.r
m-
-ocr page 2-^fei
-ocr page 3-ï
-ocr page 4- -ocr page 5-15 JANUARI 1939 - No. 603
HOEFBESLAG IN NEDERIAND
AH»
RAVENHAGE
JS ADVERTENTIËN
regels f 2,— Elke regel nneer
■ ct — Bij contract speciaal tariet
Uitgave:
De Zuid-Hoil. Boek-en Handelsdrukkerij, Wagenstr. 70, 's-Graveniiage - Giro 14908
L.S. — Alle Stukken en correspondentie „De Hoefsmidquot; betreffende, tot
nadere aankondiging in te zenden: Wagenstraat 70 te 's-Gravenhage
1939
Wij schrijven alweer 1939 en hebben het jaar 1938 afgesloten. Slaan wij een
terugblik op het afgelegde jaar dan is dit in het algemeen genomen geen
goed en gelukkig jaarte noemen. Denken wij slechts aan de politiek in Europa;
hoe de groote naties bezig zijn zich tot de tanden te wapenen, hoe telkens
tegenstellingen ontstaan en een gewapend conflict dicht bij schijnt en slechts
op het allerlaatste nippertje nog vermeden kan worden. De volkerenbond is
ter ziele, althans practisch gesproken van geen reëele waarde te noemen; alles
gaat er momenteel om te trachten het vertrouwen in elkander te verster-
ken, eerlijke besprekingen te houden, elkanders wenschen en verlangens in
onderling overleg te behandelen en aldus de moeilijkheden trachten te
overbruggen. Slechts wanneer dit zal gelukken, kan men er op vertrouwen,
dat ook de bewapeningen geleidelijk aan kunnen verminderd worden en kan
er weer een spheer van rust intreden in plaats van de vulkaan waarop wij het
laatste jaar geleefd hebben. Het spreekt vanzelf dat ook de kleine landen
direct betrokken worden in de moeilijkheden die de groote staten met elkaar
hebben en dat de wedloop om bewapening ook weerklank vindt in ons land,
dat niet alleen verplicht is zijn neutraliteit te handhaven, doch tevens zijn
groot koloniaal bezit beschermen moet. Dit gevoegd bij de groote werkloos-
heid die nog steeds in ons land heerscht en waar nog geen enkele oplossing
voor gevonden is, doet natuurlijk het financieeie budget zwaar aan en legt
den belastingplichtigen groote offers op. Men kan helaas ook.nog niet
zeggen, dat men de moeilijkheden van de crisis te boven is en hoewel we
geen reden hebben bijzonder pessimistisch te zijn, is er toch ook voor een
gezond optimisme alsnog weinig aanleiding.
Wat het vereenigingsleven van de hoefsmeden betreft, zoo gaat dit zonder
eenige stoornis zijn gang en ook de opleiding voor hoefsmid, alsmede de
hoogere opleiding van de reeds ,,Rijksgediplomeerdenquot; ondervindt geener-
lei stagnatie meer.nbsp;_nbsp;,
ILnbsp;'1
RIJKSUNIVERSITEIT UTRECHT
08
Integendeel, en er zal vooral wat de eerste opleiding betreft, wel een enquête
noodig zijn om uit te maken hoe deze het beste geregeld zal moeten worden
indien ook de hoefsmeden zullen vallen onder de vestigingswet, zoodat dus in
afzienbaren tijd elke hoefsmid een Rijksdiploma moet bezitten. Gaan wij uit
van het standpunt dat het bestaande Rijksdiploma de eisch zal worden voor de
vestigingswet als hoefsmid en nemen wij aan dat billijkheidshalve ook het
diploma van de Militaire Hoefsmidsschool te Amersfoort hiermede gelijk
gesteld zal worden, dan valt dus te bepalen of het aantal jaarlijks gehouden
cursussen in hoefbeslag voldoende zal zijn om, bij continuatie in de komende
jaren, voldoende hoefsmeden voor de bedrijven op te leveren entevens of
er een goede verdeeling over het land is van de cursussen met het
oog op de komende vraag van cursisten. Mij dunkt, hier ligt een vraagstuk
ter bestudeering voor den Bond van onderwijzers in practisch hoefbeslag,
teneinde zoonoodig het departement in deze te kunnen dienen van advies.
Wat het wetenschappelijk gedeelte van het hoefbeslag betreft, zoo zijn er in
het afgeloopen jaar geen feiten voorgekomen ter bijzondere vermelding
waardig, noch zijn er practische uitvindingen gedaan die het beslag ten goede
zijn gekomen.
Wat het paardenmateriaal betreft, zoo is er geen teruggang meer te consta-
teeren, integendeel is er een categorie van paarden, n.l. de rijpaarden, die
zeer sterk toeneemt en in vele groote en ook kleinere steden neemt het
aantal maneges hand over hand toe, terwijl de landelijke ruitervereenigingen
in de dorpen het paardrijden beoefenen en door ruiterdag en concours-
hippique de aandacht op het veelzijdig gebruik van het paard geregeld
vestigen.
Het laatste jaar is bij paardenkeuringen, hetzij van Rijkswege of van
landbouwvereenigingen uitgaande, een goede samenwerking ontstaan tus-
schen het paardenhoudend publiek en de hoefsmeden. De op deze keuringen
en tentoonstellingen gehouden keuringen van hoefbeslag hebben een wijde
strekking. Het is niet alleen nuttig om op het al of niet goede van het beslag
te wijzen, doch juist de interesse van den paardeneigenaar wordt erdoor ver-
kregen en deze juist moeten wij hebben om een goede samenwerking van
hem en zijn hoefsmid te verkrijgen. Wanneer dus de hoefsmeden zooveel
mogelijk belang stellen in keuringen en in alle publieke verrichtingen van
het paard, zullen de eigenaars dit zeer zeker apprecieeren en wanneer de
landbouworganisaties ervoor zorgen dat er een direct contact is met de
hoefsmeden op deze keuringen, door het beslag te doen beoordeelen en te
bespreken, dan zijn wij op den goeden weg en dan zal eindelijk de onver-
schillige, althans voor het beslag indolente eigenaar, opgewekt worden, zijn
belangstelling zal geprikkeld worden, hij zal zijn hoefsmid gaan apprecieeren
en dan is de goede samenwerking ook tot stand gekomen, die de twee belang-
hebbenden beiden op prijs zullen stellen.
Laat ons hopen, dat wij hier steeds nader toe komen en dat het mooie vak,
het hoefbeslag, door elk paarden bezitter op hooge waarde geschat zal wor-
den en de hoefsmid voor hem een vertrouwensman zal worden, die niet
alleen nieuwe ijzers moet onderleggen wanneer de oude na vele maanden
totaal versleten zijn of verloren zijn gegaan, doch die zijn directe raadsman
zai zijn voor de verzorging van de Pioeven van zijn paard en voor fiet onder-
houd van het beslag.
Laten wij ons beginpraatje van 1939 eindigen met den wensch dat het
den lezers van dit blad in het aangevangen jaar in alle opzichten goed
moge gaan en met het verzoellt; of zij ook aan hun vakblad willen denicen,
om door het mededeelen van bijzonderheden uit hun praktijk en van hun
ervaring, de waarde ervan te verhoogen en om tevens anderen op te wekken
zich op het vakblad te abonneeren. Aan hen die het afgeloopen jaar zoo trouw
hebben medegeholpen om den inhoud veelzijdig en aantrekkelijk te maken,
wordt bijzonderen dank gebracht. Tot hen die wel genegen zijn om in deze
mede te werken, doch zich laten afschrikken hetzij door te groote beschei-
denheid of door angst van minder goed stellen, zouden wij ter opwekking
willen toevoegen: Labor omnia vindti), terwijl de Redactie bovendien
zeer gaarne in deze aanvullend wil helpen.
G. H.
RECTIFICATIE
CENTRALE HENGSTENKEURING TE 'S-HERTOGENBOSCH
Deze wordt niet gehouden op 17 Januari a.s., zooals in de December-
aflevering van De Hoefsmid werd vermeld, doch op Vrijdag 3 Maart 1939.
VEREENIGING VAN ONDERWIJZERS IN PRACTISCH HOEFBESLAG
Leden welke nog punten behandeld wenschen op onze algemeene vergade-
ring worden beleefd verzocht deze vóór 25 Januari te willen inzenden aan
den secretaris.
H. J. B r e u k i n k, te Lochem.
EXAMEN IN THEORETISCHE EN PRACTISCHE HOEFKUNDE VOOR
ONDERWIJZER IN PRACTISCH HOEFBESLAG
De Minister van Economische Zaken, gelet op artikel 13 van het Reglement
voor den cursus ter opleiding van onderwijzers in practisch hoefbeslag te
Utrecht; heeft goedgevonden: in de Commissie, belast met het toezicht op
het afnemen van het examen in theoretische en practische hoefkunde van
de deelnemers aan den in 1938 gehouden cursus voor opleiding van onder-
wijzers in practisch hoefbeslag te Utrecht te benoemen:
a.nbsp;tot lid en voorzitter: P. H. van Kempen, dierenarts te Echt;
b.nbsp;tot lid en secretaris: Dr J. H. Hartog, Hoogleeraar aan de Veeartsenij-
kundige Faculteit der Rijksuniversiteit te Utrecht;
c.nbsp;tot lid: Dr J. Staal, dierenarts te Assen;
d.nbsp;tot plaatsvervangende leden: M.ten Broek, dierenarts teTiel; Dr R. H.J.
Gallandat Huet, gepensionneerd Chef van den Mil. Veterinairen Dienst te
's-Gravenhage (v. d. Aastraat 55).
's-Gravenhage, 16 December 1938.nbsp;Voor den Minister,
De Secretaris-Generaal A. A. v a n R h ij n.
Inspanning overwint alle moeilijkheden.
MILITAIRE HOEFSMIDSCHOOL TE AMERSFOORT
Op 19 December l.l. zijn geslaagd voor het diploma van militair hoefsmid
de navolgende reserve-hoefsmeden: j. Dekker, H. Vermeer, H. van den
Heuvel, Th. Hoffs, H. Grootegoed, G. A. Buchenhoren en H. van Engelen.
Zij waren allen in opleiding gekomen tusschen 18 October en 28 December
1937.nbsp;Na aangesteld te zijn tot korporaal, zijn zij met onbepaald groot verlof
vertrokken.
INGEZONDEN
Geachte Redactie!
In de redactioneele bijdrage ,,Militaire hoefsmederijen van het 3e Regiment
Huzarenquot;, vermeld op blz. 179 e.v. van ,,De Hoefsmidquot; van 15 December
1938,nbsp;zijn naar mijn bescheiden meening, enkele onjuistheden omschreven,
welke m.i. eenige correctie behoeven.
De omschrijving van bedoelde bijdrage is uiteraard bedoeld om de buiten
het leger staande lezers van dit blad, een kijk te geven op hetgeen daarbij
is aangeduid en dus ook te wijzen op den omvang van de taak en van den
arbeid der militaire hoefsmeden,
De mededeeling, dat de genoemde veld-eskadrons 130 paarden sterk zijn,
moet ongetwijfeld op een misverstand berusten, want bij die eskadrons zijn
momenteel 134 rijks- en andere paarden te verzorgen, waarbij bovendien ge-
middeld 10 officierspaarden aanwezig zijn, zoodat eerstgenoemd aantal
zeker op minstens 144 paarden moet worden gesteld.
Den grooten omvang van het werk aan het beslag van de officiers-dienst-
paarden, de z.g.n. paarden quot;b.O.s., de concoursepaarden, de rijkswedstrijd-
paarden, e.d., bijna alle met meer of minder afwijkend beslag te verzorgen,
zooals balk-, ren- en andere hoefijzers, zal ik kortheidshalve niet nader om-
schrijven, want dat is voor de hoefsmeden bij de cavalerie een hoofdstuk op
zichzelf te noemen!
Dat de eskadrons-hoefsmeden ,,als hulp nog over twee dienstplichtigen be-
schikkenquot; is in zijn algemeenheid gesteld, evenzeer onjuist te noemen.
Noot 1. — In den tekst staat: ,,De escadrons zijn ruim 130 paarden sterk; dit getal schom-
melt van 130 tot 134.quot;
Bedoeld werd hiermede de troepenpaarden van het escadron die de hoefsmid verplicht
is te beslaan.
Bij navraag aan de betrokken hoefsmeden bedraagt dit getal:
Ie Escadron 3e R. H.: rijkspaarden 124. Officierspaarden 5. Paarden van officieren in spe-
ciale betrekkingen: 5. Marechausseepaarden 6 en Rijkswedstrijdpaarden I. Totaal 141.
2e Escadron 3e R. H.i Rijkspaarden 118. Officierspaarden 3. Paarden van officieren in
speciale betrekkingen 6. Marechausseepaarden 4. Totaal 131.
Wanneer men deze getallen vergelijkt met die in den tekst, dan laat ik aan de lezers over
om uit te maken of hier van een groot misverstand kan gesproken worden!
Dat hierbij mogelijk eenige paarden zijn die voor een of ander afwijkend beslag in aan
merking kunnen komen, lijkt mij voor goede geroutineerde hoefsmeden van te weinig
belang, om hiervan afzonderlijk melding te maken.
Als rectificatie deel ik mede, dat de in den tekst genoemde dienstplichtigen, die als hulp
van den hoefsmid worden aangewezen, slechts gedurende twee dagen per week gedurende
de laatste 9 maanden van hun diensttijd hiertoe worden bestemd.
De practijk leert ons anders! Zoo af en toe, te hooi en te gras, wordt wel
eens een mannetje als hulpkracht toegewezen voor het halen en brengen der
paarden en voor enkele andere kleine en onbeteekenende werkzaamheden,
zulks omdat dit meestal geheel ongeschoolde krachten zijn, zoodat hen geen
of zeer weinig verantwoordelijk werk betreffende de eigenlijke verzorging
van het hoefbeslag kan worden opgedragen. Bovendien zijn die manschappen
meestal over slechts betrekkelijk korte tijden disponibel, wijl zij moeten
deelnemen aan kazerne- en uitrukkende diensten en vaak door wachtdienst
of anderszins, geruimen tijd in het geheel niet beschikbaar zijn, terwijl over
langere tijdvakken ten behoeve hunner opleiding als dienstplichtigen, geen
enkele hulpkracht voor de hoefsmeden beschikbaar kan worden gesteld.
Omdat die mededeeling blijkbaar is bedoeld om inzicht te geven op den om-
vang der werkzaamheden der militaire hoefsmeden, dient daarbij dan vol-
ledigheidshalve ook te worden vermeld, dat die hoefsmeden vaak aan allerlei
uitrukkende diensten moeten deelnemen, zooals bij oefeningen buiten het
garnizoen, bij manoeuvres en bij afstandsritten, e.d., bijwonen van allerlei
militaire plechtigheden, enz., waardoor een zeer groot aantal werkuren
voor die werklieden verloren gaat.
Ook de vermelding dat ,,in het leger voor 80% handgesmede en voor 20%
machinale hoefijzers worden gebruiktquot;, moet eveneens op een vergissing
berusten, want ruim vier jaren geleden is bij het eerste wijzigingsblad op
het ,,Voorschrift Hoefbeslagquot; dato I I December 1934 bepaald: ,,ln vredes-
tijd gebruikt iedere hoefsmid in het garnizoen voor 50% van de paarden die
hij in beslag heeft, machinaal hoefijzers (merk Hippos), terwijl enz. . . .quot;.
Dat waren alzoo de onbruikbare Hippos-ijzers, die wij met zeer veel arbeid
en groote slijtage aan eigen gereedschappen, maar met nog meerder ver-
bruik van onze eigen kolen, zonder eenige schadevergoeding, méér dan
20 jaren lang, tot groote ergernis van alle militaire hoefsmeden, onder de
paarden moesten leggen, zeer tot schade van een behoorlijke verzorging
van het hoefbeslag der legerpaarden; 2) blijkbaar alleen omdat men zoo'n
enorme hoeveelheid ondeugdelijke hoefijzers had aangeschaft, moesten deze
door de militaire hoefsmeden ,,geleidelijk aan opgesoupeerdquot; worden!
Men moge dit nu nog steeds voorbij gaan met de aanduiding van ,,voor het
Rijk een groote besparing ze aldus nog te kunnen benuttenquot;, voor de hoef-
smeden was dit experiment allerminst een besparing! Integendeel!
Noot 2. — De schrijver zegt hier dingen, die ik niet gaarne voor mijn verantwoording zou
willen nemen.
De zaak is n.1. zoo. De voor mobilisatiegebruik afgekeurde machinale hoefijzers (oorlogs-
product ten tijde van de mobilisatiejaren) zijn gesorteerd in onbruikbare ijzers en in ijzers
die door bewerking bruikbaar te maken zijn. De eerste zijn opgeruimd en de 2e categorie
is geleidelijk aan bij gedeelten verstrekt aan de onderdeelen van het veldleger. Deze ij?ers
zijn gesorteerd door de beste vaklui onder de militaire hoefsmeden, zoodat het ,,bruikbaar
maken ervanquot; aan geen twijfel onderhevig behoeft te zijn en hiermede is vanzelf al weer-
legd, dat mits deze ijzers goed vermaakt zijn, elk nadeel door het gebruiken is uitgesloten.
Wat het meerdere werk betreft en een eventueel meerder verbruik aan kolen, dat valt
niet te ontkennen, doch alle overdrijving schaadt en waar het eerste geen bezwaar onder-
vindt en hierdoor geen stagnatie van den dienst wordt veroorzaakt, zoo is het 2e te gering
gebleken (hetgeen n.1. door proeven aan de Hoefsmidschool genomen is uitgemaakt, om
eventueel een uitkeering als schadeloosstelling hiervoor te wettigen.
Het is voor de militaire hoefsmeden steeds een raadsel gebleven, waarom
het legerbestuur dergelijke hoefijzers heeft kunnen aanschaffen en men de
hoefsmeden voor hun goede geld, dergelijke onbruikbare materialen kon
verkoopen, met de verplichting die te verbruiken.®)
Door het bepaalde in het 2e wijzigingsblad op het V.Hb. dato 28 Januari 1936
bleef het percentage te verbruiken machinale hoefijzers, tot nu toe nog altijd
op 50% gehandhaafd (voor de marechaussee-paarden op slechts 10%) en
daarbij is tevens de verplichting tot het verbruiken van de berucht geworden
Hippos-ijzers komen te vervallen, waardoor het scheen dat voor de militaire
hoefsmeden aan die ellende een einde was gekomen. Doch nu 3 jaren later
worden nog steeds Hippos-ijzers verstrekt uit de rijksmagazijnen, zoodat we
nog steeds van het gebruik der Helpman-ijzers gespeend zijn gebleven.
Hopelijk zal men de nog te Delft voorradige Hippos-ijzers eindelijk nog als
oud-roest van de hand doen.
Met de scherpe kalkoenen is inderdaad eenzelfde lijdensweg afgelegd moeten
worden. Hoeveel kapitaal is er al verslonden met de keuring, herkeuring,
vervorming en verbetering dier kalkoenen. Om ten slotte toch nog altijd
minder deugdelijke kalkoenen te moeten verwerken!^)
In plaats van de aanschaffing en het verbruik van dergelijke materialen nu nog
steeds te vergoelijken met een beroep op ,,een besparing voor het Rijkquot;,
ware het naar onze meening meer in het belang van een alleszins goede ver-
Noot 3. — Dit raadsel moet aldus worden opgelost, dat men in den mobilisatietijd op alle
eventualiteiten moest voorbereid zijn en waar men geen kust en keur had om uit te zoeken
en aan te schaffen wat men meende noodig te hebben en evenmin tijd en gelegenheid had
om eigen fabrieken te stichten voor den aanmaak van hoefijzers, men zich wel moest
tevredenstellen met hetgeen men kriigen kon en zoodoende zijn ook bij de aankoopen
van hoefbeslagaangelegenheden wel partijen voorgekomen van hoefijzers en van schroef-
kalkoenen, die minder deugdelijk waren en die men in normale tijden zeer zeker zou heb-
ben afgekeurd. Beter een half ei dan een leege dop is een spreekwoord dat, in zulke tijden
toegepast, later vrij van critiek moet blijven.
Noot 4. — Wat het gebruiken van machinale ijzers bij de marechausseepaarden betreft,
zoo heeft men er altijd rekening mede gehouden, dat de hoefsmeden bij dit wapen vaak
onder andere omstandigheden (b.v. koudbeslag) als hunne collega's bij het veldleger-
werken en dus zeer terecht is ook een verminderd percentage van machinale ijzers voor
deze paarden vastgesteld.nbsp;,nbsp;.
Steller is verder wel wat zeer éénzijdig in zijn beschouwingen en ziet m.i. over het hootd,
dat hij deel uitmaakt van een groot gezin n.l. als ambtenaar van het groote huisgezin ,,het
Legerquot; en evenmin als in een goede huishouding nog bruikbare voorwerpen worden weg-
gegooid en men aanleert om op „de kleintjesquot; te passen, zoo moet men ookals lid van het
groote Legergezin het eerder op prijsstellen, wanneer er zuinig ie werk wordt gegaan,
daar toch tenslotte alle meerdere uitgaven weer neerkomen op verhoogde belastingen.
Noot 5 — Ook hier overijlt schrijver zich en slaat bovendien de plank mis. Ik kan hem
geruststellen dat de kosten, die vallen op het vermaken van de kalkoenen, minder bedragen
dan de aankoop van nieuwe zou vorderen. Deze berekening is voorafgegaan aan de uit-
voering, want ook hier heeft n.l. eerst een schifting plaats gevonden en zijn de kalkoenen
die voor vermaking in aanmerking kwamen, eerst uitgezocht. De bewering, dat de ver-
maakte kalkoenen minder deugdelijk zouden zijn, is voor rekening van den schrijver
doch is m.i. niet te rijmen met de degelijke vakcontröle, die op de vermaakte kalkoenen
wordt uitgeoefend.
zorging van iiet iioefbesiag der legerpaarden geweest, als men deze minder-
waardige materialen reeds lang geleden — zij het dan ook met geldelijk
nadeel — buiten het leger van de hand had gedaan.
Niet alle burger- en militaire hoefsmeden zijn in staat om de in een of andere
vreemde taal gestelde uitdrukkingen, in goed Nederlandsch om te zetten,
waarom wij een aanduiding als die nopens het ,,maarschals-hoogtepuntquot;,®)
liever in onze eigen taal willen lezen. Omdat ,,De Hoefsmidquot; immers in
hoofdzaak bestemd is voor eenvoudige beoefenaren van het hoefsmidsvak,
meen ik goed te doen, uitsluitend onze mooie moedertaal voor dit blad aan
te bevelen.
Dat de militaire hoefsmid na twee jaren dienst in zijn betrekking, den rang
van wachtmeester en daarmee ,,helaasquot; zijn hoogsten rang bereikt, is zoo
deprimeerend en geestdoodend, dat een nadere beschouwing omtrent die
promotiekansen gevoeglijk in deze redactioneele mededeelingen had kunnen
worden omschreven, waarbij dan uiteraard ook de steun en de medewerking
daartoe (dan wel het gemis daaraan) van de zijde der militaire chefs, ook
daarbij aan een bespreking zou moeten worden onderworpen. ')
Nu dit achterwege is gebleven, stel ik mij voor, daaromtrent binnenkort —
met toestemming der redactie — in dit blad mijn zienswijze kenbaar te
maken.
Hoogachtend,
Amsterdam, 30 December 1938.nbsp;C. M o o k.
Wachtmeester-hoefsmid b. d. Kon. Marechaussee.
Noot 6. — Het gebruikte vreemde woord ,,baton de maréchalquot;, beteekent maarscfialk-
staf en is het symbool van den hoogsten militairen rang in Frankrijk. Het spijt mij met het
uit de pen slippen van dit w/oord gegriefd te hebben, doch ik meende wel dat dit een van
de zooveel geëikte vreemde termen betrof, die als het ware in onze eigen taal burgerrecht
hebben verkregen en min of meer gemeengoed zijn geworden. Bovendien waar tegen-
woordig zoo veel buitenslands gereisd wordt, ook onder de kringen van de lezers van
dit blad, mag men haast wel aannemen, dat een dergelijk gevleugeld woord begrepen
wordt en wordt onze eigen taal daar ook geen onrecht mede aangedaan.
Noot 7. — Niemand zal meer dan ikzelf betreuren, dat de doorsnee militaire hoefsmid
zijn maarschalksstaf als wachtmeester haalt. Waar echter de besprekingen omtrent dit
probleem met militaire instanties steeds van vertrouwelijken aard zijn geweest, mag niet
verwacht worden dat een beschouwing hiervan in een periodiek (tijdschrift) door mij ge-
geven zal worden. Ook al zou ik dit echter kunnen doen zonder ambtelijke reserve te
behoeven toe te passen, dan nog zou het de zaak zelve geen duim nader brengen en moet
men zich in deze rechtstreeks in verbinding stellen met die autoriteiten die hierin te beslis-
sen hebben.
Noot 8. — Ingezonden stukken zullen gaarne geplaatst worden en gastvrijheid wordt in
deze in ruimen zin aangeboden, mits het aangeboden artikel naar de beoordeeling van den
verantwoordelijken redacteur ter zake is en niet kwetsend voor eenige partij.
G. H.
I „De Hoefsmidquot; hèt vakblad voor Hoefsmeden |
-ocr page 12-Audiatur et altera pars.
Hooggeachte Redactie.
Het mag zeker verblijdend heeten, dat een grove dierenmishandeling, welke
thans blijkbaar in het middelpunt aller belangstelling staat, ook in ,,De
Hoefsmidquot; der aandacht waardig wordt gekeurd. In het orgaan toch, van
hen, die zich in den regel — hoewel misschien dan onbewust, en zeer zeker
nooit met de bedoeling opzettelijk pijn en letsel te veroorzaken, en zich zoo-
doende willens en wetens schuldig, resp. strafbaar te maken aan overtreding
der bepalingen, wettelijk vastgelegd in art. 254 W. v. S. — bloot stellen aan
vervolging wegens dierenmishandeling.
De hoefsmid heeft immers in zijn vak geenerlei belang bij dat coupeeren,
doch doet het in opdracht van z'n klant, die z'n paard geen langstaart wenscht
te laten blijven.
De reden voor deze verminking doet er absoluut niet toe in het verband,
waarin ik de zaak hier nader wensch te behandelen.
Wel zou ik ook hier in de smederij willen wijzen op het onzinnige beweren,
dat het vooral en met name de veroorzaakte pijn zoude zijn, welke in elke
procedure schering en inslag is, waarover getuigd wordt, dat die van geen
belang is, en dus nimmer aanleiding zou mogen worden om art. 254 in wer-
king te willen stellen.
Volkomen juist gezien, dat die pijn primo nog nooit opzettelijk is veroorzaakt,
en dus uit dezen hoofde alleen reeds van strafbaar geen sprake zou kunnen
zijn, doch dat er nu tevens dus van dierenmishandeling evenmin sprake zou
zijn, gaat niet alleen te ver, doch raakt tevens kant nog wal, hetgeen al bij-
zonder duidelijk moet zijn voor een ieder, die zich het letsel realiseert,
levenslang en onherstelbaar toegebracht aan het mishandelde dier, dat zich
beroofd ziet van het eenig afdoende middel om zich de vliegen van het lijf te
houden.
Op dit kardinale punt wordt alleen de aandacht van den Rechter gevestigd
door de in werkelijkheid deskundige paardenkenners, die uit ervaring bekend
zijn met de gevolgen van het gemis van den staart voor het paard, dat zich
gemarteld weet bij elke gelegenheid, dat het ten prooi is aan die vliegenplaag,
waartegen dan zonder staart niets aan te vangen is.
Het mag als een even treurig als tevens veeg teeken worden beschouwd, dat
dierenartsen zich niet ontzien — schamen bedoel ik — telkens, en meer-
malen bewust, dus meineedig, voor den Rechter te verklaren, niet de waar-
heid, alleen de waarheid en de volle waarheid, doch slechts dat gedeelte er
van, waar dan ten rechte getuigd wordt, dat de pijn zoo erg niet is, en het-
geen dan voor den Rechter bewijs wordt voor het alsnog geoorloofde der
handeling. Dat geoorloofd wordt dan in den regel nog bizonder onderstreept
met te wijzen op het handelsbelang, de commercieele voordeelen, verbon-
den aan het gecoupeerde handelsobject. Er zijn echter reeds Officieren van
justitie geweest, die zich hiermede geen zand in de oogen lieten strooien,
doch een veroordeelend vonnis eischten, hoewel daarbij in den regel teveel
de z.g. pijn i. p. V. het letsel latende gelden.
OKe^MAUUtoov'
is een veel betere hOefnagCl ... en
amp;)ieeJkt vdetf
Bernardo Reymonnbsp;Verkriigbaar
Directeur voor Europanbsp;in gelieel Nederland
Het is voor mij onbegrijpelijk, dat die hier door mij geïncrimineerde dieren-
artsen nog steeds door kunnen gaan met hunne m.i. misdadige adviezen,
niettegenstaande in hoogste instantie iemand als Prof. Dr Wester en met
Z.H.Gel, meerdere dierenartsen, tevens paardenkenners als b.v. Folmer en
Sigiing — ik noem deze reeds meer dan eens als getuige-deskundige, en nu
tevens als deskundig getuige (en daar is onderscheid tusschen!), aan het
woord geweest zijnde experts, die geen rekening hielden met geldelijk
belang der personen, doch wel - en daar ging het om in het geding! -
met het persoonlijk belang der dieren.
Het is niet alleen te hopen, doch zelfs in het volste vertrouwen te ver-
wachten, dat ,,De Hoefsmidquot; eerlang niet slechts de procedures, al dan niet
met vrij sprekend of veroordeelend vonnis, zal publiceeren, doch tevens
plaats zal verleenen aan bijdragen, waarin wordt gewezen op de schande van
dat coupeeren, waartegen in hoogste instantie de Faculteit der Veeartsenij-
kunde aan de Rijks-Universiteit te Utrecht haar veto deed hooren, en waar-
mede vooraanstaande dierenartsen eveneens hunne volle adhaesie hebben
betuigd.
Nooit was de hoefsmid de schuldige aan het misdrijf - steeds was dat de
eigenaar - de eerste was hoogstens medeplichtige, en tevens slachtoffer
eener concurrentie, welke hetgeen de een mocht weigeren, automatisch in
geldelijke belangenspheer wel zou hebben doen uitvoeren door een buur-
man.
Zoetermeer, Dec. '38.
Onderschrift
Met de meeste instemming verleenen wij plaatsruimte voor bovenstaand
artikel, dat getuigt van een zeer goeden kijk op de zaak en de spijker recht
op den' kop slaat. Het zij te wenschen, dat meerdere bladen dit stuk zullen
willen overnemen, opdat het wellicht ook onder de oogen van die juristen
zal komen, die in dergelijke processen moeten recht spreken en die zich
blijkbaar vaak nog eenzijdig oriënteeren. Het is ook mij altijd een raadsel
geweest hoe men zoo kortzichtig kan zijn om de pijn die het coupeeren on-
getwijfeld veroorzaakt, primair te stellen en het levenslange nadeel van het
missen van den staart in tweede instantie te behandelen. Is het geen kort-
zichtigheid, dan is het moedwillige verdraaiing en dus bewust tekort doen
aan de waarheid, hetgeen men toch niet zou mogen verwachten van de
categorie van personen, die bij deze processen als getuigen en deskundigen
worden gehoord. Al was de geheele operatie volkomen pijnloos, dan L
dit nog geenerlei invloed mogen hebben op dit voor het geheele verdere
leven verminken van het paard.
Hoe of men echter beweren kan dat de operatie en de gevolgen ervan
. pijnloos of nagenoeg pijnloos zijn, is mij tevens duister, want al moge
het afbinden voor de operatie, dat op zichzelf al zeer pijnlijk zal zijn een
verdooving van het verdere staartgedeelte bewerkstelligen, dan zal toch
niemand kunnen beweren, dat na het wegnemen van de ligatuur het verdere
genezingsproces van den geamputeerden staart voor het slachtoffer een aan
gename tijd zal zijn. Dit alles zinkt echter in het niet bij het kwaad dat
voor goed gedaan is en daarom plaatsen wij zoo gaarne het „hoor de andere
partij van den geachten inzender.nbsp;^ ^
onze heerenstallen
De tijd ligt nog maar een paar IO-tallen jaren achter ons dat er zoowel in de
steden als op de dorpen meerdere particulieren waren, die er een equipage
op nahielden. Met de opkomst der auto's zijn de rijtuigen evenwel als
sneeuw voor de zon verdwenen. Niet alleen van particulieren, doch ook
die uit stalhouderijen.
Tot voor enkele jaren waren er in de groote steden nog juist zooveel par-
ticuliere equipages overgebleven dat men bij een trouwpartij in deftige
kringen het buiten huurrijtuigen kon stellen. Maar dat gaat nu ook al niet
meer. Er kan geen voldoend aantal eigenrijtuigen van kennissen meer
gerequireerd worden.
Dit wat betreft de tuigpaarden. Met de rijpaarden staat het anders - veel
beter. De lust tot paardrijden is behouden gebleven. Hier en daar zelfs
belangrijk toegenomen. Niettemin is er van de eigen rijpaard-stallen in de
steden ook weinig overgebleven. De stalling en verzorging wordt nu meer
aan de maneges opgedragen. Op buitenplaatsen bij de steden en in enkele
gemeenten met goed gesitueerde inwoners treft men nog wei het voorrecht
in een z.g.n. eigen-stal te belanden. Ze zijn er dus nog en daaronder zelfs
extra verzorgde; modern ingericht en bevolkt met in buiten- of binnenland
uitgezocht materiaal.
Wij hadden kortgeleden het genoegen te mogen zien de paarden, destallen
de manege, kortom het geheele complex luxe-gebouwen van den heer
B. Bakker te Ridderkerk, en er te mogen hooren de groote ambitie en liefde
welke deze familie voor het paard koestert. Inzonderheid voor het zadel-
paard want tuigpaarden kan men ook daar op de drukke wegen niet meer
met pleizier houden. Alsmede voor de Shetlandsche pony's, waarvan er al
sedert jaren een kleine collectie op de buitenplaats verblijft
De heer B. Bakker Jr. heeft wijlen zijn vader, den heer B. Bakker Sr., opge-
volgd als directeur van groote caoutchouc- en gutta perchafabrieken en het
is hem zeer ter harte gegaan dat de 8 dienstdoende paarden aan de fabriek
het veld hebben moeten ruimen voor de vrachtauto's. Vóór genoemde
opvolging heeft er bij den heer Bakker Jr. als groot paardenliefhebber zelfs
neiging bestaan zich aan den paardenhandel te wijden, maar zulks ging nu
eenmaal uit een oogpunt van familie-bezit der bedrijven niet.,'t Spreekt
intusschen wel vanzelf dat het onder de gegeven omstandigheden zonder
paarden om en bij villa en in de weiden niet kon. Het paard moest en zou
er een rol blijven spelen, zij het dan van een ander type, het specifiek rij-
paard. Een nieuw stalgebouw werd luxueus ingericht met boxen en stands,
zadelkamer, fourage ruimte, enz., alles van de nieuwste snufjes voorzien.
In de middengang van dezen stal zegt U een spreuk:
,,Hoe meer ik menschen kennen leer,
Hoe meer ik steeds het paard waardeerquot;.
Achter dit stalgebouw is een hechte manege verrezen, waarvan hetj^vak
30 X 15 M groot is. Naast deze rijschool is er op de weilanden een 400 M.
lange rijbaan uitgezet. Men kan dus steeds naar believen buiten of binnen
de rij lust botvieren.nbsp;. ru
Aan de eene lange zijde der manege bevinden zich de boxen voor de Shet-
landsche pony's alsmede een quarantaine-stal. De wanden dezer boxen zijn
zoo geconstrueerd dat ze gemakkelijk zijn uit te leggen, waardoor de
gang wordt afgesloten en elke box correspondeert dan via een buitendeur
met de buitenlucht, — met de weide.
Wat het buiten rijden betreft is men in Ridderkerk ook wel op eigen terrein
aangewezen, want geschikte ruiterwegen of paden zijn er met. Het genot
van het rijden op buitenwegen of in de bosschen wordt 's zomers in het
Geldersche gezocht. De familie Bakker bezit in Vierhouten een mooi land-
huis met stallen, verblijft er 's zomers eenige weken en laat intieme ken-
nissen daar dikwijls mede profiteeren van het maken van gezelschapsritten
De heer Bakker wordt in het uitvoeren zijner plannen steeds krachtig gesteund
door zijn echtgenoote, Mevrouw Bakker-Drenthen, die een even enthou-
siaste amazone is als Z.Ed. ruiter.nbsp;. , ui ^
Benevens de collectie Shetlandsche pony's en het vrij hoog in het bloed
staande rijpaard voor Mevrouw, welk paard thans in de ontwikkehngs-
periode van springpaard verkeert, een 3-tal Arabieren. Namelijk: de m
1931 geboren vos-bles hengst Shimrakh Sherif, die in 1935 door den heer
Berlagen geïmporteerd en daarna van dezen gekocht is; de lichtbruine
31/0 jarige Alsita (v. Algol m. Sita) werd vorig jaar op 3-jarigen leeftijd aan-
gekocht op de London-show. Ze is in Juni 1937 gedekt door Rittal en zeer
waarschijnlijk drachtig, terwijl de derde Arabier is de in Juni 1937 geboren
schimmelmerrie Roxelana v. Joseph en Roxana. Roxelana is ƒ en juweeltje
en door bevriende relatie, t.w. den heer Hoyer, voorz. van de N. A Club
te Den Haag, als veulen bemachtigd op één der bekendste Engelsche fok-
kerijen. Van Engelsche zijde is dit jaar belangstelling getoond hoe dit mtel-
ligente diertje het maakte. Gelukkig uitstekend. Ze demonstreerde in de
weide uiterst gemakkelijke en soepele gangen.
De Arabieren zijn overgeschreven in het Nederlandsch Arabieren Stamboek,
-ocr page 16-AKTIEBOLAGET
GOTHENBUR G (ZWEDEN)
Fabrikanten der prima kwaliteit
Verkrijgbaar bij alle ijzerhandelaren
respectievelijk ook bij de Koninklijke Nederl. Harddr.- en Renvereeniging
De heer Bakker heeft Shimrakh Sheriff tot rijpaard en de capaciteiten als
rijdier konnen vooral op de langere trajecten in Gelderland op gunstige
wijze tot uiting. Op korte afstanden speelt het temperament wel een rol.
Wij generaliseeren hier nu niet, maar hebben het thans over het individueele
pval van den heer Bakker en wij kregen van dezen den indruk dat diens
illusies voor de toekomst iets meer uitgaan naar een wat zwaarder paard
dat met kruising van den Arabier zou kunnen worden verkregen.
De heer Bakker is lid van de Nederl. Arabierenclub, maakt als zoodanig de
vergaderingen trouw mee en bezoekt vrij regelmatig de betreffende shows
in Engeland. Hij is voorts bewonderaar en bevorderaar van de landelijke
ruitersport en heeft daarvan blijk gegeven bij de oprichting en instandhou-
ding van landelijke rijvereenigingen in den omtrek. Met zijn kleine zwarte
dressuurpony luistert hij dikwijls geheel belangeloos feestjes op en oogst
daarmede veel succes.
Aan den stal fungeert thans als pikeur-rijknecht G. Westerveld, voorheen
verbonden aan den springstal van den heer Gescher en die heeft in korten
tijd reeds weten te bereiken dat de liefhebberij in het tot.aal-paardengebeu-
ren bij eigenaar en eigenaresse opnieuw in stijgende richting gaat. Hij heeft
alles tip-top in orde!
Een bezoek aan de stallen loont de moeite en een gesprek met de familie
Bakker over paarden valt moeilijk af te breken. Er hebben reeds velen,
waaronder ook vooraanstaande buitenlanders uit paardensportkringen,
gastvrijheid genoten, hetgeen ons bleek uit de handteekeningen in het
daarvoor aangelegde album. Wij gunnen nog velen een zoodanig voorrecht.
B.
UW ADVERTENTIE IN DIT BLAD ZOU U VOORDEEL BEZORGD HEBBEN!
-ocr page 17-Op 16 December j.l. woonden wij te 's-Gravenhage eene vergadering bij,
waarin is opgericht een Vereeniging tot bevordering der Tuigpaardensport
in Nederland.
Bij de rondvraag bracht de heer Abr. van Hoboken (gedelegeerd commissaris
van het Centraal Comité voor de concoursen hippique in Nederland) onder
meer ter sprake of te zware concours-ijzers niet verboden dienden te wor-
den. Ze zijn nadeelig voor de betreffende dieren en ze voeren de actie
kunstmatig, alzoo bedriegelijk voor eventueele koopers, op.
Eén tweetal op de vergadering aanwezige eigenaars van groote concours-
stallen meenden een voorschrift in dezen te moeten ontraden. Zij wezen er
op, dat een te zwaar beslag zich zelf wreekt, terwijl het bovendien zeer
moeilijk is om te zware ijzers tegen te gaan. Want in de plaats van te dikke
en daardoor in het oogvallende ijzers, zullen sommige eigenaren dan hun
toevlucht zoeken in ijzers van wel normale dikte doch in dubbele breedte,
waardoor toch een hoog gewicht wordt bereikt.
Een fokker-eigenaar stelde nog voor om allen voor te schrijven dat in de
nummers voor fokpaarden slechts beslag van normale afmetingen mag
worden aangewend, doch dit voorstel werd ook niet ondersteund.
Men kan dus wel aannemen, dat er dit jaar op de concoursen hippique geen
bepalingen inzake het beslag in de programma's zullen verschijnen. Natuur-
lijk zullen de jury's bevoegd blijven al of niet met kunstmatig aangewende
middelen bij de klasseering rekening te houden.
B.
10 Januari 1939 bestond de smederij van den heer P. Wissekerke te Anna
Paulowna 75 jaren. Als een bijzonderheid geldt, dat deze zaak al die jaren
door genoemde familie werd gedreven. Door den grootvader opgericht,
werd het bedrijf door den zoon voortgezet, om thans door den kleinzoon
te worden geleid. De tweede eigenaar heeft deze 75 jaren alle mogen mee-
maken en heeft ook heden nog de volle belangstelling voor datgene, wat
het smidsvak betreft.
MEER AANDACHT VOOR HET HOEFBESLAG IN LEIDENDE
FOKKERSKRINGEN
Op de 3 Januari j.l. te Groningen gehouden vergadering van de Afd. Gro-
ningen van het Stamboek voor het Nederlandsche Trekpaard, is ook het
hoefbeslag ter sprake gebracht. Er werd op gewezen, dat daaraan in vele
streken nogal wat haperde. Vanwege het Stamboekbestuur werd aangevoerd
dat het hoefbeslag op de premiekeuringen een zaak betrof, welke de Provin-
ciale Regelingscommissies voor de paardenfokkerij aangaat. Intusschen deed
een der organisatoren van de tentoonstelling, welke dezen zomer te Ap-
pingedam zal worden gehouden, de mededeeling dat bij de daar te houden
paardenkeuring een hoefbeslag-jury zal fungeeren.
Voor goed hoefbeslag gebruike men uitsluitend
Z.U. Hoefilzerlahrieh Sloppeldilli II.U.
De heer R. A. M(aarsingh) geeft in no. 1 van ,,Het Paardquot; een uitvoerig
jaar-overzicht en merkt daarin o.m. op:
......Alvorens af te stappen van de rubriek „fokkerijquot;, meenen we nog
de aandacht te moeten vestigen op de verhoogde belangstelling, welke in
het afgeloopen jaar aan het hoefbeslag is geschonken. Er ging bijna geen
keurmg voorbij of men zag een deskundige hoefbeslagjury in actie. Eveneens
heeft de vraag of het coupeeren van paarden bestaansrecht moet houden
vele pennen in beweging gebracht. Mede wegens de ongelijke uitspraken
der rechterlijke macht is te dezen opzichte nog verdeeldheid of onzekerheid
blijven heerschen, hetgeen in 1939 wellicht een ontknooping zal vinden.
Ten aanzien waarvan het oordeel der meest belanghebbenden zeker niet het
lichtst mag worden gewogen.quot;
Uw advertentie op deze
plaats zou U VOO rd ee i •
bezorgd hebben
-ocr page 19-VOOR HET BllWONEN VAN DE
VAN DE VEREENIGING VAN ONDERWIIZERS IN
PRACTISCH HOEFBESLAG
DES VOORMIDDAGS TE 10.30 UUR IN HOTEL NOORD-
BRABANT, VREDENBURG, UTRECHT
AGENDA:
1.nbsp;10.30 uur opening.
2.nbsp;Vaststelling der notulen.
3.nbsp;Behandeling ingekomen stukken.
4.nbsp;jaarverslag.
5.nbsp;Bestuursverkiezing (aftredend de Heeren H.). Breukink
en A. ). Salieman).
6.nbsp;Rekening en verantwoording van den Penningnneester.
7.nbsp;Aanwijzing Rekening-Commissie voor het volgend
boekjaar,
8.nbsp;Rondvraag.
PAUZE
9.nbsp;a. Gedurende de pauze, uitbetaling der reiskosten.
b.nbsp;Gemeenschappelijke Lunch (aangeboden door de
vereeniging).
c.nbsp;Daarna vertrek per autobus naar de veeartsenij-
kundige faculteit.
10.nbsp;Mededeelingen over de demonstratie door Prof. Dr.
1. H. Hartmans.
11.nbsp;Hoefbeslag in verschillende landen door Dr. R. H. ).
Gallandat Huet.
12.nbsp;Slotwoord door den Voorzitter.
Namens het Bestuur:
F. RITSEMA, voorz.
H. I. BREUKINK, secr.
CLduerteert in
JOe hoefsmidquot;
ff
HOEFIJZERFABRIEK
GRONINGEN
DE EERSTE
DE OUDSTE DE BESTE
15 FEBRUARI 1939 - No. 604
OFF Oi^GAAN DER VER. v. ONDERWUZER^HmCW^ HOEFBESLAG IN NEDERLAND
[H0t:r|A%iii
REDACTEUR: d^r.^R. H.J. GALLANDAT HUET/-'s-aRAVENHAGE
ABONNEMENTSPRVS ■nbsp;ADVERTENTIËN
regels f 2,— Elke regel meer
J[ ct — Bij contract speciaal tariei
voor Nederland . per jaar fnbsp;\ gt;jlt;
buiten Nederland per jaar f J
Uitgave:
De Zuid-Holl. Boek- en Handelsdrukkerij, Wagenstr. 70. 's-Gravenhage - Giro 14908
L.S. — Alle stukken en correspondentie „De Hoefsmidquot; betreffende, tot
nadere aankondiging in te zenden: Wagenstraat 70 te 's-Gravenhage
Vier en veertigste jaargang
GESLAAGDEN BIJ HET EINDEXAMEN VAN DEN CURSUS TER OPLEIDING VAN
ONDERWIJZER IN PRACTISCH HOEFBESLAG, FEBRUARI 1939
Van l.n.r. bovenste rij: F. Wilshut te Rotterdam, A. Palfenier te Hilversum, W. M. v. d.
Hulsbeek te Wanroy, D. v. Campen te Neede.
Van i,«.r.oFKl4*rste rijuG. J. Ha^ok^te Slangenburg, H. G. Tijdink te Borculo. G. K. Koeslag
-nbsp;' ' ! ^ I '-te Lochem!1-l. J. J. Klein Molekamp te Vaassen.
17
■-ïi-iKfquot;
5 J m. 1939
-ocr page 22-VEREENIGING VAN ONDERWIJZERS IN PRACTISCH HOEFBESLAG
Verslag Algemeene Vergadering van de Vereeniging van Onderwijzers in
Practisch Hoefbeslag, gehouden op 4 Februari 1939 in Hotel ,,Noord-
Brabant, Vreeburg te Utrecht.
Aanwezig 42 leden, tevens de heer W. v. d. Kraan, lid van het hoofdbestuur
van de B.S.P.V. in Nederland. De voorzitter, de heer Ritsema, opent de
vergadering om 10.30 u. en heet allen hartelijk welkom, in het bijzonder
de heer W. v. d. Kraan als lid van het hoofdbestuur van de B. S. P. V. De
voorzitter schetst den tijd van vroeger en den tegenwoordigen tijd voor
wat betreft het hoefbeslag in den lande. Was vroeger het hoefbeslag een
groote bron van inkomsten, door de autotractie is dit alles geheel anders
geworden. Groote hoefsmederijen in de steden zijn thans op enkele na
verdwenen. Door de mindere paardentractie is vanzelfsprekend ook de
handel in paarden veel minder geworden, doch dit neemt niet weg, dat
er op het platteland vooral, steeds nog paarden zullen worden gehouden
en er dus voor den hoefsmid steeds werk zal blijven, al is dat dan ook in
mindere mate dan voorheen. De Landelijke Rijvereenigingen, welke de
laatste jaren zijn opgericht, hebben de paardensport weer wat nieuw
leven ingeblazen en ook worden op verschillende concoursen hipplque
keuringen op hoefbeslag, door deze vereenigingen in samenwerking met de
Vereeniging van Onderwijzers in Practisch Hoefbeslag, gehouden. Het
Nederl. Trekpaarden Stamboek heeft hieraan den eersten stoot gegeven,
door reeds voor 4 jaren terug het beslag der paarden tijdens de nationale
trekpaarden tentoonstelling, welke om de 2 jaren te 's-Hertogenbosch
gehouden wordt, te laten keuren. Ook dit gebeurt in samenwerking met
onze Vereeniging. Het gevolg hiervan is dat de eigenaren meer aandacht
aan de voeten en het beslag der paarden schenken en er meer samenwerking
ontstaat tusschen eigenaar en hoefsmid. Resultaat: paarden met betere
voeten. Wij hopen dat 1939 voor ons zal brengen wat wij ervan verwachten,
voorspoed in zaken en gezondheid in gezin.
De Notulen der vorige algemeene vergadering worden met een enkele
opmerking van den heer v. d. Boer, welke door den heer Vossers wordt
beantwoord, goedgekeurd met dank aan den secretaris voor het uitvoerig
verslag. Ingekomen is een schrijven van N.V. Accountantskantoor Natio-
naal Bureau voor Adviezen, Directie Siebesma en Hilverda te Leeuwarden,
met het verzoek de aanwezigen te wijzen op de opleiding welke door hen
schriftelijk gegeven wordt ter verkrijging van het Middenstands Diploma,
hetwelk door den voorzitter wordt toegelicht.
De heer Vossers vraagt daarna het woord. Spreker memoreert dat onze
voorzitter, de heer Ritsema, dit jaar tevens is benoemd tot voorzitter van
den Bond van Smedenpatroons in Nederland en wenscht hiermede den
heer Ritsema en onze vereeniging geluk en hoopt, dat het hem gegeven
moge zijn deze functie nog jaren te mogen bekleeden.
De heer Ritsema dankt den heer Vossers voor deze felicitatie en meldt
nog om welke redenen hij op onze laatste bestuursvergadering niet aanwezig
kon zijn, namelijk door de huldiging hem bewezen te Groningen, ter ge-
legenheid van zijn 25-jarig hoofdbestuurslidmaatschap en zijn zilveren
jubileum als voorzitter der Groningsche combinatie van smedenpatroons
en dankt ons bestuur voor t 'telegram met felicitatie hem dien dag gezonden.
Thans krijgt de secretaris het woord tot het uitbrengen van het
JAARVERSLAG 1938
Mijne Heeren,
Het zij mij vergund U een kort resumé te geven over het afgeloopen jaar
betreffende den gang van zaken van onze vereeniging. Onze vereeniging telt
thans 72 leden. Een onzer oudste leden heeft dit jaar voor zijn lidmaatschap
bedankt en wel de heer Bongaerts te Maasniel. Als secretaris heb ik nog
met den heer Bongaerts gecorrespondeerd om hem op zijn besluit te doen
terugkomen, daar ik mij in de zeventien jaren, dat ik lid van onze vereeniging
ben, geen vergadering kan voorstellen zonder onzen vriend Bongaerts.
Doch wegens gevorderden leeftijd en in hoofdzaak om zijn hardhoorigheid
is de heer Bongaerts bij zijn besluit gebleven. Door mij werden 40 circulaires
verzonden naar H.H. dierenartsen, leiders van hoefbeslagcursussen en aan
hen, die hiermede in direct verband staan. De oogst is ons tegengevallen.
Van'slechts zeven heeren mochten wij een gunstig antwoord ontvangen,
zoodat onze vereeniging behalve 72 leden ook telt 7 leden donateurs; te
weten de heeren Prof. Dr. v. d. Plank en de heer Heidema, welke reeds
lid-donateur waren, Th. Wismans te Cuyck, P. v. Schayk te Breda, J. Nip
te Meppel, M. F. Piankeel te 's-Hertogenbosch, A. Hyink te Lochem, B.
Crezée te Rotterdam, H. J. Vrielink te Emmen.
Wij willen hopen dat genoemde heeren steeds onze vergaderingen zullen
bezoeken en door wisseling van gedachten kan het niet anders of zulks zal
voor beide partijen leerzaam zijn. Ook wil ik tevens de practische onder-
wijzers, welke hoefbeslagcursussen geven, er nog eens op wijzen: spreek
er nog eens met den leider van uw cursus over en tracht hem als lid-donateur
voor onze vereeniging te winnen. Hoe meer contact met elkander hoe
beter. Ook dit jaar zijn er op verschillende plaatsen hoefbeslagkeurmgen
gehouden ter gelegenheid van tentoonstellingen en concoursen hippique.
Bij ons bestuur kwam alleen van de federatie van Landelijke Rijvereenigingen
een verzoek binnen om Jury-leden aan te wijzen voor de hoefbeslagkeuringen
op de concoursen te Ommen, Dordrecht en Ruurio. Hiervoor werden
aangewezen de heeren Bolder te Utrecht, Breukink te Lochem, Hagen te
Steenwijk, Huitink te Ruurio en Vossers te Utrecht.
In de verslagen in ,,De Hoefsmidquot; heeft men de resultaten hiervan kunnen
nagaan en is het opgevallen dat zoo weinig smeden hiervoor belangstelling
toonen, hetgeen erg jammer is. Niemand weet het alleen en ook is niemand
te oud'om nog wat te leeren. Wanneer men de vakbladen op paarden-
gebied naleest als ,,Het Paardquot;, ,,De Veldbodequot;, ,,de Boerderijquot; enz.,
wordt hierin dikwijls het hoefbeslag aangeroerd; een bewijs dat ook lang
niet alle paardenhouders over het beslag hunner paarden tevreden zijn.
Het bezit van een diploma voor hoefbeslag heeft alleen dan waarde, wanneer
men tracht zijn werk zoo goed mogelijk te verrichten en er van te maken
is een veel betere hOefnagCl ... en
£jtegt;ekjt niat/
Bernardo Reymonnbsp;Verkrijgbaar
Directeur voor Europanbsp;in geheei Nederiand
wat ervan te maken is. De liefde voor het vak en voor het paard moet
sterker worden en niet verslappen. Stilstaan is achteruit gaan. Over de
prijzen van het hoefbeslag hoort men den laatsten tijd niets meer. Goed
werk willen de meeste paardenhouders ook wel redelijk betalen en dat
behoort ook. Dus goed werk en de prijs ook goed, dat moet het parool
zijn. Door het bestuur werd slechts éénmaal vergaderd., zoodat wij de
onkosten dit jaar zoo laag mogelijk hebben gehouden.
Onze voorzitter, de heer Ritsema vierde 10 December laatstleden zijn
zilveren jubileum als hoofdbestuurslid van den B. S. P. V, tevens het zilveren
jubileum als voorzitter der Groningsche Smeden-Combinatie, waarmede
ik hem zeker namens U allen geluk mag wenschen. Wanneer wij twee jaar
verder zijn, dus in 1941, zal hij naar wij hopen, ook als Voorzitter onzer
vereeniging zijn zilveren jubileum herdenken.
Onze penningmeester, de heer Huitink, was erg tevreden wat betreft
het innen der contributie's over 1938. Wij willen hopen dat zulks in 1939
weer zoo goed mag gaan. Dan twijfelen wij niet of over 2 jaar zullen wij het
25-jarig bestaan onzer vereeniging luisterrijk kunnen vieren.
Ik dank U voor Uw aandacht.
De voorzitter dankt den secretaris, den heer Breukink voor zijn keurig en
omvangrijk verslag.
Thans volgt bestuursverkiezing. Aftredend de heeren Breukink en Schieman.
Uitgebrachte stemmen 38. Uitslag Breukink 34 stemmen. Schieman 34
stemmen, Adriaanse, Scholten en Sul elk 1 stem, zoodat de afgetredenen
met groote meerderheid zijn herkozen.
De voorzitter vraagt den herbenoemden, of zij hun functie weer willen
aanvaarden. De heeren danken de vergadering voor het in hen gestelde
vertrouwen en nemen hunne benoeming gaarne weer aan.
Onderwijl is de kascommissie met haar werk gereed en brengt de heer Sul
hiervan verslag uit. De kas staat er goed voor en wijst een bedrag van f214.20
aan, terwijl er nog een reservepotje is van f72.32. Hierop zijn wij zuinig,
zegt de penningmeester, de heer Huitink, om over 2 jaar het 25-jarig bestaan
van onze vereeniging te kunnen vieren. De voorzitter dankt de kascommissie
de heeren Sul en Koerselma voor de moeite en dankt tevens den heer
Huitink voor zijn keurig en accuraat beheer.
Voor de rekencommissie voor het volgend jaar v/orden aangewezen de
heeren Kerckhaert, Luteyn en Vogels.
De voorzitter leest thans uit het Orgaan van Smedenpatroons een stukje,
overgenomen uit de Belgische Hoefsmid, hetwelk inhoud een huldiging van
den heer Bosmans. De heer Bosmans was de directeur der Belgische
Staats-hoefsmidsschool te Brussel, doch heeft thans op 65-jarigen leeftijd
deze inrichting met pensioen verlaten, terwijl hij nu nog door het mi-
nisterie is aangewezen toezicht te houden op de voorbereidende leergangen
in de verschillende provincies.
Besloten wordt den heer Bosmans namens onze vereeniging een huldeblijk
aan te bieden. De heer Schieman is als oud leerling der Belgische hoefsmids-
school zeker de eerste, die hiervoor veel voelt. De heer Luteyn, ook oud-
leerling dezer school, sluit zich geheel bij de woorden van den heer Schieman
aan. De voorzitter deelt mede, dat de heer Bosmans destijds een prachtig
boek heeft uitgegeven betreffende het hoefbeslag. De heer Schieman is
ervan overtuigd, dat de heer Bosmans een huldeblijk, wat het ook zijn
moge, op hoogen prijs zal stellen. Na wat heen en weer gepraat, heeft
ieder hierover zijn meening te kennen gegeven en wordt het bestuur ge-
machtigd hiervoor te zorgen en zal den heer Bosmans een oorkonde worden
aangeboden, waarvoor de heeren Huitink en Vossers zorg zullen dragen.
Thans zijn wij gekomen tot de rondvraag.
De heer Huisman stelt een vraag omtrent het jubileumfonds, waarop de
heer Huitink antwoordt. De heer Homan heeft eens een kijkje genomen op
het examen voor het Rijks-diploma en zou het wenschelijk vinden, dat,
wanneer er examen wordt afgenomen, er geen onderwijzers met hun leer-
lingen meekomen. Of beter gezegd, wanneer er van een hoefbeslagcursus
leerlingen examen doen, de onderwijzer van die cursus die dagen daar niet
aanwezig mag zijn.
De voorzitter geeft als zijn meening te kennen, dat de onderwijzers zelf
zoo verstandig moesten zijn om zulks niet te doen. Wanneer zoo'n onder-
wijzer in de examencommissie zitting heeft, kan het niet anders, doch ook
dan was het beter, dat ze die dagen werden vervangen.
De heer Breukink meent dat als men zulks eenmaal gedaan heeft, men het
nooit weer doet, men ergertzich soms op een verschrikkelijke manier eraan,
hoe ze dan kunnen staan prutsen, terwijl ze vaak op de cursus goed zijn.
De heer Schieman heeft dezelfde ervaring en vindt het klein zulks te doen.
De heer Vossers zegt dat het examenbezoek voor de onderwijzers vrij is. Zij
kunnen niet geweerd worden, de examencommissie vindt 't dikwijls ook niet
prettig, doch deze commissie laat zich evenmin beïnvloeden. De voorzitter
doet ee'n beroep op de vergadering om het examen niet te bezoeken wanneer
men leerlingen bij de candidaten heeft en wij willen dus hopen, dat zij, die
dit aangaat, dit in hun oor willen knoopen.
De heer Huitink attendeert dat volgens hem de heeren Meyer uit den
Haag, van Meeningen uit Weesp en Lengers uit Baarn thans hun zilveren
jubileum zouden kunnen herdenken als onderwijzer in hoefbeslag. Geen
der heeren is thans nog lid van onze vereeniging. De heer Sul zou gaarne
bij de notulen een ledenlijst ontvangen. De voorzitter zegt zulks toe; er
zal dus voor gezorgd worden. De heer Luteyn vraagt waarom de voorbe-
reidende cursussen in het leven geroepen zijn. Dit wordt niet overal gedaan.
De voorzitter geeft hiervan een uiteenzetting. De candidaten hebben niet
meer die vaardigheid van vroeger, toen er dagelijksch ijzers gemaakt werden
en men vindt het beterde leerlingen eerst goed het maken van hoefijzers bij te
brengen, daar heeft men den geheelen cursus gemak van en men beweert dat
deze cursus zich zelf bedruipt, daar de hoefijzers verkocht kunnen worden.
De heer Breukink is het daar niet mee eens, hij kan tenminste die ijzers nog
niet verkoopen en ook er weinig van gebruiken, daar ze te slecht zijn, ze
gaan bijna alle in het oud-ijzer. De heer Vossers zegt: het staat niet in de
voorschriften dat er een voorbereidende cursus gegeven moet worden,
doch zou het te verkiezen zijn, als het overal gebeurde.
De heer Kerckhaert attendeert nogmaals den leden te laten weten, dat ze
niet naar het examen gaan kijken wanneerh un leerlingen er zijn en is het er
niet mee eens dat er overal voorbereidende cursussen zouden moeten zijn en
is er tegen om het verplichtend te stellen. Vele die op een cursus komen,
zijn al een flink eind op weg of kunnen soms al goede ijzers maken. De heer
Verbugt vindt een voorbereidende cursus beter. De heer Vermeer zegt dat
er aan de cursus die hij geeft, verschillende smidsbazen deelnemen, en deze
komen vast niet op een voorbereidende cursus. De voorzitter hoort van de
examencommissie dikwijls zoowel wat betreft de gewone cursus als
van leerlingen van de onderwijzers-cursus die slecht ijzers kunnen
smeden; het kan ook bijna niet anders, men doet het niet meer.
De voorzitter stelt voor het verplichtend te stellen. De heer Schieman is
hier tegen en wil het vrij laten. De heer Adriaanse deelt de meening van den
heer Schieman, niet iedereen is hiervoor volgens spreker in de gele-
genheid.
De heer Vossers meent de onderwijzers die het noodig achten, kunnen zich
in verbinding stellen met de organisatie, waarvan de cursus uitgaat en het
dan hiermede overleggen. De heer Vosseite- (Maastricht) wil na afloop van
een voorbereidende cursus een bewijs afgeven dat deze met vrucht is ge-
volgd en met dit bewijs kunnen ze dan op een hoefbeslagcursus worden toe-
gelaten. De heer Luteyn vraagt: als ik 8 leerlingen op een voorbereidende
cursus heb en er komen er later 2 bij die het niet noodig hebben, moeten
die er dan bij op? Het beste zal zijn dat ieder in dit geval naar eigen goed-
dunken handelt.
De heer Hollander toont een hoefijzer uit de verzameling van een ouden
smid, dienstig voor een paard met een verkort been n.l. een beugel is onder
het ijzer gelascht.
De heer Nyenhuis doet een vraag: is een balkijzer gewenscht voor een voet
met doorloopend kwartierscheur en moet indien dat mogelijk is en de
loodlijn vanaf de kroon nog niet geheel aan de verzenen reikt dat korte
stukje verzenen nog meedragen op het ijzer? De voorzitter antwoordt dat
dit niet noodig is, men mag dat gerust wegkappen. Ook andere aanwezigen
beweren hetzelfde, doch voor zoo'n voet is beter een ijzer van Starck-
Guther. De voorzitter heeft hiermede prachtige resultaten gehad. In
9 maanden was deze scheur totaal verdwenen. Thans zijn wij aan de lunch
toe en sluit de voorzitter het eerste gedeelte van de vergadering met dank
voor de aangename besprekingen.
Thans bereikt ons een telefoontje van den heer Falkenhagen te Amsterdam,
dat hij door omstandigheden, welke hij niet had kunnen voorzien, verhinderd
is de vergadering bij te wonen en wenscht hij ons een prettigen dag.
Terwijl wij aan den disch zullen plaatsnemen, komen de nieuw geslaagde
onderwijzers bmnen. Hun namen zijn als volgt:
D. V. Campen, Rapenburg A 438a, Neede; G. j. Haank, Varsseveldsche
weg 79, Doetinchem, W. M. v. d. Hulsbeek, Wanroy (N,-Br.); H. j. j.
Klein Molenkamp, Stationsstr., Vaassen; G. H. Koeslag, Nieuwstad, Lochem;
A. Palfenier, Elleboogstraat 16, Hilversum; H. G. Tijdink, Steenstr. C 69,
Borculo; T. Wilschut, Gordelweg I98d, Rotterdam.
De voorzitter heet hen welkom en vindt het voor de betrokken 4 heeren
welke niet geslaagd zijn, jammer. Daartegenover echter verheugt het ons,
zegt spreker, dat niet als regel allen slagen. Velen voelen het zelfs zoo aan,
dat wanneer ze maar op de cursus voor onderwijzers toegelaten zijn, zij om
zoo te zeggen het diploma al in hun zak hebben. Zooiets is ook niet goed
te keuren.
De voorzitter feliciteert de geslaagden en wijst hun er op dat het nu aan hen
zelf ligt of zij wat aan hun diploma zullen hebben. Het zijn niet allen koks, die
lange messen dragen. Vele dingen zullen zij zich nog eigen moeten maken.
Bezoekt zegt spreker, keuringen, tentoonstellingen enz. opdat U van het
paard en zijn verrichtingen goed op de hoogte komt. Want zonder dat is
het niet denkbaar een goed hoefsmid te zijn. Hij wenschte hun verder toe
dat ze vruchten van hun diploma mogen plukken.
Alle geslaagden gaven zich daarna op als lid onzer vereeniging.
Naden inwendigen mensch versterkt te hebben, begeven allen zich per auto-
bus naar de Veeartsenijkundige Hoogeschool aan de Biltstraat, waar Prof.
Dr. Hartog het bestuur in zijn Bureau ontvangt, mede in tegenwoordigheid
van Dr. Gallandat Huet, terwijl de leden inmiddels worden toegelaten in
de College-zaal van Prof. Dr. Hartog. Genoemde Prof. heet de aanwezigen
welkom en vraagt namens de examencommissie de medewerking van de
onderwijzers het examen voor het Rijks-diploma niet te bezoeken, wanneer
hun leerlingen daar examen doen. De voorzitter, de heer Ritsema vertelt
in het kort aan Prof. Dr. Hartog, hoe deze aangelegenheid een paar uur
geleden op onze vergadering is besproken en denkt dat het wel niet meer
zal voorkomen na wat er dezen morgen in onze vergadering al over is uit-
eengezet. Vervolgens laat Prof. Dr. Hartog ons een groot aantal lantaarn-
plaatjes zien, terwijl elk plaatje volledig door hem wordt besproken en
toegelicht. Dit was bizonder interessant en ik twijfel niet of allen zullen
hier bizonder van hebben genoten. Hier krijgen wij niet alleen te zien
gebreken bij paarden, doch ook bij koeien, een varken, bij een kameel,
zelfs bij een olifant van circus Hagenbeek. Verscheuring van een hoefkraak-
been, kniebuilen en gezwellen, tot zelfs met een gewicht van 12 kg. Groep-
been bij een koe, kniebuil bij een paard. Schoftfistels bij een paard met de
uiteenzetting erbij hoe hardnekkig deze zijn. Veulens met bijteenen, welke
steeds aan den binnenkant van het been voorkomen, terwijl het tot op
Voor goed hoefbeslag gebruike men uitsluitend
heden nog niet voorkwam aan den buitenkant; deze kunnen in de meeste
gevallen gemakkelijk verwijderd worden. In enkele gevallen meerteenigheid
met een gespleten kootbeen, dit is niet te genezen of weg te nemen. Leggers
bij paarden, welke gevuld zijn met vocht en weggenomen kunnen worden
ontstaan dikwijls door een drukking bij 't liggen op een scherpe tak van 't
ijzer of een kalkoeneind, het komt echter ook voor bij onbeslagen paarden.
Kanker aan de schaamdeelen van het lichaam, alles duidelijk door Prof. Dr
Hartog toegelicht. Borstbuilen bij paarden, dikwijls het gevolg van een druk-
king van niet goed passende haam of gareel, dikwijls gepaard gaande met
infectie, dat alles kan geopereerd worden. Uitzakkingen van verschillende
lichaamsdeelen. Champiom bij ruinen na castratie. Oorfistels, etterende
fistels, welke men oorcyste noemt. Kiesfistels enz. welke door verdwaalde
kiezen worden veroorzaakt. Voorkootgallen en hazenhakken, de laatste vooral
bij sabelbeenige paarden. Paarden met schaargebitten, welke zelfs een gat in de
bovenkaak kunnen veroorzaken en verder verschillende vormen van breuken.
Prof. Dr Hartog toonde groote stukken hout, waarbij een knuppel van naar
schatting 30 cm lang en 4 cm dik uit de lies van een paard was gehaald, een
stuk hout hetwelk uit de bil was gehaald, zelfs een stuk uit de boeg bij een
paard, verschillende kleinere stukken uit den mond, tusschen de kiezen.
Hoefbeengebreken, overhoeven, hoefkatrolbeenontsteking met eene ver-
andering aan het straalbeen op de achtervlakte, zelfs kan hierbij de buigpees
met het t raai beentje vergroeien. Blaassteenen van paarden en honden werden
ons getoond, bij een paard zelfster grootte van een kippenei. Ook het castree-
ren van hanen en kalkoenen werd ons duidelijk gemaakt. Als men dit alles
ziet, kan men ook begrijpen, dat een dierenarts ook nog al wat te verwerken
krijgt voor hij dierenarts is.
Vereeniging tot bevordering van de
Landbouwtuigpaardfokkerij in Nederland
houdt haar
te Utrecht, Veemarkt, Croeselaan
aanvang 9 uur
Op vertoon van bewijs van lidmaatschap 1939 hebben leden
vrije toegang. Voor niet-leden is de toegangsprijs f 0.50.
Rubrieit I: Hengsten na 15 Mrt. 1938 ingeschreven in S.gr.t.,
S.gld.t., N.S.Tg. of G.P.S., voor welke invoer-
premies beschikbaar zijn gesteld in totaal ad
f 4290.-, t.w. door de afd. Overijsel f 750.- ;
afd. Gelderland f 1000.- ; afd. Utrecht f500.-,
(Prov. Reg. Comm. bovendien f 250.-); afd.
Noord-Holland f 415.-; afd. Zuid-Holland
f 625.-; afd. Noord-Brabant f 1000.-; alles
maximaal.
Rubriek II: Vierjarige en oudere hengsten, ingeschreven in
S.gr.t., S.gld.t., N.S.Tg. of G.P.S., waarvan af-
dracht 1938 is voldaan en in rubriek 1 niet pre-
miewaardig verklaard, voor welke aan premies
een maximum bedrag van f 500.— beschikbaar
is gesteld.
Tot 24 Februari a.s. te 17 uur gelegenheid tot aangifte
te doen bij het secretariaat der V. L. N. te Utrecht,
Moreelsepark 1 (49), tel. 16261.
Gelegenheid
tot verhandelen van fokmateriaal.
Het voorjaarsexamen zal gehouden worden in de maanden Maart en
April. Schriftelijke aanmelding vóór 15 Maart aan den secretaris der
examencommissie,
Dr. R. H. J. Gallandat Huet, v. d. Aastraat 55 te 's-Gravenhage
onder overlegging van een bewijs dat een tweejarige hoefbeslagcursus is
gevolgd of vóór 1 Juli 1919 een diploma als hoefsmid is behaald en
nauwkeurige opgave van den leeftijd en woonplaats.
Aan de leiders van cursussen wordt beleefd verzocht opgave te willen doen
van namen, voornamen, leeftijd en adressen hunner leerlingen, die aan
het examen deelnemen en hunne medewerking te willen verleenen, dat
voor den aanvang van het examen de benoodigde stukken bij den
secretaris worden ingeleverd.
Aan hen, die reeds eerder aan het examen deelnamen wordt verzocht op te
geven wanneer zij examen deden en aan welken cursus zij zijn opgeleid.
Het examengeld bedraagt f5.— en moet bij den aanvang van het examen
worden voldaan.nbsp;x)e Commissie heiast met het afnemen van het examen
ter verkrijging van een Eijksdiploma als hoefsmid.
Onze voorzitter dankt in warme woorden Prof. Dr. Hartog voor zijn duide-
lijk uiteenzetting van het getoonde en verklaart tevens dat het hart van de
onderwijzers in practisch hoefbeslag ligt hier bij de school en dat wij steeds
gaarne op de medewerking dezer autoriteiten rekenen.
Prof. Dr. Hartog zegt gaarne toe zooiets nog wel eens weer voor ons te
willen doen.
Thans zal Dr. Gallandat Huet een causerie houden over het hoefbeslag in
het buitenland.
Hierna neemt de voorzitter het woord en zegt dat het een prettige en
aangename dag voor ons leden is geweest en vooral het gebodene In de
school zullen wij niet licht vergeten. Hij dankt hierna nogmaals Prof. Dr.
Hartog en Dr. Gallandat Huet voor den aangenamen middag ons bereid en
daarna gaat ieder zijns weegs.
Lochem, 6 Febr. 1939.nbsp;Namens het bestuur:
H. j. Breukink
Secretaris.
Rede van Dr. R. H. J. Gallandat Huet.
Mijnheer de Voorzitter, Mijne Heeren,
Toen ik in December l.l. van den heer Vossers een schrijven ontving, mij
ultnoodigende een voordracht op uwe jaarvergadering te houden, heb ik
hierop dadelijk geantwoord, dit met het meeste genoegen te willen doen.
Het onderwerp dat de heer Vossers mij voorstelde, luidde: ,,Het hoef-
beslag in andere landenquot;, mij echter geheel vrij latende eventueel een ander
onderwerp te behandelen.
Alhoewel ik in den loop der jaren nog al eens in het buitenland ben geweest
en dan veelal de gelegenheid heb aangegrepen om indrukken over het hoef-
beslag op te doen, waarvan dan ook geregeld ,,causeriënquot; in ,,De Hoef-
smidquot; zijn gepubliceerd, zoo zijn toch mijne studiën op dit terrein nooit
voldoende groot geweest, om een volledig critisch beeld te geven van het
hoefbeslag in meerdere landen van Europa. Hetgeen ik mij voorstel thans
met U te bespreken, zullen korte globale opmerkingen zijn aangaande
het beslag in het buitenland om daarna het onderwijs en de opleiding van
hoefsmeden bij ons en bij onze buren geschiedkundig na te gaan.
Wanneer men in het buitenland naar het beslag van de paarden kijkt, zal
men vaak verschillen opmerken in de wijze van beslaan en men heeft dan
allicht de neiging om die verschillen ongunstig te beoordeelen, als men
n.1. de inheemsche beslagmethode als maatstaf en als goed aanneemt. Nu
moet men niet in deze fout vervallen. Het paard is een product van klimaat
en bodem en elk land drukt als het ware zijn eigen stempel op zijn voort-
brengselen . Dit geldt voor alle fokproducten, zoodat de hoeven van de paarden
in verschillende landen ook verschillen kunnen vertoonen in bouw, in
vorm, in grootte en in kwaliteit van het hoorn.
Hierbij komt nog, dat verschillen in raskenmerken, in bodemge-
steldheid, in hygiënische verhoudingen en in wijze van dienst
doen, mede van invloed zullen zijn en dit alles te samen kan aanleiding geven
tot afwijkingen van onze wijze van beslaan, die volkomen gewettigd en
zelfs noodig zijn. Deze afwijkingen kunnen zich voordoen in de lengte van
het ijzer, ld. in de breedte, in het toepassen van garnituur, in de wijze van
nagelen en in het aantal te gebruiken nagels, in den vorm van de lip, van de
kalkoenen en van den stoot. B.v. ziet men in Engeland bij rij- en tuigpaarden,
bij ons beslag vergeleken, smallere ijzers, korter gepast, minder garnituur,
laag genageld en in den regel met meer nagels, terwijl kalkoenen bij de
achterijzers algemeen zijn en bij de voorijzers ook veelvuldig voorkomen.
Neemt men hierbij in acht dat de hunter en de cob en meer van die voor
hetzelfde doel gebruikte rassen, als regel harde, niet te groote hoeven
hebben van zeer sterke qualiteit hoorn en dat deze paarden veelal in snelle
gangen gebruikt worden en vaak in geaccidenteerd terrein, dan zal men
de genoemde afwijkingen in het beslag begrijpen en waardeeren.
Wat het beslag bij zware werkpaarden betreft en dit geldt niet alleen voor
Engeland, doch ook voor de andere vreemde landen in Europa, zoo is het
gebruik van stoot en kalkoenen zeer algemeen en zal men zich vaak ver-
bazen over de grootte van de stooten en de kalkoenen. In ons land wordt
dit niet zoo overdreven gedaan, hoewel de sleeperspaarden in Rotterdam,
b.v. ook in dit opzicht wel mee kunnen spreken. Over het eventueele nut
of de schade door het gebruik van stoot en kalkoenen of beter nog van kal-
koenen alleen, is zeer veel gezegd en geschreven en zoo heeft men vaak
gepoogd het problematische nut ervan aan te toonen door er op te wijzen,
dat een paard even zeker zijn dienst blijft verrichten wanneer b.v. de kal-
koenen een week na het aanbrengen, geheel afgesleten zijn. Wat het gebruik
ervan betreft, beslist in deze de voerman en zijn vertrouwen is in den regel
onwankelbaar en laat zich niet door redeneeren wijzigen; dit geldt nog meer
voor landen met berg- of heuvelterrein en voor steden met steile straten.
In ons land zijn havensteden met sterk oploopende kaden en is verder de
aanwezigheid van vele steenen bruggen vaak het motief van den voerman
om kalkoenen te blijven eischen.
Wat de werkwijze van den hoefsmid in het buitenland betreft, zoo is deze
-ocr page 32-GOTHENBURG (ZWEDEN)
Fabrikanten der prima kwaliteit
Verkrijgbaar bij alle ijzerhandelaren
Fabrifilis-
iiieik
vrijwel gelijk met de inheemsclie, maar toch is het mij steeds opgevallen,
dat aan het richtig besnijden van den hoef veel te weinig tijd wordt besteed.
Het spreekt vanzelf dat dan later bij het passen getracht wordt deze nalatig-
heid in te halen en dit tekort te dekken door overdadig warm te passen,
zegge, door wegbranden van den te weinig ingekorten draagrand. Deze
werkwijze is niet goed te noemen en is waarschijnlijk een uitvloeisel van
het systeem van werken, waarbij groote snelheid op het eerste plan staat.
Het spreekt vanzelf dat deze handeling alleen uitgevoerd kan worden bij
sterke hoeven en bij vele van onze paarden zou het zich spoedig gaan wreken
en brokkelhoeven of losse wanden geschapen worden.
Nu is het ontegenzeggelijk een groot voordeel wanneer een werkman vlot
uit de voeten komt en de Engelsche hoefsmid is wat dit betreft, een meester
In zijn vak, doch vlotheid is alleen dan een deugd, wanneer het tevens tot
goed werk kan leiden en niet ten koste gaat van de degelijkheid der uit-
voering. In Engeland geschiedt alle beslag uit de hand en ook in overige
landen, misschien België uitgezonderd, is de noodstal geschiedkundig
geworden. Woewel er een tijd is geweest dat sterk geageerd werd tegen
het gebruik van noodstallen, zoo zal toch momenteel wel niemand meer het
doelmatig gebruik ervan bij zware paarden willen ontkennen, daar het
flegmatieke van het zware paardenras van nature meewerkt om eventueele
ongelukken door het gebruik, te voorkomen.
Zeer zeker willen we graag ook voor ons land vlot werken propagandeeren en
als er in den aanvang, dus op de cursussen, door den practischen leeraar
veel werk wordt gemaakt van ,,op tijd werkenquot;, zal dit den leerlingen zeer
zeker ten goede komen. De ondervinding bij de examens voor het Rijks-
diploma van Hoefsmid te Utrecht opgedaan, is dat die candidaten die het
werk vlug inleveren, vaak de beste zijn en het werk van hen, dat het langste
in handen blijft, is vaak teleurstellend. Vlug en goed is wel degelijk te com-
bineeren, doch het is niet aan een ieder gegeven dit te bereiken; alleen door
zich van den aanvang af daarop toe te leggen en zich als het v/are daarop te
trainen, kan succes verkregen worden.
Gaan wij nu in het kort de geschiedenis na van de opleiding tot hoefsmid
in ons land en zien wedaarna hoe deze opleiding in het buitenland plaats vindt.
Vóór het cursus onderwijs werd het eenige georganiseerde hoefbeslagonder-
wijs gegeven van militaire zijde. Aan de opleiding tot legerhoefsmid, dus van
vrijwilligers zoowel als van dienstplichtigen, was de gelegenheid openge-
steld, hoewel op beperkte schaal, om burgerleerlingen op te leiden.
Het militaire hoefbeslagonderwijs werd hoofdzakelijk gegeven aan de mili-
taire hoefsmidschool, die achtereenvolgens in den Haag, Venio en Amers-
foort is gevestigd geweest en in deze laatste plaats nog bestaat. Bovendien
werd aan de Koninklijke Militaire Academie te Breda, bij het 3e Regiment
Veld-Artillerie te Breda en misschien ook nog wel op een enkele andere,
mij niet bekende garnizoensplaats, les in hoefbeslag aan burgerleerlmgen
gegeven. Het onderwijs werd verzorgd door militaire paardenartsen en
door militaire hoefsmeden en na afloop, van den cursus werd aan de candi-
daten een examen afgenomen waarbij de hoogste plaatselijke militaire
autoriteit aanwezig was. Van hen, die zich bij dit eerste hoefbeslagonder
wijs verdienstelijk hebben gemaakt, noemen wij de paardenartsen
Lameris, Moubis, Cayaux, Muyzert en Frederikse en van de militaire
practici van Horssen, Scholten en van Angeren. Naast dit militaire onderwijs
was aan de toenmalige Veeartsenijschool te Utrecht ook de gelegenheid
opengesteld om de lessen in Hoefkunde en Hoefbeslag, die aan de studenten
werden gegeven, als toehoorder te volgen. In de laatste decennia van de
voorgaande eeuw begon men op het burgerhoefsmidonderwijs de aandacht
te vestigen en vooreerst bepaalde zich dit tot het houden van voordrachten
voor hoefsmeden en het geven van practische demonstraties. Deze groeiden
uit tot zeer berperkte cursussen, doch geleidelijk ontwikkelden deze zich
tot halfjaarlijksche, jaarlijksche en tenslotte tot tweejaarlijksche cursussen.
Deze cursussen werden als regel door provinciale landbouwmaatschappijen
georganiseerd en gefinancierd. Aan het einde van den cursus werd ten aan-
zien van een commissie een examen afgenomen en aan de geslaagden werd
een diploma uitgereikt. De practische lessen werden in den beginne altijd
gegeven in een hoefsmederij, eerst later zijn de ambachtscholen hiervoor
aangewezen daar de ruimte aan vuren in een particuliere smederij altijd
beperkt is. Behalve dit cursusonderwijs bestond er ook een leersmederij
in Groningen, opgericht door de dierenartsen Wiersum en Heidema, in
welke smederij halfjaarlijksche cursussen werden gegeven, terwijl bij vol-
doen aan de eischen ook een diploma werd verstrekt. Deze leersmederij
heeft tientallen jaren bestaan, doch is thans niet meer in werking. Ook heeft
men gemeend dat naast het cursus onderwijs een schoolopleiding nuttig
zou werken en werd te Tiel een burgerhoefsmidschool in bedrijf gebracht;
deze inrichting heeft door gebrek aan leerlingen een kortstondig bestaan
gehad. Van de veeartsen, die zich in den aanvang van het cursus onderwijs
verdienstelijk hebben gemaakt en ook op andere wijze getracht hebben
het hoefsmidsvak naar voren te brengen, noem ik o.a. Kroon, Plet, de Vries,
van Lent en hieidema, terwijl ik de laatste tevens memoreer als oprichter-
uitgever van het maandblad ,,De Hoefsmidquot;. Gaarne breng ik vanaf deze
plaats een eeresaluut aan deze pioniers, van wien de Vries en Heidema nog
slechts in leven zijn, voor hun aanmoedigende arbeid ter wille van de ont-
wikkeling der hoefsmeden. Het is verder de bizondere verdienste van wijlen
Kroon geweest, dat hij het initiatief genomen heeft om de cursussen voor
hoefbeslag onder algemeen toezicht van het Landbouwonderwijs te brengen
en hiervoor een rijksregeling te doen ontwerpen. Langs dezen weg werd
het examen ter verkrijging van het Rijksdiploma van Hoefsmid ingesteld,
dat in Utrecht 2 maal 's jaars afgenomen wordt door een jaarlijks door den
minister te benoemen commissie. Hiermede was een uniformiteit in de cur-
sussen tot stand gekomen, de examen-eischen waren voor aiie cursussen
gelijk gemaakt en alle candidaten legden een proef van bekwaamheid af
voor dezelfde commissie, in dezelfde plaats en omgeving en onder gelijke
omstandigheden. Na slagen ontvingen zij een Staatsdiploma
Toen het cursus-onderwijs begon op te komen en het aantal cursussen zich
ging uitbreiden, ontstond al spoedig een nijpend gebrek aan goede prac-
tische leerkrachten en het is ook hier weer de groote verdienste van Kroon
geweest dat door zijn initiatief en invloed een vaste cursus tot stand kwam
ter opleiding van onderwijzers in practisch hoefbeslag. Waren deze cur-
sussen, die één jaar duren en 6 leerlingen bevatten, dus oorspronkelijk
opgericht ten behoeve van leerkrachten voor de opleiding tot het rijks-
diploma van hoefsmid, al spoedig bleek dat naast dit doel tevens bereikt
werd dat het hoefbeslag er op een veel hooger peil door kwam te staan en
het aanzien van het vak er ten zeerste door werd verhoogd. De onderwijzers
werden de toonaangevende practici in hun rayon, zij zijn de vraag vaak voor
allen die raad behoeven betreffende de uitvoering van het hoefbeslag, doch
afgezien hiervan kunnen zij door hun hoogere vorming een uitnemend
voorbeeld geven aan hun personeel en aan hun collega's in de omgeving.
Door het tot stand komen van dit instituut is de uitvoering van het hoef-
beslag niet alleen ten sterkste bevorderd, doch is ook het aanzien van het
ambacht in groote mate verhoogd.
Dat dit alles bereikt is, moet ik echter voor het grootste deel toeschrijven
aan de goede geest die vanaf den aanvang af bij dit instituut bestaan heeft.
De vereeniging die zich al spoedig vormde, bleek een zeer goede gedachte;
de kameraadschap werd versterkt, de onderwijsbelangen gediend en er
werd leiding gegeven aan de jongeren, die elk jaar in het vereenigingsleven
werden ingeleid.
Mijnheer de Voorzitter, ik richt mij tot U, om U en Uw bestuur warme
hulde te brengen voor al hetgeen U in den loop van lange jaren voor de
Vereeniging gedaan hebt en het moet U ouderen, een groote voldoening
geven, te weten dat het door U gestichte kleine huisje, is uitgebouwd tot
een machtig bebouw, dat stevig op zijn grondvesten staat en deze grond-
vesten, mijnheer de Voorzitter, zijn goede kameraadschap, onderling ver
trouwen en de wil om vooruit te komen. Wanneer wij dus met dankbaarheid
erkennen dat het hoefbeslagonderwijs in Nederland zeer goed geregeld is,
Uw advertentie op deze
plaats zou U voordeel w
bezorgd iiebben
dan komt deze dank zeer zeker ook toe aan den Inspecteur van het Land-
bouwonderwijs en zijne voorgangers, die steeds een open oog hebben gehad
voor de verlangens en nooden en die in alle opzichten hebben medegewerkt
om den huidigen toestand te verkrijgen en te consolideeren.
Stappen wij hiermede van ons eigen land af en gaan wij nu na hoe het met
het onderwijs in het buitenland is gesteld.
Hetgeen wij van het militair hoefbeslag onderwijs hebben medegedeeld,
geldt in hoofdzaak ook voor alle buitenlandsche rijken en in verscheidene
dezer landen is dit tot op heden de eenige school- of cursusopleiding voor
hoefsmeden gebleven.nbsp;r .j u i
In België is het hoefbeslagonderwijs goed geregeld. De Staatshoefsmidschool
te Brussel geeft jaarcursussen, waarbij de cursisten één dag per week onder-
wijs genieten en verder zijn er ook vele cursussen over het geheele land
verspreid en in denzelfden geest als hier te lande. De school te Brussel
heeft zeer veel te danken aan den Directeur Bosmans, die lange jaren de
leiding gevoerd heeft. Zelf een voortreffelijk practicus, bezat hij ook de gave
anderen te bezielen en voor den bloei van het hoefbeslag in België is hij dan
ook de groote man geweest en ook nu, na het neerleggen van het Directo-
raat der school, beijvert hij zich nog voor het vereenigingsleven en den op-
bloei van ,,de stielquot;.
In overige landen, als Zwitserland, Frankrijk en Duitschland wordt cursus-
onderwijs gegeven en zijn ook hoefsmidscholen gevestigd, zoo hebben o.a.
de scholen te München en te Hannover steeds een zeer goeden naam gehad.
Gegeel afwijkend hiermede is de opleiding in Engeland en in de Scandina-
vische landen. Nemen wij Engeland als voorbeeld, zoo bestaan hier geen
cursussen noch scholen, daar voltrekt het onderwijs zich geheel in de smede-
rij als leerling.. Hier bestaat voor alle ambachten het ,,leerlingenstelsel
of apprenticeshipquot; en dit wil zeggen dat welk vak men ook kiest, men een
bepaalden tijd, als regel vijfjaar, leerling moet zijn geweest bij een patroon,
alvorens men het recht heeft als ,.vakmanquot; ,,skilled labourarquot; een werk-
kring te zoeken. Het ligt natuurlijk in de bedoeling, dat tijdens de opleidings-
jaren door den patroon alle voorkomende werkzaamheden worden onder-
wezen en de leerling met alle knepen van het vak wordt bekend gemaakt
(Slot volgt)
CENTRALE HENGSTENKEURING TE 'S-HERTOGENBOSCH
Deze wordt niet gehouden op 17 Februari a.s., zooals in de December-
aflevering is geannonceerd, doch op Vrijdag 3 Maart a.s.
CLduerteert in.
JOe hoefsmidquot;
//
HOEFIJZERFABRIEK
GRONINGEN
DE EERSTE
DE OUDSTE DE BESTE
15 MAART 1939 - No. 605nbsp;Vier en veertigste jaargang
OFF ORGAAN DER VER.nbsp;IN NED^LAND
m
REDACTEUR. è. J. GALLANDAT HUE|- iijRAVENHAGE
ABONNEMENTSPRVxnbsp;AflS ADVERTENTIËN
A B O N N t I ' V,nbsp;. / J^ I f 2,_ Elllt;e regel meer
voor Nederland per )aar fnbsp;ïfC ; J ^^^^^^ bariet
buiten Nederland per jaar fnbsp;\ {/
Uitgave:
De Zuid-Holl. Boek- en Handelsdrukkerij. Wagenstr. 70. 's-Gravenhage - Giro 14908
L S - Alle stukken en correspondentie „De Hoefsmidquot; betreffende tot
nadere aankondiging in te zenden: Wagenstraat 70 te 's-Graven^e
De Hoofdinspecteur, Commandant der Bereden Politie, afdeeling te Amster-
dam was zoo vriendelijk het volgende verslag ter opname aan te b.ede ^
Inderdaad heeft het rubber-beslag mijn groote belangstellmg, en heb i^k
gedurende de laatste 3 jaren verschillende proeven daarmede genomen.
Hieronder gelieve U mijn opgedane ervaringen aannbsp;■ . , ,.
Achtereenvolgens werden de navolgende fabrikaten op de proef gesteld.
Ie. Imperator-Horse-Shoes; een Noorsche uitvinding, die het eerst aan ^
markt verscheen; dit beslag bleek een zeer korten levensduur te hebben^
daar het scharnierend raamwerk, wat in de rubber verwerkt was en a de
stabiliteit aan het beslag moest geven, spoedig stuk g.ng; het gevolg hiervan
was, dat de voeten er door leden.
2e. Adet-Rubber-Beslag; een Duitsch fabrikaat en voldeed dat beter dan
het onder sub. I genoemde: langer levensduur als voordeel, nadeel was
evenwel, dat het beslag erg dik en plomp was, terwijl de pnjs ook te hoog
was.
3e. Superior-Hoefbeslag; een Belgisch fabrikaat eer billijk 'n pnj , tjw
een ruLe keuze van maten aanwezig was; ook de vorm van het ijzer was
meerTn van de andere fabrikaten volgens de werkelijkheid; de andere
merken waren veelal te mooi rond of te mooi ovaal; slijtage was nog al
groot, doch de goedkoope prijs maakte dat weer goed.
4e. Amerikaansch Rubberbeslag; een stevig beslag met ingezonken njel-
gaten; vorm tamelijk goed, toch nog iets te mooi rond ofte mooi ovaal,
flijtage was minder dan bij de andere merken; prijs was evenvvel vee t
hoog terwijl het ook een bezwaar was, dat er slechts 3 maten (2, 3 en ^
B, -war!n.t.rJyi,^ l^v^rjng ook niet erg vlot was; dit beslag voldeed nog het
Ri^-:-nbsp;it^IT
-ocr page 38-beste. (Het is hetzelfde als afgebeeld staat op pag. 8 van de brochure „Rubber
in het Boerenbedrijfquot;.
Hieronder de voor- en nadeelen van het rubber-beslag:
Voordeelen: het is gebleken, dat het rubberbeslag de paarden stevigte gaf
op het gladde straatdek, vooral op glad, vet asphalt stonden de paarden
muur-vast.
Nadeelen: het is fabriekswerk en moeten de voeten, bij den een meer dan
bij den ander, gedeeltelijk bijgewerkt worden d.w.z. passend aan het ijzer;
bij de gewone ijzers is het andersom: de ijzers worden gemaakt naar den
vorm der voeten, zoodat de voeten daardoor minder te lijden hebben.
Doordat het gummibeslag stroef is en de paardenvoeten dus blijven staan,
waar ze worden neergezet (een gewoon ijzer schuift altijd iets mee) hadden
de banden, pezen en spieren nog al te lijden, waardoor de vlotte, natuurlijke
gang van het paard verloren gaat, ze worden korter en stunteliger, al heeft
het eene paard er meer last van dan het andere.
V\/anneer de straten met sneeuw en ijzel bedekt zijn, is het gummibeslag
zonder kalkoenen niet te gebruiken, al werd het tegenovergestelde door de
fabrikanten beweerd; het onderleggen vereischt een zeer kundigen hoef-
smid; slijtage op grintwegen was zeer groot en waren er paarden, die nog
geen 3 weken op het beslag liepen; daarvoor te hooge prijs.
Leek het aanvankelijk, dat het rubber-hoefbeslag voldeed, bij de doorge-
zette proefneming bleek ten slotte om bovengenoemde redenen, dat het
gewone ijzeren beslag met gummi luchtdrukzolen te prefereeren was. Het
rubber-hoefbeslag wordt dan ook door mij niet meer gebruikt (de aan-
wezige voorraad wordt opgebruikt).
Over het Amerikaansche Rubberbeslag het navolgende:
Leverancier is de Eagle Tire amp; Rubber Co, 263. West 54th street, New York,
City. Zooals hierboven opgemerkt, voldeed dat beslag nog het beste (al had
het ook de gewone nadeelen van het andere rubberbeslag); gedurende een
sneeuwvalperiode in 1936 reed een proefpaard met dat beslag op de zeer
gladde straten en rapporteerde de betrokken ruiter mij, dat hij zonder
kalkoenen overal kon rijden; dat is natuurlijk een groot voordeel. Bij de
gewone ijzeren beslagen komt het voor, dat zelfs met kalkoenen niet ge-
reden kan worden. Nu gold het wel een paard, dat bijzonder best op zijn
beenen stond.
Het zou voor mijn dienst natuurlijk prachtig zijn, wanneer ik dat beslag
des winters kon gebruiken. Als de paarden des zomers op gewoon beslag
liepen, zouden de nadeelen gehalveerd worden want de voeten zouden
zich des zomers weer kunnen herstellen. Doch zooals hierboven reeds is
gememoreerd, practisch is dat beslag niet te gebruiken, omdat de prijs veel
te hoog is en de leverantie te wisselvallig, terwijl de gewenschte kleine
maten (de nummers I) niet leverbaar waren.
VEREENIGING VAN ONDERWIJZERS IN PRACTISCH HOEFBESLAG
Vervolg rede van Dr. R. H. J. Gallandat Huet.
Een examen wordt na afloop van den verstreken tijd niet afgelegd, noch
-ocr page 39-een of andere proef voor een commissie; het zal dus geheel afhangen van den
persoonlijken aanleg van den leerling en van de leiding die hij in zijn opleiding
krijgt, of hij zich tot een bekwaam vakman zal kunnen ontwikkelen. Nu is
er in Engeland wel een bijkomstige omstandigheid, die de opleiding van den
hoefsmid ten goede komt, n.l. elke veearts met paardenpraktijk, beschikt
over een eigen smederij die voor zijn rekening door een hoefsmid gedreven
wordt Er heerscht steeds een groote samenwerking tusschen veearts en
hoefsmid en vanzelfsprekend zal deze eerste zich ook interesseeren voor de
leerlingen, die in zijn smederij worden opgeleid. Het hoefbeslag is in Enge-
land goed te noemen en wat ook van belang is, het is populair. Dit laatste
uit zich het beste bij hoefbeslagwedstrijden, zooals die zoo vaak ten tijde van
groote landbouwtentoonstellingen worden gehouden. Zeer vele hoefsmeden
schrijven dan in en de opkomst van het publiek verraadt de groote belang-
stelling die er voor bestaat. Zeer groote prijzen zijn ook een uiting van
waardeering en zullen omgekeerd ook wel een groote stimulans zijn voor
de opkomst der kampvechters. Men kan bij deze wedstrijden ongelooflijk
vlug zien werken en in vlotheid vooral tracht men elkander de loef af te steken.
Hoefbeslagwedstrijden zijn er in ons land niet veel en toch, afgezien van de
waarde als zoodanig, zijn zij een goed propagandamiddel en dwingt men
als het ware den paardenhouders om belangstelling voor het hoefbeslag
te gaan toonen. Het lijkt mij dan ook de overweging waard om deze bij voor-
komende gelegenheden aan te bevelen en zijn er overwegende bezwaren
om een hoefbeslagwedstrijd te doen houden, dan toch een hoef-
beslagdemonstratie te doen geven, om toch vooral elke gelegenheid aan te
grijpen om den paardenhouder in contact met den hoefsmid te brengen en
zijn belangstelling voor het hoefbeslag op te wekken. Zeer veel is er vooral
de laatste paar jaar al in deze bereikt doordat bij keuringen van paarden,
ook een hoefbeslagkeuring plaats vond en deze „gestequot; is van zeer groote
waarde gebleken. Laten alle hoefsmeden dit inzien en laten zij dan door
zooveel mogelijk te verschijnen op paardenkeuringen, van hun kant ook
belangstelling voor het paard toonen, hetgeen zeer zeker door de fokkers
zal worden gewaardeerd.
Mijnheer de Voorzitter, ik meen het hierbij te moeten laten. Voor velen
zal ik wellicht niet veel nieuws onthuld hebben, doch het heeft ook wel
zijn goede zijde om eens terug te komen op bekende feiten die in elk geval
uw vereenigingsleven nauw raken en voor de jongeren uwer vereeniging
is een kort overzicht van de wordingsgeschiedenis wel degelijk leerzaam.
Ik eindig met de hoop uit te spreken dat zij (de jongeren), die zoo gelukkig
zijn te leven in een tijd dat het onderwijs zoo goed geregeld is, de lust en
energie zullen behouden waarmede zij de laatste studie hebben doorgemaakt,
om zoodoende mede te werken om het mooie ambacht, het hoefbeslag, op
het hooge peil te houden, waarop het door U, ouderen, is gebracht.
Mijne Heeren, ik dank U voor Uw aandacht.
DE CENTRALE HENGSTENKEURING TE GOES
Wederom is de Centrale Hengstenkeuring, gehouden te Goes op 16 Fe-
bruari 1939 voorbij; schreven wij het vorige jaar over veel aanvoer en veel
Voor goed hoefbeslag gebruike men uitsluitend
Z.U. Hoeliizerlalirieli Sioppeldijii li.u.
belangstelling, nu was en aanvoer van hengsten en samengekomen publiek
nog veel grooter. In alle verslagen over deze belangrijkste keuring in ons
land, lezen wij over den grooten stroom menschen die hier aanwezig was.
Ook van den kant der smeden hebben wij nimmer zoo'n belangstelling ge-
zien, uit geheel Zeeland, ja zelfs uit andere provincies waren smeden aan-
wezig; een verheugend feit dat er onder de smeden zooveel belangstelling
uitgaat naar het paard en zijn beslag.
Wij zagen in een verslag over deze keuring dat ongeveer 20 jaar geleden
50 a 60 hengsten ingeschreven waren en nu niet minder dan 136 hengsten.
Ook wij kunnen ons herinneren hoe het in die dagen was, ook toen waren
wij bijna geregeld aanwezig, terwijl het bezoek der smeden, dus hun belang-
stelling, toen ook zeer gering was. Dit is in gelijken tred met de opkomst
der fokkerij vooruit gegaan, een gelukkig verschijnsel, want daardoor wordt
kennis en liefhebberij gedemonstreerd.
Toen was het hoefbeslag over het algemeen droevig en zeer verschillend, en
was hier verbetering dus wel noodzakelijk.
Als wij nu op deze hengstenkeuring het hoefbeslag nauwkeurig opnamen,
moeten wij weer, zooals de laatste jaren steeds het geval was, constateeren
dat het over het algemeen goed was. Vele hengsten waren zelfs best be-
slagen, de ijzers in verhouding tot den hoef, been en paard wel gekozen,
lippen en takken goed afgewerkt, niets overdreven, de ijzers zeer juist
gepast, de nageling mooi en sterk, in één woord, werk dat in alle opzichten
af was.
Verder was het meerendeel goed beslagen, hier waren wel kleinigheden,
vooral wat pasvorm en afwerking betreft, maar toch het geheel was van dien
aard dat wij het gerust goed kunnen noemen. Als de smeden die dit werk
leveren, geregeld keuringen en tentoonstellingen bezoeken en met elkaar
het beslag aanschouwen en bespreken, zullen zij zeker binnen enkele jaren
ook best beslag leveren.
Ook zagen wij tot onzen spijt nog enkele hengsten die slecht beslagen waren.
Onder zoo'n groot aantal hengsten niet goed beslag valt zooiets direct in het
oog, dan is het verschil zeer groot. Deze smeden raden wij zeker aan: bezoek
de gelegenheden waar wat te leeren valt, spreek met uw collega's en het zal
beter worden.
Het is alleen door steeds weer de keuringen en tentoonstellingen te bezoeken
dat men de noodige kennis en liefhebberij krijgt; vooral de liefhebberij voor
paard en hoefbeslag moet aanwezig zijn. Het zal alleen dien smeden gelukken
een goed hoefsmid te zijn als ze werkelijk paardenliefhebber zijn; een goed
hoefsmid is paardenliefhebber, dit kan niet anders, door de liefhebberij
komt de kennis en door het kennen van het paard en zijn hoedanigheid komt
het goede hoefbeslag.
Dan moet ons nog iets uit de pen; zooals wij hierboven schreven waren de
meeste hengsten goed beslagen en nu zou men denken ook in het dagelijksch
werk bij die hoefsmeden steeds goed hoefbeslag aan te treffen, dit is echter
bij sommige geheel anders. Als men overal komt en het beslag ziet, dan is
het niet te begrijpen dat een hoefsmid die goed werk kan leveren voor een
keuring, het dagelijks zooveel minder doet. Wij weten wel dat het niet mo-
gelijk is altijd prima werk te leveren, dit is ook niet noodig, maar toch kan
er wel goed inplaats van slecht beslag geleverd worden.
Als wij dat zien, vragen wij ons onwillekeurig af hoe komt dat? Heeft de
desbetreffende hoefsmid geen liefde voor zijn vak, zoodat hij alleen maar
noodgedwongen zijn best doet, of zijn hier andere oorzaken.
Meermalen hebben wij dingen gezien die de oorzaak van dien toestand kun-
nen zijn, namelijk dat het onderhoud der hoeven en het beslag door de
eigenaars verwaarloosd wordt. De goeden niet te na gesproken, door de
paarden veel te lang op de ijzers te laten loopen en verder te wachten tot
een of meer ijzers verloren zijn, door de paarden te lang op onbeslagen hoe-
ven te laten loopen enz., dit alles drukt de liefde bij den smid om het beslag
zoo goed mogelijk uit te voeren; eigenaar en smid moeten samen werken om
iets goeds te bereiken.
Dan de beslagprijzen, dit is ook een zeer groote factor: goed werk leveren
en daarvoor niet voldoende beloond te worden, kan niet samengaan, dit zal
steeds afbrekend werken. Goed werk moet ook voldoende beloond worden,
dan kan men zeker verwachten dat de hoefsmid zijn best zal doen.
Van te lage belooning komt onvoldoende aandacht besteden aan het werk,
het moet te vlug gedaan worden, anders wordt er niets aan verdiend; ook
gebruikt men daardoor te smalle ijzers, wat voor de hoeven sloopend werkt,
daar een smal ijzers minder kost dan een breed, wordt noodgedwongen en
tegen den zin van een overigens goeden hoefsmid in het te smalle ijzer
gebruikt.
leder die iets van hoefbeslag weet, zal het direct met ons eens zijn dat een
ijzer met een flinke breede draagvlakte, dus een breed ijzer, veel en veel
beter is voor de hoeven dan het smalle ijzer; op het breede ijzer toch kan
de wand en een voldoende gedeelde van de zool meedragen, waardoor het
ijzer veel langer vast blijft liggen, de hoef minder neiging heeft om wijder
te worden en de wand en zool veel sterker zullen zijn.
Ook zal men met het breede ijzer een veel betere verbinding tusschen zool
en wand houden, zoodat losse en holle wand bijna niet voorkomen.
Dan nog wat betreft het beslag van de aanwezige hengsten; wij hoorden tot
ons genoegen van een goeden hoefsmid uit een andere provincie, dat het
opvallend was, zooveel uniformiteit in het beslag te zien; op enkele uitzon-
deringen na, had al het beslag, ofschoon door heel wat verschillende smeden
uitgevoerd, veel gelijkheid met elkaar en dit te hooren was voor ons een
voldoening.
Misschien zijn er smeden die meenen dat de paarden geheel door motorische
kracht vervangen zullen worden; die meening deelen wij niet, wel zijn wij er
van overtuigd dat door verdere invoering van tractor en vrachtauto nog
wel wat paarden zullen verdwijnen, maar toch zullen volgens onze meening
nog voldoende paarden in de landbouwbedrijven werkzaam blijven om als
smid zeker te moeten zorgen om goed met het hoefbeslag op de hoogte
te zijn.
Goes heeft laten zien dat het paard nog niet heeft afgedaan, dus smeden let
op uw zaak!
Axel.nbsp;A. j. Schieman.
Verschil van inzicht bij de rechterlijke macht
Lange en korte paardenstaarten.
Bijna twintig jaren lang hebben paardenfokkers en politie in Nederland
in de meening verkeerd, dat het coupeeren van den staart van een paard
niet is een bij de Nederlandsche wet verboden strafbare handeling.
Eenige maanden geleden dato 20 October 1938 heeft de strafkamer van
de rechtbank te Rotterdam echter een uitspraak gedaan, waarbij werd be-
slist, dat een veehandelaar, die op een onder de boeren gebruikelijke, ietwat
primitieve manier, den staart van een veulen had gecoupeerd, zich had
schuldig gemaakt aan dierenmishandeling en deswege werd hij tot een geld-
boete veroordeeld.
Dit door de rechterlijke macht ingenomen standpunt heeft groote conster-
natie verwekt bij vele bezitters van koudbloedpaarden in Zeeland en
Zeeuwsch-Vlaanderen, omdat zij daarvan in de naaste toekomst veel nadeel
verwachten voor den afzet in het buitenland; meer in het bijzonder bij den
verkoop naar Duitschland.
Deze onzekerheid en ongerustheid is nog meer gespannen geworden sedert
door de rechtbank te Groningen en te Roermond ook een soortgelijke
zaak werd behandeld en de man, die deze operatie had verricht, werd
vrijgesproken.
Als wij wel zijn ingelicht, heeft het hoofdbestuur van het Nederlandsche
-ocr page 43-Stamboek voor het
Nederl. Trekpaard
Secretariaat: Koningskade 14, 's-Gravenhage
MERRIEKEURINGEN VOOR OPNAME IN HET
KEURSTAMBOEK:
Afd. Noord-Brabant:nbsp;24-25-26-27-28-29 April
Afd. Limburg:nbsp;1-2-3 Mei
Afd. Zuid-Holland:nbsp;4-5 Mei
Afd. Zeeland:nbsp;8-9-10-11-I2-I5-I6-I7 Mei
Afd. Gelderland:nbsp;22-23-24 Mei
Afd. Drenthe:nbsp;25-26 Mei
Afd. Groningen:nbsp;30-31 Mei-I Juni
Afd. Friesland:nbsp;2 Juni
Afd. Noord-Holland: 6-7 Juni
Afd. Utrecht:nbsp;5 Juni
Afd. Overijssel:nbsp;19-20 Juni
INLICHTINGEN:
Het Secretariaat, 14 Koningskade te 's-Gravenhage,
verstrekt gaarne alle inlichtingen betreffende in-
schrijving, paarden, lidmaatschap, enz.
Aangifte voor deze keuringen tot
uiterlijk 8 April 1939
Trekpaardenstamboek te 's-Gravenhage, hetwelk in Zeeland meer dan
1600 leden telt, toen besloten om een proef-strafprocedure uit te lokken
en te probeeren een rechterlijke uitspraak in hoogste instantie te verkrijgen,
teneinde te kunnen weten, waaraan elke fokker zich in het vervolg zal
hebben te houden en meer in het bijzonder of kan worden voortgegaan om
stelselmatig jonge veulens te laten coupeeren.
Om dit doel te bereiken, heeft een lid van genoemd hoofdbestuur, die zelf
dierenarts is, een koudbloedveulen gekocht en dit op zeer deskundige
wijze gecoupeerd.
De staartwortel is eerst tweemaal met een fijne injectienaald ingespoten en
gevoelloos gemaakt en daarna is een gedeelte van den staart afgebonden
en het onderste gedeelte met een tang of schaar afgeknipt, waarna de ver-
kregen wonde met een gloeiend ijzer is dichtgeschroeid.
De beschrijving van zulk een operatie geeft den indruk van een wreede
handeling, doch alle gehoorde deskundigen waren het hierover eens, dat
het veulen na de in zijn staart gegeven injecties gevoelloos was geworden
en door het afknippen en dichtschroeien geen pijn zal hebben gevoeld.
De vraag, welke de rechtbank te Middelburg alzoo te behandelen kreeg
was deze, of dit hoofdbestuurslid door zijn daad opzettelijk aan dit veulen
pijn of letsel had veroorzaakt, of de gezondheid van dit dier benadeeld was
en wel zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking
van zoodanig doel toelaatbaar is.
Voor zoover dit uit de mededeelingen in de pers kan worden opgemaakt,
heeft de rechtbank te Middelburg beslist, dat wel opzettelijk letsel was
veroorzaakt echter zonder pijn te veroorzaken of de gezondheid van het dier
te benadeelen.
Het is niet duidelijk geworden of ook aandacht is geschonken aan de om-
standigheid, dat het geven van de injecties toch wel een daad is geweest,
waardoor opzettelijk pijn werd veroorzaakt.
Een bekend dierenarts heeft mij verzekerd, dat het inbrengen van de injectie-
naald vrij veel kracht vraagt, omdat de huid rondom den staartwortel bij
een koudbloed-veulen strak en stijf is alsmede dat het veulen hierop wel
degelijk reageert, omdat dit pijnlijk is.
De rechtbank is dus van oordeel, dat de gezondheid van het dier niet werd
benadeeld en in verband met deze overweging mag toch zeker gewezen
worden op het merkwaardige feit, hetwelk door een zeer bekend fokker
in Duitschland te Alpen aan den Nederrijn Hans Bongardt enkele jaren ge-
leden werd geconstateerd, dat koudbloed-veulens, die gecoupeerd zijn,
minder goed groeien dan koudbloed-vfeulens, die niet gecoupeerd zijn.
Hij meent dit met cijfers en feiten te kunnen aantoonen en — dit zoo zijnde —
zou dus mogen worden betwijfeld of het door de rechtbank in dezen inge-
nomen standpunt wel juist is omdat volgens boven omschreven ervaring de
verdere gezondheid van het veulen wel is benadeeld, dewijl het coupeeren
van den staart op den uitgroei en verdere ontwikkeling van het veulen vrij
zeker een ongunstigen invloed zal uitoefenen.
Verder zou overwogen zijn, dat de bruikbaarheid van koudbloedpaarden
door het coupeeren wel is waar niet wordt verhoogd, maar dat handel en
ejieakt nCetf
gS? vÄrop,nbsp;in geneeYÄn;
export door het coupeeren gediend worden, zoodat bij het coupeeren
een redelijk doel wordt aanvaard.
Ook deze laatste rechtsoverweging is voor bestrijding vatbaar, want daarby
wordt het ethische element in het redelijk doel geheel uitgeschakeld en
gerechtvaardigd de daad van een mensch om een dier voor zijn ge eele
verdere leven te verminken, enkel om het mogelijk te maken, dat hi] op
voliarigen leeftijd misschien nog eens naar Duitschland zal worden verkocht
en dan misschien een hoogeren prijs zal kunnen opbrengen!
Dan wordt nog buiten beschouwing gelaten de groote kans dat dit paard
eenmaal volwassen geworden, nooit zal worden verbande d, veel minder
uitgevoerd naar het buitenland en misschien zijn geheele leven zal blijven
werken op een Hollandsche boerderij.
Ook is niet rekening gehouden met de zeer groote waarschijnlijkheid
dat in het jaar 1940 in Duitschland paarden niet meer zullen mogen worden
gecoupeerd, waarvan dan - naar velen meenen - een noodzakelijk gevolg
Li zijn dat paarden, die in ons land gecoupeerd zijn, daarna in Duitschland
niet meer zullen mogen worden ingevoerd.
De rechtbank te Middelburg heeft uitspraak gedaan en den verdachte
iTgS^it^onnis mag een boer dus - mits het gebeurt door een dieren-
arts en met verdooving - zijn jonge veulen, nognbsp;t
laten verminken voor het geheele leven en zijn staart ^'J^^'n^t ^
hem is gegeven tot sieraad en als een onmisbaar verweermiddel in den strijd
teeen lastige insecten en als een redmiddel bij verdrinkingsgevaar.
D-ft vonnis ademt dus een geheel anderen geest dan de uitspraak, we k
de rechtbank te Rotterdam precies een halfjaar geleden in een soortgelijk
STe t'othtfdl^blj overwogen, dat er geen reden was om rekening te
houden met smaak of modegril van het publiek en dat ook een beroep op
het economische belang of meerdere handelswaarde met kon opgaan
omdat een'stoffelijk voordeel de zedelijke, in de wet neergelegde begin-
van het Nederlandsche Trekpaarde.ta^
Si quot;is deze procedure aanhangig gemaakt, doch, wie et verhandelde op
drdalruit voortgekomen strafzitting in Middelburg en den inhoud van het
uitgesproken vonnis heeft gevolgd, zal wellicht ernstig betwijfelen of met
deze casus-positie het gewenschte doel wel zal worden bereikt.
Want de verdachte is vrijgesproken en betwijfeld mag worden of de officier
van justitie gebruik zal maken van zijn recht om in beroep te gaan en bij het
gerechtshof een hoogere uitspraak uitlokken.
Doch hoe dit ook moge uitvallen, tenslotte zal toch — zelfs met een arrest
van den Hoogen Raad — nog niet heel veel bereikt zijn; dan zal alleen
beslist zijn over het coupeeren van een koudbloedveulen op de meest des-
kundige wijze door een dierenarts na verdooving.
Dus blijft nog over de vraag of volgens de Nederlandsche wet strafbaar is
het coupeeren van een koudbloedpaard op jongen of voljarigen leeftijd of
van een warmbloedpaard op jongen of volwassen leeftijd, wanneer dit zou
geschieden door een smid of paardenknecht of veearts zonder verdooving
zooals op de boerderijen nu veelal gebruikelijk is.
Dit is daarom ook van belang, omdat er naar het buitenland wel uitvoer is
van koudbloedpaarden doch momenteel practisch geen uitvoer van vol-
jarige warmbloedpaarden, zoodat in die gevallen de meerdere verkoop-
waarde niet als redelijk doel zal kunnen worden aangevoerd.
Op dit oogenblik is er nog wel eenige uitvoer van voljarige trekpaarden,
waarvoor dan de meerdere verkoopwaarde als redelijk doel zou kunnen
worden aangevoerd, doch practisch is er zoo goed als geen uitvoer van vol-
jarige warmbloedpaarden, zoodat voor deze tuigpaarden dan toch zeker
een vrijspraak niet mag worden verwacht of behoeft te worden gevreesd.
Toch geloof ik, dat deze procedure in een ander opzicht haar goede ge-
volgen wel zal hebben; o.m. in dit opzicht, dat het bestuur van het Trek-
paardenstamboek — door deze procedure geleerd — maatregelen zal nemen
dat het afschuwelijke korte coupeeren, zóó dat bij de mannelijke dieren de
aars en bij de merriën de kling niet meer kan worden bedekt, zal worden
verboden en alleen coupeeren door dierenartsen zal zijn toegelaten.
Misschien komt het bestuur nog wel zoover, dat koudbloedpaarden, die
met een ingevlochten langen staart worden aangeboden, ook in Zeeland
en Noordbrabant worden goedgekeurd voor inschrijving in het stamboek,
gelijk dit onlangs in Hoofddorp is gebeurd.
Zoodra de bepaling wordt gemaakt, dat een paard zonder staart (kort
gecoupeerd) of lang gecoupeerd anders dan door een veearts na verdooving,
niet in het stamboek mag worden opgenomen of niet voor een premie in
aanmerking mag komen, zal er reeds veel in de goede richting zijn bereikt.
Daarom zullen duizenden paardenfokkers het toejuichen wanneer — des-
noods door wetswijziging (waarbij b.v. zou kunnen worden strafbaar gesteld
het houden van een gecoupeerd paard) het coupeeren geheel wordt ver-
boden, omdat dan niemand min of meer wordt gedwongen om mee te doen
aan deze mode, welke het groote meerendeel der fokkers in hun hart
afkeurt.
Eigenlijk is het toch wel een ondragelijke dwingelandij, dat keurmeesters,
die als z.g. deskundigen trekpaarden moeten keuren voor inschrijving in
het stamboek en die moeten beoordeelen of zij premiewaardig zijn, durven
beweren, dat een koudbloedpaard met een langen staart door hen met be-
hoorlijk kan worden beoordeeld op lichaamsbouw en gebruikswaarden
omdat zoo'n paard geen soort is, geen type heeft, waardoor een okker prak-
ï^^sch gedwongen wordt om den staart te laten afsnijden, wgt;l h,j een kansje
maken op inschrijving in het stamboek en de ontvangst van een grootere
of kleinere premie!nbsp;,
Ook is het onbegrijpelijk, dat de fokkers zelf niet in actie komen om van dit
machtsmisbruik te worden bevrijd, want ik weet het, dat met alleen in de
provincie Zeeland maar ook in de noordelijke provincies Friesland en Gro-
Lgen vele fokkers het afschuwelijk vinden, dat zij door deze omstandig-
heden praktisch gedwongen worden om hun veulens te laten coupeeren
tegen hun zin.
Op deze manier wordt een fokker gezet tusschen zijn geweten en zijn beurs
en dwingen enkele vooraanstaande personen anderen om - tegen hun zin -
wreed te zijn tegenover hun paarden, die vooral op het gemengde landbouw-
bedrijf in het veld zooveel poëzie kunnen geven en in het boerenleven een
brok romantiek geven.nbsp;. ^ , , j „r^n^prc;
Uiteen ingesteld onderzoek bleek, dat er reeds nu in Zeeland paardenfokkers
zijn die hun koudbloedpaarden, welke voor den handel worden gefokt,
laten coupeeren, doch de lange staart laten groeien voor de paarden, welke
in het bedrijf worden gebruikt.nbsp;,
Het is ook verblijdend, dat vele dierenartsen in ons land groote vijanden
ziin van het coupeeren en dikwijls beslist weigeren om deze operatie te
verrichten alsmede dat onder de jongere generatie van de fokkers een betere
geest begint te overheerschen, zoodat zij van coupeeren mets willen weten
en meer smaak gevoelen voor lange staarten.
Want het verschil tusschen voorstanders en tegenstanders van het cou-
peeren lijkt toch wel te zitten in een persoonlijke opvatting van mode en
Voofzoover dit uit de literatuur kan worden opgemaakt, werden de paarden
honderd jaren geleden niet gecoupeerd.nbsp;, .
Daarna is men in Engeland begonnen om renpaarden en koetspaarden
(volbloeds en hackney's) te coupeeren en deze mode is door de Hol anders
overgenomen; zij hebben dit mooi en chique gevonden en sommige in anders
eveneens laten coupeeren om ze op een Engelsch paard te laten lijken; in
den tijd toen voorname en rijke families nog in het bezit waren van eigen
equipages, was het deftig en chique en stond het voornaam met een rijtuig
te rijden waarvoor waren gespannen koetspaarden met korten staart.
De stamvaders van het Oldenburgsche paard, die leefden in de periode
van 1835-1896 waren ook niet gecoupeerd, doch te onzaliger ure moet
er iemand begonnen zijn om deze paarden een klein beetje (lang) te doen
coupeeren en vrij zeker zullen andere fokkers in Oldenburg en Groningen
dit mooi hebben gevonden en zijn ze verder gegaan dat hun meesters want
zii hebben deze paarden al maar door steeds korter gecoupeerd, zoodat ze
nu feitelijk geen staart meer hebben overgehouden en hoogstens een stompje
meedragen, waaraan geen pluim meer groeien kan.
Gelukkig is er niet zoo'n dwaas mensch opgestaan, die deze coupeerwoede
-ocr page 48-in Duitscfiland ook fieeft toegepast op de Hannoveranen, Oost-Pruisen,
Oost-Friezen en Holsteiners en in ons land op de Friesche en Geldersche
paarden en onze harddravers, zoodat deze dieren hun natuurlijke staart-
dracht hebben behouden.
Aangenomen mag worden, dat onze voorouders het coupeeren van de
tuigpaarden hebben afgekeken van de Engelschen en Duitschers en hen in
deze mode hebben willen volgen en het coupeeren van trekpaarden zal wel
uit België zijn overgewaaid.
Aan ons is nu de grootsche taak om het opgroeiende geslacht onder de
paardenfokkers betere begrippen bij te brengen en op systematische wijze
propaganda te maken voor het breken met een mode, welke uit het buiten-
land werd overgenomen en ons mooie sierlijke Hollandsche paard degra-
deert en ontsiert.
Wie meeleeft met de sterke ontwikkeling van de landelijke ruitersport en
weet, hoe men daar over deze dingen denkt, zal den moed nog niet laten
zakken en blijven hopen, dat ook in dit opzicht weldra nog betere tijden
zuilen aanbreken.
Tenslotte is het misschien wel aardig nog even te vermelden, dat bezitters
van gecoupeerde paarden in Duitschland en ons land het soms erg vervelend
vinden dat hun paarden niet met een sierlijk gedragen pluimstaart kunnen
worden gereden en daarom zijn er in den handel gebracht valsche staarten
of kunststaarten, welke op vernuftige wijze kunnen worden aangebracht.
Hoofddorp, 23 Januari 1939.nbsp;Mr. A. Slob.
COUPEEREN VAN PAARDENSTAARTEN
Principieel proces voor den rechter.
Vrijdagmiddag 6 Januari diende voor de rechtbank te Middelburg de zaak
tegen den rijksdierenarts W. J. L. de G. uit Kruiningen, die geverbaliseerd
is, omdat hij een paard zou hebben mishandeld, door den staart van het dier
te coupeeren.
Nu sedert eenigen tijd een strijd gaande is over de vraag of het coupeeren
van een paardenstaart het dier pijn doet, heeft het bestuur van de vereeniging
,,Het Nederlandsch trekpaardenstamboekquot; zich er met kracht voor ge-
spannen, principieel te doen uitmaken of er bij deze eenvoudige operatie
sprake kan zijn van dierenmishandeling.
Het bestuur is namelijk van meening, evenals de meeste andere deskundigen
op dit gebied, dat zoowel met als zonder voorafgaande verdooving bij het
coupeeren van een staart er geen sprake van is, dat men het dier pijn ver-
oorzaakt.
De bevorderaars van de koudbloedfokkerij zijn er ook van overtuigd, dat een
paard van een korten staart meer hulp heeft bij het verdrijven van vliegen,
dan van een langen staart en zij zien vooral het groote belang van het onge-
hinderd mogen blijven coupeeren, dat dit zal voorkomen, dat belangrijke
schade aan onzen export zai worden toegebracht.
Wil men het vooraf verdooven voorschrijven, dan achten de fokkers dit
best, al zien ook de deskundigen, i.e. de dierenartsen daarvan de noodzaak
AKTIEBOLAGET
GOTHENBURG (ZWEDEN)
Fabrieks-
merk
Fabrikanten der prima kwaliteit
Verkrijgbaar bij alle ijzerhandelaren
niet in. Geheel verbieden en strafbaar stellen van het coupeeren achten zij
echter funest en totaal onnoodig. Ten einde het al of niet strafbare van de
besproken handeling juridisch te doen vaststellen, heeft de dierenarts De G.
in bijzijn van de politieautoriteiten en het bestuur van het ,,Trekpaardquot;
bij een aan hem toebehoorend paard den staart gecoupeerd na het toedienen
van twee injecties. Dit gebeurde op 26 November j.l. en een opperwacht-
meester der marechaussee maakte hiervan procesverbaal op.
Het ging er dus om een vervolging uit te lokken en het resultaat was, dat
De G. zich thans ter zake van dierenmishandeling te verantwoorden had.
Allereerst werden de getuigen van het betrokken geval gehoord, namelijk
de verbaliseerende opperwachtmeester der marechaussee en de landbouwer
en zijn knecht, aan wie de zorg voor het veulen van verdachte is toever-
trouwd . De opperwachtmeester heeft geen reactie op het dier waargenomen.
Het is hem bekend, dat het coupeeren zeer veel gebeurt.
De landbouwer zeide, dat het dier ook na de behandeling 'n goeden eetlust
had en niets erop wees, dat het er hinder van ondervonden had. Ook de
knecht heeft niets bijzonders aan het paard gemerkt.
Vanwege het O. M. werd een viertal deskundigen gehoord en van de zijde
van de verdediging een drietal. Hierbij bleek, dat er ook in de kringen van
de deskundigen verschil van opvatting is over het al of niet pijnlijke, letsel
veroorzakende van het coupeeren van staarten en of het doel ervan redelijk is.
De officier van justitie, mr baron Van der Feltz, zeide, dat het hier betreft
een verschil van meening tusschen twee partijen van deskundigen en dat de
zaak met de uitspraak der rechtbank niet zou zijn afgeloopen. Al is het cou-
peeren wellicht op zichzelf geen mishandeling, kan het in bepaalde gevallen
toch wel op een wijze geschieden, dat het mishandeling wordt, maar daar-
voor is deze zaak niet aangebracht. Men moet het niet laten voorkomen of
mishandeling van een dier erger is dan van een mensch en spreker waar-
schuwt tegen ziekelijke overdrijving op dit punt. Volgens spreker is het hier
niet zoozeer de vraag of pijn is veroorzaakt en letsel is toegebracht, maar of
er een redelijk doel bestaat voor het coupeeren in dit geval is het redelijk
doel voorbijgestreefd. Spreker vroeg daarom veroordeeling van verdachte
tot een gulden boete of een dag hechtenis.
De verdediger, mr j. Coert uit 's-Gravenhage, v^ees erop, dat verdachte
een dierenvriend is. Men hoede zich echter in dezen voor overdrijving.
Verdachte geeft het tenlaste gelegde toe, doch niet, dat zonder redelijk
doel letsel is toegebracht.
De handel kent aan paarden met gecoupeerde staarten grooter waarde toe.
Er is geen sprake van een modegril, want reeds op een overgelegde gravure
van eeuwen geleden komen paarden met afgesneden staarten voor. Spreker
bepleitte, ook op grond van de jurisprudentie op dit gebied, vrijspraak
voor verdachte.
CURSUSSEN IN HOEFBESLAG.
Vanaf 1922 is, vanwege den Noord-Brab. Christelijken Boerenbond, onaf-
gebroken een cursus in hoefbeslag gegeven door de H.H. Th. F. Wismans,
dierenarts, en P. A. Verhoeven, onderwijzer-hoefsmid.
De eerste twee dezer cursussen werden gevolgd door telkens 8 leerlingen
Bij de volgende was het aantal leerlingen zoo groot (14 — 16) dat tot het
geven van een dubbelen cursus werd overgegaan.
De 20 practische lessen worden des Zaterdags gegeven in 2 groepen van
—quot;Va uur voormiddags en van l^g—-^Va namiddags. Het theoretische
gedeelte van beide groepen samen van 11^2 —'V2
Voor het toelatingsexamen voor den thans loopenden (9en) cursus hadden
zich 23 candidaten aangem.eld. Hiervan slaagden 16, zoodat elke groep
thans 8 leerlingen telt.
Voor den cursus in hoefbeslag te Assen hebben zich, na oproeping, niet
minder dan 20 leerlingen aangegeven. In verband met dit groot getal is
besloten de groep in tweeën te splitsen en een winter- en zomercursus in te
richten.
Wegens vertimmering van de Ambachtsschool, waarin de lessen worden
gegeven, kon pas op 7 januari j.l. met de eerste les van het eerste gedeelte
worden begonnen. Zoodra deze wintercursus is afgeloopen, wordt direct
met den zomercursus begonnen.
De cursus staat onder leiding van den heer Dr. j. Staal te Assen. Het prac-
tisch onderwijs wordt gegeven door den onderwijzer-hoefsmid A. Kroeze
te Grolloo.
De leerlingen komen uit de navolgende plaatsen: Assen, Zuidvelde, Langelo,
Zijen, Ide, Valthe, Wijster, Westerbork, Witteveen en Elp.
Te Heel (Limburg) is onder leiding van den heer L. Bloemen te Roermond,
het tweede gedeelte van den cursus loopende. Er nemen 9 leerlingen aan
deel, komende uit de volgende plaatsen: Stamprooy, Thorn, Hunsel,
Neeritter, Beegden, Helden-Panningen, Herkenbosch, Maasniel en Budel.
HET TOELATINGSEXAMEN VOOR DEN CURSUS 1939-1940 TOT
OPLEIDING VAN ONDERWIJZERS IN PRACTISCH HOEFBESLAG TE
UTRECHT.
Voor dit examen liadden zicli 30 iioefsmeden aangemeld, waarvan 28 aan het
examen hebben deelgenomen. De candidaten waren afkomstig uit de
provincies, Drenthe, Overijssel, Gelderland, Limburg, Noord-Brabant,
Zeeland, Zuid- en Noord-Holland en Utrecht.
Het examen werd gehouden op Vrijdag 17 Februari aan het Instituut voor
Hoefkunde te Utrecht.
Tot den cursus werden toegelaten de H.H.: J. A. Moors te Wychen (G.),
P. van Dijk Gz. te Beets (N.-H.), R. Blanke te Leersum (U.), A. Salomé te
Groede (Z.), A. Spijkstra te Zwolle, A. J. Brokken te Warnsveld (G.),
H. Venema te Hoogeveen (Dr.), H. J. Ulderink te Laag Zuthem (O.),
D. Franken te Nieuwerbrug (Z.-H.), H. W. Tijdmk te Borculo (G.),
H. Hohemwald te Grathem (L.), P. v. Puyenbroek te Alphen (N.-Br.).
Ook dit jaar is wederom een dubbelen cursus toegestaan, zoodat 12 leer-
lingen konden worden toegelaten.
DE HOEFBESLAGCURSUS TE LOCHEM.
-ocr page 52-Ctduerteert in
De hoefsmidquot;
HOEFIJZERFABRIEK
//
GRONINGEN
DE EERSTE
DE OUDSTE DE BESTE
iri /i è
6 '
15 APRIL 1939 - No. 606
Vier en veertigste jaargang
buiten Nederland per jaar f 4,\
OFF ORGAAN DER VER. v. ONDER^ViJlÏÊ^. PRA^ H HOEFBESLAG IN NEDERLAND
REDACTEUR: W R. J. GALLANDAT HUE'
ABONNEMENTSP m^ ^^^
voor Nederland . per jaar
J
Uitgave:
De Zuid-Holl. Boek- en Handelsdrukkerij, Wagenstr. 70. 's-Gravenhage — Giro 14908
L.S. — Alle Stukken en correspondentie „De Hoefsmidquot; betreffende, tot
nadere aankondiging in te zenden: Wagenstraat 70 te 's-Gravenhage
V. r. n. 1.: H. Hoving, Nierkerk; R. Abbring, Bedum; K. v. Berg, Onder-
dendam; H. Schiphuis, Uithuizermeeden; j. Veldman, Den Andel;, j. Dries-
sen, Harkstede; K. Keizer te Warfum en P. Homan, practisch onderwijzer
te Bedum; terwijl de heer P. Bronsema van Uskwert niet aanwezig was bij
het nemen van deze foto. Alle acht candidaten behaalden het diploma
hoefsmid, leider van dezen cursus was de heer H. Venema, dierenarts te
Bedum.
Voor een te houden nieuwen gr|us^hebben zich. 15 candtt^en aangegeven.
-ocr page 54-EXAMEN VOOR HET RIJKSDIPLOMA VAN HOEFSMID
Voor het voorjaarsexamen hebben zich 98 candidaten aangemeld, afkomstig
van cursussen te Lochem, Bedum, Breda, Pey, Echt, Apeldoorn, Heino,
Amersfoort, Enschedé, Meppel, Den Bosch, Almelo, Rotterdam, Utrecht,
Middelburg, Cuyk, Varsseveld, Roermond, Oostburg en Zwolle. De examen-
dagen zijn vastgesteld op 30 en 31 Maart, 3, 12, 13, 17, 18, 19, 20, 24, 25,
26 en 27 April en 8 en 9 Mei.
Tot heden zijn geslaagd: K. H. van den Berg te Onderdendam, H. Schiphuis
te Uithuizermeden, R. Abbring te Bedum, A. Jongerius te Gouda, Th. van
Dijk te Vleuten, J. C. Rijk te Ossendrecht, J. Maselee te Cadzand, A. M. Ie
Grand te Zuidzande, H. B. Taken te Aalten, P. Bronzema te Uskwert,
J. W. Hillebrand te Alphen a. d. Rijn, A. J. A. Wägers te Tilburg, F. Tho-
massen te Heeswijk, A. C. Krijnen te Zevenbergschen hoek, J. Rentellngs-
perger te Areen, H. Harmsen te Tubbergen, J. van Eisäcker te Wemel-
dingen, G. Engbers te Enschede, W. Vochteloo te Amersfoort, J. Schormans
te Waubach, B. Keizer te Haaksbergen, A.' Graus te Stenensweert, G. M.
Gorkink te Groenio, J. Enderink te Harfsen, J. Delissen te Bachten, J.
Coonen te Echt. Het examen wordt voorgezet.
MILITAIRE HOEFSMIDSCHOOL TE AMERSFOORT
Op 15 Maart j.l. is het examen voor zelfstandig hoefsmid met gunstigen
uitslag afgelegd door den reserve-hoefsmidsleerling J. W. Dubbelman.
Aan hem is een diploma uitgereikt en hij is bevorderd tot den rang van
korporaal.
*
Op 15 Maart j.l. is de opleiding beëindigd van de Ie ploeg 1938 dienstplich-
tigen der artillerie. Van de 25, aanvankelijk tot hoefsmid ingelijfd, werden
na aflegging van een proef I I wegens gebrekkige vooropleiding en onvol-
doenden aanleg afgewezen, terwijl op 9 Augustus de dienstplichtige Sighem
in verband met een hem verleend uitstel van dienst de school heeft verlaten.
Aan de overige I I kon na gehouden examen een getuigschrift worden uit-
gereikt.
De namen der geslaagden zijn: I. J. A. Eijkelkamp, 2. J. G. Hanssen, 3. J. C.
Staal, 4. P. Nota, 5. J. H. G. Lemmens, 6. J. Rentelingsperger, 7. R. van Ewijk,
8. B. Nijenbrinks, 9. D. Haank, 10. H. Gelling, 11. E. Huttinga, 12. J. H.
Ribbes, 13. Th. W. Derksen.
Aan hen is een diploma uitgereikt, terwijl de eerste 6 genoemden tot kor-
poraal zijn bevorderd.
CURSUSSEN IN HOEFBESLAG IN NEDERLAND
(Vervolg)
Te Cuyk (N.-Br.) is thans het eerste gedeelte van den cursus, onder leiding
van den heer Th. F. Wismans, loopende.
De cursus te Harderwijk wordt onder leiding van Dr. C. Brands te Nieuw-
, ,illingen gehouden in Ambachtsschool te Harderwijk. Het eerste gedeelte
is thans loopende, nadat een voorbereidende cursus heeft plaats gehad. Het
aantal leerlingen bedraagt 8. Onderwijzer in de practijk is de heer J. W. ,1,
v. d. Bosch te Nijkerk.
*
Te Lochem, waar dierenarts A. Hijink de leiding heeft, is thans het tweede
gedeelte van den cursus loopende. Er nemen 8 leerlingen aan deel, komende
uit de volgende plaatsen; Haaksbergen, Rietmole-Neede, Harfsen, Eibergen,
Neede, Goor en Warnsveld. Het practisch onderwijs wordt gegeven dco-
den onderwijzer hoefsmid H. j. Breukink te Lochem.
IN MEMORIAM
Een zeer bekend Utrechtsch
hoefsmid overleden.
Te Zetten is overleden de heer H. A. Steding Sr., in den ouderdom van
86 jaar.
De heer Steding werd in 1852 geboren in de omgeving van Hannover en
kwam na genoten onderwijs aan de lagere school in dienst bij de toentertijd
in Duitschland zeer bekende hoefsmederij Jüncke. Na hier het fijne van het
vak terdege te hebben geleerd, vertrok hij naar Brunswijk. Eenigen tijd later
vestigde hij zich te Arnhem in dienst van zijn broer, teneinde ook in het
buitenland zijn kennis te vergrooten. Na een verblijf van 5 jaar te Arnhem
vertrok hij naar Utrecht, waar hij werd opgenomen in de zaak van wijlen
den heer G. j. Hoogland, waar hij zich geheel inwerkte van 1880 tot 1893.
Vrij kort na zijn indiensttreding hier werd hij als compagnon in de zaak op-
genomen.
De heer Hoogland trok zich ten slotte in 1893 geheel terug, waarna het be-
drijf door den heer Steding werd voortgezet tot 1925, toen de zaak aan zijn
zoon overging, die reeds vanaf 1919 in het bedrijf werkzaam was.
De heer Steding stond alom bekend als een kundig vakman met een groote
liefde voor het paard. Hieraan heeft hij zich met hart en ziel gegeven en de
techniek van het hoefbeslag heeft steeds zijn belangstelling gehouden.
De liefde voor het vak is eveneens op zijn zoon overgegaan,die als hoefsmid
een uitstekende reputatie geniet.
De teraardebestelling heeft plaats gevonden op 22 Februari op de Eerste
Algemeene Begraafplaats te Utrecht.
MONTFOORTS SMID WERD HONDERD JAAR
Smederij in de bloemen
In Montfoort heerschte op 24 Maart j.l. een feestelijke stemming. Van vele
woningen en gebouwen wapperden de vlaggen en voor één huis aan het
^PuBjukt MjeJbf
Bernardo Reymonnbsp;Verkrijgbaar
Directeur voor Europanbsp;in geheel Nederland
einde van de Hoogstraat stond een eerepoort. Het was de woning van Jan
ten Ham, den ouden smid van Montfoort, die vandaag zijn lionderdsten
verjaardag viert.nbsp;, ,, .
lan ten Ham is nog uitstekend gezond. Alleen is hij wat hardhoorig, maar
hij weet genoeg te vertellen, vooral over paarden. Hij herinnert aan de
dagen van Koning Willem lil, aan de eigenwijze koetsiers en aan de doorbraak
van de Waal bij Wageningen. Ook over de Kozakken weet hij veel interes-
sants In de smederii, waar nu de zoon werkt, gaat alles nog op ouden trant
zijn gang. Jan ten Ham pakt zoo nu en dan zelfs nog wel eens den hamer op.
De smederij was vandaag in een bloemenhof herschapen en de postbode
bracht uit alle deelen van het land stapels brieven en telegrammen. Om
halfélf stapte een huldigingscomité, met als voorzitter den burgemeester van
Montfoort, den heer J. B. Kemme, de woning van den jubilaris binnen. De
burgemeester sprak den ouden baas toe en overhandigde hem namens de
burgerij een geschilderd portret. Toen de schilderij onthuld was, vroeg
de burgemeester: „En wie is dat nu?quot; De honderdjarige antwoordde
prompt: ,,Dat is de oudste smid van Montfoort.quot; Namens het gemeente-
Ltuurbood de burgemeester nog een kist met honderd sigaren aan en een
bloemenmand. Nadat de hulpprediker van de Gerei. Kerk, de heer Apello.
het woord had gevoerd, wachtte den jubilaris een zanghulde door de leer-
lingen van de R.K. meisjesschool, 's Middags werd een receptie gehouden;
■s avonds werd den heer Ten Ham een zanghulde en serenade gebracht.
LITERATUUR OVERZICHT
In het December-nummer van de Zwitsersche Hoefsmid wordt een artikel
besproken uit de 8e aflevering van het „Zeitschrift für Veterinarkunde en
ook wij willen hiervan een overzicht geven.
Het artikel gaat over het besnijden van den hoef vóór het vernieuwen van
het beslag, omdat men vindt dat de Duitsche leerboeken in hoefbeslag zich
verkeerd uitdrukken doorte beweren, dat de hoornwand meer moet besneden
worden aan de zijde welke afwijkt van den kootstand. Schrijver wil dit aldus
uitgedrukt hebben: Men moet den hoornwand het meeste besnijden tegen-
overgesteld aan de zijde van den gebroken voetas. Dus wijkt de hoef vanaf
de koot naar bmnen af en is dus de voetas naar buiten gebroken, dan moet
de binnenv^^and meer ingekort worden.
Om et bewijs hiervoor te leveren, heeft schrijver bij vele hoeven metm^
gedaan vóór en na het beslag. Deze metingen betroffen de wandhoogte,
de lengte van den wand, en de schuinte van den wand. De hoogte van den
wand if de afstand van den kroonrand tot aan den bodem en kan al een b,J he
staande paard worden opgenomen. De lengte van den wand quot; ^en
hoef worden gemeten, het gemakkelijkst als men den hoe opneemt. Soms
i° deze mat'en gelijk, doch lang niet altijd. Soms is de l-gste wan^^e
hiogste, doch ook kan hij langer zijn. Wanneer de vraag gesteld word ^
welke wand meer moet worden ingekort dan moet -en onder che d
maken tusschen den längeren en tusschen den hoogeren wand^ Kort men
een der wanden in, dan wordt deze slechts dan lager a s hij loodrecht sta
en hoe schuiner de wand is, des te minder zal bij het inkorten de wand naar
rrJ::ivorm m verho^mg m. den —; - -
wi? nLTg om te kunnen beoordeelen of de hoef zich al of met b„ den
Drsrh^nt^rden wand beheerscht verder den omvang van den draag-
rand en dus de draagvlakte van den hoef,
Hoe klei de hoek' des te grooter is de wijdte van den draagrand en tevens
de dr agvlakte zelf. De hoef heeft de neiging naar het steilste wandge eeIt
n dus ook naar het kleinste ondersteuningsvla over te hellen en hoefc
wordt vaak naar deze zijde gebroken of, zooals de schrijver het uitdrukt.
de hoefwijkt af naar de schuinste wandhelft.
aI Lult at van al de gedane metingen wil schrijver leraan toevoegen
Tn het algemeen moet de schuinste wand, die als regel oo ^e angste is he
meest ingekort worden. Hierdoor vermindert het verschil ,n lengte van den
^i'en- fn buitenwand, alsmede van de richting van de wan en en oo vj.
de draagvlakken van den hoef. De druk op de meest belaste hoefheltt
wordt wat afgewenteld op de minder belaste helft.
Tn het meerendeel van de gevallen komt het er op neer, dat de schuinere en
anaere wand zich aan de zijde bevindt naar welke de hoet vanuit de koot
afgeweken is; er komen echter gevallen voor, waarbij het juist omgekeerd is.
*
In de Zwitsersche Hoefsmid staan de tien geboden voor de hoefverpleging
vermeld, welke luiden:
1nbsp;Geef het paard voldoende beweging.
Vooral geldt dH ook voor het veulen wanneer het 's winters op stal staa .
zooveel'mogelijk moet men het dan vrij rond laten 'oopen m een bok.
2nbsp;Controleer de veulenhoeven van tijd tot tijd op de afslijting en laat
zoo noodig, correctie aanbrengen.
Vaak ziet Ln lange hoeven ontstaan met ingebogen wand, ondergeschoven
Verzenen Tn ingefrokken straal. Ook bokhoeven met te hooge verzenen
n.l. als het veulen op den harden bodem loopt en ook wel scheeve hoeven
met ongelijke binnen- en buitenwand. Al deze afwijkingen kunnen leiden
tot het ontstaan van verkeerde beenstanden.
Een regelmatig bezoek van den hoefsmid elke zes weken kan dit alles voor-
komen.
3.nbsp;Laat het veulen niet te vroeg beslaan.
Het te vroeg beslaan houdt den hoorngroei tegen en de hoef ontwikkelt
zich niet ten volle en blijft achter bij de ontwikkeling van het lichaam.
Vóór het einde van het derde levensjaar zoo mogelijk onbeslagen laten.
4.nbsp;Leer het veulen al vroeg om de beenen te laten nemen. Begin reeds
als het drie maanden oud is, spelenderwijs en met beloonen.
5.nbsp;VV'anneer het paard werkt, moet het op tijd nieuw beslagen worden.
Dit is noodig, niet alleen als het ijzer versleten is of los raakt, doch het
voorkomt klemhoeven, steengailen, kreupelheden, daarom alle 5 tot
6 weken de beslagen hoeven laten besnijden, zoodat de vorm behouden
blijft.
6.nbsp;Laat het paard niet langer met stoot en kalkoenen loopen dan beslist
noodig is.
Scherp beslag in den winter noodzakelijk, doch als niet op sneeuw geloopen
wordt of op zachten bodem, dan zullen pezen en banden meer te lijden
hebben en bovendien komt de straal niet met den bodem in aanraking, met
alle nadeelen daaraan verbonden.
7.nbsp;Behoedt de hoeven voor uitdrogen.
's Avonds de hoeven wasschen met een borstel en water en als ze erg uit-
gedroogd zijn, eiken dag een hoefbad geven, een half uur in warm water,
daarna n.1. als het hoorn droog is, invetten.
8.nbsp;Gebruik bij het invetten alleen zuiver vet, en smeer geen zalven in,
zoodat korsten op het hoorn komen.
9.nbsp;Zorg dat het paard geen rotstraal krijgt.
Bij rotstraal wordt doortreden vermeden en treedt gemakkelijk klemhoef
op. Door dagelijksch gebruik van het paard, een reine stal, schoonmaken
van de straalschenkels voorkomt men rotstraal. Is het opgetreden, dan
alle losse deelen wegnemen en jute met teer inbrengen.
10.nbsp;Houdt de hoeven rein.
Vooral ammoniak werkt slecht op het hoefhoorn, dus geen mest in de hoeven
laten ophoopen en geen korsten op den wand, dus geregeld de hoeven
nazien en schoonmaken.
Men bedenke: geen hoef — geen paard.
DIERENMISHANDELING TE UDEN
Paard den staart afgehakt.
Een landbouwer en een smid uit Uden hadden zich te verantwoorden ter
zake van dierenmishandeling. De landbouwer had zijn paard naar den smid
gebracht en het vastgehouden, terwijl deze den staart coupeerde, door dezen
onder een mes te leggen en met een hamer een zwaren slag op dat mes te
geven.
Voor g O e d h o e f b e s I a g gebruike men uitsluitend
De veldwachter]. Bataille had dat gezien. Wel beweerde een der verdachten,
tevoren den staart van het beest afgebonden te hebben, doch de Officier
van Justitie was van meening, dat als het coupeeren steeds gebeurt, zooals
hier het noodig is, dat er een eind aan komt. Hij elschte f 15 boete of 16
dagen gevangenisstraf tegen ieder der verdachten. De politierechter ver-
oordeelde beiden tot f 2 boete.
Uit: ,,de Echo van het land van Cuykquot;
Vervolgens stond terecht de smid De H., uit Berg en Terblijt, die wegens
dierenmishandeling (het coupeeren van een paardenstaart) door den po i1.e-
rechter te Maastricht tot f50 boete subs. 50 dagen hechtenis was veroor-
deeld. Na appèl en cassatie verwees de Hooge Raad deze zaak naar het
Arnhemsche Hof.
Als getuige-deskundige werd gehoord de veearts Bonn uit Den Haag
secretaris van het Stamboek Ned. Trekpaard. Deze deelde mede, dat he
coupeeren van paardenstaarten geschiedt omdat de lange staarten voora
bil het trekpaard, hinderlijk zijn. De staart raakt verward in de leidsels, en
vaak slaat daardoor het paard op hol. Het coupeeren verhoogt derhalve
de nuttigheid van het dier. Het coupeeren heeft altijd zonder verdooving
Protdr^Roos, als getuige gehoord, merkte op, dat, als men het verward
raken van den staart in de leidsels wil voorkomen, men den staart kan
HeTTo:pte:'n:'quot;oals in dit geval is geschied, qualificeerde hij als dieren-
VefdacSte zdf gaf de feiten toe. Hij heeft aan den openbaren weg, nabij zijn
-ocr page 60-smidse, ten aanscliouwen van een aantal mensclien, een stuk van den staart
van een 3-jarig paard afgeknipt. De v/ond heeft hij vervolgens met een
gloeiend ijzer dichtgeschroeid en toen het bloeden nog niet ophield, heeft
hij den staart afgebonden.
De advocaat-generaal, mr. Hermans, merkte op, dat wel is waar het cou-
peeren een redelijk doel kan hebben, doch de manier waarop deze ver-
dachte het heeft gedaan, kan niet door den beugel. Met wijziging van de
motiveering eischte spr. bevestiging van het vonnis.
WEDSTRIJD HOEFBESLAG TE 'S-HERTOGENBOSCH
Gedurende de tentoonstelling te 's-Hertogenbosch op 29 en 30 Juni, zal
een wedstrijd niet in maar over het hoefbeslag gehouden worden, d.w.z.
een deskundige jury zal gedurende de tentoonstelling zich geregeld be-
wegen tusschen de paarden en uitmaken, welke paarden het best beslagen
zijn. De hiervoor beschikbare prijzen worden dan toegekend aan de smeden,
welke volgens het oordeel der jury het beste beslag hebben geleverd.
De bedoeling van dezen wedstrijd is de belangrijkheid van het hoefbeslag
te doen uitkomen.
De verwachting wordt gekoesterd, dat de eigenaars der paarden en de
smeden door dezen wedstrijd over de verzorging van de hoeven in haar
geheelen omvang zullen worden opgewekt daaraan te besteden de aandacht
die deze zoozeer verdient, ja vereischt.
WEDSTRIJD IN HOEFBESLAG TE APPINGEDAM
Van 6 tot en met 13 Juni wordt te Appingedam een tentoonstelling gehouden,
gewijd aan handel, industrie en landbouw. Op 7 Juni vinden keuringen van
warm- en koudbloedmateriaal plaats en op 8 Juni een nationaal concours-
hippique. Voor 7 Juni bevat het programma ook een wedstrijd in hoef-
beslag, waarop in de volgende aflevering nader wordt teruggekomen.
PAASCHVEETENTOONSTELLING TE AMSTERDAM
Ondergeteekende had het voorrecht door zijn Commandant in de gelegen-
heid gesteld te worden de tentoonstelling even te mogen bezoeken.
Van die gunst heeft hij dankbaar gebruik gemaakt. Er was van alles te zien,
paarden, runderen, landbouwwerktuigen, enz., maar vanzelfsprekend
trokken mij de paarden het meest. En te meer, omdat daar door de Remonte-
Commissie ook paarden voor het leger worden aangekocht, zoodat ook wij
er dan het benoodigde aantal van krijgen.
In de eerste plaats dan een enkel woord over het beslag, ik heb mooi en
minder mooi beslag gezien, ik zag een paard met keurig besneden hoeven,
goed gepaste ijzers en flink genageld. Eén ding vond ik echter jammer,
het waren witte hoeven en die waren gestopt met zwarte stofverf. Waren ze
met witte stopverf gestopt geweest, dan was het geheel nog mooier ge-
weest Ik voor mij houd er van om witte hoeven met witte- en zwarte
hoeven met zwarte stopverf te stoppen. Ook zag ik nog een paard dat
chter beslagen was met een vaste kalkoen aan den buitentak binnen ak
gewoon), wat natuurlijk op den harden weg voor het P.^-d ^ ° f
kisen stand gaf. De bedoeling hiervan was, om het uitglijden tegen te gaan
bij het monsteren op eventueel glad terrein. Mijns inzienswashiereen schroef-
kalkoen beter op zijn plaats geweest.nbsp;,nbsp;.nbsp;,, i^r tniries
Als je daar als vakman zoo rond loopt, zie je dat de eigenaars allerlei truc es
bedenken om hun paarden maar door de keuring heen te krijgen. Zware
iizers hebben ze meest allemaal om beter te monsteren, maar ik zag ook een
aard dat vóór zeer zware ijzers en lange hoeven had en achter daaren egen
korte hoeven en dunne ijzers. Wanneer het paard normaal was beslag n
geweest was de overbouwdheid zeer zeker in het oog geloopen, maar nu
Ls het minder te zien, althans niet met één oogopslag. En zoo kan ik nog
meer van die trucjes opnoemen.
Eén ding is er wat mij niet erg lijkt, namelijk het beoordeelen van een paard.
Wij hebben altijd geleerd, zoowel op de Hoefsmidschool Amersfoort as
op den Onderwijzers-Cursus in Utrecht, om een paard vierkant te plaatsen,
rustig te laten stappen en draven.
Op de tentoonstelling daarentegen zie je het tegenovergestelde; ten eerste
het gemberen van de paarden, het klappen met de zweep en het lawaai
maken met allerlei voorwerpen, zoodat de paarden bijna gek worden van
al dat rumoer. En dan laten ze ook nog de paarden een gestrekten stand
aannemen, zoodat er volgens mij voor de beoordeeling niet vee van den
natuurlijken stand en gang overblijft. Tot zoover dan in grove trekken mijn
bevindingen op de Paaschveetentoonstelling te Amsterdam.
De wachtm. hoefsmid
C. de Ronde.
2e Afd. Politie-troepen. Ond. Afd. (Ber.).
Onderschrift.
Het doet prettig aan wanneer jonge krachten op het tooneel verschijnen
en wij danken inzender dan ook voor zijn pennevrucht, waarmede hij met
alleen belangstelling voor zijn vakblad toont, doch tevens een goed voor-
beeld geeft en een aansporing voor anderen tot navolging, juist deze soort
inzendingen, critische beschouwingen van den vakman, worden door de
lezers zoo op prijs gesteld en het dod van het tijdschrift moet toch zijn:
,,voor hoefsmeden, door hoefsmeden.quot;
EEN MILLIOEN DOLLAR VOOR EEN PAARD
New York, 13 jan. (Eigen tel.). - Een bod van een millioen dollar het
hoogste bod ooit voor een paard gedaan, werd heden geweigerd. De fdm-
magnaat Louis H. Mayer had deze som geboden voor den 22-jarigen Man
O'War, eigendom van Samuel D. Riddle, die het indertijd voor F 9.000 had
gekocht en daarmede de beste belegging had gedaan, die ooit in volbloeds
heeft plaats gevonden.
Man O'War werd in Maart 1917 geboren en verloor slechts één van de 21
rennen, waarin het startte, alvorens het in de fokkerij dienst ging doen.
Als tweejarige won Man O'War negen van de tien rennen en als driejarige
bleef hij ongeslagen in alle elf rennen en verbeterde tal van baanrecords.
Daarna ging hij naar de fokkerij. Zijn afstammelingen wonnen groote geld-
prijzen. Zijn fokpremie was f9.000 en zijn eigenaar verdiende dit bedrag
vijf en twintig maal 's jaars. Eén van zijn afstammelingen, Battleship won
verleden jaar den Grand National. Drie jaar geleden werd mr. Riddle ver-
zocht een prijs te noemen voor Man O'War, maar hij antwoordde: ,,Dit
paard is niet te koop. Ik ben slechts zijn bewaarder, die voor de toekomst
van de Amerikaansche volbloedsfokkerij waaktquot;.
Thans nadat Man O'War negentien jaar als fokhengst dienst heeft gedaan,
wil mr. Riddle hem nog voor geen millioen dollar missen. Man O'War bezit
een stamboom, die rijkt tot de befaamde merrie Layton Barb, die in de
zeventigerjaren in Engeland beroemd was. Zooals men zich zal herinneren,
waren de hoogste prijzen voor volbloeds betaald het bedrag van $ 53.000,
dat door een Argentijnsch syndicaat werd gegeven voor mr. August Bel-
mont's Tracery in 1920 en de $ 60.000, door den oud-bookmaker Benson
betaald voor de toenmaals ongeslagen driejarige Nearco, eigendom van den
Italiaan Federico Tesio.
HET PAARD VERDWIJNT UIT DE CITY
Koetsiers en smidsen sterven uit.
Thomas Tamplin, een bekende Londensche straatfiguur, de oudste koetsier
van een huurvigilante, is op 83-jarigen leeftijd overleden, nadat hij enkele
dagen te voren nog een nieuwe rijvergunning had ontvangen. Tommy, die
met zijn zilvergrijze haren, zijn bakkebaarden, zijn grijzen hoogen hoed, zijn
witten baard en ouderwetsche koetsiersdas altijd de aandacht van het publiek
op zich vestigde, werd het vorige jaar door zijn grootsten concurrent, een
taxi, aangereden en van den bok geworpen. De bij dit ongeluk opgeloopen
verwondingen is hij feitelijk nooit te boven gekomen.
Meestal stond hij op post ergens bij Regent's Park, om 's avonds vrachtjes te
zoeken in de buurt van Piccadilly Circus.
Tommy's glorietijd was koningin Victoria's gouden jubileumfeest in 1887.
Toen verdiende hij wel drie pond per dag. Vandaag den dag evenwel was er
niet veel meer voor Tommy te verdienen, maar hij kon geen afscheid nemen
van paard en wagen. Tommy's zoon werkt in hetzelfde bedrijf, alleen op
moderner en grooter schaal, want hij is chauffeur van een autobus, die zijn
eigendom is. Tommy met zijn zilveren bakkebaarden, die 56 jaar lang Lon-
dens vigilante-koetsier was, is voorgoed verdwenen en met hem een der
laatste huurkoetsen, die Londen nog bezit.
E AKTIEBOLAGET
Fabiieks-
nieik
= GOTHENBURG (ZWEDEN)
Fabrikanten der prima kwaliteit
Verkrijgbaar bij alle ijzerhandelaren
Nu ook het paard hoe lange, hoe meer uit de cty veMwijnt zal de een ge
smidse, die zl^:h nog in de buurt van de city bevindt nl. bi] de poort, we ke
vroeger toegang gaf tot de priorij van het hospitaal van de Orde van Sint
Lannes van Jeruzalem, m St. John's Lane, Smithifeld, wegens stopzetting
lan het bedri,Lorden afgebroken. De smidse welke in 1877 in et gouden
iubileumjaar van koningin Victoria gebouwd werd, deed onmiddellijk dienst
Men kreeg per dag ongeveer veertien paarden te beslaan. Maar nu is men al
heel blij al er één per dag komt. De beide hoefsmeden, Tom James zoon
n den eersten hoefsmid, in St. John's Lane, en Bill Kiddle elk zestig jaar
oud en veertig jaar lang in het bedrijf werkzaam, moeten, nu de hoefsmedeij
aan het einde van deze maand wordt opgeheven, naar een anderen werkkring
NoTsteeds staan ze om halfvier 's morgens op, om geen enkele gelegenheid
voorbij te laten gaan paarden te kunnen beslaan, maar ze sluiten de srnidse al
om twaalf uur 's middags, want daarna is er toch niets meer te verdienen
Tom lames en Bill Kiddle hadden het in hun jonge jaren zoo druk in de me-
derij dat zij zelfs geen tijd hadden om een echtgenoote uit te zoeken^
„Misschien is het nu nog niet te laat daarvoor, zeide Tom vanday e
wanneer ik een andere betrekking kan krijgen en er een huwelijksfeest zal
zijn, dan zal ik u niet vergeten uit te noodigen.
DE DRAFSPORT OVER 1938
ln het course-seizoen 1938 is in ons land totaal aan prijzen gewonnen een
Op dl ;aTgrbaan'iff'56.7l2,50 verreden en op de 800- en 300 M.-baan
samen f35.838,39.
A.S. CONCOURSEN-HIPPIQUE.
Baarn 29 April
Houtrust Hal 4-7 Mei.
Breda IB Mel.
Bergen op Zoom 29 Mei.
Dordrecht 29 Mel.
Eext 29 Mel.
Bemmel 29 Mei.
Wageningen 3 Juni.
Bussum 8—10 Juni.
't Zandt 8 Juni.
Norg 9 Juni.
Appingedam 9 of 10 Juni.
Amsterdam II Juni (Oiympiadedag).
Zuidlaren 15 Juni.
Rotterdam 17 — 18 Juni.
Groningen 27 Juni.
Amsterdam 29 Juni—3 Juli.
't Zandt I of 8 Juli.
Zwolle 5 en 6 Juli.
Den Haag 15-16 Juli.
Hoofddorp 19 Juli.
De Steeg 22 Juli.
Nijmegen 23 Juli.
Oss 30 Juli.
Epe 3 Augustus.
Vries 6 Augustus.
Rijs 10 Augustus.
Wassenaar 19 en 20 Augustus.
Vorden 24 Augustus.
Olst 25 en 26 Augustus.
Groningen 28 Augustus.
Dokkum I September.
Enschedé 3 Septémber.
Nijkerk 6 September.
Giekerk 6 September.
Bussum 16 September.
INTERNATIONAAL.
Berlijn 27 Jan.—5 Febr.
Parijs (p.m.) 20 Maart —18 Apri
Nice 15—26 April.
Rome 30 April—8 Mei.
Brussel 12-22 Mei.
Warschau 27 Mei—5 Juni.
Lissabon 3 — 1 I Juni.
Boekarest 8 — 16 Juni.
Londen 15—24 Juni.
Amsterdam 29 Juni—3 Juli.
Luzern 8 — 16 Juli.
Spa 2—7 Aug.?
Dublin 8 — 12 Aug.
Aken 17—27 Aug.
Riga 26 Aug.—3 Sept.
Washington 20—23 Oct.
New York 5 — 12 Nov.
Toronto 15—23 Nov.
A.S. DRAVERIJEN
(l.b. = lange baan; k.b. = korte baan).
23 April Mereveld l.b.
30 April Hilversum l.b.
30 April Heerhugowaard k.b.
7 Mel Mereveld l.b.
14 Mel Groningen l.b.
18 Mei Drachten l.b.
18 Mei Enkhuizen k.b.
21 Mei Houtrust l.b.
21 Mei Uithuizen k.b.
29 Mei Mereveld l.b.
29 Mei Heerenveen k.b.
4 Juni
4nbsp;Juni
5nbsp;Juni
11 Juni
13 juni
18 Juni
25 Juni
25 Juni
27 Juni
2 Juli
2 luli
Houtrust l.b.
Ruischerbrug k.b.
Opmeer k.b.
Groningen l.b.
SchoorI k.b.
Mereveld l.b.
Houtrust l.b.
Scheemda k.b.
Groningen l.b.
Mereveld l.b.
Usquert k.b.
Sappemeer k.b.
Houtrust l.b.
Groningen l.b.
Leeuwarden l.b.
Mereveld l.b.
Noordwolde k.b.
Bergen k.b.
Hilversum l.b.
Sciioorl k.b.
Zuidhorn k.b.
Stompwijk k.b.
Santpoort k.b.
Duindigt l.b.
Mereveld l.b.
Anna Paulowna k.b.
Groningen l.b.
Kursum k.b.
Wieringerwaard k.b.
Beverwijk k.b.
Mereveld l.b.
Zaandam k.b.
Abcoude k.b.
Hilversum l.b.
, Harlingen k.b.
31 Aug.
3 Sept.
3 Sept.
7nbsp;Sept.
8nbsp;Sept.
10 Sept.
12 Sept.
14nbsp;Sept.
17 Sept.
22nbsp;Sept.
24 Sept.
26 Sept.
28nbsp;Sept.
1 Oct.
1 Oct.
15nbsp;Oct.
22 Oct.
2 Juli
9 Juli
16 Juli
21 Juli
23 Juli
23 Juli
2y Juli
30 Juli
30 Juli
30 Juli
2nbsp;Aug.
3nbsp;Aug.
6 Aug.
13 Aug.
13 Aug.
20 Aug.
20 Aug.
20 Aug.
24 Aug.
27 Aug.
30nbsp;Aug.
31nbsp;Aug.
31 Aug.
31 Aug,
Scheemda k.b.
Enschedé l.b.
Duindigt l.b.
Heemskerk k.b.
Leeuwarden k.b.
Groningen l.b.
Hardegarijp k.b'
Warmond k.b.
Duindigt l.b.
Uithuizen k.b.
Medemblik k.b.
Enkhuizen k.b.
Wolvega k.b.
Hilversum l.b.
Schagen k.b.
Lisse k.b.
Duindigt l.b.
SchoorI k.b.
Mereveld l.b.
't Candt.
Duindigt l.b.
Hilversum l.b.
Houtrust l.b.
Nico van Melo is intusschen naar de prov. Limburg verkocht.
-ocr page 66-De 5-j. hengst MAJOOR. Oostfr. import, zwart enz. eig. Gebr. Bolt.
Groningen; dit voorjaar no. I ter prenniekeuring te Leeuwarden.
VORSTENSPOOR. De hengst der Associatie te Brummen, die zoowel in
1938 als in 1939 no. I werd geplaatst op de Centrale Keuring te Utrecht
in de rubriek Groningsch Type.
„HOEFKUNDE EN HOEFBELAGquot; door Dr. R. H. J. Gallandat
Huet en Prof. Dr. H. M. Kroon, herzien en aangevuld door
Dr. R. H. J. Gallandat Huet en Prof. Dr. G. N. v. d. Plank.
Prijs ing. f4.90, geb. f5.90.
Het Vallt;blad voor Smeden, Lasschers, Loodgieters
Installateurs, enz. No'. II. 26e jaargang, van Vrijdag
13 September 1935:
Wij overdreven dus niet toen wij hierboven
spraken van ,,standaardwerkquot;, want dat is het inder-
daad .
Wij wenschen de schrijvers en uitgeefster veel succes
toe, en hopen, dat het werk niet alleen in handen
komt van hoefsmeden, maar dat ook de paardenfokkers
er kennis van nemen. Voor de eerste is het onmisbaar
en voor de tweede categorie bevat het eveneens een
schat van gegevensquot;.
dat U herhaaldelijk onschatbare diensten kan bev/ijzen; on-
misbaar voor iederen hoefsmid, fokker, veehouder, student
in de diergeneeskunde, die zichzelf respecteert!
Verkrijgbaar rechtstreeks en via den boekhandel.
Prijs ingenaaid f4.90, gebonden f5.90.
Uitgave:
N.V. de Zuid-Hollanclsche Boek-en Handelsdrukkerij
Wagenstraat 70nbsp;-nbsp;Den Haag
Clduerteert in
De hoefsmidquot;
//
HOEFIJZERFABRIEK
GRONINGEN
DE EERSTE
DE OUDSTE DE BESTE
HOEFBESLAG IN NEDERLAND
All»
REDACTEUR:MR.H J. GALLANDAT HU^-spRAVENHAGE
ABONNEMENTSPRV\nbsp;/P/lJS ADVERTENTIËN
M^nbsp;npr iaar f 3V- \nbsp;' l/lO regels f 2,- Elke regel meer
^rrTar!?^ ^nbsp;, J ct ^ Bij contract speciaal tarief
Uitgave:
De Zuid-Holl. Boek- en Handelsdrullt;kerli, Wagenstr. 70. 's-Gravenhage - Giro 149^
L.S. - Alle stukken en correspondentie „De Hoefsmidquot; betreffende, tot
nadere aankondiging in te zenden: Wagenstraat 70 te 's-Gravenhage
KURKBESLAG.
Naast de voordeelen, die het kurkbeslag, mits goed toegepast, ons biedt
op moderne wegen, is het ook den meesten hoefsmeden wel bekend, welk
een voortreffelijk beslag het is bij klemhoeven. Velen zullen het met mij
eens zijn dat het ijzer voorzien van kurkzool of kurkbuffer, het eenige is,
waarop paarden die werkelijk glijden, vast gaan. Waar alle rubber faalt is
kurk het middel. Evenzoo bij klemhoeven. Het eenige nadeel, dat aan dit
beslag verbonden is, is het gemakkelijk verliezen der kurken in zandwegen,
manége enz. Op verharde wegen is verliezen der kurken zoo goed als
uitgesloten.
Minder bekend zal het zijn, welk een ideaal beslag het is bij paarden met
hoefbevangenheid.
Wij hebben hier eenige keeren buitengewone resultaten van gezien.
Vorig jaar werd dit beslag bij chronische hoefbevangenheid voor het eerst
aan ons instituut toegepast bij een Oldenburger hengst, op initiatief van
Prof Hartog. Dit paard was zeer pijnlijk, zoodat het groote moeite kostte
het paard in den noodstal te krijgen. We hebben dit paard dan beslagen met
kurkbeslag en het resultaat was verrassend. Direct stond het dier beter
op zijn beenen en ook het gaan was veel verbeterd. Kortom, na verloop
van een paar dagen werd de hengst weer weggehaald van den ziekenstal en
kon zijn diensten weer verrichten.
Nog een paar gevallen hebben we mede gemaakt met ponny's welke ook
absoluut genezen zijn, d.w.z. ze loopen weer goed. Het op de verzenen
loopen, het z.g.n. laten zien van de zolen gaat er met mede weg.
Dan hebben we nog een geval van chronische hoefbevangenheid, ook bij
een hengst, aan één voorbeen. Hier hadden we te doen met een zeer sterk
doorgezakte zool en een heel slechten wand. Ook deze hoef moest van Prof.
Hartog worden beslagen met kurk. Om hier voldoende ruimte te krijgen
bibuotheek dèft
rijksuniversiteit
65
I Cl I
2 7 MEI
om de kurk te doen houden, hebben we een rand kunsthoorn van ca. 2 cm.
dikte moeten aanbrengen tusschen hoef en ijzer, een werkje dat men
zonder noodstal en broek niet klaar kan maken. Ook dit paard is van de
kreupelheid genezen, al heeft 't wel wat langer geduurd.
Zoo ziet men, dat het kurkbeslag naast 't boven aangehaalde ook nog voor
andere dingen geschikt is.
Collega's, ik zou u dan ook willen adviseeren, bij voorkomende hoef-
bevangenheid het kurkbeslag te probeeren en het resultaat in ons vakblad
vermelden.nbsp;Bolder
DIERENMISHANDELING
Paard den staart afgehakt. Zie vorige aflevering van de Hoefsmid.
Ik heb dat met aandacht gelezen en begrijp maar niet waarom sommige
smeden zich aan dat werk overgeven. In onze streek is het coupeeren bij^het
trekpaard algemeen. Wanneer men straks de Stamboekpremiekeuringen enz.
bezoekt zal men geen paard aantreffen met een langen staart. Trouwens
een fokker zou in dezen tijd met zoo'n paard niet ter keuring willen komen,
omdat hij eenmaal niet als ,,ouderwetschquot; wil aangezien worden.
Wordt in weinige gevallen er nog één aangetroffen dan zal deze, wanneer
in koopmanshanden terecht gekomen, nog gecoupeerd worden, onver-
schillig den ouderdom.
Waarom het gedaan wordt, heeft wel iedereen in den laatsten tijd kunnen
lezen.
Hier heb ik steeds kunnen waarnemen dat het vakkundig gebeurt, hetzij
door den veearts of door een zeker persoon die daarmede reeds vele jaren
bezig is en zoodoende er nog een bestaan in vindt. Nooit heb ik echter een
mes en hamer daarvoor zien gebruiken.
Mij dunkt dan ook, dat een smid werk genoeg heeft aan de hoeven, zoodat
hij het coupeeren wel aan anderen kan overlaten en dus ook geen risico
heeft.nbsp;,nbsp;,
Zoo kan het voorkomen, dat men gevraagd wordt een paard twee tanden
uit te halen, omdat dan (natuurlijk op advies van den koopman) het dier
in plaats van vijf, drie jaar oud wordt . . .
Ik ben van oordeel, dat niet één smid zoo iets doen kan, om een paar gave
tanden te verwijderen i).
1) Het geldt hier de handeling om de veulentanden, dus de wisseltanden,
uit te trekken waardoor de paardentanden, dus de blijvende tanden, spoe-
diger uitbotten en het paard hierdoor dan ouder lijkt te zijn dan het m
werkelijkheid is.
Hoewel ik volkomen toegeef dat het ook niet in het raam der werkzaamheden
van den hoefsmid ligt, om tanden te trekken, zoo valt dit feit als zoodanig
toch niet te vergelijken met het coupeeren van een staart. De veulentanden
raakt het paard van nature toch kwijt, en dit is slechts een weinig praema-
tuur, maar het wegnemen van den staart is onherroepelijk een verminking
voor het leven die absoluut onnoodig is.
Ook werd ik eens geraadpleegd om een paard dat op de openbare straat
bevangen stond, een stuk van den staart te snijden. Geachte lezer, dit zou
toch ook weer te gek zijn, om daaraan te beginnen. En zoo zijn er vele en
sommige smeden komen daardoor met de politie in aanraking.
Daarom is toch de weg, durft met de klanten te spreken en hen te wijzen
op het verkeerde, hen te overtuigen, dat ge wel gereedschap bezit, om
een paard te beslaan doch niet bereid bent karweitjes zooals boven vermeld
uit te voeren. Men behoeft daardoor niet te vreezen een klant te verliezen
en ge zijt tevens gevrijwaard van alle onaangenaamheden die er het gevolg
van kunnen zijn.
Oostburg.nbsp;D. Luteijn
INGEZONDEN.
Eenige jaren geleden heeft de heer Crezee in „de Hoefsmidquot; zijn zienswijze
gegeven over het besnijden van den hoef en is hierop een groot aantal
ingezonden stukken verschenen van theoretici en practici die hunne ziens-
wijze mededeelden. In aansluiting is hierop het wel van belang dat de
lezers kennis nemen van het hier volgend artikel van den heer Crezee
in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde van 15 April l.l.
HET SLIJTEN VAN DEN BUITENTAK VAN HET HOEFIJZER
(Een specifiek hoefgebrek)
Een vrij veelvuldig voorkomend verschijnsel bij de gangen van het paard
is het niet vlak neerzetten van den hoef of de hoeven op den bodem. Een
bepaald gedeelte van den hoef, hetzij de toon, de verzenen of een der
laterale hoefhelften raakt dan het eerst den bodem en direct daarop aan-
sluitend wordt de hoef op den bodem vlak gedraaid.
Men spreekt dan van ,,optredenquot; op dat gedeelte van den hoef. Het ,,op-
tredenquot; is bij een niet te geringen graad met het oog gemakkelijk waar-
neembaar en is in ieder geval controleerbaar aan de meerdere slijtmg van
het ,,optredendequot; gedeelte van den hoef of het hoefijzer.
De bouw van den voet is er, zoowel uit- als inwendig, op berekend, om
bij de gangen vlak op den bodem te worden neergezet. Men behoeft zich
slechts in te denken, hoe het paard met zijn hoefbeenderen als het ware
in de hoornige schoenen is ,,opgehangenquot; met de tusschenliggende hoef-
lederhuid als ,,ophangmiddelquot;, om de wenschelijkheid in te zien van een
evenredige verdeeling in den voet van de krachten, die bij iedere belasting
erop inwerken. Alleen bij het vlak neerzetten van den hoef op den bodem
zal de druk van den lichaamslast evenredig verdeeld worden over het
geheele aanrakingsvlak van den hoef met den bodem. Bij den beslagen hoef
vangt de bodemvlakte van het hoefijzer dien druk op en verdeelt dien via
den draagrand van den hoef in de inwendige deelen van den voet. En uit-
eindelijk zal het beenige geraamte van den ondervoet met tusschenliggende
gewrichten den last overnemen en naar boven voortplanten.
Het zijn dus eigeniijllt; het hoefbeen en het hoefgewricht met de vleezige
omhulsels, die, na den hoornigen hoef, den lichaamslast zullen krijgen
te verwerken.
Naast den hoefstand is dus de hoefbeenstand tijdens de steunperiode van
den hoef op den bodem van groote beteekenis met betrekking tot een
evenredige krachtsverdeeling in den voet. De wederkeerige onderlinge
afhankelijkheid van hoornigen hoef èn hoefbeen brengt mede, dat slechts
één gemeenschappelijke stand bestaanbaar is, die voor beide de meest
gunstige voorwaarden biedt. En deze stand zal uiteraard worden aangegeven
door den stand, die het hoefbeen van nature wil aannemen bij het neer-
zetten van den voet op den bodem. Deze hoefbeenstand wordt n.l. door
het paard bepaald tijdens het zweefmoment van het been op het oogenblik,
dat de hoef op den bodem zal worden geplaatst. De gewrichtsvlakken van
den ondervoet sluiten alsdan, door gecoördineerde spierwerking van
strekkers en buigers, precies op elkaar, zoodat de bouw van de gewrichten
bindend is voor den hoefbeenstand op het moment, dat de hoef met den
bodem in aanraking komt.
Op den bodem is de hoefbeenstand volkomen afhankelijk van iederen,
door den smid willekeurig aan den hoef gegeven stand.
Bij het hoefbeslag komt het dus aan op een juiste verhouding van lengten
van wanden onderling, om aan den hoef een stand te geven, die volkomen
harmonieert met dien ,.natuurlijkenquot; stand van het hoefbeen.
Dan zal de voet vlak neergezet worden en dan zal een normale evenredige
verdeeling van den lichaamslast in alle deelen van den voet aanwezig zijn
en tijdens den duur van de steunperiode aanwezig blijven. Deze toestand
is de gewone en zal in het algemeen aanwezig zijn. wanneer hoefvorm,
stand, gang en beslag in een zekere regelmaat bij eikaar passen. Deze regel-
matige toestand plegen we in onze Hoefkunde aan te duiden als ,.rechte
voetasquot;.
Hapert er iets aan deze regelmaat, n.m. aan de juiste lengteverhoudmg der
hoefwanden, dan zal het paard noodgedwongen op het eventueel te lange
wandgedeelte gaan ,,optredenquot;.
We zien nu het volgende gebeuren: het hoefijzer slijt aan het ,,optredendequot;
gedeelte sneller en deze meerdere slijting gaat zoolang voort, totdat de
hoef een stand heeft gekregen, die aangepast is aan den ,,natuurlijkenquot;
stand van het hoefbeen. Het paard zoekt dus zijn eigen hoefstand. die
aangepast is aan den gewrichtsbouw. m.a.w. het zoekt zijn eigen voetas.
De afslijting van het oude ijzer is dus steeds een zeer belangrijke aanwijzing
voor het besnijden van den hoef. In het algemeen zal dus de hoef daar het
meest besneden moeten worden, waar het oude ijzer het meest afge-
sleten is.
Het spreekt natuurlijk vanzelf, dat deze regel wijken moet, als bijzondere
omstandigheden haar speciale behandeling vragen, zooals bij strijken,
klappen, sommige hoefziekten of afwijkingen, alsook bij het corrigeeren
van verkeerde standen bij jonge paarden. Al deze afwijkingen blijven hier
buiten beschouwing.
De uitwerking van het ,,optredenquot; is tweeledig:
68
is een veel betere hoefnagel ... en
Bernardo Reymonnbsp;Verkrijgbaar
Directeur voor Europanbsp;in geiieei Nederiand
Iste zal het „optredendequot; gedeelte den vollen stoot van de eerste aanraking
met den bodem te verduren krijgen, waardoor de op dit gedeelte uitge-
oefende kracht onevenredig groot is, tot schade van de betrokken deelen,
zooals hoornwand, hoeflederhuid, hoefbeen of hoefgewricht.
2de zal, door het vlak draaien van den hoef op den bodem onder invloed
van den lichaamslast, het hoefbeen geforceerd worden in een anderen
stand dan de ,,natuurlijkequot;, m.a.w. het hoefbeen krijgt een gedwongen
ligging in den hoornigen hoef.
De schadelijke invloed van het ,,optredenquot; zal vanzelf meer of minder
belangrijk zijn, hetgeen o.m. afhankelijk zal zijn van den graad van ,,op-
tredenquot;, maar vooral van den aard van het ,,optredenquot;, d.w.z. van het
hoefgedeelte, waarmede wordt ,,opgetredenquot;. Betreft dit gedeelte de toon
of de verzenen, dan zal de stoot van de eerste aanraking met den bodem
vrijwel het eenige nadeelige effect zijn. Want het vlak draaien van den hoef
op den bodem zal in deze richting voor den voet en voor de gewrichten
minder bezwaren met zich mee brengen, om de eenvoudige reden, dat in
het vlak van voortbeweging van het been niet alleen ruime gewrichts-
beweging van nature mogelijk is, maar dat tevens deze beweging gemakkelijk
door spierfuncties is te regelen. Buig- en strekpezen hebben in deze richting
het hoefbeen a.h.w. in bedwang.
Geheel anders worden echter de omstandigheden, wanneer het ,,optredenquot;
plaats heeft op een der laterale hoefhelften. En thans komen we tot het
gebrek, dat hier nader beschreven zal worden en waarbij deze inleiding
dienstig kan zijn tot een beter begrip van een en ander.
Het ,,optredenquot; op den buitentak van het hoefijzer is, naar ik meen, wel
de m'eest voorkomende, in ieder geval de meest ernstige vorm van ongelijk
neerzetten van den hoef op den bodem. Speciaal bij paarden, die reeds
geruimen tijd op de harde wegen dienst hebben gedaan, kan men gevallen
waarnemen, die in flinke mate met deze fout behept zijn.
Het gebrek komt voor aan één of meer voeten in meerdere of mindere
mate, terwijl niet de minste regelmaat behoeft te bestaan in den graad
van ,,optredenquot; aan de voeten van hetzelfde paard.
Het „optredenquot; op den buitentak van het hoefijzer gaat steeds vergezeld
van een „naar buiten gebrokenquot; voetas en van een specialen hoefvorm, n.1.
een steilere buitenste en een schuinere binnenste hoefhelft.
-ocr page 74-(Men moet deze hoefvorm niet verwarren met dien van den toontreder,
waarbij de voetas niet gebroken behoeft te zijn).
De combinatie van genoemden hoefvorm met naar buiten gebroken voetas
is zoo specifiek voor het „optredenquot; op den buitentak, dat niet eens de
gangen van het paard of het oude ijzer gezien behoeven te worden, om,
alleen bij het waarnem.en van deze combinatie, met zekerheid de gevolg-
trekking te kunnen maken, dat men te doen heeft met een zg. ,,buiten
slijterquot;. Men kan ze zelfs aanwijzen bij de reeds van ijzers ontdane doode
hoeven op den hoefbeslagcursus. Als proef op de som zoeke men het bij-
behoorende ijzer er bij en men constateert, dat de buitentak inderdaad
veel meer is afgesleten.
De graad van ,,optredenquot; houdt zeer vermoedelijk verband met den graad
van voetasbreking en met de vormverandering van den voet. Betrouwbare
waarnemingen te dezen opzichte geven echter moeilijkheden, omdat de wijze
van besnijden van den hoef van grooten invloed is op den graad van ,,op-
tredenquot;. In theoretisch opzicht is bij dit gebrek de combinatie van „buiten
optredenquot; en van de ,,naar buiten gebrokenquot; voetas het meest opmerkelijk.
Want volgens de gewone regel zou bij het ,,optredenquot; op den ,,buitentakquot;
een te hooge buitenhoefhelft moeten bestaan en dus een naar binnen ge-
broken voetas. Het hier aangegeven hoefgebrek is dan ook daarom de volle
belangstelling waard, omdat de combinatie van verschijnselen in de praktijk
moeilijkheden geeft met betrekking tot de algemeene leidraden, die onze
theoretische hoefkunde voor het besnijden van den hoef aangeeft.
Hoefkunde en Hoefbeslagquot; van Dr. R. H. J. Gallandat Huet en Prof. Dr.
H M. Kroon, herzien door Dr. R. H. j. Gallandat Huet en Prof. Dr. G. M.
van der Plank, zegt over ,,het besnijden van den hoefquot; op pag. 131 het
volgende:
,,De smid heeft nu de verschillende gegevens, waaruit hij concludeeren
kan hoe de hoef besneden moet worden. Dit moet namelijk zoo ge-
schieden, dat de besneden hoef bij het loopen volkomen vlak op den
bodem komt, met den geheelen draagrand gelijktijdig den grond raakt
en dus de voetas recht is.
Wij kunnen nu al wel nagaan, dat dit niet steeds te bereiken is, het
eerste b v. niet, als een paard door de wijze van gaan altijd óf buiten-
óf binnenverzenen het eerst op den grond brengt, het laatste b.v.-niet
bij een beervoetigheid, waar de voetas altijd gebroken blijft.
Behalve in zulke uitzonderingsgevallen moet het streven er op gericht
zijn den hoef zoo te besnijden, dat de hoefvorm behoort bij den stand
van het paard, dat de draagrand bij het neerzetten van den hoef overal
gelijktijdig den bodem raakt, dat de voetas recht is en de wand met
te lang gelaten of te kort gemaakt wordt.quot;
Hier wordt dus de ,,rechte voetasquot; steeds gebiedend voorgeschreven
(slechts de beervoetige stand uitgezonderd). Alleen het vlak neerzetten van
den hoef is in uitzonderingsgevallen niet te bereiken.
Deze theorie, toegepast op het beschreven gebrek, d.i. het inkorten van
de binnenste hoefhelft, zal inderdaad de voetasbreking verminderen en
misschien zal bij geringen graad van breking zelfs de rechte voetas te be-
reiken zijn.nbsp;,nbsp;L-- I
Maar deze behandeling leidt ongetwijfeld tot verergering van het verschijnsel
optredenquot; op de buitenste hoefhelft. En omgekeerd zal het bevorderen
van het vlak neerzetten van den hoef op den bodem, d.i. het meer besnijden
van de buitenste hoefhelft, noodzakelijk de buitenwaartsche voetasbreking
in stand houden.
,,Rechte voetasquot; en ,,vlak neerzettenquot; zijn hier dus volkomen tegenstrijdige
zaken. Men kan de een niet bevorderen zonder de ander te benadeelen.
Welke behandeling is hier nu de juiste?
Uit de inleiding zal het duidelijk zijn geworden, dat de hoefbeenstand,
op het moment van eerste aanraking met den bodem, de door het paard
verlangde stand is. Het paard zoekt immers zijn eigen voetas (recht of
gebroken) en heeft die in het onderhavige geval op het oude beslag gevonden
door meerdere afslijting van den buitentak. Het spreekt vanzelf, dat men
het dier hierin niet moet tegenwerken, want het geeft zich toch niet ge-
wonnen!nbsp;, , , •
Er bestaat voor het beschreven gebrek dan ook slechts een doelmatige
beslagmethode en die is; Kort den buitenwand zóóveel meer in, dat de
hoefstand bereikt is, die het paard op zijn oude beslag door meerdere
slijting van den buitentak zelf heeft aangegeven, dus met in stand houding
van de gebroken voetas. Om een meer gelijkmatige verdeeling van den
lichaamslast op den bodem te bevorderen, moet men de te kleine buitenste
hoefhelft vergrooten door den buitentak meer garnituur te geven eventueel
bodemwijd te smeden en de binnenste hoefhelft verkleinen door nauw
passen van het Ijzer en ,,brekingquot; van den wand. Dit beslag zal de beste
waarborgen bieden voor een zoo evenredig mogelijke krachtsverdeeling
in alle deelen van den ondervoet. Het ,,buiten optredenquot; zal zijn opge-
heven, althans tot een minimum zijn beperkt en de slijting van het ijzer zal
veel gelijkmatiger plaats hebben.
De praktijk heeft geleerd, dat in vele gevallen slechts het buitentoon-
gedeelte nog wat meer afslijt.
Het spreekt vanzelf, dat de lengte van den buitenwand een dusdanige
behandeling niet steeds ten volle zal toelaten, in welk geval men den ge-
wenschten hoefstand zooveel mogelijk tracht te benaderen.
In het boven geciteerde gedeelte uit ,,Hoefkunde en Hoefbeslagquot; wordt
,,het eerst op den grond brengen van den buiten- of binnenverzenwandquot;
verklaard uit ,,de wijze van gaan van het paardquot;, zonder méér.
In de eerste plaats vestigt het in één adem noemen van ,,optreden op
buiten- of binnenverzenwand den indruk, als zou een paard, zoo maar uit
gewoonte, op het een of andere hoefgedeelte gaan ,,optredenquot;. Dit is m
striid met waarnemingen uit de praktijk. Het ,,binnen-optredenquot; is n.l.
zeer zeldzaam (gevallen van verkeerd besnijden of van doelbewust langer
laten van de binnenste hoefhelft, zooals bij „strijkenquot;, vallen hier natuurlijk
buiten).
In de tweede plaats hebben langdurige waarnemingen mij de vaste over-
-ocr page 76-Voor goed hoefbeslag gebruike men uitsluitend
tuiging gegeven, dat ,.buiten optredenquot; geen gev^/oontezaak is van het paard,
doch een gevolg is van het hier beschreven gebrek.
De oorzaak van dit gebrek moet in den ondervoet zetelen. De gebroken
voetas, de speciale hoefvorm, het ,,optredenquot;, alles wijst erop, dat hier
een specifieke afwijking aanwezig is. Zeer waarschijnlijk zal o.m. het hoef-
been in scheeven stand aansluiten op het kroonbeen en mogelijk kan ook
de vorm van het hoefbeen een wijziging hebben ondergaan.
Hoe het ook zij, hier is een specifiek hoefgebrek aanwezig, dat vrij veel
voorkomt en dat in onze hoefkunde een plaats dient in te nemen.
Het behoort, evenals de beervoetigheid, met name genoemd en van de
bestaande ,,rechte voetasquot;-theorie uitgezonderd te worden. Evenals bij
beervoetigheid zal bij dit gebrek het vlak neerzetten van den hoef op den
bodem het richtsnoer zijn, waarop het besnijden moet worden gericht.
De ernst van dit gebrek is mij meermalen gebleken uit het optreden van
kreupelheid, juist aan het been, dat alleen of het ergst met het euvel was
behept. Na toepassing van het beslag, zooals boven aangegeven is, werd
steeds gunstig resultaat bereikt.
Dat het ,,buiten optredenquot; op den duur nadeelige gevolgen moet geven,
ligt voor de hand.
Op den stoot van de eerste aanraking van de buitenste hoefhelft met den
bodem, volgt een tweede geweldpleging in den vorm van een gewelddadige
draaiing van het hoefbeen in de zijdelingsche richting, waarin het hoef-
gewricht, in aangesloten toestand, nauwelijks eenige beweging zal toelaten.
Primair zal dit gewricht dezen gewrongen toestand moeten verwerken.
Het hoefbeen zal tijdens de belasting van het been ten opzichte van den
hoornigen hoef in buitenwaartsche richting wringen, met het gevolg, dat
de hoeflederhuid aan de buitenzijde aan drukkingen zal bloot staan en aan
de binnenzijde rekkingen zullen optreden.
Reeds een paar jaar geleden is door mij in „de Hoefsmid , het orga van
den Bond L Onderwijzers in Hoefbeslag, dit onderwerp uitvoerig be-
WrÏhiliende hoefbeslagspecialisten hebben toen hun meening daarover
kenbaar gemaakt en duidelijk is toen gebleken, dat er allerminst een-
stemmigheid over deze kwestie bestond.nbsp;, • u.t t v n
Dit is voor mij mede aanleiding geworden, dit onderwerp ook ,n het T v. ^
te iafel te bJengen, in de hoop, dat de collega's, die zich voor hoefkund
en hoefbeslag interesseeren, hun aandacht aan het boven beschreven gebrek
zullen schenken, eventueel hun opinie kenbaar willen maken in ons lijd-
,nbsp;B. C r e z e e
schrift.
VOORJAARSEXAMEN 1939 VOOR HET RIJKSDIPLOMA ALS HOEFSMID
Namen ^^/^jfï Onderdendam; H. Schiphuis te Uithuizermeden;
R Abbring te Bedum; A. Jongerius te Gouda; Th. van Dijk te Vleuten;J^
Riik e Ossendrecht; J. Maselee te Cadzand; A. M. Ie Grand te J-dzande,
H B Taken te Aalten; P. Bronsema te Uskwert; j. W. Hillebrand te Alphen
a 'd Rijn- A. J. A. Wayers te Tilburg; F. Thomassen te Heeswijk; A^C. de
Poorte te 't Zand; G. H. W. Kroes te Diepenveen; A. A. Krijnen te Zeven-
bergschenhoek; J. Reutelingsperger te Arcen; H.nbsp;te Tubb^
J V Elsacker te Wemeldingen; J. Engbers te Enschede; W. Vochteloo te
Amersfoort; P. Keyzer te Haaksbergen; G. M. Gorkmk te Groenio; .
Enderink te Harfsen; J. Delissen te Buchten; A. Graus te Stevensweer ;
J. Schormans te Waubach; J. Coonen te Echt H. Geihng te ^tw^
H W. Simmelink te Neede; Fr. Cruyssen te Tilburg; A. L. Sn^its Garven
bi.hf J H. Foeten te St. Odilienburg; G. P. M. Peeters te Lmse; H. J.
Bekkèrnens te Laren; J. Rouwenhorst te Warnsveld; H. Th. Tijdink te Goor;
? Th van Bergen te B^gen; B. j. G. M. Stens te Klarenbeek; M. A. Kamper-
man te Wilp J. W. Kruitbos te Twello; J. G. Henssen te Nieuwenhagen,
I A Evkelkamp te Lathum; D. Rombout te Geldermalsen; A. C. Pippel te
Gameren; A. van Bodegraven te Alphen a. d. Rijn, G A. Lelieveld te Borne;
H I Wolters te Losser; P. Willemsen te Voorst; G. J. Leuveninkte Gor sei,
I Maats te Bathmen; G. J. Lubbert te Bathmen; A. J. Borgstein te Culem-
toVg A. J. van den Muysenberg te Hoeven; K. M. J. Verhoeven te Dussen;
W Rooyakkers te Budel; F. A. Steenberkke te Oldenzaal; H.J. Len erin k
te Delden - H. M. A. Kamphuis te Losser; A. H. Koopman te Hengelo O
P M Hoebers te Helden; j. Delissen te Beegden; P. J. Bruijns te Klundert;
H. Kooiker te Staphorst; A. Broer te Nijeveen; A. Schuurman te Have te;
P. N. H. Stals te Stamproy; M. J. H. Geelen te Thorn; N. J. Van Biezen te
Heinkenszand.
WEDSTRIJD IN HOEFBESLAG TE APPINGENDAM.
Op de van 6 t.m. 13 Juni te Appingedam te houden tentoonstelling wordt
7 Juni gewijd aan keuringen van fokpaarden. Daaraan is verbonden een
wedstrijd in l^oefbeslag, waarvan de bepaling luidt: ,,Alle deelnemende
beslagen paarden moeten verschijnen voor de jury's ter beoordeeling van
het hoefbeslag. De deelname is verplicht. De hoefsmeden, die het meest
juiste hoefbeslag verricht hebben, worden bekroond.quot;
kwade droes.
Onlangs is bekend gemaakt, dat in het woonwagenkamp te Ede de be-
smettelijke paardenziekte, kwade droes, was uitgebroken. Reeds spoedig
daarna kon vermeld worden, dat door de waakzaamheid van den Veeartsenij-
kundigen Dienst in samenwerking met de gemeentepolitie, de noodige
voorzorgsmaatregelen bijtijds waren getroffen. Er mogen echter nog geen
paarden tot het besmette kamp worden toegelaten. Vermoedelijk zal het
verbod van toegang eerst over een maand worden opgeheven, ofschoon
de termijn tot isolatie eigenlijk drie maanden bedraagt. Het schijnt thans
vrijwel vast te staan, dat een paard van de markt te Barneveld de besmette-
lijke ziekte naar het woonwagenkamp heeft overgebracht.
Nu de groote voorjaarspaardenmarkten weer in aantocht zijn, waar de
boeren zich voor den oogst van trekdieren voorzien en waar doorgaans veel
publiek te zamen stroomt, kan het zijn nut hebben nog eens voor het be-
smettingsgevaar te waarschuwen. De kwade droes of malleus gold reeds in
de oudheid als een van de gevaarlijkste besmettelijke ziekten onder de een-
hoevige dieren, zooals paard, ezel, muildieren muilezel, vooral daarom ook,
wijl de besmetting vrij gemakkelijk op den mensch kan overgaan. Reeds
Aristoteles wijst uitdrukkelijk op het besmettelijk karakter van den kwaden
droes. Naar de localisatie van het ziekteproces onderscheidt men de maliëus
van de ademhalingswegen (neus, keel en longen) algemeen van de huid-
mallëus, die men vroeger voor een aparte huidziekte aanzag, ook wel met
den naam van worm aangeduid.
In het Handboek der Genees- en Verloskunde van het Vee geeft Dr. A. Nu-
man de volgende beschrijving van huidmaliëus. Er vertoonen zich een
menigte knobbels of builen, welke zoo dik als een gewone okkernoot of
kleiner zijn, aan onderscheidene deelen des lichaams, zooals aan de lippen,
de boeg, den hals, tusschen de voorbeenen, aan de binnenzijde der achter-
beenen, op de ribben, enz. Somwijlen staan deze builen op zich zelve,
terwijl dezelve ook meermalen langwerpig of even gelijk een snoer aan
elkander verbonden zijn. Dezelve zijn week, of ook hard en pijnlijk en gaan
openbrekende, tot kwaadaardige verzweringen over, waaruit een dunne,
kwalijk riekende etter vloeit.
De hoofd kenteekenen van den kwaden droes zijn deze:
In den begi nne is het vlies, dat den neus van binnen bekleedt, vooral aan
deszelfs middelschot rood en ontstoken. Er komen blaasjes op voor, welke
openbrekende, zweren daarstellen, die een wit bleek of geelachtig vocht
afscheiden. Dit afscheidingsvocht neemt vervolgens dikwijls een groene,
grauwe of bruine kleur aan en wordt kleverig, zoodat het den neus omkorst.
Het paard snuift dikwijls door den neus, de adem is stinkende. Doorgaans
IS slechts één der neusgaten aangedaan en aan die zijde kwellen de klieren
Fabrikanten der prima kwaliteit
Verkrijgbaar bij alle ijzerhandelaren
in de llt;eel en ilt;aakstreek. In een gevorderd stadium van de ziekte treedt een
versnelde ademhaling op, de eetlust gaat verloren, het dier krijgt dikke
beenen, vermagert snel en wordt ruig in het haar.
Tot zoover de beschrijving uit een Handboek van meer dan honderd jaar
geleden, dat vroeger op geen boerderij mocht ontbreken, zijnde een gids
bij het uitzoeken van de een of andere besmettelijke ziekte onder het vee.
Toen echter kon een ziekte, gelijk de kwade droes, maandenlang onder
de eenhoevige dieren verborgen blijven. Gelukkig was het veeverkeer in die
dagen lang zoo intensief niet.
In den tegenwoordigen tijd hebben we de beschikking over een goed
functionneerenden veterinairen dienst en uitstekende onderzoekingsmetho-
den. Toch komt maliëus in de veeartsenijkundige jaarverslagen af en toe nog
voor. Zoo vermeldt het verslag van het jaar 1925 geconstateerde gevallen in
1924 en 1925, die onder anderen in de provincie Overijssel met elkaar in
verband konden worden gebracht. Van een scheepsjager uit de gemeente
Dalfsen werd een paard geslacht, dat aan maliëus geleden bleek te hebben.
Genoemde scheepsjager was echter nog in het bezit van twee andere paarden.
Deze dieren die geen klinische verschijnselen van de ziekte vertoonden,
werden aan een deskundig onderzoek onderworpen en beide paarden bleken
sterk positief te reageeren. Na slachting bleken bij beide de longen en
verschillende lichaamsklieren te zijn aangetast. Inmiddels was onderzocht
een paard van een scheepsjager uit Ambt-Hardenberg, waarbij verdachte
verschijnselen werden waargenomen. Ook dit dier bleek lijdende te zijn en
werd afgemaakt.
In verband met deze gevallen werd er toe overgegaan alle paarden van
scheepsjagers, waarvan vermoed werd, dat ze met de afgemaakte dieren,
konden zijn in aanraking geweest of op dezelfde stallen hadden gestaan of
Fabrieks-
mefk
gevoerd waren aan dezelfde voederbakken, aangehouden, klinisch onder-
zochten op de oogproef gecontroleerd. Hoewel dit onderzoek den eigenaren
(allen scheepsjagers) nog al ongerief en schade berokkende, werd weinig of
geen tegenstand ondervonden, ja zelfs met eenige overreding bereikt,quot;dat
de dieren .alle op een centraal punt bijeen werden gebracht, wat het onder-
zoek zeer ten goede kwam.
Dit ter illustratie van de uitgebreide voorzorgsmaatregelen die tegenwoordig
kunnen worden genomen om aan een eventueele uitbreiding van de ziekte
paal en perk te stellen. Een tweede voorbeeld daarvan geeft een kwade
droes-invasie te Rotterdam in hetzelfde jaar (1925). Overbeek gaf hierover
destijds interessante bijzonderheden in hetTijdschr. voor Diergeneeskunde
In een stal van 28 dieren reageerde de meerderheid sterk positief op de
maiiëine-proef. Spoedig bleek, dat in een stad als Rotterdam met ruim 3000
paarden, de ziekte min of meer verbreid was. Dit feit liet zich eenigszins
ernstig aanzien. Vermoed kon worden, dat hier of daar verborgen haarden
zouden zijn, welke bij niet ontdekken aanleiding zouden kunnen geven tot
ernstige verbreiding onder de diverse sleeperspaarden in de stad. Door
organisatie werd bereikt, dat binnen korten tijd op 160 bedrijven ongeveer
1800 paarden aan een streng onderzoek werden onderworpen. Hierbij
werden op 7 stallen 9 paarden besmet en ziek bevonden. De dieren werden
afgemaakt en gaven positieve bevindingen te zien. Groote steun werd bij
deze maatregelen verkregen van de wettelijke voorschriften en met name
van de mogelijkheid, krachtens het bepaalde in artikel 20 der Veewet, de
aan kwade droes lijdende en (of) daarvan verdachte dieren te doen afmaken
tegen vergoeding, of ze te doen afzonderen enz. met alle schaden enz, der
ziekte ten laste van den eigenaar, zoo mogelijk met onteigening van de bij
vrijwillig onderzoek ontdekte lijders.
Bij het opsporingswerk naar zieke en verdachte paarden wordt tegenwoor-
dig een nuttig gebruik gemaakt van de z.g. maliëine-proef, een methode
waarvan de techniek geheei overeenkomt met de oogdruppeling bij het
onderzoek op rundertuberculose. Uit een cultuur van kwade droesbacillen
wordt het z.g. malleine, een druppelvloeistof bereid. Om de diagnose van
een ziek of verdacht paard nu zeker te stellen, daarvoor brengt men een
paar druppels vloeistof in den conjunctivaalzak van het rechteroog. Het
linkeroog dient daarbij voor controle. Deze oogproef dient in de vroeger
morgenuren te geschieden om de patiënt verder den geheelen dag onder
controle te kunnen hebben. Een voorbijgaande roodheid van het oogslijm-
vlies met traanuitvloeiing wordt niet als een positieve reactie beschouwd,
echter wei het optreden van een wit-gele etterige uitvloeiing aan den
binnenhoek van het oog. Deze etterige Conjunctivitis gaat dan dikwijls ge-
paard met een duidelijke temperatuursverhooging. Het is dan duidelijk dat
we met een paard te doen hebben, dat aan kwade droes lijdende is. Het dier
moet dan worden afgemaakt en de sectie aan longen en ademhalingswegen
bewijst gewoonlijk wel, dat de oogreactie ons naar waarheid heeft voorgelicht.
I „De Hoefsmidquot; hèt vakblad voor Hoefsmeden |
76
HERINNERINGEN VAN EEN HOEFSMID:
Wij hebben het voorrecht eenige artillt;elen te kunnen opnemen v\/elke
door den hoefsmid D. de Boer te Schermerhorn geschreven zijn voor het
weekblad ,,de Drafsportquot;. Hoewel niet alles wat de heer de B. vertelt,
direct het hoefbeslag raakt, zoo lijkt mij toch dat de lezers van ons maand-
blad het geheel wel met belangstelling zullen lezen daar toch ook zeer velen
zich voor de Drafsport interesseeren en voor de hierbij minder ingewijden
nog eens duidelijk naar voren wordt gebracht welk een belangrijke rol de
hoefsmid in de drafwereld speelt en hoe hij geapprecieerd wordt wanneer hij
zich op dit terrein gespecialiseerd heeft. Het eischt ongetwijfeld een jaren-
lange studie en training om op dit gebied vakkundig te worden en hoewel
de grondslag gevormd wordt door een degelijke vakopleiding als hoefsmid
zooals deze op de cursussen gegeven wordt en door het behalen van het
rijksdiploma wordt bekroond, zoo moet men toch hiernaast vooreerst
een groot paardenliefhebber zijn en verder door voorlichting en eigen studie
een goed paardenkenner trachten te worden, niet alleen exterieuristisch
doch ook psychologisch. Wij geven nu het woord aan den heer de Boer:
MEESTERSCHAP VAN PIKEUR ALKEMADE
,,Ruim dertig jaar geleden was ik als hoefsmid in betrekking aan de dravers-
baan te Bergen (N.H.) en wel bij wijlen pikeur B.j. Alkemade. In diens stallen
waren destijds vele dravers ondergebracht, welke met veel succes deel-
namen aan de draverijen in Nederland, Duitschland en Denemarken.
De beste paarden waren wel Baron Silver, Brummbaer, Anselor, Intendant,
Bela Klava, Harry P. Kessler, Limbers, Dagobert, Dollaren nog vele andere,
waaronder de toen bekende Fedora, een zeer snelle en trouwe merrie.
Dit paard wekt herinneringen bij me op, die me nog vers in het geheugen
liggen. Deze draver nam op zekere dag deel aan een belangrijke course te
Woestduin. Het ging om de z.g. Bliekprijs (1000 gulden).
Toen het paard ingespannen in de baan verscheen en het geheel zooals
gewoonlijk door Alkemade werd geïnspecteerd, werd het paard wat voor-
werk gegeven en alles was in orde. Na de start ging het in snel tempo naar
voren om positie te krijgen en juist toen dat gelukt was, gebeurde er iets.
We zagen Alkemade bijna van de sulkey tuimelen, doch een moment later
had hij zijn evenwicht hersteld en nu bleek dat er een leidsel gebroken was.
In snelle ren ging het paard er vandoor en met angstige spanning werd dit
incident door het publiek gadegeslagen.
Daar zag men opeens tot ieders verbazing Alkemade de staartriem vastgrijpen
en met een snelle beweging op de voortsnellende Fedora springen. Hij
wist zoveel macht over het paard te verkrijgen dat het bedwongen werd
en eventuele ongelukken veerden voorkomen.
Zoals begrijpelijk werd dit bravourstukje met luid applaus door het publiek
beloond. De volgende dag kon men in de kranten lezen: ,,Een staaltje van
meesterschap door den pikeur Alkemade In de course te Woestduin.quot;
Nog minder heb ik in mijn veertigjarige loopbaan meer in dergelijke om-
standigheden een dergelijk staaltje gezien.
Het toppunt van zijn roem bereikte Aikemade in later jaren wel in Duitsland,
waar hij een grote naam verwierf op draversgebied en wel zodanig, dat
ik eens een bekende Duitse pikeur in gesprek met een eigenaar hoorde
zeggen, terwijl ik bezig was met hoefbeslag: ,,Wat Bismarck is geweest voor
het Duitse volk, dat is Alkemade geweest voor de Duitse dravers.quot; Dit is
een bewijs hoe hoog hij daar stond aangeschreven.
Hulde aan zijn nagedachtenis.quot;
HOE IK BIJ HET COURSEWEZEN KWAM
Paardenmensen weten wat hoefbeslag voor een paard betekent, vooral zij,
die van nabij in betrekking staan tot de draverssport en wel de trainers
en pikeurs. Zo ook het stalpersoneel, waaronder ook de hoefsmid gerekend.
Over dit laatste zal men zich wellicht verwonderen, doch het is waar, want
de hoefsmid werkt bij het bestaan van dravers niet op eigen initiatief,' maar
uitsluitend volgt hij de bevelen van den trainer-jockey op. Dat is de man,
die vertelt hoe een draver beslagen moet worden. Dit diene als bewijs
dat bij het bestaan van dravers slechts de praktijk geldt. De theorie kan
men opzij zetten.
Al is men als hoefsmid zeer bekwaam, al is men gediplomeerd, of zelfs
Rijksonderwijzer in het hoefbeslag, dit alles is waardeloos als men geroepen
wordt om een draver te beslaan. Dan kan men al het geleerde ten spijt
het hoofd buigen voor de praktijk van den trainer.
Wil men als hoefsmid van dravers gedeeltelijk op eigen benen kunnen staan
en begeren dat de trainers en pikeurs iets om je mening zullen geven, dan
zal het nodig blijken dat de smid nog eens een langdurige practische school
doorloopt als hoefsmid en stalknecht of ook als leerling-pikeur onder leiding
van een trainer. Daarna is het mogelijk dat de smid goed een harddraver
kan beslaan en inspannen, kortom hem in balans te kunnen voorrijden.
Het is zo mooi, als je als hoefsmid voor een groot gedeelte hebt meegeholpen
aan het vormen van een succesvol draver. Dat vergoedt ruimschoots de
harde leerschool.
Omstreeks 1900 was ik smidsknecht in een smederij te Bergen (N.H.)en
wegens ziekte van den patroon moest ik de paarden beslaan, wat wel heel
erg naar mijn zin was. Wij kregen daar zo ongeveer alle paarden uit de om-
trek, doch de ongeveer 40 dravers van de trainers Snoek, Alkemade en Gebr.
Witteveen werden beslagen door een smid uit Haarlem, Felix genaamd,
en een zekeren Klein, een hoefsmid uit Rotterdam. Als het eenigszins kon,
was ik te vinden in de stallen, waar deze beide heren aan het werk waren en
daar volgde ik met verwondering de wijze van werken van deze smeden,
welke zo zeer verschilde van de onze. Mijn hulp konden ze altijd best ge-
bruiken, doch ik mocht slechts jongenswerk verrichten. Tot op zekere dag.
Bij een course te Bergen gebeurde het dat men voor de aanvang ontdekte
dat de draver Brummbaer een ijzer kwijt was. Men kon het nergens vinden
en goede raad was duur. Alkemade kwam naar de smederij en vroeg mij
hem te helpen. Ik ging mee naar de stal, haalde het andere ijzer onder de
paardepoot vandaan en maakte er een nieuw bij. Toen hiet klaar was werd
het gepast en gewogen door den trainer en vervolgens mocht ik het 't paard
onderleggen. Voor mij was het gelukkig dat Brummbaer de course won,
want ik kreeg een goede fooi en in het vervolg werden mij zo nu en dan
enige werkzaamheden opgelegd aan de paarden.
Na enige tijd werd ik bij den grootsten eigenaar, dhr. jac. de jong, en
Alkemade ontboden en aangenomen in hun dienst als hoefsmid en stalknecht
Er werd een werkplaats ingericht bij de stal, gereedschappen aangeschaft
en toen waren mijn dromen vervuld. Er werd mij toegestaan ook paarden
van andere trainers te beslaan. Het salaris was veel hoger dan bij mijn gewe-
zen patroon en daarbij kwam dan nog het prijzengeld. Ik kreeg namelijk een
premie als de dravers, die ik beslagen had, een eerste of een tweede prijs
wonnen. Het leven als hoefsmid bij de dravers was begonnen.
Mijn patroon was Alkemade en als die afwezig was, moest ik gehoorzamen
aan De Wagter, die destijds aan stal Alkemade was verbonden.
Het was een ware hogeschool, echter niet gemakkelijk, want bij menings-
verschillen kreeg de smid er ongezouten van langs, in termen, die niet bijster
geschikt zijn om op papier te worden gezet.
De werkzaamheden, die door den smid werden verricht en de gebeurte-
nissen, die zich bij het beslaan en inspannen voordeden, zal ik een volgende
maal vertellen.nbsp;(Wordt vervolgd)
A.S. DRAVERIJEN
(l.b. = lange baan; k.b. = korte baan).
21 Mei |
Valkeveen l.b. |
25 Juni |
Scheemda k.b. |
21 Mei |
Uithuizen k.b. |
27 Juni |
Groningen l.b. |
28 Mei |
Alkmaar l.b.^ |
2'Juli |
Mereveld l.b. |
29 Mei |
Mereveld l.b. |
2 juli |
Sappermeer k.b. |
29 Mei |
Heerenveen k.b. |
9 Juli |
Houtrust l.b. |
4 Juni |
Houtrust l.b. |
16 Juli |
■ Groningen l.b. |
4 Juni |
Ruischer.brug k.b. |
16 Juli |
Zandvoort k.b. |
5 Juni |
Opmeer., k.b. |
21 Juli |
Leeuwarden l.b. |
1 1 Juni |
Groningen l.b. |
23 Juli |
Mereveld l.b. |
13 Juni |
SchoorI k.b. |
23 Juli |
Noordwolde k.b. |
18 Juni |
Mereveld l.b. |
26 Juli |
Bergen k.b. |
18 Juni |
Hoorn k.b. |
30 Juli |
Hilversum l.b. |
25 Juni |
Houtrust l.b. |
30 juli |
SchoorI k.b. |
A.S. CONCOURSEN-HIPPIQUE
Bergen op Zoom 29
Dordrecht 29 Mei.
Eext 29 Mei.
Bemmel 29 Mei.
Wageningen 3 'Juni.
Bussum 8 — 10 Juni.
't Zandt 8 Juni.
Norg 9 Juni.
Mei.
Appingedam 9 of 10 juni.
Amsterdam I 1 Juni (Olympiadedag),
Zuidlaren 15 Juni.
Rotterdam 17 — 18 Juni.
Groningen 27 Juni.
Amsterdam 29 Juni—3 Juli.
't Zandt 1 of 8 Juli.
Zwolle 6 juli.
0.düamp;rtamp;amp;rt in
De. hoefsmid''
//
HOEFIJZERFABRIEK
GRONINGEN
DE EERSTE
DE OUDSTE DE BESTE
15 JUNI 1939 - No. 608
Vier en veertigste jaargang
HOEFBESLAG IN NEDERLAND
All»
REDACTEUR: |«R.HJ. GALLANDAT HUE|-'|f RAVENHAGE
Uitgave:
De Zuid-Holl. Boek- en Handelsdrukkerij, Wagenstr. 70, 's-Graveniiage — Giro I490amp;
L.S. — Alle Stukken en correspondentie „De Hoefsmidquot; betreffende, tot
nadere aankondiging in te zenden: Wagenstraat 70 te 's-Gravenhage
AAN DE LEDEN VAN DE VEREENIGING VAN ONDERWIJZERS IN
HOEFBESLAG, LEZERS VAN HET BLAD „DE HOEFSMIDquot;.
Het zal u zeer zeker bekend zijn, dat in de laatste jaren herhaaldelijk po-
gingen zijn gedaan door de Redactie van ,,De Hoefsmidquot; in overleg met
uwe Vereeniging over het aantrekkelijk maken van dat blad om daardoor
zijn behoud als officieel orgaan van onze Vereeniging te bestendigen.
Weliswaar zijn deze pogingen niet geheel mislukt, doch bevredigend waren
ze niet.
De financieeie resultaten waren ook niet van dien aard dat ze voor de
Uitgeefster goed waren te noemen, vermoedelijk een gevolg, omdat het een
maandblad is, en te weinig lezers had.
Thans staan we voor het moment dat ons orgaan overgenomen zal worden
door de firma Misset te Doetinchem, die het in zijn huidigen vorm zal blijven
uitgeven, ingelegd, of ingevoegd in het ,.Vakblad voor den Smidquot;, en dan
ook zooals dit blad wekelijks zal worden uitgegeven.
Hierdoor wordt ,,De Hoefsmidquot; onder bereik gebracht van een veel grooter
aantal smeden die tevens het hoefsmidsvak uitoefenen.
Hierdoor wordt het voor de adverteerders aantrekkelijker gemaakt.
Verder wil de nieuwe Uitgever het blad voor en na verrijken met foto's.
Kortom het blad gaat een nieuwe periode in, en het wil ons voorkomen
dat het in belangrijkheid zal winnen, maar, dan dienen wij als onderwijzer-
hoefsmeden daartoe mede te werken, en wel door in de eerste plaats
abonnéte blijven, en ten tweede, dat zij die nog geen abonnement hebben,
dit nu nog doen. opdat wij door middel van ons officieel orgaan nader tot
elkaar komen, gedachten uitwisselen, en zoodoende medewerken tot ver-
heffing van het zoo schoone hoefsmidsvak.
Wij hebben ons n.l. ten opzichte van den nieuwen uitgever moeten verbin-
den, dat.minstens 95% van de thans abonnée zijnde onderwijzer-hoef-
r . , , L ^ \
RIJ
^ M r
81
I I TDC/^LIT-
-ocr page 86-smeden t.z.t. hun abonnement zullen voortzetten, hetgeen trouwens van-
zelfsprekend mag worden geacht, omdat de uitgave thans zoo veel aan-
trekkelijker wordt.
Wij zijn er van overtuigd dat de nieuwe uitgever alles zal doen voor het
verdere voortbestaan van het blad, dat zoo lange jaren door de Zuid-
Hollandsche Boek- en Handelsdrukkerij is uitgegeven en keurig verzorgd,
waarvoor wij haar hier een woord van dank brengen.
Verder aan de heeren die al de jaren belast zijn geweest met de redactie van
het blad, ook onze hartelijke dank.
Het doet ons genoegen, dat de tegenwoordige redacteur, de WelEd. Zeer-
gel. Heer Dr. Gallandat Huet, ook in de toekomst het blad in zijn nieuwen
vorm zal blijven dienen.
Nogmaals de hoop uitsprekend, dat door deze transactie het aantal abonné's
belangrijk zal stijgen, waardoor de zekerheid zal worden verkregen, dat
zij die na ons komen, nog het blad ,,De Hoefsmidquot; mogen lezen,
M. R i t z e m a,
Voorz.
„DE HOEFSMIDquot; EN DE TOEKOMST
Een goed Nederlandsch spreekwoord zegt; ,,Er is een tijd van komen en er
is een tijd van gaanquot;, en een ander spreekwoord van vaderlandschen bodem
luidt: ,,Kent uw tijdquot;.
Deze beide gezegden kwamen mij in de laatste jaren herhaaldelijk inde ge-
dachte als uitgever van ,,De Hoefsmidquot;. Vieren veertig jaren lang heeft
,,De Hoefsmidquot; in zijn huldigen vorm H.H. Smeden tot voorlichtinggediend
en de ouderen onder U herinneren zich ongetwijfeld nog de uitgave onder
de kundige directie en redactie van den heer A. W. Heidema.
Wanneer echter een ambacht door het voortschrijden van de techniek van
aanzien verandert, wanneer de hoefsmid in den huldigen tijd, ik mag wel
zeggen bijna nooit zuiver en alleen het prachtige hoefsmidsambacht dient,
maar daarnaast zijn smederij ook ten dienste stelt voor andere nuttige doel-
einden, dan is het begrijpelijk, dat wij bij de voorlichting ook het smidsvak
in meer algemeenen zin moeten gaan dienen.
Daarom is het een wel zeer gelukkige omstandigheid te noemen, dat ,,De
Hoefsmidquot; in de naaste toekomst met behoud van ,,eigen karakterquot; toch
in breeder verband de abonné's zal kunnen bereiken.
De Uitgevers Maatschappij C. Misset te Doetinchem zal n.1. reeds met ingang
van I juli e.k. het blad onderbrengen als een op zichzelf staand, dus afzonder-
lijk onderdeel van het Vakblad voor Smeden, Lasschers, enz. onder de be-
proefde redactie van den Hoogedelgestrengen Heer Dr. R. H.J. Gallandat
Huet, die dus ,,baas in eigen huis blijftquot; en die met zijn medewerkers U in
de toekomst zal blijven voorlichten over het hoefsmidsvak.
Daarnaast echter is thans de mogelijkheid geopend, dat U zich omtrent het
geheele smidsvak beter kunt oriënteeren, aangezien voornoemd orgaan door
zijn groote schare medewerkers en door zijn groote oplage wel bijzonder
in staat is, U in woord en illustratie datgene te bieden, wat U in Uw dage-
lijksch leven van nut en voordeel kan zijn. Het ,,Vakblad voor Smeden, enz.quot;,
waarin ,,De Hoefsmidquot; zijn plaats zal vinden, geeft, n.l.:
Ie: gratis recht tot het stellen van vragen inzake alle technische vraag-
stukken ;
2e: gratis rechtskundig advies;
3e: gratis advies in belastingzaken;
4e: Eenmaal per kwartaal recht op een gratis advertentie van maximaal
10 regels.
Al deze voordeelen genieten de leden der Vereeniging van Onderwijzers in
Practisch Hoefbeslag en de andere abonné's op ,,De Hoefsmidquot; voor slechts
f 1.25 per kwartaal, terwijl zij dan in het tijdvak van I juli tot 30 December
1939 het,,Vakblad voor Smeden, enz.quot; zonder eenige bijbetaling krijgen toe-
gezonden in plaats van het afzonderlijk blad ,,De Hoefsmidquot;.
Het is U wellicht bekend, dat het nieuwe orgaan wekelijks verschijnt, het-
geen van groote beteekenis is, want wij leven tegenwoordig veel sneller dan
44 jaar geleden, zoodat het dikwijls gewenscht is, spoedig kennis te kunnen
nemen van nieuwe mogelijkheden, en U zult het zonder uitzondering wel
een bijzonder royaal gebaar vinden, dat de nieuwe uitgever dit zeer uitvoe-
rige, rijk geïllustreerde, algemeene orgaan U in dit jaar wekelijks zal toe-
zenden, zonder eenige verdere kosten Uwerzijds, zoodat U een uitstekende
introductie krijgt, die U toonen zal, hoe nuttig een vakblad, dat een groot,
algemeen gebied bestrijkt, is voor het dagelijksch practische leven.
Daarbij komt, dat door een ander drukprocédé men in staat zal zijn veel
meer illustraties te kunnen geven, hetgeen ook door velen zal worden ge-
waardeerd.
Wij hebben gedurende de afgeloopen jaren met zeer veel genoegen ,,De
Hoefsmidquot; uitgegeven en wij hebben de meest mogelijke medewerking
ondervonden van de Vereeniging van Onderwijzers in Practisch Hoefbeslag,
van de redactie en van de adverteerders, al waren deze laatsten in verband
met het speciale terrein, dat ,,De Hoefsmidquot; bestreek, niet groot in
aantal.
Wij zeggen deze drie categorieën en tenslotte niet in de laatste plaats onze
abonné's recht hartelijk dank voor het in ons gestelde vertrouwen.
,,Kent uw tijdquot; hebben wij op ons zelf toegepast, begrijpende dat andere
tijden andere eischen stellen en wij in Uw belang aan deze eischen tegemoet
moesten komen, nu dit op zoo'n bijzonder prettige en voor U van beteekenis
zijnde manier kon geschieden.
Daarom wensch ik allen lezers van ,,De Hoefsmidquot; in de toekomst het beste
toe en ik hoop, dat hun zaken op doeltreffende manier ook aan moeilijke tijds-
omstandigheden het hoofd zullen kunnen bieden, waarbij de goede voorlich-
ting van een algemeen vakblad U zeker zal kunnen helpen. Dit is dan ook
de reden, dat wij vrede nemen met het andere genoemde spreekwoord ,,Er
is een tijd van komen en er is een tijd van gaanquot;.
Wij gaan, „De Hoefsmidquot; blijft, zij het in gewijzigden vorm in algemeen
verband.
Wij wenschen U het bestel
Ad. M. C. STOK, Directeur
N.V. DE ZUID-HOLLANDSCHE
BOEK- EN HANDELSDRUKKERIj
Bovenstaand schrijven van den heer Ad. M. C. Stok, Directeur der Zuid-
Hollandsche Boek- en Handelsdrukkerij N.V. te 's-Gravenhage, welke
firma de uitgeefster is van ,,De Hoefsmidquot;, luidt den lezers een nieuw aan
te breken tijdperk in voor hun vakblad.
Gaarne wil ik in deze laatste aflevering onder den huldigen vorm ook mijn
persoonlijke gedachten mededeelen over de wijziging die zich gaat vol-
trekken.
Naast een gevoel van spijt dat zich wellicht bij velen zal doen gevoelen, over
het staken van de afzonderlijke uitgave, kan toch dunkt mij bij een nadere
beschouwing deze wijziging niet anders dan worden toegejuicht. Het vakblad
wordt toegevoegd aan, en verschijnt in den vervolge dus tegelijkertijd met
een grooteren broer, dus in enge familieverwantschap en dit, de toekomst
zal het bewijzen, brengt zeer groote voordeelen mede. Niet alleen dat het
verder voortbestaan er door wordt verzekerd, doch zonder het afzonderi ij ke
aspect te verliezen, zal het veel beter mogelijk zijn om de belangen van de
hoefsmeden te behartigen, belangen die zoowel liggen in de kennis van
het hoefsmidsvak in hun allerwijdste beteekenis, als in de directe vak- en
standsbelangen. Wij kunnen niet anders dan optimistisch gestemd zijn, daar
wij slechts voordeelen in de toekomst zien en overtuigd zijn dat ook de
geregelde lezers deze weldra zullen ontdekken. Misschien geheel ten over-
vloede doen wij echter nog gaarne een beroep op de lezers en verzoeken
wij hun ook de pen te willen opnemen teneinde hun ervaringen mede te
deelen opdat het vernieuwde blad zooveel mogelijk vóór en door de hoef-
smeden geschreven wordt. Dit zal ongetwijfeld de meeste voldoening geven
en het vakblad op een hoog peil brengen.
Ik moge mijn hartelijken dank uitspreken aan de kern van vaste mede-
werkers die door hun geregelde interessante inzendingen ,,De Hoefsmidquot;
belangwekkend hebben gemaakt en de hoop uitspreken, dat zij ook de her-
nieuwde uitgave zullen blijven steunen en dat hun opwekkend voorbeeld veler
navolging zal vinden. Tenslotte dank ik de uitgeefster van ,,De Hoefsmidquot;
voor het vertrouwen steeds in mij gesteld en voor de zoo aangename samen-
werking die steeds bestaan heeft tusschen mij en al degenen in het bedrijf,
bij de uitgave betrokken waren.
G. H.
EEN PERSOONLIjK WOORD
Voor U, Dr. Gallandat Huet, nog even een persoonlijk woord.
Wij hebben gedurende verschillende jaren het meest aangename contact gehad.
-ocr page 89-is een veel betere hOGfnagel ... en
eJuiekt niet/
Bernardo Reymonnbsp;Verkrijgbaar
Directeur voor Europanbsp;in geheel Nederiand
Wij hebben moeilijice en wij hebben minder moeilijllt;e tijden tezamen door-
gemaallt;t en steeds hebben wij den juisten weg in onderiing overleg gevonden.
Ik vind het prettig dit op deze plaats te mogen getuigen, en ik hoop, dat het
U gegeven mag zijn nog vele jaren het mooie hoefsmidsambacht te dienen,
thans in ruimer verband, zoodat Uw mogelijkheden zich belangrijk zullen
uitbreiden; ten slotte, dat onze persoonlijke vriendschap niet zai worden
afgesloten door de gewijzigde uitgave van het blad, dat ons beiden dierbaar
werd.
A.M.C.Stok
VERSLAG VAN HET VOORJAARSEXAMEN VOOR HET RIJKSDIPLOMA
ALS HOEFSMID In 1939
Nadat de oproeping voor dit examen in de vakbladen had gestaan, werd op
17 Maart een vergadering gehouden van voorzitter en secretaris.
Er hadden zich 98 candidaten aangemeld en hiervoor waren 16 examendagen
noodig; deze werden bepaald op 30 en 31 Maart, 3, 4, 12, 13, 17, 18, 19, 20,
24, 25, 26 en 27 April en 9 en 10 Mei.
De candidaten waren afkomstig van cursussen gehouden te Amersfoort,
Apeldoorn, Bedum, Breda, Utrecht, Oostburg, Varseveld, Heino, 's-Her-
togenbosch, Almelo, Rotterdam, Middelburg, Enschedé, Lochem, Echt
en Cuyk.
van de 98 ingeschrevenen, namen 95 aan het examen deel, hiervan legden
resp. 76, 15 en 4 dit voor de Iste, 2de en 3de maal af. Geslaagd zijn 69
candiaten, waarvan resp. 13 en 3 het examen voor de iste, 2de en 3de maai
hebben afgelegd.
Behalve de vaste leden der commissie, hebben de navolgende plaatsvervan-
gende leden twee of meer dagen mede examen afgenomen: Kuypers, Crezée,
Huisman, de Jong, Vossen, Berkhof en Verhoeven.
Op 12 Mei had een eindvergadering plaats tusschen voorzitter en secretaris.
De Voorzitter
De namen der geslaagden zijn reeds in een vorige aflevering vermeld.
-ocr page 90-KURKBESLAG
Geachte Redactie.
IMet groote waardeering en instemming heeft ondergeteellt;ende het schrijven
over dit onderwerp gelezen, te meer daar hij vóór 25 jaar uitvoerig in dit
blad stukken van gelijke strekking heeft geschreven. Ten minste wat betreft
als middel tegen uitglijden, alsook ter verbetering van klemhoef. Wat
betreft het aanwenden bij hoefbevangenheid, hier houdt zijn ondervinding
op. Ik heb 't trouwens bij een bevangen paard nooit durven aanwenden.
Ten eerste omdat ik het niet aandurfde om hem dien druk op de zool te
geven, en ten tweede de groote kans op verliezen bij bevangen hoeven,
welke uiteraard bijna geen mogelijkheid bieden om de kurkzool soliede ge-
noeg er in te bevestigen. Wat betreft het verliezen in manége of zandwegen
bij normale hoeven, daar is bij goed ingelegde zool geen nood voor. Gaarne
zou ik in dit blad vernemen op welke wijze aan de veeartsen ij kundige faculteit
de zolen ingelegd worden. Mocht bij inwilliging van dit verzoek blijken dat
deze werkwijze verschilt met de mijne, dan ben ik gaarne bereid mijn manier
ook mede te deelen. Ik durf hierbij verzekeren, dat verliezen hierbij is uitge-
sloten. Enkel heb ik indertijd medegemaakt bij het vernieuwen van buiten-
wegen met harde stukken puin, dat deze de zool stuk wrongen, zoodat ver-
liezen alsdan niet uit kon blijven.Wanneer de zool het hield, heb ik ze wel
bij mij gekregen met groote stukken puin of steen in de zool. Wat betreft
tegen uitglijden kan ik nog mededeelen, dat ik verscheidene achterijzers met
kalkoenen of ijzers met kurkzolen gelegd heb. Het kurk alsdan ter hoogte
genomen van den kalkoen, waardoor het kurk flink boven het ijzer uitsteekt
en het paard voor het grootste gedeelte op kurk loopt en dus uitglijden
bijna geheel voorkomen wordt. Ook heb ik ijzers gelegd met kalkoenen en
een klein stootje aan den toon, zoodat glijden geheel uitgesloten was. Het
groote voordeel van kurkbeslag is ook nog dat er zoo noodig ook winter-
beslag bij aangebracht kan worden.
H. Weyermans
CONCOURS-HIPPIQUE TE DORDRECHT
Evanals vorig jaar, werd ook dit jaar op den 2en Pinksterdag te Dordrecht
een concours-hippique gehouden, waaraan verbonden een keuring voor
hoefbeslag.
Werden vorig jaar alle aanwezige paarden, de 8- en de 4-tallen gekeurd, dit
jaar had het bestuur der paardensportvereeniging besloten, enkel de 8-tallen
te laten keuren.
Aan één 8-tal, en aan één hoefsmid, die van dit 8-tal 4 paarden had beslagen
kon een Federatie-legpenning worden toegekend. Het beslag van deze 4
paarden, was het eenige behoorlijke beslag van de 8-tallen, een enkele uit-
zondering daargelaten. De grootste fout aan het bekroonde beslag was, het
weglaten van een opzet.
Voor de rest was er zeer slecht beslag en ook veel verwaarloosd beslag. Deels
86
de schuld van den hoefsmid die zijn werk niet goed uitvoerde en daardoor
zijn goeden naam en toekomst te grabbel gooit; en deels de schuld van den
eigenaar, die met 't geld van den smid in zijn zak blijft loopen en niet be-
grijpt, of niet wil begrijpen, dat door deze manier van handelen, de zuinig-
heid de wijsheid bedriegt. Het is zoo jammer, dat door de eigenaren niet
meer aandacht aan het hoefbeslag wordt geschonken.
We zagen paarden, die zeer zeker meer gepresteerd zouden hebben, als ze
op doelmatig beslag hadden gestaan. We denken hier aan paarden die zich
strijken. Er waren paarden, die zeer zeker door iederen hoefsmid, die strijk-
beslag kan aanleggen, met één keer beslaan niet meer zouden strijken.
Waarom ook geen opzet? De meeste paarden vragen om een opzet. Durven
de meeste hoefsmeden het niet te doen; of vindt het zijn oorzaak hierin, dat
de ijzers minder gauw slijten en daardoor minder verdiend wordt? Maar
waarom dan niet toegepast bij paarden, waarmede naar ruiterdagen of con-
cours-hippique wordt gegaan?
Terloops hebben we 't beslag van een 4-tal gezien. Als deze voor keuring in
aanmerking waren gekomen, was dit 4-tal en de hoefsmid die ze besloeg,
zeker voor een legpenning in aanmerking gekomen. Het beslag zag er zeer
goed verzorgd uit. De lengte en de ruimte der ijzers was volgens onzen
smaak wat royaal, verder was het geheel keurig bewerkt en ontbrak een
goed aangebrachte opzet niet. Deze 4 paarden waren beslagen door den heer
j. de Gruiterte Nieuwenhoorn, wien ook vorig jaar een Federatie-legpenning
werd toegekend.
Over het algemeen was het beslag dat we zagen, niet een geschikt beslag
voor ruiterpaarden. De hoefbeslagkeuring heeft hier nog niet de vruchten
afgeworpen die we er van verwachtten.
We hopen en vertrouwen nog steeds, dat èn ruiter èn hoefsmid er aan zullen
medewerken, dat het hoefbeslag bij volgende gelegenheden veel verbeterd is.
Dat ook vooral de landelijke ruiters nog eens den zin van den heer Slob
vorig jaar geschreven in ,,Het Paardquot; en ,,De Hoefsmidquot; nalezen en van
buiten leeren: ,,Daarom landelijke ruiters, aan U een eeretaak: Verbetering
van het hoefbeslagquot;.
Een legpenning werd toegekend aan: L. R. ,,Beyaerquot;, Alblasserdam en O.,
hoefsmid M. J. de jong, Alblasserdam.
Bolder
INGEZONDEN
Naar aanleiding van „Het slijten van den buitentak van het hoefijzerquot;
door B. Crezée
(overgenomen uit het tijdschrift voor Diergeneeskunde van 15 Mei 1939
afl. no. 10).
Gaarne wil ik mijn meening kenbaar maken betreffende het door Collega
Crezée bedoelde hoefgebrek.
Zoolang collega Crezée enkele gevallen (van een specifiek hoefgebrek) op het
-ocr page 92-oog heeft, gevallen, die hij in de practijk heeft waargenomen, zou ik hem niet
gaarne willen tegenspreken, zoo gauw hij echter generaliseert en uit de
gevallen andere richtlijnen voor het besnijden der hoeven in het algemeen wil
afleiden, ben ik het niet met hem eens.
De theorie, dat bij het hoefbeslag gestreefd moet worden naar het vlak
neerzetten der hoeven, gold voor i 1900 algemeen, doch werd vervangen
door die der rechtevoetas, daar te veel uitzonderingen gemaakt moesten
worden. Een voorbeeld uit eigen ervaring ter verduidelijking. Een paard,
dat de buitentakken der ijzers sterk versleet en duidelijk met de buiten-
hoefhelft het eerst den bodem beroerde, werd besneden volgens de oude
opvattingen (en tegelijk dus de opvatting van Crezée), d.w.z. de buitenhoef-
helft werd lager gemaakt. Toch bleef dit paard het eerst met den buitenkant
van den hoef op den bodem komen.
Wij hebben deze bewerking ongeveer een halfjaar voortgezet zonder eenig
resultaat; wij kregen zelfs den indruk dat, al zou de buitenhoefhelft tot aan de
hoeflederhuid worden ingekort, toch de neiging zou blijven bestaan om
die hoefhelft het eerst op den grond te plaatsen. De vermelding van dit
geval heeft niet de bedoeling om aan te toonen, dat nu de gedachtengang van
coll. Crezée onjuist is, doch wil alleen demonstreeren, dat er altijd uitzonde-
ringsgevallen blijven. Zoolang niet experimenteel is uitgemaakt hoe de stand
van het hoefbeen in den hoef bij het levende paard is, valt het moeilijk de
opvattingen van Crezée te verifieeren. Alleen met behulp van een groot aan-
tal Röntgen-opnamen zou dit mogelijk zijn. Nu moeten wij steeds trachten
iets af te leiden uit de bewegingen en het neerzetten der ondervoeten en
blijven discussies over het wezen der afwijking tamelijk onvruchtbaar.
Over een enkel punt uit het betoog van coll. Crezée zou ik nog een op-
merking willen maken.
De onregelmatige afslijting van hef hoefijzer wordt niet alleen veroorzaakt
door niet-vlak optreden, doch grooter slijtage op een bepaalde plaats kan
ook optreden door bijzonderheden bij het afzetten van den voet.
v. d. Plank
Collega B. Crezée behandelt in dit Tijdschrift van 15 April No. 8 l.l. ,,een
specifiek hoefgebrekquot;, dat zich uit in ,,het meerdere slijten van den buiten-
ijzertakquot;. Het zelfde onderwerp werd door hem behandeld in het maandblad
,,De Hoefsmidquot;, October- en Decemberaflevering van 1935 en hierop is in
1936 een uitvoerige pennestrijd gevolgd, waaraan behalve dierenartsen ook
vele hoefsmeden hebben deelgenomen.
Bij zijn beschouwingen gaat Cr. uit van de meening, dat de abnormaal sterke
afslijting van den buitentak van het ijzer plaats vindt bij het eerste optreden,
dus wanneer de buitentak het eerst den bodem raakt. Dit nu meen ik te
moeten betwijfelen en ben ik veeleer de meening toegedaan, dat de grootste
afslijting plaats heeft in de volgende periode van steunen. Volgens de leer
van het hoefmechanisme en voorzoover mij bekend, is de theorie hierom-
trent, zooals beschreven in het door Cr. aangehaalde leerboek ,,Hoefkunde
en Hoefbeslagquot; niet bestreden, zal de grootste druk op den hoef en dus bij
Voor goed hoefbeslag gebruike men uitsluitend
Z.1). Hoefilzerlahrieh sioppeldiih ii.u.
den beslagen hoef op het ijzer worden uitgeoefend in de 2e en 3e periode
van het steunen. De wrijving van het ijzer op den bodem zal dus het grootste
zijn vóór het opnemen van het been.
Cr. meent voor de door hem bedoelde gevallen ais oorzaak te moeten naan
nemen een specifieke liggingsverandering van het hoefbeen ten opzichte van
het kroonbeen. Het is mogelijk, doch het bewijs hiervoor kan m.i. alleen
geleverd worden door een röntgenologische opname van den hoef bij een in
beweging zijnd paard, hetgeen technisch nog niet uitgevoerd is kunnen
worden.
Gaan wij uit van een normalen beenstand en van een normalen hoefvorm,
dan zal bij den gang op'een vlakken bodem de hoef vrijwel vlak worden neer
gezet en de slijtage van binnen- en buitentak van het ijzer niet veel verschil-
len. Ontwikkelt zich echter wel een in het oog vallend verschil in slijtage, dan
moet hiervoor een bijzondere aanleiding zijn en nu is het een feit dat in 'zeer
vele gevallen, waarbij wij geen directe afwijkende oorzaak kunnen vaststellen,
toch een meerdere slijtage van den buitentak plaats vindt. Het is mogelijk
dat het wegdek in deze vele gevallen de aanleiding is, daar men toch meestal
aan den linkerhoef de meeste afslijting van den buitentak waarneemt en aan-
nemende dat het paard recht van den weg loopt, met den linkerhoef de
buitentak eerder in dracht komt met den bodem dan de buitentak van het
rechterijzer. Wij gaan hierbij uit van een wegdek dat in het midden hooger
is en schuin naar terzijde afloopt.
In de door Cr. genoemde gevallen, welke hij toeschrijft aan een gewijzigden
stand van het hoefbeen ten opzichte van het kroonbeen, geeft hij als oplos-
sing aan een meer besnijden van den buitenwand, waarmede hij dus de ge-
broken voetas in de hand blijft werken en deze niet tracht te herstellen.
Het zal zeker wel voorkomen, dat een dergelijke bewerking de goede oplos-
sing is, doch daarmede is m. i. allerminst gezegd, dat hier gegeneraliseerd
mag worden en dat de theorie van de rechte voetas hiermede is veroordeeld.
Een dergelijk geval doet zich meer voor in het hoefbeslag. Zoo b.v. bij een
verbeend hoefkraakbeen. Hierbij wordt in vele gevallen met succes een be-
slag met lederen- of gummizooi toegepast, hoewel dit ook indruischt tegen
de leer van het hoefmechanisme. De compensatie door de meerdere schok-
breking zal een gunstige factor zijn, terwijl het ook volstrekt niet uitgesloten
is, dat in dergelijke gevallen andere factoren, die het lijden compliceeren,
gunstig beïnvloed worden. Hier geldt dan ook dat hetgeen een remedie is
voor enkelen, geen oplossing geeft in het algemeen.
Om terug te komen op de door Cr. aanbevolen methode van besnijden, zoo
moge ik er den nadruk op leggen, dat in lang niet alle gevallen een dergelijke
therapie straffeloos kan worden toegepast, daar hierdoor in plaats van ver-
betering, kreupelheid kan ontstaan. Persoonlijk heb ik mij niet uit sleur,
doch door ervaring het beste bevonden door den binnenverzenwand in te
doen korten of indien deze wand deze correctie niet voldoende zou toelaten,
den buitenwand met lederen rand te doen verhoogen en dus de gebroken
voetas te herstellen.
De rechte voetas zoowel van terzijde als van voren gezien, blijft m. i.nog de
maatstaf en het richtsnoer en het met succes afwijken hiervan in bijzondere
gevallen wettigt nog niet deze als leidraad voor het besnijden over boord
te gooien.
Dat meeningsverschillen bestaan is slechts toe te juichen, want deze kunnen
de studie van het hoefbeslag slechts ten goede komen; alleen ware het te
wenschen, dat de techniek inzake filmopnamen en röntgenopnamen hier
ingeschakeld kon worden, opdat hierdoor wellicht meer bewezen zou kunnen
worden hetgeen nu als veronderstelling naar voren wordt gebracht.
Den Haag, 24-4-'39nbsp;Gallandat Huet
DE SMID VAN MONTFOORT f
De oudste inwoner van Montfoort, Jan ten Ham, die meer dan tachtig jaar
het smidsvak beoefende, is Vrijdag 19 Mei in den ouderdom van 100 jaren en
bijna 2 maanden ten huize van zijn zoon overleden.
De paardenhandel van Sowjet-Rusland heeft na de mechanisatie, welke in
den landbouw heeft plaatsgehad, een geweldige beperking ondervonden. Het
is opmerkelijk, dat deze rigoureuse inkrimping inmiddels tot stilstand is
gekomen, terwijl gedurende de laatste jaren zelfs weder van een zekere uit-
breiding sprake is. Een en ander laat zich door de navolgende cijfers illu-
st ree ren:
1916nbsp;............................................................35.8 mil
1934nbsp;..............................................15.7
1935nbsp;............................................................15.9
1936nbsp;............................................................16.6
1937nbsp;............................................................16.7
1938nbsp;............................................................17.5
VERANTWOORDELIJKHEID VAN DEN LANDBOUWER EN VAN DEN
HOEFSMID
De „Belgische Hoefsmidquot; neemt het navolgende bedrijfsongeluk voor de
rechtbank over uit het Fransche blad ,,De Landbouwverdedigingquot;:
„Men weet dat de eigenaar van een paard of degene, die het onder zijn
hoede heeft, vermoedelijk moet instaan voor de schade door dit dier veroor-
zaakt.
Wanneer men een paard naar de smis leidt om het te beslaan, is het buiten
twijfel dat, nu dat paard aan den hoefsmid toevertrouwd is, deze laatste
nu verantwoordelijk is voor de ongevallen die zouden kunnen voorkomen
gedurende het beslag. Eene moeilijkheid kan somtijds voorkomen, wanneer,
tijdens het beslag, de smid den eigenaar van het paard verzoekt ofwel het bij
den kop te houden, ofwel hem bij te staan voor het beslag.
Dit zijn gevallen die dikwijls voorkomen.
Wie heeft, in dit geval het paard onder zijne hoede: is het de hoefsmid ofwel
de eigenaar, die het paard houdt, bij voorbeeld?
De rechtsgeleerdheid heeft somtijds verschillend geoordeeld. In zekere ge-
vallen, heeft men besloten dat, van het oogenblik dat de eigenaar van het
paard, ditzelve houdt, het paard altijd onder zijne hoede staat.
Een vonnis van het Verbrekingshof van Frankrijk heeft nu de zaken geregeld
door te besluiten dat, alhoewel de eigenaar, bij voorbeeld, den voet van het
paard houdt, gedurende het beslag (de oplossing zou dezelfde zijn indien
hij het paard bij den kop gehouden had), de gerechtelijke hoede van het paard
niettemin aan den hoefsmid blijft, die dus volgens verantwoordelijk is voor
het ongeval.
Wij denken dan het belangrijk is de de bijzonderste uittreksels van dit vonnis
weer te geven, want het lost een vraagstuk op dat buiten dikwijls voor-
komt.
Er dient opgemerkt te worden dat in het geval, aan het hooger Gerecht van
Frankrijk, onderworpen, het de landbouwer, eigenaar van het paard, zelf is,
die den voet van het paard hield en gekwetst werd. Ondanks dit, is het de
hoefsmid die alleen verantwoordelijk gesteld is.
GOTHENBURG (ZWEDEN)
Folirieks-
merk
Fabrikanten der prima kwaliteit
Verkrijgbaar bij alle ijzerhandelaren
Ziehier nu de gronden van dit belangrij!lt;e vonnis:
,,Aangezien dat op 5 Juli 1933 R . . . een paard v^/aarvan hij eigenaar
was, naar de smis van D . . ., hoefsmid, leidde om het te beslagen, deze
hem verzocht den voet van het dier te houden en dat, tijdens het beslag,
R ... die uitgeschoven was, door den hoef van het paard, aan zijne
geslachtsdeelen, erg gekwetst wierd;
Aangezien dat, ten gevolge van dit ongeval, R . . ., D . . . tot schadever-
goeding dagvaarde volgens art. 1385 van het B.W. en deze laatste, op
zijne beurt, de Verzekeringsmaatschappij, bij toepassing der polis
waarvan hij genoot, tot waarborg aangeroepen heeft, heeft het Be-
roepshof van Angers besloten dat het ongeval, waarvan sprake, toe te
wijten was aan D ... om reden dat hij geene voldoende maatregelen
genomen had, om het te vermijden en dat het paard, op dit oogenblik,
onder zijne hoede stond, en heeft de gedaagde Maatschappij veroordeeld
al de gevolgen te verzekeren.
Aangezien, overigens, dat, moet aangezien worden als zich van het
paard bedienende, volgens art. 1385 van het Q.\N., degene, die er het ge-
bruik van maakt voor het uitoefenen van zijn vak, dat dusvolgens het
Beroepshof zijne beslissing wettelijk gestaafd heeft door te verklaren
dat het ongeval voorgekomen was, terwijl D . . ., aan wie de hoede van
net paard overgebracht was, er het gebruik van maakte dat het gewoon
uitoefenen van zijn vak medebrengt: waaruit volgt dat het aangetaste
vonnis, dat gerechtvaardigd is, de ingeroepen teksten der wet noch ver-
kracht, noch valschelijk toegepast heeft;
Om deze reden.
Verwerpt ...quot;
J. D i s c r yquot;
-ocr page 97-HERINNERINGEN VAN EEN HOEFSMID
(Vervolg)
OVER „KRENGENquot; GESPROKEN . .
De gebroeders A. en Tj. Witteveen hadden te Bergen vele goede dravers
in training, en wel Miss Maggie, Albrecht, Jo, Blangy, Fedor Arkanowitch,
Glendine en nog wat jongeren, die nog gevormd moesten worden.
Ondef deze dieren was een buitengewoon mooie merrie, Bertha Emil ge-
naamd. Zo mooi als zij was, zo slecht was zij ook en vele insiders zullen zich
nog herinneren hoe moeilijk het is geweest daar een draver van te maken.
Benijdenswaardig was ook niet het baantje van hoefsmid, toen het dier voor
het eerst moest beslagen worden. Als een razende ging het dier te keer
bij de poging de hoeven te bewerken. Doch het moest gebeuren en dan
maar met geweld. Een travail of noodstal werd voor de paarden nooit ge-
bruikt. De merrie werd daarom een zogenaamde hengstenboei aangelegd,
de kettinghalster om het hoofd bevestigd, een touw met ring aan de staart
een touw aan het achterbeen door de ring aan xe staart en op het afgesproken
ogenblik werd het achterbeen omhoog getrokken door Age Witteveen.
De smid greep het been vast en Tjibbe Witteveen bedwong het dier van
voren. Het verzette zich als een razende, maar er werd geen keep gegeven.
Al worstelende ging het via een waterton enige meters verder onderste-
boven tegen een mesthoop aan. Tjibbe sprong op het hoofd en wij hielden
vast tot het dier zich overgaf. Toen mocht het overeind komen en on-
middellijk werd weer een aanvang gemaakt met beslaan en ofschoon het
nog niet van een leien dakje ging, werden de werkzaamheden volbracht.
Bij dergelijke, karweitjes moet de hoefsmid wel terdege op hulp van de
trainers kunnen rekenen en dat was bij de gebroeders wel het geval. Voort-
aan werden aan de voeten elke dag schijnwerkzaamheden verricht en zo
werd het langzamerhand doenlijk het paard te beslaan. Na enige weken van
voorbereiding, zoals tuigen op, met lange leidsel sturen, enz. waarvoor
ook drie man nodig waren, heb ik het dier helpen inspannen voor een road-
cart. Zelden heb ik zoiets meer meegemaakt. Minutenlang hebben wij drieën
formeel met het dier gevochten om het de baas te blijven, wat toch ge-
beurde. Hoeveel moeite het aan de gebroeders Witteveen heeft gekost om
Bertha Emil courseklaar te krijgen, wil ik hier maar niet beschrijven, maar
■ ze kregen het dier klaar. De eerste maal dat het dier voor training deelnam
aan een course te Bergen, kwam het in de baan, aangespannen voor het
onderstel van een boerentilbury. Later kwam het normaal aangespannen op
de baan en bleek zeer snel en betrouwbaar en met veel uithoudingsvermogen,
klaar om courses te winnen. De dank van den eigenaar was wel zeer groot.
Voor Witteveen er een course mee won, werd het (zogenaamd) verkocht
en kwam het bij den trainer Eekhorst op stal. Hier behaalde het vele suc-
cessen, gereden door den bekenden pikeur P. Doeleman Sr.
Terzelfdertijd was door de gebroeders een zwarte hengst gevormd, genaamd
Freewheel, wat ook een onmogelijk paard was en waarmee ook veel stukken
en brokken zijn gemaakt eer hij in orde was.
Met het beslaan van de achtervoeten had de smid geen last, maar met de
voorbenen zoveel te meer. Het dier sloeg ermee en was een gevaarlijke
bfjter.
Eens werd het dier daarvoor gestraft doch eer men het kon verhinderen,
vloog het als een tijger op Tjibbe Witteveen af en greep hem met de bek
ter hoogte van zijn middel bij de kleren en scheurde beide pantalons voor
een groot gedeelte Tjibbe van het lichaam, hem daarbij met de voorpoten
proberende nog meer letsel toe te brengen.
OVER KNIEKLAPPEN EN HET BESTRIJDEN DAARVAN.
Een van de mooiste successen op het gebied van hoefbeslag is het bestrijden
van het z.g. ,,knielappenquot; geweest. Bij den trainer Jacques Snoek te Bergen
kwam een Oostenrijker in dienst, een zekere Carl Lessing, die een ijverig
en bekwaam trainer bleek te zijn.
Wat hij op het gebied van hoefbeslag wist te bereiken, wil ik trachten te
verhalen. Deze Lessing was niet jong meer en had in verschillende landen
aan draversstallen gewerkt.
Een draver van den heer Snoek was 'n knieklapper en wat ook geprobeerd
was met het beslag, alles bleef zonder succes. Alle gebruikelijke camachen
waren nodig om de voorbenen te beschermen tegen het aanklappen.
Soms was dat zo hevig dat het beest daardoor veel fouten maakte, vooral
in de bochten, waarvoor het dan ook een zekere vrees toonde.
Lessing verzocht den smid de tenen van de hoeven zoveel mogelijk in te
korten, de buitenkant van de hoef lager te maken dan de binnenkant en toen
dit gedaan was, bleek, dat de nu verkregen hoefstand geheel met de stand
van de voorbenen overeenkwam.
Op een stuk carton werd het model van de hoef getekend en Lessing gaf
vervolgens aan, hoe hij het ijzer wilde hebben. Stel u voor een beugelijzer
van drie ons, waarvan de binnenhelft, of binnenhiel, lijnrecht is doorge-
trokken naar de toonlip, dus het geheel leek op een driehoek. De rechte
doortrekking woog twee ons en het gewicht was in de breedte gezocht. Het
andere deel van het ijzer woog dus een ons. Aan de buitenkant was een lip
gemaakt, evenals een op de gewone plaats vooraan. Aan de buitenkant had
men vier nagelgaten en twee aan de toon.
Toen de ijzers werden ondergelegd werd eerst de binnenkant van de hoef
sterk bijgeraspt, wat mogelijk was, doordat er daar geen nagels kwamen.
Uw advertentie op deze
plaats zou U voordeel w
bezorgd liebben
-ocr page 99-Over de beide hoeven gaf dat veel ruimte en de stand van de hoeven werd
buitenover.
Nadat het paard enige dagen op zijn nieuwe schoenen had rondgelopen, werd
er eens mee gedraafd. Stevige bandages met watten werden eerst omgelegd,
doch het paard draafde rustig en vierkant. Het succes was volkomen.
Opgemerkt dient te worden dat de toonnagels ver uitstaken, wat van invloed
is op de gangen van het paard. Niet voor alle knieklappers is echter de plaat
sing van het gewicht hetzelfde. Wel het model is aan te bevelen, doch er is
ondervinding voor nodig om de stand en de gangen van een paard te be-
oordelen.
Een mooi bewijs van de bruikbaarheid van het Lessing-beslag is nog wel de
volgende gebeurtenis. Dhr. jb. v. d. Zei, te Broekerhaven, kocht van den
heer Glas van Loppersum de alombekende draver Clémence, die al veel
prijzen op de kortebaan had gewonnen. Deze Clémence was een hevige knie-
klapper, wat haar in de courses zeer hinderlijk was.
Na veel geprobeer verzocht v. d. 'Zel den betrokken hoefsmid het systeem
Lessing te willen toepassen, waaraan deze voldeed. Na veertien dagen nam
Clémence deel aan draverijen te Alkmaar, gereden door pikeur C. Stade-
gaard, en won deze dag een eerste en een tweede prijs, zonder zich te
hebben geraakt. Het paard droeg toen alleen de gewone bandages.
Het vroegere baantje te Alkmaar was kleiner en ronder dan het nu is. Dit
succes was wel een. mooi bewijs voor de bruikbaarheid van het systeem,
waarmee alweer een raadsel was opgelost voor de hoefsmeden.
De volgende maal zal ik een fatale gebeurtenis met een knieklappend paard
verhalen, wa.arbij de praktijk van de trainers in botsing kwam met de
theorie van officiële autoriteiten op het gebied van hoefbeslag.
(Wordt vervolgd)
Zij die meenen nog afrekening van ingezonden copy tegoed te hebben,
worden verzocht hunne opgaven in te zenden, waarop bij accoordbevin-
ding spoedige afrekening zal volgen. Deze uitbetaling zal alsnog loopen
over het afgeloopen jaar en men wordt verzocht de artikels te willen
opgeven met vermelding van het nummer waarin zij geplaatst zijn; in te
zenden aan de administratie van ,,De Hoefsmidquot;, Wagenstraat 70,
's-Gravenhage.
De firma l^isset zal het volgende nummer van ,,De Hoefsmidquot; doen ver-
verschijnen op de eerste Zaterdag in Juli en zai gaarne ingezonden
stukken ontvangen aan het adres: „De Hoefsmidquot; N.V. firma Misset te
Doetinchem. Honorarium zai bedragen 3 ct. per regel.
Verschillende copy moest blijven liggen tot het volgend nummer.
-ocr page 100-CLduerteert in
„JOe hoefsmid
HOEFIJZERFABRIEK
ff
GRONINGEN
DE EERSTE
DE OUDSTE DE BESTE
r^Äi
-ocr page 103-Sm-
mi
'I
■4 é^i^ ^ '
.s.
- J
iur ^ ^
ïïm
i