-ocr page 1-

. / L vUgt;tg«ve: N.V. Z.-HOLL. BOEK- EN HANDELSDRUKKERIJ, 's-Gravenhage

HOEFSMID

1928

bibliotheek der

; --^TEECKT./-..

.fr.-

-ocr page 2-

A

397

-ocr page 3-

•■fltó

Kv.

' 'tquot; ' ■

-ocr page 4- -ocr page 5-

de hoefsmid

Geïllustreerd Maandblad voor hoefsmeden en anderen
die in het hoefbeslag belang stellen

ONDER REDACTIE VAN A. W. HEIDEMA
MET MEDEWERKING

VAN

onderscheidene deskundigen,

UITGEGEVEN DOOR DE

ZUID-HOLLANDSCHE BOEK- EN HANDELSDRUKKERIJ
WAGENSTRAAT 70 - DEN HAAG

XXXIIIe Jaargang bibliotheek DER

rijksuniversiteit

18. DEC. 1928

utrecht.

'S-GB,AVENHAGE — 1928

RIJKSUNIVERSITEIT UTRECHT

51 7892

-ocr page 6-

v' r-

r rr ■ quot;Ä. î-i-rr'.!«.''

.nbsp;- . ■ ■ .'V t . ■ -r 4 ..' .

1 '.'.Vt.iè

»lt;4

iW.

W.

■- ...

Ür ^

'.-f.. :

. w . • Çi. ■

-ocr page 7-

INHOUD.

De titels, voorzien van een f, geven artikelen aan waarin een of meer
afbeeldingen of figuren zijn opgenomen, — artikelen met * zijn bijdragen onder
een afzonderlijk hoofd; de overigen zijn korte mededeelingen, hetzij oorspronke-
lijke hetzij aan andere bladen ontleend.

De Romeinsche cijfers duiden het nummer der aflevering aan, de gewone
de bladzijden.

Afstandsritten. Hoefbeslag bij — *XI
163.

1896—1929 XII 177.
Asphaltwegen III 41.
Auto-invloed XII 186.

Beoordeeling van het hoefsmidswerk

* IV 49.
Beslag bij slependen gang III 41.
Bevestiging van doode hoeven f * V 70.

Cursus in hoefbeslag te Appingedam

Inbsp;9; te Arnhem V. 72; te Bedum
XII 183; te Cuyk f* IV 52, XI 169;
te Emmen V 72; te Zutphen V 72.

Cursussen aan Nijverheidsscholen y* 12.
Cursus voor Onderwijzers (toelating)

IInbsp;26, XII 184 examen * III 38,
XII 184.

Cursussen in hoefbeslag 1927—1928
*IX 137.

Diploma's. * IV 53.

Doode hoeven. Bevestiging van — f*

Vnbsp;70.

Duitsebe hoefsmeden in Nederland ge-
vestigd * XI 166.

Examencommissie hoefsmid *IX 139.
Examen Onderwijzers in practisch hoef-
beslag *III 88.
Examen voor het Rijksdiploma V 72,

VInbsp;91, XII 183.

Gallandat Huet. Dr. E. H. J. — f*
VI 81.

Hoefbeslag bij afstandsritten * XI 163.
Hoefbeslag op landbouwtentoonstellin-
gen V 74.
Hoefbeslag. Officieren en het — * III
33, VI85 (zie ook ingezonden f VI85.)
Hoefbeslag op de paardenkeuring te
V^inschoten * VII 103

Hoefbeslag op de tentoonstelling te

Zwolle *t IX 129.
Hoefbevangenheid *IX 132.
Hoef mechanisme II 27, f* VI 82 ; f*

Xnbsp;145.

Hoefsmidschool te Amersfoort *XII 179,
185.

Hoefsmidschool te Brussel VII 108,

XInbsp;168.

Hoefsmidschool te Dresden VII 107.
Inleiding * I 1.

Ingezonden stukken : Leeren randjes I
4, II 24; Dierenbescherming I 6,
III 25; Bejegening hoefsmidsvak III
39 ; Toezicht op het hoefbeslag III
40; Bereden officieren en het hoef-
beslag f IV 55; Beslag bij veulens
VI 88; Breedte ijzer en hoefbevan-
genheid X 153; Het Hoefbeslag op
de Tentoonstelling te Zwolle X 154.

Smedenpatroons

Jubileum Bond van
f* VIII 113.

Kalkoenen in verband met belasting
der verzenen f* III 35, * V 66, *
VII 101, XI 166.

Keuringen van paarden ook een hoef-
smidsbelang * V 69.

Kroon. Prof. Dr. H. M. — f* V 65.

]V[arseille. Langspan in — f* II 24.

Militaire hoefsmidschool * XII179.

Noodstallen * IV 51.

Officieren en het hoefbeslag * III 33,
VI 85.

Onderwijs * VII 99.

Onderwijs (aanschouwelijk) aan land-
bouwers * VIII 119.

Onderwijzend personeel hoefsmidschool
Amersfoort * XII 182

-ocr page 8-

Prijsvraag. Ideeën
en 124.

Roestvrij staal XII 187.
Eubber XI 169.

Rijksdiploma als hoefsmid V 72, VI 91.
Eijpaarden houden, XII 184.

Scark-Guther. Volhoefijzer — f* VII97.
Slepende gang III 41.
Sneeuwbeslag f* II 128.
Straalbeen I 9.
Straalbeenskreupelheid IV 54.

Tentoonstelling te 's Hage * VIII 116.
Tentoonstelling te Zierikzee * VIII 121
Tentoonstelling te Zwolle *t IX 129.
Toonhoekmeter IV 54.
Trekkracht paard en olifant VI 91.
Trekproeven VII 106.

V 73, VIII 114

Utrecht's oude handel en industrie
XII 185.

Verbandijzer VII 106.

Vereeniging Onderswijzers in hoefbeslag:
agenda vergadering I 8, verslag ver-
gadering * II 22, bestuursvergadering
* X 152, Bestuur f* XI 161.

Verzenen Belasting door kalkoenen f*
III 35, * V 66, VII 101, * XI 166.

Verslag examen voor onderwijzers *
III 38.

Volhoefijzer. Stark-Guther — f* VII 97.

Voorbereidende cursussen VII 99, * X
160.

Wegenplan (kosten) III 42.
Wedstrijd te Zierikzee *VIII 121; te
Zwolle *t IX 129.

IJzer. Nieuw procédé ruw — IV 43.

-ocr page 9-

/

MAANDBLAD

15 Jan. 1928

ABONNEMENTSPRIJS
voop Nederland per jaar f 3.—
voor 't Buitenland per jaar f 4.—

ADVERTENTIEN
1—10 regels (breedte cM.)f2.—,
iedere regel n^eer f 0.20. - Tarieven voor
contracten op aanvrage verkrijgbaar

INHOUD.

1927—1928. — Een nieuwe koers. — Ingezonden stuklien.
overzicht. — Advertentiën.

RIJKSUNIVEF

Korte mededeell|i^n.nbsp;f

Redacteur: A. W. Heidema te 's Gravenhage, '^quot;ysewj^ j5nbsp;j, _ _

Uitgave van de Zuid-Hollandsohe Boek- en Handelsdrukkerij, VVagenstrß'■M,^lWa^e^ï^l£feet

K DEf
SITEI

28

UTRECHT.

1927—1928.

De wedstrijden in hoefbeslag hebben ook in het afgeloopen jaar vol-
doende aandacht getrokken en het is voor een landbouwtentoonstelling
een programmanummer van beteekenis, niet alleen voor de ontwikkeling
en de waardeering van de hoefsmeedkunst maar ook voor de bevordering
van het bezoek. Laat dit laatste door iedereen worden beseft!

De hoef kunde is een betrekkelijk klein vak. Van de gedurende 1927 aan-
gegeven vindingen is wellicht alleen het Spickel-ijzer van eenige blijvende
beteekenis.

De cursussen in hoefbeslag bleven voldoende deelnemers trekken en de
voorbereidende cursussen, waarover Prof. Kroon in Januari in Utrecht een
voordracht hield, hebben éen aanvang genomen.

De twee belangrijkste punten, welke in het afgeloopen jaar op hoefbeslag-
gebied ter sprake zijn gebracht, zijn:

I«. worden de verzenen door het aanbrengen van kalkoenen aan de ijzers
meer of minder belast;

2«. in hoeverre is het mogelijk, ter besparing van het dure wegdek, liet
gebruik van stooten, kalkoenen en scherp beslag te verbieden.

Het eerste punt is op de Januari-vergadering 1927 te Utrecht ter sprake
gebracht en later door den heer H. Vossers in „De Hoefsmidquot; besproken,
maar het laatste woord is er nog niet over gezegd. Het is ongetwijfeld juist
gezien dat onderwerp weer op de agenda te plaatsen en wij stellen ons voor,
dat de vergadering op 28 Januari a.s. te Utrecht door vele leden met groote
belangstelling zal worden bijgewoond. Ook het tweede punt komt daar in
behandeling en het zal ongetwijfeld de positie der hoefsmeden versterken,
indien zij er krachtig toe meewerken, dat het dure wegdek zoo weinig mogelijk
door het beslag wordt vernield, hoewel het gebruik der paarden natuurlijk
niet meer dan strikt noodig mag worden beperkt.

„De Hoefsmidquot; gaat thans zijn 33sten jaargang in en zal zijn best doen

-ocr page 10-

zooveel mogelijk de belangen \-an het lioefsmidsvak te blijven ljehartigen en
roept hiervoor den steun in van allen, die iets in liet belang van ons vak en
zijn beoefenaars kunnen en willen doen.

R e d.

EEN NIEUWE KOERS ?

Gij kent wel, waarde lezers, het gezegde: „een nieuwe lente een nieinv
geluid.quot; Welnu niet eenige ondichterlijke vrijheid zou ik dat gezegde willen
wijzigen in dezen vorm: ,,een nieuwe jaargang, een nieuwe koers.quot;

Het leek mij een toepasselijk woord en een passend oogenblik om bij den
aanvang van een nieuw jaar, waarin wij U veel goeds toewenschen, vooruit
te zien naar de toekomst en ons af te vragen of deze nieuws zal kunnen
brengen.

I]n ofschoon ik reeds meerdere jaren geleden heb gevoeld en uitgesproken
mogelijkheden en noodzakelijkheden, die ik thans in dit artikel nader wenseh
te ontvouwen, toch heeft het laatste nummer van het thans vervlogen jaar
mij daartoe bijzonder opgewekt. Ja, feitelijk is het geluid dus niet geheel
nieuw, maar komt de eer daarvan in dit verband toe aan den Heer Vossers,
die in het December-nummer zoo flink voor den dag kwam met zijne poging
om
„de smeden wakker te schudden.quot;

Inderdaad, dien kant moet het mi. uit! Zonder te vergeten den moreelen
en finantieelen steun, die van de zijde der Landbouworganisaties bij de op-
leiding in het hoefsmidsvak sedert jaren is verleend, integendeel daarvoor
erkentelijk zijnde en blijvende, moet toch de vraag gesteld: ,,zijn de hoef-
smeden nu langzamerhand niet ontgroeid aan deze voogdij en hebben zij
niet de moreele plicht om te trachten zelf door hunne organisaties te bevor-
deren, dat het vakonderwijs zoo goed mogelijk wordt verzorgd ?quot;

Ik heb in vorige artikelen meer dan eens gewezen op het feit, dat de op-
leiding van goede hoefsmeden een landbouwbelang is en ook, dat het
wenschelijk en noodig is, dat landbouworganisaties tot bevordering van
het hoefsmidsvak zoo veel mogelijk bijdragen.

Misschien hebben enkelen daaruit ten onrechte geconcludeerd, dat ik
meende, dat de landbouworganisaties te weinig deden en tot meer
directen
steun
verplicht waren. Dan wil ik aanstonds verklaren, dat dit niet in mijne
bedoeling heeft gelegen.

Het geldt hier vooral de waardeering van goed hoefbeslag door de land-
bouwers zelf, en het geven van de gelegenheid tot wedstrijden e. d. Ik weet
het al te goed: er zijn vele, zeer vele landbouwbelangen en het vakbelang
dient allereerst door de belanghebbenden zèlf te worden behartigd!

Dien kant moet het dan ook in de toekomst uit.

En nu heeft het mij bijzonder getroffen, dat in diezelfde laatste aflevering
van 1927 een kort berichtje voorkomt, op biz. 194 onder
Noord-Brabant,
waarin gemeld wordt, dat in de vergadering van het Dag. Bestuur der N. Br.
Mij. v. Landbouw is gewezen op moeilijkheden, die zich voordoen bij de thans
loopende cursussen in hoefbeslag te Breda,
ten ojizichte van het gebruik der
leslocalen in de aldaar bestaande ambachtsschool.

-ocr page 11-

Ik weet niet wie dit bericht heeft geplaatst en welke besluiten eventueel
zijn genomen, maar als leider dezer cursussen kan ik Aiel vermoeden, wat
de aanleiding tot deze bespreking is geweest.

In vroeger dagen werden de landbouw-hoefbeslag-cursussen gegeven aan
de militaire smederijen, die door het Departement van Oorlog daarvoor
gratis werden beschikbaar gesteld.

Met het optreden van onderwijzers in practisch hoefbeslag en de hoogere
eischen van het rijksdiploma ging dat niet langer. De ambachtsschool te
Breda was daarvoor de aangewezen plaats. De smederij van deze school
is voor dit doel met de meeste bereidwilligheid afgestaan .... maar er
wordt eene vergoeding voor gevraagd en de directeur verlangt, dat een
der leeraren van de school toezicht houdt, opdat geen schade wordt
toegebracht aan deze inderdaad keurige inrichting. Deze leeraar moet
daarvoor eene vergoeding hebben, evenals de portier, die ook ten behoeve
van den cursus extra werk krijgt. Voor wat hoort wat! En als men de zaak
goed in orde wil hebben, moet men niet terugschrikken voor wat extra-kosten.
En inderdaad er zullen weinig cursussen zijn, die zoo goed ingericht zijn,
wat les- en werklokalen betreft, als de Bredasche. Maar de vergoeding van
het Rijk blijft dezelfde. Niettegenstaande de lesgelden in den loop der jaren
werden verhoogd van f 3 tot f 15 per jaar, is de cursus te Breda ,,duurquot; in
vergelijking met andere plaatsen, waar men deze idtgaven niet heeft.

Dat daar het onderwijs minder goed tot zijn recht komt, steeds de moei-
lijkheid van een te klein aantal vuren bestaat, enz. moet toch ook worden
erkend. Ziet hier het onvermijdelijke conflict, dat ontstond door den thans
foiitieven opzet. Met de eischen voor het rijksdiploma zijn wij ontgroeid
aan de methoden van onderwijs en opleiding, welke vroeger voldeden.

Er dient m. i. een nieuwen weg te worden ingeslagen.

Als men kennis neemt van de uitstekende vakopleiding, welke aan de
tegenwoordige Nijverheidsscholen wordt gegeven, dan vraagt men zich af:
„is het hoefsmidsvak niet even zoo goed een ambacht, als het timmer- en
schildersvak ? En waarom komt dit onderwijs dan niet voor op de lijst van
vakken, die aan de Nijverheidsscholen worden onderwezen ?quot;

Natuurlijk heeft de van ouds bestaande toestand dit verhinderd. Er werd
immers door het Dep. v. Landbouw in dit onderwijs voorzien ? En het
vereischt heel wat moeite en voorbereiding om van koers te veranderen.
Maar ik stel de vraag: „wordt de tijd daarvoor toch niet langzamerhand
rijp?quot;

Indien aan de Nijverheidsscholen, die in alle plaatsen van beteekenis
tegenwoordig bestaan, ook het hoefsmidsvak zou worden onderwezen — en
dan zoowel de voorbereidende- als de eigenlijke cursussen voor het rijks-
diploma, zou het Rijk daarbij niet meerdere gelden behoeven te geven en
de cursus als zoodanig beter te exploiteeren zijn. Dan is het niet een kwestie
van welwillendheid of men een school of lokaal mag gebruiken, maar de
cursus vormt een onderdeel van het programma der school.

Meer eenheid in de collectie leermiddelen — meer stabiliteit, omdat alle
smeden in den omtrek van een ambachtsschool weten: daar kan ik goed
onderwijs krijgen en niet de kwestie: dit jaar hier, dan daar; soms op

-ocr page 12-

dorpen waar de gelegenheid t«t practiseli werken gelieel onvoldoende is.

Vaste — geoefende leerkrachten, die als tijdelijke leeraren aan de school
verbonden worden en als zoodanig ook komen te staan onder den directeur,
die dan toch per slot van rekening de verantwoordelijke man is.

Op een dergelijke opleiding heeft de hoefsmid evenzeer recht als de bank-
werker en monteur. Maar voor degelijk onderwijs moet hij ook een behoor-
lijk schoolgeld over hebben.

En als dan de landbouworganisaties belangstelling blijven wekken voor de
resultaten van dit onderwijs en helpen om kennis te verspreiden, omtrent het
nut van goed hoefbeslag, dan is dunkt mij de zaak gezond en dan komen
wij uit den inderdaad voor de hoefsmeden beschämenden toestand, dat de
landbouworganisaties doen wat de smeden zèlf behooren te doen en waartoe
het Rijk aan de Nijverheidsscholen hen in staat zou moeten stellen.

Breda, Januari 1928.nbsp;T D S

INGEZONDEN STUKKEN.

DE LEDEREN RANDJES,

welke door dr. Brands reeds meer dan eens werden aanbevolen en waar-
tegen indertijd eveneens reeds werd gewaarschuwd, kunnen ook mijne
adhaesie niet wegdragen en wel om de volgende redenen.

Het doel, dat er inede wordt beoogd, is eene veerkrachtige laag te ver-
krijgen tusschen draagrand en hoefijzer.

Veerkrachtige werking is m.i. alleen te verwachten van eene stof c. q. een
mechanisme, waarbij samendrukking gevolgd kan worden door uitzetting.

Drukt men op een spons, op kurk, op een luchtkussen, op een metalen
veer, dan zullen deze materialen na ingedrukt, samengeperst te zijn, zoodra
ze van den druk bevrijd worden, hunne oorspronkelijke gedaante weder
innemen.

Leder behoort niet tot deze categorie. Leder kan tot op zekere dicht-
heid worden samengedrukt, geperst, geslagen. Wordt de kracht, welke
daarbij werkte, opgeheven, dan heeft echter geene uitzetting plaats.

Voorbeeld, aan U allen bekend: als er een nieuwe schijf in de waterkraan,
in de z.g. kraan der waterleiding, is gemaakt, en deze wordt samen-
geperst door de schroefwerking van de kraan, dan gaat bij eenigszins straf
aandraaien de kraan spoedig over tot lekken. Dat zou niet het geval zijn
als het leder van de schijf uitzette na te zijn samengedrukt. Hoe grooter de
druk uitgeoefend op het leder, hoe eerder de samendrukbaarheid hare
uiterste grens zal hebben bereikt, hoe eerder de kraan zal gaan lekken.

* * *

Nadat de smid de nagels heeft aangehaald, is de lederen rand tot op zekere
hoogte samengedrukt. De gang van het paard zal ten gevolge hebben dat
die druk nog wordt verhoogd. Hier wordt het leder geslagen met hetzelfde
effect, dat het gevolg is bij geperst zoolleder. Al zeer spoedig zal de uiterste
grens van samendrukbaarheid in die lederen banden zijn bereikt en hier-
mede zullen zijn verkregen twee niet te onderschatten nadeelen, t. w. primo

-ocr page 13-

het uitsteken der nieten boven den hoornwand en secundo het losliggen
van het ijzer. Mocht dit geval zich niet voordoen dan zou daarmee zijn
bewezen dat de uiterste grens van samendrukbaarheid reeds bij het onder-
leggen in het leder aanwezig moet zijn geweest. Doch waar bleef in dit geval
de veerkrachtige werking ? En als die uiterste grens van samendrukbaarheid
niet was bereikt, dan is in het begin wel de schok, door den tegendruk van
den bodem veroorzaakt, eenigszins gebroken, doch moet de niet boven
den hoornwand zijn gerezen, aangezien de afstand tusschen draagrand en
ijzer kleiner werd, evenredig aan de mate waarin het leder werd samengeperst.
Aangezien de nagel echter dezelfde lengte heeft behouden, moet er speling
in het verband tusschen voet en ijzer aanwezig zijn. Het vastaanliggen van
een ijzer is en blijve echter steeds eene der eischen bij oordeelkundig beslag.

Waar een lederen rand bij wijze van kunsthoorn mag kunnen dienen
tot verhooging van den draagrand, daar zal van veerkrachtige werking,
meen ik, geen sprake zijn, en zelfs het schokbrekend effect illusoir mogen
heeten. Bij deze negatieve voordeden heeft men dan nog altijd de kans
op het nadeel van nieten en losliggend ijzer voor het geval het leder niet
by het onderleggen al tot de uiterste grens van samendrukbaarheid mocht
zijn samengeperst.

Zegwaart, Deo. '27.nbsp;□

Het verheugt mij, dat ook de heer □ zijn zoo zeer gewaardeerde meening
over de beteekenis der leeren randjes heeft kenbaar gemaakt, zij het dan dat
deze geheel in strijd is met de opvatting, welke door mij wordt voorgestaan.

Aan de Redactie betuig ik mijn dank voor de gelegenheid van te voren
hiervan kennis te hebben mogen nemen. Gaarne wil ik er nog een enkel
woord op laten volgen.

Indertijd heb ik vermeld om welke redenen en in welke bepaalde gevallen
het gebruik van leeren randjes aangewezen moet worden geacht. Deze ge-
vestigde meening is gebaseerd op de gunstige resultaten verkregen in de
practijk, voorbeelden die ik elk oogenblik zou kunnen demonstreeren.

Hoe die gunstige werking echter tot stand komt, daarover valt nog wel
wat te zeggen. Gaarne geef ik mij gewonnen, dat van een veerkrachtige laag
tusschen draagrand en ijzer in haar eigenlijke beteekenis niet kan worden
gesproken. Schijnbaar heb ik dat ook toen reeds gevoeld en in mijn des-
betreffend artikel als doel van het leeren randje opgegeven het verkrijgen
van een
zaxihte, min of meer veerkrachtige laag. Al is er dan van een eigenlijke
veerkracht geen sprake, we kunnen ons toch wel voorstellen, dat door die
zachtere tusschenlaag de geleiding van den stoot anders wordt dan wanneer
het ijzer rechtstreeks met het hoorn in aanraking komt. De betere gangen
van het paard in meerdere gevallen leveren hiervan m. i. het onomstootelijk
bewijs.

Daarbij behoeven de genoemde nadeelen, die ook van Zwitsersche zijde
naar voren zijn gebracht, niet op te treden. Ten overvloede heb ik daarnaar
nog eens bij een paar hoefsmeden, die de leeren randjes al meerdere malen
hebben aangebracht, geinformeerd. Zij moesten beamen, dat zij geen last
ondervonden van het uitsteken der nieten boven den hoornwand noch van

-ocr page 14-

het gaan losliggen der ijzers. Het beslag moet echter wel niet zeer veel zorg
worden uitgevoerd en het leeren randje moet uitsluitend van zoolleer zyn
vervaardigd. Of we hier dan altijd met het onderleggen van het ijzer reeds
de uiterste grens van samendrukbaarheid bereiken, kan ik me haast niet
voorstellen. De bij het aanhalen der nieten uitgeoefende kracht is m. i. daar-
voor niet sterk genoeg. Maar de nog resteerende hoeveelheid samendruk-
baarheid is misschien zoo gering, dat hierdoor geen loslaten van het ijzer
wordt veroorzaakt, echter voldoende om het nuttig eiïect te verkrijgen,
dat er mee wordt beoogd.

Bennekom.nbsp;Dr. 0. Brands.

HOEFSMID EN DIERENBESCHERMING.

Waar het toch slechts hooge uitzondering mag zijn, als ik het met T. D. S.
niet eens ben, daar doet zich thans het geval voor, waarin ik niet met
Z.Ed.Gestr. accoord kan gaan, waarbij ik echter mag verwachten, dat ten
slotte dit meeningsverschil zal blijken eerder te berusten op een vergissing
dan op een principieel verschil in opvatting omtrent de
zaak zelve.

De geachte schrijver moet het toch wel met me eens zijn, dat halve kennis
in den regel meer schade toebrengt dan geheele onwetendheid. Goed, maar
dan mag ,,eenige kennis van hoefbeslag en kreupelheidquot; bij inspecteurs,
zij die ,,bijgebrachtquot; of ,,uit hoofde van vroegeren arbeid bezeten,quot; voor-
loopig misschien bij gebrek aan beter, doch op den duur nimmer als voldoende
worden beschouwd voor iemand, wien de macht zal zijn gegeven op te treden
met een gezag alsof hij werkelijk daarop eenig recht zou kunnen doen gelden.

Hij, op wien aanmerkingen worden gemaakt, moet in elk geval respect
kunnen hebben voor het gezag, dat boven en over hem werd gesteld, te meer
indien zulke plaats heeft in naam der Wet.

Zoodra dus Artikelen v.h. Wetboek van Strafrecht in het geding worden
gebracht, mogen m. i. daarmede in verband zeker geen halve maatregelen
worden aanbevolen.

Waar tegenwoordig cursussen in alles en nog wat worden gegeven, mag het
zeker niet overdreven heeten er een voor adspirant-inspecteurs aan toe te
voegen.

* * *

Wat de ,,overdreven dierenbeschermersquot; betreft, ben ik het geheel eens
met S., dat in menig geval meer goeds ware te verwachten geweest van
minder ijver. Dat de praam hierbij wel eens een rol speelde, geef ik eveneens
gaarne toe. Doch waarover ik nu toch zoo langzamerhand meer dan gebruike-
lijk verwonderd begin te worden, dat is over het beslist absoluut gebrek aan
belangstelling waarin zich ons „touwtjequot; mag verheugen (of zal ik zeggen
over beklagen ?), dat ik nu toch reeds zoo vaak beschreef.

Als de geachte schrijver niet had geschreven: ,,zoodat het niet opvoedend
werktquot;, dan had ik thans het onderwerp niet aangeroerd, doch juist die
woorden, dat begrip van ,,opvoedingquot;, hier in paardenverband wellicht
duidelijker aan te geven met het woord ,,dressuurquot; (voor het jonge dier) of:
„correctiequot; (voor het oudere), juist dat begrip van „opvoedingquot; zeg ik,

-ocr page 15-

kan nimmer met de praam en evenmiji met de zeer terecht door S. met
nadruk verworpen ransel-, ruk-, schop- en stonipmethode tot zijn recht
komen, doch enkel en alleen door middel van mijn ,,touwtjequot;, zooals dat in
dit blad, en in ,,Het Paardquot; en in het Alg. Ned. Landbouwblad hier te lande,
en voor Duitschland in de „Thierartzliche Rundschauquot; werd behandeld.

Op eiken hoefsmidscursus diende niet slechts het beslag, doch tevens de
behandeling van het paard te worden onderwezen. Een en ander diende
eveneens te geschieden aan de K. M. A. en te Amersfoort aan de Rij- zoowel
als aan de Hoefsmidsschool, wil het onderwijs op eenige volledigheid aan-
spraak maken. Do behandeling van het paard zonder de theorie en de prak-
tijk van hot „touwtjequot; zal echter steeds gebrekkig blijven, waarvoor ten
bewijze de voortdurend herhaalde gevallen van „gehaspelquot; met het dier.

En nu nog een woord over Art. 254 W. v. S.

De geachte schrijver zegt terecht dat ,,coupeeren in een beschaafd land
niet toelaatbaar moest zijn.quot;

In hoeverre hij een land beschaafd wil heeten, waar eene dame te paard
kan ,,gehuldigdquot; worden op de wijze, waarover in binnen- en buitenland
in de leidende persorganen schande wordt gesproken, wil ik een oogenblik
buiten beschouwing laten. Wel weet ik, dat ,,coupeerenquot; volgens onze wet
met ,,toelaat6aarquot; is, al werd er onlangs een vrijsprekend vonnis geveld in
zoo'n geval. Het is nu toch wel bekend genoeg, dat de eene rechter veroor-
deelt waarin de andere rechter geen schuldig feit meent te moeten zien,
quaestie van appreciatie, welke aan beide zijden gerespecteerd dient te worden.

Dat echter zoowel de overwegingen als de conclusie in dit geval van cou-
peeren foutief waren, volgt uit het feit, dat Art. 254 speciaal ten behoeve
van het dier in de wet werd opgenomen, om het dier zelf eene rechtspositie
te verleenen, om het dier zelf rechtszekerheid te geven. En in geen enkel
opzicht om den mensch in zijne eventueele handelsbelangen te gerieven.

Het,,redelijkequot; van het „doelquot;, waar het ten slotte in hoofdzaak om ging,
kan hier eventueel alleen gelegen zijn in eene op vétérinair-medische gronden
geboden operatie aan den staart, welke de amputatie, op de plek waar zulks
noodzakelijk mocht worden geoordeeld, van dit lichaamsdeel zoude vorderen.
Alle andere overwegingen met betrekking tot welk belang van den mensch
ook, vallen hier buiten elke beschouwing volgens den wil van den wet-
gever, en zijn dus bij vergissing b.v. in het geding gebracht. Mijne belang-
stellende lezers zullen het met me eens zijn dat het in dit blad de plaats
niet is, nader op deze feitelijk juridische quaestie in te gaan. Mocht zicli
iemand niettemin interesseeren voor nadere, byzonderheden, ze zijn te
vinden in het Weekblad v/h. Recht van 28 Nov. 1.1., uitg. N. V. Boekhandel
v.h. Gebr. Belinfante, Kneuterdijk 3, den Haag. Zoowel het off. verslag
der geheele procedure als mijne beschouwingen naar aanleiding daarvan
zijn in hetzelfde nummer van het off. orgaan onzer Jurisprudentie afgedrukt.

Laat in elk geval niemand meenen, dat hij nu gerechtigd zoude zijn tot
staartcoupeeren over te gaan zonder kans op proces-verbaal en eventueel
straf.

-ocr page 16-

Ik eindig echter met het wederom geheel eens te zijn met den geachten
schrijver, waar Z.Ed.Gel. U in overweging geeft het beschavingspeil te
helpen verhoogen, door Uwerzijds pertinent te weigeren, medewerking te
verleenen bij het verminken van dieren. Wij allen zullen U er zeker onze
bizondere hoogachting voor betuigen en nimmer geloof hechten aan het
oordeel van de vrouwelijke advocate, die meende Uwe broodwinning in
bescherming te nemen door het gebeurde te Eist goed te praten. Neen,
mej. Simons, dan geloof ik toch, dat U onze hoefsmeden te laag aanslaat
in hun respect voor het vak.

Zegwaart, Dec. '27.nbsp;□

Naar aanleiding van vorenstaand artikel van □ moet ik enkele opmer-
kingen maken. En dat spijt mij, eerstens omdat ik, ideahstisch gesproken
en gedacht, het zoo roerend met □ eens ben en in de tweede plaats, omdat
ik zoo gaarne zou willen, dat □ volmaakt gelijk had.

Ons verschil is, dat mijn artikel op de praktijk was gebaseerd, die helaas
in velerlei opzichten afwijkt van het ideaal, dat □ in zijn artikel weergeeft.

Ik denk, dat menige vereeniging voor dierenbescherming al blij zal zijn
met een inspecteur, die eenigszins (liefst zéér!) ter zake kundig is! Toch wil
ik er volledigheidshalve op wijzen, dat inderdaad hier en daar aan politie
en maréchaussee en andere belanghebbenden cursussen gegeven worden.
Dat het „touwtjequot; de voorkeur verdient boven de praam: accoord!, maar
de werkelijkheid is, dat de praam nog zeer veel wordt ge- (en mis-)bruikt!
Dat zulks aan K. M. A. en Hoefsmidsschool wordt onderwezen, moge □
geruststellen!

Dat coupeeren volgens onze wet „niet toelaatèaarquot; is, zal hopelijk binnen
niet al te langen tijd blijken, maar tot nogtoe heeft helaas ons hoogste
Rechtscollege, de Hooge Raad, en ook onlangs het Gerechtshof te Arnhem,
dit ideaal niet vermogen te verwezenlijken, niettegenstaande art. 254 W. v. S.

Ik vertrouw mèt □ op de medewerking der hoefsmeden om te toonen, dat
hunne broodwinning niet vereischt, dat zij zich bezighouden met verminking
van dieren, al of niet wettelijk toelaatbaar, want dit bewijst tevens, dat zij
een slecht begrip hebben van hun stands- en vakbelang!

Breda, 2-l-'28.nbsp;T. D. S.

KORTE MEDEDEELINGEN.

— Vereeniging van onderwijzers in practisch hoefbeslag. De agenda
voor de
algemeene vergadering op Zaterdag 28 Januari 1928, des voorm.
te half elf uur, in het hotel, „l'Europequot;, te Utrecht, luidt als volgt:

1. Opening. — 2. Lezing notulen. — 3. Behandeling ingekomen stuk-
ken. — 4. Verslag van het boekjaar. — 5. Bestuursverkiezing v. d. Heer
Ritsema. — 6. Rekening v. d. penningmeester. — 7. Benoeming v. d.
Rekencommissie. — 8. Bespreking reiskosten (Wijziging contributie). —

9.nbsp;Verslag v. d. Commissie Voorbereidende cursussen in hoefbeslag. —

10.nbsp;Wat is het beste winterbeslag in verband met het moderne wegdek ?

11.nbsp;Rondvraag. — Pauze. — 12. Heropening om 2 uur aan het Instituut

-ocr page 17-

voor Hoefkuiide. — 13. Bespreking onderzoek naar liet verschil in be-
lasting
V. d. hoef door kalkoenen, Ie Inleider Iquot;)r. G. M. van der Plank,
2e Inleider H. Kerekhaert, 3e Inleider H. Vossers. Daarna practische
demonstratie. — 14. Sluiting.

—nbsp;Hoefsmidschool. Op 21 December 1.1. is examen afgelegd door de
zes nader te noemen reservehoefsmeden, welke alle voldeden aan de gestelde
eischen; aan hen is een diploma toegekend; zij werden bevorderd tot korpo-
raal-hoefsmid en vertrokken met onbepaald groot verlof: J. Andringa te
Wytgaard, H. Scholten te Uithuizermeeden, J. Houman te Langezwaag,
J. M. Smit te Maashees, W. Snippe te Rolde en D. Schipper te Nijkerk.

—nbsp;Cursus in hoefbeslag te Appingedam. De 8e tweejarige cursus te Appin-
gedam onder leiding van den dierenarts H. A. Kroes te Groningen, met
medewerking voor het praktisch gedeelte van den onderwijzer in praktisch
hoefbeslag M. Ritsema te Appingedam, is geëindigd met acht leerlingen,
terwijl gedurende het laatste cursusjaar nog twee leerlingen van den vorigen
cursus de theoretische en de praktische lessen hebben gevolgd. Alle leer-
lingen hebben zich onderworpen aan het najaarsexamen 1927 ter verkrijging
van een rijksdiploma voor hoefsmid en daarvan zijn geslaagd: B. Oldenhuis
te Bierum (met het hoogst aantal punten), H. van Dijken te Holwierde,
J. Ruiter te Krewerd, A. Stuive te Bierum, G. Brouwers te Uitwierda, G.
Heling te Loppersum en T. E. Korthuis te Noordbroek.

—nbsp;.B. S. P. iV. Op het St. Elooifeest der ,,Vcreeniging der gediplo-
meerde Hoefsmedenquot; van België heeft de heer Roosenschoon, voor-
zitter van den Bond van Smedenpatroons in Nederland, medegedeeld
(volgens de Dec.-afl. van ,.De Belgische Hoefsmidquot;), dat deze Vereeniging
in 1928 haar vijf en twintig jaar bestaan zal herdenken.

—nbsp;Het examen voor onderwijzers in practisch hoefbeslag zal te Utrecht
worden gehouden op 26, 27 en 28 Januari a.s. Er zijn 6 candidaten.

—nbsp;Halflinnen banden. Wie prijs mocht stellen op de ontvangst van
een halflinnen band, voor het doen inbinden van den jaargang 1927,
kan deze verkrijgen indien daarvoor vóór 1 Februari a. s. f 1 wordt
gezonden aan de Administratie van „De Hoefsmidquot;, Huijgensplein 5,
den Haag. In de eerste helft van Februari volgt dan de toezending.

—nbsp;Kalender 1928. De firma H. J. Reesink en Co. te Zutphen zond ons
een goed uitgevoerde kalender voor 1928, met de mededeeling: ,,Aan onze
cliëntèle zenden wij een exemplaar toe, terwijl wij, zoolang de voorraad
strekt, voor belangstellenden gaarne gratis en franco een kalender beschik-
baar stellen.

PERSOVERZICHT.

— In de ,.Zwitsersche Hoefsmidquot; van Octoher geeft prof. Dr. O. B ü r g i
uit Zürich een van vele illustraties voorziene bijdrage over het straalbeen
en veranderingen die hieraan voorkomen, waaraan wij het volgende ontleenen.

-ocr page 18-

Het .straalbeen is te beschouwen als een sesanibeen d.w.z. als een been
dat hiermede een gewricht helpt vormen, doch tevens als onderlaag en als
glijvlakte dient voor de pees van den hoefbeenbuiger. Het ligt tegen den
achtersten rand van de gewrichtsvlakte van het hoefbeen en wel met een
met kraakbeen bekleede kleine vlakte, facet genaamd. De groote naar voren
en boven gerichte gewrichtsvlakte van het straalbeen vergroot het hoef-
gewricht achterwaarts en vormt hier met de gewrichtsvlakte van het hoef-
been en van het kroonbeen den beenigen grondslag van het hoef gewricht.
De achterste vlakte van het straalbeen is ook met kraakbeen bekleed en dient
als glijvlakte voor de pees van den hoefbeenbuiger. Het bevat een slijm-
beurs, waarover de pees heenglijdt. De randen van het straalbeen dienen
als aanhechtingsplaatsen voor de banden; zij zijn ruw en voorzien van vele
gaatjes. De straalbeen-kootbeenbanden loopen hoofdzakelijk van de beide
uiteinden van het straalbeen naar het kootbeen en wel naar het onderste
gedeelte van de voorvlakte hiervan. Een gedeelte van deze banden takt zich
af en verbindt zich met de zij banden van het kroongewricht en ook met de
binnenvlakte van de hoef kraakbeenderen.

Verder verloopen van de uiteinden van het straalbeen korte doch sterke
banden naar het hoefkraakbeen en naar de hoefbeenstakken, terwijl men
nog wel van straalhoefbeensband spreekt en hiermede bedoelt een verster-
kingsband van de beursband, die loopt van den achtersten rand van de
gewrichtsvlakte van het hoefbeen naar den ondersten bollen rand van het
straalbeen.

Kreupelheden van het paard, welke het gevolg zijn van ziekten van het
straalbeen, zijn lang niet zeldzaam en zouden zoo vaak voorkomen kunnen
worden door een doelmatig en goed hoefbeslag, terwijl bij het bestaan dezer
ziekte door een gewijzigd beslag veel ten goede kan worden gedaan. Breuken
van het hoefbeen kunnen optreden en verloopen meest dwars door de binnen-
ste of buitenste helft van het been. De oorzaken hiervan zijn zuiver mecha-
nische stoornissen en aangezien de voorhoeven meer belast worden dan de
achterhoeven, komt straalbeensbreuk ook meer aan de voorhoeven voor.
Abnormaal sterke belasting van het straalbeen door verkeerd neerkomen
op den hoef, bij vallen of na springen is vaak de oorzaak. Ook kan een nagel-
tred, waarbij een spijker, schroef of ander scherp voorwerp in het straal-
been dringt, tot een breuk leiden. Voorbeschikkende oorzaken voor een
straalbeensbreuk zijn veranderingen van de peesvlakte, zooals dit bij een
hoefkatrolontsteking optreedt of wel eefi verzwakking van het straalbeen,
zooals die na nageltred kan ontstaan. Ook paarden, waarbij de zenuwsnede
verricht is en dus de hoef ongevoelig is geworden, staan gemakkelijker bloot
aan een breuk, daar het straalbeen in den regel ziek is en het hard neer-
komen op den hoef des te schadelijker werkt.

Als verschijnselen van een breuk van het straalbeen, ziet men in den regel
plotselinge hevige kreupelheid optreden, waarbij de voet rust op den toon
en niet doortreedt. Bij het strekken en draaien van het hoefgewricht, bij
drukken of kloppen op den straal of op de verzenen wordt hevige pijn op-
gewekt, soms ook treedt zwelling op in de balgroeve. In den regel is een
straalbeensbreuk reden om het paard te doen afmaken, daar genezingen

-ocr page 19-

vaak door vergroeiingen van de breukplaatsen met do buigpees een chronische
kreupelheid nasleept.

Van de beide vlakten van het straalbeen is de hoefgewrichtszijde zelden
ziek, doch wel de peesglijvlakte en deze ziekte noemt men dan ook de straal-
beenskreupelheid; niet alleen de kraakbeenvlakte is ziek, doch ook de slijm-
beurs en de pees lijden mede. De oorzaken van deze kreupelheid zijn ook van
mechanischen aard. Het meest lijden rij- en tuigpaarden er aan en wel door
te groote spanning van de buigpees bij springen, geforceerde ritten en bij
schoolrijden met hooge gangen.

Bij spitse hoeven is het gevaar grooter; te langen toon, lage verzenen,
te korte ijzers, stooten bij afwezigheid van kalkoenen, lange kooten, al deze
factoren werken voorbeschikkend.

Bij klemhoeven, waarbij het straalbeen klein en smal is, zal ook eerder
ziekte optreden dan bij groote, wijde hoeven. De verschijnselen uiten zich
in den beginne door een benauwden gang, vooral bij het omdraaien en keeren,
spoedige geneigdheid om te struikelen, bij rust het ontlasten van den hoef
door dezen vooruit te plaatsen en bij voortschrijding zal kreupelloopen
optreden. Het hoefbeslag speelt hier een groote rol en bij paarden die wat
den bouw betreft voorbeschikt zijn, zal men alles moeten vermijden wat
aanleiding geeft tot een sterk breken van de voetas naar achteren. Vertoonen
de paarden verschijnselen van straalbeenskreupelheid, dan zal men ijzers
met verdikte takken toepassen en lederen zolen met opvulsel.

Behalve de bovengenoemde afwijkingen van het straalbeen kunnen ook
nog woekeringen optreden op den bovensten en ondersten rand als gevolg
van abnormale rekkingen van de straalbeen-kootbeensbanden en van de
straalbeen-hoefbeensbanden. Het is dus van belang dat de hoefsmid op de
hoogte 18 van den aard der ziekte, in zooverre hij met een correct beslag de
ziekte èf kan voorkomen of wel lenigen.

ADVERTENTIEN.

Prima DolM smeedlioien

a f 21— per 1000 K G.

Vrij boord Amsterdam
of franco bergplaats Amsterdam.

i c. JANSEN amp; ZOON - AMSTERDAM.

TELEFOON 44523.nbsp;LIJNBAANSCRACHT I56d.

-ocr page 20-

HOEFIJZERS

gemerkt Z. V. zijn de beste. Op alle Tentoonstellingen hoogst
bekroond,
zijn niet duurder dan andere fabrikaten, doch
beslist beter» Zij worden in alle maten en modellen geleverd.
VRAAGT ZE UWEN LEVERANCIER OF RECHTSTREEKS AAN

DezeeuiusMaainsclieHoeM

H. KERCKHAERT
STOPPELDIJK

Vertegenwoordiger : FIRMA LEM EN VOSSEN, St. Maartenslaan 32,
------------- MAASTRICHT

-ocr page 21-

Redacteur: A. W. H e i d e m a te 's Gravenhage, Huygensplein ' 5
Uitgave van de Zuid-Hollandsche Boek- en Handelsdrukkerü, Wagenstraat 70, 's-Gravenhage

MAANDBLAD

15 Febr. 1928

ADVERTENTIEN
1—10 regels (breedte b^U cM.)f2.—,
iedereregel meerf 0.20. - Tarieven voor
contracten op aanvrage verllt;rUgbaar

ABONNEMENTSPRIJS

voor Nederland per jaar f 3.—
voor 't Buitenland per jaar f 4.—

INHOUD.

De 6 in 1928 geslaagde Onderwijzers in practisch hoefbeslag. — Het sneeuwbeslag. —
Verslag van de alg. verg. van rijks-onderw in hoefbesl. — Afbeelding van e^n langspan in
Marseille. — Ingezonden stukken. — Korte mededeelingen.— Persoverzicht. — Advertentiën.

T)E 6 IN 1928 GESLAAGDE ONDERWIJZEES IN PRAC-
TTSCH HOEFBESLAG.

Staande van links naar rechts: F. M. de Jong te Ouderkerk ajd. Amstel,
P. Vedder te Garderen, T. Schutter te Thesinge. Zittend van l. naar r.:
M. A. M. Der ka te Oudewater, J. G. van Mazijk te Lexmond en F. A.
H. Scheepers Mzn. te Heel.

-ocr page 22-

HET SNEEUWBESLAG.

Als de velden en wegen bedekt zijn met een tapijt van versch gevallen
sneeuw, is dit voor ons oog wel een schitterend gezicht, doch voor velen,
die zich daarin moeten bevinden om hun arbeid te verrichten, een allerminst
toegejuichte omstandigheid. Ook voor de paarden is dan geen gelukkige
tijd aangebroken. Het is toch een bekend feit, dat vooral vochtige sneeuw
zich gemakkelijk tusschen de ijzertakken en onder de zool ophoopt, vast-
getreden wordt tot een vasten klomp, die bij elke voortgezette beweging
door telkens nieuw aanklevende sneeuw grooter wordt. Gewoonlijk zijn
deze ingebalde sneeuwklompen kegelvormig. Zij bemoeilijken in hooge
mate de gangen van het paard, maken deze vaak onmogelijk en doen de
dieren soms neerstorten, waardoor meer of minder ernstige beleedigingen
kunnen ontstaan. Ook zien we meermalen, dat tengevolge van deze bemoei-
lijkte bewegingen gewrichts- en peesaandoeningen optreden.

Geen wonder dat men op middelen zon om het ballen van sneeuw te
voorkomen. Hierbij moest tevens rekening worden gehouden met het feit,
dat de normale functies van den hoef niet werden belemmerd.

In den loop der jaren zijn heel wat methoden aangegeven en toegepast.
Na het bovenstaande komt het daarom een beetje vreemd voor, dat er
toch niet altijd maatregelen tegen het ballen van sneeuw worden getroffen.
We zagen kortgeleden weer enkele voerlieden aan den weg staan, die genood-
zaakt waren de gevormde sneeuwklompen met geweld te verwijderen. Het
leek ons daarom niet ongewenscht de verschillende oplossingen van dit
vraagstuk weer eens onder de aandacht der lezers te brengen.

Algemeen bekend is het gebruik van zeep, olie. en vet, waarmede de onder-
vlakte van den hoef wordt besmeerd. Deze middelen helpen slechts voor
zeer korte afstanden. In bepaalde omstandigheden kan het zijn nut hebben
hiervan gebruik te maken. Voor enkele jaren lazen we in het „Zeitschrift
f. Veterinär kunde 1925, dat Depperich in dit verband proeven heeft
genomen met
harde paraffine, met gele was en met een mengsel van beide.
De hier bedoelde paraffine is goedkooper en heeft een lager smeltpunt
(42—44®) dan de gewone. Zij wordt in een komvormigen bak gesmolten
boven het smidsvuur. Daar de paraffine zeer licht vlam vat, moet er wel
aan worden gedacht een beschermende plaat op het vuur aan te brengen.
Dat smelten gaat gauw en de vloeibare toestand duurt ongeveer ^a
's Morgens dadelijk na het reinigen der hoeven worden de zolen en ook de
ijzers met de vloeibare paraffine bestreken. Er vormt zich dan een gestolde
laag van enkele millimeters dikte. Voor 10 paarden is ongeveer noodig
^/a—^li Liter vloeibare paraffine.

Bij de proef bleek, dat zich in stap een weinig sneeuw inbalde. Dit viel
er echter dadelijk weer uit, indien de paarden in een snelleren gang overgingen.
Minstens een uur werden de paarden in de sneeuw rondgeleid en de paraffine
liet niet los. Het deed er niets toe of de hoeven droog of vochtig waren.
Ook op stal bleef de paraffine aan de hoeven bevestigd. Gele was blijft even
lang vloeibaar als paraffine; zij stolt ook zoo gauw, maar ze wordt nooit zoo
vast. Haar werking tegen het inballen van sneeuw was dezelfde. Een mengsel

-ocr page 23-

van beide, bestaande uit ^ paraffine en was, gaf geen voordeelen boven
elk der twee afzonderlijk.

Vervolgens kennen we verschillende zolen, die niet alleen het ballen van
sneeuw zullen beletten, doch tevens voor andere doeleinden kunnen worden
gebezigd, b.v. om den schok te breken, om het uitglijden op gladde pla-
veisels tegen te gaan enz. In de eerste plaats mogen hier wel worden ge-
noemd de
guttapercha zolen van Downie en Harris. Deze kimnen uitstekende
diensten bewijzen, maar wegens den hoogen prijs is een algemeen gebruik
niet mogelijk.

De koefbuffer van Hartmann is een zool van caoutchouc, die niet als de
vorige aan den hoef wordt vastgeslagen, doch ten allen tijde tusschen den
hoef en het ijzer kan worden aangebracht. Dit geschiedt met een speciaal
daarvoor geconstrueerde tang, waarmede de buffer ook kan worden ver-
wijderd. Deze voldoet aan het hier beoogde doel, maar er zijn andere ver-
wisselbare zolen die goedkooper zijn.

Minder kostbaar b. v. zijn de gevlochten stroomMtjes, die ook een tijd in ons
leger zijn gebruikt. Het materiaal daarvoor is al zeer goedkoop en het ver-
vaardigen van deze matjes is zoo eenvoudig, dat iedereen, die het eenmaal
gezien heeft, de kimst verstaat. Ze werden door de militairen ook zelf ge-
vlochten, met stopnaald en touw stevig verbonden en naar de grootte en
den vorm der hoeven gemaakt. Tevens moest vooral op de dikte worden
gelet^ afhankelijk van de ruimte, die tusschen zool en ijzer bestaat. Deze
stroomatjes voldoen vrij goed. Wanneer ze goed zijn aangebracht, zitten ze
zeer vast en het gebeurt zelden dat ze verloren geraken. Ook het verwijderen
kost weinig moeite; met een stomp voorwerp licht men ze er gemakkelijk uit.
In stappende beweging pakt de sneeuw vast aap het stroo, maar bij overgang
m draf of galop laat zij dadelijk los. Om te voorkomen dat met de sneeuw
ook het matje loslaat, moet dit vooral zoo vast mogelijk worden aangebracht.

We kennen dergelijke matjes eveneens van boombasl gevlochten; deze
worden met lipjes tusschen de afhelling van het ijzer en de hoornzooi
bevestigd.

Verder zijn hoefbufïers in den handel gebracht, die gevlochten zijn uit
een
taaie vezelachtige stof. Zij worden op dezelfde wijze tusschen den hoef
en het ijzer bevestigd als het stroomatje en zouden beter weerstand bieden
aan uitwendige invloeden.

Volledigheidshalve en als bijzonderheid memoreeren we in dit verband
een
hoejinlegsel, dat in 1904 door L e c h n e r als nieuwigheid aangeprezen
en tevens als een uitkomst werd aangekondigd. Het drietal hier gereprodu-
ceerde photo's, overgenomen uit „Der Hufschmiedquot; XXII Jahrgang n®. 9,
geven een vrij duidelijk beeld van de eigenaardige en samengestelde con-
structie.

Pig. I stelt het geraamte van plaatijzer voor; het bestaat uit 3 deelen,
die door middel van een klinknagel C ten opzichte van elkaar beweeglijk zijn.

In fig. II 2ien we de bevestiging aan het ijzer, terwijl in. fig. III wordt
gedemonstreerd op welke wijze gevlochten stroo, zeegras, jute, fijne houtwol
e. d. er om heen worden gewonden.

Niet alleen tegen het ballen van sneeuw, doch ook in alle gevallen, waarin

-ocr page 24-

Fig. 1nbsp;Fig. 2nbsp;Fig. 3

kostbare gummizolen gebruikt plegen te worden, zou dit hoefinlegsel aan te
wenden zijn. De bekende Duitsche hoefbeslagdeskundige Lungwitz
heeft er echter dadelijk een vernietigend oordeel over uitgesproken. Hij
noemde deze hoefbufïer gecompliceerd en ook niet van alle gevaar ontbloot.
Dan zijn er meer eenvoudige en goed werkende zolen, die goedkooper zijn.
Ten slotte acht hij een bevestiging door middel van schroefkalkoenen niet
practisch en niet stabiel genoeg. Dit laatste kunnen wij echter niet onder-
schrijven, hetgeen trouwens blijkt uit het sneeuwbeslag, dat den laatsten
tijd in ons leger met succes wordt toegepast. Hierop komen we dadelijk nader
terug.

Voor enkele jaren zijn in het Duitsche leger proeven genomen in hoeverre
het
ijzer van Stark-Outher in dit opzicht practisch bruikbaar moet worden
geacht. Vrijwel algemeen was men van oordeel, dat hiermede het ballen
van sneeuw niet wordt verhinderd. Dit oordeel dekt zich met de negatieve
resultaten in de negentiger jaren van de vorige eeuw verkregen, toen proeven
zijn genomen om door het niet besnijden van de zool het ballen van sneeuw
te voorkomen.

In het Nederlandsche leger werden voor den grooten oorlog guttapercha
zolen
als sneeuwbeslag gebruikt. De aan de korpsen in den vorm van platen
van 1 c. M. dikte en berekend tegen een gemiddeld gewicht van 0.30 K. G.
per paard verstrekte guttapercha werd door hunne zorg verwerkt tot zolen
in 4 tailles voor verschillende grootte van hoeven. Voor het maken van deze
zolen werd van de 4 verschillende tailles van hoeven een model in carton
gemaakt, dit op de platen gelegd, met potlood nagetrokken en met een scherp
mes uitgesneden. De cartonnen modellen moesten, den straal vrijlatende,
den binnenkant van het ijzer raken en van achteren goed in de steunsel-
hoeken sluiten. De afvallende stukken gutta-percha werden in warm water
weer tot een geheel vereenigd en op een steenen of ijzeren plaat opnieuw
op de vereischte dikte uitgerold. De gutta-percha kon onder ieder model-
ijzer worden aangebracht, mits de afhellende vlakte goed was gemaakt. Vóór
het onderleggen der zolen werd de hoef goed gereinigd. De gutta-percha
zolen werden nu in warm water gelegd tot ze geheel week waren; daarna

-ocr page 25-

werden ze op den hoef gebracht en met de vingers langs den rand goed aan-
gedrukt, vooral in de steunselhoeken.

Vóór het uitrukken moest de gutta-percha eerst zijn afgekoeld, b.v. door
met sneeuw te wasschen.

In het belang der hoeven was het wenschelijk de zolen niet dan bij groote
noodzakelijkheid langer dan drie achtereenvolgende dagen onder de voeten
te doen blijven. De hoeven moesten daarna goed worden af ge wasschen.
Dezelfde zolen waren na verwarming opnieuw te gebruiken. In plaats van
gutta-percha wordt ook
kurkkit, een mengsel van hoefkit met kurkstukjes,
gebezigd.

De gutta-percha zolen zijn nog tot heden in gebruik gebleven bij de
paarden van de Koninklijke Marechaussee, doch in het leger zijn ze bij het
begin van de mobilisatie vervangen door
platen van gegalvaniseerd ijzer.
Wie hiertoe het initiatief heeft genomen, is ons niet bekend, doch als geheel
nieuw kan deze methode niet worden aangemerkt. In ,,De Hoefsmidquot; van
1897 vonden we tenminste een berichtje, dat Pa q uier te No von het
ballen van sneeuw op de volgende wijze tegengaat. Een gewoon ijzer wordt
ondergelegd, maar de nagelkoppen verdwijnen geheel in de rits. Nu wordt
er met 4 schroef kalkoenen een glad stuk plaatijzer aangebracht en de ruimte
tusschen zool, straal en plaat opgevuld met in teer gedrenkte jute of vlas.
Zoo'n plaat verhinderde het ballen van sneeuw, indien zij glad bleef en
niet door roesten haar gladheid verloor.

Wel worden de zolen van gegalvaniseerd plaatijzer, die tegenwoordig

voor de legerpaarden worden gebruikt, eenigs-
O • i
nbsp;q\ zins anders bevestigd, maar zij berusten verder

op het zelfde principe. Na eerst in den toon
tusschen hoefzool en ijzer te zijn gestoken, ge-
schiedt de bevestiging aan het uiteinde der
takken met de
schroef kalkoenen. Deze plaat-
ijzeren zolen worden in 6 verschillende tailles
verstrekt. Naarmate ze bestemd zijn voor een
voor- of een achterbeen zijn ze in den toon
afgerond of meer spits van vorm.

Zeer practisch is de zoo langzamerhand
ingeburgerde gewoonte om de zolen in
tweeën te knippen en de beide helften door een klinknagel (fig. 4 A)
te verbinden. Aldus ziin de zolen voor verschillende voeten gemakkelijker
passend te krijgen en kunnen zij meerdere jaren achtereen voor hetzelfde
paard worden gebruikt. Er moet echter wel om worden gedacht, dat de
t»eide heKten elkaar over een voldoende breedte bedekken, want dat gedeelte
heeft juist het meest te dragen. We zien anders spoedig een doorbuigen en
inscheuren ter plaatse van den klinknagel.

De laatstgenoemde methode om het ballen van sneeuw te voorkomen
is al zeer eenvoudig en ook goedkoop. Zonder veel moeite kan iedereen een
dergelijk sneeuwbeslag aanbrengen. We zouden dan ook gaarne zien, dat het
eveneens in de burgermaatschappij algemeen ingang mocht vinden.
Dec. 1927.nbsp;Dr. C. Brands.

Fig. 4A

-ocr page 26-

VERSLAG VAN DE ALGEMEENE VERGADERING DER
VEREENIGING VAN
RIJKS-ONDERWIJZERS IN
PRACTISCH HOEFBESLAG,
gehouden te Utrecht 28 Jan.

De voorzitter opende de vergadering met een woord van welkom tot de
opgekomen leden, schetste den toestand van 1927 en merkte op dat wij de
technische zijde van het vak hoog hebben te houden en dit te toonen door

wedstrijden enz.nbsp;.nbsp;.

Sommige onderwijzers hebben zitting in de commissies. Dit is een
groot voordeel. Het practisch gedeelte moet worden gegeven door practische
menschen. Het aantal cursussen wordt steeds grooter en drmgt tot alle
hoeken door. De voorzitter wijst er op, dat de leden der B. S. P. N. dit
hoofdzakelijk moeten bevorderen. Sinds het instellen der Examen-Commissie
is steeds een groote verandering ontstaan in het examen zeK. Hij wijst
tevens op de voorbereidende cursussen, daar steeds gebleken is, dat de
cursisten geen ijzers kunnen maken, die aan behoorlijke eischen voldoen.

De notulen der vorige vergadering werden na lezing onveranderd goed-
gekeurd.

Ingekomen was een schrijven van den heer Geurs te Leerdam, en een
brief van den heer Tangelder uit Duiven verhinderd te zijn de vergadermg
te komen bijwonen. De heer Geurs lichtte zijn schrijven nader toe en schetste
wantoestanden, ontstaan doordat sommige smeden onder zekere pressie
werken voor lageren prijs. De Voorzitter antwoordt, dat zulke menschen
hun eigen zaak bederven door slecht werk te leveren en dat de onderwijzers
nog devakkundigenzijn, die den prijs op peil houden. Hij zegt tevens, dat
het zeer moeilijk is en blijft om controle uitte oefenen. Hierover ontstaat een
uitvoerige discussie. De
heer van Angeren Jr. zegt: Als de prijs vastgesteld
wordt dan moeten die menschen wel knoeien, de smeden zijn zelf te iaks^
De heer Schieman wenscht geen dwangmaatregelen. De heer
Geurs betitelt
de onderwijzers als „Eerste Hulp bij Ongelukkenquot; en wenscht die hulp
betaald te zien, - de heer Rompelman zegt, dat geen smid het hoefsmi Jvak
zou moeten mogen uitvoeren, indien hij niet in het bezit was van een Rijks-
diploma. Dit vond algemeen bijval, zoodat hierdoor weder werk voor het
Bestuur kwam om deze zaak aan het rollen te brengen.

Hierna werd door den Secretaris het jaarverslag uitgebracht over 1927.

Daarna werd overgegaan tot de verkiezing van een Bestuurslid. Uit-
gebracht 42 stemmen. Hiervan verwierven de heeren Ritsema 27, Schieman
10 en Koelman 2 stemmen, zoodat de heer Ritsema met groote meerderheid
herkozen werd en genegen bleek de oude plaats weer m te nemen.

De Penningmeester, de heer Huitink, deed rekening en verantwoordmg
over 1927 De Kascommissie zag de Rekening na. Inkomsten f2oI.79,
uitgaven f 155.58, batig saldo f96,21. Den penningmeester werd dank
gezegd voor zijn trouw beheer. De Rekencommissie over 1928 zal bestaan
uit de heeren Hagen, Schölte en Boesveld. - De vergoeding voor de reis-
kosten kwam ter sprake. Besloten werd de kosten boven de f 6 te vergoeden,
hetgeen door den Penningmeester meestal ook werd gedaan.

-ocr page 27-

De heer Vossers bracht verslag uit namens de Commissie voor de Voor-
bereidende Cursussen. Tweemaal is deze Commissie bijeen geweest. Een
concept-bewijs werd voorgelezen, wat ieder duidelijk bleek te zijn. De heer
Koelman las uit een blad eenige zmsneden voor, die het tegendeel mhielden
en kon zich er alleen mee vereenigen als de Onderwijzers zelf de lessen gaven.
De Voorzitter gaf hierover breedvoerig inlichtingen, waardoor de heer
Koelman bevredigd was. De lesgelden werden besproken. De heer Geurs
wenschte geen geknibbel op de lesgelden. De voorbereidende cursus te Middel-
burg werd het mikpunt. De Voorzitter zei, dat Middelburg wat hard van
stal is geloopen. Ook de heer Boesveld las een stukje uit een blad voor.
Daarin stond lesgeld f 6 per cursist en leeftijd 18 jaar. Al deze zaken werden
van uit het Bestuur nader toegelicht. De heer de Jong wenschte, dat het
Bestuur er goed achteraan zou zitten, zoodat het verplichtend zou worden
deze cursussen te volgen. De heer Vossers lichtte deze zaak nader toe. Wat
de Middelburgsche zaak betrof, de heer Schieman bracht in het midden,
dat deze heeren het zoo ingericht hadden voor de hooge kosten.

De heer Huizinga wenschte, dat een z.g. bewijs van vaardigheid en be-
kwaamheid zou geteekend worden door den Onderwijzer zelf. — Wat punt 10
der Agenda betrof, deelde de heer Rompelman zijn ervaring mede over
scherp beslag op kunstwegen. Naar zijne meening voldeden beitelstiften
nog het beste, die nog wel betonwegen benadeelen, maar asphaltwegen
absoluut niet. Hierover werden verschillende meeningen geuit. De heer
Breukink zeide nog even de woorden tewillen gebruiken van een Edelachtbare,
die uitspraak had gedaan in zoo'n soort zaak (de wegen moeten gemaakt
worden naar het paard, maar niet omgekeerd het paard naar den weg).
De heer Geurs zegt verder, dat hij gelezen heeft, dat er platen zijn wat
betreft de aansprakelijkheid van derden over het paard. De heer vanAngeren
wenschte, dat bij het 25-jarig bestaan der B. S. P. N. een afgevaardigde

zou worden gezonden vanwege onze vereeniging. —Hierna werd gepauzeerd.

*

Bij heropening der vergadering waren alle leden tegenwoordig in het
„Instituut voor Hoefkundequot; om de demonstratie bij te wonen betreffende
het vraagpunt of door het aanbrengen van kalkoenen de belasting der
achterste hoefhelft wordt vergroot of verkleind. Door de heeren Kerckhaert,
Schieman en Dr. G. M. van der Plank werd daarover het woord gevoerd,
welke besprekingen alle nader in „De Hoefsmidquot; zullen worden vermeld.
De zes pas geslaagde onderwijzers traden alle als lid tot onze vereenigmg toe.

De Voorzitter sloot onder dank de vergadering met de opmerking: kleine

oorzaken hebben soms groote gevolgen.

H. van Waasbergen, Secretaris.

In aansluiting met het verslag der vergadering, waarin naar voren is
gekomen het
overlangs-beitelvormige scherp-beslag ten einde het wegdek zoo
weinig mogelijk te beschadigen, volgt een beknopt overzicht van het be-
sprokene over den invloed der kalkoenen ten opzichte van de belasting
der verzenen.

Het hoofd-resultaat is dat bewezen werd: bij een normalen stand wordt

-ocr page 28-

de belasting der verzenen grooter als deze geleidelijk worden verhoogd
terwijl de toon op dezelfde plaats wordt gelaten. De heer Vossers heeft hier-
voor een knnstig uitgedacht toestel gevonden, de heeren van .^ngeren en
Bolder geheel afzonderlijk van den heer Vossers eveneens, en de heer Dr.
G. M. van der Plank heeft verder het feit op ingenieuze wijze weten te de-
monstreeren. De afbeeldingen van genoemde toestellen zullen in een vol-
gende afievering worden opgenomen en toegelicht.

De heeren Kerekhaert en Schieman hebben hun standpunt uiteengezet
en het is een succes van beteekenis dat de heer Schieman, in afwijking met
de vroegere bestaande opvatting, gelijk heeft gekregen. Men moet|natuurlijk
niet te ver gaan in zijn gevolgtrekkingen doch een proefondervindelijk vast-
gestelde grondslag is thans aanwezig en hierop zal verder worden gebouwd.
Een volgend jaar zal het punt wel opnieuw ter sprake komen. Het is zeer
waarschijnlijk dat terwijl de verzenen worden verhoogd de stand in de
gewrichten van den ondervoet door het paard worden gewijzigd en een
meerdere doorzakking wordt verkregen. Het bewijs is echter nog niet gele-
verd dat deze wijziging van blijvenden aard is en ook in beweging blijft
bestaan. Verdere proeven zijn derhalve nog noodzakelijk. Intusschen onze
gelukwenschen aan den heer Schieman met de bekroning van zijn scherp
inzicht.nbsp;Red.

Bovenstaande afbeelding, ons welwillend door □ toegezonden,
toont hoe in Marseille zware vrachten door paarden,
met vlakke ijzers beslagen, ook over steil oploopende
straten worden verplaatst.

INGEZONDEN STUKKEN

(imchte, Redactie!

In „De Hoefsmidquot; van 15 Jan. j.1. worden door Dr. C. Brands en den
heer □ eenige beschouwingen gewijd aan de lederen randjes.

De heer □ schrijft hierover o. m., dat leer niet tot de veerkrachtige
stoffen behoort, althans niet zoo veerkrachtig is, dat dit schokbrekend
zal werken. Als verdere nadeelen noemt hij dan het omhoog komen der
nieten, met als gevolg losse ijzers. Wanneer wij gebruik maken van leeren
randjes of zolen, zal dit altijd geperst of geklopt zoolleer moeten zijn, en

-ocr page 29-

zal, Olli zooveel mogelijk loswerken der ijzers te voorkomen, inderdaad de
uiterste grens van samendrukbaarheid zooveel mogelijk moeten zijn bereikt.

Zooals de heer □ ook juist opmerkt, zal er van veerkracht als zoodanig

dan ook geen sprake meer zijn.

Alvorens de leeren randjes verder te bespreken, dienen wij even stil te
staan waarvoor en wanneer deze gebruikt worden.

10. Bij paarden waarvan de hoornwand om een of andere reden te kort is
geworden. (Hier dient het dus alleen als middel om den hoornwand te
verlengen).

20. Bij paarden, die op harden bodem gevoelig loopen.
Nu zult u zeggen,
juist, maar door het geklopte leer is de veerkracht ver-
dwenen, en heeft zoo'n randje geen nut meer!

Er is hier dan ook van iets anders sprake dan van veerkracht, namelijk
de trilling of zoo u wilt het daveren van het ijzer op den harden bodem wordt
gedeeltelijk gesmoord in den leeren rand. Probeert u eens met een staafje
ijzer op een klinker te slaan. Vermoedelijk voelt u dan een zware trilling
in de hand. Wanneer u echter een stuk zoolleer op den steen legt, en u slaat
nogmaals met dezelfde kracht, dan voelt u dat de trilling niet zoo intens is
als de eerste maal.

Hetzelfde gebeurt ook met den beslagen hoef. Wanneer het paard over
den harden bodem loopt, en voornamelijk in draf, zullen de trillingen zich
direct overplanten van het ijzer op den hoef. Wanneer er echter tusschen
hoef en ijzer een leeren rand of zool ligt, zal deze de trilling gedeeltelijk
in zich opnemen.

M. i. is dit dan ook zeer goed aan te nemen, daar, niettegenstaande blijkt
dat leer bijna niet veerkrachtig is, toch zulke goede resultaten verkregen
worden. Denk b.v. aan paarden met verbeend hoef kraakbeen, welke naast
een ijzer met verbreeden buitentak een leeren randje krijgen. Aan paarden
welke geleden hebben aan hoefbevangenheid, welke na hersteld te zijn en
weer normaal beslag onder kregen, een vlotteren gang vertoonden met een
leeren zool dan wanneer dit beslag zonder zool- toegepast werd.

Niet genoeg kan er dan ook op gewezen worden, dat goed stevig zoolleer
dient te worden gebruikt, en niet verondersteld moet worden, dat met het
aanhalen der nagels het leer wel geperst wordt. Dit zou natuurlijk erg pijnlijk
zijn voor het paard; in dit geval, hoe lichter hamerslagen hoe beter.

ilÄ^e», 23 Jan. 1928.nbsp;H. Hu ijs man.

Onderwijzer-hoefsmid.

Dl ERENBESCHERMING.

Naar aanleiding van het hierover in de voorgaande aflevering geschrevene
wil ik als mijne meening mededeelen dat het onbehoorlijk is te achten om een
])roces-verbaal op te maken tegen het gebruik van een praam in de smederij,
daar dit middel in sommige gevallen bij lastige paarden doelmatig is te achten.

Iets anders is het wat het coupeeren betreft. Hierdoor worden heel wat
dieren in de onmogelijkheid gebracht om 's zomers zich van de hinderlijke
vliegen te bevrijden.

Puiven.nbsp;J. A. Tan ge ld er.

-ocr page 30-

KORTE MEDEDEELINGEN.

Cursus voor a. s. onderwijzers in practisch hoefbeslag. Voor
het 3 Febr. j.l. gehouden vergelijkend toelatingsexamen te Utrecht hadden
zich 16 hoefsmeden met Rijksdiploma aangegeven. 13 hoefsmeden namen
aan het examen deel. De zes toegelatenen zijn: J. G. Berkhof te Vriezen veen,
Chr. L. Diels te Dreumel, J. ten Hove te Markelo, P. te KLsrk te Putters-
hoek, G. J. Prins te Ede (wachtmeester-hoefsmid) en G. J. Veenhuis te
Huissen.

—nbsp;Oldenburg en Oost-Friesland. Deze week hadden de voorjaars-
hengstenkeuringen in Oldenburg en Aurich plaats. Het hoefbeslag maakte
daar een minder goeden indruk dan voorgaande jaren. In Oldenburg
worden de hoeven dikwijls iets te klein gemaakt. In Aurich waren ver-
scheiden hengsten te lang in den toon gelaten.

—nbsp;Overleg tusschen werkgevers en werknemers is altijd aangewezen
en kan bestaande moeilijkheden opheffen. In de Afd.Woerden—Oudewater
vonden de landbouwers dat de prijzen van het hoefbeslag te hoog waren.
Door een gepleegd overleg tusschen de landbouwers en den Bond van
Smeden-Patroons, gesteund door den Nijverheidsconsulent, zijn gerezen
moeilijkheden tot een bevredigende oplossing gebracht.

_ Hippos. Tot directeur van de N. V. Nieuwe Nederlandsche Hoef-

ij:4erfabriek Hippos te Dordrecht is benoemd Ir. W. L. van Voorst Vader^
sedert eenige maanden reeds met de leiding der zaken belast.

—nbsp;Politie-waarneming. Bij de behandeling van een strafzaak voor de
rechtbank te Rotterdam (Jan.), waarbij een landbouwer verdacht bleek van
diefstal van bieten, had de politie bevonden dat in het bietenland een spoor
voorkwam van een paard voorzien van een hoefijzer waarin een nagelgat
zonder nagel moet zijn geweest. Dit spoor leidde naar den stal van beklaagde.

PERSOVERZICHT.

— G O r s i deelt een geval van ontsohoening bij een ezel mede dat goed
afliep. Nadat al het geronnen bloed en de gekneusde weefseldeelen ver-
wijderd waren, werd een stevig drukverband aangelegd dat voortdurend
werd vochtig gehouden met een sublimaatoplossing van 1 op 1000. Reeds
na 14 dagen was de hoorn vorming begonnen zonder dat zich meer etter-
vorming voordeed. Vier maanden na het ontschoenen kon de hoef met een
aluminium-ijzer worden beslagen en werd de ezel in de weide gedaan en niet
veel weken daarna kon het werk worden hervat. Bij het paard is het ont-
schoenen een hooge zeldzaamheid, bij den ezel en het muildier echter niet,
daar hier een cylindrische hoefvorm bestaat en een hoef die vaak aan den
draagrand nauwer is dan aan den kroonrand. Bovendien is het getal hoornige
plaatjes bij een ezel veel geringer dan bij het paard.nbsp;G. H.

-ocr page 31-

— In de November-aflevering van de „Schweizer Hufschmiedquot; geeft
Dr. H. Heusser te Zürich een zeer belangrijk artikel met vele illustraties
over „Nieuws omtrent het hoef mechanismequot;, waarbij hij tot de volgende
slotstellingen komt:

l». Dat op het hoefbeen een vertikale drukkracht wordt uitgeoefend als
resultanten van den druk door de beenderen voortgeplant en van de werking
van de pees van den hoefbeenbuiger, welke druk door de wandlederhuid
als verticale trekkracht bijna uitsluitend op de voorste helft, dus op het
toongedeelte van den hoornwand wordt overgebracht;

2quot;. dat de bevestiging van het hoefbeen aan den hoornwand dermate
soliede is, dat per c.M.^ doorsnede een trekkracht van 25 K. G. noodig is
om een loslaten van deze verbinding te bewerkstelligen en dit, over de geheele
buitenvlakte berekend, een kracht van 1500 K. G. bedraagt;

3®. dat het hoefmechanisme niet berust op een mechanisch uit elkaar
persen van de hoefkraakbeenderen door den straal en tengevolge van een
in den hoef drukken van het kroonbeen bij de belasting doch geheel en al
veroorzaakt wordt door het ophangen van het hoefbeen, hoofdzakelijk aan het
toongedeelte en voor een deel ook aan het zijgedeelte van den hoornwand;

4quot;. dat de bewegingen van den hoornwand bij het belasten en weder ont-
lasten van den hoef op gemakkelijke wijze kunnen worden gedemonstreerd
door gebruikmaking van een hiervoor geconstrueerd model.

ADVERTENTIE W.

Hoef- en Wagensmid

bekend met autogeen snijden en branden, zoekt betrekking.

Brieven onder letter T. J. 461, Anzeigendienst Arntz, Essen,
Huissenallee 21.

Rijksdiploma als Hoefsmid

Het Voorjaarsexamen 1928 zal gehouden worden in de maanden
Maart—Mei. Schriftelijke aanmelding vóór 8 Maart a.s. aan den
Secretaris der Examencommissie Dr. U. H. J. Gallandat Huet,
Regentesselaan 14 te Amersfoort, onder overlegging van een bewijs,
dat een tweejarige hoefbeslagcursus is gevolgd, of voor 1 Juli 1919
een diploma als hoefsmid is behaald.

Aan de Leiders van Cursussen wordt beleefd verzocht opgave te
willen doen van namen, voornamen en adressen hunner leerlingen,
die aan het examen deelnemen en hunne medewerking te willen verquot;
leenen, dat voor den aanvang der examens de benoodigde stukken bij
den secretaris worden ingeleverd.

Het examengeld bedraagt f5.— en moet bij den aanvang van het
examen worden voldaan.

De Commissie belast met het afnemen van het
examen ter verkrijging van een Rijksdiploma
als hoefsmid.

-ocr page 32-

B. A. LUYKX

Telefoon 46080

li Ine Nederlandsche HoetijzertÉiek

„HIPPOS''

DORDRECHT
Direct uit voorraad leverbaar:
Winterijzers model A, wijden stand der toonnagel-

gaten, ook Twentsch model genoemd.
Winterijzers model B, met afgebroken rits en twee
stampgaten.

Zomerijzers met rits of met stampgaten, met of
zonder kalkoenen, in dikten

7/16quot;, 1/2quot;, 9/16quot; en 5/8'.
Alle zuiver linksche en rechtsche modellen volgens

den normalen hoef.
Waar niet vertegenwoordigd, direct van de fabriek
te betrekken.

Amsterdam
Hekelveld 16

HOEFIJZERS

HOEFNAGELS

HELLER HOEFRASPEN
Alle artikelen voor Hoefbeslag.

-ocr page 33-

' /

15 Mrt. 1928

MAANDBLAD

ABONNEMENTSPRIJS
VOOP Nederland per jaar f 3.—
voor 't Buitenland per jaar f 4.—

Redacteur: A. W. Heidema te 'sGravenhage, Huygensplein 5
Uitgave Van de Zuid-Hollandsclie Boellt;- en Handeisdrukkerü, Wagenstrayl j?^ ■'s-jOcaveohag^

INHOUD.

De hereden officieren en het hoefbeslag. — Worden de verzenen meer ------

liet aanbrengen der kalkoenen'; — Verslag van het eindexamen van den cursus .
van onderwijzers in practisch hoef besla« te ITtrecht in 1928. — Holland op zin
Ingezonden stukken. — Persoverzicht. — Advertentiën.

U J HKCTHT.

DE BEREDEN OFFICIEREN EN HET HOEFBESLAG.

Onlangs ontving ik van een gewezen Cavalerie-Officier naar aanleiding
van een mijner artikelen een uitvoerig schrijven, waaruit ik enkele gedeelten
hier wil weergeven.

Na te hebben herinnerd aan den tijd, toen. de schrijver als cadet mijne
lessen volgde, verwijst Z. W. E. G. naar de in mijne artikelen verkondigde
meening, dat de landbouworganisaties zooveel mogelijk moeten bijdragen
tot de bevordering van het hoefsmidsvak en zegt daaromtrent: ,,Dit nu,
„is mij uit het hart gegrepen. Ik reis het geheele jaar bijna alle concoursen
,,af — vooral ten plattelande; ik moet dikwijls als jurylid optreden en heb
„menigmaal tot mijn groote teleurstelling moeten constateeren, dat vele
,.dorpen geen goede hoefsmid meer hebben. De gevolgen zijn niet te overzien,
,,want de jonge boeren hebben er ook geen of weinig verstand van en worden
,,van zoo'n smid niet veel wijzer. Gevolg: slecht beslag en slechte hoefver-
,,zorging en daardoor beengebreken, achteruitgang in handelswaarde en
,,daardoor weer verdwijnen van de animo.

,,0m deze debacle te voorkomen is een krachtige propaganda beslist
,,noodzakelijk.quot;

Het is geen persoonlijke ijdelheid, die mij deze regelen deed overnemen in
dit artikel, maar een dankbaar besef, dat het uitgestrooide zaad althans hier
in zeer vruchtbaren bodem is gevallen! Maar tevens ter waarschuwing een
stem uit de praktijk, die ons met bezorgdheid vervult! Ook hier weder een
bewijs, hoe de goede smeden van weleer zijn vervangen door halve krachten,
die als slachtoffers van hun tijd —^te veel gebruik van machinaal beslag —
hun vak hebben verleerd en door gebrek aan werkelijke en deskundige be-
langstelling de prikkel missen om goed werk te leveren.

De bereden officier kent deze omstandigheden en weet de gevaren, welke
hier dreigen. Want bij zijne opleiding aan de Kon. Mil. Academie en ook later

, r.ER

RIJKSUI\HVEf?SlTEn

r of minder belast door

m

-ocr page 34-

van de theorie: door verhooging van de achterste hoefheKt komt de druk
meer op den toon en worden de verzenen ontlast. Verder dat toen door hem
is toegezegd, de juistheid van deze theorie in K.G. uit te drukken.

Hierin is spreker echter niet geslaagd. Wel kan nu het omgekeerde bewezen
worden. Alléén wanneer wij aannemen, dat na verhooging van de achterste
hoefhelft de ondervlakte van het kroonbeen sterk tegen het kroonuitsteeksel
van het hoefbeen (voorzijde van de gewichtsvlakte) drukt, gevende bere-
keningen een zwaarderen druk op den toon aan. Naar sprekers meening is
dan echter de spanning in de banden, gelegen op de voorvlakte van het hoef-
gewricht, zóó groot, dat deze dit onmogelijk kunnen verdragen. Op grond
hiervan en op grond van de practische ervaring, dat hoeven met zwakke ver-
zenen, die na het aanbrengen van een goed beslag zeer verbeterd waren,
doch na eenige beslagen met kalkoenijzers steeds weer verslechteren,terwijl
dan toch het gunstige resultaat behouden moest blijven, is spreker sterk
gaan twijfelen aan de juistheid van de tot heden aangenomen theorie. Na

grondige theoretische studie over dit onderwerp is gebleken, dat de verzenen
zwaarder belast worden na verhooging van de achterste hoefhelft. Hierover
zijn in De Hoefsmid reeds mededeelingen gedaan.

Om echter absolute zekerheid te hebben is toen het denkbeeld gerijpt,
om door middel van een eenvoudig toestel aan te toonen, wat of wij als juist
kunnen aannemen.

Dit toestel zien wij afgebeeld in fig. T. Het geheel bestaat uit een drie-
tal platen waarvan de middelste plaat met een paar tapbouten draaibaar
is aan de grondplaat. Tusschen de middelste en bovenplaat bevinden zich
zes gummiblokken, drie aan den voorkant en drie aan den achterkant.
Wordt nu het paard met een voorvoet op de bovenplaat gezet en de andere
voet opgetild, dan worden deze gummiblokken samengeperst. De toon
van den hoef bevindt zich dan in de hartlijn van de tapbouten. Het hoek-
pimt van den toon blijft dus evenals bij gebruik van kalkoenen op de zelfde
plaats. Het omhoog draaien geschiedt door middel van de op de foto zicht-
bare ratelsleutel.

Bij dit toestel wordt gebruik gemaakt van de elasticiteit van de gummi-
blokken.

-ocr page 35-

Worden dus de
toon of de verzenen
zwaarder of lichter
belast, dan zullen
de voorste of ach-
terste gummiblok-
ken resp. meer in-
drukken of weer
terug veeren.

Het verschil in
belasting wordt aan
gegeven door een
aan den zijkant van
het toestel aange-
brachte aanwijsin-
richting. Nadat het
paard met één voor-
voet op de boven-
plaat is geplaatst,
worden de schroe-
ven van de boven-
plaat ingedraaid.
Deze komen dan
ieder te drukken op
een nok, die een asje
doet draaien. Aan
deze asjes bevinden
zich kwadrantjes
met gefraisde tan-
den, die op htm beurt weer een tweetal tandwieltjes, welke zichaehter de wij-
zers bevinden,'in beweging brengen. Bij voldoende indraaien van de schroeven
komen de wijzers op het nulpunt van de graadverdeeling op de wijzerplaten.

Daarna wordt met de rat«lsleutel de schroefbout ingedraaid en komt
de hoef evenals bij een kalkoenijzer op een hellend vlak te staan. Bij zwaar-
dere belasting van den toon draait de wijzer naar rechts, bij ontlasting naar
links, terwijl dit aan de verzenen juist omgekeerd is. Met verschillende
paarden zijn proeven genomen. Steeds gaf echter dit toestel aan, dat de
druk op de verzenen grooter wordt, wanneer men de verzenen verhoogt.
Bij enkele paarden was de uitslag van de wijzers zelfs 60quot;.

Zet men het paard wat onder zich, zooals in de laatste periode van het
steunen, dan is het verschil nog gróóter dan bij loodrechten stand. Duidelijk
komt uit, dat met eenzelfde bedrag de toon ontlast wordt als de verzenen
zwaarder belast worden.

-ocr page 36-

VERSLAG VAN HET EINDEXAMEN VAN DEN CURSUS VOOR
OPLEIDING VAN ONDERWIJZERS IN PRACTISCH HOEF-
BESLAG TE UTRECHT in 1928.

De commissie belast met het toezicht op het afnemen van het examen
van de deelnemers aan den in 1927 gehouden Cursus voor opleiding van
onderwijzers in practisch hoefbeslag, gehouden in het instituut voor hoef-
kunde aan de Rijks-Universiteit te Utrecht, benoemd door den Minister
van Binnenlandsche Zaken en Landbouw bij besluit van 7 December 1927,
heeft de eer Uwe Excellentie het volgende verslag uit te brengen.

Een vergadering ter voorbereiding van het examen achtte de Commissie
niet noodig, daar de regeling van het vorige jaar alleszins voldoende was
gebleken, zoodat geen wijzigingen behoefden te worden aangebracht.

Het examen ving aan Donderdag 26 Januari des namiddags 1.30 uur en
had vervolgens plaats op Vrijdag 27 en Zaterdag 28 Januari 1928.

De zes aangegeven candidaten, te weten: M. A. M. Derks te Oudewater,
P. M. de Jong te Ouderkerk a. d. Amstel, J. G. van Mazijk te Lexmond,
F. A. H. Scheepers Mz. te Heel, T. Schutter te Thesinge en P. Vedder te
Garderen, waren allen opgekomen.

Achtereenvolgens werden behandeld:

a.nbsp;Theorie, waarvoor voor ieder 40 minuten werd besteed. Hierbij werd
mede gelet op het vermogen van den candidaat om zijn kennis aan anderen
mede te deelen. Dit bleek bij allen voldoende het geval te zijn, en bij J. G.
van Mazijk te Lexmond in het bijzonder.

b.nbsp;Praktijk: op Vrijdag 27 Januari 's voormiddags: 1®. het beoordeelen
van een paard met het oog op het beslaan van den hoef en het besnijden
van dien hoef;
2quot;. het vervaardigen vaji een paar ijzers, waarvan één bestemd
voor dien hoef; 3quot;. het beslaan van dien hoef.

Vrijdag des namiddags 2 uur: Het vervaardigen van een modelijzer.

Zaterdag 28 Januari 's voorniiddags: beslaan van een abnormalen hoef en
het vervaardigen van het daarvoor bestemde ijzer.

Er werd, wat het practisch gedeelte betreft, over het algemeen vrij vlug
gewerkt; terwijl het geproduceerde, behoudens een kleine aanmerking die
steeds op menschenwerk is te maken, alles de scherpste beoordeeling kon
weerstaan. Waar tegenwoordig het fabriekmatig maken van hoefijzers
(massa-productie) hoe langer hoe meer aan de orde is, ware het te wenschen,
dat de fabrikanten het hier gemaakte tot voorbeeld konden nemen, althans
konden bezichtigen.

Van de commissie van toezicht waren ditmaal slechts twee leden aan-
wezig, daar de heer de Vries plotseling verhinderd was geworden en de eenige
plaatsvervanger, de heer P. van Kempen te Echt, op het laatste oogenblik
opgeroepen, zich niet zoo spoedig uit zijn ambtsbezigheden kon los maken.
Het komt ons dan ook gewenscht voor, dat bij een volgende gelegenheid
het aantal plaatsvervangende commissieleden met twee worde uitgebreid en
van één op drie gebracht.

Ten slotte zij vermeld, dat na afioop van liet examen op Zaterdag 28 Janu-
ari, de commissie van toezicht volkomen kon meegaan met het oordeel der

-ocr page 37-

beeren, die den cursus geleid hebben en tevens het examen afnamen, om
aan alle examinandi het diploma als onderwijzer in praktisch hoefbeslag
uit te reiken, terwijl aan J. G. van Mazijk te Lexmond dit met lof kon ge-
schieden.

De commissie voornoemd,
(w. g.) A. W. H e i d e m a,
voorzitter.
(w. g.) J o h s. P1 e t, l. secretaris.

HOLLAND OP Z'N BREEDST.

Vive la Hollande, niet pro forma doch uit den grond van het hart getuigd,
zoo waren woord en geest op de vergadering, welke de ,,Bond van Smeden-
patroonsquot; hield te Arnhem op 8 en 9 Aug.'27, en waarover „Le Maréchal et
Ie Charron Modernesquot; zoo best te spreken is in zijn nummer van Jan.'28.

Het moet U goed doen, in onzen „De Hoefsmidquot; te lezen hoe Uwe Eransche
collega's en kameraden ingenomen zijn met de hartelijke woorden gesproken
door den heer Roosenschoon, waarin Z.Ed. o. m. verzocht aan den heer
Reijman, die den heer Peillon, tot zijn spijt verhinderd zelf aanwezig te zijn,
vertegenwoordigde, dezen en de Conféderatie de verzekering te betuigen
van zijn meest hartelijken dank voor de wijze waarop de heer Reijman den
Nederlandschen collega's de gevoelens had vertolkt, welke den Pranschen
vakman bezielden voor zijn Hollandschen kameraad.

Zoowel de woorden van den heer Reyman als die van den heer Roosen-
schoon werden met hartelijke instemming begroet en de hoop uitgesproken
dat een volgende maal de heer Peillon in persoon tegenwoordig zou mogen zijn.

Vive la France!

Marseille, Febr. '28.nbsp;tD

INGEZONDEN STUKKENquot;

MOET HET HOEFSMIDSVAK ZOO WORDEN BEJEGEND?

Met deze vraag wensch ik ter kennis van de lezers te brengen welke
treurige verhoudingen er soms nog bestaan tusschen den hoefsmid en zijn
cliënt. Voor velen is zulks misschien geen nieuws, maar toch m. i. wel de
moeite waard om er aandacht aan te schenken, ten einde overtuigd te
wezen tot welke lage praktijken een
extra vakman? en een vakkundig eigenaar?
kunnen geraken.

Het betreft een gesprek tusschen een mijner collega's en een chënt van een
smid uit een naburig dorp, veroorzaakt door het feit, dat bedoelde cliënt
zijn paarden (gespannen voor een vrachtwagen) even liet rusten.

Juist komt daar mijn collega voorbij, werpt een blik op wagen en paarden
en ook (daar is hij smid voor) op het beslag. Dit geeft hem aanleiding tot de
opmerking: ,,Je hebt ze er nog al op staan, baas!quot;

„Ja, ja, smidje, daar hou ik van, zware ijzers, hooge kalkoenen; bij ons
leggen de smeden ze anders veel te licht en daar moet ik niets van hebben.quot;

Collega (ironisch): Zoo komt, dat ze het zoo goedkoop kunnen doen.

Eigenaar: Dat weet ik niet, maar ik wil het zoo hebben, ik zorg altijd
zelf voor de ijzers.

-ocr page 38-

Collega: Zoo, dus je koopt ze zelf ?

Eigenaar: Neen, dat nu niet, maar ik zeg altijd welke ijzers of ik wil
hebben.

Collega: H . . . . m, mooi zoo.

Eige?iaar: Toch heb ik laatst eens een partijtje ijzers meegebracht uit R.
Ik zeg tegen den smid'. ,,Die moet je er eens onderleggen.quot; — Dat waren
nog eens ijzers.

Collega schudt het hoofd bij het hooren van zulk een verhouding, waarin
de onbillijkheid zoo dik ligt opgesloten. Hij achtte het zeer terecht beneden
ziijn waardigheid om, op dit moment, op deze zaak verder in te gaan.
M. d. R. is het niet bedroevend, dat het hoefsmidsvak tot zulk een laag peil

wordt neergehaald '?

Ik twijfel echter niet of elke hoefsmid, die genie heeft voor het vak, zal
zulke praktijken met afschuw van zich werpen.

Ik vlei me dan ook met de hoop, dat eerlang middelen worden beraamd
om daarin verbetering te brengen.

Met dank voor de verleende plaatsruimte,

Lexmond, 7-III-'28.nbsp;J. G. v a n M a z ij k,

Ondenuijzer-Hoefsmid.

Wij kunnen ons zeer goed in de opvatting van den vakman verplaatsen,
maar als de geachte inzender dit stuk met een jaar of tien eens herleest,
dan zal zijn gemoed er niet zoo warm meer van worden als thans. Doe uw
werk zoo goed mogelijk en trek u van de praatjes der menschen zoo weüiig
mogelijk aan, geldt ook voor het hoefsmidsvak! R e d.

TOEZICHT OP HET HOEFBESLAG.
Het toezicht zou kurmen plaatsvinden als volgt:

1». Men stelt in elk district een dierenarts en twee onderwijzers-hoefsmeden
aan, waarvan
een als secretaris wordt aangewezen en over wien aUes gaan
moet.

De hoefsmeden i^orden nu aangeschreven wie zich onder dat toezicht
wil stellen (ook de Onderwijzers-Hoefsmeden).

De secretaris van het toezicht-bureau — zoo zou men dat kunnen noemen
—maakt in de plaatselijke bladen bekend wie zich onder toezicht gesteld
heeft en tevens dat inlichtingen omtrent het beslag of keuring er van door
heeren paardenhouders bij hem aangevraagd kunnen worden. Zoo verkrijgt
men meer contact en moeten de hoefsmeden voor goed werk zorgen, en zal
het ook meer gewaardeerd worden, ten minste wanneer de personen van
het toezicht-bureau een goede uitlegging geven van wat hoefbeslag zeggen wil.

2®. Men kan ook de hoefsmeden voorbijgaan en zich alleen tot de
landbouworganisaties wenden met de mededeelmg dat zich een bureau
gevormd heeft, dat gratis voorlichting wil geven omtrent hoefbeslag.

Bij gebruikmaking van de voorlichtmg zal in beide gevallen de uitkomst
goed kunnen zijn en den smid ten goede komen. Het toezicht-bureau zou
lens per jaar verslag kimnen uitbrengen in de plaatselijke couranten en
bericht doen aan de belanghebbenden .

La.ren (G),nbsp;W. Koerselman.

-ocr page 39-

PERSOVERZICHT.

In de „Zwitsersche Hoefsmidquot; gaf Dr. H. S c h w y t e r uit Bern
een verhandeline over het beslag bij paarden met een slependen gang.
De graad van slepen kan zeer verschillend zijn; enkele slijten alleen het
ijzer in het toongedeelte meer af doordat ze de beenen niet voldoende hoog
opbeuren, anderen daarentegen slepen zoodanig over den bodem dat het
heele toongedeelte van hei ijzer inclusief de lip als het ware zijn weggevijld.
In zeer erge gevallen, Avelke men dan aan de achterhoeven waarneemt, wordt
behalve het ijzer de hoornwand aan den toon soms tot aan de weeke deelen
afgesleten. Als oorzaken gelden: zware vermoeidheid, slapte door ziekte of
door ondervoeding, pijnlijkheid in het strekapparaat van de ledematen en
mechanische stoornissen in de gewrichten. Een vermeerderde slijtage aan de
ijzers van de voorbeenen ziet men meest bij koudbloedrassen met weinig gang;
het slijten van den toonwand neemt men daarentegen meer waar bij achter-
hoeven van paarden, met zwakke achterband. Het beslag moet gebaseerd
zijn op den graad van afslijting en op de oorzaak die er toe leidt. Is het slepen
een gevolg van vermoeidheid, dan zal men de ijzers breeder maken en een
flinken opzet geven. Ontstaat de afslijting zeer spoedig, dan zal men aan
den toon staal inlasschen. Bij het eigenlijke slepen van de achterhoeven doet
men het beste om langs autogenen weg een groote stalen lip aan te brengen.
Zoo men er eenigszins buiten kan, zal men bij slepende paarden geen stoot
en kalkoenen aanbrengen, In elk geval moet de stalen lip vernieuwd worden,
zoodra deze zoover doorgesleten is, dat het toongedeelte van den hoef gevaar
loopt,

In die gevallen van slepende paarden, waarbij aan de achterhoeven gedacht
wordt en waarbij als oorzaak gebreken in de achterband ten grondslag liggen,
heeft aan de H,school het beste voldaan een zeer breed ijzer in het toon-
gedeelte, zoo noodig met staal gelascht,nbsp;G- H.

__ Ovar de gladheid van asphaltwegen. De hoofdingenieur van den Plaatse-
lijken Dienst te Berlijn Löschmann heeft dit onderwerp behandeld aan de
hand van statistieke gegevens. In Berlijn zijn 6.5 millioen MA wegdek voor-
handen van stampasfalt, 347.000 M^. van gietasfalt en 369.000 M^ van ge-
walste asfalt. In de plaatselijke pers wordt aangedrongen op het vervangen
van deze asfaltdekken door keiwegen. Hij becijfert dat het vervangen van
slechts 4 millioen M^. asfaltdek, voornamelijk van stampasfalt gemaakt,
door keibestrating, 120 millioen goudmark zou kosten, d. w. z. als men dit
werk zou willen verdeelen over 10 jaren, dat dit de gemeente jaarlijks 12
miUioen M. zou kosten. Als verantwoordelijk leider tracht hij zich rekenschap
te geven van de
noodzakelijkheid van deze uitgaaf. Als motief wordt door de
tegenstanders der asfaltdekken aangevoerd de gladheid van asfaltwegen
bij regen. Aangezien ook bij ons te lande een neiging zich openbaart zelfs t«r
wille van die gladheid liever genoegen te nemen met klinkerbestrating, is
bovenstaand onderwerp van actueel belang.

De schrijver maakt echter alleen vergelijking met keibestrating en met
Iiouten plaveisel, zooals blijkt uit zijn tabellen; echter zal aan het einde van

-ocr page 40-

dit opstel nog aandacht worden verleend aan onze nationale klinkerwegen,
omdat bij deze van overmatige gladheid geen sprake is, integendeel!

Zoowel de klinkers in ons land als de keien in Duitschland zijn van in-
heemschen oorsprong, zoodat de uitgaven daarvoor de nationale industrie
ten bate komen.

De keibestrating heeft als voordeelen aan te merken hare ruwe oppervlakte
en de voegen die een deel van de glibberige massa tijdelijk bergt. Zij is echter
niet stofvrij en hare reiniging kost meer geld. Bij de aanliggende huizen
veroorzaakt zij door het geratel der wagens en het overbrengen van sterke
bodemtrillingen veel last aan de bewoners (in Berlijn zijn 48.000 paarden).
Dit is dan ook de reden dat de bewoners der aanliggende woningen veelal de
voorkeur geven aan een asfaltdek.

Met betrekking tot het gebruik van klinkerwegen bij ons te lande kan
worden opgemerkt, dat bij het Rijkswegenplan (voor 5 jaar) is gerekend op
klinker-wegdekken over ruim 40 pet. der weglengten. Dan kimnen nog vele
locale wegen en woonstraten in de steden en dorpen daarvoor in aanmerking
komen. Op sorteering naar gelijke hardheid en goede kantlagen moet
worden gelet.

De klinker bestrating in een bed van 15 ä 20 c. M. zand, welke voor het oude
gewone verkeer voldoende weerstandsvermogen heeft getoond te hebben,
legt het bij zeer zwaar verkeer in betrekkelijk korten tijd 6 ä 8 jaar af en eischt
daarbij veel onderhoud. Men is nu bezig proeven te nemen met dubbele
klinkers op een gewalste onderlaag met een veerende tusschenlaag van 2 a 3
c. M. zand en dan op te voegen met asfalt of een ander geschikt bindmiddel
om het wegzuigen van het zand te voorkomen, alsook om als bij een gesloten
dek het inwateren en verwecken van de onderlaag te beletten. De uitgaven
kunnen dan binnen 't land blijven en zoo'n weg wordt niet hinderlijk glad.
Uit het bovenstaande blijkt dat althans voorloopig aan de steenfabrikanten
een goede kans is gelaten. Het moet erkend worden bij wegen waar niet voor
den aanleg van leidingen telkens het plaveisel wordt opgebroken, zooals
buiten op de landwegen, zoo'n klinkerweg nog vrij goed voldoet, althans
voor personenwagens. Het zijn de zware vrachtauto's die gevaar opleveren
voor vernieling der klinkerwegen. (N. R. C.).

— De nationale industrie en het rijkswegenplan. De Naaml. Venn. ,,De
Vlamovenstraatklinkerquot; te Zeist heeft een vlugschrift doen uitkomen aan
de leden van Eerste en Tweede Kamer, getiteld „De nationale industrie en
het rijkswegenplan.quot; Bij den tekst zijn afbeeldingen gevoegd van weg-
vakken, onderscheidenlijk uitgevoerd in beton en in klinkers. Op grond van
verschillende overwegingen komen de stellers van het vlugschrift tot de
volgende conclusies:

,,dat het onjuist is den klinkerweg als ouderwetsch en ongeschikt te ver-
oordeelen,

dat de klinkerweg in zeer vele gevallen, mits goed aangelegd en behoorlijk
onderhouden, beter en economischer is dan buitenlandsche verhardingen,
dat het in elk geval gewenscht is, voor eiken weg op zichzelf, onbevoor-
oordeeld en nauwkeurig te onderzoeken of een klinkerweg niet de voorkeur
verdient.

-ocr page 41-

Groote kosten zullen dan worden bespaard.

Afvloeiing van hooge bedragen naar het buitenland zal worden ontgaan.
De Nederlandsehe arbeid, nijverheid en scheepvaart zal worden gediend.
Volgens het Rijkswegenplan zal rond 200 K. M. klinkerweg worden omge-
bouwd tot asphaltweg. Voor ongeveer denzelfden prijs als de asphaltver-
harding zal kosten, zou gefundeerde klinkerbestrating kunnen worden gelegd.

Rond 200 K. M. klinkerweg zal worden vervangen door beton. Voor mnider
dan de helft der kosten zou de klinkerbestrating kunnen ^ quot;
in uitstekenden toestand kunnen worden gebracht (beton f 5.000.000 met
nog ten minste f 1.500.000 voor afdekking van een slijtlaag, totaal ten-
minste f 6.500.000 tegen klinkerweg f 3.000.000).nbsp;. , i .

Meer dan 600 K. M. oude keiweg en steenslagweg zal worden afgedekt
met asphalt of met buitenlandsche materialen worden omgebouwd. \oor
zeker 400 K. M. lengte zou ombouw tot klinkerweg zijn aan te bevelen voor

lagere of gelijke kosten.nbsp;_

Werd voor die 20Ö 200 4Ö0 K.M. weg ter oppervlakte van rond .o.OOO.OOO
M^ gefundeerde en ongefundeerde klinkerbestrating gekozen, dan zou met
alleen minder worden uitgegeven en ook het jaarlijksch onderhoud belangrijk
goedkooper zijn, maar voor die meerdere bestrating zou voor een bedrag
van rond f 20.000.000 materiaal van de inlandsche industrie
kunnen worden
betrokken (waarvan ongeveer 70 pet. arbeidsloonen en vervoerkosten zijn,
d i f14 000.000) in plaats van voor buitenlandsche materialen voor een
overgroot deel naar het buitenland af te vloeien, terwijl ook in de toekomst^^
die wegen een afzetgebied voor de nationale industrie zouden blijven.

(N. R. C.).

- Een nieuw procédé voor de vervaardiging van ruw-ijzer. Een nieuw pro-
cédé voor de vervaardiging van ruw-ijzer, waarvan eene verlaging van
den kostprijs van bijna 50 pet. verwocht wordt, is uitgevonden dooi
den heer Lingley Dufïield, gedelegeerd commissaris van Lingley Dufiield
en Co. Ltd., te Londen. De uitvinding heeft betrekking op het gebruik
van de
sm'eltgassen voor verhitting en productie van brandgas uit
minderwaardige steenkolen. In Oxfordshire wordt thans een groote
proefinstallatie gebouwd en de uitvinder meent dat de kostprijs van het
daar vervaardigde ruw-ijzer niet hooger dan 35 shUlings per ton zal zijn.

[Idem.]

ADVERTENTIEN.

Beklante Hoefsmederij te koop

in een der Zuid-Hollandsche steden. Boven de smederij flink
woonhuis. Gedeelte der koopsom kan eventueel voor hypotheek
dienen.

Br. fr. onder no. 2, Bureau „De- Hoefsmidquot;, Wagenstraat 70,
den Haag.

-ocr page 42-

WATSON'S NIEUWE BOEFRASP

VAN PRIMA ENGELSCH MATERIAAL

IS DE BESTE EN DAAROM DE GOEDKOOPSTE.

Vraagt deze raspen bij llw Leverancier.

WAAR NIET VERKRIJGBAAR DIRECT VAN ONZE FABRIEK.

Prijs f 11.50 per dozijn blokmodel.
Prijs
f 10.75 per dozijn plat puntmodel.

G. WATSON amp; zoors VIJLENFABRIEK,

HILLEGERSBERG BIJ ROTTERDAM.

OP AANVRAGE GRATIS MONSTERS VERKRIJGBAAR.

Firma S. C. N. BAX

Glashaven 9, Rotterdam - Telef. 1355

Specialiteit in Artikelen voor Hoefbeslag.
Machinale hoefijzers Helpman.

Mustad-, Ster- en Capewell (Overwinnaar)-Hoefnagels: meest
uitgebreide sorteering in
meer dan 80 maten en modellen voor-
radig.

Rubber-Hoefzolen: Uitsluitend van prima kwaliteit
caoutchouc vervaardigd, dus
niet van rubberafval.

а.nbsp;Open en dichte luehtdrukzolen voor voor- en achterijzers

in 9 resp. 11 maten voorradig.

б.nbsp;Zolen voor halve ijzers met hoog rubberkussen in 8
maten voorradig.

c. Blokzolen, straalzolen en hielstukken.
Kunsthoorn, kurkkit.

IJsnagels, kalkoenen, stiften, opruimers, hoeftangen, af-
breektangen, renetten,
hoefraspen, hoefliamers, kouwklingen,
lasch- of welblad, laschpoeder, metaalzagen enz.

-ocr page 43-

MAANDBLAD

ADVERTENTIËN
1-10 regels (breedte cM.)f2.—,
iedere regel meer f 0.20. - Tarieven voor
contracten op aanvra^ verkrügbaar j

Redacteur: A. W. Heidema te 's Gravenhage, HuygensplBIBLIOTH E EK DEI

Uitgave van de Zuid-Hollandsche Boek- en Handelsdrukkerij, Wagenstraatnbsp;|

192Ö

'nhoud.

De beoordeeling van het hoefsmidswerk. —■ Noodstallen. — De cursus in hoefbeslag te
Cuyk 1926_1928. — DiplomVs. — Korte mededeelingen. — Ingezonden stukken. — Pers-
overzicht. — Advertentiën.
nbsp;U T R E H T

DE BEOORDEELING VAN HET HOEFSMIDSWERK. ■

Er zijn verschillende wegen, die naar Rome leiden. Dit is een bekend
spreekwoord, ook van toepassing bij de beantwoording van de vraag aan
wie de beoordeeling van het hoefsmidswerk moet worden opgedragen.
Het spreekt van zelf, dat dit in de eerste plaats thuis hoort bij de menschen
van het vak, alzoo bij de hoefsmeden. Verder bij de dierenartsen die inzake
den bouw en de verrichtingen van den hoef de breedste opleiding ontvangen.
Behalve deze beide groepen komen echter ook de gebruikers der paarden in
aanmerking, daar deze de resultaten van het werk der hoefsmeden bij
hunne dieren dagelijks kunnen waarnemen. De paar dengebruikers houden
behalve met het gehalte van het werk ook rekening met den prijs, dien zij
er voor moeten betalen, en met het laatste wel eens meer dan met het gehalte.

Dit is onjuist en op den duur voor beide partijen tot nadeel.

*

Het artikel „De bereden officieren en het hoefbeslagquot;, opgenomen in de
vorige aflevering, gaf Dr. C. Brands aanleiding om hierover in dit nummer
een eenigszins andere meening te doen hooren. Wij zullen daarover geen
verdere uitvoerige discussie opnemen, doch meenen goed te doen de beoor-
deeling in het algemeen eens opnieuw te bespreken. Zij, die reeds jaren ,,De
Hoefsmidquot; lezen, weten, dat naar onze opvatting de hoefsmeden moeten
trachten in ontwikkeling vooruit te komen, hun betrekkelijk klein vak geheel
te leeren beheerschen en
hierna ook de vooraanstaande posities in te nemen,
die er bij de opleiding van a.s. hoefsmeden zijn. Het is bekend, dat hierbij
feitelijk twee systemen worden gevolgd, die we zouden kunnen aanduiden
als het Duitsche en het Belgische. De Duitsche Overheid wijst den dierenarts
als hoofd der opleiding aan met den meester-hoefsmid als hulp, —bij het
Belgische systeem is de meester-hoefsmid hoofd en wordt de dierenarts

ABONNEMENTSPRIJS
voor Nederland per jaar f 3.—
voor 't Buitenland per jaar f 4.—

-ocr page 44-

alleen belast met het onderwijs in den bouw en de verrichtingen van den
hoef, het onderdeel der hoefkunde, waarin de hoefsmeden niet volledig
onderlegd worden, om hierin naar behooren onderwijs te kunnen geven.
In Nederland wordt het Duitsche systeem vrij algemeen toegepast en heeft
ook de meeste voorstanders. Wij behooren dus nog tot de minderheid. Het
Belgische systeem verdient ook o. i. pas dan de voorkeur, zoodra de hoef-
smeden algemeen op een goed peil van ontwikkeling zijn gekomen en de
practische uitoefening van het hoefbeslag bij de studie der a.s. dierenartsen
geleidelijk voor een groot gedeelte ter zijde is gesteld. Dit is reeds in wording,
doch dergelijke belangrijke wijzigingen vorderen natuurlijk een vrij langen
tijd, alvorens ze geheel hun beslag hebben gekregen.

Vroeger was het mogelijk, na met goed gevolg het toelatingsexamen aan
's Rijks-Veeartsenijschool te hebben gedaan, in 4 jaar de examens voor
veearts te beëindigen. Thans is de minimum-studietijd 5 jaar, terwijl niemand
tot die studie wordt toegelaten, die niet het eindexamen van een vijfjarige
R. H. B. S. of het eindexamen van een 6-jarig gymnasium met goed gevolg
achter den rug heeft.

Er zijn thans minstens twee ä drie jaar meer noodig alvorens het laatste
examen voor dierenarts kan worden afgelegd dan vroeger. Daarentegen
wordt nu niet eens zooveel tijd meer besteed aan het leeren smeden van
hoefijzers als vroeger. O. i. volkomen juist. De dierenarts moet goed op de
hoogte zijn van het besnijden van den hoef en zoo noodig ook een ijzer kunnen
afnemen en onderslaan. Wij hebben zelf den tijd nog meegemaakt, dat in
het eerste studiejaar 6 uur, in het tweede jaar 4 uur en in het derde studiejaar
2 uur per week besteed werden aan praktisch werken in de hoefsmederij.
Later hebben we ons ook nog meermalen in het praktisch werk geoefend,
maar het nimmer zoover gebracht om vlot een ijzer te kunnen maken, dat
in vorm en afwerking aan eenigszins strenge eischen kon voldoen. Dit ligt
ook voor de hand. Het is en blijft in zoo'n geval min of meer amateurswerk.
Om iets werkelijk goed te kunnen doen, moet men in het vak een volle
opleiding genieten en het dagelijks met ambitie beoefenen.

Het is als het ware van zelf sprekend, dat hoefsmeden de beste beoor-
deelaars van hoefsmidswerk zijn, indien er voldoende goede gelegenheid
bestaat om in dit vak, zoowel theoretisch als practisch, een goede opleiding
te verkrijgen. Dit was vroeger in Nederland niet het geval. Nu is het wel zoo
en daarom behoort ook geleidelijk de beoordeeling in de handen der hoef-
smeden te komen. Dit dient niet ineens te geschieden. Wel moet de overheid
naar onze opvatting gelijken tred houden met de wijziging der omstandig-
heden. Zoowel in de examencommissie voor hoefsmeden als in de commissie
van toezicht op het examen voor a.s. onderwijzers in praktisch hoefbeslag
hebben de dierenartsen een overwegende positie en zulks behoort in de
toekomst te worden gewijzigd.

Uit het vorenstaande behoort niet de gevolgtrekking te worden gemaakt,
dat er buiten den kring van dierenartsen en hoefsmeden geen goede beoor-
deelaars van het hoefsmidswerk bestaan. Wij kennen wel verschillende
gebruikers van paarden, die een zeer goed oordeel over het beslag kunnen
vellen en anderzijds ook wel dierenartsen en smeden, die blijken geven van

-ocr page 45-

het beslag eigenlijk niet bijzonder veel verstand te hebben. De rechte ambitie
ontbreekt er dan in den regel voor en het vroeger geleerde is verloren geraakt.

In het leger blijft het hoefbeslag bij de bereden wapens altijd een vak van
beteekenis en zoolang de tegenwoordige organisatie bestaat, zal het zeer
zeker tot de plicht van eiken paardenarts behooren om zorg te dragen
werkelijk deskundig op het gebied van het hoefbeslag te zijn. Dit zal niet
alleen alle legerpaarden ten goede komen, doch ook voor de bereden officieren
en den hoefsmeden tot steun zijn. Hoe meer de paardenhouders zich voor
het goede hoefbeslag interesseeren, des te beter aandacht zal er aan de oplei-
ding der hoefsmeden worden geschonken en des te eerder zal het werk naar
gehalte worden betaald. Dit is het gewenschte en het billijkste standpunt,
waarbij knoeiers vanzelf het veld zullen moeten ruimen.

Red.

NOODSTALLEN.

In de advertentierubriek, voorkomende in het Decembernummer '27 van
,,Le Maréchal et Le Charron Modernes,quot; viel het me op, dat daar veel ophef
gemaakt wordt van de nooit volprezen voordeelen, welke de smid zou kunnen
hebben bij het gebruik van een daar afgebeelden noodstal. Nu dacht ik
eigenlijk, dat we al zoo wat over dat ouderwetsche begrip van aan palen
en stangen opgeheschen en vastgesnoerde paardebeenen heen waren in de
moderne hoefsmederij. Maar daarin blijk ik me dan toch te hebben vergist,
als het ten minste waar is, dat bij honderde tegelijk, zooals de reclame luidt,
dit product van wellicht, op den naam ,,Le Norvégienquot; afgaande, Noorsche
vinding, vooral in het midden en zuidoosten van Frankrijk reeds in gebruik
zou zijn genomen.

De cliché, er bij afgedrukt, van slechte qualiteit op zoo mogelijk nog
slechter papier, is van dien aard dat eene nadere beschrijving achterwege
moet blijven. Zooveel is wel te zien, dat met een complex van riemen en
kettingen vóór- en achterbeenen in de hoogte kunnen worden gehaald.

De noodzakelijkheid, althans het wenschelijke dezer inrichting wordt
gebaseerd op het gebrek aan hulp in den vorm van menschenkracht bij de
schaarschte en duurte in smidsjongens om beenen op te houden.

Nu is het waar dat men hier veel ziet beslaan met door een tweeden man
opgehouden been. Dat zulks echter volkomen onnoodig is, kan iedereen
inmiddels ten onzent zien, zoo vaak hij maar wil.

Het tusschen de beenen nemen van een vóór- en het op dij en knie houden
van een achterbeen, gelijk bij ons gebruikelijk, ziet men hier weinig. En
hiermede zal het gebrxiik van den noodstal dan ook wel het meeste verband
houden.

Voor beslist, om welke reden dan ook, moeilijke paarden blijve de nood-
stal aangewezen, doch in normale gevallen moet toch ieder goed afgericht
en dito behandeld paard zich zonder bezwaar door één man laten beslaan.
Heeft men een jongen bij de hand om de beenen, met name dan achter,
op te houden, welaan: het gemak dient den mensch, en waarom ook niet ?
Doch noodstallen maken op mij steeds den indruk van bankschroeven en

-ocr page 46-

klemhaken, waartusschen een dood voorwerp gevat wordt ter verdere be-
werking. Men kan nu eenmaal een balk, plank of plaat niet leeren zich
zelf in een of anderen stand te houden, doch dat kan men een paard wél.

In het bizonder geldt hetgeen ik in deze regelen heb gemeend te mogen
opmerken, het paard met bloed. De zware koudbloedslagen kunnen ge-
voeglijk met behulp van een of ander soort noodstal worden behandeM,
mits deze behandeling steeds blijve binnen de grenzen van redelijkerwijze
aan het dier te stellen eischen. Kracht, hoe groot ook, behoeft toch nimmer
gepaard te gaan met ruwheid.

Marseille, Febr. '28.nbsp;□

I Dierenarts Th. F. Wismans te Cuyk, leider van den cursus, II Onder-
wijzer-hoefsmid P. A. Verhoeven te Cuyk; verder van links naar rechts:
Th. Oomen te Groesbeek, G. H. Janssen te Alphen, Math. Stevens te Over-
asselt, G. Meyers te Zeeland, G. W. de Kok te Alphen, Jac. Mey te Beek,
J. Roks te St. Oedenrode, J. G. Burgers te Wijchen, Math. Cuypers te
Geysteren (L.), P. Stevens te Overasselt, Corn. v. Tienen te Oploo, Th. van
Mook te Herpen, J. de Bruin te Linden, P. Smits te Schayk en W. Smits te
Maashees. (Tengevolge van ziekte was de leerling G. H. van Vugt te Dreumel
bij het nemen der foto afwezig).

De thans geëindigde cursus ving in 1926 aan met 20 leerlingen. Er hadden
zich 32 candidaten opgegeven.

In verband met dit groote aantal besloot het Hoofdbestuur van den N. C. B.
te Tilburg, waarvan de cursus uitging, een dubbel stel leerlmgen toe te laten.
Dit aantal kwam zoodoende op 20. Bij het overgangsexamen in het najaar
1927 bleven twee leerlingen terug, twee andere werden afgewezen.

Het theoretische gedeelte van den cursus werd gegéven in de lokalen der
Bijzondere School, — het practische gedeelte in de degelijk ingerichte smederij
van den heer P. A. Verhoeven te Cuyk.

-ocr page 47-

DIPLOMA'S.

Analoog aan het t«n onzent sedert '19 uitgereikte certificaat van be-
kwaamheid, bestaat ook hier, doch eerst sedert '27, de gelegenheid voor
den hoefsmid, zich te onderwerpen aan een examen ten emde, bij slagen,
in het bezit te komen van een diploma, dat recht geeft op den titel van Maître
Maréchal-Ferrant. De
examen-commissie is hierbij samengesteld uit den
Inspecteur, twee leeraars, twee patroons en twee gezellen.

Gevraagd wordt: het smeden en onderleggen van twee gewone ijzers
(één vóór- en één achter), het maken en passen van een of ander speciaal
ijzer voor afwijkend beslag, en ten slotte het smeden van de heHt van een

hoefsmidsnijptang.nbsp;,

Theoretisch worden behandeld bouw en verdere eigenschappen en hoe-
danigheden van den voet en van het been, vragen omtrent normaal en
afwijkend beslag, en ten slotte wordt eenige kennis verlangd van handels-
belang en wettelijke bepalingen in verband met het vak. Er waren te Parijs
zeven°candidaten, van wie zes in het bezit van een certificaat, dat hier wordt
uitgereikt aan den gevorderden leerling van in den regel ± 23 jaar, en één
oudere smidspatroon, niet in het bezit van genoemd certificaat, doch na
afgelegde proeven van bekwaamheid, beslag leggend op het grootste aantal
punten, door de commissie toegekend. De man telde reeds 42 jaren en behoor-
de dus zeker niet tot de „afwezigen, die ongelijk haddenquot;, gelijk we destijds
in het Julinummer van het vorige jaar in ons blad konden lezen.

A propos mag ik wellicht even wijzen op een iets te nauw gepast zijn van
een spreekwoord dat in de Fransche taal zoude luiden: „Les absents ont toit.''^
Zetten we hier de takken een weinig uit en voegen we tusschen „ontquot;
en „tortquot; een „toujoursquot; in, dan zal het beter aan den vereischten vorm
voldoen.

De omstandigheid toch waarhi die afwezigen verkeeren van zelf niet
nader te kunnen motiveeren, laat staan zich te kunnen verdedigen tegen
aanvallen waarbij ze niet tegenwoordig zijn, maakt dat ze zoo gemakkelijk
en dus veelal toch altijd ongelijk hebben in de oogen hunner critici.

En dan waren er behalve het zeker nog een gering aantal candidaten,
een veel grooter getal belangstellenden (nieuwsgierigen zegt de Fransche
tekst), wat dus wel in tegenstelling is geweest met den uitslag ten onzent,
die juist van het omgekeerde blijk heeft moeten geven.

Hopen we, dat de Fransche jeugd meer in de richting der onzen en de
oude garde in' Nederland in die hunner Parijsche kameraden moge blijven
optrekken in de richting van het goede doel: steeds beter onderlegd en
grootere belangstellmg in en voor een oordeelkundig beslagen paard.

Marseille, Jan. '28.nbsp;□

KORTE MEDEDEELINGEN.__

Kalkoenen. Over het meer of minder belast worden der achterste hoef-
helft door het aanbrengen van kalkoenen wordt pas volgende maand
weer een bijdrage opgenomen.

-ocr page 48-

—nbsp;Voorjaarsexaiuens. Gedurende Maart zijn 4 dagen examen gehouden,
waarvan hieronder de uitslag is vermeld. In April volgen 5 examen-dagen
en in Mei 13. Het examen vangt 's ochtends om 9 uur aan, behalve 's Maan-
dags om II uur.

— Drenthe. Het Dagelijksch Bestuur van het Drentsch Landbouwgenoot-
schap is gemachtigd om zoo mogelijk in Assen een cursus in hoefbeslag in
het leven te roepen en te trachten de hiervoor benoodigde gelden bijeen
te brengen.

—nbsp;Overijssel. De kalkoenen zijn vrijwel overal aan het verdwijnen,
maar bij de op 3 en 4 April in Overijssel gehouden keuringen voor inschrijving
van merriën in de stamboeken der Nationale Vereeniging bleek, dat op het
Kampereiland de kalkoenen nog min of meer algemeen in gebruik zijn. Als
zij ergens in de wereld overbodig en bovendien nadeelig voor het paard en
schadelijk voor den eigenaar zijn, dan is het zeker op het vlakke Kamperei-
land met zijn weiden en grintwegen.

—nbsp;Chronische straalbeenskreupelheid. Dr. Julius Kurth heeft in „Der
Hufschmiedquot; over dit onderwerp een paar artikelen geschreven, waarm
ook de meeningen van verschillende geleerden omtrent de oorzaken, ver-
schijnselen en behandelingsmethoden van die ernstige kreupelheid worden
weergegeven. Dergelijke artikelen hooren o. i. meer thuis in een tijdschrift
voor diergeneeskunde, al zit die kreupelheid dan ook in den hoef. De volgende
opmerkmg van Prof. Schwendimann verdient voor de praktijk wel de aan-
dacht: Een steile kootstand met spoedig daarop volgenden steilen hoefvorm
gepaard aan een gewelfde zool, een eenigszins verschrompelden hoef met
kleine ringen naar de verzenen loopende, deze verschijnselen wijzen op een
straalbeenskreupelheid, als voor een en ander geen andere duidelijke oor-
zaken waarneembaar zijn. Als hulpmiddel voor verdere onderkenning wijst
Schw. op het onderleggen van een balkijzer en het besproeien van den hoef
met koud water waarna het kreupel gaan duidelijker wordt.

— Nieuwe vinding. De onderwijzer in practisch hoefbeslag Aug. Stüren-
berg te Minden i. Westfalen wijst er in hetzelfde blad op, dat het duidelijk
maken van de begrippen hoef- en voetas bij leerlingen dikwerf op moeilijk-
heden stuit Hij heeft nu een „toonhoekmeterquot; uitgevonden, waarmede de
afwijkingen meer aanschouwelijk kunnen worden verduidelijkt. Het mstru-
ment lijkt in hoofdzaak op een vlakke plaat met graadmeter en oploopende
platte stang, die twee scharnieren bevat ter hoogte van den kroonrand.
Hierdoor is zoowel de afwijking van ter zijde als van voren gezien te ver-
duidelijken. Het instrument kost f 18. Veel verkoop verwachten wij er
niet van.

— Te Dresden werden door de van Staatswege aangewezen examen-
commissie gedurende 1926 geëxamineerd 165 leerlingen der hoefsmidschool
te Dresden en 82 smeden die aan die insteUing geen onderwijs genoten. Van
die 165 slaagden 126 als „geëxamineerd hoefsmid (met lof)quot; en 37 als „ge-
ëxamineerd hoefsmidquot;. Van genoemde 82 zijn 3 geslaagd als „geëxamineerd
meester-hoefsmidquot; (2 na herhaald examen) en 49 als „geëxamineerd hoef-
smidquot;. Van de eerst niet geslaagde 30, verwierven na herhaald examen
nog 8 het radicaal als „geëxamineerd hoefsmidquot;, en bij het voor den 3den
keer afgelegde examen nog 2.

-ocr page 49-

Het artikel onder hetzelfde hoofd van collega T. D. S. in de vorige af-
levering van dit maandblad geeft mij aanleiding dit onderwerp ook eens aan
een korte bespreking te onderwerpen.

Ik voel me daartoe gedrongen, omdat ik me tot mijn spijt niet geheel kan
vereenigen met de gedachte, die in dat artikel is neergelegd.

Waar collega S. het voorrecht geniet mede te mogen werken aan de op-
leiding der jonge beroepsofficieren, is aan mij de taak opgedragen het vak
paardenkennis te onderwijzen aan de aanstaande reserve-officieren der Be-
reden Artillerie en als zoodanig moet ik opkomen tegen de portee van het
artikel van collega S. als zouden de bereden officieren krachtens die opleiding
deskundigen zijn op het gebied van het hoefbeslag.

Om dit te motiveeren ben ik zoo vrij hier mede te deelen wat ik in den be-
perkten tijd, die mij voor het vak paardenkennis is toegemeten (1 wekelijksch
lesuur van 50 minuten) van het onderdeel „hoefkunde en hoefbeslagquot; kan
behandelen.

Als leiddraad wordt gebruikt de Handleiding tot de Paardenkennis ten
behoeve van Onderofficieren en Korporaals door L. J. M. Rijnenberg. Het
is echter noodig gebleken bepaalde gedeelten aan te vullen en uitvoeriger te
bespreken.

Met behulp van verschillende preparaten kan dan een vrij goed beeld wor-
den gegeven van den anatomischen bouw van den ondervoet. Ook de hoorn-
groei wordt hierbij besproken. Vervolgens wordt gewezen op het feit, dat
tijdens de beweging, dus gedurende de belasting en ontlasting vormver-
anderingen in den hoef plaats grijpen en dat de kennis van de werking van
dit hoefmechanisme de basis vormt voor een rationeele uitvoering van het
hoefbeslag.

Na het doel van het hoefbeslag te hebben verklaard, wordt het hoefijzer

INGEZONDEN STUKKEN

-ocr page 50-

besproken en worden de eigenschappen vermeld, waaraan dan m het bij-
zonder het militaire zomer- en winterbeslag moeten voldoen.

Nu volgt de bespreking over de practische uitvoering van het beslag n.l.
de redenen tot vernieuwing, het afnemen van het oude ijzer, het besnijden
van den hoef, het richten en het passen van het ijzer en het afwerken van den
hoef Aan alle leerlingen wordt gelegenheid gegeven een practische demon-
stratie in de smederij bij te wonen, waarbij dan tevens het uit
de hand smeden
van een hoefijzer wordt vertoond. Ten slotte wordt nog een collectie bijzon-
dere hoefijzers gedemonstreerd.nbsp;. .

Mag nu na het geleerde worden aangenomen, dat een reserve-oöicier m
staat is of zal worden het hoefbeslag practisch te beoordeelen ? Dit is de vraag,
die hier allereerst moet worden beantwoord. De wijze, waarop pas beslagen
paarden moeten worden nagezien, wordt ook een keer getoond. Bovenstaande
foto heeft daarop betrekking. Het betreft hier natuurlijk in hoo dzaak een
controle of het beslag overeenkomstig het „Voorschrift Hoefbeslag ' is uit-
gevoerd. Ik geef daarbij den leerlingen in overwegmg de volgende vragen

te beantwoorden:nbsp;.

1 Heeft de stand geen verandering ondergaan door onoordeelkundig
besnijden van den hoef ? - 2. Heeft het ijzer den vorm van den draagrand
en loopt het in het verzengedeelte voldoende wijd uit ? - 3. Zijn de takken
lang genoeg ? - 4. Past het ijzer volkomen aan de draagvlakte ? - o. is de
straal niet te veel besneden en ligt deze vrij van het ijzer ? - 6. Is de hp juist
aangebracht ? - 7. Zijn de nieten op de juiste hoogte en goed geborgen 1 -
8. Is het paard niet kreupel en zet het in stap en in draf de hoeven vlak op

den grond ?nbsp;,

In absoluut normale gevallen zullen zij deze vragen wel ongeveer kunnen

beantwoorden, maar toch zullen ook deze reserve-officieren m de practijk
om de woorden van collega S. te bezigen, als ter zake wemig onderlegd
moeten worden aangemerkt. Ik houd hen dit zelfs voor om eventueele ver-
keerde opvattingen daaromtrent te voorkomen en geef hun in overwegmg
zich steeds te beroepen op den paardenarts. Het geleerde heeft echter een
andere nuttige zijde, waarop ook collega S. met recht gewezen heeft en waar-
op nooit voldoende de nadruk kan worden gelegd, n.l. dat een goed hoef-
beslag van onschatbaar belang is voor de gebruikswaarde van het paard
in het bijzonder en voor de marschvaardigheid van den troep m het alge-
meen. Waar dit ten volle wordt beseft, zal ook geen enkel reserve-officier
gedoogen, dat het hoefbeslag ook maar eenigermate wordt verwaarloosd.

Het onderwijs der cadets aan de K. M. A. is natuurlijk uitgebreider en meer
intensief. Het is ook bekend, dat collega S. er veel werk van maakt en dat
verdient alle waardeering, maar toch houd ik staande, dat in het algemeen een
beroensofficier (uitzonderingen natuurlijk daargelaten) in de praktijk op den
naam deskundige geen aanspraak kan maken. Dit is niet mogelijk en ook
volstrekt niet noodig. Niet mogelijk, omdat dit een speciale studae eischt
gepaard aan een grondige practische ervarmg en niet noodig, omdat het leger
over een corps paardenartsen beschikt, die door hunne studie op dit terrem

deskundig moeten zijn.

Ook heb ik bij de jongere officieren nooit een bijzondere belangstellmg voor

-ocr page 51-

het hoefsmidsvak opgemerkt en dat een luitenant in de smederij practisch
werkte, zal wel als een op zich zelf staand feit moeten worden beschouwd.
Maar al moge de enkeling zich voor het hoefbeslag interesseeren en daarin
een aparte kennis verwerven, we niogen dan nog niet gaan generaliseeren
en de verhouding tusschen den militairen hoefsmid en zijn commandant in
het algemeen als een deskundige bestempelen.

En dan ten slotte de heilzame invloed, die van den bereden beroepsofficier
op de uitoefening van het hoefbeslag buiten het leger kan worden verwacht
en de verbreiding van juiste begrippen over de beteekenis van een goede
hoef verpleging. Hier sta ik werkelijk wat sceptisch tegenover. Behoudens
het geciteerde geval van een officier, die het leger trouwens heeft verlaten,
en misschien nog enkele andere gunstige uitzonderingen, bestaat er volgens
mijn weten in dien zin weinig contact tusschen de militaire wereld en de
burgerlijke, hier dan speciaal de landbouw kringen. Wel zou men dit kunnen
zeggen van de aanstaande reserve-officieren, die in veel grooter getale worden
opgeleid (± 80 p. jaar) die allen weer in de burgermaatschappij terugkeeren
en waaronder er velen zijn, die later op het gebied van den landbouw of wat
daarmee verband houdt een meer of minder leidende rol gaan spelen.

Bennekom.

Dr. C. Brands.

PERSOVERZICHT.

—nbsp;Stalen spoorwegrijtuigen. De Pennsylvania Spoorweg Mij., welke sinds
het jaar 1907 geen houten personenrijtuigen meer in dienst heeft gesteld,
heeft thans besloten voldoende nieuw stalen materieel te bestellen, om alle
houten rijtuigen buiten dienst te kunnen stellen. Dit geldt zoowel voor de
treinen der gewone dienstregeling als voor de vacantietreinen naar de bad-
plaatsen. Men schat, dat hiermede een bedrag van circa 20 millioen dollar
gemoeid zal zijn.

De Maatschappij heeft orders geplaatst voor de levering van 300 personen-
rijtuigen, elk ruim 23 meter lang, 210 bagagewagens, 20 gecombineerde
personen- en bagagerijtuigen, alles voor het einde van dit jaar af te leveren.

Deze spoorwegmaatschappij heeft thans reeds de beschikking over ruim
4500 stalen personenrijtuigen en 547 stalen koelwagens. (N. R. C.).

—nbsp;De Duitsche Ruwijzer-Bond heeft besloten de prijzen onveranderd
te laten. De buitenlandsche afzet is weder onbevredigend; de binnenlandsche
afzet is wel tengevolge van de jongste omvangrijke aankoopen verminderd,
doch men verwacht voor de loopende maand Maart een verbetering. (Idem).

—nbsp;C. J. Vanblad beschrijft het gebruik van den koelbak, niet alleen voor
het afkoelen van tangen en het temperen van het vuur doch als een hulp-
middel bij het aanbrengen van stoot en kalkoenen. Hij maakt het ijzer
warm in den toon, koelt het dan af tot aan de 2 eerste nagelgaten, zet het
recht op het aambeeld, geeft het eea paar slagen en brengt bet aldus in
den gewenschten vorm. Bij een langen en spitsen hoefvorm verwarmt bij de

-ocr page 52-

takken, koelt daarna den buitenrand af, legt het ijzer op den hoorn en
brengt het in den goeden vorm. Hij geeft daarvan als voordeel aan dat de

^^ van „Der Hufschmied» bevat vooreerst een
artikel over Prof. Dr. Edelmann met portret, ter herdenkmg van diens
25-

jarige ambtsvervulling als veterinair-inspecteur. Buiten zijn overige verdien-
ten wordt hem lof toegezwaaid voor de
krachtige behartiging van het ho f-
smidsvak en van de belangen der hoefsmeden in Saksen, waar hij ook tal

van iaren de hoefbeslagexamens mede afnam.nbsp;. „ t

we geeft een artikel, dat nog vervolgd word over eenige merk-
waardige middelen tot beschutting van de hoeven en klauwen^ ^^^^^^tdat
Teds l de oudste tijden veel aandacht is geschonken aan de hoeven en
klaten vL onze gebruiksdieren en verwijst
naar een aantal spreekwoorden

en uitdrukkingen die daarop betrekking hebben.

H meest Lrakteristieke van deze is wel de Engelsche uitdrukking no
foot-nohorsequot;,d.w.z. „geen hoef-geen paardquot;. Benjamin Eranklin
is de zegsman van „door het verlies van een nagel gmg een ijzer verloren
en hierdoor werd het paard onbruikbaar, met als gevolg dat äerrnt^äoor
den vijand werd ingehaald en verslagenquot;. Ook de Spanjaarden tebW^
dergel^k gezegde, terwijl de groote Grieksche veldheer en taatsm^
XenophL L zijn boek „Hipparihikosquot; schreef »«^J
Lkzaamheid richten op de hoeven van uwe paarden, zooda deze - staa
zullen zijn ook op harden en ruwen bodem te loopen; want gi moet we
beroken dat als gij onder het rijden met de hoeven gaat sukkelen het
p rd rdt: nutteloos voor u is. In zijn boek over de rijkunst, drukt h,
L nog kernachtiger uit en zegt: „een huis dat een heel ^oo.e g.velheeit
doch larvan de fundamenten niet deugen, is niets waard en .^oo deug
ook een oorlogspaard totaal niet wanneer de hoeven niet goed ^^

het paard nog zoo'n mooien lichaamsbouwquot;. Men zag YrS^'^LsW toen
belang van goede hoeven des te meer in, omdat men het lgt;oefbeslag toen
nog nlt kende, althans niet in dien zin als tegenwoordig - -o moe

bv Alexander de Groote vaak zijn cavalerie thuis laten en bij het

g;;ectt uitschakelen omdat de hoeven zoo sterk waren f ff ^^ ^^
paarden geen voet meer konden verzetten. Ook is bekend dat Hannibal
'rr
Lt grootste gedeelte zijn Numidische ruiterij verloor toen zij de moe
lassen van de Arnus moest doortrekken en hij de paarden met beschutten
kon
tegen vergiftige beten van insecten in de kootholten «n op de krone.
Een dergelijke tegenslag ondervond M i t h r i d a t e s de

Pontus, In zijn derden oorlog tegen de Romeinen. Hij belegerde den C^
Aurelius Gotta in Kyzikos en stuurde toen alle paarden der ruiterij
naar Bithynië om daar op de maische weiden te grazen en enemde de
hrven te'doen aangroeien die door de lange marschen to ^^ a f ^
waren. Het gevolg hiervan was echter dat Lucullus ^ ^eger de

stad kwam ontzetten en Mithridates machteloos was, vluchten moest en

totaal verslagen werd. Ook uit de middeleeuwen zijn vele voorbeelden aan
Th lennbsp;het krijgsgeluk keerde door den ^lec^en ^ ---

de hoeven der paarden gekomen waren. En ook in het begm der negen

-ocr page 53-

tiende eeuw was het nog niet veel beter en zoo schrijft de bekende Fran-
8che geschiedschrijver Thiers de noodlottige terugtocht van het leger van
Napoleon uit Rusland toe aan het gebrek aan hoefijzers en hoefnagels,
waardoor de paarden niet meer beslagen konden worden en onbruikbaar
waren in de met sneeuw en ijs bedekte velden van Rusland; het grootste
gedeelte der cavalerie, artillerie, en treinen gingen hierdoor verloren.

— Men vindt in menig boek over landbouw en paardenfokkerij aanwijzin-
gen omtrent de verzorging der hoeven. De bekende Romeinsche landbouw-
schrijver ColuToella zegt:

De paardenhouder moet dikwijls in den stal komen en er vooral op letten
dat het vak, waarin het paard staat, geen kuilen vertoont en niet van zacht
hout is gemaakt.

Men moet de standplaats maken van zeer harde eikenblokken welke een
aaneengesloten vlak vormen; dan worden de hoeven zoo hard als steen.
Ook geeft hij den raad slechts met paarden te fokken, die harde en steile
hoeven hebben, met holle zool, ronden vorm en van niet te grooten omvang.
Hij raadt aan om het veulen, als het een jaar oud is, naar bergweiden te
sturen waar de bodem hard is. Xenophon geeft verder aan om de paarden
bij het poetsen buiten te brengen en te plaatsen om een terrein met vuist-
groote steenen. Eigenaardig is het dat ditzelfde heden ten dage in Mexico
nog gedaan wordt. De beroemde Grieksche veearts Absyrtus, die zooals
men tegenwoordig zou zeggen ,legerpaardenartsquot; was in het Oost-Romein-
sche leger en ook de bekende West-Romeinsche paardenarts Vegetius
Renatus zeggen beiden in hunne nagelaten geschriften: het is van veel
meer belang te trachten de hoeven van de paarden goed te houden dan
ziekten te genezen.

Reeds Vegetius geeft aan om de paarden op een standplaats te zetten
van hard eikenhout, waarin een goot is aangebracht zoodat de urine niet
kan blijven staan en nadeelig op de hoeven kan inwerken. Verder schrijft
hij voor om de hoeven zorgvuldig te wasschen en van mest te reinigen en
daarna met vet in te wrijven.

ADVERTENTIEN.

WORDT GEVRAAGD, direct of later:

EEN BEKWAAM HOEFSMID,

loon f30 per week; met proof-ailogj/ing.
J. A. TANGELÜER, Onderwijzer Hoefsmid, Duiven.

Beklante Hoefsmederij te koop

in een der Zuid-Hollandsche steden. Boven de smederij flink
woonhuis. Gedeelte der koopsom kan eventueel voor hypotheek
dienen.

Br. fr. onder no. 2, Bureau „De Hoefsmidquot;, Wagenstraat 70,
den Haag.

-ocr page 54-

Huet, Majoor-Paardenarts, Directeur der Hoefsmidschool te Amersfoort.

Na dezen eervollen „Staat van dienstquot; zij nog vermeld dat Prof. Kroon
in 1922 een uitnemende voordracht hield over cursussen in hoefbeslag, gehou-
den te Utrecht voor dierenartsen-leiders en onderwijzers in practisch hoef-
beslag aan genoemde cursussen. Terecht besloot de „Vereeniging voor
Onderwijzers in practisch hoefbeslagquot; in 1926 om Prof. Dr. Kroon te benoe-
men tot eere-voorzitter van hare Vereeniging.

Prof. Kroon bevorderde in 1927 de oprichting van voorbereidende cursus-
sen voor aanstaande hoefsmeden en schreef in den loop der tijden ettelijke
artikelen betreffende onderzoekingen op het gebied der hoefkunde en van
het hoefbeslag, meest alle gepubliceerd in het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde, waarvan Prof. Kroon ook een der redacteuren is.nbsp;Re d.

WORDEN DE VERZENEN MEER OP MINDER BELAST DOOR HET
AANBRENGEN VAN KALKOENEN ?

De heer H. Kerekhaert te Stoppeldijk heeft hierover in de algemeene
vergadering, 28 Januari '28 te Utrecht, het volgende gesproken:

Het vorig jaar is door Dr. v. d. Plank op onze jaarvergadering eene in-
leiding gehouden over de belasting van den hoef, in de achterste hoefhelft,
bij verhooging der verzenen. Dr. v. d. Plank zeide deze zaak ter sprake te
brengen, naar aanleiding van een meeningsverschil tusschen de leden der
examencommissie. De geachte spreker kwam tot de conclusie, dat bij verhoo-
ging der verzenen de last meer op den toon werd overgebracht. De heer Schie-
man, hoewel voor hem den tijd ontbrak deze kwestie uitvoerig te bespreken,
gaf als zijn meening het tegenovergestelde te kennen. Ik heb toen, hoewel
ook mij den tijd ontbrak, mij, wat de hoofdgedachte betrof, voor de meening
van Dr. v. d. Plank uitgesproken. Ik herinner mij nog de woorden van Mijn-
heer Heidema toen de heer Schieman en ik gereed stonden te vertrekken.
Deze zeide: „U moet beidenmaar eens kalm over deze zaak denken en spreken.quot;
Ik geef den heeren de verzekering dat wij het in den trein al spoedig over dit
onderwerp hadden. Het bleek ook direct dat wij elkaar niet goed hadden
begrepen.

Bij mij zat de gedachte voor, dat het de bedoehng was, wat zal men doen
om de last meer op den toon over te brengen ? Des heeren Schieman's bedoeling
scheen anders. Hij zei, de bedoeling te hebben, wanneer men bij een paard de
verzenen verhoogt, en het paard plaatst den voet in dezelfde lijn neer, dat
dan de verzenen ook meer worden belast.

Wij willen nu, geachte vergadering, deze beide gedachten eens afzonderlijk
bespreken, daar volgens mijne meening, wanneer men de verzenen verhoogt,
het paard veelal zijn beenen iets meer onder zal brengen. Wij willen U echter
direct zeggen, dat wij niet de meening zijn toegedaan, U hier iets nieuws te
gaan vertellen, of op wetenschappelijke gronden U een of ander te willen
bewijzen, neen het is alleen U datgene mede te deelen, wat wij door onder-
vmding hebben geleerd. Het mag wel als algemeen bekend worden aange-
nomen dat vooral aan paarden, waarvan men op grond van himne afstamming
of bouw verwachtingen heeft voor de toekomst, aan deze dieren meer dan
gewone zorg wordt besteed. Deze zorgen strekken zich ook uit tot de hoeven.

-ocr page 55-

bijlage van „De Hoefsmidquot;, Mei-aflevering 1928.

Dr. H. M. KROON,
Hoogleeraar aan de Rijks-Universiteit te Utrecht en Directeur
v/h. Instituut voor Hoefkunde,

-ocr page 56-
-ocr page 57-

In den tijd dat ik nog als practisch hoefsmid ^yerkzaam was, vooral in de
oorlogsjaren, werd in onze omgeving veel zorg besteed aan het opfokken van
jonge paarden. Als men dan, zooals ik meermalen heb gedaan, met een of
meer fokkers voor gezamenlijke rekening hengstveulens kocht, om deze te
trachten op te fokken voor dekhengst, was als van zelf sprekend de zorg voor
de hoeven en standen voor mijn rekening. Onnoodig te zeggen, dat men aan
veulens met afwijkende standen de meeste aandacht moet schenken Wij
hebben de ondervinding, dat door goed en regelmatig besnijden of soms aan-
brengen van abnormaal beslag men veel verbetering kan bekomen, mits men
bij de dieren op zeer jeugdigen leeftijd daarmede begint.

Wij kennen wel vooraanstaande hengsten, die zonder goede hoefverzorging
in hun jeugd het niet tot dek- of premiehengst zouden hebben gebracht In
hun afstammeHngen zijn echter meestal de oorspronkelijke stand en gang wel
te herkennen. Wij zouden daarom wel de vraag durven stellen, of de door
buitengewoon besnijden of aanbrengen van abnormaal beslag verkregen ver-
beteringen wel in het belang van de fokkerij zijn ? Het zou o.i. gemakkelijker
zijn, zonder deze buitengewone bewerkingen, den stand en gang, in verband
met den erfelijken aanleg, te beoordeelen.

Neem me niet kwalijk Heeren, dat ik hier een oogenblik van ons eigenlijk

onderwerp ben afgedwaald.nbsp;^

Wij willen thans een paar standen bespreken die verband houden met de
belasting van den hoef in de achterste hoefheHt. Wij hebben b.v. een veulen
dat onderstandig is, waarbij de meeste belasting op de voorste hoefhelft
toongedeelte) valt. Het besnijden is al zeer eenvoudig: de verzenen sterk in-
korten. Zouden nu de verzenen door het inkorten niet ontlast worden ? Voor-
zeker ja! Wat gebeurt nu echter verder. Wanneer dit veulen na het besnijden
den voet neerzet zal het soms voorkomen, dat de verzenen den bodem niet
raken, dus geheel geen tegendruk hebben en hierdoor ontlast zijn. Het veulen
voelt nu iets ongewoons en moeilijks, en zal zelf trachten hierin verbetering
te brengen door zyn beenen meer voorwaarts te plaatsen, tot het voelt dat
het weer gelijkmatig belasting heeft. Dit alles zal nu wel niet direct gebeuren
Toch geven wij de verzekering dat, wanneer tijdig en geregeld het besnijden
wordt herhaald, verbetering wordt verkregen. Wanneer nu deze verbetering
na korteren of längeren tijd is bereikt, zullen, doordat de stand door het voor-
uitbrengen der beenen is gewijzigd, de verzenen
meer danvroegerwordQu belast
Een tweede veulen heeft b.v. juist een tegenovergestelden stand, dus ge-
strekten stand met, zooals wij leerden, lage verzenen en lange hoeven met
schuin verloopenden wand.

Men zal in zoo'n geval niet beginnen om de verzenen, die toch reeds laag
zijn, nog in te korten, neen, men kort den toon zooveel mogelijk in Het is
ons ook hierbij voorgekomen, dat na het besnijden het veulen niet meer met
de toonen den bodem raakte, dus hier het tegenovergestelde als bij het eerste;
de belasting kwam dan geheel op de verzenen. Het beestje zal hier zelf weer
verbetering zoeken en de door het besnijden overbelaste verzenen ontlasten
door de beenen meer onder zich te plaatsen. Wanneer ook hier weer geregeld
wordt besneden, komt verbetering en zal de toon, doordat de beenen meer
onder het hchaam werden geplaatst, sterker worden belast

-ocr page 58-

Wij meenen in het vorenstaande te hebben uiteengezet, dat het wel mogelijk
is veranderingen in de belasting van den hoef te brengen, en dat door b.v. de
verzenen te verhoogen de stand zich wijzigt, meer onderstandig wordt en
hierdoor de verzenen worden ontlast. Nu ligt het toch voor de hand, dat men
niet zonder meer kan zeggen, dat men de verzenen moet verlagen om meer
belasting op den toon te krijgen of omgekeerd, of dat men door de verzenen
te verhoogen deze altijd meer belast. Het zijn allemaal dingen die van veel
omstandigheden afhankelijk zijn.

Wij willen nu eens nagaan wat er gebeurt wanneer wij bij een paard de
verzenen verhoogen door het aanbrengen van kalkoenen of verdikte takken.

Wij stellen ons voor een paard met normalen stand, hoef en koot in één
lijn, een hoek makende met den bodem zooals dit wordt vereischt, het been
loodrecht onder het lichaam geplaatst. Nu gaan wij dit paard beslaan met kal-
koenen of met een andere verhooging aan de verzenen. Wat zal nu gebeuren ?

Wanneer het een paard is met veerkrachtige kooten, goede kronen, zal,
wanneer het been weer loodrecht onder het lichaam wordt geplaatst, de koot
iets meer doortreden en daardoor ook de last iets meer op de achterste hoef-
helft neerkomen.

Dus in dit geval meer belasting op de achterste hoefhelft door verhooging
der verzenen, zooals door den heer Schieman bedoeld. Wanneer dit paard nu
maar eenige last of meerderen druk gevoelt, zal hij veelal den lichaamslast
verplaatsen door den stand iets onder te brengen. Door het meer onder-
brengen zal de last als vanzelfsprekend meer op den toon vallen. De hoefsmid,
die nauwlettend toeziet, zal ook wel eens hebben opgemerkt dat wanneer
hij een paard had beslagen met rechte Voetas, doch door den toon in te korten,
dit paard na het beslaan een iets gebroken voetas had naar voren. Den
anderen dag was de voetas weer recht. De oorzaak hiervan is o.i. dat dit
paard den hchaamslast iets verplaatst. Dat vele paarden hun stand en gangen
veranderen door verschillend besnijden of aanbrengen van abnormaal beslag,
acht ik van algemeene bekendheid. Hoefsmeden, die veel concourspaarden
beslaan en hierop nauwkeurig letten, zullen dit bevestigen. Wij geven daarom
als onze meening te kennen dat door verhooging der verzenen een directe
meerdere belasting ontstaat, wanneer het paard zijn been of beenen in de
vroegere richting plaatst, doch dat in vele gevallen het paard, wanneer men
de verzenen verhoogt, de lichaamslast door onderbrengen der beenen iets zal
verplaatsen en daardoor de verzenen weer regelmatig zijn belast, doch doordat
de hoef in een stelleren stand is gebracht de verzenen minder zijn belast.

Er is o.i. nog een andere factor waardoor de lichaamslast meer op den toon
wordt overgebracht en die wellicht nog van meer belang is dan het verhoogen
der verzenen. Ik wil deze uiteenzetting echter overlaten aan den heer Schie-
man, maar wel met een enkel woord zeggen waarom met beslag met kalkoenen
of verdikte takken veelal slechte resultaten worden bereikt. Het zijn bijna
zonder uitzonderingen hoeven met lage verzenen, die men daarmede tracht te
verbeteren. Nu zijn hoeven met lage verzenen ook meestal plathoeven.
Als een paard met plathoeven onbeslagen loopt, wat zien wij dan ? Dat de
zwaarte van den lichaamslast niet alléén door den wand wordt gedragen,
doch wand, zool en straal elk een gedeelte daarvan. Als men nu bij de plat-

-ocr page 59-

hoeven ijzers gaat onderleggen met kalkoenen en afhelling, dan zal de
wand alléén worden belast en hiervoor niet bestand blijken. De druk op den
schuin verloopenden hoornwand zal zoo groot zijn, dat deze begint uit te
buigen, waardoor losse wand ontstaat en doordat de zool geen steun meer
vindt tegen den bodem, zal deze vlakker worden. Wanneer men bij plathoeven
verbetering wil aanbrengen of ze althans niet slechter wil maken, dan dient
in de eerste plaats gezorgd te worden dat wand, zool en soms ook de straal
hun aandeel in het gewicht blijven dragen, wat het eenvoudigst te bereiken
is door het gebruiken van breede hoefijzers (met soms breede balken — Bel-
gisch balkijzer), met niet meer afhelling dan noodig is om druk op de zool te
voorkomen. Als een afhelling noodig is, moet deze vanaf de nagelgaten be-
ginnen en zóó zijn aangebracht dat wanneer de hoef wordt belast de zool
steun krijgt op het ijzer. Vooral geen randjes-af helling, die in de practijk
absoluut geen nut heeft, maar dikwijls den smid kreupele paarden bezorgt.
Wij hebben ook meermalen geconstateerd dat, wanneer de zool meedraagt,
deze ook steviger wordt. (Iets om uit te zoeken voor de toekomst of door
meerderen druk ook meer groei ontstaat ?). Ons land is veelal laag gelegen
en vochtig. Meer dan in eenig ander land zouden wij hier, om goed hoefbeslag
te leveren, gebruik moeten maken van breede ijzers, maar dan deze weer niet
bederven door het aanbrengen van een ondoelmatige afhelling.

Wij zijn mijne heeren aan het eind van onze korte uiteenzetting en hopen dat
U het eenigszins op prijs stelt, in deze vergadering onze meening hebben
durven kenbaar te maken. Moge dit voorbeeld door meerdere collega's worden
nagevolgd, waardoor onze jaarvergadering belangrijker en aantrekkelijker
zal worden.

Aan het bestuur onzen dank voor de ons gegeven gelegenheid om hier het
woord te mogen hebben!

DE BEVORDERING DER STAMBOEKKEURINGEN RAAKT OOK

UW BELANG !

Hoe zoo, hoor ik na bovenstaand opschrift te hebben gelezen, al menig
hoefsmid vragen. Zij die werkelijk reeds voldoende aanraking met vooruit-
strevende paardenfokkers hebben, behooren niet tot deze vragers. Zij
weten
dat het bovenstaande in algemeenen zin juist is.

De steun die de Staat, de Provincies, benevens enkele Vereenigingen en
particulieren aan de paardenfokkerij verleenen, treedt het duidelijkst aan den
dag bij de premiekeuringen en bij het onderwijs aan verschillende inrichtingen
en cursussen. De deelneming aan de preniiekeuringen is echter uitsluitend
opengesteld voor driejarige en oudere stamboekpaarden, en verder voor jon-
gere dieren ingeschreven in een veulen- of hulpveulenboek. De stamboek-
keuringen zijn
niet in handen van de Overheid, doch uitsluitend in die van
vereenigingen van fokkers, al worden zij wel bevorderd door vorengenoemde
bepaling ten opzichte van de deelneming aan de premiekeuringen. De fokkers
houden derhalve op eigen kosten als het ware een voorkeuring, uit welke

-ocr page 60-

beperkte hoeveelheid paarden de jury's voor de premiekeuringen de huns
inziens beste exemplaren primeeren.

Het is een bekend feit dat aan de betere exemplaren de meeste zorg wordt
besteed. Deze zorg heeft ook betrekking op de hoeven en het beslag. De eige-
naars weten heel goed dat de hoeven bij goede verzorging en bij doelmatig
beslag den besten indruk kunnen maken. En als zij met hunne paarden naar
de stamboek- of premiekeuring gaan, dan zetten zij in den regel alle zeilen bij
om het gewensehte doel te bereiken. Dan wordt niet zoo veel als anders op
wat extra kosten gezien en er zijn smeden die heel wat extra werk hebben
tegen die keuringen en hierdoor ook extra verdienen.

Niet alle smeden hebben evenveel kijk op een paard. Zij die in dit opzicht
op den voorgrond staan, kunnen dikwerf de eigenaren bovendien met goeden
raad van dienst zijn, de aanbieding op de stamboekkeuringen bevorderen en
hierdoor de paardenfokkerij in het algemeen en de belangen der eigenaars en
van zich zelf steunen. De aandacht te vestigen op dit feit, ligt in de
bedoeling van dit artikeltje. Laat men voor zich zelf een en ander overwegen
en ... . toepassen. Hierbij behoort ook in aanmerking fce worden genomen dat
een aanraden om met een merrie naar de stamboekkeuring te gaan, alleen
dan tot dankbaarheid leidt als de eigenaar op zoo'n keuring succes heeft. Als
het gehalte der merrie niet opvallend goed is, dan is voorzichtigheid bij de
opwekking geboden. En zoo de smid zich uit een oogpunt van paardenkennis
wat zwak gevoelt, laat hij zich dan alleen bepalen tot zooveel mogelijk de
aandacht vestigen op de te houden stamboekkeuringen in zijn streek. Mocht
iemand de data dezer keuringen niet kennen en lust gevoelen in bovenstaan-
den zin medewerking te verleenen, dan worden inlichtingen daarover steeds
gaarne door ons verstrekt, en ongetwijfeld ook gaarne door de onderscheidene
secretarissen van de provinciale stamboeken of stamboekafdeeÜngen. Krui-
singsproducten van trek- en tuigpaard worden niet opgenomen, al glipt er
hier of daar nog wel eens een enkele tusschen de mazen door.nbsp;Red.

BEUGEL TOT HET BEVESTIGEN VAN DOODE HOEVEN OP EEN

WERKBANK.

Reeds geruimen tijd geleden had ik het genoegen dat de Hoefsmidschool
te Amersfoort bezocht werd door eenige onderwijzers in practisch hoefbeslag,
welke zelf les gaven aan cursussen. Hun aandacht viel o.a. op de wijze van
bevestiging der doode hoeven op de hiervoor gebruikte werkbank, welke
bevestiging zij zeiden te verkiezen boven de elders in gebruik zijnde me-
thoden. Meenende ook andere practici hiermede van nut te kunnen zijn,
voeg ik hierbij een projectie-teekening, welke het een ieder smid gemakkelijk
zal maken deze beugels zelf te vervaardigen. Opgemerkt wordt nog dat de
afsluiting niet altijd met de spie plaats vindt, doch bij hoeven afkomstig van
groote paarden met dikke kooten, vaak slechts een hoefnagel tot afsluiting
wordt gebezigd, terwijl omgekeerd, bij hoeven met dunne kooten, onder den
beugel een rasp of ander voorwerp wordt gestoken tot steviger opsluiting
en vaster aandrukken van den beugel.

-ocr page 61-

Deze beugels zijn reeds tientallen van jaren in gebruik bij de Hoefsmid-
school en hebben tot heden altijd reden tot tevredenheid gegeven. G. H.

KORTE MEDEDEELINGEN.

— Hoefsmidschool te Amersfoort. In Maart en April is examen afgenomen
en zijn als hoefsmid geslaagd de dienstphchtigen der artillerie: G. Maatjes —
C. Reeder — A. P. v. d. Vhet — H. J. E. Rolfïs — J. Meyer — W. Brouwer
—C. Donkersloot — G. R. H. Jansen — J. L. de Troye — P. van Rugge —
H. Semmelink — D. Douwma — J. Kwint — G. Dam — S. de Groot — J.
Bergsma — J. Duisternaat — H. Spaan — en de reserve-hoefsmeden
A. J. J. Bourgogne — M. v. d. Broek — P. Jansen en T. Hofman.

Aan allen is een diploma toegekend.

-ocr page 62-

Op 3 Mei zijn als leerling aangenomen 16 dienstplichtigen der artillerie,
Avelke gedurende elf maanden in opleiding kunnen blijven.

Deze maand heeft een uitbreiding plaats gevonden van het aantal vuren;
tot heden waren er 9 dubbel-vuren en 4 enkel-vuren; deze enkel-vuren zijn
nu uitgebouwd tot dubbel-vuren. Het gevolg is dat het aantal leerlingen
uitgebreid kan worden met 8 en nu op 55 gebracht wordt. Op 4 Juni a.s.
wordt een nieuwe cursus begonnen met reserve-hoefsmeden.nbsp;G. H.

—nbsp;OviTgangsexamens. Ten overstaan van de Commissie voor de Cursussen
in Hoefbeslag uit de Geldersch-Overijsselsche Maatschappij van Landbouw
werd op respectievelijk 10 Maart en 7 April het overgangsexamen aan de
cursussen in hoefbeslag te Zutphen en Arnhem gehouden.

De volgende candidaten werden tot het tweede leerjaar toegelaten:

Zutphen. Dorrestein te Lochem, Eelderink te Hengelo (G.), Schutte te
Groenlo, Tuitert te Laren (G.). Voorwaardelijk geslaagd: Brokken te Warns-
veld. Huiskamp te Eefde en Rouwenhorst te Ruurlo. Afgewezen 2 candidaten.

Arnhem. Th. H. Bolder te Angeren, B. Th. Eltink te Gendt (O. B.), J. S.
Uijen te Nijmegen, G. Kerkhof te Groesbeek, J. H. Salemink te Angeren.
Voorwaardelijk geslaagd: J. P. Hendriksen te Huissen en L. B. Sesink te
Zevenaar. Afgewezen 2 candidaten.

—nbsp;Cursus hoefbeslag Emmen. Op Zaterdag 14 April werd een toelatings-
examen gehouden voor den nieuwen cursus in hoefbeslag; aangegeven hadden
zich 13 candidaten, waarvan met het oog op de plaatsruimte een 3-tal moest
worden afgewezen. Toegelaten zijn: D. Wiebring te Emmen; O. Vos te ISTieuw-
Buinen; W. Weggemans te Wachtum; W. Dijkstra te Stadskanaal; J. Keen
te Drouwen; H. Behrendt te Klazienaveen; Joh. l^anting te Sleen; H. Polkerts
te Stadskanaal; G. Smit te Stadskanaal en H. Plat te Borger. De vijf eerst-
genoemden hebben een voorcursus gevolgd. De cursus staat onder leid
ing
van den heer H. Vrieling te Emmen, die tevens het theoretisch onderwijs
geeft, terwijl het practisch onderricht wordt gegeven door den heer J. Scholten
te Wachtum.

—nbsp;Examen ter verkrijging van een Rijks-diploma als hoefsmid.

Vanaf 1 tot en met 10 Mei zijn geslaagd: C. F. van Erp te Geffen, T. G. van
Neer te Windesheim, J. van Genk te Oosterhout, C. Kommers te Capelle
(N. Br.), P. van Tilburg te Breda, N. D. Bakker te Zuilichem, N. J. Takken
te Veenendaal, B. Tennissen te Bennekom, B. Logt te Olst, R. Kok, J. G.
Burgers, beide te Wijhe, J. de Bruijn te Groot Linden, P. M. Cuypers te
Gijeteren, J. Houdel te Enschede, J. Hidding te Wachtum (Dr.), J. Kiljam
te den Burg op Texel, B. M. Meester te Haaksbergen, J. Scherpenhuyzen te
Nederhorst den Berg, H. Rass te Emmen, J. Veenhuis te Huissen, J. Kloek
te Dreischor, G. W. Eskes te Bilthoven, G. W. de Kok te Afferden, J. W. J.
Mey te Beek, P. van Dijk te Beets, H. J. Degger te Abbergen, L. J. van de
Zande te Ellemeet, Th. F. Oomen te Groesbeek, H. J. Bodt te Beltrum,
E. P. Meyer te Purmerend, H. J. Schoppers te Varsseveld, J. Boxs te St.-
Oedenrode en J. Heesbeen te 's-Hertogenbosch.

—nbsp;ïentoonstelllng Utrecht Juli a.s., ter herdenking van het 25-jarige
l)estaan van den B. S. P. N. Deze tentoonsteüing vindt van verschillende
zijden, vooral van die der handelaren, steun van beteekenis en belooft hier-

-ocr page 63-

door belangrijk te worden. In dit geval kan men op veel bezoek der smeden,
uit alle provincies, rekenen.

Er is ook de mogelijkheid onderzocht of aan die tentoonstelling een een
trale wedstrijd van hoefsmeden ware te verbinden. De tentoonstelling wordt
gehouden in het Jaarbeursgebouw. Indien een wedstrijd van hoefsmeden
veel publiek zou trekken dan moest deze vlak in de buurt der tentoonstelling
plaatsvinden, alzoo op het Vreeburg. Het Bestuur der gemeente Utrecht
kon echter onder geen voorwaarde een deel van het Vreeburg ter beschikking
stellen. Er wordt nu van afgezien, ook doordat de wedstrijd heel wat uit-
gaven zou vorderen, die niet gemakkelijk bijeen waren te brengen.

Ideeën-prijsvraag voor een hoefbeslag of hoefbcsla^heschermingAvaarbij het
paard bij elke weersgesteldheid tegen uitglijden is beschermd, en waardoor
het moderne wegdek niet of althans zoo min mogelijk wordt beschadigd.

De Bond van Smedenpatroons in Nederland schrijft in samenwerking
met de Vereeniging van Rijks-Onderwijzers in practisch Hoefbeslag ter ge
legenheid van het 2o-jarig bestaan van den B. S. P. N. eene ideeën-prijsvraag
uit voor het beste idee voor een ontwerp hoefbeslag of hoefbeslagbescherming
waarbij het paard onder alle weersgesteldheden voldoende tegen uitglijden is
beschermd terwijl het moderne wegdek niet of althans zoo min mogeliik door
dit hoefbeslag beschadigd mag worden.

Uitvoerig programma wordt op aanvraag door het Algemeen-Secretariaat

?gt; „ ^xquot;nbsp;^^^nbsp;het Adviesbureau

-f. tl. Hormann te Utrecht toegezonden, terwijl de Jury en de priizen nog
nader bekend gemaakt zullen worden.

De inzendingen zullen op de Jubileums-Tentoonstelling van den B. S. P. N.
van 24 t|m. 28 Juli 1928 worden tentoongesteld, en waar deze tentoonstelling
bij beschikking van Z.Exc. den Minister van Arbeid, Handel en Nijverheid dd
12 April '28 No. 4469 Afd. H. amp; N. van Staatswege erkend is in den zin van
Art. 8 van den Octrooiwet, blijven inzenders van antwoorden recht op oc-
trooi houden, ondanks deze pubHcatie, binnen 6 maanden na dagteekening
der opening van de tentoonstelling.

De bejiroonde ontwerpen dienen verder uitgewerkt te worden en op bruik-
baarheid in de praktijk te worden getoetst. Hiertoe zal voorzoover de bekro-
ning geschied van een idee, toebehoorende aan een onbemiddelden uitvinder
de nadere medewerking van de B. S. P. N., De Ver. v. Rijksonderwiizers en
andere belanghebbende organisaties, zoomede van het „Bureau voor Uit-
vindersquot; worden gevraagd. Uitdrukkelijk wordt vastgesteld, dat het be-
kroonde idee, eerst zijne superioriteit in de praktijk moet bewijzen, alvorens
deze bekroning voor reclame doeleinden mag worden gebruikt.

PERSOVERZICHT.

—nbsp;Het is den Duitschen Smedenbond na vele vergeefsche pogingen einde-
lijk gelukt om reductie te verkrijgen voor de spoorkosten van deelnemers
aan cursussen in hoefbeslag.

De redactie van „Der Hufschmiedquot; merkt daarbij op dat een zoodanige
reductie reeds tal van jaren werd verleend voor de leerlingen die een cursus
in hoefbeslag volgen aan de hoefsmidschool te Dresden.

—nbsp;Octrooi werd in Duitschland aangevraagd voor twee nieuwe vindingen,
die ons voor Nederlandsche toestanden ook niet lijken veel toekomst te hebben.

—nbsp;In Dresden is het sedert 1 April 1927 ook niet meer toegelaten om
aan het examen voor gediplomeerd hoefsmid deel te nemen zonder vooraf
een cursus in hoefbeslag van minstens vier maanden te hebben gevolgd.

-ocr page 64-

— Het hoefbeslag op de landbouwtentoonstellingen. De heer S. v. Angeren
schreef hierover in Oct. 1927 in het B. S. P. N. het volgende:

Wanneer we eens even terugblikken op de landbouwtentoonstellingen
van dit jaar, dan zien wy enkele verschijnselen, welke er op wijzen, dat er
hier of daar iets hapert.

Voor eenige jaren was de ambitie van do hoefsmeden, om deel te nemen
aan wedstrijden in hoefbeslag, heel groot. Toen moesten geregeld vóór-wed-
strijden worden gehouden om de beste deelnemers, welke dan aan den eigen-
lijken wedstrijd konden meedoen. Dit jaar was het bijv. in Venlo, Tiel, Steen-
bergen en Axel niet noodig een dergelijken vóór-wedstrijd te houden, daar
het aantal deelnemers klein genoeg was om direct met den wedstrijd te be-
ginnen. In Enschedé is zelfs de geheele wedstrijd niet doorgegaan uit gebrek
aan mededingers!

Wat kan de oorzaak zijn van dezen achteruitgang ?

Het aantal paarden is weliswaar verminderd, doch niet zoo veel, dat de
hoefsmeden daarvan te lijden hebben, vooral niet op het platteland, waar
vandaan toch meestal de deelnemers aan wedstrijden komen. Optimisten
zeggen zelfs, dat den laatsten tijd het aantal gebruikspaarden weer stijgt.
Dat dan ook de oorzaak van de geringere belangstelling gezocht moet worden
in een grooteren achteruitgang van het vak als zoodanig, kan ik niet aan-
nemen. Dat verder de hoefsmeden minder ambitie voor hun vak hebben,
geloof ik ook nog niet, gezien het aantal deelnemers aan cursussen in hoef-
beslag. Wel is de jongere generatie niet zoo fanatiek als de ouderen waren,
doch gemiddeld voelen zij nog voldoende voor het door hen gekozen vak.
Er moeten dus andere factoren zijn, die den achteruitgang van de wed-
strijden bewerken. M.i. is de voornaamste factor daarvoor het
groote aantal
landbouwtentoonstellingen met wedstrijden.

Van vele zijden wordt aangedrongen op het centraliseeren van landbouw-
tentoonstellingen; de groote tentoonstelling, waar reclame gemaakt kan
worden, die door buitenlanders gemakkelijk kan worden bezocht en die
bijv. ook aan de verkoopers van landbouwwerktuigen de reclame gemak-
kelijker en goedkooper maakt; nu reizen laatstbedoelden geregeld van de
ééne plaats naar de andere en maken noodwendig veel onkosten.

Het is misschien nuttig dat daarop hier ook de aandacht gevestigd wordt.
Aan een groote tentoonstelling zou met kans op goed succes een goeden
wedstrijd georganiseerd kunnen worden met flinke prijzen.

De versnippering, welke nu plaats vindt, werkt er beslist toe mede om een
aantal deelnemers thuis te houden. Zij willen niet geregeld overal heenreizen,
doch zouden op een centrale tentoonstelling (waar desnoods in verschillende
klassen of groepen gewerkt kan worden) wel willen uitkomen.

Ook kunnen dan jaarvergaderingen van Vereenigingen, als bijv. de Onder-
wijzers in Praktisch Hoefbeslag, gedurende die tentoonstellingsdagen ge-
houden worden. Zoowel vergadering als wedstrijd wordt daardoor onge-
twijfeld beter bezocht. In landbouwkringen wordt ook herhaaldelijk over
een dergelijk plan gesproken en de behoefte aan zoo'n centrale tentoon-
stelling doet zich hoe langer hoe meer voelen.

Tegenwoordig krijgt men zoo den indruk, dat de landbouwtentoonstelling

-ocr page 65-

gebruikt wordt om provinciaal of plaatselijk eens een paar vroolijke dagen
te organiseeren. Als daaraan de behoefte groot blijkt, kan men beter royaal-
weg weer een kermis houden. Zuiver zakelijk bezien en met uitschakeling
van provincialisme, is de centrale tentoonstelling een groot belang. Voor
vele menschen moge het aangenaam zijn eens als lid van een tentoonstel-
lingsbestuur te fungeeren, daarboven moeten toch de zakelijke belangen
gaan.

Wanneer een centrale tentoonstelling annex hoef beslag wedstrijd wordt
georganiseerd, geloof ik, dat een groot aantal mee zullen doen, vooral, wanneer
er op hun gebied ook nog te leeren valt uit exposities van inrichtingen of
handelaren.

—nbsp;Uit Brussel worden nog de volgende bijzonderheden omtrent het tot
stand gekomen
internationale ijzerpaU gemeld: Elk land stort maandelijks
een $ per ton ruwijzer, dat werkelijk geproduceerd is, in een gemeenschappe-
lijke kas. Het productieplan wordt na afloop van elk kwartaal voor elk land
opnieuw vastgesteld, met inachtneming van de overeengekomen verhoudings-
cijfers voor de verdeeling van de totale productie.

Overschrijdt een land de vastgestelde kwartaalsproductie, dan moet per
ton van deze grootere hoeveelheid 4 $ extra worden afgedragen. Daarentegen
ontvangt men 2 wanneer de productie minder is geweest dan was vast-
gesteld. Elke drie maanden heeft er een verrekening plaats, terwijl aan het
einde van het jaar de algemeene kas geliquideerd wordt. Het contract loopt
tot 1 April 1931. (1 $ = f2.50).

Tusschentijdsehe uittreding is echter toegestaan, doch eerst van 1 Oeto-
ber 1929 af, mits vóór 1 Mei van dat jaar het verlangen daartoe is kenbaar
gemaakt. Ook de regeeringen hebben het recht van opzeggen, indien er met
Duitschland geen handelsverdragen worden gesloten of bestaande ver-
dragen worden opgezegd.nbsp;(NRG)

—nbsp;In de „Duitsche hoefsmidquot; zet P. Löwe zijn artikel voort over merk-
waardige sandalen voor hoeven en klauwen en behandelt de stroosandalen
zeer uitvoerig. Ook het Hollandsche veenbeslag met ijzeren trippen en daarna
alle modellen in gebruik zoowel in het Oosten (Japan) Syrié Egypte en Ame-
rika krijgen een beurt, alles met afbeeldingen die aan duideijkheid niets
te wenschen overlaten.

ADVERTENTIEN.

BIEDT ZICH AAN: EEN

„ONDERWIJZER HOEFSMIDquot;

bij voorkeur alleen voor hoefbeslag.
Brieven aan J. (i. VAN MAZÏJK, onderw. hoefsni. Lexmond (Z.H.)

-ocr page 66-

B. A. LUYKX

Telefoon 46080

©
83

gs
©

83

©
©
©
gg
©

83

SS
©

83
©

83
83
SS

83
©

gs

gs
©

„HIPPOSquot;

dordrecht
Direct uit voorraad leverbaar:

Winterijzers model A, wijden stand der toonnagel-
gaten, ook Twentsch model genoemd.

Winterijzers model B, met afgebroken rits en twee
stampgaten.

Zomerijzers met rits of met stampgaten, met of
zonder kalkoenen, in dikten

7/16quot;, 1/2quot;, 9/16quot; en 5/8 '.

Alle zuiver iinksche en rechtsche modellen volgens
den normalen hoef.

Waar niet vertegenwoordigd, direct van de fabriek,
te betrekken.

Amsterdam
Hekelveld 16

HOEFIJZERS

HOEFNAGELS

HELLER HOEFRASPEN
Alle artikelen voor Hoefbeslag.

-ocr page 67-

INHOUD.

Dr. R. H. J. Gallandat Huet.— Een nieuwe verlilaring van het hoefmechanisme. — Beoor-
deeling van het hoefbeslag. — Ingezonden stukken. — Korte mededeelingen. — Advertentiën.

bibliotw

EEK

quot;Rijksun VERSI

18. JUIV. 1928

Dr. R. H. J. GALLANDAT HUET,
Majoor Dirigeerend Paardenarts,
Directeur der Hoefsmidschool te Amersfoort.

De stoot tot een betere beoefening van het hoefsmidsvak en tot eeiÜb^eR ECHT.
Opleiding der aanstaande hoefsmeden is van militaire zijde niet minder krach-
tig geweest dan uit de burgermaatschappij, ja de beteekenis van een goed
beslag is door de legerautoriteiten eerder ingezien dan door de burger-paarden-
houders.

Het Ministerie van Oorlog heeft zelfstandig voor de opleiding van zijn
hoefsmeden zorggedragen, en het ook herhaaldelijk mogelyk gemaakt dat
cursussen voor burgerhoefsmidsleerlingen werden gegeven door militaire
paardenartsen en militaire hoefsmeden, een feit dat dankbaar erkend dient te
worden.

De opleiding der militaire hoefsmeden geschiedt sedert 1923 aan de Hoef-
smidschool te Amersfoort; vóór dien tijd was deze een onderdeel van de Rij-
en Hoefsmidschool te Amersfoort. In 1923 is de inrichting zelfstandig
geworden.

Verscheiden militaire paardenartsen hebben leerboeken geschreven op het
gebied van het hoefbeslag, waarvan dat door Majoor Moubis in het licht
gegeven, eenige herdrukken heeft beleefd. Kapitein F. Laméris beschreef de
geschiedenis van het hoefbeslag. Moubis' boek is thans overvleugeld door dat
van Prof. Dr. Kroon en Dr. Gallandat Huet.

Het is mede aan laatstgenoemde te danken dat verscheiden jaren eenige
burgerleerhngen een cursus in hoefbeslag aan de Hoefsmidschool hebben mogen
volgen. Wij zijn overtuigd dat vele oud-leerlingen van Amersfoort, militairen
en burgers beide, het op prijs zullen stellen, evengoed als wij, dat Dr. R. H. J.
Gallandat Huet heeft goedgevonden diens beeld als plaat-bijlage van „De
Hoefsmidquot; te geven.

-ocr page 68-

Dr Gallandat Huet, wiens initialen G. H. aan de lezers van De Hoef

aangesteld (paardenartsen, apothekers en artsen ontvangen, op grond van
aanTtelnbsp;^^ overige offi;ierL'i;We

n^n r« . ?nbsp;luitenant); in 1908 volgde overplaatsing

naar het Remontedepot te Miliigen en in hetzelfde jaar promotie trSrn
tot doetor xn de diergeneeskunde. Van November 1908 107^1 Lfhetl^
Regiment Huzaren te
Zutphen, van 1911-1913 bii het Tp v i7 a !

11

aan de Hoefsmidschool te Amersfoort, van 1913 tot '23 ak Eerstaanwezend

Paardenarts bij de Rij- en Hoefsmidschool, en sinds 1923 afs D rerurder

Hoefsmidschool. Deze inrichting heeft in den loop der tijden geSeÏik een

belangnjke uitbreiding verkregen, en worden er de laatste jarfruSLnd
militau-e leerlingen opgeleid.nbsp;uitsluitend

ooknbsp;^^^ militaire leerlingen heeft Dr. Gallandat Huet

- burgerleerlingen geleid, zooals

Br^tLttTuetTdnbsp;R^kshoefsmid te Utrecht is

J^r. Gallandat Huet hd en secretaris der Examencommissie.nbsp;Red.

EEN NIEUWE VERKLARING VAN HET HOEFMECHANISME.

Wat ons de wijzen als waarheid verkonden
, ^ ,nbsp;Straks komt een wijzer, die quot;t wegredeneert'

Bovenstaande regds van De Genestet kwamen mij in de gedachte, toen ik
het artikel ks van D. H. Heusser: „Neues über HufmecLnismuquot; in lt;^e
Schweizer Hufschmiedquot; 1927 no. 11. De Februari-aflevering van ons MaanÏ

wajtoe de schrijver na zijn betoog is gekomen. Ik vind het geschrevene

Het is een algemeen aangenomen feit, dat de hoef gedurende de belasting
en ontlasting van het hdmaat vormveranderingen ondergaat. Deze zijn mei
het bloote oog wel met waar te nemen, doch heden ten dage twijfelt niemand
meer aan haar bestaan, noch aan haar aard en grootte. Over de wie quot;n
haar ontstaan zijn de meeningen het echter niet zoo eens en
medeTTet op

geTpToirquot;' '''''''nbsp;^^^^^^^ waarschijnlijk fog niet

beWrlttr^''^quot;^nbsp;quot;quot;quot; hoefmechanisme als

belangri kste factor aangenomen de benedenwaartsche druk dien de straal

tengevolge van den lichaamslast ondervindt. Door den tege'nd uk vl^Ten

bojm wordt deze breeder en platter en zal zijdelings uitwijken

OverTTn quot;quot;nbsp;der natuur

etoe T' 'nnbsp;-ortgeleid, geschiedt dit langs beenige

dementen, terwijl trekkrachten door banden en pezen worden oveLbracht
Nu bestaat het straalkussen uit bindweefsel en eLtische
vezelerefzou tt
dan toch een druk moeten voortplanten, vraagt de schrijver. Ook vindt deze

-ocr page 69-

Bijlage van „De Hoefsmidquot;, Juni-aflevecing 1928.

Dr. R. H. J. GALLANDAT HUET,
Majoor-Paardenarts, Directeur der Hoefsmidschool te Amersfoort.

-ocr page 70-

ätkiü

-ocr page 71-

het eigenaardig, dat het straalkussen juist zijdelings uitwijkt, waar toch een
belangrijke weerstand bestaat, en niet in boven-achterwaartsche richt
ing,
waar slechts de geringere spanning van de huid in de balgroeve en koot-
buiging behoeft te worden overwonnen.

Vervolgens mag bij de juistheid van deze druktheorie worden verwacht,
dat wanneer gedurende de belasting van den hoef de hoornstraal den bodem
niet raakt, dus geen tegendruk van den bodem ondervindt, de verwijding
van de achterste hoefhelft zal uitblijven, terwijl tevens een langzamerhand
doorzakken van den straal zal moeten volgen. Geen van beide wordt echter
waargenomen; er heeft toch een hoef verwij ding plaats, ofschoon minder
sterk en de straal schijnt eerder te verschrompelen en zich steeds verder van
den bodem te verwijderen. — Verder zal men verband kunnen brengen
tusschen de gebruikswijze van het paard en de hoef verwij ding, c. q. den
hoef vorm.

Wanneer gedurende den arbeid het kootgewricht sterk doorzakt, moet ver-
wijding in de verzenen op den duur een toenemende zijn. Heeft geen of
weinig doorzakking in het kootgewricht plaats, dan zal een langzaam voort-
schrijdende vernauwing in de achterste hoefhelft daarvan het gevolg moeten
zijn. Bij het rijpaard zal men dus een wijden hoef, bij het trekpaard daaren-
tegen deneiging tot klemhoefvorming moeten verwachten. De praktijk echter
leert juist het tegenovergestelde: bij trekpaarden treden wijde hoeven en bij
rijpaarden nauwe op den voorgrond.

Ten slotte schrijft men aan het hoefmechanisme een belangrijken invloed
toe op de voeding van den hoef. Door het afwisselend belasten en ontlasten
van den hoef zal n.1. de bloedcirculatie worden bevorderd en meer voedsel-
houdend bloed naar den hoef worden gevoerd. Dit is de algemeen geldende
meening, die echter door Dr. Heusser evenmin kan worden gedeeld. Geduren-
de de belasting van den hoef drukken de zich verwijdende hoefkraakbeende-
ren tegen den hoornwand en bij de ontlasting volgt de hoornwand, die daar
ter plaatse toch een neiging tot vernauwing bezit, de terugwijkende hoef-
kraakbeenderen weer onmiddellijk. Van een begunstigen der bloedcirculatie
door afwisselenden druk in de adernetten kan z. i. dus moeilijk worden
gesproken.

De bovengenoemde factoren deden Heusser twijfelen aan de juistheid der
tegenwoordige
druktheorie en waren voor hem reden tot nieuwe onderzoekin-
gen en proeven. Hij redeneert nu ongeveer als volgt:

Het doorbuigen in het kootgewricht en de vormverandering van den
hoornschoen berusten zeer zeker op dezelfde oorzaak, n.1. op den belasting-
druk. Ze zijn echter niet van elkaar afhankelijk, daar de een best zonder de
ander kan bestaan, d. w. z. doorzakking in het kootgewricht is denkbaar
zonder evenredige veranderingen van den hoef en omgekeerd. Gedurende
het moment van doortreden zakt het kroonbeen tusschen de beide hoef-
kraakbeenderen en drukt deze naar buiten. Indien hierbij een bepaalde
weerstand overwonnen moest worden, is het begrijpelijk dat alleen de groote
druk van den lichaamslast daartoe in staat kan zijn en dus meer in 't bij-
zonder bij het arbeidende paard te voorschijn zal treden. Toch is hetzelfde
aan het opgeheven been manueel gemakkelijk na te bootsen, zelfs aan een

-ocr page 72-

dooden ondervoet. Maar onder deze omstandigheden heeft geen hoefverwij-
dmg plaats, zoodat bij het hoefmechanisme nog andere factoren in het spel
moeten zijn.

Bevmdt een Hdmaat zich in statistisch evenwicht, dan valt de loodlijn uit
het draaipunt in het midden van den hoef. De hchaamslast werkt in de
richting van de zwaartekracht, dus ook loodrecht naar beneden. De hoek
in het kootgewricht dient er voor om den schok, die door de meerdere belas-
tmg bij snelheid van beweging ontstaat, te breken, als het ware uit te veeren,
hetgeen door het sterke band-apparaat daar ter plaatse kan geschieden
Maar een last van b.v. löö K. G. op het hdmaat in rust zal op het hoefbeen
een even grooten vertikalen druk uitoefenen. Dat het hoefbeen hierdoor niet
verzakt, is een gevolg van de uiterst soHede en innige verbinding met den
hoornschoen, voornamelijk in het toon- en zijgedeelte, quot;/lo van het hoefbeen
IS voor het midden van den hoef gelegen en in die voorste hoefhelft zijn de
plaatjes niet niet aUeen het langst, maar is ook de dichtheid ten opzichte
van elkander het grootst. Men man dus aannemen, dat de benedenwaartsche
druk in het Hdmaat in het toon- en zijgedeelte van den hoornschoen wordt
opgevangen en door de wandlederhuid als een vertikale trekkracht op den
hoornwand wordt overgebracht. Het hoefbeen is a. h. w. aan den schuin-
staanden hoornwand opgehangen.

De benedenwaartsche druk van den lichaamslast
op het hoefbeen is dus bij het in evenwicht zijnde hd-
maat loodrecht op den bodem gericht.

Deze druk ƒ (zie nevenstaande fig.) is de resul-
tante van 2 krachten: a, werkende in de richting
van de voetas onder een hoek van plm. 45°, en
b,
werkende in horizontale richting en voorstellende de
kracht, die door den hoefbeenbuiger op het hoefbeen
wordt uitgeoefend en in grootte varieert.

De opvatting, dat hier sprake moet zijn van een loodrecht op het hoefbeen
en dus ook op den hoornwand inwerkende kracht, beantwoordt geheel aan den
miscroscopisch-anatomischen bouw, zoowel van het hoefbeen als van de
wandlederhuid. Deze is door F i n d e i s e n in zijn proefschrift: „Die Corium-
verhältnisse am Pferdehufquot;, Bern 1922, beschreven. De plaatjes van de wand-
lederhuid en hun structuurelementen d. w. z. bmdweefselvezels verloopen
n.l. alle vertikaal. Ook de beenlameUen van het hoefbeen staan overal verti-
kaal en zijn radiair naar het midden, het zwaartepunt, gericht.

De loodrecht op den bodem gerichte kracht ƒ werkt nu op den schuin-

staanden hoornwand, doch wordt daar
volgens het parallelogram van krachten
ontbonden in 2 componenten c en ö! (zie
fig. II). c stelt den druk voor, die volgens
de richting van den wand wordt voort-
geleid, terwijl component
d neiging heeft
den wand naar het midden van den
hoef te verbuigen. Dat dit terugwijken aan
den vrijen kroonrand het sterkst is en naar

S = Zwaartepunt van
het hoefbeen.

-ocr page 73-

den draagrand toe geleidelijk minder wordt, spreekt van zelf. Hoe steiler
de wand is, des te kleiner wordt
d-, bij een hoek in den toon van 45° zijn c
en
d gelijk. Van het toon- naar het verzengedeelte neemt de terug-
wijkende kracht
d dan ook belangrijk af. Hoe zal de hoornwand hierop
reageeren ?

Men denke deze daartoe verdeeld in evenwijdig met den kroonrand ver-
loopende ringen, die naar achteren open zijn en dus als een veer werken.
Een afplatting van zoo'n wandring in het toon- en zijgedeelte heeft een
verwijding der open uitemden tengevolge (zie fig. III) en deze verwijding in

het verzengedeelte is recht evem^edig
met de vernauwing in de voorste hoef-
helft. Tusschen de vrije einden bevindt
zich tevens de straal en deze zal de uit-
zetting in de achterste hoefhelft bevor-
deren, indien hij gedurende de belasting
den bodem raakt. Vandaar dat bij den

'verandering van een'wandring by onbeslagen hoef de vormverandcruigen
de hoefbeiasting.nbsp;duidelijker te voorschijn treden.

Ook wordt volgens deze redeneering verklaard, dat de verwijding in het
verzengedeelte aan den kroontrand grooter is dan aan den draagrand en mede,
dat het vlakker worden van de zool het sterkst aan de takken geschiedt.

Dat de genoemde veranderingen van den hoornschoen gedurende het
belasten en weder ontlasten van den hoef werkelijk aldus plaats hebben, kon
Heusser op gemakkelijke wijze demonstreeren aan de hand van een door hem
geconstrueerd model.

Het hoefmechanisme berust dus volgens zijn meening niet op een mecha-
nisch uit elkaar drukken der hoefkraakbeenderen bij de belasting door het
zakken van het kroonbeen, geholpen door het straalkussen.

Aan het straalkussen en de hoefkraakbeenderen moet z. i. een andere
physiologische beteekenis worden toegeschreven. Hierover zal Heusser
nadere mededeelingen doen, die wè met belangstelhng tegemoet zien.

Bennekom.nbsp;Dr. O. B r a n d s.

BEOORDEELING VAN HET HOEFBESLAG.

Mijn artikel in het nummer van 15 Mrt. 1.1. getiteld: „7gt;e hereden officieren
en het hoefbeslagquot;
heeft de pen van den Heer Redacteur en van collega Dr.
Brands in beweging gebracht en ik ben allereerst dankbaar voor de waar-
deerende wijze, waarop beiden op mijn artikel hebben gereageerd. Ik begrijp
zeer goed de bedoeling van den Redacteur, die het, evenals ik, niet wensche-
lijk vindt daarover verdere uitvoerige discussies op te nemen.

Als zoodanig moet dit artikel dan ook niet worden beschouwd. Echter acht
ik het wenschelijk mijne denkbeelden, aan de hand van mijn eerste artikel,
nog even nader toe te lichten. Ik had n.1. niet durven hopen, dat dit onder-
werp tot deze nabetrachtingen, die ik zeer waardeer, aanleiding zou hebben
gegeven. En juist door deze genoemde artikelen komt mijn bijdrage in
een ander en ruimer Ucht te staan dan ik oorspronkelijk had bedoeld. Van-

-ocr page 74-

daar, dat ik ook een ander opschrift heb gekozen, om aan de hand van een en
ander mijne meening nader uiteen te zetten

De ambachten in het algemeen zijn de raderen, waarop het maatschanne
Uk uurwerk loopt. Elk onderdeel is onmisbaar en dus beLgr^rvto3equot;

tlr n deta t?^nbsp;^n 'eker'is hThoI

delirmth'^r^^^^^^ Paardeneigenaren een zeer belangrijk onder-

Nu is het veelal de goede gewoonte, dat zoowel de opleiding tot- als de
beoordeeling van het ambachtswerk niet steeds en hooMzakehjrUhied
door de leden van het gilde zèlf, maar door personen, die
door hunTe ont
wikkehng en ervaring, het best in staat worden geacht het
werk te beooÏ
deelen. Zoo zal een architect of ingenieur best kunnen
beoordeelen het werl
van timmerman of bankwerker, zonder zèlf in staat te zijn dit werk

W 'Tl-nbsp;quot;nbsp;hel ambacht ook

regeld onderhouden worden, ten einde de vaardigheid niet te verliezen In
zoo denk Ik mij ook de verhouding tusschen dierenarts en hoefsmid '

Stel zelfs, dat een architect buitengewoon goed en gaarne timmert of dat
hl r^e^rnbsp;fnbsp;bijzonder voelt aangetrokken - en van

v2 dan zï T?nbsp;-nbsp;hoefsmids-

vÏdoetr r Znbsp;veroorloven dit handwerk

voldoende te onderhouden om zèlf het ambacht te kunnen uitoefenen maar

komt daarbij nog de kenms, van wetenschappen, die voor den werkman in
populairen zm als belangrijk
middel onmisbaar zijn om het „hoe en waarom
te leeren begrijpen, maar die voor den veel breeder ontwikkelden architect
resp. dierenarts
doel zijn en waardoor het later mogelijk wordt in de uitoefe-
ning van een ambacht rationeele wijzigingen aan te brengen

tenrl fnbsp;ontwikkeling zoo duidelijk, dat het

?afook d b r^ ^^ t -twikkehng regelt. Dit neemt niet weg,
dat ook de beoefenaren van het ambacht de vorderingen der wetenschap

- tot goed begrip van wat er van hen verlangd wordt - en voorzoover zh

dit kunnen overzien - dienen te kennen. Maar dit geschiedt - als regel -

pas als het wat men noemt: „in kannen en kruiken isquot;. En nu weet ik wel

dat er nog verschil bestaat tusschen de ontwikkeling van een ambacht en

de beoordeeling van het werk - en ik heb er ook niets op tegen dat de

smeden zeH het hoefsmidswerk beoordeelen, maar dat zij daarvoor'de aan

gewezen menschen in de eerste plaats zijn, onderschrijf ik niet geheel

En daar komt nog iets bij. Het wil mij voorkomen, dat een groep belang-

hebbenden tot behartiging zijner belangen twee wegen kan volgeL Ie It

zelf te doen of 2e dit althans voor een goed deel aan anderen over te laten

sfir/''!^nbsp;hoefsmeden betreft, hunne belangen

s eeds door de dierenartsen c.s. het best kunnen worden gediend. Dan is het
eigenbelang uitgeschakeld en heeft men de voorspraak van meer ontwikkel-
de belangsteUenden, dan zal dit in het algemeen meer invloed uitoefenen,

dan wanneer men zich geheel op eigen krachten heeft te verlaten.

***

Na deze beschouwingen zal het duidelijk zijn, dat ik ook voor de toekomst

-ocr page 75-

voor de ontwikkeling van het hoefsmidsvak noodig blijf achten een over-
wegenden invloed van dierenartsen en het derhalve niet eens ben met den
Redacteur dat zulks in de toekomst behoort te worden gewijzigd.

Ik kan de bedoeling misschien nog verduidelijken door eene andere verge-
lijking: n.1. de opleiding van verplegend personeel. Tenslotte is de hoefsmid
ook een „verplegerquot;, van het paard. En evenmin als ik het rationeel zou
vinden, dat bij de opleiding van verplegend personeel de
arts geen overwegen-
den invloed zou hebben, zoo meen ik ook, dat bij de opleiding van hoefsmid,
in het belang van deze opleiding zelve, de dierenarts een overwegende positie,
als tot nog toe met succes is geschied, zal moeten blijven innemen.

Ten opzichte van het beslag der legerpaarden staat de zaak nog iets anders.

Werkt de burger-hoefsmid tenslotte voor zijn eigen risico, in het leger
dient op afdoende wijze te worden gezorgd, dat de hoef verpleging op hoog
peil staat. Is de burgerhoefsmid afhankelijk van prijs en concurrentie, de
militaire collega is dit niet; hij heeft slechts te zorgen voor goed werk. En dit
wordt volgens bepaalde voorschriften beoordeeld.

En nu spreekt het m.i. wel weer van zelf, dat, geheel overeenkomstig het
eerste deel van dit artikel, de paardenarts hier in de eerste plaats in aan-
merking komt om het werk van den hoefsmid te beoordeelen, maar daarnaast
moeten ook de bereden officieren zooveel kennis hebben van dit werk, dat zij
competent moeten worden geacht om het
normale hoefbeslag te beoordeelen.

Wanneer collega Brands schrijft, dat „in het algemeen een beroepsofficier in
de praktijk geen aanspraak op den naam deskundige kan makenquot;
en „de ver-
houding tusschen den militairen hoefsmid en zijn commandant in het algemeen
niet als een deskundige is te bestempelenquot;,
dan moet ik tot mijn spijt zeggen,
dat zulks met de bestaande voorschriften zeer beslist in strijd is.

Art. 71 van den Inwendigen Dienst der Cavalerie luidt: „De eskadrons-
commandant is verantwoordelijk, dat de paarden van zijn eskadron steeds goed
op beslag staan en dat het beslaan volgens de bestaande voorschriften en bijzon-
dere aanwijzingen geschiedt. Hij wint zoo noodig het advies in van den paarden-
arts, die in het algemeen een wakend oog houdt op de werkzaamheden der hoef-
smeden.

Paarden met gebrekkige hoeven worden aan den paardenarts vertoond en
onder diens toezicht beslagen.quot;

En nu weet ik wel, dat Dr. Brands deze stoute beweringen maar niet zoo
zonder reden zal hebben neergeschreven. Ik ben er zeHs van overtuigd, dat
hij mij aan de hand van feiten de gegrondheid zal kunnen aantoonen, maar
dat neemt niet weg, dat de zaak toch door zulke uitdrukkingen verkeerd
wordt voorgesteld.

Het is hier niet de plaats om te discussieeren over de vraag of verandering
der voorschriften ter zake gewenscht is. Misschien mag ik dat voorrecht elders
nog wel eens hebben.

Maar de zaak is eenvoudig deze: gezien de verantwoordelijkheid, die de

1) Dit spijt mij. Toch zal de opvatting dat ingenieurswerk het best door
ingenieurs, timmermanswerk door timmerlieden, hoefsmidswerk door hoefsmeden
kan worden beoordeeld — de beoordeelaars moeten natuurlijk
bekwaam in hun vak
zijn —, ten slotte ook in het hoefsmidsvak wel zegevieren.nbsp;A. W. H.

-ocr page 76-

bereden officier als batterij- of eskadronscommandant krijgt, moet zijne op-

^irthrrnbsp;-antwoordeüjkbeid kfn „Tn En

evenals er architecten zijn en ingenieurs, die feitelijk niet in staat blijken te

^jn den werkman te beoordeelen, omdat deze inderdaad op een gegeben
S alnnbsp;'nbsp;^^^ quot;i-i- het „stelselquot;

dent heh Zitnbsp;f -«-üjkheden, die ik indertijd zèlf als stu-

dent heb gevoeld, en die ik nu ook jegens mijne leeriingen, de a s officieren

voel, nog veel sterker spreken tot coUega Brands, die in zeerkorten Sd

reserve-officieren heeft op te leiden in dit'vak. Maa; ik vrLquot; dit Set het

geval met elk der vakken, waarin deze jongelieden opleidLg ontvangen.

Dat IS nu eenmaal het euvel van het geheele instituut der „reservequot; W:
dat deze reserve-officieren geroepen zullen worden het hoefbeslag te be^-
deelen, gaat er echter nog heel wat water door den Rijn en
hebLn ^f dus

arts over dit alles toch een wakend oog houdt!
Breda, Mei 1928

T. D. S.

INGEZONDEN STUKKEN.

In het vorig nunimer van „De Hoefsmidquot; werden wij verblijd met een
portret van onzen hooggeachten leermeester Prof. Dr. H. M. Kroon Het
deed ons goed. Onze gedachten werden weer eens bepaald bij den tijd' toen
wi] de lessen van onzen leermeester volgden. De herinnering aan de aan-
gename en leerrijke lessen blijft ons altijd nabij

heeTttrquot;'nbsp;^«ten hoeveel Dr. Kroon voor het hoefbeslag

tu te'uZirnbsp;h-gl— aan de Rijksuniversi'

Ook zijn artikelen en adviezen m tijdschriften werden zeer gewaardeerd
en het leerboek over Hoefkunde en Hoefbeslag, geschreven in vereeniging met
^udie' ^ahandat Huet, is voor de hoefsmeden een goede gids bij hun

Dat hij nog vele jaren zijn gaven mag besteden aan de opleiding van onder-
wijzers m Hoefbeslag is wel de wensch zijner oud-leerlingen

's-Gr.-Capelle (N. Br.), Juni 19128.nbsp;J. K o m m e r s.

Onderwijzer in Practisch Hoefbeslag.

van^dquot;^quot; Mei-aflevering van „De Hoefsmidquot; komt een mededeeling voor
van den heer Kerckhaert betreffende een veulen met onderstafdigen
stand, waaronder ik versta een te steilen hoef

Ofschoon een veulen veel mee en tegen kan groeien in stand, acht ik

r lnbsp;bovenvermelden stand sterk in te

korten. Bij ondervmding is gebleken dat die dan nog des te meer aan

groeien, omreden, wanneer de verzenen bij zoo'n stand sterk ingekort

worden, de pezen langer moeten worden. Anders komen de verzenen niet

-ocr page 77-

met den grond in aanraking en zou hierdoor een moeilijken gang worden
veroorzaakt.

Mijn opinie is: een ijzertje met verlengden of verbreeden toon, dat bij
den toonwand oversteekt en de verzenen zeer gering of niets inkorten.

Bij lange hoeven ben ik het roerend met den heer Kerckhaert eens.

Dankende voor de verleende plaatsruimte,
Biezelinge.nbsp;Hoogachtend

P. A. Butler,

KORTE MEDEDEELINGEN.

—nbsp;Overijssel. Van 4—8 September wordt te Zwolle een provinciale
tentoonstelhng voor land- en tuinbouw, handel, nijverheid en electriciteit
„Zwollandquot; gehouden.

De commissie voor de afdeehng hoefbeslag dezer tentoonstelling bestaat
uit de heeren H. van der Berg, Beestenmarkt 12, ZwoUe, voorzitter; H. Hol-
lander, onderwijzer hoefbeslag, Hasselt, secretaris; E. W. Put, Hasselter-
dijk 51, Zwolle en J. W. Kamphuis, Berkum, Zwollerkerspel.

Deze afdeeling omvat de volgende rubrieken: 1. Wedstrijden voor hoef-
smeden met Rijksdiploma; 2. Inzending van handgesmede ijzers voor normaal
zoowel als voor afwijkend beslag; 3. Inzendingen van machinaal vervaardigde
hoefijzers; 4. Inzendingen van gereedschappen en materiaal ten dienste van
het hoefbeslag in den meest uitgebreiden zin; 5. Inzendingen ter demonstratie
van den wetenschappelijken ondergrond van het practisch hoefbeslag, hier-
onder begrepen inzendingen van collecties ijzers en onderwijsmiddelen van
onderwijzers in practisch hoefbeslag.

Gelegenheid tot inschrijven bestaat tot 1 JuH 1928 bij den alg. secretaris,
H. J. Volkers, Holtenbroekerdijk 14, Zwolle, onder opgave van naam en
woonplaats, en het jaar, waarin een diploma behaald is.

De prijzen voor de verschillende rubrieken zuUen bestaan uit geldprijzen,
medailles, kunstvoorwerpen en eervolle vermeldingen, voor elke rubriek ten
minste drie prijzeni

—nbsp;Zeeland. De afdeeling hoefbeslag van de op 12 en 13 Juli a.s. te Zierik-
zee te houden Landbouwtentoonstelling omvat de volgende klassen: 1. Wed-
strijd in hoefbeslag, bestaande uit het beslaan van 1 of 2 hoeven en het maken
der ijzers daarvoor; 2. Inzending hoefijzers, bestaande uit minstens 8 stuks,
uitsluitend dienende voor het trekpaard, met de hand gesmeed en alleen de
scherpe kanten afgevijld, hieronder begrepen een paar balkijzers (Belgisch
model); 3. Inzending hoefijzers en leermiddelen door onderwijzers in prac-
tisch hoefbeslag; 4. Inzending fabrieksijzers door hoefijzerfabrikanten. 5. In-
zending materialen en gereedschappen voor hoefbeslag; 6. Inzending nood-
stallen.

Prijzen medailles. (Voor klasse 1 en 2 kan desverlangd een geldprijs worden
gegeven in overeenstemming met de waarde der desbetreffende medaille).

Aan klasse 1 en 2 kunnen alleen hoefsmeden uit het eiland Schouwen en
Duiveland deelnemen, uitgezonderd onderwijzers in practisch hoefbeslag of
aspirant-onderwijzers.

-ocr page 78-

deetemer' 'nbsp;onderw^zers in practisch hoefbeslag in Zeeland

Aan klasse 4 kunnen alle hoefijzerfabrikanten in Nederland deehiemen
De commissie voor deze afdeehng bestaat uit de heeren: P. Kooyman
Z^rikzee, voorzitter; Iz. Adriaanse, Goes; H. Kesteloo, Kerkwerve;7X'
voost, Brouwershaven en P. Hanse, Eikerzee, secretaris-penningme;ster

dit jaar zal het 25 jaar geleden zijn, dat op initiatief van de toen te Leiden
bestaande Smedenvereeniging, te Amsterdam de
Bond van sZdl^oZ
m Nederland
werd opgericht. In verband met, en ter viering Zd^lZZ
jubfieum zal van 25 t/m. 27 Juh a.s. te Utrecht het jaarlüklhe et quot;«
worden gehouden, terwijl in het
Jaarbeursgebouw eene tenVoonstem^^^^^^
georganiseerd van alles wat op het smidsvak betrekking heeft

exposanten, verdeeld over ruim 150 stands, zal zich beijvLn om de^rd de

meest moderne gereedschappen en materialen te toonen Het Iterlch

hetAmbachtsonderwijs,het Veihgheidsmuseum, enz. hebben hunne mede
N ^tt'd rr?^^nbsp;smeden te g^t

Niet m den B. S. P. N. georgamseerde smeden worden vriendeliik uitLoo
digd deze tentoonstelling te komen bezoeken, waar veel, het vakletre^^^^^^^^
e leeren valt, waartoe hen door het Tentoonstellings-sec etariaat het
Advts
bureau Hormann te Utrecht, Stationsstraat 23, gaarne kosteLs ei to !
gangsbewijs zal woorden gezonden, indien zij daartoe schriftelijk den wensch
te kennen geven. Tevens zijn daar gratis verkrijgbaar ProgramL's betreff n

ittrt^dTquot; ^^^-n-Prijsvraag voor een hoefbeslag geschikt voor het

isnbsp;■ ^«derlandsche A^yverheidstentoonstelling te Rotterdam

/ . .nbsp;terreinen (25 H l groot) vaUen

TaaT O^ok ^dnbsp;rnbsp;-f RoirfaL

gaat. Ook voor den smid is er heel wat bezienswaardigs. Er zijn drie groote

mfdLtnbsp;^nbsp;- ^ Me^aalbonTh

Tnnbsp;^^^ Rotterdamschen waterweg

van de dokken, havens en werven. In hal C hebben verschillende hanSrS
in motoren, boormachines, vijlen enz. geëtaleerdnbsp;handelaren

Enkele dagen geleden was er nog een reclamebord bij het terrein- Hier
komt van 26 Mei-15 September de Nenijto. Dit komtquot; kan thTn! ^
vervangen door „..quot; Ieder smid, die den t,d kan vi^L ^ meTtZt

-- - tentoonsteÄet

- De soliditeit der oude Fords kwam eenigen tijd ^eleden .opH
naar voren b„ den heer M. D. Noordzij te Rotterdam (cfarloïs t^

-ocr page 79-

—nbsp;Paard en Olifant. Verleden zomer zijn in Chicago proeven genomen
omtrent de vergelijkende trekkracht van het paard en den olifant. Hierbij
werd gebruikt een Dynamometer welke uitgevonden was en toebehoorde aan
een landbouwmaatschappij in Iowa. Er waren op dat moment in Chicago
groote paardenspellen van Ringling amp; Co. en van Barnum en Bailey en al
het transport voor de tenten enz. werd door zware paarden en door olifanten
verricht, waartusschen toen een concours in trekkracht werd gehouden.
Een paar zware Percheron-ruinen, welke tesamen 3490 pond wogen, trokken
totdat de dynamometer op 2000 pond stond, hetgeen overeenkomt met het
verplaatsen van 13 ton over granietbestrating. Vier andere Percherons,
tesamen wegende 6340 pond, trokken totdat de schaal 3000 pond aanwees,
hetwelk gelijk staat met 38960 pond over granietbestrating. Zes schimmel-
ruinen, tesamen wegende 9.915 pond, brachten de schaal op 5000 pond of
wel 64936 pond op granietbestrating.

Tenslotte kwam een span van 8 prachtige zware paarden, wegende te-
samen 12.750 pond; zij brachten den dynamometer op 6000 pond of wel
77920 pond op bovengenoemde bestrating.

Daarna werden de olifanten aan het werk gezet. Eerst een reusachtige oli-
fant, die 8900 pond woog; hij bleef 25% onder het trekvermogen van de zes
paarden. Een andere olifant met een gewicht van 6980 pond, bracht het er
nog slechter af, zoodat de uitslag de superioriteit bewees van het paard
als trekkracht boven den olifant.nbsp;G. H.

—nbsp;Lijst van geslaagden b/h. Voorjaarsexamen 1928, voor het Rijksdiploma
als hoefsmid. A. Kloeze te Diever, A. Suichies te Rolde, J. Hof te Zuid
Barge, H. Lanting te Nw. Amsterdam, G. Eilering te Nw. Schoonebeek,
W. Stuifzand te Beilen, T. Wilschut te Rijsoord, B. Struik te Nieuwendijk,
K. H. Kiemel te Aduard, A. Miedema te Hitzum, H. Stal te Delfzijl, E. J.
Veldwachter te Bathmen, G. J. Blekkink te Winterswijk, D. J. Heinen te
Winterswijk, J. G. van Zon te Gilze, P. A. de Bont te Dongen, J. J. Jansen
te Bavel, J. van Tongeren te 't Loo, J. G. Elders te Diepenveen, M. G. Jansen
te Vaassen, D. J. Althof te Duur bij Olst, A. L. Herrebout te Axel, R. J.
Groosman te IJzendijke, Th. Mulder te Nijkerk, L. van Langen te Over-
asselt, A. Kalkman te Holten, G. A. Gorissen te Rijsbergen, J. H. Dijkerman
te Gorsel, W. v. d. Dool te Hazerswoude, G. M. Boshuizen te Woudenberg,
C. F. van Erp te Geffen, T. G. van Nee te Windesheim, J. van Genk te Oos-
terhout, C. Kommers te Capelle (N .-Br.), P. van Tilburg te Breda, N. D. Bak-
ker te Zuihchem, N. J. Takken te Veenendaal, B. Tennissen te Bennekom,
B. Logt te Olst, R. Kok te Wijhe, J. G. Burgers te Wijhe, J. de Bruyn te Groot
Linden, P. M. Cuypers te Gijsteren, J. Houdel te Enschedé, J. Hidding te
Wachtum, J. Kiljam te den Burg (Texel), B. M. Meester te Haaksbergen,
J. Scherpenhuizen te Nederhorst den Berg, H. Rass te Emmen, J. Veenhuis
te Huissen, J. Kloet te Dreischor, G. W. Eskes te Bilthoven, G. W. de Kok
te Afïerden, J. W. J. Mey te Beek, P. van Dijk te Beets, H. J. Degger te
Abbergen, L. J. v. d. Zande te Ellemeet, H. J. Bodt te Beltrum, J. Roxs te
St. Oedenrode, E. P. Meyer te Purmerend, Th. F. Oomen te Groesbeek,
Th. van Mook te Herpen, H. J. Schoppers te Varseveld, J. Heesbeen te 's Her-

-ocr page 80-

togenbosch J. H. van Vught te Rumpt, W. H. Smits te Maashees A A
Bruyns te Heerie a W. van IJenen te Oploo, P. W. Stevens te Nede
'ratet
M. J. Stevens te Nederasselt, J. W. Stroop te Bossehenhoofd, J. M Stals té
Stamproy, M. van Roessel te Schijndel, A. Aarts te Wychen, W A SchreudeÏ
te Meenwen, H. Struik te Nieuwendijk, P. v. d. Boom te bspelj llkr

het g Lefnbsp;•nbsp;-nbsp;^--de. (I

ADVERTENTIEN.

E3SE3QEaEaE3SSE3mSE3EaEaSSE3E3EaE3EaEaEaS
EaSE3E3E3EaS£gE3EaEaE3E3EasmsSEaE3E3E3mEaS

hoefijzers

gemerkt 2. V. zijn de beste. Op alle Tentoonstellingen hoogst
bekroond,
zijn niet duurder dan andere fabrikaten, doch
beslist beter. Zij worden in alle maten en modellen geleverd.
VRAAGT ZE UWEN LEVERANCIER OF RECHTSTREEKS AAN

dezeeuufsmaainsciieh^^^^^^^^^

H. KERCKHAERT
STOPPELDIJK

Vertegenwoordiger: FIRMA LEM EN VOSSEN, St. Maartenslaan 32,

MAASTRICHT

□mEamE3SEaEBE3EgSEgSSE3E3E3E3SE3EaEgE3Ea

SE3EaSE3SE3SSEaE3EaSE3EaE3EgE3EaSEaSE3EaEa

-ocr page 81-

Redacteur: A. W. Heidema te 'sGravenhage, Huygensplein 5
Uitgave van de Zuid-Hollandsche Boek- en Handelsdrukkerij, Wagenstraat 70, 's-Gravenhage

INHOUD.

Het vollioefijzer van Stark-Gutlier in de practijk. — Zijn wij op den goeden weg ? — Worden de ver-
zenen meer of minder belast door het aanbrengen van alkoenen ? — Het hoefbeslag op de groote
keuring van Oldenburgsch en Groningsch fokmateriaal te Winschoten. — N. T K P. K. 14—26 Juli
's-Gravenhage. — Ingezonden stukken. — Korte mededeelingen. — Persoverzicht — Advertentiën.

HET VOLHOEFIJZER VAN STARK-GUTHER IN DE PRAKTIJK.

Zooals bekend hebben Dr. Stark en Guther een bepaalde beslag-
methode voor volhoeven aangegeven, die tevens voor knolhoeven wordt
aanbevolen. Deze methode berust op het principe, dat de geheele zool,
uitgezonderd de straal, mededraagt. Dit z.g. zooiijzer moet dus niet
slechts de eigenlijke zool bedekken, doch zoo worden aangebracht, dat zij
elkaar ook volkomen aanpassen, waardoor de zool overal een gelijkmatigen
tegendruk van het ijzer ondervindt. Een innige aansluiting is absoluut
noodzakelijk en deze kan worden verkregen door op de zool, na ont-
vetting, een laagje weeke kunsthoorn te leggen ter dikte van 2 ä 3 m.M.
en daarop het zwart-warme ijzer te drukken. De zachte kunsthoorn vult
dan aUe hoeken en gaten vanzelf op, terwijl het overtollige wel een uit-
weg naar buiten vindt.

Het hoefijzer zeM kan het beste worden vervaardigd uit een stuk

plaatijzer. Hieruit wordt een stuk gehakt,
dat den vereischten vorm reeds zooveel
mogelijk bezit en waarbij ter plaatse van
den straal een gedeelte wordt uitgekapt.
Ook kan men een gewoon hoefijzer zoodanig
uitsmeden tot de bovengenoemde voor-
waarden eveneens zijn verkregen, maar de
eerste methode is veel eenvoudiger en
gemakkelijker. Een hp is niet noodig, ter-
wijl in elk der takken vijf stampgaten
worden aangebracht (zie nevenstaande
figuur). De uiteinden der takken kunnen
iets naar boven worden omgehaald om
steun te geven aan'de ballen van den hoef.

MAANDBLAD

-ocr page 82-

Welke zijn nu de resultaten hiermede in de praktijk verkregen ? Velen
beweren met de toepassing van dit beslag succes te hebben gehad. In
het „Tijdschrift voor Diergeneeskunde 1927quot; maakt collega Lub bert s
nog melding van een bijzonder door hem waargenomen geval. Het betrof
een paard lijdende aan chronische hoefbevangenheid, waarbij
het hoefbeen
reeds duidelijk was gekanteld en gezakt. Voor den straal was een halfcirkel-
vormige uitbochting van de zool te zien, veroorzaakt door het gezakte
hoefbeen. Wegens de groote pijnlijkheid kostte het den wachtmeester-
hoefsmid en onderwijzer in praktisch hoefbeslag H. H u i s m a n veel
moeite en eischte het groote vaardigheid het paard volgens Stark-Guther
te beslaan. Nadat het was gelukt, kreeg het paard 2 dagen stahust.
Hierna is het afgestapt, te beginnen met 2 x daags een kwartier. Na
10 dagen was de beterschap zoo groot, dat het paard op zachten bodem
zelfs in draf heel wemig pijnhjk meer liep. Deze beterschap is blijven
aanhouden en na enkele maanden kon het paard weer normaal worden
beslagen en deed het weer aUe dagen zijn werk. AUeen het klappen ver-
ried de vroegere bevangenheid.

Zelf heb ik deze methode reeds verscheidene malen toegepast, zij het
dan niet steeds met het gewenschte resultaat. Een geval van jongen
datum geeft mij aanleiding dit afwijkend beslag nog eens ter sprake te
brengen. Een I8-jarige inlandsche ruin, die als „herhaaldeHjk kreupelquot;
te boek stond, werd een maand geleden weer ter behandelmg aangeboden.
Het was bekend dat het paard vroeger „bevangenquot; was geweest en het
herhaaldelijk kreupel zijn stond daarmede in verband. Na een paar dagen
absolute rust was de kreupelheid gewoonhjk weer verdwenen en op
zachten bodem kon het paard zijn diensten dan vrij goed verrichten.
Dat het dier aan hoefbevangenheid had geleden, was aan den hoefvorm en
ook aan de beweging wel te zien. Ofschoon eigenlijk van een knolhoef-
vorming nog niet gesproken kon worden, had het hoefbeen toch wel
een plaatsverandering ondergaan en was de zool doorgezakt. Verder liet
het paard de zolen zien, als het naar ons toedraafde.

Deze keer was de kreupelheid veel erger dan anders, hoofdzakelijk aan
het hnker voorbeen, terwijl toch ook het rechter voorbeen niet gaarne werd
belast. De hoeven voelden warm aan en waren pijnlijk bij bekloppen. Bij
knijpen in het lichaam van de zool, voor de punt van den straal, uitte het
paard vooral aan het Hnker been groote pijnlijkheid.

Op mijn advies werd het paard nu met het zoolijzer van Stark-Guther

beslagen, hetgeen door den wachtmeester-hoefsmid Th. J. L. Keyzer

op keurige wijze is verricht. Het resultaat was dadelijk verrassend. Wel
werden beide voorbeenen nog eenigszins gespaard, doch van eenig ver-
schil in ontlasting tusschen het linker en rechter voorbeen was niets
meer te bespeuren. Het paard kon dadelijk, zij het eerst voor hchtere
diensten, worden gebruikt, terwijl de beweging sindsdien gaandeweg
beter is geworden.

Ik ben het daarom eens met coUega Lubberts, dat de beslagmethode
van Stark-Guther meer moet worden toegepast, in elk geval meer moet
worden beproefd dan tot heden waarschijnlijk het geval zal zijn.
Bennekom.nbsp;Dr. C. Brands.

-ocr page 83-

ZIJN WIJ OP DEN GOEDEN WEG ?

Deze vraag komt bij allen, die bij het hoefbeslag-onderwijs betrokken zijn,
of zich daarvoor interesseeren, telkens naar voren. Het hoefbeslag-onderwijs,
speciaal de vooropleiding, stond de laatste jaren in het teeken der belang-
stelling.

Herhaaldelijk hebben wij in de vakpers daarover stukken kunnen lezen
en werd dit vraagstuk, dat zoo dringend om oplossing vroeg, in verschillende
kringen besproken. Het resultaat is geweest, dat op verscheidene plaatsen
reeds voorbereidende cursussen worden gegeven. Nu is de tijd nog niet
aangebroken om de resultaten van dat onderwijs in hun geheelen omvang
te bespreken. De tijd daarvoor was nog te kort. Toch doet het ons goed,
dat er reeds resultaten van dat onderwijs worden gepubUceerd. Wij lezen
in het „Orgaan van den B. S. P. N.quot; in een uitgebracht verslag van de
Afdeehng Zuidhorn: „Verslag Cursus in Hoefbeslag te Grijpskerkquot;. Als
gewoonlijk was ook hier bij de eerste les van den cursus de Commissie van
Toezicht, bestaande uit twee smeden van de betreffende afdeehng
B. S. P. N. en één landbouwer, de Voorzitter van de Landbouw-Vereeniging
uit de buurt, aanwezig. De Commissie brengt verslag uit, is zeer
goed tevreden en roemt vooral den voorbereidenden cursus. Een der Com-
missieleden, zelf Rijks gediplomeerd hoefsmid, zegt ijzers te hebben zien
maken, waarvoor de candidaten zeker op het examen te Utrecht een
voldoend cijfer zouden krijgen, en is dit zoodoende een grooten voorsprong
voor den cursus, en kon direct na de eerste les begonnen worden met het
bewerken van doode hoeven en beslag aan normale paarden.

Al mogen wij ons nu verheugen over dit feit en al geeft het ons hoop, dat
wij de vraag boven dit artikel in bevestigenden zin mogen beantwoorden,
zoo zal het toch aanbeveling verdienen, dat wij de ontwikkeling van dit in
de kmderschoenen staande onderwijs op den voet volgen. Niet overal bestaat
een zoo gunstigen toestand.

Werd vroeger bijna uitsluitend de organisatie van de hoefbeslag-cursussen
door Afdeelingen van de Landbouwmaatschappijen ter hand genomen,
thans wordt dat werk meer en meer door de Afdeelingen van de smeden-
bonden overgenomen. Dit is een verblijdend teeken. Heel langzaam aan
gaan de smeden beseffen, dat het toch eigenlijk niet juist was, dat de land-
bouwers de gelegenheid moesten geven om het hoefsmidvak te leeren, al
moeten wij erkennen, dat het van landbouwerszijde wél juist was gezien,
dat zij zich daarmede bemoeiden. Dat er kentering komt bij de smeden',
juichen wij ten zeerste toe.

Ook een verblijdend teeken is, dat de Commissie van Toezicht, zooals
dit te Grijpskerk het geval was, bestond uit 2 smeden (leden van de afdee-
ling Zuidhorn) en uit 1 landbouwer, en dat deze commissieleden ook
werkelijk de lessen gedeeltelijk bijwoonden. Hieraan ontbreekt bij de hoef-
beslag-cursussen, georganiseerd door Landbouwmaatschappijen, nog al eens
wat. Eveneens is het zeer juist gezien, dat beide groepen belanghebbenden
in deze Commissies van Toezicht vertegenwoordigd zijn. Voor de smeden,
die den cursus volgen, is het een zeer groote moreele steun, dat zij zoo nu
en dan zien, dat de Commissie van Toezicht blijk geeft van hare belang-

-ocr page 84-

stelling en dat zij weten dat de oudere smeden met hun meeleven. Van een
opwekkend woord, op de juiste plaats en op het juiste oogenblik gesproken,
kan het al of niet slagen van een cursist afhangen. Slechts enkele van
onze jonge smeden komen geheel door
eigen kracht op het niveau van hooge
vakbekwaamheid. De meesten hebben telkens weer een opbeurend woord
noodig om met succes den eindpaal te bereiken. Van zelf sprekend is, dat
de betrokken afdeehng daarvoor haar vertrouwensmannen kiest. Menschen
die
weten wat hun te doen staat, maar ook vooral weten, wat hun niet te
doen staat, daar zij anders onnoodig de taak van den onderwijzer zouden
kunnen verzwaren.

Zijn wij op den goeden weg met het hoefbeslag-onderwijs ? Zijn er geen
andere wegen mogelijk, die wellicht een even goed of beter resultaat zouden
geven 1 Zeker! Ook langs anderen weg zou het doel zijn te bereiken. In de
Jan.-aflevering heeft de geachte medewerker van „De Hoefsmidquot; Kap*^.
Sigling een anderen weg aangewezen.

Het daar naar voren gebrachte denkbeeld is zeker de overweging waard.
Ik kan mij zelfs voorstellen, dat in bepaalde gevallen, in 't bijzonder daar,
waar moeilijkheden worden ondervonden met de beschikbaarstelling van
leslokalen, het geopperde denkbeeld de voorkeur zal verdienen. Er is echter
ook een groot nadeel aan verbonden, en wel dat het nauwe contact, dat er
bestaan kan tusschen de organiseerende smeden-afdeehng en den cursus,
daarbij niet bestaat.

De smedenpatroons en de smedenorganisatie moeten de voorbereidende
en de hoefbeslag-cursussen beschouwen als een onderdeel, zeUs als een
zeer
voornaam
onderdeel van hun vakorganisatie. Hun zoons en hun personeel
moeten daar hun vakkennis kunnen verbreeden en verdiepen.

Leeren de smedenpatroons deze cursussen beschouwen als iets dat van
hen zelf is — of zoo ge het anders wilt: als een kostbaar stuk gereedschap —
dan zullen zij daarvoor gaan voelen en dat stukwerk trachten te verbeteren
en uit te bouwen.

Van zeK zuUen meerdere Landbouwmaatschappijen dan dat werk aan de
smedenorganisatie overlaten.

Nu zal men mij weUicht tegenwerpen: maar de smeden zijn er overal nog
niet rijp voor om deze taak over te nemen. En dan ben ik het daar mee
eens. Niet overal zijn de smeden zóó ver gevorderd. Nog een kleine tijd en
ook deze groep zal met stevige passen marcheeren op den weg der ontwik-
keling. Mochten er Landbouwmaatschappijen zijn, die de organisatie van
de voorbereidende en de
hoefbeslag-cursussen zelf in de hand willen houden,
laten zij dan bedenken, dat die smeden, welke nog niet op eigen beenen
kunnen staan, met vallen en weer opstaan groot zullen worden. Ten slotte
zullen de smeden
toch zoover komen, dat zij evenals de landbouworganisa-
ties voor hun eigen vakonderwijs zorgdragen. Daarom vraag ik aan de
afdeelingen van de Smedenbonden: stel U in verbinding met de Landbouw-
maatschappijen die cursussen organiseeren en tracht gedaan te krijgen, dat
de Landbouwmaatschappij dat werk aan U overdraagt. De AfdeeUngen

-ocr page 85-

van den Smedenbond krijgen even zoo goed Regeeringssubsidie als de
Landbouwmaatschappij en.

Wanneer deze Maatschappijen zien, dat het U ernst is met deze zaak en
dat gij
niet langer wüt zijn het hulpbehoevende kind, dan ben ik er van
overtuigd, dat zij zelfs verder zullen gaan en U met raad en daad bijstaan.
Wanneer twee handen elkander wasschen, worden zij beide schoon. Beide
groepen hebben er belang bij dat het hoefbeslag-onderwijs in goede banen
wordt geleid. Eerst dan zijn wij op den goeden weg!nbsp;' H. V.

WORDEN DE VERZENEN MEER OP MINDER BELAST DOOR HET
AANBRENGEN VAN KALKOENEN ?

Over dit aan de orde blijvende onderwerp heeft de heer A. J. Schieman
te
Axel, na den heer H. Kerckhaert te Stoppeldijk (zie het artikel in
de Mei-aflevering van „De Hoefsmidquot;), het volgende gesproken:
Mijne Heeren!

Even wü ik Uwe aandacht vragen om ook mijn meening aangaande de
belasting van den hoef uiteen te zetten.

Na rijpe overweging ben ik nog in niets van mijn inzicht van vorig
jaar veranderd.

Als wij over de belasting van den hoef spreken, moeten we elkaar
goed begrijpen wat de bedoeling is. Ik wijs hierop omdat misschien bij
sommigen het vermoeden gerezen is alsof ik zou willen beweren dat bij
een paard dat te lang op de ijzers heeft geloopen, waardoor de ver-
zenen niet hooger, maar welhcht wel langer en schuiner geworden
zijn, en waarvan de toon ook weinig hooger maar wel langer en schuiner
geworden is, deze steeds méér en de verzenen minder belast worden. Dit
is echter onjuist. Dit is niet te vergelijken met een hoef dien wij beslaan
met of zonder kalkoenen.

Laat mij trachten dit te bewijzen.

Als wij zoo'n paard met veel te langen toon en te schuine, lage ver-
zenen aan de smederij krijgen, dan zeggen we: in dit geval zijn de verzenen
veel belast, maar hoe komt dat ? Doordat de hoef geheel van onder het
been gegroeid is. Allen zullen het toch met mij eens zijn dat het binnen-
ste gedeelte van den hoef, namelijk het hoefbeen, straalbeen, straal-
kussen, hoeflederhuid, enz. niet met den hoornigen hoef medegroeien.
Dit alles blijft steeds op de zelfde plaats, en wat gebeiirt nu?
De verzenen, die in normale omstandigheden iets achter de hoefbeens-
takken liggen, komen dan verder naar voren, b.v. recht onder de hoefbeens-
takken; de toonwand groeit schuin vooruit, dus komt in zoo'n geval de
toon van den hoornigen hoef verder van den toon van het hoefbeen af te
liggen en zal hierdoor de druk op de achterste hoefhelft het grootst zijn.
Het is toch juist, zooals ons allen geleerd is, dat daar, waar de hoef het
meest belast is — tevens meestal nauwer op die plaats, denk aan een
schee ven hoef, krommen hoef, stompen hoef, enz., — wij het steunvlak
moeten vergrooten, ten einde hierdoor de lichaamslast beter verdeeld
te krijgen.

-ocr page 86-

Wat gebeurde nu in het zooeven genoemde geval ? Daar is het steun-
vlak in den toon steeds vergroot, dus minder belasting plaatselijk in het toon-
gedeelte. U ziet dat dit geval geheel anders is dan hetgeen ik hiervoor
besproken heb en daarom begon ik met te zeggen dat wij goed moeten
begrijpen wat de bedoeling is, want als we elkaar niet begrijpen, komen
we nooit aan een goed eind.

Gaan wij nu dezen hoef bewerken, dan gebeurt er heel wat anders
dan in een normaal geval.

Bij tijdig beslag is de draagvlakte, nadat de hoef besneden is,
normaal van breedte en komt het ijzer er zoo onder.

In bovengenoemd geval ziet de draagvlakte na het besnijden er ge-
heel anders uit; deze is namelijk vooral in het toongedeelte veel te breed.

Zetten wij den hoef na het besnijden van de draagvlakte op den
bodem, dan is de toonwand erg schuin, en zouden wij den toon nog
willen verlagen.

Dit kan evenwel niet, maar wat wel kan, dat is de te breede draag-
vlakte aan het toongedeelte versmallen tot op normale breedte, en het ijzer,
dat ondergelegd wordt, zoodoende flink op laten schieten.

Daardoor wórdt de toonwand rechter en in zoo'n geval wordt het toon-
gedeelte meer belast,
omdat dan het toongedeelte van den hoef meer onder
het been geschoven wordt en het steunvlak in den toon verkleind.

U ziet dan dat na het wegnemen van het te breede toongedeelte de
draagvlakte en de stand niet meer veranderd zijn. Ik bedoel hiermede dat
hier geen sprake is van verhoogen aan het verzengedeelte, terwijl toch de
wijze van verdeeling van den lichaamslast verandert.

Bij een normaal geval, waar wij na het besnijden een ijzer onderleggen
met kalkoenen, gebeurt heel wat anders.

De draagvlakte en de stand worden dan wel veranderd; de draag-
vlakte wordt door de kalkoenen aan het verzengedeelte verhoogd, en juist
door dat verhoogen wordt de druk van den lichaamslast daar het sterkst.

De stand wordt gewijzigd, de toon en de verzenen komen iets steiler
te staan. Tevens zakken het koot- en het kroonbeen dieper door, waar-
door m. i. een grooteren druk komt op de achterste hoefhelft.

Het is toch duidelijk genoeg, dat als men bij het paard de achterste
hoefhelft optilt, hierdoor dan een tegendruk zal optreden en niet aan
den tegenovergestelden kant. Hierom blijf ik bij mijn bewering dat
daar, waar men den hoef verhoogt, de druk van den lichaamslast sterker
zal worden. Niemand onzer zal toch, wanneer hij een paard aan de
smederij krijgt en denkt die hoef is op de een of andere plaats te veel
belast, op deze plaats den hoef gaan verhoogen, maar wel zal hij dat
gedeelte verlagen en het steunvlak vergrooten.

Laat mij echter bij het onderhavige geval blijven!

Krijgt men een paard aan de smederij met flinke hoeven en denkt men
de verzenen zijn te veel belast, dan zal toch niet één hoefsmid daar een
ijzer onderleggen met kalkoenen, maar wel zal hij de verzenen verlagen
en een vlak ijzer onderleggen.

Nemen wij even het tegenovergestelde geval, een paard met hooge

-ocr page 87-

verzenen. Wij gaan dan van die verzenen een gedeelte wegnemen, en
aan den toon niets. Wat zuUen wij dan zien als het paard den voet op
den bodem zeti

Ongetwijfeld zullen de verzenen niet op den bodem komen, en rust er
dan ook geen lichaamslast op.

In dit geval zal toch de voorste hoefhelft meer belast worden en wel
zoolang totdat de verzenen ook den bodem raken.

Even wil ik nog probeeren een bewijs te leveren.

Stelt u zich even voor, een volwassen paard, met sterke hoeven en
goede standen, dat gewoon los over een harden weg loopt, dus zonder
een last te verplaatsen. Laten wij daarbij de hoeven aan de verzenen
eens fhnk verlagen en den toon sparen. Wat zien wij dan gebeuren als
hij zoo een tijd over den harden weg loopt ? Dan zal hij m. i. den toon
meer afslijten dan de verzenen en wel zoo veel totdat de verhouding
van den toon tot den verzenwand dezelfde is als voorheen.

Zoo ook als wij omgekeerd te werk gaan, alzoo veel van den toon
afnemen en de verzenen zoo hoog mogelijk laten.

Loopt hij zoo eenigen tijd, dan zal hij de verzenen afslijten, ook weer
totdat de verhouding van toon- en verzenwand is, zooals zij voor de
behandeling was.

Wat volgt hieruit ?

Weer dit, dat waar de hoef verhoogd is, hij meer belast wordt, anders
zou toch de afslijting juist andersom gebeuren.

Ik zou nog meer gevallen als bewijsmateriaal kunnen noemen, doch
geloof dat het nu wel voldoende besproken is.

Ik dank de Heeren voor de gelegenheid die ik kreeg om hier mijn
meening uiteen te zetten en voor het aandachtig gehoor, en hoop hier-
door een steentje bijgedragen te hebben voor den opbouw van ons zoo
schoone hoefsmidsvak.

HET HOEFBESLAG OP DE GROOTE KEURING VAN
OLDENBURGSCH EN GRONINGSCH FOKMATERIAAL TE
WINSCHOTEN.

Op Dinsdag 26 Juni j.1. werd te Winschoten een groote keuring gehou-
den van vrouwelijk fokmateriaal in 3 rubrieken, n.m. :
a. Van preferente
stammerriën en stamboekmerriën;
b. preferente premiemerriën en
c. tweejarigen.

Als liefhebber en als belanghebbende heb ik dezen belangrijken fokdag
bijgewoond.

Ik zeg als belanghebbende; zeker iedere hoefsmid heeft belang bij
keuringen van paarden. Verlangt niet iedere fokker, wanneer hij met zijn
paarden deelneemt aan een keuring, dat deze goed en doelmatig beslagen zijn ?

Jammer is het, dat niet meer smeden belang stellen; nog meer jammer
is het dat de smeden in 't algemeen niet meer paardenhefhebber zijn.
Dan kwam de zaak beter in orde.

-ocr page 88-

Op iedere keuring valt ons over 't geheel het beslag tegen; zoo ook
te Winschoten.

Als men aandachtig rondkijkt, merkt men op dat aan hoefverpleging
door de eigenaren bitter weinig wordt gedaan.

Een van de grootste fouten, door de smeden gemaakt, was, dat de
hoeven van vele paarden te weinig gebroken en bijgeraspt waren.

Waarom den wand niet zooveel gebroken, en bijgeraspt. dat hij van
boven naar beneden een recht verloop krijgt ?

Nog al eens kwam het voor, dat de ijzers slecht gericht waren, bv. te
nauw aan de zijgedeelten en te recht aan de takken, zoodat de wand iets
overstak. Ook zag ik een ijzer zoo lucht liggen aan een zijgedeelte, dat
het te zien was terwijl de hoef op den bodem stond.

Pleizierig is het te kunnen melden, dat wij ook beslag hebben gezien,
dat bepaald goed was, afkomstig uit bekende fokcentra, waarvan wij
weten, dat daar ook goede hoefsmeden wonen.

Laten de smeden hieraan denken, n.m. dat er twee dingen opvallen, en
wel het
beste en het slechte beslag; het middelmatige gaat ons veelal
zoo voorbij.

Het meest interesseerde ons het beslag van de Oldenburgsche paarden

Bij een nauwkeurige beschouwing kwamen wij tot de volgende con-
clusie: of de Oldenburgsche hoefsmeden hebben nog geen voldoende oplei-
ding genoten, óf het beslag wordt uitgevoerd op bevel van de eigenaren.

Was bij vele Groningsche paarden de hoornwand te weinig bijgeraspt
waardoor de hoeven te groot en te wijd waren, bij de Oldenburgers was
zulks te veel gedaan. Zonder uitzondering hadden deze paarden kleine
hoeven, en dan nog sterk bijgeraspt.

De ijzers waren zeer smal, veelal slecht gericht en te nauw en over
't algemeen zeer laag genageld. De ijzers waren niet alleen smal maar ook
dun, alzoo juist het tegenovergestelde van die der Groningsche paarden,
die tijdens keurüigen meestal zwaar beslag hebben. (Velen te zwaar).

De eerste prijswinners der tweejarigen was een Oldenburgsche; deze
was achter onbeslagen.

Het bleek ons dat de verzorging der hoeven bij de Oldenburgsche
paarden beter was dan bij de Groningsche.

Uit vertrouwbare bron vernamen wij dat de Oldenburgsche fokker een
kleinen smallen hoef wil, omdat deze hoefvorm ook bij de meer edele
paarden voorkomt.

Appingedam.nbsp;M. Ritsema.

N. T. R. P. K. 24—26 JULI 's-GRAVENHAGE.

De Nationale TentoonsteUing voor rundvee, paarden en kleinvee (schapen,
varkens en geiten) is sedert geruimen tijd in voorbereiding en wordt gehou-
den op het Maheveld te 's-Gravenhage. De belangrijke vereenigingen op
genoemd gebied dragen de risico voor de groote kosten aan deze tentoon-
stelling verbonden, maar het Rijk stelt f 30.000 als eerste waarborgfonds
beschikbaar en de Gemeente 's-Gravenhage bouwt voor hare rekening een

-ocr page 89-

groote tribune, die enkele weken blijft staan daar deze ook nog voor een
ander doel zal worden gebezigd.

Wat de paarden betreft, deze zullen worden ondergebracht aan den
boschkant van het veld. De stallen zijn reeds in aanbouw. Er worden een
kleine 400 trekpaarden en ongeveer honderd landbouwtuigpaarden ver-
wacht. Bovendien komen op Dinsdag 24 JuK een kleine honderd leden van
Landelijke Rijvereenigingen met hunne paarden die buiten het terrein
worden ondergebracht. Het geheel belooft een uitstekende expositie te
worden. Uit het buitenland komt ook veel bezoek. De meeste hotels in den
Haag hebben weinig of geen kamers meer vrij.

Op Dinsdag 24 JuU 's namiddags 3 um- vindt de opening op het terrein
plaats. Om 3Y4 uur parade van de Landelijke Rij vereenigingen, daarna
een no. Friesche paarden voor beugelchais, een tweetal no®. dressuurproe-
ven vanwege die Vereenigingen en een no. voor het beste type rijpaard,
onder het zadel voorgebracht. Woensdagochtend 8 uur vangen de
keuringen aan de hand aan, op een zestal breede monsterbanen, aan weers-
zijden voor het publiek beschikbaar (Entree f 1). De Boorlaan en de straat
naast den Dierentuin worden aan het terrein toegevoegd en voor eenige
dagen aan het publiek verkeer onttrokken.

Woensdag is voor hoefsmeden ook wellicht de interessantste dag. Als
Donderdag, in verband met het congres en de tentoonsteUing Utrecht, beter
voegt, dan is vooral het keuren en voorbrengen in den ring voor de
tribune buitengewoon de moeite waard, zoowel 's morgens als 's middags.

Red.

INGEZONDEN STUKKEN.

Aan de Leden van de Vereeniging van Onderwijzers in Practisch Hoefbeslag.

Attentiesein: „Weest op Uw hoede!

De leden, die worden aangezocht om onderwijs te geven aan een voor-
bereidenden cursus in hoefbeslag wordt in hun eigen belang aangeraden,
zich in verbinding te steUen met de Commissie Voorbereidende Hoefbeslag-
cursussen.

Utrecht.nbsp;H. Vossers.

KORTE MEDEDEELINGEN.

Tentoonstelling B. S. P. N. Nog ruim een week en de groote dagen
voor den Smedenbond zijn daar. Het bezoek aan de tentoonstelling op
het Vreeburg te Utrecht, 24—^28 Juli, zal uit alle provinciën belangrijk zijn.
Nut en genoegen gaan daarmede gepaard. Vroeger was het min of meer
onbestaanbaar dat een smid enkele dagen per jaar vacantie nam en een
reisje maakte, maar deze opvatting is gelukkig gewijzigd.

Wij zijn zeer verlangend naar de resultaten der ,,Ideeën-prijsvraagquot;. Al
mochten de inzendingen niet geheel bevredigen, het vraagstuk moet niet
worden losgelaten, omdat het van zoo groote beteekenis is, zoowel voor de
gebruikers van den weg in 't algemeen als voor de paardeneigenaren in het

-ocr page 90-

bijzonder. De enorme onkosten der wegen brengen mede dat de oplossing
van het vraagstuk ook voor de belasting-betalende burgers van groot
gewicht is.

De Minister van Waterstaat heeft welwillend beschikt op het verzoek om
een lid aan te wijzen voor de jury der „Ideeën-prijsvraagquot; en als zoodanig
benoemd de heer Ir. R. Loman.

De Jury is thans als volgt samengesteld :
Prof. Dr. H. M. Kroon, Voorzitter, Hoogleeraar aan de Rijksuniversiteit,

Directeur van het Zoötechnisch Instituut te
Utrecht.

Ir. H. W. O. de Bruyn, Secretaris-Ingenieur van de Wegencommissie van

den A. N. W. B. en de K. N. A. C.
Ir. R. Loman,.nbsp;Ingenieur van de Rijkswaterstaat in het District

Wegentechniek Den Haag.
M. Ritsema,nbsp;Lid van het Hoofdbestuur van den B. S. P. N.,

Onderwijzer in Practisch Hoefbeslag.
H. Vossers,nbsp;Bestuurslid van de Vereeniging van Rijksonder-

wijzers in Practisch Hoefbeslag.

— Trekproeven. Verrichtingsproeven voor paarden zijn op de ren- en
draversbaan reeds sedert eeuwen' gehouden. Deze waren geheel op snelheid
en uithoudingsvermogen gericht. Iedere verrichtingsproef moet feitelijk
gebaseerd zijn op het werk dat in hoofdzaak van het betreffende slag paa^d
wordt gevraagd. Makheid en gewihigheid zijn mede van groote beteekenis,
waarop niet altijd voldoende wordt gelet. Bij tuigpaarden worden ook wel
verrichtingsproeven gehouden, waarbij tevens aandacht wordt geschonken
aan de wijze van beweging en aan de houding in het tuig. In de laatste
jaren zijn trekproeven voor zware paarden in zwang gekomen, voornamelijk
in Amerika en Duitschland. Een nieuwe methode hiervoor is uitgedacht
door Prof. Ir. Visser te Wageningen, waarbij de paarden op een wijze als bij
een rosmolen worden ingespannen en hun trekkracht nauwkeurig kan
worden vastgesteld. Deze methode zal ook op de N.T.R.P.K. te 's-Graven-
hage aan het publiek worden getoond.

Een werkpaard is tot de grootste kracht-uiting in staat, nadat het ,bij
degelijke voeding, geleidelijk aan het verrichten van zwaarder werk is ge-
wend en hierbij kerngezond is gebleven. Landbouwpaarden b.v., die in Juni,
Juh en Augustus gewoonlijk goed eten en weinig werken, zijn dan lang
niet tot zulk zwaar werk in staat als in September en October, als zij mager-
der, droger en harder gespierd zijn geworden. Hiermee zou bij de trekproeven
ook rekening moeten worden gehouden, hetgeen echter moeilijk onder
cijfers is te brengen. Evenals bij andere wedstrijden zouden de deelnemers
er feitelijk speciaal voor voorbereid dienen te worden.

Voor de trekproeven te 's-Gravenhage (25 en 26 Juh) waren op II Juh
nog slechts 5 aangiften, maar de aanmelding blijft opengesteld tot 15 Juh
en velen wachten tot den laatsten dag.

-ocr page 91-

PERSOVERZICHT.

De ifei-aflevering van „Der Hufschmiedquot; bevat een artikel over een nieuw
verband-ijzer. Dit artikel is overgenomen uit een Pransch Tijdschrift voor
Diergeneeskunde. De uitvinder Dr. L a b a y zegt dat het aangegeven ijzer
benut moet worden bij de behandeling van straalkanker en besparing van
Verbandstoffen kan geven.

Het ijzer is volgens den meester-hoefsmid M. V o i g t te Dresden verre
van eenvoudig te maken, een oordeel dat ons juist lijkt, reden waarom wij
er het nut niet van inzien om er een uitvoerige beschrijving van te geven.

De grondgedachte der nieuwe vinding ligt in het doel om de bevestiging
van de plaat niet aan de onder vlakte van het ijzer te doen doch de plaat op
een balkje te laten rusten tusschen de ijzertakken en haar te bevestigen door
aan beide takken van buiten af zijdelings een stuk nagel in te slaan.

Bij het gewone verband-ijzer, met schroeven aan de takeinden bevestigd,
gaat de plaat tijdens het werken, veelal langs den bimienrand van het ijzer,
scheuren. In de praktijk hebben ons altijd het beste voldaan twee halve
plaatjes met een dwarsplaatje, rustende op de bovenvlakte der beide tak-
einden. De gebruiker moet er wel acht op geven dat het dwarsplaatje niet
verloren geraakt. Anders worden natuurlijk de beide halve plaatjes met de
verbandstof eveneens verloren.

—nbsp;De heer Voigt, bovengenoemd, geeft zelf een ander verband-ijzer dat
ons echter ook niet bijzonder kan bekoren. Deze geeft als nieuwe vorm van
bevestiging aan het (met behulp van de ijzer-zaag) aanbrengen van gleuven
in de ijzertakken.

—nbsp;De JMwi-aflevering van „Der Hufschmiedquot; bevat een artikel over
hoefbeslag zonder nagels, beschouwd uit een historisch en kritisch-chirurgisch
oogpunt. Het artikel is ontleend aan een proefschrift over genoemd onder-
werp, geschreven door den Finschen dierenarts Sigurd Helsingius,
welke daarop is bevorderd (te Leipzig) tot doctor in de diergeneeskunde.

Uit het met 74 afbeeldingen voorziene geschrift treedt een bevestiging
der bestaande opvatting naar voren, n.1. dat het beslag zonder nagels ten
achteren staat bij gewoon beslag.

—nbsp;De JitZi-aflevering van „Der Hufschmiedquot; bevat o.m. het jaarverslag
van de hoefsmidschool te Dresden, waaruit blijkt dat deze gedurende 1927
is bezocht door 188 leerlingen, waarvan 30 op 1 Januari 1927 reeds als
ciu-sist waren ingeschreven en 28 wier cursus ook nog gedeeltelijk over 1928
heeft geloopen. 160 leerlingen hebben in den loop van het jaar hun studie
voleindigd. Elke cursus duurt 4 ä 6 maand. Behoeftige leerlingen kunnen
een studie-toelage krijgen. Hiervoor is gedurende 1927 m totaal 1225 Mark
besteed. — In het verslag trof ons ook de opmerking dat het aantal paarden
in den „Vrijstaat Saksenquot; — de militaire paarden buiten rekening latende —
gedurende 1926 168769 bedroeg, tegen 163283 in 1922 en 164651 üi 1913,
alzoo een toeneming van ruim 4000 stuks. De paarden in de groote steden
zijn verminderd, — die in de kleine steden en op het platte land in aantal
toegenomen.

-ocr page 92-

— De Belgische Hoefsmidquot; heeft het in haar Jfei-aflevering over de
wenschelijkheid der instelling van een „verplichtend diplomaquot; voor het
recht van uitoefening van het hoefsmidsvak in België. Bij een eventueele
instelling zou er als overgangsbepaling op gerekend moeten worden, dat
alle, die thans het vak beoefenen, dit recht zouden moeten blijven behouden
De redactie van genoemd blad bepleit een en ander en zegt
dat het hoefsmids-
vak een speciale positie inneemt onder de ambachten, omdat het uitge-
oefend wordt op levende wezens, die hoogst gevoelig zijn voor pijn.

De redactie vestigt verder de aandacht op de hoefsmidsschool te Brussel
(Cureghem). De opleiding loopt over een tijdvak van twee jaar. „Het eerste
jaarquot; — zoo wordt in het artikel gemeld — „leert men vooral het smeden,
„het algemeen theoretisch onderwijs; de toepassing van ijzers op doode
„voeten ; dit alles om alle ijzers te leeren maken, zoowel verbeterende als
„ziektekundige, welke men kan noodig hebben in bij
zondere gevallen en
„waar de mekanieke fabricatie nooit zal kunnen tusschenkomen.quot;

„De lessen worden gegeven een dag per week van October tot einde Juli,
„van 10—3 a 4 uur 's namiddags; voor het oogenblik zijn er alzoo drie leer-
„gangen ingericht, een 's Zaterdags, een 's Zondags en een's Maandags;
„elke dezer leergangen wordt door gemiddeld veertig leerhngen gevolgd.

„Al de leergangen zijn kosteloos, de spoorwegen geven schoolabonnemen-
„ten aan verminderden prijs; de provincies, de landbouwmaatschappijen
„en andere verleenen belangrijke toelagen aan dengenen die de lessen met
„vrucht bijwonen en het diploma van meester-hoefsmid bekomenquot;.

De toelating tot de school te Brussel staat open voor ieder die met goed
resultaat een hoefbeslag-cursus in een der provincies heeft gevolgd.

ADVERTENTIEN.

HOEFIJZERS

gemerkt Z. V. zijn de beste. Op alle TentoonsteUingcn hoogst
bekroond,
zijn niet duurder dan andere fabrikaten, doch
beslist beter. Zij vi^orden in alle maten en modellen geleverd.
VRAAGT ZE UWEN LEVERANCIER OF RECHTSTREEKS AAN

H. KERCKHAERT
STOPPELDIJK

Vertegenwoordiger : FIRMA LEM EN VOSSEN, St. Maartenslaan 32,
- MAASTRICHT -----

-ocr page 93-

MAANDBLAD

INHOUD.

B. S.P. N 1903—1928. — N.T.R.P.K. van 24—26 Juli te 's-Gravenhage
denken. — Landbouwtentoonstelling te Zierikzee. — Korte mededeelingen.

EK DEf

RIJK.SUiMIVERSITEI

2 0. AUG. 1928

De Bond van Smedenpatroons in Nederland heeft op 24 Juli haar ^-iarig ^ ^ —
bestaan herdacht. Hiervoor bestond gereede aanleiding daar de vUeln^i%
w M I .
door haren groei het doorslaand bewijs leverde in veler oogen goed werk te
hebben verricht en thans over een bestuur beschikt dat er mag zijn. Wij
feliciteeren de vereeniging en haar Bestuur met dit feit en constateeren met
voldoening dat het smidsvak en het aanzien van den smid in de laatste kwart
eeuw beide belangrijk zijn vooridtgegaan. Ieder heeft steeds te beseffen dat
een hoogere positie ook meerdere verantwoordelijkheid meebrengt en dat
werkelijk aanzien alleen op kennis, degelijk werk en betrouwbaarheid dient
te steunen.

Het hoefbeslag is slechts een bescheiden onderdeel van het smidsvak en
De Hoefsmid, hoewel een der oudste bladen op smidsgebied in ons land, een
klein orgaan, dat ook klein dient te blijven. Mede hierom ligt het niet op onzen
weg om uitvoerig over het gehouden jubileum te schrijven. Een afbeelding
van het tegenwoordige bestuur is echter op haar plaats in dit nummer en het
deed ons goed flinke verslagen in de groote dagbladen aan te treffen, waarbij
de ontvangst van den Bond door het Gemeentebestuur te Utrecht een wel-
dadigen indruk heeft gemaakt. De Burgemeester Mr. Eockema Andreae heeft
daarbij een belangwekkende en geestige rede gehouden.

Aanzien doet_

De Bondsvoorzitter heeft bij de sluiting der tentoonstelling terecht opge-
merkt: „Dat door samenwerking tusschen den handel en den Bond zeer veel
,,te bereiken is in het belang van beide partijen; daarvan heeft deze expositie
,,het schitterend bewijs geleverd.quot;

B. S. P. N. 1903—1928

Van ons standpunt is vooral aandacht geschonken aan de prijsvraag be-
treffende doelmatig beslag in verband mot het nieuwe dure wegdek. Helaas

-ocr page 94-

is liet verkregen resultaat onbevredigend. Dit blijkt voldoende duidelijk
uit het hieronder volgende rapport:

Jury-verslag Ideeën-prijsvraag.

Op de prijsvraag zijn ingekomen zestien antwoorden welke alle door de
Jury beoordeeld zijn.

Bij de beoordeeling was niet aanwezig Ir. H. W. O. de Bruin, Secretaris-
Ingenieur van de Wegencommissie van den A. N. W. B. en de K. N. A. C'.

Verschillende inzendingen vokleden formeel niet geheel aan de eischen in
het programma gesteld. Do Jury heeft echter gemeend deze toch te moeten
toelaten, daar de bedoeling uit de omschrijving en de modellen voldoenile
duidelijk was.

Door de Jury is vooropgesteld, dat de inzendingen moesten beoordeeld
worden in verband met de volgende uit het programma voortvloeiende be-
ginselen:

Ie. het idee moet nieuw zijn.

2e. het beslag moet het uitglijden tegengaan:

«. op sneeuw en ijs. Winterbeslag.

b. op gladde wegdekken, door welke andere oorzaken ook.

3e. het wegdek moet door het beslag niet of zoo min mogelijk beschadigd
worden.

4e. het beslag moet zoo min mogelijk aan slijtage onderhevig zijn.

-ocr page 95-

5e. het beslag moet gemakkelijk aan te brengen of te verwisselen, niet te
zwaar en niet te duur zijn.

In 't algemeen valt op te merken, dat geen nieuw idee naar voren is ge-
komen.

Verder blijkt dat geen der inzendingen tegelijkertijd voldeed aan de eischen
2a en 3.

Meerdere inzendingen voldeden aan den eisch 2b, doch waren dan veelal
voor toepassing in de practijk minder bruikbaar.

De Jury meent daarom dat geen der inzendingen in die mate aan de gestelde
eischen voldoet, dat zij voor toekenning van een prijs in aanmerking kan
komen.

De Jury is zich er echter van bewust dat het uiterst moeilijk was aan de
gestelde opgave te voldoen; mede in verband met den omvangrijken arbeid
van de inzenders en de kwaliteiten van verschillende werkstukken, geeft zij
dan ook in overweging aan een zevental inzenders een tegemoetkoming toe
te kennen van elk f 15, aan acht inzenders een tegemoetkoming van elk
f 7.50, en aan één inzender geen tegemoetkoming, omdat geen werkstuk was
ingezonden.

Voorgesteld wordt de bedragen als volgt onder de inzenders te verdeelen:

Aan hen die inzonden onder de motto's Zowi, O. X., H. D., Bles, Luctor,
De Schimmel, Good Luck, ieder f 15, en aan hen die inzonden onder de
motto's St. Eloy, No. 45, Lege Gean, V. K., Der Altmeister des Schmiede-
handwerkes. Bruintje, De Vos, „Altijd leeren, altijd winnenquot;, ieder f 7.50.

De Jury:

H. M. Kroon
R. Loman
M. Ritsema
H. Vossers

Moeilijkheden bestaan om opgelost te worrlen. Hoe grooter de moeilijkheid
des te langer duurt het in den regel alvorens de oplossing is verkregen.
En het gestelde vraagpunt in zake hoefbeslag, weinig schadelijk voor het
wegdek en toch doelmatig voor het paard, is uiterst moeilijk op te lossen.
Toch moet er geregeld aan worden doorgewerkt en „De Hoefsmidquot; hoopt
van haar deskundige medewerkers dat zij voortdurend hun ernstige aandacht
aan het onderwerp zullen blijven geven. De groote financieele belangen,
welke met een goede oplossing kunnen worden gediend, zullen een groote
prikkel blijven voor een ernstig streven in die richting. Hoefsmeden, weg-
deskundigen en paardengebruikers zullen eendrachtig moeten samenwerken
om de oplossing te vinden.

Van sommige zijden is het ininder juist gevonden dat de handel de ge-
houden tentoonstelhng zoo krachtig heeft gesteund. Onzes inziens is die
steun en die samenwerldng toe te juichen en ten volle verklaarbaar. De
smeden vormen een belangrijke schakel tusschen de fabrikanten, handelaren
en verbruikers en hierom zou het onpractisch zijn geweest als niet naar samen-
werking was gestreefd. De belangrijke onkosten, die verschillende firma's,
waaronder ook de hoefijzer-fabrieken, zich hebben getroost, zijn ten volle
verantwoord en zullen ongetwijfeld goede vruchten dragen, al werden deze
op de tentoonstelling zelve niet door alle ingezien.nbsp;Red.

-ocr page 96-

N. T. R. P. K. TE 'S-GRAVENHAGE
gelionden 24, 25 on 26 Juli.

De laatst gehouden nationale landbouwtentoonsteUing in ons land, waar-
aan de groote landbouwmaatschappeijen alle deelnamen, vond plaats in
1913. De verderfelijke oorlog van 1914-1918, met hare op velerlei gebied
ontbindende gevolgen, bracht ook mede dat geen geld beschikbaar kon wor-
den gesteld om een zoodanige tentoonstelling spoedig weer in 't leven te
roepen. Een poging hiertoe, een paar jaar geleden ingesteld, vond nog geen
voldoende ondersteuning. Wel waren sommige stamboekvereenigingen ge-
neigd medewerking te verleenen. Dit bracht den rijksveeteelteonsulent
Ir W. de Jong te Arnhem er toe om de vraag rond te zenden of er geen al-
gemeene medewerking ware te verkrijgen voor het houden eener nationale
tentoonstelling van rundvee, paarden, varkens, schapen en geiten. Deze
vraag heeft succes gehad. Alleen de pluimgedierte-vereenigingen, die geregeld
op eigen houtje tentoonstellingen uitschrijven, hebben zich afzijdig gehouden.

De heer Mr. J. T. Linthorst Homan, Commissaris der Koningin in Drenthe,
verklaarde zich bereid het voorzitterschap te aanvaarden, — de heer Ir. W.
de Jong het secretariaat, terwijl een vijftal vertegenwoordigers uit de grootste
deelnemende vereenigingen mede zitting verkregen in de directie. De Re-
geering heeft door tusschenkomst van het Ministerie van Binnenlandsche Za-
ken en Landbouw een subsidie van hoogstens f 30.000 verleend, — 's-Graven-
hage bouwde op hare kosten een mooie groote tribune en de deelnemende ver-
eenigingen verbonden zich gemeenschappelijk tot een waarborgfonds van
f 40.000, voor het geval de Regeeringssubsidie niet toereikend mocht blijken
om het eventueele tekort te dekken.

De eigenlijke tentoonstelling omvatte slechts twee dagen, n.1. Woensdag
25 en Donderdag 26 Juli. De opening zou echter reeds plaatsvinden in den
namiddag van 24 Juh. Na de openingsrede zou een rondgang over het terrein
en door de stallen worden gemaakt. Het mooie, acht hectare groote Malieveld,
slechts vijf minuten van het Staatsspoor-station gelegen, is voor zoo'n ten-
toonstelling buitengewoon geschikt. Het genoemde programma voor 24 Juli
werd voor de genoodigden, waaronder ook tal van vertegenwoordigers van
buitenlandsche regeeringen zouden behooren, wat „magerquot; gevonden, te
meer daar een bezoek aan de stallen een weinig bevredigend resultaat zou
opleveren, aangezien ai het rundvee en alle paarden, na de spoorreis van uit
alle provinciën, op 24 Juli getoiletteerd moesten worden, ten einde den vol-
genden dag in gunstige conditie voor de jury's te kunnen verschijnen.

Een aanvullend no. op dat programma zou hoogst welkom zijn. Dit ge-
lukte de Directie, mede door den steun der Vereeniging „Het Legerpaardquot;,
welke vereeniging de instandhouding der „warmbloedquot;-fokkerij in ons land
ten behoeve van de landsverdediging krachtdadig bevordert. Het Ministerie
van Oorlog vergemakkelijkte de totstandkoming der tentoonstelling door
voor elk deelnemend warmbloed-paard een subsidie te geven van f 20, tot
een maximum van f 2000.

De Vereeniging „Het Legerpaardquot; kende een subsidie toe van hoogstens
f 1000, onder voorwaarde dat deze zou worden besteed voor het houden

-ocr page 97-

De opkomst der Landelijke Rij vereenigingen, voornamelijk in Noord-Brabant, Zuid-Holland, Noord-Holland en Groningen,
enkele in Drente, Gelderland en Overijssel, is ook van het standpunt van den hoefsmid te waardeeren. De liefde voor het
paard en het paardrijden wordt er door bevorderd. Tal van jonge landbouwers, die zich haast alleen maar voor motoren
interesseeren, zijn door de L. R. weer tot de ambitie voor het paard teruggekeerd, en het paardrijden is toch inderdaad ook
heel wat mooier — en daarbij meer passend voor een
landbouwer-paardenfokker — dan het gevlieg op een motorrijwiel.
De hoefsmeden dienen mede hun eigen belang als zij de deelneming aan de Landelijke Rij vereenigingen in de hand werken!

-ocr page 98-

van een wedstrijd van Landelijke Rijvereenigingen. Aan dien wedstrijd moes-
ten minstens tien vereenigingen deelnemen en de leden van Het Legerpaard
dienden op
24 Juli vrijen toegang te hebben. Door goede samenwerking is
aan alle voorwaarden voldaan.

Het weer heeft tot het welslagen bijgedragen, het bezoek was groot en de
voorgebrachte dieren hebben op de bezoekers een uitnemenden indruk ge-
maakt, zoodat de gedane moeite en uitgaven ii, de toekomst, door beteren
verkoop der producten, wel vergoed zullen worden. Het doel der tentoon-
stelhng is bereikt, en dat schenkt volle bevrediging. Alle vijf jaar kan gerust
een zoodanige tentoonstelling worden georganiseerd. Men moet niet alleen
deugdelijke waar produceeren, doch dit van tijd tot tijd ook voor de clientèle
demonstreeren.

*

Op 24 Juli 's namiddags 3 uur opende de Minister van Binnenlandsche
Zaken en Landbouw de tentoonstelling, van af de tribune. Een kwartier later
reden reeds de vertegenwoordigers der tien deelnemende Landelijke Rijver-
eenigingen den ring binnen. Deze Vereenigingen hebben een zeer goeden
indruk gemaakt en duidelijk naar voren doen komen dat hun bestaan
in het algemeen de liefde voor het paard bevordert en de instandhouding
der warmbloedpaardenfokkerij in ons land, van beteekenis voor de lands-
verdediging en voor tal van landbouwbedrijven, in het bijzonder steunt.

Een demonstratie van vier ouderwetsche Friesche chaisen, bespannen met
2 Friesche paarden, gereden door dame en heer in oud-Friesch costuum,
voorafgegaan door den Frieschen hengst Arend, eveneens gespannen voor
ouderwetsche Friesche chais, vormde ook een aantrekkelijk nummer op het
programma, dat Woensdag- en Donderdag-namiddag telkens herhaald is.

De parade der Landelijke Rijvereenigingen heeft op het publiek een zeer
goeden indruk gemaakt. Ook de Minister van Oorlog, die door zijne tegenwoor-
digheid blijk van belangstelhng gaf, zal ongetwijfeld met tevredenheid op
de tot nu toe verkregen resultaten hebben neergezien.

Van economisch standpunt bekeken heeft de rundveefokkerij voor ons
land nog meer beteekenis dan die van paarden, varkens, schapen en geiten.
Toch spreekt het paard nog het meest tot het gemoed van den fokker en
toeschouwer, terwijl ook het voorbrengen der geiten de sympathie van zeer
vele bezoekers trok.

Woensdagvoormiddag hadden de keuringen der paarden aan de hand plaats.
Er waren ongeveer een 360 trekpaarden (Belgisch type) en 100 landbouwtuig-
paarden (Oldenburgsch type) ingeschreven. Zooals te verwachten viel, be-
haalde Zeeland in de eerste afdeeling en Groningen in de tweede de hoofd-
prijzen. Bij de ingespannen keuringen traden de midden-provinciën meer
op den voorgrond. De inlandsche zwarten (Friezen) werden afzonderlijk
gekeurd.

*

Er is tijdens den opzet der tentoonstelling ook nog sprake geweest van het
houden van een wedstrijd voor hoefsmeden. Deze is niet tot stand gekomen
doordat het programma voor de 2^2 dag reeds vol-geladen was, de onkosten
ongeveer f 1000 zouden moeten bedragen en het gedeeltelijk samenvallen

-ocr page 99-

met de jubileumstentoonstelling van den Bond van Smedenpatroons te
Utrecht een bezwaar werd geacht. Toch behoort een zoodanige wedstrijd bij
een nationale (paarden) tentoonstelling en wij hopen dat indien in 1933
Den Haag weer als thans uit den hoek komt, de hoefsmeden niet in het
programma zullen ontbreken.

Het beslag geeft geen aanleiding tot een speciale bespreking. In vergelij-
king met de vorige tentoonstelling in 1913 valt te constateeren dat de kalkoe-
nen terecht zoo goed als geheel bij de landbouwpaarden verdwenen zijn,
terwijl deze vroeger veelvuldig werden aangetroffen. Vaste gewoonten, al
hebben deze ook als regel geen voordeelen, verdwijnen pas langzaam.

Red.

AANZIEN DOET GEDENKEN.

Het oog wil ook wat.

Toen ik eenigen tijd geleden de wenschelijkheid betoogde van aanschou-
welijk onderwijs in zake hoefbeslag aan landbouwers, is mij gebleken, dat
van meer dan een zijde voor deze zaak belangstelling werd getoond. Dat is
steeds verheugend! Want al is ieder het roerend eens met den schrijver van
een bepaald artikel en men laat niets van zich hooren, dan is dat niet be-
vorderlijk voor de ambitie van den voorsteller, die, misschien geheel ten on-
rechte, toch min of meer de gewaarwording krijgt van een „roepende in de
woestijnquot;.

Wanneer men lust heeft op een artikel te reageeren, hetzij rechtstreeks aan
den schrijver of wel door middel van ingezonden stukken, dan mag men zich
bij voorbaat verzekerd houden van den dank van dengeen, die een bepaald
onderwerp heeft behandeld, ook al is men het niet met hem eens. Juist
eene wissehng van gedachten doet het licht van velerlei richting op de zaak
vallen en dat kan niet anders dan nuttig zijn.

Na deze kleine afdwaling, wil ik, thans komende tot de uitwerking van de
gedachten, welke kort door het opschrift worden weergegeven, de beteekenis
van het aanschouwelijke onderricht nog eens bespreken.

Laat ik allereerst mij bepalen tot de oorspronkelijke gedachte. Allerwege
wordt geklaagd, dat de belanghebbenden, d. z. de paardeneigenaren, de be-
teekenis van goed hoefbeslag niet steeds voldoende inzien. Op cursussen in
paardenkennis wordt des winters op landbouwcursussen ook wel over hoef-
beslag gesproken, althans dat is te hopen, maar de beoordeelingsleer van het
paard vormt daar toch de hoofdschotel. Men moest hebben een aantal duide-
lijke platen — een serie lantaarnplaatjes — een film zoo mogelijk; eene
collectie, welke aan het Instituut voor Hoefkunde te Utrecht, of de Hoef-
smidschool te Amersfoort grootendeels reeds beschikbaar zal zijn. En dan per
provincie iemand, die zich in staat acht om in één korte voordracht voor land-
bouwers de beteekenis van het hoefbeslag duidelijk uiteen te zetten en die dit
met behulp van de genoemde aanschouwelijke middelen kan opluisteren en
verduidelijken. Men moet dan voorts contact zoeken met de landbouworga-
nisaties, die bereid zullen zijn voor dergelijke avonden propaganda te maken
en de leden op te wekken tot bijwoning der lezing.

-ocr page 100-

Laat het Bestuur van de Vereeniging van Onderwijzers in Hoefbeslag
zich daar eens voorspannen! En laat men zoo systematisch eens eenige jaren,
bij toerbeurt, allerlei plaatsen in ons land een bezoek brengen. Zoo mogelijk
kan men het nog uitbreiden met eene kleine tentoonstelling.

En nu een andere methode, waarop ik nog niet wees, maar waarop het
tweede opschrift boven dit artikel doelt.

De tegenwoordige tijd eischt eene totale omwenteling in bouw en inrich-
ting van tal van bedrijven. De wettelijke voorschriften omtrent bedrijfs-
veiligheid, hygiëne, arbeidsduur enz. hebben tal van industrieën, die vroeger
op of in sombere schuren en werkplaatsen werden gedreven, genoodzaakt zich
in een nieuw en frisch gewaad te steken en aldus ook toonbaar te worden.
En .... het oog wil ook wat! Hoeveel meer wordt de belangstelling van
het publiek niet getrokken, als een bedrijf zoodanig is ingericht, dat het „ge-
zien mag wordenquot;. En met en door de belangstelling komt de reclame en de
omzet. Zoo maakt men wel van den nood (de plicht tot verbouwing enz.)
een deugd (men is ten slotte zelf trotsch op het resultaat).

Hoe staat het in dit opzicht met onze hoefsmeden en hunne „bedrijvenquot;.
Moeten dat nu altijd zulke zwarte, vieze en rommelige werkplaatsen blijven,
waar alles overdekt is met roet en somber zwart getint ? Ook hier is wel
iets, neen veel, te bereiken. Een ruime frissche lokaliteit moet ook hier
noodig geoordeeld worden. Goed licht en frissche lucht zijn hier zeker even
noodig als elders. De electrische inrichting vergemakkelijkt door automa-
tisch aanblazen van het vuur en wegzuigen van de rook, het werk.

Welke smederij heeft een behoorlijke monsterbaan ?

Komt jonge ondernemende smeden, er valt nog veel in uw bedrijf te ver-
beteren, waardoor ook de waardeering stijgt van het publiek, dat deze
moderne hulpmiddelen met belangstelling zal gadeslaan. En dan kan onze
werkplaats ook worden tot een centrum van „aanschouwelijk onderwijsquot;.

Aanzien doet gedenken! Zoo redeneert ook het veiligheidsmuseum in Am-
sterdam, dat allerwege in werkplaatsen en wachtlokalen eene groote ver-
scheidenheid platen Iaat ophangen, om de menschen met een duidelijk,
misschien wat schril geteekend, beeld in te prenten wat goed en wat gevaar-
lijk is.

Waarom zouden de, in het moderne hoefsmidsbedrijf ook niet meer eeuwig
zwarte, muren niet versierd kunnen worden met duidelijke platen, die be-
trekking hebben op verpleging der hoeven en hoefbeslag ? En waarop ook de
gevolgen van het verwaarloozen van hoefverpleging bij veulens en enters,
het te laat en slecht beslaan, duidelijk worden getoond. Dan hebben de
klanten, als zij staan te wachten, meteen wat te lezen en „aanzien doet ge-
denken!quot; Er blijft altijd wel wat van hangen! Want speciaal de verzorging
der veulenhoeven is eene aangelegenheid, waarop met woord en beeld niet
genoeg de aandacht kan worden gevestigd. Hoeveel abnormale standen en
daaruit voortvloeiende sterk afwijkende hoefvormen, zouden niet voorkomen
kunnen worden, als men maar tijdig het belang van geregelde controle door
den hoefsmid inzag.

Het is jammer, dat schijnbaar het belang van den eigenaar steeds anders is,
dan dat van den smid. Ik zeg
schijnbaar, want inderdaad is het ook hier meestal

-ocr page 101-

de zuinigheid, welke de wijsheid bedriegt. Er is slechts één geval, waarin de
eigenaar zonder bedenken het advies van den smid gaarne zal opvolgen,
d. i. als hem wordt aangeraden, in passende gevallen, de {achter)hoeven zoo

lang mogelijk onbeslagen te laten!

Maar niet beslaan, wil nog niet zeggen, niet naar omkijken! En het wil ook
niet zeggen, dat men het nu zelf wel afkan en dat men de hoefsmid niet noodig
heeft! Koevele veulenhoeven zouden bij tijdig en doeltreffend ingrijpen
van den hoefsmid nog gered kunnen worden voor misvorming en slechte ont-
wikkeling. De wanden der smederij kunnen voor dit doel benut worden en de
beteekenis van het bedrijf zal daardoor ook stijgen. Wanneer dan bovendien
nog flinke borden met modelijzers en dito met verschillende stadia van het
hoefijzer, getuigenis afleggende, naast de omlijste diploma's en op wedstrijden
verworven prijzen, van de vaardigheid van den smid, aanwezig zijn, dan
kan de klant zijn oogen den kost geven en wordt het een lust om in zulk een

omgeving te werken en ook om----te zien werken! Gerust----het oog

wil ook wat!

Breda, JuU 1928.nbsp;T-

LANDBOUWTENTOONSTELLING TE ZIERIKZEE.
Op deze landbouwtentoonstelling was ook een Afdeeling Hoefbeslag.
Het valt op, dat daar, waar de landbouwers gelegenheid geven iets op het
gebied van hoefbeslag te toonen, hiervoor zoo weinig animo is van den kant
der smeden.

Er waren voor den wedstrijd voor hoefsmeden slechts 4 deelnemers. Dit
is voor zoo'n groote landbouwstreek zeer weinig; er hadden minstens 10
moeten zijn.

De wedstrijd werd den eersten tentoonsteUingsdag gehouden en bestond
uit het beslaan van een voor- en een achterhoef en het maken der ijzers
daarvoor. Om 9 uur werd begonnen en om 2 uur was de laatste deelnemer
klaar, dus had deze wedstrijd met 4 deelnemers tamelijk lang geduurd.

De'beoordeeling geschiedde volgens een puntenstelsel. Eerst werd het be-
snijden van de hoeven beoordeeld, daarna de gemaakte ijzers en ten slotte
het geheele beslag. De eerste prijs, een verguld zilv. med., werd behaald door
J. Kloet te Dreischor, de tweede, een zilv. med., door L. J. v. d. Zande te
Ellemeet.

Ofschoon er 5 prijzen beschikbaar waren, werden er niet meer dan twee
uitgereikt. Het besnijden en het geheele beslag het bij sommigen veel te
wenschen over; vooral de gemaakte hoefijzers waren zeer slecht. De prijs-
winners hebben tamelijk goed werk geleverd.

Verder waren er in de Afd. Hoefbeslag vier inzendingen handgesmede hoef-
ijzers, één inzending hoefijzers en leermiddelen, één inzending fabrieksijzers
en één inzending materialen en gereedschappen voor hoefbeslag.

Voor de inzendingen hoefijzers verkreeg A. Hanse te SintJansland don
len prijs. Geluk te St. Jansland den 2en en J. Kloet te Dreischor den 3en. Do
ijzers waren over het algemeen matig, vooral die voor afwijkend beslag. Er
haperde nog al wat aan den vorm en aan de nagelgaten. Het was hier helaas

-ocr page 102-

ook te zien dat er te weinig ijzers met de hand gemaakt worden, wat een groot
bezwaar oplevert, daar iemand
die nog geen goed normaal ijzer kan maken,
toch zeker geen goed afwijkend ijzer zal kunnen maken. En dit blijft noodig,
daar er alleen normale hoefijzers in den handel zijn.

Voor de inzending hoefijzers en leermiddelen kregen Gebr. Schieman te
Axel een len prijs.

De inzending fabrieksijzers van de Z. V. Hoef ijzerfabriek H. Kerckhaert te
Stoppeldijk kreeg een len prijs. Alle nummers en maten waren aanwezig
in stamp- en ritsmodel. Vooral de breede ijzers trokken de aandacht, en is het
te wenschen dat die steeds meer gebruikt mogen worden.

Inzending gereedschappen en materialen van Gebr. Schieman te Axel
Ie prijs.

*

Door het bestuur was voor de Afd. Hoefbeslag goed zorggedragen; een
flinke tent voor de inzendingen, een noodstal voor den wedstrijd, alsook een
paar electrische vuren die tot onzen spijt niet konden werken daar er geen
stroom geleverd werd, daarom is gebruik gemaakt van 2 veldsmidsen. Ook
was er een goede vloer om de paarden op te plaatsen ter beoordeeling voor en
na het beslag.

Tot ons genoegen zagen wij dat er veel belangstelling was voor den wed-
strijd, wat de overtuiging geeft dat er van de zijde der landbouwers toch steeds
gevoel bestaat voor het hoefbeslag.

Tot slot zij nog opgemerkt dat het beslag der tentoongestelde paarden ook
nog wel verbeterd kon worden. Dit is vooral toe te schrijven, dunkt mij,
aan het niet op tijd laten beslaan en vooral ook aan de te smalle hoefijzers,
welke gebruikt worden. Dit is toch voor de hoeven dier zware paarden na-
deelig, daar met te smalle ijzers alleen de wand in dracht komt, en deze alleen
te zwak is en doorzakt, wat toch met een flink breed ijzer niet zoo is, daar dan
ook de zool mede kan dragen.

Ook zagen wij aan de jonge paarden dat er wel wat meer zorg aan de hoeven
besteed kon worden, wat toch zeker ook den stand ten goede zou komen.

Wij kunnen niet nalaten de smeden op te wekken om steeds zooveel mo-
gelijk in de Afd. Hoefbeslag op de Landbouwtentoonstelhngen uit te komen,
om te zorgen dat in het hoefsmidsvak geen verslapping komt.

A. J. Schieman.

KORTE MEDEDEELINGEN.

Militaire Hoefsmidschool te Amersfoort. Op 4 Augustus 1.1. zijn geslaagd
slaagd voor het examen van hoefsmid de leerlingen: P. Jansen, thans tijdelijk
werkzaam gesteld bij het korps Rijdende Artillerie te Arnhem, L. Stegeman
te Staphorst, J. Scholten te Ruurlo, M. van Snippenberg te Lunteren, B.
Paalman te Holten, Fr. Weemaes te Hulst en H. Hergraven te Krefeld
(Duitschland). Aan hen is een diploma uitgereikt; zij zijn bevorderd tot
korporaal-reservehoefsmid en in het genot van onbepaald verlof gesteld.

G. H.

— België. Met October a.s. zal het vijf-en-twintig jaar zijn geleden dat de

-ocr page 103-

hoefsmidschool te Brussel — in het Vlaamsch genoemd „Staats Praktische
Hoofdschool van Hoefsmederij — in 't leven is geroepen. Dit feit zal worden
herdacht op het jaarlijksche St. Elooi-feest, te houden op Zondag 25 No-
vember te Brussel. De school heeft al dien tijd onder leiding van den Mr.
hoefsmid A. Bosmans gestaan.

„De Belgische Hoefsmidquot; maakt melding van een schrijven dat de Pro-
vinciale Landbouwmaatschappij in Luik in hare begrooting voor 1928 een
som van 1000 francs heeft opgenomen, te besteden voor studiebeurzen voor
hoefsmidsleerhngen, die dit jaar te Brussel het diploma van meester-hoefsmid

behalen.nbsp;u r

Sedert 1903 hebben 667 leerlingen deze school bezocht, 424 hebben het di-
ploma behaald, waarvan 163 uit Brabant, 68 uit
Oost-Vlaanderen, 54 uit
West-Vlaanderen, 51 uit Antwerpen, 31 uit Henegouwen, 23 uit Namen,
17 uit Luik, 11 uit Limburg, 2 uit Luxemburg en 7 uit het Buitenland. — In
de
Staten-Generaal werd er op aangedrongen de inrichting zoo goed te maken
als die b.v. in Utrecht is.

— Drenthe. In de j.1. gehouden bestuursvergadering van het Drentsche
Landbouwgenootschap is meegedeeld dat in zake een in Assen te houden
cursus in hoefbeslag de voorbereiding zoover is gevorderd, dat binnenkort
een vergadering der Commissie van Toezicht bijeengeroepen kan worden.
Bij voldoende aangiften tot deelneming aan den cursus, kan deze in den ko-
menden herfst aanvangen.

—nbsp;Zeeland. De commissie voor de Afdeeling Hoefbeslag op de Tentoon-
stelling te Zierikzee bestond uit de heeren P. Kooyman te Zierikzee, voor-
zitter, Iz. Adriaanse te Goes, H. Kesteloo te Kerkwerve, P. Provoost te
Brouwershaven en P. Hanse te Eikerzee, secretaris-penningmeester.

—nbsp;Steenkolen. Hierover is in het tijdschrift „Lichtquot; een goed artikel ver-
schenen, waaraan het volgende is ontleend:

Op plaatsen waar de kolen dicht aan de oppervlakte der aarde waren, ge-
bruikte men deze vroeger wel als brandstof in de huishouding, maar het
moeilijke transport maakte dat men bijna overal turf en hout gebrmkte.
Eerst in den lateren tijd zijn de kolen, dank zij de naar verhouding lage trans-
portkosten, algemeen in gebruik gekomen, ook voor fornuizen en kachels.
Toch is het gebruik van kolen in de huishouding, niettegenstaande den toe-
genomen omzet, tegenwoordig gering, vergeleken met het enorme verbruik
van groot-industrie en kleinbedrijf. In Duitschland had men voor den oorlog
berekend dat ongeveer 16 % van alle kool, die het land verbruikte, besteed
werd voor de huishouding (direct, of indirect via de gasfabriek), 17 /« voor
scheepvaart en spoorwegen, maar 67 % voor de industrie, en dan voorname-
lijk voor ijzer-industrieën.
■ De kool wordt slechts gevonden in enkele scherp begrensde streken van de
wereld. Daar waar nu kolen worden gevonden, bestond in een vroeger tijd-
perk van de aarde een weelderige plantengroei met een zacht en vochtig

-ocr page 104-

klimaat. Hieruit kan men afleiden dat er eens een zacht klimaat op Spits-
bergen en m Groenlands koude streken heeft geheerscht, aangezien men lar
belangrijke koolgebieden ontdekt heeft.

In 1913 werd vastgesteld hoe groot men den kolenvoorraad van de ver-
schillende streken der aarde moest schatten:

Voorraad in Jaarl. productie 1922-19^rj

Vereenigde Staten . .... quot; S 6OTquot;
.............1.234.269

............... 995.587nbsp;20

Dui schland . ...............423

-Kusland en hiberie........... 223 982nbsp;jq

...........189.533nbsp;275

.............. 170.159nbsp;15

................ 102.150nbsp;22

Wegenraad. De Algemeene R. K. Werkgeversvereeniging heeft in een
adres aan de Tweede Kamer aangedrongen op de insteUing van een wegen-
raad, naar het voorbeeld van België, waardoor een bevredigende oplossing van
het wegenvraagstuk in de hand zou worden gewerkt.

Tquot;nbsp;jubileumstentoon.

stelling 1928. Het adviesbureau P. H. Hörmann te Utrecht verzorgde op uit-
nemende wijze de voorbereiding dezer tentoonsteUing. Het gelukte van aller
lei vooraanstaande personen een inleiding te verkrijgen. Zoo schreef de

heer C. Zaalberg, Directeur-Generaal van den Arbeid, daar in o m het
volgende:

Moge de steeds verder gespecialiseerde fabriekmatige productie al veel
werk onttrokken hebben aan het oude smidsvak, er zijn nieuwe behoeften
en nieuwe technische mogelijkheden ontstaan, die nieuwe banen voor het
smidsvak geopend hebben. Door daarvoor een open oog te hebben en met be-
kwaamheid en energie het vak op de hoogte van den tijd te houden, wordt

bereikt, dat de smidspatroon een zeer nuttige maatschappelijke positie bhjft
innemen.

— Prijsvraag, De heer M. Ritsema deelde ons hierover welwillend het
volgende mede: Ik had niet verwacht dat het aantal inzendingen zoo groot
zou zijn, doch het resultaat is nihil. De meeste inzenders hadden de oplossing
gezocht bij gummi, dat wel voldeed als zomerbeslag op
asphalt-straten maar
voor winterbeslag moesten er scherpe kalkoenen ingezet worden en dié moe
ten wij juist missen. De gummi moet zoo geprepareerd worden dat zij
voldoende hard en stroef wordt, en daarbij niet te duur en toch gemakkelijk
aan te brengen. Naar mijn meening een bijna onoplosbaar vraagpunt

-ocr page 105-

MAANDBLAD /h

ABONNEMENTSPRIJS
voor Nederland per jaar f 3.—
voor 't Buitenland per jaar f 4.—

ADVERTENTIEN
1-10 regels (breedte cM.)f2.—
iedere regel meer f 0.20. - Tarieven voor
contracten op aanvrage verkrijgbaar

Redacteur: A. W. Heidema te 'sGravenhage, Huygensplein 5
Uitgave van de Zuid-Hollandsche Boek- en Handelsdrukkerij, Wagenstraat
70, 's-Gravenhage

INHOUD.

Het hoefbeslag op de Landbouwtentoonstelling te Zwolle. — Kan hoefbevangenheid in be-
paalde gevallen door wijziging van het beslag worden voorkomen? — Kampioenen der Haagsche
Tentoonstelling. — Cursussen in hoefbeslag gedurende 1927—1928. — De strijd om liet bestaan
van den hoefsmid. — Korte mededeelingen. — Advertentiën.

HET HOEFBESLAG OP DE LANDBOUWTENTOONSTELLING TE

ZWOLLE.

De Commissie voor deze afdeeling bestond uit de heeren H. van der Berg,
Dierenarts te Zwolle, Voorzitter, H. Hollander, Onderwijzer in Hoefbeslag
te Hasselt, Secretaris, E. W. Put te Zwolle en J. W. Kamphuis te Berkum,

1. E. J. Dommerhold, 2. H. Hagen, juryleden; 3. H. Hollander, hd der com-
missie van regehng; 4. F. G. van Nee, eerste prijs, 5. H. van Heerde, tweede
prijs, 6. Th. A. Poppe, derde prijs^

.c-tK D~F?

--isöUNiVET?sn Ei r

18. SER 1928

-ocr page 106-

landbouwers. Deze Commissie heeft zich uitnemend van haar taak gekweten
en wij betuigen hierbij onzen hartelijken dank voor de medewerking bij de
samenstelling van dit verslag ondervonden.

Het doel, dat met deze afdeeling werdt beoogd, luidde als volgt:
Ie. Paardenbezitters de groote belangen van goed hoefbeslag te doen
inzien;

2e. Propaganda te maken voor hoefbeslag op wetenschappelijke basis
uitgeoefend en aanmoediging ter verdere bekwaming in dit vak;

3e. Een demonstratie te geven van de eischen, waaraan goed hoefbeslag
moet voldoen, ook in verband met de eischen er aan gesteld door de nieuwe
wegbedekkingen.

Bovengenoemd doel wordt gedacht bereikt te kunnen worden door:

1.nbsp;Wedstrijden voor hoefsmeden met rijksdiploma.

2.nbsp;Inzending van handgesmede ijzers voor normaal zoowel als voor af-
wijkend beslag.

3.nbsp;Inzendingen van machinaal vervaardigde hoefijzers.

4.nbsp;Inzendingen van gereedschappen en materiaal ten dienste van het
hoefbeslag in den meest uitgebreiden zin.

5.nbsp;Inzendingen ter demonstratie van den wetenschappelijken ondergrond
van het practisch hoefbeslag, hieronder begrepen inzendingen van collecties
ijzers en onderwijsmiddelen van onderwijzers in practisch hoefbeslag.

(Voor deelname aan no. 1 en 2 der bovengenoemde rubrieken is een inleg-
geld van f 2 verschuldigd, te voldoen bij aangifte.

Inzendingen van rubriek 3 en 4 worden berekend naar een maatstaf van
f 2 per vierkanten meter.

Inzendingen van rubriek 2 moeten inhouden: normaal voor- en achter-
ijzer; normaal voor- en achterijzer met stoot en kalkoenen; balkijzer; verzen-
strijkijzer; klapijzer; klapstrijkijzer met kalkoen; ijzer met verdikten tak;
ijzer voor verbeend hoefkraakbeen; pantoffelijzer.

Het is wenschelijk ter completeering dezer collectie andere ijzers voor af-
wijkende en ziekelijke hoefvormen hierbij in te sluiten.

Inzendingen voor de 3e rubriek houden in de verschillende door de fabrie-
ken gemaakte hoefijzers in den toestand, zooals ze door de fabriek worden
afgeleverd.

De Jury zal de ingezonden ijzers vergelijken met uit den handel betrokken
ijzers.

Tot de 4e rubriek behoorende inzendingen mogen alles omvatten wat bij
het hoefbeslag ten dienste staat.

De 5e rubriek wordt gedacht inzendingen te bevatten^ die een demonstratie
geven van afwijkende en ziekelijke hoeven en het daarvoor benoodigde en
toegepaste beslag en verder alles wat behoort tot het wetenschappelijk hoef-
beslag en de geschiedenis er van.)

* * *

Gelijk de geheele tentoonsteUing „De Zwollandquot;, was ook de wedstrijd
in hoefbeslag roijaal voorbereid. Een ruime overdekte beslagloods, waarin 6
vuren, voorzien van een electrisch gedreven ventilator, bood voldoende
ruimte voor de 13 deelnemers.

-ocr page 107-

De wedstrijd trok veel belangstelling en had een vlot verloop.

De jury, bestaande uit de heeren E. J. Dommerhold, Leeraar aan de Middel-
bare Landbouwschool te Groningen, H. Hagen, Onderwijzer in Hoefbeslag
te Steenwijk en G. J. Rolink, Onderwijzer in Hoefbeslag te Enschedé, stelde
haar oordeel op:
a. afnemen van het oude ijzer en besnijden van een hoef;
h. vervaardigen en afwerken van het nieuwe ijzer; c. het beslag in zijn geheel;

d.nbsp;het maken van een model-klapijzer. Een extra prijs, zijnde een verguld
zilveren medaille, was beschikbaar gesteld voor het beste, in den wedstrijd
gemaakte modelijzer.

De taak van de jmy was geen gemakkelijke, daar door alle deelnemers
zeer goed werk werd geleverd. Fouten zijn meest gemaakt bij het passen en
het besnijden.

De prijzen werden als volgt toegewezen: f 40 en verg. z. med. aan F. G. van
Nee te Windesheim bij Zwolle, f 30 aan H. van Heerde te Vollenhove, f 20
aan Th. A. Poppe te Zwolle, f 15 aan W. G. Grievink te Diepenveen en
f 10 aan J. M. Kommers te 's-Gravenmoer-Capelle; Extra Prijs: Verguld
zilveren medaille, voor het beste modelijzer, aan H. van Heerde te Vollenhove.

Bij dezen wedstrijd kwam een minder gewensehte toestand aan den dag.
Het medenemen van een eigen voorslager was toegestaan, en nu bleek,
dat onder die voorslagers een onderwijzer in hoefbeslag was, die bij eenige
van zijn leerlingen voorsloeg. Hoewel er niets ten nadeele van dezen voor-
slager was te zeggen, lijkt het toch niet recht in overeenstemming met de
bedoeling te zijn. Misschien een geschikt onderwerp ter bespreking op de

e.v.nbsp;vergadering der Vereeniging van Onderwijzers in Hoefbeslag.

* * *

Ingezonden ijzers.

Bij de machinale kende de jury eenparig den eersten prijs, een verguld
zilveren medaille, toe aan: Zeeuwsch-Vlaamsche Hoef ijzerfabriek H. Kerk-
haert te Stoppeldijk.

Een mooie inzending van N.V. Eerste Nederl. Hoef ijzerfabriek v]h. fkma
Werkman, Barkmeijer en Co. te Helpman, was buiten mededinging.
Handgesmede ijzers. Slechts een inzending! Verschillende smeden verklaarden
desgevraagd, dat zij niet hadden ingezonden, wegens gebrek aan tijd. Indien
het tegenwoordig zoo druk is in de smederij, dan is zulks een verblijdend tee-
ken, maar mocht dat niet inzenden uit gebrek aan belangstelling voortkomen,
dan is dit een bedenkelijk verschijnsel voor de toekomst van het hoefbeslag.

Die eene inzending was van F. G. van Nee te Windesheim. Hoewel de in-
zending meer dan compleet was, meende de jiury slechts een tweeden prijs,
zijnde een zilveren medaille, te moeten toekennen, daar de ijzers niet geheel
zonder fouten waren.

Een inzending collectie ijzers en onderwijsmiddelen van de onderwijzers
in practisch hoefbeslag Gebr. Hollander te Hasselt, was zoo keurig, dat de
jury boven het beschikbare diploma nog een verguld zilveren medaille
toekende.

Een inzending van de Ambachtsschool te Hoogeveen verkreeg een eervolle
vermelding. De collectie van opgevijlde en opgepoetste ijzers werd door de
jury ongeschikt voor beoordeehng geacht. (Een bekend man op het gebied

-ocr page 108-

van Nijverheidsonderwijs maakte naar aanleiding van deze ijzers tegen een
der commissieleden de opmerking: hoeveel kostbare leertijd zal weer met dat
poetsen en schuren verdaan zijn!).

* * *

De heer H. Hagen te Steenwijk was zoo vriendelijk ons over het meer tech-
nisch gedeelte van den wedstrijd o.m. het volgende mede te deelen:

Over het geheel is goed gewerkt. Meestal waren de hoeven niet zuiver be-
sneden en de verzenen te hoog gelaten, waardoor de verzen- en zijgedeelten
te zwak bleven. De ijzers waren meest alle goed, sommige zelfs zeer goed
en netjes afgewerkt. Het geheele beslag viel meer over te zeggen, doch ook
hier was goed werk geleverd. Het model-klapijzer bleek voor velen een
moeilijke opgave te zijn. Er waren maar weinig beshst goede ijzers bij; de vorm
en de afwerking lieten bij velen te wenschen over en ook de nagelgaten waren
niet zuiver geplaatst en gericht.

Op het terrein was de zaak prachtig voor elkaar gemaakt en hiervoor komt
de regelingscommissie een bijzonder woord van lof toe. Er waren 6 vuren,
electrisch gedreven door een ventilator, 6 aambeelden, 1 koelbak en 1 bank-
schroef. De loods was overdekt en aan één kant en achter dicht, zoodat de
deelnemers van wind of zon geen last hadden en voorzien van een goede
planken vloer waarop de paarden konden staan, zoodat voor de beoor-
deehng de stand zeer goed te zien was.

Het was een prachtige dag; de algemeene indruk is dat er ook prettig
werd gewerkt, zoodat wij op een genotvoUen wedstrijd kunnen terug zien.

KAN HOEPBEVANGENHEID IN BEPAALDE GEVALLEN DOOR
WIJZIGING VAN HET BESLAG WORDEN VOORKOMEN ?

In het nummer van 15 Juh 1.1. bracht ik de beslagmethode van Stark-
Guther ter sprake en gaf ik inoverweging deze meer te beproeven dan tot
heden waarschijnlijk geschiedt. Ik vermoedde toen niet, dat ik zelf zoo
spoedig met meerdere gevallen van hoefbevangenheid in aanraking zou
komen en dus volop gelegenheid kreeg de ziekte in haar verloop te volgen
en bovengenoemd beslag aan de praktijk te toetsen.

Geen wonder dus, dat dit vraagstuk mijn gedachten bezig hield. Vooral
de kwestie over het laten meedragen van de zool liet mij met los. Elders
wordt toch geleerd, dat de zool moet worden vrij gehouden van eiken druk
en hier zien we dat hoeven met in het algemeen zeer gevoelige zoolvlak-
ten, vooral voor de punt van den straal, den druk van een zooiijzer niet alleen
uitstekend verdragen, doch zelfs de pijnlijkheid in belangrijk mindere mate
gevoelen. Daarbij schijnt er tevens nog een geneeskrachtige werking van uit
te gaan, want de zool wint aan stevigheid, wordt n.1. door meerderen groei
sterker en een eventueel aanwezige zooibreuk kan zelfs genezen. Het komt
meermalen voor, dat dergelijke hoeven na eenigen tijd weer normaal kunnen
worden beslagen, zonder dat de dieren kreupel loopen. Alleen het klappen met
de hoeven en de meer of minder veranderde hoefvorm kunnen dan nog ver-
raden dat hoefbevangenheid heeft bestaan. — Het zoolbeslag geeft hier dus
wel buitengewoon gunstige resultaten. Toch zou het beter zijn, indien door

-ocr page 109-

een bepaalde wijze van beslag de hoefbevangenheid en haar ernstige ge-
volgen konden worden voorkomen.

Het lijden treedt op tengevolge van verschillende omstandigheden. Dit
was reeds in de oudheid bekend, toen men o.a. sprak van voedsel-, water-,
wind-, en stalbevangenheid. Hierover zal ik niet verder uitweiden. Het lijkt
me echter wel gewenscht de oorzakelijke momenten naar voren te brengen,
die bij het ontstaan der bovenbedoelde gevallen van hoefbevangenheid

een rol hebben gespeeld.

Het is een bekend feit, dat paarden die lange marschen moeten afleggen
en daarbij uren achtereen in snelle gangen worden gereden, in het bijzonder
op harde wegen, groot gevaar loopen hoefbevangen te geraken. Bij warm weer
is die kans nog grooter. Verder worden die paarden het eerst aangetast, die
goed zijn gevoed en niet voldoende zijn getraind. Vroeger zag men hoefbe-
vangenheid vaak optreden bij post- en dihgence-paarden, die groote afstanden
in den kortst mogelijken tijd moesten afleggen. Doch ook na lange militaire
marschen van hereden troependeelen kan de ziekte, wanneer de omstandig-
heden daarvoor gunstig zijn, zich voordoen. Dit is o.a. kort geleden weer ge-
bleken en de hier bedoelde ziektegevallen waren dan ook het gevolg van het
bij warm weer rijden in te snel tempo op harde wegen. Hierop mag wel eens
met nadruk de aandacht worden gevestigd. Toch is het voor militaire troepen
niet altijd mogelijk met die omstandigheden rekening te houden en de gevaren
aldus te voorkomen. Beter zou het zijn indien de kans op hoefbevangenheid
op een andere wijze kon worden verminderd, b.v. door wijziging van het
beslag. De marschvaardigheid van de troep zou daardoor in niet onbelang-
rijke mate worden gebaat.

Gewoonlijk zijn het de voorhoeven, die worden aangedaan. Het wezen der
ziekte bestaat in een plotsehng optredende acuut verloopende ontsteking
van de wandlederhuid, voornamelijk in het toongedeelte. Er heeft dan een
uittreding van vocht plaats, waardoor de hoorn- en vleeschplaatjes van elkaar
loslaten. De normale hechte verbinding van hoornschoen en hoeflederhuid
wordt dus bedreigd en is de aandoening van eenige beteekenis, dan gaat die

verbinding verloren.

Daar het hoefbeen als het ware aan den schuinstaanden hoornwand is op-
gehangen, zal het door den druk van de lichaamslast van plaats gaan ver-
anderen. Die verplaatsing geschiedt naar achteren en naar beneden; het hoef-
been ondergaat dus een draaiing en gaat meer rechtop in den hoef staan.
De hoornzooi wordt dan naar beneden gedrukt en kan zelfs in enkele ge-
vallen door het hoefbeen worden doorboord.

Dit alles is zeer pijnlijk voor het dier en om hieraan te ontkomen wordt de
voorste helft der hoeven zooveel mogelijk ontlast. Zijn de beide voorhoeven
door de ziekte aangetast, dan plaatst het paard deze ver naar voren, waardoor
het gewicht meer op de verzenen komt; de achterbeenen worden daarbij onder

het lichaam gebracht.

Waar we dit verloop nu kennen, rijst de vraag of we door steun te geven
aan de zool, dus indirekt aan het hoefbeen, het ontstaan van die ziekelijke
afwijkingen niet kunnen voorkomen. De benedenwaartsche druk van den
lichaamslast op het hoefbeen, die door de wandlederhuid als een vertikale

-ocr page 110-

trekkracht op den hoornwand wordt overgebracht, vormt toch m.i. de aan-
leidende oorzaak voor het ontstaan dier veranderingen. Het duidelijk bewijs
hiervoor levert de z.g. belastingshoefbevangenheid, die op stal door over-
matige belasting van één been kan ontstaan. Hierbij treden wel in de eerste
plaats stoornissen in de bloedcirculatie en dientengevolge in de normale
voeding van den hoef op, doch deze vormen slechts een voorbeschikking voor
het loslaten van de hoeflederhuid, die verder door den voortdurenden belas-
tingsdruk wordt teweeggebracht.

Een gelijkmatige tegendruk vanaf den bodem zal dus niet anders dan gun-
stig moeten werken. Dit blijkt o.a. uit het niet of verminderd optreden van
hoefbevangenheid na lange marschen op zachten grond. Natuurlijk missen
we hier ook andere oorzaken als de voortdurende triihngen waaraan de hoeven
op harde wegen blootstaan, doch dat neemt niet weg, dat de zachte steun,
dien de zool ondervindt, een gunstigen invloed moet doen gelden.

Staande op het standpunt, dat de zool heel goed in het dragen van het
lichaamsgewicht kan worden betrokken, zou het m.i. aanbevehng verdienen
bij geforceerde ritten op lange afstanden, als boven bedoeld, gebruik te maken
van leeren of gutta-percha zolen, of het beslag zoodanig te wijzigen, dat het
hoefbeen tevens wordt ondersteund, dus verbreede ijzers zonder afhelhng
te bezigen.

Bennekom.

Dr. C. Brands.

KAMPIOENEN DER HAAGSCHE TENTOONSTELLING.

De meeste hoefsmeden zijn in hun hart ook paardeman. Dit is in verschil-
lende opzichten van beteekenis. Zij verkrijgen hierdoor, vooral in belangrijke
fokstreken, beter aanraking met hun chëntèle en gemakkelijker waar-
deering.

Het weekblad „Ons Paardquot;, dat uitgegeven wordt door dezelfde firma
waar ook „De Hoefsmidquot; verschijnt, stelde ons in de gelegenheid de afbeel-
dingen op te nemen van de hengsten en merriën, welke op de N. T. R. P. K.,
waarover in de Augustus-aflevering een kort artikel is geplaatst, het kam-
pioenschap verwierven.

Als men de foto's nauwkeurig beziet en in gedachten vergelijkt met vroegere
afbeeldingen van Belgische en Oldenburgsch-Oostfriesche paarden, dan zal
ieder kunnen waarnemen, dat de fokker van het trekpaard geleidelijker een
sierlijker, die van het tuigpaard meer en meer deugdelijker slag naar voren
heeft gebracht. Wij plaatsen eerst den Belgischen hengst en de Belgische
merrie, daarna den hengst en de merrie van het Oldenburgsche slag. Het type
van de Belgische merrie en dat van den Oldenburgschen hengst loopen niet
zoo ver uit elkaar. Wat hebben deze beide mooie lijnen gepaard aan een
extra besten massieven stand!

Dit viertal vertegenwoordigt de beide hoofdrichtingen der Nederlandsche
paardenfokkerij. De Belgische richting wordt voornamelijk in de Zuidelijke,
de andere in de Noordelijke provinciën aangetroffen, maar de Belgische is
tegenwoordig de meest uitgebreide, al verhest de Oldenburgsch-Oostfriesche

-ocr page 111-

Gastor B 916. Kampioen Den Haag 1928. le pr. categorie 2 (hengsten van 5-j.
en ouder, kleine maat), le prijs hengsten met afstammelingen, eig. J. Q. G.

Lenshoek te Kloetinge.

Elza d'Orange B 8186, eig. Wed. W. G. Dieleman te Hoek (Z.). Kampioene

Den Haag 1928.

-ocr page 112-

Dilmar, Gr. P. S. 313, eig. Hengst-ass. te GrijpsTcerk. Kampioen tentoonstelling

Den Haag 1928.

Adonne, Gr. P. S. 5321, eig. J. G. Toxopeus te Midwolda. Kampioene Den

Haag 1928.

-ocr page 113-

in den laatsten tijd geen terrein meer. Door de malaise in de prijzen der paar-
den is over de geheele linie inkrimping ontstaan. Dit is van economisch
standpunt gezien juist. De fokkers doen goed alleen de beste exemplaren voor
de teelt te bezigen en dit streven moet door de hoefsmeden naar vermogen
worden gesteund. De beste exemplaren leveren voor de hoefsmeden ook de

meeste voordeden.

De Nederlandsche paardenfokkerij heeft in het buitenland een goeden
naam en deze kan alleen door de productie van paarden van qualiteit behou-
den blijven. Duitschland, België, Zwitserland, Engeland, Itahë en Tsjecho-
Slowakije komen hier nog koopen en de cUëntèle moet zoo eenigszins mogelijk
behouden blijven.nbsp;Red.

CURSUSSEN IN HOEFBESLAG GEDURENDE 1927—1928.
A. Winterhalfjaar 1927—1928.

Plaats waar de
cursus is gehouden:

Hoogeveen
(herhalingscursus)
Almelo (II)

Enschede (II)

Zwolle (I)

Deventer (le en

2e leerj.)
Ede (II)

Doetinchem (II)

Winterswijk (II)

Zutphen (1)

Borculo (I)

Arnhem (I)

Utrecht (Ie en 2e
leerj.)

Het Genootschap t.
b. van den Land-
bouw in Drenthe.
Commissie v. Land-
bouwonderwijs in de
provincie Overijssel,
idem.

Geld.-Over. Mij. van
Landbouw,
idem

idem. ■

idem.

idem.

idem.

idem.

Commissie t.' behar-
tiging
V. d. Onder-
wijsbelangen v. 1. en
tb. in de provincie
Utrecht.

Het theoretisch Het practisch on-
Cursus gaat uit van: onderwijs gege- derwijs gegeven

ven door:

Dr. J. Staal
te Assen.
Th.
V. d. Weerd
te Almelo.
J. Eshuis te
Enschede.
H.
V. d. Berg
te Zwolle.
B. Lok
te Deventer.
Dr. C. Brands te
Bennekom.
E. Schreur te
Doetinchem..
W. Lammers te
Winterswijk.
G. Langeler
te Laren.
G. van Soest
te Borculo.
B.A. C. Capel te
Arnhem.
Dr. G. M.
V. d.
Plank te Utrecht

door:

J. J. Reitsema
te Hoogeveen.
A. J. Rompelman
te Almelo.

G.nbsp;J. Rohnk
te Enschede.

H.nbsp;Hagen

te Steenwijk.
A. A. Haverkamp
te Deventer.
J. A. Tangelder
te Duiven.
J. Ph. Huitink
te Ruurlo.

A.nbsp;Boesveld te
Winterswijk.

H. J. Breukink
te Lochem.

B.nbsp;H. Veldhuis te
Holten.

J. A. Tangelder
te Duiven.
S. van Angeren
te Utrecht.

-ocr page 114-

Alkmaar (II)

Goes (I)

Zierikzee (II)

Breda (II)

's-Hertogenbosch
(11).

Bergen op Zoom

(I)

Cuijk (II)
Sittard (II)

Appingedam (I)

Bedum (II)
Winschoten (II)
Grijpskerk (I)
Heerenveen (II)
Emmen (I)

Oud-Beijerland
(II)

Afd. „Alkmaar e.o.quot;
V. d. Bond v. Sme-
denpatroons in Ne-
Mij. t. bev.
V. Landb.
en Veeteelt in Zee-
land,
idem.

N. Brab. Mij. v.
Landb.
idem.

idem.

N. Br. Chr. Boeren-
bond.

Limb. Land- en
Tuinbouwersbond.

B. Zomer
Afd. „Appingedamquot;
V. d. Bond v. Sme-
denpatr. in Neder-
land (B.S.P.N.)
Afd. „Bedumquot; v. d.
B.
V. S. P. in Nederl.
Afd. „Winschotenquot;
V. d. B. V. S. P. in N.
Afd. „Zuidhornquot; v.
d. B.
V. S. P. in N.
Ver. „Het Friesch
Paardenstamboek''.
Genootsch. t. bev.
V. d. Landbouw in
Drenthe.

Afd. „Oud-Beijer-
landquot;
V. d. B. V. S.
P. in. Nederland.

Plaats waar de ^

, 1 Cursus gaat uit van:
cursus is gehouden:nbsp;°

P. Kooijman te
Zierikzee.
T. D. Sigling
te Breda.
M. F. Plankeel
te 's-Hertogenb.
H. A. Haytink
te Bergen o. Z.
Th. F. Wismans
te Cuijk.
J. M. Tacken te
Sittard.

1 92 8.

H. A. Kroes te
Groningen.

Dr. P. Vermaat H. van Waas-
te Oud-Beijer- bergen te Oud-
land.nbsp;Beijerland.

H. Venema te
Bedum.

F. O. Rentema
te Winschoten.
D. R. Vink te
Grijpskerk.
K. Frik te Hee-
renveen.
H. J. Vriehnk te
Emmen.

Iz. Adriaanse te
Goes.

H. A. Sul te
Breda.

Jac. Vermeer te
Haaren.

M. V. d. Berk te
Bergen op Zoom.
P. A. Verhoeven
te Cuijk.
W. Sanders te
Holtum-Born.

M. Ritsema te
Appingedam.

P. Homan te
Bedum.

Jac. V. Heuvelen
te Vriescheloo.
P. Huizinga te
Grijpskerk.
J. de Jong te
Heerenveen.
H. Scholten te
Wachtum.

Het theoretischnbsp;Het practisch on-
onderwijs gege- derwijs gegeven
ven door: door:

C. Roodzant tenbsp;Th. A. Koelman

Alkmaar.nbsp;te Alkmaar.

C. van Baak te Iz. Adriaanse te

Goes.nbsp;Goes.

DE STRIJD OM HET BESTAAN VAN DEN HOEFSMID.

We hadden dezer dagen een onderhoud met één der beste hoefsmeden
van ons land. Met wien doet niet ter zake, ja deze gaf er zelfs de voorkeur
aan om zijn naam niet genoemd te zien, wanneer hierover een publicatie
in „De Hoefsmidquot; mocht verschijnen.

-ocr page 115-

Ons gesprek liep over de vooruitzichten van het hoefsmidsvak in de steden.
Door de auto is het aantal luxe-paarden belangrijk ingekrompen en hierdoor
het werk voor den hoefsmid meer beperkt. Het aantal stalhouders is kleiner
geworden en zij, die zich staande hielden, hebben naast de stalhouderij veelal
ook een autobedrijf. Het is regel, dat bij een opkomende malaise, onverschillig
in welk vak, alleen de flinkste personen hun bedrijf op gang weten te houden.
Deze groep heeft den besten kijk in zaken en weet zelf voor haar geld ook
goede hulp te krijgen. Zoo kijken de overgebleven stalhouders ook scherp naar
het soort beslag, dat zij bij hun paarden laten onderbrengen en dit heeft weer
ten gevolge, dat de bekwaamste hoefsmeden de beste kans hebben om cliën-
tèle te behouden.

Met dezen gedachtengang gaan we accoord. Deze wijst er tevens op, dat
de hoefsmid alleen hoefsmid, alzoo zuiver vakman moet zijn. De minder
goed onderlegde, de minder bekwame zal helaas het veld moeten ruimen en
op andere wijze aan den kost moeten zien te komen.

Red.

KORTE MEDEDEELINGEN.

— Hoefbeslag in verband met wegdek. Hierover heeft □ het voorgaande
jaar (Juni- en Juli-aflevering) van uit Marseille een belangrijk artikel in „De
Hoefsmidquot; geschreven. Nu de ,,Ideeën-Prijsvraagquot; geen practisch resultaat
heeft gebracht, hebben wij den heer Aug. Diemont (□), wiens oordeel in deze
door ons in hooge mate wordt gewaardeerd, nog eens over dit klemmende
vraagstuk geschreven. Het antwoord luidde:

M.i. zal practisch wÏMterbeslag wel moeten blijven zooals het is met schroef-
c.q. steekkalkoenen. Zoodra echter de wi»tfór-gladheid niet telt, dan verwerp
ik alles behalve gummibufïer, welke echter in het gebruik wel
te duur kan
komen ^— althans hoog in prijs blijven zal. Het
nieuwe wegdek en het ,,oudequot;
paard zullen steeds blijven tobben op dit punt, aangezien bij
nieuw wegdek
nieuw vervoermiddel behoort en de gummiband past nu eenmaal beter
bij zoogenaamd gesloten wegdek dan het ijzer onder den paardevoet. Dat
dit bij alle gladheid, behalve wmtertoestanden nog het allerbest op vlakke
ijzers gaat, bewees ik indertijd ten volle.

— Examencommissie hoefsmid. Bij beschikking van den Minister van
Biimenlandsche Zaken en Landbouw zijn, voor het tijdvak van 1 September
1929, in de commissie, belast met het afnemen van het examen ter verkrijging
van een Rijksdiploma als hoefsmid, benoemd:

a.nbsp;tot lid en voorzitter Dr. H. M. Kroon, hoogleeraar bij de Veeartsenij-
kundige Faculteit der Rijksuniversiteit te Utrecht;

b.nbsp;tot leden: S. van Angeren, chef-hoefsmid aan het Zoötechnisch Instituut
te Utrecht; P. Bongaarts, onderwijzer in practisch hoefbeslag te Maasniel;
Dr. R. H. J. Gallandat Huet, majoor-paardenarts, directeur der Militaire
Hoefsmidschool te Amersfoort; H. A. Kroes, oud-leeraar aan de Middelbare

-ocr page 116-

Landbouwschool te Groningen; J. Plet, veearts te Heerenveen; en J. Ritsema,
onderwijzer in practisch hoefbeslag te Appingedam;

c.nbsp;tot plaatsvervangend lid, tevens plaatsvervangend voorzitter A. W.
Heidema, secretaris der Nationale Vereeniging tot bevordering der Paarden-
fokkerij in Nederland te 's-Gravenhage;

d.nbsp;tot plaatsvervangende leden: J. W. C. van Angeren, onderwijzer in prac-
tisch hoefbeslag te Bilthoven; dr. C. Brands, paardenarts 1ste klasse te Ede;
Dr. S. Ferwerda, veearts te Harlingen; H. Huysman, onderwijzer in practisch
hoefbeslag te MilHgen; Dr. G. M. v. d. Plank, conservator aan het Zoö-
technisch Instituut te Utrecht; H. J. Vrielink, veearts te Emmen; en J.
Vermeer, onderwijzer in practisch hoefbeslag te Haaren (N.-Br.).

— Touwijzers worden in Duitschland nog steeds veel gebruikt. Op de
jubileumstentoonstelling der B. S. P. N. was een collectie ingezonden. Zij
vereischen bij het onderslaan een kundig werkman en zijn het best passend
voor edele paarden met dunne wanden, daar de nageling schraal is.

— Het vast blijven zitten der ijzers, zoo verzekerde de heer Pr. Steding
te Utrecht ons, wordt zeer bevorderd door de bovenvlakte iets van den bui-
ten- naar den binnenrand te laten afhellen; de ondervlakte dient natuurlijk
zuiver vlak te zijn.

— t De heer C. Tamminga van Eysinga, in leven directeur
der Maatschappij Amsterdams Goederenvervoer, die zich voor het hoefbeslag
steeds bijzonder interesseerde, is een paar maanden terug overleden. Wij ver-
namen het thans pas.

_ADVERTENTIEN._

Rijksdiploma als Hoefsmid

Het Najaarsexamen 1928 zal gehouden vsrorden in de maanden
October—December. Schriftelijke aanmelding vóór
4 Oct. a.s. aan den
Secretaris der Examencommissie
Dr. R. H. J. Gallandat Huet,
liegentesselaan 14 te Amersfoort,
onder overlegging van een bewijs,
dat een tweejarige hoefbeslagcursus is gevolgd, of voor 1 Juli 1919
een diploma als hoefsmid is behaald.

Aan Leiders van Cursussen wordt beleefd verzocht opgave te
willen doen van namen, voornamen en adressen hunner leerlingen,
die aan het examen deelnemen en hunne medewerking te willen ver-
leenen, dat voor den aanvang der examens de benoodigde stukken bij
den secretaris worden ingeleverd.

Het examengeld bedraagt f 5.— en moet bij den aanvang van het
examen vs^orden voldaan.

De Commissie belast met het afnemen van het
examen ter verkrijging van een Rijksdiploma
als hoefsmid.

-ocr page 117-

MAANDBLAD

ABONNEMENTSPRIJS
Nederland per jaar f 3.—
't Buitenland per jaar f 4 —

Uitgave

INHOUD.

Studie van liet Hoefmechanisme. — Voorbereidende cursussen in lioefbeslag. — Beknopt
verslas van de Bestuursvergadering der „Vereeniging van Rijksonderwijzers in practisch
hoefbeslag. — Korte mededeelingen. — Ingezonden stukken. - Advertentiën.

STUDIE VAN HET HOEFMECHANISME,
door

17. OCT. 1928

Prof. Dr. H. M. Kroon.

In aansluiting met mijn vroegere onderzoekingen betreffendeyiëpnbsp;H T.

mechanisme, medegedeeld in „Een bydrage tot de studie van het boef-
mechanismequot;, Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Deel 49, afl. 11, publiceer
ik hier enkele bevindingen, berustend op een recent onderzoek. Aanleiding
daartoe was het door Dr. van der P1 ank vastgestelde feit, dat bij
verhooging van het achterste gedeelte van den hoef, de druk op het ver-
zengedeelte wordt verhoogd en die op het toongedeelte verlaagd (zie zijn
artikel „De verdeeling der lichaamslast over de draagvlakte van den voor-
hoef, bij verhooging der verzenen. T. v. D., Deel 55, afl. 10).

Van der Plank heeft de genoemde verdeeling van den druk door de
lichaamslast, bij een vlakstaanden en bij een achter wat opgeheven hoef,
met het hierneven afgebeeld toestel (Fig. 1) aangetoond, waarbij de druk
op het voorgedeelte en op het achtergedeelte van den hoef, bij verschil-
lenden stand opgenomen wordt door twee manometers, welker stand ge-
registreerd en in curven gebracht wordt.

Afdoende is aangetoond, dat bij verhooging van het achtergedeelte van
den hoef de druk toeneemt. Dit is in strijd met wat tot nu toe werd aan-
genomen, nl. dat bij een meer steilen stand een
grooter gedeelte van den
lichaamslast op het toongedeelte van den hoef neerkomt, terwijl bij een
meer spitsen hoef een groot gedeelte van den last op het achterste deel van

-ocr page 118-

den hoef zou drukken, zoodat bij een steilen hoef, het toongedeelte, bij
een spitsen hoef het verzengedeelte meer belast zou zijn.

Men nam dan ook aan, dat bij het gebruik van hoefijzers met kalkoenen
en vooral met hooge kalkoenen, de lichaamslast grootendeels op het toon-
gedeelte neerkwam. De mindere druk op het achtergedeelte zou ten gevolge
hebben, dat er door het gebruik van kalkoenijzers minder hoefmechanisme
zou zijn, met de daaraan verbonden nadeelen, minder schokbreking, minder

hoorngroei, harder hoorn en meer hoefziekten. Als een der voornaamste
motieven in den strijd tegen het gebruik van kalkoenen heeft juist steeds
gegolden de daardoor veroorzaakte mindere uitzetting van den hoef, het
mindere hoefmechanisme.

De vraag, welke ik nu wil trachten te beantwoorden is deze: heeft de
meerdere druk op de achterste hoefhelft bij het gebruik van kalkoenijzers
werkelijk een vermeerdering van het hoefmechanisme ten gevolge, dan wel,
blijft dit onveranderd of is de vroegere meening juist, dat vermindering
van het hoefmechanisme ontstaat ?

-ocr page 119-

Men zal kunnen wijzen op het feit, dat door de kalkoenen de straal van
den bodem wordt opgeheven en dus geen tegendruk ondervindt. Juist die
tegendruk van den straal speelt een belangrijke rol bij het hoefmechanisme,
wat b.v. blijkt uit de meerdere uitzetting van onbeslagen dan van beslagen
hoeven, en ook daaruit, dat bij het demonstreeren van het toestel van
B a y e r aan een dooden hoef, zelfs een flinke druk met den duim op den
hoornstraal, het belgeluid doet hooren en dus uitzetting van den hoef ten-
gevolge heeft. Hiertegenover staat, dat bij verreweg de meeste hoeven, ook
als zij met vlakke ijzers beslagen zijn, de straal toch den bodem niet raakt
en dus geen tegendruk ondervindt. Bij dergelijke hoeven zal het door de
kalkoenen verder opheffen van den straal natuurlijk geen nadeelige gevolgen
kunnen hebben.

Vroeger werd algemeen als oorzaak van het hoefmechanisme aangenomen
de druk van den lichaamslast op zool, steunsels en straal, die samen een
verwijding van de achterste hoefhelft zouden bewerkstelhgen. Later is aan-
getoond (o.a. ook in mijn „Bijdrage tot de studie van het hoefmechanismequot;
hiervoren genoemd), dat het hoefbeen, door de hoeflederhuid en hoorn-
lamellen innig met den hoornwand verbonden, bij sterke belasting om de
voorste punt roteert, waardoor de wand bij het hoefmechanisme iets naar
beneden getrokken, en dus de hoek van den wand in het toongedeelte
kleiner wordt.

Men beschouwt het dikwijls meer alsof de lichaamslast hangt in den
hoornwand en een trek aan dien wand vooral aanleiding zou geven tot
hoef verwij ding en hoefverlenging. Nu zou het natuurlijk mogelijk kxmnen
wezen, dat bij het gebruik van kalkoenen, dus bij verhooging van het ver-
zengedeelte van den hoef, wel de druk op de achterste helft grooter werd,
doch dat, doordat die last hangt in den nu steiler staanden wan(^ het
roteeren van het hoefbeen en het neerbuigen van den toonwand minder
werden, zoodat toch het hoefmechanisme daardoor onveranderd of zelfs
kleiner zou kunnen zijn. Van den lichaamslast, die in vertikale richting in
den hoef drukt, zal bij een steilen wand, bij ontbinding van die kracht, een
groot gedeelte komen in de richting van den wand, terwijl slechts een klein
gedeelte er loodrecht op komt en meewerkt aan het doorbuigen van den
toonwand en dus het kleiner maken van den hoek in den toon.

Ten einde nu na te gaan of werkelijk het hoefmechanisme toeneemt bij
verhooging van de achterste hoefhelft en of ook invloed uitgeoefend wordt
op het veranderen van den toonhoek bij de belasting, werden volgende
proeven genomen:

a. Bij een betrekkelijk jong paard met goede veerkrachtige hoeven van
normalen vorm en zonder verbeening van de hoefkraakbeenderen, werden
de hoeven beslagen met vlakke hoefijzers waarin schroefgaten achter in de
ijzertakken waren aangebracht. Verder werd het toestel van B a y e r op een
wijze aangelegd, als op afb. II is aangegeven. De heer v. Angeren
wijzigde daarvoor het toestel zoodanig, dat het bij elk hoefijzer kan worden
aangebracht.

Nu werd op de gewone wijze de uitzetting nagegaan en de eene contact-
schroef zoo kort bij het andere contactpunt geplaatst, dat zij elkaar bij de

-ocr page 120-

sterkste belasting raakten, de electrische stroom doorging en het belgeluid

gehoord werd. Hierna werden de con-
tactpunten iets verder van elkaar ver-
wijderd, zoodat zelfs bij de sterkste
belasting geen belgeluid gehoord werd.
Nu werden achtereenvolgens stompe
sehroefkalkoenen ingeschroefd, eerst
van 11/2
C.M., daarna van 2^2 c.M.
hoogte. Bij denzelfden hoef, die bij
opheffen van het andere been en ook
bij het loopen, geen belgeluid deed
hoeren, was dit nu duidelijk hoorbaar,
het sterkst bij het gebruik van de
hoogste kalkoenen. Werden de sehroef-
kalkoenen weer weggenomen, dan
bleek, door het uitblijven van het bel-
geluid, de uitzetting geringer te zijn.
Zoo kon telkens door het inschroeven
of uitdraaien der sehroefkalkoenen
de uitzetting vergroot of verkleind
worden. Natuurlijk was het noodig,
dat het paard liep op een volkomen
vlakken bodem, omdat anders licht
de eene verzen meer druk zou onder-
vinden dan de andere.

Het loopen in stap gaf duidelijke
verschillen; bij draf heb ik geen onder-
zoek kunnen instellen, omdat de elec-
trische draden dit niet toelieten.
Rekening houdende met de bekende formule 1) A = 1/3 m v^ mag men
aannemen, dat bij draf de verschillen eerder grooter dan kleiner zullen zijn.

b. Het paard werd met vlakke ijzers beslagen en één hoef op de ijzeren
plaat gezet van het door de H.H. van Angeren en Bolder gecon-
strueerde toestel, waarvan de plaat voor om een scharnier draaibaar is en
achter, door een schroef in de hoogte gedraaid kan worden (Fig. III). Weer
werd het toestel van Bayer aangelegd en de schroefbel zoodanig aange-
draaid dat bij het gewoon staande paard geen belgeluid gehoord werd en
bij het optillen van het andere been wel belgeluid weerklonk. Er was dus
bij de belasting weer uitzetting. Nu werd de schroef iets teruggedraaid,
zoodat bij de belasting juist geen contact verkregen werd, waarna de hoef
verder achter in de hoogte werd gedraaid, terwijl het andere been opge-
nomen bleef. Bij het hooger schroeven van het achterste hoefgedeelte, begon
spoedig het belgeluid te klinken, zeer krachtig, als de plaat achter zoo
hoog mogelijk was opgedraaid, nl. 41/2 c.M. Liet men den hoef achter weer

Va last X het kwadraat van de

1nbsp; A = 1/2 m v2 wil zeggen: de druk
snelheid.

-ocr page 121-

zakken, dan verminderde het belgeluid, om reed« geheel op te houden voor
de hoef weer den vlakken stand herkregen had.

Zoo kon m-en door omhoogschroeven steeds het belgeluid doen klinken
en door omlaag schroeven doen ophouden. Bij een belasting bij het staande
paard, door opnemen van het andere been, was er dus een duidelijk verschil
in uitzetting, kleiner bij den vlakken stand van den hoef, grooter bij het
achter hooger schroeven, dus bij den steileren stand.

c. Ten einde na te gaan of de hoek van den wand in het toongedeelte
grooter of kleiner wordt of gelijk blijft, bij het belasten van een vlak-
staanden hoef en van een door kalkoenen achter verhoogden hoef, werd
gebruik gemaakt
van het vroeger
(T. v.D.,Deel49,
blz. 11) beschre-
ven en afgebeelde
toestel, dat het
mogelijk maakt
om door afbreken
of herstellen van
een electrischen
stroom en het
niet of wel luiden
van een ingescha-
kelde bel te be-
palen of de hoek
van den wand
met den bodem
grooter of kleiner
wordt.

Ue hoef werd
weer op de be-
weegbare plaat
gezet en nu bleek
telkens, dat als

de andere hoef was opgenomen, ^de wand iets meer doorboog als de
hoef achter opgeheven en iets minder, als de hoef vlak geplaatst werd.
Terwijl bij een achter opgeheven hoef, de wand geen contact maakte,
hoorde men bij het vlak plaatsen steeds de bel luiden, waardoor bewezen
werd, dat bij den belasten vlak geplaatsten hoef, de hoek van den toon-
wand grooter blijft, dan bij den belasten achter hooger geplaatsten hoef.

Wij kunnen nu uit bovenstaande met de verschillende proeven verkregen
resultaten de volgende conclusiën trekken:

1.nbsp;Bij opheffing van het achtergedeelte van den hoef, dus bij het gebruik
van hoefijzers met kalkoenen, is er vermeerdering van het hoefmechanisme,
de uitzetting van den hoef is grooter, de hoek van den wand in het toon-
gedeelte wordt kleiner.

2.nbsp;Het nadeel van kalkoenen is niet zoo groot als men vroeger wel meende.

-ocr page 122-

3. Verhooging van het verzengedeelte van den hoef heeft een meer door-

treden in het
kootgewricht ten
gevolge, waar-
door een sterkere
belasting van de
achterste hoef-
helft te verklaren
is. Dit meer door-
treden is steeds
duidelijk waar te
nemen.

4. De druk van
den lichaamslast
op zool, steunsels
en straal is meer
de oorzaak van
het hoefmecha-
nisme dan de
trekkracht aan
den toonwand.

Al mogen nu de kalkoenen het hoefmechanisme bevorderen, toch zou
ik vooral het gebruik van te hooge kalkoenen niet gaarne aanbevelen,
omdat de normale stand veranderd wordt, omdat zij het ontstaan van
ondergeschoven verzenen en ook van den vorm van plathoef, waarbij de
zooltakken het meest doorzakken, bevorderen en in elk geval, omdat zij
den straal meer van den bodem opheffen.

VOORBEREIDENDE CURSUSSEN JN HOEFBESLAG.

Het vorig jaar werd door Prof. Dr. H. M. Kroon in de vergadering
van Onderwijzers in practisch hoefbeslag een voordracht gehouden, waar-
van de strekking was om de wenschelijkheid en de mogelijkheid aan
te toonen van voorbereidend onderwijs aan hoefsmeden, die eenen cursus
in hoefbeslag wenschen te volgen, welke hen zal opleiden voor het examen
rijksdiploma.

Reeds werd een schema en begrooting voor deze cursussen daarbij ont-
worpen en eene Commissie genoemd, die met de organisatie van dit on-
derricht zich zou bezighouden.

Het is mij niet bekend of deze Commissie reeds succes van haar arbeid
heeft mogen beleven en het zou goed zijn als in dit blad een overzicht
kon worden gegeven van de gehouden cursussen. Want eerstdaags zullen
verschillende leiders van cursussen en onderwijzers in hoefbeslag weder
ondervinden, dat een belangrijk percentage van de adspiranten, welke
zich opgeven voor den cursus in hoefbeslag le gedeelte, ge3n „smidquot; zijn
en nog bitter weinig routine hebben in het maken van hoefijzers.

Tot nog toe bleek slechts uit ééne mededeeling in het December-numnier

-ocr page 123-

1027 van dit blad, dat te Assen zulk een cursus zou worden gegeven en
dat Dr. Staal daartoe het initiatief zou hebben genomen. Van eene
„victoriequot;, welke van uit Assen is begonnen, kan echter helaas nog niet
gesproken worden dunkt mij, want, indien al een enkele cursus werd
gehouden, het kind ligt toch nog dik in de windselen en dient noodig
wat te groeien en aan te sterken.

Het bericht uit Limburg, dat gewaagde van teleurstelling bij de orga-
nisatie, later terecht becritiseerd door den heer Vossers, is wel een
bewijs, dat er behoefte wordt geveeld aan dit onderwijs, doch. het blijft
bij eene schuchtere en ondoelmatige poging en een beroep op Landbouw-
organisaties, die in deze niet den gewenschten steun zouden hebben ge-
geven. Maar terecht is er door Prof. Dr. Kroon en door anderen op ge-
wezen: de belanghebbenden moeten zèlf aanpakken en niet afwachten
tot anderen de zaak in orde maken. Daarom lijkt het mij gewenscht de
aandacht op deze aangelegenheid nog eens te vestigen.

De weinige moeiten en kosten, welke aan de organisatie van zulk een
cursus zijn verbonden, vormen toch allerminst een bezwaar om de zaak
aan te pakken! En de Afdeelingen van den Bond van Smedenpatroons en
andere vereenigingen van Smeden zijn toch de aangewezen lichamen om
dit te doen . . . uit welbegrepen eigenbelang.

Het moet toch, dunkt mij, in de toekomst zóó worden, dat de smeden
zèlf verlangen van hun personeel, dat ze althans deze vooroefening hebben
doorgemaakt om als knecht te worden aangenomen en ook als zoodanig
hun loon waard te zijn. Het bedrijf zal daardoor toch zijn gebaat!

En de betrokkenen kunnen zèlf de opleidingskosten betalen; vooral zal
dat weinig bezwaar opleveren, als de cursussen aan de Nijverheidsscholen als
avondonderwijs worden gegeven door de school zèlf. En dat kan! De moei-
lijkheid zit hem hierin, als ik wèl ben ingelicht, dat dit uitsluitende onder-
wijs niet gemakkelijk in de programma's kan worden opgenomen, maar
als tegelijk teekenles wordt gevraagd, dan is de school in staat om dit on-
derwijs te doen geven.

En nu zal toch zeker bijvoeging van een vak als teekenen voor de
vorming van den hoefsmid zeer nuttig moeten worden geacht. Aan de
militaire Hoefsmidschool wordt daaraan dan ook de noodige aandacht
geschonken. En het lijkt mij veel beter als aan de tegenwoordig op vele
plaatsen aanwezige Nijverheidsscholen dit onderwijs wordt georganiseerd,
dan dat af en toe door smids- of landbouw-organisaties een cursus, met een
tijdelijk karakter, wordt in het leven geroepen. Dit is meer omslachtig,
hangt van velerlei factoren af en duurder voor de leerlingen, omdat dan
leslokalen gehuurd moeten worden enz.

Gaat het echter van de Nijverheidsscholen zèlf uit, dan krijgt het een
meer blijvend karakter, het onderwijs kan vollediger zijn en de algemeene
vorming van goede hoefsmidsknechts zeer bevorderen. Maar men moet in
het algemeen niet verwachten, dat de directeuren der Nijverheidsscholen
dit onderricht zelf zullen of kunnen instellen. Eerst moet door de betrokken
organisaties de behoefte daaraan zijn aangetoond, en wanneer dit het geval
is zal zeker medewerking gaarne worden verleend.

-ocr page 124-

Dat dan ook de Regeering moreelen steun zal verleenen, is zeer waar-
schijnlijk. Maar men moet aankomen met tastbare feiten en werkelijke be-
hoefte moet blijken te bestaan.

Laat dus iedere smeden-patroons-organisatie in haar omgeving een
oproep opstellen voor gegadigden voor een dergelijken cursus, liefst nadat
eerst met den directeur eener ambachtsschool voorloopige besprekingen
zijn gevoerd omtrent de mogelijkheid der uitvoering. Maar het belangrijkste
is:
namen van deelnemers. Als er een twaalftal gegadigden is, dan moei de
zaak slagen.

Waarom zijn voor andere vakken deze dingen allemaal mogelijk en voor
hoefsmeden niet ?

Ik geloof, dat andere ambachtsheden meer gewend zijn om voor goed
onderwijs te betalen en dit te waardeeren, terwijl nog altijd voor de op-
leiding tot hoefsmid te veel wordt gesteund ophulp van larfdbouworganisaties
en Regeering en te veel een afwachtende houding wordt aangenomen.

Voor leerhngen van ambachtsscholen zou dit aanvullend onderwijs ook
zeker begeerlijk zijn.

Bij het verlaten der school hebben zij juist den goeden leeftijd en wanneer
zij naast hun diploma(s) der school nog een bewijs hadden, dat zij met
vrucht een voorbereidenden cursus in het vervaardigen van hoefijzers
hebben gevolgd, dan zou dit voor hun een kans te meer zijn om spoedig
een betrekking te vinden.

Laten wij hopen, dat het niet te lang meer zal duren, dat naast de flinke
lijst van cursussen in hoefbeslag, welke in de vorige aflevering voorkwam,
ook kan worden gepubliceerd een dergelijke lijst van voorbereidende cur-
sussen in het vervaardigen van hoefijzers. Dan zullen de smedenpatroons
zelf daar allereerst de vruchten van plukken, doordat zij meer keus hebben
bij het zoeken naar geschikt personeel, en zal ook het latere onderwijs aan
de cursussen in hoefbeslag ter opleiding voor het Rijksdiploma daarmede
ten zeerste gebaat zijn!

Breda, Oct. 1928;nbsp;T. D. S.

BEKNOPT VERSLAG VAN DE BESTUURSVERGADERING DER
„VEREENIGING VAN RIJKS-ONDERWIJZERS IN PRACTISCH

HOEFBESLAGquot;

gehouden te Utrecht 22 September 1928.

De voorzitter, de heer M. Ritsema, opende de vergadering met een harte-
lijk woord V^an welkom.

Ingekomen stukken:

a.nbsp;van het Secretariaat der Jubileumstentoonstelhng een dankbetuiging
voor de beschikbaar gestelde f 25, resp. medaille, die evenwel niet uitgereikt
IS kunnen worden en hierdoor aan de Vereeniging terugkomt;

b.nbsp;Betreffende de Voorbereidende Cursussen in Hoefbeslag werden in-
lichtingen gevraagd door de heeren Ossenoord en Bongaarts, waaraan
werd voldaan;

-ocr page 125-

c. Een schrijven van de heeren Huijsman en Eompelman, die eveneens
werden beantwoord.

Hierna bracht de heer H. Vossers verslag uit over de conferentie gehouden
met de Hoefbeslagcommissie der Geldersch-Overijselsche Maatschappij van
Landbouw, in zake de voorbereidende cursussen. — Een schrijven van deze
Maatschappij werd voor kennisgeving aangenomen.

In de eerstvolgende jaarlijksche algemeene ledenvergadering zal het punt
der „Voorbereidende cursussenquot; op de agenda worden geplaatst en ook voor-
noemde commissie der G. O. M. v. Landbouw worden uitgenoodigd die ver-
gadering te komen bijwonen.

De heer Vossers zal een schrijven richten tot den Bond van Smeden-
patroons over het houden van ,, Voor bereidende Cursussen.quot;

Niets meer aan de orde zijnde, sloot de voorzitter de vergadering.

Oud-Beierland.nbsp;De secretaris,

H. van Waasbergen.

KORTE MEDEDEELINGEN.

—nbsp;Hoefsmidsexamen. Er zijn 63 candidaten voor het examen, her-
komstig van cursussen uit Heerenveen, Bedum, Winschoten, Ede, Breda,
Oud-Beijerland en verder eenige van andere cursussen, die het examen nog
niet hebben afgelegd of wel zijn afgewezen.

De examendagen zijn vastgesteld op 5, 6, 7, 8, 12, 13, 14, 15, 19, 20, 21
en 22 November.nbsp;H.

—nbsp;Hoefsmidschool. In September, na het beëindigen van den cursus
en het afleggen van een voldoend examen, is een diploma als hoefsmid uit-
gereikt aan: J. Boerma te Odoornerveen, G. J. Broese te Hellendoorn,
G. van den Berg te Parrega (Er.), P. Uffen te Winschoten, B. Brink te
Sappemeer, J. Rijkshoff te Assendelft, alle zes dienstplichtigen der cavalerie;

J. Harteveld te Rotterdam, J. G. Nijmeijer te Losser, L. van Osch te
Rotterdam, B. J. Berns te Valburg, D. de Groot te Deventer, W. K. Kunst
te Slochteren, D. van der Laan te Termunten, C. Henne te Nieuwstadt, J. C.
van Woutenberg te Wageningen, H. J. L. Akkerman te Rotterdam, J. Bos
te Bedum, J. Jagt te Souberg, J. W. C. Peters te Gennep, en J. P. Verboven
te Breda, alle 14 dienstphchtigen der Artillerie.

Op 1 October zijn zij met onbepaald groot verlof vertrokken.

G. H.

INGEZONDEN STUKKEN.

HOE BREED MOET HET IJZER ZIJN, EN WAT TE DOEN BIJ
HOEEBEVANGENHEID ?

In verband met de vraag of er bij hoefbevangenheid door bijzonder beslag
nog iets goeds te bereiken is, en tevens in hoeverre het wenschelijk is in
verschillende andere gevallen een breeder ijzer te gebruiken, zij het mij ver-
gund ook mijn meening hierover ten beste te geven.

Er zijn verschillende hoefsmeden die sedert jaren, vooral bij paarden met
brokkelhoeven, plathoeven e.d. een breeder ijzer gebruiken. Dit ijzer heeft

-ocr page 126-

tot doel een zoo groot mogelijk draagvlak tusschen hoef en ijzer te verkrijgen.
Dit kan men alleen bereiken door de zool niet te besnijden. Men verkrijgt
hierdoor niet alleen een sterke hoornzooi, maar tevens een goede verbinding
van steunsel en zooltak. Men ziet na verloop van tijd dat de steunsel niet
meer afbrokkelt en, juist door het sterk laten der zool, op den duur in z'n
geheel zeer goed op het ijzer in dracht kan worden gebracht. De achterste
hoefhelft wordt versterkt, de verzenen slijten minder af, de hoef gaat in het
zijgedeelte minder spoedig over het ijzer heen, er komt minder werking in de
nagels, en losse wand geneest hierdoor.

Hieruit blijkt, dat vooral bij die hoeven een breeder ijzer noodzakelijk is.

In de September-aflevering toont Dr. Brands aan, dat het ter voor-
koming van vormsveranderingen van den hoef bij hoefbevangenheid wen-
schelijk is een breeder ijzer te gebruiken, om zoodoende meer steun aan het
hoefbeen te geven. Als oorzaak van de vormsveranderingen van den hoef
wordt aangegeven het loslaten van de wandlederhuid van den hoornschoen
in het toongedeelte tengevolge van de trekkracht daar ter plaatse.

Deze trekkracht wordt naar mijn meening nog belangrijk verhoogd door
de uitzetting van den hoef. De uitzetting zal men in zoo'n geval tegengaan.
Men kan dit doen door een paar zware lippen aan te brengen aan het verzen-
gedeelte; deze lippen moeten tot aan de kroon reiken.

Nu weet wel bijna iedere hoefsmid bij ervaring, hoe ontzettend veel pijn
het paard moet lijden bij het onderleggen van het ijzer, vooral bij het na-
gelen. Dit is wel zoo erg, dat het dier, indien het dit kon, den hoefsmid op z'n
knieën liggende zou smeeken er mee op te houden.

Toch is het noodzakelijk alreeds de eerste dagen dit beslag aan te wenden;
alleen dan zal het mogelijk zijn den goeden hoefvorm te behouden.

Zou het nu niet mogelijk zijn om, wanneer deze ziekte optreedt, dhekt den
hoef in een sterke gipsbedekking te plaatsen; deze bedekking zou dan tot
over den kroonrand moeten reiken en zoo dik zijn, dat deze gipslaag de uit-
zetting van den hoef tegengaat. Tevens zou het een zeer sterke onderlaag
voor de zool en eventueel het hoefbeen vormen.

Natuurlijk vormt de tijd, die noodig is voor 't hard worden van de gips,
wel een bezwaar; het paard zou zoo lang in de broek kunnen hangen. Dit
is misschien belangrijk genoeg om onder de aandacht van deskundigen
gebracht te worden.

A. S p ij k s t r a,
Wtm. Hsm. 2. 3. R. V. A.,
Breda.

Geachte Redacteur,

In Uw maandblad van 15 September j.1. komt, in het artikel „Het hoef-
beslag op de landbouwtentoonstelüng te Zwollequot;, over de inzending Am-
bachtsschool-Hoogeveen een berichtgeving voor, waar iets over te zeggen
valt. Daarover nader het volgende:

In onze tentoongestelde collectie leermiddelen, bestaande uit meer dan
honderd nummers, zijn mede veel ijzers die, hetzij geheel, hetzij op bepaalde
vlakken glad en blank zijn en voor de rest glad en zwart. Over de waarde
daarvan bij gebruik als leermiddel voor de klas zal ik niet uitweiden. In

-ocr page 127-

hoeverre nu deze collectie leermiddelen, die door ons buiten mededinging
was ingezonden en volgens Uw berichtgeving
„door de jury ongeschikt voor
beoordeeling geachtquot;
een eervolle vermelding kan worden toegeschikt is
ons niet recht duidelijk.

We'zouden echter die berichtgeving gelaten hebben voor wat ze is, ware
het niet, dat het vakonderwijs (zoo tusschen twee haakjes) daar iets in
ontvangst had te nemen dat denken doet aan een krachtige beweging van
een been, waaraan een hoefijzer is genageld. Althans wanneer de bericht-
geving juist is, en de opmerking gemaakt is door
„een bekend man op het
gebied van Nijverheidsonderwijs
(Wie is dat ?). Ik meen te moeten twijfelen
omdat iemand, die werkelijk bekend is op het gebied van vakonderwijs
dergelijke woorden niet aan zijn mond zal laten ontghppen, om de een-
voudige reden, dat hij beter weten moet.

Want hoe naief om te denken, dat die leermiddelen gemaakt zijn met
verbruik van veel kostbaren leertijd. Bovendien worden in den regel leer-
middelen (en zijn deze ook niet) niet gemaakt door
leerlingen, om de een-
voudige reden, dat ze er niet bekwaam voor zijn.

Verblind door de ontstemming over dien kostbaren leertijd heeft de
berichtgever, en blijkbaar ook die deskundige, onze collectie hoefijzers
vervaardigd door 3e klasse leerlingen onzer school niet gezien. Deze ijzers
die
„onder de hamer wegquot; tentoongesteld waren op een bord direct naast de
verguisde leermiddelen, zijngemaakt door vier leerlingen van 14-16 jarenoud.

Gezien nu de steeds minder wordende vaardigheid in het maken van
hoefijzers (mede door het gebruik van machinale ijzers), moest men het
toejuichen, dat de Ambachtsschool belangsteUing toont en medehelpt, die
achterstand weg te nemen of althans niet grooter te doen worden. Het is
toch zeker bekend, dat voor hen die zich wenschen te bekwamen voor het
Rijksdiploma, voorbereidende cursussen zijn ingesteld, speciaal om nog wat
handvaardigheid op te doen en om daarna eerst te worden toegelaten tot de
opleiding. En bij de opleidingscursussen maken de oud-leerhngen Ambachts-
school geen slecht figuur.

Toch heeft de onderwerpelijke tentoonstelling ons wat geleerd. P.: zet
steeds iemand bij je stand ter noodige voorhchting. 2quot;.: als je een prijs
wenscht in die rubriek, bewerk dan de ijzers met de vijl en brand ze zwart.
3.: dat er bij enkele menschen nog iets hangt van datgene, waarmede de
Ambachtsscholen in den eersten tijd van hun bestaan hadden te kampen.

Mijnheer de Redacteur, ik dank U voor de plaatsruimte en ik zal die niet
opnieuw vragen, tenzij wederom onaangenaamheden worden vermeld.

G. A. Korpershoek, Directeur Ambachtsschool te Hoogeveen.

Bovenstaande regelen geven dusdanige blijken van ontstemming, dat
het niet gewenscht voorkomt er verder op in te gaan.

Alleen moet er bezwaar gemaakt worden als het wordt voorgesteld alsof
er aanmerkingen worden gemaakt op het vakonderwijs. Dit is nergens
geschied en dit te doen heeft ook nooit in de bedoeling gelegen; wij zouden
het zelfs ten zeerste betreuren, als dit uit onze woorden gelezen zou
kunnen worden.nbsp;Verslaggever.

-ocr page 128-

HOEFIJZERS Z V ZlJil DE BESTE

SS
82

Alleen Z V Hoefijzers

worden op alle ten-
toonstellingen hoogst
bekroond, meermalen
met gouden medaille.
Alle vooraanstaande
hoefsmeden gebruiken
onze hoefijzers, en
zenden ons attesten.

88
82
82
82

82

82
82
82

82

Zeeuwscli-Vlaamsclie

82
82
82
82
82
82
82
82
82
82
88
82
82

82

- STOPPELDIJK

82

De Z V Hoefijzers

zijn bij de meeste
IJzerhandelaren ver-
krijgbaar, of recht-
streeks aan de fabriek.

82

82
82
82
82
82

82
82
82
82
82i

Ontving U reeds onzen nieuwen catalogus? Deze
wordt U op aanvrage gratis en franco toegezonden.

-ocr page 129-

t ^
X-'

contracten op aanvragenbsp;FFI^

Redacteur: A. W. Heidema te 'sGravenhage, Huygensplein 5nbsp;nc:.Cir\

Uitgave van de Zuid-Hollandsche Boek- en Handelsdrukkerij, Wagenstraat 70, 's-G^vkJlK^l j N IVêïRSI

- NOV. 1928
RECHT

INHOUD.nbsp;7

De „Vereeniging van Onderwijzers in practiscii hoefbeslagquot; en haar bestuur. — De „Vier-
daagschequot; en het hoefbeslag. — Verbetering door besnijding en beslag — Duitsclie invtoed
op de ontwikkeling van bet hoefsmidsvak in Nederland. — De belasting der
verzenen. tj^T
Korte mededeelingen. — Persoverzicht. — Advertentiën.

DE „VEREENIGING VAN ONDERWIJZERS IN PRACTISCH
HOEFBESLAGquot; EN HAAR BESTUUR.

Het is ons aangenaam bij deze aflevering een plaat-bijlage te
kunnen geven van bovengenoemd Bestuur, omdat dit Bestuur in alle
opzichten waardeering verdient en de lezers de bijlage ongetwijfeld
zeer gaarne zullen ontvangen.

De „Vereeniging van Onderwijzers in practisch hoefbeslagquot; heeft
een eervolle positie onder de vakorganisaties verkregen, deels door-
dat de leden een goede opleiding in hun vak hebben gehad maar
ook doordat het Bestuur de Vereeniging steeds goed heeft geleid.
Deze organisatie is opgericht 26 Januari 1916; haar statuten zijn
Koninklijk goedgekeurd op 20 Februari 1918. De heeren M. Ritsema
te Appingedam (voorzitter), H. van Waasbergen te Oud--Beijerland
(Secretaris) en J. Th. Huitink te Ruurlo (Penningmeester) zijn reeds
sedert de oprichting der Vereeniging lid van het Bestuur. Dit bestond
tot 1924 uit drie personen. Op 26 Januari 1924 werd het Bestuur
uitgebreid tot vijf en zijn als hd gekozen de heeren H. Vossers te
Utrecht en P. Falkenhagen te Amsterdam; in plaats van laatst-
genoemde werd op 22 Januari 1927 gekozen de heer H. J. Breukink
te Loehem.

Het aantal personen, dat jaarlijks tot den cursus voor a.s. onder-
wijzers in practisch hoefbeslag wordt toegelaten, is 6. Bij wijze van
uitzondering hebben enkele militaire hoefsmeden boven dat aantal
een cursus mogen volgen. Het is verklaarbaar, dat bij de tegen-
woordige organisatie het aantal leden nooit groot kan worden. Door
de vaste gewoonte om de jaarlijksche ledenvergadering in Utrecht

MAANDBLAD

-ocr page 130-

te houden op den laatsten dag van het examen voor onderwijzer
in practisch hoefbeslag en de hierbij geslaagde candidaten uit te
noodigen die vergadering te komen bijwonen, lukt het in den regel
om het ledental telken jare met een zestal uit te breiden. Hier
staat echter tegenover dat door verschillende omstandigheden nu en
dan ook een lid wordt verloren. De toeneming in het ledental kan
dus niet anders dan langzaam gaan en wordt alleen verkregen door
de goede leiding van het bestuur. Dit slaagt er ook telken jare in
om een agenda voor de algemeene vergadering samen te stellen waarvan
de behandeling bij de leden veel belangstelling wekt. De ver afwonende
leden ontvangen een tegemoetkoming in de reiskosten. Dit is een
billijke maatregel daar de dicht bij Utrecht wonende leden reeds
het voordeel hebben korteren tijd uit hun bedrijf te zijn.

De onderwijzers in practisch hoefbeslag hebben niet alle onder-
wijs te geven aan een of meer cursussen in hoefbeslag. Niet alle
hebben hiervoor evenveel lust of aanleg. Het geven van dit onder-
wijs heeft voordeelen maar ook nadeelen. De voordeelen zijn deels
van financieelen aard en deels wordt het verbonden zijn aan een
cursus ook een eervolle onderscheiding geacht. Anderzijds brengt het
zich beschikbaar stellen voor vaste lesuren het bezwaar m^ede dat de
„baasquot; op bepaalde uren uit zijn bedrijf moet of — als de practische
lessen in eigen zaak worden gehouden — dat hij sommige werkzaam-
heden, die hij anders persoonlijk zou verrichten, aan anderen moet
overlaten. De clientèle is hierover soms ontstemd.

Het Bestuur der Vereeniging noodigt in deze aflevering van haar
officieel Orgaan haar leden uit om voor 1 December a.s. onderwerpen
op te geven ter behandehng op de eerstvolgende algemeene vergadering
die vermoedelijk weer in het laatst van Januari te Utrecht zal worden
gehouden.

Bij de tegenwoordige organisatie zal de Vereeniging altijd zeer be-
perkt van ledental blijven. Als men dit gewijzigd zou willen zien, dan
zou de opzet der organisatie tevens veranderd moeten worden. Over
het al of niet wenschelijke hiervan zou het zijn nut hebben als van
verschillende zijden daarover eens de meeningen werden kenbaar gemaakt.

Die mogelijkheid van belangrijk grooter ledental zou in het leven
worden geroepen als het lidmaatschap werd opengesteld voor allen die
het diploma van Rijkshoefsmid hebben verworven. Hiermede zou dan
tevens het karakter der Vereeniging worden veranderd. Wenscht men
dit niet, dan zou ook den weg kunnen worden gevolgd om de Rijks-
hoefsmeden als buitengewone leden der Vereeniging toe te laten.

Uit een oogpunt van algemeen belang zouden wij er veel voor gevoelen
om de Vereeniging uit te breiden tot „Onderwijzers in practisch hoefbe-
slagquot; en „Rijkshoefsmedenquot;. Er kunnen dan provinciale afdeelingen
worden gevormd, waarbij elke afdeehng natuurlijk zijn eigen bestuur
zou verkrijgen. Deze afdeelingen zouden dan eigen vergaderingen houden,

-ocr page 131-

en elk voor zich een of meer afgevaardigden naar de algemeene
vergadering in Utrecht zenden.

In welke richting dit vraagpunt ook moge worden besproken en afge-
handeld, het tegenwoordige Bestuur heeft bewezen in staat te zijn een
goede leiding te geven en wij hopen dat het voor de tegenwoordige
leden moge zijn weggelegd nog een reeks van jaren in hunne bestuurs-
functie te worden gehandhaafd.nbsp;Red.

DE „VIERDAAGSCHEquot; EN HET HOEFBESLAG.

In de Augustus-afievering 1927 hield ik een korte beschouwing over
hoefbeslag bij afstandsritten. Dit artikel was in hoofdzaak gebaseerd
op mededeelingen van anderen. Nu ik echter gedmende den laatsten
Vierdaagschen afstandsrit Breda-Maastricht het voorrecht had het Bestuur
der Koninklijke Militaire Sport vereeniging als jurylid bij te staan, was
ik tevens in de gelegenheid door eigen aanschouwing het hoefbeslag
der deelnemende paarden van nabij waar te nemen en de bijzondere
eischen van dit beslag aan de practijk te toetsen.

Tot mijn grooten spijt moet ik beginnen met te zeggen, dat schijn-
baar zeer weinig deelnemers doordrongen waren van de groote beteekenis,
welke een goed en oordeelkundig hoefbeslag vormt bij de prestaties,
die van de paarden in het algemeen worden gevergd, en in het bij-
zonder in de gevallen zooals hier, waarin van de dieren een buiten-
gewoon inspannende arbeid wordt verlangd.

Ik zal niet vervallen in een nadere bespreking van alle beslagen
afzonderlijk, noch wensch ik volledig te herhalen wat ik vroeger reeds
heb gezegd, doch ik acht het wel gewenscht de voorwaarden te noemen,
die m.i. voor dezen afstandsrit aan het hoefbeslag hadden moeten
worden gesteld.

Vooropgesteld mag wel worden, dat de paarden, die aan den rit
zouden deelnemen, eenige dagen te voren van nieuw beslag waren
voorzien. Er is mij eens de vraag gedaan of het niet beter zou zijn
de dieren juist hun oude beslag te doen behouden, zooals een mensch
zijn oudste schoenen aantrekt als hij een groote wandeling gaat maken,
want die zitten hem het gemakkelijkst. Deze vergelijking gaat echter
mank, want men weet dat bij het paard gedurende de beslagperiode
de hoef van vorm verandert. Tengevolge van het hoefmechanisme slijten
de verzenen op de ijzertakken af en ontstaat er dus een wanver-
houding tusschen de lengte van den toon- en die van den verzenwand,
d.w.z. de toon neemt meer in de lengte toe dan de verzenen. Men
kan dit zien aan de naar achter gebroken voetas. Daar het paard
dieper gaat doortreden in het kootgewricht worden de buigpezen in
sterkere mate belast.

Wanneer met een aldus beslagen paard een afstandsrit werd begonnen,
zouden vroeg of laat de ernstige gevolgen van deze onevenredige belasting
zich openbaren. Slechts een gelijkmatige verdeeling van den lichaamslast in
den ondervoet zal dit belangrijke lichaamsdeel in staat stellen de snelle

-ocr page 132-

en geforceerde gangen te verdragen, die van het paard worden geëischt.
Het zal dus noodig zyn door nauwkeurig besnijden eerst den normalen
hoefvorm te verkrijgen, die hoort bij den stand van het dier. Men con-
troleere dat aan de voetas, die recht moet zijn, zoowel van voren als van
terzijde gezien, en lette er verder op, dat bij de beweging de geheele hoef
vlak op den bodem wordt geplaatst.

Toch mag het voordeel aan een eenigszins gewennen aan een weer tot
den norm teruggebrachten stand eh ook aan het nieuwe beslag niet geheel
worden ontkend. Vandaar mijn raad genoemde bewerkingen van den hoef
niet vlak voor den aanvang van den rit, doch eenige dagen te voren te
doen geschieden.

Een andere belangrijke factor, die vervolgens aan de orde komt, is de
vraag welke ijzers men had moeten kiezen. In het bovenaangehaalde
artikel wees ik er op, dat vlakke ijzers verreweg de voorkeur verdienen,
vooral ook omdat de afstandsritten in ons land zich grootendeels be-
palen tot vlakke wegen en dan is het gebruik van kalkoenen ten sterkste
te ontraden. Deze afstandsrit echter maakte hierop in zooverre een uit-
zondering, dat een gedeelte door Limburg moest worden afgelegd, waar
de wegen vaak zeer hellend waren en van een zoodanig plaveisel, dat
de dieren zich daarop met moeite staande konden houden. Ik zag o.a.
verschillende deelnemers al glijdende Heerlen binnenkomen. Het gemis
van een goede berm langs de wegen deed zich nu te meer gevoelen.
Hier hadden dan ook een paar kalkoentjes veel hulp kunnen verleenen
en zou
het m.i. aanbeveling hebben verdiend, dat de paarden met winter-
ijzers waren beslagen. Op de moeilijke trajecten hadden dan tijdelijk
schroefkalkoenen aangebracht kunnen worden*).

Verder moet ik de speciale aandacht vestigen op de groote kans van
hoefbevangenheid, waaraan de paarden blootstaan. Deze hoefziekte moet
werkelijk als het grootste gevaar bij zulke ritten worden beschouwd. Ook
deze keer is weer een der paarden het slachtoffer geworden en konden
twee andere paarden slechts door tijdig stoppen voor verdere ernstige
gevolgen worden bespaard. De deelnemers moeten zich van dit gevaar
bewust zijn en daarom de omstandigheden kennen, waaronder
een paard
gemakkelijk hoefbevangen geraakt. Zij kunnen dan hun best doen die
oorzaken zooveel mogelijk te vermijden. Toch komen er vaak nog andere
factoren in het spel, die den ruiter ondanks de meest nauwkeurige voor-
zorgen voor zeer onaangename verrassingen plaatst. In de September-
aflevering van dezen jaargang heb ik dit onderwerp besproken en tevens
de vraag gesteld of door wijziging van het beslag de kans op hoefbe-
vangenheid niet kan worden verminderd. Ik ben toen tot de conclusie
gekomen, dat het bij geforceerde ritten op lange afstanden aanbeveling
verdient gebruik te maken van verbreede ijzers zonder afhelling, waarbij

*) Deze zin ontlokte ons de vraag; Zouden de schroefgaten dan geen „braamquot;
iinjgen, waardoor het uitdraaien van de schroeven tijdens den rit moeililkheid
zou opleveren?nbsp;j^g^

Het antwoord luidde: Datzelfde bezwaar ontmoeten we bij het winterbeslag
van onze legerpaarden; de ruitei s zuilen dus een tap met schroefsleutel bij zich
moeten hebben.

-ocr page 133-

dus de zool in het dragen van het lichaamsgewicht wordt betrokken.

Natuurlijk zullen velen de tegenwerping maken, dat zulke ijzers te
zwaar worden en eerder aanleiding geven tot vermoeidheid der spieren.
Hieraan wordt echter tegemoet gekomen door het feit, dat rekening
gehouden moet worden met de omstandigheid, dat het beslag tevens
moet voldoen aan de eischen om ongehinderd en met succes een zware
cross te rijden, zooals dagelijks was voorgeschreven. De ijzers moeten
dus zeer weinig langer zijn dan de draagrand en de takken mogen
weinig buiten de verzenen uitsteken. Aan de ondervlakte der ijzers
kan een afhelling (z.g. verkeerde afhelling) worden aangebracht door
met den ritsbeitel den binnenrand weg te hakken. Aldus beslagen geloof
ik niet, dat het meerdere gewicht zich op een minder gunstige wijze
zal doen gevoelen.

Ten slotte wijs ik nogmaals op het groote voordeel, dat van het ge-
bruik van leeren randen kan worden verkregen. Meermalen is reeds hierop in
ons Maandblad gewezen en hun veelvuldige toepassing is een bewijs voor
de practische waarde, welke zij bezitten. Ook aan deze paarden moet een
beslag, dat met meerdere schokbreking rekening houdt, ten goede komen.

Bennekom.nbsp;__Dr. C. Brands.

VEEBETERING DOOR BESNIJDING EN BESLAG.

-ocr page 134-

Hoefsmidquot; aan. Op ons verzoek werd Let cliché welwillend in bruik-
leen afgestaan. De afbeelding behoeft voor den vakman, alzoo voor de
lezers van „De Hoefsmidquot;, geen nadere toelichting. Zij is daarom zoo
sprekend omdat de voorbeenen van het zelfde paard zijn, een vóór het
besnijden en beslaan, het andere daarna.

DUITSCHE INVLOED OP DE ONTWIKKELING VAN HET HOEF-
SMIDSVAK IN NEDERLAND.

Tientallen van jaren geleden liet het hoefbeslag in Nederland zeer veel te
wenschen over. Het was regel, dat de ondergelegde ijzers op hun kant
stonden en bijna altijd van kalkoenen waren voorzien. Na den Fransch-
Duitschen oorlog van 1870—71 kwam uit Hannover de heer Kritzler
(veearts) naar Amsterdam. Deze gaf er den stoot toe, dat de hoefsmid
Alant, die, hoewel Pruis van geboorte, in Hannover bij de Uhlanen had ge-
diend, ook naar Amsterdam ging. Later zijn nog verscheiden andere be-
kwame Duitsche hoefsmeden naar ons land gekomen, zooals de heeren:
L. F. A. Steding, F. Falkenhagen, Schwabe, Peters, Hüntling, Zimmermann
(tevens veearts), meerendeels in Amsterdam, Rust (Den Haag), Stünkel,
Dotzek, en wellicht enkele anderen.

De heer Steding kwam in betrekking bij den heer Prosch (Fransche ma-
nege) te Amsterdam en werd later opgevolgd door den heer F. Falkenhagen.

De heer Dotzek heeft jarenlang een smederij gehad te Utrecht, vlak bij
de manege, en was herkomstig uit Oost-Pruisen, bij de Poolsche grens.

Sommige van deze namen bleven in de Nederlandsche hoefsmidswereld
goed bekend. Falkenhagen te Amsterdam en Steding te Utrecht staan nog
steeds in de voorste rij.nbsp;Red

DE BELASTING DER VERZENEN.

De opvatting van den heer A. J. Schieman te Axel dat de verzenen
door het aanbrengen van kalkoenen sterker worden belast, is tegen veler
verwachting in proefondervindelijk juist gebleken. Het verdient waar-
deering dat dit nieuwe inzicht de belangstelling van practici en theoretici
beide behoudt. Men heeft vóór de in het voorjaar van 1927 gehouden
algemeene vergadering der „Vereeniging van onderwijzers in practisch
hoefbeslagquot; steeds de meening gehuldigd dat het resultaat der belasting-
wijziging 't zelfde was bij het naar boven brengen der verzenen (door
kalkoenen of verdikte takken) als bij het inkorten van den toon.

Dat door het inkorten van het toongedeelte de toon meer en de verzenen
minder belast worden, hierover bestaat — voor zoover mij bekend —
geen verschil van meening.

In de algemeene vergadering van 1928 van voornoemde Vereeniging
is door verschillende personen de juistheid van Schieman's opvatting
aangetoond. In dèn paardenhandel was reeds sedert tal van jaren bekend
dat een min of meer stokkerigen (steilen) stand in de voorkooten ver-
beterd kon worden door het aanbrengen van kalkoentjes. Hoe is dit te

-ocr page 135- -ocr page 136-

Bijlage van „De Hoefsmidquot;. November-aflevering 1928.

Het Bestuur der Vereeniging van Onderwijzers in practisch hoefbeslag.
Van l.n.r.: H. Vossers, H. van Waasbergen, M. Ritsema, J. Th. Huitink, H. J. Breukink.

-ocr page 137-

verklaren ? Niet anders dan door het streven van het paard om „op zijn
beenen te blijven staan,quot; met andere woorden om het evenwicht in den
stand te kunnen bewaren. Een paard dat eenigszins steil in de voorkooten
staat zou door het aanbrengen van kalkoenen feitelijk nog steiler in de koo-
ten moeten worden, maar het dier zou dan het gevoel krijgen alsof hij „over
de kootquot; ging en tracht hierom in den kogel iets door te zakken. Het
dier doet het althans! De verklaring hiervan is al even moeilijk als van
het zwaarder belast worden der verzenen door het aanbrengen van kal-
koenen. welk feit door dit voorjaar vertoonde proeven, ook vermeld in
„De Hoefsmidquot;, werd bewezen.

Het is de vraag hoelang die verbeterde stand in de kooten zich zal
hebben gehandhaafd. De kalkoenen geven aanleiding tot een iets meer
doorzakken in den kogel, maar of het eenigszins gerekt zijn der pezen
ook later tijdens en
na het verrichten van arbeid bleef bestaan, hierover
is mij geen ervaring bekend. Het staat m. i. te vreezen dat de paarden
met een van nature min of meer steilen kootstand, tijdelijk verbeterd
door kalkoentjes, door het verrichten van werk eerder in de kooten ver-
sleten zullen zijn geraakt dan dieren met een normaal goeden stand, ja
eerder een overkooten stand, eerst in de rustperiode en later ook tijdens
het werk, zullen hebben getoond.

Het vlakke beslag verdient m.i. zooveel mogelijk als regel aanbeveling.

Practici en theoretici moeten samen zich blijven inspannen om het
nog lang niet opgeklaarde vraagstuk der wijze van belasting der ver-
zenen onder verschillende omstandigheden tot opheldering te brengen.

A. W. H.

KORTE MEDEDEELINGEN.

—nbsp;Rijksonderwijzers in practisch hoefbeslag in Nederland, Het Bestuur
Uwer Vereeniging verzoekt U beleefd doch dringend
vóór 1 Decem-
ber a.s.
aan den ondergeteekende te willen melden welk onderwerp
gij op de eerstkomende algemeene vergadering wenscht te behandelen
of ter tafel gebracht wenscht te zien.

De Secretaris,
H. van Waasbergen te Oud-Beijerland.

—nbsp;België. Op 25 November 1928 zal — zoo schrijft „De Bel-
gische Hoefsmidquot; — de Vereeniging der Gediplomeerde Belgische
Meester-hoefsmeden den 25sten verjaardag vieren van de stichting
der Hoefsmidsschool te Brussel. Deze heeft reeds meer dan duizend
oud-leerlingen. De cursus duurde aanvankelijk tien maanden, één
dag per week met 21/2 a 3 lesuren, — thans ten minste twee-
maal tien maanden, één dag per week met gemiddeld vijf tot zes
lesuren per dag.

De namen der oprichters zijn: Dejean, Vanderkerken en André
Bosmans, waarvan alleen de laatste nog in leven is.

Het Bestuur stelt voor om de oud-leerlingen van den eerst
gehouden cursus in 1903 tot eerelid van de Vereeniging te benoemen.

-ocr page 138-

Do heer Bosmans is reeds eerevoorzitter. De Vereeniging telt
op dit oogenblik ongeveer driehonderd leden.

— Op 22 en 23 Sept. j.1. had te Hoei een wedstrijd voor
hoefsmeden plaats. Na afloop hiervan hield de directeur der Brus-
selsche hoefsmidsschool een demonstratie in het maken van hoefijzers.
De heer Bosmans, bijgestaan door den onderwijzer Evrard, smeedde
een voorijzer, een achterijzer en een balkijzer, alle drie kant en
klaar in 17 minuten. Na de demonstratie, bijgewoond door een groot
aantal vaklieden, brak een storm van toejuichingen los.

—nbsp;De Zeeuwsch-Vlaamsche Hoefijzerfabriek Stoppeldijk heeft een
keurig uitgevoerd model-boek de wereld ingezonden, in type en grootte
zeer veel overeenkomende met dat van de N. V. Eerste Nederlandsche
Hoefijzerfabriek te Helpman bij Groningen. De uitnemende modellen zijn
op natuurlijke grootte weergegeven.

Het voor-omslag van het Stoppeldijksche Model-Boek ziet er in verschil-
lende kleuren zeer aantrekkelijk uit, met het provinciaal Zeeviwsche wapen
in het midden.

De machinale ijzers zijn in korte jaren buitengewoon verbeterd. Het dure
handwerk heeft daartoe een krachtigen stoot gegeven. Voor het goed beslaan
van een paard blijft altijd een kundig hoefsmid noodig, ook kundig in het
maken van een hoefijzer daar tal van hoeven het eenigszins verzetten van
het machinale ijzer vereischen en dit kan niemand naar behooren doen als
hij de kunde mist om een goed ijzer te maken.

—nbsp;België. Op 7 Octoher j.1. is de uitslag bekend gemaakt van het
gehouden examen voor de leerlingen der Hoefsmidschool te Brussel. Van
de 41 verwierven 32 het diploma van meester-hoefsmid, terwijl 9 later
opnieuw aan het examen kunnen deelnemen. In het bijzonder werd de
aandacht gevestigd op den heer Jules Pirnay te Fraipont-Nessonvaux,
„die niet geaarzeld heeftquot; —zooals „De Belgische Hoefsmidquot; dat uitdrukt
— „op den ouderdom van 49 jaar zijne vakopleiding in Brussel te komen
voltooien.quot;

De heer de Roo, die den uitslag mededeelde, zei in zijn toespraak tot
de geslaagden ook het volgende, dat ook in Nederland wel ter harte mag
worden genomen:

„Het is nochtans noodig dat iedereen zich rekenschap geve dat het
„diploma het einde der inspancningen niet uitmaakt, integendeel men moet
,,voortgaan met dezelfde zorg te werken als in de school onder het oog
„der leeraars; gij moet fier zijn op uw werk; het is het eenige middel om
,,vooruitgang te maken en er zijn er ongelukkiglijk die het vergeten
,,en alzoo zeer slecht de inspanningen, die gedaan geweest zijn voor hun
,,onderwijs, beantwoorden. De beste wijze om het personeel te beloonenis
„voort te gaan werk uit te voeren dat van iedereen gezien mag worden.quot;

Voor den nieuwen cursus 1928/29 zijn 94 aangiften. 48 zijn inge-
schreven voor 's Zondags, 's Zaterdags en 's Maandags. Van de overige
hebben meer dan 20 — het hoogste wat tot een „leergangquot; kan worden

-ocr page 139-

toegelaten — liet verzoek gericht tot den Minister van Landbouw om
een extra-leergang te willen toevoegen. Dit feit — zoo schrijft „De
Belgische Hoefsmidquot; — is een eer voor onze hoefsmidschool, en vooral voor
haar directeur den heer A. Bosmans die zich sedert vijf- en twintig jaar
geheel toegewijd heeft om ons land met een altijd aangroeiend getal
uitstekende hoefsmeden te voorzien.

—nbsp;Noord-Brabant. Voor den nieuwen, dubbelen cursus in Hoefbeslag
te Cuyk slaagden bij het op Dinsdag 30 October gehouden toelatings-
examen: J.
v. d. Voort, Uden — J. Dennissen, Malden — G. Derkx,
Wijchen — J. Driessen, Nederasselt — R. de Gier, Wijchen — Th.
Giezen, Venray — J. van Gemert, Angeren — J. Henskens, Overloon —
P. Hendrikx, Nijmegen — J. Kerkhof, St. Anthonis — J. Klabbers,
St. Hubert (Mill) — G. H. Lamerts, Grave — G. en Ant. Meijers,
Zeeland — W. C. van Tienen, Osloo — W. A. v. Tienen, Ledeakker —
J. Seegers, Venray — J. Weren, Beugen.

—nbsp;Gelderland. De cursus aan de Ambachtschool te Zutphen is
weder aangevangen.

PERSOVERZICHT.

—nbsp;Waterdichte rubberverbinding voor gewapend betonnen buizen. De
verbinding en doorsnede weergegeven in bijgaande figuren voor ge-
wapend betonnen buizen en vervaardigd van Indiarubber is uitgevonden

door den Franschen ingenieur Leon
B i 11 e. Uit de figuren is af te
leiden dat wanneer in de aange-
geven positie het water tegen de
rubberringen drukt, het deze perst
tegen de buiswanden. Het rubber is zoowel in gepersten als in ongepers-
ten toestand waterdicht. Bovendien verschaft het de buisleiding een
grootere buigzaamheid, zonder lekken te veroorzaken. De uitvinder
wijst er op dat de leiding zonder bezwaar onder water kan worden
gelegd. Bij alle manieren van leggen der buizen heeft men niet
meer te doen dan de buizen in elkaar te schuiven. De buitenzijde van
den ring kan worden gevuld met asfalt of beton en indien noodig kan
een betonnen ring om de aansluitingen worden gelegd. Hoewel bedoeld
voor betonnen leidingen kan de aansluiting ook toegepast worden bij giet-
ijzeren, stalen of houten buizen.

[N. R. G. 3 Nov. '28).

—nbsp;Rubber onder rails om geluid te dempen. Om het geluid van
rijdende treinen te dempen heeft men proeven genomen met rubber-
vullingen onder de rails. Omtrent deze proeven is rapport uitgebracht
aan het U. S. Department of Commerce. Stootkussens van rubber
werden onder een geheele raillengte aangebracht met het doel direct
contact tusschen rail en dwarsligger te voorkomen, het geluid te dempen
dat in de spoorwagen wordt overgebracht en de trillingen te absorbeeren.

Gerapporteerd ïs dat de proeven zulk een gunstig resultaat hadden

-ocr page 140-

dat er last is gegeven een belangrijk gedeelte van de lijn over de
lengte van een mijl van rubberisolatie te voorzien. (Idem)

—nbsp;Hoefsmidschool te Weenen in 1812. In „Der Hufscbmiedquot; van 1 Nov-
j.1. wordt hierover uit een rapport, geschreven door den paardenarts Dr-

Sydow, het volgende aangehaald:

De chef-hoefsmid is professor, moet het hoefbeslag bespreken en in de
smederij het ijzer, waarover hij heeft gesproken, in tegenwoordigheid van
de leerlingen maken en dit ijzer onder een dooden hoef slaan. Ieder

leerling dient zulks direct na te doen.

Waarom men de behandeling van het hoefbeslag aan een smid en niet
aan een professor in de chirurgie heeft opgedragen, is een gevolg van de
opvatting: „schoenmaker hou je bij je leest» en „het hoefbeslag is van
zeer groote beteekenis waardoor voor den Staat veel paarden kunnen
worden behoudenquot;.

—nbsp;Het nagelen bij brohkelige loanden. Prof. Fischer geeft een beknopt
overzicht van een artikel van E. Boulaz over dit onderwerp in de
Zwitsersche Hoefsmid. Daarin wordt gewaarschuwd om bij brokkelwand
hoog te nagelen en aangeraden gebruik te maken van dunne nagels.
Dit is een algemeen bekende raad. Er wordt door den schrijver aange-
raden om de nagels daarbij onverwarmd eenigszins uit te rekken en
hierdoor dunner te maken.

—nbsp;Productie van ijzer en kolen. Deze beide producten zijn voor den
smid van overwegende beteekenis. Op beider productiegebied zijn thans
zware wolken. In het Duitsche hoogovengebied is een ernstig geschil
gerezen over het loon der arbeiders in de hoogovens. De fabrikanten
verklaren dat de marktprijs van het ijzer loonsverlaging noodzakelijk
maakt om verkooporders te kunnen blijven behouden; de arbeiders
willen van geen verlaging weten. In Engeland schijnt de opbrengst
der kolen niet voldoende hoog te zijn om de bestaande loonen en verdere
exploitatiekosten der mijnen te dragen, waardoor tot sluiting van mijnen
wordt overgegaan, die op haar beurt aanleiding geeft tot meerdere
werkloosheid. De navolgende berichten zijn uit de
N. B. Ct. van de
laatste dagen overgenomen:

De uitsluiting in de West-Duitsche metaalindustrie. Naar de Duitsche
Handelsdienst uit Essen meldt, zijn de 60 nog in werking zijnde
hoogovens in het Rijnland en Westfalen, thans gedoofd. In totaal
waren er vroeger in die districten 196 in werking en in het overige deel
van Duitschland zijn er thans nog 50 in bedrijf, zoodat op het oogen-
blik dus ongeveer van de Duitsche hoogovens stilligt.

— Volgens enkele bladen is de toestand in het industriegebied van
West-Duitschland op het oogenblik veel ernstiger dan de autoriteiten
wel vermoeden. Hoe ernstig de toestand is, blijkt wel uit een circu-
laire, die dr. Lehr, de eerste burgemeester van Dusseldorp, aan alle
ambtenaren en ofïicieele persoonlijkheden in die gemeente heeft gestuurd
en waarin hij hun verzoekt voorloopig aan geen openbare of particu-
liere feestelijkheden deel te nemen.

-ocr page 141-

—nbsp;De toestand in de mijnen. Het bestuur van de Engelsehe niijn-
werkersfederatie heeft op het departement van mijnwezen een onderhoud
gehad met den minister over den toestand in de mijnen. Er werd
beraadslaagd over de wijze van hulp verschaffing, het plan tot indeeling
van de mijnen in districten over nationale en internationale coöperaties,
wetenschappelijke productie van de steenkool, de werkloosheid en
werkloosheidsuitkeering.

Connodore zeide, wat de nationale coöperaties betrof, hij ervan over-
tuigd was, dat in dit opzicht thans nuttig werk wordt verricht en dat
de regeering meent daarin niet handelend te moeten optreden. Het tijd-
stip voor internationale coöperatie was thans niet gunstig, daar men
hoopt de buitenlandsche markt te herwinnen.

Wat de wetenschappelijke productie van de steenkool betreft, meende
de regeering eveneens, dat in dit opzicht door het particuliere initiatief
veel bereikt wordt. De regeering gaf thans £ 100,000 per jaar uit voor
experimenten voor de wetenschappelijke bereiding van steenkool. De
regeering was niet van plan de wet op den 8-urigen werkdag in te trekken.

—nbsp;De internationale handel in ijzerafval. In Frankrijk loopt het
gerucht dat de Grängesbergtrust plan heeft zich in den internationalen
handel in ijzerafval te dringen. Zou de genoemde maatschappij, wat
echter nog geenszins zeker is en ook niet zeer waarschijnlijk klinkt,
inderdaad dergelijke plannen hebben, dan kunnen deze, naar in de
Frf. Ztg. wordt geschreven, wegens de wettelijke regelingen van den
uitvoer van ijzerafval slechts op de vrije wereldmarkt betrekking hebben
en deze neemt in den internationalen handel in ijzerafval slechts een zeer
bescheiden plaats in.

Intusschen is de voornaamste leverancier aan deze wereldmarkt
Nederland en in dit land beschikt de Grängesbergtrust door haar
relaties met het concern Wm. H. M ü 11 e r amp; Co., in elk geval over
een steunpunt, dat de uitvoering van plannen in zake den Neder-
landschen handel in ijzerafval zou kimnen vergemakkelijken.

De firma Wm. H. Müller amp; Co. heeft vroeger al eens getracht, zich
door bemiddehng van een Duitsche handelsfirma bij den internationalen
handel in ijzerafval te interesseeren, doch had daarbij geen succes. Dit
feit behoeft haar er echter niet van terug te houden, thans met den
krachtigen ruggesteun, dien haar de Zweedsche trust eventueel zou kunnen
bieden, nieuwe pogingen in die richting te doen.

Doch van een monopoliseering van den Europeeschen handel in ijzer-
afval kan, zoo wordt verder in het blad gezegd, moeilijk sprake zijn.
Iets dergelijks is nauwelijks denkbaar, zelfs niet in theorie, laat staan
in de practijk.

De in Frankrijk loopende geruchten zullen dan ook veel tot de
juiste verhoudingen zijn teruggebracht, wanneer men zegt, dat wellicht
de trust zelf of een met haar in relatie staande fkma zich bij den
handel in ijzerafval wil interesseeren. Aangezien de Zweedsche trust
echter over het algemeen bij haar transacties juist monopolistische
posities nastreeft, schijnt een deelneming aan den handel in ijzerafval,
waarin een dergelijke positie wel niet bereikbaar zal zijn, onwaarschijnlijk.

-ocr page 142-

0. iuwe Nederlidsche Hoefijzerfabriek

„HIPPOSquot;

13 O RD R K C H T

Direct uit voorraad leverbaar:

WInterijzers model A, wijden stand der toonnagel-

gaten, ook Twentsch model genoemd.
Winterijzers model B, met afgebroken rits en twee
stampgaten.

Zomerijzers met rits of met stampgaten, met of
zonder kalkoenen, in dikten

7/16quot;, 1/2quot;, 9/16quot; en 5/8quot;.

Alle zuiver linksche en rechtsche modellen volgens
den normalen hoef.

Waar niet vertegenwoordigd, direct van de fabriek
te betrekken.

SS
8S
83

83
©

©

83
©

88
©

88
88

88
©

83
88
88
88
88
83
83
83
88
83
83
88
88
88
88

83
©

83
83
83
88
88
83
88

88
©

88
83
88
88
83
83
83
88

8S
©

83
©

83

©

83

S3
©

83

83
©

83

88
©

gg

83
©

83

83
©

88
88

83
©

88
83
83

-ocr page 143-

J

15 bec. 192â

MAANDBLAD

ABONNEMENTSPRIJSnbsp;ADVERTENTIEN

INHOUD.

^istracTëura eP

1896—1929 — De Militaire Hoefsmidschool — Het onderwijafelül'lïeteim^el' mstructeurs en
Hulpinstructeurs van de Militaire Hoefsmidsschool te AmersfoopÇ M f^igt^nbsp;H

Persoverzicht. — Advertentiën.

8. DEC. 1920

1896—1939

UTRECHT.

Het was reeds aan enkelen bekend, dat deze aflevering de laatste zou
zijn die onder mijn redactie verschijnt. Thans wordt zulks openlijk meege-
deeld. Het lijkt mij nuttig dat de leiding van het blad in handen van een
jongere kracht komt. Een jaar geleden is ,,De Hoefsmidquot; het eigendom ge-
worden van de N. V. Zuid-Hollandsche Boek- en Handelsdrukkerij te
's-Gravenhage. Nu komt er ook een nieuwe redacteur. De uitgever heeft
het voorrecht, dat Dr. R. H. J. Gallandat Huet, Majoor-Paardenarts en
Directeur der Militaire Hoefsmidschool te Amersfoort, reeds sedert tal van
jaren een der vaste medewerkers, zich bereid heeft verklaard de redactie
te aanvaarden.

Bij zoo'n mijlpaal in het leven wordt onwillekeurig een blik over het ver-
leden geslagen. Uit het voorbericht, in de eerste aflevering van 1896 ver-
schenen, kwam
o. m. het volgende voor:

Dat de uitgave van een vakblad voor hoefsmeden wenschelijk is, is reeds
verscheiden jaren veler en ook onze overtuiging geweest. Als medebestuurder
eener inrichting voor hoefbeslag, gesticht in 1888, en waaraan reeds tal van
leerling-hoefsmeden hun opleiding ontvingen, werd het ons telkens opnieuw
duidelijk dat van het bijhmiden van het vak, na den leertijd van 3—6 maanden,
geen sprake was, doch ook moeilijk kon zijn daar in het Nederlandsch geen
vakblad in eigenlijken zin bestond en weinige het Duitsch of een andere vreemde
taal voldoende verstaan om hierin te lezen.

Naast die wenschelijkheid staat echter de vraag of de uitgave financieel
mogelijk zal zijn.....................

ER
EIT

-ocr page 144-

Het doel dat wij ons met de uitgave van „De Hoefsmidquot; voor oogen steUen,
laat zich in het kort samenvatten als volgt:

Ie. den hoefsmeden een orgaan te verschaffen waarin hun vak op grondige
wijze wordt behandeld, ten einde de gelegenheid voor hen te openen zich verder
in hun vak te bekwamen, nieuw aangegeven of veelzijdig opnieuw aanbevolen
beslagmethoden te bespreken en te vermelden wat in onderscheidene landen,
maar in hoofdzaak wat in Nederland voor meldenswaardigs op het gebied van
het hoefsmidsvak voorvalt of wordt voorbereid:

2e. te streven naar een goed geregelde opleiding van hoefsmeden.
Met alle respect voor de cursussen die hier en daar worden gehouden, sch ijnt het ons
hoogst wenschelijk dat er eenheid kome in den vorm dier opleiding en dat dus
de eischen van bekwaamheid voor gediplomeerd hoefsmid overal gelijk worden
gesteld, in verband waarmede het tevens wenschelijk is dat van Rijkswege een
commissie worde aangewezen tot het afnemen van examen in hoefbeslag.

-ocr page 145-

Bijlage van „De Hoefsmidquot;, December-afievering 1928.

Het onderwijzend personeel, instructeur en hulpinstructeurs van de Militaire Hoefsmidschool te Amersfoort.

Van 1. n. r.: ]. Tetenburg, Opperwachtmeester, Ch. Mark, Adjudant-Onderofficier, Ch. Baartman, Opperwacht-
meester, en ]. Meeuwsen, Opperwachtmeester.

-ocr page 146-

-Jfr-r-^r:':-:,

■■ ...........

.....

. '

fcfc^ ......^^^

............. ■ lÄPf Ä»;'»^^

iK^Mm^rnrn

tîr:

vxi.-.

......

-ocr page 147-

degelijke wijze heeft bevorderd. De cursus voor a.s. onderwijzers in prac-
tisch hoefbeslag is op zijn aandrang in het leven geroepen. De oprichting
van de zoo nuttige „Vereeniging van Onderwijzers in practisch hoefbeslagquot;
werd hierdoor mogelijk. Deze vereeniging staat onder goede leiding en haar

ledental neemt van jaar tot jaar iets toe.

*

De ruime medewerking in den loop der jaren aan „De Hoefsmidquot;ver-
leend, waaronder de heeren Schimmel, Moubis, van Horsen, F.Laméris,
Kroon, Gallandat Huet, van Angeren, Sigling, Brands, Vossers en zoovele
anderen den lezers bekend zijn, heeft het mij mogelijk gemaakt maandelijks
over het kleine hoefsmidsvak een aflevering te laten verschijnen, die bij
de lezers voldoende belangstelling heeft gewekt. Ware dit niet het geval,
dan zou het tijdschrift reeds lang zijn verdwenen. Ik ben overtuigd, dat bij
een energiek doorzetten ,,De Hoefsmidquot; een goede toekomst tegemoet
gaat. Gemakkelijk zal dit wel niet zijn, want het fokken en het houden
van paarden is tegenwoordig immers niet winstgevend, hetgeen terugslaat
op het hoefsmidsbedrijf. Dr. Gallandat Huet en de N.V. Zuid-Hollandsche
Boek- en Handelsdrukkerij zullen echter ongetwijfeld voldoende belang-
stelling voor het blad weten te bewaren. De Vereeniging van,. Onderwijzers
in practisch hoefbeslagquot; zal haar officieel orgaan den noodigen steun blijven
verleenen.

Het is mij aangenaam, dat ,,De Hoefsmidquot; onder zulke gunstige omstan-
digheden den verderen strijd voor de verbetering en de opheffing van het
hoefsmidsvak kan voortzetten en ik hooji, dat het succes voor alle partijen
niet moge uitblijven.

A. W. H e i d e m a

DE MILITAIRE HOEFSMIDSCHOOL.

Het is reeds anderhalf jaar geleden, dat ik in een mijner bijdragen de hoop
uitsprak om de Militaire Hoefsmidschool te Amersfoort eens afzonderlijk te
bespreken.

Ik meen inderdaad, dat daartoe in dit maandblad alle reden bestaat en
het is waarlijk niet uit gebrek aan waardeering, dat ik mijn voornemen niet
eerder ten uitvoer bracht. Indien ik wel eens vroeger heb geschreven, dat het
mihtaire hoefbeslag in het algemeen zeer veel heeft bijgedragen tot de be-
vordering van het hoefsmidsvak, ook in de burgermaatschappij, dan sluit
zulks vanzelfsprekend in, dat de bakermat van onze militaire hoefsmeden, de
school te Amersfoort, daarvoor alle hulde toekomt!

Er wordt daar in alle stilte (ondanks het oorverdoovend lawaai, dat nu
eenmaal onvermijdelijk is) en zonder ophef een belangrijk werk voltooid,
dat niet slechts het leger, maar ook de burgermaatschappij op bijzondere
wijze ten goede komt.

De eenvoudige periodieke mededeehngen, welke in de opvolgende jaar-
gangen van „De Hoefsmidquot; zijn te vinden, op een bescheiden plaatsje, ge-
tuigen van het belang, dat met deze onderwijsinrichting wordt gediend.

Men timmert (smeedt) niet aan den weg! (dit is bedoeld in figuurlijken zin;

-ocr page 148-

In letterlijken zin is dit tlians echter ook juist; toen ik in 1912 aan de Rij-
en Hoefsmidschool werd gedetacheerd, liep de openbare weg langs de school
— thans is dit niet meer het geval). Maar daarom te meer acht ik het een
voorrecht om de beteekenis dezer school eens voor de lezers van dit blad
nader te bespreken.

En dan wil ik dit uitsluitend doen met het oog op het algemeen belang,
dat hier wordt gediend.

Het is een feit, dat het leger aan deze inrichting een uitstekend korps mili-
taire hoefsmeden te danken heeft, hetgeen de voortreffelijke kwaliteiten van
het onderwijs aan de Hoefsmidschool proefondervindelijk bewijst! Maar dit is
dan ook het allerhoogste en tevens vanzelfsprekend effect, dat bij de instel
ling dezer school als einddoel voor het leger werd gesteld. Daarnaast w il het
mij voorkomen, dat, mede ten gevolge van de bescheidenheid, welke de hier
verrichte arbeid eigen is, in het algemeen ook wel eens duidelijk gezegd en
verklaard mag worden van hoeveel belang deze inrichting is voor de burger-
maatschappij. En zulks in toenemende mate!

Dat de Hoefsmidschool zich mag verheugen in de waardeering en belang-
stelling der militaire autoriteiten is wel zeer duidelijk gebleken bij de viering
van het 40-jarig bestaan dezer school te Amersfoort op 1 November 1926.
Van eene waardeering der verdiensten van deze inrichting ook voor de bur-
germaatschappij is, naar ik meen, weinig of niets gebleken. Daarom ook moge
daarop in dit artikel eens de bijzondere nadruk gelegd worden.

Vóór 1 November 1886 was de Hoefsmidschool gevestigd achtereenvolgens
te Venlo, Breda en 's-Gravenhage.

Tot 1922 was de Hoefsmidschool verbonden aan de Rijschool. Sedert
April 1922 is het eene zelfstandige inrichting met als directeur een militair-
paardenarts.

Was het aantal leerlingen aanvankelijk 10—16, bij verplaatsing naar Venlo
in 1862 werd dit 20. Thans zijn er
4; 50 beschikbare plaatsen, welke steeds
alle zijn bezet.

In den loop der tijden is ook het doel sterk gewijzigd. De opleiding tot
militair hoefsmid, welke vroeger alleen het doel was, is thans zeer geringe
bijzaak. Door de inkrimping van het leger is het aantal militaire hoefsmeden
ook veel kleiner en de aanvulling sedert eenige jaren vrijwel stopgezet.
Maar de opleiding der dienstplichtige en reserve-hoefsmeden geeft thans aan
het onderwijzend personeel volop werk.

Dat het instituut der reserve-hoefsmeden wel in eene behoefte voorziet en
algemeen op prijs gesteld wordt, blijkt uit het groot aantal gegadigden, dat
zich aanmeldt. Geregeld zijn de 50 plaatsen bezet en geeft de inrichting met
zijn 22 vuren eene schitterende gelegenheid voor alle leerlingen om zich te
bekwamen in het hoefsmidsvak, zooals elders niet wordt aangetroffen.

Het groote voordeel dezer inrichting boven de cursussen, welke overal in
den lande worden gegeven, is wel, dat gedurende een langen tijd onder be-
kwame leiding dag in dag uit wordt gewerkt.

Aangenomen worden alleen leerlingen, waarvan verwacht kan worden,
dat het onderwijs vruchtdragend zal zijn. De duur der opleiding is afhankelijk
van de vorderingen welke gemaakt worden.

-ocr page 149-

Al deze omstandigheden dragen er wel toe bij om hier eene opleiding te
verkrijgen welke de beste resultaten waarborgt. Ook voor de theoretische
vorming wordt uitstekend gezorgd, en alle denkbare hulpmiddelen zijn aan-
wezig om het onderwijs zooveel mogelijk aanschouwelijk te doen zijn.
Teekenlessen geven zelfs eene aanvulling, welke op het inzicht der leer-
lingen gunstig moet werken en waarvoor aan landbouwcursussen ten eenen-
male de gelegenheid ontbreekt.

De omvang van het bedrijf blijkt wel uit enkele cijfers. Zoo werden
in 1923 een aantal van 3640 paarden beslagen en ruim 1000 doode hoeven
voor het onderwijs gebruikt. Van 1900 tot 1925 werden er 800 hoefsmeden
gediplomeerd, en werd dus de burger-maatschappij met even zoovele goede
hoefsmeden verrijkt.

Dat niet slechts met het eenmaal behaalde resultaat wordt volstaan,
blijkt uit het feit, dat, mede in het belang van het leger natuurlijk, jaarlijks
ieder der gediplomeerden een proef heeft af te leggen ter controle van het
behoud der eenmaal verkregen vaardigheid (gedurende 5 jaar) en indien
voldaan wordt aan de gestelde eischen, wordt dit zelfs met een premie be-
loond.

En dit alles zonder kosten van den betrokkene; ja zelfs wordt de leerling,
hoewel hij geheel vrij is van militaire opleiding, inzake voeding, kleeding,
huisvesting enz. als gewoon dienstplichtige behandeld.

Indien ooit kan worden getwijfeld aan de waarde van het leger voor de
volksopvoeding — zeker zal niemand, zelfs de meest zwartgallige anti-
militairist, kunnen ontkennen, dat hier een militair instituut bestaat,
dat naast de beteekenis voor het leger zelf, ook voor de maatschappij en de
betrokkenen van onschatbare waarde is.

Ook aan de Militaire Hoefsmidschool is gebleken, dat de vóór-oefening
der jonge smeden de laatste jaren veel te wenschen overlaat.

Voor de reserve-hoefsmeden, die zich in veel grooter aantal aanmelden
dan er plaats is, wordt dit bezwaar door de beperkte toelating na vergelijkend
examen wel voldoende weggenomen. Maar voor de dienstplichtige leerlingen
is dit wèl een bezwaar en vandaar dan ook, dat sedert 1927 de duur der op-
leiding voor hen is verlengd. Bedroeg deze vroeger 12 maanden, later werd
de duur gesteld op 6 maanden, daarna op 9 maanden. Maar sedert 1927 is de
opleidingstijd weer verlengd tot 11 maanden voor miliciens der Artillerie
en tot 12 maanden voor miliciens der Cavalerie.

Zoo houdt het onderwijs aan de Hoefsmidschool dus terdege rekening met
de omstandigheden en wordt daardoor mede gewaarborgd, dat ook in tijden,
waarin de vóóroefening der hoefsmeden veel te wenschen overlaat, door
een längeren opleidingstijd toch een goed resultaat wordt verkregen.

Is het wonder, dat bij een zoodanige uitstekende organisatie, de namen van
hen, die aan het hoofd stonden van deze inrichting en als instructeur hunne
beste krachten aan het practisch onderricht gaven, steeds een bijzonder goe-
den klank hebben gehad en nog steeds voortleven in de geschiedenis van het
hoefbeslag hier te lande ?

De namen van de vroegere leiders der hoefsmidschool Moubis, Frederikse
en Laméris worden nog steeds met eere genoemd en menige bijdrage van

-ocr page 150-

hun hand heeft ook dit blad en in het algemeen de literatuur op het gebied
der hoefkunde en het hoefbeslag verrijkt. Ook de namen Kamerbeek,
Larmené en Scholten hebben nog steeds voor de smeden eene bijzondere
beteekenis en hunne bekwaamheden als hoefsmid èn als instructeur worden
nog altijd geprezen.

Het jongere geslacht zal zeker niet minder in waarde houden de namen van
hen, die thans hunne belangen zoo met hart en ziel dienen. De tegenwoordige
directeur, de Majoor-Paardenarts
Dr. R. H. J. Gallandat Huetheeit wel op zeer
bijzondere wijze, sedert 1913 en dus reeds gedurende 15 jaren, zich verdienste-
lijk gemaakt voor de opleiding der hoefsmeden. De talrijke artikelen van zijn
hand, de samen met Prof. Kroon door hem geschreven uitstekende boeken
over hoefkunde en hoefbeslag, zijne werkzaamheid als Secretaris der Com-
missie voor het Rijksdiploma, dit alles getuigt van een breede opvatting
van zijn taak, waarvoor een ieder eerbied moet hebben en die zoozeer het
hoefbeslag ten goede komt.

En ook het degelijk onderricht van den „Opperquot; Mark en zijne helpers
is voor het tegenwoordige geslacht van hoefsmeden van groote beteekenis.

Moge de Hoefsmidschool, op haar hoogst belangrijke en niet te evenaren
plaats bij de opleiding der hoefsmeden, nog lange jaren met stijgend succes
het hoefsmidsvak in Nederland helpen bevorderen!

Breda, Dec. 1928.nbsp;T. D. S.

HET ONDERWIJZEND PERSONEEL, INSTRUCTEUR EN HULP-
INSTRUCTEURS VAN DE MILITAIRE HOEFSMIDSCHOOL
TE AMERSFOORT.

In de Juni-afievering van dit jaar hadden wij het voorrecht een plaatbijlage
te kunnen geven van den directeur der hoefsmidschool te Amersfoort,
Dr. R. H. J. Gallandat Huet, Majoor-Paardenarts. Het is ons aangenaam in
aansluiting daarmede thans een bijlage in ,,De Hoefsmidquot; te mogen zien van
het onderwijzend personeel, dat op zoo gewaardeerde wijze voor de prac-
tische vorming der leerlingen aan die school zorgdraagt.

Dr. Gallandat Huet had de welwillendheid ons de volgende inlichtingen
over de heeren onderwijzers te verstrekken:

Ch. Mark, Adjudant-Onderofficier, instructeur, opgeleid tot hoefsmid
van 13 Febr. 1891 tot 1 Nov. 1892, aangesteld als hoefsmid bij het 2e Rt. H.
op 22 Nov. 1893, op 11 Sept. 1906 als hulpinstructeur aan de H.school, in
1909 bevorderd tot wachtmeester, in 1914tot opperwachtmeester, 1 Mei 1923
tot instructeur en 1 Juni 1926 tot adj.-onderofficier.

J. Tetenburg, opperwachtmeester, ontving zijne opleiding aan de
H. school van 1 Maart 1896—30 November 1898, werd aangesteld tot hoef-
smid bij het Ie Rt. V. A. op 1 Mei 1900, bevorderd tot hulp-instructeur aan
de H.school op 1 Juni 1911, wachtmeester 1 Oct. 1910 en opperwachtmeester
in 1915.

C h. Baartman, opgeleid tot hoefsmid van 1 Oct. 1909 tot 30 Sept.
1910, aangesteld als hoefsmid bij het Ie Rt. H., bevorderd tot wachtmeester

-ocr page 151-

1nbsp;Jan. 1918; 1 Nov. 1923 geplaatst als hulpinstructeur aan de H. school,

2nbsp;Juni 1926 bevorderd tot opperwachtmeester.

J. Meeuwsen, opgeleid tot hoefsmid van 29 Augustus 1910 tot 19 No-
vember 1912, aangesteld tot hoefsmid bij het le Rt. H. op 15 Dec. 1916—
bevorderd tot wachtmeester in 1920, werkzaam gesteld als hulpinstructeur
aan de H.school op 25 Aug. 1924, bevorderd tot opperwachtmeester 2
Juni 1926.

BERICHT.

In het laatste nummer van „De H o e f s m i dquot;, dat onder
redactie staat van den heer A. W. Heidema, spreken wij volgaarne een woord
van hartelijken dank uit voor de vele zorgen en sympathie, welke de heer
H. steeds het blad betoonde.

Hoewel wij eerst een jaar De Hoefsmid in eigen exploitatie hebben,
mochten wij van een en ander reeds verschillende malen de bewijzen onder-
vinden. Wij wenschen den heer Heidema voor de toekomst alle goeds toe,
en hopen en verwachten dat hij steeds het door hemzelf opgerichte en opge-
kweekte blad een warm hart zal blijven toedragen.

De Uitgeefsuer.

KORTE MEDEDEELINGEN.

_ Najaarsoxamcn voor hoefsmeden te Utrecht 1928. Geslaagd zijn

34, n.1. J. H. Bieleveld te Zuidwolde (Dr.), J. G. Oonk te Laren (G.), H. G.
te Vaanholt te Neede, C. Bijlsma te Harlingen, F. van Onzenoort te Waspik,
Th. Benen te Wijnbergen, J. P. Taschen te Tubbergen, H. G. Withag te
Oldenzaal, J. A. Douw te Westmaas, E. Sukkel te Ede, H. A. Viets te Ede,
H. Huisman te Garmerwolde, P. ten Have te Woltersum, P. Oostema te
Hoogkerk, K. Steringa te Eelde, A. H. Steenbergen te Klaaswaal, G. Hen-
driks te Ede, A. N. Hendriks te Ede, J. M. H. v. Gooi te Hilvarenbeek,
C. Smid te Sellingen, G. H. Jansen te Alphen a. d. Maas, J. van Arenthals
te Axel, H. Bruinius te Ten Boer, D. Brouwerd te 't Zandt (Gr.), H. Bultema
te Uithuizerpolder, J. D. Heeres te Loppersum, H. Knol te Roodeschool, J.
Kuiper te Winsum (Gr.), W. M. G. A. Smits te Schayk, G. de Groot te En-
gelbert (Gr.), S. H. Quatfass te Amsterdam, O. Brinksma te Wirdum, C.
Leenstra te Oostermeer en H. A. Epping te Rietmolen.

_Cursus in hoefbeslag, uitgaande van de Afd. Stedum van den B. S.

P. N., gehouden te Bedum onder leiding van de heeren H. Venema, dieren-
arts, en P. Homan, onderwijzer in practisch hoefbeslag te Bedum. Het 2e
gedeelte van den cursus begon in Mei 1.1. en eindigde in Oct. Door alle can-
didaten werd deelgenomen aan het examen voor Rijksdiploma te Utrecht,
n.m. door H. Huisman te Garmerwolde, H. Bultema te Uithuizerpolder,
S. Brouwer te Zandt, J. Kuiper te Winsum, P. ten Have te Woltersum,
K. Steringa te Eelde, P. Oostema te Baflo en H. Brunius te Thesinge, en
door alle leerlingen werd het diploma behaald.

-ocr page 152-

De commissie van toezicht bestond uit de heeren A. Palsma te Stedum
A. Huizinga te Sint Annen, hoefsmeden, en R. Beukema, landbouwer te
Schultinga (gem. Bedum).

Denkelijk begint er Mei volgende jaar een nieuwe cursus.

—nbsp;Toelatingsexamen voor cursus a.s. onderwijzers in hoefbeslag. De
wnd. Directeur-Generaal van den Landbouw brengt ter kennis van belang-
hebbenden, dat in de maand Januari a.s. op nader te bepalen dag te Utrecht
gelegenheid zal worden gegeven voor het afleggen van het toelatingsexamen
tot den cursus ter opleiding van onderwijzers in praktisch hoefbeslag.

Zij die tot dit examen wenschen te worden toegelaten, moeten den leeftijd
van 23 jaar hebben bereikt en zich vóór 20 Januari a.s. met eigenhandig
geschreven brief hebben gericht tot Professor Dr. H. M. Kroon, Biltstraat
172, te Utrecht, onder overlegging van geboorteacte, het Rijksdiploma als
hoefsmid (bedoeld in het Koninklijk besluit van 28 Februari 1919, No. 85) en
aanbevelingen uit vroegere werkkringen.

Aan leerlingen, die tot den nieuwen cursus toegelaten worden en voor het
volgen der lessen te Utrecht moeten overnachten, kan een deel der gemaakte
verblijfkosten worden vergoed.

Men leze ook de betreffende advertentie in deze aflevering.

—nbsp;Examen voor a.s. onderwijzers in practisch hoefbeslag. Dit wordt
gewoonlijk in 't laatst van de maand Januari gehouden. Het nu binnenkort
vast te stellen examen zal vermoedelijk iets later plaats vinden, n.1. op 31
Januari, 1 en 2 Februari 1929. In de Januari-aflevering worden de data de-
finitief meegedeeld. Het is gewoonte dat op den laatsten dag tevens de
vergadering der,, Vereeniging van Rijksonderwijzers in practisch hoefbeslagquot;
wordt uitgeschreven, waardoor de geslaagden in de gelegenheid zijn direct
met de Vereeniging kennis te maken en door mondelinge opgave lid hiervan
kunnen worden.

—nbsp;Eenigen tijd geleden vernamen wij van bevoegde zijde dat Mej.
Royaards van den Ham te Zeist, Huize
Bosch en Duin, nog
zes rijpaarden houdt, die geregeld op stal worden beslagen. Dergelijke,
goed van luxe-paarden voorziene particuliere stallen komen niet zoo veel
meer voor. Er wordt vooral in de steden tegenwoordig wel veel paard ge-
reden, doch het houden van eigen paarden behoort tot de uitzonderingen.
Vroeger was dit geheel anders. Thans hebben de dames en heeren, die zich
de weelde van een rijpaard kunnen veroorloven, gewoonlijk een ,,maandquot;-
of ,,dagpaardquot; van een manege in huur. Deze gewijzigde toestand heeft op
zijn beurt ten gevolge, dat er in verscheiden maneges heel wat beter gehalte
rijpaarden voorkomt dan vroeger dikwerf het geval was.

—nbsp;De winter blijft dit jaar nog al lang uit. Dit is voor velen aangenaam,
maar voor de hoefsmederijen, de winterkleedingmagazijnen enz. niet voor-
deelig.

Over het winterbeslag is in de laatste jaren weinig belangrijk nieuws ver-
schenen. Insteekkalkoenen (stiften) en schroefkalkoenen worden beide veel
gebezigd, maar als de winter zoo laat invalt als thans blijkbaar het geval
wordt, zoo blijven er heel wat voordeelen voor den smid achterwege. Er

-ocr page 153-

komt dan bij plotseling invallende vorst wel een korte periode van drukte,
die ook „honigquot; geeft, maar tevens zeer veel moeite meebrengt om de onder-
scheidene eigenaren tijdig tevreden te stellen.

De heer H. Weyermans te 's-Gravenhage (Zieke) heeft ons geruimen tijd
geleden het volgende geschreven, dat door allerlei omstandigheden pas heden
wordt geplaatst.

„Voor hoefsmeden die evenals ik de gaten voor de stiften slaan, kan 't vol-
gende wellicht nog van nut zijn. Ik gebruik daarvoor twee doorslagen, een
voorlooper en dan een tweede om het gat op maat te slaan. Steeds heb ik
voor dien eersten doorslag een geheel ronden gebruikt, 't Voorste gedeelte
van dezen doorslag stuikte geregeld in, zoodat je telkens verplicht bent deze
weer uit te halen, onder het gaten-slaan door. Dat rond uithalen in de
gauwte brengt onzuiverheden mede, die je in het gat terugvindt en er met
den tweeden doorslag niet meer uit te krijgen zijn.

In het begin van dezen winter kwam ik op het idee om het voorste gedeelte
van den doorslag vierkant te smeden. En met succes! Het vierkante stuk
stuikt ook wel in, maar kan telkens gemakkelijker dan het ronde weer goed
zuiver worden gemaakt, waardoor dit in de practijk even goed voldoet als

een geboord gat.quot;

—nbsp;Hoefsmidsschool. In verband met het artikel over de Militaire Hoef-
smidschool te Amersfoort in deze aflevering zy even herinnerd aan het uit-
voerig stuk over „De opleiding tot militair hoefsmid, de positie en de voor-
uitzichten van den beroepshoefsmid in het legerquot; (door Dr. Gallandat
Huet), voorkomende in de drie eerste afleveringen van ,,De Hoefsmidquot;,
jaargang 1919, waarbij op bladzijde 20 een afbeelding van genoemde school
is opgenomen.

—nbsp;Utrechts oude handel en industrie. In het begin der vorige maand is
in het jaarberusgebouw te Utrecht een tentoonsteUing geopend over den
ouden handel en industrie in dit centrum van Nederland. De voorzitter van
„Oud-Utrechtquot; de heer Mr. H. Waller, heeft een openingsrede gehouden,
waarin een paar opmerkingen voorkwamen, die de smeden wel eenig belang
zullen inboezemen en welke opmerkingen hieronder volgen:

Het St. Eloyen-Gasthuys te Utrecht heeft zijn zeldzame collectie curiosa,
afkomstig van het SmidsgUde, welwiUend afgestaan en behalve het naambord,
bevattende de „namen der Broederen van het Eloyen Gasthuis, dewelcke
dit stuck hebben vereertquot; (1668) en de koperen merkenplaat der messen-
makers uit c. 1550, omvat deze verzameling een aantal gildepenningen, die
als identiteitsbewijs der gUdebroeders dienden, een nest van drie zilveren
kroezen (1646),
verschiUende tinnen kroezen en kannen en een aantal proef-
stukken van het smidsgilde: een a jour gesmeed paardebit, een stijgbeugel,
en een groot slot uit de tweede helft der 17e eeuw, versierd met palmetten
en voluten op de beide platen. Als (onverplicht) „meesterwerkquot; uit de XXe
eeuw, is aanwezig een gildehamer, door Anthonie Begeer in 1904 uit massief
koper gemaakt naar de teekening van den origineelen hamer uit 1670,
welk verguld zilveren stuk door de Fransche regeering met andere uit edele
metalen vervaardigde voorwerpen van het gasthuis als een offer op het altaar
des vaderlands opgevorderd en versmolten werd.

-ocr page 154-

De Utrechtenaren zijn als van oudsher bekende instrumentmakers ge-
weest: de inzending van het Physisch Laboratorium der Rijks-Universiteit,
is daar wel het bewijs van. Typisch wordt dat nog eens gedemonstreerd door
de inzending der firma Lammerts van Bueren, die het model van een ouder-
wetschen brillen-winkel ,,ln de Blaauwe Brilquot; demonstreert met een col-
lectie oude brillen, barometers, kijkers enz. Het rijmpje, waarmede destijds
de commercieele proza werd verpoëtiseerd, moge hier aan de vergetelheid
worden ontrukt:

,,Ik maek brillen, tot behulp gevonden
Van hen, die niet meer kijcken konden:
Waer men door de vingers ziet
Gebruikt men onze brillen nietquot;.

—nbsp;De auto heeft belangrijke wijzigingen op paardengebied veroorzaakt.
Tal van equipagehouders hebben een auto gekocht en hunne equipages van
de hand gedaan. Eveneens hebben vrachtauto's de plaats ingenomen van
een aantal lichtere en zware werkpaarden en zijn ook op verschillende groote
boerderijen een deel der landbouwpaarden vervangen door tractors. Des-
niettegenstaande schijnt de statistiek aan te wijzen, dat het totaal aanwezige
paarden over de geheele wereld niet kleiner is dan vroeger. Naar het aanbod
op de markt te oordeelen zijn er echter tegenwoordig ook te veel. De prijzen
zijn te laag om de productie voordeelig te kunnen noemen, zoodat de aanfok
in de laatste jaren beperkt is geworden. Dit beperken blijft doorgaan totdat
de vraag weer grooter wordt dan het aanbod en de prijzen weer gaan stijgen.
De ervaring heeft reeds immers voldoende duidelijk gemaakt dat van een
verdwijnen der paarden nog geen sprake kan zijn. Verschillende vervoer-
maatschappijen behouden hun sleeperspaarden of vervangen de duurdere
auto's weer door paarden. Voor eenigszins snelverkeer over korte afstanden
zijn de paarden goedkooper in het gebruik dan auto's, vooral wanneer tel-
kens op korte afstanden weer gestopt of gewacht moet worden.

De veelvuldige afschaffing der equipages heeft mede tengevolge gehad,
dat vrij veel luxe-rijtuigen en livreien der heeren-koetsiers en palfreniers in
handen zijn gekomen van stalhouders, zoodat een gewone koetsier deftig in
een livrei met adellijke kroon op den bok is te zien, al zijn de stalhouderijen
ook sterk ingekrompen.

PERSOVERZICHT.

—nbsp;De December-aflevering van „Der Hufschmiedquot; bevat het artikel „Stu-
die over het hoefmechanismequot; door Prof. Dr. H. M. Kroon, dat ook in de
October-aflevering van „De Hoefsmidquot; verschenen is, voorzien van dezelfde
illustraties, waarvoor 3 chché's door genoemd tijdschrift en 1 door „De
Hoefsmidquot; in bruikleen zijn afgestaan.

—nbsp;Verder bevat „Der Hufschmiedquot; bijna alleen artikelen over de nieuwe
film van de Dresdener Hoefsmidschool loopende over „paard of motorquot;.
Deze film, die ten doel heeft om aan te toonen dat er tal van werkzaamheden
zijn overgebleven waarvoor het paard de meest geschikte arbeidskracht kan

-ocr page 155-

leveren, is op meerdere plaatsen in Saksen vertoond aan tal van paarden-

houders en hoefsmeden.

(De eerste film van de Dresdener Hoefsmidschool, handelende over de
verschillende werkzaamheden bij het hoefbeslag, is ook üi ons land afge-
draaid bij de feestelijke herdenking van het 10-jarig bestaan der „Vereeni-
ging van Rijksonderwijzers in practisch hoefbeslagquot;.)

_ Roestvrij staal. De niet roestende staalsoorten, roestvrij gemaakt door
een hoog gehalte van dure andere matalen is voor gewone constructiewerken
n.1. voor bruggen en stalen geraamten voor gebouwen te duur. Hiervoor
komen meer in aanmerking de moeilijk roestende staalsoorten, die wehswaar
niet geheel roestvrij zijn, doch waarbij het roestproces zich aanzienlijk lang-
zamer ontwikkelt dan bij gewoon staal. Zulks wordt op twee principieel ver-
schillende manieren bereikt. In armco-ijzer bezitten we een materiaal dat
door zijn groote zuiverheid moeilijk roest; de groote zuiverheid heeft echter
een geringere vastheid tengevolge. Armcoijzer is zachter dan staal 37. Als
tweede methode komt in aanmerking een toevoeging van koper in geringe
hoeveelheid, n.1. ongeveer 0.25 pCt. Koperstaai roest volgens mededeehngen
op het congres van den Duitschen Stahlwerkverband, aan de lucht aanzienlijk
minder dan kopervrij staal, zonder dat het kopergehalte voorzoo ver men tot
heden kan nagaan eenig nadeel tengevolge heeft.nbsp;(N. R. C.)

ADVERTENTIEN.

DANKBETUIGING.

De cursisten van Ede betuigen hiermede hun hartelijken dank
aan hun Onderwijzers, den W.Ed.gestr. Heer Dr. C. Brands, Kapitein
Paardenarts te Ede, en den Heer
J. A Tangelder, Onderwijzer in
Practisch Hoefbeslag te Duiven, voor het schitterend onderwijs, dat
zij van hen genoten hebben, waardoor wij met succes het examen
hebben kunnen afleggen.

DE CURSISTEN VAN EDE.

De wnd. Directeur generaal van den Landbouw brengt ter kennis
van belanghebbenden, dat in de maand Januari aanstaande op nader
te bepalen dag te Utrecht, gelegenheid zal worden gegeven tot het
afleggen van het
toelatingsexamen tot den cursus ter opleiding van
onderwijzers in practisch hoefbeslag.

Aanmeldingen moeten vóór 20 Januari 1929 zijn binnengekomen
bij Professor Dr. H. M. Kroon te Utrecht, Biltstraat 172.

Voor nadere bijzonderheden zij verwezen naar de Nederlandsche

Staatscourant.

-ocr page 156-

HOEFIJZERFABRIEK

HELPMAN

GRONINGEN

ili

ili

ili

ili

ili

ili

ili

ili

ili
SiS
ili

ili

ili
ili

iïi
iri

ili
■11

DE EERSTE
DE OUDSTE DE BESTE

HOEFIJZERSnbsp;-nbsp;HOEFNAGELS

HELLER HOEFRASPEN
Alle artikelen voor Hoefbeslag.

B. A. LUYKXnbsp;Amsterdam

Telefoon 46080nbsp;Hekelveld 16

-ocr page 157-
-ocr page 158-

; ^ • 'v .UÄ'i ^ - ■•I;..;. - ^

.t'rr -i*^'^-'

Vquot;

h

ai

iV

:

■'S; • '

- ' »x •

i-

il^Sl^V' ■-. ■■nbsp;y-* J'.'IÎLià JSSiß^

-ocr page 159- -ocr page 160-

.- ». ■ S:

'«s

m.