-ocr page 1-
ALDEGONDE
Amersfb'
omstreken
-'
M f
,;V;*%fc.
-ocr page 2-
Flehite
Jaarboek 2007
-ocr page 3-
Werkaan het dak vaVi dsMannenzaal en
kapel van het Sint Piepers- en Bloklands
Gasthuis.
                                 W ÊÊ
-ocr page 4-
Historisch jaarboek
voor Amersfoorten
omstreken
2007
Stichting Flehite Publicaties
Deel vin
-ocr page 5-
COLOFON
Dit jaarboek wordt gepubliceerd door de Stichting
Flehite Publicaties in samenwerking met Archief
Eemland, het Gemeentelijk Bureau Monumentenzorg
en de Gemeentelijke Archeologische Dienst, Museum
Flehite en de Oudheidkundige Vereniging Flehite.
Richtlijnen voor auteurs
Omvang
Een artikel mag maximaal 10.000 woorden bevatten,
inclusief bijlagen, noten en/of bibliografie.
Titel en noten
De auteur zorgt voor een sprekende titel, eventuele onder-
titel, nieuwsgierig makende inleidende alinea (gemarkeerd
gedrukt) en tussenkopjes. Voor verwijzingen en titelbeschij-
vingen worden de regels van het Nederlands Historisch
Genootschap gevolgd.
Noten moeten als eindnoten worden aangeleverd.
Redactie
Een auteur kan het beste in een zo vroeg mogelijk stadium
overleg plegen met de redactie.
De redactie kan wijzigingen in de inhoud en structuur
voorstellen. Indien een auteur daarmee niet akkoord kan of
wil gaan, behoudt de redactie zich het recht voor het artikel
te weigeren.
Afbeeldingen
De auteur kiest zelfde illustraties en bestelt deze tijdig in
digitale vorm. Eventuele kosten worden vergoed, mits
vooraf overleg is gevoerd met de redactiesecretaris. De
auteur maakt een lijst van genummerde bijschriften, met
bronvermelding van de afbeelding. Hij/zij geeft in de tekst
aan waar de afbeelding moet komen, bijvoorbeeld (afb. 1)
in vet. Er zou gestreefd moeten worden naar 1 pagina afbeel-
ding op 3 pagina's tekst.
Aanleveren definitieve kopij
De uiteindelijke versie wordt digitaal aangeleverd in Word
in platte tekst (zonder opmaak), tegelijk met de illustraties
(>30o dpi). De (eind)redactie bepaalt in overleg met de
auteur of eventueel illustraties moeten vervallen.
Planning
Indien een artikel is geaccepteerd wordt het zo spoedig
mogelijk geplaatst. Dit is echter afhankelijk van de hoeveel-
heid kopij en de gewenste variatie per jaarboek.
© 2007 Stichting Flehite Publicaties
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag
worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt in enige
vorm of op enige wijze zonder voorafgaande schriftelijke
toestemming
ISSN 1567-7532
Redactie
Dr J. Ayolt Brongers (voorzitter en eindredacteur)
DrPaulBrusse
Drs Max Cramer
Drs. Alice van Diepen
Drs R.M. Kemperink
Drs Jan H. Lodewijks
Drs Gerard Raven (redactiesecretaris)
Drs Francien Snieder
Redactieadres
Museum Flehite Amersfoort, t.a.v. Gerard Raven,
Breestraat 80,3811BL Amersfoort. Tel.: 033-4603091
fax: 033-4630254; e-mail: g.raven@museumflehite.nl
Afbeelding omslag voorzijde
Foto van een groep krakers van het gebouw van het
voormalige kinderziekenhuis 'Aldegonde Gasthuis'
rond 1979 (foto: Kees Huijbregts).
Alhoewel de achtergrond van de naamgeving eigenlijk
niet bekend is, is er de volgende mogelijkheid. Baron
van Boetzelaer - met zijn vrouw, stichter van het
Gasthuis - stamde af van Philips van Marnix heer van
St Aldegonde (1540-1598). Daarbij is St Aldegondis
patroonheilige van kinderen met loopmoeilijkheden en
van kinderziekten in het algemeen. Beide feiten hebben
waarschijnlijk gezamenlijk geleid tot de naamgeving
van het ziekenhuis. De protestantse stichters hebben
echter het voorvoegsel' Sint' laten vervallen.
(Cf.www.tijdbalk-amersfoort.nl).
Afbeelding omslag achterzijde
School gebouwd tijdens de wederopbouwperiode na de
Tweede Wereldoorlog: Evertsenstraat 39.
Grafische vormgeving
Ronald Boiten en Irene Mesu, Amersfoort
Druk
Drukkerij Van Beek, Hooglanderveen
-ocr page 6-
INHOUD
6
106 Dynamiek in het stadhuisgebied
— SANDRA HOVENS
7
122 Jaaroverzicht Monumentenzorg
2006
Projecten en studies — max cramer, albert van
ENCELENHOVEN, SANDRA HOVENS EN JAAP VERNHOUT
8
140 Jaaroverzicht Archeologie 2006
----MAARTEN VAN DIJK, TIMO D'HOLLOSY,
RON A.HULST, FRANCIEN SNIEDER, M I LO VERHAMME,
MATTIJS WIJKER
152 Recensies
156 Literatuur betreffende de regio
Eemland verschenen in 2006
,60 Over de auteurs
1
e 'Daar heb je de dames weer!'
Bewonersparticipatie in Lienderten
Rustenburgin de jaren '70 en '80 van de
vorige eeuw — addy schuurman
2
30 Gastvrijheid en caritas op de
grens van Amersfoort en Leusden
De geschiedenis van het Aldegonde
CaSthuiS 1890-1905 —WILLEM VELTHEER
3
50 Over het bezit in Baarn van
het stift te Elte n—JOS G.M. HILHORST
4
66 De stad en het vuil
Een onderzoek naar beerputten en
afval—ANDRÉ CLAZINC
5
84 Nadere Reformatie in
Amersfoort?
Geloofsleven binnen en buiten de gerefor-
meerde kerkiÖ3o-i650 —carina kapteyn
-ocr page 7-
dames weer!'
-ocr page 8-
'DAAR. HEB JE DE DAMES WEER!' J
'Waar bemoeien die huisvrouwen zich mee?' Deze houding
proefden Roelie Norp en Riekje Hoffman bij veel gemeen-
teambtenaren, toen zij 1984-85 bezwaar aantekenden tegen
het ontwerp-bestemmingsplan voorde industriewijk De
Hoef. Op het gemeentehuis was het na de langdurige discus-
sies rond de aanwijzing van de groeistad wel gebruikelijk om
inspraak te organiseren voor de 'erkende lobbygroepen', maar
wie daartoe niet behoorde, werd vreemd aangekeken. Men
was het niet gewend dat omwonenden van bestaande wijken
of nieuwe bewoners van de groeistadwijken vraagtekens
plaatsten bij het gemeentelijk ruimtelijk ordeningsbeleid.1
Inleiding
Maar de maatschappelijke ontwikkelingen ston-
den niet stil. In de jaren '70 spoelde een democra-
tiseringsgolf over Nederland, die ook Amersfoort
niet onberoerd liet. Groepen betrokken burgers
protesteerden tegen ingrepen in de historische
binnensteden, zoals in Amersfoort Tabak.2 Maar
niet alleen in het oude centrum toonden gewone
burgers hun betrokkenheid, ook in de buitenwij-
ken probeerden bewoners invloed uitte oefenen
op de eigen leefomgeving. In dit kader worden
enkele 'burgerinitiatieven' behandeld: Liendert
Leefbaar en de VerontRustenburgers. Beide groe-
pen werkten -ieder op hun manier-aan de
opbouw van hun wijk. Zij waren niet uniek: bin-
nen de gemeentegrenzen van Amersfoort waren
in Hoogland en in het Soesterkwartier verschillen-
de groepen en verenigingen actief die zich in de
jaren '70 en '80 met de gevolgen van het groeistad-
besluit bezig hielden. Waarom dan de beide groe-
pen? Allereerst vanwege hun totaal verschillende
karakter: Liendert Leefbaar was vooral bezig met
welzijnswerk binnen de eigen wijk, terwijl de acti-
viteiten van de VerontRustenburgers zich concen-
treerden op de fysieke kwaliteiten in en rondom
hun wijk. Zij zijn dus exemplarisch voor de ver-
schillende vormen die deze initiatieven aan kun-
nen nemen. Wel waren beide voortrekkers in de
stad. Liendert Leefbaar gold middenjaren '70 als
"de ongetwijfeld meest aktieve vereniging ter
behartiging van de belangen van de bevolking in
een bepaalde stadswijk".3 De VerontRustenbur-
1 Overigens stuitten ook ondernemers op een dergelijke
houding. Zie o.a. Centraal Stadsgebied Amersfoort,
Eemkwartier Aanpak
"& Ambitie (Amersfoort 2006), p. 25.
z Zie bijvoorbeeld: A. Schuurman, "Wij hebben er
TABAK van!" Bestuurlijke ambitie en politieke opwin-
ding tussen 1950 en 1975, in: Flehite. Historisch Jaarboek
voor Amersfoort en omstreken
2004 (Amersfoort 2004),
p. 18-34. Voorbeelden van bewonersprotesten tegen
saneringen elders in het land, zie: H. van der Cammen en
L.A. de Klerk, Ruimtelijke ordening. Vanplannen komen
plannen
(Utrecht/Antwerpen 1986), p. 220-226. 3 Wijk-
vereniging „Liendert Leefbaar" heeft gevarieerd program-
ma, in: De stad Amersfoort 11-10-1974.
-ocr page 9-
8 ADDYSCHUURMAN
lingvan de Nederlandse Bond van Huisvrouwen
heeft de woningen al bezichtigd."5
De wijk groeide als kool: van 300 mensen in
1964, via bijna 4400 in 1967 naar ruim 9000 in 1970
en 10.400 in 1974. We weten helaas niet waarde
nieuwe bewoners vandaan kwamen, maar zeker is
dat het gewone Amersfoorters werden. Niet be-
paald hoogvliegers, maar eenvoudige, hardwerken-
de mensen. De woningen waren vooral bedoeld
voor starters op de woningmarkt: "De uitbreiding
immers zal vele jonge gezinnen woonruimte kun-
nen bieden. Jonge gezinnen, die nu ergens een ge-
improviseerde kamer-keuken-slaapkamer bezitten
op een benauwde zolder."6 Werknemers van som-
mige Amersfoortse bedrijven hadden een streepje
voor. Bedrijven als High Voltage, Electrofact en
Wolter & Dros lieten bedrijfswoningen bouwen.
Want het waren de jaren '60 waarin krapte op de
arbeidsmarkt de werkgevers noopten hun perso-
neel aan zich te binden door aantrekkelijke arbeids-
voorwaarden zoals een comfortabele woning.
Anno 1974 telde Liendert veel jonge gezinnen:
de leeftijdscategorieën 25 tot 40 jaar (ouders) en
jonger dan 15 jaar (hun kinderen) waren overver-
tegenwoordigd. Jongeren in de leeftijd van 15 tot
25 jaar en 55-plussers waren als het ware op de
vingers van één hand te tellen.7 Een jonge arbei-
derswijk dus, met een godsdienstige samenstel-
ling die niet echt afweek van het Amersfoortse
gemiddelde. Er waren meer vrijgemaakt gerefor-
meerden dan gemiddeld en ook het aantal onge-
lovigen was iets groter.8 Kerken deed men vooral
in Kruiskamp, in de hervormde Adventkerk aan de
Van Randwijcklaan en de katholieke Kruiskerk aan
de Liendertseweg. Tot begin jaren '70 beschouw-
de men Liendert als een uitbreiding van Kruis-
kamp, ondanks het Valleikanaal.9
gers waren niet alleen zeer succesvol-zij wisten
hun doel te bereiken, namelijk zo min mogelijk
overlast van het naast de wijk gelegen industrieter-
rein De Hoef- maar hadden ook een groot aan-
deel in de democratisering van het openbaar
bestuur. Zij drongen door in de ivoren torens van
het stadhuis en wisten zelfs eigen beleidsvoorstel-
len geaccepteerd te krijgen. Ambtenaren nemen
sinds de VerontRustenburgers de Amersfoortse
burgerij en hun zorgen weer een stuk serieuzer.
DEEL I LIENDERT LEEFBAAR
De wijk Liendert
"Amersfoort springt over het Val leikanaal." Zo
kopte de Amersfoortse Courant op 24 oktober
1961 (en opnieuw op 3 novemberi9Ö2). De
gemeente had zojuist het uitbreidingsplan voor
Liendert gepresenteerd: het voorzag in 3100
woningen en 13.000 bewoners. De woningnood
was hoog en de gemeente stopte dan ook weinig
energie in een gelikte reclamecampagne voor de
nieuwe wijk."(...) een duidelijk wegenschema, een
zeer acceptabele verdeling van het groen over de
wijken een ruimteontwikkelingtussen de bouw-
blokken, welke het voor een ieder aanlokkelijk en
mogelijk zal maken in deze wijk te wonen,"4 met
deze 'wervende' tekst lokte men nieuwe bewo-
ners. De gemeente vergat ook niette vermelden
dat het Valleikanaal in die jaren vreselijk stonk.
Stank of geen stank, de mensen kwamen toch
wel. Toen enkele jaren later de eerste flats in de
steigers stonden, liep het storm: "De belangstel-
ling van woningzoekenden voor deze flats is groot.
De bouwers krijgen regelmatig het verzoek van
mensen, die langs het werk komen of zij binnen
een kijkje mogen nemen. Ook de plaatselijke afde-
4 Amersfoort springt over het Valleikanaal, in:
AC 24-10-1961. 5 In komende maanden veel nieuwe
woningen klaar, in AC 16-7-1966. 6 Boerenbedrijven
gaan wijken voor de stad, in: Dagblad voor Amersfoort 31-
1-1961. 7 Gemeente Amersfoort, Statistisch Jaarboek 1974,
p. 22. 8 Gemeente Amersfoort, Statistisch Jaarboek 1974,
p. 30. 9 Men sprak van de wijk Kruiskamp-Liendert. Zie
o.a. Wijkvereniging „Liendert Leefbaar" heeft gevarieerd
programma, in: De stad Amersfoort 11-10-1974.
-ocr page 10-
'daar heb je de dames weer!'
I
Uitsnede van de stadsplattegrond
van Amersfoort met Liendert,
Rustenburg en De Hoef (in aanleg).
Uitgave: Falkplan-Suurland,
5e druk (circa 1988).
-ocr page 11-
10 ADDYSCHUURMAN
Liendert Leefbaar: Mensen voor
mensen, mensen met mensen
In de parochie van het H. Kruis aan de Liendertse-
weg was in het voorjaar van 1969 een nieuwe
priester gekomen, Paul Potting. "Een hele leuke
pastor, heel integer en enthousiast." Hij kreeg de
nieuwe wijk Liendert onder zijn hoede. Waar de
hervormde Adventkerk zijn activiteiten vooral
richtte op de eigen leden, keek de katholieke
Kruiskerk in die dagen vooral ook buiten de eigen
kring. Tijdens verschillende huisbezoeken leerde
de geestelijk herder zijn kudde kennen: mensen
die pionierden en bezig waren een nieuw bestaan
op te bouwen in de wijk-in-wording. Maar hij zag
ook jonge stellen die al na korte tijd uit elkaar gin-
gen; hij trof eenzame mensen, die moeite hadden
contact te leggen met hun buren.
Na een oproep in een huis-aan-huisblad werd
er een ontmoetingsavond georganiseerd, waar
een groepje actieve bewoners zich vormde. "Zij
gingen bij buurtbewoners op bezoek, vroegen wat
men vond van Liendert en wat er zou moeten
gebeuren."10 Daarmee werd de basis gelegd voor
Liendert Leefbaar. Vanaf 1969 groeide geleidelijk
een gedegen organisatie. Zoals gebruikelijk in die
dagen, moest er een 'opbouwwerkster' komen om
het werk te coördineren en nieuwe inititatieven
van de grond te helpen. In nauwe samenwerking
met het Bureau voor Levens- en Gezinsvragen
werd in 1971 Addy Wartena aangetrokken. "Een
zachtaardig persoon, maar heel inspirerend en ze
wist van alles voor elkaar te krijgen", volgens
Mevrouw Nebbeling, jarenlang secretaresse van
Liendert Leefbaar. Anderen noemden haar "zwe-
verig" en "warrig". Aanvankelijk ging zij op vrijwil-
lige basis aan het werk, maar na 1974-toen een
nieuwe collega zich aan haar zijde voegde, Yvonne
de Bruin"-werd de onbetaalde post omgezet in
een tijdelijke aanstelling voor twintig uur in de
week. Daarvoor kregen ze geen salaris, maar een
vergoeding die werd betaald uiteen subsidie van
de gemeente.
Werken aan sociale cohesie
Met de beide opbouwwerksters aan het roer
ontwikkelde Liendert Leefbaar een bijna verba-
zingwekkende hoeveelheid initiatieven. Anno 1980
ontplooiden en organiseerden zo'n dertig werk-
groepjes allerlei activiteiten. Naar schatting hon-
derd vrijwilligers zetten zich voor een leefbaar
Liendert in.12 Centrum van alle activiteiten was een
kantoortje aan de Canzenstraat, dat de woningcor-
poratie SCW beschikbaar stelde tot in 1976-77 het
buurthuis De Groene Stee werd gebouwd.
De organisatie Liendert Leefbaar was een
"soort wijkopbouworgaan, van waaruit impulsen
gaan naar bewoners, en waarheen bewoners
komen met hun vragen en ideeën."13 Het was
welzijnswerk gedragen door vrijwilligers en wijk-
bewoners, niet van bovenaf georganiseerd maar
'vanuit de basis' (in het typische jaren '70 jargon).14
Dit alles vanuit het principe: "alle mensen zijn ver-
schillend, maar ieder mens hoort erbij, of m.a.w.
mensen voor mensen, mensen met mensen!!"15
De primaire taak lag in het creëren van een
hechte samenleving in de nieuwe wijk. Ervoor zor-
gen dat mensen er de weg konden vinden en zich
er thuis voelden. In eerste instantie kreeg de nieu-
we bewoner het'welkomstwerk'aan de deur:
Liendert Leefbaar kreeg via de gemeente adressen
van nieuwe bewoners en daar gingen de vrijwilli-
gers langs. Zij vertelden wat er in de wijk te doen
was, welke voorzieningen er waren en waar je
moest zijn als je vragen had.
10 Parochiegids H.Kruis Amersfoort 1979-80, p. 14. 11 Lof
en cadeau's voor Yvonne, in: AC19-6-1978. 12 Liendert
Leefbaar moet gas terugnemen, in: AC ?-i-i979. 13 Beleids-
nota komt ter discussie, in: De Koerier 13-9-1973. 14 Be
leidsnota komt ter discussie, in: DeKoerieri3-9-i973.
15 Parochie-gids H. Kruis Amersfoort 19/9-80, p. 14.
-ocr page 12-
'DAAR. HEB JE DE DAMES WEER!' 11
De tent van het jeugdvakantiefeest
van Liendert Leefbaar door vandalen
vernield, 1983 (Archief Eemland)
Verder organiseerde Liendert Leefbaar allerlei        kader van de Keistadfeesten, er waren markten
sociale activiteiten voorde wijkbewoners, in meer       en beurzen (waar bewoners stekjes, speelgoed,
of mindere mate bedoeld om elkaarte leren ken-          kleren e.d. konden ruilen of verkopen). Er was een
nen. Er waren grotefeesten, onder andere in het           koor, terwijl erop het kantoortje van Liendert
-ocr page 13-
12 ADDYSCHUURMAN
Leefbaar altijd 'gastvrouwen' aanwezig waren voor
een kopje koffie en een gesprek.16 En dan was er
nog de Hulpdienst, die op verzoek mensen naar
het ziekenhuis bracht, boodschappen deed of
huishoudelijke hulp verstrekte, op de kinderen
paste of verpleeghulp aanbood.17
Verschillende bewoners ontvingen ook buurt-
genoten thuis. Onder het motto: "beter een
goede buur dan een verre vriend"fungeerde bij-
voorbeeld de 'Huiskamergroep'.18 Maar Liendert
Leefbaar was zeker niet alleen aangewezen op
deze gastvrije buurtgenoten. Ook diverse scholen,
zoals de katholieke huishoudschool De Vuurvogel
op de Liendertseweg (waar nu de ROC staat) en
een protestant-christelijke school op de hoek van
de Zangvogelwegen Lageweg stelden lokalen
beschikbaar voor bijeenkomsten; zo ook het
bejaardentehuis De Liendert.
Alle activiteiten werden gecoördineerd door
de 'werkkring', waarin contactpersonen van alle
werkgroepen elke week bij elkaar kwamen. De
werkkring zorgde voor de interne communicatie
en voorde 'beleidsvoorbereiding'.19 Daarnaast
verzorgde een aparte werkgroep de propaganda:
het huren van een omroepwagen, het plakken van
affiches, het uitdelen van flyers, het ophangen van
spandoeken. Bovendien had Liendert Leefbaar
een vaste rubriek in het Amersfoorts huis-aan-
huis-blad De Koerier. Zo ontstond binnen enkele
jaren een bloeiende wijkvereniging.
Naar een nieuwe samenleving
Naast het werken aan de sociale cohesie, lagen er
ook andere doeleinden ten grondslag aan de acti-
viteiten. De bevlogen jaren '70 waren de hoogtij-
dagen van hoop en idealisme, waarin het wijk- en
opbouwwerk de nieuwe samenleving aan de hori-
zon zag gloren. Deze nieuwe samenleving was
gefundeerd op betrokkenheid en solidariteit.
"Maar misschien nog meer willen zij zich bezig
houden met de vraag: „Hoe wonen we en hoe
leven we met elkaar." Vervreemding en machte-
loosheid verhinderen het "samen leven", het
samen zinvol bezig zijn. De stichting L.L. wil pro-
beren dingen te veranderen, zodat er inderdaad
een wijksamenleving tot stand komt."20 Ver-
vreemding en machteloosheid bestrijden, hoe doe
je dat? In die jaren had men daar wel een ant-
woord op. In verschillende praatgroepjes gingen
de deelnemers de diepte in. In groepen als de
Praatstee, de Cesprekskring Leven en Dood en de
werkgroep Psychiatrie kwamen existentiële
onderwerpen aan bod en werden de deelnemers
uitgenodigd zich 'psychisch bloot te geven'.21
Daarnaast werden er activiteiten georganiseerd
om achterstanden te bestrijden. Zo organiseerde
Liendert Leefbaar een 'wijkwinkel' waar bewoners
terecht konden voor rechtshulp en bemiddeling
in geschillen met instanties. Bovendien organi-
seerde de stichting allerlei cursussen om achters-
tanden te verminderen: VOS-cursussen (Vrouwen
Oriënteren zich op de Samenleving) voor vrou-
wen, taallessen voor allochtonen, alfabetiserings-
cursussen voor wijkbewoners met achterstanden
in schrijf- en leesvaardigheid.22 Verder was er
natuurlijk aandacht voor de jeugd. In De Open
Hof werd een peuterspeelzaal opgericht vanuit
het idee, dat peuters beter konden opgroeien in
16 Liendert Leefbaar/Bewoners Werkgroep Rustenburg,
Jaarverslag 1978; Stichting Liendert Leefbaar en
Bewonerswerkgroep Rustenburg, Jaarverslag 1981-83. Bij
de 'gastvrouwen' meldden zich gemiddeld zo'n veertig
mensen per week. Een ontmoetingsavond voor nieuwe
wijkbewoners trok toen 60 belangstellenden. 17 Liendert
Leefbaar/Bewoners Werkgroep Rustenburg, Jaarverslag
1978. 18 Liendert Leefbaar/Bewoners Werkgroep
Rustenburg, Jaarverslag 1978. 19 Liendert Leefbaar/
Bewoners Werkgroep Rustenburg, Jaarverslag 1978.
20 Beleidsnota komt ter discussie, in: De Koerier 13-9-
1973. 21 Liendert Leefbaar/Bewoners Werkgroep Rus-
tenburg, Jaarverslag 1978. Eindjaren '70 kwamen bij de
Praatstee 15 tot 80 mensen per keer.
-ocr page 14-
'DAAR HEB JE DE DAMES WEER!' 13
een groep met andere kinderen ('in harmonie met
elkaar en met de natuur'), dan thuis achter moe-
ders rokken. Daarnaast werd er in 1978 - als edu-
catief groenproject voor jongeren - naast De
Groene Stee een wilde plantentuin aangelegd.23
Ten slotte waren verschillende groepen actief
om de solidariteit met de wijkbewoners en ieder-
een daarbuiten op te wekken. Thema's als milieu
en derde wereld waren populair. Als een van de
eersten in Nederland organiseerde Liendert Leef-
baar een glasinzamelactie. Het glas werd eerst in
de wijk verzameld en vervolgens naar de ROVU
gebracht om te recyclen. Bij de vredesweek werd
uitgebreid stilgestaan en ook de schrijfavonden
van Amnesty International, waarbij bewoners
brieven aan regeringen schreven om aandacht te
vragen voor politieke gevangen, waren een uiting
van hetsolidariteitsstreven.24En dan was er de
speciale aandacht voor Sri Lanka. De opbouw-
werksters Addy Wartena en Yvonne de Bruin
waren geïnteresseerd in en geïnspireerd door oos-
terse filosofie en zij richten de werkgroep Sri
Lanka op. Een inzamelingsactie voor weckflessen,
allerlei gespreksavonden, kinderpartijtjes in
junglesfeer, alles was mogelijk. Met enkele wijk-
bewoners brachten zij zelfs een bezoekje aan het
tropische eiland.25
Professionalisering en het einde
van Liendert Leefbaar
Ondanks of misschien wel dankzij de democrati-
sche opzet, traden er al spoedig onderhuidse
spanningen op binnen de organisatie. Opbouw-
werksters en wijkbewoners verschilden van opvat-
ting over wat Liendert Leefbaar was of moest zijn.
De Groene Stee in 1979 (Archief Eemland)
De ambities van de opbouwwerksters gingen veel
dan die van veel bewoners. Terwijl bewoners
Liendert Leefbaar als een instrument zagen dat
bijdroeg aan een prettig leefklimaat, vonden de
opbouwwerksters (hierbij overigens gesteund
door een gedeelte van de vrijwilligers) het hun
taak op om 'vervreemding en machteloosheid' te
bestrijden. Zij wilden mensen veranderen, tot een
nieuwe mens komen. Maar al spoedig bleek dat
het merendeel van de bewoners in Liendert zich
helemaal niet'vervreemd en machteloos'voelden
en ook niet open stonden voor een kritisch zelfon-
derzoek naarde eigen psyche. Daar zaten zij hele-
maal niet op te wachten.
De verschillende opvattingen botsten en leid-
den tot frustraties.26 Daarom besloten Addy en
Yvonne in 1975 een eigen 'centrum van bewust-
wording'te beginnen: Meth Medura. Dit werd
nadrukkelijk niet in Liendert gevestigd, maar aan-
22 Liendert Leefbaar/Bewoners Werkgroep Rustenburg,
Jaarverslag 1978; Stichting Liendert Leefbaar en Bewo-
nerswerkgroep Rustenburg, Jaarverslag 1981-83.
23 Groene Groep uit Liendert wil wijkbewoners dichter
bij de natuur brengen, in: AC 4-4-1979. 24 Liendert
Leefbaar/Bewoners Werkgroep Rustenburg, Jaarverslag
197S; Stichting Liendert Leefbaar en Bewonerswerkgroep
Rustenburg, Jaarverslag 1981-83. 25 Liendert Leefbaar: 'n
stukje groen, 'n stukje hoop, in: AC 28-8-1976; Liendert
Leefbaar/Bewoners Werkgroep Rustenburg, Jaarverslag
1978.
26 Liendert Leefbaar is na tien jaren nog steeds op
zoek naar zichzelf, in: AC 16-2-1980.
-ocr page 15-
14 ADDYSCHUURMAN
vankelijk in beider woning in de Burgerbuurt, later
aan de Weverssingel en tegenwoordig is de orga-
nisatie gevestigd in Frankrijk. Meth Medura
(= huis van vrede) was een woongroep waarvan
de bewoners zich bezig hielden met vredeswerk,
cursussen en met posttraumatische therapie. Een
soort van esoterische oase waar iedereen met
goede bedoelingen welkom was, niet in de laatste
plaats vluchtelingen uit verre landen.27
Successievelijk stapten de beide opbouw-
werksters uit Liendert Leefbaar. Hun werk werd
overgenomen door het duo Roeleke de Witte en
Marianne Jansen.28 Minder uitgesproken dan
Addy en Yvonne, deelden zij wel hun ideeën over
de aard van het welzijnswerk. Daarmee liepen zij
tegen dezelfde problemen en frustraties aan.
Ondanks de meningsverschillen groeide en
bloeide de vereniging. Vanaf mei 1977 beschikte
het met De Groene Stee over een prachtig buurt-
huis.29 Naast De Groene Stee verrees enkele jaren
later nog een speciaal gebouwtje voor de jongeren
in de wijk. Voordien was er enkele malen een soos
georganiseerd in De Open Hof (naast De Groene
Stee), maar de soos gaf al vrij snel overlast en
moest stoppen. Een klein groepje jongeren, de
'Jongereninitiatieven Liendert en Rustenburg',
zette toen een actie op touw voor een eigen ruim-
te.30 Na enig wikken en wegen van de gemeente
besloot deze hiervoor toestemming te verlenen.
In 1979 opende het jongerencentrum -tegen-
woordig The Game geheten-zijn deuren.
Zo werd Liendert Leefbaar een goed geoliede
en geoutilleerde organisatie, die dankzij de op-
bouwwerksters steeds professioneler draaide. De
opbouwwerksters organiseerden zelfs jarenlang
kadercursussen om de vrijwilligers op te leiden tot
bekwame hulpkrachten, zodat Liendert Leefbaar
minder afhankelijk werd van de professionele
krachten. Maar met de professionalisering ontwik-
kelde de organisatie zich juist in tegengestelde
richting: de organisatie werd steeds afhankelijker
van de beroepskrachten en minder een bewoners-
organisatie waar allerlei initiatieven spontaan uit
opborrelden. De wijkbewoners werden passiever,
leunden steeds meer op de betaalde krachten en
schoven allerlei klussen op hen af. Het aantal
actieve vrijwilligers liep terug en daarmee nam de
werkdruk voorde opbouwwerksters toe. Die
zochten de oplossing voor het verminderd
enthousiasme niet in de wijkof bij zichzelf, maar
wentelden het probleem af op de gemeente: zij
klaagden in de lokale pers en op het stadhuis over
onvoldoende gemeentelijke subsidie en formatie-
plaatsen.31 Zij kozen dus voor een verdere profes-
sionalisering en daarmee was de cirkel rond.
De toenemende bemoeienis van de gemeente
vergrootte de kloof tussen bewoners en de orga-
nisatie Liendert Leefbaar verder. De gemeente
beheerste de geldkraan en bepaalde als beheerder
van De Groene Stee de huisregels. Klachten
doken op over de dure consumpties tijdens de
Kerst-inn (er mocht in de Groene Stee niet
gekookt worden) en daarmee liep de belangstel-
ling voor dergelijke activiteiten navenant terug.
Bovendien klaagden de vrijwilligers over de toege-
nomen bureaucratie: "Je stikt nu in de verslagen
27 Liendert Leefbaar: 'n stukje groen, 'n stukje hoop, in:
AC 28-8-1976; Jorishuis biedt Meth Medura groeiruimte,
in AC ?-4-1979; De uitputtende jaren van Meth Medura,
in: AC 3-12-1994; Zie ook: www.methmedura.org.
28 Liendert Leefbaar/Bewoners Werkgroep Rustenburg,
Jaarverslag igj8. 29 Archief Eemland, Archief Dienst
gemeentewerken, inv. nr. 396.1 en 396.2. De naamgever
van het pand was Yvonne de Bruin, die als naam De
Groene Steeg suggereerde, genoemd naar het rustieke
laantje in Rustenburg. Tijdens de opening van het buurt-
huis verbasterde Wethouder Van der Wey, klaarblijkelijk
niet erg op de hoogte van de lokale topografie, dit tot
'Groene Stee'.. 30 Liendert Leefbaar/Bewoners
Werkgroep Rustenburg, Jaarverslag 1978; Archief
Eemland, Archief Dienst gemeentewerken, inv. nr. 304.1.
31 Liendert Leefbaar is na tien jaren nog steeds op zoek
naar zichzelf, in: AC 16-2-1980; Liendert Leefbaar moet
gas terugnemen, in: AC?-1-1979.
-ocr page 16-
'DAAR HEB JE DE DAMES WEER!' 1Cj
en memo's. Het overleg met de gemeente eist
ontzettend veel tijd." Dat gaf vooral ongenoegen
omdat het welzijnswerk (waar het toch om ging)
na 1980 snel terugliep. Allerlei slecht lopende
werkgroepen werden gestopt, goede werden
zoveel mogelijk ondergebracht bij andere instel-
lingen, zoals de Volksuniversiteit.32
Een ommekeer in de geschiedenis van
Liendert Leefbaar betekende ook het afscheid van
de opbouwwerksters in 1981-82. De gemeente
vond het wijkwerk niet langer een taak van op-
bouwwerkers, maar van cultureel werkers. Dat
bracht een accentverschuiving teweeg. De cultu-
reel werkers richtten zich vooral op activiteiten
binnen De Groene Stee, met onder andere cur-
sussen en 'speeldagen' (zoals kinderkampen).
Initiatieven die vanuit de wijk zelf opborrelden
kregen steeds minder ondersteuning.33
Toch mag men niet stellen dat de professiona-
lisering en de band met de gemeente Liendert
Leefbaar als bloeiende bewonersorganisatie de
das omdeed. De wijkbewoners, hun behoeften en
belangstelling waren ook veranderd. In elke
nieuwbouwwijk keert dat proces terug. Riekje
Hoffman beleefde het ook in Rustenburg: "De
eerste bewoners waren allemaal pioniers. Er was
in het begin helemaal niets, een kale zandvlakte.
Dat pioniersgevoel bracht je nader tot elkaar. We
zaten allemaal in hetzelfde schuitje en dat gaf een
gevoel van saamhorigheid. Je leende van de één
een schop, van de ander een boor. Dat verdween
natuurlijk na een aantal jaren." Een natuurlijk pro-
ces, dat ook in Vathorst waarneembaar is. Daar
bruist het op dit moment van de initiatieven
onder de paraplu van Vario Mundo, maar de ver-
wachting is gerechtvaardigd dat ook deze initia-
tieven langzaam zullen teruglopen zodra iedereen
in de wijk zijn plaats gevonden heeft. Bovendien
zorgt het verloop in de wijk- mensen komen en
gaan - dat hechte banden worden verbroken. "Er
komen nieuwe mensen bij, met wie je dat pio-
niersgevoel niet hebt. Je krijgt wel een goede
band, maar het is toch anders."
Roelie Norp "In het begin wil iedereen leuk
wonen en zet zich in om het ook voor de kinderen
prettig te maken. Maar op een gegeven moment
worden de kinderen groter en gaan hun vertier
zoeken buiten de wijk. Ze gaan naar de middelba-
re school en op een sportvereniging elders in de
stad. Dan neemt de betrokkenheid van de ouders
met de wijk af. Je komt el kaar nog wel tegen, maar
niet meer als 'wijkopbouwwerkers'."
DEEL II
VERONTRUSTEN BURGERS
De wijk Rustenburg
Waar in Liendert in rap tempo'het woningtapijt
werd uitgerold', had de bouw van Rustenburg
meer voeten in de aarde. In 1966 was het bestem-
mingsplan gereed voor de inspraak. Het plan
bevatte 1681 woningen, waarvan 600 in hoog-
bouw. Langs de A 28 zouden flats verrijzen met elf
verdiepingen "waardoor deze woningen een riant
uitzicht krijgen op de rijksweg met het verkeers-
plein Hoevelaken en het daarachtergelegen lande-
lijk gebied."34 In die tijd vond men het uitzicht op
een snelweg nog een aanbevelenswaardige kwali-
teit. Volgens het plan zou de bouw in 1969 van
start gaan.
32 Liendert Leefbaar is na tien jaren nog steeds op zoek
naar zichzelf, in: AC 16-2-1980; Stichting Liendert
Leefbaar en Bewonerswerkgroep Rustenburg, Jaarverslag
1981-83.
In 1981 werd er een eind gemaakt aan het Wel-
komstwerk, de Keistadfeesten en de Praatstee, terwijl
andere groepen, zoals de Hulpdienst op een laag pitje
werden gezet. 33 Stichting Liendert Leefbaar en Bewo-
nerswerkgroep Rustenburg, Jaarverslag 1981-83. 34 Ar-
chief Eemland, Archief Dienst Gemeentewerken, inv.nr.
3434.4 Toelichting behorende bij het bestemmingsplan
Rustenburg, p. 3.
-ocr page 17-
l6 ADDYSCHUURMAN
Maar de plannen bleven liggen. De gemeente
wilde eerst alle grond verwerven en daarvoor
waren langdurige onteigeningsprocedures nood-
zakelijk.Toen men eenmaal alle grond verworven
had, waren de opvattingen over stedenbouw aan-
zienlijk gewijzigd: men wilde af van de traditionele
nieuwbouw.35 De Stichting Centrale Woningzorg
(SCW) was hierin begin jaren 'yo één van de voor-
trekkers. De woningbouwvereniging wilde
Rustenburg niet inrichten met recht-toe-recht-
aan-straten met eindeloze huizenrijtjes of saaie
flats. De woningzoekende van die tijd wilde een
meer gevarieerd straatbeeld. "Daarnaast wilden
wij zo graag van het huisje-boompje-beestje idee
in de nieuwe wijken af."36 Daarom schreef de SCW
een prijsvraag uit. "Zes bouwondernemingen kre-
gen een kans een origineel wijkplan te ontwikke-
len, waarbij zij zelf hun architect mochten uitzoe-
ken. Binnen de twee maanden moesten de zes een
gedetailleerd plan indienen inclusief kostenbecijfe-
ring. Een beoordelingscommissie met onder meer
drie woningzoekenden werd gevormd om uitte
maken welk plan zou moeten worden uitge-
voerd."37 Bredero uit Utrecht won de wedstrijd en
mocht in opdracht van de SCW een gedeelte van
de wijk bouwen. Andere gedeelten kwamen voor
rekening van de woningbouwvereniging St. Boni-
facius, terwijl vijf aannemers (waaronder Vahstall,
Hoogevest, Van Swol en Van Bekkum) de koopwo-
ningen voor hun rekening namen.
Er waren nog meer nieuwigheden, zoals auto-
luwe woonerven en het gecombineerde Leer-,
Sport- en Wijkhuis aan het Fürglerplein.38 De uit-
gangspunten die aan de wijk ten grondslag lagen,
werden weliswaar in later tijd spottend tot 'nieu-
we truttigheid' bestempeld, maar liepen al wel
vooruit op de nieuwbouwpraktijken in de jaren
'80 en '90, waarbij kwaliteit, menselijke schaal en
leefbaarheid basisprincipes waren.
Door de minder massale opzet was het gehele
plan inmiddels teruggebracht tot nog maar 1374
woningen, met naar schatting 55 % koopwonin-
gen.39 In de vrije sector waren de prijzen relatief
hoog. Daarnaast waren ergesubsidieerde koop-
woningen, maar om daarvoor in aanmerking te
komen, moest je een woning met lage huurach-
terlaten, en voldoen aan een inkomensnorm.
Verder gold er voor die woningen een anti-specu-
latiebeding: het was niet toegestaan om de
woning binnen vijf jaar te verkopen. De sociale
huurwoningen in Rustenburg vielten ook niet
bepaald in de goedkoopste categorie. Dit alles
resulteerde in een wijk die vooral doorstromers
en weinig starters trok. De bevolking telde minder
arbeiders en meer middengroepen. Veel kostwin-
nerswaren in dienst van de (semi-)overheid - per-
soneel in het onderwijs, de zorg, het leger-of
hadden een kantoorbaan. De Rustenburgers ver-
dienden hun brood meer met hun hersenen dan
met hun handen, zoals in Liendert.
De Bewoners Werkgroep
Rustenburg.
Al voordat de eerste steen gelegd was in
Rustenburg, bemoeide Liendert Leefbaar zich
met de wijk. De stichting bepleitte in 1973 dat
"toekomstige bewoners zo vroeg mogelijk betrok-
ken worden bij de bouw, de wijkindeling en aan-
kleding en goed funktionerende voorzieningen bij
het eerste moment van bewoning."40 Tijdens de
35 Plan Rustenburg nog dit voorjaar in gemeenteraad, in:
AC 22-2-r972; Maandag beslissing over Rustenburg, in:
AC 21-9^973. 36 Aannemers gaan opzet Rustenburg ont-
wikkelen, in: AC17-5-1973. 37 Wordt Rustenburg straks
Amersfoorts droomwijk, in: AC 30-8-1973. 38 Zie o.a.
ENWB, Rustenburg woonerven (1977) en Leer- Sport
Wijkhuis in Rustenburg
(z.pl., z.j.). 39 Gemeente
Amersfoort, Statistisch jaarboek 1984, p. 38. 40 Beleids-
nota komt ter discussie, in: De Koerier 13-9-1973.
-ocr page 18-
'DAAR HEB JE DE DAMES WEER!' 17
bouw hielpen vrijwilligers van Liendert Leefbaar
met de inrichting van woonerven en kinderspeel-
plaatsen in Rustenburg.
De eerste bewoners richtten dan ook in 1977
de Bewoners Werkgroep Rustenburg (BWR) op,
die nauw samenwerkte met Liendert Leefbaar.
Men wisselde bestuursleden uit en de BWR maak-
te gebruik van de faciliteiten die Liendert Leefbaar
bood, zoals De Groene Stee en het 'welkomst-
werk'voor nieuwkomelingen in de wijk. Onderde
vlag van de BWRfungeerden verschillende buurt-
groepen (onder andere R'79, Boni-R en West-
einde) en werkgroepen, die geënt waren op het
werk van Liendert Leefbaar.41 Zij organiseerden
wijkfeesten, disco-avonden voor de jeugd, tuin-
adviesavonden, kleding- en speelgoedbeurzen,
enzovoorts. Ook namen zij deel aan het zoge-
naamde 'eerste-lijnsoverleg' met de huisarts en
het maatschappelijk.
Toch was al spoedig duidelijk dat de Rusten-
burgers soms andere belangen hadden dan
Liendert Leefbaar. Dat kwam onder andere tot uit-
drukking in de discussies rond de Weg van de
Vrijheid. Die discussies zouden de gemoederen in
Rustenburg tot in de jaren '90 bezig houden en zij
vormden de voedingsbodem voor het ontstaan
van de VerontRustenburgers.
Ontsluiting van De Hoef
Wat was er aan de hand? Midden jaren '60 ontwik-
kelde men op het gemeentehuis plannen vooreen
industriewijk in het gebied dat ingeklemd lag tus-
sen de spoorlijnen Amersfoort-Zwolle en
Amersfoort-Apeldoorn en Knooppunt Hoeve-
laken. Vanwege de spoorlijnen en rijksweg was
het gebied onaantrekkelijk als woonlocatie, maar
bij uitstek geschikt als bedrijventerrein.
Bovendien waren er plannen om naast het bedrij-
venterrein woonwijken te bouwen, bedoeld om
hetwoon-werkverkeernaaren vanuit het bedrij-
venterrein te beperken.42 De plannen werden
evenwel voortdurend opgeschoven. Het ene
moment had de aanleg de hoogste urgentie,
andere momenten was de komst verre toekomst-
muziek. Vanaf midden jaren '70 werd echter
steeds duidelijker dat De Hoef er vroeger of later
zou komen. Was het niet in het kader van de
groeistad, dan was het wel om uitbreidingsruimte
te bieden aan bedrijven die op De Isselt en in het
Eemkwartier gevestigd waren. Beide industrieter-
reinen waren aan een grondige opknapbeurt toe
en een aantal bedrijven zou moeten verhuizen.
De voordelen van De Hoef- de nabijheid van
het spoor en de A1 - boden tegelijkertijd ook
nadelen: het bedrijventerrein lag tamelijk geïso-
leerd en was moeilijk bereikbaar. Volgens de plan-
nen zou De Hoef ontsloten moeten worden van
twee kanten: vanuit het zuiden en vanuit het
noorden. Die laatste mogelijkheid werd vanuit
Hoogland kritisch in de gaten gehouden, terwijl
de zuidelijke ontsluitingsweg op de nodige be-
denkingen vanuit Rustenburg stuitte. Het zuidelij-
ke tracé zou namelijk aan moeten sluiten op de
Hogeweg en vandaar op de A 28 43 Aanvankelijk
dacht men aan een extra ringweg, parallel aan de
bestaande ringstructuur. Deze 'gordelweg' zou
langs de A28 richting Leusden leiden. Maar mid-
den jaren '70 liet men deze optie varen, officieel
omdat De Hoef (voorlopig) niet nodig was, maar
er waren ook nog andere redenen.44 De afdeling
verkeer op het gemeentehuis was bijvoorbeeld
bang dat de verkeerkeersstromen zich zouden
41 Liendert Leefbaar/Bewoners Werkgroep Rustenburg,
Jaarverslag 1978; Stichting Liendert Leefbaar en Bewo-
nerswerkgroep Rustenburg, Jaarverslag 1981-83.
42 Basisplan Amersfoort De Hoef. Nieuwe ruimte voor
bedrijven
(Amersfoort z.j.). 43 Archief Eemland, Archief
Dienst Gemeentewerken, inv.nr. 3434.4 Directeur
gemeentewerken aan B. en W., 15-2-1968. 44 Gaat
Rustenburg er binnenkort komen?, in: De stad
Amersfoort
9-1-1976.
-ocr page 19-
l8 ADDY SCHUURMAN
verplaatsen van de bestaande ringwegen langs
het Valleikanaal naar de Cordelweg, waardoor de
ringwegen nutteloos zouden worden.45 Mogelijk
speelde ook een rol dat de vierbaans-Gordelweg
langs Rustenburg kopers in de nieuwbouwwijk af
zou schrikken. Op de plaats van de Cordelweg
werd daarom een brede groenstrook aangelegd
met een geluidswal die de overlast van de A28
moest wegnemen (de kosten hiervan werden
overigens in de huizenprijzen van Rustenburg
doorberekend).46
Met het schrappen van de Cordelweg moest
de zuidelijke toegangsweg tot De Hoef op een
andere plaats komen en de gemeente liet het oog
vallen op hetWaterwingebied tussen Lienderten
Rustenburg. Hierlangs zou de Weg van de Vrijheid
moeten komen: eerst nog een tweebaansweg,
maar zodra er genoeg bedrijven op De Hoef
gevestigd waren, zou het een vierbaansweg moe-
ten worden.
De bewoners van Liendert en Rustenburg
reageerden verdeeld op de plannen. In Liendert
zat men niet op deze oplossing te wachten. Vooral
de bewoners die langs de rand van hetWaterwin-
gebied woonden, maakten bezwaar. Liendert
Leefbaar echter liet zich door de gemeente over-
tuigen van de noodzaak van de weg: wanneer de
Weg van de Vrijheid er niet zou komen, zou alle
verkeer dwars door Liendert worden geleid, via
bijvoorbeeld de Liendertseweg.47 Bovendien zou
verzet tegen de weg de bouw van Rustenburg ver-
tragen en dat wilde Liendert Leefbaar niet op zijn
geweten hebben.48 De Weg van de Vrijheid was
dus een weg van het minste kwaad, temeer daar
de gemeente beloofde voor de Rustenburgers te
bekijken of het mogelijk was de tweebaansweg
een stukje beneden maaiveldniveau aan te leggen
en te omzomen met een geluidswal van 1,50
meter. De geluidsoverlast voor Rustenburg zou
dan binnen de perken blijven.49 Redenen genoeg
voor Liendert Leefbaar om in ieder geval geen
massaal verzet te organiseren. Men liet het aan de
bewoners zelf over om protest aan te tekenen.
Bezwaren tegen de weg kwamen er vooral van-
uit de Bewoners Werkgroep Rustenburg en de
hieruit voortgekomen Vereniging'Beter Wonen in
Rustenburg, Liendert en omgeving'.50 Roelie
Norp: "De mensen met een koopwoning in
Rustenburg hadden-dat was op dat moment ook
een unicum voor Amersfoort-hun woning van de
bouwtekening gekocht. Hierdoor was tijdens de
bouw al bekend wie er kwamen wonen. Een aantal
mensen heeft deze kopers al tijdens de bouwfase
aangeschreven met het verzoek bezwaar aan te
tekenen bij de eerste plannen voor deze weg."
De Rustenburgers hadden natuurlijk geen enkele
behoefte aan een drukke vierbaansweg langs de
wijk, die de 'ruimtelijke claustrofobie' verder zou
versterken. De A 28 en de spoorlijn Amersfoort-
Apeldoorn vormden immers al een grote barrière,
die de wijk voor tweederde van de buitenwereld
afsloot. Er was alleen nog de vrije doorgang door
45 Archief Eemland, Archief Dienst Gemeentewerken,
inv.nr. 3434.4. Memo afdeling Verkeer, 8-3-1974. 46 Gaat
Rustenburg er binnenkort komen?, in: De stad Amers-
foort
9-1-1976. 47 Met de aanleg van de Weg van de
Vrijheid zou ook de Van Randwijcklaan zeer druk en wel-
licht op termijn ook vierbaans worden. 48 Gaat Rusten-
burg er binnenkort komen, in: De stad Amersfoort 9-1-
1976. De flyer van Liendert Leefbaar met de oproep tot
bespreking van het bestemmingsplan (november 1975)
maakt duidelijk dat Liendert Leefbaar zich weinig strijd-
baar en tamelijk vrijblijvend opstelde. 49 Gaat
Rustenburg er binnenkort komen?, in: De stad Amers-
foort
9-1-1976. Het collegevoorstel is: Burgemeesteren
Wethouders aan gemeenteraad 5-12-1978 (gedrukte ver-
zameling 1978, nr. 298), in: Archief R. Hoffman. In het
eerdergenoemde interne memo stelde de afdeling verkeer
dat de baten van een dergelijke geluidsisolatie niet op-
wogen tegen de kosten. Zie: Archief Eemland, Archief
Dienst Gemeentewerken, inv.nr. 3434.4. Memo afdeling
Verkeer, 8-3-1974. 50 Het hiernavolgende is voorname-
lijk gebaseerd op interviews met R. Hoffman en R. Norp
en op het archief van R. Hoffman.
-ocr page 20-
'DAAR HEB JE DE DAMES WEER!' iq
het Waterwingebied. Een vierbaansweg die ook
deze poort zou afsluiten maakte van de wijk
Rustenburg bijna een Middeleeuwse vesting.
In de bezwaarschriften tegen de plannen
richtten de bewoners en de Vereniging 'Beter
Wonen' hun pijlen op drie aspecten: de geluidswal
langs de A28 en langs de Weg van de Vrijheid en
de verkeersprognoses die de gemeente toepaste
voorde Weg van de Vrijheid. De gemeente wilde
geen al te hoge geluidswallen. De kosten wogen
niet op tegen de verwachte geluidsreductie, zo
meende men op het gemeentehuis, onder andere
omdat doorde openingen in de wal bij kruisingen
het effect van de geluidswering grotendeels teniet
ging. Rijkwaterstaat pleitte daarentegen voor
hoge geluidswallen. Langs de A28 was volgens
RWS een wal van minstens 5 ? meter hoog nood-
zakelijk terwijl de gemeente niet verder wilde
gaan dan drie meter hoog.51 Ook voorde ver-
keersprognoses verschilde de gemeente van
mening met andere overheden. Voor de bereke-
ningvan de geluidsbelasting op de Weg van de
Vrijheid was de gemeente (in 1975) uitgegaan van
slechts 500 motorvoertuigen per dag. Drie jaar
later schatte het Samenwerkingsorgaan Eemland
dat aantal veel hoger in (14.500 tot 35.000 voertui-
gen per dag). Uiteraard grepen de bewoners deze
meningsverschillen aan om de gemeente onder
druk te zetten.
Salamitactiek
Bovendien konden de Rustenburgers profiteren
van het feit dat de Weg van de Vrijheid onderdeel
was van de bovenwijkse verkeersstructuur in
Amersfoort-Noord en daardoor het tracé in heel
wat bestemmingsplannen terugkwam: het
Bestemmingsplan Rustenburg (1975), de herzie-
ning van het bestemmingsplan Rustenburg
(1978), het struktuurplan Amersfoort-Noord
(1982) en het bestemmingsplan De Hoef (1984).
Tegen elk plan kon men bezwaar aantekenen en
wanneer de gemeente de bezwaren terzijde
schoof, kon men tegen dit besluit in beroep bij de
provincie Utrecht en bij de Raad van State.
Die reeks bestemmingsplannen zorgden voor
een andere complicerende factor, die de bewo-
ners in hun voordeel wisten te beslissen. Omdat
in de bestemmingsplannen voortdurend een
stukje van de weg aan de orde kwam, werd nooit
helemaal duidelijk hoe de hele verkeersstructuur
in al zijn details er uit zou komen te zien. Lastig
voor de bewoners, die elke keer maar moesten
afwachten hoe het volgende stukje van de weger
uit zou gaan zien, maar ook lastig voor Gedepu-
teerde Staten, die de bestemmingsplannen moes-
ten goedkeuren zonder het totaal te kennen.52
Bovendien veranderden de opvattingen regelma-
tig, zodat het bestemmingsplan eigenlijk al tijdens
de beroepsprocedure achterhaald was. Nieuwe
verkeersprognoses en milieuvoorschriften haal-
den de plannen voortdurend in. Elke goedkeuring
van Gedeputeerde Staten ging dan ook gepaard
met heel wat mitsen en maren. Gedeputeerde
Staten van de Provincie Utrecht onthielden hun
goedkeuring aan de verkeersstructuur in het
bestemmingsplan Rustenburg (1975), niet alleen
omdat hier nog sprake was van de Gordelweg (die
toen de plannen ter beoordeling aan GS werden
gestuurd, in feite al geschrapt was), maar ook
omdat de geluidswering nog niet geregeld was.
Ook in de herziening van het bestemmingsplan
Rustenburg (1978) ging de gemeente uit van
51 Hoogtes bij vier rijstroken. Zie: Brief van Rijkswater-
staat aan Burgemeester en Wethouders van Amersfoort,
10-4-1979, in: Archief R. Hoffman. 52 De provincie
klaagde dan ook bij de gemeente, dat er een integrale visie
jes wilde beoordelen. Zie: Provinciale Planologische Com-
missie aan Gedeputeerde Staten, 15-4-1985, in: Archief
R. Hoffman. In het struktuurplan voor Amersfoort-Noord
(1982) is de hele weg terug te vinden, maar uiteraard niet
moest komen van de weg en niet voortdurend kleine stuk- 20 gedetailleerd als in het bestemmingsplan.
-ocr page 21-
20 ADDY SCHUURMAN
inmiddels verouderde vooronderstellingen. Zo
werd de Weg van de Vrijheid opgenomen als een
tweebaansweg, terwijl een vierbaansweg (met alle
consequenties voor de geluidswering) meer in de
rede lag. In 1982 keurde de Raad van State de weg
in principe goed, onder voorbehoud dat de
geluidswering aanzienlijk verbeterd zou worden
en de weg als een geheel ter inzage gelegd werd.
Zo hadden de gemeentelijke bestemmings-
plannen meer het karaktervan een momentopna-
me dan van een uitgewerkte visie voor de toe-
komst; dat was voor Gedeputeerde Staten aanlei-
ding delen ervan- in het bijzonderde Weg van de
Vrijheid-steeds af te keuren. Zo bleef er altijd
een juridische opening voor bezwaren van omwo-
nenden, terwijl voor de gemeente de discussie
over de Weg van de Vrijheid een gepasseerd sta-
tion was. Want de stukken Weg van de Vrijheid die
werden goedgekeurd werden voortvarend aange-
legd: zo kwam er een tweebaansweg tussen de
Hogeweg en het Koeriersterspad. Vanaf het
Koeriersterspad zou een tunnelbak onder de
spoorlijn Amersfoort-Apeldoorn de verbinding
vormen met De Hoef, maar dit stukje werd voort-
durend afgekeurd. De gemeente hield echter vol
en de aanleg van de tunnelbak leek slechts een
kwestie van tijd....
De VerontRustenburgers
Zo sleepten de jaren zich voort. Alle aandacht ging
ondertussen uit naar de discussies rond Amers-
foort-groeistad. De kwestie lokte felle protesten
uit van de Vereniging tot Behoud van 't Hogeland,
maar ook van verschillende linkse groeperingen
die enerzijds de woningnood aanklaagden, maar
tegelijkertijd terugschrokken voorde uiterste con-
sequentie daarvan: een bouwopgave van duizen-
den woningen ten noorden van Amersfoort. Het
ging er soms heftig aan toe: in 1979 verwijderde de
politie met grof geweld actievoerders uit de raads-
zaal, waarbij ook raadsleden en een wethouders-
vrouw in de verdrukking kwamen.53
Hetgroeistadbesluit (1981) had echtergrote
consequenties voor De Hoef. De bouw van vijf-
tienduizend woningen impliceerde een forse
werkgelegenheidsimpuls. Zo niet, dan zou de
groeistad nieuwe stromen woon-werkverkeer of
een torenhoge werkloosheid genereren. Zestien
duizend arbeidsplaatsen waren nodigen men
hoopte een groot deel daarvan zo snel mogelijk
op De Hoef te realiseren.
Binnen enkele jaren werden de plannen voor
De Hoef uitgewerkt. Het industrieterrein moest
van drie kanten worden ontsloten: via de
Noordelijke Rondweg, via de Weg van de Vrijheid
en via het Hoevelakentracé (een afrit van de A1 op
het grondgebied van Hoevelaken).
Van 15 december 1983 tot 16 januari 1984 lag
het ontwerp-bestemmingsplan De Hoef ter inza-
ge. Roelie Norp: "ik las een stuk in de krant, dat
het bestemmingsplan voor De Hoef klaar was. Er
zouden allerlei vervuilende en overlastbezorgende
bedrijven komen.54 Het ergste was wel een vuil-
verbranding.55 Stel je voor, net naast onze nieuwe
53 Demonstranten met wapenstok uit gemeentehuis ver-
wijderd, in: AC 26-9-1979. 54 Het ging om het artikel:
Hooglanderveen is weer de dupe, in: AC 9-1-1984, van de
hand van Theo van der Worp, voorzitter van de
Dorpsraad van Hooglanderveen. Gezien de datum kan
men de oprichting van de groep dus niet rond kerst 1983
dateren (zoals in het overigens fraaie overzichtsartikel
over de VerontRustenburgs: Vriendelijk zijn zonder jezelf
tekort te doen, in: AC 10-10-1985), maar pas begin 1984.
55 In 1979 werd bekend dat het Amersfoortse vuil na 1988
niet meer naar Wijster mocht worden afgevoerd. De Hoef
leek sindsdien een uitgelezen plaats voor een vuilver-
brandingsinstallatie voor het Amersfoorts stadsvuil. Zie:
Installatie voor vuilverbranding in Amersfoort-Noord?
in: AC 11-4-1979; Vuilverbrandingsinstallatie niet alleen
voor Eemland, in: AC 26-10-1979; Dorpsraad 'absoluut
tegen' vuilverbrandingsinstallatie, in: AC20-11-1979.
-ocr page 22-
'DAAR HEB JE DE DAMES WEER!' 21
wijk, maar ook vlakbij Schothorst en Zielhorst,
waar toen ook al vergevorderde plannen voor
waren. Er was op dat moment nogvijf dagen om
bezwaar te maken.Ik wist helemaal niet hoe dat
moest, dacht dat er advocaten en dergelijke aan te
pas kwamen. Na wat heen en weer bellen bleek
dat niet het geval. Ik maakte op een A-4tje een
protestbrief en verspreidde die in de wijk. Dat
bracht het balletje aan het rollen. Het leverde op
de valreep nog zo'n 700 [om precies te zijn: 778,
AS] bezwaarschriften tegen het bestemmings-
plan op."
Toen het antwoord van de gemeente op de
bezwaarschriften in de bus viel, was ondertussen
een groepje mensen uit de wijk gemobiliseerd, de
VerontRustenburgers. Het groepje bestond aan-
vankelijk uit Jan van den Berg, Dick Florijn, Rudi
Cnirrep, Roelie Norp, Riekje Hoffman en Ton de
Kruif. Laatstgenoemde was voordien al actief
geweest in de Vereniging'Beter wonen in Lien-
dert en Rustenburg e.o'. Na enkele jaren plaatste
het mannelijk deel van de VerontRustenburgers
zich wat meer op de achtergrond; zij konden werk
en actie niet langer combineren. Sindsdien trok-
ken Roelie Norp en Riekje Hoffman de kar, aange-
vuld met Donna Barbillion. Donna woonde als
enige van de actievoerders aan de rand van de
wijk, dicht bij De Hoef, en was daarom in de ver-
schillende procedures de meest direct belang-
hebbende. Dit was relevant, omdat de groep geen
rechtspersoon was, maar'slechts'een werkgroep
van verontruste burgers. In elke procedure moes-
ten zij aantonen dat zij in hun directe belang
geschaad werden.
Wat waren die directe belangen? De Veront-
Rustenburgers richtten zich in hun bezwaarschrif-
ten op de overlast die zou ontstaan door de
bedrijven op De Hoef en van het verkeer: met
name de geluidsoverlast, luchtvervuilingen stank.
Maar in eerste instantie hield de Weg van de
Vrijheid de gemoederen bezig. De VerontRusten-
burgers schaarden zich aan de zijde van de
Vereniging'Beter Wonen in Rustenburg, Liendert
en omgeving' in hun inspanningen het laatste
stukje weg dat nog ontbrak (de tunnelbak onder
het spoor) en de verbreding van de weg tot een
vierbaansweg te voorkomen. Want inmiddels was
duidelijk dat de verwachte 20.000 motorvoertui-
gen per dageen lawaai produceerden van 68 deci-
bel, veel meer dan volgens de Wet Geluidshinder
(1982) was toegestaan.
Een doodlopende weg
De VerontRustenburgers stuitten aanvankelijk op
een muur van wantrouwen en onbegrip bij de
ambtenarij en de politiek. Weinig mensen op het
gemeentehuis waren bereid om water bij de wijn
te doen. Alleen wethouder Asselbergs van ruim-
telijke ordening kon wel begrip voor de
VerontRustenburgers opbrengen, vanuit zijn
eigen verleden als actievoerder.56 In het ambtelijk
apparaat heerste echtereen minder vriendelijke
sfeer. Vooral de civiel-technische ambtenaren
moesten weinig hebben van de inbreng van
'leken'. Riekje: "Ik heb ambtenaren meegemaakt
die hardop zeiden: 'Met burgers hebben we niets
te maken. Wat moeten we met die huisvrouwen,
waar bemoeien ze zich mee? Wij hebben het altijd
zo gedaan, waarom moet het nu anders? Op
grond van wat?' Andere ambtenaren, die wel
begrip voor ons standpunt hadden, durfden daar
niet voor uit te komen. We liepen ooit eens door
de gang in het gemeentehuis, toen een ambtenaar
ons in het voorbijgaan snel iets toevoegde, in de
trend van 'doorgaan zo'. Zo'n steunbetuiging
durfde hij niet in het bijzijn van collega's of zijn
chef te uiten. En dan was er ook een groep die
dacht: met die lui kun je niet gewoon praten, die
zijn overal tegen, die willen helemaal niets.
56 Een verwijt vooral van Burgemeester Schreuder. Zie:
H. Bouwmeester, Stad in de steigers. Twintigjaar samen-
werken aan het hart van Amersfoort
(Amersfoort 2005).
-ocr page 23-
Rijkswaterstaat en benaderden gemeenteraads-
en proviciale statenleden.
Maar aanvankelijk kregen ze nul op het rekest.
Op 29 mei 1984 nam de gemeenteraad het be-
stemmingsplan De Hoef aan zonder essentiële wij-
zigingen op de 'pijnpunten'. Er zat niets anders op
dan bij de provincie bezwaar aan te tekenen tegen
het bestemmingsplan. Precies 1248 bezwaar-
schriften vielen op de mat bij het provinciehuis.
Bij gemeente Amersfoort begon ondertussen
iets te bewegen. Na een chaotisch verlopen hoor-
zitting op 29 november 1984 kwamen er gesprek-
ken op gang tussen gemeente en bewoners. Dit
resulteerde op 29 maart 1985 in een onverwachte
wending. Roelie: "We kregen een telefoontje van
de gemeente, of we binnen twee uur naar het
gemeentehuis wilden komen. Daar zaten de wet-
houders Asselbergs en De Bruijn ons op te wach-
ten. Ze vertelden ons dat het college had besloten
dat de Weg van de Vrijheid niet zou worden aan-
gelegd. Ik weet nog dat we toen lang gesteggeld
hebben over de vraag, of en hoe we dat zwart op
wit konden krijgen. Want het vertrouwen was nog
lang niet zodanig dat we de heren op hun blauwe
ogen geloofden. Uiteindelijk kregen we onze zin
en werd een copie van het collegebesluit
gemaakt. Op de copie werden ook nog een aantal
afspraken vastgelegd, waarna de wethouders dit
alles met hun parafen ondertekenden."58
Waarom deze ommezwaai bij de gemeente?
Een belangrijke reden was ongetwijfeld het gevoel
van urgentie dat zich meester had gemaakt van
het stadhuis.59 Een oplossing voor de ontsluiting
van De Hoef was dringend gewenst. Dit niet
alleen omdat de woningbouw inmiddels gestart
was (en er dus werkgelegenheid gecreëerd moest
worden), maar ook omdat Leusden in die tijd ook
De doodlopende Weg van de Vrijheid (let op het
verkeersbord!) bij de kruising met de Lageweg. In de
verte zie je het drukke verkeer van de Hogeweg.
Achteraf gezien wel een beetje begrijpelijk. We
konden heel fel zijn, hoewel we altijd probeerden
'on speakingterms'te blijven. Dat betekent ook,
datje moet kunnen inleveren. Je streeft naarioo
%, maar met 80 % ben je ook blij. Zelfs met 60 %
heb je nog altijd meer bereikt dan niets."
De gemeente had aanvankelijk een informa-
tievoordeel en probeerde dat zoveel mogelijk te
benutten. Maar de actievoerders zorgden dat zij
die kennisachterstand snel inhaalden. Ze verdiep-
ten zich in de materie van de ruimtelijke ordening
en de milieuwetgevingen wanneer het echt te
ingewikkeld werd zochten zij hulp bij het
Planologisch Adviesbureau van de TH Eindhoven
en de Wetenschapswinkel van de Universiteit
Utrecht. Ook schakelden zij in de loop der jaren
verschillende onderzoeksinstellingen in om de
precieze overlast te meten: van het lawaai van de
bedrijven op De Hoef, veroorzaakt door afzuigin-
stallaties of productieprocessen, van de draaiende
motoren van vrachtwagens bij distributiebedrij-
ven of van de weerkaatsing van het geluid van de
treinen door de gevelwanden op De Hoef.57
Verder bepleitten zij hun zaak in gesprekken met
57 Zie bijvoorbeeld: P. Lettinga, M. Beuving en J.
Aardoom, Railuerkeerslawaai in de wijk Rustenburg te
Amersfoort
(Wetenschapswinkel natuurkunde utrecht,
^89), in: Archief R. Hoffman. 58 Copieën van het colle-
gebesluit met parafen van beide wethouders bevinden
zich in de archieven van zowel R. Hoffman als R. Norp.
59 Rustenburg wint strijd tegen weg, in: AC r-4-1985.
-ocr page 24-
'DAAR HEB JE DE DAMES WEER!' %1
een bedrijventerrein ontwikkelde, waardoor De
Hoef achter het net dreigde te vissen. Bedrijven
die het gedoe rond het Amersfoortse terrein zat
waren, konden in Leusden terecht. Bovendien was
langzamerhand de vrees gerechtvaardigd dat
Gedeputeerde Staten niet akkoord zouden gaan
met de verdubbeling van de Weg van de Vrijheid
tot vier banen, zodat er dan opnieuw vertraging
op zou treden.60
Ten slotte kan men zich afvragen of
Amersfoort wel zo overtuigd was van de nood-
zaak van de weg als het stadhuis in het openbaar
plachtte te verkondigen. Gemeente Amersfoort
verrichtte diverse malen onderzoek naar alterna-
tieven. Al in 1980 verscheen een vergelijkende stu-
die waarin de Weg van de Vrijheid als beste uit de
bus kwam, maar men toch een alternatief via
Hoevelaken in reserve hield. Wanneer dit Hoeve-
lakentracé er zou komen, zou de Weg van de
Vrijheid tweebaans kunnen blijven.61 Het pro-
bleem was echter dat gemeente Hoevelaken dat
tracé helemaal niet wilde. Zo werd het tracé niet
opgenomen in het ontwerp-structuurplan van de
gemeente Hoevelaken (1982) en ook nadien stelde
de gemeente Hoevelaken zich weigerachtig op.62
Vandaar dat de gemeente in 1984 verder zocht
naar alternatieven voor de Weg van de Vrijheid.63
De ommezwaai kwam desondanks onver-
wacht. 'Verontrust' gingen de Rustenburgers het
gemeentehuis in, 'onthutst' kwamen ze eruit,
zoals de Amersfoortse Courant het formuleer-
de.64 Het nieuws werd direct wereldkundig
gemaakt, uit angst dat de gemeente op zijn gege-
ven woord terugkwam. Er lag op dat moment
alleen een toezegging en nog geen raadsbesluit,
terwijl het bestemmingsplan De Hoef- met de
Weg van de Vrijheid daar nog in-ter beoordeling
lag op het provinciehuis. De VerontRustenburgers
bleven ook na de bijeenkomst op hun hoede.65
Het verlossende woord kwam na twee-en-een-
halve maand wachten: 18 juni 1985 deed de provin-
cie uitspraak. De tunnelbak werd opnieuw afge-
keurd; de Weg van de Vrijheid als ontsluitingsweg
voor De Hoef was definitief van de baan.
Maar wat nu? De Hoef moest op de een of
andere manier toch ontsloten worden. Roelie:
"Die uitspraak van de provincie was zo definitief,
dat wij direct in de gaten hadden, dat ook de
gemeente hierdoor verrast moest zijn. Ik heb
direct een paar kruidkoeken gebakken en deze
hebben we naar de afdeling verkeer gebracht met
de mededeling: 'wij zijn heel erg blij met deze uit-
spraak, maar we beseffen dat voor jullie het werk
opnieuw moet beginnen en dat willen we op deze
manier verzachten. We begrijpen heel goed jullie
frustratie.' Op het gemeentehuis pakten ze dat
gebaar heel goed op." Want de VerontRustenbur-
gers hadden alternatieven voorde Weg van de
Vrijheid klaar liggen en deze werden nu met de
gemeente doorgesproken.66 De alternatieven gre-
pen terug op de oude Gordelweg langs de A 28 en
wel in drie varianten: (1) een vierbaansweg aan de
kant van Rustenburg (het Rustenburgtracé), (11)
een vierbaansweg aan de kant van de Wieken (het
Wiekentracé), of (111) een tweebaanswegaan
beide kanten van de A28.67
60 "Onthutstenburgers" winnen slag om Weg van de
Vrijheid, in: AC 1-4-1985. 61 Gemeente Amersfoort,
Struktuurplan stadsuitbreiding. Beoordeling van enige
varianten voorde hoofdwegenstruktuur
(Assen/Delft,
dec. 1980). 62 Hoevelakentracé moet er komen, in: AC 5-
5-1982. 63 Ontsluiting Bedrijfsterrein De Hoef. Interim-
rapport van de werkgroep ontsluiting bedrijfsterrein De
Hoef(maart 1984). 64 "Onthutstenburgers" winnen slag
om Weg van de Vrijheid, in: AC 1-4-1985. 65 Zie bijvoor-
beeld: Brief van de VerontRustenburgers aan Burgemees-
ter en Wethouders, 10-4-1985 in: archief R. Hoffman. Zo
maakten zij bijvoorbeeld nog bezwaar tegen de tunnel
onder de spoorlijn Amersfoort-Zwolle (bij station
Schothorst).. 66 Waar een wil is, is geen weg. Infor-
matiebulletin VerontRustenburgers januari/februari
1985. 67 Taboe Weg van de Vrijheid is nu eindelijk door-
broken, in: AC 29-1-1985.
-ocr page 25-
24 ADDYSCHUURMAN
A 28 geluiddempend (open) asfalt aangelegd.70
Dit alles had nog heel wat voeten in de aarde.
Lange tijd hield Rijkswaterstaat de nieuwe, ver-
vangende geluidsschermen langs de rijksweg bij
Rustenburg tegen. Uiteindelijk heeft de gemeente
Amersfoort het vervangende scherm langs de
A28 voorgeschoten. Pas midden jaren '90 werd
de Outputweg officieel geopend.
Overlast van De Hoef
De VerontRustenburgers verzetten zich niet alleen
tegen de Weg van de Vrijheid, maar toonden zich
ook bezorgd over de bedrijven die zich op het
naast de wijk gelegen bedrijventerrein De Hoef
vestigden. Toen in 1984 het bestemmingsplan voor
De Hoef verscheen, was verreweg het grootste
deel gereserveerd voor industrie (60 ha). Voor
kantoren (7?-9 ha), scholen (4 ha) en sportacco-
modaties (6 ha) werd veel minder ruimte gereser-
veerd.71 Desondanks moest het een bedrijventer-
rein met uitstraling worden, met bedrijven die
bovendien "geen hinder of overlast zullen bezor-
gen in de aangrenzende woongebieden."72
De presentatie van het plan geschiedde onder
een ongunstig economisch gesternte. Er heerste
nog volop economische crisis en bedrijven ston-
den niette trappelen om nieuwe investeringen te
plegen. Toch was de gemeente hoopvol. Burge-
meester Schreuder verkondigde dat 'er geen
bedrijf uit Amersfoort meer mag vertrekken, nu
er volop nieuwe ruimte voor bedrijven is.' Zo
maakte hij een prestigekwestie van het succes van
De Hoef. Er werd extra druk op het gemeentelijk
apparaat gelegd om bedrijven met belangstelling
Het Wiekentracé werd verworpen vanwege de
hoge kosten voor de benodigde viaducten over
het spoor en de A 28. De keuze viel op optie i: een
vierbaansweg die achterlangs de wijk voerde, de
huidige Outputweg. Met name bewoners die
dicht langs de weg woonden, waren niet gelukkig
met deze variant; "een min of meer gedwongen
keuze" was hun gevoelen.68 Maar de keuze bood
verschillende voordelen. Het Rustenburgtracé
weerde het verkeer uit de woonwijken en leverde
minder geluid en stank op dankzij een ononder-
broken geluidswal (zoals al vermeld zou de wal
langs de Weg van de Vrijheid vanwege de verschil-
lende kruisingen onderbroken worden, zodat de
geluidswering minder effect had).69 Bovendien
maakte de weg het mogelijk het regionale verkeer
en het verkeer over de rijkswegen goed van elkaar
te scheiden. Verder zou het Rustenburgtracé
onderdeel kunnen worden van een nieuwe verbin-
dingsweg tussen het bedrijventerrein bij Leusden,
het terrein De Hoef en het terrein Calveen (die
verbindingsweg is er overigens nooit gekomen).
Ten slotte vergrootte deze optie het draagvlak
voorgeluidsisolerende maatregelen. Door de aan-
legvan het Rustenburgtracé moest de toenmalige
geluidswal als afscherming voor de A28 wijken.
Tussen de Outputweg en de wijk Rustenburg
werd een geluidswal van twee tot vier meter hoog
aangelegd en tussen de Outputweg en de A 28
een geluidscherm van drie meter hoog. Dit
scherm diende niet alleen om het geluid tegen te
houden, maar ook om de overlast (het licht bij
nacht) van het tegemoetkomend verkeer op de
Outputweg te beperken. Tenslotte is er op de
68 Verslag van een bewonersvergadering 13-5-1986, in:
archief R. Hoffman. 69 Brief van Burgemeester en
Wethouders aan R. Norp, 9-9-1986, in: archief R. Hoff-
man. 70 Geluidscherm langs rijksweg bij Hoevelaken, in:
AC 7-11-1989; Gemeente Amersfoort, Het Rustenburg-
tracé
(1991); Verslag van de informatie- en inspraakavond
over het Rustenburgtracé, gehouden op 30 mei 1991 in de
Open Hof te Amersfoort, in: archief R. Hoffman.
71 Basisplan Amersfoort De Hoef. Nieuwe ruimte voor
bedrijven
(Amersfoort z.j.). 72 Gemeente Amersfoort,
Struktuurplan stadsuitbreiding. Beoordeling van enige
varianten voorde hoofdwegenstruktuur
(Assen/Delft,
dec. 1980), p. 8.10.
-ocr page 26-
'DAAR HEB JE DE DAMES WEER!' 2q
vooreen kavel niets in de weg te leggen.'Niet zeu-
ren, wij moeten bouwen', zo kregen ambtenaren
te horen.
Maar kon men de omwonenden ook zo ver
krijgen dat zij hun bezwaren tegen De Hoef inslik-
ten? Want soms verschilden de VerontRustenbur-
gers en de gemeente van mening over de mate
waarin bedrijven overlast bezorgden. Liebherr,
was dat nu een zwaar of matig overlastgevend
bedrijf? Was Mitshubishu, dat in een bunker vlieg-
tuigmotoren wilde testen, nu een zware lawaai-
maker of juist een stil bedrijf? De gemeente bood
de ruimte tot dergelijke meningsverschillen door
een nieuw vestigingsbeleid. Normaal gesproken
kon een bedrijf zich ergens vestigen mits het vol-
deed aan de Hinderwet. In De Hoef werd echter
gekozen voor een benadering, waarbij de mate
van overlast richtinggevend was voor de locatie-
keuze. Bedrijven die overlast zouden veroorzaken,
mochten niette dicht bij woningen komen. Dat
werd bepaalde aan de hand van een categorie-
indeling. Categorie één tot en met drie waren lich-
tere bedrijven die nauwelijks tot geen overlast
gaven; deze bedrijven mochten zich in of aan de
rand van een woonwijk vestigen. De categorieën
vier tot en met zes moesten daarentegen op een
zekere afstand van een woonwijk worden geves-
tigd. Op De Hoef was categorie zes (waar bijvoor-
beeld chemische industrie of een kerncentrale
onder viel) uitgesloten, maar categorie vijf-bedrij-
ven waren wel toegestaan, mits op een afstand
van minstens 250 meter van Rustenburgof
Schothorst.
Maar welk bedrijf viel onderwelke categorie?
Dat was een moeilijk probleem. Er was wel een
lijst gemaakt waarin typen-bedrijven gekoppeld
waren aan een categorie, maar dat gaf geen zeker-
heid over de daadwerkelijke overlast. Men kon
immers door eenvoudige ingrepen, bijvoorbeeld
door de oriëntatie van de geluidsbron te verande-
ren of door gebouwen tussen de woonwijken de
geluidsbron te plaatsen, de geluidsoverlast van
een lawaaibedrijf reduceren. Een categorie vijf-
bedrijf kon dus stil Ier zijn dan een 'drie'. En boven-
dien: hoe meet je het lawaai van een bedrijf dat
nog niet bestaat?
Aan de categorisering waren verder procedu-
rele consequenties verbonden. Voor een bedrijf
uit een lage categorie waren geen milieumetingen
vereist, bij een hogere categorie was dat wel nodig
en duurde de vergunningverlening dus langer. De
gemeente, die De Hoef zo snel mogelijk vol wilde
hebben, had er dus belang bij om de bedrijven zo
laag mogelijk in te schalen, terwijl de bewoners
van de omringende woonwijken gebaat waren bij
een zo streng mogelijke categorisering.
De kiem voor allerlei meningsverschillen was
hiermee gelegd en de sfeer van wederzijds wan-
trouwen als gevolg van de discussies rond de Weg
van de Vrijheid deed de rest. Het kwam in enkele
gevallen tot een confrontatie. Een eerste geval
was Liebherr, dat zich aandiende vlak nadat het
college had toegezegd af te willen zien van de aan-
leg van de Weg van de Vrijheid. Plotseling zagen
Roelie en Riekje allerlei activiteiten in De Hoef.
Er werd zand afgegraven en het leek op het begin
van een wegprofiel. De aansluiting op de Weg van
de Vrijheid? Een telefoontje naar het stadhuis
leverde als reactie op, dat er niets onrechtmatigs
gebeurde: "Een boer mag toch ook op zijn eigen
land ploegen?" Het bleek inderdaad om de aanleg
van een weg te gaan, een interne weg wel te ver-
staan, maar zonder de vereiste vergunningen en
zonder enige openbare publiciteit. Liebherr had
gevraagd om een ontsluitingsweg naar de kavel
waarop het bedrijf zijn oog had laten vallen.73
Ongeveer gelijktijdig zagen de beide dames
bij de kavel van Van Cend 8c Loos mensen bezig
met het slaan van palen in de grond. Wat had dat
te betekenen? Volgens de gemeente was dat niets
73 Liebherr en Piet Klerkx kandidaten voor De Hoef,
in: AC 20-5-1985.
-ocr page 27-
20 ADDY SCHUURMAN
anders dan 'het vertikaal opslaan van palen in
plaats van de standaard horizontale manier.'
Roelie: "Als je zulke reacties krijgt, dan blijf je op
je qui-vive. Want tenslotte was een alternatief
voor de Weg van de Vrijheid nog niet veilig gesteld
en onder druk van omstandigheden kan er ineens
veel veranderen."
De kwestie rond Van Cend 8c Loos werd uit-
eindelijk tot voorde Raad van State uitgevoch-
ten.74 Wat was het geval? Van Gend 8c Loos was
vanouds gevestigd bij station Amersfoort, maar
omdat het bedrijf steeds minder gebruik maakte
van het spoor en het autovervoer steeds belangrij-
ker werd, zocht het een nieuwe locatie vlak bij de
snelweg. In februari 1986 kreeg het een plaatsje
aangeboden op De Hoef, maar de kavel was niet
erg gelukkig gekozen: direct langs de spoorlijn
Amersfoort-Apeldoorn, op een steenworp
afstand van Rustenburg. Volgens de gemeente
was dat geen probleem ('het ging om een catego-
rie drie-bedrijf en bovendien maakte de nieuwe
Hinderwet de vestiging mogelijk'), maar de
VerontRustenburgers dachten daar anders over.
Volgens hen was Van Cend 8c Loos geen cate-
gorie drie, omdat het een volcontinu-bedrijf was
met laad- en losstations aan de kant van de wonin-
gen. Er waren absoluut extra maatregelen nodig
om de overlast te beperken. Akoustisch onder-
zoek- pas verricht nadat er al lang toestemming
was verleend voor de vestiging-wees uit dat er
een geluidsscherm moest komen van minstens 5 ?
meter hoog. Gedeputeerde Staten van de provin-
cie Utrecht gingen hiermee akkoord, mits er een
'integrale oplossing' zou komen voor voor zowel
het geluid van het bedrijf als het spoorweglawaai.
Een scherm alleen bleek niet voldoende, de over-
last moest 'aan de bron' worden aangepakt, bij-
voorbeeld door geluidsisolatie. Maar een week
nadat Gedeputeerde Staten dit voorbehoud had-
den gemaakt, deelde Amersfoort mee dat een
integrale oplossing onmogelijk en een geluids-
scherm voldoende was. Herhaalde waarschuwin-
gen van de kant van de VerontRustenburgers dat
de aanpak niet conform het bestemmingsplan
was, werden genegeerd. Roelie Norp: "Er kwamen
steeds andere berekeningsmodellen, maar van
verhoging van de geluidswal of anderszins was
geen sprake. Bij elke nieuwe berekeningvroegen
wij of er ook een extra schep zand bovenop de wal
was gekomen. Het antwoord van de gemeente
bleef onverminderd 'nee'. Hiermee konden wij
nietaccoord gaan. Wij hebben toen heel nadruk-
kelijk bij de gemeente aangegeven ons dan
genoodzaakt te zien naar de Raad van State te
stappen." Daar behaalden de VerontRustenbur-
gers eind oktober 1986 een overwinning. De Raad
van State stelde hen in het gelijk: de gemeente
moest zich aan het eigen bestemmingsplan hou-
den, waarin duidelijk stond dat erop die plaats
geen bedrijf uit de categorie vier of vijf (en dat was
Van Gend 8c Loos volgens de Raad van State)
mocht komen. Ook was erin het bestemmings-
plan niet voorzien in een geluidsscherm, zodat die
oplossing helemaal niet was toegestaan. Kortom,
de bouw werd stilgelegd. Op dat moment wilde
de gemeente nog niet van wijken weten, maar
voor Van Gend 8c Loos was de maat vol.75 Het
bedrijf wilde een andere plek en bovendien een
forse schadevergoeding van de gemeente. Pas na
jaren gedoe - gemeente en Van Gend 8c Loos
vochten hun conflict zelfs uit voorde rechtbank
- kreeg het bedrijf een nieuwe kavel op De Hoef,
op ruime afstand van Rustenburg en Schothorst.
Uit het geschil rond Van Gend 8a Loos zou de
74 Gebaseerd op het archief van R. Hoffman, v
o.a. de verschillende bezwaarschriften, de uits]
de Raad van State, diverse getuigenverhoren vi
rin zich         kantongerecht en diverse krantenartikelen bevinden.
ak van           75 Zie o.a. informatiebulletin VerontRusten-burgers dec.
het               1987.
-ocr page 28-
'DAAR HEB JE DE DAMES WEER!' 27
Een charme-offensief van de VerontRustenburgers.
Roelie Norp (midden) biedt wethouder Emile de Bruijn
(links) een roos aan. Rechts Riekje Hoffman.
lezer kunnen afleiden dat de vestiging van bedrij-
ven op De Hoef een voortdurende strijd oplever-
de tussen de gemeente en de omwonenden. Dat
is niet terecht. In veel andere gevallen kwamen de
burgers en de gemeente tot overeenstemming.
Een stevig gesprek of een brief op poten waren
voldoende om eventuele bezwaren kenbaar te
maken. Alleen wanneer een van de partijen zijn
absolute wil doorzette, kwam het tot een conflict.
In de meeste gevallen werd de soep niet zo heet
gegeten als hij werd opgediend. Na het aanvanke-
lijke wantrouwen, waren de verhoudingen tussen
de VerontRustenburgers en het stadhuis vriende-
lijker geworden.
En de vuilverbranding, waarmee voor Roelie
Norp alles was begonnen? Die kwam er niet. De
gemeente liet na de vele bezwaarschriften direct
klip en klaar weten, dat er op De Hoef geen plaats
was voor een vuilverbranding. Die viel immers
onder categorie zes en was daarmee uitgesloten.
Bovendien had buitenlands onderzoek uitgewe-
zen dat vuilverbranding het gevaar op dioxineuit-
stoot meebracht en dat risico wilde de gemeente
absoluut vermijden.76
76 Raadsvoorstel 1984/110 afd II, 16-5-1984. Zie ook:
Zwaarste categorie bedrijven definitief uitgesloten voor
Hoef, in: AC 11-4-1984.
-ocr page 29-
28 ADDYSCHUURMAN
Conclusies
Liendert Leefbaar en de VerontRustenburgers
gaven ieder op eigen wijze vorm aan de democra-
tiseringsgedachten van de jaren '70 en '80.
Liendert Leefbaar was wijkopbouwwerk met een
grote inbreng van de bewoners zelf, vooral dankzij
de pioniersgeest die in de eerste jaren in de wijk
heerste. Waar het traditionele opbouwwerk uit-
gaat van de opbouwwerker, hadden de activiteiten
van Liendert Leefbaar meer het karakter van zelf-
hulp. Toen na een aantal jaren de pioniersgeest
verminderde, veranderde de sfeer binnen
Liendert Leefbaar. De opbouwwerksters kregen
het idee, dat zij steeds meer moeite moesten
doen om mensen te motiveren en daarvoor
steeds minder terug kregen. Weliswaar stevig ver-
ankerd in de wijk, had het zijn bijzondere karakter
verloren. De opbouwwerksters - aanvankelijk net
zogoed dooreen pioniersgeest gedreven - kwa-
men daarmee meer voor hun eigen belangen op
en gingen op zoek naar erkenning voor hun activi-
teiten, niet alleen in de wijk, maar ook op het
stadhuis: in de vorm van goede arbeidsvoorwaar-
den en een ruim budget. De gemeente kwam hen
hierin maar zeer gedeeltelijk tegemoet. In de cri-
sisjaren van begin jaren '80 had de gemeente
andere prioriteiten. Er moest bezuinigd worden
op het apparaat en tegelijk een stimulerend eco-
nomisch beleid gevoerd worden.
De VerontRustenburgers speelden juist in op
die gemeentelijke prioriteiten door het verkeers-
beleid en het bedrijfsvestigingsbeleid ter discussie
te stellen. Meer nog, zij zetten het nieuwe thema
van het milieu op de gemeentelijke agenda.
Milieuregels op het gebied van water, luchten
geluid zijn sinds hun optreden strenger geformu-
leerd en worden beter nageleefd. Ondanks aan-
vankelijk wantrouwen, werden zij spoedig geac-
cepteerd als gesprekspartners voor de gemeente.
De VerontRustenburgers gaven namelijk stem
aan de publieke opinie in het brede speelveld van
het ruimtelijke ordeningsbeleid. In de jaren '80
verwierven naast de gemeente ook andere partij-
en een belangrijke rol op dit terrein, in de eerste
plaats projectontwikkelaars (zie het Centraal
Stadsgebied). Daarnaast en daartegenover kwa-
men de Rustenburgers op voor de belangen van
de zittende burgers. RO-beleid gaat tenslotte
over hun directe werk- en leefomgeving. In de
belangenafweging die de gemeente moet maken
tussen de belangen van het bedrijfsleven, die van
toekomstige bewoners en die van de huidige
bewoners, telt de stem van laatstgenoemde zwaar
mee. De gemeente is een dienstverlenende instel-
ling voor alle Amersfoorters.
Zijn de VerontRustenburgers voorlopers
geweest van wat tegenwoordig het NIMBY-gevoel
wordt genoemd: het'notin my backyard'-senti-
ment? Zeker wel, zij het in een gematigde vorm. Zij
hadden oog voor het algemeen belang. Zij richtten
zich niet tegen het bedrijventerrein als zodanig,
zoals later burgers zich tegen een fietsroute door
de straat of een daklozenopvang in de buurt verzet-
ten. De VerontRustenburgers vormden niet zom-
aar een verzetsgroep, maar zij dachten ook con-
structief mee.'De onbetaalde denktank van de
gemeente' noemde de Amersfoortse Courant
hen.77 Een compliment voorde Rustenburgers,
maar ook voor de gemeente die bereid was naar
hun kritieken hun voorstellen te luisteren.
En De Hoef? Mede dankzij de VerontRusten-
burgers is op De Hoef geen milieuverontreinigen-
de industrie gevestigd. De door de gemeente ont-
worpen zonering is door het optreden van de
Rustenburgers strenger toegepast dan men aan-
vankelijk op het stadhuis voor ogen had. Het werd
een bedrijvenpark in plaats van een bedrijventer-
rein. Gemeente en bedrijven kunnen hiermee
tevreden zijn. De uitstraling van een bedrijventer-
rein is immers een essentiële vestigingsfactor
voor ondernemingen. Bedrijven willen hun klan-
ten ontvangen in een keurig aangeharkte omge-
vingen geen buren die in het nieuws komen met
een milieuschandaal.
-ocr page 30-
Achterafis het altijd makkelijk oordelen, maar
de vraag is hoe verstandig het was om de prioriteit
te geven aan industrie op een terrein dat aan
beide zijden geflankeerd wordt door woonwijken.
Klaarblijkelijk onderschatte men in Amersfoort
niet alleen de mondige burgeren de strengere
milieuwetgeving, maar ook de de-industrialisatie
die op dat moment toch al meer dan tien jaar in
Amersfoort waarneembaar was78 De werkgele-
genheid voorde groeistad moest komen uit de
dienstensector, niet uit de industrie. Wie nu over
De Hoef loopt, ziet overal kantoren, dienstverle-
ners, scholen. Bedrijven en instellingen die
gebruik maken van de specifieke kwaliteiten van
de locatie, zoals de aanwezigheid van station
Schothorst en minder last hebben van de matige
ontsluiting van het gebied met de auto.
Verantwoording
Dit stuk is tot stand gekomen op basis van een
aantal interviews, aangevuld met schriftelijk bron-
nenmateriaal. Gesproken is met (ex-)bewoners
van Liendert en Rustenburg: R. Hoffman, R. Norp,
L. Nebbeling, H. Groen en H. Kraameren met B.
Visscher van Gemeente Amersfoort. R. Hoffman
beschikt over een groot persoonlijk archief en
stelde mij in de gelegenheid hier gebruik van te
maken. Daarvoor dank ik haar hartelijk.
77 Taboe Weg van de Vrijheid is nu eindelijk doorbroken,
in: AC 29-1-1985. 78 Zie: P. Brusse, De teloorgang van de
nijverheid in Amersfoort. De jaren 60 als breekpunt.
Maar in welke eeuw? in: Fkhite. Historisch jaarboek voor
Amersfoort en omstreken
2004, p. 10-17.
-ocr page 31-
EM VELTHEER
astvnj
caritas op de grens
en Leusden
.ui t' 3 -vv *'■' '-H, e e .. v'
Tv
raiïliuï!
^ife^
^thyisi$90-
-19P5
^fefe^/w^-7^7'
-x-T*x
K Hl
RL nT^$SI
HlfKrflHfül ■«Tv,- *">*J
HIK Ub II * *yï?j
-^fes^^fet^--- r?^r
-"•■■• j.
^-ss^anua
>ij&®&£&Ë
™. g---------=^.^ H
--—~y^ —'U*
-^^s^^'-^^^Ê
—-~ —
ksr$5PP^i^- _J p£4~- , «. , *>^
gr i 'v (lil
HM
zi-Ssxl: . - ->m*
-ocr page 32-
GASTVRIJHEID EN CARITAS OP DE GRENS VAN AMERSFOORT EN LEUSDEN ^1
In de loop der tijden heeft een viertal ziekeninrichtingen de
opnamebehoeftige zieke uit Amersfoort of directe omge-
vingten dienste gestaan. Het huidige Meander Medisch
Centrum
ontstond in 2002 uit de fusie van het Ziekenhuis
Molendctel
van Baarn/Soest met het Amersfoortse Zieken-
huis Eemland,
dat in 1989 op zijn beurt was voortgekomen
uit een samenwerking van het Sint Elisabeth Gasthuis en
Ziekenhuis de Lichtenberg. De geschiedenissen van laatstge-
noemde twee instellingen werden in het verleden al eens
gememoreerd middels monografieën, ter gelegenheid van
een jubileum. Enige jaren geleden werd in dit Jaarboek de
historie van het Gemeentelijk Ziekenhuis uoor Besmettelijke
Ziekten
uitvoerig opgetekend. De auteurs hebben zich daar-
bij doorgaans kunnen beroepen op overgeleverde bronnen,
zoals de huisarchieven van de betreffende instituten.1
Helaas waren die van de vierde instelling, het Aldegonde
Gasthuis,
niet meer te achterhalen. Desondanks blijkt toch
ook hier sprake van een interessant stuk Amersfoortse
ziekenhuisgeschiedenis.
Over gastvrijheid gesproken
De Amersfoortse Courant van 20 december 1979
meldde dat op 8 januari 1980 een begin zou wor-
den gemaakt met de afbraak van een pand aan de
Arnhemseweg, om plaats te maken voor een
scholencomplex. Eerder dat jaar waren al enige
bijgebouwen wegens verregaande bouwvallig-
heid, die tot ongelukken had geleid, aan de slo-
pershamerten offer gevallen. Strikt genomen had
dit reeds in 1976 moeten gebeuren, maar dat werd
toen verhinderd doordat in november van dat jaar
Amersfoortse krakers er hun intrek hadden geno-
men. Nu werd de bewoners opnieuw gesom-
meerd het perceel te verlaten. Een gedetailleerde
verzetsstrategie, die altijd onder handbereik had
gelegen, hoefde weliswaar niet of nauwelijks in
werking te treden, maar geheel zonder protest en
het nodige tumult is de ontruiming ook weer niet
verlopen. De hippiegemeenschap, die wegens
haar eerdere ludieke manifestaties doorgaans kon
rekenen op enige sympathie van de buurtbewo-
ners, liet uiteraard niet na aan te dringen op ver-
I L.M.L. Bongaerts-van Rijckevorsel, Vier eeuwen St. Eli-
sabeth in Amersfoort,
Amersfoort 1977.. K.L. Koopman,
60 jaar De Lichtenberg, Amersfoort 1991.. D.C.Hoevers,
'Het gemeentelijk ziekenhuis voor besmettelijke ziek-
ten." FlehiteJaarboek6 (2005); p.148-57.
-ocr page 33-
ALDEGONDE
Ék
©
ï^vrtfc
^/i
Foto van een groep krakers van het gebouw van
het voormalige kinderziekenhuis 'Aldegonde
Gasthuis' rond 1979 (foto: Kees Huijbregts).
associëren met het 'Kindertehuis Aldegonde'.
Immers, de langste tijd van zijn bestaan was het
in handen geweest van de 'Vereeniging Kinder-
zorg', een instelling die even na de eeuwwisse-
ling was opgericht door een aantal gemeenten
van de Hervormde Kerk in de provincie Utrecht,
daartoe mede gestimuleerd door de toegeno-
men politieke belangstelling voor het misdeelde
kind. Kinderen uit achterstandsituaties en
vangende woonruimte, die uiteindelijk ook haar
deel zou worden. Daarmee viel definitief het doek
van een afwisselend schouwtoneel, dat zich
afspeelde achter de ooit zo statige gevels van een
van Amersfoorts fraaiste en meest karakteristieke
panden.2
Kinderzorg
Meer dan een kwart eeuw later zullen nog maar
weinige passanten van de Arnhemseweg zich
deze roerige geschiedenis herinneren. Ouderen
die dat nog wel doen, neigen de plaats waar zich
ooit dat monumentale gebouw bevond eerder te
2 De geschiedenis van deze kraakbeweging werd in
Aldegonde een begrip beschreven en in eigen beheer
uitgegeven in 1989 door K. Huijbregts e.a.
-ocr page 34-
GASTVRIJHEID EN CARITAS OP DE GRENS VAN AMERSFOORT EN LEUSDEN 33
probleemgezinnen, veelal aangebracht door de
Voogdijraad, zijn er sinds 21 april 1908 liefderijk
gehuisvest geweest en, zo nodig, geresociali-
seerd. Het jaarlijkse aantal daarvan was in de
dertiger jaren wel opgelopen tot 200 pupillen,
hetgeen dikwijls noopte tot uitbreiding met bij-
gebouwen. Met de toegenomen welvaart na de
Tweede Wereldoorlog zette een daling in die op
den duur tot opheffing moest leiden. Daarbij
kwam nog dat de infrastructuur van het gebouw
zo langzamerhand danig te wensen overliet en
Kinderzorggeen kans had gezien om voor aan-
passing, dan wel eventuele nieuwbouw de nodi-
ge financiële middelen vrij te maken. Geleidelijk
werden in de loop van 1976 de laatste bewoners
naar elders overgeplaatst. Op 30 oktober trok
Kinderzorgde deur definitief achter zich dicht.
Het perceel was inmiddels verkocht aan de
Vrijgemaakt Gereformeerde Scholengemeen-
schap Guido de Brés, die voornemens was de
opstallen neer te halen en er een schoolgebouw
neer te zetten. Voorlopig echter zouden de plan-
nen daartoe door onderdakzoekende krakers
worden gedwarsboomd. Zij wisten in het nu
gast-urije Aldegonde de reputatie van gast-
vrijheid
nog vier jaren op te houden. Daarmee
is de geschiedenis van het huis nog allesbehalve
volledig verteld. Zeker niet het minst interes-
sante deel daarvan behelst de periode dat het
diende als ziekenhuis.3
De stichters
Op 18 december 1884 werd mr. Hendrikjohan
Herman baron van Boetzelaervan Oosterhout
geïnstalleerd als burgemeester van Leusden en
Stoutenburg. Hij was telg uit een adellijk geslacht,
waarvan een tak zich in 1870 vestigde in Huis
Oosterhout, aan de Waaldijk bij Nijmegen.
Hendrik J.H. werd op 3 oktober 1850 geboren te
Utrecht. Hij huwde jkvr. Margaretha Laurentina de
Beaufort, die op 13 mei 1852 was geboren uiteen
van oorsprong Franse familie die in 1613 naarde
Hendrik Johan Herman baron van
Boetzelaervan Oosterhout, stichter
van het Aldegonde Gasthuis
Nederlanden was gekomen en waarvan de naza-
ten zich in 1807 vestigden op het landgoed Den
Treek in Leusden. Het echtpaar en hun vierjarige
dochter werden op 28 oktoben88o ingezetenen
van Amersfoort. Het bevolkingsregister vermeldt
dat de familie vanuit Driebergen werd overge-
schreven, lid was van de Nederlandsch Hervorm-
de Kerk en het gezinshoofd het beroep "grondei-
genaar" en "koopman" uitoefende. Zijn Leus-
dense functie werd later bijgeschreven. In 1885
nam het gezin zijn intrek op de buitenplaats
3 J.C. van den Bosch (red.) e.a., Verleden en heden van de
Hervormde vereniging Kinderzorg- Utrecht.
Utrecht,
1992.
-ocr page 35-
2A WILLEM VELTHEER
Gezondheidszorg Amersfoort,
anno 1890
Rondom de overgang van de negentiende naar de
twintigste eeuw omvatte de bevolking van
Amersfoort ongeveer 20.000 zielen. Erfunctio-
neerden een vijftal huisartsen, die beurtelings
ook als gemeentearts werden aangesteld. Medi-
sche specialisten zoals men die vandaag kent,
bestonden nog niet, of het betrof geneeskundi-
gen met een speciale aantekening, bijvoorbeeld
voor verlos- of heelkunde. De gehele zorg was in
handen van het eerste echelon, dat de patiënt aan
huis behandelde, zo nodig ook operatief. Waar dit
onmogelijk was, kon om toelating tot een zieken-
huis worden verzocht. Amersfoort kende, behal-
ve enkele gasthuizen die vooral bedoeld waren als
verpleeg- een verzorgingstehuizen, slechts één
instelling met dit predikaat: het Sint Elisabeth's
Cast- of Ziekenhuis,
aan de Muurhuizen 33. Van de
daar destijds aanwezige faciliteiten moet men
zich echter geen overdreven voorstelling maken.
'Eigen' specialisten had men daar ook niet. Er
waren slechts tien bedden beschikbaar en in 1905
nog beklaagde de aan de instelling verbonden
huisarts J.W. Jorissen zich in de gemeenteraad
erover dat aldaar "de toestand op operatief ge-
bied" niet aan de eisen van de tijd voldeed. Het
kamertje voor operaties fungeerde ook als iso-
leerruimte voor ernstig zieken of stervenden. Het
ziekenhuis beschikte weliswaar over een badkuip,
maar niet over een badkamer, laat staan over
stromend water. De verpleging was niet gedi-
plomeerd, maar wel in de zorgzame handen van
de nonnen.
Inmiddels was vijftien jaar eerder al elders in
Amersfoort een opmerkelijk initiatief ontplooid.
Ter Secretarie van de Gemeente was een schrijven
binnengekomen van baron van Boetzelaer, geda-
teerd 19 februari 1889, waarin deze verzocht om
"...vrijheid tot bouwen van een Kinder Ziekenhuis
volgens bijgaande teekening en situatieplan, op
het terrein gelegen Arnhemschen Straat Sectie B,
Verzoek om een bouwvergunning
19-2-1889.
Nimmerdor. Direct daarachter grensde toen nog
een brede uitloper van Leusdens grondgebied.
Dat de Leusdense burgemeester in Amersfoort
bleef wonen, zal niemand hem euvel hebben dur-
ven duiden. Beide families kenden het regenten-
netwerk als geen anderen bekleedden invloedrij-
ke functies in tal van openbare besturen, waarin
zij doorgaans de behoudende vleugel van een
liberale stroming vertegenwoordigden. Daarnaast
waren zij, als door traditie en op grond van hun
christelijke overtuiging, zeer maatschappelijk
geëngageerd. Het is dan ook niet verwonderlijk
dat juistzij de initiatieven namen tot de noodza-
kelijke verbetering van de plaatselijke en regionale
gezondheidszorg.
-ocr page 36-
GASTVRIJHEID EN CARITAS OP DE GRENS VAN AMERSFOORT EN LEUSDEN 9C
nn648". Blijkens het commentaar, vermeld op
zijn brief, werd hem die vrijheid al op 25 februari
gegund.4
"Een sieraad van stad en gewest"
Vrijwel onmiddellijk moet met de bouwvan het
kinderziekenhuis een aanvang zijn genomen. De
Nieuwe Amersfoortsche Courant vermeldde op 1
mei 1889 onder het 'plaatselijk nieuws'dat, van wat
een "prachtvol gebouw belooft te worden [...]
reeds een deel boven de grond is gekomen". Pas
aan het einde van dat jaar verschijnt de krant met
de eerste uitgebreide en belangwekkende
beschrijving van het in gewijzigde renaissancestijl
opgetrokken gebouw en interieur. De redactie
wekt daarmee de suggestie dat het gebouw al zo
goed als klaar was. Het is waarschijnlijker dat het
artikel slechts was gebaseerd op de ontwerpteke-
ningen ervan, aangezien de tekst veelal letterlijk
overeenkomt met de toelichting die architect
J.H.C. Kröner daaraan toe voegde. De officiële
ingebruikname zou immers nog een halfjaar op
zich laten wachten. Pas op 31 mei 1890 komt het
blad met een evident ooggetuigenverslag onder
bovenvermelde titel, waaruit de lezer niet alleen
een uitstekende indruk opdoet van de wijze waar-
op het gasthuis zou gaan functioneren, maar ook
van het tijdsbeeld waarin het tot stand kwam. Het
wordt hieronder in extenso weergegeven, inclu-
sief zet- en spelfouten, alsmede de thans verou-
derde interpuncties.5
"Wanneer men van Amersfoort de straatweg
naar Leusbroek opgaat, treft men al spoedig een
statig gebouw aan dat door zijn keurig uiterlijk
den indruk geeft, dat het den bouwmeester niet
heeft ontbroken aan de noodige middelen, om
wat schoons en goeds tot stand te brengen.
Waartoe dat huis dient, duidt het eenvoudige
opschrift boven den hoofdinganggeplaatst, gast-
huis, aan. Treedt men dien hoofdingang binnen,
dan staat men voor een glazen binnenpui, in het
midden van welker bovengedeelte de woorden
staan: "Repos ailleurs" met het wapen van Boet-
zelaer links, dat van de Beaufort rechts, het
wapen der gemeente Leusden onder het eerste,
dat van Amersfoort onder het laatste.
Wie geen vreemdeling is in Utrecht, denkt al
aanstonds aan een tweetal edele families uit
Utrecht, aan de Marnixstichting, het Diacones-
senhuis en zooveel meer en verneemt geenszins
met verbazing, maar wel met blijdschap en erken-
telijkheid, dat hij den voet gezet heeft in eene
stichting van den heer en mevrouw van Boetze-
laer- de Beaufort, wier schoon buitenverblijf
Nimmerdor hij zoo aanstonds, als hij verder op
wandelt, voorbij zal gaan.
Reeds sedert lang hielden mevrouw van Boet-
zelaeren haarwaardigen echtgenoot, de burge-
meestervan Leusden, zich bezig met verzorging
van kranken en armen uit hunne gemeente.
Menigmaal deed zich de wensch vernemen: kon
dit of dat zieke kind, die zwakke oude, maar eens
een poos naar behooren verpleegd worden. Daar
doet zich een geschikt terrein op voor het bouwen
van een verplegingshuis. Het is weldra gekocht, en
met aanwending van alle middelen, die de heden-
daagsche stand der wetenschap aan de hand doet,
waarbij den stichters hunne talrijke bezoeken aan
dergelijke gestichten in Engeland zeer te stade
komen, wordt het fraaie gebouw tot stand
gebracht, dat daar thans staat. Het zal zijne deu-
ren morgen openen, in de eerste plaats voor zieke
kinderen uit Leusden en Amersfoort, maar voor
andere, ook oudere patiënten zal er ook des-
noods wel een plaatsje zijn. Daarbij zal niet
gevraagd worden tot welke geloofsbelijdenis de
patiënt behoort. De directrice en de verpleegzus-
ters zullen evenwel protestant zijn. Niet om pro-
paganda, wel om lichamelijke verpleging zal het te
4 Archief Eemland, Amersfoort: Ordner bouwtekenin-
gen. 5 Nieuwe Amersfoortsche Courant, 31 mei 1890,
H.:'Een sieraad van stad en gewest', overgenomen uit
Utrechtsen Provinciaal en Stedelijk Dagblad, 29 mei 1890.
-ocr page 37-
36 WILLEM VELTHEER.
doen zijn. Niet-protestantsche patiënten kunnen
daar dus zonder bezorgdheid heengezonden wor-
den, nevenbedoelingen zullen er bij de verpleging
niet bestaan. Geheel kosteloos zal de verpleging
niet zijn, maar betaling is de hoofdzaak niet.
Het was de schrijver dezer regelen vergund,
met den heer v. Boetzelaer het gansche gebouw
door te wandelen. Hij zag daar, na de binnendeur
doorgegaan te zijn, de kamer van de directrice, die
door het drukken op éen knop, na een wijzer op
een bepaald nommerte hebben gezet, in de
kamer, die dat nommer heeft, eene schel kan laten
gaan, benevens de eetkamer voor de pleegzusters;
verder in de benedenverdieping, te beginnen bij
den tweeden ingang, voor de patiënten bestemd,
rechts instrumentenkamer, apotheek en operatie-
zaal, links wachtkamer voor patiënten en isoleerka-
mer, ingeval van vermoeden van besmettelijke
ziekten, (eene binnendeur scheidt deze vertrekken
geheel van het overige gedeelte van het gebouw);
verder een badkamer waar patiënten gereinigd
worden vóór ze tot de ziekenzalen worden toege-
laten en eene zit- en spreekkamer voor den
geneesheer. In een aan het hoofdgebouw zich aan-
sluitend bijgebouw is de ruime keuken benevens
een lokaal tot spijziging van armen, met afzonder-
lijken ingang, van buiten. In het sousterrain vindt
men het waterreservoir met perspomp, een desin-
fectie-oven, waschkeuken, strijkkamer en de
woonvertrekken voor de conciërge en zijne vrouw.
Op de bovenverdieping de slaapkamer der
directrice, kleine en groote ziekenzaal, kleinere
kamer voor de zusters of afzonderlijk gelogeerde
patiënten, badkamer met inrichtingen voor aller-
lei baden, en boven de keuken in het bijgebouw
eene speelkamer en een soort van loggia, waar
patiënten, die de zon moeten genieten des noods
op hunne bedden kunnen geplaatst worden, en
vanwaar men uitziet op een netten tuin en de
heerlijke omstreken van Amersfoort. Op de
bovenste verdieping zijn de slaapkamertjes voor
de zusters. Een lift kan patiënten, die niet kunnen
klimmen, naar boven voeren.
Het geheele gebouw wordt door middel van
heet water verwarmd: alle muren zijn spouwmu-
ren, waar tusschendoor [moet waarschijnlijk
zijn:'waartusschen voor', W.V.] verwarming een
voortdurende luchtstroom onderhouden wordt
ter ventilatie van alle vertrekken. Een koker, met
openingen, door koperen deurtjes gesloten, door
het gehele gebouw gaande, geeft gelegenheid alle
zwachtels, doeken enz. naar beneden te werpen,
ter opneming in den ontsmettingoven. Op alle
kamers kan men steeds koud en warm water heb-
ben. Midden op de groote zaal bevindt zich eene
tafel met vier bakken voor warm water, om warm
te maken ofte houden wat zulks vereischt. In de
grootere vertrekken zijn fraaie Siemensche lam-
pen aangebracht. Alle vensters kunnen door aan
de buitenzijde aangebrachte valschermen afgeslo-
ten worden.
Zie daar in ruwe trekken, hoe het gasthuis, dat
den naam van "Huis Aldegonde" zal dragen, inge-
richt is. Aan deskundigen raden wij zeer een
bezoek aan. Na Vrijdag staat het huis voor belang-
stellende open. Meer bevoegden mogen dan eene
betere en meervolledige beschrijving daarvan
geven. Wij voelden ons gedrongen, daarop de
aandacht van allen te vestigen, die belangstellen
in hetgeen tot leniging van het lijden van minder
bedeelden gedaan wordt. Het edele echtpaar, dat
een zoo schoon voorbeeld gaf van liefde tot den
naaste, behoeft onze lof niet. Hun zal de eer en
zegen niet ontgaan, die elke daad van gehoor-
zaamheid aan het goddelijk bevel; heb uwen naas-
ten lief als u zelven, met zich brengt. Hun voor-
beeld strekke velen, tot navolging. De oplossing
onzer maatschappelijke kwalen is alleen mogelijk
door de macht, die alles overwind, de christelijke
liefde. H."
Inderdaad gaat het hierom een verslag'in
ruwe trekken', dus niet volledig. Ter aanvulling kan
worden verwezen naarde legenda's bij de platte-
gronden, die verder voor zichzelf spreken. Uit het
-ocr page 38-
GASTVRIJHEID EN CARITAS OP DE GRENS VAN AMERSFOORT EN LEUSDEN 37
ib-a Ct.l5.
'CCKiH
Doorsnede van het Aldegonde Gasthuis.
-ocr page 39-
38 WILLEM VELTHEER
BEGANE GROND
a Keuken
al Lokaal spijsuitdeling
b Kamer verpleegster
c WC's
d Lift
e Linnenkamer
f Vestibule
g Dokterskamer
h Apotheek
i Opslag instrumenten
j Operatiekamer
k Badkamer
1 Wachtkamer
m Onderzoekkamer
n Isoleerkamer
o Corridor
Legenda plattegrond
KELDERVERDIEPING
a Kelders
b Kamer wasvrouw
c Stookplaats baden, water
d Lift
e Desinfecteerruimte
f Opslag brandstoffen
g Stookplaats verwarming
h Wasserij
i Strijk- en mangelkamer
1-
.,
1
illlllll
XKV'l*X?ï
.
il
"i
mi umi
II»
_
-ocr page 40-
«ERSFOORT EN LEUSDEN
GASTVRIJHEID EN CARITAS OP DE GRE
EERSTE VERDIEPING
a Huis-en speelkamer
b Isoleerkamer
bl Kamer verpleegster
c WC's
d Lift
e Badkamer
f Kleine ziekenzaal
g Grote ziekenzaal
h Kamer voor verpleegsters
i Corridor
CcyH^i^' i***fa+ewi-na.
Detail, operatiekamer.
Let op de afgeronde hoe-
ken van de muren en de
stortkoker door de rech-
ter muur. Deze stort-
koker is te vervolgen tot
in de desinfectieruimte
in de Kelderverdieping.
E9KS
Dö J2£!
mM
-ocr page 41-
AO WILLEM VELTHEER
eerder verschenen, anonieme krantenbericht nog
het volgende:
"... Aan de achterzijde van het gebouw binnen-
tredende, dat is aan den ingang bestemd voorde
bezorging der dagelijksche levensbehoeften [leve-
ranciersingang, WV] bereikt [...] bergplaats voor
brandstoffen [...] en stookplaatsen voor verwar-
mingvan het gebouw en badwater [gescheiden
stookplaatsen voor verwarming, resp. warm stro-
mend water, WV]...Aan de zijde van "Nimmerdor"
vindt men dan toegang tot de kamer des genees-
heers, dien men voornemens is, iederen ochtend
voono uur te doen zitting houden [...] In een bij-
gebouw, achter het hoofdgebouw, bevindt zich
nogeene zaal bestemd voor nuttiging van warme
spijs gedurende de wintermaanden door behoef-
tigen, en om de gebouwen is eene uitgestrekt-
heid, die als speelplaats of tuin wordt ingericht.
De inrichting van de gebouwen, is volgens de laat-
ste en strengste eischen der hygiëne geschied.
Alle zalen zijn zonder scherpe hoeken, geheel
rond afgewerkt, zoodat ze gemakkelijk zijn
schoon te maaken en schoon te houden Tegen de
kluizen [nis langs de rand van het plafond, W.V.] in
de operatiekamer ligt eene waterleiding, door
middel van welke, na elke operatie, de muur in
groote mate kan worden bevochtigd, waardoor de
smetstoffen die zich daarop mochten hebben
neergezet, geheel worden verwijderd. En in die
operatiekamer, gangen, enz. liggen mozaïek-
terazzovloeren, die ook grootelijkst de reinheid en
frischheid bevorderen."6
Patiëntenzorg
Ontwerp en indeling van het gebouw beschou-
wend, kan men zich al een redelijke voorstelling
maken van de wijze waarop het als zorginstelling
gefunctioneerd heeft. Voor details echter zijn wij
wederom op externe bronnen aangewezen. Er
was dus een dagelijks spreekuur, dat zeer waar-
schijnlijk werd gehouden door een geneesheer die
vast aan het gasthuis verbonden was. Als zodanig
wordt in het artsenboekje van de Maatschappij
voor Geneeskunde van 1905 de arts J.C. Rolandus
Hagedoorn vermeld, evenals de directrice, Mej.
Burghgraaf.7 Ook worden de tarieven vermeld.
Tarief voor gemeente-lastigen ft,- per dag.
Particulieren in de algemeene klasseƒ1,25.
Bijzondere klasseƒ2,50 to^5,-. Een dergelijke ver-
melding wordt bij het Elisabeth Gasthuis niet aan-
getroffen, zodat de mogelijkheid van klassenver-
pleging voor Amersfoort een noviteit zal zijn
geweest. Ziekenverzorging geschiedde door gedi-
plomeerd personeel, onder leidingvan de directri-
ce, die tevens als hoofdverpleegster optrad. De
eerste die deze belangrijke taak op zich nam was
ene H. Esser. Gezien de godsdienstige achter-
grond van de eigenaar en stichter, mag worden
aangenomen dat dit personeel veelal afkomstig
zal zijn geweest uit de Diaconesseninrichtingen,
die in ons land in het opleiden vooropliepen. Over
religieuzen beschikte men immers niet. De ver-
pleegkundigen, inclusief de directrice, woonden
intern. Voor de gewone verpleging van zieken
stonden, wanneer men afgaat op de bouwtekenin-
gen, twaalf bedden ter beschikking. Niet eens
zoveel meer dus dan in het Elisabeth Gasthuis.
Echter, er waren nu ook isoleerkamers, zodat de
zaalbedden altijd paraat waren. Van de noodzaak
daarvan zullen de stichters tijdens hun oriëntatie-
reizen in het buitenland doordrongen zijn
geraakt.8
6 Nieuwe Amersfoortsche Courant, 7 december 1889,
overgenomen uit Utrechtsen Provinciaal en Stedelijk
Dagblad
6 december 1889. 7 Na de sluiting van het
Aldegonde Gasthuis zou Zuster Burghgraaf haar diensten
aan het St. Elisabeth Gasthuis aanbieden. 8 Het echtpaar
zou met de architect verschillende studiereizen hebben
gemaakt naar modelziekenhuizen, niet alleen in Enge-
land, maar ook in Duitsland en Scandinavië. Cf. Bon-
gaerts-van Rijckevorsel (zie noot 1), p.15.
-ocr page 42-
GASTVRIJHEID EN CARITAS OP DE CRENS VAN AMERSFOORT EN LEUSDEN 41
Jaar Opnamen (t) Man (t) Vrouw (t) Kind (t) Verpleegdag. Polikl. bezoek (aantal pat)
1891
46
13
1892
66
(5)
9
1893
53
(4)
1894
48
(3)
1898
78
(8)
19 1350
3115
23
4258
4254
(926)
4273
2901
(690)
(4) 24
(1)
In de negentiende eeuw begon hetz/e/cen-huis
zich te ontdoen van het gost-huis, waarin ook gas-
ten, ziek of niet, werden opgenomen om hun
levensavond te slijten. Ondanks de naam, nu een-
maal ingeburgerd, heeft Aldegonde laatstge-
noemde bestemming nooit gehad. Toch was er
nog een laatste reminiscentie aan zo'n instelling:
de kamer uoor de spijsuitdeling ooor behoeftigen
gedurende de wintermaanden,
min of meer los van
het beddenhuis, met aparte ingang! Aangenomen
mag worden dat deze faciliteit, waarvoor bij de
bouw met opzet rekening was gehouden, meer te
maken had met de traditie van caritas, waarin de
stichters waren opgevoed. Met ziekenzorg had dit
in principe niet van doen. Door deze ruimte met
de keuken te combineren, had de architect niet
alleen vooreen praktische oplossing gekozen. Een
excentrisch geplaatste keuken voorkwam ook dat
etensluchten het beddenhuis bereikten.
Het bestemmingsplan: Kinder Ziekenhuis, dat
Van Boetzelaer aanvoerde bij zijn aanvraag voor
bouwvergunning, moet, blijkens de inleidende
krantenartikels, al verlaten zijn geweest voor de
opening, eind mei 1890. Toch is het uitgerekend
het kinderleed geweest, dat tot zijn initiatief aan-
spoorde. Het reglement van het Sint Elisabeth
Cast- of Ziekenhuis stond opname van personen
onder de veertien jaar niet toe. Omdat er geen
intramurale alternatieven bestonden, is dat hun
nogal eens noodlottig geworden. De Leusdense
burgemeester, die eigenlijk Amersfoorter was,
wilde zijn geesteskind dan ook op de grens van
beide gemeenten geboren laten worden.
Hoe de patiëntenpopulatie er uiteindelijk uit
heeft gezien, blijft min of meer gissen. Ook hier-
omtrent ontbreken oorspronkelijke documen-
ten.Vermoedelijkzijn er ooit jaarverslagen
gemaakt, waaruit de pers dan weer gretig citeerde
voor de plaatselijk-nieuwsrubriek. In de Nieuwe
Amersfoortsche Courant
werden de volgende
gegevens aangetroffen: [zie bovenstaande tabel].
N.B. Over 1892 wordt ook gemeld: "Op 5
patiënten werden met gunstig gevolg operatieën
verricht. 4181 maal werd door patiënten van den
gelegenheid tot kosteloze gemeentebehandeling
gebruikgemaakt. Het moge hieruit blijken, dat dit
gasthuis eene instelling van den heer en mevrouw
Van Boetzelaer van Oosterhout, in eene groote
behoefte voorziet en velen reeds tot zegen heeft
gestrekt" Of deze 4181 behandelingen klinisch,
dan wel poliklinisch waren vermeldde de krant
helaas niet. De jaarlijkse bedbezetting, uitgaande
van minimaal 12 x 365 verpleegdagen, is in 1891 nog
31 % (men moest nog even wennen?), maar blijkt
in zes jaren op te lopen tot 97 %. Dat zal de direc-
tie tot tevredenheid hebben gestemd.
De beschikbare getallen zijn uiteraard te klein
en onvolledigom erfinale conclusies uitte mogen
trekken. De eerste twee jaren, in ieder geval, was
de verhouding tussen volwassenen en kinderen
ongeveer gelijk. Zo zal de "speelkamer", waarin
blijkens het ontwerp was voorzien, toch nog van
nut zijn geweest. Niet bekend isof patiënten wer-
den verwezen, of dat er een vrij spreekuur was.
Verzekeringen bestonden er nauwelijks, derhalve
ook de uerwijskaart niet. Meerdere keren werden
-ocr page 43-
42 WILLEM VELTHEER
goed te maken hebben gehad.
Een aangekondigde sluiting van het gasthuis
werd ook met deze commotie in verband ge-
bracht, maar bleek van tijdelijke aard. De Nieuwe
Amersfoortsche Courant,
die bij de heropening op
4 oktober 1895 aanwezig was, berichtte over het
"inwendig gerestaureerde en verbeterde" en
"sedert eenige tijd gesloten gasthuis Aldegonde".
Nergens wordt duidelijk of deze verbeteringen
met het incident te maken hadden en of het
opnamebeleid in het Aldegonde Gasthuis daarna
is bijgesteld.
Barak voor lijders aan
besmettelijke ziekten
Dat de verhoudingen tussen de partijen goed ble-
ven, mag worden geconcludeerd uit het feit dat
Van Boetzelaer de gemeente aanbood om voor zijn
rekening op het terrein van het Aldegonde
Gasthuis een barak voor lijders aan besmettelijke
ziekten te laten bouwen. Tot dusverre beschikte de
gemeente over een gebouw dat zij in 1874 op het
terrein van Armen de Poth had laten bouwen.
Hoewel grote epidemieën zich nauwelijks meer
voor hadden gedaan en individuele lijders aan
besmettelijke ziekte dikwijls thuis werden ver-
pleegd, waren anno 1903 toch twijfels gerezen over
de doelmatigheid van de inrichting, mede uit oog-
punt van verantwoorde medische verzorging.
Door het College werd een contract met Van
Boetzelaer opgesteld, dat op 12 december door de
gemeenteraad werd geaccordeerd. Overeenge-
komen werd dat de bouw van de barak, die twaalf
lijders aan besmettelijke ziekten zou kunnen her-
bergen, maximaal tienduizend gulden zou mogen
kosten, over welk bedrag de gemeente jaarlijks vijf
procent rente ging betalen. Voor de inrichting
ervan golden dezelfde regels, mits een bed rag van
560 gulden niet werd overschreden. De leiding zou
berusten bij de directrice van het gasthuis. Verder
g Nieuwe Amersfoortsche Courant, 13 oktober 1894.
in de krant, die twee keer per week verscheen,
meldingen gemaakt van verkeers- en fabriekson-
gevallen, waarvan de slachtoffers naar het Alde-
gonde Gasthuis werden vervoerd.
Geopereerd werd er dus wel degelijk, zij het
dat helaas over de zwaarteklassen van deze ingre-
pen geen gegevens zijn overgeleverd. Is het aantal
met de jaren opgelopen? Of waren er in 1892 nog
meer operaties verricht, maar dan met minder
gunstiggeuolg?
De enige Amersfoortse genees-
kundigen met ruimere operatieve bevoegdheid
zijn dan H.H.E. Morren en dr H.W. Schreuder. De
petite chirurgie zal, evenals elders, letterlijk in han-
den van de algemene artsen zijn bedreven. Op 10
oktober 1894 werd de dertigjarige Paulus Dorre-
paal, lampenist bij het Spoor, door een trein
gegrepen en ernstig gewond. Inzittenden, een ser-
geantvan de Geneeskundige Troepen en een vee-
arts uit het Oude Pekela, verleenden eerste hulp,
alsmede de te hulp geroepen arts Schreuder, die
de gewonde naar het Aldegonde Gasthuis liet
transporteren, maar waar deze tenslotte gewei-
gerd werd. Nog dezelfde avond overleed de
patiënt "in het R.K. Liefdehuis", zoals het Sint
Elisabeth Gasthuis in de volksmond werd
genoemd.9 Gezien de ernst van zijn verwondin-
gen, een afgereden arm en multipele fracturen
aan beide benen, moeten destijds zijn overle-
vingskansen nihil zijn geweest. Niettemin blijft
het merkwaardig dat uitgerekend de instelling die
in Amersfoort over de beste operatieve facilitei-
ten beschikte verstek liet gaan. De gemeente liet
daarop een operatiezaaltje inrichten in een van
haar panden op het terrein van Armen de Poth,
om te voorkomen dat patiënten met dergelijke
ernstige verwondingen in het vervolg naar
Utrecht zouden moeten vervoerd. Het is zeer
onwaarschijnlijk dat deze maatregel, ware die eer-
der genomen, het leven van de arme spoorwegar-
beider zou hebben gered. Het incident zou vol-
gens sommige bronnen tot de nodige veront-
waardiging hebben geleid en de baron zou veel
-ocr page 44-
GASTVRIJHEID EN CARITAS OP DE GRENS VAN AMERSFOORT EN LEUSDEN 43
zou de gemeente driehonderd gulden per jaar
betalen vooreen gediplomeerde verpleegster. In
geval van epidemie zouden inzittenden van
Leusden van zes bedden gebruik mogen maken.
De verpleegprijs werd vastgesteld op/i,25 per dag,
genees- en verbandmiddelen niet inbegrepen.
De aanbesteding van de bouw, volgde pasop
16 maart 1904 en werd gegund aan Teus van Daal,
de aannemer die ook het Aldegonde Gasthuis had
gebouwd. Diens inschrijving was op één na de
laagste:ƒ8.200,-. Barak met lijkenhuis, met eigen
uitrit op de Arnhemseweg, een schepping van
architect J.W.L. Schütz uit Zeist, werd op 15 augus-
tus in gebruik genomen.
Over het medisch reilen en zeilen in deze
dependance zijn wij al even gebrekkig geïnfor-
meerd; in de geschiedenis van het Gasthuis zou
die dan ook maar een beperkte rol spelen.
Het einde in zicht
Medio juli 1905 had Van Boetzelaer het Gemeen-
tebestuur van Amersfoort laten weten dat hij had
besloten Aldegonde pen novemberte sluiten.
Ingevolge het contract tussen beide partijen,
zowel wat betreft de opname van minvermogen-
den in het Gasthuis, als het gebruik van de barak
voor besmettelijke ziekten, kwam dit besluit hem
in principe op een dwangsom te staan. Maar
omdat hij zowel de barakken, inclusief inventaris,
als het lijkenhuisjeom niet aan de gemeente had
aangeboden, zag men in de raadsvergadering van
1 augustus 1905 daarvan af, mede uit waardering
voor de grote verdiensten van de schenker jegens
Amersfoort. De nieuwe situatie had uiteraard
grote consequenties voor de openbare gezond-
heidszorg, verwend als men was geraakt door de
wijze waarin het Aldegonde Gasthuis gedurende
vijftien jaren in de daaruit voortkomende behoef-
ten had voorzien. Daar de omstandigheden in het
Sint Elisabeth Ziekenhuis niet waren verbeterd,
kwam deze instelling niet in aanmerking als alter-
natief. Het Amersfoortse College legde daarop de
Raad drie opties voor: "Aankoop en exploiteeren
van Aldegonde-gasthuis
(1), Stichten en exploitee-
ren uan een nieuuo Ziekenhuis
(2) of Contractueele
regeling met derden"
(3). De discussies daarover
werden gevoerd in de raadsvergaderingen van 24
en 31 augustus. Het College leek inmiddels vooral
geïnteresseerd in optie 1. Rekensommetjes had-
den al spoedig aangetoond dat een nieuw zieken-
huis minstens een ton zou gaan kosten en dat de
dagprijs per patiëntopname in het Stads- en
Academisch te Utrecht het dubbele bedroeg van
die welke men in Aldegonde gewoon was. Omdat
"bij geruchte" vernomen was, dat ook het Alde-
gonde Gasthuis niet vrij van onvolkomenheden
zou zijn, werd de gemeentelijke geneesheren
Morren en Schreuder verzocht poolshoogte te
nemen. In hun rapport berichtten dezen dat het
ging om de lift, een zijlicht (venster? W.V.) voorde
operatiekamer en de te smalle doorgang tussen
operatiekamer en grote ziekenzaal. Zij waren van
mening dat deze zaken "met weinig kosten te ver-
anderen ofte verbeteren" zouden zijn. Tevens wil-
den zij erop wijzen, dat ingeval toch voor optie 2
zou worden gekozen, de exploitatie van de barak,
voorheen in handen van het personeel van
Aldegonde, de gemeente voor problemen zou
plaatsen en dat "den schaduwrijken en practisch
aangelegden tuin" node zou moeten worden
gemist. Daarmee ondersteunden zij de aanvanke-
lijke voorkeur van het College. Dat had overigens
niet nagelaten optie 1. financieel te onderbouwen.
De begroting is vermeldenswaard omdat deze
was gebaseerd op de situatie zoals die in relatie
met Aldegonde tot dusverre bestond, en deze dus
een idee geeft van de pecuniaire perikelen van
een kleinsteeds ziekenhuisje anno 1900.
Voor de jaarlijkse kosten van exploitatie was
men tot de volgende berekening gekomen:
-ocr page 45-
44 WILLEM VELTHEER
moest rekenen, mocht in de stukken niet worden
vermeld, omdat de baron om geheimhouding had
verzocht. Al met al voor Amersfoort een respec-
tabele uitgave, waarmee bij de begroting voor
1906 voor het grootste deel geen rekening was
gehouden. Derhalve zou een belastingverhoging
onvermijdelijk zijn.
De teerling geworpen
Bij de stukken voorde Raadsvergadering van 24
oktober bevond zich een adres van "eenige inzit-
tenden der gemeente om de beslissing in zake het
overnemen van het ziekenhuis Aldegonde te wil-
len aanhouden tot een volgende vergadering;" Dit
verzoek, meeondertekend door de artsJ.W.
Jorissen, tevens raadslid, werd later op de middag
ingewilligd. Heeft deze manoeuvre wellicht te
denken gegeven? In de kranten wordt per opval-
lende advertentie een oproep aan de burgerij
gedaan om op 30 oktober een "Openbare Verga-
dering ter bespreking van de Gashuis-Kwestie" bij
te wonen. De bijeenkomst wordt geleid door een
organiserend comité, met o.a. dr Ph.H. Peyrot,
rectorvan het gymnasium en dsJ.L.F. de Meyere.
Aan het einde van de avond wordt de volgende
motie naar de gemeenteraad gezonden:
"Een groot aantal burgers van Amersfoort,
vergadert in Amicitia, ter bespreking van de aan-
hangige gasthuis-kwestie, - gehoord de debatten,
- spreekt als hun meening uit, dat het voor onze
Gemeente van het hoogste belang is, dat er een
neutrale inrichting voor ziekenhuisverpleging
blijft bestaan, - dat daarin op de beste wijze kan
worden voorzien, wanneer de Raad onzer
Gemeente het Aldegonde Gasthuis aankoopt,-
spreekt de wenschelijkheid uit, dat de Raad daar-
toe overga,-besluit deze motie ter kennis te
brengen van den Gemeenteraad en gaat over tot
de orde van de dag".10
Art. i Tractementen
1 hoofdverpleegster                                          ƒ500.-
4 gediplomeerde verpleegsters a ƒ 250,-        ƒ1000-
1 inwonende knecht                                          ƒ150.-
4 dienstboden, 3 a ƒ 100-, 1 a ƒ 200.-               ƒ 500.-
1 huismeester en huismeesteres                        ƒ300.-
ƒ2450.-
Art. 2 Voeding, personeel,
berekend a ƒ 1- per dag:i2 x 365                     ƒ4380.-
Art. 3 Brandstoffen en verlichting                 ƒ1500.-
Art. 4 Wasserij                                               ƒ450.-
Art. 5 Onderhoud gebouw                             ƒ600.-
Art. 6 Onderhoud en aankoop inventaris
(instrumentarium, linnen)                               ƒ300.-
Art. 7 Voeding van zieken
(waaronder versterkende middelen),
berekend naar 2200 verpleegdagen a ƒ 0.75     ƒ1650.-
Art. 8 Verband en geneesmiddelen                   ƒ50.-
Art. 9 Onderhoud tuin                                  ƒ200-
Art. 10 Belastingen                                              Nihil
Art. 11 Assurantiën                                       fioo-
Art. 12 Exploitatie barak
(berekend naar 100 verpleegdagen a ƒ 3.-
voor 1 zuster en voeding van 1 zuster)              ƒ400.-
Totaal                                                             ƒ12.080-
In een zeer wijdlopige toelichting bij al deze arti-
kelen en opties, wees het College er nog eens op
dat bewust was afgezien van een geneesheer-
directeur en adjunct-directrice en daarom met
een hoofdverpleegster werd volstaan. Van de tota-
le exploitatiekosten zou, ingeval de gemeente
eigenaar van het Aldegonde Gasthuis werd,
ƒ2800.- in mindering mogen worden gebracht,
zijnde het bedrag dat de gemeente jaarlijks aan
Aldegonde placht kwijt te zijn wegens verpleging
van "onvermogenden" en barakpatiënten. Echter
moest wel rekening worden gehouden met bijko-
mende rente en aflossing van de lening voor het
gebouw. Dit bedrag, waarvoor men op 5% interest
10 Het verslag van de vergadering is afgedrukt in de
Nieuwe Amersfoortsche Courantvan 1 novembengos.
-ocr page 46-
GASTVRIJHEID EN CARITAS OP DE GRENS VAN AMERSFOORT EN LEUSDEN AC
Op de agenda van de gemeenteraadsvergade-
ring van 31 oktober prijkt inmiddels een advies van
het College, om Aldegonde niet aan te kopen!
Ook het bovenvermelde adres wordt voorgelezen,
maar krijgt nauwelijks aandacht, overstemd als
het wordt door een tweede, afkomstig van een
andere groep verontruste burgers, "uitmakende
de commissievan voorbereiding tot het stichten
van een nieuw ziekenhuis te dezer stede". De
leden van comité, de heren C.T. van Beek, J.A.C,
de Jong, A.T.R.Vermolen,M.H. Pel, C.M.M.
Vermolen, H. Kroes en J.W.Jorissen, zingen daarin
de lof van het College, dat enerzijds zoveel zorg
heeft getoond voor het lichamelijk welzijn van
zijn burgers, maar anderzijds ook voor de finan-
ciële consequenties van welke oplossing dan ook
om uit de ontstane impasse te komen. De ge-
meentekas was op een dergelijke kostenpost niet
voorbereid en een noodzakelijk geachte belasting-
verhogingzou zich immers tegen diezelfde burger
keren. Een en ander had de ondertekenaars er
daarom toe bewogen:
"...het initiatief te nemen tot het stichten van
een nieuw ziekenhuis hier ter stede, dat geheel
aan de eischen des tijds zal voldoen en waarin
patiënten van alle gezindten en standen ter ver-
pleging kunnen worden opgenomen.-Ditzieken-
huis zal bestuurd worden door verpleegsters die
over een diploma als zoodanig beschikken. - De
noodige maatregelen tot spoedig begin van den
bouwvan het ziekenhuis zijn reeds getroffen en
over het terrein, waarop het gebouwd zal worden
en dat zeer gunstig gelegen is, kunnen wij reeds
beschikken.-Van de gemeente wordt geen subsi-
die verlangd, terwijl een contract tot opname van
zieken, wanneer dit bij voltooiing van het gebouw
door de gemeente gewenscht wordt, kan worden
gesloten. - Het mag ongetwijfeld overbodig heten
er op te wijzen, dat een zoodanige oplossing der
ziekenhuis kwestie in plaats van aankoop en
exploitatie van het Aldegonde-Casthuis, of het
bouwen van een nieuw ziekenhuis, een jaarlijks
voordeel van eenige duizenden aan de gemeente
verschaft en dat derhalve daardoor een belasting-
verhooging kan vermeden worden"."
Wanneer deze 'overval' op de gemeenteraad
werkelijk binnen een week is beraamd, kan men
alleen maar bewondering hebben voor zoveel
voortvarendheid. In het debat daarover blijkt wel
dat niet ieder raadslid zich onmiddellijk zonder
slag of stootgewonnen wilde geven. Zo was het de
arts Rolandus Hagedoorn wel opgevallen dat het
adres was uitgegaan van "personen, allen tot
bepaalde richting behorende, die de gemeente
een geschenk aanbieden" en hij had zijn twijfels of
de gemeente dat zo maar mocht aannemen. Doch
van een 'geschenk', aldus zijn collega en mede-
raadslid Jorissen, zou men hier niet mogen spre-
ken. Jorissen verzekerde hem dat, ook als de
gemeente Aldegonde zou aankopen, het nieuwe
ziekenhuis er binnen een jaar zou staan. De ach-
terdocht is invoelbaar. Van de adressanten zaten
er drie in de Raad en die zullen ongetwijfeld hun
partijgenoten hebben gemasseerd. Jorissen,
geneesheer-directeur van het bestaande katholie-
ke gasthuis zou dezelfde functie krijgen in het
nieuwe, dat zoveel meer allure bezat. Van Beek
was de eigenaar en schenker van het terrein waar
het nieuwe ziekenhuis zou worden gebouwd en
Kroes mocht als architect het gebouw ontwerpen.
Omdat binnen de week waarin dit alles werd
bekokstoofd ook al de aartsbisschoppelijke
instemming was verworven, is het goed denkbaar
dat de zelfbenoemde commissie destijds slecht
kon leven met de gedachte dat ook katholieke
armlastigen voortaan op een nieuw, neutraal
gemeenteziekenhuis zouden zijn aangewezen.
Het advies van het College, niet tot aankoop
van het Aldegonde Gasthuis over te gaan, werd
11 Archief Eemland, Amersfoort: Gemeenteraads-
verslagen, Inv. nr G 17130 (1884-2000). Het betreft een
zeer uitgebreide verslaglegging overgenomen uit
Utrechtsch Provinciaal en Stedelijk Dagblad.
-ocr page 47-
46 WILLEM VELTHEER
uiteindelijk met twaalf tegen vier stemmen aan-
genomen.
Achterafis dit een goede beslissing gebleken.
Het nieuwe, aan de Sint Andriesstraat gelegen St.
Elisabeth Ziekenhuis, voorde bouw waarvan ove-
rigens langer dan een jaar nodig bleek, werd op 8
april 1907 officieel geopend. Meedrijvend op de
stroom van medische innovaties bekleedde het
een kwart eeuw lang een monopoliepositie bin-
nen de Amersfoortse gezondheidszorg en zou het
dappere Aldegonde Gasthuis, zo dit in stand was
gebleven, volledig hebben overvleugeld.
Gasthuis op Marktplaats
Nu voor Aldegonde de onderhandelingen met de
gemeente zo teleurstellend waren verlopen, daag-
den er vergezichten voor het Amersfoortse
Burgerweeshuis, destijds zetelend in het voorma-
lige klooster Mariënhof aan de Kleine Haag. Het
complex was eigenlijk te groot geworden voor het
geringe aantal wezen en was ook nog eens drin-
gend toe aan restauratie, waarvoor de geldelijke
middelen ontbraken. Regenten van het weeshuis
zagen hun kans schoon en benaderden Van
Boetzelaer, die zelfs bereid bleek Aldegonde kos-
teloos aan hen af te staan, op voorwaarde dat ook
Leusdense wezen konden worden opgenomen.
Dit laatste bleekeen breekpunt. Het college van B
&.W, zowel als de Regenten van het weeshuis
accepteerden deze genereuze schenkingen had-
den reeds besloten dat het gebouw voortaan
"Burgeriveeshuis-Aldegonde"zou gaan heten.
Bouwkundige aanpassing van het gebouw, dat
maximaal 36 kinderen zou kunnen huisvesten,
was immers altijd nog goedkoper dan nieuwbouw.
Echter, maakte de door de schenkergestelde
voorwaarde een aanpassing van het Reglement
noodzakelijk, waarover de gemeenteraad diende
te beslissen. Deze weigerde daartoe over te gaan,
omdat gevreesd werd dat ingeval van financiële
tekorten, Amersfoort zou opdraaien voor
Leusdense wezen, die, zelfs nadat het maximale
aantal daarvan op zes was bijgesteld, de gemeente
toch al 228 gulden per jaar kostten. Met veront-
schuldigde eerbied, begeleid van de wens "Mocht
het schoone Aldegonde voor onze stad behouden
blijven en eene bestemmingvinden, harerwaar-
dig", werd de schenking geretourneerd.
Die waardigheid zou het zeker krijgen: als kin-
dertehuis. Maar niet dan, nadat er enige maanden
later nog even sprake was geweest dat de Indu-
strie- en Huishoudschool, op dat moment nog
gevestigd in een aantal inmiddels voordat doel te
klein geworden huurpanden aan de Hendrik van
Viandenstraat, er haar intrek zou nemen.12
Het toeval wil, dat op de plek waar Aldegonde
ooit werd gesticht zich uiteindelijk een fndustrie-
school', d.w.z. een technische school vestigde.
Tenslotte: Hoe vooruitstrevend
was Aldegonde als Gasthuis?
De mogelijkheden in de geneeskunde namen in
de i9e eeuw, in het bijzonder in de tweede helft
daarvan, een opmerkelijke vlucht, zoals nog nim-
mer in een dergelijke tijdspanne was vertoond.
Inzichten in pathologie, bacteriologie, epidemio-
logie, anesthesie, ontwikkelingvan geneesmidde-
len en industriële revolutie waren daar de oorzaak
van. Geneeskunde werd een echte wetenschap.
Het ligt voor de hand dat deze tendens zou vragen
om een passende ambiance om tot verdere was-
dom te komen. Niet overal echter, hielden beide
ontwikkelingen gelijke tred. Een situatie zoals die
vóór 1890 in Amersfoort werd aangetroffen, was
dan ook allesbehalve uniek. Alleen academische-
en grote-stadsziekenhuizen, de laatste al dan niet
op confessionele grondslag, konden zich met die
ontwikkeling meten, en dikwijls ook nog maar ter-
nauwernood.
De aanpak van Baron van Boetzelaer was
opzienbarend en menige ingezetene van Amers-
12 PJJ.M. van Wees, Het Burgerweeshuis van Amersfoort,
Amersfoort 2002; p. 194-8.
-ocr page 48-
GASTVRIJHEID EN CARITAS OP DE GRENS VAN AMERSFOORT EN LEUSDEN 47
foort zal tijdens de bouw zijn of haar ogen heb-
ben uitgekeken. Een gebouw met ongekende allu-
re. Wanneer men de vraagstelt of Aldegonde, als
gebouw, zijn tijd ver vooruit was, moet men
bedenken dat juist tegen het einde van de eeuw
overal in Nederland een opmerkelijke inhaalslag
aan de gang was.
De vereiste reinheid vroeg om verbeterde
watervoorziening, ventilatie en verwarming. Deze
werden in Aldegonde gerealiseerd. Warm en koud
water moesten toe- en weg kunnen stromen.
Privaten en kolenkachels op zaal gaven geen pas
meer. Het gasthuis beschikte over vier (water-)
closets. Hoewel het boven weergegeven oogge-
tuigenverslag geen details geeft, geschiedde de
verwarming van het gebouw door middel van een
centrale stookinrichting, in het souterrain en
hoogstwaarschijnlijk via verwarmde lucht die via
schachten in de spouwmuur naar de verdiepingen
werd geleid. Dit was destijds een veelvoorkomend
principe in de ziekenhuisbouw: goedkoop en
schoon en soms gecombineerd met ventilatieka-
nalen zonder luchtpomp, geheel berustend op
trek. Weliswaar bestond de cv. met gesloten
warmwaterleiding en convectielichamen toen ook
al enige decennia, maar was minder onderhouds-
vriendelijk, duurder in aanlegen ongeschikt voor
geleiding binnen de spouw, zoals hierboven
beschreven. Interieurfoto's van Aldegonde als zie-
kenhuis zijn helaas niet overgeleverd. Die van
Aldegonde als Kinderzorg, uit 1871, tonen wel rib-
benradiatoren, maar die zullen vermoedelijk toch
pas na 1908 zijn geïnstalleerd.
Waren de buitenlandse studiereizen van de
Van Boetzelaers nu echt noodzakelijk geweest om
total deze bouwkundige inzichten te komen?
Zeker is, dat het Coolsingelziekenhuis te
Rotterdam bij de opening in 1851 reeds over een
soortgelijk verwarmingssysteem beschikte, maar
dat gebouw gold dan ook nog lang daarna als
model in Europa, waar veel buitenlandse architec-
ten en artsen, ook uit de V.S. en Japan op afzijn
gekomen.13 Ook het nieuwe Prinsengrachtzieken-
huis in Amsterdam, beduidend kleiner dan het
Rotterdamse, maar wel weer groter dan Alde-
gonde bezat deze voorziening reeds bij de ope-
ning in 1857.14 Dit zijn slechts twee van vele voor-
beelden uit een periode waarin ziekenhuisarchi-
tectuur en inrichting een geheel eigen identiteit
kreeg. Statige gevels, veelal in aangepaste renais-
sancestijl, moesten ziekenhuizen op paleizen "
doen lijken. Licht en lucht waren obligaat op zie-
kenzalen, waarvan de doorgaans vele vensters op
het zuiden en oosten lagen, met uitzicht op de
tuinen. Het Aldegonde Gasthuis voldeed aan al
deze nieuwe criteria. Vergeleken met zijn grotere
broers was het natuurlijk maar een petit- palais,
waarvoor overigens koningin-moeder Emma niet
te groot bleekomeropi8 augustus van het jaar
1900, "door slechts een hofdame vergezeld", een
onverwacht bezoek aan te brengen.
Het moet duidelijk zijn: Aldegonde liep niet
voorop, maar was als inhaalslag een bezienswaar-
digheid voor Amersfoort. Voldeed het ook aan de
"eischen der tijd"?
Voor een antwoord op deze vraag dient men
zich te realiseren wat die tijd dan wel verlangde.
Binnen de geneeskunde in het algemeen was in
het bijzonder, zij het met vallen en opstaan, de
operatieue heelkunde sinds de tachtiger jaren aan
een opmars begonnen, welke steeds meer per-
spectieven voor de toekomst opende. Het heeft
ernaar uitgezien dat Aldegonde alle ingrediënten
in huis had om op deze trend in te haken. Een
operatiekamer met venster op het noorden en
een vloeroppervlak van ongeveer 4,5 bij 6,5 meter.
Annex een ruime opslagplaats voor instrumenten.
Voorzieningen om infectiekans te verminderen,
13 MJ. van Lieburg, Het Coolsingelziekenhuis te Rotterdam
(1839-igoo),
Amsterdam 1986; p. 154-6. 14 H.W.J. de
Boer, Prinsengrachtziekenhuis 1843-1983, Amsterdam
1983; p. 33-4.
-ocr page 49-
A.8 WILLEM VELTHEER
zoals stortkoker en sproei-installatie langs de
wanden. Zelfs het academische ziekenhuis van
Utrecht, waarheen moeilijke gevallen uit het
Amersfoortse verwezen plachten te worden,
moest deze technische voorzieningen in 1905 nog
ontberen. Het is jammer dat er geen patiënten-
dossiers meer bewaard zijn gebleven. Wij zouden
vandaag graag weten hoever men in Aldegonde is
gegaan. Gevreesd moet worden dat de hoopge-
vende ontwikkelingvan de darmchirurgie destijds
aan Amersfoort voorbij is gegaan, dan wel de stad
zelfs nog niet had bereikt. Veel verder dan het ver-
wijderen van een appendix, of het bevrijden van
een darm uit een beklemde breuk zal men niet
gekomen zijn. Dat is geen depreciatie. Heelkunde
had rondom de eeuwwisseling overal in Neder-
land nog een overwegend conservatief karakter.
Daarbij komt nog het volgende. Vóór 1890
stond het medisch, en zeker het operatief hande-
len in het teken van de antisepsis, die gebood de
patiënt in een kiemarme omgeving te verplegen.
Gemakkelijk schoon te maken muren (ronde hoe-
ken, sproei-installaties), harde gladde vloeren en
ontsmetten van de lucht met carbolverstuivers
maakten deel uit van dit maatregelenpakket.
Uitgerekend rondom dat jaartal en daarna
werd de zogenoemde a-sepsis geïntroduceerd.
Alles wat met de patiënt in aanraking kwam
moest eerst volledig worden gesteriliseerd, zowel
instrumenten als verbandmaterialen. Het was de
tijd dat de industrie met ingenieuze sterilisatieap-
paratuurop de markt kwam en de operatiehand-
schoen werd ingevoerd, beide mijlpalen in de
medische geschiedenis.
Bij onze 'rondleiding'op 29 mei 1890 werd van
al deze zaken niet gerept. Misschien dat het
Aldegonde Gasthuis bij zijn ingebruikname al
obsoleet was. Eén ding lijkt wel zeker: de patiënt
die niet langer thuis kon worden verpleegd, werd
in Amersfoort nog nooit eerder zó goed onthaald.
Daarmee heeft het gasthuis beslist in een leemte
voorzien. Wat heeft zijn stichter dan toch bewo-
gen om al na vijftien jaar de handdoek in de ring te
gooien? Ook dat blijft gissen. Baron van Boetze-
laervan Oosterhout was al sinds 2 juli 1892 geen
burgemeester van Leusden en Stoutenburg meer
en had zich opi6 juni 1894 als ingezetene van
Amersfoort laten uitschrijven wegens verhuizing
naar landgoed Dijnselburgte Soesterberg. Zijn
gevoel van betrokkenheid met beide gemeenten
kan daardoor zijn afgenomen. Suggesties als zou
het Aldegonde Gasthuis te deftig zijn geweest,
waardoor de gewone burger, waaronder veel arm-
lastigen zich er niet thuis konden voelen, worden
door de opnamegetallen, voorzover voorhanden,
gelogenstraft. Gemeenteraad, bevolking en pers
namen destijds de aankondiging van sluiting voor
kennisgeving aan, stelden geen vragen maar put-
ten zich uit in discussies om uit de impasse te
komen. Dat daaruit steeds weer duidelijk werd
hoe het verlies van Aldegonde velen aan het hart
ging, moet de familie Van Boetzelaer-De Beaufort
troost hebben gegeven.
-ocr page 50-
49
-ocr page 51-
JOS G.M. HILHORST
Over het
in Baarn van
het stift*
-ocr page 52-
OVER HET BEZIT IN BAARN VAN HET STIFTTE ELTEN 51
Bij het onderzoek naar de ontginningsgeschiedenis van het
oostelijk van de Eem gelegen stukje Baarn komt men een
opvallend groot aantal grondheren tegen. Omstreeks het
midden van de i5e eeuw waren dat behalve de bisschop ook
de heer van Abcoude en Gaasbeek, de Sint-Paulusabdij, Van
Zuylen, het Domkapittel, de heer van IJsselstein en het Sint-
Vitusstift te Elten. De belangrijkste onder hen waren de
Sint-Paulusabdij en Gaasbeek, terwijl het stift daar slechts
enkele bezittingen had. Zoals hierna zal blijken was dit ech-
ter omstreeks het jaar 1000 heel anders. Toen was het stift
de belangrijkste grondheer. In de daarop volgende eeuwen
brokkelde die positie echter af. Hoe het stift zijn positie ver-
wierf en waarom het die verloor vormen het onderwerp van
dit artikel.
de door Lebuinus gestichte kerk waarbij vanaf het
eind van de ge eeuw de Utrechtse bisschoppen
woonden, omdat Utrecht toen door de rooftoch-
ten van de Noormannen te onveilig was. Pas
omstreeks 920 vestigde bisschop Balderik zich
weer in Utrecht. Hij of zijn voorganger heeft
Wichmans vader, wellicht als dank voor de in
Deventer verleende gastvrijheid, vermoedelijk
toegestaan om aan de rechter kant van de Eem en
noordelijk van Amersfoort de ontginning aan te
vatten. Een deel van dit gebied viel onder zijn bij
Nijkerk gelegen hof Appel. Die toestemming kan
rond 915 zijn gegeven. Dat Wichmans vader de hof
te Appel heeft bezeten blijkt uiteen nog te
bespreken oorkonde uit 996.
Een groot deel van de gouw Flethitti - onge-
veer overeenkomend met het huidige Eemland-
kwam in jjj in handen van de bisschop van
Utrecht door een schenking van Karel de Grote.1
Naarde mening van Mijnssen-Dutilh bestond
deze schenking uit een groot moeras waarin een
aantal eilandjes lag.2 Het nabijgelegen Naardink-
land bleef onderdeel van de fiscus onder het
bestuur van een graaf. Het centrum van dit graaf-
schap was Naarden. Omstreeks 950 was Wichman
van Hamaland daar de graaf. Zoals nog zal blijken
bezat hij toen al een aantal goederen op die
eilandjes rechts van de tegenwoordige Eem, onder
meer in Koelhorst. Hij had die geërfd van zijn
vader, die ook in Deventer bezit had. Daar stond
OSU]: nr48. 2M. Mijnssen-Dutilh, Waterstaatskroniek
van Vallei
& Eem, deel 1:777-1616: Amersfoort lag aan Zee.
Waarschijnlijke titel, nog te verschijnen.
1 S.MuIler Fzn, A.C. Bouman, K. Heeringa en F. Ketner,
Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301, 5 delen,
Utrecht en Den Haag, 1920-1959 [hierna aan te halen als
-ocr page 53-
J2 JOS C.M. HILHORST
Lambert Doomer (1622/3-1700), De abdij van
Elten (Het Utrechts Archief THA La 9.8).
van hem in leen hield, waaronder het koningsgoed
in het graafschap Naardinkland. In 970 bevestigde
hij ook de gift die Wichman bij de stichtingervan
aan dit stift had gedaan.5 Deze schenking bestond
uit goederen die Wichman van zijn vader had
geërfd en uit bezit dat hij zelf had verworven. De
eerste abdis van het stift werd Wichmans dochter
Liutgard. Haar zus Adela maakte bezwaar tegen
deze gang van zaken, omdat zij voor de schenking
van voorvaderlijk goed geen toestemming had
gegeven. Die toestemming was, naar de nog te
noemen oorkonde uit 996 zegt, volgens Saksisch
recht nodig geweest.
Vermoedelijk heeft Wichman ter bescher-
mingzijn zuidelijker gelegen bezit niet alleen
langs de weg van Naarden via Laren naar Baarn
(die naar Rhenen, het centrum van de voormalige
gouw,-' voerde) enkele hofsteden ingericht, maar
ook aan de rechter kant van de Eem, en wel in
Zonne, dat zuidelijk ligt van de plek waar later het
huis Ter Eem zou verrijzen.
Wichmans erfenis en het stift Elten
Het bezit van het Sint-Vitusstift in het huidige
Gooiland kwam uit een in 968 door keizer Otto I
gedane schenking4 van al hetgeen graaf Wichman
Medieval Archaeology in the Netherlands, Assen 1990:
9-40. 4 0SU:nri26dd29 juni 968. 5 OSU: nri27dd3
augustus 970.
3 H.A. Heidinga, From Kootwijk to Rhenen: in search of
the elite in the Central Netherlands in the early Middle
Ages, in: J.C. Besteman, J.M. Bos en H.A. Heidinga (red):
-ocr page 54-
OVER HET BEZIT IN BAARN VAN HET STIFTTE ELTEN C3
In 996 maakte keizer Otto III een eind aan dit
conflict tussen Adela en het stift. Hij wees Naar-
dinkland, inclusief de immuniteiten het daar gele-
gen voormalige bezit van graaf Wichman aan het
stift toe, terwijl hij een aantal van de uitWich-
mans voorvaderlijk bezit stammende goederen
deelde tussen het stift en Adela. Een van die
gedeelde goederen was de hof Appel.6 Op het
belang van deze hof voor dit onderzoekje wordt
nog teruggekomen. Eerst moet kort worden in-
gegaan op de verpachting van Naardinkland en
andere goederen door het stift aan Floris V en zijn
opvolgers als graven van Holland.
In mei 1280 verpachtten de abdis en de kanun-
niken van het stift te Elten vrijwel al hun rechten
te Naardinkland aan de graaf van Holland.7 De
verpachte rechten bestonden uit de hoogheids-
rechten van het stift in Naardinkland en de tijnsen
en keurmeden uit de gronden waarover zij in dit
gebied grondheer waren.8 Die gronden lagen niet
alleen in Gooiland, maar ook in Eemland. Dit laat-
ste blijkt uiteen overeenkomst uit 1393 van de
graaf van Holland met een aantal landgenoten uit
Eemnes, Soest, Baarn en Zonne over de aan hem
te betalen tijns, waarvan hij zei dat hij daarvoor
Baarn medio i8e eeuw. Gewassen tekening in oostindische
inkt, mogelijk door Jan de Beyer. In 1766 is deze afbeelding
uitgebracht als gravure van W. Writs naar De Beyer
(Museum Flehite, 1921-025).
aan de abdis van Elten een pacht betaalde.9 Vanaf
1280 dienden de landgenoten op die gronden dus
hun tijnsen en keurmeden aan de grafelijkheid te
betalen.10 Volgens de overeenkomst uit 1393
waren de landgenoten gezamenlijk verantwoor-
delijk voor die betalingen. Daaruit en uit het feit
dat zij keurmeden verschuldigd waren blijkt dat
hun rechten en verplichtingen stammen uit de
6 osu: nri46 ddi8 december 996. 7 Jan H.M. Hilhorst
en Jos G.M. Hilhorst, Soest, Hees en De Birkt, Van de acht-
stetot de zeventiende eeuw,
Hilversum, 2001. 8 OSU:
nr 2031 dd 6 mei 1280. 9 In 1393 sloot hertog Albrecht van
Beieren als graaf van Holland een overeenkomst mytten
lantgenoten van Baern die de zwaden hebben ende mytt
dien van Zoest, myt dien van Emenesse, beyde van bynnen
dyck ende van buten dijde, ende myt dien van Sonnen.
(F.
van Mieris, Groot Charterboek dergraaven van Holland
en Zeelanden heeren van Friesland,
4 delen, Leiden 1753-
56, III: 593). Deze overeenkomst betrof de tijns van s£6s
die de grafelijkheid van de abdis van Elten in pacht hield.
Het pachtcontract waarnaar de overeenkomst uit 1393
verwijst, werd tussen graaf Floris V en de abdis van Elten
gesloten in 1280. Daarnaast sloot de graaf een pachtcon-
tract met de kanunniken van Elten. Dit blijkt uit een ver-
klaring uit 1572 van de abdis van Elten waarin onder meer
staat: waer naer alzoe met die caonicken tot Elten gehan-
delt
es dat sij luijden haergoeden die sij in den voersz.
Landen leggende hadden oick afgestaaen hebben tot
behouftvan den voorsz. Grave, alzoe dat sij daer voer jaer-
lix hebben souden acht ende twintichpondt
(Haupt
Staatsarciv Dusseldorp, Reichsstift Elten, Akten 13: fo
9v). Dit tweede contract was nodig omdat de abdis de
rechten van de kanunniken buiten haar contract had
gehouden. In de rekeningen van de Hollandse grafelijk-
heid wordt vanaf het derde kwart van de I4e eeuw geen
onderscheid meer gemaakt tussen beide pachtcontracten
en wordt een enkel bedrag geboekt als de pacht, die aan de
abdis betaald werd. 10 Het ging in de overeenkomst tus-
sen de graaf en het stift dus om tijnsen te Baarn en niet
om tienden te Baarn, zoals Cleij in navolging van Fred
Gaasbeek, Jan van 't Hof en Maarten Koenders vermeldt
in: Baarn in de Middeleeuwen, Van Baerne tot Baarn,
1999: 24. Uit deze vergissing kan dus niet worden beslo-
ten dat er al in de i3e eeuw een kapel in Baarn zou hebben
gestaan.
-ocr page 55-
54 JOS C.M. HILHORST
tijd van het hofstelsel, dat wil zeggen, uit een
periode ruim vóórnoo.
Uitgesloten van het pachtcontract uit 1280
werden de leengoederen van het stift in dit gebied.
Hierop wordt teruggekomen. Eerst worden de
goederen in het tegenwoordige Baarn genoemd,
die in de i5e en i6e eeuw van het stift waren.
Het tijnsboek van het stift vermeldt onder de
hof Appel onder meer beleningen met delen van
het in het oude gerecht Eme (dat wil zeggen, een
deel van het huidige Baarn) gelegen goed Walken-
berg uit 1403,1406 en 1442." Ook blijkt daaruit dat
het in het gerecht van Koelhorst (nu Hoogland-
West) gelegen goed Koel horst12 onder het stiftse
deel van de hof te Appel viel. Andere bronnen zeg-
gen dat het stift ook bezat het in het gerecht
Koelhorst gelegen Krachtwijk.13 De twee laatste
goederen waren tijnsgoederen. Daarnaast blijkt uit
het archief van het stift te Dusseldorp dat een deel
van het in het gerecht van Eme nabij Bloemenberg
gelegen goed Voorbroek door het stift in leen werd
uitgegeven.14 Het andere deel van Voorbroek was
een leengoed van de bisschop.15 Bloemenberg lag
zuidelijk van Zonne, dat noordelijk grenst aan de
Pikmanpolders (Spijckmanspolders) (zie figuur 1).
Al deze goederen lagen op zandheuveltjes op de
rechteroever van de Eem, zuidelijk van Eembrug-
ge. In wezen waren deze heuveltjes de voormalige
eilandjes in het vormalige moeras.
De goederen in het gerecht Koelhorst waren
afkomstig van Wichmans vader, want de hof te
Appel was door Otto III gedeeld. Het eveneens
rechts van de Eem gelegen Zonne hoorde echter
tot het aan het stift nagelaten bezit van Wichman
dat hij zelf had verworven; het was immers niet
gedeeld. Zoals bleek viel Zonne onder de door de
graaf van Holland in 1393 gesloten overeenkomst.
Het stift was niet alleen grondheer rechts van
de Eem, maar ook links van de rivier. Dit blijkt uit
het in 1526 ontstane rapport van Pieter Aelman, de
toenmalige secretaris van Naarden. Daaruit blijkt
dat twee hofsteden te Eemnes tegen de grens met
Baarn tot het grondbezit van het stift behoor-
den,16 want deze moesten volgens twee Baarnse
11 N.C. Kist, Het Necrologium en het Tynsboek van het
Adelijk ]ufferen-Stift te Hoog-Elten, Nieuw Archief voor
de Kerkelijke Geschciedenis, inzonderheid van Nederland,
dl II (1854): 164-166. 12 Het bezit van het stift in
Koelhorst blijkt uit het volgende. Aan het begin van een
tijnsrol uit het begin van de i5e eeuw staat: It van die
genen die horen tinsjaerlixsculdich siin te betalen der
abdissen van Elten in de hov tot Appel op Sinte
Mertensdach.
Daaronder wordt onder meer gezegd: Item
Gherijtjohan Goeden soen ende Margareta sijn wijf/een Ib
wasses van dien helfte van enen erve gheheite die Cleyne
Koelhorstgheleghen inden kerspel van Loesden.
(hsa
Dusseldorp, Reichsstift Elten; Oorkonden nr 5). 13 In
1400, op 12 mei, verklaarde de tijnsmeester van het stift
dat werd vermaakt die oude slach gelegen in den Slaghe
evenals een kamp land gelegen bider Foudenstrate, die nu
Vuedijk heet, en die aan de noordkant van Koelhorst liep.
(GAA, Charterverzameling: nr 10S). In 1415 werd het goed
Krachtwijk overgedragen voor de tijnsmeester van het
stift (hua, Gemeentearchief Utrecht [gau], Bewaarde
Archieven II, regulieren, nr 871 fo 51-53V). 14 In 1493
beleende de abdis van Elten Albert Dier met een deel van
het goed geheten Voorbroek in het kerspel van Eem-
brugge (hsa Dusseldorp, Repertorium Handschr. 1A: fo
107, nr 26). Uit een belening in 1520 door de abdis van
Elten met een deel van Voorbroek blijkt dat dit gelegen
was tussen de Oude Weer en de Zeelhorster Steeg (hsa
Dusseldorp, Elten Repert. nr 99). Het gaat hier om het-
zelfde goed Voorbroek als dat van de bisschop, want in
1481 werd het bisschoppelijk leen Voorbroek omschreven
als datguet geheiten ten Voirbroeke ofte die Oude Weer,
gelegen inden gerichte van derEembrugge mitsynen toe-
behoren
(A.J. Maris, Repertorium op de Stichtse leenpro-
tocollen uit het landsheerlijk tijdvak, I,De Nederstichtse
leenacien (1394-1581)
[hierna aan te halen als Maris la]: nr
38). 15 Peter Hoeffliet kreeg in 1394 van de bisschop in
leen het in het gerecht van der Eem gelegen erve to
Voerbroec mitten steenhuze
en alle toebehoren (Maris LA:
nr 38). In 1394 beleende de bisschop hem ook met het
Heemstedenland dat lag in het gerecht van der Eem, en 11
dagmaat groot was (Maris LA: nr 37). 16 Pieter Aelman
ging naar Eemland om te bepalen uit welke daar gelegen
landerijen de grafelijkheid van Holland inkomsten dien-
de te ontvangen (D.Th. Enklaar, Zestiende-eeuwsche
wandelingen door Nederland, BMHG, 54 (1933): 125-172).
-ocr page 56-
OVER HET BEZIT IN BAARN VAN H ET STI FT TE ELTEN 55
schepenen tijns betalen aan de grafelijkheid. Wel
in het huidige Baarn lag, niet ver van De Lage
Vuursche, een hofstede die door omschrijvingen
van de grens tussen Gooiland en het Sticht als de
'hofstede van Elten' bekend staat.17 Deze drie goe-
deren vormden ongetwijfeld onderdeel van de
schenking van Wichmans zelf verworven bezit
aan het stift.
Nabij het Baarnse Zandvoort bezat het stift
ook gronden. Dit blijkt uit een Hollands rekening-
fragment18 uit omstreeks 1460 dat die gronden
noemt. Dit zijn de zwaden die in de overeenkomst
van 1393 werden vermeld. Daarin werden als tijns-
plichtigaan de Hollandse grafelijkheid namelijk
ook aangesproken de lantgenoten uan Baern die de
zwaden hebben.
In het rekeningfragment staat
over de tijns uit de zwaden: Item desen is sculdich
altijt te betalen Roeloffvan Baren ende zijne nacoe-
melingen.
In het origineel19 staat hierbij een aante-
kening waaruit volgt dat dit land bij de molen lag.
Omdat toen alleen de Zandvoortse molen
bestond, ging het dus om daarbij gelegen land.
Uit de aantekening volgt dat Roelof van Baern
erfelijk tijnsgaarder was voorde te Baarn verval-
lende tijns van de grafelijkheid. Dit wordt beves-
tigd door de verklaring uit 1529 van twee lieden uit
Naarden dat Roelof van Baern en zijn nakomelin-
gen aan de tijnsmeesters van de grafelijkheid [..]
ouerzeer langhe ooirieden jaeren betaelt hebben
den tijns van den gemeen bueren ende eruen gelegen
in den gerechte uan Baern.2-0
Het inzamelen van de
tijns over de zwaden was dus aan Roelof van
Baern en diens voor- en nageslacht verpacht
geweest.21 Roelofs bezit bij de molen was volgens
het morgengeldboek uiti.446 toen in handen van
Albert van Baern,22 Roelofs grootvader.De zwa-
den lagen dus nabij Zandvoort. Een zwad was een
maat voor hooiland, die weliswaar in Naardink-
land gebruikelijk was, maar niet in Eemland, waar
men over dagmaten sprak. Het gebruik van die
maat versterkt de stelling dat Wichman in Baarn
actief was. Zandvoort ligt nabij de grens met
Eemnes en het noordelijke deel van Baarn zal in
Wichmans tijd nog regelmatig zijn overstroomd
door water uit de Eemdelta.
Het stiftte Elten was omstreeks 1000 dus
grondheervan een aantal goederen in het tegen-
woordige Baarn rechts en links van de Eem, die
afkomstig waren van Wichman. Om de wijzigin-
gen die zich na 1280 in de rechten van het stift
hebben voorgedaan te onderzoeken, is het nodig
na te gaan water met de drie belangrijkste rech-
ten in dit gebied is gebeurd. In het navolgende
worden alleen de wijzigingen in deze rechten aan
de rechterkant van de Eem besproken.
17 In 1449 verklaarden enkele oude inwoners van
Gooiland en Loosdrecht... dat Goylant streckt in alre
manyeren als hierna volcht, te weten: dat int noortoisteyn-
de van Goylantgaet een wech, geheten Wackerswech, die
leecht in Goylant ende gaet up tot den Vuyrboom toe, ende
van den Vuers boom tot up Soeststapel, van Zoeststapel tot
upten hoffstede, die tusschen den tween harden leecht
omtrent halwegen tusschen Goyershosch ende den
Vosbergen int Sticht ende toebehoeren plach der abdisse
van Elten, ende van dien hofstede noirt ommegaens, als
over100 of200 jair gedeeld heeft geweest, tot Breuchelveen
wairt...;
en in 1502 verklaarde de burgemeester van
Huizen:... dat die rechte rescheydinge tusschen Hollant
endeden Stichte van Utrecht te strecken pleech, te weten
van den mont van der Eem up Leuwenpaeü, van
Leuwenpaell up die hoge bomen van de Vuers, van de Vuers
up Wernaers hofstede, van Wernaers hofstede upter abdis-
se van Elten hofstede,...
(D.Th. Enklaar, Middeleeuwsche
Rechtsbronnen van Stad en Lande van Gooiland, Werken
der Vereeniging tot Uitgaaf van het Oud-Vaderlandsche
Recht,
Derde Reeks, nr 3). 18 Enklaar, Middeleeuwsche
Rechtsbronnen: 448-49. 19 Archief van Stad en Lande
van Gooiland, Privilegeboekje: 291. 20 Enklaar, Middel-
eeuwsche Rechtsbronnen: 456-57, nr 16. 21 Roelofs voor-
vader Albert werd in 1421 als tijnsgenoot van de Sint-
Paulusabdij al meister genoemd (hua, kkk 505-3: fo 281 r
en v). 22 In het manuaal van het morgengeld voor 1446
staat onder meer: ItAelbert van Baern siin deel van der
zandvoirtgeit 16 schilde
(hua salt 332: fo 189). Hier
stond van ouds de Zandvoortse molen.
-ocr page 57-
56 JOS C.M. HILHORST
Figuur 1 De ligging van Zonne.
Uit: C. Dekker en M. Mijnssen-Dutilh,
De Eemlandtsche Leege Landen (Utrecht
1995) 52.
loren. In de jaren 1328-1336 was de situatie dezelf-
de, zoals blijkt uit de rekeningen van de schout
van Amersfoort en Eemland en van de rentmees-
ter van de bisschop uit die tijd.
Maris25 vermoedt dat Eme stadsrecht kreeg in
1337. In de bevestigingervan uit 1363 staat over de
grenzen van Eme, dat beide eunden lagen tussen
Gooiland en De Haar, terwijl als zuidgrens werd
gegeven de weteringe uan Zeldrecht ende die uan
Baerne
en als noordgrens die uan Emenesse endie
uan Bunschoten.2-6
Rechts van de Eem strekte het
gerecht van Eme van noord naar zuid toen dus van
Bunschoten tot de Zeldertse Wetering en van
GERECHTSHEREN,
TIENDEN EN GRONDHEREN
IN EEMBRUGGE-
DE-OOSTZIJDE 1254-1450
Het gerecht van Eme
In 1254 wees de bisschop het gerecht en de tiend
van Eme oostelijk van de Eem toe aan Jan van
Lochorst ter oplossing van een geschil tussen Jan
en zijn familielid Adam. Jaarlijks moest Jan aan de
Sint-Paulusabdij een tijns voor beide rechten
betalen,23 die dus toekwamen aan de Sint-Paulus-
abdij. In 1300 waren de gerechten oostelijk en
westelijk van de Eem met elkaar verenigd24 en
had de Sint-Paulusabdij zowel het gerecht als de
tiend op de oostelijke oever aan de bisschop ver-
23 osu: nri32i. 24 AJ. Maris, Eemnes, Utrecht,1947:12.
25 Maris 1947: 62. 26 Ib.: 63.
-ocr page 58-
OVER HET BEZIT IN BAARN VAN H ET STI FT TE ELTEN C7
west naar oost tussen de Eem en De Haar. Deze
grensomschrijving dateert van na de afscheiding
van Eemnes Buitendijks uit Eme in 1356. In 1363
hoorde Eemnes Binnendijks dus nog tot Eme,
maar in 1439 werd het een afzonderlijk gerecht.
Eemnes Binnendijks werd toen omschreven als
gelegen tussen die uan Baerne en die uan Emenesse
upgaende uter Eem,
en verder westwaarts tot
Gooiland toe, uitgezonderd wat in 1427-28 door de
lieden van Eembrugge was afgegraven en van een
bolwerk voorzien.27 Zo bleef van het gerecht van
Eme overeen klein stukje aan de westoevervan de
Eem ten zuiden van de Drakenburger gracht en
daarnaast ook nog een deel oostelijk van de Eem.
Zoals hieronder blijkt, hoorde daar toen niet bij
het binnen de grenzen van Eembrugge uit 1363
gelegen gerecht van Bloemenberg.
Het gerecht en de tienden van
Bloemenberg en Zeelhorst
Opi8 decemberi577 kreeg Willem van Renesse in
erfleen van de abt van de Sint-Paulusabdij die
thienden uan Bloemenberge ende Zeelhorst, mitten
gerechte uan Bloemenberge ende uan Zeel horst,
zoals zijn kort voordien overleden broer Johan die
bezeten had.28 Dit was geen nieuw leen, want al in
1389 had Johan van Amerongen het van die abdij
ontvangen.29 In 1389 bestond dus een gerechtje
dat tenminste de goederen Zeelhorst en
Bloemenberg omvatte en dat, samen met de tien-
den, ter belening stond van de Sint-Paulusabdij.
Bloemenberg is het zuidelijk van Zonne gelegen
gebied tussen de Eem en De Haar, waarin
Crimmestein ligt, met de Zeldertse Wetering als
zuidgrens (zie figuuri).
Tussen 1363 en 1389 is er dus iets gebeurd
waardoor de Sint-Paulusabdij dit gerechtje ver-
kreeg. Het lijkt niet waarschijnlijk dat de abdij het
in leen hield van de toenmalige stad Eembrugge
en dat de abdij het in achterleen zou hebben uit-
gegeven. Veeleer gaat het bij dit gerecht om een
mini-gerecht dat als gevolg van calamiteiten is
ontstaan. Hierop wordt teruggekomen.
De tienden in Eembrugge-de-
Oostzijde.
Zoals gezegd had de Sint-Paulusabdij in 1254 recht
op de tiend in Eme, oostelijk van de Eem. Om-
streeks 1300 lag dit recht bij de bisschop en dit
was ook het geval in 1394, toen hij Steven van
Zuylen beleende meteenen tiend ter Eem, uan
Zonnen, uan Voirbroec ende uander Goyerlant?0
Deze laatste tiend wordt hier buiten beschouwing
gelaten. Van de andere drie aan Van Zuylen in leen
gegeven tienden was de tiend ter Eem in 1328-29
en 1330-31 nog door de rentmeester van de bis-
schop geïnd31 en deze betrof vermoedelijk alleen
Eme in engere zin, namelijk de daar gelegen hof-
steden van de bisschop aan beide zijden van de
Eem en het gebied rond het kasteel Ter Eem dat
daar inmiddels was gebouwd. In 1377-79 inde de
rentmeester alleen die smael tiende ter Eem}x ver-
moedelijk als gevolg van de stormvloed van 1375
die een graanoogst onmogelijk maakte.
De andere twee in 1394 aan Van Zuylen ver-
leende tienden waren die van Voorbroek en
Zonne. Beide lagen zuidelijk van Ter Eem, maar
noordelijk van het gerecht van Bloemenberg.
Gezien de vermelding van de tienden van
Bloemenberg en Zeelhorst in 1389 is het duidelijk
dat oostelijk van de Eem de tienden althans deels
per goed werden verleend, ook al grensden die
27 Ib.: 73 28 HUA, KKK 505-6: fo 108v. 29 HUA, KKK
505-1: fo 62v. 30 Maris LA: nr 32. 31 K. Heeringa,
Rekeningen van het bisdom Utrecht, 1378-1573, 3 delen,
Werken Historisch Genootschap, $de serie, nos. 50, 59 en
60, Utrecht, 1926-32:448 en 455. 32 PJ. Vermeulen,
Bisschoppelijke Rekening van 1377-78, Codex
Diplomaticus Neerl. Hist. Gen., zde serie, ide deel, Iste afd.
(1853): 252-464 [ hierna aan te halen als Vermeulen]: 255
en Heeringa, deel 1:8.
-ocr page 59-
58 JOS C.M. HILHORST
aan elkaar. Kennelijk was er na 1254, toen de tiend
aan de oostzijde van de Eem nog als een geheel
werd uitgegeven, iets gebeurd waardoor splitsing
van de tienden nodig werd. Hetzelfde gebeurde
met de gerechten.
De grondheren in Eembrugge-de-
Oostzijde.
Het al genoemde rapport van Aelman bevat een
lijst goederen oostelijk van de Eem die volgens
onder meer de secretaris van Eembrugge te Baarn
onder de linde33 tijns aan de grafelijkheid ver-
schuldigd waren, welke tijns de graaf dus in pacht
zou hebben gehouden van de abdis van Elten.
De gepubliceerde lijst geeft van de meeste
stukken land oppervlakte en naam van bezitter,
maar van enkele komen alleen de naam van het
goed en de oppervlakte voor. Dit zijn Grymme-
steyn, Bloemenberch, Dashorst
[dit moet zijn
Ramshorst34], Hoech Netelenberch en Groet
Sonnen.
Niet bij name worden genoemd de ook
oostelijk van de Eem gelegen stiftse leengoederen
Voorbroeken Walkenberg. In de i6e eeuw werden
delen van beide goederen door de abdis van Elten
in leen gegeven aan lieden die in Aelmans lijst als
tijnslieden voorkomen.
Daarnaast zijn van drie van de vijf in Aelmans
lijst alleen bij name vermelde goederen leen- en
tijnsakten van derden bekend. Die betreffen
Bloemenberg, Ramshorst en Netelenberg. Ook
bestaan er zulke akten over het niet door Aelman
bij name genoemde en nabij Bloemenberg gele-
gen Zeelhorst. Een daarvan is een machtiging uit
decemberi389 van de abt van de Sint-Paulusabdij
voor een van zijn monniken om tiinsmeisterende
hof te iuesen [...} om den alinghen hahen goede ter
Ziilhorst als Wouter Jan Kaermans soens [...] plach
te wesen?s
De abdij had dus niet alleen het
gerecht over en de tiend uit de goederen Bloe-
menberg en Zeelhorst, maar ook recht op de tijns
uit minstens de helft van Zeelhorst, want dit is de
betekenisvan de machtiging voor de monnik om
als hofgerecht en als tijnsmeester over de over-
dracht van de halve Zeelhorst te zitten. Dat de
abdij slechts de helft van dit goed bezat, wordt
ondersteund dooreen akte uit 1440 volgens welke
Jacob van Gaasbeek de vrouw van Jan van Ame-
rongen met het goed Zeelhorst ter Eme beleen-
de.36 Er kan dus worden aangenomen dat Gaas-
beek en de abdij ieder de helft van het goed
Zeelhorst bezaten.
In 1456 beleende Gaasbeek Jacob Nenninc met
de hem van zijn vader aanbestorven hofstede
Ramshorst te Bloemenberge bij de Eme}7
rys van Nairden voirscr., [...] (Enklaar, Wandelingen: 147).
34 De naam Dashorst is nogal verwarrend. Enklaar iden-
tificeert dit als een erf onder Woudenberg of onder Rens-
woude. Het lijkt vreemd dat de secretaris van Eembrugge
dit zou vermelden, dit temeer omdat er wel een goed
onder Eembrugge lag dat Ramshorst heette. 35 HUA, KKK
505-1: fo 61. 36 S. Muller Fzn, Regesten van het archief der
bisschoppen van Utrecht
722-1528,3 delen en indices,
Utrecht, 1917-1922, [hierna aan te halen als Muller Reg.] II:
nr 3123. Jan bastaart van Gaasbeek stond dit goed af voor-
dat Jan van Amerongen het in leen kreeg. In de legger van
het morgengeld van ca 1446 vindt men jan Amerongen
vermeld onder Eembrugge die Oestzijde als bezitter van 33
dachmaet (hua, SALT332: fo 172V). Dit betreft waar-
schijnlijk Zeelhorst. 37 Muller Reg. III: nr 3694.
33 De goederen uit de lijst van de secretaris van Eem-
brugge beslaan een oppervlakte van totaal 772 dagmaat.
De legger van het morgengeld uit 1446 geeft een opper-
vlakte van 703 dagmaat voor de gronden onder Eem-
brugge-de-Oostzijde (hua, A.S. Stapel, Inventaris van
het archief van de Staten van Utrecht in de Landsheerlijke
Tijdi375-i$8i
[hierna aan te halen als salt]: nr 332, fo 172-
173V). Aelmans lijst wordt voorafgegaan door het volgen-
de: Hiernae volgen die namen, mitsgaders hoirluyder dam-
maten landts, gelegen over die Eem oestwart, die in de
thijns te Bairne onder den lynde den graefflicheit van
Hollant tsiarlicx schuldich souden zijn, nae vermelden van
twe gebroeders van Bairne, ende voorts bij overleveren van
hoir derde geselle ende lantgenoot Jacob Heynricxzoen, sce-
pene ende secretarys ter Eem, mit eenen scedule bij sijn self-
fs hantgescr. ende overgegeven in handen van mij, secreta-
-ocr page 60-
OVER HET BEZIT IN BAARN VAN HET STIFT TE ELTEN t^g
Gaasbeek had ook nog recht op een erf dat hij had
afgestaan aan het Regulierenklooster Mariënhove
in De Birkt te Soest, zoals blijkt uit de lijst van
bezittingen van dit klooster die in 1585 werd opge-
maakt.38 Dit was het erf Bloemenberg.
Noordelijk van de Zeldertse Wetering, maar
zuidelijk van de Kleine Pikmanspolder waren er
dus tenminste viergrondheren: de bisschop en
Elten voor Voorbroek en de Sint-Paulusabdij
samen met Gaasbeek voor Zeelhorst. Vermoe-
delijk was ook Grimmestein van Gaasbeek.
Ook in het huidige Baarn, zuidelijk van de
Zeldertse Wetering, lagen Walkenberg en
Netelenberg. Van dit laatste is bekend datjacob
Nenninc in 1389 de vrije eigendom overdroeg van
de helft uan de twedeel uan degroote erue tot
Netelenberghe strekkende uan de lodijc an die Eem.
Jacob behield kennelijk de rest van dit goed, want
volgens de morgengeldgegevens uit 1446 bezat hij
15 dagmaat in Netelenborch onder Eembrugge optie
Oestzyde}9
In een transportakte uiti390 van het
eerstgenoemde deel staat dat dit goed in de
Eembrugse parochie lag.4° Netelenberg werd ook
genoemd in 1524 toen Hendrik Gerrits Rentense
van Voerde voor zijn nicht Dieuwer uan Howtvan
de heer van IJsselstein het goed Netelenberg in
leen kreeg.41 Wellicht is zij dezelfde als Duiver
Willem Euertsdr
die in 1529 door het stift met de
helft van acht morgen in het goed Walkenberg
werd beleend. Waarschijnlijk gaf IJsselstein
slechts een deel van Netelenberg in leen en betrof
dit Laag of Klein Netelenberg.
Van Grimmestein en Groot Zonne zijn geen
transportakten gevonden. In Aelmans lijst volgt
Grimmestein op Bloemenberg en was het 85 dag-
maat groot.42 Groot Zonne was vermoedelijk het
goed waarvan de graaf van Holland de tijns van
Elten in pacht hield, maar ook van het ongetwij-
feld bestaan hebbende Klein Zonne zijn geen
gegevens gevonden.
Aelman werd dus van foutieve informatie
voorzien, zodat aan de verklaring van de secretaris
van Eembrugge dat alle door hem genoemde dag-
maten tijns te Baarn betaalden aan de grafelijk-
heid, geen waarde kan worden gehecht. Het blijkt
voorts dat in enkele gevallen de Sint-Paulusabdij
en Gaasbeek het recht op de tijns in eenzelfde
goed deelden, terwijl de bisschop en Elten
Voorbroek hadden gedeeld.
Eltens bezit voor 1280
In de pachtcontracten die de abdis en de kanun-
niken in 1280 met Floris sloten, was alleen sprake
van tijns en keurmede. Leengoed werd expliciet
uitgesloten, behalve dat van Gijsbrecht van
Amstel. De leengoederen in Nardingerlanddie
werden uitgesloten zijn waarschijnlijk tenminste
de gronden die hoorden bij de tiend van Gooiland
en de leengoederen die nog in het Eltense archief
en elders kunnen worden teruggevonden.
Gijsbrecht van Amstels voorvader Gijsbrecht
had in 1224 aan het stift beloofd zijn vrouw en kin-
deren afstand te laten doen van zijn in
Naardinkland gelegen leengoed.43 Uit het pacht-
contract uit 1280 blijkt echter dat de Amstels zon-
der toestemming van de abdis dit leengoed had
behouden.44 Daarom sloot de abdis dit goed van
haar contract met Floris niet uit. Een vraag is
van Rootselaar, Amersfoort jjj-1580,2 dln, Amersfoort
1878:436-37. 41 HUA, Heren van Ysselstein4: fo 53V.
42 Volgens de morgengeldgegevens uit 1446 lagen naast
de 74 dagmaat van Abcoude, aan de andere zijde dan
Vrouwenklooster, twee bezittingen die samen 87 dag-
maat besloegen. Wellicht vormden deze twee het latere
Grimmestein. 43 OSU: m-730.
38 HUA, toegang nr 33, inv. nr 938, fo 210 v. Het erf
Bloemenberg strekte zuidwaarts op de Eemdijk, oost-
waarts lag land van de heer van Mali, westwaarts lagen de
jofferen van Vrouwenklooster en noordwaarts de gemene
hair. Ook bezat Mariënhove toen 33 dagmaat die daar zui-
delijk van lagen, eveneens westwaarts belend door
Vrouwenklooster. 39 HUA, SALT 332: fo 172. 40 W.F.N.
-ocr page 61-
ÖO JOS C.M. HILHORST
Enkele additionele gegevens
Archeologen vonden langs de Eem, dicht bij
Eembrugge, twee concentraties van scherven: één
nabij de plaats waar het huis Ter Eem heeft
gestaan en één veel noordelijker, ook langs de
oostelijke oever van de Eem. De gevonden scher-
ven dateren uit de late 12de, de 13de en ook uit de
i4e eeuw. Cleij45 concludeert dat de bewoning van
Eembrugge kort vóór 1200 begon. Ouderen
recenter materiaal is niet gevonden. Deze gege-
vens zijn niet strijdig met wat hierboven naar
voren is gebracht.
Van belang voor de ontginningsgeschiedenis
van het Baarnse gebied oostelijk van de Eem is de
stormvloed uit 1170 omdat pas toen ontginning op
grotere schaal mogelijk werd. Dit geldt uiteraard
alleen voorde lagergelegen delen van Noord-
Eemland, want niet alleen op Hoogland maar ook
rechts van de Eem zijn er de eilandjes die vroeg
ontgonnen konden worden. De daarvoor beno-
digde arbeidskracht was beschikbaar in onder
meer Baarn, waarvan de naam (en dus de bewo-
ning) net als die van andere nabijgelegen plaatsen,
stamt uit de pre-Frankische periode.46 Dit gebied
werd dus vóór777al bewoond, met de daarbij
behorende neiging tot vergroting van het land-
bouwareaal.
De stormvloed van 1170 bracht niet alleen
voordelen. Het grote aantal stormvloeden dat
daarna vernieling in Eemland teweeg kon brengen
natuurlijk waar de leengoederen lagen die de
abdis wel uitsloot. Omdat de abdis in de akte van
1280 in het meervoud over haar vazallen sprak
wier goed niet onder het pachtcontract zouden
vallen, moet aangenomen worden dat zij niet
alleen verwees naar de leenman van de tiend in
Gooiland, maar ook naar andere vazallen, vermoe-
delijk ook lieden in het gebied bij de Eem.
Wellicht ging het hier minstens om Voorbroek,
waarvan Elten rond 1400 nog een deel in leen gaf.
Uit het voorgaande bleek dat minstens Zonne,
Voorbroek en Walkenberg tot het te Baarn gele-
gen bezit van Elten rechts van de Eem hebben
behoord en daarvan was alleen Zonne in 1280 een
tijnsgoed, want alleen dit wordt in 1393 genoemd.
De andere langs de Eem gelegen en bij naam ver-
melde goederen die hiervoor zijn besproken, zou-
den dus ofwel later zijn ontstaan, ofwel ten gevol-
ge van overdracht niet langer tot het bezit van het
stift hebben behoord.
Walkenberg, Netelenberg, Bloemenberg even-
als Zonne en Voorbroek liggen nu op kleine heu-
veltjes en waren dus eilandjes die konden worden
ontgonnen lang voor de stormvloed van 1170.
Hetzelfde was het geval geweest met de gronden
te Koel horst die onder de hof te Appel vielen. Het
is daarom waarschijnlijk dat de andere tussen
Zonne en Koelhorst op hoge gronden gelegen hof-
steden ook al in Wichmans tijd zijn ontgonnen.
den Graaf en zyne erfgenamen verleend, en met meerge-
melde Nardingerland te bezitten gegeeven.
Het gaat bij de
leengoederen die Amstel had verkregen vermoedelijk om
dezelfde lenen die genoemd worden in 1224 (osu: nr
730). 45 Th.J. Cleij, Het kerspel Ter Eem, Baerne 12 (1988)
nr 3: 2-9. 46 M. Gijseling en D.P. Blok, Studies over de
oudste plaatsnamen in Holland en Utrecht, Bijdragen en
Mededelingen der naamkundecommissie van de Neder-
landse Academie van Wetenschappen te Amesterdam,
XVII,
1959. 47 J. Buisman, Duizend jaar weer, winden
water in de Lage Landen II,
Franeker 1998.
44 De abdis zei dit volgens de vertaling van F. van Mieris,
a.w. dl 1:405-06 als volgt: Nog hebben wij uitdrukkelijk
uitbedongen en by naame uitbedongen, en wy bedingen in
deezen brief uit, onze vasallen; welken eenige goederen, in
Nardingerland liggende, van ons te leen ontfangen hebben;
op welke goederen de Graaf en zyne erfgenaamen geen
recht hebben. Maar die goederen, in Nardingerland gelegen,
welke Ridder Gilbert van Amstelle gekocht ofbekoomen
heeft van onze vasallen, die de zelve van ons te leen ontfan-
gen hadden; mits zoodanige kooping, ofverkooping, of lie-
ver vervreemding, nooit door onze hand of met onze toe-
stemminge geschied is: die goederen hebben wy dengemel-
-ocr page 62-
OVER HET BEZIT IN BAARN VAN HET STIFTTE ELTEN 6l
Figuur 2 De afwatering van Nederzeldert
via de Wijde Wetering. Uit: C. Dekker en
M. Mijnssen-Dutilh, De Eemlandtsche
Leege Landen
(Utrecht 1995) 36.
was een der nadelen van de toen verdwenen veen-
drempel in het Almere. Volgens Buisman47 von-
den in de jaren 1287,1288,1307,1318,1321,1330,1335,
1343> i375> 1393 en 1394 stormvloeden langs de
Nederlandse kusten plaats en waren de zomers
van 1312 tot en met 1316 buitensporig nat. De
stormvloed van 1307 veroorzaakte grote beschadi-
gingen van de Zuiderzeekust en ook grote delen
van Noord-Eemland moeten onder water hebben
gestaan. Nog in 1916 veroorzaakte een stormvloed
overstromingen tot in De Birkt, het zuidoostelijk
deel van Soest. De stormvloed van 1375, die de dijk
aan de oostoever nabij Eembrugge verwoestte en
de heerweg tussen Baarn en Soest beschadigde,
heeft ongetwijfeld gelijksoortige effecten gehad.
Het ontgonnen gebied werd dus meermaals door
calamiteiten getroffen en steeds opnieuw moest
het worden drooggelegd.
De regels die golden bij dit soort calamiteiten
houden onder meer in dat de landsheer, zo lang
de reparatie van ondergelopen land duurde, afzag
van de bede en/of het morgengeld en dat, indien
48 Dit was althans in Holland het geval. In een oorkonde
die stamt uit de periode tussen eind 1206 en 27 augustus
1215 verklaarde graaf Willem I dat hij de door graaf Dirk
VII tussen Bergen en Alkmaar aangelegde dijk had laten
herstellen, en dat hij het daardoor in cultuur te brengen
land beschouwde als zijn eigendom, maar dat hij aan de
abdij van Egmond tussen Aremeersweet en Winnemers-
weet het slikland schonk en de tiend voorzover zij die
ook reeds op het oude land bezaten (A.C.F. Koch,
Oorkondenboek van Hollanden Zeeland tot 1299, Den
Haag 1970: nr 356).
-ocr page 63-
02 JOS C.M. HILHORST
pen van de oorspronkelijke grondheer. Als verla-
ten goed verviel het aan de landsheer, die het aan
derden kon toewijzen, vooral aan hen die voor het
herstel hadden gezorgd. Ging het hierbij om
Zeelhorst ter Eme en Ramshorst of ging het om
ander goed in het kerspel Eme? Was dit wellicht
voorheen van Elten?
In verband met het bezit van de Sint-Paulus-
abdij en Gaasbeek in Bloemenberg is het relevant
te vermelden dat zij aan het eind van de i/te en het
begin van de i5e eeuw ieder een gerecht hadden op
Nederzeldert. De tienden daar werden door hen
gedeeld. De gronden waren vrij tijnsgoed en over-
drachten ervan vonden voor beider gerechten
plaats. Dit betekent ongetwijfeld dat ze voordien in
een enkel gerecht lagen met doorlopende afwate-
ringssloten en in ieder geval in dezelfde ontgin-
degrondheergeen pogingen deed tot herstel van
de ondergelopen gronden, hij derden daarop
recht kon geven.48 In dit licht is een vermelding
uit de regeringsperiode van Guy van Avesnes
(1301-1317) relevant. Deze bisschop beslechtte een
geschil tussen heer Jan en heer Zweder betreffen-
de hun rechtop onder meer het goed te Erna.
Muller, die de betreffende minuut publiceerde,
meent dat het hier gaat om Jan van Woudenberg
en Zweder van Abcoude,49 de voorvader van
Jacob van Gaasbeek. Gezien het voorgaande
schijnt Zweder door de uitspraak van de bisschop
het goed te Erna te hebben verkregen, want Jan
van Woudenberg wordt niet onder de grondheren
in dit gebied aangetroffen. Vermoedelijk betrof
deze toewijzing gronden die na de stormvloed van
1307 opnieuw werden drooggelegd zonder ingrij-
49 Muller Reg: 212. 50 In de lijst van bisschoppelijke
lenen uit 1382 komt voor: Item dieselve Evert vorseyt heeft
versacht, als een mombaer Claes van der Borch
Hubertssoen, den tyns ende tiende grof ende smal op
Seldrecht alse veer ende alse wijt als des heren daghelix ghe-
rechte van Abcoude gheet
(S. Muller Fzn, De Registers en
Rekeningen van het bisdom Utrecht, 1325-1336, 2 dln,
Werken Historisch Genootschap, nos 53 en 54, Den Haag
1889-91, [hierna aan te halen als Muller Rek.] II: 694-5).
Op 19 maart 1361 beloofde Adam van Lochorst ten over-
staan van de bisschop zijn leen van de tijns en tiend in het
dagelijks gerecht van de heer van Abcoude, dat Adam
toen in dienstmansstat hield, over te dragen aan Evert van
der Borch (hua, BA 273: fo 19), waarmee diens zoon
Hubrecht op 7 januari 1362, ook in dienstmansstat, werd
beleend (hua, BA 275-2: p 2). Het is redelijk te veronder-
stellen dat het testament van Adam van Lochorst dat in
1327 ontstond en waarin hij zijn kleinzoon Adam de
belangrijkste familiegoederen vermaakte, dezelfde tiend
bedoelde. De jonge Adam kreeg toen ondermeer den tiend
ende de gerechte van Seldrecht
(A. Matthaeus, Rerum
Amorfortiarum, Scriptores duo inediti,
Leiden 1693: 200-
01). Dit gerecht is vermoedelijk bij de verkoop van
Lochorsts bezit in Eemland in 1325 ook aan de heer van
Abcoude gekomen, ook als leen van de bisschop. Dat er
twee gerechten op Zeldert Benedenweegs lagen blijkt uit
het volgende. In 1401 op 23 maart werd hetzelfde goed
twee maal overgedragen, de eerste keer voor de schout
van de heer van Abcoude op Zeldert benedenweegs en de
tweede keer voor de schout van de abt op Zeldert bene-
denweegs (hua, Oudmunster 2251:1583 en I583bis Chs).
Zulke dubbele transportakten komen vaker voor (Ib.:
2224 en 2224 bis dd 25 mei 1439 en Gaa, Poth 590 Ch, dd
4 februari 1449). 51 Over het goed Ter Borch bestaan
onder meer de volgende berichten: Op 24/2/1434 werd
Reyner van der Borch door de bisschop beleend met dat
goet ter Borch mitter huysinge ende allen timmer dat daer
op staet, mit visscherien, mit vogelen, mit eenre halven
hoeve lants, diegeheiten is die Hoeve, die daer bysiden aen-
leecht, ende mit allen synen toebehoren boven weghes ende
beneden weghes, alstgelegen is op Zeldrecht in den kerspel
van Loesden, ende daertoe den tyns enden den tienden van
Zeldrecht, alsoe als die tyns ende tiende Daems van
lochorstplach te wesen
(Maris la: nr 217). Het goed lag
dus deels zuidelijk van de Zeldertse weg, die de afsluiting
vormt van de polder Overzeldert, en deels noordelijk
daarvan. Het tweede deel van dit leen betreft de tijns en
tiende die Reyners voorvader in 1362 van de bisschop in
leen had gekregen en die gelegen was in het gerecht van
de heer van Abcoude Het blijkt voorts dat Ter Borch
strekte tot voorbij de Nieuwe Wetering: op 5/11/1533
droeg Willem Verborch op een stuck lants gelegen in
Nederseldert op die Seldertse weteringe, aen tween cam-
pen doergraven, daer westwerdt Jacob Nenninck, oestwert
Cerrit Gerritsz. naegelaten kynderen, noordtwerdt over
die weteringe die Vogekamp ende zuytwart Wilhem
Verborch naestgelant ende gelegen sijn, soe tselve stucke
lants in voertydenaen den olden goede ter Borch gehoert
heeft
(Maris LA: nr 217b).
-ocr page 64-
OVER HET BEZIT IN BAARN VAN HET STIFTTE ELTEN 63
schopjan van Arkel in Utrecht zetelde, dat wil
zeggen, tussen 1342 en 1363, of kort daarna, toen
deze munt nog courant was. Omstreeks die tijd
zou de abdij dit goed dus voorde eerste maal in
tijns hebben uitgegeven terwijl het na het herstel
een nieuwe naam kreeg.
Het belang dat het stift bij het herstel van deze
gronden had was van marginale aard. Het stift zal
de leengoederen die het in dit gebied bezat heb-
ben willen behouden terwijl zijn belang in zijn
tijnsgoed vrijwel nihil was. Voor het leengoed is
wellicht met de bisschop een regeling getroffen
waardoor hij een deel kreeg van Voorbroek, terwijl
Jacob Nenninc voor zijn werk Groot Netelenberg
kreeg en IJsselstein Klein Netelenberg in ruil voor
het behoud voor het stift van Walkenberg.
De aanwezigheid van IJsselstein, die meerde-
re goederen in Eemland bezat, bij de reparatie-
werkzaamheden is te plaatsen in de jaren 1325-41
toen hij schout van Amersfoort en Eemland was.
De toewijzing van het goed te Erna door bis-
schop Guy aan Zweder van Abcoude verwijst
naar een eerdere periode. Vermoedelijk was dit
goed onder leiding van Zweder van Abcoude
hersteld, nadat dit voldoende langonbeheerd
had gelegen. Zoals gezegd betrof deze toewij-
zing waarschijnlijk de helft der gronden in het
gerecht Bloemenberg, waar de Sint-Paulusabdij
recht kreeg op de andere helft evenals op het
gerecht en de tienden.
Hoewel de polder De Slaag buiten de grenzen
ligt van het tegenwoordige Baarn is het relevant
op te merken dat ook hier sporen van het stift zijn
aan te wijzen. Die bestonden uit een deel van het
daar gelegen allodiaal bezit van de Sint-Paulus-
abdij evenals uit het sinds 1425 daar bekende allo-
dium van Gaasbeek. In de in 1310 tot het gerecht
van Soest horende polder die toen nog Soest-
broek en Soestmaat heette, lagen de Nonnenmaat
en de Nonnenslootdieaan het goed Hamelen-
52 hua, kkk 505-1: fo 92.
ning.5° Nederzeldert grensde westelijk aan de pol-
der Eemland en werd ontwaterd door de Zeldrecht
en de Nederzeldertse Wetering aan de noordkant,
de Overzeldertse Wetering aan de zuidgrens en de
tussen beide laatste gelegen Nieuwe Wetering (zie
figuur 2). De Nieuwe Wetering kwam pas na eerde-
re ontginning van Nederzeldert tot stand. Dit blijkt
uit bisschoppelijke beleningsakten voor het in
Nederzeldert gelegen goed Ter Borch. De tot dit
goed behorende gronden werden doorsneden51
door de Nieuwe Wetering die uitmondde in de Eem
via wat nu de Wijde Wetering heet. De achtergrond
van de ongewone deling van rechten in Nederzel-
dert bestaat vermoedelijk uit het voorkomen van
calamiteiten.
Wat is er gebeurd?
De stormvloeden die in de i3e en i4e eeuw dit
gebied teisterden zijn er vermoedelijk de oorzaak
van dat het stift zijn in en bij Bloemenberg gele-
gen bezit heeft verlaten. Daarna zijn de daar beter
bekende en over meer mankracht beschikkende
Lochorst (tot 1325, toen hij zijn rechten aan
Abcoude verkocht), Gaasbeek en Sint-Paulus-
abdij, al of niet met toestemming van het stift
en/of de bisschop, overgegaan tot herstel van de
overstroomde gronden, onder meer door het gra-
ven van de Nieuwe Wetering.
Een aanwijzing voor een van de periodes waar-
in een deel van de herschikking van rechten in het
gebied rechts van de Eem heeft plaatsgevonden
komt uit een in 1395 door de Sint-Paulusabdij
gegeven tijnsakte betreffende dat erue dat nue
heyt Daerbuten ende ter Borchorst [...] mitten huse
dat daerop staet
[...] an de ander side die Zut-
iveynde.s2-
Dit erf lag, gezien de naam Borchorst,
zeer waarschijnlijk nabij de Nederzeldertse
Lodijk, die ook gezien kan zijn als een zijdwend. In
de akte wordt een tijns genoemd van drie Arkelse
groete.
Deze muntsoort werd nadien niet door de
abdij benut en zeer vermoedelijk is de tijns van
Borchorst daarom ontstaan in de periode dat bis-
-ocr page 65-
64 J°s CM- HILHORST
ter van verschillende goederen in dit gebied. Ook
hiertreffen we dus een ongewone delingvan
eigendomsrechten.
Hamelenberg was in 1381 een leengoed van de
Sint-Paulusabdij in handen van Jan van Croene-
woude.56 Het is zeer goed mogelijk dat ook
Hamelenberg tot het bezit van Elten heeft
behoord. Net als Krachtwijk was dit een op hoge-
re grond gelegen goed, zodat het voor de hand
ligt te vermoeden dat Hamelenberg tegelijk met
Krachtwijk is ontgonnen. Hamelenberg en het
deel van het Kleine Broek van het Domkapittel
werden in erfpacht uitgegeven.57 Uit de erfpacht-
brief voor het Kleine Broek blijkt dat dit ook aan
Krachtwijk grensde, zodat het ook hierom waar-
schijnlijk is dat het Kleine Broek oorspronkelijk
door de rechtsvoorganger van het stift of het stift
zelf is ontgonnen.
Daarnaast had Abcoude /Gaasbeek een groot
aantal dagmaten in allodiaal bezit, zowel in De
Slaag als in Zeldert,58 nog afgezien van zijn al
genoemde bezit elders langs de Eem.
Het feit dat De Slaag volgens de uit 1306-10
stammende grensomschrijvingtot het gerecht
van Soest behoorde hoeft niet in te houden dat de
twee belangrijkste grondheren in deze polder
toen al de Sint-Paulusabdij en Lochorst (wiens
rechten daar Abcoude in 1325 had gekocht) waren.
Veeleer volgden de oorspronkelijke rechten op de
grond in De Slaag uit de rechten van de 21 hoeven
berg grensden. Hoewel de abdij pas in 1399 toe-
stemmingvan de bisschop kreeg haar tijnsgoed in
Soest in leengoed te veranderen, hield Abcoude
de Nonnenmaat in 1380 al in leen van de Sint-
Paulusabdij. De Nonnensloot werd als belending
genoemd van gronden die deze abdij vanaf 1400
eveneens in leen uitgaf.53 De Slaag grensde aan
het in Koel horst gelegen goed Krachtwijken dit
goed had recht op een uitslag in De Slaag, waaruit
volgt dat het stift rechten had op de daar van oor-
sprong gemene grond. Het ligt daarom voorde
hand te vermoeden dat de in de namen Nonnen-
maat en Nonnensloot bedoelde nonnen de
bewoonsters van het stift Eken waren, dat zij de
voormalige eigenaars waren van de Nonnenmaat,
en dat zij en hun tijnslieden verantwoordelijk
waren geweest voor het graven en onderhouden
van de Nonnensloot. De in Amersfoort gevestig-
de vrouwenkloosters verkregen in De Slaag pas
gronden na 1400, zodat verwijzing naar nonnen
uit deze stad niet bedoeld kan zijn.
Het goed Hamelenberg grensde ook aan het
in De Slaag gelegen Kleine Broek en daarin lag 8
dagmaat die Domproost Sweder Uterloe in 1368
aan een door hem in de Domkerk gesticht altaar
schonk.54 Een ander deel van het Kleine Broek,
ook 8 dagmaat groot, was van de Sint-Paulusabdij,
die dit in 1400 in leen uitgaf en dat werd belend
door grond van Steven van Zuylen.55 Deze was
rentmeester van de bisschop geweest en de bezit-
ook zijn vader die had bezeten (hua, kkk 505-1: fo 222).
55 HUA, KKK 505-1: fo 178. Ricout Stevens van
Hamelenburgh ttansporteerde toen aan Gerrit Rutgers de
Beer in het gerecht van Soest, over de Eem, een stuk land
genaamd Cleyne Broec, waar boven en beneden en alom-
me Steven van Zulen, Dirk Willam, evenals onder meer
Evert van Krachtwijk en Claes die Rodekenscamp zijn is.
Rodekenskamp lag aan de Vuedijk. 56 HUA, KKK 505-1:
fo 62. 57 Het Kleine Broek werd in 1382 door het
Domkapittel in erfpacht gegeven voor 10 loot zilver per
jaar (Dom: 2865 Ch.). 58 Dit blijkt uit de legger van het
morgengeld van circa 1446 (hua, Statenarchief in het
LandheerlijkTijdperk: 332).
53 Op 22/7/1402 werd de in De Slaag gelegen Loemaet,
zeewaarts belend door de Nonnensloot, door de Sint-
Paulsabdij in leen gegeven (hua, kkk 505-1: fo 229).
54 K. Heeringa, Inventaris van het archief van het kapittel
ten
Dom,[Hierna aan te halen als Dom]: 2863 Ch.,dd 1368.
De omschrijving van het goed geeft aan dat het oostelijk
lag van het goed van Tyman van Hamelenberghe. Tymans
vader heette Van Boechout, zoals volgt uit een belenings-
akte in het archief van de Sint-Paulusabdij uit 1400. waar-
in Ricout Stevens van Hamelenburgh Tyman zijn groot-
vader noemt (hua, kkk 505-1: fo i78r) en een andere akte
van 10 januari 1402, waarin Ricout Stevens van Boechout
afziet van de erfpacht van het goed Hamelenberg zoals
-ocr page 66-
kwamen in 968 terecht bij het stift Elten. Pas
tweehonderd jaar later, na 1170, konden ook de
lagere gronden worden ontgonnen, maar die raak-
ten meermaals overstroomd. In de periode tot
omstreeks 1450 werd als gevolg van overstromin-
gen een aantal van deze bezittingen meer dan
eens onbruikbaar. Na 1280 had het stift geen
belang bij het herstellen van de goederen waarvan
de tijns aan de graaf van Holland was verpacht,
wel echter bij het herstel van de leengoederen.
Als gevolg daarvan nam het bezit van Elten in
Noord-Eemland af. Met het graven van additionele
weteringen werden de effecten van stormvloeden
weliswaar verminderd, maar het grootste deel van
het gebied bleef aan dit risico blootgesteld.
te Soest, waarvan de Sint-Paulsabdij er 13,5 en het
stift er 6,5 bezaten en van de rechten van het stift
op Krachtwijk en Koelhorst. Dat Hamelenberg
een leengoed was alvorens de Sint-Paulusabdij
haartijnsgoed te Soest in leengoed om mocht
zetten doet vermoeden dat dit een aan het goed
gehecht recht was, dat door de Sint-Paulusabdij
van het stift werd overgenomen.
Conclusie
De eerste ontginningen in Eembrugge-de-
Oostzijde (Baarn ten Oosten van de Eem) hebben
plaatsgevonden voor het jaanooo, toen Wichman
graaf in Naardinkland was. Zijn rechten als grond-
heer van de op eilandjes gelegen goederen met
recht op uitslagen in het naastgelegen moeras
-ocr page 67-
ANDRE CLAZING
De stad en
het vui
I <w6ïïSïBi JHISiSSvuSHiKav'
Een onderzoek naar beerputten
en afva1
-ocr page 68-
DE STAD EN HET VUIL 67
Een archeologisch onderzoek onthult de geschiedenis van
een bepaald terrein, waardoor de bebouwing en het grond-
gebruik kan worden gereconstrueerd. Bij archeologisch
onderzoek in oude stadskernen is gebleken dat een rijke
bron voor kennisvan de materiële cultuur vaak gevonden
wordt in afvalconcentraties. De overtreffende trap daarvan
is de beerput.
Bij het aansnijden van een beerput maakt zich van
archeologen al snel een zekere verwachting meester.
Hoewel in Amersfoort de afgelopen 20 jaar toch veel
archeologisch onderzoek is uitgevoerd, is het aantal hier
gevonden beerputten gering. Waarom zijn er hier zo weinig
beerputten vergeleken met andere steden?
Beerputten werden in het verleden niet alleen
gebruikt voor de opvang urine en fecaliën, maar
waren ook een afvaldump voor allerhande huis-
houdelijk afval. Ondanks het feit dat voorwerpen
met reden zijn weggegooid, bijvoorbeeld als ze
versleten of gebroken zijn, worden ze nogal eens
min of meer volledig teruggevonden. Daar komt
nog bij dat niet alleen glas en keramisch afval,
maar ook afval van voedselbereiding en -consump-
tie in de beerput terecht kunnen komen. Zo kun-
nen botanische resten in de vorm van pitten en
zaden en zoölogische resten (graten en botten)
informatie geven over dieet en eetgewoonten.
Beerputten zijn geruime tijd in gebruik voordat ze
vol raken en geleegd moeten worden. Als ze ech-
ter niet geleegd worden, maar eenvoudig buiten
gebruik worden gesteld, is er dus een 'opname' in
de bodem aanwezig van hetafvalpatroon gedu-
rende langere tijd. In ideale toestand kunnen we
die opname 'afspelen' en zelfs diverse lagen
Opgraven van een grote afvalkuil uit de I5e
eeuw met diameter van bijna 3 m en een diepte
van 1.20 m. Deze heeft een gelaagdheid, ten
teken dat er gedurende geruime tijd afval in is
gegooid. De vulling bestond uit bouwafval,
bot, metaal en aardewerk.
onderscheiden, waaraan verschillende dateringen
kunnen worden toegekend. Geen wonder dus dat
-ocr page 69-
Vulling van een beerput aan de Breestraat, waar-
bij de diverse lagen goed te onderscheiden zijn.
Dat we de verhoudingtussen afval en economi-
sche positie met enige voorzichtigheid moeten
bezien, toont Van Oosten aan in een scherpzinnig
artikel.1 Ze belicht hierin onder andere of objectie-
ve inkomensgegevens uit belastingcohieren over-
eenstemmen met de inhoud van een beerput. Het
blijkt dat, als we te gemakkelijk en snel conclusies
I Van Oosten, 2005.
een volle beerput altijd voor enige opwinding
zorgt.
De inhoud van de beerput kan iets zeggen over
de economische positie van de gebruikers. Men
kan zeggen dat de sociale status van een huishou-
den zich weerspiegelt in het afval dat het produ-
ceerde. Een aantal toonaangevende onderzoeken
op het gebied van stadskernarcheologie is geheel
of gedeeltelijk op beerputinhouden gebaseerd.
-ocr page 70-
DE STAD EN HET VUIL 60
trekken, we er lelijk kunnen 'instinken', omdat er
allerlei mechanismen zijn die het beeld kunnen
vertroebelen. Zo wordt van bepaalde soorten kera-
miek aangenomen dat ze tot de meer luxueuze
voorwerpen behoren, maar of dat in elke periode
en elk landsdeel zo is, is maar de vraag. Bovendien
kunnen ook eenvoudige huishoudens wel wat
'mooie' stukken servies bezitten; een gegeven dat
we ook kennen uit boedelinventarissen, waaruit
blijkt dat voor dagelijks gebruik het eenvoudige
spul op tafel kwam, maar er ook altijd enkele
pronkstukken aanwezig waren.
Mogelijk zijn gegevens die informatie geven
over wat men gegeten heefteen betere graadme-
ter dan serviesgoed. Ondanks alle problemen zijn
beerputten toch enorm interessant en hoe we ook
met de interpretatie ervan moeten omgaan, het is
in elk geval belangrijk zoveel mogelijk gegevens te
verzamelen.
Het verschijnsel beerput is een relatieve laat-
komer in de stadsgeschiedenis. Zolang mensen
nog in een agrarische omgeving wonen, is afval-
verwerkinggeen enkel probleem: er is ruimte
genoeg op de mesthoop of in heren der gegraven
afvalkuilen. Alsde bewoning zich verdicht tot een
pre-stedelijke of stedelijke samenleving wordt
ruimte echter schaars. Het is niet langer doenlijk
uitwerpselen van mensen dier willekeurig op stra-
ten en in stegen terecht te laten komen. Ander
huishoudelijk afval kan ook niet meer'zomaar'
overal neer gegooid worden, maar moet op een
ordelijke wijze verzameld en verwerkt worden.
Afvalverwerking blijft ook dan nog een particulier
probleem, maar de stedelijke overheid gaat zich er
steeds meer mee bemoeien. In andere Neder-
landse steden verschijnen de eerste bakstenen
beerputten in de loop van de i3e eeuw. Zo ziet
men In Dordrecht allereerst een fase van op het
erf gegraven afvalkuilen. In de i3e eeuw verschij-
nen bij de oudste bakstenen (rijkere) huizen in de
hoofdstraten ook gemetselde beerputten of beer-
kelders. In de minder belangrijke zijstraten, waar
ambachtslieden hun beroep uitoefenden in een-
voudiger, houten, huizen vindt men achterop het
erf vierkante houten bakken voor het afval. Later
wordt het verschijnsel beerput in Dordrecht
tamelijk algemeen. Dergelijke met planken of
vlechtwerk verstevigde afvalkuilen vindt men ook
in Tiel in deioe-i2e eeuwen ook daar ontstaat
later langs de hoofdstraat een bebouwing van bak-
stenen huizen met dito gemetselde beerputten.2
In Amersfoort loopt het proces langs verge-
lijkbare lijnen. In 1259 krijgt Amersfoort stads-
rechten, de eerste muur is rond 1300 voltooid en
dan ontwikkelt Amersfoort zich in vrij snel tempo.
Aan het eind van de i4e eeuw is de stad uit haar
jasje gegroeid en besluit men tot een nieuwe uit-
leg. De bouw van de tweede stadsmuur is een
grote onderneming, die rond 1450 haar einde
vindt. Lange tijd heeft het nieuwe deel nog een
open, nauwelijks stedelijk, karakter gehad met
stadsboerderijen en bijbehorende hooibergen.
Net als in de hiervoor beschreven steden komt
afval in eerste instantie terecht in de op eigen erf
gegraven afval kuil. Tot de i4e-ise eeuw komen
afvalkuilen in Amersfoort nog veel voor, evenals
beerkuilen, waarin naast gewoon huishoudelijk
afval vooral beer wordt aangetroffen.
De oudste beerput in Amersfoort stamt uit de
i5e eeuw. In vergelijking met beerputten bij hui-
zen van burgers is dat tamelijk vroeg, aangezien
die pasop het eind i5e of het begin van i6e eeuw
beerputen bouwen. Deze voor Amersfoort vroege
beerput werd aangetroffen op het terrein van het
latere Agnietenklooster en moet daar waarschijn-
lijk mee in verband worden gebracht. De meeste
beerputten zijn rond en gemetseld, omdat de
ronde vorm degronddruk het best weerstaat. Ze
zijn groter in doorsnede dan waterputten bij voor-
keun8o-200 cm en steeds enkele meters diep.
Waar waterputten tot in het grondwater reiken,
zijn beerputten minder diep. De meeste gaan tot
2 Bartels, 1999: pi5 ev.
-ocr page 71-
7Q ANDRE CLAZINC
ongeveen20 cm boven NAP, andere hebben hun
bodem op o cm NAP. Een enkele beerput gaat
nog dieper, tot aan of tot in het grondwater, onge-
twijfeld ingegeven door de wens een put te graven
met een zo groot mogelijke inhoud, zodat deze
niet zo vaak geleegd hoefde te worden. Dat de
werking van het composteringsproces daarmee
ernstig wordt gehinderd, werd mogelijk niet
begrepen. Alleen wanneer zuurstof in voldoende
mate aanwezig is, kunnen organische stoffen door
bacteriën worden afgebroken. Water sluit de beer
van de lucht af waardoor deze niet kan verteren.
Dat is dan ook de reden waarom materialen, die
normaal gesproken snel vergaan, in natte en zuur-
stofloze omstandigheden goed geconserveerd
worden.
Beerputten op de hogere zandgronden ken-
nen geen bodem, maar staan direct op het zand.
Sommige beerputten hebben een constructie
waarbij het onderste deel bestaat uit losgestapel-
de stenen, waardoor de natte fractie nog makkelij-
ker in de bodem kan weglopen zodat het uiteinde-
lijk volume vermindert De put was afgesloten
met een gemetselde koepel om de stankoverlast
zoveel mogelijk tegen te gaan. Om die reden was
ook achter op het erf een veel voorkomende
plaats voor een beerput. Het eigenlijke secreet
stond erbovenop of vlak naast en was door middel
van een gemetselde glijgoot daarmee verbonden.
Soms zijn ook binnenshuis beerputten aangelegd.
Blijkbaar woog het gemak van een inpandig toilet
op tegen de geur ervan. Illustratief is in dit geval
een transportakte uit 1561, waarbij een huis in de
Langestraat bij een verkoop wordt gescheiden in
een voor- en een achterhuis, met dien verstande
dat het privaat bij het voorste deel zal blijven
Inpandige beerput in Muurhuizen 179.
horen.3 In de oude situatie was het toilet dus al
inpandig en moest in de nieuwe situatie wel bij
het voorhuis getrokken worden, omdat daar geen
ruimte was voor een nieuwe voorziening.
Naast de ronde put komen we ook enkele
keren rechthoekige vormen tegen die daarom
beter beerkelders genoemd kunnen worden.
Vierkante of rechthoekige beerkelders zijn nu
eenmaal makkelijker tegen de achterzijde van het
huis aan te bouwen, waardoor het toilet eveneens
inpandig kon blijven, voor als men even 'naar ach-
3 Archief Eemland:Transportakte f. 358V , dd. 15-10-1561.
Transportaktes opgetekend in het archief Emland zijn,
met lacunes, bewaard gebleven van 1438-1810. Aangezien
de datum de feitelijke vindplaats markeert van de
betreffende acte, is afgezien van de vermelding in welk
deel van de serie de gebruikte acte zich bevindt. Hetzelfde
geldt voor stukken uit de resolutieboeken: ook hier vindt
men het stuk op de datum en waar mogelijk op de aange-
geven pagina, hoewel niet alle delen zijn gepagineerd.
-ocr page 72-
DE STAD EN HET VUIL 71
teren'wilde. De afmeting van de beerkelders is
zo'n 200 x 250 cm; zij werden afgedicht met een
gemetseld tongewelf.
Het resultaat van ruim 20 jaar opgraven in
Amersfoort is 25 beerputten. Bovendien waren
slechts 7 daarvan gevuld met redelijk wat afval. In
veel gevallen vond men slechts een vulling van
puin en zand met hier en daar een scherf. Nu is
maar een klein deel van de binnenstad archeolo-
gisch onderzocht, daarom is getracht het beeld
aan te vullen met gegevens uit archiefbronnen.
Diepgaand archiefonderzoek aan de akten in de
notarisprotocollen en in de transportregisters,
waarin overdracht van onroerend goed werd
beschreven, brachten geen overstelpende hoeveel-
heid andere gevallen aan het licht.4 Zoekend op
woorden als " privaat", "secreet" of nog zo'n ande-
re oude term: "heymelijckheit"-zeg maar 'stille-
Vierkante en ovale beerput geplaatst tegen
de achtergevel van huizen aan de Hof.
Verspreiding van de beerputten.
De aktes van de Amersfoortse notarissen en de registers
op de overdrachten van eigendommen worden momen-
teel door vrijwilligers ontsloten. Deze rijke bronnen die
tot voor kort nauwelijks toegankelijk waren zijn nu volle-
dig doorzoekbaar.
-ocr page 73-
72 ANDRE CLAZING
tje'- werden nog eens 14 vermeldingen opgedui-
keld. Geen van deze veertien figureerde overigens
bij één van de opgravingen. Aangezien het aantal
verwerkte transporten en notarisakten in de tien-
duizenden loopt is dit geen bijzonder hoog aantal.
Ter vergelijking: het aantal hits op het woord
(water)put loopt al snel naanso. Dit lage aantal
laat zich verklaren uit het feit dat lang niet alle
huiseigenaren het nodig vonden een verklaringop
te laten nemen overal dan niet aanwezige beer-
putten. Om te voorkomen dat er in de toekomst
narigheid komt over wie nu eigenlijk de rechtheb-
bende van zo'n put is of over wie moet opdraaien
voor reparatie en het schoonmaken ervan, konden
bij verkoop van een huis regelingen omtrent het
gebruik van de beerput worden opgenomen. In
een aantal gevallen werden putten namelijk
gedeeld met buren. Dit verschijnsel komt bij
waterputten veel vaker voor. Het gebruik van een
waterput, zo blijkt uit de stukken, is voorbehouden
aan de eigenaars: anderen mogen alleen tegen be-
talingwater halen.5 De vermeldingen hebben dan
ook bijna altijd als doel het vastleggen van dergelij-
ke rechten.
Ondanks het feit dat we niet beschikken over
absolute getallen, die harde gegevens opleveren,
hebben we wel degelijk de indruk dat beerputten
niet huis aan huis voorkwamen. Wat maakt de
situatie in Amersfoort zo anders dan in andere
steden, waar honderden beerputten worden
gevonden, die ook nog bijna zonder uitzondering
"rijkgevuld" lijken te zijn.6 Voor we toekomen aan
een antwoord op deze vraag is het van belang te
kijken hoe het in Amersfoort was gesteld met de
vuilverwerking in het algemeen.
Houten waterleiding bij de Zwanehalssteeg, waar-
mee water uit de Langegracht werd ingelaten.
den van de openbare ruimte, de zorg voor de kwa-
liteit van het oppervlaktewater en ook zien we dat
er een vuilnisophaaldienst wordt georganiseerd.
Zo wordt in 1463 voor het eerst een verbod op
varkenshokken uitgevaardigd, waarvan de mest en
gier in de stadsgrachten terechtkomt.7 Blijkbaar
5 Boekenoogen en D'Hollosy, 2006: p. 6-27 6 Zo is
Bartels, 1999 gebaseerd op 174 beerputten uit vier steden.
Een onderzoeksverslag van opgravingen in Amsterdam
aan de Oostenburgermiddenstraat inventariseert bijna
100 beerputten. 7 Archief Eemland: Resolutieboek dd. 16
-7-1463 "... verkenschote ofte ander onreynicheyt op ons
Stat strate voir ofte after den husen ofte op ons Stat graf-
ten te hebben, setten ofte houden..."
Middeleeuwse milieuwetgeving
Binnen de eerste ring van de stad was de bebou-
wing sterk geconcentreerd. Het gevolg was een
hoge bevolkingsdruk. In de ise eeuw vinden we
voor de eerste maal besluiten van het stadsbe-
stuur die te maken hebben met hetschoonhou-
-ocr page 74-
DE STAD EN HET VUIL 73
zijn we dan allang het stadium gepasseerd waarin
varkens vrijelijk over straat lopen, hun kostje bij
elkaar scharrelend, zoals we dat kennen uit de
geromantiseerde beeldvorming van bijvoorbeeld
de schoolplaten van Ising. Een zelfde verbod komt
in 1545 voor poepdozen lozend op de grachten.
Varkenshokken zijn nog steeds verboden, maar als
er een voorziening getroffen wordt waarbij het
vuil wordt opgevangen en niet in het water
terechtkomt, kan er een uitzondering gemaakt
worden.8 Een raadselachtige keur uitdos verbiedt
alle privaten die "bovenstrooms" lozen op de
beken, namelijk vanaf de St.Jorisbrug (bij huis
Tinnenburg) tot aan de Ketelaarsbrug (tussen
Breestraat en Nieuwe Weg) en aan de andere kant
van het Barbaraklooster (aan de huidige
Herenstraat) tot aan dezelfde Ketelaarsbrug. Is dit
een omslachtige manier om het hele grachten-
stelsel uitgezonderd de Lange en Korte Gracht
aan te duiden of ontgaat ons hier iets? Bovendien
werpt het de vraag op waarom deze belangrijke
watervoerende grachten wel zouden mogen wor-
den vervuild. Wel duiden dergelijke regels erop
dat men in Amersfoort niet in een soortgelijke
situatie wilde belanden als in Alkmaar, waarde
huizen aan de Breedstraat via een riool loosden op
de gracht. Veelbetekenend is dat deze Alkmaarse
gracht in de archiefbronnen ook wel "Kaksloot"
genoemd werd.9 Zulke maatregelen aangaande
varkenshokken en privaten met een verbinding
naar de grachten worden met enige regelmaat
herhaald, mogelijk een bewijs dat men zich er niet
altijd aan hield. Een andere keur betreft het bra-
ken of roten van vlas. Dit is een proces waarbij het
vlas in liefst stromend water voor langere tijd
werd ondergedompeld. Het roten (rotten) maakte
de vezels los en daarna kon het vlas versponnen
worden. Nadeel van dit proces is de enorme
watervervuiling die het met zich mee bracht door-
dat het zuurstofgehalte in het water sterk daalde,
met kwalijke gevolgen voor de watervoorziening
en de visstand.10 Of dit betekent dat er ook daad-
werkelijk een vlasnijverheid geweest is in
Amersfoort is niet zeker. Het verbod op het roten
van vlas is op het eind van de Middeleeuwen wijd
verbreid onder alle steden en Hollandse water-
schappen en kan heel wel bij wijze van voorzorg
zijn ingesteld. Wel bewijst het de bijzondere zorg
die de bestuurders hadden voorde kwaliteitvan
het oppervlaktewater. Een en ander houdt ver-
band met het brouwen van bier. Op een aantal
plaatsen in de stad komt water uit zichzelf aan de
oppervlakte. Dit water valt als regenwater op de
"berg" en welt na een lange tocht door de aarde
aan de voet ervan op. Sommige brouwers hadden
de beschikking over zo'n bron die water van uit-
stekende kwaliteit leverde, maar de meesten zul-
len het hebben moeten doen met oppervlaktewa-
ter. Door middel van een putgalg, een installatie
om emmers water naar boven te hijsen, of via een
houten waterleiding werd water gehaald voor het
brouwproces." Begrijpelijk is dat het belang van
de brouwnijverheid voor de handelspositie van de
stad zwaar moest wegen en er dus alle aandacht
was voor een zo zuiver mogelijke grondstof.
Een aanverwant onderwerp is het schoonhou-
den van de openbare ruimte. Ook hierbij ging het
bestuur een rol spelen. De oudste vermelding in
het archief hieromtrent stamt uit 1436. In dat jaar
vinden we een lijst van uitgaven gedaan onder
en werde, moge blyven...". Herhaling van dit verbod op
4-5-1551. 9Bitteretal,i995:pi6 10 Archief Eemland:
Resolutieboek dd. 4-12-1472 "...Zoo ook werd het verbo-
den by sulke kueren als daer op staen, om vlas of hennip
binnen de stad te braken...". 11 Smit, 2000. 12 Archief
Eemland inv. nr 01-1125 (anno 1436.). 13 Archief
8 Archief Eemland: Resolutieboek dd. 5-10-1545 "... alle
privaten en verkeschooten waarvan de onreinicheyt in
der stad graften uitkomt, af te breken. Verkenschooten
staande een halve roede van de werven, voorzien van een
ton in de eerde, daer die onreinicheyt inne lopen mach,
zulcx dat 't waeter in de graften daer niet mede bescadich
-ocr page 75-
74 ANDRE CLAZINC
andere voor het schoonhouden van de Vismarkt,
de Hof en de stadspoorten.12 Het betreft hiereen
actie om plekken, waar veel publiek komt en bui-
tensporig veel vuil zich verzamelde, op kosten van
de gemeenschap te reinigen. Het wordt dan een
regelmatig terugkerende uitgavenpost.13 In 1688,
we nemen een sprong in de geschiedenis, werd
zelfs overgegaan tot het inrichten van de eerste
openbare toiletten.14 Overigens had men in ande-
re steden dergelijke voorzieningen al eerder: in 1413
had men in Amsterdam al pissoirs onder de brug.
Ging de zorg voor het schoonhouden van de
belangrijkste straten en pleinen nog het stadsbe-
stuur aan, in de andere straten was het de verant-
woordelijkheid van de bewoners zelf. Bij onder-
houdswerk aan wegen, dijken en watergangen
was het al heel lang gebruikelijk dat eenieder het
stuk onderhield dat voor zijn perceel lag. In 1528
vinden we voor het eerst de bepaling dat elke
zaterdag de stadsbewoners 'hun' stuk straat
moesten schoonhouden. Dit gebod wordt met
geregelde tussenpozen in de resolutieboeken her-
haald.15 Het schoonhouden gaat verder dan alleen
straatvuil opruimen. De openbare weg moest toe-
gankelijk blijven: als bij inspectie een hoop aarde
voor een huis wordt aangetroffen, dan volgt het
bevel dit op te ruimen.16 Vanaf het midden van de
i5e eeuw was er al sprake van uitgebreide regelin-
gen voor de verwerking van (huis)vuil. Vanaf 1445
kon iedere bewoner zijn vuil brengen bij een paal
op de Hof.17 In 1467 wordt deze regeling vervan-
gen, want dan moet men het (huis)vuil op straat
voor zijn eigen deur leggen. Enigszins cryptisch
voegt de keur er aan toe dat aanliggenden op de
Hof moeten handelen "alsoffsij in anderen stra-
ten woenden". Daarmee wordt bedoeld dat ook
degenen die op de Hof wonen het vuil, net als in
andere straten, voor hun deur moeten leggen.18
Aangezien de Hof tenslotte het visitekaartje van
de stad was en de plaats waar de markt gehouden
werd mocht er blijkbaar niet te veel vuil worden
opgestapeld: aanwonenden mogen vuil voor hun
deur leggen maar niet meer dan een
wagenlading.19 Huisvuil dus voorde deur! en wat
er daarna mee gebeurt? De wet van 1467 rept er
niet van, maar het ligt voor de hand dat er een
regeling bestaan zal hebben om het op te halen.
Pas veel later worden we iets van zo'n ophaalsys-
teem gewaar. De tekst van het besluit doet ver-
moeden dat we te maken hebben met een nieuwe
regeling, dus hoe het voordien ging, blijft onge-
wis. In 1529 dan vinden we voor het eerst het
besluit dat het ophalen van vuil door "de kloos-
ters" gedaan zal worden tegen een vergoeding
van twee stuiver per huis per jaar, die zal worden
geïnd door de stad ten behoeve van de kloosters.
Het is echter een weinig heldere formulering.
Welke kloosters worden bedoeld, want er zijn er
nogal wat in Amersfoort? Deden ze het om beur-
ten of had elk kloosterzijn eigen 'wijk'? Liepen de
onder ogen gehad. 18 Archief Eemland: Resolutieboek
Anno 1467 (zonder datum): " die rait gebied ende laet
weten dat nyemant slijck opten Hoff en brenge nocht
asch noch ander vulnijss bij een Beyers gulden. Ende die-
gene opten Hoff woenden sellen hoir vulnijs voir hoir
deuren leggen alsoffsij in anderen straten woenden...".
Herhaling van deze keur in 1472. 19 Archief Eemland:
Resolutieboek inv nr. 01.5 dd. 21-6-1528, p. 64 : "...Item
voert gebiet die rait ende laet weten dat nyemant alhier
opten Hoff vullens ofte onreijnicheit brengen en sal
anders dan een ijgelick voor zijn duer ende nyet meer dan
een karrevolle..". 20 Archief Eemland: Resolutieboek dd.
Eemland: inv no 1929 (Verordening aangaande het
schoonhouden van markten, wegen en pleinen. Anno
1781). 14 Archief Eemland: Resolutieboek dd. 26-3-1688:
Inrichting van openbare toiletten in de stad. 15 Archief
Eemland: Resolutieboek dd. 21-3-1527 p. 83: "...een yge-
lycken alle saterdach zyn strate schoen maken sal by 't
verbeuren elckers reyse 1 brasp(enning)...". Dezelfde
bepaling vinden we op 10 maart 1567, 5 oktober 1570 en 11
mei 1602. 16 Archief Eemland: Resolutieboek dd. 27-7-
1579 (Bevel aarde op te ruimen voor een huis). 17 Van
Bemmel, 1760: p. 55. Het resolutieboek over dit jaar is ver-
loren gegaan, maar blijkbaar heeft Van Bemmel het nog
-ocr page 76-
DE STAD EN HET VUIL TC
broeders/zusters zelf achter de kar of stuurden ze
een stel potige lekebroeders de straat op? Het
wordt niet uitgelegd en wordt blijkbaar aan de uit-
voerders overgelaten. Als het maar gebeurde en
goed gebeurde, want de overheidsdienaren hiel-
den er wel toezicht op.2°
Wie het trouwens in zijn hoofd haalde om die
stuiver te ontduiken en gauw zijn vullis bij de
buren neerzette, kon een fikse boete krijgen.21
Tot nu toe is het gegaan om het huisvuil.
Gelijktijdig met de regeling voor de ophaal van
huisvuil was er ook een regeling voorde stort van
wat we nu 'grofvuil' zouden noemen. Zo wordt
bepaald in een keur uit 1465, dat men geen kren-
gen (dode dieren), vuilnis, sintels of "smecolen"
(afval van steenkool) mag storten dan alleen op
een daartoe bestemde plaats. Hier is dus duidelijk
sprake van een andere categorie. De verzamel-
plaats voor dit grof vuil was aan de buitenrand van
de stad bij het St. Barbara klooster en het
Agnieten Convent.22
Dat de zusters daar niet altijd even blij mee
geweest zullen zijn, laat zich raden. De gemak-
zucht om het'ergens in de buurt van'te brengen,
lijkt een steeds weerkerende bron van irritatie.
Zoveel wordt duidelijk als we zien dat met gere-
gelde tussenpozen wordt herhaald dat er niet tus-
sen de kloosters, vóór of naast het bolwerk gestort
mag worden maaralleen tussen de "bogen aen
onserstat wall", waarmee bedoeld wordt tussen
de spaarbogen tegen de muur aan.23 Incidenteel
kon de stad paard en wagen vorderen om grote
hoeveelheden vuil af te voeren. Blijkbaar kon de
raad zoiets dwingend voorschrijven. Daarbij
wordt er niet overeen vergoeding gesproken,
maar wel over de hoogte van de boete die ver-
schuldigd was, bij in gebreke blijven.24 Een
opmerkelijk detail daarbij is dat de kloosters
driemaal een wagen moesten wegbrengen, terwijl
anderen elk slechts één toer moesten doen. Paard
en wagen waren de vrachtwagens van die tijd en
onmisbaar bij grote vervoerklussen. Kloosters
waren mogelijk zodanig toegerust dat ze paard en
wagen bezaten, maar het is onduidelijk waarom
zij hier al weerzo met nadruk genoemd worden.
Uit Utrecht kennen we keuren met een gelijke
strekking en nader archiefonderzoek aldaar zou
zonder twijfel een vergelijkbare organisatie rond-
om de vuilverwerking aan het licht brengen, want
de ontwikkeling in Amersfoort is vast niet uniek.25
Na de reformatie is de rol van de kloosters
echter uitgespeeld en moet er iets nieuws
9-12-1529, p. 272 : "...dat die cloosteren die nu die nu peirt
hebben en diese noch verengen mogen, twe mael ter
week met horen wagen en peirt omme varen sullen bin-
nen die stat omme alle den stat en straten, buten alleen
die vier heerstraten, ende voeren alle slyck en onreyni-
cheyt ewech, ende brengen dat aen den stat wal daer men
dat wysen sal, ter tyt toe hen dat die raet verlaet...die
dienders sellen omme gaen ende haelen uit eiken huijs 2
st(uver) 's jaers tot der kloosters behoef...". Als er teveel
vuil blijft liggen betalen de kloosters een boete van 5
pond. 21 Archief Eemland: Resolutieboek dd. 14-4-1527:
verbod om vuilnis op straat te zetten anders dan voor
eigen deur. 22 Fruin, 1892: p. 60 Anno 1465: "... Die rait
doet verbieden dat nyemant krengen noch(t) vulnijssen
en brengen after 't Sint Agnietencloester aen onsser stat
wall so dick 't geschiede bij een Beyers gulden". Fruin,
1892: p. 60 Anno 1465 "...Die raidt gebiet dat nyemant
enige syntelen of smecolen en brenge tot enige plaatsen
bynnen oft buten onssen stat, dan alleen aen onsser stat
butenste muer in den bogen enz. bij een braspenninck".
23 Archief Eemland: Resolutieboek dd. 9-5-1527, p. 92 :
"...Voert dat nijmant poijn, messe noch vulnis brengen en
sall tusschen Sinte Barbara ende Sint Agnijeten Convent
noch op anderen gemenen wegen dan alleen in onsen
stadt nuwe boeghen...". Een herhaling van dit gebod vin-
den we bv. op 14 juni 1568 en 6 maart 1581. 24 Archief
Eemland: Resolutieboek dd. 5-9-1529, p. 116 : "...So wye
wagen en pert binnen onsen stadt [heeft] dat se elx een
voert poijnts [=puin] uijt die Vipoert haelen sellen ende
brengen daer die Rait wijst, binnen 8 dagen. Ende die
cloosteren die wagen hebben elxs drie voer ende die
molenairs elxs een..." 25 V d Monde, 1844/46: deel. 1,107
[ ca. 1500] :"...Alzoo binnen onse Stadt groote onreyni-
cheyt is, by gebreke datter geen karren ofte wagens zyn
geweest, om die vulnisse ewegh te brengen..."
-ocr page 77-
76 ANDRÉCLAZINC
bedacht worden. Zelf een dienst in het leven roe-
pen is een modern concept dat de besturen van
die tijd geheel vreemd was. Daarom wordt, geheel
volgens de beproefde middeleeuwse bestuursme-
thode, de ophaal van vuil verpacht aan particulie-
ren. Het begrip "Marktwerking" waar allerlei over-
heidsdiensten op het ogenblik weer mee te maken
krijgen is dus niets nieuws onder de zon. In 1606
sloot de stad een overeenkomst met een pachter
die het vuil ophaalde. Meteen ratel ging hij langs
de deuren om de ophaal aan te kondigen.26 Het
stadsbestuur had zodoende niet de zorg voor de
dagelijkse praktijk, maar hield wel het toezicht of
alles verliep in overeenstemming met de regels.
Zo gelast de raad in 1696 dat de vuilnisophalers
dagelijks as en dergelijke moeten weghalen en de
straat schoonhouden en in een keur uit 1750 moe-
ten de vuilnisophalers hun vaalten weghalen van
het St. Janskerkhof, om maar twee voorbeelden te
stoffen een behoorlijk resultaat behaald worden.
Deze voedingstoffen konden, vóór de introductie
van de kunstmest aan het einde van deicie eeuw,
alleen gevonden worden in de fosfaatrijke uit-
werpselen van dieren én mensen. Het lijdt dan
ook geen twijfel dat mest, maar ook beer, een
waardevolle en gezochte grondstof in de land-
bouw was. Vanaf de i6e eeuw was mest een gewild
artikel waarin vooral ten behoeve van de zich ont-
wikkelende intensieve tuinbouw in het westen van
het land een levendige handel was. Een relict van
deze handel in mest zien we elk jaar nog in de
'Strontrace', waarbij met historische zeilschepen
zo snel mogelijk een lading mest van Friesland
naar de Bollenstreek wordt vervoerd. Van Bemmel
beschrijft in zijn geschiedenis van Amersfoort uit-
gebreid hoe het toeging in de voor Amersfoort
enorm belangrijke tabaksteelt.
Duidelijk wordt daarbij dat er grote hoeveel-
heden mest nodig waren, die onder andere per
schuit uit andere streken werd aangevoerd. Naast
schapenmest wordt duivenmest als het meest
effectief beschreven.29 In de resolutieboeken van
het stadsbestuur vinden we deze praktijk weer-
spiegeld in een flink aantal besluiten, bijvoorbeeld
ten aanzien van het loon dat de mestdragers moe-
ten ontvangen, maar ook betreffende de overlast
die het overladen van de mest met zich mee
bracht.30 Dat het om meer dan alleen duivenmest
gegaan moet zijn laat zich raden. Op het eind van
de ve eeuw zijn in Amersfoort en directe omge-
ving tweehonderd ondernemers actiefin de
tabaksteelt. Hoe verzot onze voorouders ook
waren op duivenpastei en wat dies meer zij, het
lijkt onwaarschijnlijk dat er voldoende duiven
konden worden gehouden om aan die vraag te
voldoen. Het lijdt dan ook geen twijfel dat men
"een tobben of twee met dreck"
In de"Spaanschen Brabander" voert Brederoeen
paar schavuiten op die een onfris geintje willen
uithalen: ze graven een kuil voor de deur van een
feestzaal en vullen die met "dreck" die ze gekocht
hadden bij de "beerstekers".28 De bedoeling is dat
feestgangers daarin vallen als ze het feest verlaten.
Te vertellen hoe het afloopt met deze lieden en
hun boertigheden zou hier te vervoeren, maar
waar het ons nu om gaat zijn die beerstekers.
Beerstekers zijn lieden die er hun beroep van heb-
ben gemaakt beerputten te legen en de inhoud te
verwerken tot mest, die ze konden verkopen.
Beer is dus niet alleen afval maar ook een
waardevolle grondstof. Met name op de arme
zandgronden kon alleen met voldoende voeding-
26 V d Wetering, 1985: p. 39. Helaas zonder nadere bron-
vermelding. 27 Archief Eemland: Resolutieboek 13 juli
1696 en 23 april 1750. 28 Bredero, 1974: p. 185, r. 436-37:
"...Frans witte-broodt en Jan Treek, die koften van de
beerstekers een tobben of twee met dreck...". 29 Van Bem-
mel, 1760: p. 781-792. 30 Archief Eemland: Resolutieboek
dd. 18-4-1702 bepaling aangaande het loon voor het
meten en dragen van duivenmest.
-ocr page 78-
gjjuwnw
Interieur van een Amsterdamse woning
rond 1900 Naast het aanrecht was de
plee. Bron: Stadsarchief Amsterdam
-ocr page 79-
78 AIMDRÉ CLAZINC
ook in Amersfoort beer heeft verwerkt tot mest.
Uit archiefbronnen wordt men maar weinig
gewaar van deze praktijken, maar uit de hoek van
de archeologie komt wel een aanwijzing. Bij een
opgraving aan de Hogewegten oosten van
Amersfoort werden overblijfselen van de tabaks-
cultuur gevonden. Behalve grondsporen van de
grote schuren, waarin de tabak te drogen werd
gehangen, trof men ook restanten van de tabaks-
bedden aan. Daarin werd een grote hoeveelheid
kleine aardewerkfragmenten aangetroffen, zonder
twijfel het residu van bemesting.31 De methode
waarop 'beerstekers' te werk gaan is namelijk als
volgt: bij het leegscheppen van de beerput met
een 'beerlepel', een schep aan een lange steel, zul-
len de grove afvalcomponenten, stukken hout,
grote scherven en wat al niet, die de kwaliteit van
de compost niet ten goede komen, apart gehou-
den zijn. Het kleinere materiaal kon er niet uitge-
haald worden en zal hooguit nog wat verder ver-
gruizeld zijn. Het grovere restant werd in een ter
plaatse gegraven afvalkuil gestort. Een transport-
akte bevestigt dat het in werkelijkheid zo toeging.
Zo wordt in een al eerder ter sprake gekomen ver-
koopakte van een huis uit 1561 ook een onder-
houdsregelingvoor het privaat vastgesteld.
Hoewel het privaat bij het voorhuis blijft horen,
moet de eigenaar van het achterhuis toestaan dat
men bij het opschonen "de materie" zal mogen
storten in de hof (de tuin) van het achterhuis.32
Een andergeval, ditmaal weer uit de archeologi-
sche praktijk, is even illustratief. Zo werd bij een
opgraving op de Hof aan de achterzijde van één
van de huizen een beerkelder opgegraven, waarin
zich wat scherfmateriaal bevond van aardewerk,
glas en een aantal pijpaarden beeldjes. Uit een
afvalkuil voor het huis kwam een veel grotere hoe-
veelheid materiaal tevoorschijn.33 Na enig puzzel-
werk bleek dat vele fragmenten uit de ene plek
pasten aan de andere en dat het dus ging om één
en dezelfde beerputinhoud. Bij het opschonen
van de put is het grote spul in de afvalkuil begra-
ven en in de beerput bleven slechts wat restanten
achter. Deze beerput werd daarna niet nog een
keer gebruikt, maar opgevuld met allerhande
materiaal: voornamelijk zand en puin. Dat is trou-
wens een patroon dat we vaker zien: sommige
beerputten worden na een bepaalde periode
schoongemaakt en daarna niet meer gebruikt,
maar opgevuld met zand. Anderen daarentegen
worden zelfs niet schoongemaakt, maar direct op
non-actief gesteld en met hun stinkende, maar
voor ons zo interessante, inhoud dichtgegooid.
Nog steeds ligt er de vraag waarom we in
Amersfoort zo weinig beerputten kennen. Een
eerste verklaring zou kunnen zijn dat niet ieder-
een zich de kosten van de aanleg van een beerput
kon veroorloven. Het graven van een beer- of
waterput is een niet ongevaarlijk karwei voor vak-
lieden. De beerputten die we uit archeologisch en
archivalisch onderzoek kennen, horen voorname-
lijk bij huizen staande aan de belangrijkere stra-
ten: Langestraat, Muurhuizen en aan de belangrij-
ke pleinen. De implicatie hiervan zou kunnen zijn
dat daar ook de meer welgestelden woonden.
Een tweede reden is mogelijk dat er een goed
alternatief bestond. Vanaf de i8e eeuw kent
Amersfoort het verschijnsel van de "cameren",
die zich bevonden in de achterafstraatjes. Een aan-
zienlijk deel van het stadsproletariaat woonde in
deze éénkamerwoninkjes die op de binnenterrei-
nen gebouwd werden. Daar was niet eens ruimte
voor een beerput, al zouden de mensen de kosten
er voor over hebben gehad. Mochten zij dan
gebruik maken van een gemeenschappelijk of
zelfs openbaar toilet, zoals er ook openbare water-
putten waren? In Amersfoort zijn dergelijke
instellingen ons niet bekend.34
31 Opgravingsgegevens (niet gepubliceerd) van WV P 326
vondstnummer 802.: "afschaven tabaksbedden".
32 Archief Eemland Transportakte dd. 5-10-1561 33 Op-
gravingsgegevens HOF '91: F86 Beerkelder (V 357) en
afvalkuil (V118).
-ocr page 80-
De laatste tonnenrit
in Hallum, Friesland,
tweede helft 20e eeuw.
Ook in Amersfoort
heeft het verschijnsel
beerton nog tot in de
jaren vijftig bestaan.
Bron: Tresoar
(Leeuwarden)
Collectie: Ferwer-
deradiel Foto's
■w^
Tonnenophaal met
de 'Boldoot-kar' in
de Koestraat
-ocr page 81-
80 ANDRÉCLAZINC
Een andere, nog onwaarschijnlijker, mogelijk-
heid is dat men geregeld met volle po's liep te
sjouwen die dan ergens geleegd moesten worden.
Zeker vanaf die periode, mogelijk al eerder, moet
er dus een andere oplossing bestaan hebben. We
hebben gezien dat er een goed functionerend sys-
teem bestond voor de ophaal en verwerking van
huisvuil. Het mijn vaste overtuiging dat er naar
analogie daarvan ook zoiets moet hebben bestaan
voorde verwerking van fecaliën. Er moetal zoiets
als een systeem van beertonnen met een regelma-
tige ophaalservice bestaan hebben. Bewijzen in de
archieven zijn er niet voor te vinden, waaruit we
alleen maar kunnen concluderen dat de stedelijke
overheid ergeen bemoeienis mee gehad heeft,
maar het waarschijnlijk aan het particulier initia-
tief heeft overgelaten.
Misschien ligt de verklaring voor de plotselin-
ge discontinuïteit van sommige beerputten ook
wel hierin: het tonnensysteem zou wel eens zo
effectief hebben kunnen werken dat het te verkie-
zen was boven een eigen beerput, die op gezette
tijden geleegd moest worden. Een dergelijk sys-
teem kennen we wel uit latere tijd. In de ic)e eeuw
kwam langzamerhand het besef dat de regelmatig
terugkerende uitbraken van besmettelijke ziektes
te voorkomen waren. Met tussenpozen woedde in
Nederland de cholera. De laatste ziekte richtte in
1832,1848,1854 en 1866 een ware ravage aan onder
de bevolking. Met name in het westen van
Nederland waren deze ziekten endemisch, dat wil
zeggen dat ze gedurende jaren konden sluimeren,
weinig slachtoffers makend. Dan weer kwam het
tot epidemische uitbraken in de genoemde jaren.
Dit alles werd veroorzaakt door een gebrek aan
hygiëne en door opeenhoping van mensen in
woningen die deze naam niet verdienden.
De belangrijkste oorzaak echter was het
gebrek aan zuiver drinkwater en het ontbreken
van riolering. Vooral in de veen- en kleistreken
waren de inwoners voornamelijk aangewezen
waren op drinkwaterwater uit grachten en sloten,
die tegelijkertijd werden gebruikt als afvoer voor
de toiletten.
Vanaf 1884 komt ook in Amersfoort een sys-
teem van tonnen waarvoor men in Utrecht is gaan
kijken. Elk huishouden leverde een volle ton en
kreeg een schone retour. Een plank meteen rond
gat waaronderde ton stond fungeerde als toilet.
Op het eind van de i9e eeuw was het in sommige
steden zo beroerd gesteld met de volkshuisves-
ting dat het niet zelden leidde tot wat we nu
schrijnende toestanden zouden noemen. In
dezelfde ruimte waar gekookt en geslapen werd
stond ook de ton. Hoe onaantrekkelijk ook in onze
2ie eeuwse ogen, het was een verbetering ten
opzichte van de situatie daarvoor, al was het
alleen maar dat er nu gezorgd voor een goede
afvoer van het vuil. De beer werd in tonnen verza-
meld en opgehaald en vervoerd per schuit of per
kar. In de volksmond kreeg deze kar, waarmee de
tonnen werden opgehaald, al snel een bijnaam: de
"Boldoot-wagen". In dit verband past een versje
uit Amsterdam waarvan de herkomst helaas niet
kon worden achterhaald:
Als je de kar uan Boldoot ziet
Moetje lachen of je wil of niet,
Dan staan de juffertjes aan de deur
Met hun emmertje bloemegeur"
Het terrein waar de beer verder werd verwerkt tot
compost lag aan de Kleine Koppel, op een braak-
liggend stuk land dat de "Zandhoopen" genoemd
werd om aan te geven dat geld niet stinkt en het
hier zeker om een waardevol product ging: de eer-
34 Algemene Geschiedenis der Nederlanden, Deel XII,
p. 115 : In Gent kende men wel zulke openbare toiletten.
In een krottenwijkje aldaar deelden 117 woningen twee
openbare waterputten en zes wc's.
35 V.d. Wetering ,1985: p.39-59. 36 Archief Eemland:
BNR 002.1 inv nr 6213 dd.3-6-1889 Aanbesteding voor de
bouw van een mestschuit om de beer van huishoudens af
te voeren. Met tekening.
-ocr page 82-
DE STAD EN HET VUIL 8l
ste jaren bleek het tonnensysteem effectief, want
de opbrengst uit compostering en personeelskos-
ten hielden elkaar in evenwicht.35
Er wordt een platte schuit voor vervoer van
beer en één voor vervoer van huisvuil
aangeschaft.*6
Ondanks het functioneren van het systeem
was het eigenlijk bij ingebruikname al discutabel.
Hier en elders woedde de discussie of niet moest
worden overgegaan op riolering. In Amersfoort
heeft het tot 1919 geduurd voordat het besluit
werd genomen om riolering aan te leggen. Een
kostbaar proces dat tientallen jaren in beslag heeft
genomen. Tot in de jaren vijftig van de vorige
eeuw waren er nog stukjes Amersfoort waar de
inwoners, zoals vanouds, "op de ton gingen".
Utrecht, Utrecht, 1844-46. (3 dln).
R. Fruin Th. Azn, De middeleeuwsche
rechtsbronnen der kleine steden van
het Nedersticht van Utrecht.
Deel 1.
's Gravenhage, 1892.
LITERATUUR
Algemene Geschiedenis der Nederlanden,
redactie D.P. Blok et al., Haarlem,
Fibula van Dishoeck, 1977 (15 dln).
J.M. Baart, W. Krooken A.C. Lagerweij,
Opgravingen aan de Oostenburger-
middenstraat, in: Van VOC tot
Werkspoor. Het Amsterdamse indus-
trieterrein Oostenburg,
Utrecht, 1987.
Michiel Bartels et al., Steden in scherven.
Vondsten uit beerputten in Deventer,
Dordrecht, Nijmegen en Tiel,
Zwolle,
Stichting Promotie Archeologie, 1999.
P. Bitter et al., Geworteld in de bodem:
Archeologisch en historisch onderzoek
van een pottenbakkerij bij de
Worteisteeg in Alkmaar, Zwolle,
Stichting Promotie Archeologie, 1995.
G. Boekenoogen en T. D'Hollosy, Als het
kalf...: Inventarisatie van waterputten,
Jaarboek Flehite, Amersfoort, VII
(2006) Stichting Flehite Publicaties.
R. van Oosten, Rijke huishoudens, arme
beerputten, in: Symposium voor
Onderzoek door Jonge Archeologen,
Leiden 19 februari 2005, red: M.P.J.C.
Kerkhof et al, Stichting Onderzoek
Jonge Archeologen, Leiden, 2005.
J.G. Smit, De vernieuwing van het
Sprengel bij de Varkensmarkt m
1616, Jaarboek Flehite. I (2000),
Amersfoort, Bekking.
W. A. van de Wetering, 100 jaar Gemeen-
telijke Reinigingsdienst 1884 -1984,
Tijdschrift Flehite 16 (1985) 39-59.
NIET-UITGEGEVEN BRONNEN
Niet gepubliceerde gegevens van
opgravingen
*Mooierplein 1998 MP'98
*Wieken Vinkenhoef WV P 326
*Hofi99iHOF'9i
Archiefstukken Archief Eemland
Resolutieboeken, Transportacten,
Notarieel archief
UITGEGEVEN BRONNEN
A. Van Bemmel, Beschrijving der stad
Amersfoort, H. Spruyt, Utrecht, 1760
(2 dln).
G.A. Bredero, De Spaanschen Brabander,
(ingeleid en toegelicht door C.F.P.
Stutterheim), Culemborg: Tjeenk
Willink, 1974.
N. van der Monde, Geschied- en
Oudheidkundige Beschrijving van de
Pleinen, Straten, Waterleidingen,
Wedden, Putten en Pompen der Stad
-ocr page 83-
82 ANDRÉ CLAZ1NG
OPGRAVINGSGEGEVENS BEERPUTTEN
ADK'o6
Beerput
F299/471
Ronde gemetselde put Diameter 215 cm Diepte 170 cm +NAP Binnenzijde
bepleisterd. Inhoud: beer, bot, keramiek, glas: V474,486-493, 95
17 eeuw
ADK32
Beerput
Fi
Rond gemetseld. Diameter 200 cm. Diepte meer dan 0.54 cm +NAP
(bij uitgraven ingestort)
Put: i8e/i9S
eeuw
Vulling: recent
BRE'23
Beerput
Rond, gemetseld. Onderin een houten vloer. Diameter 200 cm Diepte tot NAP
Met gemetselde aanvoergoot. Keramiek. Tekening 13
16 /17 eeuw
BLO 17
Beerput
F15
Ronde put van losgestapelde stenen; formaat 18x9x4,5 cm Diameter 150 cm.
Diepte: "140 cm. onder vlakniveau"; NAP hoogte onbekend.
Vulling 20 eeuw
GK8
Beerput
fi5
Ronde put, gemetseld. Diameter 180 cm. Met stortkoker. Steenformaat 23x11x4.5
cm Binnenzijde later (recent) bepleisterd. Hergebruikte stenen. Diepte 0.25 cm +
NAP.
Vulling recent.
HE 4
Geen diepte bekend. Inhoud: houten voorwerpen, textiel, keramiek
Vulling i5e eeuw
HOF 11/12
BeerkelderF6o
Vierkante gemetselde beerkelder. 200x250 cm. Diepte 200 cm + NAP
Aangebouwd aan achterzijde van het huis. Steenformaten 24x12x15 cm
Onder de bakstenen bodem weer een beerlaag met oudere datering \yj V 71,72
Vulling: 19 eeuw
HOF11/12
Beerkelder F61
Vierkante gemetselde beerkelder. 200x250. Diepte: 175 + NAP
Aangebouwd opzij van het huis, naast F60
v73-76.
Vulling: i7e/i8eA
eeuw
HOF'91
Beerput F81
Vrije vorm (badkuipmodel). Geen diepte bekend. V 503.
Vulling: 16 eeuw
HOF'gi
Beerkelder F86
225x225 cm. Eerste 11 lagen losgestapelde stenen daarna gemetseld. Afgesloten
door tongewelf (aanzet nog zichtbaar) Geen diepte bekend.
Vulling 16 Aeeuw
JOR'97
Put
F19
Ronde gemetselde put. Diameter is wel die van een beerput (190 cm) diepte 128
cm + NAP, maar onzeker of het een beerput is want geen beer en -aanslag zicht-
baar. Gevuld met schoon zand.
KM'85
(beer)put2
Rond gemetseld diameter 200 cm. Geen diepte bekend.
KRO 45
Beerput
Rond. Diameter 120 cm. Diepte 180+NAP. Baksteenformaat 17,5x9x4.cm. V4
en 7
-ocr page 84-
DE STAD EN HET VUIL 83
MEUR '05
F177
Recente beerput. 20 eeuw.
Recent
POT 33-37
F30
Ronde beerput. Onderste lagen losgestapeld, daarboven gemetseld. Gebruikte
steen. Diameter 128 cm. Diepte 179 +nap.
Vulling: recent.
MP'98
Beerput
F16
Diameter 200 cm. Hergebruikte steen. Diepte onbekend V. 61,62,67,68,73.
Keramiek, glas.
Vulling: 17
MP'98
TonputFi3i
Diameter 0.60 diepte 0.26 cm +nap Houten tonnetje zonder bodem V. 495-500
e
17 eeuw
MP'98
Tonput
Fi53
Diameter 0.60 diepte "040 cm onder vlak". V 332
Vulling: 18 eeuw
MN 90
(Ton) put 1
Houten ton Diameter 60 cm Diepte tot 120 cm +nap Tek 1 Inhoud: V 6 en 11
Vulling:i7e/iSe
eeuw
MN 90
(Beer) put 3
Beerput rond, gemetseld Diameter 200 cm diepte 20 cm -nap Tek 2. V
18,21,22,26,27,30-37
Vulling: ve/i8e
eeuw
MUU179
Beerput
Rond gemetseld. Met gemetselde koepel. Diameter 200 cm. Diepte onbekend
Vulling 15 /16
eeuw
UST(98
Beerput
F2
Ronde put van losgestapelde stenen. Diameter 180 cm. Diepte 237+NAP.
Binnenzijde bepleisterd Inhoud: beer, bot, keramiek
Vulling:i8e/i9e
eeuw
ZW'87
(Beer)puti
In aanvang een ronde put Diameter 180 cm met een latere rechthoekige aan/ver-
bouw. Tek 1 en een schetsje in het protocolboek. Geen diepte. Beer en enige
scherven
16 /17 eeuw
ZW'87
(Beer) put 3
Ronde gemetselde put diameter 180 cm. Tekening 1 Geen diepte. Inhoud: beer en
enige scherven
e
17 eeuw
ZW'87
(Beer) put 4
Vierkante beerkelder 300x225 cm Diepte 270 cm onder maaiveld (diepte t.o.v.
nap onbekend maar put ging wel tot in het grondwater. Inhoud: beer, keramiek,
bot, glas, textiel
17 A eeuw
-ocr page 85-
CARINA KAPTEYN
Reformatie in
Geloofsleven binnen en
0-1650
-ocr page 86-
NADERE REFORMATIE IN AMERSFOORT? 85
De Synode van Dordrecht beëindigde in 1619 een zware
theologische strijd, die vooral over de uitverkiezing ging.
Kiest de mens voor geloof in God of heeft God hem al tevo-
ren gekozen? De tweede, meer orthodoxe visie won; dit
legde grote beperkingen op aan de religieuze vrijheid in de
gereformeerde kerk. De besluiten van 1619 werden echter
niet zomaar door alle gelovigen overgenomen; dat kostte in
de ene plaats enige strijd en in de andere zelfs veel.
Bovendien vonden velen dat de synode nog niet ver genoeg
ging; zij wilden nader reformeren. Deze nóg strakkere lijn
wordt vaak de Nadere Reformatie genoemd. Wat waren de
gevolgen van deze ontwikkelingen in Amersfoort in de
periode 1630 tot 1650? Waren de sporen van de nieuwe lijn
hier al duidelijk merkbaar of week deze stad af van de hoofd-
stroom?1
Abraham de Haen maakte
rond 1730 deze aquarel,
één van de oudste afbeel-
dingen van de Sint-
Joriskerk (Museum
Flehite 1000-295).
1 Dit artikel is een bewerking van M.C. Kapteyn,                       aanwezig in de bibliotheek van Archief Eemland. Ik dank
Gereformeerd Amersfoort. Een studie naar hetgerefor-              Gerard Raven en Hans Smit voor hun belangrijke aanvul -
meerdegehalte van Amersfoort in het tweede kwart van de        lingen en verbeteringen.
zeventiende eeuw (afstudeerscriptie TU Kampen 2003),
-ocr page 87-
86 CARINA KAPTEYN
schepenen zijn regelmatig in de kerkenraad verte-
genwoordigd; zij zijn met name vaak in de functie
van ouderlingte vinden. Van de 28 ouderlingen in
de bestudeerde periode zijn er zeker achttien
tevens stadsbestuurder, vaak ook gelijktijdig (zie
bijlage II).
De meerdere vergaderingen worden gevormd
door de classes en de provinciale synode. Pas in
1619 is de classis Amerfoort opgericht. Ze verga-
dert vier keer per jaar. Niet elke gemeente uit de
regio vaardigt naast de predikant ook een ouder-
ling af: Amersfoort wel, de dorpen zelden, Bun-
schoten meestal wel. De classis wordt voorgezeten
door een ad hoc gekozen praeses, assessoren scriba
(voorzitter, tweede voorzitter en secretaris). Dit
zijn altijd predikanten. Amersfoort is vaak in deze
functies vertegenwoordigd; deze deputati classis
blijven in functie tot de volgende vergadering.
Naast de classis vergadert de provinciale syno-
de één keer per jaar, met toestemming van de
overheid. Vertegenwoordigers vanuit de classes
worden naar deze vergadering gestuurd. Ook zijn
er twee commissarissen politiek aanwezig, (de
officiële vertegenwoordigers van de raad in de
kerkenraad. De provinciale synode stimuleert en
coördineert, bewaakt de 'zuivere leer' en de regle-
menten en lost problemen van classes en
gemeenten op.4
De predikanten
De meeste invloed op de geloofsbeleving van de
gereformeerden hebben ongetwijfeld de predi-
kanten, ook in Amersfoort. Zij houden de
gemeente keer op keer in hun preken, catechese
en visitaties de juiste manier van geloven voor en
hebben veel gezag in de kerkenraad en de hogere
vergaderingen. De dominees laten de gezamelijke
stem van de gereformeerde kerk horen, die bij-
2 Smit, 'Reformatie'. 3 Archief Hervormde Gemeente
Amersfoort (hierna AHG), inv. nr. 1,1633-1653. 4 Zand-
bergen, Inventaris, 10-11.
De periode 1630-1650 is bewust gekozen. Aller-
eerst zijn de akten van de gereformeerde kerken-
raad beschikbaar vanaf december 1630. Ook is het
onderzoek te zien als een voortzetting van dat van
Hans Smit.2 Het einde van de periode is om bron-
technische redenen gelegd bij 1653. Dat is kort na
de Grote Vergadering van 1651, waarde resultaten
van de synode van Dordrecht werden bevestigd.
In dit artikel zal ik eerst de achtergronden
schetsen van gereformeerd Amersfoort begin ve
eeuw. Daarna geef ik weer wat ik heb ontdekt
over de kerkelijke tuchtoefening. Dan volgen
beheer en onderwijs, waarbij ook de relatie van
de kerkenraad met het stadsbestuur in beeld
komt. Tenslotte maak ik de balans op. In de bij-
lagen zijn de ambtsdragers uit de bestudeerde
periode opgesomd.
De organisatie van de
gereformeerde kerk in Amersfoort
Sinds de Hervorming van 1579-1580 heeft
Amersfoort twee gereformeerde kerken: de Sint-
Joriskerk of Grote Kerk aan de Hof en de inmid-
dels verdwenen Onze-Lieve-Vrouwekapel of
Kleine Kerk aan het Lieve-Vrouwekerkhof.
Zondagsmorgens kerkt men in de Joris,'s mid-
dags in de kapel, die overigens het formaat van
een kerk heeft.
De kerkenraad bestaat in de periode 1630-1650
uit predikanten, ouderlingen en bij belangrijke
beslissingen ookdiakenen. Vanaf 6 juni 1631 zitten
twaalf ambtsdragers in de kerkenraad. Uit de ver-
slagen is af te leiden dat elk jaar in juni drie ouder-
lingen en drie diakenen aftreden, zodat de zit-
tingsduur voor hen uitkomt op twee jaar. Nieuwe
leden worden uercooren door middel van een
stemming. Soms met'pluraliteit van stemmen'of
met 'de meeste stemmen';3 meestal ontbreekt
echter de uitslag. Ouderlingen en diakenen kun-
nen meermalen verkozen worden, wel met mini-
maal één zittingsduur ertussen. Hierbij komt ook
een wisseling van het ambt voor. Magistraat en
-ocr page 88-
NADERE REFORMATIE IN AMERSFOORT? 87
De procedures staan duidelijk opgetekend in de
kerkenraadsakten. In alle gevallen wordt meerma-
len overleg gevoerd met de magistraat, die hierin
grote invloed heeft. Dat begint met de vraag om
toestemming voor het opvullen van de vacante
plek. Vervolgens gaat een kleine groep vertegen-
woordigers vanuit kerkenraad en magistraat de
predikanten horen in hun eigen plaats. Daarna
wordt een aantal predikanten verzocht om hun
welsprekende gaven in Amersfoort te laten horen.
Wanneer dit bevalt, volgt het beroep. Een predi-
kanten een ouderling komen dat nog verdedigen
in de kerkenraad van de desbetreffende plaats.
Soms wordt hierbij meteen een advies meegege-
ven over het vervullen van de vacature die daar zal
ontstaan. De uiteindelijke toestemming moet
worden gegeven door beide betrokken kerken ra-
den, magistraten en classes.
De Amersfoortse procedures verschillen ech-
ter ook hier en daar. In 1633 worden er twee
namen van predikanten voorgelegd aan de magi-
straat, in 1636 drie. In 1650 worden er zes genomi-
neerd, drie voorgesteld aan de magistraat, één
toegevoegd door de magistraat, maar er worden
er maar twee gehoord voordat een finaal beroep
wordt uitgebracht. Een jaar later zijn er drie uit zes
genomineerd, maar wordt er maar één gehoord
die ook wordt beroepen. In 1652 worden er zes
genomineerd, die ook allen gehoord worden.
De partijen hechten belang aan een volledig
verslag van het beroepingswerk. De nadruk ligt
hierbij op de motivaties. In het algemeen willen
kerkenraad en magistraatervaren krachten. In
1633 worden ook expliciet de eisen genoemd van
een goede stem en uitspraak.
Theologische achtergrond van
de predikanten
Het onderzoek naar de achtergrond van de predi-
kanten verliep moeizaam. Er zijn weinig tot geen
microstoria (biografische gegevens) achtergelaten.
Zaunschlifer heeft zijn Afscheydpredikatiegedaen
De oudste bekende afbeelding van een Amers-
foortse predikant is die van Gerbrandus van
Leeuwen (1675-1678). Gravure door E.R. Edelinck
met een vers van J. van Beuningen (Museum
Flehite 1002-145).
voorbeeld te ontdekken is in de eisen gesteld tij-
dens de beroepingsprocedures. Maar zij leggen
ook nadruk op bepaalde zaken vanuit een per-
soonlijke voorkeur.
In 1630 zijn er drie predikanten in Amersfoort
actief: Arnoldus Oortcampius, Antonius van
Haringhoeck en Otto Zaunschlifer. In 1633 wordt
Haringhoeck beroepen naar Amsterdam. Er wor-
den twee predikanten gehoord om zijn plaats op te
vullen en na'onderlinge communicatio en rijpe
deliberatio'wordt de toestemming van de magi-
straat gevraagd en verkregen om dominee Johan-
nes Karskis uit Kockengen te beroepen. Hij wordt
bevestigd op 29 maart. Op 7 april volgende kerkelij-
ke en classicale testimonia hem naar Amersfoort.
De stad krijgt verschillende malen te maken
met dit soort gebeurtenissen. In de periode 1630-
'40 zijn er vier wisselingen en in i646-'s3 zeven.
-ocr page 89-
88 CARINA KAPTEYN
geschrift uitgegeven waarin een vers van
Casparus was opgenomen.9
Verder biografisch onderzoek is beperkt
gebleven. Vastgesteld kan worden dat de her-
komst van de predikanten zeer divers is. De predi-
kanten zijn afkomstig uit de Nederlanden, op één
na. In de periode 1630-1650 waren de voorgaande
standplaatsen van de beroepen predikanten
Bunschoten, Capelle, Kockengen, Frankenthal
(Duitsland), Nijkerk, Oudewater, De Rijp, Scher-
merhorn, Sliedrecht en Veenendaal. Drie van deze
plaatsen liggen in het gewest Utrecht, de rest in
Holland (op twee na). De vertrekkende predikan-
ten gaan naar Alkmaar, Amsterdam (drie keer),
Gouda en Groningen. Vier predikanten vinden in
Amersfoort zijn laatste rustplaats.
De opleiding tot predikant hebben zij, zover te
achterhalen, gevolgd in Heidelberg, Leiden en
Franeker. Opvallend detail is dat bij de oprichting
van de universiteit in Leiden die van Heidelberg
en Genève als voorbeeld zijn gebruikt. Zaun-
schlifer volgt zijn opleiding in Heidelberg, vlak bij
zijn geboorteplaats.Voor Godefridus de Pauw uit
Baarn komt de omzetting van de lllustre School te
Utrecht in een universiteit (1636) nette laat. Hij is
dan al uitgeweken naar Leiden. Geen enkele
Amersfoortse predikant heeft de broeierige sfeer
van de Nadere Reformatie in Utrecht via de oplei-
ding meegekregen.
Drie predikanten hebben in Leiden gestu-
deerd. Daar streden de hoogleraren Arminius en
Gomarusoverde eerdergenoemde leerverschil-
len. De Nationale Synode van Dordrecht koos
definitief voorde opvattingvan Gomarus. Hier
vinden we mogelijk een gedeeltelijke verklaring
voor de nogal strenge houding van de Amers-
Het interieur van de Sint-Joriskerk naar het
koor in het oosten. De kansel dateert van 1659,
maar de voorganger zal op dezelfde plaats
hebben gezeten. Het doophek is gebouwd in
1674 (foto Gerard Raven).
tot Amersfoort op Paesch-maendagh den 30 meert
1646$
vermoedelijk laten drukken, maar een
exemplaar is niet gevonden. Hij heeft hetstichte-
lijck tractaat6
de Anatomie des Misse van P. du
Moulin (1636) vertaald. Verder heeft hij een liber
amoricum
(vriendenboek) nagelaten, waarin
opvallend veel handtekeningen staan van Duitse
voorname mannen.7 Casparus Carpentier schreef
een meditatie bij de dood van zijn schoonvader
Petrus Wassenburg.8 Eerder had Wassenburgeen
bij den dood van Petrus Wassenburgh", zoals vermeld in
Molhuysen e.a., nnbw II, k. ZZ9. 9 Petrus Wassenburgh,
Het dansfeest der dochteren Silo (z.p. 1641), zoals vermeld
in Molhuysen, NNBW II, k.zzg.
5 Molhuysen e.a., NNBWIII, k. 1508. 6 Het Utrechts
Archief (hierna: hua), Archief van de Hervormde Classis
Amersfoort, inv.nr. 1, zo aug. 1639. 7 Molhuysen e.a.,
nnbw III, k. 1508. 8 "Meditatie over de Hemelvaert Eliae
-ocr page 90-
NADERE REFORMATIE IN AMERSFOORT? 89
foortse predikanten. Zij hebben de debatten in
Leiden van dichtbij meegemaakt en hierin hun
eigen mening gevormd. De magistraat van
Amersfoort heeft juist een open houding ten
opzichte van de Remonstranten, de vrijzinniger
volgelingen van Arminius. De Raad bekijkt de
geschillen meer van een afstand en vindt orde en
rust belangrijker dan theologie. Geen wonder, in
een stad waar het katholicisme en het remon-
strantisme een opvallend sterke aanhang hebben
behouden!
Ook is er een verschil in financiering van de
studie. Aan de ene kant van het spectrum vinden
we Carpentier, op kosten van zijn vermogende
familie studerend. Aan de andere kant De Pauw uit
Nijkerk. Otto Zaunschlifertreffen we in het mid-
den aan: financiële hulp van het gewest Holland en
uiteindelijk op eigen kosten studerend.10
Eén van de invloedrijkste predikanten is onge-
twijfeld Zaunschlifer. In 1620 was hij hulpprediker
geworden in de Nederlandse kerkte Frankenthal.
Door de Dertigjarige Oorlog vertrekt hij in 1630
naar Amersfoort. Steeds blijft hij ijveren voor ker-
kelijke ondersteuning van de Palts en de universi-
10 Molhuysen, NNJWII, k.299 en III, k.1508.
Kist van de Sint-Joriskerk (Museum Flehite,
resp. Td 50,1921-004 en Ib 21).
-ocr page 91-
gO CARINA KAPTEYN
TE AMEHSTO0E.T
76.
Zegels van de Sint-Joriskerk (Museum Flehite,
resp. Td 50,1921-004 en Ib 21
).
teit te Herborn. Van Lieburg noemt hem een
'voorbeeld van versterking van het Duitse ele-
ment in ons predikantenkorps'.11 Na 1630 houdt
Zaunschliferzich zoals gemeld bezig met het ver-
talen van de Anatomie de la Messe, uit de hoek van
de gereformeerde orthodoxie. In 1646 vertrekt hij
naar Groningen, beroepen vanwege 'zijn leeftijd,
geleerdheid en ware remonstrantse religie'.12
Hierbij moeten we niet denken aan een remon-
strant, maar aan iemand die voor zijn ware gerefor-
meerde geloof staat, aan een contra-remonstrant.
Hij is, gestorven op 3 oktober 1678,83 jaar oud.
Ouderlingen en diakenen
Op de vergadering van de classis van 10 juli 1645 is
de Amersfoortse predikant Casparus Carpentier
voor het eerst aanwezig. Hij krijgt de laatste plaats
aangewezen. Ouderlingjohan Karreman voelt
zich bezwaard om op een hogere plaats dan de
predikant te zitten en maakt hier bezwaar tegen.
Hij wil zijn plaats wel afstaan. Dit wordt echter
door de andere leden van de classis afwezen.13
Amersfoort is dus naast predikanten ook verte-
genwoordigd dooreen ouderling. Ook de classika-
le gewoonte om mensen een bepaalde plaats toe
te wijzen op grond van hun zittingsduur is her-
kenbaar. Het bezwaar van Karreman is een opval-
lende uitzondering in Amersfoort. Over mogelijke
standsverschillen tussen de predikant en de rest
van de stadsgenoten horen wij verder niets. Blijk-
baar leveren de besluiten van Dordrecht over de
gelijkwaardigheid van de ambten in het algemeen
in Amersfoort geen problemen op.
Karreman is vermoedelijk geboren in Glad-
bach,14 al is er al eerder een Amersfoortse regen-
tenfamilie van die naam. Ook immigrant Carel
Chaudron komt in de kerkenraad, een vluchteling
uit Sint-Winoksbergen en meester-slotenmaker.
11 Van Lieburg, Profeten, 227. 12 HUA, Archief van de
classis Amersfoort, inv.nr. 1,19 jan 1646. 13 Ibidem,
10 juli 1645. 14 Smit, 'Reformatie', 246.
-ocr page 92-
NADERE REFORMATIE IN AMERSFOORT? Q1
Net als de predikant Zaunschlifer. Een buitenland-
se afkomst is de kerkenraad van Amersfoort bijna
een aanbeveling: dit zijn religieuze vluchtelingen
van behoorlijke komaf.
Veel ouderlingen en diakenen worden herko-
zen, in hetzelfde of het andere ambt. Chaudron is
een uitzondering. Niet alleen wat betreft zijn vele
ambtstermijnen,15 maar ook door zijn benoeming
tot ziekentrooster (op 31 maart 1634).
Verschillende ambtsdragers zitten zoals
gemeld ook in de magistraat. Dat verloopt meest-
al via het vervullen van een ambten niet door de
aanwezigheid van commissarissen-politiek.
Burgemeester Steven Cotenberg is zo'n voor-
beeld. Hij is al in 1621 lid van de gereformeerde
kerk en woont in de wijk Breul (rond de Bree-
straat; de stad bestond uit drie wijken). Ook sche-
penen Willem van Duverden en Hendrik Both zijn
leden van de kerkenraad. Beiden gaan in 1623 nog
maar soms ter kerke en doen pas in 1625 en 1630
belijdenis. Negen jaar later worden zij respectie-
velijk diaken en ouderling.
Een steekje laten vallen...
Dat ambtsdragers ook maar gewone mensen zijn,
blijkt uit de zaak van oud-diaken Jan Rijksz en zijn
vrouw Crietgen Jans (ik kom daar nog op terug).
De kerkenraad besluit in septemben636 het echt-
paar van het avondmaal af te houden. De zaak
loopt hoog open komt zelfs voor de classis.
Wanneer deze najaren uit de boeken verdwijnt
lijkt een oplossing nog niet gevonden. Jan Rijksz
wordt nooit meer ambtsdrager.
Ook meervoudig ouderling Dirk Camp is niet
altijd even correct. In 1637 wordt hij meermaalster
vergadering geroepen, maar komt niet opdagen.
Mede door zijn gedrag besluit de kerkenraad daar-
na een boete in te stellen voor laatkomers en weg-
blijvers zonder goede redenen.16 Afgezien van een
boete heeft zijn gedrag geen gevolgen. Hij wordt
in de volgende jaren meermalen afgevaardigd naar
de classis.
Tafel en stoelen afkomstig uit de chirurgijnskamer
van de Sint-Joriskerk (Museum Flehite Td 25)
Diakonessen
In Amersfoort zijn naast de ouderlingen en diake-
nen ook diakonessen actief, ook wel sieckmoeders
genoemd. Officieel zijn zij geen ambtsdragers.
Voor het eerst wordt hun aanwezigheid vermeld
in de rekeningen van de diakonie in de periode
1610-1617. Ze bieden soms hulp bij kraamvrouwen,
maar meestal aan zieken. Ook helpen zij bij de uit-
delingaan de armen. Voor de functie van diakones
worden niet de minste dames verkozen. Vaak zijn
hun echtgenoten actiefin de magistraat, kerken-
raad of andere belangrijke besturen. Ook aanzien-
lijke weduwen wordt zo de mogelijkheid geboden
een zinvolle levensvervullingte vinden. Op 8 mei
1634 wordt een diakones uit haar werk ontslagen
vanwege haar hoge ouderdom; mogelijk zit er dus
een leeftijdsgrens of mobiliteitsgrens aan defunc-
15 Diaken in de periode 1613-15; ouderling in 1620/21,
1623/4,1627/8 en 1631/3. 16 AHG, inv.nr. 1,5 en 9
novi639.
-ocr page 93-
Tabel i. tuchtgevallen naar aard en aantal in de periode 1631-1653
Jaartal
Leertucht
(geref.)
Leertucht
(overige)
Natuurlijke leven
2
Huwelijk en gezin
1
Sexualiteit
Handel en
beroep
Totaal
1631
2
1
1
-
7
1632
1
-
-
-
-
-
1
1633
3
2
2
-
1
1
9
1634
-
-
1
2
-
-
3
1635
1
-
1
1
-
2
5
1636
-
-
1
4
-
-
5
1637
-
-
-
2
-
1
3
1638
-
1
-
1
1
-
3
1639
3
1 1
-
5
Dec.
1646
2
1
3
1647
2
1
3
-
1
-
7
1648
2
-
1
-
2
-
5
1649
1
-
1
-
-
1
3
1650
-
1
1
2
-
-
4
1651
1
-
-
-
-
1
2
1652
-
-
1
-
2
-
3
1653
-
-
1
-
-
-
1
13
9
17
14
9
7
69
tie. In de bestudeerde periode 1630-1650 dienen
ongeveer drie diakonessen tegelijk per jaar.17 Door
de aanduidingen 'de weduwe van ...',
'huisvrou van ...' en het noemen van voorna-
men is het precieze aantal moeilijk vastte stellen.
Tuchtzaken: een soepel beleid
De kerkenraad heeft het druk met zaken die zich
zowel binnen als buiten de muren en uren van de
kerk afspelen. Eerst wordt de blik naar binnen
gedraaid. De 'instandhouding van de gemeen-
schap'18 is het belangrijkste streven van de raad.
Opzicht en tucht vormen een complexe zaak. Niet
alleen door de nogal verschillende categorieën
maar ook vanwege de vele vormen en sancties.
Het eerste niveau van opzicht houdt de ker-
kenraad over zichzelf: is er iemand door zonde
misschien niet waardig om aan te gaan aan het
avondmaal? De censura morum komt zo in juli en
december 1633, april en september 1634 en 28 juni
1635 aan de orde. De enige keer dat een diaken
vermanend wordt toegesproken is op 27 septem-
ber 1634. Na 1635 lijkt de censuur niet meer gehou-
den te worden of nodig te zijn.
Voor opzicht over de overige gemeenteleden
dient de visitatie (huisbezoek). De landelijke regels
luiden dat vóór iedere avondmaalsviering onder-
zoek en beproeving herhaald dient te worden.19 Die
worden in Amersfoort niet gehaald. Soms wordt er
een aantal bezoeken afgelegd, maar nooit gekop-
peld aan de maaltijd. De meeste 'tuchtzaken'zijn
individuele gevallen, die op een of andere wijze
onder aandacht van de kerkenraad zijn gekomen.
17 Volgens ahg, 19 jul 1632 zijn het er vier. 18 Van
Deursen, Bavianen en slijkgeuzen, 203. 19 Ibidem, 196.
-ocr page 94-
NADERE REFORMATIE IN AMERSFOORT? QQ
Om praktische redenen heb ik hier de jaren
1631-1653 gekozen. Dan vinden in totaal 75 tuchtza-
ken plaats. In de eerste negen jaar 43 gevallen en
in de laatste acht jaren 32. Over de tussenliggende
periode van 1640-1646 zijn geen uitspraken te
doen door het mysterieuze ontbreken van de ker-
kenraadsakten. Precieze gegevens over het aantal
gemeenteleden in de gehele periode zijn niette
achterhalen; wel is duidelijk dat in de eerste helft
van de zeventiende eeuw de bevolkinggegroeid
is.2° Het aantal tuchtzaken is echter redelijk gelijk
gebleven. (Tabel i)
Vooreen onderverdeling van de zaken is in
grote lijnen gebruik gemaakt van de indeling
door Van Lieburg betreffende Utrecht (en indi-
rect van Schilling).21 Mijn onderzoek overlapt
dat van Van Lieburg in tijd. Ook het feit dat
Amersfoort de tweede stad van het gewest is,
maakt een vergelijking tussen beide steden in-
teressant.
De categorieën zijn: gereformeerde leertucht,
overige leertucht, natuurlijk leven, huwelijk en
gezin, sexualiteit, handel en beroep, schending van
de rechtsorde en een kleine restgroep. De toelich-
ting volgt na de tabel. In mijn onderzoek komt
schending van de rechtsorde niet voor; deze is
daarom buiten beschouwing gelaten. Sommige
tuchtzaken duren jaren en zijn te rekenen onder
meer categorieën. Het belangrijkste bezwaar van
de kerkenraad is dan als uitgangspunt genomen.
Plaatsing in de tijd is gebeurd aan de hand van eer-
ste verschijning in de kerkenraadsakten. Er blijven
zes onduidelijke tuchtzaken over. Soms wordt
alleen vermeld dat het betreffende lidmaat afge-
houden of weer toegelaten is. Ook de slechte staat
van de stukken is debet aan deze onduidelijkheid.
1 De gereformeerde leertucht
Hieronder worden die zaken gerekend waarbij de
gemeenteleden worstelden met het ware geloof,
zonder direct aan een ander kerkgenootschap te
denken. Ook verplicht bijscholen in de leer is
onder deze categorie geplaatst.
De aandacht voorde leer is met gemiddeld
drie gevallen per jaar niet groot te noemen. Op 7
april 1631 melden jonker Hans Berendsz Wolt-
zogen uit Oostenrijk en zijn huisvrouw, de als urije
urouwe
geboren Sophia Woltzogine, zich bij de
kerkenraad om onderricht over de predestinatie.
Het is de enige keer waarbij het initiatief omtrent
een theologisch onderwerp bij lidmaten ligt. Hans
wordt later nog tweemaal ouderling. Tot 1640
betreft het verder zaken aangespannen door de
kerkenraad omtrent verminderde kerkgang. Na
1646 besteedt de raad ook aandacht aan de orde
tijdens de kerkdiensten en het nauwkeurig bijhou-
den van de doop- en trouwboeken.
2 De overige leertucht
Dit betreft een mogelijke overgang naar een
ander kerkgenootschap. De kerkenraad blijkt niet
veel zorg te hebben over de vele andere religies in
Amersfoort: dopersen, roomsen, remonstranten
en enkele sekten. In de periode 1631-1653 gaan
negen tuchtzaken hierover. In 1633 blijkt dat
remonstrantse opvattingen nog onder de kerken-
raadsleden aanwezig zijn. Diaken Jacques van
Hecke moet meermaals bevolen worden de Akte
uan Silentiete
tekenen, waarmee hij het remon-
strantse gedachtegoed zou afzweren. Hoewel hij
dit weigert, blijft hij in actieve dienst. Even pro-
beert hij de kerkenraad voor de classis te dagen,
maar het blijft bij een dreiging. Of hij uiteindelijk
ook de akte heeft getekend is onbekend.
De overige zaken betreffen afglijders naar het
pausdom. Het al dan niet bewust bezoeken van
een paapse dienst en het katholiek laten dopen
van een kind dwingen de kerkenraad tot actie.
Deze wordt echter ook al bezorgd als iemand vóór
het Sint-Aagtenklooster blijft staan, waar de non-
nen mogen blijven wonen tot hun dood (de laat-
20 Smit, 'Reformatie', 247. 21 Van Lieburg, Nadere
Reformatie,
78.
-ocr page 95-
04 CARINA KAPTEYN
ste overlijdt in 1637). Er wordt bij de magistraat
aangedrongen op wettelijke maatregelen om het
katholicisme uitte bannen.
De regel is dat hier alleen zaken behandeld
worden die Amersfoortse gemeenteleden betref-
fen. Een uitzondering is de zaak van Michiel
Forrads.22 Officieel is hij lid van de Waalse kerk in
Leiden, maar hij verblijft al langere tijd in de
omgeving van Amersfoort. Mogelijk maakt hij
deel uit van een legermacht, maar ook een
bestaan als behoeftige onder bedeling van de
diakonie kan niet worden uitgesloten. De kerken-
raad van Amersfoort heeft in eerste instantie de
taak op zich genomen om Forrads aan te spreken
op zijn opvattingen, maar laat dit daarna over aan
de Waalse kerken raad te Leiden.
3 Het natuurlijke leven
Onder deze grootste categorie zijn bijna alle
gevallen van levenstucht te rekenen. Van Lieburg
geeft bij zijn omschrijving Galaten 5:19,20 weer,
waar allerlei'werken des vleses'genoemd
worden.23 In de zeventien Amersfoortse gevallen
gaat het merendeel om twistgevallen tussen ver-
schillende partijen; verder hoererij en jongelui die
tegen de wil van de ouders ingaan.
Zo'n uit de hand gelopen ruzie is bijvoorbeeld
die van Willem Cornelisz en zijn vrouw Engeltjen
Aarts met het echtpaar Berend Petersz.24 De
vrouwen hebben in eerste instantie ruzie gekre-
gen, omdat de een iets lelijks zei over de man van
de ander. Met het schudden van de handen vóór
de kerkenraad wordt de zaak in septemben633
snel goed gemaakt. Het verhaal krijgt echter een
staartje: een halfjaar later blijkt Berend Petersz
nog niet naar het Avondmaal te komen. Blijkbaar
is de zaak uit de hand gelopen; om te voorkomen
dat zijn naam gewist moet worden uit het leden-
bestand krijgt hij huisbezoek. Uiteindelijk wordt
de zaak beslecht in een bijzondere vergadering.
Berend verklaart'met Codes hulp'aan de eerst-
volgende maaltijd aan te zullen zitten.
Waarschijnlijk is dit ook het geval geweest. In
deze zaak vallen zijn zelfonthouding en de lange
duur daarvan op. Hij is de enige waarvan dit
bekend is. Over de redenen kan alleen gegist wor-
den; mogelijk vond hij de houding van de kerken-
raad te zwak.
In de andere twistzaken is een reprimande van
de kerkenraad of een bezoek van predikant en
ouderling genoeg. De betrokkene doet schuldbe-
lijdenis of toont berouw aan (een vertegenwoor-
diging van) de kerkenraad. Soms is de afhouding
van de maaltijd des Heeren een eenmalige.
4 Huwelijk en gezin
In deze categorie horen veertien gevallen. Bij
sommige zaken is het lastig of ze tot de tuchtcate-
gorie huwelijk en gezin of die van de sexualiteit
behoren. De problemen in huwelijk en gezin sloe-
gen soms over tot onecht of andere sexuele uit-
spattingen.
De eerder genoemde oud-diaken Jan Rijksz en
zijn vrouw maken het met hun ruzie wel heel
bont.25 Aan het einde van 1636 gaat het goed mis
tussen hen. Dat jaar is voorde kerkenraad een
'rampjaar' met maar liefst vier zaken over kapot-
gelopen huwelijken. In de zaak tussen Jan en zijn
vrouw zijn verschillende wrijvingspunten ont-
staan: verdwenen goudstukken en een ring, de
klap die Jan aan zijn vrouw gaf, een al te lang'tijde-
lijk' inwonende nicht en het stiekem uitgeleende
beddengoed. Kerkenraad, classis en magistraat
bemoeien zich met de zaak. Ds De Pauw vraagt of
men een man kan toelaten aan de Maaltijd van
wie de vrouw niet thuis wil wonen, terwijl hij zelf
22 AHG, inv.nr. 1,14 okt, 14 nov, 11 dec 1647. 23 Van
Lieburg, Nadere Reformatie, 81. 24 AHG, inv.nr.t, 10 sept.
1633, 5 juli 1634,13 febr. en 5 maart 1635. 25 Ibidem, 1 en
19 sept., 10 okt., 5 en 29 nov. 1636,17 april, 4,7 en 12 juni,
10 juli, 28 aug., 11 sept., 5/6 nov. 1937 en 19 sept 1639.
-ocr page 96-
NADERE REFORMATIE IN AMERSFOORT? QC
onschuldig is. Blijkbaar loopt de zaak nog. De clas-
sis laat deze zaak ter beoordeling van kerkenraad
en predikant. Het is niet bekend of Jan die keer
heeft deelgenomen aan het avondmaal. Op 19
septemberi639 is de kerkenraad nog bezig met
het oplossen van de zaak. Hierna volgt het hiaat in
de akten van de kerkenraad. Mogelijk kent de zaak
toch een goed einde. Het van latere datum toege-
voegde 'vertrokken'achter de naam van Crietgen
Jans en haar dochter in het lidmatenregisterdoet
echter anders vermoeden.
5  Sexualiteit
In deze groep van negen gevallen komt met name
de onecht naar voren. De betrokken personen
waren niet altijd van dezelfde religie, streek of
stad. Vaak wordt volstaan met de mededeling dat
de zaak gesust is of horen we niets over de afloop.
Een opvallende uitzondering is Jacobina
Crevensteyns. In 1632 meldt kapitein Skipper dat
één van zijn soldaten samenleeft met haar. Hij zou
thuis nog een vrouw en kind hebben en ook
Jacobina is getrouwd. In 1635 blijkt zij weduwe te
zijn geworden en verzoekt zij opnieuw te mogen
trouwen. Na een duidelijke schuldbekentenis
wordt dit toegestaan.26
6  Handel en beroep
Onder deze categorie van zeven gevallen valt het
vermaan aan de gasthuis- en weesmeesters over
hun onchristelijke beheer van de tehuizen.
Daarnaast de klacht van Margaretha Beek: haar
man Jan Baptista is tafelhouder (lombard, houder
van de bank van lening) en zij vindt dat geen pas-
send beroep. De kerkenraad en haar man kunnen
haar uiteindelijk overtuigen dat zij hierin moet
berusten.27 Een ander voorbeeld is de berisping
van kerkmeester Hendrik van Estveld op 5 maart
1635; waarvoor is niet bekend. En dan is er nog een
frauderende waardin aan Achter de Kamp op 11
decemberi646.
Afsluitend kan vastgesteld worden dat de ker-
kenraad van Amersfoort over het algemeen vrij
licht censureert. Definitieve afhoudingen van het
Avondmaal ontbreken. Een verklaring hiervoor is
te vinden in het ontbreken of kwijt geraakt zijn
van een zwartboek in Amersfoort. De kerkenraad
wil met zijn tucht proberen iedereen bij de
gemeente te houden. Historicus Arie van
Deursen: 'Het is een dienst aan alle ledematen ...
Tucht moet vooral de zwakkeren en eenvoudigen
in de gemeente te hulp komen ... Als de zwakke
ledematen het al niet meer begrijpen, hoe zullen
dan diegenen oordelen die buiten de hervormde
kerk leven?'28
Schuldbelijdenis en vergeving
Om weer toegelaten te worden tot de maaltijd des
Heeren
was schuldbelijdenis noodzakelijk, al dan
niet in het openbaar. Een zekere Wijland weigert
en blijft dan ook afgehouden. Pas wanneer hij 'in
liefde en vreede nedergevlijt' is, mag hij weer
deelnemen.29 Het geval van de eerdergenoemde
Jacobina Grevensteyns werpt enig licht op het ver-
loop van zo'n openbare schuldbelijdenis. Nadat de
magistraat de weduwe toestemming heeft gege-
ven om opnieuw te trouwen, noteert predikant
Hollebeeck in de notulen: 'De edele kerekenraet...
mede bemerekende het opregte leetwesen, dat se
overdeese hare misval heeften bijsonderlick
syende de swackse en groote onrusts harercon-
sientie, oordeelt dat (na dat se voor de kerekenra-
et sal hebben gedaen openbare schultbekenisse
en getoont haer leetweesen, biddende God en de
gemeynte om vergeevynge) haer proclamatyen
sullen werden gedaen, en daerna de trouwe befes-
tigt werden. Mits dat, met de voorstellingen van
haere proclamatyen, de gemeente sal werden
bekent gemaekt, soo het consent de
Amersfoortse magistraat als mede haer gedane
26 Ibidem, 13 okt 1632 en 25 sept 1635. 27 Ibidem, 10 okt
1636. 28 Van Deursen, Bavianen en slijkgeuzen, 204.
29 ahg, inv. nr. 1,22 dec. 1633,6 jan. en 9 dec. 1634.
-ocr page 97-
0,6 CAR.INA KAPTEYN
Kerkgebouwen
In veel zaken is de kerkenraad baas in eigen huis.
Een voorbeeld: verschillende doopouders en
huwelijksparen zijn over de kinderen en/of hun
speelgoed gevallen. Daarom krijgt de koster in
1647 de opdracht om dit te voorkomen. Twee jaar
later worden deze maatregelen verder aange-
scherpt en uitgebreid totde volwassenen. Als
gemeenteleden flauwvallen van de hitte besluit de
raad de diensten op zondagmiddag te verplaatsen
van de kleine naar de grote kerk.
Maar voor belangrijker zaken zijn de gelovigen
sterk afhankelijk van de magistraat. Deze heeft de
zeggenschap over de kerkgebouwen en de predi-
kanten en organisten zijn in dienst van de stad. Zo
moet met de magistraat overlegd worden over de
benoeming van een nieuwe voorzanger. In deze
zaak besluit de magistraat als enige eis te stellen
dat de opvolger bekwaam in zijn taken is. Verder
klaagt de kerkenraad bij de burgemeesters over de
gewoonte van kerkgangers om onder het orgel te
zitten en over de rituelen bij begrafenissen. Ook
het stoppen van het orgelspel rondom de dien-
sten en het onderhoud van het orgel moeten via
de magistraat geregeld worden. De kerkenraad
kan onsympathieke besluiten van de magistraat
niet tegenhouden, zoals de toestemming aan ene
Tobias om tabak te drogen in de gewelven van de
Sint-Joriskerk! Amersfoort is immers het centrum
van de economisch zeer belangrijke tabaksteelt in
Oost-Utrecht.
Voor het onderhoud aan de kerken en het
beheervan de bijbehorende inkomsten en uitga-
ven benoemt het stadsbestuur kerkmeesters. In
1634 worden die van de Lieve-Vrouwekapel ver-
vangen door een college van regenten; de Sint-
Joriskerk volgt twee jaar later. In beide colleges zit-
ten naast gereformeerde kerkenraadsleden ook
andersgelovigen. Zo gaat dat in een tolerante stad.
30 Ibidem, 5 sept. 1634.
schultbekenisse aen den edelen kerckenraet.
Welcke resolutye des edelen kerckenraet haer is
voorgeleesen en na datse van de praeside Ottonie
[dsOtto Zaunschlifer] haerscherpelick isgecen-
sureert en bestraft, soo heeft se haer gerne dit alle
onderworpen, ende heeft met seer bittre tranen,
God en de gemeynte gebeeden om vergevynge
met beloffte, van, met Gods hulpe, christelijck en
soo als een lidmaet der gemeynte behoort te sijn
gedragen'.30
In de loop van de jaren worden het belang van
de schuldbekentenis en de meldingen over afhou-
dingen groteren duidelijker. Ook nemen de mel-
dingen van persoonlijke tuchtvisitatie toe. Voor het
ontvangen van de tucht blijft de persoonlijke ver-
schijning soms onnodig. De gemeente groeit, maar
de kerkenraad niet; dus wordt het moeilijker om
alle gemeenteleden te visiteren en indien nodig te
tuchtigen. De jarenlang terugkomende zaken in de
jaren dertig zijn na 1646 niet meer te vinden. Bij de
tuchtuitoefening wordt alleen kort vermeld wie het
betreft, waarom hij/zij bestraft wordt of wanneer
deelname aan de Maaltijd weer wordt toegestaan.
Zelfs verdwijnen de namen van de getuchtigden.
Van een specifiek geval worden ze zo tot een alge-
meen voorbeeld voor de gemeente gemaakt.
Contacten met het stadsbestuur:
de tweede viool
Ongeveer eenderde van de kerkenraadsakten
wordt besteed aan de situatie buiten de kerkmu-
ren. In Amersfoort is de gereformeerde kerk
officieel de enige religie, maar onofficieel één van
de vele. De lidmaten komen dus veel andersgelo-
vigen tegen. De magistraat probeert al die contac-
ten in goede banen te leiden. Confrontaties tus-
sen politiek en religie komen daarbij geregeld
voor. Kan en wil men de gereformeerden steeds
hun zin geven? Hierboven bleek dat de meeste
ouderlingen tevens stadsbestuurder zijn; men zou
dus verwachten dat ook binnen de kerkenraad
remmende krachten werken.
-ocr page 98-
Rijk Rutgersz van Oort (in plaats van rent-
meester Rijk van Oldenbarnevelt wiens
familie nog in ongenade was; beiden waren
ook diaken), Joost Bijls, Gijsbert van
Ruitenbeek (ouderling-kerkvoogd). Het
doek hangt in de Sint-Joriskerk (foto Gerard
Raven).
Gerrit van Stellingwerff, De regenten van
de Sint-Joriskerk,
1657 Afgebeeld zijn vlnr:
Nicasius Bor, Jacques 1'Hermite, Johan
Poth, Wolter de Wijs, Gijsbert van Hoorn
(secretaris van het gerecht), jhr
Bartholomeus van Panhuys (schout), dr
Hendrik Schut (rector Latijnse school),
Onderwijs
Voor de kerk is het onderwijs erg belangrijk. Het
dient als basis voor het verdere geloofsleven van
de kinderen. Onderwijzer(e)s(sen) leren de kin-
deren de Bijbel te lezen, de Heidelbergse Cate-
chismus, het Onze Vader en de Geloofsbelijdenis
op te zeggen. In Amersfoort is er lange tijd enige
reden tot zorg: drie van de zeven schoolmeesters
ondertekenen de hun voorgelegde akte over de
leerstellingen van de Synode van Dordt niet, ove-
rigens zonder enige sanctie.31
De twee scholarchen (opzieners van de
Latijnse school) zijn gereformeerde predikanten.
De katholieke rector Gesselius/Van Gessel is al in
1619 ontslagen. Pas op 12 november 1627 wordt zijn
opvolger benoemd: Theodorus Schut. Hij onder-
tekent de akten in 1630.
Daarna neemt de kerkenraad zich voor om
zich met hernieuwde ijver te concentreren op de
scholen. Die moeten meermalen bezocht worden.
Daarbij moet gelet worden op de gang van zaken
tijdens de les, het gebruikte leermateriaal en de
geloofsovertuigingen van de leerkracht. Indien
nodig moet de magistraat verzocht worden om
actie. Zo gaan op 5 februari 1631 twee ouderlingen
van de gereformeerde kerk op onderzoek uit in de
stad. Ze treffen de volgende scholen met hun leer-
meesters aan:32
Wijk Bloemendal (rond de
Bloemendalsestraat)
Dirk Hendriksz in de Muurhuizen
ondermeester Jan Dirksz
'een nette heer op de jongste' [klas?]
dogterjan de Riddert.
Wijk Kamp (rond de Kamp; nog in de jaren 1930 heet
de hervormde centrumwijk Kamp)
meester Ariaan, aan de Kamp
Willem Jansz, aan de Langestraat'naast De Zalm'
Aaltges zwager, matresse [lerares] aan de Stovestraat
Ariaan, de oude meester.
31 Smit, 'Reformatie', 253. 32 ahg, inv.nr. 1,5 febr. 1631.
-ocr page 99-
g8 CARINA KAPTEYN
In de Rode Toren (een voormalig verdedigingswerk
bij de Rodepoort in de Langestraat-Varkensmarkt)
Aart Rutgersz bij Evert Simonsz 'op de Kortste Kant'
Herman Roelofsz in het Weeshuis (Burger-
weeshuis in Mariènhof)
Servaas en zwager 'in de Weerinskind'
Jan Cornelisz.
Het is waarschijnlijk dat er nog méér scholen in de
stad zijn. Er worden in deze opsomming namelijk
geen leerkrachten van de Latijnse school
genoemd. Bovendien zijn er ook in Amersfoort
verschillende illegale bijscholen.
In 1633 krijgt de zaak van remonstrantse
docent Henricus Welsingius veel aandacht. De
kerkenraad beseft dat het maar om kleine ver-
schillen in de leer gaat, maar dat die uitkunnen
groeien en er dus wel actie dient te worden onder-
nomen. Interessant detail is dat in de classicale
akten van 1619, twintig jaar eerder, ook de naam
van Welsingius is gevallen. In zijn toenmalige
functie als predikant van Maartensdijk weigerde
hij de drie Formulieren uan Enigheid van de gere-
formeerde kerk te tekenen, die sinds 1619 verplicht
waren: de Dordtse Leerregels of Vijf Artikelen
tegen de Remonstranten, de Nederlandse
Geloofsbelijdenis en de Heidelberger
Catechismus. Blijkbaar heeft hij sindsdien in zijn
onderhoud voorzien als leraar.
Over het algemeen zijn de zaken die bij de ker-
kenraad of magistraat komen minder gewichtig.
De luide stem van een schoolmeester levert hem
een vermaning op "door de derde hand" (door de
magistraat?). Verder doet de kerkenraad een goed
woordje om het contract te verlengen van meester
Verstee, leraar Frans en Nederlands. De protesten
van de kerkenraad worden grotendeels mondeling
geuit. In 1638 vraagt men vergeefs om meer gere-
formeerde leraren, ook al is verwacht men eerst
nog'goed effect'. Twee jaar later dient men bij de
magistraat een schriftelijke remonstrantie (pro-
test) in. Hierin wordt niet alleen aandacht ge-
vraagd voor het onderwijs, maar ook weer voor
paapse misstanden. De lauwe reactie van de magi-
straat is teleurstellend voor hen.
Door het ontbreken van notulen uit 1640-1646
kan alleen een beeld geschetst worden vanuit de
magistraatsstukken, de classicale en provinciale
verslagen. De classis blijft af en toe een oog hou-
den op de situatie in Amersfoort, maar andere
plaatsen vragen meer aandacht. Op 8 juni 1641
verzoekt zij de magistraat Geurt Janssen, 'hebben-
de goede attestatie als lidmaet, burger en inwoon-
der van Amersfoort, om bij voortvallendegele-
gentheyt tot den schooldienst bevoordert te wor-
den'. Het onderwijs wordt in de magistraatstuk-
ken minimaal behandeld. Een week later stelt men
een reglement voorde schoolmeesters vast. In
1648 is het echter nog nodig om onderwijskrach-
ten op te roepen zich hieraan te houden. De
Amersfoortse gemeentearchivaris Reynders con-
cludeerde al in 1928:'De magistraat was niette-
genstaande de schijnbaar ernstig gemeende uitin-
gen, van weinig ijver in deze zaak bezield, mis-
schien uit voorzichtigheid. Zij gaven beloften,
confereerden met de heeren van den kerkenraad,
dronken daarbij een goed glas wijn, maar veel uit-
werking hadden hunne besluiten ten gevolge van
de krachtelooze uitvoering niet'.33
Op 11 december 1646 neemt de kerkenraad
opnieuw besluiten inzake het onderwijs. Ten eer-
ste wordt de visitatie van de scholen weer opge-
nomen. Daarnaast wil men dat de kinderen enkele
vragen voor de prediking op kunnen zeggen. Als
laatste wordt er besloten dat er een catalogus voor
de kerkelijke catechisatie moet komen (het is niet
helemaal duidelijk wat dat precies inhield). Ook
wordt de toestemming tot schoolhouden van een
aantal mensen gecontroleerd. De kerkenraad be-
noemt immers de onderwijzers en stelt daarbij
vaak richtlijnen over het aantal kinderen en niveau
van onderwijs.
33 Reynders, Gedenkboek, 59.
-ocr page 100-
NADERE REFORMATIE IN AMERSFOORT? QQ
De in de jaren VÓÓM646 benoemde krachten
zijn meester Harman Hendriksz (leerkracht aan
de Latijnse School en voorlezer der gereformeer-
de gemeente), Cornelis Willemsz van
Werckhoven, Nathaniel de Paep, Mijndert de Wit
(Frans schoolmeester) en Hendricus Christiaan.
Zij zijn al wel lidmaat van de gereformeerde kerk,
maar hebben nog steeds niet de Formulieren van
Enigheid ondertekend.
Nathaniel de Paep blijkt ook een 'seecker
boecksken' geschreven te hebben. Dit boek wekt
opschudding in de kerkenraad en classis. Het is
niet in overeenstemming met de leer en de con-
trolecommissie wil een lijst van aanvullingen en
verbeteringen achterin voegen. Een jaar later
geeft Nathaniel te kennen weer als docent en pre-
dikant werkzaam te willen zijn. Hier wordt duide-
lijk dat hij een tiental jaren geleden in Maartens-
dijk uit het ambt van predikant is gezet vanwege
zijn weigering de Formulieren te ondertekenen,
net als Welsingius. Na de toestemming van de
magistraat besluit de Amersfoortse kerkenraad
hem achter gesloten deuren mondeling en schrif-
telijk te examineren. Hierbij zakt hij op het 'ver-
handelen van tijd en het puncktelijck volgen'van
de bewijsvoering. Te licht bevonden als voorgan-
ger, mag hij nog wel de jeugd catechiseren.
Daarna is De Paep enige jaren voorlezer in Crave.
Dan komt in Amersfoort een verzoek binnen om
informatie van de kerkenraad van Amsterdam.
Mogelijk probeert De Paep opnieuw actief te wor-
den als predikant. Het advies van Amersfoort is
daarvoor echter geen aanbeveling.34
In de jaren rond 1650 blijken de meeste onder-
wijsfuncties in handen van gereformeerden, die
overigens nog steeds niet allen de Formulieren
hebben getekend. De aandacht van de kerkenraad
verschuift nu naar de lesstof. Om ervoor te zorgen
dat het onderwijs overal gelijk is, ontwikkelt men
begin 1650 een schooierde. De orden van de ker-
kenraad van Utrecht, de magistraat en de synode
staan model hierbij. Op 6 januari 1651 worden nog
negen artikelen toegevoegd en kan de orde ken-
nelijk worden ingevoerd.
Een probleem blijft de aanwezigheid van de
vele geloofsovertuigingen in Amersfoort. Bij het
'reformeren' van het onderwijs klagen de docen-
ten geregeld dat kinderen wegblijven van school.
De kerkenraad gaat ermee naarde magistraat, die
echter zelden tot actie overgaat. De houding van
de leden van de kerkenraad is er meer en meer
een van berusting. Graag zouden zij het onderwijs
gereformeerder zien, maar de orde en rust in de
stad willen zij niet op het spel zetten. Het is pre-
cies de houding die we al bij de magistraat aan-
troffen. De reformatie van het onderwijs is dan
ook een zeer lang proces. De opvatting van Van
Wees dat het onderwijs in Amersfoort sinds 1619
volledig calvinistisch is,35 is dan ook geheel en al
naast de waarheid.
Vergeefse klachten over
katholieken en volksvermaak
In de periode 1630-1636 gaan de gereformeerde
klachten met name over hun geringe aandeel in
verschillende functies. De weesmeesters zijn met
medewerking van een deel van de magistraat al
sinds 1583gereformeerd. In het Sint-Pietersgast-
huis en Armen de Poth zitten echter nog steeds
katholieke regenten, ook al had de eerste in 1623
besloten om alleen nog gereformeerden te
benoemen. In novemberi639 kunnen drie papis-
ten nog openbare lezingen houden in het gast-
huis. Bovendien zwaait de katholieke binnenvader
Jacob van Schaeck er de scepter. Alleszeggend is
de opmerking uit 1668 dat het enige katholieke
wat nog ontbreekt de katholieke stad is waar het
gasthuis in staat.36
Geërgerd door deze gang van zaken, probeert
de kerkenraad de magistraat aan te zetten tot
34 ahg, inv.nr. 1,18 juni 1648,16 april 1649,4 sept. 1651.
35 Van Wees, Burgerweeshuis, 79. 36 Smit, 'Reformatie',
254-
-ocr page 101-
lOO CARINA KAPTEYN
gedragsverandering. In 1635 wordt besloten om 'te
doleren en weeringe te versoecken en allereerens
de leden in particulierte begroeten'.37
Herhaaldelijk heeft men al verzocht om in de
magistraat alleen gereformeerde lidmaten te
benoemen. Daarnaast wenst men de reformatie
van schoolmeesters, een verbod van praktijken als
de oogluikend toegestane missen, het overleg tus-
sen katholieke geestelijken en het'misbruik'van
Sint-Aagtenklooster (waar zoals gemeld nog
steeds een non woont). Maar de magistraat vindt
het niet nodig ook maar een letter aan deze zaak
te wijden. In 1638 wordt er in de kerkenraad
gemeld dat er sprake is van 'allerhande ongere-
geltheyt... publijcke ergernisse en verwilderinge
van jonckheyt en nadeel van reformatie'.
Op23novemben639 leidt een extra vergade-
ringvan de kerkenraad tot een remonstrantie die
de volgende dag wordt ondertekend en door De
Pauw en Colenberg aan de magistraat wordt over-
handigd. 'De regeerders committeren mitsdese
de vier outste schepenen en vier eerste raden
neffens de borgemeester in der tijt, en onder te
nemen de requeste bij den kerkenraed alhier
onlancxgepresenteertdeselve te examineren en
daerop advies te formeren'. Dat is de enige reactie
van de magistraat. Dat is niet naar de zin van de
kerkenraad. In augustus 1640 verschijnt voor de
magistraat een afgevaardigde van de classis, die
namens de kerk zijn zorg komt uitspreken over
hun slappe houding.
Daarna veranderden de klachten van de ker-
kenraad. Naast goed gereformeerd onderwijs gaat
er nu aandacht naar de perikelen rondom de vas-
tenavonden, de rumoerige markten tijdens de
kerkdiensten en het volksvermaak van gans-
trekken,
waarbij dieren wreed het leven laten. De
meeste verzoeken van de kerkenraad hebben nu
wél resultaat. In 1646 wordt opnieuw gesproken
over publiekelijk paaps voorlezen in het Sint-
Pietersgasthuis en de katholieke bestuurders
aldaar en in Armen de Poth. Nog op 5 december
1650 wordt er gefoeterd op de stoutigheden uan de
papen
en het toenemen van katholicisme. Het
helpt allemaal niets. In 1674 zal de Poth voor het
laatst een katholiek benoemen en pas in 1719
besluit het gasthuis om alleen nog gereformeer-
den aan te stellen...
Uitleiding
In de periode 1630 tot 1650 is de vormgeving van
de reformatie in Amerfoort nog in volle gang. De
kerkenraad vaart nog geen vaste koers en wordt
hier en daar bijgestuurd door zijn eigen leden en
de magistraat. Die magistraat heeft daarin
immers veel te zeggen, zoals bij beroepingen,
gebouwen en onderwijs. De kerkenraad probeert
het stadsbestuur onder druk te zetten richting
orthodoxie, maar bereikt daarin niet veel. Zijn het
vooral de predikanten die er steeds maar weer op
aandringen? De andere ambtsdragers weten van-
uit hun bestuurlijke achtergrond heel goed hoe
dat op het stadhuis aan de Hof zal overkomen ...
Wel lijkt er een soort consensus te ontstaan
over de vorm en de rol die de gereformeerde kerk
dient te spelen. Zondaars worden ter verantwoor-
ding geroepen, soms meermalen. Sancties wor-
den toegepast, maar relatief mild. Tot een
definitieve verwijdering uit de kerk komt het niet.
De rol van de kerk buiten haar muren is
37 AHG, inv.nr. i, 2 jan. 1635. 38 Smit, 'Reformatie', 243;
Steenbeek, inventaris, bjlage I; Van Lieburg, Reperto-
rium. 39 Hierbij is gebruik gemaakt van vrijwel alle
ongepubliceerde bronnen, benevens vele boeken (m.n.
Halbertsma, Molhuysen 1937, Rutgers 1779, Smit 1988,
1992,1994; Van Lieburg, Repertorium) uit de literatuur-
lijst. Een uitvoerige opsomming van de vindplaatsen is in
dienst van de leesbaarheid achterwege gebleven.
40 HUA, Archief van de Classis Amersfoort, 19 januari
1646. 41 HUA, Archief van de Classis Amersfoort,
20 augustus 1639.
-ocr page 102-
NADERE REFORMATIE IN AMERSFOORT? 101
op dit gebied is echter vereist voor definitieve
conclusies getrokken kunnen worden. Is het na
1650 anders geworden?
Specialistische stadsstudies en overkoepelen-
de onderzoeken zijn hulpmiddelen om de
geschiedenis meer en meer in haar werkelijkheid
te benaderen. Geschiedkundig onderzoek blijft
een benadering, maar wel een die de moeite
waard blijft om uit te voeren. Keer op keer op keer
beperkt. Magistraat en kerk lijken eikaars werkter-
rein zoveel mogelijk te vrijwaren; er zijn dus
onuitgesproken regels wie over welke onderwer-
pen besluit. In het onderwijs kent de kerk zich een
rol toe bij het bewaren van een gereformeerde
inhoud. Zij is de zedenmeester van de jeugd.
In veel plaatsen heeft de Nadere Reformatie in
deze jaren al redelijke vormen aan genomen, zoals
in Utrecht. Dat blijkt in Amerfoort nog niet het
geval; dit is in de Nederlandse reformatiegeschie-
denis dus een uitzondering. Verdere detailstudie
(Arnoldus Crijn, uit Zutphen).
Werkzaamheden: predikant te Angerlo
1637, Ede 1639, Nijkerk, 1645, Amersfoort
(1651-1677).
Gehuwd met: Geertruyt van Ginckel. Hun
zoon Theodorus (Amersfoort 1653-
Hagestein? 1720) werd ook predikant.
ENSCHEDE, WERNERUS VAN
(1646-1651)
Geb. Utrecht, ovl. Alkmaar? 1664
Werkzaamheden: predikant te
Lopikerkapel (1638-1646), Amersfoort,
Alkmaar (1651-1664). Zijn vrouw was
diakones.
HARINGHOEK, ANTONIUS VAN
(1628-1633)
Geb. Amsterdam ca 1597, ovl. Amsterdam?
25 feb. 1636.
Opleiding: student Leiden 28 okt. 1621.
Werkzaamheden: predikant te De Rijp
1622, Amersfoort (okt. 1628-1633) en
Amsterdam (1633-1636).
Gehuwd met: Maria Valckeniers.
HOLLEBEEK,JACOBUS (1632-1636)
Geb. Leiden ca 1592, ovl. Amsterdam?
30 nov. 1650.
Werkzaamheden: predikant te
Schermerhorn (1623-1632), Amersfoort
(1632-1636), Amsterdam (1636-1650)
Gehuwd met: Suzanna Huelen.
KARSKIS, JOANNES (1633-1644)
Werkzaamheden: predikant te Kockengen
(1629-1633), Amersfoort. Overlijdt in
actieve dienst op 5 maart 1644.
CARPENTIER, CASPARUS
(1645-1650)
geh. Dordrecht 9 oktober1613, ovl. Amster-
dam
12 mei 1667
Zoon van: Roeland Carpentier en Maria
Hellincx. De familie woonde pas sinds 1601
in Dordrecht. Voor die tijd zwierven ze door
Europa. Moeder kwam uit Sandwich in
Engeland; ze trouwden in Luik en woonden
te Aken, Middelburgen uiteindelijk
Dordrecht. Vader Roeland verdiende zijn
geld als ijzerkoopman engingfalliet toen
hij betrapt werd op het verkopen van ver-
guld zilverdraad. Hij wordt beschreven als
een geleerd man, met name in de wiskunde.
Opleiding: theologie te Leiden.
Werkzaamheden:predikant te Sliedrecht
(1636-1643), Amersfoort (1643-1630),
Amsterdam
1650-2667).
Publicaties: geschreven vers in Dansfeest
der dochteren te Silo
door Petrus
Wassenburgh, 1641, Meditatie over de
Hemelvaert Eliae bij den dood van Petrus
Wassenburgh.
Is in de Westerkerk begraven. Stond als
geleerde en theoloog hoog aangeschreven.
Gehuwd met: Hester Wassenburgh
Petrusdochter, dochter van Amersfoortse
predikant Petrus Wassenburgh. Elf kinde-
ren, waarvan Johannes (gehuwd met dich-
teres Elisabeth van den Heuvel) en
Roeland predikant werden. Roeland werd
dit op het schip de Engel van Michiel
Adriaanszoon de Ruyter.
CRINIUS, ARNOLDUS (165I-1677)
Geb. Zutphen, ovl. Amersfoort? okt. 1677
Opleiding: student te Franeker 7 aug. 1632
BIJLAGE I
PREDIKANTEN 1630-1653
Hierbij is dankbaar gemaakt van het
onderzoek van Hans Smit en Dirk
Steenbeek.3
1594-1632
Arnoldus Oortcampius
1628/9-1633
Antonius van Haringhoek
1630-1646
Otto Zaunschlifer
1632-1636
Jacobus Hollebeek
'633-1644
Johannes Karskis
1636-1653
Godefridus de Pauw
1645-1650
Casparus de Carpentier
1646-1651
Warnerus van Enschede
1650-1651
Johannes Valkius
1651-1677
Arnoldus Crinius/Grijn
1652-1658
Jacobus Bergmannus/Bergman
achtergronden39
bergman(nus), jacobus (1652-1658)
Werkzaamheden: Schalkwijk (1632-1636),
Veenendaal (1636-1632), Amersfoort.
Gehuwd met: Aeltge Vreemt. Lidmaten te
Amersfoort ij april 1632. Hun zoon
Egbertus (Amersfoort 1633-Schoorl? 1688)
werd ook predikant en staat vermeld in Van
Lieburg, Jacobus zelf niet.
-ocr page 103-
102 CARINA KAPTEYN
In 1633 kwam het gezin samen met een
dienstmaagd, genaamd Elisabeth
Boudewijns, naar Amersfoort.
Gehuwd met: Maria van den Bogaert.
OORTCAMPIUS (VAN OORTCAMP),
ARNOLDUS (1594-1632)
Geb. Culemborg ca 1563, ovl. Amersfoort?
1632.
Opleiding: student Leiden 1 juni 1592
(Arnoldus Aemilii, zonder achternaam).
Werkzaamheden: huisleraar van Floris van
Pallandt, heer van Culemborg
(1592-1594), predikant te Amersfoort
(1594-1632).
Aandeelhouder van de Verenigde
Oostindische Compagnie bij de oprichting
in 1602.
Op 30 jan. 1597 gehuwd met Grietgen,
dochter van Evert Ram uit Amersfoort.
PAUW, GODEFRIDUS DE
(1636-1653)
Geb. Utrecht, ovl. Amersfoort? 1653.
Opleiding: als alumnus van Baarn theolo-
gie te Leiden.
In ambt van predikant bevestigd door
schoonvader Oortcampius. Na diens emeri-
taat hebben Godefridus en Wijmtjen hem
in hun huis te Bunschoten opgenomen.
Helaas overleed hij al een halfjaar later.
Werkzaamheden: predikant te Baarn en
Eembrugge 1620, Bunschoten (1621-1636),
Amersfoort (1636-1653).
In Amersfoort liet de Pauw zich met zijn
vrouw in schrijven op 15 oktober 1636 en
ging wonen in de Muurhuizen, wijk
Kamp. Tegenover hem woonde de familie
Willems, passanten uit Amsterdam, en
schuin tegenover hem Geurt Bos, die van 7
juli 1633 tot 30 mei 1635 als ouderling deel
uitmaakte van de kerkenraad.
Gehuwd (6 november 1621) met: Wijm-
tjen van Oortcamp, dochtervan
Amersfoortse predikant Oortcamp(ius).
VALKIUS, JOHANNES (1650-1651)
geb. Langerak (over Lek) 1606, ovl. Gouda?
i673-
Werkzaamheden: predikant te Kockengen
1633, Oudewater (1648-1650),
Amersfoort, Gouda (1651-1673). Zijn vader
was ds Petrus Valkius (eerst beroepen
1600, emeritaat 1638).
ZAUNSCHLIFER, OTTO
(1630- APRIL 1646)
Geb. Braunfels (Solms) 1594, ovl.
Groningen 3 oktober 1678
Opleiding: pedagogium te Marburg en
Herbron, hogeschool Herborn, academie
Heidelberg, stipendium Solmense.
Mogelijk enige maanden aan universiteit
te Leiden gestudeerd.
Werkterreinen: subregent van Collegium
Casimirianum te Heidelberg (sept. 1617-
jan. 1620), diakonaat van Hollandse kerk te
Frankenthal (jan. 1620-1630), predikant te
Amersfoort, in 1635 legerpredikant, predi-
kant te Groningen (1646-1678). Hij werd
naar Groningen beroepen vanwege zijn
'leeftijd, geleerdheid en ware remonst-
rantse religie .
Publicaties: liber amoricum met veel
namen van voorname Duitse mannen,
Afscheyd-predikatie gedaen tot Amersfoort
op Paesch-maendagh den 30 Meert 1646.
Een vertaling van tractaat van P. du
Moulin, Anatomie des misse, volgens de
classicale akten 'een stichtelijck tractaat'.'*'
Er zijn verschillende schrijfwijzen van zijn
naam: Zaunschlifer, Zaunslipfer,
Zaunschliefer en Zaunsliffer, Regulus,
Solmensis of Braunfelsius. Hij hield zelfde
eerste schrijfwijze aan, maar ondertekende
zijn brieven ook wel met Otto Regulus,
Solmensis of Braunfelsius. De laatste twee
namen verwijzen naar zijn afkomst: omst-
reeks 1594 is hij geboren te Braunfels in
het graafschap Solms (huidige Duitsland).
Zijn vader was grafelijk raad en secretaris.
Gehuwd met: Johanna Keuchen/
Keughen, dochtervan een ex-kanselarijdi-
recteur te Hanau, op 10 oktober 1623.
Kinderen: Otto Zaunschlifer de jongere
(1628), ds Johannes Albertus (Amersfoort
1634-Oostzaan? 1678) en Fredericus
(1638). Petekind: Otto Philipp
Zaunschlifer.
BIJLAGE II
OUDERLINGEN 1630-1653
De functies van raad, secretaris, kameraar,
schepen, burgemeester en weesmeester
behoorden tot het stadsbestuur.
Arisz, Ot (04-07-1650 tot xx-06-1652)
Bemmel, Gosen Jansz van (1647 tot ?, 18-
06-1651 tot ?). Mag in 1648 in ambt
blijven door overlijden van Gerrit
Martensz. Koekenbakker en kramer.
Diaken 07-06-1633 tot 30-05-1635.
Weesmeester 1640-1642; raad 1643-
1644,1656-1660; overleden 18-04-
1660.
Bladel, Otto van (07-06-1632 tot 05-06-
1634), immigrant uit 's-
Hertogenbosch; lakenkoper. Raad
1619-1624; 1626-1629; schepen 1625,
1629-1634; weesmeester 1635-1642.
Both, Hendrik (13-06-1639 tot ?, 14-06-
1648-? en xx-06-1652 tot ?), belijdenis
1630; kapitein van de burgerwacht;
raad 1618,1630-1634,1638-1640,1651;
kameraar 1627,1629-1632, weesmees-
ter 1635,1637; schepen 1641-1642,
1645,1653-1654,1657-1659,1662-
1666; burgemeester 1644,1655-1656,
1660-1661; regent van het
Burgerweeshuis 1648; overleden
1666.
Camp, Dirk (06-06-1631 tot 07-06-1633,
30-05-1635 tot ?), 06-02-1634 m ker-
kenraad ontboden bij onderzoeken
naar Naeranus en Oortcampius; 1637
komt hij niet naar de kerkenraad (zie
tekst); raad 1619-1625; 1627-1632.
Goudsmid.
Chaudron, mr Carel (1620-1621,1623-1624,
1627-1628, 06-06-1631 tot 07-06-
1633). Slotenmaker. Immigrant uit
Sint-Winoksbergen. Verkreeg op 10
november 1591 het burgerschap. Hij
wordt via het ambt van diaken (1613-
1615) en ouderling uiteindelijk
benoemd tot ziekentrooster (31 maart
1634). 06-02-1634 in kerkenraad ont-
boden bij onderzoeken naar Naeranus
en Oortcampius. Ondertrouwde
Amersfoort 27 juli 1589 met een meis-
je uit Eekloo. Colenberg, Hendrik
(van) (06-06-1631 tot 07-06-1632,
05-06-1634 tot ?, 31-05-1638 tot ?,
04-07-1650 tot 06-1652), schepen
-ocr page 104-
NADERE REFORMATIE IN AMERSFOORT? 1Q3
waarin haar man zitting neemt in de
kerkenraad. Mogelijk is Lijsbeth fami-
lie van Antonis en Cornelis Loogen,
ook gedurende enige tijd lidmaten
van de kerkenraad. Woonachtig
tegenover tegenover Hendrik Evertsz
en Fijtje Everts.
Martensen, Gerrit (25-06-1647 tot zijn
overlijden voor juni 1648)
Mom, Johan (30-05-1635,13-06-1639 tot ?,
06-1652 tot ?), raad 1621,1623-1625,
1627-1628,1638-1644,1658,1663-
1664; weesmeester 1629,1653-1658;
secretaris 1629-1634,1636,1659-1662;
kameraar 1637; overleden 1664.
Ossenweider.
Oldenbarnevelt, Rijk Aartsz van (18-06-
1651 tot ?), diaken 07-06-1632 tot 05-
06-1634 en 31-05-1638 tot ?; raad
1630-1635 en 1649-1668; weesmeester
1638; secretaris 1669-1674; overleden
26-06-1674. Brouwer. Zijn zuster
Stijntje was diakones.
Ouderff, mr Hendrik van (14-06-1648 tot
?), kameraar 1643-1647; schepen
1648-1653,1656; burgemeester 1654-
1655, stadssecretaris 1657-1658.
Palma, Jan (23-06-1649 tot?), diaken
05-06-1634 tot ?, 31-05-1638 tot ?.
Reyersz, Steven (later genaamd Verhoef)
(18-06-1651 tot?). Raad 1676.
Ridder, Johan de (07-06-1633 tot 30-05-
1635, 07-06-1637 tot ?). Eerder al
diaken geweest (vóór 1631 tot 07-06-
1632). Raad 1626-1627; schepen 1629-
1632; 1640-1644. Pander van de
Staten van Utrecht.
Schayk, Willem van (07-06-1632 tot 05-
06-1634,25 )uni !Ê47 tot ?, 18-06-1651
tot ?), raad 1621-1624; schepen 1625-
1629,1640-1647; weesmeester 1639,
1648-1650. Bombazijnwerker.
Surckesteyn, Cornelis van (07-06-1632 tot
05-06-1634), schepen 1607,1611-1617,
1619-1621,1624,1625, raad 1608.
Thiens/Tins, Gerard (30-05-1635 tot ?,
04-07-1650 tot 06-1652), raad 1629-
1635,1654-1655; schepen 1636-1642,
1649-1653,1656-1658,1661-1662; bur-
gemeester 1643-1644,1659-1660;
weesmeester 1645-1648,1656-1658.
Kopergieter en koopman. Afkomstig
uit Dordrecht. Overleden 1662.
Verhoef zie Reyersz
Woltzogen, jonker Hans Berendsz (05-06-
1634 tot ?, 31-05-1638 tot zijn vertrek
juni 1639), schepen 1637-1638.
Vluchteling uit Oostenrijk.
Bijlage iii
Diakenen 1630-1653
De ambtstermijnen van de diakenen
beslaan meestal twee jaar.
Aartsz zie Oldenbarnevelt
Aer(n)tsz, Jan (30-05-1635 tot ?, 13-06-
1639 tot ?), tingieter.
Arisz, Otto (07-06-1632 tot 05-06-1634)
Bemmel, Gosen Jansz van (07-06-1633 tot
30-05-1635), zie verder bij ouderlingen.
Booy, Dirk Hendrik (23-06-1649 tot?)
Bos, Geurt (07-06-1633 tot 30-05-1635,
07-06-1637 tot ?, 18-06-1651 tot ?).
Zijn vrouw was diakones.
Cortregt, Dirk van (06-1652 tot ?). Notaris.
Duverden, Willem van (05-06-1634 tot ?),
zie verder bij Ouderlingen.
Ede, Hendrik Teunisz van (25-06-1647 tot
?, 18-06-1651 tot ?). Raad 1662-1665.
Brouwer in Het Klaverblad.
Essen (Esch), Daniel van (06-1652 tot ?).
raad en schepen tussen 1658 en 1691.
Evertsz, Rijk (06-06-1631 tot 1633,30-05-
1635 tot ?), zie verder bij ouderlingen.
Gemen, Klaas Hendriksz (04-07-1650 tot
?), raad 1657-1659,1662, schepen
1664-1668.
Harmansz, Gijsbert (30-05-1635 tot zijn
dood voor7-6-i637)
Hecke, Johan van (06-06-1631 tot
07-04-1633)
Hendriksz, Cornelis (25-06-1647tot?,
06-1652 tot?)
Hendriksz, Heiman (al voor 1631 tot
07-06-1632)
Hendriksz, Willem (al voor 1631 tot
07-06-1632)
Hendriksz zie Van Gemen
Jansz zie Van Bemmel
Langelaer, Willem van (14-06-1648 tot ?),
raad 1646-1651, uit Amersfoort ver-
trokken 1651.
Lienden (Lielaer), Gijsbert van (04-07-
1650 tot?), weesmeester 1657-1664;
raad 1659-1666, 1668-1669; kameraar
1661-1662; schepem667; overleden
1667.
1627; weesmeester 1628-1633,1643-
1647,1652-1656.
Coetenberg, Steven (06-06-1631 tot 07-
06-1632, 07-06-1637 tot na 1639), al in
1621 lid van de gereformeerde
gemeente. Woonachtig in de wijk
Breul. Vanaf 1640 met een dienst-
maagd afkomstig uit Gorinchem.
Raad 1603-1604,1607-1608,1610-
1613,1617,1641; kameraar 1609; sche-
pen 1614-1616,1618-1621,1626-1630,
1634-1640,1642-1648; burgemeester
1622-1625,1631-1633.
Dalen, Jan van (06-06-1631 tot 07-06-1633).
Duverden (van Voord), Willem van (07-
06-1637 tot ?, 23-06-1649 tot ?).
Geboren rond 1587. Deken van het
kapittel van Sint Joris. 05-06-1634 tot
? diaken. Ging in 1623 soms ter kerke.
Belijdenis gedaan op Kerstavond 1625.
Raad 1618,1626-1637,1654-1657,1659-
1661,1664-1666; schepen 1638-1653,
1658,1662,1663. Overleden 1666.
Evertsz, Hendrik (06-06-1631 tot 07-06-
1632, 05-06-1634 tot ?).
Schoenmaker, handelaar in huiden en
ijzer. Schepen 1619-1625,1629; wees-
meester 1626; raad 1627-1628,1636-
1638. Gehuwd met Fijtje Everts.
Evertsz, Rutger (ook genoemd Van
Drakenburg) (07-06-1633 tot 30-05-
1635, 23-06-1649 tot ?). Lakenkoper.
Afkomstig uit Doesburg.
Weesmeester 1629-1634; schepen
1635-1637,1639-1640,1643-1644,
1657-1662,1665-1673; raad 1641-1642,
1645,1654-1656; kameraar 1652-1655;
burgemeester 1663,1664.
Evertsz, Rijck (31-05-1638 tot ?, 14-06-
1648 tot 04-07-1650, 06-1652 tot ?),
diakeno6-o6-i63i tot 1633, 30-05-
1635 tot?.
Hendriksz, Gerrit (07-06-1633 tot 30-05-
1635), raad 1629-1639. Vettewarier en
wolkoper.
Karreman/Carman, Johan (13-06-1639 tot
?, 25-06-1647 tot ?). Vermoedelijk
afkomstig uit Gladbach. Verkreeg in
1612 het burgerschap. Raad 1626,
1629,1639-1641,1643-1651; schepen
1627-1629,1642,1652-1653; kameraar
1634-1636. Gehuwd met Lijsbeth
Loogen in 1612. Zij doet pas op 28 sep-
tember 1639 belijdenis, hetzelfde jaar
-ocr page 105-
104 CARINA KAPTEYN
Loochsz, Aart (23-06-1649 tot ?).
Loogen, Antonis (07-06-1632 tot
05-06-1634)
Loogen, Cornelis (31-05-1638 tot?)
Maartensz, Gerrit (07-06-1633 tot 30-05-
1635, 07-06-1637 tot 31-05-1638)
Meulen, Gerrit van der (14-06-1648 tot?)
Oldenbarnevelt, Rijck Aartsz van (07-06-
1632 tot 05-06-1634, 31-05-1638 tot
?), zie verder bij ouderlingen.
Oort, Rijk Rutgersz van (23-06-1649 tot
?). Raad en schepen tussen 1656 en
1677. Brouwer.
Otten, Jan (13-06-1639 tot ?, 25-06-1647
tot?)
Palma, Jan (05-06-1634 tot ?, 31-05-1638
tot ?), zie verder bij ouderlingen.
Ridder, Johan de (al voor 1631 tot 07-06-
1632). Zie verder Ouderlingen.
Rutgersz, Rijk zie Van Oort
Rijksz, Jan (06-06-1631 tot 1633). Gehuwd
met Grietgen Jans. In 1636 blijkt er
tussen de beide echtelieden enkele
geschillen te zijn gerezen (zie tekst).
Bemiddeling van de kerkenraad vindt
plaats. De zaak escaleert en zelfs de
classis en magistraat raken betrokken.
De afloop is onbekend.
Teunisz zie Van Ede
Tulling, Gijsbertus (13-06-1639 tot?), raad
1640. Zijn weduwe werd later diako-
nes.
Vasteric, Peter (07-06-1637 tot ?, 04-07-
1650 tot ?). Raad en schepen tussen
1674 en 1689. Lakenverver.
Verhoef, Antoni (14-06-1648 tot ?)
Archieven van de hervormde Gemeente te
Amersfoort, (1553) 1579-1951
(1977):
- Archief van de Kerkeraad, 1630-1977,
invnrs 1,61,73
- Archief van het college van Diakenen,
i6io-[ca. 1965], invnr 334
- Archief van de kerkmeesters, sinds 1636
het college van regenten... 1533-1959,
invnr 563
- Doopboeken, trouwboeken en boeken
van de overledenen te Amersfoort in
de periode 1600-1700
Het Utrechts Archief
Archieven van de provinciale kerkverga-
dering van Utrecht 1590-1976 ...,
inv.nr. 1
BIJLAGE IV
DIAKONESSEN 163O-1653
Diakonessen waren geen ambtsdragers,
wel kerkelijke medewerkers. Hun termijn
van dienst bedroeg meestal een jaar.
Aarts zie Van Oldenbarnevelt
Bogaert, Maria van den (08-04-1634 tot ?).
Vrouw van ds Karskis.
Bosch, vrouw van Geurt (04-07-1650 tot
?). Haar man was diaken.
Both, juffrouw NN (06-1652 tot ?).
Bronckhorst, Geertjen van (tot 1633).
Enschede, vrouw van ds Wernerus
(18-06-1651 tot 05-10-1651)
Evertsz, vrouw van Rijk (23-06-1649 tot ?)
Hamelsbergen, weduwe van (schout van
Bunschoten)(o4-o7-iÖ50 tot?).
Hendriks, Fuyske (14-06-1648 tot ?).
Vrouw van Rutger Evertsz.
Huelen Suzanna (1633 tot?). Vrouw van ds
Hollebeeck.
Jans, Aaltjen (14-06-1648 tot ?, 06-1652).
Vrouw van Gijsbert van Lienden.
Karremans, Lijsgen (25-06-1647 tot ?).
Vrouw van ex-ouderling Karreman.
Loomans, Catharina (25-06-1647 tot ? en
18-06-1651 tot?)
Mom, vrouw van Jan (tot 08-04-1634).
Ontslagen vanwege haar ouderdom.
Oldenbarnevelt, Stijntje Aarts van (14-06-
1648 tot ? en 06-1652 tot ?). Weduwe
van Antonis van Ruytenbeeck. Zuster
van Rijck Aartsz van Oldenbarnevelt.
Pauw, vrouw van ds De (18-06-1651 tot ?)
Ruytenbeeck, weduwe zie Van Olden-
barnevelt
Thiens, vrouw van burgemeester (04-07-
1650 tot?).
Tullingh, weduwe van diaken Gijsbertus
(23-06-1649 tot?).
Valkius, vrouw van (05-10-1651 tot ?)
Volwens, Jannetje (23-06-1649 tot?).
Weduwe van Jan Pot.
Vos, weduwe van Adriaan (04-07-1650
tot?)
Vossen, Gerritge (25-06-1647101?)
ONGEPUBLICEERDE BRONNEN
ArchiefEemland
Stadsarchief (1259) 1300-1810, invnrs 23,
24,25, 2016, 2017, 2018,2033, 2059,2063,
2064,2075
LITERATUUR
Adelberg, S. van e.a., De Amersfoortse ker-
ken, kloosters, kapellen en synagoge en
hun geschiedenis tot omstreeks
1850
(Amersfoort 1984)
Bemmel, A. van, Beschrijving der stad
Amersfoort
(2 dln, Utrecht 1760,
herdr. Zaltbommel 1969)
Deursen, A.Th. van, Bavianen en slijkgeu-
zen. Kerk en kerkvolk ten tijde van
Maurits en Oldenbarnevelt
(Franeker
19983)
Domselaar, N., Van Gasthuisbed tot servi-
ceflat. 6 eeuwen bejaardenzorg in het
gecombineerd St. Pieters- en Blokland
Gasthuis te Amersfoort
(Amersfoort
1986)
Emmens, K., De Sint-Joriskerk te
Amersfoort. Van hofkapel tot kapittel-
kerk
(Amersfoort 1998)
Frijhoff, J.J. e.a. (red.), Nederlandse cultuur
in Europese context.
1650 Bevochten
eendracht
(Den Haag 20002)
Gameren, E. van, Amersfoort in 1629 in elf
dagen geus, paeps, weder geus', Flehite
12(1980)4-7
Halbertsma, H., Zeven eeuwen Amersfoort
[Amersfoort 1959]
Hoorn, W.J. van, 'Een i7e eeuwse fundatie
tot ondersteuning van rooms-
katholieke armen', in: JA. Brongers
e.a. (red.), Amersfoortse opstellen.
Historie, archeologie, monumenten-
zorg
(Amersfoort 1989) 78-88
-ocr page 106-
NADERE REFORMATIE IN AMERSFOORT? 105
Hormann, H.Th., Gezagsdragers
Amersfoort 1405-179 5 [Woudenberg
1998]
Kalveen, CA. van, 'Kloosters en kapellen
en de Moderne Devotie', in: CA. van
Kalveen, Van Moderne Devotie tot
Reformatie. Vier studies
(Amersfoort
1988) 25-40
Kalveen, CA. van, 'Een vastgehve ende
Christus vrede sij met ons ende allen
onsen vianden mede.
De definitieve
vestiging van de Reformatie te
Amersfoort, 1579-1581', in: CA. van
Kalveen, Van Moderne Devotie tot
Reformatie. Vier studies
(Amersfoort
1988) 41-66
Kuiper, H., 'Van schuilkerk tot herstel van
de hiërarchie', in: S. van Adelberg e.a.,
De Amersfoortse kerken, kloosters,
kapellen en synagoge en hun geschie-
denis tot omstreeks
1850 (Amersfoort
1984) 66-79
Lenselink, W.H. en A. Rot, Professie doen-
de van de remonstrantse religie.
375
Jaar remonstranten in Amersfoort
(Amersfoort 1994)
Lieburg, F.A. van, De Nadere Reformatie in
Utrecht ten tijde van Voetius. Sporen in
de gereformeerde kerkeraadsacta
(Rotterdam 1989)
Lieburg, F.A. van, Profeten en hun vaderland.
De geografische herkomst van de gere-
formeerde predikanten in Nederland
van 1572 tot 1816
(Zoetermeer 1996)
Lieburg, F.A. van, Repertorium van Neder-
landse hervormde predikanten.
2 dln.
(Dordrecht 1996)
Medema, A., 'De protestantse kerken na
de reformatie', in: S. van Adelberg
e.a., De Amersfoortse kerken, kloos-
ters, kapellen en synagoge en hun
geschiedenis tot omstreeks 1850
(Amersfoort 1984) 57-105
Molhuysen, P.C. en F.K.H. Kossmann
(red.), Nieuw Nederlandsch
Biographisch
Woordenboek (1937), dl.
II, k. 299, dl. III, k. 1508 (biografieën
van Carpentier/Wassenberg en
Zaunschlifer)
Reitsma, J. en S.D. van Veen, Acta der pro-
vinciale en particuliere synoden, ge-
houden in de Noordelijke Nederlanden
gedurende de jaren
1572-1620, deel VI:
Friesland 1581-1620, Utrecht 1586-
1620 (Groningen 1897)
Reynders, H.J. (red.), Gedenkboek van het
stedelijk gymnasium te Amersfoort
1375-1926, bevattende de geschiedenis
der latijnsche school
([Amersfoort]
1928)
Rutgers, A., Het tweede eeuwgetyde van
Amersfoorts Hervorming plechting
gevierd in eene leerrede over Deuter.
V/.20-25, uitgesproken in degroote of
S.Joris Kerk den 28. van Lentemaand
1779",
(Utrecht 1779)
Smit, J.G., 'Praktesijns aan het werk.
Verwikkelingen tussen ds Visvliet, de
kerkeraad en de magistraat van
Amersfoort in de jaren 1678-1682', in:
J.A. Brongers e.a. (red.), Amersfoortse
opstellen. Historie, archeologie, monu-
mentenzorg
(Amersfoort 1989) 100-
128
Smit, J.G., 'De reformatie van Amersfoort
(1579-1625)', in: H. ten Boom (red.),
Utrechters Entre-deux. Staden Sticht
in de eeuw van de Reformatie
1570-
1620 (Delft 1992) 231-262
Smit, J.G., 'Amersfoort en de remonstrant-
se gemeente. Een overzicht van de
betrekkingen tussen de stad en de
remonstranten van 1619 tot het begin
van de twintigste eeuw', in: W.H.
Lenselink en A.Rot (red.), Professie
doende van de remonstrantse religie.
375Jaar remonstranten in Amersfoort
(Amersfoort 1994) 11-39
Wees, P.J.J.M. van, Het Burgerweeshuis
van Amersfoort
(Amersfoort 2002)
M. Zandbergen, Inventaris 52-1 van de
archieven van de provinciale kerkver-
gadering van Utrecht 1570-1976 en
van het archief van het provinciaal
kollege van toezicht op het beheer van
kerkelijke goederen enfondsen van de
hervormde gemeenten in deprovincie
Utrecht,
1&3-1935 (Het Utrechts
Archief, Utrecht 1985)
-ocr page 107-
SANDRA HOVENS
-ocr page 108-
DYNAMIEK IN HET STADH U I SCEB I ED 1Q7
'Bezinnen ive ons op de Historie, opdat zij op dat nieuwe tijd-
oak kan inwerken en er een grote uerbondenheid groeie tussen
het verleden en de tijd, die komt.'
Met deze woorden besloot burgemeester H. Molendijk
(1896-1983) zijn voorwoord in het boek'Zeven eeuwen
Amersfoort', van de hand van historicus H. Halbertsma
(1920-1998). Deze publicatie verscheen in 1959 naar aanlei-
ding van het 700-jarig bestaan van de stad Amersfoort.
Nu, bijna 50 jaar later, zijn deze woorden nog steeds actu-
eel, wanneer we kijken naar de plannen die worden gevormd
voor het gebied rondom het stadhuis. Het invlechten van
nieuwe functies in het-hier en daar geschonden- histori-
sche stedelijk weefsel van dit gebied vereist een grote mate
van zorgvuldigheid en historisch besef.1
De historie van dit stadhuisgebied, een topografisch
detail van onze stad, is daarom onderwerp van deze studie.2
Het gebied wordt begrensd door Kleine Spui, Westsingel,
Utrechtsestraat, de Stadsring en het Plantsoen-West.
In de afbeeldingen bij dit artikel is de beschreven histori-
sche ontwikkeling in kaart gebracht. Als basis is de bewerkte
kadastrale minuut uit 1824genomen, uit de Historische Ste-
denatlas van A. Speet. Op deze ondergrond zijn per periode
de stedenbouwkundige structuur en de belangrijkste gebou-
wen ingetekend. Hiermee worden de wijzigingen ten opzich-
te van deze onderliggende kaart zichtbaar gemaakt, zowel
naar het verleden (tot 1824) als naar het heden (vanaf 1824).
1 Door het gemeentebestuur is in 2006 opdracht veleend
aan stedenbouwkundige en architect Hans Ruyssenaars
(Amersfoort, 1944) om een visie voor het stadhuisgebied
te ontwikkelen. Dit om diverse ontwikkelingen in dit
gebied te integreren. Het gaat daarbij om de wijzigings-
plannen van het Sint Pieters- en Bloklands Gasthuis, de
plannen tot herinrichting van het Helleplein en een stu-
die naar de huisvesting binnen het stadhuiscomplex en de
verkeersafwikkeling binnen het plangebied. 2 Bij deze
studie werd dankbaar gebruik gemaakt van informatie
van F. Snieder, stadsarcheoloog.
-ocr page 109-
108 SANDRA HOVENS
Stadsplattegrond
uit: Braun en
Hogenberg, 1588
Een historisch moment vormt de aanleiding tot
dit artikel. Na ruim 600 jaar vertrekt het Sint
Pieters- en Bloklands Gasthuis als zorginstelling
uit de Amersfoortse binnenstad, om een nieuw
gebouw in de wijk Vathorst te betrekken. De hui-
dige gebouwen blijven wel in eigendom van de
stichting Sint Pieters- en Bloklands Gasthuis, die
als een goed rentmeester haar waardevolle histo-
risch erfgoed beheert.
De volledige sloop van het oorspronkelijke
middeleeuwse gasthuiscomplex werd in 1906 op
het nippertje voorkomen doordat het rijk, in de
persoon van rijksbouwmeesterdr. P.J.H. Cuypers
(1827-1921), Amersfoort overtuigde van de belang-
rijke historische waarde ervan. De kapel en ook de
mannenzaal werden daarop in 1912zorgvuldig
gerestaureerd. Met name de unieke mannenzaal,
die nog geheel is voorzien van de authentieke
bedsteden en betimmeringen, geeft een uitste-
kend beeld van een periode uit de geschiedenis
van de zieken- en ouderenzorg.
De discussie over het voortbestaan van het
i4e-eeuwse complex was in 1906 ontstaan nadat
een aanzienlijk legaat de beherende stichting de
gelegenheid gaf de huisvesting van haar'gastelin-
gen' uit te breiden en te verbeteren. Sloop en
nieuwbouw leek daarin een voor de hand liggende
optie. Dit was ook de voorwaarde die mevrouw
Scheltus-Fenema (overleden in 1906) in haar tes-
tament had gesteld: er moest een nieuw complex
verrijzen!
Architect H. Kroes (1864-1952) ontwierp een
gebouw in de voor die tijd kenmerkende Neo-
renaissancestijl. Nadat was besloten een deel van
het middeleeuwse complex te handhaven werden
de plannen aangepast en werd de voorgevel van
het nieuwe gebouw gericht naar Achter Davidshof.
In 2000 werd dit karakteristieke hoofdgebouw
eveneens aangewezen als rijksmonument. Dat
geldt overigens niet voor de zijvleugels die oor-
spronkelijk haaks op het hoofgebouw werden
gesitueerd, omdat deze reeds ingrijpend waren
-ocr page 110-
108 SANDRA HOVENS
Stadsplattegrond
uit: Braun en
Hogenberg, 1588
Een historisch moment vormt de aanleiding tot
dit artikel. Na ruim 600 jaar vertrekt het Sint
Pieters- en Bloklands Gasthuis als zorginstelling
uit de Amersfoortse binnenstad, om een nieuw
gebouw in de wijk Vathorst te betrekken. De hui-
dige gebouwen blijven wel in eigendom van de
stichting Sint Pieters- en Bloklands Gasthuis, die
als een goed rentmeester haar waardevolle histo-
risch erfgoed beheert.
De volledige sloop van het oorspronkelijke
middeleeuwse gasthuiscomplex werd in 1906 op
het nippertje voorkomen doordat het rijk, in de
persoon van rijksbouwmeesterdr. P.J.H. Cuypers
(1827-1921), Amersfoort overtuigde van de belang-
rijke historische waarde ervan. De kapel en ook de
mannenzaal werden daarop in 1912zorgvuldig
gerestaureerd. Met name de unieke mannenzaal,
die nog geheel is voorzien van de authentieke
bedsteden en betimmeringen, geeft een uitste-
kend beeld van een periode uit de geschiedenis
van de zieken- en ouderenzorg.
De discussie over het voortbestaan van het
i4e-eeuwse complex was in 1906 ontstaan nadat
een aanzienlijk legaat de beherende stichting de
gelegenheid gaf de huisvestingvan haar'gastelin-
gen' uit te breiden en te verbeteren. Sloop en
nieuwbouw leek daarin een voor de hand liggende
optie. Dit was ook de voorwaarde die mevrouw
Scheltus-Fenema (overleden in 1906) in haar tes-
tament had gesteld: er moest een nieuw complex
verrijzen!
Architect H. Kroes (1864-1952) ontwierp een
gebouw in de voor die tijd kenmerkende Neo-
renaissancestijl. Nadat was besloten een deel van
het middeleeuwse complex te handhaven werden
de plannen aangepast en werd de voorgevel van
het nieuwe gebouw gericht naar Achter Davidshof.
In 2000 werd dit karakteristieke hoofdgebouw
eveneens aangewezen als rijksmonument. Dat
geldt overigens niet voor de zijvleugels die oor-
spronkelijk haaks op het hoofgebouw werden
gesitueerd, omdat deze reeds ingrijpend waren
-ocr page 111-
110 SANDRA HOVENS
Historisch stedenbouwkundige
studie
Op basis van historisch kaartmateriaal is de ont-
wikkeling van het plangebied bestudeerd. De oud-
ste stadsplattegrond dateert uit circa 1560. Deze
werd vervaardigd door de beroemde kaarttekenaar
Jacob van Deventer (ca 1510-1575), in opdracht van
Filips II. Uit de periode voordo is geen kaartma-
teriaal bekend. Alleen op basis van archivalische
gegevens en archeologisch onderzoek in dit
gebied kan hierover kennis worden verworven.
De eerste nauwkeurige kadastrale kaart
dateert uit 1824.3 Vergelijking met ander, minder
nauwkeurig kaartmateriaal leert dat in het plange-
bied, maar ook in de rest van de binnenstad, de
stedenbouwkundige structuur nauwelijks is gewij-
zigd in de periode tot 1824. In de loop van de i9e
en 20e eeuw worden hier wel diverse wijzigingen
doorgevoerd in stratenpatronen en verkavelingen.
Situatie tot en met de i6e eeuw
Op de oudste stadsplattegronden van Van Deven-
ter (1560) en Braun en Hogenberg (1588) is de
tweede stadsmuur rond de stad, gebouwd tussen
1380 en 1450, nog in zijn oorspronkelijke vorm
zichtbaar. De muurdelen tussen de stadspoorten
worden met enige regelmaat onderbroken door
muurtorens, bedoeld als uitkijkpost en ten behoe-
ve van de flankerende (zijwaards gerichte) verde-
digingvan de muren. De stadsmuur is omgeven
door een dubbele gracht.
Het stedelijk gebied was aanvankelijk kleiner.
Nadat Amersfoort stadsrechten kreeg in 1259,
werd een stadsmuur gebouwd langs hettracee
van de huidige Muurhuizen en Breestraat. Het
huidige plangebied zal toen nog grotendeels
onbebouwd zijn geweest, met uitzondering van
boerderijen, die al in de i3e en i4e eeuw in dit
gebied aanwezig waren. Ook deze eerste stads-
muur was omgeven dooreen dubbele gracht. Op
gewijzigd. De zuidvleugel gericht naar de West-
singel werd in 1952 verbouwd, toen er een extra
tussenverdieping werd aangebracht. In 1983 vond
er weer een uitbreiding van het complex plaats,
waarbij de noordvleugel, gericht naar het plant-
soen, werd vervangen door nieuwbouw.
Het omheinde terrein met de middeleeuwse
elementen, het gebouw van architect Kroes en de
latere veranderingen, vormt thans een fraai
ensemble in de binnenstad.
Andere historische waarden
in het stadhuisgebied
Binnen het plangebied bevinden zich diverse
monumenten en beeldbepalende panden, zoals
het voormalige Observantenkloosteren het oude
stadhuis. Ook het plantsoen dat vanaf 1829 werd
aangelegd op de plaats van de ise-eeuwse stads-
muren en -wallen, is een rijksmonument. Het
werd ontworpen in Engelse landschapsstijl door
de landschapsarchitecten H. van Lunteren (1780-
1848) en J.D. Zocherjr. (1791-1870). De bolwerken
die vanaf 1594 werden aangebracht in de verdedi-
gingslinie, bleven in de aanleg herkenbaar.
Dat erop een zorgvuldige manier met deze
waardevolle objecten en structuren wordt omge-
gaan is in Amersfoort bijna een vanzelfsprekend-
heid geworden.
Daarnaast vraagt in de binnenstad echter de ,
nog zeer gave historisch stedenbouwkundige
structuur de aandacht, met monumentale gevel-
wanden, waterlopen, middeleeuwse verkavelingen
en stratenpatronen. Vanwege deze kwaliteiten is
de gehele binnenstad van Amersfoort in 1984 door
het rijk aangewezen als beschermd stadsgezicht.
Amersfoort ontleent een belangrijk deel van haar
identiteit aan deze historische context.
Al deze historische elementen werden door
het gemeentelijk bureau monumentenzorg in
kaart gebracht.
3 De kaart uit 1824 van A. Slits.
-ocr page 112-
Historisch stedenbouwkundige studie: situatie i6e eeuw
-ocr page 113-
112 SANDRA HOVENS
de i6e-eeuwse plattegronden is deze dubbele
omgrachting langs de West- en Zuidsingel nog
aanwezig. Vanaf de Westsingel, bij de hoek met
het Observantenklooster, takt de buitengracht (of
wellicht in oorsprong zelfs een derde gracht, de
zgn. Hellegracht) af naar het einde van het Spui,
en loopt dwars over het terrein van het St. Pieters-
en Bloklands Gasthuis. De Hellestraat loopt vanaf
de Utrechtsestraat nog helemaal door naar de
stadswal, tot ter hoogte van de collegekamer in
het huidige stadhuis.
Het Observantenklooster met ommuurde
tuin en het later zo genoemde Sint Pieters- en
Bloklands Gasthuis zijn, met hun kapellen, reeds
duidelijk gemarkeerd op deze plattegronden.
Het St. Pietersgasthuis ontstond in 1391 op
deze plek. Het gasthuis bekommerde zich om
hulpbehoevende mensen. In het begin werden er
alleen zieken verpleegd, later vonden hier ook
bejaarden onderdak. In 1804 vond een fusie plaats
met het Bloklands gasthuis uit de Langestraat.
Het Observantenklooster werd gebouwd tus-
sen 1471 en 1479. Tot aan de alteratie in 1579 fun-
geerde het als klooster van de Franciscaner
Monniken of Minderbroeders, die wegens hun
strenge opvattingvan de kloosterregels'Obser-
vanten' werden genoemd.
Situatie ije eeuw
Op de kaart van Blaeu uit 1649 is de eerste verster-
king te zien die, in de tweede helft van dei6e
eeuw, werd aangebracht in de stadsmuur: aan de
achterzijde werd de muur voorzien van een aar-
den wal om bescherming te blijven bieden aan de
toegenomen vuurkracht van het geschut. Omdat
dit niet voldoende bleek kreeg in 1594 de vesting-
bouwkundige Adriaen Anthonisz van Alckmaer
de opdracht om de stedelijke verdediging te her-
zien. Hij maakte, naar de opvattingen van die tijd,
een plan om de stadswallen door middel van bas-
tions te versterken. De dubbele gracht werd gro-
tendeels vergraven tot één brede waterpartij, die
ook de vorm van de bastions volgde. Eén van deze
versterkingen, het Davidsbolwerk, ligt in het plan-
gebied. De vorm van dit bastion is nog duidelijk
herkenbaar in de huidige stadsplattegrond.
De waterloop die in de i6e eeuw nog het ter-
rein van het St. Pieters- en Bloklands gasthuis
doorkruiste, blijkt in de rf eeuw verdwenen.
Behalve de kloostercomplexen, is de bebouwing
met name geconcentreerd langs het Spui, de
Westsingel en de Hellestraat. Ten westen van de
Hellestraat zijn op alle oude plattegronden al
twee zijstraten getekend: de Molenstraat en de
St.Jorisstraat.
Het voormalige Observantenklooster wordt
na de alteratie in 1579 in gebruik genomen als
Stadsdoelen; het'doelhuys'van het Schutters-
gilde. Aangezien het boogschieten al snel buiten
gebruik raakte en de schutters met vuurwapens
werden uitgerust, verviel op den duur deze func-
tie. De naam bleef wel behouden: in de gebouwen
werd rond 1600 het belangrijkste logement van de
stad gevestigd, 'de Doelen', beroemd om zijn
fraaie tuin die zich uitstrekte tot aan de stadswal.
Op een i8e-eeuwse prent van Paul van Liender
(1731-1797), opgenomen in het boek van van
Bemmel uiti76o, is deze fraaie tuin te zien met
rechts het oude kloostercomplex.
Ontwikkelingen in de i8e en
vroeg ige eeuw, op basis van
kadastrale minuut 1824 en de
kaart van Thomkins (1846)
In de i8e eeuw wijzigt er in het plangebied vrij
weinig ten opzichte van deve-eeuwse situatie.
Hetstratenpatroon blijft ongewijzigd. Plaatselijk
wordt de bebouwing wat verdicht of worden bij-
gebouwen toegevoegd. Aan de Westsingel wordt
in 1780 het statige huis van Abraham Cohen
gebouwd. Het in rijke Lodewijk XVI-vormen gede-
coreerde pand is thans het Oude Stadhuis.
De stadsmuren hadden in de i9e eeuw hun
verdedigende functie geheel verloren en waren in
-ocr page 114-
Historisch stedenbouwkundige studie: situatie rje eeuw
-ocr page 115-
11A SANDRA HOVENS
_____
- • ^
Ti
t^c
■■&,
■■.:
' ml
0 In u i 1 BI
II
1
M
; |
!Sii»jï
deze tekening in pen en penseel is een
jaar later een gravure gemaakt voor het
boek van Van Bemmel (Museum
Flehite).
Paulus van Liender, 1759, 'Schutters-
doelen', met de tuin en het logement
'De Doelen', gevestigd in het voormalig
Ohservantenklooster (rechts). Van
de stad blijven gehandhaafd, maarten behoeve van
de aanleg van het plantsoen waarschijnlijk ver-
smald. Ter plaatse van het Davidsbolwerk is alleen
de contour van de waterloop gehandhaafd. In 1845
worden, ter verfraaiing van de toegang naar de
begraafplaats, een aantal zwarte beuken geplaatst.
Onlangs moesten deze bomen, inmiddels opgeno-
men op het Stadhuisplein, wegens ziekte worden
vervangen. De kaart van Thomkins uit 1846 toont
het plantsoen in volle glorie.
verval geraakt. In 1822 werd in de gemeenteraad de
suggestie gedaan om ter plaatse van de oude
stadswallen een wandeling aan te leggen. Vanaf
1828 werd dit idee uitgewerkt door de landschaps-
architecten Van Lunteren en later ook Zocher jr.
Zij tekenden een plan voor een rondgaand plant-
soen in Engelse Landschapsstijl. Het deel tussen de
Koppelpoort en de Utrechtse Poort werd als eerste
aangelegd. Op de eerste kadastrale minuut (1824)
is de stadsmuur in dit gedeelte al verdwenen. Ter
plaatse van het Davidsbolwerk wordt, om inkom-
sten te verkrijgen, een begraafplaats aangelegd
met twee entreegebouwtjes. De waterlopen rond
-ocr page 116-
5 Historisch stedenbouwkundige studie: situatie 1824
-ocr page 117-
Historisch stedenbouwkundige studie: situatie eerste helft zoe eeuw
-ocr page 118-
DYNAMIEK IN HET STADHUISGEBIED II7
4 Ontwikkelingen eind ige en
begin 20 e eeuw
Op basis van kaarten Van Vooren &
Wagenmaker (1888) en de kadas-
trale kaart bijgewerkt tot ca 1950.
Met de komst van de spoorlijn Amersfoort-
Zwolle/Winterswijk werd het gebied buiten het
plantsoen in 1864 ingrijpend veranderd. Dit tot die
tijd landelijke gebied gebied kreeg een industrieel
karakter, zoals reeds is te zien op de kaart van Van
Vooren en Wagenmaker uit 1888.
De Davidsstraat heet vanaf die periode Achter
Davidshof In diezelfde tijd werd bij het Obser-
vantenklooster de Ambachtsschool gebouwd,
met de voorgevel gericht naar het ovaal met de
beuken. Tussen 1915 en 1971 was in dit gebouw de
dienst Gemeentewerken gevestigd.
In 1907 werd aan de rand van het Plantsoen
het nieuwe hoofdgebouwvan het Sint Pieters-en
Bloklands Gasthuis gebouwd. Het ontwerp in
Neorenaissancestijl was van de hand van de
Amersfoortse architect Herman Kroes (1864-
1952). Het gebouw werd omgeven door een tuin,
begrensd door een monumentaal hekwerk.
In 1923 volgde de bouw van de Handelsschool
in dit gebied, die naast de Ambachtsschool werd
gesitueerd.
In de jaren'30 wijzigde hetstratenpatroon van
het gebied ten westen van de Hellestraat. Het ver-
loop van de Molenstraat en Sint-Jorisstraatwerd
veranderd, waarbij deze laatste straat werd georiën-
teerd op de Sintjoriskerk. De Torenstraat, gericht
op de Onze-Lieve-Vrouwetoren, werd toegevoegd.
Hiermee ontstonden drie driehoekige bouwblok-
ken. In het meest zuidelijke bouwblok verrees in
1931 een complex middenstandswoningen van
architect J. Zietsma (1893-1962) uit Amsterdam. Dit
complex, de'Sint-Jorisdriehoek'genaamd, werd in
de jaren negentig gesloopt ten behoeve van de
bouwvan hetSintJorisplein. In de punt van het
bouwblok tussen de Torenstraat en de Molenstraat
ontwierp stadsarchitect C.B. van der Tak (1900-
1977) in 1938 een monumentaal politiebureau in
Delftse School vormen. Op deze plaats staat thans
het gebouw van de Amersfoortse Courant. Van der
Tak was ook verantwoordelijk voor de stedenbouw-
kundige wijzigingen in dit gebied.
5 Ontwikkelingen tweede helft
20e eeuw tot de huidige situatie
De nieuwe verkeersplannen uit het eind van de
jaren '50 betekenen voor het plantsoen een ingrij-
pende verandering van het bestaande beeld. In
1965 werd de buitengracht aan de westzijde van
de stad gedempt. Door de aanleg van de Stadsring
werd het plantsoen aan deze zijde ernstig ver-
minkt. Desondanks werd het gehele plantsoen,
samen met de resterende delen van de stadsmu-
ren en -poorten in het midden van de jaren '60
door het rijk op de monumentenlijst geplaatst.
De bouwvan het stadhuiscomplex in het begin
van de jaren'70 was de grootste bouwkundige wij-
ziging in het plangebied. De handelsschool en de
toegang tot de begraafplaats werden afgebroken.
Later volgde ook de sloop van de voormalige
ambachtsschool. De begraafplaats werd geruimd,
enkele grafstenen bleven in het plantsoen bewaard
als herinnering aan deze periode.
Het ontwerp voor het stadhuis van architect
Van Kranendonk werd rond de beukengroep gesi-
tueerd. In de jaren'90 werd het stadhuiscomplex
verder uitgebreid naar ontwerp van architect Pi de
Bruijn. Daarmee vormt het stadhuisplein thans
een neerslag van bouwen in verschillende tijdvak-
ken en het streven naar architectonische kwaliteit
uit alle perioden in een zorgvuldig afgestemde
relatie tot elkaar.
Ook de overige ontwikkelingen in het plange-
bied volgen elkaar in deze periode snel op. Tussen
1983 en 1986 werd het complex van het Sint
Pieters- en Bloklands gasthuis uitgebreid met een
nieuwe vleugel, evenwijdig aan het plantsoen. De
bestaande vleugel op de hoek van Westsingel en
Achter Davidshof was, zoals vermeld, reeds in
-ocr page 119-
/ik x
Historisch stedenbouwkundige studie: huidige situatie
-ocr page 120-
DYNAMIEK IN HET STADH U ISGËB I ED HO
1952 verbouwd. In het bestaande bouwvolume
werd een extra bouwlaag toegevoegd. De gevels
werden daarbij gewijzigd.
In 1992 werd het bestaande schakelstation uit de
jaren '30 van architect H.F. Mertens vervangen door
een nieuw gebouw in het plantsoen, naar ontwerp
van architect Ben van Berkel. Het bolwerk moest
hiervoor gedeeltelijk worden afgegraven, waardoor
de karakteristieke driehoek-vorm minder herken-
baar werd. Vrijwel gelijktijdig verdween ook de
koekjesfabriek van Meursing, net buiten het plant-
soen. Op dit terrein verrijst het nieuwe kantoor van
de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap
en Monumenten (de racm; ontstaan door de fusie
van de Rijksdienst voor de Monumentenzorgen de
Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonder-
zoek), van architect Juan Navarro Baldeweg.
Tot slot
De ontwikkelingsgeschiedenis van het gebied
rondom de Hellestraat, het Stadhuis en het Sint
Pieters-en Bloklands Gasthuis is in eerste instantie
in beeld gebracht om richting te geven aan de
nieuwe ontwikkelingen in dit gebied.
De historische gegevens kunnen hierbij een
belangrijke bron van inspiratie vormen. Deze stu-
die biedt wellicht de mogelijkheid om een goede
beoordeling van de te ontwikkelen plannen voor
dit gebied te maken. Of, om burgemeester
Molendijk nogmaals aan te halen, om vast te stel-
len of in dit gebied: 'eengrote uerbondenheidgroeie
tussen het uerleden en de tijd die komt'.
bronnen/ literatuur
A. van Bemmel, Beschrijving der stad
Amersfoort,
Utrecht, 1760
C. van den Braber, Van stadsmuur naar
wandeling, tijdschrift Flehite, 1982,
P-82-93
J.A. Brongers, Historische Encyclopedie
van Amersfoort,
Amersfoort, 1998
M.A. Cramer, Ontwikkelingsgeschiedenis
Omgeving Davidsbolwerk, historische
studie,
gemeente Amersfoort, 2003
N. Donselaar, Van gasthuisbed tot ser-
viceflat,
Amersfoort, 1986
H. Halbertsma, Zeven eeuwen Amersfoort,
Amersfoort, 1959, Schiedam,1974
J. Hovy, Amersfoort in Prent, Zaltbommel,
1975
B.J.M. Speet, Historische Stedenatlas van
Nederland (aflevering 2 - Amers-
foort),
Delft, 198240
-ocr page 121-
120 SANDRA HOVENS
DYNAMIEK IN HET STADHUISGEBIED 121
Prentbriefkaart van
het Sint-Pieters- en
Bloklandsgasthuis,
begin 20e eeuw.
-ocr page 122-
120 SANDRA HOVENS
DYNAMIEK IN HET STADHUISCEBIED 121
Prentbriefkaart van
het Sint-Pieters- en
Bloklandsgasthuis,
begin 20e eeuw.
-ocr page 123-
HOVEN, SANDRA HOVENS
EN JAAP VERNHOUT
Monumentenzorg
-ocr page 124-
JAAROVERZICHT MONUMENTENZORG 2006 I23
In 2006 is het gemeentelijk beleid op het terrein van de
monumentenzorg met élan voortgezet.
Na de verkiezingen in het voorjaar werd Ruud Luchten-
veld (vvd) de nieuwe wethouder Monumentenzorg.
Ook in dit jaar hebben veel particuliere eigenaren hun
monumentale bezit gerestaureerd, verbouwd of hersteld,
waarbij bureau monumentenzorg was betrokken bij de
voorbereiding en begeleiding. Veel tijd en aandacht is daar-
bij besteed aan de boerderijen in het buitengebied. Ook het
industrieel erfgoed stond met de presentatie van een pro-
vinciale publicatie in de Wagenwerkplaats in Amersfoort
weer volop in de belangstelling.
Daarnaast is in het kader van de cultuurimpuls van de
landelijke regeling Investeringsbudget Stedelijke Vernieu-
wing de aandacht gericht op de wederopbouwperiode.
Het draagvlak voor monumentenzorg groeit nog steeds,
gelet op de hoge bezoekersaantallen van de jaarlijkse
Open Monumentendag.
Amersfoort Magazine
september 2006.
Open Monumentendag 2006
"Feest" was het landelijke thema van de 20e
editie van de jaarlijkse Open Monumentendag.
Voor Amersfoort kwam dit onderwerp eigenlijk
drie jaar te vroeg, omdag de stad in 2009 viert dat
750 jaar geleden de stadsrechten werden verkre-
gen. Vandaar dat het thema enigszins werd gewij-
zigd in 'Feest der herkenning. Ornamenten een
lust voor het oog'. Het oog van de bezoeker werd
tijdens de wandeling door de historische binnen-
stad vooral gericht op de details en de decoraties
die het straatbeeld zo verrijken. 'Stad in detail' is
een aansprekend onderwerp. Vandaar dat het
plaatselijke comité restauratie-architect Cor van
den Braber heeft gevraagd een inleidend artikel
voor het weer speciaal voor deze dag uitgebrachte
Amersfoort Magazine te schrijven. Aan de hand
van talrijke door de auteur vervaardigde tekenin-
gen werd een overzicht van de ontwikkeling van
de bouwstijlen gegeven. Ook de route werd van
een groot aantal afbeeldingen van ornamenten
voorzien. Uitgeverij Educom zag kans hier weer
een zeer aantrekkelijke aflevering van te maken,
die door veel bezoekers is gekocht. Ook in
Hoogland was een aantal panden geopend en ook
in de toekomst zal het kerkgebouw De Inham met
zijn fraaie neoclassicistische torentje aan de lijst
van open monumenten worden toegevoegd. Dat
geldt overigens ook voor de Opstandingskerk aan
het Euterpeplein, daterend uit het begin van de
-ocr page 125-
JAAROVERZICHT MONUMENTENZORG 2006 125
124 UAX CRAMER. ALBERT VAN ENGELEN HOVEN, SANDRA HOVENS EN JAAP VERNHOUT
jaren '60. De Stichting Industrieel Erfgoed in de
Stad Amersfoort (siësta) organiseerde tergele-
genheid van deze dag een wandeling langs indus-
triële monumenten langs de Eem, waarvoor ook
een aparte routebeschrijving werd gemaakt.
Hoewel de Sint-Aegtenkapel jammer genoeg
niet voorde Dag uan de Amateurkunst beschik-
baarwas, hebben veel bezoekers toch de uitvoe-
ringen van de muziekensembles op een groot aan-
tal plaatsen in de stad bezocht. Kortom het was
'feest' in Amersfoort!
Wederopbouwperiode 1940-1965
Aangezien er na Vathorst geen grote uitbreidings-
wijken meergebouwd zullen worden, zullen de
vernieuwingen de komende decennia in de
bestaande stad moeten plaatsvinden en met name
zal daarbij gekeken worden naar de vroeg naoor-
logse uitbreidingswijken van Amersfoort. Hiervoor
is kennis en inzicht in de cultuurhistorische kwali-
teiten van deze, relatief onbekende, stadsdelen
noodzakelijk. Deze kennis is onvoldoende voor-
handen. Vandaar dat de gemeente Amersfoort
Bureau stoa te Ede opdracht heeft gegeven voor-
al de stedenbouwkundige uitgangspunten van wij-
ken als Kruiskamp, Koppel, Liendert en Rusten-
burgte onderzoeken. Hiervoor zijn onder andere
de uitbreidingsplannen met de toelichtingen door
architectuurhistorica Pauline Opmeergrondig
onderzocht. Het 187 pagina's tellende concept-
rapportwerd medio 2006 gepresenteerd. Aan het
eind van het jaar vond een presentatie plaats, waar-
in ook de corporaties vertegenwoordigd waren.
Enthousiasme en waardering met name over de
conclusies en aanbevelingen waren tijdens deze
bijeenkomst merkbaar. Duidelijk werd dat dit rap-
port, dat nog aan de gemeenteraad zal worden
aangeboden, vervolg moet krijgen. Om in de toe-
komst ad-hoc beslissingen te vermijden, zijn deel-
studies noodzakelijk. Ook moet er duidelijkheid
komen overwelke panden uit deze periode voor
een plaats op de gemeentelijke monumentenlijst
School gebouwd tijdens de wederopbouwperiode
na de Tweede Werdeldoorlog: Evertsenstraat 39.
-ocr page 126-
JAAROVERZICHT MONUMENTENZORG 20o6 125
12A MAX CRAMER, ALBERT VAN ENGELEN HOVEN, SANDRA HOVENS EN JAAP VERNHOUT
jaren '60. De Stichting Industrieel Erfgoed in de
Stad Amersfoort (siësta) organiseerde tergele-
genheid van deze dag een wandeling langs indus-
triële monumenten langs de Eem, waarvoor ook
een aparte routebeschrijving werd gemaakt.
Hoewel de Sint-Aegtenkapel jammer genoeg
niet voor de Dag uan de Amateurkunst beschik-
baar was, hebben veel bezoekers toch de uitvoe-
ringen van de muziekensembles op een groot aan-
tal plaatsen in de stad bezocht. Kortom het was
'feest' in Amersfoort!
Wederopbouwperiode 1940-1965
Aangezien er na Vathorst geen grote uitbreidings-
wijken meer gebouwd zullen worden, zullen de
vernieuwingen de komende decennia in de
bestaande stad moeten plaatsvinden en met name
zal daarbij gekeken worden naar de vroeg naoor-
logse uitbreidingswijken van Amersfoort. Hiervoor
is kennis en inzicht in de cultuurhistorische kwali-
teiten van deze, relatief onbekende, stadsdelen
noodzakelijk. Deze kennis is onvoldoende voor-
handen. Vandaar dat de gemeente Amersfoort
Bureau STOA te Ede opdracht heeft gegeven voor-
al de stedenbouwkundige uitgangspunten van wij-
ken als Kruiskamp, Koppel, Liendert en Rusten-
burgte onderzoeken. Hiervoorzijn onderandere
de uitbreidingsplannen met de toelichtingen door
architectuurhistorica Pauline Opmeergrondig
onderzocht. Heti87 pagina's tellende concept-
rapportwerd medio 2006 gepresenteerd. Aan het
eind van het jaar vond een presentatie plaats, waar-
in ook de corporaties vertegenwoordigd waren.
Enthousiasme en waardering met name over de
conclusies en aanbevelingen waren tijdens deze
bijeenkomst merkbaar. Duidelijk werd dat dit rap-
port, dat nog aan de gemeenteraad zal worden
aangeboden, vervolg moet krijgen. Om in de toe-
komst ad-hoc beslissingen te vermijden, zijn deel-
studies noodzakelijk. Ook moet er duidelijkheid
komen over welke panden uit deze periode voor
een plaats op de gemeentelijke monumentenlijst
School gebouwd tijdens de wederopbouwperiode
na de Tweede Werdeldoorlog: Evertsenstraat 39.
-ocr page 127-
De Terp.
Amersfoort (siësta). De betekenisvan dit rap-
port is groot, omdat Amersfoort met twee ven-
sters - Wagenwerkplaats en fabriekslandschap
langs de Eem - goed in dit onderzoek is vertegen-
woordigd.
Ontwikkelingen rond De Terp
Al enige jaren is het bestuur van de 'Coöperatieve
Vereniging tot exploitatie van Serviceflat De Terp'
in samenwerking met ontwikkelaar BAM Vast-
goed bezig herontwikkelingsplannen voor het
woongebouw De Terp aan de mr. Heemkerklaan
op te stellen.
Dit gebouw is tussen 1952 en 1954 door de
voormalige Amersfoortse stadsarchitect ir. C.B.
van derTak ontworpen. Cultuurhistorisch gezien
is De Terp een belangwekkend gebouw, niet
alleen omdat het de eerste serviceflat in Neder-
land is, maar ook omdat het gebouw, zowel ste-
denbouwkundig als architectonisch heel zorgvul-
dig ontworpen is. Daarbij is het een belangrijk
gebouw uit de op dit moment in de belangstelling
in aanmerking kunnen komen. Met het laatste
onderzoek zal in 2007 worden gestart.
Presentatie rapport 20 vensters
op industrieel erfgoed in de
provincie Utrecht
Op 20 november presenteerde de provincie
Utrecht in het complex van de Wagenwerkplaats te
Amersfoort het door Kees Volkers samengestelde
rapport '20 vensters op industrieel erfgoed in de
provincie Utrecht. Een cultuurhistorische verken-
ning'.
Tijdens deze bijeenkomst, waar ruim zestig
belangstellenden aanwezig waren, overhandigde
gedeputeerde Jan van Bergen het rapport aan de
Amersfoortse wethouder Ruud Luchtenveld. Bij
de presentatie was ook de Statencommissie zwc
aanwezig, die op die dag een werkbezoek aan
Amersfoort bracht. Na het officiële gedeelte volg-
de een excursie langs de gebouwen van dit uitge-
breide spoorwegcomplex onder leiding van leden
van de Stichting Industrieel Erfgoed in de Stad
-ocr page 128-
Wederopbouwboerderij.
WERK IN UITVOERING
IN 2006
BOERDERIJEN
Boerderijenonderzoek
In 2003, het Jaar van de Boerderij, heefteen inven-
tarisatie plaatsgevonden van de aanwezige 'histo-
rische' boerderijen in de gemeente Amersfoort.
Hieruit bleek dat er nog zo'n 200 boerderijen van
voor 1960 bewaard zijn gebleven. Een hoog aantal
gezien de vele stadsuitbreidingen de laatste
decennia. De fysiekhistorische waarde ervan
loopt echter nogal uiteen, vandaar dat monumen-
staande 'Wederopbouwperiode 1940-1965'.
Duidelijk is echter ook dat de gebruikskwaliteiten
thans onvoldoende aansluiten op de eisen die
men vandaag de dag aan dit soort woningen mag
stellen. De kamers zijn relatief klein, de geluidsi-
solatie laat te wensen over en met name de gan-
gen zijn smal. Hoewel in de afgelopen periode is
onderzocht of (gedeeltelijk) hergebruik mogelijk
was, bleek dit financieel en technisch niet haal-
baar. Vandaar dat na bestuurlijk overleg besloten
is tot een geheel nieuwe ontwikkeling. Hiervoor
zal architect Rien de Ruiter van Klunder Architec-
ten nieuwbouwplannen ontwerpen. In 2007 zal
een voorlopig ontwerp worden gepresenteerd.
-ocr page 129-
r\i
.
K
1/
1 1
mmm
_ - *
■ . ' :. ><*<>?■■■.
-
Woonhuis, Johan van
Oldenbarneveltlaan 2.
- - **                                                               ■ . ■ ■ ■■-*
■-■'■■ - .                             
.. »
m
-ocr page 130-
JAAROVERZICHT MONUMENTENZORG 2006 12Q
tenzorg heeft besloten een vervolgonderzoek uit
te voeren. Hierbij wordt de kwaliteit van de indivi-
duele boerderijen in cultuurhistorisch opzicht
beoordeeld en gewaardeerd. Het onderzoek
beperkt zich niet tot de boerderij op zich, maar
ook het boerenerf met de aanwezige opstallen
zoals schuren, stallen, zomer- en bakhuizen, hooi-
bergen en karakteristieke landschapselementen
worden bij de beoordeling betrokken. Het uitein-
delijke doel is om de meest interessante boerde-
rijcomplexen als monument te beschermen.
Het onderzoek heeft zich tot nu toe met name
gericht op Hoogland-west, waar zich in totaal zo'n
50 boerderijen met een zekere historische waarde
bevinden. Het gros is gebouwd in de (Iate)i9e en
vroege 20e eeuw, maar enkele boerderijen zijn van
veel oudere datum. Daarnaast is een tiental van
betrekkelijk jonge datum. Dit zijn de zogenaamde
wederopbouwboerderijen, gebouwd in (of kort
na) 1940, nadat de oudere boerderij op die plaats
door het Nederlandse leger was afgebroken. Zij
stonden een vrij schootsveld van de zogenaamde
Crebbelinie (die hier langs de Eem loopt) in de
weg. Deze boerderijen kenmerken zich door een
zowel traditioneel, als betrekkelijk uniform voor-
komen en zijn herkenbaar aan de daken die
gedekt zijn met heirode dakpannen en een jaartal-
steen meteen uit het vuur opklimmende leeuw.
Naast dit onderzoek is er een aantal boerderij-
en waarvoor de afgelopen jaren plannen tot res-
tauratie of herstel zijn ontwikkeld. Van de boerde-
rijen waarvan het herstel in 2006 plaatsvond volgt
hierna een korte beschrijving. Allen zijn gelegen
in Hoogland.
Boerderij Landsigt,
Zeldertseweg 60
Solitair in het uitgestrekte slagenlandschap van
Zeldert ligt deze boerderij op een terp achter
enkele leilinden verscholen. Tot voor kort bevond
de boerderij zich in onttakelde toestand. Sloop
was niet uit te sluiten, want Landsigt is niet
beschermd als monument. Opvallend, want de
ouderdom ervan is bijzonder hoog. Dendro-
chronologisch onderzoek bracht het bouwjaar
1570 aan het licht. Waarmee duidelijk werd dat dit,
voor zover bekend, de oudste boerderij van
Amersfoort is. Sloop is gelukkig afgewend, want
in 2006 is de boerderij voor bewoning geschikt
gemaakt, waarbij volledig herstel plaatsvond.
Boerderij Kraaijkamp,
Coelhorsterweg 6
Na overlijden van de laatste bewoners, Meintje en
Craddus van deWeershorst enkele jaren terug,
stond hun boerderij leeg in afwachting van
afbraak. Vanwege de bijzondere historische waar-
de ervan is echter besloten tot restauratie. Dit
vond in 2005 en '06 plaats naar plannen van
bureau monumentenzorg. Vanwege verregaande
staat van verval, was het onontkoombaar dat veel
vernieuwd moest worden. Vernieuwing vond
plaats naar exact voorbeeld van de aanwezige toe-
stand, of, waar gewenst, reconstructie naar de
oorspronkelijke toestand. Voorafgaand aan de res-
tauratie is bouwhistorisch onderzoek uitgevoerd,
waardoor de geschiedenis van de boerderij inzich-
telijk is gemaakt. In 1820 vond de bouw plaats en
rond 1860 een uitbreiding, waarna er geen sub-
stantiële wijzigingen meer plaatsvonden, zodat
veel authentiek materiaal bewaard is gebleven.
Op museale wijze is de boerderij niet alleen
bouwkundig, maar ook wat inrichting betreft,
geheel naar de ige eeuwse situatie gerestaureerd.
Ook het erf is heringericht meteen moestuin, een
boomgaard, een drinkpoel en een hooiberg, alles
naar oud model. Tijdens de Open-Monumenten-
dag, 10 september 2006 is de boerderij geopend
voor publiek door de wethouder monumenten-
zorg Ruud Luchtenveld, die gelijktijdig de naam
ervan heeft onthuld: Kraaijkamp, naar Willem
Kraaijkamp, de persoon die de boerderij heeft
laten bouwen in 1820.
-ocr page 131-
Wethouder Ruud Luchtenveld (1) opent
boerderij Kraaykamp voor publiek.
Boerderij Bosserdijk,
Zevenhuizerstraat 56
Wederom een boerderij in ernstig verval, maar bij-
zonder waardevol vanwege de grootte en oor-
sprong als zogenaamde Malenhoeve. In 2001 is
Bosserdijk als gemeentelijk monument aangewe-
zen, waarmee afbraak onmogelijk werd. Kort na
de aanwijzing zijn plannen ontwikkeld om de
boerderij te restaureren en in het voorhuis (de
woonvertrekken) en het achterhuis (de deel met
de stallen) een separate woning te realiseren.
Hierbij is de toestand van de boerderij na de bouw
rond 1720, als uitgangspunt genomen. De restau-
ratie en verbouwing vond plaats in 2006 en zal
medio 2007 worden afgerond. Op het erf zijn
enkele bijgebouwen in stijl bijgebouwd, evenals
een hooiberg volgens authentiek model.
Boerderij, De Bik 29
Deze eenvoudige langhuisboerderij, waarvan
geen naam bekend is, staat op de hoek van De Bik
met de Van Boetselaerlaan. In huidig voorkomen
dateert de boerderij uit de late ic)e eeuw. Maar de
oorsprong is ouder, de gebinten zijn tenminste ye
-ocr page 132-
JAAROVERZICHT MONUMENTENZORG 2006 1J|
men, met de kenmerkende spekbanden, obelis-
ken, consoles en een attiek met fronton. Als één
van de eerste panden in de Langestraat kreeg het
een echte winkelgevel, met een grote etalage op
de verdieping voorzien van een rondboogvenster.
Tot voor kort was hier de winkel van Fortman
en Hehenkamp woninginrichting gevestigd.
Eigenaar D. Hehenkamp sloot onlangs de deuren,
maar blijft wel eigenaar van het pand. Met het oog
op een nieuwe functie en huurder voor het pand
werd in 2006 het casco hersteld; kappen, muur-
werk en gevels werden waar nodig onder handen
genomen.
Muurhuizen 53, orgel
In de kerk van de Oud Gereformeerde gemeente
aan de Muurhuizen bevindt zich een fraai kabinet-
orgel, in oorsprong daterend uit circa 1780. Rond
1872 werd het orgel gewijzigd door orgelbouwer
Herman Knipscheer8cco uit Amsterdam en ver-
kocht aan G. van de Lagemaat (1829-1898) uit
Leusden. Hij schonk het enkele jaren later aan de
gerefomeerde gemeente in Amersfoort.
In 2006 werd het orgel gerestaureerd in de
werkplaats van orgelmaker J.C. van Rossum in
Wijk en Aalburg. Zowel de fraaie houten kast als
het orgelmechaniek zelf werden daarbij zorgvul-
dig hersteld. Dhr. D. Bakker deed tijdens de res-
tauratie onderzoek naarde ontstaansgeschiedenis
en restauratie van het orgel en schreef hierover
een publicatie.1
Woonhuis, Johan van
Oldenbarneveltlaan 2
Dit huis is in 1902 gebouwd op een karakteristiek
punt in het Bergkwartier. Ter accentuering werd
het huis voorzien van een hoog opgaande toren-
spits op de hoek van het huis. Deze spits was ech-
ter sinds lang verdwenen. Na verkoop van het huis
1D. Bakker, Een groot kabinetorgel in een klein kerkje,
Amersfoort, 2007.
Langestraat 63.
eeuws. Na ingrijpende verbouwing kort naio.90, is
de boerderij in 2006 geheel gerestaureerd en is er
een nieuwe woninginrichting gerealiseerd. Medio
2007 zullen de werkzaamheden zijn afgerond.
Ook de komende jaren zal het herstel van
boerderijen doorgaan, verwacht wordt dat nog dit
jaar de werkzaamheden aan de boerderijen De
Geer (in Kattenbroek), Sneul (in Nieuwland),
Terburgaan de Zelderstewegen Heetkampaan de
Weerhorsterweg (beide in Hoogland-west), een
aanvangzullen nemen.
OVERIGE RESTAURATIES
Langestraat 63
Het pand Langestraat 63 werd in 1895 ontworpen
door architect H. Kroes in neorenaissance-vor-
-ocr page 133-
Muur van de Israëlische begraafplaats wordt voorzien
van een kleine opening..
-ocr page 134-
JAAROVERZICHT MONUMENTENZORG 20o6 lOO
enkele jaren terug, bestond bij de nieuwe eigenaar
de wens om het huis te completeren met een
reconstructie van de verdwenen torenspits. Na
toezegging van een financiële bijdrage voor deze
reconstructie door de Stichting Vrienden van
Amersfoorts Stadsherstel, is de spits door bouw-
bedrijf Van Hoogevest op grond van de oorspron-
kelijke bouwtekeningen nagemaakt en op 24 mei
2006 op het huis geplaatst.
Plantsoen en voormalige
Bloemendalsepoort
De tweede stadsmuur die tussen 1380 en 1450 rond
Amersfoort werd gebouwd, raakte in de loop der
eeuwen buiten gebruik. In de eerste helft van de
i9e eeuw werd daarom besloten om op de plaats
van dit verdedigingswerk een plantsoen aan te leg-
gen in Engelse landschapsstijl, naar ontwerp van
de landschapsarchitecten H. Van Lunteren (1780-
1848) en J.D. Zocher jr. (1791-1870). Op een aantal
plekken werden onderdelen van de middeleeuwse
verdedigingswerken opgenomen in het plan.
Reeds diverse jaren wordt er gewerkt aan her-
stel van deze plantsoengordel. In 2006 werd ge-
start met de vijfde fase, die het gedeelte omvat
tussen Conickstraat en Spui. Het basisplan werd
uitgewerkt door ontwerpburo C84 uit Amers-
foort. Ook een gedeelte van de tuin van het voor-
malige tolhuis, Bloemendalsestraat 73, werd hier-
bij weer toegevoegd aan het plantsoen. Doorgan-
gen ter plaatse van de bestaande deuren in de
muur langs de Bloemdalsestraat geven toegang
tot dit nieuwe deel van het plantsoen
Deze muren refereren nog aan het gebied tus-
sen de voor- en de hoofdpoort van de voormalige
stadspoort op deze plek. In dit deel van het plant-
soen bevindt zich ook het voormalige bastion bij
de Bloemendalsestraat. Bij archeologisch onder-
zoek op dit terrein werden nog overblijfselen aan-
getroffen van een joodse begraafplaats.
De muren van de nog aanwezige Israëlitische
begraafplaats aan de westzijde van de Bloemen-
dalsestraat werden eveneens gerestaureerd en
voorzien van enkele kleine openingen die zicht
geven op deze schilderachtige plek.
Wagenwerkplaats,
Soesterweg 244
Een belangrijk deel van het vroeg 20e-eeuwse
industriële erfgoed van Amersfoort bevindt zich
op het emplacement van de Nederlandse
Spoorwegen nabij het centraal station. Het hier
gevestigde Wagenbedrijf Amersfoort heeft in
2001 haar deuren gesloten, waardoor de toekomst
van het gebouwencomplex onzeker is. De groot-
ste bedrijfshal, de wagenwerkplaats, blijft in ieder
geval in stand omdat de NS deze in gebruik heeft
genomen als opslagloods. Aan de wagenwerk-
plaats, die is gebouwd in 1904 en in 1924 fors werd
uitgebreid, is vorig jaar groot onderhoud uitge-
voerd waarmee het behoud voor de komende
jaren is zekergesteld.
"Winkelpand, Varkensmarkt 1
Dit huis op de hoek van de Varkensmarkt en
Utrechtsestraat bezit volgens het monumenten-
register een 'eenvoudige gepleisterde brede hals-
gevel, met enig smeedwerk'. Smeedwerk was niet
zichtbaar, maar overigens klopte de beschrijving
wel, zo leek het althans. Omdat de eigenaar enig
herstel wilde uitvoeren aan de daken van het huis,
werd bureau monumentenzorg bij de plannen
betrokken. Gaande weg is besloten om niet alleen
de daken, maar ook de voor- en zijgevel van het
huis te herstellen. Groot was de verrassing toen
na onderzoek bleek dat de voorgevel niet gepleis-
terd was, maar bestond uit grote platen hard-
steen, een natuursteen uit Wallonië. Vanwege de
zeldzaamheid ervan is besloten het natuursteen
weer zichtbaar te maken en de gevel in authentie-
ke toestand te restaureren. Tijdens de werkzaam-
heden stuitten de restauratoren op een jaartal-
steen: 1777 en op een inscriptie boven de voordeur
met erin afgebeeld de inzet van Psalm 127:
-ocr page 135-
134 MAXCRAMER<ALBERTVAN ENCELENH OVEN, SANDRA H OVENS ENJAAPVERNHOUT
Herstel kap Mannenzaal en kapel van het
Sint Pieters- en Bloklands Gasthuis.
Mannenzaal en kapel van het
Sint Pieters- en Bloklands Gasthuis,
Westsingel 48
Het complex van het Sint Pieters- en Bloklands
Gasthuis kwam in het restauratie-overzicht van
het voorgaande jaarboek ook al aan bod. Toen
stond de restauratie van het hoofdgebouw cen-
traal. Na dit omvangrijke werk moest het bestuur
van de stichting Sint Pieters- en Bloklands
Gasthuis echter opnieuw aan de slag. Ook aan het
belangrijke middeleeuwse deel van het complex
bleken herstelwerkzaamheden dringend nood-
zakelijk.
ZOO DE HEER HET HUYS NIET EN BOUWTEVER-
CEEFSARBEYDEZYDIEERAEN BOUWEN. Op
grond van oude afbeeldingen zijn reconstructies
gemaakt van het bovengenoemde en ooit verdwe-
nen 'smeedwerk', namelijk twee sierlijke ijzeren
hekwerken op de dakrand. De zijgevel werd voor-
zien van stucwerk in blokverband met schijnvoe-
gen, conform de oorspronkelijke toestand.
Uiteraard zijn ook de daken hersteld waarmee het
exterieur van Varkensmarkti weer geheel in
goede staat is gebracht. Een aanwinst voor het
stadshart van Amersfoort.
-ocr page 136-
JAAROVERZICHT MONUMENTENZORG 2006 I^C
Het bijzondere karaktervan de uit dei4e eeuw
daterende mannenzaal komtgoed tot uitdrukking
in de beschrijving in het Kunstreisboek voor
Nederland: '...Hoogst merkwaardig is het inwendige
uan de mannenzaal met het houten tongewelf en
met de rijen bedsteden en daamoor geplaatste kisten
langs de wanden, iets uolstrekt unieks in ons land'}
In 1906 werden sloopplannen voor het com-
plex gelukkig verijdeld, ondermeer door ingrijpen
van rijksbouwmeester P.J.H. Cuijpers (1827-1921).
De kapel en mannenzaal werden bij de uitbrei-
dingsplannen van het gasthuis behouden en in
1912 gerestaureerd.
Technische gebreken maakten in het afgelo-
pen jaar herstelwerkzaamheden opnieuw noodza-
kelijk. Ten gevolge van lekkages in de kap en het
ontbreken van voldoende ventilatie, was een
'prima' klimaat ontstaan voor houtaantasters. De
bonte knaagkever en zwammen hadden delen van
de kapconstructie aangetast. Herstel en bestrij-
dingswerkzaamheden aan de betreffende houten
onderdelen werden uitgevoerd.
Daarnaast moest uiteraard de oorzaak worden
aangepakt: de gehele leibedekking werd ver-
nieuwd, waarbij de kappen vakkundig opnieuw
werden voorzien van schubleien in zogenoemde
oud-Duitse dekking. Uiteraard werden de kappen
daarbij voorzien van ladderhaken: veiligheidsvoor-
zieningen om plaatselijke reparaties en inspecties
door de Monumentenwacht in de toekomst
mogelijk te maken.
Ook de gootbekledingen werden vernieuwd in
duurzaam koper. Gevelafdekkingen en metsel-
werkwerden plaatselijk hersteld. Als gevolg van
de lekkages waren ook delen van het muurwerk
met vocht verzadigd geraakt, waardoor schade
aan het pleisterwerk in het interieur was ontstaan.
Ook dit werd hersteld.
Zevenhuizen 5-7
De twee rijksmonumenten Zevenhuizen 5 en 7
stonden ertot vorig jaar wat vervallen bij. Restau-
ratie-adviesbureau Holtzer stelde, in opdracht van
de eigenaar, een restauratieplan op. De gevels
hebben zo op het eerste oog een 19 -eeuws voor-
komen. De overkragende gevel van nummers,
met de geprofileerde balk daaronder, verwijst ech-
ter nog naar een veel oudere, mogelijk houten
voorganger. Bij onderzoek tijdens de restauratie
bleek echter dat het bovenliggende deel van de
gevel ooit was vernieuwd in metselwerk. Ook in
het interieur werden geen historische balklagen
of kapconstructies meer aangetroffen.
Wel werd bouwhistorisch onderzoek uitge-
voerd aan de zijgevel van nummer/. De resultaten
hiervan werden gepubliceerd in de Kroniek.3 De
zijgevel blijkt een voorganger te hebben gehad in
de vorm van een renaissance trapgevel.
Bij de restauratie werd veel constructief her-
stel uitgevoerd aan de kapconstructies, balklagen
en gevels door bouw- en restauratiebedrijf Van de
Burgt 8c Strooij. Op basis van enkele ige-eeuwse
foto's van het Archief Eemland konden bij num-
mers de oorspronkelijk schuiframen met roeden-
verdeling worden gereconstrueerd. Bij nummerz
werd naar aanleidingvan dit beeldmateriaal de rijk
bewerkte dakkapel teruggebracht.
Herstelwerkzaamheden en
onderhoud
Het monumentenbeleid is er in de laatste decen-
nia steeds meer op gericht om grootschalige res-
tauraties te voorkomen en door middel van goed
beheer en regelmatig onderhoud de monumen-
ten in een goede conditie te houden. Dit lukt ech-
ter niet altijd. Wanneer er bijvoorbeeld een func-
tiewijziging plaats vindt komen vaak 'verborgen
2 Kunstreisboek voor Nederland, samengesteld in op-               3 A. van Engelenhoven, 'Huis de Rooster gerestaureerd',
dracht van de Rijkscommissie voor de Monumenten-               Kroniek, jaargang 9, nr. 1, maart 2007.
beschrijving in het jaar 1965, uitgave Amsterdam, 1969.
-ocr page 137-
136 MAXCRAMER, ALBERTVAN ENG ELEN HOVEN, SAN D RA HOVEN S EN JAAP
JAAROVERZICHT MONUMENTENZORG 2006 I37
1        l        l
Gevelsteen: 'De Witte en Swarte hond'
Kamp 73.
gebreken' aan het licht achter een ogenschijnlijk
in goede staat verkerende voorgevel. Een grotere
aanpak blijft dan noodzakelijk.
In veel gevallen kan dit echter worden voor-
komen, met name wanneer de monumenteneige-
naren lid zijn van de Monumentenwacht. Deze
instantie inspecteert regelmatig de monumenten
van haar leden en kan gebreken in een vroeg sta-
dium signaleren, waardoor vervolgschade wordt
voorkomen.
De uitvoeringvan herstel- en onderhouds-
werkzaamheden vindt altijd plaats in nauw over-
leg tussen eigenaren, aannemers en het gemeen-
telijk bureau Monumentenzorg.Voorlichtingen
uitwerking van plannen is soms noodzakelijk om
te voorkomen dat bij onderhoudswerkzaamheden
in een onbewaakt ogenblik oorspronkelijke details
of verfijnde afwerkingen verloren gaan. Met name
herstel van voegwerk en 'timmerwerk' (kozijnen,
ramen deuren, lijstwerk e.d.) heeft daarbij de
speciale aandacht.
Voor de gemeentelijke monumenten en
beeldbepalende panden worden restauratie- en
herstelwerkzaamheden gestimuleerd door middel
van een beperkte subsidieregeling. Ook zijn er
voor deze categorieën financieringsmogelijkhe-
|
/
Zevenhuizen 5-7.
-ocr page 138-
I36 MAX CRAMER, ALBERT VAN ENGELEN HOVEN, SANDRA H
OVENS EN JAAP VERNHOUT
JAAROVERZICHT MONUMENTENZORG 2006 137
Gevelsteen: 'De Witte en Swarte hond'
Kamp 73.
gebreken' aan het licht achter een ogenschijnlijk
in goede staat verkerende voorgevel. Een grotere
aanpak blijft dan noodzakelijk.
In veel gevallen kan dit echter worden voor-
komen, met name wanneer de monumenteneige-
naren lid zijn van de Monumentenwacht. Deze
instantie inspecteert regelmatig de monumenten
van haar leden en kan gebreken in een vroeg sta-
dium signaleren, waardoor vervolgschade wordt
voorkomen.
De uitvoering van herstel- en onderhouds-
werkzaamheden vindt altijd plaats in nauw over-
leg tussen eigenaren, aannemers en het gemeen-
telijk bureau Monumentenzorg.Voorlichtingen
uitwerking van plannen is soms noodzakelijk om
te voorkomen dat bij onderhoudswerkzaamheden
in een onbewaakt ogenblik oorspronkelijke details
of verfijnde afwerkingen verloren gaan. Met name
herstel van voegwerk en 'timmerwerk' (kozijnen,
ramen deuren, lijstwerk e.d.) heeft daarbij de
speciale aandacht.
Voorde gemeentelijke monumenten en
beeldbepalende panden worden restauratie- en
herstelwerkzaamheden gestimuleerd door middel
van een beperkte subsidieregeling. Ook zijn er
voor deze categorieën financieringsmogelijkhe-
Zevenhuizen 5-7.
-ocr page 139-
I38 MAX CRAMER, ALBE RT VAN ENCELENH OVEN, SANDRA H OVENS ENJAAPVERNHOUT
om ervoor te zorgen dat er bij een wijziging of ver-
bouwing geen historische waarden verloren gaan.
Dit geldt uiteraard ook voor het interieur van het
monument, dat vaak van oudere datum blijkt te
zijn dan de gevels. Na een onderzoek ter plaatse
door het gemeentelijk bureau Monumentenzorg
worden de wijzigingsplannen ter toetsing voorge-
legd aan de gemeentelijke
Monumentencommissie en, in het geval het een
rijksmonument betreft, ook aan de Rijksdienst
voor Archeologie, Cultuurlandschap en
Monumenten (voorheen de Rijksdienst voor de
Monumentenzorg).
In bepaalde gevallen wordt een uitgebreider
bouwhistorisch onderzoek verricht om een goede
beoordeling van de plannen mogelijk te maken.
In 2006 vonden er diverse, soms ondergeschikte,
wijzigingen plaats aan ondermeer: Breestraat 64
(inpassing bovenwoning), Kortegracht 9 (interi-
eurwijziging), Langegracht 29, Nieuweweg 2 (ver-
bouw interieur),'t Zand 27 (kapherstel en beperk-
te interieurwijziging).
Openbare ruimte
De historische binnenstad van Amersfoort is door
het rijk aangewezen als beschermd stadsgezicht
vanwege de nog bijzonder gaaf aanwezige middel-
eeuwse structuur.
Oorspronkelijke stratenpatronen, waterlopen,
verkavelingen en veel historische gevelwanden
dragen bij aan een waardevol stadsbeeld.
Amersfoort ontleent een belangrijk deel van haar
identiteit aan deze historische context. Ook voor
andere delen van de stad, waaronder een groot
deel van het Bergkwartier, geldt dat de histori-
sche waarden zijn gelegen in de relatie tussen de
objecten, de stedenbouwkundige opzet en de
openbare ruimte.
De samenhang tussen bebouwingen openba-
re ruimte speelt een belangrijke rol in de beleving
van deze historische context. Vandaar dat in
Amersfoort sinds enkele decennia, in nauwe
den via het provinciaal Cultuurfonds voor Monu-
menten Utrecht. Eigenaren van rijksmonumenten
kunnen gebruik maken van fiscale faciliteiten en
een financieringsregeling door het Nationaal
Restauratie Fonds in Hoevelaken.
Partiële restauraties en
herstelwerkzaamheden vonden in
het afgelopen jaar onder meer
plaats aan:
Jacob Catslaan 28 (Ansfriduskerk), Kamp 44
(gevelbetimmeringen), Kamp 73 (gevelsteen),
Langestraat 43 (geveltop), Muurhuizen 35 (voor-
deur), Muurhuizen 107 (kap), Muurhuizen 159-165
(kap), Muurhuizen 207-211 (kap), Utrechtsestraat
14 (gevelherstel), Villa Waterdaal op het landgoed
Nimmerdor, Westsingel 43 (Oude Stadhuis), 't
Zand 13 (de Oud Katholieke Kerk), 't Zand 31 (pas-
torie Franciscus Xaverius, kapherstel) en aan
diverse monumentale huizen in het Bergkwartier,
met name aan de Johan van Oldenbarneveltlaan
en het Frisia-complex (rond de Borgesiuslaan) en
de woningen in de voormalige Juliana van
Stolbergkazerne.
Voorde instandhouding van speciale catego-
rieën rijksmonumenten hanteert het rijk een
onderhouds-subsidieregeling. Ook diverse
Amersfoortse kerken en het hofje Armen de Poth
maken hiervan dankbaar gebruik. Op basis van
een meerjarig onderhoudsplan werden in 2006
ondermeer werkzaamheden uitgevoerd aan de
Sint Joriskerk en de Franciscus Xaveriuskerk.
Wijzigingen aan monumenten
Niet alleen restauratie- en onderhoudswerkzaam-
heden zijn noodzakelijk om monumenten vitaal
te houden. In sommige gevallen zijn ook wijzigin-
gen nodig om ervoor te zorgen dat een historisch
object toekomstwaarde blijft behouden. Het aan-
passen van een monument aan nieuwe functies of
eisen is dan ook zeker niet per definitie uitgeslo-
ten. Wel vergt het een zorgvuldig vooronderzoek
-ocr page 140-
JAAROVERZICHT MONUMENTENZORG 2006 HQ
Ook in het afgelopen jaar kreeg de openbare
ruimte de aandacht. In voorbereiding op de aan-
wijzing van het Bergkwartier tot beschermd
stadsgezicht vond toetsing van plannen plaats
voor dit gebied.
In de binnenstad werd de terrassennota her-
zien, met aandacht voor de historische kwaliteiten
van de stad. Op diverse plaatsen werden kademu-
ren hersteld en voor de Waterlijn werd een nieu-
we opstapplaats gerealiseerd bij de Kamper-
binnenpoort.
samenwerking tussen ondermeerde afdeling
Ruimtelijke Planvorming en het bureau
Monumentenzorg, zorgvuldig wordt omgegaan
met de inrichtingen het beheer van deze openba-
re ruimte. Een fraaie historische gevelwand ver-
liest immers aanzienlijk veel kwaliteit, als zaken
als bestrating, verlichting, groen, straatmeubilair
e.d. niet van een vergelijkbare kwaliteit zijn.
Toepassing van duurzame en kwalitatief hoog-
waardige materialen, een zorgvuldige vormgeving
en beheer vormen hierin de basisuitgangspunten.
-ocr page 141-
MAARTEN VAN DIJK, TIMO d'hOLLOSY, RON A.HULST,
FRANCIEN SNIEDER, M I LO VERHAMME EN MATTIJS WIJKER
Jaaroverzicht
-ocr page 142-
JAAROVERZICHT ARCHEOLOGIE 2006 14.1
In 2006 vonden veel verschillende opgravingen plaats in
zowel de stadskern van Amersfoort als in het buitengebied.
De bezetting van archeologen en vrijwilligers heeft zich dit
jaar voortgezet en bestendigd. Waaropbouw van kennisvan
het bodemarchief binnen het werkgebied - in principe de
gemeente Amersfoort-een vereiste is voor borging van
kwaliteit, is continuïteit van personen en dus kennis bij het
Archeologische Centrum heel voornaam.
In 2006 is de nieuwe monumentenwet, gevolg van de
ondertekening van het Verdrag van Malta in 1992, door de
Tweede en Eerste Kamer aangenomen. Alhoewel op veel
plaatsen, zo ook in Amersfoort, al 'in de geest van Malta'
wordt gehandeld, zal dit leiden tot grote veranderingen in
het archeologisch beleid en bedrijf. Belangrijkste is de ver-
plichtingvoor alle gemeenten archeologisch beleid te gaan
voeren. Zo moeten zij archeologisch waarden en verwach-
tingen in bestemmingsplannen opnemen. De buurgemeen-
te Leusden is zich bewust van de zorg die het archeologisch
erfgoed nodig heeft en doet al jaren een beroep op de
expertise (advies en uitvoering) van de gemeente
Amersfoort.
2006 was ook het jaar dat kasteelterrein Stoutenburg tot
gemeentelijk archeologisch monument is aangewezen.
Pothstraat 33-37
De opgraving aan de Pothstraat vormde een uit-
gelezen mogelijkheid de ontwikkelingvan de mid-
deleeuwse stad tussen eerste en tweede stads-
muur te onderzoeken. De overgang van buitenge-
bied naar stedelijk gebied vormt hierbij een bij-
zonder aandachtspunt. Dit is een historisch pro-
ces geweest, dat nog vele vraagtekens kent.
Het zes weken durende onderzoek leverde
een groot aantal sporen en een vracht aan vondst-
materiaal op. De aangetroffen sporen konden aan
de hand van de dateringen van het aardewerk
worden onderverdeeld in een van de volgende
drie fasen: Pre-stedelijk agrarisch (He-i5e eeuw),
-ocr page 143-
De lichtgrijze laag, het oude leefniveau, is nog
zichtbaar in het profiel tijdens de opgraving.
Stedelijk agrarisch (i5e-i6e eeuw) en Stedelijke
bebouwing
(i7e-20e eeuw).
Uit de vroegste fase, de pre-stedelijk agrari-
sche, worden de getuigenissen van menselijke
activiteiten gevormd door paalsporen, een sloot en
een greppel. Deze sporen bevinden zich allen in
een grijze laag van enkele tientallen centimeters
dik, die over vrijwel het gehele terrein is aangetrof-
fen. Deze laag wordt geïnterpreteerd als een cul-
tuurlaag, ontstaan door het jarenlang akkeren en
bemesten. Hoewel door verstoringen op het ter-
rein zeker sporen verloren zullen zijn gegaan, kon
toch een rij van noord-zuid georiënteerde palen
herkend worden. De palenrij ligt bijna op de huidi-
ge perceelsgrens. Is dit toeval of hebben we hierte
maken met een al eeuwenoude percelering?
Er is ook een groep paalsporen die, gezien de
agrarische functie die het terrein lange tijd gehad
heeft, tot bijvoorbeeld een hooiberg, stal of boer-
derij behoord hebben. Uit archiefonderzoek en
tijdens eerdere archeologische opgravingen is
gebleken dat het gebied gelegen tussen beide
stadsmuren agrarisch gebruik met bijbehorende
boerderijen had. Zo werd bijvoorbeeld tijdens
opgravingen aan de Oliesteeg {jaarboek 2006)
grenzend aan dit onderzoeksterrein een hooiberg
met kringgreppel aangetroffen. Boerderijen uit de
i4e eeuw zijn bij opgravingen in het gebied tussen
eerste en tweede stadsmuur meerdere malen aan-
getroffen, zoals bij in het gebied van Achter de
Arnhemse Poortwal (jaarboek2006).
Uit dezelfde periode dateren op de Pothstraat
-ocr page 144-
JAAROVERZICHT ARCHEOLOGIE 2006 143
een oost-west lopende sloot en een zuid-noord
lopende greppel. De sloot loopt parallel aan de
huidige straat, de greppel is in een rechte hoek
verbonden met de sloot en zal in die richting heb-
ben afgewaterd. De sloot lijkt op zijn beurt naar
het westen toe af te wateren, richting de binnen-
ste stadsgracht. Het stelsel van greppels en sloten
diende om het terrein te ontwateren en geschikt
te maken voor agrarisch gebruiken bebouwing.
Opvallend genoeg ligt de greppel op exact
dezelfde lijn van zowel een ve-eeuwse (hoek)-
funderingals van de poeren van een 2oe- eeuwse
loods. Hebben we hier wederom te maken met
een erfscheiding? In dit geval mogen we aanne-
men dat de percelering op deze locatie de afgelo-
pen eeuwen niet of nauwelijks aan verandering
onderhevig is geweest. Opmerkelijk, als we
bedenken dat het om een periode van ruim 500
jaar gaat. Een periode waarin de huizenbouw zich
ontwikkelde van eenvoudige boerderijen van hout
en leem, tot stenen panden met een al dan niet
monumentale uitstraling.
Waarom is hier dan toch vastgehouden aan de
middeleeuwse pre-stedelijke perceelsgrenzen?
Een dergelijke vraag is moeilijk aan de hand van
een enkele opgraving te beantwoorden. Wellicht
bleven percelen lange tijd eigendom van eenzelf-
de familie en was er geen fysieke mogelijkheid tot
uitbreiding of herinrichting. Feit is dat pas met de
nieuwbouw in 2006 de uit de agrarische periode
stammende perceelsgrenzen voor het eerst sinds
eeuwen op de schop zijn gegaan.
In dei5e en i6e eeuw ligt dit gebied weliswaar
binnen de tweede stadsmuur, maar behoudt het
haar agrarisch karakter. Tot deze fase behoort een
aantal kuilen, die zorgvuldig gegraven zijn en een
groenige vulling hebben, hetgeen duidt op een
organische inhoud, zoals gras, heideplaggen of
mest. Het aardewerk uit de kuilen stamde hoofd-
zakelijk uit dei6e eeuw. Ook tot deze periode
behoort een groot aantal paalsporen, waarin naast
(voornamelijk roodbakkend) aardewerk, zich ook
baksteenfragmenten bevonden. Het terrein is nu
dus bebouwd, mogelijk met een - deels - stenen
boerderij of stal.
Een aantal andere kuilen was beduidend
recenter en volgestort met aardewerkscherven,
dakpannen en dierlijk botmateriaal. Het betrof
hier het standaard huis-tuin-en-keuken aarde-
werk, zoals schalen, potten en kruiken. Het oudste
materiaal uit deze kuilen dateert van rond 1700,
het jongste van rond 1900. Een aantal voorwerpen
was in complete staat weggegooid. We mogen
aannemen dat we hier te maken hebben met de
dump van een complete inventaris. De vraag rijst
of hier het servies van een herberg is opgegraven?
Dat op het terrein een aantal panden heeft
gestaan is duidelijk, maar uit het historisch onder-
zoek blijkt niets van de aanwezigheid van een her-
berg. Er zijn verscheidene funderingen blootge-
legd. In totaal kunnen vier bouwfasen worden
onderscheiden, die de ye tot en met de 20e eeuw
bestrijken. De oudste fase bevindt zich op een
egalisatielaag, die aan de onderzijde wordt
begrensd door een brandlaag. Uit deze zwarte
laag is constructiemateriaal, dierlijk botmateriaal,
een aantal ijzerslakken en aardewerk verzameld.
Het aardewerk dateert allemaal van voor voo.
Deze laag getuigt mogelijk van een brand op het
terrein. Uitgeschreven bronnen is bekend dat dit
deel van de stad in 1657 werd geteisterd door een
vreselijke brand. Wellicht was deze brand de aan-
leidingtot het overgaan naar volledige steenbouw
van de huizen aan de Pothstraat.
Op het achterterrein bevindt zich een bakste-
nen beerput. Dat de put als beerput en niet als
waterput is gebouwd, blijkt uit het feit dat hij niet
tot in het grondwater loopt. In een later stadium
heeft de put een koepel gekregen en is er een
rioolpijp op aangesloten. Nadat hij buiten gebruik
is geraakt, werd hij volgestort met puin. Op basis
van het baksteenformaat en het vondstmateriaal
in de insteek is hij te dateren in de eerste helft van
de icje eeuw. Het volstorten van de put vond ver-
-ocr page 145-
144 MAARTEN VAN DIJK, TIMO D'HOLLOSY, RON A.HULST, FRANCIEN SNIEDER, MILO VERHAMME EN MATTIJS WIJKER
in de He eeuw buiten gebruik zijn geraakt, opge-
graven. Bij één van de putten werd (een gedeelte
van) een houten ton gevonden. Waterputten met
een houten ton, zogenaamde tonputten bestaan
uiteen schachten één of meerdere op elkaar
geplaatste tonnen, waarvan de bodem en deksel
zijn verwijderd. Uit dezelfde periode dateren ook
een paarafvalkuilen en een dierengraf Op de
bodem van het graf werden botresten van een kalf
gevonden, dat met de poten naar boven lag, alsof
men het op de rug in de grafkuil had laten vallen.
Het is dan ook geen slachtafval, maar vermoede-
lijk een ziek dier dat men hier begraven heeft. Na
deze eerste middeleeuwse bewoningsfase is het
terrein in de He /i5e eeuw opgehoogd.
Na de ophoging is het terrein opnieuw
bebouwd, maar nu met stenen gebouwen. Op het
noordwestelijke deel van het terrein is de achter-
gevel en de oostelijke zijmuur van een groot ste-
nen huis, dat aan de Kamp stond, blootgelegd. Van
de achtergevel is een groot deel van het opgaande
muurwerk bewaard gebleven, muur en fundament
stonden nog tot een hoogte van 1.75 m. Het
gebruikte formaat bakstenen (28x14x6,5 cm) komt
overeen met de bakstenen die in de eerste stads-
muur van rond 1300 zijn gebruikt. Na de voltooiing
van de tweede stadsmuur, midden i5e eeuw, is
men begonnen met de afbraak van de eerste stads-
muur. Bakstenen zijn altijd hergebruikt, aangezien
ze kostbaar waren. Mogelijk zijn de bakstenen van
het huis dus sloopmateriaal van de eerste stads-
muur, waarmee de datering van dit huis in de
tweede helft van de i5e eeuw uitkomt.
In deze periode is het zuidelijk deel van het
opgravingsterrein dat aan Achter de Kamp grenst,
onbebouwd. De oudste aangetroffen muurresten
in dit gedeelte dateren pas uit de i6e eeuw. Een
ronde bakstenen fundering vooreen kuip en een
grote hoeveelheid hoornpitten wijzen op het
ambacht van een leerlooier, die hier zijn bedrijf
heeft uitgeoefend in de i6e en begin ve eeuw.
De bebouwing beperkte zich in eerste instan-
moedelijk plaats voorafgaand aan de bouw van de
loodsen (vanaf 1917) die er tot de winter van 2005
gestaan hebben.
Achter de Kamp
Ook bij het onderzoek van dit terrein, gelegen aan
de straat Achter de Kamp, speelde de vraag over de
ontwikkelingvan agrarisch naar stedelijk in de late
Middeleeuwen een hoofdrol. Bij de opgraving kwa-
men sporen van prehistorische bewoning tevoor-
schijn. Niet geheel verrassend, omdat al eerder in
dit deel van de stad sporen uit de Ijzertijd, zoals bij
het onderzoek aan de Herenstraat, zijn gevonden.
Achter de Kamp ligt op de flank van een grote
dekzandrug, die van Amersfoort richting Hoeve-
laken loopt. Dezelfde zandrug waarop zoveel
bewoning uit de Ijzertijd voorkomt (zie het verslag
van de opgraving Wieken-Vinkenhoef). Dat hier
ver voor het ontstaan van Amersfoort en ook veel
eerder dan de bewoning uit de Ijzertijd al mensen
actief waren, blijkt uit de vondst van een vuurste-
nen afslag (ontstaan bij het maken van een werk-
tuig) uit het Mesolithicum (8800-4900 v. Chr.). De
oudste grondsporen, twee sloten en kuilen, date-
ren uit de (midden) Ijzertijd (+ 500-250 v. Chr.),
gezien het aardewerk dat hierin is aangetroffen.
Van de periode tussen de Ijzertijd en de i3e
eeuw zijn geen sporen gevonden; de vroegste
middeleeuwse sporen zijn sloten uit de i3e- vroeg
i4e eeuw. Eén van deze heeft parallel met de straat
Achter de Kamp gelopen, en diende om het ter-
rein te ontwateren en daarmee geschikt(er) te
maken voor bebouwing en bewoning. Uit deze
periode stamt ook een aantal paalkuilen van een
boerderij. Een viertal paalkuilen geven de plaats
aan waar ooit de staanders, de draagconstructie
van de boerderij, hebben gestaan. Een meter ten
oosten en parallel aan de staanders zijn de kleine-
re paalkuilen van de wandpalen gevonden. De
boerderij is na een kort gebruik, nog in de i4e
eeuw, verlaten en afgebroken. Behalve de resten
van een boerderij, zijn ook twee waterputten, die
-ocr page 146-
De enorme waterput wordt uitgegraven
bij de opgraving Achter de Kamp.
tie tot de straatzijde, dus de bebouwing gelegen
aan de Kamp en Achter de Kamp. Het open ter-
rein dat tussen de bebouwing in ligt, de achterter-
reinen vanuit beide straten - Kamp en Achter de
Kamp - gezien, is door de eeuwen heen gebruikt
om diverse (afval)kuilen voor o.a. huisafval te gra-
ven, waterputten te slaan en een beerput te bou-
wen. De buitenkant van de beerput was met een
laag klei bekleed, die er voor zorgde dat de inhoud
van de beerput in de put bleef en niet de omlig-
gende grond zou vervuilen. De put wordt dankzij
vondsten in de rf eeuw gedateerd. Een andere
interessante vondst was een goed geconserveerde
mestkuil, waarin een vrijwel complete steengoed
kruik is gevonden. De kruik dateert uit het einde
van de i6e eeuw en geeft daarmee een datering
voor de mestkuil. Tevens zijn vier runderbegravin-
gen aangetroffen, uit de ise en i6e eeuw. De aan-
wezigheid van de mestkuil in combinatie met de
runderbegravingen laat zien dat het terrein tot in
de 16 eeuw een deel van zijn agrarische karakter
heeft behouden.
Tegen het einde van de \f / begin i8e eeuw
wordt het oostelijk deel van het achterterrein ook
bebouwd. Het bebouwen van achterterreinen is
een aanwijzing voor het schaarser worden van de
ruimtes binnen de stad.Ten oosten van het grote -
van oorsprong i5e-eeuwse- huis wordteen
nieuw pand en een bakstenen werkvloer
gebouwd. De bakstenen van de werkvloer waren
secundaire verbrand en moeten vaak en langdurig
aan hitte hebben bloot gestaan. Uit ongeveer
dezelfde periode dateert een zeer grote bakstenen
waterput met een koepel, dus dicht aan de boven-
kant. De diameter van deze put was meer dan drie
meter, een aanwijzing voor industrieel waterge-
-ocr page 147-
I46 MAARTEN VAN DIJK, TIMO D'hOLLOSY, RON A.HULST, FRANCIEN SNIEDER, MILO VERHAMME EN MATTIJS WIJKER
bruik. Mogelijk zijn de put en werkvloer van een
smid of een rademaker geweest. De Blaffert, een
belastingregister uit 1755, wijst uit dat in deze tijd
de percelen aan de Kamp in eigendom waren van
een smid en rademaker. Helaas was het niet
mogelijk de percelen precies aan de verschillende
eigenaren toe te wijzen. Beide ambachtslieden
hebben gebruik gemaakt van een smidsevuuren
voor beide ambachten (het afkoelen van het ijzer)
was een grote hoeveelheid water, in dit geval een
enorme waterput, nodig.
Alle funderingen zijn door de eeuwen heen
vele malen opnieuw gebruikt. Ook blijkt dat de
huizen een aantal malen zijn verbouwd, ten
behoeve van aanbouwen en kelders. Uiteindelijk
moesten de huizen in de 2oe eeuw plaats maken
voor een bedrijfshal van een tapijthandel.
Oude kelders onder Zevenhuizen
Zevenhuizen is de straat die parallel aan de Sint
Joriskerk, tussen de Hof en de Langestraat loopt.
Onderde panden van Zevenhuizen en doorlo-
pend onder de huidige straat liggen kelders.
Doordat het plaveisel ter plekke was ingezakt,
waren die gedeeltelijk zichtbaar geworden.
De kelders waren geen onbekend fenomeen.
Want, al zijn ze voor een groot deel niet meer in
gebruik en opgevuld met zand, de bewoners van
de panden aan Zevenhuizen weten van het
bestaan ervan af. Ze zijn bovendien opgemeten en
opgetekend door architect W.van Cent. Dit
gebeurde in de jaren veertig van de vorige eeuw
en werden afgebeeld in het boek Zeuen eeuwen
Amersfoort van
Halbertsma (p.51). Op de tekening
is goed te zien dat de kelders zich tot ver onder de
straat uitstrekken.
De kelders die nu door de verzakking vrij kwa-
men te liggen en begaanbaar waren geworden (ze
zijn tegenwoordig zelfs vanuit de huizen dichtge-
metseld), zijn door de archeologen globaal opge-
meten en vergeleken met de tekening van Van
Cent. De door Van Cent, meteen stippellijn, aan-
gegeven kelders waren nu ook zichtbaar en strek-
ken zich inderdaad uit tot aan het punt waar hij ze
tekende. De kelders hebben een tongewelf en uit
opmetingen van de gebruikte bakstenen kunnen
ze gedateerd worden in dei4e /i5e eeuw. Aan-
gezien bakstenen vaak opnieuw gebruikt werden,
is het echter ook mogelijk dat de kelders van late-
re datum zijn.
De straat is hersteld, en als er niet weer een
waterleiding knapt (de oorzaak van het wegspoe-
len van het zand en vervolgens het inzakken van
het plaveisel) blijven de kelders rustig onder de
straat liggen.
Portugees-joodse begraafplaats
bij de Bloemendalsebuitenpoort
Het Zocherplantsoen te Amersfoort heeft de laat-
ste jaren veel aan kwaliteit verloren. De gemeente
heeft plannen ontwikkeld om het hele plantsoen
in oude glorie herstellen. In het noordelijk deel, bij
de Bloemendalsebuitenpoort, bevindt zich een
oud bastion, waar aan de westzijde een i8e-eeuw-
se joodse begraafplaats - hoewel niet meer in
gebruik - aanwezig is. Voor de lege oostzijde van
dit bolwerk zijn onlangs plannen ontwikkeld voor
een wandelpad met uitkijkpost, waarvoor een
groot deel ontgraven zou worden.
Op die locatie aan de oostzijde van de
Bloemendalsestraat heeft echter eveneens een
joodse begraafplaats gelegen, kleiner en ouder
dan de bestaande aan de westzijde. De kleine
begraafplaats behoorde toe aan de eerste joodse
immigranten die zich rond 1650 in Amersfoort
mochten vestigen. Het stadsbestuur hoopte hier-
mee de nieuwe industrieën (textiel en tabak) en
daarmee de kwijnende economie van Amersfoort
een flinke impuls te geven. Zij slaagden in hun
opzet; Amersfoort kwam opnieuw tot bloei.
Die eerste immigranten waren Sefardische
joden (afgeleid van 'Sefarad', Hebreeuws voor
'Spanje'), nakomelingen van de Spaanse en
Portugese joden die aan het einde van de i5e
-ocr page 148-
m^
De Joodse begraafplaats bij de Bloemendalse-
buitenpoort: zicht op het Zocherplantsoen waar
het onderzoek aan de Portugees-joodse begraaf-
plaats plaatsvond.
eeuw, ten tijde van de Inquisitie en Reconquista,
het Iberisch Schiereiland waren ontvlucht. Kort na
hun vestiging in de stad verwierven zij het eigen-
dom van het terrein aan de oostzijde van het bas-
tion en richtten dit in om er hun doden te begra-
ven. De westzijde van het bastion is later, rond
1700, door Hoogduitse joden van de tweede
immigratiegolf als begraafplaats in gebruik geno-
men en is nog altijd aanwezig. De oude Sefar-
dische begraafplaats aan de oostzijde zou tot 1727
dienst hebben gedaan en daarna buiten gebruik
zijn geraakt. De vraag blijft wat er na het buiten
gebruik raken van de Sefardische begraafplaats is
gebeurd. Op het terrein zelf herinnerde niets
meer aan de begraafplaats en velen nemen aan,
dat de graven met zerk en al zijn verplaatst.
Hiervoor ontbreken echter alle bewijzen.
De gemeentelijk archeologen attendeerden
de planontwikkelaars er op dat ter plaatse van de
geplande uitkijkpost mogelijk nog resten van de
joodse begraafplaats in de bodem aanwezig kun-
nen zijn. En terecht: bij verkennende graafwerk-
zaamheden, om vast te stellen of de bodem res-
ten bouwmateriaal of anderszins bevat, zijn enke-
le menselijke botfragmenten aangetroffen. Was er
bij toeval gestuit op achtergebleven resten, of zijn
er nog altijd graven in de bodem aanwezig? Om
op deze vraag antwoord te krijgen is een archeo-
logisch vooronderzoek uitgevoerd.
In overleg met leden van de Nederlands-
Israëlitische Gemeente en het Inter Provinciaal
Opper Rabbinaat is overeengekomen alle mense-
lijke resten-indien nog aanwezig-op de aange-
troffen locatie te laten liggen, en pas na het onder-
-ocr page 149-
I48 MAARTEN VAN DIJK, TIMO d'hOLLOSY, RON A.HULST, FRANCIEN SNIEDER, MILO VERHAMME EN MATTIJS WIJKER
Molenstraat
In juli 2006 werden bij rioleringswerkzaamheden
in de Molenstraat aan de zuidkant van de Amers-
foortse binnenstad bakstenen funderingen aange-
troffen. Het bleek te gaan om een overkluisd deel
van de Hellegracht. De Hellegracht is aangelegd
aan het eind van dei3e of begin i4e eeuwen vorm-
de aan de zuidkant van de stad een buitengracht
van de eerste omwalling.
Na de bouw van de tweede stadsmuur kwam
de Hellegracht binnen de muren te liggen. Op de
stadsplattegrond uit de i6e eeuw van Braun en
Hogenberg is te zien dat deze gewoon open bleef,
maar overkluisd werd op punten waar straten of
pleinen aangelegd werden. Zo ook bij de
Molenstraat.
Het is niet de eerste keer dat een dergelijke
overkluizing is aangetroffen; onder andere bij een
opgraving in 1977 door de A.W.N, bij het
Observantenklooster en bij archeologisch onder-
zoek door de sectie archeologie op de Varkens-
markt (in 2001,Jaarboek2002) was de overkluisde
gracht al eerder gevonden.
Maatweg
Bij de bouwvan het nieuwe Meander Medisch
Centrum op het voormalige MOB-terrein te
Hoogland, zal de ondergrond op veel plaatsen diep-
gaand worden verstoord. Gezien de archeologische
omgeving is er een redelijke kans op het aantreffen
van interessante resten. Het terrein ligt binnen ABP
(Archeologisch Belangrijke Plaats) 37. Op de IKAW
(Indicatieve kaart voor Archeologische Waarden) is
het terrein niet gekarteerd (wegens het gebruik bij
Defensie), maar grenst het aan gebieden meteen
middelhoge en hoge trefkans.
Het plangebied ligt ten noorden van de Eem
en ten zuiden van de Maatweg. In het westen
wordt het plangebied begrensd door een aantal
weilanden langs de Bunschoterstraat en in het
oosten dooreen tweetal woonhuizen met tuinen
aan De Schans. Tot enkele maanden voor het
zoek te besluiten wat ermee te doen. Het onder-
zoek, een combinatie van archiefonderzoek en
proefopgraving, is in juni 2006 uitgevoerd en
heeft aangetoond dat de begraafplaats zich nog
altijd in de bodem bevindt; er zijn dertien graven
van zowel volwassenen als kinderen aangetroffen.
Buiten het onderzoeksgedeelte van het terrein
bevindt zich naar verwachting nog een aantal gra-
ven; de begraafplaats bood in originele omvang
naar schatting plaats aan 36 graven. Een grote
ingraving, het restant van een loopgraaf met stel-
ling uit WOU heeft enkele graven verstoord.
Amersfoort beschikte dus nog altijd over haar
eerste joodse begraafplaats. De teruggevonden
joodse begraafplaats mag als unicum beschouwd
worden, temeer daar deze zich, qua ouderdom,
onderde vijf oudste bestaande joodse begraaf-
plaatsen van Nederland schaart. Dit weerspiegelt
de vroege verwei kom ing van de eerste joodse
immigranten in Nederland door Amersfoort.
De archeologische resten worden zo hoog
gewaardeerd dat deze behouden zouden moeten
worden. Geadviseerd is om de plannen aan te pas-
sen: de uitkijkpostte laten vervallen en het wan-
delpad te verleggen. Om structureel behoud van
de archeologische resten te waarborgen, is inpas-
sing ervan in het ontwerp noodzakelijk. Indien
goed uitgevoerd kan naast het behoud van de
waardevolle resten, ook kwaliteit aan het planont-
werp worden toegevoegd. Het herstellen, zicht-
baar maken en markeren van de begraafplaats ver-
hoogt de historische belevingswaarde op dit -
voorheen 'loze'-stukjegrond, waarbij de rusten
stilte die er vele eeuwen heeft geheerst, wordt
bewaard. Het advies tot herstel en inpassing van
de begraafplaats is door de gemeente overgeno-
men en intussen is begonnen met de restauratie.
Om verwarring met de joodse begraafplaats aan
de westzijde van de Bloemendalsestraat te voor-
komen, is besloten deze Sefardische begraafplaats
aan de oostzijde de eigen naam 'Al mee menoe-
chot'
te geven, dat'Langs rustig water' betekent.
-ocr page 150-
JAAROVERZICHT ARCHEOLOGIE 2006 I4O,
onderzoek was het terrein in gebruik als MOB-
complex (mobilisatiecomplex) bij Defensie, hier-
na zijn de gebouwen gesloopt, de wegen verwij-
derd en is het terrein braak komen te liggen.
In juli 2006 heeft de sectie archeologie van de
gemeente Amersfoort een inventariserend vel-
donderzoek middels proefsleuven uitgevoerd.
Over het gehele onderzoeksgebied is een grote
invloed van water te zien. Het gehele terrein bevat
overstromingslagen, bestaande uit kleilaagjes,
leem en verspoelde bodem en dekzand. Over het
terrein loopt een natuurlijke waterloop. Het noor-
delijk deel van het plangebied is erg laag en bevat
een dik veenpakket (plaatselijk ca 80 cm dik).
Tussen de laagtes bevinden zich kleine zandop-
duikingen (oeverwallen) die echter nog steeds te
laag zijn om bewoning op te verwachten. Ook
deze oeverwallen zijn afgedekt door overstro-
mingslagen.
De aangetroffen waterloop is waarschijnlijk
een oude loop van de Eem of een aftakking daar-
van. De waterloop meandert door een relatief laag
en nat gebied, tussen enkele kleine dekzandrug-
getjes door. Sporen van menselijke activiteit zijn
niet aangetroffen. Verder archeologisch onder-
zoek was dan ook niet noodzakelijk.
Wieken - Vinkenhoef
Het archeologische onderzoek op de percelen van
het in ontwikkeling zijnde bedrijventerrein
Wieken-Vinkenhoef tussen Amersfoort en
Hoevelaken werd in 2006 voortgezet. Het gebied
ligt op een grote, zuidwest-noordoost gerichte
dekzandrug in de Gelderse Vallei.
Het onderzoek in 2006 viel uiteen in vier
opgravingscampagnes, die door middel van
proefsleuven en grote opgravingsvlakken werden
uitgevoerd.
De eerste werkzaamheden betroffen proefs-
leuven op een perceel (perceel 301) ten noorden
van de Lagewegop de noordelijke flank van de
dekzandrug (deze locatie valt buiten de begren-
zingvan de overzichtstekening). In deze sleuven
werden geen archeologische sporen aangetroffen.
De tweede campagne behelsde proefsleuven
en direct daarna een vlakopgraving juist ten noor-
den van de Hogeweg op de top van de dekzan-
drug (bij het bedrijf Besseling).
Tenslotte zijn ten zuiden van de Hogeweg
proefsleuven aangelegd en werd een grootschali-
ge vlakopgraving uitgevoerd op een zogenaamde
geulranddekzandrugten zuiden van bovenge-
noemde dekzandrug. Tussen beide geologische
fenomenen bevindt zich een laagte, waar de laat-
middeleeuwse Horstwetering loopt. De percele-
ring van het gebied stamt in hoofdlijnen uit de
laatmiddeleeuwse ontginningsfase.
De opgraving ten noorden van de Hogeweg,
bij bedrijf Besseling, leverde een huisplattegrond
en vier spiekers op. De huisplattegrond had een
lengte van 13 m en een breedte van 4.55 m. De
wanden waren voorzien van een dubbele paalzet-
ting die, samen met drie middenstijlen, het dak
droegen. De niet in het midden van de wanden
gelegen toegangen deelden de plattegrond op in
een woon- en een staldeel. Het schervenmateriaal
uit de paalsporen van de plattegrond en de spie-
kers wijst op een datering in de Late Ijzertijd (250
- circa o v. Chr.). De structuren maakten onder-
deel uit van een erf, waarvan al sporen in een
voorafgaande opgravingscampagne werden
gevonden.
In het kader van natuurontwikkeling zijn in het
gebied tussen de Horstwetering en de loop van de
Hoevelakense-en de Barneveldsebeekgrond-
werkzaamheden uitgevoerd. Dit betrof het open-
graven van gedempte delen van de Horstwetering
en de aanleg van ondiepe poelen. Voorafgaande
aan deze natuurontwikkeling heeft archeologisch
onderzoek plaatsgevonden.
Het onderzoek te Bloeidaal - de naam is
afkomstig van een oude boerderij - bestond uit
twee percelen, die in het oosten begrensd werden
door een reeds archeologisch onderzocht perceel.
-ocr page 151-
150 MAARTEN VAN DIJK, TIMO D'HOLLOSY, RON A.HULST, FRANCIEN SNIEDER, M I LO VERHAMME EN MATTIJS WIJKER
Beide percelen liggen op het uiteinde van de geul-
randdekzandrug, die als een landtong in de dal-
vormige laagte uitsteekt. Het zijn met name de
vele paalsporen en kuilen die het perceel archeo-
logisch interessant hebben gemaakt. Hier hebben
vijf boerderijen gelegen (afb.1); Twee van de boer-
derijplattegronden hadden een zuidoost- noord-
west oriëntatie en de overigen lagen loodrecht op
deze richting. Drie van de boerderijen lagen erg
dicht bij elkaar en rond twee van deze gebouwen
hebben de meeste spiekers gelegen.
Op het perceel WV-P326 werden in 2003 de
sporen van vier of vijf boerderijen aangetroffen,
waarvan er twee van zuidwest naar noordoost
georiënteerd lagen. Tijdens de uitwerking van de
opgravingsgegevens was reeds duidelijk dat deze
plattegronden niet kompleet waren. Op perceel
WV-BLOEI werd tijdens het veldwerk vermoed dat
de noordelijkste en de zuidelijkste boerderij kon-
den aansluiten op de (incomplete) boerderijen op
perceel WV-P326. Na uitwerking van de veldteke-
ningen bleken de plattegronden op de twee per-
celen exact in eikaars verlengde te liggen. De
meest zuidelijke plattegrond bestond uit twee
structuren die elkaar gedeeltelijk hebben overlapt.
De boerderijen waren dus niet gelijktijdig en had-
den verschillende afmetingen. De noordelijke,
samengevoegde plattegrond is te reconstrueren
tot een boerderij met een lengte van 35 en een
breedte van 5.50 meter (afb. 2) en is de langste
vertegenwoordiger van de huisplattegronden van
Wieken-Vinkenhoef. Net zoals de andere boerde-
rijen kan het beschreven worden als een woon-
stal-boerderij. In het noordoostelijke en het zuid-
westelijke deel bevonden zich in beide zijden de
toegangen tot het interieur. Extra paalsporen aan
de binnenzijde van de wanden zijn aanwijzingen
dat de doorgangen van deuren waren voorzien.
De ingangspartijen scheidden het woondeel van
de stal, waarbij in deze plattegrond het 14 meter
lange middendeel als stal moet worden geïnter-
preteerd en de beide huiseinden dus een
(werk)woonfunctie hadden. Het noordoostelijke
woon/werkdeel was groter dan zijn tegenhanger
in het zuiden.
De twee haaks op elkaar staande boerderij-
plattegronden ten zuiden van laatstgenoemde
boerderij hadden eveneens een forse lengte (26
en 30 meter). Ook deze boerderijen hadden een
woon/stal functie, waarbij het lange middendeel
als stal fungeerde. De wanden van deze grote
boerderijen stonden tussen veelal dubbele paal-
sporen, die samen met de binnen- en midden-
staanders het dak omhoog hielden.
Geïsoleerd in het uiterste westen van de geul-
randdekzandrugzijn de sporen van een, helaas
zwaar verstoorde, boerderij gevonden. In de paal-
sporen van de vier structuren is aardewerk aange-
troffen dat duidt op een late Ijzertijddatering.
Vermeldenswaard zijn de vier fragmenten van La-
Tène glazen armbanden. Drie van deze versierde
glazen voorwerpen zijn gevonden rond en in de
sporen van de bewoningsconcentratie ten zuiden
van de Horstwetering en de vierde op het eerste
erf ten noorden van deze wetering.
De opgravingswerkzaam heden op het bedrij-
venterrein zijn nog niet afgesloten en de uitwer-
king van de opgravingsgegevens tot nu toe is nog
niet afgerond. Voorlopig denken we dat de boer-
derijen, die in het zuiden dicht op elkaar staan,
nooit gelijktijdig kunnen zijn geweest. De erven in
het noorden liggen regelmatig verspreid op de
flank van de dekzandrug; ze kunnen gelijktijdig
zijn geweest. De bewoning kan echter ook
beperkt zijn gebleven tot drie of vier boerderijen,
die in de loop der tijd hebben 'gezworven' over de
hogere delen nabij de beekdalen.
-ocr page 152-
i Overzicht van de
opgegraven boerde-
rijen en spiekers uit
de Ijzertijd.
z Een van de zeer
lange Ijzertijd boer-
derijen in het zuiden
van het onderzoeks-
gebied de Wieken.
AMERSFOORT/WIEKEN-VINKENHOEF
perceel : WV-BLOEI
structuur 6
reconstructiemodel
-ocr page 153-
152 RECENSIES
komst: ten eerste: creëer draagvlak voor je
plannen en ten tweede: zorg voor heldere
verantwoordelijkheden en taken.
HET CENTRUMPLAN EN HET
EEMKWARTIER, EEN GEVAL VAN
VALLEN EN OPSTAAN
Wat ging er dan precies mis met het
Centraal Stadsgebied? In het hoofdstuk
"Het centrumplan geboren" uit het boek
over het Eemkwartier staat dit heel helder
uiteengezet: al vroeg in het proces maakte
de gemeente zich erg afhankelijk van de
Ontwikkelingsmaatschappij Centrumplan
Amersfoort (OCA). De gemeente kon geen
wijzigingen meer in de plannen doorvoe-
ren zonder instemming van het OCA.
Terwijl de OCA eenzijdig de bouwopgave
fors vergrote, was de gemeente niet langer
in staat flexibel om te gaan met de weer-
stand onder een deel van de bevolking, dat
een dergelijk ambitieus en ingrijpend plan
niet zag zitten. Het plan voorzag namelijk
in omvangrijke sloop en grootschalige
nieuwbouw. De angst dat het historische
centrum in het niet zou verdwijnen naast
'Manhattan aan de Eem' greep om zich
heen. De wonderlijke situatie deed zich
voor dat waar eerst Fons Asselbergs als
actievoerder streed tegen aantasting van
het historische centrum, hij nu als medebe-
denker en wethouder werd beticht van een
soortgelijke verstoring van de uitstraling
van dat inmiddels behouden historische
centrum. De houding van het gemeentebe-
stuur was op z'n zachts gezegd niet echt
luisterend: zo blijft niet onvermeld dat
burgemeester A. Schreuder de bezwaar-
schriften tegen het centrumplan symbo-
lisch in de papierversnipperaar kieperde.
Het voert hier natuurlijk te ver om
deze geschiedenis in detail te vervolgen,
maar boeiend is ze zeker. Uiteindelijk
werd een deel van de plannen toch gereali-
seerd, let wel, die aan de zuidzijde van het
spoor. Aan de noordzijde bleef het stil,
niet in de laatste plaats vanwege de
omvangrijke en kostbare milieuvervui-
lingsproblematiek. Pas in 1997,7 jaar na de
afstraffing van het gemeentebestuur bij de
gemeenteraadsverkiezingen, wist de
gemeente een nieuwe samenwerkings-
overeenkomst te sluiten met Heijmans:
het CSG Eemkwartier. Nu werden wel
duidelijke afspraken gemaakt. Het CSG
Eemkwartier kreeg de opdracht de plan-
vorming af te ronden, de gronden bouw-
rijp te maken en te verkopen aan de ont-
wikkelende partijen. Daarnaast werd afge-
sproken dat een partij de plannen mocht
wijzigen, maar dat deze dan ook voor de
kosten diende op te draaien.
Het democratisch proces kreeg hier-
door weer lucht. Lucht die het nog volop
nodig had. De besluitvorming rondom het
stedenbouwkundig ontwerp verliep name-
lijk alles behalve soepel. Maar er werd ten-
minste gesproken met vertegenwoordigers
uit de omgeving, die zich deels via de
Werkgroep Puntenburg en deels via de
Samenwerkende Groeperingen Leefbaar
Amersfoort hadden georganiseerd.
Uiteindelijk werd het ontwerp van Rein
Geurtsen door de gemeenteraad vastge-
steld. Lange procedures tot aan de Raad van
State leidden er echter toe dat juist op het
moment dat er toestemming kwam om te
bouwen de markt voor woningen en met
name kantoren sterk in kracht afnam. Dit
leidde tot een laatste (?) bijstelling: Shyam
Khandekar ontwierp het zuidelijk deel van
Puntenburg opnieuw.
In de tussentijd werd wel een groot
deel van de industrie en de woningen in
het gebied gesloopt. Wat ooit een bedrij-
vig geheel was veranderde in een kale vlak-
te. Aanvankelijk was het de bedoeling alle
gebouwen te slopen. Maar weerstand hier-
tegen vanuit het Soesterkwartier en de in
2003 opgerichte Stichting Industrieel
Erfgoed in de stad Amersfoort, afgekort
Siësta, leidde ertoe dat Rohm en Haas dit
lot ontsprong.
Hoewel je het niet zou verwachten
heeft het boek Eemkwartier, Aanpak en
Ambitie
een positieve aanleiding voor haar
ontstaan. Het is, gelet op de uiterst com-
plexe omgeving dan ook knap te noemen
dat het CSG Eemkwartier haar opdracht
tot een goed einde heeft weten te brengen:
er is een vastgesteld stedenbouwkundig
plan, het gebied is bouwrijp en verkocht.
Daarnaast zijn grote infrastructurele ingre-
pen verricht, zoals de tunnel van de
Nieuwe Poort. Met het boek heeft het CSG
Eemkwartier op een fraaie, openhartige
wijze verantwoording afgelegd voor haar
inzet in de afgelopen 10 jaar. Het CSG
EEMKWARTIER EN VATHORST:
EEN WERELD VAN VERSCHIL
—  Addy Schuurman, Rob Hoegen, Een
nieuw stadsdeel in Amersfoort. Vathorst.
Een wereld van verschil in ontwikkeling,
2005, ISBN: 90-805487-2-3
—  Addy Schuurman, Rob Hoegen,
Centraal Stadsgebied Amersfoort.
Eemkwartier. Aanpak en ambitie,
Amersfoort 2006, ISBN: 90-9020791-0
Addy Schuurman (1962) en Rob
Hoegen (1959) hebben in kort tijdsbestek
twee boeken afgeleverd, die samen een
goed beeld geven van belangrijke ontwik-
kelingen in Amersfoort gedurende de laat-
ste 20 jaar. De boeken gaan over het ont-
staan en de ontwikkeling van twee
Amersfoortse stadsdelen: het nieuwe
Eemkwartier in het Centraal Stadsgebied
en Vathorst aan de noordelijke flank.
Het leuke van de twee boeken is dat ze
zo recent op de geschiedenis zitten. De boe-
ken zullen daarmee van grote waarde zijn
voor latere geschiedschrijvers. Voor beide
boeken is gebruik gemaakt van interviews
van allerlei betrokkenen. Hierdoor geven de
boeken een zeer levendig beeld van de ver-
schillende belangen en beelden die bij de
partijen, zoals de gemeente, ontwikkelaars,
stedenbouwers, buurtbewoners en journa-
listen leefden of nog steeds leven.
De boeken hebben in essentie dezelf-
de opbouw: na een korte maar zeer infor-
matieve schets van het ontstaan van de
gebieden wordt op chronologische wijze
in een aantal stappen de planontwikkeling
en vervolgens de daadwerkelijke uitvoer
in beeld gebracht. Het boek over Vathorst
biedt echter een bijzonder extraatje: in het
hoofdstuk Bouwen aan Amersfoort gaan
de schrijvers in op de ontwikkelingvan
geheel Amersfoort in de periode na de
Tweede Wereldoorlog. Dit is niet zonder
reden, want bij de ontwikkeling van
Vathorst wilde de gemeente leren van haar
successen én haar fouten uit dit verleden.
Het gemeentebestuur was in 1990 name-
lijk tijdens de verkiezingen afgestraft voor
haar in ogen van velen te ambitieuze plan-
nen voor het Centraal stadsgebied, waar-
van het Eemkwartier een onderdeel is. Uit
dit debacle werden volgens Schuurman en
Hoegen twee lessen geleerd voor de toe-
-ocr page 154-
RECENSIES 153
Eemkwartier is klaar, wat helaas niet te
zeggen is voor het Eemkwartier zelf.
VATHORST, EEN WERELD VAN
VERSCHIL
Tien jaar plannen maken, gebie ds ontwik-
keling en woningbouw in Vathorst vorm-
den voor het Ontwikkelingsbedrijf
Vathorst (OBV) aanleiding om een over-
zicht hiervan te laten maken.
De schrijvers Hoegen en Schuurman
onderkennen daarbij het risico dat het
fraai vormgegeven boek, dat zij in
opdracht van het OBV schreven, als niet
objectief zou worden afgedaan, als zijnde
een luxe verkoopbrochure. Zij stellen
daarom nadrukkelijk dat dit niet het geval
is en dat het boek, in een breder perspec-
tief, aangeeft hoe in Nederland tegen-
woordig moeilijke besluiten worden
genomen, hoe de stad aan haar toekomst
bouwt en hoe zij, stedenbouwkundigen,
architecten, projectontwikkelaars en
bewoners omgaan met het spanningsveld
tussen droom en realiteit.
In Vathorst zou de gemeente het
anders aanpakken, een wereld van verschil
ten opzichte van het Centraal Stadsgebied,
zogezegd. Praten met de bewoners en
gebruikers, dat was in de aanloop van de
planvorming voor Vathorst een 'hot item'.
In deelgroepen werden onderwerpen als
milieu en bereikbaarheid besproken. Die
wereld van verschil kwam verder vooral
voort uit de negatieve beeldvorming van
de vinexwijk: een reeks van herhalingen
waarin de burger zich niet kon herkennen.
Vathorst zou geen grote pannenkoek wor-
den, bepaald geen standaard wijk.
Een belangrijk besluit was de aanstel-
ling van niet één maar twee stedenbouw-
kundigen, die ieder binnen een groter
geheel een gebied voor hun rekening zou-
den nemen. Toch was er wel enige samen-
hang: zowel Ashok Bhalotra als Adriaan
Geuze hebben gevoel voor historisch
gegroeide structuren en het belang dat
deze hebben voor de herkenning en identi-
teitvan de bewoners van deze structuren.
Geuze liet zich inspireren door de
grachtenstad. Het historische stadscen-
trum was in de jaren negentig uitgegroeid
als een van de meest gewilde woonmi-
lieus. Het was daarom niet zo'n gekke
gedachte om dit succes op een geheel
andere plek te benutten. Vraag is echter of
het historische stadscentrum alleen suc-
cesvol is vanwege haar bebouwing, of dat
zij succesvol is vanwege haar grote dyna-
miek, vol ervaringen en activiteiten. En
dat laatste zal Vathorst (voorlopig) niet
bieden, het is en blijft een slaapstad.
Bhalotra bewandelde een andere weg:
hij bestudeerde de historische landschaps-
structuren in Vathorst zelf en benutte deze
waar mogelijk. Zo is in zijn deelgebied ruim-
te voor boerderijen, oude wegen en hout-
wallen. Bhalotra verdeelde de wijk nog ver-
der onder in verschillende stedenbouwkun-
dige structuren. Daarmee trachtte hij de kri-
tiek op de saaie vinexwijken ook op steden-
bouwkundig niveau te beantwoorden.
Zowel Bhalotra als Geuze hebben
daarnaast van de nood een deugd
gemaakt: het vele kwelwater in het relatief
laag gelegen gebied wordt fraai benut. En
wie nu door Vathorst loopt moet in ieder
geval beamen dat Vathorst geen saaie wijk
zal worden. Maar wie komt voor samen-
hang en overzicht zal hier snel verdwalen.
Het boek dat Hoegen en Schuurman
over dit Vathorst schreven vertoont in dat
opzicht een opmerkelijke overeenkomst:
allerlei facetten passeren in schijnbaar wil-
lekeurige volgorde de revue. Zo is er aan-
dacht voor de clustering van functies, de
architectuur in de wijk, de dreigende bag-
gerstort en de kritiek op de verkeersafwik-
keling, waardoor het gehele plan meer dan
een jaar stil kwam te liggen. Een ander hei-
kel probleem wordt ook niet uit de weg
gegaan: de inpassing van Hooglanderveen
in de nieuwe wijk. Na een intensief proces
met de bewoners van dit dorp stemde de
raad in met een groene zoom rond het
dorp. Nu echter de uitvoer van deze zoom
nadert, steekt een oud probleem de kop
weer op: hoe helder waren de afspraken
met het OBV nu werkelijk: een groene
zoom kost geld en het is verleidelijk toch
allerlei functies in de groene zoom onder
te brengen. Het oude spook van het OC A
doet hier weer opgang: de bewoners
bestoken de raad en de raad wijst naar het
OBV, als zelfstandig orgaan. Wat dit zal
opleveren: de tijd zal het leren.
Raymond Bijen
Op zoek in de tijd:
www.tijdbalk-amersfoort.nl
Op 20 april 2007 werd www.tijdbalk-
amersfoort.nl officieel in gebruik gesteld
door Amersfoorts burgemeester Albertien
van Vliet-Kuiper. Toen kon eindelijk ieder-
een op het worldwide web gebruik
maken van het meesterstuk dat drs Jan H.
Lodewijks in zijn vrije tijd bij elkaar heeft
gesprokkeld. Johan Volkers verwerkte het
tot een werkbare website. In het colofon
omschrijft Lodewijks het doel van zijn
website, namelijk voor een groot publiek,
een snelle en brede oriëntatie op de historie
van Amersfoort mogelijk te maken.
Wat is de digitale tijdbalk?
In het colofon geeft Lodewijks een uitleg
van zijn digitale tijdbalk. Op de tijdlijn
staan chronologisch feiten en gebeurtenis-
sen met een korte omschrijving, geordend
per eeuw. Bij nagenoeg alle gebeurtenis-
sen verschijnt in een apart venster extra
informatie, door het jaartal of de gebeur-
tenis aan te klikken. Die informatie kan
bestaan uit een extra stukje tekst, maar is
meestal een directe doorverwijzing naar
andere websites met relevante (achter-
grondinformatie.
De eerste eeuwen in de tijdbalk, vanaf
800, zijn nog overzichtelijk. Dat is begrij-
pelijk, want in het schaars bewoonde
gebied gebeurde niet veel en van wat er
gebeurde, is maar weinig schriftelijk vast-
gelegd. Maar vanaf 1200 nemen de activi-
teiten toe en gaat de tijdbalk meer en meer
lijken op een (geordende) hooiberg van
gebeurtenissen en feitjes. Hoe vind je hier
één of meerdere spelden, waar je naar op
zoek bent?
Zoeken in de tijd
Twee zoekfuncties in deze hooiberg
maken het de onderzoeker een stuk mak-
kelijker. De knop tijdbalk op periode maakt
het onder anderen middelbare scholieren
mogelijk antwoord te vinden op een vraag
als 'Wat gebeurde er in Amersfoort in de
Middeleeuwen'. Hoe vaak krijg je als
medewerker publiekszaken van Museum
Flehite deze vraag van brugklassers, die
bij het hoofdstuk De Middeleeuwen in
hun schoolboek een werkstuk moeten
-ocr page 155-
154 RECENSIES
van een gebruiksvriendelijke website voor
een groot publiek is er geen ruimte voor
het waarom. Dat vraagt om wetenschap-
pelijk onderzoek en discussie en daar zit
het beoogde gebruikerspubliek niet op te
wachten.
Samenvattend kan worden geconclu-
deerd dat de tijdbalk-amersfoort een aan-
winst is voor het cultuurhistorie-minnend
publiek in Amersfoort en daar buiten.
Natuurlijk kan het nog meer en nog beter:
Jan Lodewijks staat open voor alle verbete-
ringen en toevoegingen. Hulde voor dit
initiatief en deze gebruiksvriendelijke uit-
voering!
Lydia Edelkoort-van der Vlerk
maken. De site van de Archeologische
Dienst en van het Archief bieden lopende
stukjes tekst: die kan je zo overschrijven,
maar een onderzoek is het nog niet... Nu
kan je leerlingen ook verwijzen naar de
digitale tijdbalk, wetend dat ze met de fei-
tjes zelf hun verhaal kunnen schrijven. De
functie tijdbalk op onderwerp maakt het
hen nog makkelijker: rondom een thema
kunnen ze zo alle feiten vinden plus nog
wat extra. Ook kunnen ze gebruik maken
van de functie zoeken in de tijdbalk door
een eigen zoekterm in te vullen. Het for-
muleren van de beste zoekterm vraagt
echter wel enige creativiteit: is het een ver-
dedigingswerk, stadsverdediging, stads-
muur of muur, stadswal of wal of...
Hoewel deze begrippen hetzelfde zoeken
leveren ze verschillende resultaten op: las-
tig voor haastige scholieren dus. De laatste
te noemen zoekfunctie is zoeken op illus-
traties.
Helaas zijn dit niet meer dan plaat-
jes ter illustratie van artikelen en is het
geen verrassende bron van onbekende
afbeeldingen. Daarvoor moet je bij de
beeldbank van het archief zijn of bij de
digitale collectie van Museum Flehite!
Maar ook volwassenen en historisch
ingewijden hebben plezier van de tijdbalk.
De vele senioren actief bij 't Gilde en
Waterlijn kunnen hun historische kennis
nu ook digitaal vergroten. Je weet wel dat
het in het derde kwart van de 18 eeuw
was, maar was het nu 1786 of 1787.... Op de
tijdbalk vind je eenvoudig terug dat het
inderdaad 1787 was dat de OLVkerk ont-
plofte.
De website tijdbalk-amersfoort.nl is
een geweldig hulpmiddel op het web: al
schrijvend op je computer kun je feiten en
gebeurtenissen opzoeken zonder ook maar
een boek naast je te hebben liggen. Maar
helemaal is dat niet waar. Nooit zal deze
tijdbalk volledig zijn en altijd zal er wel
informatie of een bron ontbreken.
Lodewijks citeert dan ook terecht Pieter
Geyl, die geschiedenis als 'een discussie
zonder einde' aanduidde. Zodra je een ver-
diepingslaag hebt bereikt, wil je nog meer
weten en Lodewijks zal met zijn tijdbalk
altijd achterlopen!
Ook zullen sommigen het waarom
van het wie wat, waar en wanneer van de
tijdbalk missen. Maar binnen de beperking
De schoonheid van het
lelijke gebouw
Kees Volkers, zo vensters op industrieel
erfgoed in de provincie Utrecht. Een cul-
tuurhistorische verkenning.
USINE en
Provincie Utrecht, Utrecht 2006. Te
bestellen bij: usiNE, Utrechtse Stichting
voor Industrieel Erfgoed, Herenstraat 28
3512 KD Utrecht, 030 234 3880,
usine@erfgoed-Utrecht.nl.
Met de sloop in 2002 van de markante
torens van de COVA verloor het
Eemkwartier zijn voornaamste symbool
van het industriële tijdperk. Sindsdien
verandert het Eemkwartier geleidelijk in
een woongebied en een uitgaanscentrum.
Wie herinnert zich nog Meursing en Van
Nieuwenhuizen? Veel Amersfoorters lie-
ten geen traan om hun verdwijnen, zeker
de oude werknemers niet, laat staan de
Sassianen.
In al zijn lelijke schoonheid vervult
het 'industrieel erfgoed' desalniettemin
een belangrijke functie. Het geeft de stad
karakter. Wat is de geschiedenis van
Amersfoort zonder de geuren van Polak
Frutal Works of het geluid van de piepen-
de wielen op het spoorwegemplacement?
Dergelijke herinneringen maken deel uit
van de lokale identiteit; een identiteit
waaraan veel mensen zich vastklampen
om zich staande te houden in het huidige
tijdsbestel waarin grenzen vervagen en de
wereld steeds groter wordt.
Het vastleggen van die lokale en
regionale identiteit is reden voor de toege-
nomen aandacht voor industrieel erfgoed.
Het recent verschenen rapport 20 vensters
op industrieel erfgoed in de provincie
Utrecht. Een cultuurhistorische verkenning
biedt een fraai geïllustreerd overzicht van
wat er in de provincie nog te vinden is aan
monumenten van bedrijf en techniek.
Eemland komt aan bod met speciale aan-
dacht voor onder meer de wagenwerk-
plaats van de spoorwegen en het Eem-
kwartier in Amersfoort, maar ook de
visrokerij Muys in Spakenburg, de graan-
maalderij in Achterveld en het waterlei-
dingcomplex in Soestduinen.
Zoals misschien al blijkt uit deze
opsomming is in het rapport gekozen voor
een nieuwe benadering die afwijkt van de
-ocr page 156-
RECENSIES 155
standaard-aanpak voor monumenten. De
auteur is niet op zoek gegaan naar objecten
die zich in originele staat bevinden, maar
hij richt zijn aandacht vooral op ensembles
waaraan de bedrijfseconomische ontwik-
kelingen in de tijd zijn af te lezen. Een
nieuw gebouw of een verbouwing als
gevolg van een verandering in de techniek
maakt het complex juist interessant.
Uit de inventarisatie blijkt dat de
industrie in de provincie Utrecht zich
beperkte tot één gebied: de zone langs het
M er wedekanaal c.q. Amsterdam-
Rijnkanaal bij Utrecht. De regio rond
Amersfoort had eigenlijk geen industrieel
karakter en het aantal overblijfselen is
zeker in Amersfoort navenant gering. Dat
verklaart vermoedelijk dat het
Eemkwartier - toch allang geen industrieel
landschap meer - terecht is gekomen in de
Utrechtse 'top 20'. In dat verband had op
zijn minst een vermelding van de Isselt op
zijn plaats geweest. Dit gebied verdient in
de toekomst meer aandacht.
Verder blijkt dat succesvolle reddings-
acties vooral moeten komen van particu-
lieren, van lokaal geïnteresseerden als
Siësta of van lokale ondernemers. De over-
heid laat het dikwijls afweten. Zinvol her-
gebruik met respect voor de historische
waarden is klaarblijkelijk nog steeds moei-
lijk te organiseren. Met dit rapport in de
hand kunnen gemeente- en provincie-
ambtenaren op zoek naar particulieren
met een goed idee, een uitgewerkt
business-pidii en/of een zak met geld.
Voordat het te laat is.
Addy Schuurman
gelijkbare werken over andere gebieden in
Nederland op zijn naam heeft staan. Er
staan vele mooie en grote illustraties en
luchtopnamen in. De procedurele gang
van zaken bij de ruilverkaveling is breed-
voerig beschreven. Voor deelnemers aan
dat proces, waaronder de betrokken boe-
ren en veehouders, wellicht heel interes-
sant, maar voor burgers, die dus gewoon
op zondag door het gebied fietsen, mis-
schien iets te uitgebreid. Zij zullen genoe-
gen nemen met de korte toelichting bij de
fiets- en wandeltochten.
Interessant is ook de controverse over
de ontginningsgeschiedenis van de
Bunschoter polders die op de achtergrond
bij het schrijven van dit boek zich moet
hebben afgespeeld. Vervloet, die dit stuk
voor zijn rekening heeft genomen, bena-
dert de ontginning vanuit het perspectief
van de bodem en de geomorfologie. Hij
komt tot de conclusie dat de ontginning
zich vanaf de Eem oostwaards heeft vol-
trokken en dat de weg van Amersfoort
over Bunschoten naar Spakenburg de ach-
terkade van de ontginningseenheid is
geweest. In een latere instantie zijn de
boerderijen van de oevers van de Eem dan
verplaatst naar deze achterkade. Bij
Eemnes heeft zich een soortgelijk proces,
maar dan van oost naar west, voorgedaan.
Vervloet ontkracht het idee dat
Bunschoten ooiteen eiland (of droog
gebied) in een natte omgeving moet zijn
geweest, zoals anderen beweren.
Persoonlijk vind ik dit een heel waar-
devolle bijdrage aan de discussie over dit
onderwerp. In mijn eigen doctoraalscrip-
tie uit 1987 heb ik een ontginning vanaf de
Eem ook al voorgesteld. Vervloet heeft nu
dit beeld vollediger gemaakt. De stadsvor-
ming van Bunschoten kan nu gelijktijdig
hebben plaatsgevonden met deze eerste
boerderijenverplaatsing (ca. i33o-ca.i38o).
Ik kan me echter ook voorstellen dat later,
naarmate men dichterbij de zee kwam, de
ontginning wel vanaf de achterkade, vanaf
de Spakenburger Gracht, is uitgevoerd,
zoals die van de nog noordelijker gelegen
Korte Landen ook vanuit zuid richting zee
moet zijn gedaan. Kortom, de discussie is
niet afgelopen, maar wel weer een stapje
verder gekomen.
Willem Ruizendaal
Ontginning en
ruilverkaveling
Jelle Vervloet en Simon van den Bergh
(red.), Eemland in verandering. Ontginning
en ruilverkaveling in het gebied van de
Eem,
Uitgeverij Matrijs, Utrecht 2007.208
pp.,ill. krtn.,Ht.,reg.,€ 19,90
Het boek is uitgegeven naar aanleiding van
de afronding van de ruilverkaveling in
Eemland. De landinrichtingscommissie, die
met succes een proces van ruim 40 jaar heeft
afgesloten, heeft hiermee niet alleen voor
zichzelf, maar meer nog voor het gebied en
zijn bewoners een prachtig monument ach-
tergelaten. Voor het overgrote deel van de
tegenwoordige stads- en dorpsbewoners is
een ruilverkaveling namelijk iets dat 'ver
weg van het eigen bed' gebeurt, ook al vindt
het in werkelijkheid 'vlak om de hoek'
plaats. Met dit boekwerk, ook al is het rede-
lijk pittige stof, kan iedereen kennis nemen
van het ingrijpende belang dat een ruilver-
kavelingbetekent voor een heel gebied. Met
de feiten en de kennis uit dit boek kunnen
de zondagse fietstochten door het open pol-
derland van Eemland wel eens veel aangena-
mer en boeiender worden. In het boek is een
los katern met fiets- en wandeltochten
opgenomen.
De ruilverkaveling, die in 2006 is
afgerond, begon heel pril in 1963.
Uiteindelijk werd het hele open gebied tus-
sen Eemnes, Baarn, Soest, Amersfoort en
de Laak (grens met Gelderland) opnieuw
verdeeld en ingericht: een activiteit die
gerust vergeleken mag worden met de ont-
ginning van dit gebied in de vroege en hoge
middeleeuwen. Het was overigens niet de
eerste ruilverkaveling, want van 1938-1942
is de Eemnesser polder en van 1941 tot 1951
de Bunschoter polder herkaveld.
Het boek gaat inderdaad terug naar de
middeleeuwse ontginningen en laat ver-
volgens goed de wisselwerking zien tussen
de geografische en de economische
omstandigheden en de behoeften van het
boerenbedrijf enerzijds en de invloed
daarvan op de vorming van het cultuur-
landschap anderzijds. In feite is het met
een ruilverkaveling niet anders gesteld.
Het boek is prachtig vorm gegeven.
Dat is overigens wel toevertrouwd aan een
uitgever als Matrijs, die al vele andere ver-
-ocr page 157-
156 LITERATUUR
Boerderij Kraaijkamp, Coelhorster-
weg 6 Hoogland, werd bewoond door
Gradus en Meintje van Weerhorst
A. van Engelenhoven, 'Boerderij
Kraaijkamp gerestaureerd: historisch
karakter boerenerf hersteld', De
Bewaarsman: tijdschrift van de histo-
rische kring Hoogland,
jrg. 12, nr. 2
(2006), 35-41
A. van Engelenhoven, 'Een nieuwe
toren op een oud huis', Kroniek: tijd-
schrift historisch Amersfoort,
jrg. 8,
nr. 3 (2006), 13. Herenhuis Johan van
Oldenbarneveltlaan 2/4
A. van Engelenhoven, 'Landsigt aan de
Zeldertseweg: de oudste boerderij
van Amersfoort', Kroniek: tijdschrift
historisch Amersfoort,
jrg. 8, nr. 4
(2006), 2-4
A. van Engelenhoven, 'Restauratie van
een 18 eeuwse malenhoeve: een
nieuwe toekomst voor Bosserdijk',
Kroniek: tijdschrift historisch
Amersfoort,
jrg. 8, nr. 2 (2006), 4-5.
Boerderij aan de Zevenhuizerstraat
A. van Engelenhoven, 'Zeldzame
natuurstenen gevel 'ontdekt': het huis
Varkensmarkt 1 in restauratie',
Kroniek: tijdschrift historisch
Amersfoort,
jrg. 8, nr. 4 (2006), 5
H. van Engen, De derde orde van Sint-
Franciscus in het middeleeuwse bis-
dom Utrecht: een bijdrage tot de insti-
tutionele geschiedenis van de Moderne
Devotie,
(Hilversum : Verloren,
2006)
In deze publicatie komen ook
Amersfoortse kloosters aan de orde.
H. Gerlings, Waterlijn als werkwoord:
geschiedschrijving van de eerste tien
jaren "Waterlijn",
(Amersfoort:
Stichting Waterlijn, 2006)
R. Goedvolk, 'De mysterieuze directie-
keet: een raadsel uit het laatste oor-
logsjaar', De Bewaarsman: tijdschrift
van de historische kring Hoogland,
jrg.
12, nr. 1 (2006), 10-14
T. d'Hollosy, Bloemendalsebuitenpoort
langs rustig water: archeologisch
onderzoek naar de verloren gewaande
Portugees-Joodse begraafplaats aan de
Bloemendalsestraat,
(Amersfoort:
Archeologisch Centrum, 2006)
(Reeks: Amersfoort onder ons, 2)
T. d'Hollosy, 'Verloren gewaande
Portugese begraafplaats teruggevon-
den', Kroniek: tijdschrift historisch
Amersfoort,
jrg. 8, nr. 3 (2006), 10-11.
Portugees-Joodse begraafplaats bij de
Bloemendalsebuitenpoort
S. Hovens, 'Herstelwerkzaamheden aan
de Sint-Aegtenkapel', Kroniek: tijd-
schrift historisch Amersfoort,
jrg. 8,
nr. 1 (2006), 4-5
FJ. Jansen-Wisgerhof, Familieboek
Jansen,
(Amersfoort, 2006).
Genealogie van de families Engel en
Van de Klashorst
F.J.W. van Kan, 'Lodewijk Napoleon,
koningvan Holland', Kroniek: tijd-
schrift historisch Amersfoort,
jrg. 8,
nr. 2 (2006), 10-11. Bezoek van een
delegatie van het stadsbestuur aan
Lodewijk Napoleon in juli 1806
F.J.W. van Kan, 'Randenbroek rijksmo-
nument', Kroniek: tijdschrift historisch
Amersfoort,
jrg. 8, nr. 1 (2006), 10-11.
Huis en landgoed Randenbroek
G.J. van Keken, The best of Hoogland-
West: impressies van een uniek land-
bouwgebied achter de Eem,
(Barneveld: BDU, 2006)
K. Klok, 'Vis venten in vroeger eeuwen',
Bun Historiael, jrg. 27, nr. 2 (2006), 70-72
Vishandel in Amersfoort
M.H. Koning, 'Op zoek naar mijn voor-
ouders (LeenaertNicasiusz.)',
Nieuwsblad van de Historische
Vereniging Ameide en Tienhoven,
jrg.
17, nr. 3 (2006) 18-25
De stadstimmerman Leenaert
Nicasius redde op 7 februari 1651 de
OLV-toren na blikseminslag.
Met genealogie Leenaert Nicasius.
M.H. Koning, 'De schepper van het acht-
ste wereldwonder en de geboren
Ameidenaar Leenaert Nicasius,
Nieuwsblad van de Historische
Vereniging Ameide en Tienhoven,
jrg.
17, nr. 3 (2006) 26-32
A. Krullaars, R. van Putten, e.a.,
Rijksscholengemeenschap Amersfoort
"het boek"dejo'erjaren,
(Barneveld:
BDU, 2006). Verschenen t.g.v. een
reünie van HAVO-leerlingen.
D. Lantsheer, Huisnamen Hoogland
(1811-1899),
(Amersfoort: Archief
Eemland, 2006)
LITERATUUR BETREFFENDE DE
REGIO EEMLAND VERSCHENEN IN
2006
AMERSFOORT EN HOOGLAND
Amersfoort Magazine: feest der herken-
ning! : ornamenten een lust voor het
oog, jrg. 9, nr. 1 (2006).
Nummer uitgegeven t.g.vde Open
Monumentendag op zaterdag 9 sep-
tember 2006
C. Biezeveld, 'Historie Kamp Amersfoort
correcties nodig!, Kroniek: tijdschrift
historisch Amersfoort,
jrg. 8, nr. 4
(2006),13-15. Muurschildering barak-
ken, ontsnappingen uit het Kamp en
Loes Overeem
G. Boekenoogen, Het ontstaan van de
Amersfoortscbe broodfabriek W.H.
Meursing: memoriaal 1885', Kroniek:
tijdschrift historisch Amersfoort,
jrg.
8, nr. 4 (2006), 10-12. Fabriek aan het
Smallepad
G. Boekenoogen, T. d'Hollosy e.a.,
Tussen spoor en Smallepad: archeolo-
gisch onderzoek op het voormalige
Meursingterrein en de toekomstig
RA.C.M.-locatie te Amersfoort,
(Amersfoort: Archeologisch
Centrum, 2006) (Reeks: Amersfoort
onder ons, 1)
C. van den Braber, B.G.J. Elias,
Amersfoort vanuit de lucht,
(Bussum:THOTH, 2006 Luchtfoto's
van de binnenstad en wijken van
Amersfoort, de Gelderse Vallei en het
stroomgebied van Amersfoort.
}. van der Burg, '35 jaar Stadsherstel
Amersfoort', Amersfoort Magazine,
jrg. 9,nr. 1 (2006), 41-47
C. Conover, Amersfoort:fragments of
time,
(Zaltbommel: Aprilis, 2006)
C. Conover, Amersfoort: wandeling door
de tijd,
(Zaltbommel: Aprilis, 2006)
M. Donker, P. Stamrood, 25 interviews
met markante Utrechters,
(Utrecht,
2006). Interview met Cees Biezeveld
(directeur Kamp Amersfoort) en Cor
Brink-Bruijn (vroedvrouw en beel-
dend kunstenares in Amersfoort)
A. van Engelenhoven, 'Boerderij
Kraaijkamp authentiek hersteld',
Kroniek: tijdschrift historisch
Amersfoort,
jrg. 8, nr. 3 (2006) 4-6.
-ocr page 158-
LITERATUUR 157
Overzicht van huisnamen (met eerste
en laatste vermelding) voorkomende
in de overlijdensaktes van Hoogland
over de periode 1811-1899.
M. van Lieshout, 'De buurt (5) van Ivan
Wolffers: de rooftochten van de
Noepie Noepie Club in het
Amersfoortse Soesterkwartier', Oud-
Utrecht,
jrg. 79, nr. 5 (2006)132-136
Herinneringen van Ivan Wolffers aan
zijn kinder-en jeugdjaren in het
Soesterkwartier
M. van der Linde, Feitse Boerwinkel,
inclusief denker,
(Amersfoort:
Centrum voor Social Work de Horst,
2006)
Bundel verschenen t.g.v. de 100 ver-
jaardag van F. Boerwinkel. Hij was
verbonden aan het Centrum voor
Social Work/De Horst als rector van
het internaat, als directeur van de
Academie en als docent cultuurge-
schiedenis.
P.W. van Maaren, Genealogie van
Hendrik van Hattem, raad en schepen
van Amersfoort,
(Leusden, 2006)
O. Maurer, Joop Traarbach en Engelbert
L'Hoëst: twee Amersfoortse expressio-
nisten', Kroniek: tijdschrift historisch
Amersfoort,
jrg. 8, nr. 1 {2006), 2-3
G.J.A. Raven, 'Boerderij De Geer, het
behouden waard', De Bewaarsman:
tijdschrift van de historische kring
Hoogland,
jrg. 12, nr. 1 (2006), 18-20
G.J.A. Raven, 'Kamp Amersfoort en de
NederlandscheSeintoestellenfabriek',
Kroniek: tijdschrift historisch
Amersfoort,
jrg. 8, nr. 3 (2006), 8-9
G.J.A. Raven, 'Klein Emiclaer, tweeling
vanBosserdijk : het verhaal van Ten
Bosch eindelijk compleet', De
Bewaarsman: tijdschrift van de histo-
rische kring Hoogland,
jrg. 12, nr. 3
(2006), 59-67. De geschiedenis van de
boerderij Klein Emiclaer en de familie
Van den Voorde, eigenaar van de
boerderij van 1329-1530.
A.F.M. Reichgelt, Inventaris van de
archieven van de Stichting De Armen
dePoth (1342)1447-1999,
(Amersfoort:
Archief Eemland, 2006)
P. Romijn, Burgemeesters in oorlogstijd:
besturen tijdens de Duitse bezetting,
(Amsterdam: Balans, 2006)
A. Schuurman, R. Hoegen, e.a.,
Centraal Stadsgebied Amersfoort
Eemkwartier: aanpak, ambitie,
(Amersfoort: CSG Eemkwartier,
2006)
J. Sickmann, 'Waarom 't Spijkertje moest
worden gesloopt', Erfgoed: Vlaams-
Nederlands tijdschrift van industrieën
techniek,
jrg. 15 (2006), 29-33.
Voormalig graanpakhuis aan de Grote
Koppel.
F. Snieder, 'Vondsten Achter de
Arnhermse Poortwal', Kroniek: tijd-
schrift historisch Amersfoort,
jrg. 8,
nr. 1 (2006), 8-9. Opgraving Achter de
Arnhemse Poortwal
Y. Tanke, 'Afscheid Fred van Kan, direc-
teur Archief Eemland: samenwerken
en geen eiland', Kroniek: tijdschrift
historisch Amersfoort,
jrg. 8, nr. 3
(2006) 2-3
Y. Tanke, 'Johan van Oldenbarnevelt ver-
dient meer aandacht', Kroniek: tijd-
schrift historisch Amersfoort,
jrg. 8,
nr. 1 (2006), 6-7
J. Teters, Amersfoort kunt gij het aan met
uw faam als schone slaapster?: revita-
lisatie van de Amersfoortse binnenstad
1945-1975,
(Utrecht, 2006)
Scriptie erfgoedstudies over de vraag
hoe politiek en maatschappelijk
omgegaan werd met binnenstedelijke
cultuurhistorische waarden in de
diverse plannen ter modernisering
van de Amersfoortse binnenstad tus-
sen 1945-1975.
R. Timmer, H. van Laar, Chr. Muziek- en
Showbandjuliana en haar jeugdafde-
ling Bernhard: de geschiedenis van een
kei van een band uit de Keistad
Amersfoort 1926-2006,
(Amersfoort:
Wilco, 2006)
K. Volkers, 'De wagenwerkplaats te
Amersfoort: de onzekere toekomst
van een 100 jaar oud spoorwegindus-
triecomplex', Erfgoed: Vlaams-
Nederlands tijdschrift van industrie en
techniek,
jrg. 15 (2006), 13-20
J. Voorburg, 'De grote vakantie van de
boerenjeugd voor 1948: kinderfees-
tern, ranja, apenoten en schoekertje',
De Bewaarsman: tijdschrift van de
historische kring Hoogland,
jrg. 12, nr.
2 (2006), 42-44
J. Voorburg, 'Hoogland en de wereldge-
schiedenis, 9 november 1939-1 mei
1945', De Bewaarsman: tijdschrift van
de historische kring Hoogland,
jrg. 12,
nr. 1 (2006), 6-9
J. Voorburg, 'Priester René van Eijden:
herinneringen bij een menukaart'. De
Bewaarsman: tijdschrift van de histo-
rische kring Hoogland,
jrg. 12, nr. 3
(2006), 49-55-
René van Eijden werd geboren in 1928
op de Margarethahoeve in Hoogland;
de menukaart werd vervaardigd voor
het feestdiner ter gelegenheid van zijn
priesterwijding in 1956.
N. Vugts, 'De buurt van (3) Marjan Berk:
'ik had heel lang de pest aan
Amersfoort', Oud-Utrecht, jrg.79, nr.
3 (2006) 68-71
Marjan Berk, bekend als cabaretière,
schrijfster en columniste, bracht haar
jeugd door in Zeist en Amersfoort
(omgeving St. Ansfridusstraat)
N. van Vulpen, 'Emigreren naar
Australië, een spannend avontuur: de
familie Pommer uit en thuis', De
Bewaarsman: tijdschrift van de histo-
rische kring Hoogland,
jrg. 12, nr. 2
(2006), 25-34
N. van Vulpen, 'Frederik Johannes
Spruijt: geneesheer te Hoogland
(1867-1873J, De Bewaarsman: tijd-
schrift van de historische kring
Hoogland,
jrg. 12, nr. 3 (2006), 56-58.
R. ter Wal, 'Aldegonde, het eerste zieken-
huis van Amersfoort (en Leusden)',
Leusden Toen: tijdschrift van de histo-
rische kring Leusden,
jrg. 22, nr. 2
(2006) 848-849
D. van Weezel Errens, 'Adolphe Pieter
Herman Jacob van Weezel Errens
(1806-1939)', Kroniek: tijdschrift his-
torisch Amersfoort,
jrg. 8, nr. 4 (2006)
6-7. Schilder/etser
'Honderdvijfenzeventig jaar brand-
weer Woudenberg', (Woudenberg:
Brandweer Woudenberg, 2006)
-ocr page 159-
I58 LITERATUUR
G.J.M. Derks, 'Herinneringen van Nel
Rodenrijs-van Klooster aan haar
familie en aan Soest', Van Zoys tot
Soest,
jrg. 27, nr. 1 (2006), 25-32
G.J.M. Derks, 'Nogmaals het seminarie te
Soest', Van Zoys tot Soest, jrg. 27, nr. 2
(2006), 1-14
Bewoningsgeschiedenis van het R.K.
Armenhuis "Het Seminarie".
H.M. Dingemans, 'De herberg Bavoort
van 1870 tot heden', Leusden Toen:
tijdschrift van de historische kring
Leusden,
jrg. 22 (2006), nr. 4,899-900
D.A. Eilander, 'Een historisch -
geografische blik rond Quatre Bras en
de Veenkampen', De Klapperman: bij-
dragen tot de geschiedenis van
Woudenberg,
dec. 2006
W. de Graaf, Honderd jaar plezier in zin-
gen: Hosanna!!! We hebben een koor
1906-2006,
(Bunschoten: De
Bunschoter, 2006)
W. de Greef Azn., 'Oud-Woudenbergse
families (6): Koudijs', Oud
Woudenberg,
2006/1,7-19
H. Groot, Harmonieuw: 111 jaar huisves-
ting Fidelio,
(Woudenberg, 2006).
Harmoniegezelschap Fidelio.
T. Hartman, e.a., 'Graven in de oude
kerk', Van Zoys tot Soest, jrg. 27
(2006), nr. 2,33-38, nr. 3, 23-32.
Grafstenen in de Oude Kerk.
T. Hartman, 'De nachtwacht van Soest',
Van Zoys tot Soest, jrg. 26, nr. 4
(2006), 1-8, jrg. 27, nr. 1 (2006), 1-9
H.A. van Hees, 'Het verhaal van Anne
Sepp arbeider bij de aanleg van de
watermolens langs de Meentweg in
Eemnes', Historische Kring Eemnes,
jrg.
28, nr. 1 (2006), 34-38
H.A. van Hees, 'De watermolens aan de
Meentweg', Historische Kring
Eemnes,
jrg. 28, nr. 1 (2006), 39-45
J.G.M. Hilhorst, 'Het stift Eken en het
huidige Baarn', Baerne: tijdschrift van
de historische kring Baerne,
jrg. 30, nr.
4 (2006), 11-14. Grondbezit St.
Vitusabdij.
J.G.M. Hilhorst, 'De pastoor van Soest
tijdens de reformatie 1557-1601' Van
Zoys tot Soest,
jrg 27, nr. 3 (2006), 3-6
H. Hofman, 'Beurtschipper Van IJken uit
Eemnes trekt aan het langste eind'
Bun Historiael, jrg. 27, nr. 1 (2006),
48-50. Conflict over tolgelden
R.A. Hulst, 'Archeologisch onderzoek op
kasteelterrein Stoutenburg', Kroniek:
tijdschrift historisch Amersfoort,
jrg.
8, nr. 2 (2006), 2-3
W. de Kam (red.) e.a., Soest, Baarn en
Eemnes: schetsen uit de geschiedenis
van drie Eemlandse
buurgemeenten
(Eemnes: Rotary Club Baarn-Soest,
2006)
W. de Kam, 'Soester verenigingen'. Van
Zoys tot Soest,
jrg. 26, nr. 4 (2006),
29-32, jrg. 27 (2006), nr. 1,15-17, nr. 2,
29-32
Artikelen over verschillende vereni-
gingen in Soest.
P. Koelewijn, 'Nicolaas Gouwens (1919-
2001) van 1943 tot 1946 politieagent
in Bunschoten', Bun Historiael, jrg. 27
(2006), nr. 1, 26-42, nr. 3,121-137,nr-
4,155-165, nr. 5,198-212
K. Klok, Een jammerlijk besluit' Bun
Historiael,
jrg. 27, nr. 2 (2006), 82-87.
Besluit tot sloop gedeelte Hervormde
Kerk van Bunschoten in 1779
K. Klok, 'Jan Koelewijn Dzn. 1906-1989',
Bun Historiael, jrg. 27, nr. 2 (2006),
56-65
K. Klok, 'Palingkoorts en Zes-en-een-
kwart', Bun Historiael, jrg. 27, nr. 1
(2006), 16-19
Vishandelaar Gijsbert Hopman tij-
dens de Tweede Wereldoorlog
K. Klok,' Werfbaas Dirk Fokkes Bosman',
Bun Historiael, jrg. 27, nr. 4 (2006),
148-151.
Bouw van een botter in 1790.
W. van Kooij (bew.), 'Weerbarstig voor-
uitstrevend: Hamersveld in de eerste
helft van de vorige eeuw', Leusden
Toen: tijdschrift van de historische
kring Leusden,
jrg. 22 (2006), nr. 2,
850-854, nr. 3,884-887, nr. 4,902-
907
H. Koudijs, '"Sonnevanck" en het won-
der van 11 april 19 56, Oud Wouden-
berg
,2006/2,7-20
Vliegtuigcrash in Woudenberg.
F. van Loenen, 'Fietesenhandel in
Leusden: Rien Osnabrugge haalt en
brengt', Leusden Toen: tijdschrift van
de historische kring Leusden,
jrg. 22,
nr. 2 (2006), 858-862
DE REGIO
E. van Andel, 'De Eemnesser eenden-
kooi', Historische Kring Eemnes, jrg.
28, nr. 2 (2006), 63-47
A. Barendrecht, Sint Jozef Kerk
Achterveld: een monument voor de
toekomst,
(Barneveld: BDU, 2006)
W. Beekhuis, Een plaatje met een praatje:
geschil pontveer 'Haventje' Bun
Historiael,
jrg. 27, nr. 2 (2006), 75-82
F. Booy, 'Blik op de Brinkstraat', Baerne:
tijdschrift van de historische kring
Baerne,
jrg. 30 (2006), nr. 1, 20-28, nr.
2,3-6, nr. 3,13-22, nr. 4,21-28
W. Bos, De Hamersveldseweg door de eeu-
wen heen,
(Leusden, 2006)
J.D.H, van den Brink, '75 jaar vrijwillige
brandweer van Renswoude', Het
ouwe Renswou: mededelingenblad van
de historische vereniging Oud-
Renswoude,
jrg. 23, nr. 1 (2006), 1-31
H. Bronkhorst,'Twee Chinese granieten
tuinvazen uit een 18 -eeuwse Baarnse
villa van Scherenberg', Baerne: tijd-
schrift van de historische kring Baerne,
jrg. 30, nr. 4 (2006), 8-10
G. Brouwer, Bezoek aan 'Hoogerwerf',
Baerne: tijdschrift van de historische
kring Baerne,
jrg. 30, nr. 3 (2006), 8-
11. Bewoningsgeschiedenis van de
villa Hoogerwerf.
G. Brouwer,'Honderd jaar beeldende kunst
in Baarn', Baerne: tijdschrift van de his-
torische kring Baerne,
jrg. 30 (2006), nr.
1,11-10, nr. 2,20-25,nr- 3» 23-26
J.J. van Burgsteden, Achterveld 1674-
1940: ontstaan en groei, (Leusden:
Historische Kring Leusden, 2006)
J.J. van Burgsteden, G. van Bekkum,
Van boekenkist tot bibliotheek 1906-
2.006: honderdjaar Bibliotheek
Achterveld,
(Barneveld: BDU, 2006)
O. Dekkers, 'De afbraak van de kruis-
kerk', Bun Historiael, jrg. 27, nr. 4
(2006), 172-175
Afbraak gedeelte Hervormde Kerk in
Bunschoten in 1780
O. Dekkers, 'De bewoners van
Dorpsstraat 20 en 22', Bun Historiael,
jrg. 27, nr. 3 (2006), 96-111
O. Dekkers, 'Oth Niezen en zijn bijzon-
der testament', Bun Historiael, jrg. 27,
nr. 1 (2006), 4-13.
Oth Niezen (1783-1864)
-ocr page 160-
LITERATUUR I^Q
G. Londo, 'De Lambalgerkeerkade, een
oud verdedigingswerk met een inte-
ressante plantengroei', Oud
Scherpenzeel,
jrg. 18, nr. 2 (2006),
p. 23-30
P. Lüschen, Baarn en haar middenstand
1920-1950: kroniek,
(Baarn: Baarnsche
Courant. 2006)
A. Meijers, Eemland over eten en koken:
de verhalen en recepten van ly onder-
nemers,
(Amersfoort: Zilt
Communicatie 8c Creatie, 2006)
J. Menne, 'Pastoor Rademaker (1795-
1872)'. Van Zoys tot Soest, jrg. 26, nr. 4
(2006), 22-28, jrg. 27 (2006), nr. 1,
18-24, nr. 3,10-22
H. Michielse, 'Heiligen en harnassen:
Utrechtse bisschoppen tussen Vecht
en Eem',Tussen Vechten Eem, jrg. 24,
nr. 2 (2006), 91-95
J.V.M. Out, Eemnes, waar ik woon,
(Eemnes: Openbare Bibliotheek
Eemnes, 2006)
W. Peters, 'Verkoop en koop van een per-
ceel bouwland gelegen aan de
Teutschen Hollenweg in Soest in het
jaar 1865', Van Zoys tot Soest, jrg. 27,
nr. 3 (2006), 33-38
W. Peters, 'Vrouwenvredeskamp in
Soesterberg', Van Zoys tot Soest, jrg.
26, nr. 4 (2006), 9-15, jrg. 27, nr. 1
(2006), 10-14
ï. Piekema, '125 jaar geleden: bij het gra-
ven van de drinkwaterleiding ontstaat
"een begin van oproer onder het
werkvolk", Van Zoys tot Soest, jrg. 27,
nr. 2 (2006), 23-26
]. Piekema, '150 jaar geleden:
Soesterbergers doen aan houtdiever-
ij', Van Zoys tot Soest, jrg. 26, nr. 4
(2006), 32-36
R. Prins, 'De geschiedenis van de
Openbare Bibliotheek Eemnes',
Historische Kring Eemnes, jrg. 28, nr. 2
(2006), 53-62
K. van Otterloo, 'Brigade Leusden in het
interbellum', Leusden Toen: tijdschrift
van de historische kring Leusden,
jrg.
22, nr. 1 (2006), 829-834
A. Roest,'Het waterschap 'Het
Soesterveen'. Van Zoys tot Soest, jrg.
26, nr. 4 (2006), 18-21
C. van Rijsdam, 'Wiebe van de Kuinder
van bakker tot rustend burger',
Historische Kring Eemnes, jrg. 28, nr. 3
(2006), 102-114
R. van de Schaaf, 'Geschiedenis van het
Vierkante Bosje', Historische Kring
Eemnes,
jrg. 28, nr. 1 (2006), 8-20
E. van Schalkwijk (bew.), 'Jos en Eefje
de Lange vertellen', Leusden Toen:
tijdschrift van de historische kring
Leusden,
jrg. 22, nr. 3 (2006), 880-883.
Het boerenleven in Leusden van vóór
de Tweede Wereldoorlog
R. Sierat, 'Gemaal Eemnes', Historische
Kring Eemnes,
jrg. 28, nr. 1 (2006), 28-
33
M. Splint, 'Bijzondere boerderijen in de
Vallei', GM Kwadraat, 2006/1,16-19
E. Veldhuis, 'De Grebbelinie (een
geschiedenis in vogelvlucht)', Oud
Woudenberg,
2006/3,17~23
K. Volkers, Geheim landschap: 200 jaar
militairen op de Heuvelrug,
(Amsterdam: PlanPlan, 2006)
E.J. Wolleswinkel, De Melm: familiekro-
niek rond een boerderij te Renswoude,
(Den Haag: Couvée, 2006)
H.M. van Woudenberg, Voskuilen: een
buurtschap onder Woudenberg en
Leusden,
(Barneveld: BDU, 2006).
Genealogie en bewoningsgeschiede-
nis van de buurtschap Voskuilen.
Tilly du Pui.
-ocr page 161-
FRANCIEN M.E. SNIEDER (1955)
Studeerde prehistorie met nadruk op mid-
deleeuwse archeologie aan de Universiteit
van Amsterdam. Sinds 1987 stadsarcheo-
loog van Amersfoort.
WILLEM VELTHEER (1931)
Studeerde geneeskunde aan de
Universiteit van Amsterdam, volgde daar-
na de opleiding tot chirurg in het Zieken-
huis Dijkzigt te Rotterdam. Was vervol-
gens werkzaam als wetenschappelijk
hoofdmedewerker aan het Erasmus
Medisch Centrum en van 1971 tot 1996 als
chirurg verbonden aan het Ziekenhuis De
Lichtenberg / Eemlandziekenhuis (thans
Meander Medisch Centrum) te Amers-
foort. Promoveerde op de invloed van de
Weense Chirurgische School op de heel-
kunde in Nederland, met name in Utrecht.
MILO L. VERHAMME (1977)
Studeerde mediterrane archeologie aan de
Universiteit van Amsterdam. Vanaf 2004
werkzaam als projectarcheoloog bij de
gemeente Amersfoort.
JAAP VERNHOUT (1946)
Gemeentelijk ambtenaar bij de afdeling
Monumentenzorg. Sinds 1988 secretaris
van de Gemeentelijke Monumenten
Commissie.
MATTIJS K. WIJKER (1976)
Studeerde mediterrane archeologie aan de
Universiteit van Amsterdam. Vanaf 2004
werkzaam als projectarcheoloog bij de
gemeente Amersfoort.
ALBERT VAN ENGELENHOVEN
(1956)
Bouwhistoricus. Sinds 1.3.2007 verbonden
aan de Erfgoedinspectie van het Ministerie
van Onderwijs, Cultuur en Weten-
schappen te Den Haag.
TIMO D'HOLLOSY (1967)
Stadsarcheoloog van Amersfoort, sinds
1994. Getogen - niet geboren - Amers-
foorter. Studeerde oecologische archeolo-
gie met nadruk op fysische antropologie
aan de Universiteit van Amsterdam.
RON A. HULST (1946)
Studeerde prehistorie met nadruk op mid-
deleeuwse archeologie aan de Universiteit
van Amsterdam. Project-archeoloog bij
BAAC bv; 1989-2000 veldarcheoloog te
Maastricht. Vanaf 2003 werkzaam in de
gemeente Amersfoort.
M. CARINA KAPTEYN (1977)
Studeerde in 2003 af aan de Theologische
Universiteit der Gereformeerde Kerken in
Nederland te Kampen. Haar hoofvak was
kerkgeschiedenis. Zij is sinds 11 maart
2007 werkzaam als predikant in de
Pelgrimskerkgemeente te Zoetermeer.
TILLY DU PUI (1950)
Sinds 1986 ambtenaar bij het Archief
Eemland.
ADDY SCHUURMAN (1962)
Historicus. 1995-2003 onderzoeker bij
Nyenrode Forum For Economie Research
(NYFER). Thans zelfstandig historisch
onderzoeker.
OVER DE AUTEURS
RAYMOND BIJEN (1971)
Studeerde kunstgeschiedenis aan de
Universiteit Utrecht. Senior beleidsmede-
werker Monumentenzorg bij de gemeente
Hilversum.
ANDRÉ CLAZING (l95i)
Studeerde geschiedenis aan de
Universiteit van Amsterdam. Als vrijwilli-
ger werkzaam bij de Archeologische
Dienst van de Gemeente Amersfoort.
MAX A. CRAMER (1954)
Studeerde kunstgeschiedenis aan de
Rijksuniversiteit Utrecht. Sinds t982 als
architectuurhistoricus verbonden aan het
Gemeentelijk Bureau Monumentenzorg
Amersfoort. Sinds 2002 hoofd van dit
Bureau. Publiceert regelmatig over jonge
bouwkunst (1850^940) in Amersfoort en
Hilversum. Voorzitter van de Gemeen-
telijke Monumentencommissie en lid van
de Gemeentelijke Welstandscommissie in
Hilversum.
MAARTEN H.A. VAN DIJK (1977)
Studeerde mediterrane archeologie aan de
Universiteit van Amsterdam. Vanaf 20or
werkzaam als veldarcheoloog in dienst bij
de Gemeente Amersfoort.
LYDIA EDELKOORT-VAN DER
VLERK (1956)
Studeerde geschiedenis aan de
Universiteit Utrecht. Medewerker
publiekszaken van Museum Flehite.