DE HOEFSMID
JAARGANG
i^éN.V, Z.-HOLL. BOEK- EN HANDELSDRUKKERIJ, 's-Gravenhage
A
397
-ocr page 3-' - ' - ^ • V
quot; V
'
j? »
i it
Ijquot; - quot;
Geïllustreerd Maandblad voor hoefsmeden en anderen
die in het hoefbeslag belang stellen
Officieel Orgaan van de Vereeniging van Onder=
wijzers in practisch hoefbeslag in Nederland
ONDER REDACTIE VAN Dr. R. H. J. GALLANDAT HUET
MET MEDEWERKING
van
onderscheidene deskundigen,
UITGEGEVEN DOOR DE
N.V. DE ZUID-HOLL. BOEK- EN HANDELSDRUKKERIJ
WAGENSTRAAT 70 - DEN HAAG
aiBLIOTHEEK DER
RIJKSUNIVERSITEIT
79
'S-GRAVENHAGE — 1930
njKSUNVERSITEIT UTRECHT
085
-ocr page 6- -ocr page 7-De titels, voorzien van een t, geven artikelen aan waarin een of meer afbeeldingen
of figuren zijn opgenomen, — artikelen met * zijn bijdragen onder een afzonderlijk hoofd ;
de overigen zijn korte mededeelingen, hetzij oorspronkelijke hetzij aan andere bladen
ontleend.
De Romeinsche cijfers duiden het nummer der aflevering aan, de gewone de bladzijden.
■bankoop van paarden in N.-Afrika j*
35.
Afstandsritten. Beslag bij — IX 137 ;
X 149.
Relgisch balkiizer met leerinlegsel * VIll
113.
Beslaan van lastige paarden 15,11 24 en 27.
Bevestiging van hoeven bij cursus-onderwijs
t* V 66.
Bodeninauwen stand * II 18.
Burger- en militaire hoefsmeden * IV 49 :
Vnbsp;69 ; VII 100.
Controle beslag bij legerpaarden VI 83.
Cursus in hoefbeslag te Ede 110 ; te Rot-
terdam t V 65 ; te Bedum f XII 183.
Cursus voor onderwijzers : verslag examen
* II 20 ; Toelating II 28.
Cursussen in hoefbeslag 1929/1930 I 10 ;
1930/1931 XII 184.
Cursussen in paarden- en rundveekennis en
in hoefbeslag 1928/1929 * IV 51.
dwangmiddel voor paarden 1 12.
Exanien-conmiissie Rijksdiploma X 148.
Examen onderwijzers in practisch hoef-
beslag * II 20.
Examen Rijksdiploma hoefsmid IV 56 ;
VInbsp;89 ; XI 169 ; XII 183.
'quot;'■ansche stand bij veulens * 1 4.
: VII 10(5 ; IX 136 : * X
; * XI 161 ; * XII 177.
Hoefbeslag in o„ae tijden * III 42.
tioelbeslag op de Tentoonstelling te Assen
Tjnbsp;; tquot;quot; IX 132 ; te Luik * V 73.
Hoefbes ag in Rusland X 155.
Hoelbeslag bij afstandsritten IX 137,
X 149.
Hoefbeslag bij jachtpaarden X 150.
tloelbeslag zonder nagels VII 107.
Hoefbevangenheid X 153.
Hoefsmeden. Burger- en militaire — * IV
49 ; V 69.
Hoefsmederij van Selis te Groningen jquot;*
IXnbsp;129.
Hoefsmid „in naamquot; * Hl 33.
Hoefsmidschool te Amersfoort : III 40 ;
IVnbsp;56 ; * VI 81 ; VH 104 ; IX 135 ;
Xnbsp;148 ; XI 169 ; XII 183.
Hoefsmidschool (nieuwe) in België X 153.
Hoef verpleging bij het veulen V 75.
Hoorngroei VI 92.
Hoornscheuren III 40.
Inleiding * 1 1.
Ingezonden stukken : Beslaan van lastige
paarden I 5, II 24, III 38 ; Hoefsmid
„in naamquot; IV 55 ; Burger- en militaire
hoefsmeden V 69, VII 100 ; Rijksgedi-
plomeerd V 71 ; Controle beslag bij leger-
paarden VI 83 ; Plathoeven VI 86.
In memoriam : J. N. Meeuwsen X 145.
Jubileum ,1. F. Wante VIII 136.
Kalkoenen : * VII 99, VIII 120, XI 170,
XII 179.
Klauwverpleging : H 23, X 154, XI 171
Klinkerweg VIII121.
Landelijke rijvereenigingen I 9.
Lengte van het hoefijzer VI 91.
Linkshandigheid XI 165.
Loonen in Chicago VIII121.
Jlilitaire en burger hoefsmeden IV 49,
Vnbsp;69, VII lOO:
Motor en paard * VII 97, VIII114.
Onderwijzers in hoefbeslag f* II 17.
Overhoef III 41.
Paard en motor * VH 97, VHI 114.
Paard—motor—remonteerinn * VI 82.
Paardenstapel I 11; inNederland X 149.
Rijksdiploma : iiitslageii * IV 56 ; VI 89 ;
examen commissie X 148; uitslae-en'
XI 169 ; XII 183.nbsp;' ^
Rubber-ijzers: VII 106 ; IX 136 ■ * X
147; * XI 161 ; XII 178. '
Scheeve hoeven V 75
Spat III 42.
Steltloopen * III 33.
Toontrederstand * II18
Turfstrooisel * III 34.
practisch hoefbeslag (agenda) I 8 ■ ver-
slag vergadering * II 21 : verslag be-
stuursvergaderins: * X 145.
Vergadering van Belgisehe ' Meesterhoef-
smeden X 152.
Vergadering van Militaire hoefsmeden
* X 147.
Verslag examen voor onderwijzers * II 20
Vormveranderingen 122.
Wegdek * IV 52 ; VIII 212. * XII 181.
Wedstrijd in hoefbeslag te Assen f* 132.
Vergadering Vereeniging v. Onderwijzers in ! IJzers tegen uitglijden VII106.
-ocr page 9-MAANDBLAD
Redacteur: Dr. R. H. J. Gallandat Huet, te Amersfoort.
Uitgave van de Zuid-Hollandsche Boek- en HandelsdruKKeriJ, Wagenstraat 70, 's-Gravenhage
1930 _ Fransehe stand bij veulens. - Ingezonden stukken. - Korte mededeelingen. -
Landelijke Eijvereenigingen. - Litteratuur-overzicht. - Correspondentie. - Advertentien.
Alweder ligt een jaar achter ons en alvorens in den dagelijkschen tred-
molen verder te gaan, is het een goede gewoonte even een terngblik te
slaan en tevens het heden en de toekomst onder het oog te zien.
In de eerste plaats dankt de redactie allen die in het afgeloopen jaar
getracht hebben door bijdragen in het maandblad de waarde hiervan te
verhoogen en het spreekt vanzelf hoe meer dit nagevolgd zal worden en
hoe meer ook de zuivere practici van hunne belangstelling en ervaring in
deze doen blijken, des te meer lezers zal het blad gaan trekken en steeds
meer zal het dan beantwoorden aan den naam vakblad en een leiddraad
zijn voor alle hoefsmeden.nbsp;„ , ,
Onder de geplaatste copie in 1929 is m. i. wel voor alle hoefsmeden van
het meeste belang geweest, de zoo duidelijke uiteenzetting die Prof^Dr.
Krcon heeft gegeven van het vraagstuk der paarden- en autotractie. l)eze
zoo degelijk gedocumenteerde en zonder voorkeur gestelde verhandeling
heeft ons een duidelijk inzicht gegeven van het hedendaagsche standpunt
en wanneer wij dan ook de hierin gestelde conclusies tot de onze maken
dan kan men zeggen dat het hoefbeslag op het platte land verder vrijwel
ongewijzig(i zal blijven en alleen in de steden grootendeels beperkt
zal blijven. Het spreekt vanzelf dat waar we van het platteland
spreken, de landbouwer en paardenfokker de klandisie van den hoefsmid
moeten uitmaken en wanneer het dezen naar wensch gaat, zal de hoefsmid
hierbij welvaren Dit isaihitijé iiietrliet gé^alPÊ^ardenfokkerij bloeit
niet, de vraag in binnen^ :eni buitenland en-d»^qö®fFzen verschillen zoo-
danig van de goede jaren' die achter ons liggen dat de fokkerij sterk mge-
krompen moet worden. Dit neemt echter niet weg dat er toch als het ware
een stationair aantal paarden op het platteland van hoefbeslag moet
worden voorzien en het is in het belang van den landbouwer dat dit zoo
goed mogelijk geschied. Dit is nu m. i. niet het geval en de schuld ligt
hier bij beiden, èn bij den eigenaar, èn bij den hoefsmid. De eerste toch
beschouwt zoo vaak het hoefbeslag als het laatst noodige, dat slechts
in uiterste nood moet geschieden. Paarden waarvan in 4, o en zelfs meer
maanden het beslag niet is vernieuwd geworden, zijn geen uitzondering en
het is ons allen bekend welke nadeelige gevolgen een verwaarloosd beslag
voor de hoeven van het paard kan hebben. Hier heeft dus de eigenaar
schuld, niet alleen tot zijn eigen schade doch ook werkt het zeer depri-
meerend op den hoefsmid, te weten welke geringe belangstelling en waarde
de eigenaar in een goed en tijdig hoefbeslag, stelt. Indien dergelijke zuinige
boeren eens narekenden dat een goed en tijdig hoefbeslag hen ongeveer f 10 per
paard in het jaar meer zou kosten, dan zou de zuinigheid de wijsheid in deze
misschien niet meer bedriegen, daar de waarde van het paard hierdoor
belangrijk meer zou stijgen,
En nu de schuld van den hoefsmid. Deze ligt uitsluitend in de prijsbe-
paHng van het beslag. Het is mij bekend dat er smeden zijn die voor een
vierkant beslag de somma van twee gulden vragen en was dit in
vooroorlogsche tijden al te weinig, met den tegenwoordigen levensstandaard
is het voor een ieder duidelijk dat voor dit bedrag óf geen goed werk kan
geleverd worden èf dat de hoefsmid erop toebetaalt. Dus of de patroon
laat het beslag uitvoeren door halfwas leerlingen met de goedkoopst denk-
bare ijzers en spint hierbij dan nog geen zijde óf wel het wordt degelijk
uitgevoerd en dan met niet gering verlies. Het hoefbeslag is voor een
plattelandssmid vaak een onmisbaar gedeelte van zijn bedrijf; beslaat hij
geen paarden dan krijgt of houdt hij ook het overige landbouw smidswerk
niet. Dit kan m.i. echter nooit een reden zijn om een zwaar ambacht als het
hoefbeslag is, op den koop toe te doen en als het ware als een premie te
schenken voor de overige klandisie. Hoe kan men dit nu tegengaan en de
plattelandssmid uit dit moeilijke parket redden. Mij dunkt er is slechts
één weg en wel het vaststellen van een minimumprijs voor hoefbeslag.
Het spreekt vanzelf dat men geen algemeenen prijs kan vaststellen daar
toch de levensvoorwaarden zeer verschillend zijn en b.v. een hoefsmid
in een groote stad op veel hoogere lasten zit dan zijn collega in een dorp.
Een minimumprijs echter die gebaseerd is op een onkosten berekening van
materialen, werkloon en winstmarge, mag bij den paardeneigenaar niet op
eenige bezwaren stuiten, en wanneer dit hem in de smederij duidelijk wordt
gemaakt, zal hij de billijkheid hiervan wel moeten erkennen. Het is echter
het directe belang van den hoefsmid om zich stipt aan dezen minimumprijs
te houden en onder geen voorwaarde hiervan af te wijken. Wanneer de
vereenigingen van smedenpatroons deze zaak, die geheel op hun weg ligt,
wilden ter hand nemen en een minimumprijs wilden vaststellen voor het
beslag van een groot-, middelsoort en klein paard, zoowel zomer- als winter-
beslag en zij dan alle hoefsmeden hierin konden betrekken, dan zou
een betere toestand geschapen worden welke niet alleen meer eervol en
loonend voor den hoefsmid zou zijn doch ook het paard en den eigenaar
ten goede zou komen.
Laten wij wat de techniek van het hoefbeslag betreft, onzen bhk over het
heden en de toekomst gaan, dan blijft er nog een vraagstuk op te lossen dat
van het grootste belang is. De kunstwegen nl. waarvan er elk jaar honderden
kilometers bijkomen, hebben dit moeilijke probleem gesshapen en het is aan
den hoefsmid ter oplossing om het gevaar van uitglijden en vallen der paarden
hierbij tot een minimum te beperken. Tot nog toe zijn kurkzolen en gutta-
Perchabeslag aanbevolen, waarvan de eerste bovendien het voordeel hebben
van goedkoop te zijn. Het leger neemt thans proeven met stompe kalkoenen,
welke reeds bij de Kon. Marechaussee in gebruik zijn. In Amerika worden
rubberkalkoenen sterk aanbevolen welke ook dit voordeel hebben dat ze
schokbrekend werken en de wegen niet beschadigen. Moge 1930 ook op
dit punt geïnteresseerd blijven en moge ons vakblad de plaats zijn waar
nieuwe denkbeelden in deze zullen worden gelan-
ceerd en mogelijke proef nemingen worden besproken.
Het is nu reeds meer danlO j aar dat het instituut van het Rijksdiploma van
hoefsmid bestaat en de animo om cursussen in hoefbeslag te volgen en het
examen te Utrecht af te leggen, is niet veel verminderd, al zijn de toe-
standen die het hoefbeslag beïnvloeden zeer achteruitgegaan. Dit is zeer
zeker een gunstig teeken en het pleit er m. i. voor dat het hoefbeslag niet
alleen wordt geleerd als een noodzakelijk aanhangsel van het smidsvak doch
ook nog altijd als een vak dat aantrekt en als zoodanig vindt dit mooie
vak dan ook nog steeds zulke goede beoefenaars. De vraag komt bij mij op
of niet alle hoefsmeden met het Rijksdiploma te Utrecht behaald, en ook zij
met het Diploma, afgegeven door het Departement van Defensie, dus eveneens
met een Rijksdiploma, een onderafdeehng konden vormen van de vereeniging
van onderwijzers in hoefbeslag. Welk een sterk hchaam zou dit dan kunnen
worden en de groote vakbelangen zouden dan veel intenser kunnen worden
behartigd. Als voorwaarde zou een lage contributie moeten worden geheven
waaraan een collectief abonnement op het Vakblad misschien zou kunnen
worden verbonden. Zou de vereeniging van onderwijzers hiertoe niet het initia-
tief wülen nemen en alle geëxamineerde hoefsmeden tot een vergadering, b.v.
te Utrecht in Juli of Augustus, willen oproepen en daar de oprichtmgs-
plannen voor te leggen. Wat in Amerika kan, zal in dit opzicht hier ge-
makkelijker kunnen geschieden en als men in de Amerikaansche vakbladen
leest van jaarvergaderingen van hoefsmeden, waar honderden veelal met
liunne vrouwen bijeen komen en waar dan nut en genoegen worden gecom-
Werd; waarom zou dat ook hier niet eveneens goed kunnen slagen ?
ï^at 1930 een jaar moge worden waarvan inzake het hoefbeslag veel uit
gaan, dat op practische resultaten zal kunnen bogen, zoowel in het
vereeniging'gieven als in de vakuitoefening; het resultaat zal dan zijn, dat
het ook de beoefenaars en hunne gezinnen goed zal gaan en dit is de
hartelijk gemeende wensch van den Redacteur.
FRANSCHE STAND BIJ VEULENS.
Eenigen tijd geleden werd mij de vraag gesteld, hoe een veulen met
franschen stand het best bekapt kon worden, met het doel verbetering
in dezen te verkrijgen.
De vraag is niet zoo eenvoupig, en de meeningen hierover loopen uiteen.
Aangezien als regel de fransche stand een erfelijk verkregen afwijking
is, zal het opheffen van dezen stand veelal een onmogelijkheid zijn.
Waar echter door onvoldoend bekappen bij veulens, een fransche stand
is opgetreden, zal door een tijdige en doelmatige verzorging door den
hoefsmid zeker verbetering kunnen optreden.
Sommige beweren nu, dat bij deze veulens de buitendraagrand het
meest, andere daarentegen, dat de binnendraagrand het meest ingekort
moet worden.
Hier kan m. i. van een vaste regel geen sprake zijn, daar er voor alles
op gelet dient te worden, dat de voetas recht wordt, en de hoeven
vlak neergezet worden.
Wanneer een veulen b.v. op harden bodem loopt, zal bij franschen stand
de binnendraagrand sterker afslijten daar bij dezen stand de grootste
lichaamslast op de binnenhoefhelft neerkomt.
Hier moet dus van buiten meer af dan van binnen, en wel zooveel tot
de voetas recht is.
Wanneer echter op zachten bodem geloopen wordt, of 's winter in den
stal op stroo, zal het hoorn weinig of niets afslijten. Hierdoor komt
de hoef scheef te staan (voetas naar buiten gebroken), immers bij franschen
stand hebben den vosten ook een bizonderen vorm aangenomen, waarbij
de binnenwand steiler, de buitenwand schuiner verloopt.
Hierdoor is het begrijpelijk, dat na eenigen tijd de binnenkroonrand verder
van den bodem verwijderd zal zijn dan de buitenkroonrand, daar deze
laatste schuin afgroeit.
In dit geval moet dus de binnendraagrand meer ingekort worden, ook
weer zooveel tot dat de voetas recht is.
Bij erge gevallen kan het nuttig zijn, om van den buitentoon iets meer
af te nemen, daar bij het neerzetten van den voet, dezen dan iets met den
toon naar binnen draait. De verzenen behooren evenwel evenhoog gemaakt
te worden.
Ook behoort vooral de scherpe buitenrand flink gebroken te worden.
Het zal dus zeker zijn nut hebben, dat fokkers de jonge veulens ge-
regeld door een kundigen hoefsmid laten bekappen.
Mogelijk wil een der smeden uit een fokkersstreek hierover ook eens zijn oor-
deel laten hooren, daar zij op dit gebied zeker wel de meeste ervaring hebben.
Miliigen,nbsp;H. H u i s m a n.
-ocr page 13-Hooggeachte Redactie,
Met als steeds groote belangstelling nam ik — en zeker eveneens alle
belang^eèèemZew — kennis van wat in „De Hoefsmidquot; werd overgenomen
uit de buitenlandsche pers, ditmaal naar aanleiding van het beslaan van
lastige paarden.
Hoogst bedenkelijk lijkt het me echter, om altijd weer het buitenland
ten voorbeeld te willen stellen in gevallen waar ten onzent in onze eigen
Vakpers reeds zoo lang geleden werd gewezen op middelen, welke minstens
gelijkwaardig zijn aan, en vaak zelfs te verkiezen boven de uit den vreemde
in te voeren verbeteringen.
Om nu alleen bij de praam te blijven als tijdelijk dwangmiddel zonder
eenige opvoedkundige waarde, dat instrument is im toch wel voldoende
bekend bij iedereen, die zelfs maar over lastige paarden heeft hooren praten.
Doch „het touwtjequot;, wellicht niet zoo algemeen in toepassing als de
praam, maar dan toch zoo vaak beschreven— ook in „De Hoefsmid!quot; —
en dit nu wel in zijn verbeterden vorm geheel product van Nederlandsch
denken en tot algeheele tevredenheid met de resultaten in toepassing gezien
door verscheidene zeer bekende Nederlandsche hoefsmeden — moet ,,het
touwtjequot; nu bij de vakkundige Redactie van een vakblad, ofHciëel orgaan
der Nederlandsche hoefsmeden, als totaal onbekend worden verondersteld,
of moet worden aangenomen, dat de Redactie dit specifiek Nederlandsche
instrument verwerpt als onbruikbaar of nadeelig, en het uit dien hoofde
wenscht dood te zwijgen?
Nu zal het me toch niet verwonderen als de Nederlandsche hoefsmid
eens in verzet komt tegen de veronderstelling, dat hij ongeveer als totaal
onmondig wordt beschouwd, althans als zoodanig voorgesteld, en dit nog
wel in de kolommen van zijn vakblad, waar hem nog weer eens zal worden
geleerd, hoe hij een lastig paard zal hebben te behandelen, en zulks dan
nog wel met uit het buitenland geïmporteerde middelen, welke eensdeels
nog bekender zijn dan bekend en anderdeels behooren tot de rubriek ....
bladvulling, zonder commentaar over meer of minder bruikbaarheid in de
praktijk.
Want daargelaten, dat het den ouderen vakman moet ergeren, in zijn
■Vakblad onzin aan te treffen als op pag. 139 d.d 15 Sept. '29 verkondigd,
^^n het eventueel gevaar opleveren voor pasbeginnenden als ze meenen
^'^gestraft de proef eens te kunnen nemen met middelen welke daar als
quot;^iischadelijkquot; worden voorgesteld.
zij me vergund, ten einde te voorkomen, dat niet gewaarschuwd
zoude xijj^ tegen de nadeelen, welke het gevolg zouden worden van de
toepassing
der aangeprezen middelen, die nadeelen even in het kort aan te
wijzen.
Eerst dient echter nog eens te worden gewezen op de fout, om als oorzaak
aan te geven wat toch enkel aanleiding is geweest in de verschillende gevallen
waarin een paard tot verzet komt.
Die oorzaak is overal en altijd bij elli paard: arhgst.
Angst — gemotiveerd of niet van ons standpunt — is oorzaak, dat elke
aanleiding, hoe gering ook — alweer van ons standpunt — en zelfs soms
geheel onnaspeurbaar, althans niet waarneembaar — voldoende kan zijn om
de angst, steeds in elk paard op den bodem zijner mentaliteit aanwezig, d.
w. z. aangeboren, tot uiting te doen komen in den vorm van wat wij dan
verzet noemen of ook wel kwaadaardigheid.
Waar nu m. i. geheel ten onrechte wordt aangeraden in de smederij
„lekkernijen te voederenquot; (schijnt daar bij het gewicht te gaan!), aangezien
dat geven van versnaperingen slechts als belooning, doch dan op het psycholo-
gisch juiste moment, van eenig nut zou kunnen zijn, doch inmiddels steeds
overbodig blijft, wordt zeer te recht gewezen op het verkeerde van hoog
opheffen, c. q. nog ter zijde ook, der beenen om reden zulks „pijnquot; ver-
oorzaakt.
Blijf nu echter ook consequent en verwerp elke methode, waarbij „pijnquot;
wordt veroorzaakt en vooral waar die „pijnquot; geheel noodeloos wordt
gedaan. En daarom geen rukken aan kettingen met of zonder knevels
door trensringen of aan kaptoomen, ook al zouden daarbij geen gebroken
onderkaken, c. q. neusbeenderen te duchten zijn! waarop volgens geciteerde
Zwitsersche begrippen nog al eens kans schijnt te bestaan.
De aan Eransche literatuur ontleende manier om een paard — hoofd
aan staart — op de plaats te laten ronddraaien is identiek aan ons ,,tollenquot;,
en is zeker meermalen van beste uitwerking, hoewel dan minder aangewezen
in de smederij. Doch waar ik lees: ,,Soms reageert het paard hieropquot;, mis ik
dan toch het antwoord op de vraag, wat dan te doen als hij er „somsquot;
eens niet op reageert, want .... de ijzers moeten er toch onder ten slotte!
Of in zoo'n geval de natte handdoek en het draaiende touw zullen helpen —
't ware te probeeren — ze veroorzaken in elk geval geen pijn, dat is dus tot
zoover in orde — voor de rest zal het, vrees ik, wel tobben blijven.
Uit Duitschland worden twee nieuwtjes geciteerd: rubber stoot en kal-
koenen, waarmede de Hoefsmidschool een proef gaat nemen — en dan
een wijze van hoefbesnijden ten einde strijken te voorkomen, door van
2 — 3 -f eventueel nog ,,eenigequot; miUimeters „af te nemen van den buiten-
sten draagrandquot; ....
Referent is nieuwsgierig of het werkelijk zal zijn: ,,een verbazenden voor-
uitgang in het hoefbeslagquot;, met die rubber n.1. Deze nieuwsgierigheid deel ik
niet, daar ik mezelf het antwoord reeds meende te kunnen geven. Maar
dubbel nieuwsgierig ben ik naar de eventueele mogelijkheid, dat de Hoef-
smidschool eveneens de proef zou gaan nemen met die aUerbuitenste draag-
randbesnijding.
Zegwaart, Sept. '29.nbsp;□
Het doet mij zeer veel genoegen dat de heer □ steeds met groote be-
langsteUing kennis neemt van hetgeen in „De Hoefsmidquot; wordt overge-
nomen uit de buitenlandsche pers, doch het spijt mij zeer dat genoemde
heer hieruit verkeerde gevolgtrekkingen maakt.
Hetgeen in het nummer van 15 September 1.1. werd medegedeeld uit
de Zwitsersche hoefsmid en wel van de hand van den zeer bekwamen
Prof. Dr. Schwendimann, werd uitsluitend gerefereerd en zonder
eenig commentaar weergegeven. De heer □ heeft dus m. i. aller-
minst het recht om hieruit te concludeeren dat het buitenland als voor-
beeld wordt gesteld en kan hieruit' ook absoluut niet de gevolgtrekking
maken dat een in ons eigen land uitgevonden en toegepaste methode
van „opvoedingquot; van het paard, hierbij genegeerd zou zijn.
Ik verschil verder met den geachten schrijver volkomen van meening
dat het den ouderen vakman moet ergeren dergelijke referaten te lezen
en dat deze hierdoor ,,onmondigquot; wordt beschouwd. Integendeel lijkt
het mij van groote waaide toe voor eiken vakman dat hij een ge-
regeld overzicht krijgt van de hoofdartikelen welke in buitenlandsche
bladen verschijnen, daar men toch niet kan verwachten dat de doorsnee
hoefsmid geabonneerd is op buitenlandsche tijdschriften. Het spreekt
vanzelf dat men zich niet spitsen moet om telkens iets „nieuwsquot; te
lezen ; het hoefbeslag is nu eenmaal een omschreven gebied en vele z.g.
,,nieuwequot; uitvindingen op hoefbeslag-gebied kan men dan ook vaak terug-
vinden in vroegere tijden. Dit ontneemt echter de waarde niet aan
dergelijke artikelen; men kan toch het geheugen opfrisschen, er weer opnieuw
over nadenken en allicht ook als stof tot bespreking in eigen omgeving
dienen. Ik kan mij zeer goed voorstellen dat een patroon met zijn
knechts naar aanleiding van het gelezene, hetzij een oorspronkelijk
artikel, hetzij een referaat uit een buitenlandsch tijdschrift, aan de
praat raakt en mede door de eigen ervaring van den patroon, kunnen
de gezellen hiervan slechts profiteeren.
De heer □ bespreekt daarna de aanleiding van het paard om zich
te verzetten en zegt dat de oorzaak is overal en altijd bij elk paard:
angst. Zeer waarschijnlijk zal het eerste verzet bij een paard altijd
wel uit angst zijn voortgekomen, of wel uit achterdocht, doch om bij
het hoefbeslag te blijven, kan ik mij niet best voorstellen dat een
paard dat zich bij het hoefbeslag steeds blijft verzetten, dit uit „angstquot;
zou blijven doen, wanneer toch bij het eerste verzet het paard niet mis-
handeld is en men aan mag nemen dat de uitvoering van het beslag zelf,
geen angstige herinnering kan blijven opwekken. Neen in zulke gevallen
zijn het wel degelijk karaktereigenschappen die gelukkig zelden op den
voorgrond treden, doch die men niet geheel weg mag cijferen, hetgeen
menigeen wel aan den lijve zal hebben ondervonden.
Het spijt mij tenzeerste dat den heer □ pertinent stelling neemt
tegen het „voederen van lekkernijenquot; in de smederij en zelfs spottend
hierop afgeeft, want ik vermeen dat mijne zoo jarenlange ondervinding
hij het beslag van paarden mij wel het recht geeft om hierin een woordje
nee te spreken en dit zijn dan ook geen woorden aan de schrijftafel ont-
leend doch uitsluitend gebaseerd op een practische ervaring van tientallen
jaren. Mijne ervaring is dan juist datmen „wonderenquot; kan deen met het voe-
deren van hetzij brood, haver of gras, en dit moet niet opgevat worden in
den zin als de heer □ dit schijnt te begrijpen, doch telkens bij mondjes
maat en alleen om het paard af te leiden op oogenblikken dat dit ge-
wenscht is, b.v. bij het opnemen van een been, bij het inslaan van
een nagel of wel bij het aanhalen der nagels. Het is een hooge zeld-
zaamheid dat in de H. school te A'foort eenig dwangmiddel wordt toe-
gepast doch het is regel dat het vertrouwen wordt gewonnen en de
angst of achterdocht wordt weggenomen door het toedienen van een
belooning. Alle remonte paarden van de cavalerie worden voor het eerst
beslagen aan de H. school en blijven tijdens hunne africhting ook in be-
slag, zoodat de praktijk hier aan het woord is en de conclusies zeker
mogen getrokken worden naar de toegepaste middelen en resultaten.
Het „touwtjequot; van den schrijver is mij bekend doch wanneer het eens
een enkele maal mocht voorkomen dat een paard zich onhandelbaar toont,
dan wordt gebruik gemaakt van de praam en het opnemen der beenen
zoodanig met behulp van touwen en kluisters geregeld dat gevaar voor
dengene die het beslag uitvoert vrijwel uitgesloten is.
Tenslotte deel ik nog mede dat de rubberkalkoenen „Giant Gripquot;,
eerst kort geleden in voldoende hoeveelheid uit Amerika zijn ontvangen
om een sleeperspaard hiermede te kunnen voorzien. De proef hiermede
zal dus binnenkort worden gedaan en de uitslag later worden medegedeeld.
G. H.
Algemeene Vergadering van de „Vereeniging van Onderwijzers in
Practisch Hoefbeslagquot; op Zaterdag 1 Febr. 1930, des voormiddags te
10.30 uur in het Hotel „l'Europequot; te Utrecht.
Agenda :
1.nbsp;Opening
2.nbsp;Lezing der notulen.
3 Behandeling ingekomen stukken.
4.nbsp;Verslag van het boekjaar 1929.
5.nbsp;Bestuursverkiezing : aftr. de Heeren H. v. Waasbergen en H. Breukink.
6.nbsp;Rekening en verantwoording van den Penningmeester.
7.nbsp;Aanwijzing Rekening-Commissie volgende boekjaar.
8.nbsp;Bestuursvoorstel: Wijziging Examen-Commissie.
9.nbsp;Verslag van de Conferentie met de Hoefbeslag-Commissie der G. O. M.
V. Landbouw.
10.nbsp;Iets over klauwverpleging en beslag bij het rund door Prof. Dr.
H. M. Kroon,
11.nbsp;Bestuursvoorstel.
12.nbsp;Verslag Excursie Brussel.
13.nbsp;Bespreking volgende Excursie.
14.nbsp;Rondvraag en sluiting.
15.nbsp;Uitbetaling vergoeding reiskosten.nbsp;De waarn. secretaris,
-ocr page 17-— Landelijke Rij vereenigingen. Onderstaande kaartjes uit „Ons Paardquot;
geven den vooruitgang aan van de bij de Nederlandsche federatie aange-
sloten landelijke rijvereenigingen.
N.Rv.L.B.
1929
—nbsp;Aan do leden der Vere(!niging van Onderwijzers in practisch Hoef-
beslag. De leden worden herinnerd aan Art. 3. van het huishoudelijk
Reglement.
Onderwerpen met toelichting, welke zij op de Algemeene vergadering
behandeld wenschen te zien, kunnen tot uiterlijk 25 Jan. worden toege-
zonden aan de waarn. secr. H. Vossers, M. A. de Ruyterstraat 2lbis Utrecht.
Het Bestuur.
—nbsp;Cursussen in hoefbeslag. Tn het jaar 1929 en den winter 1929/1930 zijn
vaji Rykswege gesubsidieerde Cursussen gehouden, respectievelijk nog
Cursus.nbsp;Leider.
...........H. Venema te Bedum.
Hoogeveen..........J. A. de Wolff te Assen.
............Dr. J. Staal te Assen.
Enschede...........j. Eshuis te Enschede.
...........P. van Maanen te Raalte.
...........A. Voorderman te Markelo.
............H. van den Berg te Zwolle. .
...........B. Lok te Deventer.
Doetmchem ..........e. Schreur te Doetinchem.
Wniterswijk .........Dr. W. P. C. Bos te Winterswijk.
Lochern............A. Hijiink te Lochem.
(Cfld.).....•.....Dr. C. Brands te Bennekom.
Utrecht (2 cursussen).....üi, G. M. van der Plank te Utrecht.
^«•^d^^cht...........j. j. Moolhuflsen te Dubbeldam.
Rotterdam..........j. j. Moolhuijsen te Dubbeldam.
Alkmaar...........C. Roodzant te Alkmaar.
.............D. de Putter te Axel.
............T. D. Sigling te Breda.
Bergen op Zoom.......H. A. Haijtink te Bergen op Zoom.
............Th. Wismans te Cuijk.
Eindhoven..........H. A. Pulles te Eindhoven.
's Hertogenbosch.......M. F. Plankeel te 's-Hertogenbosch.
Maastricht..........L. Hameleers te Meerssen.
Roermond..........P. van Kempen te Echt.
—nbsp;Noord-Brabant. In een verslag van een vergadering van het Dag.
Bestuur der N.-Brab. Mij. v. Landbouw blijkt dat de tot dusver gevoerde
onderhandehngen met de Bonden van Smedenpatroons over het overnemen
der cursussen in hoefbeslag nog niet tot een goed einde kwamen.
—nbsp;Cursus in Hoefbeslag te Ede. Op Zaterdag 4 Januari had onder toe-
zicht van de Hoefbeslagcommissie van de Geldersch-Overijselsche Maat-
schappij van Landbouw het toelatingsexamen plaats voor den Cursus
in Hoefbeslag te Ede.
Geslaagd zijn de volgende leerlingen: A. J. Bartels te Arnhem, F. Brouwer
te Barneveld; Th. C. Cuppers te Kilder; D. en J. Leyenhorst te Lunteren;
P. E. Leyenhorst te Renswoiide. G. C. van der Meen te Barneveld; H.Otten
te Doornenburg, W. Theunissen te Duiven; W. Viets te Barneveld en Joh.
Looyen te Wageningen.
De cursus staat wederom onder leiding van den heer Dr. C. Brands, met
medewerking van den practisch onderwijzer in hoefbeslag Joh. A. ïangelder.
— De Paardenstapel. In het in November j.1. verschenen „Verslag over
den Landbouw in Nederland over 1928quot; komt het volgende lijstje voor aan-
gaande den paardenstapel:
Paardennbsp;Paarden
Jaar van |
in |
Jaar van |
in | ||
Landen opname |
1000- |
Landen |
opname |
1000- | |
tallen |
tallen | ||||
Europa. |
Amerika. | ||||
België....... |
1928 |
5531) | |||
Bulgarije...... |
1920 |
412 |
Argentinië . . . |
. 1922 |
— |
Denemarken . . . . |
1925 |
538 |
Brazilië .... |
1920 |
5 254 |
Duitschland . . . |
1928 |
3 7112) |
Canada .... |
1927 |
3 422 |
1928 |
228 |
Chili...... |
1925 |
324 | |
Finland....... |
1927 |
396 |
Urugay .... |
1924 |
510 |
Frankrijk...... |
1927 |
2 927 |
V.S. V. Amerika |
. . 1928 |
14 541 |
Griekenland . . . |
1927 |
277 | |||
Groot-Brittannië en | |||||
Noord-Ieiland . . |
. 1928 |
1 293 |
Azie. | ||
Hongarije .... |
. 1928 |
918 | |||
Ierland (Vrijstaat) . |
. 1927 |
429 |
Indië (Britsch) . |
. 1922 |
1 684 |
Italië 3)...... |
1919 |
990 |
1 511 | ||
Letland...... |
1927 |
369 |
Rusland (Aziatisch) 1921 |
6 792 | |
Lithauen..... |
1927 |
617 | |||
Nederland .... |
1921 |
364 | |||
Noorwegen .... |
1926 |
183 |
Afrika. | ||
Oostenrijk .... |
. 1923 |
282 | |||
Polen....... |
1927 |
4 127 |
Algiers..... |
1928 |
l(i4 |
Portugal..... |
1926 |
30 |
Egypte . . . . |
38 | |
Roemenië .... |
1927 |
1 939 |
Marokko . . . |
. 1926 |
190 |
Rusland (Europeesch) |
1927 |
31 258 |
Tunis..... |
1923 |
72 |
Servië, Croatië en |
Zuid-Afrik. Unie |
. 1925 |
815 | ||
Slavonië .... |
1 009 | ||||
Spanje...... |
. 1924 |
634 | |||
Tsjecho-Slowakije . |
. 1926 |
740 |
Australië. | ||
Turkije...... |
1912 |
— | |||
tJkraine..... |
1925 |
4 100 |
Australië . . . . |
2 438 | |
728c |
Zeeland (Nieuw) |
. 1926 |
304 | ||
Zwitserland .... |
1926 |
139 | |||
Uitsluitend voor |
het landbouwbedrijf. Niet inbegrepen legerpaarden. | ||||
Het verwoeste gebied niet inbegrepe: |
n. |
— Zeeland. De Maatschappij tot bevordering van landbouw en veeteelt
in deze provincie heeft aan Ged. Staten geadviseerd het scherpe hoefbeslag
te verbieden, zulks in verband met vernieling van het moderne wegdek.
Voorbehoud is gemaakt t.a.v. gladheid door sneeuw of ijs en ingevallen
in veterinair opzicht geboden.
In het December-nummer van de Zwitsersche Hoefsmid beschrijft Dr.
Keyser nog een eenvoudig dwangmiddel voor paarden. Het is een breede
sterke longe welke hij een handbreed achter de schoft over den rug legt,
onder den buik doorhaalt en dan vastknoopt met een knevel er onder!
Wordt deze aangedraaid, dan werkt dit als een praam en zeer lastige dieren
geven allen tegenstand dadelijk op. Hij beschrijft het als zeer eenvoudig,
niet ruw en volkomen ongevaarlijk. Bij bloedpaarden zij men echter voor-
zichtig, daar bij sterk aandraaien neiging tot steigeren optreedt en ook zal
men de schoft tegen doordrukken beveiligen door een stuk wollen deken
onder de longe te leggen.
Opgaven voor nieuwe abonnementen, adreswijzigingen, advertenties e.d.
gelieve men te zenden aan de administratie van ,,De Hoefsmidquot;, Wagen-quot;
straat 70, den Haag.
J^e wnd. Directeur generaal van den Landbouw brengt ter kennis
van belanghebbenden, dat in de maand Januari aanstaande op
nadei' te bepalen dag te Utrecht gelegenheid zal worden gegeven
voor het afleggen van het toelatingsexamen tot den cursus ter
opleiding van onderwijzers in practisch hoefbeslag.
Zij die tot dit examen wen.'^chen te worden toegelaten moeten
den leeftijd van 23 jaren hebben bereikt en zich vóór 20 Januari a. s.
met eigenhandig geschreven brieven hebben gericht tot Prof. Dr. H. M.
Kroon, Biltstraat 172 te Utrecht, onder overlegging van geboorte-
acte, het Rijksdiploma als hoefsmid (bedoeld in het Koninkl. Besluit
van 28 Febr. 1914 nquot; 85) en aanbevelingen uit vroegere werkkringen.
Aan leerlingen die tot den nieuwen cursus toegelaten worden en
voor het volgen der lessen te Utrecht moeten overnachten, kan een
deel der gemaakte verblijfkosten worden vergoed.
MAANDBLAD
Xieuwe onde.vij.ers in i.efbesiag. '
DE 6 M 1930 GESLAAGDE ONDERWIJZERS IN
PRACTISCH HOEFBESLAG.nbsp;1 ö. tlii IbCiU
-ocr page 22-ÏOONTKEDERSÏAND BODEMNAUW
van den bodemnauwen ennbsp;^ x ,nbsp;«^cnulz over de oorzaak
behoorende hZ^LTn en Tj ^ r '^'quot; betrekking tot de daarby
twee standen
nml fnnr,f ^ f ,nbsp;Er ^ijn bij toontrederstand
Het ras is hierbii m inbsp;'nbsp;Zehenweit-Bodemweid.
breede borst en o'n JdeLf^^^^nbsp;^^^ zwaar paard nret
tegen een paard met l '^TZnbsp;bodemnanw, daaren-
w|d. Proeentsge^j : Tel l'Zll Tn ZTT'^''' ^^^^^^ bodem-
toontrederstand aigetroff n daquot; LtrT 7 T' ^^^^^te paarden met
land ingevoerde paLenVhte raTsen) veTtoquot;'
stand. Daar ik veel in DuiLhtLT^ vertoonen zeer veel toontreder-
bij de boeren vertoefde rÏÏ
vormde ik m« jnist daardoor if idee ovequot;
genoemden standnbsp;bet ontstaan van boven-
over zand- en bosLegen oTop d n afkeer',
beeft veel temperament'en ^^en^t:afttk^^Tr' ^^^
dTDÄter^^^^^^^^^^^^nbsp;—i. dT:
voor de dissel gespannen, doch met lalg^
lange boom aan te bevelen maar dit h , , ^ inspannen is
In Holland, België, Franlrijk e^Fn' 1 T ''
kettingen aan het gareelTw-tt^lnbsp;disselriemen of
bebben de paardek btll^
disselboom vastgemaakt. De disselboom hangt laag en om 1 H
nu met te lang aan de disselketting te laten loopen LI d^ h ,
bmnen en beneden getrokken, de paarden doe^rUlens al^l''K
om de boom niet aan hun hals te behoeven te dragen Se
iTn tZ r 'T^'nbsp;-hterpaard maakt Tt zijn LS,quot;
been grooter pas dan met het Imker, terwijl het hnkernaard ^ T
over gestelde beweging maakt Dit K Tnbsp;de tegen-
inist bij de ingevoerde Ctfi . bevordert toontrederstand, want
Lt Jer steTZZtel^'t 'nbsp;quot;
wordin Tt kTrlnTlrnbsp;^^ B-lijn aangekocht
oorzaak hebbed, welke ^enbsp;--
in geen jaren in Berl,i ^w^^t ÄTiL^™'
-ocr page 23-ras bedoeld wordt, doch ik vermoed dat dit zware trekpaarden zijn.
Deze worden allen met touwijzers beslagen. De vorm van het ijzer is
vooral in het middelste en laatste derde gedeelte niet goed. Ze hebben
den vorm der hoeven van Duitsche bloedpaarden, smahond, daar zijn ze
trouwens ook heel goed voor te gebruiken, maar voor het zware ras
is de vorm absoluut fout. Een handige smid kan zoo'n ijzer wel ver-
vormen, doch kan het laatste derde gedeelte niet den vorm van den
hoef geven, omdat de balk van het ijzer dit belemmert.
Hierdoor ontstaat dat de hoef gemaakt wordt naar het ijzer en dus
met het ijzer naar den hoef. Er zijn voor bodemnauwen stand touw-
ijzers in den handel van een prachtig model, buitentak sterk, bodem-
wijd en breed, binnentak bodemnauw en smal. Toch zijn deze ijzers niet
goed voor toontreder met bodemnauwen stand. Een paard met bodem-
nauwen stand (alléén bodemnauw geen toontreden) moet heel anders
beslagen worden dan een paard met toontrederstand bodemnauw.
Indien een hoefsmid een paard met normalen stand en hoeven, beslaat,
en dit paard krijgt na koiten of langen tijd toontredersstand en daarbij
scheev. hoeven, dan is dit een smid die zijn vak niet verstaat. Want
scheeve hoeven, mits bij normalen stand en gang, ontstaat door on-
oordeelkundig beslag. Het beslaan van toontrederstand bodemnauw:
le rechtervoet- en beenas maken door goed besnijden, toonwand inkorten,
binnenkant de wand goed breken tot het laatste derde gedeelte en
buitentoonwand sterk opzetten; 2e het ijzer buitentak bodemwijd smeden,
binnentak tot aan het laatste derde gedeelte sterk bodemnauw, maar
dan recht en vrij breed; 3e het ijzer moet zoo gepast worden, buiten-
tak ruim doch niet overdrijven, binnentak tot het laatste derde gedeelte
nauw, maar dan recht, niet bijdraaien en zoo ruim mogelijk leggen.
Let maar eens goed op hoe een paard met toontrederstand bodemnauw
loopt.
Het zet eerst buitentoon, daarna, wanneer de hoef onder het lichaam
komt, valt het geheele Hchaamgewicht op de buitenste hoefhelft, daarna
komt er echter een oogenblik dat 't heele lichaamgewicht verdeelt wordt
over het laatste derde gedeelte van de binnenste hoefhelft, en juist hierom
moet het ijzer daar niet smal, dooh breed en vrij ruim gepast.
Door ondervinding heb ik met bovenstaande wijze van beslaan heel
goede resultaten bereikt, doch niemand denke dat deze methode uniform
is, daar in verband met den gang van het paard het beslag dikwijls ge-
^ijzigd moet worden. Daarom raad ik eiken smid aan den gang van een
Paard met zoo'n stand goed te observeereUj de oude ijzers van een dergelijk
P^^rd te bewaren om te controleeren of zich geen veranderingen in het
afslijten der ijzers voordoen, teneinde het besnijden en beslaan weer te
regelen.
Een volgende keer zal ik het beslaan van toontreder bodemwijd toe-
Eritz Ealken hagen.
-ocr page 24-VERSLAG VAN HET EXAMEN VOOR AANSTAANDE
ONDERWLJZERS IN PRACTISCH HOEFBESLAG TE UTRECHT.
De Commissie, belast met het toezicht op het afremen van het
examen van de deelnemers aan den in 1929 gebonden cursus voor op-
leiding van onderwijzer in practisch hoefbeslag, verbonden aan de
Veeartsenijkundige Faculteit van de Rijks Universiteit te Utrecht, benoemd
door den Minister van Binnenlandsche Zaken en landbouw, bij besluit
van 2 December 1929, Directie van den Landbouw, heeft de eer Uwe
Excellentie verslag te doen van het desbetreffende examen.
Het examen vond plaats op 30, 31 Januari en 1 Februari 1930.
Alle deelnemers aan bovengenoemden cursus, aangevangen begin
Februari 1929, hebben zich tot het examen aangemeld en dit werkelijk
afgelegd. In overeenstemming met den door Uwe Excellentie goedge-
keurden rooster heeft het examen bestaan in theoretisch en een practisch
gedeelte.
Het examen in theoretische hoefkunde werd in den namiddag van
30 Januari van 1.30 tot 5 uur afgenomen, aan iederen candidaat 40
minuten, waarvan een gedeelte strekte tot onderzoek in hoeverre hij de
bekwaamheid bezit om als onderwijzer op te treden.
Het practisch gedeelte heeft voor iederen candidaat bestaan uit de
volgende onderdeden:
1.nbsp;Het beoordeelen van een paard met het oog op het besnijden
van een voorhoef en het besnijden van dezen hoef.
2.nbsp;Het vervaardigen van een paar voorijzers, waarvan één bestemd
voor dezen hoef.
3.nbsp;Het beslaan van dezen hoef.
4.nbsp;Het maken van een modelijzer, bestemd voor een hoef van
afwijkenden vorm.
De werkzaamheden voor de drie eerste onderdeden werden verricht
in den ochtend van 31 Januari van 9 tot 12.30. De vervaardiging der
onder 4 genoemde ijzers geschiedde in den namiddag van 2 tot 4 luir.
5.nbsp;Het besnijden van een abnormalen hoef.
6.nbsp;Het maken van een hoefijzer voor dezen Loef.
7.nbsp;Het beslaan van dezen hoef.
De onder 5, 6 en 7 genoemde onderdeelen werden verricht in den
voormiddag van 1 Februari van 9 tot 12 uur. Zoowel bij het beoor-
deelen van een paard als bij het maken van ijzers werd de toewijzing
telkens bij loting uitgemaakt.
Aan alle candidaten kon het diploma worden uitgereikt.
.De geslaagden zijn in alphabetische volgorde: P. v. d. Boer te
Wassenaar, J. Kennis te Tilburg, J. W. Prinsen te Varseveld, W. J.
Takken te Veenendaal, L. Tigelaar te Hooge Smildr en A. P. A. Vermey
te Acquoy (gem. Beesd).
verslag van de algemeene vergadering der
vereemiging van onderwijzers in practisch hoef-
beslag, gehouden op 1 febr. 1930 te utrecht.
De Voorzitter de heer Ritsema opent te 10.30 met een hartelijk
welkom de vergadering.
De vooruitzichten besprekend, noemt spreker deze voor het hoefsmids-
vak ongunstig. Het vak komt door het steeds toenemende autoverkeer
hoe langer hoe meer in 't gedrang. De stand van den handel en van de
paardenfokkerij staan eveneens ongunstig. Ook het wagenwerk, dat naast
het hoefbeslag de bron van inkomsten leverde, gaat sterk verminderen.
Hiertegen is weinig of niets te doen. Spreker eindigt met een opwekking
Om het hoefbeslag niet te verwaarloozen en spoort de leden aan hun
beste krachten te blijven geven aan het hoefbeslag-onderwijs.
De notulen worden na een vraag van den heer Koelman over niet
uitnoodiging van den Rijksvoorlichtingsdienst goedgekeurd.
Bericht van verhindering was ingekomen van de heeren Verhoeven,
Rolink en Vogels.
Verder was o.m. ingekomen een schrijven van het lid Koelman in-
houdende 2 voorstellen en 2 vragen. Voorstel 1 : om onderling overeen
te komen om in geval van wanbetalers, die adressen op te geven aan den
Secretaris, werd zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Voorstel 2 : om in 't vervolg de rondvraag in de voormiddag-vergade-
ring aan de orde stellen werd na ampele bespreking aangenomen.
Vraag 1. Is iemand gerechtigd zich voor gediplomeerd hoefsmid uit te
geven, wanneer hij niet het Rijksdiploma maar een getuigschrift van een
landbouwmaatschappij bezit, ontlokte uitvoerige discussies.
De heer Koelman had deze vraag gesteld, naar aanleiding van een
kwestie bij een gemeentelijke aanbesteding. De Voorzitter was van mee-
ning, dat wij in deze niet bekrompen mogen zijn. Vóór het instellen van
het Rijksdiploma gold dit getuigschrift algemeen als nu voor de rijks-gedi-
plomeerden het diploma.
Na van verschillende zijden belicht te zijn, wordt besloten een schrijven
aan het betreffende Gemeentebestuur te zenden.
Vraag 2. Betreffende het niet schrijven van de Ver. aan de Provinciale
Besturen over het verzoek van de K. N. Automobielclub en de A.N.W.B.,
om de paarden met scherp beslag voorzien van het moderne wegdek te
weren.
De Voorzitter zegt, dat het Bestuur dit niet heeft gedaan en het zijns
inziens ook niet gewenscht is, daar het toch niet noodig is in den zomer
Scherp beslag toe te passen, omreden er wel andere beslagen zijn en bij
ijs en sneeuw het niet verbodon is scherp beslag toe te passen.
Verschillende leden achten het wel gewenscht er tegen te ageeren. De
Automobielisten vragen zelf om klinkerwegen en daarop kunnen de
paarden goed loopen met vlak beslag.
De heer B r e u k i n k is van meening dat wij zeker te klagen hebben
over te gladde wegen.
De heer v. Angeren wijst er op, dat de K. Nquot;. Automobielclub
zelf adviseert de wegen in ketelverband te leggen.
De heer Kerckhaert zegt, dat hij op een vergadering voor het
aanleggen van een nieuwen weg de vraag gesteld heeft aan de aan-
wezige wegen-ingenieurs, of het gesloten wegdek beter is, maar kreeg
daarop geen afdoend antwoord. In de betrokken kringen is men over-
tuigd, dat de adviseurs aandeden hebben in Belgische steengroeven en
dat daarom de Hollandsche klinkerbestrating wordt achtergesteld.
Het Bestuur zal met de geuitte wenschen rekening houden en ter
bestemde plaats een adres inzenden.
Bij de bestuursverkiezing werd herkozen de heer Breukink te Lochem
en gekozen de heer Schieman te Axel. De Voorzitter brengt een
woord van dank aan de heer v. Waasbergen voor het vele werk dat
hij vooral in de eerste jaren van het bestaan der Vereeniging heeft verricht.
Het jaarverslag werd uitgebracht door den waarn. Secretaris den heer
H. V o s s e r s.
Hieruit memoreeren wij : dat er in 't afgeloopen jaar twee bestuurs-
vergaderingen en een excursie naar de Hoefsmidschool te Brussel werden
gehouden.
Een gehouden conferentie met de Hoefbeslagcommissie der G. O. M. v. L.
over het vraagstuk om in de toekomst de organisatie voor de Cursussen
over te dragen aan de Smedenbonden had nog geen gunstig resultaat.
Alleen over het honorarium der voorbereidende cursussen kwam men
tot overeenstemming.
Dat door overlijden geen leden van de lijst moesten afgevoerd worden
en dat het ledental einde 1929 72 bedroeg.
Door de rekening-commissie werd verslag uitgebracht en de boek-
houding in orde bevonden.
De inkomsten bedroegen ƒ 398,45, de uitgaven / 224,85 en het batig
saldo / 173,60. Onder dankbetuiging voor het accurate beheer werd decharge
verleend.
Voor het volgende boekjaar worden als leden der rekening-commissie
benoemd de heeren Geurs, Homan en Tonen.
Bij punt 8 van de agenda : ,,Wijziging examencommissiequot; zegt de
Voorzitter dat dit punt op de agenda is geplaats omdat gebleken is
dat er ontstemming heerscht over het examen. Meerdere zeggingskracht
van practische zijde is wel gewenscht.
Het Bestuur wordt gemachtigd te trachten hierin verbetering te krijgen.
De Voorzitter bracht verslag uit van de Conferentie met de Hoef-
beslagcomniissie der G. O. M. v. Landbouw.
Hij drukt er zijn spijt over uit, dat niet bereikt is kunnen worden
hetgeen de Vereeniging voorstaat, n.1. het hoefbeslag-onderwijs te brengen
in handen van de smeden zelf. Voor de smeden is het beschamend dat
zij anderen voor hun vakonderwijs laten zorgen. Spreker laakt dan ook de
houding van den afgevaardigde van de Geldersche Achterhoek-Combinatie
die zich geheel aan de zijde van de vertegenwoordigers van den land-
bouw plaatste.
Een voorstel om het overgansproefwerk te doen verrichten op de le
les van het 2e gedeelte verkreeg de instemming van de vergadering.
Betrokken besturen zal worden verzocht dit toe te passen.
Op voorstel van den heer Koelman wordt de rondvraag nu aan
de orde gesteld.
De heer G e u r s vraagt : de uitnoodiging Nijverheids-consulenten te
handhaven.
i^e heer Huisman zegt dat een ingezonden stuk als opgenomen in
quot;lie Hoefsmidquot; van 15 Nov. 1929 een ongunstigen indruk naar buiten
moet wekken en stelt voor daarnaar een onderzoek in te stellen.
De heer Roovers vraagt het woord en zegt, dat hij de betrokken
onderwijzers is en dat deze actie voortkomt uit broodnijd, daar het
hem te goed gaat.
De heer Vossen (Maastricht) vindt het jammer, dat de Redactie
van De Hoefsmid dit stuk heeft opgenomen zonder eerst even contact
te zoeken met het Bestuur van de Vereeniging van Onderwijzers, daar
toch „De Hoefsmidquot; als officieel orgaan van de Ver. van Onderwijzers-
hoefsmeden mag worden beschouwd.
De heer S u 1 stelt voor over deze aangelegenheid zich in verbinding
te stellen met de inzenders van het ingezonden stuk. Het Bestuur zal
deze zaak onderzoeken en verzocht den heer Roovers schriftelijk
inlichtingen te geven.
Eenige leden verzochten toezending A an Huish, Reglement. Aan alle
leden zal een nieuw Reglement worden toegezonden.
Hierna wordt een uur gepauzeerd.
Na heropening verkrijgt Prof. Dr. H. M. Kroon het woord voor
het houden van een causerie over klauw verpleging.
De geachte Spreker heeft zich de vraag gesteld, of er voor dit onderwerp
hier te lande nog voldoende belangsteUing zou bestaan nu ossen zijn
verdwenen en door automobielen en tractors zijn vervangen.
Zeer belangrijk acht spreker dit onderwerp niet, maar vindt toch
de Onderwijzer-Hoef smeden de eerstaangewezenen om te vernemen wat
hierover in andere landen te doen is.
In Duitschland is men hiermede zoover gegaan, dat er speciale
menschen voor worden opgeleid.
Voor Holland acht spreker dit thans niet meer noodig nu de potstaUen
zoo goed als verdwenen, en de koeien in tegenstelling met vroeger
veel meer voor de melkproductie dan voor de mestproductie dienstig
zijn. Ook de stalklauwen zijn door wijziging van de stallen voor een
groot deel verdwenen. In jaren van mond- en klauwzeer is het be-
snijden der klauwen zeer zeker noodig.
Gebleken is echter dat er verschillende smeden zijn die het niet
kunnen of niet willen.
Op vele plaatsen gaat het besnijden der klauwen met groote moeite
gepaard. Vaak worden de dieren op den grond gelegd en moeten er ver-
scheidene menschen aan te pas komen. In Zwitserland en Duitschland is
er gezocht naar een betere methode, waarbij één man met een boeren-
knecht het af kan.
Aan de hand van een serie wandplaten bespreekt Prof. Kroon deze
methode.
De klanwentang zooals die hier nog al eens gebruikt wordt, vindt
daarbij weinig toepassing.
In hoofdzaak wordt een blok hout en een beitel gebruikt. Er wordt
begonnen met de achterhoeven daar deze rechter zijn. Bij sterk opge-
bogen klauwen wordt een wig ondergeschoven om meerderen steun te
geven bij het afkappen. Het overtolhge gedeelte wordt staande van buiten-
af weggenomen.
Daarna worden de voeten opgetild. Echter moet dit zoo laag mogelijk
geschieden en moet men den voet steun geven op het blok hout. Met
het veegmes wordt dan de onder vlakte afgestoken.
Bij deze methode wordt dus niet gebonden. Het gaat betrekkelijk ge-
makkelijk, wanneer het maar laag bij den grond gebeurd, dus de voeten
zoo laag mogelijk worden opgetild. Het verzet is dan zeer gering. Prof.
Kroon gaf in overweging deze methode, die mede door de zeer duide-
lijke wandplaten gemakkelijk was te volgen, eens te probeeren.
Van de gelegenheid tot het stellen van vragen werd een ruim gebruik
gemaakt. Verschillende aanwezigen deelden mede op welke wijze zij ge-
woon waren de klauwen te besnijden en welke hulpmiddelen zij daarbij
gebruikten.
Na een woord van dank aan Prof. Kroon voor zijn interessante en
duidelijke voordracht werd punt 12 van de agenda aan de orde gesteld.
Voor het verslag van deze Excursie verwijzen wij naar de April-afleve-
ring van De Hoefsmid 1929.
Door de hooge kosten en verre reis blijkt er weinig animo te zijn voor
een excursie naar de Hoefsmidschool te Dresden. Een onderzoeknaar een
eventueele wedstrijd en demonstratie op de Tentoonstelling zal worden
ingesteld, en zoo noodig den leden een circulaire worden toegev.onden.
Het zestal nieuw geslaagde onderwijzers traden als lid toe, zoodat
het ledental thans 78 bedraagt.
Onder dankzegging voor de opkomst sloot de voorzitter de vergadering.
Namens het Bestuur :
H. Vossers, Secretaris.
Hooggeachte Redactie,
Het zij me vergund, naar aanleiding van hetgeen U me antwoordt in
het naschrift, toegevoegd aan wat ik in dit blad van 15 1.1. meende te
moeten waarschuwen na de pubhcatie in een vorig nummer van in
Zwitserland gepubliceerde middelen om lastige paarden in de smederij
tot volgzaamheid te dwingen, onze lezers er op attent te mogen maken,
dat ik juist in Uw „referaat zonder commentaarquot; het gevaar zag. Zoo licht
toch wordt gedacht : ook eens probeeren, als er niet terstond bij de publi-
catie van zoo'n middel wordt gezegd, dat het als bladvulling, als
curiosum, is meegedeeld.
U zegt, mijn „touwtjequot; te kennen, en wat het bestaan er van betreft
twijfel ik geen oogenbhk aan die kennis, doch wat de deugdelijkheid in het
gebruik aangaat, mag ik echter uit het verzwijgen er van als het middel
ter vervanging van de praam, waar zulks slechts even mogelijk is, op-
maken, dat het gebruik met de daaraan verbonden voordeden U toch
wel nooit in de gelegenheid stelde, er een oordeel over te hebben, aan-
gezien in dit geval propaganda van zoo bizonder bevoegde zijde hier allicht
bij het citeeren van buitenlandsch fabricaat een groot voordeel zoude
hebben kunnen zijn voor de meerdere bekendheid van minder brute doch
meer intellectueele middelen ter correctie van lastige paarden.
Zeer terecht zocht UEd. het eerste verzet — veel juister, zooals U zelve
zegt: achterdocht — in angst.
Doch nu is het tevens de zaak om het bij die eerste uiting van verzet
te laten blijven en er geen dier van te snaken, dat in „blijvend verzetquot; zijn
toevlucht gaat zoeken en daarvan zelfs meermalen al een begin van uit-
voering zal geven, als er nog niets gedaan is. Het vertrouwen, dat er was
bij de geboorte, en dat verloren ging door wat dan ook, moet men ook
hier zien terhg te winnen. Maar dat gaat niet met knevelen doch enkel
met vertrouwen schenken. Een gebonden paard wordt genomen, terwijl een
vrij paard zich geeft..
Neme tot dat eerste zijne toevlucht de leek op paardengebied — het
moge een nog zoo kundig hoefsmid zijn en blijven — doch de paarden-
kenner beloont en straft in dressuur zoowel als bij correctie naar be-
hooren en gebruikt daartoe de middelen welke hem daartoe in staat
stellen. En dat zijn geene lekkernijen bij voorkeur. En dan al zeer zeker
niet als omkooping, geboden vóór de praestatie. Dat er „wonderenquot; mede
bereikt zijn, zag ik meermalen met eigen oogen. Dat men op dat soort
paarden geen staat kan maken, zag ik eveneens.
„Het zijn dan ook (curs. van mij) geen woorden aan de schrijftafel
ontleend doch uitsluitend gebaseerd op een practische ervaring van tien-
tallen jarenquot; — aldus schrijft UEd. in dit verband van „wonderenquot;
en „lekkernijen.quot; Doch ik ben me niet bewust ooit of ergens twijfel
te hebben geuit aan Uwe langjarige praktijk aan vuur en aanbeeld, en
zelfs niet in die richting ook maar te hebben geïnsinueerd!
Waartoe dus dat „dan ook?quot;
Hoewel ik de H. School te A'foort niet heb genoemd in mijn betèog
betreffende de correctie van paarden, meen ik toch, nu UEd. haar
citeert, de verondersteUing te mogen wagen, dat, waar ook, dan toch
zeker in dat miheu mag verwacht worden, dat elk middel beproefd „j«
zal worden, dat aanspraak mag maken op het geleverde proefonder-
vindelijke bewijs, te zijn het eanige, waarbij logische gedachtengang en
consequente handelwijze recht doen weder varen aan de principes, waarop
alle dressuur, elke correctie moet zijn gebaseerd. En dat kan toch wel
niet zijn gelegen in de afleiding van, doch veeleer in de volle aandacht
bij betgeeii door het dressuurobject staat te worden gepraesteerd, in
casu het wiüig geven der beenen aan den behandelenden smid, c. q.
diens helper.
Om utiliteitsredenen zal toch ook in de praktijk van het dagelijksch
leven in de smederij van stad en lande zich het uitdeelen vanquot; ver-
snaperingen niet goed leenen tot bespoediging van het werk, en daar
vind ik de meeste lezers mijner artikelen.
Met de meeste hoogachting heb ik de eer te zijn Uw zeer dw. □
Hillegersberg, 23 1 '30.
Tot mijn spijt bemerk ik wel dat de geachte schrijver en ik het niet eens
zullen worden over de waardeering van de hulpmiddelen welke aangewend
kunnen worden bij de behandeling of bij het beslag van recalcitrante paar-
den en wel voornamelijk: omdat ik nooit behoefte heb gevoeld om mij van
het door schrijver aangeprezen middel te bedienen en waarschijnlijk ook
wel omdat ik mij op een ander standpunt in deze stel.
Als paardenarts beschik ik over ervaring in de behandeling van paarden
en over het beslaan van paarden; wat dit laatste betreft neem ik een be-
voorrechte plaats in daar ik de laatste 17 jaar de leiding heb gevoerd over
de H.school te A'foort. Wat nu het eerste betreft, zoo wordt slechts in nood-
zakelijke gevallen van dwangmiddelen gebruik gemaakt, daar ik ook hier
het systeem van „belooningquot; steeds met succes heb toegepast. Het is mogelijk
dat een militair paard een andere psyche heeft dan een burgerpaard, echter
meer voor de hand hgt misschien te veronderstellen dat zij minder eten krijgen
dan het doorsnee-burgerpaard, daar toch zeker is dat zij zeer gevoelig zijn voor
een belooning in den vorm van een handje haver of een stuk brood. De
,,lekkernij enquot; bestaan dan ook alleen uit haver of brood en in den zomer
een handje gras, dus moeilijkheden brengt dit voor niemand mee, zoo-
als dit inde laatste ahnea van bovenstaand schrijven wordt verondersteld.
Vóór de behandeling van een paard, b.v voor een verwonding, zal men
vooreerst het vertrouwen trachten te winnen, door het toe te spreken en
het op den hals te kloppen. Tijdens de behandeling werkt het dan buiten-
gewoon afleidend als men het paard aan de praat houdt met „handjes
haverquot; of stukjes brood. Men denke toch niet dat men het paard een
niondzak omdoet, want het is juist het geleidelijk bezig houden dat de af-
leiding verschaft, Viert de „angstquot;, door „pijnquot; gevoed, echter hoogtij, en
weigert het paard voedsel, waaïbij het zich tevens verzet, dan zal men een
krachtiger ,,afleidingquot; moeten toepassen en dan is in verreweg de meeste
gevallen de praam voldoende. Men moet dan echter het gebruik van de
praam beschouwen als een pijniging ter plaatse, waardoor dus afleiding
ontstaat en men in den regel ongehinderd een behandehngs-methode op
elke andere plaats kan toepassen. Opvoedende werking zit hier absoluut
niet bij voor, het is zuiver „praktijkquot;; de behandehng moet geschieden,
wil het niet goedschiks, dan kwaadschiks, doch Hefst zoo eenvoudig mo-
gelijk en welk eenvoudiger middel is er dan de praam waarbij men bij oor-
deelkundig gebruik, nooit eenig kwaad kan doen. Na de behandeling heb
ik altijd liet paard beloond en de weinige haverkorrels waarmede de patient
het behandehngslokaal verlaat, blijven ontegenzeggelijk in zijn gedachte en
doen hun nut bij zijn eventueele volgende gang daarheen ; een ieder toch
die met paarden te maken heeft, weet dat het herinneringsvermogen van
het paard sterk ontwikkeld is. Het is zelfs frappant te zien, hoe deze klan-
ten na de behandehng afwachten en omkijken of de belooning niet ver-
geten wordt. — En voor het hoefbeslag geldt vrijwel hetzelfde zooals ik de
vorige maal al heb betoogd; werkelijk, zonder „voedselbelooningenquot;, kan
ik mij geen praktische smid voorstellen wanneer het geldt angstige en wan-
trouwende paarden te beslaan.
Een geheel ander standpunt neem ik echter in wanneer een paard niet
vatbaar is voor goede behandeling en ook de praam geen succes heeft; dit
zijn veelal gevallen dat er ,,gevaarquot; dreigt en dit moet ten allen tijde voor-
komen worden. ,,Safety firstquot; 1) moet het wachtwoord zijn, zoowel voor den
behandelenden paardenarts als voor den hoefsmid. Deze veiligheid kan men
zich slechts verzekeren of door bij het beslag de beenen van kluisters te voor-
zien en zoodanig te doen opbinden dat men de bewerking kan uitvoeren
zonder levensgevaar of wel men werpe het paard neer. Meer dan eens heb
ik gezien dat dit laatste afdoende hielp, n.1. dat een onwillig paard, dat
beslagen werd nadat het neergetrokken was, bij een volgend beslag geen
tegenstand meer bood en zich uit de hand liet beslaan.
Deze middelen zijn slechts hulpmiddelen om het doel te bereiken.
Als opvoedende waarde ken ik als het eenig vertrouwenwekkende en
vertrouwen gevende middel „de belooning in voedselquot;, zoowel vóór — tij-
dens, als na de behandeling gegeven. Spreekwoorden kunnen veelal een
groote kern van levenswijsheid en waarheid bevatten en als zoodanig heb
ik altijd zeer toepasselijk op de door mij voorgestane methode bevonden:
,,de weg naar het hart voert door de maagquot;.nbsp;G. H.
naast hem te plaatsen, en het door den Heer □ zoo zeer versmade geven
van „versnaperingenquot;. Vooral het laatste, waar ik altijd succes mee had.
Dit alles heeft ten doel het af te leiden van hetgeen er gebeurt. Waren
de karaktereigenschappen nu van dien aard, dat na toepassing van het
bovenstaande er niet mede te handelen was dan was de praam (mits
niet te vast aangedraaid), een buiksingel met een lus om de kootholte
geslagen, en een flinke handige hulp (ophouder) meestal afdoende.
Dat angst overal en altijd de oorzaak is van verzet, zooals de Heer □
zegt, dit is volgens mijn ondervinding alleen bij jonge paarden het geval,
een enkele uitzondering daargelaten wat het oudere paard betreft.
Dat met oudere werkelijk lastige paarden, ook veel te bereiken valt
met „versnaperingquot;, mag ik zeker wel met een voorbeeld uit vele duidelijk
maken.
Bij het uitbreken van den oorlog werden door het legerbestuur door
heel het land paarden opgekocht (gevorderd), die bij de verschillende
regimenten werden ingedeeld. Bij dienst doen openbaarden zich dan
verschillende gebreken, zooals : kreupelheid, onberijdbaarheid, onhandel-
baarheid en ten slotte wat .speciaal de hoefsmid aangaat, niet te beslaan.
Deze paarden nu werden dan opgezonden naar het bovengenoemde
Depót, waar paardenarts, pikeur en ondergeteekende, hen onder handen
kregen. Ik herrinner mij een groot zwart paard dat opgezonden was
met de boodschap: „Niet te beslaanquot;. Begrijpelijk beschouwde ik het
als een succes als ik er in slaagde het paard beslagen naar huis te
sturen. Na overleg met den toen ter tijd dienstdoenden dierenarts den
Weled. Zeergeleerde Heer Dr. Woudenberg, Res. Paardenarts, ging ik
over tot het volgende : Den dag voordat het beslag plaats zou hebben,
kreeg het paard geen haver, doch kreeg dit bij het beslaan, met het
resultaat dat hij weer vertrok met de boodschap: „is te beslaanquot;,
want ik had mijn werk naar behooren kunnen verrichten, dank zij
het zakje haver, wat nu voor dit paard wel een versnapering was. Het
oude spreekwoord : „Men vangt meer vhegen met honing dan met azijnquot;,
is voor mij altijd een richtsnoer geweest, op mijn lange hoefsmids-loopbaan.
Den Haag.nbsp;N. Meeuwsen.
Gep. Wachtmeester hoefsmid v. h. 2e Keg. Veld-Art.
-ocr page 33-keuringen. De preniiekein'ing voor liet Zuiden zal weer samenvallen met
den fokdag te Valkenburg, welke waarschijnlijk 19 Juni zal plaats hebben.
De premiekeuring voor het Noorden zal samenvallen met een eventueelen
paardenfokdag in Horst en indien deze niet gehouden wordt, dan zal de
premiekeuring dit jaar te Roermond plaats hebben.
Het Voorjaarsexamen 1930 zal gehouden worden in de maanden
Maart-Mei. Schriftelijke aanmelding vóór 3 Maart a.s. aan den
Secretaris der examen-commissie Dr. R. H. J. Gallandat Huet,
Regentesselaan 14 te Amersfoort, onder overlegging van een bewijs,
dat een tweejarige hoefbeslagcursus is gevolgd, of voor 1 Juli 1919
een diploma als hoefsmid is behaald.
Aan de leiders van cursussen wordt beleefd verzocht opgave te
willen doen van namen, voornamen en adressen hunner leerlingen,
die aan het examen deelnemen en hunne medewerking te willen
verleenen, dat voor den aanvang der examens, de benoodigde
stukken bij den secretaris worden ingeleverd.
Het examengeld bedraagt ƒ5.— en moet bij den aanvang van
het examen worden voldaan.
De Commissie belast met het afnemen van het examen
ter verkijging van een rijksdiploma als hoefsmid.
Glashaven 9, Rotterdam - Teleff. 01355
Specialiteit in Artikelen voor Hoefbeslag.
hoefijzers Z. V., uit voorraad leverbaar.
Ster- en Mustad-Hoefnagels; meest uitgebreide sorteering in
méér dan 80 maten en modellen voorradig.
Rubber-Hoefzolen; — vervaardigd van prima kwaliteit
caoutchouc, — in de modellen:
a. Open en dichte luchtdrukzolen voor voor- en achter-
ijzers in 9 resp. 11 maten voorradig,
^igr h. BAX-BARPADS, Zolen voor halve ijzers met
hoog rubberkussen, speciaal voor rij- en luxe-
paarden, voorradig in 8 maten.
Deze zolen zijn vervaardigd van rood rubber, en worden door
het geheele 'land met stijgend succes door ons verkocht! !
c. Blokzolen, straalzolen en hielstukken. Kunsthoorn, kurkkit.
IJsnagels, kalkoenen, stiften, opruimers, hoeftangen, af-
breektangen, renetten, hoefraspen, hoefhamers, houwklingen,
^lasch- of weiblad, laschpoeder, metaalzagen enz.nbsp;^
HOEFNAGELS
HOEFIJZERS
HELLER HOEFRASPEN
Alle artikelen voor Hoefbeslag.
B. A. LUYKX
Telefoon 46080
Amsterdam
Hekelveld 16
1/:
ir
MAAN DBLAD
Redacteur: Dr. R. H. J. Gallandat Huet, te Amersfoort.
Uitgave van de Zuid-Hollandsche Boek- en Handelsdrukkerij, Wagenstraat 70, 's-Gravenhage
Hoefsmid in naam, doch niet met de daad. — Het „voorquot; en „tegenquot; van turfstrooisel — Aarkoop
van paarden in Noord-Afrika. — Ingezonden stukken. — Korte mededeelingen. — Literatuur
overzicht. — Advertentiën.
HOEFSMID IN NAAM, DOCH NIET MET DE DAAD.
Onlangs kreeg ik een hitje aan mijn smederij met een buitengewonen
gang. Hij liep precies als een jongen op stelten, alsof hij geen beweging meer
in de gewTichten had. Toen ik hem wat nader onder oogen kreeg zag ik dat
hij een paar abnormale hoeven had, en wel steile met hooge verzen, zooge-
naamde bokhoeven. Ik liet hem eens opstappen en meende eerst, dat hij
boeglam was, doch bij nader onderzoek bleek, dat er wat anders achter
het net speelde; hij rustte sterk op zijn achterste hoefhelft en bij beoordeeling
van het oude beslag kwam dit overeen, daar de takuiteinden misvormig
waren afgesleten. Toen dacht ik: Zie zoo, nu weet ik waar hem de schoen
wringt. Ik nam de houwkling en liet de verzen ongeveer 2 cM. zakken in ver-
houding tot den toon. Deze liet ik betrekkelijk lang, doch met sterken
opzet, om rollen over den toon te doen vergemakkelijken. Toen dit was ge-
schied, Het ik hem eens opstappen en zag tot mijn verwondering dat het
steltloopen was opgehouden en dat hij veel meer veerend op zijn voeten
was geworden. Ik dacht dat is in orde. Een paar balkijzertjes gemaakt en
ondergelegd om de mechanische werking te vergrooten. Toen hij wegstapte
liep hij al veel vrijer.
Na enkele dagen hem terugziende, zou ik hem niet weer hebben gekend,
als ik hem zelf niet had beslagen, want hij was van zijn kwaal totaal genezen.
Uit dit geval blijkt wel dat de hit eerst bij een hoefsmid „in naamquot; is
geweest en wat beoordeelen van stand en gang en het oude beslag in dezen
zeggen wil. Voor wie dit laatste teveel moeite is, welnu werp dan het hoef-
gereedschap maar bij 't oud ijzer, koop een paar kachelplaatjes en een
stukje rijwielband, en geef je uit als kachelsmid of rijwielreparateur, dan
doet U verstandig, want je naam hoef^ojt^ ^^j^nc^^of morgen toch van
de baan.nbsp;Blö-i--' . ^ .-rr-i-r
RIJKSU NlVERoiTEIT
UTRECHT.
oeeiis«
-ocr page 36-Ik hoop dan dat deze paar regels een aansporing mogen wezen, voor die-
genen die zonder beoordeeling van stand, gang en het oude beslag nog hoef-
beslag willen uitoefenen, dit is onmogelijk (Het paard hier boven vermeld,
was door een Rijksgediplomeerd Hoefsmid beslagen).
Duiven, 27 Februari 1930.nbsp;A. T a n g e 1 d e r.
HET „VOORquot; en „TEGENquot; VAN TURFSTROOISEL. .
Het is reeds jaren geleden, dat bij het artillerieregiment waar ik werk-
zaam was, turfstrooisel werd ingevoerd ter vervanging van stroo voor de
hgging der paarden. Dat men als hoefsmid ook belangstelHng toont bij zoo'n
nieuwen maatregel, is begrijpelijk.
De ondervinding heeft dunkt mij wel geleerd, dat alle verandering nog
geen verbetering is, en heeft mij (en daarin zal ik als hoefsmid wel niet alleen
staan) nog al eens zorg gebaard. Daar elk stelsel of verandering ook zijn
goede zijde heeft, wilde ik eerst het „voorquot; aan een beschouwing onderwerpen
met betrekking tot de hoeven.
Dat de invloed van turfstrooisel op de hoeven veel afhangt van de ver-
zorging (droog houden) is te begrijpen. Het „voorquot; van turfstrooisel is hoofd-
zakelijk van toepassing op gezonde sterke hoeven; vooral harde,
eenigszins nauwe hoeven zullen er op vooruit gaan, zij worden zachter en
wijder, de straal wordt elastischer zal zich meer ontwikkelen en rotstraal
zal verdwijnen, zoo die aanwezig mocht zijn.
Toch kwam bij zxilke hoeven nog al eens een vorm van hollen wand voor,
in den toon, een woekering veel overeenkomst vertoonende met de z.g.n.
hoornzuil, die, nadat het paard op stroo was geplaatst, na zekeren tijd
weer verdween1). Voor klemhoeven is turfstrooisel wel aan te bevelen, mits
het geen brokkelhoeven zijn, of daar vatbaarheid voor toonen. Mag turf-
strooisel nu in enkele gevallen aanbevehngswaardig zijn, zooals ik reeds
aanhaalde, het „tegenquot; overtreft toch het „voorquot;.
Bij de inlandsche paarden, welke de artillerie in gebruik heeft, met hun
meestal groote en platte hoeven (de cavaleriepaarden met kleine en steile
hoeven zijn er beter tegen bestand) heeft men steeds te kampen met brokkel-
hoeven, lossen wand, hoornwandscheuren, vooral onder de zijnagels,
zwakke verzenen en z.g.n. vleezige hoeven, waar de hoornzooi witte lijn (niet
meer te onderscheiden) en hoornwand als het ware ineengevloeid zijn, en
welke hoeven zeer gevoelig zijn. Dat men paarden met brokkelhoeven dan
ook niet op turfstrooisel plaatst spreekt van zelf.
Het is wel teekenend dat bij de batterij waar ik werkzaam was, de
meest ofïicierspaarden op stroo stonden, en van de ruim vijftig batterij-
paarden zeker een derde, de eerste om hun bevoorrechte positie van
1nbsp; Het is niet duidelijk wat de geachte schrijver hier bedoelt, een holle
wand toch is een holte in den hoornwand, een hoornzuil is een woekering
van hoorn meestal binnen de hoornplaatjes, dus inwerkende op de vleesch-
plaatjes en zelfs op het hoefbeen. Red.
officierspaard, de laatste omdat hun hoeven er absoluut niet tegen bestand
waren.
Ten slotte deze opmerking:
Als na een lange marsch de paarden thuiskwamen, en ik zag hen (nadat
zij afgetuigd waren) in het hooge stroo rollen en wentelen (wat zij in turf-
strooisel niet gauw zullen doen) dan kwam deze gedachte bij mij op: als
de paarden hun wenschen eens kenbaar konden maken, dan zouden zij zeker
dit geluid laten hooren:
Geeft ons strooligging, ook in het belang van onze hoeven, en terecht.
Den Haag, Maart 1930.
J. N. M e e u w s e n,
Gep. Wachtmeester Hoefsmid
V. h. 2e Reg. Veld-Artillerie.
Wij brengen den lezers in herinnering het artikel „Brokkelige hoevenquot;,
door Kol. Knipscheer, 15 April 1929 (34e jaargang), waarin het turfstrooisel
als rustbed uitvoerig wordt beschreven. Red.
AANKOOP VAN PAARDEN IN NOORD-AFRIKA.
Een interessante reis. — De heer
V. d. Bogaard vertelt.
De heer J. C. v. d. B o o g a a r d te Tilburg, die pas teruggekeerd is
met een collectie aangekochte Oostersche paarden, had de welwillendheid
aan „Ons Paardquot; omtrent de reis een interessant verhaal te doen, dat
ongetwijfeld ook de belangsteUing van vele lezers zal hebben en dat wij
hier weergeven:
HITnbsp;H: * ik
J Daar ik in mijn jeugd sy^ jaar in N.-Afrika heb doorgebracht en de edele
paarden, die daar gefokt worden heb leeren kennen, waardeeren en hef-
hebben, zoo ben ik ook in staat hierover eenige bijzonderheden te geven.
In Algerijen, de departementen Oran, Algiers en Constantine, vooral in
de oasen der woestijn, vindt men nog edele, taaie, makke paarden, inzonder-
heid in de Hodna, in de omstreken van Biskra en ook nog in de groote
vlakten bij Batna en in de bergen van de Aures bij de Chavas (herders- of
nomadenvolken).
Daar ik vóór en ook na den grooten oorlog reeds menige merrie heb ge-
ïmporteerd, zoo kreeg ik in Januari weer 't idéé om eenige fraaie en beste
dieren te zoeken.
Half Januari begon ik mijn Afrikaansehe reis over Parijs, Marseille en
verder per boot „de Djemillaquot; naar Algiers. Vanuit Algiers reisde ik per
spoor naar Constantine om mijn trouwen helper, een Arabier, te halen, die
met mij naar het Zuiden zou gaan.
De fokkerij is in handen der Arabieren en Bedouïnen, zij kennen de kunst
om paarden op te fokken en doen dit veel goedkooper en beter dan de
Europeanen. De meeste paarden, die hier gefokt worden zijn van de kleine
maat, 1.40 à 1.50 M., daar de remonte van de franschè cavalerie voor hun
jagers en Spahi's (arabische cavalerie) zulke paarden (allen hengsten) koopt.
Het fransche gouvernement plaatst in alle fokcentra's mooie hengsten,
zuivere Syrische, volbloed Berbers, en ook Arabieren gekruist met Berbers,
dus Arabe-Berbe. Er zijn speciale escadrons van de remonte waar deze
kostbare hengsten worden verzorgd en die in den dektijd worden uitge-
zonden. De dekking is gratis; het gouvernement geeft ter controleering
kaarten uit en looft elk jaar premiën uit voor de verrichtingsproeven als
2- of 3-jarige, door een parcours te doen afleggen van 3000 M.
In Oran heeft de fransche regeering een groote, goed ingerichte stoeterij
opgericht om zelf zuivere hengsten te fokken, allen Syriërs (arabieren), daar
het bekomen van prima hengsten zeer moeilijk is. Deze modelstoeterij
is in Ziaret, waar een paar honderd prachtige arabische fokmerriën staan,
benevens eenige fraaie dekhengsten. De hengsten die voldoen aan de eischen
en eenige der beste merrieveulens worden daar opgekweekt en de andere
merriën worden verkocht, vooral aan de inlanders van 't Zuiden, die er daar
mee fokken.
Doch ik dv/aal van mijn reis af en moet eerst in Batna komen om van
daar uit de groote vlakte met de Citroën af te reizen, want de Arabieren
wonen in hun Douars (dorpen) uren van elkaar. Wij zagen een groot aantal
werkelijk fraaie rijpaarden, doch veel kleine maten en na eenige dagen
heen en weer auto-ën vond ik er toch een paar mooie van 1,60 stokmaat.
Eenmaal de paarden gevonden hebbende, dan begint het lastigste pas.
De kooper moet namelijk eerst een bod doen en dan maar geduldig wachten
tot de inlander het met u eens wordt. Het koopen is een der vervelendste
zaken van zoo'n import. Ik noemde den Arabieren den dag waarop zij de
paarden moesten brengen in een stalling in Batna.
Nu naar Barika, de voornaamste plaats in de Hodna, het land der zoute
meren, waar 't vorig jaar de sprinkhanen alles vernield hadden. Mijn Arabier
zeide mij onderweg in de auto: Mijnheer Boogaard, daar koopt u goedkooper,
want die lui hebben gebrek. Ja, gebrek was er, doch in al hun armoede
wisten ze nog voedsel te vinden voor hun paarden, ofschoon de meesten
Baraud (= bushruit), 6-jarige bruine hengst.
wel mager waren. Hier kocht ik er een paar, doch de prijzen waren gelijk
aan de vorige. De Arabier of Bedouin is aan zijn paarden gehecht en de
Spanjaarden, die daar in 't najaar eenige wagons merriën en eenige fraaie
hengsten kochten voor een stoeterij in Marokko, hebben daar prijzen van
1500 a 2000 Gld. en meer betaald.
In Barika wonen slechts eenige Europeanen en er is maar een klein
hotelletje, heel primitief, doch a la guerre comme a la guerre zegt de E'ransch-
man, en er was toch een bed èn eten èn drinken. De daar gekochte paarden
moesten ook naar Batna en wij reden door de woestijn naar Biskra, waar
ik eenige schoone dieren kocht, o.a. een mooie blauwschimmelhengst van
Sidi-Bengalan, de Pasja van de Sahara. Da,ar in Biskra een spoorweg-
station is, ging hij per trein naar Batna en wij moesten nog verder de Sahara
in, daar de Chaoas 's winters met al hun paarden enz. de Sahara intrekken,
omdat ZIJ bang zijn voor de vele sneeuw die in hun bergen valt. Dit is ei-^enliik
het interessantste. Geheele stammen wonen in tenten daar waar nog gras
(scherp, en schraal gras) groeit langs uitgedroogde riviertjes. Daar ziet
men heele kudden schapen en geiten, veel paarden en muilen en ook veel
kameelen, die als trouwe dragers hun roerende goederen naar en door de
Sahara en weer terug naar de bergen brengen. Zij hebben vooral de Berbers
en houden er met van deze door andere rassen te doen dekken- zij beweren
dat de Berbers (hunne paarden) de beste zijn. Ook hier na heen en weer
reizen kon ik er een paar koopen en ze brachten ze naar Biskra vanwaar
ze per trein naar Batna reisden, ongeveer 130 K.M. Toen wij in Batna
kwamen waren al de paarden reeds op stal, waar ze goed verzorgd werden
Van Batna vertrokken wij naar Philippeville, waar de paarden op de boot
moesten.
Aangezien in Februari de Middellandsche Zee gewoonlijk zeer woehg is
verzocht ik om 8 boxen, die goed bekleed en opgevuld waren, daar dit een
veihg middel is om beschadiging der paarden te voorkomen. Na een paar
dagen rust en na gemalleïneerd te zijn, werden ze ingeladen op de Sidi
ierruche, een vrachtboot van de Transport Maritimes a Vapeur
Hier verliet mij mijn Arabier en ik vertrok met mijn 8 gezellen Maandag
om 12 uur met een slechte zee naar Marseille. Op zee eten de paarden niet
veel doch Ik deed ze 3x per dag de mondzakjes om met geplette gerst en
gat hun wat goed hooi en water. Woensdagmorgen kwamen we in Marseille
en om 8 uur 's morgens werden ze gelost en onderzocht door een dierenarts
Na de paarden vrijgemaakt te hebben als transito, zette ik ze op stal
en vertrok Donderdagavond om 10,40 met de P. L. M. naar Parijs, waar
Ik Zaterdagmorgen aankwam na 900 K.M. te hebben afgelegd.
Zaterdagavond uit Parijs vertrokken werd 's nachts de Belgische grens
bereikt, waar ik moest wachten tot 's morgens 11 uur en schommelde zoo
van de eene lijn op de andere totdat ik eindelijk Maandagmiddag 1 uur in
Tilburg aankwam. Ik had mijn wagen in Marseille goed voorzien van haver
en hooi en als er gelegenheid kwam gaf ik de paarden water aan de stations
Zoo n reisje is natuurlijk heel aardig, doch verlangt veel opoffering en
zorg, want 5 hengsten en 3 merries in een wagon is nu juist geen kleinigheid.
Ja een der hengsten, een anglo-arabier, heeft heel de reis gemaakt naast de
3 merriën, wat pleit voor hun makheid.
In Tilburg aangekomen en de paarden op stal verzorgd te hebben, was
ik weer blij eens flink te kunnen eten en slapen, want in zoo'n houten rollend
hotelletje is men niet zoo „a son aisequot; als in Vieux Doelen in den Haag of
als in hotel Riehe in Tilburg. Nu zijn we de paarden op zijn „Europeeschquot;
aan 't rijden en zij zijn allen zeer gewillig en mak en nergens bang voor.
Hooggeachte Redactie,
Indien het me vergund is, nog een enkel woord te zeggen in antwoord
op hetgeen U H.Ed.Gestr. en de heer Meeuwsen den lezer gaven als resultaat
hunner ervaring, dan moge het zijn het verzoek, me in de gelegenheid te
stellen, onzen lezers niet in de nu mogelijke meening te laten, dat ik het
met U beiden niet eens zoude zijn op uw beider standpunt.
Zoolang ik toch stond op datzelfde standpunt, deed ik precies als U en
werkte ik met versnaperingen, praam, kluisters en touwen. En ik zou zulks
nog doen, zoodra de omstandigheden niets anders toelieten.
Voor den paardenarts zullen die hulpmiddelen noodzakelijk blijven,
zoodra locaal-anaesthesie niet is toe te passen.
Voor den hoefsmid zullen ze eveneens onontbeerlijk blijken, voor het
geval mijn touwtje niet in aanmerking komt. Alleen in die gevallen, waarin
„opvoedkundigquot; kan worden opgetreden, zoude ik wenschen, dat zulks
dan ook geschiedde.
Over de „versnaperingenquot; zeide ik reeds, ook zelf daarvan de resultaten
van overgave en zich laten doen te hebben gezien, doch later dat middel
overbodig te hebben gevonden.
U H.Ed.Gestr. staat, voor zoover me bekend, alleen, waar U op het stand-
punt van opvoedkunde waarde zegt te zien in het uitreiken van ,,voedsel-
belooningenquot; zoowel vom, tijdens en na de behandeling. Moet het dier dus
die belooning drieledig opvatten, n.1. voor wat het doen zal, voor hetgeen
het doet en voor de gedane praestatie zelve?
Wel kan ik volkomen accoord gaan met Uw beider bedoeling van „af
te wiUen leidenquot;, waar ik juist meende goed te doen met het dier attent te
maken op het feit, dat hem werkelijk niets gebeurt, waartegen redelijk te
protesteeren zoude zijn.
Hierin Ugt m.i. juist het groote verschil tusschen beslag en operatie. De
smid zal kunnen ontberen, waar de arts niet buiten kan. De eerste doet
geen pijn zoolang handig wordt gewerkt, terwijl de tweede het in den regel
niet zal kunnen helpen als hij de patiënt pijn doet, bij niet toe te passen ge-
voelloosmaken, en is hij in zoo'n geval op dwangmiddelen aangewezen.
En blijft het geen bezwaar, dat een paard als die zwarte van den heer M.
nu toch niet verkocht kan worden zonder attent te maken op het verborgen
gebrek van: „denk er aan, bij eventueel beslag den vorigen dag niet te voe-
ren?quot; A propos, wist U, dat het onthouden van water nog veel sterker
werkt dan van haver, 't Gold hier eveneens een zwarte, op reform destijds
te Bergen-op-Zoom aan de Rijschool der Art. Het dier werd te Dordrecht
gecorrigeerd en kort daarop te Utrecht op een conc. hipp. onder zadel
gepresenteerd. Het gold te B. o. Z. voor totaal onhandelbaar en was eerst
vijf jaren oud. Daargelaten of er, bij al dan niet verschil tusschen militair
en burger ook „een paardenhart door aangename prikkehng van het
maagsap zou kunnen worden'geroerdquot;, en waar blijvend, dat „de vhegen
nog steeds eerder op zoet dan op zuur reageerenquot;, moge ik besluiten met:
„onbekend maakt onbemindquot;, en hierin wellicht de reden zoeken voor de
weinige kennis van ,,het eenig juiste correctiemiddel, in alle gevallen,
waarbij een paard zich uit onwil verzetquot;, zooals de stelling luidt, toegevoegd
aan het proefschrift van een Uwer collega's, ter gelegenheid zijner promotie
a/d. Veeartsenij kundige Hoogeschool te Utrecht.
Hilligersberg, Februari '30.nbsp;□
-ocr page 42-—nbsp;Hoefsmidschool. Op 28 Februari I.l. werd de Adj. O. O. instruc-
teur-hoefsmid Ch. Mark, na het volbrengen van 40 dienstjaren in het
genot van pensioen gesteld. Het afscheid had plaats in bijzijn van instruc-
teur en leerlingen, waarbij de Directeur den scheidenden instructeur toe-
sprak en dank zegde voor al hetgeen hij in zijn 26-jarigen loopbaan als
onderwijzer aan de H.-school had gedaan. Als aandenken werd een gouden
horloge (met inscriptie) en dito ketting namens allen aangeboden.
*
De wachtmeester Huisman van het Remonte Depot te Miliigen
IS aangesteld tot hulpinstructeur aan de Hoefsmidschool.
*
Geslaagd voor het examen van hoefsmid en bevorderd tot korporaal
reserve hoefsmid: de Jong — Cap — Koops en Bosma.
-nbsp;Voorjaars-examen Rijksdiploma Hoefsmid te Utreeht. Voor dit
examen hebben zich candidaten aangemeld afkomstig van cursussen ge-
houden te Assen, Amersfoort, Maastricht, Utrecht, Eindhoven, Goes,
Winterswijk, Axel, Hoogeveen, Haaren, Cuyk, Appingedam, Breda, Har-
hngen, Dordrecht, Doetinchem.
Het aantal candidaten bedraagt 120 en als examendagen zijn vastgesteld-
17 — 18 — 19 — 20 — 24 — 25 — 26 — 27 en 31 Maart, 1 — 2
3 — 7 — 8 — 9 en 10 April, en 5 — 6 — 7 en 8 Mei.
In de Duitsche Hoefsmid bespreekt Dr. Vacht uit Heidelberg de samen-
werking van den dierenarts en den hoefsmid bij de behandeling van
kreupelheden en zegt dat ze in dezelfde verhouding tot elkaar staan als
de chirurg en de orthopaedist bij den mensch.
Het ^efijzer kan door toepassing van een balkijzer of een driekwart-
ijzer bij steengallen de pijnlijke plaatsen vrij van dracht leggen en voor
verdere beleediging beschutten; scheef gegroeide hoeven kunnen door een
doelmatig besnijden van den wand verbeterd worden; kromme hoeven
kunnen weder een recht verloop aannemen wanneer men den gebogen wand
lager maakt en de steunvlakte op het ijzer aldaar vergroot. Het spreekt
vanzelf dat men deze verbeteringen niet ineens moet trachten te veakrijgen
doch geleidelijk aan.
Ook bij hoornscheuren is het hoefbeslag van belang daar toch scheuren
zoo vaak optreden tengevolge van een ongelijkmatige belasting van den
wand. Door het beslag zal men het gedeelte van den wand dat ingescheurd
is, vrij van dracht maken en dit zal meer genezend werken dan de tevens
toegepaste hechtingen van den hoornwand. Bij toonscheuren die bij voor-
keur bij stompe hoeven optreden, zal men door besnijden een rechte
beenas zien te verkrijgen alsmede een vlak optreden, verder de toonlip
weglaten, een weinig vrijleggen aan den toon en liefst een vlak ijzer geven.
Scheuren in den zijwand en verzenwand liomen meer voor bij scheeve
hoeven en hier zal een balkijzer in den regel wel bij aangewezen zijn.
Het verbeënen der hoefkraakbeenderen is verder een ziekte waarbij het
hoefbeslag ook zeer veel ten goede kan doen, vooral wanneer het ziekte-
proces in den aanvang is en de beweging beperkt is, pijnlijkheid en
kreupelloopen optreedt. Het hoefbeslag moet dan rekening houden met
het totaal opgeheven hoefmechanisme. Is alleen het buitenhoefkraakbeen
aan het verbeenen, dan wordt de buitendraagrand meer besneden en
aldaar een verbroeden tak ondergelegd, terwijl de binnendraagrand nauw
wordt gepast. - Aldus wordt de buitendraagvlakte verbreed, de lichaams-
last goed gesteund en een gelijke afslijting verkregen. Bij verbeening
van beide hoefkraakbeenderen worden zoo mogelijk beide takken breed
uit gesmeed en een rand van leder of gummi ondergelegd. Geen zool en
geen balkijzer.
Schrijver deelt mede veelal succes te hebben met het maken van drie
insnijdingen in het hoorn, van den kroonrand tot den draagrand en tot op
de hoornplaatjes toe. De eerste 2 insnijdingen maakt hij loodrecht, de 3e
parallel met den verzenwand en 1 c.M. van achteren. Hij legt dan den draag-
rand vrij tusschen de insnijdingen en bereikt hierdoor dat de wand meer
bewegingsvrijheid krijgt en verwijden kan.
Bij voetkatrolontsteking regelt hij het beslag door de verzenen te ver-
hoogen en den toon in te korten. De straal wordt zooveel mogelijk besneden
en in elk geval een open ijzer geven met verdikte takken of wel verhoogd
met een daarvoor naar achter oploopend gesneden lederen rand. Het hoef-
beslag moet echter niet aUeen uitkomst brengen bij hoefziekten doch ook
bij vele beengebreken welke hooger dan den hoef zijn gelegen.
Het komt vaak voor dat door een misstap, door onvoorzichtig gebruik,
het gaan op ongelijken bodem, door ongelijk besnijden en ongelijke afslijting
van het ijzer, de versterkingsbanden van het kroongewicht worden gerekt,
ontstoken raken en kreupelloopen hiervan het gevolg zal zijn. In dit geval
zal men den hoef vlak moeten besnijden zoodat de voetas recht wordt en
een vlak optreden bereikt wordt.
Bij het ontstaan van een overhoef bij jonge paarden, dus bij een been-
nieuw vorming rondom het kroonge wicht, zal men door het beslag verbetering
kuimen bereiken wanneer men zoodanig besnijdt dat de voetas naar voren
gebroken wordt, dus korte toon, hooge verzenen, verdikte takken aan de
ijzers of wel kalkoenen geven. Ook bij ziekten van de buigpezen zal het
hoefbeslag een groote rol kunnen spelen en zal men eerst moeten weten
welke van de pezen lijdende is. Men zal b.v. bij een ontsteking van den
kootbeenbuiger (bovenste ophangband), geen kalkoenen aanbrengen omdat
de pees door de nu meer naar voren gebroken voetas, de steile kootstelling
en het sterker doortreden van de koot, nog meer gerekt zal worden. Men
geeft dan een vlak ijzer met lederen zool. Is daarentegen de kroonbeen- en
de hoefbeenbuiger ziek, dan is een ijzer met kalkoenen aangewezen daar
hierdoor de pezen worden beschermd tegen grootere inspanning. Bij een
zich ontwikkelde steüvoet, zal men hooge kalkoenen aanbrengen en een
snavel aan den toon van het ijzer, hetzij recht of gebogen.
Bij spat, dat wil dus zeggen bij een chronische gewrichtsontsteking van
de binnenste spronggewrichtsvlakte en wel op een bepaalde plaats waar
zich de binnenste peestak van de m. tibialis vastzet, zal men een ijzer met
kalkoenen onderleggen. Spatkreupele paarden slijten bijzonder sterk in den
toon en men welt daar dan wel staal in en smeedt het ijzer bodemwijd,
kort den toon in en slaat de toonlip losjes aan. Er zijn tenslotte drie zaken
die men altijd in acht moet nemen bij het beslag, n.l. : 1 e dat men altijd
de grootste steunvlakte geeft aan de meest belaste helft van den hoef;
2e de bestudeering van hoef- en voetas, en 3e de kennis van het hoef-
mechanisne.
hoefijzers, ja of neen?
In de rubriek „Uit de leerschool van de spadequot; in de ,,Nieuwe Rotterd.
Cour.quot;, is het 180e artikel het eerste gedeelte van een particuhere corres-
pondentie over „Hoefijzers, ja of neen?quot; Met weglating van enkele zinnen
luidt dat eerste gedeelte als volgt:
Het hoefijzervraagstuk doet me telkens weer denken aan een Carte-
siaansch duikertje. Een tikje op het over de glazen flesch gespannen vlies en
het duikt snel weg, maar in de tusschenpoozen van rust klimt het gestadig
weer, totdat het tusschen hemel en aarde blijft hangen zonder zich uit te
spreken voor de oppervlakte of den bodem.
Hoeven, die door de natuur op kuieren over gras berekend zijn, met ijzer
te beslaan, om ze tegen lang loopen op bestrate wegen bestand te maken,
ligt zoo voor het grijpen, dat het bijna ongelooflijk lijkt, dat de Grieken en
Romeinen zoo'n simpele uitvinding niet deden en de middeleeuwers de eer
er van oogstten. Geen wonder dan ook, dat men zich tot den huidigen dag
bleef verbazen over dit deficit van het Grieksche genie en den Romeinschen
practischen zin.
Toch lijkt er geen ontkomen aan. We hebben nog al aardig wat uit de
Oudheid op schrift over paarden. De goede heer Xenophon bijvoorbeeld
die alleen maar vervelend is voor wie hem niet vlug genoeg lezen kan (wat
zouden we zelfs Conan Doyle vervloeken, als we elk woord van zijn serie
Sherlock Holmes in een dictionnaire moesten opzoeken en dan moeizaam
de zinnen in elkaar passen!) en in zijn goede jaren cavalerie-officier was,
schreef een heel boekje vol over de behandeling van paarden . . . zonder
ook maar met één woord van hoefijzers te reppen. Men zou hier ter verklaring
kunnen aanvoeren, dat in Xenophon's tijd de wegen nog niet bestraat waren,
maar het is al precies eender met al het andere, dat schrijvers uit de tweede
helft van de klassieke Oudheid, toen het wegdek al heel hard was, van hun
trouwe helpers in vrede- en oorlogstijd vertellen.
Zoolang dus de antieken alleen via hun geschriften tot de nazaten spraken
was de kwestie uitgemaakt ... in ontkennenden zin. Maar toen de aarde ge-
heimen begon te verklikken, die ze eeuwen lang verborgen gehouden had,
bleek, dat er in de Oudheid nog wel wat anders bestond dan in de ons be-
waarde brokstukken van haar geschriften besproken wordt. Denkt u maai
eens aan de knoopen, waarvoor zelfs het overrijke Grieksch geen woord had
en die toch door een Amerikaansche dame bij tientallen gevonden werden
in . . . onze musea, of aan de pijpen, die werkelijlc bestonden, terwijl we
nooit van rookende Romeinen lazen.
De oudheidkundigen begonnen te gelooven aan de mogelijkheid van een
eerredding van de klassieke hippiek. Niet dat ze opzettelijk op zoek gingen
naar het gewenschte! Zelfs nu zou dat niet eenvoudig zijn. Stel, dat ik u eens
opgaf, me zoo spoedig mogelijk een gebruikt hoefijzer te vertoonen. Dan
zoudt u waarschijnlijk eenige oogenblikken weifelen, voordat u aan een
willekeurig Italiaansch huis aanbelde en — gesteld, dat u open gedaan
werd — me triomfantelijk achter de deur wees, waar tien tegen één het ge-
zochte hangt. Maar als de Zuiderlingen — en vele andere volken ook, meen
ik — eens niet geloofden aan de gelukbrengende werking van versleten
paardenzolen, zou men die denkelijk lang hebben moeten zoeken in onze
steden, zelfs voordat daaruit de paarden vrijwel verdwenen waren. Omdat,
naar het schijnt de Ouden in dit opzicht nog niet zoo bijgeloovig waren als
wij zijn, behoeven we ons a priori niet ongerust te maken over het feit, dat
uit Pompei nog nooit een hoefijzer te voorschijn gekomen is. U weet immers,
dat de overstelping met asch volstrekt niet zoo snel plaats vond of vier-
voeters hadden ruimschoots gelegenheid den dood te ontgaan. Zelfs de
meeste menschen, wier geraamten men heeft opgegraven, hadden hun onder-
gang alleen aan hebzucht te wijten. En als u zich zou willen voorstellen, dat
de straten vol lagen met oud roest, hebt u een heel verkeerd denkbeeld van
den stadsreinigingsdienst van die dagen. Dus kan Pompeï niet als bewijs-
krachtig beschouwd worden.
Een sterker argument tegen het bestaan van hoefbeslag in de Romeinsche
Oudheid is, dat paardendokters recepten gaven tegen hoefziekten. Eén
daarvan schijnt vooral overtuigend, want het is een zalf en de aanbeveler
— zekere Publius Vegetius, die in de vierde of vijfde eeuw na Christus
leefde — zegt er bij: ,,Dit geneesmiddel voedt den hoef en doet door zijn
heilzame werking weer aangroeien wat op moeilijke tochten afgesleten is.quot;
Men kan net zooveel pomade als men wil op een hoefijzer smeren, aan-
groeien doet het niet. De door Vegetius behandelde paarden moeten dus op
bloote voeten geloopen hebben! En dit kan geen intzondering geweest zijn,
want die veearts spreekt een heel hoofdstuk lang over ,,af gesleten of van
nature zachte pootenquot; en de eerste woorden daarvan luiden: „De hoeven
der dieren slijten door lang loopen over oneffen wegen af en beletten hun dan
verder te gaan.quot;
Dus kenden ook de Romeinen de voetbescherming niet? Wie bij de
schrijvers zweert, zegt neen, maar opgravers hebben van nature een afkeer
van letterknechterij, voor hen spreken de vondsten alléén geloofwaardige
taal. En onder die vondsten waren er bevreemdende.
In de jaren na 1000 dus reden de vrachtwagens de heuveltjes op, waar-
onder de rijke steengroeven der Romeinsche castella verborgen lagen, en op
het oneffen dicht begroeide terrein kon het al heel makkelijk gebeuren, dat
een paard zijn ijzers verloor, vooral ook doordat die in dezen aan metaal
allesbehalven rijken tijd wel tot den draad versleten zullen zijn. Wanneer
dan zoo'n hoefbeslag onopgemerkt — op een straatweg waarschuwt klep-
peren al gauw tegen het dreigend gevaar, maar in het gras hoort men dat
niet in een kuil gleed (we mogen ook wel aannemen, dat het paard soms
verdween in een kamer, waarvan het dak wrak geworden was, en dan hij
zijn wanhopige pogingen om zich op te richten zijn ijzers kwijt raakte),
vinden de voorzichtige speurders een heelemaal niet in hun „lagenquot; thuis
behoorend voorwerp. Ook de hoefijzers dus, die in de grensvestingen aan-
getroffen werden, mocht men niet als bewijs doen gelden, zelfs al waren ze
broederlijk vereenigd met zeker Romeinsche producten. Eenigszins lastiger
was het wegredeneeren van de onder een straatdek gevonden stukken.
Daarvoor echter riep men hypothetische late herstellingen te hulp. Kortom,
tegenover de „hmesquot; — de versperring aan de Noordgrens van het Ro-
meinsche Rijk — stond men sceptisch.
Maar nu bleven er voor de hardnekkige voorstanders van het klassieke
hoefbeslag nog de graven over, om er zich op te beroepen. In het spikslin-
ternieuwe ReaUexikon der Vorgeschichte voert de heer Günther een indruk-
wekkende rij van gevallen aan, waarin hoefijzers onder den uitzet van dooden
worden vermeld, maar hij vond reeds den man, die hem krachtig te woord
staat. De meeste grafvondsten zijn afkomstig uit Frankrijk en het ongeluk
wil, dat daar vele ontdekkingen gedaan zijn door particuliere nieuwsgierigen,
die pubhceeren in ontoegankelijke plaatselijke „bulletinsquot;. Aan de naar het
heet uit den jongeren Hallstatt-tijd, dat wil zeggen uit de periode van over-
gang tusschen brons en ijzer, dateerende Fransche vondsten hechten de
loochenaars dan ook geen gewicht. Een graf in Bologna wordt uitgeschakeld,
omdat de vinger zelf zegt, dat het exemplaar precies op een modern hoefijzer
leek, welk argument op zich zelf niet sterk is, maar, doordat nergens anders
in Italië ooit een duplicaat uit een graf te voorschijn is gekomen, wel een
schiin van kracht krijgt. In Spanje heeft eenigen tijd geleden zekere markies
van Gerralbo gedolven in doodensteden jonger dan Hallstatt en toegeschre-
ven aan de Celtiberen, de felle tegenstanders der Romeinen, en hoefijzers
aan de oppervlakte gebracht. Maar het ongeluk wilde, dat hij in zijn veralag
er eerlijk bij zei, dat die eigenlijk niet in het graf, maar in de nabijheid er
van gevonden waren. Daarmee had natum-lijk de vondst volgens de onge-
loovigen alle bewijzende waarde verloren.
Zoo wist men dus zoowel de hmes-ontdekkingen als de anders geheimen
zoo trouw bewarende graven uit te schakelen. Dus ... - geen hoefijzers voor
de middeleeuwen? Bij de Grieken en Romeinen misschien met, maar bij
anderen? Er staat één enkele volzin in een opgravingsbericht uit de laatste
jaren, dfe me aarzelen doet tusschen ja en neen. Na den oorlog is op den
Ritten bij Bozen (nu heet dit hooge plateau met zijn prachtige uitzicht en
vele hotels, Renon) een door Oostenrijkers begonnen onderzoeking door
Itahanen voortgezet. Beiden hebben in en om een vijvertje het bestaan van
een zeer primitieve nederzetting geconstateerd, die van den steentijd tot het
begin van den ijzertijd bewoond werd, maar toen verlaten. En uit die naar
allen schijn onaangetaste laag kwamen .... drie hoefijzers te voorschijn.
„Ze bevonden zichquot;, zoo schrijft woordelijk de zeer nauwgezette heer
Ghislanzoni, „in de archaeologische laag, dat wil zeggen m die onder de
teelaarde en boven de turf, welke bestaat uit zwarte aarde, kleme steentjes
en vele schervenquot;. Dus . . . kenden de onbeschaafde bergmenschen, voordat
de Romeinen hun cultuur brachten, iets wat de veroveraars niet wisten te
gebruiken? Het is niet ondenkbaar, want ook de toch zoo practische veilig-
heidsspeld, die van ongeveer tweeduizend vóór Christus tot vijfhonderd na
Christus in algemeen gebruik was, moest in de negentiende eeuw weer uit-
gevonden worden!
A. s. Concoursen Hippique:
Waalwijk |
21 April |
Zutfen |
26 Juni |
Meppel |
24 April |
Zuidlaren |
13 Juli |
Amersfoort |
18 Mei |
Hoofddorp |
17 Juli |
Tilburg |
25 Mei |
Meppel |
6 Augustus |
Appingedam |
29 Mei |
Leeuwarden |
8 Augustus |
Breda |
29 Mei |
Oss |
23 Augustus |
Wageningen |
4 Juni |
Olst, |
30 Augustus |
Eext |
9 Juni |
Dokkum |
2 September |
Amsterdam |
6, 7, 8 en 9 Juni |
Dordrecht |
3 September |
den Haag |
11 en 12 Juni |
Assen |
4 en 5 September |
Hilversum |
14 en 15 Juni |
Brummen |
9 en 10 September |
Noordbroek |
14 Juni |
HOEFIJZERS Z. V., uit voorraad leverbaar.
Ster- en Mustad-Hoefnagels; meest uitgebreide sorteering in
méér dan 80 maten en modellen voorradig.
Rubber-Hoefzolen; — vervaardigd van prima kwaliteit
caoutchouc, — in de modellen:
a. Open en dichte luchtdrukzolen voor voor-en achter-
ijzers in 9 resp. 11 maten voorradig.
h. BA.X-BARPAD8, Zolen voor halve ijzers met
hoog rubberkussen, speciaal voor rij- en luxe-
paarden, voorradig in 8 maten.
Deze zolen zijn vervaardigd van rood rubber, en worden door
het geheele 'land met stijgend succes door ons verkocht!!
c. Dlokzolen, straalzolen en hielstukken. Kunsthoorn, kurkkit.
IJsnagels, kalkoenen, stiften, opruimers, hoeftangen, af-
breektangen, renetten, hoefraspen, hoefhamers, houwklingen,
lasch- of weiblad, laschpoeder, metaalzagen enz.
iii
iii
■Ii
iii
HOEFIJZERS - HOEFNAGELS
HELLER HOEFRASPEN
Alle artikelen voor Hoefbeslag.
B. A. LUYKXnbsp;Amsterdam
Telefoon 46080nbsp;Hekelveld 16
-ocr page 49-Redacteur: Dr. R. H. J. Gallandat Huet, te Amersfoort.
Uitgave van de Zuid-Hollandsche Boek- en Handelsdrukkerij, Wagenstraat 70, 's-Gravenhage
MAANDBLAD
ADVERTENTIËN
1—10 regels (breedte 53/4 cM.)f2.—,
iedere regel meer f 0.20. - Tarieven voor
contracten op aanvrage verkrijgbaar
ABONNEMENTSPRIJS
voor Nederland per jaar f 3.—
voor 't Buitenland per Jaar f 4.—
Burger en Militaire Hoefsmeden. - Cursussen in Paarden- en Eundveekcnnis en Hoef beslag.-
Het Wegdek en het Landbouwbedrijf. — Ingezonden stukken. - Korte mededeelingen. -
Allerlei. — Advertentiën.nbsp;______
BURGER EN MILITAIRE HOEESMEDEN.
Men hoort nog al eens dat burger hoefsmeden de vakkunde van him
militaire collega's in twijfel trekken, vooral in de groote steden. Wat is
daarvan de oorzaak? Het spreekwoord: „Allen, die messen dragen zijn
nog geen slagerquot;, is zeker ook wel van toepassing op de burger hoefsmeden
en het is op zijn zachtst gezegd niet eerlijk elke militaire hoefsmid een
zekere practische kennis te ontzeggen. De oorzaak daarvan zal m. 1. wel
hierin gelegen zijn, dat als een militaire hoefsmid om zijn onbekwaamheid
het leger verlaat en de burgermaatschappij ingaat (waar hij voor veel
zwaardere eischen komt te staan) zich als hoefsmid niet zal kunnen hand-
haven en de patroon en paardenhouders een slechten indruk krijgen van
een militairen hoefsmid. Nu is het militair beslag uniform, enkele uit-
zonderingen daargelaten, zooals een balkijzer, een strijk- of klapijzer,
maar in de burgerwereld heeft men meer uitzonderingen. Zeker is, dat een
burgerhoefsmid (in groote steden) veel meer practische ervaring opdoet
dan een militaire. Men staat verbaasd en heeft respect voor de practische
zin en vindingrijkheid, die men bij hen vindt, met hoegenaamd geen theore-
tische kennis. Vraagt men b.v. aan zoo iemand nu eens juist te zeggen wat
eigenlijk een steengal is, hij zal u wijzen op die roode plek en bij het beslag
alle maatregelen nemen, die ook theoretisch aan de eischen voldoen. Uit-
branden van steengallen zal toch wel niet meer voorkomen. Dat een mili-
taire hoefsmid eenigszins vreemd staat tegenover burgerbeslag, is te be-
grijpen; de arbeid der paarden is dan ook nogal verschillend. Als b.v. een
burgerhoefsmid die steeds in Den Haag werkzaam is geweest, in Rotterdam
of Nijmegen zijn arbeid moest gaan verrichten, zal hij zeker moeilijkheden
te overwinnen hebben. Zoo zal het een hoefsmid uit den Achterhoek, die
dravers of renpaarden te beslaan zou krijgen, nu niet zoo direct van de
BïBUOTHEEK DER
RI.IKSUNIVERS1TEIT
hand gaan. Schrijver dezes is het bekend, dat een expediteur in Den Haag
zijn hefijzers liet maken in Rotterdam (stoot en kalkoenen), die dan door
een ^sehen hoefsmid werden ondergelegd. Men kan alle respect hebben
Tor de practische kennis der burgerhoefsmeden, maar zeker met minde
quot;quot; de Litaire, die op hun terrein ook nog wel „iets ' presteeren, getuige
ook de mobilisatietijd.
, rrnbsp;J. N. Meeuwsen,
den Haag.
Oud-militair hoefsmid.
in en nu komt de groote vraag: hoe zullen ze hun vak blijven uitoe enen .
Tn mrntair hoefsSd wordt gecontroW en ^^^t ^^
dan wordt hij gecorrigeerd en wanneer hij door blijft gaan met zijn vak
WeraaHooien, dan'wordt zijn verbintenis niet meer verlengd en wordt
'yÄoefsmid begint als knecht ^l^^tro^ ^n . als knec^^
aeheel afhankelijk van den patroon onder wien hij werkt. Is deze zeit liet
Toe Ilag ge^^^^^^ dan kan hij veel leeren en aangemoedigd worden
Loote stad meer uiteenloopend materiaal te beslaan knjgt, hoe^^el dit
Sch tegenlordig wel beperken zal tot sleeperspaarden m ^e ^^
:fhSn voor grienten, en —ns, t^
het werk van een militair hoefsmid zoonbsp;s^ gangen zich
die ten allen tijde door het terreinnbsp;Lde en
moeten voortbewegen, W -ernbsp;hetwelk voor
met willekeur van de zijde van de eigenaars ^ ^^^^^
Tiriizenconcurrentie maar daarentegen weet dat zijn goed
Srjprererd en slecht werk onherroepelijk zijn positie m gevaar^brengt.
CURSUSSEN IN PAARDEN- EN RUNDVEEKENNIS EN
IN HOEFBESLAG.
Het verslag betreffende de takken van dienst ressorteerende onder de
Directie van den Landbouw en verschenen in Maart j.1., bevat o. m.
het volgende over cursussen in paarden- en rundveekennis en in hoefbeslag:
Cursussen in paarden- en rundveekennis 1928—1929.
Deze cursussen hebben in hoofdzaak ten doel om oud-leerlingen van
algemeene landbouwcursussen en landbouwers, die geen landbouwschool
of -cursus hebben bezocht, gelegenheid te geven tot vermeerdering van
hun kennis van paarden en vee.
Het zijn vooral de provinciale landbouwmaatschappij en, die zich, door
het Rijk gesteund, met het verstrekken van dit onderwijs hebben belast.
Het Rijkssubsidie bedraagt per cursus f 120 tot f 150; de dan nog ont-
brekende gelden worden gevonden door bijdragen van de provinciën, maat-
schappijen of vereenigingen, van welke de cursussen uitgaan, en door het
heffen van schoolgeld.
In den regel bestaat een cursus uit twaalf lessen van 2 uur, van welke
7 a 8 lessen bestemd zijn voor het theoretisch onderwijs en de overige voor
de practische toepassing. Het onderwijs wordt door een gediplomeerd
veearts of paardenarts gegeven.
Aantal
deelnemers.
Provinciën.
Aantal
cursussen in
paardenkennis.
Aantal
deelnemers.
Aantal
cursussen in
rundveekennis.
Groningen . . . |
5 |
79 |
10 |
146 |
Friesland .... |
6 |
90 |
6 |
97 |
Drenthe .... |
8 |
125 |
6 |
94 |
Overijssel .... |
3 |
39 |
5 |
78 |
Gelderland . . . |
4 |
56 |
9 |
196 |
Utrecht .... |
— |
— |
1 |
23 |
Noordholland . . |
— |
—■ |
1 |
20 |
Zuidholland . . . |
1 |
10 |
2 |
32 |
Zeeland .... |
1 |
18 |
1 |
12 |
Noordbrabant . . |
4 |
55 |
5 |
102 |
Limburg..... |
1 |
23 |
14 |
250 |
Nederland . . . |
33 |
495 |
60 |
1056 |
Cursussen in hoefbeslag 1928—1929.
Gelegenheid voor het ontvangen van een meer of minder breede vak-
opleiding bestaat voor de hoefsmeden in Nederland aan een particuliere
smederij te Groningen en aan door het Rijk of door provinciale besturen
gesubsidieerde cursussen voor hoefbeslag.
Deze gesubsidieerde cursussen zijn sedert 1885 gehouden door tusschen-
komst van landbouw-, stamboek- of andere vereenigingen. Behalve enkele,
die een belangrijk provinciaal subsidie ontvangen, worden alle door het
Rijk gesteund.
De leiding der cursussen is toevertrouwd aan gediplomeerde veeartsen,
aafw^l oof het theoretisch onderricht is opgedragen. Het ondernch m
plctTsch hoefbeslag wordt verstrekt door gediplomeerde hoefsmeden,
die voor het meerendeel hun opleiding ontvmgen aan den cursus voor op-
leiding van onderwijzers in practisch hoefbeslag te Utrecht.
Aaf het einde van den cursus kunnen de leerlingen deelnemen aan het
examen, dat van Rijkswege is ingesteld tot het verkrijgen van een Rijks-
^Srex:quot;^^^^^^^^nbsp;van een Rijksdiploma als hoefsniid W
te Utrecht afgenomen in de maanden Maart, Aprd en Mei en m het najaai
Van de 130 opgegeven candidaten voor het voorjaarsexamen waren
6 yerhinderd aan'he! examen deel te nemen; van de 124 candidaten, die
quot;rrofte;:^^^^^^^^^nbsp;^oor het n^aarsexamen namen 02
deel aan het examen; 34 der deelnemers slaagden.
Aantal cursussen in Aantal deelnemers.
Provinciën.nbsp;-nbsp;'
Groningen
Friesland .
Drenthe .
Overijssel .
Gelderland
Utrecht .
Noordholland
Zuidholland .
Zeeland . •
Noordbrabant
Limburg . •
Nederland
het wegdek en het landbouwbedrijf.*)
Langzaam maar zeker wordt het wegennet in ons land van een nieuw
modern wegdek voorzien, zulks ten behoeve van het zich gestadig uitbrei-
Tnde autoverkeer, dat jaarlijks in den vorm van wegenbelasting vele
Soenen naar de schatkist transporteert, en daarom aanspraak meent
Te mogen maken op, naar de eischen des tijds ingerichte wegen.
Wij ontzeggen aan dé autoriteiten in het algemeen deze rechten met, doch
de vraag lijlt ons gewettigd of het verkeer met paard en wagen op onze
landwegen zoo langzamerhand niet in het gedrang is geko^n?
Gaat het snelverkeer op den duur overwegend worden, of is dit (in de
butt van de groote steden) reeds een feit, dan behoeft daarmee geenszms
Ïpaard te ga'an een geringschatting of verwaarloozing van de belangen,
4 |
31 |
2 |
19 |
3 |
29 |
3 |
25 |
5 |
39 |
2 |
17 |
1 |
8 |
1 |
8 |
2 |
16 |
5 |
68 |
1 |
9 |
29 |
269 |
die ons landbouw- en veeteeltbedrijf als zoodanig, altijd bij geeigende wegen
heeft gehad en in de toekomst steeds zal hebben. Wat goede verharde wegen
voor landbouw en veeteelt beteekenen kunnen alleen zij beseffen, die prac-
tisch ten nauwste met deze bedrijven in betrekking staan. In tal van streken
van ons land is wegenaanleg of verharding van landwegen van onmisken-
baren invloed geweest op de ontwikkeling van het boerenbedrijf in ruimsten
zin, en te duidelijker wordt deze invloed merkbaar indien men slechts het
oog richt naar plaatsen, waar men de verruiming van verkeersmogelijk-
heden naliet, en zich zoo waarlijk thans nog moet behelpen met voetpad
of muilen zandweg.
Niemand minder dan Napoleon heeft het wegenvraagstuk naar juiste
inzichten beoordeeld en terecht begrepen. Zijn opzet van de groote verkeers-
aders (straatwegen) dOor ons land, voldoet zelfs thans nog eenigermate aan
den klemmenden eisch van het huidige snelverkeer,
* *
*
Wat nu onze verharde landwegen betreft, kan men zeggen, dat het land-
bouw- en veeteeltbedrijf daarop, als het ware, volkomen was ingesteld.
Gelijk het landbouwtuigpaard twee kwahteiten in zich vereenigt, die van
kracht op den akker naast die van snelheid op den weg, waren de vervoer-
middelen uit het bedrijf zoowel te gebruiken op het land als op den weg.
Dit gold voor paard en wagen in 't algemeen, doch meer in 't bijzonder voor
het hoefbeslag van het paard, het aanspannen van het paard, en de inrich-
ting van de boerenwagens. Hoe verschillend onderling ook weer naar streek
of provincie, men kon met het aangespannen paard op het land zoo goed als
op alle wegen terecht, omdat deze voertuigen voorheen zoo niet het hoofd-
verkeer, dan toch het hoofdbedrijfsverkeer uitmaakten.
Dit nu is in de latere jaren wel eenigszins anders geworden. De ontwik-
keling van het boerenbedrijf, hoe voortreffelijk overigens, heeft de snelle
vooruitgang der techniek niet kunnen bijhouden. Nu liggen daar de land-
wegen met hun hard en effen pantser, allereerst voor het autoverkeer. Daar
plukt het bedrijf zeer zeker ook wel de vruchten van, doch daarnaast houdt
zich het bedrijfsvervoer in engeren zin (paard en wagen) nog staande, en
deze toestand schept moeilijkheden, die we hier juist onder oogen willen
zien.
* *
*
Daar is in de eerste plaats het in zwang zijnde hoefbeslag. Het paard
staat op ijzers voldoende vast, op begroeiden bodem of op verharde land-
wegen en straatwegen. Het moderne wegdek biedt echter minder zekerheid
om den beslagen hoef voor uitglijden te behoeden. Dat is zeker een nadeel
voor den landbouwer, die aan den grooten weg woont, en dezen weg met
paard en wagen moet berijden. Men kan het paard toch niet voortdurend
op scherp laten loopen. Trouwens dat zou het wegdek te veel beschadigen.
De Bond van Smedenpatroons in Nederland had dan ook reeds een prijs-
vraag uitgeschreven, teneinde een plan voor een practisch hoefbeslag aan
de hand te doen, dat eveneens volkomen veiligheid waarborgt met betrek-
king tot het nieuwe wegdek. Men heeft de oplossing trachten te vinden in
de ricliting van gummizolen met behoud van liet ijzer. Oude autobanden
zouden hiervoor het goede en goedkoope grondmateriaal kunnen verschaffen.
Aanbevolen werd tevens het gebruik van kurkinlegsels. Hier zou het kurk-
materiaal dus het rubber vervangen, omdat het eerste nog beter aan het
doel beantwoordt, vooral bij regenachtig weer. Het is ons niet bekend of
de in deze richting genomen proeven practische resultaten hebben opge-
leverd. Wel meenen we te weten, dat geen van de bij bovengenoemde prijs-
vraag, ingekomen antwoorden voor bekroning in aanmerking zijn gekomen.
Toch is het natuurlijk van groot belang, indien men de diensten van het
paard ook op het nieuwe wegdek ten volle zal weten te handhaven.
* *
*
Wat het aanspannen van het paard betreft en de verschillende typen van
boerenwagens in Holland in gebruik, zijn wij zoo vrij in dit verband te
wijzen op de belangrijke dissertatie van dr. Th. C. Oudemans over den
Hollandschen boerenwagen, welke verhandeling ook reeds in „De Boerderijquot;
van een paar jaar terug werd besproken. Daarin wordt er reeds op gewezen,
dat niet elk type van wagen zich gelijkelijk eigent om op den harden weg
te worden gebruikt.
Doch men mag wel zeggen dat alle boerenwagens thans minder geschikt
zijn om op het moderne wegdek te worden gebruikt. In landbouwerskringen
hoort men daarover telkens klachten. Op zichzelf is het rijden met een be-
laden boerenwagen tusschen al die snel voorbijrijdende en tegemoet komende
auto's al geen gemakkelijk werk.
De aanspanning voor lossen dissel vraagt daarbij tegenwoordig veel te
veel aandacht en oplettendheid van den bestuurder. Bovendien missen de
meeste boerenwagens tegenwoordig nog elk remwerktuig en deze omstan-
digheid levert beshst gevaar op voor eiken weggebruiker, zooals b.v. in het
geval, dat een afgeladen boerenwagen met kunstmest op het gladde moderne
wegdek plotseling halt moet maken. En zoo zijn er nog veel meer voorbeelden
te noemen, doch we zullen het hierbij laten.
* *
=1:
Aan den eenen kant is het dringend noodzakelijk, dat men aandacht
aan deze aangelegenheden gaat schenken en wel door de landbouwers zelve.
Voor vraagpunten in landbouwvereenigingen is deze kwestie een practische
studie m.i. overwaard. Men moet hier trachten een oplossing te vinden,
alvorens de overheid zich tot het nemen van wettelijke voorzorgsmaat-
regelen genoodzaakt ziet. Immers dan zou het bedrijf en zijn levensvoor-
waarden nog meer in de verdrukking kunnen komen. Het autoverkeer
heeft nu reeds de overhand. Laat het bedrijfsverkeer in engeren zin echter
zelf voor zijn rechten waken.
De mooiste oplossing zou wel zijn: ruime breede wegen met midden in
een modern wegdek voor snelverkeer, aan weerszijden fietspaden en daar-
buiten een dubbel macadamdek voor het verkeer met paard en wagen.
Daar heeft men echter voor honderd jaar ook niet te veel naar geluisterd,
anders zouden we thans niet in het genot zijn van onze breede lommerrijke
straatwegen.
Hooggeachte Redactie,
Als men het titelblad van Uw gewaardeerd Maandblad „De Hoefsmidquot;
beschouwt, staat er te lezen: 35e Jaargang, Officieel orgaan van de Ver-
eeniging van Onderwijzers in practisch hoefbeslag in Nederland. Prachtig!
Dan onderaan heel bescheiden een paar regels waar boven staat:,,Inhoudquot;
dat is minder prachtig, om de eenvoudige reden dat men zoo weinig van
den vakman te lezen krijgt. Naar aanleiding van die tekortkoming zou ik
het volgende willen vragen:
le. Waar blijven de onderwijzers in hoefbeslag ? (Aantal ongeveer vijftig);
2e. Waar blijven de onderwijzers aan verschillende leerscholen ? (Utrecht,
Amersfoort, enz.).
3e. Waar blijven de Rijksgediplomeerde hoefsmeden ? (Aantal mij on-
bekend).
4e. Waar blijven ten slotte de militaire hoefsmeden? (Flink aantal).
Zouden bovengenoemde heeren nu niets te vertellen hebben, van hetgeen
zij in de practijk ondervinden en meemaken; het is niet aan te nemen.
Schrijver dezes verwacht niet, dat binnen afzienbaren tijd „de Hoefsmidquot;
van Maandblad tot Weekblad gepromoveerd zal worden, maar wel gelooft
hij aan de mogelijkheid dat de geachte Redactie verschillende artikelen
ter zijde zal moeten leggen, met de verzuchting: ,,Geen plaatsruimte.quot;
Dat het zoo in de toekomst moge worden.
Een Onderwijzer-hoefsmid,
niet meer practisch werkzaam.
Ontegenzeggelijk zou het vakblad veel in waarde stijgen en een nog
ruimeren kring van lezers trekken wanneer de practici zich meer beijverden
om bijdragen in te zenden en de aandacht op bijzondere gevallen te vestigen,
alsmede vakbelangen te bespreken. Men spreekt wel eens gekscherend van
een ,,praatsmidquot; en er zijn er vele die zoo goed van den tongriem zijn ge-
sneden dat menig advocaat er jaloersch op zou zijn, doch een ,,schrijf-
smid'' is meer een witte raaf. Ook wij hopen dat bovengeplaatste oproep
de pennen meer iu beweging zal brengen en de redactie is zeer gaarne be-
reid om eventueele moeilijkheden in deze te helpen oplossen; men schrome
dus niet zijn gedachten op papier te zetten en de redactie zal, zoo noodig,
een en ander gaarne corrigeeren.
Hooggeachte Redactie,
Naar aanleiding van het artikel ,,Hoefsmid in naam, doch niet met
de daadquot;, van den heer Tangelder, in de Maart aflevering j.L, zij het mij
vergund het volgende op te merken.
Niet twijfelende aan de waarheidszin van den geachten schrijver
lijkt het mij wel onwaarschijnlijk toe, dat bedoelde hit z.g.n. bokhoeven
had; die abnormale stand geneest men toch zeker niet na éénmaal beslaan.
Wat het beoordeelen aangaat voor het beslag, zal iedere ervaren hoef-
smid, wanneer hij een vreemd paard onder handen krijgt, wel met een
oogopslag zien,wat voor vleesch hij in de kuip heeft. Het is toch niet doenlijk
in een druk beklante smederij van ieder paard stand en gang op te nemen,
zeker niet van die paarden, welke men geregeld in beslag krijgt.
dtn Haag.nbsp;J- N. Meeuwsen,
Oud-militair hoefsmid.
Paarden, welke men geregeld in beslag krijgt, kent men, wat stand en gang
betreft, in den regel voldoende om niet bij elk hernieuwd beslag veel tijd
hieraan te behoeven te besteden. Van vreemde paarden moet men, echter
van een goeden hoefsmid kunnen verwachten, dat hij wel degelijk
vóór het beslag, stand en gang opneemt en drukke werkzaamheden zijn
hiervoor geen excuus , daar dit toch geheel tot de werkzaamheden van het
beslag behoort. Bovendien is het toch voor eiken hoefsmid aangeraden om
elk paard, dat op beslag komt, eenige passen te doen draven, daar hij dan
geen kreupel paard zal beslaan voor hij den eigenaar met de kreupelheid
in kennis heeft gesteld en deze kreupelheid hem later niet verweten zal
kunnen worden.nbsp;Red.
—nbsp;Examen Rijksdiploma Hoefsmid- lo de maanden Maart en April
hebben aan dit examen deelgenomen 96 candidaten. Hiervan zijn geslaagd:
H. Verheul te Loenen — C. P. W. HermeUng te Arnhem — L. van Sloten
te Nunspeet — J. C. van Dijk te Vleuten — M. H. Krutzen te Heer (L.) —
Abr. Jongerias te Gouda — J. Havelaar te Mookhoek — F. H. H. Lemmer-
liin te Margraten — H. C. Schenk te Maastricht — J. W. H. Timmers te
Schimmert — G. Niessen te Zuilen — F. J. Bakkers te Luikgestel — C. J.
van de Put te Bergeijk — W. R. van Erp te Geffen ~ G. C. Oheslagers te
Haaren — G. J. Smits te Dinxperlo — G. H. Broekhuis te Holten — W.
Meruma te Garrelsweer — T. Ferwerda te Sexbierum — J. Bos te Hol-
wierde — C. Ganzeveld te Garrelsweer — K. Telkamp te Woldendorp —
G. F. Derks te Wijchen — G. Meyers te Zeeland' (N. Br.). — W. C. van
Tienen te Oploo — J. H. Zeegers te Venray — C. van de Kamp te Berkel —
E. van Kasteren te Schijndel — P. van Dijk te Moergestel — M. van Grunds-
ven te Lithooyen — J. H. Dennissen te Muldin — R. M. de Gier te Wijchen
— B. Pais Rzn. te Nieuw A'dam — A. H. Hendriks te Erp — G. W. Kemp-
kens te Berchem — J. Driessen te Nederasselt — M. G. KerkhofE te Groes-
beek — A. Meyers te Zeeland (N. Br.). — J. L. Kerkhof te St. Anthonius —
L. Doornbos te Steenwijk — H. Smit te Beilen — J. Kloeze te Beilen —
J. Kwint te Hoogersmilde — A. H. Jansen te Ruin — P. J. Cruson te
Nieuwvliet — C. Pieters te Philippine — J. J. Jongen te Heerlen en H. C.
Kraayveld te Almkerk.
In de maand Mei wordt het examen voortgezet met 36 candidaten.
—nbsp;Militaire Hoefsmidschool te Amersfoort. Met ingang van 1 Maart 1.1.
is bevorderd tot adjudant-onderofHcier Hoefsmid-Instructeur bij de Hoef-
smidscliool, de opperwaclitmeester-lioefsmid hulpinstnicteiir J. Tetenburg
en met ingang van 12 Maart l.I. is bevorderd tot opperwachtmeester
hoefsmid hulpinstructeur aan de Hoefsmidschool, de wachtmeester-hoef-
smid bij het Remonte Dépôt H. Huysman.
Geslaagd voor het examen van hoefsmid zijn de navolgende dienst-
plichtigen der Artillerie: K. Wybenga — Martini — L. Boxel — L. Schut —
H. J. Koopman — J. Ganzekoele — J. H. Brethouwer — J. D. J. Stevens —
G. Dekker — G. v. d. Heide — P. Rabbe — W. Hasselt — A. Griffioen en
K. Hielkema.
ilf® H. Y. M. Clark's Sainfoin, Kampioen ArabiscJie hengsten op de show
te Londen 1930.
Aangenomen als vrijwilliger geëxamineerd hoefsmid: de Jong en Martini.
Op 1 Mei a.s. komen in opleiding voor hoefsmid 17 dienstplichtigen der
Artillerie benevens verschillende voor reserve hoefsmid.
— Cursus in liocïbcslag tc Emmcn. Aan de Ambachtsschool is op 12
April een nieuwe cursus aangevangen.
— Voor den nieuwen cursus tc Appingedam sluit de aangifte op 27
dezer bij den heer M. Ritsema aldaar.
— Teiitooiistcllhig te Luik. Voorwijzingen en voordrachten in de
„Modelsmisquot;. Voorgestelde datum:
29 Mei, om 10 uur. Smeden en gereedmaken van ijzer met stampgaten
en met ritsgroeven.
8 Juni, om 10 uur: Voordracht: De stellingen. Gewoon beslag voor zwaar
trekpaard.
15 Juni, ora 10 uur: Voordracht: Het beslag volgens Alasonière. Toe-
passing.
20 Juli, om 10 mir: Voordracht: Vorm van den voet in betrekking met de
stelling van het been. Beslag van een licht trekpaard.
Prijskampen: 3 Aug., om .91/2 u., jirovincie Luik: 10 Aug., om 91/3 u.,
provincie Limburg; 17 Aug., om u., provincie Namen; 24 Aug., om
91^/2 u., provincie Antwerpen; 31 Aug., om 9^2 n., provincie Brabant;
7 Sept., om 9V2 provincie Oost-Vlaanderen; 14 Sept., om 91/2 n., pro-
vincie Henegouwen; 21 Sept., om 91/2 u., provincie West-Vlaanderen;
28 Sept., om 9^/2 u., provincie Luxembourg.
Maandag 29 September. — Prijskamp: Groote Prijs van het beslag voor
België.
(Uit de „Belgische Hoejsrnidquot;).
DE LOONLIJSTEN VOOR DE ONGEVALLENVERZEKERING
EN DE BEDRIJESTELLING.
Vanwege het Centraal Bureau voor de Statistiek werd ons opname ver-
zocht van het volgende:
In December hebben, evenals in vorige jaren, alle hoofden van onder-
nemingen, welke volgens de Ongevallenwet 1921 verzekeringsplichtig
zijn, de loonlijsten voor 1930 ontvangen.
Deze lijsten wijken in zooverre van de gebruikelijke af, dat enkele vragen
eenigszins gewijzigd zijn en dat aan de loonlijsten over het tweede halfjaar
een uitslaand vel gehecht is, waaro]) een aantal nieuwe vragen voorkomen,
uitsluitend op den toestand op 31 December 1930 betrekking hebbende.
Verder zijn deze loonlijsten op gekleurd papier gedrukt.
De reden van deze bijzonderheid is door den Minister van Arbeid, Handel
en Nijverheid in een, de loonlijsten begeleidend schrijven uiteengezet.
Er zal n.l., indien het wetsontwerp, dat do Regeering voornemens is binnen-
kort in te dienen, tot wet verheven wordt, op 31 December 1930 een be-
drijfstelling plaats hebben. In andere landen moeten de ondernemers voor
de bedrijfstelling speciale vragenlijsten invullen, doch in Nederland zal,
voor zoover het verzekeringsphchtige ondernemingen betreft, ook naar
aanleiding van de te dien opzichte door de ondernemersorganisaties geuite
wenschen, gebruik gemaakt worden van de loonlijsten voor de Ongevallen-
verzekering. Daardoor wordt het afzonderlijk vragen van gegevens voor-
komen. Deze methode, welke o.a. arbeidsbesparing voor de bedrijfshoofden
ten doel heeft, kan echter alleen dan met succes worden toegepast, mdien
de loonlijsten juist en volledig ingevuld worden. De Raden van Arbeid
zijii aangewezen om het noodige toezicht op de invulling der loonlijsten
te houden en alle gewenschte inlichtingen te verstrekken. Onjuiste, onvol-
ledige of slordige invulling zal tengevolge hebben, dat schriftelijk of monde-
ling nadere inUchtingen moeten worden verstrekt, een werk, dat tijd en
geld kost. Daarom loordt een ernstig beroep gedaan op de welwillende mede-
werking van alle bedrijfshoofden om de speciale loonlijsten met de grootste
nauwgezetheid juist en volledig in te vullen.
Het doel van de bedrijfstelhng is een behoorlijk inzicht te verkrijgen in
den omvang en de samenstelling van het geheele Nederlandsche bedrijfs-
leven. De bestaande gegevens zijn alle beperkt tot bepaalde bedrijfsgroepen
of tot ondernemingen van een zekeren omvang. Doordat die gegevens
ook met verschillend doel en op verschillenden grondslag verzameld zijn,
kan er niet een geheel van gemaakt worden. Bovendien zijn er een aantal
punten, waaromtrent niets of zoo goed als niets bekend is. Onbekend zijn,
om eenige voorbeelden te noemen, het aantal en het vermogen der kracht-
werktuigen in de nijverheid, het aantal en de soort der zaken zonder per-
soneel, het aantal en de soort der winkels, het aantal en de soort der binnen-
schepen. Omtrent deze en nog zoovele andere punten zal de bedrijfstelhng
het materiaal moeten verschaffen, dat noodig is voor allen, aan wie de zorg
voor het bedrijfsleven is opgedragen of die zich met de bestudeering ervan
bezig houden. Daarom zij ieder bedrijfshoofd doordrongen niet alleen van
zijn wettelijke, maar ook van zijn moreele plicht om door het verstrekken
van juiste en volledige gegevens de totstandkoming van een goede, betrouw-
bare bedrijfsstatistiek te bevorderen.
A.S. Draverijen.
21 Apr. |
Duindigt |
l.b. |
0 Aug. Castricum |
k.b. |
21 Apr. |
Wolvega |
k.b. |
9 Aug. Noordliorn |
k.b. |
21 Apr. |
Hareiiderniolen |
k.b. |
10 Aug. Duindigt |
l.b. |
27 Apr. |
Duindigt |
l.b. |
10 Aug. Groningen |
l.b. |
4 Mei |
Duindigt |
l.b. |
17 Aug. Duindigt |
l.b. |
11 Mei |
Duindigt |
l.b. |
17 Aug. Eenrum |
k.b. |
11 Mei |
Uithuizen |
k.b. |
24 Aug. Duindigt |
l.b. |
18 Mei |
Groningen |
l.b. |
24 Aug. Den Hoorn |
k.b. |
25 Mei |
Hilversum |
l.b. |
28 Aug. Enkhuizen |
k.b. |
29 Mei |
Duindigt |
l.b. |
29 Aug. Leeuwarden |
l.b. |
29 Mei |
Alkmaar |
l.b. |
31 Aug. Alkmaar |
l.b. |
1 Juni |
Duindigt |
l.b. |
31 Aug. Scheemda |
l.b. |
1 Juni |
Scheemda |
l.b. |
3 Sept. Zaandam |
k.b. |
9 Juni |
Duindigt |
l.b. |
4 Sept. Beverwijk |
k.b. |
9 Juni |
Veendain |
l.b. |
7 Sept. Duindigt |
l.b. |
12 Juni |
Heerenveen |
l.b. |
7 Sept. Groningen |
l.b. |
15 Juni |
Groningen |
l.b. |
14 Sept. Duindist |
l.b. |
22 Juni |
Rotterdam |
l.b. |
14 Sept. Sappemeer |
l.b. |
22 Juni |
Winschoten |
l.b. |
19 Sept. Wolvega |
k.b. |
22 Juni |
Winsum |
k.b. |
21 Sept. Duindigt |
l.b. |
29 Juni |
Hilversum |
l.b. |
28 Sept. Duindigt |
l.b. |
G Juli |
Duindigt |
l.b. |
28 Sept. Hilversum |
l.b. |
6 Juli |
Groningen |
l.b. |
5 Oct. Rotterdam |
l.b. |
6 Juli |
Usquert |
k.b. |
5 Oct. Duindigt |
l.b. |
co co co h-i h-i l-i h-i
oquot; amp; g- amp; S
2 I 3 'S.' S ^^
. Oquot; CT- er Oquot; Oquot; Cquot;
Ü3 tO h-inbsp;CO CO f-t
OC»OCOCOC2C3COCOC;1
^ O O O C C
OOOOOOOOCÏCt
lt; lt; r*quot; r^ r^
öööüegt;öüec
c g.S.Ë.S.^g.S.g.g
cK'OQ 01? aq crq g c^'oq t^^'cfq
cr-cr;
Arend, Friesche hengst, op de laatst gehouden premiekeuring te Leeuwarden lekroond met f 100,
Fokker-eigenaar J. W. Hoogterp te Deersum.
BIBLIOTHEEK DER
^RIJKSUNIVERSITEIT
ADVERTENTIËN
1-10 regels (breedte 58/4 cM.)f2.—,
iedere regel meer f 0.20. - Tarieven voor
contracten op aanvrage verkrijgbaar
's-Gravenhage
Cursus hl hoefbeslag te Rotterdam — Bevestiging van hoeven bij het onderwijs aan cursussen
_ Ingezonden stukken — Hoefbeslag op de tentoonstelling te Assen — Intern, tentoonstelling
te Luik — Litteratuur-overzicht — Advertentiën
cursus in hoefbeslag te rotterdam.
% ft
gt; w #
Van 1. n. r.: S. van Angeren te Utrecht, lid der Comm. v. Toezicht; B. Crézee,
dierenarts te Rotterdam, leider en lecraar in de theorie; Batavia; J. D. Mörling;
A. Schildkamp; J. v. d. Wulp; J. Peterhoff; P. Kleyn; G. Snoey; R. de Beun;
Aug. Vogels; H. v. d. Linden en geheel rechts H. Huysman, vroeger te Miliigen,
thans te Amensfoort, die de practische lessen geeft.
Zaterdag 19 April had de laatste les plaats van het eerste gedeelte van
den cursus, waaraan 12 personen hebben deelgenomen (1 was bij deze laatste
les afwezig). Dit is thans de tweede cursus die in Rotterdam loopende is.
De cursus gaat uit van de Afdeeling Rotterdam, Schiedam en Omstr.
v.d. Holl. Maatschappij van Landbouw. De eerste werd geheel op kosten
van die Afdeeling gehouden in een particuliere smederij. De totaal-kosten
waren groot, maar het resultaat is hoogst bevredigend geworden. Van do
11 der 12 leerhngen, die het onderwijs hadden gevolgd en aan het betreffende
examen deelnamen, verwierven 10 het Rijksdiploma. Voorwaar een mooi
succes!
Voor dezen tweeden cursus is Rijkssubsidie aangevraagd en verkregen,
terwijl de theoretische en practische lessen thans worden gegeven in de
Ambachtsschool aan de Tamboerstraat. Een ideale gelegenheid: veel
ruimte en alle benoodigde hulpmiddelen aanwezig. Voor eiken namiddag
dat les gegeven wordt, moet f 5 vergoeding aan de Ambachtsschool worden
vergoed.
De cursus staat onder leiding van den heer B. Crezee, dierenarts te Rotter-
dam, die de theoretische lessen geeft, terwijl de onderwijzer-hoefsmid
N. Huysman te Miliigen (intusschen benoemd tot opperwachtmeester-hoef-
smid-hulpinstructeur aan de Militaire Hoefsmidschool) de practische af-
deehng verzorgt en dan weet men dat het onderwijs in goede deskundige
handen is.
De totaal 13 lessen worden niet opvolgend eiken Zaterdagmiddag gegeven,
doch om de 14 dagen. De duur van den cursus wordt hierdoor wel lang,
doch men vindt het prettiger, dat leeraren en leerlingen niet eiken Zaterdag
gebonden zijn en men acht het voor het onderwijs niet slechter. De indeeling
van den middag is: van 1—4^/4 uur practijk, daarna tot 6 uur theorie.
De leerlingen betalen f 25.— lesgeld per cursus.
Ten behoeve van de lessen kunnen er steeds voldoende paarden verkregen
worden. Vooral de handelaren stellen ze gaarne ter beschikking, want het
beslag wordt geheel gratis aangebracht.
Bij ons bezoek troffen we tevens aanwezig den heer S. van Angeren uit
Utrecht, die als lid der Commissie van Toezicht op de gesubsidieerde cur-
sussen deze laatste les bijwoonde. Bij den aanvang van het 2e gedeelte
vindt een z.g.n. overgangs-examen plaats. En hoewel „de leidingquot; over het
werk der cursisten in het algemeen tevreden is, ontveinst men zich niet
dat er in het tweede gedeelte in het a.s. winterseizoen hard doorgewerkt
moet worden.nbsp;B.
BEVESTIGING VAN HOEVEN BIJ HET ONDERWIJS
AAN CURSUSSEN.
Bij den cursus in hoefbeslag te Rotterdam, welke aldaar in een der Am-
bachtsscholen wordt gehouden, zijn beugels in gebruik om de hoeven op
den werktafel te bevestigen, welke practisch goed voldoen. Een bezwaar
van deze beugels is echter, dat ze niet kunnen worden gebruikt om de hoeven
dicht te maken en daarvoor moeten de hoeven in een klemschroef worden
vastgezet. Door een kleine wjjziging aan den beugel aan te brengen, kan
i'r ^ |
1 |
^ ...... |
hr- | ||
'ld' |
/ 1 ' |
men echter dit bezwaar ondervangen en verlirijgu men een wijze van be-
vestiging voor doode hoeven aan een werktafel, welke werkelijk in alle
opzichten bevredigt. De voordeden zijn:
le. alle werkzaamheden aan den hoef kunnen in dezen beugel geschieden
2e. de behandeling is uiterst eenvoudig.
3e. de hoef zit onwi-ikbaar vast in elke positie en welke afmetingen de
hoef ook heeft.
1
4o. daar de inrichting door olken smid zelf gemaakt kan worden, is ze
zeer goedkoop.
Bijgaande teekening behoeft geen verdere verklaring.
Aan practische onderwijzers, die een nieuwen'cnrsus]|in hoefbeslag''lie-
ginnen of wel zij die het wenschelijk vinden hunne beugels voor hoeven
■a
O
te verbeteren, wordt aanbevolen dit door de H. school verbeterde R,'dam-
sche model volgens bijgaande teekening aan te maken en in toepassing
te brengen.nbsp;G. H.
Hooggeachte Redactie.
Naar aanleiding van het artikel „Burger en Militaire Hoefsmedenquot; in
..De Hoefsmidquot; van 15 April j.1. wensch ik eenige opmerkingen te maken.
Hetgeen de heer Meeuwsen betoogt over het feit dat vakbekwaamheden
van Mihtaire hoefsmeden door burgerhoefsmeden in twijfel worden
getrokken, laat ik door genoemden heer voor gezegd, doch wel weet ik dat
ik gedurende een tijdperk van vier jaren dat ik in Den Haag werkte, nooit
een opmerking in die richting hoorde. Ik wil den heer Meeuwsen vragen, zijn
er onder de mihtaire hoefsmeden geen die de fout in omgekeerde richting
begaan? Ik denk dat die er ook zijn. Er zijn nu eenmaal menschen die zich-
zelf gaarne verheffen, ten koste van een ander, maar dat zijn geen menschen
met een hoogstaand karakter. Daarbij komt nog, als er door een militair
hoefsmid een fout begaan is, die naar buiten treedt, dit te meer in het oog
loopt, doordat militairen onder deskundig toezicht werken. Mijnheer M.,
ik verklaar, dat mocht eens een burgerhoefsmid een militaire collega
onaangenaam bejegenen, dat dit geen daad kan zijn van een weldenkend
mensch. Iedere verstandige smid tveet toch dat door het militaire beslag
het burgerhoefbeslag ook verbeterd is. Dit neemt echter niet weg, dat aan
het militaire ook fouten kleven.
Een ervan welke in het oog loopt is wel de volgende. De ijzers worden
aan de takuiteinden te rond bij gesmeed. Als nu een militair hoefsmid in de
burgerpractijk komt is dit een euvel waarover ze allemaal struikelen.
Wanneer een paard veel op drassigen bodem moet loopen, zullen de ijzers
spoedig verloren gaan. Wanneer paarden in het span b.v. aan het ploegen
zijn, kunnen ze van elkaar gemakkelijk de ijzers aftrappen en zoo zou ik
door kunnen gaan, doch genoeg. Nu zult gij zeggen ja, maar dat is ons voor-
schrift (ik weet het niet) of wij moeten de ijzers ruim leggen (wat wij ook
wel doen). Als het eerste werkelijk voorschrift is, dan zeg ik, dient het voor-
schrift gewijzigd te worden. Wij burger hoefsmeden durven tegenwoordig
ook tamelijk ruim te passen en flink garnituur te geven, doch door het
rechter optrekken der takken, kunnen wij dit euvel voorkomen. Naar mijn
meening zal (indien het een voorschrift is) deze wijziging het mihtaire
beslag ten goede komen.
En mijnheer M., wij spreken af (en ieder die het leest) dat wij het goede
in plkaar waardeeren en het slechte op loyale wijze elkaar onder de oogen
brengen.
Wassenaar.nbsp;P. van de Boer.
Bovenstaand schrijven is een mooi voorbeeld van waardeering en col-
-ocr page 66-legialiteitsgevoel van een burgerhoefsmid tegenover izijn militaire vak-
genooten.
Da schrijver zegt dat er aan het militaire hoefbeslag ook fouten kleven
en noemt als zoodanig en wel in het oogloopend, dat de ijzers aan de tak-
uiteinden te rond worden bijgesmeed. Nu deugt elke aanwijzing waar het
woordje te voorstaat niet, daar dit een overdreven graad aanduidt.
De bedoeling van den schrijver zal echter wel zijn dat volgens zijn ge-
voelen het ronde bij smeden van de takken verkeerd is. Het „Voorschrift
Hoefbeslagquot; (aanschrijving D. v. O. dd. 10 Sept. 1918, 2e Afd. No. 26)
zegt in II Zomerbeslag art. 1. „Het ijzer moet als een kunstmatigen draag-
rand worden beschouwd. Het behoort dan ook nauwkeurig naar het beloop
van dezen te worden gesmeed, doch 2 a 5 m.M. langer te zijn. De uiteinden
er ijzers moeten in den regel rond zijn; waar zulks noodig blijkt, worden zij
an den binnenkant eenigszins schuin weggenomen, daar de takken den
traal niet mogen aanraken.quot;
Waar schrijver op dit artikel doelt, zoo staat hier „de uiteinden der
ijzers moeten in den regel rond zijnquot;; dit „in den regelquot; laat dus elke af-
wijking in bepaalde gevallen toe, wanneer de afronding minder gewenscht
zou zijn. Het is zeer moeilijk om de uitvoering van het hoefbeslag te regle-
menteeren daar elke hoef verschillend is en stand en gang bovendien allerlei
wijzigingen mee kunnen brengen. Iets anders is echter om een basis aan te
geven en als zoodanig moet het Voorschrift Hoefbeslag dan ook worden
beschouwd en voldoet het volgens mij geheel en al. Mijn opinie in deze is
dan ook dat als regel de takuiteinden beter rond zijn en dat dit een veel
beter afgewerkt ijzer te zien geeft, terwijl er geen enkel nadeel tegenover
staat.
Art. 2 zegt; „De wijdte van het ijzer moet in den toon en in het zijgedeclte
volkomen mot den hoef overeenkomen, en voor de uitzetting van den hoef
naar achteren toe iets wijder zijn.quot;
In dit artikel staat „iets wijderquot; hetgeen toch zeker niet duidt op een
aanmoediging om de takken te wijd uit te smeden. Er is natuurlijk een groot
verschil in de werking van het hoefmechanisme bij verschillende hoeven
en als zoodanig zullen plathoeven wel de meeste uitzetting aanwijzen.
Men zal den ook plathoeven zooals die in meerdere of mindere mate aan
onze inlandsche paarden eigen zijn, als regel meer garnituur moeten geven,
wil men niet dat zij zeer spoedig over de ijzers staan en wil men niet dat het
beslag aanleiding zal geven tot het ontstaan van klemhoeven (klemhoef bij
wijden hoef of wel een hoef met ondergeschoven verzenen). Nu is het ge-
vaar voor aftrappen en verloren gaan van de ijzers in drassig terrein, voor
militaire paarden zeker niet minder groot dan voor burgerpaarden en de
militaire hoefsmeden zullen (uit direct eigenbelang) deze gevallen liefst tot
een minimum trachten te beperken daar het meer werk en onkosten mee-
brengt. Het is mij daarom niet duidelijk dat de militaire hoefsmeden
hierop, bij overgang in de burgermaatschappij, allemaal zullen struikelen
zooals de schrijver dit profeteert en het Voorschrift Hoefbeslag zal in deze
toch zeker niet als de schuldige ondergrond mogen worden aangezien.
Het zal mij zeer aangenaam zijn van den heer Van de Boer te mogen
-ocr page 67-vernemen welke overige fouten volgens zijne opinie aan het militaire hoef-
beslag kleven; een gedachtenwisseling over de uitvoering van het hoefbeslag
zoowel militair- als burgerbeslag, zal zeker vele lezers interesseeren en naar
wij mogen hopen, ook meerdere pennen in den inktpot doen doopen om van
hunne ervaring in deze te doen blijken.
„RIJKSGEDTPLOMEERD''
is de titel, in ons blad van 15 Maart 1.1. door den heer J. A. Tangelder ge-
geven aan een hoefsmid, die een hit had beslagen op door den heer T.
geheel onverantwoordelijk geoordeelde manier.
Gezien de wijze waarop het dier vóór en na het beslag, door den heer T.
uitgevoerd, moet hebben gegaan, heeft de heer T. m.i. volkomen gelijk
met het gedrag van zijn collega te laken en zelfs is er wellicht ook nog iets
te zeggen voor de harde noten, welke die collega te kraken krijgt.
Het succes, door den heer T. geboekt, is een gelukwensch zeker waard,
en m.i. niet alleen met den zoo zichtbaar verbeterden gang van het beslagen
dier, doch, meen ik, ook wel een beetje met het hier blijkbaar ongestraft
gebleven feit, dat het plotsehng verlagen van ,c.q. verhoogen, in één woord
veranderen van den voet, resp. den stand, resp. den gang van een paard,
niet in die verandering doch wel zeker in dat 'plotseling toch feitelijk wel wat
gewaagd moge heeten, en zulks te meer, als het gaat bij twee centimeter
tegelijk.
Gaarne zou ik dus zien, dat de heer T. aanstonds bereid zal zijn te vinden,
om me mijn opmerking ten goede te willen houden, als ik zijn collega in
overweging geef, in de eerste plaats de terechtwijzing, hem gegeven, niet
anders te willen opnemen dan zooals ze zeker zal zijn bedoeld, n.1. als een
raad, gegeven door den vriend, die u uwe feilen toont, en welke op u moge
hebben een groot vermogen, doch daarbij in de tweede plaats, te willen
bedenken, dat ,,langzaam aanquot; en „geleidelijkquot; bij ingrijpen in een be-
staanden toestand wellicht minder risico brengen dan wat ik in ons geval
zou durven vergelijken met .... een ruk aan de lijn.
Misschien herinnert zich de heer T. nog de aanmerking, welke ik destijds
meende te mogen maken op de wijze waarop te Rotterdam zoo'n kwistig
gebruik werd gemaakt van de vijl, waarmede behalve het te veel aan de
nieten, nu tevens zoo goed als alle glazuur van den wand verwijderd pleegt
te worden.
In dit verband meen ik thans te moeten wijzen op het misbruik, dat nog
steeds wordt gehuldigd en uit welken hoofde ik den heer T. aanraad voor-
loopig nog niet te Rotterdam te komen, hem hiermede gaarne willende be-
sparen een andermaal zeer gegronde reden voor ergernis aan het adres
van „Rijksgediplomeerdquot;.
Hilligersberg, April '30.nbsp;□
Hooggeachte Redactie.
Even kom ik nog op mijn verslag terug gepubliceerd in „De Hoefsmidquot;
van Maart. Dat het misschien wel sterk geklonken heeft om zoo maar in
legialiteitsgevoel van een burgerhoefsmid tegenover ';ziju militaire vak-
genooten.
D?. schrijver zegt dat er aan het militaire hoefbeslag ook fouten kleven
en noemt als zoodanig en wel in het oogloopend, dat de ijzers aan de tak-
uiteinden te rond worden bijgesmeed. Nu deugt elke aanwijzing waar het
woordje te voorstaat niet, daar dit een overdreven graad aanduidt.
De bedoeling van den schrijver zal echter wel zijn dat volgens zijn ge-
voelen het ronde bijsmeden van de takken verkeerd is. Het „Voorschrift
Hoefbeslagquot; (aanschrijving D. v. O. dd. 10 Sept. 1918, 2e Afd. No. 26)
zegt in II Zomerbeslag art. 1. „Het ijzer moet als een kunstmatigen draag-
rand worden beschouwd. Het behoort dan ook nauwkeurig naar het belooj)
van dezen te worden gesmeed, doch 2 a 5 m.M. langer te zijn. De uiteinden
er ijzers moeten in den regel rond zijn; waar zulks noodig blijkt, worden zij
an den binnenkant eenigszins schuin weggenomen, daar de takken den
traal niet mogen aanraken.quot;
Waar schrijver op dit artikel doelt, zoo staat hier „de uiteinden der
ijzers moeten in den regel rond zijnquot;; dit „in den regelquot; laat dus elke af-
wijking in bepaalde gevallen toe, wanneer de afronding minder gewenscht
zou zijn. Het is zeer moeilijk om de uitvoering van het hoefbeslag te regle-
menteeren daar elke hoef verschillend is en stand en gang bovendien allerlei
wijzigingen mee kunnen brenge n. Iets anders is echter om een basis aan te
geven en als zoodanig moet het Voorschrift Hoefbeslag dan ook worden
beschouwd en voldoet het volgens mij geheel en al. Mijn opinie in deze is
dan ook dat als regel de takuiteinden beter rond zijn en dat dit een veel
beter afgewerkt ijzer te zien geeft, terwijl er geen enkel nadeel tegenover
staat.
Art. 2 zegt: „De wijdte van het ijzer moet in den toon en in het zijgedeelte
volkomen met den hoef overeenkomen, en voor de uitzetting van den hoef
naar achteren toe iets wijder zijn.quot;
In dit artikel staat „iets wijderquot; hetgeen toch zeker niet duidt op een
aanmoediging om de takken te wijd uit te smeden. Er is natuurlijk een groot
verschil in de werking van het hoefmechanisme bij verschillende hoeven
en als zoodanig zullen plathoeven wel de meeste uitzetting aanwijzen.
Men zal den ook plathoeven zooals die in meerdere of mindere mate aan
onze inlandsche paarden eigen zijn, als regel meer garnituur moeten geven,
wil men niet dat zij zeer spoedig over de ijzers staan en wil men niet dat het
beslag aanleiding zal geven tot het ontstaan van klemhoeven (klemhoef bij
wijden hoef of wel een hoef met ondergeschoven verzenen). Nu is het ge-
vaar voor aftrappen en verloren gaan van de ijzers in drassig terrein, voor
militaire paarden zeker niet minder groot dan voor burgerpaarden en de
militaire hoefsmeden zullen (uit direct eigenbelang) deze gevallen liefst tot
een minimum trachten te beperken daar het meer werk en onkosten mee-
brengt. Het is mij daarom niet duidelijk dat de militaire hoefsmeden
hierop, bij overgang in de burgermaatschappij, allemaal zullen struikelen
zooals de schrijver dit profeteert en het Voorschrift Hoefbeslag zal in deze
toch zeker niet als de schuldige ondergrond mogen worden aangezien.
Het zal mij zeer aangenaam zijn van den heer Van de Boer te mogen
-ocr page 69-vernemen welke overige fouten volgens zijne opinie aan het mihtaire hoef-
beslag kleven; een gedachtenwissehng over de uitvoering van het hoefbeslag
zoowel militair- als burgerbeslag, zal zeker vele lezers interesseeren en naar
wij mogen hopen, ook meerdere pennen in den inktpot doen doopen om van
hunne ervaring in deze te doen blijken.
„RIJKSGEDIPLOMEERDquot;
is de titel, in ons blad van 15 Maart 1.1. door den heer J. A. Tangelder ge-
geven aan een hoefsmid, die een hit had beslagen op door den heer T.
geheel onverantwoordelijk geoordeelde manier.
Gezien de wijze waarop het dier vóór en na het beslag, door den heer T.
uitgevoerd, moet hebben gegaan, heeft de heer T. m.i. volkomen gelijk
met het gedrag van zijn collega te laken en zeKs is er welhcht ook nog iets
te zeggen voor de harde noten, welke die collega te kraken krijgt.
Het succes, door den heer T. geboekt, is een gelukwensch zeker waard,
en m.i. niet alleen met den zoo zichtbaar verbeterden gang van het beslagen
dier, doch, meen ik, ook wel een beetje met het hier blijkbaar ongestraft
gebleven feit, dat het plotsehng verlagen van ,c.q. verhoogen, in één woord
veranderen van den voet, resp. den stand, resp. den gang van een paard,
niet in die verandering doch wel zeker in dat plotseling toch feitelijk wel wat
gewaagd moge heeten, en zulks te meer, als het gaat bij twee centimeter
tegelijk.
Gaarne zou ik dus zien, dat de heer T. aanstonds bereid zal zijn te vinden,
om me mijn opmerking ten goede te willen houden, als ik zijn collega in
overweging geef, in de eerste plaats de terechtwijzing, hem gegeven, niet
anders te willen opnemen dan zooals ze zeker zal zijn bedoeld, n.1. als een
raad, gegeven door den vriend, die u uwe feilen toont, en welke op u moge
hebben een groot vermogen, doch daarbij in de tweede plaats, te willen
bedenken, dat ,,langzaam aanquot; en „geleidelijkquot; bij ingrijpen in een be-
staanden toestand wellicht minder risico brengen dan wat ik in ons geval
zou durven vergelijken met.... een ruk aan de lijn.
Misschien herinnert zich de heer T. nog de aanmerking, welke ik destijds
meende te mogen maken op de wijze waarop te Rotterdam zoo'n kwistig
gebruik werd gemaakt van de vijl, waarmede behalve het te veel aan de
nieten, nu tevens zoo goed als alle glazuur van den wand verwijderd pleegt
te worden.
In dit verband meen ik thans te moeten wijzen op het misbruik, dat nog
steeds wordt gehuldigd en uit welken hoofde ik den heer T. aanraad voor-
loopig nog niet te Rotterdam te komen, hem hiermede gaarne willende be-
sparen een andermaal zeer gegronde reden voor ergernis aan het adres
van „Rijksgediplomeerdquot;.
Hilligersberg, April '30.nbsp;□
Hooggeachte Redactie.
Even kom ik nog op mijn verslag terug gepubliceerd in „De Hoefsmidquot;
van Maart. Dat het misschien wel sterk geklonken heeft om zoo maar in
één keer abnormalen stand, gang en hoeven te genezen, — nu dat kan ik
mij indenken, doch men moet niet vergeten dat b. v. een hoef in één of
twee keer totaal onregelmatig kan zijn besneden en hierdoor, laat men
maar zeggen, totaal verprutst wordt, waardoor zich direct een abnormalen
stand en gang gaat vormen. Dus als men dan zoo'n hoef weer precies op
maat weet te treffen, wat vorm, stand en gang aangaat, dan is het, dunkt
me, toch niet zoo onbegrijpelijk om zoo'n paard dan weer in één óf twee
keer totaal te genezen. Dit zal ieder ervaren hoefsmid met mij eens zijn.
Wat beoordeelen van standen en gangen lietreft: voor paarden die men
dagelijks aan de smederij krijgt, zal zulks voor bekwame vakmenschen
eenigszins overbodig zijn. Dat allen die lange messen dragen, nog geen koks
zijn, zooals de heer Meeuwsen opmerkt, dit is van toepassing in onzen dage-
lijkschen werkkring, n.1. dat allen die in een sm.ederij werken nog lang geen
vakmenschen zijn, en daardoor niet direct goed oordeelkundig kunnen
beslaan. Daarom acht ik het van belang, om zoo nu en dan metquot; het per-
soneel standen en gangen eens goed onder de oogen te zien en te bespre-
ken, want in 5 min. is 't gebeurd en dit zal, dunkt me, den tijd op 't beslag
weinig beperken. Waar het niet gebeurt, is 't naar mijn oordeel meestal uit
gemakzucht of in bedrijven waar hoefbeslag geheel als bijzaak wordt be-
schouwt.
Duiven.
J. A. T a n g e I d e r.
AFDEELING HOEFBESLAG OP DE TENTOONSTELLING
„THRIANTAquot;, TE HOUDEN TE ASSEN, 1—4 SEPTEMBER.
Het doel van deze af deeling is een wedstrijd te organiseeren tusschen de
in Drenthe wonende hoefsmeden, terwijl daarnaast een keuring wordt
gehouden van collecties hoefijzers.
1. Wedstrijd in het hoefsmeden.
Art. 1. De wedstrijd is alleen opengesteld voor hoefsmeden, die in het
bezit zijn van het Rijksdiploma voor hoefsmid, het diploma van de Militaire
Hoefsmidschool te Amersfoort, een diploma vóór 1919 afgegeven door een
Landbouwmaatschappij of een diploma v. d. Hoefsmidschool te Groningen.
Art. 2. Onderwijzers in practisch hoefbeslag of zij die een opleidingscursus
volgen, kunnen niet deelnemen.
Art. 3. Aangifte voor deelname moet geschieden uiterlijk 15 Juli bij den
Secretaris van het Hoofdcomité, Landbouwhuis, Assen. Er is geen inleggeld
verschuldigd.
Art. 4. Tot den wedstrijd worden hoogstens 12 personen toegelaten; is
de aangifte grooter dan vindt een voorwedstrijd plaats.
Art. 5. Dez;e eventueele voorwedstrijd wordt gehouden op het tentoon-
stelhngsterrein en vangt aan op Dinsdag 2 September 1930, des namiddags
U/2 uur.
Art. 6. Op den voorwedstrijd wordt gevraagd een Belgisch balkijzer te
maken voor een ter plaatse aanwezigen plathoef.
Art. 7. Voor het vervaardigen van dit ijzer wordt hoogstens één uur be-
schikbaar gesteld.
Art. 8. De beoordeeling van de vervaardigde ijzers geschiedt volgens on-
derstaande puntenschaal: vorm 30 punten, draagvlakte 7 p., afhelling 10 p.,
bodemvlakte 5 p., rits 9 p., buitenrand 4 p., binnemand 2 p., balk 12 p.,
lip 5 p., nagelgaten 16 p. Totaal 100 punten.
Art. 9. De op den voor wedstrijd vervaardigde hoefijzers worden met de
daarbij behoorende keuringslijsten tentoongesteld.
Art. 10. Uit de deelnemers aan dezen voorwedstrijd worden hoogstens
12 smeden aangewezen, die volgens bovenstaande puntenschaal het beste
werk geleverd hebben en die aan den wedstrijd kunnen deelnemen.
Art. 11. De wedstrijd wordt gehouden op het tentoonstellingsterrein en
vangt aan op Woensdag 3 September, des voormiddags uur.
Art. 12. Ieder deelnemer krijgt bij een paard een hoef te besnijden,
hiervoor een ijzer te maken en dit onder te leggen; hiervoor wordt hoogstens
2 uur beschikbaar gesteld. Paard en hoef worden bij loting aangewezen.
Art. 13. De Jurjdeden kunnen vragen stellen in verband met de verrichte
werkzaamheden.
Art. 14. De beoordeeling van het werk en het vaststellen van de volgorde
der toe te kennen prijzen geschiedt volgens onderstaande puntenschaal:
1. Afnemen van het oude ijzer max. 5 xmnten; 2. Besnijden v. d. hoef 20 p.;
3. Vervaardigen en afwerken v. h. ijzer 5 p.; 4. Passen van het ijzer 5 p.;
5. Het afgewerkte ijzer 20 p.; 6. Onderleggen en afwerken 5 p.; 7. Het beslag
in zijn geheel 25 p.; 8. Benoodigde tijd 10 p.; 9. Beantwoorden van de te
stellen vragen 5 p.
Art. 15. De op den voorwedstrijd eventueel behaalde punten blijven
buiten beschouwing.
Art. 16. Op het terrein is alles aanwezig wat voor vervaardiging noodzake-
lijk is; de deelnemers moeten echter hun eigen handgereedschap (hamer,
tang, ritsbeitel, doorslag, nijptang, houwkling, renetten, rasp, enz.) mede-
brengen.
Art. 17. Aan prijzen is een bedrag van f 50 beschikbaar, terwijl daarnaast
medailles worden uitgeloofd.
2. Collecties hoefbeslag. Gevraagd worden 9 hoefijzers door de inzenders
zelf vervaardigd, uit de hand gesmeed, niet gevijld op de vlakte en niet
zwart gemaakt of vernikkeld, bestemd voor een landbouwtuigpaard en
bestaande uit: A. 2 voor- en 2 achterijzers; B. 1 Hollandsch en 1 Belgisch
balkijzer; C. 1 ijzer met verbroeden tak; D. 1 ijzer met verdikte takken;
E. I strijkijzer (voor linker achterbeen). Prijzen. Diploma's (eventueel
medailles).
INTERNATIONALE TENTOONSTELLING VAN LUIK IN 1930.
De Belgische hoefsmederij zal hare vertegenwoordiging hebben op de
Internationale Tentoonstelling van I.uik in 1930. Zij zal onder andere eene
model-smis hebben, met alle toebehoorigheden, gebruikt door den hoef-
smid op den buiten. Zij zal ingericht worden in het aanwijzingsdorp en
zal dienen voor praktische aanwijzingen waarvan de inrichting toever-
trouwd is aan de leeraars van de Middenschool van Hoefsmederij, te Brussel.
Een belangrijke internationale Wedstryd van hoefsmederij, aan de
meesterhoefsmeden van België voorbehouden, zal er in 1930 ingericht
worden, op datums die later zullen vastgesteld worden
Ziehier het programma en reglement van dezen Wedstrijd van hoef-
beslag:
Artikel één. — De prijskamp van hoefbeslag is voorbehouden aan de
meesterhoefsmeden van België, dragers van het diploma op het einde van
den leertijd, in de Staatsmiddenschool van Hoefsmederij te Brussel bekomen.
Art. 2. Elke der Belgische provinciën zal zijn afzonderlijken prijskamp
hebben, waaraan de volgende onderscheidingen zullen mogen toegekend
worden:
1ste prijs: 500 frank en een kunstvoorwerp als diploma, 2e: 400, 3e: 300,
4e: 200, 5e: 200, 6e: 150, 7e: 100, 8e: 100 frank, alle met kunstvoorwerp als
diploma.
Art. 3 De jury is nochtans niet verplicht al de premiën toe te kennen.
Hij behoudt zich het recht voor zulke prijs toe te kennen die overeenkomt
met de verdienste van het werk van den vakman.
Art. 4. Elke mededinger moet een helper hebben die hem bijstaat voor
het uitoefenen van zijn werk. Hij moet zich ook voorzien van het noodige
gereedschap om de ijzers van verschillige modellen te maken en toe te
passen. De stukken ijzer en de nagels zullen door het Komiteit bezorgd
worden.
Art. 5. De deelnemer zal de twee voorvoeten van een paard te beslagen
hebben. De tijd, aan het verrichten van dit werk besteed, zal tellen voor
do klasseering.
Het examen zal daarbij nog begrijpen:
Het smeden van een verbeterend of ziektekundig ijzer waarvan het model
bij elke zitting door het lot zal aangeduid worden, in tegenwoordigheid
der deelnemers en tusschen een tiental ijzers in eene verzamehng gekozen.
De tijd voor het smeden van dit ijzer zal beperkt worden volgens den
normalen tijd die voor het afwerken noodig is.
Groote Prijs van beslag van België.
Art. 6. — De Kampstrijd voor den grooten prijs van het beslag van
België is voorbehouden aan de meesterhoefsmeden die een eersten prijs
behaald hebben in ieder der afdeehngen aan de provinciën voorbehouden.
Art. 7. Elke mededinger zal de vier voeten van een paard te beslagen
hebben. De achtervoeten zullen met machienijzers beslagen worden.
De mededinger zal ook moeten antwoorden op eene ondervraging aan-
gaande het uitgevoerde werk.
Art. 8. Aan de overwinnaar van dezen prijskamp zal een kunstvoorwerp
en een diploma, genoemd: Groote Prijs van Beslag van België, toegekend
worden.
Art. 9. De kostelooze inschrijvingen voor de verschillige prijskampen
zullen ontvangen worden tot op Isten Juni 1930, bij M. Victor Linchet,
doktor in veeartsenijkunde, Clarissenstraat 22, te Luik. Na dezen datuin
zal elke inschrijving streng geweigerd worden.
(u. De Belgische Hoefsmid).
-ocr page 73-De Weensche dierenarts Dallinger schryft over scheeve en svJt.eej geworden
hoeven en zegt dat men onregelmatige hoeven zooveel mogelijk besnijden
moet, daar hoe meer de hoef wordt ingekort, des te meer de onregelmatig-
heid zal verdwijnen. Verder moet men goed naar het afgenomen ijzer kijken
wat de slijtage betreft en zal men den hoef meer moeten besnijden daar
waar het ijzer het meest afgesleten is. Men zal trachten de binnen- en buiten-
wand evenhoog te maken, doch bij sterke bodemnauwe hoeven is het vaak
noodig van den buitenwand meer af te nemen dan van den binnenwand.
Wanneer het ijzer er onder ligt zal een loodlijn van de buitenverzenwand
de buitenrand van het ijzer moeten raken. Bij bodemwijde hoeven zal men
dit aan den binnenwand betrachten, wijder legt men het echter niet, uit
gevaar voor aftrappen.
Yerheerting der hoefkraakbeenderen komt meest aan de voorhoeven voor
en dan in meerendeel de buitenhoefkraakbeenderen. Als hoofdoorzaak be-
schouwt Dallinger het niet oordeelkundig besnijden en beslaan van den
hoef. B.v. wordt niet voldoende naar de afslijting van het oude ijzer gekeken
en de betreffende zij- en verzenwand onvoldoende ingekort en het hoefijzer
aan den buitentak te nauw gepast. Van dit hoefkraakbeen wordt dan bij
eiken pas meer gevergd dan van het tegenovergestelde, en de verbeening
treedt dan op door de voortdurende rekking en irritatie van dit kraakbeen.
Dat dit niet altijd aanleiding geeft tot kreupel loopen, moge men wijten
aan de weinige zenuwrijkbeid van dit weefselgebied. Is slechts één der hoef-
kraakbeenderen verbeend, dan heeft aan deze zijde het hoef mechanisme op-
gehouden te werken, doch aan den niet verbeenden kant werkt dit wel, hoe-
wel in mindere mate dan normaal. Dallinger besnijdt den hoef zoo sterk
mogelijk, zelfs tot de zachte zool toe en legt dan een balkijzer met lederen
zool onder. Hoe meer men den hoef inkort, des te minder werkt het hoef-
mechanisme en des te minder pijn heeft het paard bij het loopen. Verder
legt hij de drachten iets vrij en ziet goede gevolgen van het maken van in-
snijdingen in den verzenwand met de renet, zoowel horizontaal als verticaal
en tot in de plaatjeslaag toe.
— In het x^merikaansche vakblad van April 1.1. staat een artikel van James
Clark, overgenomen uit zijn bekend boek ,,Shoeing and Balancing the
ïrotterquot;, betreffende hoefverpleging bij het veulen en ontleenen wij hier-
aan het volgende :
De hoefverpleging bij het veulen behoort reeds te beginnen vanaf de eerste
jjaar weken na de geboorte. Het veulen ondervindt al dadelijk na de geboorte
groote moeilijkheden bij het staan. De te hooge beenen in vergelijking met
het lichaam, dus de ongelijke proporties, geven den indruk alsof het op stelten
staat. De beenen worden dan ook wijd uiteengespreid, de hoeven naar buiten
gekeerd en de schouderbladen dicht tegen den romp aangedrukt. Zoo is
in den regel de positie als het veulen bij de merrie staat te zuigen en dit
zal des te erger zijn als het veulen groot van stuk is en de moeder kort
en ineengedrongen van lichaamsbouw. Wanneer het veulen zoo staat, komt
het gewicht geheel neer op de binnenhoefhelften en zullen dan ook de
buitenwanden van de hoeven (vooral van den voorhoef) minder afslijten en
met m een lyn zooals de voetas aangeeft, maar in meer buitenwaartsche
richting gaan verloopen.
De toon van den hoef is naar buiten gericht, de schouderbladen liggen
met vlak en evenwijdig met het lichaam, doch naar binnen gericht en wan-
neer nu het veulen ouder wordt en dus grooter en zwaarder wordt, zullen
de voorbeenen geleidelijk aan in de knieën naar binnen door gaan buigen
Wordt nu met ingegrepen, dus nog in den tijd dat beenderen, banden, spieren
en kraakbeenderen wijzigingen toelaten en vergemakkelijken, dan bestaat
er alle kans dat zich de x-beenige stand van de voorbeenen gaat vormen
zooals de Amerikanen het noemen „knee hitterquot; waardoor het latere paard'
voorgoed bedorven zal zijn. Zeer zeker behoort in het eerste levensjaar
hierop gelet te worden en kan aldus worden voorkomen wat daarna moei-
lijk of niet zal zijn te verbeteren.
Wanneer het veulen gespeend is en in de weide gaat dan zal men bij
het grazen kunnen waarnemen dat door het voortdurend laag houden van
het hoofd, de schouderbladen naar achteren worden gedrukt en bij het op-
nemen van de voorbeenen deze onder het lichaam worden gebogen en niet
in een rechte lijn zooals het behoort.
Wanneer de veulens later op stal in boxen worden gehouden, zijn ze vrij-
wel in gelijke omstandigheden wanneer ze het hooi van den bodem eten
doch ze zijn dan sterker en is er dan reeds aan hoefverpleging de aandacht
geschonken, dan is er minder kans voor het zich ontwikkelen van verkeerde
standen.
Clark beveelt nu aan om het zeer jonge veulen te plaatsen op een vlakken
bodem en dan de beenen te masseeren na ze zachtjes aan zoodanig tebuigen
en te plaatsen dat het veulen vierkant staat. De buitenwand van de hoefjes
wordt zoodanig besneden dat de hoef vlak optreedt en de voetas zoowel
van terzijde als van voren gezien, recht is. Deze massage, het wrijven met
de hand, van de voorbeenen van het veulen, zal tenminste twee maal per
week moeten plaats vinden en men zal hier een zeer heilzamen invloed van
zien en het zal meer goed doen dan eenig smeersel dat men hiervoor zou
aanbevelen. Wanneer men den hoef vlak wil raspen, moet men niet te veel
van den draagrand afraspen doch rondt men vooral den draagrand bij,
zoodat geen scheuren in den wand zullen optreden. Dit alles slaat hoofd-
zakelijk op de voorbeenen, daar de achterbeenen in den regel weinig
moeite geven.nbsp;'nbsp;^
Het spreekt vanzelf dat een dergelijke behandehng veel tijd kost doch
het geldt dan ook alleen voor fokkers die opgaan in hun vak en waarbij
groote liefhebberij mede voorzit.
Voordat een paard zoover is dat het beslagen kan worden, kan er dus al
heel wat zorg aan de hoeven zijn besteed en zelfs vóór het eerste beslag is
het goed, het te laten werken, waarbij echter zorg wordt gedragen dat de
hoeven goed vlak besneden zijn en de draagrand bijgerond is.
In Duitschland zijn behalve de paarden van het leger 3.611,142 paarden
en wel 99361 minder dan 2 jaar geleden. Deze teruggang wordt geweten
aan de slechte landbouwtoestanden van de laatste jaren, waardoor de
paarden zoo lang mogelijk worden aangehouden en er geen verschot is
van paarden van 1—8 jaar. 90 % van alle paarden zijn op het platteland,
tot voor enkele jaren was dit maar 83 %
UITGEBREIDE SORTEERING
OMGAANDE TOEZENDING
Glashaven 9, Rotterdam - Telef. 11355
Handel in Alle Hoefbeslag - artikelen
leveren wij bedrijfs-
klaar op de plaats:
A. J. ROMPELMAN
Onderwijzer-hoefsmid, Almelo
HOEFIJZERS - HOEFNAGELS
HELLER HOEFRASPEN
Alle artikelen voor Hoefbeslag.
B. A. LUYKXnbsp;Amsterdam
Telefoon 46080nbsp;Hekelveld 16
-ocr page 77-Redacteur: Dr. R. H. J. Gallandat Huet, te Amersfoort.
Uitgave van de Zuid-Hollandsche Boek- en Handelsdrukkerij, Wagenstraat 70, 's-Gravenhage
Militaire Hoefsmidsschool te Amersfoort — Paard—motor—remonteering — Ingezonden stukken
— Korte mededeelingen — Correspondentie — Litteratuur-overzicht — Advertentiën.
MILITAIRE HOEFSMIDSSCHOOL TE AMERSFOORT.
In opleiding zijn 13 dienstplichtigen der artillerie van de 2e ploeg 1929,
16 iv. der Ie ploeg 1930, 7 dienstpl. der Cavalerie en 13 reserve hoef-
smeden, totaal 49 leerlingen. Bovendien zijn er 5 geëxamineerde vrij-
willigers welke elders gedetacheerd worden om dén dienst waar te nemen
van zieke hoefsmeden.
Reserve Hoefsmid.
Aangezien het zoo herhaaldelijk voorkomt dat inlichtingen worden
gevraagd over het dienstnemen als reserve hoefsmid, deel ik nogmaals
mede dat een ieder, al of niet dienstplichtig, 19 jaar oud en in het
hoefsmidsvak werkzaam, aan de Hoefsmidsschool kan opgeleid worden
tot reserve hoefsmid. Zijne verhouding in dienst, dns tijdens de op-
leiding, en ook later met groot verlof, is precies dezelfde als van
een dienstdlichtige die tot hoefsmid wordt opgeleid, dus wat betreft
kleeding, voeding, ligging, geneeskundige behandeling, verloven, tracte-
ment en latere herhalingsoefeningen.
Wil nu een al- of niet dienstplichtige opgeleid worden tot reserve
hoefsmid, dan gaat hij naar het dichtst bij zijne woonplaats gelegen
garnizoen en deelt zijn verlangen mede aan den Garnizoenscommandant.
Hij verneemt dan welke stukken hij noodig heeft en welke hij allemaal
op de secretarie van zijn woonplaaats kan bekomen; zijn deze stukken
in orde gemaakt, dan levert hij deze bij den Garnizoens Ct. in, hij
wordt dan geneeskundig gekeurd en bij goedbevinden wordt hij voor-
loopig aangenomen.
De Directeur van de Hoefsmidsschool bepaalt verder wanneer zijne oplei-
dhig kan beginnen en op dien dag wordt hem een vervoerbewijs verstrekt
naar Amersfoort. Hier wordt hij opnieuw gekeurd en bij goedkeuring gaat
hij de vrijwillge verbintenis aan als reserve hoefsmid.
Hij komt nu dadelijk in de smederij waar zijn technische opleiding
begint. De duur van de opleiding hangt geheel af van ijver, aanleg
en vorderingen, doch zoodra hij geschikt wordt beoordeeld om als reserve
hoefsmid in tijd van mobilisatie op te kunnen treden, legt hij een examen
af en bij slagen ontvangt hij een diploma, wordt aangesteld in den rang
van korporaal en vertrekt met onbepaald groot verlof.
Vanaf 1923 toen het instituut van reserve hoefsmeden is opgericht,
zijn er 132 als korporaal reserve-hoefsmid en met een rijksdiploma
uit Amersfoort vertrokken, terwijl er momenteel nog 13 in opleiding zijn.
PAARD — MOTOR - REMONTEERING.
Wat een combinatie! Ja, daar is iets van aan — vooral zoo op het eerste
gezicht, maar verleent me nog even een oogenblik uw welwillend gehoor,
en het zou me niet verwonderen, dat u besluit met te zeggen: „het komt uit!quot;
Als voor den smid het aantal paarden vermindert en dat der motoren
stijgt, dan verplaatsen zich de verdiensten uit de smederij voor een deel
naar de reparatie-inrichting. En zoolang de smidszoon het verkieslijk
vindt, zijn handen voorloopig nog liever zwart ziet van hoef smeer ver-
mengd met ijzervijlsel dan van olie in combinatie met diverse andere bij-
producten in het machinevak, zoolang verlangt hij in de gelegenheid te
blijven zijn handen op zijn wijze vuil te maken (neen, het is hier niet figuur-
lijk bedoeld) en daartoe heeft hij paarden noodig.
Hij heeft echter — goedschiks-kwaadschiks — den motor en diens repa-
rateur te respecteeren en nu niet per se te willen volhouden, dat diens stank
__bereid door hem, bedoel ik wel te verstaan — toch erger is dan wat hij
bij zich thuis aan kwalm van aangebrand, ja zelfs van verbrand hoorn —
wat? o, er wordt zeker nooit te heet gepast? Neen, dat is waar ook! —
kans ziet te verspreiden, tot zelfs in de buurt der smedeiij.
Dat het nu echter bij Remonteering ook al----- neen, dat zeg ik niet,
maar toch riekt het daar af en toe niet geparfumeerd op de wijze, zooals
velen onzer het toch zoo gaarne zouden willen.
„Ja, maar jullie wilt altijd het onmogelijke en trouwens julUe hebt nu
eenmaal geen verstand van legertoestanden, waarbij het aankomt op uithou-
dingsvermogen, op snelheid, en deze nu meer bepaald in galop. En dat
kunnen alleen onze Ieren, en daarom halen we die nog steeds alle jaren
weer uit Ierland, waar ze groeien.
' We hebben trouwens nog pas weer met klem van redenen getuigd en
bewezen, dat in '24 duidelijk is aan het licht getreden, dat de inlander
niet kon wat onze Ier Avel kon. En als dat nu nog geen bewijs genoeg is,
dat dus in '30, dat is zes jaar later, jullie inlander — „dusquot; zeg ik — dat
nog niet kan, welnu dan zijn jullie voor geen bewijs vatbaar.quot;
Alzoo ongeveer sprak nog onlangs immers de militaire legerautoriteit.
Nu — zoo als ik immers begon met te zeggen — komt dat nu uit of niet?
Want nu kan wel iemand — zoo een, die b.v. toch altijd het laatste woord
-ocr page 79-en dan liefst daarmede meteen maar gelijk wil hebben ook — zoo iemand
kan nu wel beweren, dat hij die zegt, met alle soorten van genoegen bereid
te zijn geschikte remonten te zoeken niet alleen, doch zelfs te vinden ook
evenveel recht van spreken heeft als iemand anders, die schreef in '27,
nimmer een cavaleriepaard in Nederland te zullen gaan zoeken, maar dat
zou toch alleen geldig zijn als----de moordenaar van Barbertje niet
moest hangen — en hier gaat het toch maar om!
Maar niet alleen voor de fokkerij is het van belang zooveel mogelijk
(het zullen er nu eenmaal nimmer meer absoluut veel zijn!) paarden nog
te kunnen afleveren, doch ook de hoefsmid zal er wel bij varen, als hij die
veulens in hoefverzorging krijgt en daarna de paarden beslaat tot ze naar
het leger overgaan.
Het is dus ook uwe zaak, heeren hoefsmeden — ook uwe belangen zijn
gemoeid met de quaestie, hoe lang nog de mihtaire autoriteit oppermachtig
blijft in de beshssing omtrent de vraag of nu heusch een Nederlandsch
cavalerist zoo'n mal figuur zou slaan op een Nederlandsch fokproduct,
geboren en getogen op een Nederlandsche boerderij, gedresseerd en ge-
entrameerd door Nederlandsche krachten om ten slotte Nederlandsche
belangen te kunnen helpen behartigen op Nederlandschen bodem, in Neder-
landsche omstandigheden voor een Nederlandsch doel, en tot dit alles ge-
kocht en betaald met Nederlandsch geld, in Nederland opgebracht door
Nederlandsche belastingbetalers.
Ook aan U dus, Nederlandsche hoefsmeden om den fokker te steunen
met uwe stem, als in de volksvertegenwoordiging die stem noodig is, die
luider moge khnken — ook in Uw belang — dan die van den Edelgrootacht-
baren Heer Weitkamp, die, ingehcht van deskundige zijde, volkomen op
de hoogte van hetgeen hij te zeggen had tot Z.Exc. den Minister, na gedane
toezegging van te zullen zijn dihgent, ten slotte zweeg in alle talen
De motor bedreigt ook U niet aUeen in de burgermaatschappij, doch
evenzoo m het leger. Bij de artillerie ziet ge reeds verscheidene vaten ben-
zine opgeslagen in de plaats der lasten haver van weleer.
Laat nu althans de nog overgebleven paarden gerecruteerd worden op
eigen bodem.
Denkt er eens over na en maakt het op uwe vergaderingen tot een punt
van bespreking, in hoever of er reden moge zijn om ook op uw terrein
verband te zien tusschen „Paard — Motor — Remonteeringquot;.
En zegt dan of het uit komt of niet!
Hilligersberg, April '30.nbsp;q
HET CONTROLEEREN VAN VERNIEUWD BESLAG BIJ DE
LEGERPAARDEN.
Met belangstelling heeft ondergeteekende het artikel gelezen. Burger
en Mihtaire Hoefsmedenquot; in de April-aflevering j.]., als ook het sympa-
thiek antwoordt dat de heer v. d. Boer in de Mei-aflevering daar op
gaf. Op enkele punten na, kan men het met beide heeren eens zijn,
doch als oud militair hoefsmid, zij het mij vergund op een uitlating van
den heer v. d. Boer, nader in te gaan, nml. daar waar hij zegt dat de
mihtaire hoefsmeden onder deskundig toezicht werken. Schrijver dezes
,weet niet of de heer v. d. B. in militairen dienst is geweest (zijn schrijven
geeft den indruk van niet), maar wat verstaat de geachte schrijver onder
deskundig toezicht ? In den tijd dat ondergeteekende de eer had zich
militair hoefsmid te mogen noemen, kon van deskundig toezicht niet
gesproken worden (naar hij meent heden nog niet). Die belangrijke functie
wordt verricht door officieren, en met alle respect voor de paardenkennis
van genoemde heeren, kan men toch niet spreken van deskundig op het
gebied van hoefbeslag. Niet in het minst met de bedoehng om een
zekeren stand of personen onaangenaam te zijn (zeker niet als oud-
militair) wilde ondergeteekende zijn betoog gaarne met eenige voorbeelden
illustreeren.
De kennis welke vereischt wordt van H.H. Officieren ter controleering
van hoefbeslag, put men uit theorieboeken en militaire voorschriften,
welke op zich zelf heel mooi en nuttig zijn, maar men kan zich toch
niet op deskundigheid beroepen, al heeft men dat alles grondig be-
studeerd. Hierbij komt, daar men geen practicus is, dat men zich houdt
aan de letter van theorie en voorschriften, en een mihtaire hoefsmid
meestal niet kan handelen naar omstandigheden. Er zijn uitzonderingen.
Men heeft officieren die veel studie van hoef en hoefbeslag maken, en
na verloop van tijd een practische kijk op hoefbeslag krijgen. Met dezulken
kan de hoefsmid wel praten, en zij zullen den practischen raad van een
hoefsmid gaarne aanvaarden. Toch heeft ieder weer zijn eigen opvatting
omtrent hoefbeslag. Ongeacht of het noodzakelijk is of niet, zal de een
de ijzers hefst lang, en de andere deze graag kort zien. A. dweept met
ruim beslag, B. vindt dat uit den booze enz. Verscheidene voorbeelden
zou steller dezes aan kunnen halen, waaruit zou blijken dat men van
„deskundigquot; nog ver verwijderd is, en een enkele was wel zoo oprecht
te bekennen, dat hij er eigenlijk toch niet veel van wist. Trouwens
iedere mihtaire hoefsmid die al eenigen tijd ,;meelooptquot; zal hier van
mee kunnen spreken.
Het is den militairen hoefsmid verboden op de buitenvlakte van den
hoornwand te raspen, maar ieder vakman weet dat in heel veel gevallen
de rasp wel degelijk gebruikt moet worden, vooral bij groote en platte
hoeven. De militake hoefsmid is nu verpHcht met verschillende middelen
de sporen van die verboden bewerking onzichtbaar te maken, waarmede
ondergeteekende in alle bescheidenheid zou willen opmerken, dat een
militair hoefsmid naast goed vakman, ook nog een virtuoos moet zijn
in het camoufleeren van reglementair verboden, maar practisch geboden
bewerkingen aan den hoef, en om „in de pasquot; te blijven bij zijn vele
superieuren.
De müitaire hoefsmeden zijn ongetwijfeld de laatste jaren veel vooruit-
gegaan in rang en levensomstandigheden, maar wat het controleeren van
hun werk aangaat, is die vooruitgang nu niet zoo schitterend te noemen.
Waarom, zoo vraagt men zich af, wordt er bij ieder regiment niet
-ocr page 81-een controleerend hoefsmid (Adjudant) aangesteld, onder oppertoezicht
van den paardenarts, wat zeker door H.H. Officieren en niet minder door
de hoefsmeden op prijs zou worden gesteld. Eerst dan kan men zeggen :
De miUtaire hoefsmeden werken onder deskundig toezicht.
Een oud-militair hoefsmid.
Het is ook mijne opvatting dat lang niet elk bereden officier die kennis
van hoefbeslag bezit, dat hij geacht kan worden het beslag te
kunnen beoordeelen. Wanneer er zijn die deze kennis wel verworven
hebben, dan is dit uitsluitend aan zelfstudie te danken, d.w. z. niet alleen
aan theoretische kennis doch door in een smederij zelf practisch te werken.
De opleiding der veeartsen heeft hier steeds in voorzien en alle paar-
denartsen hebben hoefijzers leeren smeden en paarden leeren beslaan. Het
spreekt vanzelf dat naast het theoretisch beheerschen van het vak, deze
practische opleiding hen beter in de gelegenheid stelt het werken van
den hoefsmid te beoordeelen en te waardeeren. Waar tot heden nog
steeds de troepen commandant verantwoordelijk wordt gesteld voor het
hoefbeslag van zijn onderdeel, en deze verantwoording dus niet berust
bij den paardenarts, zoo oefent ook de troepen-commandant, dus in deze
de Escadrons en Batterij Ct., de controle op het hoefbeslag uit. Deze
kan, wanneer hij zich zelf niet veilig voelt op dit gebied, altijd het
advies van den paardenarts inwinnen en de maandelijksche hoefinspecties
welke de p.-arts houdt, kunnen bovendien ook voor dezen commandant
waardevolle aamvijzingen opleveren.
Bovendien ontlast art. 12 van II „Zomerbeslagquot; van het Voorschrift
Hoefbeslag hem. in heel veèl opzichten van zijn taak.
Dit artikel luidt : „In plaats van gewone ijzers wordt van klap- en
strijkijzers gebruik gemaakt bij paarden, waarvoor dit door hun bouw of
door de wijze van beweging door den eksadrons- of batterij commandant,
in overleg met den paardenarts, wordt noodig geacht.
Andere hoefijzers mogen alleen worden gebruikt bij afwijkende hoef-
vormen (b.v. spitse en stompe hoeven, bodemnauwen en bodemwijden
stand) en hoefaandoeningen, als de paardenarts dit wenschelijk oordeelt.quot;
Alle mogelijke afwijkingen en dit is natuurlijk zeer rekbaar, zijn dus
steeds door den hoefsmid, in overleg met den paardenarts, aan te brengen
en het spreekt vanzelf dat dan ook de paardenarts verantwoordelijk wordt
gesteld voor al die gevallen welke van het normale hoefbeslag afwijken.
Dit alles neemt echter niet weg dat de hoefsmid bloot kan staan aan
een controle op zijn vakuitoefening die niet deskundig is en dat hij
vaak rekening zal moetsn houden met persoonlijke opvattingen
van zijn Ct. die vakkundig niet door den beugel kunnen en wat hier
m.i. wel het ergste is, dit heeft ten slotte plaats ten koste van de hoe-
ven en dus van het paardenmateriaal.
Een enkele opmerking wil ik nog maken op hetgeen de geachte inzender
schrijft over het raspen van de buitenvlakte van den hoornwand.
Art. 5 van het Voorschrift Hoefbeslag vermeldt :
„De draagrand der dracht en zijwanden moet volkomen-vlak zijn, die
-ocr page 82-aan den voorhoef van af het toongedeelte eenigszins naar boven oploopen,
ten behoeve van den opzet.
Nadat het besnijden van den hoef is geschied, worden de uitwendige
scherpe kanten van den draagrand met vijl en rasp weggenomen, bij een
spitse hoef meer, bij een stompe minder, en de draagvlakte aan den
hoef effen gemaakt, zoodat elke ongelijkheid van den rand of der draag-
vlakte zorgvuldig wordt weggenomen.quot;
M. i. biedt dit artikel toch alle gelegenheid om bij groote en platte
hoeven de wand zoodanig te breken als noodig is en het spreekt toch
ook vanzelf dat dit gebeuren moet en geen artikel van een reglement
zich kan verzetten tegen een rationeel besnijden van den hoef.
De geachte schrijver trekt echter zijne conclusie blijkbaar uit art. 10
van het reglement, hetwelk luidt:
„Nadat de hoef beslagen is, wordt met de vijl die tusschen den hoef
en het ijzer wordt aangebracht, de scherpe hoefrand weggenomen.
Overigens mag aan den hoorn niet worden gevijldquot;
Dit is volkomen juist. Wanneer de hoef beslagen is, moet het vijlen
zijn afgeloopen en het is m.i. een slechte gewoonte die helaas nog veel,
tenminste door leerhngen, gedaan wordt, om bij den beslagen hoef de
hoornwand af te raspen om deze een glad en schoon uiterlijk te geven,
echter ten koste van de hardste laag hoorncellen, de dek- of glazuurlaag
die de buitenste beschutting van den hoornwand moet blijven uitmaken.
Geachte Redacteur.
Vergun mij naar aanleiding van Uw onderschrift op het ingezonden
stuk van Collega de Boer een kleine plaatsruimte. Het wil mij voor-
komen dat hierin een zinsnede staat die bij jonge of onervaren smeden
een verkeerde gedachtegang kan wekken.
Er staat namelijk op bladz. 70: „Er is natuurlijk een groot verschil in
de werking van het hoefmechanisme bij verschillende hoeven en als zoo-
danig zullen plathoeven wel de meeste uitzetting aanwijzen. Men zal dan
ook plathoeven zooals die in meerdere of mindere mate aan onze inlandsche
paarden eigen zijn, als regel meer garnituur moeten geven, wil men niet
dat zij zeer spoedig over de ijzers staanquot; (tot zoover accoord, maar dan
volgt: „en wil men niet dat het beslag aanleiding zal geven tot het ont-
staan van klemhoevcn (klemhoef bij wijden heef of wel een hoef met
ondergeschoven verzenen).quot; Over het eerste gedeelte zal wel niet veel ver-
schil van meening bestaan. Het laatste gedeelte echter kan de gedachte
opwekken, dat dit meerdere garnituur ook gegeven moet worden om het
ontstaan van klemhoeven cn ondergeschoven verzenen te voorkomen.
Indien deze zin niet ontstaan is door een minder gelukkig gekozen woord-
keuze en het werkelijk Uwe meening is dat klemhoeven en ondergeschoven
verzenen ontstaan door nauw gepaste ijzers, zou U dan bereid zijn hier-
over een uiteenzetting te gt;villen geven in „De Hoefsmidquot;. Tot heden ben
ik en meerderen met mij, nog steeds van meening dat ondergeschoven
verzenen en klemhoeven bij onze inlandsche hoeven eerder zullen ontstaan
bij wijd gepaste dan bij nauw gepaste ijzertakken.
Mijns inziens zijn deze gebreken in vele gevallen een noodwendig gevolg
van het ruime garnituur geven, waardoor zooltakken en steunsels onvol-
doende ondersteund worden. Zulke hoeven vereischen steeds een juiste
beslagmethode. Eenerzijds geeft men graag ruim garnituur om de hoorn
niet spoedig over het ijzer te laten staan en ook omdat het een beter
aanzien geeft; anderzijds is het gevolg „ondergeschoven verzenen en
klemhoefquot; hetgeen steeds verergert, omdat naarmate de vernauwing van
de achterste hoefhelf toeneemt, meer garnituur wordt gegeven. Alleen
een beslag waarbij zooltakken en steunsels en ook vooral het meestal nog
wel sterke uiterste hoekpunt van den wand ondersteuning vindt, kan het
ontstaan van deze gebreken voorkomen.
Mocht U het met mijne zienswijze niet eens zijn dan geef ik deze
gaarne voor een betere.
Utrecht.nbsp;H. Vossers.
Een Fransch spreekwoord zegt: „uit het wisselen van gedachten komt
de waarheid voortquot; en ik dank den heer Vossers zeer voor zijn schrijven
daar ik niet gaarne de gedachte zou wekken, vanaf de schrijftafel slechte
raad aan jonge smeden te geven. De heer Vossers heeft volkomen gelijk
dat het voor wijde plathoeven zeer nadeelig zal zijn wanneer door het
wijde passen van het ijzer, dus door het te veel garnituur te geven, aan
de steunsels en de zooltakken niet meer de gelegenheid wordt geboden om
op den ijzertak te kunnen rusten. Het is dan ook allerminst mijne be-
doeling geweest om dit voor te staan, want elke hoef en dus een plathoef
met zwakke verzenen wel in de eerste plaats, dient steun te vinden op de
steunsels. Men gaat toch alreeds van dit principe uit bij het maken van
het ijzer en eindigt de afbellende vlakte na het laatste nagelgat, juist om
de steunsels op den ijzertak te kunnen laten rusten. Waar dit dus al voor
eiken normalen hoef geldt, moet men dus zeker zorgen dat een plathoef,
wanneer deze niet met een balkijzer wordt beslagen, voldoende dracht op
de steunsels krijgt. Is de naam steunsel niet prachtig gekozen en deze
omslag van den hoornwand eischt dan ook alle aandacht bij het
passen. Bij een platvoet behoort echter een breed ijzer en dit zal toch
in de meeste gevallen wel in staat stellen om en de steunsels en de zooltak
mede te doen dragen en toch nog garnituur aan te brengen; in geen geval
zal men echter, waartegen de heer Vossers zeer terecht waarschuwt, garni-
tuur aanbrengen ten koste van het voldoende in dracht brengen van de
steunsels.nbsp;Red.
Hooggeachte Redactie.
In „LITTERATUUR OVERZICHTquot; Mei-aflevering j.1. schrijft de
Weensche dierenarts Dallinger o.m. het volgende.
Verbeende hoefkraakbeenderen komen meestal voor aan de voorhoeven,
dus de mogelijkheid bestaat (volgens Dr. Dallinger) dat ook de achter-
hoeven kunnen lijden aan die kwaal. Naar mijn weten heb ik nooit ver-
beening van de achterhoeven aangetroffen, en noch paardenartsen of
collega's hoefsmeden er over hooren spreken.
Verder wordt de hoefsmid als de meest schuldige gebrandmerkt.
-ocr page 84-Is genoemde verbeening niet meestal aanwezig bij jonge zware paarden
met bodemnauwen stand, nog voor dat zij beslag kregen ? Ten slotte
wordt aanbevolen een balkijzer met lederen zool, als het gewenschte
beslag voor meergenoemd euvel.
Hooggeachte Redacteur, schrijver dezes zou het zeer op prijs stellen
(en zeker meer lezers met mij) wanneer U Uw gewaardeerde meening in
deze kenbaar zoudt willen maken.
Bij voorbaat beleefd dankzeggend.
Hoogachtend, Uw dw. Dienaar,
J. M.
Gaarne geef ik mijn oordeel in deze en wil in de eerste plaats opmerken
dat het mij wil voorkomen meer in de omstandigheden van den werk-
kring gelegen te hebben dat geachte schrijver zelf nooit een verbeening van
de hoefkraakbeenderen bij achterhoeven heeft waargenomen. Wanneer ik
ik mij niet vergis, is schrijver een zeer lange periode van zijn diensttijd
werkzaam geweest bij een depót-artillerie, waar hij dus jonge paarden
had te beslaan en deze daarna vrij spoedig weder uit het oog verloor.
Was dit niet het geval dan zou het mij zeer verwonderen wanneer schrijver
in zijn langjarige werkkring niet verbeende achter hoefkraakbeenderen
zou zijn tegen gekomen.
Waarschijrdijk wordt er minder aandacht geschonken aan de ver-
beening der hoefkraakbeenderen bij achterhoeven dan bij voorhoeven
daar ook het hoefmechanisme van veel meer belang is bij voorhoeven dan
bij achterhoeven. De schokbreking die een goede veering van den hoef,
dus een goed werkend hoefmechanisme, meebrengt, is zeer heilzaam voor
de gewrichten, banden en pezen en aangezien het gewicht dat op de
voorhoeven neerkomt ook belangrijk grooter is dan het gewicht dat de
achterhoeven dragen, zoo is dus ook de taak van de voorhoeven vanzeive
gewichtiger dan van de achterhoeven. Ik herinner mij geen gevallen
waarbij alleen de achterhoefkraakbeenderen verbeend waren, wel echter
verscheidene waarbij het paard vierkant verbeend was.
Wanneer men een statistiek zou opmaken van de verschillende paarden-
rassen wat betreft de verbeening der hoefkraakbeenderen, dan zouden
de zware trekrassen in deze statistiek zeker wel bovenaan komen te staan.
Het is m.i. zeer goed verklaarbaar dat bij deze zware rassen die als
het ware van huis uit, dus laat ons zeggen bij het begin van hun werkperiode,
veslal een toontrederstand of bodemnauwen stand aangenomen hebben,
door een meerdere rekking en een verhoogde druk van het buitenverzen
gedeelte van den hoef, het hoefkraakbeen, dat toch al zeer stiefmoederlijk
bedeeld is wat bloedvaten en dus voeding betreft, neiging gaat vertoonen
alle elasticiteit to verhezen en het kraakbeenweefsel in beenweefsel om-
gezet wordt. Wanneer de hoefsmid beschuldigd wordt- het ontstaan van
de verbeening te hebben bevorderd, dan moet dit feit er op gebaseerd
zijn dat hij het betreffende paard niet naar zijn stand en gang heeft be-
sneden en beslagen. Heeft hij dit wel gedaan, dan kan hem nooit eenige
blaam treffen. Bovendien moet men met beschuldigingen uiterst voor-
zichtig zijn, vooral als men weet dat zware werkpaarden zoo veel aan
dit gebrek lijden en dus de veulens met een groote voorbeschiktheid ter
wereld komen. De fout ligt m. i. meer bij den fokker die niet moet fokken
met dieren welke storende gebreken vertoonen. Het feit echter dat deze
fout zich eerst gaat uiten bij het gebruik van het paard en zich dan
heel geleidelijk gaat ontwikkelen, zal wei de reden zijn dat men het niet
zoo nauw neemt, daar het paard dan toch al lang van eigenaar is ver-
wisseld.
Wat het beslag betreft, zoo wordt tot heden nog steeds de meening
gehuldigd dat bij een eenzijdige verbeening dus b. v. van het buitenhoef-
kraakbeen, de hoef vlak besneden wordt waarbij dus als regel van den
buitenwand meer zal moeten worden afgenomen, verder de straal schenkel
aan die zijde goed inkorten en het steunvlak aan den buitenkant
vergrooten ; men maakt den buitentak zoo breed dat een loodlijn uit
den kroon aan het verzengedeelte neergelaten, nog steun op het ijzer
vindt. Zijn zoowel binnen- als buitenhoefkraakbeenderen verbeend, dan
zal men ook weer vlak besnijden, dus een vlak optreden van den hoef
verzekeren, de straal goed inkorten en zoover als de gang het toelaat,
ook de binnentak van het ijzer verbreeden. Bovendien breekt men de
schok door tusschen ijzer en draagrand een lederen of vilten rand te
leggen. Het dun raspen van de verzenwanden of het maken van rainures in
den verzenwand kan bij eventueel pijnlijk loopen, hieraan tegemoet komen.
Wat het beslag met een balkijzer en lederen zool betreft, dit druischt
rechtstreeks tegen de theorie in, daar men toch met dit beslag het hoef-
mechanisme bevordert en elke uitzetting van de verzenwanden wordt
gestuit door de verbeende hoefkraakbeenderen, hetgeen weer aanleiding
kan geven tot kneuzingen en pijnlijken gang. Het khnke dus paradoxaal
om dit beslag toe te passen en toch zijn ook mij gevallen bekend dat
een werkelijke verbetering door dit beslag bereikt werd. Zoover mijne
eigen waarnemingen betreft, kan men in het algemeen zich beter houden
aan de boven aangegeven beslagwijze doch bereikt men hier zijn doel niet
mede, dan schaadt het zeer zeker niet om het balkijzer met lederen zool
te probeeren. Soms verdragen de paarden het slecht doch het komt ook
wel degelijk voor dat het heilzaam werkt.nbsp;Red.
— Rijksdiploma hoefsmid. Op de te Utrecht gehouden examens (Voor-
jaar 1930) van de Commissie ter verkrijging van een rijksdiploma als hoef-
smid, slaagden de H.H.: H. Verheul te Loenen (G.), C. W. P. Hermehng
te Arnhem, L. van Sloten te Nunspeet, J. C. van Dijk te Vleuten,
M. H. Krutzen te Heer (L.), A. Jongerius te Gouda, J. Havelaar te
Mookhoek, C. J. v. d. Put te Bergeyk, J. W. H. Timmers te Schimmert,
G. Niessen te Zuilen, F. H. H. Lemmerlijn te Margraten, F. J. Bakkers
te Luikgestel, J. H. Wiersema te Zuiderlegmeer, J. Willemsen te Zaam-
slag, A. Knipper te Oudeschip, S. Gorter te Roodeschool, A. H. Besselink
te Vierakker, J. Kroeze te Grolloo, H. Knol te Veendijk, F. Naber te
HOUDT DE PAARDEN IN EERE !
O
Driedaagsclie Maratlionrit van de landelijke rijschool te Leer (Oostfriesland) met
vijf vierspannen door Oostfriesland, voorjaar 1930.
Tinaarloo, K. Regien te Andersen, K. Telkamp te Woldendorp, C. J.
Smits te Dinxperlo, G. C. Olieslagers te Haaren, W. R. van Erp te
Geffen, H. C. Schenk te Maastricht, F. Smit te Donderen (Dr.), L. Kuper
te Grollo, J. B. Leyzer te Zeddam, H. B. M. Kanters te Terborg, J.
H. Vrieze te Varseveld, C. Bos te Dordrecht, PI. St. Nicolaas te 's-Graven-
deel, M. Verhoeff te Mookhoek, S. J. Verhoeven te Dordrecht, C. C. van
Roon Czn. te Strijen, W. van der Reyden te Dubbeldam, J. J. Jongen
te Heerlen, H. C. Kraayveld te Almkerk, H. Smit te Nijster, C. Pieters
te Phillipine, J. Kloeze Azn. te Beilen, J. Kwint te Hoogersmilde, A. H.
Jansen te Pesse, L. Doornbos te Nijensleek, P. J. Crusson te Nieuwvliet,
B.nbsp;Pais te Nieuw Amsterdam, A. Meyers te Zeeland (N.Br.), L. J. Kerkhof
te St. Anthonius, M. C. Kerkhoff te Groesbeek, G. W. Kemkens te
Berchem, A. H. Hendriks te Erp, J. Driessen te Nederasselt, G. Meijers
te Zeeland (N.Br.), W. C. van Tienen te Oploo, J. H. Zeegers te Venray,
C.nbsp;van de Kamp te Berkel, P. van Dijk te Moergestel, E. van Kasteren
te Schijndel, M. van Griedsven te Lithooien, J. H. Dennissen te Malden,
G. F. Dercks te Wijchen, R. M. de Gier te Wijchen, W. Meruma te
Garrelsweer, C. Ganzeveld te Garrelsweer, F. Ferwerda te Sexbierum,
G. H. Broekhuis te Holten, J. Bos te Holwierde, J. W. Bulten te Zelhem.
CORRESPONDENTIE.
Den Heer P. v. d. B. te W. Wij zullen trachten aan uw verzoek zoo
volledig' mogelijk in het volgend nummer te voldoen.
Uw ingezonden stuk wordt dan ook geplaatst.nbsp;Red.
Prof. Schwendimann geeft in de Zwitsersche Hoefsmid een verhandeling
over de lengte van het hoefijzer en zegt dat het ijzer langer moet liggen dan
den draagrand van den hoef en wel om drie redenen:
Ie. doordat de hoornwand afgroeit naar voren en naar beneden, zal het
ijzer mede gaan en tegen het einde van de beslagperiode, zal het, hoewel het
oorspronkelijk lang genoeg was, nu te kort zijn geworden, zoodat de verzenen
over het ijzer heensteken.
2e. door de omstandigheid dat door de werking van het hoef mechanisme
de verzenen afslijten terwijl de toon en het zijgedeelte van den hoornwand
geen hoornverlies aanwijzen, zal er een vormverandering van de onder-
vlakte van den hoef ontstaan, zoodat het ijzer niet meer past.
3e. bestaat de noodzakelijk om bij het arbeidverrichtende paard de draag-
vlakte van den hoef te vergrooten.
In het algemeen worden de hoefijzers lang genoeg gepast en wordt het
zelfs vaak genoeg overdreven. De beenstanden hebben een grooten invloed
op het al of niet langer passen van het ijzer; bij den normalen stand zal men
in het algemeen het ijzer zoo lang passen dat een loodlijn getrokken ter
halver hoogte door de verzenen, de takelnden raakt, en deze zullen dan
ongeveer 8—10 mM. achter den verzendraagrand reiken.
De spitse hoef moet in het achterste gedeelte goed worden ondersteund en
-ocr page 88-daarom lang worden gepast, daartegenover worden de ijzers bij stompe
hoeven kort ondergelegd. Wat het dienstgebruik betreft, zoo zullen we bij
zware trekpaarden de ijzers lang passen en bij troepenpaarden, rijpaarden
en landbouwgebruikspaarden de ijzers kort worden ondergelegd met het oog
op het gevaar voor aftrappen. Kalkoenijzers maakt men langer dan vlakke
ijzers om het steunvlak te vergrooten.
Bij harddravers worden de achterijzers, voorzien van kleine kalkoenen,
zeer lang gemaakt, zelfs tot 2 ä 3 c.M. achter den verzendraagrand.' Dit
slaat voornamelijk op de buitentakken en het wordt sterk overdreven doch
de draverssport eischt dit zoo. Ook bij het rennen doet men het en dan is
het hierop gebaseerd: Het paard treedt eerst op met de verzenen en daarna
met den toon, door de verlenging van het ijzer wordt nu de pas vergroot
met circa 2 c.M. Wanneer nu een paard per K.M. draf, 250 maal den voet
neerzet, wint het op dezen afstand 250 x 2 c.M. of wel 5 M. hetgeen bij een
ren in den regel al een heel groot verschil maakt. Hiertegenover kan men
stellen, voor het geval dat deze theorie waar zou zijn, dat vooreerst een
langer ijzer de pas zal verkorten en ten tweede de banden, pezen en gewrich-
ten meer te lijden zullen hebben dan bij normaal beslag, hetgeen ook tot
mindere prestatie kan leiden. Het beoogde voordeel zou dus wel op een na-
deel kunnen uitloopen. Wil men de beenen en de hoeven normaal houden,
dan zal men het hoefbeslag in overeenstemming van den hoefvorm en den
beenstand moeten aanbrengen.
— Prof. Dr. F. Schwendimann uit Bern schrijft in de Zwitsersche Hoef-
smid over den hoorngroei bij het paard en geeft in deze de volgdende con-
clusies weer van Curt Schulze die proeven heeft genomen op 800 hoeven.
1.nbsp;De groei van den hoornwand bedraagt gemiddeld per 4 weken
7.66 m.M. Onbeslagen hoeven groeien harder en wel gemiddeld 8,6 m.M.
per maand, beslagen hoeven 6,73 m.M.
2.nbsp;De hoorngroei bij onbeslagen hoeven bedroeg minstens 6,7 m.M.
en hoogstens 10,4 m.M., bij beslagen hoeven was dit resp, 4,4 en 9,3 m.M
Als minste groei werd vastgesteld bij een beslagen hoef 1,5 m.M. en als
maximum groei bij een onbeslagen hoef 16,5 m.M., alles per maand gemeten.
3.nbsp;De hoorngroei is bij voor- en achterhoeven bijna even snel, toch
komt het weinig voor dat twee voor- of achterhoeven of wel alle vier
hoeven, een evengroote groei vertoonen.
4.nbsp;De hoorngroei heeft in 90,62% gelijkmatig vanaf de kroonrand
plaats, in 9,38% is deze ongelijkmatig. Een onregelmatige hoorngroei
reft men aan bij onregelmatige hoefvofmen en zeer zelden bij regelmatige.
5.nbsp;Voor den hoorngroei zijn van groote beteekenis een goede hoef-
verpleging en een goed hoefbeslag en als zoodanig wel een beslag dat
nabij komt aan een onbeslagen hoef zooals b.v. een halvemaanijzer en
toolbeslag.
6.nbsp;De hoeven van paarden van 5—10 jaar groeien gemiddeld per maand
0,29 m.M. meer dan hoeven van paarden van 11—19 jaar.
7.nbsp;De klem- van den hoef heeft geen invloed op den hoorngroei.
8.nbsp;De wijze en tijd van dienst hebben geen invloed op den hoorngroei.
-ocr page 89-9.nbsp;Bij knolhoeven is er meerdere hoorngroei aan de verzenwanden
dan aan den toon- en zijwand.
Kneuzingen van den hoornzoom kunnen ter plaatse een vermeerderde
hoorngroei geven van 7 m.M. per maand.
10.nbsp;Inwrijvingen van Spaansche vlieg zalf of het branden van punten
op den kroon geven gewoonlijk in de daarop volgende maand een ver-
meerden hoorngroei van 3 m.M. Meer succes heeft men door herhaalde
en over geruimen tijd volgehouden inwrijvingen van prikkelende middelen
aan den kroon.
Er zijn geen middelen bekend die den hoorngroei doen verminderen'
11.nbsp;Hoeven van paarden waarbij de zenuwsnede is toegepast, groeien
gemiddeld 2—m.M. meer per maand.
12.nbsp;x4.1gemeene ziekte toestanden werken in den regel niet storend op
den hoorngroei; men ziet zelfs wel dat na een doorgestane ziekte er
een verminderde hoorngroei plaats heeft en het gevormde hoorn is dan
dof en is arm aan watergchalte en elasticiteit.
UITGEBREIDE SORTEERING
OMGAANDE TOEZENDING
Glashaven 9, Rotterdam - Telef. 11355
Handel in Alle Hoefbeslag - artikelen
-ocr page 90-HOEFIJZERS — HOEFNAGELS
HELLER HOEFRASPEN
Alle artikelen voor Hoefbeslag.
B. A. LUYKXnbsp;Amsterdam
Telefoon 46080nbsp;Hekelveld 16
-ocr page 91-MAANDBLAD
OER
élTEIT
INHOUD.
Paard en motor — Kalltoenen — Ingezonden stultken —Korte mededeel
Litteratuur-overzicht — Advertentiën
ÜUL 193p
PAARD EN MOTOR.
„Most judges can see facts, they can't
imagine possibilities.quot;
Engelsch gezegd en Engelsch gedacht waar het gold de beoordeeling
van een paard, waaraan de zichtbare gebreken o zoo gemakkehjk zijn te
ontdekken, doch welker waarde met betrekking tot de later in de praktijk
van het dier te verlangen praestaties, zooveel te moeilijker zal zijn te bepalen.
Overgebracht naar het gebied waarop, zooals de titel van dit artikel reeds
aanduidt, onze gedachtengang zal gaan, moge de als adagium geciteerde
uitspraak blijken evenzeer geldig te zijn.
Het onderwerp staat m.i. voldoende in het centrum van hedendaagsch
denken en uiting geven in verschillende toonaarden, om telkens weer de
aandacht te vragen voor een mogelijk andere behohting van het probleem.
De oplossing wensch ik ook ditmaal niet te geven — zelfs de pretentie
om in die richting iets te vertellen, wat niet alreeds vroeger gezegd is, ont-
breekt me.
Wel wil ik trachten de argumenteering anders te groepeeren dan tot heden
in ons blad is gedaan.
Er is in den laatsten tijd veel met cijfermateriaal gewerkt en ook is meer
dan eens gewezen op de spatten en de gallen, zoowel bij paardengebruik
als bij motortractie voor iedereen duidelijk zichtbaar.
Cijfers en daarmede geconstrueerde getallen mogen voor beschouwing
van verleden en heden ontegenzeggelijk retrospectieve en actueele waarde
bezitten — voor de toekomst zal het moeielijker gaan (als het al gaat!)
om gelijkwaardige, even betrouwbare gegeven te formuleeren. Al ligt in
het heden het verleden, waarin dat heden eveneens was gelegen, al rust de
toekomst in het nu, dat die toekomst zal baren, doch waaromtrent met
zekerheid absoluut niets, en naar waarschijnlijkheid slechts weinig valt te
zeggen, het blijft, zooals dat bij baringen meer voorkomt, steeds weer de
vraag of het een jongen of een meisje zal worden.
Ik weet niet of er voor de ons nu interesseerende quaestie profetieën
bestaan van clairvoyants zijde. Wel dat er veel zienerschap is ten beste
gegeven zoowel van paardenman- als van anderen kant. Steeds valt het
daarbij op, hoe beide partijen sterk geïnteresseerd zijn, niet slechts voor,
doch met name bij de door hen vertegenwoordigde vakken. Wat me wel
eens doet vermoeden dat niet geheel objectief het oordeel geveld wordt.
Het verdwenen paard geeft den motorman denzelfden moed om victorie
te kraaien als een in het gebruik toch m.aar duurder gebleken motor, alle
hoop voor behoud en zelfs terugkeeren van het paard doet herleven in het
hart van diens aanhangers.
Voor iemand, die geen paard en geen motor bezit, geen aandeelen heeft
in transportbedrijf, hoe dan ook geëxploiteerd, geenerlei belang bij het
winnen, c.q. verhezen van den strijd (voor hen, die de concurrentie als
zoodanig wiUen beschouwen), geen animositeit kent in welke richting dan
ook, doch zich alleen afvraagt, waar straks de factor mag worden gevonden,
welke den doorslag geeft, voor hem moet het toch meer en meer het oog
doen richten op oeconomische belangen, welke verder gaan dan een tijdelijk
verschil in aantal van welgestelde paarden contra — zeggen we: naast —
zooveel meer of minder motoren.
Daargelaten nu, dat alle marktberichten vrijwel eensluidend klagen over
den toestand — gezien, hoe het verslag van den landbouw in ons land over
1928 zelfs voor een gering aantal goede fokhengsten niet voldoende emplooi
vindt — verondersteld (met eenigen vasten grond onder de voeten toch!),
dat de meest duizelingwekkende vaart van een racewagen wehswaar straks
de facto in waarde gelijk zal staan met een afgeschoten vuurpijl naar de maan
— doch bewezen, dat de auto groote voordeelen zal bieden ook over korte
afstanden als het paard uit het centrum van druk verkeer zal zijn verbannen,
gelijk zulks te Parijs reeds een voldongen feit is — aangenomen dus, omdat
het nu eenmaal zoo is, dat we daarin zullen hebben te berusten, zal het
toch goed zijn daarbij (en dan Hefst: do it now!) te zien naar „de teekenen
des tijdsquot;, welke meer en meer duidelijk gaan wijzen op verlies van grond
onder de voeten (niet slechts figuurlijk, doch nu ook letterlijk) voor hem,
dien we zoo noode missen in onze liefhebberij, doch van wien we afscheid
zullen moeten nemen, zoodra de wet der noodzakelijkheid daartoe zal
dwingen.
Laat ons een volgende maal zien of die wet van oorzaak en gevolg ons
paard in zijn bestaan bedreigt en, zoo ja, waar dan, wanneer en in welke
mate.
{Wordt vervolgd).nbsp;D
-ocr page 93-KALKOENEN.
Als trouw lezer van „De Hoefsmidquot; wil ik gaarne mijne meening
en ondervinding over het beslag met kalkoenen weergeven.
De indruk van den hoefslag op zachten bodem (zeer duidelijk waar-
neembaar op zandgrond) toont aan dat de toon bij het neerzetten en
afzetten het diepst in den grond dringt. Hieruit volgt dat de richting
van den hoef in de richting naar den toon schuins benedenwaarts gaat.
De hoorngroei wijst daar eveneens op. Die hoorngroei is het sterkst aan
den toon. dan aan den buitenzijwand en het minst sterk aan den
binnenzijwand. De slijtage bij onbeslagen hoeven past zich hier juist bij aan.
Een beslagen hoef verhindert het afslijten. De hoorngroei gaat door;
als gevolg hiervan wordt de hoef voortdurend meer achterover gedrukt
en doordat de buitenwand sterker groeit dan de binnenwand, in een
scheeven stand gebracht.
Dat deze gewrongen stand oorzaak wordt van veel leed, staat, dunkt
mij, onherroepelijk vast. De eenige manier dit zooveel mogelijk te onder-
vangen, is een behoorlijk lang ijzer met behoorlijken kalkoen. Tallooze
malen kon ik verbetering constateeren. Bijvoorbeeld: vóór bij misvormde
wijde hoeven met bijgetrokken hielen; bij platachtige hoeven met lage
hielen; bij paarden die veel struikelden. — Achter bij paarden die sleepten;
— waarbij de gallen „uitliepenquot; ; die spattig zijn (met hooge kalkoenen).
Mijns inziens is het jammer dat de deskundigen niet meer in de ge-
legenheid zijn het kalkoenbeslag bij ondervinding te bestudeeren. Zoover
ik na kan gaan lees ik van geen examen of wedstrijd waar zelfs maar
van de kalkoen meer gerept wordt, terwijl ik hierboven heb trachten
aan te toonen dat het kalkoen beslag het eenige is dat een paard zoo
lang mogelijk in zijn natuurlijken stand houdt.
Nu heb ik dikwijls hooren zeggen dat de kalkoenen dadelijk afgesleten
zijn, maar als men een kalkoen onderlegt van voldoende gehalte (al naar
de behoefte) en is deze afgesleten dan is het ijzer in den toon eveneens
zoover afgesleten dat de hoef den gewenschten stand heeft.
H. W e ij e r m a n s,
Zieke 19, Den Haag.
M. de Redacteur!
Ik heb er mij niet over verwonderd dat het onderwerp „genezing
stand en gangquot; nader in bespreking kwam, waarbij eindelijk ook nog
komt de 2 c.M. Ik was besloten van het onderwerp af te stappen, doch
waar het spreekwoord zegt dat alle goede dingen uit drieën bestaan,
wil ik het nog even hebben over die 2 c.M.
Zij die hier over spreken zijn in mijne oogen theoretici, die nog weinig
met den bijl hebben geslagen. Voor enkele dagen kwam een zware Belg
aan mijn smederij. De boer zeide: „Kun je hem een beetje opknappen;
hij heeft de teenen een beetje te lang.quot; — Jawel, was mijn antwoord.
Heeft liij ze nog nitt gebroken, want 't was verschrikkelijk zoo'n lange
toon en daarbij nog lage verzenen. Laat hem eens opstappen, maar niet
draven (dit laatste zou het paard ook bijna niet hebben gekund). Na afstap-
pen werd het paard in de smederij gezet en gecontroleerd, waarbij bleek
dat de toonwand precies 4^/2 c.M. te lang was, terwijl de verzenen hoogstens
1 c.M. konden zakken. Dus verschil van S^j^ c.M.
Dat het veranderen van zulke standen nadeelige gevolgen kan hebben
is den practischen vakman niet vreemd. Doch het moet niet ver-
geten worden welke goede eigenschappen daarin soms zijn gelegen die dan
andere in waarde overtreffen. Wat het besnijden betreft hangt dit geheel af :
1° van. den bouw van den hoef, stand der ledematen en het vlak doen
nederzetten op den bodem. In deze drie factoren ligt ons geheele hoef-
beslag opgesloten. Als men hiernaar streeft clan zullen vroeg of laat de
goede eigenschappen wel naar voren komen.
Hiermede hoop ik mijn verslag te hebben voleindigd.
J. A. T a n g e 1 d e r. Duiven.
Hooggeachte Redactie.
Uw onderschrift op mijn ingezonden in de Mei-aflevering j.1. over
Militaire of Burgerhoefsmeden geeft mij aanleiding hier nogmaals op
terug te komen, en wel om twee redenen. Ten eerste blijkt UEd. mijn
schrijven verkeerd te hebben begrepen.
Ten tweede vraagt UEd. mij een nadere verklaring te geven van de
fouten welke aan het militaire beslag kleven.
Met mijn uitdrukking dat de ijzers aan de takuiteinden te rond worden
bijgesmeed, bedoelde ik eigenlijk het gedeelte der ijzers achter het laatste
nagelgat, tot de einden der ijzers. Het is zeer begrijpelijk dat iedere
smid de uiterste einden zijner ijzers rond smeed of misschien rond raspt
of slijpt, hoewel in de burgerpractijk het laatste wel eens vergeten wordt.
Maar de fout bij de müitaire smeden is, dat de ijzers juist even achter
het laatste nagelgat, soms bij het laatste nagelgat te wijd gelegd wordt,
terwijl het ijzer verder naar achteren zeer vaak weer nauwer ligt. Dit
noem ik te rond bijsmeden, anders behoefde ik in dit geval niet over
garnituur geven te spreken.
Mijn tweede bewering berust op eenige feiten en wel de ondervinding
met leerlingen der hoefsmidsschool en het werk dat ik eenige malen zag
van een hoefsmid bij een marechausseepaard. Bedoeld paard streek zich
in lichte graad, doch door te wijd leggen der ijzers werd dit verergerd.
Nu is dit op ziehzeK voor een keer niemand kwalijk te nemen, maar
wanneer de berijder van zoo'n paard gedurende 3 of 4 keer, telkens naar
een burgerhoefsmid moet om de ijzers te verleggen vind ik dit wel erg,
temeer daar de berijder den smid waarschuwde. Als de buitenhoefhelft
iets korter werd gemaakt dan de binnenhoefhelft en het ijzer wat nauwer
gelegd werd, was het verholpen, doch de smid durfde de voetas niet te
breken. Waarom is mij een raadsel: ik zie er geen kwaad in en doe het
met een gerust geweten. Dus was die bekrompen opvatting voor mij één
reden.
De andere feiten hebben zich geopenbaard bij jonge smeden, pas in de
burgerpractijk gekomen, gediplomeerd van de hoefsmidsschool. De onder-
vinding daarmee opgedaan, leidt mij tot de conclusie, dat bij hun prac-
tisch werk niet voldoende verklaard wordt waarom ze iets moeten doen.
B.v. Zij gaan bekappen en staan te hakken en te schilveren, inplaats
van flink het mes er in te zetten. Je kunt zoo zien dat zij te bang zijn.
Ook met het vlak maken van den draagrand staan ze te sukkelen; de
rasp moet het goed maken doch daar is bij een burgerhoefsmid geen tijd
voor. Bij hen moet de draagrand direct vlak zijn. Bovendien kunnen ze
als hun gevraagd wordt: waar moet nog wat af of waar is te veel af,
vaak geen afdoende antwoord geven. Ik heb er nogal eenige in mijn
smederij gehad, ook jongens met leertijden van ö^/g, 9 en 10 maanden,
1 jaar zelfs één van ruim V-j^ jaar, doch tot heden heb ik er maar één
aangetroffen welke beslist goed was. Ik heb zoo den indruk dat het on-
derwijzend personeel niet genoeg met de jongens over het werk spreekt,
terwijl ze bezig zijn. En wijl het onderwijs voor miliciens, vrijwilligers
en buitengewone vrijwilliger naar mijn meening gelijk is, zeg ik: als de
vrijwilliger een plaats krijgt bij de troepen en ze zijn niet beter dan die-
genen die de burgerpractijk ingaan, dan zijn ze niet volwaardig om zelf-
standig op te treden, en kon ik met een gerust geweten zeggen, dat
ook het militair beslag zijn fouten heeft. Wel weet ik dat de ondervinding
een zeer voorname factor is, doch indien de fundamenten niet goed zijn
kan onmogelijk het daarop gebouwde huis goed zijn.
Hooggeachte redacteur, ik heb aUe respect voor de hoefsmidsschool
maar niettegenstaande dat, geloof ik toch, dat de achting bij mij en
misschien ook bij collega's zou stijgen indien er nog betere leerlingen
worden afgeleverd dan tot nog toe, en m.i. kan dat gebeuren, als de
onderwijzers hierin medewerken. Ik hoop dat deze vingerwijzing geen
kwaad bloed zet, doch het hoefsmidsvak in zijn geheel ten goede komt.
WasscTiaarnbsp;P. vandeBoer.
Hoewel naar mijne meening het bovenstaande ingezonden stuk niet
bepaald als een antwoord kan gelden op mijn vraag in de Mei aflevering
van ons vakblad gesteld, doch meer te beschouwen is als een klacht
over de vakuitoefening van een der hoefsmeden der Kon. Marechaussee
en verder een ontevredenheidsgevoel uit over de prestaties van door de
Hoefsmidschool afgeleverde nieuwbakken gediplomeerden, zoo wil ik
toch gaarne aan den schrijver gastvrijheid voor zijn ingezonden stuk
verstrekken. Het komt mij ook beter voor dat hij zijne grieven kan luchten
en ik hoop dat een onderlinge bespreking er toe bij moge dragen dat de
geachte inzender een meer breederen kijk op het behandelde onderwerp
zal krijgen, alsmede een mildere beoordeehng voor pasg^ëxamineerde
hoefsmeden.
Het punt van uitgang was de vraag welke fouten z.i. aan het militaire
hoefbeslag kleven en op deze vraag geeft de heer v. d. B. als antwoord
twee klachten weer.
Ie. dat een hoefsmid bij de Kon. Marechaussee een der bij hem in
-ocr page 96-beslag zijnde paarden, zoodanig heeft beslagen dat dit paard tengevolge
hiervan ging strijken en de eigenaar van dit paard verder hulp ging
zoeken in een burgersmederij.
Laten wij aannemen dat dit zich zoo heeft voorgedaan dan is dit
toch zeker een geval dat op zich zelf staat en kan zulk een op zich
zelf staand feit toch moeilijk worden aangemerkt als een fout aan
het militaire beslag eigen. Wanneer men toch zijne conclusies zoo
snel mocht trekken, dan zou men evengoed gerechtigd zijn om ook
het omgekeerde naar voren te brengen. Het is mij n.1. wel bekend dat er
meerdere hoefsmeden der Kon. Marechaussee zijn die burgerpaarden in
beslag hebben, waar dus de eigenaars van deze paarden, om de een of
andere reden niet naar hun plaatselijken burgerhoefsmid gaan, doch de
voorkeur geven aan het beslag van den miUtairen hoefsmid. Mag men
nu uit dit feit de gevolgtrekking maken dat die plaatselijke burgerhoef-
smeden allen prullen in hun vak zijn ? M.i. zeer zeker niet en het is dan
ook altijd zaak om uiterst voorzichtig te zijn met een openlijke afkeuring
uit te spreken; men moet daarvoor geheel op de hoogte zijn, moet beide
zijden van het vraagstuk goed hebben bekeken en beide partijen hebben
gehoord.
2e. Klaagt de geachte schrijver over eenige van zijne knechts welke
blijkbaar bij hun in diensttreding rechtstreeks van de H. school kwamen
en dus als hoefsmid bij hun eersten baas werkzaam kwamen. De klachten
dan waren: het niet vlug genoeg bekappen van de voeten, en het te veel
gebruik maken van de rasp om den draagrand vlak te maken.
Ik kan deze klacht van het standpunt van den schrijver begrijpen. In
een burgersmederij toch geldt het spreekwoord: „tijd is geldquot; en b.v. op
marktdagen moeten vaak een ongelooflijk aantal paarden worden be-
slagen. Dit nu is niet mogelijk wanneer men langzaam werkt, doch m.i.
is het niet mogelijk vlug en goed werk van een pas geëxamineerd hoefsmid
te verwachten. Vlug werken is een gevolg van routine en alleen een
langdurige praktijk en veel ervaring kunnen snel en goed werk doen voort-
brengen. Ik weet niet of de geachte schrijver vroeger een cursus in hoef-
beslag heeft gevolgd en daarna een examen in hoefbeslag heeft gedaan,
doch wanneer dit wel het geval is geweest, vermoed ik dat de eerste
paarden welke hij daarna in een nieuwe werkkring geheel zelfstandig
heeft moeten beslaan, ook wel niet tot zijn vlugste arbeidprestaties
zullen hebben behoord. Ik heb het voorrecht gehad vanaf de instelling
van het Rijksdiploma voor Hoefsmid deze' examens mede af te nemen en
heb mij dus een oordeel kunnen vormen over de vlugheid en accuratesse
van de candidaten voor dit examen. Ik geef u de verzekering dat op
uitzonderingen na, zeer langzaam gewerkt wordt en dat over het be-
snijden van een hoef en het maken en passen van een ijzer hiervoor, niet
zelden drie uur gedaan wordt. Dit zijn toch ook allemaal menschen die
zich eventueel den volgenden dag als knecht zouden kunnen aanmelden
en waarvan men dus evenmin vermoeden of verwachten mag dat zij zelf-
standig goed en vlug zullen werken. De Heer v. d. B. schrijft o. a. van
zijne knechts (gediplomeerden H.school) „zij gaan bekappen en staan te
hakken en te schilferen, in plaats van flink het mes erin te zetten, je
kunt zoo zien dat zij te bang zijn.quot; Ik kan aannemen dat dit zich werkelijk
zoo voor heeft gedaan en wil daarom wat dit betreft voor hen gaarne
een lans breken, daar dit voorzichtige besnijden een direct uitvloeisel is van
het leermateriaal tijdens hunne opleiding aan de Hoefsmidschool. Wat
toch is het geval : de paarden welke aan de H.school in beslag zijn, zijn
alle rijkspaarden, die reglementair binnen de 5 a 6 weken opnieuw moeten
worden beslagen. Bij vele van deze paarden is bij het vernieuwen van
het beslag maar weinig hoorn aangegroeid, er valt dus maar weinig te
bekappen en terecht moet de leerhng dit met groote voorzorg doen. Van
„eens fhnk het mes erin zettenquot; is in den regel weinig sprake, maar
wel zal hij vaak verphcht zijn „te schilferen.quot; Het gebeurt helaas nogal
eens dat een leerhng „het mes er wel stevig inzet,quot; met het gevolg dat
het paard kreupel loopt en dan getracht moet worden de fout te herstelllen
door een lederen rand tusschen draagrand en ijzer aan te brengen. Daar na-
tuurlijk kreupel loopen na het besla,g en tengevolge van het beslag, zooveel
mogelijk moet worden voorkomen, zal in vele gevallen wel uiterst zuinig be-
sneden moeten worden.
Wat de opleiding betreft, is in deze de H.school gehandicapt, en
wanneer het leermateriaal bestond uit boerenpaarden die eerst na 4, 5
en meer maanden voor het vernieuwen van het beslag terug komen,
dan zouden ook onze leerhngen wel meer vertrouwd geraken tijdens hunne
opleiding, om : „het mes er stevig in te zetten.quot; Nu moet dit gebrek
worden bijgewerkt door het beslaan van,, doode hoevenquot; zooals deze van
het abattoir verkregen worden en waaronder vaak zeer leerzaam materi-
aal schuilt.
De conclusies die de heer v. d. B. meent te moeten trekken uit zijn
aangehaalde feiten, zijn m.i. niet billijk en gaan ook bovendien mank.
Niet billijk acht ik het om de tekortkomingen, welke uit A'foort ge-
diplomeerden bij hun indiensttreding bij schrijver volgens diens oordeel
vertoonden, zonder meer te wijten aan het onderwijzend personeel „dat
niet genoeg met de jongens over het werk spreekt terwijl ze bezig zijn.quot;
Het onderwijzend personeel bestaat uit de beste militaire hoefsmeden,
die bovendien geschikt zijn bevonden om onderwijs te geven en die zich
als genegen daartoe hebben opgegeven; van hen kan een goed voorbeeld
in alle opzichten verwacht worden niet alleen met de daad, dus het
eventueel voordoen aan den leerling, doch ook het verklaren en bespreken
van het opgedragen werk en dat dit werkelijk ook het geval is, daarvoor
sta ik den geachten schrijver borg.
Mank gaat de gevolgtrekking van den schrijver waar hij zegt: „wanneer
de vrijwühger een plaats krijgt bij de troepen en niet beter is als diegene die
de burgerpraktijk ingaan, dan is hij niet volwaardig om zelfstandig op
te treden enz.quot;
Moge toch de opleiding van den vrij williger dezelfde zijn als van den dienst-
plichtige of van den reserve hoefsmid, daar hij uit deze twee categorieën ge-
kozen wordt, zoo is de voorstelling onjuist dat hij direct een plaats krijgt
bij een troepenonderdeel. De vrijwiUiger wordt gekozen uit de beste ge-
ëxammeerde hoefsmeden en gedurende eenige jaren daarna wordt hij
gedetacheerd bij verschillende onderdeelen van het leger om dienst te
doen voor zieke hoefsmeden. Hij krijgt dus een zeer afwisselende en rijke
ervaring gedurende eenige jaren alvorens hij aan de beurt komt voor
een vaste aanstelling tot hoefsmid,
Ik hoop dat de heer v. d. B. na het lezen van deze regels een eenigs-
zins anderen kijk op de militaire hoefsmeden zal krijgen en vooral hoop
ik dat hij bij pas geëxamineerde hoefsmeden wil bedenken dat zij aan
het begin van hunne carrière staan en dat men niet moge verwachten dat
zij volwaardig zijn als een ervaren hoefsmid, daar juist de ervaring, die
in elk beroep zoo'n groote rol speelt, voor hen nog moet gaan beginnen.
Zij hebben in hun opleiding een basis gelegd om op voort te bouwen,
een zekere theoretische en practische kennis die hen in staat zal stellen,'
bij verdere ijver en werkkracht, gepaard aan de te verkrijgen onder-
vinding, om zich tot een goed hoefsmid te ontwikkelen. Men blijve echter
billijk in zijn oordeel, trachte het goede te waardeeren en het ontbrekende
aan te vullen en denke nooit dat een diploma op welk gebied ook, als
het einddoel beschouwd moet worden. Men make dus zonder meer den jeug-
digen bezitter ervan, geen verwijt over eventueele tekortkomingen, evenmin
den leermeesters, daar toch de ware goede vakman zich eerst in den loop
der jaren kan vormen en men dit slechts kan vergemakkelijken en in
de hand werken door de opleiding zoo goed mogelijk aan het vak aan
te passen.nbsp;^
—nbsp;Militaire Hoefsmidschool te Amersfoort. Het examen van hoefsmid
is met goed gevolg afgelegd door den dienstplichtige der Cavalerie Van Ham
en door den reserve hoefsmid Strobos. Aan beiden werd een diploma uit-
gereikt en zij zijn in het genot van onbepaald groot verlof gesteld.
*
Herhaaldelijk komen aanvragen binnen van jonge smeden die langs
den weg der Hoefsmidschool te Amersfoort, een positie willen bereiken
als militair smid bij het leger in Ned. Oost Indië.
Met het oog hierop wordt medegedeeld dat het leger in Ned. Indië
een eigen hoefsmidschool heeft en dat zij die hoefsmid in Indië willen
worden, zich dus tot het Departement van Koloniën moeten richten met
verzoek een vrijwillige verbintenis te mogen aangaan om in Indië te
worden opgeleid tot militair hoefsmid.
—nbsp;Wedstrijd in lioeïbeslag te Kloosterzande wegens gebrek aan belang-
stelling niet doorgegaan.
Op 18 Juni j.1. is te Kloosterzande een landbouwtentoonsteUing ge-
houden, ter gelegenheid waarvan ook een wedstrijd in hoefbeslag zou
plaats hebben.
Jammer was 't, aldus lezen we, dat deze wedstrijd niet doorging, vooral
-ocr page 99-jammer omdat hieruit spreekt de dalende belangstelling van de smeden
voor het hoe beslag, die naar men ons mededeelde, nauw samenhangt
met de algemeene waardeering van het paard ! Laten de fokkers er toch
om denken, dat tot de behoorlijke verzorging van een paard in de eerste
plaats behoort een goed onderhoud van de hoeven.
Wel waren er een paar inzendingen op dit gebied, n.1. een collectie
modelijzers van de Gebr. Schieman te Axel en van de Hoef ijzerfabriek
te Stoppeldijk, de bekende goede modellen machinaal vervaardigde ijzers.
—nbsp;Tentoonstelling te Luik. De volgende wijzigingen zijn aangebracht:
20 Juli om 10 uur. Voordracht: Vorm van den voet in betrekking met de stelling
van het been. Beslag van een licht trekpaard.
Prijskampen 3: Aug. om 9^/2 uur provincie Luik, 10 Aug. om 9V2 umquot; provincie
Limburg, 17 Aug. om 91/2 uur provincie Namen, 24 Aug. om 91/2 quot;ur provincie
Antwerpen, 31 Aug. om 9^2 uur provincie Brabant, 7 Sept. om 91/2 uur pro-
vincie Oost-Vlaanderen, 14 Sept. om 9^2 uur provincie Henegouwen, 21 Sept-
om 91/2 uur provincie West-Vlaanderen, 28 Sept. om 91/2 uur provincie Luxem-
bourg, Maandag 29 September Prijskamp: Groote Prijs van het beslag voor België.
In de maand Juni zal verschijnen „Practische leergang Hoefsmederij door
A. Bosmans, meesterhoefsmid, bestuurder der Staatspractische Middenschool
van Hoefsmederij te Brussel en J. de Luyck, dokter veearts, leeraar aan boven-
genoemde school. Het is te verkrijgen bij M. Bosmans, Gentsche Steenweg IIC,
Brussel, voor 50 franken plus verzendingskosten.
—nbsp;Thrianta. Op de „Thriantaquot;, Landbouwtentoonstelling van het Drentsch
Landbouw Genootschap op 1, 2, 3 en 4 September a.s. te Assen te houden, zal
voor het eerst de film worden vertoond, welke in opdracht van het Genootschap
voornoemd, wordt vervaardigd door den heer G. Aalfs, leeraar H. B. S. te Har-
lingen. De film tracht een overzicht te geven van den Landbouw, de Veeteelt en
de Landbouw Industrie in Drenthe. Aan het doen der opnamen wordt reeds
geruimen tijd gewerkt en de voorloopige indruk van hetgeen de film straks te
zien zal geven, is zeer gunstig.
t De vorige maand is te Laken in België overleden Dr. H. d e E 0 0, gewezen
voorzitter van den toezichtsraad der Staatspractische Middenschool van Hoef-
smederij en Voorzitter der Jury sedert vijf en twintig jaren. De heer de Roo
was dokter in de veeartsenijkunde en rustend algemeen opzienerveearts aan het
Ministerie van Landbouw; door zijn werken heeft hij aan den landbouw in het
algemeen en aan de hoefsmederij in het bijzonder, heel vele diensten bewezen.
(Uit de Belg. hoefsmid).
In de Juni-aflevering van „de Duitsche Hoefsmidquot; geeft dr. Fischer aan
de hand van afbeeldingen een overzicht van de laatste uitvindingen van
hoefijzers om te gebruiken op gladde kunstwegen, voornamelijk op
asphaltstraten.
Vooreerst beschrijft hij de verwisselbare gummi kalkoenen en stooten
zooals deze in den handel zijn, o.a. ook als balkijzer — welke eigenlijk
gelijk zijn aan de Amerikaansche „Giant Grip Drive Calksquot; welke daar
veel en met succes worden gebruikt.
Uit Noorwegen wordt een hoefijzer voor het uitglijden op harde straten
aanbevolen als „imperator hoefijzer.quot; Het is een fabrieksijzer dat als
open- en als gesloten (balk)ijzer gebruikt kan worden. Het nadeel is
echter al dadelijk dat het veel te zwaar is, het ijzer weegt n.1. voor een
kleinen hoef al 1100 gram; verder zijn de nagelgaten verkeerd van richting
en plaatsing en heeft het ijzer volgens P. alleen museum waarde.
Fischer zegt dat niettegenstaande de talrijke nieuwe uitvindingen
waaronder zelfs zeer goed bruikbare zijn, er toch nog geen enkel universeel
hoefijzer is uitgevonden dat voor alle denkbare gevallen van uitglijden
behoedt. Naast het touwijzer, is het kurkbeslag tot nog toe wel het beste
gebleken en dit is in zooverre beter dan het touwijzer, omdat dit laatste
zich niet zoo gemakkelijk laat omvormen en richten.
Practischer zijn de hoefijzers tegen het uitglijden uitgevonden door
den leider der mil. hoefsmidschool te Hannover, Dr. Semmler. Hij gaat
uit van gewone hoefijzers doch verandert de bodemvlakten ervan ioo-
danig, dat ze het uitglijden tegengaan ; Men maakt het ijzer blauw warm
en dan wordt de binnenste hoefijzerrand schuin van af het toongedeelte
tot aan de takken en tot dicht bij de rits, met de handhamer gedeeltelijk
uitgehouwen. Al naar de grootte van bet ijzer worden in eiken tak 3 tot
5 van zulke insnijdingen aangebracht. Het toongedeelte wordt uitgebald
als bij een jachtijzer doch bij paarden die erg sleetsch zijn in den toon,
wordt het ijzer daar op de volle breedte gelaten.
Semmler geeft zeer gunstige resultaten van het gebruik van dit ijzer
bij troepenpaarden en ook bij burger rij- en trekpaarden op de meest
verschillende kunstwegen, zelfs ook in gevallen waar touwijzers en kurk-
beslag in den steek heten. Proefnemingen op grooter schaal schijnen in
bewerking te zijn.
Volgens de teekening zijn deze ijzers vervaardigd aan de H.school,
waarbij echter bleek dat het geenszins een eenvoudige bewerking van
het ijzer is, welke ook niet blauw warm is uit te voeren. Dit doet al
dadelijk het groote voordeel te niet daar voor een algemeene toepassing
de eisch moet gesteld worden van gemakkelijke bewerkelijkheid.
Uit Indië komt bericht dat door den Paardenarts Dr. Stadhouder
aldaar een hoefijzer is uitgevonden dat in Indië op de asphaltwegen bij
proefnemingen uitnemend heeft voldaan tegen uitglijden.
Stadhouder gaat uit van het principe dat vroeger toen de wegen ruw waren,
een glad ijzer werd gebruikt en dat daarom, nu de wegen glad zijn,
een ruwe ondervlakte aan het ijzer moet worden aangebracht. Hij doet
dit door straalsgewijze wigvormige insnijdingen in de ondervlakte van
het ijzer aan te brengen en wel zoodanig dat de breede zijde van den
wig aan den buitenrand van het ijzer komt. Dit heeft het voordeel dat
het straatvuil dat in de wig vorniige insnijdingen dringt, er weer uitge-
perst wordt en dus naar buiten wordt uitgestooten. De insnijdingen worden
in het ijzer aangebracht door deze er in te stampen waarvoor hij stampen
bezigt. Zoo gehoord is het dus zeer eenvoudig; bezit men een stamp dan
kan men blijkbaar elk ijzer zeer spoedig maken tot een onfeilbaar middel
tegen het uitglijden. Alvorens te beschikken over modellen van de ijzers
en van de stampen en alvorens ook hier te lande proeven met deze ijzers
zijn genomen, valt over de waarde ervan voor onze paarden en onze
wegen niet te oor deelen.
In de Mei-aflevering van de Zwitsersche Hoefsmid staat een zeer
interessant artikel over het Hoefbeslag bij de volksstammen van Noord
Afrika door P. Löwe; zoodra het vervolg van dit artikel is verschenen,
zullen hierover mededeelingen worden gedaan.
* * *
Verder bespreekt Schwendimann een dissertatie van den Pinschen
dierenarts Sigurd Helsingius over het hoefbeslag zonder hoefnagels. De
schrijver heeft een zeer uitvoerige studie over dit onderwerp gemaakt en
geeft niet minder dan 74 afbeeldingen van diverse uitvindingen op dit
gebied. Zijn conclusies zijn de volgende : Wanneer, een beslag zonder
hoefnagels aan zijn doel zal beantwoorden en voor algemeene toepassing
in aanmerking kan komen, dan moet het aan de volgende voorwaarden
voldoen : .
Ie. Door het beslag mag de werking van het hoefmechanisme in geen
enkel opzicht belemmerd worden.
2e. De wijze van bevestiging van het beslag mag noch den hoornwand,
noch de weeke deelen van den hoef en de ballen, beschadigen.
Met het oog op strijken mogen de bevestigingsmiddelen niet naar ter
zijde of naar achteren uitsteken, evenmin uitsteken aan de ballen of
aan de takken van het ijzer met het oog op aftrappen van het ijzer.
3e. de vervaardiging en de bevestiging van het ijzer moeten zoo een-
voudig mogelijk zijn.
4e. De aanmaakkosten mogen niet belangrijk hooger zijn dan de thans
gebruikte hoefijzers.
5e. Het weerstandsvermogen en de bevestiging moeten niet van korteren
duur zijn dan van de nu gebruikte hoefijzers.
Tot heden heeft nog geen enkel van de vele uitvindingen van hoefbe-
slag zonder gebruikmaking van hoefnagels, aan al deze voorwaarden
voldaan.nbsp;'
UITGEBREIDE SORTEERING
OMGAANDE TOEZENDING
Glashaven 9, Rotterdam - Telef. 11355
Handel in Alle Hoefbeslag - artikelen
leveren wij bedrijfs-
klaar op de plaats:
A. j. ROMPELMAN
Onderwijzer-hoefsmid, Almelo
Het resultaat van het geleerde in Utrecht — Paard en motor (Slot) — Beslag met Kalkoenen
— Korte mededeelingen — Litteratuur-overzicht — Advertentiën
co
CD
CM
evj
EEN RESULTAAT VAN HET GELEERDE IN UTRECHT.
Ruim een jaar geleden kwam ondergeteekende bij zijn oud-leermeester,
den heer S. van Angeren in Utrecht. Ons gesprek ging al heel spoedig
over het hoefbeslag. Verschillende dingen werden besproken, o.a. ge-
breken aan hoeven, de beslagen hiervoor en de verkregen resultaten
daarvan werden behandeld.
De heer van Angeren deelde mij onder andere mede een verkregen
succes met een z.g. Belgisch balkijzer met leeroplegsels.
Zijn hulp was ingeroepen bij een hengst van groote waarde. Dit paard
had een jaar te voren bij een Provinciale keuring een eersten prijs ver-
worven, maar liep thans groote kans op de volgende keuring afgekeurd
te worden, tengevolge van een hoefgebrek, ontstaan door een ondoelma-
tig beslag, en dito besnijden van den hoef,
Toevallig werd eenigen tijd later ook mijn hulp gevraagd bij een paard
van zwaar Belgisch ras. De beide voorhoeven waren vervormd en
hadden lage omgeslagen verzenwanden, in eiken steunselhoek een niet
onschuldige steengal, en een paar gave doch harde stralen. Door
deze gebreken was het krachtig en frisch neerzetten van de beenen op
den bodem verdwenen en had plaats gemaakt voor een tragen voor-
zichtigen en pijnlijken gang.
Ik paste hier toe hetgeen mij in Utrecht geleerd was : namelijk het Bel-
gisch balkijzer met ingelaschte vrij breede dunne balk. Over de draagvlakte
sneed ik drie lagen leer in den vorm van het ijzer pas; in de takeinden werd
een stampgat geslagen voor het vastleggen van de leerlagen; de eerste
leerlaag loopt even voorbij het laatste nagelgat, het tweede iets korter,
en het derde weer iets korter dan het tweede, alle uiteinden van de leer-
jrt
ÜJ LÜ
Q t
V co
UJ LU
Él
CE
MAANDBLAD
's-Gravenhage
oplegsels werden dun uitgesneden om een vloeiende vlakke draagvlakte
te bevorderen. De boeven waren zoodanig besneden, dat bij het onbelaste
been tot bijna het laatste nagelgat het ijzer, in dit geval de bovenste leer-
laag, ter dikte van een gulden lucht lag, en de straal juist op den balk
rustte.
Daar de stralen, door hunne hardheid, alle elasticiteit verloren hadden,
gaf ik den eigenaar den raad om het paard in een zandbad te plaatsen,
waaraan ook direct voldaan werd. Na dit paard op boven omschreven
wijze beslagen en behandeld te hebben, was het succes na ongeveer een
jaar als volgt:
Het paard had toen een paar voorhoeven met fhnke sterke recht af.
groeiende verzenwanden, de hoogte-verhouding overeenkomende met zij - en
toonwand, en goede aangegroeide steunsels. Van de vier pijnveroor-
zakende steengallen waren er drie geheel, en een bijna verdwenen; de
gang is thans weer rad en krachtig.
Ziehier een mededeeling van een succes, door toepassing van het ge-
leerde in Utrecht.
Het doel van deze mededeeling is, dat ook andere collega's bij even-
tueele dergelijke gevallen er winst mee kunnen doen.
Zeer gaarne zou ik als trouw lezer van ons maandblad „De Hoefsmidquot;
meerdere ervaringen van practijk-menschen onder de oogen krijgen, het-
geen mijn inziens tweeërlei nut kon hebben: ten eerste van zoo goed
mogelijk rationeele uitvoering van het hoefbeslag, door eikaars kennis te
verrijken, en ten tweede de inhoud van ons maandblad frisch en leer-
zaam te houden waaraan de hooggeachte Redactie zeer zeker ook alle
hulp en medewerking wil verleenen.
Harlingen, 22 JuH 1930.nbsp;O. H. Baarda.
Ervaringen uit de praktijk zijn ontegenzeggelijk voor de lezers van het
meeste belang en deze inzendingen zullen dan ook zeer gaarne voorrang
genieten boven andere bijdragen. De red.
PAARD—MOTOR.
II. (Slot)
Beiden zijn uit snelheid geboren, voor snelheid geschikt, ja tot snelheid
gedoemd.
Ontneem het eerste de gelegenheid zich over groote afstanden in snelheid
met zijn makkers te meten (niet op ren- en draversbanen om een gokje,
doch in woestijn en steppe ter voldoening aan den natuurlijken, instinct-
matigen drang naar levensonderhoud en levensuiting), en wat houdt ge
anders over dan een lymphatisch samenstel van vooze beenderen en aUes
verder bij het gewicht, dat inmiddels zeer zeker tot enorme krachtpraestatie
in staat is over korten afstand, waarvoor en waardoor dan ook zijn bestaan
gerechtvaardigd is en terecht wordt gewaardeerd. Oeconomisch wordt die
snelheid echter niet meer gevraagd — de motor voorziet daar thans in.
Laat den motor op gering toerenaantal werken en ... . dat is de vroege
dood voor de machine. Waar evenwel het paard is gefokt, geschikt voor
zwaar stappend werk, zou ook de motor eenmaal daartoe te construeeren
zijn.
De bodem, zoowel over korten als langen afstand wordt met den dag
steeds meer op het gebruik van den motor ingesteld, overal waar traffiek
doel is voor het gebruik van den weg.
Blijft 'voor onzen galojjer de terreinen, tot heden nog beschikbaar voor
jacht en wandelrit.
Doch wat staat er met die gronden te gebeuren in afzienbaren tijd?
Zullen ze zich uitbreiden? Zal cultuur een inkrimpen van de uitgestrekt-
heid waarover reeds beschikt werd, toelaten? Of zal veeleer — stilstand
bestaat niet! — de grond, tot heden voor het paard toegankelijk, aan opper-
vlakte verliezen? Reeds weten we allen hoe in de laatste kwarteeuw huizen-
bouw, landontginning en inrastering onze galoppaden deed omzetten in
hard wegdek en verboden terrein. Doch nog staan vele landen ter beschik-
king, welke ten deele zoo goed als, ten anderen deele totaal improductief
zijn van het standpunt van den oeconoom. Laten we de z.g. natuurmonu-
menten welke steeds zullen blijven, buiten beschouwing, dan zal al het ove-
rige binnen zeker thans reeds afzienbaren tijd worden belast ten nutte van
het algemeen waarvoor de enlcele particulier steeds zal hebben te wijken,
en zal daarmede het bezit van dergelijke, speciaal voor ons rijders te paard
geschikte gronden te bezwarend worden voor den eigenaar, zoodat hij af-
stand zal doen van dien grond ten bate van hem, die dat deel onzer aarde
in cultuur brengt.
Waarmede dan weer verloren gaat zooveel vierkante kilometer als voor
een meer intensief gebruik van den grond zal zijn bestemd.
En aangezien de totale oppervlakte (wat evenzeer voor den inhoud geldt)
van onze aarde steeds dezelfde blijft, zal elke in intensief gebruik genomen
meter evenzoovele verliezen boeken voor het op snelheid over groote af-
standen aangewezen paard, tot heden nog onder den zadel gereden.
De aarde moge onmetelijk schijnen en de idee alleen al belachelijk om zich
druk te maken over een te kort aan ruimte zelfs voor onze ruitersport, het
zou niet de eerste maal zijn dat lachen goedkooper was dan.. . to devine
possibihties!
Zeker is het, dat onze voor cultuur geschikte doch tot heden braak lig-
gende groote grondbezittingen hun längsten tijd van rustige rust hebben
gehad en het tijdstip wellicht (ik zeg niet eens: misschien) heel wat dichter
bij is dan de zich steeds verder uit ons bereik bevindende terreinen om niet
al te ver van huis een galopje te gaan halen, waarop het noodsein zal
worden geheschen, dat onze regeering wakker schudt uit den dut, waarin
van de mogelijkheid om van een aardappelprijs ad f 1.40 per mud de pacht
van den grond te betalen mag worden gedroomd, doch dat tevens zal reali-
seeren hoe de grond, niet gemaakt door rnenschenhanden doch natuurgave
aan allen, die er op leven, zal dienen te worden belast naar de maatstaf,
niet van hetgeen hij opbrengt, doch wel van wat hij opbrengen kan.
Zonder angst voor de concurrentie van het vhegtuig, dat reeds in het
-ocr page 106-jachtveld verscheen boven de meute met de bedoeling de jacht te volgen,
kan toch gerust worden voorspel dat het aantal paarden, moge dit tijdelijk
eens stijgen, geleidelijk zal afnemen in dien vorm van belangrijk handels-
object. Dit is dan m.i. ook de eenige reden waarom een betoog als het hier-
gevoerde plaats moge vinden in een paardenvakblad, waar fokkerij als
hoofd fungeert boven de eerste kolom.
Al moge af en toe gewezen kunnen worden op cijfermateriaal in een hoog
bedrag, voor den hunter besteed, niemand, die er iets dieper over nadenkt,
zal dit in verband met de kwijnende markt willen aanzien voor een vinger-
wijzing in de richting van terugkeerenden bloei in de paardenfokkerij.
Integendeel: het is en blijft ook hier wederom zooals in alles en overal de
zwakste schakel, welke de kracht van den keten beheerscht. Deze zwakke
plek is hier de marktwaarde en het aantal dekkingen, beide van zelf spre-
kende gevolgen eener oorzaak welke zetelt in de verhouding van vraag en
aanbod.
De vraag naar paarden wordt beheerscht door de behoefte welke er aan
wordt gevoeld. Deze wordt kleiner naar mate de omstandigheden waaronder
het werken moet ongunstiger worden. Op kleinen afstand wordt de bodem-
gesteldheid, het wegdek, met den dag slechter voor het dier. Op grooter
afstand doet de motor het moordende concurrentie aan.
Tot zoover het paard in de trafamp;ek.
Wat het luxe-gebruik aangaat, is het gebonden aan ruimte, welke kleiner
wordt naarmate grootere complexen onttrokken worden aan tot heden
woeste gronden, welke dan voor cultuurdoeleinden worden opgeëischt.
Deze eischen zullen met den dag hooger worden in de richting van die
onttrekking aan de terreinen tot heden nog beschikbaar voor de jacht.
Voor wandeh-itjes zijn ze al bijna niet meer anders te vinden dan te ver van
huis om er binnen de twee uren van te kunnen profiteeren.
Deze toestanden zullen in sneller of langzamer tempo vermeerderen ten
bate van de cultuur, wat op hetzelfde neerkomt als ten koste van de paar-
densport.
De handel in paarden zal dus nimmer zich herstellen in de richting van
vroegeren bloei. Wat noodwendig meebrengt een inkrimping van de fokkerij
ter levering van een eventueel inlandsch product. Dit geldt ook voor den
uitvoer, die alleen loonend zou zijn als hier gemaakt kon worden wat ginds
gevraagd werd, en dan niet per stuk, doch per wagonlading. Dat we immers
den tijd van treinen, tot welker vulling men zich op de veelading stond te
verdringen, nog eens weer zou beleven, hiertoe bestaat even weinig kans
als op de mogelijkheid — ik zeg niet: waarschijnlijkheid — waarbij de motor
wel weer zal verdwijnen of zelfs maar noemenswaard op den duur zou worden
verdrongen van het tooneel wegens zijn grootere exploitatiekosten.
Wat wel zal verdwijnen, dat is de tractor, die op de beste gronden het
grootste nadeel doet, niet nu of morgen, door zijn grootere exploitatie-
kosten, wat trouwens „factsquot; zouden zijn, doch wel straks, als zal blijken,
hoe niet de bouwvoor, doch wel de ondergrond dermate wordt samenge-
drukt, dat de circulatie van het grondwater zoowel capillair als globulair
Modern vervoermiddel.
Panton, het circuspaard, dat onlangs de route Frankrijk^Engeland per vliegtuig maakte.
-ocr page 108-en pendulair, zal blijken te zijn gestoord ten koste van den oogst, waar het
ten slotte om gaat.
Hiermede is dus die concurrent van het paard wel verdwenen van het
land, doch niet van de boerderij waar de diensten in andere en verschillende
richtingen bizonder gewaardeerd zullen blijven.
We gaan toch wel niet terug naar den tijd toen we ons paard verzochten,
in het rad. c.q. op de brug te helpen dorschen.
Wat me echter nog steeds verbaast, dat is de halstarrigheid, het uithou-
dingsvermogen, waarmede de paardenfokker er genoegen mede blijft
nemen — althans ik zag en zie hem nergens protesteeren — met de om-
standigheid, dat telkens weer, sedert al vóór tal van jaren, en later nogmaals
door mij op het feit werd gewezen in het Alg. Ned. Landbouwblad, niettemin
ten koste van onze fokkerij en handel en ten bate van een hersenschim,
door import wordt voorzien in een behoefte, waaraan uit eigen voorraad
had kunnen zijn en worden voldaan.
L. R. zorgde er inmiddels voor het bewijs te leveren, dat de „possibilitiesquot;
geene utopie zouden blijken. Het mag dan toch wel een eigenaardig ver-
schijnsel heeten, dat men bedaard zijn gang laat gaan wat een strop is voor
onze eigen fokkerij, terwijl alle partijen er ten slotte mede gebaat zouden
zijn als daarin verandering kwam en men van bevoegde zijde eens bevoegd
genoeg werd om te kunnen, c.q. te willen inzien, dat ons inlandsche fokkerij-
product voldoet aan de eischen, redelijker wijze te stellen aan een inheemsch
legerpaard ten dienste van Nederlandsche belangen, eventueel te verdedigen
door Nederlandsche ruiters en koetsiers (stukrijders).
Ons eigen fokproduct, opgevoed op de boerderij, gedresseerd onder de
auspiciën van L. R. zal blijken, gereden en bereden, tevens geëntraineerd,
met zijn ruiter kant en klaar te staan veel eerder en veel beter dan het thans
met opoffering van groote kosten en onder vaak weinig aantrekkelijke
omstandigheden, als daar zijn eerst te acclimatiseeren, buiten alle verhou-
ding tot de werkelijke waarde duur materiaal, dat in handen van vaak
allesbehalve enthousiast personeel, door gedwongen te korten diensttijd
onvoldoende voorbereid moet zijn en hierdoor force majeure, wat wil
zeggen geheel buiten de schuld van hunne supérieuren, dezen weer slacht-
offer van weinig mihtante geest der groote massa en daardoor meer geduld
dan gewenscht, nimmer paraat in den vollen zin van het woord zal blijken.
Man en paard kunnen tegelijk, bij escadron en batterij, worden afgeleverd,
spontaan met liefde voor hunne bestemming reeds half gereed bij het begin.
De helft van het aantal zal hier beschikken over de dubbele waarde. De
weerkracht zal hier zijn gebleken onverzwakt vertegenwoordigd te zijn door
de helft der weermacht, zooals het destijds de wensch was van H. M. onze
geëerbiedigde Koningin, geuit in een troonrede, welke is aangehoord met
de gebruikelijke aandacht, zonder er echter verder veel notitie van te nemen,
hiermede aan het gebruik nogmaals alle recht doende wedervaren.
Nu we toch bij het Leger zijn, kunnen we wijzen op de groote uit-
breiding allerwege gegeven aan den tractor, aan de mechaniseering ook
hier van het bedrijf.
Mogelijk is dat ook een ergernis voor sommigen evenals het een ergernis
-ocr page 109-was voor den schrijver in ons blad, die zich beklaagde over het feit, niet
zoozeer dat een landbouwblad, dat leven moet, en goed betaalde advertenties
daartoe noodig heeft, deze nu ook plaatst, en dan zelfs laat beweren, dat
één tractor drie zware paarden vervangen kan, doch wel dat „de laksheid
van onze voormannen in de paardenfokkerij, die het schoonste bezit van den
landbouwer en het edelste onzer huisdieren op een dergelijke manier goed-
schiks liet verkleineerenquot; — dat ergerde hem. Ik gaf een lief ding als Z.Ed.
zich nu ook maar eens ergeren wilde aan de ,,verkleineeringquot; van ons fok-
product ten bate van den lerschen fokker, die ons nationaal vermogen in-
casseert in ruil voor wat hij, die zich ergerde, nu eens zelf moet probeeren
naar waarde te schatten. Waartoe zich ergeren aan ,,Sachen welche hebhch
zu vergessen, weil sie nicht zu ändern sindquot;, toch te verkiezen moet zijn
boven het laten bestaan van misverstanden waarvoor de verbetering voor
het grijpen ligt?
Ik zal voorloopig nog niet begrijpen waar de logica ligt in de gedachten-
gang, welke plausibel vindt — althans er niet tegen opkomt — dat het eene
paard door bet andere verdrongen wordt zonder ander resultaat dan ver-
spilling van nationaal vermogen, terwijl het vergelijken van paarden- en
motorkracht kleineerend en ergerlijk zouden zijn resp. voor paard en voor
fokker.
De grootste en meest ergerlijke kleineering, achteruitzetting, verguizing
kan ik me eerder denken bij de voorkeur gegeven aan den Ier boven den
Inlander, waar het geldt Nederlandsche toestanden, dan bij de vergelijking
van twee geheel ongelijksoortige grootheden waarvan niets meer of minder
valt te zeggen (met reden wel te verstaan) dan dat ze beide hun voor en tegen
hebben, terwijl ieder in zijn miUeu tot de hoogste praestatie kan worden
gebracht in handen van hem, die er verstand van heeft.
Waarom ons paard willen handhaven tegenover den motor en het ter
zelf der tijd laten verdringen door een ander paard van vreemden bodem?
En waartoe dan den Ier verkozen boven b.v. den Anglo-Arabier, die, uit-
gezonderd in den springconcoursring, waarvoor inm. nooit speciaal getraind,
den Ier bij alle gelegenheden op alle andere fronten heeft geslagen in praesta-
tievermogen?
Hierin ügt geen pleidooi vóór den Anglo-Arabier, doch een versterkte
motiveering dat geen ander paani hier noodig is om hulp te verleenen in
gevallen waar het onze reeds jaren geleden werd gesignaleerd, terwijl het
nadien voldoende bewijs heeft geleverd van zijn kunnen.
In Engeland waarschuwde een stem tegen te veel mechaniseering en voor-
spelt dat de tijd eens mocht komen dat ook onze geest zoodoende nog ge-
mechaniseerd dreigde te worden.
Volkomen accoord op dit punt en de quaestie van die zijde bekeken.
Zijn we gelukkiger? aldus de vraag van alle kanten, waarop het antwoord
volmondig: Neen! Er mag nog een enkele materiahst zijn, die over geen
geest genoeg beschikt om te beseffen, dat ook de zijne juist datgene mist
waaraan het gebrek alom wordt gevoeld, doch wie oogen heeft om te zien
en ooren om te hooren, hem kan het bezwaarlijk ontgaan, hoe er hoogere
belangen op het spel staan dan die welke onze gemechaniseerde tijd meent
als hoogste troef in handen te hebben. Het zal dan toch wel in de schoppen
zijn?
Vroeger moesten de menschen zich in veel behelpen, waarmede ze thans
verlegen zitten. Veel is er veranderd en de vraag naar benzine is grooter
voor de paardekracht, dan die naar haver ooit is geweest. Alles verleden en
heden en . . . „factsquot;. Voor de toekomst de „possibihtiesquot; — may yon see
both and may the best you wish be the worst you get!nbsp;□
BESLAG MET KALKOENEN.
Gelezen hebbende het stukje van collega H. W., omtrent beslag met
kalkoenen, is mijn vraag deze:
Wil de heer W. alleen kalkoenen toepassen bij de door hem genoemde
hoefafwijkingen, of wil hij ze meer in het algemeen gebruiken. Is het
laatstgenoemde het geval, dan komen wij nog nader op deze zaak
terug. Het is n.l. een zeer mooi onderwerp, waar nog best eens weer
over gepraat kan worden.
Almelo.nbsp;J- Rompelman.
-ocr page 111-—nbsp;Cursus te 's Bosch. In het najaar van 1930 zal te 's Bosch een nieuwe
cursus in hoefbeslag ter verkrijging van het Rijksdiploma als hoefsmid
worden gegeven. Zij, die daaraan wenschen deel te nemen dienen zich
vóór 1 September a. s. schriftelijk aan te melden bij den heer M. P. Plankeel,
dierenarts te 's Bosch, St. Jozefstr. 33.
—nbsp;De heer C. M o o k, Hoefsmid Koninklijke Marechaussee te Amster-
dam, verzocht ons te willen mededeelen, naar aanleiding van het artikel
van den heer van de Boer te Wassenaar in „De Hoefsmidquot; van 15 Juü 1.1.,
dat de paarden van de Kon. Mar. te Wassenaar en te Loosduinen niet
beslagen worden door een hoefsmid der Kon. Marechaussee.
—nbsp;De klinkerweg. De moderne wegen van asphaltbeton worden bij
velerlei weersgesteldheid glad. Het behoeft maar even te regenen, of de
weg is een glijbaan. Vroeger moest men enkel oppassen, als 't ijzelde
en sprak men van ongelukken door uitglijden enkel des winters. Tegen-
woordig gebeuren zulke ongelukken het heele jaar door. Sommige
wegen — b.v. de Amersfoortsche — zijn er berucht om.
De A.N.W.B, en de K.N.A.C. — dat zijn de vereenigingen van wiel-
rijders en automobilisten — hebben nu aan de Regeering een adres
gericht om het kwaad weg te nemen. Het is gemakkelijker gevraagd
dan verholpen. De Minister heeft geantwoord dat hij ernstige maat-
ragelen zal overwegen, maar welke ? Tot nu toe zijn er geen afdoende
maatregelen bekend.
Als wij zulke klaagliederen over de gladheid van den modernen weg
lozen, dan vragen wij ons altijd af, waarom men den ouden klinkerweg
niet een kans geeft. Er zijn werkelijk geen betere wegen dan klinker-
wegen, mits goed gelegd. De oude klinkerwegen; die maar in het losse
zand zijn neergevleid, voldoen natuurlijk niet aan de eischen van het
moderne verkeer; maar een klinkerweg op een stevigen ondergrond,
waarom zou die niet houden ? En glad is zoo'n weg zelden. Regenen
kan 't zooveel het wil, de weg blijft stroef en gevaarloos. IJzel heeft er
niet gauw vat op: De klachten over asphaltbetonwegen worden ten
opzichte der klinkerwegen nooit vernomen.
Khnkers worden in Nederland gemaakt en duizende werklieden vinden
er hun brood in.
Waarom negeert men den klinkerweg toch en geëft men den voor-
keur aan allerlei probeersels, die glijbanen maken en geen wegen?
^u. De Gelderlander).
— Chicago. In de binnenstad van Chicago zijn 256 smidsbazen waarvan
166 alleen of in combinatie werken en 90 knechts houden. Er is een over-
eenkomst gesloten tusschen patroons en knechts waarbij voor de laatsten
het dagloon is vastgesteld op 9 dollar of f 22.50 en de prijs voor een vierkant
beslag is bepaald op 5 dollar of f 12,50.
Hoe met de tijden de loonen veranderd zijn leert ons in deze een mede-
deeling dateerend van Mei 1897, dus 33 jaar geleden, waarin door de pa-
troons onmogelijk kon worden voldaan aan een verzoek van de knechts
om het dagloon met 50 cent te vermeerderen. De weekloonen bedroegen
toen van 15 tot 18 dollar, dus van f 37,50 tot f 45.
—nbsp;In de Vereenigde staten van Amerika zijn 81752000 paarden, of 208
op elke 1000 inwoners.nbsp;(uit de Am. Hoefsmid).
—nbsp;Ter gelegenheid van het eeuwfeest der onafhankelijkheid, dat België
dit jaar viert, zal er voor elke der 60 ambachten of verschillende bedrijven,
een Deken benoemd worden. Er zal tegeUjkertijd rekening gehouden
worden met de beroepsbekwaamheid van de eandidaten en met hunne
zedelijke eigenschappen, vermits de titel van „Dekenquot; noodzakelijkerwijze
dient voorbehouden te worden aan Belgen, wier gansche loopbaan en wier
burgerdeugden tot voorbeeld gesteld mogen worden.
Tijdens het Groot Feest van den Arbeid, dat zal plaats grijpen te Brussel
in de maand September van dit jaar en dat onze eigenlijke Tentoonstelling
zal openen, zullen de 60 Dekens de voor hen bestemde speciale Eereteekens
ontvangen die bestaan zullen uit een halsketting uit goudsmidwerken.
Zoolang als ze hun titel behouden, zullen de „Dekensquot; deze ketting m hun
bezit mogen houden. Ze zal voorzien zijn van plaatjes, waarop de Nationale
ArbeidstentoonsteUing achtereenvolgens de namen zal laten graveeren
van de titularissen.nbsp;(^it de Belg. Hoefsmid).
_ Ter eere van het 150-jarig bestaan van de Rijkshoefsmidschool te
Dresden, welk jubileum aldaar gevierd wordt van 27-29 September a.s.,
. wordt een jubileum-tijdschrift uitgegeven, dat 160 bladzijden druks beslaat
en voorzien is van 43 afbeeldingen.
Dit feestnummer behandelt de ontwikkeling van het hoefbeslag in Saksen
en in Duitschland vanaf de oprichting van de school in 1780.
-In de Duitsche Hoefsmid behandelt Fischer de vormveranderingen
van het hoefbeen die door hoornscheuren worden veroorzaakt. De onder-
zoekingen loopen over 52 hoeven, allen met chronische, veelal doorloopende
en diepe hoornscheuren. Van deze 52 hoornscheuren kwamen er 24 toon-
scheuren, 8 zijwandscheuren en 20 verzenscheuren voor. De 24 toon-
scheuren kwamen slechts voor V., aan de voorhoeven voor, de overige
aan de achterhoeven. Het hoefbeen vertoonde bij deze scheuren steeds
atrophie en verdiepingen over de plaats van de scheur.
De 8 zijwandscheuren kwamen als volgt voor: linkervoorhoef 5, rechter-
voorhoef 2 en hnkerachterhoef 1. Zeven van de 8 gevallen betrof het de
binnenzijwand, slechts één keer de buitenzijwand. Groeven m het hoefbeen,
zooals deze bij de toonscheuren voorkwamen, werden hier met waarge-
nomen.nbsp;, ,
Van de 20 hoeven met verzenscheuren waren er 15 waar de scheur was
-ocr page 113-gelegen aan den binnenkant op den overgang van den zijwand in den
verzenwand, bij een linkervoorhoef 8 en bij een rechter voorhoef 7; in één
geval slechts aan den buitenhoefhelft; de overige 5 hoornscheuren verliepen
in het midden van den verzenwand, bij 4 voorhoeven en bij één achterhoef.
In al deze gevallen vertoonde het hoefbeen zich meer poreus en was
atrophisch (kleiner geworden).
De hoeflederhuid werd in 7 gevallen onderzocht bij chronische hoorn-
scheuren en bleek een lichtere, meer groen witte kleur te hebben. De
plaatjes waren kleiner en gedeeltelijk verbogen en het hoefbeen kwam vast
te staan; een verder gevolg hiervan was de atrophie van het hoefbeen.
— Dr. Balth uit Heidelberg schrijft over verbranding van de hoefzool
door een te warm ijzer en zegt dat dit voor kan komen als de hoornzooi te
veel verdund is en als het een plathoef, volhoef of knolhoef betreft. Als het
hoorn van de zool te veel verhit wordt, ziet men het geelbruin en schijnt
het vochtig. De zool is dan gevoelig voor druk en het paard spaart dien voet.
Is de zool werkelijk verbrand, dan ziet het hoorn zwartbrxiin, glimt
vochtig en zweet een waterige of licht etterige vloeistof uit. De zool zal dan
buitengewoon pijnlijk zijn bij druk en het hoorn van de zool heeft zich
ter plaatse al gescheiden van de zoollederhuid. Het paard loopt sterk
kreupel en een ontsteking van de hoeflederhuid is ingetreden.
De behandehng zal bestaan uit koele omslagen en baden. De zool zal
men sterk verdunnen en de etter laten afvloeien. Wanneer de zoolleder-
huid wordt blootgelegd, zijn desinfecteerende baden en verbanden aange-
wezen.nbsp;(uit de Duitsche Hoefsmid.)
leveren wij bedrijfs-
klaar op de plaats:
A. J. ROMPELMAN
Onderwijzer-hoefsmid, Almelo
-^ | ||
z-v |
HOEFIJZERS! | |
RITS-IJZERS | ||
MET EN ZONDER KALKOENEN | ||
STAMP-IJZERS | ||
UITGEBREIDE SORTEERING | ||
OMGAANDE TOEZENDING | ||
Firma S. C. M. B |
AX | |
Glashaven 9, Rotterdam - Telef. |
11355 | |
Handel |
in Alle Hoefbeslag-artikelen | |
- |
Geïllustreerd weekblad gewijd aan Paarden
fokkerij, Paardenkennis, Rijkunst, Gezond-
heidsleer, Draf- en Rensport, Hoefbeslag,
Tuigenkennis enz.
Officieel Orgaan van Onderscheidene Instellingen op Paardengebied
Redactie en Administratie:
TELEFOON 10895 quot; WAGENSTRAAT 70 - DEN HAAG
Abonnement: f 3-35 per halfjaar; f 6.70 per jaar: buitenland f 7-6o per jaar
Advertentiën: 1^6 regels f2.-, elke regel daarboven 25 cent
voor Nederland per jaar f 3.—
voop 't Buitenland per jaar f 4.—
Redacteur: Dr. R. H. J. Gallandat Huet, te Amersfoort.
Uitgave van de Zuid-Hollandsche Boek- en Handelsdrukkerij, Wagenstraat 70,
MAANDBLAD
's-Gravenhage
Smederij Selis te Groningen. — Wedstrijden voor hoefsmeden te Assen. — Een historische
beker — Korte mededeelingen — Litteratuur-overzicht — Correspondentie — Advertentiën
DE SMEDERIJ VAN SELIS IN DE STEENTILSTRAAT
TE GRONINGEN.
In het jaar 1926 heeft de heer T. in het letterkundig bijblad van
het Nieuwbl. v.h. Noorden een artikel aan deze smederij gewijd, dat
wij hier op een enkele inkorting na weergeven. De smederij bestaat
nog in denzelfden vorm en de heer Selis was zoo welwillend ons een
foto ter reproductie af te staan, waarvoor ook hier ter plaatse onzeii dank.
Deze alom bekende smederij werd gebouwd in het jaar 1616. Dit
vertelt ons de aardige gevelsteen : een aambeeld, waarop een stuk ijzer
en een opgeheven hamer om 't ijzer te smeden. Deze steen draagt het
jaartal 1616.
Het puntgeveltje is uiterst eenvoudig en vertoont de bekende Groning-
sche muurankers.
Reeds meer dan drie eeuwen bestaat deze smederij en — al die jaren
was ze in handen van dezelfde familie Selis. Overgegaan van over-
grootvader op grootvader, vervolgens van vader op zoon, is aan deze
zaak steeds de smidsnaam Selis verbonden gebleven. In 1916 — het
jaar van het 300-jarig bestaan — was men dan ook van plan, het
zeldzame feit, dat een en dezelfde zaak drie eeuwen „in de familiequot;
bleef, feestelijk te herdenken. Helaas — het heeft niet zoo mogen zijn.
Juist in dat jaar overleed een broer van den tegenwoordigen eigenaar,
zoodat v^an feestvieren geen sprake was.
Deze smederij heeft vooral in „de wereld der paardenquot; een klinkenden
naam. Ze was en is nog de hoefsmederij bij uitnemendheid. Toen er in
onze stad nog ,,dragondersquot; waren, werden hun paarden hier beslagen.
De paarden der postwagens, de paarden der groote omnibussen van Van
Gend en Loos werden alsmede hier van ijzera voorzien. Nog is Van Gend
en Loos een trouwe klant van den heer Selis.
Op onze foto komt nog de zoogenaamde hoef- of noodstal voor,
waarin juist een paard „onder behandelingquot; is,
In 1925, bij het asfalteeren der Steentilstraat, is de noodstal van
Selis verdienen. In het trottoir zijn echter buskokers aangebracht, zoo-
dat het den heer Sehs weinig moeite kost het gevaarte weer „op te
zetten quot; Het kan voorkomen, dat de stal weer gebruikt moet worden,
wanneer n.I. een paard zeer wild en „zenuwachtigquot; is. Sedert men de
paarden los weg uit de hand beslaat, zijn de noodstallen verdwenen. In
onze stad vinden we, voor zoover we weten, nog slechts één noodstal,
en wel in de Sledemennerstraat.
De hoefijzers zijn ongetwijfeld een vinding van Germaansche volken.
De Egyptenaren, de Babyloniërs, de Assyriërs, de Perzen, de Israëlieten
en anderen hielden reeds paarden als huisdieren, maar uit niets blijkt,
dat ze kennis hebben gehad van hoefbeslag. Alleen zien we op enkele
afbeeldingen van paarden op Egyptische wandschilderingen (plm. 1300
V. Chr.) de hoeven met strooken leer omwonden. Dit wijst op een
bescherming tegen te sterke afslijting der hoeven.
Ook de Grieken en Romijnen hetben een eigenlijk hoefbeslag niet
gekend. Wel waren ze er-op uit, middelen aan te wenden om het afslij-
ten der hoeven eenigszins te temperen. De Grieken bezigden veelal
sandalen van gevlochten plaritenvezéls, de Romijnen meer sandalen van
met,aai'. Dit waren platen, van ringen of oogen voorzien. Ze werden met
banden aan den hoef bevestigd.
Het besnijden der hoeven deed men echter met groote zorg. Dit
blijkt uit de gevonden veegmessen,' waarv^an sommige mooi versierde
handvatten bezitten.
De sandalen zullen waarschijnlijk alleen gediend hebben voor paarden,
die slechts stappend werk hadden te verrichten, of werden mogelijk
alleen gebezigd voor reeds te ver afgesleten hoeven.
De mededeeling dat de veldheer Hannibal bij zijn bekenden tocht
over de Alpen (218 v. Chr.) de harde wegen met stroo het beleggen,
om het sterke slijten der hoeven tegen te gaan, wijst wel op de onbe-
kendheid met het hoefbeslag.
Uit verschillende vondsten bij opgravingen, zoowel in Engeland,
Frankrijk, Duitschland, België en in Nederland, is gebleken,- dat de
oude Kelten reeds een hoefbeslag met nagels hebben gekend en dat
de Romijnen van hen deze manier van hoef bescherming hebben over-
genomen.
Indertijd heeft men in den ouden dijk te Warjfum op verschillende
plaatsen hoefijzers van ,,een vreemd en oud maakselquot; gevonden. „Dezelve
waren veel kleiner dan de thans gebruikelijke, hadden de nagelgaten
meer naar het midden, schenen alleen de voorste gedeelten der hoeven,
welke bij het loopen en trekken, doordien op die punten inzonderheid
het draag- of lastpunt valt, beslagen te hebben, en waren niet zooals
onze tegenwoordige hoefijzers van takken voorzien.quot;
* %
Zooals van zelf spreekt, komen er in onze taal naast vele ,,paard-
uitdrukkingenquot; ook „hoefgezegdenquot; voor.
Het volksgeloof wil, dat het vinden van een hoefijzer („peerdiezerquot;
zegt de Groninger) geluk aanbrengt. Is iemand in een goed humeur, in
z'n nopjes, dan zegt men al gauw: Hij lacht als iemand die een hoefijzer
vtndtquot;
Kan men van 't een of ander niets ontdekken of opsporen, dan luidt
de verzuchting : Er is spoor noch hoefslag van te vinden.quot;
Eigenaardig, dat het hoefijzer zoo'n groote rol speelt in het volksgeloof.
Wie kent niet de Nieuwjaarskaarten met een hoefijzer er op; het
dasspeldje met een hoefijzer; de aardig beschilderde hoefijzers, die men
aan een kleurig lintje ophangt?
Op den voormast van een schip wordt een hoefijzer gespijkerd; het
brengt een gunstigen wind, geeft een voorspoedige reis.
In vroegere jaren droeg de bruidegom in de gelukkige bruidsdagen
een hoefijzer bij zich. Dit bracht huwelijksgeluk tot in lengte van dagen.
Een dokter verzekerde ons eens: „Vele menschen gaan hij kris en
kras te keer tegen het bijgeloof, — toch hebben ze heimelijk aan hun
ledikant een hoefijzer bevestigd . . ..quot;
Vooral in Rusland vereert men het hoefijzer. Vele huisdrempels zijn
daar voorzien van een oud hoefijzer. Zelfs in het voormalig keizerlijk
slot Livadia in de Krim trof men er een. De Keizerin vond het ijzer
in het park en het het vastspijkeren op den vloer van de tuinzaal....
In menige legende en sage komt het hoefijzer voor.
Van Ierland wordt verteld, dat dit eiland in overoude tijden door
de zee overstroomd was. Eén keer in de zeven jaren kwam het voor
slechts korten tijd weer boven den waterspiegel.
Op zekeren dag wierp een schipper uit zijn boot een hoefijzer naar
den hoogsten top van de lersche bergen, juist op het oogenbhk, dat
deze weer onder water zouden verdwijnen.
Wat gebeurde er ?
Zoodra had niet het hoefijzer den berg geraakt, of .... Ierland rees
uit de diepte omhoog en is sedert dien dag boven water gebleven ....
Geen wonder, dat het hoefijzer ook in Ierland hoog staat aangeschreven.
De vorm van het hoefijzer is misschien de oorzaak van z'n vereering.
Immers, de halvemaanvorm was in overoude tijden bij vele volken het
symbool van voorspoed, van geluk.
WEDSTRIJD VOOR HOEFSMEDEN TE ASSEN,
gehouden 3 September 1930.
Zooals men in de vakbladen en in de vorige aflevering van „De Hoefsmidquot;
heeft kunnen lezen, stond de deelneming aan dezen wedstrijd tijdens de
landbouwtentoonsteUing open voor hoefsmeden in de Prov. Drenthe woon-
achtig. Er hadden zich 13 aangegeven, zoodat geen voorwedstrijd behoefde
gehouden te worden.
De jury bestond uit de heeren Prof. Dr. H. M. Kroon te Utrecht, S. v.
Angeren te Utrecht en M. Ritsema te Appingedam. In de laatste jaren is
in steeds toenemende mate getracht verbetering aan te brengen in het
hoefbeslag der paarden in deze Prov., waartoe vooral cursussen voor hoef-
smeden in 't leven werden geroepen en het is dus goed gezien, dat men een
wedstrijd in hoefbeslag tot een punt van het programma proclameerde.
Van de 13 namen er 12 deel aan den wedstrijd. De oude smedengeslachten
in Drenthe mogen wij nog onder de voormannen rekenen. Zij doen hun
collega's uit andere Prov. en hun voorgeslacht toch maar eer aan. Dit
dozijn mannen van 't gilde trad heden opnieuw in 't strijdperk, doch het
ging er recht vreedzaam en gezellig toe, al vielen er natuurlijk veel klappen.
Gedurende den wedstrijd werd door H. K. H. Prinses Juliana met veel
belangstelling het werk gadegeslagen, herhaaldelijk voorgelicht door Pi-of.
Dr. H. M. Kroon. Het groote aantal pubhek toonde veel belangstelling
in een en ander en moedigde aan of ghmlachte, al naar 't geval er aan-
leiding toe gaf. Over het algemeen was de jury ook tevreden over het goede
en vlugge werk, dat geleverd werd. Na . gedaan werk kende de jury den
eersten prijs toe aan P. Horst te Eelde, verguld zilv. med. plus f 25 en
100 K. G. machinale hoefijzers, aangeboden door de Z. V. Hoefijzerfabriek
te Stoppeldijk, plus f 10 aangeboden door den heer Nanninga, ijzerhandelaar
te Groningen.
Tweede prijs, zilv. med., aangeboden door de N. V. Hoefijzerfabriek te
Helpman plus fl5 en een half dozijn houwkhngen, aangeboden door den heer
Nanninga te Groningen; deze gelukkige was K. Reqieu te Anderen.
Derde prijs bronzen med. J. Kwint te Hoogersmilde.
Nog werden toegekend drie eervolle vermeldingen en wel aan W. Wegge-
mans te Schoonoord, K. Warringa te Nw.-Amsterdam en J. Kroeze te
GroUoo.
Er waren ook inzendingen hoefbeslag gevraagd. Negen hoefijzers door de
-ocr page 120-inzenders zelf vervaardigd uit de hand gesmeed, niet gevijld, bestemd voor
een landbouwtuigpaard en bestaande uit 2 voorijzers en 2 achterijzers,
1 HoUandsch balkijzer, 1 Belgisch balkijzer, 1 ijzer met verbreede buiten-
stuk, 1 ijzer met verdikte takken, 1 strijkijzer voor linkervoet.
Eerste prijs P. Horst te Eelde, verguld zilv. med. plus 50 K. G; hoefijzer
V. Z. V. Hoefijzerfabriek te Stoppeldijk.
Tweede prijs J. Kroeze te Grolloo, zilveren med. Derde prijs W.
Weggemans te Schoonoord, bronzen med., en R. Blanke Gz. te Oud-
Schoonebeek, eervolle vermelding.
Door de jury werd voorgesteld aan de vijf leerlingen van de Ambachts-
school te Hoogeveen een aanmoedigingsprijs met eervolle vermelding toe
te kennen.
Deze wedstrijd mag dan als uitstekend geslaagd geboekt worden. Hier-
voor komt zeker een woord van hulde en dank toe aan de heeren van de
Regehngs-commissie, die voor het welslagen van dezen wedstrijd alles zoo
keurig verzorgden, zoowel vuren, aambeelden en beslagplaats, dat niet
voor menig smederij behoefde achter te staan.
De Commissie bestond voor deze afdeeling hoefbeslag uit de heeren
Dr. J. Staal, dierenarts te Assen, voorzitter; J. J. Reitsma te Hoogeveen,
H. Scholten te Wachtum en B. P. Venema te Assen, W. Bakker, secretaris.
De eleetrische vuren met motor, die voor dergelijke wedstrijden zeer aan
te bevelen zijn, waren geleverd door den heer A. J. Rompelman te Almelo,
De aambeelden waren door den directeur der ambachtsschool te Assen
beschikbaar gesteld voor dezen wedstrijd.
S. V. Angeren.
EEN HISTORISCHE BEKER.
Nevenstaande afbeelding is naar een beker, die 21 September a.s. op
Duindigt verreden wordt in den Jubileum-prijs, eene draverij, waaraan 34
paarden zullen deelnemen.
Deze zelfde beker is in 1878 te Parijs uitgeloofd door wijlen Konmg
Willem III in een wedstrijd voOr Nederlandsche paarden. Er hebben aan
dien wedstrijd te Parijs toen 8 paarden deelgenomen en is de beker gewonnen
door de schimmel Prinses van den heer Smit te Slikkerveer, rijder Piet van
quot;quot;dI beker is lang het eigendom gebleven van een dochter van genoemden
heer Smit, doch is ten slotte in den handel gekomen. Van deze gelegenheid
heeft de Koninkl.Neder 1. Harddraverij, en Renvereeniging gebruik gemaakt
hem aan te koopen en hem ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van
genoemde Vereeniging thans uit te loven in bovenvermelden jubileum-prijs.
Naar ons verder werd medegedeeld is de beker indertijd vervaardigd door
de zilversmidsfabrieken van Van Kempen te Voorschoten en zou omstreeks
f 3000 hebben gekost. Zooals de foto wel doet vermoeden, is het inderdaad
een fraai stuk zilver smeedkunst.
— Militaire Hoefsmidscliool te Amersfoort. Op 28 Augustus 1.1. zijn
geslaagd voor het examen van hoefsmid de dienstplichtigen der Cavalerie
Chr. de Rek en J. Goos, de dienstplichtige der Artillerie F. C. M. Olislagers
en de reserve hoefsmeden J. de Ridder, H. Stuifzand, W. Oostenbruggen
en R. Bergman. Aan hen is een diploma uitgereikt en zij zijn met
onbepaald groot verlof vertrokken.
Met ingang van 1 November a.s. is aangesteld tot hoefsmid bij het
2e Regiment Huzaren te 's-Gravenhage, de geëxamineerde hoefsmid
korp. tit. Maatjes en wordt hij ingedeeld bij het 5e Escadron van dat
Regiment.
_Zeeland. Wie in deze provincie een cursus in 'hoefbeslag wil volgen
dient zich vóór 20 September aan te geven bij de Kringsecretarissen.
— Gummlbcslag voor paarden. Op proef bij Hof, Cavalerie en Politie.
Luxepaarden in de stad liepen allang op gummizolen en ook de werk-
paarden met gevoelige voeten kregen een veerend kussen onder de ijzers.
Maar nu zijn uit Noorwegen gummi „ijzersquot; gekomen. Zij hebben het-
zelfde model als echte ijzers, alleen is er een opstaande rand van gummi
op gelegd, waar bij een gewoon ijzer met een of drie opstaande lippen
wordt volstaan. Bovendien moeten de takken van het gummi „ijzerquot;
met een plaatje worden verbonden, omdat ze anders zouden gaan uit-
staan. Dat plaatje is naar onderen uitgebogen om ruimte te laten voor
den straal.
De hoeven zijn ingewikkelde en teere deelen van het paard. Het
gummibeslag zal door de deskundigen dus wel aan alle kanten bekeken
worden. Bij het Hof en de Cavalerie is reeds een paard met gummi
beslagen. En dezer dagen komt ook een politiepaard op gummi te staan.
Wanneer het gummibeslag den hoef geen kwaad doet, heeft het o.m.
dit groote voordeel in de stad, dat de paarden steviger staan op asfalt
en gladde steenen.
1 u. Het Vaderland (den Haag) v. 3 Sept.]
In „Onze Bandquot;, Orgaan van den Eersten Nederlandsch en Bond van
Oud-Onderofficieren van Land-, Zeemacht en Koloniën (1 September 1.1.)
staat een zeer goed portret van den heer F. L. Want e met het volgend
onderschrift en gedicht van de Redactie:
„Op 17 September a.s. zal aan Ons buitengewoon Hd van de afdee-
ling 's-Gravenhage F. L. Wante, opperwachtmeester-hoef smid, de gouden
medaille voor 36-jarigen trouwen dienst worden uitgereikt. Het zal ons
aller vriend op dien dag in de 's-Gravenzandelaan 240 zeker niet aan
belangstelhng ontbreken.quot;
Zes en dertig trouwe jaren.
Staan er op je conduite lijst.
Driemaal twaalf en steeds je plicht ervaren
Is iets dat Trome bewijst.
Een belofte is zoo ras gegeven
Klinkt zoo dikwerf als men vraagt
Maar Trouw te zijn in 't leven
Is dan alleen als men van iverl gewaagt.
In je werk zijn altijd nieten 1), in je leven altijd prijs.
Daarvoor zal het goud je sieren
Als een Tromv bewijs.
Bij al je werken aan een paardenp ... (been)
Bij alle kromming van je rug
Waart Gij kleine man toch groot
En bhkt Gij fier uw leven terug.
Als straks, voor het front der troep
Het goud je borst zal sieren,
Hoor 'k dan ook onze roep:
Hulde aan de Fiere!
Hulde aan den makker
Die met Trouw en Liefde werkte
Voor den minbedeelden stakker
En zoo onz' Bond versterkte.
Straks vier je feest, wij vieren 't mee
Voor je Trouw, waa-^mee ge moeite en zorgen tart.
Maken we een eere défilé
Ook voor je gouden platen, maar bovenal je gouden liart.
DIXL
Ook wij bieden den jubilaris gaarne onze gelukwenschen op dezen
dag aan en hopen dat hij nog menig jaar zijn werkzaamheden zal kunnen
blijven verrichten als een goed voorbeeld, in elk opzicht, voor zijn jongere
quot;Omega's.
Tijdens de training is een box te prefereeren. Toch zal men het paard, daar
dit ook tijdens den wedstrijd kan voorkomen, moeten wennen aan eenvoudige
stalling, opdat het zich daarin ook op zijn gemak gevoele. Niet overal heeft
men luxe hotels met stroomend warm en koud waterquot;.
Het beslag dient zoo licht mogelijk te zijn, en 8 dagen vóór den w^strijd
zorgvuldig aangebracht. 1 Kilo aan de voeten is 8 kilo op den rug. Het be-
slag moet niet onderweg vernieuwd moeten worden.
Spr wil voorts wijzen op een gevaar van verzorging, te weten dat men t
paard wanneer het warm is na een prestatie, met water overgiet. Hoogstens
neme men het af, met spons gedrenkt in lauw water (m de zon gezet^
Niet te vermijden is de onontbeerlijke massage na den arbeid. Dit ge-
schiede met kracht en altijd naar het hart toe. Het poetsen dient ook met
kracht te geschieden. Zoowel tijdens den zwaren trainingstijd als gedurende
den wedstrijd dient dit onderdeel met zorg behandeld te worden. Daarbij
dienen dan de beenen aan een speciale inspectie onderworpen te worden.
Vooral moeten de pezen absoluut glad zijn en controleere men dit bij alle drie
de pezen. Het masseeren geschiede met kampferspiritus en embrocation.
Op zeer humoristische wijze behandelde spreker het bandageeren. De op-
passer, die de bandage zoo vast mogelijk pleegt te snoeren en dan het touwtje
nog eens extra vast aanhaalt opdat het toch maar ten minste 24 uur zal
blijven zitten, had het, evenals de eigenaar, die niet alles, wat hy zijn op-
passer opdraagt, controleert, hard te verantwoorden. Spr. vroeg zijn gehoor
het bij zichzelf te probeeren, door een touwtje om den vinger te winden
en dan de knoop zoo sterk mogelijk aan te trekken. De gevoelloosheid, die
na eenigen tijd optreedt, ontwikkelt zich vanzelfsprekend door de belemme-
ring van den bloedsomloop ook in het been van het paard. Kan men dan
verlangen dat het een afstandswedstrijd met succes volbrengt? Spr. gaf zijn
gehoor den raad het strikje niet vaster aan te halen dan na voldoende ge-
legenheid gelaten te hebben om er een vinger tusschen te steken.
Ook de hoeven dienen nauwkeurig nagezien te worden. Vgoral bij warm
droog weer is veelvuldig wasschen zeer aan te bevelen. Met teekeningen
toonde spr. aan dat het er speciaal op aankomt de straal elastisch en zacht
^quot;^AirgrTndslag van iedere training noemde spreker uitsluitend een goede
indeeling van arbeid en rust, waarbij dan toch nog altijd de rust moet domi-
neeren. Gaat men te ver, dan ontstaat overtraining, die tot gevolg heeft, dat
men, zoo niet van voren af aan, dan toch een geheel emd terug weer op-
nieuw moet beginnen.nbsp;^ ■ ■
Op dit principe is ook gebaseerd het voorschrift dat bij traming voor-
namelijk gestapt moet worden. Men zal toch vragen - aldus spreker
moet men niet oefenen op datgene wat de wedstrijd vraagt? Daarby staat
voorgeschreven een wegparcours met gemiddeld 10 K.M. per uur, iederen
dag een cross met als minimum het galop-tempo? Deze vraag is juist en
logisch en daarom dient men ook het paard op galopeeren in snel tempo
over längeren afstand wel degelijk te oefenen. Deed men dit dagelijks, dan
zou echter de slijtage aan spieren, beenwerk, longen en hart te groot zijn en
daarom dient men een gedeelte van de training te doen in den gang van de
minimum slijtage nl. de stap. Daarop — maar daarop alleen — is liet voor-
schrift der „stapquot;-training gebaseerd, doch daarnevens beoefene men dat-
gene, wat op den wedstrijd gevraagd wordt. JVIen zij echter op zijn hoede voor
overtraining. Deze doet zich onderkennen, wanneer het paard niet is zooals
het anders was, dus abnormaal. Het paard eet niet meer regelmatig, wordt
mager, krijgt een doffe glans, ligt veel, terwijl het vroeger vrijwel nooit lag;
dit alles zijn symptonen van overtraining. Wanneer dit zich echter voordoet,
is men al veel te ver gegaan. Daarom heeft men een aanwijzing noodig, die
direct aangeeft, wanneer men te ver gaat. Deze vindt men in den thermo-
meter. Men moet dit op regelmatige tijden doen, en zeker altijd na het werk.
Heeft men te veel gedaan, de thermometer geeft het aan. Het is zelfs spreker
bekend, dat een paard een abnormale temperatuur-verhooging aanwees,
toen er eigenlijk niets bijzonders gedurende den arbeid gebeurd was. Het
bleek een hoefijzer te zijn, dat zich onderweg gedraaid had! Allereerst stelle
men vast de normaal temperatuur, voor den aanvang van den arbeid en
controleere die na den arbeid, direct daarna, 2 uur later, maar ook 4 uur later
(er kan dan wel eens een ernstige verhooging blijken).
De heer H. Weijermans te 's Hage deed ons een antwoord toekomen op de
vraag van den heer Rompelman, gedaan in de Augustus-aflevering. Aan
dat antwoord was toegevoegd een kleine teekening, die wij echter niet op
tijd konden reproduceeren voor afbeelding in deze aflevering.
leveren wij bedrijfs-
klaar op de plaats:
A. J. ROMPELMAN
Onderwijzer-hoefsmid, Almelo
MET EN ZONDER KALKOENEN
UITGEBREIDE SORTEERING
OMGAANDE TOEZENDING
Glashaven 9, Rotterdam - Telef. 11355
Handel in Alle Hoef beslag - artikelen
Geïllustreerd weekblad gewijd aan Paarden-
fokkerij, Paardenkennis, Rijkunst, Gezond-
heidsleer, Draf- en Rensport, Hoefbeslag,
Tuigenkennis enz.
Officieel Orgaan van Onderscheidene Instellingen op Paardengebied
Redactie en Administratie:
TELEFOON 10895 - WAGENSTRAAT 70 - DEN HAAG
Abonnement: f 3-35 per halfjaar; f 6.70 per jaar; buitenland f 7-60 per jaar
Advertentiën: 1^6 regels f2.-, elke regel daarboven 35 cent
Redacteur: Dr. R. H. J. Gallandat Huet, te Amersfoort.
Uitgave van de Zuid-Hollandsche Boek- en Handelsdrukkerij, Wagenstraat 70, 's-Gravenhage
t Johannes Nicolaas Meeuwsen — Notulen van de Bestuursvergadering der Ver. van Onderwijzers
in. Practisch Hoefbeslag — Vereeniging van Militaire hoefsmeden — Het nieuwe rubberbeslag —
Korte mededeelingen — Litteratuur-overzicht — Correspondentie — Advertentiën
t JOHANNES NICOLAAS MEEUWSEN.
Na slechts korten tijd geleden als vrijwel hersteld van eene ernstige
aanrijding uit het ziekenhuis te zijn ontslagen, is de heer J. N. Meeuwsen
op 23 September te 's-Hage na een kortstondige ziekte overleden in den
ouderdom van 82 jaar.
Niettegenstaande dezen hoogen leeftijd was de overledene vóór het
ongeval nog steeds met jeugdig enthousiasme bezield voor het hoefsmidsvak,
waarin hij als wachtmeester 42 dienstjaren had.
Uit artikeltjes van zijne hand in de beide laatste jaargangen van ,,De
Hoefsmidquot; sprak Meeuwsen's helder inzicht in hoefbeslag-zaken, terwijl
zijn groote ambitie en lust om den jongeren aan te wakkeren, respect af-
dwong.
NOTULEN VAN DE BESTUURSVERGADERING DER VER. VAN
ONDERWIJZERS IN PRACTISCH HOEFBESLAG,
gehouden te Arnhem in Hotel Riche, op 9 Aug. 1930.
Aanwezig de Voorzitter, de heer Ritsema, en de heeren Breukink, Schie-
man en Vossers. De heer Huitink was verhinderd de vergadering bij te
wonen.
Na een hartelijk welkom, in 't bijzonder aan den heer Schieman, die
voor 't eerst als bestuurslid aanwezig was, opent de voorzitter de verg. en
verzocht voorlezing van de notulen der vorige bestuursverg., welke onver-
anderd werden goedgekeurd.
Ook de notulen van de Algem. Verg. werden accoord bevonden.
Ingekomen stukken waren van: de redactie van De Hoefsmid, de heer
Roovers te Breda, de Smedenpatroons vereeniging St. Eloy voor Breda en
MAANDBLAD
Omstreken, de heeren Jacobs te Budel en Lingers te Baarn, de heer Bosman
te Brussel, de G. O. M. van Landbouw en de heer Koelman te Alkmaar.
Op voorstel van den Secretaris werden de stukken van Roovers, de
Smedenpatroonsvereeniging St. Eloy en van Koelman bij de betreffende
agenda-punten behandeld.
De Secretaris deed mededeehng van verzonden brieven en adressen
ingevolge genomen besluiten op de Algem. Vergadering.
Hierna komt aan de orde de kwestie van het hd Roovers met de smeden-
patroonsver. St. Eloy. Beide partijen hebben op welwillende wijze het
Lstuur in de gelegenheid gesteld kennis te nemen van hun mzichten en
bewijsstukken. De door den heer Roovers gevolgde gedragslijn werd met
^quot;SÏtTn'^werd een conferentie te verzoeken met den heer Roovers
en de Smedenpatroonsver. St. Eloy, om daar te trachten partijen bij elkaar
te brengen*). De Secretaris werd aangewezen het Bestuur te vertegen-
™rvokens werd behandeld een voorstel Koelman, betreffende een ver-
zoek tot medewerking en een conferentie met den B. S. P. N. en de R.K.
Smedenpatroons Vereeniging inzake wijziging van de Examencommissie
V. h. Rijksdiploma.nbsp;. i •
De voorzitter acht het voorloopig niet gewenscht op dit voorstel in te
gaan Wij dienen eerst het resultaat van het besluit van de Algem. Verg.
L den Voorzitter van de examencommissie te verzoeken, om wijziging te
brengen in deze commissie en enkele misstanden weg te nemen, af te wach-
ten. Wanneer dit verzoek geen gunstig resultaat tot gevolg heeft kan dan
alsnog het voorstel Koelman in overweging worden genomen. Aldus wordt
^'üe hL Breukink brengt naar voren, dat er controle op eenige cursusseri
wordt uitgeoefend en wel door een lid van de examencommissie en zou hij
deze controle voor aUe cursussen wenschen, daar het hem wil voorkomen,
dat juist van deze gecontroleerde cursussen de meeste candidaten slagen.
De heer Vossers acht het juist, dat de lichamen waarvan de cursussen uit-
gaan den cursus doen controleeren, daar zij toch ook de kosten dragen,
waarop de heer Breukink antwoordt dat er cursussen zijn, waar de leer-
lingen deze controle onderling betalen.
êe overige bestuursleden achten dit een zeer ongewenschten toestand
en wordt besloten te trachten hierin verandering te krijgen
In het reglement worden enkele wijzigingen aangebracht in verband
met vroegere besluiten van de Algem. Verg. en aan den Secretaris wordt
opdracht gegeven 150 exemplaren te laten drukken en verzenden
Daar niemand meer iets heeft voor de rondvraag sluit de voorzitter de
De Secr. H. V o s s e r s.
heeft inmiddels plaats gehad en daarop heeft de heer
Roovers verklaard, in 't vervolg dezelfde hoefbeslagprijzen als door de
Smedenpatroonsvereeniging St. Eloy zijn vastgesteld, te zullen berekenen.
VEREENIGING VAN MILITAIRE HOEFSMEDEN.
Zaterdag 11 October 1930 kwam de vereeniging van militaire hoefsmeden
ten 11.30 uur bijeen in een der zalen van hotel N. Brabant te Utrecht,
tot het houden der gewone jaarlijksche ledenvergadering, alwaar aanwezig
het voltallig bestuur, 50 leden, 6 oud-leden en 4 adspirant-leden.
Na de gebruikelijke huishoudelijke werkzaamheden en uiteenzetting der
plannen voor de in de naaste toekomst te voeren actie voor positieverbete-
ringen, werd met applaus: a. de penningmeester gedechargeerd; h. het
beleid van het bestuur goedgekeurd en c. de drie aftredende bestuursleden
bij acclamatie herkozen.
Na sluiting dier ledenvergadering nam de feestvergadering een aanvang,
ter herdenking van het 15-jarig bestaan van den bond.
De inmiddels in ons midden gekomen Eere-voorzitter, de Hoogedel-
gestrenge Zeergeleerde Heer Dr. M. H. J. C. Thomassen, Majoor-Paardenarts
b. d., Geneesheer-Directeur van het Sanatorium voor gewrichts- en been-
t. b. c. te Laren ((N.-H.), sprak in een gloedvolle rede de aanwezigen harte-
lijk toe.
Daarna hield de Voorzitter een feestrede, waarbij in 't kort het wel en wee
der M. H. V. de revue passeerde, waarna werd besloten met een geanimeerd
feestdiner, opgeluisterd door een aangenaam strijkje — en afgewisseld door
enkele geestige toespraken van vriend Kraak, hetgeen omstreeks 5 uur
werd beëindigd en wij allen hoogst voldaan, in prettige kameraadschappe-
lijke stemming huiswaarts keerden.
HET NIEUWE RUBBERBESLAG.
Eenigen tijd geleden berichtten verschillende bladen de uitvinding van
een nieuw soort beslag. Zooals bekend is, wordt al langen tijd gezocht
naar een doelmatig beslag tegen het uitglijden op gladde wegen en tevens
om het beschadigen van het wegdek te voorkomen.
Dit nieuwe gummibeslag nu is een circa 2 cM. dikke rand van rubber,
in den vorm van een hoefijzer met de uiteinden der takken naar elkaar
gebogen. De takken worden verbonden door een ijzeren plaatje, welk
plaatje langer of korter genomen kan worden, naarmate de hoef wijder of
nauwer is. Dit plaatje komt evenals de balk van een balkijzer op de straal
te rusten en wordt aan iederen kant met een klinknagel bevestigd.
Aan den bovenbuitenrand is een opstaande rand van rubber, welke
rand wanneer het beslag aangebracht is, het onderste gedeelte van den
hoornwand omspant.
Verder zijn in den gummi-draagrand aangebracht 5 of 6 ijzeren plaatjes,
met in ieder plaatje 2 nagelgaten; aan de uiteinden is het plaatje naar
boven afgebogen, bij wijze van lippen dus. Deze plaatjes zijn geheel in-
gesloten in het rubber.
Op sommige plaatsen is dit beslag in proef genomen, o. a. ook in de
manege te Rotterdam heeft men er een paard van de politie mee beslagen,
maar het resultaat moet niet erg bevredigend zijn geweest.
Het bleek n.1., dat dit beslag, na met veel zorg te zijn ondergelegd, na
-ocr page 130-drie weken los lag, en de nieten ver boven den wand uitstaken. Het beslag
is toen verlegd. Na nogmaals 3 weken op dit beslag geloopen te hebben
heeft men het paard weer met gewone ijzers beslagen.
De voeten van dit paard, welke vóór dit nieuwe rubberbeslag goed waren,
zaten na 6 weken vol scheuren, en de wand was losgegaan en afgebrokkeld.
De rubberijzers waren, hoewel niet versleten, toch voor verder gebruik
ongeschikt, daar het rubber naast de plaatjes waarin de nagels gezeten
hadden, ingescheurd was, en de ijzeren lipjes door den afstaanden rubber-
rand heengedrongen waren.
De nagelkoppen vinden quot;in dit rubberijzer geen steun, althans onvol-
doende, daar zij voor een klein gedeelte in de plaatjes opgesloten zijn,
en van de rubber vanzelf weinig steun ondervinden.
De gebruikte rubberijzers waren slap en gemakkelijk met de handen op
en neer te buigen, zoodat dit het scheuren en afbreken van het hoorn in de
hand werkte.nbsp;, ,nbsp;„ j.
Hoe de proeven elders afgeloopen zijn is nog niet bekend, maar met het
rubberbeslag zooals het thans is, is het vraagstuk „goed hoefbeslag op
modern wegdekquot; nog niet opgelost.
Amersfoort, 10 October '30.nbsp;..
H u IJ s m a n.
*) Naar mij van bevoegde zijde is medegedeeld zijn reeds wijzigingen
in dit gummibeslag aangebracht naar aanleiding van de slechte onder-
vindingen. Nadere proefnemingen dienen dus te worden afgewacht. R e d.
_ Hoefsmidschool Amersfoort. Voor het examen, op 26 Septem-
ber 1930 afgenomen, zijn de navolgende leerhngen geslaagd:
Dienstphchtigen der artiUerie 2e ploeg 1929: 1. P. L. Th. Kint, 2^ A. J.
Straver, 3. G. Cornelissen, 4. E. Kamp, 5. J. H. Lindhorst, 6. G. Reems,
7. W. J. Boorn, 8. E. Borst, 9. P. Schrama, 10. D. H. Wissehng, 11. J.
Kuipers, 12. M. Jager;
Reserve Hoefsmeden: 1. W. C. Hagen;
Dienstphchtigen der Cavalerie: 1. J. W. Voskamp. .. ^ , ,,
Aan allen is een diploma van hoefsmid verstrekt en zijn zij met onbepaald
groot verlof vertrokken.
_ Examencommissie voor 't Rijksdiploma als hoefsmid Bij be-
schikking van den Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw zijn,
voor het tijdvak van 1 September 1930 tot 1 September 1931, in de commis-
sie, belast met het afnemen van het examen ter verkrijging van een Rijks-
diploma als hoefsmid, benoemd:
1 tot Ud en voorzitter: dr. H. M. Kroon, hoogleeraar bij de veeartsenij-
kundige faculteit der Rijksuniversiteit te Utrecht;
b.nbsp;tot lid en plaatsvervangend voorzitter: J. Plet, veearts te Heerenveen;
c.nbsp;tot leden: S. van Angeren, chef-hoefsmid aan het Zoötechmsch Instituut
-ocr page 131-te Utrecht; M. ten Broek, veearts te Tiel; dr. R. H. J. Gallandat Huet,
majoor-paardenarts, directeur der militaire hoefsmidschool, te Amersfoort;
dr. J. H. Hartog, hoogleeraar te Utrecht; P. Verhoeven, onderwijzer in
practisch hoefbeslag te Cuyk;
d. tot plaatsvervangende leden: I. Adriaanse, onderwijzer in practisch
hoefbeslag te Goes; J. A. Boesveld, onderwijzer in practisch hoefbeslag te
Winterswijk; B. Crezée, veearts te Rotterdam; P. E. Homan, onderwijzer
in practisch hoefbeslag te Bedum; G. Langeler, veearts te Laren (G.);
dr. G. M, V. d. Plank, conservator aan het Zoötechnisch instituut te Utrecht;
H. Hagen, onderwijzer in practisch hoefbeslag te Steenwijk.
* * *
Het najaarsexamen 1930 ter verkrijging van het Rijksdiploma als hoef-
smid zal in de maanden October—December worden gehouden. Schriftelijke
aanmelding dient vóór 18 October e.k. te geschieden bij den secretaris der
Examencommissie, Dr. R. H. J. Gallandat Huet, Regentesselaan 14, Amers-
foort. (Zie mede de advertentie in deze aflevering).
— Voorloopige uitkomsten der landbouwtentoonstelling 1930. Even-
als in de jaren 1910 en 1921 is tusschen 20 Mei en 20 Juni van dit jaar een
algemeene Landbouwtelling gehouden, zijnde een telling in zake het grond-
gebruik en den veestapel. Bij deze teUing werden gegevens gevraagd van
allen — zoowel natuurlijke personen als rechtspersonen —, die vee houden
of mmstens 5 are land (bouw-, grasland en tuingrond) gebruiken, de opper-
vlakte van woning, erf, terrein van vermaak enz. niet medegerekend. Eenige
der voornaamste uitkomsten dezer telling zijn vanwege de Directie van den
Landbouw bekend gemaakt en wij nemen daarvan het volgende over:
Geteld zijn alle paarden, onverschillig of zij aan landbouwers dan wel
aan anderen toebehoorden. Een uitzondering werd echter gemaakt ten aan-
zien van de bij het leger in gebruik zijnde paarden. Deze werden niet mede-
geteld. De cijfers voor 1930 zijn afgerond in honderdtallen.
Aantal paarden.
Provincie
1930 1921 1910
Groningen............. 30.000 37.372 38.680
Friesland............. 25.000 31.765 26.655
Drenthe.............. 17.800 20.027 15.472
Overijssel............. 26.900 27.546 23.254
Gelderland............ 39.500 49.430 45.862
Utrecht.............. 9.200 12.704 12.894
Noordholland........... 21.400 30.982 29.344
Zuidholland............ 34.100 47.330 44.436
Zeeland.............. 30.100 35.771 32.568
Noordbrabant........... 42.900 47.800 41.303
Limburg............. 20.000 22.941 16.909
Nederland............. 296.900 363.668 327.377
— Hoefbeslag bij afstandsritteu. In een verslag in „Ons Paardquot; over
training en uitvoering van een prestatierit van 4 x 60 K.M. op 18—21
Augustus door 25 paarden van het Depot der Koninkl Marechaussee te
Apeldoorn, merkt de Majoor A. P. H. Boellaard (Depot-Commandant)
o.m. op:nbsp;, , , 1 ■
3e Beslag. In verband met den toestand der voeten waren enkele klemere
afwijkingen noodig (een zijlip of een extra nagel) doch over 't algemeen werd
aan het modelbeslag vast gehouden. Dit werd zoodanig geregeld, dat bij den
aanvang van den marsch, de paarden tusschen 8 en 20 dagen er op hepen.
Vlak vóór en gedurende den marsch behoefde dus niet beslagen te worden.
Slechts bij één paard, een Inlander, moest na den tweeden dag 1. a. een nieuw
ijzer worden onder gelegd, daar het oude nagenoeg geheel doorgesleten was.
Gedurende den marsch is 's morgens vóór het vertrek en 's avonds na aan-
komst, nauwkeurig inspectie gehouden over het beslag, en werd hier en daar
een nagel vernieuwd. Overigens is gedurende den geheelen marsch absoluut
niets met het beslag te doen geweest, zelfs geen ijzer is losgeraakt en kan ik
niet nalaten op deze plaats den hoefsmid Vizee daarvoor mijn groote tevre-
denheid te betuigen.
In verband met het beslag wil ik hier direct een euvel behandelen, waarvan
veel last werd ondervonden, en waarop ook terdege was gerekend, n.1 het
strijken. Met het beslag was hierop, voor zooveel zulks mogelijk was, rekening
gehouden. Het hoofdmiddel was echter voorloopig slechts het aanbrengen
van strijklappen en, waar in den aanvang bijna alle paarden daarmee mm of
meer versierd moesten worden, werd dit kwaad steeds kleiner, en konden de
marschen nagenoeg geheel zonder strijklappen worden gereden, terwijl nage-
noeg geen last van strijken werd ondervonden. Het spreekt van zelf, dat voor
alle zekerheid eenige strijklappen werden meegenomen.
— Beslag bij jachtpaarden. De heer H. J. Lijsen heeft in „Ons Paardquot;
een geïllustreerd artikel gewijd aan den stal van den heer Leeuwenburg te
Baarn, waaraan het volgende is ontleend:
Nu wat de verzorging der paarden betreft. Dekens ontbreken. Zeer terecht
redeneert de heer L., dat de natuur de dieren van een zomer- en een winterjas
voorziet en dat de voering er via de haverkist ingezet wordt.
Wanneer de dieren al gedekt op stal staan, wat moeten ze dan in den win-
ter op hebben, wanneer ze in de kou moeten wachten? Voor tocht moet
natuurlijk gewaakt worden en voor de vliegen zorgen de vliegenvangers.
De paarden gaan - en dit is zeer interessant - op hun bloote voeten
Wanneer ze op stal komen houden ze eerst hun ijzers in plaats van éen maand
twee maanden onder. Daarna worden de ijzers afgenomen, maar er wordt
niets weggesneden. In den eersten tijd zijn de paarden wat gevoelig, vooral
op grind, maar na vier maanden zijn de nagelgaten verdwenen en heeft de
voet zich aangepast.
Ik achtte het aardig een foto van zoo'n voet te nemen en heb geconsta-
teerd dat de paarden geheel op de drachten gaan, die hooger hggen dan de
straal Van de straal wordt nooit iets afgenomen, hoogstens van de drachten.
Het besnijden bestaat verder uitsluitend uit bijraspen, van buiten naar bm-
nen. De voeten worden iederen dag sohoongewassohen en zijn buitengewoon
gaaf. Het hoorn is z;eer hard.
Wie er belang in stelt, moet onderstaande foto eens vergelijken met den
voet van een beslagen paard en eens kijken, wat daaraan is weggesneden.
De heer Leeuwenburg had de welwillendheid ons nog de volgende aan-
vulling te verstrekken:
Houding van de vijl.
-ocr page 134-BELGIE.
Tentoonstelling te Antwerpen.
Het Nationaal Verbond der Belgische Meesterhoefsmeden heeft op den
I5en Augustus eene vereeniging gehouden in de Conferentiezaal der tentoon-
stelling van Antwerpen, onder voorzitterschap van M. Urs. Dombrecht.
De zaal was propvol wanneer om 11.30 uur de zitting geopend
werd. Zij begon met het voorstellen van een Fransche fdm door de firma
Gaumont, die de opvolgende bewerkingen van het smeden aantoont, alsook
de toepassing van het ijzer.
Daarna gaven de heeren Dombrecht, in 't Vlaamsch, Langhendries, in
't Fransch, beiden leeraren aan de Middenschool van Hoefsmederij te
Brussel, eene voordracht, met bewijsstukken er bij, over de nadeelige gevol-
gen van het beslag met krammen.
Ziehier een kort overzicht van hunne uiteenzetting: De noodlottige
invloed van ijzers met krammen op den voet van het paard is bijzonder
groot bij de voorvoeten omdat deze het meeste gewicht dragen. Ben voor-
oordeel kent, aan de krammen, de eigenschap toe het uitschuiven te beletten.
Dit is eene groote dwaling, want bij het beslag met krammen draagt het
ijzer enkel met den teen en de ondervlakte der krammen op den grond.
Bij het natuurlijk beslag komt de heele ondervlakte van het ijzer in steun,
en terzelvertijd de straal die het natuurlijke caoutchouc is om het uitschui-
Het gedeelte waaraan niets gedaan moet
worden. Straal — steun — zool.
Zie foto op vorige bladzijde.
en dan eerst op den
ven te beletten. Daar de steunvlakte grooter is en het steunen der straal
mede het paard vast zet, zal het minder schuiven.
De invloed op het trekken bij het aanzetten is nul daar het paard, op dit
oogenblik, slechts op den teen van het ijzer steunt.
Noodlottige gevolgen voor het paard. — Het beslag met krammen heeft
voor gevolg:
1.nbsp;Stellinggebreken, door het opheffen van den hiel wordt de buigpees
ontspannen.
2.nbsp;Ganggebreken: verkorte stap;
3.nbsp;De straal is aan het steunen onttrokken en de veerkracht van den
voet belemmerd; dusvolgens kan het straalkussen wegkrimpen en de hielen
vernauwen;
4.nbsp;Het overlasten der hielen en gevolgen: omgeplooide hielen, verpletterde
steunsels, steengallen;
5.nbsp;Ontstaan van slapers;
6.nbsp;Meer blootstellen om het ijzer af te trekken.
Huishoudelijke gevolgen:
Sneller verslijten van het paard dat alzoo beslagen is. Grootere delging;
2. Dikwijls buiten dienst stellen van het paard ten gevolge der ongevallen
door de krammen veroorzaakt, dus vermeerdering der onkosten (voedsel,
verhes van werk, heelkundige kosten, enz.).
Als gevolgtrekking hebben de sprekers bewezen dat men, in het belang
der landbouwers, nijveraars, handelaars en in 't algemeen van al degenen
die paarden gebruiken, moet opkomen tegen het beslag met krammen.
— Nieuwe Hoefsmidschool in België. Wij hebben met de grootste
voldoening gelezen dat de Ministerraad het aankoopen van den grond,
om eene nieuwe Hoefsmederijschool te bouwen, goedgekeurd heeft.
Na vijf en twintig jaren geduldig werken, bewezen diensten, verwezen-
lijkte vooruitgang, zullen wij eindelijk eene school hebben die waardig is
voor ons onderwijs en die voor al de Belgische hoefsmeden een levend
bewijs zal zijn van het aanzien dat hun schoon vak verdient.
Wij hebben de vaste overtuiging dat al onze oud-leerhngen het zullen
ter harte nemen den goeden naam der Belgische hoefsmederij te behouden.
Het onderwijzend personeel, van zijnen kant, zal het zich altijd als eene
plicht aanzien de goede naam onzer School altijd hooger te doen stijgen met
voort te gaan hoefsmeden op te leiden die wel op de hoogte van hun moeilijk
vak zijn en die, evenals hunne voorgangers, de beste diensten zullen bewijzen
aan onzen landbouw en onze kweekerij.
Vóór alles, bedanken wij den heer Minister Baels, die de belangen der
hoefsmeden ter harte genomen heeft, alsmede de HH. Senators Limage,
Leurquin en Mullie, die onze zaak zoo goed verdedigd hebben.
(u. De Belgische Hoefsmid).
DUITSCHLAND.
Dr. Pöttnig beschrijft een geval dat alle paarden van een stal, bestaande
uit 14 Oostfriesche en Holsteinsche rijpaarden, binnen 24 uren na het
voederen van groenvoer, aan hoefbevangenheid leden.
Bij 11 waren alleen de voorbeenen, bij 3 ook de achterbeenen in het lijden
betrokken. Na geneeskundige behandehng waren aUe paarden weer in 14
dagen hersteld zonder verdere gevolgen achter te laten. De oorzaak werd
gezocht in het voederen van gras dat uit zeer verschillende soorten bestond
doch in hoofdzaak uit klaver. Dit gras was den dag voor dat het gevoederd
werd, gemaaid en had een nacht en een halve dag buiten gelegen. Dr. Pottnig
schrijft de ziekteverschijnselen toe aan de groote verscheidenheid van de
gevoederde grassen die spijsverteringstoornissen opwekten en de hierdoor
ontstane vergiftiging in het darmkanaal tot deze voederbevangenheid leidde.
*
—nbsp;Dr Fischer geeft bij een artikel het klauwbeslag behandelende eenige
sprekende cijfers over de nuttigheid hiervan bij melkvee en de groote voor-
deden voor den veehouder door de grootere melkopbrengst.
Ie proef: proefdier 475 Liter melk in 30 dagen, controledier 310 Liter
melk id., dus een meerdere opbrengst van 165 Liter melk.
2e proef: proefdier 217 Liter melk in 30 dagen, controledier 185 Liter
melk id., dus en vermeerdering van 32 Liter melk.
3e proef: proefdier 358 Liter melk in 30 dagen, controledier 248 Liter
melk id., hier een vermeerdering van 110 Liter melk.
De koeien ondervonden dezelfde behandeling, voeding etc.; van het
proefdier werden de klauwen besneden, van het controledier niet.
—nbsp;In Duitschland dreigt een nieuwe belasting de paardentractie nog meer
ten gronde te richten; men wil n.l. meerdere belasting laten betalen voor de
groote slijtage aan de wegen veroorzaakt. Van regeeringswege zijn proeven
genomen welke hebben uitgemaakt dat deslijtage van den weg veroorzaakt
door een vrachtwagen zonder veeren door twee paarden getrokken 60 maal
grooter is dan de slijtage van den weg veroorzaakt door een vrachtwagen met
gummibanden. De paardengebruikers zijn het met de wijze van deze proef-
nemingen en met de verkregen resultaten niet eens en verklaren dat de
vroegere bestrating steeds voldoende bestand was tegen het gebruik van
paard en wagen doch dat vooral door de zware vrachtauto's deze straten
totaal vernield zijn. De hoogere kosten die de vernieuwing van de wegen
heeft medegebracht, mag men dus niet op rekening van de paarden brengen
en de eigenaren hiervoor niet laten boeten.
- Op 27 September 1930 heeft te Dresden de herdenking plaats gehad
van het 150-jarig bestaan van de Staats-hoefsmidschool te Dresden. Het
1 October-nummer van de Duitsche Hoefsmid is hieraan geheel gewijd en
bevat bijdragen van den huidigen directeur Dr. Fischer, van Prof. Dr.
Fambach, van den regeeringsveterinairraad Uhhch, van den Oberstabs-
veterinair Winkler, en verder van zeer vele practici die vroeger hunne op-
leiding te Dresden hebben genoten en die allen een uitbundigen lof toe-
zwaaien aan deze onderwijsinrichting.
Ook Nederland is hierbij vertegenwoordigd door een bijdrage van den heer
Fr. Steding te Utrecht.nbsp;, t^ ^
Ook wij verheugen ons in deze herdenking en wenschen de Dresaener
-ocr page 137-hoefsmidschool van harte een nog zeer lang bestaan en grooten bloeitijd toe,
daarbij dankbaar herinnerende aan al hetgeen deze onderwijs-inrichting in
den langen loop der jaren voor het hoefbeslag heeft tot stand gebracht.
*
— Jozef Dalmeier heeft een gummibeslag uitgevonden, waarbij het paard
gewoon beslagen wordt doch waar dan a. h. w. bij wijze van overschoen, een
laag van harde gummi over het ijzer wordt getrokken, de zooivlakte vrij-
latende. Proefnemingen met dit beslag zijn in Duitschland begonnen.
AMERIKA.
Thomas Mack, een hoefsmid te Chicago, vertelt van zijne ervaringen op
hoefbeslag gebied in Rusland, waar hij 20 jaar geleden werkzaam was. Hij
zegt dat de Russen nooit hunne paarden voor het beslag bij den hoefsmid
brengen doch de hoefsmid gaat, gewapend met een stokje naar den stal. Hij
neemt hier de maten op welke hij alle in zijn stokje kerft en het stokje, vol
met kerven, wordt naar de smederij gebracht waar men op deze aanwijzi-
gingen de hoefijzers klaar maakt. Zijn de ijzers klaar, dan worden ze naar den
stal gebracht en de hoefsmid legt ze onder. Wanneer de maten goed zijn en
de ijzers passen, houdt de smid het stokje en maakt volgens de zelfde ge-
gevens de ijzers voor het volgend beslag.
Het verschil met het koud beslag bij ons is dat hier dezelfde persoon de
maten opneemt, de ijzers maakt en deze onderlegt doch in Rusland ziet de
smid die de ijzers maakt de paarden nooit en de hoefsmid die ze onder legt,
komt nooit in de smederij en ziet de ijzers niet voordat zij ze onderlegt.
t
*
Als Amerikaansche bluf is zeer zeker op te vatten de mededeeling dat
H. E. Tellinger, nadat hij op één dag 41 hoeven had beslagen, hij in 38
minuten acht ijzers maakte en hiermede twee paarden besloeg.Welk een
zuiver werken zal dat geweest zijn!
*
Ondanks de enorme autotractie in Chicago, zijn in die wereldstad toch
nog 466 hoefsmeden werkzaam.
*
In Calorado is een wet aangenomen, waarbij aan hoefsmeden niet wordt
toegestaan hun practijk uit te oefenen indien zij niet met goed gevolg be-
wijzen van hunne vakkennis hebben gegeven. Het theoretische examen
omvat de anatomische kennis van den voet en van den hoef, het practische
examen beoordeelt het maken en onderleggen van een hoefijzer. De examen-
kosten bedragen f 5.
*
Amerika het land van reclame. The Giant Grip Cp., fabriek van kalkoenen
en stooten, biedt aan organisaties van hoefsmeden in Milwankee auto-
tochten aan met vrije lunch etc., terwijl op de tocht één uur gestopt wordt
aan de fabriek om het aanmaken van de kalkoenen te doen zien.
(Uit de „Amerikaansche Hoefsmid:)
-ocr page 138-— De prijzonloop. De handel op de Engdsche. ijzermarkt was verleden
week vaster, hoewel 't aantal orders nog steeds te wenschen overliet. De
noteeringen der Britsche staalfabrieken waren onveranderd, ofschoon werd
medegedeeld, dat tegen lagere prijzen orders geaccepteerd werden. Dit heeft
mogelijk aanleiding gegeven tot de veronderstelling, dat in 't najaar een
prijsverlaging verwacht mag worden. De Continentale noteeringen vertoon
den verleden week weinig verandering en de algemeene noteering voor
stafijzer was £ 4.5, doch, naar verluidde, werd £ 4.3.6 geaccepteerd. De
prijs voor balken is nog steeds flauw. Engelsch profiel deden £ 4.1 en N. P.
£ 3.18. Er is nog altijd een scherpe concurrentie in platen en de prijzen zijn
opnieuw teruggeloopen; inch platen waren verkrijgbaar voor £ 5 tegen
£ 5.2 de week te voren. Platen, i/g inch en dikker, bleven evenwel op
den prijs van de voorgaande week: £ 4.19.
Het besluit van de fabrikanten van gegalvaniseerde platen om hun prijzen
voor No. 24 (Duitsch No. 22) met 5 sh. tot £ 11.12.6 te verlagen en om de
prijzen voor de Indische markt vrij te laten, heeft tot dusver niet tot veel
zaken geleid. Eenige fabrikanten schijnen tijdelijk uit de markt te zijn,
doch andere zijn happig op orders; de algemeene noteering is £ 12.8.9 c. i. f.
Puntdraad op haspels van 56 Ibs. noteerde te Londen sh. 14.6 per cwt.,
draadnagels No. O—7 sh. 10.6 per cwt.
Op de Belgische markt bleven de noteeringen voor stafijzer verleden week
schommelen tusschen £ 4.5 en £ 4.6 f. o. b. Antwerpen, doch de effectieve
prijzen bewogen zich tusschen £ 4.4 en £ 4.5 f. o. b. Antwerpen.
De noteeringen voor N. P.-balken schommelden tusschen £ 3.17 en
£ 3.17.6 f. o. b. Antwerpen, doch de Belgische fabrikanten accepteerden
geen orders beneden £ 3.18 f. o. b. Antwerpen. Voor Engelsch profiel-
balken bewogen de prijzen zich tusschen £ 3.19 en £ 4 f. o. b. Antwerpen,
om te stijgen tot £ 4.1—£ 4.2.6, zelfs tot £ 4.2.6—£ 4.3 f. o. b. Antwerpen
voor lichte wichten.
(Uit het Vakblad voor den smid).
„Rijksdiploma als Hoefsmidquot;
Het najaarsexamen 1930 zal gehouden worden in de maanden
Oct.-Dec. Schriftelijke aanmelding vóór 18 Oct. a.s. aan den Secretaris
der examencommissie Dr. R. H. J. Gallandat Huet, Regentesse-
laan 14, Amersfoort, onder overlegging van een bewijs, dat een
tweejarige hoefbeslagcursus is gevolgd, of voor 1 Juli 1919 een
diploma als hoefsmid is behaald.
Aan de Leiders van Cursussen wordt beleefd verzocht opgave
te willen doen van namen, voornamen en adressen hunner leerlingen,
die aan het examen deelnemen en hunne medewerking te willen
verleenen, dat voor den aanvang der examens de benoodigde stukken
bij den Secretaris worden ingeleverd.
Het examengeld bedraagt ƒ5.— en moet bij den aanvang van het
examen worden voldaan.
De Commissie belast met het afnemen van het examen
ter verkrijging van een rijksdiploma als hoefsmid.
voor Nederland per jaar f 3.—
voor 't Buitenland per jaar f 4.—
Redacteur: Dr. R. H. J. Gallandat Huet, te Amersfoort.
Uitgave van de Zuid-Hollandsche Boek- en Handelsdrukkerij, Wagenstraat 70,
MAANDBLAD
's-Gravenhage
Het gebruik van guttaperclia- (rubber-) lioefijzers. — Nieuw rubberbeslag. — Linkshandig-
lieid. — Korte mededeelingen. — Correspondentie. — Litteratuur-overzicht. — Advertentiën.
HET GEBRUIK VAN GUTTAPERCHA- (RUBBER-) HOEP-
IJZERS,
door Prof. Dr. M. H. Kroon.
In een artikel over de beschadiging van het wegdek in het T. v. D.,
56ste deel (1929) heb ik er reeds op gewezen hoe de tegenwoordige pla-
veisels door de kalkoenen, vooral de scherpe kalkoenen, te lijden hebben.
Bij de steeds grootere uitbreiding van asfalt-, betumen-, hout-, en andere
gladde bestrating, niet alleen in de groote steden, doch ook in de kleinere
en op het platteland, een uitbreiding, die in verband met de opbrengst der
wegenbelasting, nog verder voortgaat, wordt steeds meer gezocht naar een
hoefbeslag, waarop de paarden niet uitglijden en waarbij uitstekende
punten, in casu scherpe kalkoenen, niet noodig zijn. Het is ontegenzeggelijk,
dat scherpe kalkoenen de paarden ook bij wintergladheid de noodige vast-
heid in stand geven en het uitglijden voorkomen, doch even zeker is het,
dat het wegdek er erg veel door te lijden heeft. De automobilisten zeggen
wel eens, wij betalen de wegenbelasting en vernielen den weg niet, de paar-
den bederven daarentegen de plaveisels en betalen geen wegenbelasting.
In alle landen wordt getracht een beslag te vinden, dat het uitglijden voor-
komt en het wegdek niet aantast. Tal van methoden heb ik in den loop der
tijden beproefd, doch er is nog geen afdoend goed beslag, dat algemeen in-
gevoerd kan worden, zoodat een verbod van het gebruik van scherpe kal-
koenen mogelijk zou wezen.
De groote bladen, die van elke poging, om in dezen iets nieuws te leveren,
melding maken, deelden onlangs mede, dat in Noorwegen guttapercha- of
rubberhoefijzers in den handel gebracht werden, die daar veel werden ge-
bruikt en vooral ook in Engeland ingang begonnen te vinden. Ook aan ons
instituut hebben wij dergeUjke rubberijzers trachten te krijgen, om deze in
de praktijk te kunnen toepassen. De firma Bax in Rotterdam bleek in staat
exemplaren te leveren, van nogal groote maat. Wij konden deze goed aan-
leggen bij een werkpaard, wat het voordeel heeft, dat hierbij van het beslag
nog al veel geëischt wordt en fouten of bezwaren het eerst aan het licht
komen.
De hoefijzers uit Noorwegen zijn van goede kwahteit rubber en op ver-
schillende plaatsen door ijzeren plaatjes versterkt. Zij hebben vrijwel den
vorm van een gewoon hoefijzer en zijn in de takken eenigszins beweegbaar.
Om toch de takken zooveel mogelijk in den goeden stand te houden, worden
de uiteinden der takken verbonden door een dunne ijzeren balk, die eenigs-
zins doorgebogen is. Deze balk wordt ingeklonken en door dien nu vlakker
te' kloppen of meer door te smeden, kunnen de takken iets wijder of nauwer
gezet worden om het ijzer zoo goed mogelijk te doen passen. Daarom wordt
deze^^balk eerst bij het passen, dus in de smederij, aangebracht. De dikte
der gummi-ijzers is 18 m.M. en in toon-, zij- en verzenengedeelte gelijk.
12 Nagelgaten zijn aangebracht, de helft reservegaten, de andere voor het
gewone gebruik. De richting der nagelgaten is niet, zooals dat bij een hoef-
ijzer behoort, naar de richting van den wand, doch allen zijn gewoon
loodrecht geplaatst. Om de nagelgaten zijn in het rubber ijzeren plaatjes
aangebracht, die echter gescheiden zijn en dus geen groote stevigheid aan
het ijzer geven. In plaats van een gewone hp, is bij deze rubberijzers een
door ijzeren plaatjes versterkte kapvormige lip aangebracht, ter hoogte
van 2^/2 C.M., die doorloopt aan zij- en verzenengedeelte tot midden aan
het verzenengedeelte.
Deze kapvormige lip is onder een hoek aan den buitenrand van het ijzer
geplaatst, opdat die zooveel mogelijk bij het ondergelegde ijzer tegen den
wand komt te liggen. Een koud bijslaan van zulk een kapvormige lip is na-
tuurlijk onmogelijk.
Van deze ijzers zijn, zooals het behoort, voor- en achter- en linker- en
rechterijzers in den handel De prijs van de 4 door ons ontvangen ijzers
bedraagt f 13.50. Zooals ik reeds mededeelde, hebben wij deze vier ijzers
ondergelegd en wel bij een betrekkelijk hcht trekpaard van Belgisch type,
met vier sterke hoeven. Dit paard doet geregeld dienst, meestal in stap, ook
veel in draf, en loopt steeds op den harden weg, dikwijls op straten met gladde
plaveisels. Daarbij had het dikwijls last van uitglijden, vooral met de ach-
terhoeven.
Op 4 September, werd het paard beslagen en het bleek op de gummi-
ijzers goed te loopen, van uitglijden was geen sprake meer. Reeds op 8 Sep-
tember was op te merken, dat aan een der voorhoeven een gedeelte van den
buitenwand begon los te zitten en op 15 September begon het met dezen
hoef kreupel te loopen. Bij onderzoek bleek, dat door de beweging in de
nagels, een deel van den wand in het zijgedeelte had losgelaten en de nagels
bij de belasting van den hoef in de witte lijn tegen de hoeflederhuid drukten
en daar kneuzing en pijn veroorzaakten. Verder bleek een der toonnagels
afgebroken te zijn. De voorijzers werden afgenomen en van 15—22 Septem-
ber heeft het paard in den ziekenstal van het Chirurgisch Instituut gestaan.
Daar ook de andere voorhoef in den wand wat geleden bleek te hebben,
werden op 22 September toen het paard niet kreupel meer liep, weer gewone
voorijzers ondergelegd en de proef alleen met de gummiachterijzers voort-
gezet. Op 29 September kwam het paard weer aan de hoefsmederij omdat
nu ook aan beide achterhoeven, zoowel aan binnen- als aan buitenrand,
stukken van den wand waren afgebroken, zoodat de proef niet verder kon
worden voortgezet uit vrees dat erge brokkelhoeven zouden ontstaan,
waaronder dan gewone ijzers niet goed vast te nagelen zouden zijn. Verder
werd tijdens het gebruik waargenomen, dat het paard zich telkens streek,
wat vroeger nooit het geval geweest was. Ook kwam het af en toe voor, dat
het paard zich op het binnengedeelte van de nogal dikke en eenigszins uit-
stekende kapvormige lip trapte, de beleedigingen waren aan de ijzers
duidelijk merkbaar.
Wij hebben hier dus met de nieuwe gummi-ijzers geen succes ver-
kregen, al mogen deze dan ook het uitglijden voorkomen. Da oorzaken
van deze mislukking zijn verschillende fouten, die aan de nieuwe ijzers
kleven.
Vooreerst is een fout, dat de takken eenigszins beweeglijk blijven, al
zijn zij dan ook door ijzeren plaatjes versterkt en al zijn de uiteinden door
een ijzeren balk verbonden. Door deze beweging, vooral om de lengte-as
der takken, kunnen de nagels eenigszins bewegen. Dit leidt licht tot af-
breken van de nagels en bij de belasting, vooral bij zwaar trekken, tot
kneuzing van de hoeflederhuid en afbreken van deelen van den wand,
wat vooral het meest zal plaats hebben bij paarden met mooie holle zolen,
omdat daar meer beweging mogelijk is dan bij een vlakken hoef. Het door
ons gebezigde paard, had, zoowel voor als achter, holle zolen.
Het geregeld gebruik dezer gummiijzers zal op den duur leiden tot brok-
kelhoeven, en kan door den druk der nagels, als bij ons paard, kreupelheid
veroorzaken. Verder is een fout, dat de nagelgaten loodrecht staan. Door
den nagel bij het onderleggen iets naar binnen te buigen is misschien iets
verbetering aan te brengen, doch het is niet mogelijk de nagels behoorlijk
in de richting van den wand in te slaan, zoodat zij gemakkelijk te laag uit-
komen. Een verdere fout is de kapvormige hp, die onder een hoek op den
buitenrand van het ijzer is geplaatst. Deze hoek heeft de bedoehng de lip
in zijn geheel goed tegen den wand gelegen te krijgen. Daar echter bij
verschillende paarden de hoek van den wand met de zool zeer veel kan ver-
schillen, naardat de hoef steiler of vlakker is, zal, vooral bij steile hoeven,
het ijzer nooit zoo aangebracht kunnen worden, dat de buitenrand van den
wand komt op den buitenrand van het ijzer. De nagels kunnen dan onmo-
gelijk in de witte lijn ingeslagen worden, waardoor weer brokkelhoeven ge-
vormd worden. Dat de vrij dikke eenigszins uitstaande kapvormige lip
oorzaak kan worden, en bij ons paard werd, van strijken en betrappen is
reeds medegedeeld.
Wat de slijting van de gummiijzers betreft, deze is, voorzoover dat in de
weinige weken te beoordeelen is, niet erg groot.
Gaarne had ik ook nagegaan of de rubberijzers het uitglijden op met
sneeuw en ijs bedekte wegen voorkwamen en mijn plan was de proef voort
te zetten tot de winter intrad. De verkregen resultaten maakten dit echter
onmogehjk.
Mijn conclusie uit deze enkele proefneming getrokken, moet dus luiden,
dat de gummihoefijzers in het algemeen geen toepassing kunnen vinden.
Misschien dat zij te gebruiken zijn bij rijpaarden, die slechts weinig hebben
te doen; bij tuig- en rijpaarden die geregeld dienst moeten doen, zou ik ze
niet gaarne aanbevelen.
Van enkele smeden, die ook het nieuwe beslag hadden toegepast, kreeg ik
bericht, dat ook door hen geen goede resultaten waren verkregen.
Klaarblijkelijk is de fabriek in Noorwegen ook van andere zijden op ver-
schillende fouten opmerkzaam gemaakt. Aan een stel gummihoefijzers van
dezelfde fabriek, mij dezer dagen toegezonden, zijn reeds verschillende ver-
beteringen aangebracht. In plaats van de met rubber bedekte kapvormige
hp is een gewone ijzeren lip aangebracht, die koud tegen den wand kan wor-
den aangeslagen. Verder is ter versterking van eiken ijzertak, in plaats
van de afzonderlijke ijzeren plaatjes, een ijzeren plaat aangebracht waarin
de gaten geplaatst zijn, en die met een metalen plaat in den toon, waaraan
de hp bevestigd is, aan beide zijden door een scharnier beweeglijk verbonden
zijn. Wij krijgen dus eigenlijk een dun scharnierijzer, dat met een dikke laag
rubber bedekt is, de takken hebben daardoor wat meer stevigheid gekregen,
terwijl door de scharnieren het ijzer achter wat verwijd of vernauwd kan
worden. De ijzeren dwarsbalk bhjft bestaan. Verder hebben de nagelgaten,
die in de eerste ijzers loodrecht waren aangebracht nu de richting van den
wand gekregen.
Er zijn dus wel verbeteringen verkregen. Toch vrees ik, dat een algemeen
gebruik van deze ijzers, ook bezwaren zal opleveren. Vooreerst is de ijzeren
plaat in de takken nog te dun, zoodat bij de sterke belasting, tijdens den
arbeid, nog beweging in de takken zal bestaan, wat het afbreken van nagels
en afbrokkelen van den wand tengevolge zal hebben. Verder zijn de nagels
te mager geplaatst, wat het laatste in de hand zal werken. Ook is het model,
vooral van de voorijzers, niet mooi, terwijl verder een nauwkeurig passen
evenmin als bij het gebruik van scharnierijzers mogelijk zal zijn. Scharnier-
ijzers worden wel bij nood gebruikt, hier zou het blijvend zijn, wat zeker
niet kan leiden tot een nauwkeurig aangebracht hoefbeslag.
(Met toestemming van den Schr. overgenomen uit het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde van 1 Nov. 1930. Red.)
Wij laten hieronder volgen wat „Paard en Paar denwereldquot; zegt van
het verbeterde rubber-ijzer:
NIEUW RUBBER BESLAG.
„Het is begrijpelijk dat in verband met de geasphalteerde bestrating, die
zeer glad is, ook gezocht wordt naar een beslag voor de paarden, die hen
op de gladde bestrating toch vast doet staan en bovendien het wegendek
niet beschadigd. De uitvinding van een zoodanig beslag is gedaan door den
heer P. Harsem te Oslo (Noorwegen) en de heer Th. van Krieken, v. Slinge-
landtstraat 24a, Tel. 54618, heeft thans de vertegenwoordiging voor ons
land van dit beslag verkregen. Zooals het met\lle uitvindingen gaat, is de
volmaking niet in eens bereikt. Met het eerste systeem zijn proeven geno-
men, die niet geheel voldeden, maar de weg was er en nu de verbeteringen
zijn aangebracht, zijn wij zeer hoopvol over dit nieuwe beslag gestemd. Wij
laten hierbij een afbeelding volgen van het gummi-ijzer.
Binnen in het gummi-beslag is een ijzer-beslag dat beweeglijk is en geheel
volgens den voet kan worden gesteld. Is de voet besneden en wordt daarna
het ijzer gepast, dan kan dit geheel in verhouding tot den voet worden ge-
steld. Is de pasvorm gereed, dan wordt die vorm vastgelegd door het plaatje
in den hiel van het ijzer, welk plaatje in alle mogelijke maten te verkrijgen
is. Het is een keurig beslag en wij voorspellen het wel toekomst. Het uit-
glijden op den bodem wordt er door voorkomen, ook bij sneeuw en ijzel,
en de duurzaamheid moet 3 X zoo groot zijn als van het gewone ijzeren
beslag. De kosten zijn f 10.25 per 4 ijzers en voor het onderleggen wordt
f 3 berekend.
De nagels worden nu in ijzer bevestigd en niet in gummi, waardoor alle
veering wordt voorkomen. De hoefsmeden zullen natuurlijk routine moeten
krijgen om het ijzer pasklaar te maken. Wij zien met belangstelling de ver-
dere proefnemingen tegemoet.quot;
(Wij hebben de toezegging van enkele hoefsmeden, dat zij hun
ervaring met het nieuwe rubber-beslag in de Dec.-aflevering van
„De Hoefsmidquot; zullen mededeelen. Red.)
LINKSHANDIGHEID.
(W. K. B. te Gr. geeft in twee opvolgende artikelen in het „Vakblad
voor den Smidquot; de volgende interessante beschouwing Red.):
Over bovengenoemd onderwerp werd in de vergadering van bestuur en
personeel der Ambachtsschool te Groningen op Woensdag 24 September
j.1. en in de vergadering van de federatie „Groningen-Drenthequot; van den
Bond van Leeraren en Leeraressen bij het Nijverheidsonderwijs op Zaterdag
d.a.v. een lezing gehouden door den heer Dr. S. A. van der Chijs, keurend
geneesheer aan genoemde school.
De vraag, wat men onder linkshandigheid heeft te verstaan, beantwoord
spreker, door te zeggen, dat volgens de volksuitdrukking iemand linkshan-
dig wordt genoemd, die — op grond van een in de vroegste jeugd te voor-
schijn tredende éigenaardigheid — voortdurend en uit gewoonte aan de
hnkerhand bij de fijnere bewegingen en handgrepen de voorkeur geeft. Bij
nadere beschouwing bhjkt, dat een hnkshandige lang niet alle eenzijdig uit
te voeren handelingen met de linkerhand verricht. Dit staat in verband
met de min of meer intensieve opvoeding. De linkshandig uitgevoerde han-
delingen nemen vanaf de kindsheid tot aan de puberteit betrekkelijk snel
in aantal af, om daarna slechts langzaam of in 't geheel niet meer te ver-
minderen.
De reden, die tot bevoorrechting der linkerhand leidt, moet niet in de
handen, doch in de hersenen van het individu worden gezocht.
Een linkshandige krijgt reeds bij zijn geboorte den aanleg mede, waar-
door zijn linkerhand boven zijn rechter is bevoorrecht. In hoeverre zich deze
voorbeschikking in het leven verder zal ontwikkelen, hangt in hooge mate
af van de opvoeding. Iemand, die geheel den indruk maakt rechtshändig
te zijn, kan toch zeer goed van huis uit linkshandig wezen, doch langzamer-
hand geleerd hebben zijn eigenaardigheid te overwinnen. Dit kan alleen
geschieden ten koste van enorm veel moeite en inspanning.
De opvoeding doet zich op het rerrein der linkshandigheid dus geducht
gelden, niet alleen van de zijde der ouders, maar ook van broertjes en zusjes
en feitelijk van iedereen, waarmede het kind in aanraking komt. De natuur-
lijke drang van het linkshandige kind wordt op alle mogelijke wijzen geweld
aangedaan. Vooral treedt dit naar voren, wanneer het kind op school leert
schrijven. Linkshandig schrijven brengt allerlei moeilijkheden mede en
wordt dan ook veelal niet toegestaan. Ook de zelfopvoeding speelt een
voorname rol. Het linkshandige kind zal bij het spel zooveel mogelijk trach-
ten niet anders te handelen dan zijn kameraadjes, om maar niet voor
,,linkschquot; te worden aangezien. Een derde factor is de inrichting van onze
gereedschappen en gebruiksvoorwerpen en b.v. koffiemolens, kurketrekkers,
boren, schroeven, enz., daar alle zijn gemaakt voor het gebruik door rechts-
händigen. Tegenwoordig worden evenwel ook speciaal voor linkshändigen
geconstrueerde gereedschappen in den handel gebracht.
Het onderzoek naar het percentage der linkshändigen is een onderwerp
van studie van vele doctoren geweest. Men stuit daarbij evenwel op groote
moeilijkheden, waardoor de resultaten der diverse onderzoekingen zeer
veel verschillen.
De Duitsche officier van gezondheid Dr. Ewald Stier onderzocht eenige
jaren vóór den oorlog 5000 soldaten, die tot het Garde-regiment te Berlijn
behoorden en kwam tot een gemiddelde van 4,6%. Bij de recruten was dit
percentage iets hooger en wel 5,1%. Onder eenige honderden met vesting-
straf gestrafte soldaten was het percentage veel hooger, n.l. 14.1%.
Onderzoekingen onder eenige nu nog levende wilde of halfwilde volkeren
gaven aan, dat het percentage onder hen veel grooter is. Op grond van tot
ons gekomen geschriften mag worden aangenomen, dat het percentage in
de oudheid veel hooger was dan tegenwoordig.
De leerlingen, die de Nijverheidsscholen bezoeken, komen daar op een
tydstip, waarop de meest geschikte leeftijd, om hun linkshandigheid kwijt
te raken, is voorbijgegaan. We mogen aannemen, dat bij hen reeds vanaf
hun vroegste jeugd, eerst door hun ouders en daarna ook door de onder-
wijzers, pogingen in het werk zijn gesteld om dit doel te bereiken. Bij hen,
waarbij de aanleg tot linkshandigheid sterk ontwikkeld was, zal de opvoe-
ding in de rechtshändige richting te kort zijn geschoten.
Was de aanleg niet buitengewoon sterk en deze bovendien door de op-
voeding gecompenseerd, dan zullen deze leerlingen zich slechts in uitzonde-
ringsgevallen anders gedragen dan de overigen. Meestal zal dit gebeuren
op oogenblikken, dat zij alleen zijn, of zich onbespied wanen. Ook kan dit
plaats vinden op tijden, dat zij zich wel in gezelschap van anderen bevinden,
doch de controle over hun eigenaardigheid voor een moment kwijt te raken,
om zoo te zeggen bij wijze van vergissing. Zoodra ze door ouderen er op
attent worden gemaakt, of zij zelf tot de ontdekking komen, dat ze zich
hebben vergist, zullen ze zich haasten om hun ,,foutquot; te herstellen, wat voor
hen altijd een zekere mate van inspanning en zelfoverwinning beteekent.
Deze categorie linkshändigen zal bij het onderwijs geen last geven, al kost
het hun een vrij groote hoeveelheid energie, om voortdurend er op bedacht
te zijn, dat ze niet toegeven aan de voor hen natuurlijke drang, de in het
oog van anderen ,,verkeerdequot; hand te gebruiken.
II.
De spreker, Dr. van der Chijs, komt vervolgens tot de uiterst links aan-
gelegden, men zou kunnen zeggen, de hardnekkige gevallen van linkshandig-
heid. Dezen leerlingen wacht bij het binnentreden der Ambachtsschool een
groote beproeving. Ze hebben reeds bij ervaring ondervonden, welke hard-
handige methoden er soms worden gebruikt, om hen tot andere gedachten
te brengen en dan kwam het er — behalve bij het leeren schrijven op de
lagere school — tenslotte nog niet zoo erg op aan. Nu moeten zij daarentegen
speciale handgrepen leeren en het gebruik van speciaal voor rechtshändigen
gebouwde werktuigen. Verder moeten ze soms samenwerken met rechts-
händigen. Het is geen wonder, dat deze leerlingen gewoonlijk erg tegen de
moeilijkheden opzien en dat het volgen der practische lessen enorm veel
inspanning — geestelijk nog meer dan lichamelijk — van hen vergt. Gaan
medescholieren dan ook nog den spot met zoo'n jongen drijven, waardoor
het leven hem wordt vergald, dan kan het gebeuren, dat hij hoe langer hoe
onhandelbaarder en opstandiger wordt.
Wanneer we met zoo'n jongen te doen hebben, mogen we nooit veronder-
stellen, dat het onwil van hem is. Hij ondervindt van z'n eigenaardigheid
zelf den meesten last en zou er heel wat voor over hebben, om het anders
te doen worden. We moeten er van doordrongen zijn dat deze gevallen zeer
hardnekkig kunnen wezen en waarschijnlijk alle pogingen tot verandering
zullen trotseeren. Nooit mag men zich tegenover een dergelijken leerling
driftig maken, al kost het ook nog zoo veel inspanning. Wel moet men pro-
beeren hem de handgrepen, waarbij dit niet anders mogelijk is, op de ge-
wone manier te laten doen, wat van de zijde der leeraren enorm veel geduld
en kalmte eischt.
Linkshandigheid is ook lang niet bij alle vakken even bezwaarlijk. In
-ocr page 146-sommige gevallen kan het zeer zeker een voordeel wezen, wanneer men met
beide handen de werkzaamheden even goed kan verrichten.
Dit jaar was het aantal linkshändigen onder de adspirant-leerlingen der
Ambachtsschool, welke door spreker werden gekeurd, zeer groot en wel 32
op de 250, dus 12.8 %.
Na deze beschouwingen besloot spreker zijn lezing met de volgende con-
clusies:
le. Laat een linkshandige — die alleen werkt — alle handgrepen, die
ook links uit te voeren zijn, op de voor hem gemakkelijkste wijze
verrichten.
2e. Bevorder het gebruik van voor linkshändigen gebouwde werktuigen.
3e. Tracht de handgrepen, die onmogelijk links verricht kunnen worden,
den linkshändigen rechts te leeren; ga daarbij steeds kalm en bedaard
te werk en zorg, dat de andere scholieren daarin geen aanleiding tot
bespotting van hun kameraden kunnen vinden.
4e. Bij gebleken onmogelijkheid de noodzakelijke handgrepen rechts aan
te leeren, zou het een punt van ernstige overweging behooren uit te
maken, den leerling of een ander vak te laten kiezen, óf de school te
doen verlaten.
5e. Linkshandig uitgevoerde handgrepen bij samenwerking met rechts-
händigen, waardoor gevaar voor de uitvoerenden kan ontstaan, zijn
niet toelaatbaar. Samenwerking tusschen links- en rechtshändigen is
in die gevallen alleen geoorloofd, wanneer de eersten zich naar de laat-
sten richten.
6e. Het aankweeken van dubbelhandigheid behoort zooveel mogelijk te
worden beperkt.
In de in den aanvang genoemde vergadering van bestuur en personeel der
Ambachtsschool te Groningen deelde de directeur der school, de heer W.
V. d. Eist, mede, dat bij navraag aan eenige zijner collega's bleek, dat de
meeningen over de te volgen gedragslijn bij linkshandige leerlingen aan de
verschillende Ambachtsscholen in Nederland, sterk uiteenloopen. Aan ver-
schillende scholen worden de leerlingen volkomen vrij gelaten en mogen zij
werken op de manier die zij zelf het gemakkelijkst vinden. Aan andere scho-
len mogen zij sommige éénhandig uit te voeren handgrepen ook met de lin-
kerhand verrichten, terwijl er daarentegen ook scholen zijn, waar iedere
leerling rechts moet leeren werken, ongeacht zijn aanleg.
Ook de meeningen daarover onder de leeraren loopen zeer uiteen.Terwijl
de één de leerlingen zooveel mogelijk vrij wil laten, zien anderen er voort-
durend op toe, dat uitsluitend rechts wordt gewerkt.
Bij 't vuurwerken stuit het linkshandig smeden op bezwaren, omdat hier-
bij vele gevallen met anderen moet worden samengewerkt, b.v. bij het
voorslaan. De kans, dat beide hamers tegen elkaar ketsen, waardoor gevaar
voor de betrokkenen ontstaat, is hierdoor grooter.
Zooals bij navraag bleek, zijn de meeningen onder de werkgevers over de
linkshändigen ook al zeer verdeeld. De één heeft in 't geheel geen bezwaar
tegen linkshandige arbeiders en ziet alleen naar den door hen geleverden
arbeid; anderen daarentegen hebben er een verbazenden hekel aan en „kun-
nen ze gewoonweg niet zienquot;. Conservatisme zal hierbij ook wel een groote
rol spelen.
Linkshändigen zijn over 't algemeen erg huiverig voor de praetijkexamens
voor de Nijverheidsakten, omdat zij het standpunt in dit opzicht van de
examinatoren niet kennen. Die groote vrees schijnt evenwel ongegrond te
zijn, daar meerdere leeraren op deze examens linkshandig hadden gewerkt
en daarvan bij de beoordeeling van hun werk geen nadeel hadden onder-
vonden. Een enkele candidaat durfde niet anders dan rechtshändig te wer-
ken, wat hem een geweldige inspanning en veel tij dsverlies kostte, en kwam
daardoor met z'n werk ten achter.
Het is van belang voor de leerkrachten bij het Nijverheidsonderwijs om
te weten, hoe in 't algemeen de werkgevers over de hnkshandigen oordeelen
en of alleen het feit, dat iemand linkshandig — ongeacht zijn verdere capa-
citeiten — een nadeel voor hem kan beteekenen.
—nbsp;Cursus voor onderwijzer in hoefbeslag. De Wnd. Directeur Generaal
van den Landbouw brengt ter kennis van belanghebbenden, dat in de
maand Januari aanstaande op nader te bepalen dag te Utrecht gelegen-
heid zal worden gegeven voor het afleggen van het toelatingsexamen
tot den cursus ter opleiding van onderwijzers in practisch hoefbeslag.
Zij die tot dit examen wenschen te worden toegelaten, moeten den
leeftijd van 23 jaar hebben bereikt en zich vóór 20 Januari a.s. met
eigenhandig geschreven brief ^hebben gericht tot Prof. Dr. H. M. Kroon,
Biltstraat 172 te Utrecht, onder overlegging van geboorteacte, het
Rijksdiploma als hoefsmid (bedoeld in het Koninklijk besluit van 28
Februari 1919 no. 85) en aanbevelingen uit vroegere werkkringen,
Aan leerlingen, die tot den nieuwen cursus worden toegelaten en voor
het volgen der lessen te Utrecht moeten overnachten, kan een deel der
gemaakte verblijfkosten worden vergoed.
-- Vereeniging van Onderwijzers in praktisch hoefbeslag. De leden
der Ver. van Onderwij^ei's in praktisch hoefbeslag worden er aan her-
innerd, dat voorstellen en onderwerpen, welke zij op de Algcm. Ver.
behandeld wenschen te zien, in de eerste helft der maand December
aan den Secretaris moeten worden opgegeven.
Namens het Bestuur,
deSecr. H. Voss er s, M. A. quot;de Ruijterstraat 2lbis, Utrecht.
—nbsp;3Iilitaire Hoefsmidschool te Amersfoort. In opleiding zijn momenteel:
34 dienstphchtigen der artillerie, 3 id. der cavalerie en 17 reserve hoef-
smeden. Bovendien zijn 5 geëxammeerde hoefsmeden werkzaam die voor
waarnemingen elders worden uitgezonden.
—nbsp;Rijksdiploma Utrecht. In de maand November werd het examen af-
gelegd door 24 candidaten; van hen slaagden de heeren: G. B. van den
Bovenkamp te Winterswijk, J. H. Eppink te Breedevoort, G. Fortuin te
Makkum, B. Haan te Kwadijk, H. van het Haar te Winkel (N.H.), J- W.
ten Weerde te Koordwolde.
In de maand December wordt het examen nog zes dagen voortgezet.
Geachte Heer Rompelman.
In antwoord op uw vraag het volgende: In de eerste plaats verheugt het
mij dat er een deskundige is, die in zoo waardeerende woorden (ten
opzichte van het onderwerp) mij de vraag stelt. Mijn antwoord hierop is
dat ik beshst elk paard van achteren op kalkoenen zou willen hebben. Van
voren als er bezwaren zijn, b.v. klappen of vangen in de ijzers, in plaats van
de kalkoen het ijzer naar de takken eenigszins op laten loopen.
Wat betreft de achterbeenen, hieronder ter verduidelijking twee teeke-
ningen:
Op zachten bodem, wanneer de toon in den grond gezet wordt, zal ook
het overige gedeelte van den hoef steun op den bodem vinden, opdat het
paard zijn volle kracht kan geven. Met kalkoen gelijke werking. Zonder
kalkoen blijft alleen de toon, waarmede het hchaam vooruit gebracht moet
worden. Hierbij is verder commentair overbodig Gaarne verwacht ik dat
U en zoo mogelijk anderen hun hcht in deze willen laten schijnen.
Hoogachtend,
H. Weyermans,
Den Haag, Zieke 19.
In de Zwitsersche Hoefsmid beschrijft F. Schwendimann een z.g. stal-
ondeugd, n.l. dat het paard met het eene achterbeen met den hoef
rust op den hoef van het andere achterbeen. Dit komt nog al eens voor en
heeft tengevolge dat de hoef ter plaatse, waarop gerust wordt, afbrokkelt
en dus slecht wordt. Vooral waar afwisselend zoo op één been gerust wordt,
wordt het hoorn van beide achterhoeven zeer slecht. Schwendimann schrijft
dit niet toe aan een aanwendsel doch als een gevolg van pijn, hetzij in ge-
wrichten of pezen van één of van beide achterbeenen. Is dit het geval, dan
raadt hij, naast een veeartsenijknndig onderzoek en behandeling aan om
de achterijzers met verdikte takken te geven of wel met schroefkalkoenen
Ook aan den stal dient de aandacht te worden geschonken, het vak moet
gelijk zijn en liefst achter wat worden opgehoogd door turf aan te brengen
Is de grondoorzaak ziekte van gewrichten of pezen, dan zal een langdurige
rust in elk geval aangewezen zijn.
*
- In de R.K. Boerenstand van 30 Oct. 1.1., 9e jaargang, no. 5, bespreekt
lim het besnijden van de klauwen van rundvee, refereert hierbij de mede-
deelingen van prof. Fischer welke in De Hoefsmid waren opgenomen en
zegt ten slotte „Ik heb er altijd op aangedrongen, dat aan de cursussen
voor hoefbeslag minstens één les zou besteed worden aan het besnijden
van klauwen van rundvee. Dan kregen we tenmmste een partijtje personen
die het kunnenquot;.
Hoewel zoo'n les natuurlijk steeds nuttig zou kunnen worden gemaakt
moeten wij toch het klauwbesnijden niet door een Duitschen bril zien'
hiermede bedoelende dat hoewel de beteekenis ervan voor Duitschland
groot moge zijn, dit voor Nederland niet het geval is.
De koeien hier te lande verblijven gedurende zes maanden in de weide
en hierdoor alleen is een zeer heilzame invloed merkbaar op de klauwen
zoodat ook op de daarop volgende staltijden het in den regel niet noodig
IS om een klauwbeslag toe te passen. Het spreekt vanzelf dat er zich wel
eens gevallen zullen voordoen dat het zeer gewenscht zou zijn, doch over
het geheel genomen is het niet noodig. In deze heeft het gebruik van kunst-
mest veel veranderd; vroeger toen in vele streken van ons land de koeien
meer op stal werden gehouden en vooral ook altijd 's avonds op stal werden
gebracht teneinde de mest te kunnen vergaren, waren de klauwen van de
runderen m veel slechtere conditie en zou een geregeld klauwbeslag zeer
nuttig hebben gewerkt. Thans echter zou het geen loonend bedrijf zijn hier
te lande en voor bijzondere gevallen is een goed onderlegd hoefsmid ook in
staat hier helpend op te treden. In Duitschland waar men afzonderlijke
cursussen geeft voor klauwbeslag, zijn het als regel geen hoefsmeden die
deze cursussen volgen en hier later een professie van maken.
De Wnd. Directeur-Generaal van den Landbouw^, brengt ter
kennis van belanghebbenden, dat in de maand Januari
aanstaande op nader te bepalen dag te Utrecht, gelegenheid
zal worden gegeven tot het afleggen van het toelatingsexamen
tot den cursus ter opleiding van onderwijzers in praktisch
hoefbeslag.
Aanmeldingen moeten vóór 20 Januari 1931 zijn binnengekomen
bij Professor Dr. H. M. KROON, te Utrecht, Biltstraat 172.
Voor nadere bijzonderheden zij verwezen naar de Nederlandsche
Staatscourant.
Inladen.
Het uitladen kan ook langs de voorbrug geschieden.
(Ciiehé's uit „Ons Paardquot;.)
Het moderne vervoer.
■ / 9
35« Jaargang
MAANDBLAD
UJ
;c
b
_i
CQ
Redacteur: Dr. R. H. J. Gallandat Huet, te Amersfoort.
Uitgave van de N.V. Zuid-Holl. Boek- en Handelsdrukkerij, Wagenstraat 70, 's-Gravenhage
Imperator rubberijzers — Een en ander over rubberbeslag — Beslag met kalkoenen —
Ijzers met kalkoenen — Internationaal wegencongres — Korte mededeelingen — Littera-
tuur-overzicht — Advertentiën —
IMPERATOR RUBBERIJZERS.
Zooals bekend, hebben de eerste modellen van de Imperator gummi-
ijzers niet voldaan. Met de verbeterde modellen hebben wij verschillende
paarden beslagen waaronder één met slechte voeten, brokkelig en plat.
Volgens de eigenaren is het uitglijden op de gladde asphaltwegen geheel
opgeheven.
De ijzers zijn goed onder te nagelen, doch wat den vorm betreft zijn de
achterijzers vrij goed, de voorijzers echter niet mooi. Het toongedeelte
moet ronder zijn. Men kan ze iets ronder zetten, de takken wat bijdraaien,
maar toch niet den vereischten hoefvorm geven. Dit zijn fouten die m.i.
te verbeteren zijn. Dat echter de duurzaamheid der gummi-ijzers 3 x zoo
groot is als van het gewone beslag, moet ik ontkennen. Veertien November
j.1. hebben wij een koetspaard van den HoogWelgeboren Heer Jhr. W. van
Loon te A'dam erop beslagen. Dit paard doet dagelijks 2 uur dienst en
de achterijzers zijn nu reeds zoover afgesleten dat de scharnieren bloot komen
te liggen.
Op gewone ijzers 1 X het toongedeelte iets verbreed loopt hij een
maand. De heeren W. Nolte en Langeveld te A'dam hebben er ook eenige
paarden op beslagen, onder anderen van een rouwstalhouderij, een ijs-
handel en expediteur. Het paard van den A'damschen ijshandel (Firma
G. Stuffers) dat op gewone ijzers 1^/ 4 X g acht dagen liep, heeft dit beslag
thans veertien dagen onder, en de scharnieren zijn ook reeds te zien. Daar
op het oogenblik deze paarden veel minder dienst doen dan in den zomer,
is wel te begrijpen dat de slijtage in den drukken seizoentijd veel grooter is.
In den zomer wanneer het warm is slijten de paarden meer dan in den
winter. De hoofdoorzaak hiervan is toch het warm worden van het wegdek,
wat vooral op de rubberijzers van veel invloed zal zijn.
Bij de Bereden Politie alhier zullen 4 paarden als proef met het nieuwe
beslag door mij beslagen worden, waarover ik een volgende maal het re-
sultaat zal meedeelen, onder vermelding van het aantal uren dat de paarden
liepen op het oude en op het gummibeslag.
Amsterdam, 2 December.nbsp;Fritz Falkenhagen.
EEN EN ANDER OYEB RUBBERBESLAG.
Daar ik reeds verschillende paarden heb beslagen met de nieuwe gummi-
of rubber-ijzers, kan ik als mijne ervaring mededeelen dat de ijzers een
mooie aanwinst betreffen om het glijden te voorkomen. De paarden staan
er vast op. Ik spreek hier in 't bijzonder over koetspaarden. Dat vaster
staan schenkt vertrouwen om de beenen fhnk neer te zetten bij een ge-
strekten draf.
Maar men moet er eerst even aan gewennen, want een koetsier in een
groote stad als den Haag bijvoorbeeld, waar de straten altijd mooi schoon
gehouden worden en waar men veel asphalt heeft en blauwe keien, heeft
daar al zoo getobd met het rijden, dat hij onwillekeurig bang is geworden.
Na de opmerking dat bet eene paard veel meer last van het uitglijden
heeft dan een ander, waarop bij het formeeren van 2- of meerspannen ook
dient te worden gelet, kan worden getuigd dat de gummi-ijzers ook een
gunstigen invloed hebben in het opheffen van strijken en het draaien in de
spronggewrichten. Het beenstelsel heeft bij de aanwending van gummi-
ijzers blijkbaar minder te lijden, hetgeen gang en stand ten goede komt,
alzoo aan den dienstduur van het paard. Het met meer vertrouwen rijden
komt ook ten goede aan het zenuwstelsel van den koetsier.
Het wegdek is met gummi-ijzers natuurlijk zeer gebaat.
De prijs van het rubberbeslag is wel hooger, doch als men rekent dat
een paard er zooveel langer op loopt dan op gewoon beslag, komt het per
slot wellicht nog iets voordeehger uit.
Het onderleggen zal op den duur wel niet zooveel in tijd verschillen met
dat van gewoon beslag, en men kan, goed vakman zijnde, het rubber-
ijzer bij alle hoeven toepassen.
Bij het onderleggen moet men de hoeven flink besnijden en van den wand
afhalen wat er af kan, daar de gummi-ijzers zooveel dikker zijn, en ook om
de paarden er zoolang mogelijk op te kunnen laten loopen, zonder dat de
hoeven te lang worden. De hoornwand moet men zoo sterk mogelijk laten ;
dan krijgt men een sterk geheel waarop het gummi-ijzer een flinken steun
vindt voor draagvlakte. De hoornstraal moet men ook sterk en hoog laten,
dan kan het plaatje waarmede de gummi-ijzers aan de takken bevestigd
zijn, zooals bij balkijzers, lucht mededragen en bij het doortrekken wordt
de straal belast en heeft het gummi-ijzer minder te lijden. Bij een slecht ont-
wikkelde straal kan men tegen het plaatje nog een verhooging aanbrengen
of het plaatje vlak zetten en zoodoende zorgen dat alles mededraagt.
Als hoefnagels kan men een nummer kleiner of hchter nemen dan men
gewoon is te gebruiken, dus dat komt ook de hoeven ten goede. Men moet
zorgen dat men goed in de witte lijn nagelt, anders kan men beter een nagel
minder gebruiken als er een gedeelte is waar men de nagel niet kan krijgen
waar men die had willen hebben. Men behoeft niet zoo hoog te nagelen,
daar de hoeven minder te lijden hebben dan bij een druk van ijzer.
De opzet aan een gummi-ijzer is van groot belang. Daardoor voorkomt
men het wegstooten van den buitenrand en heeft men geen last van aan-
stooten, terwijl het gummi gelijkmatig afslijt. Dus men geeft meer opzet
dan gewoonlijk en dat kan men het beste doen door het gummi-ijzer op
het aambeeld met de lip naar beneden te leggen en er met een houten hamer
een paar flinke klappen op te geven. Als men de gummi-ijzers wat wil
verzetten is het gewenscht zulks met een houten hamer te doen, teneinde
beschadiging der gummi te voorkomen. Het komt ook voor dat de achter-
ijzers zeer goed vóór te gebruiken zijn.
Den Haag.nbsp;W. M e ij e r.
Onder dankzegging voor de hierboven afgedrukte ervaringen met het
rubberbeslag, hopen wij dat de geachte inzenders voort willen blijven gaan
met hunne ervaringen in dit blad mede te deelen en dat om anderen die
dit beslag beproeven hunne collega's op deze wijze van advies willen dienen.
Vooral de nu komende maanden zullen van het meeste belang zijn, want de
vraag : hoe staat het rubberbeslag tegenover sneeuw en ij zei? kan eerst
daarna beantwoord worden en is voor de bruikbaarheid van het beslag in
den winter van het meeste belang.
De heer Meyer heeft blijkbaar het beslag ondergelegd bij rijtuigpaarden;
deze categorie alsmede de rijpaarden worden in den regel niet zoo intensief
gebruikt als de trekpaarden en dus is de slijtage van de ijzers hierbij ook
niet zoo groot. Bovendien bestaan voor deze categorie van paarden kurk-
en zoolbeslag welke ook het uitglijden tegengaan; voor trekpaarden echter
welke in den regel met gewone ijzers worden beslagen, zouden gummiijzers,
indien deze in alle opzichten zouden voldoen, een groote verbetering be-
teekenen. Moge de ondervinding over de volgende maanden met het gebruik
van het gummibeslag worden medegedeeld en voor de hoefsmeden leiden
tot richtsnoer in het al of niet propagandeeren van dit beslag.
BESLAG MET KALKOENEN.
Wat de hoorn-afgroei betreft, in het schrijven van den heer Weijermans
genoemd, ben ik het wel met hem eens. Dat echter de binnenhoefhelft
zooveel minder groeit, wordt in het algemeen, dunkt mij, wel wat over-
dreven. Negentig procent groeit normaal af.
Wanneer u een kalkoen zou aanbrengen, als de toon te lang was afge-
groeid, hjkt mij dat wel goed. Maar wanneer U den hoef normaal hebt be-
sneden, en dan aan het nieuwe ijzer een kalkoen geeft, welk een stand
maakt U dan, en wat voor lijden bezorgt U dan aan het paard ?
Ik sta recht regenover Uwe meening. Als ik bedenk dat een vlak en nauw-
keurig gelegd ijzer nog zeer veel nadeel aan de natuurlijke functie van een
hoef kan bezorgen, zal ik er mij wel voor wachten ook nog een stand- of
vormverandering er bij te maken.
Dat met een kalkoen of verdikking bij afwijkende gevallen we resul-
taten zijn bereikt is wel bekend, maar dat zijn hoefafwijkm|en, zelf door
U genoemd; maar nu in het algemeen en of dit dan zonder lyden xs gebeurd,
zafmoeilijk uit te maken zijn. En juist over het lijden en beter ^ co.ditie
houden gaat Uw schrijven. Dat de toon in zachten bodem wegdrukt is
waar. Dit gebeurt ook wanneer wij op zachten grond loopen, maar wy
loopen toch hever op een goeden straat.
VVanneer een paard behoorlijk zwaar aantrekt, zijn de verzen van den
grond daarna gL het paard over in vlak optreden. Het is alle dagen te
zLn 1; zoo moe' het, geen ondersteuning. Vlak ^-lag bewijst zijn juis he^
op asphaltwegen. het is van verre al te hooren: klos-klos-klos, - prachtig
^quot;Jrkt^vlfvir^^^ de kalkoenen spoedig afslijten, is zeer juist.
?e bLooren er niet aan, en worden door het dier, door zip natuurlijke
wijze van loopen, eerder weggewerkt.nbsp;. , . t^lkoen
De knik die men in den kroonrand maakt (kroongewncht) met een kalkoen
veroorzaakt ook lijden en standverandering.
Hoogachtend,
A. J. R O m p e 1 m a n,
Almelo.
IJZERS MET KALKOENEN.
Aangezien den laatsten tijd meermalen proces verbaal is opgemaakt
tegerffgeLars van paarden welke op ijzers met kalkoenen dienst deden
Zie de navolgende bepaling als waarschuwing dienst doen; dit geldt
Towel voor de provincies Noord-Brabant als Overijssel en voor de stad
^ otXt gebruik van kalkoenijzers is reedi. zeer veel geschreven, waarbij
vaÏ Lntettnrwerd dat op vUe ijzers evengoed dienst kon gedaan
^^ NÏar mij van bevoegde zijde werd medegedeeld is ^et ^e^quot;
worden beslagen, op verzoek uitzondering zal worden gemaakt.
quot;P »»nbsp;Noord-Br— .904, ta.tete.ijk ge-
-ocr page 155-Kunstwegen zijn die ojienbare wegen, straten, pleinen en stegen, welke
kunstmatig verhard zijn.
Artikel 16 sub c luidt als volgt:
Het is verboden op de kunstwegen te rijden met voertuigen met trek-
dieren bespannen, indien de hoefijzers van het trekdier van onderen voor-
zien ,,ijn van uitstekende deelen, tenzij dusdanig hoefbeslag door de toezicht
hebbende besturen is toegelaten of wegens gladheid van den weg als gevolg
van ijs en sneeuw noodzakelijk is.
De hoefijzers mogen dus niet meer voorzien zijn van z.g. kalkoenen, bij
gladLieid van den weg door ijs of sneeuw mogen z.g. schroeven onder de
hoefijzers aangebracht worden.
Het toezicht hebbend bestuur. (Artikel 38 Reglement op de openbare
wegen en voetpaden):
Gtedeputeerde Staten over de wegen en voetpaden, welke in beheer en
onderhoud zijn bij de Provincie.
Burgemeester en Wethouders over de wegen en voetpaden, welke in
beheer en onderhoud zijn bij de gemeente en over die wegen en voetpaden,
waarvan het beheer en onderhoud bij anderen berust dan in dit artikel ge-
noemde rechtspersonen of bij natuurlijke personen.
De waterschapsbesturen over de wegen en voetpaden, welke in beheer
en onderhoud zijn bij het waterschap.
IIEÏ INTERNATIONAAL WEGENCONORES.
Het jongste nummer van het orgaan der „Verg. het Nederl. Wegen-
congresquot;, het tijdschrift, onder den algemeenen naam ,,Wegenquot;, gewijd
aan den weg en het verkeer, wordt voor een groot deel ingenomen door het
verslag van het, in den aanvang van October te Washington gehouden
Vide Intern. Wegencongres. Wij lezen, hoe onder een 64-tal verschillende
wereldlanden, ooJi ons land (en Nederl.-Indië) zijn officieele gedelegeerden
had gezonden; terwijl onder de ingekomen rapporten er ook een Neder-
landsch was.
Groepsgewijze waren de verschillende rapporten vereenigd; waarna in
breedvoerige conclusies de resultaten werden vastgelegd. Terwijl het meeren-
deel zich natuurlijk op meer technisch terrein beweegt, werden een tweetal
conclusies aangenomen, strekkende om een doeltreffender optreden der
verschillende naties te verkrijgen.
Zoo sprak het congres den wensch uit, dat de aandacht der openbare
lichamen gevestigd dient te zijn op de huidige beteekenis van het wegen-
vraagstuk en de voordeden, welke op den duur zullen voortvloeien uit de
beschikbaarstelling van aanzienlijke bedragen voor de verbetering van
verkeerswegen. Bovendien besloot men, de op het Washington'sche congres
vertegenwoordigde regeeringen, aangesloten bij de ,,Permanente Intern.
Commissie voor Wegencongressen te Parijsquot;, uit te noodigen, elk een natio-
nale commissie te benoemen, teneinde met de internationale commissie
samen te werken in haar belangrijken strijd voor de verbetering der wegen
door de geheele wereld.
Over aanleg en materiaal van wegen. In de conclusies van dit Vide Inter-
nationale Wegen-Congres vindt men de verschillende beschouwingen en
wenschen terug, betreffende de toepassing van het meest geschikte mate-
riaal voor wegenbouw. Het zou ons op technische wegen voeren indien
wij hier de uitvoerige besprekingen en bekrachtigingen aangaande de tech-
niek der wegen aanhaalden; temeer waar het Amerikaansche congres,
teneinde de financiering en het beheer te vereenvoudigen en om een leid-
draad te hebben voor den aard en omvang der noodzakelijke verbeteringen,
alle wegen, voor zooveel zulks uitvoerbaar is, in klassen wenscht in te
deelen.
Wat in het bizonder het aan te wenden materiaal betreft, trekt onze
aandacht, boe m de congres-conclusies geen bepaalde voorkeur wordt uit-
gesproken voor één bepaald weg-type. Voor gering en hcht verkeer werd
zelfs de eenvoudige aarden weg als economisch geprezen. Ook beschouwde
men de klinker-bestrating als geschikt voor middelmatig of zwaar verkeer,
mits bij goede fundeering en afhankelijk van het land, waar bestrating
met khnkers wordt toegepast. Verder werden behandeld teer, asfalt-
bitumen en asfalt voor verbetering van alle soorten wegen. Terwijl de steeds
algemeener toepassing van cement (bij betonfundeering, beton- en steen-
slagwegen) om zijn kenmerkende voordeelen werd geprezen.
Plaveisel van rubber en onderbouw van ijzer. Elk der verschiUende soorten
van weg-materiaal vormt dus tot op zekere hoogte nog steeds een onderwerp
van technische studie. Wij wijden er daarom in het algemeen onze belang-
stelling aan, zonder de verschillende rapporten en conclusies op hun tech-
nische overwegingen te beoordeelen. Wel trekt onze bizondere aandacht
de aanteekening over rubber-plaveisel, dat tot dusver slechts een beperkte
toepassing vond, hoewel intusschen reeds bleek, dat het een geruischloos
wegdek vormt en geschikt blijkt voor bepaalde weggedeelten in groote
steden. Het Intern. Wegencongres sprak dan ook de wenschelijkheid uit,
de onderzoekingen voort te zetten naar de beste rubbersoort voor weg-
bedekkingen en den geschiksten vorm van rubberblokken en de methode
van aanbrengen; de vervaardiging en gebruikswijze van een goed voeg-
vulhngs-materiaal en de vermindering van kosten moeten hierbij eveneens
onder het oog worden gezien.
Het is in verband hiermee — en erkennend de heerschende malaise ter
rubber-markt, waarvan ook onze Indische rubberproductie zoo sterk den
terugslag ondervindt — dat wij de jongste besprekingen der Nederlandsche
rubber-producenten met volle interesse volgen, wat betreft het gebruik
van rubber voor wegbedekking. Hierbij blijkt, dat het aan de markt brengen
van rubberblokken (in hoofdzaak bestaande uit vier verschillende types)
tegen concurreerenden prijs, een nieuwe en blijvende industrie in het leven
zou kunnen roepen, waardoor jaarlijks een groote hoeveelheid ruwe rubber
benoodigd zou zijn. Immers, zoo lezen wij in een commumqué, om de weg-
bedekking voor een verkeersweg van één Engelsche mijl (1609 meter) te
leveren, zijn 200 ton ruwe rubber noodig. En terwijl enkele jaren geleden
de kosten voor rubberplaveisel op .£ 5 (ongeveer f 60.—) per vierk. yard
(iets minder dan 1 vierk. meter) werden aangenomen, konden de kosten
reeds verlaagd worden tot respectievelijk £ 4 en zelfs £ 3.
Tegelijk vinden wij melding gemaakt van proeven met stalen platen
als onderbouw, waarop een zandbedekking ligt en als bovendek klinkers
met asfalt-vulling komen te rusten.
Het zoeken naar----het ideaal j^laveisell Zoo blijkt, niet slechts uit de
Amerikaansche congres-rapporten, echter ook uit pogingen om rugsteun
te geven aan de heerschende malaise, hoe het technische wegen-vraagstuk
midden-in het teeken staat van algemeene belangstelling en technische
bestudeering. Men erkent nog steeds het goed recht van natuurlijke aarden
wegen en doet geen afstand van khnker of kei; men gebruikt asfalt en
bitumen-producten naast cement en beton; men kiest papier en katoen
als onderlaag, maar ook vlechtwerk en platen van ijzer; rubberblokken
gaan concurreeren tegen houtblokken ....
Een spotter merkte in verband hiermede op: ,,Wanneer we over plaveisel
spreken, mogen we vooral niet vergeten de ... . goede voornemens!quot;
Doch men gaf hem ten antwoord: ,,Laat de technici voor onze wegen-
constructie mogen vinden het ideale plaveisel; wij toeristen hebben recht
op hemelsche wegen op aard'!quot;
—nbsp;Rijksdiploma Hoefsmid. Bij de laatstgehouden examens te Utrecht zijn
geslaagd : H. van het Kaar te Winkel (N.-H.), J. H. Eppink te Breedevoort,
J. Utenweerde te Leerdam, B. Haan te Kwadijk, G. Fortuin te Makkum,
P. Voeteloo te Noordwolde, L. Smilde te Vriescheloo, Th. van Lint te Scha-
gen, J. van Dellen te Westernieland, S. Bosnia te Terhorne, H. Slamp te
Den Boer, M. Folkerts te Den Andel, H. Buikema te Warffum, W. H.
Rademaker te Beerta, A. J. F. Ligtvoet te Oosterhout, M. v. d. Linde te
Steenwijkerwold, B. Wendelaar te Winsum, R. Horst te Paterswolde,
O. Drent te Usquert, N. Langeland te Usquert, P. W. Uffen te Finsterwolde,
H. Smid te Wedde, H. Dermois te Haulerwijk, G. H. v. d. Bovenkamp te
Winterswijk. — De examens zijn hiermede afgeloopen.
^ Hoefsmidschool te Amersfoort. Voor het examen van hoefsmid is
geslaagd de reserve hoefsmid A. van Zanden. Hem is een diploma uit-
gereikt en als korporaal reserve hoefsmid is hij met groot verlof vertrokken.
—nbsp;Cursus in hoefbcslao; te Bedum. Het 2e gedeelte van den cursus in
hoefbeslag ter verkrijging van het Rijksdiploma Hoefbeslag, uitgaande
van de Afd. Stedum van den B. I. P. N., gehouden te Bedum onder leiding
van den WelEd. Heer H. Venema, dierenarts te Bedum, door welke tevens
de theoretische lessen werden gegeven. De cursus ving aan 24 Mei en
eindigde den 27 Sept. 1930. De theoretische lessen werden gegeven in een
der localen van Concordia terwijl de practische lessen werden gegeven
door P. E. Horman, Rijks Onderw. Hoefsmid te Bedum in zijne ruime
smederij, raardenmateriaal en doode lioeven waren altijd ruim voldoende
aanwezig voor de leerlingen. Bij de laatste les werd proefwerk afgenomen
door de Commissie van toezicht, n.m. de heeren A. Palsma, smid te Stedum;
A. Huizinga, smid te Sint-Annen en K. Beukema, landbouwer te Schultinga
Gem. Bedum, en werden alle cursisten toegelaten om deel te nemen aan
het examen te Utrecht, n.m. R. Horst, Paterswolde, M. Folkerts, den Andel,
J. van Delden, Westernieland, H. Beukema, Warfum, W. l^angeland en
O. Deent te Uskwert, B. Wendelaar, Winsum en H. Slump, ten Boer, met
het resultaat dat alle 8 leerlingen op 1, 2, 3 en 4 Dec. het Rijksdiploma als
hoefsmid behaalden.
Cursus in hoefbeslag te Bedum : H. Yenema {leider) ; 2. P. J. Homan ;
verder de 8 leerlingen die dit najaar te ütrecM het Bijks-diploma verwierven,
alsmede 1 oud-leerli?ig, die het diploma einde 1927 reeds behaalde. ■
— Cursussen in Hoefbeslag. In het jaar 1930 en den winter 1930/1931
zijn van Rijkswege gesubsidieerde Cursussen gehouden, respectievelijk nog
loopende :
Cursus.nbsp;Leider.
Bedum............H. Venema te Bedum.
Hoogeveen..........J. A. de Wolff te Assen.
Markelo...........A. Voorderman te Markelo
Almelo.....................
Raalte............P. A. van Maanen te Raalte.
Doetinchem .........E. Schreur te Doetinchem.
Lochem...........A. Hijink te Lochem.
Deventer...........B. Lok te Deventer.
Ede.............Dr. H. J. WeekenstrooteBennekom.
-ocr page 159-Cursusnbsp;Leider.
Kotfcerdani..........B. Crezée te Rotterdam.
Dordrecht..........J. J. Moolhuisen te Dubbeldam.
Oostburg...........D. Haak te Groede.
Breda............T. D. Sigling te Breda.
Bergen op Zoom ............H. Ä. Haijtink te Bergen op Zoom.
s-Hertogenbosch .......M. F. Plankeel te 's-Hertogenbosch.
Cuijk.............Th. Wismans te Cuijk
Maasniel...........P. van Kempen te Echt.
Venlo . ..........M. H. van Gasselt te Venlo.
Utrecht............Dr. G. M. v. d. Plank te Utrecht.
—nbsp;Ifoornzitilen. In de Januari-aflevering zal hieraan een artikel met
aft)eeldingen naar pen teekeningen worden gewijd.
—nbsp;Sj»ringi)aardeu. De liefhebberij om met springpaarden in concoursen
hippique \üt te komen blijft zich in ons land in een flinke belangstelling
verheugen. In groote concoursen, dat zijn die welke onder de reglementen
van het Centraal Comité voor de Concoursen Hippique plaats vinden,
Bodega van den heer Oescher.
kwamen dit seizoen 164 paarden uit. Het grootste bedrag werd gewonnen
door den Ritmeester G. P. de Kruyff met Preten, n.1. f 1160. Als no. 2
volgt Tommy, als no. 3 King of Hearts, ook beide v. Ritm. de Kruyff.
Als no. 4 komt op de lijst der winnende paarden voor Bodega van den heer
H. Gescher te 's-Hage, van welk betrouwbaar springpaard wij hierboven
een afbeelding geven. Bodega neemt sedert eenige jaren een der eerste
plaatsen in op de betreffende lijst en het is een lust dit paard met gemak
hindernissen van 1.60 M. hoog te zien overwinnen.
— Uïavcrs- en rcupaai'tleii. Dat deze rubriek paarden in ons land nog al
van eenige beteekenis is, kan blijken uit de statistieken die over het seizoen
1930 zijn verschenen.
Voor de draverijen op de lange baan is het totaal gewonnen bedrag
ƒ80.085. Er waren 102 dravers welke prijzen wonnen, waarvan Daria
aan het hoofd staat met ƒ 4225. Behalve deze 102 zijn nog vele paarden
uitgekomen, die niets hebben kunnen winnen.
Op de 800 M.-baan wonnen 57 paarden tezamen ƒ 17.260. Remulus staat
in deze rubriek bovenaan met een winsom van ƒ1200.
Op de 300 M.-baan is door dravers tezamen ƒ23.955 verdiend, waarvan
Kaptein de Bruane bovenaan op de lijst staat met ƒ 1702.
De renpaarden zijn veel kleiner in aantal dan de dravers en zij worden
grootendeels uit het buitenland ingevoerd. Het prijzen-bedrag in de rennen
in 1930 is totaal ƒ 16.505, gewonnen door 39 stuks. Milano en Pommard
staan hiervan aan het hoofd met elk ƒ 1450.
Paardrijden.
In „Ons Paardquot; schreef de heer H. J. Lijsen:
Zooals de heer B.T. in een artikel zeer terecht opmerkte, moet er bij het rij-onder-
richt naar duidelijkheid worden gestreefd en alles dient vermeden te worden, wat
te ingewikkeld of onduidelijk zou kunnen zijn. Aangezien de aankomende ruiters,
die niet kunnen fietsen, wel tot de hooge uitzonderingen zullen behooren, zal een
vergelijking met een fiets en zijn berijding geen moeilijkheden opleveren en mogelijk
vele ingewikkeld lijkende zaken kunnen vereenvoudigen.
Bij
een fietsnbsp;/een ])aard
wordt de kracht tot voorwaarts araaii ontwikkeld in
het achterwielnbsp;/de achtorhand
en het is de taak van
den fietsernbsp;/den ruiter
die kracht te benntten. en in snelheid en richting
door stuur- en remgebruiknbsp;/door teugelgebruik (zijwaarts en achterwaarts).
te regelen.
Wanneer
de fietsernbsp;/de ruiter
uitscheidt met
trap])en, om het achterwielnbsp;/drijven d. w. z. het gebruiken van zijn beenen
aau het rollen te houdennbsp;/tot animeering van de achterhand
dan zal de gang verslappen en tenslotte zal
de fietsnbsp;/het paard
ojjhoudcn.
Indien
een fiet''nbsp;/oen paard
van een hehend vlak gaande /door eigen teni])eranient
op een beweging drijft, die onafhankelijk is van
den fietsernbsp;' ' /den ruiter,
dan kan
de fietser freewheelennbsp;/de ruiter dienovereenkomstig minder drijven
en wordt de gang te snel, dan gebruikt hij zijn
remmen.nbsp;/teugels Cmeer spanning).
Zijn
-ocr page 162-fietsnbsp;/paartl
loopt dan vlot.nbsp;/is aan den teugel.
Wanneer nu plotseling
de remmen worden losgegooid /de hand nageeft en de teugelspanning minder
/wordt
zal
do fietsnbsp;/het paard
sneller gaan.
Laat
de fietsernbsp;/de ruiter
nu zijn
fietsnbsp;/paard
uitioopeii, dan zal er een oogenblik komen, waarop
de fietsnbsp;/het paard
geheel tot stilstand komt.
De
fietsernbsp;/ruiter
moet er dus steeds voor zorgen, dat zyn
fietsnbsp;/paard
zooveel gang behoudt, dat hi] ten allen tijde kaïi
freewheelennbsp;/overgaan tot uitstrekken van het tempo
want anders begint
zijn fiets te slingerennbsp;/zijn paard achter den teugel te kruipen
en er valt geen gang meer te regelen, omdat die met meer ontwikkeld wordt.
Wanneer de
fietsernbsp;/ruiter
een hoek naar rechts maakt oE naar rechts uitwijkt, is het een vereischte, dat liij
eerst zijn tempo verkort door
remgebruiknbsp;/grootere teugelspanning
want
het achterwielnbsp;/de achterhand
moet tot langzamer gang worden gebracht, aangezien anders
het voorwielnbsp;/de voorhand
naar rechts wordt omgetrokken en door de groote stuwkracht van
het achterwielnbsp;/de achterhand
wordt omgeworpen, waardoor
fietser en fietsnbsp;/ruiter en paard
zouden kunnen komen te vallen
Iedere wijziging van richting moet dus worden ingeleid door het verkorten van
den gang.
Gaat
de fietsernbsp;/de ruiter
naar rechts, dan brengt hij zijn gewicht ook naar rechts. Het gewicht wordt dus
steeds gebracht in de richting, waarin fietser en ruiter zich begeven.
Wanneer
een fietsernbsp;/een ruiter
meer kracht in
het achterwielnbsp;/de achterhand
ontwikkelt dan noodig is om in zijn tempo vooruit te komen, dus wanneer
de fietser trapt en remtnbsp;/de ruiter met de beenen aandrijft en met de
/handen terugneemt
dan ontwikkelt hij een te groote stuwkracht in
het achterwielnbsp;/de achterhand
en er is verzameling.
Laat hij nu de remmen los,nbsp;/Geeft hij nu na (mindere teugelspanmng), doch
maar blijft met dezelfdenbsp;/blijft met dezelfde kracht drijven
kracht trappennbsp;,,dan zal
ziin fietsnbsp;/^'jn paard
in een sneUer tempo voorwaarts schieten en de ontwikkelde kracht gaan gebruiken
om sneller voorwaarts te komen.
-ocr page 163-'■-ifti.^-iSi
-ocr page 164-i -f ■ . J ^ - ■
* lt;1
, 'S»
r (
-l.-1.
» lt;
■J.i
«
■s
; r -f ^ lt;nbsp;-nbsp;'nbsp;quot; ' ^ -i
■Là ' .
u r
V, /
A, r f | |
r • | |
Î- i | |
• . |
•• * *■
^^ i ' lu ^ ■»'«r ,nbsp;* gt; ' ^
-ocr page 165-» ^
-ocr page 166-il