden.
De voorz. dankt den Inspecteur wel voor zijne woorden en hoopt dat de
Vereeniging van Dr. van der Zande nog langen tijd steun mag ondervinden.
De heer Rijpkema acht het noodzakelijk dat gediplomeerde smeden
herhalingscursussen volgen, ja zou het verplichtend willen stellen. De heer
Tangelder vraagt of er voor herhalingscursussen subsidie wordt verstrekt,
hetgeen door Dr. v. d. Zande bevestigend wordt beantwoord.
Prof. Kroon vraagt hoe ver men al gevorderd is met het verstrekken van
borden aan de Rijks gediplomeerde hoefsmeden. De voorz. kan hierop niet
bevestigend antwoorden. Prof. Kroon meent dat de borden er al lang geweest
zouden zijn indien de quaestie van strafbaarheid achterwege zou zijn ge-
bleven. Practisch ziet Spr. in het frauduleus voeren van het bord geen schade
Van beteekenis en de onwettigen zullen wel verdwijnen.
De heer Jacobs heeft een pantofïelijzer medegebracht ter beoordeeling,
Want over het algemeen zijn de pantolïelijzers te nauw van takken.
De heer Plet merkt op dat de onderwerpen, waarover in de jaarlijksche
algemeene vergadering gesproken zal worden, zoo veel mogelijk tijdig vooraf
bekend dienen te zijn. De leden der Vereeniging moesten zelf aan het Bestuur
opgeven welke onderwerpen zij gaarne behandeld zouden willen zien. Als
dit vroeg genoeg geschiedt kan het Bestuur tijdig inleiders vragen. De leiders
van den cursus voor aanstaande onderwijzers in hoefbeslag, alsmede de
leden der commissie van toezicht op dezen cursus, zijn alle gaarne bereid in
die richting hunne medewerking te verleenen.
De heer Tangelder komt er tegen op dat er onderwijzers zijn die minder
dan f 10 per les nemen en het Bestuur zal in overweging nemen daartegen
te ageeren.
Prof. Kroon deelt mede dat er vragen zijn ingekomen om in plaats van
16 voortaan 20—24 lessen te geven. Spr. is het hiermede niet eens omdat
uit de examens blijkt dat 16 lessen het voldoende onderlegd zijn waarborgen.
De examens zijn goed te noemen. — De heer Plet beaamt dit . Om nog meer
lessen te geven dan 16 is er geen voldoende stof. Prof. Kroon zegt, dat
de tijdsruimte tusschen het le en 2e gedeelte minstens een half jaar moet zijn.
Dij de rondvraag wordt besloten om de reiskosten te vergoeden boven
de f6.
Oud-Beijerland.nbsp;H. van Waasbergen,
Secretaris.
-ocr page 56-NOG EENS: DE DALENDE LIJN.
Wanneer we dit onderwerp van den geachten inzender uit de Februari-
aflevering nog eens naar voren brengen, ligt het niet in de bedoeHng die be-
schouwing te beantwoorden, te weerleggen of er mogelijk een ander licht op
te laten vallen, neen. Al is het opschrift ook hetzelfde, de strekking is anders
Waar in het eerste schrijven de prijslt;Ming van het hoefbeslag'behandeld
werd met een lichte vingerwijzing voor de hoefsmeden hoe het beste de op-
tredende bezwaren het hoofd te bieden, hier wordt gedoeld op de daling vL
het hoefsmidsvak, als kunstvak.
Waar de machine het handwerk gaat vervangen vervalt de kunst
Jin waar dan nog het machine-product gesteld wordt als norm voor het
bepalen van den prijs, dus ook voor het drukken van dien prijs, waar blijft
dan de liefde voor het beoefenen van het kunsthandwerk ? Die verdwijnt
Daarom vind Ik zoo jammer, maar tevens ook onverklaarbaar, het besluit
genomen door het Hoofdbestuur van den B. S. P. N.
In het „Orgaan voor Smedenpatroonsquot; van Vrijdag 24 Februari j.1. komt
nanieiijii voor het verslag van de Hoofdbestuursvergadering gehouden 10
en 11 Febr. te Amersfoort. In die vergadering stelde, volgens genoemd ver-
slag, een der Hoofdbestuurders, de heer Oostwoud, bij de bespreking „Hoef-
beslag voor: als maatstaf voor een kostprijsberekening van hoefbeslag
mucUnnle hoefyzers te nemen, omdat - 80 van de smeden in Friesland
machmale ijzers pbruikt, en men volgens algemeen oordeel bij gebruik van
machinale ijzers kortoren tijd noodig heeft dan voor uit de hand gesmede.
Bij besprekmg van dit voorstel bleken meerdere Hoofdbestuurders zich
als maatstaf aan de machinale hoefijzers te willen houden, en in verband met
de gevoerde besprekingen werd besloten den leden te adviseeren voor de
kostprijsberekening van het hoefbeslag als materiaal te nemen alleen fabrieks-
Maar moet het fabrieksijzer voor speciale gevallen versmeed worden, dan
moet dit extra berekend worden.
Wil iemand zelf ijzers maken dan rekent hij dat hij die gereed kan maken
(het te pas maken en onderzetten incluis) tegeneen zelfden prijs als waarvoor
de fabrieksijzers zijn te koopen, zonder na te gaan of hij hiermede al of niet
kan uitkomen.
Tot zoover dit verslag.
/, j!,quot;? ï'quot;'®'''■»««''iquot;''» ij™' quot;1« gronddagnemen om den prijs
vaf ?oe7bXgnbsp;beperking in den strijd omtrent de berekening
Wat ik dan wel zie komen? Dat velen dat versmeden van fabrieksijzers
-ocr page 57-niet in rekening zullen brengen, en alzoo een sterke bevordering van de on-
eerlijke concurrentie.
En zou het hoefsmidsvak met een dergelijk systeem een hooger peil be-
reiken ? Ik vrees dat het dalen zal als nooit te voren.
En waar diezelfde heer Oostwoud in zijn kwaliteit als voorzitter van de
Eriesche combinatie daar het idee heeft geopperd de Rijksgediplomeerde
smeden te adviseeren om eenige verhooging te nemen, omdat een Rijks-
diploma f 700. - kost, zou ik den heer Oostwoud in gemoede willen aan-
raden: „Laat dat punt op de Friesche Combinatie vergadering vervallen,
ten eerste omdat het niet gaat en ten tweede omdat bij invoering van uw voor-
gestelde prijsberekening niemand meer f 700 over zal hebben voor een
R-ijksdiploma.quot;
Eene hoop is mij nog gebleven: de heer Ritsema, voorzitter der R. O. P.H,,
tevens ook lid van het Hoofdbestuur van den B. S. P. N., die op bedoelde
Vergadering niet aanwezig was, zal misschien nog in de bres springen voor
de belangen van het hoefsmidsvak; want de dalende lijn als hier beoogd
Wordt, is in niemands belang, in tegenstelling met de door denheerv.d.H,
m de Februari-aflevering bedoelde als strevende naar betrekkelijk algemeene
verbetering.
Met dank voor plaatsing.
Voorschoten, 6 Maart '22.nbsp;R. van Mulligen.
Veel verwerken, weinig vangen
Is je keel aan de kapstok hangen,
Werken voor een goed tarief,
Maakt ons 't werk en 't leven lief.
Met alle waardeering voor de uitgesproken bedoeling van den schrijver
d. H. dat hij het welzijn van het hoefsmidsbedrijf en de beoefenaren op het
oog heeft, wil ik er toch ook het mijne van zeggen.
Het is niet mogelijk op de minuut uit te rekenen welke tijd er noodig is
voor het maken en onderleggen van vier ijzers. Iedere hoefsmid weet dat hij
paarden aan den winkel krijgt waar soms zooveel zorg en tijd aan moet
Worden besteed dat in denzelfden tijd gemakkelijk twee andere beslagen
hadden kunnen zijn. Het hoefbeslag leent zich niet voor het vaststellen
quot;Van een gemiddelden tijd.
Kort geleden nog kwam mijn jongen om 8 u. met een paard in den winkel
Waarvan de mare al ging dat het „een kwadequot; was, wat ook spoedig bleek,
-teneinde verantwoord te zijn telefoneerde ik den eigenaar en deze zond den
Koetsier. Met vereende krachten was het paard om 11 uur beslagen. Ik be-
rekende voor de'4 ijzers met stiftgaten f 5.50 plus f 1 extra voor tijdverzuim
extra moeite. Deze f 1 wérd zonder meer geweigerd te betalen. Iedere
hoefsmid kan dit eene voorbeeld met andere aanvullen.
Verder wil ik er op wijzen dat het hoefbeslag niet een regelmatige werk-
zaamheid is, vandaag zal men niks te doen hebben en morgen veel. Daardoor
zijn er verscheidene hoefsmeden die vandaag een goeden dag maken en mor-
gen of overmorgen niets of te weinig verdienen. Zij zullen dus soms goeden
tijd verloren zien gaan, welke niet benut kan worden, terwijl als de week of
de maand om is men zulks kan gewaar Avorden bij het innen der kwitanties
Om bij dit tijdverlies toch een voldoend bestaan te hebben, moet zoo'n hoef-
smid de prijzen eenigszins ruim nemen.
Ik handhaaf nog steeds ondanks veel prijsgeknoei hier ter stede den prijs
van f 5 voor zomer- en f 6 voor winterbeslag en bevind me daarbij uitste-
kend. De menschen, die je werk op prijs stellen, hou je toch. Ook hiervan zou
Ik een sprekend voorbeeld kunnen geven, dat nog wel een woonwagen eige-
naar betreft, die niettegenstaande hij met mij sprak over goedkoopere adressen
m de stad (f 3.50) tooh bij mij terugkomt voor f 5. Wel een scherp contrast.
Een woonwagen-bewoner met een paardje van nog geen f 100 geeft graag
f 5 voor vier goede ijzers en welgezeten boeren met dekhengsten en fok-
paarden van duizenden guldens willen een armen smid circa 25 of meer %
van het zuur door hem verdiende loon onthouden, terwijl de waarde van
hun dieren zeer zeker verband houdt met het hoefbeslag. Wanneer de klan-
ten over lagere prijzen beginnen, antwoord ik: reken dat een paard gemiddeld
4 weken op z'n ijzers loopt, dan kost een beslag van f 5 één gulden in de
maand of wel één kwartje in de week meer dan een beslag van f 4. Wanneer
uw paard dkt niet meer verdienen kan, ruimt 'm dan maar op. Met andere
woorden de goedkoope ijzers kunnen de rentabüiteit van het paard niet
verhoogen en de dure haar niet verminderen, m.a.w. het verschil legt geen
gewicht in de schaal. Mijn overtuiging is dat bij vasthouden aan den prijs
er met één paard minder om zou loopen en geen enkele paardeneigenaar
er mmder om zou worden, maar wel beter.
Tot slot nog een vergelijking met andere vakken. Hier ter stede verdienen
de opperlieden, steensjouwers, losse werklieden gemiddeld niet onder f 60
of f 70 weekgeld. Waar blijft in vergelijking hiermee een smidsbaas of
-knecht ?
Den Haag, Febr. '22.nbsp;H. W e ij e r m a n s.
Uw tegenstelling tusschen den armen woonwagen-bewoner en de rijke
boeren met hun paarden van duizenden guldens is te scherp. Vergeet niet
dat deze duizenden van een paar jaar terug ook de dalende lijn volgen en tot
vijfhonderden en minder zijn teruggebracht.
U vindt het verschil van f 1 van geen beteekenis. Men kan echter ook
de meening huldigen: kruimels zijn ook brood.
Zeker, u heeft volkomen gelijk dat opperlieden, steensjouwers en losse
werklieden met loonen van f 60 tot f 70 per week bevoorrecht zijn tegenover
den hoefsmid, die in vakbekwaamheid boven hen staat. Maar de eerstge-
noemde categorie zal voor het herstel van het evenwicht sterk naar beneden
moeten in hun loonen, meer dan de hoefsmid. Zij kunnen zich thans nog op
het abnormaal hooge loonpeil handhaven omdat de bouwvak-beweging
den laatsten tijd zeer actief is in verband met het woninggebrek, waarbij de
^aag naar werkkrachten het aanbod overtrof. Ook hierin komt reeds een
kentering en o.i. zullen dan ook deze buitensporig hooge loonen gedoemd zijn
tot het verleden te gaan behooren.
Dit alles verandert niets aan onze meening dat de arbeid van den smid
billijk moet worden beloond, gelijk ook reeds in ons vorig artikel werd
betoogd.
V. d. H.
Oeachte Redactie!
Tot mijn leedwezen heb ik tot op heden nog slechts één antwoord mogen
ontvangen op de door mij geplaatste vraag inzake het aangewezen beslag
voor verbeend hoefkraakbeen. Hoewel ik den heer Saris zeer erkentelijk
ben voor zijn gegeven antwoord, kom ik toch op dit punt nog eens terug als
zijnde: „tevreden — doch niet voldaan.quot;
Bijvoorbeeld waar de heer Saris den stand der nagelgaten in den buiten-
tak bespreekt, zou ik haast op het denkbeeld komen dat hij die gaten iets
löeer naar achteren wil plaatsen dan bij normaal beslag. En juist daarom-
trent zou ik gaarne nog eens een duidelijk antwoord ontvangen; ook over
het al of niet gewenschte van een zijlip.
Wie weet — misschien word ik deze keer wel vereerd met een antwoord
uit den boezem onzer geachte Utrechtsche examen-commissie.
• Met dank voor plaatsing
V.nbsp;V. M.
— Militaire Hoeïsmidschool. Een nieuwe bezoldigingsschaal, waaraan
terugwerkende kracht is verleend tot op 1 Januari 1920, is voor de Mil. hoef-
smidschool vastgesteld en luidt:
Aantal dienstjaren als hoefsmid Hoefsmid-hulp-nbsp;Hoefsmid
instructeurnbsp;Instructeur,
minder dan 6 jaar f 2000nbsp;f 2100
6 jaarnbsp;„ 2200nbsp;„ 2300
8 jaarnbsp;„ 2300nbsp;„ 2500
10 jaarnbsp;„ 2400nbsp;„ 2600
12 jaarnbsp;„ 2500nbsp;„ 2700
14 jaarnbsp;„ 2600nbsp;„ 2800
16 jaarnbsp;„ 2700nbsp;„ 2900
18 jaarnbsp;„ 2800nbsp;„ 3000
20 jaarnbsp;„ 2900nbsp;„ 3100
Voor den hoefsmid-hulpinstructeur en voor den hoefsmid-instructeur
Wordt de jaarwedde berekend alsof zij reeds evenveel jaren als hoefsmid
hadden gediend als hun leeftijd in volle jaren méér bedraagt dan 18.
Aan den hoefsmid-hulpinstructeur kan na 16 voor jaarwedde-berekening
tellende dienstjaren de rang van opperwachtmeester worden verleend.
G. H.
-ocr page 60--nbsp;Examen voor het Rijksdiploma van Hoefsmid te Utrecht. Voor
het voorjaarsexamen 1922 hebben zich aangemeld 137 candidaten; hiervan
zijn 33 gediplomeerd hoefsmid, de overige zijn leerlingen van cursussen.
Het examen wordt afgenomen in de maanden Maart en Mei. In Maart worden
geëxamineerd de leerlingen van de cursussen te Alkmaar, Amersfoort, Breda,
Doetinchem, Maastricht en Oostburg, benevens gediplomeerde hoefsmeden-
in Mei komen de cursisten uit Holten, Groningen, Middelburg, Schagen en
Venlo op, benevens nog eenige gediplomeerde hoefsmeden.nbsp;G. H.
-nbsp;Cursussen in hoefbeslag in Zuid- en Noordholland. Gedurende het
winterhalfjaar 1921/22 worden deze gegeven te:
Dordrecht (Ie gedeelte), 8 leerlingen, leider J. Laaij, dierenarts te Dordrecht
onderwijzer-hoefsmid: van Roon te Strijen. De cursus is begonnen pp 1 Oct'
'21. De theoretische lessen worden gegeven in een lokaal van de Rijksland-
bouwwinterschool en de practische lessen in de Ambachtsschool te
Dordrecht;
Gorirwhem (Ie gedeelte), 11 leerlingen, leider A. J. Holtz, dierenarts
onderwper-hoefsmid: D. G. Luyten, beide te Gorinchem. De cursus ving
1 Oct. '21 aan. De theoretische en practische lessen worden gegeven in de
Ambachtsschool aldaar;
's-Gravenhage (Ie gedeelte), 8 leerlingen, leider Gep. Majoor-Paardenarts
Hoogkamer, onderwijzer-hoefsmid Meijer, hoefsmid a/h. Kon. Staldepar-
tement te 's-Hage. De cursus is aangevangen 1 Oct. '21. De lessen, zoowel
de theoretische als de practische, worden gegeven in de lokalen van de eerste
Ambachtsschool te 's-Hage;
Oud-Beijerland (Ie gedeelte). 8 leerlingen, leider Dr. P. Vermaat, onder-
wijzer-hoefsmid H. V. Waasbergen, beide te Oud-Beijerland. De lessen worden
gegeven in de Ambachtschool te Oud-Beijerland.
Pwmerewc^ (legedeelte), 7 leerlingen, leider J.W.H. Geerlings, dierenarts
te Purmerend, onderwijzer-hoefsmid Muller te Sloterdijk. De cursus begon
19 Nov. '21. De theoretische lessen worden gegeven in een lokaal van de
Doelen en de practische in de smederij van P. Kramer te Neck, gem. Pur-
merend;
Alkmaar (2e gedeelte), 9 leerlingen, leider F. M. de Leur, dierenarts te Hoorn
onderwijzer-hoefsmid Th. Koelman te Alkmaar. De cursus is aangevangen
17 Dec. '21. De theoretische lessen worden gegeven in een lokaal van de
Ambachtsschool en de practische in de smederij van Th. Koelman.
Schagen (2e gedeelte), 6 leerlingen, leider P. de Boer, dierenarts te Schagen
onderwijzer-hoefsmid Th. Koelman. De lessen vingen 15 Nov. '21 aan'
De theoretische lessen worden gegeven in een lokaal van de Rijkslandbouw-
winterschool en de practische in de smederij van H. van Lint te Schagen.
Aan iederen cursus worden 32 uren theoretisch en 64 uren practisch
onderwijs gegeven. Alleen de cursus te 's-Hage maakt hierop een uitzonde-
ring. Bij dezen cursus is zoowel het aantal uren theoretisch als het aantal
uren practisch onderwijs hooger geplaatst.
— Friesland. Naar wij vernemen bestaat het voornemen bij den inspec-
teur voor het landbouwonderwijs om, zoodra daartoe zich de gelegenheid
Voordoet, een beoordeeling omtrent verricht hoefbeslag bij te wonen zooals
vroeger reeds meermalen in een afdeeling der Friesche Maatschappij van
Landbouw, onder leiding van den heer Joh. Plet, heeft plaats gevonden.
Er zal overwogen worden of voor dergelijke aanschouwelijke controle-lessen
m hoefbeslag van Regeeringswege een bijdrage in de kosten kan worden
verstrekt.
— Opleiding tot smid: De opleiding van jongens voor het smidsvak,
aldus lezen we in het Orgaan voor Smedenpatroons, maakt sinds enkele
jaren een onderwerp uit van vele vergaderingen en rapporten. Voor de
toekomstige smidspatroons moet ongetwijfeld de ambachtsschool als de
aangewezen opleiding beschouwd worden. Maar de jongelui, die deze school
afgeloopen hebben, willen geen smidsknechtje worden maar naar een fabriek
om het zoo mogelijk tot monteur, machinist, teekenaar of werkmeester te
brengen. Bovendien kunnen de bestaande ambachtsscholen op verre na niet
genoeg leerlingen opnemen. Vandaar dat door de organisaties van smeden-
patroons steeds aangedrongen is op invoering van het leerlingstelsel. De
opleiding moest plaats hebben in de smederij bij een bekwaam patroon die
zich verbond om de noodige aandacht aan de leerlingen te schenken (zeker,
Hiaar wie waarborgt dit ? Ref.) en hun weldra eenig loon geven. Op de avond:
school moest aanvullende theoretische kennis verworven worden. De kop-
stukken van het vakonderwijs hebben zich steeds met hand en tand tegen
zulk een opleiding verzet. Toch is de mogelijkheid in de Nijverheidsonderwys-
wet geopend maar de praktische toepassing vindt tegenwerking.
De Amsterdamsche afdeeling van Vakopleiding is thans bezig met het
uitwerken van voorstellen om een middenweg te vinden: de leerlingen zouden
dan de helft van de week bij hun patroons in de werkplaats zijn en de andere
helft in een schoolwerkplaats aanvullend theoretisch en praktisch onderricht
ontvangen.
Over de uitwerking van deze plannen valt nog weinig te zeggen.
-- Aan het Verslag van de Vergadering van het Hoofdbestuur van den
Bond van Smedenpatroons in Nederland, gehouden 10 en 11 Febr. 1922
te Amersfoort, ontleenen we het volgende aan het Orgaan voor Smeden-
patroons: De heer Oostwoud vroeg bespreking omtrent het punt Hoefbeslag,
dat altijd de wrijfpaal voor den smid is geweest. Spr. deelt mede dat men
in Friesland den prijs van het hoefbeslag reeds driemaal heeft verlaagd
en dat thans, nu het ijzer in prijs omlaag ging, wederom op prijsvermindering
Van het hoefbeslag is aangedrongen. Spr. voelt er veel voor om over dit
onderwerp een landelijke bespreking te houden met de verschillende com-
binatie-voorzitters ten einde in zake de kostprijsberekening een vast systeem
te volgen.
Als maatstaf zou spr. daarbij de machinale hoefijzers wülen nemen
omdat uit de verschillende gegevens reeds gebleken is, dat 80 % van de
smeden in Friesland de machinale ijzers gebruikt; het oordeel toch is dat
men bij gebruik van machinale ijzers korteren tijd voor het hoefbeslag
noodig heeft dan voor uit de hand gesmede ijzers. Moet echter het fabrieks-
ijzer voor speciale hoeven en buitengewone gevaUen versmeed en vermaakt
• worden, dan moet dit ook extra in rekening worden gebracht, evenals het
thuis brengen. Het Hoofdbestuur heeft na te gaan of de prijzen van het
hoefbeslag omlaag kunnen. Het onkostenpercentage-cijfer staat zeker
met de prijzen van het hoefbeslag ten nauwste in verband en het is jammer
dat de sub-commissie nog niet met haar desbetreffend rapport is kunnen
gereedkomen, doch in ieder geval dienen we ook de tijdsduur benoodigd
voor het hoefbeslag onder de oogen te zien. De strijd, die in den lande met de
landbouwers over het hoefbeslag gevoerd wordt, heeft reeds lang onze
aandacht, doch willen we iets bereiken dan dienen we een vast systeem
te volgen.
Uit de besprekingen blijkt dat ook de andere H.B.-leden zich als maatstaf
aan de machinale hoefijzers wenschen te houden.
Besloten wordt dat het Hoofdbestuur den leden de volgende gedragslijn
meent te moeten adviseeren voor de kostprijsberekening van het hoefbeslag:
a.nbsp;elke extra bewerking aan een beslag moet extra in rekening worden
gebracht. Thuis bezorgen moet afzonderlijk betaald worden; voor erg lastige
paarden moet een extra toeslag worden gevraagd, alsook voor buitengewone
ijzers, voor afwijkende, bewerkelijke hoeven enz.
In de op te stellen kostprijsberekening zal alleen gesproken worden over
normale beslagen.
b.nbsp;als de uitslag der sub-commissie bekend is, dan zal het door deze
aan te nemen onkostenpercentage als algemeen overgenomen worden, terwijl
iedere smid vrij is zijn eigen onkostencijfer vast te stellen, mits dit is ge-
grond op de cijfers uit een goed gevoerde boekhouding.
c.nbsp;als materieel wordt genomen alleen fabrieksijzers.
WU iemand zelf ijzers maken dan rekent hij, dat hij die gereed kan maken
(het passen en onderslaan incluis) tegen een zelfden prijs als waarvoor de
fabrieksijzers zijn te koopen, zonder na te gaan of hij hiermede al of niet
kan uitkomen.
Het Hoofdbestuur meent dat alleen wanneer alle smeden voor de kost-
prijsberekening van het hoefbeslag eenzelfde systeem toepassen er mogelijk-
heid bestaat de eenheid te bevorderen en strijd omtrent de berekening
van het hoefbeslag zooveel mogelijk te beperken.
Vervolgens werd na breedvoerige discussie besloten dat de hoofd bestuurs-
leden een bezoek zuUen brengen aan verschillende combinatie-vergade-
ringen in verband met de algemeene prijzenbeweging in den lande.
Wat betreft de loonsverlaging der smidsgezellen is de vergadering van
oordeel dat er veel werk wordt ingehouden om de hooge prijzen en deze
zijn het gevolg der hooge loonen. Kan door loonsverlaging meer werk ver-
kregen worden, dan meent het H. B. dat dan loonsverlaging een belang
18 voor patroon en gezel beide, maar dat overigens over deze zaak geen
leiding en actio van het hoofdbestuur kan uitgaan, waar deze ])laatselijk
onder de oogen moet worden gezien, omdat de plaatselijke toestanden zoo-
veel uiteenloopen.
— Vervolgcursus hoefsmeden. Begin Maart heeft de 26ste vervolgcursus
voor hoefsmeden uit de provincie Hannover (Duitschland) plaats gevonden-,
^•ij lt;luu)'de vier dagen.
Het voorloopige ont\ver]i-wet betreffende het hoefbeslag in Duitschland is
111 voorbereiding en zal spoedig, behalve aan de pers, aan de belangheb-
bende vereenigingcn in brochui'e-vorm worden toegezonden.
(u. Der Hufschmied).
in alle maten en modellen.
Uit voorraad leverbaar.
Uiterst concurreerende
prijzen.
Verzuimt niet ons aan te vragen.
staal, gehard, levert in iedere hoeveelheid bij
afname van minstens 5000 stuks, incl. kiafc, franco
Nederl. grens voor f (1.— per 1000 stuks,
Martin Mueller,
München,nbsp;Klugstrasse 86.
S. C. M. BAX. glashaven 9 en 36 - ROTTERDAM.
- Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG. -
Meest uitgebreide sorteering prima blanl^e
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fyne Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —
nieuwe amerikaansche hoefzolen
voordcclis. semakUtdijU iii scbniik. — Kunnen niet loslaten.
IJerk „Uoxterquot;, Jlerk „Pacificquot;,
met flink hielsMc. met zwaar Melskilc.
Open zolen uit één stuk kunnen
dus oumogelijli; loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in U maten van tot
Eng. dm., uiterste breedte buitenkant
ijzers gemeten.
Merk „Rambler' ,
in witte en grijze
Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van
tot 61 Eng. dm.
hAcMtóoi?,-.,
Jlerk „Chicagoquot;,
geheel Caoutchouc
uit één stuk met
zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van
7Ltot T/jjEng.dm.
uiterste breedte buitenkant ijzers gem.
Gemaakte Hoefijzers,
Rits- en Stampmodel,
uitsluitend beste
kwaliteit ijzer;
in 9 maten vèorradig.
Hoef-
randen
ringen
riempje
Kunsthoorn.
IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.
Opruimers voor
Schroefgaten.
Lasch- of Welbladen en
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.
met kroon.
Schroeven en Stiften
in alle modellen;
tijdige bestelling
gewenscht.
Touwijzers in
verschillende maten.
Aflevering 4. — 15 April 19^
MAANDBLAD.
in de modelien
Lambert open pad
Bar pad
Frog pad
O. K. Star pad
Walpole boulevard pad
Walpole truss pad
en de bekende
Amerikaansche
INHOUD.
Bezoek aan de Staatshoefsmidschool te Brussel. - Het beslag met open
en gesloten lucbtdrukzolen. — Ingezonden stukken. — Korte mededeelingen. —
Persoverzicht. — Advertentiën.
HELLER HOEFRASPEN
WEDER LEVERBAAR
Lambert amp; Company
Leuvehaven 66 :: Rotterdam
BEZOEK AAN DE STAATSHOEFSMIDSCHOOL TE BRUSSEL. .
Op initiatief van de Afd. Zeeland v. d. Ver. Stamboek voor het Nederl.
Trekpaard was op Maandag 27 Maart een excursie georganiseerd naar
bovengenoemde inrichting om daar de Belgische hoefsmeden en hunne
leermeesters in hun werk gade te slaan.
Tot deze excursie waren behalve verschillende fokkers, de besturen der
afdeelingen van genoemd Stamboek en de practische hoef smeden uit Zeeland,
ook uitgenoodigd Prof. Dr. H. M. Kroon en mede ondergeteekende. Door
verhindering van eerstgenoemden is de eerste ondergeteekende in de plaats
van den heer Kroon gegaan, 's Middags ongeveer één uur arriveerden we
te Brussel en hebben ons direct onder leiding van den Voorzitter en den
Secretaris v.h. Stamboek naar de Staatsschool begeven. Deze inrichting
maakte op ons een zeer soberen indruk, het geheel was o.a. niet te best
verlicht, vooral de smederij.
In de voorste hal werd aan een viertal dubbele vuren met acht aambeelden
door 7 leerlingen (aanvangers) gewerkt. Zij waren bezig aan het braden
van oude ijzers ten einde materiaal te krijgen voor het maken van een
strijkijzer met kalkoen, hierin geleid door twee meester-hoefsmeden. Het
geheele ijzer werd zoowat onder den voorhamer gereed gemaakt.
In de achterhal van het gebouw waren twee paarden, een Belg en een
meer luxe paardje aanwezig, waarvan de Belg in den noodstal, de kleine
uit de hand beslagen werd. De Chef van de inrichting, de heer Bosman,
deed dit werk, daarin geassisteerd door twee meester-hoefsmeden.
Het viel ons op dat de staven bijzonder kort werden afgeknipt en daarna
bijna op wei-hitte op de noodige lengte werden gebracht, wat noodig werd
geacht om bij het afslijten een minder gladde wrijfvlakte te verkrijgen.
De zware ijzers werden met stampgaten afgewerkt, de ijzers voor het kleine
paard werden voorzien van een rits, die veel magerder en veel schuiner
werd geplaatst dan in Holland de gewoonte is.
I Het ligt niet in de bedoeling critiek op de werkwijze in Brussel toegepast
uit te oefenen; in dergelijke zaken speelt de methode van werken een groote
rol en zoo zal er op de in België gevolgde manier wel iets door ons aan te
merken zijn, evengoed als omgekeerd. Het viel ons echter op dat er volgens
Hollandsch idee te warm gepast werd en dat de afwerking der ijzers bij ons
in het algemeen netter is. Een eeresaluut dient gebracht aan den leider der
practische lessen, de reeds genoemde heer Bosman, die zich deed kennen
als een eerste klas smid en als een eerste klas vakman.
Het hoofddoel van ons bezoek was om inlichtingen te krijgen over en
resultaten te zien van het zoogenaamde Belgisch beslag, waarover in de
laatste jaren op keuringen en bijeenkomsten van hoefsmeden nog al wat
stof is opgejaagd. Zooals men weet wordt hierbij de toon zeer sterk, zelfs
tot in de witte lijn ingekort, terwijl de verzenen zoo hoog mogelijk worden
gelaten. De Belg hier werd beslagen op dezelfde manier als ten onzent
gebruikelijk is, met die wijziging, dat stampgaten en geen rits aan het ijzer
voorkwamen. Natuurlijk wendden wij ons toen tot den heer de Luyks,
veearts-leeraar der inrichting, en wat deelde die ons mede: „dat er van
een Belgisch beslag, zooals bovengenoemd, geen sprake was, dat aan de
ijzers aan zijn inrichting gemaakt bijna dezelfde eischen werden gesteld,
die ten onzent geëischt worden, ja zelfs was ZEd. het met ons volkomen eens,
dat een geregeld volgen van het zoogenaamde Belgisch beslag op den duur
tot vernieling van hoef en stand moest leidenquot;. Kort samengevat deelde
ZEd. mede:
1®. Besneden wordt hier in normale gevallen geheel volgens de voetas.
2®. De doode hoorn wordt hier ook zoo veel mogelijk verwijderd en de
straal van de overtollige aanhangsels ontdaan.
3®. Gevolg hiervan is, dat de verzenen zoo noodig wel degelijk ingekort
worden.
4®. Wordt bij lichte paarden wel degelijk steeds een ritsijzer gebruik^,
omdat men erkent dat dit beter is; bij het zware paard wwden echter bij
voorkeur stampgaten gebruikt, omdat deze werkwijze minder tijdroovend
en gemakkelijker is.
5®. Het door u bedoelde zoogenaamd Belgisch beslag is een afwijkend
beslag, dat door enkele fokkers (en hierm volgt de een den ander na) alleen
voor keuringen en handelsdoeleinden verlangd wordt, doch dat bij regel-
matige doorvoering den hoef en den stand moet vernielen.
Verder is ons gebleken dat men in België, vooral bij plathoeven er niet
tegen op ziet om de zool mee te laten dragen, doch daar zien we hier ook
niet tegen op, terwijl men bij holle hoeven dikwijls de afhelling weglaat,
voor tijdsbesparing, iets waar niet te veel bezwaar tegen bestaat. Waar wij
echter hier te lande vrij veel met plathoeven te doen hebben, achten wij
het toch wenschelijk de afhelling maar te behouden.
Resumeerende komen wij tot de gevolgtrekking, dat eigenlijk van een
zoogenaamd Belgisch beslag geen sprake is, dat althans het onderwijs aan
de Staatshoefsmidschool in België, waar toch de meester-hoefsmeden voor
België worden gevormd, grootendeels parallel gaat aan het onze en dat,
zoo er tusschen België en Nederland geen grootere verschillen bestaan,
we elkander voor altijd wel de hand kunnen reiken.
Gelukkig werd de excursie meegemaakt door eenige groote koudbloed-
fokkers en een achttal hoefsmeden uit Zeeuwsch-Vlaanderen, die zich allen
van de waarheid van bovenstaande hebben kunnen overtuigen.
Ten slotte een woord van dank aan de Afd. Zeeland, die de betooging
op touw zette, en aan het Hoofdbestuur van het Stamboek voor de uitnoo-
diging, terwijl wij hopen dat er ook eens een excursie in omgekeerde richting
zal worden gemaakt.
Plet.
v. angeren.
-ocr page 69-HET BESLAG MET OPEN EN GESLOTEN LUCHTDRUKZOLEN ENZ.
In een artikel over het beslag met Engelsche hoefzolen wees ik er op dat
ik voor mij het beter vond om de takken van de ijzers niet op te stuiken.
Ook bij het gebruik van luchtdrukzolen wordt er geleerd de takken zooveel
op te stuiken als de dikte van het gummilichaam aangeeft. Ik vind beter zulks
niet te doen om verschillende redenen.
Men moet het beslag niet zwaarder maken dan hoogst noodig is, omdat
het dan ten laste komt van het paard en diens voeten.
Wanneer men bij het beslag met luchtdrukzolen ook nog verdikte takken
aanbrengt en bij winterbeslag nog stift of schroefkalkoen daarenboven, dan
is het paard geheel uit z'n normalen stand gebracht, mede omdat aan de
voorhoeven de meeste paarden alleen stiften of schroeven aan de takken
hebben. Deze laatsten zijn trouwens mijns inziens niet noodig bij paarden
welke met zolen worden beslagen. Bij een beslag met luchtdrukzolen moet
het guttapercha dienen om den schok te breken en om dit te kunnen doen
moet het beneden het ijzer uitsteken. Bij prima Engelsche luchtdrukzolen
is het niet noodig de takken van de ijzers op te stuiken, men kan de zolen
tweemaal gebruiken en dit is voldoende omdat de randen van de zool het dan
toch langzamerhand gaan begeven. Wil men goedkooper uit zijn, dan kan
men beter kurkbeslag onder leggen en één stel zolen per maand gebruiken.
Het doel van een gesloten luchtdrukzooi is om den straal droog te houden.
Bij eiken stap zal het gummilichaam naar binnen gedrukt en de lucht die zich
tusschen zool en hoefzool bevindt er uit geperst worden en door deze lucht-
circulatie blijft de straal mooi droog.
Bij het beslag met nieuwe Engelsche luchtdrukzolen moet men hieronder
nooit vlas of hennep brengen, maar alleen een flinke kwast bruine teer,
want anders neemt men den voornaamsten schokbreker weg. Bij de meeste
paarden wordt de schok meer aan den toon gebroken dan aan de verzenen
en aan den toon wordt het gummilichaam het meest tegen den hoef gedrukt
waarna het doortreden volgt. Zijn de takken ongeveer zoo dik als de laag
gutta-percha, dan heeft dit geen nut doordat het geen dienst kan doen. Ge-
bruikt men vlas of hennep om de zolen op te stoppen dan heeft het paard
hieraan zoolang wat als die gummibal onder het ijzer uitsteekt; de zolen
zijn in één keer versleten en het paard heeft geen nut van zijn beslag gehad.
De gesloten luchtdrukzolen zijn sterker en beter voor de hoeven dan de
open zolen. Sommige meenen van niet en dwepen met de laatsten, meenende
dat de uitwaseming bij de open zolen beter is, maar de meeste hoefsmeden
zullen toch wel weten dat hiervan op die plaats geeii sprake kan zijn. Een
open luchtdrukzooi is een bergplaats voor vuil en op grintwegen moet nog
wel eens worden haltgehouden om er een stuk steen uit te halen, terwijl
het verder op een stal met turfstrooisel aanleiding kan geven tot rotstraal,
tenzij men de hoeven voortdurend schoonmaakt en zool en straal met bruine
teer behandelt, maar zulks schiet er in den regel bij in. Bovendien kan men
onder een gesloten luchtdrukzooi evengoed teer brengen.
Stroo is voor de hoeven op den duur beter dan turfstrooisel, tenzij de
zorg bij dit laatste groot is en voortdurend de natte plekken Avorden wegge-
'éohept. Het vocht (uriae) werkt niet gunstig op het gutta jjercha en verder
balt het turfstrooisel licht in den hoef en deze druk is niet aan te bevelen.
Ér zijn maar weinig hoeven die er tegen kunnen om altijd op turfstrooisel
te staan; wel is het voor verschillende paarden goed voor een poosje.
Beslaat men een paard met zolen dan is het noodig zelf de ijzers te maken
en geen machinale ijzers te gebruiken. Het ijzer maakt men zooals de hoef
dat aangeeft, met voldoende nagelgaten, vooral in de voorijzers, en die
gaten niet te groot of te klein zoodat de nagels goed aansluiten. Voorts
zijn sterke lippen onmisbaar en zijlippen aanbevelenswaardig, vooral bij paar-
den die in het span loopen, om het verschuiven der ijzers, het breken van
nagels enz. tegen te gaan. Aan de voorhoeven kan men beter een paar nagels
meer inslaan en een lichter soort nagel gebruiken dan achter, want meestal
breken de nagels af aan de voorhoeven. Gewoonlijk worden er, naar mijn
meening, veel te zware soorten nagels gebruikt, ook bij gewoon beslag, en
verscheidene smeden zijn, wat betreft de nagelsoorten, niet voldoende ge-
sorteerd. Vele stampen dan ook alle nagelgaten met een en dezelfde stamp
en voor elke hoorn en iederen hoef gebruikt men dan dezelfde nagelsoort
omdat deze met z'n kop goed past in het stamp-gat.
De voorhand van een paard is meer belast dan de achterband pn de voor-
hoeven hebben dus ook meer te dragen. De wijze waarop verder met het
dier wordt omgegaan is van invloed op het beslag. Is een paard goed beslagen
dan kan er heel wat gebeuren voor het ijzer er af rolt.
In verscheidene smederijen wordt het dichtmaken der nagelgaten en het
verdere opmaken veelal door jongens gedaan, maar wil dit goed gebeuren
zooals het behoort, dan is dit m.i. lang geen jongenswerk. Bij vele paarden
liggen de ijzers gauw los of wel gaan de nieten recht staan, hetwelk strijken
bevordert. Ook gebruikt men in verscheidene smederijen nog geen onderkap-
per. Men vindt dit gereedschap te onhandig en maakt liever een kleine
groeve op den hoef of wel legt de nieten gewoon tegen den wand aan, —
een en ander zeer ten onrechte.
Gebruik een goed soort nagel en knijp ze na het ondernagelen van het
ijzer zoo kort mogelijk af en vijl ze gelijk. Gebruik dan de onderkapper en
haal iedere nagel met zachte hamerslagen een paar maal met tang en hamer
van den toon naar de laatste nagel aan, nog even gelijk vijlen en daarna de
niet in het hoorn leggen, ook met zachte hamerslagen. Niet meer hoorn met
de kapper wegnemen dan strikt noodig is. Met de hand over den hoef strij-
kende mag men de niet niet raken; dit'is voor den smid, als er niet te
veel aan den hoef en over de nieten geraspt is, het beste bewijs van
sterk werk. En in het bizonder bij het beslag met zolen, van welke soort ze
ook zijn, is het van groot belang de ijzers in dezen geest onder te leggen.
Dan voorkomt men veel losse ijzers, heeft geen last met strijken door het
uitsteken van nieten. Is het paard aan de beurt van beslag, dan zal men een
scherpe nietenkapper moeten gebruiken om de nieten los te kappen. De
hoeven krijgen of houden een goed aanzien en dan kan men tevreden
zijn met het geleverde werk.
's-Gravenhage.nbsp;W. M e ij e r.
-ocr page 71-BESLAG BIJ VERBEEND HOEFKRAAKBEEN.
Naar aanleiding van de vraag van den heer E. M., hoe het beslag moet
zijn van een paard met verbeend hoefkraakbeen, wil ik gaarne mijn oordeel
uitspreken, hiermede volstrekt niet zeggende, dat dit beslist het eenige
goede is.
We gaan van de veronderstelling uit dat alleen het buitenkraakbeen
is verbeend. Bij de beweging zal dan de buiten-verzen niet over het ijzer
heen en weer schuren en dus niet afslijten.
Bij de beoordeeling van het oude ijzer zien we dat dit aan den buitentak
sterk is versleten in verhouding tot den binnentak. Om deze reden, omdat
de buitenverzen niet voldoende afslijt, korten we de buitenverzen meer
in dan de binnenverzen. Is de buitenwand erg ingetrokken, wat dikwijls het
geval is, doen we goed de verzen zoo veel mogelijk te besnijden en komen
we hierbij in conflict met de voetas, dan kunnen we het te veel weggenomene
met vilt of leer weer opvullen, waarmee we dan meteen een nieuwe schok-
breker hebben in de plaats van het ontbrekende hoefmechanisme, terwijl
de ingetrokken verzen door het sterke inkorten de gelegenheid krijgt weer
iets steiler af te groeien.
De straal moet sterk worden besneden om zoo min mogelijk druk uit te
oefenen van binnen uit op het verbeend hoefkraakbeen, want hierdoor
kunnen kneuzingen ontstaan der inwendige deelen.
Met de steunsels moeten we voorzichtig zijn, want door te veel te besnijden
ki'ijgt de ingetrokken wand de gelegenheid nog meer binnenwaarts te gaan.
Dit wat betreft het besnijden van den hoef.
Bij het maken van het ijzer moet men den binnentak smeden als voor
normaal beslag. De buitentak ^^•ordt zoo breed gesmeed dat hij aan den
binnenkant, evenals bij normaal beslag, een gedeelte van de zool en steunsels
goed bedekt en dat de buitenkant de denkbeeldige loodlijn raakt neergelaten
uit den kroonrand en wordt hij dan nog iets bodemwijd gesmeed, dan kan
daarmede ook nog het steunvlak iets worden vergroot.
Het plaatsen van de nagelgaten geschiedt natuurlijk zoo dat de nagels
juist in de witte lijn worden ingezet en de richting juist als die van den hoef.
Het verder naar achteren nagelen kan gerust geschieden omdat we met,
als bij normale hoeven, rekening te houden hebben met het hoefmechamsme
aangezien dit niet werkt en verder is het voor een breeden en daardoor
zwaren buitentak wel aan te bevelen de gaten verder naar achteren te plaat-
sen, indien de dikte van den wand zulks toelaat.
Het aanbrengen van een buitenlip acht ik overbodig en zelfs nadeelig
voor den naar binnen gebroken buitenwand. Daar wij eerst de verzenen
extra gaan besnijden om de buitenhoefhelft iets ruimer te laten aangroeien,
zou dit doel door een buitenlip weer worden bedorven.
Ik hoop dat de heer E. M. hiermede voldaan zal zijn. Mocht dit niet het
geval zijn, zeg het gerust en teeken s.v.p. met naam en woonplaats.
Grijpskerk (Gron.).nbsp;P. H u i z i n g a.
-ocr page 72-PRIJSBEREKENING VAN HET HOEFBESLAG.
Met belangstelling heb ik het artikel van den heer v. Mullingen te Voor-
schoten gelezen, die daarin zijn spijt uitdrukt, dat de prijs van 't hoefbeslag
door het Hoofdbestuur van de B. S. P. N. wordt aanbevolen op basis van
machinale hoefijzers. Laat ik direkt zeggen dat ik geheel zijne meening
deel, om meer dan één reden.
Wanneer men aflevering 9 (Sept. 1921) van „De Hoefsmidquot; nog eens
wil lezen, kan daaniit mijne meening worden opgemaakt. Het artikel luidt
als boven.
Ik kan het standpunt van den heer Oostwoud ook niet goedkeuren, omdat
die leek is op het gebied van hoefbeslag, en bovendien volkomen op de
hoogte was met mijne zienswijze, aangezien ik den heer Oostwoud een exem-
plaar, waarin mijn artikel voorkwam, had toegezonden; ook had ik reeds
met hem mondeling van gedachten gewisseld.
Een vrij uitvoerige discussie heb ik, tijdens een vergadering van ver-
schillende prijzencommissies uit Groningen, gevoerd met den heer v. Essen,
Rijksvoorlichter der kleine nijverheid in het N. en O. des lands. Ook deze
heer meende dat de prijs vastgesteld moest worden volgens machinale ijzers
Waar de heer v. M. de vrees oppert, dat machinale ijzers genomen worden
bij prijsberekeningen om den prijs te drukken, geloof ik stellig dat dit waar
is. Echter niet door hoefsmeden die veel hoefbeslag hebben en die serieus
werken, maar door smeden die weinig hoefbeslag uitoefenen en dit maar
een klein onderdeel is van hun bedrijf. Die smeden gaan, jammer genoeg,
veelal tot dien maatregel over, en te keeren is zoo iets niet. Eén hoop blijft
mij in de toekomst over, en wel deze. Langzamerhand komen er meer ge-
diplomeerde onderwijzers in hoefbeslag, die zeker allen voor de goede zaak
zullen strijden. Verder doet het examen tot verkrijgen van een Rijksdiploma
als hoefsmid veel goeds op dit gebied, want allen die zich aan dat examen
onderwerpen, moeten goede hoefijzers kunnen maken; is dat niet het geval,
dan worden ze van zelf gestraft.
Hoe meer het hoefijzers maken wordt beoefend, hoe meer waarde aan
een goed gesmeed hoefijzer wordt gehecht, hoe eerder gaan de smeden over
om denprijs van 't hoefbeslag te bepalen op basis van handgesmede ijzers.
Jammer is het dat de maatstaf door het Hoofdbestuur van de B. S. P. N
aangegeven, reeds hier en daar ingang heeft gevonden, want waarlijk de
techniek van 't hoefbeslag staat er mee op 't spel en de prijs is hier en daar
reeds zoodanig gedrukt, dat het niet meer loonend is. Ook deze keer wil
ik de onderwijzers in hoefbeslag en alle gedipl. hoefsmeden opwekken
om toch vooral in deze zaak actief te zijn.
A'pfirmeMm.nbsp;M. Ritsema.
HENGSTENKEURINGEN TE ROTTERDAM.
Als paardenliefhebber en uit belangstelling als hoefsmid bezoek ik zoo
mogelyk gewoonlijk deze keuringen. Ook ditmaal. Den indruk, welke het
hoefbeslag er over het geheel op mij maakte, wil ik in het kort weergeven
Iii heb de hengsten nauwlettend hierop nagegaan buiten de monsterbaan.
Op de baan zelf lag een laag zand van minstens 6 ä 7 cM. dik, waardoor de
beoordeeling niet goed kon zijn en hetgeen slechte hoeven of slecht beslag
ten goede kwam.
Een zwaren Oldenburgschen hengst zag ik met matig beslag: naar achteren
gebroken voetagt;s, te nauw gerichte ijzers en te korte ijzers, zoowel achter als
voor, verder onregelmatig genageld en slecht besneden, zoodat de lappen
oude hoornstraal hem na slingerden. Deze hengsteigenaar moet voortaan
zijn dier op tijd laten beslaan door een deskundigen smid.
Van een mooien Oldenburgschen hengst was de voetas naar binnen ge-
broken, niet als gevolg van verkeerden stand maar van het werk van een
niet kundigen hoefsmid. Voorts waren de ijzers te nauw gericht en te kort.
Een bruine Oldenburgsche hengst, afkomstig uit Bergen-op-Zoom, had
ni.i. rechts vóór toon tred erstand. Blijkbaar waren de onderliggende ijzers
fabriekswerk; zij waren loodrecht met den wand gericht, terwijl het beter
geweest zou zijn als ze aan den buitenwand wat ruimer waren gepast met
bodemwijde afwerking. Hieruit blijkt weer dat het de voorkeur verdient
als de smid zelf de ijzers vervaardigt; dan kan hij ze maken naar den hoef
en niet, zooals in dit geval, omgekeerd. Verder waren de ijzers wat lang.
Ook zag ik nog eenige Belgische hengsten, waarvan het meerendeel in
Rotterdam beslagen was. Dit beslag was niet best uitgevoerd en onooglijk.
Ik zag er onder andere z.g.n. Engelsch mijnpaardbcslag bij. Ook zag ik vier-
kant beslag met wel een dikte der ijzers van 2 —2^/2 c.M.; dit dier rolde
over z'n eigen beenen, leek wel hoefbevangen en had de grootste moeite om
z'n beenen voorwaarts te brengen. Bij deze collectie Belgische hengsten was
het beslag te noemen: de toonnagels soms enorm hoog, de zijnagels daaren-
tegen soms slechts 1 c.M. hoog, zeer slecht besneden, voorhoeven soms veel
te groot en achterhoeven te klein of omgekeerd enz.
Zulke hoefbeslaggebreken dienden absoluut niet voor te komen en m.i.
moest de keuringscommissie hierop zeer ernstig wijzen. Wat heeft men aan
een paard zonder vier goede hoeven, de steunpilaren van het paarden-gebouw ?
Ik ben het ten volle eens met een deskundige die laatst tot mij zeide,
dat vanwege het Stamboek moest worden overgegaan tot het vormen van
aanbevelingslijsten van bekwame hoefsmeden in den lande. Het paard,
de eigenaar en de hoefsmid, die z'n vak verstaat, zijn hiermee gebaat. De
zuinigheid kan de wijsheid zoo licht bedriegen en de zaak is het zoo dubbel
Waard.
Oud-Beijerlund.nbsp;H • van Waasbergen,
Rijks Hoefsmid-Onderwijzer.
Aan den heer E. M. te V.
Aangezien het antwoord van den heer Saris U niet geheel bevredigt,
neem ik de vrijheid u het navolgende mede te deelen, omtrent uw vraag
»wat is het doelmatigst beslag bij verbeening van de hoefkraakbeenderen.
Het beslag is daarvoor tweeërlei en wel voor eenzijdige en voor beider-
zijdsche verbeening.
1quot;. Wanneer ze eenzijdig is, zit deze altijd aan de buitenhelft, zich ken-
merkende door een verhoogden kroonrand daar ter plaatse, en een inge-
trokken verzenwand.
Het hoefmechanisme is aan die helft totaal opgeheven, om reden het
verharde kraakbeen alle uitzetting tegengaat. Men dient dus bij het besnijden
van den hoef rekening te houden met die deelen, die de uitzetting bevorderen,
als straal en steunsels; deze moeten sterk besneden worden, de eerste mag
absoluut den bodem niet raken en de tweede behoeft niet op het ijzer te
dragen.
De buitenverzen moet in den regel goed worden besneden, omdat deze
niet op het ijzer afslijt. Verder moet men vooral de aandacht schenken
of de voet bij het neerzetten vlak op den bodem komt, want dit is in 't bij-
zonder bij eenzijdige verbeening een eerste vereischte.
Indien de wand ingetrokken is, wordt een ijzer met verbroeden tak ge-
smeed, en zoo breed, dat als men van af den kroonrand een loodlijn neerlaat,
deze nog op het ijzer moet vallen. De breedte van den buitentak regelt
zich dus naar den wand, n.l. of deze veel dan v\el weinig is ingetrokken. De
nagelgaten in den buitentak kunnen gevoegelijk meer dan gewoonlijk naar
achteren geplaatst worden, waardoor het ijzer vaster tegen den draagrand
ligt.
Indien de wand nog niet erg is ingetrokken, kan men ook een zijlip aan
het ijzer brengen, doch wanneer zulks wel het geval is, dan kan de zijlip
wegblijven, aangezien deze dan toch niet goed tegen den wand kan komen.
2». Bij beiderzijdsche verbeening verandert de hoefvorm weinig; alleen
worden de verzen iets hooger en nauwer. Het paard loopt hierbij dikwijls
zeer gevoelig en durft niet best meer doortreden, redenen waarom de vei'zenen
als regel iets hooger worden gelaten dan gewoonlijk.
Ook in dit geval moeten de straal en de steunsels zoo worden besneden,
dat de eerstgenoemde niet op den bodem komt; dit blijft een eerste eisch!
Men bezigt hiervoor een gewoon ijzer, met 2 zijlippen om het uitzetten
tot het uiterste te beperken. Gaat het paard erg gevoelig, dan legt men
tussehen het ijzer en den draagrand een flinke dikke leeren rand, om de
schok nog eenigszins te breken. Als de straal sterk ontwikkeld is, zoodat
men door het besnijden deze niet vrij van den bodem kan krijgen, kan men
gevoegelijk kalkoenen aan het ijzer smeden. Ook worden de nagelgateii
iets verder naar achteren geplaatst.
Appingedam.nbsp;M. Hits e m a.
Geachte Redactie!
Het moge ons worden vergund, naar aanleiding van het onderschrift van
den heer Dr. Gallandat Huet, vermeld op bladzijde 28 tot en met 30 van
„De Hoefsmidquot;, het navolgende onder de aandacht van Uwe lezers te brengen.
Op de raadgeving van Dr, G. H., die het „meer vruchtdragend acht
dat wij ons met gemotiveerde klachten en bezwaren tot den Minister van
Oorlog wenden, om te erlangen dat diens orders stipt worden opgevolgdquot;,
zij medegedeeld, dat zulks reeds herhaaldelijk doch zonder resultaat heeft
plaats gehad. quot;Waar echter Dr. G. H. tegelijkertijd, onder het motto „be-
zuinigingquot;, meerdere tekortkomingen van Chefs bij voorbaat vergoelijkt,
zal men onze situatie gemakkelijk begrijpen. Ook zijn wij niet zoo onrede-
lijk om te verlangen dat men belastingpenningen zou besteden aan verbete-
ringen van werkplaatsen en beslagloodsen, waarvan niet vaststaat dat zij
in gebruik zullen blijven. Ook wij vinden het alleszins begrijpelijk en res-
pecteeren het ten zeerste, dat, gedurende den tijd waarin men daaromtrent
in onzekerheid leeft, niets meer dan het hoog noodige daaraan zal worden
besteed, maar wij wezen op omstandigheden en toestanden in werkplaatsen,
omtrent de opheffing waarvan nog nimmer twijfel heeft bestaan.
Dat bij aanvrage bij de korpsen voor een vacature bij de Koninklijke
Maréchaussee uit meerdere hoefsmeden een keus kon worden gedaan, is
zeer aan twijfel onderhevig, want toen onlangs bij dat Wapen een hoefsmid
moest worden geplaatst, was geen enkele hoefsmid van het geheele leger
daartoe genegen en moest een pas geëxamineerd aspirant-hoefsmid van de
School op diens verzoek daarvoor worden aangewezen, hetgeen minder ge-
wenscht is met het oog op de zeer bijzondere omstandigheden waaronder
bij dat Wapen moet worden gewerkt.
Vroeger werden daarvoor altijd geroutineerde ervaren werklieden uit-
gezocht.
Een hoefsmid bij een der noordelijke districten heeft herhaaldelijk pogin-
gen aangewend, zelfs tweemaal per circulaire aan alle militaire hoefsmeden
gevraagd om te ruilen en naar elders te worden overgeplaatst, doch niemand
was daartoe genegen, zeker omdat daaraan zulke groote „voordeelenquot; ver-
bonden zijn.
Wij slaan volgens Dr. G. H.' „de plank geheel en al misquot; ten aanzien
van onze klacht nopens het verschaffen van hulp bij ziekte, verlof enz.
Men kan omtrent de appreciatie van zoo'n onderwerp van gevoel en in-
zicht verschillen, daarom willen wij hieromtrent slechts even aanstippen de
bepaling van den Minister van Oorlog waarbij ook ons jaarlijks 3 weken
of 18 werkdagen verlof zal worden verleend. In theorie is dat heel mooi,
doch de praktijk is dat wij die vacantie in kleine stukjes en brokjes genieten en
daarbij onder voorwaarden dat al ons werk tevoren of daarna wordt ingehaald.
Zeer zeker werd vroeger veel door de kameraden onderling opgeknapt.
Ging dat toen niet goed, wordt gevraagd. Daarop is ons antwoord vol-
mondig: Neen! Immers ging dat toen gepaard met werkdagen van 12 a
14 uren, dat was dan nog de goede, oude tijd.
De Wetgever gaf aan alle arbeiders, zoo ook aan ons, den 8-urigen
arbeidsdag. Nu wij ons daar zooveel mogelijk aan houden, heet dat gebrek
aan gemeenschapsgevoel en aan samenwerking.
Onder de militaire hoefsmeden bestaat in de laatste jaren, zeer tot ons
genoegen, een gemeenschapsgevoel en een kameraadschap als nooit te voren
en als er ook iets uit „collegialiteitquot; moet worden gedaan, dan stellen wij
het zonder uitzondering op prijs dit te kunnen doen. Dat wil echter niet
zeggen dat 5 a 6 weken achtereen ook het werk van een collega, die ziek
is, zonder meer moet worden verricht, omdat er geen hulpkrachten zijn of
omdat het „bureauquot; geen hulp wil vragen.
Het argument „liefst zoo kort en zoo weinig mogelijk werken'' is een taaie
dooddoener geworden, die wij langs ons heen laten glijden; dit zou men
van elke categorie van loontrekkende dienaren kunnen getuigen, doch dat
moet juist vermeden worden.
Inderdaad speelde de griep-epidemie destijds een rol in de groote aanvraag
om hulpkrachten, doch ook meerdere beroepsongevallen van recenten datum
zijn ons bekend, evenals zulks ons inziens ook aan Dr. G. H. kan zijn.
Het is gemakkelijk te gewagen van minder collegialiteitsgevoel of van micder
werkijver dan vroeger; wij werpen dergelijke verdachtmakingen vèr van
ons, omdat wij met bewijzen zeer gemakkelijk het tegendeel kunnen aantoonen.
Willen de burgerhoefsmeden over te korte werkdagen klagen, dan is dat
hun zaak; wordt onze werkdag tijdelijk noodzakelijk verlengd dan doen
wij volgaarne onze plicht, zelfs meer dan onze plicht, doch ten aanzien
van het begrip „tijdelykquot; en .noodzakelijk'' bestaan in dit opzicht ook de
meest uiteenloopende interpretaties.
Wij vermeenen dan ook dienaangaande met Dr. G. H. zeer van meening
te verschillen.
Dat de Volksvertegenwoordiging de schuld zou zijn voor hetgeen door
de Genie-autoriteiten ten onzen opzichte wordt nagelaten, is mede zeer aan
twijfel onderhevig; om daarop hier ter plaatse verder in te gaan, heeft
ons inziens geen nut.
Hoogachtend,
Uw dw.
^ ~ '22.nbsp;W. G. F. V. D. L. en J. W.
- Cursus voor opleiding van onderwijzers in practisch hoefbeslag te
Utrecht. De Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel, gezien zijne
beschikking van 24 Januari 1919, Directie van den Landbouw, No 447
eerste Afdeeling, heeft goedgevonden: in het sub 2 van zijne voornoemde
beschikking vastgestelde Reglement artikel 4 te vervangen door een nieuw
artikel van den volgenden inhoud:
,,()m toegelaten te worden moet men den leeftijd van 23 jaar hebben
bereikt en zich vóór 20 Januari met eigenhandig geschreven brief hebben
gericht tot den Hoogleeraar in hoefkunde aan de Veeartsenijkundige Hooge-
school te Utrecht, onder overlegging van een geboorte-acte, het Rijksdi-
ploma als Hoefsmid (bedoeld in het Koninklijk besluit van 28 Februari
1919, No. 85) en aanbevelingen uit vroegere werkkringen.quot;
-nbsp;Cursus in hoefbeslag fe üoetinchem. Van lt;le 7 cursianen k.ui aan fihet
Kijksdiploma worden uitgereikt, en wol aan 1 met lof, n.1. den heer Harmsen
te Angerlo, die te Utrecht my, punten verwierf. Hot hoogste aantal tot dusver
te utrecht behaalde ])iintpii bedroeg 04.
-nbsp;Met ingang van 1 Mei is benoemlt;l tot hoefsmid 1ste klasse aan de
Veeartsenijkundige Hoogeschool te Utrecht: Th. E. E v e r s te Tilburg.
—nbsp;(loöperatievp Smoderijen. Volgens het „Orgaan van Smedenpatroonsquot;
lieeft de Vereeniging van Akkerbouwers te Beemster een coöperatieve
smedery opgericht, omdat zij van meening is dat de prijzen voor hoefbeslag
te hoog zijn.
—nbsp;Vragen en Antwoorden. Een lezer van „Der Hufschmiedquot; vraagt de
beslagmethode voor een veulen van V j jaar met zeer spitse achterboeven.
De verzeten zijn zeer laag en ondergeschoven; de voetas is sterk naar
achteren gebroken en het dier loopt in hoofdzaak op de ballen.
Het antwoord luidt dat de ondergeschoven verzenen op de plaats van
ombuiging moeten worden ingekort evenals de toon. Verder moet een gewoon
glad ijzer worden ondergelegd met voldoende lange takken, welke tevens
verdikt zijn. Hierdoor worden de verzenen kunstmatig verhoogd en de stand
van de koot ten opzichte van den hoef beter, waardoor het belasten van
den laatste ook gelijkmatiger zal plaats hebben. Verder kan een weinigje
„opzetquot; worden gegeven.
—nbsp;Het handwerk: Reeds vaak is verteld dat het handwerk door onder-
gang bedreigd wordt en niettemin heeft het de toekomst. Maar voor volle
ontwikkeling moet de Staatsinmenging zoo mogelijk weer op den achtergrond
geraken en de persoonlijke vryheid zich vrij kunnen ontplooien.
—nbsp;Jaarbeurs. Te Wezel a/d. Rijn wordt van 20—24 April een groote
jaarbeurs gehouden, waarbij van landbouwwerktuigen, ijzer- en metaal-
industrie een volledig beeld zal worden gegeven.
—nbsp;IJzer-prijzen. Uit Essen is gemeld dat de bond van ijzerfabrikanten
■ besloten heeft de verschillende ruwijzerprijzen met ingang van 1 April te
verhoogen; tot 30 April zou deze dan ten minste van kracht blijven.
—nbsp;IJzer en Staal. In Engeland heeft de industrie tijdens 1921 een ge-
weldige depressie doorgemaakt, welke men ook thans niet te boven is. Voor
wat betreft ijzer en staal kon men aan het einde van 1920 reeds voorzien
dat 1921 groote moeilijkheden met zich zou brengen en dat de prijzen ver-
laagd zouden moeten worden indien men aan het werk wilde blijven. Dat
inzicht werd bewaarheid. De toestand werd in die mate onbevredigend
dat verscheidene fabrieken, na de sluiting wegens de feestdagen in December,
niet meer geopend werden. Aan het einde van het jaar kwam er door de lagere
prijzen wat meer vraag en konden de fabrikanten beter met het vasteland
conçu rreeren.
—nbsp;De Oorlog en het hoefbeslag. In het Zeitschrift für Veterinärkunde,
uitgegeven door de Duitsche paardenartsen, is een lange verhandeling
Verschenen over den diergeneeskundigen dienst in Oorlog, waarbij tevens
enkele mededeelingen worden gedaan over het hoefbeslag.
De schrijvers, Dr. Schulze en Dr. Ol to, loven zeer den onvermoeiden arbeid
van de hoefsmeden om de troepen marsehvaardig te houden. In bet begin
van den oorlog gingen deze, uit geestdrift, ook wel mee op patrouille en velen
keerden met weer. Het aantal hoefsmeden moest al spoedig worden aan-
gevuld en vergroot, dit laat.ste door de legeruitbreiding. Om hoefsmeden
te kweeken en af te richten weerden 6-weeksche cursussen ingesteld op de
ziekenstallen en na afloop een examen afgenomen. De schr's zijn van meening
dat deze wijze van africhting bevredigende resultaten gaf, maar Dr. Fisher,
de hoofdredacteur van „Der Hufschmiedquot;, denkt er anders over. Van dé
kennis en ambitie van den leider van den ziekenstal zal het steeds afge-
hangen hebben of de opleiding zaakkundig kon worden genoemd, maar
nog afgezien hiervan weet iedere vakman dat een opleidingstijd van 6 weken
te kort IS en een noodmaatregel beteekent. Na den ooriog hebben dan ook
verscheidene aan deze nood-cursussen opgeleide smeden het verfangen
geuit eens een echten cursus mee te maken.
In vredestijd bedroeg de sterktestaat van het Duitsche leger 160.092
paarden en gerekend naar een gemiddelde duur van 4 weken per ijzer werd
dit een aantal van ongeveer 640,368 stuks. De oorspronkelijke oorfogssterkte
was 880.000 paarden en als men de gemiddelde duur in ooriogstijd op 2 weken
rekent, komt men tot een aantal hoefijzers van 7.040.000 per maand. I
Tot Lö April 1915 steeg het aantal legerpaarden, de buitgemaakte in-
gesloten, tot 1:270.000 stuks. Het aantal benoodigde ijzers steeg van 8.000 000
op ^10.000.000 en hierniede evenredig de hoefnagels, schroeven, zolen enz.
Vooral m het begin van den oorlog waren er door het actieve optreden
der Cavalerie enorm veel hoefijzers noodig, zoodat na 6 weken de ijzer-
reserve ernstig in gevaar was. Daarna kregen verscheklene firmas opdracht
voor de levering van ijzers en verdere ingrediënten te zorgen, terwijl verder
de mibtaire hoefsmid scholen te Berlijn, Konigsbergen, Bre.slau en Frankfort
weer aan den slag gingen om materiaal aan te maken.
De verzorging der troepen, met al datgene wat voor het hoefbeslag noodig
IS, was met best geregeld; één centrale werd hierbij zeer gemist. Deze is later
opgericht en de toevoeging van een paardenarts aan die centrale inrichting
heeft er toe geleid dat geleidelijk de hoefbeslagaangelegenheden beter van
stapel liepen.
0/
;o
0/
/o-
- De produche van smeedijzer gedurende 1921 zal vermoedelijk niet hooger
zijn geweest dan 30 o/ ^an de totale capaciteit. De fabrikaten hebben
veel moeite gehad om werk te vinden en op de binnenlandsche markt is de
concurrentie even scherp als in eenig ander artikel. Uitvoer had bijna niet
plaats, m hoofdzaak ten gevolge van de lage prijzen van Belgische en Duit
«che goederen. In het begin van het jaar stonden de loonen op 242
boven het basis-loon en aan het eind van het jaar op 90 '
— Prijsbepaling Hoefbeslag: Als voorloopige mededeeling van het verslag
der vergadering van de Friesche combinatie lezen we in het Orgaan voor
Smedenpatroons dat de tijdsduur van het hoefbeslag bepaald is op 11/4 uur.
De prijsberekening van het hoefbeslag, aldus door de Friesche combinatie
vastgesteld, bedraagt met ingang van 1 Maart 1922 afgerond f4, gecalcu-
leerd als volgt:
4 ijzers, 3 K.G. k f 0.29............f
30 nagels.................
Werkloon patroon, 1^4 uur a f 0.65....... .
Werkloon knecht, P/4 uur a f 0.35........
0.87
0.12
0.82
0.43
1.-
0.65
Algemeene onkosten 80 % van f 1.25........
Winst 20 % van f 3.24
f 3.89
Afgerond f 4.
n
in alle maten en modellen.
Uit voorraad leverbaar.
Uiterst concurreerende
prijzen.
Verzuimt niet ons aan te vragen.
staal, gehard, levert in iedere hoeveelheid bij
afname van minstens 5000 stuks, incl. kist, franco
Nederl. grens voor f (gt;.— per 1000 stuks,
Martin Mueller,
München,nbsp;Klugstrasse 86.
8. C. M. BAX. glashaven 9 en se - ROTTERDAM.
- Specialiteit in Artilcelen voor HOEFBESLAG. -
Meest uitgebreide sorteering prima blanke
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fjne Nagels voor Renpaarden enz.
— Biilijl^e prijzen. —
fekgrai-idres
BAX (llasliaven
Bolterdaiu.
Infertöiiiuiiiiiaiil
felejiliofln
h.
nieuwe amerikaansche hoefzolen
voonleelis, sciuakkelijk in scbniik. — Kunnen niet loslaten.
Merk „Dexterquot;, Jlerk „Pacilicquot;,
met flink hielstuk, met zwaar hielstuk.
Open zolen uit ééu stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig iu 11 maten van 4jV tot 6|
Eng. dm., uiterste breedte buitenkant
ijzers gemeten.
Merk „Ramblerquot;,
in witte en grijze
Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink bielstuk,
voorradig van 4
tot 6J Eng.
dm.
Merk „Cliicagoquot;,
geheel' Caoutchouc
uit één stuk met
zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van
i7i tot7-,\Eng. dm.
uiterste breedte buitenkant ijzers gem.
Gemaakte Hoefijzers,
Rits- en Stampmodel,
uitsluitend beste
kwaliteit ijzer;
in 9 maten voorradig.
Strykriugeu
met riempje
Hoef-
randen.
Kunsthoorn.
IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.
Opruimers voor
Schroefgaten.
Lasch- of Welbladen en
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.
Schroeven en Stiften
in alle modellen;
tijdige bestelling
gewenscht.
Touwijzers in
Tertchillende maten.
Men lette op het echte merk S T
met kroon.
27e Jaargang — Aflevering 5. — 15 Mei 1922.
-ocr page 82-in de modellen
Lambert open päd
Bar päd
Frog päd
O. K. Star päd
Walpole boulevard päd
Walpole truss päd
en de bekende
Amerikaansche
Ptwl
kWm
#11
tili
Iii
HELLER HOEFRASPEN
WEDER LEVERBAAR
t¥tWi
I
Lambert amp; Company
Leuveliaven 66 :: Rotterdam
Een en ander over Noord-Brabant en het hoefbeslag.
------O-nbsp;Bijeenkomst van
het ondervs^ijzend personeel aan de hoefsmidscursussennbsp;in Nederland. —
Behandelt Eotstraal tijdig! — Ingezonden stukken,nbsp;— Korte mede-
deelingen. — Persoverzicht. — Advertentiën.
EEN EN ANDER OVER NOORD-BRABANT EN HET HOEFBESLAG,
doob
Dr. R. H. J. GALLANDAT HUET,
Kapitein-paardenarts te Amersfoort.
Breda.
De baronie van Breda is een zeer oude heerlijkheid en maakte vroeger
deel uit van het graafschap van Strijen. In 1039 werd dit graafschap ver-
deeld en kwam Breda onder de Hertogen van Brabant; dit was het begin
van bloedige oorlogen tusschen hen en de graven van Holland en eerst in
1203 stemde Dirk de VII, graaf van Holland bij verdrag toe, dat Hendrik
Hertog van Brabant in het onverdeeld bezit ervan kwam. Tot 1351 bleef
de heerlijkheid onder het huis Brabant en werd toen verkocht voor 43000
ballingen aan Jan van Polanen, Heere van der Lek.
Nadien ging het meermalen door erfenis in andere handen over om ten-
slotte te worden toebedeeld aan Willem I, Prins van Oranje. In diens
nageslacht bleef het bewaard tot aan den dood van Willem III, koning
van Engeland en Prins van Oranje, in het jaar 1702; deze stierf kinderloos
en nu werd het een geschil tusschen de erfgenamen en eerst in 1732 opge-
lost. De Baronie kwam toen aan Willem Hendrik Karei Friso, Prins van
Oranje en deze, benevens zijne gemalin Anna, Kroonprinses van Engeland,
werden in September 1737 plechtig ingehaald.
Breda ligt in het midden van de baronie en wel 8 uur ten Z. W. van
's Hertogenbosch, 7 uur ten N. O. van Bergen-op-Zoom, 10 uur ten N. O.
van Antwerpen en 3 uur ten Z. van Geertruidenberg. Het ligt aan de
samenvloeiing van twee riviertjes, de Mark en de Aa, of Wegreize; aan
dit laatste riviertje ontleent de stad haar naam, daar door de verbinding
met de Mark een breede Aa ontstond. Breda was reeds in de 13e eeuw een
stad en verkreeg in 1252 van Hendrik, Heer van Breda, vele rechten. In
1534 werd het door Hendrik van Nassau tot een sterke vesting gemaakt
en van wallen en grachten voorzien; het telde toen 13 groote bolwerken
en verscheidene poorten en breede diepe grachten. Aan twee zijden was het
omringd door laag weiland, dat, door het onder water te zetten, ontoe-
gankelijk voor den vijand kon worden gemaakt. Het kasteel van Breda
werd in 1550 gebouwd door graaf Hendrik van Nassau en later voltooid
door Willem III, koning van Engeland en baron van Breda.
Reeds vroeger, in 1350, was er ook een kasteel gebouwd en wel door Jan
van Polanen, doch hiervan is niets meer over.
Het kasteel van-Breda, dat vrijwel ongeschonden bewaard is gebleven,
doet thans dienst als opleidingsinstituut voor officieren en heet Konink-
lijke Militaire Academie. Aan den ingang ervan bevindt zich een
poort, waarboven de Keizerlijke Wapens met de spreuk Plus Ultra,
d. w. z. „Nog verderquot;; hieronder ziet men het wapenschild van Nassau
Oranje dat door een Engel wordt hoog gehouden. In den Spaanschen
tijd heeft Breda zeer veel te lijden gehad en is herhaaldelijk belegerd en
ingenomen, In 1667 nam Alva de stad in bezit, doch volgens de vrede van
Gent moest ze overgeleverd worden aan Prins Willem I. Dit geschiedde
echter eerst na een belegering en list op den 4en October 1577; het be-
houd was van korten duur want in 1581 maakte Parma zich door verraad
Tilburg reeds de voornaamste plaats op het gebied van wolnijverheid en
bezat o.a. meer dan 300 weefgetouwen. In 1542, toen Vught door Maarten
van Rossum verwoest werd, vermeerderde het aantal inwoners van Tilburg
sterk, daar het een schuilplaats werd voor de uitgewekenen van de ver-
woeste plaatsen. Tot 1648 werden de Tilburger lakens alleen gemaakt van
inlandsche wol; nadien werden fijnere lakens gefabriceerd uit Spaansche
wol, welke uit Holland werd ingevoerd; de producten werden daarna weer
in de Hollandsche steden verkocht. Tot op heden is de lakenindustrie in
bloei gebleven en wel eigenaardig is het, dat, vooral in de 18e eeuw, deze
veel van uit Leiden werd gedreven; zoo werkten o.a. in 1739 alleen ongeveer
600 weefstoelen voor Leidsche rekening. Door het gemis van natuurlijke
verbindingswegen ondervond de handel van Tilburg in vroeger jaren veel
schade; vooral tussehen 1672 en 1713, toen het platteland van Brabant
3 maal door een oorlogstoestand werd geteisterd, verkreeg de welstand
van Tilburg een geweldigen knak. Zoo vielen o.a. in 1672, ten tijde van de
jaarmarkt, de Franschen in Tilburg en beroofden de ingezetenen van hunne
lakens, huisraad, geld, vee en andere waren. Toch herstelde de plaats zich
telkens en is het tot op heden de eerste stad van ons land gebleven op het
gebied van wolnijverheid. De producten worden nu direct naar alle landen
van de wereld vervoerd, terwijl vroeger de afzet alleen door Holland plaats
had en van daar uit o.a. een groot afzetgebied vonden in de Levant en
Lissabon. Zooals in alle plaatsen waar de nijverheid bloeide, waren ook
hier de gilden machtig.
Deze instellingen, die waarschijnlijk reeds dateeren van den Romeinschen
koning Lucius Superbus, dus van vóór onze jaartelling, kwamen eerst recht
tot bloei onder den invloed der kruistochten en later, toen met het verval
van het leenstelsel, de vrije steden en het poorterleven zich begonnen te
ontwikkelen. Toen werden de gilden een macht, waarmede de vorsten in
de middeleeuwen terdege rekening hadden te houden. Den eersten stoot
tot afschaffing der gilden gaf de Fransche revolutie die onder het motto
van de vrijheidsleuze het onbelemmerde recht op den arbeid wilde geven.
Nadien leden de gilden een kwijnend bestaan en zijn zij gaandeweg verdwenen.
De z.g. ,,teerdagquot;, wanneer jaarlijks van verschillende gilden een H. Mis
wordt opgedragen voor de overledene leden en daarna den dag feestelijk
wordt doorgebracht, houdt de hei'innering nog levendig. Toch bestaan te
Tilburg nog het St. Dionysiusgild, het St. Jorisgild en het Koninklijkgild
van St. Sebastiaan en werd het oud gebruik nog lang in eere gehouden
om op kermis-Maandag met slaande trom en vliegende vaandels uit te trek-
ken tot het koningsvogelschieten. Met alle plechtigheid werd het gild,
dat aan de beurt is voor het koningsschieten, van het gildehuis afgehaald
en naar den schutsboom geleid. Wanneer de vogel gevallen was trok de
optocht langs de woning van den nieuwen konhig en werd aan al de leden
van de drie gilden, met allen die deelnamen aan den stoet, de eerewijn
aangeboden ter pastorie van de R. K. Parochie 't Heike.
Vermelden wij nog dat te Tilburg in 1766 Prins Willem V zijn intocht
deed en dat later Koning Willem II er een paleis bewoonde; dit laatste doet
heden ten dage dienst als Hoogere Burgerschool,
Onder de beroemde mannen die Tilburg heeft voortgebracht noemen wij
Gerardus van Spaendonck, geboren 23 Maart 1746. Hij legde zich op de
schilderkunst toe, vervaardigde een schoone collectie bloemen, naar de
natuur geschilderd, en was de leermeester van een groot aantal zeer be-
kwame schilders. Hij werkte veel in Parijs, werd aldaar gedecoreerd en
stierf er den Hen Mei 1822; men zeide van zijn werken, dat zij de grens
aanwezen welke de schilderkunst der bloemen nooit zal kunnen overschrijden.
Tilburg is nu een groote welvarende fabrieksstad met ver over de 50000
inwoners. Het aantal bedrijven dat over paarden beschikt is zeer talrijk,
daar de gemeente een groote uitgebreidheid heeft. Het getal paarden dat
hier aangetroffen wordt, is dan ook belangrijk grooter dan 1000, waarbij
nog opgemerkt wordt, dat van af de eerste Augustusdagen 1914, toen de
paardenvordering voor het mobiliseerende leger plaats had, zeer vele luxe
paarden zijn verdwenen, welke nadien nagenoeg alle zijn vervangen ge-
worden door auto's. De volgende hoefsmeden oefenen in de gemeente het
bedrijf uit: Bern. Kruijssen, Zomerstraat 47 — Wed. H. Kruijssen, Heuvel —
G. Kruijssen, Piusplein — N. Bertens, Goirkestraat — A. van Oosterhout,
Korvelscheweg — Jos. Tabbers, van Gilsstraat — Jos. Kruijssen, Heikant —
P. van Dijk, Hasseltstraat — J. Hoefnagels, Hasselt — J. van Wees, Kwadent
— H. Vorselaars, Bosscheweg — Gebr. van Son, Korvelscheweg — A.
Bierens, Hoevenscheweg, — H. van den Berg, Broeklioven en J. van Dijk
in de Koestraat.
Er zijn dus 15 hoefsmeden te Tilburg, die wel geen van allen uitsluitend
hoefsmid zijn, maar toch is van verschillende bedrijven het hoefbeslag het
voornaamste van de gemengde werkzaamheden.
De groote uitgebreidheid van de stad maakt dat de verschillende fabrieken
en bedrijven ver uiteen liggen en zoo zijn ook de hoefsmederijen over de
geheele stad verdeeld; het is dan ook geriefelijk voor de paardenhouders
om in alle deelen van de stad een hoefsmederij te vinden en geen groote
afstanden heen en weer behoeven af te leggen om hun paarden te doen
beslaan. Op tijdverlies wordt bij zakenmenschen veel gelet en daarom
passen de vele verspreide bedrijven goed in deze uitgestrekte paardenrijke
stad.
Zooals uit bovenstaande opgave blijkt, vertegenwoordigt de familie
Kruijssen wel een Tilburgsch smedengeslacht; niet minder dan 4 verschillende
zaken heeft zij op verschillende plaatsen in de stad. De grootste van al de
hoefsmederijen is die van de Wed. Kruijssen op den Heuvel, welke gedreven
Wordt door haar twee zoons. De andere zaken zijn alle min of meer belangrijk
en komen wat inrichting, personeel en werkwijze betreft, zeer veel met
elkaar overeen, zoodat slechts een algemeene beschouwing hierover gegeven
zal worden. De meeste patroons zijn gediplomeerde hoefsmeden, het meeren-
deel vanwege de Noord-Brabantsche Maatschappij van Landbouw en ook
enkele uit hun diensttijd te Amersfoort. Meest alle patroons zijn lid van den
Smedenpatroonsbond, zij werken in hun zaak met 1 of meer knechts; meer
dan 5 man personeel komen er echter voor het hoefbeslag in geen enkele
zaak voor.
De volwassen knechts vordienen (gt;5 a 70 cent per uur en hebben een
8-urigen werkdag, n.1. van 7.30 tot 12 en van 1.30 tot 6, waarbij dan nog
2 maal een half uur rust is gerekend. Het paardenmateriaal bestaat veel
uit zware werkpaarden, ook zijn er veel ponies; vóór den oorlog was er zeer
veel luxe en meer dan 25 équipages zijn nadien vervangen door auto's.
Ook enkele stalhouders, welke voorheen ongeveer 40 paarden hadden,
hebben hun bedrijf grootendeels in autotractie omgezet; wel vindt men
nog groote sleepersbedrijven met 12 paarden, expediteurs met 5 en 6 paarden,
van Gend en Loos met 13 paarden, terwijl de manege met 5 paarden nog
aan de vroegere luxe doet denken. Vooral des zomers komen nog veel paarden
van buitenaf op beslag, vrijwel uit den geheelen omtrek als Gilse, Ricl,
Beek en Oisterwijk; des winters komen deze paarden niet naar de stad!
althans niet bij den hoefsmid op beslag. Daar er in Noord-Brabant veel
aan de paardenfokkerij gedaan wordt en wel hoofdzakelijk aan het koud-
bloedras, de zware Belgen, zoo zijn er ook flinke fokkers in de omgeving
die veel werk aan den hoefsmid geven. Zoo heeft B. Kruijssen o.a. een stal
in Gilse waar hij 28 paarden, waaronder 3 hengsten, beslaat. Het beslag
wordt als regel aan de smederij uitgevoerd; vroeger werd veel koud beslagen,
hetgeen hoofdzakelijk bij de luxe stallen voorkwam. Als beslagprijzen
wordt in Tilburg vrijwel algemeen berekend f 5 voor een zomerbeslag en
f 7.20 voor een winterbeslag, terwijl het verleggen van de ijzers f 2.50 kost.
Extra groote of bijzondere kleine paarden, dekhengsten en afwijkend beslag,
dat aUes wordt afzonderlijk beoordeeld en hierbij varieeren de prijzen dan
ook eenigszins. Afwijkend beslag, waaronder ook zoolbeslag, wordt over het
algemeen echter weinig toegepast, het meest nog wel balkijzers, hier brug-
ijzers genoemd. Nu is een balkijzer ook wel het ijzer dat in de meeste gevallen
voor een afwijkenden hoefvorm of bij een bepaald hoefgebrek goed e diensten
zal bewijzen; er zijn toch maar enkele gevaUen te noemen dat het balkijzer
bepaald niet gewenscht is of ook wel nadeelig zou werken. De redenen
dat men in Tilburg niet over de hoeven der paarden hoort klagen en dat
weinig hoefgebreken voorkomen, is in de eerste plaats gelegen in het feit,
dat men hier als regel goede paarden aankoopt en hierbij. terdege op dé -
hoeven let, en verder blijft de eigenaar goed op de hoeven letten en ver-
waarloost deze niet. Alleen bij die smeden, welke veel met machinale ijzers
werken, is het niet altijd zoo gemakkelijk om de hoeven goed te houden;
zij die met eigen gemaakte ijzers beslaan, hebben er echter geen last van!
Het beslag wordt meest in den noodstal uitgevoerd doch ook wel uit de
hand; in den regel laat men de keuze over aan de eigenaars. Men kan echter
gerust zeggen, dat de noodstal hier inheemsch is en in geen enkel bedrijf
ontbreekt. Hetzelfde ziet men ook in Limburg en Zeeland, dus in het algemeen
daar waar het zware paard voorkomt, en dus veel physieke kracht kan wor-
den uitgespaard, terwijl het weinige temperament van dit paardenras
verzet en hieruit voortvloeiende nadeelen vrijwel uitsluit.
Stalhouders- en andere paarden voor dravend werk worden meestal
vlak beslagen, krijgen zooals men hier zegt „platquot; beslag; werkpaarden
krijgen altijd kleine kalkoenen aan de voorijzers en stooten en kalkoenen
aan de achterijzers. Dit beslag wordt noodzakelijk geacht, omdat hier in
hoofdza.ak met karren wordt gereden en met zeer zware vrachten; om deze
redenen moeten, bij het wisselen ojj de ronde keiwegen, de paarden een
vasten stand hebben om schuiven tegen te gaan. Het whiterbeslag wordt
hier uitsluitend uitgevoerd met schroefkalkoenen, daar men aangeeft,
dat stiften spoedig verloren gaan. Op de keiwegen schijnt deze vorm van
winterbeslag niet te voldoen, terwijl men met het gebruik van schroef-
kalkoenen zeer tevreden is. De prijs der schroeven is 10 en 12 cent.
Onder de hoefsmederijen komen zeer oude bedrijven voor; wat inrichting
betreft geven zij geen aanleiding tot bijzondere opmerkingen. De ruimte
is in veel smederijen meer dan voldoende, de vuren worden veelal electrisch
gedreven, de noodstallen zijn als regel binnenshuis of onder een dak geplaatst
en de vuren treft men veelal gescheiden van de beslagloods aan. Do heer
Bern. Kruijssen, die mij veel van het Tilburgsche hoefbeslag vertelde, heeft
een der drukste bedrijven en beslaat ongeveer 25 paarden per week; het
aantal verschilt nog al eens daar het samenhangt met de drukte in de be-
drijven en de daarop betrekking hebbende sleetschheid der paarden. Zijn
zaak bestaat nu 75 jaar en werd door zijn vader begonnen, terwijl de patroon
zelf met twee zoons, waarvan één gediplomeerd, en twee knechts het hoef-
be.slag verzorgt. In deze zaak worden uitsluitend handgesmede ijzers gebruikt
daar men geen goede ondervinding met fabrieksijzers heeft opgedaan.
Algemeen klaagde men over de korte werkuren en vooral in een winter
zooals de nu gepasseerde, waarby veel ijzel, sneeuw en gladheid voorkwam,
is het ondoenlijk, althans voor het publiek, dat een hoefsmid zich aan de
vastgestelde, zoo beperkte werkuren houdt. Toch kijkt in deze ook de Til-
burgsche politie niets door de vingers en force majeure door weersgesteldheid
geldt hier niet als een excuus. Processen verbaal waren dan ook het gevolg
van de bereidwilligheid van die patroons, welke hielpen waar het publiek
geholpen moest worden. Het is altijd een zeer moeilijke zaak om wetten te
maken en vooral om deze voor algemeene toepassmg geschikt te doen
bevinden; en zoo gelooven wij, dat sociale wetten, zooals b.v. de 8-urige
arbeidsdag, welke er gekomen is op aandringen en ten gerieve van den ar-
beidersstand, op den duur door vele arbeiders niet bevredigend zal worden
gevonden. Voor die bedrijven, waar werkgever en werknemer beide den
ouden toestand zouden terug wenschen, zou een intrekken van de wet zeer
gewenscht zijn. De praktijk van het dagelijksch leven doet tenslotte toch
uitspraak en wanneer nu na eenige jaren practische toepassing aan alle
belanghebbende partijen blijkt, dat de toepassing van een wet heeft gefaald,
dan dient deze te verdwijnen. Ons volk wil, en zeer terecht, zoo gaarne een
vrij volk genoemd worden, doch wat blijft er van die vrijheid over wanneer
door wetten, zooals deze, de arbeidsduur van hoogerhand geregeld en beperkt
wordt. Men koesterde bij het maken van deze wet blijkbaar de hoop, dat
bij een korteren arbeidstijd de arbeidsprestatie intensiever zou zijn en hier-
door geen vermindering van arbeidsopbrengst zou ontstaan. Dit is nu in
het algemeen niet bewaarheid en van vele zijden wordt er zelfs op gewezen,
dat het tegenovergestelde heeft plaats gehad; de werklust is verminderd,
de arbeidsprestatie is achteruitgegaan. Door propagandisten van den vrijen
arbeidstijd wordt er nu op gewezen, dat er toch al veel werkeloosheid bestaat
en dat deze nog grooter zal worden, wanneer de arbeiders langer gaan werken
dan zij nu doen.
Zeer zeker zijn de tijden niet gutistig, de oecononüsche toestand is overal
slecht en door de valuta-verschillen in de onderscheidene landen is de handel
zeer gedrukt en soms zelfs onmogelijk. Na eiken oorlog neemt men dit ver-
schijnsel in minder of meerdere mate waar en zoo is het niet te verwonderen,
dat na den wereldoorlog van '14—'18, waarbij zulke ontzaglijke kapitalen
zijn vernietigd en zoovele hulpbronnen zijn ojJgedroogd, de toestand van
malaise zich buitengewoon sterk doet gevoelen. Het is een niet te ontkennen
feit, dat ons land, hoewel buiten den oorlog gebleven, toch haar aandeel
krijgt in de groote nadeelen die er door zijn voortgebracht. De levensstan-
daard is toch tot op het dubbele gestegen en hoewel er eenige kentering
ten goede is gekomen in den prijs van sommige levensbehoeften, zoo blijft
het leven toch over het algemeen te duur. De prijzen zullen dan ook naar
beneden moeten, melt; de prijzen zullen dan ook de loonen moeten dalen
en men zal geleidelijk de toestanden van vóór 1914 weer moeten trachten
te bereiken. Dit is geen gemakkelijk probleem en de oplossing zal zeer
zeker gepaard gaan met opoffering en verlies van vele zijden. Het algemeen
belang dringt echter in deze richting en nu zal bij het herkrijgen van dien
eventueelen ouden toestand de arbeidstijd voor vele bedrijven wel verlengd
moeten worden. Als één van die bedrijven zal in aanmerking komen het
hoefbeslagsbedrijf en de tijdelijke toestand, zooals wij die van heden zouden
willen noemen, zal zeer zeker dit goede hebben voortgebracht, dat zij een
rem zal zijn voor overdrijving in de toekomst. Overdrijving n.1. in een te
groot aantal werkuren, dat voorheen bestond en dat niet in het belang kan
worden geacht van den werknemer. Elke werkman moet, naast zijn tijd
van arbeiden en zijn rusttijd, toch altijd nog voldoenden tijd overhouden
voor ontspanning en voor ontwikkeling. Vóór alles moet hij een levens-
waardig bestaan hebben en niet gebukt gaan onder te lange arbeidstijden.
Waar echter arbeidsloonen en prijzen van dagelijksche levensmiddelen
en behoeften zoo nauw met elkaar verband houden, is het een zeer moeilijke
quaestie van welke richting de eerste stoot tot vermindering zal uitgaan;
is deze er echter eenmaal, dan is het een logisch gevolg, dat de overige fac-
toren zich hierbij aansluiten. De loonsvermindering voor de arbeiders zal
dus gevonden kunnen worden in een längeren arbeidstijd dan den 8-urigen
werkdag.
BESLAG BIJ VERBEEND HOEFKRAAKBEEN.
In het hoefbelag komen tal van gevallen voor welke de betrokken smid
naar eigen bevinding moet behandelen. Niet elk geval kan precies omlijnd
en omschreven worden. De theorie is dan ook in die omstandigheden te
beschouwen als algemeene grondslag, waarop de smid door zelf te denken
en te onderzoeken moet voortbouwen en volgens eigen ondervinding zijn
practijk moet inrichten. De smid die gezicht op zijn werk heeft zal dan wel
tot goede resultaten komen; bij dengene waar dat niet het geval is zullen
de uitkomsten minder bevredigend zijn. Dat persoonlijke voortbouwen op
min of meer vage beginselen is en blijft dus gevaarlijk. Een vereischte is
dan ook de grondbeginselen zoo zuiver maar tevens ook zoo ver mogelijk
uit te bakenen.
Nu heb ik hier voor mij liggen „De Hoefsmidquot; van Februari 1920, waar
ik lees in het verslag van het eerste examen voor het Rijksdiploma, op
pagina 31 beneden : „Bij het beslag van een hoef met verbeend hoefkraak-
been werd wel een breeden tak gemaakt aan het ijzer, doch verder werd
het beslag er dikwijls niet naar gewijzigd, de nagels bleven te ver naar
voren geplaatst, van een zijlip werd geen gebruik gemaakt.quot;
Het niet gebruik maken van een zijlip wordt hier dus aangemerkt als
foutief.
Dan sla ik op in het October-nummer van 1921 een overzicht van den
hoefbeslag-wedstrijd te Zoetermeer. Onder de daar vermelde prijswinners
zijn er verschillende door wien een hoef met verbeend hoefkraakbeen is
beslagen ; echter alle zonder zijlip. Twee van deze prijswinners waren aspirant-
onderwijzers, werkers dus volgens de nieuwste theorieën en beste gegevens,
terwijl er in de juryleden van de Utrechtsche examen-commissie zitting
hadden. Het niet aanbrengen van een zijlip vind daar goedkeuring.
Hoe nu het eene met het andere te rijmen.
Is de beslagmethode voor verbeend hoefkraakbeen van Febr. 1920 tot
Oct. 1921 gewijzigd ? Of is het persoonlijk verschil van inzicht bij de leden
der examen-commissie onderling? Het laatste acht ik het meeste waarschijn-
lijk, hoewel bovengenoemd verslag van Febr. 1920 dan wel iets duidelijker
had kunnen zijn.
Alle hoefvervorming is bij verbeening niet gelijk, en dat er omtrent de
beslagwijze hierbij nog al verschil van meening bestaat blijkt o.a. ook wel
uit het schrijven van den heer Falkenhagen in de April-aflevering van 1921.
De een beschouwt zijlippen beslist als uit den booze; de andere juist
omgekeerd.
Is daarin niet meer eenheid van denken en van werken te verkrijgen?
Dat is de reden waarom ik mijn vraag over dit soort beslag indertijd
geplaatst heb.
De antwoorden van de heeren Huizinga en Ritsema heb ik met waar-
deering gelezen en gezien dat waar de eerste een zijlip zelfs nadeelig acht
de heer Ritsema haar ook niet direct aanbeveelt.
Aangaande de beiderzijdsche verbeening, welke de heer Ritsema bespreekt,
zou het mijn idee zijn ijzers met kalkoenen te gebruiken, ook bij minder
ontwikkelden straal, omdat dergelijke paarden niet durven doortreden en
altijd een strompeligen gang hebben.
Met dank voor plaatsing,
Voorschoten, 11-5-23.nbsp;R. van Mulligen.
-ocr page 90-Ben Weledelen Heer P. OKj, Secretaris van de Hollandsche Mij.
van Landbouw te 's-Gravenhage.
Mijnheer,
Naar aanleiding van het door ü, op verzoek, vi^eergegeven verslag over
het onderzoek naar den tegenwoordigen prijs van het hoefbeslag, in het
Landbouwweekblad van 4 Februari 11. (zie artikel „Dalende Lijnquot;, Febr.afl.
De Hoefsmid. Eed.) heb ik de eer U evenwel te doen opmerken, dat Uwe
beschouwing daaromtrent niet geheel juist is.
Op grond van een door mij in Januari 1921 veelzijdig ingestelde enquête,
acht ik mij voldoende op de hoogte van dit belangrijke onderwerp om met
U daarover van gedachten te wisselen.
Doordat ik in het bezit ben van berekeningen van hoefbeslag, mij door
vijf smeden verstrekt, ben ik in staat met officiëele cijfers Uwe opvatting
in deze zaak te weerleggen. Ten behoeve echter van de vergelijkende studie,
zal ik alleen homogene berekeningen aanvoeren en de gegevens, bevattende
het hoefbeslag van niet-zelf vervaardigde ijzers, buiten beschouwing laten.
De namen der smeden zal ik voorloopig ongenoemd laten, doch met a en
b aanduiden, dus:
Berekening a:
3 Kgr. ijzer a 18 ets.............f ü.54
hoefnagels................„0.25
f 0.79
20 % winst................„ 0.16
^ Ö79quot;5
IV4 iiur loon baas en knecht.........»1.82
£ 2.77
70 % onkosten van f 1.82...........„ 1.27
Totaal . . f 4.04
Berekening b:
3 Kgr. ijzer a 18 ets.............f 0.54
hoefnagels................^ 0.25
f'o.79
20 % winst................„ 0.16
^095
1 uur loon baas en knecht.......... ^ 1.45
f 2.40
70 % onkosten van f 1.45...........„1.02
Totaal . . f 3.42
Zooals U hieruit ziet is er een verschil van 62 ets., dus een gemiddeld
gevende van f 3.75 of wel 25 ets. beneden de door U genoemde bruto-
berekening. Dit verschil is echter niet van buitengewone beteekenis, maar
nu komt de %uintessens van de beschouwing en wel de 20 % bedrijfswinst.
Uit de hierboven weergegeven berekeningen zult U bemerkt hebben dat
-ocr page 91-óók die smeden een bedrijfswinst gecalculeerd hebben, doch van een bedrag,
dat redelijk geoorloofd is, n.l. over het geleverde materiaal in casu ijzer en
hoefnagels. Wat bij de door U opgevoerde berekening wel zeer vreemd
aandoet, is de 20 % berekening over het loon en last not least over de
berekende bedrijfsonkosten, hetgeen toch werkelijk een niet gebruikelijke
berekening is.
Vervolgens is U wel wat te vrijgevig, met afronding van bedragen.
Eerst rondt U f 3.98 op f 4.— af, = 2 cts., dan weer f 4.80 op f 5.— =
totaal 22 ets. hetwelk overeenkomt met 5^2 % ^
Dat anderhalf uur noodig geacht wordt voor een rond beslag, is wel wat
erg ruim genomen, gelet op de in mijn bezit zijnde gegevens.
Over de in rekening gebrachte bedrijfsonkosten, wordt veel en verschillend
gesproken en het meerendeel van paardengebruikers kan zich met een der-
gelijke berekening niet vereenigen, en dat er ook smeden zijn die door
diezelfde gevoelens geleid worden, blijkt wel uit de annonces in „ De Meer-
bodequot; (uitgegeven te Aalsmeer) dd. 12 en 19 Maart 1921, waarin de smeden
J. Schouten Jzn. te Sloterdijk-Rijk, en de firma G. W. van Driel te Hoofd-
dorp bericht geven, dat zij het hoefbeslag, vier nieuwe ijzers resp. op f 2.40
en f 2.60 gesteld hebben. Mij dunkt, dat deze cijfers voor zich zelf spreken.
Om den lezers van Uw verslag in het Weekblad van 4 Februari te doen
toonen dat er ook nog andere reëele berekeningen bestaan en in toepassing
gebracht worden, zult U mij door opname van dit schrijven in reeds genoemd
weekblad, ten zeerste verplichten, terwijl ik het tevens buitengewoon op
prijs zou stellen, indien ik dan tegelijkertijd Uwe persoonlijke gedachte over
deze quaestie zou mogen vernemen.
U bij voorbaat dankende, teeken ik met hoogachting,
Winkel N. H., Groetpoldtr.nbsp;A. Barendregt,
Landbouwer.
Het bovenstaande vond plaatsing in het Weekblad dd. 1 Maart 11. en
antwoordde de heer Olij daarop in hetzelfde nommer het volgende:
„Uit het bovenstaande blijkt ten duidelijkste, dat de berekeningen, die èn
door de door den heer Barendregt genoemde smeden en die der Commissie
naar een zelfden maatstaf zyn berekend, behalve de winstmarge, en dit
laatste vormt het kardinale verschil tusschen de beide becijferingen.
Het is mij nimmer bekend geweest, dat door een bedrijfsleider geen
winst werd gelegd op den door hem of zijn personeel gedanen arbeid. En
ik wil het hier wel eerlijk bekennen, dat een winst van 16 ets. voor een
rond beslag, wat als basis in deze opzetten voorkomt, mij, om een zacht
woord te gebruiken, „onwaarschijnlijkquot; voorkomt.
Wanneer in een drukke smederij b.v. per jaar 1500 paarden worden be-
slagen, en de patroon zou daaraan netto verdienen f 240.—, dit wil er bij
mij niet alleen niet in, maar zal zeker in strijd zijn met de werkelijkheid.
Het verschil in berekening met de bruto-cijfers van den heer Barendregt,
zit hoofdzakelijk in de dekking der onkosten, welke in het rapport op 90 %
zijn aangenomen.
Ik wil den heer Barendregt wel mededeelen, dat dit cijfer berust op
-ocr page 92-(
eigen onderzoek uit twee, tot in details keurig uitgevoerde boekhoudingen,
die als model voor elk smidsbedrijf kunnen aangemerkt worden.
Wat de berekening der 20 % winst voor den bedrijfsleider betreft,
verschilt de heer Barendregt met mij over de wijze van berekening.
Ik heb mij altijd op het m.i. juiste standpunt gesteld, dat het bedrijf,
dus alles wat daaraan annex is, loonend moet worden berekend, en dan
zullen daaronder ook de kosten van het geheel moeten worden gesteld.
De heer Barendregt vond mij wat vrijgevig met het afronden van bedra-
gen. Ik geef toe, dat de winstberekening ook over f 3.98 had kunnen plaats
hebben. Dit maakt echter op het eindcijfer slechts een verschil van 0.4 cents.
Dat ik echter f 4.80 op f 5.— zoude hebben gebracht, spreek ik ten
stelligste tegen.
Alleen heb ik gezegd, dat, terwijl vaak werd vernomen, dat de smeden
bij het hoefbeslag „afzettersquot; zouden -zijn, dit door de gepubliceerde en
controleerbare cijfers, niet het geval was, doch dat een rond beslag met
f 5.— betaald „den smeden een ruim loonend bestaan geeft.quot;
Ik vertrouw, dat de heer Barendregt, al mogen onze eindcijfers door een
anderen opzet, vrij belangrijk verschillen, het met mij eens zal zijn, dat den
bedrijfsleider ook een behoorlijk bestaan verdient verzekerd en ik ben
overtuigd, dat een winst van f 0.16 op een rond beslag, ook door hem
niet-loonend zal worden genoemd.
Ik wil nog hieraan toevoegen, dat de toon van 's heeren Barendregt's
schrijven, die is, waarop men met iemand op aangename wijze van gedachte
kan wisselen, ook al is er verschil van opvattingenquot;.
(w. g.) O.
In verband met het hierboven vermelde antwoord van den heer Olij,
verzocht ik op 9 Maart 11. om plaatsing van mijn hieronder weergegeven
repliek, doch ontving daarop van den heer Olij bericht dat hij naar aan-
leiding van den inhoud van mijn schrijven niet tot plaatsing daarvan kon
overgaan.
„Met eenigszins teleurgestelde belangstelling nam ik kennis van Uw
antwoord op mijn schrijven dd. 20 Februari, omdat ik aan den inhoud daar-
van nog steeds eene onjuiste opvatting ontleen.
Het wil mij voorkomen dat U te veel vasthoudt aan Uwe berekening in
het weekblad dd. 4 Febr., waarin alleen sprake is van knecht en halfwas
en in welke berekening U, waarschijnlijk te goeder trouw, voorbijziet de
schuilende, onzichtbare winst van den patroon en wel in het berekende
hooge loon, den te langen arbeidsduur en opgevoerde bedrijfsonkosten en
dito-winst.
Dit alles sluit natuurlijk niet uit, dat de aan U, van twee smidsbedrijven
getoonde boekhouding er uiterlijk zeer keurig en correct kan uitzien en dat
het tevens ook daardoor kan zijn, dat al die becijferingen aan U als outsider
in dat bedrijf een schijn van waarheid hebben gegeven.
De patroon van de smederij waarvan U de berekening weergeeft, werkt
dus blijkbaar niet persoonlijk mede aan het maken van hoefbeslag, waaruit
te concludeeren is, dat hij in dien tijd óf meer lucratieven arbeid verricht,
óf zijn tijd mtsluitend besteedt aan toezicht op den arbeid van dien ander-
halven man, welk laatste geval, met ter zijde stelling van uitzonderingen
door buitengewone omstandigheden, niet mag worden aangenomen.
Dat bij berekening van f 5.— voor rond beslag, het loon wel eene andere
qualificatie toekomt dan het woord „ruimquot; wil ik U even aantoonen.
Laten we maar Uw voorbeeld nemen van eene smederij waarin jaarlijks
1500 paarden worden beslagen a f 4.80 voor rond beslag, in welk bedrag
dan 20 % bedrijfswinst berekend is (volgens Uwe berekening dd. 4 Febr.),
doch in werkelijkheid beduidend meer is, omdat de principieele fout begaan
wordt, 20 % óók van de f 1.62 berekende bedrijfsonkosten te nemen (ik
moet U inmiddels even doen opmerken dat U naar voren heeft gebracht
dat een bedrijfswinst van 25 % als billijk mocht worden beschouwd, zoo-
dat het hoefbeslag volgens Uwe meening f 5.— kosten moest. Ik verwijs
U daarvoor naar het Landbouwweekblad dd. 4 Febr. 11. 3e kolom onderaan
en 4e kolom bovenaan).
In die f 4.80 nu ligt 82 ets. bedrijfswinst, zoodat 1500 paarden 1500
X 82 ets. = f 1230.— aan bedrijfswinst binnen brengen, welk bedrag
tegen 5 % berekend een bedrijfskapitaal vertegenwoordigt van ca. f 25.000.—,
waartegen slechts een materiaalomzet staat van 1500 X 3 Xgr. ijzer a 15
ets. per Kgr. = f 675.— of wel slechts 2.70 % van f 25.000.—, hetgeen
toch zeker wel eene onevenredige verhouding mag worden genoemd.
Ook nog ligt in die f 4.80 berekend f 1.62 bedrijfsonkosten,.maakt voor
1500 paarden totaal f 2430.—. Het totaal bedrag voor rond beslag van
1500 paarden a f 4.80 = f 7200.—, waarvan dan volgens bovenstaande
berekening f 2430 of wel 33.75 % door den smid berekend wordt als
bedrijfsonkosten.
En voor die berekende bedrijfsonkosten geeft de smid: le het nuttig
effect van het toch werkelijk niet kostbaar en aan vrijwel geen slijtage
onderhevig gereedschap, 2e een paar scheppen kolen en ten 3e het gebruik
van zijn travalje. Den lezer laat ik nu maar over zelf verder te cijferen,
zoodra hij bij f 2430 is aangeland houd ik mij aanbevolen voor de uitlegging
van zijn algebraïsche oplossing, die dan werkelijk een verdienste mag genoemd
worden. De bij den smid achterblijvende ijzers moeten maar omdat het
slechts over 1500 paarden gaat, niet in profijt gebracht worden.
Het zal U wel opgevallen zijn, dat ik bovenstaand een smidsbedrijf ge-
schetst heb, waar uitsluitend 1500 paarden beslagen worden zonder dat in
dat bedrijf op welke wijze ook, neveninkomsten zijn, terwijl ik, zooals ge-
bruikelijk is, heb aangenomen dat de baas aan het hoefbeslag mede arbeid
verricht.
Wat in deze zaak ook mijne groote bewondering heeft, is de kunstige,
bijna listige wijze waarop het den belanghebbenden is gelukt, zélfs den
heer P. Olij, Secretaris van de Hollandsche Maatschappij van Landbouw
niet alleen dïit te doen gelooven, wat door iedereen niet geloofd wordt,
maar hem zelfs zoo ver te brengen, dat hij in zijne hoedanigheid van Secre-
taris van de Hollandsche Maatschappij van Landbouw in een Landbouw-
weekblad hun zaak bepleit.
Nu al meer dan een jaar voordurend door de landbouwers over den hoogen
-ocr page 94-pnjs van het hoefbeslag wordt geklaagd en zelfs op vele plaatsen tot op-
richting van coöperatieve smederijen is overgegaan, terwijl vele smeden
met-bondsleden den prijs verlaagden, komt mij op dit tijdstip het vertoog
des heeren Olij wel heel erg komiek voor.
Overigens apprecieer ik ten zeerste elke bespreking door of namens het
Bestuur der Hollandsche Mij. van Landbouw van belangen die op het gebied
van den landbouw liggen, jammer echter dat gedurende den oorlog zoo
een dergelijke actie niet bestond, althans niet merkbaar voor gewone-leden.-
Van Uwe vriendelijke opmerking aan het slot van Uw antwoord nam ik
dankend nota.
Met opname van deze regelen in het Landbouwweekblad zult U mij
wederom ten zeerste verplichten. Ik zou ook nog wel gaarne willen vragen
welke indruk U na bovenstaande uiteenzetting thans gekregen hebt, maar
het is dikwijls zoo intens moeilijk iemand overtuiging bij te brengen.'
Inmiddels teeken ik hoogachtend.
Winkel N. H., Groetpolder.nbsp;A. B a r e n d r e g t,
Landbouwer.
— De heer A. E. van der Voet, smid te Leiden, antwoordt in No. 41
den heer B. en zegt o. m. dat als basis voor den tijdsduur rond beslag
li/a uur moet gerekend worden en niet 1 of fi/« u., hetgeen te kort is.
Wie er op gesteld is voor de berekening onkosten-percentage's meer te
weten kan terecht bij het secretariaat van den smedenbond, terwijl b.v. één
der assistenten van het Rijksnijverheid Laboratorium ook inlichtingen ver-
strekt op vergaderingen enz. De heer v. d. K. vindt 16 cent winst aan
rond beslag veel te weinig en vraagt, hem een smid aan te wijzen in
Nederland die op 60-65-jarigen leeftijd stil kan gaan leven van z'n winst
uit de smederij? Wel kent sehr, er vele die onderhouden moeten worden
als zij oud zijn. Den heer Olij is sehr, erkentelijk voor diens welwillendheid 1
Het schrijven van den heer W. Dam Rzn. te Ridderkerk wordt als te laag
bij den grond voorbij gezien.nbsp;Ref.
— Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. De leerlingen R. Diemer
van Donderen gem. Vries en G. Nijborg van Slochteren (Hamweg) hebben
na een verblijf van 5 maanden de inrichting verlaten. Een der open gevallen
plaatsen is weder ingenomen door B. H. ten Winkel van Lichtenvoorde.
~ Wedstrijd Hoefbeslag. Ter gelegenheid van de landbouwtentoonstelling
op 13, 14, 15 en 16 September te Alkmaar zal ook een wedstrijd in hoef-
beslag worden gehouden. De commissie voor dit onderdeel der tentoon-
stelling bestaat uit de heeren C. Roodzant, dierenarts, Voorzitter, M, Koopman,
leeraar Ambachtsschool en Th. A. Koelman, secretaris, alle te Alkmaar.
Het hoofddoel is om propaganda te maken voor het groot belang van
een goed hoefbeslag, daar dit een hoofdfactor is voor het landbouwbedrijf
en verder ook om aanmoediging te geven voor verdere bekwaming in het
vak. Het programma bestaat uit 5 nummers : 1. handgesmede hoefijzers
voor normaal beslag, 2. handgesmede ijzers voor abnormaal beslag,
fabriekmatig vervaardigde hoefijzers, 4. gereedschappen en materialen
voor het besnijden en beslaan der hoeven en voor het vervaardigen van
hoefijzers, 5. materiaal en hulpmiddelen ten behoeve van het ondervfijs.
Wat betreft Masse 1, — deze collectie ijzers, vcelke bestaan moet uit 2 paar
voorijzers en 2 paar achterijzers elk zonder en met kalkoenen -f 1 paar
ijzers met stoot en kalkoenen, moeten geheel voor het onderleggen gereed
zijn, mogen niet zijn ingesmeerd of ingebrand en ook niet in het minst
zijn gevijld, zelfs de takeinden mogen niet worden afgerond.
Aan de klassen 1 en 2 mogen alleen zij deelnemen, die in Noord- of
Zuid-Holland woonachtig zijn. Rijksonderwijzers kunnen hierin niet mede-
dingen, doch worden gaarne ter opluistering toegelaten.
Alle hoefijzers moeten door den inzender zelf zijn vervaardigd en mogen
niet op de vlakten zijn gevijld. De inzending in klasse 1 en 2 is kosteloos,
voor 3, 4 en 5 f3 per M ^ benoodigde tafeloppervlakte. De laatste drie
nummers zijn nationaal. De deelnemers moeten zich vóór 1 Aug. opgeven
bij den secretaris. Achterweg 43, Alkmaar.
—nbsp;Friesland. 15 April j.1. werd begonnen met het 2e gedeelte van den
hoefsmids-cursus te Heerenveen, onder leiding van den heer Joh. Plet.
Aantal deelnemers 9, die alle het eerste gedeelte met vrucht gevolgd hebben.
—nbsp;De benoeming van Th. E. Evers te Tilburg, tot hoefsmid 1ste
klasse aan de Veeartsenijkundige Hoogeschool te Utrecht, is op diens ver-
zoek ingetrokken.nbsp;(St.ct.)
—nbsp;Uit een verslag in het orgaan voor Smedenpatroons van de vergadering
der Friesche B, S. P. N.-combinatie, gehouden 18 Maart te Leeuwarden,
ontleenen we dat met meerderheid van stemmen besloten is om den tijdsduur
voor normaal hoefbeslag op 1^4 te stellen.
lÉleriB yan LaMbonw, Ijyerlieifl en Hanfle
Aan het Instituut voor Hoefkunde, verbonden aan de Veeartsenijkundige
Hoogeschool te Utrecht, is te vervullen de betrekking van
Salaris: f 1600.— tot f 2500.— in 10 jaar (8 jaarlijksche verhoogingen
van f 100.— en daarna 2 van f 50.—).
Vereischt wordt het bezit van een diploma als hoefsmid en van het diploma
als onderwijzer in practisch hoefbeslag.
Aanmelding bij gezegeld adres vóór 18 Mei 1932, bij den hoogleeraar aan
voornoemde Hoogeschool, Dr. H. M. KROON, door wien, op verzoek, nadere
inlichtingen vyorden verstrekt.
S. C. IW. BAX. glashaven 9 en 36 ■ ROTTERDAM.
- Specialiteit in Artikelen voor HOEFBESLAG.--'
Meest uitgebreide sonteering prima blanke
Ster-Hoefnagels, meer dan 60 verschillende voorradig.
Speciale fune Nagels voor Renpaarden enz.
— Billijke prijzen. —
BAX filashaveii
ilott(!riIaM.
ÏO.
Merk „Dexter' ,
met flink hielstuk.
Opeu zolen uit één stuk kunnen
dus onmogelijk loslaten, bijzonder aan-
bevelenswaardig, prijzen zeer billijk,
voorradig in 11 maten van tot 6J
Eng. dm., uiterste breedte buitenkant
ijzers gemeten.
Merk
in witte en grijze
Caoutchouc,
op leder opgenaaid
met flink hielstuk,
voorradig van
nieuwe amerikaansche hoefzolen
oordevliK, ;i;eiiinkkeli.jk iii ^vbniik. ^ Kunnen niet loslaten.
/
WiöAGÖk.
Merk „Chicago'%
geheel Caoutchouc
uit één stuk met
zwaar hielstuk
voor zware paar-
den, voorradig van
tot 6} Eng. dm. jTJ tot Eng. dm
uiterste breedte buitenkant ijzers gèm-
Gemaakte Hoefijzers,
Rits- en Stampmodel,
uitsluitend beste
kwaliteit ijzer;
in 9 malen voorradig.
IJs- of Scherpnagels
in 12 soorten.
Opruimers voor
Schroefgaten.
Schroeven en Stiften
in alle modellen;
tijdige bestelling
gewenscht.
Touwijzers in
verschillende maten.
Open Luchtdrukzooi
in 8 verschillende maten voorradig.
Men lette op het echte merk S T
Strykringen
met riempje
Hoef-
rjinden.
Lasch- of Welbladen en
Poeder
om ijzer en staal te
wellen.
Kunsthoorn.
met kroon.
-ocr page 97-15 Juni 1922.
in de modellen
Lambert open pad
Bar pad
Frog pad
O. K. Star pad
Walpole boulevard pad
Walpole truss pad
en de bekende
Amerikaansche
Een en ander over Noord-Brabant en het hoefbeslag. — Noodstallen._
Ingezonden stukken. — Korte mededeelingen. — Persoverzicht. — Advertentiën.
HELLER HOEFRASPEN
WEDER LEVERBAAf^
Lambert k Company
Leuvehaven 66 :: Rotterdam
MMÈ
tii
iMM
iiiii
llll
ItitBBRosii.
EEN EN ANDER OVER NOORD-BRABANT EN HET HOEFBESLAG,
doob
Dr. R. H. J. GALLANDAT HUET,
Kapitein-paardenarts te Amersfoort.
(Vervólg).
Bergen-op-Zoom.
Van de geschiedenis dezer stad kunnen wij do volgende bijzonderheden
mededeelen.
Bergen op Zoom heette langen tijd een Markgraafschap en strekte zich
negen uur gaans uit van Noord naar Zuid en 5 uur gaans van Oost naar West.
Het was oorspronkelijk een gedeelte van het Graafschap van Strijen, hetwelk
een Nederlandsch Leen was, d.w.z. een vrij land, waarvan de graaf van geen
enkel vorst afhankelijk was. In den aanvang van de I2e eeuw werd dit leen
verdeeld; het verloor den titel van Graafschap en het Land van Breda, waar-
onder toen ook het Land van Bergen op Zoom behoorde, kwam aan de her-
togen van Brabant. Later kwam het door huwelijk aan het Huis van Leuven,
totdat in 1287 Hertog Jan van Brabant het land verdeelde. Hij wees de stad
en de helft van het land van Breda aan Razo toe en gaf een gelijk deel, waar-
onder de stad Bergen op Zoom, aan Gerard. Deze Gerard en zijn geslacht
regeerde er langen tijd; in 1533 werd de heerlijkheid door Keizer Karei de
V® verheven tot een Markgraafschap. In 1567 trok de Markgraaf van Bergen,
Jan van Glimes, naar Madrid om aan het hof aldaar een vertoog te houden
tegen de Spaansche wreedheden, welke in de Nederlanden plaats vonden.
Hij werd daar echter door vergift omgebracht en daar hij kinderloos was,
werd het Markgraafschap door den hertog van Alva aan den koning van
Spanje overgedragen. In 1577 kwam het aan Jan, Heer van Merode; nadien
werd het tot in de 18e eeuw door verschillende huizen geregeerd. De inhul-
diging van een nieuwen Markgraaf had altijd met zeer veel ceremonieel
plaats en de hierbij in zwang zijnde vormen werden tot het laatst toe in ge-
bruik gehouden. Het markgraafschap bestond uit vier kwartieren, n.l. het
West-, Zuid-, Oost- en Noordkwartier; de stad Bergen op Zoom behoorde
niet tot een dezer kwartieren. Het is twijfelachtig of de stad haar naam wel
ontleend heeft aan het riviertje de Zoom, daar dit waarschijnlijk een gegra-
ven vaart is; meer geneigd is men om aan te nemen, dat de plaatsnaam af-
komstig is van „Zoomquot; of „Kaïitquot; der Zee. Omstreeks 1287 werd de stad het
eerst door muren omringd en wel door Gerard van Wezemaale. Hertog Albert
van Beieren, Graaf van Holland, schonk den poorters in 1395 vrijheid van
tollen door geheel Holland en Zeeland. In 1397 brandde de geheele stad, op
twee huizen na, af, doch werd spoedig daarna en veel mooier herbouwd. Zeer
veel had de stad te lijden in den Spaanschen tijd, daar vele huizen toen door
de inwoners verlaten werden, welke de Spanjaarden gebruikten om krijgs-
volk in te legeren. In 1577 koos Bergen de partij der Staaten; wel probeerde
Parma in 1585 en later in '88 nogmaals om zich meester van de stad te maken,
doch beide malen werden deze aanslagen verijdeld. In 1605 ondernam Aarts-
hertog Albertus een aanslag op Bergen en door verraad was deze bijna gelukt;
in hetzelfde jaar probeerde hij het nog eens, doch beide malen werd hij met
groote verliezen teruggeslagen. Ook Spinola was niet gelukkiger met zijn
belegering van de stad in 1622, welke 4 maanden duurde en hem 10000 man
kostte. Het is dan ook de roem van Bergen op Zoom geworden, dat het nim-
mer door een vijand is vermeesterd; de stad werd geleidelijk tot zulk een sterke
vesting gemaakt, dat zelfs in 1672 de koning van Frankrijk het beleg er van
niet aan durfde. In 1699 en 1700 werden de vestingwerken nogmaals en wel
door Generaal Koehoorn vergroot en vermeerderd; de wallen werden voor-
zien van tien bolwerken en 21 ravelijnen en lunetten; bovendien waren er
aanzienlijke bedekte wegen en glaci's, die op sommige plaatsen 30 voet diep
ondermijnd waren. Naar den kant van Antwerpen lag een versterkte linie,
den Kijk in de Pot, met vier reduites en met geschut beplant. Een en ander
gesteund door inundatiewerken, maakte het geheel tot de sterkste grens-
vesting van den Staat. Van ouds werd er te Bergen op Zoom zeer veel koop-
handel gedreven, doch sinds den Spaanschen tijd is deze vervallen en werd
ze verplaatst naar Holland en Zeeland; zoo bloeiden er eertijds zelfs 28 am-
bachtsgilden.
Omtrent de kwartieren van het Markgraafschap nog het volgende:
Het westkwartier omvatte de dorpen en landen van Wouw, Moerstraaten,
Voorenseinde, Halsteren en Noordgeest, benevens de polders Auvergne,
Glimes en Meismoer. Het dorp Wouw is hiervan het voornaamste; het bevatte
eertijds een versterkt kasteel dat in 1587 door den toenmaligen bevelhebber
verraderlijk werd overgegeven aan Parma. In 1606 werd het door Prins
Maurits vermeesterd en werden de vestingwerken hierop geslecht.
Het Zuidkwartier bevatte de dorpen Ossendrecht, Woensdrecht, Hooger-
heide. Huibergen, Putten en Borgvliet, terwijl het Oostkwartier het vlek
Oudenbosch omvatte met den St. Maartenpolder en de dorpen Oud Gastel,
de Hoeve, Rukveen en Zeggen. Tenslotte zij nog vermeld dat het 4e of Noor-
derkwartier van het Markgraafschap Bergen op Zoom bestond uit het rechts-
gebied van „'t Zand daar buitenquot;, ook wel „Standdaarbuitenquot; genoemd, en
verder uit dat van Fijnaart en van de Heinigen .Het wapen van Bergen op Zoom
bestaat uit drie roode kruizen boven drie groene bergen op een zilveren grond.
Heden ten dage doet de stad nog door velerlei oude gebouwen aan vroegere
tijden denken; naast oude gevels vindt men een mooi intact gebleven stads-
poort, verder de oude kazerne, de Markiezenhof en op de groote markt het
fraaie stadhuis met het opschrift: Mille periculis supersum.
Thans is Bergen op Zoom een plaats van ± 16000 inwoners; het ligt in een
welvarende landbouwstreek en uit een oogpunt van paardenfokkerij en hoef-
beslag is het dan ook volstrekt niet onbelangrijk te noemen.
Het aantal paarden in de gemeente Bergen op Zoom bedraagt een kleine
400; hieronder zijn een goede 50 zware sleeperspaarden, verder zeer vele hit-
ten en poney's en overigens landbouwpaarden. Groote stalhouderijen zijn ook
hier verdwenen en zij die nog stalhouderswerk doen, zijn tegelijk sleeper en
hebben geen afzonderlijke luxe rijtuigpaarden overgehouden. Zoo zijn er nog
verschillende van deze bedrijven, o.a. drie van de gebroeders Egeraard, 2
van gebr. Bernards, verder Stevens, Baks, Klaassen en Koppens, welke elk
ongeveer 6 paarden in gebruik hebben.
Het zijn meest alle zware paarden, evenals die van van Gend en Loos en
van de Gemeente. Van de bovengenoemde hitten en poney's, waarbij ook
enkele muildieren gevoegd mogen worden, doen zeer vele eiken dag dienst op
Roosendaal; dezedagelijkschemarschen, heen en terug, geven natuurlijk aan-
leiding tot veel slijtage en dit zijn dan ook goede klanten voor de hoefsmeden.
Het aantal hoefsmeden te Bergen op Zoom bedraagt 6; het zijn de heeren:
Verhoeven in de Rijtstraat, Van den Berk in de Bouterhamstraat, Goed-
schalk tegenover het Markiezenhof, van de Brand in de Niewinden en Hertop
op den Antwerpschen weg. Het zijn alle gediplomeerde hoefsmeden en één
van hen is ook onderwijzer in practisch hoefbeslag.
De heer Verhoeven heeft van alle de drukst beklante zaak en hoewel geen
van de genoemden uitsluitend hoefsmid is, vormt het hoefbeslag hier toch
de hoofdschotel van het gemengde bedrijf. Naast het hoefbeslag geeft de
wagensmederij bij allen veel werk en zoo zag ik o.a. bij den heer Verhoeven
een speciaal gebouwde inrichting, een oven voor de wielbanden welke buiten
de smederij was gebouwd. Deze inrichting biedt groote voordeelen en vooral
in den zomer is zij verre te verkiezen boven het desbetreffende werk in de
smederij. De smederij werd circa 30 jaar geleden geopend door den tegenwoor-
digen patroon; deze genoot indertijd zijn vakopleiding aan de Koninklijke
Militaire Academie on werkt nu in zijn bedrijf met 3 zoons en een ouden knecht
van 63 jaar. De oudste der zoons werd tijdens zijn diensttijd opgeleid aan de
Militaire Hoefsmidschool en behaalde, behalve zijn diploma als milicien
hoefsmid , ook het Rijksdiploma te Utrecht. De smederij is groot, beschikt
over twee vuren en een noodstal, terwijl er een groote ruimte beschikbaar is
voor andere doeleinden en eventueele uitbreiding. Een gasmotor voorziet
in de drijfkracht en hierop zijn aangekoppeld de vuren, de slijpsteen, de
boormachine en de draaibank. Het meerendeel der paarden, dat op beslag
komt, is uit de gemeente zelf, doch ook uit Halsteren en V^ouw komen
verscheidene klanten; in hoofdzaak bestaat de klandizie uit sleeperspaarden,
verder uit boerenpaarden en poney's. Verreweg de meeste worden aan de
smederij beslagen, maar koud beslag komt toch ook voor; zoo worden o.a.
ongeveer 20 landbouwpaarden van den landbouwer Geluk ter plaatse op stal
beslagen. Dat hier van een flink bedrijf gesproken mag worden, bewijst wel
dat wekelijks een 35 h 40 paarden van nieuwe ijzers worden voorzien. Momen-
teel zijn de hoefsmeden te B.o.Z. niet in een bond vereenigd; wel heeft deze
bestaan, doch daar men zich niet algemeen aan de voorgestelde prijzen hield,
is de band verbroken. De heer Verhoeven heeft zijn beslagprijzen als volgt
vastgesteld:
Vierkant beslag landbouwpaarden f 4, sleeperspaarden f 6, poney's f 3.50;
het verleggen der ijzers geschiedt voor de helft van den prijs, dus resp. voor
f2, f 3 en f 1.75. Voor sleeperspaarden komt dit laatste echter practisch
niet voor en bij vele der poney's ook niet. Voor winterbeslag wordt gebruik
gemaakt van schroeven en wordt hiervoor 10 cents per schroefgat berekend,
terwijl kalkoenen met 5 cents extra worden betaald. Men heeft ook beproefd
met stiften scherp te zetten, doch door het veel verloren gaan hiervan houdt
men zich uitsluitend aan schroeven; deze worden gebezigd in punt- en beitel-
vorm. De prijzen van het beslag voor hengsten en voor keuringen worden
afzonderlijk berekend, hetgeen ook wel mag, daar men hiervoor bijzonder
zware ijzers gebruikt. Zoo zag ik o.a. 4 machinale ijzers voor een hengst
welke 10 K.G. wogen; aan ijzer alleen kostte dit beslag al f 3. Van den nood-
stal wordt gebruik gemaakt voor de sleepers- en landbouwpaarden, terwijl
de lichte paarden en de poney's uit de hand worden beslagen en wel door één
man. Het beslag der sleeperspaarden bestaat voor uit vlakke ijzers en achter
uit ijzers met kalkoenen. Deze laatste zijn noodzakelijk door de veelal geacci-
denteerde wegen, waarbij de kalkoenen bij het bergafwaarts gaan moeilijk
gemist kunnen worden.
Landbouwpaarden, lichte paarden en poney's worden, op een enkele
uitzondering na, rondom met vlakke ijzers beslagen. Hierbij zij nog opgemerkt,
dat vele landbouwers nog gaarne vast zouden houden aan hun oude beslag
met kalkoenen, doch dat de vermeerderde prijs van 5 cent per kalkoen den
doorslag heeft gegeven tot het vlakke beslag. Meer dan jarenlange rodenaties
en steekhoudende betoogen tot stand hebben kunnen brengen, is hier bereikt
door de prijs verhooging ä. 5 cts. per kalkoen en dit ingrijpen inde portemon-
naie heeft het pleit voor het vlakke beslag gewonnen. Het beslag wordt
veelal uitgevoerd met machinale hoefijzers, welke betrokken worden uit de
fabrieken van van Osta uit Roosendaal en van Kerckhaert uit Stoppeldijk;
deze ijzers bevallen uitstekend. De goede uitvoering en vooral de goede plaat-
sing van nagelgaten doet ze verkiezen boven andere fabrikaten. Toch worden
ook nog wel ijzers uit de hand gemaakt en komen nog al eens afwijkende
ijzers voor. Zoo worden o.a. nogal veel balkijzers ondergelegd, alsmede ijzers
met verbroeden buitentak voor éénzijdig verbeende hoefkraakbeenderen en
ook ijzers met verdikte takken. Balkijzers worden vooral na den oorlog veel
ondergelegd waar vóórdien zoolbeslag werd toegepast; dit laatste wordt
tegenwoordig te duur bevonden en is geheel vervallen. De hoeven der
paarden zijn over het algemeen goed en vooral den laatsten tijd is dit
veel verbeterd, waartoe fokker en hoefsmid wel zullen hebben samen-
gewerkt; toch komen plathoeven en daarbij klemhoeven, dus hoeven met
ondergeschoven verzenen, nogal eens voor en in deze gevallen kunnen dan
ook balkijzers goede diensten bewijzen. Immers de straal kan hier in
dracht worden gebracht met den balk, waarbij de ondergeschoven
verzenen kunnen worden weggesneden en door vrijleggen van de drachten
kunnen deze zich verder normaal gaaJi ontwikkelen.
De werkuren zijn met ingang van 1 Juni 1.1., en loopende tot 1 October,
gebracht op 10 uur per dag. Het behoeft geen betoog, dat de patroon hier-
mede zeer gebaat is daar bekeuringen wegens te vroeg beginnen reeds waren
gevallen en vooral op marktdagen, wanneer geregeld 3 of 4 paarden staan te
wachten en liefst alle gauw geholpen willen worden, kon men zich niet aan de
tijdsrantsoeneering houden. Wel stond de wetgever den patroon toe om
dag en nacht te werken, zoo gewenscht zelfs zonder slaap en zonder voedsel,
doch het personeel mocht hierbij toezien en dat kwam dus practisch vrijwel
neer op het stopzetten van de zaak buiten de werkuren, of wel op het aan-
vaarden van een proces-verbaal. Nog zij vermeid, dat met het opheffen van
het Rijkshengstveulen-depot de heer Verhoeven een zeer goeden klant ver-
loren heeft, daar toch tijdens de 20 jaren van het bestaan in de winter-
maanden geregeld 60 paarden bij hem in onderhoud waren.
De heer v.d. Berk in de Bouterhemstraat is slechts een jaar in deze zaak
gevestigd; vroeger werd ze gedreven door den heer Bernards, welke echter
weinig aan het hoefbeslag deed en waar de rijwielzaak hoofdzaak was. De pa-
troon ontving zijn opleiding aan de Militaire Hoefsmidschool te Amersfoort
en volgde nadien den cursus voor onderwijzers in practisch hoefbeslag te
Utrecht, alwaar hij na afloop het brevet behaalde. Uit den aard der zaak is
het hoefbeslag in deze zaak nog in opkomst en worden nog maar weinig paar-
den beslagen; toch komen reeds ongeveer 2 paarden per dag aan de smederij,
hoewel niet alle voor een vernieuwd vierkant beslag. Het hoefbeslag wordt
door hem zelf verzorgd; wel heeft hij twee knechts waarvan één in geval van
drukte aan de paarden kan helpen, doch hoofdzakelijk zijn deze voor het vele
wagenwerk bestemd. De zaak is zeer diep uitgebouwd en bevat een smederij
met twee vuren en daarachter is de beslagplaats gelegen. Electrisch licht
en electrische drijfkracht zijn hier in gebruik. De patroon beslaat tot heden
alle paarden uit de hand daar hij dit steeds gewoon was; wel beschikt hij over
een noodstal doch deze zal verplaatst moeten worden alvorens hij in gebruik
kan worden genomen, hetgeen bij grootere drukte wel niet uit zal blijven.
De prijzen zijn als volgt:
f 6.50 zwaar beslag 9/8 ä 5/8; van 9/l6 f 6, gewoon beslag f 5, kleppers
f 4.50 en poney's f 3.50. Het verleggen der ijzers geschiedt tegen den halven
prijs, doch komt zeer weinig voor. De klandisie bestaat slechts uit sleepers-
en hovenierspaarden uit de gemeente, daar de smederij zoodanig ver van de
markt is gelegen, dat buitenpaarden er niet heen komen. Tot heden werden
alleen hand-gesmede ijzers gebruikt doch nu zijn ook ijzers in gebruik genomen
uit de fabriek van Kerckhaert. De paarden worden achter allen met kalkoe-
nen beslagen en voor zonder; loopen ze 14 dagen dan zijn de kalkoenen geheel
afgesleten, maar den overigen tijd van het beslag doen de paarden hun dienst
oven goed als te voren en kunnen dus blijkbaar de kalkoenen ook wel geheel
missen. Stooten worden zeer weinig gebruikt, slechts voor enkele paarden
worden ze in de aohterijzers aangebracht. De hoeven der paarden zijn goed en
afwijkend beslag wordt niet gebezigd; slechts één paard loopt met strijkijzers.
Het winterbeslag wordt toegepast met drie scherpe schroefkalkoenen
waarvan één üi den toon. De paarden der hoveniers hebben meestal kalkoen-
ijzers onder en des winters krijgen zij daarbij dan alleen één toonschroef.
Zijn echter de kalkoenen afgesleten, of wel loopen zij van huis uit op vlakke
ijzers, ook dan gebruiken zij slechts één scherpen schroefkalkoenindentoon
en schijnt dit niet tot nadeel te leiden. Ik sprak met den heer v. d. Berk over
het eventueel weer beginnen vaoi een cursus in hoefbeslag te B. o. Z. Vroeger
werden deze geregeld gehouden waarbij de paardenarts ter plaatse als leider
optrad en één der müitaire hoefsmeden het practisch onderwijs verzorgde.
Het aantal leerlingen, dat deze cursussen geregeld volgde, was wel een bewijs,
dat een cursus aldaar bestaansrecht heeft en daarom is het te betreuren, dat
deze onderbroken is. De reden hiervan is, naar men mij mededeelde, een actie
welke de bond van practische onderwijzers heeft ingesteld tegen het geven
van onderwijs door den militairen hoefsmid ter plaatse, als achtende dezen
daartoe met bevoegd. Deze actie zou nu m.i. gemotiveerd zijn geweest
wanneer te B. o. Z. voor het eerst een cursus begonnen was en aldaar een
practische onderwijzer beschikbaar was geweest, doch om een practicus,
die jaren lang cursisten heeft opgeleid, daarvoor nu in eens niet meer geschikt
te achten, is toch wel wat al te zot en tevens hoogst onkiesch tegenover den
betrokkene. Waar dit standpunt echter schijnt gezegevierd te hebben, be-
hoeft nu echter de opleiding van hoefsmeden hiervan niet langer de dupe
te blijven, en waar nu in de plaats zelf een practisch onderwijzer, dus een
gebreveteerde, is komen te wonen, lijkt het mij aangewezen om de vroegere
cursussen weer te doen geven en den heer v. d. Berk met het practisch
onderwijs te belasten. De ambachtschool zal dan hier de aangewezen plaats
zijn om het practisch onderwijs te geven, daar de particuliere smederijen
slechts bruikbaar zouden zijn voor een zeer beperkt aantal leerlingen
De smederij van den heer C. Hertogs ligt ongeveer een half uur gaans
uit de stad, aan den Antwerpschen weg, in het dorpje Nieuw Borgvliet, dat
tot de gemeente B. o. Z. behoort. De heer Hertogs is gediplomeerd hoefsmid
en vestigde zijn zaak in 1905; behalve hoefbeslag wordt er alle voorkomend
boerensmidswerk verricht. Hij heeft ongeveer 60 paarden in beslag, meest
alle boerenpaarden en poney's; hij beslaat deze alle zelf, daar hij nooit een
volwassen knecht heeft gehouden. Van een geregeld op beslag komen is geen
sprake, daar de boeren zeer nalatig zijn en de paarden veel te lang op het
beslag laten loopen. Het beslag wordt uitsluitend met handgesmede ijzers
toeppast en dit zal wel mede een hoofdoorzaak zijn, dat do patroon zich er
op kan beroepen, nooit een klacht over een verloren ijzer te hebben gehad
De prijzen zijn voor 4 ijzers, 1V2, f 4.50 en voor poney's met ijzers l^i s
f 3.50, terwijl voor het verleggen f 3 wordt gerekend. Wegens het heuvel-
achtig terrein in de omgeving worden de voormanspaarden achter met kal-
koenen beslagen, hetwelk met 5 cents per kalkoen extra wordt betaald. Ook
hier wordt het winterbeslag met schroeven uitgevoerd en wordt per schroef-
gat 10 ets. berekend. Afwijkend beslag komt weinig voor en zoolbeslag wordt
zeer zelden ondergelegd; de hoeven der paarden zijn goed en klachten over
het beslag komen niet voor. De paarden worden zoowel uit de hand als in
den noodstal beslagen. De heer Hertogs klaagt er over dat het organisatie-
leven zeer slecht is en zelfs „wantrouwend,quot; zoodat hij genoodzaakt zal zijn,
zijn prijzen te verminderen, daar anderen in de buurt het reeds gedaan hebben
Is dit nu tooh met te betreuren en is dit nog niet intijds te keeren ? Moeten
WIJ weer teruggaan naar den ouden tijd, ik meen den tijd van vóór den oorlog,
toen het hoefbeslag dikwijls op den koop toe werd gedaanen ten platten lande
vaak als toegift werd beschouwd op het landbouwsmidswerk. Moeten de
hoefsmeden nu zelf weer prijs gaan geven wat er in dezen veranderd en ver-
beterd IS ? Het IS toch waarlijk geen ambacht, afgezien nog van de moeite,
den tijd en het geld welke het gekost heeft om een goed vakman te worden,
omjxet hoefbeslag er voor een koopje bij te doen. Men moet ook niet ver-
geten welk een physieke kracht het vordert, welk een inspanning, en dat
dit alles toch leidt tot een veel vroeger versleten zijn dan in vele andere
ambachten en betrekkingen. Ik vraag mij telkens af, waarom kunnen de hoef-
smeden niet solidair zijn en blijven, en sterk staan op het stuk van prijsno-
teering. Het zal hun slechts meerdere achting geven, want als regel wordt
toch iets dat goed betaald wordt, meer gewaardeerd. Kan de bond van
Smedenpatroons in deze niet meer doen en de hoefsmeden bereiken met woord
en geschrift om hen tot een uniforme prijsregeling te binden ? Zijn de hoef-
smeden ziende blind, om door periodieke prijsverlagingen en onvruchtbare
concurrentie slechts zichzelve te benadeelen? Laten zij er zich toch verder
voor wachten, weder als asschepoetster behandeld te worden, doch door
een behoorlijke prijsregeling voor vakkundig werk eerbied voor hun gilde
af te dwingen.
NOODSTALLEN.
Wanneer men in vroeger
jaren op het platteland of in
de steden de smederijen be-
zocht waar het hoefbeslag
werd uitgeoefend, dan zag
men gewoonlijk een of meer-
dere noodstallen buiten of in
de smederijen staan.
Echter trad hierin een
groote verandering op, toen
in 1877 door Generaal van
Helden de Engelsche methode
van beslaan bij het leger
werd ingevoerd. Dit systeem
vond spoedig navolging onder
de* burgersmeden en, zooals
het bij ieder nieuwtje gaat, werd spoedig de noodstal voor een onding
en een sta in den weg uitgemaakt.
Toch bleven er nog wel voorstanders van den noodstal, vooral in
Limburg en Zeeland, waar de smeden hoofdzakelijk het zware koudbloed-
paard in hunne inrichtingen krijgen. Daar werd nimmer gehoord dat de
noodstal een uitvinding uit den booze was, doch wist men de goede
eigenschappen van den noodstal te apprecieeren.
Daar wist men dat de noodstal minder krachten van den smid vergt,
daar ondervond men do groote gemakken van den noodstal bij jversleten
en stramme paarden en de groote veiligheid bij lastige paarden.
In den laatsten tijd bereiken mij van verschillende kanten uit ons vader-
land verzoeken om inlichtnigen over het oprichten van een noodstal. Nu
meen ik niet beter te kunnen doen dan deze aanwijzingen geillustreord in
„De Hoefsmidquot; te doen opnemen.
Mijns inziens verdient een houten noodstal meer aanbevohng dan een
ijzeren, daar zenuwachtige paarden door het geritsel van het ijzerwerk
schrikken en zich daardoor nog meer verzetten on zich dan kunnen bezeeren.
Een aan alle eischen voldoendon noodstal ziet men hier in drie fig. afge-
beeld.
fig. I voor- en achteraanzicht;
fig. II zijaanzicht;
fig. III demonstreert duidelijk hoe men een onwillig of lastig paard zonder
eenige moeite kan beslaan.
Zooals men ziet wordt het paard eenigszins opgetakeld zoodat hij in het
zeel komt te hangen en hij geen steun meer vindt; dan bevestigt men drie
beenen aan de zijpalen en het vierde neemt men op.
Hiermede meen ik aangetoond te hebben het groote nut en gemak het-
welk een smid kan hebben van een goeden noodstal.
Utrecht 20—5—'22.nbsp;S. v. A.
ONDERZOEK NAAR PRIJSBEPALING HOEFBESLAG.
Op 11 Mei 11. had te Winkel op voorstel van den heer A. E. van der Voet,
Mr. Smid te Leiden, lid der Commissie tot het vaststellen van den prijs
van normaal hoefbeslag, benoemd uit de Zuid-Hollandsche combinatie van
afdeelingen van den bond van smedenpatroons in Nederland, eene bespre-
king plaats betreffende de prijsbepaling van het hoefbeslag, als gevolg van
de daarover gevoerde open-briefwisseling. Bij die bespreking tusschen den
heer van der Voet en mij waren de volgende heeren uitgenoodigd:
Koelman, Mr. Smid, te Alkmaar;
Sietzema, ambtenaar van den Rijksvoorlichtingsdienst te 's-Gravenhage;
J. van Eden Petersman, Mr. Smid te Benthuizen, Voorzitter bovenge-
noemde Commissie;
A. Waiboer, Landbouwer te Winkel en
J. A. Poortermans, landbouwer te Nieuwe Niedorp.
Alhoewel met het voorstel van den heer van der Voet sympathiseerend,
deed ik hem weten, alleen dan eenig nut van die bespreking te kunnen ver-
wachten, indien de beide boekhoudingen, door den heer P. Olij in zijn inge-
zonden stuk in het weekblad dd. 1 Maart 11. bedoeld en door den Hr Olij
omschreven met: „tot in details keurig uitgevoerde boeldioudingen die als
model voor elk smidsbedrijf kunnen aangemerkt wordenquot; door den hr.
van der Voet bij de bespreking zouden worden medegebracht. Tot mijne
verwondering had de hr. v. d. Voet niets medegenomen, dat zijn pogen zou
moeten steunen, om ons de quaestie aannemelijk voor te stellen. Dus ook
niet de door mij gevraagde boekhoudingen. Op mijn vraag daarnaar zeide
de Hr. van der Voet, dat hem en ook den overigen commissie-leden slechts
één boekhouding bekend was en dan nog heel erg oppervlakkig. Een tweede
boekhouding was hen absoluut onbekend.
Die eene, aldus oppervlakkig bekende, boekhouding was van eene sme-
derij te Woerden, waar in het geheel zes smederijen zijn en was afgebeeld op
een groot vel papier en betrof de berekening van hoefbeslag van 1000 paarden.
Als men nu weet dat in Woerden, volgens ofïiciëele opgaaf van het Gemeonte-
Bestuur aldaar, slechts 130 paarden boven de 3 jaar en 10 paarden beneden
de 3 jaar aanwezig zijn, zal een ieder een dergelijke „boekhoudingquot; wel wat
fictief voorkomen, ook al is er ééns in de week een marktdag.
Naar aanleiding van deze ofSciëele gegevens van bovengenoemde Com-
missieleden zijn er maar twee mogelijkheden voor de beweringen van den
heer Olij denkbaar en wel deze: de hr. O. is buiten medeweten der genoemde
commissie eene boekhouding voorgelegd en is daarmede eveneens voet-
stoots accoord gegaan of hij heeft als Secretaris der Holl. Mij van Land-
bouw, want als zoodanig onderteekende hij zijn ingezonden stuk dd. 4 Febru-
ari, den leden dier Maatschappij, in wier functie hij werkzaam is, eene on-
waarheid verkondigd.
Hoewel de vergaderden van oordeel zijn, dat de prijsberekening van vóór
1914 wegens inmiddels gewijzigde economische omstandigheden niet meer
to handhaven is, werd aan de heeren smeden ter vergadering verzocht aan
te toonen waarin de oorzaak van het heel groote prijsverschil van vóór
1914 en thans wel schuilt. Hierop werd geantwoord dat het onmogelijk was
dat aan te toonen. Eene zuivere af zonderlinge berekening van hoefbeslag is
volgens die heeren niet te maken; ook de heer Sietzema verklaarde onbe-
grijpelijk hetzelfde. Op mij en mijne vakgenooten maakte die bewering
meer den indruk dat de smeden stelselmatig van eene nauwkeurige bere-
kening afzien, omdat dan zou uitkomen dat door geen berekening de prijs
van f 5 te bereiken zou zijn. De heer Sietzema las eene lange lijst voor van
algemeene onkosten die op een gemengd bedrijf van toepassing was, omdat
alle soort van werktuigen en onkosten daarbij waren opgesomd. De onkosten
van eene hoefsmederij kon daaraan niet worden ontleend, hetgeen de heer
Sietzema moest erkennen. Alleen de heer van Eden Petersman, Mr. Smid
te Benthuizen, kon zich, wat de onkosten en winstberekening betreft, niet
mot de overige heeren smeden vereenigen en deelde dan ook op dit punt, en
dat is juist het zwakke punt, de opinie van mij en de heeren Waiboer en Poor-
termans.
Zou do heer P. Olij geen behoefte gevoelen in een openbare vergadering
zijn capaciteiten aan smeden, ambtenaren van den Rijksvoorlichtingsdienst
en landbouwers deelachtig te maken? Ondergeteekende wenscht in bevesti-
gend geval niets liever dan eene uitnoodiging tot die bijeenkomst te mogen
ontvangen.
Of blijft de heer P. Olij uit zelfbehoud liever do voorkeur geven aan zijn
eenmaal hoog opgevoerde verdediging van den prijs van het hoefbeslag geen
actiever doel moer to nemen, dan aan uitgevers van andere bladen te ver-
zoeken mijn stukken niet te plaatsen ?
Winkel, 29 Mei 1922.nbsp;A. Barendregt,
Landbouwer.
—nbsp;Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. Op 29 Mei is als leerling
toegelaten P. Seggers te Kolham. Mede houdt thans aan de inrichting ver-
blijf de leerling B. H. ten Winkel van Lichtenvoorde.
-nbsp;Voorjaarsexamen 1923 voor het verkrijgen van het Rijksdiploma als
hoefsmid, gehouden te Utrecht. Lijst der geslaagden:
J.W. OkkermanteKockengen, v. Eden Peterman te Benthuizen, A.Vis te
-ocr page 109-Nieuwerkerk, O. J. Hendriks te Erp, J. J. van Leest te Udenliout, A. L. v.
d. Bergen te Nieuwdorp-'s Heerarendskerke, W. Winkel te Zandewêer, J. Oud-
huizen te Heemskerk, C. Vossen te Wijk-Maastricht, J. V. Belkumte Schaes-
berg (metlof), H. W. Oh. Nusselder te Gendringen, G. H. Verwaayen te Wehl,
G. J. Schooltink te Baak, H. Sloekers te Ginneken, V. de Goede te Heer-
hugowaard, J.D. Heikoop te Tiel, J. Bouwman te Beerta (met lof), AVer-
brugge te Horst, G. v. d. Munckhof te Horst, F. de Bruyn te Middelburg,
S Taal te Middelburg, J. de Bruyn te Vrouwepolder, H. Hillebrand te St.
Laurens, Th. v. Schaagen te Heerhugowaard, G. Möns te Akersloot, E. A.
Koelman te Alkmaar, Ibe Zuiderhof te Sloten (Fr.), L. Rinken te Horst, G. E.
Kindt te Grouw(Z.),J.A. Rutenfrans te Wierden (O.), J. O. H. Sanderman t«
Markelo, J. Dokter, te Wierden (O.), D. Luteyn te Nieuwvliet, J. C. J. de
Smidt te Vlissingen, A. G. Vermey te Wijk b. Duurstede, W. v. Wmdsum te
Westbroek, B. A. Veldhuizen te Jutfaas, J. Th. Krebbers te Niftrik, J. v.
Veldhoven te Moergestel, M. Abreseh te Oude Tonge, H. Lanting te Zeijen
(Vries) J W C. Zeiler te Liehtevoorde, J. H. D. Vaessens te Welsden-Mar-
crraten'n. Schellinx te Maastricht, W. H. Sessink te Leest, J. M. Hartgermk
te Duiven, A. Harmsen te Angerlo (met lof), S. Visser te Meppel, H. Meme-
link te Winterswijk, J. Keyzer te Wouw, H Smit te Vrieschelo (met lof),
K. Huister te Kantens, J. Minderhout te Gapingen, H. L. Meyers te Seroos-
kerke, L. Meyers te Veere, A. den Hoed te Veere, J. Ligthart te Ben. by-
belkarspel, D. Bos te Heiloo, P. Kuipers te Haarlem, G. Nijborg te Slochte-
ren, J. H. Smits te Velden, E. Peereboom te Vriezenveen, A. E^l^^dt te
Grouw (Z.), W. Kistemaker te Markelo, G. van den Bos te Holten, C. Dhondt
te Oostburg, M. Zuidweg te 's-Gravenpolder en Izaak Leenhouts te Breskens.
— Militaire Hoefsmidschool. Bij de nieuwe legerorganisatie is met ingang
van 1 Mei 11. het verband der Rij- en Hoefsmidschool, welke inrichting in
haar geheel ressorteerde onder den Inspecteur der Cavalerie ^s zoodanig
opgeheven en gesplitst in de Rijschool en in de HoefsmidschooL Deze laa ste
inrichting ressorteertnu onder den Chef van den Veterinairen Dienst, terwijl
als Directeur een Paardenarts optreedt.
- Werktuigen op de Landbouwtentoonstelling te Alkmaar. Bij den opzet
der Landbouwtentoonstelling, welke van 13-16 Sept. 1922 te Alkmaar
zal worden gehouden, is begrijpelijkerwijze ook aan de Landbouwwerk-
tuigen gedacht. Onder leidmg van den Directeur van het Instituut voor
Landbouwwerktuigen en gebouwen te Wageningen, Prof M. F Visser,
is een programma opgemaakt hetwelk is geschoeid naar de leest van de
tentoonstellingen der Deutsche Landwirtschaft Gesellschaft, zooals die
in de laatste jaren zijn gehouden. Het moge dan zijn in verkleinden vorm,
doch dezelfde basis ligt eraan ten gronslag. De commissie heeft zich de be-
reiking van een drieledig doel voor oogen gesteld, en wel:
1.nbsp;het tentoonstellen, beoordeelen en eventueel bekronen van niBUwe
vindingen op het gebied van Landbouwwerktuigen.
2.nbsp;de bevordering der inzending van speciaal door de commissie gewenschte
werktuigen of werkwijzen.
-ocr page 110-3. het houden van een open Maehinemarkt.
Voor de afdeeling nieuwe vindingen wordt de inzending gevraagd van
werktuigen of voorwerpen, welke op het gebied van den akkerbouw of de
zuivelbereiding zich door een of ander geheel nieuwe hebben onderscheiden.
In de 2o afdeeling keuze werktuigen wenscht de commissie geëxposeerd
te zien:
a.nbsp;Hefinrichtingen voor hooi- en graanoogst; bedoeld zijn hiermede zoo-
wel de jacobsladder, de hijschinrichtingen als de hooiventilator.
b.nbsp;Gierverspreiders, speciaal voor het uitsproeien van kleine hoeveel-
heden, zoowel breedwerpig als in de rij.
c.nbsp;Greppelploegen.
De Vereeniging tot Ontwikkeling van den Landbouw in Holl.-Noorder
Kwartier is bereid hare medewerking te verleenon bij een beproeving dezer
werktuigen.
— Paardenstapel in Nederland. Verschenen is een verslag van het Depar-
tement van Landbouw, Nijverheid en Handel, Directie van den Landbouw,
waarin melding wordt gemaakt van de in 1921 gehouden voetelling. In
de inleiding kan men lezen dat in 1903 een reorganisatie heeft plaatsge-
vonden in de landbouwstatistiek waarbij o.a. besloten werd om de tien
jaren een uniforme telling te houden. In 1910, tussehen 20 Mei en 20 Juni,
vond zoo'n veetelling plaats. Na elf jaar heeft ze zich herhaald. De oorlog
is de reden geweest dat men in 1920 niet mocht verwachten, dat de veestapel
weder op peil zou zijn. Evenals in 1910 mag worden aangenomen dat de
telling 1921 uitstekend is geslaagd en dat de verkregen uitkomsten, inzake
betrouwbaarheid, weinig te wenschen overlaten.
Het aantal paarden nam sinds 1910 sterk toe; het steeg van 327.377
stuks tot 363.668, dus met 11 %. Vooral was er een sterke stijging van het
aantal paarden beneden 3 jaar, een aanwijzing dat de fokkerij van paarden
in Nederland zich — zooals ieder bekend — sterk uitbreidde. In 1921 zijn
er een Ideine 20.000 paarden (8%) boven 3 j. meer dan in 1910, en ruim
16.000 jonge paarden (18 V 2 %)■ Het aantal paarden ging in de provincie
Groningen met een dikke duizend achteruit, in Utrecht met een kleine
tweehonderd, en verder steeg het in alle andere provincies. Procentsgewijze
berekend bedraagt deze vermeerdering voor: Friesland 19 %, Drente 291/ o %,
Overijsel 18 V 3 %, Gelderland 7.7 %, Noordholland 5.6 %, Zuidholland
6.5 %, Zeeland 9.9 %, Noordbrabant 15.7 % en Limburg 35.7 %.
Het aantal gedekte merries in Nederland bedroeg in 1904: 45.418, in 1909:
63.377 en in 1920: 76.144.
Per 100 H.A. bouwland, grasland en tuingrond bedroeg het gemiddeld
aantal paarden in 1910 voor geheel Nederland 15 stuks en in 1921: 16 stuks.
Per 1000 inwoners waren deze getallen respectievelijk 56 en 53.
Het oudste paard. Uit Amerika is een geschiedenis komen overwaaien
van een paard, genaamd Clover, dat niet minder dan 51 jaar oud is en nog
in goeden doen.
Clover stamt af van Hambletonian, do stamvader van den Amerikaan-
-ocr page 111-sehen draver, en moet zelf ook vroeger op de baan met succes hebben ge-
loopen. „The World,quot; een krant, geeft het volgende, kleurig aandoende,
verhaaltje van het geval. In 1887 kocht een dorpsgeestelijke den thans
beroemden, doch toen ziekelijken, vermagerden en kreupelen 15-j. Clover.
Door goed oppassen van den meester en dankbaar gedijen van het paard
kwam alles weer in orde en Clover deed braaf z'n kalm dienstje voor des
pastoor's karretje. Na 6 jaar komt er een ontknooping. Clover is bij den
smid om beslagen te worden, als een chique gerij uit de stad ook bij den
winkel stop houdt. De vreemdeling kijkt naar Clover, geraakt in verwonde-
ring, bewondering, extase, en ontdekt in hem het beroemde coursepaard
van jaren her!
De geestelijke Dr. Meyers, heeft Clover van 1887—1922 in bezit. Door
financiëele omstandigheden kon de eigenaar — zelf aangewezen op 'n klein
pensioen — ten laatste Clover niet meer onderhouden. ,,The Worldquot; werd
hierover ingelicht en op haar initiatief is een collecte gehouden teneinde
verder voor Clover te kunnen zorgen.
Intusschen heeft Prof. Osborn zijn twijfel uitgesproken over het werkelijk
51 jaar oud zijn van Clover.
— Vereeniging ter veredeling van het Ambacht. Onder voorzitterschap van
dr. H. P. R. Hubrecht, heeft te Amsterdam de jaarlijksche alge-
meene ledenvergadering plaats gehad van de Vereeniging ter Veredeling
van het Ambacht. Nadat de begrooting voor 1922 was goedgekeurd bracht
de secretaris, de heer Joh. Schmidt, het jaarverslag uit, dat begint met een
woord van hulde aan de nagedachtenis van dr. P. J. H. Cuypers, die bijna
een kwart eeuw voorzitter der technische commissie is geweest. Voor het
examen, dat te Rotterdam gehouden is, hebben zich 134 candidaten voor
gezel en 33 voor meester opgegeven. Dit aantal, aldus het verslag, was ver-
blijdend, maar de opkomst stelde te leur. Het is gebleken dat velen zich
teruggetrokken hebben uit vrees werkloos te zullen worden. Het is zeer te
betreuren zegt het verslag, dat er nog patroons gevonden worden, die den
werklust van jonge mannen, die bewijzen geven van te willen, door het
weigeren van verlof verlammen.
Het examen voor onderwijzer in de praktijk van het ambachtsonderwijs
is voor de laatste maal gehouden, omdat het een rijksexamen geworden is.
In de elf jaren, dat de vereeniging en de Bond van directeuren van ambachts-
scholen het examen afgenomen hebben, zijn 82 candidaten voor den titel
van meester in verschillende ambachten geslaagd. Aan hun diploma's is
gelijkstelling met de Rijksdiploma's verleend.
Als vertegenwoordigers der vereeniging in Friesland en Drente zijn benoemd
de heeren G. C. Michell, directeur Middelbare Technische School te Leeu-
warden,en J. G. Houwert, directeur van de Vereeniging ter bevordering van
Ambachtsonderwijs in Drente, te Assen.nbsp;(u-nbsp;G.quot;).
II
i
Ster-HoefnagGiS: meest uitgebreide sorteering in
meer dan 60 maten en modellen
voorradig.
Rubber-Hoefzolen: Uitsluitend van prima kwaliteit
caoutchouc vervaardigd, dus niet
van rubberafval.
voor VOOR- en ACHTERijzers in 12 maten voorradig.
Zolen voor halve ijzers met hoog rubberkussen in 5
maten voorradig.
blokzoleu, straalzolen, caoutchouc hielstukken, hoef-
randen, strijkringen, kunsthoorn, kurkkit.
IJsnagels, scherpnagels, kalkoenen, stiften, opruimers,
hoeftangen, renetten, hoefraspen, hoefhamers, houw-
klingen, lasch- of weiblad, laschpoeder enz.
1
IM
m
11
H
1
PI
m
Aflevering 7.
MAANDBLAD.
- 15 Juli 1922.
27e Jaargang
In de modellen
Lambert open pad
Bar pad
Frog pad
O. K. Star pad
quot;Walpole boulevard pad
Walpole truss pad
en de bekende
Amerikaansche
Itil
till
^tUWBROSiCC.]
kl',
I
HELLER HOEFRASPEN
WEDER LEVERBAAR
wft%
M
iltl
Een en ander over Noord-Brabant en het hoefbeslag. — Bijeenkomst van
het onderwijzend personeel aan de hoefsmidscursussen in Nederland. _
Behandelt Rotstraal tijdig! — Ingezonden stukken. — Korte mede-
deelingen. — Persoverzicht. — Advertentiën.
EEN EN ANDER OVER NOORD-BRABANT EN HET HOEFBESLAG,
doob
Dr. E. H. J. GALLANDAT HUET,
Kapitein-paardenarts te Amersfoort.
Breda.
De baronie van Breda is een zeer oude heerlijkheid en maakte vroeger
deel uit van het graafschap van Strijen. In 1039 werd dit graafschap ver-
deeld en kwam Breda onder de Hertogen van Brabant; dit was het begin
van bloedige oorlogen tusschen hen en de graven van Holland en eerst in
1203 stemde Dirk de VII, graaf van Holland bij verdrag toe, dat Hendrik
Hertog van Brabant in het onverdeeld bezit ervan kwam. Tot 1351 bleef
de heerlijkheid onder het huis Brabant en werd toen verkocht voor 43000
ballingen aan Jan van Polanen, Heere van der Lek.
Nadien ging het meermalen door erfenis in andere handen over om ten-
slotte te worden toebedeeld aan Willem I, Prins van Oranje. In diens
nageslacht bleef het bewaard tot aan den dood van Willem III, koning
van Engeland en Prins van Oranje, in het jaar 1702; deze stierf kinderloos
en nu werd het een geschil tusschen de erfgenamen en eerst in 1732 opge-
lost. De Baronie kwam toen aan Willem Hendrik Karei Friso, Prins van
Oranje en deze, benevens zijne gemalin Anna, Kroonprinses van Engeland,
werden in September 1737 plechtig ingehaald.
Breda ligt in het midden van de baronie en wel 8 uur ten Z. W. van
's Hertogenbosch, 7 uur ten N. O. van Bergen-op-Zoom, 10 uur ten N. O.
van Antwerpen en 3 uur ten Z. van Geertruidenberg. Het ligt aan de
samenvloeiing van twee riviertjes, de Mark en de Aa, of Wegreize; aan
dit laatste riviertje ontleent de stad haar naam, daar door de verbinding
met de Mark een breede Aa ontstond. Breda was reeds in de 13e eeuw een
stad en verkreeg in 1252 van Hendrik, Heer van Breda, vele rechten. In
1534 werd het door Hendrik van Nassau tot een sterke vesting gemaakt
en van wallen en grachten voorzien; het telde toen 13 groote bolwerken
en verscheidene poorten en breede diepe grachten. Aan twee zijden was het
omringd door laag weiland, dat, door het onder water te zetten, ontoe-
gankelijk voor den vijand kon worden gemaakt. Het kasteel van Breda
werd in 1550 gebouwd door graaf Hendrik van Nassau en later voltooid
door Willem III, koning van Engeland en baron van Breda.
Eeeds vroeger, in 1350, was er ook een kasteel gebouwd en wel door Jan
van Polanen, doch hiervan is niets meer over.
Het kasteel van-Breda, dat vrijwel ongeschonden bewaard is gebleven,
doet thans dienst als opleidingsinstituut voor officieren en heet Konink-
lijke Militaire Academie. Aan den ingang ervan bevindt zich een
poort, waarboven de Keizerlijke Wapens met de spreuk Plus Ultra,
d. w. z. „Nog verderquot;; hieronder ziet men het wapenschild van Nassau
Oranje dat door een Engel wordt hoog gehouden. In den Spaanschen
tijd heeft Breda zeer veel te lijden gehad en is herhaaldelijk belegerd en
ingenomen. In 1567 nam Alva de stad in bezit, doch volgens de vrede van
Gent moest ze overgeleverd worden aan Prins Willem I. Dit geschiedde
echter eerst na een belegering en list op den 4en October 1577; het be-
houd was van korten duur want in 1581 maakte Parma zich door verraad
wederom meester van de stad. Tot 1590 bleef de vesting in handen der
Spanjaarden; in het begin van dat jaar had de beroemde list plaats met
het turfschip en gelukte het aan schipper Adriaan van Bergen om den
hopman Karei van Heraugiere, Luitenant Matthijs Held en 70 man in zijn
schip, onder een lading turf, binnen de vesting te smokkelen. Des nachts
had de overval en de vermeestering plaats en was de stad voor de Staat-
schen herwonnen. In Augustus 1624 werd Breda opnieuw belegerd en wel
door Markgraaf Ambrozius Spinola; de belegering duurde tot Juni van het
volgende jaar en eindigde met een overgave bij verdrag. De eerste daad
van den overwinnaar was om het turfschip, waarmede in 1690 de overval
was geschied, tot asch te verbranden. Eerst in 1637 gelukte het aan Prins
Prederik Hendrik, na een beleg dat van Juli tot October duurde, om de
stad te vermeesteren en sindsdien bleef ze in het bezit der Staten. Ver-
melden wij nog als geschiedkundige gebeurtenis dat in 1667 te Breda de
vrede werd gesloten tusschen Frankrijk, Engeland, de Algemeene Staten en
Denemarken. Een zeer fraai gebouw is de, in zuiver gothischen stijl ge-
bouwde, groote kerk, welke reeds vóór het jaar 1290 voltooid en eer-
tijds aan de Heilige Maagd gewijd was. In 1303 werd door heer Jacob,
pastoor van Gilze en Deken van Beek, deze kerk ingesteld tot een „colle-
gialequot; met een kapittel van 8 en later van 12 kanonniken.
In het begin van de 15e eeuw werd de kerk uitgebreid met bet koor,
den omgang en verscheidene kapellen en in den zelfden staat gebracht als
waarin zij nog heden verkeert. De bouw van den tegenwoordigen toren
werd begonnen in Juli 1468 en voltooid in 1509, ten tijde van Graaf Hen-
drik van Nassau. In de kerk vindt men verscheidene Tomben, o. a. van Jan
van Polanen, heer van der Lek en Breda; hij stierf in 1384; de tombe
stelt zijn beeltenis voor in zandsteen uitgebeiteld tusschen zijne beide vrou-
wen Oeda van Hoorne en Machteld van Eotselaar.
De tombe der graven Engelbrecht I en Jan van Nassau, ook wel „de
hooge fantequot; genaamd, is nog gebouwd bij het leven van graaf Engel-
brecht I van Nassau, die in 1443 stierf; het is in zandsteen uitgevoerd en
werd geheel gerestaureerd op last van koning Willem III door Dr. Cuy-
pers in 1860.
De mooiste tombe van geheel Nederland is verder die ter eere van Graaf
Engelbrecht II van Nassau; het is van doorschijnend Oostersch marmer of
albast, een meesterstuk van beeldhouwkunst uit de Florentijnsche school en
wordt toegeschreven aan Michel Angelo Buona-Eotti. Verder vindt men nog
in de kerk de Tombe van Jan van Polanen II, Heer van der Lek en van
Breda, dateerend van 1394, het monument van Renesse van 1500, het ge-
denkteeken der Assendelfts, het monument van den onbekende en den
koperen grafplaat van Wilhelm van Galen, Deken van Beek.
Ook verscheidene andere gebouwen, waaronder b.v. het stadhuis, dateeren
van vroegen datum. Indertijd behoorden de volgende dorpen tot de Baronie
van Breda: Roosendaal, Nispen, Etten, Leur, Sprandel, Oosterhout, Zundert,
Rijsbergen, De Haage, Alfen, Baarle, Chaam, Ginneken, Gilzen, Ter Heide,
Teteringen en Dongen.
Thans is Breda een stad van meer dan 30.000 inwoners en vormt een
druk centrum van verkeer.
In de stad zelve zijn feitelijk maar twee hoefsmederijen n.1. van de Bont
in de Ginnekenstraat en van van Hooijdonk in de Leuvenaarstraat. In de
naaste omgeving komen echter de volgende hoefsmeden voor: Vermeulen
op de Teteringsche dijk, H. Snoekers te Ginneken, J. Sloekers te Princenhage,
van Eooij idem en tenslotte Vlaminga te Ulvenhout. Het aantal paarden in
de gemeente Breda bedraagt ruim 300. Hieronder zijn vele zware paarden
van sleepers, van fabrieken, van van Gend en Loos en van de gemeente
zelf; verder rijtuigpaarden, trampaarden, bedrijfspaarden en ponnies.
Een manege, waaraan een levendige paardenhandel is verbonden, wordt
gedreven door den heer Uijtendaal, die gedurende de laatste jaren o.a. vele
paarden heeft geïmporteerd, afkomstig van de geallieerde legers en die
verder geregeld transporten luxepaarden, waaronder jacht- en rijpaarden,
uit Engeland invoert. De gemeente Ginneken heeft ruim 500 paarden, Tete-
ringen 300, Princenhage 800 en ülvenhout 300. De twee grootste paarden-
bedrijven in de stad zijn de tram, waarbij 40 paarden in gebruik zijn, en
de manege, tevens stalhouderij, welke 30 paarden heeft. De drukste hoef-
smederij in de stad is die van den heer J. Ph. Hooijdonk, Leuvenaarstraat 12;
deze zaak bestaat ruim 40 jaar en werd vóór 5 jaar door den tegenwoordigen
patroon van diens vader overgenomen. Het is in hoofdzaak hoefsmederij en
slechts als bijzaak wordt wagen- en rijtuigwerk uitgevoerd. De patroon,
die zelf gediplomeerd hoefsmid is, verricht het beslag met behulp van 3
knechts, waarvan een in België is opgeleid en aldaar een diploma verwierf,
terwijl een andere aan de militaire hoefsmidschool te Amersfoort zijn opleiding
ontving. De patroon is zeer tevreden over het werk van zijn gediplomeerde
knechts en wijt dit vooral aan den theoretischen ondergrond, die hun in
staat stelt de praktijk goed uit te voeren. De meeste paarden, die bij
Hooijdonk op beslag komen, zijn zware sleeperspaarden, doch verder ook stal-
houderspaarden alsmede luxe en boerenpaarden. Vele van deze laatste komen
uit nabijgelegen dorpen als Ginneken, Princenhage, Dorst, Beek, Eijsbergen,
Zundert e.a.
Het beslag wordt uitsluitend aan de smederij uitgevoerd, want, zegt de
patroon, de ijzers worden bij koud beslag medegenomen en er net zoo onder
genageld; zij kunnen toch op stal niet veranderd worden wanneer er af-
wijkingen aan de hoeven zijn ontstaan. Per week worden 75 paarden be-
slagen en de volgende tarieven worden hierbij berekend: sleepersbeslag
IV4 X Vs fnbsp;^ ijzers, luxepaarden f 5.50, stalhouders- of boeren-
paarden f 4.50, ponnies f 3.50. Het verleggen van de ijzers kost voor
sleeperspaarden f 2.40, voor stalhouders-, boeren- en luxepaarden f 2.— en
voor ponnies f 1.80. Als afwijkende ijzers worden veel ondergelegd brug-
of balkijzers, ketelijzers en ijzers met verbreeden buitentak voor verbeening
hoefkraakbeen; voor deze afwijking en wordt de prijs afzonderlijk berekend.
Beslag met stooten kost 25 cent per stoot meer, terwijl schroefgaten tegen
773 cent worden berekend. Luxe is er in Breda weinig meer overgebleven.
In het algemeen worden aan de voorhoeven vlakke ijzers ondergelegd en
achterijzers met kalkoenen. Alle hoefijzers worden uit de hand gesmeed;
wel heeft de patroon fabrieksijzers geprobeerd, n.l. uit de fabrieken van
Helpman, Hippos en Osta, waarvan de laatste hem nog het beste bevielen,
doch hij vindt ze alleen bruikbaar voor paarden die weinig behoeven te
werken en dan nog op zachten bodem. Zijn ondervinding is, dat paarden,
die steeds hard moeten werken en op de steenen, door een beslag met
machinale ijzers slechte hoeven krijgen en ook dat de ijzers er niet vast
onder blijven zitten. Het winterbeslag wordt uitgevoerd met schroeven en
wel met 4 in elk ijzer, waarvoor de H-schroeven en de beitelschroeven
het meest in gebruik zijn.
De tweede hoefsmederij in Breda is die van den heer G, J. de Bont
van Poppel, Ginnekenstraat 61; deze zaak bestaat reeds 60 jaar, wordt de
laatste 20 jaar gedreven door den huldigen patroon en vóór dien door diens
vader, den heer P. A. de Bont. Behalve hoefbeslag wordt grofsmederij,
kachel werk en wagenwerk uitgeoefend; toch is het hoefbeslag niet onbe-
langrijk en komen tot 25 en 30 paarden wekelijks in beslag. De klandisie
bestaat behalve uit sleeperspaarden, voor het meerendeel uit boerenpaarden,
stalhouderspaarden en ponnies; de meeste hiervan levert Breda zelf doch
ook komen paarden uit Ginneken en Teteringen op beslag. De prijzen zijn
als volgt: gewoon beslag 1 op i/g f4.50, zwaardere ijzers f 5.50, de zwaarste
sleeperspaarden f 6.50 en ponnies f 3.50. Het beslag is als regel gewoon;
afwijkend beslag komt zelden voor en zoolbeslag zeer zelden. Er wordt
hier alleen met handgesmede ijzers beslagen en het winterbeslag is ook
hier met schroeven en als regel met 16 gaten, doch ook wel met 10 of 8
gaten. Hiervoor wordt 7'/2 cent per gat berekend. Van den noodstal wordt
weinig gebruik gemaakt, het meeste beslag geschiedt uit de hand. De
patroon zelf is gediplomeerd en werkt met twee volwassen knechts en een
aankomenden jongen. Een dezer knechts is de heer Dunk, oud opperwacht-
meester-hoefsmid van het 3e Eegiment Veld-Artillerie te Breda, een zeer
bekwaam smid, die ook gedurende zijn diensttijd vele jaren is werkzaam
geweest als practisch onderwijzer aan cursussen in hoefbeslag. De werk-
tijden zijn hier 8 uren per dag en als loon wordt van f 20.— tot f 35.—
per week uitbetaald. Ook hier wordt over het algemeen niet geklaagd over
de hoeven der paarden, doch wel dat de paarden veel te lang op het beslag
blijven loopen en zelfs nu, einde Juni, komen paarden aan de smederijen,
die nog winterijzers onder hebben; o. a. paarden van de gemeente, en
van van Gend en Loos die nog op winterijzers van Maart stonden. De
voorijzers zijn steeds glad, terwijl de achterijzers van trekpaarden kalkoenen
krijgen om meer steun op de keien te geven.
(Wordt vervólgd).
BIJEENKOMST VAN HET ONDEEWIJZEND PEESONEEL AAN DE
HOEFSMIDSCÜESUSSEN IN NEDERLAND.
Deze bijeenkomst werd gehouden te Utrecht in het hotel l'Europe, Zater-
dag 8 Juli v.m. 111/2 uur. Dr. van der Zande, inspecteur vanhetland-
bouwonderwijs, deelde bij de opening mede dat de uitslag der examens voor
het Eijksdiploma als hoefsmid niet in alle opzichten bevredigend was, waarin
de examen-commissie aanleiding had gevonden tot het doen van een voor-
stel voor het houden dezer bijeenkomst. De voorzitter der commissie, Prof.
Kroon, had zich bereid verklaard in deze vergadering een voordracht te
houden, terwijl de Minister, hoewel naar bezuiniging moest worden gestreefd,
had goedgevonden om alle deelnemers de reiskosten te restitueeren en eenige
tegemoetkoming in de verblijfkosten te verstrekken. Met genoegen werd de
groote opkomst geconstateerd en de vergadering geopend verklaard met den
wensch dat de besprekingen zouden mogen leiden tot verbetering der op-
leiding van hoefsmeden. Het hoefsmidsvak behoort wel tot de ambachten
en het onderwijs voor de aanstaande hoefsmeden tot het ambachtsonderwijs,
doch omdat het hoefbeslag zoozeer de landbouwbelangen raakt, heeft de
Eegeering het juist geoordeeld dat de opleiding der hoefsmeden van Eijks-
wege zou blijven bij het Ministerie van Landbouw en niet overgaan tot dat
van Onderwijs.
Hierna verzocht de Inspecteur aan Prof. Kroon om tot het houden der
voordracht te willen overgaan.
* , *
Prof. Kroon gaf in zijn voordracht een overzicht van den bestaanden
toestand, zooals het onderwijzend personeel der hoefsmidscursussen bekend
is. Zij werd gesplitst in twee helften. De eerste werd gegeven voor de
pauze en had tot titel: „De voorwaarden waaraan een cursus in hoefbeslag
moet voldoen.quot; Na een kort historisch overzicht werden hierbij ter sprake
gebracht: de veearts-leider van den cursus: de onderwijzer in practisch
hoefbeslag; de commissie van Toezicht, die volgens Spr. het best geregeld
is in de prov. Gelderland; de toeziende ambtenaar, achtereenvolgens de
Eijkslandbouwleeraar, de Districtsveearts en thans de Eijksveeteelt-consulent,
waarbij inleider de opmerking plaatste dat werkelijk deskundige ambtenaren
veel nut zouden kunnen stichten; de eischen van toelating tot den cursus;
het aantal leerlingen, thans gewoonlijk 8; de leeftyd der leerlingen, waarbij
Spr. voorstelde den minimum-leeftijd van 18 op 19 te brengen; het locaal
voor het theoretisch onderwijs; de hulpmiddelen bij het onderwijs; de smederij
voor practisch onderwijs; de materiaal; het aantal lessen; het overgangs-
examen; en het salaris van het onderwijzend personeel, waarbij geen bedragen
werden 'genoemd omdat pas een nieuwe regeling is ontworpen en verwacht
mag worden dat de vergoeding bevredigend zal zijn.
Ten opzichte van het theoretisch onderwijs is vrijwel ieder locaal, als
het voldoende ruimte bevat, bruikbaar te achten, maar in een Ambachts-
school gewoonlijk het meest en in een koffiehuis in den regel het minst
aanbevelenswaardig. Bij het practisch onderwys moet over 4 vuren kunnen
worden beschikt, benevens over een beslagloods en een monsterbaan. Ten
opzichte van de leermiddelen, waarvan aan het slot de geheele vermelding
zal volgen, werd opgemerkt dat een versehe hoef, hoornschoen, doorgezaagde
ondervoet of een ontschoende hoef een heelen tijd bruikbaar kan worden
gehouden door het preparaat te bewaren in een oplossing van water met
glycerine, waarin eenig carbol.
*
*
Na de pauze werd behandeld: .het onderwijs aan een cursus in hoefbeslagquot;,
verdeeld in dat in de eerste cursus-helft: a theoretisch gedeelte, 6 practisch
gedeelte en daarna in dezelfde volgorde het onderwijs in de tweede cursus-
helft Inzonderheid vestigde Spr. er de aandacht op dat van veel beteekenis
is de uitvoerige behandeling van het beslag bij afwijkende stand en gangen
en dat het beslag bij strijken en klappen zeker tot de moeilijkste en voor-
naamste opdrachten van den hoefsmid behoort. Spr. merkte ook op dat de
ervaring bij het examen voor het Eijksdiploma heeft geleerd dat aan sommige
cursussen juist van de toepassing der bijzondere beslagmethoden te weinig
werk wordt gemaakt. Van een hoefsmid met Eijksdiploma mag toch ver-
wacht worden dat hij in staat is alle beslagmethoden, welke in de practijk
toegepast worden, behoorlijk uit te voeren.
Spr. liet uitkomen dat het gegeven overzicht op eigen ervaring berust,
zooals hij het vroeger, gewoonlijk bijgestaan door den onderwijzer van
Angeren, op verschillende plaatsen had gegeven. Bij den cursus moet er in
hoofdzaak op worden gelet, dat eerst het werk goed en daarna het goede
werk ook vlot dient te worden gemaakt. Spr. en van Angeren hebben op hun
cursussen nooit doode hoeven gebezigd en de leerlingen onder voortdurend
toezicht direct aan de levende paarden laten werken.
De geheele voordracht vorderde ongeveer een uur. Er werd gepauseerd
van kwart na twaalf tot kwart voor twee, zoodat te ongeveer kwart na
twee gelegenheid voor het stellen van vragen en het maken van opmer-
kingen werd gegeven. Hierbij werd eerst de eerste helft der voordracht
en daarna de tweede aan de orde gesteld. Een aantal aanwezigen wenschten
van de gegeven gelegenheid gebruik te maken en als er meer tijd beschik-
baar was geweest zouden die vragen en opmerkingen vermoedelijk nog wel
ruimer hebben gevloeid. Het houden der voordracht en de hierop gevolgde
discussie hebben ongetwijfeld hun nut, zoodat de examencommissie, de Re-
geering en de inleider over het houden der voordracht tevreden kunnen
zijn. Vermoedelijk ware dit nut echter nog grooter geworden als de voor-
dracht vooraf aan de deelnemers was toegezonden en de bijeenkomst ge-
heel aan de discussie was gewijd.
In de pauze bestond de gelegenheid de leermiddelen, aan het eind van
dit verslag vermeld, te bezichtigen.
* *
De heer L u ij t e n (Gorinchem) geeft in overweging het overgangsexamen
te laten plaatsvinden vlak voor het begin van het tweede gedeelte van den
cursus, en niet aan het einde van het eerste gedeelte, zooals thans gebrui-
kelijk is. Bovendien merkte hij op dat hij aan de Ambachtsschool te Gorin-
chem niet in de gelegenheid is om langer dan uur aaneen practisch
onderwijs te geven, inplaats van 3 a 4 uur. Daarom zou hij in overweging
willen geven in het leerplan niet te spreken van het aantal lessen maar
van het aantal les-uren. Prof. Kroon zegt zich met de eerste opmerking
wel te kunnen vereenigen, doch acht het beter dat een practische les 3 a 4
uur dan uur duurt.
De heer Sigling, Ie luitenant-paardenarts te Breda, is het ook eens
met de eerste opmerking van den heer Luijten en zou verder den minimum-
leeftijd willen brengen op 20, daar aan het examen te Utrecht pas mag
worden deelgenomen op 21-jarigen leeftijd. Thans zijn er leerlingen, toege-
laten op 18-jarigen leeftijd, die een cursus met vrucht hebben doorloopen
en daarna niet direct aan het examen mogen deelnemen. Ook zelfs als de
aanvangsleeftijd op 19 jaar wordt gesteld, wordt dit bezwaar nog niet ge-
heel ondervangen. Ten slotte verklaarde Spr. geen bezwaar te hebben tegen
verhooging van het lesgeld tot zelfs f 25 per halven cursus, zooals door
inleider is voorgesteld, maar hij zou wenschen dat in uitzonderingsgevallen
vrijstelling van lesgeld kon worden verkregen. Dr. van der Zande gaf te
kennen dat hiertegen wel geen bezwaar zal bestaan. Prof. Kroon zegt er
niet veel kwaad in te zien dat er wat ruimte is tusschen het einde van
den cursus en het examen.
De heer L u ij t e n zou gaarne zien dat van Eijkswege eenige stellen
leermiddelen in voorraad werden gehouden, die dan ter beschikking van de
onderscheidene cursussen konden worden gesteld. Dr. v. d. Zande zeide dat
in deze richting, waarop in de laatst gehoudene vergadering der onder-
wijzers-hoefsmeden is aangedrongen, reeds voorbereidingen worden getroffen.
De heer F. M. de Leur (dierenarts te Hoorn) betoogt de wenschelijk-
heid om te bepalen dat tijdens het onderwijs geen spiritualiën of tabak
mogen worden gebezigd. De inspecteur wenscht geen verbod in dien zin
doch wel te zien ingegrepen als zulks op een les mocht plaats vinden.
De heer K o o m a n (onderwijzer te Delft) zou verplicht willen zien dat
de benoodigde leermiddelen, door de betrokken maatschappij of vereeniging,
die den cursus laat houden, moeten worden aangeschaft, hetgeen uit een
zuinigheidsoogpunt wel eens wordt nagelaten, waardoor het nut van een
cursus wordt geschaad.
De heer Eshuis (onderwijzer te Dalfsen) zegt dat Prof. Kroon heeft
gewezen op de belangstelling voor de hoefsmidscursussen van de zijde der
dierenartsen, der hoefsmeden en der paardenhouders. De interesse der twee
eerste groepen wordt gaarne aangenomen doch die der paardenhouders nadert
meestal het vriespunt. In verband hiermede zou Spr. gaarne zien dat op de
cursussen in paardenkennis geregeld goed de aandacht werd gevestigd op
het nut van goed hoefbeslag. (De vergadering ondersteunde deze uiting met
een krachtig applaus).
De heer de Ridder (dierenarts, Arnhem) verklaarde in te stemmen
met het idee Luijten-Sigling in zake den tijd van afneming van het over-
gangsexamen, uniformiteit te wenschen in zake de lesgelden voor de leer-
lingen en zou gaarne het gevoelen der vergadering kennen omtrent den
meest gewenschten tijd voor het houden der cursussen, 's zomers of 's winters.
Over dit laatste punt bleken de gevoelens uiteenloopend. In den zomer is
het weer geschikter en zijn de dagen langer, in den winter vinden alle
beslagvormen meer toepassing en voegt het op het platteland den leerlingen
en landbouwers het beste.
De heer Kerkhaert (onderwijzer, Stoppeldijk) zegt dat in Zeeland
slechts 8 lessen k 2 uur worden gegeven voor het theoretisch gedeelte. De
heer Stevens (rijkslandbouwconsulent, Goes) deelt mede dat thans door
de Zeeuwsche landbouwmaatschappij is vastgesteld dat er 10 theoretische
lessen ä 2 uur en 16 practische lessen ä 3 uur zullen worden gegeven.
De heer Koelman (onderwijzer, Alkmaar) zou wenschen een inspecteur
die de onderscheidene cursussen controleert en hierover rapport uitbrengt,
welk rapport ook van invloed zou moeten zijn bij den uitslag van het examen.
Het komt tegenwoordig voor dat een slechte leerling, die bij het examen
gelukkig is en goed werk aflevert, slaagt en een ander, die werkelijk veel
meer van het werk kent doch het ongelukkig met hoef en paard treft, zakt.
Dr. V. d. Zande merkt hierover op dat zulks moeilijk zal zijn te bereiken
en voelt het meest voor een regeling als in Gelderland, n.1. een deskundige
commissie van toezicht op de cursussen.
De heer de Eidder voornoemd wierp de vraag op hoe ver men met
de eischen moest gaan voor toelating tot een cursus. Hierover deelden
onderscheidene heeren hun gevoelen mede. De werkelijk ongeschikten en
zij die eigenlijk geen opleiding in het hoefsmidsvak hebben gehad moeten
worden afgewezen.
De heer Ba ar da (onderwijzer, Harlingen) vroeg hoe Prof. Kroon er
over dacht om aan de leerlingen 3e klasse eener ambachtsschool onderwijs
in „het maken van hoefijzers en zóóquot; te geven. Het antwoord luidde: er
is alles voor om die 15-jarige jongens oefening te geven in het maken van
hoefijzers doch zij zijn te jong om reeds paarden te leeren beslaan.
De heer Sigling voornoemd vraagt welke waarde er eigenlijk gehecht
wordt aan de verklaring van de leiders der cursussen omtrent de leerlingen.
Soms slagen slechte en zakken goede. Het antwoord luidde: leerlingen, die
een goed examen doen, slagen, — die een slecht examen afleggen, zakken,
terwijl in gevallen van twijfel rekening wordt gehouden met vorenbedoelde
verklaring.
Dr. V. d. Zande brengt het vraagpunt ter sprake of splitsing bij een
grooter aantal leerlingen dan 8 niet alleen voor het practisch maar ook
voor het theoretisch onderricht wenschelijk moet worden geacht. De heeren
Kroon, de Leur, Kroes (dierenarts, Groningen), H u i t i n g (onderwijzer,
Euurlo), en van Waasbergen (onderwijzer, Oud-Beierland) nemen hier-
bij aan de discussie deel. Over het geheel wordt geen bezwaar gezien om
aan 16 leerlingen theoretisch onderwijs te geven, terwijl voor het practisch
niet meer dan 8 aanwezig moeten zijn.
Dr. V. d. Zande oppert ook de vraag of het beslag voor paarden op
cursussen kosteloos moet zijn. Bij de antwoorden blijkt dat in Arnhem den
halven prijs wordt berekend, in Appingedam geen kosten, in Delft den vollen
prijs, in Harlingen den halven prijs doch hier ontvangen die smeden-patroons,
waar de betreffende paarden anders zouden zijn beslagen, 20 % schadever-
goeding. Uniformiteit is wellicht moeilijk te verkrijgen en werd door geen
der aanwezigen verdedigd.
De heer Tangelder (onderwijzer. Duiven) vraagt of er reeds toezicht
op de gediplomeerde hoefsmeden wordt uitgeoefend, overeenkomstig het
hierover door den heer Joh. Plet te Heerenveen in de laatst gehoudene
vergadering der onderwijzers in practisch hoefbeslag aangegevene. De inspec-
teur antwoordt dat werkelijk in dien geest voorbereidingen worden getroffen.
De heeren Eitsema (onderwijzer, Appingedam), Huiting en Eijpkema
(onderwijzer, Sneek) brachten even de rubriek leermiddelen ter sprake.
Laatstgenoemde zeide dat daarbij een ijzer met stoot en kalkoenen gevoe-
gelijk kon worden gemist, in geheel Priesland liep geen enkel paard op een
dergelijk beslag! Deze opmerking werd, wat het eerste betreft, volstrekt
niet gedeeld door de onderwijzers uit het Zuiden van het land, waaruit
tevens bleek dat het onderwijs in hoefbeslag zich ook dient aan te passen
aan de streek, waarvoor de cursus wordt gehouden.
* *
*
Het tweede deel der inleiding vond veel minder bespreking, het theoretisch
zelfs in het geheel niet. De heeren Luijten, Ritsema, van Angeren
(chef van de hoefsmederij, Utrecht) van Waasbergen en Tangelder
bespraken het al of niet wenschelijke om bij het practisch onderwijs in het
beslaan al of niet in het begin gebruik te maken van doode hoeven. Vooral
de heeren Ritsema en van Waasbergen streden er voor om eerst doode
hoeven te bezigen; de heer van Angeren heeft 23 jaar cursussen gegeven
en nimmer bezwaar ondervonden om de leerlingen direct aan levende paarden
te laten werken.
D© heer Rol in k (onderwijzer, Enschede) zou nog wel gaarne even op
het eerste deel der voordracht willen terugkomen en willen spreken over
het salaris van het onderwijzend personeel. Dr. v. d. Zande zegt dat
dit punt hier niet aan de orde is. De heer Rolink legt zich hierbij neer
doch wijst op de wenschelijkheid het bestaande salaris in elk geval niet te
verlagen.
De heer R ij p k e m a zou er prijs op stellen als de inleiding van Prof.
Kroon, inzonderheid wat de indeeling der lessen betreft, aan hen die de
vergadering hebben bijgewoond, werd verstrekt. Dr. v. d. Zande deed
hiervoor toezegging.
De heer Kerkhaert (Stoppeldijk, Zeeland) zou er prijs op stellen als
een uitvoerig rapport van den loop van het examen werd gegeven. Dr. v. d.
Zande antwoordde dat dit reeds plaats vindt.
De heer Hameleers (dierenarts, Valkenburg L.) merkte op dat een
hoog percentage der candidaten uit Limburg niet voor het hoefdsmidsexamen
in Utrecht zijn geslaagd en deed een beroep op den inspecteur om er op
te letten dat bij genoemd examen niet te veel moge worden gehecht aan het
beslag der lichtere paarden. Prof. Kroon wees er op dat voor het verkrijgen
van goede resultaten op een cursus niet te veel leerlingen moesten worden
toegelaten. Het bleek dat in Limburg wel 20 leerlingen aan één cursus
hadden deelgenomen.
Dr. v. d. Zande bracht Prof. Kroon dank voor de gehouden inleiding en
toelichting, den overigen heeren die aan het debat hadden deelgenomen voor
hunne bijdragen, alle aanwezigen voor hunne opkomst en sloot hierna deze
opgewekte vergadering.
* *
*
Verzameling leermiddelen voor een cursus in hoefbeslag.
1.nbsp;Groote platen: Quadekker — Het Paard (uitg. Kluwer te Deventer),
Kroon: De Standen van het paard (wandplaten), (uitg. firma Wolters,
Groningen).
2.nbsp;Boeken: Kroon en Gallandat Huet: Hoefkunde en Hoefbeslag, 2 deelen
(uitg. firma Wolters, Groningen).
3.nbsp;Ontleedkundige preparaten: Doorsnede van den ondervoet (gedroogd);
-ocr page 124-Idem (versch); Losse beenderen van den ondervoet (hoef-, koot-, kroon-en
straalbeen); Beenderen van den ondervoet, door banden verbonden; Onder-
voet met pezen; Hoeflederhuid (versch); Hoornschoen (versch); Doorsnede
hoornschoen (gedroogd).
4.nbsp;Normale hoefijzers: Voorijzer; Achterijzer; Voorijzer met kalkoenen;
Achterijzer met kalkoenen; Achterijzer met stoot en kalkoenen; Voor- en
achterijzer (fabrieksijzer); Achterijzers met verschillende scherpe schroef-
kalkoenen; Voorijzer met insteekkalkoenen (stiften).
5.nbsp;Normaal beslag: Beslagen voorhoef; Beslagen achterhoef; Twee be-
slagen diagonale hoeven (Fransche stand).
6.nbsp;Hoefnagels: Gewone nagels; IJsnagels.
7.nbsp;Hoefzolen en kunsthoorn: Engelsche veerkrachtige hoefzool; Straalzool;
Zool van Downie en Harris; Gesloten luchtzool; Open luchtzool; Kurkzool;
Ammoniakgom; Guttapercha; Kunsthoorn en Kurkkit.
8.nbsp;Hoefijzers voor afwijkende gangen: Voortoonstrijkijzer; Achtertoon-
strijkijzer; Strijkijzer; Zijgewichtsijzer; Driekwartstrijkijzer; Klapijzer; Voor-
klapijzer (jachtijzer); Klapstrijkijzer; Klapstrijkijzer met kalkoenen en ver-
hoogden binnentak; ijzer voor paard met sleependen gang.
9.nbsp;Hoefijzers voor afwijkende en zieke hoeven: Balkijzer; Belgisch balkijzer
(oorspronkelijk); Belgisch balkijzer (met rits); Pantoffelijzer; Halvemaansijzers
(2 modellen); IJzer met verbroeden buitentak; IJzer met verdikte takken;
Ketelijzer; Afgebroken balkijzer; Plaat-verbandijzer; IJzer van Stark.
10. Abnormale en zieke hoeven, zoo mogelijk: 2 hoeven met hoornscheuren
en hoornkloof (verschillende behandelingsmethoden); Hoef met hollen wand;
Plathoef; Volhoef; Knolhoef; Knolhoef (doorsnede); Bokhoef; Klemhoef en
hoefbeen met verbeend hoefkraakbeen.
BEHANDELT ROTSTRAAL TIJDIG!
Het is niet noodig of gewenscht, dat een hoefsmid als dokter optreedt,
maar wel om zooveel mogelijk de paarden voor kreupelheid te vrijwaren.
Het behoort tot de uitzonderingen, dat een paard aan rotstraal kreupel
gaat, doch rottende straalhoorn geeft gemakkelijk aanleiding tot vernauwing
van den hoef en op den duur tot klemhoef, die wèl kreupelheid kan ver-
oorzaken.
De laatste paar maanden is mij wederom tijdens de keuringen van merriën ter
inschrijving in het Stamboek herhaaldelijk gebleken, dat merriën met rot-
straal werden aangeboden, meer dan gemiddeld jaarlijks het geval is. De
oorzaak hiervan is vermoedelijk te zoeken in de langdurige droogte en hier-
door voederschaarschte. Deze had op haar beurt ten gevolge, dat de paarden
meer dan andere jaren ook in den zomer op stal moesten worden gehouden
of in een hok met klaver, lucerne of gras gevoerd. De paarden hadden
hierdoor minder beweging en stonden met hun hoeven meer in het vuil,
beide gunstig voor het optreden van rotstraal.
In dergelijke gevallen wordt den eigenaar, als de tijd het toelaat, dui-
delijk gemaakt, waarom die rotstraal schadelijk kan worden en hoe zij is te
genezen. Hoe beter de eigenaars de hoeven verplegen, des te beter voor
de paarden en hunne eigenaars en tevens voor de smeden, daar gezonde
hoeven het best te beslaan zijn en de smeden veelal de schuld krijgen als
er aan de hoeven wat mankeert, ook al hebben ze er geen sikkepitje
schuld aan.
Op grond van een en ander komt het mij nuttig voor, er ook in „De
Hoefsmidquot; eens weer de aandacht op te vestigen dat bestrijding der betrek-
kelijk onschuldige rotting van den straal zooveel mogelijk moet worden
bevorderd. De doode straalhoorn moet worden weggesneden, het rottende
gedeelte nauwkeurig met „werkquot; of jute worden gereinigd en hierna met
een dun laagje bruine teer ingesmeerd.
Veelal begint de rotting in het diepste gedeelte der middelste straalgroeve.
In dit geval moet deze met een prop goed in de diepte worden schoonge-
maakt en hierna een in bruine teer gedrenkte strook tusschen de beide
straalschenkels worden ingedrukt. Elke smid moet trachten den eigenaars
van alle paarden, welke aan zijn smederij worden beslagen de behandeling
van rotstraal nauwkeurig te leeren. Tal van eigenaars smeren hierbij alleen
aan de oppervlakte wat bruine teer en verzuimen juist het diepste gedeelte
te behandelen, waardoor herstel uitblijft.nbsp;A. W. H.
ONDERZOEK NAAR PRIJSBEPALING HOEFBESLAG.
Naar aanleiding van het ingezonden stukje van den beer A. Baren-
dregt, landbouwer te Winkel, in „De Hoefsmidquot; van 15 Juni 1922, wilde
ik zeer gaarne langs dezen weg, ter verduidelijking hierop eenige opmer-
kingen maken, omreden er onder de lezers van „De Hoefsmidquot; smeden
zullen geweest zijn, die de houding van de in bovengenoemd stukje ge-
noemde smeden (zooals daarin geschetst) niet goed begrepen hebben.
Alvorens eenige punten uit bovenvermeld stukje aan te halen, wil ik eerst
even te kennen geven, dat ik in geen geval partij wil kiezen, noch voor den
heer Barendregt, noch voor den heer Olij, tusschen wien deze kwestie toch
eigenlijk gaat; doch daar ook mijn naam daarin wordt vermeld, wilde ik
het volgende opmerken.
De heer Barendregt schrijft o.a.: „Bij die bespreking tusschen den heer
van der Voet en mij, waren de volgende heeren uitgenoodigd: Koelman,
Mr. smid, Alkmaar; Sietzema (moet zijn Sijstma), ambtenaar van den Rijks-
voorlichtingsdienst, te 's-Gravenhage; J. van Eden Petersman, Mr. smid te
Benthuizen; A. Waiboer, Landbouwer te Winkel, en J. A. Poorterman,
Landbouwer te Nieuwe Niedorp.
Ter verduidelijking aan H. H. Smeden, wil ik er op wijzen, dat de heer
v. Eden Petersman niet door den heer v. d. Voet, doch door den heer
B(arendregt) was uitgenoodigd en zich daar geheel aan landbouwerszijde
schaarde.
Deze houding zal zeker wel door een ieder naar waarde worden geschat.
Ook de gegevens over het aantal paarden te Woerden komen door be-
-ocr page 126-middeling van den heer v. E. P. Z.Ed, heeft het noodig geoordeeld daar-
voor een reis te maken naar Woerden en heeft daar ten gemeentehuize het
stuk door den gemeentestempel laten bekrachtigen.
De opgaaf van 130 paarden in Woerden is dus juist. Maar om door deze
gegevens op een boekhouding eener daar gevestigde smederij den schijn
van fictief te zijn opgesteld te doen werpen, vind ik in een openbaar schrijven
nu juist niet op zijn plaats. Het geeft blijk van onvoldoende kennis om-
trent den mogelijken gang van sommige bedrijven.
Als voorbeeld hiernaast neem ik Alkmaar, met een paardenaantal van
± 150 stuks.
Als men nu weet dat alleen bij mij aan de smederij wekelijks zeker 100
verschillende paarden op beslag komen en er hier nog 5 of 6 smeden zijn
die het hoefbeslag uitoefenen, dan begrijp ik niet dat de heer Heilker te
Woerden geen 20 paarden per week kan beslaan, al zijn daar dan slechts
130 paarden.
Verder schrijft de heer B.: „Hoewel de vergaderden van oordeel zijn,
dat de prijsberekening van vóór 1914 wegens inmiddels gewijzigde econo-
mische omstandigheden niet meer te handhaven is, werd aan de heeren
smeden ter vergadering verzocht aan te toonen waarin de oorzaak van het
groote prijsverschil van vóör 1914 en thans wel schuilt.
Hierop werd geantwoord dat het onmogelijk was dat aan te toonen.quot;
Bij het lezen van dit gezegde zullen wel zeer vele smeden verwonderd
hebben zitten kijken, doch zullen gaarne met mij de meening zijn toege-
daan: dat de pen van Z.Ed. toen bepaald wel een beetje te sterk heeft
gevloeid.
Verder leest men: „Eene zuivere afzonderlijke berekening van hoefbeslag
is volgens de heeren niet te maken, ook de heer Sietzema (Sijstma) ver-
klaarde onbegrijpelijk hetzelfde.quot;
Uitgaande dat de heer Barendregt ons hierin niet goed begrepen heeft
(alhoewel wij speciaal over dit punt wel drie kwartier gedebatteerd hebben)
wil ik hierover doen opmerken, dat eene afzonderlinge berekening van
hoefbeslag wél degelijk is te maken, doch dat het practisch beslist onuit-
voerbaar is, omreden de smidsbedrijven voorzeker 95 % gemengde bedrijven
zijn en waar het hoefbeslag z. g. bijschotel is.
Met het standpunt van een zuivere afzonderlijke berekening voor hoefbeslag,
geraakt ZEd. juist op het terrein, waarvoor ik steeds gestreden heb. Het
hoefbeslag moet inderdaad berekend worden naar gelang van de hiervoor
verrichte werkzaamheden, hetgeen niet anders dan billijk is en volgens
mijn bescheiden meening den juisten weg aangeeft. Doordat men dan echter
veel te hoog uitkvi'am met de prijzen, werd daar steeds niet verder op
ingegaan.
Staande de conferentie te Winkel heb ik gezegd, persoonlijk weinig te
geven om alle actie over prijsbepaling hoefbeslag. Want wat is het geval?
Hoog wordt hierover opgegeven, vergadering op vergadering wordt hierover
gehouden, dreigementen met coöperatieve smederijen zijn niet van de lucht,
en waar gaat het feitelijk om?
Ja geachte lezers, feitelijk om een aalmoes, om ruim 1 cent per dag, per paard.
-ocr page 127-Laten wij aannemen dat een landbouwerapaard in doorsnee 5 stel nieuwe
ijzers verslijt per jaar. Dit is toch beslist het maximum, daar vele nog geen
3 stel noodig hebben.
Gesteld nu dat het hoefbeslag 1 gulden per stel minder zou kosten, dan
geeft dit toch uiterlijk f 5.— per jaar verschil of ruim 1 cent per dag.
De schare van pruttelaars over het dure hoefbeslag jammert steeds maar
door en vlast al op een aandeel in de een of andere coöperatieve smederij,
zelve niet wetende over welk luttel bedrag eigenlijk de actie gevoerd wordt.
Velen zullen er onder zijn, die wanneer zij hun rekening eens goeA ter
hand nemen, en nauwkeurig nagaan, wat of zij aan het hoefbeslag kwijt
zijn en dan narekenen wat 1 gulden verlaging op een stel ijzers hun bij
het einde van het jaar direct voordeel biedt, zullen zeggen, waar maak ik
mij nu toch ook zoo druk om, want het is doodgewoon belachelijk.
En wat bereikt men door geheel deze actie?
Niets anders dan de vermoording van het smidsvak, waarover men zelf
komt te vallen, want na verloop van zeer korten tijd zal er gebrek zijn
aan werkkrachten in het smidsbedrijf, daar er haast niemand meer in dit
vak wordt opgeleid, omreden het loon voor dat harde en zware werken te laag is.
Van landbouwzijde mag men dit wel eens ernstig onder de oogen zien,
daar de smidswerkzaamheden ten plattelande steeds veelvuldiger worden,
door het aanschaffen van allerlei soorten landbouwmachinerieën en zullen
de door mij genoemde gevolgen dan ook niet uitblijven.
Alvorens te eindigen wil ik nog even het volgende uit het stuk van den
heer B. aanhalen:
Bijna aan het einde van het stukje leest men:
„Alleen de heer van Eden Petersman, Mr. Smid te Benthuizen, kon zich,
wat de onkosten en winstberekening betreft, niet met de overige heeren
smeden vereenigen en deelde dan ook op dit punt, en dat is juist het
zwakke punt, de opinie van mij en de heeren Waiboer en Poorterman.quot;
Dat de heeren landbouwers zich niet met de onkosten en winstberekening
kunnen vereenigen, is misschien gelegen aan hunne eenzijdige opleiding
door hun bedrijf, of zien de heeren soms in, dat indien zij met deze toch
algemeene usance van rekenen accoord gaan, dat zij dan tot een nog hoogeren
prijs zouden komen?
Wat de opinie in deze van den heer v. E. P. betreft, deze staat bij ons
smeden gelijk aangeschreven als bij U Landbouwers, n.1. als van iemand van
den ouden stempel, die van geen stamboek of iets dergelijks wil weten,
het tegendeel hardnekkig volhoudt en niet overtuigd wil worden, en mag
daaraan dan ook volgens mijne meening niet zooveel waarde worden gehecht.
Hiermede meen ik deze zaak van smifcpe voldoende te hebben toegelicht,
opdat een ieder voor zich zijne conclusie daaruit kunne trekken.
Gaarne vermeld ik hier nog even, dat de gehouden bespreking te Winkel
zeer vriendschappelijk werd gevoerd.nbsp;, .„ ,
U mijnheer de Redacteur beleefd dankzeggend voor de welwillend ver-
leende plaatsruimte, teeken iknbsp;hoogachtend.
Alkmaar, Juli 1922.nbsp;Th. A. Koelman Nz
Mr. Smid.
-ocr page 128-— Wedstrijd Hoefbeslag. Ter gelegenheid van de Nationale Landbouw-
tentoonstelling te Doesburg op 23 en 24 Augustus zal een wedstrijd in
hoefbeslag plaats vinden benevens een tentoonstellings-afdeeling met het doel
een overzicht te geven van materialen en gereedschappen, noodig voor dit
vak. Collecties ijzers, handgesmeed en fabriekmatig, alsmede leermiddelen
bij het onderwijs en gereedschappen behooren tot deze laatste rubriek. De
prijzen hierin zijn medailles.
Aan den eigenlijken wedstrijd kan alleen worden deelgenomen door ge-
diplomeerde hoefsmeden, geen onderwijzer in hoefbeslag zijnde. Het inleg-
geld bedraagt f 2.60. De aangiften sluiten vóór 1 Aug. bij den Secretaris
der Commissie. 23 Aug. om 8 u. v.m. begint de wedstrijd met het maken
van een ijzer volgens te geven model, waarvoor 20 minuten beschikbaar,
's Namiddags om 1 u. moeten de 12 deelnemers, die de beste ijzers gemaakt
hebben, een voet beslaan. Om paard en voet wordt geloot. Beschikbare tijd
45 minuten. Bij de beoordeeling zal worden gelet op: a. afnemen van het
oude ijzer en besnijden van den hoef, b. maken van het nieuwe ijzer en
c. passen en onderleggen van dat ijzer, terwijl tevens een kort mondeling
examen moet worden afgelegd over bouw en verrichting van den voet en
de eischen waaraan goed hoefbeslag moet voldoen. 1) Voordat tot het beslaan
wordt overgegaan moet de deelnemer stand, gang en hoefvorm mondeling
beoordeelen,
Ieder deelnemer moet z'n eigen gereedschap meebrengen. Door de Com-
missie wordt gezorgd voor: aambeeld, voorhamer, ijzer en nagels.
Prijzen medailles en eventueel getuigschrift.
1nbsp; Deze toevoeging lijkt ons minder practisch daar de gediplomeerde
hoefsmeden alle theoretisch onderricht hebben ontvangen en het behoorlijk
vergelijkend examineeren op een wedstrijd als deze o. i. bezwaarlijk doel-
matig is te doen.nbsp;Red.
—nbsp;Voorjaarsexanien 1932 voor liet verkrijgen van een Rijksdiphima als
hoefsmid. Bij de geslaagden, genoemd in den vorige aflevering, is verzuimd
op te geven dat B. A. Veldhuizen te Jutfaas „met lofquot; slaagde.
—nbsp;Een Bijdrage tot de studie van het hoefmechanisme. Onder dezen
titel heeft Prof. Dr. H. M. Kroon een artikel geschreven in het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde, waaraan we het volgende ontleenen.
De vormverandering van den hoef tengevolge van de opeenvolgende be-
lasting en ontlasting bij het loopende paard, het zoogenaamde hoefmechanisme,
maakt nog steeds een probleem uit dat niet geheel is opgelost niettegen-
staande reeds meer dan een eeuw lang een groot aantal onderzoekers zich
daarmede heeft bezig gehouden. Men zou zoo gaarne de vormveranderingen
nauwkeurig kennen, want dan alleen kan men het beslag zoodanig aanbrengen
dat de beweging van de verschillende onderdeelen van den hoornschoen zoo
min mogelijk wordt gestoord. Door het hoefbeslag kan men zoo gemakkelijk
het hoefmechanisme belemmeren en zoodoende hoorngroei, veerkracht van
den hoef, de schokbreking verminderen en den hoefvorm benadeelen. Het
hoefbeslag is dan ook geheel gebaseerd op het hoefmechanisme.
Schr. heeft een onderzoek ingesteld naar de beweging van de verschillende
punten op de buitenvlakte van den hoornwand. Voor de proefnemingen werd
een 4-j. proefpaard gebezigd en verder de buitenhoefhelft. Van een aantal
punten op deze helft werd door middel van een speciaal geconstrueerd toe-
stel en met gebruik van den elektrischen schel nagegaan hoe zij zich bij de
drie perioden der belasting gedroegen, of er van uitzetting of inkrimping
sprake was of wel geen wijziging optrad daar ter plaatse.
De drie perioden van belasting bij het loopen zijn: 1«. als de hoef juist
op den bodem is geplaatst (de last drukt op den hoef in de richting van
de voetas); als de romp over het op den bodem geplaatste been naar
voren geschoven en het zwaartepunt naar voren wordt gebracht (de richting
van de last maakt steeds grooter hoek met de voetas) en 3quot;. juist voor het
afzetten als deze hoek ongeveer 90° is en de last zeer groot.
In deze drie perioden is de uitzetting of vernauwing op verschillende
punten van den hoef niet steeds dezelfde. In de eerste periode is de vorm-
verandering van den wand uiterst gering, in de tweede en derde periode
is zij van meer beteekenis.
In de Ie periode van het steunen, zoo bleek aan Schr., heeft alleen iets
uitzetting plaats aan het bovenste gedeelte van den verzenwand, in de 2e
en 3e steunperiode wordt de wand in het toongedeelte bij de belasting
vlakker, dus de boek van den toonwand kleiner terwijl de verzenen uitzetten,
doch het bovenste gedeelte van den verzenwand wordt in de 3e periode van
het steunen nauwer. Tevens is het bewijs geleverd dat de geheele draagrand
uitzet, ook in het toongedeelte, tenminste in de laatste periode van het
steunen.nbsp;, . t
Gewoonlijk neemt men aan dat de draagrand alleen in de achterste hoet-
helft uitzet en daarom uitsluitend de verzenen afslijten op het ijzer, waarop
dan ook de schuringsvlakten op de bovenvlakte der ijzertakken wijzen. De
draagrand van de voorste hoefhelft, zoo wordt aangegeven, zet niet uit en
slijt daarom niet.nbsp;_nbsp;, , .. it^
Als deze meening juist was zou bij niet-shjtmg van de voorste hoetüeilt
en bij wel-slijting van de verzenen, de verzenwand niet op het ijzer dragen
(lucht liggen), als het paard b.v. eenige weken op eenzelfde beslag geloopen
had 1). Dit neemt men zelfs niet waar bij paarden die in maanden niet
beslagen zijn. Verder ziet men dat bij paarden die lang op eenzelfde beslag
loopen, de voetas naar achteren gebroken is en de hoek van den toonwand
met den bodem kleiner wordt. Dit nu is onmogelijk wanneer geen geringe
slijting in de voorste hoefhelft plaats heeft
Het verrichte onderzoek toont aan dat ook in de voorste hoefhelft, althans
in de derde periode, uitzetting plaats heeft, al is deze natuurlijk gering.
Hierdoor worden de nieten losgewerkt, zooals dat steeds gezien kan worden
bij paarden welke lang op eenzelfde beslag loopen. Een enkele maal vond
Schr. de draagvlakte van het ijzer, tusschen het laatste en middelste nagel-
gat, eenigszins blank geschuurd, terwijl ook soms duidelijk is waar te nemen
dat, als schroefgaten in het toongedeelte van het ijzer zijn aangebracht en
geen schroeven worden gebruikt, juist in het gat een cylindervormige ver-
lenging van den wand is waar te nemen. Deze kan het gevolg zijn yan het
persen van het ijzer op den draagrand, doch eerder van slijting waar het
ijzer de hoorn raakt en geen slijting waar het schroefgat is aangebracht.
Al deze omstandigheden wijzen dus wel op een geringe uitzetting van den
hoef, ook in de voorste hoefhelft.
Schr. heeft voorts ook nagegaan of de lengte-afmeting van den hoef bij
belasting verandert. Is dit zoo, dan zullen de verzenwanden in achterwaartsche
richting over de ijzertakken moeten verschuiven.
Met een toestelletje heeft Schr. proeven genomen en de conclusie is ge-
weest dat de hoef bij belasting in de 2e periode van het steunen langer
wordt, de verzenwand schuift iets naar achter, terwijl in de 3e periode van
het steunen, juist voor het afzetten, de hoef korter wordt en de verzenwand
naar voren schuift. In de 2e periode is de draagrand dus langer, in de 3e
periode korter dan bij den onbelasten hoef.
1)nbsp;Dit kan o.i. niet als een bewijskracht gelden. Door de lichaamslast zal de
verzenwand steeds op het ijzer gaan dragen, zoowel bij slijten als bij niet-
slijten van de voorste hoefhelft.nbsp;Red.
2)nbsp;Waarom eigenlijk onmogelijk? De verzenwand zakt en de voorste hoefhelft
zal iets achterover worden getrokken, schuiner komen te staan en tegen of over
het ijzer heen blijven groeien, zoodat de hoek met den bodem iets kleiner wordt,
zonder dat o.i. hiervoor nu juist slijting noodzakelijk is.nbsp;Eed.
— Hoefsmidsschool te Amersfoort. Op 16 Juli a. s. zal aan den
adjudant-onderofficier-instructeur hoefsmid H. J. S c h o 11 e n, te Amers-
foort, de gouden medaille worden uitgereikt voor 36-jarigen militairen
dienst.
— Paard en motor; de reactie op komst? Vooral in do groote steden heef t
het paard de laatste jaren groote verliezen geleden ten voordeele van de
auto. En men leest nu en dan berichten dat ze binnenkort zoo goed als
geheel van het tooneel verdwijnen zullen. Echter dit staat te bezien. In
Parijs bijvoorbeeld stijgt het aantal équipage's in de kringen van hen die
zich aanvankelijk met den automobiel hadden verzoend. Als bewijs hiervan
hebben we een heel lijstje namen gelezen, alle eigenaars en gebruikers
van het paard voor den wagen.
_ De vergoeding per beslag aan de militaire hoefsmeden is voor het
3e kwartaal van dit jaar vastgesteld op f 0.89 per inlandsch paard of per
paard van zwaarder slag en op f 0.80 per lersch paard of per muildier.
(u. „N. B. C.quot;)
— Ooed en slecht hoefbeslag. In navolging van de zoo geslaagde inspecties
in andere afdeelingen, heeft ook de afd. „Gorredijkquot; der Fr. M. v. L. hare
leden in de gelegenheid gesteld het hoefbeslag hunner paarden, dus het werk
van den gebruikelijken smid, gratis te laten controleeren door den heer
Johs. Plet, veearts te Heerenveen.
Een 50-tal paarden werden voorgebracht, beslagen door 14 verschillende
smeden. De beoordeeling was zeer uiteenloopend. De meeste smeden waren
met de eigenaars der paarden persoonlijk tegenwoordig. Aan het rapport,
dat volledig in de vergadering der afdeeling is besproken, ontleenen wij:
G. de V. te T. Zes paarden beoordeeld, best werk, dat blijkt door een
oordeelkundig, handig vakman gemaakt te zijn.
V. te H. Niet gediplomeerd, het werk van dezen smid was slecht, fabrieks-
ijzers, die niet pasten, veel te mager gestampt waren en daardoor veel te
laag en slordig genageld, terwijl bovendien de nieten nog te sterk onder-
geraspt waren, waardoor afzetten der ijzers gemakkelijk kan geschieden;
5 paarden gezien.
A.nbsp;te B. Fabrieksijzers, veel te kort en te nauw, vernielen den hoef.
B.nbsp;te T. Eén paard gezien, dat veel te nauw en met slecht passende
ijzers beslagen was.
Gebr. H. te G. Onderwijzer-hoefsmid en Eijks gedipl. hoefsmid. Over het
algemeen ruim voldoende, van een paar paarden maakte het beslag den in-
druk, dat wat te haastig gewerkt was; 6 paarden gezien, allen beslagen
met eigen gemaakte ijzers.
De heer Plet schrijft o. a. in het rapport, dat vele paardenhouders zeer
nalatig zijn in het beslaan hunner paarden, „Bij meerdere schijnt de meening
„te bestaan, dat een paard niet eerder naar den smid behoeft dan wanneer
„de ijzers er afvallen. Dat op zoo'n manier de hoef sterk verzwakt wordt
„en den stand en gang der paarden bedorven, dringt niet tot hen door.
„Wil een smid goed werk leveren, en dat mag men van hem eischen, dan
„dient het paard minstens om de zes weken bij hem gebracht te worden.quot;
Afdeelingen der Fr. M. v. L. die nadere inlichtingen wenschen over de
organisatie en de kosten van een inspectie van het hoefbeslag, kunnen zich
wenden tot den Secretaris der Fr. M. v. L. te Leeuwarden.
(u. Fr. Wbl.)
-ocr page 132-Ml [Ml ÜMl IMI (Ml Ml IM [Ml (Ml [MI HMI IM^
M
IPi
Specialiteit io Melen voor HoeUt
ster-Hoefnagels: meest uitgebreide sorteering in
meer dan 60 maten en modellen
voorradig.
Rubber-Hoefzolen: Uitsluitend van prima kwaliteit
caoutchouc vervaardigd, dus niet
van rubberafval.
I
1
1
1
1
n
IM
1
voor VOOR- en ACHTERijzers in 12 maten voorradig.
Zolen voor halve ijzers met hoog rubberkussen in 5
maten voorradig.
blokzolen, straalzolen, caoutchouc hielstukken, hoef-
randen, strijkringen, kunsthoorn, kurkkit.
IJsnagels, scherpnagels, kalkoenen, stiften, opruimers,
hoeftangen, renetten, hoefraspen, hoefhamers, houw-
. klingen, lasch- of weiblad, laschpoeder enz.
m
n
TEL. 1355
27e Jaargang — Aflevering 8. — 15 Aug. 1922. /o .
MAANDBLAD.nbsp;' ,
mSSüïiiiLUÜiina*nbsp;'
in de modellen
Lambert open pad
Bar pad
Frog pad
O. K. Star pad
Walpole boulevard pad
Walpole truss pad
en de bekende
m
»1nbsp;Amerikaansche
HELLER HOEFRASPEN
WEDER LEVERBAAR
Lambert amp; Company
Leuvehaven 66 :: Rotterdam
Een en ander over Noord-Brabant en het hoefbeslag. — Verslag van het
iesde examen ter verkrijging van een Rijksdiploma als hoefsmid — Verslag
der commissie voor hoefbeslag der G. O. M. v. L. — Slecht beslag en ijzer
van 1Kilo. — Trekpaardententoonstelling te 's-Gravenhage. — Ingezonden
«tukken. Korte mededeelingen. — Persoverzicht. — Advertentiën.
EEN EN ANDER OVER NOORD-BRABANT EN HET HOEEBESLAÖ,
dook
Dr. R. H. J. GALLAND AT HÜET,
Kapitein-paardenarts te Amersfoort.
Breda (vervolg).
De zaak van de Gebr. Vermeulen is gelegen in de gemeente Ginneken
aan den Teteringscben dijk D. 93; het is een van oüds bestaande smederij
die steeds van vader op zoon is overgegaan. De patroon, de heer J. Ver-
meulen, is secretaris van de smeden-patroons vereeniging St. Eloy, welke
vereeniging in 1919 is opgericht voor Breda en omstreken en 17 leden telt.
De oprichting was een gevolg van de groote prijsstijging der grondstoffen
en de concurentie van de Handelsvereeniging van den Noordbrabantschen
Christelijken Boerenbond. Van dien tijd af kwam er verbetering in het be-
drijf, daar men een vaste prijsregeling instelde en men zich hieraan ook
hield. Dat dit noodzakelijk was, blijkt wel hieruit, dat door onderlinge con-
curentie de prijzen waren gedaald tot f 1.40 per beslag en de patroons
hier aldus geld op toe gaven. De prijzen zijn daarna veel verbeterd, doch
men vindt ze nog laag, daar er hooge eischen aan het beslag moeten wor-
den gesteld, speciaal voor de stamboekpaarden v/h. Belgische ras. Vele van
deze paarden hebben een slechten stand, welke door den hoefsmid moet
worden weggewerkt en ook zijn deze paarden moeilijk in de behandeling
door den zwaren lichaamsbouw. Nadat het eenige jaren goed was gegaan en
in de smeden vereeniging veel samenwerking was, stierf te Princenhage het
lid der vereeniging, welke tevens de ziel hiervan was en wien het door een groot
organisatorisch talent gelukte om allen bijeen te houden. Na zijn dood was
de eenheid verbroken, bedankten geleidelijk verscheidene leden en begon
van lieverlede weder de oude concurentiestrijd, welke tot gevolg heeft gehad,
dat er op sommige plaatsen al weer voor f 3.— een vierkant beslag wordt af-
geleverd. De secretaris beijvert zich steeds om weer aansluiting te krijgen
van de afvallige leden en houdt hun voor dat het tenslotte dan nog beter
is om arm te zijn door niets te doen dan door hard te werken. Wij wen-
schen hem succes toe in zijn streven en hopen dat de Vereeniging St. Eloy
weder moge opbloeien en het hoefbeslag hoog moge houden. De zaak van
de Gebr. Vermeulen is een gemengd smedenbedrijf, waar paarden worden
beslagen uit de gemeenten Ginneken, Breda en Teteringen. De klandisie
bestaat in hoofdzaak uit boerenpaarden die alle aan de smederij zelve worden
beslagen, en wel gemiddeld 8 ä 10 per week.
De prijzen zijn vanaf 1 Juli aldus: 1 x V2 ^ 4; 1 x ^la f 5; sleepers-
beslag 11/4 X of l'/a X Vi6 f6; ponniebeslag f 3.50. Het ver-
leggen van ijzers kost f 2.20 voor zware paarden, f 2.— voor gewone ijzers
en f 1.50 voor ponnies. Het inzetten van stooten kost 25 cents per stuk,
terwijl voor het winterbeslag, dat met schroeven plaats vindt, T'/g cent per
schroefgat en 12 en 10 cents, resp. voor paarden- en ponnieschroeven moet
worden betaald. Het beslag wordt uitsluitend uitgevoerd met handgesmede
ijzers en naar de grootte van het paard wordt al of niet van den noodstal
gebruik gemaakt. Het hoefbeslag wordt alleen verricht door den pa-
troon die gediplomeerd hoefsmid is; hij heeft twee knechts in dienst welke
65 cent per uur verdienen en een jongen tegen f 6.— per week.
De werkuren zijn vanaf 1 Mei tot 1 October verlengd tot 55 uur per week
met vrijen Zaterdagmiddag; de overige maanden wordt wekelijks 48 uur
gewerkt. Nog zij opgemerkt, dat de meeste paarden vóór vlak beslagen
worden en achter met kalkoenen; verder komen afwijkende ijzers weinig
voor en wordt over de hoedanigheid der hoeven niet geklaagd.
De zaak van de heeren Sloekers te Ginneken bestaat dit jaar 32 jaar en
wordt door vader en zoon gedreven. Sloekers Sr. richtte de hoefsmederij
op, nadat hij aan de K. M. A. zijne opleiding had ontvangen en aldaar een,
vanwege de Noord-Brabantsche-Mij. van Landbouw, gegeven cursus had
gevolgd onder leiding van wijlen den paardenarts de Man en den hoefsmid
v. d. Weijer; na afloop van dien cursus werd hem een diploma toegekend.
De heer Sloekers Jr. volgde ook een cursus te Breda en bekroonde deze
door het behalen van het Eijksdiploma te Utrecht. De hoofdschotel van het
bedrijf is hier hoefbeslag en weinig tijd kan er slechts overschieten voor
andere werkzaamheden. Het aantal paarden, dat wekelijks beslagen wordt,
bedraagt dan ook ongeveer 35; deze komen, behalve uit de eigen gemeente,
uit Breda, Teteringen, Tilburg, Gilze, Ulvenhout, Chaam en uit nog ver-
schillende kleinere dorpjes. In hoofdzaak komen de paarden aan de smederij,
maar toch wordt op verschillende stallen ook aan huis beslagen. De prijs
van normaal zomerbeslag bedraagt f 4.50, het verleggen ervan kost f 2.—;
terwijl schroefgaten voor winterbeslag ä 7'/g cent per stuk worden berekend.
Afwijkend beslag, dat nog al eens voorkomt, wordt afzonderlijk berekend
en zoo kost het onderleggen van twee balkijzers b.v. f 3.—. Luxe paarden
zijn geen zeldzaamheid in dit bedrijf en hierbij wordt veel gebruik gemaakt
van hoefzolen. De heeren Sloekers werken uitsluitend met handgesmede
ijzers en hebben nooit machinale ijzers toegepast; behalve vader en zoon
zijn er nog twee jongens als hulpkrachten. De werkuren zijn ook hier 10
uren per dag. Het beslag geschiedt hoofdzakelijk uit de hand en alleen
zware sleeperspaarden komen in den noodstal. Als regel wordt vlak beslag
ondergelegd, doch de sleeperspaarden krijgen kalkoenijzers aan de achter-
hoeven, om het schuiven zooveel mogelijk te beletten. Des winters worden
zoowel schroeven als stiften gebruikt doch aan de eerste wordt de voorkeur
gegeven daar stiften meer verloren geraken. De hoeven der paarden zijn over
het algemeen best en hoefgebreken komen weinig voor, hoewel de plathoef
nog wel eens wordt gezien.
In Princenhage wordt het hoefbeslag uitgeoefend door de heeren J.
Sloekers en A. de Rooij; de eerste ontving zijn opleiding aan de K. M. A.
en behaalde het Eijksdiploma te Utrecht; hij is aldaar sinds 10 Januari
1921 gevestigd. Zijn voorganger was de heer P. J. Bachmann, doch
deze was slechts 3 jaar in de zaak toen hij stierf; de smederij bestaat
al meer dan 58 jaar. Het derde gedeelte van het bedrijf wordt inge-
nomen door hoefbeslag, het overige ^jg door andere werkzaamheden.
De klandisie bestaat hoofdzakelijk uit boerenpaarden, doch ook komen
sleepers-en stalhouderspaarden op beslag; eenige van deze komen uit Breda,
Ginneken, Teteringen, Etten en Leur. Hier wordt uitsluitend aan de sme-
derij beslagen en geen koud beslag uitgevoerd. Het gemiddeld getal, dat
wekelijks beslagen wordt, bedraagt 25 paarden. De prijzen zijn f 4.— voor
gewoon beslag; f 6.— voor luxe en f 6.— voor zware paarden. Het ver-
leggen der ijzers kost f 2.— per 4 stuks. Afwijkend beslag wordt weinig
ondergelegd en zoolbeslag komt nooit voor. Ook hier worden uitsluitend hand-
gesmede ijzers gebruikt en worden de paarden op slechts 4 na, welke zeer
lastig zijn, alle uit de hand beslagen. De patroon werkt met 2 knechts,
waarvan een volwassen, die f 16 weekloon ontvangt, benevens kost en in-
woning. De werkuren zijn van 's morgens 7 tot 's avonds 6 uur met aftrek
der schafturen. De hoeven geven geen aanleiding tot klagen en slechts enkele
brokkelhoeven komen voor; toch werken de paardenhouders niet mede tot
een goede hoefverzorging want de boeren laten de ijzers veel te lang onder-
liggen, zelfs tot 7 maanden toe. Gedeeltelijk wordt vlak beslag ondergelegd
en gedeeltelijk met kalkoenen; vooral des winters worden de paarden veel
met kalkoenijzers beslagen, waarbij dan schroefgaten in den toon worden
aangebracht. Stiften voor winterbeslag worden hier niet gebruikt.
De smederij van den heer de Rooij bestaat ook al meer dan 50 jaar en
ging van vader op zoon over. Het is een grof-, hoef-, kachel- en landbouw-
smederij waarvan voor het hoefbeslag de klandisie meer uit landbouw-
paarden bestaat. Deze komen alle aan de smederij, het gemiddelde aantal
per week bedraagt 10 a 12 paarden. De prijs van het beslag is f 4.— voor
zomerbeslag, terwijl voor winterbeslag bovendien 71/2 cent per schroefgat wordt
berekend. Het verleggen der ijzers kost f 2.—; ook hier worden uitsluitend
handgesmede ijzers gebruikt, terwijl het beslag al of niet in den noodstal
wordt uitgevoerd. De boerenpaarden krijgen veelal kalkoenijzers, vooral in
den winter, terwijl de stalhouderspaarden vlak beslag onderkrijgen. Het
werk wordt uitgevoerd door den patroon met behulp van een, soms van twee
knechts. De hoeven der paarden zijn vrij goed en afwijkingen in het beslag
komen hier weinig voor, zoolbeslag in het geheel niet.
Tenslotte nog een enkel woord over de hoefsmederij van den heer Vlamings
te Ulvenhout. Deze zaak werd door den patroon opgericht in 1897 en omvat
in hoofdzaak hoefbeslag, terwijl verder smeedwerk wordt uitgevoerd in verband
met het landbouwbedrijf. Het overgroote aantal der paarden dat in beslag komt
zijn landbouwpaarden, daarnaast nog eenige luxe- en sleeperspaarden. Behalve
uit de plaats zelve en naaste omgeving, komen o.a. ook paarden op beslag
uit Chaam en Eijsbergen. Zoo goed als alle paarden worden aan de smederij
beslagen en slechts enkele op stal; het gemiddelde wekelijksche aantal be-
draagt 22 stuks. De prijzen voor het zomerbeslag zijn voor ponnies f 4.—
gewoon beslag f 4.50, zwaar beslag f 5.— en sleeperspaarden f 6.50, terwijl
het verleggen tegen den halven prijs geschiedt. Afwijkend beslag wordt af-
zonderlijk beoordeeld en komt weinig voor; schroefgaten kosten 71/2 cent
en schroeven 20 cent. Machinale ijzers worden ook hier niet gebruikt en
alles wordt uit de hand gesmeed. Behalve de patroon oefenen zijn twee zoons van
27 en 22 jaar het beslag uit en werken op volle werkdagen 10 uur. Behalve
eenige conservatieve boeren die ijzers met kalkoenen blijven eischen, wordt
als regel vlak beslag ondergelegd. Het winterbeslag wordt meestal toegepast
met beiteldraadschroeven, bij landbouwpaarden twee in den toon en twee
in de verzenen, bij luxepaarden slechts twee aan de verzenen, terwijl bij
landbouwpaarden vaak een stoot wordt toegepast ter bescherming van de
schroefgaten. Over de hoeven wordt niet geklaagd hoewel plathoeven nog
al voorkomen. De patroon behaalde indertijd in 1891 een diploma als hoefsmid
na het afloopen van een cursus waarvan de leider was wijlen de veearts
de Jong. De oudste zoon werd te Breda opgeleid aan de K. M. A. en be-
haalde het Rijksdiploma te Utrecht, terwijl de jongste zoon een diploma
verwierf aan de Hoefsmidschool te Amersfoort.
(Wordt vervolgd.)
VERSLAG VAN HET ZESDE EXAMEN TER VERKRIJ-
GING VAN EEN RIJKSDIPLOMA ALS HOEFSMID,
afgenomen te Utrecht in de maanden Maart en Mei 1922.
Dit examen heeft plaats gehad ten overstaan van dezelfde Examencommissie,
welke ook het in het najaar van 1921 gehouden vijfde examen ter ver-
krijging van een Rijksdiploma als hoefsmid heeft afgenomen.
Nadat in de vakbladen een oproeping voor bovengenoemd examen was
geplaatst en de inschrijving hiervoor op den 20sten Februari was gesloten,
hielden voorzitter en secretaris op den 22sten een voorbereidende bijeenkomst.'
Op den 25sten Februari werd de examencommissie bijeengeroepen. Op
deze vergadering werd onder meer de examenrooster vastgesteld en over-
eengekomen geen wijziging aan te brengen in de tot heden gevolgde wijze
van examen afnemen. Wel werd besloten met het oog op het niet meer
verstrekken van reiskosten aan de examinandi, de eerste dagen van het
examen telkens te 11 uur aan te vangen.
Als examendagen werden bepaald 6-7-8-9-15-16-20-21-22-23-27-28-29 en
30 Maart en 1-2-3-4-8-9-10-11-15 en 16 Mei, terwijl 17 Mei werd vastgesteld
als eindvergadering van voorzitter en secretaris.
Voor het examen hadden zich aangemeld 144 candidaten; van hen gaven
15 kennis, door ziekte als anderszins, verhinderd te zijn het examen af te
leggen, zoodat in het geheel 129 candidaten werden geëxamineerd.
Van deze 129 namen 106 voor de Iste maal aan het examen deel, 21
voor de 2de maal en 2 voor de derde maal. Van de geëxamineerden waren
21 reeds gediplomeerde hoefsmeden, waarvan verscheidene te voren bij
onderwijzers in practisch hoefbeslag een herhalingscursus hadden gevolgd.
De overige 108 candidaten hadden een cursus-opleiding genoten en wel in
een der volgende plaatsen: Utrecht, Amersfoort, Alkmaar, Schagen, Haarlem,
's-Gravenhage, Goes, Oostburg, 's-Bertogenbosch, Breda, Doetinchem, Maastricht,
Venlo, Enschede, Holten, Groningen, Middelburg, Oud-Beijerland, Sneek en
Middelharnis.
Van de 21 reeds gediplomeerde hoefsmeden slaagden er 13; hiervan
namen 9 en 4 respectievelijk voor de Ie en de 2de maal aan het examen
deel, 2 van hen slaagden met lof.
Van de 108 leerlingen van cursussen slaagden er 56 en wel respectievelijk
49, 4 en 2 voor de 1ste, 2de en 3de keer; van hen slaagden er 3 met lof.
Van enkele cursussen slaagden een zeer gering aantal candidaten. De
examencommissie heeft gemeend hierop in een schrijven de aandacht te
moeten vestigen van den Inspecteur van het Landbouwonderwijs, daar zij
de meening toegedaan is dat bij sommige leiders van cursussen alsmede
bij de aan die cursussen verbonden practische onderwijzers, geen voldoend
inzicht bestaat in de eischen, welke aan het Eijksdiploma worden gesteld.
Het gevolg hiervan is dat de candidaten van deze cursussen teleurgesteld
worden, ook financieel worden gedupeerd en het doel van de cursussen
wordt gemist.
De voorzitter der examencommissie beeft zich in bovenbedoeld schrijven
beschikbaar gesteld om in een eventueel uit te schrijven vergadering1,
waarvoor cursusleiders, onderwijzers in practisch hoefbeslag en verdere be-
langhebbenden zouden kunnen worden uitgenoodigd eene duidelijke
uiteenzetting en bespreking te houden van de wijze waarop een cursus in
hoefbeslag behoort te worden gegeven en van de eischen waaraan zulk een
cursus moet voldoen, wil hij eene goede voorbereiding zijn voor het Rijks-
diploma.
Nog zij vermeld, dat van de leden der examencommissie de heeren Plet,
Staal, Büsema, van Angeren en van Kempen, allen één of meerdere dagen
verhinderd waren hunne functie waar te nemen en werd hierin voorzien
door de plaatsvervangende leden Kroes, Bongaarts, van der Plank en Hagen.
(Hierop volgt de lijst der geslaagde 68 candidaten, welke lijst thans is
weggelaten, als zijnde reeds in de Juni-aflevering van „De Hoefsmidquot;
opgenomen. E e d.).
Utrecht, 18 Mei 1922.nbsp;(w. g.) H. M. Kroon, Voorzitter.
\w. g.) Gallandat Huet, Secretaris.
1nbsp; Bedoelde vergadering is — zooals uit de Juli-aü. van „De Hoefsmidquot;
bekend is — gehouden op 8 Juli te Utrecht. Eed.
VERSLAG DER COMMISSIE VOOR HOEFBESLAG DER G. O. M. v. L.
OVER HET JAAR 1921—1922.
Gedurende het verslagjaar werden vier cursussen gehouden en wel te
Doetinchem, waar het tweede gedeelte gegeven werd, en te Lochem, Tiel
en Arnhem, in welke plaatsen een nieuwe cursus begon.
In verband met de beschikbare subsidie moest de Commissie een aan-
vraag van de Afdeeling Deventer afwijzen.
Waar dus dit jaar drie nieuwe cursussen begonnen, werden ook drie
overgangsexamens gehouden en wel op 11 Maart te Lochem, 18 April te
Arnhem en 22 April te Tiel.
In Lochem trad de heer G. v. Soest als plaatsvervanger in de examen-
commissie op. Ofschoon het geen invloed op het examen en den uitslag
daarvan had, moet de commissie toch tot haar spijt daarbij opmerken, dat
dit jaar te Tiel geen enkele voorbereidende maatregel voor het examen was
genomen. In Arnhem was, evenals vorige jaren, alles keurig geregeld.
Cursus te Doetinchem. Leider was de heer E. Schreur, dierenarts te
Doetinchem, terwijl de heer J. A. Tangelder te Duiven als practisch
onderwijzer optrad. De cursus begon met 7 leerlingen, die het vorig jaar
voor het overgangsexamen geslaagd waren, van wie één zonder kennisge-
ving wegbleef, terwijl de heer A. Harmsen te Angerlo, die reeds in het
bezit was van het diploma der G. O. M. v. L., na overleg met de Com-
missie, als toehoorder werd toegelaten.
De lessen werden geregeld bezocht, op enkele verzuimen na; over den
ijver der leerlingen viel niet te klagen. De zes leerlingen namen allen
deel aan het examen te Utrecht, terwijl ook de heer Harmsen zich hieraan
onderwierp.
Het diploma als Eijks-Hoefsmid werd behaald door: G. J. Schooltink te
Baak, J. M. Hartgerink te Duiven, G. W. Verwagen te Wehl, W. H.
Sessink te Hengelo (G.), H. W. Ch. Nisselder te Gendringen, A. Harmsen
te Angerlo (met lof). De laatste behaalde het hoogste aantal punten (61.5)
tot heden te Utrecht behaald.
Cursus te Lochem (le gedeelte). Als leider trad op de heer A. Hyink
te Lochem, dierenarts; practisch onderwijzer was de heer J. W. Koersel-
man aldaar.
De cursus werd gevolgd door negen leerlingen. De lessen werden gere-
geld bijgewoond, terwijl de leerlingen voldoenden ijver toonden. Bij het
overgangsexamen werden alle leerlingen toegelaten tot het tweede gedeelte,
enkele met de speciale aansporing vooral goed hun best te doen, zoo ze
met kans van slagen aan het tweede gedeelte wilden deelnemen.
Cursus te Tiel (le gedeelte). Als leider en practisch onderwijzer traden
op resp. de heeren M. ten Broek, dierenarts te Tiel en S. van Angeren
te Utrecht.
Aan den cursus namen elf leerlingen deel, van wie zich tien aan het
overgangsexamen onderwierpen. Tot het tweede gedeelte konden slechts
vier leerlingen worden toegelaten.
Cursus te Arnhem (le gedeelte). De leiding berustte bij den heer M. de
Eidder, dierenarts te Arnhem; practisch onderwijzer was de heer J. Th.
Huitink te Euurlo.
De cursus werd begonnen met twaalf leerlingen, van wie één door ziekte
uitviel. De lessen werden geregeld gevolgd en de leerlingen toonden vol-
doende ijver en toewijding. Elf leerlingen namen deel aan het examen. Eén
was door ziekte verhinderd, die later te Tiel geëxamineerd werd. Tien
leerlingen werden toegelaten tot het tweede gedeelte. Twee van hen kregen
de ernstige vermaning mee zich toch vooral te blijven oefenen en hun best
te doen, zoo ze met vrucht het tweede gedeelte wilden kunnen volgen om
het diploma in Utrecht te kunnen behalen.
Namens de Commissie voor Hoefbeslag.
{w. E. Schreur, WnA. Voorzitter,
(w. g'.) J. C. M. Gurck, Secretaris.
Eenigen tijd geleden kreeg ik een paard te beslaan, waarvan eene korte
mededeeling mijns inziens wel op haar plaats is.
Het betrof een merrie, volgens informatie uit België afkomstig en ver-
moedelijk beslagen volgens de zoogenaamde Belgische methode.
Bij inspectie van stand en gangen kreeg ik den indruk van een paard
met slechte voeten, de wand was bestreken en dichtgesmeerd met kunst-
hoorn.
Na het afnemen der ijzers en bij de verdere bewerking bleek me al gauw
dat de smid hieraan schuld had. De hoeven waren onvoldoende ingekort
en de gaten schraal. De ijzers hadden een enorm gewicht, zoodat van vlot
optillen van de voorbeenen geen sprake was. Zij wogen ruim l^/j kilo per
stuk en lagen er kort onder.
Natuurlijk heb ik ze niet weer gebruikt. De dikte dier ijzers bedroeg
meer dan 2 c.M. en aan de takken zelfs bijna c.M., terwijl de breedte
nauwelijks 2 c.M. bedroeg. Verder een afhelling van geen beteekenis, geen
rits en verkeerd gestampte nagelgaten. Een veel te zwaar, onvakkundig
vervaardigd ijzer, al heel slecht voor den hoef en het geheele paard.
Waarom die buitengewoon dikke ijzers noodig geacht worden, weet ik
niet. O verbouwd was het paard niet.
De photo van het ijzer kan een en ander nog nader toelichten.
Biezelinge (Zeeland).nbsp;P. A. B u 11 e r P™.
SLECHT BESLAG EN IJZERS VAN Vj, KILO.
TREKPAARDENTENTOONSTELLING TE 's GRAVENHAGE.
Evenals het vorige jaar is ook in 1922, en vrel op 12 en 13 Juli, een
goed geslaagde tentoonstelling gehouden van paarden van het trekpaard-
type. Wij geven hieronder de afbeelding van een hengst en van een merrie
die den kampioenstitel verwierven.
Geachte Heer Redacteur \
Zeer gaarne had ik, zoo mogelijk nog in het eerstvolgend nummer van
Uw veelgelezen blad, inlichtingen of aanwijzingen over onderstaand, m. i.
zeer bijzonder geval, waarvoor bij voorbaat mijn dank.
Een mijner klanten n.l. schafte zich dit voorjaar een tuigpaard aan,
hetwelk de onhebbelijke eigenschap heeft, bij het opnemen der voorbeenen
het grint van den weg tegen zijn buik en zelfs in het rijtuig te werpen.
Hierdoor bang geworden zijnde, schijnt zulks tijdens het loopen steeds
erger te worden, hetgeen natuurlijk — hoewel de leidsels in sterke handen
zijn — zeer ongeriefelijk is.
Achtereenvolgens hebben wij met het navolgende beslag getracht dit
euvel zoo mogelijk op te heffen, doch tot heden zonder het minste resultaat:
Ie. z.g. verkeerde afhelling in het ijzer geslagen,
2e. Een zool van een autoband er tusschen gelegd.
3e. Het geheele ijzer met een plaat dicht gelascht.
4e. Het teengedeelte van het ijzer afgehakt, zoodat ongeveer 1/3 deel van
den hoef onbeslagen was, en dit gedeelte bij wijze van opzet weggeraspt.
Bovendien werden de ijzertakken steeds zoo kort mogelijk gehouden en
schuin afgevijld.
Mij overtuigd houdende van uwe belangstelling in deze, en hopende in
dit speciale geval, hetwelk in mijn ruim 25-jarige practijk nog niet is voor-
gekomen, van u en (of) van uw collega's een aanwijzing of raad te ontvangen,
teekent met de meeste hoogachting, uw abonné,
Perwis, Aug. 1922.nbsp;P. Veerbeek Jr.
Is het bedoelde paard een z.g. turftrapper of stamper? Dan kon het
wellicht aanbeveling verdienen den toon lang te houden en in het voorste
ijzergedeelte extra gewicht te leggen om zoodoende den pas langer te maken.
Het is intusschen moeilijk het geval van uit de verte te beoordeelen. We
zullen gaarne overwegen het paard in kwestie te gaan zien en komen er
dan nog nader op terug. Inmiddels zal het den heer Veerbeek aangenaam
zijn als hem ook van lezers-zijde advies kan worden verstrekt. E e d).
— Wedstrijd Hoefbeslag te Weert. Deze wordt gehouden op 14 en 15
September a.s., des voormiddags 8 uur 30. Voor gediplomeerde burger-
hoefsmeden uit alle provinciën is gelegenheid aan dezen wedstrijd deel te
nemen. Den eersten dag moet door iederen deelnemer een ijzer worden
gemaakt met verbreeden buitentak voor een hoef met verbeend hoefkraak-
been en wel bestemd voor een ter plaatse aanwezigen hoef. De deelnemers
mogen maten nemen, doch verder niet passen en moeten het ijzer binnen
één uur inleveren.
Na de beoordeeling van alle ijzers (den eersten dag) wordt medegedeeld
welke deelnemers den volgenden dag nog kunnen mededingen.
Zij, die den tweeden dag nog kunnen mededingen moeten twee hoeven
beslaan, waarvoor zij de ijzers zelf maken; daarvoor wordt 2^/2 uur tijd
gegeven.
Utrecht, Augustus 1922.nbsp;S. van Angeren.
— Amersfoort. In Juli hebben den cursus met succes beëindigd en zijn
als mobilisatiehoefsmid afgeleverd, de leerlingen G. Wendt, mil. cav.,
L. Cossee, F. J. Hendrik, J. F. v. Rooy, J. W. Knaak en H. J. Salemink,
alle miliciens der Bereden Artillerie, terwijl de vrijwilliger der huzaren
M. Oljans geslaagd is voor het examen van hoefsmid.
—nbsp;Loonsverlaging. De Nederl. Smedenvereeniging en de afdeeling Amster-
dam van den Bond van Smedenpatroons in Nederland zijn, volgens het
N. v. d. D., met de samenwerkende Metaalwerkersorganisaties overeenge-
komen, dat van 1 Augustus af de loonen der burgersmeden met 6 pet.
zullen worden verlaagd.
—nbsp;Crelderland. Aan de Geldersch-Overijselsche Mij. van Landbouw is door
de Provinciale Staten een subsidie verstrekt voor het onderwijs in hoef-
beslag van f4;50.—
—nbsp;Friesland. „Het Paardquot; no. 32 van 11 Aug. bevat een kort verslag
van de 23 Aug. te Leeuwarden gehouden centrale keuring, luidende als volgt:
„Best weer, baan en regeling zeer goed, belangstelling zeer voldoende.
De algemeene indruk, voor wat het bovenlandsch ras aangaat, was veel
gunstiger dan in 1921, vooral wat betreft de driejarige en oudere merries.
De oudere merriën vormden twee zeer voldoende klassen (één met en één
zonder veulen) van eene goede maat, op enkele uitzonderingen na. Het
beenwerk kon, vooral wat betreft de voorbeenen die nogal eens ingesnoerd
waren, zwaarder worden gewenscht. De gangen waren voldoende, bij meer-
deren goed. Opvallend was echter het aantal onvoldoende voeten, terwijl het
beslag over het algemeen nog wel te wenschen overliet. Inzonderheid de
klasse driejarigen was veel beter dan in 1921. Jammer dat enkele te groot
in de maat waren. Het beenwerk was in deze rubriek over het geheel
zwaarder dan in de beida vorigen, de gang van sommigen goed en in totaal
voldoende. Ook hier evenwel weer opvallend veel voeten van minder goede
kwaliteit. Van de enters en twenters kunnen we alleen den indruk der be-
kroonden weergeven. Zij hadden het goede type met voldoende beenwerk
en vry goede gangen. De voeten waren voldoende. Van de enters kon het
beenwerk zwaarder worden gewenscht. De geprimeerde hengsten, welke na
afloop der bekroningen werden gemonsterd, zagen er goed uit en lieten
zich goed zien. De totaal-indruk was die van een voor Friesland goeden
keuringsdag.quot;
—nbsp;■ Coupeeren. De in Juli te 's Hage gehouden trekpaard-tentoonstelling
gaf C, die voortdurend tegen het coupeeren te velde trekt, in een artikel
in „Het Paardquot; over „De Belgenquot; aanleiding tot het volgende onderschrift:
„Het spijt me zeer te moeten melden, dat de veulentjes, die hunne
moeders vergezelden, alle reeds gecoupeerd waren — dit geschiedt naar ik
vernam in de eerste week van hun bestaan. Waar blijven jury en handel,
die weigeren een paard zonder staart te beoordeelen en te koopen in plaats
van het dier in dien gemutileerden toestand te eischen? De fokkers zei ven
zouden niets liever zien — de meesten vervloeken toch de modesleur, welke
hen er toe dwingt. Hoe lang nog kloppen fokkers, dierenartsen, dierenbe-
scherming, goede smaak, in één woord gezond verstand aan doovemans
deur?quot;
—nbsp;Groot bedrijf. Te Grubbenvorst bij Venlo heeft Mej. M. Berger een
bedrijf dat 500 H.A. groot is (bouw-, weiland en bosschen). De paarden-
stapel bestaat uit ongeveer 100 stuks, waarvan 6 goedgekeurde dekheng-
sten, 45 fok- en werkpaarden en de rest jonge dieren. Onder het 45 man
sterke personeel zijn twee gediplomeerde hoefsmeden die geregeld werk
hebben om de hoeven der paarden te verzorgen en ander smidswerk te ver-
richten, waarvoor eene naar de eischen des tijds goed ingerichte smederij
bestaat.
—nbsp;Paard en motor; de reactie op komst? Vooral in de groote steden heeft
het paard de laatste jaren groote verliezen geleden ten voordeele van de
auto. En men leest nu en dan berichten dat ze binnenkort zoo goed als ge-
heel van het tooneel verdwijnen zullen. Echter dit staat te bezien. In Parijs
bijvoorbeeld stijgt het aantal équipage's in de kringen van hen die zich
aanvankelijk met den automobiel hadden verzoend. Als bewijs hiervan hebben
we een heel lijstje namen gelezen, alle eigenaars en gebruikers van het
paard voor den wagen.nbsp;(u. nüet Paardquot;.)
—nbsp;Het oudste paard. Uit Amerika is een geschiedenis komen overwaaien
van een paard, genaamd Clover, dat niet minder dan 51 jaar oud is en nog
in goeden doen.
Clover stamt af van Hambletonian, de stamvader van den Amerikaanschen
draver, en moet zelf ook vroeger op de baan met succes hebben geloopen.
„The Worldquot;, een krant, geeft het volgende, kleurig aandoende, verhaaltje
van het geval. In 1887 kocht een dorpsgeestelijke den thans beroemden,
doch toen ziekelijken, vermagerden en kreupelen 15-j. Clover. Door goed
oppassen van den meester en dankbaar gedijen van het paard kwam alles
weer in orde en Clover deed braaf z'n kalm dienstje voor des pastoor's
karretje. Na 6 jaar komt er een ontknooping. Clover is bij den smid om
beslagen te worden, als een chique gerij uit de stad ook bij den winkel
stop houdt. De vreemdeling kijkt naar Clover, geraakt in verwondering, be-
wondering, extase, en ontdekt in hem het beroemde coursepaard van
jaren her!
De geestelijke Dr. Meyers, heeft Clover van 1887—1922 in bezit. Door
financiëele omstandigheden kon de eigenaar — zelf aangewezen op 'n klein
pensioen — ten laatste Clover niet meer onderhouden. „The Worldquot; werd
hierover ingelicht en op haar initiatief is een collecte gehouden teneinde
verder voor Clover te kunnen zorgen.
Intusschen heeft Prof. Osborn zijn twijfel uitgesproken over het werkelijk
61 jaar oud zijn van Clover.nbsp;(Id.)
—nbsp;Tijd is geld. In Australië schijnt men bij het landbouwwerk op de
boerderijen veel aandacht te schenken aan: zoo vlug mogelijk werken en
met zoo weinig mogelijk personeel. Een deskundige vertoeft sinds eenigen
tijd in Engeland en vindt dat hier meer op bedoelde factoren gelet kon
worden, al zijn dan de omstandigheden van den landbouw(er) in beide lan-
den ongelijk te achten. Vooral wat betreft het ploegen, vond de heer Y.,
was hem het langzame tempo, in Engeland gebruikelijk, opgevallen. Twee
redenen waren daarvan z.i. de oorzaak. Ten eerste het soort paarden en ten
tweede het feit dat de ploeger achter z'n span aanloopt, waardoor hij het
tempo der paarden zal regelen naar het zijne en verlangzamen. In Australië
loopt de ploeger, zaaier enz. nooit, maar zit er bij. Door dat mederijden zal
men spoedig vermoeid raken bij een sukkel-tempo en vanzelf wordt dan tot
meerdere snelheid aangespoord. Wat aangaat de ploeg-paarden, deze zijn in
Engeland te zwaar en daardoor langzamer dan die in Australië in gebruik.
De langjarige ervaring heeft Y. tot de overtuiging gebracht dat het zware
paard niet het goede landbouwpaard is. Wel een uitnemend sleeperspaard,
— doch geen oeconomisch ploegpaard. In Engeland zag hij wel een uitstekend
type ploegpaard, maar dit was niet van het zware ras. Men heeft in Enge-
land de fokkerij van een specifiek landbouwpaard niet gedreven. Wel voor
de renbaan, de tractie in de groote steden, het jachtveld. De Percheron was
volgens Y. meer populair in Canada en Australië dan het zware Engelsche
paard, hoewel ook eerstgenoemde nog aan den zwaren kant is naar schr's
oordeel.nbsp;(ld.)
—nbsp;In het wekelijksche overzicht van Iron Age wordt o.a. gezegd, dat
de schaarschte aan brandstof bij de ijzer- en staalfabrieken in de Veree-
nigde Staten sterker naar voren begint te treden. Een twaalftal of meer
hoogovens in de omgeving van Chicago, Cleveland, Youngstown, Pittsburgh
en Buffalo zijn ten slotte toch genoodzaakt geweest het bedrijf te staken
en naar men verwacht zal een even groot aantal binnen een week hun
voorbeeld moeten volgen. Er zijn ook aanwijzingen, dat binnen een dag of
veertien verschillende staalfabrieken het werk zullen moeten stop zetten.
Er heerscht intusschen onder de verbruikers weinig ontstemming over een
en ander, en de vraag naar materiaal is dan ook niet bijzonder groot. De
prijzen voor afgewerkt staal blijven vast. Gietijzer is vast, onder den in-
vloed van de afnemende productie en de hooge prijzen van cokes.
__(u. N.B.C.).
*) In Engeland wordt het Suffolk-ras als het landbouwpaard betiteld, zoodat
de'betreffende opmerking van Y. ons niet geheel juist voorkomt. Eed.)
— Men seint uit Essen aan de „N. R. C.quot;: De exportzaken in ijzer zijn,
als een gevolg van de geweldige stijging van de buitenlandsche wissel-
koersen voor alle soorten aanzienlijk toegenomen. Voor stafijzer wordt in den
uitvoerhandel ongeveer f 86 gemaakt, zoodat bij export een prijs wordt be-
dongen, die eenige duizenden marken hooger is dan de prijs voor stafijzer
in het binnenland, die ongeveer 21,070 mark bedraagt.
In verband met den grooteren uitvoer is ook de binnenlandsche vraag naar
halffabrikaten aanzienlijk toegenomen. De fabrieken zijn (gelijk reeds in een
correspondentie over de Duitsche ijzermarkt werd uiteengezet) nog
steeds niet in staat om aan de vraag te voldoen, vooral daar het groote
gebrek aan steenkolen de productie sterk belemmert.
oefsmeae
Gemtele liperÉnst
Het paard
is een geïllustreerd weekblad
voor fokkers, houders en Hef-
hebbers van paarden, dat veel
gelezen wordt en zich kenmerkt
door een degelijken, prettigen
inhoud met zeer goede afboel-
dingpn. Het bevat artikelen over:
verpleging en voeding, rijden
onder den man en van den bok,
verslagen van rijkskeuringen, concotirsen-hippique, landbouwtentoonstollingen
iii binnen- en buitenland, paardenkennis, fokkerij, hoefbeslag, paarden-
handel, rennen en harddraverijen op dc lange baan, terwijl er tevens een
vraagbaak aan is verbonden, zoodat de abonné's op het geheele gebied
waarover het Blad handelt, vragen kunnen stellen, die door speciale deskun
digen voor de onderscheidene rubrieken KOSTELOOS worden beantwoord
Onder de abonné's komen ook hoefsmeden voor. Het bevat dikwerf ver
handelingen, die niet alleen belangwekkend voor hen zijn, maar vooral ge
schikte onderwerpen van bespreking opleveren met eigenaren of koetsiers,
die bij het beslaan hunner paarden tegenwoordig zijn. Het abonnement bedraagt
echter franco huis f7.50 per jaar, f I.S?^ per kwartaal, waartegen menigeen
opziet. Dit behoeft nu geen bezwaar op te leveren, wanneer de zaak maar
wat handig wordt aangepakt. Juist door de geregelde aanraking met personen,
die zich voor paarden interesseeren, is de hoefsmid herhaaldelijk in de gele-
genheid om de aandacht op „HET PAARDquot; te vestigen en van tijd tot tijd
Hiervoor kan provisie worden bekomen, zoodat het aangename met het
nuttige goed is te vereenigen,
Proefnummers en voorwaarden betreffende provisie op
aanvrage gratis te bekomen bij den uitgever van „Het Paardquot;
jg 's-Cravenhage.
^|[b1||[b1[[[b1 (|h1| IMi[[|B|[|ni|[iBi [laj [[§1 [|b1|||bI[|^ [|Bl|[[Bi p§j p§j iai][|Ml[|[§i| [b1 |fBl|[i
Specialiteit in Artikelen voor Hoefbeslag.
StCr-HOCfnagelS: meest uitgebreide sorteering in
meer dan 60 maten en modellen
voorradig.
Rubber-Hoefzolen: Uitsluitend van prima kwaliteit
caoutchouc vervaardigd, dus niet
van rubberafval.
1
n
II
voor VOOR- en ACHTERijzers in 12 maten voorradig.
Zolen voor halve ijzers met hoog rubberkussen in 5
maten voorradig.
blokzolen, straalzolen, caoutchouc hielstukken, hoef-
randen, strijkringen, kunsthoorn, kurkkit.
IJsnagels, scherpnagels, kalkoenen, stiften, opruimers,
hoeftangen, renetten, hoefraspen, hoefhamers, houw-
klingen, lasch- of weiblad, laschpoeder enz.
I
1
II
li
1
li
n
n
m
II
m
IMI
m
lü
27e Jaargang — Aflevering 9. — 15 Sept. 1922.
MAANDBLAD.nbsp;^
-ocr page 150-in de modellen
Lambert open pad
Bar pad
Frog pad
O. K. Star pad
Walpole boulevard pad
Walpole truss pad
en de bekende
Amerikaansche
WM
till
till
mil
mil
iiii
M
M
HELLER HOEFRASPEN
WEDER LEVERBAAR
wm
I
Lambert
Leuvehaven 66
Een en ander ov«r lossen- en hollen wand. — Het hoefbeslag op de
landbouwtentoonstelling te Doesburg. — Het „opwerpenquot; met de voorbeenen.
— Ingezonden stukken. — Korte mededeelingen. — Persoverzicht. —
Ingekomen boekwerken. — Advertentiën.
EEN EN ANDER OVER LOSSEN- EN HOLLEN WAND.
Iedere smid kent deze afwijkingen in den samenhang der hoornige deelen
van den hoef; geregeld zal hij ze te zien krijgen, vooral de losse wand bij
paarden die veel op harde wegen en in snelle gangen gebruikt worden. Als
regel neemt men ze pas v?aar als het ijzer is afgenomen en de hoef is be-
kapt, doch ook kan men aan den beslagen hoef vaak met eenige waar-
schijnlijkheid een lossen wand vermoeden, n.l. wanneer de hoornwand naar
buiten bol staat. Onder een lossen wand verstaat men een loslating van de
plaatjesrand of witte lijn met de hoornzooi en waar deze verbinding opge-
heven is, zal de wand naar buiten bol gaan staan. Het gebrek komt hoofd-
zakelijk voor bij voorhoeven en slechts in enkele gevallen bij achterhoeven,
terwijl de binnen-hoefhelft er in het algemeen meer aan lijdt dan de bui-
tenwand. Kreupelheid zal er weinig bij voorkomen; alleen wanneer de losse
wand een splitsing in het hoorn teweegbrengt, zoodanig dat de onderste
rand van de wandlederhuid wordt gekneusd, zal pijnlijkheid in den gang
ontstaan. Gaat deze kneuzing met ettering gepaard, dan treedt een hoef-
verzwering op en is het verloop niet onschuldig meer. Elke losse wand zal
men dan ook, wat de meer of mindere belangrijkheid betreft, moeten beoor-
deelen naar de grootte van de opgeheven verbinding tussehen den wanden
de zool en naarmate deze opheffing oppervlakkig is, dan wel dieper indringt.
Bij onbeslagen hoeven kan een losse wand ontstaan door ondoelmatig be-
snijden en ook door een verwaarloosde hoefverpleging, waardoor steentjes
en allerlei soort vuil in de witte lijn kunnen dringen. Bij beslagen hoeven
komt losse wand veel voor bij een te schuin naar buiten verloopenden wand,
waardoor, bij een goed werkend hoefmechanisme, veel gevergd wordt van
de verbinding tussehen hoornwand en hoornzooi en deze licht verbroken
wordt. Verder wordt op het zachtere hoorn van de witte lijn of plaatjesrand
nadeelig ingewerkt door een voortdurend indringen van vocht, zoowel wat
betreft bij lang aanhoudend vochtig weer, als wel door het geregeld staan
op een door urine doordrenkten stalbodem. De hoefsmid zelf kan het ont-
staan van lossen wand in de hand werken door de hoornzooi te veel te be-
snijden, dus door de verbinding van den wand en de zool te verzwakken;
verder door het te warm passen van het ijzer, waardoor de natuurlijke
vochtigheid van het hoorn er aan onttrokken wordt en het hoorn van de
witte lijn hierdoor te droog wordt en barsten gaat. Ook een lang aanhou-
dende periode van droogte kan dit in de hand werken, doch in dit geval
heeft het zeer langzaam plaats. Aan het slecht vervaardigen van het hoef-
ijzer kan ook de schuld liggen, n.l. wanneer dit niet vlak is gesmeed, dus
wanneer de wand niet overal gelijk draagt op het ijzer; verder bij ijzers
waar de afhellende vlakte te groot is gesmeed en de zool dus niet met den
wand mededraagt op het ijzer; ook kalkoenijzers kunnen, door de verande-
ring van stand, die zij aan den hoef geven, schuld dragen. Het spreekt van-
zelf, dat verwaarloozing van het beslag, b.v. het te lang laten loopen op de
ijzers van slechten invloed is en zoo kan ook het te veel beraspen van den
hoornwand deze verzwakken en tot het ontstaan aanleiding geven.
Wat behoort een hoefsmid nu te doen bij een geval van lossen wand ? Voor-
eerst zal hij trachten de oorzaak na te gaan en zoo deze in een foutieve
bewerking van het ijzer of in een slordige wijze van besnijden, passen of
onderleggen gelegen heeft, kan hij dit bij het nieuwe beslag verbeteren. Is
de eigenaar van het paard te kort geschoten in de hoefverpleging, dan
behoort hij dezen daarop te wijzen en raad te geven. De losse wand zelf
behoort goed te worden gereinigd en ingesmeerd met teer of dikke terpen-
tijn; het opvullen met hierin gedrenkte jute of vlas is goed, zoolang het
opvulsel zacht blijft, doch wanneer dit hard mocht worden, zal het ter plaatse
als een wig gaan werken en hierdoor de holte gaan vergrooten. Om deze
redenen mag men dan ook geen kunsthoorn of lederkit voor het opvullen
gebruiken. Het insmeren en opvullen heeft tot doel het rein houden van
de holte en tevens wordt het indrogen ervan tegengegaan. Verder legt men
den wand over het losse gedeelte vrij van dracht op het ijzer en slaat men
hierin geen nagels. Het aanbrengen van een lip ter plaatse verdient alle
aanbeveling. Bij het passen van het ijzer wake men er voor, dit vooral niet
te warm te doen en men drage zorg het ijzer zeer nauwkeurig te doen
dragen; in elk geval legt men een vlak ijzer onder en geen kalkoenijzer.
Bij het besnijden van den hoef zal men de zool ter plaatse zooveel mogelijk
sparen en deze dus daar vooral niet verdunnen; de zool dient hier n.l. op
het ijzer mede te dragen hetgeen het vrijleggen van den wand in de hand
werkt. Verder raspt men den eventueel naar buiten gebogen hoornwand
vlak. Loopt de losse wand over een vrij groot gedeelte van den hoef of
komt zij aan denzelfden hoef aan binnen- en buitenwand voor, dan is een
balkijzer aangewezen en verdient het veelal aanbeveling hierbij tevens een
lederen zool toe te passen; het vrijleggen van het losse wandgedeelte kan
hierbij dan beter geschieden. Een losse wand bij een onbeslagen hoef be-
handelt men het beste door den hoef te beslaan volgens de hierboven aan-
gewezen wijze.
De genezing zal plaats hebben zoodra het af groeiende hoorn weder de
verbinding tot stand brengt tusschen hoornwand en hoornzooi en dit zal
bevorderd worden door het vermijden van schokken, dus door arbeid te doen
verrichten op zachten bodem.
Bij den hollen wand, die vaak in ééa adem genoemd wordt met den lossen
wand, is een splitsing ontstaan tusschen de beide hoornige lagen van den
wand, n.l. tusschen de dikke pijpjeslaag en de dunnere plaatjeslaag; dit ge-
brek komt lang zooveel niet voor als de losse wand. De holle wand is veel
ernstiger te beoordeelen dan de losse wand en draagt in den regel dan ook
geen onschuldig karakter. Ook hier kan men vaak aan den hoefwand een
welving naar buiten zien en wanneer men deze beklopt, zal men een holle
toon hooren, doordat de ruimte er achter niet met hoorn is opgevuld, doch
hol is, of wel gevuld is met murwe hoorn. Hoewel dit zal doen denken aan
het aanwezig zijn van een hollen wand, is ook deze slechts met zekerheid
vast te stellen nadat het ijzer is afgenomen. Men ziet dan, dat de
witte lijn heeft losgelaten en dit kan zich uitstrekken over een lengte van
1 c.M. tot 1 d.M. toe. Men kan nu met een hoefnagel of met een ijzer-
draadje de holte pijlen en het kan voorkomen dat deze oploopt tot aan den
kroonrand toe. Wanneer dit het geval is, gaat de holle wand vaak gepaard
met een verzakking van het hoefbeen aan die zijde van den hoef; men
spreekt dan wel van een halven volhoef wanneer n.l. de zool aan die zijde
is doorgezakt. Veelal loopen de paarden niet kreupel aan een hollen wand
maar wanneer deze tot aan den kroonrand doorloopt, en liggingsveranderin-
gen van het hoefbeen er mede samengaan, zal kreupelheid wel het gevolg
zijn Aan het ontstaan ervan ligt ten grondslag een ziekelijke aandoening
van de kroonlederhuid en van de vleeschplaatjes waardoor geen voldoende
hoorn wordt afgescheiden en de plaatjesrand of de witte lijn als het ware
ontbreekt. Toch liggen de vleeschplaatjes dan niet bloot, doch zijn deze
bedekt met een soort ziekelijke hoornstof. Een voortdurende prikkeling,
zooals veroorzaakt wordt door het schokken bij het loopen op harde wegen,
zal op het verloop een ongunstigen invloed hebben. Wil men genezing ver-
krijgen, dan zal men het paard dan ook op zachte wegen dienst moeten
laten doen en verder zal men den hoornwand, ter plaatse van het holle ge-
deelte, vrij van dracht op het ijzer moeten leggen, hierin geen nagels slaan
en het holle gedeelte, na goed reinigen, opvullen met jute gedrenkt in teer,
terpentijn of was. Is de wand over een grooter gedeelte hol, dan legt men
een balkijzer onder. Een goede methode is om boven het holle gedeelte
met de vijl een groeve te maken in het gezonde vaste hoorn, en dan de
daaronder gelegen losse hoorn weg te nemen. De opengevallen ruimte kan
dan al of niet opgevuld worden met kunsthoorn. Deze methode kan men
alleen toepassen, wanneer het paard de weide ingaat of op zachten bodem
arbeidt. Het verdient echter aanbeveling om ook in dit geval den hoef te
beslaan, daar in den regel groote pijnlijkheid optreedt bij het loopen op
op den blooten voet. Het komt meermalen voor, dat het gebrek terugkomt
en ook daarom spraken wij er boven van, dat de holle wand geen onschul-
dig karakter draagt.
HET HOEFBESLAG OP DE LANDBOUWTENTOONSTELLING
TE DOESBUEG.
De Juli-aflevering van „De Hoefsmidquot; bevatte reeds een en ander omtrent
den op een van die dagen (23-25 Aug.) te houden wedstrijd in hoefbeslag
en inzendingen van ijzers, zooals: doel, deelname, te maken werk, enz.,
zoodat wij nu kunnen volstaan met alleen den gang van zaken en enkele
opmerkingen omtrent dezen te vermelden.
Juryleden waren de heeren M. De Eidder te Arnhem, E. Schreur te
Doetinchem en S. van Angeren te Utrecht.
Vooreerst zij dan opgemerkt dat reeds dadelijk aan keuringscommissie
en belangstellenden opviel, dat er zware concurrentie zou zijn, gezien de
flinke deelname en de namen van de als zeer goede krachten bekend staande
smeden in den catalogus vermeld.
De voorwedstrijd werd gehouden op het terrein in den voormiddag van
24 Augustus.
Van de 21 ingeschreven deelnemers hebben er slechts 15 aan den voor-
wedstrijd deelgenomen, hetgeen in hoofdzaak wel aan het slechte weer van
den vorigen dag zal te wijten zijn. Eegen en wind hadden vrijen toegang,
of liever, deze werden niet gekeerd door een beschuttend zeil of afdak.
Het gemis hiervan is dan ook door de deelnemers terdege gevoeld. Dat
de kwaliteit van de op den voorwedstrijd gemaakte ijzers niet prima ge-
noemd kan worden, behoeft ons niet te verwonderen, wanneer wij in aan-
merking willen nemen, dat vuur en regenwater te samen een minderwaardig
product moet leveren.
Na de keuring van die ijzers werd door de jury medegedeeld wie in
aanmerking kwam zijn capaciteiten op het paard te demonstreeren.
Te ongeveer één uur nam de wedstrijd een aanvang. De lucht was in-
middels een beetje opgeklaard, wat zich ook duidelijk afteekende op het
werk dat geleverd werd. Nu was beter nog dan in de morgenuren te zien,
dat er goede vakmannen aan het werk waren, smeden aan wien de paarden-
houders hun levend materiaal gerust kunnen toevertrouwen. Voor en tijdens
het beslag werden enkele vragen omtrent het te maken werk gesteld. Na
afloop van hun werk werd iedere deelnemer aan den tand gevoeld over het
al of niet vergeten zijn van de op den cursus geleerde theorie.
Da eerste prijs, verguld zilv. med., werd toegekend aan G. W. Grievink
te Lochem, de tweede prijs, zilv. med., aan A. Harmsen te Angerlo en de
derde prijs, een kleine zilv. med., aan D. J. Vossers te Doesburg, terwijl
J. Schuitemaker te Eijssen, J. J. Mathijssen te Herveld en W. H. Sessink
te Ulft, ieder een eervolle vermelding verwierven.
In het geheel waren negen inzendingen hoefijzers aanwezig. Op één uit-
zondering na alles keurig werk. Bij de keuring der inzendingen deed zich
een moeilijkheid voor, doordat twee onderwijzers in praktisch hoefbeslag
hunne onderwijscollecties ter mededinging hadden ingezonden. Op voorstel
der Jury werden hiervoor twee extra prijzen beschikbaar gesteld en konden
toen de inzendingen in twee groepen gekeurd worden.
De collecties, ingezonden door de onderwijzers-hoefsmeden H. J. Breu-
kink te Lochem en W. H, Oostendorp te Tiel, verwierven ieder een kleine
zilveren medaille.
Voor de andere groep zijn de prijzen toegekend als volgt: Ie prijs, zil-
veren med., J. J. Mathijssen te Herveld, 2e prijs, klein zilveren med., J.
Schuitemaker te Eijssen, 3e prijs, eervolle vermelding, D. J. Vossers te
Doesburg, terwijl aan laatstgenoemdei bovendien een eervolle vermelding
werd toegekend voor de meest volledige collectie.
Omtrent het inzenden van collecties hoefijzers voor normaal en abnormaal
beslag, eventueel aangevuld met fabriekmatig vervaardigde ijzers, leermid-
delen bij het onderwijs in hoefbeslag, gereedschappen, enz. wil ik nog een
en ander opmerken.
Nu geleidelijk aan over het geheele land smeden komen in het bezit van
een diploma als onderwijzer in praktisch hoefbeslag, verdient het mijns
inziens aanbeveling in het vraagprogramma der Landbouwtentoonstellingen
de inzenders voor de afdeeling hoefbeslag, in tenminste twee klassen te
verdeelen. De eerste klasse voor onderwijzers-hoefsmeden, de tweede klasse
voor niet onderwijzers-hoefsmeden.
De eerste groep zou dan hunne collecties kunnen inzenden ter opluistering
of ook als onderwijsmateriaal, eventueel aangevuld met alles wat met het
hoefbeslag en onderwijs in hoefbeslag in verband staat.
Voor de niet-onderwijzers zou dan gevraagd kunnen worden een kleine
inzending handgesmede, niet blank gevijlde ijzers, bestaande uit b.v. 1 paar
ijzers voor trekpaard, 1 paar ijzers voor tuigpaard, 1 paar ijzers voor rijpaard,
1 balkijzer, 1 ijzer voor verbeend hoefkraakbeen, 1 strijkijzer en een klap-
ijzer, samen 10 stuks.
Het is natuurlijk niet noodig, zelfs niet wenschelijk, voor iedere tentoon-
stelling eenzelfde collectie te vragen. Deze behooren zoodanig te zijn, dat
zij overeenkomen met het in de omgeving het meest gefokte materiaal.
Onmogelijk is b.v. Noord-Holland en Limburg op één lijn te plaatsen. Naar
ik mij meen te herinneren is de Commissie te Assen het vorige jaar reeds
in deze richting werkzaam geweest.
Volgen meerdere Tentoonstelling-commissies deze richting, dan is naar
mijn bescheiden meening het werk der juryleden gemakkelijker, een zuiverder
beoordeeling mogelijk en wellicht zien wij dan ook inzendingen van die
smeden, welke nu thuisblijven.
Ten slotte meen ik de tolk te zijn van de deelnemers, wanneer ik aan het
Bestuur der afdeeling Doesburg en Hummelo der G. O. M. v. Landbouw
en aan de Sub-Commissie der afdeeling hoefbeslag een woord van dank
breng voor de organisatie van den wedstrijd en het vele werk daaraan ver-
bonden.
Utrecht.nbsp;H. Voss er s.
(Ook van andere bevoegde zijde werd ons medegedeeld dat de 15 deel-
nemers aan den wedstrijd over het algemeen goed werk leverden, hoewel
blootgesteld aan wind en regen. In dit verband werd nog opgemerkt dat de
regelingscommissie hieraan wel had dienen tegemoet te komen. Intusschen
is bij gunstig zomerweer het werken in de open lucht te prefereeren, terwijl
de Reo-elingscommissie ook reeds voor een uitgave stond van f 22.000. In
EngeUnd wordt bij den hoefbeslagwedstrijd tijdens de jaarlijksche groote
landbouwtentoonstelling altijd gewerkt in een U-vormige ruimte, open naar
de binnenzijde, zoodat bij slecht weer onder een afdak kan worden gewerkt.
HET „OPWERPENquot; MET DEjVOORBEENEN.
In de Augustus-aflevering, de lezer zal het zich nog herinneren, deed de
heer P. Veerbeek Jr. te Pernis een mededeeling over een tuigpaard dat bij
het opnemen der voorbeenen het grint van den weg tegen den buik wierp
en zelfs in het rijtuig, zeer ten ongerieve van paard en rijder beide. Wat
al werd geprobeerd om het euvel op te heffen, kan ook in bedoeld artikel
worden nageslagen. Wij schreven er een soort „adviesquot; onder, echter met
de opmerking dat dit van uit de verte werd gegeven en we zoo mogelijk
gaarne het paard zelf zouden zien om dan nog nader op het geval terug te
komen.
Zulks is geschied en van hetgeen we zagen volgt hier een en ander.
Eerst echter vermelden we nog wat een smid-collega uit Amersfoort den
heer Veerbeek o. a. schreef: „Jaren achtereen heb ik op luxe stallen het
beslag uitgevoerd en kwam dit onaangename steentjes opwerpen ook nog
wel eens voor. Ik heb dit steeds kunnen opheffen door onder te leggen een
ijzer met goed passende dichte luchtdrukzooi, het ijzer niet te zwaar te
nemen althans niet hooger dan de ópstaande kant der zool. Ook nam ik wel
een ijzer met kurkkitzool. Probeer het eens.quot;
Het betreffende paard is een ongeveer tienjarige gekruiste Belg, een vos
van de kleine maat, niet te zwaar en zeer kwiek. De stand in de voorbeenen
is van ter zijde gezien goed, de kogels hebben door den dienst eenige
slijtage, voetas correct verloopend. Van voren gezien staat het paard licht
toontredend. In stap en draf toont het hiervan de verschijnselen, echter ook
zeer licht: iets maaiend. Hoeven behoorlijk ontwikkeld, van goeden vorm,
flinke verzenen, sterk ontwikkelde straal, mooi uitgeholde zool. Kwaliteit
hoorn bevredigend. Slijting van het ijzer in sterke mate aan het toongedeelte
en voorste deel binnenhelft. Stap en draf aan de hand geven niets geen
aanwijzing omtrent oorzaak.
Ingespannen krijgt men een ander beeld. Het paard — doodmak voor
alles — wil graag weg, maakt zich warm, „trekt er aanquot;, versnelt het
tempo en daarmee ook de beweging met de voorbeenen, welke nogal ver-
heven is maar niet grijpend, eerder stamperig, zooals we reeds in ons onder-
schrift onder meergenoemd artikel vragenderwijs veronderstelden. Is een
„zekerquot; snelheidstempo bereikt, dan begint het opwerpen met de voorbeenen
van steentjes, water uit een plas enz. Gevolg: nog sneller tempo, doordat
het paard zulks niet aangenaam vindt, en als gevolg daarvan versterking
van het verschijnsel. Het „opwerpenquot; geschiedt met den toon van den hoef
dien het paard, in het bedoelde snelheidstempo van beweging, iets maaiend
en snel opneemt, in ongeveer loodrechte lijn. Des te sneller tempo, des te
sneller en krachtiger dit geschiedt.
Ons inziens is het „ópwerpenquot; bij dit paard moeilijk op te heffen. De
oorzaak zetelt in de beweging van de voorbeenen en deze hangt vooral
samen met het temperament van het dier. Voor een zwaren wagen, in draf,
is het verschijnsel niet aanwezig en als de vos zich kalm beweegt, evenmin.'
Als de eigenaar er in slaagt z'n paard in dit opzicht te corrigeeren, valt er
voor den smid niets te doen.
Verscheidene middelen zijn door den heer Veerbeek aangewend, alle zonder
succes. Aangezien o. i. met den toon van den hoef wordt „opgeworpenquot; kan
de toepassing van een beslag met dichte luchtdrukzooi vooralsnog achterwege
blijven. Trouwens het plaat-beslag, dat zonder succes werd toegepast, wijst
in deze richting.
Wij zijn van meening, dat nog wél eens geprobeerd kan worden te trachten
om de wijze van gaan van bedoeld paard iets te wijzigen, al mag hiervan
in dit geval de verwachting niet hoog gespannen zijn. Indien het kon ge-
lukken de draf wat te verlengen, minder stamperig te doen zijn, dan ware
verbetering misschien te verwachten. Tevens zou het overrollen in den toon
iets kunnen worden tegengegaan zonder tot schade te werken van de bewe-
ging als zoodanig en van gewrichten, peezen enz. Tot het langer maken der
ijzertakken kon niet worden besloten om het gevaar van aftrappen. Bij een
volgend beslag zal nu aldus worden te werk gegaan: Verzenen iets langer
maken, toon iets langer laten dan gewoon, iets minder opzet geven, de toon
van het ijzer verzwaren in gewicht zonder het gewicht van het ijzer als
geheel grooter te maken. Het beste zou zijn het temperament wat te kunnen
temperen.
De resultaten vaa deze laatste proef zullen we nader bekend maken.
v. d. H.
Geachte Bedactie!
In „De Hoefsmidquot; van 15 Aug. vinden wij een afbeelding, en een be-
schrijving daaraan toegevoegd, door den heer Butler, van een zeer slecht
ijzer, waarvan de vervaardiger zich waarschijnlijk voorgesteld had, dat zoo'n
kram met gaten ook dienst kon doen als hoefijzer. Zeer zeker is het te
waardeeren dat de heer Butler dergelijke ondervindingen in ons blad „De
Hoefsmidquot; bekend maakt, want wij moeten ons immers ten doel stellen het
hoefbeslag op 't hoogste peil te brengen, welk doel wij alleen bereiken door
voor het goede te strijden en het slechte, het onbeholpen prutswerk, te ver-
oordeelen en te verbannen.
Maar daar de heer B. schrijft, dat het paard, hetwelk aan zijn smederij
kwam, voorzien van genoemde ijzers, vermoedelijk beslagen was volgens Bel-
gische methode, acht ik het gewenscht in het algemeen te wijzen op het ver-
keerde inzicht daaromtrent.
Het woord vermoedelijk in den betreffenden zin ingelascht, doet me vast-
stellen dat de geachte schrijver veronderstelt in dit geval met Belgisch
beslag te doen te hebben.
Deze veronderstelling dan is onjuist; wanneer ze waar was, zou de
Belgische methode van beslag aanmerkelijk verschillen met de Hollandsche.
En meermalen werd toch, zoowel in besprekingen van keuringen, tentoon-
stellingen, in verslagen enz. betoogd, dat beide methoden zooveel overeen-
stemming hebben, dat 't verschil bijna niet noemenswaard is. Onder anderen
vinden wij in aflevering 4 van „De Hoefsmidquot; (15 April) een mooi verslag
van een excursie in den vorm van een bezoek aan de Staatshoefsmidschool
te Brussel, in welk verslag verschillende punten van overeenkomst in beide
methoden naar voren gebracht worden. V/at is dus eigenlijk de goede Bel-
gische methode van beslag? Niets anders als de goede Hollandsche, met
dit verschil dat België het zware ijzer stampt en het lichte ritst en Holland
alles ritst. En dat een goed gesmeed stampijzer even geschikt is als een
goed ritsijzer behoeft geen betoog; toegegeven moet worden dat het rits-
ijzer sierlijker is en nog eenige kleine voordeelen bezit, maar daar staat
tegenover dat het stampijzer, vooral voor 't zware paard, veel vlugger
gemaakt kan worden.
Dat verder stampijzers goed kunnen zijn, bewijst dat op wedstrijden in
hoefbeslag in het Zuiden des lands verschillende prijswinners ook stampten.
Wat zien we evenwel meer, vooral in de Zuidelijke Provincies, — dat
vooral het zware paard dikwijls beslagen wordt met ijzers welke veel over-
eenkomst hebben met die door den heer B. beschreven: zware ijzers, ver-
dikte takken, soms het geheele ijzer bodemwijd, hooge spitse lippen enz.
Maar dit is geen Belg. beslag, dit is z. g. „handelsbeslagquot;, hetwelk in
Belgie en ook in sommige zuidelijke streken van Nederland zeer veel
toegepast wordt, en meer geschiedt door pressie der eigenaren en der koop-
lieden, dan uit eigen wil van den smid, want beslist, het maken van een
dergelijk ijzer is geen feestje.
Wanneer nu dit „handelsbeslagquot; met overleg en zonder overdrijving toe-
gepast wordt, is het voor het betrokken paard van weinig nadeel, want
zoodra het dier verkocht is, wordt het in den regel weer spoedig van ge-
woon beslag voorzien. Maar met dit beslag wordt dikwijls overdreven,
vooral door hen die 't niet al te nauw nemen met het hoefbeslag, ze hebben
dan eens zoo iets gezien en willen dan óók eens iets prestoeren, ze zullen
ook eens op „z'n Belgischquot; beslaan.
Men ziet dan soms van die zware, smalle ijzers, dikwijls op z'n kant ge-
bogen, met hoog uitgesmede smalle takken, zelfs tot 4 c.M. hoog, en tot
overmaat van ramp nog te hoog gebleven verzenen, zoodat 't paard, na
zoo beslagen te zijn, er ,mooi?quot; opstaat. Afwerking bij een dergelijk beslag
is natuurlijk ver te zoeken. En zulke staaltjes treft men in sommige streken
nog al vaak aan.
Dat zulk beslag zeer werkt in het nadeel van stand en hoef, spreekt
vanzelf en ieder rechtgeaard hoefsmid en paardenhouder moet zulks ten
zeerste laken.
Mijn bedoeling was niet met dit stukje kritiek uit te oefenen op de
mededeeling van den heer B., maar om verkeerde gevolgtrekkingen, welke
daaruit kunnen voortvloeien, te vermijden en het goede Belgische beslag
te doen waardeeren zooals het is.
Wijk -Maastricht, Aug. '22.nbsp;H. J. H. Vossen,
Onderw.-hoefsmid.
HOEFBESLAG LEGERPAARDEN.
Ten aanzien van het hoefbeslag der legerpaarden is men aan het „be-
zuinigenquot; gegaan, doch helaas op een wijze waaromtrent spoedig zal blijken,
dat men bedrogen zal uitkomen.
De zorgen voor het hoefbeslag van de paarden van het Wapen der
Koninklijke Maréchaussee, waarvan de brigade's in alle oorden van ons
land zijn gestationneerd, Winschoten (Gron.) tot Oostburg (Zeel.), zijn ver-
deeld over 11 hoefsmeden, die naar gelang het aantal brigades buiten hun
standplaats binnen längeren of korteren tijd zijn te bereiken, zijn belast
met de verzorging van 60 ä 80 paarden. Men is echter aan het overwegen
of daarop niet kan worden bezuinigd en daarom is men gaan onderzoeken,
of dat beslag soms voordeeliger aan burgerhoefsmeden kan worden opge-
dragen. Natuurlijk zijn ook de militaire hoefsmeden overtuigd van de om-
standigheid, dat er moet bezuinigd worden op de legeruitgaven; ook wij
zijn er reeds lang van doordrongen, dat wij te dien opzichte vèr boven
onze krachten Isven; wij zijn 't roerend eens met de belastingbetalers, die
schreeuwen om „bezuinigingquot; op het leger.
Maar moet dat dan in de eerste plaats van onderen af, ten koste van de
militaire werklieden, wijl zoovele andere dikke bezuinigingsobjecten voor
'tgrijpen liggen?
Of de burgerpatroons zullen ingaan op de voorstellen die hun zeer waar-
schijnlijk binnenkort zullen worden aangeboden is zeer twijfelachtig, want
alhoewel wij de burgerhoefsmeden alleszins in staat achten om die werk-
zaamheden van ons over te nemen, zal men zich hebben te denken, wat
daarmede begint en in dat verband meenen wij er op te moeten wijzen,
dat de burgerpatroon en diens knechts zich niet gemakkelijk de controle-
maatregelen van officieren en onderofficieren van de Koninklijke Maréchaussee
zullen laten welgevallen. Wij, die militair werden opgevoed, leerden ons in
die toestanden schikken, doch het aantal geschreven en ongeschreven orders
en contra-orders omtrent het hoefbeslag, aanwezig reservebeslag, gebruik
van machinale en uit de hand gesmede ijzers, aantal nagelgaten, medisch
beslag, en van het bijhouden van beslagroosters is legio, om van allerlei
administratieve opgaven, declaratie's, rekeningen etc. maar niet te spreken.
Bij de korpsen van het leger bestaat de goede gewoonte, dat het toe-
zicht op 't hoefbeslag aan de paardenartsen is opgedragen, doch als van-
zelfsprekend moeten de officieren en onderofficieren der Maréchaussee, als
niet ter zake kundig worden aangemerkt en de pretentie's die juist door
dat personeel omtrent het hoefbeslag worden ingebracht, grenzen vaak aan
het onmogelijke en het meest onlogische, wijl zij alléén eenig theoretisch
begrip omtrent de verzorging van de voeten hunner paarden hebben, doch
omtrent de practisch aan te wenden middelen, moeten zij uit den aard der
zaak onbevoegd worden geacht.
Het is daarom, waarom wij willen wijzen op 't verloop der militaire
werklieden, wier bezigheden aan particulieren zullen worden opgedragen,
om aan de „bezuinigingsleuzequot; te voldoen. Of men inderdaad bezuinigt, is
blijkbaar een geheel andere kwestie, als de belastingbetalers daarmede
maar stil gehouden kunnen worden.
Bij de militaire politie te Amsterdam zijn ± 105 paarden aanwezig en,
ondanks allerlei aandrang om hulp, is daarbij slechts één hoefsmid ingedeeld.
Tengevolge van het verrichten van zware diensten over de Amsterdamsche
straatwegen moet ongeveer 30 % dier paarden binnen 3 ä 4 weken opnieuw
worden beslagen, zoodat die hoefsmid iedere 6 weken ongeveer 130 paarden
heeft te beslaan, dit is 6 Xnbsp;= 33 dagen = 4 paarden per dag. Neemt
men daarbij den tijd, die moet worden besteed aan hulp op 't rapport bij
den paardenarts, inspectie's, schietoefeningen, christelijke en andere feest-
dagen, vacantie-verlof etc., dan mag de week nog niet op 5 werkdagen
worden gesteld.
In sommige legerkringen heerscht echter nog de meening (zie De Hoef-
smid No. 6 van 15 Juni 1921) dat een militaire hoefsmid gemakkelijk in
2'/2 uur, zonder eenige hdp, een paard kan beslaan (Vier ijzers aanmaken,
oude ijzers afnemen, hoeven besnijden, ijzers onderleggen enz. enz. enz.).
Nemen wij aan, dat zulks over het geheel genomen mogelijk zou zijn, wat
wij echter zeer betwijfelen, dan nog heeft zoo'n man het vette baantje van
steeds minstens 10 uur per dag te moeten werken en iedere hoefsmid zal
't met ons eens zijn, dat zoo iets op den langen duur veel te veel is. Ook
wij willen graag werken, maar men kan van het goede wel eens te veel
krijgen en daarom onderschrijven wij de zienswijze, gedeeld door Dr. Gal-
landat Huet, vermeld op blz. 127 van de jongste aflevering van „De Hoef-
smidquot; waar wij lezen: „Het is ten slotte nog beter om arm te zijn door
„niets te doen, dan door hard te werkenquot;.
Het is echter onze hoop dat de Chef van den Veterinairen Dienst ook in
deze eens een woordje zal gaan meepraten, wellicht dat die Chef en de
Leger-Paardenartsen dan zullen zien, dat zoo'n wijze van „bezuinigenquot; de
„zuinigheidquot; bedriegt en hunnerzijds zal worden ingegrepen, voor bet te laat is.
10 September 1922.nbsp;Een militair hoefsmid.
—nbsp;Cursussoii iu autogeen lasschen en snijden. De firma G. L. Loos amp;
Co., Keizersgracht, Amsterdam, zal weder eenige cursussen houden over
autogeen lasschen en snijden. De eerste cursus vangt aan 13 Sept a. s.,
's avonds 7 u. in het gebouw Keizersgracht 689. Aan dit adres zijn ook te
verkrijgen prospectus en inteekenbiljetten.
—nbsp;Borden „Hoefsmid met Rijks-Diplomaquot;. Voor hen die het niet gelezen
mochten hebben, zij vermeld dat de Rijks-gediplomeerde hoefsmeden een
bord mogen hangen met het opschrift: Hoefsmid met Rijks-Diploma. Aan-
gezien deze benaming in strijd was met art. 9 van het reglement voor het
examen ter verkrijging van het Rijks-diploma als hoefsmid, is den Minister
van L., N. en H. om wijziging in bedoelden zin verzocht, waarop gunstig
is beschikt. — De borden zijn 50 X 23 c.M. groot, wit geëmailleerd,
eenigszins bolvormig en voorzien van duidelijke blauwe letter. Voor leden
van den Bond van Smedenpatroons bedragen de aanschafüngskosten f 5.—,
te verkrijgen bij het Bonds-secretariaat.
—nbsp;Zool en draagrand. De dierenarts Kalkus (Duitschland) heeft een
onderzoek ingesteld -en gepubliceerd over de functies van zool en draagrand.
Hij wilde zich er van overtuigen of en in welke mate de hoornzooi kan
worden belast. Voor dat doel liet hij 27 paarden langer dan een halfjaar
beslaan volgens de methode Stark-Guther en op grond van daarbij gedane
waarnemingen komt hij tot de conclusie dat de zool heel goed belast kan
worden zonder schade te doen aan de inwendige deelen van den hoef.
De gewelfde vlakte van het hoefbeen beschouwt K. als een uitvloeisel van
de natuurwet, die er voor zorg draagt dat zoo min mogelijk materiaal wordt
aangewend en de draagkracht zoo groot mogelijk zij.
— Samentrekking van den hoornwand. De dierenarts Dr. Kavdlek merkt
in een studie hierover op, dat de hoornwand zich „onder waterquot; samentrekt.
Ook tijdens het leven van het paard geschiedt dit en met de schrompeling
van straal en straalkussen vormt het de hoofdoorzaak van het bestaan van
klemhoeven.
_ Cnrsiissen in hoefbeslag. Volgens het verslag van het hoofdbestuur
der Hollandsche Maatschappij van Landbouw, pas verschenen, hebben over
1921-1922 de Afdeelingen 's-Gravenhage, Oveiflakkee en Goedereede en
Schagen een hoefbeslagcursus gehouden, waarvoor subsidie werd verleend.
Ook werd aan de afl. Alkmaar subsidie verleend voor een hoefsmidscursus.
Tevens werd voor hetzelfde doel f 150 toegekend aan den Bond van Sme-
denpatroons in Nederland.
— Kljksdiploma als hoefsmid. Voor het tijdvak van 1 September 1922
tot 1 September 1923, zijn in de Commissie, belast met het afnemen van
het examen ter verkrijging van een Rijksdiploma als hoefsmid, benoemd:
a. tot lid en voorzitter: Dr. H. M. Kroon, hoogleeraar aan de Veeartsenij-
kundige Hoogeschool te Utrecht;
h tot leden: 1. S. van Angeren, chefhoefsmid aan de Veeartsenijkundige
Hoogeschool te Utrecht; 2. Dr. R. H. J. Gallandat Huet, kapitein-paarden-
arts aan de Militaire Hoefsmidsschool te Amersfoort; 3. H. Hagen, onder-
wijzer in practisch hoefbeslag te Steenwijk; 4. P. H. van Kempen, veearts
te Echt; 5. J. Plet, veearts te Heerenveen; 6. Dr. J. Staal, veearts te Assen;
c.nbsp;tot plaatsvervangend lid, tevens plaatsvervangend voorzitter: A. W.
Heidema, secretaris der Nationale Vereeniging tot bevordering der paarden-
fokkerij in Nederland, te 's-Gravenhage;
d.nbsp;tot plaatsvervangende leden: 1. P. Bongaarts, onderwijzer in practisch
hoefbeslag te Maasniel; 2. A. Frederikse, majoor-dirigeerend paardenarts
b d te Utrecht; 3. H. Kerckhaert, onderwijzer in practisch hoefbeslag te
Stoppeldijk; 4. H. A. Kroes, leeraar aan de Middelbare Landbouwschool te
te Groningen; 5. M. Ritsema, onderwijzer in practisch hoefbeslag te Appin-
gedam; 6. Dr. G. M. van der Plank, conservator aan de Veeartsenijkundige
Hoogeschool te Utrecht; 7, J. de Vries Dzn., secretaris-penningmeester
van het Stamboek voor het Nederlandsch Trekpaard (Belgisch type), te
's-Gravenhage.
— Demonstraties in het Nijverheidslaboratorinni te Delft. — In het
Nijverheidslaboratorium te Delft, Nieuwe Laan 76 A, zullen in de maand
October demonstraties worden gehondemnet electrische soldeerbouten en daarna.
met gasovens.
Voor deze demonstraties werd reeds door verscheidene firma s medewerking
toegezegd Mochten nog andere Nederlandsche fabrikanten of vertegenwoor-
digers van buitenlandsche huizen daaraan willen deelnemen, dan wordt hun
verzocht dit ter kennis te brengen van den Directeur van het Nijverheids-
laboratorium, die uitteraard bereid is alle gewenschte inlichtingen te ver-
schaffennbsp;handelsberichten.)
—nbsp;Vierkant of ^recUquot; gaan. Onder tal van practici wordt in plaats van:
„het paard gaat goed vierkantquot; gewoonlijk gezegd; „het paard gaat goed
recht.quot; Het is in Duitschland regel om ook te schrijven van rechten d.i.
„geradenquot; gang. Geen van beide is onjuist, doch o.i. is aan vierkant de
voorkeur te geven.
In tegenstelling van „rechtquot; wordt van scheef gesproken. Gewoonlijk be-
doelt men hiermede Franschen stand. Toontrederstand wordt meestal bij den
naam genoemd.
—nbsp;Koot-lengte. De ervaring heeft ons geleerd dat militaire paardenkenners
de lange koot prefereeren boven een meer korte; de Nederlandsche fokkers
van Oldenburgers en Belgen denken er anders over. Het uiteenloopende in-
zicht is o.i. verklaarbaar. De militaire kenner is gewend aan het paard met
meer bloed, bestemd voor rijdienst of voor lichter trekwerk over langere
afstanden. Ieder paard moet beoordeeld worden in verband met de diensten
waarvoor het bestemd is. De langere koot met droog weefsel en veerkrach-
tige beweging zal voor het rij- en ook nog voor het artilleriepaard grootere
gebruikswaarde geven dan de kortere koot; de laatste is voor het landbouw-
tuigpaard (Oldenburger) en in nog sterkere mate voor het zware werkpaard,
het sleeperspaard, te verkiezen, omdat de zware romp te hooge eischen stelt
aan het bandenapparaat bij het doorzakken in den kogel. Zoo kunnen wij
ons voorstellen dat hierover de leden eener commissie, deels uit fokkers en
deels uit militairen bestaande, wel eens verschillend denken.
(u. „Het Paardquot;.)
~ De Duiliche ijzermarkt. Het tijdschrift Stahl und Eisen bericht omtrent
den toestand op de Duitsche ijzermarkt, dat deze in Augustus onder den
invloed van een buitengewoon levendige vraag heeft gestaan, aangezien de
verbruikers zich nog tijdig voor het van kracht worden van de te verwachten
prijsverhoogingen wilden dekken. De vraag was dientengevolge op elk gebied
groot. Slechts dikke platen maakten een uitzondering, daarentegen werden
vooral staal en vormijzer, middelmatig dikke en dunne platen zoo veel
mogelijk gekocht. De buitenlandsche vraag was niet bevredigend; de uitvoer-
prijzen toonden dan ook een neiging tot dalen. De Belgische concurrentie
doet zich ernstig gevoelen, doch de Engelsche nog meer, daar Engeland
prompter levert.nbsp;(u.nbsp;g
We ontvingen enkele dagen geleden ter recensie het Handboek voor
Smeden, door E. van der Wal, opnieuw bewerkt door P. A. Capel leeraar
aan de 2e Ambachtsschool te Amsterdam. Het is een lijvig werk' en ziet
er bij eersten indruk mooi verzorgd uit. Uitgever A. E. Kluwer te Deventer
pnjs f a- ingenaaid, f 9.50 gebonden. _ We komen nog nader op dit
boekwerk terug.
Examen ter verkrijging van een
Rijksdiploma als hoefsmid.
Dit examen zal te Utrecht gehouden worden in de maanden October,
November en December.
Hij, die daaraan wenscht deel te nemen, wordt uitgenoodigd zich vóór lO
October 1922 schriftelijk aan te melden bij den ondergeteekende, onder
overlegging van de volgende stukken:
a.nbsp;een afschrift van de geboorte-acte;
b.nbsp;een bewijs dat hij de lagere school met vrucht heeft gevolgd;
c.nbsp;een bewijs dat hij ten minste drie jaren in het sraidsv'^ik is werkzaam
geweest;
d.nbsp;een bewijs, dat hij een tweejarigen cursus in hoefbeslag heeft gevolgd,
of een daarmede gelijkgestelde vakopleiding heeft genoten.
Zij, die vóór I Juli 1919 een diploma als hoefsmid hebben behaald, worden enkel
op grónd van dit diploma toegelaten; zij melden zich schriftelijk aan, hebben
bovengenoemde stukken niet over te leggen en brengen hun diploma's mee,
als zij opgeroepen worden voor het examen.
Zij, die reeds eerder aan het examen ter verkrijging van een rijksdiploma
als hoefsmid deelnamen, kunnen zich ook zonder inzending van bovengenoemde
stukken aanmelden.
De secretaris der Examen-commissie:
Dr. GALLANDAT HÜET,
Regentesselaan 6 te Amersfoort.
is een geïllustreerd weekblad
voor fokkers, houders en lief-
hebbers van paarden, dat veel
gelezen wordt en zich kenmerkt
door een degelijken, prettigen
inhoud met zeer goede afbeel-
dingen. Het bevat artikelen over:
verpleging en voeding, rijden
onder den man en van den bok,
verslagen van rijkskeuringen, coneoursen-hippique, landbouwtentoonstellingen
in binnen- en buitenland, paardenkennis, fokkerij, hoefbeslag, paarden-
handel, rennen en harddraverijen op de lange baan, terwijl er tevens een
vraagbaak aan is verbonden, zoodat de abonné's op het geheele gebied,
waarover het Blad handelt, vragen kunnen stellen, die door speciale deskun-
digen voor de onderscheidene rubrieken KOSTELOOS worden beantwoord.
Proefnummers en voorwaarden betreffende provisie op
aanvrage gratis te bekomen bij den uitgever van „Het Paardquot;
te 's-Cravenhage.
i
■
lül
m
Ster-Hoefnagels: meest uitgebreide sorteering in
meer dan 60 maten en modellen
voorradig.
Rubber-Hoefzolen: Uitsluitend van prima kwaliteit
caoutchouc vervaardigd, dus niet
van rubberafval.
1
m
n
a
i
H
H
M
■
1
11
1
[[B]
1
IM
II
1
1
I
voor VOOR- en ACHTERijzers in 12 maten voorradig.
Zolen voor halve ijzers met hoog rubberkussen in 5
maten voorradig.
blokzolen, straalzolen, caoutchouc hielstukken, hoef-
randen, strijkringen, kunsthoorn, kurkkit.
IJsnagels, scherpnagels, kalkoenen, stiften, opruimers,
hoeftangen, renetten, hoefraspen, hoefhamers, houw-
klingen, lasch- of weiblad, lasehpoeder enz.
111
m
II
B
1
1
B
I
1
m
ü
n
27e Jaargang — Aflevering 10. — 15 Oct. 1922.
MAANDBLAD.
-ocr page 166-in de modellen
Lambert open päd
Bar päd
Frog päd
O. K. Star päd
Walpole boulevard päd
Walpole truss päd
en de bekende
Amerikaansche
J
Afdeeling Hoefbeslag op de Landbouwtentoonstelling te Alkmaar. —
Aansprakelijkheid wegens door dieren veroorzaakte schade. — Ingezonden
stukken. — Ingekomen boekwerken. — Korte mededeelingen. — Keuringen,
Tentoonstellingen en Concoursen-hippique.— Persoverzicht. — Advertentiën.
HELLER HOEFRASPEN
WEDER LEVERBAAR
Lambert amp; Company
Leuvehaven 66 :: Rotterdam
AFDEELING HOEFBESLAG OP DE LANDBOUWTENTOONSTELLING
TE ALKMAAR.
Ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van de Hollandsche Maatschappij
van Landbouw, is te Alkmaar van 13 tot 16 September een landbouwten-
toonstelling gehouden; in het programma werd onder No. 13 de afdeeling
Hoefbeslag beschreven De commissie voor deze afdeeling bestond uit de
heeren C. Roodzant, Dierenarts te Alkmaar, voorzitter, M. Koopman, leeraar
aan de ambachtschool en Th. A. Koelman, leeraar in hoefbeslag, secretaris.
Het doel van deze afdeeling was:
Ie. Door het tentoonstellen van verschillende collectiën hoefijzers, hulp-
middelen, materialen en benoodigdheden van allerlei aard, zoowel voor het
onderwijs, als voor het vervaardigen van hoefijzers, het besnijden en beslaan
van hoeven, propoganda te maken voor het groot belang van een goed
hoefbeslag, daar dit een hoofdfactor is voor het landbouwbedrijf, en voorts
om aanmoediging te geven voor een verdere bekwaming in het vak.
2e. Het publiek de groote beteekenis van het hoefsmidsvak te toonen
en aan de vakmenschen te laten zien, alles wat tot hun vak behoort. Het
programma bevatte 5 rubrieken n.l.: Ie. Inzendingen handgesmede hoefijzers
voor normaal beslag, bestaande uit tien ijzers, n.l. een paar voorijzers en
een paar achterijzers zonder kalkoenen, een paar voor- en achterijzers met
kalkoenen en een paar ijzers met stoot en kalkoenen. Deze ijzers moesten
geheel voor het onderleggen gereed zijn en mochten niet zijn ingesmeerd,
ingebrand, noch gevijld; zelfs de takelnden mochten niet zijn afgerond.
Voor deze rubriek waren een verguld zilveren, een zilveren en een bronzen
medaille als Ie, 2e en 3e prijs uitgeloofd.
De 2e rubriek, waarvoor gelijkwaardige prijzen waren beschikbaar ge-
steld, bestond uit handgesmede hoefijzers voor abnormaal beslag; het getal
in te zenden ijzers was niet gelimiteerd; de ijzers mochten echter niet op
de vlakte zijn gevijld en moesten door den inzender zelf zijn vervaardigd.
Deze beide rubrieken stonden slechts open voor hoefsmeden in Noord- en
Zuid-Holland woonachtig; de inzendigen waren kosteloos.
De 3e rubriek vermeldde fabriekmatig vervaardigde hoefijzers ; hiervoor
waren twee prijzen beschikbaar.
De 4e groep Lestond uit gereedschappen en materialen voor het be-
snijden en beslaan der hoeven en voor het vervaardigen van hoefijzers; ook
hiervoor waren twee medailles uitgeloofd.
Tenslotte de 5e rubriek: materialen en hulpmiddelen ten behoeve van
het onderwijs, waarvoor 3 medailles waren beschikbaar gesteld.
Ziehier een mooie spijskaart die dan ook vele liefhebbers heeft doen
watertanden en tot inzenden heeft verleid. Voor de Ie rubriek bedroeg het
getal inzenders 16, waarvan echter enkele waren thuisgebleven. In een
groote hnaea tent was uitnemand voor de uitstalling gezorgd, zoodat m
jury m publiek volop gelegenheid hadden om alles tot in bijzonderheden
te bezichtigen. Het spijt ons echter te moeten zeggen, dat juist de kwaliteit
dezer inzending tegenviel en dat geen enkele dezer inzenders prima werk
vertoonde. Vele waren zelfs zeer onvoldoende, andere matig en slechts
wemige goed te noemen. De jury meende dan ook, uit hoofde van fouten
welke nog aan het werk der besten kleefden, hier geen eersten prijs te
moeten toekennen. Welke aanmerkingen en fouten dan wel opgemerkt werden ^^
Deze waren zeer uiteenloopend. Zoo kwam het voor dat de stoot los zat
en bij een lichten hamerslag er reeds af viel; ook was de stoot wel scheef
aangebracht, of te smal, te laag, te klein en te onbeduidend. De modellen
der Ijzers waren dikwijls niet mooi, zoowel wat betreft de achterijzers als
de voonjzers, zij waren te breed en te recht, of ook wel te nauw in de
takken. Een fout, waartegen veel gezondigd was, waren de nagelgaten;
deze waren vaak te recht, te groot en te schraal; de richting was verkeerd
en de ijzers droegen dan de sporen, dat de rits koud was nageslagen en
de gaten van de bovenvlakte van het ijzer waren doorgestampt. Ook was
de plaatsmg der nagelgaten niet steeds correct en waren deze vaak te ver
naar voren aangebracht. Vooral bi]quot; de kalkoenijzers viel dit op en juist
hier mocht er toch zeker wel rekening mede gehouden zijn; men zal toch
door het grootere gewicht der takken de nagels liever verder, dan vóór de
helft aanbrengen om een soliede bevestiging te garandeeren. Als verdere
tekortkomingen noem ik het niet voldoende zyn der draagvlakte, en wel
door de afhellende vlakte onmiddellijk bij de nagelgaten te doen beginnen-
verder het niet vlak smeden van de draagvlakte en het aanbrengen van
zeer onbenullige lippen die te dun en te zwak aan de basis waren Het
spreekt vanzelf, dat deze fouten verdeeld waren en er ook vele goede
Ijzers bij waren. De 2e prijs werd toegekend aan den heer C ztp te
Akersloot, de 3e prijs aan den heer 8. Moorman te Helder. Door den
jongenheer Mco Koelman, oud 14 jaar, waren ook eigen gemaakte ijzers
ingezonden en ter aanmoediging werd aan dezen jeugdigen artist een
eervolle vermelding uitgereikt.
De 2e rubriek telde 13 inzendingen en bijna elk dezer was zeer talrijk
en uitgebreid. Vele dezer inzenders beschouwden blijkbaar ook het winter-
beslag als een abnormaal beslag, en toch mag dit niet als zoodanig worden
aangerekend. Winterbeslag is een normaal beslag, want dit laatste toch
wordt onderverdeeld in zomer- en winterbeslag. Onder abnormaal beslag
moet men verstaan de afwij'kingen welke men aan de ij'zers geeft ten behoeve
van ziekelijke hoeven en afwijkingen in den gang of den stand van het paard.
Het lijkt mij dan ook beter, teneinde aan een goede beoordeeling tegemoet
te komen om vooruit een lijst van yzers op te geven. Nu waren er collec-
ties bij bevattende: meerdere pantoffelijzers, verschillende voor- en achter-
stnjkijzers, voor- en achter-klapyzers, diverse soorten van balkijzers, zool-
beslag, Ijzers met verdikte, verdunde en verbreede takken, halvemaanvormige
Ijzers en toonstukjes, verbandijzers, steltvoetyzers, yzers van Stark-Guther,
verschillende soorten klemhoefijzers en andere. Over het algemeen was
m deze rubriek goed werk geleverd en slechts zullen wij enkele aan-
teekeningen afschrijven van ijzers die ons bijzonder opvielen. Zoo waren
verscheidene ijzers met verdikte takken veel te zwaar, en waren de takken
zelfs tot 3 maal de dikte van het ijzer opgestuikt; bij de balkijzers
was vaak de balk te smal, de nagels waren ook veelal onvoldoende
aangebracht, hetzij te ver naar voren, hetzij dat ze te schraal waren, of
wel zondigden tegen de goede richting. Ook viel het bij vele ijzers op, dat
de lippen ten eenemale onvoldoende waren; bij andere waren deze weer
zeer hoog, spits en scherp, in één woord leelijk en gevaarlijk. Ook pantoffel-
ijzers waren wel te zwaar gemaakt; dit was ook het geval met den balk
van het Belgische balkijzer, welke haast dezelfde dikte van het ijzer bereikte.
Onder de gewichtijzers viel ons op dat bij het aanbrengen van een buiten-
gewicht de binnentak te zwaar gemaakt was. Zooals echter reeds gezegd,
bevatte deze inzending beduidend beter werk dan de eerste groep; de
prijzen werden als volgt toegekend: Ie prijs C. Zijp te Akersloot, 2e prijs
D. Bos te Heiloo, 3e prijs G. Mous te Akersloot. Eervolle vermelding P.
Blom te Oudkarspel.
De 3e rubriek was die van fabriekmatig vervaardigde hoefijzers, waarvoor
een zilveren en een bronzen medaille als Ie en 2e prijs waren uitgeloofd.
Aanwezig was slechts ééne inzending; de hoefijzers, welke in grooten getale
waren ingezonden, waren verre van mooi en voor een direct gebruik onge-
schikt; hieronder wel te verstaan het niet bruikbaar zijn zonder groote en
tijdroovende veranderingen aan te brengen. Zoo waren o. a. de nagelgaten
te recht en in de groote tailles te schraal aangebracht, de afhelling liep
vaak door tot op de nagelgaten en liet dus niet toe dat de zool op het
ijzer mededroeg; verder waren de ijzers zeer onregelmatig afgewerkt met
scherpe kanten aan de takken en boden aldus een ruw aanzien. De jury
besloot dan ook om aan deze inzending geen prijs toe te kennen. Naar mij
later werd medegedeeld, betrof het een jeugdige fabriek, welke slechts
kort in werking is; dit hoorende is het ook niet te verwonderen daar wij
toch uit de praktijk weten, welk een leertijd een fabriek in machinale
hoefijzers in den regel moet doormaken om goed werk te kunnen leveren.
Jammer was het dat in deze rubriek niet meer was ingezonden daar toch
een overzicht van de producten van al onze hoefijzerfabrieken zeer
interessant zou zijn geweest. Vooral nu het gebruik van machinale ijzers
in vele streken zoo domineert, is dit een rubriek voor een tentoonstelling
welke van veel belang is voor de hoefsmeden.
De 4e rubriek betrof: gereedschappen en materialen voor het besnijden
en beslaan der hoeven en voor het vervaardigen van hoefijzers. Ook hier-
voor waren 2 prijzen uitgeloofd: een zilveren en een bronzen medaille.
De eenige inzender voor deze rubriek was de firma van Ree te Alkmaar;
deze is er werkelijk in geslaagd een keurige en vrijwel geheel volledige
inzending ten toon te stellen, waarvoor dan ook de haar toegekende eerste
prijs volkomen verdiend was. Bij het handgereedschap misten wij een
nietentang, welke tot de inventaris van eiken militairen hoefsmid moet
behooren en ook zagen wij geen onderkappers.
Tenslotte de laatste rubriek: materiaal en hulpmiddelen voor het onder-
wijs. Hiervoor waren resp. een verguld zilveren, een zilveren en een bronzen
medaille als Ie, 2e en 3e prijs uitgeloofd. Ook hier was slechts één inzender,
n.l. de heer Th. A. Koelman, Rijksonderwijzer in practisch hoefbeslag
te Alkmaar. De inzending van den heer Koelman was keurig in orde en
moeite noch kosten waren hier gespaard om goed voor den dag te komen.
De Ie prijs werd hem toegekend en voor degenen die de tentoonstelling
niet bezochten, moge bijgaande foto een beeld dezer inzending geven.
Behalve echter voor deze expositie, had de heer Koelman ook voor de
aankleeding van de tent gezorgd, d. w. z. overal zag men gedrukte op-
schriften en spreuken op het paard en het hoefbeslag betrekking hebbende,
terwijl in zijn stand circulaires werden afgegeven, bevattende nuttige
wenken aan H.H. paardenhouders.
Ten slotte zij nog vermeld dat in de tent voor Wetenschap en organisatie,
de Militaire Hoefsmidschool een inzending demonstreerde welke een beeld
gaf van den gang van het onderwijs aldaar en tevens een uitgebreide ver-
zameling te zien gaf van alles het hoefbeslag betreffende.
Echter ook in andere opzichten is deze tentoonstelling inzake het hoefbeslag
benut. Op initiatief van de combinatie Noord-Holland van den Bond van
Smedenpatroons in Nederland, zijn met welwillende medewerking van het
Hoofdcomité der tentoonstelling, twee demonstratie-dagen gehouden; op
elk dezer dagen werden twee paarden beslagen, elk paard door een hoef-
smid met behulp van een halfwas knecht. Door een controle-commissie,
competent voor deze taak, werd bij elk dezer demonstraties een gedetail-
leerde tijdopname gedaan, om aldus den paardenhouders te laten zien, hoe-
veel tijd benoodigd was voor een degelijke uitvoering van het beslag en
om hierdoor te komen tot het erkennen en respecteeren van een vast te
stellen tarief voor het hoefbeslag. De belangstelling voor deze demonstra-
ties was zeer groot, zoowel van de zijde der hoefsmeden als van die der
laadbouwers; de regeling was uitmuntend, zoodat de hoefsmeden ongestoord
hun werk konden verrichten en het publiek alle gelegenheid had om de
verrichtingen gade te slaan. De tijd van elke handeling werd afzonderlijk
genoteerd, zooals: beoordeeling van het paard, afnemen Ie, 2e, 3e en 4e
ijzer, het besnijden van len, 2en, 3en en 4en hoef, het afhakken van het be-
noodigde ijzer, het maken van het Ie paar en van het 2e paar ijzers, het
oprichten van het Ie en 2e paar ijzers, het passen van het Ie, 2e, 3e en
4e ijzer, het ondernagelen van het Ie, 2e, 3e en 4e ijzer, het dichtmaken
van den len, 2en, 3en en 4en hoef en tenslotte het stoppen en smeren der
hoeven. Elk dezer werkzaamheden werd deskundig beoordeeld omdat de
opzet was dat een deugdelijk beslag moest worden geleverd en dus geen
prutswerk de maatstaf zou worden voor een prijsbepaling.
Van 2 der 4 deelnemers was het werk dermate onvoldoende dat het met
in aanmerking kwam om voor tijdsbepaling te dienen. De regelingscommissie
had voor alles goed gezorgd; niet alleen was de afzetting van het terrem
voldoende, doch ook de paarden stonden, met een deken op, droog en be-
schut onder een flink afdak. Hieronder waren ook opgesteld twee veld-
smidsen, 2 aanbeelden, een bankschroef, een slijpsteen en twee koelbakken,
terwijl stafijzer en nagels in voldoende hoeveelheid aanwezig waren. Hier-
onder volgen de uitslagen van deze demonstraties.
2e deel- 3e deel-! 4e deel-
nemer nemer | nemer
Ie deel-
nemer
Tijd benoodigd voor:
Beoordeeling van het paard. . .
Afnemen der 4 ijzers.......
Besnijden der 4 hoeven.....
Afhakken van het benoodigde ijze
Maken van het Ie paar ijzers
„nbsp;n j) 2e „ „
Oprichten „ „ Ie „ „
nnbsp;)) n 2e „nbsp;„
Passen der 4 ijzers........
Ondernagelen der 4 ijzers. . . .
Dichtmaken der 4 hoeven. . . .
Stoppen en smeren der hoeven.
Totaal-tijd voor het benoodigde beslag
Het ligt niet op mijn weg hieruit een prijsberekening op te stellen; zeer
waarschijnlijk zal de Commissie echter deze gegevens hiervoor wel gebruiken
en zien wij deze prijsberekening te gelegener tijd tegemoet. Talrijk zijn
echter de factoren die bij deze tijdsberekening in aanmerking genomen
moeten worden; zoo is b.v. het werken aan een veldsmidse beslist achter
te stellen en dus langzamer dan in de smederij, waartegenover weer staat,
41 m. |
21 m. |
2m. |
lm. |
H |
7 |
7 |
^ |
14 |
15 |
8 |
151 |
4 |
H |
6 |
5 |
17 |
21 |
18 |
15 |
13 |
12 |
16 |
14 |
8 |
6 |
9 |
3 |
6 |
11 |
H |
3 |
19 |
22 |
15 |
15 |
8 |
16i |
11 |
16i |
9 |
12i |
16 |
14 |
4 |
6 |
5 |
5 |
1 110 m. |
136 m. |
1211 m. |
109|- m. |
dat de hierboven geplaatste optelsom weer veel te geflatteerd is wat den
tijdsduur betreft. Er gaat toch noodzakelijk veel tijd verloren tusschen de
verschillende boven berekende handelingen in, en in een zaak is dit tijds-
verlies vanzelf nog grooter. De landbouwers hebben nu echter kunnen zien,
dat toch zeker wel 2 uur berekend mag worden als tijdsduur voor de han-
deling van een vierkant zomerbeslag van een paard en dat dus in geen
geval een kortere termijn als basis voor de prijsberekening hiervan zal
mogen worden aangenomen.
Tenslotte nog een woord van dank aan de Commissie voor hoefbeslag
van de Alkmaarsche Landbouwtentoonstelling voor de gastvrijheid mij bij
deze demonstraties in den ring verleend en voor de aldaar verstrekte in-
lichtingen.nbsp;U
AANSPEAKELIJKHEID WEGENS DOOE DIEEEN VEEOOEZAAKTE
SCHADE.
Mr. J. Munters te Klundert, schreef hierover in „Het Paardquot; van
15 Sept. j.l. het volgende:
Degene, die met schuld een onrechtmatige handeling verricht, waardoor
aan een derde schade wordt toegebracht, is verplicht de geleden schade te
vergoeden.
Natuurlijk. Het zou toch al zeer onbillijk zijn, dat iemand, zonder recht
op vergoeding, de nadeelige gevolgen moet dragen van de onrechtmatige
daad van een ander, die nota bene met schuld, d.i. met bewust toedoen,
gehandeld heeft.
Eedelijk is dus, dat hij, die scha veroorzaakt, de scha vergoedt. Zoo ge-
steld, is deze regel echter niet juist. Er moet nog iets aan toegevoegd
worden. Want anders zou men tot de gevolgtrekking komen, dat ieder,
die door zijn handelingen een ander benadeelt, tot schadevergoeding ge-
houden is. In de eerste plaats moet de handeling onrechtmatig zijn. En
wanneer de handeling onrechtmatig is, kan het toch nog gebeuren, dat
geen schadevergoeding gepraesteerd wordt.
In den tegenwoordigen tijd worden talloos vele onrechtmatige schade-
veroorzakende handelingen verricht, terwijl toch de daders vrij uitgaan. De
reden is, dat zij geen schuld hadden. Hun handelingen en de daardoor
teweeggebrachte schade waren te wijten aan overmacht, een ongeluk, de
schuld van den gelaedeerde.
Men denke aan de toenemende auto- en motorongevallen en ongevallen
met paarden.
Er moet schuld in het spel zijn. Schuld aan den kant van hen, die de
schade veroorzaakt. Eerst dan, wanneer deze met schuld heeft gehandeld
en de schuld bewezen is, kan vergoeding tegemoet gezien worden. De ge-
laedeerde partij moet de schuld bewijzen. Als zij hiertoe niet in staat is,
wordt de schade niet vergoed.
„Elke onrechtmatige daad, waardoor aan een ander schade wordt toege-
bracht, stelt dengene, door wiens schuld die schade veroorzaakt is, in de
verplichting om dezelve te vergoeden,quot;
art. 1401 B. W.
Niet alleen is men verantwoordelijk voor de schade, die men door zijn
eigen daad veroorzaakt heeft, maar ook voor de schade veroorzaakt door
personen, voor wie men aansprakelijk is (zooals minderjarige kinderen,
ondergeschikten binnen den kring van hun werkzaamheden) of door zaken,
welke men onder zijn opzicht heeft.
Zoo i?, volgens art. 1404 B. W. „de eigenaar van een dier of degene
die zich van hetzelve bedient, zoolang het tot zijn gebruik verstrekt, aan-
sprakelijk wegens de schade, welke het dier heeft veroorzaakt, hetzij het-
zelve onder zijn toezicht en bewaring, dan wel verdwaald of ontsnapt zij.quot;
Wat is hier het eigenaardige?
Voorop zij gesteld, dat de scha moet worden vergoed door hem, door
wiens schuld ze is veroorzaakt.
In het geval van art. 1401 moet schade en schuld door den gedupeerde
bewezen worden, om op schavergoeding aanspraak te kunnen maken.
Met art. 1404 is dit anders. Al spreekt dit artikel niet van schuld, toch
is schuld vereischt om van den dader vergoeding van schade te kunnen
vorderen. Doch de eischer, de gedupeerde partij, behoeft haar niet te be-
wijzen. De schuld wordt vermoed te bestaan. De eigenaar van het dier of
degene die er zich van bedient, worden vermoed schuld te hebben, —
worden verondersteld welbewust niet de noodige maatregelen te hebben
getroffen om het veroorzaken van schade te voorkomen of ook welbewust
het veroorzaken van scha te hebben bevorderd. Men denke aan het onbeheerd
laten staan van een paard of paard en rijtuig, het rijden met onbetrouwbare
paarden. Kan de wederpartij dit vermoeden niet ontzenuwen door haar
onschuld aan te toonen, dan moet ze de aangebrachte schade vergoeden.
Dit is ook de opvatting van den Hoogen Raad, blijkens zijn arrest d.d.
29 Mei 1916, Iemand had met een wagen, bespannen met twee paarden
een lantaarnpaal omvèrgereden. De gemeente, aan welke de paal toebehoorde,
gaat procedeeren, met het resultaat, dat bijaldien de gemeente heeft bewe-
zen de gestelde feiten (het omverrijden van den lantaarnpaal) de door haar
ingestelde vordering tot schavergoeding kan volgen, tenzij de voerman het
bewijs levert, dat het ongeval niet aan zijn schuld is te wijten.quot;
Met andere woorden, de gelaedeerde partij, i.e. de gemeente, behoeft
geen bewijs van schuld te leveren, doch de wederpartij moet aantoonen,
dat ze niet schuldig is. De gelaedeerde partij kan volstaan met het bewijs
der feiten, de andere partij moet, om vrij uit te kunnen gaan, zich beroepen
op een of anderen vorm van overmacht en daarvan bewijs leveren, hetgeen
niet altijd even gemakkelijk is.
M. de Eedacteur,
Tegen het ingezonden stuk aangaande hoefbeslag legerpaarden, opgenomen
in de vorige aflevering, wil ik protesteeren. Waarom zouden de paarden
der Koninklijke Maréchaussee niet even goed beslagen kunnen worden door
burgerhoefsmeden, onderwijzers in praktisch hoefbeslag, waarvan ons land
er ^ 50 telt, of wel door gediplomeerden met rijks-diploma, tegen een
goeden prijs? Het zou heel wat voordeel opleveren, terwijl het toezicht op
het beslag even goed kan doorgaan. De burgerhoefsmeden zullen heel goed
bereid zijn den raad van een deskundige op te volgen.
Een militair hoefsmid is heel goed onderlegd, maar wordt die kennis in
de praktijk wel steeds nagevolgd ? Het koude beslag laat nog veel te wenschen
over, de ijzers kunnen dan niet naar den voet gepast worden, en al zet
men ze ook wat wijder of nauwer, passen doen ze niet. Men kan de ijzers
naar een vorig beslag passen, maar de voeten zijn aan veranderingen onder-
hevig, zopdat de ijzers er niet sterk kunnen worden ondergelegd. En zijn
de ijzers te lang, dan worden de verzenen wat lager gemaakt, — zijn zij
wat kort dan de toon meer dan normaal ingekort. Dit zijn ongewenschte
zaken.
Zeker, zoo'n hoefsmid bij de militaire Politie te Amsterdam beeft goed
z'n werk, maar het loon dat hij er voor ontvangt zal vrij wat hooger zijn
dan van een collega in de burgermaatschappij, waar de concurrentienijd zich
aardig doet gevoelen.
Ik zou het toejuichen als de paarden der Maréch. door de burgerhoef-
smeden beslagen werden; wanneer het behoorlijk loonend is behoeft het
door geen knechts te gebeuren en kan er voldoende zorg aan worden besteed.
Een Onderwijzer Hoefsmid.
Geachte Redactie,
Zou er misschien een, verklaring voor de verbinding van hoornplaatjes
en vleeschplaatjes gelegen zijn in de volgende overweging?
Bij het neerzetten van het been komt de zool van het hoefbeen te
dragen op de vleeschzool, welke op haar beurt weer op de hoornzooi komt.
Hierdoor komt dus een zacht bestanddeel (vleeschzool) onvermijdelijk in de
drukking tusschen twee harde (hoefbeen-zoolvlakte en hoornzooi) en de
vleeschzool zal dus moeten uitzetten, waaruit volgt dat de hoornige hoef
eenigszins ruim om den vleesch wand moet passen, aangezien de vleeschzool
als zacht bestanddeel onmogelijk het harde hoorn kan doen uitzetten.
Denken wij nu de vleesch- en hoornplaatjes weg, en dus de binnenzijde
hoornwand en buitenzijde vleeschwand glad af, dan was de hoornhoef be-
weegbaar om den vle;schwand. Om dit te voorkomen is er bedoelde ver-
binding. Vervolgens krijgt men bij het uitzetten van de vleeschzool een
platter worden van deze; wordt het been weer opgenomen dan zal de
vleeschzool weder terugvoeren, dus dikker worden. Bij de beweging zal
dus het hoefbeen, met vleeschwand bedekt, eenigszins op en neer gaan in
den hoef en deze beweging kan door vleesch- en hoornplaatjes plaats
vinden doordat deze als het ware als schuifbaantjes dienst doen. Het op
en neer gaan van hoefbeen en vleeschwand is alzoo de allereerste werking
van het hoefmechanisme. Daarom is het, onze plicht zoo eenigszins mogelijk
de hoornzooi mede te laten dragen ter bevordering van het hoefmecha-
nisme, Misschien zou bovenstaande ook een verklaring kunnen geven voor
hoefbevangenheid (tengevolge van oververmoeidheid, waardoor de vleesch-
zool haar veering heeft verloren en het hoefbeen blijvend iets zakt) en
ringhoeven (verplaatsing hoefbeen en onregelmatige hoorngroei).
's-Gravenhage, October,nbsp;H, W e ij e r m a n s.
-ocr page 175-BELGISCH BESLAG.
Slecht beslag en ijzers van l'/a
In „Het Paardquot; van den ISen September laatst stond eene mededeeling
van Mr. P. A. Butler Pzn. uit Biezelinge (Zeeland), die ik volgaarne een
weinig zou willen bespreken.
Er is in die mededeeling spraak van een merrie vermoedelijk beslagen
volgens de zoogenaamde Belgische methode.
Volgens Mr. Butler's beschrijving der hoefijzers en het lichtbeeld dat die
beschrijving toelicht, moet een vakman onmiddellijk besluiten, dat het hier
een beslag geldt, dat slechts op aanvraag van makelaars en paardenkoop-
lieden nog al eens door knoeiers van hoefsmeden gebruikt wordt.
Sommige paardenhandelaars denken hunne paarden, zoo beslagen, beter
aan den man te zullen kunnen brengen.
Mr. Butler noemt zulk geknoei, een beslag, vermoedelijk volgens de
Belgische methode bewerkt. Ofwel kent M. Butler het Belgisch beslag niet,
en dan spreekt hij gelijk een blindgeboorne over kleuren, ofwel weet M.
Butler hoe in België gewerkt wordt, en in dat geval mag hij, in zijne
mededeeling van geene zoogenaamde Belgische methode spreken, wil hij
handelen als eerlijk en kundig vakman. Om het slecht gedacht over het
Belgisch beslag dat bij de lezers van „Het Paardquot; zou kunnen ontstaan
zijn, te doen verdwijnen, zal ik hun zeggen, dat het beslag volgens de
Belgische school bewerkt, het beste van geheel de wereld mag genoemd worden.
We weten dat in Holland fel op het gebied der hoefsmederij gewrocht
wordt, maar we weten ook, en het is een gekend feit, dat eenige dagen
vóór elke Hollandsche landbouwtentoonstelling, leerlingen uit de Belgische
hoefsmederijschool geheel Nederland door gevraagd worden om de puikste
paarden te beslagen volgens de Belgische methode. (Ik en wil hier geene
namen noemen, want er wonen van die leerlingen in Zeeland, in de gebuurte
van M. Butler zelf).
Ons dunkens is dit een klaar bewijs, dat de Belgische methode in Holland
reeds gekend is en gewaardeerd wordt.
Brussel, 22 September 1922.nbsp;Professor Hermans.
(u. „Het Paardquot; v. 29 Sept. '22).
HANDBOEK VOOR SMEDEN.
Eeeds vermeldden we in ons blad de verschijning van een 2e bewerkte
druk van het „Handboek voor Smedenquot;, uitgegeven door de firma Kluwer
te Deventer en voegden er toen bij nog bij wel eens nader op genoemd
werk terug te komen. We hebben het eens voor ons gelegd en losjes door
gebladerd, niet grondig gelezen dus nog. Het is een lijvig boekdeel, dat
blijkt terstond, meer dan 400 bladzijden beslaand en keurig uitgevoerd
met vele duidelijke, fraaie afbeeldingen. Oorspronkelijk werd het geschre-
ven door wijlen den heer R. van der Wal, in leven leeraar aan de
Ambachtsschool te Tiel en deskundigen noemden het een voortreffelijk
handboek. De nieuwe uitgave is van de hand des heeren P. A. Capel,
leeraar aan de 2e Ambachtsschool te Amsterdam, en in overeenstemming
met de nieuwere opvattingen en toepassingen bewerkt en uitgebreid. On-
danks deze uitbreidingen, zoo lezen we in den prospectus, is men er in
geslaagd het boek tegen denzelfden prijs als van den len druk (f 8.—
ingenaaid, f 9.50 gebonden) in den handel te brengen, welke dan ook om
inhoud en afwerking allerminst te hoog kan worden aangemerkt.
Niet minder dan dertig hoofdstukken vinden er een bespreking. De
eerste vijf zijn gewijd aan het ijzer en aanverwante metalen. „Het ijzer,
dat door zijn deugdzaamheid bij geringe kostbaarheid alle andere metalen
overtreft en door groote vorderingen der techniek het hout en andere
stoffen heeft weten te verdringen, is het belangrijkste en meest gebruikte
metaal in onzen tijdquot;, aldus begint sehr, een uitgebreide verhandeling over
dit onderwerp. De geschiedenis van het ijzer, z'n smeedbaarheid, smelt-
baarheid en hardheid, samenstelling en grootste bruikbaarheid in verband
met koolstofgehalte en aanwezigheid van andere stoffen worden nader be-
sproken. Voorts de bereiding van het ijzer door afscheiding uit de ertsen
uit de verschillende landen en het smeltprocedé in den hoogoven. Deze
zelf wordt uitvoerig beschreven. De eerste, in 1740 te Essen gebouwde
houtskool-oven leverde slechts 1500 K.G. of ton per dag, terwijl in
Amerika tegenwoordig hoog-ovens zijn welke tot 600 en enkele zelfs tot
1000 ton ruwijzer per dag produceeren! Ook in Duitschland zijn er die tot
500 ton daags gaan. Het ruw-ijzer van den hoogoven kent men in ver-
schillende soorten, welke vermeld worden, alsmede de bruikbaarheid ervan.
Een geheel hoofdstuk is gewijd aan het gietijzer, de wijze van bereiding,
deugden en gebreken, beoordeeling er van, ongelijkmatige afkoeling bij
groote gietstukken met kans op scheuren enz., aanwending van het giet-
ijzer, sterkte, drukvastheid en trekvastheid, tabellen over verschillende be-
lastingen van massieve gegoten kolommen, draagvermogen van holle giet-
ijzeren kolommen enz. Dan behandelt sehr, het smeedbaar gietijzer even en
vervolgt in hoofdstuk III met een bespreking over smeedijzer.
Hierin lezen we de vervaardiging van smeedbaar ijzer en staal uit ruw-
ijzer, de wijze waarop deze plaats vindt (puddel-ovens), de bereiding van
zacht staal voor constructie en andere doeleinden (smeltijzer, vloeiijzer) in
converteren, uitvoerig toegelicht. Bespreking vinden dan Thomas-staal,
Siemens-Martin-staal, hun bereiding in de ovens en nog een paar methoden
worden uiteengezet. Dan geeft sehr, een overzicht van Vorm-gietstaal,
gereedschapstaai, cement-staal, staal vermengd met andere metalen en snelsnij-
staal. Dit laatste geeft aan gereedschappen welke er van gemaakt zijn een
veel hooger snijvermogen dan die gemaakt van gewoon staal. Boren van
dat staal kan men veel sneller laten draaien. Voor den smid is, ongeacht
den hoogeren prijs, het gebruik van dit staal van groot voordeel en daarom
komt sehr, er in het hoofdstuk „Het harden van gereedschappenquot; nog uit-
voerig op terug.
De meest gebruikt wordende soorten smeedijzer met haar eigenschappen
en afmetingen behandelt sehr, in hoofdstuk IV, welk hij begint met uiteen
te zetten het foutieve in de meening van vele smeden om de kwaliteit van
het ijzer te beoordeelen naar de plaats van herkomst. Men meent veelal dat
het Engelsche ijzer (OR, PC, BC) altijd slecht is, het Duitsche (WB, WB
kroon, PLH, Leeuwijzer) best, het Zweedsche (b.v. SP) zoo taai als leerquot;
etc., echter dit is onjuist. Iq Duitschland vervaardigt men ook slechte ijzer-
soorten en het Engelsche behoeft heelemaal niet slecht te zijn (Lowmoor-
ijzer uit Bradford b.v.). In twee hoofdsoorten: wel- en smeltijzer is het
smeedijzer te verdeelen en deze soorten worden nader omschreven in hun
hoedanigheden en toepassing. Een geoefend smid dient op het oog de maten
van het ijzer te kunnen schatteo, tot op Visquot; nauwkeurig. Voorts moet hij
enkele maten in het geheugen prenten wat betreft herleiding van Engelsche
duimen in m.M. (een tabel hierover wordt er bij vermeld). Verschillende
merken van staafijzer, als Zweedsch (SP), PLH kroonijzer, Duitsch kroon-
ijzer, en van de ordinaire soorten het Belgisch No. 2, Engelsch OR en BC
en hun deugden en gebreken en het gewicht per strekkenden meter worden
beschreven. Het Siemens-Martin-staal vindt aanwending voor wielbanden en
andere krachtige smeedstukken. In een voorbeeld, met behulp van uitvoerige
tabel, geeft sehr, een berekening van het gewicht bij staven van verschil-
lende doorsneden of van stukken smeedwerk, waarvan voorat de prijs moet
worden bepaald. Hierna komt het plaatijzer aan de beurt, vroeger hoofd-
zakelijk gebruikt tot het vervaardigen van harnassen, schilden van ridders
en wapenknechten, tegenwoordig voor kachels, haaiden enz. De Luiksche,
Duitsche en gepolijste staalplaat behandelt schr. vervolgens en daarna ge-
perforeerd plaatijzer, gegolfd plaatijzer (dakbedekking), met gewichtsbere-
kening, ketelplaten, bandijzer (^karns, melkvaten, emmers), ijzerdraad, ge-
goten ijzeren pijpen (buizenfabricatie), stoompijpen en profielijzer (voor
bruggen, hijschkranen, loodsen enz.); onder dit laatste vallen ü-ijzer, Z-ijzer,
kwadrantijzer, hoekijzer, in teekening voorgesteld.
De aanverwante metalen van het ijzer bespreekt schr. kort in hoofdstuk
V. Koper, geel-koper, lood, zink, tin, solJeer en zacht- of tinsoldeer be-
hooren er toe.
Een volgend maal nog een en ander uit dit voor smeden nuttige boek.
— Dc eerste. Op 26 September 1.1. slaagde aan de Staatshoefsmidschool
te Brussel voor leeraar-hoefsmid de heer A. J. S c hie m an te Axel. Gedurende
het bestaan dezer school is hij de eerste buitenlander die het diploma kon
verwerven. Dit diploma eischt het doorloopen van een tweejarigen cursus.
Het is den heer Schieman gelukt het examen in den tijd van één jaar met
succes af te leggen, want pas 17 October 1921 bezocht hij als leerling de
school op geregelde wijze, eiken Maandag. Evenwel is voor dit snelle resul-
taat een gedeeltelijke verklaring. De heer Schieman had namelijk vroeger
reeds, door welwillende medewerking van den bekenden fokker Ph. J. v.
Dixhoorn, gedurende twee jaar praktische lessen ontvangen van den Direc-
teur der Brusselsche school. Deze, de heer Bosman, kwam zoo om de twee
maanden in de jaren '12 en '13 te Axel en van die lessen is natuurlijk
zeer geprofiteerd. Het examen voor leeraar-hoefsmid bestond uit twee dagen.
Den eersten moesten de deelnemers drie hoefijzers vervaardigen voor abnor-
maal beslag, waarvan twee voor ieder dezelfde waren en om het derde
geloot werd. Ook werd dien dag het theoretisch gedeelte afgenomen en een
collectie op de school vervaardigde hoefijzers ten getale van 52 beoordeeld,
alsmede de gereedschappen en het schrijfboek, waarin de beschrijving der
lessen stond geschreven. Den tweeden dag moest een paard worden beslagen
aan de voorhoeven, te verdeelen in drieën: besnijden van den voet, maken
en passen der ijzers, onderleggen en afwerken.
Met het goede resultaat, dat de heer Schieman bereikt heeft, wenschen
we hem hartelijk geluk.
— De hoef eu de beweging van het paard. Hierover heeft een paarden-
consulent in Duitschland, de heer Krafft, een verhandeling geschreven,
waarin onder meer te lezen is dat de smeden nog te vaak er toe overgaan
om de hoeven te veel vrij te leggen van het ijzer. Als dit allereerst steunt
op de geheele draagvlakte zal het hoefmechanisme veel gunstiger kunnen
werken tot heil van den hoef en dus ook het paard.
Bozalie en Hollandsch Olory.,
van Gebr. van de Haar te Zeist.
KEURINGEN, TENTOONSTELLINGEN EN CONCOURSEN HIPPIQUE.
In de Augustus-aflevering zijn afbeeldingen opgenomen van den kampioen-
hengst en de -merrie der trekpaardententoonstelling in Den Haag 1922.
Wij laten hier volgen een 2-tal afbeeldingen van paarden, gekiekt op het
concours-hippique te 's-Hage 1922, terwijl bij plaatsruimte in een volgende
aflevering eens aanschouwelijk zal worden voorgesteld wat materiaal op
premiekeuringen in de voorste rijen werden geplaatst.
Little Tick, hackney-Poney v. Douair. Drory de Perez.
Duitsche ijzerprijzen. De commissie tot vaststelling van basisprijzen uit
den Duitschen Staalbond heeft tot een nieuwe verhooging van de prijzen
voor walsijzer met 67.7 pet. besloten. Met ingang van 11 Oct. werden de
prijzen voor Thomasijzer als volgt: halffabrikaten M. M. 57 640 a M. 68,190,
vormijzer M. 77,780, staafijzer M. 78,700, walsdraad M. 84,520, bandijzer
M. 91,280, dikke en middelsoort platen M. 88.460 a M. 100,170, dunne
platen M. 109,960 a M. 116,917. Tegelijkertijd is de toeslag voor Siemens
Martin kwaliteiten tot M. 3599 voor staafijzer en dienovereenkomstig voor
de overige soorten verhoogd.nbsp;('i-nbsp;O )
Waar deze beter aan te besteden dan aan vakstudie.
Het beste boek daarvoor is nog immer :
Handleiding tot een rationeele uitoefening van het Hoefsmidsvak
met 162 platen. — 6e druk.
Duizende hoefsmeden hebben door de studie hiervan hun diploma
behaald. Na ontvangst van postwissel a ƒ 3.— wordt het Iranco
toegezonden door den Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
IM
'm
Specialileit io Melen voor HoeUt I
[Ml Ster-Hoefnagels : meest uitgebreide sorteering in
gnbsp;meer dan 60 maten en modellen
gnbsp;voorradig.
Ül Rubber-Hoefzolen: Uitsluitend van prima kwaliteit
caoutcliouc vervaardigd, dus niet
van rubberafval.
Ig
n
m
1
(1
§
PI
Open en dichte luchtdruiczolen
voor VOOR- en ACHTERijzers in 12 maten voorradig.
Zolen voor halve ijzers met hoOg rubberkussen in 5
maten voorradig.
blokzolen, straalzolen, caoutchouc hielstukken, hoef-
randen, strijkringen, kunsthoorn, kurkkit.
IJsnagels, scherpnagels, kalkoenen, stiften, opruimers,
hoeftangen, renetten, hoefraspen, hoefhamers, houw-
klingen, lasch- of weiblad, laschpoeder enz.
I
i
B
I
ü
1
IMI
li
1
I®
I
18
1
27e Jaargang — Aflevering 11. — 15 Nov. 1922.
-ocr page 182-in de modellennbsp;v
Lambert open pad
Bar pad
Frog pad
O. K. Star pad
Walpole boulevard pad
Walpole truss pad
en de bekende
Amerikaansche
mm
'lÉlll
HELLER HOEFRASPEN
WEDER LEVERBAAR
I
Lambert amp; Company
Leuvehaven 66 :: Rotterdam
Een en ander over Noord-Brabant en het hoefbeslag. — Handboek voor
smeden. — Ingezonden stukken. — Korte mededeelingen. — Persoverzicht.
— Advertentiën.
EEN EN ANDER OVER NOORD-BRABANT EN HET HOEFBESLAG,
DOOR
Dr. R. H. J. GALLANDA.T HÜET, Kapitein-Paardenarts.
(Vervolg).
Eindhoven eu Omstreken.
De stad Eindhoven is de hoofdplaats van Kempenland, dat vroeger, in
de 8e eeuw, Taxandria heette, terwijl de inwoners Taxanders genoemd
werden. De eenige herinnering aan dezen naam vindt men nog terug in
het thans nog bestaande dorp Tessenderlo. Men denkt dat de naam Kempen-
land, in 't latijn Campinia, afgeleid is van de Kimbren en ziet dus terug
op een zeer lang verleden. Uit de archieven blijkt dat in de middeleeuwen
de Geldersche vorsten reeds zeer veel gezag hadden in Kempenland en zoo
droeg in 1203 Otto, de 2e Graaf van Gelder, zijn recht op Kempenland over
aan Hendrik de le. Hertog van Brabant. Ook de bisschoppen van Utrecht
hadden er vrij wat te zeggen, doch zij stonden op het einde der 13e eeuw
hunne rechten af aan Hertog Jan de le. De eenige stad in dit land was
Eindhoven, doch er werden bovendien 32 dorpen en heerlijkheden in aan-
getroffen. Als zoodanig noemen wij Oorschot, Lommei, Bergeik, Woensel,
Eersel, Bladel, Westerhoven, Valkensweerd, Reusel, Strijp, Zonderwijk en
Veldhoven, Rijthoven, Waalre, Hoogeloon, Gestel, Oorle, Vessem, Stratum,
Aalst, Hapert, Dommelen, Middelbeers, Hoogkasteren, Steensel, Duissel,
Blaarthem en Meerveldhoven. De hoofdplaats Eindhoven ligt aan het
riviertje de Dommel, ruim 4 uur ten Z. van 's Hertogenbosch; de stad was
eertijds versterkt en van wijde en diepe grachten voorzien, die haar water
kregen uit de riviertjes de Dommel en de Gender. Op het laatst der 17e
eeuw zijn de vestingwerken geslecht en nadien is het een open stad gebleven.
Van Eindhoven wordt reeds gewag gemaakt in de 13e eeuw, toen Hertog
Hendrik de 2e stadsgerechtigheden schonk en in 1232 een vrije jaarmarkt
verleende, terwijl in 1339 bij de kerk een kapittel van wereldlijke kanuniken
werd opgericht. In 1543 werd de stad ingenomen door Maarten van Rossum
en in 1552 brandde zij geheel af. Nadat de stad weer geheel opgebouwd
was, werd zij in 1581 door Staatsch krijgsvolk bij verrassing overmeesterd,
doch kort daarna gelukte het aan Houtepenne van Mansfeld om het Spainsche
gezag er weer te herstellen. In 1583 vermeesterde de Hertog van AleE9on
de vesting, doch reeds hetzelfde jaar werd deze nu voor de 2e maal belegerd
door Houtepenne van Mansfeld en dwong hij de stad tot overgave. De
belegeraars waren echter beducht voor ontzet en verleenden de bezetting
alle gevraagde krijgseer, zoodat deze met vliegende vendels de stad ver-
lieten. Nadien werd de stad ontmanteld. Toen Erederik Hendrik in 1629
's Hertogenbosch belegerde, lagen er te Eindhoven Spaansche troepen die
den Staatschen veel afbreuk deden; het gelukte echter aan Overste Staten-
broek om deze te verslaan en na het innemen van den Bosch ging ook
Eindhoven voor goed over in het bezit der Staten. De stad Eindhoven was
eertijds een heerlijkheid welke behoorde aan de edelen uit den huize
Mierenberg; later kwam het aan het huis van Hoorne en vervolgens aan
de graven van Baren. De laatste graaf uit dit huis heeft de heerlijkheid
overgebracht in het huis van Oranje Nassau. Van de dorpen was eertijds
Lommei van veel belang; 4 uren ten Z. van Eindhoven gelegen, kreeg het
in 1322 vergunning om muren en poorten te bouwen. Dit werk werd wel
begonnen doch niet voltooid en de bouwstoffen werden opgebruikt om een
toren op de kerk te bouwen. Ook het dorp Bergeik, op 3 uren afstand van
Eindhoven, werd in 1468 door Karei de Stoute tot een stad verheven en
men vindt er nog de ruïnes van een ouden sterk slot, dat in den Spaanschen
oorlog door Mondragon verwoest werd. Het dorp Eersel, op 2 uren afstand
van Eindhoven gelegen, leed in den loop der tijden vaak van den strijd
die om de stad gestreden werd en zoo werd het in 1581, tijdens het beleg
van Eindhoven, door Graaf van Mansfeld geheel geplunderd en daarna
afgebrand. Bladel of PJatelle is een van de oudste dorpen rondom de stad
en men neemt aan dat de oude Frankische koningen hier in de 9e eeuw
hun hof hielden. Zoo heeft ook in 863 Koning Karei de Kale hier een
dagvaart gehouden en daarbij aan Graat Dirk de Ie het graafschap
Holland geschonken. Als voornaamste dorp uit de omgeving noemen wij
Oorschot, dat in de geschiedenis bekend is geworden door een heelmeester,
Arnoldus Teij geheeten, welke omstreeks 1663 leefde en alom vermaard
was door zijn wonderbaarlijke genezingen. Men schreef deze genezingen toe
aan de wonderbaarlijke kracht van het doode lichaam van zekere Margaretha
van Valkenisse, moeder van een nonnenklooster te Oorschot, die voor
omstreeks 6 jaar gestorven was. De Algemeene Staten, die aan bygeloof
of bedrog dachten, lieten dit lichaam heimelijk uit Oorschot weghalen en
op het stadhuis te 's Hertogenbosch onderzoeken door den beroemden ontleder
van dien tijd, Louis de Bils, en verscheidene andere voorname genees- en
heelmeesters. Na deze schouwing, waaruit bleek dat het lichaam geopend
was geweest en gebalsemd, werd het in de kerk begraven; de geschiedenis
van de Heilige nonne deed echter ook daarna nog velen bij den heelmeester
van Oorschot genezing zoeken. Het wapenschild van Kempenland is van
boven gevuld met 9 gouden lijnen op een zwarten grond en is van onderen
leeg gelaten; zoo men wil, duidt dit laatste op den schralen grond waaruit
deze landstreek bestaat, terwijl de 9 gouden lijnen zouden wijzen op den
luister der 9 rechtbanken, die eertijds in Kempenland geteld werden.
Eindhoven is als gemeente niet meer geisoleerd daar het de gemeenten
Stratum, Woensel, Tongelre en Strijp geannexeerd heeft; men spreekt dan
ook nu van „Groot Eindhovenquot;. Het dorp Tongelre met de gehuchten het
Hof, ürkhoven en Klein Tongelre bracht een paar duizend inwoners en een
goede honderd paarden aan. Strijp met de gehuchten den Hurk en het
Schoot, ongeveer 4000 inwoners en eveneens een honderdtal paarden; Stratum
met het gehucht Poeiers, vergrootte de bevolking met 6000 zielen, doch heeft
geen grooteren paardenstapel dan de vorige dorpen, terwijl tenslotte Woensel
met de gehuchten Acht, Broek, Boschdijk, Eckart, Fellenoord, Hemelrijken,
Kerkweg, Lijmbeekstraat, Vlokhoven en Straat de grootste vermeerdering
aanbracht, n.1. van een kleine 10000 inwoners en ongeveer 300 paarden.
In „Oad Eindhovenquot; zijn twee belangrijke hoefsmederijen, n.1. van de
heeren Saris, onderwijzer in practisch hoefbeslag, en van der Heijden. Vroeger
werd ook een bloeiende zaak gedreven door den heer Hezemans; na diens
dood, voor ongeveer 20 jaar, ging deze zaak over aan den meesterknecht,
den heer In 't Ven en na diens overlijden voor ongeveer 6 jaar zette de
Weduwe de zaak voort met behulp van een knecht, welke laatste nu als
patroon de smederij voor eigen rekening drijft. Groot Eindhoven is een zeer
welvarende stad met vele fabrieken; denken wij slechts aan de vele sigaren-
fabrieken en aan Philips werken, welke laatste industrie als het ware een
stad op zich zelve vormt en o.a. ook groote sportterreinen heeft aangelegd.
De heer Saris ontving zijne opleiding te Amersfoort, volgde den cursus
aldaar als milicien der Artillerie in den winter van 1910 en behaalde op
1 April 1911 zijn diploma; vervolgens bekwaamde hij zich te Utrecht als
onderwijzer in practisch hoefbeslag en slaagde in 1913 voor dit examen;
behalve deze beide diploma's verwierf hij nog een eervolle vermelding op de
groote Landbouwtentoonstelling in 1913 te 's Gravenhage. Vóór zijn vestiging
te Eindhoven werkte hij als knecht bij den hoefsmid Fr. van den Brand te
Boxtel, en deze is niet alleen een zeer kundig patroon, doch ook met hart
en ziel hoefsmid, zoodat Saris daar alle gelegenheid vond zich geheel aan
het vak te wijden. Tijdens de mobilisatie diende Saris eenige jaren lang
als milicien-hoefsmid bij een B. batterij. Sinds kort heeft hij nu een nieuw
pand aangekocht op den hoek van den Tongelrescheweg, een woonhuis met
annex smederij en oefent hij met behulp van een volwassen knecht zijn
bedrijf, dat in hoofdzaak hoefsmederij is, uit. Hoewel in Oud Eindhoven
feitelijk maar twee hoefsmeden zijn, zoo telt men er vele en daarmede zeer
belangrijke, in de naaste omgeving; zoo heeft o.a. M. van der Ven in
Woensel een zeer drukke zaak, alsook v. d. Velde aldaar; verder noemen
wij van Deurse te Tongeren, Donkers en v. d. Ven in Strijp en tenslotte
den heer H. van der Velder te Gelddrop.
Het paardenmateriaal voor de smederijen te Eindhoven wordt door de
stad en de omstreken geleverd, want groote paardenbedrijven vinden wij
hier ter plaatse niet. Wat de omtrek betreft, zoo komen wel paarden uit
Woensel, Tongeren, Stratum en Strijp in Eindhoven op beslag. De gemeente
zelf heeft 8 paarden waarvan Saris en v. d. Heijden er elk 4 beslaan, de
N.V. Brandstoffenhandel v. d. Ven en Co. heeft ook 8 paarden, de stal-
houders Paulissen en v. d. Einde hebben ieder resp. 6 en 4 paarden, de
beide expediteurs Sparenburg hebben ieder 3 paarden, idem v. d. Broeke
heeft er 6, idem Hezemans 5, idem Wouters 3, van Gend en Loos 5,
2 broodfabrieken ieder resp. met 5 en 4 en een melkinrichting met 4 paarden.
De Phillpsfabrieken hebben 15 paarden doch aan deze inrichting is een
eigen hoefsmid verbonden. Als overig paardenmateriaal komen voor, behalve
de boerenpaarden, vele hitten, enkele ezels en de luxe stallen van baron
van Oldeneel en baron van Tuijl. Verreweg de meeste paarden worden aan
de smederij beslagen en slechts een 20-tal wordt aan huis, dus «koud'' op
beslag gezet. Behalve voor stalhouderspaarden worden hoofdzakelijk ijzers
met kalkoenen gebezigd, en wel voor het meerendeel fabrieksijzers uit de
fabriek van Hippos die met kalkoenen worden afgeleverd. De heer Saris
werkt hier veel mee en deze ijzers bevallen hem goed; alleen voor paarden
met platte hoeven en dus met breeden wand, vermaakt hij de nagelgaten
en brengt nieuwe gaten aan voor het 2e zijnagelgat en het verzennagelgat;
hij brengt deze gaten vetter aan zoodat de ijzers mooi ruim passen. Sprekende
over machinale ijzers, verklaarde de heer Saris dat vele smeden hiermede
veel beter beslaan, d. w. z. hiermede een veel beter beslag afleveren, dan
dat zij dit met eigen gemaakte ijzers zouden doen en wel om de eenvoudige
reden, dat zij geen ijzers kunnen maken. Daar deze klacht, het niet kunnen
maken van ijzers, niet op zichzelf staat, doch daar dit euvel zeer veel voor-
komt, zoo zou het m. i. alle aanbeveling verdienen, om aan de ambacht-
scholen onder het leervak „smedenquot; het maken van hoefijzers op te nemen.
Hoewel het beslag zelf, het werken aan de paarden, ongeschikt is voor
ambachtscholen, omdat de leerlingen daar nog veel te jong voor zijn, zoo
geldt dit volstrekt niet voor het leeren vervaardigen van hoefijzers en zou
het menigen leerling later ook goed te pas komen wanneer hij in zijn
schooljaren hoefijzers had leeren maken. Ook in de omgeving van Eindhoven
wordt veel met machinale hoefijzers gewerkt; een uitzondering hierop maakt
de heer v. d. Velde te Gelddrop, die uitsluitend eigen gemaakte ijzers
bezigt. De heer Saris maakt echter zoo noodig ook zelf ijzers en zoo worden
de paarden van de expediteurs o. a. veel beslagen met ijzers met verdikte
takken, welke ijzers hij vervaardigt in drie hitten, waarbij hij eiken tak
afzonderlijk opstuikt en afwerkt. Stootijzers worden weinig gebruikt; alleen
door voerlui en voor sleeperspaarden worden ze gevraagd; bij deze paarden
worden ook als regel 8 nagels gebruikt doch opgemerkt wordt, dat hier over
het algemeen veel nagels worden gebruikt. De hoeven worden over het
geheel goed genoemd en afwijkend beslag komt weinig voor, slechts enkele
balkijzers en eenige ijzers met verbreeden buitentak. De boeren zijn hier
niet eigenwijs en laten de uitvoering van het beslag geheel aan de zienswijze
van den hoefsmid over, voorwaar verstandig en aan te prijzen ter algemeene
navolging. Hoewel voor deze streek geen directe aansluiting van de hoef-
smeden onderling is, zoo komen hier toch geen z.g. prijzenknoeiers voor en
worden als regel de volgende prijzen aangenomen: vierkant beslag, voor
kleine ponies f 3, groote ponies f 3.50, paard f 4, voermanspaard f 5 en extra
beslag voor de gemeente f 6. Als winterbeslag wordt uitsluitend gebruik
gemaakt van schroefkalkoenen en wel van 4 in elk ijzer; de gaten hiervoor
worden berekend è, 7.5 cent voor een ponie-ijzer en 10 cent voor een
gewoon ijzer. De werkuren loopen van 8—6 uur, waarbij van twaalf uur
tot half twee geschaft wordt. Een volwassen knecht verdient hierbij een
weekloon van f 27.
De smederij van den heer Saris bevat twee vuren en een beslagloods
waar drie paarden tegelijk kunnen worden beslagen, terwijl buiten een
travaille staat. Nog zij vermeld, dat de heer Saris tezamen met den dierenarts
Pulle te Eindhoven een cursus in hoefbeslag geeft, waaraan 15 leerlingen
deelnemen. Deze cursus wordt in de ambachtschool gegeven en wel des
Woensdags en Zaterdags van 1—5 uur n.m., wanneer resp. 7 en 8 leerlingen
worden onderlegd, dus een z.g. dubbele cursus. Op 1 November had het
overgangsexamen naar de 2e helft van den cursus plaats en van de 17 oor-
spronkelijke leerlingen wordt nu met 15 de 2e helft van den cursus
doorgezet.
HANDBOEK VOOR SMEDEN.
II.
In een vorige bespreking van dit nieuw verschenen boekwerk waren we
gekomen aan Hoofdstuk VI, waarin de schrijver een uitvoerige verhandeling
geeft van het smeedijzer. Over diens treksterkte, de veerkracht en de
elasticiteits-grens wijdt sehr. uit. Voorts ook over den weerstand bij het
buigen nader in verscheidene tabellen uitgewerkt. Daaraan worden vast-
geknoopt praktische voorbeelden, zoo o.a. het geval dat een smid aan een
r^uig een ijzeren trekdissel moet maken en dan te berekenen hoe deijzer-
breedte aan beide kanten'van het gat moet zijn. Verschillende gevallen van
belasting en in verband daarmede constructie, vinden een punt van bespreking.
Ook het draagvermogen van smeedijzeren stijlen of stutten, in verband met
den weerstand tegen doorknikken, wordt nagegaan.
Hoofdstuk VII is gewijd aan gereedschappen, allereerst aan de vuurhaard
of smidse, in haar verschillende systemen. De ouderwetsche gemetselde
smidsvuren verdwijnen allengs, want bij vernieuwen van zoo n bestaande
smidse zal de praktische smid öf zelf een plaat-ijzeren gestel maken of een
gegoten ijzeren smidse aanschaffen. Voorts behandelt sehr, de Butfalo-vuren,
in gebruik in speciale fabrieken voor massa-smeedwerk. Natuurlijk ontbreekt
de gewone blaasbalg niet, terwijl de dubbel werkende cylinder-blaasbalg
uitgebreid behandeld wordt. Waar over mechanische kracht beschikt kan
worden, gebruikt men bij voorkeur de ventilator of wan. Het smeedijzeren
aambeeld, met opgewelde stalen baan, is nog steeds niet verdrongen door
de nieuwere soorten die van gietstaal vervaardigd worden, omdat deze aan
de scherpe kanten veelvuldig afbrokkelen. Het aambeeld moet op het vlak
afgewerkte blok vrij geplaatst worden om gemakkelijk te kunnen draaien en
verschuiven. Hamers, smeedtangen, de hoorn- en schrooi- of schrootbeitel, de
warm- of stokbeitel,' vlakhamer, zethamer, boven- en ondervulder, zalen het
nagelijzer, de ondergaten, doorslagen en leesten, koppenklauw, koppenkaliber,
brug- en oogvulder, gutzbeitel, het suikerbrood of ringhoorn, wmkel- en
zweihaken, kromme- en rechte passers behooren er bij. Dan de draaibank,
een bijna onmisbaar stuk gereedschap in de smederij, ook voor den smid op
het platteland. De boormachine en de bankschroef, de ponsmachine, scharen,
snij-ijzers. de ratelboor, de booromslag, borstboormachine, fidelboor, vijlen,
vijlborstei handschroef, kantklauw of souvereintang, ketelklem, sleutels,
piipsnijder of snijtang, gastangen, bremertang, kettingtang, ijzerzaag buig-
tang, bankhamer, tassen, staken, plaathelm, mechanische smeedhamers
(frictie-valhamer, een zeer doelmatig gereedschap, en de luchthamer), stuik-
en buigmachine, boren, centerboren, kotterboor, rivettenboor, schijvenboor,
verzinkboren, spiraalboren, ruimers, handspitsboor, beitels, de dutter, door-
slag dopper en ophaalder, snapper, - zij alle zijn afgebeeld en nader
omschreven.
Hoofdstuk VIII iä kort en handelt over het harden van gereedschappen
De verschillende toepassing van het harden gaat schr. na, onder vermelding
van goed- of afkeuringswaard.
De tweede afdeeling van het boek vangt aan met Hoofdstuk IX
betrekking hebbend op het vuurwerk. In verband met het vervaardigen
van allerlei voorwerpen van staaf- en plaatijzer, welke een bizondere behan-
deling vereischen, kan het smids vak in deelen gesplitst worden: lo het
vuurwerk, 2quot; het plaatwerk en 3o het bankwerk. Het vuurwerk heeft uit
geschiedkundig en technisch oogpunt recht op de eerste plaats, vooral voor
de gewone smederijen. Allereerst behandelt schr. dan het aanleggen en het
onderhouden van het vuur.
Twee werkwijzen kan men volgen bij het beheeren van het vuur: het
werken met een open vuur en het werken met een gesloten of kapvuur.
Deze methoden worden nader besproken en door verschillende raadgevingen
vergezeld.
Hoofdstuk X behandelt de hulpmiddelen bij het lasschen, te weten het
zand en het welblad, waarvan dit laatste het meest waardevolle is van de
talrijke aanbevolen laschmiddelen.
Het richten van staafijzer vindt ge in „Hoofdstuk XIquot; met een korte
bespreking gememoreerd, terwijl het volgende Hoofdstuk aanvangt met
eenvoudig smeedwerk. De beginselen van het smeden te verklaren, zegt
schr., is een moeilijke arbeid. Wie meent dat het ijzer met eenige ruUeid
behandeld kan worden, ziet zich bitter teleurgesteld. Alleen hij, die zich
met volharding heeft geoefend bij het maken van kleine voorwerpen, zal
later het materiaal meester kunnen zijn. Eenigszins uitgebreid behandelt
schr. dan enkele voorbeelden van te smeden voorwerpen als: de kram, de
windhaak, de klinknagel met plat-bollen kop, emmerooren, muur- en leun'ing-
duimen, trapleuningduimen, de luns, de houvasten, schijven en ringen, het
op lengte afhakken van gesmede banden en ringen, het smeden van bouten
met gelaschte koppen, draaischalmen, krul- en bladmoeren en het smeden
van kettingen, alle met vele teekeningen verduidelijkt in volgorde der
opeenvolgende handelingen.
Hoofdstuk XIII vervolgt met gewelde verbindingen, te beginnen met de
splitsvormen. Vervolgens het smeden van banden, het omzetten en scherp
stuiken van bochten, het smeden van oogen, van vertakkingen, van gaffel-
vormen, het klooven van ijzer, het smeden van gaten in staafijzer, en van
ankerwerk, hetwelk te onderscheiden valt in zichtbaar en onzichtbaar of blind
ankerwerk. Bij het bevestigen van zolderbalken vindt dit laatste veel aan-
wending. Schr. wijdt uit over takbouten, heipaalbanden, doken, steenankers,
steenkram en schooi steenbeugel en tenslotte sierankers.
In Hoofdstuk XIV heeft de sehr, het over het smeden van verstaalde
voorwerpen. Verschillende werktuigen, welke vroeger van ijzer en staal
werden vervaardigd, aldus lezen we, maakt men tegenwoordig bij den lagen
prijs van het laatste, geheel van staal. Toch zijn er nog vele voorwerpen
die beter door het samenwellen van staal en ijzer gesmeed kunnen worden,
dan wel van staal alleen. Eenige worden vervolgens behandeld om de
belangrijkheid der verschillende werkwijzen. Zoo de hamer, de tuinschoffel,
de bijl, de aks, de dissel en de spaden. Daarna een verhandeling over het
harden van snijgereedschappen. De moeilijkheden hierbij (krom trekken)
ziet schr. onder het oog.
Voor dat de derde afdeeling begint met het bankwerk worden nog een
60-tal bladzijden aan het smeedwerk gewijd. Kortheidshalve stippen we
daaruit aan: bet smeden van pijpen aan staven, het bewerken van L- en
T-ijzer, het op maat verstekken en buigen van hoekijzeren ramen, deurge-
hengen (luimhengsels, het smeden van hengselduimen, scharnierhengsels),
het smeden van versierde stroppen en knoppen, het matrijzen, het versieren
van staven en het smeden van spiralen, van krullen, het ontwikkelen van
bladen, kelkvormen, samengestelde smeedstukken, windvanen en torenkruisen,
inrijhekken, het smeden van scheefhoekige of scheluw-winkelhaken, taps
toeloopende banden, taps loopende vierkante en acht-kante banden,
terwijl Hoofdstuk XIX ruim twee bladzijden beslaat voor de autogene
metaalbewerking. Voor den smid, zegt schr., is deze laatste een niet te
versmaden hulpmiddel, het echte mooie handsmeedwerk zal er echter nimmer
door verdrongen worden. Is het kunstsmeedwerk in werkelijkheid een kunst,
die met liefde beoefend en aangeleerd moet worden, het autogeen lasschen
is een zaak van routine en handigheid. Behandeld wordt dan de meest
toegepaste methode voor het autogeen lasschen: die met acetyleengas, en
met zuurstof. De methode van het autogenisch lasschen van wielbanden, dat
met het oog op kolenbesparing, inspanning en mogelijke mislukking voor den
smid van bizonder belang is, staat afgebeeld.
Hakken, vijlen en boren zijn de handelingen waarmede het ijzer in kouden
toestand in gewone smederijen voornamelijk wordt bewerkt. Hierover handelt
hoofdstuk XX. Het gebruik der vijl, het boren van gaten, kruisverbindingen,
zwaluwstaartverbindingen, stropverbindingen, spieverbindingen, draaibare
verbindingen vinden uitvoerig bespreking. De moer en het snijden van
schroefdraden volgen hierop. Dan het soldeeren: hard- en zacht soldeeren.
Hoofdstuk XXllI houdt zich bezig met verschillende tandwielconstructies,
uitvoerig geïllustreerd. Een hoofdstuk is gewijd aan de koppelingen, het
25ste aan de sloten (insteeksloten, brandkasten en kluizen) en het volgende
aan klinkverbindingen. Als laatste hoofdstuk van de afdeeling Bankwerk
zien we het draaiwerk.
Nog een 60-bladzijden vullen de vierde afdeeling, het plaatwerk. Het
vervaardigen van rozetten van plaatwerk, klinken en felsen, het z.g. uitslaan
der plaatijzeren onderdeelen vindt ge uitgewerkt. Kookfornuizen ontbreken
in dit verband niet ea evenmin haarden van allerlei constructie. Kort tot
slot nog een verhandeling over ijzeren kappen en trappen.
Tot „Besluitquot; geeft d® schr. nog enkele aanwijzigingen, voor den smid van
groote waarde. Om er een greep uit te doen, luidt één er van aldus: een
eenvoudig middel om een gegoten ijzeren pijp eenigszins te buigen is het
volgende. Laat de pijp op de uiteinden rusten en stook onder het midden-
gedeelte een houtvuur. Maak hiermede de pijp langzaam warm en deze zal, door
eigen zwaarte of lichten druk, doorbuigen. Daarna zeer langzaam laten afkoelen.
Hij, die op de hoogte wil blijven van z'n vak en het zoo beknopt
mogelijk door ons aangekondigde boekwerk daarom zal aanschaffen, kan
tevens bedoelde aan wijzigingen nauwkeurig lezen en herlezen.
V. D. H.
Geachte Redactie,
Naar aanleiding van hetgeen door „Een Onderwijzer Hoefsmidquot; is ge-
schreven in „De Hoefsmidquot; van 15 Oct. j.1., moge ik U vriendelijk verzoeken
het navolgende in Uw blad op te nemen, waarvoor bij voorbaat dank.
„Een Onderw. Hoefsmidquot; schrijft te willen protesteeren, doch tegen iets
wat wij niet schreven. Wij zeiden immers reeds bij voorbaat: „want
alhoewel wij de burgerhoefsmeden alleszins in staat achten om die werk-
zaamheden van ons over te nemen,quot; zoodat ten onrechte wordt geprotesteerd.
Ook behoeft men niet te vragen : „Waarom zou dat niet even goed door
de burgerhoefsmeden kunnen gebeuren?quot;
Wij hebben alléén bezwaar tegen allerlei aanwijzingen van ondeskundigen,
daar gaat het bij ons om. Ook wij zijn, evenals „Een O. H.quot; bereid den
raad van deskundigen op te volgen.
Op de critiek nopens het koude beslag gaan wij liever niet in, het zou
ons te ver voeren, als ook wij al onze ervaringen ten aanzien van de
burgerhoefsmeden moesten neerschrijven. Nochthans vermeenen wij uit die
critiek te kunnen a-intoonen, dat „Een O. H.quot; niet veel kijk beeft op de
werkzaamheden der Mil. hoefsmeden, voornamelijk van die bij de Kon. Mar.
en de daarbij behoorende controle.
Onze bedoeling is het hoefsmidsvak en alles wat daaraan verwant is, op
hooger peil te brengen, en we zijn zoo vrij te meenen, dat zulks niet gaat
op een wijze zooals „Een O. H.quot; schrijft.
Al is er in de burgermaatschappij concurrentienijd, dan is daarin toch
geen motief, die „nijdquot; ook op 't leger te doen overslaan.
■ Het geheele betoog van „Een O. H.quot; wil ons toeschijnen als een uitvloeisel
van een bezuinigingsmanie, met veel afgunst ten opzichte van het „hooge ?
loonquot; dat wij ontvangen, — doch waartegen feitelijk geprotesteerd wordt,
is ons niet erg duidelijk geworden.
Een militair Hoefsmid.
Geachte Redactie,
Als vervolg op mijn vorig schrijven wenschte ik er de aandacht op te
vestigen, dat het hoefmechanisme bij het in- en uitzetten van de vleeschzool
en ook, zij het in mindere mate, van den vleeschwand, begint. Het eerste
gevolg van deze uitzetting is dat ook de hoef moet uitzetten, welk feit aan
de verzenen, zooals we weten, duidelijk waarneembaar is. Denken we nu
vleesch- en hoornplaatjes weg, dus den hoornwand aan de binnenzijde glad-
massief en evenzoo den vleeschwand, dan zal het tot een uitzetting van den
harden hoornschoen niet kunnen komen. Thans echter, nu de hoornwand
door de inkepingen (met de hoornplaatjes er tussehen) op halve dikte wordt
teruggebracht, welke inkepingen aan de binnenzijde van den hoornwand
een anders niet bestaande veering verleenen, en door de vleeschplaatjes,
welke bij iederen stap als wiggen in genoemde inkepingen dringen, zal het
uitzetten van den hoef, het hoefmechanisme dus, wel kunnen plaats vinden.
Zonder dezen bouw zou het gaan van het paard feitelijk onmogelijk zijn.
Tevens wilde ik in dezen gedachtengang een verklaring vinden voor het
optreden van hoefbevangenheid ten gevolge van vermoeidheid. Bij den on-
beslagen hoef zal de hoornzooi op den bodem dragen en de vleeschzool
in- en uitzetten. Bij den beslagen hoef zal deze werking van de vleeschzool
veel minder sterk zijn. Gaat een paard voor een lange reis geruimen tijd
achtereen langs den weg, dan kan het gebeuren dat hoornzooi en vleeschzool
te veel doorzakken en door algemeene vermoeidheid de veerkracht missen
om in den normalen stand terug te komen, eenigszins doorgezakt blijven
dus De hoornwand krimpt na elke uitzetting zelfstandig weer in en zoo
kan de toestand ontstaan dat de vleeschtepeltjes aan de zool te diep en
vast zitten tussehen de hoornpijpjes, als het ware min of meer zitten ingekneld,
terwijl zulks in nog sterker mate geschiedt met vleeschplaatjes aan den
wand, aan welk gedeelte minder ruimte is dan aan het zoolgedeelte. Hier-
van zal zeker een pijnlijkheid het gevolg kunnen zijn en deze zal op be-
vangenheid kunnen wijzen.
's-Gravenhage, November 1922.__H. Weyermans.
— Inrichting voor hoefbeslag te Groningen. De leerlingen P. Seggers
te Sappemeer en B. H. ten Winkel te Lichtenvoorde hebben na een verblijf
van respectievelijk 5 en 6 maanden deze inrichting verlaten. Hunne plaatsen
zijn ingenomen door C. Kraaijema te Zandeweer en H. Hamminga te Kolham.
_ Cursussen in hoefbeslag 1921-1922. Hieronder volgt eene opgave
waar een cursus in hoefbeslag wordt gehouden, waar deze van uit gaat, het
aantal deelnemers en het bedrag der Rijkssubsidie:
1.nbsp;Amngedam (Afd. Appingedam van den Bond van Smedenpatroons),
8, f 300.15 ;
2.nbsp;Rarlingen (Ver. Ambachtschool te Harlingen), 8, f 281.25;
3.nbsp;Heerenveen (Ver. Het Priesch Paardenstamboek), 10, f 450;
4.nbsp;Hoogeveen (Genootschap ter bev. van den landbouw in Drenthe),
11, f 688.90;
5.nbsp;Holten, 2e leerjaar, Enschede, Ie leerjaar, Zwolle, Ie leerjaar (Commissie
voor landbouwonderwijs in Overijssel), respectievelijk 4, 18 en 24, samen
f 2878.56 (deels voor uitgaven in het vorige jaar);
6.nbsp;Arnhem, Doetinchem, Lochem, Tiel (Geldersche-O verijselsche Maatschappij
van Landbouw), respectievelijk 12, 7, 9 en 11, samen f 14U0;
7.nbsp;Utrecht, Ie leerjaar, Utrecht, herhalingscursus (Commissie van land-
bouw-onderwijsbelangen in de prov. Utrecht), resp. 10 en 7, samen f304;
8.nbsp;Dordrecht, 's Gravenhage, Schagen (Hollandsche Maatschappij van Land-
bouw), resp, 8, 12 en 6, samen f 1225;
10.nbsp;Purmerend (Afd. Pumerend idem), 8, f350;
11.nbsp;Gorinchem (Afd. Gorinchem idem), 10, f450;
12.nbsp;Oud-Beijerland (Afd. Oud-Beijerland idem), 8 f320-
Vd Middelhurg, Oostburg, Axel, Hulst (Maatschappij tot'bevordering van
Landbouw en Veeteelt in Zeeland), resp. 13, 11, 13, 11, samen f1710;
14nbsp;sBosdi (2 klassen), Breda, Eindhoven (2 klassen) (Noordbrabantsche
Maatschappij van Landbouw), resp. 8, 6, 7, 8 en 9, samen f2500.
15nbsp;Maastricht, Venlo (Limburgsche Land- en Tuinbouwbond), resp 16
en 11, samen f700.nbsp;'' ^
De Eijks grondslag der salarissen is voor alle cursussen dezelfde.
-- Steengal. Dit woord vormt een begrip, waaronder meerdere op zich
zelt staande oorzaken tot de vorming er van zijn saam te vatten. Wat onder
een steengal wordt verstaan, mag bekend worden geacht. Het is waarschijnlijk
dat de naam steengal het gevolg is van gedane waarnemingen, waarbij een
steen de kwetsing van de hoeflederhuid veroorzaakte en de steengal deed
ontstaan. De benaming is heel oud. Gal is ook sinds eeuwen een uitdrukking
geweest in den volksmond. Behalve voor de eigenlijke gal, het bittere vocht
door de lever afgescheiden, gebruikte men dit woord voor allerlei ziekte-
toestanden, zuchtige zwellingen enz. terwijl deze bitterheid ook weerklank
vond in spreekwijzen als: de gal loopt hem over (van gramschap of toorn)
of : een duifje zonder gal (een onschuldig meisje). Het Duitsche woord
,,Galle IS afkomstig van het net zoo geschrevene in IJsland, met de
beteekenis van : een gebrek.
Op vele wijzen kan een steengal ontstaan; in verhouding der menigvuldigheid
speelt de ingeklemde en drukkende steen in den hoef als oorzaak een zeer
bescheiden rol.
— Goed en minder goed hoefbeslag. Het Stamboek voor het Neder-
landsch Trekpaard heeft dezer dagen een fraai bewerkt en geïllustreerd
.tentoonstellingsnummerquot; uitgegeven, betrekking hebbend in de eerste
plaats op de gehouden Nationale tentoonstelling in 1922. Een beschouwing
van de in dit afgeloopen jaar gehouden merriekeuringen is er ook in te
vinden. Hier en daar wordt iets over het hoefbeslag gezegd. Zoo liet de
verzorpng en het beslag der voeten op de stamboekkeuring te Helmond te
wenschen; „verschillende eigenaren die met het geld van den smid in den
zak loopen, verkeerde zuinigheid,quot; aldus de keurmeester-verslaggever. Te
Ginneken vielen, evenals vorige jaren, weer op „het correcte beslag en de
goede voeten.quot; In Tilburg „beslag en verzorging der voeten slordig.quot; Van
de keuring te Eersel lezen we: „het beslag, de hoefverzorging was aller-
treurigst, om welke reden enkele merriën moesten worden uitgesteld, enkele
zelfs geweigerd. Een paar merriën zijn voorgebracht, waar de voorhoeven
met achterijzers beslagen waren. Het schijnt bij de kleine fokkers nog niet
doorgedrongen te zijn, dat een goede voet voor de fokkerij van zooveel
waarde is. Vooral ook in deze streek zal een goede gediplomeerde hoefsmid
een groote aanwinst zijn,quot; Op de stamboekkeuring te Laag-Keppel waren
verscheidene mooie merriën, „de voeten echter lieten bij enkele, overigens
goedsoortige paarden, te wenschen over; zelfs konden eenige hierom niet
worden ingeschreven.quot;
Dergelijke mededeelingen zijn zeer leerzaam en kunnen opbouwend werken,
op deze wijze komt er allicht nog betere samenwerking tusschen fokker
en smid, welke samenwerking, op financieel billijken grondslag geregeld,
kan voortduren tot voordeel van den landbouwer-fokker en van den
hoefsmid beide.nbsp;H.
—nbsp;Tereeniging van Ryksonderw\jzers in practisch hoefbeslag. Het
Bestuur dezer Vereeniging vergadert in de eerste helft van December.
Opgave van punten, die men gaarne behandelt ziet op de e. k. algemeene
vergadering, worden voor 1 Dec. a. s. ingewacht bij den secretaris H. van
Waasbergen te Oud-Beijerland.
—nbsp;Ijzerhandel in Duitschland. Hieromtrent lezen we dat de handel
door de verhooging der prijzen aanvankelijk werd gestremd. Evenwel kwam
er weer spoedig vraag, ten deele om behoefte te dekken en ten deele ook
als speculatie. Uit het buitenland komen bestellingen daarentegen slechts
spaarzaam in.
—nbsp;Dr. Lnngwitz. Deze in Duitschland op het gebied van hoefbeslag zeer
verdienstelijke en hoog gewaardeerde kracht, herdacht kort geleden onder
groote belangstelling zijn 50-jarig jubileum als dierenarts.
—nbsp;Brokkelig, broos hoorn. Verscheidene oorzaken zijn hiervoor te
vinden, maar naast de uiterlijke komen ook andere, waarbij meer de indi-
vidueele aanleg betrokken is, in het spel. Zoo bijvoorbeeld ook na eenige
ziekten als borstziekte, droes en infiuenza worden wel brokkelhoeven waar-
genomen. Dagelijks wasschen van zulke hoeven, drogen en dan invetten,
zal een nuttigen invloed hebben.
—nbsp;Iets over ontsteking van den lioef in verband met zyn bizonderen
bouw. De gebruikelijke benaming „hoefontstekingquot; is eigenlijk niet juist.
Men moet den hoef opvatten als een orgaan dat soortgelijk is aan de nagels
en de klauwen, welke zelf niet in ontsteking kunnen geraken, echter wel
de meer binnenwaarts gelegen vleezige deelen, hier de hoeflederhuid. Een
ontsteking van de hoeflederhuid heeft hare bizondere kenmerken en hoewel
de studie daarvan tot het gebied behoort van den dierenarts, alsmede de
behandeling van ziekten, kan het ook voor den smid en voor het hoefbeslag
in algemeenen zin wel nuttig zijn zoo hij enkele meer algemeene feiten eens
krijgt te lezen in zijn vakblad. De hoornschoen is een sterk beschuttend
orgaan voor de teere daarbinnen gelegen deelen en we begrijpen natuurlijk
allemaal de doelmatigheid van deze schepping. Tegen warmte en koude en
allerlei van buiten scherp inwerkende invloeden bezit hij een groot weer-
standsvermogen. Bij de gewone huid, waarvan de hoornschoen als een voort-
zetting moet worden beschouwd, staat de zaak heel anders, hetgeen overigens
geheel in overeenstemming is met het gebruik. Zoolang de hoornschoen
intact is, er dus geen scheurtjes of gaatjes in zijn welke tot op of bij de
vleezige deelen reiken, zullen bacteriën geen toegang hebben om een ont-
steking teweeg te brengen. Is dit wèl het geval, dan des te eerder, want
we weten dat de hoef in het gebruik voortdurend aan contact met smetstof
is blootgesteld. Voor zoover de smid in zijn werkkring hiermede te doen
krijgt, moet hij dus dubbel voorzichtig zijn en in geen geval den weg banen
welke tot een ontsteking kan leiden. Bij steengallen bijvoorbeeld zijn sommige
smeden er fel op om deze door bloeding van de hoeflederheid ontstane
roode plekken uit te snijden. En hoe dieper hoe liever, want hoe beter,
heet het dan. Hun bemoeienissen strekken zich uit soms tot het „levenquot;,
bijkans of geheel, komt bloot te liggen en ten spijt van een teer-beLering
zult ge begrijpen, dat de kans voor infectie door deze bewerking ten zeerste
is vergroot. Het slot is, dat de smid een handje geholpen heeft aan de
kreupelheid van het paard en de eigenaar al zeer in ongerief en schade
wordt gebracht.
De hoornschoen werkt krachtig-beschuttend, maar omsluit de zachtere
binnen gelegen deelen ala een gordel die weinig meegeeft. Neemt men dan
nog in aanmerking de aanwezigheid van het evenmin elastische hoefbeen
in de diepte, dan ligt de eigenlijke hoeflederhuid in al haar gevoeligheid
tusschen deze beide harde substantie's. Een gevolg hiervan moet zijn, dat
kleine liggingsveranderingen der hoef-deelen ten opzichte van elkaar, kleine
afwijkingen in den bouw, heel spoedig een in de knel geraken dier zachte
weefsels zullen veroorzaken met het gevolg van ongemakken voor het paard.
En de pijnlijkheid bij een hoefontsteking is vaak groot, de kreupelheid
dus heftig. Een ontsteking gaat gewoonlijk met zwelling van het ontstoken
weefsel gepaard en kan deze zwelling nu door voldoende ruimte plaats
vinden dan komt zulks het pijngevoel ten goede, omdat de druk op de
zenuwen, de oorzaak van de pijn, niet noemenswaard behoeft te worden
vergroot. Maar door de zoo even aangestipte harde hoefdeelen kan van
uitzetting moeilijk sprake zijn en vandaar een bizondere pijn bij vele boef-
aandoeningen. Als men in deze omstandigheid nog een lichtzijde zou willen
zien, dan is het deze, dat de ontsteking er eerder door tot uiting komt en
een doelmatige behandeling door den dierenarts vroegtijdig kan worden
ingesteld. Anderzijds geeft ze bezwaren. Het ligt niet op den weg van dit
geschrevene om er hier nader op in te gaan. Alleen mag nog wel worden
opgemerkt, dat een der bezwaren is een spoediger uitbreiding van de
ontsteking, waar bijvoorbeeld de afgescheiden etter niet gemakkelijk een
uitweg kan vinden naar buiten en zich over een grootere uitgebreidheid
uitstrekt dan onder andere verhoudingen zou geschieden. Deze omstandig-
heid kan men dan ook herhaaldelijk waarnemen.
De dikke hoornschoen maakt het ook moeilijk om vast te stellen de juiste
plaats en de aard van de ziekte. Kennis en ervaring komen hier den
dierenarts te hulp, evenals den amid, inzake goede uitoefening van zijn vak.
V. D. H.
— Cursussen ia hoefbeslag. Het verzoek aan het hoofdbestuur van de
Holl. Maatsch. van Landbouw door de afdeeling Dordrecht en omstreken om
een subsidie van f 100 voor een te houden cursus in hoefbeslag is inge-
willigd, mits het lesgeld wordt bepaald op tenminste f 10 per leerling.
— Van de Afdeeling Alkmaar der Holl. Mij. v. Landb. was eveneens een
aanvraag ingekomen om subsidie voor een cursus in hoefbeslag. Waar uit
de overgelegde stukken bleek dat deze cursus feitelijk wordt gehouden door
de afdeeling Alkmaar van den Bond van smedenpatroons, zal worden
bericht, dat op subsidie kan worden gerekend als de Cursus door de
Afdeeling zelf wordt gegeven.
— Ned.-Indië. De militaire hoefsmidschool te Salatiga ging 2 October
over naar Tjimahi.nbsp;(Bat. N.bl).
Geffltóle Bperûieflste m\ iefsineto.
gt;j
is een geïllustreerd weekblad
voor fokkers, houders en Uef-
hebbers van paarden, dat veel
gelezen wordt en zich kenmerkt
door een degelijken, prettigen
inhoud met zeer goede afbeel-
dingen. Het bevat artikelen over:
verpleging en voeding, rijden
onder den man en van den bok,
verslagen van rijkskeuringen, concoursen-hippique, landbouwtentoonstellingen
in binnen- en buitenland, paardenkennis, fokkerij, hoefbeslag, paarden-
handel, rennen en harddraverijen op de lange baan, terwijl er tevens een
vraagbaak aan is verbonden, zoodat de abonné's op het geheele gebied,
waarover het Blad handelt, vragen kunnen stellen, die door speciale deskun-
digen voor de onderscheidene rubrieken KOSTELOOS worden beantwoord.
Proefnummers en voorwaarden betreffende provisie oo
aanvrage gratis te bekomen bij den uitgever van „Het Paardquot;
te 's-Cravenhage.
Onder de abonné's komen ook hoefsmeden voor. Het bevat dikwerf ver-
handelingen, die niet alleen belangwekkend voor hen zijn, maar vooral ge-
schikte onderwerpen van bespreking opleveren met eigenaren of koetsiers,
die bij het beslaan hunner paarden tegenwoordig zijn. Het abonnement bedraagt
echter franco huis f7.50 per jaar, f 1.87^ per kwartaal, waartegen menigeen
opziet. Dit behoeft nu geen bezwaar op te leveren, wanneer de zaak maar
wat handig wordt aangepakt. Juist door de geregelde aanraking met personen,
die zich voor paarden interesseeren, is de hoefsmid herhaaldelijk in de gele-
genheid om de aandacht op „HET PAARDquot; te vestigen en van tijd tot tijd
Hiervoor kan provisie worden bekomen, zoodat het aangename met het
nuttige goed is te vereenigen.
i
Specialitejl io Melen voor üoeUao.
Ster-Hoefnagels: meest uitgebreide sorteering in
meer dan 60 maten en modellen
voorradig.
Rubber-Hoefzolen: Uitsluitend van prima kwaliteit
caoutchouc vervaardigd, dus niet
van rubberafval.
. BAX
H
li
voor VOOR- en ACHTERijzers in 12 maten voorradig.
Zolen voor halve ijzers met hoog rubberkussen in 5
maten voorradig.
blokzolen, straalzolen, caoutchouc hielstukken, hoef-
randen, strijki-ingen, kunsthoorn, kurkkit.
IJsnagels, scherpnagels, kalkoenen, stiften, opruimers,
hoeftangen, renetten, hoefraspen, hoefhamers, houw-
klingen, lasch- of weiblad, laschpoeder enz.
1
1
I
i
I
I
n
II
1
n
II
IM
II
Aflevering 12. — 15 Dec. 1922.
MAANDBLAD.
27e Jaargang
in de modellen
Lambert open pad
Bar pad
Frog pad
O. K. Star pad
Walpole boulevard pad
Walpole^truss pad
en de bekende
Amerikaansche
WM
$$$$$
HELLER HOEFRASPEN
WEDER LEVERBAAR
Lambert
Leuvehaven 66
Een en ander -over Noord-Brabant en het hoefbeslag (slot). — Een raad-
geving, tot navolging bestemd. — Een nieuw zoolbeslag. — De Hoefsmid
1896—1923. — Keuringen, tentoonstellingen en eoncoursen-hippique. —
Korte mededeelingen. — Persoverzicht, — Advertentiën.
EEN EN ANDER OVER NOORD-BRABANT EN HET HOEFBESLAG,
DOOR
Dr. R. H. J. GALLANDAT HUET, Kapitein-Paardenarts.
(Slot).
BoxteL
In Boxtel zelf vinden we twee flinke hoefsmederijen, n.1, van den heer
V. d. Ven, welke gedreven wordt in de oude marechaussee-kazerne, en van
den heer F. van den Brand. Bovendien zijn in de naaste omgeving ook
vele hoefsmeden; zoo b.v. in Haaren, op l^/g uur afstands, heeft de heer
Jac. van der Meer een zeer drukke hoefsmederij en evenzoo de heer van der
Steen te Oirschot. De zaak van den heer v. d. Brand wordt al gedurende
50 jaar, eerst door den vader en na diens dood, de laatste 17 jaar, door
den huldigen patroon gedreven en is, hoewel een gemengd bedrijf, toch ook
van veel belang uit een oogpunt van hoefbeslag. De patroon ontving zijn
opleiding in het hoefbeslag in 1894 aan de Koninklijke Militaire Academie
onder den toenmaligen paardenarts Rijnenberg en slaagde daaraanvolgend
voor het examen in den Bosch, alwaar hem een diploma werd uitgereikt.
Steeds heeft de heer van den Brand liefde voor het vak behouden en nu
de nieuwe tijd ook nieuwe rijksdiploma's toekent, ziet hij niet tegen de
moeite op dit te gaan verwerven. Dagelijks worden 3, 4 en 5 paarden be-
slagen door den patroon en één zijner drie knechts, de eenige n.1. die aan
de paarden werkt; bovendien heeft hij een aankomende zoon die in het vak
wordt opgeleid. De clandisie bestaat uit sleepers-, boeren- en rijtuigpaarden,
terwijl als groote klant genoemd mag worden de stoeterij van harddravers
en coursepaarden van den heer v. d. Bergh, welke, veulens inbegrepen,
soms tot 50 paarden telt, waaronder vele hengsten.
Dit draverbeslag is zeer speciaal en wordt vervaardigd geheel op aanwijzing
van den pikeur; deze rijdt de paarden en geeft het gewicht der ijzers aan.
Het gebeurt niet zelden, dat een harddraver 's morgens beslagen wordt en
's middags de ijzers weer worden verwisseld om wijzigingen in het gewicht
aan te brengen, die den gang van het paard moeten verbeteren. Ik zag bij
den heer v. d. Brand een groote collectie van de meest verschillende hard-
dravers- en renijzers, waarbij veel toon- en zij gewichtsijzers. De achterijzers
worden alle van staal gemaakt, de voorijzers alleen wanneer ze licht worden.
Het is een zeer bewerkelijk beslag en het gebeurt dan ook herhaaldelijk,
dat er een geheelen dag gewerkt wordt aan het maken van de 4 ijzers voor
één paard; zoo'n beslag kost dan ook f 12, het beslag van 2 hoeven f6 en
het verleggen van 2 ijzers, waarbij ± uur gewerkt wordt, kost f3. Deze
ijzers worden alle op stal ondergelegd doch zij worden wel warm gepast;
het beslag vereischt groote vakkennis, vooral waar deze werkzaamheden zoo
afwijkend zijn van het overige paardenmateriaal; het geeft echter veel vol-
doening en het is dankbaarder dan de clandisie van vele der boeren in deze
streek, die niet standvastig zijn wat hun hoefsmid betreft, doch vandaag hier
en morgen elders op beslag gaan. De heer v. d. Brand is lid van den
Tilburgschen Smedenpatroonsbond en heeft als tarief aangenomen f 4 voor
gewoon beslag en f 5 voor zwaar beslag.
Het winterbeslag, dat ook hier uitsluitend met schroefkalkoenen wordt
gebezigd en wel 4 in elk ijzer, kost 10 cent voor elk schroefgat. Voor de
keiwegen wordt met zekerheid aangenomen, dat een ijzer met kalkoenen
meer vastheid geeft en zoo worden dan ook vele paarden met kalkoenijzers
beslagen. Wel eigenaardig dat slechts kleine kalkoentjes aan de ijzers worden
gemaakt, deze dus zeer spoedig zullen zijn afgesleten en toch voelt de voerman
zich den overigen tijd even veilig, zeker omdat het dan toch kalkoenijzers
zijn geweest. Stooten worden weinig gebruikt en dan nog alleen aan de
achterijzers. De patroon maakt zeer veel ijzers zelf, hij kan hier het beste
mee werken en hij gebruikt dan ook alleen in nood fabrieksijzers en wel
van Hippos.
Afwijkende ijzers worden weinig ondergelegd; hieronder komen balkijzers
nog al eens voor. De hoeven der paarden zijn goed, doch sommige boeren
zijn zeer nalatig en laten de paarden wel 4 a 5 maanden loopen, zoodat
rotstralen veelvuldig voorkomen. Van den noodstal wordt nog al veel gebruik
gemaakt, daar de patroon dan geheel alleen kan werken en ook helpt hij
in den noodstal veelal bij de behandeling van paarden door den plaatselijken
dierenarts. De knechts worden hier per uur betaald en wel a 70 cent bij
een 48-urige werkweek; hiervóór was het 75 cent bij een 45-urige werk-
week en daarvoor zelfs 85 cent. Het was tot heden heel moeilijk om knechts
te houden, daar zij heel veel geplaatst werden bij de spoorwegen, doch nu
er veel personeel aldaar ontslagen is en geen nieuw personeel meer wordt
aangenomen, verwacht men dat het verloop van knechts zoo groot niet meer
zal worden. De smederij zelf is zeer ruim, met flinke vuren en electrische
drijfkracht, slijpsteen, ventilator, enz.
De zaak van den heer B. J. E. v. d. Ven bestaat ongeveer 35 jaar en
vanaf dien datum wordt er steeds veel hoefbeslag in uitgevoerd; wel is het
een gemengd bedrijf doch hiervan is het hoefbeslag de voornaamste factor.
Het meerendeel der paarden, welke op beslag komen, zijn landbouw-en werk-
paarden en behalve uit Boxtel zelf, worden deze uit de naburige dorpen
Lumpde en Gemonde aangebracht. Er wordt uitsluitend aan de smederij
zelf beslagen, koud beslag komt niet voor. Het gemiddeld aantal paarden,
dat per week beslagen wordt, bedraagt ongeveer 20 stuks. De prijzen zijn
als volgt vastgesteld: 4 nieuwe ijzers, gewone grootte, paard f 4, verleggen
f 2, idem voor een ponie f 3.50 en f 1.60; schroefgaten worden a 10 ct.
en stooten a 25 ct. berekend. Afwijkend beslag wordt afzonderlijk berekend,
doch komt betrekkelijk weinig voor. Ook in deze zaak wordt vrijwel uit-
sluitend gewerkt met handgesmede hoefijzers en slechts in zeer drukke
tijden wordt de toevlucht genomen tot machinale ijzers. De patroon vindt
de machinale ijzers over het algemeen te mager gestampt en wil er daarom
niet mede werken; de beste fabrieksijzers vindt hij die der Osta-fabriek,
omdat hiervan de gaten goed op maat gestampt zijn en deze ijzers ook alle
paarsgewijze zijn gemaakt. Het beslag wordt uitgevoerd door den patroon
en zijn drie zoons; knechts worden niet gehouden, terwijl de arbeidstijd de
wettelijk voorgeschrevene is. De hoeven zijn over het algemeen goed te
noemen ; als afwijkingen komen wel voor volhoeven en brokkelhoeven, welke
laatste als een gevolg van het te lang op beslag laten loopen, n.l. tot 3 en
4 maanden toe, en daarbij het verblijf houden in lage vochtige weilanden.
Ook afwijkende standen als Fransche stand en toontredersstand komen hier
vrij veel voor. Het beslag wordt uitsluitend uit de hand uitgevoerd en wel
met behulp van een helper ; van den noodstal wordt slechts gebruik gemaakt
voor zware en lastige paarden, dus voor eigen veiligheid. Bijna alle paarden
worden met kalkoenijzers beslagen, terwijl de werkpaarden achter ook nog
stooten krijgen. De kalkoenen worden algemeen verdedigd als noodig tegen
het schuiven op de verbazend ongelijke keiwegen; zij worden echter zeer
klein gemaakt en hoewel in den aanvang van eenig nut, zal dit toch gauw
door afslijten verloren gaan. Voor winterbeslag wordt uitsluitend gebruik
gemaakt van schroefkalkoenen; vroeger gebruikte men er slechts twee in elk
ijzer, doch in de laatste jaren brengt men er 4 aan, n.l. ook 2 schroeven in
het toongedeelte van het ijzer. De werkplaats is zeer ruim, de oude mare-
chaussee kazerne, welke hier tot smederij is ingericht, biedt een goede ruimte
aan voor de vuren en beslagloods. De heer v. d. Ven zelf is niet gediplomeerd;
daar echter het hoefbeslag hier een groote factor van het geheele bedrijf
uitmaakt, zoo zal het toch wel van belang zijn indien zijn zoons, als toe-
komstige opvolgers, een cursus in hoefbeslag gaan volgen, en zich voor het
rijksdiploma gaan bekwamen ; vooral ook waar voor hen zoo dicht bij, in
den Bosch, steeds gelegenheid bestaat om deze cursussen te bezoeken.
Oirschot.
Ook te Oirschot is een zeer druk beklante hoefsmederij, n.l. van den heer
Oor. J. van der Steen, gediplomeerd hoefsmid; het is een zeer oude zaak,
welke reeds 125 jaar bestaat en den laatsten tijd van vader op zoon is
overgegaan. Hoewel ook grof- en kachelsmederij, en bovendien veel boerenwerk,
is het hoefbeslag toch het voornaamste in het bedrijf. De meeste paarden
uit Oirschot zijn hier in beslag en bovendien nog een tiental uit Best en
eenige uit Boxtel. Alle paarden worden aan de smederij beslagen; stalbeslag
komt momenteel niet voor. Het totaal aantal paarden, dat wekelijks beslagen
wordt, bedraagt ongeveer 30. Voor een vierkant beslag wordt f4 berekend
en f 2 voor het verleggen der ijzers; als winterbeslag worden ook hier
uitsluitend schroefkalkoenen gebruikt en de schroefgaten worden ä 7.5 cts.
berekend. Machinale hoefijzers worden door den heer v. d. Steen niet gebruikt;
hij zegt er niet mee te kunnen werken, daar anders de voet naar het ijzer
moet worden gemaakt wil hij het paard kunnen nagelen; hij smeedt daarom
alle ijzers uit de hand. — Van afwijkend beslag wordt weinig gebruik
gemaakt, wel loopen een paar paarden op zoolbeslag doch over het algemeen
zijn de hoeven goed en komen weinig gebreken voor. De patroon werkt
met 3 knechts en des zomers wordt 10 uur per dag gewerkt. Het beslag
is veelal vlak doch de karpaarden, die geregeld naar de stad heen en weer
gaan, krijgen kalkoenijzers onder. Van den noodstal wordt geen gebruik
gemaakt; het beslag wordt uitsluitend uit de hand gedaan.
Haaren.
Ook in dit dorp wordt een bloeiend hoefbeslagbedrijf uitgeoefend, n.1. in
de smederij van den beer Jac. van der Meer. Hoewel ook nog landbouw-
smidswerk wordt verricht, is hier toch het hoefbeslag de hoofdschotel van
het bedrijf, hetwelk al blijkt uit het getal van ruim 25 paarden, dat wekelijks
nieuw beslagen wordt. De patroon volgde indertijd een cursus in hoefbeslag
aan de Veldkazerne in den Bosch, welke destijds onder leiding stond van
den paardenarts Dr. van Dorssen; na afloop van dien cursus in 1906 verwierf
hij zijn diploma als hoefsmid.
Eeeds het volgende jaar dong hij mede bij een wedstrijd in Tilburg en
verwierf aldaar een onderscheiding. In hetzelfde jaar dong hij in den Haag
mede bij den wedstrijd in hoefbeslag tijdens de groote landbouwtentoon-
stelling; er waren toen niet minder dan 91 deelnemers en van der Meer
verwierf hier den 7®° prijs. Ook dezen zomer, bij den wedstrijd in Limburg,
waar 18 hoefsmeden mededongen, mocht hij lauweren behalen en keerde
met een m'edaille en diploma als vierde prijswinnaar huiswaarts. Van der
Meer is op en top hoefsmid en hij meende dan ook dat het nieuw ingestelde
Eijksdiploma in zijn werkplaats thuis hoorde; hij slaagde dit najaar „met
lofquot;, als beste van zijn ploeg van 12 deelnemers.
De klandisie van deze hoefsmederij is hoofdzakelijk afhankelijk van den
landbouw; ook komen hier echter vele werk- en sleeperspaarden op beslag.
De patroon maakt alle ijzers zelf en gebruikt geen machinale hoefijzers.
Vlak beslag is hoofdzaak, hoewel ook kalkoenen nog al veel gebruikt worden
en zware sleeperspaarden met stoot en kalkoenijzers beslagen worden. Behalve
uit Haaren komen veel paarden op beslag uit Boxtel, Oisterwijk en Uden-
hout; uit Haaren zelf echter verreweg de meeste. Nu de handel slap is,
wordt dit terdege in het werk gevoeld, het vindt zijn terugslag in de
hoefsmederij. Aan handelspaarden en aan stamboekpaarden wordt veel zorg
besteed en hier wordt dan ook goed geld aan verdiend; deze paarden
worden als regel vlak beslagen doch wel worden hierbij correcties aange-
bracht om ze een zoo voordeelig mogelijk voorkomen te geven en zoo worden
b.v. paarden met lage verzenen veel met ijzers met verdikte takken beslagen.
De patroon wordt in zijn werk bijgestaan door twee knechts; deze zijn
niet gediplomeerd, doch met zoo'n goeden leermeester voor oogen, zullen zij,
bij het eventueel volgen van een cursus, alle gelegenheid hebben zich voor
het Eijksdiploma te bekwamen.
De prijzen zijn f 4 voor een vierkant beslag van een landbouwpaard en
f 3 voor een hit, terwijl het verleggen der ijzers resp. f 2 en f 1.50 kost.
Het winterbeslag wordt ook hier uitsluitend met schroeven uitgevoerd, voor
elk schroefgat wordt 10 ct. berekend en in elk ijzer komen 4 gaten, uitge-
zonderd bij jonge paarden slechts 2; ditzelfde doet men ook bij de z.g.
looppaarden waaronder men verstaat de paarden van melkboeren, bakkers
en andere venters, die voortdurend draafwerk verrichten. Veel afwijkend
beslag wordt niet ondergelegd, daar de hoeven over het algemeen goed
zijn; voor elk afwijkend beslag is een afzonderlijk tarief, stootijzers kosten
25 ct. extra. De patroon heeft nog al wat paarden met platte en wijde voeten in
beslag, hetgeen hij wijt aan de lage streek, hetgeen zeer voor de hand ligt.
A.ls een bijzonderheid trof mij de opmerking, dat de boeren als regel op
tijd komen voor de beslag-vernieuwing; men zou haast geneigd zijn uit te
roepen: „Van uit Haaren begint de victorie 1quot; want vrijwel door het geheele
land is het hiermede zeer achterlijk gesteld.
Hiermede, althans voorloopig, ben ik aan het einde gekomen van de
rondzwervingen door Nederland, waarvan het doel was om van de voor-
naamste plaatsen een en ander mede te deelen betreffende de geschiedenis
en de hoefsmederijen ter plaatse. Ik ben in deze als regel zeer vriendelijk
ontvangen en bejegend door de talrijke hoefsmeden en zeg hun hierbij nog-
maals dank voor hunne tegemoetkomende houding en voor alle inlichtingen
welke zij mij verstrekten. Het lag niet in den aard der beschrijvingen om
critisch te zijn, althans niet persoonlijk critisch, daar een aangename ver-
standhouding bij volgende bezoeken hierdoor zou dreigen op te houden;
toch kostte het al vaak veel moeite en overreding om den patroon aan het
praten te krijgen en in enkele gevallen was een absolute weigering tot het
geven van eenige inlichting zelfs het bescheid. Dit waren echter bekrompen
lieden, die, uit overdreven vrees voor concurrentie, in mij, hoewel geheel ten
onrechte, een dwarskijker zagen. Indien zij de moeite hadden genomen
„De Hoefsmidquot; te lezen, zouden zij in de verslagen dan ook geen grond
hebben gevonden voor hunne onwelwillende houding.
Nu deze arbeid ten einde is, zoo voldoe ik gaarne aan het verzoek der
Redactie om in den volgenden jaargang als het ware een eindoverzicht van
het geheel te geven. Tenslotte een woord van hartelijken dank aan de
Redactie1 voor de belangstelling in mijn opdracht en voor de wijze waarop zij
mij in staat heeft gesteld een blik te werpen op de uitoefening van het
hoefbeslag in geheel Nederland.
EEN RAADGEVING, TOT NAVOLGING BESTEMD.
Een bekend verschijnsel is het volgende. Wanneer men, met de beenen
over elkaar, een zekeren tijd in dezelfde houding zit op een stoel of eerder
nog op een harde bank, dan zult ge allen wel eens hebben meegemaakt
het zoogenaamde „slapenquot; van het als het ware geklemde lichaamsdeel, in
dit geval het onderliggende been. Te beginnen met een tintelend gevoel
als werden er prikjes gegeven in het lidmaat, wordt dit bij het bewaren
van dezelfde houding al erger en spreekt men van een slapend been. Het
gevoel schijnt er uit te zijn en bij een poging het te belasten zakt ge door
de knie. Na korten tijd, in gewone houding, verdwijnt dit onschuldige verschijn-
sel en is het zaakje weer gezond. Er gaat een verhaal onder de menschen dat zoo'n
1nbsp; Deze dank is wederkeerig. Het zal ons, en de lezers van „De Hoefsmidquot;
ongetwijfeld eveneens, aangenaam zijn als de Directeur der Militaire Hoefsmid-
school ons Blad door zijne bijdragen blijft steunen en hiermede tevens de ont-
wikkeling van het hoefsmidsvak in Nederland bevorderen.nbsp;Red.
slapend been gevaarlijk is; door het te gebruiken voor z'n doel in dien
toestand zou het wel eens kunnen breken. Dit verhaal heeft, naar ons bekend,
weinig op practische waarnemingen gebaseerden ondergrond en toch bestaat
de mogelijkheid inderdaad. Vooral als men plotseling tegen een hard voorwerp
zou aanstooten, kon een scheurtje in het bot, hier of daar, en onder bepaalde
omstandigheden, bijvoorbeeld bij de aanwezigheid van een individueele voor-
beschiktheid, wel het gevolg zijn.
Bij dieren komt hetzelfde verschijnsel voor. In twijfelachtige gevallen van
kreupelheid aan de beenen, en we bepalen ons nu tot het voorbeen, waarin
het moeilijk is met de gewone onderzoekingsmethoden den zetel der kreupel-
heid vast te stellen, heeft men de laatste jaren in de diergeneeskundige
practijk de beschikking over speciale middelen om hierin een positieve
beslissing te verkrijgen. Door inspuiting van bepaalde zenuwtakken kan
zoodoende het onderbeen gevoelloos gemaakt en bij een nieuw onderzoek
vastgesteld worden of b.v. de schouderstreek dan wel het gedeelte beneden
den kogel de oorzaak is van de bewegingsstoornis. Deze, als een groote
aanwinst te beschouwen, onderzoekingsmethode heeft in enkele gevallen wel
eens een beroerde, niet verwachte, complicatie gegeven. Het aldus behandelde
dier werd dan kort na de inspuiting, welke vrij spoedig is uitgewerkt,
heftig kreupel en dan bleek er een breuk te zijn van een der ondervoets-
beenderen. Het verband tussehen het gevoelloos maken en dit scheuren of
breken moet als vaststaand worden aangenomen, met inachtneming weer van
de meerdere of mindere gevoeligheid van elk dier apart. Het voor dieren
haast noodlottige van een dergelijke complicatie, optredend b.v. door aan-
stooten op harden grond, spreekt van zelf.
Ook de hoefsmid heeft in zijn werkkring met meergenoemd verschijnsel
te maken. Wanneer het voorbeen in bewerking wordt genomen zal het
geruimen tijd in gebogen stand verkeeren, gesteund of door een der balken
van den noodstal óf wel door de saamgebrachte beenen van den smid. Is
het gedeelte van de voorgenomen bewerking afgeloopen, dan wordt het
losgelaten opdat de hoefsmid de werkzaamheden van het beslag kan ver-
volgen in z'n smidse. En waarin bestaat nu practisch dat loslaten, hoe
geschiedt die handeling? In negen van de tien gevallen — en nu beperken
we ons tot het beslag uit de hand — brengt de smid alleen z'n beenen
uit elkaar, het doorsnee-paard is nergens op bedacht en .... boems valt het
„slaperigequot;, althans eenigszins ongevoelig geworden been tegen den door-
gaans keiharden grond. Dit belandt daar met een schok en met den toon
het eerst. En het resultaat ? Ook in negen en negentig van de honderd zonder
schade. Maar die eene keer, dat betrekkelijk uitzonderingsgeval waarin
terdege groote schade en teleurstelling door een beenbreuk het gevolg is
van een weliswaar veelal onwetende, maar in elk geval onnadenkende,
nonchalante handeling van den smid, — dat is reeds voldoende om er eens
op te wijzen hoe ook in dit opzicht de werkkring van den hoefsmid er eene
is die zich verder uitstrekt dan het bezitten van practische kennis én
vaardigheid.
Door bij het spreiden der beenen tegelijk den hoef efkens te vatten en
tot bij den grond te brengen is het denkbare, en zeker wel eens opgetreden.
gevaar bezworen. Het als lood laten vallen van het been door het paard
wordt voorkómen. En zoo ergens, dan is hier het voorkómen beter dan
genezen, want het zal u bekend zijn dat beenbreuken en -scheuren bij onze
groote huisdieren, en bij het paard om z'n meerdere gevoeligheid en z'n
geheele natuur in het bizonder, altijd als zeer ernstig moeten worden
beschouwd. En dit nu niet, zooals leeken verkondigen, door het ontbreken
van merg in de beenholten, neen, andere factoren als b.v. zware Hchaamslast,
moeilijke verpleging, geringer aanpassingsvermogen bij het niet kunnen
gebruiken van één der beenen enz. zijn hier in het spel.
Smeden, wilt aan het vorenstaande uwe aandacht schenken. Weest evenmin
als met uwe boekhouding nonchalant met de beenen van het aan uwe zorgen
toevertrouwde paard!
V. D. H.
EEN NIEUW ZOOLBESLAG.
The Gray Horseshoe Pad Co. Ltd., Suffolkstreet 13—14 te Birmingham,
brengt in den handel „flexible bridge barpadsquot; in vier verschillende maten
en wel voor lichte-, voor zware-, voor polo- en voor renpaarden.
Deze flexible bridge barpad be-
staat uit een stalen plaatje waarop
een gutta percha blok is bevestigd.
Het plaatje wordt aan de boven-
vlakte van het hoefijzer op de ijzer-
takken vastgeklonken en stelt dan
als het ware een Belgisch balkijzer
voor. Onder aan het plaatje is een
gutta percha blok bevestigd, zooals
wij dit bij blokzolen kennen; de
ondervlakte van het gutta percha
is geribd. De uitvinding is dus
hoogst eenvoudig doch tevens zeer
knap, daar dit beslag uitnemende
diensten kan verrichten bij paarden
die veel op harde wegen moeten
dienst doen, en dan hoofdzakelijk
als schokbreker, doch verder ook
bij die paarden welke in de groote steden steeds op straat moeten patrouil-
leeren, zooals dit voorkomt bij de marechaussée, de militaire- en gemeente
bereden politie. In dit laatste geval zal naast de schokbreking, de voor-
naamste taak van dit beslag zijn om het uitglijden, vooral op de asphalt-
bestrating, te voorkomen.
Een proefneming met een door bovengenoemde firma in den handel
gebrachte „barpadquot; heeft echter getoond dat de constructie ervan voor
verbetering vatbaar is. De ijzeren plaat is n.1. te licht en boog reeds bij
het eerste gebruik, waarschijnlijk door het betreden van oneffen terrein,
in het midden door, brak daar af en verwondde den straal, met kreupelheid
tot gevolg.
De opperwachtmeester-hoefsmid Mark heeft nu deze barpads verbeterd
nagemaakt en tot heden hebben deze uitstekend voldaan, zoodat zij aan-
bevolen kunnen worden. Mark neemt als materiaal een ijzeren plaat van
± 3 m.M. dikte en ± 5 c.M. breedte en kapt de lengte af naar de breedte
van de ijzertakken. Langs den buitenrand der ijzertakken wordt de plaat
vervolgens afgesneden en later met een klinknagel op de beide ijzertakken
bevestigd. Als gummizooi maakt hij gebruik van oude nog in goeden staat
zijnde blokzooltjes of ook wel van een stuk rubber gesneden uit een ouden
autoband. De plaat wordt nu ingesneden ter weerszijden tusschen de ijzer-
takken, kan zoodoende omgebogen worden naar beneden, om alsdan in het
gummiblok geperst te worden, zoodat dit hierdoor stevig aan de plaat
bevestigd wordt. Deze werkzaamheden zijn niet moeilijk en niet tijdroovend;
er zijn geen bijzondere instrumenten voor noodig, zoodat arbeidsloon -j-
materiaal van dit „zoolbeslagquot; dus veel goedkooper is dan de in den handel
verkrijgbare gummizolen.
Met dit beslag is o. a. een caisson-paard beslagen hetwelk den geheelen
dag op de steenen dienst doet; het paard had een strammen gang en liep
nooit bepaald zuiver; na een periode van ruim 4 maanden, waarin dit beslag
3 maal vernieuwd werd, is de gang veel verbeterd en van kreupel loopen
geen sprake meer. Voor toepassing van winterbeslag, in den vorm van
schroeven of stiften, is bij deze barpad geen bezwaar.
G. H.
DE HOEFSMID 1896-1923.
Met deze aflevering is er weer een jaargang compleet; en wel de 27®'°.
Het is al een heele rij. En nog steeds niet uitgepraat? Toen in 1896 de
eerste aflevering verscheen, is in het voorbericht o.a. gezegd:
Het doel dat wij ons met de uitgave van „De Hoefsmidquot; voor oogen
stellen, laat zich in het kort samenvatten als volgt:
lo. den hoefsmeden een orgaan te verschaffen waarin hun vak op grondige
wijze wordt behandeld, ten einde de gelegenheid voor hen te openen zich
verder in hun vak te bekwamen, nieuw aangegeven of veelzijdig opnieuw
aanbevolen beslagmethoden te bespreken en te vermelden wat in onder-
scheidene landen, maar in hoofdzaak wat in Nederland voor meldenswaardigs
op het gebied van het hoefsmidsvak voorvalt of wordt voorbereid;
2». te streven naar een goed geregelde opleiding van hoefsmeden. Met
alle respect voor de cursussen, die hier en daar worden gehouden, schijnt
het ons hoogst wenschelijk dat er eenheid kome in den vorm dier opleiding
en dat dus de eischen van bekwaamheid voor gediplomeerd hoefsmid overal
gelijk worden gesteld, in verband waarmede het tevens wenschelijk is dat
van Rijkswege een commissie worde aangewezen tot het afnemen van
examen in hoefbeslag.
*
-ocr page 207-Voor het eerste punt hebben wij zooveel mogelijk ons best gedaan, het
tweede is na lange jaren bereikt. Deze centralisatie van examen-afnemen
heeft ook wel bezwaren, zooals ons van meer dan een zijde al wel eens is
gemeld, doch de wenschelijkheid van „eenheid der eischenquot; werd door niemand
bestreden. Mocht de uitvoering in een of meer opzichten voor verbetering
vatbaar zijn, laat men dan door gemeenschappelijk overleg, door samenwerking
en openlijke bespreking met volle waardeering van eikaars inzichten, streven
naar het bereiken dier verbeteringen. Vooral de Bond der Eijksonder-
wijzers in practisch hoefbeslag is het aangewezen lichaam om op grond van
ervaring genoemde instelling te controleeren en eventueel op wenschelijk
bevonden wijzigingen aan te dringen. De mogelijkheid is niet uitgesloten
dat sommige onderwijzers ten opzichte van de belangen hunner leerlingen,
die ook naar Utrecht moeten opgaan voor hun examen, er tegen opzien om
hunne bezwaren, zoo die zich mochten voordoen, openlijk kenbaar temaken.
Een zoodanige vrees zou te betreuren zijn, daar zwijgen in zoo'n geval
even goed is af te keuren, als berustende op een ongemotiveerde vrees. De
examencommissie heeft evengoed het doel om het hoefsmidsvak tot betere
ontwikkeling te brengen en zijne beoefenaren in hunne belangen te steunen
als de hoefsmeden zelf. Bovendien hangt het veel af van de wijze waarop
de bezwaren naar voren worden gebracht.
Nu de reis van Dr. Gallandat Huet door de elf provinciën van ons lieve
vaderland ten einde is, van welke reis gedurende eenige jaren een overzicht
in De Hoefsmid is verschenen, zal eerst nog een beknopte samenvatting
van het geheel worden gegeven. Een andere medewerker vangt aan met
een serie artikelen, die in hoofdzaak ten doel hebben den hoefsmid een
overzicht te geven wat hij van paardenkennis dient te weten. Deze artikelen
zullen, gegeven door een ervaren hand, naar onze overtuiging bij de hoef-
smeden goede waardeering vinden en hun zeer te pas komen bij de her-
haaldelijk voorkomende gesprekken met paardenhouders, koetsiers, zadel-
makers, enz.
Het klein zijn van Nederland en de niet algemeen verbreide lust der
smeden om door het lezen van vakbladen op de hoogte van hun bedrijf te
blijven, vergemakkelijken het bestaan van De Hoefsmid niet, vooral niet nu de
loonen van zetten, drukken en verzenden zoo enorm gestegen zijn en het abon-
nementsbedrag nimmer werd verhoogd. Daarom wordt het bijzonder op prijs
gesteld als de voorstanders van het hebben van een vakblad voor hoef-
smeden in ons land. De Hoefsmid in hun kring willen aanbevelen. Het
abonnement blijft voor 1923 op f 3 bepaald, doch de betaling zal niet
meer kwartaalsgewijze doch in Maart in eens voor het geheele jaar worden
ingevorderd. Het is goedkooper en eenvoudiger. Een goed jaar 1923 zij
ieder abonné toegewenscht. Eed.
KEüRINGEiNT, TENTOONSTELLINGEN EN CONCOUESEN-HIPPIQÜE.
In aansluiting met de in de September-aflevering gedane mededeeling,
volgen hier een tweetal afbeeldingen van merries, die in Zuid-Holland op
de premiekeuringen een best figuur maakten;
Erasa, 5-j. merrie, v, Euthard IV 21 u. Berrane 661, eig. C, Dekker te
Barendrecht; le van merries met veulen centrale keuring Rotterdam 1922.
Carolina., 7-j. merrie, v. Cesar 74 u. Cato 2706 N. P. S., eig. S. C. Timmers te
Hoogvliet; 3e van merries met veulen centrale keuring Rotterdam 1922.
—nbsp;Cursus ter opleiding van onderwijzers in practisch hoefbeslag.
De Directeur-Generaal van den Landbouw brengt ter kennis van belang-
hebbenden, dat in de maand Januari a. s. op nader te bepalen dagen aan
de Veeartsenijkundige Hoogeschool te Utrecht gelegenheid zal worden
gegeven tot het afleggen van het toelatingsexamen tot den cursus ter
opleiding van onderwijzers in practisch hoefbeslag.
Zij, die tot dit examen wenschen te worden toegelaten, moeten den leeftijd
van '23 jaar hebben bereikt en zich vóór 20 Januari a. s. met eigenhandig
geschreven brief hebben gericht tot den Directeur van het Instituut voor
Hoefkunde der Veeartsenijkundige Hoogeschool, Prof. Dr. H. M. Kroon te
Utrecht, Biltstraat 172, onder overlegging van geboorte-acte, het Eijksdiploma
als hoefsmid (bedoeld in het Koninklijk besluit van 27 Februari 1919 no. 85)
en aanbevelingen uit vroegere werkkringen.
—nbsp;Onderwüzers in hoefbeslag. De oproeping voor toelating tot den
nieuwen cursus voor „onderwijzers in practisch hoefbeslagquot; bevat thans
ook den eisch dat de aanstaande deelnemers in het bezit moeten zijn van
het Rijksdiploma als hoefsmid. Dit is in het verslag over het laatst gehouden
examen als wenschelijk aangegeven. De wenschelijkheid is voorgaande jaar
ook reeds betoogd doch thans werd op invoering aangedrongen. Alzoo weer
een stapje verder!
—nbsp;Rapport hoefbeslag-demonstratie te Alkmaar. Bij gelegenheid der
dezen zomer gehouden landbouwtentoonstelling werd, gelijk velen bekend
zal zijn, een demonstratie gehouden ter beoordeeling van den duur, benoodigd
voor het aanbrengen van een goed hoefbeslag bij normale paarden. Thans
zijn van die demonstratie de rapporten ten deele verschenen en kunnen we
dan al vast iets omtrent den uitslag vermelden. De contrôle-commissie
bestond uit de heeren: R. D. Schenk, landbouwer te Groote IJpolder; A.
Schaap, hoefsmid te Bovencarspel en C. Roodzant, dierenarts te Alkmaar.
In het Bijvoegsel van het „Algemeen Nederlandsch Landbouwbladquot; d.d. 9
Dec lezen we één rapport onderteekend door de heeren Roodzant en Schenk
en één onderteekend door den heer A. Schaap. Vier paarden werden rondom
beslagen, door verschillende smeden, en de gemaakte tijden waren 110,130,
1211/2 en 1091/2 minuten, d.i. gemiddeld 119 min. of wel 2 uur. Dit ver-
meldt het laatste rapport. Het eerstgenoemde legt er den nadruk op dat
twee der vier gebezigde paarden abnormale voeten hadden en da,t deze
feitelijk daarom al ongeschikt waren voor het doel. De benoodigde tijd voor
de beide andere was gemiddeld 110 min. Voorts wordt opgemerkt dat de hulp
van den halfwasknecht bij het beslag slechts van korten duur was, hoogstens
40-45 minuten. De demonstratie ging uit van den Bond van Smedenpatroons.
—Borden „Hoefsmid met Rüksdiplomaquot;. Deze zijn, zooals reeds in de Sept,
afl. is vermeld, verkrijgbaar bij het Secretariaat van den Bond van Smeden-
patroons, adres Amersfoort, Schimmelpenninckstraat 78, tegen f 5 per
exemplaar voor leden van den Bond of gezellen werkzaam bij een Bondslid;
voor anderen tegen f 7.50.
—nbsp;Een eigen Kantoorgebouw zal worden gesticht door den Bond van
Rijwiel- en Motorhandelaren. Zoo althans is besloten op de algemeene ver-
gadering, gehouden 15 Nov. j.l. te Amsterdam. Ten behoeve van den aan-
koop zal een obligatieleening worden uitgeschreven.
—nbsp;Examen a.s. onderwijzers in hoefbeslag. De Commissie van Toe-
zicht op dit examen is voor 1923 samengesteld als ook voor 1922 het geval
was, n.1. uit de heeren A. W. Heidema (Voorz.), J. de Vries (Secr.), beide
te 's Gravenhage, en J. Plet te Heeren veen. Plv. lid de heer A. Frederikse
te Utrecht.
—nbsp;Voorbereidende cursussen. Wij vernamen dat de heer H. Vossers in
Utrecht een cursus geeft voor jongelieden om dezen voorbereidende theore-
tische en practische kennis inzake het smidsvak, en inzonderheid het hoef-
beslag, bij te brengen. Hetzelfde is de onderwijzer-hoefsmid J. N. Meeuwsen
voornemens in den Haag te doen.
Hoe meer toekomstige hoefsmeden practische ervaring verkrijgen in het
zelf smeden van hoefijzers, des te beter. Dat het hiermede in sommige
streken slecht gesteld is, heeft de heer Dr. Gallandat Huet o.a. aangegeven
in de Nov.-afl. van „De Hoefsmidquot;, bij de bespreking over „Eindhoven en
Omstrekenquot;, waar op een plaats machinale ijzers werden gebruikt om de
eenvoudige reden dat geen handgesmede ijzers konden worden gemaakt.
—nbsp;Een kleine moeite, die zich loont. Vele paarden voelen zich niet
op hun gemak in den hoefstal en daarom is het aanbevelenswaardig van
de zijde van den smid verstand en geduld te gebruiken en van den kant
van den eigenaar om zoo mogelijk als geleider van het paard dengene te
kiezen, welke het meeste aan het dier bekend is.
—nbsp;Aansprakelijkheid van den hoefsmid voor verkeerd hoefbeslag. Een onge-
veer negenjarige bruine merrie van een Duitsch landbouwer, bij Friedrichs-
hafen, werd lijdende aan chronische hoefbevangenheid. De eigenaar is van
oordeel dat dit lijden berust op onzaakkundige, foutieve behandeling van
het paard bij gelegenheid van het op 30 Juni 1919 in de smederij van
smid M. verrichte hoefbeslag en vordert deshalve een schadevergoeding ten
bedrage van rond 12.000 Mark. De Arrondissementsrechtbank en het
Gerechtshof te Stuttgart verklaarden de vordering van den aanklager voor
gerechtvaardigd. En de Hooge Raad heeft herziening van het vonnis afge-
wezen. De aanklacht met bijlagen van diepgaande getuigen- en deskundigen-
verklaringen kan door het willen aantoonen van beklaagde's onschuld niet
worden te niet gedaan, aldus luidt het, en de overtuiging is gevestigd dat
de acute ontsteking van de hoeflederhuid ontstaan is door het foutieve be-
snijden en het te sterke uitsnijden van den hoef, zulks in samenwerking
met het onderleggen van een te nauw ijzer.nbsp;(u. „Het Paardquot;.)
- Kan het paard een kreupelheid voorwenden? In een Fransch Diergenees-
kundig Tijdschrift vermeldt Cocu het volgende geval. Een wagenpaard was
tengevolge van nageltred kreupel en na 14 dagen hersteld. Toen het daarna,
op ten heeten dag, weer werd gebruikt, liep het eenige passen zóó kreupel
dat het moest worden uitgespannen. Bij draven aan de hand was toen van
kreupelheid niets te zien. De twee volgende dagen werd hetzelfde waarge-
nomen. Cocu liet toen het paard weer inspannen, nam zelf de teugels en
toen het dier weer begon te kreupelen diende hij het een flinke bestraffing
toe. Het liep toen ineens rad en de kreupelheid kwam niet terug. Cocu
meent bier te doen te hebben met simulatie (veinzerij). Dr. Vrijburg, die
bovenstaande mededeeling refereerde voor het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde, voegt er terecht aan toe, dat het combinatievermogen van dit paard
dan wel tamelijk groot geweest moet zijn.nbsp;{Idem.)
De Directeur-Generaal van den Landbouw brengt ter kennis van belang-
hebbenden, dat in de maand Januari aanstaande op nader te bepalen
dagen aan de Veeartsenijkundige Hoogeschool te Utrecht gelegenheid
zal worden gegeven tot het afleggen van het toelatingsexamen tot
den cursus ter opleiding van onderwijzers
— in practisch hoefbeslag. —
Aanmeldingen moeten vóór 20 Januari 1923 zijn binnengekomen
bij Prof. Dr. H. M. KROON te Utrecht, Biltstraat 172.
Voor nadere bijzonderheden zij verwezen naar de Nederlandsche Staats-
courant.nbsp;__
is een geïllustreerd weekblad
voor fokkers, houders en Uef-
hebbers van paarden, dat veel
gelezen wordt en zich kenmerkt
door een degelijken, prettigen
inhoud met zeer goede afbeel-
dingen. Het bevat artikelen over:
verpleging en voeding, rijden
onder den man en van den bok, ---_
verslao'en van rijkskeuringen, conconrsen-luppique, landbouwtentoonstclUngen
in binnen- en buitenland, paardenkennis, fokkerij, hoefbeslag, paarden-
handel, rennen en harddraverijen op de lange baan, terwijl er tevens een
vraagbaak aan is verbonden, zoodat de abonne's op bet gehee e gebied,
waarover het Blad handelt, vragen kunnen stellende door speciale deskun-
digen voor de onderscheidene rubrieken KOSTELOOS worden beantwoord.
Proefnummers en voorwaarden betreffende Provisie op
aanvrage gratis te bekomen bij den uitgever van „Het Paard
te 's-Cravenhage.
Specialiteit in Melen voor HoeUay.
Ster-HOCfnagCiS : meest uitgebreide sorteering in
meer dan 60 maten en modellen
voorradig.
Rubber-Hoefzolen: Uitsluitend van prima' kwaliteit
caoutchouc vervaardigd, dus niet
van rubberafval.
IMI
■
B
B
li
m
B
1
Ipï
1
1
1
voor VOOR- en ACHTERijzers in 12 maten voorradig.
Zolen voor halve ijzers met hoog rubberkussen in 5
maten voorradig.
blokzolen, straalzolen, caoutchouc hielstukken, hoef-
randen, strijkringen, kunsthoorn, kurkkit.
IJsnagels, scherpnagels, kalkoenen, stiften, opruimers,
hoeftangen, renetten, hoefraspen, hoefhamers, houw-
klingen, lasch- of weiblad, lasi;hpoeder enz.
[Ë
[Ë
1
m
s
'■d
■C'
•.■-; -f. •.■gt;!amp;y,vgt; aSs«
L
iL
-X -v
Wir'-
-tV-v
»
msiSii
im..-'-: -
. . . :
n % ■nbsp;I--!-:
■ t
V .quot;V. ■ '
„ ' »
- fc.
-quot;•-v V ,,
\
- 4.
-M
h': ■■
I'-
r:
quot; '
A
. {
J
Î »,
...
' 1. •■•
■j-i -tl'- ■ | |
.âî^mê.