f
Uitgave: N. V. DE ZUID-HOLL. BOEK- EN HANDELSDRUKKERIJ
•s-QRAVENHAQE
* ^ |
» V ^ |
■ | |
HiL | |
jj
A
1 gt;- |
f »
i.
gt; ' ^
V
ÄS
Wk
» »■
m
s.'-i^;.: quot;^V?
■ jf. .!, -
■^Ct ■ • ■ ■ * O.
M
'M '.'quot;ir
■ ■■■ ■ .. '-ï
-ocr page 5-T-
Geïllustreerd Maandblad voor hoefsmeden en anderen
die in het hoefbeslag belang stellen
Officieel Orgaan van de Vereeniging van Onder-
wijzers in practisch hoefbeslag in Nederland
ONDER REDACTIE VAN Dr. R. H. J. GALLANDAT HUET
MET MEDEWERKING
VAN
ONDERSCHEIDENE DESKUNDIGEN,
UITGEGEVEN DOOR DE
N.V. DE ZUID-HOLL. BOEK- EN HANDELSDRUKKERIJ
WAGENSTRAAT 70 - DEN HAAG
XXXIX JAARGANG
RIJKSUNIVERSITEIT UTRECHT
0851 7959
'sEeiai^QH-Rb^EKgSiER
RIJKSUNIVERSITEIT
-Htamp;i
if-:^
.... ^
lÄiSa^'
•quot;At
, V
-ocr page 7-INHOUD
De titels, voorzien van een f, geven artikelen aan w.aarin een of meer
afbeeldingen of figuren zijn opgenomen, — artikelen met * zijn bijdragen
onder een afzonderlijk hoofd; de overige zijn korte mededeelingen, hetzij
oorspronkelijke, hetzij aan andere bladen ontleend.
De Romeinsche cijfers duiden het nummer der aflevering aan, de gewone
de bladzijden.
Aan de lezers *II 17.
Beslaan van lastige paarden *I 10;
III 41; *IV 55.
Behandeling der veulenhoeven |*VI 85.
Beoordeeling vóór het beslaan *IV 53.
Beslag bij verbeend hoefkraakbeen
*III 33.
Beslag bij bodemnaiiwe hoeven VII
109.
Beslag bij steltvoet XI 171.
Beslag op keuringen *II 22 (Goes);
*III 37 (Groningen); *III 38 (Assen);
*IV 52 (Eist); *IV 53 (Zwolle); *VII
104 (Brussel); *VII 102 (Appinge-
dam).
Beslag Stark-Guther *XII 178.
Beslag zonder nagels III 44.
Bokhoef VII 107.
Branden der ijzers *I 8.
Bufferbeslag *VIII 121; *X 158.
Cursus in hoefbeslag of hoefsmidschool
*XI 163.
Cursussen in hoefbeslag: te Rotterdam
t*I 12; te Markelo t*IV 56; te
Utrecht t*V 71; in Zeeland t* 105;
te Helden (L.) t*VIII 117.
Cursussen in hoefbeslag in de Graaf-
schap III 43.
Cursus voor onderwijzers in practisch
hoefbeslag *XII 177.
Dierenbescherming en veulenhoeven
t*X 148.
Dierenmishandeling. Hoefverwaarloo-
zing —? t*IV 49.
Examen als hoefsmid met Rijksdiplo-
ma *XI 161.
Examen-indrukken *V 65.
Examen Rijksdiploma: wedstrijd of
examen *II 24; uitslag *V 70; *XI
171; *XII 185; examen-commissie
*VIII 117.
Garniersel III 43.
Gummi *X 152.
Gummikalkoenen IV 58.
Hengstenkeuringen: Goes *II 22; Gro-
ningen *III 37; Assen *III 38; Eist
*IV 52; Zwolle *IV 53; Brussel *VII
102; Appingedam (en merries) *VII
102.
Hoefbeslag aan de melkinrichting Sier-
kan t*IV 57.
Hoefbeslag bij het Italiaansche leger
VII 108.
Hoefbeslag en wegdek *IX 136.
Hoefbeslag. Handeling over het —
*I 5.
Hoefbeslag tegen uitglijden VII 110.
Hoefbeslag voor keuringen en tentoon-
stellingen *IX 129.
Hoefbeslag. Waarde van goed — *V 68.
Hoefbeslagprijzen in België V 77.
Hoefbeslag tegen uitglijden Vil 115.
Hoefbeslag. Waarde van goed — *V 68.
Hoef bevangenheid t*VI 82; VIII 113.
Hoefkraakbeen. Ver beening van —
*V 69.
Hoef mechanisme *IX 133.
Hoefsmid. Opleiding tot dienstplichtig
en reserve — *VlII 116.
Hoefsmid. Voor den jongen — *X 145;
*XI 166.
Hoefsmidsschool te Brussel (door Bos-
mans) *II 19; bezoek aan de —
*VII 103.
Hoefverpleging *VIII 119; XII..
Holle wand. Losse en — *VIII 114.
Inleiding *I 2.
Ingezonden stukken: Klappen en strij-
ken III 41; beslaan van lastige paar-
den III41; voeten wasschen XII189;
marechaussee XII 189.
In memoriam: A. Frederikse VI 81;
Z. K. H. Prins Hendrik t*Vll 97.
Instanties *X 155.
Jubileum Tetenburg *II 25; J. Meeuw-
sen t*III 39.
Losse en holle wand *VIII 114.
Luchtbanden voor paardentractie t*V
72.
Militaire Hoefsmidschool: I 13; *II 25;
III 45; IV 56; IX 138; X 159; XI
171.
Motor en paard *VI 89; *VII 98; *XI
167.
Nagelloos beslag III 44.
Nagels. Slaan der — *I 9.
Nageltred VI 94.
Nieuw beslag *I 4.
Nieuw hoefijzer II 29.
Opleiding tot dienstplichtig en reserve-
hoefsmid *VIII 116.
Opzet aan ijzers XII 183.
Overkooten stand III 45.
Paard en motor *VI 89; *VII 98; *XI
167.
Paardentractie in de Wieringermeer
*VI 91.
Patroonsverzekering *VII 107.
Richten der ijzers *I 6.
Rotstraal III 42.
Rubber-beslag *I 4.
Rubber-buffertjes *VIII 121.
Rijksdiploma: wedstrijd of diploma
*II 24; examen-indrukken *V 65; uit-
slag examen *V 70; examencommis-
sie *VIII 117; examen als hoefsmid
XI 161; uitslag najaarsexamens XI
171; *XII 185.
Stark-Guther. Beslag — *XII 178.
Steengallen *II 26.
Steltvoet. Beslag bij — XI 171.
Straalkanker III 42.
j Trailers en paarden *IX 137.
Ver beening van hoefkraakbeen *V 69.
Vereeniging van onderwijzers in prac-
tisch hoefbeslag: verslag vergadering
*II 18; *III 33.
Veulenhoeven t*VI 85; t*X 148.
Voorcursus te Emmen t*III 140.
Voortbestaan vakblad *II 17.
Vrijwillige patroonsverzekering *VII
107.
Waarde van goed hoefbeslag *V 68.
Wand. Losse en holle — *VIII 114.
Wegdek en hoefbeslag *IX 136.
Werkplaats-flitsen *X 153.
Winterbeslag XII 188
Zooibreuk *VIII 113.
Zoolsteunijzer t*XII 181.
-ocr page 9-MAANDBLAD
Officieel Orgaan van de Vereenifling van Onderwijzers In practisch hoefbeslag in Nederland | |
ABONNEMENTSPRIJS Redacteur: Dr. R. H. J. Galh |
ADVERTENTIEN andat Huet, te 's-Gravenhage |
INHOUD: 1933—1934 — Vergadering |
van onderwijzers enz. — Korte handeling |
Het is een goede gewoonte om bij de jaarwisseling even stil te staan,
den blik naar achteren te wenden en de belangrijkste gebeurtenissen, die
zoo juist gepasseerd zijn, te memoreeren, om vervolgens de verwachting
uit te spreken dat het komende jaar het vervlogene in alle opzichten moge
overvleugelen en voorspoedig moge zijn. Hoe moeilijk is het om de laatste
jaren aan deze goede gewoonte vast te houden, hoe zwaar valt het om het
afgeloopen jaar te herdenken en waar blijft het vertrouwen om met moed
het nieuwe jaar in te gaan. In dezen geest mogen wij echter niet spreken en
hoewel het voor velen een steeds zwaarderen tijd is geworden en de jaren
die achter ons liggen veel moeite en zorgen hebben medegebracht, zoo
moeten we toch blijven hopen dat het ergste geleden is en dat we heel ge-
leidelijk weer naar het normale zakenleven zullen terugkeeren en werk-
verruiming, met alle goede gevolgen daarvan, een meer tevreden geest zal
brengen en betere perspectieven zal openen.
Zeer gelukkig is er een wending ten goede te constateeren, niet een wen-
ding die als bij tooverslag alle oude toestanden zal doen terugkeeren, doch
een zeer bescheiden verbetering op handels- en industrieel gebied. Er varen
meer schepen uit, er komen meer orders binnen, er is eenige opleving te
bespeuren en hoewel het begin klein is, het is niet te min onloochenbaar en
het is in elk geval verheugend.
Gaan wij in de geschiedenis de groote depressies na van welke er vele
voorbeelden zijn en die in grootte bij de huidige niet ten onder deden, dan
zagen we ook steeds het zelfde verschijnsel dat over jaren slechts deze
noodtoestand weer hersteldnbsp;en geleidelijk ver-
betering en welvaartnbsp;men mbmenteel van mee-
ning dat wij niet alleen d^fijHtótt. betéikf hebben van den put waarin de
. -r- ra C (
-ocr page 10-volkswelvaart is weggezonken doch dat wij zelfs al niet langer op dien
bodem zitten maar reeds begonnen zijn ons naar boven te werken en waar
dit niet een losgezegde is doch dit gestaafd wordt door statistieken, zoo
mogen wij met open oog het nieuwe jaar betreden, vol verwachting en hope
dat 1934 al merkbare verbetering zal brengen en den weg zal effenen naar
het geleidelijk terugkeeren tot wat mij pleegden te noemen: normale toe-
standen.
Het afgeloopen jaar is zeer zeker voor velen moeilijk en teleurstellend
geweest en alleen door krachtige regeeringsmaatregelen en steunuitreikingen
is het platte land behoed voor verderen ondergang. Dit zijn natuurlijk
noodmaatregelen die men ongaarne toepast doch die men beslist als on-
afwendbaar beschouwde en die dan ook zoodra mogelijk weer zullen worden
ingetrokken. De boerenstand is zwaar getroffen en in een land als het onze
drukt dit op de gansche bevolking daar het een der groote levensaderen
van ons bestaan betreft. De ons omringende landen die o. a. altijd afnemers
waren van onze veeteelt en zuivelproducten, zijn door eigen nood gedwongen
minder te koopen en minder te betalen en waar, wat ons land betreft, in deze
overvloed is doch de uitvoer nagenoeg ontbreekt, wordt veel schade geleden
en treedt tenslotte verarming op.
Het spreekt vanzelf dat door beperking van uitvoer het paard dat in het
landbouwbedrijf gefokt wordt, dan ook sterk in waarde daalt en alles wat
hiermede annex is, dus ook het hoefbeslag, zal minder gewaardeerd worden.
Waar het boerenbedrijf niet goed gaat, zal dit toch vanzelfsprekend een terug-
slag geven op de ambachten die van dit bedrijf afhankelijk zijn.
De moeilijkheid om het bestaan prikkelt echter de energie en dit is ten-
minste een goed uitvloeisel van deze moeilijke tijden; elk werkman, ieder
op zijn gebied, zal dus moeten trachten het beste werk te leveren en een goed
onderlegd vakman heeft dan ook een groot voordeel boven anderen. De
waarde van goed onderwijs komt hier sprekend naar voren en ook m het
hoedsmidsvak geldt dit in niet mindere mate. Het is daarom zeer jammer
dat de regeering nog geen kans ziet om in dit jaar subsidie te verleenen om
den cursus voor onderwijzers in practisch hoefbeslag weder te doen plaats
vinden en dit weer een jaar uitstelt, hetgeen naar wij hopen het laatste zal
zijn. Zeer gelukkig is het dan ook dat dit niet in die mate geldt voor de
cursussen welke opleiden voor het rijksdiploma van hoefsmid en zoo zijn
er dan ook weer talrijke cursussen begonnen, zoowel met rijkssteunals wel
van de daarbij belanghebbende vakbonden. Het is te hopen en ook te ver-
wachten dat velen hiervan zullen profiteeren zoodat zij ter dege voorbereid
worden voor een werkkring die hun niet alleen voldoening geeft doch ook
in de naaste toekomst een behoorlijk bestaan zal kunnen opleveren.
Belangrijke gebeurtenissen op hoefbeslag gebied zijn in het afgeloopen
jaar niet voorgekomen; uitvindingen en wij denken dan meer speciaal aan
die welke verband houden met het gebruik der paarden op het moderne
wegdek, zijn wel gedaan doch hebben nog geen bevrediging of oplossing van
dit moeilijk vraagstuk gebracht.
Wel denkt men eraan den paarden verbruikers tegemoet te komen door
bij nieuwe wegenaanleg naast het snelverkeer een afzonderlijken rijweg te
maken voor paardentractie en dergelijke wegen bestaan dan ook reeds en vol-
doen zeer goed; hoewel kostbaar is dit toch wel een verplichting die de overheid
aanvaarden moet daar toch naast het overwegend groote autoverkeer, het
paard maar niet geheel van de buitenwegen uitgeschakeld kan worden en het,
hoewel minder dan vroeger, toch nog zijn bestaansrecht in vele gevallen be-
wijst. Ook in de groote steden is een geringe opleving niet te ontkennen en voor
korte trajecten is de paardentractie hier en daar weer hersteld, daar bewezen is
dat het gebruik dan meer economisch is dan de autotraxie. De sport die in
deze eeuwiioogtij viert, bloeit ook wat het paardrijden betreft en waar deze
sport in de groote steden zich meest op de maneges concentreert, geven
de landelijke rijvereenigingen het bewijs dat de liefde voor de ruitersport
ook op het platteland geleidelijk meer toeneemt, hetgeen niet anders dan
toe te juichen valt.
Het jaar 1933 heeft meerdere hoogstaande mannen van ons weggenomen
die het Hoefbeslag in goede banen hebben geleid en veel voor het onderwijs
en de ontwikkeling ervan gedaan hebben.
Om slechts twee namen te noemen, zoo ging met prof. dr. Kroon een der
coripheën heen die de ziel van het onderwijs was en wiens naam steeds met
dankbaarheid en eere genoemd zal worden voor het geen hij in deze gedaan
heeft, waarbij dan naast zijn algemeene belangstelling, de cursus voor onder-
wijzers en het examen voor het rijksdiploma in de eerste plaats onze erkente-
lijkheid vragen. Verder ontviel ons de heer Plet, dierenarts te Heeren veen
die in zijn druk en welbesteed leven altijd een open oog had voor de ver-
richtingen van den hoefsmid en die als examinator, beoordeelaar op keurin-
gen en verder in woord en schrift, steeds van zijn practischen blik kennis
gaf en een groote steun voor het hoefsmidsvak is geweest. Met weemoed en
groote dankbaarheid gedenken wij hen.
Wat zal het nieuwe jaar ons brengen? laten wij optimistisch zijn in onze
gedachten en laten wij beginnen met de goede gedachte dat het beter wordt,
dat de nevel, die over de werkeloosheid en de moeilijke omstandigheden
hangt, optrekt en dat er zich een beter perspectief gaat openen. De eerste
teekenen zijn er en geven ons dus het recht om dit te opperen en blij-
moedig te beginnen.
Toen in 1848, het revolutiejaar, de domper op alles gezet was en het
toekomstbeeld voor zoovelen zwart als de nacht was, schreef onze dichter
de Genestet in een bundel verzen welke uitkwam onder den titel ,,De
Alarmistenquot;, een gedicht waaruit het volgende wordt aangehaald:
Gedaalde metallieken.
Failliete republieken,
D'effectenhoek vol vrees;
Het menschdom op zijn endje.
Veel kind'ren en — geen centje,
Verdiensten — op 't kantoor;
De heele boel in 't honderd,
En half Euroop geplonderd,
Dat'is alles wat ik hoor!
Dit klinkt niet erg bemoedigend doch nu laat hij erop volgen:
Maar handen uit de mouwen,
Couragie en vertrouwen,
En wat gezond verstand!
De mensch leeft om te hopen . . .
En 't zal zoo'n vaart niet loopen!
Laat ons nu, 85 jaar later, deze laatste vijf regels tot de onze maken en
wetende dat het ook toen goed is gegaan, met groot vertrouwen hopen dat
ook nu na regen weer zonneschijn zal komen.
Ons vakblad heeft zich ook in deze tijden gehandhaafd en dank zij den
steun van de medewerkers en de voortreffelijke zorgen van de uitgeefster,
neemt het nog steeds een goede plaats in naast zijne buitenlandsche collega's.
Wij hopen dat in 1934 ons den geestelijken steun niet onthouden zal worden
en dat vele lezers ook medewerkers willen worden en van hunne ervaring
op hoefbeslaggebied zullen willen mededeelen om anderen hiervan te doen
profiteeren. Met den dank voor de medewerking in 1933 ondervonden en
met deze opwekking voor deelneming in het nieuw begonnen jaar, eindig
ik met uitgeefster en lezerskring mijne beste wenschen aan te bieden en
allen een oude spreuk in herinnering te brengen: Amat victoria curam *).
NIEUW BESLAG
Door den Kapiteift.-Paarden Arts Haijtink en den Opp. w.m. hoefsmid
Agelink zijn proeven genomen, bij trek- rij- en springpaarden met een
nieuw model rubber beslag, hetwelk goed heeft voldaan, al zal men de
proeven nog verder uitbreiden voor zwaardere trekpaarden.
Het geheel is een rubberplaat naar het model van den hoef, welke de ge-
heele zool bedekt; deze heeft een dikte van a 3 cM.
Inwendig is een ijzeren half maantje met lip aangebracht voor het op-
nemen der nagels.
Het paard loopt dus op een geheele zool van rubber. Door deze grootere
steunvlakte, is de slijtage dan ook belangrijk minder dan-bij rubberbeslag
in den vorm van een gewoon ijzer.
Burger eigenaren en Officieren verklaarden volmondig dat hun paard
veel soepeler liep; op welke wegen ook, en het uitglijden in belangrijke mate
tegengegaan werd.
Ook strijken viel niet voor. Bedenkt men daar nog bij, daar het schok-
brekend werkt, de besparing van het geheele beenderen stelsel, slijtage van
wegen, enz., dan is, dunkt mij, succes niet uitgesloten.
Tot heden is de prijs wat bezwaarlijk, doch wanneer het een massa
productie zou kunnen worden, zal dit zeker niet belangrijk hooger zijn dan
gewoon beslag, gezien de prijs van rubber.
•D
Bergen Of Zoom.
Om een overwinning te behalen, moet men zorgen overwinnen.
-ocr page 13-KORTE llANDELIN(i OVER HET HOEFBESLAG 1
door
Pierlot
eegblen bij het beslag waae te nemen
Elke hoefsmid zal alvorens hij ijzers voor een Paard smeet den gang van
het Paard opnemen. Hij ziet hoe het paard de beenen onder het lijf staan,
neemt der zeiver gebreken op, en overtuigt zich dat de hoeven gelijkmatig
zijn afgenomen of besneden, is zulks goed bevonden dan overtuigt hij zich
verder of de hoefijzers ook gelijkmatig zijn afgesleten, is zulks insgelijks
goed bevonden, dan vervaardig hij ijzers voor zulke paarden gelijk de
Theoriën opgeven, of het bij ons algemeen gebruik wordende ijzer.
Indien nu de Hoefsmid bevind dat het paard zijne hoeven niet gelijk-
matig besneden zijn dan kan hij zeer moeijelijk over den gang of over het
slijten der ijzers oordeelen, want de scheve besnijding der hoeven is oorzaak
des verkeerden gang, en dus de oorzaak van het scheef afslijten der ijzers.
Wanneer nu de hoeven goed gelijk besneden zijn, zal men bevinden,
dat, alhoewel het paard eenen goeden gang en stand heeft het zelve toch
meestal zijne ijzers niet gelijkmatig af slijt.
Bij de voorvoeten zal men de minste afwijkingen vinden, die slijten
hunne ijzers het meest aan den toon, doch bij de achtervoeten zal men-
bevinden dat de ijzers meer aan de verzen of kalkoeneinden slijten, zoo
dat van veele paarden de kalkoenen aan de achtervoeten zeer spoedig ver-
sleten zijn, dit moet door den hoefsmid worden opgemerkt en dan zal een
ijzer met zwaarder kalkoenen voor zulk paard zeer dienstig zijn, doch
nimmer moet hij trachten dit door hoogere kalkoenen te verbeteren, zij
mogen niet hooger, maar wel iets dikker zijn, en kan men des noods er
een stukje staal in wellen.
Ook zal men bevinden dat van de vijf paarden er drie gevonden worden,
die van achteren de ijzers het meest aan de buiten zijde of buitentak ver-
slijten, om nu zulk een paard zijn goeden stand en gang te doen behouden
zal de Hoefsmid (b.v. indien hij vijf onc ijzer gebruikt voor het maken van
het ijzer), er drie onc voor de buitentak en de overige twee onc voor den
binnen arm des ijzers gebruiken, of naar evenredigheid, dat het paard, het
veel of weinig doet, zoo dat natuurlijk de buitenarm des ijzers zwaarder is
dan de binnenarm en daardoor het gelijkmatig afslijten bevorderd. Bij de
voorvoeten valt zulks weinig voor dat de ijzers aan den buitenarm meerder
slijten dan aan den binnenarm, en zoo ja dan toch in mindere maten. Ook
zijn er paarden die de ijzers aan den toon tot het tweede toongat van den
1nbsp; Dit handschrift ontdekte ik in een oude bibliotheek; ik ken den naam
van den schrijver (blijkbaar militair) niet en weet ook den datum van de op-
schriftstelling niet, vermeen echter dat de kring van lezers het interessant
zal vinden. Er zijn geen correcties in het handschrift aangebracht; dit
is dus weergegeven als het origineel. Red.
binnenarm verslijten, zulks komt voor bij die paarden die fransoh op de
beenen staan. Zoo ook zijn er, die van achteren niets dan den toon slijten,
dat de kalkoenen niets te lijden hebben, maar deze zijn weinig in getal,
en voor zulke paarden make men ijzers aan den toon zwaarder, en geven hen
zeer ligte kalkoenen of late ze geheel weg. De Hoefsmid moet dit alles
nagaan en onderzoeken en zich overtuigd hebbende maakt hij voor elk
paard ijzers die het zelve het beste dienen en noodig zijn.
Ook zijn er weinige hoeven daar de buiten of binnen wanden niet gelijk
matig groeijen, namelijk dat de eene zijde sterker dan de andere groeit,
zulk een paard verliest daardoor zijnen goeden stand spoediger dan andere
en moet men spoediger beslaan daar bij altoos den sterkts groeijenden
wand het meest afnemen, en den tegenovergestelden wand zoo veel mogelijk
sparen.
Paarden met slechte hoeven met losse brokkilige hoorn wanden, moet
men een sterk, duurzaam beslag geven, kan men het niet goed maken
door alleen nagels er in te slaan dan moet men aan den buite en binnenarm
van het ijzer eene stevige lip plaatsen en de nagels plaatsen, daar waar de
hoef het beste hoorn aan biedt.
De ijzers voor zulke paarden moet men niet te ligt maken, om reden
dat ligte ijzers spoedig door buigen en door buigende zulk eenen zwakken
hoornwand als het ware geheel en al van een rijt, daar om geeft men zulke
hoeven ook zijlippen om als het ware de hoef als in eene doos te sluiten en
alle uitzetting te beletten, wel te verstaan de lippen, mogen nimmer aan de
versen gedeelten geplaats worden want daar mag het uitzetten niet be-
lemmert worden. Daar zulke hoeven meestal ook slecht of zeer langzaam
groeijen mogen zij ook wat langer op hun beslag gaan. Doch men drage
zorg dat zij goed vast liggen en dat men ze niet te dun laat worden want
buigen ze door, dan zoo als gezegd is wijkt en scheurt den hoornwand,
gelijk een gebouw instort door het leggen van een te zwak vondament.
Ook dient er goed acht gegeven te worden, 1 waarvoor, 2 wanneer, en
3 waar het paard gebruikt word, of het tot Rij of trekpaard gebezigd wordt
daar een rijpaard ligter kan beslagen worden dan bij een trekpaard het
geval zijn mag, daar: dit laatste zwaardere ijzers en zwaardere kalkoenen
moet hebben om reden deze paarden meer kracht moeten inspannen om
met den achter hun meerderen last voort te komen, en door zulk een beslag
meerder vastheid verkrijgen, de Rij paarden hebben eene meer vreijer
beweging en daar zouden zware ijzers en hooge kalkoenen nadeelig zijn,
in de korte wendingen welke van het rijpaard verlangd worden, zoude het
zelve met zulke kalkoenen tusschen de steenen blijven zitten en met dat
gevolg dat de ijzers zouden worden afgerukt, of de storting van paard en
ruiter ten gevolge kon hebben.
2. Wanneer, of het in den somer of in den winter is. In densomer wanneer
voor onze Militaire paarden ook de somer diensten plaats hebben dient
zich het beslag naar mijn inzien, ook eenigszins er naar te wijzigen, voor al
als wij in kampement zijn daar men dan niets heeft als grond of bodems
daar het paard zich op beweegt zoo als de Natuur oplevert, nu heeft het
paard geene kalkoenen nodig en dit behoedt het zelve veel zich niet te van-
gen, want van de vijf en twintig ijzers de welke bij het Maneuvreeren ver-
looren raaken zijn er ten minsten twintig voor ijzers bij.
In den Winter (zonder van scherpen te spreken) wort er Wandelen ge-
reden of Militaire marschen gemaakt en heeft het beslag lang zoo veel niet
te lijden, als dan zoude men de .paarden kalkoenen dienen te geven om
rede al is er geen sneeuw aanwezig, de steenen als ook de houten bruggen
altoos min of meer gladder zijn dan in den Zomer bij droog vriezend weder
komt men al ligt op eenige plaatsen daar eenig water tot ijs overgegaan
gestort is, en zullen de kalkoenen dan toch eenige bescherming verleenen.
Algemeen worden onze paarden om de zes weken beslagen maar het scheelt
veel en soms zeer veel het eene paard of het andere, er zijn er die alhoewel
goede hoeven bezittende, er toch een zeer langzame groeij in hebben, zulke
paarden wanneer hunne ijzers niet te ver versleten zijn kunnen langer op
hun beslag gaan. Integendeel heeft men er wederom anderen wier hoeven
eene buitengewone groei bezitten, zulke paarden kan men wel om de maand
de hoeven afkorten en het zij op nieuw beslaan of de ijzers verlegen, in dien
zij nog goed zijn daar men in aanmerking moet nemen, dat hoeven die
sterk groeijen algemeen zeer goed zijn en kunnen het met een ligter ijzer
doen, te meer daar zulke hoeven meer weerstand bieden, en het doorbuigen
van het ijzer beletten. Ook zouden de paarden in den winter langer op hun
beslag kunnen gaan, eensdeels om dat het beslag minder te lijden heeft ten
anderen in den winter de hoeven veel minder groeijen dan in den Zomer,
uitgenomen natte winters, want nattigheid doet de hoeven groeijen en
uitzetten.
over de eigting
Met het rigten der ijzers moet de hoefsmid opletten dat van af het eerste
toongat tot de kalkoenen einden het ijzer heel regt of een lijn zij, daar de
opzet alleen aan den toon mag wezen, maar zich niet over het geheele ijzer
uit strekken mag. zoo als het gewoonne fransche beslag is, daar door zoude
het paard hobbelig komen te staan, en geene genoegzame dragt vinden, en
daarbij zulk een beslag doet het paard spoediger vermoeijen en veroorzaakt
een pijnelijken gang namelijk op straat wegen of harde bodems, in het zand
of andere zachte bodems zal het zulke nadeelen niet hebben, daar het
paar den voet in den grond drukkende meerderen steun vindt. De ijzers
moet men niet langer leggen dan de hoeken der steunsels, legt menjze
langer dan zijn zij te ruim en geven aan leiding tot strijken en af trappen,
om dit te verhelpen met te lange ijzers draaijt men de kalkoen einden bij
en dan verliest het paard veel van zijnd vastheid want door dat bijdraaijen
komen de kalkoeneinden naar elkander en staat het paard, gelijk wij, als
wij smalle hakken onder onze schoenen of laarzen hebben. Ook moet men
het ijzer overal gelijkmatig laten dragen, en niet aan de dragten of
verzen het ijzer zoo als men zegt lucht leggen, dat veroorzaakt eene veering
en zal aanleiding geven dat de nagels in de hoef beweging krijgen, den hoorn
bederven en de nieten spoedig op den hoornwand doen iiitkonien, de ijzers
worden daardoor ook spoediger los. Men zorge ook wel dat de ijzers de zelfde
gedaante hebben die den hoef heeft en dat de nagelgaten zoo danig gestomd
zijn dat zij op de witte lijn komen. De ijzers, aan de kalkoeneinden moeten
zoo danig er onder gelegen worden dat zij de dragthoeken bedekken, maar
niet zoo als veel voorkomt ten halven bedekken, dan staat wel het paard
op een ruim beslag en veroorzaakt toch een eigenaardige klemhoef, velen
zijn er van gedagten, dat een ruim beslag gelijk staat met ons een ruim
schoeijsel aan te doen, daar te kleine of te nauwe ons hinderlijk en pijnlijk
is en ons kwalen veroorzaakt. Maar bij het paard of beslag is zulks niet
aantenemen, den hoef is de schoen van het paard, en de Hoefsmid legt het
paard geene schoenen maar wel onderwerk er onder en doet hij zulks goed
niet te naauw of niet te kort, maar zoo als de schoen of liever de hoef van
het paard is, en bevestigt hem zoo als het behoort, dan zal al dat ruime al
dat lange overtollig wezen wel te verstaan, dat men in acht nemen dat men
de ijzers aan de verzen of dracht einden, altoos weider zij, dan den hoef
zeiven daar de hoeven zich bij het neer zetten uitzet. Men draage ook zorg
dat de ijzers niet op de straal komen of de hoornzooi drukken, ten minsten
zoodanig dat men eene gewone houwkling of hoefkrabber tusschende
hoorn zool en het ijzer door kan halen. Teveel heeft weder zijne nadeelen
dan kunnen er zich steentjes of andere voorwerpen tusschen het ijzer en de
zool zetten en zoo doende de vleeschzool drukken en zeer nadeelige volgen
hebben. Bij paarden dus die wat platvoetig zijn moet men een breeder ijzer
smeden en van af de nagelgaten naar den binnenrand des ijzers, der zeiver
hoefvlakte uithollen of afdunnen. Bij paarden met holle hoeven maakt
men de ijzers smal en laat men het afdunnen achter. Bij het besnijden of
bewerken van den hoef moet men nimmer meer dan de oude zool weg-
nemen, verzwakt men de nieuwe zool dan biedt hij op puntige of scherpe
ligchamen die weerstand niet die hij in zijne volle kracht bieden kan, de
straal, insgelijks neme men niet meer af dan dat er los aanzit of bij zeer
dikke zware stralen zooveel dat het ijzer er niet op kome te leggen of dat
zij zich niet te veel boven het ijzer uitsteken of verheffen want neemt men
te veel van den straal weg dan vervalt in 't geen reeds van den zool gezegt
is en bovendien beneemd men de veerkracht der hoef, en geeft mede aan-
leiding tot het inkrimpen of vernaauwen der verzen. Ook wachte men zich
wel de steunsels te verzwakken door ze uit te snijden daar door zoude
men zelfs klem hoeven doen voort komen.
het beanden of het passen dee ijzers
Wanneer de hoef goed besneden is dan past men het ijzer op de volgende
wijze, men maakt het ijzer warm namelijk rood warm of kersrood en legt
zoo het ijzer op den opgenomen voet, dan moet de hoefsmid zeer spoedig
aan de beide zijden der hoef opnemen of het ijzer het zij te smal of te breed
is enz. en oogenblikkelijk het heete ijzer van de hoef afnemen en ziet door
het teekennen of branden dat het ijzer gedaan heeft, de plaatsen waar de
hoef nog niet genoegzaam is afgenomen, dit wordt nu verder afgestoken
of af gerasp, en dan nogmaals liet ijzer op de hoef gepast, en is mi het ijzer
hetzij te breed of te smal dan kan men dit nu verhelpen daar het ijzer ge-
noegzaam warm is om een weinig naauwer of wijder te worden gezet en zoo
doende maakt men het ijzer naar de hoef en niet de hoef naar het ijzer.
Men moet het ijzer niet te heet of te warm maken zoo dat het in aanraking
met de hoef komende als het ware vlamd, maar is het niet warm genoeg,
zoo dat het weinig of niets rookt, dan teekent de hoorn of wijst niet spoedig
de oneffenheden aan of men moet het ijzer te lang op de hoef houden en
hierdoor zouden de inwendige gevoelige deelen van de hoef zeer gevoelig
aangedaan worden. Gelijk b.v. aan een rood warm ijzer zal men zich het
vel der vingers wel schroeijen zonder dat het veel gevoel achter laat, maar
een bijna koud ijzer schroeijt men zich niet, maar het laat een zeer gevoelige
pijn achter die tot het been doordringt. Altijd moet men het gebrande
afsteken of af raspen.
oveb het slaan dbe nagelsnbsp;^
Met het inslaan of indrijven der hoefnagels moet men bij eene gewoone
gezonde hoef de nagels niet te hoog brengen, ofschoon veele hoefsmeden
van gedachten zijn, dat zulks kracht en schoonheid aan het beslag zoude
aanbrengen de hoef uit haar en leem bestaande uit de kroonrand voort-
komende en gevoed wordende dus van boven naar onderen of beneden,
en dus hoe hooger men de nagels slaat hoe hooger men het leven afsnijdt
van die hoorn welke van af de niet naar onderen tot op het ijzer is, en daar
een hoefnagel al naar de punt in zwakte toeneemt, zal men te hoog drijvende
ook des te zwakkere niet hebben, te laag is ook in geene deele goed maar
men neemt voor kleine hoeven twee Ned. duimen en iets meer, voor grootere
tot drie Ned. duimen toe. Bij onze paarden komen er geene voor welke
meer dan hier boven opgegeven noodig hebben, ten zij paarden welke slechte
hoeven hebben en dan brenge men de nagels zoo veel mogelijk boven in
den geronde hoornwand boven het slechte. Ook brenge men de nagels zoo
veel mogelijk op eene lijn maar er komen hoeven voor daar zulks zeer
moeijelijk te doen is, zoo als ringhoeven en daar ringhoeven over het al-
gemeen ook van geen beste hoedanigheid zijn, is het eene rede te meer om
niet nutteloos de hoef met de nagels te doorboren, maar laten de nagels die
goed zitten daar al is het dat zij bij zulk eene hoef niet juist op eene lijn
zijn, ook zijn er wel hoeven die alhoewel goed zijnde eene slechte of zwakke
plaats hebben, en daar op zoo eene zwakke plaats de nagel hooger moet
geslagen worden is het niet goed en raadzaam zich naar dien eenen nagel
te regelen.
Eene goede gevormde hoef moet eene goede afhelling en stelling hebben
en in juiste overeenstemming met de overige deelen van 't lichaam van den
kroonrand tot zool rond lang zaam in omvang toe nemen de lengte aan den
toon ®/4 deelen van de hoogte der verzen bedragen, der zeiver uitwendige
vlakte glansrijk zijn en als het ware met een laagje vernis overtogen zonder
ringen, klooven of scheuren, van achteren hartvormig geopend zijn en eene
gezonde veerkragtige straal bezitten, de zool moet meer uitgehold dan
verheeven zijn en de steunsels moeten sterk naar beneden toe uit springen
en alle deze deelen moeten onderling aan elkander verbonden zijn. Bij den
voorhoef moet hij een meer voor dezen en bij den achter hoef meer spits
toeloopen, de buiten rand eene grootere cirkel bezitten en de binnen rand
meer regt toe loepen.
oveb het beslag van lastige paaeden
Paarden welke onder het beslag lastig zijn zal men zoo veel mogelijk
zonder geweld behandelen maar met geduld en zachtheid te werk gaan,
voor al jonge paarden, daar het meest al meer vrees dan kwaadaardigheid
is en daar het paard zeer goed onthoudt zoo wordt zijne vrees nog grooter
in dien het beslag met geweld of straffen of beter gezegd met mishande-
lingen gepaard gaat, het paard zal voor den hoefsmid en het beslag bevreesd
worden éh zoo voortgaande zal de vrees in kwaadaardigheid ontaarden.
Maar de hoefsmid en de berijder zullen zich de moeite doen om tusschen
beiden in den stal, zulke paarden de voeten op te nemen en kloppen dan
eenige keeren op het hoefijzer en het zelve daarna streelen en vleijen, om
daar door de vrees te verdrijven, zoo doende zal men de onder vinding er-
langen dat bij elke hernieuwing van het beslag des paards hij in behandeling
tembaarder wordt, en doet men het tegendeel dan zal het paard al erger
en erger worden.
Nu is er geen goud zonder schuim en ook geen hoefsmid die nimmer faald
het volmaakte laat zich wel schrijfven maar doen zonder immer daar van
af te gaan hoo maar, en niet uit eigen schuld of onatentheid maar soms door
grootere of kleindere omstandigheden en het zelfs niet zien voor het te
laat is. Maar des niet te min moet de Miliaire Hoefsmid, zijn werk met alle
kracht en ijver volbrengen, en steeds voorwaarts streven en goed trachten
het volmaakte te doen zoo zal hij bij kunnen dragen tot het welzijn en de
goede instandhouding der paarden, en niet onbeloond daar hij reeds zich
zeiven beloond daar goed behandelde paarden langer mede kunnen, alle
verandering of verwisseling, namelijk jonge voor oude paarden is voor den
hoefsmid geen verbetering. Dus hij kan het werk of beslag aan hem toe
vertrouwd nimmer te veel nagaan want het beste werk levert de meeste
voordeelen op, slecht werk moet spoediger hernieuwd worden en al water
verloren gaat is men kwijt behalven de gevolgen.
CUHSUS IN HOEFBESLAG TE KOTTEUDAM
In de December-aflevering hebben wij van de opening van dezen nieuwen
cursus melding gemaakt. Gelet op het feit, dat enkele der leerlingen vóór
de toelating nog geen ijzers vervaardigd hadden, is men over de eerste re-
sultaten tevreden. Er wordt hard gewerkt, tijdens de lessen en ook thuis.
Naar wij vernamen moeten thuis niet alleen ijzers worden vervaardigd, doch
ook telkens een 5-tal theorie-vragen ,,bewerktquot;. Op den cursus laat de on-
derwijzer in de practijk (de heer P. de Klerk) den leerlingen af en toe zien,
wat met veel hoefijzers maken bereikt kan worden. Zoo werd Zaterdag
6 Januari een ijzer in étm hitte kant en klaar gesmeed met de lip er aan.[Zijn
de leerlingen wat verder gevorderd dan volgt het maken van een balkijzer
(in twee hitten), enz.
Geheel rechts: de heer de Klerk, 3e van rechts de heer Crezee (leider en
leeraar in de theorie), tusschen genoemde twee de heer v. d. Voet uit
Leiden (lid v/h Bestuur der Z.-Holl. Combinatie van smedenpatroons). Van
de 14 leerlingen komen 13 in ongeregelde volgorde op de afbeelding voor.
De 14 leerlingen zijn: W. Bos te Numansdorp, J. Th. Bos te Dordt, T. v. d.
Graaf te Krimpen, Adr. Hoogkamer en W. Hoogkamer te 's-Gravenzande,
G. Klein te Hilligersberg, G. Koeken te Schiebroek, D. Neven te Lekkerkerk,
A. v. Peenen te Oud-Beierland, H. Rietdijk te Nieuwenhoorn, C. C. v. Roon
te Strijen, T. Rook te Capelle, D. Schmall te Oudenhoorn en A. Verhoeff
te 's-Gravendeel.
— Vergadering van de Vereeniging van onderwijzers in practisch hoef-
beslag. Zooals bekend vindt deze plaats op Zaterdag 27 Januari des voor-
middags 10 uur in het hotel l'Europe te Utrecht.
De agenda luidt: Opening; vaststelling der notulen; behandeling ingeko-
men stukken; verslag over het boekjaar 1933; bestuursverkiezing: aftr.
de heer M. Ritsema; rekening en verantwoording van den penningmeester;
aanwijzing rekening-commissie volgend jaar; verhooging leeftijdsgrens cur-
sisten door medewerking van de onderwijzers; rondvraag. — Na de pauze:
eenige mededeelingen over de opleiding van den hoefsmid door den heer
Bosmans, directeur van de Hoefsmidschool te Brussel; en het beslag bij
en de theorie over verbeende hoef kraakbeenderen.
—nbsp;Militaire Hoefsmidschool te Amersfoort. Met ingang van 1 Januari is
op zijn verzoek eervol ontslag verleend aan den adj .-0.0. Instructeur van de
Hoefsmidschool Tetenburg.
Geslaagd voor het examen van hoefsmid zijn de navolgende reserve-
hoefsmeden: W. van Sambeek, K. Kristiaans, F. Tyer, G. Windhouwer.
—nbsp;Belangrijke hengstenkeiiringen, Op 8 Februari komt de elite van
Zeeland's hengstenmateriaal tezamen op de centrale hengstenkeuring te
Goes. ~ De centrale premiekeuring in N.-Brabant vindt plaats op 7 Maart
te Breda.
DE
zijn reeds 18 jaar goed;
doch thans nog verbeterd
Neemt proef op de som
Overtuigt U
is een veel betere HOEFNAGEL
en breekt niet....quot;.
BERNARDO REYMAN Directeur voor Europa, PARIJS SE,
4 PLACE DE LA SORBON E.
Hiai
iii
■la
iti
ili
Uitgaven van de
N.V. De Zuid - Hollandsche Boek-
en Handelsdrukkerij - Den Haag
Tot heden versehenen in de Cultuurserie:
„De Straat der Sandalenmakcrsquot; door
NIS PETERSEN, uit het Deensch be-
werkt door Mej. Dr. A. POSTHUMUS
met omslagontwerp en 4 kleuren-illustra-
tie van ANTON PIECK.
Een standaardwerk der hedendaagsche
literatuur.nbsp;.
„De Maagd van Jürgen Doskocilquot; door
ERNST WIECHBRT, oorspronkelijke
Nederlandsche bewerking van Mr. P. J. A.
BOOT, bekroond m. d. grooten literatuur-
prijs der Raabe-Stichting, omslag- en
bandontwerp van POL DOM.
„Het vreemde Geval van Hoghen Lugtquot;,
oorspr. Nederl. roman van Dr. J.WALCH,
4-kl. omslag HANS BORREBACH.
Een satyrisch „Epos van de Waarheidquot;.
„Foutenquot;, oorspronkelijke Nederlandsche
novellenbundel van GRETA VOLLE-
WENS—ZEYLEMAKER.
Een delicaat boekske waarin fouten van
ouderen tegenover kinders worden behan-
deld. Omslagontwerp van POL DOM.
„Kristin en dc Aardequot;, door MARGA-
RETE HACKEBEIL. Geautoriseerde
Nederl. bewerking van Mr. G. J. TER
HAAR. Omslag- en bandontwerp m vier
kleuren van POL DOM.
Een treffend tijdbeeld, dat men niet leest
maar ondergaat!
„Het vloeibare Goudquot;, realistische olie-
roman door BERNHARD KELLER-
MANN, geautoriseerde Nederlandsche
bewerking door Mr. P. J. A. BOOT, om-
slagontwerp in vier kleuren van HANS
BORREBACH.
„Liefde's Kleurenspelquot; door SALVATOR
GOTTA, uit het Italiaansch bewerkt door
Mei. Th. E. VAN DAM.
Eeri moderne zedenschildering.
Deze uitgezochte serie wordt regelmatig
voortgezet.
De beste kunstenaars verleenen hun mede-
werking.
* * *
Maakte U reeds kennis met de serie „Het
mysterieuze Boekquot; ? Eenige zeer boeiende
werken zagen hierin reeds het licht, nl.:
AUG. MUIR: (De meest spannende
detective-schrijver) „De derde Waar-
schuwingquot; „De zwijgende Demonquot;
CLIVE RODNEY:nbsp;.
„Gevaarlijk Spelquot; (een liefdes-detective)
WILHELM SPEYER:
„Roman van eenlVachtquot;(crimineele roman)
Deze aantrekkelijke serie wordt regel-
matig voortgezet.
Hebt U reeds gelezen het tragische film-
boek „Ik ben een Vluchtelingquot; door den
Amerikaanschen kettingganger ROBERT
E. BURNS, vertaald door W. J. A. ROL-
DANUS met 16 groote illustraties op
kunstdrukpapier? De Telegraaf noemde
de Nederlandsche bewerking een docu-
ment van blijvende waardel
Zou hy de boodschap
verstaan hebben ?
Eén kans tegen tien . . . een sneltrein is
zoo gauw voorbij!
Wanneer u zeker wilt zijn, dat uw boodschap
verstaan, verwerkt en begrepen zal worden,
vergenoeg u dan niet met haar uit een sneltrein
te roepen. Zeg haar daar, waar uw toehoorder
rustig kan luisteren.
Zeg uw boodschap in de periodieke pers.
Dit is de beste gelegenheid van den modernen
tijd om uw toekomstige klanten in een stemming
te treHen, waarin zij uw pleidooi rustig kunnen
verwerken. En de eenige manier, waarbij gij
zeker zijt, dat ieder, dien gij uw boodschap
toeroept, haar zal verstaan en begrijpen.
GEEF UW ADVERTENTIE EEN LANGER LEVEN
Vereeniging de Nederlandsche Periodieke Pers
-ocr page 25-MAANDBLAD
INHOUD: Aan onze lezers — Verslag Vergadering Ver. van onderwijzers in
practisch hoefbeslag — Hengstenkeuring te Goes — Wedstrijd of examen —
Militaire Hoefsmidschool te Amersfoort — Vraagrubriek — Literatuur-overzicht
— Ad verten tiën.
Op de laatst gehouden jaarvergadering van de Vereeniging van onder-
wijzers in practisch hoefbeslag, heeft de redacteur, die dankbaar gebruik
had gemaakt van de uitnoodiging om de vergadering bij te wonen, de
kwestie besproken of men belang stelde in een verder voortbestaan van
het vakblad. Deze vraag werd gedaan omdat de lezerskring kleiner wordt
en daarmede ook de advertentierubriek en het in deze tijden moeilijk is
om een klein periodiek op de been te houden, wanneer niet door vele als
abonné en verder als inzender van belangrijke mededeelingen op vak-
gebied, steun wordt verleend. Het algemeen gevoelen was dat het voort-
bestaan van een eigen vakblad voor den hoefsmid zeer gewenscht was
en wenschen werden naar voren gebracht om den inhoud, o.a. door het
opnemen van keuringsverslagen, aantrekkelijk te maken.
De redactie zal in deze zeer gaarne tegemoet komen en zal trachten,
den inhoud zoo goed mogelijk te laten voldoen aan de verlangens der leden;
zij stelt zich voor zooveel mogelijk in elk nummer een cursus in hoefbeslag
met foto van de deelnemers te vermelden *), voorts van gehouden keuringen
verslagen te plaatsen, waarbij zeer gaarne de hulp wordt ingeroepen van
onderwijzers in practisch hoefbeslag, welke deze keuringen bijwonen,
verder alle actueele hoefbeslag-aangelegenheden in binnen- en buitenland
te bespreken en een vraagrubriek te openen waaraan een ieder deel kan
nemen waarvan het te hopen en te verwachten is dat vele practici hun
inzicht terzake zullen willen mededeelen.
*) Door te late inzending van het cliché kon in dit nummer geen foto van
een cursus meer geplaatst worden.
Voorts wordt een gratis advertentierubriek voor abonné's ingesteld,
waarbij elke abonné het recht heeft per jaar een gratis advertentie te
plaatsen voor vraag en aanbod of anderszins, tot een grootte van 10 regels.
Wordt de advertentie grooter, dan wordt het meerdere aantal regels betaald.
Waar de wil voorzit, moet nu de daad volgen en hopen wij dat de lezers
allen hun best zullen doen om den lezerskring uit te breiden, en wij denken
hieraan in de eea-ste plaats aan de onderwijzers van cursussen die hun leer-
lingen kunnen aanmoedigen zich als abonné op te geven. Ter aanmoediging
en om van de appreciatie in deze blijk te geven, stelt de uitgeversfirma
beschikbaar een premie in boekvorm (een fraaie paarden-uitgave) bij het
werven van een aantal van 5 abonné's en een kostbaar boekwerk bij het
aanbrengen van 10 abonné's of naar verkiezing een vrij „Hoefsmidquot; abon-
nement.
Verder ontvangt de Redactie gaarne verzoeken om bepaalde onder-
werpen in te leiden en te bespreken en gelooft zij, dat wanneer de practici
meer nog dan tot heden van hunne ervaringen op hoefbeslag-gebied mede-
deeling willen doen, het tijdschrift aan inhoud en belangrijkheid veel zal
winnen. Laten wij dus gezamenlijk werken om aan dezen crisis het hoofd
te bieden, laat ons trachten door dezen storm heen te laveer en om het
eenige in ons land verschijnende blad voor den hoefsmid te behouden,
te doen groeien en te doen bloeien.nbsp;Red.
VERSL \G VAN DE ALGEM. VERG. DER VEREENIGING VAN
ONDERWIJZERS IN PRACTISCH HOEFBESLAG
gehouden op 27 Jan. 1934 in hotel l'Europe te Utrecht.
De agenda bevatte de volgende punten:
1.nbsp;Opening.
2.nbsp;VaststeUing notulen.
3.nbsp;Ingekomen stukken.
4.nbsp;Verslag van het boekjaar 1933.
5.nbsp;Bestuursverkiezing: aftredend de heer M. Ritsema.
6.nbsp;Rekening en verantwoording van den Penningmeester.
7.nbsp;Aanwijzing rekening-commissie volgend boekjaar.
8.nbsp;Verhooging leeftijdsgrens cursisten door medewerking van de onder-
wijzers.
9.nbsp;Rondvraag.
Pauze.
10.nbsp;Eenige mededeehngen over de opleiding van den hoefsmid door den
heer Bosmans, Directeur van de Hoefsmidschool te Brissel.
11.nbsp;Het beslag bij- en de theorie over verbeende hoef kraakbeender en.
Inleider de heer M. Ritsema.
12.nbsp;Sluiting en uitbetahng reiskosten.
Aanwezig waren 33 leden en 6 introducé's en wel de heeren: H. Bosmans
-ocr page 27-Directeur v.d. Hoefsmidschool te Brussel, Dr. v. d. Plank en Dr. Gallandat
Huet, leden van de Examencommissie v/h. Rijksdiploma, A. Ruitenbeek,
afgevaardigde van den B.S.P.N., A. W. Heidema, Hoofdinspecteur van de
Nat. Ver. Paardenfokkerij in Nederland en S. van Angeren, eerelid van de
Ver. van Onderwijzers en lid der examencommissie. Daar de eerste 9 punten
voor het meerendeel van huishoudelijken aard waren en hiervan toch notulen
aan de leden worden toegezonden, volstaan wij door enkel mede te deelen:
dat in het Jaarverslag werd gememoreerd het heengaan van wijlen Prof.
Dr. H.M. Kroon en den heer J.Plet, dierenarts te Heerenveen, beide mannen
van groote verdienste voor het hoefbeslag onderwijs,
dat de heer Ritsema met zeer groote meerderheid van stemmen werd
herkozen;
dat, hoewel momenteel de onderwijzerscursus is stopgezet, de Vereeniging
nog in gezonden toestand verkeert. De leden zien in dat een gezond ver-
eenigingsleven in dezen tijd voor het hoefbeslag van belang is. Na afhande-
ling van de eerste 9 agenda-punten werd gepauzeerd.
Na heropening der Vergadering deed de Heer H. Bosnians, Directeur van
de Hoefsmidsschool te Brussel, eenige mededeelingen over de opleiding van
den hoefsmid. Spreker verzocht de Vergadering clementie, wanneer de taal
anders mocht klinken dan zuiver Nederlandsch. In vroegere jaren, aldus
spreker, was de hoefsmid terzelfdertijd min of meer veearts; er bestonden
dan om zoo te zeggen, geen afzonderlijke leergangen om den stiel aan te
leer en.
Maar in de laatste vijftig jaren is in dezen toestand eene volkomen ver-
andering teweeg gebracht.
De studieën van den veearts zijn veel langer en moeilijker geworden en
voor het uitoefenen van het beslag blijft er geen tijd meer over.
Maar zooals het van vóór twee honderd jaren door De Solleysel, een der
vermaardste Fransche hoefsmid-veeartsen gezegd wierd, kan men enkel
goed aanleeren hetgene men zelf doen kan.
Nu is de vraag volgende: waar treft men nog een Dr. Veearts die bekwaam
is om zelf een paard te beslaan? Voor mij, ik ken er geen enkele.
Het gevolg daarvan is, dat de opleiding van den hoefsmid van naderbij
verdient onderzocht te worden, om de meeste voldoende uitslagen te
bekomen.
De vraag die Uwe Bond van Onderwijzers stelt, komt alzoo, volgens
mijne meening op een gepast oogenblik en ik ben u dankbaar mij de gelegen-
heid te geven daarover onze gedachten te kimnen wisselen.
Een ieder die alleen staat denkt natuurlijk dat zijne ziens- en doenwijze
de beste is. Ik zal U, zoo klaar mogelijk, uiteenzetten op welke wijze het
onderwijs in België ingericht is, wat wij er van verwachten en wat wij tot
hiertoe bekomen hebben. Hoe meer de gedachten-wissehngen zich kunnen
uitbreiden, hoe meer van den vooruitgang van onzen stiel te verwachten is.
Vervolgens gaf spreker een overzicht van de vroegere inrichting van het
onderwijs in hoefbeslag in Belgie. Dit bestond uit 20 lessen, waarbij gewezen
werd op het hoe en waarom. Langzamerhand is gebleken, dat door gewijzig-
de bedrijfstoestanden en invoering machinale ijzers dit onderwijs onvol-
doende was. Heden worden in de provincies 22 voorbereidende cnrssusen
gehouden, welke ieder bestaan uit 20 lessen. Op deze voorbereidende
Lsussen wordt aangeleerd het maken van gereedschap en de mamer
van gewone normale ijzers smeden. Verder een wemig theorie, bestaande
uit bLnen en buitendeelen van den voet en de hoefas. Dit onderwijs geven
de meester hoefsmeden, opgeleid aan de Middenschool.
Vroeger gaf het veel moeite om een slechte methode af te leeren. Thans
leeren rii het smeden volgens één methode en de resultaten zijn uitmuntend.
Na dit Ie studiejaar worden zij beproefd voor de Middenschool, waarbij
tevens een weinig theorie wordt gevraagd.nbsp;, ., ^ ^
Aan de Middenschool duurt de leertijd 2 jaar, elke week een dag. De eerste
drie maanden worden alleen normale ijzers gesmeed. Wanneer zij dit op
een goede manier leeren, geven de bijzondere ijzers geen moeih]kheden.
Vervolgens wordt begonnen aan beslag op doode hoeven. De leerhngen be-
ginnen niet, dan nadat op breede wijze is uitgelegd en flink voorgedaan.
De taak van den meester is niet meer gemakkelijk. Hij moet met alleen
zeggen maar voordoen, bovendien liefde voor het vak inboezemen, en wils-
kracht aankweeken. Hij moet vooral het bexjin goed in 't oog houden.
Na een jaar leggen de leerlingen een proef af voor overgang naar het
2e jaar. Zij, die niet bekwaam genoeg zijn, gaan met over.
In het tweede leerjaar worden de eerste 3 maanden besteed aan het
maken van abnormale ijzers en ziektekundig beslag. Bijzondere oplettend-
heid is hierbij vereischte. De leerlingen moeten dat leeren volgens een
methode. Het is geen kunst om schoons ijzers te maken en er met aan te
verdienen.nbsp;,nbsp;,nbsp;, ,
Wij willen werk in den bepaalden tijd. Wij moeten leeren werken om het
brood te verdienen. Na het examen moeten zij bekwaam zijn. Schoon werk
is gauw verdwenen, maar goed geleerd, vraagt het niet meer tijd.
Daarna volgen het leeren werken in den hoefstal, en uit de hand, waarbij
ook weer gelet moet worden op de goede manier en verklaard het hoe en
waarom.
larom.nbsp;,nbsp;, . . i ^ j
De ijzers voor de paarden moeten gesmeed worden zonder toe te laten de
maat te nemen.nbsp;...........
Zij moeten vooral leeren op 't oog werken, alle klemigheden in het
hoofd opnemen. De hoefsmidsstiel is kofwerk, aldus spreker.
Iedere slag moet beredeneerd worden, gevraagd waarom doe je dat en
zelf toonen, hoe zij 't moeten doen, dan gaat het er in.
Het smeden is het voornaamste punt om goede vakmannen te vormen.
Dit bereikt men in België door de ijzers te smeden uit de volle staaf; alle
deelen kunnen meedragen wanneer het ijzer breed is.
De smid moet alle soorten van paarden kunnen beslaan. Voor toon-
slijters behoort een versterkte toon en dat kan niet van dezelfde breedte.
Het smeden wordt in België aangeleerd met twee hamers en spreker
acht dit een groot voordeel. Het afrekken geschiedt op den hoorn door bij
iedere slag de tong te draaien. Op den duur maken zij alle ijzers in twee
virder moet er groote aandacht besteed worden aan de gereedschappen.
-ocr page 29-Bij de leerlingen moet zorg aangekweekt worden. Alles behoort op de
vaste plaats, en ieder stuk gereedschap genummerd. In 't begin moet men
daar streng op zijn, dan blijft het er in. In België is in de hoefsmederijen
daarin groote verandering gekomen, door die zorg geleerd te hebben.
De theorie aan de Middenschool wordt onderwezen door veeartsen.
Er wordt alleen gegeven wat noodig is voor de hoefsmeden. De hand-
werkers zijn nu eenmaal geen studenten Hooger onderwijs. Door te veel
bijzonderheden te onderwijzen, gaat de hoefsmid later veearts spelen, en
iedere stiel hoort op zijn plaats. De verstandhouding tusschen veearts en
smid blijft dan veel beter.
De theorieboeken voor den veearts geven niet de goede stof voor den
smid. Wij kunnen alle daarin genoemde beslagen niet zonder meer uit-
voeren.
De theoretische opleiding behoort wel aan den veearts, maar voor de
ondervinding moet men in de practijk staan.
De veearts is grootmoedig en de smid en veearts willen elkaar verstaan.
In België is de opleiding van de school goed waar te nemen. Het is goed
te bemerken, dat volgens een lijn is opgeleid. Het onderwijs geven is een
opoffering. Een goed onderwijzer moet ook menschenkenner zijn, om
van zijn leerlingen iets goeds te maken. Prijskampen acht spreker
niet van het minste nut. Hij verwacht hiervan geen leerzaamheid.
Wanneer er 10 prijskampers zijn ingeschreven, dan zal men 5 prijzen
uitdeelen. Zijn er 10 uilen ingeschreven, dan krijgen 5 uilen een prijs. Zulke
menschen zijn verloren voor hun levenlang.
Beter zijn practische vergaderingen door bekwame mannen, die het een
met het ander bezien. Naar sprekers gedachten, kan dit bijdragen tot
opheffing van den stiel. Wil die vooruit komen, dan kan men elkander
niet genoeg diensten bewijzen.
Spreker kan niet onder woorden brengen, hoe gelukkig hij is geweest
een uitnoodiging te ontvangen, en bedankt voor de goede ontvangst.
Spreker vraagt den dank over te brengen aan Dr. v. d. Plank, voor de wel-
willende tegemoettreding in het Instituut voor Hoefkunde. Spreker meent
in Dr. v. d. Plank een man gezien te hebben, die hart heeft voor den hoef-
smid. Met zóó'n man moet de stiel groote vorderingen maken. Ook aan
Dr. Gallendat Huet zegt spreker dank voor de belangstelling, en aan de
vergadering voor de oplettendheid, waarmede zij heeft geluisterd.
De vergadering bracht een welverdiend applaus. De voorzitter zegde
spreker dank voor zijn uitvoerige mededeelingen. Spreker is overtuigd,
van de qoede methode. De wijze van opleiding is zeker te prefereeren boven
de Hollandsche. Door ons wordt niet zoo gehamerd als in België, maar de
opleiding in België is veel meer gelijkvormig.
De heer Ritsema bracht namens de vergadering hartelijk dank voor
het gehouden leerzame betoog.
De heer Bosmans antwoordde hierop, dat door een bezoek aan de school
een betere indruk was te geven en hij hoopte een bezoek tegemoet te mogen
zien.
De heer Huitink bracht in herinnering het bezoek van een achttal onder-
-ocr page 30-wijzers in 1929. Wij kwamen toen in een oude schuur, ma.r de netheid
De methode is anders, doch er zit veel goeds in. Elke week moeten de
willen w1 TerHjk zijn, dan moeten wij erkennen, dat m, hier in ons les-
^TË —trinlichtingen over het examen na he.indiging
quot;mï gTpUtst in twee gedeelten. Het eerste deel omvat de theorie en
hermakennbsp;drie verscSllende ijzers, waarvan een aan te wyzen door
het maken van ainbsp;„gstelde puntental worden behaald
tSTnoteerd en die te lang werkt verliest punten. De -aximum t,d voor
St Lslag van twee voorhoeven met handgesmeede ijzers is 1«/, uur.
dS Schieman heeft het als oud-leerling een groot genoegen gedaan,
dafde heer Bosmans, niettegenstaande moeilijke huishoudelijke omstan-
lettTonderwijs, al was het dan in een oude schür.
waTbest De lessen toch werden gegeven door de menschen en met doo
Tet out gebouw. Wij zullen er allen goed aan doen de nieuwe school
'quot;Ïrlggever meent als algemeene opmerking hier wel te mogen in-
''mt^n de geheele rede van den heer Bosmans uitkwam, de groote toe-
f nnr het onderwijs waarmede de heer Bosmans is bezield. Onge-
herftt^nbsp;op ons overgedragen. Wij kunnendenBel
gTschin hoefsmeLn gelukwenschen, dat aan het hoofd van de school staat
een man als de heer Bosmans.
*
*
Hierna hield de heer Ritsema een causerie over het onderwerp: „Hei
JC Zj verbeening Aer k.efkraaköeenderenquot;, waarop in de volgende af-
levering wordt teruggekomen.
CENTRALE HENGSTENKEURING TE GOES.
Ot, Donderdag 8 Februari zou bovenstaande keuring plaats hebben en
dagfnlvoti hoopten wij al op mooi weer; toen w^'s morgens van hms
gingen was het droog, maar erg donker en veel wind, dus met erg aan
'Tfuur arriveerden wij te Goes, waar om 9 uur de ^e-ing b^ ^et
weer liet zich inmiddels slecht aanzien, daar het begon te regenen, dit was
echter spoedig gedaan en kregen wij niet alleen een prachtigen dag wat
het weer betreft, maar ook een reuzen dag voor den paarden-liefhebber.
Er waren veel hengsten aanwezig, terwijl de keuringen, welke op 2 banen
plaats vonden, door een talrijk publiek met aandacht gevolgd werden.
Vóór de keuring begon, liepen wij eens rond om een kijkje te nemen,
vooral wat het hoefbeslag betrof; een verslag te geven over de aangevoerde
hengsten hoort meer thuis in daarvoor bestemde vakbladen, wij willen
alleen volstaan met de mededeeling dat er een keurcollectie hengsten te
zien was, waarop de Zeeuwsche fokkers met recht trotsch mogen zijn.
Over het algemeen waren de hengsten goed beslagen, een groot verschil
met eenige jaren terug, toen waren er enkele die goed beslagen waren en
het meerendeel minder goed, ja zelfs bij velen was het slecht te noemen.
Nu is het juist omgekeerd; er waren vele hengsten die best beslagen
waren, enkele minder goed en een heel enkele die nu juist slecht beslagen was.
Dit is op hoefbeslag-gebied dus een groote vooruitgang, waarin wij ons
ten zeerste kunnen verheugen.
Als fouten kunnen wij noemen te nauw beslag, slechte vorm in de ijzers,
achterijzers te scherp in den toon, te lange ijzers met te rechte takken en
dan de lippen, sommige te groot, anderen weer veel te klein en vooral te
smal en te scherp; dit is nu niet direct een fout in het beslag, doch voor
het mooie gezicht zien wij liever een fatsoenlijke lip, dus niet overdreven
groot of klein.
Een enkele zagen wij die slecht beslagen was; hiervan waren n.1. voor
dat paard de ijzers te licht en heel slecht gepast, verder slordig en slecht
genageld, terwijl de verdere afwerking ook zeer veel te wenschen overliet.
Volgens ons moeten de hoefsmeden meer de keuringen bezoeken; er
waren wel enkele hoefsmeden tegenwoordig, doch voor een provinciale
keuring als hier veel te weinig; het is juist op een keuring dat men zijn
fouten ziet, en het goede van een ander kan opnemen.
Bij verschillende hengsten zagen wij, dat het beslag, wat de ijzers betreft,
niet in evenredigheid was met het paard; wij meenen dat hierop goed gelet
moet worden, een flinke hengst met grove beenen en goede voeten, waar
dan lichte ijzers onder liggen, dat past niet bij elkaar.
Wij zijn geen voorstander van abnormaal zware ijzers, doch zien toch
gaarne aan zulke hengsten flinke ijzers; dit komt de hoeven en beenen ten
goede.
Natuurlijk moet men nu weer niet alles over één kam scheren; heeft
men bijvoorbeeld een hengst die niet te grof is, dan neme men daarvoor
iets lichtere ijzers, daar anders hoef en ijzer niet in overeenstemming zijn
met het been.
Ook waren er enkele waarvan de hoefas niet goed was; vooral aan de
achterhoeven die wij gaarne iets steiler gezien hadden; hier was de voetas
naar achter gebroken, dus had de toon iets korter moeten zijn. Ook waren
er waarvan de voetas wel recht was, doch de toon te lang, waarbij wij
liever de lip iets dieper ingekapt hadden gezien, waardoor de toon toch
ook weer korter wordt zonder dat de voetas verandert.
Wij willen hierop echter nog even wijzen wat het inkappen van de lip
-ocr page 32-betreft, want wij zagen er ook waarvan de lip te diep in den toon zat, waar^
door d;ze rechter stond dan de wand, dat is natuurlijk weer overdreven
~ dat b, enkele eigenaren ^ verzorging
weTwÏ te wenschen overliet; het is toch voor een l^oefsm^
om hoeven, die eerst verwaarloosd zijn, ineens weer in orde te krygen,
list hier de schuld niet aan den hoefsmid, doch aan den eigenaar.
li zagen ^ er een die veel te lang op de ijzers stond; de hoeven waren
daldoorte langen stonden binnen en buiten geheel over de y-s^e^-id^
Ook hebben wij er enkele gezien, die, misschien wel door den wil van de
eigenaaaTs, Ll tl hooge hoeven hadden en dat is ook nie^^^
niet mooi, zeer zeker niet bij een groot paard, want de stand wordt daar
door slechter en de gangen zullen er zeker ook n^t op verbeteren.
Uit bovenstaande blijkt dus dat wij aangaande het hoefb slag op deze
groote keuring, waar de beste hengsten uit de provincie samen komen,
ZltleTLnnen zijn; dat wil niet zeggen dat wij daarom stil moeten
I : Ln, want 'waar nog te verbeteren is. moet verbeterd ^
Bovenal willen wij den jongeren hoefsmeden toeroepen: bezoekt de keu
rlreren geeft uw oogen den kost; schrikt vooral niet terug om de meemng
vTn een ouderen collega te vragen, waardoor u een beter --^t zuU ^
lant het is zeker dat men niet zoo maar in een paar jaar een goed hoef-
Tmid kan zi^: h ervoor is veel ondervinding noodig en men moet geen
kis voorbij'laten gaan om het werk van anderen te zien en met het eigen
quot;l^tSSrb, laten en hopen dat de paardenfokker, en het ^ef-
beslag steeds vooruit mogen gaan.
Op de laatstgehouden Algem. Verg. der Vereeniging van Onderwijzers
in practisch nLbeslag werd mededeeling gedaan van een verslag de
HoSbestg Commissie L G.O.M. van Landbouw. In dit verslag werd tot
SfuSg gebracht, een klacht der leerlingen van den eursus te Arnhem,
quot;id^r rifdt^ als algemeene klacht der leerlingen, dat het examen te
Utfch meer geleek op eL wedstrijd, wie in den kortst mogehjken ti,d een
paard koquot; beslaan, dan op een onderzoek naar voldoende bekwaamheid
%rilÏm Verg. heeft het bestuur opgedragen deze klacht in het juiste
HcM te stellen, zoodat andere leerlingen van cursussen wanneer zij examen
doen daarmede rekening kunnen houden.nbsp;. , „ ,, inbsp;b^t
Sor de Vereeniging van Onderwijzers in Practisch Hoefbeslag is het
voÏÏ jaar l^Z IxaLn-commissie aangedrongen op het vaststellen van
een maximum tijd voor het te maken examenwerk.nbsp;, gt; i
dS is geschiei omdat de Vereeniging van Onderwijzers dit in het belang
-ocr page 33-van de candidaten achtte, en om de waarde van het diploma niet te doen
dalen.
Herhaaldelijk was toch gebleken, dat de gebruikte werktijd abnormaal
hoog was. Het stellen van een maximum werktijd heeft reeds gunstig ge-
werkt.
Het geleverde werk is beter geworden en het percentage geslaagden
hooger dan de laatste jaren, een bewijs, dat de getroffen maatregel juist
is geweest.
Voor het beslaan van twee hoeven, waarvan een met een machinaal ijzer
wordt drie uren toegestaan.
In Belgie wordt op het examen voor het beslaan van twee hoeven met
handgesmeede ijzers V-j^ uur toegestaan.
Wanneer deze leerlingen hun gebruikte werktijd beschouwen, als den
kortst mogelijken tijd om twee hoeven te beslaan, wat moet dan de frijs van
het beslag zijn, die de leden van de G.O.M. van Landbouw zullen moeten
betalen ?
Wij zijn er van overtuigd, wanneer de leider van den cursus en de secretaris
van de Hoefbeslag-commissie der G.O.M. van Landbouw hier even bij stil
hadden gestaan, deze klacht niet in het verslag zou zijn opgenomen.
Wij hopen, dat de Hoefbeslag-Commissie der G.O.M. van Landbouw zich
persoonlijk van de gebruikte werktijden op het a.s. examen zal willen
overtuigen. Hun indruk zal dan wel anders worden.
Namens de Vereeniging van Onderwijzers in Practisch Hoefbeslag.
M. Ritsema, voorzitter
H. V o s s e r s. Secretaris
MILITAIRE HOEFSMIDSCHOOL TE AMERSFOORT.
Op Zaterdag 30 December 1.1. vond aan de Mil. Hoefsmidschool te Amers-
foort het afscheid plaats van den instructeur Tetenburg, die den dienst
ging verlaten. In bijzijn van de hulpinstructeurs en van al de leerlingen
sprak de Dir. der school hem als volgt toe:
Waarde Tetenburg,
Toen ik enkele maanden geleden het genoegen en voorrecht had U de
zilveren med. der Or. N.-orde uit te reiken en er terloops op zinspeelde,
dat het einde van Uw loopbaan niet meer zoo heel ver in het verschiet lag,
konden we toch niet vermoeden, dat we nog vóór het jaar geheel ten einde
zou zijn, hier bijeen zouden zijn om U de hand ten afscheid te drukken. Gij
hebt na rijp beraad zelf het monjent gekozen, waarop ge den actieven dienst
gaat verlaten; ge deed dit zuiver en alleen om Uw gezinsbelangen te dienen.
Uw eigen persoon daarbij feitelijk opofferend. Want Uw werk aan de H. S.,
waaraan gij Uw heele persoon hebt gegeven, was U lief geworden en de
gedachte, dat hieraan eerlang een einde zou komen kon U dikmjls somber
stemmen.
Tetenburg, ik wil niet in herhaling treden en opnieuw Uw groote ver-
diensten als instructeur aan deze inrichting schetsen. Ik wilslechts een woord
heid betrngeB voor ^^nbsp;ondervinden en vooral ook, en
WS gev» U echW ^en »
üï:VOO, het we. e„ .er H. S. nie.
verftawennbsp;^nbsp;c, wtaame geest en dito handen
Jquot; r::LZt~aheid .„.en Vinden en d.t nog een en
de h„.pi™Lcte„„»-—:rnbsp;ïd«^
eikenhouten ruststoel. De Directeurnbsp;fnbsp;knop en
--—
van vriendschap en waardeering. ^
Metnbsp;rriiti^^^^nbsp;quot;
is aeboren in 1902, hij kwam na militair afgericht te zijn in la^ j
aangesteld ^o^^orp. hoefsmid^nbsp;^^^^^ ^^^
derd tot meesterwerkman met d®quot; ^g ^nbsp;^^^^ onderscheidde
H.-school was hij een zeer goed leerling, die zicti Doven
\RAAGRUBmEK.
-ocr page 35-Als antwoord hierop willen wij er direct op wijzen, dat steengallen niet
zijn te beschouwen als een op zichzelf staande hoefziekte, doch dat het
meer is op te vatten als de gevolgen van een ander hoeflijden of als een
uitvloeisel van een bestaand gebrek. De bespreking van dit onderwerp
lijkt mij het beste te doen door het stellen van vraag en antwoord.
Wat noemt men nu een steengal?
Dit is een rood-, blauw- of geelgekleurde plek in het hoorn van de zool,
van de steunsels of van den hoornwand.
Waardoor is die plek hoorn dan verkleurd?
De hoeflederhuid is ergens gekneusd geworden, hierdoor zijn er bloed-
vaten in de knel gekomen en beschadigd, waardoor bloed is vrijgekomen,
hetwelk in het omringende weefsel is gedrongen. Dit bloed zakt door de
wetten der zwaartekracht naar beneden en zal daar in het onder het
weefsel liggende hoorn dringen en hieraan een verkleuring geven, welke al
naarmate de bloeding meer versch en intensief is, meer rood dan blauw
of geel zal zijn.
Waardoor kan nu alzoo een kneuzing van de hoeflederhuid plaatsvinden?
Nu komen we aan de kern van de zaak en vele zijn de oorzaken die tot
kneuzing van de hoeflederhuid kunnen leiden. Achtereenvolgens noemen
we er eenige: een onregelmatige dracht van den lichaamslast op den hoef,
hoeven met zwakke verzenen, scheeve hoeven, kromme hoeven, plathoeven,
hoeven met verbeend hoefkraakbeen. Is de oorzaak een onregelmatig
dragen van de lichaamslast op den hoef, dan denken we in de eerste plaats
aan de ons bekende afwijkende beenstanden waarbij dus altijd een afwij-
kende hoefvorm optreedt daar een gedeelte van den hoef overmatig belast
wordt. Bij de voorbeenen zal toch bij den gestrekten stand, den stand hol
in de knieën en de weeke kootstelhng, de achterste hoef helft het meest
belast worden; de hoeven hebben hier een spitse vorm door de grootere
afslijting (meer dan normaal) van de verzenen. Bij den stand onder zich,
den bokbeenigen stand en den stand steil in de kooten, wordt de voorste
hoefhelft het meest belast en deze hoeven hebben dan ook een stompe
vorm door het minder afslijten (minder dan normaal) van de verzenen.
Gaat men den stand na vóór het paard staande, dan zal bij den bodem-
wijden stand, den X-beenigen stand en den Transchen stand de meeste
lichaamslast op de binnenhoefhelft vallen, terwijl bij den toontredersstand,
den 0-beenigen stand en den bodemnauwen stand de buitenhoefhelft het
meeste belast wordt. Deze meer belaste plaatsen geven aanleiding tot
meerdere drukking en de gevolgen hiervan kunnen zich als een steengal
gaan uiten. Zoo kan men b.v. bij Franschen stand wel steengallen aan-
treffen aan den binnenverzenwand, bij toontredersstand aan den buiten-
ver zenwand en natuurlijk evenzoo goed bij de overige opgenoemde af-
wijkende standen op de meest belaste plaatsen van den hoef.
Bij een hoef met zwakke verzenen, waarbij deze nog omgeslagen kunnen
zijn, denken wij maar aan een klemhoef bij wijden hoef, zal men vaak
steengallen aan de beide verzenen kunnen waarnemen; bij klemhoeven,
waaronder we meer speciaal bedoelen nauwe hoeven met schuin naar
binnen staande verzenen, zal men aan de steunsels steengallen kunnen
zien optreden. Bij scheeve hoeven zal de wand, welke het meest te
dragen krijgt, tot kneuzing kunnen leiden; bij plathoeven is de zool als
regel zeer dun en zal dus spoedig, vooral bij dienst doen op ongelijk terrein,
gekneusd worden, waardoor zoolsteengallen optreden. Zijn de hoefkraak-
beenderen verbeend, zoodat de uitzetting van den verzenkroonwand
niet meer plaatsvindt, zoo zal wanneer het terrein of andere omstan-
digheden aanleiding geven tot een verhoogde druk ter plaatse, kneuzing
kunnen optreden van de hoeflederhuid die gekneld ligt tusschen den
hoornwand en het verbeende hoefkraakbeen. Bij eenzijdige verbeening,
waarbij dan als regel ook een ingetrokken verzenwand optreedt, ziet men
zeer vaak steengallen. Zijn deze genoemde oorzaken allen tot den bouw
van het paard en van den hoef terug te brengen, zoo zijn er ook oorzaken
die nauw met het beslag samenhangen. Door slecht besnijden kan b.v. de
zool te veel worden besneden en te dun worden gemaakt, de verzenen
en steunsels kunnen te veel worden verzwakt, de toon te weinig worden
ingekort, beide hoefhelften kunnen ongelijk worden besneden, zoodat niet
meer vlak wordt opgetreden en dus geen gelijke belasting meer plaats-
vindt. De fout kan ook in de ijzers liggen, deze kunnen te kort zijn, te
sterk bodemnauw ondergelegd, te weinig afhelling hebben bij gevoehge
platvoeten, in welke gevallen men als regel zoolsteengallen als gevolg ziet.
Het gebruik der paarden is verder van veel invloed, op harde wegen
(stad) ziet men veel steengallen, op het platte land weijiig; men zou
het zelfs een stadsgebrek kunnen noemen. De voortdurende schok is een
voorbeschikking en door het gebruik op harde wegen zal ook de elastici-
teit van het hoorn schade lijden en bij uitdrogen, hard en murw worden
van den hoef wordt de kans op het ontstaan van steengallen vergroot.
Loopt een paard kreupel aan een steengal? In den regel niet, alleen zal
men dit steeds zien wanneer men te doen heeft met een etterende steengal.
Er heeft zich dan etter gevormd onder het hoorn, ter plaatse van de
steengal; deze etter zit opgesloten en zal daardoor (drukking op de
zenuwen) een heftige pijn en daardoor hevige kreupelheid veroorzaken.
Men moet in dit geval altijd het hoorn verdunnen en wegnemen totdat
de etter zich heeft ontlast en alsdan is de kreupelheid als regel ook zeer
spoedig weer genezen. Doet men dit niet, dan zoekt de etter een uitweg
naar boven en zal deze door de zachtere weefsels gestuwd worden en
aan de kroon uitbreken.
Is de etter zwart van kleur, dan heeft men nog te doen met een opper-
vlakkige ontsteking, is de etter geel, dan bestaat het lijden langer en zit
de ontsteking ook dieper.
Moet men nu in alle gevallen steengallen uitsnijden?
Noodig is dit alleen, wanneer het paard kreupel loopt, bij knijpen of
kloppen op de plaats van den steengal pijn verraadt en dus de veronder-
stelhng wettigt, dat er een etterende steengal aanwezig is. Overigens heeft
het uitsnijden geen zin.
Wat zal men dan wel moeten doen?
Men zal de oorzaak na moeten gaan, waardoor de steengal kan zijn
ontstaan en men zal dan het besnijden van den hoef daarnaar regelen.
het beslag kiezen, naarmate de afwijking van been of hoef dit aangeeft,
en den dienst van het paard trachten te regelen naar den aard van de hoeven,
en van het hoefhoorn, alsmede den eigenaar een goede hoefhygiene aan-
bevelen.
Veelal zal men met een gewoon ijzer kunnen volstaan, maar toch kan
vaak een zeer nuttig gebruik worden gemaakt van een balkijzer, omdat
men dan een gedeelte van den wand of steunsel vrij van dracht kan leggen.
Een balkijzer met lederen zool en opvulling van werk gedrengd in teer,
kan uitnemende diensten bewijzen.
Men spreekt wel van speciale steengalijzers en dit zijn dan ook alle ijzers
waarmede een gedeelte van den hoef vrij van dracht wordt gelegd, b.v.
een afgebroken balkijzer, waarbij het gedeelte van den ijzertak, corres-
pondeerend met de zieke verzenwand, ontbreekt; verder een driekwart-
ijzer en een ijzer met een vlakke draagvlakte, waarbij het takuiteinde
aan den binnenkant de halve ijzerdikte heeft.
Ik heb gemeend deze vraag uitvoerig te moeten beantwoorden, daar
moeilijk volstaan kon worden met het aangeven van een beslagmethode,
zonder bespreking en verklaring van het ontstaan van steergallen.
Door het beantwoorden van bovenstaande vraag, moet een vraag van
den heer A. te D. door gebrek aan plaatsruimte onbeantwoord blijven;
wij komen hierop echter in het Maartnummer terug.nbsp;R.
Kan welhcht een der Zeeuwsche hoefsmeden ons inlichten waarom
juist in deze provincie de lippen vaak zoo hoog, smal en puntig worden
gemaakt? Het gevaar voor verwonding door intrappen bij eventueel ver-
liezen van het ijzer is toch niet denkbeeldig daar meerdere voorbeelden
hiervan bekend zijn; er zullen dus bepaalde voordeelen tegenover moeten
staan; welke zijn deze?
In de „Duitsche Hoefsmidquot; van 1 Januari 1.1. beschrijven E u g e n
B a s z uit Görlitz en Eugen Basz Junior uit Breslau proefne-
mingen, welke zij gedaan hebben met een nieuw hoefijzer en wel in navolging
van prof. Eric Aferblom uit Zweden.
Dit nieuwe beslag bestaat uit een plaatijzeren zool, welke verbonden is
met een gummizooi; de eerste is gelijk aan het ijzer van Starck Güther,
zooals dit door dezen is aangegeven als beslag voor bevangen paarden.
De ijzeren zool werd oorspronkelijk van 5 m.M. dikte genomen doch naar
gelang van de zwaarte van het paard later van 3 tot 5 m.M. dik gemaakt;
zij wordt naar den vorm van den hoef gemaakt met een driehoekige weg-
lating voor den straal. In het toongedeelte wordt een stuk staal ingelascht,
dat naar boven in een lip wordt omgesmeed en naar onderen een ^ 5 c.M.
breede beschutting moet bieden aan den met het ijzer verbondene en
daaronder liggende rubberzooi.
Deze laatste zool is vervaardigd van autobuitenband en geheel in den
vorm van den hoef uitgesneden.
In den plaatijzeren zool worden in het toon- en zijgedeelte verscheidene
nagelgaten aangebracht, zoowel dienende voor het bevestigen van het
beslag onder den hoef alswel ter bevestiging van de twee zolen onderling,
waarbij er op gewezen wordt dat nagels met bijzondere koppen (L-vorm)
worden gebruikt, daar deze koppen in de canvaslaag van den rubberzooi
moeten worden ingeslagen. De ruimte tusschen plaat en hoef wordt opge-
vuld met werk gedrengd in teer.
Bovengenoemde proefnemers meenen hiermede een beslag te hebben
uitgevonden, dat in elke smederij met geringe kosten kan worden vervaar-
digd; het werkt stootbrekend, vermindert het uitglijden, biedt aan de
geheele ondervlakte van den hoef een goed steunvlak en vermindert het
hoefmechanisme niet meer dan een gewoon hoefijzer doet.
Een jaar lang is dit beslag beproefd bij trekpaarden en bij rijpaarden en
het is gunstig bevallen. Zoowel op wegen en straten van steen als asphalt,
heeft het uitglijden gunstig beïnvloed, ook wanneer het wegdek vochtig
was, terwijl de schokbreking zeer goed was. Men merkte dit laatste op bij
paarden die voorheen kreupel liepen door hoefkraakbeenverbeening of
andere chronische stoornissen en die met dit beslag rad liepen of in elk geval
veel beter gingen. Op het hoefmechanisme en de hoedanigheid van het
hoefhoorn had het een zeer goede invloed daar hoeven, welke brokkelig
waren, beduidend verbeterden. Wanneer de gummizooi van goede kwaliteit
is, kan het beslag lang onder blijven liggen, doch men neemt het af, wanneer
de plaatijzeren zool in het toongedeelte afgesleten raakt. Men neemt het
ijzer dan af, herstelt de plaat en beslaat opnieuw, zoodat het dan ook een
goedkoop beslag is. Paarden met een lage gang moeten zich eerst aan dit
beslag wennen en laat men het onderliggen, dan verbetert de gang gelei-
delijk. Bijzonder wordt het ook aanbevolen bij hoeflijden als verbeening der
hoefkraakbeenderen, bevangenheid en steengallen.
Waar dit beslag gedurende een jaar lang beproefd is en de resultaten
ermede bereikt, zoo gunstig worden voorgesteld, zoo kan het dunkt mij,
gezien de niet moeilijke en niet kostbare toepassing, aanbeveling verdienen
en zullen eventueele mededeehngen bij navolging gaarne worden ingewacht.
* *
*
In 1934 zullen in België bij voldoende deelneming openbare en kostelooze
leergangen voor hoefsmeden worden gegeven in: Antwerpen, Turnhout,
Brussel, Leuven, Thielt, Yper, Brugge, Gent, Sint Nicolaas, Geeraards-
bergen, Bergen, Ath, Charleroi, Luik, Hoei, Joubiéval, Vielsom, Hasselt,
Aarlen, Marche en Namen. De leerhngen moeten 17 jaar oud zijn en moeten
staven en klein gereedschap medebrengen, noodig voor het maken van
ijzers en voor onderlegging van het beslag.
Modellen voor één gratis advertentie
(Zie eerste artikel in deze aflevering)
Te huur gevraagd:
EEN SMEDERIJ,
met hoefbeslag, op een dorp, liefst in
Drente of Overijssel, door jonge smid,
in het bezit van Rijksdiploma.
Brieven onder No. 1 aan het bureau
van dit blad.
Te huur of te koop gevraagd:
Een goed beklante
HOEF-, GROF- EN
KACHELSME DERIJ,
welke een goed bestaan oplevert.
Br. franco onder No. 2 aan het
bureau van dit blad.
SMIDSKNECHT
^ , als bekwaam vuurwerker, be-
kend met boeren- en burgerwerk, tevens
goed hoefsmid (liefst Bijksdiploma), aan
electr. smederij op een dorp bij Rotterdam
Br. franco onder No. 3 aan het
bureau van dit blad.
Gevraagd een geheele of gedeeltelijke
INVENTARIS
VOOR EEN SMEDERIJ
boormachine, amarilsteen enz.
Br. franco onder No. 4 aan het
bur. van dit blad.
zijn reeds 18 jaar goed;
doch thans nog verbeterd
Neemt proef op de som
SIS
SIS
SIS
SIS
SIS
SIS
SIS
SIS
SIS
,,......ja, — maar | |
»de |
OVERWINNAAR'* |
is een |
weel betere HOEFNAGEL |
en breekt niet____quot;. | |
4 PLACE DE LA SORBON E. |
MAANDBLAD
INHOUD : Vergadering der Vereeniging van Onderwijzers in practisch hoefbeslag. — Verphchte Rijks-
hengstenkeuring op 19 en 20 Febr. jl. en premiekeuring op 27 Febr. 1934 te Groningen. — Rijksheng-
stenkeuring te Assen (type warmbloed). — Medaille 24-jarigen trouwen dienst. — Voorcursus m hoef-
beslag te Emmen (Dr.) — Ingez. stukken. — Vraagrubriek. — Literatuur overzicht. — Korte med. — Adv.
AERGADERING DER VEREENICxING VAN ONDERWIJZERS
IN PRACTISCH HOEFBESLAG,
gehouden te Utrecht, 27 Januari '34.
{Vervolg en Slot).
Na de voordracht van den heer Bosmans uit Brussel hield de heer Ritsema
uit Appingedam een causerie over het onderwerp: „Het beslag bij verbeening
der hoef kraakbeenderen.quot;
Het is niet voor 't eerst, aldus spreker, dat dit onderwerp wordt aan-
gesneden. Gezien de groote rol welke de hoefkraakbeenderen bij de functie
van den hoef vervullen, staat deze ziekte der hoefkraakbeenderen in het
midden der belangstelhng.
Naar sprekers inzicht zijn de beschrijvingen in de leerboeken niet vol-
ledig en laten zij ruimte over voor verkeerde toepassing bij het beslag van
deze paarden. De middelmatige smid toch heeft er geen voldoende leid-
draad aan en zal dikwijls verkeerde gevolgtrekkingen kunnen maken.
Op het examen voor het Rijksdiploma legden meerdere candidaten, bij
verbeende hoefkraakbeenderen, gummizolen en werd hun er op gewezen,
dat dit verkeerd was. De veerkrachtige deelen moesten buiten werking
gesteld, straal en steunsels besneden, besnijden en beslag zoo, dat de hoef
vlak kon optreden, voor éénzijdige verbeening een verbreede buitentak,
zijlippen aanbrengen en verder leeren randen voor schokbreking.
De practijk heeft echter geleerd, dat bij verbeende hoefkraakbeenderen
zoolbeslag dikwijls zeer gunstige resultaten geeft.
Spreker deelde eenige gevallen ml^zM pi^|:;j3ractijk mede.
Ie geval: Een pftiBlaT^ilM'rMr ïen^udigr^vas verbeend, liep steeds
-ocr page 42-kreupel wanneer het beslag was versleten. Bij nieuw beslag was de kreupel-
heid weer over.
2e geval: Betreft een eenzijdige verbeening links, een platte hoef, doch
geen vernauwing van den ver zen wand, het paard loopt langen tijd
kreupel; het werd beslagen met drie lippen en leeren randen doch dit gaf
geen verbetering.
Na het aanbrengen van drie insnijdingen aan den verzenwand door den
veearts was de kreupelheid spoedig over.
3e geval: Eenzijdige verbeening links, hoefvorm iets nauw, sterke ver-
nauwing van den verzenwand aan den draagrand, etterende steengal, gang
pijnlijk, soms kreupel.
Het eerst ondergelegde beslag had een verbreede buitentak met leeren
rand; dit gaf geen succes, daarna bij hevige kreupelheid werd een gummi-
zool ondergelegd, opgevuld met jute en teer en na enkele dagen was de
kreupelheid over.
Na een half jaar was er een verruiming van den verzenwand aan den
draagrand van ± 2 c.M. en was de normale vorm teruggekeerd.
Naar sprekers inzicht is de oorzaak der vernauwing aan den verzenwand
voor een groot deel te wijten aan het uitrekken van den verzenwand aan
den kroonrand.
Door de verdikking aan den kroonrand komt de ingetrokken verzenwand
nog schuiner te staan en zal deze bij de belasting nog meer omkrullen.
Bij spreker kwam de vraag naar voren, of door vroegtijdig een lip aan
den binnenkant van het ijzer te maken, het naar binnen schuiven van den
verzenwand voorkomen kon worden. Het doel van sprekers betoog was
naar voren te brengen, of de tegenwoordig gebruikte leerboeken wel vol-
doende aangeven op welke wijze door den smid hoeven met verbeend hoef-
kraakbeen moeten beslagen worden.
De onderwijzers en de vooraanstaande, tot zelf oordeelen bevoegde
smeden, zullen elk geval op zichzelf beschouwen. De doorsnee cursist en
de niet speciale hoefsmeden zullen dit niet doen. In ons leerboek wordt
pertinent uitgesproken, dat in geen geval men bij dit hoefgebrek, een balk-
ijzer of gutha-percha zool zal onderleggen, daar men eiken tegendruk van
den straal, die een verwijding bevordert, moet tegengaan.
Spreker vindt dit al te sterk uitgedrukt.
Daar het algemeen gebruikte leerboek als het ware de lijn aangeeft welke
de cursisten bij het beslag volgen, zoo acht spreker het gewenscht dat in
het leerboek dit betreffende hoofdstuk gewijzigd en aangevuld wordt.
Hierop volgt nu een levendige discussie.
Dr. Gallandat Huet begint te zeggen dat de laatste uitgave van het
leerboek al weer van verscheidene jaren her dateert en dat bij een even-
tueelenieuwe uitgave hiervan, herzieningen en verbeteringen zullen worden
aangebracht welke ontegenzeggelijk ook wat dit onderwerp betreft, getoetst
zullen worden aan de praktijk en rekening zullen houden met naar voren
gebrachte ervaringen. Spreker zelf zijn ook uit eigen ervaring voorbeelden
bekend dat paarden met verbeend hoefkraakbeen goed dienst deden op
een balkijzer met opgevulde lederen zool of wel op rubberhoefzolen. Toch
zal hij in een leerboek dit beslag niet aan willen duiden als het beslag voor
een verbeening bij hoefkraakbeenderen doch wel er op willen wijzen dat
het beproefd kan worden als andere meer voor de hand liggende methoden
mochten falen.
Wat toch is het geval? Heeft men uitsluitend te doen met een verbeening
van het hoefkraakbeen, dan zal nog steeds hiervoor gelden dat elke poging
tot meerdere uitzetting van den bovenverzenwand, welke men door een
beslag met balkijzer of gummizooi zou bevorderen, een knelUng van de
hoeflederhuid ter plaatse, tusschen het verharde hoefkraakbeen en den
harden hoornwand, zou meebrengen. Gelijk met een verbeening van het
hoefkraakbeen komen echter vaak comphcaties (andere hoefziekten) voor,
welke een pijnlijken gang kunnen veroorzaken en in zulke gevallen zal
bij het beslag wat het zwaarste is, ook het zwaarste moeten wegen en zal
men dan ook vaak verbetering in den gang kunnen constateeren door aan-
brengen van een zoolbeslag, n.1. wanneer de hierdoor opgewekte schok-
breking aan de bezwaren van het lijden tegemoet komt.
Het zal dus niet altijd eenvoudig zijn om in een leerboek voor een jongen
smid omtrent het beslag bij hoefziekten vaste regels aan te geven, daar de
praktijk en de ervaring ook in deze zulk een groote rol spelen en het leer-
boek niet al te uitgebreid mag worden. Spreker zegt echter toe bij een her-
druk van het leerboek aan dit onderwerp bijzondere aandacht te zullen
besteden.
De heer Schieman acht de oorzaak van de kreupelheid een open vraag.
Verschillende smeden houden er niet voldoende rekening mede, dat van
den steilen buitenwand méér moet worden afgenomen dan van den schuinen
binnenwand. De groei is even sterk, echter door meerdere uitzetting van
den schuinen wand en door het verschil in stand verschilt de af te nemen
hoorndikte in sterke mate.
De heer Falkenhagen acht het beslag individueel, wat voor het eene geval
helpt, is voor het andere onbruikbaar. Sterk bodemnauw of Fransch vraagt
een geheel ander beslag dan normaal. Spreker kent gevallen, waarbij alleen
op balkijzers de paarden goed loopen. Ook zijn er wel paarden met dikke
kronen, die nooit kreupel zijn.
De heer Huitink herinnert er aan, dat wijlen Prof. Kroon altijd er op
aandrong eerst de oorzaken te onderzoeken.
Naar sprekers meening ligt deze oorzaak vaak in een verkeerd besnijden.
Dikwijls worden de buitenkanten te hoog gelaten. Spreker prefereert in
veel gevallen niet alleen een breeden tak, doch maakt de verbreeding reeds
vanaf den toon, en laat dan de zool meedragen.
De heer Kerckhaert heeft ondervonden, dat de verbeening van de hoef-
kraakbeenderen lang niet altijd nadeelige gevolgen heeft voor de hoeven.
Bij de in 1914 over de grens gekomen Belgische hengsten waren alle hoef-
kraakbeenderen verbeend en toch was de hoefvorm goed gebleven.
Spreker vindt het gebrek niet zoo heel erg.
De voorzitter is het met de woordvoerders eens, dat een juist inzicht
moeilijk is te geven. Spreker zou dan ook wenschelijk achten dat een gewone
smid aan het leerboek meer houvast kon krijgen. Stelt daarom voor, zoo-
veel mogelijk te onderzoeken, en dan de resultaten mede te deelen.
De heer Vossers is van meening, dat niet alles duister is en dat er toeh
wel een richtlijn aanwezig is.
Zijns inziens zijn alle bewerkingen aan den hoef en alle beslagen, die bij
een normalen hoef de werking van het hoefmechanisme belemmeren of op-
heffen, voor den hoef met verbeend hoefkraakbeen uit den booze. Wij
denken hierbij aan het sterk besnijden van den straal, het wegsnijden van
de steunsels, het te hoog laten van den verzenwand bij eenzijdige verbee-
ning, het niet laten dragen van de zooltakken, te ver naar achteren nagelen,
zij lippen ver naar achteren, naar binnen gerichte draagvlakte, te ruim
gepaste ijzertakken.
In 't kort dus, alle beslagen die vernauwing van den hoornschoen ten-
gevolge kunnen hebben, zijn bij verbeend hoefkraakbeen in veel grootere
mate nadeelig.
Bij verbeend hoefkraakbeen moeten wij trachten een ruime hoornschoen
te behouden.
Vernauwing, het zij door het beslag, of door indrogen, is verkeerd, terwijl
omgekeerd, een beslag, dat verruiming tot gevolg heeft, veel eerder is aan
te bevelen.
De ondervindingen in de praktijk wijzen geheel in die richting.
De heer Heidema, hierna het woord verkrijgend, sprak als volgt:
Hoe ouder men wordt, hoe voorzichtiger in zijn oordeel. Zoo gaat het
ook met het verbeend hoefkraakbeen.
Vroeger trok men er zich niet veel van aan. Kreupelheden kwamen
er niet zoo veel bij voor. Door de vele verharde wegen is dit wel anders
geworden.
De Belgen hadden meer platte voeten. Door de verdwijning van het
Vlaamsche paard en door invoer uit Henegouwen, hebben de zware Belgen
betere hoeven gekregen. Toch is de verbeening nog aanwezig. Ouder gewor-
den wordt men in 't vellen van een oordeel voorzichtiger.
Jong zijnde, denkt men het haast te weten, en ouder geworden blijkt,
dat men er nog weinig van weet. De ondervinding met een Groninger merrie,
waarvan acht afstammelingen allen verbeende hoefkraakbeenderen hadden,
bevestigen de erfelijkheidstheorie.
Spreker acht het moeilijk precies te omschrijven wat te doen. De theorie
geeft aan dat uitzetting bevorderen, nadeehg is. De practijk wijst echter
wel eens anders.
Er zijn zeker individueele verschillen waar te nemen. Wanneer allen
bouwsteentjes bijdragen zal een juist inzicht en wijziging mogelijk worden.
De schrijvers zullen bij een nieuwen druk dan zeker medewerken aan
uitbreiding.
Spreker doet dan mededeeling van een kreupelheid bij hazehak. Door
hooge kalkoenen werd getracht meer ruimte aan de pezen op de achter-
vlakte te geven. Dit was een gelukkige greep. Geleidelijk konden zij weer
verlaagd worden. Niet altijd brengt echter het middel de baat. Aanpassings-
vermogen is ook een groote factor. Door noteeren van de feiten, kunnen
de onderwijzers meehelpen opbouwen en kunnen ze bijdragen, tot betere
rentabiliteit van de paardenfokkerij.
De heer van Angeren heeft ondervonden dat een paard met verbeende
hoef kraakbeenderen 9 jaar lang op straalzolen rad bleef.
In de oorlogsjaren, toen geen Engelsche zolen waren te krijgen, werden
breede takken met leeren randen ondergelegd en was het paard spoedig
weer kreupel.
Met leeren straalzolen en opvulling van vlas en teer verdween weer de
kreupelheid.
Ook met balkijzers had spreker vaak succes.
De voorzitter bracht aan alle sprekers en in 't bijzonder den heer Heidema
dank voor hun betoog. Met een opwekking, de ervaringen te noteeren en
mede te deelen sloot de voorzitter deze leerzame en geanimeerde ver-
gadering.nbsp;H. Voss er s.
Secretaris.
VERPLICHTE RIJKSHENGSTENKEURING OF 19 EN 20 FEBR. j.1.
EN PREMIEKEURING OP 27 FEBR. 1934 ÏE GRONINGEN.
Het eerste en belangrijkste gedeelte van de Rijkshengstenkeuring werd
gehouden op Maandagmiddag 19 Febr., welke keuring wij hebben bij-
gewoond.
Op dezen middag werden 34 warmbloedhengsten voorgebracht, waar-
onder 13 drie-jarigen, welke allen op één na in Groningen waren gefokt,
doch allen grootendeels vanzuiver Oldenburgsch of gekruist Oldenburgsch-
Oostfriesch bloed. Waarlijk een goede collectie jonge hengsten, waarvan
slechts enkele nog te veel in type afwijken.
Ook bij de oudere hengsten treft men nog wel een enkele aan met een
verouderd type, overigens is het een verblijdend verschijnsel dat er meer
uniformiteit komt in het hengsten-materiaal.
Van de 13 jonge hengsten werden een zestal goedgekeurd, en vier werden
in het Gron. Stamboek opgenomen.
En nu het beslag, waarvoor dit verslag is bedoeld.
Het beslag van deze 34 hengsten was, over 't geheel genomen, goed te
noemen, wat echter niet zeggen wil dat er naar mijn .bescheiden meening
hier en daar geen fouten zijn gemaakt ten opzichte van het besnijden der
hoeven en het beslag.
ZoQ zagen we enkele hengsten waarvan de hoeven te lang waren gelaten,
bij andere waren de hoeven te breed, zoodat de wand geen recht verloop
had, doch naar onderen en naar buiten gebogen, dus hol; een weinig meer
bij raspen was hier op zijn plaats geweest. Zouden in deze gevallen de
eigenaren ook een woordje mede gesproken hebben, — eigenaren, die nogal
eens eischen van de betrokken smid: „groote hoeven latenquot;, wat zeker
voor hem een ergernis is. Bij één waren de verzenen te hoog, zoodat de
voetas erg naar voren was gebroken. Waarom hier geen rekening mee
gehouden ?
Van één, die een toontreder-stand had, waren de binnenhelften der
draagranden te hoog gelaten. De betrokken smid was ook aanwezig en
samen hebben we dit besproken. Op een dergelijke wijze kan er bepaald iets
goeds worden gedaan. Jammer echter dat de meeste smeden afwezig
waren; wij troffen maar er enkele aan.
Bij de oudere hengsten had men ook nog wel eens een steek laten vallen,
b.v. te kort en te nauw gepaste ijzers, te lang gelaten hoeven, te hooge
verzenen, met hetzelfde gevolg als bovengenoemd.
Eén hengst kwam in de baan met onnoodig zwaar beslag; m. i. eerder
nadeelig dan nuttig, aangezien de hoeven niet best waren. Deze hengst
die wij op de Premiekeuring terug zagen, verloor toen tijdens het mon-
steren een zijner voorijzers.
Op deze keuring waren we ook in de gelegenheid een zevental koudbloed-
hengsten te zien. In tegenstelling met de warmbloed-hengsten, was het
beslag over 't geheel niet zoo goed.
Als algemeene fout zou ik willen aanmerken: te licht beslag. Op een paar
uitzonderingen nawas het beslag te licht, te dun en te smal. M, i. behoort bij
zoo'n zwaar been en grooten hoef ook een passend ijzer, en moet het beslag
niet lichter zijn dan 1^4 X ^ja-
Be practijk leert het ons, dat eendergelijkzwaar beslag voor deze hengsten,
die voor dekking rondgeleid worden, spoedig is versleten en meermalen
geen periode van 6 weken meegaat.
Eén troffen wij aan met een beslag onder dat nauwelijks 1 cm. breed was;
bij meer dan één waren de ijzers te kort, en nog slecht gericht.
Onze algemeene indruk was bij de koudbloed-hengsten, dat er door de
eigenaren en smeden (op een paar uitzonderingen na) weinig zorg was besteed
aan de hoeven en het beslag.
Met de warmbloed-hengsten was dit geheel anders geworden. Tal van deze
hengsten stonden keurig op beslag, en waren met de meeste zorg beslagen,
waarvoor de betrokken smeden zeker een pluimpje verdienen.
Jammer echter dat men van vele voorgebrachte dieren het beslag niet
in de finesses kon beoordeelen, omdat de hoeven waren ingesmeerd met
een of ander vet en zelfs met teer daardoor alle mogelijke stalresten op
de hoeven kleefden en men geen nagel kon zien. Wat staat zulks toch
leelijk!
Waarom niet de hoeven behoorlijk met water schoongemaakt en laten
drogen, voor dat men de hengst voorbrengt; gelukkig waren er wel zoo bij.
Het staat toch zooveel mooier.
Hiermede wil ik eindigen, doch vooral die smeden die dikwijls in aan-
merking komen om hengsten te beslaan, aanmoedigen zulke keuringen te
bezoeken. Het is de moeite waard deze mooie hengsten te bewonderen, en
men leert er wat; men is toch ook belanghebbende in deze.
RIJKSHENGSTENKEUKINtt TE ASSEN (TYPE WARMBLOED).
De gewoonte getrouw, bezochten wij ook dit jaar, en wel op Woensdag
7 Maart, bovengenoemde keuring. Deze hengstenkeuring is voor den Drent-
schen paardenman een van de belangrijkste dagen die hem naar Assen
brengt.
Het weer werkte nogal mee, behalve des middags toen een enkel sneeuw-
buitje de premiekeuring kwam verstoren. De belangstelling voor deze
keuring was evenals gewoonlijk zeer groot. Er waren ook een behoorlijk
aantal hoefsmeden aanwezig.
In totaal waren aangegeven 29 hengsten. Zeer tot ons genoegen kunnen
we verklaren dat de hengsten in Drente over het algemeen goed waren
beslagen en de hoeven goed verzorgd. Aanmerkingen zijn natuurlijk altijd
wel te maken, maar deze zijn niet van beteekenis. We zagen o.a. onder
een hengst, waarvan het beslag zeer goed was, naar ons oordeel te dunne
ijzers • een enkele naar ons inzien te groote lippen aan de ijzers, enz. Wat ons
echter opviel was, dat bij eenige hengsten, welke niet uit Drente kwamen,
de verzorging der hoeven en het beslag niet zoo goed was. Dit viel ons te
meer op, omdat deze hengsten waren van vooraanstaande fokkers.
Verder viel ons iets op, hetwelk eigenlijk met het beslag niets heeft te
maken nl het monsteren en het neerzetten der hengsten. We zagen nog eenige
hengsten monsteren aan de lange teugel, o. i. hoort dit toch eigenlijk zoo
niet Verder werden de meeste hengsten veel te gestrekt neergezet, hetgeen
O i nog minder in orde is. Dit maakt toch de beoordeeling moeilijk.
Resumeerende kunnen wij ten slotte o. i. gerust beweren, dat het hoef-
beslag in Drente op hoog peil staat. Uit een kort onderhoud hetwelk we
hadden met Dr. J. Staal te Assen, den pionier mogen we wel zeggen
van het hoefbeslag in Drente, sprak ook deze zijn voldoening uit over het
hoefbeslag in Drente.
Hoefsmeden in Drente, paardenliefhebbers in Drente, laat het zoo mogen
blijven: het zal beiden ten goede komen.
s.nbsp;_
MEDAILLE 24-JARIGEN TROUWEN DIENST.
In tegenwoordigheid van familie, vrienden, leerlingen en onderwijzend
personeel der Hoefsmidschool, werd op Zaterdag 17 Februari door den
directeur dezer inrichting. Majoor-paardenarts Kuipers, aan den hulp-
instructeur, opperwachtmeester-hoefsmid J. Meeuwsm de zilveren medaille
voor 24-jarigen trouwen dienst uitgereikt.
Na voorlezing van het betreffende ministerieele besluit en bevestiging
van de medaille op de borst van den jubilaris, werd deze op hartelijke wijze
door den directeur toegesproken, waarbij hij in het licht stelde dat wij m
de toekenning van dit eereteeken hebben te zien een openlijk bewijs van
waardeering door de regeering van de,wijze waarop Meeuwsen gedurende
een tijdperk van 24 jaren Koningin en Vaderland had gediend. Spreker
die nu ruim twee jaren gelegenheid had gehad, Meeuwsen in zijn werk gade
te slaan, sloot zich volgaarne bij die waardeering aan en bracht den gedeco-
reerde dank, niet alleen voor hetgeen hij gedurende zijn hulpmstructeur-
schap had bijgedragen tot de practische ontwikkeling der jonge hoefsmeden,
maar vooral ook voor den gunstigen invloed, dien hij door eigen levens-
wandel een voorbeeld op de moreele vorming dezer jonge menschen had
gehad. Spreker eindigde met de hoop uit te spreken dat het Meeuwsen
nog lange jaren gegeven zal mogen zijn in belangrijke mate bij te dragen
tot den bloei van de militaire hoefsmidschool.
Hierna werd de jubilaris bij monde van den instructeur-opperwacht-
meester Baartman namens onderwijzers en leerlingen gelukgewenscht en
hem, als herinnering aan dezen dag een fraaie klok aangeboden, terwijl
mevr. Meeuwsen, onder aanbieding van bloemen door Korporaal-titulair
Stroobos werd gecomplimenteerd.
VOORCURSUS EV HOEFBESLxiG TE EMMEN (DR.).
Deze cursus wordt gegeven in de Ambachtsschool en wordt geleid door
den heer H. Scholten te Wachtum, onderwijzer in practisch hoefbeslag.
De cursus is aangevangen met de volgende 9 leerlingen:
Van links naar rechts: H. Scliolten (onderwijzer), W. Hoekman te Odoor-
nerveen, G. Haveman te Sqhoonebeek, J. Dolfing te Zuid-Barge, J. Becke-
ring te Exloo, W. Boersma te Odoorn, R. Oldenbeuving te Roswinkel,
J. Kuipers te Willemsoord, J. Seubers te Nw Weerdinge en A. Kiers te
Valthe.
*
Shterdijk, 1 Febr. 1934.
M. H.,
Naar aanleiding van het artikeltje in De Hoefsmid van December '33,
aangaande Vragen en Antwoorden, zoo deel ik u mede, dat op paarden-
gebied overal raad voor is, maar het is zeer moeilijk als men het paard niet
gezien heeft of weet wat voor arbeid of het doet. Indien er maar een foto
was géweest, dan zou men wel iets kunnen zien. Strijken en klappen is niet
zoo erg, maar er zijn zooveel manieren van strijken; maar dat zal misschien
wel veranderen als het paard sterker wordt. Het vindt vermoedelijk zijn
oorzaak, dat het paard in Polen altijd op ijzers met stoten heeft geloopen
van wege het klimmen daar en vermoedelijk dat de hielen te laag zijn. Indien
u zoo met het beslag eenige verbetering ziet zou ik u aanraden om de hielen
nog iets hooger te maken, maar niet smaller.
Sloterdijkermeerweg 32,nbsp;H. G. H a y u n g a,
Sloterdijk, Amsterdam (W.).nbsp;Mr. Hoefsmid.
Geachte Redactie!
Naar aanleiding van het onlangs verhandelde over het beslaan van
kwade en lastige paarden wil ik gaarne mededeelen dat ik een paar jaar
geleden van een klant van mij vernam dat in een .... huishoudboek van
zijn vrouw stond aangegeven om lastige paarden te laten ruiken aan af-
getrokken selderij.
Hoewel niet zonder verwondering en ook niet met veel vertrouwen van-
wege de bron waaruit geput werd, heb ik het toch in een voorkomend geval
aangewend en met succes. Terwijl het eigenaardige is dat bij een hernieuwd
bezoek van hetzelfde paard de aanwending van het ,,middelquot; niet meer
noodig bleek. De afleiding had blijkbaar zoo kalmeerend gewerkt, dat het
dier vertrouwen had verkregen in de behandeling tijdens het beslaan.
Het bedoelde paard werd aangeduid als lastig. Over beslist kwade paarden
kan ik niet oordeelen, aangezien ik die in de laatste jaren niet bij mij heb
ontmoet.
Ik raad ieder hoefsmid aan het aangegeven en in elk geval onschadelijk
middel bij noodige gevallen eens te probeeren.
Den Haag, Zieken 19.nbsp;H. W e ij e r m a n s.
-ocr page 50-De heer A. te D. vraagt of er een oorzakelijk verband bestaat tusschen
rotstraal en straalkanker. Waarschijnlijk wordt dus een antwoord verzocht
op de vraag of straalkanker een direct gevolg van rotstraal is.
Dit antwoord is moeilijk te geven daar men van den aard der ziekte,
n.1. van straalkanker, nog weinig weet. Be ter is het om te spreken van hoef-
kanker, daar deze ziekte zich aan den wand, aan den zool en aan den straal
kan vertoonen; elk van deze deelen kan afzonderlijk lijden, doch ook alle
tegelijk. De naam kanker heeft deze ziekte waarschijnlijk gekregen, doordat
het steeds een zeer langdurig proces is en vaak moeilijk of niet is te genezen,
vooral wanneer het lijden de geheele ondervlakte van den hoef betreft en
wanneer meerdere hoeven tegelijk zijn aangetast. Met de ziekte „kankerquot;
heeft het verder geen gemeenschap.
Rotstraal daarentegen is goedaardig en geneest als regel gemakkelijk.
Het komt meestal aan de achterhoeven voor, daar deze in den stal meer in
het stalvuil staan, vóór komt het echter ook voor. De hoornstraal is slecht
ontwikkeld, vaak verschrompeld en uit de straalgroeve komt een vuile
stinkende vloeistof. Wanneer het straalhoorn dermate is verwoest dat de
straallederhuid gaat mede-lijden, treedt gevoeligheid en kreupelloopen op.
Men zal rotstraal meest waarnemen bij paarden met hooge verzenen die
van nature een kleine ingetrokken straal hebben, zooals men bij klemhoeven
vaak opmerkt. Dan zal de straal bij het loopen niet met den bodem in
aanraking komen en zichzelf niet schoon kunnen schuren, terwijl stalvuil
en urine erop inwerken en de toch al slecht gevoede kleine straallederhuid
zal weinig gezonde krachtige hoorn voortbrengen. Paarden die weinig werk
verrichten en veel op stal staan, krijgen gemakkelijk rotstraal. Om het te
genezen zal men de oorzaken weg moeten nemen en het paard veel beweging
geven, een schoone stalbodem, een goed rustbed en een goede hoef verzorging.
Onder dit laatste verstaat men een dagelijks reinigen van den hoef bij thuis-
komst en vóór den aanvang van het werk en verder een goed hoefbeslag.
Bij het besnijden zullen de losse deelen (vellen van den straal) worden
weggesneden, het goede straalhoorn moet worden gespaard en een doelmatig
ijzer worden gegeven, zonder kalkoenen. Verder zal de straal ingeteerd
worden en de straalgroeve worden opgevuld met werk gedrengd in teer.
Doet men dit laatste geregeld eiken dag, en houdt men de hygiënische
eischen in het oog, dan behoort de rotstraal spoedig tot het verledene. Het
spreekt vanzelf dat wanneer de rotstraal uitsluitend het gevolg is van een
klemhoef, men deze tevens zal moeten trachten te verbeteren.
Een geheel andere kwestie is echter de straal- of hoefkanker; hierbij kan
de geheele hoeflederhuid ziek zijn, zoodat geen normale hoorn meer wordt
voortgebracht, doch een grootere productie van zachte en weeke hoorn-
cellen welke met het uittredende vocht een kaasachtige massa vormen, welke
onaangenaam ruikt. Het is mogelijk dat een bestaande rotstraal het uit-
gangspunt wordt voor het ontstaan van straalkanker, doch een oorzake-
lijk verband tusschen beiden is tot op heden niet aangetoond. Proefonder-
vindelijk heeft men de ziekte niet op kunnen wekken. Men neemt als
regel aan, dat door een hoorndefect een woekering optreedt van de hoef-
lederhuid, waardoor het hoorn daar ter plaatse los gaat zitten, vervalt en
de woekerende hoeflederhuid gaat het ziekelijke hoornweefsel voort
brengen. Treedt de ziekte alleen op aan den straal, dan zal het niet zoo zeer
hinderen, doch het breidt zich gemakkelijk uit op zool, wand en steunsels
en de behandeling is dan uiterst moeilijk. Men zal heelkundig moeten
optreden, al het zieke weefsel moeten wegsnijden en uitkrabben en dan
trachten met drukverbanden nieuwe woekeringen tegen te gaan. Verschil-
lende geneesmiddelen waaronder z.g. Egyptische zalf zullen hierbij gebruikt
worden en een verbandijzer zal nuttig zijn om het paard tevens te kunnen
doen werken, daar meer van de genezing zal zijn te verwachten wanneer
het hoefmechanisme geregeld werkt, dan wanneer het paard op stal zal
worden gehouden.
In de mededeelingen en berichten der Geld. Ov. Mij. v. Landbouw over
1933 komt op blz. 50 het navolgende voor:
,,Ook is er in een gedeelte van het gebied der Mij. steeds groote belang-
stelling voor de cursussen in hoefbeslag, doch uitsluitend in de Graafschap.
Noch uit de Betuwe, noch van de Veluwe komen aanvragen om cursussen
in. In 1932 zijn eerst voorbereidende cursussen gehouden te Winterswijk
en te Doetinchem, die gevolgd werden door het eerste leerjaar van den
twee-jarigen cursus, terwijl te Varsseveld een cursus is geopend, waarvan
de voorbereidende lessen reeds waren gehouden. Te Doetinchem was het
aantal leerlingen zoo groot, dat de cursus is gesplitst. De leerlingen zijn in
twee groepen verdeeld en krijgen om de veertien dagen les. Daardoor is
deze cursus nog niet geëindigd. Voorts is het tweede leerjaar gehouden van
de cursussen te Lochem en te Arnhem. De acht leerlingen van den cursus
te Lochem slaagden allen voor het in Utrecht afgenomen examen, van de
zeven leerlingen van den cursus te Arnhem slaagden er drie.quot;
Het is wel zonderling en jammer dat in de provincie Gelderland de be-
langstelling voor cursussen in hoefbeslag zich geheel concentreert op de
Graafschap en dat noch in de Betuwe, noch op de Veluwe momenteel een
cursus gehouden wordt. Vroeger hebben o.a. te Tiel en te Nijkerk cursussen
bestaan en mij dunkt in deze streken moet toch ook thans nog wel behoefte
bestaan aan een opleiding tot hoefsmid. Laat ons dan ook hopen dat in de
naaste toekomst het overige Gelderland het voorbeeld van de Graafschap
zal volgen en den aankomenden hoefsmeden op meerdere plaatsen de ge-
legenheid zal bieden een vakopleiding te volgen, zoodat zij daarvoor niet
al te groote reizen van af hun standplaats zullen behoeven te maken.
In de ,,Belgische hoefsmidquot; heeft een vervolgartikel gestaan onder
het hoofd ,,over de rol van het garniersel aan het ijzer en het beslag der
scheeve voetenquot;. Op blz. 158 en 159 van den vorigen jaargang van dit tijd-
schrift staat onder dit betreffende hoofdstuk o. a. het volgende:
„Het garniersel is het deel van het ijzer dat aan den draagrand, buiten den
wand uitspringt; gewoonlijk, houdt men zich alleen bezig met garniersel in
kwartier en hielen; maar het ijzer kan ook, aan den teen, buiten den wand
uitspringen en het is dus noodig zijn rol, in elk geval, te onderzoeken.
Het spreekt vanzelf dat, bij een normalen voet, het garniersel niet noodig
is. Niemand zal er om denken, in dergelijk geval, het ijzer aan den teen
te laten uitspringen.
Er zijn nochtans voorstanders van het garniersel in kwartier en hielen;
de reden zou zijn dat een rechte lijn, van aan de kroon, in hielen en kwar-
tieren, neergelaten, den buitenrand van het ijzer moet raken.
Wij deelen deze zienswijze niet; volgens ons is, hij normale voeten, niet het
minste garniersel noodig, noch öp zijde, noch naar achter, aan de hielen-,
wij zijn dus volkomen accoord met den heer professor Liénaux; voorzooveel
het normale voeten betreft, wel te verstaan.quot;
Het spijt mij het niet eens te kunnen zijn met bovengenoemde cursief
gedrukte woorden; in ons land wordt nog altijd ook bij normale hoeven
en bij normale beenstanden garnituur aan het ijzer aangebracht en wel om
bij de meerdere belasting van den hoef, welke een uitzetting van de
achterste hoefhelft veroorzaakt, den hoef nog steun op het ijzer te doen
vinden. Het spreekt vanzelf dat aan den buitentak meer garnituur kan
worden aangebracht dan aan den binnentak, doch bij een vierkant gaan
van het paard, waarbij dus strijken niet gevreesd behoeft te worden, wordt
ook aan den binnentak garnituur aangebracht.
Het Voorschrift Hoefbeslag voor de legerpaarden, zegt bij de beschrijving
van het Zomerbeslag in blz. 2: ,,de wijdte van het ijzer moet in den toon
en in het zijgedeelte volkomen met den hoef overeenkomen, en voor de
uitzetting van den hoef naar achteren toe iets wijder zijn.quot;
Pag. 1: ,,Het ijzer moet als een kunstmatige draagrand worden be-
schouwd. Het behoort dan ook nauwkeurig naar het verloop van dezen
te worden gesmeed, doch 2 ä 5 m.M. langer te zijnquot;; terwijl punt 2 aangeeft:
......Wij weten uit de leer van het hoefmechanisme dat de vormverandering
welke de hoef ondergaat bij het meer belasten, bestaat zoowel uit een ver-
wijding van de achterste hoefhelft, dus uit een uitzetting van den draag-
rand, alsnog uit een langer worden van den draagrand. Om hieraan
tegemoet te komen, wordt het ijzer dus zoowel langer als breeder dan den
hoef gesmeed op die plaatsen waar de uitzetting plaats vindt.
Doet men dit niet, dan zal een paard al heel gauw bezwaren kunnen
gaan vertoonen, welke aanleiding kunnen zijn dat de normale hoefvorm
verandert en dat zich stoornissen voor gaan doen. Ook bij normale hoeven
behouden wij dan ook gaarne het garnituur, hetwelk we zullen aanbrengen
in verhouding naar het lichaamsgewicht van het paard, de grootte en den
vorm van den hoef, de gangen van het paard en de te verrichten diensten.
Met de verdere strekking van het artikel n.1. het aanbrengen van gar
nituur op de plaatsen die het meest belast worden, bij afwijkende been-
standen en hoef vormen, kunnen wij ons geheel vereenigen.
— In de Duitsche Hoefsmid (52ste jaargang no. 3 van 1 Maart 1934) be-
schrijft A. Fischer een in Amerika uitgevonden nagelloos beslag. Het artikel
is geïllustreerd met 3 afbeeldingen, twee van het ijzer en een van den be-
slagen hoef.
Het ijzer is een scharnierijzer (toonseharnier) waarbij de beide schenkel-
einden verbonden worden door een ijzeren stift die aangeschroefd wordt
wanneer het ijzer pasklaar met den hoef is gemaakt. De bevestiging wordt
verder verkregen door zeer groote lippen die tegen den hoornwand worden
aangeslagen.
Fischer zegt dat er meer dan 80 uitvindingen zijn gedaan van gelijke
strekking doch dat geen enkele eenige blijvende waarde heeft behouden
en ook deze uitvinding hem niet voor eenige toepassing geschikt voorkomt
Fischer beschrijft vervolgens een geval van een anderhalf jarig veulen
dat zeer sterk overkoot is aan beide voor beenen en dat door een orthopae-
disch beslag hiervan genezen is. Het lijden bestond zeven maanden en was
zoodanig verergerd dat loopen haast niet meer mogelijk was.
De hoeven waren in het geheel niet veranderd, hadden een spitsen vorm
met van voren gezien een rechte hoefas. Het veulen was eerst beslagen met
een halvemaan ijzer waarvan het toongedeelte 5 c.M. naar voren verlengd
was en als snavel ongesmeed werd. Dit beslag verergerde het lijden, de stand
Werd nog meer overkoot dan te voren.
Om dezen overkooten stand verder tegen te gaan en tevens het zwaarste
punt van de lichaamslast meer naar achteren te verplaatsen werd nu het
volgende beslag toegepast. Een vlak hoefijzer werd gesmeed waaraan een
breede beugel van ijzer aan den toon bevestigd werd, deze beugel reikte tot
over het kootgewricht. Een flinke lederen plaat werd aan de binnenzijde van
den beugel bevestigd om beleediging van de huid te voorkomen en verder
werden twee breede lederen riemen aangebracht, waarvan één om de koot
en één boven den kogel werden aangehaald; deze riemen liepen door een
gleuf buiten op de ijzeren plaat en bevestigden alzoo de plaat stevig tegen de
voorzijde van koot, kogel en onderpijp.
Het veulen liep uitstekend op dit beslag hetgeen voordien niet mogelijk
was. Gevreesd werd echter dat het niet zou kunnen gaan liggen, doch deze
vrees werd niet bewaarheid en liggen en opstaan gaf geen moeilijkheden.
Het beslag werd drie maal achtereen toegepast en daar een goede ver,
• betermg was ingetreden, werd er mede doorgegaan. Voor het eerste beslag
werd voor den beugel plaatijzer van 30 bij 8 m.m. gebruikt, dit brak echter
af en hiervoor werd nu 40 bij 10 genomen hetgeen beter voldeed. Bij het
derde vernieuwde beslag werd de beugel uit het ijzer gesmeed.
Twee afbeeldingen illustreeren het artikel, het eerste geeft een beeld van
de beide voorbeenen vóór het beslag, het tweede waarbij het beschreven
beslag was toegepast.
— Militaire Hoefsmidschool te Amersfoort. De in de vorige aflevering
medegedeelde benoeming van den heer Hazekamp te Arnhem tot huljj-
mstructeur aan de H.-school, is ingetrokken.
—nbsp;Rijksdiploma als hoefsmid. Omtrent het voorjaarsexamen 1934 zijn
wij zoo vrij te verwijzen naar de betreffende advertentie in deze
aflevering.
—nbsp;Advertenties. Abonné's, die in de gelegenheid zijn om leveranciers
van aan het smidsvak verwante artikelen, op het wenschelijke van
adverteeren in „De Hoefsmidquot; te wijzen, zullen daarmede de admi-
nistratie van dit tijdschrift zeer aan zich verplichten. Opgave van
zoodanige adressen wordt tevens beleefd verzocht.
—nbsp;Cross Country te Barneveld. „Het Paardquot; bevat het verslag van een
wedstrijd te Barneveld, waaraan door vertegenwoordigers van twee Lande-
lijke Rijvereenigingen is deelgenomen. Aan het slot van dat verslag lezen wij:
„Vervolgens bracht de heer Soetens (dierenarts te Barneveld) verslag uit
over den toestand, waarin hij de paarden, die hij vóór en na den rit had
onderzocht, had bevonden. Uit dit onderzoek, dat hij op temperatuur,
polsslag en ademhaling had ingesteld, was hem gebleken, dat de paarden
over het algemeen in goeden doen verkeerden. Toch verdienden de dames,
die haar paarden met nog meer zorg hadden gereden dan de heeren, hiervoor
zeker een extra complimentje. Een kleine opmerking ten opzichte der
paarden, moet spreker echter van het hart. Deze geldt namelijk het hoef-
beslag, waaraan geen zorg genoeg besteed kan worden. Is dit niet in orde,
dan worden de dieren zwaar gehandicapt en kunnen zij niet geven, waartoe
zij anders in staat zouden zijn geweest. Zooals gezegd was spreker overigens
zeer tevreden over den staat, waarin de dieren zich bevonden.quot;
Aanstaande draverijen (l.b. = lange baan, k.b. = korte baan).
Het courseseizoen opent Paaschmaandag. Vooral op de baan Duindigt
belooft het dit jaar, wegens gewijzigde exploitatie, druk te zullen worden.
Voor een 300 dravers en al het daarbij betrokken personeel staan de werk-
zaamheden als het ware voor de deur.
1 April Duindigt . . . |
1 b |
3 Juni |
Groningen . . |
. . l.b. | |
2 April Harendermolen . |
. k.b. |
10 Juni |
Rotterdam |
. . k.b. | |
15 April Duindigt .... |
1 b |
17 Juni |
Duindigt . . . |
. . l.b. | |
22 April Duindigt .... |
1 b |
17 Juni |
Scheemda |
. . l.b. | |
29 April |
Duindigt .... |
, 1 b |
24 Juni |
Duindigt . . . |
. . l.b. |
6 Mei |
Rotterdam . . . |
1 b |
1 Juli |
Rotterdam . . |
. . l.b. |
10 Mei |
Duindigt .... |
, 1 b |
1 Juli |
Usquert . . . |
. . k.b. |
10 Mei |
Purmerend . . . |
kb |
3 Juli |
Groningen , , |
. . l.b. |
10 Mei |
Drachten . . . |
1 b |
5 Juli |
Appingedam |
. . k.b. |
13 Mei |
Groningen . . . |
1 b |
8 Juli |
Duindigt ... |
. . l.b. |
20 Mei |
Rotterdam . . . |
1 b |
11 Juli |
Uithuizen |
. . k.b. |
21 Mei |
Duindigt .... |
1 b |
15 Juli |
Duindigt |
. . l.b. |
21 Mei |
Veendam . . . |
1 b |
15 Juli |
Noordwolde |
. . k.b. |
27 Mei |
Uithuizen . . . |
kb |
20 Juli |
Leeuwarden |
. . l.b. |
27 Mei |
Rotterdam . . , |
1 b |
22 Juli |
Duindigt . . . |
. . l.b. |
— A.s. concoursen hippique. Van verscheidene plaatsen is reeds bekend
wanneer het concours zal plaats vinden. Het lijstje is echter nog zeer on-
volledig en wachten wij met de opname daarvan tot de volgende aflevering.
SMIDSZOON,
21
aar, ziet zich gaarne geplaatst als
smidsknecht, — bekend met boeren- en
Diirgerwerk, hoefbeslag, autogeen lasschen
en motor-reparatie. Condities nader over-
een te komen. Komt dasgewenscht
persoonlijk kennis maken.
Brieyen franco onder No. 1 Bureau
.)De Hoefsmidquot;.
Aangeboden:
HANDGESMEEDE HOEFIJZERS,
met of zonder rits, met of zonder kal-
koen, met of zonder lip.
Elke gewenschte hoeveelheid.
Aanbevelend,
H. WEIJERMANS, Zieken 19, den Haag
Smederij Lage Zand 16. bij de Houtmarkt
Het voorjaarsexamen 1934 zal gehouden worden in de maanden April
en Mei. Schriftelijke aanmelding vóór 31 Maart a.s. aan den Secretaris
der Examencommissie, Dr. R. H. J. Gallandat Huet, Danckertstraat 11
te s-Gravenhage, onder overlegging van een bewijs, dat een tweejarige
floeibeslagcursus is gevolgd, of vóór I Juli 1919 een diploma als hoefsmid
IS behaald en nauwkeurige opgave van leeftijd.
Aan de Leiders van Cursussen wordt beleefd verzocht opgave te willen
doen van namen, voornamen, adressen en leeftijden hunner leerlingen, die
aan het examen deelnemen en hunne medewerking te willen verleenen,
dat voor den aanvang der examens de benoodigde stukken bij den secre-
taris worden ingeleverd.
Aan hen, die reeds eerder aan het examen deelnamen wordt verzocht, op
te geven wanneer zij examen deden en aan welken cursus zij zijn opgeleid.
Het examengeld bedraagt f. 5.— welk bedrag bij den aanvang van het
examen moet worden voldaan.
De Commissie belast met het afnemen van het examen
ter verkrijging van een Rijksdiploma als hoefsmid.
zijn reeds 18 jaar goed;
doch thans nog verbeterd
Neemt proef op de som
Overtuigt U
,,......ja, - maar | |
„DE |
OVERWINNAARquot; |
is een |
veel betere HOEFNAGEL |
en breekt niet....quot;. | |
Prijzen thans verlaagd. | |
Verkrijgbaar in geiieei Nederland. |
Si!
ili
ili
El!
ii
HI tm
ili
iti
iü
l5_Ap^1934
MAANDBLAD
■2igcieel Orgaan van de Vereeniging van Onderwijzers in praotiscli hoefbeslag in Nederland
ADVERTENTIEN
1—10 regels (breedte 53/^ cM.)f2.—,
iedere regel nfieerf 0.20. - Tarieven voor
contracten op aanvrage verllt;ri|gbaar
Uito-=„nbsp;Redacteur: Dr. R. H. J. Gallandat Huet, te 's-Gravenhage
__J;Bave van de n.V. Zuid-Holl. Boek- en Handelsdrukkerij, Wagenstraat 70, 's-Gravenhage
• ï® beslagverwaarloozing dierenmishandeling. — Verslag van de Centrale keuring fe
Sir Zwolle. — Wat behoort men steeds te doen voordat men ee:
s*tdi tjeslaan? — Beslaan van lastiee naarrien. — r!i,rt:iilt;! in hnofhodao to. Tvr^rtoi/^ _ v^^r
; Eist. —
eaäTquot;'^quot;',quot;quot;quot;^quot;™®'quot;^quot;'','^quot;™® iwoiie. — wat Behoort men steeds te doen voordat men een paard
depL °nbsp;'ästige paarden. — Cursus in hoefbeslag te Markelo. — Korte mede-
ccungen. — Litteratuur-overzicht. — Aanstaande draverijen. — A.s. concoursen-hippique. — Advert.
IS BESLAGVERWAARLOOZING DIERENMISHANDELING?
Een van onze leden zond ons een beschrijving van een ergelijk geval van
beslagverwaarloozing, met het verzoek een en ander in „De Hoefsmidquot; te
doen opnemen.
Links boven: de Unker-^l^Juielmior het beslage — l
zaagde stuk hoorn MM^J Wf^EfCei^Bff na het beslag.
rflJK«?! f^^J^/c■p-,Tp■j j
2 ft APR mM
ABONNEMENTSPRIJS
voop Nederland per jaar f 3.—
voor 't Buitenland per jaar f 4 —
Bij het doorlezen van het aan ons toegezonden schrijven drong zich de
vraag aan ons op: „Of beslagverwaarloozing kan en moei beschouwd worden
als dierenmishandeling.quot; Wij zullen daarom gaarne aan het verzoek voldoen
en er eenige beschouwingen aan vastknoopen.
Wij laten eerst den smid aan 't woord, wien dit ergerlijk geval van be-
slagverwaarloozing werd aangeboden om te beslaan.
Een en ander is door vorenstaande foto verduidelijkt.
Het betrof een zwaar werkpaard, gekruiste Belg. Het dier kon bijna niet
meer gaan, daar het in plm. 8 maanden niet was beslagen.
Vooral links-achter was de toestand critiek. De stand was sabelbeenig en
wijd in de hielen met bijbehoorend biljardeeren, waardoor de buitentak van
het ijzer meer afsleet.
Doordat het paard voor landbouwwerk werd gebruikt, was het mogelijk,
dat de ijzers al dien tijd er onder zijn gebleven. De hoefvorm echter was
links achter die van een kromme hoef geworden.
Doordat de buitentak in het achterste gedeelte geheel was weggesleten,
kwam de verzenwand met den bodem in aanraking, waardoor deze zoover
wegsleet, dat de binnentoon van het nog onderzittende ijzer V-j^ c.M. van
den bodem verwijderd bleef.
Met een houtzaag werd eerst ruim 4 c.M. van de hoeven afgezaagd, zonder
dat de ijzers werden afgenomen. De toen nog in ruime mate aanwezige over-
tollige hoorn werd met de houwkling verwijderd.
Vervolgens werd een ijzer met breeden buitentak en met flink garnituiir
ondergelegd, om het steunvlak te vergrooten.
Toen wij na het beslag het paard lieten stappen, was het een aardig gezicht
te zien, hoe het dier de beenen gebruikte.
Het durfde bijna niet te loopen, doch na een honderd meter werd dit al
beter.
De schrijver besloot zijn brief als volgt:
Hoe lang zal deze stoere werker moeten wachten, voordat hij weer bij den
hoefsmid wordt gebracht. Door sommige eigenaren van paarden wordt wel
eens gezegd, dat het hoefbeslag te duur is, maar als men nu zulke paarden
krijgt te beslaan, waar men 24 a 25 c.M. van de vier hoeven moet weghakken,
dan moet er toch geld bij.
* *
*
Bovenstaande simpele beschrijving spreekt voor den smid boekdeelen.
Wij weten allen, dat in den verleden tijd, in den tijd van hoog-conjunctuur
er tal van eigenaren waren, die met hun paard niet eerder bij den smid
kwamen, voordat de ijzers er onder uit waren gevallen.
In den tegenwoordigen tijd van laag-conjunctuur zal dit aantal zeker niet
afnemen.
Is het dan bittere armoede die zulke menschen zoo doet handelen ?
Wij meenen juist dit sterk te moeten betwijfelen. Het zijn maar al te vaak,
de niet maatschappelijk misdeelden, die blijk geven geen besef te hebben
van het leed of liever van de pijn aan het dier bezorgd, door niet op tijd
het beslag te doen verzorgen.
Wanneer een paard een ijzer verliest en een te sterke afslijting plaats
heeft, dan zal het dier spoedig wegens kreupelheid verdere diensten weigeren.
Geheel anders wordt dat, wanneer de ijzers er maanden achtereen onder-
blijven, de hoeven veel te lang worden, scheef worden belast, spieren, pezen,
banden aan een abnormale rekking worden blootgesteld. De trouwe helper
zal dan, al is het met pijn, blijven voortzeulen. Al mogen de direkte nadeelen
niet zoo in 't oog springen, de gevolgen zijn niet minder erg. Voor het paard
is zulk een beslagverwaarloozing een langzame marteling, veel erger dan een
korte kreupelheid, of onverdiende zweepslagen. De eigenaren toonen over
't algemeen (enkele goeden niet te na gesproken) nog veel te weinig begrip
te hebben van het lijden, dat zij door beslagverwaarloozing aan het dier
bezorgen. Eveneens wordt lang niet voldoende begrepen, dat, afgezien de
langzame marteling, welke de paarden ondergaan, de financieele schade
door de verminderde arbeidsprestatie en door het vroegtijdig versleten zijn,
veel grooter is, dan de bespaarde beslagkasten.
Op welke wijze kan ergerlijke beslagverwaarloozing worden bestreden?
In de eerste plaats door de preventieve werking der voorlichting, gegeven
door Landbouw-organisaties, Vereenigingen van paardenhouders en door
dierenartsen en hoefsmeden, dus door woord en geschrift. Afdoende is dit
echter niet, want daarmede zijn alleen de goedwillenden te bereiken.
De voorlichting door den smid wordt, hoe goed ook bedoeld, meestal als
eigenbelang beschouwd. Ook de organisaties van paardenhouders bereiken
alleen hen, waarvan medewerking kan worden verwacht, en juist deze
hebben de voorlichting het minst noodig.
Bij beslagverwaarloozing meer dan normalen beslagprijs berekenen, zou
ook als middel kunnen dienen. Veel nuttig effect verwachten wij er echter
niet van. De klant zal het paard nog langer laten loopen, of naar den aller-
goedkoopsten smid verhuizen. In beide gevallen is het dier nog meer slacht-
offer.
Wanneer wij het er over eens kunnen zijn, dat beslagverwaarloozing kan
en moet beschouwd worden als dierenmishandeling, dan staat er slechts één
■^eg open en wel deze: Medewerking trachten te verkrijgen van de Ver-
eeniging voor Dierenbescherming om te komen tot een mussale brochure-
V.itgave aan alle paardenhouders.
Op pakkende wijze zou zoowel de dierenmishandeling als de financieele
schade voor den eigenaar-paardenhouder in 't licht gesteld kunnen worden.
Wanneer ergerlijke beslagverwaarloozing strafbaar gesteld kan worden,
IS reeds veel gewonnen. Wij doen een beroep op den Redacteur en de Uit-
geefster van De Hoefsmid om hunne medewerking te verleenen, dit onder-
werp onder de aandacht van Paardenhouders, smedenbonden en dieren-
bescherming te brengen.
Door samenwerking zal zeker iets bereikt kunnen worden. De Vereeniging
van Onderwijzers in Practisch Hoefbeslag is daartoe bereid.
Utrecht.nbsp;M. Ritsema, voorzitter
H. V O s s e r s, secretaris
-ocr page 60-VERSLAG VAN DE CENTRALE KEURING TE ELST.
Op 20 Maart j.I. werd te Eist de centrale keuring voor hengsten in de
provincie Gelderland gehouden. Niettegenstaande het druilerige weer was
de belangstelhng hiervoor enorm groot. Elk jaar bijna heb ik deze keuring
bezocht, doch er de laatste jaren lang niet zooveel publiek gezien als dit
thans het geval was.
Er waren aanwezig .type trekpaard 3 en 4 jaar 7 stuks, 5 jaar en ouder
10 stuks; tuigpaarden 3 en 4 jaar 4 stuks, 5 jaar en ouder 14 stuks Verder
was er nog eene keuring van 2.jarige hengsten om eene aanhoudingspremie
uitgaande van het Geldersch Paardenstamboek, waarvoor aanwezig 6 stuks
en werd er tot slot nog een harddraver ter keuring aangeboden, welke zoowel
aan de hand als voor de sulkey getoond werd, iets wat - zoover mij bekend
- nog met te Eist is voorgekomen en hetgeen zeer de belangstelling trok
Over het geheel genomen was het beslag der hengsten goed te noemen'
enkele zelfs zeer goed, ook enkele wat minder. Het beslag der warmbloed'
paarden was over het algemeen beter dan dat der trekpaarden Bij de trek
paarden waren bij enkele de toonen der voorhoeven te lang gelaten de
takken der ijzers te lang en te ruim. Bij de achterhoeven ook de toonen te
vTn den hSnbsp;«^^'•t^kken te lang en te ruim gepast, - niet de vorm
Bij de warmbloedpaarden waren er ook met te lange ijzers en te ruim
in de takken; vooral wanneer zware ijzers zijn gelegd is dit een leelijk
gezicht. Zwaar beslag is alleen dan mooi wanneer het juist past, niet te
ruim in de takken ligt en vooral niet te lang is.
Opvallend was het in beide categorieën hoe enkele hengsten vóór correct
op de Ijzers stonden, terwijl de achterhoeven aan den buitenwand te hoog
waren gelaten en de paarden met een naar binnen gebroken voetas stonden
Dan een paar met zijlippen aan de achterijzers. Al mag dit voor enkele
paarden voor dagelijksch gebruik nuttig en noodig zijn, vind ik het toch voor
een keuringsdag een leelijk gezicht en onnoodig. Ook zag ik bij een paar
hengsten nog flinke strepen van de rasp onder de nieten en waren oude
nagelgaten met gestopt. Waarom niet even een nietenkapper gebruikt en
ne^es gestopt; dit behoort toch zoo, vooral voor eene keuring
Een warmbloedhengst had links vóór een groot stuk uit den hoef aan
den buitenwand en rechts vóór aan den binnenwand; de smid welke den
hengst beslagen had, had er van gemaakt wat er van te maken was- hij
stond er ondanks de gaten goed op. De eigenaar van den hengst droeg hier
ongetwijfeld de schuld van.nbsp;^
De tweejarige hengsten waren op één na, welke enkel vóór beslagen was
alle vierkant op beslag gezet. Van fouten, als toonen te lang enz. moe^
men met altijd den smid de schuld in de schoenen schuiven In dergelijke
gevallen is ook dikwijls de eigenaar hiervan de schuld. Vooral voor een
keuring wenschen ze vaak de hoeven groot te houden en moet menige smid
in zoo n geval rekening houden met zijn cliënt. De eene kan zich hier beter
mee redden dan de andere. Ik zag nog verschillende collega's ter keuring
en raad bij dezen iederen hoefsmid aan de keuringen te bezoeken. U ziet
daar het beste de fouten van anderen en ook van U zeiven.
Lochem.nbsp;xr t d i • ,
tl. J. Breukink.
-ocr page 61-In het verslag der keuring te Assen trof mij de opmerking van het monste-
ren aan een langen teugel. Ik voor mij vind dit niet zoo slecht, vooral wanneer
het een paard betreft met veel temperament. Wanneer hun dit geleerd is loo-
pen ze mooi recht over de baan. Vaak ziet men dat ze bij het bit gepakt
steeds scheef loopen. Ik herinner mij een knecht van de firma Bolt uit
Groningen, welke in Eist een hengst monsterde met aan eiken kant een hand
aan het bit, maar zooals die loopen kon heb ik er nooit meer een gezien.
Aan een langen teugel of desnoods een leidsel kunnen de meeste monster-
knechts beter meekomen en loopt het paard vrij.
B. te L.
KIJKSVOORJAARSHENGSÏENKEURING TE ZWOLLE,
type tuig- en trekpaarden.
Het is heel nuttig voor hoefsmeden om dergelijke keuringen te bezoeken,
men ziet dan eens weer verschil van werk.
De warmbloedhengsten werden het eerst voorgebracht. Over het al-
gemeen was het beslag goed verzorgd, niettegenstaande er nog wel enkele
fouten gemaakt waren. Zoo had Nr. 3 van den catalogus m. i. de voeten
veel te kort, waardoor deze hengst ook wat kortaf draafde. Ware het
toongedeelte niet zooveel ingekort, dan ware dit dezen hengst in zijn draf
ten goede gekomen. Nr. 8 van den catalogus was veel te lomp beslagen;
de ijzers waren veel te zwaar en te groot en tenslotte veel te ruim. Zij waren
aan de buitentakken geheel buiten de verzenen gelegen.
Vervolgens was het de beurt aan de koudbloedhengsten. Men kan terdege
zien, dat het ijzer niet duur is, daar sommige verscheidene kilo's hadden te
torsen. Nu is op zich zelf een zwaar ijzer mooi voor een koudbloed, maar
daarom behoeft het nog niet lomp te zijn. Het viel mij nog op, dat bij een
enkele de achterhoeven te spits waren gemaakt, waar m. i. toch geen reden
voor bestond. Een weinig rondere achtervoeten was dezen hengsten in hun
stand en gang ten goede gekomen. Er was maar één koudbloed bij, dat
eerst nog wel even een bezoek had mogen brengen aan den smid. De ijzers
waren totaal in de voeten gegroeid; toch werd hij goedgekeurd.
Er was veel publiek aanwezig, maar de hoefsmeden schitterden door
afwezigheid.
Zwolh, den 20 Februari 1934.nbsp;A. E.
WAT BEHOORT MEN STEEDS TE DOEN VOORDAT MEN EEN
PAARD GAAT BESLAAN?
Deze vraag lijkt al te eenvoudig, zoo echt een vragen naar den beken-
den weg en toch is het mij gebleken dat ze geheel niet overbodig is en een
bespreking ten volle waard zal zijn.
Nog zeer kort geleden werd door mij een examen bijgewoond waaraan
alleen ervaren hoefsmeden met vele jaren praktijk aan konden deelnemen;
voor dit examen hadden zich twaalf candidaten opgegeven.
Op een dag werd het volgende programma afgewerkt: het beslaan van
een paard mclusief het vervaardigen der hoefijzers. Er werden 2 voeten met
handgesmeede en 2 met machinale ijzers beslagen, welke laatste van zeer
slechte constructie waren, zoodat vele wijzigingen moesten worden aan-
geöracht. De tijd hiervoor gegeven was van half negen tot twaalf uur
Des namidags werd een klapstrijkijzer gemaakt voor een hoef welke
vertoond werd, zoodat de maat kon worden genomen doch daarna werd
de hoef weggenomen. De tijd hiervoor was hoogstens P/^ uur
Vervolgens moesten de candidaten één voor één aan gefingeerde leerKngen
de fouten demonstreeren aan een viertal daarvoor speciaal uitgezochte
hoefijzers en tenslotte kregen zij schriftelijk een vraag te beantwoorden uit
de theorie met practischen ondergrond. Om echter ditmaal te blijven bij
den aanhef van dit artikel, zoo zal het dunkt mij groote verbazing wekken
(lat bij dit examen slechts weinige candidaten hunne gedachtengang contro-
leerden en begonnen waarmede zij hadden moeten beginnen, n.1. het laten
stappen en draven van het paard.
Ik kan mij heel goed voorstellen dat in een zeer druk beklante smederij
paarden zullen worden beslagen zonder dat men dit doet; het zal dan op
goed vertrouwen worden aangenomen dat het paard rad wordt aangebracht
en de smid is voldoende bekend met zijne clientèle, dat hij den gang van het
paard telkens weder opnieuw zal opnemen; dit is in zulk een geval tijd-
verlies en wordt onnoodig bevonden. Geheel anders is echter de zaak
wanneer men voor het beslaan van vreemde paarden komt te staan'
paarden die men voor het eerst van zijn leven ziet en waarvan men niets
at weet. Dan toch is het een onvergeeflijke nalatigheid om niet eerst het
paard eens buiten de smederij te bekijken, den stand op te nemen, de hoeven
qua vorm en kwaliteit te beoordeelen en daarna het paard te doen stappen en
te doen draven. Het lijkt omslachtiger dan het is wanneer men de aandacht
vestigt op al hetgeen waarop men letten moet; het is hier echter een kwestie
van routine, van een kennersbhk en als een ervaren hoefsmid even om het
paard in quaestie heen loopt, dan heeft hij in zich opgenomen de standen
van voor- en achterbeenen zoowel van voren als van terzijde gezien hij heeft
op den voetas gelet, op eventueele strijkwonden, op hoorndefecten, op de
ligging en afslijting van de oude ijzers en op mogelijk onevenwichtigen
hoorngroei. Hij laat het paard dan stappen en als het wegstapt, let hij erop
hoe het met de achterhoeven optreedt, of het draait in de hakken, nauw
loopt of overstapt; stapt het op hem toe, dan wordt het neerzetten der
voorhoeven gecontroleerd. Daarna zal een pasje draf hem vooreerst de over-
tuiging geven of het paard rad loopt en vervolgens zal hij op afwijkingen in
de gangen als maaien, kruisen, scheppen, sleepen en strijken letten. Slechts
enkele minuten zullen met dit heele onderzoek gemoeid zijn en waar wij
dit nuttig noemen bij elk paard en vóór elk beslag, zoo noemen wij het
beslist noodig wanneer de hoefsmid een hem vreemd paard te beslaan
krijgt. Het zal natuurlijk niet altijd een ideaal toestand zijn zoodat de hoef-
smid over een bepaalde monsterbaan kan beschikken doch dit is ook niet
noodig, een klem stukje straat met vlakke kHnkers is voldoende om een paard
even vierkant te kunnen plaatsen en om het beweging te kunnen geven
Dat slechts weinige van de boven bedoelde oandidaten dit gedaan had-
den, werd niet alleen als een kunstfout voor de anderen aangerekend, doch
het wreekte zich ook in hun werk en benam als zoodanig aan hen de kansen
op succes. Ik herinner mij o. a. een paard dat een duidelijke strijkwond aan
een der beenen vertoonde; wanneer men dit paard had laten loopen, zou
men uit den gang hebben kunnen opmaken welk strijkijzer hier het best op
zijn plaats zou zijn geweest en had men niet behoeven te volstaan door een-
voudig den binnentak eenigszins bodemnauw te smeden. Vindt het strijken
niet zijn oorzaak in slapte van het paard of is het niet het gevolg van een
buitengewoon inspannenden arbeid, dan toch zal ook het besnijden van den
voet veel in deze ten goede kunnen keeren en laat men den binnenverzen-
wand hooger dan den buitenverzenwand, dan zal dit op den gang al van
goeden invloed zijn. Maar bovendien is het toch het werk van elk bekwaam
hoefsmid om zijn vak naar zijn kunnen uit te voeren en juist door het goed
beoordeelen van het paard met het oog op stand en gangen, zal hij een
beslag kunnen leveren dat uitsteekt boven dat van een niet geschoold hoef-
smid ; dit zal hem niet alleen tot eere strekken doch hem bovendien zelf-
voldoening verschaffen en daarenboven mee werken om zijne clientèle te
behouden en uit te breiden.
Het is mogelijk dat men zich zal willen verschuilen en zeggen: „ja bij een
examen is men zenuwachtig en denkt men daar niet aanquot;. Ik neem dit niet
aan en ben overtuigd dat elke hoefsmid, die bij het beslaan gewoon is te
handelen zooals het behoort, dit ook in bijzondere gevallen zal doen, daar
een dagelij ksche gewoonte wel zoo inroest, dat men deze als het ware volgt
zonder zich er bijzonder rekenschap van te geven.nbsp;G. H.
Moge het al niet bizonder zijn opgevallen, dat de heer Weijermans in dit
blad van 15 Maart 1.1. zoo'n zeldzaam juiste opmerking maakte waar het
gold ,,de kalmeerende werking als gevolg eener afleiding, waardoor het
paard vertrouwen had gekregen in de behandeling tijdens het beslaanquot;,
dan wensch ik toch nog eens speciaal de aandacht te vestigen op het feit,
dat omgekeerd elk paard, dat wantrouwen toont bij den smid, hiervoor
reden heeft in de omstandigheid, dat lang niet altijd kalmeerend wordt
gewerkt tijdens het beslaan. Aangezien dit echter zeer ongewenscht op-
onthoud kan veroorzaken bij den smid, die meer te doen heeft dan angstige
paarden te kalmeeren, geef ik nogmaals in overweging, dat ook onze hoef-
smeden medewerken in het pogen, er lederen paardenbezitter van te over-
tuigen, dat vroeg geleerd steeds later gekend beteekende en nog steeds
blijft beteekenen. Een veulen, intijds gewend aan het geven en laten ophou-
den van de beenen, waarvan de voeten tevens worden beklopt, zal persé een
mak paard leveren in de handen van den oordeelkundigen smid, die er nu
voor heeft te zorgen, dat zoo blijft wat hem goed werd ter hand gesteld. Elk
bij beslag lastig paard is of niet, c. q. onoordeelkundig voorbereid, óf lastig
gemaakt in de smederij ... óf thuis indien hier geliefhebberd wordt in
hoefsmidskunst!
De cursus, aangevangen met 10 leerlingen, waarvan 3 afvielen, is ge-
eindigd met de navolgende 7: H. Geels, smid te Enter; H. Timmerije smid
te Noorddijk bij Neede; J. G. Silderliuis, smid te Ootmarsum; A. J. Roévink
smid te Rekken bij Eibergen; Joh. Fleming en H. J. Zomer, beide p/a'
Langeler, smederij te Lochem en B. F. Borggreve, smid te Tubbergen
~ Militaire Hoefsmidsschool te Amersfoort. Op 16 Maart 1.1. had het
examen plaats van de dienstplichtigen der Artillerie, Ie ploeg 1933, die hun
opleiding beëindigd hadden. Van de 17 dienstphchtigen die op 6 Mei 1933
hunne opleiding aanvingen, zijn er 4 afgevallen wegens onvoldoende aanleg
en vorderingen. Door 13 werd met goed gevolg het examen van hoefsmid
afgelegd en aan hen werd een diploma uitgereikt, terwijl de 4 eerste geslaag-
den tot korporaal werden bevorderd.
De geslaagden in volgorde van bekwaamheid zijn: 1. J. H. Bremmers
2. J. H. Geerdink, 3. A. Menger, 4. W. J. A. van Lin, 5. H. H. Lahaye'
6. W. Bouwman, 7. G. Th. Lehnen, 8. W. Polhout, 9. J. Lavrijssen 10 A
Uithol, 11. J. B. Bruggers, 12. J. M. Heuvel, 13. R. Breedveld
— Militaire Hoefsmidsschool te Amersfoort. Met ingang van 1 April 1.1. is
benoemd tot hulpinstructeur aan de Hoefsmidsschool G. J. Hazekamp,
wachtmeester-hoefsmid bij het Korps Rijdende Artillerie te Arnhem.
De heer Hazekamp trad in militairen dienst in 1921 en werd aangesteld
tot korporaal-hoefsmid den len October 1924, terwijl zijn bevordering tot
wachtmeester volgde op 1 Januari 1925.
— Rijksdiploma Hoefsmid. Het examen voor dit diploma zal plaats
vinden te Utrecht op 17, 18, 19, 20, 24, 25, 26 en 27 April en op 1, 2, 3,
4, 8 en 9 Mei.
Voor ieder candidaat duurt het examen twee dagen, den eersten dag
hegiiit het om negen uur, den tweeden dag om half negen. De tijden voor
de verschillende werkzaamheden vastgesteld, zijn dezelfde als bij de vorige
gehouden examens.
In twee opvolgende nummers van het weekblad „Het Paardquot; komt van
de hand van W. F. S. een beschrijving voor van de Melkinrichting
„Do Sierkanquot;
te 's-Gravenhage, hoofdzakelijk over de paarden, die in dit bedrijf dienst
doen en dat zijn er 28 stuks.
Wij ontleenen aan bedoelde beschrijving het volgende dat betrekking
heeft op het hoefbeslag:
„Vermeldenswaard is het zeker, dat aan dit bedrijf nog een eigen hoef-
De hoefsmid W. Voogt aan den arbeid in zijn hoefsmederij. Aan
't hoofd en terzijde van 't paard zien wij 't oudste personeel in dienst-
jaren, namelijk de koetsiers J. Staal en L. Geldeblom.
smederij is verbonden en dat de kundige hoefsmid W. Voogt ook al bijna
een kwart eeuw aan deze zaak als zoodanig^ werkzaam is.
De smid Voogt doet alles alleen en heeft handen vol werk, aangezien
paarden die zooveel dienst doen op de steenen ook veel ijzers verslijten,
maar waardoor het ook noodig is steeds het beslag nauwlettend te con-
troleeren.
Wij namen een kijkje in de smederij en hoe het mogelijk is konden wij
niet verklaren, maar ook hier was orde en regelmaat. Voogt deelde ons mede,
dat hij uitsluitend machinale ijzers gebruikt en dit was noodzakelijk omdat
hij geen hulp heeft. Hij is zeer tevreden over de machinale ijzers en looft de
afwerking.
Het beslag vereischt in den winter meer werk dan 's zomers, vooral ook,
nu bijna alle straten geasfalteerd zijn en de paarden feitelijk in het holste
van den nacht hun dagtaak aanvangen. Bij de minste sneeuw, ijzel of glad-
heid, moeten de paarden op „scherpquot; worden gezet. Tot einde April moet
het beslag weerstand aan die gladheid kunnen bieden en in November
begint het lieve leventje weer van voren af aan.
Het winter beslag bestaat uit schroeven in de hiel en stiften in den toon.
De paarden staan altijd op een dik stroobed.
Dat werkverdeeling en voeding hier uitstekend zijn geregeld kan men
afleiden uit het feit, dat de paarden er jaren achtereen dienst doen. Paarden-
handel is niet aan deze zaak verbonden. Wanneer de dieren ongeschikt
worden of blijken te zijn, dan worden zij meestal voor „den doodquot; verkochtquot;.
In het Aprilnummer van „der Hufschmiedquot; komt een artikel voor van
Hans Haas, hoefsmid uit Nürnberg-Metzendorf, over gummikalkoenen en
dito stooten. Hij gaat eerst na welke hulpmiddelen tegen het uitglijden op
asphaltstraten in gebruik zijn en zegt dat in Berlijn en in Hannover het
touwijzer wel het meest gebruikt wordt daar in deze steden weinig hellende
straten voorkomen. Toch beschut dit ijzer niet voldoende tegen uitglijden
en ook het geheele gummi hoefijzer heeft niet voldaan. Dit heeft Haas geleid
tot het aanbrengen van verwisselbare kalkoenen en stooten zoodat dezedus
zoowel scherp als stomp kunnen worden ingezet. Hij noemt dit een univer-
seel beslag voor winter en zomer en een proefneming gedurende de laatste
zes maanden, waarbij veel vorstperioden voorkwamen, heeft hem de
deugdelijkheid van dit gummi inzetsel als kalkoen en stoot doen blijken
De gang van het paard wordt bovendien elastisch er door en de slijtbaar-
heid van rubberkalkoenen is veel geringer dan van stalen schroefkal-
koenen Ook bij eventueel voorkomende hoefgebreken kan het loopen op deze
rubberkalkoenen door de vermeerdere schokbreking veel ten goede bijdragen '
De gummi kalkoenen worden elk met 2 stiften op het takuiteinde van het
Ijzer bevestigd. Bij paarden met normale gangen worden kalkoenen van
gelijke hoogte genomen, bij bodemnauwen stand wordt een zoodanige dikte
aangebracht dat een vlak optreden bereikt wordt; aan den buitentak komt
dan een breedere kalkoen. Bij bodemwijden stand worden de kalkoenen
verwisseld en komt dus de breede kalkoen aan den binnentak. Men maakt
groeven in het gummi om het uitglijden tegen te gaan
O
De Zeeuwsche kampioen van 1934: Avenir 1468, geb. in 1929, lichtvos. V. Mayeur de Gaesbeek 1225, M. Ida de Laboureur 4965, te
Goes op 8 Februari j.l. eerste der hengsten, geb. in 1929 en 1930; fok. Joh. de Feyter Johsz. te Schoondijke; eig. Corn. de Feyter
Johsz. te Boschkapelle, H. Kerkhaert en W. Staal te Stoppeldijk. Avenir is verkocht naar Zuid-Holland aan de heeren D. L. Kluifhoofd
en Gebr. Smits te Strijen.
-ocr page 68-Aanstaande draverijen
15 April Duindigt l.b.
22 April Duindigt l.b.
29 April Duindigt l.b.
6 Mei Rotterdam l.b.
10 Mei Duindigt l.b.
10 Mei Purmerend k.b.
10 Mei Drachten l.b. en k.
13 Mei Groningen l.b.
19nbsp;Mei Houtrust k.b.
20nbsp;Mei Rotterdam l.b.
21nbsp;Mei Duindigt l.b.
21nbsp;Mei Veendam l.b.
22nbsp;Mei Krommenie k.b.
24 Mei Heerenveen k.b.
27 Mei Rotterdam l.b.
27 Mei Uithuizen k.b.
27 Mei Santpoort k.b.
3 Juni Groningen .b.
10 Juni Rotterdam l.b.
10 Juni Anna Paulowna k.b.
17 Juni Duindigt l.b.
17 Juni Scheemda l.b.
23nbsp;Juni Houtrust k.b.
24nbsp;Juni Duindigt l.b.
24 Juni Paterswolde k.b.
1 Juli Rotterdam l.b.
1 Juli Usquert k.b.
3 Juli Groningen l.b.
5 Juli Appingedam k.b.
7nbsp;Juli Houtrust k.b.
8nbsp;Juli Duindigt l.b.
11 Juli Uithuizen k.b.
15 Juli Duindigt l.b.
15 Juli Noordwolde k.b.
17 Juli Pijnacker k.b.
20 JuH Leeuwarden l.b.
22 Juli Duindigt l.b.
22 Juh Groningen k.b.
24 JuH Anna Paulowna k.b.
(l.b. = lange,
29 Juli
29 Juli
2 Aug.
4nbsp;Aug.
5nbsp;Aug.
5 Aug.
8 Aug.
12 Aug.
19 Aug.
19 Aug.
26 Aug.
31nbsp;Aug.
31 Aug.
2 Sept.
2 Sept.
6 Sept.
8nbsp;Sept.
9nbsp;Sept.
9 Sept.
10 Sept.
13 Sept.
16 Sept.
21nbsp;Sept.
23 Sept.
30 Sept.
7 Oct.
14 Oct.
21 Oct.
28 Oct.
4 Nov.
11 Nov.
18 Nov.
25 Nov.
,b.
k.b. = korte baan).
Alkmaar l.b.
Zuidhorn k.b.
Santpoort k.b.
Houtrust k.b.
Duindigt l.b.
Castricum k.b.
Stompwijk k.b.
Duindigt l.b.
Duindigt l.b.
Eenrum k.b.
Duindigt l.b.
Groningen k.b.
Zaandam k.b.
Abcoude k.b.
Leeuwarden l.b.
Rotterdam l.b.
Groningen l.b.
Alkmaar l.b.
Beverwijk k.b.
Purmerend k.b.
Duindigt l.b.
Den Hoorn (Gr.) k.b.
Marssum k.b.
Heemskerk k.b.
Duindigt l.b.
Uithuizen k.b.
Medemblik k.b.
Enkhuizen k.b.
Wolvega k.b.
Groningen l.b.
Duindigt l.b.
Duindigt l.b.
Alkmaar l.b.
Duindigt l.b.
Duindigt l.b.
Duindigt l.b.
Duindigt l.b.
Duindigt l.b.
Duindigt l.b,
Aanstaande concoursen hippique.
15 April Chaam.
15 April Gemert.
22 April UI venhout.
29 April Nuenen.
29 April Oosteind.
29 April Veghel.
6 Mei Best.
6 Mei Lierop.
6 Mei Tilburg.
10 Mei Appingedam.
10 Mei Breda.
10 Mei Klaaswaal.
13 Mei (of 2en Pinksterdag)
's-Hertogenbosch.
13nbsp;Mei Princenhage.
21 Mei Bergen op Zoom.
21 Mei Eext.
21 Mei Geldrop.
21 Mei Netersel.
21 Mei Schijndel.
21 Mei St. Anthonis.
2nbsp;Juni Dordrecht.
3nbsp;Juni Kruisland.
3 Juni Nijnsel.
6 Juni Wageningen.
9 Juni Bussum.
14nbsp;Juni Oostermoer-Zuidlaren.
15nbsp;Juni Winschoten.
17 Juni Amsterdam (Olymp. dag).
17 Juni Leende.
17 Juni Moergestel.
17 Juni Zijtaart.
20, 21, 22, 23 en 24 Juni Amsterdam.
1 Juli Haps.
Mariaheide.
Oud-Gastel.
Sappemeer.
Valkens waard,
't Zandt.
Ravenstein.
Teteringen.
Grijpskerk.
26, 27, 28 Juli of 19, 20, 21 Juli
Den Haag.
Etten.
Zwolle.
5 Aug. Vries.
15nbsp;Aug. Oosterbeek.
19 Aug. Vinkel.
Groningen.
Dokkum.
De Bilt.
1nbsp;Sept. Kampen.
2nbsp;Sept. Oirschot.
5 Sept. Nijkerk.
16nbsp;Sept. Heeze.
16 Sept. Olland.
16nbsp;Sept. Tilburg (Tavenu).
19 Sept. Assen.
30 Sept. Baarle-Nassau.
17nbsp;Oct. Roden.
Eerste Zaterdag en Zondag na
Amsterdam: Wassenaar.
1 Juli
1 Juli
1 Juli
1 Juli
7 Juli
15 Juli
15 Juli
25 Juli
29 Juli
1 Aug.
28 Aug.
30nbsp;Aug.
31nbsp;Aug.
zijn reeds 18 jaar goed;
doch thans nog verbeterd
Neemt proef op de som
Onze Uitgave op Hippisch Gebied!
„Van achter de Meutequot; door SONNEUR (Mr. )os. J
A Gillissen), 208 blz. Rijk geïllustreerd. Prijs geb.
T 3.75, Franco per post........f 4._
„Paardredenquot;, leiddraad voor Amateur-ruiters, door
J. hbBlNK. Prijs f 1.50, Franco per post . . f 1.60
,.Vrijheidsdressurenquot; door H. |. LIJSEN. Rijk geïll.
rri)s t 1.—, hranco per post......f 1.05
paardenquot;, door Mr. M. C. VAN
DER MINNE. Rijk geïll. Prijs f 0.75, Franco p, p. f 0.80
„Langs den Wegquot; door AUG. DIEMONT Sr. Prijs
T 0.25, Franco per post........f 0.30
„De Hoefsmidquot;, geïllustreerd maar.dblad. Abonnements-
prijs per jaar............f3 —
N.V. DE ZUID-HOLLANDSCHE
BOEK- EN HANDELSDRUKKERIJ
Giro 14908 - Wagenstraat 70, Den Haag - Tel. 117500*
Mede verkrijgbaar door tusschenkomst Boekhandel
-ocr page 71-Uitgaven van de
N.V. De Zuid-Hollandsciie Boek-
en Handelsdrukkerij — Den Haag
Tot heden verschenen in de Cultuurscric:
„Ue Straat der Sandalenmakcrsquot; door
NIS PETERSEN, uit het Deensoh be-
werkt door Mej. Dr. A. POSTHUMUS
met omslagontwerp en 4 kleuren-illustra-
tie van ANTON PIECK.
Een standaardwerk der hedendaagsche
literatuur.
„De Maagd van Jürgen Doskocilquot; door
ERNST WIECHERT, oorspronkelijke
Nederlandsche bewerking van Mr. P. J. A.
BOOT, bekroond m. d. grooten literatuur-
prijs der Raabe-Stichting, omslag- en
bandontwerp van POL DOM.
„Het vreemde Geval van Hoghen Lugtquot;,
oorspr. Nederl. roman van Dr. J.WALCH,
4-kl. omslag HANS BORREBACH.
Een satyrisch „Epos van de Waarheidquot;.
„Foutenquot;, oorspronkelijke Nederlandsche
novellenbundel van GRETA VOLLE-
WENS—ZEYLEMAKER.
Een delicaat boekske waarin fouten van
ouderen tegenover kinders worden behan-
deld. Omslagontwerp van POL DOM.
„Kristin en de Aardequot;, door MARGA-
RETE HACKEBEIL. Geautoriseerde
Nederl. bewerking van Mr. G. J. TER
HAAR. Omslag- en bandontwerp in vier
kleuren van POL DOM.
Een treffend tijdbeeld, dat men niet leest
maar ondergaat!
„Het vloeibare Goudquot;, realistische olie-
roman door BERNHARD KELLER-
MANN, geautoriseerde Nederlandsche
bewerking door Mr. P. J. A. BOOT, om-
■ ;ontwerp in vier kleuren van HANS
„Liefde's Kleurenspelquot; door SALVATOR
GOTTA, uit het Italiaansch bewerkt door
Mej. Th. E. VAN DAM.
Een moderne zedenschildering.
Deze uitgezochte serie wordt regelmatig
voortgezet.
De beste kunstenaars verleenen hun mede-
werking.
Maakte U reeds keimis met de serie „Het
mysterieuze Boekquot; ? Eenige zeer boeiende
werken zagen hierin reeds het licht, nl.:
AUG. MUIR: (De meest spannende
detective-schrijver) „De derde Waar-
schuwingquot; „De zwijgende Demonquot;
CLIVE RODNEY:
„Gevaarlijk Spelquot; (een liefdes-detective)
WILHELM SPEYER:
„Roman van ecnNachtquot;(crimineele roman)
Deze aantrekkelijke serie wordt regel-
matig voortgezet.
Hebt U reeds gelezen het tragische film-
boek „Ik ben een Vluchtelingquot; door den
Amerikaanschen kettingganger RO:^RT
E. BURNS, vertaald door W. J. A. ROL-
DANUS met 16 groote illustraties op
kunstdrukpapier! De Telegraaf noemde
de Nederlandsche bewerking een docu-
ment van blijvende waarde!
) .......ja, — maar | |
..DE |
OVERWINNAARquot; |
is een |
veel betere HOEFNAGEL |
en breekt niet____quot;. | |
Prijzen thans verlaagd. | |
Verkrijgbaar in geheel Nederland. |
INHOUD: Examen-indrukken. — Dc waarde van goed hoefbeslag. — Verbeening van hoefkraakbeen. —
Vooriaarsexamen rijksdiploma hoefsmid. — Cursussen in hoefbeslag te Utrecht. — Lucht mplaats v^
ijzer. — Korte bijdragen. — Literatuur-overzicht. — A.s. concoursen-hippique. — A.s. draverijen. — Advert.
EXAMEN-INDRUKKEN.
Wij zagen hen komen, wij zagen hen gaan, de hoefsmeden, candidaten
voor het Rijks-diploma. Zij kwamen met het doel, zoo eenigszins mogelijk,
het bewijs van bekwaamheid te verwerven.
Wij zagen hen komen, de zelfverzekerden, in de overtuiging niet zonder
diploma te vertrekken en die toch door één onvoldoende cijfer te veel strui-
kelden; wij zagen hen zonder diploma weer gaan.
Wij zagen hen werken en zweeten, de geroutineerden, die thuis zonder
inspanning in minder dan de helft van den toegestanen tijd beter werk
zouden leveren en die op het examen het werk niet uit de handen kwijt
konden worden.
Wij zagen hen gaan, de teleurgestelden, die gewogen en te licht bevonden,
een illusie armer huiswaarts keerden.
Wij zagen hen werken, de tobbers, die misschien hun heele leven zullen
blijven tobben, en die op het examen nog vrij behoorlijk werk leverden,
daarbij zich zelf hebben overtroffen.
Wij zagen hen werken, de handige flinke werkers, en die op het examen
de pechvogel werden.
Wij zagen bij den uitslag blijde, verheugde gezichten om het succes,
doch ook tranen . . . vreugdetranen, als reactie op te sterk gespannen
zenuwen.
Wij zagen hen gaan, die zelf overtuigd waren, dat het werk door hen
geleverd, geen diploma waard was. Voor de laatsten is er goede hoop, dat
bij het volgende examen hun werk veel beter zal zijn. De nu ondervonden
teleurstelling zal hen sterken en geschikt maken voor het verkrijgen van
een welverdiend diploma.
Wij zagen . . . Neen, wij willen niet bl^£JV ?agen, wij willen alleen nog
enkele indrukken
ax meii«3*'
MAAND BLAD
In de eerste plaats het volgende:
. Er schijnt bij tal van candidaten de meening te heerschen, dat het beslag
van den dooden hoef er niet zoo erg op aan komt. Dikwijls kon dat af-
geleid worden uit de antwoorden van den candidaat.
Zoo hoort men b.v. bij een te laag gemaakten binnenwand voor strijken,
te dicht bij elkaar geplaatste toongaten en toonlippen bij het klappen,
het niet op de juiste wijze vrijleggen bij hoornscheuren of lossen wand,
te vet geplaatste nagelgaten, het onbenullige antwoord: „Het is toch maar
voor een dooden hoef.quot; Of: „Ja, bij het paard mag dat niet, maar bij zoo'n
dooden hoef?quot;
Zeker, het is ook een doode hoef en van strijken, klappen of kreupel
loopen is geen sprake meer.
Maar zulke candidaten vergeten, dat een ambitieuze hoefsmid zulk een
hoef niet als een dood element mag beschouwen, maar dat een goed vakman
uit allerlei kleine details aan dien hoef kan afleiden het ras, den stand en
gang van het dier, waaraan enkele dagen te voren die hoef behoorde.
Er wordt b.v. een linker strijkijzer gelegd onder een rechterhoef. Bij
eenige opmerkzaamheid behoeft dat niet voor te komen. Het oude beslag,
de bouw van den hoef, ook al had het paard een afwijkenden beenstand,
weggesleten kroonwand of kroonharen geven ons steeds een aanwijzing.
Mocht het overigens niet zijn te constateeren, dan geeft altijd de binnen-
gewrichtsvlakte van het kootbeen een juiste aanwijzing: deze is namelijk
steeds grooter dan de buitengewrichtsvlakte.
Bij strijkijzers wordt wel de tak smaller gemaakt, doch op de plaats waar
de meeste paarden strijken, tusschen tweede en derde nagelgat, wordt het
ijzer bodemrond in plaats van goed bodemschuin gemaakt.
Ook zijn dikwijls de nagelgaten in den strijktak te vet. Bij toonstrijkijzers
worden deze op de strijkende plaats niet voldoende bodemnauw gemaakt
en worden deze ijzers in het zijgedeelte te ruim gepast, mede door te vette
takgaten.
Het besnijden aan den dooden hoef laat ook dikwijls veel te wenschen
over.
De meeste candidaten beginnen, zonder den hoef uit de klem te nemen
om deze van voren te zien, direct te besnijden met het gevolg dat de toon
te kort wordt gemaakt, of te lang gelaten, de binnen- of buitenwand te
veel besneden, de verzenen te hoog of te laag worden.
Eenige candidaten waren bij het besnijden van den hoornstraal van
zeer harde en lange voeten bang om iets van deze kei-harde straalhoorn
weg te nemen. Weer anderen sneden bij mooie gezonde hoornstralen deze
tot op de hoeflederhuid weg. Op deze dun weggesneden straalschenkels
werd dan een Belgisch balkijzer aangelegd. Dat voor zulke fouten onvol-
doende cijfers worden toegekend, behoeft geen betoog.
Het besnijden aan 't levende paard is gelukkig over 't algemeen veel
beter.
Met het passen der ijzers hebben verschillende, wij kunnen gerust zeggen
de meeste candidaten groote moeite.
Het ijzer wordt niet direct naar den hoefvorm gesmeed. De smid gaat
-ocr page 75-dan passen, raspt den hoef op de gebrande plaatsen weg en komt dan pas
tot de conclusie, dat de hoefvorm er nog niet in zit. Hij gaat het ijzer dan
opnieuw verhitten, verzetten, een tijdlang op de ondervlakte slaan, zoodat
het ijzer van boven bol wordt, dan weer op de bovenvlakte slaan, zoodat
de ondervlakte weer bol is en gaat opnieuw passen, weer afraspen enz.
Dit spelletje herhaalt zich eenige malen met het gevolg, dat het ijzer
tenslotte nog niet past, en ook niet draagt.
Dat een overigens goed besneden hoef daardoor te kort wordt, behoeven
wij niet nader te verklaren. Waarom toch niet eerst de uitwendige vorm
van het ijzer naar den hoefvorm gezet, het ijzer vlak gericht en dan pas
de gebrande oneffenheden van den hoef weggenomen.
Wordt deze methode gevolgd, dan zullen voor het geheele beslag veel
betere cijfers gegeven kunnen worden. De gebruikte werktijd zal daardoor
veel korter worden en dit is een groot voordeel.
De commissie heeft bij dit examen opnieuw ondervonden, dat de groep,
waarbij aan 11 van de 12 candidaten het diploma kon worden uitgereikt, deze
groep de kortste werktijd heeft gebruikt. Daarom, weg met die verkeerde
werkmethoden, geen gelegenheidswerk trachten te maken. De commissie
verlangt niet anders dan vlot en practisch goed werk.
Ten slotte nog een opmerking over het gereedschap.
Verschillende cursisten gebruiken bij het bekappen den stalen hoefhamer.
Laten wij u een welgemeenden raad geven. Gebruik voor dat werk een
ijzeren hamer. Wanneer twee harde stalen voorwerpen in dit geval houw-
kling en hamer met kracht op elkaar komen, bezwijkt een van beide.
Bovendien springen zeer gemakkelijk kleine stukjes staal van den houw-
kling af, welke gevaar opleveren voor de oogen.
Er zijn heel wat hoefsmeden, die daardoor het licht in een der oogen
hebben moeten missen. Voorkomt dat voor het te laat is, gij spaart met een
ijzeren hamer uw houwkling en uw oogen.
Onderwijzers en cursisten, doe met bovenstaande uw voordeel.
Utrecht.nbsp;H. V o s s e r s.
Als aanvulling op de zeer nuttige wenken welke de heer Vossers hier-
boven gegeven heeft voor de candidaten examen rijksdiploma, wil ik
gaarne nog toevoegen de bijzonder slordige wijze waarop door examinandi
vaak gewerkt wordt. Ik heb hier meer in het bijzonder op het oog het
nagelen, omnieten en dicht maken, dat in vele gevallen niet alleen zeer
slordig, doch tevens slecht was; o. a. het op zeer ongelijke hoogte nagelen
zonder dat hier een reden voor was, het plaatsen van nagels vóór de zijlippen,
het nagelen op den rand van- of in een vrijgelegd gedeelte van den draag-
rand, het veel te lang afknijpen van de nieten, het niet afvijlen van de niet
en het niet goed inslaan van de niet. Ook hier werd zoo vaak, wanneer er de
aandacht op werd gevestigd, het laconieke antwoord gehoord: het is toch
maar een doode hoef! Vooral wanneer deze laatste slordigheden begaan
werden aan den strijktak bij een ondergelegd strijkijzer, konden zij toch
niet anders dan in het nadeel van den candidaat worden aangerekend.
Correct werk streelt niet alleen het oog doch het voorkomt fouten, die bij de
beoordeeling misschien juist de balans, in de verkeerde richting zouden
kunnen doen overslaan en als zoodanig is dan ook deze aanvulling als een
waarschuwende wenk op te vatten.
G. H.
DE WAARDE VAN GOED HOEFBESLAG.
Goed hoefbeslag wordt door een ieder die met paarden omgaat van
groote waarde geacht. Zelfs door de eigenaren die het beslag van hun
paarden verwaarloozen.
't Is alleen jammer, dat de praktijk van hun daden niet overeenkomt
met de erkenning van die waardt. Wat of goed hoefbeslag, dit wil zeggen
een hoefbeslag geschikt voor den dienst die van het paard wordt gevraagd,
vermag, kan door een voorbeeld uit mijn praktijk duidelijk worden. Het
betreft hier een ervaring met een paard van een ruiter der Landelijke
Rij vereeniging.
Als liefhebber van paardensport, woonde ik als toeschouwer een slot-
repetitie van een der Landelijke Rijvereenigingen bij. Op deze slotrepetitie
(twee dagen voor de z.g. demonstratie gehouden) werd een zwart paard
(Nora II) voorgereden. Dit paard werd, behalve als rijpaard voor de Lande-
lijke Rij vereeniging, ook voor alle voorkomende werk gebruikt. Bij de
oefeningen was het lastig, humeurig, terughoudend, v.n. bij het springen
en maken van kleine voltes. Wanneer het werd aangezet, begon het te slaan.
Van verschillende zijden hoorde ik al zeggen: „Het is niets gedaan met
Noraquot;. Als hoefsmid had ik vanzelf sprekend stand, gang, hoef vorm en
beslag nauwkeurig opgenomen. Mijn indruk was, dat het dier wel wilde,
maar niet kon, omdat het onderliggende beslag niet geschikt was voor het
werk, wat van haar werd geëischt. De vorm van de voorhoeven was die
van een plathoef met wijd uitgezakte wanden en lage verzenen en zij waren
beslagen met groote breede ijzers. De voetas was sterk naar achteren gebro-
ken. De achterhoeven waren ook veel te lang en met te zware ijzers beslagen.
De voor beenen stonden van ter zijde onder zich. Al deze oorzaken werken
het klappen in de hand, hetgeen dat paard op dien avond sterk deed. Den
volgenden morgen werd Nora bij mij gebracht om te beslaan.
Wij deden dit als volgt: De voorhoeven werden flink ingekort en de
wanden gebroken; alle overtollige hoorn werd weggenomen, zoodat de hoef
weer sterk en de voetas weer bijna recht was.
Vervolgens werden ondergelegd een paar lichte jachtijzers met verdikte
takken, waarvan de bodemvlakte smal en schuin werd gesmeed. Het laatste
om vastzuigen in den bodem zooveel mogelijk tegen te gaan. De achter-
hoeven werden eveneens naar behooren ingekort, zoodat de voetas weer
recht was en beslagen met een paar lichte jachtijzers.
De invloed van liet nieuwe beslag was verrassend.
Den volgenden dag werd op het concours te Midden-Beemster bij het
springnummer met Nora beslag gelegd op een 2en prijs, terwijl zij zich bij
de andere nummers uitstekend gedroeg, zelfs de kleinste voltes zonder
moeite maakte.
Verder in de maand Augustus verwierf zij op het springconcours te
Barsingerhorn een 3en prijs, te Heilo een len prijs in het springnummer en
een 2en prijs Tally Ho.
Wij meenen in alle bescheidenheid, dit mooie resultaat voor een groot
deel aan het aangebrachte gewijzigde beslag te mogen toeschrijven. Het
beslag behoort in overeenstemming te zijn met den dienst, die van het
paard wordt gevraagd.
Een goed hoefbeslag bevordert den gang van het paard, wanneer smid
en eigenaar hieraan meerdere aandacht schenken, komt dat het paard
ten goede.
De Bijp (N.-H.).nbsp;Andries Bruntink Tz.,
Onderw. Hoefsmid.
VERBEENING VAN HOEFKRAAKBEEN.
Gaarne wil ook ik iets mededeelen over bovengenoemd gebrek, dat ter
sprake kwam op de jaarvergadering van onderwijzers. Het is dan ook een
hedendaagsch gebrek en ik kan zeggen dat minstens 60% der paarden,
die in mijne smederij komen, er aan lijden. Verschillende methoden heb ik
toegepast: zoolbeslag, balkijzer, leeren randen, gummi-kussens, enz. en
meermalen met succes, 't Is mij opgevallen dat bij het optreden van boven-
genoemd gebrek de pijn het ergste is. Na 1 of 2 jaar is die pijn min of meer
geweken. De hoofdschotel der behandeling vormt dan ook het besnijden.
Daaraan moet alle zorg worden besteed. Meermalen wordt de buitenhoef-
helft te hoog of de tegenover gestelde kant te laag. Dit hangt af van den
bouw van den hoef en van de belasting. Vanaf dien tijd ondervind ik geen
moeilijkheden meer en zijn alle paarden rad.
Wat het besnijden betreft, de ondervinding heeft mij geleerd het steun-
vlak klein te houden en in de meeste gevallen de buitenhoefhelft lager met
korten toon en een beed ijzer met opzet te geven. Deze methode bevalt
mij best. Verbreede takken leg ik bij uitzondering omdat hier de meeste
paarden landbouwwerk moeten verrichten en zoodoende het aftrappen van
ijzers niet in de hand moet worden gewerkt. Zoo hier en daar zie ik wel eens
paarden beslagen met verbreede takken en wel deze laatsten te ruim gepast,
soms buiten de lijn vanaf den kroonrand, waardoor de paarden soms stram
en gevoelig loopen. Zulks is natuurlijk verkeerd, want ten eerste krijgt de
hoef te weinig ondersteuning en ten tweede wordt de kootstand te veel op
het buitenvlak van het kroonbeen overgebracht, hetgeen pijnlijk loopen
tengevolge heeft. Dit weegt even zwaar als wanneer de buitenhoefhelft te
hoog wordt besneden.
Voor eenigen tijd kreeg ik een paard op beslag met verbeening zoowel
binnen als buiten en waarop door den dierenarts verschillende insnijdingen
waren gemaakt vanaf den kroonrand tot den draagrand. Het paard was
beslagen met een balkijzer maar liep kreupel. Aangezien de gummizolen
ook niet meer zoo elastisch zijn als voor den oorlog gaf ik een beslag met
kurkzolen en werkelijk met succes. Het paard loopt er best op. Ik heb hem
de voorgaande week weer op ruim beslag gezet (hij had ruim 3 maanden
op 't oude beslag geloopen uit een bezuinigingsoogpunt, welke de wijsheid
dikwijls bedriegt).
Ik hoop dat vorenstaande wenken iets kunnen bijdragen om te komen
tot een zoo zolmaakt mogelijke beslag-methode voor paarden met verbeend
hoefkraakbeen.nbsp;J. A. T a n g e 1 d e r. Duiven.
ENKELE MEDEDEELINGEN OMTRENT HET AFGELOOPEN VOOR-
JAARSEXAMEN 1934 VOOR HET RIJKSDIPLOMA VAN HOEFSMID.
Voor dit examen hadden zich 83 candidaten aangemeld. Hetwerd afgeno-
men op de volgende dagen: 17, 18, 19, 20, 24, 25, 26 en 27 April, 1, 2, 3.
4, 8 en 9 Mei. De candidaten waren afkomstig van de cursussen gehouden
te Venlo, Utrecht, Arnhem, Heerenveen, Amersfoort, Zwolle, Markelo,
Hoogeveen, Heino, Emmen, B. o. Zoom, Cuyk, 's-Bosch, Varsseveld,
Winterswijk en Dordt.
Van de 83 candidaten namen 82 aan het examen deel. Van hen deden
respectievelijk 58, 20 en 4 het examen voor de Ie, 2e en 3e maal. In totaal
slaagden er 50, waarvan resp. 34, 13 en 3 het examen voor de Ie, 2e en
3e maal hadden afgelegd. De geslaagden zijn:
E. Meester te Wijhe, K. Goos te Ginneken, B. de Jong te Heerenveen,
Tj. Tadema te Katlijk (Fr.), J. G. Eltink te Andelst, P. M. Spoormakers te
Helden-Everlo, M. Ossevoort te Vroomshoop, G. A. Tijhuis te de Lutte,
G. Borneman te Hardenberg, J. H. Bieleveld te Weerdinge, H. de Lange
te Emmen, L. Oldewarris te Coevorden, J. H. Runhaar te Rade wijk,
G.nbsp;G. P. Willeman te Woensdrecht, B. R. Bovenkerk te Bredenvoort
(Aalten), G. J. Lammers id. (Gendringen), A. J. Mellendijk te Wisch,
H.nbsp;J. van Lochem te Lichtenvoorde, A. N. Tadema te Winterswijk, Th.
Giesen te Bergen (L.), Chr. Erben te Otloo, F. J. H. van Bernebeek te Groes-
beek, J. J. C. van den Bogaard te Orthen, J. M. J. Janssen te Merselo-
Venray, F. H. Driessen te Wychem, A. Mey te Hatert bij Nijmegen, P. Ch.
C. Kerkhoff te Oeffeit, G. P. M. van Susteren te Ravenstein, H. J. Zomer
te Laren (G.), H. Timmerije te Neede, A. J. Vriens te Vught, P. A. van
Osch te Vechel, A. ten Bussschen te Veesen, N. Garstman te Glessen,
W. ter Welle te Aalten, J. H. Wiggers te Winterswijk, B. F. Borggreve te
Tubbergen, R. W. van Heil te Epe, H. J. Poelman te Dalfsen, J. Th. J.
Hermsen te Zevenaar, A. Dijkslag te Dalfsen, W. Bunte te Heerde, H. J.
Poelman te Dalfsen, A. v. d. Hoorn te Elspeet, P. Jongerius te Gouda,
A.nbsp;v. d. Kooi te Hoogland, L. van den Hoeff te Scherpenzeel (Fr.), F.
Darmois te Haulerwijk, G. Khnkhamer te Annen, R. Buikema te Nieuw-
lande, H. Brink te Ansen gem. Ruinen.
— Militaire Hoefsmidschool te Amersfoort. Op 11 Mei 1.1. werd het
examen afgenomen aan de reserve-hoefsmeden. Geslaagd zijn: Ch. Venema,
B.nbsp;B. Emmelkamp, M. Eits, P. J. Wijnacker, A. Hoving, K. Timmerman,
J. Volberda en D. Franc ken.
Zij zijn alle aangesteld tot hoefsmid met den rang van korporaal en met
groot verlof naar huis gezonden.
CURSUSSEN IN HOEFBESLAG TE UTRECHT.
Van de twee cursussen, welke in Utrecht gegeven worden, plaatsen wij
hiernevens afbeeldingen van de deehiemers:
Deelnemers aan het tweede gedeelte van den cursus {een der 6 cursisten was
niet aanwezig toen de fhoto werd genomen). Van linies naar rechts: N. Garstman
te Giessen, H. Gerritsen te Hilversum, A. van der Kooi te Hoogland bij
Amersfoort, A. v. d. Hoorn te Elspeet en T. Jongerius te Gouda.
Deelnemers aan het eerste gedeelte. Van l. naar r.: IF. van ShotenWzn
te Nunspeet, M. Staal te Vleuten, G. v. d. Water te Arkel, J. N. v. Gessel
te Kedichem, G. v. Schoonhoven te Maarsen, J. Palfrenier te Hilversum
en V. d. Geest te Spakenburg.
LUCHT INPLAATS VAN IJZER i).
rot voor korten tijd kende men voor paardentractie slechts wagens met
|jzeren wielbanden, die ratelend en stootend over den weg gil^^ofTp
landwegen en akkers diep in den grond wegzakten, wat natunrli,k de
grootste eischen aan de krachten van de paarden steldenbsp;' ^
die 1 LhtH T tnbsp;d« g^-Wige opbloei,
die de luchtbanden het motorverkeer hadden gebracht, voor paard en
bTntquot;nftSe7 It^f^quot;nbsp;^^^ ^^^ -est'vooraaSlï
«r ef lev J t ' quot;nbsp;f- werkelijkheid
om, en levert tegenwoordig banden voor wagens voor paardentractie in
verschillende afmetingen, die in de practijk overal uitstLnd tldoen.
laten zich gemakkelijk trekken,
ontzien wagen^en lading,
vragen weinig trekkrachten,
overwinnen gemakkelijk slechte wegen,
^nbsp;O—-------------..l/gcil,
Zijn op een zachten moerassigen bodem te gebruiken
geven de grootste bedrijfsbesparingen ■
Overal waar het wiel met ijzerbeslag op den zachten bodem komt zinkt
het^weg en is slechts met verhoogde krachtsinspanning er we^'uTt te
De breede luchtband is voor de wisselende gesteldheid van den weg vrii-
wl^ongevod^^^g. Hij zinkt niet, of slechts weinig weg in moeras, zachten
daar wanneer werkelijk in de Ir^ktiOc mocht Wiitl^ aandacht op te vestigen
groote voordeelen bestaan, Zrwel ilak fs L t ^«^ ^^ ^et artikel genoemde
intijds eigen maken, zoodat ze dl nadele ® welke ^ r''®®™''^^®'' ^^^ hiermede
om de boerenwagens zal meebreLen k fn^.! *nbsp;T®quot;^nbsp;wielbanden
aanbrengen en evIntLelrepareere™nbsp;compenseeren door den verkoop, het
tot zichtte trekke^XhTe^der Ws reS^ov'quot; Pl'^^ts gekomen luchtba'rlden.
het gebrmk van deze luchtbandet zoo zal Tet van veel'bl'quot;! beschikken aangaande
mededeeling wil doen, alsmede van de eventueel fllnnii ^nbsp;^'J hiervan
evolutie op wagengebied voor Z sLirzal mee^^nbsp;^^^
-ocr page 81-zandbodem of omwoelde landwegen. De band effent den meegevenden
grond, maar kan er niet in wegzinken. Moerassige weiden, veengrond met
hoog watergehalte en soortgelijke gronden, die met gewone wagens met te
berijden zijn, worden door wagens met luchtbanden zonder meei toe-
gankelijk en kunnen daardoor ontgonnen worden.
Het met ijzer beslagen houten rad kan niet veeren, kan geen schokken
dempen, geen gaten in den weg opvangen. Slechts een luchtband is daartoe
in staat Terwijl het ijzeren wiel over iedere oneffenheid van den weg
klautert en op deze wijze den wagen voortdurend op en neer laat stooten,
voortdurend laat rammelen en in zijn voegen doet sidderen, neemt het
luchtkussen van den gummiband iedere hindernis in zich op, en werkt
compenseerend. Deze hooge, bij automobiel, motor en rijwiel zoo gewaar-
deerde veering van den luchtband, is ook bij wagens met paardentractie
een aanzienlijk voordeel.
Het gebruik van luchtbanden is niet alleen aan te bevelen, om het voer-
tuig te ontzien, maar vooral ook voor de hoogere gemiddelde snelheid en
de besparing aan kracht, die met een wagen met luchtbanden bereikt
wordt. Deze besparing aan kracht is naar het oordeel van bezitters van
zulk soort moderne wagens zoo belangrijk, dat in vele gevallen één enkel
paard het werk kan verrichten, waarvoor tot nu toe twee dieren noodig
waren, terwijl daarbij den weg in veel korteren tijd wordt afgelegd. Dit
toont hoe men met luchtbanden dadelijk besparingen bereiken kan; of
minder trekdieren óf omgekeerd meer lading op den wagen bij dezelfde
bespanning.
Het gebruikelijke houten wiel heeft een vrij groote doorsnede; de assen
en daardoor ook het zwaartepunt liggen tamelijk hoog. De zijdelingsche
stabiliteit is bij zulk een ongunstige zwaartepuntsligging met zeer groot,
vooral indien de lading tamelijk hoog opgestapeld is (bijv. hooi of stroo).
De wagen kipt gemakkelijk. Ten gevolge van de hoogliggende laadruimte
kan hij verder niet ten volle gebruikt worden, daar bij viaducten bepaalde
laadhoogten voorgeschreven zijn. Een wiel met luchtbanden daarentegen
is veel kleiner, de wagen wint daardoor aan stabiliteit, het zwaartepunt
komt lager, het laadvlak ligt dieper en er is boven meer laadruimte aan-
wezig. Dit beteekent niet alleen een grootere bedrijfszekerheid, maar ook
een beter gebruik van den wagen.
Het lager van een gewoon houten wiel heeft natuurlijk een veel hoogere
wrijvingsweerstand dan een rollenlager, dat de weerstand van een w^el met
luchtbanden tot op een minumum reduceert.
De smeerinrichting van zulk een modern wiel ligt niet open, zooals bij
^n houten wiel, maar ligt opgesloten, zoodat geen stof kan binnendringen.
De smeermg door deze constructie is meestal voldoende voor een geheel jaar
Lmks het bekende diepe wagenspoor, dat het smalle, met ijzer beslagen wiel
op lederen land- of akkerweg achterlaat. De luchtband daarentegen maakt
geen voren, doch effent den weg- zijn spoor is vlak en^rek.
É-
bij een buitengewoon laag verbruik van smeermiddel. Ook hier dus een
belangrijke besparing.
Deze door Continental vervaardigde speciaal-banden dragen den naam:
Continental „Type-Aeroquot; voor wagens met paardentractie
en worden in verschillende grootten voor verschillende draagkracht ge-
leverd. Tengevolge van de groote vraag naar wagens met luchtbanden
vervaardigen thans reeds een aantal wagenfabrikanten zulke voertuigen'
waarvoor de bijzondere rollenlagerassen met stalen spaakwielen of ijzeren
schijfwielen gebruikt worden. Deze constructie, die in een lichtere uitvoe-
rmg geleverd wordt voor koets of bestelwagen, en in verschillende uitvoe-
ringen voor landbouwwagens, sleeperswagens, houtwagens en kolenwagens
heeft in de practijk buitengewoon voldaan. Alle bezitters van deze wagens
met luchtbanden staan versteld over de enorme rentabiliteit van hun voer-
tuigen en over het soepele transport van hun waren.
Wij zijn er vast van overtuigd, dat dit moderne transport met lucht-
-ocr page 83-banden bij wagens voor paardentractie zich steeds meer zal uitbreiden,
ten nutte van alle belanghebbenden bij land- en boschbouwbedrijf, bij
handel en industrie. Want met luchtbanden gaat het werkelijk beter!!
BESLAGVERWAARLOOZING — DIERENMISHANDELING?
Ja, zeer zeker. En strafbaar ook volgens art. 254 W. v. S. sub 1: hij die»
zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van
zoodanig doel toelaatbaar is, opzettelijk aan een dier pijn of letsel veroor-
zaakt of de gezondheid van het dier benadeelt.
Eveneens volgens art. 455 W. v. S. sub 2, luidend: hij die dieren noode-
loos arbeid doet verrichten op pijnlijke of kwellende wijze.
In art. 254 blijft dat „opzettelijkquot; nog steeds een groot bezwaar, zooals
ik reeds in '23 en daarna nog eens in '27 in het Weekblad van het Recht
meende te mogen opmerken. Terwijl in art. 455 het „arbeid doen verrich-
tenquot; eveneens een veel te groote maas is in het net, waarin Justitia hare
prooi pleegt te vangen.
Maar naar den geest van Recht en toch hopelijk ook van Wet is ver-
waarloosd beslag wel degelijk een motief voor een strafbaar feit.
_ □
EENE KEURING TE ELST
gaf aanleiding tot de opmerking, dat de nieten kappen en het netjes stappen
toch zoo behoorde, vooral voor eene keuring. Ik onderstreep deze laatste
opmerking, daar ik niet kan inzien waarom beide bewerkingen niet van
even groot belang zijn en zullen blijven ook buiten elke keuring om! Het is
immers geenszins de manier om alleen netjes te doen op visite en het er
thuis maar op aan te laten komen?
HOE GING DAT?
In ,,Dierenbeschermingquot; kan men lezen, dat een hoefsmid veroordeeld is
na getuigeverklaring van een dierenarts wegens het marktklaar maken van
een kreupel paard op de navolgende manier:
„ „De smid had het dier, dat aan den hnkervoet kreupel was, aan den
rechterpoot (sic) een ,,hoefnagelkopquot; aangebracht boven de gevoehge hoorn-
huid, nadat hij eerst de hoornlaag kort had afgehakt.quot; quot;
,,Een veel gebruikte trucquot; werd het genoemd. En de reporter besluit met:
,,Arme paardenquot;.
Deze laatsten, die den mensch veelal beter plegen te begrijpen dan om-
gekeerd deze het dier, zullen wel denken: Arme menschen!
Dat er manieren zijn om een kreupel paard door een of andere mishande-
ling rad te doen schijnen terwijl het dan aan weerskanten „kortquot; gaat, is
ons welbekend, doch hoe ging dat hier?
MONSTEREN
aan langen teugel (longe) of met in beide handen een teugel kan m. i. nog
bijzaak blijven, doch wèl zou ik wenschen, dat de jury eens ging eischen
een vierkant voorgebracht paard. En dit om de eenvoudige reden, dat geen
enkele jury in staat is om een scheefgemonsterd paard te beoordeelen zooals
dit behoort te geschieden.
MISBRUIK VAN DE RASP.
Onze hooggeachte leider G. H. eindigt een antwoord op de vraag, wat
men steeds behoort te doen voordat men een paard gaat beslaan, met de
opmerking, dat eene dagelijksche gewoonte wel zoo inroest, dat men deze
als het ware volgt zonder zich er bizonder rekenschap van te geven.
Deze onloochenbare waarheid herinnerde ik me nog weer dezer dagen,
toen een hoefsmid, wien ik mijne verwondering te kennen gaf over diens
beraspen van den geheelen hoef (wit) tot aan de kroonharen toe, welke
gemakkelijk een veeg meekrijgen, schouderophalend de opmerking maakte
dat het paard er toch maar oud mee was geworden en beste voeten had
gehouden. Mijne repliek, dat ik het niettemin een verkeerd voorbeeld
vond, aangezien er meer hoeven onder te lijden zouden hebben, ontlokte
hem het slotwoord, dat „zequot; het nu eenmaal zoo verlangden.
En hij bedoelde den cUënt, wien elders in ons vakblad de schuld kreeg
van te lang gehouden toongedeelte. En het is onaangenaam voor eiken des-
kundigen rijder als z'n „mijnheerquot; in de teugels grijpt zonder oordeel des
onderscheids, waarmede ik hoop dat beiden in hun vak gerespecteerd
dienen te worden, terwijl in dat van den smid elk beraspen boven de onder-
kapte nieten en gestopte overgebleven gaten niet geoorloofd is.
GEWICHT AAN IJZER EN DE KEURING
gaf aanleiding tot eene opmerking en deed verwondering uiten, dat „een
zwaar ijzer op zich zelf mooi was voor een koudbloedquot;, en dat een hengst
met „totaal in de voeten gegroeide ijzersquot; (wat moeten die steeds in om-
vang toegenomen ijzers extra zwaar zijn geweest!) „toch werd goedgekeurd.quot;
„Als we zien, dat het hier eene Rijks Hengstenkeuring gold, opperen we
maar weer eens de vraag of, en zoo ja, in hoever dan wel, het gewicht aan
ijzer, resp. het event. over hetzelve geschoven hoorn van den buitenwand
iets te maken moge hebben met de erfelijkheidsfactoren.
Dat een mogelijk best fokdier hier werd goedgekeurd blijve recht en
billijkheid naar den maatstaf eener event. deskundige commissie. Dat een
dergelijk verwaarloosd dier ter keuring werd toegelaten moge verwondering
baren aan hen, die het ontoelaatbaar achten, met ongepoetste schoenen
examen te gaan afleggen bij welke faculteit dan ook!
TENTOONSTELLING TE KRONINGEN.
De catalogus voor de tentoonstelling te Kruiningen op Woensdag 20 Juni
bevat o.m. het volgende:
Sub-afdeeling Hoefbeslag.
Rubriek A.
Punt 1 Iedere deelnemer moet een 2-tal paarden voorbrengen, welke
door hem vierkant zijn beslagen. De deelnemer is verplicht aan den secretaris
van de commissie voor de AfdeeHng Paarden en Hoefbeslag vóór 10 Jum
1934 op te geven waar en wanneer de paarden zullen worden beslagen.
Rubriek B.
Punt 2. Collecties hoefijzers, minstens 8 stuks verschillende. Deel-
neming voor beide rubrieken is toegestaan aan iederen smid of smidsknecht,
in Zuid-Beveland woonachtig. Er is geen inleggeld verschuldigd. Prijzen:
In iedere klasse zullen drie medailles of geldprijzen worden beschikbaar
gesteld.
De heer P. J. J. Dekker te Wemeldinge is secretaris-penningmeester van
het Dag. Bestuur der tentoonstelling.
LITERATUUROVERZICHT.
Het Aprilnummer van de Belgische Hoefsmid behandelt een schrijven
van de landbouworganisaties waarin geprotesteerd wordt tegen de in het
Pebruari-nummer van genoemd blad vastgestelde hoefbeslagprijzen, welke
per beslag 38 frank bedragen; 1 franc is zeven cent.
De landbouworganisaties berekenen als billijk voor den beslagprijs: voor
vier hoefijzers 13 fr., voor nagels 2,50 fr., voor kolen 1 fr., voor gereedschap
1 fr voor daghuur, hoogstens twee uren 14 fr., alzoo te zamen 31,50 fr. en
zij zéggen dat voor goed werk en zwaar beslag dus hoogstens 32 francs in
rekening mag worden gebracht.
Het antwoord van de smedenorganisaties hierop is als volgt:
Wij zijn in 't akkoord met de grondslagcijfers door onzen pachter gegeven,
makr wij moeten hem doen opmerken dat hij het bijzonderste, namelijk de
algemeene onkosten, vergeten heeft.
Inderdaad, de hoefsmid is een baas, een zeer kleine baas die met een
enkele gast werkt, laat zijn, maar uit dezen hoofde, heeft hij verpHchtingen
en verantwoordelijkheden, waarvan moet rekening gehouden worden:
1)nbsp;de wet verplicht hem zijn gast te verzekeren tegen werkongevallen;
2)nbsp;hij moet hem familietoelagen storten; 3) hij moet zooveel als zijn gast
storten voor de pensioenkas; men moet erkennen dat de baas recht heeft
zijn eigen persoon tegen ongevallen te verzekeren, dat hij het recht heett
zijne burgerlijke verantwoordelijkheid tegenover derden te dekken; hij
maakt geen deel van de pensioenkas, is het dan rechtvaardig dat hij, oud
en versleten, zijn brood zou moeten bedelen .... Dit is een punt dat de
jonge stielbedervers uit het oog verliezen. De baas moet ook rekening
houden met huur en onderhoud zijner smis . . .
De regeering schat deze algemeene onkosten op 20-25 t. h van het
geheel der leveringen en werk.
fr. voegen, bekomen wij
zonder zelfs de mmste winst te tellen, tot den prijs van 38 f;ank die uwi'
wSn^^^nbsp;^nbsp;^^ Hetgene m™
Het is ook wel te verstaan dat deze prijs van 38 frank en minimum prijs
^ voor den bmten : dat in de stad waar de algemeene onkosten - in den
winter, waxmeer vijsgaten gezet worden, in Antwerpen en omliggend^waar
greepen en kalkoenen toegepast worden. Verviers en omliggende waL stZn
gezet worden enz., een hoogere prys ten volle gerechtvaardigds'
Aanstaande concoursen hippique (aangevuld en gewijzigd).
Bergen op Zoom.
Eext.
Geldrop.
Netersel.
St. Anthonis.
Dordrecht.
Kruisland.
Nijnsel.
Opmeer.
6 Juni Wageningen.
9 Juni Bussum.
14nbsp;Juni Oostermoer-Zuidlaren.
15nbsp;Juni Winschoten.
17 Juni Amsterdam (Olymp. dag).
17 Juni Leende.
17 Juni Moergestel.
17 Juni Zijtaart.
20, 21, 22, 23 en 24 Juni Amsterdam
1 Juli Haps.
1 Juli Oud-Gastel.
1 Juli Sappemeer.
1 J uli Valkenswaard.
7 Juli 't Zandt.
15 Juli 's-Hertogenbosch.
15 Juli Ravenstein.
15 Juli Teteringen.
25 Juli Grijpskerk.
26, 27, 28 Juli of 19, 20, 21 Juli
Den Haag.
29 Juli Breda
29nbsp;Juli Etten.
1 Aug. Zwolle.
5 Aug. Vries.
5 Aug. Mariaheide.
15nbsp;Aug. Oosterbeek.
19 Aug, Vinkei.
28 Aug. Groningen.
30nbsp;Aug. Dokkum.
31nbsp;Aug. De Bilt.
1nbsp;Sept. Kampen.
2nbsp;Sept. Enschede.
2 Sept. Oirschot.
5 Sept. Nijkerk.
16nbsp;Sept. Heeze.
16 Sept. Olland.
16nbsp;Sept. Tilburg (Tavenu).
19 Sept. Assen.
30 Sept. Baarle-Nassau.
17nbsp;Oct. Roden.
Eerste Zaterdag en Zondag na
Amsterdam: Wassenaar.
Aanstaande draverijen (I.b. = lange, k.b. = korte baan)
(Aangevuld en gewijzigd)
21 Mei Duindigt l.b.
21nbsp;Mei Veendam l.b.
22nbsp;Mei Krommenie k.b.
24 Mei Heerenveen k.b.
26nbsp;Mei Houtrust k.b.
27nbsp;Mei Rotterdam l.b.
-ocr page 87-27 Meinbsp;Uithuizen k.b.nbsp;24 Juli
27 Meinbsp;Santpoort k.b.nbsp;29 Juli
3 Juninbsp;Groningen .b.nbsp;29 Juli
5 Juninbsp;Opmeer k.b.nbsp;2 Aug.
10 Juninbsp;Rotterdam l.b.nbsp;4 Aug.
10nbsp;Juninbsp;Anna Paulowna k.b.nbsp;4 Aug.
17 Juninbsp;Duindigt l.b.nbsp;5. Aug.
17 Juninbsp;Scheemda l.b.nbsp;5 Aug.
23nbsp;Juninbsp;Houtrust k.b.nbsp;8 Aug.
24nbsp;Juninbsp;Duindigt l.b.nbsp;12 Aug.
24 Juninbsp;Paterswolde k.b.nbsp;19 Aug.
1 Julinbsp;Rotterdam l.b.nbsp;19 Aug.
1 Julinbsp;Usquert k.b.nbsp;26 Aug.
3 Julinbsp;Groningen l.b.nbsp;28 Aug.
5 Julinbsp;Appingedam k.b.nbsp;29 Aug.
7nbsp;Julinbsp;Houtrust k.b.nbsp;30 Aug.
8nbsp;Juhnbsp;Duindigt l.b.nbsp;31 Aug.
11nbsp;Julinbsp;Uithuizen k.b.nbsp;31 Aug.
15 Julinbsp;Duindigt l.b.nbsp;2 Sept.
15 Julinbsp;Noordwolde k.b.nbsp;2 Sept.
20 Julinbsp;Leeuwarden l.b.nbsp;6 Sept.
22 Julinbsp;Duindigt l.b.nbsp;8 Sept.
22 Julinbsp;Groningen k.b.nbsp;9 Sept.
Anna Paulowna k.b.
Alkmaar l.b.
Zuidhorn k.b.
Santpoort k.b.
Houtrust k.b.
Midden-Beemster k.b.
Duindigt l.b.
Castricum k.b.
Stompwijk k.b.
Duindigt l.b.
Duindigt l.b.
Eenrum k.b.
Duindigt l.b.
Groningen k.b.
Zaandam k.b.
Abcoude k.b.
Leeuwarden l.b.
Rotterdam l.b.
Groningen l.b.
Alkmaar l.b.
Beverwijk k.b.
Purmerend k.b.
Duindigt l.b.
DE
zijn reeds 18 jaar goed;
doch thans nog verbeterd
Neemt proef op de som
Overtuigt U
........ja, — maar | |
»de |
overwinnaarquot; |
is een |
weel betere HOEFNAGEL |
en breekt niet____quot;. | |
Prijzen thans verlaagd. | |
Verkrijgbaar in geheel Nederland. |
üi
ili
SS
-ocr page 89-Redacteur: Dr. R. H. J. Gallandat Huet, te 's-Gravenhage
Uitgave van de N.V. Zuid-Holl. Boek- en Handelsdrukkerij, Wagenstraat 70, 's-Gravenhage
INHOUD: In memoriam A. Frederiksc. — Hoefbevangcnhcid. — Verpleging en behandeling der veulen-
hoeven. — Paard en motor. — Droogmakerij der Zuiderzee. — Korte mededeehngen. — Literatuur-
overzicht. — Advertentiën.
IN MEMORIAM A. FREDERIKSE.
Te Utrecht is den 13en April 1.1. gestorven op bijna 76-jarigen leeftijd de
oud-luitenant kolonel A. Erederikse, die van 1883 tot 1918 als paardenarts
in het leger de verschillende rangen doorloopen heeft. Van dezen tijd was hij,
als opvolger van Moubis, van 1898 tot 1909 werkzaam als Eerstaanwezend
paardenarts van de Rij- en Hoefsmidsschool te Amersfoort en als zoodanig
belast met de lessen aan de Hoefsmidsschool en aldus de verantwoordelijkheid
dragend voor de opleiding van de hoefsmeden. Het is in deze functie vooral
dat hij zeer vele hoefsmeden aan zich verplicht heeft, die in die jaren als
dienstplichtige of als vrijwilliger tot hoefsmid zijn gevormd. Zijn groote
werkkracht, zijn heldere blik, zijn buitengewone nauwgezetheid en zijn
hoog gevoel voor plichtsbetrachting maakten hem uitnemend geschikt
voor deze verantwoordelijke positie en ik ben overtuigd, dat zijne oud-
leerlingen, wien dit onder de oogen komt, hem dankbaar zullen gedenken
als hun oud leermeester aan wien de belangen van hunne opleiding tot
hoefsmid zoo veilig waren toevertrouwd. Zoowel in woord als in geschrift
heeft Erederikse tal van onderwerpen het hoefbeslag betreffende, behandeld
en zijn heldere voordracht zullen zich zijn oud-leerlingen nog wel zeer goed
herinneren. Het was dan ook niet alleen de plicht die hem dit onderwijs deed
verzorgen, doch de groote ambitie die hij ervoor had was de richtsnoer van zijn
werken en mede zijn sterk ontwikkeld gevoel van rechtvaardigheid maakte
hem tot een goed leider. Ook later toen hij in het leger in andere functies
werkzaam was, bleef het verzorgen van het hoefbeslag zijn volle aandacht
houden en wees hij ook steeds zijne jongere collega's op het groote belang
van een goed hoefbeslag voor de bereden wapens. Met hem is weer een van
de oudere garde gevallen, een hoefbeslag pionier die den hoefsmeden een goed
hart toedroeg en wien wij allen in dankbare herinnering zullen herdenken.
Hij ruste in,H.
la. auN.'iQ^A
MAANDBLAD
HOEFBEVANGENHEID.
Zooals bij de lezers als bekend mag worden verondersteld, is hoef bevangen-
heid een acute (plotseling optredende) ontsteking van de hoeflederhuid welke
ontstekmghetergst is in het toongedeelte en in de zijgedeelten geleidelijk inhe-
vigheid afneemt, terwijl de verzenen niet in het proces betrokken zijn Deze
ontsteking kan in zoo hevige mate optreden,dat de verbinding tusschen hoorn-
plaatjes en vleeschplaatjes in het voorste gedeelte van den hoef wordt
opgeheven. Als gevolg hiervan treedt het verschijnsel op, dat algemeen
wordt aangeduid als „verzakking van het hoefbeenquot;.
In het handboek van Kroon en Gallandat Huet lezen we hierover-
„tengevolge van het lichaamsgewicht zal het hoefbeen gaan zakken en
„tevens een draaiing ondergaan.quot;
„De plaatsverandering van het hoefbeen is naar achter en naar beneden •
„op het hoefbeen zit de wandlederhuid vast en ook deze zal die verplaatsing
„meemaken; hierdoor zal de kroonlederhuid mede naar achter en naar
„beneden worden getrokken en zal de kroon inzakken.quot;
Volgens deze theorie zou dus het hoefbeen ten opzichte van zijn omgeving
van plaats veranderen. Deze verplaatsing naar aehter en naar beneden
moe« gepaard gaan met een buiging in het hoefgewricht en dus met een
breking van den beenigen voetas naar voren. En inderdaad valt bij prae-
paraten van doorgezaagde knolhoeven vaak een duidelijke breking van
aen beenigen voetas waar te nemen. Men zou dus geneigd zijn, deze theorie
dis de juiste te beschouwen.
Toch moet men zich naar mijn meening de gang van zaken na hoef-
bevangenheid anders indenken.
Als n.1. in het voorste gedeelte van den hoef de hoornplaatjes losgelaten
hebben van de vleeschplaatjes en dus de bevestiging van den hoornigen
hoet met het hoefbeen daar te plaatse is opgeheven, zal door de inwerking
van den hchaamslast één van beide van plaats veranderen. Het hangt er
n.1. nu van af, welke van de twee heeft nog de beste bevestiging overge-
houden? Het hoefbeen zit stevig vast door middel van banden aan het kroon-
been, het straalbeen en de hoefkraakbeenderen en wordt bovendien door
de aanhechtingen van de strekpees en de diepe buigpees solied in zijn Ugging
gefixeerd. De hoefschoen daarentegen is in zijn voorste gedeelte losgelaten
en zit dus alleen nog vast in zijn achterste helft. Het voorste gedeelte is
dus geheel en al overgeleverd aan de krachten, die erop inwerken, waarvan
de voornaamste is de Hchaamslast. Het is dus logisch, dat niet het hoefbeen
maar de hoefschoen zich zal verplaatsen en wel naar voren en naar boven
zooals bij de teekening de stippellijn aangeeft. Als men zich de gang van
zaken op deze wijze voorstelt, laten zich alle optredende verschijnselen
duidelijk verklaren.
Ie. Bij het gaan de zool laten zien: het paard n.1. regelt het neerzetten
van den voet niet naar de doode hoornmassa (de hoefschoen), maar naar
het levende gedeelte van zijn voet, dus naar den stand van zijn hoefbeen
met de hoeflederhuid. De teekening toont duidelijk aan, dat het paard
de zool moet laten zien.
2e. Het inzakken van de vleeschkroon: de kroonrand van de hoefschoen
verplaatst zich naar boven met als noodzakelijk gevolg het optreden van
een groeve boven den hoef in het toongedeelte (zie teekening).
3e. Het bol worden van de zool: bij verplaatsing van het voorste gedeelte
van den hoefschoen naar voren en naar boven spreekt het vanzelf, dat de
hoornzooi tegen den voorrand van hoefbeen stuit. De elastische hoornzooi
zal door den aanhoudenden druk gaan doorbuigen.
4e. Het opwippen van den losgelaten toonwand is het gevolg van den
druk op den bodem bij het afzetten. Wellicht zal ook de meerdere indroging
en krimping van de buitenste hoornlaag hierbij een rol spelen.
5e. De verbreede witte lijn laat zich gemakkelijk verklaren aan de hand
van de teekening.
6e. Het optreden van de naar achter divergeerende ringen: tengevolge
van het naar boven verplaatsen van de hoornwand worden de vlokken van
de zoom- en kroonlederhuid naar boven geduwd. De vlokken zijn nu niet
meer naar beneden, maar naar boven gericht. De nieuw gevormde hoorn-
pijpjes en plaatjes groeien dus eerst in bovenwaartsche richting en buigen
dan naar beneden. Dit verschijnsel neemt aan de kwartieren geleidelijk in
intensiteit af en aan de verzenen is de groei normaal gebleven. Iedere cm.
hoorngroei beteekent dus aan de verzenen een cm., maar aan de toon slechts
een klein gedeelte van een cm. Ook de opgewipte profiel van den toonwand
beteekent nog een omweg voor den hoorngroei. En zoo is het gemakkelijk
te verklaren, dat de verzenen bij knolhoeven steeds hoog worden.
Hoe hooger nu de verzenen groeien, des te meer zal het r... ^ ^
Tengevolge v.„ dit optreden op de ™m„.„ z.1 bij iedere p.« een n»ar
Uit het bovenstaande valt dus de conclusie te trekken .. ^ ^
op^.,« Pl»t. brengen ™„ den „„r boven en n»r vÓt ge^Jr hT
B. Crezée.
onderste toonLd ™ LttoeiZ d^^^^^^ let Wbeen, w.„bij de
Red.
-ocr page 93-VERPLEGING EN BEHANDELING DER VEULENHOEVEN.
De heer A. van Leeuwen te Zeist schrijft in de Nieuwe Veldbode een
artikel over de verpleging en behandeling der veulenhoeven.
Dit onderwerp is en voor den paardenfokker en voor den hoefsmid van
het meeste belang, daar alleen een goede samenwerking van beiden tot
goede resultaten bij de ontwikkeling van het veulen tot een goed ge-
bruikspaard kan leiden.
Met toestemming van den schrijver en van de uitgeefster van voornoemd
blad geven wij dit artikel weer.
De hoef is voor het paard, wat de schoen voor den mensch is. Hij moet
goed van vorm zijn, goed passen, den voet beschermen en den stoot op-
vangen, die ontstaat bij het gaande paard tusschen zijn lich#am en den
bodem.
De veulenhoef moet al spoedig beginnen met deze functies op zich te
nemen. Is de hoefhoorn bquot;ïj het pasgeboren veulen nog week en van een voor
het gebruik nog ondoelmatigen vorm (van onderen nauwer dan boven),
deze eigenschappen sluiten in zich, dat de veulenhoef zich nog gemakkelijk
kan, maar ook moet vervormen, bij het verder opgroeien. Het is eigenlijk
zoo, dat de veulenhoef nog alle richtingen uit kan groeien en daarom is
eenige controle daarop niet overbodig.
Van de omgeving gaan verschillende invloeden uit, die den vorm van
den groeienden veulenhoef bepalen. Door de beweging, en dus door het
gebruik, moet de veulenhoef den onpractischen jeugdvorm verliezen en
dus aan de onderzijde ruimer en breeder worden, terwijl de bovenrand
betrekkelijk gelijk blijft en gewoon met den voet meegroeit. Door de be-
weging moeten de voorhoeven aan het draagvlak rond van vorm worden,
terwijl de achterhoeven een meer spitsen vorm behouden, hetgeen met de
functie van beide in overeenstemming is. Hieruit volgt reeds in de eerste
plaats, dat gestadige beweging, die ook overigens aan de ontwikkeling van
het veulen ten goede komt, voor de vorming der veulenhoeven van groot
belang is. 's Winters moet men zich daarbij wel behelpen met een boks of
schuur, waarin het veulen met de moeder verblijf houdt en waarin liefst
een zachte laag van zand, aarde en/of turfstrooisel aanwezig moet zijn (met
lang stroo zij men altijd zeer voorzichtig), maar als het weer het even toe-
laat, dan behoort het jonge veulen in de weide, tenminste als het een dag
of tien oud is en dus in de weide is te vertrouwen.
Van welken aard de weide is, is niet onverschillig. De ervaring heeft
geleerd, dat op vochtigen bodem de hoeven verweeken en een breeden
platten vorm gaan aannemen, ter-
wijl op een harden, drogen bodem
ook de hoefhoorn hard en droog
wordt en de hoeven geneigd zijn
meer een nauwen en hoogen vorm Van links: 1. goede hoefvorm; 2. hooge en nauwe
°nbsp;hoef; 3. vnjde en platte hoef.
aan te nemen. Op den laatstge-
noemden zal ook de onbeslagen hoef te veel afslijten, vooral aan het
toongedeelte, zoodat een soort van bokhoefvorm kan ontstaan. De hoog-
gelegen kleiweide, niet te vochtig, maar ook niet te droog, is de beste
verblijfplaats voor het Jonge veulen.
Als het veulen een paar maanden oud is, dan moet het toezicht op den
regelmatigen groei der hoevfen feitelijk reeds beginnen en van tM tot tM
(om de 6 a 8 weken) worden bestendigd. Dit heeft meerdere voordeelt
waarvan o.a dit te noemen is, dat een veulen, hetwelk nu en dan n de
handen komt, gewend wordt aan den halster en vroeg gewend word aan
het opnemen der beenen, dientengevolge handzamer wordt en gemTke ijker
m den omgang met den mensch. De dressuur van den cowb^ en andt e
manhaftige wreedheden zijn dan later in den regel niet noodij Wat Ïen
jong leert, valt op lateren leeftijd gemakkelijk.
Men houde hierbij vooral dit in het oog: Zoolang het veulen nog iong is
en alle weefsels van 't lichaam nog week en voor vormveraXi^gVaZa
zijn, zoolang kunnen verkeerde beenstanden gemakkelijk intred n gepaard
gaande met abnormalen hoefvorm. Maar daar staat tegenover, datfn fee
periode de eenige mogelijkheid bestaat om deze afwylJngen t geÏen
en tegen te gaan ^Hebben banden, pezen en gewrichten Hj het ouXfwor
dende paard een bepaalden vorm aangenomen en is alles mier vastge'rlTd
dZnbsp;quot;quot;nbsp;Ook hfer moet
jong isnbsp;nog
De controle moet dan hierin bestaan, dat men toeziet of de hoeven een
goeden vorm hebben en op een vlakken bodem gelijkmatig neerkomen bij
stap en draf. Dit kan men het
beste zien, als men het veulen
aan de hand of naast de moeder
naar zich toe laat leiden in stap
en draf. Ook wordt de stand van
het veulen beoordeeld, als het
rustig vierkant op de beenen
staat. Het geoefende oog ziet dan
al spoedig, of er iets aan been-
stand of hoefvorm mankeert.
Vervolgens worden de voorbee-
nen opgenomen en de onder-
vlakte der hoeven bekeken. Het is
. ••, . ,nbsp;nu mogelijk, dat het veulen, van
terzijde gezien, recht en vierkant op de beenen staat, terwijl het ook neiging
tdjTanT rr'nbsp;zich of gestrekt te staan. Hier
mede kan de hoefvorm overeenstemmen, d.w.z. dat bij een regelmatig
elreThtquot; T tnbsp;aanneemt terwijl de voeta^
een rechte, met gebroken Iijn vormt, terwijl bij gestrekten stand de voetas
naar achteren gebroken wordt en de hoef in het teengedeelte te lang en
in het drachtgedeelte te laag wordt. Het omgekeerde komt voor bij onder-
standigheid, d.w.z. een naar voren gebroken voetas, gepaard gaande met
een te veel afgesleten teengedeelte van den hoef en te hoog! verzenen
De afwijkingen in den hoefvorm houden vanzelf verband met ongelijk-
-ocr page 95-matige belasting en dientengevolge onregelmatige afslijting van den hoorn.
De correctie van deze afwijkingen en vormveranderingen ligt voor de
hand. Het gedeelte, dat kennelijk te weinig is afgesleten, wordt met de
rasp bewerkt, totdat een meer
normale hoefvorm is ontstaan,
welke bij het jonge veulen nog
kan leiden tot correctie van de
beenstanden. Grootere, los zit-
tende stukken hoorn kan men
met het mes wegnemen, maar
overigens is de rasp het eenige
bruikbare instrument, dat bij
de besnijding der veulenhoeven
in aanmerking komt. Is er werkelijk groote neiging tot afwijking in
de beenstanden, dan verdient het de voorkeur herhaaldelijk een weinig
van de te hooge of te lange hoefgedeelten af te nemen, zoodat de correctie
langzamerhand tot stand kan komen. Dat is beter dan het in één of enkele
malen te willen forceeren, hetgeen in den regel minder goed gelukt.
Beoordeelt men de beenstanden, staande vóór het veulen, dan kan men
opmerken of de stand in de voorbeenen vierkant is met evenwijdig staande
beenen, dan wel of er neiging is tot een bodemnauwen of bodemwijden
stand, resp. of er aanleg is voor toontreders- of Franschen stand. Bij bodem-
nauwen resp. toontredersstand wordt de buitenwand van den hoef te sterk
aangesproken, welke dientengevolge laag en steil wordt, terwijl de binnen-
wand lang en hellend wordt. Bij bodemwijden, resp. Franschen stand
Van links: 1. en 2. rechre voetas; 3. en 4. naar binnen gebroken voetas
(binnenzijwand te lang); 5. en 6. naar buiten gebroken voetas
(buitenzijwand te lang).
heeft men weer het omgekeerde, n.1. een te lagen, steilen binnenwand met
een hoogen, meer hellenden buitenwand.
Is nu de bo-
demnauwe stand
een gevolg van
een zeer breede
borst, of de bo-
demwij de van
een te smalle
borst, dan zullen
correcties daarin zeker niet gemakkelijk aan te brengen zijn.
-ocr page 96-de kX (h? H de Pransche of de toontredersstand pas af te wijken beneden
en t IH r Ï quot;nbsp;door regelmatige
en herhaalde besnijdmg van de te weinig afgesleten hoefgedeelten het veulen
ook m zijn beenstanden te corrigeeren en daarmede zooveel mogeliik te
voorkomen, datiet op lateren leeftijd in draf schept of maait, met Li ken,
schuifels en dikke kogels als gevolg.
Natuurlijk geeft men bij de beschouwing der veulenhoeven tevens acht
of geen hoornscheuren, losse of holle wanden voorkomen. Ontstaat een
hoornscheur van den draagwand uitgaande, dan raspt men daarboven
een dwars gleufje in den hoornwand, om verder opscheuren te voorkomen
Losse hoorn wordt weggenomen en zooveel mogelijk gezorgd, dat de draag:
rand in zijn geheel plus straal en steunsels, bij het gaan regelmatig met
den bodem m aanraking komen. Door tydig te hooge zijwanden in te kLen,
^orkomt men ook, dat zij afbreken en een stuk van den wand meenemen:
Wordt het toongedeelte steeds te veel afgesleten, dan kan men dit tegen-
gaan door een dun, halvemaanvormig hoefijzertje aan te leggen. Natuurlijk
zal men dit niet doen dan bij
hooge noodzakelijkheid, omdat het
aanbrengen van spijkergaten, en
dus defecten, in den wandhoorn
zoo lang mogelijk dient te worden
nagelaten.
______nbsp;Moeten de veulens in het eerste
Links beervoetige stand; rechts kromme hoef.nbsp;tweede levensjaar den winter
dan i« n 1 J ,nbsp;grootendeels op stal doorbrengen,
dan IS de controle op de hoeven nog te meer noodig, omdat dan de
natuurlijke afslijting ontbreekt. Hiervan is dan het gevolg, dat het
steile gejelte van den hoefwand een buiging naar bSten'gaaf ver-
toonen, dus bol gaat staan, terwijl de draagrand naar binnen buigt en
^zoo aanleiding geeft tot het ontstaan van 'n eenzijdigen klemhoef.
Het tegenover liggende deel van den hoefwand daarentegen vertoont neiging
om een bmging naar binnen (hol) aan te nemen, met het gevolg, dat de
IhT Tnbsp;lo^Be wand, benevens draagrand-
Tnttaln dquot;T TJ'Tnbsp;^^^ ^^^^^ -^eeve hoef
ontstaan, die door tijdig beraspen met zekerheid is te voorkomen.
do!?^ ^nbsp;''''''nbsp;langzaam ontwikkelenden steltvoet moet
door gestadige berasping van de verzenen in de jeugd
worden voorkomen. Daarbij kan ook dienst doen 't
halvemaanvormig ijzer, hetwelk den toonwand ver-
hoogt en dus het veulen noodzaakt in den kogel
meer door te treden. Hierbij is de hulp van een
goeden hoefsmid noodig, die desnoods op aanwijzing
van den veearts het ijzer vormt en aanwendt
Komt rotstraal op stal voor, dan moet alle losse
hoorn van den straal worden verwijderd en deze
met bruine teer worden ingesmeerd. Bij lossen ofnbsp;halvemaan-
hollen wand wordt eveneens de holte gereinigd en ingeteerd, terwijl
het holle of losse gedeelte van den wand zoover wordt weggeraspt, dat
het den bodem niet raakt, teneinde daardoor te voorkomen, dat de uit-
holling steeds verder gaat.
Staat het veulen op een drogen stal, dan kan het met de voorbeenen op
vochtig zand worden gezet, terwijl nu en dan de hoeven worden gewasschen
en schoon geborsteld en na het droog worden de zooivlakte met teer wordt
ingesmeerd.
De grootste zorg moet steeds aan de voorhoeven worden besteed, omdat
daaraan de meeste hoefgebreken voorkomen. Hetgeen natuurlijk niet weg-
neemt, dat men ook aan de achterhoeven de noodige aandacht dient te
besteden.
VULLEN PAARD EN MOTOR ELKANDER AAN?
Lezing gehouden door den heer L. A. Bom, secretaris van de Vereeniging
Stamboek voor het Nederl. trekpaard, op do algemeene vergadering van
deze Vereeniging.
Mag ik in dit paardenmilieu bij de behandeling van de vraag, neer-
gelegd in mijn onderwerp, aanvangen met een tweede vraag te stellen,
een vraag, waarop ik het antwoord zal schuldig blijven en waarop ik ook
van U geen antwoord verlang, doch die ik stel om den inhoud van het
onderwerp ,,vullen paard en motor elkander aanquot; niet te bezien uit eng
egoïstisch oogpunt, doch van algemeen standpunt. Deze vraag is de vol-
gende: hoe zou de samenstelling van deze vergadering er uit zien, indien
al degenen, die op dit oogenblik naar mij moesten luisteren. Den Haag
hadden moeten bereiken met het eenige aanwezige middel van vervoer
,,de met paarden bespannen postkoets?quot; Haast een sprookjesachtige
vraag, niet waar, en toch heeft men eenmaal, nog geen honderd Jaar ge-
leden, den tijd gekend, dat de onmisbare schakel tusschen den mensch en
diens zakelijke en genoegelijke bezigheden was „het paardquot;. Dit in onze
oogen idyllisch tijdperk werd voor ongeveer een eeuw afgesloten met de
uitvinding van de locomotief en de invoering der spoorwegen. De mecha-
nische drijfkracht verdrong toen het paard op velerlei gebied voor den
wagen, in het bijzonder over lange afstanden. Eenige tientallen jaren la-
ter werd dit verdringingsproces uitgebreid over meer beperkte afstanden
door de invoering van de tramwegen. Beide, spoor en tram onthieven het
paard van diensten voor reisverkeer en goederenvervoer over lange afstan-
den, welk proces, wederom eenige tientallen Jaren later, tot een absoluut
verdringingsproces van den viervoeter zou omgezet worden door de uit-
vinding en invoering van de automobiel in zijn velerlei vormen en ge-
bruiksmethoden. Het leek er op alsof al datgene, wat niet aan spoor en
tram gelukt was, aan de automobiel verder ter volledige verdringing van
het paard was overgelaten. Het paard moest van het wereldtooneel ver-
dwijnen en zou misschien zijn plaats met veel zorgen kunnen handhaven
in dierentuin en museum. Overal werd het verdrongen, voor omnibus,
rijtuig, reiswagen, militaire voertuigen, voertuigen bestemd voor het ver-
plaa.tsen van vrachten van allerlei soort, kortom, overal alwaar het voor-
heen door alle eeuwen heen geschikt geweest was zijn diensten aan de
menschheid te geven. Het vernuftig geconstrueerd wonder van den mensche-
lijken geest zou het verdringingsproces, wat door spoor en tram was aan-
gevangen, voortzetten en tot volmaaktheid brengen. Deze gedachte over
de verdwijning van het paard heeft door alle tijden heen reeds bestaan.
Wij lezen daarvan in een Duitsch landbouwblad na de uitvinding der
spoorwegen, waarvan het gebruik door de Regeeringen werd bevolen en
bevorderd, het volgende: .,de spooraanleg zal den landbouw volledig
ruineeren, omdat de verbouw van haver en hooi door het rijden met stoom
overbodig zal worden.quot; Deze woorden, geschreven een kleine honderd-
jaar terug, zijn in ietwat andere vorm herhaald in de twintigste eeuw en
nu zou in hoofdzaak de automobiel het zijn die het bestaan van het paard
onmogelijk maakte. Het paard had zijn tijd gehad. En hoewel velen, die,
dank zij de invoering van mechanisatie, toch nog het paard bleven be-
bruiken, is het toah zeer zeker waar, dat door spoorwegen, trams en ten
slotte door de automobiel, vele paarden vervangen werden en dat daar-
door de indruk gevestigd werd, dat vervanging van paardentractie in
het algemeen langzaam maar zeker zou worden voortgezet door de
steeds meer geperfectionneerde mechanische tractie. En toch is deze bij
eersten oogopslag ontstane gedachte nog niet tot waarheid geworden en
zal het waarschijnlijk ook nimmer worden. De tijden hebben geleerd,
dat de wetten der economie door de mechanische krachten niet overal in
evenwicht gebracht zijn, doch dat daarbij altijd de paarden een zekere
rol spelen. De stelling, dat het paard zijn geheele positie aan de mecha-
nische ontwikkeling zal hebben prijs te geven is evenzoo dwaas gebleken
als de fantasie, dat de economie weer in normale banen geleid zal kunnen
worden bij uitsluitend gebruik van paarden. De vraagstukken dan ook, die
zich bij tractie in het algemeen voordoen, moeten geenszins hun oplossing
zoeken in het verwerpen van het eene en het goedkeuren van het andere
doch veel meer in het zoeken naar een oorzakelijk verband tusschen bei-
de, de mechanisatie en het paard, zoodat niet paard OP motor aan de
orde Is, doch paard EN motor. En dat het verband tusschen paard en
motor er is, bewijst reeds ruimschoots de geschiedenis. Is het niet merk-
waardig, dat de uitvinding der spoor- en tramwegen de oorzaak is ge
worden tot een sterke opleving der paardenfokkerij ? De ontwikkeling van
handel en industrie, welke de uitvinding en toepassing dezer mecha-
nische middelen hebben opgevolgd mag hiervan de oorzaak geweest zijn
Nieuwe mogelijkheden voor het gebruik van paarden werden erdoor ge
schapen. En zeker niet minder opvallend is het teit, dat de automobiel
het mechanische middel, wat zich niet stoorde aan een vasten ijzeren
weg en daardoor vooral ook als de volledige verdringer van het paard
beschouwd werd, geen aanleiding is geworden tot een onredelijk verband
tusschen het paardenbestand en de mechanische krachten. Hoewel ik
U niet al te veel met cijfers lastig zal vallen, mogen sommigen toch niet
verzwegen worden en haal ik hier enkele getallen aan van eenige groote
landen. In het Duitsche Rijk werden geteld in 1913 ongeveer 3.180.000
paarden tegen 3.200.000 in 1929, terwijl het aantal mechanische krach-
ten, als motorfietsen, personenauto,s lastwagens, tractors enz. in die
jaren vermelden de cijfers van 95.000 en respectievelijk 990.000. Dus
een stijging van den paardenstapel, ondanks een vertienvoudiging der
mechanische tractie. Ook de cijfers der Duitsche steden laten merkwaar
dige cijfers zien: Een inzinking van bet aantal paarden van 500.000 tot
300.000 vanaf 1910 tot aan 1924, doch nadien wederom eenige merkbare
stijging. Frankrijk geeft ongeveer hetzelfde beeld n.1. een vertienvoudi-
ging der mechanische krachten tegenover een gelijkblijven of zelfs stij-
ging van het paardenbestand. Deze verhoudingscijfers zullen vrij zeker
op dit oogenblik geen verandering hebben ondergaan. Daaruit mag dan
de conclusie getrokken worden, dat alles, wat de economie aan krach-
ten noodig heeft, niet alleen gevonden wordt in mechanische krachten,
maar ook nog voor een niet onbelangrijk deel in de natuurlijke kracht
van paarden en hiervoor is des te meer reden het aan te nemen, omdat de
positie van het paard in de laatste jaren een betrekkelijk groote wijziging
heeft ondergaan, n.1. in dien zin, dat zijn gebruik in hoofdzaak als trac-
tieobject is beperkt.nbsp;(Wordt vervolgd).
ERVARINGEN UIT DE DROOGMAKERIJ DER ZUIDERZEE.
De bruikbaarheid van het paard.
Het onderwerp, de boerenwagen en de tractie, verdient ook aller
aandacht, vooral omdat het betrekking heeft op de kwestie van het paard
in de boerderij. Tal van proeven zijn genomen met den „oogstwagenquot;,
dien we het best kunnen aanduiden als een wagen voor het boerenbedrijf
gemonteerd op autoluchtbanden. We merken op, dat deze soort wagen
enkele jaren geleden het eerst werd ingevoerd door een Mecklenburger,
die er direct zeer goede resultaten mee verkreeg en de goede gedachte had,
om zijn vinding zoo ter beschikking te stellen aan boeren, dat ze uit de win-
sten, in de eerste jaren extra ermee gemaakt, alles konden betalen. In
het algemeen moet een boerenwagen voldoen aan de eischen, dat hij licht
moet loopen op bouwland en onverharde wegen, zoowel in drogen als natten
toestand. Ze moet een laag laadvlak hebben, kort draaiend zijn en verder
goedkoop in aanschaffing en onderhoud.
In Wageningen aan de Landbouwhoogeschool zijn tal van proeven ge-
nomen, om uit te maken welke soort wagens wel het best voldoen aan ge-
noemde eischen en duidelijk bleek de superioriteit van de wagens op lucht-
banden, zoodat men naar aanleiding van die proeven speciale oogstwagens
heeft gefabriceerd, die in den laatsten oogst in den Wieringermeerpolder
uitstekend bleken te voldoen. Waar vroeger dubbele bespanningnoodig was
bleek met een enkel paard volstaan te kunnen worden, hetgeen een flinke
besparing beteekent. Vermoedelijk zullen de eerste en de praktijkproeven
een sterke stoot zijn voor het in het groot construeeren van dergelijke oogst-
wagens met luchtbanden. Die banden zullen echter aan geheel andere eischen
moeten voldoen, dan die voor snelverkeer en vooral berekend moeten zijn
op duurzaamheid, daar de geringe snelheid, te bereiken met paardentractie,
geen noemenswaardige slijtage tengevolge kan hebben. Ook monteering op
kogellagers schijnt wel noodig te zijn, daar de metingen van de trekkracht
bij beweging, voor deze soort lagers en luchtbanden samen, het gunstigst
uitvielen.
Het is zeer wel mogelijk, dat die oogstwagens op de kwestie paard of
motor een zeer grooten invloed zullen uitoefenen ten gunste van het paard,
wanneer dit door het gemakkelijker en snellere werk beter en intenser
gebruikt zal kunnen worden. Immers uit tal van proeven is wel gebleken,
dat paardentractie alleen goedkoop is. als de dieren een groot aantal uren
per jaar worden gebruikt, hetgeen bij onze zachte winters en uitgebreide
hakvruchtenteelt zeker mogelijk is. In een extensief gemengd bedrijf, zooals
de Wieringermeer heeft, is zeker plaats voor paarden en tractors. Voor de
ooptperiode zullen echter allerlei auto's gehuurd moeten worden van be-
drijven, die dan juist hun stillen tijd hebben. Zoo huurde men in de Wierin-
genneer transportmateriaal uit het Noorden van ons land, dat in de rest
van het jaar aldaar gebruikt wordt voor stroovervoer naar de cartonfa-
brieken. Voor speciale gevallen kan natuurlijk geen algemeene regel gegeven
worden.
Opgemerkt wordt ook, dat in het begin de paarden bijna niet gebruikt
konden worden, wegens het wegzakken in den slappen bodem, hetgeen nu
in het natte seizoen nog wel voorkomt. Dit neemt niet weg, dat de resul-
taten bij normale gronden zeker bevestigd zullen worden en dat het een
groot voordeel kan zijn, dat het paard, beschouwd als trekmachine, zijn
„brandstofquot; betrekt uit het eigen land en (vooral nu wij meer autarkisch
moeten gaan werken, gedwongen door de andere staten, die hun grenzen,
hoe langer hoe meer gaan afsluiten) kan zoo'n afnemer van de inlandsche
producten van zeer groot belang worden.
Is uit het voorgaande ook niet de leer te trekken, dat de mogelijkheid
bestaat, dat ook een „bestelwagenquot; op luchtbanden, geschikt voor paarden-
tractie, in de steden toekomst kan hebben ?
Het bovenstaande artikel, ontleend aan een verslag van den landbouw-
ingenieur Mesu en handelende over de nieuwe polders in de Wieringermeer
meende ik onder de aandacht van de lezers te moeten brengen en wel in
aansluiting met het artikel dat in de vorige aflevering van ons blad heeft
gestaan over het gebruik van luchtbanden voor landbouwwagens.
Wanneer werkelijk de resultaten hiermede bereikt zoo gunstig blijven
luiden, dan zal in de naaste toekomst het paard in zeer vele bedrijven weer
als trekkracht in eere worden hersteld, en zoowel bij het vervoer in de steden
als ten plattenlande veld gaan winnen en terrein gaan heroveren op de
autotraxie.
Wij mogen het dus alvast als een lichtpunt voor den hoefsmid gaan
beschouwen dat deze uitvinding is gedaan en kunnen om die reden de pro-
paganda hiervan aanbevelen.
Ik kan hier nog aan toevoegen dezer dagen in Noord-Brabant een
tweetal bestelwagens op luchtbanden te hebben gezien, zoodat ook bij
deze tractie een evolutie te verwachten is.nbsp;G. H.
Op 2 Juni werd te Dordrecht een concours hippique gehouden. Dat is het eenige hippische feest dat jaarlijks plaats vindt op de mooie
baan, die oorspronkelijk is aangelegd om er harddraverijen op de lange baan te organiseeren, doch die er geen levensvatbaarheid
bleken te hebben. Het concours is te Dordt van flinke beteekenis. Voor de variatie vullen om het andere jaar nummers voor landelijke
ruiters de hoofdschotel van het programma. Dit jaar waren deze er niet. Nu was het attractie-nummer een groot springconcours. Boven
is het moment afgebeeld, waarop de spannen trekpaard- stamboekmerrien in den ring aan het kampen zijn.
—nbsp;A.s.premie-merriekeurmgen(17 Juni—20 3ul\).Zuid-Holland\ ISJuni
Heenvliet en Rozenburg; 19 Juni Sommelsdijk; 20 Juni Oud-Beijerland
en Barendrecht; 21 Juni Dordrecht en Zoe termeer; 22 Juni Kedichem. —
Groningen-. 18 Juni Veendam, Stadskanaal, Vlachtwedde, BeUingwolde,
Beerta; 20 Juni Helium, Nieuwolda, Scheemda, Kropswolde, Groningen
21 Juni Eenrum, Winsum, Leens, Midwolde, Grijpskerk; 23 Juni Usquert
de Weer, Zijldijk, Appingedam. — Gelderland-. 2 Juli Zevenaar en Eist
3 Juli Steenderen en Ruurlo; 4 Juli Beemte en Brummen; 5 Juli Gelder
malsen en Tiel; 6 Juli Barneveld en Eist. — Noordbrabant-. 4 Juli Eind
hoven; 5 Juli Haps; 6 Juli Oss; 9 Juli Ossendrecht; 10 Juli Steenbergen
11 Juli Breda; 12 Juli Zevenbergen; 13 Juli Meeuwen.
De keuringen in Groningen betreffen de jaarlijksohe voorkeuringen
aan de merriekeuringen in Gelderland en Noord-Brabant zijn tevens ver-
bonden de keuringen van hengsten op en met afstammelingen.
—nbsp;A. s. concoursen hippique (17 Juni—20 Juli): 17 Juni te Leende,
Moergestel en Zijtaart; 20—24 Juni te Amsterdam; 1 Juli Haps, Tilburg,
Oud-Gastel, Sappemeer en Valkenswaard; 7 Juli 't Zandt; 8 Juli 's Her-
togenbosch; 14 en 15 Juli Wassenaar; 15 Juli Ravenstein en Teteringen;
18 Juli te Hoofddorp.
—nbsp;A. s. draverijen en rennen (17 Juni—20 Juli), l.b. = lange baan; k.b
= korte baan: 17 Juni Duindigt Lb.; 17 Scheemda k.b.; 23 Juni Houtrust
k.b.; 24 Juni Duindigt l.b.; 24 Juni Paterswolde k.b.; 1 Juli Gorredijk k.b.;
1 Juli Rotterdam Lb.; 1 Juli Usquert k.b.; 3 Juli Groningen Lb.; 5 Juli
Appingedam k.b.; 7 Juli Houtrust k.b.; 8 Juli Duindigt Lb.; 11 Juli Uit
huizen k.b.; 12 Juli Bolsward k.b.; 15 Juli Duindigt l.b.; 15 Juli Noordwolde
k.b.; 20 Juli Leeuwarden l.b.
In de Zwitsersche hoefsmid wordt medegedeeld, dat het verlies aan
paarden door nageltred in den wereldoorlog bijzonder groot is geweest.
Het aantal paarden dat wekelijks in de veterinaire hospitalen met nagel-
tred werd opgenomen, bedroeg alleen voor de Engelsche troepen in Frankrijk
tusschen de 4 en 500 of wel 0,1%; dit totaal steeg zelfs tot 800 of 18/4% van
het geheele aantalpaarden.De volgende oorzaken werden hiervoor opgegeven;
Ie. alle voedingsmiddelen werden in houten kisten verpakt; deze kisten
werden door de koks stukgeslagen en de spijkers rondom verspreid wegge-
worpen.
2e. het hoorn van den hoef was door het lange staan van de paarden in
modder en vuil, zoo zacht geworden dat de nagels en spijkers er gemakkelijk
indrongen.
3e. door de Duitschers werden ook spijkers uitgestrooid om de troepen
te hinderen.
De tegenmaatregelen waren de volgende:
Ie. Een verbod werd uitgevaardigd om de levensmiddelenkisten in de
bivakken open te maken en de spijkers weg te gooien.
2e. De paarden werden met plaatijzeren zolenbeslagen om het intrappen
tegen te gaan.
3e. Men ruimde de spijkers op en wel door een eleetromagneet op een
motorlastwagen over de wegen te voeren, waardoor al het ijzer, dat op den
weg lag, werd opgetrokken en verzameld.
Door deze maatregelen werd het aantal nageltred patienten in 1918
teruggebracht tot 425 per week.
*
Prof. Schwendimann geeft een overzicht over alle kantons in Zwitserland
wat het aantal paarden betreft en het aantal hoefsmeden; hieruit blijkt,
dat er zeer vele hoefsmeden zijn en de verhouding tot het aantal paarden
dan ook voor velen van hengeen werkkring wettigt. De kleinste verhou-
ding is van 1 : 26 en de grootste van 1 : 170, terwijl de meeste kantons
nog geen 50 paarden op één hoefsmid vermelden (veulens inbegrepen).
H. StahH uit Bern geeft een zeer interessant artikel over den bokhoef,
voorzien van vele foto's van voor dit gebrek gemaakte ijzers, alsook van
beslagen hoeven. (In de volgende afl. wordt op dit artikel uitvoeriger
teruggekomen).
DE
zijn reeds 18 jaar goed;
doch thans nog verbeterd
Neemt proef op de som
Overtuigt U
,,......ja, — maar | |
..de |
overwinnaarquot; |
is een |
veel betere HOEFNAGEL |
en breekt niet____quot;. | |
Prijzen thans verlaagd. | |
Verkrijgbaar in geheel Nederland. |
INHOUD: Z.K.H. Prins Hendrik der Nederlanden. — Paard en motor. — Het hoefbeslag op de
keuringen te Appingedam. — Bezoek aan de Rijkshoefsmidschool te Brussel. — De Nationale Trekpaarden-
lentoonstelling te Brussel. — Cursussen in hoefbeslag in Zeeland. — Ingezonden stukken. — Literatuur-
joverzicht. — Korte mededeelingen. — A.s. Concoursen-Hippique. — Advertentiën.
t Z.K.K PRINS HENDRIK DER NEDERLANDEN
Het plotselinge verscheiden op
Dinsdagnamiddag 3 Juli, van
Z. K. H. Prins Hendrik, heeft
alom in den lande en daarbuiten
een diepen indruk gemaakt. Te
meer nu de rouw over het over-
lijden van H.M. de Koningin-
Moeder nog slechts pas was opge-
heven.
Prins Hendrik was van vele in-
stellingen op paardengebied Be-
schermheer of eere-voorzitter en
woonde dikwijls belangrijke verga-
deringen, tentoonstellingen, alsmede
concoursen-hippique bij.
Het geregeld uitloven van eere-
prijzen voor tentoonstellingen, con-
coursen-hippique c.d. getuigde van
des Prinsen warme belanstelling.
Ook interesseerde hij zich voor de
landelijke ruitersport.
Het heengaan van Zijne Koninklijke Hoogheid beteekent ook voor de land-
bouwkringen een eijjUig^^^eppHEEK DER
RUKSUNIVERilTKT
17. aUL1934«
MAANDBLAD
/
VULLEN PAARD EN MOTOR ELKANDER AAN?
Lezing gehouden door den heer L. A. Bom, secretaris van de Vereeniging
Stamboek voor het Nedorl. trekpaard, op de algemeene vergadering van
deze Vereeniging.
(Vervolg en Slot).
Het zou te ver voeren, indien dit mogelijk ware, voor elk onderdeel
van het maatschappelijk economische bestel na te gaan de verhouding
tusschen paard en motor. Ik ben genoodzaakt mij te bepalen tot eenige
algemeenheden. Daarbij moet dan ten deele onderscheid gemaakt worden
tusschen de mdustrie en den landbouw. Bij de industrie heeft in 't allt;.e-
meen de mechanische kracht een geheel andere beteekenis dan bij dquot;en
landbouw. De aanwending van krachten heeft in de industrie in zeer
veel gevallen plaats vanuit vaste centrale krachtpunten, waardoor een
rij van arbeidsmachines in beweging gebracht kunnen worden, welke even-
tueel zonder ophouden, een gelijkblijvenden arbeid leveren kunnen Hier-
voor kan het paard niet meer ingeschakeld worden. Zoodra echter het ar
beidsgebied zich niet meer binden laat aan deze constante regel en de
krachtbron een voortdurende plaatsverandering moet ondergaan welke
omstandigheden zich in de industrie, doch voornamenlijk in den land
bouw voordoen, dan zullen de voordeden veel minder in het oog sprin-
gen, en zullen moeilijkheden ontstaan, die door het paard met zijn na-
tuurlijke bewegelijkheid tot oplossing gebracht kunnen worden. De fana-
tieke motorliefhebber zoekt daarvoor misschien oorzaken van allerlei
aard n.1. onbekendheid met mechanische tractie, ongunstige toestand der
wegen, smalle bruggen en straten, gebrek aan tunnels enz., doch eenmaal
zal ae economie onafwijsbaar aantoonen, dat niet alles door mechanische
krachten vervangen kan worden. Het verkeersbeeld van de drukke ha-
venstad ons voor den geest stellende, zal het niet moeilijk zijn aan te too-
nen, dat de mechanische krachten door het aanhoudend beginnen en op-
houden de rentabiliteit van de krachtbron aanmerkelijk moeten drukken
Als de teekenen niet bedriegen zijn er reeds aanwijzingen voor een ver-
schuiving van de mechanische tractie naar paardentractie in de groote ha-
vensteden.
De statistiek over 1932 en 1933 in Rotterdam geeft aan, dat een klei-
ne vermeerdering van het paardenbestand staat tegen-over een kleine
vermindering van de autotractie. De getallen der paarden zijn; 2216 en
2249 en die der vrachtauto's 3447 en 3390. Deze kleine verschuiving mo-
ge misschien een gevolg zijn van de crisis. Men mag er ook wel uit con-
cludeeren, dat de crisis nauwkeuriger kostenberekeningen heeft doen ont-
staan en dat deze zijn uitgevallen ten gunste van het paard, waaruit te-
vens de conclusie getrokken mag worden, dat bij opleving van zaken niet
in de laatste plaats aan het paard gedacht zal worden. Vast staat wel
dat, hoezeer de mechanische kracht in de havensteden zich op den voor-
grond heeft geschoven, meer en meer met het paard als bron van kracht
zal rekening gehouden worden Het komt er ten slotte op neer — en dit
hebben de tijden geleerd — niet hoe er getrokken wordt, doch wie trekt.
Hierdoor wordt de economie beheerscht en ik denk in dit verband ook, aan
wat ik van ingenieurszijde dezer dagen vernam, dat b.v. bij den bouw van een
tunnel onder de Maas het nog geen vaststaand feit is, of een ,,tunnel snelver-
keerquot; voor Rotterdam, in verband met de aanlegkosten, gunstiger renda-
ment zou opleveren, dan een tunnel, welke tevens het langzamere paarden
verkeer toe zou laten. Bij oplossingen van dergelijke verkeersvraagstuk
ken in havensteden zullen paard en motor zeker beiden voor een onderzoek
in aanmerking komen.
Op landbouwkundig gebied zijn de verschillen tusschen paard en motor
m.i. nog nimmer met eenige bewijsgrond aangetoond. Aan de eene zijde vindt
men ideahsten, die het paard voor alle doeleinden terugwenschen en de
velden, paden en wegen van fietsen en auto's willen ontdoen, doch daar
staan tegenover propagandisten, die meenen, dat de landbouw zich vol-
komen mechaniseeren kan en zal. De eersten willen de economische voor-
deelen van den motor geheel uitschakelen en daarbij het genot en de le-
vensvreugde, die de motor verstrekt heeft aan de landbouwende bevol-
king ontnemen, terwijl de laatsten in de haast onberekenbare vooruit-
gang der techniek een algeheele mechanisatie van elk bedrijf, ook van het
boerenbedrijf, als uiteindelijk gevolg zien. Beide zullen hun standpunt
moeten vaarwel zeggen en meer en meer eikaars ideeën moeten naderen.
Wanneer we b.v. zien, dat op een keuringsplaats van paarden evenveel
vrachtauto's aanwezig zijn als paarden, een beeld, wat zich tegenwoordig
dagelijks aan onze oogen voordoet, dan mogen we daardoor, opkomende
voor het paard, de motorzijde in de wereldeconomie benijden, aan den an-
deren kant mag het niet als oneconomisch en irrationeel worden aangemerkt.
De dienst, welke het paard in dergelijke omstandigheden te verrichten heeft,
houdt geenerlei verband met den arbeid, die het verrichten zou door van
en naar de keuringsplaats te loopen of te draven. Zulks gebeurt wel bij
menig ander onderdeel van den landbouw en in het bijzonder bij het be-
en verwerken van den bodem en van den oogst. Daar zien we tractie-arbeid
verrichten, waarvan de rentabiliteitsrekening eischt een nauwkeurig nagaan
van het verschil tusschen motor- en paarden prestatie. De verrichting
van den tractor voor den ploeg is een regelmatige, rustelooze en haast on
gelimiteerde arbeidsprestatie. Het paard voor den ploeg heeft zijn tijden
van algeheele rust noodig om aan te vullen wat de arbeid aan zijn stoffelijke
welvaart gekost heeft. De oplossing lijkt eenvoudig, doch is het allerminst,
want tusschen beide krachtbronnen bestaat een cardinaal verschil. Het
nuttig rendement van de krachtbron van een paard is n.1. zeer groot, om-
dat de kracht rechtstreeks op het te verplaatsen voertuig, in dit geval de
ploeg, overgebracht wordt. Bij de motor evenwel moet een niet onbelang-
rijk gedeelte van de krachtbron verbruikt worden om de weerstand van
allerlei raderen, grijp werktuigen en van den bodem te overwinnen en
tevens voor het verplaatsen van zijn eigen gewicht. De door de motor ont-
wikkelde krachtbron wordt daarom slechts voor een zeker percentage
gebruikt voor het doel, waarvoor het eigenlijk bestemd is, terwijl een niet
onbelangrijk gedeelte nutteloos verloren gaat. Deze omstandigheid wordt
m.1. heel vaak buiten beschouwing gelaten, zoodat de berekeningen, welke
hier en daar worden voorgelegd, niet stemmen met de werkelijkheid Daar-
naast heeft de onreëele propaganda van de motorliefhebbers en ook van
de zijde van den boer zelf, heel vaak scheeve voorstellingen aan de feiten
gegeven. Als men 10-20 jaren geleden kon hooren, dat aanschaffing van
een motor in een bedrijf van 50-60 H.A. 3 tot 4 paarden overbodig maak-
te, dan IS zulks zeer waarschijnlijk niet met berekeningen bestaafd gewor
den, doch IS een gevolg geweest van het feit, dat de landbouw in vroeger
jaren zich geen voldoende rekenschap heeft gegeven van een rationeele
toepassing der paardentractie, doch vaak een teveel aan paarden in het
bedryf had. Betreffende de snelheid en de rationeele toepassing der arbeids
prestaties van beide krachtbronnen ziet men vooral in de laatste iaren
een zekere ommekeer ten gunste van het paard ontstaan. Dit treedt
naar voren in do toepassing van meerspannen, waartoe onze trekpaarden
zich uitstekend leenen en in het gebruik van luchtbanden voor allerlei ver
voermiddelen in den landbouw. Meer en meer blijkt, dat dergelijke facto
ren een mvloed uitoefenen ten gunste van het paard, op plaatsen waar men
vroeger meende, dat motortractie voordeeliger zou zijn. Door vier- en
zesspannen is het arbeidsvermogen wel niet ongehmiteerd, doch zeker is
dat er een zeer belangrijk gedeelte der landbouwwerkzaamheden mee vol^
bracht kan worden, waarbij een niet onbelangrijke rol speelt, dat bij een
goed geordend landbouwbedrijf de werkzaamheden maar heel zelden zich
zoodamg ophoopen, dat door mechanische middelen te leveren krachts
ontwikkehng noodig is. Dit zal zich in hoofdzaak alleen voordoen in enkele
grootbedrijven. Ook de rationeele toepassing der krachtbronnen van
paarden moeten in het oog gehouden worden. Zoo was ik vorigen zomer
in de gelegenheid een kleine proef te leiden bij het afmaaien met een zelf-
bindermachine van 9 H.A. tarwe. De zelfbinder werd getrokken door
een tweespan, met dien verstande dat het span elke twee uur verwisseld
werd met een ander span, dat twee uur had gerust en zich gevoed had
Het resultaat ,s geweest, dat met een bediening van persoon per dag
4 /2 H.A. kon afgewerkt worden. Bij informatie bleek mij, dat een ma-
chine bespannen met een tractor ongeveer denzelfden arbeid leverde
waarbi, de opmerking gemaakt werd, dat de breedte van het snijappa-
raat bij de motortractie belangrijk grooter had kunnen zijn en daardL
veel meer arbeid verricht geworden zou zijn. Dit laatstequot; mag eenigzins
waar zijn, alhoewel dit alleen van beteekenis is bij een groot bedrijf, alwaar
dan ook weer het aantal paarden zoo groot zou zijn, dat met een vier-
span gewerkt zou kunnen worden om de snijbreedte der machine op te
voeren. Tevens zou misschien bij grootere bedrijven nog meer overwe-
ging verdienen de bewegingsapparaten der machine voor het afsnijden
van het graan te doen geschieden door een kleine weinig kostbare op
de zelfbinder geplaatste motor en de voortbeweging van den zelfbinder
met de machine erop, door paarden te laten doen. Zoo zijn er allerlei de-
tads welke een nauwkeurig rentalibiteits onderzoek noodig maken en
waarbij nu eens de motor, dan weer het paard het nuttigst rendement zal
opleveren. En naast deze details mogen zeker niet vergeten worden vele
algemeene factoren, welke nu eens ten voordeele van den motor dan weer
ten voordeele van het paard zullen uitvallen. Noemen we daarvoor in de
eerste plaats de weersomstandigheden, die vooral in de westelijke landen
en speciaal in ons land heel vaak bezwaren voor motortractie zullen mee-
brengen. In de tweede plaats zal de grootheid der bedrijven, waarvan
ik reeds sprak,de rentabiliteitsberekening bij het gebruik van paard of
motor belangrijk kunnen beïnvloeden. Voor kleine bedrijven, welke in
Nederland in hoofdzaak bestaan, zullen paarden een regelmatigen en
gunstigen invloed der werkzaamheden bevorderen, terwijl in groote be-
drijven van 50 en 60 H.A. of daarboven de motor belangrijke diensten
bewijzen ka« bij opstapeling van arbeid, die in dergelijke bedrijven kunnen
voorkomen. Vervolgens moet rekening gehouden worden met de afschrij-
ving. De motor, vooral de bewegende motor, zal, omdat deze geregeld in
zijn bewegende deelen door uitwendige invloeden schadelijk beinvloed
wordt een betrekkelijk groot afschrijvingspercentage noodzakelijk maken,
waartegenover het paard in 't algemeen een vrij laag afschrijvingsgetal
zal aanwijzen, omdat het paard de eerste 5 jaren van arbeid vrijwel geen
waardevermindering ondergaat, en ook steeds nog eenige waarde heeft
bij ongeschiktheid voor den arbeid. Een niet te onderschatten factor,
welke het verschil bij het gebruik van paard en motor duidelijk in 't oog
doet springen is de voeding. De motor eischt voeding, die gekocht moet
worden, terwijl het paard de voeding rechtstreeks op het bedrijf vindt,
hetgeen ook vooral daarom van beteekenis wordt, wanneer veel, wat bij
afwezigheid van paarden van onnut is, thans voor voeding beteekenis krijgt.
Ook het voortbrengen van een nieuwe krachtbron door het paard zelf zal
als een gunstige omstandigheid in de rentabiliteitsberekening, vooral bij
kleinere bedrijven, naar voren treden. De ongelimiteerde kracht van den
motor zal evenwel niet ten allen tijde uitgeschakeld kunnen worden,
evenmin als de geringe kosten in tijden van rust. En naast deze en zeker
nog vele andere factoren, welke nu eens het voordeel aan de eene zijde
dan weer aan de andere zijde doen overslaan, zijn er nog andere vraagstuk-
ken, welke niet ongeacht voorbij gegaan mogen worden. Ik noem hiervan
het vraagstuk der werkeloosheid, hetgeen overal ter wereld om oplossing
vraagt. Of dit vraagstuk redelijk verband houdt met de mechanisatie der
bedrijven wordt niet door alle economen hetzelfde beoordeeld. De een
meent, dat de machines er eenmaal zijn en door steeds grooter wordende
perfectie niet meer van den mensch los te maken zijn, zoodat de economie
alleen wacht op een volkomen aanpassingsvermogen van den mensch aan
dezen nieuwen mechanischen toestand. Anderenzeggen, de machines zijndoode
instrumenten, welke den mensch arbeid ontnemen, waardoor teveel menschen
gedoemd worden tot leegheid van stoffelijke en geestelijke pres aties.
Uitschakeling van machines, het lijkt haast ondenkbaar, doch anderzijds
geeft de zinnebeeldige gedachte, die ik eenigen tijd geleden van een psy-
choloog zag neergeschreven, n.1. deze, dat de rust en de tevredenheid van
een kind ontstaan, omdat een kind, zoowel geestelijk als lichamelijk altijd
arbeidt, toch ook eenige aanleiding tot nadenken over het vraagstuk der
werkeloosheid.
En ten slotte, Mijne Heeren, zullen de enkele algemeene lijnen, welke ik
voor U heb mogen aangeven, niet beschouwd mogen worden als te zijn
oplossingen voor de economische vraagstukken tusschen het gebruik van
paard en motor, doch ik hoop er voldoende mee aangetoond te hebben,
dat, alhoewel ik de vraag, welke ik in de titel van mijn onderwerp heb
gesteld, durf en mag beantwoorden met „paard en motor vullen elkander
aanquot;, trekpaardfokkend Nederland de toekomst met gerustheid tegemoet
kan gaan.
HET HOEFBESLAG OP DE KEURINGEN VAN WARM- EN KOUD-
BLOEDPAARDEN OP DE GROOTE TENTOONSTELLING DE „ATHILquot;
5—9 JUNI TE APPINGEDAM.
Gevolg gevende aan het besluit genomen op de laatst in Jan. gehouden
vergadering van de Vereeniging van Rijks-Gedipl. Onderwijzers in Prac-
tisch hoefbeslag, om zooveel mogelijk verslagen over hoefbeslag op keu-
ringen in te zenden bij het maandblad „De Hoefsmidquot;, om daardoor de
waarde van het blad te verhoogen, wil ik thans eenige beschouwingen
geven over het hoefbeslag op bovengenoemde tentoonstelling. De keuringen
waren zeer belangrijk, omdat er veel en goed materiaal aanwezig was.
In Groningen blijft de meeste belangstelling nog altijd voor het warm-
bloedpaard, niettegenstaande de inzending van het koudbloed iets grooter
was dan van het warmbloed.
De algemeene indruk van het hoefbeslag is naar mijn bescheiden meening
deze, dat het beslag en de verzorging van de hoeven, bij de warmbloed-
paarden beter is dan van het koudbloed.
De verzorging der hoeven van laatstgenoemd type laat veel te wenschen
over; er wordt door de eigenaren niet doorloopend de noodige zorg aan
besteed, wat juist zoo hoog noodig is, wanneer de dieren in de weide ver-
blijven. De hoeven loopen veel te breed uit, en worden daardoor te plat.
Moeten ze op een of andere keuring verschijnen, dan moet alles in 't werk
worden gesteld, om er nog iets van terecht te brengen, wat dan natuurlijk
vrijwel onmogelijk is.
In vele gevallen spreekt dan de eigenaar nog een woordje mee en waar-
schuwt den betrokken smid om vooral zoo weinig mogelijk van de hoeven
af te nemen, omdat in Groningen nog altijd onder de koudbloedfokkers
de meening heerscht, dat hunne paarden groote hoeven moeten houden,
reden waarom de smeden meestal te weinig besnijden en bijraspen.
De hoeven en het beslag waren in de afdeeling koudbloed dan ook over 't
geheel zeer onvoldoende, te wijten aan onvoldoende verzorging der hoeven
door de eigenaren met als gevolg: te wijde en te platte hoeven en te kleine,
wegens afbrokkeling door weide-gang.
Wij mogen echter onzen dank niet onthouden aan die eigenaren en
smeden, die werkelijk alles hadden gedaan wat noodig is voor goede hoeven
en beslag, doch het getal was zuinig.
Een opmerking nog en wel deze, dat het beslag in 't algemeen ook te
-ocr page 111-licht was, in de eerste plaats te smal, en ten tweede te dun. Beslag van
1^/2 X zagen we zeer weinig, wat toch voor deze hoeven noodig is, ten-
minste bij volwassen dieren.
De hoeven en beslagen bij de warmbloedpaarden waren veel beter,
ten gevolge van een betere verzorging. Moeten deze fokkers met hunne
paarden ter keuring, dan laten ze weken van te voren deze reeds op het
beslag zetten, om de hoeven voor afbrokkeling, enz. te bewaren. Worden
deze tegen de keuring beslagen, dan kan de betrokken smid, wanneer het
dier kleine afwijkingen heeft in stand en gang, de hoeven besnijden zooals
noodig blijkt; zijn de hoeven echter te veel afgebrokkeld, of afgesleten,
omdat ze zonder ijzers waren, dan kan zulks niet.
Zeker troffen we wel enkele dieren aan, die slecht op beslag stonden,
doch naar een paar zulke gevallen kan men de groote massa niet beoor-
deelen. Over 't geheel was het vrij goed, enkelen zeer goed.
A.nbsp;M. R.
BEZOEK AAN DE RIJKSHOEFSMIDSCHOOL TE BRUSSEL.
Met voldoening zie ik terug op ons bezoek aan de Rijkshoefsmidschool te
Brussel waaraan ik, vergezeld van collega Breukink uit Lochem, op Zaterdag
9 Juni een bezoek heb gebracht; tevens is door ons bezocht de groote
kampioenskeuring van het Belgische ras.
Hiervoor hebben wij twee dagen gebruikt en deze ook zeer nuttig en
leerzaam besteed.
Toen wij den eersten dag te Brussel kwamen, hebben wij eerst de nieuwe
School bezocht en hierover zou ik gaarne mijne bevindingen mededeelen.
Allereerst de ontvangst door de Heeren Bosmans en Luiken was
hoogst aangenaam; hoewel wij vooraf geen bericht hadden gestuurd, werden
wij zeer hartelijk ontvangen en gingen al spoedig het zoo practische
nieuwe gebouw bezichtigen.
De Heeren Bosmans en Luiken hebben ons de geheele inrichting van
a—z laten zien en ik mag dan ook zeggen, dat het voor een vakman-hoef-
smid de moeite waard is om deze inrichting te bezoeken, want alles was
tot in de puntjes verzorgd.
Bij onzen rondgang hebben wij de gelegenheid gehad de leerlingen aan
het werk te zien; dit maakte op ons een zeer gunstigen indruk, daar zij
goed werk naar voren brachten.
Door de leerlingen van het eerste leerjaar werden doode hoeven beslagen,
terwijl de leerlingen van het tweede leerjaar bij levende paarden beslag
aanlegden en tevens model-ijzers maakten voor abnormale voeten. Dat
hier het onderwijs in goede handen is, bewees genoeg de gemaakte ijzers
die ons getoond werden.
Wat mij bijzonder trof uit een gesprek met den heer Luiken, leeraar
in theorie aan deze inrichting, was, dat deze zoo erg veel belang stelde
in het practische werk van den heer Bosman; hij beweerde dan ook vol-
mondig, dat zonder een goede bekwame practische opleiding geen bekwame
jonge hoefsmeden gevormd konden worden. In hoofdzaak is volgens mijn
inzicht de praetische stzjl, welke daar gevormd wordt bij de jonge smeden
een groot of wel het grootste belang bij de opleiding vo^r het hTefbquot;Ïag
nl tT'T quot; Tnbsp;^^nbsp;-- bijzaak if'
neen, want zonder goede theorie is ook niets te bereiken
hefbetquot;'''nbsp;programma
hebben, zoo kan ik hun deze reis gerust aanbevelen
J. W. P r i n s e n.
Onderw.-Hoefsmid Varsseveld.
DE NATIONALE TREKPAARDENTENTOONSTELLINa TE BRUSSEL
tr.?^ ƒ V®nbsp;jaarlijksche tentoonstelling van
trekpaarden gehouden in de Cinquantenaire. Aangemoedigd door hef veï
wat WIJ er het vorig jaar zagen, gingen we thans van Zutphen af metlen
gezelschap van 20 personen ernaar toe, meest fokkers en paLdenliefhebbers
h er de omgeving; onze collega, de heer Prinsen uit Varsseveld was ook
van de partij. Het is werkelijk de moeite waard al dat grootsch ingerichte
daar te gaan zien. Een prachtig terrein, alles binnen en zoo groot d'at daa
op 4 plaatsen tegelijk wordt gekeurd.
zulkrotS] ïr''quot; T ''nbsp;Wat het beslag betreft is
zulks ook al als overal; er zijn er die zeer netjes beslagen zijn en ook die
mmder goed op beslag staan. Paarden met slechte voeL hetben vaak d
dikste i^ers onder om ze nog wat te doen uitkomen. Ik denk evenwel,
dat de heeren keurmeesters er ook niet blind voor zijn en zich geen rai
voor de oogen laten draaien. Enkele paarden waren er nog met mijns
mziens te hooge verzenen, zoodat Het stappen en draven er minder ZZ
iiiocsT' zyn.
De hjr Prinsen en ik namen tevens nog een kijkje in de nieuwe hoef
smidsschool W« werden er door den heer Bosmand erg vriendelijk ont-
verrast was door ons onverwachte bezoek. Genoemde heeren hebL ons
daarna rondgeleid en de geheele inrichting laten zien. Was de vroegere
nrthtirequot;quot;^nbsp;quot; ^^^^^^^^
Tn e n tf- \ ! P™'nbsp;werkplaats met 3 hoefstallen
en een flinke ruimte om paarden uit de hand te beslaan en een andere
werkplaats met lange banken met klemmen voor het beslaan van doodquot;
m hun bloote hemd stonden te smeden; dit geeft dadelijk den fndruk dat
er ambi leus gewerkt wordt. In het Orgaan van Smedenpatroons van
29 Jum as ik dat er in de Hoofdbestuuxsvergadering van den B S P V
ook sprake was van het oprichten van eene hoefsmidsschool hier te lande ■
Ik voor mij geloof niet, dat zulks noodzakelijk is; ook betwijfel ik of e;
jongens uit Groningen of Zeeland 2 jaar lang één dag in de week naar
Utrecht zouden reizen. Dezelfde gedachte ging ook van het meerendeel
dezer vergadering uit. Laten we echter gezamenlijk trachten de Onder-
Leest men evenwel verslagen van keuringen als van Appingedam, dan
denkt men het is hier niet meer noodig. In dit verslag voorkomende in
„Het Paardquot; van 21 Juni leest men het volgende over een bekroonde merrie.
(In het algemeen moet opgemerkt worden dat in Groningen de voeten
zeer slecht verzorgd worden en deze merrie heeft een prima verzorging
uiterst noodig. Sommige eigenaren roemen er wel op, dat zij het zonder
eene hoefsmidsrekening kunnen doen, maar wanneer er handel is zal deze
zuinigheid zeer duur zijn; er zijn hier in Groningen heel wat paarden, die
om hun slechte voeten onverkoopbaar zijn.) En dat nog wel in een paarden-
land als de provincie Groningen! Zooiets te lezen is toch meer dan bar,
temeer daar de prijzen van het hoefbeslag juist daar erg laag zijn. In België
op de tentoonstelHng hebben we juist het tegendeel gezien; daar was aan de
paarden en aan het beslag veel moeite besteed. Ik zou onze collega's willen
aanraden, laten wij eens samen deze tentoonstelhng bezoeken, men neemt
er altijd wat van mee en met een gezelschap is de reis niet zoo kostbaar.
Lochem, 6 Juli.nbsp;H. J. Breukink.
CURSUSSEN IN HOEFBESLAG IN ZEELAND.
Cursus te Middelburg. Van rechts naar links: P. Dey te Veere, A. de
Poorte te Middelburg (leerlingen), Iz. Adriaanse te Goes [onderwijzer-
hoefsmid), L. W. de Waardt te Middelburg {leider van den cursus),
C. Clarisse te Grijpskerk {leerling). Bliek {personeel), C. de Voogd te
Serooskerke, I. de Kam te Koudekerke, H. Jacobsen te Serooskerke
{leerlingen)-, L. J. Schieman, eigenaar smederij waarin depractische
lessen worden gegeven.
afb^^idrl'quot;t Tnbsp;de gelegenheid gesteld hiernevens
afbeeldingen te kunnen geven van de eursussen te Middelburg en te Goes
De e^sus te Middelburg gaat uit van den Kring Waleheren der Z L M
- die te Goes van den Kring Zuid-Beveland der Z L Mnbsp;' ' quot;
De lessen te MWdelburg worden gehouden des Woensdags. De theore-
tisehe lessen van dezen eursus (Ie leerjaar) zijn afgeloopen; L moeten nog
2 practische lessen gegeven worden.nbsp;^
De lessen te Goes worden gehouden Zaterdagsmiddags. De theoretische
worden gegeven in de Rijkslandbouwwinterschool. Op'enkele lessefquot; i
het 2e leerjaar van dezen cursus beëindigd.
Elk gedeelte van deze tweejarige cursussen bestaan uit 16 theoretische
en 20 practische lessen.
De Centrale Middenstands Bedrijfvereeniging voor Handel en Nijverheid
te Adam verzoekt ons het volgende te willen plaatsen:
VRIJWILLIGE PATROONSYERZEKERING.
Dat de uitvoering van de Ziektewet aan de Raden van Arbeid en de
Bedrijfsvereenigingen is toevertrouwd, mag als voldoende bekend worden
beschouwd; eveneens, dat de Ziektewet den werknemer op behoorlijke
wijze tegemoet komt, indien deze door ziekte getroffen wordt.
Doch behalve de werknemers, wier vast inkomen niet hooger is dan
/ 3.000.— per jaar, zijn er nog duizenden werkgevers, die, ingeval zij door
een langdurige ziekte worden getroffen, zeker ten zeerste gebaat zouden zijn
indien zij zich tegen de geldelijke gevolgen daarvan zouden hebben ver-
zekerd.
De Centrale Middenstands Bedrijfsvereeniging voor Handel en Nijverheid
heeft dit ingezien en reeds bij het in werking treden van de Ziektewet ook
aan de werkgevers, en die werknemers die buiten de Ziektewet vallen,
de gelegenheid geboden om zich tegen de geldelijke gevolgen van ziekte te
verzekeren.
Het groote belang van deze vrijwillige patroonsverzekering wordt blijk-
baar door belanghebbenden nog niet voldoende ingezien.
Wij meenen daarom goed te doen, den Middenstand in het algemeen op
deze belangrijke zaak te wijzen, en ernstig te adviseeren, zulk een Vrij-
willige Patroonsverzekering aan te gaan.
De premie daarvoor bedraagt / 18.— per jaar per / 1.000.— loon. Wanneer
dus iemand in geval van ziekte zich wenscht te verzekeren tegen een uit-
keering van / 6.40 per werkdag, dan komt dit overeen met een aangenomen
loon van / 8.— per werkdag. In dit geval zou de premie zijn / 22.50 per
halfjaar.
Indien men hierbij voor oogen houdt, dat ingeval van ernstige ziekte
binnen een jaar tijds door dezelfde ziekte-oorzaak 26 achtereenvolgende
weken een uitkeering wordt gedaan van ƒ 38.40 per week, dan zal het
persoonlijk belang van iederen werkgever hem het nut van deze vrijwillige
patroonsverzekering doen inzien.
De voorwaarden worden op aanvrage gratis toegezonden.
Voor de C. M. B. voor Handel en Nijverheid,
W. Winkelman, voorzitter.
C. van Baren Jr., secretaris.
J. J. K O r f f, Penningmeester.
J. A. S t O 1 d ij k.
(Kantoor: Nassaukade 175, Amsterdam, W.).
Aan het interessante artikel inde ,,Zwitsersche Hoefsmidquot; van H. Stähli
uit Bern waarop in de vorige aflevering de aandacht is gevestigd, zij nog
een en ander ontleend:
Hij geeft als definitie van een bokhoef het volgende: een hoef die van ter-
zijde gezien, te steil op den bodem staat en waarvan de verzenen dus in
verhouding van den toon veel te lang zijn; deze hoeven vormen dan ook
een hoek van 60-90» met den bodem. Daarna bespreekt hij het voor-
komen en de oorzaken en onder deze laatste nemen dan verkeerde been-
stelhngen een eerste plaats in en wel voornamelijk de steile stand in de
kooten.
Ook ziekten van de ledematen en van den hoef kunnen tot bokhoef
voeren. Ontsteking en verkorting van de buigpezen, gewrichtsontstekingen
en vergroenngen zooals overhoef en spat geven alle aanleiding om het
diep doortreden in het kootgewricht te vermijden. Hoefziekten kunnen tot
gevolg hebben een meerdere belasting in het toongedeelte en daardoor
een steiler worden van den hoef.
Een verkeerd besnijden van den hoef, n.1; een te sterk inkorten van den
toon, een beslag met kalkoenen of ijzers met verdikte takken hebben ook
een meerdere belasting van het toongedeelte van den hoef tot gevolg
hetgeen weder een stompe hoefvorm in de hand werkt
Slechte of wel nalatige hoefverpleging bij het veulen kunnen ook leiden
tot beperking van doortreden in het kootgewricht.
Bij het beslag behandelt hij eerst het besnijden en legt er den nadruk op
dat men alle abnormaal geworden verhoudingen slechts zeer geleidelijk
zal moeten trachten te verbeteren en alleen dan nog wanneer geen veran-
deringen als verkorting van banden of pezen, vergroeiing van gewrichten
overhoeven, in één woord, mechanische hindernissen bestaan
Inplaats van de verzenen in te korten, zullen in zulke gevallen zelfs de
verzenen juist moeten worden verhoogd door een daarvoor gemaakt ijzer
toe te passen.
Tenslotte bespreekt hij een geschikt ijzer voor bokhoef en zegt, dat een
hoef welke met meer doortreedt, zoowel voor- als achter gelijkmatig door
het ijzer ondersteund behoort te worden. Men kan dit bereiken door een
snavel aan het ijzer aan te brengen en wel door deze breed te maken en niet
lang, men voorkomt hierdoor het naar voren doorknikken. Wanneer men de
snavelsmalmaakt, zal het mogelijk zijn dat het been doorknikt naar terzijde
terwijl de lengte van de snavel bepaald wordt door de graad van stompheid
van den hoef. Hoe korter de toon en hoe hooger de verzenen zijn, des te
langer zal de snavel moeten zijn.Kalkoenen zal men naar behoefte aanbrengen
en soms zullen deze zeer hoog moeten zijn; als maatstaf neemt men bij het
eerste beslag den afstand welke de verzenen bij het optreden van den
bodem verwijderd blijven; bij volgende beslagen zal men er naar streven
de kalkoenen geleidelijk korter te maken.
*
In een verhandeling over den Italiaanschen Veterinairen Dienst in vredes-
en oorlogsverband komt het navolgende voor betreffende het hoefbeslag
In het Itahaansche leger worden gebruikt hoefijzers zonder kalkoenen
het zijn stampijzers, waarvan het voorijzer een ronde vorm en het achterijzer
een ovale vorm heeft. Het gewicht is in overeenstemming met de grootte
van het paard en het dienstgebruik en men onderscheidt ijzers voor trek-
paarden en voor rijpaarden.
Voor het gebruik van de paarden in de maneges worden zeer lichte
Ijzers aangewend; voor manoeuvretijd en bij oefeningen zijn de ijzers breeder
en dikker en kunnen een gewicht van 400 gr. bereiken. Voor trekpaarden
worden ijzers gebruikt waarbij de breedte van de takken de dubbele ijzerdikte
bedraagt. De lengte van de ijzers is circa 1 c.M. langer dan de draagrand
van den hoef. De nagelgaten zijn vierhoekig, 4 worden aangebracht in den
buitentak en 3 in den binnentak. Deze nagelgaten zijn bij het voorijzer
meer verdeeld over de voorste helft, bij het achterijzer meer naar achteren
aangebracht. De ijzers zijn voorzien van een toonlip en van een afhelling,
terwijl ook een opzet is aangebracht. De buitentak van de achterijzers is
langer dan de binnentak.
Als bijzonder beslag wordt het ritsijzer gebruikt hetwelk bij het voorijzer
ook in den toon geritst wordt en waarin 6 tot 8 rechthoekige gaten worden
gestampt. Bij het achterijzer loopt de rits niet door in den toon.
Als winterbeslag worden aangewend ijsnagels systeem Lepinte. Boven-
dien worden vaste en verwisselbare (schroef) kalkoenen gebruikt, echter
niet bij achterijzers van rijpaarden.
Het personeel der hoefsmeden volgt een cursus van 6 maanden in Pinerolo,
zij kunnen den onderofficiersrang behalen, wanneer zij 3 jaren als korporaal-
hoefsmid dienst hebben gedaan.
*
In de Zwitsersche hoefsmid (Juni-aflevering) komt een uitvoerig artikel
voor over de luchtbanden bij paardentractie. Na hetgeen hierover reeds in
ons eigen maandblad is medegedeeld, willen wij volstaan met de naar voren
gebrachte voordeelen, welke breedvoerig worden besproken, weer te geven.
Deze zijn:
Ie. groote besparing aan trekkracht;
2e. minder slijtage aan straten en wegen;
3e. geringe aanschaf f ingskosten;
4e. grootere gebruikswaarde
5e. meerdere veiligheid bij het gebruik;
6e. voordeeliger bedrijf.
Ook de Juni-aflevering van de Belgische „Hoefsmid' bespreekt dit onder-' -
werp uitvoerig.
Vervolgens komt in de Zw. hoefsmid een artikel voor, voorzien van zeer
vele foto's, over noodbeslag; dit beslag wordt verdeeld in noodijzers, waar-
onder scharnierijzers domineeren en allerlei uitgevonden ijzers en schoenen
waarvan het groote meerendeel of onpractisch is of wel te duur en te om-
slachtig in het onderleggen.
*
Aangegeven wordt om oude vijlen, welke als regel uit goed staal bestaan,
niet bij het oud roest weg te gooien, doch deze aan te wenden, nadat ze
onder afsluiting van lucht uitgegloeid zijn, tot het vervaardigen van beitels,
boren, doorslagen, nietentangen, stampen enz. Men moet, wanneer deze
voorwerpen ervan vervaardigd zijn, deze opnieuw gaan harden.
*
Beslag van bodem-nauwe hoeven. Lemmer, Directeur der Mil. Hoef-
smidschool te Berlijn, deelt in de Duitsche „Hoefsmidquot; de resultaten mee
van onderzoekingen over bovengenoemd onderwerp, ingesteld aan ver-
schillende Duitsche mihtaire hoefsmidscholen.
Bodemnauwe voeten ziet men veel bij zware trekpaarden in de groote centra.
Zij ontstaan, doordat deze op gladde plaveidsels bij het aantrekken den voet
naar binnen draaien. Ook de rondliggende wegen werken praedisponee-
rend. Vandaar ook, dat zij in meer dan 50% van de gevallen links voorkomen.
Men zag voeten, waarvan alleen de toon, en voeten, waarvan de heele
hoef naar binnen gedraaid was. Bij de eersten bleek alleen het binnentoon-
gedeelte te hoog te zijn, bij de anderen ook nog de binnenzijwand.
De binnenwand en de hoef was concaaf, de buitenwand convex. Het
was niet met zekerheid vast te stellen, dat de sterkere belasting van de
buitenhoefhelft een ongunstigen invloed had op den hoorngroei. Uit de
meerdere of mindere hoogte van den kroonwand kon dat niet afgeleid
worden, daar pathologische (ziekelijke) processen als verbeende hoefkraak-
beenderen, overhoeven enz. op die hoogte van invloed waren. Hoewel de
buitenhoefhelft het eerst den grond nadert, wordt de binnenhoefhelft het
eerst neergezet. Toch was de buitentak van het hoefijzer altijd het sterkst
afgesleten.
Het hoorn van de zool was in de binnenhoefhelft het dikst, de binnenste
zooivlakte was het grootst. Steengallen en losse wand kwamen daar het
meest voor; andere hoefgebreken het meest aan de buitenhoefhelft.
Kunstmatige verhooging van deelen van den hoef, door plankjes, die
niet overal even dik waren, onder het ijzer te bevestigen, hadden invloed
op den gang, op het neerzetten van den voet, en op den stand ten opzichte
van den kogel, maar in mindere mate dan men zou verwachten. Hieruit
blijkt, dat de hoef eèn groot aanpassingsvermogen bezit, waardoor slecht
beslag niet dadelijk als zoodanig gekwalificeerd kan worden, en gelegenheid
heeft zijn funesten invloed op gangen en standen uit te oefenen. De binnen-
hoefhelft kort bekappen was niet voldoende om blijvende verbetering
te verkrijgen. Daarvoor was ook noodig een ijzer met verbreeden en ruim-
liggenden buitentak.
Wel had het kort bekappen van de binnenhoefhelft een gunstigen invloed
op gang en stand. Soms echter ook niet, maar veroorzaakte het strijken,
terwijl het bij verbeende hoefkraakbeenderen of overhoef, kreupelheid
veroorzaakte.
«
Hans Friedrich heeft een boek over hoefbeslag geschreven getiteld:
„der Brückersche Lehrsatzquot;. Hierin wordt aan de hand van 8 afbeeldingen
het besnijden van den hoef gedemonstreerd. Als grondregel geldt hierbij:
„Daar waar de hoef naar toe gaat, moet ook het hoorn naartoe; daar waar
de hoef weggaat, moet ook het hoorn wegquot;. De bedoeling zal hierbij voor-
liggen, dat het hoorn zal moeten worden gespaard daar waar het aan de
meeste slijtage onderhevig is en zal moeten worden besneden waar weinig
wrijving plaats vindt.
*
Eugen Mäzell heeft een „ungulaquot; hoefijzer geconstrueerd, dat moet
dienen tegen het uitglijden op gladde wegen. Hij gebruikt verwisselbare
korte, breede van bijzonder taai gummi vervaardigde inslagen. Het ijzer
is in twee modellen in den handel; model A dient voor rijpaarden en lichte
trekpaarden en Lier zijn de stukken gummi bevestigd aan de takken van
het ijzer, die hiervoor conisch toeloopen en evenals de gummistukken
zoodanig zijn geconstrueerd, dat met een daarvoor bestemde tang het in
en uitbrengen gemakkelijk geschiedt. Model B is bestemd voor trekpaarden.
Hierbij wordt met schroefkalkoenen een U-vormig gebogen balk aange-
bracht tusschen de takeinden van het ijzer; op de balk wordt het gummi
bevestigd en als kalkoenen kunnen al naar omstandigheden stompe of
scherpe worden gebezigd.
—nbsp;De Duitsche hoefijzeriiidustrie. De Rijksminister voor Economische
Zaken heeft volgens de „Tel.quot; een verordening uitgevaardigd waarbij het
verboden wordt nieuwe ondernemingen op te richten tot vervaardiging
van hoefijzers of bestaande bedrijven uit te breiden. Deze maatregel is
genomen in verband met het feit, dat de in bedrijf zijnde ondernemingen
slechts op een gedeelte van haar capaciteit werken.
—nbsp;AVaarom we zoo langzamerhand moeten denken. Onder voornoemden
titel bevat de R. K. Boerenstand onder Bondsnieuws van den R. K. Dio-
cesanen Land- en Tuinbouwbond in het Bisdom Haarlem, onderscheidene
onderwerpen,' waarbij o. m.:
d. Cursv^sen in Hoefbeslag. Voor deze cursussen bedraagt het schoolgeld
ten minste ƒ 10.- per leerling en per klasse.
Zij, die wenschen te worden toegelaten, moeten op den dag, waarop de
cursus aanvangt, den 18-jarigen leeftijd hebben bereikt.
Geen uitkeering van subsidie heeft plaats, indien het getal deelnemers,
bij den aanvang der lessen, in de eerste klasse minder dan 8 en in de tweede
klasse minder dan 6 bedraagt.
Daalt het getal deelnemers tijdens den duur van den cursus in een der
klassen beneden 6, dan moet tot ojtófing van dien cursus worden over-
gegaan. Hiervan kan alleen met machtiging van den Directeur Generaal
worden afgeweken.
Ook de oprichting van deze cursussen moet geschieden in overleg met den
Rijksveeteeltconsulent, in wiens ambtsgebied de cursussen zullen worden
gehouden.
Het secretariaat van de Onderwijs vereeniging van den L. T. B., gevestigd
Parklaan 12 te Haarlem, verstrekt gaarne nadere inhchtingen.
AANSTAANDE CONCOURSEN-HIPPIQUE.
Binnenland.
18 Juli Hoofddorp.nbsp;3 en 4 Aug. Den Haag.
22 Juli St. Oedenrode.nbsp;g Aug. Maria Heide.
25 Juli Grijpskerk.nbsp;g Aug. Vries.
29 JuH Breda.nbsp;12 Aug. Oss.
29 Juli Etten?nbsp;15 Aug. Oosterbeek.
1 Aug. Zwolle.
-ocr page 120-
........ja, — maar | |
..de |
overwinnaarquot; |
is een |
veel betere HOEFNAGEL |
en breekt niet____quot;. | |
Prijzen thans verlaagd. | |
Verkrijgbaar in geheel Nederland. |
ili*«»
ili
ili
ili
Si:
Si!
ili
ili
ili
■n
üi
iü
15 Aug. 1934
39° Jaargang
Officieel Orgaan van de Vereeniging van Onderwijzers in practisch hoefbeslag in Nederland
ADVERTENTIEN
1—10 regels (breedte 58/4 oM.)f2.—,
Iedere regel meer f 0.20. - Tarieven voor
contracten op aanvrage verkrijgbaar
,,lt;.„nbsp;J Redacteur: Dr. R. H. J. Gallandat Huet, te 's-Gravenhase
u.tgave van de n.V. Zuid-Holl. Boek- en Handelsdrukkerü, Wagenstrfit 70, 's-Gravenhage
hSVd - F^Ifnbsp;~nbsp;??nbsp;- Opleiding tot dienstplichtig en reserve
der o^arde7 Examen Ri,ksd.ploma hoefsmid. - Cursus in hoefbeslag Helden L.. - Het verzorgen
KortfrnfrdP^nf..nbsp;Jaarbeurs m September. - Ingezonden stukken. - Correspondentie.-
miaa^urint 19W -literatuur overzicht - De 302e ommegang der koetsiers van Brussel. - Rijks-
najaarskeurmg 1934. — 26-jar. vosraerrie met haar 20e veulen. - The Gleaner. — A.s. conc.-hip. — Adv.
HOEFBEVANGENHEID.
Zooals de Redactie terecht opmerkte, heb ik in mijn artikel over hoef-
■bevangenheid niet genoemd de „zooibreukquot;; d.i. het verschijnsel, dat
korten tijd na het optreden van hoefbevangenheid, de onderste toonrand
van het hoefbeen de hoornige zool heeft doorboord. Men ziet dan in de
zool vóór de punt van de straal, evenwijdig aan de witte lijn een lang-
werpige wond, die een vuil bloederig aanzien heeft en waarin men met den
vinger de scherpe rand van het hoefbeen kan voelen.
O) EZ
-nbsp;O
-nbsp;X
^ rn
a A
H D
13 m
De hoefschoen heeft nog zijn ongewijzigde vorm behouden, omdat in
dezen korten tijd knolhoefvorming nog niet heeft kunnen plaatsvinden.
Het spreekt vanzelf, dat zooibreuk alleen optreedt in het verloop van een
zeer ernstige graad van hoefbevangenheid. De loslating van hoornplaatjes
ABONNEMENTSPRIJS
voor Nederland per jaar f 3.—
voor 't Buitenland per jaar f 4.—
van de vleeschplaatjes in het voorste gedeelte van den hoefschoen heeft
tengevolge van de zeer ernstige ontsteking van de hoeflederhuid in een zeer
kort tijdsbestek volledig plaats. Dientengevolge treedt ook de plaatsver-
andering van den hoefschoen naar voren en naar boven in hetzelfde korte
tijdsbestek op. (De stippellijn op de teekening geeft de nieuwe stand van den
hoefschoen aan). De zool stuit tegen den ondersten toonrand van het
hoefbeen De druk hier ter plaatse is zóó groot, dat de tusschen liggende
zoollederhuid afsterft. De scherpe harde rand van het hoef been doorboort
nu in korten tijd de veel weekere hoornzooi.
Zooals ik in mijn vorig artikel beschreef is de Hchaamslast de kracht die
de plaatsverandering van den hoefschoen veroorzaakt. Bij paarden' die
ernstig door hoef bevangenheid worden aangetast, doet zich nu het'ver-
schijnsel voor, dat ze niet gaan liggen. Ze blijven steeds op dezelfde plaats
staan met de voorbeenen vooruit en de achterbeenen onder het lichaam-
ze durven zich tengevolge van de ernstige pijn niet te verplaatsen en dus
ook met te gaan liggen. De Hchaamslast werkt bij deze dieren onafgebroken
m en hierdoor wordt het onstaan van zooibreuk sterk in de hand gewerkt
Ik meen, dat ik hiermede duidelijk heb gemaakt, dat ook voor het ontstaan
van zooibreuk zakken en kantelen van het hoefbeen niet behoeft plaats
te vinden.
Zooibreuk valt m.i. geheel en al in de lijn van de theorie, die ik over
hoef bevangenheid in mijn vorig artikel heb medegedeeld.
B. C r e z é e.
LOSSE EN HOLLE WAND.
Een der lezers van ons vakblad vraagt mij het verschil uiteen te zetten
tusschen lossen wand en hollen wand en of het beslag voor beiden het-
zelfde moet zijn.
Daar beide ziekten verschillend zijn, zoo lijkt het mij het beste om ieder
afzonderlijk te bespreken en daarna het beslag voor elk na te gaan
Onder lossen wand verstaat men een loslating tusschen den hoornwand
en den hoornzooi; daar de witte lijn of plaatjesrand de natuurlijke verbin-
ding tusschen beiden vormt, moet deze dus op de plaats van het voorkomen
van de losse wand verdwenen zijn en heeft zich daar als het ware een spleet
of een holte gevormd waarin men een hoefnagel kan steken en waaruit men
dan als regel brokkehge en kruimelige zachte hoorn kan uitpeuteren. Meestal
loopt deze holte niet hoog op, is dit wel het geval en bereikt men de vleezige
deelen, dan kan bloeding en kreupelloopen een gevolg zijn. Hoewel een losse
wand over het geheele verloop van de witte lijn kan voorkomen, is toch
meestal het zij- en verzenengedeelte van den hoef het meest onderhevig
aan dit gebrek.nbsp;^
Het lijden kan voorkomen zoowel bij beslagen als bij onbeslagen hoeven
en meestal vertoont het zich bij voorhoeven. Bij onbeslagen hoeven kan het
optreden door verkeerd breken van den wand, het intrappen van steentjes
en vuil in de witte lijn, en door scheef optreden op een oneffen bodem Het
meest ziet men het bij hoeven met te schuine wanden (plathoeven), bij
diagonale hoeven en bij hoeven met ondergeschoven verzenen De stal-
bodem kan ook nadeelig inwerken, n.1. als het ligstroo vnil en met urine
doordrenkt is; het beslag kan het mede in de hand werken o a door te
warm passen van het ijzer, verder door het scheef besnijden van den
iioel, net te veel wegnemen van den zooihoorn, door een te smal ijzer te
nauw gepaste ijzers, een verkeerde plaatsing van de hoefnagels en het te
lang laten loopen op het oude beslag. Bij normale hoeven is genezing van
een geringe graad van lossen wand gunstig te beoordeelen. De behandeling
zal dan bestaan in een goed reinigen van het losse gedeelte en dit daarna
op te vullen met werk, gedrenkt in teer of in dikke terpentijn. Men zal
den wand over het losse gedeelte vrij van dracht op het ijzer leggen en
hierin geen nagels slaan. Is het uitgebreid, dan zal een balkijzer afofniet
met lederen zool, goede diensten doen, terwijl men zooveel mogelijkde zool
ter plaatse zal laten meedragen en om ver- schuiven van het ijzer te
voorkomen, een zijlip kan geven.
Onder holle wand verstaat men een min of meer groote gleuf in den eigen-
lijken hoornwand zelf, dus in de dikke of pijpjeslaag hiervan. De witte lijn
of plaatjesrand is hierbij dan intact en verbindt den hoornwand met dL
hoornzooi; dit is dus het verschil tusschen den lossen en den hollen wand
De holle wand kan ook en men ziet dit wel vaker dan bij den lossen wand'
hoog oploopen, zelfs tot aan den kroonrand toe. Men kan een holle wand
alleen met zekerheid vaststellen als men het ijzer heeft afgenomen, hoewel
een naar buiten gewelfde wand en het hol klinken bij bekloppen hiervan het
vermoeden ervan kan opwekken.nbsp;'
De oorsprong mag men zoeken in ontstekingen van de hoeflederhuid en
deze zijn alweer als een gevolg te beschouwen van de vele schokken die de
hoef opvangt wanneer het paard voortdurend dienst doet op harde wegen
Gaat kreupelheid met het lijden gepaard, dan is de beoordeeling ongunstig'
vooral wanneer de holle wand over een uitgebreid gedeelte vL den hoef
bestaat; alsdan zal een lang tijdsverloop voor de genezing gevorderd worden.
Ook hier zal men weer het holle gedeelte goed reinigen en opvullen als bij
den lossen wand is aangegeven. Een vlak besnijden van den hoef en het toe-
passen van een balkijzer met vrijleggen van het holle hoorngedeelte en hierin
geen nagels s aan is het beste beslag, terwijl stapvoetswerk op zachten
bodem IS aan te raden. Operatief kan men ingrijpen en de holle wand bloot
eggen door het hoorn ter plaatse weg te nemen, doch met het oog op den
langen duur voordat het hoorn weder is afgegroeid, zal men niet dan noode
hiertoe overgaan. Voorhoeven lijden in het algemeen meer aan beide kwalen
dan achterhoeven; voor lossen wand is dit verklaarbaar door den schuineren
stand van de voorhoeven, terwijl het meerdere gewicht dat de voorhoeven
krijgen te dragen voor het ontstaan van beide ziekten nadeelig werkt
Wij zien dus dat hoewel er een verschil is omtrent de plaats van voorkomen
van beide ziekten n.1. alleen de witte lijn of den hoornwand, er toch veel
overeenstemming tusschen beiden is wat de behandeling betreft, alsmede
net eventueel voorkomen ervan.
OPLEIDING TOT DIENSTPLICHTIG EN RESERA E HOEFSMID
Aangezien nog zoo vaak verzoeken om inlichtingen omtrent de opleiding
tot dienstplichtig hoefsmid aan mij gericht worden, wil ik langs dezen weg
nog eens kenbaar maken hetgeen hieromtrent geldt.
Zoons van hoefsmeden en hoefsmidsknechts zullen bij voorkeur wenschen
om geplaatst te worden aan de militaire hoefsmidschool tijdens hunne eerste
oefeningstijd, wanneer zij bij de militie zijn ingedeeld. Zij onderhouden aldus
hun vak en leeren het tijdens hun diensttijd grondig aan, zoodat hun als hét
ware een kostbare gelegenheid geboden wordt om een rationeele opleiding
tot hoefsmid te ontvangen.
Het leger heeft bij mobilisatie zeer vele hoefsmeden noodig; wel is waar
is het wapen der cavalerie ingekrompen en zijn enkele diensten gemotori-
seerd, doch niettegenstaande dit zal de paardenvordering veel grooter zijn
dan in 1914 en zullen honderden hoefsmeden alsdan in het beslag moeten
voorzien. Hierop moet dus de opleiding van de H.school worden ingesteld,
om jaarlijks een zoodanig aantal hoefsmeden te vormen, dat bij mobilisatie
alle van paarden voorziene onderdeden over de hulp van een ervaren hoef-
smid kunnen beschikken.
De opleiding betreft dienstplichtigen van de artillerie, id. van de cavalerie
en reservehoefsmeden. Elk jaar wordt vastgesteld hoeveel dienstplichtigen
der cavalerie en der artillerie tot hoefsmid zullen worden opgeleid. Alle
dienstplichtigen der artillerie die het hoefsmidsvak uitoefenen en hiertoe
den wensch te kennen geven, worden in de gelegenheid gesteld aan de
H. school een vergelijkende proef van bekwaamheid af te leggen en hieruit
wordt voor de opleiding tot hoefsmid het benoodigde aantal gekozen. Bij
de cavalerie gaat dit eveneens zoo, doch hier is het aantal benoodigden veel
geringer. De dienstplichtigen, die voor de opleiding zijn uitgezocht, ont-
vangen eerst een zeer verkorte militaire opleiding en komen dan vrijwel hun
geheelen dienstplichttijd aan de H.school. Behalve dienstplichtigen, kunnen
ook niet dienstplichtigen een opleiding aan de hoefsmidschool ontvangen en
wel als reserve hoefsmid. Zij moeten daartoe een vrijwillige verbintenis aan-
gaan bij de cavalerie, komen na een zeer korte en elementaire militaire op-
leiding aan de H.school en kunnen hier verblijven, totdat zij geschikt worden
geacht om zelfstandig als hoefsmid op te treden. Zij zijn dus niet aan een op-
leidingstijd gebonden zooals de dienstplichtigen, doch al naar bekwaamheid
en vorderingen blijven zij kort of lang in opleiding. Alle leerlingen zijn
onderhevig aan een examen voordat zij de school verlaten en slagen zij
hiervoor, dan bekomen zij een diploma en verlaten den dienst onder dezelfde
voorwaarden als de overige dienstplichtigen. De reserve hoefsmeden
worden allen bij het naar huis gaan met onbepaald groot verlof, aangesteld
tot korporaal; van de dienstplichtigen slechts zij die het beste examen
hebben afgelegd. Daar er nog steeds behoefte is bij het gemobiliseerde
leger aan hoefsmeden, is het aannemen van reserve-hoefsmid-leerlingen tot
heden altijd mogelijk geweest en zal dit dus voor een al- of niet dienst-
plichtige de zekerste weg zijn om een militaire hoefsmidsopleiding te ver-
krijgen. Het spreekt vanzelf, dat hij in het vak werkzaam moet zijn en dit
door het afleggen van een proef moet kunnen bewijzen'
De hoefsmeden bij het actieve leger worden gerecrnteerd uit de opgeleide
dienstplichtige- en reserve hoefsmeden. Er is steeds een aantal van 5 aldus
geëxamineerde hoefsmeden (gekozen uit de beste) die toegelaten zijn tot
een vrijwillige verbintenis; zij zijn ingedeeld bij de H.schoolen worden op
toerbeurt uitgezonden om zieke of om andere redenen afwezige hoefsmeden
bij de korpsen te vervangen. Bij een vacature voor hoefsmid bij de korpsen
of bij het Wapen der Marechaussee wordt de aanvulling uit deze 5 vrijwil-
ligers gedaan.
EXAMEN RIJKSDIPLOMA HOEFSMID.
De Minister van Economische zaken,
Gelet op artikel 3 van het Reglement voor het examen ter verkrijging
van een Rijksdiploma als hoefsmid, vastgesteld bij Koninklijk besluit van
28 Februari 1919, No. 85, laatstelijk gewijzigd bij Koninklijk besluit van
26 Januari 1925, No. 3;
heeft goedgevonden:
voor het tijdvak van 1 September 1934 tot 1 September 1935 in de
Commissie, belast met het afnemen van het examen ter verkrijging van
een Rijksdiploma als hoefsmid, te benoemen:
a.nbsp;tot lid en voorzitter: Dr. G. M. v. d. Plank, wrnd. Directeur van het
Zoötechnisch instituut bij de veeartsenijkundige faculteit der Rijksuni-
versiteit te Utrecht;
b.nbsp;tot lid en plaatsvervangend voorzitter: Dr. J. H. Hartog, hoogleeraar bij
de veeartsenijkundige faculteit der Rijksuniversiteit te Utrecht;
c.nbsp;tot leden: S. van Angeren, onderwijzer in practisch hoefbeslag te
Utrecht; N. Bolder, onderwijzer in practisch hoefbeslag te Utrecht; Dr.
R. H. J. Gallandat Huet, Luitenant-Kolonel, Chef van den Militairen Vete-
rinairen Dienst te 's-Gravenhage; H. Vossers, onderwijzer in practisch
hoefbeslag, leeraar aan de Ambachtschool te Utrecht;
d.nbsp;tot plaatsvervangende leden: A. Kroeze, onderwijzer in practisch
hoefbeslag te Grolloo; H. J. Vrielink, veearts te Emmen; P. Verhoeven,
onderwijzer in practisch hoefbeslag te Cuyk en Dr. H. J. Weekenstroo,
Militair paardenarts Ie klasse te Bennekom (Ede).
CURSUS HOEFBESLAG HELDEN (L.).
Te Helden werd in de maanden Dec., Jan., Febr.,'Maart en Aprilhet
eerste gedeelte van den 2-jarigen cursus gegeven in de smederij van H. Ver-
bugt en Zonen te Helden-Panningen. Theoretische lessen werden gegeven
door den dierenarts F.W.H.J. van Heukelom en de practische lessen door
den onderwijzer in practisch hoefbeslag Th. Verbugt. De cursus ging uit
van den L. L. T. B.
Aan dezen cursus is vooraf gegaan een voorbereidende cursus in het maken
van hoefijzers, waaraan door 10 leerlingen werd deelgenomen. Hiervan zijn
Van links naar rechts zittend: Cuppers, Horst; Meizen, Mijiel; Vullings, Sevenum; Bos, Panningen;
Hermans, Blerick.
Staande: Dokter P. W. H. J. van Heukelom te Helden Panningen, leider; Houten, Sevenum; Simons,
Maasbree; Verbugt, Panningen; Th. Locken, Panningen; Bongers, Blerick; Th. Theewen, Blerick;
Casez, Baarlo en onderwijzer Verbugt.
-ocr page 127-er negen gebleven, terwijl er nog 3 anderen zijn bijgekomen. In totaal dus
12 leerlingen hetwelk voor de practische lessen, welke volgens het voor-
schrift maar 4 uren dxiren, te veel is.
Er werden gegeven 20 practische lessen en 16 theoretische lessen.
Er werd 4 x een les verzuimd wegens ziekten.
Nog zij opgemerkt, dat met de leerlingen die den voorbereidenden cursus
in het maken van hoefijzers gevolgd hadden, betere resultaten werden
bereikt dan met de overige leerlingen.
Op de laatste les werd de hierbij geplaatste foto gemaakt door Strijbosch
te Blerick.
HEÏ VERZORGEN DER PAARDEN.
De stem van een practicus.
De heer de Greef, oud-stalhouder en die uit den aard van zijn tegen-
woordige betrekking ook dagelijks in paardenstallen komt, zoowel bij land-
bouwers, als in de maneges en veel hippische wedstrijden volgt, heeft in
,,IIet Paardquot; een kleine serie artikelen geschreven over de verzorging der
paarden. Artikel II was gewijd aan de hoefverzorging en hoewel daarin
voor een hoefsmid misschien weinig nieuws te vinden is, kan het toch
nuttig worden geacht om artikelen van dergelijke strekking onder de
aandacht te brengen. Het luidt:
„Hoefverpleging is ook een onderdeel van de verzorging van paarden,
waarop zeer noodzakelijk de aandacht moet worden gevestigd. Ontelbaar
dikwijls hebben wij paardenhouders aanmerking moeten maken op de
slechte verzorging der voeten en op het onvoldoende beslag. We zouden bijna
durven beweren, dat we bij meer eigenaren komen waar de voeten der
paarden niet in orde zijn dan wel. Al te veel wordt vergeten, dat een paard
alles van de voeten moet hebben. Hebben de eigenaars wel eens overdacht,
dat een ,,zuinigquot; paard, waarmede wij bedoelen een paard, dat lang met
zijn ijzers doet, er het allerongelukkigst aan toe is als het het eigendom is
van een terzake onkundige? Een paard, dat zijn ijzers normaal, dat is in
5 of 6 weken verslijt, komt geregeld in handen van den smid, dus blijven
zijn voeten zoo ongeveer, wat het beslag aangaat, wel in orde, omdat het
paard geregeld bij den smid komt en gecontroleerd wordt. Doch wee het
paard, in bezit van een onkundigen en vooral zuinigen(!) eigenaar, die het
wat prettig en voordeelig vindt, als zijn paard lang op zijn schoenen (ijzers)
loopt. De gevallen zijn legio, dat paarden worden aangetroffen, die 3 a 4
maanden op hun ijzers moeten loopen. Hoe de voeten er dan uitzien, behoeft
verder geen betoog. De ijzers zijn vaak geheel in de voeten gegroeid en het
Dit is afhankelijk van den dienst dien het paard moet verrichten. In
bedrijven, waar de paarden dagelijks op de steenen gaan, zullen om de 3 of
4 weken de ijzers vernieuwd moeten worden. Bovendien doet het eene paard
er langer mee dan het andere.
dier heeft door een en ander natuurlijk een allerellendigsten stand gekregen
met alle gevolgen daaraan verbonden. En dan te constateeren, dat sommige
eigenaren maar niet kunnen begrijpen, hoe hun paard kreupel wordt, gaat
strmkelen of strijken! Noodig of niet noodig, ieder paard moet ongeveer
om de 5 a 6 weken bij den smid gebracht worden, is het niet voor nieuwe
Ijzers, dan om de ijzers te laten verleggen. Tot zoover wat de hoefverpleging
in verband met het beslag betreft, dus het onderzoek der voeten voor
zoover het niet tot de persoonlijke bevoegdheid van den eigenaar behoort
Wij zijn er van overtuigd, dat bij vele eigenaren geen tijd is om geregeld
voldoende werk van het onderhoud van het paard te maken, doch wij zijn
er ook van overtuigd, dat bij vele eigenaren gem lust bestaat om voldoende
aandacht aan het onderhoud van het paard te schenken. Hoe vaak merkten
wij met op, dat een paard zóó uit het tuig op stal werd gezet, zonder dat er
ook maar in het minst verder aandacht aan het dier werd geschonken.
Als wij het willen doen zooals het behoort, moeten wij, nadat het paard uit
het tuig komt (dus na zijn dienst als tuig- of rijpaard) de voeten uitwasschen
en wel met een tamelijk harden borstel boven een emmer water Het paard
moet eraan gewend worden, dat men het wasschen der voeten van af den
linkerkant van het paard doet (dus met den emmer aan den eenen kant
blijven). Eerst het linker voorbeen opnemen en den voet boven de emmer
houden, waarna de binnenkant met den borstel met water wordt uitge-
boend. Bevat de binnenvoet veel zand, slijk of anderszins dan verdient het
aanbevehng de voeten eerst met een hoevenkrabber uit te halen Na den
hnker voorvoet den rechter en zoo ook achter. Aanvankelijk gaat het niet
zoo makkelijk, daar het paard er wat vreemd tegenover staat, doch na enkele
dagen is het er aan gewend en geeft het om zoo te zeggen de voeten van zelf
Na het uitboenen van den binnenvoet (zool) wordt met een spons de buiten-
kant van den voet van alle vuil en slijk gereinigd. Vóór het op stal zetten,
smeert men dan de voeten binnen en buiten in. Nog maar al te velen zijn de
meemng toegedaan, dat alleen den buitenkant vetten i) voldoende is en velen
hebben er zelfs niet eens aan gedacht om ooit den binnenvoet in te vetten.
Velen zouden er over verbaasd staan hoe de voeten van hun paard zouden
veranderen (waardoor het paard in aanzien zeer zou stijgen) door goede hoef-
verpleging. Hoe vaak komt het niet voor, dat de hulp van een veearts moet
wordeningeroepen,omdathet paard kreupelt of stijf loopt,waarvoor danalleen
het plaatsen op nat zand wordt voorgeschreven. De oorzaak van dit euvel is
voor 90% aan slecht onderhoud der voeten te wijten. De stroefheid van het paard
komt voort uit de door en door droge hoorn en de daardoor ontstane hardheid
der voeten. Waar bij een paard vaak het allerminst op wordt gelet, verdient
de grootste aandacht. Het is daarom niet alleen noodig, dat de voeten na
het gebruik worden nagezien en schoongemaakt, doch ook 's morgens na
het poetsen behoort het bij het onderhoud van het paard, dat de voeten
worden uitgehaald, evenals telkenmale, als men uit rijden gaat. Invetten
doen we de hoeven vóór het gebruik alleen dan, wanneer de paarden uit-
1) Er zgn verschillende smeersels in den handel, die lang niet alle goed
zijn. Paardenvet wordt wel met succes gebruikt en verder ruwe vaseline.
sluitend op niet-stoffige plaatsen (straten, grasland) komen. Moeten de
paarden door zandwegen of andere terreinen, waardoor ze vuile hoeven
krijgen, dan bevelen we het invetten vóórdien niet aan. Het vet vormt
met den modder of het stof dan een onooglijke koek. Het vet kan tot nadeel
van den hoef worden, indien men de hoeven niet steeds met water grondig
reinigt. Het invetten moet eerst geschieden als de hoeven goed opgedroogd
zijn. Bij de hoefverzorging moet steeds gecontroleerd worden door aan de
takken der ijzers te voelen of de ijzers wellicht wat losgeraakt zijn.
Onderhoud van voeten is noodzakelijk en moet geregeld geschieden.'
SMEDEN EN DE JAARSBEUltS IN SEPTEBIBER.
Dank zij de bijzondere welwillendheid van het Jaarbeursbestuur wordt
wederom aan H.H. smeden gelegenheid gegeven collectief op de Jaarbeurs
van 11 t/m. 20 September uit te komen.
Zij, die willen deelnemen, worden verzocht zich voor Maandag 27 Augustus
bij ondergeteekende op te geven met vermelding van het (de) werkstukken,
die zij willen inzenden en de afmetingen daarvan. Wij behouden ons het
recht voor, wanneer plaatsruimte of andere redenen ons daartoe nopen,
stukken te weigeren.
De assistenten van Essen en Sijtsma verstrekken op verzoek alle inlich-
tingen; deze zijn eveneens te krijgen bij
ir. H. G r e v e r s.
Dir. v/h. Nijverheidslaboratorium te Delft,
'Nieuwe Laan 76a.
Het verslag gelezen hebbende van de heeren J. W. Prinsen en H. J.
Breukink in de Hoefsmid dato 15 Juli, wil ik door dezen mede deelen, dat
ik met beide collega's ten volle instem om gezamenlijk eens een kijkje te
gaan nemen in de Hoefsmidschool te Brussel en de tentoonstelhng aldaar,
en wil ik bij deze het geachte bestuur van de Vereeniging van Onderwijzers
verzoeken om het bovenstaande op hun eerstvolgende vergadering eens
onder de loupe te nemen.
U Mijnheer de Redacteur beleefd dankend.
Onderwijzer Hoefsmid,
Th. Verbugt.
BUFFERBESLAG VAN RUBBER VOOR RIJPAARDEN.
Als aandachtig lezer van „De Hoefsmidquot; trof mij de mededeeling van een
smid in Duitschland die ijzers met rubberkalkoenen maakte. Vooral omdat
ik mij sterk interesseerde voor de oplossing van het probleem inzake een
juist beslag voor een rijpaard, dat meer op straatwegen dan op ruiterpaden
moet loopen en dit verschil in wegen zooveel mogelijk voor den ruiter weg
te nemen, zonder tekort te doen aan den vasten stand en gang van het
paard. Dit heeft geleid tot het vervaardigen van ijzers voorzien van rubber-
buffers.
Mijn aanvankelijk plan was de ijzers en de rubberbuffertjes zoo te maken,
dat wanneer de buffertjes versleten waren, zij zonder afnemen der ijzers
vernieuwd konden worden. Dit is mij niet mogen gelukken. De constructie
kon dan niet zoo zijn, dat de rubber bleef zitten. Nu was mijn zoeken een
klem te maken waarmede de plens van de rubber op maat van de nauwste
opening aan de ondervlakte van het ijzer kon knijpen, doch de „onhandel-
baarheidquot; van rubber verhinderde zulks. Zoodra de rubber uit de klem
(geplaatst vlak boven de gleuf waar zij in moet) komt, herneemt zij weer
haar oorspronkelijken vorm, zoodat de rubber onmogelijk in de gleuf ge-
perst kan worden. Het gevolg hiervan is dat bedoelde plens van de rubber-
buffer zoo van maat moet zijn dat hij er zonder samenpersen in kan, waar-
door het voordeel van het taps zijn der gleuf verloren gaat.
Daarna heb ik de plens op maat gemaakt, de rubber-buffer met plens in de
gleuf gezet en op den hoorn van het aanbeeld de gleuf met een paar hamer-
slagen zooveel als noodig is, nauwer geslagen. Toen zat de buffer vast;
evenwel kan hij nu niet vernieuwd worden zonder het ijzer af te nemen.
Bi] het m.aken van het ijzer haal ik, om zoo te zeggen een kalkoen aan. Ik
neem hoogstens een derde gedeelte ijzer van hetgeen ik anders voor een
gewone kalkoen neem. Vervolgens heb ik een stuk gereedschap vervaardigd
dat men matrijs zou kunnen noemen en dat als een schroot in het gat van
het aambeeld past. Het uiteinde van bedoelde matrijs is zoo dat ik de kal-
koen er op kan omsmedên. Daarna neem ik een ronde doorslag en sla een
gat precies achter de kalkoen. Vervolgens wordt een hulphoorntje gebezigd,
hetgeen ook in het aambeeldgat gezet wordt. Daarop smeed ik de kalkoen
verder rond. Vervolgens zet ik een grooter doorslag (welke de vereischte
maat heeft) door het gat. Daarna een hoorn (ook met de juiste maat voor het
gat) met een borst, waarop ik het ijzer zet en de kalkoen tot een soort kraag
versmeed, waarin de rubber-buffer vast blijft zitten.
Na deze handeling is een ijzer verkregen met z.g.n. rubber-kalkoenen.
Te maken met aan elke takeinde een, maar nog meer wordt het doel van
schokbrekende werking bereikt met ook een aan te brengen in het toon-
gedeelte.
Niet alleen voor rijpaarden, doch ook voor springpaarden kunnen naar
mijne meening dergelijke ijzers dienen, om de schokbrekende werking bij het
neerkomen op harden bodem. Ik hoop hiermede een proef te nemen. Wel
reeds zijn de ijzers aangewend bij sleeperspaarden en met behoorlijke resul-
taat, doch voor deze laatste groep zijn ze niet in de eerste plaats bestemd.
Den Haag.nbsp;H. Weijermans.
-ocr page 131-Verzoeke tot nadere aankondiging alle stukken bestemd voor „De Hoef-
smidquot; te willen inzenden aan het adres van de uitgeefster:
N.V. Zuid-Hollandsohe Boek- en Handelsdrukkerij, Wagenstraat 70,
den Haag.
—nbsp;Oost-Friesland. In het verslag der centrale keuring te Rodenkirchen
lezen we in ,,Het Paardquot;:
In verzorging van beslag en in aanbrenging van een juist toilet zijn wij
in Nederland de Duitschers verre de baas, doch in wijze van paardenbeoor-
deeling staan wij bij de Oldenburgers o.i. beslist ten achteren.
— Ijzers voor concours-gangen. In zijn artikel omtrent het concours-
hippique te Vries op 5 Aug. zegt de heer van den Hoek (dierenarts) aan het
slot:
„Climax verloor een ijzer. A propos van de tegenvoordige kilo's ijzer
onder de overbelaste hoeven (en pezen) van bijna alle hedendaagsche con-
courspaarden: zou het niet ten hoogste tijd zijn hierin te limiteeren en zulks
te doen door de betreffende instanties?quot;
—nbsp;Valt een enkele keer meer voor. Een dagblad bevatte d.d. 26 Juli uit
Annen (Dr.) het volgende bericht:
Een paard van den heer L. Mulder Hrmzn. alhier, geraakte in de weide
met een zijner hoefijzers zoodanig verward in het halster, dat het niet weer
los kon komen. Het beest rolde vervolgens in een ondiepe sloot, alwaar het
in de modder is gestikt. Het dier was niet verzekerd.
In de Belgische hoefsmid staat de oproeping voor deelneming aan de
leergangen der Staats practische middenschool van hoefsmederij; de lessen
zullen een aanvang nemen op Zondag 7 October a.s. in de lokalen der
nieuwe school, gelegen Léon Delacroixstraat 28. De leergangen worden in
het Fransch en in het Vlaamsch gegeven. Zij hebben plaats iederen Donder-
dag, Vrijdag, Zaterdag, Zondag en Maandag van October tot einde Juli,
Als „Beslagen tegen het uitschuivenquot; worden vele besproken die in de praktijk
niet hebben voldaan en daarna wordt gewezen opde ,,Bosmansquot;zolendieew
tegen het uitglijden en als verbandbeslag goede diensten bewijzen. Deze
zolen zijn verwisselbaar, de zool is niet met het ijzer vastgenageld; de aan
de zool bevestigde vleugeltjes rusten vrij op de bovenvlakte van het ijzer.
Het IS dan ook voldoende ze lichtjes te plooien met een daartoe bestemde
tang, om ze, naar believen te herplaatsen. In sommige gevallen kan het
raadzaam zijn de breedte der vleugeltjes te verminderen; als deze twee, drie
milhmeters op het ijzer dragen, is het voldoende.
Indien lezers van „De Hoefsmidquot; ervaringen met dit beslag hebben opge-
daan, worden zij verzocht hunne ondervinding hieromtrent te willen
mededeelen.
DE 303e OMMEGANG DER KOETSIERS VAN BRUSSEL.
Ja, het paard leeft nog te Groot-Brussel en zij, die het aanwenden in
hun beroep, weten het in eere te houden. We hebben het onlangs weder
kunnen vaststellen tijdens den jaarlijkschen Ommegang der koetsiers
vrachtrijders, paardenhandelaren enz. en zulks voor de 302e maal Ander-'
lecht, de voorstad van Brussel, vierde St. Gulden, den Schutspatroon van
koetsiers, enz. St. Gulden wordt in hooge eere gehouden en het is een ge-
legenheid plechtig rond te toeren met de opgetuigde en opgeschikte paarden.
Met St. Gulden neemt de huurkoetsier zijn revanche op het moderne snel
vervoermiddel. Op dezen dag vindt de koetsier een glim terug in de stad
van de paardenweelde van weleer, het tijdperk der equipages, toen men
nog geen 100 K.M. per uur afjakkerde en nog rustig de boulevard kon over-
steken. Reeds om zeven uur in den ochtend komen voertuigen van alle
soorten met hun bespanning bijeen rondom de Petit Sablon: mail-coach
landauers, breaks, tilbury's, fiacres, enz. De trompetters zijn daar te paarcï
in roode jassen. Op de mail-coach nemen plaats de blazers en de stoet gaat
het vaandel halen dat geplaatst wordt in het eerste rijtuig. En nu gaat het:
Hue, Cocotte! Voorbij de menigte wordt gedefileerd. Hier is Scheele Pee
de koetsier bij alle echte Brusselaers bekend! Lange Prosper, Tich, enz.,'
alle bekende figuren. Een ledige plaats evenwel: Jef Trompet, de'grijze
huurkoetsier, die 53 maal den Ommegang meereed, ontbreekt, den afge-
loopen winter gestorven. De koetsiers groeten met de beUnte zweepen.
Een Engelsch karretje door een poney getrokken bevat twee meisjes in
de bloemen. Nu zijn ze bij de kerk van Anderlecht; volgens de traditie rijden
alle voertuigen er drie malen omheen. De zegening der paarden heeft plaats.
Mogen de laatste huurkoetsiers, zij die de „traction hippomobilequot; getrouw
blijven, in eere worden gehouden. Laten we op een Zondagochtend, evenals
vroeger, nog eens een rit maken door de stad, van de Beurs naar het Bosch.
Nog altijd zijn de fiacres beschikbaar.
RIJKSNAJAARSHENGSTENKEURINGEN 1934.
Groningen: Groningen, Dinsdag 11 Sept. 1934, 9 uur: trekpaard.
Drente: Assen, Woensdag 12 Sept. 1934, 9.30 uur: trekpaard.
Overijsel: Zwolle, Woensdag 12 Sept. 1934, 15 uur: trekpaard.
Gelderland: Eist, Vrijdag 14 Sept. 1934, 9 uur, trek- en tuigpaard.
Zuidholland: Kedichem, Donderdag 23 Aug. 1934, 10.30 uur: tuigp.
: Rotterdam, Donderdag 13 Sept. 1934, 9 uur, trekp.
Zeeland: Zierikzee, Dinsdag 23 Oct. 1934, 15 uur, trekpaard.
: Kattendijke, Woensdag 24 Oct. 1934, 9 uur, trekpaard.
: Axel, Donderdag 25 Oct. 1934, 9 uur: trekpaard.
: Oostburg, Vrijdag 26 Oct. 1934, 8.30 uur: trekpaard.
Noordbrabant: 's-Hertogenbosch, Maandag 29 Oct. 1934, 14 uur: trekpaard.
Noordbrabant: Bergen op Zoom, Woensdag 31 Oct. 1934, 9 uur: trekpaard.
Limburg: Roermond, Dinsdag 30 Oct. 1934, 8.30 uur: trekpaard.
: Maastricht, Dinsdag 30 Oct. 1934, 13.30 uur: trekpaard.
.. -•'Jt-'ï-' | ||
Deze vruchtbare merrie is het eigendom van Gebr. v. d. Kamp, Has-
selterdijk bij Zwolle. Het veulen is haar 20e, dat 20 April werd geboren
en waarvan Kroonprins de vader is. Ze is weder opnieuw gedekt door
denzelfden hengst. De vosmerrie bracht op 3-jarigen leeftijd haar eerste
veulen. Zij is in al die jaren slechts één keer gust gebleven en in twee jaren
niet gedekt geworden, zoo meldt men ons.
26-JARIGE VOSMERRIE MEï HAAR 20e VEULEN.
-ocr page 134-The Gleaner, 6-j. br. h. v. Guy Axworthy u. Mary Tipton (W. H. Geersen),
eig. B. Gerritsen te Amsterdam. Verbetert het record en vestigt dit over
1000 M. op de baan te Croisé-Laroche op I.I51/2 K.M. tijd, Zondag 8 Juh '34.
(In de volgende aflevering zal weder een geïll. artikel aan het beslag voor
dravers, enz. worden gewijd en daarbij zal gelegenheid komen ook aan te
geven op welk beslag The Gleaner liep toen hij bovenvermeld record op
een Fransche baan maakte).
AANSTAANDE CONCOURSEN-HIPPIQUE.
Hapsquot;
Vinkel.
Venlo.
Bussum.
Groningen.
Oosterbeek.
Dokkum.
De Bilt.
Coe Vörden.
Dordrecht.
Kampen.
Oirschot.
Nijkerk.
19 Aug.
19 Aug.
19 Aug.
22 Aug.
28 Aug.
30 Aug.
30nbsp;Aug.
31nbsp;Aug.
31 Aug.
31 Aug.
1nbsp;Sept.
2nbsp;Sept.
5 Sept.
8nbsp;Sept.
9nbsp;Sept.
12 Sept.
14 Sept.
16 Sept.
16 Sept.
16nbsp;Sept.
19 Sept.
23 Sept.
Meppel.
's-Hertogenbosch.
Utrecht.
Hemmen.
Heeze.
Olland.
Tilburg (Tavenu).
Assen.
Hilvarenbeek.
Woudenberg.
Sept. Wassenaar.
Baar Ie-Nassau.
Roden.
AANSTAANDE COURSES IN NEDERLAND.
19 Aug.nbsp;Duindigt. l.b.
19 Aug.nbsp;Eenrum k.b.
19nbsp;Aug.nbsp;Castricum k.b.
20nbsp;Aug.nbsp;Tjalleberd k.b.
21nbsp;Aug.nbsp;Sneek k.b.
22nbsp;Aug.nbsp;Bussum k.b.
23nbsp;Aug.nbsp;Naaldwijk k.b.
26 Aug.nbsp;Wieringerwaard k.b.
-ocr page 135-Duindigt l.b.
Deventer k.b.
Wormerveer k.b.
Groningen k.b.
Zaandam k.b.
Abcoude k.b.
Leeuwarden k.b.
Rotterdam l.b.
Groningen l.b.
Alkmaar l.b.
Bolsward k.b.
Beverwijk k.b.
Purmerend k.b.
Duindigt l.b.
Den Hoorn (Gr.).
Den Oever. k.b.
Wormerveer k.b.
Marssum k.b.
Heemskerk k.b.
26 Aug.
26 Aug.
26 Aug.
31nbsp;Aug.
31 Aug.
Sept.
Sept.
Sept.
6 Sept.
8nbsp;Sept.
9nbsp;Sept.
9 Sept.
9 Sept.
9 Sept.
10 Sept.
13 Sept.
16 Sept.
16 Sept.
21nbsp;Sept.
23 Sept.
26 Sept.
30 Sept.
4 Oct.
7 Oct.
14 Oct.
21 Oct.
28 Oct.
4 Nov.
11 Nov.
18nbsp;Nov.
25 Nov.
2
2
4
Duindigt l.b.
Krommenie k.b.
Uithuizen k.b.
Medemblik k.b.
Enkhuizen k.b.
Wolvega k.b.
Groningen l.b.
Hoorn k.b.
Duindigt l.b.
Lisse k.b.
Duindigt l.b.
Alkmaar l.b.
Duindigt l.b.
Duindigt l.b.
Duindigt l.b.
Duindigt l.b.
Duindigt l.b.
Duindigt l.b.
Onze Uitgave op Hippisch Gebied!
„Van achter de Meutequot; door SONNEUR (Mr. Jos. ).
A. Gillissen), 208 blz. Rijk geïllustreerd. Prijs geb.
f 3.75, Franco per post........f
„Paardrijdenquot;, leiddraad voor Amateur-ruiters, door
1. EBBINK. Prijs f 1.50, Franco per post . . f 1.60
„Vrijheidsdressurenquot; door H. J. LIJSEN. Rijk geïll.
Prijs t 1—Franco per post......f 1.05
„Het Fotografeeren van paardenquot;, door Mr. M. C VAN
DER MINNE. Rijk geïll. Prijs fO.75, Franco p. p. f0.80
„Langs den Wegquot; door AUG. DIEMONT Sr. Prijs
f 0.25, Franco per post........f 0.30
„De Hoefsmidquot;, geïllustreerd maandblad. Abonnements-
prijs per jaar............f 3 __
N.V. DE ZUID-HOLLANDSCHE
BOEK- EN HANDELSDRUKKERIJ
Giro 14908 - Wagenstraat 70, Den Haag - Tel. 117500*
Mede verkrijgbaar door tusschenkomst Boekhandel
........ja, — maan | |
..de |
overwinnaarquot; |
is een |
veel betere HOEFNAGEL |
en breekt niet quot; | |
Prijzen thans verlaagd. | |
Verkrijgbaar in geheel Nederland. |
ili
4
ili
BH
■ii«
ili
ili
si:
15 Sept. 1934
39« Jaargang
Officieel Orgaan van de Vereeniging van Onderwijzers in practisch hoefbeslag in Nederland
ADVERTENTIEN
1—10 regels (breedte 5% cM.)f2.—,
ledereregel meer f 0.20. - Tarieven voor
contracten op aanvrage verkrijgbaar
Redacteur: Dr. R. H. J. Gallandat Huet, te 's-Gravenhage
Uitgave van de N.V. Zuid-Holl. Boek- en Handelsdrukkerij, Wagenstraat 70, 's-Gravenhage
INHOUD: Het hoefbeslag voor keuringen en tentoonstellingen. — Het hoefmechanisme. — Hoefbeslag
en wegdek. — Paarden en trailers in de Wieringermeer. — Korte mededeelingen. — Twee sterren op
onze Concoursen-hjppique. — A.s. concoursen-hippjque. — De Amato. — Advertentiën.
HET HOEFBESLAG VOOR KEURINGEN EN TENTOONSTELLINGEN
door A. J. Schieman te Axel.
Voor ik aan het eigenlijke onderwerp begin, wil ik even terug gaan naar
den eersten tijd van ons hoefbeslag.
Toen wij hier niet anders dan zandwegen hadden, was er geen behoefte
voor de paardengebruikers om hunne paarden te laten beslaan, doch toen
. de wegen verhard werden en de hoeven der paarden onder het werk meer
afsleten dan ze aangroeiden, kwam de verandering en moesten de paarden
van hoefijzers worden voorzien.
Het voornaamste werk was toen, een paard beslaan en zorgen dat het
niet kreupel was; dan was het al een heel eind in orde. Wij weten allen welke
veranderingen er in den loop der tijden hebben plaats gehad, doch daarover
te schrijven is niet mijn bedoeling.
Toen waren er alleen paarden te beslaan voor paardengebruikers. Dit is
echter veranderd, er moeten mi ook paarden beslagen worden voor paarden-
fokkers. Wij weten wel, dat alle paarden goed beslagen moeten worden,
doch voor de fokkers maakt dit toch wel wat verschil, zij toch zullen veel
meer op verschillende kleinigheden wijzen, omdat dit hun dieren ten goede
komt en waar een gebruiker niet altijd op let.
Het is juist voor de paarden der fokkers, dat ik dit onderwerp wil be-
handelen.
Is het hoefbeslag voor het dagelijksche werk al een oplettend vak, zeer
zeker is dit voor het beslag aan paarden en hengsten, die naar keuring of
tentoonstelling moeten; de eigenaar wil dan met zijn paard zoo goed mo-
gelijk voor den dag komen, dit is vanzelf sprekend; niet alleen, dat hij gaarne
een prijs in de wacht sle^t,j^aa*,-wat cjeeixis, jh^ paard is daardoor meer
4 . . -in*^/:
ABONNEMENTSPRIJS
voor Nederland per jaar f 3.—
voor 't Buitenland per jaar f 4.—
waard als fokpaard, en zullen zijne afstammelingen een hoogeren verkoon-
prijs op brengen.nbsp;^
Vooral bij hengsten weegt dit zwaar; als deze op de verplichte keuringen
aangeboden worden, dan moet alles, dus ook het hoefbeslag, in orde ziin
om een gunstigen uitslag te bekomen.
Als hoefsmid kunnen wij hier veel aan mede werken; komt een paard
dat ter keurmg moet aan de smederij, dan moet ons eerste werk zijn het
paard goed opnemen, niet alleen de hoeven en standen, maor het aeheele
paard; vooral zien of het wat overbouwd is, verder of de beenen en voeten
bij het bovenlichaam passen. Het is te begrijpen, dat hiervoor wat paarden-
kennis noodig is; het is ook niet in te denken een goede hoefsmid zonder
paardenkenms, dat kan niet bestaan; een hoefsmid moet om zijn werk
goed te kunnen doen een goeden kijk op een paard hebben, anders is het
onmogelijk, dat hij zijn werk naar behooren aflevert.
Hierna zullen wij zien of de standen goed zijn, voor, achter en op zijde
vooral goed opletten of de voetas goed recht is, of de beide hoefhelften
even hoog en even wijd zijn en de hoeven in vergelijking met elkaar even
groot; dan het paard laten stappen en draven; ook hier weer goed opletten
vooral zien of de hoeven vlak op den bodem neer komen, of het nauw of
wijd gaat en vooral van achter opletten of het zich niet strijkt, waarna wij
met het werk kunnen beginnen.
Om te beginnen dus het paard goed opnemen!
Is het evenredig gebouwd, dan is hierover verder niets op te merken-
is het echter overbouwd, dus de schoft lager dan het kruis, wat wij ook
noemen wat hoog in het kruis, daar hebben wij als hoefsmid rekening mede
te houden. Wij zullen dan met het beslag goed opletten en de voorhoeven
met te laag maken, terwijl wij de achterhoeven zoo laag mogelijk zullen
maken; verder van voren wat dikkere ijzers aanleggen dan van achter'
Ik weet wel hiermede is niet alles te bereiken, maar toch krijgen wij hierdoor
verbetering.
Dan moeten wij zien hoe de verhouding is van voeten, beenen en boven-
lichaam; U zult misschien direct denken dat mag zijn zoo het wil daar is
toch mets aan te veranderen, dit is juist, maar als hoefsmid kan men hier
het zicht verbeteren of verslechteren.
Stelt U voor, daar komt een zwaar paard aan de smederij met iets fijne
beenen en tamelijke hoeven. U zou gewoon te werk gaan, onbedacht hoe
IS het het best, maar omdat het voor de keuring beslagen moet worden
maar flinke dikke ijzers onderleggen, want volgens veler meening is dat
toch het keuringsbeslag; maar wat zullen wij daarmede bereiken? De
beenen van het paard blijven natuurlijk dezelfde, maar door de dikke
Ijzers worden de hoeven kolossaler en schiet er van het been niets over
natuurlijk op het zicht. Het paard is nu door dit beslag in waarde ver-
minderd, omdat de beenen die toch al niet te grof waren, nu nog fijner
toonen.
Neen, zoo nmet het niet, hier is opletten de boodschap en in zoo'n geval
gebruiken wij liever een niet te dik ijzer, opdat het zicht zoo goed mogelijk
blyft.
Ook kan het omgekeerde voorkomen, een zwaar paard met grove beenen
en daaronder kleine voeten.
In dit geval zullen wij wel een flink dik ijzer nemen en dit, om den hoef
n overeenstemming te brengen met het grove been, zoo wijd mogelijk te
passen; wij moeten dan een flink breed ijzer nemen met vette nagelgaten,
opdat de hoef steun genoeg zal hebben en wij den wand niet stuk zullen
nagelen. Letten wij hier niet op dan krijgen wij het gevreesde geval, dat die
zware ijzers te vlug afvallen en de hoeven stuk breken.
Het te vroeg afvallen der zware ijzers ligt mijns inziens niet aan het feit,
dat ze te zwaar zijn, doch meer aan het feit dat het werk niet goed is uit-
gevoerd.
* *
*
Nu de standen en gangen, dit is natuurlijk het voornaamste, de voetas
moet m ieder geval recht zijn. Hebben wij dus een geval met gebroken
voetas naar voor of achter, dan moeten wij die hoeven zoo besnijden dat
de voetas recht wordt; kunnen wij dit met besnijden niet krijgen dan móeten
wij dit met het ijzer doen. Is de voetas naar voren gebroken, dan zal dit
in den regel niet veel moeilijkheden mede brengen, in den regel kunnen de
verzenen voldoende verlaagd worden en kunnen wij een vlak ijzer onder
leggen.
In het omgekeerde geval dus met gebroken voetas naar achter kunnen
wij met altijd voldoende den toon inkorten en moeten wij met een ijzer
met verdikte takken de voetas recht krijgen.
Even wil ik opmerken, dat voor ons trekpaard beter is een iets gebroken
voetas naar voren dan naar achter. In den regel zijn de kooten niet lang,
en IS de voetas dan iets naar voren gebroken, dan zal de koot hierdoor meer
doorzakken en is deze veerkrachtig, terwijl een poos na het beslag, door het
afslijten der verzenen en het ongestoord doorgroeien van den hoef in het
toongedeelte, de voetas toch recht wordt; dit geldt voor het hoefbeslag
in het algemeen.
Is de voetas goed en is toch de wand in het toongedeelte te schuin dan
kunnen wij om dit te verbeteren de lip flink inkappen en zoo den'toon
korter maken, zonder hierdoor de voetas te veranderen.
Meermalen heb ik opgemerkt, dat bij een paard dat toontreder was,
de binnenkant verlaagd werd, omdat het recht zou staan; dit is goed bij een
veulen, doch mag nimmer bij een oud paard gebeuren, hierdoor toch wordt
de hoef te veel belast op den buitenkant, waardoor de kroon zwelt en zelfs
kreupel worden mogelijk is.
In dit geval moet de hoef, wat toch altijd moet, zoo bekapt worden, dat
hij vlak op den bodem komt; willen wij dan het zicht verbeteren, dan
kunnen wij de lip iets naar buiten leggen, daarvan kan het paard nooit last
hebben. Bij Franschen stand kunnen wij de Up iets naar binnen leggen;
in geen geval overdrijven, want dan wordt het slechter.
Hebben wij met scheeve hoeven te doen, dan is het ook weer voorzichtig
zijn; dikwijls zien wij toch, dat de schuine hoef helft verlaagd wordt, omdat
de hoef recht zou worden; ook dit is geheel verkeerd, want de steile hoef-
helft IS het meest belast. Willen wij ook hier verbetering aanbrengen, dan
moet de schmne hoefhelft versmald worden en het ijzer daar nauw gepast
terwijl wp aan de steile nauwe hoefhelft het ijzer ruim zullen passen; dit
geldt met alleen voor keuringsbeslag, maar is altijd noodzakelijk
Vooral op de achterbeenen moet men bij de beweging goed letten; vele
garden toch komen met de buitenste hoefhelft eerst op den bodem de
koot zakt hierdoor naar binnen, waardoor de lijn door het been gebroken
wordt en dit geeft vooral aanleiding tot strijken
Vanzelfsprekend zal men hier ook weer den hoef zoo besnijden, dat deze
vlak op den bodem komt.
Bij Franschen stand heeft men er vooral op te letten, dat de binnentak
iets lang gepast wordt; als men dan achter het paard staat is het zicht beter
Omgekeerd bij toontrederstand de buitentak ruim lang maken. Het gebruik-
maken van zijlippen wordt natuurlijk zooveel mogelijk, ja zelfs geheel
*
*
Nu de afwerking van het beslag; hieraan moet ook alle zorg besteed
worden^ De takken der ^zers fatsoenlijk rond, de lippen niet afwijkend
groot of klem, smal of breed, maar geheel in verhouding tot den hoef en de
dikte van het ijzer en liefst geen scherpe punt. Verder de nagels even hoog
en vooral ook als het eenigszins mogelijk is even ver van elkaar. Het kan
gebeuren voor een scheur of kloof, dat er eens verschil in den afstand is
hieraan is mets te doen, maar overigens moet de afstand gelijk zijn
De hoogte der nagels te regelen naar de hoogte der hoeven; hebben wii
met hooge hoeven te doen, dan mogen de nagels flink hoog uitkomen, niet
overdrijven, doch hebben wij met lage voeten te doen, dan de nagels niet
al te hoog, want als dan de nieten zoo hoog op den wand zitten, toonen de
voeten nog lager dan ze alreeds zijn; evenwel moeten wij toch opletten
dat de nagels er goed sterk inzitten, het werk mag voor een mooi zicht niet
verslecht worden, men moet er steeds naar streven om goed en mooi werk
te leveren, hiermede toch hebben wij de beste resultaten
Het dicht maken moet ook in orde zijn. De nieten niet te lang of te kort
allen even groot; de oude nagelgaten even opstoppen met stopverf, da^
geeft een mooi glanzend zicht en dan even met witte vasehne den hoef
insmeren, waardoor de hoornkleur niet verandert
Staat de hoef nu op den grond, dan moet de geheele buitenrand van het
Ijzer te zien zijn, de wand moet van boven tot onder een recht verloop
hebben terwijl de lip ook dezelfde richting als de wand moet hebben
Is het paard klaar, dan zullen wij het nog eens op den weg plaatsen en
laten stappen en draven en ons overtuigen of alles in orde is. Zijn wij dan
tevreden, dan is hiermede het werk gebeurd
Zeer dikwyls komen wij tot de conclusie als het paard dan eenmaal
klaar staat, dat dan hier of daar nog wel een kleinigheid mankeert, echter
met van dien aard, dat wij direct gaan veranderen, maar toch heb je het
voornemen, een volgende maal mag ik daar wel op letten
Het werk is nu om alle kleinigheden nog eens goed te zien om naar de
-ocr page 141-keuring te gaan, waar de beslagen paarden voorgebracht worden; want daar
IS de plaats, waar men de kleine tekortkomingen pas goed kan zien.
Ook krijgt men dan meer liefhebberij voor beslag en paarden; door de
liefhebberij komt ook de kennis, vooral ook van het paard, wat ook voor
een hoefsmid een groote vereischte is, want dit is volgens mij zeker: een
goede smid is een paardenhefhebber, dat gaat samen.
Ook is zeker, dat een goede hoefsmid dankbare klanten zal hebben De
goede fokkers weten hun hoefsmid te waardeeren en zullen zeer zeker
naar zijn raadgevingen luisteren!
HEÏ HOEFMECHANISME.
In het Zeitschrift für Veterinarkunde komt in het Augustus nummer
van dit jaar een artikel voor van Dr. Bruhnke over het „hoefmechanismequot;
waaraan wij het volgende ontleenen: In den loop der jaren zijn zeer vele
theorieen gegeven over de vormverandering, die aan den hoef optreedt bij
het belasten en ontlasten hiervan, zooals dit bij de beweging plaats vindt
Reeds in 1810 schreef Bracy Clark hierover, in 1882 Lechner en Stehhick,
in 98 Leisermg en Hartmann, in 1926 Burger, in 1928 Bruhnke, in '30
Merblom verder noemen wij nog van de tallooze verhandeUngen hierover
die van Findeisen, Görte, Heasser, Kosters, Langwitz, Peters en Zierold.
Nog heden ten dage geldt de leer van Lungwitz en Kosters, waarbij de ver-
wijding van den hoef verklaard wordt, dat n.1. de zijdelingsche uitzetting
van de hoefkraakbeenderen en verzenwanden het gevolg is van het in-
drukken van den straal. Deze uitweg wordt dus door straal- en vetkussen ver-
kozen boven den meer natuurlijken en minder weerstandbiedenden uitweg,
n.1. naar de balgroeve. Gaan wij even na welke gevolgen deze theorie van
Lungwitz en Kosters zou hebben, als zij juist was. Het veerkrachtige straal-
kussen wordt ingedrukt, wordt dus platter en breeder en drukt daardoor de
elastische hoefkraakbeenderen en de hoeflederhuid die deze van buiten be-
kleeden, tegen den veel harderen hoornwand, zoodat deze aan dien druk moet
toegeven en naar buiten uitwijkt. Een beter voorbeeld voor een drukking
van de halflederhuid ofwel voor het ontstaan van steengallen kan men
met geven. Bovendien heeft Heusser bewezen dat de hoefkraakbeenderen
bij de belasting van de ledematen door een rekking van de hoefkraakbeen-
straalbeensband naar binnen getrokken worden. En wat gebeurt er als
de hoefkraakbeenderen verbeend zijn en de hoornwand de druk van het
straalkussen niet kan overnemen?. De hoef zal zich dan in de achterste
helft met verruimen en het hoefmechanisme is alsdan opgeheven. Hier
komen nu theorie en praktijk met elkaar in botsing, want aan de hand
van de praktijk zien we dat ook bij hoeven met verbeende hoefkraakbeen-
deren vormveranderingen plaats vinden, hetgeen o.a. bewezen wordt door
de schuurringen op het ijzer, die zoowel voorkomen bij hoeven met ver-
beende, als met elastische hoefkraakbeenderen. Men kan dit ook met
meettoestellen aantoonen, doch men moet dan niet in de fout vervallen
dan men deze toepast bij het staande dier en de meerdere belasting toepast
door het andere been op te nemen. Deze wijze van proefnemen is niet aan
de praktyk ontleend en hierbij is men ook tot de conclusie gekomen dat
de hoef bij de belasting tweemaal meer verwijdt aan den kroon dan aan
den draagrand. Dit moge dan voor het staande paard vaststaan, het is
zeer zeker met het geval bij het dravende paard. Verder spelen hierbij nog
een rol de gesteldheid van den bodem, de elasticiteit van het hoefhoorn
en ot de hoef beslagen dan wel onbeslagen is.
Het is in de laatste 10 jaren gelukt, dank zij een uitgebreide studie der
anatomie en physiologie van den hoef, om klaarheid hierin te brengen
De plaatjes van de wandlederhuid hebben aan het middelste gedeelte op
de voorvlakte de grootste lengte en hoogte maar ook de minste dikte en zij
staan loodrecht op de wandvlakte van het hoef been. Aan de zijvlakten zijn
de primaire plaatjes van de wandlederhuid schuin naar voren gericht en
aan het verzengedeelte is dit nog in sterkere mate het geval. Op de voor-
vlakte vertoonen de plaatjes op doorsnede een gestrekt verloop, daarentegen
hebben zij aan het zijgedeelte en ongeveer aan het verzengedeelte een meer
gebogen verloop. Dit nu is geen toeval doch berust op de functie van dit
weefsel dat als ophangmateriaal dient. De plaatjes van de 2e soort ver-
grooten de oppervlakte en verzekeren alzoo de grootst mogelijke stevigheid
Daar de primaire pkatjes aande voorzijde van het wandgedeelte de grLtste
hoogte bereiken, ^jn dan ook hier de secundaire plaatjes in het grootste
aanta aanwezig. Dit bewijst dat op deze plaats de bevestiging het sterkste is
Vervolpns kan men uit den hoekstand die de plaatjes van de Ie orde
(primaire) met die van de 2e orde (secundaire) vormen, gevolgtrekkingen
maken omtrent de arbeidsprestatie. Het bovenste gedeelte vertLt slechts
aan de yrije rand van de primaire plaatjes een spitse hoekstand met de secun-
daire plaatjes, terwijl daarentegen in het midden en naar het onderste einde
der plaatjes steeds meer een rechte hoekstand voorkomt. In het middelste
derde gedeelte van de plaatjes hechten zich de secundaire plaatjes onder een
spitsehoekvastenslechtsinhetonderste derde gedeelte vandeprimaireplaat-
jes wordt deze hoek weer meer rechthoekig. Alleen de onderste plaatjes laten
u tsluitend een spitse hoekstelhng zien tusschen de secundaire en primaire
plaatjes. Hieruit moet men de conclusie trekken dat de sterkste relcking van
het ophangapparaat in de bovenste deelen van de wandlederhuid dus
nabij de kroon ligt, want hier zijn de secundaire plaatjes rechthoekig ge-
rangschikt. Verdere onderzoekingen hebben vastgesteld dat de richting
van de bmdweefselbundels die de plaatjes van de wandlederhuid door
stroomen, met dezelfde is doch afwisselt. In het bovenvoorste gedeelte
vertoonen deze bindweefselstrooken een spitse hoek die van het hoef-
been naar den hoornwand bovenwaarts gericht is. Naar beneden toe
wordt deze hoek gaandeweg grooter en de draagrand van het hoef-
been is als het ware waaiervormig verankerd. De draagrand van het hoef-
been (de punt) is naar alle zijden zoo sterk bevestigd dat ze vaststaat
en als draaipunt dient bij de bewegingen welke het hoefbeen maakt Op
grond van het bovenstaande kan men het ontstaan der vormveranderingen
van den hoef bij het belasten en ontlasten aldus formuleeren. De Hchaams-
last van het paard wordt langs de beenas van de ledematen voortgeplant
tot op het laatste been, het hoefbeen. Dit zou dus als het ware op den bodem
gedrukt moeten worden, hetgeen echter niet gebeurt omdat het hoefbeen
ophangt aan den hoornwand. De op het hoefbeen voortgeplante druk van
de Hchaamslast wordt nu in het ophangapparaat van het hoefbeen ver-
anderd in een trekkracht.
Het hoefbeen zal nu tengevolge van de elasticiteit van de hoeflederhuid
en van het hoorn van den hoef een draaiende beweging uitvoeren. Hierdoor
zal de hoornwand in het voorste en bovenste gedeelte naar achteren en
naar beneden worden getrokken en hier vindt dus een vernauwing plaats.
Het draaipunt van het hoefbeen ligt in het voorste en onderste gedeelte
hiervan en hier vindt geen beweging plaats; dit verkeert dus in rust. Eens-
deels door de rekking van het ophangapparaat in het voorste en boven-
ste gedeelte en andersdeels door den tegendruk op den bodem zal, omdat
de hoornwand van achteren open is en zeer elastisch is, de verwijding van
den hoef plaats vinden achter de grootste breedte in den kroonrand. Te-
gelijk vindt dan plaats een neerdrukken van de hoefbeenstakken, een druk
op het straalbeen, op het straalkussen, op de steunsels en op den hoornzooi
en zal doordat de hoornzooi geweHd en elastisch is, deze vooral aan
den binnenzoolrand worden afgeplat. De hoornzooi wordt dan ook in
de achterste helft van den hoef breeder door deze afplatting en hierdoor
ontstaat de verwijding aan den draagrand achter de grootste breedte van
den hoef.
De elasticiteit van den hoornwand en van den hoornzooi is de eigenlijke
factor die de vormveranderingen van den hoef toelaat.
Dat het hoefmechanisme het doelmatigst werkt bij het in het wild levende
paard, bewijzen de goede quahteit van zijn hoeven. Dit paard toch leeft
onbeslagen en naar natuurlijke verhoudingen. Bij het loopen op den zach-
ten bodem, drukt deze tegen de hoefvlakte aan en vult deze als het ware
op; hierdoor wordt de geheele onderste hoefvlakte belast en ontlast deze
hierdoor den hoornwand. Zoo ontstaat een geregelde en goede bloed-
stroom in den hoef hetgeen de hoorngroei bevordert met als gevolg een ge-
zonde hoefontwikkehng. Wordt het paard nu beslagen, dan wordt de hoef
door het ijzer van den bodem verwijderd en komen de natuurlijke ver-
houdingen bij het gaan niet meer als zoodanig tot hun recht.
Te nadeeHger zal dit uitwerken naarmate het paard op te dikke ijzers
loopt en op harde wegen dienst doet. Stadspaarden die altijd op harde wegen
werken, zijn er in deze dan ook het slechtst aan toe, daar in dit geval de
hoornwand alleen de geheele Hchaamslast moet dragen. Vorm veranderen
van den hoef, afwijkende van den normalen, vinden hierbij dan ook niet zel-
den plaats. De draagrand zal voorbij het breedste gedeelte meer verwijd
worden dan den kroonrand en dit uit zich vooral bij wijde hoeven door een
klemhoef vorming in het kroongedeelte. Aan den kroon ontstaan bloedstu-
wingen, hierdoor een slechtere voedingstoestand, verminderde hoornvorming
en mindere kwahtiet hoorn, alsmede hoefziekten die hieruit voorvloeien.
Men heeft daarom getracht deze nadeelen te ondervangen door het toe-
passen van hoefzolen en van hoefinslagen. De kurkenzool is als zoodanig
niet geheel bevredigend, daar zij geen volkomen aansluiting geeft met den
hoornzooi. Men zal dan ook aanvullend met werk een volledige aan-
sluiting moeten betrachten en de kurkzool vooral zoo dik mogelijk nemen
zoodat de tegendruk van den bodem op den hoornzooi kan worden over-
gebracht. Op deze wijze kan men de hoeven van paarden die steeds dienst
doen op harde wegen in de steden sparen en vrij van ziekten en gebreken
houden. Tenslotte wordt nog gewezen op de meening dat een hoefnagel in
den verzenwand ingeslagen, de uitzetting van den hoef daarterplaatse zou
tegengaan. Schrijver is van meening dat hier geen sprake van is doch wel
zal, als de nagel tenminste niet afbreekt op de plaats waar de khng het ijzer
verlaat en in het hoorn dringt, deze de beweging van den hoornwand volgen.
Het ijzer is harder dan het hoorn en de nagelkling zal dan ook de be-
weging geleidelijk het gat waarin zij geslagen is, grooter maken, als het ware
dit kanaal uithollen. Het gevolg is dat de nagel los gaat zitten en dus ook het
hoefijzer. In het uitgeholde kanaal wordt vuil opgehoopt, losse wand ont-
staat en de wand terplaatste kan gaan afbrokkelen. Om deze redenen zal
men dus vermijden om nagels in te slaan in de achterste hoefhelft.
HOEFBESLAG EN WEGDEK,
Geen oorspronkelijke beschouwing, zal de lezer allicht zeggen — al zoo
veel over geschreven en zelfs gedaasd, voeg het er maar gerust aan toe,
want het is zoo!
Maar wat we nu in A'dam beleefd hebben was toch wel nieuw voor zoover
het gold de bewijzen te leveren, dat toen het er in de praktijk van den
politiedienst op aan kwam, het door Frits Falkenhagen in overleg met
Hoofd-Inspecteur Blanken onder de paarden der Bereden Brigade gelegd
beslag het eenige was, dat aan alle redelijk te stellen eischen heeft voldaan.
Zulke bewijzen zijn niet te leveren als er niet eens iets bizonders gebeurt
en al zeker niet in het laboratorium eener wetenschappelijke inrichting.
Hierin geenerlei kleineering zien s.v.p. van de wetenschap, van de theorie,
van de laboratoriumproeven, van alles wat voor het bureau wordt bekeken
en uitgewerkt. Ook geene poging daartoe of zelfs maar de gedachte er aan!
Doch zoo'n oproer op de straat met opgebroken wegdek, opgeworpen
barricades, ingeworpen glazen en op stang en vlak beslag neergeworpen
Marechaussee- en Militaire Politietroepenpaarden, is toch ten slotte maar
de manier om nu eens voor goed het bewijs te leveren, dat we van nog
steeds vigeerende reglementen, welke alle paarden de stang willen zien
verdragen en van elders voorgeschreven hoefbeslag beter geen notitie
nemen, zoodra in de ure des gevaars werk wordt geëischt en . . . geleverd
op trens en op halfijzer met gummizooi vóór en kuikinlage achter!
Dat traditioneele geleuter over niet kunnen houden op snaffel en over
onontbeerlijk blijven van de stang ten einde onder alle omstandigheden
meester te blijven over het paard kan nu gevoeglijk uit zijn. Tot heden
waren de bewijzen van het tegendeel in de practijk van den dienst niet te
leveren geweest, doch het tumult te A'dam zou aan eiken gegronden twijfel
een einde maken, zoowel in zake het bit als wat betreft het hoefbeslag.
Alle paarden bleven onder alle omstandigheden in de hand van den ruiter
en allen bleven op de been. Terwijl er Marechaussee was, die er ten slotte
te voet op uittrok aanggezien het te paard toch niets gedaan bleek!
Vakkundige hoefsmeden en deskundige ruiters zullen gaarne instemmen
met het compliment dat ik van deze plaats wensch te maken voor het
schitterende werk, geleverd in den dienst waartoe man en paard hier waren
opgecommandeerd. Doch niet alleen aan Blanken en diens manschappen,
niet alleen aan Falkenhagen hier die hulde. Ook aan de autoriteit, die hare
hooge sanctie gaf aan alles wat ten slotte aan hen, wien het werk in uit-
voering was opgedragen, nuttig en noodig voorkwam en dan door hen tot
stand moest worden gebracht — ook aan HBd. een woord van waardee-
ring voor de wijze waarop het bevel „datquot; aan Z.H.Ed.Gestr., doch het
„hoequot; bij de praktijk bleef!
Augustus '34.nbsp;□
PAARDEN EN TRAILERS IN DE WIERINGERMEER.
Een voor de paarden niet ongunstig gesteld rapport.
Over het jaar 1933 zijn volgens de Driemaandelijksche Mededeelingen
de paarden van de Wieringermeer gemiddeld 1482 uren in bedrijf geweest.
Hoewel dit gebruik gering schijnt, kan het de vergelijking met de West-
Europeesche bedrijven behoorlijk doorstaan en is het ongeveer dubbel
zoo hoog als op de graanbedrijven in Canada en de Vereenigde Staten.
De paarden hebben ongeveer ƒ 225 per stuk gekost of per arbeidsduur
pl.m. 22^/2 cent zonder voerman.
Het vorig jaar is gedurende de oogstperiode een aantal trailers gehuurd
voor het transport van graan, hooi of stroo van het veld naar de dorsch-
machine, mijt, magazijn of schip. In een vochtig oogstjaar, zooals in ons
land meermalen voorkomt, bestaat het gevaar, dat de bedrijfszekerheid van
trailers op vochtigen grond te wenschen overlaat. Indien het mogelijk zou
zijn tot billijken prijs voor den duur van het seizoen paarden te huren, zou
dit uit een oogpunt van bedrijfszekerheid de voorkeur verdienen.
Bovendien bleek, dat de hoogste arbeidstop in 1934 voor de Wieringer-
meer vermoedelijk niet zou liggen bij den graanoogst, maar bij den hooi-
oogst. In den hooioogst winnen paarden het van motortractie, omdat
paarden ook gebruikt kunnen worden voor het trekken van maaimachines,
schudders, keerders en harken in tijden, dat geen transporten moeten
geschieden.
Op grond van bovenstaande overwegingen werd getracht voor den duur
van den hooi- en graanoogst (15 weken) een aantal paarden met of zonder
voerman te huren. Zeer vele aanbiedingen werden ontvangen tot prijzen
varieerend van zestig gulden tot ongeveer anderhalf maal den koopprijs
van een paard. Het benoodigde aantal is daarop aangenomen, voor een
bedrag van negentig gulden per paard en per seizoen, overeenkomende met
1 gulden per werkdag.
Ten laste van den eigenaar blijft het tuig (harnachement), beslag, genees-
kundige verzorging benevens het risico van zoekraken, verongelukken of in
waarde achteruitgaan van de dieren.
Water, haver en hooi, eventueel gras en/of klaver worden door de directie
verstrekt; de rantsoenen zijn gelijk aan die van de Wieringermeerpaarden.
Indien een voerman mede gezonden wordt, is deze gehouden alle hem
opgedragen werkzaamheden te verrichten tegen een loon, gelijk aan dat
van de Wieringermeer-arbeiders.
—nbsp;Rijksdiploma als hoefsmid. De aangiften voor de naj aars-examens
1934 dienen vóór 9 Oct. a.s. te worden ingezonden aan den heer Dr.
R. H. J. Gallandat Huet, Danckertstraat 11 te 's Hage. De examens
worden gehouden in de maanden October en November. De eischen
voor de toelating tot hst examen zijn vermeld in de betreffende adver-
tenti3 in deze aflevering, en wij zijn zoo vrij belanghebbenden naar die
annonce te verwijzen.
—nbsp;Militaire hoefsmidschool te Amersfoort. Op 16 Augustus 1.1. werd het
examen van hoefsmid afgenomen aan 5 reserve hoefsmeden die gedurende
een jaar in opleiding waren geweest. Zij slaagden allen; aan hen is een
diploma uitgereikt terwijl zij bevorderd zijn tot korporaal-hoefsmid en
in het genot van onbepaald goot verlof zijn gesteld. In volgorde van
bekwaamheid: Th. H. J. Wildenborg, K. de Mol, C. G. Guequierre
G. B. M. Thomassen, H. Klement.
—nbsp;Cursus in hoefbeslag in Utrecht. Bij genoegzame deelname zal door de
commissie voor landbouwonderwijsbelangen in Utrecht komend najaar
aan de Veeartsenijkundige Hoogeschool te Utrecht een cursus in hoef-
beslag, Ie en 2e leerjaar, worden gegeven onder leiding van Dr. G. M. v. d.
Plank en als onderwijzer in de practische vakken de heer S. v. Angeren.
Lesgeld / 20. Minimum leeftijd 19 jaar. Zich aan te melden bij den secretaris
dier commissie, Landbouwbeurs te Utrecht.
—nbsp;Beslag voor dravers, renpaarden, enz. Een aangekondigd vervolg-
artikel hierover kon in deze aflevering nog niet worden gegeven. Hiervoor
worden inlichtingen ingewonnen bij onderscheidene eigenaars, trainers en
rijders en de samensteller van bedoeld artikel had onvoldoende tijd de daar-
voor benoodigde bezoeken in verschillende plaatsen af te leggen.
ÏWEE STERREN OP ONZE CONCOURSEN HIPPIQUE.
Quick Boy van den heer C. G. H. Otjens te Dongen (N.-Br.). Dit in
Gelderland gefokte paard, brengt door zijn prachtig model en excelleerende
gangen de bezoekers van alle concoursen in verrukking.
■ f»- : ■
De heer N. Uytendaal te Breda, verschijnt den lautsten tijd met een
nieuwe import op onze concoursen, n.l. met den schimmel Perl, die een
belangrijke versterking van onze zadelpaarden beteekent. Perl werd op
het concours te Oosterbeek kampioen. Zijn gangen zijn licht en veerend.
aanstaande concoursen-hippique.
19 Sept. Assen.
23 Sept. Hilvarenbeek.
28 Sept. Woudenberg.
29nbsp;en 30 Sept. Wassenaar.
30nbsp;Sept. Baarle-Nassau.
17 Oct. Roden.
aanstaande courses in nederland.
Blauwhuis k.b.
Medemblik k.b.
Schagerbrug k.b.
Alkmaar k.b.
Enkhuizen k.b.
Wolvega k.b.
Groningen l.b.
Luinjeberd k.b.
Schagen k.b.
Hoorn k.b.
30 Sept. Duindigt l.b.
4 Oct. Lisse k.b.
Duindigt l.b.
Alkmaar l.b.
Duindigt l.b.
Duindigt l.b.
4 NTov. Duindigt l.b.
11 Nov. Duindigt l.b.
18 Nov. Duindigt l.b.
25 Nov. Duindigt l.b.
17 Sept.
7 Oct.
14 Oct.
21 Oct.
28 Oct.
Mochten er hoefsmeden zijn. die de Amato wenschen te bezoeken dan
Brabant), het Inesche Paardenstamboek en de Ver. het Friesche Paard
«'^quot;Z'—nbsp;van „n. land,
print) dequot;^^ quot;nbsp;quot;quot;-Squot;»-!« dm
!»pt.) de» middag, de zeer mteMsante trekproeven aan den rcmrj.
-ocr page 149-De gebouwen op het 40 H.A. groote terrein, ten zuiden van den spoorweg Amsterdam—Haarlem
en grenzende aan de Kostverloren-vaart en den Admiraal de Ruyterweg.
molen vm Prof. Visser zullen worden gehouden. Deze proef is als wedstrijd-
onderdeel voor de landelijke ruiters ingelascht.
Verder zijn er in de hallen vele stands met exposities, die de aandacht
trekken De afdeehng landbouwwerktuigen is sterk vertegenwoordigd en
een 3-tal firma's daaronder brengen de autobanden voor landbouwwagens
enz naar voren. Zooals bekend is onlangs in „De Hoefsmidquot; een geil'
lustreerd artikel gewijd aan deze banden en het schijnt dat de aanwending
ervan al tamelijk populair wordt. In de landbouwpers wordt aan dit onder-
werp ook veel aandacht geschonken. Zoo gaf „De Nieuwe Veldbodequot; weder
een paar afbeeldingen, die wij hier laten volgen.
Boven: de heer Wielemaker te Koudekerke (Z.) met zijn melkwagen
beladen met 2000 kg melk. De vracht wordt gemakkelyk door één
paard getrokken over de mulle zandwegen, terwijl daarvoor vroeger
twee paarden noodig waren. Beneden: de moderne, geheel staL
boerenwagen, gefabriceerd door de firma Cappon te Heinkenszand (Z )
berekend voor 7000 kg draagvermogen. Beide wagens zijn voorzien
van Dunlop-wielen, assen, haken en remmen en bovendien van Dunlop
speciale banden van resp. 700 x 19 en 800 x 19. Deze Dunlop-land-
bouwluchtbanden zijn op de Amato te zien bij den stand der fa Stokvis
„RIJKSDIPLOMA ALS HOEFSMIDquot;.
Het najaars examen 1934 zal gehouden worden in de maanden October
en November. Schriftelijke aanmelding vóór 9 October aan den Secreta-
ris der examen-commissie, Dr. R. H. J, Gallandat Huet, Danckcrt-
straat 11 te 's-Gravcnhagc, onder overlegging van een bewijs dat een
tweejarige hoefbeslagcursus is gevolgd, of voor 1 Juli 1919 een diploma
als hoefsmid is behaald en nauwkeurige opgave van den leeftijd.
Aan de Leiders van Cursussen, wordt beleefd verzocht opgave te
willen doen van namen, voornamen, adresssen en leeftijden hunner
leerlingen, die aan het examen deelnemen en hunne medewerking te
willen verleenen, dat voor den aanvang der examens de benoodigde
stukken bij den secretaris worden ingeleverd.
Aan hen, die reeds eerder aan het examen deelnamen wordt verzocht op te
geven wanneer zij dit examen deden en aan welken cursus zij zijn opgeleid.
Het examengeld bedraagd / 5.— en moet bij den aanvang van het
examen worden voldaan.
De Commissie belast met het afnemen van het examen
ter verkrijging van een Rijksdiploma als hoefsmid.
Onze Uitgave op Hippisch Gebied!
„Van achter de Meutequot; door SONNEUR (Mr. Jos. |.
A. Gillissen), 208 blz. Rijk geïllustreerd. Prijs geb.
f 3.75, Franco per post........f 4.—
„Paardrijdenquot;, leiddraad voor Amateur-ruiters, door
J. EBBINK. Prijs f 1.50, Franco per post . . f 1,60
„Vrijheidsdressurenquot; door H. J. LljSEN. Rijk geïll.
Prijs f 1—, Franco per post......f 1.05
„Het Fotografeeren van paardenquot;, door Mr. M. C. VAN
DER MINNE. Rijk geïll. Prijs f 0.75, Franco p. p. f 0.80
„Langs den Wegquot; door AUG. DIEMONT Sr. Prijs
f 0.25, Franco per post........f 0.30
„De Hoefsmidquot;, geïllustreerd maandblad. Abonnements-
prijs per jaar............f 3.—
N.V. DE ZUID-HOLLANDSCHE
BOEK- EN HANDELSDRUKKERIJ
Giro 14908 - Wagenstraat 70, Den Haag - Tel. 117500*
Mede verkrijgbaar door tusschenkomst Boekhandel
,,......ja, — maan | ||
..de |
0 verwinn |
aar'' |
is een |
veel betere HOE |
FNAG EL |
en breekt niet____quot;. | ||
Prijzen thans verlaagd. | ||
Verkrijgbaar in geiieei |
Nederland. |
iti
-ocr page 153-INHOUD: Voor den jongen hoefsmid. — Dierenbescherming en verpleging der
veulenhoeven. — Gummi. — Voeten verzorgen. — Werkplaatsflitsen. — Instan-
ties. - Betreffende instanties. - Bufferbeslag. - Korte med. - A.s.Courses -Adv
voor den jongen hoefsmid.
Wanneer oudere hoefsmeden dit opschrift lezen wil dit nog geenszins
zeggen, dat zij dit artikel maar over moeten slaan, dat het voor hen niet
van belang is.
Mochten zij het voor zich zelf niet van belang of van toepassing achten,
laten zij het dan in handen geven van hun zoons, personeel of leerlingen.
Misschien vinden deze er iets in, dat hun bij de uitoefening van het vak
of bij verdere vakstudie te pas komt.
Maar al te gauw is de mensch in 't algemeen geneigd, — de hoefsmid
maakt hierop geen uitzondering, — hooger te grijpen, dan zijn arm lang is.
Het gevolg er van is, dat hij zijn evenwicht verliest en tegen de vloer slaat.
Wij bedoelen er dit mee, dat hij iets gaat leeren, bestudeeren of maken,
terwijl de meest elementaire grondslag, waarop dat alles berust, niet aan-
wezig is, of wel dat hij deze niet onder de knie heeft.
Het best zouden wij dit kunnen vergelijken met het bouwen van een steens
muur op een fundeering van een halve steen.
Het resultaat is dan niet twijfelachtig. Wij willen, daarom trachten in
simpele bewoordingen neer te schrijven datgene, waaraan de jonge hoefsmid
in de allereerste plaats moet denken, of waarop hij attent gemaakt moet
worden.
De jonge hoefsmid ontvangt in de werkplaats zijn eerste practische
opleiding, waarbij de. omgang met het paard een zeer groote plaats inneemt.
Het dagelijksch leven, het veelvuldig zien van het levende dier kan de
beste opleiding geven. Juist de veelvuldige omgang met het paard, met ver-
schillende paarden, maaktnbsp;den hoefbeslag-
cursus, met succes te jv-s .
MAANDBLADnbsp;jaargang
Lang niet altijd zijn echter de patroon of het andere personeel geschikte
opvoeders voor het jongmaatje of leerjongen.
Vaak worden onbewust, door de oudere gezellen of de patroon foutieve
handelingen verricht, die, eveneens onbewust, door de jonge hoefsmeden
worden overgenomen.
Zulke kwade gewoonten zitten zoo vast ingeroest, dat op den hoefbeslag-
cursus, deze fouten niet eens heelemaal zijn af te leeren en komen deze terug,
zoodra niet meer onder direct toezicht wordt gewerkt.
Het meest wordt er gezondigd bij den omgang met het paard. Dikwijls
wordt er geheel ten onrechte geschreeuwd, geschopt en geslagen.
Wanneer de paarden hun ondervindingen daaromtrent eens op papier
konden zetten? . . .
Wij zijn er van overtuigd, dat de aanklacht bij velen onzer van schaamte
de bleeke smidskaken blijvend rood zou doen worden. De goede hoefsmid
slaat het paard niet, of in elk geval zoo weinig mogelijk.
Wij willen niet beweren, dat in zeer enkele gevallen een voor het beslag
lastig dier er niet handelbaar door kan worden, doch dit zijn uitzonderingen.
Meestal maakt men het er slechter mee. Vooral bij paarden, die wat zenuw-
achtig zijn moet schreeuwen, schoppen of slaan geheel worden vermeden.
Wat schoppen? Zijn er dan smeden die zich verlagen door het paard te
schoppen? Wij hebben bij ervaring, dat een gediplomeerd smid (die titel
moest hem worden afgenomen) met een wat zenuwachtig paard, zoodanig
ruw omging, dat hij er niet meer bij kon komen.
Het dier werd eigen rechter, gaf de schoppen terug, was ongenaakbaar
geworden. Eerst, toen die hoefsmid . . . met een ? de beslagloods had ver-
laten, kon ondergeteekende het paard kalmeeren en geheel alleen zonder
moeite beslaan.
Een goede omgang met het paard is voor den waren hoefsmid van zelf
sprekend. Door één verkeerde behandeling kan de goede verstandhouding
voor altijd worden bedorven. De jonge smid moet leeren zien, wat voor
vleesch hij in de kuip heeft. Voor den paardeslager mag het een heele toer
zijn dat te kunnen constateeren, niet minder moeilijk is het voor den smid
vooruit te weten, hoe het levende dier op verschillende prikkels zal reageeren.
Veel gemakkelijker zou het zijn, wanneer alle paarden en alle hoefsmeden
gelijk waren. In enkele vaste regels zou dan de heele omgang zijn vast te
leggen.
Nu dat gelukkig maar niet zoo is, blijkt het leeren kennen een privezaak
en daardoor het mooie hoefsmidsvak veel meer interessant.
Nauwkeurig waarnemen van bewegingen der oogen, ooren en staart,
geven wel eenige richting aan.
Niet bang zijn, zonder roekeloos te worden, is bij paarden, die bijten en
slaan een allereerste vereischte.
Heeft men een paard te beslaan, dat bij het langs loopen of opnemen der
voorbeenen bijt, ga dan in geen geval terug.
Geef op het zelfde moment, dat het paard zijn bek uitsteekt, een klap op
zijn bijtende bek en ga gewoon door met het opnemen van het been.
Geheel verkeerd en nutteloos is, de afstraffing even later toe te dienen.
-ocr page 155-Weet het paard, dat onhebbelijkheden als bijten onmiddellijk worden
gestraft, dan heeft men er niet gauw last meer van.
Andere, voor den bangen hoefsmid lastig in den omgang, zijn de z.g
kittehge paarden.
Er zijn er wel bij, die bij de minste aanraking al in elkaar kruipen en
schreeuwen. De jonge hoefsmid is gauw geneigd ook met deze paarden ver-
keerd om te gaan. Moet hij een achterbeen optillen dan gaat hij van af de
schoft met de hand strijkende over rug en kruis naar het achterbeen.
Deze methode kan wel ducces hebben bij onbetrouwbare paarden, die wat
vlug zijn met het achteruitgooien van de achterbeenen of bij vreesachtige
paarden. Bij kittehge paarden is deze manier niet te gebruiken. Alle onnoo-
dige aanraking moet worden vermeden. Moet men het rechtervoorbeen
beslaan, dan gaat men op de volgende wijze te werk.
Men loopt zoo vlug mogelijk met een kort afgebeten „voetopquot;, van af den
zijkant op het paard toe. Tien tegen een of het paard kruipt wat in elkaar
en licht de rechter voet op, die tegelijkertijd wordt vastgepakt en het paard
„staatquot;.
Omgekeerd bij beslag van het linkervoorbeen van de andere zijde
naderen enz.
Bij het optillen der achterbeenen gaat men zijdelings van het paard staan.
De pijp van het rechterachterbeen omvat men van de voorzijde met de
rechterhand. Het paard kruipt even wat in elkaar, maar tilt de voet op
zoodra hij merkt, dat alleen het pijpbeen, dat geen gevoehge plaats is,
omvat wordt.
Nooit moet men bij zulke paarden, als normaal strijken met de rechter-
hand over het kruis en met de linkerhand het been oplichten, doch absoluut
alle verdere aanraking vermijden.
Bij het onderschuiven van het dijbeen zorgt men, dat geen kleeren de
Hezen aanraken. Ook bij het dichtmaken vermijde men alle aanraking
met den buik van het paard.
Sommige, overigens makke paarden, hebben de gewoonte bij het op-
houden der achterbeenen sterk te gaan hangen.
Te dienen als steunpilaar is niet bepaald een prettige corvée, de goede
stemming wordt er door bedorven.
Een zeer eenvoudig middel daartegen is, om aan de binnenzijde van het
been te gaan staan. Het leunen is dan over.
Probeer het middel, 't geeft vaak succes.
Vreesachtige paarden in vreemde omgeving behooren met kalmeerende
woorden te worden toegesproken. Dikwijls geeft het kloppen met den wijs-
vingerknokkel op het voorhoofd reeds voldoende afleiding, om het beslag
te kunnen uitvoeren.
Lastige paarden, bedoeld worden paarden die staan te rukken, onrustig
zijn, die de bewerkingen niet gewillig toelaten, omdat zij er niet voldoende
mee vertrouwd zijn, of omdat zij vroeger in de smederij een verkeerde
behandeling hebben ondervonden, geven het meest aanleiding om zich kwaad
te maken.
De jonge hoefsmid komt dan gauw in de verleiding er met den hoefhamer
-ocr page 156-op los te slaan of eenige trappen onder den buik te geven. Hij bedenke dan
echter, dat zulke daden tegenover een dier, dat aan onze zorgen is toever-
trouwd, den hoefsmid onwaardig zijn. Nergens kan men zichzelf meer door
verlagen. Bij paarden, die op deze wijze last veroorzaken behoort een man
aan 't hootd te staan, die gedurende het opnemen der beenen, of zoo noodig
tijdens de bewerking van den hoef, het paard straf in de oogen ziet. Niet
iedereen is echter in staat op deze wijze een paard tot stilstand te dwingen.
De praam kan dan niet altijd gemist worden.
Een oordeelkundig gebruik zij daarbij aanbevolen.
Bedenk steeds, dat de behandeling van het dier nooit mag ontaarden in
mishandeling.
Stel er geen eer in, uit grootdoenerij nog iets ruwer in den omgang met
het paard te willen zijn dan een uwer collega's.
Schroomt zoo noodig niet, hem van uw afkeuring blijk te geven.
Neemt geen verkeerde gewoonten van hem.over. De goede omgang met
het paard is noodig om te verkrijgen lust en opgewektheid om het vak
grondig te leeren en te beoefenen.
Weest niet bang, doch ook niet roekeloos.
Neem als 't noodig is, voorzorgen in acht.
Bekijk het dier.
Tracht zijn eigenschappen en aard te leeren kennen.
Maak u vertrouwd met al zijn deugden en gebreken.
Eerst dan zult ge uw naam als hoefsmid waard zijn.
Utrecht.nbsp;H. V o s s e r s.
dierenbescherming en verpleging der veulenhoeven.
In Deutsches Kaltblut komt een artikel voor over bovenstaand onder-
werp, van de hand van dr. Fischer, directeur van de Staatshoefsmidschool
te Dresden, dus van iemand met veel ervaring op dit gebied.
Er wordt in dit artikel gewezen op de zegenrijke werking van de Wet
op de dierenbescherming van 24 Nov. 1933, welke het mogelijk maakt
houders van dieren, die door nalatigheid of verzuim hun dieren schade,
toebrengen of pijn en kwelhng veroorzaken, hierover tot de orde te roepeni
Het is niet de bedoeling van deze wet om dadelijk met strafmaatregelen
op de proppen te komen, maar de menschen voor te lichten en te wijzen
op een betere behandeling, die op den duur ook voor henzelf vruchten moet
afwerpen.
In de eerste plaats wijst schrijver er op, dat voor een normale ontwikke-
ling der veulenhoeven genoegzame beweging een voorname vereischte is.
Hierdoor wordt de bloedtoevoer naar den hoef en dientengevolge de groei
daarvan bevorderd. Tevens heeft normale afslijting van den hoefhoorn
plaats, waardoor misvormingen worden voorkomen — en verder leert he
veulen zijn beenen op de juiste wijze gebruiken.
In den herfst geboren veulens verkeeren hieromtrent in ongunstige
conditie, omdat zij in elk geval de ruimte van beweging missen, die in het
voorjaar geboren veulens door den weidegang in het eerste halfjaar van
hun leven kunnen genieten. Bij zulke op stal gehouden veulens ontwikkelt
zich gemakkelijk rotstraal, vooral wanneer het stroo nat is, met veelal als
gevolg de gevreesde klemhoef (zie fig. 1). De genezing hiervan is niet zoo
eenvoudig als het lijkt, de rotstraal kan van zeer langen duur zijn en de
ontstane vernauwing van de achterste hoefhelft is dikwijls zonder ortho-
paedisch beslag niet tegen te gaan. (Orthopaedie is dat deel der heelkunde,
hetwelk zich bezighoudt met het recht zetten van scheeve of kromme
beenen.) Hieruit is de leering te trekken, dat ook deze veulens naar buiten
moeten, als het weer het eenigszins toelaat. Het besneeuwd zijn van de
weide is daarvoor geen bezwaar, integendeel, het oponthoud in een be-
sneeuwde weide kan zeer gunstig werken op hoefzolen en straal. In elk
geval wordt de klemhoefvorming (vernauwing in de achterste hoefhelft)
daardoor sterk tegengegaan.
Een ander gevaar bedreigt de voorjaarsveulens. Komen deze kort na
hun geboorte in de weide, dus in een tijd, waarin de banden en pezen der
beenen nog niet voldoende stevig zijn geworden, dan kan het voorkomen,
dat de jonge dieren oververmoeid worden en banden en pezen zoo pijnlijk
worden aangedaan, dat zij deze niet meer durven gebruiken en met steil
geplaatste kooten blijven staan en als het ware niet meer van de plaats
kunnen. Het steil plaatsen der kootgewricliten, liet zgn. overkoot staan is
een gevolg van het zooveel mogelijk ontspannen van banden en pezen;
de dieren durven niet meer doortreden. In erge gevallen staan de dieren
zoodanig op de teenen, dat het drachtgedeelte der voorhoeven den bodem
niet raakt.
In zulke gevallen is het noodzakelijk het veulen zoo spoedig mogelijk
naar stal te halen, zoo noodig met een veewagen of vaartuig, het op een
dik stroobed (turfstrooisel of ander zacht materiaal) te plaatsen, koude
omslagen van water met azijn om de koot- en kroongewrichten te leggen
en hiermede een week of 2 a 3 door te gaan. De pijn wordt dan meestal
geleidelijk minder en het veulen gaat langzamerhand weer meer door-
treden. Laat men het dier in de weide, dan neemt het lijden toe en eindigt
in het vormen van de gevreesde steltvoetigheid.
Verder komt de bokhoefvorm veel voor bij veulens in het eerste levens-
jaar. Dit is een gevolg van de wijze, waarop het graast. Het gedraagt zich
hierbij anders dan het rund, hetwelk rustig voortgraast en daarbij slechts
weinig vooruitkomt. Het veulen daarentegen zoekt de grassen, die hem
het lekkerst smaken en moet soms 3 a 4 passen voorwaarts doen om deze
grassen te vinden. Dit heeft tengevolge sterke afslijting van het teengedeelte
der voorhoeveh. Ook dit is te verklaren door de veel voorkomende houding
van het veulen gedurende het grazen, nl. met één der voorbeenen naar
voren geplaatst en het andere licht gebogen naar achteren, zoodat de teen
op den grond rust. Het teengedeelte der voorhoeven slijt sterk weg en het
drachtgedeelte groeit door, waardoor een vrij sterke misvorming van den
hoef optreedt.
De veel voorkomende veulen-bokhoef is echter in den regel gemakkelijk
te herstellen, al gaat deze ook gepaard meteen steilen stand in de kooten.
Behalve door doelmatige besnijding van de misvormde hoeven kan ook
het halvemaanvormige ijzer hierbij dienst doen, zoo noodig met een open-
gesmeed teengedeelte. Verdere afslijting van den teenwand wordt daar-
door voorkomen, terwijl het drachtgedeelte aan de normale slijting onder-
hevig blijft. In de ergste gevallen wordt een snavel- of beugel-ijzer aangelegd,
hetwelk eenige cm voorbij den teenwand uitsteekt en snavelvormig op-
gesmeed is (fig. 2) of met een bengeltje op den teenwand ligt (fig. 3 tot en
met 7). In bepaalde gevallen legt men ook wel een geheel ijzer aan van zeer
licht gewicht en aan de takken voorzieii van een balk van zacht hout (afb.
8, 9 en 10) aan den onderkant van het ijzer. Dit zachte hout slijt langzaam
weg en het veulen wordt meer en meer gedwongen in de kooten meer door
te treden, zoodat de pezen langzamerhand weer worden gerekt.
Het spreekt vanzelf, dat alleen hoefsmeden met veel aanleg en lief-
hebberij voor hun vuk, en in de zwaardere gevallen onder leiding van den
veearts, hier gunstige resultaten kunnen bereiken. Aan genoemde hoefsmid-
school heeft men steltvoetigheid in hoogen graad door doelmatig beslag
kunnen cureeren (fig. 11 en 12).
In bepaalde gevallen kan het noodig zijn halve ijzers aan te leggen (fig. 13)
of rijgschoenen van hout of blik, met leer bekleed. De halve ijzers vinden
aanwending bij scheeve afslijting der hoeven als gevolg van Franschen ot
toontredersstand. Men corrigeert daarmee niet alleen den hoefvorm, maar
op den langen duur ook den beenstand.
Behalve deze vormveranderingen van den hoef kunnen ook verkrom-
mingen der hoornwanden voorkomen, benevens holle en losse wanden,
straalkanker, enz., alle gebreken, die in den grond der zaak gevolgen zijn
van de nalatigheid der eigenaars, die niet tijdig letten op de normale ont-
wikkeling van dat lichaamsdeel van het paard, hetwelk zijn waarde in
hooge mate bepaalt. Schrijver haalt hiervan een kras staaltje aan, door
hem waargenomen bij een tweejarig koudbloedveulen (fig. 14 en 15). Het
dier was goed gevoed, maar had maanden achtereen in een slecht gerei-
nigden stal gestaan. Alle vier de hoeven waren zoodanig door straalkanker
aangetast, dat de hoornwanden opengebarsten en de kankerwoekeringen
overal duidelijk zichtbaar waren. Het spreekt vanzelf, dat in zulke ge-
vallen alleen het schietmasker het verlossende woord kan spreken. Terecht
zegt dr. Fischer, dat dierenbescherming en goede verpleging der veulen-
hoeven onafscheidelijk aan elkaar verbonden zijn.
gummi.
Een bestanddeel, dat gaarne wordt toegepast bij stomp zetten van een
paard op gesloten wegdek. Een afdoend middel tevens bij meerdere gelegen-
heden. Toch zou ik er nog eens op willen wijzen, dat er zoo weinig mogelijk
mee moest worden omgegaan, gezien het groote nadeel voor het paard,
verbonden aan de belemmering in z'n natuurlijke beweging waar het zelden
na de plaatsing van een been blijft op die plek zonder nog iets te glijden
in vóór, c. q. zijwaartsche richting. Elke hindernis, welke hierbij ontmoet
wordt, komt ten koste van een gewricht ten gevolge van den schok (con-
cussie) daarin ondervonden.
We zagen onlangs gummi kalkoenen aanbevelen. Nu zou eveneens over
dit middel in den toon worden gedacht. Aangezien echter de meeste paarden
eerst met het toongedeelte optreden (zie de slijtage van het ijzer .in den
regel!) kunnen ze op een halvemaanijzer met gummizooi onder de verzenen
toch even doorglijden alvorens het gummi een tot hiertoe en niet verder
gebiedt. Komen ze echter ook in het toongedeelte op gummi, dan wordt de
beweging terstond bij het plaatsen gestopt. Kurkinlegsel is steeds iets- na-
geef lij ker.
Ik voer hier geen enkel pleidooi vóór kurk en tegen gummi, doch vraag
enkel en alleen of er gedacht wordt aan het nadeel der concussie en hiermede
rekening te willen houden waar mogelijk in de praktijk.
Sept. '34.nbsp;□
voeten verzorgen.
A propos van de zeer lezenswaardige beschouwirgen over hoefverzorging
van de hand van onzen medewerker de Greef, zij me de vraag toegestaan,
wat toch de reden,moge zijn van en voor de bijna apodictische wijze, waarop
steeds was, is en blijkbaar blijft aanbevolen om steeds links van het paard
te staan bij het uitwasschen der voeten.
Dat uit gemakzucht, omdat je daar nu toch eenmaal bent, bij gerouti-
neerde paarden daartegen geenerlei bezwaar tegen bestaat, geef ik grif en
gaarne toe. Doch zoolang dat niet het geval is, heb ik steeds verboden om
het rechter been op te nemen en achter het linker om dien hoef boven den
onder het dier geplaatsten emmer te houden met al de gevaren daaraan,
soms onvermijdelijk, verbonden. Ik noem deze niet eens, eenvoudig om
reden, dat voor wie ze nog niet kent, het inzien er van toch boven z'n paarden-
verstand zouden gaan.
Maar laat men mij voor de eerste maal — want nog nooit ontving ik
antwoord op de vraag — zeggen, waarin de speciale voordeden bestaan
van dat blijven aan dien linker kant, toch zeker niet in het tijdverlies van
even resp. vóór en achter langs te loopen met den emmer en ook aan den
anderen kant de noodige werkzaamheden te verrichten?
September 1934.nbsp;□
werkplaats-flitsen.
't Was niet druk in de smidse van baas Hippos.
Lang was het nog goed gegaan. Was er steeds voldoende werk geweest.
Waar het door kwam, was voor velen een raadsel. Toen de andere smeden
van het dorp al steen en been klaagden over malaise en crisis was er nog
geen krimp in het werk. Er waren zelfs wel dagen geweest, dat er handen
te kort kwamen.
Waren er overuren gemaakt ... De veldwachter, . . . t« goede lobbes, . . .
overigens een beste kerel, kwam niet meer, nadat zijn uniformjas gelijk
een zeef was verbrand. Hij was doof voor hamerslagen en bang voor smids-
vonken geworden. Kwade tongen wisten te vertellen, dat hij niet meer
mocht van zijn vrouw . . . dat hij geen tweede pak slaag wilde riskeeren . . .
Maar nu, ook bij baas Hippos was het slap... Een enkele keer, net of het was
-ocr page 162-J54
atgesproken, kwam alles gelijk, maar voorraad van werk was er niet meer
Wanneer de hamer rust, komen de gedachten . . . Keer de knecht ont-
slaan? . . . 't Was zoo moeilijk! . . . Geen ouders . . . Intern, lid van 't gezin,
huisgenoot . . . Jaren lang hadden zij samen gewerkt ... Als jongen al bij
hem gekomen, in dienst geweest, toen nog een paar patroons, waar hij een
jaar was geweest en nu al weer zes jaar bij hem . . .
't Was een flinke, handige kerel. Alks, kon je hem laten doen. Aan het
vuur, onder de paarden, het laschapparaat, de machinereparatie. Hij ver-
stond zijn vak als de beste . . .
Zijn collega had het vorige jaar den knecht al moeten ontslaan . . . 't Ging
niet meer ... Tot overmaat van ramp had deze zich dichtbij als patroon
gevestigd en werkte nu ver beneden een loonenden prijs . . . / 1,60 vier
nieuwe ijzers . . .
Kees zou dat welhcht niet doen. Die was zoo dom niet . . . Maar wat dan?
Toch ontslaan, toch de straat opsturen . . . Maanden zoeken en ten slotte
naar de werkverschaffing? Werken met de schop in vette klei en zware leem.
Hij zou er niet te lui voor zijn, dat niet. Maar nog zoo vele landarbeiders
met gezinnen staan te wachten op arbeid. Deze gaan voor. Dus ook die
weg voor hem afgesloten . . .
Met een brok in zijn keel neemt hij den hamer weer op . . . Neen, dan
nog maar wachten. Misschien . . . misschien wordt het beter . . .
* *
*
Heel even kwam de kleine opleving.
Er was weer werk.
De hoop herleefde . . .
De droogte bracht losse wielbanden. De onhandige boerenknecht zorgde
voor een gebroken maaimachine en een aan spanen gereden wagen.
De paardenkeuring bracht een paar drukke hoefbeslagdagen.
Kees zal, al is het voor minder loon, voorloopig nog kunnen blijven
Wanneer nu de rekeningen maar op tijd worden voldaan
En dan de bedrijfsonkosten ?
Die moeten omlaag, die mogen niet stijgen! Met het vaste voornemen,
daar op te bezuinigen, slaat de smid zijn boeken dicht ...
* *
*
Jan de leerjongen verdient nog niet veel. Zijn ouders, blij dat die woel-
water van de straat kwam en de smid hem in de werkplaats wilde nemen,
zullen wel niet gauw op meer verdienen aandringen ...
Jan boort gaten.
Niet in het doel op het voetbalveld, maar in palen, geen goalpalen, doch
ijzeren hekpalen. Jan is zorgeloos, heeft zijn gedachten er niet bij. Hij denkt
aan andere gaten ...
Voor hem denkbeeldige gaten, hij ziet gaten geboord in het doel van de
tegenpartij . . .
Krik! ... O schrik! Die zit!
Gebroken de boor ... de stukken vast in het gat . . .
Goedkoope werkkrachten, lage bedrijfsonkosten ? . . . De stukken wijzen
het uit.
* *
*
De postbode komt in de smidse.
Hij brengt „De Hoefsmidquot;.
„'t Kan er haast niet meer af. Kees. Al die vakbladen kosten geld.
Wij zullen moeten verminderen.quot;
,,Jammer baas. Wij steken er toch altijd ivat van op. 't Is geen wegge-
gooid geld.quot;
„Dat niet, maar betalen is ook „watquot; . . .
,,Ik weet raad,quot; zegt Kees. „U stelt op de Afdeelings- of Combinatie-
vergadering van den Bond voor: Om een collectief contract te nemen.
Bij een flink aantal abonnees is best eenige reductie te krijgen.quot;
,,Daar zeg je zoo iets. Wij zullen het probeeren . . .quot;
Utrecht.nbsp;H. V o s s e r s.
instanties.
Een woord, dat in den volksmond veelal meer de bedoeling weergeeft
dan de beteekenis. Wat niet belet, dat er personen mede worden bedoeld
zoodra de aandacht is gevestigd op te nemen maatregelen tegen misbrui-
ken bij de beoordeeling van het paard en diens praestaties op concours-
hippique en in de fokkerij.
Zeer juist is onlangs gewezen op het gewicht aan ijzer onder de voeten
teneinde een gang en met name de actie in de voorhand te willen verkrijgen
bij een dier, dat zonder dat bedrog heel wat natuurlijker zoude gaan. Het
gelukt echter nog steeds prachtig, de jury op een dwaalspoor te leiden en
zoodoende in de prijzen te komen, welke niet verdiend werden door het
paard zelf. Waar dit op een conc. hipp. geen directe schade berokkent van
reëel belang, moge ik er hier nogmaals instantelijk op wijzen, van hoe groote
waarde de juiste beoordeehng steeds zal blijven op fokkerij-gebied, als het
gaat om erfelijkheidsbeginselen.
Gelukkig wees de heer v. d. H. op het misbruik van te zware ijzers —
dierenarts Colder wordt niet moede steeds te blijven waarschuwen tegen
alles wat schijnvertooning moet worden met al die hulpmiddelen, waarmede
getracht wordt de actie van een fokpaard te verhoogen ten koste van de
juiste beoordeehng waar het gaat om het fokdoel! Ook de bekende R. A. M.
achtte het reeds meer dan eens noodig, toe te geven dat het fokdier in diens
waarde getoetst dient te worden aan hetgeen is en niet aan hetgeen event.
verlangd zou kunnen worden te zullen zijn.
Hoe nu te denken over den raad, door hoefsmid Schieman gegeven om
toch vooral te letten op de wijze van beslag ten einde een paard zoo voor-
deelig mogelijk te doen schijnen (ik eurs. zelf) voor het oog der jury en dit
nog we mstantelijk waar het fokdieren betreft?! NiemanImeeL, en ZE^
zelf het allerminst, dat ik ook slechts een oogenblik zou twiifelen aan
Tet^d d'TTnbsp;gegeven'goeden raad Scb voo^
emand, die alleen slechts wel eens hoorde van een Gregor Mendel, van een
de Vries, van logica genetica en consequentie - zou zoo een er zich hard
instanTTÏr ^nbsp;^^nbsp;^^^nbsp;in eerste
nstantie denkt aan dat leekedichtje en in laatste dito, waar het gaat om
die tien mille subsidie, er Z. Exc. den Min. van oeconomische zaken in een
adagium op attent te maken met de variatie :
Verlos ons van het gekonkel, heer —^
Geef ons natuur en waarheid weer!
Paard eipnaar, rijder, publiek, jury, fokkerij, goede smaak - alle
„instanties zouden er in elke instantie slechts voordeel bij hebben!
Sept. '34.
betreffende instanties.
Wie en wat zijn dezulke? En nu willen we het woord maar nemen, zooals
het in den volksmond is geworden tot algemeen aangenomen begrip Ik
zeg dit, aangezien de uitdrukking daar wel de bedoeling, doch niet de betee-
kenis weergeeft.
Instantelijk wordt - en zéér terecht! - af en toe gewezen op het verkeerd
gebruik - dus misbruik! - van gewicht aan ijzer, ten einde jury en publiek
actie voor te tooveren, welke o. m. wordt verkregen met ijzer per kilo
onder de voeten. „Onder meerquot; zeg ik, want andere misbruiken als rukken
en plukken, slaan in diverse proportiën, zware stangen en opzetteugels
plus eventueel nog andere excitantia behooren ook nog steeds tot het
instrumentarium van hen, die met oneerlijke middelen hun doel trachten
te bereiken - ja, zich en anderen zelfs wel wijs willen maken, dat op die
manier bereikte resultaten beslist erfelijk zijn in de fokkerij van stamboek-
dieren — ik moge even verwijzen naar de zoo juiste opmerking van onzen
bekenden dierenarts en paardenkenner Colder, die nog onlangs weer meende
te moeten attendeeren op velerlei even domme als voor het fokdoel ten
eenenmale schadelijke hulpmiddelen bij het z.g. monsteren in steeds voort-
gezet misbruik. Het doet intusschen goed, mannen als Colder vast te zien
houden aan beproefde systemen en methoden en telkens waar de gelegenheid
zich voordoet te wijzen op, en te waarschuwen tegen al dat Jan Klaassen
in kringen, waar men nu toch zoo langzamerhand tijd genoeg heeft gehad
eens iets reëels te leeren omtrent de stof, welke men zich daar verbeeldt
te beheerschen.
Die instanties nu, waaraan dierenarts v. d. Hoek wil zien opgedragen
de goede zorg voor limiteering van bedoeld bedrag aan ijzergewicht, zijn
meerdere. Eerst van alle zou ik willen vragen aan de eigenaren der paarden
of liet hun ernst met de zaak is waarvoor ze opkomen. Laten ze in dit geval
hunne paarden toonen, zooals ze zijn en niet zooals ze zouden willen, dat ze
waren. Wie herinnert zich hier nog dat prentje — de Hackney in drie phasen
van actie afgebeeld op een prentbriefkaart, welke destijds opgang maakte
als prachtig uitgevoerde caricatuur! — as he was, as he is, as he ought
to be (seil, in the eyes of those fools!). Het heeft niet de gewenschte uit-
werking gehad, want nog heden worden die paarden geëxiteerd op eene
wijze, welke aan het krankzinnige grenst. Als ze tot inkeer konden komen,
zouden ze er zeer zeker in slagen het publiek — andere instantie — op te
voeden in betere paden ter bereiking van het doel: schoonheidszin. En nu
komt het derde instantie: de jury. Een middending tusschen tooneel en
galerij. Aan HEd. de schoone taak, door hare souvereine uitspraak te bepalen
wat mooi is en wat niet — ja, in menig geval: wat er nog door kan en wat
heusch niet meer. Als b.v. een paard begint te gooien met z'n ijzer_als
de praam noodig wordt om gekke dingen te voorkómen — als een dier in
gevaarlijk verzet komt tegen het manipuleeren met den opzetteugel — als
twee menschen er aan te pas moeten komen ten einde, ieder voor zich uit
alle macht trekkende aan een teugel een enkel paard in bedwang te houden
— en als eigenaren, koetsiers, publiek en jury dat alles blijkbaar gewoon
genoeg vinden en dergelijke excessen nog geprimeerd willen zien ook —
enfin, dan valt er feitelijk niets meer te disqualificeeren en kan de poppen-
kast verder worden vertoond!
En de paarden zelf, die geen mond, geen houding, geen gang, geen streng
strak hebben, doch nog slechts alles zetten op trekken en achter bijspringen,
als de voorbeenen slechts lawaai genoeg maken — ze loopen als gekken in de
rondte, doch zelden reeds gek genoeg om niet nog te worden opgezweept
tot steeds razender vertooning, deze den spot drijvend met alles wat nog
even zou kunnen herinneren aan paardekennis, rijkunstig begrip en talent,
schoonheidszin en waarheidsliefde. Welke dichter, welke beeldhouwer,
welke kunstenaar dus, bezong ooit zoo'n wolwinkel in de plaats der tradi-
tioneel wapperende manen, beitelde in marmer een stompje staart met
eenige haartjes, zooals dat mode en sleur is op onze concoursen van . . . nu,
van wat anders dan van wansmaak en aanstellerij ... in de winnende
nummers (want er wordt ook anders getoond, doch zonder kans op een
oranje lint!).
Aan u dan, „betreffende instantiesquot;, om nog eens met den heer v. d. H.
te spreken, een variant op een bekend leekedichtje te overdenken:
Verlost ons van den rommel, heeren;
Leert weer natuur en waarheid eeren!
Sept. '34.nbsp;□
-ocr page 166-BUFFERBESLAG.
Steeds een doekje voor het bloeden, maar — toegegeven — het bloed
moet soms worden gestelpt. Als er echter niet bij vergeten wordt, dat elke
stroefheid onder de paardevoeten onmiddellijk tengevolge heeft slijtage in
bandenen pezen en gewrichten doorrekkingenconcussie (schok). Een paard
in gang laat zelden den voet op de plek, waar die wordt neergezet, doch
schuift nog iets in de richting van de plaatsing. Wie duizenden paarden in
hunne actie bestudeerde, zal aanstonds grif toestemmen, dat elke hindernis,
aan die beweging in den weg gelegd, noodzakelijk moet leiden tot de scha-
delijke nevenwerking, zooeven genoemd. Tusschen uitglijden en vallen ligt
een tamelijk groote afstand. Belet men het dier, dien afstand af te leggen,
dan staat dit gelijk met een schok, teweeggebracht in het gewricht. Rubber
houdt (met name op droog ondervlak) bizonder tegen en meer dan kurk.
Half rubber vóór en kurk achter gaven te A'dam de beste resultaten. De
halve zool vóór geeft den voet, welke in den regel eerst met den toon den
bodem raakt eenige vrijheid van glijden (gewenscht), doch voorkomt zoodra
de verzen gewicht opnemen, een val (ongewenscht die val!). Voor rubber in
den toon neme men zich in acht. Zeker: rubber werkt schokbrekend van
boven naar beneden, doch Bchokgevend van voren naar achteren. Laat beide
factoren medespreken in de beslissing!
Sept. '34.nbsp;□
VEREENIGING VAN ONDERWIJZERS IN PRAKTISCH HOEFBESLAG.
De leden worden verzocht de onderwerpen met toehchting, welke zij
op de Algemeene Vergadering behandeld wenschen te zien, voor 1 Dec.
a.s. aan den Secretaris op te geven.
Mogen wij u er aan herinneren het antwoord-formulier eveneens uiterlijk
voor 1 Dec. ingevuld terug te zenden.
Werkt allen mede, het gestelde doel te bereiken.
Namens het Bestuur,
H. V O s s e r s. Secr.
— Najaars-examen voor het Rijksdiploma als Hoefsmid. Dit examen
zal te Utrecht plaatsvinden en worden afgekomen op 25, 26, 30 en 31
October en 6, 7, 13, 14 en 15 November. Het aantal candidaten dat zich
voor het examen heeft opgegeven bedraagt 53 en is afkomstig van oplei-
dingscursussen te Amersfoort, Markelo, Raalte, Goes, Emmen, Hoogeveen,
Bedum, Breda, 's-Hertogenbosch, Doetinchem en Veendam.
— Militaire Hoefsmidsschool te Amersfoort. Op 18 Sept. 1,1. vond het
examen plaats van de in opleiding zijnde dienstplichtigen der Artillerie
2e ploeg 1933.
De namen der geslaagden zijn, naar volgorde van bekwaamheid:
1. G. J. Hamer, 2. T. A. Rutenfrans, 3. J. Stoelhorst, 4. J. W. Laugs,
5. P. J. Schetters, 6. C. W. van Gaans, 7. H. den Ouden, 8. W. H. Boonen,
9. J. Th. Geurts, 10. J. Post, 11. G. J. Naaldenberg, 12. J. Bosch, 13. P. W.
de Vries, 14. A. G. Nijenhuis, 15. A. J. van Kleef.
Zij zijn allen in het genot van onbepaald verlof gesteld.
A.s. verplichte hengstenkeuringen: 23 Oct. Zierikzee, 24 Oct. Katten-
dijke, 26 Oct. Oostburg, 29 Oct. den Bosch, 30 Oct. Roarmond en
Maastricht, 31 Oct. Bergen-op-Zoom.
AANSTAANDE COURSES IN NEDERLAND.
21 Oct. Duindigt l.b.nbsp;i 11 Nov. Duindigt l.b.
28 Oct. Duindigt l.b.nbsp;j 18 Nov. Duindigt l.b.
4 Nov. Duindigt l.b.nbsp;25 Nov. Duindigt l.b.
Onze Uitgave op Hippisch Gebied !
Van achter de Meutequot; door SONNEUR (Mr. los. 1.
A. Gillissen), 208 blz. Rijk geïllustreerd. Prijs geb.
f 3.75, Franco per post........f 4.—
,,Paardrijdenquot;, leiddraad voor Amateur-ruiters, door
J. EBBINK. Prijs f 1.50, Franco per post . . f 1.60
Vrijheidsdressurenquot; door H. J. LIjSEN. Rijk geïll.
Prijs f 1.—, Franco per post......f 1.05
„Het Fotografeeren van paardenquot;, door Mr. M. C. VAN
DER MINNE. Rijk geïll. Prijs fO.75, Franco p. p. fO.80
„Langs den Wegquot; door AUG. DIEMONT Sr. Prijs
f 0.25, Franco per post........f 0.30
„De Hoefsmidquot;, geïllustreerd maandblad. Abonnements-
prijs per jaar.......... . . f 3.^—
N.V. DE ZUID-HOLLANDSCHE
BOEK- EN HANDELSDRUKKERII
Giro 14908 - Wagenstraat 70, Den Haag - Tel. 117500*
Mede verkrijgbaar door tusschenkomst Boekhandel
gt;7
-ocr page 168-
........ja, — maar | |
»de |
overwinnaarquot; |
is een |
veel betere HOEFNAGEL |
en breekt niet____quot;. | |
Prijzen thans verlaagd. | |
Verkrijgbaar in geheel Nederland. |
A
'O'
■ -^
15 Nov. 1934
39» Jaargang
Officieel Orgaan van de Vereeniging van Onderwijzers in practisch hoefbeslag in Nederland
ABONNEMENTSPRIJS
voor Nederland per jaar f 3.—
voor 't Buitenland per jaar f 4.—
Redacteur: Dr. R. H. J. Gallandat Huet, te 's-Gravenhage
Uitgave van de n.V. Zuid-Holl. Boek- en Handelsdrukkerij, Wagenstraat 70, 's-Gravenhage
ADVERTENTIËN
1—10 regels (breedte 58/4 cM.)f2.—,
iedere regel meer f 0.20. - Tarieven voor
contracten op aanvrage verkriigbaar
INHOUD: Het examen als hoefsmid met Rijks-diploma. — Cursus in hoefbeslag
of Hoefsmidschool, — Voor den jongen hoefsmid. — Paard en motor. —
Ingezonden stukken, — Korte mededeelingen. — Literatuuroverzicht. — Adv.
het examen als hoefsmid met rijks-diploma.
Als lid der examencommissie tot het verkrijgen van het Rijks-diploma
als hoefsmid en wanneer men dan tevens nog aan een cursus in hoefbeslag
verbonden is als practisch onderwijzer, ervaart men dingen, welke voor
hen, die nog examen wenschen te doen van belang zijn om die eens onder
de oogen te zien en op die manier ook voor hen „De Hoefsmidquot; als vakblad
aantrekkelijk te maken.
Wanneer men een cursus aanvangt zijn er tegenwoordig van de deel-
nemers 80% die nooit hoefijzers gemaakt hebben; enkele zelfs die nooit
gezien hebben hoe ze gemaakt worden. Mijn manier om ze dit te leeren is
steeds geweest eerst een paar ijzers vóór maken en dan de eerste vijf lessen
maar raak ijzers laten maken met natuurlijk steeds de noodige aanwijzingen
erbij, zonder ze op te richten, zoodat ze handig worden in het smeden
daarvan. Daarna werk je ze vóór hoe de afhelhng erin te slaan, lippen aan-
halen enz. Wanneer men dan met den hoefbeslagcursus begint en er aan toe
is om paarden te beslaan en hun alles voordoet hoe het wel en hoe het
niet moet, staat men soms verbaasd als men ziet, hoe ze zulks op een examen
doen. Je leert hun zien, hoe het paard zijn voeten op den bodem plaatst in
stand, bij stappen en draven, te kijken naar de afslijting van het oude ijzer
enz.
Wanneer ze dan de hoeven hebben besneden van een paard dat het ijzer
geheel aan den buitenkant heeft afgesleten, maken ze dikwijls de binnen-
hoefhelft nog lager dan de buitenhoefhelft; ze graven de zool geheel hol,
zoodat het ijzer geen voldoende dracht op de zool krijgt. Een rottige straal
durven ze bijna niet aan te ^kgn en.o .^©js alra^defftèfel dan wel besnijden
en er een druppeltje bloed Svicit, izitten ze'dadelijk gejieel in de put. Hoe
vlugger ze werken, hoe beter in bijna alle gevallen het resultaat is. Hoe
langer ze op een voet gaan turen en raspen, hoe meer ze in de meeste gevallen
bederven. De ervaring heeft mij geleerd, dat jongelui, die op den cursus de
beste waren, op het examen minder werk leverden dan hunne collega's,
die op den cursus minder goed waren. Zenuwen zijn hieraan natuurlijk ook
niet vreemd. Bij het ondernagelen slaan ze doorgaans de voorste toonnagels
te strak aan en komt het ijzer vooral met opzet aan de takken lucht te
liggen. Op eiken cursus zal hun, dunkt mij, daarop gewezen worden en
zullen ze er zich voor in acht nemen, doch op het examen komt het maar al
te vaak voor, dat ze hierin dik zondigen. Hebben ze een ijzer wat te kort
gemaakt en gaan ze om er te komen de takken rekken, dan komen de nagel-
gaten te ver in de voorste helft van het ijzer te zitten en is dan natuurlijk het
ijzer dunner in de takken dan in den toon. Ook worden ze door het dikwijls
warm maken en zelfs te warm maken,ruw, vooral wanneer ze dan ook nog ver-
geten het aambeeld schoon te houden. Wanneer ze een ijzer klaar hebben en
het even op den hoef houden en het blijkt te kort te zijn, doen ze veel verstan-
diger vlug een nieuw te maken dan met het eerste staan te kloppen tot het
lang genoeg is. Hoe meer er op een ijzer gehamerd wordt hoe slechter het
wordt, ook van rits en gaten.
Platte hoeven worden veelal te veel besneden en de wanden te weinig
gebroken-, een platte hoef heeft doorgaans een dunnere zool en wanneer er
dan te vaak warm wordt gepast en nog eens weer geraspt over die zool,
wordt ze te dun en het paard gevoelig. Ze kunnen zich toch steeds van de
dikte der zool overtuigen, desnoods om er even de hoeftang op tez etten.
Nu het abnormaal beslag van een dooden hoef: b.v. van een strijkijzer wordt
veelal in hoofdzaak met de rasp de strijktak gemaakt en blijft die tak te
zwaar doordat ze deze te weinig smaller smeden en wordt de binnentak
vooral in den toon te ruim gelegd. Belgische balkijzers liggen meestal aan
de takken te ruim. Bij het passen daarvan dient men het ijzer vooral in de
takken niet te ruim te passen, doch er wel voor te zorgen dat de vorm van
den voet ook in het ijzer goed wordt weergegeven. Lascht men dan den balk
^;rop,dan is het steeds mogelijk deze desgewenscht te rekken, zoodathetgeheel
iets ruimer wordt, doch wanneer men het ijzer ruim gepast heeft en men
lascht den balk erop en het blijkt dan te ruim te zijn, dan is het moeilijk
om den balk te stuiken en loopt men de kans een lasch los te slaan. Ook
dient men er bij een balkijzer op te letten dat de nagelgaten wat verder naar
achteren moeten worden geplaatst, daar anders het ijzer spoedig los zal
geraken vanwege de zwaarte van het achterste gedeelte, waar het gewicht
van den balk bij komt. Ook hiermede wordt door de candidaten voor het
examen vaak geen rekening gehouden.
Ik hoop hiermede hen die nog examen wenschen te doen op verschillende
dingen te hebben gewezen, waar zeer zeker ook hunne onderwijzers hun wel
zullen hebben opmerkzaam gemaakt, doch ze kunnen er mijns inziens niet
te dikwijls aan herinnerd worden.
Lochem, 1 Nov. 1934.nbsp;H. J. B r e u k i n k.
-ocr page 171-CURSUS IN HOEFBESLAG OF HOEFSMIDSCHOOL.
In de vakbladen heeft een polemiek gestaan omtrent bovengenoemd
onderwerp naar aanleiding van de uitgesproken gedachte dat in ons land
een Hoefsmidschool een betere opleiding voor hoefsmeden zou waarborgen
dan de thans bestaande tweejarige cursussen die voor het examen ter ver-
krijging van het rijksdiploma opleiden.
De voorstanders van een hoefsmidschool gaan uit van de resultaten hier-
mede in het buitenland bereikt en het heeft mij ten zeerste verwonderd
dat deze voorstanders met geen enkel woord de militaire hoefsmidschool
te Amersfoort hebben aangehaald. Hadden zij dit wel gedaan, dan zouden
zij een betere vergelijking hebben kunnen maken met de bestaande op-
leiding van cursussen hier te lande; het doet toch wel zeer vreemd aan
dat men vergelijken met het buitenland gaat zoeken wanneer die in eigen
kring te vinden zijn. De omstandigheden in ons land zijn wat het hoefbeslag
betreft toch niet dezelfde als die van onze buren en men bedenke wel, dat
alles wat van over de grenzen komt, niet direct beter behoeft te zijn. '
Had men echter de militaire H.-school als punt van uitgang gekozen,
dan zou waarschijnlijk het plan om een H.-school te stichten wel in de
pen zijn gebleven. Wat toch is het geval? Bestond vroeger te Amersfoort
de gelegenheid om door een schoolopleiding in den tijd van zes maanden
een vakopleiding te verkrijgen waarvan het eindresultaat gelijk moet
worden gesteld aan het behalen van het rijksdiploma van hoefsmid, reeds
sinds geruimen tijd (een tiental jaren) bleek dit niet meer mogelijk en werd
de opleidingstijd gebracht van zes op negen en later op twaalf maanden.
Rekent men nu dat de leerlingen vóórdat ze te Amersfoort worden aan-
genomen, proef moeten werken en het aantal gegadigden voor de opleiding
altijd zoo groot is dat men een zeer ruime keuze kan doen ter aanvulling
van het aantal beschikbare plaatsen, dan blijkt hieruit dat men met leer-
lingen begint die niet „de eerste de beste zijnquot;. De ondervinding nu heeft
geleerd dat men een vol jaar noodig heeft om deze leerlingen een zoodanige
opleiding te geven dat zij zelfstandig werkzaam kunnen worden gesteld.
Waar ik op den voorgrond stel dat de schooltijd te Amersfoort geheel
en al ten bate van het onderwijs in-hoefbeslag wordt besteed, dat de leer-
krachten de best denkbare zijn en de leermiddelen ruimschoots aanwezig
zijn, zoo zal het toch dunkt mij, hiermede wel voldoende weerlegd zijn het
denkbeeld om in ons land een hoefsmidschool op te richten met een op-
leidingstijd van zes maanden. Het is natuurlijk niet onmogelijk dat een
enkele zeer begaafde en handige jongen in den tijd van zes maanden zou
kunnen worden opgeleid, doch een school moet gebaseerd zijn op gemid-
delde leerlingen en niet op uitblinkers.
Ik wil hier niet verder ingaan op de groote moeilijkheden die m. i. het
stichten van een burgerhoefsmidschool zou medebrengen en evenmin de
bezwaren van het op peil houden nader onder de oogen zien; stippen wij
slechts aan de moeilijkheden die de finantieele zijde zal meebrengen en
wat het werkprogram betreft., het verschaffen van voldoend materiaal
(levende paarden voor beslag), dan zullen m. i. deze twee punten alleen
al onoverkomenlijke bezwaren voor een stichting opleveren.
Naast de militaire hoefsmidschool die ik als opleidingsinstituut zeer hoog
schat en die voor zoo talrijke dienstplichtige hoefsmeden een zegen is,
bestaat in ons land de opleiding door het volgen van een tweejaarlijksche
cursus in hoefbeslag.
De bedoeling van deze cursussen is om, over het geheele land verspreid,
de gelegenheid te bieden zonder veel tijdsverzuim en zonder veel onkosten
een vakopleiding te verkrijgen. De opzet van deze cursussen is zeer goed
en de resultaten van deze cursussen kunnen ook zeer goed zijn, hetgeen dan
ook jaarlijks bewezen wordt. De tijdsomstandigheden maken het niet ge-
makkelijk om steeds de bestaande cursussen van voldoende leerlingen te
voorzien en het peil der leerlingen laat dan ook vaak te wenschen over.
Dit zijn crisis-moeilijkheden die het systeem niet kunnen aantasten en die
zich overal in gelijke omstandigheden zullen voordoen.
Wanneer wij nu eens een tweejaarlijksche cursus bekijken zooals deze
behoort te zijn, dan gaan we vooreerst uit van goede leerkrachten, te weten
een leider die belang in den cursus stelt en deze belangstelling doorloopend
toont en een praktisch onderwijzer die de gave heeft om zijn kennis aan
leerlingen over te brengen, dus niet alleen zelf een goed vakman is, doch
tevens een goed onderwijzer, streng in zijn eischen en ik zou haast zeggen
hij kan vooral in den aanvang niet streng genoeg zijn; hij moet veel eischen
van zijn leerlingen en hij kan dit doen wanneer hij zich met zijn volle per-
soon aan den cursus geeft, met toewijding, ijver en wilskracht. Dan be-
heerscht hij zijn leerlingen, dan worden zijn opdrachten uitgevoerd en
dan hamert hij als het ware zijn kennis in handen en hoofd van zijn cur-
sisten. Zulk cursusonderwijs zal aan het doel beantwoorden en zulk een cursus
staat zeker niet achter bij welke school ook. Wij moeten dan echter aan
de leerlingen den eisch stellen dat zij ijverig zijn en voldoende vakkennis
hebben om den cursus te kunnen volgen, terwijl tevens de patroon bij
wien de leerling werkt, zijn medewerking zal behooren te verleenen en den
leerling behoort aan te moedigen en vooral ook in de gelegenheid moet
stellen om de meeste vruchten van het cursusonderwijs te plukken.
Gelukkig zijn er vele zulke cursussen aan te wijzen en ik richt van deze
plaats een eeresaluut aan hen die hunne krachten en toewijding geven
om dit vakonderwijs op zulk een hoog peil te brengen. Daar er practisch
gesproken geen schaduw van kans zal zijn. om momenteel een burger-
hoef smidschool te stichten, afgezien nog van het feit of dit gewenscht
zou zijn, zoo zal een ieder die belang stelt in het hoefbeslagonderwijs, goed
doen om de thans bestaande wijze van opleiding, de tweejaarlijksche
cursussen, te steunen en te trachten dit onderwijs ten volle aan zijn
verwachtingen te doen beantwoorden. Behoudt wat goed is en verbeter
dit, wacht u voor veranderingen die kunnen uitwijzen geen verbeteringen
te zijn.
G. H.
-ocr page 173-Achtspan merriën, ingeschreven in het Stamboek voor het Ned. Trekpaard, die op het dit jaar gehouden concours-hippique te Hoofddorp resp den
eersten-en tweeden prijs der viertallen behaalden; eigenaren zijn : M. Immink, J. C. Gehrels, L. Kranenburg en Haartsen, allen te Haarlemmermeer.
voor den jongen hoefsmid.
Naar aanleiding van het artikel in „De Hoefsmidquot; d.d. 15 Oct. van
den heer Vossers zou ik hieromtrent ook nog wel het een en ander willen
uiteenzetten. Mijns inziens worden er meer lastige en vervelende paarden
gemaakt dan geboren, daar ze juist meestal van dezelfde eigenaren zijn.
Iemand die goed met zijn paarden kan omgaan heeft meestal makke paar-
den ; een minder goede verzorger en koetsier is ook steeds de man die met
lastige en vervelende paarden aan de smederij komt. Nu vind ik kwade
paarden om te beslaan niet zoo moeilijk als juist die verwende vervelende
dieren, die steeds staan te rukken en te draaien. Ik ben het zeer zeker met U
eens, dat zachtheid en kalmte de beste manier is om ze zonder ongelukken
klaar te krijgen, doch dit gaat goed zoolang het geen vel kost. Maar krijg
je een schram aan je handen en ook nog een klap tegen je been, dan gaat bij
de meeste smeden de kalmte verloren. Het is juist zooals U schrijft van den
man, die het paard bij het hoofd heeft, hangt veel af, in dit geval weerden
man die met paarden kan omgaan. Volgens mijn meening moest elke hoef-
smid een hoefstal bezitten, want veel paarden die uit de hand moeilijk zijn
te beslaan, kan je hierin mak maken, juist omdat de smid daar persoonlijk
geen letsel van het paard krijgt. Sinds eenige jaren ben ik in het bezit van
een goeden hoefstal met broek. Alle jonge paarden, welke aan de smederij
komen en niet dadelijk goed stil staan gaan erin, zoowel tuig- als trek-
paarden. Om ongelukken te voorkomen doordat ze zich niet kunnen laten
vallen, hang je ze in de broek; wanneer je ze op die manier twee maal beslaat,
kun je ze in 't vervolg gemakkelijk uit de hand beslaan. Juist omdat het
dan niet noodig is om ze een praam op te zetten en ermee te gaan worstelen,
worden ze gerust.
Vorigen zomer kocht een klant van mij een zenuwachtig doch mak warm-
bloedpaard. Ook tijdens het beslaan was het dier mak, doch erg onrustig en
wanneer de merrie klaar was liep het zweet er met stralen af. In overleg met
den eigenaar zouden we het eens in den hoefstal probeeren, hetwelk direct
best ging. We beslaan haar thans altijd daarin en is ze zeer rustig en begint
er niet van te zweeten.
Eenige jaren terug kocht ik voor zachten prijs een mooie doch zenuw-
achtige hacknej'poney, welke om zijn lastigheid bij den smid werd verkocht.
Den eersten keer dat wij hem van een paar nieuwe achterijzers moesten
voorzien, hadden we met zijn drieën drie uur werk om ze eronder te krijgen.
Toen ik het dier een maand in mijn bezit had kon ik zijn achterbeen op-
tillen zoovaak het mij beliefde en konden hem best beslaan. Later heb ik
er nooit meer last mede gehad. Een paard is zoo verstandig dat wanneer je
ze goed behandelt en goed verzorgt, ze van je gaan houden evengoed als
een hond dat doet, doch moeten ze ook, wanneer ze dat verdienen, op tijd
worden bestraft. Dit zit evenwel in den man die er mede omgaat en niet
in den smid. Zeker is het dat veel smeden te groot zijn voor het paard en
zoodoende de beenen van de paarden te hoog optillen voor een klein mannetje
staan ze het best stil en dan evenals U ook opmerkt: hoe kalmer hoe beter.
Lochem, I Nov. 1934.nbsp;H. J. Breukink.
-ocr page 175-paakd en motor.
Het bekende Fransche tijdschrift „1'Illustrationquot; geeft uittreksels van
eenige hoofdstukken van een boek over de Ver. Staten, geschreven door
Emile Schreiber, dat dezer dagen verschijnen zal en dat vooral behandelen
zal, hoe Amerika reageert op de crisis.
Een deel van hetgeen hij schrijft, is voor onze trekpaardfokkerij bijzonder
interessant. Het is een beschrijving van een bezoek, dezen zomer gebracht
aan landbouwers in het Midden-Westen, tijdens de geweldige hitte, die
ginds geheerscht heeft en waardoor een deel van den oogst vernield werd.
Het zijn daar meest allen afstammelingen van Zweedsche, Deensche en
Poolsche emigranten, die op middelgroote bedrijven wonen. Hun woningen
deden den bezoeker Europeesch aan, ook wat de inrichting betreft, maar zij
hebben alle één of meer badkamers.
In deze streken heeft de droogte buitengewone verwoestingen aangericht,
, maar ongeacht dezen tegenslag, was het moreel van deze landbouwers
ongeschokt gebleven. Zij waren allen best te spreken over president Roose-
velt, die hun goed geholpen heeft, naar zij zeiden.
Maar allen, evenals de handelaren en fabrikanten, streven er naar hun
algemeene onkosten te verlagen en bijna allen hebben het gebruik van
tractoren opgegeven, om terug te keeren tot het gebruik van paarden, die,
naar zij zeiden, zich voeden met eigenverbouwde producten, ter\\'ijl de
tractor uitgaven van olie en benzine meebrengt.
Verrassend was het onderhoud met den eigenaar van een kleine boerderij,
die, van hout gebouwd, er zóó schilderachtig uitzag, dat ze herinnerde aan
een Zwitsersche Chalet. De heer Schreiber ontmoette den eigenaar in het
veld langs den weg Deze boer, een zeer mooie man in het type van president
Roosevelt, begroette den bezoeker met zijn strooien hoed in de hand en
vroeg hem naar de reden van zijn komst. En toen hij deze vernomen had,
luidde het antwoord: ,,Ge treft het, want ge zult hier zien een boerderij in
den stijl van het Nieuwe Amerika (,,New Americaquot;). Eerst werd een remise
bezocht, waarin een rijtuig, waarvan de wielen gebaad werden in olie, die
met behulp van een benzinelamp verhit werd. Een oud middel, zeide de
gastheer, dat velen in dit land vergeten hebben. Maar waar ik tractor, noch
auto's, noch autobanden meer gebruik, moet ik wel zelf de wielen van mijn
rijtuigen ondoordringbaar maken, teneinde ze op natte terreinen te kunnen
gebruiken.
Iets verder bevindt zich een hok voor 300 kippen. Hij haalt er een zitstok
uit. Ge ziet, deze zijn zóó gemaakt, dat één man ze bewegen en poetsen kan.
Dit is ook het geval met de hooizolders, waarop de eigenaar ieder oogenblik
met behulp van een poelie kan klimmen, zooals de Fransche boeren ook
doen. Ziet ge deze pomp: het is een handpomp. Het heeft heel wat moeite
gekost om er nog één in de Ver. Staten te vinden, maar ik wil geen motor
meer.
Maar dan keert ge terug tot de werkwijze van onze Fransche boeren?
Ze zijn slimmer geweest dan wij. Ze hebben het juiste gevoel gehad hun
wijze van boeren niet te veranderen, maar vast te houden aan de eenige
bedrijfswijze, die geld opbrengt. Want het doel van een bedrijf is niet om
een tentoonstelHng van geperfectioneerde machines te zijn, maar om op-
brengsten te verkrijgen, die de onkosten overtreffen.
Verwonderd over de origineele ideeën van den gastheer, vroeg de bezoeker
dezen of hij werkelijk een boer was.
Ik ben zoon van een landbouwer. Ik werd advocaat en zelfs lid van den
Federal Reserve Board te Washington. Ik heb de politiek van kortbij
gezien en ken die keuken. Ik weet waarheen ze ons land en andere landen
geleid heeft. Daarom heb ik met mijn laatste dollars een terrein gekocht in
mijn geboortedorp. Met mijn jeugdervaringen ben ik doende een landbouw-
bedrijf te stichten, maar één, dat onafhankelijk wil zijn van wat in de
buitenwereld gebeurt en waar alles met de hand zal gebeuren. En terwijl hij
me uitgeleide deed, gaf hij mij zijn kaartje: Wayland Wells Maggi, Sommer
Hill Farm, Bermigton, Nebraska.
Tot zoover het bedoelde artikel. En zonder nu te willen beweren dat alle
Amerikanen in hun afkeer zoover gaan als de hier genoemde, een feit is,
dat men ginds in toenemende mate aandacht besteedt aan de paarden-
tractie en sedert 1932 zoowel in de Ver. Staten als in Canada een toenemende
vraag is naar vooral zware trekpaarden. Het kan verkeeren, zei Brederode.
En dit woord is dus ook wel toepasselijk gebleken, waar het betreft de gunst,
die paard en motor in den landbouw in de wereld genoten. Nam vóór 1932
het aantal paarden in de Ver. Staten als gevolg van het toenemend gebruik
van den motor steeds af, sedert is de toename van vraag naar paarden op-
vallend. Zoo zelfs, dat ginds thans een groot tekort bestaat aan krachtige
trekpaarden, terwijl nu ook een tekort aan hengsten, waarvan het aantal in
de Prairieprovinciën tusschen 1930 en 1932 met 8000 terugliep, gevoeld
wordt.
Zij, die ondanks alles in de toekomst van het paard bleven gelooven,
worden dus door de feiten thans in het gelijk gesteld.
(u. Ons Trekpaard van 18 Oct. '34.)
In „De Hoefsmidquot; van 16 October tref ik een stukje van □ aan waarin Z.
Ed. het met mijn aanwijzing van voeten wasschen bij paarden tot mijn spijt
niet geheel eens kan zijn wat betreft het zich voor dat werk plaatsen aan
den linker kant van het paard en vanaf deze plaats zoowel linker- als rechter-
voeten voor en achter uitwasschen.
Geachte Heer □, ik ben uitgegaan van het standpunt, dat deze behande-
ling, zooals ik het van jongs af aan heb geleerd, en zooals het behoort,
altijd moet geschieden. Ik ben overtuigd, dat het in het meerendeel der
gevallen en op een zeer groot aantal stallen niét geschiedt en worden de
meeste paarden met de voeten vol met bagger en slijk maar zoo zonder
meer in hun stand of box gebracht. Zelfs heb ik meerdere malen geconsta-
teerd, dat den volgenden morgen bij het poetsen niet eens op de voeten acht
werd geslagen en de verzorger het vuil van den vorigen dag rustig liet zitten,
alsof de voeten er niet bij behoorden. Ik geef grif toe, dat het van af den
linkerkant behandelen van de voeten bij de paarden, waarop dit werk spo-
radisch wordt toegepast, moeilijkheden medebrengt en h^t dan verkieslijker
is om het van beide zijden te doen, doch blijf bij mijn beweren, dat voeten
uitwasschen behoort bij een goede verpleging van het paard in zijn geheelj
dus na allen arbeid dient te gebeuren. Het is alsdan een werk waaraan alle
paarden wennen en wel op een dusdanige manier, dat in vele gevallen als
men den emmer naast het linker been plaatst, het paard dit vanzelf oplicht
en als daaraan de behandeling heeft plaats gehad, het het rechter been
van zelf oplicht en zoowel voor en achter. Nog nimmer heb ik door goede
verzorgers zoowel in binnen- en buitenland deze behandeling anders zien
doen en heb het zelf ook nimmer anders geleerd.
Ik mag van U aannemen, dat U overtuigd is hoe gemakkelijk het paard
in het algemeen alles te leeren is, het is met een paard als met vele andere
dieren en zelfs menschen: zooals men went, heeft men ze. Natuurlijk moet
een jong paard of een paard, dat van een stal komt, waaraan het aan deze
behandehng niet gewend is, het geleerd worden, doch dat is in enkele
dagen, hoogstens een week gebeurd. Summa Summarum, doet bovengenoem-
de arbeid aan twee kanten bij een paard, die er niet aan gewend is, doch op
een stal waar de paarden voor 100% worden verpleegd, dient deze arbeid
van af een kant te geschieden.
A.G.
EEN EXTRA SPAN LANDBOUWTUIGPAARDEN.
Diana en Helga (moeder en dochter) eig. de heer A. A. ten Bos te Almelo.
Beide paarden, die als druppels water op elkaar gelijken, zijn in Gelderland
gefokt door den heer M. G. van Vulpen te Kerk-Avezaath en hebben
dit jaar op concoursen hippique veel lauweren geoogst.
O
Een landelijk tafereel, Het ruiterhuwelijk van den heer Gehrels en Mej. Biesheuvel.
De stoet der Landelijke Rij vereeniging Ritm. de Kruyff te Halfweg (N.H.) op weg naar het Raadhuis. De
coupé bespannen met twee vereenigingspaarden, bestuurd door den voorzitter met naast hem den secretaris.
Voorop de standaard der L. R. Ritm. de Kruyff en de Venneper-ruiters.
EXAMEN RIJKSDIPLOMA HOEFSMID.
De laatste dagen dat dit examen dit najaar zal worden afgenomen zijn
22 en 23 November.
Tot en met 14 Nov. zijn geslaagd:
J. Meyer te Nieuw Weerdinge gem. Emmen, K. Nap te Bedum,
A.nbsp;J. Ypey te Oosterhoogebrug gem. Noorddijk, C. G. Guequière te
St. Maartensdijk, J. Silderhuis te Oostmarsum, P. van de Ven te Son,
B.nbsp;Bruins te Hoogersmilde, H. Vleems te Emmen, W. Bolt te Kalham,
A. v. d. Meulen te Winsum (Gr.), M. Ambergen te Dalen, J. B. Ahlers
te Raalte, J. G. W. Blumer te Gsndringen, G. J. Gemmink te Breeden-
broek gem. Gendringen, R. de Groot te Diever, J. Duinkerken te
Tongeren gem. Wijhe, A. Hummel te Ruinerwold, G. A. Tijken te
Doetinchem, A. M. Veltmaat te Dalfsen, A. Watten te Ruinerwold/
G. J. Haank te Doetinchem, E. G. Zeevalking te Varsevelt, A. v. d.
Velde te Rolde, D. A. Oonk te Bornerbroek gem. Borne, J. A. Olde
Dubbelink te Denekamp, A. J. J. Leferink te Albergen g?m. Tubbergen,
W. M. Eijmsn te Doetinchem, J. Brouwer to Dieren, J. H. Berseling
te Vierakker gem. Warnsveld.
—nbsp;Examen ter verkrijging van een Rijksdiploma als Hoefsmid. Door aan-
melding van nog meerdere candidaten voor het bovengenoemd examen is
de rooster van de examendagen gewijzigd, n.1. 15 November is komen te
vervallen en 22 en 23 November zijn eraan toegevoegd.
—nbsp;Militaire Hoefsmidschool te Amersfoort. Op 17 October 1.1. is geslaagd
voor het examen van hoefsmid de dienstplichtige der artillerie (2e ploeg
1933) D. J. Maatkamp.
In het Augustusnummer van de Zwitsersche hoefsmid behandelt prof.
Dr. PI Schwendimann het beslag van den steltvoet bij volwassen paarden: wij
ontleenen aan dit artikel het volgende:
Onder steltvoet verstaat men een blijvend veranderde stand waarbij de
koot steil staat, en zelfs nog een stand kan aannemen tegenovergesteld aan de
natuurlijke zoodat het kootgewricht naar voren gericht is.
Oorzaak van het lijden is hoofdzakelijk een ziekelijke aandoening van
een der gewrichten van den onderhoed of van de pezen van den ondervoet,
zoodat men wel spreekt van peessteltvoet en van gewrichtssteltvoet (heenige
steltvoet). Bovendien kent men nog den aangeboren steltvoet van het veu-
len en den steltvoet bij oudere veulens.
De peessteltvoet bij werkpaarden komt als regel aan de voorbeenen voor
en zelden aan de achterbeenen, doch als regel steeds eenzijdig. De oorzaak
is gelegen in een slepende ontsteking van de versterkingsband van de pees
van den hoefbeenbuiger. De ontsteking van deze versterkingsband heeft een
sterke bindweefselontwikkehng ten gevolge welke in en om de pees woe-
kert, hard wordt en een verkorting van de pees tengevolge heeft. Men
noemt dit wel een peesklap.
De koot gaat geleidelijk aan steiler staan tot zelfs overkoot toe. De gang
van het paard wordt eerst onzeker, dan stoot het paard aan en een hevige
mate van kreupel loopen zal er mede gepaard gaan. De hoef gaat ook van
vorm veranderen daar het hoefbeen een rechten stand gaat aannemen. De
toon van den hoef wordt het meest belast, de verzenen worden gespaard,
deze groeien dan zonder veel af te slijten en aldus ontstaat de bokhoef.
Wanneer bij het achterbeen de aanleiding tot het ontstaan van den
steltvoet gelegen is in een aandoening van de pees van den hoefbeenbuiger
even boven het kootgewricht, dan zal de hoef slechts met den toon op den
bodem rusten. De pees zal verdikt aanvoelen, pijnlijk zijn bij druk en ook de
peesscheede zal warm en pijnlijk zijn. De kreupelheid zal in den regel ge-
nezen kunnen worden. Is echter de oorzaak van de peessteltvoet gelegen in
een aandoening en verkorting van de pees van den kroonbeenbuiger, dan
bestaat ook wel een steile kootstelhng en een stijve en onzekere gang, doch
de hoef zelf is dan minder steil en wordt ook vlak neergezet.
De bij peesontsteking optredende steile kootstand komt door de mindere
pijn die het aannemen van dezen stand meebrengt. Later zal zich hieruit
echter de steltvoet gaan ontwikkelen en worden de veranderingen aan de
pezen, banden, gewrichten en hoef blijvend.
De heenige steltvoet komt minder voor en ontstaat door te veel gebruik,
vooral op harden bodem, door beslagfouten als het scheef besnijden van den
hoef en het foutief passen van het ijzer tenopzichte van stand en belasting.
Deze vorm van steltvoet berust op een stijfheid in het hoefgewricht tenge-
volge van veranderingen in de gewrichtsholten, van de versterkingsbanden
of van ander weefsel dat het gewricht omgeeft. De beoordeehng van den
beenigen steltvoet is dan ook altijd ongunstig daar het ongeneeslijk is en met
kreupelheid gepaard gaat. Ook door operatie, de z.g. zenuwsnede, dus het
ongevoelig maken van den ondervoet, zal geen verbeteringi ntreden daar het
hier een mechanische kreupelheid betreft. Hoewel het in den tegenwoordigen
tijd nu de waarde der paarden zooveel minder is en dus paarden met ge-
breken spoediger opgeruimd zullen worden, niet zooveel meer voor zal komen
dat paarden met dit gebrek behebt, in dienst gehouden worden, zoo moet
toch de hoefsmid het juiste beslag hiervoor kennen. Als hoofdvereischte
geldt dan dat het paard vlak op moet treden dus gelijk en gehjktijdig met
beide hoefhelften den bodem moet raken. Vervolgens moet de elasticiteit
in den hoef zooveel mogelijk bevorderd worden en behouden blijven; de
straal, de steunsels en de hoornzooi moeten dan ook gespaard worden. Bij
het besnijden van den hoef zal men moeten trachten koot en hoef in dezelfde
richting naar den bodem te doen verloopen want een naar achteren gebroken
voetas doet de pees van den hoefbeenbuiger overmatig belasten. Heeft de
steltvoet zich eenmaal ontwikkeld, dan komt het er verder op neer om door
het beslag de bruikbaarheid van het paard zoo goed mogelijk te houden en
het verder gaan van het lijden te beperken. De steltvoet zelf toch is onge-
neeslijk. Bij het beslag komt nu de gulden regel uit de leer van het hoef-
beslag naar voren, n.1. op die plaatsen waar de hoef lijdt of meer belast wordt,
wordt het hoorn gespaard en wordt de draagvlakte op het ijzer vergroot,
terwijl overigens zooveel mogelijk een gelijkmatig optreden en dragen zal
moeten worden bevorderd.
De verzenen moeten dus hoog worden gelaten, helaas wordt vaak het
tegenovergestelde gedaan en tracht men door het laten zakken der verzenen
aan den hoef een meer regelmatigen vorm te geven, hetgeen natuurlijk op
een groote pijnlijkheid bij het staan en loopen zal neerkomen. Verder zal
men een ijzer met kalkoenen of met verdikte takken gebruiken, het laatste
bij geringe graden van steltvoet. Wat de hoogte der kalkoenen betreft, deze
zal afhangen van den graad van den steltvoet en moet zoodanig genomen
worden dat het paard met de geheele bodemvlakte van het ijzer op kan
treden.
Bij beginnende steltvoet zal men den toon wijd uitsmeden, dus bodemwijd,
de nagelgaten ver naar achteren aanbrengen, staal in het toongedeelte in-
lasschen en een sterke toonlip maken, waarbij vermeden moet worden,
deze in te laten. Gaat de steltvoet met bokhoef gepaard, dan zal men het
toongedeelte van het ijzer tot een snavel uitsmeden, waarbij kalkoenen naar
behoefte worden gebruikt.
In de Belgische Hoefsmid (Sept.-Oct.-nummer) staat vermeld de uit-
reiking der diploma's der Staats Practische Middenschool van Hoefsmederij.
Van de 90 candidaten zijn er 65 geslaagd, terwijl 30 zijn uitgesteld.
De nieuwe cursus 1934—'35 is met 150 nieuwe leerlingen begonnen.
In de laatste maanden mochten wij als nieuwe abonné's noteeren:
H. H. Nijhout, smederij te Lenthe gem. Dalfsen; Ant. Koops, rijksgedipl.
hoefsmid, Weijker gem. Beilen; lY. Darmois, rijksgedipl. hoefsmid te
Harderwijk; E. Kremer, smederij te Bornerveen gem. Gieten; H. Vos p/a
T. Zondag, smederij te Vries; Joh. H. Heuvel 033 te Laken (Geld.);
A. Klarenbeek, Ie Brandenburgerweg 35, De Bilt; A. Wabben, smid te
Ruinerwold (Drente); A. Hummel p/a v. Veen, smid te Ruinerwold (Drente);
Ten Have, directeur openb. slachthuis. Winschoten; J. Meijer, smederij,
Weerdingermond gem. Emmen; A. v. d. Velde, smederij te Rolde; H. Geert-
sema, smederij te Slochteren; Z. P. Dijkhuis, smederij te Scheemda; W. G.
Kobussen, Azewijn 53, Post Zeddam; Eskes, smederij te Ruurlo; D. Belt-
man p/a Veldwachter, smederij te Bathmen; H. J. J. Brands, Nieuwedijk
te Didam; A. P. IJsseldijk, Leesten gem. Warnsveld; G. H. Hanekamp
p/a H. J. J. Klein Molenkamp, Stationstraat te Vaassen; Th. H. J. Arentsen,
Kleindorp, Wehl E. 73; J. A. Meijer, smederij te Zeveijaar.
Onze Uitgave op Hippisch Gebied!
„Van achter de Meutequot; door SONNEUR (Mr. jos. ).
A. Gillissen), 208 blz. Rijk geïllustreerd. Prijs geb.
f 3.75, Franco per post........f 4.—
„Paardrijdenquot;, leiddraad voor Amateur-ruiters, door
I. EBBINK. Prijs f 1.50, Franco per post . . f 1.60
„Vrijheidsdressurenquot; door H. J. LIjSEN. Rijk geïll.
Prijs f 1. — , Franco per post......f 1,05
„Het Fotografeeren van paardenquot;, door Mr. M. C. VAN
DER MINNE. Rijk geïll. Prijs f 0.75, Franco p. p. fO.80
„Langs den Wegquot; door AUG. DIEMONT Sr. Prijs
f 0.25, Franco per post........f 0.30
„De Hoefsmidquot;, geïllustreerd maandblad. Abonnements-
prijs per jaar............f 3,—
N.V. DE ZUID-HOLLANDSCHE
BOEK- EN HANDELSDRUKKERlj
Giro 14908 - Wagenstraat 70, Den Haag - Tel. 117500*
Mede verkrijgbaar door tusschenkomst Boekhandel
Goede Loek
en
zijn voorname gesclienkenl
De onderstaande titels zijn alle verschenen in
de z.g. Cultuur-Serie, waarin alleen de allerboste
boeken zijn opgenomen:
„ Volk in Tweestrijdquot; door NIS PETERSEN.
Een boek dat ver boven het tijdelijke uitkomt
en dat den mensch een weerspiegeling geeft van
zich zelf in zijn rijke kleurschakeering.
Petersen toont hierin zijn groote meesterschap.
Vertaald door Dr. Annie Posthumus, verzorgd
door Anton Pieck.
„De Straat der Sandalenmakers'' door NIS PE-
TERSEN. Standaardwerk uit de moderne wereld-
litteratuur, fenomenaal beoordeeld door alle groote
en bekende critici. Dit boek heeft U iets te zeggen!
„Morgenstondquot; door R. C. HUTCHINSON.
Voor Nederland bewerkt door Willy Corsari, die
ons na haar lezing schreef: „Een gróót boek, een
zeldzaamheidquot;.
„En de Jaren gingen voorbij .. .quot;, de geschiedenis
van Dr. SUTHERLAND, vertaald door Mevr.
.1. E. Gorter—Keyser.
„De tegenhanger van „San Michelequot;; dit zegt
U genoeg!
„Een Vreemdeling kwam en gingquot; door URSULA
PARROTT, vertaald door W. J. A. Roldanus .Jr.
Met een intens indringingsvermogen teekent Par-
rott het zieleleven van een jonge vrouw en een
ouderen man in hun mooiste liefdesmomenten.
„De Maagd van Jürgen Doshocïlquot; door ERNST
WIECHERT, bekroond met den gouden littcra-
tuurprijs. Vert Mr. P. J. A. Boot.
De laatste dramatische kroniek van wijlen Henri
Borel was gewijd aan dit diep doorvoelde boek,
waarvan hij letterlijk zeide: „geen woorden te
kunnen vinden, goed genoeg om de groote schoon-
heid van dit werk te kunnen beschrijvenquot;.
Uitgaven van de
ZUID-HOLL. UITGEVERS-MIJ - DEN HAAG
-ocr page 184-
,,......ja, - maar | |
„DE |
OVERWINNAARquot; |
is een |
veel betere HOEFNAGEL |
en breekt niet____quot;. | |
Prifzen thans verlaagd. | |
Verkrijgbaar in geheel Nederland. |
■1!
Si-
ili
SF
SF
SF
M
iü
SS
SS
SIS
MAANDBLAD
ABONNEMENTSPRIJS
voor Nederland per jaar f 3.—
voor 't Buitenland per jaar f 4.—
ADVERTENTIEN '
1-10 regels (breedte 58/4 cM.) f 2.—,
iedere regel meer f 0.20. - Tarieven voor
contracten op aanvrage verkrijgbaar
Redacteur; Dr. R. H. J. Gallandat Huet, te 's-Gravenhage
Uitgave van de N.V. Zuid-Holl. Boek- en Handelsdrukkerij, Wagenstraat 70, 's-Gravenhage
INHOUD : Cursus voor onderwijzers in practisch hoefbeslag. — De waarde van het plaatijzer van „Stark-
Gutherquot;. — Het zoolsteunijzer. — Opzet aan ijzers en stuiken voor toon en zijlippen. — Verslag van het
Najaarsexamen 1934 ter verkrijging van het Rijksdiploma als hoefsmid. — Vereeniging van Onderwijzers in
practisch hoefbeslag. — Literatuur overzicht. — Ingezonden stukken. — Korte mededeelingen. — Adv.
cursus voor onderwijzers in practisch hoefbeslag.
Het zal zeer zeker voor allen die het hoefbeslag een warm hart toedragen,
een vreugde zijn om te vernemen dat de Minister van Oeconomische Zaken,
op voordracht van den Inspecteur van het Landbouwonderwijs, weder
toegestaan heeft, dat deze cursus, die eenige jaren door de tijdsomstandig-
heden en de daardoor gedwongen bezuiniging; stilgelegen heeft, met ingang
van 1935 weder wordt herboren.
Een vreugde niet alleen door het openstellen van de gelegenheid voor den
intelligenten hoefsmid om zich voor het hoogste kunnen in zijn vak te
bekwamen, doch vooral ook een vreugde, omdat de Regeering juist in deze
donkere tijden het belang hoog wil houden van een goede kern van vak-
lieden, de ambitie in het vak wil aanwakkeren en aldus getuige geeft
van een goed begrip n.l., dat in de moeilijkste tijden de eischen hoog worden
gesteld en dus alles in het werk moet worden gesteld, opdat de vakman aan
deze eischen kan voldoen.
Wij zien niet direct in eiken pas gediplomeerden onderwijzer een leeraar
aan een cursus in hoefbeslag, dit zou niet mogelijk zijn en zeer velen zullen
zelfs nooit in de gelegenheid komen zich aan een cursus te verbinden; doch
wel zien wij in hem een vakman van de bovenste plank, die zich door liefde
voor het vak alle moeite en opofferingen getroost heeft om deze onderschei-
ding machtig te worden. Van hem zal een groote invloed uit kunnen gaan;
niet alleen het onder hem werkend personeel zal hij instrueeren en bezielen,
doch ook in zijn omgeving zal zijn voorbeeld een goede strekking hebben.
Door het instituut van onderwijzers wordt over het geheele land een
quot;i» stempel op het hoefbeslag gedrukt; zij zijn de voorbeelden waarnaar de
1 anderen zich moeten trachten te richten. Een sterke bond van onderwijzers,
die door de zelfde drijfveeren n.l. een groote liefde voor het vak, zich opge-
werkt en vereenigd hebben, zal de kern moeten zijn voor het hoefsmidsgilde
en zij zijn dus heden ten dage, hetgeen in vroegere eeuwen de gildemeesters
waren.
Het was dan ook zoo juist gezien van wijlen Prof. Dr. Kroon, dat hij
hiernaar streefde en dat hij er in geslaagd is om den cursus voor onderwijzers
in het leven te roepen en jarenlang te leiden, zal altijd een groote voldoening
voor hem zijn geweest.
Deze nu komende cursus zal de eerste zijn, die zijn kundige leiding en
zijn oprechte belangstelling zal moeten missen; wij betreuren dit allen zeer
en op dit moment herdenken wij hierbij nogmaals zoo gaarne alles wat hij
voor het hoefbeslag gedaan heeft en zijn hem hier dankbaar voor.
Dr. van der Plank, de nieuwe leider van de cursussen voor onderwijzers
in praktisch hoefbeslag roepen wij een hartelijk welkom toe en wij zijn er
van overtuigd, dat de leiding in zijne handen goed verzorgd zal zijn; zijn
langdurige werkzaamheid onder prof. Dr. Kroon en zijn uitgesproken belang-
stelling in het hoefbeslag zijn hiervoor een waarborg. Moge het hem en zijn
deskundigen medewerker gegeven zijn telken jare verscheidene jonge hoef-
smeden tot het brevet op te leiden, alsdan zal de Vereeniging die hen
verbindt,, bloeien en groeien tot heil van het hoefbeslag.
de waarde van het plaatijzer van „stark-gutherquot;.
Voor enkele jaren terug werd algemeen bij paarden die gevoehge zolen
hadden tengevolge van plat-, vol- of knolhoef lederen zolen aangelegd, om
deze te beschermen.
Thans is dat niet meer het geval en wordt in dergelijke gevallen een
ander beslag gebezigd door voornoemd, althans door vooraanstaande
hoefsmeden en wel het plaatijzer van Stark-Guther.
Dit ijzer is geboren uit den nood der tijden.
Toen in de oorlogsjaren in Duitschland evenals in de meeste landen,
het leer schaars en zeer duur werd, kwamen bovengenoemde heeren Stark-
Guther op het idee, of misschien een ijzeren plaat als hoefijzer het leer kon
vervangen.
Na gehouden proeven bleek alras dat bedoeld ijzer het leer niet alleen
kon vervangen, doch zelfs veel beter was. Naar ik meen is het ijzer allereerst
bij een paard dat leed aan hoefbevangenheid ondergelegd en het resultaat
was zeer bevredigend.
Na dien is het natuurlijk veelvuldig toegepast in dergelijke gevallen
en is gebleken dat dit beslag oneindig beter was dan ijzers met lederen
zolen, niet alleen bij knolhoeven, maar ook bij plat- en volhoeven.
Spoedig werd in ons land het ijzer bekend en vervaardigd aan het Instituut
voor Hoefkunde te Utrecht, alwaar ook proeven werden genomen.
Ieder gedipl. hoefsmid die nadien opgeleid is aan het Instituut als onder-
wijzer in practisch hoefbeslag, heeft het ijzer leeren kennen.
Vele van hen die later les hebben gegeven aan een cursus in hoefbeslag.
-ocr page 187-hebben hunne leerhngen, in het 2e gedeelte van den cursus, het plaatijzer
laten maken.
Daar het onderleggen van het ijzer met de meeste zorg moet geschieden
en eenige bedrevenheid eischt, wordt het zelden ondergelegd.
Het zijn dan ook uitsluitend de onderwijzers in practisch hoefbeslag
en andere vooraanstaande hoefsmeden, die het ijzer bezigen.
Aanvankelijk alleen ondergelegd bij knol- en volhoeven, bleek spoedig,
dat ook in vele andere gevallen het ijzer meer waarde had dan tot nu toe
gebezigde abnormale ijzers, voor het vrij leggen van een of ander gedeelte
van den draagrand en waar in de meeste gevallen een balkijzer voor werd
ondergelegd, is het plaatijzer verre boven een balkijzer te verkiezen.
Laat ik u een paar ernstige gevallen noemen die niet met balkijzers waren
te genezen.
In 't eerste geval betrof het een paard met een kwartierscheur in een
der voorhoeven, waaruit dikwijls bloed te voorschijn kwam. Toen het
paard bij ons aan de smederij kwam was de scheur reeds 2 jaar oud.
De eigenaar had den dierenarts bij ons geraadpleegd en in overleg
met dezen werd een balkijzer ondergelegd, en de scheur op gewone wijze
behandeld. Na enkele beslagperioden was nog geen beterschap ingetreden'
waarom ik den dierenarts voorstelde eens een plaatijzer van „Stark-
Gutherquot; onder te leggen, hetwelk geschiedde.
Niettegenstaande het paard zoo wat dagelijks dienst deed op harde
wegen, trad na verloop van 7 ä 8 weken eenige beterschap op en een
halfjaar nadien was de hoef volkomen genezen.
Ook bij een ander geval werd de groote waarde van het plaatijzer
bewezen.
Einde Juni kwam een landbouwer uit een naburig dorp met een paard bij
ons aan de smederij met verzoek het te willen beslaan. Zijn smid had hem
voorgesteld, om het paard bij ons te laten beslaan, omdat hij onder één
zieke hoef geen ijzers kon houden. Het paard was langen tijd kreupel
geweest, als gevolg van de zieke hoef en van dien aard dat het dier voor de
verzekering was afgekeurd.
De hoef was beslagen met een balkijzer, waaraan 2 groote lippen waren
gelascht, ongeveer 6 bij 7 cM.
Toen dit ijzer afgenomen was bleek dat de geheele buitenwand los van
de zool was. De afstand van zool tot wand bedroeg 2 ä cM. De zool
was daardoor erg doorgezakt.
Nadat de hoef was besneden en we een ijzer moesten maken, bleek hoe
moeilijk het was deze hoef te moeten beslaan. Eindelijk kwamen we tot
de conclusie dat het plaatijzer van Stark-Guther, het eenige was om te
trachten den hoef te herstellen.
Kort geleden is het dier voor de derde keer aan de smederij geweest en
het resultaat is verrassend.
De hoef is bijna normaal geworden, dank zij het plaatijzer.
Ook bij brokkelhoeven doet het plaatijzer goede diensten.
Voorheen werden algemeen onder brokkelhoeven, lichte ijzers, ijzers
met 3 lippen en ook wel balkijzers gelegd. Hoeveel keeren hebben we
kunnen constateeren, dat de hoeven totaal door de ijzers heen zakten en
zoodoende de wanden waren afgescheurd, wegens onvoldoend onder-
steunen der zool.
Laten de hoefsmeden die voor dergelijke gevallen komen te staan eens
een proef nemen met het plaatijzer en ze zullen ondervinden welk een
goed beslag dit in deze is.
Door voorgenoemde feiten heb ik willen aantoonen, de waarde van het
plaatijzer, niet alleen bij knolhoeven (dat was genoegzaam bekend), maar
bij vele andere hoefgebreken, als scheuren, losse en holle wand, brokkel-
hoeven en gevoelige hoeven tengevolge van plat- of volhoef.
Dit ijzer moet veel meer gebezigd worden door de gedipl. hoefsmeden
Hier is weer een taak die de onderwijzers van hoefbeslagcursussen
ter dege moeten behandelen.
Balkijzers maken en onderleggen wordt op cursussen, zoowel op doode
hoeven, als bij het levende paard voldoende beoefend.
De leerlingen dienen echter ook volledig op de hoogte te worden gesteld,
met het maken en onderleggen van het plaatijzer, te beginnen op doode
hoeven. Het spreekwoord, waar het getij verloopt, moeten de bakens
worden verzet is ook hier van toepassing. Het balkijzer heeft groo-
tendeels afgedaan.
Ook het ketelijzer, voorheen het speciale ijzer voor volhoeven heeft
afgedaan. Hoe moeilijk was het maken van dit ijzer en moeilijk ook het
onderleggen, dat zullen zeker alle hoefsmeden met mij eens zijn.
Angstvallig werd toen de zool gemeden om ze toch vooral niet op het
ijzer te laten rusten en dat kon inderdaad ook niet.
Daartegenover hebben we nu het plaatijzer, dat veel gemakkelijker is te
maken (het onderleggen eischt meer routine) en de hoeven worden er aan-
merkelijk door verbeterd, wat met een ketelijzer niet het geval is.
Het ijzer is gemakkelijk te maken wanneer men beschikt over een platen-
schaar; men gebruikt plaatijzer van 6 a 8 mM. alnaar gelang het paard dienst
moet doen. Na het besnijden van den hoef neemt men de maat op een stuk
carton. Is het ijzer uitgeknipt dan boort men op de plaats waar de punt
van de straal ligt een gat ter grootte van plm. 20 mM.; daarna knipt
men het gedeelte, waardoor de straal komt te liggen, uit.
Hierna slaat men aan iedere zijde zooveel stampgaten als noodig is, in
elk geval op die plaatsen waar men kan nagelen.
Het ijzer heeft, wanneer de paarden niet te veel afwijken in stand en
gang een langere levensduur dan het gewone hoefijzer.
Ik hoop, dat ik door den inhoud van dit schrijven, waarin ik slechts een
paar gevallen heb genoemd, meerdere zou ik kunnen noemen, doch dat
acht ik onnoodig, voldoende heb aangetoond, welke waarde het plaatijzer
voor ons heeft, én hoe het tot heil is van het paard met gevoelige voeten,
scheuren, enz.
Appingedam.nbsp;M. Ritsema.
-ocr page 189-HEÏ ZOOLSÏEUNIJZER.
't Is geen nieuws, als ik vertel, dat de opvattingen in het hoefbeslag over
het meedragen van de zool zich in de laatste 20 jaar geheel gewijzigd hebben.
Als ik me niet vergis, is in de mobihsatiejaren het ijzer van Stark-Guther
voor beslag van volhoeven en knolhoeven in zwang gekomen. Ik herinner
me een rondschrijven, dat de militaire paardenartsen toen kregen van den
toenmaligen Chef van den Militairen-Veterinairen Dienst, wijlenden kolonel-
paardenarts Reinenberg, waarin de beschrijving en afbeelding werd gegeven
van het ijzer van Stark-Guther en den paardenartsen werd aanbevolen,
dit beslag bij vóórkomende gevallen van vol- en knolhoeven toe te passen!
Door mij is toen dit ijzer in meerdere gevallen aangewend in de Etappen-
Ziekenstallen te Rotterdam en later herhaalde malen in de praktijk. En
met buitengewoon succes!
Voor degenen, die dit ijzer niet kennen, geef ik hier een afbeelding. Het
is uitgehakt uit plaatijzer ter dikte van ± cM.
De straal is uitgesneden, aan beide takuiteinden zitten opstaande lipjes,
die tegen de verzenuiteinden (steun-
selhoeken) moeten aansluiten, om te
voorkómen, dat de ijzers tengevolge
van het optreden op de verzenen
(zg. dubbelslag na hoefbevangenheid)
niet naar voren zullen verschuiven.
Verder ontbreekt de toonlip en zijn
meer nagelgaten aanwezig, welke ook
verder naar achter zijn geplaatst, voor
't geval het voorste wandgedeelte zich
voor nagelen minder goed zou leenen.
Dit ijzer is op eenvoudige wijze te
maken en onder te leggen als de zooi-
vlakte van den hoef een plat vlak is.
Minder eenvoudig wordt de zaak echter,
als de zool bol is, dus bij knol- en volhoeven. In deze gevallen moet dus het
ijzer hol geklopt worden en wel zoodanig, dat het ongeveer het negatief
wordt van de bolling van de zool. Iedere smid, die zich wel eens met zoo'n
karwijtje belast heeft gezien, zal hebben ervaren, dat het nog niet zoo
gemakkelijk is, dit ijzer goed passend te maken. Een eerste eisch van dit
beslag is: over de geheele draagvlakte een gelijkmatig verdeelden druk te
krijgen. Is dit niet het geval en drukt bijv. het ijzer op een bepaalde plaats
te sterk in de zool, dan kan men er vast op rekenen, dat paard en eigenaar
spoedig met ernstige klachten terugkomen.
Laat dus de groote voordeelen van een goed passend ijzer volgens Stark-
Guther onbetwist aanwezig zijn, het smeden en vooral het passen zal zooveel
tijd in beslag nemen, dat menige smid er daarom maar niet aan begint en
zich maar liever behelpt met een of ander ouderwetsch ijzer, waarvan de
voornaamste eigenschap is: een zoo groot mogelijke afhelling, opdat de
pijnlijke zool maar niet zal drukken.
Het groote bezwaar tegen het ijzer van Stark-Guther is dan de moeilijk-
heid om het goed passend te krijgen en dit zal ook wel een algemeen gebruik
in den weg blijven staan.
De vraag is nu: is er aan dit be-
zwaar tegemoet te komen? Zeer zeker;
het hiernaast afgebeelde „zoolsteun-
ijzerquot;, dat vele smeden niet onbekend
meer zal zijn, heeft genoemd bezwaar
in veel minder mate. Daarnaast heeft
het alle voordeelen, wat betreft de
gunstige werking op zieke hoeven
behouden.
Dit ijzer wordt gesmeed uit een staaf
van ± 1 cM. dik en ± 5 cM. breed,
wordt net eender „gezetquot; als een ge-
woon ijzer, voorzien van een toonlip,
méér nagelgaten worden gestampt (indien noodig ook verder naar achter),
de takken schuin afgehakt in de richting van de zijdelingsche straalgroeven,
weinig garnituur gegeven en weinig langer dan de voet gepast.
Dit ijzer heeft het voordeel boven dat van Stark-Guther, dat het veel
gemakkelijker is te bewerken en vooral veel gemakkelijker is te passen op
een bolle zool vlakte. Want men heeft veel meer gezicht op'het werk, doordat
slechts een gedeelte van de zool wordt bedekt.
Dit zoolsteunijzer heeft van de goede eigenschappen van het ijzer volgens
Stark-Guther niets ingeboet, doordat er voldoende steun van de zool over-
blijft. Bij knolhoeven (hoefbevangenheid) b.v. komt het er bij het steunen
van de zool hoofdzakelijk op aan, dat het ijzer zóó breed is, dat de voorrand
van het hoefbeen erdoor wordt bedekt. Het is dus zaak, dat men de opge-
wipte en uitgeweken toon van knolhoeven zoo radicaal mogelijk wegneemt,
de toonwand dus recht maakt, waardoor het ijzer wel zóóver in den toon
opschiet, dat de vereischte steun van het hoefbeen is verkregen. De boven-
Up die bij het ijzer volgens Lafosse-Guther is weggelaten, hindert m. i. in
't geheel niet (mits natuurlijk niet te vast aangehaald). De toonhp geeft
onschatbare gemakken bij het passen en is bovendien een sieraad.
De lipjes aan de takuiteinden zijn geheel overbodig.
Een op de zool gepast ijzer zit veel vaster dan een gewoon ijzer, zoodat
geen vrees behoeft te bestaan voor het naar voren schuiven .Wat het passen
van het zoolsteunijzer betreft, geef ik in overweging, dit niet zwartwarm,
maar met roodgloeiend ijzer te doen. Een roodgloeiend ijzer, dat even op
den hoef wordt gedrukt heeft het voordeel, dat de schroeiplekken zich
duidelijk afteekenen. Deze plekken van te groote druk raspt men af, past
weer even, raspt weer enz., totdat een goede aanpassing is verkregen.
Het spreekt vanzelf, dat het ijzer op gezicht eerst zoo goed mogelijk van
vorm en uitholling moet zijn gesmeed, alvorens men gaat passen. Ziet men
bij de eerste maal passen, dat een of ander zooigedeelte schroeit en niet
het naburige wandgedeelte, ga dan niet verder, maar klop eerst het ijzer
daar ter plaatse wat meer uit. Een gevaarlijke plaats van te groote druk bij
knolhoeven is natuurlijk het zoolgedeelte vóór de punt van de straal (voor-
rand van het hoefbeen). Wees dus op deze plaats uiterst voorzichtig. Zou
dus de binnenrand van het ijzer in het toongedeelte het eerst de zool
schroeien, herstel dit direct, want dit is de grootste fout, die men bij het
beslag van knol- en volhoeven kan maken.
Als het ijzer koud gemaakt is, vergewisse men zich eerst nog even, dat
het goed vast ligt en bijv. niet hobbelt: het zou tengevolge van het „opslaanquot;
van de nagelgaten iets verzet kunnen zijn.
Wat het roodgloeiend passen betreft, mijn meening is, dat een rood-
gloeiend ijzer, even op den hoef gedrukt, minder dieptewerking zal hebben
en dus minder hoorncellen in de diepte zal vernielen dan een zwartwarm
ijzer, dat langer op den hoef wordt gehouden.
Bij het passen van het zoolsteunijzer is het noodig, dat op beide ijzer-
helften tegelijk dezelfde druk wordt uitgeoéfend. Het passen van het ijzer,
vastgehouden en alleen aangedrukt met een doorslag geeft aanleiding tot
fouten, nl. het teveel schroeien van de aangedrukte zijde, waardoor nooit
een gelijkmatige aanpassing wordt bereikt. Druk dan de andere ijzerhelft
bijv. met de rasp aan.
In sommige gevallen kan het noodig zijn, tusschen ijzer en hoef een laag
hoeflederkit, kurkkit of kunsthoorn aan te brengen. Daartoe maakt men dit
materiaal in kokend water kneedbaar, brengt een laag op de zool aan,
nagelt het ijzer met 2 of 3 nagels vast (een beetje vlug werken) en laat het
paard op het been rusten door het andere op te nemen. Het nog warme
materiaal verdeelt zich nu gelijkmatig over de heele draagvlakte van plaat-
sen van grooteren druk naar plaatsen van minderen druk en zoodoende wordt
een ideale aanpassing verkregen.
Het zoolsteunijzer bewijst niet alleen goede diensten bij vol- en knol-
hoeven, ook bij plathoeven, al of niet gepaard met losse wand, brokkelige
wand, hoornscheuren en andere afwijkingen is het zeer doelmatig.
Bij plathoeven is de bewerking uit den aard der zaak zeer eenvoudig.
Men behoeft de zool, wand en steunsels slechts goed vlak te maken en het
vlakke ijzer nauwkeurig te passen. Het is aan te bevelen, de scherpe binnen-
rand van de draagvlakte van het ijzer, te breken. Een opzet is bij dit ijzer
evenzeer gewenscht als bij gewoon beslag.
B. Crezée.
opzet aan ijzers en stuiken voor toon en zijlippen.
Van een onderwijzer in hoefbeslag, onderwijs gevend aan een cursus,
ontving ik de volgende vragen:
Is opzet aan ijzers strikt noodzakelijk bij verschillende standen, zooals
onderstaand, weeke kootstelHng, bokbeenig, steil in de koten, struikelaars
en verbeend hoefkraakbeen, aangezien de meeste ijzers door opzet ver-
prutst worden.
En is stuiken voor toon en zijlippen noodzakelijk? Ik laat dit doen omdat
hierdoor de ijzers een beter aanzien krijgen.
Ik dacht goed te doen, deze vragen door middel van „De*^Hoefsmidquot;rte
beantwoorden, daar er mogelijk meer onderwijzers zijn die hier belangTin
stellen.
Als eerste zou ik zelf de vraag willen stellen, waarom moet een ijzer ver-
prutst worden door 't geven van een opzet ?
Mij dunkt dat hij die door bovengenoemde bewerking het ijzer verprutst,
de naam van hoefsmid niet waard is.
Of opzet aan voorijzers noodzakelijk is, wijst in bijna alle gevallen de
afslijting der oude ijzers aan. Ik voor mij heb de overtuiging, dat een opzet,
mits goed toegepast, bijna altijd goed is en de gang van het paard verge-
makkelijkt, vooral bij paarden die dienst doen op harde wegen. Voor een
boeren paard, dat niet anders dan in wei- of bouwland loopt, zal dat niet
veel uitmaken.
Of het nu noodzakelijk is bij verschillende standen, is een andere vraag.
Mijns inziens zal het bij onder zich staand, bokbeenig en steil in de kooten,
dus bij een stompen hoefvorm niet altijd noodzakelijk zijn.
Integendeel zal 't bij weeke kootstelling, dus bij een spitsen hoefvorm en
struikelaars absoluut noodzakelijk zijn.
Wat betreft bij verbeening van het hoefkraakbeen, zal stand en gang van
het paard aanwijzen, of het nuttig is dat een opzet wordt aangebracht al
dan niet.
In ieder geval zal het goed zijn eerst even stand en gang van ieder paard,
dat men op beslag krijgt en niet kent, te bekijken, alvorens men tot be-
werking over gaat.
Op de tweedé vraag zou ik willen antwoorden, dat stuiken voor Hppen
foutief is. In de practijk doet men 't toch ook niet. Waarvoor is het noodig?
Om een mooier aanzien te geven, goed, doe het dan voor een modelijzer.
Wat hindert het of er aan de toon van het ijzer iets is weggetrokken voor
de lip ? Is het wel goed dat die onderrand, vooral van het voorijzer zoo mooi
strak en scherp is? Denk eens aan paarden die makkelijk aanstooten,
struikelaars b.v. Deze paarden zullen vrij wat makkelijker loopen met ijzers
die niet gestuikt zijn, dus zonder mooien strakken en scherpen onderrand,
maar een rand die bijgerond is door het aanhalen van de lip. Mijns inziens
worden meer ijzers verprutst door te stuiken voor de lippen, dan door het
geven van een opzet.
Wat ziet men nog meer van het stjiiken? Er moet b.v. een ijzer gemaakt
worden met drie lippen voor een brokkelhoef, of een achterklapijzer.
Nauwkeurig wordt de maat genomen van de lengte van het ijzer en zuiver
wordt afgekeurd waar de lippen moeten komen. Men gaat over tot stuiken
en stuikt er een knotsijzer aan waar wel drie lippen uitgehaald kunnen
worden in plaats van een. Dan wordt de staaf gebogen, dat vrij wat moeite
veroorzaakt door de verbreeding, eventueel verdikking voor de lippen en
als dan het ijzer gevormd is, komt men tot de ontdekking dat de lippen te
ver naar voren of te ver naar achteren, in ieder geval niet op de juiste
plaats zitten.
Zou het geen aanbeveling verdienen, voor dergelijke ijzers, de staaf wat
breeder te kiezen?
Ik bedoel dit. Men wil b.v. een ijzer smeden dat 1quot; breed is als het klaar is.
Neem dan V-/^ staafijzer, zorg bij het buigen en opkanten dat op de plaatsen
waar de lippen moeten staan, de staaf de volle breedte houdt, er blijft dan
op die plaats voldoende ijzer om een behoorlijke lip aan te trekken en men
heeft dan meer overzicht, dat die op de juiste plaats komen.
Zou deze methode van werken ook geen aanbeveling verdienen voor
mode'jzers?
Collega's, ik zou dit er nog aan toe willen voegen:
Weg met al dat onnoodig geklop op de ijzers; laten we trachten de cursisten
in zien te prenten, dat een hoefijzer in drie hitten pasklaar moet zijn. Het
kan dan behoorlijk glad en strak opgesmeed zijn, beter dan wanneer het
vaker warm wordt gemaakt.
Wat hebben we aan een mooi glad gesmeed ijzer, waarvan de nagelgaten
niet op de juiste plaats en de rits verwrongen is ? Laat het maar een beetje
ruwer zijn, maar doelmatig. Met al dat onnoodig gehamer, nog eens na-
ritsen en stampen worden de ijzers bedorven. Wij zien toch heel dikwijls
als 't ijzer , geritst en gestampt is, is het goed, maar als het opgericht en
gepast is, dan is het verprutst.
En dan, is het werken op die manier voor de practijk goed? Kan een
hoefsmid die aldus werkt zijn boterham verdienen ? En daar gaat het toch om.
Dit moeten we hen op de cursussen toch ook trachten bij te brengen.
ütrecht, Dcc. '34.nbsp;Bolder.
VERSLAG VAN HET NAJAARSEXAMEN 1934 TER VERKRIJGING
VAN HET RIJKS DIPLOMA ALS HOEFSMID.
Nadat de oproeping voor dit examen in de vakbladen had gestaan en de
aangiften waren binnen gekomen, vergaderde de voorzitter en de voorloo-
pige secretaris op 5 October en had op 9 October een vergadering plaats
van de voltallige examencommissie.
Op deze laatste vergadering werd de voorloopige secretaris definitief
benoemd, werden de subcommissies samengesteld, de werkwijze en indee-
ling van het examen geregeld en de examendagen vastgesteld.
Er hadden zich 57 candidaten voor het examen opgegeven, waarvoor
10 examendagen benoodigd waren; deze werden vastgesteld op 25, 26, 30
en 31 October en 6, 7, 13, 14, 22 en 23 November, terwijl 26 November
werd bepaald voor de eind vergadering van den voorzitter en den secretaris.
De 57 zich voor het examen opgegeven candidaten waren opgeleid aan de
navolgende cursussen voor hoefbeslag: Assen, Amersfoort, Emmen, Doe-
tinchem, Goes, Veendam, Bedum, Cuyk, Heino, Breda, Hoogeveen, Raalte,
Markeloo.
Van hen legden 41 het examen voor de 1ste maal af, 12 voor de 2de maal,
3 voor de 3de maal en 1 voor de 4de maal.
Totaal slaagden 33 candidaten voor het diploma, van hen legden 24, 8, 1
en O het examen respectievelijk voor de 1ste, 2de, 3de en 4de maal af.
Gedurende het examen werd door ontstentenis van 2 der examinatoren
gedurende één dag, het plaatsvervangend Hd der commissie H. J. Vrielink
opgeroepen.
De voorzitter'. Dr. G. M. v. d. Plank.
De secretaris: Dr. R. H. J. G a 11 a n d a t Huet.
Utrecht, 10 December 1934.
Geslaagden voor het examen ter verkrijging van een rijksdiploma als
hoefsmid. Najaarsexamen 1934.
0. G. Jonquièrre te St. Maartensdijk, J. Silderhuis te Ootmarsum, P. van
de Ven te Son, B. Bruins te Hooge Smilde, H. Vleems te Emmen, K. Nap
te Bedum, A. v. Meulen te Winsum, W. Bolt te Kolham, A. J. Ypey te
Noordijk, E. G. Zeevalking te Varsseveld, G. J. Haank te Doetinchem,
J. Meyer te Nieuw Weerdinge, M. Ambergen te Dalen, J. B. Ahlers te
Raalte, J. G. W. Blumer te Gendringen, G. J. Gemmink te Breedenbroek,
R. de Groot te Diever, J. Duinkerken te Tongeren, A. Hummel te Ruiner-
wold, G. A. Tijken te Doetinchem, A. M. Veltmaat te Dalfsen, A. Wabben
te Ruinerwold, A. J. J. Leferink te Albergen, B. A. Oonk te Bornerhoek,
J. A. 01de Dabbelink te Denekamp, A. v. d. Velde te Rolde, J. Brouwer te
Dieren, J. H. BerseHng te Vierakker, W. M. Eymers te Doetinchem, J. J.
Staal te Krabbendijke, H. Kloeze te Diever, N. M. H. Verplak te Cuyk,
P. P. Kanters te Oosterhout.
VEREENIGING VAN ONDERWIJZERS
IN PRACTISCH HOEFBESLAG.
Wij herinneren alle onderwijzers hoefsmeden aan de toege-
zonden circulaire van 18 Sept. Tot heden hebben een beperkt
aantal aan den oproep gehoor gegeven. Hiervoor onzen dank.
Meerderen denken dat zonder hun hulp alles terecht komt.
Dit is een misrekening. Ook hun hulp is noodig. Stel niet langer uit.
Toont u evengoede propagandisten als vakmannen. Stuur per
omgaande uw lijst met nieuwe abonné's aan het Secretariaat.
Verder worden voorstellen voor de Algemeene Vergadering
tot uiterlijk 20 Dec. ingewacht.
Namens het Bestuur,
H. Vossers, Secretaris.
In de Zwitsersche Hoefsmid van October komt een artikel voor over
Hoefverpleging waaraan wij het volgende ontkenen:
Een goede hoefverpleging beoogt het behouden van een goeden hoef;
-ocr page 195-door dezen te beschutten voor een te sterke afslijting, zal ook de natuurlijke
vorm behouden blijven. Als eerste eisch voor hoefverpleging moeten wij
stellen het schoonhouden van den hoef, hetwelk bereikt wordt door een
goede stalhygiëne en een regelmatig reinigen van den hoef.
Om aan een goede stalhygiëne te kunnen voldoen, moet de stal ruim zijn
en breed, een vlakken bodem hebben die eenigszins afbelt en die bedekt is
met schoon ligstroo. Wanneer de paarden langen tijd moeten staan op een
stalbodem, die niet vlak is, doch kuilen vertoont en bedekt is met een
vuile natte stroolaag waarin mest en urine zich opgehoopt heeft, dan zal
dit schadelijk op den hoefhoorn inwerken. Deze schadelijke werking zal
zich het eerst uiten aan den zachteren hoefhoorn van straal en witte lijn
met het gevolg dat rotstraal en losse wand kunnen ontstaan. Behalve
zindelijk, moet de stal echter voldoende ruim zijn zoodat het paard kan
gaan liggen, daar het toch beter uitrust bij liggen dan bij voortdurend
staan.
De reiniging van den hoef zal eiken dag moeten geschieden en wel's mor-
gens aansluitende bij het poetsen en verder na den dienst vóórdat het
paard op stal wordt gezet. Met een hoevenkrabber wordt eerst alle vuil uit
de zooivlakte van den hoef verwijderd en daarna met borstel en water
de heele hoef goed afgeschrobt. Behalve het nut van het reinigen wordt
door het schoonmaken ook aandacht geschonken aan eventueel ingetrapte
spijkers of ingeklemde steenen en kunnen deze alsdan verwijderd worden.
Nadat de hoeven zijn opgedroogd, kunnen ze al of niet met vet worden
ingewreven; brokkelhoeven b.v. zal het ten goede kunnen komen, terwijl
het inwrijven van vet op gezonden hoorn waarschijnlijk heel weinig effect
zal hebben. Men gebruikt hiervoor goed, zuiver en niet ranzig vet en zal
voornamelijk straal en zool goed inwrijven.
Vervolgens komt voor het behouden van een gezonden hoef wel in de
eerste plaats in aanmerking het geven van veel beweging aan het paard.
Door beweging toch zal het hoefmechanisme in werking komen en door
beteren bloedstoevoer in den hoef zal ook de hoorngroei beter geregeld
worden. Paarden, die langen tijd op stal moeten blijven staan, krijgen dan
ook vaak klemhoeven en de hoornproductie is hierbij geringer dan bij
paarden die veel beweging krijgen.
De taak van het hoefbeslag zal het zijn om de hoeven tegen te groote
afslijting te beschutten en om te trachten den natuurlijken hoefvorm te
behouden.
Het hoefbeslag wordt in den regel een noodzakelijk kwaad genoemd.
Gaan we hierop even dieper in, dan constateeren we, dat het zeer zeker
noodzakelijk is voor elk paard dat regelmatig werk moet verrichten op
harde kunstwegen en dat door het beslag het hoefmechanisme lang niet
meer zoo tot zijn recht komt als b.v. bij een onbeslagen hoef van een paard
dat op zachten bodem werkt. Door het beslag wordt het paard echter
bruikbaar voor den mensch in alle omstandigheden en ook zal zeer vaak
een goed ondergelegd afwijkend beslag een paard bruikbaar maken, waar
het zonder beslag met afwijkenden hoefvorm of andere hoefgebreken
beslist onbruikbaar zou zijn. Wanneer het hoefbeslag goed wordt uit-
gevoerd en vooral wanneer het op tijd wordt vernieuwd, zal het dus voor
het doel zeer nuttig werken. Vooral het op tijd vernieuwen is van belang,
ook al is het ijzer niet afgesleten, daar door de werking van het hoefmeeha-
nisme een onevenredigheid in de afslijting zal optreden en wanneer deze
ongelijke verhouding tusschen lengte toon en verzenen niet om de 5 a 6
weken door een richtig besnijden van den hoef wordt hersteld, zullen stoor-
nissen op gaan treden door ongelijkmatige belasting als gevolg van ver-
andering van stand in de beenen. Dit alles komt dan ten koste van pezen,
banden en gewrichten.
Behalve echter aan den iioornwand, zal ook bij het bekappen aandacht
moeten worden geschonken aan den hoornstraal en aan den hoornzooi.
Wat deze laatste betreft, zal men liefst alleen de doode en losse hoorn
wegnemen omdat zich daaronder anders vuil en urine kan ophoopen en
dit op den gezonden hoornzooi schadelijk zal inwerken. Van de gezonde
hoorn van de zool zal men liefst niets afnemen, hoe sterker de zool is des te
beter. Ditzelfde geldt ook van de straal daar de straal liefst met den bodem
in aanraking moet komen als het paard den hoef belast en hoe minder hoorn
men dus van de straal afneemt, des te meer kans krijgt men om dit te be-
reiken. Wanneer de straal echter niet gezond is, bij rotstraal b.v., zal men
alle losse deelen verwijderen en de straal zoodanig besnijden dat er zich geen
vuil meer op kan hopen. Men zal den straal dan goed inwrijven met bruine
teer en dit liefst dagelijks herhalen.
De steunsels zullen als regel niet besneden mogen worden daar zij in het-
zelfde vlak als de verzendraagrand moeten liggen en ook steun op het ijzer
moeten vinden. Men vermijde dus steeds om de steunsels te verzwakken
daar deze wel als de steunpilaren te beschouwen zijn waarop de beenen
tenslotte rusten.
Waar het dus duidelijk is dat niet in de eerste plaats de afslijting van
het ijzer, doch de groei van het hoorn,' beslist of het paard al of niet
opnieuw beslagen zal moeten worden, zoo dient elke paardenhouder hier-
van doordrongen te zijn en zal de hoefsmid dit, waar noodig, hem moeten
bijbrengen.
WINTERBESLAG.
In Zwitserland waar men groote ervaring heeft inzake het scherp zetten
der paarden, daar naast het transport per paard, ook zeer veel gebruik
wordt gemaakt van het paard voor wintersportdoeleinden, hecht men de
meeste waarde aan schroefkalkoenen. Om beleediging door de scherpe kal-
koenen zooveel mogelijk te vermijden, worden de voorijzers zeer kort
ondergelegd en de takelnden sterk bodemnauw bijgesmeed, waarbij de
takgaten meer naar voren worden geboord. Aan de achterijzers worden de
gaten voor de toonschroeven ver naar achteren aangebracht.
Bij de voorijzers kan men in den regel met 2 toonschroeven volstaan.
Teneinde een goed afzetten met de achterhoeven te bevorderen, is het ge-
wenscht het ijzer in den toon toe te scherpen. Al naar het terrein en naar de
weersgesteldheid zullen stompe of scherpe kalkoenen moet worden gebruikt.
Het inballen van sneeuw zal mede voorkomen moeten worden daar dit
leiden kan tot kreupel loopen, wanneer de pezen en banden overmatig
belast worden door den gang op een kogelvormige ophooping van sneeuw
in den hoefzool. In Zwitserland gebruikt men veel inlagen van rijwiel- of
motorrijwielbuitenbanden. Men nagelt deze direct met het ijzer onder en
om een zoo dun mogelijke tusschenlaag tusschen draagrand en ijzer te ver-
krijgen, wordt het gummi ter plaatse met een scherpe renet dun gemaakt.
Voordat het ijzer met deze inlage wordt ondergeslagen, worden de zool en
straal goed ingeteerd en zoo noodig nog met jute opgevuld, de zool moet
echter indrukbaar zijn en beweeglijk blijven. Het dikke gedeelte van den
band wordt niet in de lengterichting, doch in de breedte aangebracht.
Steekt de gummi aan den buitenrand uit, dan brandt men dit met een
haardstokje weg. Is de zool niet meer genoodigd, dan snijdt men deze aan
den binnenrand van het ijzer uit. Deze methode is goedkoop daar oude
banden vrijwel niets kosten, de meerdere werkzaamheden van den hoefsmid
zijn ook niet groot zoodat de meerdere onkosten van het beslag ook niet
bezwaarlijk zijn en het doel wordt er volkomen mede bereikt.
VOETEN WASSCHEN.
Zeker ben ik het — en wie niet? — met onzen geachten collega-paarden-
man A. G. eens, dat aan alles te wennen is en er voor een aldus voorbereid
paard geen enkel bezwaar zal bestaan in de eenzijdige behandeling, moge
die dan rechts of links geschieden. Dat het bij voorkeur links gebeurt,
ligt alleen in de sleur, waarmede we zoowat alles bij een paard links doen,
daar we zelf in den regel rechts zijn.
Het standpunt, waarvan U zegt uit te gaan, dat alles als zoo behoorend
altijd zou moeten geschieden, zooals men het van jongs af heeft geleerd,
deel ik echter niet, daar deze handelwijze elke evolutie zou tegenhouden.
Ten slotte moge ik doen opmerken, dat ik ook ditmaal zoomin van Ued.
als ooit van een ander het antwoord op de door mij gestelde vraag mocht
ontvangen, welke ik stelde in een vorig artikel en luidde: welk bezwaar
bestaat er tegen mijn methode om steeds aan beide kanten die voeten uit
te wasschen? Er zou n.1. mede voorkomen worden, dat een vergissing
plaats kon vinden bij een nog niet aan alles gewend paard!
Nogmaals zij me de vraag veroorloofd, niet slechts tot U gericht,'doch
tot alle paardenlui: „welk speciaal voordeel biedt de manier van het blij ven
met den emmer aan de linker zijde? En welk nadeel kleeft er aan mijn
methode?quot;
November 1934.nbsp;q
3IARECHAUSSEE.
Naar aanleiding van hetgeen vermeld is in het blad van September 1.1.,
verzoekt de Kapt. Distr. Ct. der Kon. Maréchaussee P. Versteegh, alsnog
„te willen publiceeren, dat ik van ZEd.Gestr. vernomen hebquot; — d.d.
27 Nov. 1.1. — „dat tijdens de geheele duur 14 dagen) hoogstens 2 a 3
paarden zijn gestortquot; (te Amsterdam tijdens het oproer, □). Aan welk
verzoek ik gaarne voldoe bij deze.nbsp;q
—nbsp;Kalenders. Van de bekende firma H. J. R e e s i n k te Zutfen ont-
vingen wij een zeer f raaien kalender voor 1935 met stadsgezichten van het
oude Zutfen, geteekend door den heer H. E. Roodenburg. De kalender is
in kwartalen ingedeeld, zoodat om de 3 maanden een ander beeld den
kalender, die zoowel passend voor de huiskamer als voor het kantoor is, siert.
De firma Reesink geeft zich de laatste jaren steeds veel moeite om een
sierlijken kalender samen te stellen en zij is daarin ook thans weer uit-
stekend geslaagd.
—nbsp;Hongarije. De Luit. Baron van Heeckeren van Brandsenburg wijdt
in ,,Het Paardquot; een artikel aan het Hongaarsche paard en merkt daarbij
het volgende op:
Mij rest nog een opmerking over de hoeven der uit Hongarije geïmpor-
teerde paarden.
Deze ontwikkelen zich onder de moeilijkste omstandigheden. De bodem
is 's winters n.1. steenhard bevroren en des zomers wederom even hard
door de uitdroging terwijl het paard in den herfst en voorjaar tot over de
kogels door de modder moet loopen. Dit heeft tot gevolg dat op onzen steeds
weeken bodem de hoeven uitzetten maar dit gaf ook in België nimmer
aanleiding tot kreupelheid of moeilijkheden met het beslag. Een niet vol-
doende te waardeeren factor is, dat de vierjarige Hongaren reeds bij het
ploegen (als vandehandsch paard) en lichte arbeid, in zoodanige conditie
zijn, dat zij zich gemakkelijk in het werk laten nemen, daar zij dan reeds
zeer krachtig zijn. Deze vroege arbeid schijnt geen vervroegde slijtage
tengevolge te hebben zooals men mij bij een Hongaarsch Regiment Cavalerie
ook aantoonde, waarbij bijzonder opviel de droge harde beenen na vele
jaren gebruik op den reeds genoemden harden bodem. Daar na een regenbui
de bodem onbeschrijfelijk glad is staan alle paarden daar voortdurend op
scherp wat ook weer op de kogels geen nadeeligen invloed schijnt te hebben.
—nbsp;Cursus in het monsteren van paarden. Het Bestuur van het Drentsch
P. S. heeft besloten op een 13-tal plaatsen in die provincie een cursus in
het monsteren van paarden te houden. De cursus zal 6 lessen bevatten.
Lesgeld ƒ5, minimum aantal deelnemers 6. Behandeld zullen worden:
1. Algemeene bespreking; 2. Opvlechten en bijknippen; 3. Het gemberen;
4. Het opstellen; 5. Het laten stappen; 6. Het draven en daarbij opzetten.
—nbsp;Draverijen korte baan 1934. Dat deze draverijen, die van oudsher in
ons land worden gehouden en dan voornamelijk in de provinciën Noord-
en Zuid-Holland, Friesland en Groningen, nog van veel beteekenis zijn,
moge blijken uit het volgende:
De statistiek over 1934 geeft aan dat op de 300 M. baan een totaal be-
drag van / 24360.50 aan prijzen is toegekend, gewonnen door 74 paarden.
Bovenaan op de lijst staat Quita met een winsom van / 3185.
Op de 800 M.-baan werd / 16900 gewonnen door 60 paarden. Hier is Ago
Kan met ƒ 1010 het paard dat het meeste heeft verdiend.
De statistiek omtrent de lange baan is nog niet verschenen.
— Terugblik 1934. Wanneer wij bij de verschijning van de December-
aflevering op den jaargang 1934 terugzien en de 12 afleveringen in vogel-
vlucht de revue doen passeeren, dan valt met vreugde de verhoogde activi-
teit van de practici op. Zij hebben een belangrijk aandeel genomen in de
verzorging van den inhoud van het vakblad.
Voorts is ervaren dat ondanks de slechte tijden en de nog weinig bemoe-
digende vooruitzichten de ambitie voor het hoefsmidsvak vrij levendig
blijft. Immers, de meeste cursussen houden stand en de aanmelding voor
het examen voor het Rijksdiploma was bevredigend. Hiertoe draagt na-
tuurlijk bij het feit dat alle ambachten onder den druk der tijden te lijden
hebben maar ongetwijfeld ook dat op behoud van het tegenwoordige paar-
denbestand wel kan worden gerekend.
Het tentoonstellings- en wedstrijdwezen is in 1934 „in rustquot; gebleven
Er is geen enkelen wedstrijd in hoefbeslag, die vroeger veelal een onderdeel
van landbouwtentoonstellingen uitmaakte, gehouden. En inzendingen van
hoefbeslag-artikelen zijn slechts gevraagd op een tentoonstelhng van lo-
calen aard te Kruiningen, waaromtrent echter niets naders is gehoord We
willen hopen, dat 1935 in dit opzicht wat meer leven zal toonen. Het ware
te hopen dat het Trekpaardstamboek, dat in 1935 te 's Bosch een paarden-
tentoonstelhng organiseert, daaraan een wedstrijd in hoefbeslag zou willen
verbinden.
De Directeur-Generaal van den Landbouw,
brengt ter kennis van belanghebbenden, dat in de maand
Januari aanstaande op nader te bepalen dag te Utrecht ge-
legenheid zal worden gegeven voor het afleggen van het
toelatingsexamen tot den cursus ter opleiding
van onderwijzers in practisch hoefbeslag»
Zij, die tot dit examen wenschen te worden toegelaten, moeten
den leeftijd dan 23 jaar hebbenbereikt en zich vóór 20 Januari
^s. met eigenhai^ig geschreven brief hebben gericht tot
Dr. G. M. V. d. Plank, Biltstraat 172, te Utrcclit, onder
overlegging van geboorteacte, het Rijksdiploma als Hoefsmid
(bedoeld in het Koninklijk besluit van 28 Februari 1919, No. 85)
en aanbevelingen uit vroegere werkkringen.
Het lesgeld voor den geheelen cursus bedraagt ƒ 10.—
's-Gravenhage, 13 December 1934.
De ivrnd. Directeur-Generaal van den Landbouw,
w.g. WINTERMANS.
........ja, — maap ^ | |
..de |
OVERWINNAARquot; |
is een |
veel betere HOEFNAGEL |
en breekt niet....quot;. | |
Prijzen thans verlaagd. | |
Verkrijgbaar in geheel Nederland. r |
■if
ili
SS
MIH
SS
SS
■'f / |
■31.,a?
hJj .
■1-, . f.
yi
? ■ ^ .
-i f . •
. X •■ .
-
1 lt;
^ gt;
-..^/r-r^l
-.s
' f 1
.AViVv»-;
,.W - -
'A'
V'
m
i