ALDEGONDE
|
||||||||
Amersfb'
omstreken |
||||||||
-'
|
||||||||
M f
|
||||||||
,;V;*%fc.
|
||||||||
Flehite
Jaarboek 2007 |
||||
Werkaan het dak vaVi dsMannenzaal en
kapel van het Sint Piepers- en Bloklands Gasthuis. W ÊÊ |
||||
Historisch jaarboek
voor Amersfoorten omstreken 2007
|
||||||
Stichting Flehite Publicaties
Deel vin |
||||||
COLOFON
|
|||||||||||
Dit jaarboek wordt gepubliceerd door de Stichting
Flehite Publicaties in samenwerking met Archief Eemland, het Gemeentelijk Bureau Monumentenzorg en de Gemeentelijke Archeologische Dienst, Museum Flehite en de Oudheidkundige Vereniging Flehite. |
Richtlijnen voor auteurs
Omvang
Een artikel mag maximaal 10.000 woorden bevatten,
inclusief bijlagen, noten en/of bibliografie.
Titel en noten
De auteur zorgt voor een sprekende titel, eventuele onder-
titel, nieuwsgierig makende inleidende alinea (gemarkeerd gedrukt) en tussenkopjes. Voor verwijzingen en titelbeschij- vingen worden de regels van het Nederlands Historisch Genootschap gevolgd. Noten moeten als eindnoten worden aangeleverd. Redactie
Een auteur kan het beste in een zo vroeg mogelijk stadium
overleg plegen met de redactie.
De redactie kan wijzigingen in de inhoud en structuur
voorstellen. Indien een auteur daarmee niet akkoord kan of
wil gaan, behoudt de redactie zich het recht voor het artikel
te weigeren.
Afbeeldingen
De auteur kiest zelfde illustraties en bestelt deze tijdig in
digitale vorm. Eventuele kosten worden vergoed, mits vooraf overleg is gevoerd met de redactiesecretaris. De auteur maakt een lijst van genummerde bijschriften, met bronvermelding van de afbeelding. Hij/zij geeft in de tekst aan waar de afbeelding moet komen, bijvoorbeeld (afb. 1) in vet. Er zou gestreefd moeten worden naar 1 pagina afbeel- ding op 3 pagina's tekst. Aanleveren definitieve kopij
De uiteindelijke versie wordt digitaal aangeleverd in Word
in platte tekst (zonder opmaak), tegelijk met de illustraties (>30o dpi). De (eind)redactie bepaalt in overleg met de auteur of eventueel illustraties moeten vervallen. Planning
Indien een artikel is geaccepteerd wordt het zo spoedig
mogelijk geplaatst. Dit is echter afhankelijk van de hoeveel- heid kopij en de gewenste variatie per jaarboek. © 2007 Stichting Flehite Publicaties
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze zonder voorafgaande schriftelijke toestemming
ISSN 1567-7532 |
||||||||||
Redactie
Dr J. Ayolt Brongers (voorzitter en eindredacteur)
DrPaulBrusse
Drs Max Cramer
Drs. Alice van Diepen
Drs R.M. Kemperink
Drs Jan H. Lodewijks
Drs Gerard Raven (redactiesecretaris)
Drs Francien Snieder
Redactieadres
Museum Flehite Amersfoort, t.a.v. Gerard Raven,
Breestraat 80,3811BL Amersfoort. Tel.: 033-4603091 fax: 033-4630254; e-mail: g.raven@museumflehite.nl |
|||||||||||
Afbeelding omslag voorzijde
Foto van een groep krakers van het gebouw van het
voormalige kinderziekenhuis 'Aldegonde Gasthuis' rond 1979 (foto: Kees Huijbregts). Alhoewel de achtergrond van de naamgeving eigenlijk niet bekend is, is er de volgende mogelijkheid. Baron van Boetzelaer - met zijn vrouw, stichter van het Gasthuis - stamde af van Philips van Marnix heer van St Aldegonde (1540-1598). Daarbij is St Aldegondis patroonheilige van kinderen met loopmoeilijkheden en van kinderziekten in het algemeen. Beide feiten hebben waarschijnlijk gezamenlijk geleid tot de naamgeving van het ziekenhuis. De protestantse stichters hebben echter het voorvoegsel' Sint' laten vervallen. (Cf.www.tijdbalk-amersfoort.nl). Afbeelding omslag achterzijde
School gebouwd tijdens de wederopbouwperiode na de
Tweede Wereldoorlog: Evertsenstraat 39. Grafische vormgeving
Ronald Boiten en Irene Mesu, Amersfoort
Druk
Drukkerij Van Beek, Hooglanderveen
|
|||||||||||
INHOUD
|
|||||||
6
106 Dynamiek in het stadhuisgebied
— SANDRA HOVENS
7
122 Jaaroverzicht Monumentenzorg
2006 Projecten en studies — max cramer, albert van
ENCELENHOVEN, SANDRA HOVENS EN JAAP VERNHOUT
8
140 Jaaroverzicht Archeologie 2006
----MAARTEN VAN DIJK, TIMO D'HOLLOSY,
RON A.HULST, FRANCIEN SNIEDER, M I LO VERHAMME,
MATTIJS WIJKER 152 Recensies
156 Literatuur betreffende de regio
Eemland verschenen in 2006 ,60 Over de auteurs
|
|||||||
1
e 'Daar heb je de dames weer!'
Bewonersparticipatie in Lienderten
Rustenburgin de jaren '70 en '80 van de vorige eeuw — addy schuurman 2
30 Gastvrijheid en caritas op de
grens van Amersfoort en Leusden De geschiedenis van het Aldegonde
CaSthuiS 1890-1905 —WILLEM VELTHEER
3
50 Over het bezit in Baarn van
het stift te Elte n—JOS G.M. HILHORST
4
66 De stad en het vuil
Een onderzoek naar beerputten en
afval—ANDRÉ CLAZINC
5
84 Nadere Reformatie in
Amersfoort? Geloofsleven binnen en buiten de gerefor-
meerde kerkiÖ3o-i650 —carina kapteyn |
|||||||
dames weer!'
|
||||||
'DAAR. HEB JE DE DAMES WEER!' J
|
|||||||||||||
'Waar bemoeien die huisvrouwen zich mee?' Deze houding
proefden Roelie Norp en Riekje Hoffman bij veel gemeen- teambtenaren, toen zij 1984-85 bezwaar aantekenden tegen het ontwerp-bestemmingsplan voorde industriewijk De Hoef. Op het gemeentehuis was het na de langdurige discus- sies rond de aanwijzing van de groeistad wel gebruikelijk om inspraak te organiseren voor de 'erkende lobbygroepen', maar wie daartoe niet behoorde, werd vreemd aangekeken. Men was het niet gewend dat omwonenden van bestaande wijken of nieuwe bewoners van de groeistadwijken vraagtekens plaatsten bij het gemeentelijk ruimtelijk ordeningsbeleid.1 |
|||||||||||||
Inleiding
Maar de maatschappelijke ontwikkelingen ston-
den niet stil. In de jaren '70 spoelde een democra- tiseringsgolf over Nederland, die ook Amersfoort niet onberoerd liet. Groepen betrokken burgers protesteerden tegen ingrepen in de historische binnensteden, zoals in Amersfoort Tabak.2 Maar niet alleen in het oude centrum toonden gewone burgers hun betrokkenheid, ook in de buitenwij- ken probeerden bewoners invloed uitte oefenen op de eigen leefomgeving. In dit kader worden enkele 'burgerinitiatieven' behandeld: Liendert Leefbaar en de VerontRustenburgers. Beide groe- pen werkten -ieder op hun manier-aan de opbouw van hun wijk. Zij waren niet uniek: bin- nen de gemeentegrenzen van Amersfoort waren |
in Hoogland en in het Soesterkwartier verschillen-
de groepen en verenigingen actief die zich in de jaren '70 en '80 met de gevolgen van het groeistad- besluit bezig hielden. Waarom dan de beide groe- pen? Allereerst vanwege hun totaal verschillende karakter: Liendert Leefbaar was vooral bezig met welzijnswerk binnen de eigen wijk, terwijl de acti- viteiten van de VerontRustenburgers zich concen- treerden op de fysieke kwaliteiten in en rondom hun wijk. Zij zijn dus exemplarisch voor de ver- schillende vormen die deze initiatieven aan kun- nen nemen. Wel waren beide voortrekkers in de stad. Liendert Leefbaar gold middenjaren '70 als "de ongetwijfeld meest aktieve vereniging ter behartiging van de belangen van de bevolking in een bepaalde stadswijk".3 De VerontRustenbur- |
||||||||||||
1 Overigens stuitten ook ondernemers op een dergelijke
houding. Zie o.a. Centraal Stadsgebied Amersfoort, Eemkwartier Aanpak "& Ambitie (Amersfoort 2006), p. 25. z Zie bijvoorbeeld: A. Schuurman, "Wij hebben er TABAK van!" Bestuurlijke ambitie en politieke opwin- ding tussen 1950 en 1975, in: Flehite. Historisch Jaarboek voor Amersfoort en omstreken 2004 (Amersfoort 2004), |
p. 18-34. Voorbeelden van bewonersprotesten tegen
saneringen elders in het land, zie: H. van der Cammen en L.A. de Klerk, Ruimtelijke ordening. Vanplannen komen plannen (Utrecht/Antwerpen 1986), p. 220-226. 3 Wijk- vereniging „Liendert Leefbaar" heeft gevarieerd program- ma, in: De stad Amersfoort 11-10-1974. |
||||||||||||
8 ADDYSCHUURMAN
|
|||||||||||
lingvan de Nederlandse Bond van Huisvrouwen
heeft de woningen al bezichtigd."5 De wijk groeide als kool: van 300 mensen in
1964, via bijna 4400 in 1967 naar ruim 9000 in 1970 en 10.400 in 1974. We weten helaas niet waarde nieuwe bewoners vandaan kwamen, maar zeker is dat het gewone Amersfoorters werden. Niet be- paald hoogvliegers, maar eenvoudige, hardwerken- de mensen. De woningen waren vooral bedoeld voor starters op de woningmarkt: "De uitbreiding immers zal vele jonge gezinnen woonruimte kun- nen bieden. Jonge gezinnen, die nu ergens een ge- improviseerde kamer-keuken-slaapkamer bezitten op een benauwde zolder."6 Werknemers van som- mige Amersfoortse bedrijven hadden een streepje voor. Bedrijven als High Voltage, Electrofact en Wolter & Dros lieten bedrijfswoningen bouwen. Want het waren de jaren '60 waarin krapte op de arbeidsmarkt de werkgevers noopten hun perso- neel aan zich te binden door aantrekkelijke arbeids- voorwaarden zoals een comfortabele woning. Anno 1974 telde Liendert veel jonge gezinnen:
de leeftijdscategorieën 25 tot 40 jaar (ouders) en jonger dan 15 jaar (hun kinderen) waren overver- tegenwoordigd. Jongeren in de leeftijd van 15 tot 25 jaar en 55-plussers waren als het ware op de vingers van één hand te tellen.7 Een jonge arbei- derswijk dus, met een godsdienstige samenstel- ling die niet echt afweek van het Amersfoortse gemiddelde. Er waren meer vrijgemaakt gerefor- meerden dan gemiddeld en ook het aantal onge- lovigen was iets groter.8 Kerken deed men vooral in Kruiskamp, in de hervormde Adventkerk aan de Van Randwijcklaan en de katholieke Kruiskerk aan de Liendertseweg. Tot begin jaren '70 beschouw- de men Liendert als een uitbreiding van Kruis- kamp, ondanks het Valleikanaal.9 |
|||||||||||
gers waren niet alleen zeer succesvol-zij wisten
hun doel te bereiken, namelijk zo min mogelijk overlast van het naast de wijk gelegen industrieter- rein De Hoef- maar hadden ook een groot aan- deel in de democratisering van het openbaar bestuur. Zij drongen door in de ivoren torens van het stadhuis en wisten zelfs eigen beleidsvoorstel- len geaccepteerd te krijgen. Ambtenaren nemen sinds de VerontRustenburgers de Amersfoortse burgerij en hun zorgen weer een stuk serieuzer. DEEL I LIENDERT LEEFBAAR
De wijk Liendert
"Amersfoort springt over het Val leikanaal." Zo
kopte de Amersfoortse Courant op 24 oktober 1961 (en opnieuw op 3 novemberi9Ö2). De gemeente had zojuist het uitbreidingsplan voor Liendert gepresenteerd: het voorzag in 3100 woningen en 13.000 bewoners. De woningnood was hoog en de gemeente stopte dan ook weinig energie in een gelikte reclamecampagne voor de nieuwe wijk."(...) een duidelijk wegenschema, een zeer acceptabele verdeling van het groen over de wijken een ruimteontwikkelingtussen de bouw- blokken, welke het voor een ieder aanlokkelijk en mogelijk zal maken in deze wijk te wonen,"4 met deze 'wervende' tekst lokte men nieuwe bewo- ners. De gemeente vergat ook niette vermelden dat het Valleikanaal in die jaren vreselijk stonk. Stank of geen stank, de mensen kwamen toch wel. Toen enkele jaren later de eerste flats in de steigers stonden, liep het storm: "De belangstel- ling van woningzoekenden voor deze flats is groot. De bouwers krijgen regelmatig het verzoek van mensen, die langs het werk komen of zij binnen een kijkje mogen nemen. Ook de plaatselijke afde- |
|||||||||||
4 Amersfoort springt over het Valleikanaal, in:
AC 24-10-1961. 5 In komende maanden veel nieuwe woningen klaar, in AC 16-7-1966. 6 Boerenbedrijven gaan wijken voor de stad, in: Dagblad voor Amersfoort 31- 1-1961. 7 Gemeente Amersfoort, Statistisch Jaarboek 1974, |
p. 22. 8 Gemeente Amersfoort, Statistisch Jaarboek 1974,
p. 30. 9 Men sprak van de wijk Kruiskamp-Liendert. Zie o.a. Wijkvereniging „Liendert Leefbaar" heeft gevarieerd programma, in: De stad Amersfoort 11-10-1974. |
||||||||||
'daar heb je de dames weer!'
|
||||||||
I
|
||||||||
Uitsnede van de stadsplattegrond
van Amersfoort met Liendert, Rustenburg en De Hoef (in aanleg). |
||||||||
Uitgave: Falkplan-Suurland,
5e druk (circa 1988). |
||||||||
10 ADDYSCHUURMAN
|
|||||||||||
Liendert Leefbaar: Mensen voor
mensen, mensen met mensen In de parochie van het H. Kruis aan de Liendertse-
weg was in het voorjaar van 1969 een nieuwe priester gekomen, Paul Potting. "Een hele leuke pastor, heel integer en enthousiast." Hij kreeg de nieuwe wijk Liendert onder zijn hoede. Waar de hervormde Adventkerk zijn activiteiten vooral richtte op de eigen leden, keek de katholieke Kruiskerk in die dagen vooral ook buiten de eigen kring. Tijdens verschillende huisbezoeken leerde de geestelijk herder zijn kudde kennen: mensen die pionierden en bezig waren een nieuw bestaan op te bouwen in de wijk-in-wording. Maar hij zag ook jonge stellen die al na korte tijd uit elkaar gin- gen; hij trof eenzame mensen, die moeite hadden contact te leggen met hun buren. Na een oproep in een huis-aan-huisblad werd
er een ontmoetingsavond georganiseerd, waar een groepje actieve bewoners zich vormde. "Zij gingen bij buurtbewoners op bezoek, vroegen wat men vond van Liendert en wat er zou moeten gebeuren."10 Daarmee werd de basis gelegd voor Liendert Leefbaar. Vanaf 1969 groeide geleidelijk een gedegen organisatie. Zoals gebruikelijk in die dagen, moest er een 'opbouwwerkster' komen om het werk te coördineren en nieuwe inititatieven van de grond te helpen. In nauwe samenwerking met het Bureau voor Levens- en Gezinsvragen werd in 1971 Addy Wartena aangetrokken. "Een zachtaardig persoon, maar heel inspirerend en ze wist van alles voor elkaar te krijgen", volgens Mevrouw Nebbeling, jarenlang secretaresse van Liendert Leefbaar. Anderen noemden haar "zwe- verig" en "warrig". Aanvankelijk ging zij op vrijwil- lige basis aan het werk, maar na 1974-toen een nieuwe collega zich aan haar zijde voegde, Yvonne |
|||||||||||
de Bruin"-werd de onbetaalde post omgezet in
een tijdelijke aanstelling voor twintig uur in de week. Daarvoor kregen ze geen salaris, maar een vergoeding die werd betaald uiteen subsidie van de gemeente. Werken aan sociale cohesie
Met de beide opbouwwerksters aan het roer
ontwikkelde Liendert Leefbaar een bijna verba- zingwekkende hoeveelheid initiatieven. Anno 1980 ontplooiden en organiseerden zo'n dertig werk- groepjes allerlei activiteiten. Naar schatting hon- derd vrijwilligers zetten zich voor een leefbaar Liendert in.12 Centrum van alle activiteiten was een kantoortje aan de Canzenstraat, dat de woningcor- poratie SCW beschikbaar stelde tot in 1976-77 het buurthuis De Groene Stee werd gebouwd. De organisatie Liendert Leefbaar was een
"soort wijkopbouworgaan, van waaruit impulsen gaan naar bewoners, en waarheen bewoners komen met hun vragen en ideeën."13 Het was welzijnswerk gedragen door vrijwilligers en wijk- bewoners, niet van bovenaf georganiseerd maar 'vanuit de basis' (in het typische jaren '70 jargon).14 Dit alles vanuit het principe: "alle mensen zijn ver- schillend, maar ieder mens hoort erbij, of m.a.w. mensen voor mensen, mensen met mensen!!"15 De primaire taak lag in het creëren van een
hechte samenleving in de nieuwe wijk. Ervoor zor- gen dat mensen er de weg konden vinden en zich er thuis voelden. In eerste instantie kreeg de nieu- we bewoner het'welkomstwerk'aan de deur: Liendert Leefbaar kreeg via de gemeente adressen van nieuwe bewoners en daar gingen de vrijwilli- gers langs. Zij vertelden wat er in de wijk te doen was, welke voorzieningen er waren en waar je moest zijn als je vragen had. |
|||||||||||
10 Parochiegids H.Kruis Amersfoort 1979-80, p. 14. 11 Lof
en cadeau's voor Yvonne, in: AC19-6-1978. 12 Liendert Leefbaar moet gas terugnemen, in: AC ?-i-i979. 13 Beleids- |
|||||||||||
nota komt ter discussie, in: De Koerier 13-9-1973. 14 Be
leidsnota komt ter discussie, in: DeKoerieri3-9-i973. 15 Parochie-gids H. Kruis Amersfoort 19/9-80, p. 14. |
|||||||||||
'DAAR. HEB JE DE DAMES WEER!' 11
|
||||||||
De tent van het jeugdvakantiefeest
van Liendert Leefbaar door vandalen vernield, 1983 (Archief Eemland) |
||||||||
Verder organiseerde Liendert Leefbaar allerlei kader van de Keistadfeesten, er waren markten
sociale activiteiten voorde wijkbewoners, in meer en beurzen (waar bewoners stekjes, speelgoed,
of mindere mate bedoeld om elkaarte leren ken- kleren e.d. konden ruilen of verkopen). Er was een
nen. Er waren grotefeesten, onder andere in het koor, terwijl erop het kantoortje van Liendert
|
||||||||
12 ADDYSCHUURMAN
|
|||||||||||
Leefbaar altijd 'gastvrouwen' aanwezig waren voor
een kopje koffie en een gesprek.16 En dan was er nog de Hulpdienst, die op verzoek mensen naar het ziekenhuis bracht, boodschappen deed of huishoudelijke hulp verstrekte, op de kinderen paste of verpleeghulp aanbood.17 Verschillende bewoners ontvingen ook buurt-
genoten thuis. Onder het motto: "beter een goede buur dan een verre vriend"fungeerde bij- voorbeeld de 'Huiskamergroep'.18 Maar Liendert Leefbaar was zeker niet alleen aangewezen op deze gastvrije buurtgenoten. Ook diverse scholen, zoals de katholieke huishoudschool De Vuurvogel op de Liendertseweg (waar nu de ROC staat) en een protestant-christelijke school op de hoek van de Zangvogelwegen Lageweg stelden lokalen beschikbaar voor bijeenkomsten; zo ook het bejaardentehuis De Liendert. Alle activiteiten werden gecoördineerd door
de 'werkkring', waarin contactpersonen van alle werkgroepen elke week bij elkaar kwamen. De werkkring zorgde voor de interne communicatie en voorde 'beleidsvoorbereiding'.19 Daarnaast verzorgde een aparte werkgroep de propaganda: het huren van een omroepwagen, het plakken van affiches, het uitdelen van flyers, het ophangen van spandoeken. Bovendien had Liendert Leefbaar een vaste rubriek in het Amersfoorts huis-aan- huis-blad De Koerier. Zo ontstond binnen enkele jaren een bloeiende wijkvereniging. Naar een nieuwe samenleving
Naast het werken aan de sociale cohesie, lagen er
ook andere doeleinden ten grondslag aan de acti- |
|||||||||||
viteiten. De bevlogen jaren '70 waren de hoogtij-
dagen van hoop en idealisme, waarin het wijk- en opbouwwerk de nieuwe samenleving aan de hori- zon zag gloren. Deze nieuwe samenleving was gefundeerd op betrokkenheid en solidariteit. "Maar misschien nog meer willen zij zich bezig houden met de vraag: „Hoe wonen we en hoe leven we met elkaar." Vervreemding en machte- loosheid verhinderen het "samen leven", het samen zinvol bezig zijn. De stichting L.L. wil pro- beren dingen te veranderen, zodat er inderdaad een wijksamenleving tot stand komt."20 Ver- vreemding en machteloosheid bestrijden, hoe doe je dat? In die jaren had men daar wel een ant- woord op. In verschillende praatgroepjes gingen de deelnemers de diepte in. In groepen als de Praatstee, de Cesprekskring Leven en Dood en de werkgroep Psychiatrie kwamen existentiële onderwerpen aan bod en werden de deelnemers uitgenodigd zich 'psychisch bloot te geven'.21 Daarnaast werden er activiteiten georganiseerd om achterstanden te bestrijden. Zo organiseerde Liendert Leefbaar een 'wijkwinkel' waar bewoners terecht konden voor rechtshulp en bemiddeling in geschillen met instanties. Bovendien organi- seerde de stichting allerlei cursussen om achters- tanden te verminderen: VOS-cursussen (Vrouwen Oriënteren zich op de Samenleving) voor vrou- wen, taallessen voor allochtonen, alfabetiserings- cursussen voor wijkbewoners met achterstanden in schrijf- en leesvaardigheid.22 Verder was er natuurlijk aandacht voor de jeugd. In De Open Hof werd een peuterspeelzaal opgericht vanuit het idee, dat peuters beter konden opgroeien in |
|||||||||||
16 Liendert Leefbaar/Bewoners Werkgroep Rustenburg,
Jaarverslag 1978; Stichting Liendert Leefbaar en Bewonerswerkgroep Rustenburg, Jaarverslag 1981-83. Bij de 'gastvrouwen' meldden zich gemiddeld zo'n veertig mensen per week. Een ontmoetingsavond voor nieuwe wijkbewoners trok toen 60 belangstellenden. 17 Liendert Leefbaar/Bewoners Werkgroep Rustenburg, Jaarverslag |
1978. 18 Liendert Leefbaar/Bewoners Werkgroep
Rustenburg, Jaarverslag 1978. 19 Liendert Leefbaar/ Bewoners Werkgroep Rustenburg, Jaarverslag 1978. 20 Beleidsnota komt ter discussie, in: De Koerier 13-9- 1973. 21 Liendert Leefbaar/Bewoners Werkgroep Rus- tenburg, Jaarverslag 1978. Eindjaren '70 kwamen bij de Praatstee 15 tot 80 mensen per keer. |
||||||||||
'DAAR HEB JE DE DAMES WEER!' 13
|
|||||||||||
een groep met andere kinderen ('in harmonie met
elkaar en met de natuur'), dan thuis achter moe- ders rokken. Daarnaast werd er in 1978 - als edu- catief groenproject voor jongeren - naast De Groene Stee een wilde plantentuin aangelegd.23 Ten slotte waren verschillende groepen actief
om de solidariteit met de wijkbewoners en ieder- een daarbuiten op te wekken. Thema's als milieu en derde wereld waren populair. Als een van de eersten in Nederland organiseerde Liendert Leef- baar een glasinzamelactie. Het glas werd eerst in de wijk verzameld en vervolgens naar de ROVU gebracht om te recyclen. Bij de vredesweek werd uitgebreid stilgestaan en ook de schrijfavonden van Amnesty International, waarbij bewoners brieven aan regeringen schreven om aandacht te vragen voor politieke gevangen, waren een uiting van hetsolidariteitsstreven.24En dan was er de speciale aandacht voor Sri Lanka. De opbouw- werksters Addy Wartena en Yvonne de Bruin waren geïnteresseerd in en geïnspireerd door oos- terse filosofie en zij richten de werkgroep Sri Lanka op. Een inzamelingsactie voor weckflessen, allerlei gespreksavonden, kinderpartijtjes in junglesfeer, alles was mogelijk. Met enkele wijk- bewoners brachten zij zelfs een bezoekje aan het tropische eiland.25 Professionalisering en het einde
van Liendert Leefbaar Ondanks of misschien wel dankzij de democrati-
sche opzet, traden er al spoedig onderhuidse spanningen op binnen de organisatie. Opbouw- werksters en wijkbewoners verschilden van opvat- ting over wat Liendert Leefbaar was of moest zijn. |
|||||||||||
De Groene Stee in 1979 (Archief Eemland)
De ambities van de opbouwwerksters gingen veel
dan die van veel bewoners. Terwijl bewoners Liendert Leefbaar als een instrument zagen dat bijdroeg aan een prettig leefklimaat, vonden de opbouwwerksters (hierbij overigens gesteund door een gedeelte van de vrijwilligers) het hun taak op om 'vervreemding en machteloosheid' te bestrijden. Zij wilden mensen veranderen, tot een nieuwe mens komen. Maar al spoedig bleek dat het merendeel van de bewoners in Liendert zich helemaal niet'vervreemd en machteloos'voelden en ook niet open stonden voor een kritisch zelfon- derzoek naarde eigen psyche. Daar zaten zij hele- maal niet op te wachten. De verschillende opvattingen botsten en leid-
den tot frustraties.26 Daarom besloten Addy en Yvonne in 1975 een eigen 'centrum van bewust- wording'te beginnen: Meth Medura. Dit werd nadrukkelijk niet in Liendert gevestigd, maar aan- |
|||||||||||
22 Liendert Leefbaar/Bewoners Werkgroep Rustenburg,
Jaarverslag 1978; Stichting Liendert Leefbaar en Bewo- nerswerkgroep Rustenburg, Jaarverslag 1981-83. 23 Groene Groep uit Liendert wil wijkbewoners dichter
bij de natuur brengen, in: AC 4-4-1979. 24 Liendert Leefbaar/Bewoners Werkgroep Rustenburg, Jaarverslag |
197S; Stichting Liendert Leefbaar en Bewonerswerkgroep
Rustenburg, Jaarverslag 1981-83. 25 Liendert Leefbaar: 'n stukje groen, 'n stukje hoop, in: AC 28-8-1976; Liendert Leefbaar/Bewoners Werkgroep Rustenburg, Jaarverslag 1978. 26 Liendert Leefbaar is na tien jaren nog steeds op zoek naar zichzelf, in: AC 16-2-1980. |
||||||||||
14 ADDYSCHUURMAN
|
|||||||||||
vankelijk in beider woning in de Burgerbuurt, later
aan de Weverssingel en tegenwoordig is de orga- nisatie gevestigd in Frankrijk. Meth Medura (= huis van vrede) was een woongroep waarvan de bewoners zich bezig hielden met vredeswerk, cursussen en met posttraumatische therapie. Een soort van esoterische oase waar iedereen met goede bedoelingen welkom was, niet in de laatste plaats vluchtelingen uit verre landen.27 Successievelijk stapten de beide opbouw-
werksters uit Liendert Leefbaar. Hun werk werd overgenomen door het duo Roeleke de Witte en Marianne Jansen.28 Minder uitgesproken dan Addy en Yvonne, deelden zij wel hun ideeën over de aard van het welzijnswerk. Daarmee liepen zij tegen dezelfde problemen en frustraties aan. Ondanks de meningsverschillen groeide en
bloeide de vereniging. Vanaf mei 1977 beschikte het met De Groene Stee over een prachtig buurt- huis.29 Naast De Groene Stee verrees enkele jaren later nog een speciaal gebouwtje voor de jongeren in de wijk. Voordien was er enkele malen een soos georganiseerd in De Open Hof (naast De Groene Stee), maar de soos gaf al vrij snel overlast en moest stoppen. Een klein groepje jongeren, de 'Jongereninitiatieven Liendert en Rustenburg', zette toen een actie op touw voor een eigen ruim- te.30 Na enig wikken en wegen van de gemeente besloot deze hiervoor toestemming te verlenen. In 1979 opende het jongerencentrum -tegen- woordig The Game geheten-zijn deuren. Zo werd Liendert Leefbaar een goed geoliede
en geoutilleerde organisatie, die dankzij de op- |
|||||||||||
bouwwerksters steeds professioneler draaide. De
opbouwwerksters organiseerden zelfs jarenlang kadercursussen om de vrijwilligers op te leiden tot bekwame hulpkrachten, zodat Liendert Leefbaar minder afhankelijk werd van de professionele krachten. Maar met de professionalisering ontwik- kelde de organisatie zich juist in tegengestelde richting: de organisatie werd steeds afhankelijker van de beroepskrachten en minder een bewoners- organisatie waar allerlei initiatieven spontaan uit opborrelden. De wijkbewoners werden passiever, leunden steeds meer op de betaalde krachten en schoven allerlei klussen op hen af. Het aantal actieve vrijwilligers liep terug en daarmee nam de werkdruk voorde opbouwwerksters toe. Die zochten de oplossing voor het verminderd enthousiasme niet in de wijkof bij zichzelf, maar wentelden het probleem af op de gemeente: zij klaagden in de lokale pers en op het stadhuis over onvoldoende gemeentelijke subsidie en formatie- plaatsen.31 Zij kozen dus voor een verdere profes- sionalisering en daarmee was de cirkel rond. De toenemende bemoeienis van de gemeente
vergrootte de kloof tussen bewoners en de orga- nisatie Liendert Leefbaar verder. De gemeente beheerste de geldkraan en bepaalde als beheerder van De Groene Stee de huisregels. Klachten doken op over de dure consumpties tijdens de Kerst-inn (er mocht in de Groene Stee niet gekookt worden) en daarmee liep de belangstel- ling voor dergelijke activiteiten navenant terug. Bovendien klaagden de vrijwilligers over de toege- nomen bureaucratie: "Je stikt nu in de verslagen |
|||||||||||
27 Liendert Leefbaar: 'n stukje groen, 'n stukje hoop, in:
AC 28-8-1976; Jorishuis biedt Meth Medura groeiruimte, in AC ?-4-1979; De uitputtende jaren van Meth Medura, in: AC 3-12-1994; Zie ook: www.methmedura.org. 28 Liendert Leefbaar/Bewoners Werkgroep Rustenburg,
Jaarverslag igj8. 29 Archief Eemland, Archief Dienst gemeentewerken, inv. nr. 396.1 en 396.2. De naamgever van het pand was Yvonne de Bruin, die als naam De Groene Steeg suggereerde, genoemd naar het rustieke |
laantje in Rustenburg. Tijdens de opening van het buurt-
huis verbasterde Wethouder Van der Wey, klaarblijkelijk niet erg op de hoogte van de lokale topografie, dit tot 'Groene Stee'.. 30 Liendert Leefbaar/Bewoners Werkgroep Rustenburg, Jaarverslag 1978; Archief Eemland, Archief Dienst gemeentewerken, inv. nr. 304.1. 31 Liendert Leefbaar is na tien jaren nog steeds op zoek naar zichzelf, in: AC 16-2-1980; Liendert Leefbaar moet gas terugnemen, in: AC?-1-1979. |
||||||||||
'DAAR HEB JE DE DAMES WEER!' 1Cj
|
|||||||||||
en memo's. Het overleg met de gemeente eist
ontzettend veel tijd." Dat gaf vooral ongenoegen omdat het welzijnswerk (waar het toch om ging) na 1980 snel terugliep. Allerlei slecht lopende werkgroepen werden gestopt, goede werden zoveel mogelijk ondergebracht bij andere instel- lingen, zoals de Volksuniversiteit.32 Een ommekeer in de geschiedenis van
Liendert Leefbaar betekende ook het afscheid van de opbouwwerksters in 1981-82. De gemeente vond het wijkwerk niet langer een taak van op- bouwwerkers, maar van cultureel werkers. Dat bracht een accentverschuiving teweeg. De cultu- reel werkers richtten zich vooral op activiteiten binnen De Groene Stee, met onder andere cur- sussen en 'speeldagen' (zoals kinderkampen). Initiatieven die vanuit de wijk zelf opborrelden kregen steeds minder ondersteuning.33 Toch mag men niet stellen dat de professiona-
lisering en de band met de gemeente Liendert Leefbaar als bloeiende bewonersorganisatie de das omdeed. De wijkbewoners, hun behoeften en belangstelling waren ook veranderd. In elke nieuwbouwwijk keert dat proces terug. Riekje Hoffman beleefde het ook in Rustenburg: "De eerste bewoners waren allemaal pioniers. Er was in het begin helemaal niets, een kale zandvlakte. Dat pioniersgevoel bracht je nader tot elkaar. We zaten allemaal in hetzelfde schuitje en dat gaf een gevoel van saamhorigheid. Je leende van de één een schop, van de ander een boor. Dat verdween natuurlijk na een aantal jaren." Een natuurlijk pro- ces, dat ook in Vathorst waarneembaar is. Daar bruist het op dit moment van de initiatieven onder de paraplu van Vario Mundo, maar de ver- |
|||||||||||
wachting is gerechtvaardigd dat ook deze initia-
tieven langzaam zullen teruglopen zodra iedereen in de wijk zijn plaats gevonden heeft. Bovendien zorgt het verloop in de wijk- mensen komen en gaan - dat hechte banden worden verbroken. "Er komen nieuwe mensen bij, met wie je dat pio- niersgevoel niet hebt. Je krijgt wel een goede band, maar het is toch anders." Roelie Norp "In het begin wil iedereen leuk
wonen en zet zich in om het ook voor de kinderen prettig te maken. Maar op een gegeven moment worden de kinderen groter en gaan hun vertier zoeken buiten de wijk. Ze gaan naar de middelba- re school en op een sportvereniging elders in de stad. Dan neemt de betrokkenheid van de ouders met de wijk af. Je komt el kaar nog wel tegen, maar niet meer als 'wijkopbouwwerkers'." DEEL II
VERONTRUSTEN BURGERS
De wijk Rustenburg
Waar in Liendert in rap tempo'het woningtapijt
werd uitgerold', had de bouw van Rustenburg meer voeten in de aarde. In 1966 was het bestem- mingsplan gereed voor de inspraak. Het plan bevatte 1681 woningen, waarvan 600 in hoog- bouw. Langs de A 28 zouden flats verrijzen met elf verdiepingen "waardoor deze woningen een riant uitzicht krijgen op de rijksweg met het verkeers- plein Hoevelaken en het daarachtergelegen lande- lijk gebied."34 In die tijd vond men het uitzicht op een snelweg nog een aanbevelenswaardige kwali- teit. Volgens het plan zou de bouw in 1969 van start gaan. |
|||||||||||
32 Liendert Leefbaar is na tien jaren nog steeds op zoek
naar zichzelf, in: AC 16-2-1980; Stichting Liendert Leefbaar en Bewonerswerkgroep Rustenburg, Jaarverslag 1981-83. In 1981 werd er een eind gemaakt aan het Wel- komstwerk, de Keistadfeesten en de Praatstee, terwijl andere groepen, zoals de Hulpdienst op een laag pitje |
werden gezet. 33 Stichting Liendert Leefbaar en Bewo-
nerswerkgroep Rustenburg, Jaarverslag 1981-83. 34 Ar- chief Eemland, Archief Dienst Gemeentewerken, inv.nr. 3434.4 Toelichting behorende bij het bestemmingsplan Rustenburg, p. 3. |
||||||||||
l6 ADDYSCHUURMAN
|
|||||||||||
Maar de plannen bleven liggen. De gemeente
wilde eerst alle grond verwerven en daarvoor waren langdurige onteigeningsprocedures nood- zakelijk.Toen men eenmaal alle grond verworven had, waren de opvattingen over stedenbouw aan- zienlijk gewijzigd: men wilde af van de traditionele nieuwbouw.35 De Stichting Centrale Woningzorg (SCW) was hierin begin jaren 'yo één van de voor- trekkers. De woningbouwvereniging wilde Rustenburg niet inrichten met recht-toe-recht- aan-straten met eindeloze huizenrijtjes of saaie flats. De woningzoekende van die tijd wilde een meer gevarieerd straatbeeld. "Daarnaast wilden wij zo graag van het huisje-boompje-beestje idee in de nieuwe wijken af."36 Daarom schreef de SCW een prijsvraag uit. "Zes bouwondernemingen kre- gen een kans een origineel wijkplan te ontwikke- len, waarbij zij zelf hun architect mochten uitzoe- ken. Binnen de twee maanden moesten de zes een gedetailleerd plan indienen inclusief kostenbecijfe- ring. Een beoordelingscommissie met onder meer drie woningzoekenden werd gevormd om uitte maken welk plan zou moeten worden uitge- voerd."37 Bredero uit Utrecht won de wedstrijd en mocht in opdracht van de SCW een gedeelte van de wijk bouwen. Andere gedeelten kwamen voor rekening van de woningbouwvereniging St. Boni- facius, terwijl vijf aannemers (waaronder Vahstall, Hoogevest, Van Swol en Van Bekkum) de koopwo- ningen voor hun rekening namen. Er waren nog meer nieuwigheden, zoals auto-
luwe woonerven en het gecombineerde Leer-, Sport- en Wijkhuis aan het Fürglerplein.38 De uit- gangspunten die aan de wijk ten grondslag lagen, werden weliswaar in later tijd spottend tot 'nieu- |
we truttigheid' bestempeld, maar liepen al wel
vooruit op de nieuwbouwpraktijken in de jaren '80 en '90, waarbij kwaliteit, menselijke schaal en leefbaarheid basisprincipes waren. Door de minder massale opzet was het gehele
plan inmiddels teruggebracht tot nog maar 1374 woningen, met naar schatting 55 % koopwonin- gen.39 In de vrije sector waren de prijzen relatief hoog. Daarnaast waren ergesubsidieerde koop- woningen, maar om daarvoor in aanmerking te komen, moest je een woning met lage huurach- terlaten, en voldoen aan een inkomensnorm. Verder gold er voor die woningen een anti-specu- latiebeding: het was niet toegestaan om de woning binnen vijf jaar te verkopen. De sociale huurwoningen in Rustenburg vielten ook niet bepaald in de goedkoopste categorie. Dit alles resulteerde in een wijk die vooral doorstromers en weinig starters trok. De bevolking telde minder arbeiders en meer middengroepen. Veel kostwin- nerswaren in dienst van de (semi-)overheid - per- soneel in het onderwijs, de zorg, het leger-of hadden een kantoorbaan. De Rustenburgers ver- dienden hun brood meer met hun hersenen dan met hun handen, zoals in Liendert. De Bewoners Werkgroep
Rustenburg. Al voordat de eerste steen gelegd was in
Rustenburg, bemoeide Liendert Leefbaar zich met de wijk. De stichting bepleitte in 1973 dat "toekomstige bewoners zo vroeg mogelijk betrok- ken worden bij de bouw, de wijkindeling en aan- kleding en goed funktionerende voorzieningen bij het eerste moment van bewoning."40 Tijdens de |
||||||||||
35 Plan Rustenburg nog dit voorjaar in gemeenteraad, in:
AC 22-2-r972; Maandag beslissing over Rustenburg, in: AC 21-9^973. 36 Aannemers gaan opzet Rustenburg ont- wikkelen, in: AC17-5-1973. 37 Wordt Rustenburg straks Amersfoorts droomwijk, in: AC 30-8-1973. 38 Zie o.a. |
|||||||||||
ENWB, Rustenburg woonerven (1977) en Leer- Sport
Wijkhuis in Rustenburg (z.pl., z.j.). 39 Gemeente Amersfoort, Statistisch jaarboek 1984, p. 38. 40 Beleids- nota komt ter discussie, in: De Koerier 13-9-1973. |
|||||||||||
'DAAR HEB JE DE DAMES WEER!' 17
|
|||||||||||
bouw hielpen vrijwilligers van Liendert Leefbaar
met de inrichting van woonerven en kinderspeel- plaatsen in Rustenburg. De eerste bewoners richtten dan ook in 1977
de Bewoners Werkgroep Rustenburg (BWR) op, die nauw samenwerkte met Liendert Leefbaar. Men wisselde bestuursleden uit en de BWR maak- te gebruik van de faciliteiten die Liendert Leefbaar bood, zoals De Groene Stee en het 'welkomst- werk'voor nieuwkomelingen in de wijk. Onderde vlag van de BWRfungeerden verschillende buurt- groepen (onder andere R'79, Boni-R en West- einde) en werkgroepen, die geënt waren op het werk van Liendert Leefbaar.41 Zij organiseerden wijkfeesten, disco-avonden voor de jeugd, tuin- adviesavonden, kleding- en speelgoedbeurzen, enzovoorts. Ook namen zij deel aan het zoge- naamde 'eerste-lijnsoverleg' met de huisarts en het maatschappelijk. Toch was al spoedig duidelijk dat de Rusten-
burgers soms andere belangen hadden dan Liendert Leefbaar. Dat kwam onder andere tot uit- drukking in de discussies rond de Weg van de Vrijheid. Die discussies zouden de gemoederen in Rustenburg tot in de jaren '90 bezig houden en zij vormden de voedingsbodem voor het ontstaan van de VerontRustenburgers. Ontsluiting van De Hoef
Wat was er aan de hand? Midden jaren '60 ontwik-
kelde men op het gemeentehuis plannen vooreen industriewijk in het gebied dat ingeklemd lag tus- sen de spoorlijnen Amersfoort-Zwolle en Amersfoort-Apeldoorn en Knooppunt Hoeve- laken. Vanwege de spoorlijnen en rijksweg was het gebied onaantrekkelijk als woonlocatie, maar |
bij uitstek geschikt als bedrijventerrein.
Bovendien waren er plannen om naast het bedrij- venterrein woonwijken te bouwen, bedoeld om hetwoon-werkverkeernaaren vanuit het bedrij- venterrein te beperken.42 De plannen werden evenwel voortdurend opgeschoven. Het ene moment had de aanleg de hoogste urgentie, andere momenten was de komst verre toekomst- muziek. Vanaf midden jaren '70 werd echter steeds duidelijker dat De Hoef er vroeger of later zou komen. Was het niet in het kader van de groeistad, dan was het wel om uitbreidingsruimte te bieden aan bedrijven die op De Isselt en in het Eemkwartier gevestigd waren. Beide industrieter- reinen waren aan een grondige opknapbeurt toe en een aantal bedrijven zou moeten verhuizen. De voordelen van De Hoef- de nabijheid van
het spoor en de A1 - boden tegelijkertijd ook nadelen: het bedrijventerrein lag tamelijk geïso- leerd en was moeilijk bereikbaar. Volgens de plan- nen zou De Hoef ontsloten moeten worden van twee kanten: vanuit het zuiden en vanuit het noorden. Die laatste mogelijkheid werd vanuit Hoogland kritisch in de gaten gehouden, terwijl de zuidelijke ontsluitingsweg op de nodige be- denkingen vanuit Rustenburg stuitte. Het zuidelij- ke tracé zou namelijk aan moeten sluiten op de Hogeweg en vandaar op de A 28 43 Aanvankelijk dacht men aan een extra ringweg, parallel aan de bestaande ringstructuur. Deze 'gordelweg' zou langs de A28 richting Leusden leiden. Maar mid- den jaren '70 liet men deze optie varen, officieel omdat De Hoef (voorlopig) niet nodig was, maar er waren ook nog andere redenen.44 De afdeling verkeer op het gemeentehuis was bijvoorbeeld bang dat de verkeerkeersstromen zich zouden |
||||||||||
41 Liendert Leefbaar/Bewoners Werkgroep Rustenburg,
Jaarverslag 1978; Stichting Liendert Leefbaar en Bewo- nerswerkgroep Rustenburg, Jaarverslag 1981-83. 42 Basisplan Amersfoort De Hoef. Nieuwe ruimte voor
bedrijven (Amersfoort z.j.). 43 Archief Eemland, Archief |
|||||||||||
Dienst Gemeentewerken, inv.nr. 3434.4 Directeur
gemeentewerken aan B. en W., 15-2-1968. 44 Gaat Rustenburg er binnenkort komen?, in: De stad Amersfoort 9-1-1976. |
|||||||||||
l8 ADDY SCHUURMAN
|
|||||||||||
verplaatsen van de bestaande ringwegen langs
het Valleikanaal naar de Cordelweg, waardoor de ringwegen nutteloos zouden worden.45 Mogelijk speelde ook een rol dat de vierbaans-Gordelweg langs Rustenburg kopers in de nieuwbouwwijk af zou schrikken. Op de plaats van de Cordelweg werd daarom een brede groenstrook aangelegd met een geluidswal die de overlast van de A28 moest wegnemen (de kosten hiervan werden overigens in de huizenprijzen van Rustenburg doorberekend).46 Met het schrappen van de Cordelweg moest
de zuidelijke toegangsweg tot De Hoef op een andere plaats komen en de gemeente liet het oog vallen op hetWaterwingebied tussen Lienderten Rustenburg. Hierlangs zou de Weg van de Vrijheid moeten komen: eerst nog een tweebaansweg, maar zodra er genoeg bedrijven op De Hoef gevestigd waren, zou het een vierbaansweg moe- ten worden. De bewoners van Liendert en Rustenburg
reageerden verdeeld op de plannen. In Liendert zat men niet op deze oplossing te wachten. Vooral de bewoners die langs de rand van hetWaterwin- gebied woonden, maakten bezwaar. Liendert Leefbaar echter liet zich door de gemeente over- tuigen van de noodzaak van de weg: wanneer de Weg van de Vrijheid er niet zou komen, zou alle verkeer dwars door Liendert worden geleid, via bijvoorbeeld de Liendertseweg.47 Bovendien zou verzet tegen de weg de bouw van Rustenburg ver- |
tragen en dat wilde Liendert Leefbaar niet op zijn
geweten hebben.48 De Weg van de Vrijheid was dus een weg van het minste kwaad, temeer daar de gemeente beloofde voor de Rustenburgers te bekijken of het mogelijk was de tweebaansweg een stukje beneden maaiveldniveau aan te leggen en te omzomen met een geluidswal van 1,50 meter. De geluidsoverlast voor Rustenburg zou dan binnen de perken blijven.49 Redenen genoeg voor Liendert Leefbaar om in ieder geval geen massaal verzet te organiseren. Men liet het aan de bewoners zelf over om protest aan te tekenen. Bezwaren tegen de weg kwamen er vooral van-
uit de Bewoners Werkgroep Rustenburg en de hieruit voortgekomen Vereniging'Beter Wonen in Rustenburg, Liendert en omgeving'.50 Roelie Norp: "De mensen met een koopwoning in Rustenburg hadden-dat was op dat moment ook een unicum voor Amersfoort-hun woning van de bouwtekening gekocht. Hierdoor was tijdens de bouw al bekend wie er kwamen wonen. Een aantal mensen heeft deze kopers al tijdens de bouwfase aangeschreven met het verzoek bezwaar aan te tekenen bij de eerste plannen voor deze weg." De Rustenburgers hadden natuurlijk geen enkele behoefte aan een drukke vierbaansweg langs de wijk, die de 'ruimtelijke claustrofobie' verder zou versterken. De A 28 en de spoorlijn Amersfoort- Apeldoorn vormden immers al een grote barrière, die de wijk voor tweederde van de buitenwereld afsloot. Er was alleen nog de vrije doorgang door |
||||||||||
45 Archief Eemland, Archief Dienst Gemeentewerken,
inv.nr. 3434.4. Memo afdeling Verkeer, 8-3-1974. 46 Gaat Rustenburg er binnenkort komen?, in: De stad Amers- foort 9-1-1976. 47 Met de aanleg van de Weg van de Vrijheid zou ook de Van Randwijcklaan zeer druk en wel- licht op termijn ook vierbaans worden. 48 Gaat Rusten- burg er binnenkort komen, in: De stad Amersfoort 9-1- 1976. De flyer van Liendert Leefbaar met de oproep tot bespreking van het bestemmingsplan (november 1975) maakt duidelijk dat Liendert Leefbaar zich weinig strijd- baar en tamelijk vrijblijvend opstelde. 49 Gaat |
|||||||||||
Rustenburg er binnenkort komen?, in: De stad Amers-
foort 9-1-1976. Het collegevoorstel is: Burgemeesteren Wethouders aan gemeenteraad 5-12-1978 (gedrukte ver- zameling 1978, nr. 298), in: Archief R. Hoffman. In het eerdergenoemde interne memo stelde de afdeling verkeer dat de baten van een dergelijke geluidsisolatie niet op- wogen tegen de kosten. Zie: Archief Eemland, Archief Dienst Gemeentewerken, inv.nr. 3434.4. Memo afdeling Verkeer, 8-3-1974. 50 Het hiernavolgende is voorname- lijk gebaseerd op interviews met R. Hoffman en R. Norp en op het archief van R. Hoffman. |
|||||||||||
'DAAR HEB JE DE DAMES WEER!' iq
|
||||||||||||
het Waterwingebied. Een vierbaansweg die ook
deze poort zou afsluiten maakte van de wijk Rustenburg bijna een Middeleeuwse vesting. In de bezwaarschriften tegen de plannen richtten de bewoners en de Vereniging 'Beter Wonen' hun pijlen op drie aspecten: de geluidswal langs de A28 en langs de Weg van de Vrijheid en de verkeersprognoses die de gemeente toepaste voorde Weg van de Vrijheid. De gemeente wilde geen al te hoge geluidswallen. De kosten wogen niet op tegen de verwachte geluidsreductie, zo meende men op het gemeentehuis, onder andere omdat doorde openingen in de wal bij kruisingen het effect van de geluidswering grotendeels teniet ging. Rijkwaterstaat pleitte daarentegen voor hoge geluidswallen. Langs de A28 was volgens RWS een wal van minstens 5 ? meter hoog nood- zakelijk terwijl de gemeente niet verder wilde gaan dan drie meter hoog.51 Ook voorde ver- keersprognoses verschilde de gemeente van mening met andere overheden. Voor de bereke- ningvan de geluidsbelasting op de Weg van de Vrijheid was de gemeente (in 1975) uitgegaan van slechts 500 motorvoertuigen per dag. Drie jaar later schatte het Samenwerkingsorgaan Eemland dat aantal veel hoger in (14.500 tot 35.000 voertui- gen per dag). Uiteraard grepen de bewoners deze meningsverschillen aan om de gemeente onder druk te zetten. Salamitactiek
Bovendien konden de Rustenburgers profiteren
van het feit dat de Weg van de Vrijheid onderdeel was van de bovenwijkse verkeersstructuur in Amersfoort-Noord en daardoor het tracé in heel wat bestemmingsplannen terugkwam: het |
||||||||||||
Bestemmingsplan Rustenburg (1975), de herzie-
ning van het bestemmingsplan Rustenburg (1978), het struktuurplan Amersfoort-Noord (1982) en het bestemmingsplan De Hoef (1984). Tegen elk plan kon men bezwaar aantekenen en wanneer de gemeente de bezwaren terzijde schoof, kon men tegen dit besluit in beroep bij de provincie Utrecht en bij de Raad van State. Die reeks bestemmingsplannen zorgden voor
een andere complicerende factor, die de bewo- ners in hun voordeel wisten te beslissen. Omdat in de bestemmingsplannen voortdurend een stukje van de weg aan de orde kwam, werd nooit helemaal duidelijk hoe de hele verkeersstructuur in al zijn details er uit zou komen te zien. Lastig voor de bewoners, die elke keer maar moesten afwachten hoe het volgende stukje van de weger uit zou gaan zien, maar ook lastig voor Gedepu- teerde Staten, die de bestemmingsplannen moes- ten goedkeuren zonder het totaal te kennen.52 Bovendien veranderden de opvattingen regelma- tig, zodat het bestemmingsplan eigenlijk al tijdens de beroepsprocedure achterhaald was. Nieuwe verkeersprognoses en milieuvoorschriften haal- den de plannen voortdurend in. Elke goedkeuring van Gedeputeerde Staten ging dan ook gepaard met heel wat mitsen en maren. Gedeputeerde Staten van de Provincie Utrecht onthielden hun goedkeuring aan de verkeersstructuur in het bestemmingsplan Rustenburg (1975), niet alleen omdat hier nog sprake was van de Gordelweg (die toen de plannen ter beoordeling aan GS werden gestuurd, in feite al geschrapt was), maar ook omdat de geluidswering nog niet geregeld was. Ook in de herziening van het bestemmingsplan Rustenburg (1978) ging de gemeente uit van |
||||||||||||
51 Hoogtes bij vier rijstroken. Zie: Brief van Rijkswater-
staat aan Burgemeester en Wethouders van Amersfoort, 10-4-1979, in: Archief R. Hoffman. 52 De provincie klaagde dan ook bij de gemeente, dat er een integrale visie |
jes wilde beoordelen. Zie: Provinciale Planologische Com-
missie aan Gedeputeerde Staten, 15-4-1985, in: Archief R. Hoffman. In het struktuurplan voor Amersfoort-Noord (1982) is de hele weg terug te vinden, maar uiteraard niet |
|||||||||||
moest komen van de weg en niet voortdurend kleine stuk- 20 gedetailleerd als in het bestemmingsplan.
|
||||||||||||
20 ADDY SCHUURMAN
|
|||||||||||
inmiddels verouderde vooronderstellingen. Zo
werd de Weg van de Vrijheid opgenomen als een tweebaansweg, terwijl een vierbaansweg (met alle consequenties voor de geluidswering) meer in de rede lag. In 1982 keurde de Raad van State de weg in principe goed, onder voorbehoud dat de geluidswering aanzienlijk verbeterd zou worden en de weg als een geheel ter inzage gelegd werd. Zo hadden de gemeentelijke bestemmings- plannen meer het karaktervan een momentopna- me dan van een uitgewerkte visie voor de toe- komst; dat was voor Gedeputeerde Staten aanlei- ding delen ervan- in het bijzonderde Weg van de Vrijheid-steeds af te keuren. Zo bleef er altijd een juridische opening voor bezwaren van omwo- nenden, terwijl voor de gemeente de discussie over de Weg van de Vrijheid een gepasseerd sta- tion was. Want de stukken Weg van de Vrijheid die werden goedgekeurd werden voortvarend aange- legd: zo kwam er een tweebaansweg tussen de Hogeweg en het Koeriersterspad. Vanaf het Koeriersterspad zou een tunnelbak onder de spoorlijn Amersfoort-Apeldoorn de verbinding vormen met De Hoef, maar dit stukje werd voort- durend afgekeurd. De gemeente hield echter vol en de aanleg van de tunnelbak leek slechts een kwestie van tijd.... De VerontRustenburgers
Zo sleepten de jaren zich voort. Alle aandacht ging
ondertussen uit naar de discussies rond Amers- foort-groeistad. De kwestie lokte felle protesten |
uit van de Vereniging tot Behoud van 't Hogeland,
maar ook van verschillende linkse groeperingen die enerzijds de woningnood aanklaagden, maar tegelijkertijd terugschrokken voorde uiterste con- sequentie daarvan: een bouwopgave van duizen- den woningen ten noorden van Amersfoort. Het ging er soms heftig aan toe: in 1979 verwijderde de politie met grof geweld actievoerders uit de raads- zaal, waarbij ook raadsleden en een wethouders- vrouw in de verdrukking kwamen.53 Hetgroeistadbesluit (1981) had echtergrote
consequenties voor De Hoef. De bouw van vijf- tienduizend woningen impliceerde een forse werkgelegenheidsimpuls. Zo niet, dan zou de groeistad nieuwe stromen woon-werkverkeer of een torenhoge werkloosheid genereren. Zestien duizend arbeidsplaatsen waren nodigen men hoopte een groot deel daarvan zo snel mogelijk op De Hoef te realiseren. Binnen enkele jaren werden de plannen voor
De Hoef uitgewerkt. Het industrieterrein moest van drie kanten worden ontsloten: via de Noordelijke Rondweg, via de Weg van de Vrijheid en via het Hoevelakentracé (een afrit van de A1 op het grondgebied van Hoevelaken). Van 15 december 1983 tot 16 januari 1984 lag
het ontwerp-bestemmingsplan De Hoef ter inza- ge. Roelie Norp: "ik las een stuk in de krant, dat het bestemmingsplan voor De Hoef klaar was. Er zouden allerlei vervuilende en overlastbezorgende bedrijven komen.54 Het ergste was wel een vuil- verbranding.55 Stel je voor, net naast onze nieuwe |
||||||||||
53 Demonstranten met wapenstok uit gemeentehuis ver-
wijderd, in: AC 26-9-1979. 54 Het ging om het artikel: Hooglanderveen is weer de dupe, in: AC 9-1-1984, van de hand van Theo van der Worp, voorzitter van de Dorpsraad van Hooglanderveen. Gezien de datum kan men de oprichting van de groep dus niet rond kerst 1983 dateren (zoals in het overigens fraaie overzichtsartikel over de VerontRustenburgs: Vriendelijk zijn zonder jezelf tekort te doen, in: AC 10-10-1985), maar pas begin 1984. |
|||||||||||
55 In 1979 werd bekend dat het Amersfoortse vuil na 1988
niet meer naar Wijster mocht worden afgevoerd. De Hoef leek sindsdien een uitgelezen plaats voor een vuilver- brandingsinstallatie voor het Amersfoorts stadsvuil. Zie: Installatie voor vuilverbranding in Amersfoort-Noord? in: AC 11-4-1979; Vuilverbrandingsinstallatie niet alleen voor Eemland, in: AC 26-10-1979; Dorpsraad 'absoluut tegen' vuilverbrandingsinstallatie, in: AC20-11-1979. |
|||||||||||
'DAAR HEB JE DE DAMES WEER!' 21
|
|||||||||
wijk, maar ook vlakbij Schothorst en Zielhorst,
waar toen ook al vergevorderde plannen voor waren. Er was op dat moment nogvijf dagen om bezwaar te maken.Ik wist helemaal niet hoe dat moest, dacht dat er advocaten en dergelijke aan te pas kwamen. Na wat heen en weer bellen bleek dat niet het geval. Ik maakte op een A-4tje een protestbrief en verspreidde die in de wijk. Dat bracht het balletje aan het rollen. Het leverde op de valreep nog zo'n 700 [om precies te zijn: 778, AS] bezwaarschriften tegen het bestemmings- plan op." Toen het antwoord van de gemeente op de
bezwaarschriften in de bus viel, was ondertussen een groepje mensen uit de wijk gemobiliseerd, de VerontRustenburgers. Het groepje bestond aan- vankelijk uit Jan van den Berg, Dick Florijn, Rudi Cnirrep, Roelie Norp, Riekje Hoffman en Ton de Kruif. Laatstgenoemde was voordien al actief geweest in de Vereniging'Beter wonen in Lien- dert en Rustenburg e.o'. Na enkele jaren plaatste het mannelijk deel van de VerontRustenburgers zich wat meer op de achtergrond; zij konden werk en actie niet langer combineren. Sindsdien trok- ken Roelie Norp en Riekje Hoffman de kar, aange- vuld met Donna Barbillion. Donna woonde als enige van de actievoerders aan de rand van de wijk, dicht bij De Hoef, en was daarom in de ver- schillende procedures de meest direct belang- hebbende. Dit was relevant, omdat de groep geen rechtspersoon was, maar'slechts'een werkgroep van verontruste burgers. In elke procedure moes- ten zij aantonen dat zij in hun directe belang geschaad werden. Wat waren die directe belangen? De Veront-
Rustenburgers richtten zich in hun bezwaarschrif- ten op de overlast die zou ontstaan door de bedrijven op De Hoef en van het verkeer: met name de geluidsoverlast, luchtvervuilingen stank. Maar in eerste instantie hield de Weg van de Vrijheid de gemoederen bezig. De VerontRusten- burgers schaarden zich aan de zijde van de |
Vereniging'Beter Wonen in Rustenburg, Liendert
en omgeving' in hun inspanningen het laatste stukje weg dat nog ontbrak (de tunnelbak onder het spoor) en de verbreding van de weg tot een vierbaansweg te voorkomen. Want inmiddels was duidelijk dat de verwachte 20.000 motorvoertui- gen per dageen lawaai produceerden van 68 deci- bel, veel meer dan volgens de Wet Geluidshinder (1982) was toegestaan. Een doodlopende weg
De VerontRustenburgers stuitten aanvankelijk op
een muur van wantrouwen en onbegrip bij de ambtenarij en de politiek. Weinig mensen op het gemeentehuis waren bereid om water bij de wijn te doen. Alleen wethouder Asselbergs van ruim- telijke ordening kon wel begrip voor de VerontRustenburgers opbrengen, vanuit zijn eigen verleden als actievoerder.56 In het ambtelijk apparaat heerste echtereen minder vriendelijke sfeer. Vooral de civiel-technische ambtenaren moesten weinig hebben van de inbreng van 'leken'. Riekje: "Ik heb ambtenaren meegemaakt die hardop zeiden: 'Met burgers hebben we niets te maken. Wat moeten we met die huisvrouwen, waar bemoeien ze zich mee? Wij hebben het altijd zo gedaan, waarom moet het nu anders? Op grond van wat?' Andere ambtenaren, die wel begrip voor ons standpunt hadden, durfden daar niet voor uit te komen. We liepen ooit eens door de gang in het gemeentehuis, toen een ambtenaar ons in het voorbijgaan snel iets toevoegde, in de trend van 'doorgaan zo'. Zo'n steunbetuiging durfde hij niet in het bijzijn van collega's of zijn chef te uiten. En dan was er ook een groep die dacht: met die lui kun je niet gewoon praten, die zijn overal tegen, die willen helemaal niets. |
||||||||
56 Een verwijt vooral van Burgemeester Schreuder. Zie:
H. Bouwmeester, Stad in de steigers. Twintigjaar samen- werken aan het hart van Amersfoort (Amersfoort 2005). |
|||||||||
Rijkswaterstaat en benaderden gemeenteraads-
en proviciale statenleden. Maar aanvankelijk kregen ze nul op het rekest.
Op 29 mei 1984 nam de gemeenteraad het be- stemmingsplan De Hoef aan zonder essentiële wij- zigingen op de 'pijnpunten'. Er zat niets anders op dan bij de provincie bezwaar aan te tekenen tegen het bestemmingsplan. Precies 1248 bezwaar- schriften vielen op de mat bij het provinciehuis. Bij gemeente Amersfoort begon ondertussen
iets te bewegen. Na een chaotisch verlopen hoor- zitting op 29 november 1984 kwamen er gesprek- ken op gang tussen gemeente en bewoners. Dit resulteerde op 29 maart 1985 in een onverwachte wending. Roelie: "We kregen een telefoontje van de gemeente, of we binnen twee uur naar het gemeentehuis wilden komen. Daar zaten de wet- houders Asselbergs en De Bruijn ons op te wach- ten. Ze vertelden ons dat het college had besloten dat de Weg van de Vrijheid niet zou worden aan- gelegd. Ik weet nog dat we toen lang gesteggeld hebben over de vraag, of en hoe we dat zwart op wit konden krijgen. Want het vertrouwen was nog lang niet zodanig dat we de heren op hun blauwe ogen geloofden. Uiteindelijk kregen we onze zin en werd een copie van het collegebesluit gemaakt. Op de copie werden ook nog een aantal afspraken vastgelegd, waarna de wethouders dit alles met hun parafen ondertekenden."58 Waarom deze ommezwaai bij de gemeente?
Een belangrijke reden was ongetwijfeld het gevoel van urgentie dat zich meester had gemaakt van het stadhuis.59 Een oplossing voor de ontsluiting van De Hoef was dringend gewenst. Dit niet alleen omdat de woningbouw inmiddels gestart was (en er dus werkgelegenheid gecreëerd moest worden), maar ook omdat Leusden in die tijd ook |
||||||||||||
De doodlopende Weg van de Vrijheid (let op het
verkeersbord!) bij de kruising met de Lageweg. In de verte zie je het drukke verkeer van de Hogeweg. |
||||||||||||
Achteraf gezien wel een beetje begrijpelijk. We
konden heel fel zijn, hoewel we altijd probeerden 'on speakingterms'te blijven. Dat betekent ook, datje moet kunnen inleveren. Je streeft naarioo %, maar met 80 % ben je ook blij. Zelfs met 60 % heb je nog altijd meer bereikt dan niets." De gemeente had aanvankelijk een informa-
tievoordeel en probeerde dat zoveel mogelijk te benutten. Maar de actievoerders zorgden dat zij die kennisachterstand snel inhaalden. Ze verdiep- ten zich in de materie van de ruimtelijke ordening en de milieuwetgevingen wanneer het echt te ingewikkeld werd zochten zij hulp bij het Planologisch Adviesbureau van de TH Eindhoven en de Wetenschapswinkel van de Universiteit Utrecht. Ook schakelden zij in de loop der jaren verschillende onderzoeksinstellingen in om de precieze overlast te meten: van het lawaai van de bedrijven op De Hoef, veroorzaakt door afzuigin- stallaties of productieprocessen, van de draaiende motoren van vrachtwagens bij distributiebedrij- ven of van de weerkaatsing van het geluid van de treinen door de gevelwanden op De Hoef.57 Verder bepleitten zij hun zaak in gesprekken met |
||||||||||||
57 Zie bijvoorbeeld: P. Lettinga, M. Beuving en J.
Aardoom, Railuerkeerslawaai in de wijk Rustenburg te Amersfoort (Wetenschapswinkel natuurkunde utrecht, ^89), in: Archief R. Hoffman. 58 Copieën van het colle- |
||||||||||||
gebesluit met parafen van beide wethouders bevinden
zich in de archieven van zowel R. Hoffman als R. Norp. 59 Rustenburg wint strijd tegen weg, in: AC r-4-1985. |
||||||||||||
'DAAR HEB JE DE DAMES WEER!' %1
|
|||||||||||
een bedrijventerrein ontwikkelde, waardoor De
Hoef achter het net dreigde te vissen. Bedrijven die het gedoe rond het Amersfoortse terrein zat waren, konden in Leusden terecht. Bovendien was langzamerhand de vrees gerechtvaardigd dat Gedeputeerde Staten niet akkoord zouden gaan met de verdubbeling van de Weg van de Vrijheid tot vier banen, zodat er dan opnieuw vertraging op zou treden.60 Ten slotte kan men zich afvragen of
Amersfoort wel zo overtuigd was van de nood- zaak van de weg als het stadhuis in het openbaar plachtte te verkondigen. Gemeente Amersfoort verrichtte diverse malen onderzoek naar alterna- tieven. Al in 1980 verscheen een vergelijkende stu- die waarin de Weg van de Vrijheid als beste uit de bus kwam, maar men toch een alternatief via Hoevelaken in reserve hield. Wanneer dit Hoeve- lakentracé er zou komen, zou de Weg van de Vrijheid tweebaans kunnen blijven.61 Het pro- bleem was echter dat gemeente Hoevelaken dat tracé helemaal niet wilde. Zo werd het tracé niet opgenomen in het ontwerp-structuurplan van de gemeente Hoevelaken (1982) en ook nadien stelde de gemeente Hoevelaken zich weigerachtig op.62 Vandaar dat de gemeente in 1984 verder zocht naar alternatieven voor de Weg van de Vrijheid.63 De ommezwaai kwam desondanks onver-
wacht. 'Verontrust' gingen de Rustenburgers het gemeentehuis in, 'onthutst' kwamen ze eruit, zoals de Amersfoortse Courant het formuleer- de.64 Het nieuws werd direct wereldkundig gemaakt, uit angst dat de gemeente op zijn gege- |
|||||||||||
ven woord terugkwam. Er lag op dat moment
alleen een toezegging en nog geen raadsbesluit, terwijl het bestemmingsplan De Hoef- met de Weg van de Vrijheid daar nog in-ter beoordeling lag op het provinciehuis. De VerontRustenburgers bleven ook na de bijeenkomst op hun hoede.65 Het verlossende woord kwam na twee-en-een- halve maand wachten: 18 juni 1985 deed de provin- cie uitspraak. De tunnelbak werd opnieuw afge- keurd; de Weg van de Vrijheid als ontsluitingsweg voor De Hoef was definitief van de baan. Maar wat nu? De Hoef moest op de een of
andere manier toch ontsloten worden. Roelie: "Die uitspraak van de provincie was zo definitief, dat wij direct in de gaten hadden, dat ook de gemeente hierdoor verrast moest zijn. Ik heb direct een paar kruidkoeken gebakken en deze hebben we naar de afdeling verkeer gebracht met de mededeling: 'wij zijn heel erg blij met deze uit- spraak, maar we beseffen dat voor jullie het werk opnieuw moet beginnen en dat willen we op deze manier verzachten. We begrijpen heel goed jullie frustratie.' Op het gemeentehuis pakten ze dat gebaar heel goed op." Want de VerontRustenbur- gers hadden alternatieven voorde Weg van de Vrijheid klaar liggen en deze werden nu met de gemeente doorgesproken.66 De alternatieven gre- pen terug op de oude Gordelweg langs de A 28 en wel in drie varianten: (1) een vierbaansweg aan de kant van Rustenburg (het Rustenburgtracé), (11) een vierbaansweg aan de kant van de Wieken (het Wiekentracé), of (111) een tweebaanswegaan beide kanten van de A28.67 |
|||||||||||
60 "Onthutstenburgers" winnen slag om Weg van de
Vrijheid, in: AC 1-4-1985. 61 Gemeente Amersfoort, Struktuurplan stadsuitbreiding. Beoordeling van enige varianten voorde hoofdwegenstruktuur (Assen/Delft, dec. 1980). 62 Hoevelakentracé moet er komen, in: AC 5- 5-1982. 63 Ontsluiting Bedrijfsterrein De Hoef. Interim- rapport van de werkgroep ontsluiting bedrijfsterrein De Hoef(maart 1984). 64 "Onthutstenburgers" winnen slag om Weg van de Vrijheid, in: AC 1-4-1985. 65 Zie bijvoor- |
beeld: Brief van de VerontRustenburgers aan Burgemees-
ter en Wethouders, 10-4-1985 in: archief R. Hoffman. Zo maakten zij bijvoorbeeld nog bezwaar tegen de tunnel onder de spoorlijn Amersfoort-Zwolle (bij station Schothorst).. 66 Waar een wil is, is geen weg. Infor- matiebulletin VerontRustenburgers januari/februari 1985. 67 Taboe Weg van de Vrijheid is nu eindelijk door- broken, in: AC 29-1-1985. |
||||||||||
24 ADDYSCHUURMAN
|
|||||||||||
A 28 geluiddempend (open) asfalt aangelegd.70
Dit alles had nog heel wat voeten in de aarde. Lange tijd hield Rijkswaterstaat de nieuwe, ver- vangende geluidsschermen langs de rijksweg bij Rustenburg tegen. Uiteindelijk heeft de gemeente Amersfoort het vervangende scherm langs de A28 voorgeschoten. Pas midden jaren '90 werd de Outputweg officieel geopend. Overlast van De Hoef
De VerontRustenburgers verzetten zich niet alleen
tegen de Weg van de Vrijheid, maar toonden zich ook bezorgd over de bedrijven die zich op het naast de wijk gelegen bedrijventerrein De Hoef vestigden. Toen in 1984 het bestemmingsplan voor De Hoef verscheen, was verreweg het grootste deel gereserveerd voor industrie (60 ha). Voor kantoren (7?-9 ha), scholen (4 ha) en sportacco- modaties (6 ha) werd veel minder ruimte gereser- veerd.71 Desondanks moest het een bedrijventer- rein met uitstraling worden, met bedrijven die bovendien "geen hinder of overlast zullen bezor- gen in de aangrenzende woongebieden."72 De presentatie van het plan geschiedde onder
een ongunstig economisch gesternte. Er heerste nog volop economische crisis en bedrijven ston- den niette trappelen om nieuwe investeringen te plegen. Toch was de gemeente hoopvol. Burge- meester Schreuder verkondigde dat 'er geen bedrijf uit Amersfoort meer mag vertrekken, nu er volop nieuwe ruimte voor bedrijven is.' Zo maakte hij een prestigekwestie van het succes van De Hoef. Er werd extra druk op het gemeentelijk apparaat gelegd om bedrijven met belangstelling |
|||||||||||
Het Wiekentracé werd verworpen vanwege de
hoge kosten voor de benodigde viaducten over het spoor en de A 28. De keuze viel op optie i: een vierbaansweg die achterlangs de wijk voerde, de huidige Outputweg. Met name bewoners die dicht langs de weg woonden, waren niet gelukkig met deze variant; "een min of meer gedwongen keuze" was hun gevoelen.68 Maar de keuze bood verschillende voordelen. Het Rustenburgtracé weerde het verkeer uit de woonwijken en leverde minder geluid en stank op dankzij een ononder- broken geluidswal (zoals al vermeld zou de wal langs de Weg van de Vrijheid vanwege de verschil- lende kruisingen onderbroken worden, zodat de geluidswering minder effect had).69 Bovendien maakte de weg het mogelijk het regionale verkeer en het verkeer over de rijkswegen goed van elkaar te scheiden. Verder zou het Rustenburgtracé onderdeel kunnen worden van een nieuwe verbin- dingsweg tussen het bedrijventerrein bij Leusden, het terrein De Hoef en het terrein Calveen (die verbindingsweg is er overigens nooit gekomen). Ten slotte vergrootte deze optie het draagvlak
voorgeluidsisolerende maatregelen. Door de aan- legvan het Rustenburgtracé moest de toenmalige geluidswal als afscherming voor de A28 wijken. Tussen de Outputweg en de wijk Rustenburg werd een geluidswal van twee tot vier meter hoog aangelegd en tussen de Outputweg en de A 28 een geluidscherm van drie meter hoog. Dit scherm diende niet alleen om het geluid tegen te houden, maar ook om de overlast (het licht bij nacht) van het tegemoetkomend verkeer op de Outputweg te beperken. Tenslotte is er op de |
|||||||||||
68 Verslag van een bewonersvergadering 13-5-1986, in:
archief R. Hoffman. 69 Brief van Burgemeester en Wethouders aan R. Norp, 9-9-1986, in: archief R. Hoff- man. 70 Geluidscherm langs rijksweg bij Hoevelaken, in: AC 7-11-1989; Gemeente Amersfoort, Het Rustenburg- tracé (1991); Verslag van de informatie- en inspraakavond over het Rustenburgtracé, gehouden op 30 mei 1991 in de |
Open Hof te Amersfoort, in: archief R. Hoffman.
71 Basisplan Amersfoort De Hoef. Nieuwe ruimte voor bedrijven (Amersfoort z.j.). 72 Gemeente Amersfoort, Struktuurplan stadsuitbreiding. Beoordeling van enige varianten voorde hoofdwegenstruktuur (Assen/Delft, dec. 1980), p. 8.10. |
||||||||||
'DAAR HEB JE DE DAMES WEER!' 2q
|
|||||||||
vooreen kavel niets in de weg te leggen.'Niet zeu-
ren, wij moeten bouwen', zo kregen ambtenaren te horen. Maar kon men de omwonenden ook zo ver
krijgen dat zij hun bezwaren tegen De Hoef inslik- ten? Want soms verschilden de VerontRustenbur- gers en de gemeente van mening over de mate waarin bedrijven overlast bezorgden. Liebherr, was dat nu een zwaar of matig overlastgevend bedrijf? Was Mitshubishu, dat in een bunker vlieg- tuigmotoren wilde testen, nu een zware lawaai- maker of juist een stil bedrijf? De gemeente bood de ruimte tot dergelijke meningsverschillen door een nieuw vestigingsbeleid. Normaal gesproken kon een bedrijf zich ergens vestigen mits het vol- deed aan de Hinderwet. In De Hoef werd echter gekozen voor een benadering, waarbij de mate van overlast richtinggevend was voor de locatie- keuze. Bedrijven die overlast zouden veroorzaken, mochten niette dicht bij woningen komen. Dat werd bepaalde aan de hand van een categorie- indeling. Categorie één tot en met drie waren lich- tere bedrijven die nauwelijks tot geen overlast gaven; deze bedrijven mochten zich in of aan de rand van een woonwijk vestigen. De categorieën vier tot en met zes moesten daarentegen op een zekere afstand van een woonwijk worden geves- tigd. Op De Hoef was categorie zes (waar bijvoor- beeld chemische industrie of een kerncentrale onder viel) uitgesloten, maar categorie vijf-bedrij- ven waren wel toegestaan, mits op een afstand van minstens 250 meter van Rustenburgof Schothorst. Maar welk bedrijf viel onderwelke categorie?
Dat was een moeilijk probleem. Er was wel een lijst gemaakt waarin typen-bedrijven gekoppeld waren aan een categorie, maar dat gaf geen zeker- heid over de daadwerkelijke overlast. Men kon immers door eenvoudige ingrepen, bijvoorbeeld door de oriëntatie van de geluidsbron te verande- ren of door gebouwen tussen de woonwijken de geluidsbron te plaatsen, de geluidsoverlast van |
een lawaaibedrijf reduceren. Een categorie vijf-
bedrijf kon dus stil Ier zijn dan een 'drie'. En boven- dien: hoe meet je het lawaai van een bedrijf dat nog niet bestaat? Aan de categorisering waren verder procedu-
rele consequenties verbonden. Voor een bedrijf uit een lage categorie waren geen milieumetingen vereist, bij een hogere categorie was dat wel nodig en duurde de vergunningverlening dus langer. De gemeente, die De Hoef zo snel mogelijk vol wilde hebben, had er dus belang bij om de bedrijven zo laag mogelijk in te schalen, terwijl de bewoners van de omringende woonwijken gebaat waren bij een zo streng mogelijke categorisering. De kiem voor allerlei meningsverschillen was
hiermee gelegd en de sfeer van wederzijds wan- trouwen als gevolg van de discussies rond de Weg van de Vrijheid deed de rest. Het kwam in enkele gevallen tot een confrontatie. Een eerste geval was Liebherr, dat zich aandiende vlak nadat het college had toegezegd af te willen zien van de aan- leg van de Weg van de Vrijheid. Plotseling zagen Roelie en Riekje allerlei activiteiten in De Hoef. Er werd zand afgegraven en het leek op het begin van een wegprofiel. De aansluiting op de Weg van de Vrijheid? Een telefoontje naar het stadhuis leverde als reactie op, dat er niets onrechtmatigs gebeurde: "Een boer mag toch ook op zijn eigen land ploegen?" Het bleek inderdaad om de aanleg van een weg te gaan, een interne weg wel te ver- staan, maar zonder de vereiste vergunningen en zonder enige openbare publiciteit. Liebherr had gevraagd om een ontsluitingsweg naar de kavel waarop het bedrijf zijn oog had laten vallen.73 Ongeveer gelijktijdig zagen de beide dames
bij de kavel van Van Cend 8c Loos mensen bezig met het slaan van palen in de grond. Wat had dat te betekenen? Volgens de gemeente was dat niets |
||||||||
73 Liebherr en Piet Klerkx kandidaten voor De Hoef,
in: AC 20-5-1985. |
|||||||||
20 ADDY SCHUURMAN
|
|||||||||||
anders dan 'het vertikaal opslaan van palen in
plaats van de standaard horizontale manier.' Roelie: "Als je zulke reacties krijgt, dan blijf je op je qui-vive. Want tenslotte was een alternatief voor de Weg van de Vrijheid nog niet veilig gesteld en onder druk van omstandigheden kan er ineens veel veranderen." De kwestie rond Van Cend 8c Loos werd uit-
eindelijk tot voorde Raad van State uitgevoch- ten.74 Wat was het geval? Van Gend 8c Loos was vanouds gevestigd bij station Amersfoort, maar omdat het bedrijf steeds minder gebruik maakte van het spoor en het autovervoer steeds belangrij- ker werd, zocht het een nieuwe locatie vlak bij de snelweg. In februari 1986 kreeg het een plaatsje aangeboden op De Hoef, maar de kavel was niet erg gelukkig gekozen: direct langs de spoorlijn Amersfoort-Apeldoorn, op een steenworp afstand van Rustenburg. Volgens de gemeente was dat geen probleem ('het ging om een catego- rie drie-bedrijf en bovendien maakte de nieuwe Hinderwet de vestiging mogelijk'), maar de VerontRustenburgers dachten daar anders over. Volgens hen was Van Cend 8c Loos geen cate-
gorie drie, omdat het een volcontinu-bedrijf was met laad- en losstations aan de kant van de wonin- gen. Er waren absoluut extra maatregelen nodig om de overlast te beperken. Akoustisch onder- zoek- pas verricht nadat er al lang toestemming was verleend voor de vestiging-wees uit dat er een geluidsscherm moest komen van minstens 5 ? meter hoog. Gedeputeerde Staten van de provin- cie Utrecht gingen hiermee akkoord, mits er een 'integrale oplossing' zou komen voor voor zowel het geluid van het bedrijf als het spoorweglawaai. Een scherm alleen bleek niet voldoende, de over- last moest 'aan de bron' worden aangepakt, bij- |
|||||||||||
voorbeeld door geluidsisolatie. Maar een week
nadat Gedeputeerde Staten dit voorbehoud had- den gemaakt, deelde Amersfoort mee dat een integrale oplossing onmogelijk en een geluids- scherm voldoende was. Herhaalde waarschuwin- gen van de kant van de VerontRustenburgers dat de aanpak niet conform het bestemmingsplan was, werden genegeerd. Roelie Norp: "Er kwamen steeds andere berekeningsmodellen, maar van verhoging van de geluidswal of anderszins was geen sprake. Bij elke nieuwe berekeningvroegen wij of er ook een extra schep zand bovenop de wal was gekomen. Het antwoord van de gemeente bleef onverminderd 'nee'. Hiermee konden wij nietaccoord gaan. Wij hebben toen heel nadruk- kelijk bij de gemeente aangegeven ons dan genoodzaakt te zien naar de Raad van State te stappen." Daar behaalden de VerontRustenbur- gers eind oktober 1986 een overwinning. De Raad van State stelde hen in het gelijk: de gemeente moest zich aan het eigen bestemmingsplan hou- den, waarin duidelijk stond dat erop die plaats geen bedrijf uit de categorie vier of vijf (en dat was Van Gend 8c Loos volgens de Raad van State) mocht komen. Ook was erin het bestemmings- plan niet voorzien in een geluidsscherm, zodat die oplossing helemaal niet was toegestaan. Kortom, de bouw werd stilgelegd. Op dat moment wilde de gemeente nog niet van wijken weten, maar voor Van Gend 8c Loos was de maat vol.75 Het bedrijf wilde een andere plek en bovendien een forse schadevergoeding van de gemeente. Pas na jaren gedoe - gemeente en Van Gend 8c Loos vochten hun conflict zelfs uit voorde rechtbank - kreeg het bedrijf een nieuwe kavel op De Hoef, op ruime afstand van Rustenburg en Schothorst. Uit het geschil rond Van Gend 8a Loos zou de |
|||||||||||
74 Gebaseerd op het archief van R. Hoffman, v
o.a. de verschillende bezwaarschriften, de uits] de Raad van State, diverse getuigenverhoren vi |
|||||||||||
rin zich kantongerecht en diverse krantenartikelen bevinden.
ak van 75 Zie o.a. informatiebulletin VerontRusten-burgers dec.
het 1987.
|
|||||||||||
'DAAR HEB JE DE DAMES WEER!' 27
|
|||||||||||
Een charme-offensief van de VerontRustenburgers.
Roelie Norp (midden) biedt wethouder Emile de Bruijn (links) een roos aan. Rechts Riekje Hoffman. |
|||||||||||
lezer kunnen afleiden dat de vestiging van bedrij-
ven op De Hoef een voortdurende strijd oplever- de tussen de gemeente en de omwonenden. Dat is niet terecht. In veel andere gevallen kwamen de burgers en de gemeente tot overeenstemming. Een stevig gesprek of een brief op poten waren voldoende om eventuele bezwaren kenbaar te maken. Alleen wanneer een van de partijen zijn absolute wil doorzette, kwam het tot een conflict. In de meeste gevallen werd de soep niet zo heet gegeten als hij werd opgediend. Na het aanvanke- lijke wantrouwen, waren de verhoudingen tussen de VerontRustenburgers en het stadhuis vriende- lijker geworden. |
|||||||||||
En de vuilverbranding, waarmee voor Roelie
Norp alles was begonnen? Die kwam er niet. De gemeente liet na de vele bezwaarschriften direct klip en klaar weten, dat er op De Hoef geen plaats was voor een vuilverbranding. Die viel immers onder categorie zes en was daarmee uitgesloten. Bovendien had buitenlands onderzoek uitgewe- zen dat vuilverbranding het gevaar op dioxineuit- stoot meebracht en dat risico wilde de gemeente absoluut vermijden.76 |
|||||||||||
76 Raadsvoorstel 1984/110 afd II, 16-5-1984. Zie ook:
Zwaarste categorie bedrijven definitief uitgesloten voor Hoef, in: AC 11-4-1984. |
|||||||||||
28 ADDYSCHUURMAN
|
|||||||
Conclusies
Liendert Leefbaar en de VerontRustenburgers
gaven ieder op eigen wijze vorm aan de democra- tiseringsgedachten van de jaren '70 en '80. Liendert Leefbaar was wijkopbouwwerk met een grote inbreng van de bewoners zelf, vooral dankzij de pioniersgeest die in de eerste jaren in de wijk heerste. Waar het traditionele opbouwwerk uit- gaat van de opbouwwerker, hadden de activiteiten van Liendert Leefbaar meer het karakter van zelf- hulp. Toen na een aantal jaren de pioniersgeest verminderde, veranderde de sfeer binnen Liendert Leefbaar. De opbouwwerksters kregen het idee, dat zij steeds meer moeite moesten doen om mensen te motiveren en daarvoor steeds minder terug kregen. Weliswaar stevig ver- ankerd in de wijk, had het zijn bijzondere karakter verloren. De opbouwwerksters - aanvankelijk net zogoed dooreen pioniersgeest gedreven - kwa- men daarmee meer voor hun eigen belangen op en gingen op zoek naar erkenning voor hun activi- teiten, niet alleen in de wijk, maar ook op het stadhuis: in de vorm van goede arbeidsvoorwaar- den en een ruim budget. De gemeente kwam hen hierin maar zeer gedeeltelijk tegemoet. In de cri- sisjaren van begin jaren '80 had de gemeente andere prioriteiten. Er moest bezuinigd worden op het apparaat en tegelijk een stimulerend eco- nomisch beleid gevoerd worden. De VerontRustenburgers speelden juist in op
die gemeentelijke prioriteiten door het verkeers- beleid en het bedrijfsvestigingsbeleid ter discussie te stellen. Meer nog, zij zetten het nieuwe thema van het milieu op de gemeentelijke agenda. Milieuregels op het gebied van water, luchten geluid zijn sinds hun optreden strenger geformu- leerd en worden beter nageleefd. Ondanks aan- vankelijk wantrouwen, werden zij spoedig geac- cepteerd als gesprekspartners voor de gemeente. De VerontRustenburgers gaven namelijk stem aan de publieke opinie in het brede speelveld van het ruimtelijke ordeningsbeleid. In de jaren '80 |
|||||||
verwierven naast de gemeente ook andere partij-
en een belangrijke rol op dit terrein, in de eerste plaats projectontwikkelaars (zie het Centraal Stadsgebied). Daarnaast en daartegenover kwa- men de Rustenburgers op voor de belangen van de zittende burgers. RO-beleid gaat tenslotte over hun directe werk- en leefomgeving. In de belangenafweging die de gemeente moet maken tussen de belangen van het bedrijfsleven, die van toekomstige bewoners en die van de huidige bewoners, telt de stem van laatstgenoemde zwaar mee. De gemeente is een dienstverlenende instel- ling voor alle Amersfoorters. Zijn de VerontRustenburgers voorlopers
geweest van wat tegenwoordig het NIMBY-gevoel wordt genoemd: het'notin my backyard'-senti- ment? Zeker wel, zij het in een gematigde vorm. Zij hadden oog voor het algemeen belang. Zij richtten zich niet tegen het bedrijventerrein als zodanig, zoals later burgers zich tegen een fietsroute door de straat of een daklozenopvang in de buurt verzet- ten. De VerontRustenburgers vormden niet zom- aar een verzetsgroep, maar zij dachten ook con- structief mee.'De onbetaalde denktank van de gemeente' noemde de Amersfoortse Courant hen.77 Een compliment voorde Rustenburgers, maar ook voor de gemeente die bereid was naar hun kritieken hun voorstellen te luisteren. En De Hoef? Mede dankzij de VerontRusten-
burgers is op De Hoef geen milieuverontreinigen- de industrie gevestigd. De door de gemeente ont- worpen zonering is door het optreden van de Rustenburgers strenger toegepast dan men aan- vankelijk op het stadhuis voor ogen had. Het werd een bedrijvenpark in plaats van een bedrijventer- rein. Gemeente en bedrijven kunnen hiermee tevreden zijn. De uitstraling van een bedrijventer- rein is immers een essentiële vestigingsfactor voor ondernemingen. Bedrijven willen hun klan- ten ontvangen in een keurig aangeharkte omge- vingen geen buren die in het nieuws komen met een milieuschandaal. |
|||||||
Achterafis het altijd makkelijk oordelen, maar
de vraag is hoe verstandig het was om de prioriteit te geven aan industrie op een terrein dat aan beide zijden geflankeerd wordt door woonwijken. Klaarblijkelijk onderschatte men in Amersfoort niet alleen de mondige burgeren de strengere milieuwetgeving, maar ook de de-industrialisatie die op dat moment toch al meer dan tien jaar in Amersfoort waarneembaar was78 De werkgele- genheid voorde groeistad moest komen uit de dienstensector, niet uit de industrie. Wie nu over De Hoef loopt, ziet overal kantoren, dienstverle- ners, scholen. Bedrijven en instellingen die gebruik maken van de specifieke kwaliteiten van |
||||||||
de locatie, zoals de aanwezigheid van station
Schothorst en minder last hebben van de matige ontsluiting van het gebied met de auto. Verantwoording
Dit stuk is tot stand gekomen op basis van een
aantal interviews, aangevuld met schriftelijk bron- nenmateriaal. Gesproken is met (ex-)bewoners van Liendert en Rustenburg: R. Hoffman, R. Norp, L. Nebbeling, H. Groen en H. Kraameren met B. Visscher van Gemeente Amersfoort. R. Hoffman beschikt over een groot persoonlijk archief en stelde mij in de gelegenheid hier gebruik van te maken. Daarvoor dank ik haar hartelijk. |
||||||||
77 Taboe Weg van de Vrijheid is nu eindelijk doorbroken,
in: AC 29-1-1985. 78 Zie: P. Brusse, De teloorgang van de nijverheid in Amersfoort. De jaren 60 als breekpunt. Maar in welke eeuw? in: Fkhite. Historisch jaarboek voor Amersfoort en omstreken 2004, p. 10-17. |
||||||||
EM VELTHEER
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
astvnj
caritas op de grens |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en Leusden
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
.ui t' 3 -vv *'■' '-H, e e .. v'
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tv
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
raiïliuï!
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
GASTVRIJHEID EN CARITAS OP DE GRENS VAN AMERSFOORT EN LEUSDEN ^1
|
|||||||||
In de loop der tijden heeft een viertal ziekeninrichtingen de
opnamebehoeftige zieke uit Amersfoort of directe omge- vingten dienste gestaan. Het huidige Meander Medisch Centrum ontstond in 2002 uit de fusie van het Ziekenhuis Molendctel van Baarn/Soest met het Amersfoortse Zieken- huis Eemland, dat in 1989 op zijn beurt was voortgekomen uit een samenwerking van het Sint Elisabeth Gasthuis en Ziekenhuis de Lichtenberg. De geschiedenissen van laatstge- noemde twee instellingen werden in het verleden al eens gememoreerd middels monografieën, ter gelegenheid van een jubileum. Enige jaren geleden werd in dit Jaarboek de historie van het Gemeentelijk Ziekenhuis uoor Besmettelijke Ziekten uitvoerig opgetekend. De auteurs hebben zich daar- bij doorgaans kunnen beroepen op overgeleverde bronnen, zoals de huisarchieven van de betreffende instituten.1 Helaas waren die van de vierde instelling, het Aldegonde
Gasthuis, niet meer te achterhalen. Desondanks blijkt toch ook hier sprake van een interessant stuk Amersfoortse ziekenhuisgeschiedenis. |
|||||||||
Over gastvrijheid gesproken
De Amersfoortse Courant van 20 december 1979
meldde dat op 8 januari 1980 een begin zou wor- den gemaakt met de afbraak van een pand aan de Arnhemseweg, om plaats te maken voor een scholencomplex. Eerder dat jaar waren al enige bijgebouwen wegens verregaande bouwvallig- heid, die tot ongelukken had geleid, aan de slo- pershamerten offer gevallen. Strikt genomen had dit reeds in 1976 moeten gebeuren, maar dat werd toen verhinderd doordat in november van dat jaar Amersfoortse krakers er hun intrek hadden geno- men. Nu werd de bewoners opnieuw gesom- meerd het perceel te verlaten. Een gedetailleerde |
verzetsstrategie, die altijd onder handbereik had
gelegen, hoefde weliswaar niet of nauwelijks in werking te treden, maar geheel zonder protest en het nodige tumult is de ontruiming ook weer niet verlopen. De hippiegemeenschap, die wegens haar eerdere ludieke manifestaties doorgaans kon rekenen op enige sympathie van de buurtbewo- ners, liet uiteraard niet na aan te dringen op ver- I L.M.L. Bongaerts-van Rijckevorsel, Vier eeuwen St. Eli-
sabeth in Amersfoort, Amersfoort 1977.. K.L. Koopman, 60 jaar De Lichtenberg, Amersfoort 1991.. D.C.Hoevers, 'Het gemeentelijk ziekenhuis voor besmettelijke ziek- ten." FlehiteJaarboek6 (2005); p.148-57. |
||||||||
ALDEGONDE
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
©
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ï^vrtfc
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^/i
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Foto van een groep krakers van het gebouw van
het voormalige kinderziekenhuis 'Aldegonde Gasthuis' rond 1979 (foto: Kees Huijbregts). |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
associëren met het 'Kindertehuis Aldegonde'.
Immers, de langste tijd van zijn bestaan was het in handen geweest van de 'Vereeniging Kinder- zorg', een instelling die even na de eeuwwisse- ling was opgericht door een aantal gemeenten van de Hervormde Kerk in de provincie Utrecht, daartoe mede gestimuleerd door de toegeno- men politieke belangstelling voor het misdeelde kind. Kinderen uit achterstandsituaties en |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vangende woonruimte, die uiteindelijk ook haar
deel zou worden. Daarmee viel definitief het doek van een afwisselend schouwtoneel, dat zich afspeelde achter de ooit zo statige gevels van een van Amersfoorts fraaiste en meest karakteristieke panden.2 Kinderzorg
Meer dan een kwart eeuw later zullen nog maar
weinige passanten van de Arnhemseweg zich deze roerige geschiedenis herinneren. Ouderen die dat nog wel doen, neigen de plaats waar zich ooit dat monumentale gebouw bevond eerder te |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 De geschiedenis van deze kraakbeweging werd in
Aldegonde een begrip beschreven en in eigen beheer uitgegeven in 1989 door K. Huijbregts e.a. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
GASTVRIJHEID EN CARITAS OP DE GRENS VAN AMERSFOORT EN LEUSDEN 33
|
|||||||||
probleemgezinnen, veelal aangebracht door de
Voogdijraad, zijn er sinds 21 april 1908 liefderijk gehuisvest geweest en, zo nodig, geresociali- seerd. Het jaarlijkse aantal daarvan was in de dertiger jaren wel opgelopen tot 200 pupillen, hetgeen dikwijls noopte tot uitbreiding met bij- gebouwen. Met de toegenomen welvaart na de Tweede Wereldoorlog zette een daling in die op den duur tot opheffing moest leiden. Daarbij kwam nog dat de infrastructuur van het gebouw zo langzamerhand danig te wensen overliet en Kinderzorggeen kans had gezien om voor aan- passing, dan wel eventuele nieuwbouw de nodi- ge financiële middelen vrij te maken. Geleidelijk werden in de loop van 1976 de laatste bewoners naar elders overgeplaatst. Op 30 oktober trok Kinderzorgde deur definitief achter zich dicht. Het perceel was inmiddels verkocht aan de Vrijgemaakt Gereformeerde Scholengemeen- schap Guido de Brés, die voornemens was de opstallen neer te halen en er een schoolgebouw neer te zetten. Voorlopig echter zouden de plan- nen daartoe door onderdakzoekende krakers worden gedwarsboomd. Zij wisten in het nu gast-urije Aldegonde de reputatie van gast- vrijheid nog vier jaren op te houden. Daarmee is de geschiedenis van het huis nog allesbehalve volledig verteld. Zeker niet het minst interes- sante deel daarvan behelst de periode dat het diende als ziekenhuis.3 De stichters
Op 18 december 1884 werd mr. Hendrikjohan
Herman baron van Boetzelaervan Oosterhout geïnstalleerd als burgemeester van Leusden en Stoutenburg. Hij was telg uit een adellijk geslacht, waarvan een tak zich in 1870 vestigde in Huis Oosterhout, aan de Waaldijk bij Nijmegen. Hendrik J.H. werd op 3 oktober 1850 geboren te Utrecht. Hij huwde jkvr. Margaretha Laurentina de Beaufort, die op 13 mei 1852 was geboren uiteen van oorsprong Franse familie die in 1613 naarde |
|||||||||
Hendrik Johan Herman baron van
Boetzelaervan Oosterhout, stichter van het Aldegonde Gasthuis Nederlanden was gekomen en waarvan de naza-
ten zich in 1807 vestigden op het landgoed Den Treek in Leusden. Het echtpaar en hun vierjarige dochter werden op 28 oktoben88o ingezetenen van Amersfoort. Het bevolkingsregister vermeldt dat de familie vanuit Driebergen werd overge- schreven, lid was van de Nederlandsch Hervorm- de Kerk en het gezinshoofd het beroep "grondei- genaar" en "koopman" uitoefende. Zijn Leus- dense functie werd later bijgeschreven. In 1885 nam het gezin zijn intrek op de buitenplaats |
|||||||||
3 J.C. van den Bosch (red.) e.a., Verleden en heden van de
Hervormde vereniging Kinderzorg- Utrecht. Utrecht, 1992. |
|||||||||
2A WILLEM VELTHEER
|
|||||||||
Gezondheidszorg Amersfoort,
anno 1890 Rondom de overgang van de negentiende naar de
twintigste eeuw omvatte de bevolking van Amersfoort ongeveer 20.000 zielen. Erfunctio- neerden een vijftal huisartsen, die beurtelings ook als gemeentearts werden aangesteld. Medi- sche specialisten zoals men die vandaag kent, bestonden nog niet, of het betrof geneeskundi- gen met een speciale aantekening, bijvoorbeeld voor verlos- of heelkunde. De gehele zorg was in handen van het eerste echelon, dat de patiënt aan huis behandelde, zo nodig ook operatief. Waar dit onmogelijk was, kon om toelating tot een zieken- huis worden verzocht. Amersfoort kende, behal- ve enkele gasthuizen die vooral bedoeld waren als verpleeg- een verzorgingstehuizen, slechts één instelling met dit predikaat: het Sint Elisabeth's Cast- of Ziekenhuis, aan de Muurhuizen 33. Van de daar destijds aanwezige faciliteiten moet men zich echter geen overdreven voorstelling maken. 'Eigen' specialisten had men daar ook niet. Er waren slechts tien bedden beschikbaar en in 1905 nog beklaagde de aan de instelling verbonden huisarts J.W. Jorissen zich in de gemeenteraad erover dat aldaar "de toestand op operatief ge- bied" niet aan de eisen van de tijd voldeed. Het kamertje voor operaties fungeerde ook als iso- leerruimte voor ernstig zieken of stervenden. Het ziekenhuis beschikte weliswaar over een badkuip, maar niet over een badkamer, laat staan over stromend water. De verpleging was niet gedi- plomeerd, maar wel in de zorgzame handen van de nonnen. Inmiddels was vijftien jaar eerder al elders in
Amersfoort een opmerkelijk initiatief ontplooid. Ter Secretarie van de Gemeente was een schrijven binnengekomen van baron van Boetzelaer, geda- teerd 19 februari 1889, waarin deze verzocht om "...vrijheid tot bouwen van een Kinder Ziekenhuis volgens bijgaande teekening en situatieplan, op het terrein gelegen Arnhemschen Straat Sectie B, |
|||||||||
Verzoek om een bouwvergunning
19-2-1889. |
|||||||||
Nimmerdor. Direct daarachter grensde toen nog
een brede uitloper van Leusdens grondgebied. Dat de Leusdense burgemeester in Amersfoort bleef wonen, zal niemand hem euvel hebben dur- ven duiden. Beide families kenden het regenten- netwerk als geen anderen bekleedden invloedrij- ke functies in tal van openbare besturen, waarin zij doorgaans de behoudende vleugel van een liberale stroming vertegenwoordigden. Daarnaast waren zij, als door traditie en op grond van hun christelijke overtuiging, zeer maatschappelijk geëngageerd. Het is dan ook niet verwonderlijk dat juistzij de initiatieven namen tot de noodza- kelijke verbetering van de plaatselijke en regionale gezondheidszorg. |
|||||||||
GASTVRIJHEID EN CARITAS OP DE GRENS VAN AMERSFOORT EN LEUSDEN 9C
|
|||||||
nn648". Blijkens het commentaar, vermeld op
zijn brief, werd hem die vrijheid al op 25 februari gegund.4 "Een sieraad van stad en gewest"
Vrijwel onmiddellijk moet met de bouwvan het
kinderziekenhuis een aanvang zijn genomen. De Nieuwe Amersfoortsche Courant vermeldde op 1 mei 1889 onder het 'plaatselijk nieuws'dat, van wat een "prachtvol gebouw belooft te worden [...] reeds een deel boven de grond is gekomen". Pas aan het einde van dat jaar verschijnt de krant met de eerste uitgebreide en belangwekkende beschrijving van het in gewijzigde renaissancestijl opgetrokken gebouw en interieur. De redactie wekt daarmee de suggestie dat het gebouw al zo goed als klaar was. Het is waarschijnlijker dat het artikel slechts was gebaseerd op de ontwerpteke- ningen ervan, aangezien de tekst veelal letterlijk overeenkomt met de toelichting die architect J.H.C. Kröner daaraan toe voegde. De officiële ingebruikname zou immers nog een halfjaar op zich laten wachten. Pas op 31 mei 1890 komt het blad met een evident ooggetuigenverslag onder bovenvermelde titel, waaruit de lezer niet alleen een uitstekende indruk opdoet van de wijze waar- op het gasthuis zou gaan functioneren, maar ook van het tijdsbeeld waarin het tot stand kwam. Het wordt hieronder in extenso weergegeven, inclu- sief zet- en spelfouten, alsmede de thans verou- derde interpuncties.5 "Wanneer men van Amersfoort de straatweg
naar Leusbroek opgaat, treft men al spoedig een statig gebouw aan dat door zijn keurig uiterlijk den indruk geeft, dat het den bouwmeester niet heeft ontbroken aan de noodige middelen, om wat schoons en goeds tot stand te brengen. Waartoe dat huis dient, duidt het eenvoudige opschrift boven den hoofdinganggeplaatst, gast- huis, aan. Treedt men dien hoofdingang binnen, dan staat men voor een glazen binnenpui, in het midden van welker bovengedeelte de woorden |
|||||||
staan: "Repos ailleurs" met het wapen van Boet-
zelaer links, dat van de Beaufort rechts, het wapen der gemeente Leusden onder het eerste, dat van Amersfoort onder het laatste. Wie geen vreemdeling is in Utrecht, denkt al
aanstonds aan een tweetal edele families uit Utrecht, aan de Marnixstichting, het Diacones- senhuis en zooveel meer en verneemt geenszins met verbazing, maar wel met blijdschap en erken- telijkheid, dat hij den voet gezet heeft in eene stichting van den heer en mevrouw van Boetze- laer- de Beaufort, wier schoon buitenverblijf Nimmerdor hij zoo aanstonds, als hij verder op wandelt, voorbij zal gaan. Reeds sedert lang hielden mevrouw van Boet-
zelaeren haarwaardigen echtgenoot, de burge- meestervan Leusden, zich bezig met verzorging van kranken en armen uit hunne gemeente. Menigmaal deed zich de wensch vernemen: kon dit of dat zieke kind, die zwakke oude, maar eens een poos naar behooren verpleegd worden. Daar doet zich een geschikt terrein op voor het bouwen van een verplegingshuis. Het is weldra gekocht, en met aanwending van alle middelen, die de heden- daagsche stand der wetenschap aan de hand doet, waarbij den stichters hunne talrijke bezoeken aan dergelijke gestichten in Engeland zeer te stade komen, wordt het fraaie gebouw tot stand gebracht, dat daar thans staat. Het zal zijne deu- ren morgen openen, in de eerste plaats voor zieke kinderen uit Leusden en Amersfoort, maar voor andere, ook oudere patiënten zal er ook des- noods wel een plaatsje zijn. Daarbij zal niet gevraagd worden tot welke geloofsbelijdenis de patiënt behoort. De directrice en de verpleegzus- ters zullen evenwel protestant zijn. Niet om pro- paganda, wel om lichamelijke verpleging zal het te 4 Archief Eemland, Amersfoort: Ordner bouwtekenin-
gen. 5 Nieuwe Amersfoortsche Courant, 31 mei 1890, H.:'Een sieraad van stad en gewest', overgenomen uit Utrechtsen Provinciaal en Stedelijk Dagblad, 29 mei 1890. |
|||||||
36 WILLEM VELTHEER.
|
|||||||
doen zijn. Niet-protestantsche patiënten kunnen
daar dus zonder bezorgdheid heengezonden wor- den, nevenbedoelingen zullen er bij de verpleging niet bestaan. Geheel kosteloos zal de verpleging niet zijn, maar betaling is de hoofdzaak niet. Het was de schrijver dezer regelen vergund,
met den heer v. Boetzelaer het gansche gebouw door te wandelen. Hij zag daar, na de binnendeur doorgegaan te zijn, de kamer van de directrice, die door het drukken op éen knop, na een wijzer op een bepaald nommerte hebben gezet, in de kamer, die dat nommer heeft, eene schel kan laten gaan, benevens de eetkamer voor de pleegzusters; verder in de benedenverdieping, te beginnen bij den tweeden ingang, voor de patiënten bestemd, rechts instrumentenkamer, apotheek en operatie- zaal, links wachtkamer voor patiënten en isoleerka- mer, ingeval van vermoeden van besmettelijke ziekten, (eene binnendeur scheidt deze vertrekken geheel van het overige gedeelte van het gebouw); verder een badkamer waar patiënten gereinigd worden vóór ze tot de ziekenzalen worden toege- laten en eene zit- en spreekkamer voor den geneesheer. In een aan het hoofdgebouw zich aan- sluitend bijgebouw is de ruime keuken benevens een lokaal tot spijziging van armen, met afzonder- lijken ingang, van buiten. In het sousterrain vindt men het waterreservoir met perspomp, een desin- fectie-oven, waschkeuken, strijkkamer en de woonvertrekken voor de conciërge en zijne vrouw. Op de bovenverdieping de slaapkamer der
directrice, kleine en groote ziekenzaal, kleinere kamer voor de zusters of afzonderlijk gelogeerde patiënten, badkamer met inrichtingen voor aller- lei baden, en boven de keuken in het bijgebouw eene speelkamer en een soort van loggia, waar patiënten, die de zon moeten genieten des noods op hunne bedden kunnen geplaatst worden, en vanwaar men uitziet op een netten tuin en de heerlijke omstreken van Amersfoort. Op de bovenste verdieping zijn de slaapkamertjes voor de zusters. Een lift kan patiënten, die niet kunnen |
klimmen, naar boven voeren.
Het geheele gebouw wordt door middel van
heet water verwarmd: alle muren zijn spouwmu- ren, waar tusschendoor [moet waarschijnlijk zijn:'waartusschen voor', W.V.] verwarming een voortdurende luchtstroom onderhouden wordt ter ventilatie van alle vertrekken. Een koker, met openingen, door koperen deurtjes gesloten, door het gehele gebouw gaande, geeft gelegenheid alle zwachtels, doeken enz. naar beneden te werpen, ter opneming in den ontsmettingoven. Op alle kamers kan men steeds koud en warm water heb- ben. Midden op de groote zaal bevindt zich eene tafel met vier bakken voor warm water, om warm te maken ofte houden wat zulks vereischt. In de grootere vertrekken zijn fraaie Siemensche lam- pen aangebracht. Alle vensters kunnen door aan de buitenzijde aangebrachte valschermen afgeslo- ten worden. Zie daar in ruwe trekken, hoe het gasthuis, dat
den naam van "Huis Aldegonde" zal dragen, inge- richt is. Aan deskundigen raden wij zeer een bezoek aan. Na Vrijdag staat het huis voor belang- stellende open. Meer bevoegden mogen dan eene betere en meervolledige beschrijving daarvan geven. Wij voelden ons gedrongen, daarop de aandacht van allen te vestigen, die belangstellen in hetgeen tot leniging van het lijden van minder bedeelden gedaan wordt. Het edele echtpaar, dat een zoo schoon voorbeeld gaf van liefde tot den naaste, behoeft onze lof niet. Hun zal de eer en zegen niet ontgaan, die elke daad van gehoor- zaamheid aan het goddelijk bevel; heb uwen naas- ten lief als u zelven, met zich brengt. Hun voor- beeld strekke velen, tot navolging. De oplossing onzer maatschappelijke kwalen is alleen mogelijk door de macht, die alles overwind, de christelijke liefde. H." Inderdaad gaat het hierom een verslag'in
ruwe trekken', dus niet volledig. Ter aanvulling kan worden verwezen naarde legenda's bij de platte- gronden, die verder voor zichzelf spreken. Uit het |
||||||
GASTVRIJHEID EN CARITAS OP DE GRENS VAN AMERSFOORT EN LEUSDEN 37
|
||||||||||
ib-a Ct.l5.
|
||||||||||
'CCKiH
|
||||||||||
Doorsnede van het Aldegonde Gasthuis.
|
||||||||||
38 WILLEM VELTHEER
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BEGANE GROND
a Keuken
al Lokaal spijsuitdeling
b Kamer verpleegster
c WC's
d Lift
e Linnenkamer
f Vestibule
g Dokterskamer
h Apotheek
i Opslag instrumenten
j Operatiekamer
k Badkamer
1 Wachtkamer
m Onderzoekkamer
n Isoleerkamer
o Corridor
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Legenda plattegrond
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
KELDERVERDIEPING
a Kelders
b Kamer wasvrouw
c Stookplaats baden, water
d Lift
e Desinfecteerruimte
f Opslag brandstoffen
g Stookplaats verwarming
h Wasserij
i Strijk- en mangelkamer
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
«ERSFOORT EN LEUSDEN
|
|||||||||||||||||
GASTVRIJHEID EN CARITAS OP DE GRE
|
|||||||||||||||||
EERSTE VERDIEPING
a Huis-en speelkamer
b Isoleerkamer
bl Kamer verpleegster
c WC's
d Lift
e Badkamer
f Kleine ziekenzaal
g Grote ziekenzaal
h Kamer voor verpleegsters
i Corridor
|
|||||||||||||||||
CcyH^i^' i***fa+ewi-na.
|
|||||||||||||||||
Detail, operatiekamer.
Let op de afgeronde hoe- ken van de muren en de stortkoker door de rech- ter muur. Deze stort- koker is te vervolgen tot in de desinfectieruimte in de Kelderverdieping. |
|||||||||||||||||
E9KS
|
|||||||||||||||||
Dö J2£!
|
|||||||||||||||||
mM
|
|||||||||||||||||
AO WILLEM VELTHEER
|
|||||||||||
eerder verschenen, anonieme krantenbericht nog
het volgende: "... Aan de achterzijde van het gebouw binnen-
tredende, dat is aan den ingang bestemd voorde bezorging der dagelijksche levensbehoeften [leve- ranciersingang, WV] bereikt [...] bergplaats voor brandstoffen [...] en stookplaatsen voor verwar- mingvan het gebouw en badwater [gescheiden stookplaatsen voor verwarming, resp. warm stro- mend water, WV]...Aan de zijde van "Nimmerdor" vindt men dan toegang tot de kamer des genees- heers, dien men voornemens is, iederen ochtend voono uur te doen zitting houden [...] In een bij- gebouw, achter het hoofdgebouw, bevindt zich nogeene zaal bestemd voor nuttiging van warme spijs gedurende de wintermaanden door behoef- tigen, en om de gebouwen is eene uitgestrekt- heid, die als speelplaats of tuin wordt ingericht. De inrichting van de gebouwen, is volgens de laat- ste en strengste eischen der hygiëne geschied. Alle zalen zijn zonder scherpe hoeken, geheel rond afgewerkt, zoodat ze gemakkelijk zijn schoon te maaken en schoon te houden Tegen de kluizen [nis langs de rand van het plafond, W.V.] in de operatiekamer ligt eene waterleiding, door middel van welke, na elke operatie, de muur in groote mate kan worden bevochtigd, waardoor de smetstoffen die zich daarop mochten hebben neergezet, geheel worden verwijderd. En in die operatiekamer, gangen, enz. liggen mozaïek- terazzovloeren, die ook grootelijkst de reinheid en frischheid bevorderen."6 Patiëntenzorg
Ontwerp en indeling van het gebouw beschou-
wend, kan men zich al een redelijke voorstelling |
maken van de wijze waarop het als zorginstelling
gefunctioneerd heeft. Voor details echter zijn wij wederom op externe bronnen aangewezen. Er was dus een dagelijks spreekuur, dat zeer waar- schijnlijk werd gehouden door een geneesheer die vast aan het gasthuis verbonden was. Als zodanig wordt in het artsenboekje van de Maatschappij voor Geneeskunde van 1905 de arts J.C. Rolandus Hagedoorn vermeld, evenals de directrice, Mej. Burghgraaf.7 Ook worden de tarieven vermeld. Tarief voor gemeente-lastigen ft,- per dag. Particulieren in de algemeene klasseƒ1,25. Bijzondere klasseƒ2,50 to^5,-. Een dergelijke ver- melding wordt bij het Elisabeth Gasthuis niet aan- getroffen, zodat de mogelijkheid van klassenver- pleging voor Amersfoort een noviteit zal zijn geweest. Ziekenverzorging geschiedde door gedi- plomeerd personeel, onder leidingvan de directri- ce, die tevens als hoofdverpleegster optrad. De eerste die deze belangrijke taak op zich nam was ene H. Esser. Gezien de godsdienstige achter- grond van de eigenaar en stichter, mag worden aangenomen dat dit personeel veelal afkomstig zal zijn geweest uit de Diaconesseninrichtingen, die in ons land in het opleiden vooropliepen. Over religieuzen beschikte men immers niet. De ver- pleegkundigen, inclusief de directrice, woonden intern. Voor de gewone verpleging van zieken stonden, wanneer men afgaat op de bouwtekenin- gen, twaalf bedden ter beschikking. Niet eens zoveel meer dus dan in het Elisabeth Gasthuis. Echter, er waren nu ook isoleerkamers, zodat de zaalbedden altijd paraat waren. Van de noodzaak daarvan zullen de stichters tijdens hun oriëntatie- reizen in het buitenland doordrongen zijn geraakt.8 |
||||||||||
6 Nieuwe Amersfoortsche Courant, 7 december 1889,
overgenomen uit Utrechtsen Provinciaal en Stedelijk Dagblad 6 december 1889. 7 Na de sluiting van het Aldegonde Gasthuis zou Zuster Burghgraaf haar diensten aan het St. Elisabeth Gasthuis aanbieden. 8 Het echtpaar |
zou met de architect verschillende studiereizen hebben
gemaakt naar modelziekenhuizen, niet alleen in Enge- land, maar ook in Duitsland en Scandinavië. Cf. Bon- gaerts-van Rijckevorsel (zie noot 1), p.15. |
||||||||||
GASTVRIJHEID EN CARITAS OP DE CRENS VAN AMERSFOORT EN LEUSDEN 41
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jaar Opnamen (t) Man (t) Vrouw (t) Kind (t) Verpleegdag. Polikl. bezoek (aantal pat)
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(4) 24
|
(1)
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In de negentiende eeuw begon hetz/e/cen-huis
zich te ontdoen van het gost-huis, waarin ook gas- ten, ziek of niet, werden opgenomen om hun levensavond te slijten. Ondanks de naam, nu een- maal ingeburgerd, heeft Aldegonde laatstge- noemde bestemming nooit gehad. Toch was er nog een laatste reminiscentie aan zo'n instelling: de kamer uoor de spijsuitdeling ooor behoeftigen gedurende de wintermaanden, min of meer los van het beddenhuis, met aparte ingang! Aangenomen mag worden dat deze faciliteit, waarvoor bij de bouw met opzet rekening was gehouden, meer te maken had met de traditie van caritas, waarin de stichters waren opgevoed. Met ziekenzorg had dit in principe niet van doen. Door deze ruimte met de keuken te combineren, had de architect niet alleen vooreen praktische oplossing gekozen. Een excentrisch geplaatste keuken voorkwam ook dat etensluchten het beddenhuis bereikten. Het bestemmingsplan: Kinder Ziekenhuis, dat
Van Boetzelaer aanvoerde bij zijn aanvraag voor bouwvergunning, moet, blijkens de inleidende krantenartikels, al verlaten zijn geweest voor de opening, eind mei 1890. Toch is het uitgerekend het kinderleed geweest, dat tot zijn initiatief aan- spoorde. Het reglement van het Sint Elisabeth Cast- of Ziekenhuis stond opname van personen onder de veertien jaar niet toe. Omdat er geen intramurale alternatieven bestonden, is dat hun nogal eens noodlottig geworden. De Leusdense burgemeester, die eigenlijk Amersfoorter was, wilde zijn geesteskind dan ook op de grens van beide gemeenten geboren laten worden. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoe de patiëntenpopulatie er uiteindelijk uit
heeft gezien, blijft min of meer gissen. Ook hier- omtrent ontbreken oorspronkelijke documen- ten.Vermoedelijkzijn er ooit jaarverslagen gemaakt, waaruit de pers dan weer gretig citeerde voor de plaatselijk-nieuwsrubriek. In de Nieuwe Amersfoortsche Courant werden de volgende gegevens aangetroffen: [zie bovenstaande tabel]. N.B. Over 1892 wordt ook gemeld: "Op 5
patiënten werden met gunstig gevolg operatieën verricht. 4181 maal werd door patiënten van den gelegenheid tot kosteloze gemeentebehandeling gebruikgemaakt. Het moge hieruit blijken, dat dit gasthuis eene instelling van den heer en mevrouw Van Boetzelaer van Oosterhout, in eene groote behoefte voorziet en velen reeds tot zegen heeft gestrekt" Of deze 4181 behandelingen klinisch, dan wel poliklinisch waren vermeldde de krant helaas niet. De jaarlijkse bedbezetting, uitgaande van minimaal 12 x 365 verpleegdagen, is in 1891 nog 31 % (men moest nog even wennen?), maar blijkt in zes jaren op te lopen tot 97 %. Dat zal de direc- tie tot tevredenheid hebben gestemd. De beschikbare getallen zijn uiteraard te klein
en onvolledigom erfinale conclusies uitte mogen trekken. De eerste twee jaren, in ieder geval, was de verhouding tussen volwassenen en kinderen ongeveer gelijk. Zo zal de "speelkamer", waarin blijkens het ontwerp was voorzien, toch nog van nut zijn geweest. Niet bekend isof patiënten wer- den verwezen, of dat er een vrij spreekuur was. Verzekeringen bestonden er nauwelijks, derhalve ook de uerwijskaart niet. Meerdere keren werden |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
42 WILLEM VELTHEER
|
|||||||
goed te maken hebben gehad.
Een aangekondigde sluiting van het gasthuis
werd ook met deze commotie in verband ge- bracht, maar bleek van tijdelijke aard. De Nieuwe Amersfoortsche Courant, die bij de heropening op 4 oktober 1895 aanwezig was, berichtte over het "inwendig gerestaureerde en verbeterde" en "sedert eenige tijd gesloten gasthuis Aldegonde". Nergens wordt duidelijk of deze verbeteringen met het incident te maken hadden en of het opnamebeleid in het Aldegonde Gasthuis daarna is bijgesteld. Barak voor lijders aan
besmettelijke ziekten Dat de verhoudingen tussen de partijen goed ble-
ven, mag worden geconcludeerd uit het feit dat Van Boetzelaer de gemeente aanbood om voor zijn rekening op het terrein van het Aldegonde Gasthuis een barak voor lijders aan besmettelijke ziekten te laten bouwen. Tot dusverre beschikte de gemeente over een gebouw dat zij in 1874 op het terrein van Armen de Poth had laten bouwen. Hoewel grote epidemieën zich nauwelijks meer voor hadden gedaan en individuele lijders aan besmettelijke ziekte dikwijls thuis werden ver- pleegd, waren anno 1903 toch twijfels gerezen over de doelmatigheid van de inrichting, mede uit oog- punt van verantwoorde medische verzorging. Door het College werd een contract met Van Boetzelaer opgesteld, dat op 12 december door de gemeenteraad werd geaccordeerd. Overeenge- komen werd dat de bouw van de barak, die twaalf lijders aan besmettelijke ziekten zou kunnen her- bergen, maximaal tienduizend gulden zou mogen kosten, over welk bedrag de gemeente jaarlijks vijf procent rente ging betalen. Voor de inrichting ervan golden dezelfde regels, mits een bed rag van 560 gulden niet werd overschreden. De leiding zou berusten bij de directrice van het gasthuis. Verder g Nieuwe Amersfoortsche Courant, 13 oktober 1894.
|
|||||||
in de krant, die twee keer per week verscheen,
meldingen gemaakt van verkeers- en fabriekson- gevallen, waarvan de slachtoffers naar het Alde- gonde Gasthuis werden vervoerd. Geopereerd werd er dus wel degelijk, zij het
dat helaas over de zwaarteklassen van deze ingre- pen geen gegevens zijn overgeleverd. Is het aantal met de jaren opgelopen? Of waren er in 1892 nog meer operaties verricht, maar dan met minder gunstiggeuolg? De enige Amersfoortse genees- kundigen met ruimere operatieve bevoegdheid zijn dan H.H.E. Morren en dr H.W. Schreuder. De petite chirurgie zal, evenals elders, letterlijk in han- den van de algemene artsen zijn bedreven. Op 10 oktober 1894 werd de dertigjarige Paulus Dorre- paal, lampenist bij het Spoor, door een trein gegrepen en ernstig gewond. Inzittenden, een ser- geantvan de Geneeskundige Troepen en een vee- arts uit het Oude Pekela, verleenden eerste hulp, alsmede de te hulp geroepen arts Schreuder, die de gewonde naar het Aldegonde Gasthuis liet transporteren, maar waar deze tenslotte gewei- gerd werd. Nog dezelfde avond overleed de patiënt "in het R.K. Liefdehuis", zoals het Sint Elisabeth Gasthuis in de volksmond werd genoemd.9 Gezien de ernst van zijn verwondin- gen, een afgereden arm en multipele fracturen aan beide benen, moeten destijds zijn overle- vingskansen nihil zijn geweest. Niettemin blijft het merkwaardig dat uitgerekend de instelling die in Amersfoort over de beste operatieve facilitei- ten beschikte verstek liet gaan. De gemeente liet daarop een operatiezaaltje inrichten in een van haar panden op het terrein van Armen de Poth, om te voorkomen dat patiënten met dergelijke ernstige verwondingen in het vervolg naar Utrecht zouden moeten vervoerd. Het is zeer onwaarschijnlijk dat deze maatregel, ware die eer- der genomen, het leven van de arme spoorwegar- beider zou hebben gered. Het incident zou vol- gens sommige bronnen tot de nodige veront- waardiging hebben geleid en de baron zou veel |
|||||||
GASTVRIJHEID EN CARITAS OP DE GRENS VAN AMERSFOORT EN LEUSDEN 43
|
|||||||
zou de gemeente driehonderd gulden per jaar
betalen vooreen gediplomeerde verpleegster. In geval van epidemie zouden inzittenden van Leusden van zes bedden gebruik mogen maken. De verpleegprijs werd vastgesteld op/i,25 per dag, genees- en verbandmiddelen niet inbegrepen. De aanbesteding van de bouw, volgde pasop
16 maart 1904 en werd gegund aan Teus van Daal, de aannemer die ook het Aldegonde Gasthuis had gebouwd. Diens inschrijving was op één na de laagste:ƒ8.200,-. Barak met lijkenhuis, met eigen uitrit op de Arnhemseweg, een schepping van architect J.W.L. Schütz uit Zeist, werd op 15 augus- tus in gebruik genomen. Over het medisch reilen en zeilen in deze
dependance zijn wij al even gebrekkig geïnfor- meerd; in de geschiedenis van het Gasthuis zou die dan ook maar een beperkte rol spelen. Het einde in zicht
Medio juli 1905 had Van Boetzelaer het Gemeen-
tebestuur van Amersfoort laten weten dat hij had besloten Aldegonde pen novemberte sluiten. Ingevolge het contract tussen beide partijen, zowel wat betreft de opname van minvermogen- den in het Gasthuis, als het gebruik van de barak voor besmettelijke ziekten, kwam dit besluit hem in principe op een dwangsom te staan. Maar omdat hij zowel de barakken, inclusief inventaris, als het lijkenhuisjeom niet aan de gemeente had aangeboden, zag men in de raadsvergadering van 1 augustus 1905 daarvan af, mede uit waardering voor de grote verdiensten van de schenker jegens Amersfoort. De nieuwe situatie had uiteraard grote consequenties voor de openbare gezond- heidszorg, verwend als men was geraakt door de wijze waarin het Aldegonde Gasthuis gedurende vijftien jaren in de daaruit voortkomende behoef- ten had voorzien. Daar de omstandigheden in het Sint Elisabeth Ziekenhuis niet waren verbeterd, kwam deze instelling niet in aanmerking als alter- natief. Het Amersfoortse College legde daarop de |
|||||||
Raad drie opties voor: "Aankoop en exploiteeren
van Aldegonde-gasthuis (1), Stichten en exploitee- ren uan een nieuuo Ziekenhuis (2) of Contractueele regeling met derden" (3). De discussies daarover werden gevoerd in de raadsvergaderingen van 24 en 31 augustus. Het College leek inmiddels vooral geïnteresseerd in optie 1. Rekensommetjes had- den al spoedig aangetoond dat een nieuw zieken- huis minstens een ton zou gaan kosten en dat de dagprijs per patiëntopname in het Stads- en Academisch te Utrecht het dubbele bedroeg van die welke men in Aldegonde gewoon was. Omdat "bij geruchte" vernomen was, dat ook het Alde- gonde Gasthuis niet vrij van onvolkomenheden zou zijn, werd de gemeentelijke geneesheren Morren en Schreuder verzocht poolshoogte te nemen. In hun rapport berichtten dezen dat het ging om de lift, een zijlicht (venster? W.V.) voorde operatiekamer en de te smalle doorgang tussen operatiekamer en grote ziekenzaal. Zij waren van mening dat deze zaken "met weinig kosten te ver- anderen ofte verbeteren" zouden zijn. Tevens wil- den zij erop wijzen, dat ingeval toch voor optie 2 zou worden gekozen, de exploitatie van de barak, voorheen in handen van het personeel van Aldegonde, de gemeente voor problemen zou plaatsen en dat "den schaduwrijken en practisch aangelegden tuin" node zou moeten worden gemist. Daarmee ondersteunden zij de aanvanke- lijke voorkeur van het College. Dat had overigens niet nagelaten optie 1. financieel te onderbouwen. De begroting is vermeldenswaard omdat deze was gebaseerd op de situatie zoals die in relatie met Aldegonde tot dusverre bestond, en deze dus een idee geeft van de pecuniaire perikelen van een kleinsteeds ziekenhuisje anno 1900. Voor de jaarlijkse kosten van exploitatie was
men tot de volgende berekening gekomen: |
|||||||
44 WILLEM VELTHEER
|
|||||||||
moest rekenen, mocht in de stukken niet worden
vermeld, omdat de baron om geheimhouding had verzocht. Al met al voor Amersfoort een respec- tabele uitgave, waarmee bij de begroting voor 1906 voor het grootste deel geen rekening was gehouden. Derhalve zou een belastingverhoging onvermijdelijk zijn. De teerling geworpen
Bij de stukken voorde Raadsvergadering van 24
oktober bevond zich een adres van "eenige inzit- tenden der gemeente om de beslissing in zake het overnemen van het ziekenhuis Aldegonde te wil- len aanhouden tot een volgende vergadering;" Dit verzoek, meeondertekend door de artsJ.W. Jorissen, tevens raadslid, werd later op de middag ingewilligd. Heeft deze manoeuvre wellicht te denken gegeven? In de kranten wordt per opval- lende advertentie een oproep aan de burgerij gedaan om op 30 oktober een "Openbare Verga- dering ter bespreking van de Gashuis-Kwestie" bij te wonen. De bijeenkomst wordt geleid door een organiserend comité, met o.a. dr Ph.H. Peyrot, rectorvan het gymnasium en dsJ.L.F. de Meyere. Aan het einde van de avond wordt de volgende motie naar de gemeenteraad gezonden: "Een groot aantal burgers van Amersfoort,
vergadert in Amicitia, ter bespreking van de aan- hangige gasthuis-kwestie, - gehoord de debatten, - spreekt als hun meening uit, dat het voor onze Gemeente van het hoogste belang is, dat er een neutrale inrichting voor ziekenhuisverpleging blijft bestaan, - dat daarin op de beste wijze kan worden voorzien, wanneer de Raad onzer Gemeente het Aldegonde Gasthuis aankoopt,- spreekt de wenschelijkheid uit, dat de Raad daar- toe overga,-besluit deze motie ter kennis te brengen van den Gemeenteraad en gaat over tot de orde van de dag".10 |
|||||||||
Art. i Tractementen
1 hoofdverpleegster ƒ500.-
4 gediplomeerde verpleegsters a ƒ 250,- ƒ1000-
1 inwonende knecht ƒ150.-
4 dienstboden, 3 a ƒ 100-, 1 a ƒ 200.- ƒ 500.-
1 huismeester en huismeesteres ƒ300.-
ƒ2450.-
Art. 2 Voeding, personeel, berekend a ƒ 1- per dag:i2 x 365 ƒ4380.-
Art. 3 Brandstoffen en verlichting ƒ1500.-
Art. 4 Wasserij ƒ450.-
Art. 5 Onderhoud gebouw ƒ600.-
Art. 6 Onderhoud en aankoop inventaris (instrumentarium, linnen) ƒ300.-
Art. 7 Voeding van zieken (waaronder versterkende middelen), berekend naar 2200 verpleegdagen a ƒ 0.75 ƒ1650.-
Art. 8 Verband en geneesmiddelen ƒ50.-
Art. 9 Onderhoud tuin ƒ200-
Art. 10 Belastingen Nihil
Art. 11 Assurantiën fioo-
Art. 12 Exploitatie barak (berekend naar 100 verpleegdagen a ƒ 3.- voor 1 zuster en voeding van 1 zuster) ƒ400.-
Totaal ƒ12.080-
In een zeer wijdlopige toelichting bij al deze arti-
kelen en opties, wees het College er nog eens op dat bewust was afgezien van een geneesheer- directeur en adjunct-directrice en daarom met een hoofdverpleegster werd volstaan. Van de tota- le exploitatiekosten zou, ingeval de gemeente eigenaar van het Aldegonde Gasthuis werd, ƒ2800.- in mindering mogen worden gebracht, zijnde het bedrag dat de gemeente jaarlijks aan Aldegonde placht kwijt te zijn wegens verpleging van "onvermogenden" en barakpatiënten. Echter moest wel rekening worden gehouden met bijko- mende rente en aflossing van de lening voor het gebouw. Dit bedrag, waarvoor men op 5% interest |
|||||||||
10 Het verslag van de vergadering is afgedrukt in de
Nieuwe Amersfoortsche Courantvan 1 novembengos. |
|||||||||
GASTVRIJHEID EN CARITAS OP DE GRENS VAN AMERSFOORT EN LEUSDEN AC
|
|||||||
Op de agenda van de gemeenteraadsvergade-
ring van 31 oktober prijkt inmiddels een advies van het College, om Aldegonde niet aan te kopen! Ook het bovenvermelde adres wordt voorgelezen, maar krijgt nauwelijks aandacht, overstemd als het wordt door een tweede, afkomstig van een andere groep verontruste burgers, "uitmakende de commissievan voorbereiding tot het stichten van een nieuw ziekenhuis te dezer stede". De leden van comité, de heren C.T. van Beek, J.A.C, de Jong, A.T.R.Vermolen,M.H. Pel, C.M.M. Vermolen, H. Kroes en J.W.Jorissen, zingen daarin de lof van het College, dat enerzijds zoveel zorg heeft getoond voor het lichamelijk welzijn van zijn burgers, maar anderzijds ook voor de finan- ciële consequenties van welke oplossing dan ook om uit de ontstane impasse te komen. De ge- meentekas was op een dergelijke kostenpost niet voorbereid en een noodzakelijk geachte belasting- verhogingzou zich immers tegen diezelfde burger keren. Een en ander had de ondertekenaars er daarom toe bewogen: "...het initiatief te nemen tot het stichten van
een nieuw ziekenhuis hier ter stede, dat geheel aan de eischen des tijds zal voldoen en waarin patiënten van alle gezindten en standen ter ver- pleging kunnen worden opgenomen.-Ditzieken- huis zal bestuurd worden door verpleegsters die over een diploma als zoodanig beschikken. - De noodige maatregelen tot spoedig begin van den bouwvan het ziekenhuis zijn reeds getroffen en over het terrein, waarop het gebouwd zal worden en dat zeer gunstig gelegen is, kunnen wij reeds beschikken.-Van de gemeente wordt geen subsi- die verlangd, terwijl een contract tot opname van zieken, wanneer dit bij voltooiing van het gebouw door de gemeente gewenscht wordt, kan worden gesloten. - Het mag ongetwijfeld overbodig heten er op te wijzen, dat een zoodanige oplossing der ziekenhuis kwestie in plaats van aankoop en exploitatie van het Aldegonde-Casthuis, of het bouwen van een nieuw ziekenhuis, een jaarlijks |
voordeel van eenige duizenden aan de gemeente
verschaft en dat derhalve daardoor een belasting- verhooging kan vermeden worden"." Wanneer deze 'overval' op de gemeenteraad
werkelijk binnen een week is beraamd, kan men alleen maar bewondering hebben voor zoveel voortvarendheid. In het debat daarover blijkt wel dat niet ieder raadslid zich onmiddellijk zonder slag of stootgewonnen wilde geven. Zo was het de arts Rolandus Hagedoorn wel opgevallen dat het adres was uitgegaan van "personen, allen tot bepaalde richting behorende, die de gemeente een geschenk aanbieden" en hij had zijn twijfels of de gemeente dat zo maar mocht aannemen. Doch van een 'geschenk', aldus zijn collega en mede- raadslid Jorissen, zou men hier niet mogen spre- ken. Jorissen verzekerde hem dat, ook als de gemeente Aldegonde zou aankopen, het nieuwe ziekenhuis er binnen een jaar zou staan. De ach- terdocht is invoelbaar. Van de adressanten zaten er drie in de Raad en die zullen ongetwijfeld hun partijgenoten hebben gemasseerd. Jorissen, geneesheer-directeur van het bestaande katholie- ke gasthuis zou dezelfde functie krijgen in het nieuwe, dat zoveel meer allure bezat. Van Beek was de eigenaar en schenker van het terrein waar het nieuwe ziekenhuis zou worden gebouwd en Kroes mocht als architect het gebouw ontwerpen. Omdat binnen de week waarin dit alles werd bekokstoofd ook al de aartsbisschoppelijke instemming was verworven, is het goed denkbaar dat de zelfbenoemde commissie destijds slecht kon leven met de gedachte dat ook katholieke armlastigen voortaan op een nieuw, neutraal gemeenteziekenhuis zouden zijn aangewezen. Het advies van het College, niet tot aankoop
van het Aldegonde Gasthuis over te gaan, werd 11 Archief Eemland, Amersfoort: Gemeenteraads-
verslagen, Inv. nr G 17130 (1884-2000). Het betreft een zeer uitgebreide verslaglegging overgenomen uit Utrechtsch Provinciaal en Stedelijk Dagblad. |
||||||
46 WILLEM VELTHEER
|
|||||||
uiteindelijk met twaalf tegen vier stemmen aan-
genomen. Achterafis dit een goede beslissing gebleken.
Het nieuwe, aan de Sint Andriesstraat gelegen St. Elisabeth Ziekenhuis, voorde bouw waarvan ove- rigens langer dan een jaar nodig bleek, werd op 8 april 1907 officieel geopend. Meedrijvend op de stroom van medische innovaties bekleedde het een kwart eeuw lang een monopoliepositie bin- nen de Amersfoortse gezondheidszorg en zou het dappere Aldegonde Gasthuis, zo dit in stand was gebleven, volledig hebben overvleugeld. Gasthuis op Marktplaats
Nu voor Aldegonde de onderhandelingen met de
gemeente zo teleurstellend waren verlopen, daag- den er vergezichten voor het Amersfoortse Burgerweeshuis, destijds zetelend in het voorma- lige klooster Mariënhof aan de Kleine Haag. Het complex was eigenlijk te groot geworden voor het geringe aantal wezen en was ook nog eens drin- gend toe aan restauratie, waarvoor de geldelijke middelen ontbraken. Regenten van het weeshuis zagen hun kans schoon en benaderden Van Boetzelaer, die zelfs bereid bleek Aldegonde kos- teloos aan hen af te staan, op voorwaarde dat ook Leusdense wezen konden worden opgenomen. Dit laatste bleekeen breekpunt. Het college van B &.W, zowel als de Regenten van het weeshuis accepteerden deze genereuze schenkingen had- den reeds besloten dat het gebouw voortaan "Burgeriveeshuis-Aldegonde"zou gaan heten. Bouwkundige aanpassing van het gebouw, dat maximaal 36 kinderen zou kunnen huisvesten, was immers altijd nog goedkoper dan nieuwbouw. Echter, maakte de door de schenkergestelde voorwaarde een aanpassing van het Reglement noodzakelijk, waarover de gemeenteraad diende te beslissen. Deze weigerde daartoe over te gaan, omdat gevreesd werd dat ingeval van financiële tekorten, Amersfoort zou opdraaien voor Leusdense wezen, die, zelfs nadat het maximale |
aantal daarvan op zes was bijgesteld, de gemeente
toch al 228 gulden per jaar kostten. Met veront- schuldigde eerbied, begeleid van de wens "Mocht het schoone Aldegonde voor onze stad behouden blijven en eene bestemmingvinden, harerwaar- dig", werd de schenking geretourneerd. Die waardigheid zou het zeker krijgen: als kin-
dertehuis. Maar niet dan, nadat er enige maanden later nog even sprake was geweest dat de Indu- strie- en Huishoudschool, op dat moment nog gevestigd in een aantal inmiddels voordat doel te klein geworden huurpanden aan de Hendrik van Viandenstraat, er haar intrek zou nemen.12 Het toeval wil, dat op de plek waar Aldegonde
ooit werd gesticht zich uiteindelijk een fndustrie- school', d.w.z. een technische school vestigde. Tenslotte: Hoe vooruitstrevend
was Aldegonde als Gasthuis? De mogelijkheden in de geneeskunde namen in
de i9e eeuw, in het bijzonder in de tweede helft daarvan, een opmerkelijke vlucht, zoals nog nim- mer in een dergelijke tijdspanne was vertoond. Inzichten in pathologie, bacteriologie, epidemio- logie, anesthesie, ontwikkelingvan geneesmidde- len en industriële revolutie waren daar de oorzaak van. Geneeskunde werd een echte wetenschap. Het ligt voor de hand dat deze tendens zou vragen om een passende ambiance om tot verdere was- dom te komen. Niet overal echter, hielden beide ontwikkelingen gelijke tred. Een situatie zoals die vóór 1890 in Amersfoort werd aangetroffen, was dan ook allesbehalve uniek. Alleen academische- en grote-stadsziekenhuizen, de laatste al dan niet op confessionele grondslag, konden zich met die ontwikkeling meten, en dikwijls ook nog maar ter- nauwernood. De aanpak van Baron van Boetzelaer was
opzienbarend en menige ingezetene van Amers- 12 PJJ.M. van Wees, Het Burgerweeshuis van Amersfoort,
Amersfoort 2002; p. 194-8. |
||||||
GASTVRIJHEID EN CARITAS OP DE GRENS VAN AMERSFOORT EN LEUSDEN 47
|
|||||||||
foort zal tijdens de bouw zijn of haar ogen heb-
ben uitgekeken. Een gebouw met ongekende allu- re. Wanneer men de vraagstelt of Aldegonde, als gebouw, zijn tijd ver vooruit was, moet men bedenken dat juist tegen het einde van de eeuw overal in Nederland een opmerkelijke inhaalslag aan de gang was. De vereiste reinheid vroeg om verbeterde
watervoorziening, ventilatie en verwarming. Deze werden in Aldegonde gerealiseerd. Warm en koud water moesten toe- en weg kunnen stromen. Privaten en kolenkachels op zaal gaven geen pas meer. Het gasthuis beschikte over vier (water-) closets. Hoewel het boven weergegeven oogge- tuigenverslag geen details geeft, geschiedde de verwarming van het gebouw door middel van een centrale stookinrichting, in het souterrain en hoogstwaarschijnlijk via verwarmde lucht die via schachten in de spouwmuur naar de verdiepingen werd geleid. Dit was destijds een veelvoorkomend principe in de ziekenhuisbouw: goedkoop en schoon en soms gecombineerd met ventilatieka- nalen zonder luchtpomp, geheel berustend op trek. Weliswaar bestond de cv. met gesloten warmwaterleiding en convectielichamen toen ook al enige decennia, maar was minder onderhouds- vriendelijk, duurder in aanlegen ongeschikt voor geleiding binnen de spouw, zoals hierboven beschreven. Interieurfoto's van Aldegonde als zie- kenhuis zijn helaas niet overgeleverd. Die van Aldegonde als Kinderzorg, uit 1871, tonen wel rib- benradiatoren, maar die zullen vermoedelijk toch pas na 1908 zijn geïnstalleerd. Waren de buitenlandse studiereizen van de
Van Boetzelaers nu echt noodzakelijk geweest om total deze bouwkundige inzichten te komen? Zeker is, dat het Coolsingelziekenhuis te Rotterdam bij de opening in 1851 reeds over een soortgelijk verwarmingssysteem beschikte, maar dat gebouw gold dan ook nog lang daarna als model in Europa, waar veel buitenlandse architec- ten en artsen, ook uit de V.S. en Japan op afzijn |
|||||||||
gekomen.13 Ook het nieuwe Prinsengrachtzieken-
huis in Amsterdam, beduidend kleiner dan het Rotterdamse, maar wel weer groter dan Alde- gonde bezat deze voorziening reeds bij de ope- ning in 1857.14 Dit zijn slechts twee van vele voor- beelden uit een periode waarin ziekenhuisarchi- tectuur en inrichting een geheel eigen identiteit kreeg. Statige gevels, veelal in aangepaste renais- sancestijl, moesten ziekenhuizen op paleizen " doen lijken. Licht en lucht waren obligaat op zie- kenzalen, waarvan de doorgaans vele vensters op het zuiden en oosten lagen, met uitzicht op de tuinen. Het Aldegonde Gasthuis voldeed aan al deze nieuwe criteria. Vergeleken met zijn grotere broers was het natuurlijk maar een petit- palais, waarvoor overigens koningin-moeder Emma niet te groot bleekomeropi8 augustus van het jaar 1900, "door slechts een hofdame vergezeld", een onverwacht bezoek aan te brengen. Het moet duidelijk zijn: Aldegonde liep niet
voorop, maar was als inhaalslag een bezienswaar- digheid voor Amersfoort. Voldeed het ook aan de "eischen der tijd"? Voor een antwoord op deze vraag dient men
zich te realiseren wat die tijd dan wel verlangde. Binnen de geneeskunde in het algemeen was in het bijzonder, zij het met vallen en opstaan, de operatieue heelkunde sinds de tachtiger jaren aan een opmars begonnen, welke steeds meer per- spectieven voor de toekomst opende. Het heeft ernaar uitgezien dat Aldegonde alle ingrediënten in huis had om op deze trend in te haken. Een operatiekamer met venster op het noorden en een vloeroppervlak van ongeveer 4,5 bij 6,5 meter. Annex een ruime opslagplaats voor instrumenten. Voorzieningen om infectiekans te verminderen, |
|||||||||
13 MJ. van Lieburg, Het Coolsingelziekenhuis te Rotterdam
(1839-igoo), Amsterdam 1986; p. 154-6. 14 H.W.J. de Boer, Prinsengrachtziekenhuis 1843-1983, Amsterdam 1983; p. 33-4. |
|||||||||
A.8 WILLEM VELTHEER
|
|||||||
zoals stortkoker en sproei-installatie langs de
wanden. Zelfs het academische ziekenhuis van Utrecht, waarheen moeilijke gevallen uit het Amersfoortse verwezen plachten te worden, moest deze technische voorzieningen in 1905 nog ontberen. Het is jammer dat er geen patiënten- dossiers meer bewaard zijn gebleven. Wij zouden vandaag graag weten hoever men in Aldegonde is gegaan. Gevreesd moet worden dat de hoopge- vende ontwikkelingvan de darmchirurgie destijds aan Amersfoort voorbij is gegaan, dan wel de stad zelfs nog niet had bereikt. Veel verder dan het ver- wijderen van een appendix, of het bevrijden van een darm uit een beklemde breuk zal men niet gekomen zijn. Dat is geen depreciatie. Heelkunde had rondom de eeuwwisseling overal in Neder- land nog een overwegend conservatief karakter. Daarbij komt nog het volgende. Vóór 1890
stond het medisch, en zeker het operatief hande- len in het teken van de antisepsis, die gebood de patiënt in een kiemarme omgeving te verplegen. Gemakkelijk schoon te maken muren (ronde hoe- ken, sproei-installaties), harde gladde vloeren en ontsmetten van de lucht met carbolverstuivers maakten deel uit van dit maatregelenpakket. Uitgerekend rondom dat jaartal en daarna
werd de zogenoemde a-sepsis geïntroduceerd. Alles wat met de patiënt in aanraking kwam moest eerst volledig worden gesteriliseerd, zowel instrumenten als verbandmaterialen. Het was de tijd dat de industrie met ingenieuze sterilisatieap- paratuurop de markt kwam en de operatiehand- |
|||||||
schoen werd ingevoerd, beide mijlpalen in de
medische geschiedenis. Bij onze 'rondleiding'op 29 mei 1890 werd van
al deze zaken niet gerept. Misschien dat het Aldegonde Gasthuis bij zijn ingebruikname al obsoleet was. Eén ding lijkt wel zeker: de patiënt die niet langer thuis kon worden verpleegd, werd in Amersfoort nog nooit eerder zó goed onthaald. Daarmee heeft het gasthuis beslist in een leemte voorzien. Wat heeft zijn stichter dan toch bewo- gen om al na vijftien jaar de handdoek in de ring te gooien? Ook dat blijft gissen. Baron van Boetze- laervan Oosterhout was al sinds 2 juli 1892 geen burgemeester van Leusden en Stoutenburg meer en had zich opi6 juni 1894 als ingezetene van Amersfoort laten uitschrijven wegens verhuizing naar landgoed Dijnselburgte Soesterberg. Zijn gevoel van betrokkenheid met beide gemeenten kan daardoor zijn afgenomen. Suggesties als zou het Aldegonde Gasthuis te deftig zijn geweest, waardoor de gewone burger, waaronder veel arm- lastigen zich er niet thuis konden voelen, worden door de opnamegetallen, voorzover voorhanden, gelogenstraft. Gemeenteraad, bevolking en pers namen destijds de aankondiging van sluiting voor kennisgeving aan, stelden geen vragen maar put- ten zich uit in discussies om uit de impasse te komen. Dat daaruit steeds weer duidelijk werd hoe het verlies van Aldegonde velen aan het hart ging, moet de familie Van Boetzelaer-De Beaufort troost hebben gegeven. |
|||||||
49
|
|||
JOS G.M. HILHORST
|
|||||||||
Over het
in Baarn van het stift* |
|||||||||
OVER HET BEZIT IN BAARN VAN HET STIFTTE ELTEN 51
|
|||||||||||||
Bij het onderzoek naar de ontginningsgeschiedenis van het
oostelijk van de Eem gelegen stukje Baarn komt men een opvallend groot aantal grondheren tegen. Omstreeks het midden van de i5e eeuw waren dat behalve de bisschop ook de heer van Abcoude en Gaasbeek, de Sint-Paulusabdij, Van Zuylen, het Domkapittel, de heer van IJsselstein en het Sint- Vitusstift te Elten. De belangrijkste onder hen waren de Sint-Paulusabdij en Gaasbeek, terwijl het stift daar slechts enkele bezittingen had. Zoals hierna zal blijken was dit ech- ter omstreeks het jaar 1000 heel anders. Toen was het stift de belangrijkste grondheer. In de daarop volgende eeuwen brokkelde die positie echter af. Hoe het stift zijn positie ver- wierf en waarom het die verloor vormen het onderwerp van dit artikel. |
|||||||||||||
de door Lebuinus gestichte kerk waarbij vanaf het
eind van de ge eeuw de Utrechtse bisschoppen woonden, omdat Utrecht toen door de rooftoch- ten van de Noormannen te onveilig was. Pas omstreeks 920 vestigde bisschop Balderik zich weer in Utrecht. Hij of zijn voorganger heeft Wichmans vader, wellicht als dank voor de in Deventer verleende gastvrijheid, vermoedelijk toegestaan om aan de rechter kant van de Eem en noordelijk van Amersfoort de ontginning aan te vatten. Een deel van dit gebied viel onder zijn bij Nijkerk gelegen hof Appel. Die toestemming kan rond 915 zijn gegeven. Dat Wichmans vader de hof te Appel heeft bezeten blijkt uiteen nog te bespreken oorkonde uit 996. |
|||||||||||||
Een groot deel van de gouw Flethitti - onge-
veer overeenkomend met het huidige Eemland- kwam in jjj in handen van de bisschop van Utrecht door een schenking van Karel de Grote.1 Naarde mening van Mijnssen-Dutilh bestond deze schenking uit een groot moeras waarin een aantal eilandjes lag.2 Het nabijgelegen Naardink- land bleef onderdeel van de fiscus onder het bestuur van een graaf. Het centrum van dit graaf- schap was Naarden. Omstreeks 950 was Wichman van Hamaland daar de graaf. Zoals nog zal blijken bezat hij toen al een aantal goederen op die eilandjes rechts van de tegenwoordige Eem, onder meer in Koelhorst. Hij had die geërfd van zijn vader, die ook in Deventer bezit had. Daar stond |
|||||||||||||
OSU]: nr48. 2M. Mijnssen-Dutilh, Waterstaatskroniek
van Vallei & Eem, deel 1:777-1616: Amersfoort lag aan Zee. Waarschijnlijke titel, nog te verschijnen. |
|||||||||||||
1 S.MuIler Fzn, A.C. Bouman, K. Heeringa en F. Ketner,
Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301, 5 delen, Utrecht en Den Haag, 1920-1959 [hierna aan te halen als |
|||||||||||||
J2 JOS C.M. HILHORST
|
|||||||||||||
Lambert Doomer (1622/3-1700), De abdij van
Elten (Het Utrechts Archief THA La 9.8). |
|||||||||||||
van hem in leen hield, waaronder het koningsgoed
in het graafschap Naardinkland. In 970 bevestigde hij ook de gift die Wichman bij de stichtingervan aan dit stift had gedaan.5 Deze schenking bestond uit goederen die Wichman van zijn vader had geërfd en uit bezit dat hij zelf had verworven. De eerste abdis van het stift werd Wichmans dochter Liutgard. Haar zus Adela maakte bezwaar tegen deze gang van zaken, omdat zij voor de schenking van voorvaderlijk goed geen toestemming had gegeven. Die toestemming was, naar de nog te noemen oorkonde uit 996 zegt, volgens Saksisch recht nodig geweest. |
|||||||||||||
Vermoedelijk heeft Wichman ter bescher-
mingzijn zuidelijker gelegen bezit niet alleen langs de weg van Naarden via Laren naar Baarn (die naar Rhenen, het centrum van de voormalige gouw,-' voerde) enkele hofsteden ingericht, maar ook aan de rechter kant van de Eem, en wel in Zonne, dat zuidelijk ligt van de plek waar later het huis Ter Eem zou verrijzen. Wichmans erfenis en het stift Elten
Het bezit van het Sint-Vitusstift in het huidige
Gooiland kwam uit een in 968 door keizer Otto I gedane schenking4 van al hetgeen graaf Wichman |
|||||||||||||
Medieval Archaeology in the Netherlands, Assen 1990:
9-40. 4 0SU:nri26dd29 juni 968. 5 OSU: nri27dd3 augustus 970. |
|||||||||||||
3 H.A. Heidinga, From Kootwijk to Rhenen: in search of
the elite in the Central Netherlands in the early Middle Ages, in: J.C. Besteman, J.M. Bos en H.A. Heidinga (red): |
|||||||||||||
OVER HET BEZIT IN BAARN VAN HET STIFTTE ELTEN C3
|
|||||||||||||
In 996 maakte keizer Otto III een eind aan dit
conflict tussen Adela en het stift. Hij wees Naar- dinkland, inclusief de immuniteiten het daar gele- gen voormalige bezit van graaf Wichman aan het stift toe, terwijl hij een aantal van de uitWich- mans voorvaderlijk bezit stammende goederen deelde tussen het stift en Adela. Een van die gedeelde goederen was de hof Appel.6 Op het belang van deze hof voor dit onderzoekje wordt nog teruggekomen. Eerst moet kort worden in- gegaan op de verpachting van Naardinkland en andere goederen door het stift aan Floris V en zijn opvolgers als graven van Holland. In mei 1280 verpachtten de abdis en de kanun-
niken van het stift te Elten vrijwel al hun rechten te Naardinkland aan de graaf van Holland.7 De verpachte rechten bestonden uit de hoogheids- rechten van het stift in Naardinkland en de tijnsen en keurmeden uit de gronden waarover zij in dit gebied grondheer waren.8 Die gronden lagen niet alleen in Gooiland, maar ook in Eemland. Dit laat- ste blijkt uiteen overeenkomst uit 1393 van de graaf van Holland met een aantal landgenoten uit Eemnes, Soest, Baarn en Zonne over de aan hem te betalen tijns, waarvan hij zei dat hij daarvoor |
|||||||||||||
Baarn medio i8e eeuw. Gewassen tekening in oostindische
inkt, mogelijk door Jan de Beyer. In 1766 is deze afbeelding uitgebracht als gravure van W. Writs naar De Beyer (Museum Flehite, 1921-025). |
|||||||||||||
aan de abdis van Elten een pacht betaalde.9 Vanaf
1280 dienden de landgenoten op die gronden dus hun tijnsen en keurmeden aan de grafelijkheid te betalen.10 Volgens de overeenkomst uit 1393 waren de landgenoten gezamenlijk verantwoor- delijk voor die betalingen. Daaruit en uit het feit dat zij keurmeden verschuldigd waren blijkt dat hun rechten en verplichtingen stammen uit de |
|||||||||||||
6 osu: nri46 ddi8 december 996. 7 Jan H.M. Hilhorst
en Jos G.M. Hilhorst, Soest, Hees en De Birkt, Van de acht- stetot de zeventiende eeuw, Hilversum, 2001. 8 OSU: nr 2031 dd 6 mei 1280. 9 In 1393 sloot hertog Albrecht van Beieren als graaf van Holland een overeenkomst mytten lantgenoten van Baern die de zwaden hebben ende mytt dien van Zoest, myt dien van Emenesse, beyde van bynnen dyck ende van buten dijde, ende myt dien van Sonnen. (F. van Mieris, Groot Charterboek dergraaven van Holland en Zeelanden heeren van Friesland, 4 delen, Leiden 1753- 56, III: 593). Deze overeenkomst betrof de tijns van s£6s die de grafelijkheid van de abdis van Elten in pacht hield. Het pachtcontract waarnaar de overeenkomst uit 1393 verwijst, werd tussen graaf Floris V en de abdis van Elten gesloten in 1280. Daarnaast sloot de graaf een pachtcon- tract met de kanunniken van Elten. Dit blijkt uit een ver- klaring uit 1572 van de abdis van Elten waarin onder meer staat: waer naer alzoe met die caonicken tot Elten gehan- delt es dat sij luijden haergoeden die sij in den voersz. |
|||||||||||||
Landen leggende hadden oick afgestaaen hebben tot
behouftvan den voorsz. Grave, alzoe dat sij daer voer jaer- lix hebben souden acht ende twintichpondt (Haupt Staatsarciv Dusseldorp, Reichsstift Elten, Akten 13: fo 9v). Dit tweede contract was nodig omdat de abdis de rechten van de kanunniken buiten haar contract had gehouden. In de rekeningen van de Hollandse grafelijk- heid wordt vanaf het derde kwart van de I4e eeuw geen onderscheid meer gemaakt tussen beide pachtcontracten en wordt een enkel bedrag geboekt als de pacht, die aan de abdis betaald werd. 10 Het ging in de overeenkomst tus- sen de graaf en het stift dus om tijnsen te Baarn en niet om tienden te Baarn, zoals Cleij in navolging van Fred Gaasbeek, Jan van 't Hof en Maarten Koenders vermeldt in: Baarn in de Middeleeuwen, Van Baerne tot Baarn, 1999: 24. Uit deze vergissing kan dus niet worden beslo- ten dat er al in de i3e eeuw een kapel in Baarn zou hebben gestaan. |
|||||||||||||
54 JOS C.M. HILHORST
|
|||||||||||
tijd van het hofstelsel, dat wil zeggen, uit een
periode ruim vóórnoo. Uitgesloten van het pachtcontract uit 1280
werden de leengoederen van het stift in dit gebied. Hierop wordt teruggekomen. Eerst worden de goederen in het tegenwoordige Baarn genoemd, die in de i5e en i6e eeuw van het stift waren. Het tijnsboek van het stift vermeldt onder de
hof Appel onder meer beleningen met delen van het in het oude gerecht Eme (dat wil zeggen, een deel van het huidige Baarn) gelegen goed Walken- berg uit 1403,1406 en 1442." Ook blijkt daaruit dat het in het gerecht van Koelhorst (nu Hoogland- West) gelegen goed Koel horst12 onder het stiftse deel van de hof te Appel viel. Andere bronnen zeg- gen dat het stift ook bezat het in het gerecht Koelhorst gelegen Krachtwijk.13 De twee laatste goederen waren tijnsgoederen. Daarnaast blijkt uit het archief van het stift te Dusseldorp dat een deel van het in het gerecht van Eme nabij Bloemenberg gelegen goed Voorbroek door het stift in leen werd uitgegeven.14 Het andere deel van Voorbroek was |
|||||||||||
een leengoed van de bisschop.15 Bloemenberg lag
zuidelijk van Zonne, dat noordelijk grenst aan de Pikmanpolders (Spijckmanspolders) (zie figuur 1). Al deze goederen lagen op zandheuveltjes op de rechteroever van de Eem, zuidelijk van Eembrug- ge. In wezen waren deze heuveltjes de voormalige eilandjes in het vormalige moeras. De goederen in het gerecht Koelhorst waren
afkomstig van Wichmans vader, want de hof te Appel was door Otto III gedeeld. Het eveneens rechts van de Eem gelegen Zonne hoorde echter tot het aan het stift nagelaten bezit van Wichman dat hij zelf had verworven; het was immers niet gedeeld. Zoals bleek viel Zonne onder de door de graaf van Holland in 1393 gesloten overeenkomst. Het stift was niet alleen grondheer rechts van
de Eem, maar ook links van de rivier. Dit blijkt uit het in 1526 ontstane rapport van Pieter Aelman, de toenmalige secretaris van Naarden. Daaruit blijkt dat twee hofsteden te Eemnes tegen de grens met Baarn tot het grondbezit van het stift behoor- den,16 want deze moesten volgens twee Baarnse |
|||||||||||
11 N.C. Kist, Het Necrologium en het Tynsboek van het
Adelijk ]ufferen-Stift te Hoog-Elten, Nieuw Archief voor de Kerkelijke Geschciedenis, inzonderheid van Nederland, dl II (1854): 164-166. 12 Het bezit van het stift in Koelhorst blijkt uit het volgende. Aan het begin van een tijnsrol uit het begin van de i5e eeuw staat: It van die genen die horen tinsjaerlixsculdich siin te betalen der abdissen van Elten in de hov tot Appel op Sinte Mertensdach. Daaronder wordt onder meer gezegd: Item Gherijtjohan Goeden soen ende Margareta sijn wijf/een Ib wasses van dien helfte van enen erve gheheite die Cleyne Koelhorstgheleghen inden kerspel van Loesden. (hsa Dusseldorp, Reichsstift Elten; Oorkonden nr 5). 13 In 1400, op 12 mei, verklaarde de tijnsmeester van het stift dat werd vermaakt die oude slach gelegen in den Slaghe evenals een kamp land gelegen bider Foudenstrate, die nu Vuedijk heet, en die aan de noordkant van Koelhorst liep. (GAA, Charterverzameling: nr 10S). In 1415 werd het goed Krachtwijk overgedragen voor de tijnsmeester van het stift (hua, Gemeentearchief Utrecht [gau], Bewaarde Archieven II, regulieren, nr 871 fo 51-53V). 14 In 1493 beleende de abdis van Elten Albert Dier met een deel van het goed geheten Voorbroek in het kerspel van Eem- |
brugge (hsa Dusseldorp, Repertorium Handschr. 1A: fo
107, nr 26). Uit een belening in 1520 door de abdis van Elten met een deel van Voorbroek blijkt dat dit gelegen was tussen de Oude Weer en de Zeelhorster Steeg (hsa Dusseldorp, Elten Repert. nr 99). Het gaat hier om het- zelfde goed Voorbroek als dat van de bisschop, want in 1481 werd het bisschoppelijk leen Voorbroek omschreven als datguet geheiten ten Voirbroeke ofte die Oude Weer, gelegen inden gerichte van derEembrugge mitsynen toe- behoren (A.J. Maris, Repertorium op de Stichtse leenpro- tocollen uit het landsheerlijk tijdvak, I,De Nederstichtse leenacien (1394-1581) [hierna aan te halen als Maris la]: nr 38). 15 Peter Hoeffliet kreeg in 1394 van de bisschop in leen het in het gerecht van der Eem gelegen erve to Voerbroec mitten steenhuze en alle toebehoren (Maris LA: nr 38). In 1394 beleende de bisschop hem ook met het Heemstedenland dat lag in het gerecht van der Eem, en 11 dagmaat groot was (Maris LA: nr 37). 16 Pieter Aelman ging naar Eemland om te bepalen uit welke daar gelegen landerijen de grafelijkheid van Holland inkomsten dien- de te ontvangen (D.Th. Enklaar, Zestiende-eeuwsche wandelingen door Nederland, BMHG, 54 (1933): 125-172). |
||||||||||
OVER HET BEZIT IN BAARN VAN H ET STI FT TE ELTEN 55
|
|||||||||||
schepenen tijns betalen aan de grafelijkheid. Wel
in het huidige Baarn lag, niet ver van De Lage Vuursche, een hofstede die door omschrijvingen van de grens tussen Gooiland en het Sticht als de 'hofstede van Elten' bekend staat.17 Deze drie goe- deren vormden ongetwijfeld onderdeel van de schenking van Wichmans zelf verworven bezit aan het stift. Nabij het Baarnse Zandvoort bezat het stift
ook gronden. Dit blijkt uit een Hollands rekening- fragment18 uit omstreeks 1460 dat die gronden noemt. Dit zijn de zwaden die in de overeenkomst van 1393 werden vermeld. Daarin werden als tijns- plichtigaan de Hollandse grafelijkheid namelijk ook aangesproken de lantgenoten uan Baern die de zwaden hebben. In het rekeningfragment staat over de tijns uit de zwaden: Item desen is sculdich altijt te betalen Roeloffvan Baren ende zijne nacoe- melingen. In het origineel19 staat hierbij een aante- kening waaruit volgt dat dit land bij de molen lag. Omdat toen alleen de Zandvoortse molen bestond, ging het dus om daarbij gelegen land. Uit de aantekening volgt dat Roelof van Baern
erfelijk tijnsgaarder was voorde te Baarn verval- lende tijns van de grafelijkheid. Dit wordt beves- tigd door de verklaring uit 1529 van twee lieden uit Naarden dat Roelof van Baern en zijn nakomelin- gen aan de tijnsmeesters van de grafelijkheid [..] |
|||||||||||
ouerzeer langhe ooirieden jaeren betaelt hebben
den tijns van den gemeen bueren ende eruen gelegen in den gerechte uan Baern.2-0 Het inzamelen van de tijns over de zwaden was dus aan Roelof van Baern en diens voor- en nageslacht verpacht geweest.21 Roelofs bezit bij de molen was volgens het morgengeldboek uiti.446 toen in handen van Albert van Baern,22 Roelofs grootvader.De zwa- den lagen dus nabij Zandvoort. Een zwad was een maat voor hooiland, die weliswaar in Naardink- land gebruikelijk was, maar niet in Eemland, waar men over dagmaten sprak. Het gebruik van die maat versterkt de stelling dat Wichman in Baarn actief was. Zandvoort ligt nabij de grens met Eemnes en het noordelijke deel van Baarn zal in Wichmans tijd nog regelmatig zijn overstroomd door water uit de Eemdelta. Het stiftte Elten was omstreeks 1000 dus
grondheervan een aantal goederen in het tegen- woordige Baarn rechts en links van de Eem, die afkomstig waren van Wichman. Om de wijzigin- gen die zich na 1280 in de rechten van het stift hebben voorgedaan te onderzoeken, is het nodig na te gaan water met de drie belangrijkste rech- ten in dit gebied is gebeurd. In het navolgende worden alleen de wijzigingen in deze rechten aan de rechterkant van de Eem besproken. |
|||||||||||
17 In 1449 verklaarden enkele oude inwoners van
Gooiland en Loosdrecht... dat Goylant streckt in alre manyeren als hierna volcht, te weten: dat int noortoisteyn- de van Goylantgaet een wech, geheten Wackerswech, die leecht in Goylant ende gaet up tot den Vuyrboom toe, ende van den Vuers boom tot up Soeststapel, van Zoeststapel tot upten hoffstede, die tusschen den tween harden leecht omtrent halwegen tusschen Goyershosch ende den Vosbergen int Sticht ende toebehoeren plach der abdisse van Elten, ende van dien hofstede noirt ommegaens, als over100 of200 jair gedeeld heeft geweest, tot Breuchelveen wairt...; en in 1502 verklaarde de burgemeester van Huizen:... dat die rechte rescheydinge tusschen Hollant endeden Stichte van Utrecht te strecken pleech, te weten van den mont van der Eem up Leuwenpaeü, van |
|||||||||||
Leuwenpaell up die hoge bomen van de Vuers, van de Vuers
up Wernaers hofstede, van Wernaers hofstede upter abdis- se van Elten hofstede,... (D.Th. Enklaar, Middeleeuwsche Rechtsbronnen van Stad en Lande van Gooiland, Werken der Vereeniging tot Uitgaaf van het Oud-Vaderlandsche Recht, Derde Reeks, nr 3). 18 Enklaar, Middeleeuwsche Rechtsbronnen: 448-49. 19 Archief van Stad en Lande van Gooiland, Privilegeboekje: 291. 20 Enklaar, Middel- eeuwsche Rechtsbronnen: 456-57, nr 16. 21 Roelofs voor- vader Albert werd in 1421 als tijnsgenoot van de Sint- Paulusabdij al meister genoemd (hua, kkk 505-3: fo 281 r en v). 22 In het manuaal van het morgengeld voor 1446 staat onder meer: ItAelbert van Baern siin deel van der zandvoirtgeit 16 schilde (hua salt 332: fo 189). Hier stond van ouds de Zandvoortse molen. |
|||||||||||
56 JOS C.M. HILHORST
|
|||||||||||
Figuur 1 De ligging van Zonne.
Uit: C. Dekker en M. Mijnssen-Dutilh, De Eemlandtsche Leege Landen (Utrecht 1995) 52. |
|||||||||||
loren. In de jaren 1328-1336 was de situatie dezelf-
de, zoals blijkt uit de rekeningen van de schout van Amersfoort en Eemland en van de rentmees- ter van de bisschop uit die tijd. Maris25 vermoedt dat Eme stadsrecht kreeg in
1337. In de bevestigingervan uit 1363 staat over de grenzen van Eme, dat beide eunden lagen tussen Gooiland en De Haar, terwijl als zuidgrens werd gegeven de weteringe uan Zeldrecht ende die uan Baerne en als noordgrens die uan Emenesse endie uan Bunschoten.2-6 Rechts van de Eem strekte het gerecht van Eme van noord naar zuid toen dus van Bunschoten tot de Zeldertse Wetering en van |
|||||||||||
GERECHTSHEREN,
TIENDEN EN GRONDHEREN IN EEMBRUGGE- DE-OOSTZIJDE 1254-1450 Het gerecht van Eme
In 1254 wees de bisschop het gerecht en de tiend
van Eme oostelijk van de Eem toe aan Jan van Lochorst ter oplossing van een geschil tussen Jan en zijn familielid Adam. Jaarlijks moest Jan aan de Sint-Paulusabdij een tijns voor beide rechten betalen,23 die dus toekwamen aan de Sint-Paulus- abdij. In 1300 waren de gerechten oostelijk en westelijk van de Eem met elkaar verenigd24 en had de Sint-Paulusabdij zowel het gerecht als de tiend op de oostelijke oever aan de bisschop ver- |
|||||||||||
23 osu: nri32i. 24 AJ. Maris, Eemnes, Utrecht,1947:12.
25 Maris 1947: 62. 26 Ib.: 63. |
|||||||||||
OVER HET BEZIT IN BAARN VAN H ET STI FT TE ELTEN C7
|
|||||||||||
west naar oost tussen de Eem en De Haar. Deze
grensomschrijving dateert van na de afscheiding van Eemnes Buitendijks uit Eme in 1356. In 1363 hoorde Eemnes Binnendijks dus nog tot Eme, maar in 1439 werd het een afzonderlijk gerecht. Eemnes Binnendijks werd toen omschreven als gelegen tussen die uan Baerne en die uan Emenesse upgaende uter Eem, en verder westwaarts tot Gooiland toe, uitgezonderd wat in 1427-28 door de lieden van Eembrugge was afgegraven en van een bolwerk voorzien.27 Zo bleef van het gerecht van Eme overeen klein stukje aan de westoevervan de Eem ten zuiden van de Drakenburger gracht en daarnaast ook nog een deel oostelijk van de Eem. Zoals hieronder blijkt, hoorde daar toen niet bij het binnen de grenzen van Eembrugge uit 1363 gelegen gerecht van Bloemenberg. Het gerecht en de tienden van
Bloemenberg en Zeelhorst Opi8 decemberi577 kreeg Willem van Renesse in
erfleen van de abt van de Sint-Paulusabdij die thienden uan Bloemenberge ende Zeelhorst, mitten gerechte uan Bloemenberge ende uan Zeel horst, zoals zijn kort voordien overleden broer Johan die bezeten had.28 Dit was geen nieuw leen, want al in 1389 had Johan van Amerongen het van die abdij ontvangen.29 In 1389 bestond dus een gerechtje dat tenminste de goederen Zeelhorst en Bloemenberg omvatte en dat, samen met de tien- den, ter belening stond van de Sint-Paulusabdij. Bloemenberg is het zuidelijk van Zonne gelegen gebied tussen de Eem en De Haar, waarin Crimmestein ligt, met de Zeldertse Wetering als zuidgrens (zie figuuri). Tussen 1363 en 1389 is er dus iets gebeurd
|
|||||||||||
waardoor de Sint-Paulusabdij dit gerechtje ver-
kreeg. Het lijkt niet waarschijnlijk dat de abdij het in leen hield van de toenmalige stad Eembrugge en dat de abdij het in achterleen zou hebben uit- gegeven. Veeleer gaat het bij dit gerecht om een mini-gerecht dat als gevolg van calamiteiten is ontstaan. Hierop wordt teruggekomen. De tienden in Eembrugge-de-
Oostzijde. Zoals gezegd had de Sint-Paulusabdij in 1254 recht
op de tiend in Eme, oostelijk van de Eem. Om- streeks 1300 lag dit recht bij de bisschop en dit was ook het geval in 1394, toen hij Steven van Zuylen beleende meteenen tiend ter Eem, uan Zonnen, uan Voirbroec ende uander Goyerlant?0 Deze laatste tiend wordt hier buiten beschouwing gelaten. Van de andere drie aan Van Zuylen in leen gegeven tienden was de tiend ter Eem in 1328-29 en 1330-31 nog door de rentmeester van de bis- schop geïnd31 en deze betrof vermoedelijk alleen Eme in engere zin, namelijk de daar gelegen hof- steden van de bisschop aan beide zijden van de Eem en het gebied rond het kasteel Ter Eem dat daar inmiddels was gebouwd. In 1377-79 inde de rentmeester alleen die smael tiende ter Eem}x ver- moedelijk als gevolg van de stormvloed van 1375 die een graanoogst onmogelijk maakte. De andere twee in 1394 aan Van Zuylen ver-
leende tienden waren die van Voorbroek en Zonne. Beide lagen zuidelijk van Ter Eem, maar noordelijk van het gerecht van Bloemenberg. Gezien de vermelding van de tienden van
Bloemenberg en Zeelhorst in 1389 is het duidelijk dat oostelijk van de Eem de tienden althans deels per goed werden verleend, ook al grensden die |
|||||||||||
27 Ib.: 73 28 HUA, KKK 505-6: fo 108v. 29 HUA, KKK
505-1: fo 62v. 30 Maris LA: nr 32. 31 K. Heeringa,
Rekeningen van het bisdom Utrecht, 1378-1573, 3 delen, Werken Historisch Genootschap, $de serie, nos. 50, 59 en 60, Utrecht, 1926-32:448 en 455. 32 PJ. Vermeulen, |
|||||||||||
Bisschoppelijke Rekening van 1377-78, Codex
Diplomaticus Neerl. Hist. Gen., zde serie, ide deel, Iste afd. (1853): 252-464 [ hierna aan te halen als Vermeulen]: 255 en Heeringa, deel 1:8. |
|||||||||||
58 JOS C.M. HILHORST
|
|||||||||||
aan elkaar. Kennelijk was er na 1254, toen de tiend
aan de oostzijde van de Eem nog als een geheel werd uitgegeven, iets gebeurd waardoor splitsing van de tienden nodig werd. Hetzelfde gebeurde met de gerechten. De grondheren in Eembrugge-de-
Oostzijde. Het al genoemde rapport van Aelman bevat een
lijst goederen oostelijk van de Eem die volgens onder meer de secretaris van Eembrugge te Baarn onder de linde33 tijns aan de grafelijkheid ver- schuldigd waren, welke tijns de graaf dus in pacht zou hebben gehouden van de abdis van Elten. De gepubliceerde lijst geeft van de meeste
stukken land oppervlakte en naam van bezitter, maar van enkele komen alleen de naam van het goed en de oppervlakte voor. Dit zijn Grymme- steyn, Bloemenberch, Dashorst [dit moet zijn Ramshorst34], Hoech Netelenberch en Groet Sonnen. Niet bij name worden genoemd de ook oostelijk van de Eem gelegen stiftse leengoederen Voorbroeken Walkenberg. In de i6e eeuw werden delen van beide goederen door de abdis van Elten in leen gegeven aan lieden die in Aelmans lijst als tijnslieden voorkomen. Daarnaast zijn van drie van de vijf in Aelmans
|
lijst alleen bij name vermelde goederen leen- en
tijnsakten van derden bekend. Die betreffen Bloemenberg, Ramshorst en Netelenberg. Ook bestaan er zulke akten over het niet door Aelman bij name genoemde en nabij Bloemenberg gele- gen Zeelhorst. Een daarvan is een machtiging uit decemberi389 van de abt van de Sint-Paulusabdij voor een van zijn monniken om tiinsmeisterende hof te iuesen [...} om den alinghen hahen goede ter Ziilhorst als Wouter Jan Kaermans soens [...] plach te wesen?s De abdij had dus niet alleen het gerecht over en de tiend uit de goederen Bloe- menberg en Zeelhorst, maar ook recht op de tijns uit minstens de helft van Zeelhorst, want dit is de betekenisvan de machtiging voor de monnik om als hofgerecht en als tijnsmeester over de over- dracht van de halve Zeelhorst te zitten. Dat de abdij slechts de helft van dit goed bezat, wordt ondersteund dooreen akte uit 1440 volgens welke Jacob van Gaasbeek de vrouw van Jan van Ame- rongen met het goed Zeelhorst ter Eme beleen- de.36 Er kan dus worden aangenomen dat Gaas- beek en de abdij ieder de helft van het goed Zeelhorst bezaten. In 1456 beleende Gaasbeek Jacob Nenninc met
de hem van zijn vader aanbestorven hofstede Ramshorst te Bloemenberge bij de Eme}7 |
||||||||||
rys van Nairden voirscr., [...] (Enklaar, Wandelingen: 147).
34 De naam Dashorst is nogal verwarrend. Enklaar iden- tificeert dit als een erf onder Woudenberg of onder Rens- woude. Het lijkt vreemd dat de secretaris van Eembrugge dit zou vermelden, dit temeer omdat er wel een goed onder Eembrugge lag dat Ramshorst heette. 35 HUA, KKK 505-1: fo 61. 36 S. Muller Fzn, Regesten van het archief der bisschoppen van Utrecht722-1528,3 delen en indices, Utrecht, 1917-1922, [hierna aan te halen als Muller Reg.] II: nr 3123. Jan bastaart van Gaasbeek stond dit goed af voor- dat Jan van Amerongen het in leen kreeg. In de legger van het morgengeld van ca 1446 vindt men jan Amerongen vermeld onder Eembrugge die Oestzijde als bezitter van 33 dachmaet (hua, SALT332: fo 172V). Dit betreft waar- schijnlijk Zeelhorst. 37 Muller Reg. III: nr 3694. |
|||||||||||
33 De goederen uit de lijst van de secretaris van Eem-
brugge beslaan een oppervlakte van totaal 772 dagmaat. De legger van het morgengeld uit 1446 geeft een opper- vlakte van 703 dagmaat voor de gronden onder Eem- brugge-de-Oostzijde (hua, A.S. Stapel, Inventaris van het archief van de Staten van Utrecht in de Landsheerlijke Tijdi375-i$8i [hierna aan te halen als salt]: nr 332, fo 172- 173V). Aelmans lijst wordt voorafgegaan door het volgen- de: Hiernae volgen die namen, mitsgaders hoirluyder dam- maten landts, gelegen over die Eem oestwart, die in de thijns te Bairne onder den lynde den graefflicheit van Hollant tsiarlicx schuldich souden zijn, nae vermelden van twe gebroeders van Bairne, ende voorts bij overleveren van hoir derde geselle ende lantgenoot Jacob Heynricxzoen, sce- pene ende secretarys ter Eem, mit eenen scedule bij sijn self- fs hantgescr. ende overgegeven in handen van mij, secreta- |
|||||||||||
OVER HET BEZIT IN BAARN VAN HET STIFT TE ELTEN t^g
|
|||||||||||
Gaasbeek had ook nog recht op een erf dat hij had
afgestaan aan het Regulierenklooster Mariënhove in De Birkt te Soest, zoals blijkt uit de lijst van bezittingen van dit klooster die in 1585 werd opge- maakt.38 Dit was het erf Bloemenberg. Noordelijk van de Zeldertse Wetering, maar
zuidelijk van de Kleine Pikmanspolder waren er dus tenminste viergrondheren: de bisschop en Elten voor Voorbroek en de Sint-Paulusabdij samen met Gaasbeek voor Zeelhorst. Vermoe- delijk was ook Grimmestein van Gaasbeek. Ook in het huidige Baarn, zuidelijk van de
Zeldertse Wetering, lagen Walkenberg en Netelenberg. Van dit laatste is bekend datjacob Nenninc in 1389 de vrije eigendom overdroeg van de helft uan de twedeel uan degroote erue tot Netelenberghe strekkende uan de lodijc an die Eem. Jacob behield kennelijk de rest van dit goed, want volgens de morgengeldgegevens uit 1446 bezat hij 15 dagmaat in Netelenborch onder Eembrugge optie Oestzyde}9 In een transportakte uiti390 van het eerstgenoemde deel staat dat dit goed in de Eembrugse parochie lag.4° Netelenberg werd ook genoemd in 1524 toen Hendrik Gerrits Rentense van Voerde voor zijn nicht Dieuwer uan Howtvan de heer van IJsselstein het goed Netelenberg in leen kreeg.41 Wellicht is zij dezelfde als Duiver Willem Euertsdr die in 1529 door het stift met de helft van acht morgen in het goed Walkenberg werd beleend. Waarschijnlijk gaf IJsselstein slechts een deel van Netelenberg in leen en betrof dit Laag of Klein Netelenberg. Van Grimmestein en Groot Zonne zijn geen
transportakten gevonden. In Aelmans lijst volgt |
|||||||||||
Grimmestein op Bloemenberg en was het 85 dag-
maat groot.42 Groot Zonne was vermoedelijk het goed waarvan de graaf van Holland de tijns van Elten in pacht hield, maar ook van het ongetwij- feld bestaan hebbende Klein Zonne zijn geen gegevens gevonden. Aelman werd dus van foutieve informatie
voorzien, zodat aan de verklaring van de secretaris van Eembrugge dat alle door hem genoemde dag- maten tijns te Baarn betaalden aan de grafelijk- heid, geen waarde kan worden gehecht. Het blijkt voorts dat in enkele gevallen de Sint-Paulusabdij en Gaasbeek het recht op de tijns in eenzelfde goed deelden, terwijl de bisschop en Elten Voorbroek hadden gedeeld. Eltens bezit voor 1280
In de pachtcontracten die de abdis en de kanun-
niken in 1280 met Floris sloten, was alleen sprake van tijns en keurmede. Leengoed werd expliciet uitgesloten, behalve dat van Gijsbrecht van Amstel. De leengoederen in Nardingerlanddie werden uitgesloten zijn waarschijnlijk tenminste de gronden die hoorden bij de tiend van Gooiland en de leengoederen die nog in het Eltense archief en elders kunnen worden teruggevonden. Gijsbrecht van Amstels voorvader Gijsbrecht
had in 1224 aan het stift beloofd zijn vrouw en kin- deren afstand te laten doen van zijn in Naardinkland gelegen leengoed.43 Uit het pacht- contract uit 1280 blijkt echter dat de Amstels zon- der toestemming van de abdis dit leengoed had behouden.44 Daarom sloot de abdis dit goed van haar contract met Floris niet uit. Een vraag is |
|||||||||||
van Rootselaar, Amersfoort jjj-1580,2 dln, Amersfoort
1878:436-37. 41 HUA, Heren van Ysselstein4: fo 53V. 42 Volgens de morgengeldgegevens uit 1446 lagen naast de 74 dagmaat van Abcoude, aan de andere zijde dan Vrouwenklooster, twee bezittingen die samen 87 dag- maat besloegen. Wellicht vormden deze twee het latere Grimmestein. 43 OSU: m-730. |
|||||||||||
38 HUA, toegang nr 33, inv. nr 938, fo 210 v. Het erf
Bloemenberg strekte zuidwaarts op de Eemdijk, oost- waarts lag land van de heer van Mali, westwaarts lagen de jofferen van Vrouwenklooster en noordwaarts de gemene hair. Ook bezat Mariënhove toen 33 dagmaat die daar zui- delijk van lagen, eveneens westwaarts belend door Vrouwenklooster. 39 HUA, SALT 332: fo 172. 40 W.F.N. |
|||||||||||
ÖO JOS C.M. HILHORST
|
|||||||||||
Enkele additionele gegevens
Archeologen vonden langs de Eem, dicht bij
Eembrugge, twee concentraties van scherven: één nabij de plaats waar het huis Ter Eem heeft gestaan en één veel noordelijker, ook langs de oostelijke oever van de Eem. De gevonden scher- ven dateren uit de late 12de, de 13de en ook uit de i4e eeuw. Cleij45 concludeert dat de bewoning van Eembrugge kort vóór 1200 begon. Ouderen recenter materiaal is niet gevonden. Deze gege- vens zijn niet strijdig met wat hierboven naar voren is gebracht. Van belang voor de ontginningsgeschiedenis
van het Baarnse gebied oostelijk van de Eem is de stormvloed uit 1170 omdat pas toen ontginning op grotere schaal mogelijk werd. Dit geldt uiteraard alleen voorde lagergelegen delen van Noord- Eemland, want niet alleen op Hoogland maar ook rechts van de Eem zijn er de eilandjes die vroeg ontgonnen konden worden. De daarvoor beno- digde arbeidskracht was beschikbaar in onder meer Baarn, waarvan de naam (en dus de bewo- ning) net als die van andere nabijgelegen plaatsen, stamt uit de pre-Frankische periode.46 Dit gebied werd dus vóór777al bewoond, met de daarbij behorende neiging tot vergroting van het land- bouwareaal. De stormvloed van 1170 bracht niet alleen
voordelen. Het grote aantal stormvloeden dat daarna vernieling in Eemland teweeg kon brengen |
|||||||||||
natuurlijk waar de leengoederen lagen die de
abdis wel uitsloot. Omdat de abdis in de akte van 1280 in het meervoud over haar vazallen sprak wier goed niet onder het pachtcontract zouden vallen, moet aangenomen worden dat zij niet alleen verwees naar de leenman van de tiend in Gooiland, maar ook naar andere vazallen, vermoe- delijk ook lieden in het gebied bij de Eem. Wellicht ging het hier minstens om Voorbroek, waarvan Elten rond 1400 nog een deel in leen gaf. Uit het voorgaande bleek dat minstens Zonne,
Voorbroek en Walkenberg tot het te Baarn gele- gen bezit van Elten rechts van de Eem hebben behoord en daarvan was alleen Zonne in 1280 een tijnsgoed, want alleen dit wordt in 1393 genoemd. De andere langs de Eem gelegen en bij naam ver- melde goederen die hiervoor zijn besproken, zou- den dus ofwel later zijn ontstaan, ofwel ten gevol- ge van overdracht niet langer tot het bezit van het stift hebben behoord. Walkenberg, Netelenberg, Bloemenberg even-
als Zonne en Voorbroek liggen nu op kleine heu- veltjes en waren dus eilandjes die konden worden ontgonnen lang voor de stormvloed van 1170. Hetzelfde was het geval geweest met de gronden te Koel horst die onder de hof te Appel vielen. Het is daarom waarschijnlijk dat de andere tussen Zonne en Koelhorst op hoge gronden gelegen hof- steden ook al in Wichmans tijd zijn ontgonnen. |
|||||||||||
den Graaf en zyne erfgenamen verleend, en met meerge-
melde Nardingerland te bezitten gegeeven. Het gaat bij de leengoederen die Amstel had verkregen vermoedelijk om dezelfde lenen die genoemd worden in 1224 (osu: nr 730). 45 Th.J. Cleij, Het kerspel Ter Eem, Baerne 12 (1988) nr 3: 2-9. 46 M. Gijseling en D.P. Blok, Studies over de oudste plaatsnamen in Holland en Utrecht, Bijdragen en Mededelingen der naamkundecommissie van de Neder- landse Academie van Wetenschappen te Amesterdam, XVII, 1959. 47 J. Buisman, Duizend jaar weer, winden water in de Lage Landen II, Franeker 1998. |
|||||||||||
44 De abdis zei dit volgens de vertaling van F. van Mieris,
a.w. dl 1:405-06 als volgt: Nog hebben wij uitdrukkelijk uitbedongen en by naame uitbedongen, en wy bedingen in deezen brief uit, onze vasallen; welken eenige goederen, in Nardingerland liggende, van ons te leen ontfangen hebben; op welke goederen de Graaf en zyne erfgenaamen geen recht hebben. Maar die goederen, in Nardingerland gelegen, welke Ridder Gilbert van Amstelle gekocht ofbekoomen heeft van onze vasallen, die de zelve van ons te leen ontfan- gen hadden; mits zoodanige kooping, ofverkooping, of lie- ver vervreemding, nooit door onze hand of met onze toe- stemminge geschied is: die goederen hebben wy dengemel- |
|||||||||||
OVER HET BEZIT IN BAARN VAN HET STIFTTE ELTEN 6l
|
|||||||||||||
Figuur 2 De afwatering van Nederzeldert
via de Wijde Wetering. Uit: C. Dekker en M. Mijnssen-Dutilh, De Eemlandtsche Leege Landen (Utrecht 1995) 36. |
|||||||||||||
was een der nadelen van de toen verdwenen veen-
drempel in het Almere. Volgens Buisman47 von- den in de jaren 1287,1288,1307,1318,1321,1330,1335, 1343> i375> 1393 en 1394 stormvloeden langs de Nederlandse kusten plaats en waren de zomers van 1312 tot en met 1316 buitensporig nat. De stormvloed van 1307 veroorzaakte grote beschadi- gingen van de Zuiderzeekust en ook grote delen van Noord-Eemland moeten onder water hebben gestaan. Nog in 1916 veroorzaakte een stormvloed overstromingen tot in De Birkt, het zuidoostelijk |
|||||||||||||
deel van Soest. De stormvloed van 1375, die de dijk
aan de oostoever nabij Eembrugge verwoestte en de heerweg tussen Baarn en Soest beschadigde, heeft ongetwijfeld gelijksoortige effecten gehad. Het ontgonnen gebied werd dus meermaals door calamiteiten getroffen en steeds opnieuw moest het worden drooggelegd. De regels die golden bij dit soort calamiteiten
houden onder meer in dat de landsheer, zo lang de reparatie van ondergelopen land duurde, afzag van de bede en/of het morgengeld en dat, indien |
|||||||||||||
48 Dit was althans in Holland het geval. In een oorkonde
die stamt uit de periode tussen eind 1206 en 27 augustus 1215 verklaarde graaf Willem I dat hij de door graaf Dirk VII tussen Bergen en Alkmaar aangelegde dijk had laten herstellen, en dat hij het daardoor in cultuur te brengen land beschouwde als zijn eigendom, maar dat hij aan de |
|||||||||||||
abdij van Egmond tussen Aremeersweet en Winnemers-
weet het slikland schonk en de tiend voorzover zij die ook reeds op het oude land bezaten (A.C.F. Koch, Oorkondenboek van Hollanden Zeeland tot 1299, Den Haag 1970: nr 356). |
|||||||||||||
02 JOS C.M. HILHORST
|
|||||||||||
pen van de oorspronkelijke grondheer. Als verla-
ten goed verviel het aan de landsheer, die het aan derden kon toewijzen, vooral aan hen die voor het herstel hadden gezorgd. Ging het hierbij om Zeelhorst ter Eme en Ramshorst of ging het om ander goed in het kerspel Eme? Was dit wellicht voorheen van Elten? In verband met het bezit van de Sint-Paulus-
abdij en Gaasbeek in Bloemenberg is het relevant te vermelden dat zij aan het eind van de i/te en het begin van de i5e eeuw ieder een gerecht hadden op Nederzeldert. De tienden daar werden door hen gedeeld. De gronden waren vrij tijnsgoed en over- drachten ervan vonden voor beider gerechten plaats. Dit betekent ongetwijfeld dat ze voordien in een enkel gerecht lagen met doorlopende afwate- ringssloten en in ieder geval in dezelfde ontgin- |
|||||||||||
degrondheergeen pogingen deed tot herstel van
de ondergelopen gronden, hij derden daarop recht kon geven.48 In dit licht is een vermelding uit de regeringsperiode van Guy van Avesnes (1301-1317) relevant. Deze bisschop beslechtte een geschil tussen heer Jan en heer Zweder betreffen- de hun rechtop onder meer het goed te Erna. Muller, die de betreffende minuut publiceerde, meent dat het hier gaat om Jan van Woudenberg en Zweder van Abcoude,49 de voorvader van Jacob van Gaasbeek. Gezien het voorgaande schijnt Zweder door de uitspraak van de bisschop het goed te Erna te hebben verkregen, want Jan van Woudenberg wordt niet onder de grondheren in dit gebied aangetroffen. Vermoedelijk betrof deze toewijzing gronden die na de stormvloed van 1307 opnieuw werden drooggelegd zonder ingrij- |
|||||||||||
49 Muller Reg: 212. 50 In de lijst van bisschoppelijke
lenen uit 1382 komt voor: Item dieselve Evert vorseyt heeft versacht, als een mombaer Claes van der Borch Hubertssoen, den tyns ende tiende grof ende smal op Seldrecht alse veer ende alse wijt als des heren daghelix ghe- rechte van Abcoude gheet (S. Muller Fzn, De Registers en Rekeningen van het bisdom Utrecht, 1325-1336, 2 dln, Werken Historisch Genootschap, nos 53 en 54, Den Haag 1889-91, [hierna aan te halen als Muller Rek.] II: 694-5). Op 19 maart 1361 beloofde Adam van Lochorst ten over- staan van de bisschop zijn leen van de tijns en tiend in het dagelijks gerecht van de heer van Abcoude, dat Adam toen in dienstmansstat hield, over te dragen aan Evert van der Borch (hua, BA 273: fo 19), waarmee diens zoon Hubrecht op 7 januari 1362, ook in dienstmansstat, werd beleend (hua, BA 275-2: p 2). Het is redelijk te veronder- stellen dat het testament van Adam van Lochorst dat in 1327 ontstond en waarin hij zijn kleinzoon Adam de belangrijkste familiegoederen vermaakte, dezelfde tiend bedoelde. De jonge Adam kreeg toen ondermeer den tiend ende de gerechte van Seldrecht (A. Matthaeus, Rerum Amorfortiarum, Scriptores duo inediti, Leiden 1693: 200- 01). Dit gerecht is vermoedelijk bij de verkoop van Lochorsts bezit in Eemland in 1325 ook aan de heer van Abcoude gekomen, ook als leen van de bisschop. Dat er twee gerechten op Zeldert Benedenweegs lagen blijkt uit het volgende. In 1401 op 23 maart werd hetzelfde goed twee maal overgedragen, de eerste keer voor de schout van de heer van Abcoude op Zeldert benedenweegs en de tweede keer voor de schout van de abt op Zeldert bene- |
denweegs (hua, Oudmunster 2251:1583 en I583bis Chs).
Zulke dubbele transportakten komen vaker voor (Ib.: 2224 en 2224 bis dd 25 mei 1439 en Gaa, Poth 590 Ch, dd 4 februari 1449). 51 Over het goed Ter Borch bestaan onder meer de volgende berichten: Op 24/2/1434 werd Reyner van der Borch door de bisschop beleend met dat goet ter Borch mitter huysinge ende allen timmer dat daer op staet, mit visscherien, mit vogelen, mit eenre halven hoeve lants, diegeheiten is die Hoeve, die daer bysiden aen- leecht, ende mit allen synen toebehoren boven weghes ende beneden weghes, alstgelegen is op Zeldrecht in den kerspel van Loesden, ende daertoe den tyns enden den tienden van Zeldrecht, alsoe als die tyns ende tiende Daems van lochorstplach te wesen (Maris la: nr 217). Het goed lag dus deels zuidelijk van de Zeldertse weg, die de afsluiting vormt van de polder Overzeldert, en deels noordelijk daarvan. Het tweede deel van dit leen betreft de tijns en tiende die Reyners voorvader in 1362 van de bisschop in leen had gekregen en die gelegen was in het gerecht van de heer van Abcoude Het blijkt voorts dat Ter Borch strekte tot voorbij de Nieuwe Wetering: op 5/11/1533 droeg Willem Verborch op een stuck lants gelegen in Nederseldert op die Seldertse weteringe, aen tween cam- pen doergraven, daer westwerdt Jacob Nenninck, oestwert Cerrit Gerritsz. naegelaten kynderen, noordtwerdt over die weteringe die Vogekamp ende zuytwart Wilhem Verborch naestgelant ende gelegen sijn, soe tselve stucke lants in voertydenaen den olden goede ter Borch gehoert heeft (Maris LA: nr 217b). |
||||||||||
OVER HET BEZIT IN BAARN VAN HET STIFTTE ELTEN 63
|
|||||||
schopjan van Arkel in Utrecht zetelde, dat wil
zeggen, tussen 1342 en 1363, of kort daarna, toen deze munt nog courant was. Omstreeks die tijd zou de abdij dit goed dus voorde eerste maal in tijns hebben uitgegeven terwijl het na het herstel een nieuwe naam kreeg. Het belang dat het stift bij het herstel van deze
gronden had was van marginale aard. Het stift zal de leengoederen die het in dit gebied bezat heb- ben willen behouden terwijl zijn belang in zijn tijnsgoed vrijwel nihil was. Voor het leengoed is wellicht met de bisschop een regeling getroffen waardoor hij een deel kreeg van Voorbroek, terwijl Jacob Nenninc voor zijn werk Groot Netelenberg kreeg en IJsselstein Klein Netelenberg in ruil voor het behoud voor het stift van Walkenberg. De aanwezigheid van IJsselstein, die meerde-
re goederen in Eemland bezat, bij de reparatie- werkzaamheden is te plaatsen in de jaren 1325-41 toen hij schout van Amersfoort en Eemland was. De toewijzing van het goed te Erna door bis- schop Guy aan Zweder van Abcoude verwijst naar een eerdere periode. Vermoedelijk was dit goed onder leiding van Zweder van Abcoude hersteld, nadat dit voldoende langonbeheerd had gelegen. Zoals gezegd betrof deze toewij- zing waarschijnlijk de helft der gronden in het gerecht Bloemenberg, waar de Sint-Paulusabdij recht kreeg op de andere helft evenals op het gerecht en de tienden. Hoewel de polder De Slaag buiten de grenzen
ligt van het tegenwoordige Baarn is het relevant op te merken dat ook hier sporen van het stift zijn aan te wijzen. Die bestonden uit een deel van het daar gelegen allodiaal bezit van de Sint-Paulus- abdij evenals uit het sinds 1425 daar bekende allo- dium van Gaasbeek. In de in 1310 tot het gerecht van Soest horende polder die toen nog Soest- broek en Soestmaat heette, lagen de Nonnenmaat en de Nonnenslootdieaan het goed Hamelen- 52 hua, kkk 505-1: fo 92.
|
|||||||
ning.5° Nederzeldert grensde westelijk aan de pol-
der Eemland en werd ontwaterd door de Zeldrecht en de Nederzeldertse Wetering aan de noordkant, de Overzeldertse Wetering aan de zuidgrens en de tussen beide laatste gelegen Nieuwe Wetering (zie figuur 2). De Nieuwe Wetering kwam pas na eerde- re ontginning van Nederzeldert tot stand. Dit blijkt uit bisschoppelijke beleningsakten voor het in Nederzeldert gelegen goed Ter Borch. De tot dit goed behorende gronden werden doorsneden51 door de Nieuwe Wetering die uitmondde in de Eem via wat nu de Wijde Wetering heet. De achtergrond van de ongewone deling van rechten in Nederzel- dert bestaat vermoedelijk uit het voorkomen van calamiteiten. Wat is er gebeurd?
De stormvloeden die in de i3e en i4e eeuw dit
gebied teisterden zijn er vermoedelijk de oorzaak van dat het stift zijn in en bij Bloemenberg gele- gen bezit heeft verlaten. Daarna zijn de daar beter bekende en over meer mankracht beschikkende Lochorst (tot 1325, toen hij zijn rechten aan Abcoude verkocht), Gaasbeek en Sint-Paulus- abdij, al of niet met toestemming van het stift en/of de bisschop, overgegaan tot herstel van de overstroomde gronden, onder meer door het gra- ven van de Nieuwe Wetering. Een aanwijzing voor een van de periodes waar-
in een deel van de herschikking van rechten in het gebied rechts van de Eem heeft plaatsgevonden komt uit een in 1395 door de Sint-Paulusabdij gegeven tijnsakte betreffende dat erue dat nue heyt Daerbuten ende ter Borchorst [...] mitten huse dat daerop staet [...] an de ander side die Zut- iveynde.s2- Dit erf lag, gezien de naam Borchorst, zeer waarschijnlijk nabij de Nederzeldertse Lodijk, die ook gezien kan zijn als een zijdwend. In de akte wordt een tijns genoemd van drie Arkelse groete. Deze muntsoort werd nadien niet door de abdij benut en zeer vermoedelijk is de tijns van Borchorst daarom ontstaan in de periode dat bis- |
|||||||
64 J°s CM- HILHORST
|
|||||||||||
ter van verschillende goederen in dit gebied. Ook
hiertreffen we dus een ongewone delingvan eigendomsrechten. Hamelenberg was in 1381 een leengoed van de
Sint-Paulusabdij in handen van Jan van Croene- woude.56 Het is zeer goed mogelijk dat ook Hamelenberg tot het bezit van Elten heeft behoord. Net als Krachtwijk was dit een op hoge- re grond gelegen goed, zodat het voor de hand ligt te vermoeden dat Hamelenberg tegelijk met Krachtwijk is ontgonnen. Hamelenberg en het deel van het Kleine Broek van het Domkapittel werden in erfpacht uitgegeven.57 Uit de erfpacht- brief voor het Kleine Broek blijkt dat dit ook aan Krachtwijk grensde, zodat het ook hierom waar- schijnlijk is dat het Kleine Broek oorspronkelijk door de rechtsvoorganger van het stift of het stift zelf is ontgonnen. Daarnaast had Abcoude /Gaasbeek een groot
aantal dagmaten in allodiaal bezit, zowel in De Slaag als in Zeldert,58 nog afgezien van zijn al genoemde bezit elders langs de Eem. Het feit dat De Slaag volgens de uit 1306-10
stammende grensomschrijvingtot het gerecht van Soest behoorde hoeft niet in te houden dat de twee belangrijkste grondheren in deze polder toen al de Sint-Paulusabdij en Lochorst (wiens rechten daar Abcoude in 1325 had gekocht) waren. Veeleer volgden de oorspronkelijke rechten op de grond in De Slaag uit de rechten van de 21 hoeven |
|||||||||||
berg grensden. Hoewel de abdij pas in 1399 toe-
stemmingvan de bisschop kreeg haar tijnsgoed in Soest in leengoed te veranderen, hield Abcoude de Nonnenmaat in 1380 al in leen van de Sint- Paulusabdij. De Nonnensloot werd als belending genoemd van gronden die deze abdij vanaf 1400 eveneens in leen uitgaf.53 De Slaag grensde aan het in Koel horst gelegen goed Krachtwijken dit goed had recht op een uitslag in De Slaag, waaruit volgt dat het stift rechten had op de daar van oor- sprong gemene grond. Het ligt daarom voorde hand te vermoeden dat de in de namen Nonnen- maat en Nonnensloot bedoelde nonnen de bewoonsters van het stift Eken waren, dat zij de voormalige eigenaars waren van de Nonnenmaat, en dat zij en hun tijnslieden verantwoordelijk waren geweest voor het graven en onderhouden van de Nonnensloot. De in Amersfoort gevestig- de vrouwenkloosters verkregen in De Slaag pas gronden na 1400, zodat verwijzing naar nonnen uit deze stad niet bedoeld kan zijn. Het goed Hamelenberg grensde ook aan het
in De Slaag gelegen Kleine Broek en daarin lag 8 dagmaat die Domproost Sweder Uterloe in 1368 aan een door hem in de Domkerk gesticht altaar schonk.54 Een ander deel van het Kleine Broek, ook 8 dagmaat groot, was van de Sint-Paulusabdij, die dit in 1400 in leen uitgaf en dat werd belend door grond van Steven van Zuylen.55 Deze was rentmeester van de bisschop geweest en de bezit- |
|||||||||||
ook zijn vader die had bezeten (hua, kkk 505-1: fo 222).
55 HUA, KKK 505-1: fo 178. Ricout Stevens van Hamelenburgh ttansporteerde toen aan Gerrit Rutgers de Beer in het gerecht van Soest, over de Eem, een stuk land genaamd Cleyne Broec, waar boven en beneden en alom- me Steven van Zulen, Dirk Willam, evenals onder meer Evert van Krachtwijk en Claes die Rodekenscamp zijn is. Rodekenskamp lag aan de Vuedijk. 56 HUA, KKK 505-1: fo 62. 57 Het Kleine Broek werd in 1382 door het Domkapittel in erfpacht gegeven voor 10 loot zilver per jaar (Dom: 2865 Ch.). 58 Dit blijkt uit de legger van het morgengeld van circa 1446 (hua, Statenarchief in het LandheerlijkTijdperk: 332). |
|||||||||||
53 Op 22/7/1402 werd de in De Slaag gelegen Loemaet,
zeewaarts belend door de Nonnensloot, door de Sint- Paulsabdij in leen gegeven (hua, kkk 505-1: fo 229). 54 K. Heeringa, Inventaris van het archief van het kapittel
ten Dom,[Hierna aan te halen als Dom]: 2863 Ch.,dd 1368. De omschrijving van het goed geeft aan dat het oostelijk lag van het goed van Tyman van Hamelenberghe. Tymans vader heette Van Boechout, zoals volgt uit een belenings- akte in het archief van de Sint-Paulusabdij uit 1400. waar- in Ricout Stevens van Hamelenburgh Tyman zijn groot- vader noemt (hua, kkk 505-1: fo i78r) en een andere akte van 10 januari 1402, waarin Ricout Stevens van Boechout afziet van de erfpacht van het goed Hamelenberg zoals |
|||||||||||
kwamen in 968 terecht bij het stift Elten. Pas
tweehonderd jaar later, na 1170, konden ook de lagere gronden worden ontgonnen, maar die raak- ten meermaals overstroomd. In de periode tot omstreeks 1450 werd als gevolg van overstromin- gen een aantal van deze bezittingen meer dan eens onbruikbaar. Na 1280 had het stift geen belang bij het herstellen van de goederen waarvan de tijns aan de graaf van Holland was verpacht, wel echter bij het herstel van de leengoederen. Als gevolg daarvan nam het bezit van Elten in Noord-Eemland af. Met het graven van additionele weteringen werden de effecten van stormvloeden weliswaar verminderd, maar het grootste deel van het gebied bleef aan dit risico blootgesteld. |
||||||
te Soest, waarvan de Sint-Paulsabdij er 13,5 en het
stift er 6,5 bezaten en van de rechten van het stift op Krachtwijk en Koelhorst. Dat Hamelenberg een leengoed was alvorens de Sint-Paulusabdij haartijnsgoed te Soest in leengoed om mocht zetten doet vermoeden dat dit een aan het goed gehecht recht was, dat door de Sint-Paulusabdij van het stift werd overgenomen. Conclusie
De eerste ontginningen in Eembrugge-de-
Oostzijde (Baarn ten Oosten van de Eem) hebben plaatsgevonden voor het jaanooo, toen Wichman graaf in Naardinkland was. Zijn rechten als grond- heer van de op eilandjes gelegen goederen met recht op uitslagen in het naastgelegen moeras |
||||||
ANDRE CLAZING
|
|||||||||||||||
De stad en
het vui |
|||||||||||||||
I <w6ïïSïBi JHISiSSvuSHiKav'
|
|||||||||||||||
Een onderzoek naar beerputten
|
|||||||||||||||
en afva1 ■
|
|||||||||||||||
DE STAD EN HET VUIL 67
|
|||||||||
Een archeologisch onderzoek onthult de geschiedenis van
een bepaald terrein, waardoor de bebouwing en het grond- gebruik kan worden gereconstrueerd. Bij archeologisch onderzoek in oude stadskernen is gebleken dat een rijke bron voor kennisvan de materiële cultuur vaak gevonden wordt in afvalconcentraties. De overtreffende trap daarvan is de beerput. Bij het aansnijden van een beerput maakt zich van
archeologen al snel een zekere verwachting meester. Hoewel in Amersfoort de afgelopen 20 jaar toch veel
archeologisch onderzoek is uitgevoerd, is het aantal hier gevonden beerputten gering. Waarom zijn er hier zo weinig beerputten vergeleken met andere steden? Beerputten werden in het verleden niet alleen
gebruikt voor de opvang urine en fecaliën, maar waren ook een afvaldump voor allerhande huis- houdelijk afval. Ondanks het feit dat voorwerpen met reden zijn weggegooid, bijvoorbeeld als ze versleten of gebroken zijn, worden ze nogal eens min of meer volledig teruggevonden. Daar komt nog bij dat niet alleen glas en keramisch afval, maar ook afval van voedselbereiding en -consump- tie in de beerput terecht kunnen komen. Zo kun- nen botanische resten in de vorm van pitten en zaden en zoölogische resten (graten en botten) informatie geven over dieet en eetgewoonten. Beerputten zijn geruime tijd in gebruik voordat ze vol raken en geleegd moeten worden. Als ze ech- |
|||||||||
ter niet geleegd worden, maar eenvoudig buiten
gebruik worden gesteld, is er dus een 'opname' in de bodem aanwezig van hetafvalpatroon gedu- rende langere tijd. In ideale toestand kunnen we die opname 'afspelen' en zelfs diverse lagen |
Opgraven van een grote afvalkuil uit de I5e
eeuw met diameter van bijna 3 m en een diepte van 1.20 m. Deze heeft een gelaagdheid, ten teken dat er gedurende geruime tijd afval in is gegooid. De vulling bestond uit bouwafval, bot, metaal en aardewerk. |
||||||||
onderscheiden, waaraan verschillende dateringen
kunnen worden toegekend. Geen wonder dus dat |
|||||||||
Vulling van een beerput aan de Breestraat, waar-
bij de diverse lagen goed te onderscheiden zijn. |
||||||||
Dat we de verhoudingtussen afval en economi-
sche positie met enige voorzichtigheid moeten bezien, toont Van Oosten aan in een scherpzinnig artikel.1 Ze belicht hierin onder andere of objectie- ve inkomensgegevens uit belastingcohieren over- eenstemmen met de inhoud van een beerput. Het blijkt dat, als we te gemakkelijk en snel conclusies I Van Oosten, 2005.
|
||||||||
een volle beerput altijd voor enige opwinding
zorgt. De inhoud van de beerput kan iets zeggen over
de economische positie van de gebruikers. Men kan zeggen dat de sociale status van een huishou- den zich weerspiegelt in het afval dat het produ- ceerde. Een aantal toonaangevende onderzoeken op het gebied van stadskernarcheologie is geheel of gedeeltelijk op beerputinhouden gebaseerd. |
||||||||
DE STAD EN HET VUIL 60
|
|||||||
trekken, we er lelijk kunnen 'instinken', omdat er
allerlei mechanismen zijn die het beeld kunnen vertroebelen. Zo wordt van bepaalde soorten kera- miek aangenomen dat ze tot de meer luxueuze voorwerpen behoren, maar of dat in elke periode en elk landsdeel zo is, is maar de vraag. Bovendien kunnen ook eenvoudige huishoudens wel wat 'mooie' stukken servies bezitten; een gegeven dat we ook kennen uit boedelinventarissen, waaruit blijkt dat voor dagelijks gebruik het eenvoudige spul op tafel kwam, maar er ook altijd enkele pronkstukken aanwezig waren. Mogelijk zijn gegevens die informatie geven
over wat men gegeten heefteen betere graadme- ter dan serviesgoed. Ondanks alle problemen zijn beerputten toch enorm interessant en hoe we ook met de interpretatie ervan moeten omgaan, het is in elk geval belangrijk zoveel mogelijk gegevens te verzamelen. Het verschijnsel beerput is een relatieve laat-
komer in de stadsgeschiedenis. Zolang mensen nog in een agrarische omgeving wonen, is afval- verwerkinggeen enkel probleem: er is ruimte genoeg op de mesthoop of in heren der gegraven afvalkuilen. Alsde bewoning zich verdicht tot een pre-stedelijke of stedelijke samenleving wordt ruimte echter schaars. Het is niet langer doenlijk uitwerpselen van mensen dier willekeurig op stra- ten en in stegen terecht te laten komen. Ander huishoudelijk afval kan ook niet meer'zomaar' overal neer gegooid worden, maar moet op een ordelijke wijze verzameld en verwerkt worden. Afvalverwerking blijft ook dan nog een particulier probleem, maar de stedelijke overheid gaat zich er steeds meer mee bemoeien. In andere Neder- landse steden verschijnen de eerste bakstenen beerputten in de loop van de i3e eeuw. Zo ziet men In Dordrecht allereerst een fase van op het erf gegraven afvalkuilen. In de i3e eeuw verschij- nen bij de oudste bakstenen (rijkere) huizen in de hoofdstraten ook gemetselde beerputten of beer- kelders. In de minder belangrijke zijstraten, waar |
|||||||
ambachtslieden hun beroep uitoefenden in een-
voudiger, houten, huizen vindt men achterop het erf vierkante houten bakken voor het afval. Later wordt het verschijnsel beerput in Dordrecht tamelijk algemeen. Dergelijke met planken of vlechtwerk verstevigde afvalkuilen vindt men ook in Tiel in deioe-i2e eeuwen ook daar ontstaat later langs de hoofdstraat een bebouwing van bak- stenen huizen met dito gemetselde beerputten.2 In Amersfoort loopt het proces langs verge-
lijkbare lijnen. In 1259 krijgt Amersfoort stads- rechten, de eerste muur is rond 1300 voltooid en dan ontwikkelt Amersfoort zich in vrij snel tempo. Aan het eind van de i4e eeuw is de stad uit haar jasje gegroeid en besluit men tot een nieuwe uit- leg. De bouw van de tweede stadsmuur is een grote onderneming, die rond 1450 haar einde vindt. Lange tijd heeft het nieuwe deel nog een open, nauwelijks stedelijk, karakter gehad met stadsboerderijen en bijbehorende hooibergen. Net als in de hiervoor beschreven steden komt afval in eerste instantie terecht in de op eigen erf gegraven afval kuil. Tot de i4e-ise eeuw komen afvalkuilen in Amersfoort nog veel voor, evenals beerkuilen, waarin naast gewoon huishoudelijk afval vooral beer wordt aangetroffen. De oudste beerput in Amersfoort stamt uit de
i5e eeuw. In vergelijking met beerputten bij hui- zen van burgers is dat tamelijk vroeg, aangezien die pasop het eind i5e of het begin van i6e eeuw beerputen bouwen. Deze voor Amersfoort vroege beerput werd aangetroffen op het terrein van het latere Agnietenklooster en moet daar waarschijn- lijk mee in verband worden gebracht. De meeste beerputten zijn rond en gemetseld, omdat de ronde vorm degronddruk het best weerstaat. Ze zijn groter in doorsnede dan waterputten bij voor- keun8o-200 cm en steeds enkele meters diep. Waar waterputten tot in het grondwater reiken, zijn beerputten minder diep. De meeste gaan tot 2 Bartels, 1999: pi5 ev.
|
|||||||
7Q ANDRE CLAZINC
|
|||||||||||
ongeveen20 cm boven NAP, andere hebben hun
bodem op o cm NAP. Een enkele beerput gaat nog dieper, tot aan of tot in het grondwater, onge- twijfeld ingegeven door de wens een put te graven met een zo groot mogelijke inhoud, zodat deze niet zo vaak geleegd hoefde te worden. Dat de werking van het composteringsproces daarmee ernstig wordt gehinderd, werd mogelijk niet begrepen. Alleen wanneer zuurstof in voldoende mate aanwezig is, kunnen organische stoffen door bacteriën worden afgebroken. Water sluit de beer van de lucht af waardoor deze niet kan verteren. Dat is dan ook de reden waarom materialen, die normaal gesproken snel vergaan, in natte en zuur- stofloze omstandigheden goed geconserveerd worden. Beerputten op de hogere zandgronden ken-
nen geen bodem, maar staan direct op het zand. Sommige beerputten hebben een constructie waarbij het onderste deel bestaat uit losgestapel- de stenen, waardoor de natte fractie nog makkelij- ker in de bodem kan weglopen zodat het uiteinde- lijk volume vermindert De put was afgesloten met een gemetselde koepel om de stankoverlast zoveel mogelijk tegen te gaan. Om die reden was ook achter op het erf een veel voorkomende plaats voor een beerput. Het eigenlijke secreet stond erbovenop of vlak naast en was door middel van een gemetselde glijgoot daarmee verbonden. Soms zijn ook binnenshuis beerputten aangelegd. Blijkbaar woog het gemak van een inpandig toilet op tegen de geur ervan. Illustratief is in dit geval een transportakte uit 1561, waarbij een huis in de Langestraat bij een verkoop wordt gescheiden in een voor- en een achterhuis, met dien verstande dat het privaat bij het voorste deel zal blijven |
|||||||||||
Inpandige beerput in Muurhuizen 179.
horen.3 In de oude situatie was het toilet dus al
inpandig en moest in de nieuwe situatie wel bij het voorhuis getrokken worden, omdat daar geen ruimte was voor een nieuwe voorziening. Naast de ronde put komen we ook enkele
keren rechthoekige vormen tegen die daarom beter beerkelders genoemd kunnen worden. Vierkante of rechthoekige beerkelders zijn nu eenmaal makkelijker tegen de achterzijde van het huis aan te bouwen, waardoor het toilet eveneens inpandig kon blijven, voor als men even 'naar ach- |
|||||||||||
3 Archief Eemland:Transportakte f. 358V , dd. 15-10-1561.
Transportaktes opgetekend in het archief Emland zijn, met lacunes, bewaard gebleven van 1438-1810. Aangezien de datum de feitelijke vindplaats markeert van de betreffende acte, is afgezien van de vermelding in welk |
deel van de serie de gebruikte acte zich bevindt. Hetzelfde
geldt voor stukken uit de resolutieboeken: ook hier vindt men het stuk op de datum en waar mogelijk op de aange- geven pagina, hoewel niet alle delen zijn gepagineerd. |
||||||||||
DE STAD EN HET VUIL 71
|
|||||||||
teren'wilde. De afmeting van de beerkelders is
zo'n 200 x 250 cm; zij werden afgedicht met een gemetseld tongewelf. Het resultaat van ruim 20 jaar opgraven in
Amersfoort is 25 beerputten. Bovendien waren slechts 7 daarvan gevuld met redelijk wat afval. In veel gevallen vond men slechts een vulling van puin en zand met hier en daar een scherf. Nu is maar een klein deel van de binnenstad archeolo- gisch onderzocht, daarom is getracht het beeld aan te vullen met gegevens uit archiefbronnen. Diepgaand archiefonderzoek aan de akten in de notarisprotocollen en in de transportregisters, waarin overdracht van onroerend goed werd beschreven, brachten geen overstelpende hoeveel- heid andere gevallen aan het licht.4 Zoekend op woorden als " privaat", "secreet" of nog zo'n ande- re oude term: "heymelijckheit"-zeg maar 'stille- |
|||||||||
Vierkante en ovale beerput geplaatst tegen
de achtergevel van huizen aan de Hof. Verspreiding van de beerputten.
|
|||||||||
De aktes van de Amersfoortse notarissen en de registers
op de overdrachten van eigendommen worden momen- teel door vrijwilligers ontsloten. Deze rijke bronnen die tot voor kort nauwelijks toegankelijk waren zijn nu volle- dig doorzoekbaar. |
|||||||||
72 ANDRE CLAZING
|
|||||||||||
tje'- werden nog eens 14 vermeldingen opgedui-
keld. Geen van deze veertien figureerde overigens bij één van de opgravingen. Aangezien het aantal verwerkte transporten en notarisakten in de tien- duizenden loopt is dit geen bijzonder hoog aantal. Ter vergelijking: het aantal hits op het woord (water)put loopt al snel naanso. Dit lage aantal laat zich verklaren uit het feit dat lang niet alle huiseigenaren het nodig vonden een verklaringop te laten nemen overal dan niet aanwezige beer- putten. Om te voorkomen dat er in de toekomst narigheid komt over wie nu eigenlijk de rechtheb- bende van zo'n put is of over wie moet opdraaien voor reparatie en het schoonmaken ervan, konden bij verkoop van een huis regelingen omtrent het gebruik van de beerput worden opgenomen. In een aantal gevallen werden putten namelijk gedeeld met buren. Dit verschijnsel komt bij waterputten veel vaker voor. Het gebruik van een waterput, zo blijkt uit de stukken, is voorbehouden aan de eigenaars: anderen mogen alleen tegen be- talingwater halen.5 De vermeldingen hebben dan ook bijna altijd als doel het vastleggen van dergelij- ke rechten. Ondanks het feit dat we niet beschikken over
absolute getallen, die harde gegevens opleveren, hebben we wel degelijk de indruk dat beerputten niet huis aan huis voorkwamen. Wat maakt de situatie in Amersfoort zo anders dan in andere steden, waar honderden beerputten worden gevonden, die ook nog bijna zonder uitzondering "rijkgevuld" lijken te zijn.6 Voor we toekomen aan een antwoord op deze vraag is het van belang te kijken hoe het in Amersfoort was gesteld met de vuilverwerking in het algemeen. |
|||||||||||
Houten waterleiding bij de Zwanehalssteeg, waar-
mee water uit de Langegracht werd ingelaten. den van de openbare ruimte, de zorg voor de kwa-
liteit van het oppervlaktewater en ook zien we dat er een vuilnisophaaldienst wordt georganiseerd. Zo wordt in 1463 voor het eerst een verbod op
varkenshokken uitgevaardigd, waarvan de mest en gier in de stadsgrachten terechtkomt.7 Blijkbaar |
|||||||||||
5 Boekenoogen en D'Hollosy, 2006: p. 6-27 6 Zo is
Bartels, 1999 gebaseerd op 174 beerputten uit vier steden. Een onderzoeksverslag van opgravingen in Amsterdam aan de Oostenburgermiddenstraat inventariseert bijna 100 beerputten. 7 Archief Eemland: Resolutieboek dd. 16 -7-1463 "... verkenschote ofte ander onreynicheyt op ons Stat strate voir ofte after den husen ofte op ons Stat graf- ten te hebben, setten ofte houden..." |
|||||||||||
Middeleeuwse milieuwetgeving
Binnen de eerste ring van de stad was de bebou-
wing sterk geconcentreerd. Het gevolg was een hoge bevolkingsdruk. In de ise eeuw vinden we voor de eerste maal besluiten van het stadsbe- stuur die te maken hebben met hetschoonhou- |
|||||||||||
DE STAD EN HET VUIL 73
|
|||||||||||
zijn we dan allang het stadium gepasseerd waarin
varkens vrijelijk over straat lopen, hun kostje bij elkaar scharrelend, zoals we dat kennen uit de geromantiseerde beeldvorming van bijvoorbeeld de schoolplaten van Ising. Een zelfde verbod komt in 1545 voor poepdozen lozend op de grachten. Varkenshokken zijn nog steeds verboden, maar als er een voorziening getroffen wordt waarbij het vuil wordt opgevangen en niet in het water terechtkomt, kan er een uitzondering gemaakt worden.8 Een raadselachtige keur uitdos verbiedt alle privaten die "bovenstrooms" lozen op de beken, namelijk vanaf de St.Jorisbrug (bij huis Tinnenburg) tot aan de Ketelaarsbrug (tussen Breestraat en Nieuwe Weg) en aan de andere kant van het Barbaraklooster (aan de huidige Herenstraat) tot aan dezelfde Ketelaarsbrug. Is dit een omslachtige manier om het hele grachten- stelsel uitgezonderd de Lange en Korte Gracht aan te duiden of ontgaat ons hier iets? Bovendien werpt het de vraag op waarom deze belangrijke watervoerende grachten wel zouden mogen wor- den vervuild. Wel duiden dergelijke regels erop dat men in Amersfoort niet in een soortgelijke situatie wilde belanden als in Alkmaar, waarde huizen aan de Breedstraat via een riool loosden op de gracht. Veelbetekenend is dat deze Alkmaarse gracht in de archiefbronnen ook wel "Kaksloot" genoemd werd.9 Zulke maatregelen aangaande varkenshokken en privaten met een verbinding naar de grachten worden met enige regelmaat herhaald, mogelijk een bewijs dat men zich er niet altijd aan hield. Een andere keur betreft het bra- ken of roten van vlas. Dit is een proces waarbij het vlas in liefst stromend water voor langere tijd |
werd ondergedompeld. Het roten (rotten) maakte
de vezels los en daarna kon het vlas versponnen worden. Nadeel van dit proces is de enorme watervervuiling die het met zich mee bracht door- dat het zuurstofgehalte in het water sterk daalde, met kwalijke gevolgen voor de watervoorziening en de visstand.10 Of dit betekent dat er ook daad- werkelijk een vlasnijverheid geweest is in Amersfoort is niet zeker. Het verbod op het roten van vlas is op het eind van de Middeleeuwen wijd verbreid onder alle steden en Hollandse water- schappen en kan heel wel bij wijze van voorzorg zijn ingesteld. Wel bewijst het de bijzondere zorg die de bestuurders hadden voorde kwaliteitvan het oppervlaktewater. Een en ander houdt ver- band met het brouwen van bier. Op een aantal plaatsen in de stad komt water uit zichzelf aan de oppervlakte. Dit water valt als regenwater op de "berg" en welt na een lange tocht door de aarde aan de voet ervan op. Sommige brouwers hadden de beschikking over zo'n bron die water van uit- stekende kwaliteit leverde, maar de meesten zul- len het hebben moeten doen met oppervlaktewa- ter. Door middel van een putgalg, een installatie om emmers water naar boven te hijsen, of via een houten waterleiding werd water gehaald voor het brouwproces." Begrijpelijk is dat het belang van de brouwnijverheid voor de handelspositie van de stad zwaar moest wegen en er dus alle aandacht was voor een zo zuiver mogelijke grondstof. Een aanverwant onderwerp is het schoonhou-
den van de openbare ruimte. Ook hierbij ging het bestuur een rol spelen. De oudste vermelding in het archief hieromtrent stamt uit 1436. In dat jaar vinden we een lijst van uitgaven gedaan onder |
||||||||||
en werde, moge blyven...". Herhaling van dit verbod op
4-5-1551. 9Bitteretal,i995:pi6 10 Archief Eemland: Resolutieboek dd. 4-12-1472 "...Zoo ook werd het verbo- den by sulke kueren als daer op staen, om vlas of hennip binnen de stad te braken...". 11 Smit, 2000. 12 Archief Eemland inv. nr 01-1125 (anno 1436.). 13 Archief |
|||||||||||
8 Archief Eemland: Resolutieboek dd. 5-10-1545 "... alle
privaten en verkeschooten waarvan de onreinicheyt in der stad graften uitkomt, af te breken. Verkenschooten staande een halve roede van de werven, voorzien van een ton in de eerde, daer die onreinicheyt inne lopen mach, zulcx dat 't waeter in de graften daer niet mede bescadich |
|||||||||||
74 ANDRE CLAZINC
|
|||||||||||
andere voor het schoonhouden van de Vismarkt,
de Hof en de stadspoorten.12 Het betreft hiereen actie om plekken, waar veel publiek komt en bui- tensporig veel vuil zich verzamelde, op kosten van de gemeenschap te reinigen. Het wordt dan een regelmatig terugkerende uitgavenpost.13 In 1688, we nemen een sprong in de geschiedenis, werd zelfs overgegaan tot het inrichten van de eerste openbare toiletten.14 Overigens had men in ande- re steden dergelijke voorzieningen al eerder: in 1413 had men in Amsterdam al pissoirs onder de brug. Ging de zorg voor het schoonhouden van de belangrijkste straten en pleinen nog het stadsbe- stuur aan, in de andere straten was het de verant- woordelijkheid van de bewoners zelf. Bij onder- houdswerk aan wegen, dijken en watergangen was het al heel lang gebruikelijk dat eenieder het stuk onderhield dat voor zijn perceel lag. In 1528 vinden we voor het eerst de bepaling dat elke zaterdag de stadsbewoners 'hun' stuk straat moesten schoonhouden. Dit gebod wordt met geregelde tussenpozen in de resolutieboeken her- haald.15 Het schoonhouden gaat verder dan alleen straatvuil opruimen. De openbare weg moest toe- gankelijk blijven: als bij inspectie een hoop aarde voor een huis wordt aangetroffen, dan volgt het bevel dit op te ruimen.16 Vanaf het midden van de i5e eeuw was er al sprake van uitgebreide regelin- gen voor de verwerking van (huis)vuil. Vanaf 1445 kon iedere bewoner zijn vuil brengen bij een paal |
|||||||||||
op de Hof.17 In 1467 wordt deze regeling vervan-
gen, want dan moet men het (huis)vuil op straat voor zijn eigen deur leggen. Enigszins cryptisch voegt de keur er aan toe dat aanliggenden op de Hof moeten handelen "alsoffsij in anderen stra- ten woenden". Daarmee wordt bedoeld dat ook degenen die op de Hof wonen het vuil, net als in andere straten, voor hun deur moeten leggen.18 Aangezien de Hof tenslotte het visitekaartje van de stad was en de plaats waar de markt gehouden werd mocht er blijkbaar niet te veel vuil worden opgestapeld: aanwonenden mogen vuil voor hun deur leggen maar niet meer dan een wagenlading.19 Huisvuil dus voorde deur! en wat er daarna mee gebeurt? De wet van 1467 rept er niet van, maar het ligt voor de hand dat er een regeling bestaan zal hebben om het op te halen. Pas veel later worden we iets van zo'n ophaalsys- teem gewaar. De tekst van het besluit doet ver- moeden dat we te maken hebben met een nieuwe regeling, dus hoe het voordien ging, blijft onge- wis. In 1529 dan vinden we voor het eerst het besluit dat het ophalen van vuil door "de kloos- ters" gedaan zal worden tegen een vergoeding van twee stuiver per huis per jaar, die zal worden geïnd door de stad ten behoeve van de kloosters. Het is echter een weinig heldere formulering. Welke kloosters worden bedoeld, want er zijn er nogal wat in Amersfoort? Deden ze het om beur- ten of had elk kloosterzijn eigen 'wijk'? Liepen de |
|||||||||||
onder ogen gehad. 18 Archief Eemland: Resolutieboek
Anno 1467 (zonder datum): " die rait gebied ende laet weten dat nyemant slijck opten Hoff en brenge nocht asch noch ander vulnijss bij een Beyers gulden. Ende die- gene opten Hoff woenden sellen hoir vulnijs voir hoir deuren leggen alsoffsij in anderen straten woenden...". Herhaling van deze keur in 1472. 19 Archief Eemland: Resolutieboek inv nr. 01.5 dd. 21-6-1528, p. 64 : "...Item voert gebiet die rait ende laet weten dat nyemant alhier opten Hoff vullens ofte onreijnicheit brengen en sal anders dan een ijgelick voor zijn duer ende nyet meer dan een karrevolle..". 20 Archief Eemland: Resolutieboek dd. |
|||||||||||
Eemland: inv no 1929 (Verordening aangaande het
schoonhouden van markten, wegen en pleinen. Anno 1781). 14 Archief Eemland: Resolutieboek dd. 26-3-1688: Inrichting van openbare toiletten in de stad. 15 Archief Eemland: Resolutieboek dd. 21-3-1527 p. 83: "...een yge- lycken alle saterdach zyn strate schoen maken sal by 't verbeuren elckers reyse 1 brasp(enning)...". Dezelfde bepaling vinden we op 10 maart 1567, 5 oktober 1570 en 11 mei 1602. 16 Archief Eemland: Resolutieboek dd. 27-7- 1579 (Bevel aarde op te ruimen voor een huis). 17 Van Bemmel, 1760: p. 55. Het resolutieboek over dit jaar is ver- loren gegaan, maar blijkbaar heeft Van Bemmel het nog |
|||||||||||
DE STAD EN HET VUIL TC
|
|||||||||||
broeders/zusters zelf achter de kar of stuurden ze
een stel potige lekebroeders de straat op? Het wordt niet uitgelegd en wordt blijkbaar aan de uit- voerders overgelaten. Als het maar gebeurde en goed gebeurde, want de overheidsdienaren hiel- den er wel toezicht op.2° Wie het trouwens in zijn hoofd haalde om die
stuiver te ontduiken en gauw zijn vullis bij de buren neerzette, kon een fikse boete krijgen.21 Tot nu toe is het gegaan om het huisvuil.
Gelijktijdig met de regeling voor de ophaal van huisvuil was er ook een regeling voorde stort van wat we nu 'grofvuil' zouden noemen. Zo wordt bepaald in een keur uit 1465, dat men geen kren- gen (dode dieren), vuilnis, sintels of "smecolen" (afval van steenkool) mag storten dan alleen op een daartoe bestemde plaats. Hier is dus duidelijk sprake van een andere categorie. De verzamel- plaats voor dit grof vuil was aan de buitenrand van de stad bij het St. Barbara klooster en het Agnieten Convent.22 Dat de zusters daar niet altijd even blij mee
geweest zullen zijn, laat zich raden. De gemak- zucht om het'ergens in de buurt van'te brengen, lijkt een steeds weerkerende bron van irritatie. Zoveel wordt duidelijk als we zien dat met gere- |
gelde tussenpozen wordt herhaald dat er niet tus-
sen de kloosters, vóór of naast het bolwerk gestort mag worden maaralleen tussen de "bogen aen onserstat wall", waarmee bedoeld wordt tussen de spaarbogen tegen de muur aan.23 Incidenteel kon de stad paard en wagen vorderen om grote hoeveelheden vuil af te voeren. Blijkbaar kon de raad zoiets dwingend voorschrijven. Daarbij wordt er niet overeen vergoeding gesproken, maar wel over de hoogte van de boete die ver- schuldigd was, bij in gebreke blijven.24 Een opmerkelijk detail daarbij is dat de kloosters driemaal een wagen moesten wegbrengen, terwijl anderen elk slechts één toer moesten doen. Paard en wagen waren de vrachtwagens van die tijd en onmisbaar bij grote vervoerklussen. Kloosters waren mogelijk zodanig toegerust dat ze paard en wagen bezaten, maar het is onduidelijk waarom zij hier al weerzo met nadruk genoemd worden. Uit Utrecht kennen we keuren met een gelijke
strekking en nader archiefonderzoek aldaar zou zonder twijfel een vergelijkbare organisatie rond- om de vuilverwerking aan het licht brengen, want de ontwikkeling in Amersfoort is vast niet uniek.25 Na de reformatie is de rol van de kloosters
echter uitgespeeld en moet er iets nieuws |
||||||||||
9-12-1529, p. 272 : "...dat die cloosteren die nu die nu peirt
hebben en diese noch verengen mogen, twe mael ter week met horen wagen en peirt omme varen sullen bin- nen die stat omme alle den stat en straten, buten alleen die vier heerstraten, ende voeren alle slyck en onreyni- cheyt ewech, ende brengen dat aen den stat wal daer men dat wysen sal, ter tyt toe hen dat die raet verlaet...die dienders sellen omme gaen ende haelen uit eiken huijs 2 st(uver) 's jaers tot der kloosters behoef...". Als er teveel vuil blijft liggen betalen de kloosters een boete van 5 pond. 21 Archief Eemland: Resolutieboek dd. 14-4-1527: verbod om vuilnis op straat te zetten anders dan voor eigen deur. 22 Fruin, 1892: p. 60 Anno 1465: "... Die rait doet verbieden dat nyemant krengen noch(t) vulnijssen en brengen after 't Sint Agnietencloester aen onsser stat wall so dick 't geschiede bij een Beyers gulden". Fruin, 1892: p. 60 Anno 1465 "...Die raidt gebiet dat nyemant enige syntelen of smecolen en brenge tot enige plaatsen |
bynnen oft buten onssen stat, dan alleen aen onsser stat
butenste muer in den bogen enz. bij een braspenninck". 23 Archief Eemland: Resolutieboek dd. 9-5-1527, p. 92 : "...Voert dat nijmant poijn, messe noch vulnis brengen en sall tusschen Sinte Barbara ende Sint Agnijeten Convent noch op anderen gemenen wegen dan alleen in onsen stadt nuwe boeghen...". Een herhaling van dit gebod vin- den we bv. op 14 juni 1568 en 6 maart 1581. 24 Archief Eemland: Resolutieboek dd. 5-9-1529, p. 116 : "...So wye wagen en pert binnen onsen stadt [heeft] dat se elx een voert poijnts [=puin] uijt die Vipoert haelen sellen ende brengen daer die Rait wijst, binnen 8 dagen. Ende die cloosteren die wagen hebben elxs drie voer ende die molenairs elxs een..." 25 V d Monde, 1844/46: deel. 1,107 [ ca. 1500] :"...Alzoo binnen onse Stadt groote onreyni- cheyt is, by gebreke datter geen karren ofte wagens zyn geweest, om die vulnisse ewegh te brengen..." |
||||||||||
76 ANDRÉCLAZINC
|
|||||||||||||
bedacht worden. Zelf een dienst in het leven roe-
pen is een modern concept dat de besturen van die tijd geheel vreemd was. Daarom wordt, geheel volgens de beproefde middeleeuwse bestuursme- thode, de ophaal van vuil verpacht aan particulie- ren. Het begrip "Marktwerking" waar allerlei over- heidsdiensten op het ogenblik weer mee te maken krijgen is dus niets nieuws onder de zon. In 1606 sloot de stad een overeenkomst met een pachter die het vuil ophaalde. Meteen ratel ging hij langs de deuren om de ophaal aan te kondigen.26 Het stadsbestuur had zodoende niet de zorg voor de dagelijkse praktijk, maar hield wel het toezicht of alles verliep in overeenstemming met de regels. Zo gelast de raad in 1696 dat de vuilnisophalers dagelijks as en dergelijke moeten weghalen en de straat schoonhouden en in een keur uit 1750 moe- ten de vuilnisophalers hun vaalten weghalen van het St. Janskerkhof, om maar twee voorbeelden te |
stoffen een behoorlijk resultaat behaald worden.
Deze voedingstoffen konden, vóór de introductie van de kunstmest aan het einde van deicie eeuw, alleen gevonden worden in de fosfaatrijke uit- werpselen van dieren én mensen. Het lijdt dan ook geen twijfel dat mest, maar ook beer, een waardevolle en gezochte grondstof in de land- bouw was. Vanaf de i6e eeuw was mest een gewild artikel waarin vooral ten behoeve van de zich ont- wikkelende intensieve tuinbouw in het westen van het land een levendige handel was. Een relict van deze handel in mest zien we elk jaar nog in de 'Strontrace', waarbij met historische zeilschepen zo snel mogelijk een lading mest van Friesland naar de Bollenstreek wordt vervoerd. Van Bemmel beschrijft in zijn geschiedenis van Amersfoort uit- gebreid hoe het toeging in de voor Amersfoort enorm belangrijke tabaksteelt. Duidelijk wordt daarbij dat er grote hoeveel-
heden mest nodig waren, die onder andere per schuit uit andere streken werd aangevoerd. Naast schapenmest wordt duivenmest als het meest effectief beschreven.29 In de resolutieboeken van het stadsbestuur vinden we deze praktijk weer- spiegeld in een flink aantal besluiten, bijvoorbeeld ten aanzien van het loon dat de mestdragers moe- ten ontvangen, maar ook betreffende de overlast die het overladen van de mest met zich mee bracht.30 Dat het om meer dan alleen duivenmest gegaan moet zijn laat zich raden. Op het eind van de ve eeuw zijn in Amersfoort en directe omge- ving tweehonderd ondernemers actiefin de tabaksteelt. Hoe verzot onze voorouders ook waren op duivenpastei en wat dies meer zij, het lijkt onwaarschijnlijk dat er voldoende duiven konden worden gehouden om aan die vraag te voldoen. Het lijdt dan ook geen twijfel dat men |
||||||||||||
"een tobben of twee met dreck"
In de"Spaanschen Brabander" voert Brederoeen
paar schavuiten op die een onfris geintje willen uithalen: ze graven een kuil voor de deur van een feestzaal en vullen die met "dreck" die ze gekocht hadden bij de "beerstekers".28 De bedoeling is dat feestgangers daarin vallen als ze het feest verlaten. Te vertellen hoe het afloopt met deze lieden en hun boertigheden zou hier te vervoeren, maar waar het ons nu om gaat zijn die beerstekers. Beerstekers zijn lieden die er hun beroep van heb- ben gemaakt beerputten te legen en de inhoud te verwerken tot mest, die ze konden verkopen. Beer is dus niet alleen afval maar ook een waardevolle grondstof. Met name op de arme zandgronden kon alleen met voldoende voeding- |
|||||||||||||
26 V d Wetering, 1985: p. 39. Helaas zonder nadere bron-
vermelding. 27 Archief Eemland: Resolutieboek 13 juli 1696 en 23 april 1750. 28 Bredero, 1974: p. 185, r. 436-37: "...Frans witte-broodt en Jan Treek, die koften van de |
|||||||||||||
beerstekers een tobben of twee met dreck...". 29 Van Bem-
mel, 1760: p. 781-792. 30 Archief Eemland: Resolutieboek dd. 18-4-1702 bepaling aangaande het loon voor het meten en dragen van duivenmest. |
|||||||||||||
gjjuwnw
|
|||||
Interieur van een Amsterdamse woning
rond 1900 Naast het aanrecht was de plee. Bron: Stadsarchief Amsterdam |
|||||
78 AIMDRÉ CLAZINC
|
|||||||
ook in Amersfoort beer heeft verwerkt tot mest.
Uit archiefbronnen wordt men maar weinig gewaar van deze praktijken, maar uit de hoek van de archeologie komt wel een aanwijzing. Bij een opgraving aan de Hogewegten oosten van Amersfoort werden overblijfselen van de tabaks- cultuur gevonden. Behalve grondsporen van de grote schuren, waarin de tabak te drogen werd gehangen, trof men ook restanten van de tabaks- bedden aan. Daarin werd een grote hoeveelheid kleine aardewerkfragmenten aangetroffen, zonder twijfel het residu van bemesting.31 De methode waarop 'beerstekers' te werk gaan is namelijk als volgt: bij het leegscheppen van de beerput met een 'beerlepel', een schep aan een lange steel, zul- len de grove afvalcomponenten, stukken hout, grote scherven en wat al niet, die de kwaliteit van de compost niet ten goede komen, apart gehou- den zijn. Het kleinere materiaal kon er niet uitge- haald worden en zal hooguit nog wat verder ver- gruizeld zijn. Het grovere restant werd in een ter plaatse gegraven afvalkuil gestort. Een transport- akte bevestigt dat het in werkelijkheid zo toeging. Zo wordt in een al eerder ter sprake gekomen ver- koopakte van een huis uit 1561 ook een onder- houdsregelingvoor het privaat vastgesteld. Hoewel het privaat bij het voorhuis blijft horen, moet de eigenaar van het achterhuis toestaan dat men bij het opschonen "de materie" zal mogen storten in de hof (de tuin) van het achterhuis.32 Een andergeval, ditmaal weer uit de archeologi- sche praktijk, is even illustratief. Zo werd bij een opgraving op de Hof aan de achterzijde van één van de huizen een beerkelder opgegraven, waarin zich wat scherfmateriaal bevond van aardewerk, glas en een aantal pijpaarden beeldjes. Uit een afvalkuil voor het huis kwam een veel grotere hoe- veelheid materiaal tevoorschijn.33 Na enig puzzel- werk bleek dat vele fragmenten uit de ene plek pasten aan de andere en dat het dus ging om één en dezelfde beerputinhoud. Bij het opschonen van de put is het grote spul in de afvalkuil begra- |
ven en in de beerput bleven slechts wat restanten
achter. Deze beerput werd daarna niet nog een keer gebruikt, maar opgevuld met allerhande materiaal: voornamelijk zand en puin. Dat is trou- wens een patroon dat we vaker zien: sommige beerputten worden na een bepaalde periode schoongemaakt en daarna niet meer gebruikt, maar opgevuld met zand. Anderen daarentegen worden zelfs niet schoongemaakt, maar direct op non-actief gesteld en met hun stinkende, maar voor ons zo interessante, inhoud dichtgegooid. Nog steeds ligt er de vraag waarom we in
Amersfoort zo weinig beerputten kennen. Een eerste verklaring zou kunnen zijn dat niet ieder- een zich de kosten van de aanleg van een beerput kon veroorloven. Het graven van een beer- of waterput is een niet ongevaarlijk karwei voor vak- lieden. De beerputten die we uit archeologisch en archivalisch onderzoek kennen, horen voorname- lijk bij huizen staande aan de belangrijkere stra- ten: Langestraat, Muurhuizen en aan de belangrij- ke pleinen. De implicatie hiervan zou kunnen zijn dat daar ook de meer welgestelden woonden. Een tweede reden is mogelijk dat er een goed
alternatief bestond. Vanaf de i8e eeuw kent Amersfoort het verschijnsel van de "cameren", die zich bevonden in de achterafstraatjes. Een aan- zienlijk deel van het stadsproletariaat woonde in deze éénkamerwoninkjes die op de binnenterrei- nen gebouwd werden. Daar was niet eens ruimte voor een beerput, al zouden de mensen de kosten er voor over hebben gehad. Mochten zij dan gebruik maken van een gemeenschappelijk of zelfs openbaar toilet, zoals er ook openbare water- putten waren? In Amersfoort zijn dergelijke instellingen ons niet bekend.34 31 Opgravingsgegevens (niet gepubliceerd) van WV P 326
vondstnummer 802.: "afschaven tabaksbedden". 32 Archief Eemland Transportakte dd. 5-10-1561 33 Op-
gravingsgegevens HOF '91: F86 Beerkelder (V 357) en afvalkuil (V118). |
||||||
De laatste tonnenrit
in Hallum, Friesland, tweede helft 20e eeuw. Ook in Amersfoort heeft het verschijnsel beerton nog tot in de jaren vijftig bestaan. Bron: Tresoar (Leeuwarden) Collectie: Ferwer- deradiel Foto's |
||||||
■w^
|
||||||
Tonnenophaal met
de 'Boldoot-kar' in de Koestraat |
||||||
80 ANDRÉCLAZINC
|
|||||||||||
Een andere, nog onwaarschijnlijker, mogelijk-
heid is dat men geregeld met volle po's liep te sjouwen die dan ergens geleegd moesten worden. Zeker vanaf die periode, mogelijk al eerder, moet er dus een andere oplossing bestaan hebben. We hebben gezien dat er een goed functionerend sys- teem bestond voor de ophaal en verwerking van huisvuil. Het mijn vaste overtuiging dat er naar analogie daarvan ook zoiets moet hebben bestaan voorde verwerking van fecaliën. Er moetal zoiets als een systeem van beertonnen met een regelma- tige ophaalservice bestaan hebben. Bewijzen in de archieven zijn er niet voor te vinden, waaruit we alleen maar kunnen concluderen dat de stedelijke overheid ergeen bemoeienis mee gehad heeft, maar het waarschijnlijk aan het particulier initia- tief heeft overgelaten. Misschien ligt de verklaring voor de plotselin-
ge discontinuïteit van sommige beerputten ook wel hierin: het tonnensysteem zou wel eens zo effectief hebben kunnen werken dat het te verkie- zen was boven een eigen beerput, die op gezette tijden geleegd moest worden. Een dergelijk sys- teem kennen we wel uit latere tijd. In de ic)e eeuw kwam langzamerhand het besef dat de regelmatig terugkerende uitbraken van besmettelijke ziektes te voorkomen waren. Met tussenpozen woedde in Nederland de cholera. De laatste ziekte richtte in 1832,1848,1854 en 1866 een ware ravage aan onder de bevolking. Met name in het westen van Nederland waren deze ziekten endemisch, dat wil zeggen dat ze gedurende jaren konden sluimeren, weinig slachtoffers makend. Dan weer kwam het tot epidemische uitbraken in de genoemde jaren. Dit alles werd veroorzaakt door een gebrek aan hygiëne en door opeenhoping van mensen in woningen die deze naam niet verdienden. |
|||||||||||
De belangrijkste oorzaak echter was het
gebrek aan zuiver drinkwater en het ontbreken van riolering. Vooral in de veen- en kleistreken waren de inwoners voornamelijk aangewezen waren op drinkwaterwater uit grachten en sloten, die tegelijkertijd werden gebruikt als afvoer voor de toiletten. Vanaf 1884 komt ook in Amersfoort een sys-
teem van tonnen waarvoor men in Utrecht is gaan kijken. Elk huishouden leverde een volle ton en kreeg een schone retour. Een plank meteen rond gat waaronderde ton stond fungeerde als toilet. Op het eind van de i9e eeuw was het in sommige steden zo beroerd gesteld met de volkshuisves- ting dat het niet zelden leidde tot wat we nu schrijnende toestanden zouden noemen. In dezelfde ruimte waar gekookt en geslapen werd stond ook de ton. Hoe onaantrekkelijk ook in onze 2ie eeuwse ogen, het was een verbetering ten opzichte van de situatie daarvoor, al was het alleen maar dat er nu gezorgd voor een goede afvoer van het vuil. De beer werd in tonnen verza- meld en opgehaald en vervoerd per schuit of per kar. In de volksmond kreeg deze kar, waarmee de tonnen werden opgehaald, al snel een bijnaam: de "Boldoot-wagen". In dit verband past een versje uit Amsterdam waarvan de herkomst helaas niet kon worden achterhaald: Als je de kar uan Boldoot ziet
Moetje lachen of je wil of niet,
Dan staan de juffertjes aan de deur
Met hun emmertje bloemegeur"
Het terrein waar de beer verder werd verwerkt tot compost lag aan de Kleine Koppel, op een braak- liggend stuk land dat de "Zandhoopen" genoemd werd om aan te geven dat geld niet stinkt en het hier zeker om een waardevol product ging: de eer- |
|||||||||||
34 Algemene Geschiedenis der Nederlanden, Deel XII,
p. 115 : In Gent kende men wel zulke openbare toiletten. In een krottenwijkje aldaar deelden 117 woningen twee openbare waterputten en zes wc's. |
|||||||||||
35 V.d. Wetering ,1985: p.39-59. 36 Archief Eemland:
BNR 002.1 inv nr 6213 dd.3-6-1889 Aanbesteding voor de bouw van een mestschuit om de beer van huishoudens af te voeren. Met tekening. |
|||||||||||
DE STAD EN HET VUIL 8l
|
|||||||||||||
ste jaren bleek het tonnensysteem effectief, want
de opbrengst uit compostering en personeelskos- ten hielden elkaar in evenwicht.35 Er wordt een platte schuit voor vervoer van
beer en één voor vervoer van huisvuil aangeschaft.*6 Ondanks het functioneren van het systeem
was het eigenlijk bij ingebruikname al discutabel. |
Hier en elders woedde de discussie of niet moest
worden overgegaan op riolering. In Amersfoort heeft het tot 1919 geduurd voordat het besluit werd genomen om riolering aan te leggen. Een kostbaar proces dat tientallen jaren in beslag heeft genomen. Tot in de jaren vijftig van de vorige eeuw waren er nog stukjes Amersfoort waar de inwoners, zoals vanouds, "op de ton gingen". |
||||||||||||
Utrecht, Utrecht, 1844-46. (3 dln).
R. Fruin Th. Azn, De middeleeuwsche rechtsbronnen der kleine steden van het Nedersticht van Utrecht. Deel 1. 's Gravenhage, 1892. LITERATUUR
Algemene Geschiedenis der Nederlanden,
redactie D.P. Blok et al., Haarlem, Fibula van Dishoeck, 1977 (15 dln). J.M. Baart, W. Krooken A.C. Lagerweij,
Opgravingen aan de Oostenburger- middenstraat, in: Van VOC tot Werkspoor. Het Amsterdamse indus- trieterrein Oostenburg, Utrecht, 1987. Michiel Bartels et al., Steden in scherven.
Vondsten uit beerputten in Deventer, Dordrecht, Nijmegen en Tiel, Zwolle, Stichting Promotie Archeologie, 1999. P. Bitter et al., Geworteld in de bodem:
Archeologisch en historisch onderzoek
van een pottenbakkerij bij de |
|||||||||||||
Worteisteeg in Alkmaar, Zwolle,
Stichting Promotie Archeologie, 1995. G. Boekenoogen en T. D'Hollosy, Als het
kalf...: Inventarisatie van waterputten, Jaarboek Flehite, Amersfoort, VII (2006) Stichting Flehite Publicaties. R. van Oosten, Rijke huishoudens, arme
beerputten, in: Symposium voor Onderzoek door Jonge Archeologen, Leiden 19 februari 2005, red: M.P.J.C. Kerkhof et al, Stichting Onderzoek Jonge Archeologen, Leiden, 2005. J.G. Smit, De vernieuwing van het
Sprengel bij de Varkensmarkt m 1616, Jaarboek Flehite. I (2000), Amersfoort, Bekking. W. A. van de Wetering, 100 jaar Gemeen-
telijke Reinigingsdienst 1884 -1984, Tijdschrift Flehite 16 (1985) 39-59. |
|||||||||||||
NIET-UITGEGEVEN BRONNEN
Niet gepubliceerde gegevens van
opgravingen *Mooierplein 1998 MP'98
*Wieken Vinkenhoef WV P 326 *Hofi99iHOF'9i Archiefstukken Archief Eemland Resolutieboeken, Transportacten, Notarieel archief UITGEGEVEN BRONNEN
A. Van Bemmel, Beschrijving der stad
Amersfoort, H. Spruyt, Utrecht, 1760
(2 dln). G.A. Bredero, De Spaanschen Brabander,
(ingeleid en toegelicht door C.F.P. Stutterheim), Culemborg: Tjeenk Willink, 1974. N. van der Monde, Geschied- en
Oudheidkundige Beschrijving van de
Pleinen, Straten, Waterleidingen, Wedden, Putten en Pompen der Stad |
|||||||||||||
82 ANDRÉ CLAZ1NG
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
OPGRAVINGSGEGEVENS BEERPUTTEN
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DE STAD EN HET VUIL 83
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CARINA KAPTEYN
|
||||||||||
Reformatie in
|
||||||||||
Geloofsleven binnen en
|
||||||||||
0-1650
|
||||||||||
NADERE REFORMATIE IN AMERSFOORT? 85
|
|||||||||
De Synode van Dordrecht beëindigde in 1619 een zware
theologische strijd, die vooral over de uitverkiezing ging. Kiest de mens voor geloof in God of heeft God hem al tevo- ren gekozen? De tweede, meer orthodoxe visie won; dit legde grote beperkingen op aan de religieuze vrijheid in de gereformeerde kerk. De besluiten van 1619 werden echter niet zomaar door alle gelovigen overgenomen; dat kostte in de ene plaats enige strijd en in de andere zelfs veel. Bovendien vonden velen dat de synode nog niet ver genoeg ging; zij wilden nader reformeren. Deze nóg strakkere lijn wordt vaak de Nadere Reformatie genoemd. Wat waren de gevolgen van deze ontwikkelingen in Amersfoort in de periode 1630 tot 1650? Waren de sporen van de nieuwe lijn hier al duidelijk merkbaar of week deze stad af van de hoofd- stroom?1 |
|||||||||
Abraham de Haen maakte
rond 1730 deze aquarel, één van de oudste afbeel- dingen van de Sint- Joriskerk (Museum Flehite 1000-295). |
|||||||||
1 Dit artikel is een bewerking van M.C. Kapteyn, aanwezig in de bibliotheek van Archief Eemland. Ik dank
Gereformeerd Amersfoort. Een studie naar hetgerefor- Gerard Raven en Hans Smit voor hun belangrijke aanvul -
meerdegehalte van Amersfoort in het tweede kwart van de lingen en verbeteringen.
zeventiende eeuw (afstudeerscriptie TU Kampen 2003), |
|||||||||
86 CARINA KAPTEYN
|
|||||||
schepenen zijn regelmatig in de kerkenraad verte-
genwoordigd; zij zijn met name vaak in de functie van ouderlingte vinden. Van de 28 ouderlingen in de bestudeerde periode zijn er zeker achttien tevens stadsbestuurder, vaak ook gelijktijdig (zie bijlage II). De meerdere vergaderingen worden gevormd
door de classes en de provinciale synode. Pas in 1619 is de classis Amerfoort opgericht. Ze verga- dert vier keer per jaar. Niet elke gemeente uit de regio vaardigt naast de predikant ook een ouder- ling af: Amersfoort wel, de dorpen zelden, Bun- schoten meestal wel. De classis wordt voorgezeten door een ad hoc gekozen praeses, assessoren scriba (voorzitter, tweede voorzitter en secretaris). Dit zijn altijd predikanten. Amersfoort is vaak in deze functies vertegenwoordigd; deze deputati classis blijven in functie tot de volgende vergadering. Naast de classis vergadert de provinciale syno-
de één keer per jaar, met toestemming van de overheid. Vertegenwoordigers vanuit de classes worden naar deze vergadering gestuurd. Ook zijn er twee commissarissen politiek aanwezig, (de officiële vertegenwoordigers van de raad in de kerkenraad. De provinciale synode stimuleert en coördineert, bewaakt de 'zuivere leer' en de regle- menten en lost problemen van classes en gemeenten op.4 De predikanten
De meeste invloed op de geloofsbeleving van de
gereformeerden hebben ongetwijfeld de predi- kanten, ook in Amersfoort. Zij houden de gemeente keer op keer in hun preken, catechese en visitaties de juiste manier van geloven voor en hebben veel gezag in de kerkenraad en de hogere vergaderingen. De dominees laten de gezamelijke stem van de gereformeerde kerk horen, die bij- 2 Smit, 'Reformatie'. 3 Archief Hervormde Gemeente
Amersfoort (hierna AHG), inv. nr. 1,1633-1653. 4 Zand- bergen, Inventaris, 10-11. |
|||||||
De periode 1630-1650 is bewust gekozen. Aller-
eerst zijn de akten van de gereformeerde kerken- raad beschikbaar vanaf december 1630. Ook is het onderzoek te zien als een voortzetting van dat van Hans Smit.2 Het einde van de periode is om bron- technische redenen gelegd bij 1653. Dat is kort na de Grote Vergadering van 1651, waarde resultaten van de synode van Dordrecht werden bevestigd. In dit artikel zal ik eerst de achtergronden
schetsen van gereformeerd Amersfoort begin ve eeuw. Daarna geef ik weer wat ik heb ontdekt over de kerkelijke tuchtoefening. Dan volgen beheer en onderwijs, waarbij ook de relatie van de kerkenraad met het stadsbestuur in beeld komt. Tenslotte maak ik de balans op. In de bij- lagen zijn de ambtsdragers uit de bestudeerde periode opgesomd. De organisatie van de
gereformeerde kerk in Amersfoort Sinds de Hervorming van 1579-1580 heeft
Amersfoort twee gereformeerde kerken: de Sint- Joriskerk of Grote Kerk aan de Hof en de inmid- dels verdwenen Onze-Lieve-Vrouwekapel of Kleine Kerk aan het Lieve-Vrouwekerkhof. Zondagsmorgens kerkt men in de Joris,'s mid- dags in de kapel, die overigens het formaat van een kerk heeft. De kerkenraad bestaat in de periode 1630-1650
uit predikanten, ouderlingen en bij belangrijke beslissingen ookdiakenen. Vanaf 6 juni 1631 zitten twaalf ambtsdragers in de kerkenraad. Uit de ver- slagen is af te leiden dat elk jaar in juni drie ouder- lingen en drie diakenen aftreden, zodat de zit- tingsduur voor hen uitkomt op twee jaar. Nieuwe leden worden uercooren door middel van een stemming. Soms met'pluraliteit van stemmen'of met 'de meeste stemmen';3 meestal ontbreekt echter de uitslag. Ouderlingen en diakenen kun- nen meermalen verkozen worden, wel met mini- maal één zittingsduur ertussen. Hierbij komt ook een wisseling van het ambt voor. Magistraat en |
|||||||
NADERE REFORMATIE IN AMERSFOORT? 87
|
|||||||||
De procedures staan duidelijk opgetekend in de
kerkenraadsakten. In alle gevallen wordt meerma- len overleg gevoerd met de magistraat, die hierin grote invloed heeft. Dat begint met de vraag om toestemming voor het opvullen van de vacante plek. Vervolgens gaat een kleine groep vertegen- woordigers vanuit kerkenraad en magistraat de predikanten horen in hun eigen plaats. Daarna wordt een aantal predikanten verzocht om hun welsprekende gaven in Amersfoort te laten horen. Wanneer dit bevalt, volgt het beroep. Een predi- kanten een ouderling komen dat nog verdedigen in de kerkenraad van de desbetreffende plaats. Soms wordt hierbij meteen een advies meegege- ven over het vervullen van de vacature die daar zal ontstaan. De uiteindelijke toestemming moet worden gegeven door beide betrokken kerken ra- den, magistraten en classes. De Amersfoortse procedures verschillen ech-
ter ook hier en daar. In 1633 worden er twee namen van predikanten voorgelegd aan de magi- straat, in 1636 drie. In 1650 worden er zes genomi- neerd, drie voorgesteld aan de magistraat, één toegevoegd door de magistraat, maar er worden er maar twee gehoord voordat een finaal beroep wordt uitgebracht. Een jaar later zijn er drie uit zes genomineerd, maar wordt er maar één gehoord die ook wordt beroepen. In 1652 worden er zes genomineerd, die ook allen gehoord worden. De partijen hechten belang aan een volledig
verslag van het beroepingswerk. De nadruk ligt hierbij op de motivaties. In het algemeen willen kerkenraad en magistraatervaren krachten. In 1633 worden ook expliciet de eisen genoemd van een goede stem en uitspraak. Theologische achtergrond van
de predikanten Het onderzoek naar de achtergrond van de predi-
kanten verliep moeizaam. Er zijn weinig tot geen microstoria (biografische gegevens) achtergelaten. Zaunschlifer heeft zijn Afscheydpredikatiegedaen |
|||||||||
De oudste bekende afbeelding van een Amers-
foortse predikant is die van Gerbrandus van Leeuwen (1675-1678). Gravure door E.R. Edelinck met een vers van J. van Beuningen (Museum Flehite 1002-145). |
|||||||||
voorbeeld te ontdekken is in de eisen gesteld tij-
dens de beroepingsprocedures. Maar zij leggen ook nadruk op bepaalde zaken vanuit een per- soonlijke voorkeur. In 1630 zijn er drie predikanten in Amersfoort
actief: Arnoldus Oortcampius, Antonius van Haringhoeck en Otto Zaunschlifer. In 1633 wordt Haringhoeck beroepen naar Amsterdam. Er wor- den twee predikanten gehoord om zijn plaats op te vullen en na'onderlinge communicatio en rijpe deliberatio'wordt de toestemming van de magi- straat gevraagd en verkregen om dominee Johan- nes Karskis uit Kockengen te beroepen. Hij wordt bevestigd op 29 maart. Op 7 april volgende kerkelij- ke en classicale testimonia hem naar Amersfoort. De stad krijgt verschillende malen te maken
met dit soort gebeurtenissen. In de periode 1630- '40 zijn er vier wisselingen en in i646-'s3 zeven. |
|||||||||
88 CARINA KAPTEYN
|
||||||||||||
geschrift uitgegeven waarin een vers van
Casparus was opgenomen.9 Verder biografisch onderzoek is beperkt
gebleven. Vastgesteld kan worden dat de her- komst van de predikanten zeer divers is. De predi- kanten zijn afkomstig uit de Nederlanden, op één na. In de periode 1630-1650 waren de voorgaande standplaatsen van de beroepen predikanten Bunschoten, Capelle, Kockengen, Frankenthal (Duitsland), Nijkerk, Oudewater, De Rijp, Scher- merhorn, Sliedrecht en Veenendaal. Drie van deze plaatsen liggen in het gewest Utrecht, de rest in Holland (op twee na). De vertrekkende predikan- ten gaan naar Alkmaar, Amsterdam (drie keer), Gouda en Groningen. Vier predikanten vinden in Amersfoort zijn laatste rustplaats. De opleiding tot predikant hebben zij, zover te
achterhalen, gevolgd in Heidelberg, Leiden en Franeker. Opvallend detail is dat bij de oprichting van de universiteit in Leiden die van Heidelberg en Genève als voorbeeld zijn gebruikt. Zaun- schlifer volgt zijn opleiding in Heidelberg, vlak bij zijn geboorteplaats.Voor Godefridus de Pauw uit Baarn komt de omzetting van de lllustre School te Utrecht in een universiteit (1636) nette laat. Hij is dan al uitgeweken naar Leiden. Geen enkele Amersfoortse predikant heeft de broeierige sfeer van de Nadere Reformatie in Utrecht via de oplei- ding meegekregen. Drie predikanten hebben in Leiden gestu-
deerd. Daar streden de hoogleraren Arminius en Gomarusoverde eerdergenoemde leerverschil- len. De Nationale Synode van Dordrecht koos definitief voorde opvattingvan Gomarus. Hier vinden we mogelijk een gedeeltelijke verklaring voor de nogal strenge houding van de Amers- |
||||||||||||
Het interieur van de Sint-Joriskerk naar het
koor in het oosten. De kansel dateert van 1659, maar de voorganger zal op dezelfde plaats hebben gezeten. Het doophek is gebouwd in 1674 (foto Gerard Raven). |
||||||||||||
tot Amersfoort op Paesch-maendagh den 30 meert
1646$ vermoedelijk laten drukken, maar een exemplaar is niet gevonden. Hij heeft hetstichte- lijck tractaat6 de Anatomie des Misse van P. du Moulin (1636) vertaald. Verder heeft hij een liber amoricum (vriendenboek) nagelaten, waarin opvallend veel handtekeningen staan van Duitse voorname mannen.7 Casparus Carpentier schreef een meditatie bij de dood van zijn schoonvader Petrus Wassenburg.8 Eerder had Wassenburgeen |
||||||||||||
bij den dood van Petrus Wassenburgh", zoals vermeld in
Molhuysen e.a., nnbw II, k. ZZ9. 9 Petrus Wassenburgh, Het dansfeest der dochteren Silo (z.p. 1641), zoals vermeld in Molhuysen, NNBW II, k.zzg. |
||||||||||||
5 Molhuysen e.a., NNBWIII, k. 1508. 6 Het Utrechts
Archief (hierna: hua), Archief van de Hervormde Classis Amersfoort, inv.nr. 1, zo aug. 1639. 7 Molhuysen e.a., nnbw III, k. 1508. 8 "Meditatie over de Hemelvaert Eliae |
||||||||||||
NADERE REFORMATIE IN AMERSFOORT? 89
|
|||||||||
foortse predikanten. Zij hebben de debatten in
Leiden van dichtbij meegemaakt en hierin hun eigen mening gevormd. De magistraat van Amersfoort heeft juist een open houding ten opzichte van de Remonstranten, de vrijzinniger volgelingen van Arminius. De Raad bekijkt de geschillen meer van een afstand en vindt orde en rust belangrijker dan theologie. Geen wonder, in een stad waar het katholicisme en het remon- strantisme een opvallend sterke aanhang hebben behouden! Ook is er een verschil in financiering van de
studie. Aan de ene kant van het spectrum vinden |
|||||||||
we Carpentier, op kosten van zijn vermogende
familie studerend. Aan de andere kant De Pauw uit Nijkerk. Otto Zaunschlifertreffen we in het mid- den aan: financiële hulp van het gewest Holland en uiteindelijk op eigen kosten studerend.10 Eén van de invloedrijkste predikanten is onge-
twijfeld Zaunschlifer. In 1620 was hij hulpprediker geworden in de Nederlandse kerkte Frankenthal. Door de Dertigjarige Oorlog vertrekt hij in 1630 naar Amersfoort. Steeds blijft hij ijveren voor ker- kelijke ondersteuning van de Palts en de universi- 10 Molhuysen, NNJWII, k.299 en III, k.1508.
|
|||||||||
Kist van de Sint-Joriskerk (Museum Flehite,
resp. Td 50,1921-004 en Ib 21). |
|||||||||
gO CARINA KAPTEYN
|
|||||||||||||
TE AMEHSTO0E.T
76. |
|||||||||||||
Zegels van de Sint-Joriskerk (Museum Flehite,
resp. Td 50,1921-004 en Ib 21). |
|||||||||||||
teit te Herborn. Van Lieburg noemt hem een
'voorbeeld van versterking van het Duitse ele- ment in ons predikantenkorps'.11 Na 1630 houdt Zaunschliferzich zoals gemeld bezig met het ver- talen van de Anatomie de la Messe, uit de hoek van de gereformeerde orthodoxie. In 1646 vertrekt hij naar Groningen, beroepen vanwege 'zijn leeftijd, geleerdheid en ware remonstrantse religie'.12 Hierbij moeten we niet denken aan een remon- strant, maar aan iemand die voor zijn ware gerefor- meerde geloof staat, aan een contra-remonstrant. Hij is, gestorven op 3 oktober 1678,83 jaar oud. Ouderlingen en diakenen
Op de vergadering van de classis van 10 juli 1645 is
de Amersfoortse predikant Casparus Carpentier voor het eerst aanwezig. Hij krijgt de laatste plaats aangewezen. Ouderlingjohan Karreman voelt zich bezwaard om op een hogere plaats dan de predikant te zitten en maakt hier bezwaar tegen. Hij wil zijn plaats wel afstaan. Dit wordt echter |
|||||||||||||
door de andere leden van de classis afwezen.13
Amersfoort is dus naast predikanten ook verte- genwoordigd dooreen ouderling. Ook de classika- le gewoonte om mensen een bepaalde plaats toe te wijzen op grond van hun zittingsduur is her- kenbaar. Het bezwaar van Karreman is een opval- lende uitzondering in Amersfoort. Over mogelijke standsverschillen tussen de predikant en de rest van de stadsgenoten horen wij verder niets. Blijk- baar leveren de besluiten van Dordrecht over de gelijkwaardigheid van de ambten in het algemeen in Amersfoort geen problemen op. Karreman is vermoedelijk geboren in Glad-
bach,14 al is er al eerder een Amersfoortse regen- tenfamilie van die naam. Ook immigrant Carel Chaudron komt in de kerkenraad, een vluchteling uit Sint-Winoksbergen en meester-slotenmaker. |
|||||||||||||
11 Van Lieburg, Profeten, 227. 12 HUA, Archief van de
classis Amersfoort, inv.nr. 1,19 jan 1646. 13 Ibidem, 10 juli 1645. 14 Smit, 'Reformatie', 246. |
|||||||||||||
NADERE REFORMATIE IN AMERSFOORT? Q1
|
|||||||||
Net als de predikant Zaunschlifer. Een buitenland-
se afkomst is de kerkenraad van Amersfoort bijna een aanbeveling: dit zijn religieuze vluchtelingen van behoorlijke komaf. Veel ouderlingen en diakenen worden herko-
zen, in hetzelfde of het andere ambt. Chaudron is een uitzondering. Niet alleen wat betreft zijn vele ambtstermijnen,15 maar ook door zijn benoeming tot ziekentrooster (op 31 maart 1634). Verschillende ambtsdragers zitten zoals
gemeld ook in de magistraat. Dat verloopt meest- al via het vervullen van een ambten niet door de aanwezigheid van commissarissen-politiek. Burgemeester Steven Cotenberg is zo'n voor- beeld. Hij is al in 1621 lid van de gereformeerde kerk en woont in de wijk Breul (rond de Bree- straat; de stad bestond uit drie wijken). Ook sche- penen Willem van Duverden en Hendrik Both zijn leden van de kerkenraad. Beiden gaan in 1623 nog maar soms ter kerke en doen pas in 1625 en 1630 belijdenis. Negen jaar later worden zij respectie- velijk diaken en ouderling. Een steekje laten vallen...
Dat ambtsdragers ook maar gewone mensen zijn,
blijkt uit de zaak van oud-diaken Jan Rijksz en zijn vrouw Crietgen Jans (ik kom daar nog op terug). De kerkenraad besluit in septemben636 het echt- paar van het avondmaal af te houden. De zaak loopt hoog open komt zelfs voor de classis. Wanneer deze najaren uit de boeken verdwijnt lijkt een oplossing nog niet gevonden. Jan Rijksz wordt nooit meer ambtsdrager. Ook meervoudig ouderling Dirk Camp is niet
altijd even correct. In 1637 wordt hij meermaalster vergadering geroepen, maar komt niet opdagen. Mede door zijn gedrag besluit de kerkenraad daar- na een boete in te stellen voor laatkomers en weg- blijvers zonder goede redenen.16 Afgezien van een boete heeft zijn gedrag geen gevolgen. Hij wordt in de volgende jaren meermalen afgevaardigd naar de classis. |
|||||||||
Tafel en stoelen afkomstig uit de chirurgijnskamer
van de Sint-Joriskerk (Museum Flehite Td 25) |
|||||||||
Diakonessen
In Amersfoort zijn naast de ouderlingen en diake-
nen ook diakonessen actief, ook wel sieckmoeders genoemd. Officieel zijn zij geen ambtsdragers. Voor het eerst wordt hun aanwezigheid vermeld in de rekeningen van de diakonie in de periode 1610-1617. Ze bieden soms hulp bij kraamvrouwen, maar meestal aan zieken. Ook helpen zij bij de uit- delingaan de armen. Voor de functie van diakones worden niet de minste dames verkozen. Vaak zijn hun echtgenoten actiefin de magistraat, kerken- raad of andere belangrijke besturen. Ook aanzien- lijke weduwen wordt zo de mogelijkheid geboden een zinvolle levensvervullingte vinden. Op 8 mei 1634 wordt een diakones uit haar werk ontslagen vanwege haar hoge ouderdom; mogelijk zit er dus een leeftijdsgrens of mobiliteitsgrens aan defunc- 15 Diaken in de periode 1613-15; ouderling in 1620/21,
1623/4,1627/8 en 1631/3. 16 AHG, inv.nr. 1,5 en 9 novi639. |
|||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tie. In de bestudeerde periode 1630-1650 dienen
ongeveer drie diakonessen tegelijk per jaar.17 Door de aanduidingen 'de weduwe van ...', 'huisvrou van ...' en het noemen van voorna-
men is het precieze aantal moeilijk vastte stellen. Tuchtzaken: een soepel beleid
De kerkenraad heeft het druk met zaken die zich
zowel binnen als buiten de muren en uren van de kerk afspelen. Eerst wordt de blik naar binnen gedraaid. De 'instandhouding van de gemeen- schap'18 is het belangrijkste streven van de raad. Opzicht en tucht vormen een complexe zaak. Niet alleen door de nogal verschillende categorieën maar ook vanwege de vele vormen en sancties. Het eerste niveau van opzicht houdt de ker- kenraad over zichzelf: is er iemand door zonde misschien niet waardig om aan te gaan aan het |
avondmaal? De censura morum komt zo in juli en
december 1633, april en september 1634 en 28 juni 1635 aan de orde. De enige keer dat een diaken vermanend wordt toegesproken is op 27 septem- ber 1634. Na 1635 lijkt de censuur niet meer gehou- den te worden of nodig te zijn. Voor opzicht over de overige gemeenteleden
dient de visitatie (huisbezoek). De landelijke regels luiden dat vóór iedere avondmaalsviering onder- zoek en beproeving herhaald dient te worden.19 Die worden in Amersfoort niet gehaald. Soms wordt er een aantal bezoeken afgelegd, maar nooit gekop- peld aan de maaltijd. De meeste 'tuchtzaken'zijn individuele gevallen, die op een of andere wijze onder aandacht van de kerkenraad zijn gekomen. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
17 Volgens ahg, 19 jul 1632 zijn het er vier. 18 Van
Deursen, Bavianen en slijkgeuzen, 203. 19 Ibidem, 196. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
NADERE REFORMATIE IN AMERSFOORT? QQ
|
|||||||
Om praktische redenen heb ik hier de jaren
1631-1653 gekozen. Dan vinden in totaal 75 tuchtza- ken plaats. In de eerste negen jaar 43 gevallen en in de laatste acht jaren 32. Over de tussenliggende periode van 1640-1646 zijn geen uitspraken te doen door het mysterieuze ontbreken van de ker- kenraadsakten. Precieze gegevens over het aantal gemeenteleden in de gehele periode zijn niette achterhalen; wel is duidelijk dat in de eerste helft van de zeventiende eeuw de bevolkinggegroeid is.2° Het aantal tuchtzaken is echter redelijk gelijk gebleven. (Tabel i) Vooreen onderverdeling van de zaken is in
grote lijnen gebruik gemaakt van de indeling door Van Lieburg betreffende Utrecht (en indi- rect van Schilling).21 Mijn onderzoek overlapt dat van Van Lieburg in tijd. Ook het feit dat Amersfoort de tweede stad van het gewest is, maakt een vergelijking tussen beide steden in- teressant. De categorieën zijn: gereformeerde leertucht,
overige leertucht, natuurlijk leven, huwelijk en gezin, sexualiteit, handel en beroep, schending van de rechtsorde en een kleine restgroep. De toelich- ting volgt na de tabel. In mijn onderzoek komt schending van de rechtsorde niet voor; deze is daarom buiten beschouwing gelaten. Sommige tuchtzaken duren jaren en zijn te rekenen onder meer categorieën. Het belangrijkste bezwaar van de kerkenraad is dan als uitgangspunt genomen. Plaatsing in de tijd is gebeurd aan de hand van eer- ste verschijning in de kerkenraadsakten. Er blijven zes onduidelijke tuchtzaken over. Soms wordt alleen vermeld dat het betreffende lidmaat afge- houden of weer toegelaten is. Ook de slechte staat van de stukken is debet aan deze onduidelijkheid. 1 De gereformeerde leertucht
Hieronder worden die zaken gerekend waarbij de
gemeenteleden worstelden met het ware geloof, zonder direct aan een ander kerkgenootschap te denken. Ook verplicht bijscholen in de leer is |
onder deze categorie geplaatst.
De aandacht voorde leer is met gemiddeld
drie gevallen per jaar niet groot te noemen. Op 7 april 1631 melden jonker Hans Berendsz Wolt- zogen uit Oostenrijk en zijn huisvrouw, de als urije urouwegeboren Sophia Woltzogine, zich bij de kerkenraad om onderricht over de predestinatie. Het is de enige keer waarbij het initiatief omtrent een theologisch onderwerp bij lidmaten ligt. Hans wordt later nog tweemaal ouderling. Tot 1640 betreft het verder zaken aangespannen door de kerkenraad omtrent verminderde kerkgang. Na 1646 besteedt de raad ook aandacht aan de orde tijdens de kerkdiensten en het nauwkeurig bijhou- den van de doop- en trouwboeken. 2 De overige leertucht
Dit betreft een mogelijke overgang naar een
ander kerkgenootschap. De kerkenraad blijkt niet veel zorg te hebben over de vele andere religies in Amersfoort: dopersen, roomsen, remonstranten en enkele sekten. In de periode 1631-1653 gaan negen tuchtzaken hierover. In 1633 blijkt dat remonstrantse opvattingen nog onder de kerken- raadsleden aanwezig zijn. Diaken Jacques van Hecke moet meermaals bevolen worden de Akte uan Silentiete tekenen, waarmee hij het remon- strantse gedachtegoed zou afzweren. Hoewel hij dit weigert, blijft hij in actieve dienst. Even pro- beert hij de kerkenraad voor de classis te dagen, maar het blijft bij een dreiging. Of hij uiteindelijk ook de akte heeft getekend is onbekend. De overige zaken betreffen afglijders naar het
pausdom. Het al dan niet bewust bezoeken van een paapse dienst en het katholiek laten dopen van een kind dwingen de kerkenraad tot actie. Deze wordt echter ook al bezorgd als iemand vóór het Sint-Aagtenklooster blijft staan, waar de non- nen mogen blijven wonen tot hun dood (de laat- 20 Smit, 'Reformatie', 247. 21 Van Lieburg, Nadere
Reformatie, 78. |
||||||
04 CARINA KAPTEYN
|
|||||||||||
ste overlijdt in 1637). Er wordt bij de magistraat
aangedrongen op wettelijke maatregelen om het katholicisme uitte bannen. De regel is dat hier alleen zaken behandeld
worden die Amersfoortse gemeenteleden betref- fen. Een uitzondering is de zaak van Michiel Forrads.22 Officieel is hij lid van de Waalse kerk in Leiden, maar hij verblijft al langere tijd in de omgeving van Amersfoort. Mogelijk maakt hij deel uit van een legermacht, maar ook een bestaan als behoeftige onder bedeling van de diakonie kan niet worden uitgesloten. De kerken- raad van Amersfoort heeft in eerste instantie de taak op zich genomen om Forrads aan te spreken op zijn opvattingen, maar laat dit daarna over aan de Waalse kerken raad te Leiden. 3 Het natuurlijke leven
Onder deze grootste categorie zijn bijna alle
gevallen van levenstucht te rekenen. Van Lieburg geeft bij zijn omschrijving Galaten 5:19,20 weer, waar allerlei'werken des vleses'genoemd worden.23 In de zeventien Amersfoortse gevallen gaat het merendeel om twistgevallen tussen ver- schillende partijen; verder hoererij en jongelui die tegen de wil van de ouders ingaan. Zo'n uit de hand gelopen ruzie is bijvoorbeeld
die van Willem Cornelisz en zijn vrouw Engeltjen Aarts met het echtpaar Berend Petersz.24 De vrouwen hebben in eerste instantie ruzie gekre- gen, omdat de een iets lelijks zei over de man van de ander. Met het schudden van de handen vóór de kerkenraad wordt de zaak in septemben633 snel goed gemaakt. Het verhaal krijgt echter een staartje: een halfjaar later blijkt Berend Petersz nog niet naar het Avondmaal te komen. Blijkbaar is de zaak uit de hand gelopen; om te voorkomen dat zijn naam gewist moet worden uit het leden- |
bestand krijgt hij huisbezoek. Uiteindelijk wordt
de zaak beslecht in een bijzondere vergadering. Berend verklaart'met Codes hulp'aan de eerst- volgende maaltijd aan te zullen zitten. Waarschijnlijk is dit ook het geval geweest. In deze zaak vallen zijn zelfonthouding en de lange duur daarvan op. Hij is de enige waarvan dit bekend is. Over de redenen kan alleen gegist wor- den; mogelijk vond hij de houding van de kerken- raad te zwak. In de andere twistzaken is een reprimande van
de kerkenraad of een bezoek van predikant en ouderling genoeg. De betrokkene doet schuldbe- lijdenis of toont berouw aan (een vertegenwoor- diging van) de kerkenraad. Soms is de afhouding van de maaltijd des Heeren een eenmalige. 4 Huwelijk en gezin
In deze categorie horen veertien gevallen. Bij
sommige zaken is het lastig of ze tot de tuchtcate- gorie huwelijk en gezin of die van de sexualiteit behoren. De problemen in huwelijk en gezin sloe- gen soms over tot onecht of andere sexuele uit- spattingen. De eerder genoemde oud-diaken Jan Rijksz en
zijn vrouw maken het met hun ruzie wel heel bont.25 Aan het einde van 1636 gaat het goed mis tussen hen. Dat jaar is voorde kerkenraad een 'rampjaar' met maar liefst vier zaken over kapot- gelopen huwelijken. In de zaak tussen Jan en zijn vrouw zijn verschillende wrijvingspunten ont- staan: verdwenen goudstukken en een ring, de klap die Jan aan zijn vrouw gaf, een al te lang'tijde- lijk' inwonende nicht en het stiekem uitgeleende beddengoed. Kerkenraad, classis en magistraat bemoeien zich met de zaak. Ds De Pauw vraagt of men een man kan toelaten aan de Maaltijd van wie de vrouw niet thuis wil wonen, terwijl hij zelf |
||||||||||
22 AHG, inv.nr. 1,14 okt, 14 nov, 11 dec 1647. 23 Van
Lieburg, Nadere Reformatie, 81. 24 AHG, inv.nr.t, 10 sept. 1633, 5 juli 1634,13 febr. en 5 maart 1635. 25 Ibidem, 1 en |
|||||||||||
19 sept., 10 okt., 5 en 29 nov. 1636,17 april, 4,7 en 12 juni,
10 juli, 28 aug., 11 sept., 5/6 nov. 1937 en 19 sept 1639. |
|||||||||||
NADERE REFORMATIE IN AMERSFOORT? QC
|
|||||||
onschuldig is. Blijkbaar loopt de zaak nog. De clas-
sis laat deze zaak ter beoordeling van kerkenraad en predikant. Het is niet bekend of Jan die keer heeft deelgenomen aan het avondmaal. Op 19 septemberi639 is de kerkenraad nog bezig met het oplossen van de zaak. Hierna volgt het hiaat in de akten van de kerkenraad. Mogelijk kent de zaak toch een goed einde. Het van latere datum toege- voegde 'vertrokken'achter de naam van Crietgen Jans en haar dochter in het lidmatenregisterdoet echter anders vermoeden. 5 Sexualiteit
In deze groep van negen gevallen komt met name
de onecht naar voren. De betrokken personen waren niet altijd van dezelfde religie, streek of stad. Vaak wordt volstaan met de mededeling dat de zaak gesust is of horen we niets over de afloop. Een opvallende uitzondering is Jacobina
Crevensteyns. In 1632 meldt kapitein Skipper dat één van zijn soldaten samenleeft met haar. Hij zou thuis nog een vrouw en kind hebben en ook Jacobina is getrouwd. In 1635 blijkt zij weduwe te zijn geworden en verzoekt zij opnieuw te mogen trouwen. Na een duidelijke schuldbekentenis wordt dit toegestaan.26 6 Handel en beroep
Onder deze categorie van zeven gevallen valt het
vermaan aan de gasthuis- en weesmeesters over hun onchristelijke beheer van de tehuizen. Daarnaast de klacht van Margaretha Beek: haar man Jan Baptista is tafelhouder (lombard, houder van de bank van lening) en zij vindt dat geen pas- send beroep. De kerkenraad en haar man kunnen haar uiteindelijk overtuigen dat zij hierin moet berusten.27 Een ander voorbeeld is de berisping van kerkmeester Hendrik van Estveld op 5 maart 1635; waarvoor is niet bekend. En dan is er nog een frauderende waardin aan Achter de Kamp op 11 decemberi646. Afsluitend kan vastgesteld worden dat de ker-
|
kenraad van Amersfoort over het algemeen vrij
licht censureert. Definitieve afhoudingen van het Avondmaal ontbreken. Een verklaring hiervoor is te vinden in het ontbreken of kwijt geraakt zijn van een zwartboek in Amersfoort. De kerkenraad wil met zijn tucht proberen iedereen bij de gemeente te houden. Historicus Arie van Deursen: 'Het is een dienst aan alle ledematen ... Tucht moet vooral de zwakkeren en eenvoudigen in de gemeente te hulp komen ... Als de zwakke ledematen het al niet meer begrijpen, hoe zullen dan diegenen oordelen die buiten de hervormde kerk leven?'28 Schuldbelijdenis en vergeving
Om weer toegelaten te worden tot de maaltijd des
Heeren was schuldbelijdenis noodzakelijk, al dan niet in het openbaar. Een zekere Wijland weigert en blijft dan ook afgehouden. Pas wanneer hij 'in liefde en vreede nedergevlijt' is, mag hij weer deelnemen.29 Het geval van de eerdergenoemde Jacobina Grevensteyns werpt enig licht op het ver- loop van zo'n openbare schuldbelijdenis. Nadat de magistraat de weduwe toestemming heeft gege- ven om opnieuw te trouwen, noteert predikant Hollebeeck in de notulen: 'De edele kerekenraet... mede bemerekende het opregte leetwesen, dat se overdeese hare misval heeften bijsonderlick syende de swackse en groote onrusts harercon- sientie, oordeelt dat (na dat se voor de kerekenra- et sal hebben gedaen openbare schultbekenisse en getoont haer leetweesen, biddende God en de gemeynte om vergeevynge) haer proclamatyen sullen werden gedaen, en daerna de trouwe befes- tigt werden. Mits dat, met de voorstellingen van haere proclamatyen, de gemeente sal werden bekent gemaekt, soo het consent de Amersfoortse magistraat als mede haer gedane 26 Ibidem, 13 okt 1632 en 25 sept 1635. 27 Ibidem, 10 okt
1636. 28 Van Deursen, Bavianen en slijkgeuzen, 204. 29 ahg, inv. nr. 1,22 dec. 1633,6 jan. en 9 dec. 1634. |
||||||
0,6 CAR.INA KAPTEYN
|
|||||||
Kerkgebouwen
In veel zaken is de kerkenraad baas in eigen huis.
Een voorbeeld: verschillende doopouders en huwelijksparen zijn over de kinderen en/of hun speelgoed gevallen. Daarom krijgt de koster in 1647 de opdracht om dit te voorkomen. Twee jaar later worden deze maatregelen verder aange- scherpt en uitgebreid totde volwassenen. Als gemeenteleden flauwvallen van de hitte besluit de raad de diensten op zondagmiddag te verplaatsen van de kleine naar de grote kerk. Maar voor belangrijker zaken zijn de gelovigen
sterk afhankelijk van de magistraat. Deze heeft de zeggenschap over de kerkgebouwen en de predi- kanten en organisten zijn in dienst van de stad. Zo moet met de magistraat overlegd worden over de benoeming van een nieuwe voorzanger. In deze zaak besluit de magistraat als enige eis te stellen dat de opvolger bekwaam in zijn taken is. Verder klaagt de kerkenraad bij de burgemeesters over de gewoonte van kerkgangers om onder het orgel te zitten en over de rituelen bij begrafenissen. Ook het stoppen van het orgelspel rondom de dien- sten en het onderhoud van het orgel moeten via de magistraat geregeld worden. De kerkenraad kan onsympathieke besluiten van de magistraat niet tegenhouden, zoals de toestemming aan ene Tobias om tabak te drogen in de gewelven van de Sint-Joriskerk! Amersfoort is immers het centrum van de economisch zeer belangrijke tabaksteelt in Oost-Utrecht. Voor het onderhoud aan de kerken en het
beheervan de bijbehorende inkomsten en uitga- ven benoemt het stadsbestuur kerkmeesters. In 1634 worden die van de Lieve-Vrouwekapel ver- vangen door een college van regenten; de Sint- Joriskerk volgt twee jaar later. In beide colleges zit- ten naast gereformeerde kerkenraadsleden ook andersgelovigen. Zo gaat dat in een tolerante stad. 30 Ibidem, 5 sept. 1634.
|
|||||||
schultbekenisse aen den edelen kerckenraet.
Welcke resolutye des edelen kerckenraet haer is voorgeleesen en na datse van de praeside Ottonie [dsOtto Zaunschlifer] haerscherpelick isgecen- sureert en bestraft, soo heeft se haer gerne dit alle onderworpen, ende heeft met seer bittre tranen, God en de gemeynte gebeeden om vergevynge met beloffte, van, met Gods hulpe, christelijck en soo als een lidmaet der gemeynte behoort te sijn gedragen'.30 In de loop van de jaren worden het belang van
de schuldbekentenis en de meldingen over afhou- dingen groteren duidelijker. Ook nemen de mel- dingen van persoonlijke tuchtvisitatie toe. Voor het ontvangen van de tucht blijft de persoonlijke ver- schijning soms onnodig. De gemeente groeit, maar de kerkenraad niet; dus wordt het moeilijker om alle gemeenteleden te visiteren en indien nodig te tuchtigen. De jarenlang terugkomende zaken in de jaren dertig zijn na 1646 niet meer te vinden. Bij de tuchtuitoefening wordt alleen kort vermeld wie het betreft, waarom hij/zij bestraft wordt of wanneer deelname aan de Maaltijd weer wordt toegestaan. Zelfs verdwijnen de namen van de getuchtigden. Van een specifiek geval worden ze zo tot een alge- meen voorbeeld voor de gemeente gemaakt. Contacten met het stadsbestuur:
de tweede viool Ongeveer eenderde van de kerkenraadsakten
wordt besteed aan de situatie buiten de kerkmu- ren. In Amersfoort is de gereformeerde kerk officieel de enige religie, maar onofficieel één van de vele. De lidmaten komen dus veel andersgelo- vigen tegen. De magistraat probeert al die contac- ten in goede banen te leiden. Confrontaties tus- sen politiek en religie komen daarbij geregeld voor. Kan en wil men de gereformeerden steeds hun zin geven? Hierboven bleek dat de meeste ouderlingen tevens stadsbestuurder zijn; men zou dus verwachten dat ook binnen de kerkenraad remmende krachten werken. |
|||||||
Rijk Rutgersz van Oort (in plaats van rent-
meester Rijk van Oldenbarnevelt wiens familie nog in ongenade was; beiden waren ook diaken), Joost Bijls, Gijsbert van Ruitenbeek (ouderling-kerkvoogd). Het doek hangt in de Sint-Joriskerk (foto Gerard Raven). |
||||||||||
Gerrit van Stellingwerff, De regenten van
de Sint-Joriskerk, 1657 Afgebeeld zijn vlnr: Nicasius Bor, Jacques 1'Hermite, Johan Poth, Wolter de Wijs, Gijsbert van Hoorn (secretaris van het gerecht), jhr Bartholomeus van Panhuys (schout), dr Hendrik Schut (rector Latijnse school), |
||||||||||
Onderwijs
Voor de kerk is het onderwijs erg belangrijk. Het
dient als basis voor het verdere geloofsleven van de kinderen. Onderwijzer(e)s(sen) leren de kin- deren de Bijbel te lezen, de Heidelbergse Cate- chismus, het Onze Vader en de Geloofsbelijdenis op te zeggen. In Amersfoort is er lange tijd enige reden tot zorg: drie van de zeven schoolmeesters ondertekenen de hun voorgelegde akte over de leerstellingen van de Synode van Dordt niet, ove- rigens zonder enige sanctie.31 De twee scholarchen (opzieners van de
Latijnse school) zijn gereformeerde predikanten. De katholieke rector Gesselius/Van Gessel is al in 1619 ontslagen. Pas op 12 november 1627 wordt zijn opvolger benoemd: Theodorus Schut. Hij onder- tekent de akten in 1630. Daarna neemt de kerkenraad zich voor om
zich met hernieuwde ijver te concentreren op de scholen. Die moeten meermalen bezocht worden. Daarbij moet gelet worden op de gang van zaken |
||||||||||
tijdens de les, het gebruikte leermateriaal en de
geloofsovertuigingen van de leerkracht. Indien nodig moet de magistraat verzocht worden om actie. Zo gaan op 5 februari 1631 twee ouderlingen van de gereformeerde kerk op onderzoek uit in de stad. Ze treffen de volgende scholen met hun leer- meesters aan:32 Wijk Bloemendal (rond de
Bloemendalsestraat) Dirk Hendriksz in de Muurhuizen
ondermeester Jan Dirksz
'een nette heer op de jongste' [klas?]
dogterjan de Riddert.
Wijk Kamp (rond de Kamp; nog in de jaren 1930 heet de hervormde centrumwijk Kamp) meester Ariaan, aan de Kamp Willem Jansz, aan de Langestraat'naast De Zalm' Aaltges zwager, matresse [lerares] aan de Stovestraat Ariaan, de oude meester. 31 Smit, 'Reformatie', 253. 32 ahg, inv.nr. 1,5 febr. 1631.
|
||||||||||
g8 CARINA KAPTEYN
|
|||||||
In de Rode Toren (een voormalig verdedigingswerk
bij de Rodepoort in de Langestraat-Varkensmarkt) Aart Rutgersz bij Evert Simonsz 'op de Kortste Kant'
Herman Roelofsz in het Weeshuis (Burger-
weeshuis in Mariènhof) Servaas en zwager 'in de Weerinskind'
Jan Cornelisz.
Het is waarschijnlijk dat er nog méér scholen in de
stad zijn. Er worden in deze opsomming namelijk geen leerkrachten van de Latijnse school genoemd. Bovendien zijn er ook in Amersfoort verschillende illegale bijscholen. In 1633 krijgt de zaak van remonstrantse
docent Henricus Welsingius veel aandacht. De kerkenraad beseft dat het maar om kleine ver- schillen in de leer gaat, maar dat die uitkunnen groeien en er dus wel actie dient te worden onder- nomen. Interessant detail is dat in de classicale akten van 1619, twintig jaar eerder, ook de naam van Welsingius is gevallen. In zijn toenmalige functie als predikant van Maartensdijk weigerde hij de drie Formulieren uan Enigheid van de gere- formeerde kerk te tekenen, die sinds 1619 verplicht waren: de Dordtse Leerregels of Vijf Artikelen tegen de Remonstranten, de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Heidelberger Catechismus. Blijkbaar heeft hij sindsdien in zijn onderhoud voorzien als leraar. Over het algemeen zijn de zaken die bij de ker-
kenraad of magistraat komen minder gewichtig. De luide stem van een schoolmeester levert hem een vermaning op "door de derde hand" (door de magistraat?). Verder doet de kerkenraad een goed woordje om het contract te verlengen van meester Verstee, leraar Frans en Nederlands. De protesten van de kerkenraad worden grotendeels mondeling geuit. In 1638 vraagt men vergeefs om meer gere- formeerde leraren, ook al is verwacht men eerst nog'goed effect'. Twee jaar later dient men bij de magistraat een schriftelijke remonstrantie (pro- test) in. Hierin wordt niet alleen aandacht ge- |
vraagd voor het onderwijs, maar ook weer voor
paapse misstanden. De lauwe reactie van de magi- straat is teleurstellend voor hen. Door het ontbreken van notulen uit 1640-1646
kan alleen een beeld geschetst worden vanuit de magistraatsstukken, de classicale en provinciale verslagen. De classis blijft af en toe een oog hou- den op de situatie in Amersfoort, maar andere plaatsen vragen meer aandacht. Op 8 juni 1641 verzoekt zij de magistraat Geurt Janssen, 'hebben- de goede attestatie als lidmaet, burger en inwoon- der van Amersfoort, om bij voortvallendegele- gentheyt tot den schooldienst bevoordert te wor- den'. Het onderwijs wordt in de magistraatstuk- ken minimaal behandeld. Een week later stelt men een reglement voorde schoolmeesters vast. In 1648 is het echter nog nodig om onderwijskrach- ten op te roepen zich hieraan te houden. De Amersfoortse gemeentearchivaris Reynders con- cludeerde al in 1928:'De magistraat was niette- genstaande de schijnbaar ernstig gemeende uitin- gen, van weinig ijver in deze zaak bezield, mis- schien uit voorzichtigheid. Zij gaven beloften, confereerden met de heeren van den kerkenraad, dronken daarbij een goed glas wijn, maar veel uit- werking hadden hunne besluiten ten gevolge van de krachtelooze uitvoering niet'.33 Op 11 december 1646 neemt de kerkenraad
opnieuw besluiten inzake het onderwijs. Ten eer- ste wordt de visitatie van de scholen weer opge- nomen. Daarnaast wil men dat de kinderen enkele vragen voor de prediking op kunnen zeggen. Als laatste wordt er besloten dat er een catalogus voor de kerkelijke catechisatie moet komen (het is niet helemaal duidelijk wat dat precies inhield). Ook wordt de toestemming tot schoolhouden van een aantal mensen gecontroleerd. De kerkenraad be- noemt immers de onderwijzers en stelt daarbij vaak richtlijnen over het aantal kinderen en niveau van onderwijs. 33 Reynders, Gedenkboek, 59.
|
||||||
NADERE REFORMATIE IN AMERSFOORT? QQ
|
|||||||
De in de jaren VÓÓM646 benoemde krachten
zijn meester Harman Hendriksz (leerkracht aan de Latijnse School en voorlezer der gereformeer- de gemeente), Cornelis Willemsz van Werckhoven, Nathaniel de Paep, Mijndert de Wit (Frans schoolmeester) en Hendricus Christiaan. Zij zijn al wel lidmaat van de gereformeerde kerk, maar hebben nog steeds niet de Formulieren van Enigheid ondertekend. Nathaniel de Paep blijkt ook een 'seecker
boecksken' geschreven te hebben. Dit boek wekt opschudding in de kerkenraad en classis. Het is niet in overeenstemming met de leer en de con- trolecommissie wil een lijst van aanvullingen en verbeteringen achterin voegen. Een jaar later geeft Nathaniel te kennen weer als docent en pre- dikant werkzaam te willen zijn. Hier wordt duide- lijk dat hij een tiental jaren geleden in Maartens- dijk uit het ambt van predikant is gezet vanwege zijn weigering de Formulieren te ondertekenen, net als Welsingius. Na de toestemming van de magistraat besluit de Amersfoortse kerkenraad hem achter gesloten deuren mondeling en schrif- telijk te examineren. Hierbij zakt hij op het 'ver- handelen van tijd en het puncktelijck volgen'van de bewijsvoering. Te licht bevonden als voorgan- ger, mag hij nog wel de jeugd catechiseren. Daarna is De Paep enige jaren voorlezer in Crave. Dan komt in Amersfoort een verzoek binnen om informatie van de kerkenraad van Amsterdam. Mogelijk probeert De Paep opnieuw actief te wor- den als predikant. Het advies van Amersfoort is daarvoor echter geen aanbeveling.34 In de jaren rond 1650 blijken de meeste onder-
wijsfuncties in handen van gereformeerden, die overigens nog steeds niet allen de Formulieren hebben getekend. De aandacht van de kerkenraad verschuift nu naar de lesstof. Om ervoor te zorgen dat het onderwijs overal gelijk is, ontwikkelt men begin 1650 een schooierde. De orden van de ker- kenraad van Utrecht, de magistraat en de synode staan model hierbij. Op 6 januari 1651 worden nog |
negen artikelen toegevoegd en kan de orde ken-
nelijk worden ingevoerd. Een probleem blijft de aanwezigheid van de
vele geloofsovertuigingen in Amersfoort. Bij het 'reformeren' van het onderwijs klagen de docen- ten geregeld dat kinderen wegblijven van school. De kerkenraad gaat ermee naarde magistraat, die echter zelden tot actie overgaat. De houding van de leden van de kerkenraad is er meer en meer een van berusting. Graag zouden zij het onderwijs gereformeerder zien, maar de orde en rust in de stad willen zij niet op het spel zetten. Het is pre- cies de houding die we al bij de magistraat aan- troffen. De reformatie van het onderwijs is dan ook een zeer lang proces. De opvatting van Van Wees dat het onderwijs in Amersfoort sinds 1619 volledig calvinistisch is,35 is dan ook geheel en al naast de waarheid. Vergeefse klachten over
katholieken en volksvermaak In de periode 1630-1636 gaan de gereformeerde
klachten met name over hun geringe aandeel in verschillende functies. De weesmeesters zijn met medewerking van een deel van de magistraat al sinds 1583gereformeerd. In het Sint-Pietersgast- huis en Armen de Poth zitten echter nog steeds katholieke regenten, ook al had de eerste in 1623 besloten om alleen nog gereformeerden te benoemen. In novemberi639 kunnen drie papis- ten nog openbare lezingen houden in het gast- huis. Bovendien zwaait de katholieke binnenvader Jacob van Schaeck er de scepter. Alleszeggend is de opmerking uit 1668 dat het enige katholieke wat nog ontbreekt de katholieke stad is waar het gasthuis in staat.36 Geërgerd door deze gang van zaken, probeert
de kerkenraad de magistraat aan te zetten tot 34 ahg, inv.nr. 1,18 juni 1648,16 april 1649,4 sept. 1651.
35 Van Wees, Burgerweeshuis, 79. 36 Smit, 'Reformatie',
254- |
||||||
lOO CARINA KAPTEYN
|
|||||||||||
gedragsverandering. In 1635 wordt besloten om 'te
doleren en weeringe te versoecken en allereerens de leden in particulierte begroeten'.37 Herhaaldelijk heeft men al verzocht om in de magistraat alleen gereformeerde lidmaten te benoemen. Daarnaast wenst men de reformatie van schoolmeesters, een verbod van praktijken als de oogluikend toegestane missen, het overleg tus- sen katholieke geestelijken en het'misbruik'van Sint-Aagtenklooster (waar zoals gemeld nog steeds een non woont). Maar de magistraat vindt het niet nodig ook maar een letter aan deze zaak te wijden. In 1638 wordt er in de kerkenraad gemeld dat er sprake is van 'allerhande ongere- geltheyt... publijcke ergernisse en verwilderinge van jonckheyt en nadeel van reformatie'. Op23novemben639 leidt een extra vergade-
ringvan de kerkenraad tot een remonstrantie die de volgende dag wordt ondertekend en door De Pauw en Colenberg aan de magistraat wordt over- handigd. 'De regeerders committeren mitsdese de vier outste schepenen en vier eerste raden neffens de borgemeester in der tijt, en onder te nemen de requeste bij den kerkenraed alhier onlancxgepresenteertdeselve te examineren en daerop advies te formeren'. Dat is de enige reactie van de magistraat. Dat is niet naar de zin van de kerkenraad. In augustus 1640 verschijnt voor de magistraat een afgevaardigde van de classis, die namens de kerk zijn zorg komt uitspreken over hun slappe houding. Daarna veranderden de klachten van de ker-
kenraad. Naast goed gereformeerd onderwijs gaat er nu aandacht naar de perikelen rondom de vas- tenavonden, de rumoerige markten tijdens de |
kerkdiensten en het volksvermaak van gans-
trekken, waarbij dieren wreed het leven laten. De meeste verzoeken van de kerkenraad hebben nu wél resultaat. In 1646 wordt opnieuw gesproken over publiekelijk paaps voorlezen in het Sint- Pietersgasthuis en de katholieke bestuurders aldaar en in Armen de Poth. Nog op 5 december 1650 wordt er gefoeterd op de stoutigheden uan de papen en het toenemen van katholicisme. Het helpt allemaal niets. In 1674 zal de Poth voor het laatst een katholiek benoemen en pas in 1719 besluit het gasthuis om alleen nog gereformeer- den aan te stellen... Uitleiding
In de periode 1630 tot 1650 is de vormgeving van
de reformatie in Amerfoort nog in volle gang. De kerkenraad vaart nog geen vaste koers en wordt hier en daar bijgestuurd door zijn eigen leden en de magistraat. Die magistraat heeft daarin immers veel te zeggen, zoals bij beroepingen, gebouwen en onderwijs. De kerkenraad probeert het stadsbestuur onder druk te zetten richting orthodoxie, maar bereikt daarin niet veel. Zijn het vooral de predikanten die er steeds maar weer op aandringen? De andere ambtsdragers weten van- uit hun bestuurlijke achtergrond heel goed hoe dat op het stadhuis aan de Hof zal overkomen ... Wel lijkt er een soort consensus te ontstaan
over de vorm en de rol die de gereformeerde kerk dient te spelen. Zondaars worden ter verantwoor- ding geroepen, soms meermalen. Sancties wor- den toegepast, maar relatief mild. Tot een definitieve verwijdering uit de kerk komt het niet. De rol van de kerk buiten haar muren is
|
||||||||||
37 AHG, inv.nr. i, 2 jan. 1635. 38 Smit, 'Reformatie', 243;
Steenbeek, inventaris, bjlage I; Van Lieburg, Reperto- rium. 39 Hierbij is gebruik gemaakt van vrijwel alle ongepubliceerde bronnen, benevens vele boeken (m.n. Halbertsma, Molhuysen 1937, Rutgers 1779, Smit 1988, 1992,1994; Van Lieburg, Repertorium) uit de literatuur- |
lijst. Een uitvoerige opsomming van de vindplaatsen is in
dienst van de leesbaarheid achterwege gebleven.
40 HUA, Archief van de Classis Amersfoort, 19 januari
1646. 41 HUA, Archief van de Classis Amersfoort,
20 augustus 1639.
|
||||||||||
NADERE REFORMATIE IN AMERSFOORT? 101
|
|||||||||||||
op dit gebied is echter vereist voor definitieve
conclusies getrokken kunnen worden. Is het na 1650 anders geworden? Specialistische stadsstudies en overkoepelen-
de onderzoeken zijn hulpmiddelen om de geschiedenis meer en meer in haar werkelijkheid te benaderen. Geschiedkundig onderzoek blijft een benadering, maar wel een die de moeite waard blijft om uit te voeren. Keer op keer op keer |
|||||||||||||
beperkt. Magistraat en kerk lijken eikaars werkter-
rein zoveel mogelijk te vrijwaren; er zijn dus onuitgesproken regels wie over welke onderwer- pen besluit. In het onderwijs kent de kerk zich een rol toe bij het bewaren van een gereformeerde inhoud. Zij is de zedenmeester van de jeugd. In veel plaatsen heeft de Nadere Reformatie in
deze jaren al redelijke vormen aan genomen, zoals in Utrecht. Dat blijkt in Amerfoort nog niet het geval; dit is in de Nederlandse reformatiegeschie- denis dus een uitzondering. Verdere detailstudie |
|||||||||||||
(Arnoldus Crijn, uit Zutphen).
Werkzaamheden: predikant te Angerlo
1637, Ede 1639, Nijkerk, 1645, Amersfoort
(1651-1677).
Gehuwd met: Geertruyt van Ginckel. Hun
zoon Theodorus (Amersfoort 1653-
Hagestein? 1720) werd ook predikant.
ENSCHEDE, WERNERUS VAN
(1646-1651) Geb. Utrecht, ovl. Alkmaar? 1664
Werkzaamheden: predikant te Lopikerkapel (1638-1646), Amersfoort, Alkmaar (1651-1664). Zijn vrouw was diakones. HARINGHOEK, ANTONIUS VAN
(1628-1633) Geb. Amsterdam ca 1597, ovl. Amsterdam?
25 feb. 1636.
Opleiding: student Leiden 28 okt. 1621.
Werkzaamheden: predikant te De Rijp
1622, Amersfoort (okt. 1628-1633) en
Amsterdam (1633-1636).
Gehuwd met: Maria Valckeniers.
HOLLEBEEK,JACOBUS (1632-1636)
Geb. Leiden ca 1592, ovl. Amsterdam?
30 nov. 1650. Werkzaamheden: predikant te
Schermerhorn (1623-1632), Amersfoort (1632-1636), Amsterdam (1636-1650) Gehuwd met: Suzanna Huelen. KARSKIS, JOANNES (1633-1644)
Werkzaamheden: predikant te Kockengen
(1629-1633), Amersfoort. Overlijdt in actieve dienst op 5 maart 1644. |
|||||||||||||
CARPENTIER, CASPARUS
(1645-1650) geh. Dordrecht 9 oktober1613, ovl. Amster-
dam 12 mei 1667 Zoon van: Roeland Carpentier en Maria
Hellincx. De familie woonde pas sinds 1601 in Dordrecht. Voor die tijd zwierven ze door Europa. Moeder kwam uit Sandwich in Engeland; ze trouwden in Luik en woonden te Aken, Middelburgen uiteindelijk Dordrecht. Vader Roeland verdiende zijn geld als ijzerkoopman engingfalliet toen hij betrapt werd op het verkopen van ver- guld zilverdraad. Hij wordt beschreven als een geleerd man, met name in de wiskunde. Opleiding: theologie te Leiden. Werkzaamheden:predikant te Sliedrecht (1636-1643), Amersfoort (1643-1630), Amsterdam 1650-2667). Publicaties: geschreven vers in Dansfeest der dochteren te Silo door Petrus Wassenburgh, 1641, Meditatie over de Hemelvaert Eliae bij den dood van Petrus Wassenburgh. Is in de Westerkerk begraven. Stond als
geleerde en theoloog hoog aangeschreven. Gehuwd met: Hester Wassenburgh Petrusdochter, dochter van Amersfoortse predikant Petrus Wassenburgh. Elf kinde- ren, waarvan Johannes (gehuwd met dich- teres Elisabeth van den Heuvel) en Roeland predikant werden. Roeland werd dit op het schip de Engel van Michiel Adriaanszoon de Ruyter. CRINIUS, ARNOLDUS (165I-1677)
Geb. Zutphen, ovl. Amersfoort? okt. 1677
Opleiding: student te Franeker 7 aug. 1632 |
|||||||||||||
BIJLAGE I
PREDIKANTEN 1630-1653 Hierbij is dankbaar gemaakt van het
onderzoek van Hans Smit en Dirk
Steenbeek.3
1594-1632
Arnoldus Oortcampius
1628/9-1633
Antonius van Haringhoek
1630-1646
Otto Zaunschlifer
1632-1636
Jacobus Hollebeek
'633-1644
Johannes Karskis
1636-1653
Godefridus de Pauw
1645-1650
Casparus de Carpentier
1646-1651
Warnerus van Enschede
1650-1651
Johannes Valkius
1651-1677
Arnoldus Crinius/Grijn
1652-1658
Jacobus Bergmannus/Bergman
achtergronden39
bergman(nus), jacobus (1652-1658) Werkzaamheden: Schalkwijk (1632-1636),
Veenendaal (1636-1632), Amersfoort. Gehuwd met: Aeltge Vreemt. Lidmaten te Amersfoort ij april 1632. Hun zoon Egbertus (Amersfoort 1633-Schoorl? 1688) werd ook predikant en staat vermeld in Van Lieburg, Jacobus zelf niet. |
|||||||||||||
102 CARINA KAPTEYN
|
|||||||||
In 1633 kwam het gezin samen met een
dienstmaagd, genaamd Elisabeth Boudewijns, naar Amersfoort. Gehuwd met: Maria van den Bogaert. OORTCAMPIUS (VAN OORTCAMP),
ARNOLDUS (1594-1632) Geb. Culemborg ca 1563, ovl. Amersfoort?
1632.
Opleiding: student Leiden 1 juni 1592
(Arnoldus Aemilii, zonder achternaam).
Werkzaamheden: huisleraar van Floris van
Pallandt, heer van Culemborg
(1592-1594), predikant te Amersfoort
(1594-1632).
Aandeelhouder van de Verenigde
Oostindische Compagnie bij de oprichting
in 1602.
Op 30 jan. 1597 gehuwd met Grietgen,
dochter van Evert Ram uit Amersfoort.
PAUW, GODEFRIDUS DE
(1636-1653) Geb. Utrecht, ovl. Amersfoort? 1653.
Opleiding: als alumnus van Baarn theolo- gie te Leiden. In ambt van predikant bevestigd door
schoonvader Oortcampius. Na diens emeri- taat hebben Godefridus en Wijmtjen hem in hun huis te Bunschoten opgenomen. Helaas overleed hij al een halfjaar later. Werkzaamheden: predikant te Baarn en Eembrugge 1620, Bunschoten (1621-1636), Amersfoort (1636-1653). In Amersfoort liet de Pauw zich met zijn vrouw in schrijven op 15 oktober 1636 en ging wonen in de Muurhuizen, wijk Kamp. Tegenover hem woonde de familie Willems, passanten uit Amsterdam, en schuin tegenover hem Geurt Bos, die van 7 juli 1633 tot 30 mei 1635 als ouderling deel uitmaakte van de kerkenraad. Gehuwd (6 november 1621) met: Wijm- tjen van Oortcamp, dochtervan Amersfoortse predikant Oortcamp(ius). VALKIUS, JOHANNES (1650-1651)
geb. Langerak (over Lek) 1606, ovl. Gouda?
i673-
Werkzaamheden: predikant te Kockengen
1633, Oudewater (1648-1650), Amersfoort, Gouda (1651-1673). Zijn vader was ds Petrus Valkius (eerst beroepen 1600, emeritaat 1638). |
|||||||||
ZAUNSCHLIFER, OTTO
(1630- APRIL 1646) Geb. Braunfels (Solms) 1594, ovl.
Groningen 3 oktober 1678 Opleiding: pedagogium te Marburg en Herbron, hogeschool Herborn, academie Heidelberg, stipendium Solmense. Mogelijk enige maanden aan universiteit te Leiden gestudeerd. Werkterreinen: subregent van Collegium Casimirianum te Heidelberg (sept. 1617- jan. 1620), diakonaat van Hollandse kerk te Frankenthal (jan. 1620-1630), predikant te Amersfoort, in 1635 legerpredikant, predi- kant te Groningen (1646-1678). Hij werd naar Groningen beroepen vanwege zijn 'leeftijd, geleerdheid en ware remonst- rantse religie . Publicaties: liber amoricum met veel
namen van voorname Duitse mannen, Afscheyd-predikatie gedaen tot Amersfoort op Paesch-maendagh den 30 Meert 1646. Een vertaling van tractaat van P. du Moulin, Anatomie des misse, volgens de classicale akten 'een stichtelijck tractaat'.'*' Er zijn verschillende schrijfwijzen van zijn naam: Zaunschlifer, Zaunslipfer, Zaunschliefer en Zaunsliffer, Regulus, Solmensis of Braunfelsius. Hij hield zelfde eerste schrijfwijze aan, maar ondertekende zijn brieven ook wel met Otto Regulus, Solmensis of Braunfelsius. De laatste twee namen verwijzen naar zijn afkomst: omst- reeks 1594 is hij geboren te Braunfels in het graafschap Solms (huidige Duitsland). Zijn vader was grafelijk raad en secretaris. Gehuwd met: Johanna Keuchen/ Keughen, dochtervan een ex-kanselarijdi- recteur te Hanau, op 10 oktober 1623. Kinderen: Otto Zaunschlifer de jongere (1628), ds Johannes Albertus (Amersfoort 1634-Oostzaan? 1678) en Fredericus (1638). Petekind: Otto Philipp Zaunschlifer. |
BIJLAGE II
OUDERLINGEN 1630-1653 De functies van raad, secretaris, kameraar,
schepen, burgemeester en weesmeester behoorden tot het stadsbestuur. Arisz, Ot (04-07-1650 tot xx-06-1652)
Bemmel, Gosen Jansz van (1647 tot ?, 18-
06-1651 tot ?). Mag in 1648 in ambt blijven door overlijden van Gerrit Martensz. Koekenbakker en kramer. Diaken 07-06-1633 tot 30-05-1635. Weesmeester 1640-1642; raad 1643- 1644,1656-1660; overleden 18-04- 1660. Bladel, Otto van (07-06-1632 tot 05-06-
1634), immigrant uit 's- Hertogenbosch; lakenkoper. Raad 1619-1624; 1626-1629; schepen 1625, 1629-1634; weesmeester 1635-1642. Both, Hendrik (13-06-1639 tot ?, 14-06-
1648-? en xx-06-1652 tot ?), belijdenis 1630; kapitein van de burgerwacht; raad 1618,1630-1634,1638-1640,1651; kameraar 1627,1629-1632, weesmees- ter 1635,1637; schepen 1641-1642, 1645,1653-1654,1657-1659,1662- 1666; burgemeester 1644,1655-1656, 1660-1661; regent van het Burgerweeshuis 1648; overleden 1666. Camp, Dirk (06-06-1631 tot 07-06-1633,
30-05-1635 tot ?), 06-02-1634 m ker- kenraad ontboden bij onderzoeken naar Naeranus en Oortcampius; 1637 komt hij niet naar de kerkenraad (zie tekst); raad 1619-1625; 1627-1632. Goudsmid. Chaudron, mr Carel (1620-1621,1623-1624,
1627-1628, 06-06-1631 tot 07-06- 1633). Slotenmaker. Immigrant uit Sint-Winoksbergen. Verkreeg op 10 november 1591 het burgerschap. Hij wordt via het ambt van diaken (1613- 1615) en ouderling uiteindelijk benoemd tot ziekentrooster (31 maart 1634). 06-02-1634 in kerkenraad ont- boden bij onderzoeken naar Naeranus en Oortcampius. Ondertrouwde Amersfoort 27 juli 1589 met een meis- je uit Eekloo. Colenberg, Hendrik (van) (06-06-1631 tot 07-06-1632, 05-06-1634 tot ?, 31-05-1638 tot ?, 04-07-1650 tot 06-1652), schepen |
||||||||
NADERE REFORMATIE IN AMERSFOORT? 1Q3
|
|||||||||
waarin haar man zitting neemt in de
kerkenraad. Mogelijk is Lijsbeth fami- lie van Antonis en Cornelis Loogen, ook gedurende enige tijd lidmaten van de kerkenraad. Woonachtig tegenover tegenover Hendrik Evertsz en Fijtje Everts. Martensen, Gerrit (25-06-1647 tot zijn
overlijden voor juni 1648) Mom, Johan (30-05-1635,13-06-1639 tot ?,
06-1652 tot ?), raad 1621,1623-1625, 1627-1628,1638-1644,1658,1663- 1664; weesmeester 1629,1653-1658; secretaris 1629-1634,1636,1659-1662; kameraar 1637; overleden 1664. Ossenweider. Oldenbarnevelt, Rijk Aartsz van (18-06-
1651 tot ?), diaken 07-06-1632 tot 05- 06-1634 en 31-05-1638 tot ?; raad 1630-1635 en 1649-1668; weesmeester 1638; secretaris 1669-1674; overleden 26-06-1674. Brouwer. Zijn zuster Stijntje was diakones. Ouderff, mr Hendrik van (14-06-1648 tot
?), kameraar 1643-1647; schepen 1648-1653,1656; burgemeester 1654- 1655, stadssecretaris 1657-1658. Palma, Jan (23-06-1649 tot?), diaken
05-06-1634 tot ?, 31-05-1638 tot ?. Reyersz, Steven (later genaamd Verhoef)
(18-06-1651 tot?). Raad 1676. Ridder, Johan de (07-06-1633 tot 30-05-
1635, 07-06-1637 tot ?). Eerder al diaken geweest (vóór 1631 tot 07-06- 1632). Raad 1626-1627; schepen 1629- 1632; 1640-1644. Pander van de Staten van Utrecht. Schayk, Willem van (07-06-1632 tot 05-
06-1634,25 )uni !Ê47 tot ?, 18-06-1651 tot ?), raad 1621-1624; schepen 1625- 1629,1640-1647; weesmeester 1639, 1648-1650. Bombazijnwerker. Surckesteyn, Cornelis van (07-06-1632 tot
05-06-1634), schepen 1607,1611-1617, 1619-1621,1624,1625, raad 1608. Thiens/Tins, Gerard (30-05-1635 tot ?,
04-07-1650 tot 06-1652), raad 1629- 1635,1654-1655; schepen 1636-1642, 1649-1653,1656-1658,1661-1662; bur- gemeester 1643-1644,1659-1660; weesmeester 1645-1648,1656-1658. Kopergieter en koopman. Afkomstig uit Dordrecht. Overleden 1662. Verhoef zie Reyersz
|
Woltzogen, jonker Hans Berendsz (05-06-
1634 tot ?, 31-05-1638 tot zijn vertrek
juni 1639), schepen 1637-1638. Vluchteling uit Oostenrijk. Bijlage iii
Diakenen 1630-1653 De ambtstermijnen van de diakenen
beslaan meestal twee jaar. Aartsz zie Oldenbarnevelt
Aer(n)tsz, Jan (30-05-1635 tot ?, 13-06-
1639 tot ?), tingieter.
Arisz, Otto (07-06-1632 tot 05-06-1634) Bemmel, Gosen Jansz van (07-06-1633 tot 30-05-1635), zie verder bij ouderlingen.
Booy, Dirk Hendrik (23-06-1649 tot?) Bos, Geurt (07-06-1633 tot 30-05-1635, 07-06-1637 tot ?, 18-06-1651 tot ?).
Zijn vrouw was diakones.
Cortregt, Dirk van (06-1652 tot ?). Notaris. Duverden, Willem van (05-06-1634 tot ?), zie verder bij Ouderlingen.
Ede, Hendrik Teunisz van (25-06-1647 tot ?, 18-06-1651 tot ?). Raad 1662-1665.
Brouwer in Het Klaverblad.
Essen (Esch), Daniel van (06-1652 tot ?). raad en schepen tussen 1658 en 1691.
Evertsz, Rijk (06-06-1631 tot 1633,30-05- 1635 tot ?), zie verder bij ouderlingen.
Gemen, Klaas Hendriksz (04-07-1650 tot ?), raad 1657-1659,1662, schepen
1664-1668.
Harmansz, Gijsbert (30-05-1635 tot zijn dood voor7-6-i637)
Hecke, Johan van (06-06-1631 tot 07-04-1633)
Hendriksz, Cornelis (25-06-1647tot?, 06-1652 tot?)
Hendriksz, Heiman (al voor 1631 tot 07-06-1632)
Hendriksz, Willem (al voor 1631 tot 07-06-1632)
Hendriksz zie Van Gemen Jansz zie Van Bemmel Langelaer, Willem van (14-06-1648 tot ?), raad 1646-1651, uit Amersfoort ver-
trokken 1651. Lienden (Lielaer), Gijsbert van (04-07- 1650 tot?), weesmeester 1657-1664;
raad 1659-1666, 1668-1669; kameraar
1661-1662; schepem667; overleden
1667.
|
||||||||
1627; weesmeester 1628-1633,1643-
1647,1652-1656. Coetenberg, Steven (06-06-1631 tot 07-
06-1632, 07-06-1637 tot na 1639), al in 1621 lid van de gereformeerde gemeente. Woonachtig in de wijk Breul. Vanaf 1640 met een dienst- maagd afkomstig uit Gorinchem. Raad 1603-1604,1607-1608,1610- 1613,1617,1641; kameraar 1609; sche- pen 1614-1616,1618-1621,1626-1630, 1634-1640,1642-1648; burgemeester 1622-1625,1631-1633. Dalen, Jan van (06-06-1631 tot 07-06-1633).
Duverden (van Voord), Willem van (07-
06-1637 tot ?, 23-06-1649 tot ?). Geboren rond 1587. Deken van het kapittel van Sint Joris. 05-06-1634 tot ? diaken. Ging in 1623 soms ter kerke. Belijdenis gedaan op Kerstavond 1625. Raad 1618,1626-1637,1654-1657,1659- 1661,1664-1666; schepen 1638-1653, 1658,1662,1663. Overleden 1666. Evertsz, Hendrik (06-06-1631 tot 07-06-
1632, 05-06-1634 tot ?). Schoenmaker, handelaar in huiden en ijzer. Schepen 1619-1625,1629; wees- meester 1626; raad 1627-1628,1636- 1638. Gehuwd met Fijtje Everts. Evertsz, Rutger (ook genoemd Van
Drakenburg) (07-06-1633 tot 30-05-
1635, 23-06-1649 tot ?). Lakenkoper. Afkomstig uit Doesburg. Weesmeester 1629-1634; schepen 1635-1637,1639-1640,1643-1644, 1657-1662,1665-1673; raad 1641-1642, 1645,1654-1656; kameraar 1652-1655; burgemeester 1663,1664. Evertsz, Rijck (31-05-1638 tot ?, 14-06-
1648 tot 04-07-1650, 06-1652 tot ?), diakeno6-o6-i63i tot 1633, 30-05- 1635 tot?. Hendriksz, Gerrit (07-06-1633 tot 30-05-
1635), raad 1629-1639. Vettewarier en wolkoper. Karreman/Carman, Johan (13-06-1639 tot
?, 25-06-1647 tot ?). Vermoedelijk afkomstig uit Gladbach. Verkreeg in 1612 het burgerschap. Raad 1626, 1629,1639-1641,1643-1651; schepen 1627-1629,1642,1652-1653; kameraar 1634-1636. Gehuwd met Lijsbeth Loogen in 1612. Zij doet pas op 28 sep- tember 1639 belijdenis, hetzelfde jaar |
|||||||||
104 CARINA KAPTEYN
|
|||||||||||
Loochsz, Aart (23-06-1649 tot ?).
Loogen, Antonis (07-06-1632 tot 05-06-1634)
Loogen, Cornelis (31-05-1638 tot?) Maartensz, Gerrit (07-06-1633 tot 30-05- 1635, 07-06-1637 tot 31-05-1638)
Meulen, Gerrit van der (14-06-1648 tot?) Oldenbarnevelt, Rijck Aartsz van (07-06- 1632 tot 05-06-1634, 31-05-1638 tot
?), zie verder bij ouderlingen.
Oort, Rijk Rutgersz van (23-06-1649 tot ?). Raad en schepen tussen 1656 en
1677. Brouwer.
Otten, Jan (13-06-1639 tot ?, 25-06-1647 tot?)
Palma, Jan (05-06-1634 tot ?, 31-05-1638 tot ?), zie verder bij ouderlingen.
Ridder, Johan de (al voor 1631 tot 07-06- 1632). Zie verder Ouderlingen.
Rutgersz, Rijk zie Van Oort Rijksz, Jan (06-06-1631 tot 1633). Gehuwd met Grietgen Jans. In 1636 blijkt er
tussen de beide echtelieden enkele
geschillen te zijn gerezen (zie tekst).
Bemiddeling van de kerkenraad vindt
plaats. De zaak escaleert en zelfs de
classis en magistraat raken betrokken.
De afloop is onbekend.
Teunisz zie Van Ede Tulling, Gijsbertus (13-06-1639 tot?), raad 1640. Zijn weduwe werd later diako-
nes.
Vasteric, Peter (07-06-1637 tot ?, 04-07- 1650 tot ?). Raad en schepen tussen
1674 en 1689. Lakenverver.
Verhoef, Antoni (14-06-1648 tot ?) |
Archieven van de hervormde Gemeente te
Amersfoort, (1553) 1579-1951 (1977):
- Archief van de Kerkeraad, 1630-1977,
invnrs 1,61,73
- Archief van het college van Diakenen,
i6io-[ca. 1965], invnr 334
- Archief van de kerkmeesters, sinds 1636
het college van regenten... 1533-1959,
invnr 563 - Doopboeken, trouwboeken en boeken
van de overledenen te Amersfoort in
de periode 1600-1700 Het Utrechts Archief
Archieven van de provinciale kerkverga-
dering van Utrecht 1590-1976 ..., inv.nr. 1 |
||||||||||
BIJLAGE IV
DIAKONESSEN 163O-1653 Diakonessen waren geen ambtsdragers,
wel kerkelijke medewerkers. Hun termijn van dienst bedroeg meestal een jaar. Aarts zie Van Oldenbarnevelt
Bogaert, Maria van den (08-04-1634 tot ?).
Vrouw van ds Karskis.
Bosch, vrouw van Geurt (04-07-1650 tot ?). Haar man was diaken.
Both, juffrouw NN (06-1652 tot ?). Bronckhorst, Geertjen van (tot 1633). Enschede, vrouw van ds Wernerus (18-06-1651 tot 05-10-1651)
Evertsz, vrouw van Rijk (23-06-1649 tot ?) Hamelsbergen, weduwe van (schout van Bunschoten)(o4-o7-iÖ50 tot?).
Hendriks, Fuyske (14-06-1648 tot ?). Vrouw van Rutger Evertsz.
Huelen Suzanna (1633 tot?). Vrouw van ds Hollebeeck.
Jans, Aaltjen (14-06-1648 tot ?, 06-1652). Vrouw van Gijsbert van Lienden.
Karremans, Lijsgen (25-06-1647 tot ?). Vrouw van ex-ouderling Karreman.
Loomans, Catharina (25-06-1647 tot ? en 18-06-1651 tot?)
Mom, vrouw van Jan (tot 08-04-1634). Ontslagen vanwege haar ouderdom.
Oldenbarnevelt, Stijntje Aarts van (14-06- 1648 tot ? en 06-1652 tot ?). Weduwe
van Antonis van Ruytenbeeck. Zuster
van Rijck Aartsz van Oldenbarnevelt.
Pauw, vrouw van ds De (18-06-1651 tot ?) Ruytenbeeck, weduwe zie Van Olden- barnevelt Thiens, vrouw van burgemeester (04-07- 1650 tot?).
Tullingh, weduwe van diaken Gijsbertus (23-06-1649 tot?).
Valkius, vrouw van (05-10-1651 tot ?) Volwens, Jannetje (23-06-1649 tot?). Weduwe van Jan Pot.
Vos, weduwe van Adriaan (04-07-1650 tot?)
Vossen, Gerritge (25-06-1647101?) ONGEPUBLICEERDE BRONNEN
ArchiefEemland
Stadsarchief (1259) 1300-1810, invnrs 23,
24,25, 2016, 2017, 2018,2033, 2059,2063, 2064,2075 |
|||||||||||
LITERATUUR
Adelberg, S. van e.a., De Amersfoortse ker-
ken, kloosters, kapellen en synagoge en hun geschiedenis tot omstreeks 1850 (Amersfoort 1984) Bemmel, A. van, Beschrijving der stad
Amersfoort (2 dln, Utrecht 1760, herdr. Zaltbommel 1969) Deursen, A.Th. van, Bavianen en slijkgeu-
zen. Kerk en kerkvolk ten tijde van Maurits en Oldenbarnevelt (Franeker 19983) Domselaar, N., Van Gasthuisbed tot servi-
ceflat. 6 eeuwen bejaardenzorg in het gecombineerd St. Pieters- en Blokland Gasthuis te Amersfoort (Amersfoort 1986) Emmens, K., De Sint-Joriskerk te
Amersfoort. Van hofkapel tot kapittel-
kerk (Amersfoort 1998) Frijhoff, J.J. e.a. (red.), Nederlandse cultuur
in Europese context. 1650 Bevochten eendracht (Den Haag 20002) Gameren, E. van, Amersfoort in 1629 in elf
dagen geus, paeps, weder geus', Flehite 12(1980)4-7 Halbertsma, H., Zeven eeuwen Amersfoort
[Amersfoort 1959] Hoorn, W.J. van, 'Een i7e eeuwse fundatie
tot ondersteuning van rooms- katholieke armen', in: JA. Brongers e.a. (red.), Amersfoortse opstellen. Historie, archeologie, monumenten- zorg (Amersfoort 1989) 78-88 |
|||||||||||
NADERE REFORMATIE IN AMERSFOORT? 105
|
|||||||||
Hormann, H.Th., Gezagsdragers
Amersfoort 1405-179 5 [Woudenberg
1998] Kalveen, CA. van, 'Kloosters en kapellen
en de Moderne Devotie', in: CA. van Kalveen, Van Moderne Devotie tot Reformatie. Vier studies (Amersfoort 1988) 25-40 Kalveen, CA. van, 'Een vastgehve ende
Christus vrede sij met ons ende allen onsen vianden mede. De definitieve vestiging van de Reformatie te Amersfoort, 1579-1581', in: CA. van Kalveen, Van Moderne Devotie tot Reformatie. Vier studies (Amersfoort 1988) 41-66 Kuiper, H., 'Van schuilkerk tot herstel van
de hiërarchie', in: S. van Adelberg e.a., De Amersfoortse kerken, kloosters, kapellen en synagoge en hun geschie- denis tot omstreeks 1850 (Amersfoort 1984) 66-79 Lenselink, W.H. en A. Rot, Professie doen-
de van de remonstrantse religie. 375 Jaar remonstranten in Amersfoort (Amersfoort 1994) Lieburg, F.A. van, De Nadere Reformatie in
Utrecht ten tijde van Voetius. Sporen in de gereformeerde kerkeraadsacta (Rotterdam 1989) Lieburg, F.A. van, Profeten en hun vaderland.
De geografische herkomst van de gere- formeerde predikanten in Nederland van 1572 tot 1816 (Zoetermeer 1996) |
|||||||||
Lieburg, F.A. van, Repertorium van Neder-
landse hervormde predikanten. 2 dln. (Dordrecht 1996) Medema, A., 'De protestantse kerken na
de reformatie', in: S. van Adelberg e.a., De Amersfoortse kerken, kloos- ters, kapellen en synagoge en hun geschiedenis tot omstreeks 1850 (Amersfoort 1984) 57-105 Molhuysen, P.C. en F.K.H. Kossmann
(red.), Nieuw Nederlandsch Biographisch Woordenboek (1937), dl. II, k. 299, dl. III, k. 1508 (biografieën van Carpentier/Wassenberg en Zaunschlifer) Reitsma, J. en S.D. van Veen, Acta der pro-
vinciale en particuliere synoden, ge- houden in de Noordelijke Nederlanden gedurende de jaren 1572-1620, deel VI: Friesland 1581-1620, Utrecht 1586- 1620 (Groningen 1897) Reynders, H.J. (red.), Gedenkboek van het
stedelijk gymnasium te Amersfoort 1375-1926, bevattende de geschiedenis der latijnsche school ([Amersfoort] 1928) Rutgers, A., Het tweede eeuwgetyde van
Amersfoorts Hervorming plechting gevierd in eene leerrede over Deuter. V/.20-25, uitgesproken in degroote of S.Joris Kerk den 28. van Lentemaand 1779", (Utrecht 1779) Smit, J.G., 'Praktesijns aan het werk.
Verwikkelingen tussen ds Visvliet, de
|
kerkeraad en de magistraat van
Amersfoort in de jaren 1678-1682', in: J.A. Brongers e.a. (red.), Amersfoortse opstellen. Historie, archeologie, monu- mentenzorg (Amersfoort 1989) 100- 128 Smit, J.G., 'De reformatie van Amersfoort
(1579-1625)', in: H. ten Boom (red.), Utrechters Entre-deux. Staden Sticht in de eeuw van de Reformatie 1570- 1620 (Delft 1992) 231-262 Smit, J.G., 'Amersfoort en de remonstrant-
se gemeente. Een overzicht van de betrekkingen tussen de stad en de remonstranten van 1619 tot het begin van de twintigste eeuw', in: W.H. Lenselink en A.Rot (red.), Professie doende van de remonstrantse religie. 375Jaar remonstranten in Amersfoort (Amersfoort 1994) 11-39 Wees, P.J.J.M. van, Het Burgerweeshuis
van Amersfoort (Amersfoort 2002) M. Zandbergen, Inventaris 52-1 van de
archieven van de provinciale kerkver- gadering van Utrecht 1570-1976 en van het archief van het provinciaal kollege van toezicht op het beheer van kerkelijke goederen enfondsen van de hervormde gemeenten in deprovincie Utrecht, 1&3-1935 (Het Utrechts Archief, Utrecht 1985) |
||||||||
SANDRA HOVENS
|
||||
DYNAMIEK IN HET STADH U I SCEB I ED 1Q7
|
|||||||||
'Bezinnen ive ons op de Historie, opdat zij op dat nieuwe tijd-
oak kan inwerken en er een grote uerbondenheid groeie tussen het verleden en de tijd, die komt.' Met deze woorden besloot burgemeester H. Molendijk
(1896-1983) zijn voorwoord in het boek'Zeven eeuwen Amersfoort', van de hand van historicus H. Halbertsma (1920-1998). Deze publicatie verscheen in 1959 naar aanlei- ding van het 700-jarig bestaan van de stad Amersfoort. Nu, bijna 50 jaar later, zijn deze woorden nog steeds actu-
eel, wanneer we kijken naar de plannen die worden gevormd voor het gebied rondom het stadhuis. Het invlechten van nieuwe functies in het-hier en daar geschonden- histori- sche stedelijk weefsel van dit gebied vereist een grote mate van zorgvuldigheid en historisch besef.1 De historie van dit stadhuisgebied, een topografisch
detail van onze stad, is daarom onderwerp van deze studie.2 Het gebied wordt begrensd door Kleine Spui, Westsingel, Utrechtsestraat, de Stadsring en het Plantsoen-West. In de afbeeldingen bij dit artikel is de beschreven histori-
sche ontwikkeling in kaart gebracht. Als basis is de bewerkte kadastrale minuut uit 1824genomen, uit de Historische Ste- denatlas van A. Speet. Op deze ondergrond zijn per periode de stedenbouwkundige structuur en de belangrijkste gebou- wen ingetekend. Hiermee worden de wijzigingen ten opzich- te van deze onderliggende kaart zichtbaar gemaakt, zowel naar het verleden (tot 1824) als naar het heden (vanaf 1824). |
|||||||||
1 Door het gemeentebestuur is in 2006 opdracht veleend
aan stedenbouwkundige en architect Hans Ruyssenaars (Amersfoort, 1944) om een visie voor het stadhuisgebied te ontwikkelen. Dit om diverse ontwikkelingen in dit gebied te integreren. Het gaat daarbij om de wijzigings- plannen van het Sint Pieters- en Bloklands Gasthuis, de |
plannen tot herinrichting van het Helleplein en een stu-
die naar de huisvesting binnen het stadhuiscomplex en de verkeersafwikkeling binnen het plangebied. 2 Bij deze studie werd dankbaar gebruik gemaakt van informatie van F. Snieder, stadsarcheoloog. |
||||||||
108 SANDRA HOVENS
|
||||||||
Stadsplattegrond
uit: Braun en Hogenberg, 1588 |
||||||||
Een historisch moment vormt de aanleiding tot
dit artikel. Na ruim 600 jaar vertrekt het Sint Pieters- en Bloklands Gasthuis als zorginstelling uit de Amersfoortse binnenstad, om een nieuw gebouw in de wijk Vathorst te betrekken. De hui- dige gebouwen blijven wel in eigendom van de stichting Sint Pieters- en Bloklands Gasthuis, die als een goed rentmeester haar waardevolle histo- risch erfgoed beheert. De volledige sloop van het oorspronkelijke
middeleeuwse gasthuiscomplex werd in 1906 op het nippertje voorkomen doordat het rijk, in de persoon van rijksbouwmeesterdr. P.J.H. Cuypers (1827-1921), Amersfoort overtuigde van de belang- rijke historische waarde ervan. De kapel en ook de mannenzaal werden daarop in 1912zorgvuldig gerestaureerd. Met name de unieke mannenzaal, die nog geheel is voorzien van de authentieke bedsteden en betimmeringen, geeft een uitste- kend beeld van een periode uit de geschiedenis van de zieken- en ouderenzorg. De discussie over het voortbestaan van het
i4e-eeuwse complex was in 1906 ontstaan nadat een aanzienlijk legaat de beherende stichting de gelegenheid gaf de huisvesting van haar'gastelin- gen' uit te breiden en te verbeteren. Sloop en nieuwbouw leek daarin een voor de hand liggende optie. Dit was ook de voorwaarde die mevrouw Scheltus-Fenema (overleden in 1906) in haar tes- tament had gesteld: er moest een nieuw complex verrijzen! Architect H. Kroes (1864-1952) ontwierp een
gebouw in de voor die tijd kenmerkende Neo- renaissancestijl. Nadat was besloten een deel van het middeleeuwse complex te handhaven werden de plannen aangepast en werd de voorgevel van het nieuwe gebouw gericht naar Achter Davidshof. In 2000 werd dit karakteristieke hoofdgebouw
eveneens aangewezen als rijksmonument. Dat geldt overigens niet voor de zijvleugels die oor- spronkelijk haaks op het hoofgebouw werden gesitueerd, omdat deze reeds ingrijpend waren |
||||||||
108 SANDRA HOVENS
|
||||||||
Stadsplattegrond
uit: Braun en Hogenberg, 1588 |
||||||||
Een historisch moment vormt de aanleiding tot
dit artikel. Na ruim 600 jaar vertrekt het Sint Pieters- en Bloklands Gasthuis als zorginstelling uit de Amersfoortse binnenstad, om een nieuw gebouw in de wijk Vathorst te betrekken. De hui- dige gebouwen blijven wel in eigendom van de stichting Sint Pieters- en Bloklands Gasthuis, die als een goed rentmeester haar waardevolle histo- risch erfgoed beheert. De volledige sloop van het oorspronkelijke
middeleeuwse gasthuiscomplex werd in 1906 op het nippertje voorkomen doordat het rijk, in de persoon van rijksbouwmeesterdr. P.J.H. Cuypers (1827-1921), Amersfoort overtuigde van de belang- rijke historische waarde ervan. De kapel en ook de mannenzaal werden daarop in 1912zorgvuldig gerestaureerd. Met name de unieke mannenzaal, die nog geheel is voorzien van de authentieke bedsteden en betimmeringen, geeft een uitste- kend beeld van een periode uit de geschiedenis van de zieken- en ouderenzorg. De discussie over het voortbestaan van het
i4e-eeuwse complex was in 1906 ontstaan nadat een aanzienlijk legaat de beherende stichting de gelegenheid gaf de huisvestingvan haar'gastelin- gen' uit te breiden en te verbeteren. Sloop en nieuwbouw leek daarin een voor de hand liggende optie. Dit was ook de voorwaarde die mevrouw Scheltus-Fenema (overleden in 1906) in haar tes- tament had gesteld: er moest een nieuw complex verrijzen! Architect H. Kroes (1864-1952) ontwierp een
gebouw in de voor die tijd kenmerkende Neo- renaissancestijl. Nadat was besloten een deel van het middeleeuwse complex te handhaven werden de plannen aangepast en werd de voorgevel van het nieuwe gebouw gericht naar Achter Davidshof. In 2000 werd dit karakteristieke hoofdgebouw
eveneens aangewezen als rijksmonument. Dat geldt overigens niet voor de zijvleugels die oor- spronkelijk haaks op het hoofgebouw werden gesitueerd, omdat deze reeds ingrijpend waren |
||||||||
110 SANDRA HOVENS
|
||||||||
Historisch stedenbouwkundige
studie Op basis van historisch kaartmateriaal is de ont-
wikkeling van het plangebied bestudeerd. De oud- ste stadsplattegrond dateert uit circa 1560. Deze werd vervaardigd door de beroemde kaarttekenaar Jacob van Deventer (ca 1510-1575), in opdracht van Filips II. Uit de periode voordo is geen kaartma- teriaal bekend. Alleen op basis van archivalische gegevens en archeologisch onderzoek in dit gebied kan hierover kennis worden verworven. De eerste nauwkeurige kadastrale kaart
dateert uit 1824.3 Vergelijking met ander, minder nauwkeurig kaartmateriaal leert dat in het plange- bied, maar ook in de rest van de binnenstad, de stedenbouwkundige structuur nauwelijks is gewij- zigd in de periode tot 1824. In de loop van de i9e en 20e eeuw worden hier wel diverse wijzigingen doorgevoerd in stratenpatronen en verkavelingen. Situatie tot en met de i6e eeuw
Op de oudste stadsplattegronden van Van Deven-
ter (1560) en Braun en Hogenberg (1588) is de tweede stadsmuur rond de stad, gebouwd tussen 1380 en 1450, nog in zijn oorspronkelijke vorm zichtbaar. De muurdelen tussen de stadspoorten worden met enige regelmaat onderbroken door muurtorens, bedoeld als uitkijkpost en ten behoe- ve van de flankerende (zijwaards gerichte) verde- digingvan de muren. De stadsmuur is omgeven door een dubbele gracht. Het stedelijk gebied was aanvankelijk kleiner.
Nadat Amersfoort stadsrechten kreeg in 1259, werd een stadsmuur gebouwd langs hettracee van de huidige Muurhuizen en Breestraat. Het huidige plangebied zal toen nog grotendeels onbebouwd zijn geweest, met uitzondering van boerderijen, die al in de i3e en i4e eeuw in dit gebied aanwezig waren. Ook deze eerste stads- muur was omgeven dooreen dubbele gracht. Op |
||||||||
gewijzigd. De zuidvleugel gericht naar de West-
singel werd in 1952 verbouwd, toen er een extra tussenverdieping werd aangebracht. In 1983 vond er weer een uitbreiding van het complex plaats, waarbij de noordvleugel, gericht naar het plant- soen, werd vervangen door nieuwbouw. Het omheinde terrein met de middeleeuwse
elementen, het gebouw van architect Kroes en de latere veranderingen, vormt thans een fraai ensemble in de binnenstad. Andere historische waarden
in het stadhuisgebied Binnen het plangebied bevinden zich diverse
monumenten en beeldbepalende panden, zoals het voormalige Observantenkloosteren het oude stadhuis. Ook het plantsoen dat vanaf 1829 werd aangelegd op de plaats van de ise-eeuwse stads- muren en -wallen, is een rijksmonument. Het werd ontworpen in Engelse landschapsstijl door de landschapsarchitecten H. van Lunteren (1780- 1848) en J.D. Zocherjr. (1791-1870). De bolwerken die vanaf 1594 werden aangebracht in de verdedi- gingslinie, bleven in de aanleg herkenbaar. Dat erop een zorgvuldige manier met deze
waardevolle objecten en structuren wordt omge- gaan is in Amersfoort bijna een vanzelfsprekend- heid geworden. Daarnaast vraagt in de binnenstad echter de ,
nog zeer gave historisch stedenbouwkundige structuur de aandacht, met monumentale gevel- wanden, waterlopen, middeleeuwse verkavelingen en stratenpatronen. Vanwege deze kwaliteiten is de gehele binnenstad van Amersfoort in 1984 door het rijk aangewezen als beschermd stadsgezicht. Amersfoort ontleent een belangrijk deel van haar identiteit aan deze historische context. Al deze historische elementen werden door
het gemeentelijk bureau monumentenzorg in kaart gebracht. |
||||||||
3 De kaart uit 1824 van A. Slits.
|
||||||||
Historisch stedenbouwkundige studie: situatie i6e eeuw
|
|||
112 SANDRA HOVENS
|
|||||||
de i6e-eeuwse plattegronden is deze dubbele
omgrachting langs de West- en Zuidsingel nog aanwezig. Vanaf de Westsingel, bij de hoek met het Observantenklooster, takt de buitengracht (of wellicht in oorsprong zelfs een derde gracht, de zgn. Hellegracht) af naar het einde van het Spui, en loopt dwars over het terrein van het St. Pieters- en Bloklands Gasthuis. De Hellestraat loopt vanaf de Utrechtsestraat nog helemaal door naar de stadswal, tot ter hoogte van de collegekamer in het huidige stadhuis. Het Observantenklooster met ommuurde
tuin en het later zo genoemde Sint Pieters- en Bloklands Gasthuis zijn, met hun kapellen, reeds duidelijk gemarkeerd op deze plattegronden. Het St. Pietersgasthuis ontstond in 1391 op
deze plek. Het gasthuis bekommerde zich om hulpbehoevende mensen. In het begin werden er alleen zieken verpleegd, later vonden hier ook bejaarden onderdak. In 1804 vond een fusie plaats met het Bloklands gasthuis uit de Langestraat. Het Observantenklooster werd gebouwd tus-
sen 1471 en 1479. Tot aan de alteratie in 1579 fun- geerde het als klooster van de Franciscaner Monniken of Minderbroeders, die wegens hun strenge opvattingvan de kloosterregels'Obser- vanten' werden genoemd. Situatie ije eeuw
Op de kaart van Blaeu uit 1649 is de eerste verster-
king te zien die, in de tweede helft van dei6e eeuw, werd aangebracht in de stadsmuur: aan de achterzijde werd de muur voorzien van een aar- den wal om bescherming te blijven bieden aan de toegenomen vuurkracht van het geschut. Omdat dit niet voldoende bleek kreeg in 1594 de vesting- bouwkundige Adriaen Anthonisz van Alckmaer de opdracht om de stedelijke verdediging te her- zien. Hij maakte, naar de opvattingen van die tijd, een plan om de stadswallen door middel van bas- tions te versterken. De dubbele gracht werd gro- tendeels vergraven tot één brede waterpartij, die |
|||||||
ook de vorm van de bastions volgde. Eén van deze
versterkingen, het Davidsbolwerk, ligt in het plan- gebied. De vorm van dit bastion is nog duidelijk herkenbaar in de huidige stadsplattegrond. De waterloop die in de i6e eeuw nog het ter-
rein van het St. Pieters- en Bloklands gasthuis doorkruiste, blijkt in de rf eeuw verdwenen. Behalve de kloostercomplexen, is de bebouwing met name geconcentreerd langs het Spui, de Westsingel en de Hellestraat. Ten westen van de Hellestraat zijn op alle oude plattegronden al twee zijstraten getekend: de Molenstraat en de St.Jorisstraat. Het voormalige Observantenklooster wordt
na de alteratie in 1579 in gebruik genomen als Stadsdoelen; het'doelhuys'van het Schutters- gilde. Aangezien het boogschieten al snel buiten gebruik raakte en de schutters met vuurwapens werden uitgerust, verviel op den duur deze func- tie. De naam bleef wel behouden: in de gebouwen werd rond 1600 het belangrijkste logement van de stad gevestigd, 'de Doelen', beroemd om zijn fraaie tuin die zich uitstrekte tot aan de stadswal. Op een i8e-eeuwse prent van Paul van Liender (1731-1797), opgenomen in het boek van van Bemmel uiti76o, is deze fraaie tuin te zien met rechts het oude kloostercomplex. Ontwikkelingen in de i8e en
vroeg ige eeuw, op basis van kadastrale minuut 1824 en de kaart van Thomkins (1846) In de i8e eeuw wijzigt er in het plangebied vrij
weinig ten opzichte van deve-eeuwse situatie. Hetstratenpatroon blijft ongewijzigd. Plaatselijk wordt de bebouwing wat verdicht of worden bij- gebouwen toegevoegd. Aan de Westsingel wordt in 1780 het statige huis van Abraham Cohen gebouwd. Het in rijke Lodewijk XVI-vormen gede- coreerde pand is thans het Oude Stadhuis. De stadsmuren hadden in de i9e eeuw hun
verdedigende functie geheel verloren en waren in |
|||||||
Historisch stedenbouwkundige studie: situatie rje eeuw
|
|||
11A SANDRA HOVENS
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
_____
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
- • ^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ti
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
t^c
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
■■&,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
■■.:
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
!Sii»jï
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deze tekening in pen en penseel is een
jaar later een gravure gemaakt voor het boek van Van Bemmel (Museum Flehite). |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Paulus van Liender, 1759, 'Schutters-
doelen', met de tuin en het logement 'De Doelen', gevestigd in het voormalig Ohservantenklooster (rechts). Van |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de stad blijven gehandhaafd, maarten behoeve van
de aanleg van het plantsoen waarschijnlijk ver- smald. Ter plaatse van het Davidsbolwerk is alleen de contour van de waterloop gehandhaafd. In 1845 worden, ter verfraaiing van de toegang naar de begraafplaats, een aantal zwarte beuken geplaatst. Onlangs moesten deze bomen, inmiddels opgeno- men op het Stadhuisplein, wegens ziekte worden vervangen. De kaart van Thomkins uit 1846 toont het plantsoen in volle glorie. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verval geraakt. In 1822 werd in de gemeenteraad de
suggestie gedaan om ter plaatse van de oude stadswallen een wandeling aan te leggen. Vanaf 1828 werd dit idee uitgewerkt door de landschaps- architecten Van Lunteren en later ook Zocher jr. Zij tekenden een plan voor een rondgaand plant- soen in Engelse Landschapsstijl. Het deel tussen de Koppelpoort en de Utrechtse Poort werd als eerste aangelegd. Op de eerste kadastrale minuut (1824) is de stadsmuur in dit gedeelte al verdwenen. Ter plaatse van het Davidsbolwerk wordt, om inkom- sten te verkrijgen, een begraafplaats aangelegd met twee entreegebouwtjes. De waterlopen rond |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5 Historisch stedenbouwkundige studie: situatie 1824
|
|||||
Historisch stedenbouwkundige studie: situatie eerste helft zoe eeuw
|
|||
DYNAMIEK IN HET STADHUISGEBIED II7
|
|||||||
4 Ontwikkelingen eind ige en
begin 20 e eeuw Op basis van kaarten Van Vooren &
Wagenmaker (1888) en de kadas- trale kaart bijgewerkt tot ca 1950. Met de komst van de spoorlijn Amersfoort- Zwolle/Winterswijk werd het gebied buiten het plantsoen in 1864 ingrijpend veranderd. Dit tot die tijd landelijke gebied gebied kreeg een industrieel karakter, zoals reeds is te zien op de kaart van Van Vooren en Wagenmaker uit 1888. De Davidsstraat heet vanaf die periode Achter
Davidshof In diezelfde tijd werd bij het Obser- vantenklooster de Ambachtsschool gebouwd, met de voorgevel gericht naar het ovaal met de beuken. Tussen 1915 en 1971 was in dit gebouw de dienst Gemeentewerken gevestigd. In 1907 werd aan de rand van het Plantsoen
het nieuwe hoofdgebouwvan het Sint Pieters-en Bloklands Gasthuis gebouwd. Het ontwerp in Neorenaissancestijl was van de hand van de Amersfoortse architect Herman Kroes (1864- 1952). Het gebouw werd omgeven door een tuin, begrensd door een monumentaal hekwerk. In 1923 volgde de bouw van de Handelsschool
in dit gebied, die naast de Ambachtsschool werd gesitueerd. In de jaren'30 wijzigde hetstratenpatroon van
het gebied ten westen van de Hellestraat. Het ver- loop van de Molenstraat en Sint-Jorisstraatwerd veranderd, waarbij deze laatste straat werd georiën- teerd op de Sintjoriskerk. De Torenstraat, gericht op de Onze-Lieve-Vrouwetoren, werd toegevoegd. Hiermee ontstonden drie driehoekige bouwblok- ken. In het meest zuidelijke bouwblok verrees in 1931 een complex middenstandswoningen van architect J. Zietsma (1893-1962) uit Amsterdam. Dit complex, de'Sint-Jorisdriehoek'genaamd, werd in de jaren negentig gesloopt ten behoeve van de bouwvan hetSintJorisplein. In de punt van het bouwblok tussen de Torenstraat en de Molenstraat ontwierp stadsarchitect C.B. van der Tak (1900- |
|||||||
1977) in 1938 een monumentaal politiebureau in
Delftse School vormen. Op deze plaats staat thans het gebouw van de Amersfoortse Courant. Van der Tak was ook verantwoordelijk voor de stedenbouw- kundige wijzigingen in dit gebied. 5 Ontwikkelingen tweede helft
20e eeuw tot de huidige situatie De nieuwe verkeersplannen uit het eind van de
jaren '50 betekenen voor het plantsoen een ingrij- pende verandering van het bestaande beeld. In 1965 werd de buitengracht aan de westzijde van de stad gedempt. Door de aanleg van de Stadsring werd het plantsoen aan deze zijde ernstig ver- minkt. Desondanks werd het gehele plantsoen, samen met de resterende delen van de stadsmu- ren en -poorten in het midden van de jaren '60 door het rijk op de monumentenlijst geplaatst. De bouwvan het stadhuiscomplex in het begin
van de jaren'70 was de grootste bouwkundige wij- ziging in het plangebied. De handelsschool en de toegang tot de begraafplaats werden afgebroken. Later volgde ook de sloop van de voormalige ambachtsschool. De begraafplaats werd geruimd, enkele grafstenen bleven in het plantsoen bewaard als herinnering aan deze periode. Het ontwerp voor het stadhuis van architect
Van Kranendonk werd rond de beukengroep gesi- tueerd. In de jaren'90 werd het stadhuiscomplex verder uitgebreid naar ontwerp van architect Pi de Bruijn. Daarmee vormt het stadhuisplein thans een neerslag van bouwen in verschillende tijdvak- ken en het streven naar architectonische kwaliteit uit alle perioden in een zorgvuldig afgestemde relatie tot elkaar. Ook de overige ontwikkelingen in het plange-
bied volgen elkaar in deze periode snel op. Tussen 1983 en 1986 werd het complex van het Sint Pieters- en Bloklands gasthuis uitgebreid met een nieuwe vleugel, evenwijdig aan het plantsoen. De bestaande vleugel op de hoek van Westsingel en Achter Davidshof was, zoals vermeld, reeds in |
|||||||
/ik x
Historisch stedenbouwkundige studie: huidige situatie
|
||||
DYNAMIEK IN HET STADH U ISGËB I ED HO
|
||||||||||||
1952 verbouwd. In het bestaande bouwvolume
werd een extra bouwlaag toegevoegd. De gevels werden daarbij gewijzigd. In 1992 werd het bestaande schakelstation uit de
jaren '30 van architect H.F. Mertens vervangen door een nieuw gebouw in het plantsoen, naar ontwerp van architect Ben van Berkel. Het bolwerk moest hiervoor gedeeltelijk worden afgegraven, waardoor de karakteristieke driehoek-vorm minder herken- baar werd. Vrijwel gelijktijdig verdween ook de koekjesfabriek van Meursing, net buiten het plant- soen. Op dit terrein verrijst het nieuwe kantoor van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (de racm; ontstaan door de fusie van de Rijksdienst voor de Monumentenzorgen de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonder- zoek), van architect Juan Navarro Baldeweg. |
||||||||||||
Tot slot
De ontwikkelingsgeschiedenis van het gebied
rondom de Hellestraat, het Stadhuis en het Sint Pieters-en Bloklands Gasthuis is in eerste instantie in beeld gebracht om richting te geven aan de nieuwe ontwikkelingen in dit gebied. De historische gegevens kunnen hierbij een
belangrijke bron van inspiratie vormen. Deze stu- die biedt wellicht de mogelijkheid om een goede beoordeling van de te ontwikkelen plannen voor dit gebied te maken. Of, om burgemeester Molendijk nogmaals aan te halen, om vast te stel- len of in dit gebied: 'eengrote uerbondenheidgroeie tussen het uerleden en de tijd die komt'. |
||||||||||||
bronnen/ literatuur
A. van Bemmel, Beschrijving der stad
Amersfoort, Utrecht, 1760 C. van den Braber, Van stadsmuur naar
wandeling, tijdschrift Flehite, 1982, P-82-93 |
J.A. Brongers, Historische Encyclopedie
van Amersfoort, Amersfoort, 1998 M.A. Cramer, Ontwikkelingsgeschiedenis
Omgeving Davidsbolwerk, historische studie, gemeente Amersfoort, 2003 N. Donselaar, Van gasthuisbed tot ser-
viceflat, Amersfoort, 1986 |
|||||||||||
H. Halbertsma, Zeven eeuwen Amersfoort,
Amersfoort, 1959, Schiedam,1974
J. Hovy, Amersfoort in Prent, Zaltbommel, 1975
B.J.M. Speet, Historische Stedenatlas van Nederland (aflevering 2 - Amers- foort), Delft, 198240 |
||||||||||||
120 SANDRA HOVENS
|
||||||
DYNAMIEK IN HET STADHUISGEBIED 121
|
||||||
Prentbriefkaart van
het Sint-Pieters- en Bloklandsgasthuis, begin 20e eeuw. |
||||||
120 SANDRA HOVENS
|
|||||||
DYNAMIEK IN HET STADHUISCEBIED 121
|
|||||||
Prentbriefkaart van
het Sint-Pieters- en Bloklandsgasthuis, begin 20e eeuw. |
|||||||
HOVEN, SANDRA HOVENS
|
||||||||||
EN JAAP VERNHOUT
|
||||||||||
Monumentenzorg
|
||||||||||
JAAROVERZICHT MONUMENTENZORG 2006 I23
|
|||||||||||
In 2006 is het gemeentelijk beleid op het terrein van de
monumentenzorg met élan voortgezet. Na de verkiezingen in het voorjaar werd Ruud Luchten-
veld (vvd) de nieuwe wethouder Monumentenzorg. Ook in dit jaar hebben veel particuliere eigenaren hun
monumentale bezit gerestaureerd, verbouwd of hersteld, waarbij bureau monumentenzorg was betrokken bij de voorbereiding en begeleiding. Veel tijd en aandacht is daar- bij besteed aan de boerderijen in het buitengebied. Ook het industrieel erfgoed stond met de presentatie van een pro- vinciale publicatie in de Wagenwerkplaats in Amersfoort weer volop in de belangstelling. Daarnaast is in het kader van de cultuurimpuls van de
landelijke regeling Investeringsbudget Stedelijke Vernieu- wing de aandacht gericht op de wederopbouwperiode. Het draagvlak voor monumentenzorg groeit nog steeds,
gelet op de hoge bezoekersaantallen van de jaarlijkse Open Monumentendag. |
|||||||||||
Amersfoort Magazine
september 2006. |
|||||||||||
Open Monumentendag 2006
"Feest" was het landelijke thema van de 20e
editie van de jaarlijkse Open Monumentendag. Voor Amersfoort kwam dit onderwerp eigenlijk drie jaar te vroeg, omdag de stad in 2009 viert dat 750 jaar geleden de stadsrechten werden verkre- gen. Vandaar dat het thema enigszins werd gewij- zigd in 'Feest der herkenning. Ornamenten een lust voor het oog'. Het oog van de bezoeker werd tijdens de wandeling door de historische binnen- stad vooral gericht op de details en de decoraties die het straatbeeld zo verrijken. 'Stad in detail' is een aansprekend onderwerp. Vandaar dat het plaatselijke comité restauratie-architect Cor van den Braber heeft gevraagd een inleidend artikel |
|||||||||||
voor het weer speciaal voor deze dag uitgebrachte
Amersfoort Magazine te schrijven. Aan de hand van talrijke door de auteur vervaardigde tekenin- gen werd een overzicht van de ontwikkeling van de bouwstijlen gegeven. Ook de route werd van een groot aantal afbeeldingen van ornamenten voorzien. Uitgeverij Educom zag kans hier weer een zeer aantrekkelijke aflevering van te maken, die door veel bezoekers is gekocht. Ook in Hoogland was een aantal panden geopend en ook in de toekomst zal het kerkgebouw De Inham met zijn fraaie neoclassicistische torentje aan de lijst van open monumenten worden toegevoegd. Dat geldt overigens ook voor de Opstandingskerk aan het Euterpeplein, daterend uit het begin van de |
|||||||||||
JAAROVERZICHT MONUMENTENZORG 2006 125
|
|||||||||
124 UAX CRAMER. ALBERT VAN ENGELEN HOVEN, SANDRA HOVENS EN JAAP VERNHOUT
|
|||||||||
jaren '60. De Stichting Industrieel Erfgoed in de
Stad Amersfoort (siësta) organiseerde tergele- genheid van deze dag een wandeling langs indus- triële monumenten langs de Eem, waarvoor ook een aparte routebeschrijving werd gemaakt. Hoewel de Sint-Aegtenkapel jammer genoeg
niet voorde Dag uan de Amateurkunst beschik- baarwas, hebben veel bezoekers toch de uitvoe- ringen van de muziekensembles op een groot aan- tal plaatsen in de stad bezocht. Kortom het was 'feest' in Amersfoort! Wederopbouwperiode 1940-1965
Aangezien er na Vathorst geen grote uitbreidings-
wijken meergebouwd zullen worden, zullen de vernieuwingen de komende decennia in de bestaande stad moeten plaatsvinden en met name zal daarbij gekeken worden naar de vroeg naoor- logse uitbreidingswijken van Amersfoort. Hiervoor is kennis en inzicht in de cultuurhistorische kwali- teiten van deze, relatief onbekende, stadsdelen noodzakelijk. Deze kennis is onvoldoende voor- handen. Vandaar dat de gemeente Amersfoort Bureau stoa te Ede opdracht heeft gegeven voor- al de stedenbouwkundige uitgangspunten van wij- ken als Kruiskamp, Koppel, Liendert en Rusten- burgte onderzoeken. Hiervoor zijn onder andere de uitbreidingsplannen met de toelichtingen door architectuurhistorica Pauline Opmeergrondig onderzocht. Het 187 pagina's tellende concept- rapportwerd medio 2006 gepresenteerd. Aan het eind van het jaar vond een presentatie plaats, waar- in ook de corporaties vertegenwoordigd waren. Enthousiasme en waardering met name over de conclusies en aanbevelingen waren tijdens deze bijeenkomst merkbaar. Duidelijk werd dat dit rap- port, dat nog aan de gemeenteraad zal worden aangeboden, vervolg moet krijgen. Om in de toe- komst ad-hoc beslissingen te vermijden, zijn deel- studies noodzakelijk. Ook moet er duidelijkheid komen overwelke panden uit deze periode voor een plaats op de gemeentelijke monumentenlijst |
|||||||||
School gebouwd tijdens de wederopbouwperiode
na de Tweede Werdeldoorlog: Evertsenstraat 39. |
|||||||||
JAAROVERZICHT MONUMENTENZORG 20o6 125
|
|||||||||
12A MAX CRAMER, ALBERT VAN ENGELEN HOVEN, SANDRA HOVENS EN JAAP VERNHOUT
|
|||||||||
jaren '60. De Stichting Industrieel Erfgoed in de
Stad Amersfoort (siësta) organiseerde tergele- genheid van deze dag een wandeling langs indus- triële monumenten langs de Eem, waarvoor ook een aparte routebeschrijving werd gemaakt. Hoewel de Sint-Aegtenkapel jammer genoeg
niet voor de Dag uan de Amateurkunst beschik- baar was, hebben veel bezoekers toch de uitvoe- ringen van de muziekensembles op een groot aan- tal plaatsen in de stad bezocht. Kortom het was 'feest' in Amersfoort! Wederopbouwperiode 1940-1965
Aangezien er na Vathorst geen grote uitbreidings-
wijken meer gebouwd zullen worden, zullen de vernieuwingen de komende decennia in de bestaande stad moeten plaatsvinden en met name zal daarbij gekeken worden naar de vroeg naoor- logse uitbreidingswijken van Amersfoort. Hiervoor is kennis en inzicht in de cultuurhistorische kwali- teiten van deze, relatief onbekende, stadsdelen noodzakelijk. Deze kennis is onvoldoende voor- handen. Vandaar dat de gemeente Amersfoort Bureau STOA te Ede opdracht heeft gegeven voor- al de stedenbouwkundige uitgangspunten van wij- ken als Kruiskamp, Koppel, Liendert en Rusten- burgte onderzoeken. Hiervoorzijn onderandere de uitbreidingsplannen met de toelichtingen door architectuurhistorica Pauline Opmeergrondig onderzocht. Heti87 pagina's tellende concept- rapportwerd medio 2006 gepresenteerd. Aan het eind van het jaar vond een presentatie plaats, waar- in ook de corporaties vertegenwoordigd waren. Enthousiasme en waardering met name over de conclusies en aanbevelingen waren tijdens deze bijeenkomst merkbaar. Duidelijk werd dat dit rap- port, dat nog aan de gemeenteraad zal worden aangeboden, vervolg moet krijgen. Om in de toe- komst ad-hoc beslissingen te vermijden, zijn deel- studies noodzakelijk. Ook moet er duidelijkheid komen over welke panden uit deze periode voor een plaats op de gemeentelijke monumentenlijst |
|||||||||
School gebouwd tijdens de wederopbouwperiode
na de Tweede Werdeldoorlog: Evertsenstraat 39. |
|||||||||
De Terp.
|
|||||||
Amersfoort (siësta). De betekenisvan dit rap-
port is groot, omdat Amersfoort met twee ven- sters - Wagenwerkplaats en fabriekslandschap langs de Eem - goed in dit onderzoek is vertegen- woordigd. Ontwikkelingen rond De Terp
Al enige jaren is het bestuur van de 'Coöperatieve
Vereniging tot exploitatie van Serviceflat De Terp' in samenwerking met ontwikkelaar BAM Vast- goed bezig herontwikkelingsplannen voor het woongebouw De Terp aan de mr. Heemkerklaan op te stellen. Dit gebouw is tussen 1952 en 1954 door de
voormalige Amersfoortse stadsarchitect ir. C.B. van derTak ontworpen. Cultuurhistorisch gezien is De Terp een belangwekkend gebouw, niet alleen omdat het de eerste serviceflat in Neder- land is, maar ook omdat het gebouw, zowel ste- denbouwkundig als architectonisch heel zorgvul- dig ontworpen is. Daarbij is het een belangrijk gebouw uit de op dit moment in de belangstelling |
|||||||
in aanmerking kunnen komen. Met het laatste
onderzoek zal in 2007 worden gestart. Presentatie rapport 20 vensters
op industrieel erfgoed in de provincie Utrecht Op 20 november presenteerde de provincie
Utrecht in het complex van de Wagenwerkplaats te Amersfoort het door Kees Volkers samengestelde rapport '20 vensters op industrieel erfgoed in de provincie Utrecht. Een cultuurhistorische verken- ning'. Tijdens deze bijeenkomst, waar ruim zestig
belangstellenden aanwezig waren, overhandigde gedeputeerde Jan van Bergen het rapport aan de Amersfoortse wethouder Ruud Luchtenveld. Bij de presentatie was ook de Statencommissie zwc aanwezig, die op die dag een werkbezoek aan Amersfoort bracht. Na het officiële gedeelte volg- de een excursie langs de gebouwen van dit uitge- breide spoorwegcomplex onder leiding van leden van de Stichting Industrieel Erfgoed in de Stad |
|||||||
Wederopbouwboerderij.
|
||||||
WERK IN UITVOERING
IN 2006 BOERDERIJEN
Boerderijenonderzoek
In 2003, het Jaar van de Boerderij, heefteen inven-
tarisatie plaatsgevonden van de aanwezige 'histo- rische' boerderijen in de gemeente Amersfoort. Hieruit bleek dat er nog zo'n 200 boerderijen van voor 1960 bewaard zijn gebleven. Een hoog aantal gezien de vele stadsuitbreidingen de laatste decennia. De fysiekhistorische waarde ervan loopt echter nogal uiteen, vandaar dat monumen- |
||||||
staande 'Wederopbouwperiode 1940-1965'.
Duidelijk is echter ook dat de gebruikskwaliteiten thans onvoldoende aansluiten op de eisen die men vandaag de dag aan dit soort woningen mag stellen. De kamers zijn relatief klein, de geluidsi- solatie laat te wensen over en met name de gan- gen zijn smal. Hoewel in de afgelopen periode is onderzocht of (gedeeltelijk) hergebruik mogelijk was, bleek dit financieel en technisch niet haal- baar. Vandaar dat na bestuurlijk overleg besloten is tot een geheel nieuwe ontwikkeling. Hiervoor zal architect Rien de Ruiter van Klunder Architec- ten nieuwbouwplannen ontwerpen. In 2007 zal een voorlopig ontwerp worden gepresenteerd. |
||||||
r\i
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
_ - *
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
■ . ' :. ><*<>?■■■. ■
-
Woonhuis, Johan van Oldenbarneveltlaan 2.
- - ** ■ . ■ ■ ■■-*
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
■-■'■■ - . •
|
.. »
|
m
|
|||||||||||||||||||||||||||||
JAAROVERZICHT MONUMENTENZORG 2006 12Q
|
|||||||
tenzorg heeft besloten een vervolgonderzoek uit
te voeren. Hierbij wordt de kwaliteit van de indivi- duele boerderijen in cultuurhistorisch opzicht beoordeeld en gewaardeerd. Het onderzoek beperkt zich niet tot de boerderij op zich, maar ook het boerenerf met de aanwezige opstallen zoals schuren, stallen, zomer- en bakhuizen, hooi- bergen en karakteristieke landschapselementen worden bij de beoordeling betrokken. Het uitein- delijke doel is om de meest interessante boerde- rijcomplexen als monument te beschermen. Het onderzoek heeft zich tot nu toe met name
gericht op Hoogland-west, waar zich in totaal zo'n 50 boerderijen met een zekere historische waarde bevinden. Het gros is gebouwd in de (Iate)i9e en vroege 20e eeuw, maar enkele boerderijen zijn van veel oudere datum. Daarnaast is een tiental van betrekkelijk jonge datum. Dit zijn de zogenaamde wederopbouwboerderijen, gebouwd in (of kort na) 1940, nadat de oudere boerderij op die plaats door het Nederlandse leger was afgebroken. Zij stonden een vrij schootsveld van de zogenaamde Crebbelinie (die hier langs de Eem loopt) in de weg. Deze boerderijen kenmerken zich door een zowel traditioneel, als betrekkelijk uniform voor- komen en zijn herkenbaar aan de daken die gedekt zijn met heirode dakpannen en een jaartal- steen meteen uit het vuur opklimmende leeuw. Naast dit onderzoek is er een aantal boerderij-
en waarvoor de afgelopen jaren plannen tot res- tauratie of herstel zijn ontwikkeld. Van de boerde- rijen waarvan het herstel in 2006 plaatsvond volgt hierna een korte beschrijving. Allen zijn gelegen in Hoogland. Boerderij Landsigt,
Zeldertseweg 60 Solitair in het uitgestrekte slagenlandschap van
Zeldert ligt deze boerderij op een terp achter enkele leilinden verscholen. Tot voor kort bevond de boerderij zich in onttakelde toestand. Sloop was niet uit te sluiten, want Landsigt is niet |
beschermd als monument. Opvallend, want de
ouderdom ervan is bijzonder hoog. Dendro- chronologisch onderzoek bracht het bouwjaar 1570 aan het licht. Waarmee duidelijk werd dat dit, voor zover bekend, de oudste boerderij van Amersfoort is. Sloop is gelukkig afgewend, want in 2006 is de boerderij voor bewoning geschikt gemaakt, waarbij volledig herstel plaatsvond. Boerderij Kraaijkamp,
Coelhorsterweg 6 Na overlijden van de laatste bewoners, Meintje en
Craddus van deWeershorst enkele jaren terug, stond hun boerderij leeg in afwachting van afbraak. Vanwege de bijzondere historische waar- de ervan is echter besloten tot restauratie. Dit vond in 2005 en '06 plaats naar plannen van bureau monumentenzorg. Vanwege verregaande staat van verval, was het onontkoombaar dat veel vernieuwd moest worden. Vernieuwing vond plaats naar exact voorbeeld van de aanwezige toe- stand, of, waar gewenst, reconstructie naar de oorspronkelijke toestand. Voorafgaand aan de res- tauratie is bouwhistorisch onderzoek uitgevoerd, waardoor de geschiedenis van de boerderij inzich- telijk is gemaakt. In 1820 vond de bouw plaats en rond 1860 een uitbreiding, waarna er geen sub- stantiële wijzigingen meer plaatsvonden, zodat veel authentiek materiaal bewaard is gebleven. Op museale wijze is de boerderij niet alleen bouwkundig, maar ook wat inrichting betreft, geheel naar de ige eeuwse situatie gerestaureerd. Ook het erf is heringericht meteen moestuin, een boomgaard, een drinkpoel en een hooiberg, alles naar oud model. Tijdens de Open-Monumenten- dag, 10 september 2006 is de boerderij geopend voor publiek door de wethouder monumenten- zorg Ruud Luchtenveld, die gelijktijdig de naam ervan heeft onthuld: Kraaijkamp, naar Willem Kraaijkamp, de persoon die de boerderij heeft laten bouwen in 1820. |
||||||
Wethouder Ruud Luchtenveld (1) opent
boerderij Kraaykamp voor publiek. |
||||||||
Boerderij Bosserdijk,
Zevenhuizerstraat 56 Wederom een boerderij in ernstig verval, maar bij-
zonder waardevol vanwege de grootte en oor- sprong als zogenaamde Malenhoeve. In 2001 is Bosserdijk als gemeentelijk monument aangewe- zen, waarmee afbraak onmogelijk werd. Kort na de aanwijzing zijn plannen ontwikkeld om de boerderij te restaureren en in het voorhuis (de woonvertrekken) en het achterhuis (de deel met de stallen) een separate woning te realiseren. Hierbij is de toestand van de boerderij na de bouw |
||||||||
rond 1720, als uitgangspunt genomen. De restau-
ratie en verbouwing vond plaats in 2006 en zal medio 2007 worden afgerond. Op het erf zijn enkele bijgebouwen in stijl bijgebouwd, evenals een hooiberg volgens authentiek model. Boerderij, De Bik 29
Deze eenvoudige langhuisboerderij, waarvan
geen naam bekend is, staat op de hoek van De Bik met de Van Boetselaerlaan. In huidig voorkomen dateert de boerderij uit de late ic)e eeuw. Maar de oorsprong is ouder, de gebinten zijn tenminste ye |
||||||||
JAAROVERZICHT MONUMENTENZORG 2006 1J|
|
|||||||||
men, met de kenmerkende spekbanden, obelis-
ken, consoles en een attiek met fronton. Als één van de eerste panden in de Langestraat kreeg het een echte winkelgevel, met een grote etalage op de verdieping voorzien van een rondboogvenster. Tot voor kort was hier de winkel van Fortman en Hehenkamp woninginrichting gevestigd. Eigenaar D. Hehenkamp sloot onlangs de deuren, maar blijft wel eigenaar van het pand. Met het oog op een nieuwe functie en huurder voor het pand werd in 2006 het casco hersteld; kappen, muur- werk en gevels werden waar nodig onder handen genomen. Muurhuizen 53, orgel
In de kerk van de Oud Gereformeerde gemeente
aan de Muurhuizen bevindt zich een fraai kabinet- orgel, in oorsprong daterend uit circa 1780. Rond 1872 werd het orgel gewijzigd door orgelbouwer Herman Knipscheer8cco uit Amsterdam en ver- kocht aan G. van de Lagemaat (1829-1898) uit Leusden. Hij schonk het enkele jaren later aan de gerefomeerde gemeente in Amersfoort. In 2006 werd het orgel gerestaureerd in de
werkplaats van orgelmaker J.C. van Rossum in Wijk en Aalburg. Zowel de fraaie houten kast als het orgelmechaniek zelf werden daarbij zorgvul- dig hersteld. Dhr. D. Bakker deed tijdens de res- tauratie onderzoek naarde ontstaansgeschiedenis en restauratie van het orgel en schreef hierover een publicatie.1 Woonhuis, Johan van
Oldenbarneveltlaan 2 Dit huis is in 1902 gebouwd op een karakteristiek
punt in het Bergkwartier. Ter accentuering werd het huis voorzien van een hoog opgaande toren- spits op de hoek van het huis. Deze spits was ech- ter sinds lang verdwenen. Na verkoop van het huis 1D. Bakker, Een groot kabinetorgel in een klein kerkje,
Amersfoort, 2007. |
|||||||||
Langestraat 63.
|
|||||||||
eeuws. Na ingrijpende verbouwing kort naio.90, is
de boerderij in 2006 geheel gerestaureerd en is er een nieuwe woninginrichting gerealiseerd. Medio 2007 zullen de werkzaamheden zijn afgerond. Ook de komende jaren zal het herstel van boerderijen doorgaan, verwacht wordt dat nog dit jaar de werkzaamheden aan de boerderijen De Geer (in Kattenbroek), Sneul (in Nieuwland), Terburgaan de Zelderstewegen Heetkampaan de Weerhorsterweg (beide in Hoogland-west), een aanvangzullen nemen. OVERIGE RESTAURATIES
Langestraat 63
Het pand Langestraat 63 werd in 1895 ontworpen
door architect H. Kroes in neorenaissance-vor- |
|||||||||
Muur van de Israëlische begraafplaats wordt voorzien
van een kleine opening.. |
||||
JAAROVERZICHT MONUMENTENZORG 20o6 lOO
|
|||||||
enkele jaren terug, bestond bij de nieuwe eigenaar
de wens om het huis te completeren met een reconstructie van de verdwenen torenspits. Na toezegging van een financiële bijdrage voor deze reconstructie door de Stichting Vrienden van Amersfoorts Stadsherstel, is de spits door bouw- bedrijf Van Hoogevest op grond van de oorspron- kelijke bouwtekeningen nagemaakt en op 24 mei 2006 op het huis geplaatst. Plantsoen en voormalige
Bloemendalsepoort De tweede stadsmuur die tussen 1380 en 1450 rond
Amersfoort werd gebouwd, raakte in de loop der eeuwen buiten gebruik. In de eerste helft van de i9e eeuw werd daarom besloten om op de plaats van dit verdedigingswerk een plantsoen aan te leg- gen in Engelse landschapsstijl, naar ontwerp van de landschapsarchitecten H. Van Lunteren (1780- 1848) en J.D. Zocher jr. (1791-1870). Op een aantal plekken werden onderdelen van de middeleeuwse verdedigingswerken opgenomen in het plan. Reeds diverse jaren wordt er gewerkt aan her-
stel van deze plantsoengordel. In 2006 werd ge- start met de vijfde fase, die het gedeelte omvat tussen Conickstraat en Spui. Het basisplan werd uitgewerkt door ontwerpburo C84 uit Amers- foort. Ook een gedeelte van de tuin van het voor- malige tolhuis, Bloemendalsestraat 73, werd hier- bij weer toegevoegd aan het plantsoen. Doorgan- gen ter plaatse van de bestaande deuren in de muur langs de Bloemdalsestraat geven toegang tot dit nieuwe deel van het plantsoen Deze muren refereren nog aan het gebied tus-
sen de voor- en de hoofdpoort van de voormalige stadspoort op deze plek. In dit deel van het plant- soen bevindt zich ook het voormalige bastion bij de Bloemendalsestraat. Bij archeologisch onder- zoek op dit terrein werden nog overblijfselen aan- getroffen van een joodse begraafplaats. De muren van de nog aanwezige Israëlitische
begraafplaats aan de westzijde van de Bloemen- |
|||||||
dalsestraat werden eveneens gerestaureerd en
voorzien van enkele kleine openingen die zicht geven op deze schilderachtige plek. Wagenwerkplaats,
Soesterweg 244 Een belangrijk deel van het vroeg 20e-eeuwse
industriële erfgoed van Amersfoort bevindt zich op het emplacement van de Nederlandse Spoorwegen nabij het centraal station. Het hier gevestigde Wagenbedrijf Amersfoort heeft in 2001 haar deuren gesloten, waardoor de toekomst van het gebouwencomplex onzeker is. De groot- ste bedrijfshal, de wagenwerkplaats, blijft in ieder geval in stand omdat de NS deze in gebruik heeft genomen als opslagloods. Aan de wagenwerk- plaats, die is gebouwd in 1904 en in 1924 fors werd uitgebreid, is vorig jaar groot onderhoud uitge- voerd waarmee het behoud voor de komende jaren is zekergesteld. "Winkelpand, Varkensmarkt 1
Dit huis op de hoek van de Varkensmarkt en
Utrechtsestraat bezit volgens het monumenten- register een 'eenvoudige gepleisterde brede hals- gevel, met enig smeedwerk'. Smeedwerk was niet zichtbaar, maar overigens klopte de beschrijving wel, zo leek het althans. Omdat de eigenaar enig herstel wilde uitvoeren aan de daken van het huis, werd bureau monumentenzorg bij de plannen betrokken. Gaande weg is besloten om niet alleen de daken, maar ook de voor- en zijgevel van het huis te herstellen. Groot was de verrassing toen na onderzoek bleek dat de voorgevel niet gepleis- terd was, maar bestond uit grote platen hard- steen, een natuursteen uit Wallonië. Vanwege de zeldzaamheid ervan is besloten het natuursteen weer zichtbaar te maken en de gevel in authentie- ke toestand te restaureren. Tijdens de werkzaam- heden stuitten de restauratoren op een jaartal- steen: 1777 en op een inscriptie boven de voordeur met erin afgebeeld de inzet van Psalm 127: |
|||||||
134 MAXCRAMER<ALBERTVAN ENCELENH OVEN, SANDRA H OVENS ENJAAPVERNHOUT
|
|||||||||
Herstel kap Mannenzaal en kapel van het
Sint Pieters- en Bloklands Gasthuis. |
|||||||||
Mannenzaal en kapel van het
Sint Pieters- en Bloklands Gasthuis,
Westsingel 48
Het complex van het Sint Pieters- en Bloklands
Gasthuis kwam in het restauratie-overzicht van het voorgaande jaarboek ook al aan bod. Toen stond de restauratie van het hoofdgebouw cen- traal. Na dit omvangrijke werk moest het bestuur van de stichting Sint Pieters- en Bloklands Gasthuis echter opnieuw aan de slag. Ook aan het belangrijke middeleeuwse deel van het complex bleken herstelwerkzaamheden dringend nood- zakelijk. |
|||||||||
ZOO DE HEER HET HUYS NIET EN BOUWTEVER-
CEEFSARBEYDEZYDIEERAEN BOUWEN. Op grond van oude afbeeldingen zijn reconstructies
gemaakt van het bovengenoemde en ooit verdwe- nen 'smeedwerk', namelijk twee sierlijke ijzeren hekwerken op de dakrand. De zijgevel werd voor- zien van stucwerk in blokverband met schijnvoe- gen, conform de oorspronkelijke toestand. Uiteraard zijn ook de daken hersteld waarmee het exterieur van Varkensmarkti weer geheel in goede staat is gebracht. Een aanwinst voor het stadshart van Amersfoort. |
|||||||||
JAAROVERZICHT MONUMENTENZORG 2006 I^C
|
|||||||||
Het bijzondere karaktervan de uit dei4e eeuw
daterende mannenzaal komtgoed tot uitdrukking in de beschrijving in het Kunstreisboek voor Nederland: '...Hoogst merkwaardig is het inwendige uan de mannenzaal met het houten tongewelf en met de rijen bedsteden en daamoor geplaatste kisten langs de wanden, iets uolstrekt unieks in ons land'} In 1906 werden sloopplannen voor het com-
plex gelukkig verijdeld, ondermeer door ingrijpen van rijksbouwmeester P.J.H. Cuijpers (1827-1921). De kapel en mannenzaal werden bij de uitbrei- dingsplannen van het gasthuis behouden en in 1912 gerestaureerd. Technische gebreken maakten in het afgelo-
pen jaar herstelwerkzaamheden opnieuw noodza- kelijk. Ten gevolge van lekkages in de kap en het ontbreken van voldoende ventilatie, was een 'prima' klimaat ontstaan voor houtaantasters. De bonte knaagkever en zwammen hadden delen van de kapconstructie aangetast. Herstel en bestrij- dingswerkzaamheden aan de betreffende houten onderdelen werden uitgevoerd. Daarnaast moest uiteraard de oorzaak worden
aangepakt: de gehele leibedekking werd ver- nieuwd, waarbij de kappen vakkundig opnieuw werden voorzien van schubleien in zogenoemde oud-Duitse dekking. Uiteraard werden de kappen daarbij voorzien van ladderhaken: veiligheidsvoor- zieningen om plaatselijke reparaties en inspecties door de Monumentenwacht in de toekomst mogelijk te maken. Ook de gootbekledingen werden vernieuwd in
duurzaam koper. Gevelafdekkingen en metsel- werkwerden plaatselijk hersteld. Als gevolg van de lekkages waren ook delen van het muurwerk met vocht verzadigd geraakt, waardoor schade aan het pleisterwerk in het interieur was ontstaan. Ook dit werd hersteld. |
|||||||||
Zevenhuizen 5-7
De twee rijksmonumenten Zevenhuizen 5 en 7
stonden ertot vorig jaar wat vervallen bij. Restau- ratie-adviesbureau Holtzer stelde, in opdracht van de eigenaar, een restauratieplan op. De gevels hebben zo op het eerste oog een 19 -eeuws voor- komen. De overkragende gevel van nummers, met de geprofileerde balk daaronder, verwijst ech- ter nog naar een veel oudere, mogelijk houten voorganger. Bij onderzoek tijdens de restauratie bleek echter dat het bovenliggende deel van de gevel ooit was vernieuwd in metselwerk. Ook in het interieur werden geen historische balklagen of kapconstructies meer aangetroffen. Wel werd bouwhistorisch onderzoek uitge-
voerd aan de zijgevel van nummer/. De resultaten hiervan werden gepubliceerd in de Kroniek.3 De zijgevel blijkt een voorganger te hebben gehad in de vorm van een renaissance trapgevel. Bij de restauratie werd veel constructief her-
stel uitgevoerd aan de kapconstructies, balklagen en gevels door bouw- en restauratiebedrijf Van de Burgt 8c Strooij. Op basis van enkele ige-eeuwse foto's van het Archief Eemland konden bij num- mers de oorspronkelijk schuiframen met roeden- verdeling worden gereconstrueerd. Bij nummerz werd naar aanleidingvan dit beeldmateriaal de rijk bewerkte dakkapel teruggebracht. Herstelwerkzaamheden en
onderhoud Het monumentenbeleid is er in de laatste decen-
nia steeds meer op gericht om grootschalige res- tauraties te voorkomen en door middel van goed beheer en regelmatig onderhoud de monumen- ten in een goede conditie te houden. Dit lukt ech- ter niet altijd. Wanneer er bijvoorbeeld een func- tiewijziging plaats vindt komen vaak 'verborgen |
|||||||||
2 Kunstreisboek voor Nederland, samengesteld in op- 3 A. van Engelenhoven, 'Huis de Rooster gerestaureerd',
dracht van de Rijkscommissie voor de Monumenten- Kroniek, jaargang 9, nr. 1, maart 2007.
beschrijving in het jaar 1965, uitgave Amsterdam, 1969.
|
|||||||||
136 MAXCRAMER, ALBERTVAN ENG ELEN HOVEN, SAN D RA HOVEN S EN JAAP
|
||||||||||||||||||
JAAROVERZICHT MONUMENTENZORG 2006 I37
|
||||||||||||||||||
1 l l
|
||||||||||||||||||
Gevelsteen: 'De Witte en Swarte hond'
Kamp 73. gebreken' aan het licht achter een ogenschijnlijk
in goede staat verkerende voorgevel. Een grotere aanpak blijft dan noodzakelijk. In veel gevallen kan dit echter worden voor-
komen, met name wanneer de monumenteneige- naren lid zijn van de Monumentenwacht. Deze instantie inspecteert regelmatig de monumenten van haar leden en kan gebreken in een vroeg sta- dium signaleren, waardoor vervolgschade wordt voorkomen. De uitvoeringvan herstel- en onderhouds-
werkzaamheden vindt altijd plaats in nauw over- leg tussen eigenaren, aannemers en het gemeen- telijk bureau Monumentenzorg.Voorlichtingen uitwerking van plannen is soms noodzakelijk om te voorkomen dat bij onderhoudswerkzaamheden in een onbewaakt ogenblik oorspronkelijke details of verfijnde afwerkingen verloren gaan. Met name herstel van voegwerk en 'timmerwerk' (kozijnen, ramen deuren, lijstwerk e.d.) heeft daarbij de speciale aandacht. Voor de gemeentelijke monumenten en
beeldbepalende panden worden restauratie- en herstelwerkzaamheden gestimuleerd door middel van een beperkte subsidieregeling. Ook zijn er voor deze categorieën financieringsmogelijkhe- |
||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||
/
|
||||||||||||||||||
Zevenhuizen 5-7.
|
||||||||||||||||||
I36 MAX CRAMER, ALBERT VAN ENGELEN HOVEN, SANDRA H
|
|||||||||||||||
OVENS EN JAAP VERNHOUT
|
|||||||||||||||
JAAROVERZICHT MONUMENTENZORG 2006 137
|
|||||||||||||||
Gevelsteen: 'De Witte en Swarte hond'
Kamp 73. |
|||||||||||||||
gebreken' aan het licht achter een ogenschijnlijk
in goede staat verkerende voorgevel. Een grotere aanpak blijft dan noodzakelijk. In veel gevallen kan dit echter worden voor-
komen, met name wanneer de monumenteneige- naren lid zijn van de Monumentenwacht. Deze instantie inspecteert regelmatig de monumenten van haar leden en kan gebreken in een vroeg sta- dium signaleren, waardoor vervolgschade wordt voorkomen. De uitvoering van herstel- en onderhouds-
werkzaamheden vindt altijd plaats in nauw over- leg tussen eigenaren, aannemers en het gemeen- telijk bureau Monumentenzorg.Voorlichtingen uitwerking van plannen is soms noodzakelijk om te voorkomen dat bij onderhoudswerkzaamheden in een onbewaakt ogenblik oorspronkelijke details of verfijnde afwerkingen verloren gaan. Met name herstel van voegwerk en 'timmerwerk' (kozijnen, ramen deuren, lijstwerk e.d.) heeft daarbij de speciale aandacht. Voorde gemeentelijke monumenten en
beeldbepalende panden worden restauratie- en herstelwerkzaamheden gestimuleerd door middel van een beperkte subsidieregeling. Ook zijn er voor deze categorieën financieringsmogelijkhe- |
|||||||||||||||
Zevenhuizen 5-7.
|
|||||||||||||||
I38 MAX CRAMER, ALBE RT VAN ENCELENH OVEN, SANDRA H OVENS ENJAAPVERNHOUT
|
|||||||
om ervoor te zorgen dat er bij een wijziging of ver-
bouwing geen historische waarden verloren gaan. Dit geldt uiteraard ook voor het interieur van het monument, dat vaak van oudere datum blijkt te zijn dan de gevels. Na een onderzoek ter plaatse door het gemeentelijk bureau Monumentenzorg worden de wijzigingsplannen ter toetsing voorge- legd aan de gemeentelijke Monumentencommissie en, in het geval het een rijksmonument betreft, ook aan de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (voorheen de Rijksdienst voor de Monumentenzorg). In bepaalde gevallen wordt een uitgebreider
bouwhistorisch onderzoek verricht om een goede beoordeling van de plannen mogelijk te maken. In 2006 vonden er diverse, soms ondergeschikte, wijzigingen plaats aan ondermeer: Breestraat 64 (inpassing bovenwoning), Kortegracht 9 (interi- eurwijziging), Langegracht 29, Nieuweweg 2 (ver- bouw interieur),'t Zand 27 (kapherstel en beperk- te interieurwijziging). Openbare ruimte
De historische binnenstad van Amersfoort is door
het rijk aangewezen als beschermd stadsgezicht vanwege de nog bijzonder gaaf aanwezige middel- eeuwse structuur. Oorspronkelijke stratenpatronen, waterlopen,
verkavelingen en veel historische gevelwanden dragen bij aan een waardevol stadsbeeld. Amersfoort ontleent een belangrijk deel van haar identiteit aan deze historische context. Ook voor andere delen van de stad, waaronder een groot deel van het Bergkwartier, geldt dat de histori- sche waarden zijn gelegen in de relatie tussen de objecten, de stedenbouwkundige opzet en de openbare ruimte. De samenhang tussen bebouwingen openba-
re ruimte speelt een belangrijke rol in de beleving van deze historische context. Vandaar dat in Amersfoort sinds enkele decennia, in nauwe |
|||||||
den via het provinciaal Cultuurfonds voor Monu-
menten Utrecht. Eigenaren van rijksmonumenten kunnen gebruik maken van fiscale faciliteiten en een financieringsregeling door het Nationaal Restauratie Fonds in Hoevelaken. Partiële restauraties en
herstelwerkzaamheden vonden in het afgelopen jaar onder meer plaats aan: Jacob Catslaan 28 (Ansfriduskerk), Kamp 44
(gevelbetimmeringen), Kamp 73 (gevelsteen), Langestraat 43 (geveltop), Muurhuizen 35 (voor- deur), Muurhuizen 107 (kap), Muurhuizen 159-165 (kap), Muurhuizen 207-211 (kap), Utrechtsestraat 14 (gevelherstel), Villa Waterdaal op het landgoed Nimmerdor, Westsingel 43 (Oude Stadhuis), 't Zand 13 (de Oud Katholieke Kerk), 't Zand 31 (pas- torie Franciscus Xaverius, kapherstel) en aan diverse monumentale huizen in het Bergkwartier, met name aan de Johan van Oldenbarneveltlaan en het Frisia-complex (rond de Borgesiuslaan) en de woningen in de voormalige Juliana van Stolbergkazerne. Voorde instandhouding van speciale catego-
rieën rijksmonumenten hanteert het rijk een onderhouds-subsidieregeling. Ook diverse Amersfoortse kerken en het hofje Armen de Poth maken hiervan dankbaar gebruik. Op basis van een meerjarig onderhoudsplan werden in 2006 ondermeer werkzaamheden uitgevoerd aan de Sint Joriskerk en de Franciscus Xaveriuskerk. Wijzigingen aan monumenten
Niet alleen restauratie- en onderhoudswerkzaam-
heden zijn noodzakelijk om monumenten vitaal te houden. In sommige gevallen zijn ook wijzigin- gen nodig om ervoor te zorgen dat een historisch object toekomstwaarde blijft behouden. Het aan- passen van een monument aan nieuwe functies of eisen is dan ook zeker niet per definitie uitgeslo- ten. Wel vergt het een zorgvuldig vooronderzoek |
|||||||
JAAROVERZICHT MONUMENTENZORG 2006 HQ
|
|||||||
Ook in het afgelopen jaar kreeg de openbare
ruimte de aandacht. In voorbereiding op de aan- wijzing van het Bergkwartier tot beschermd stadsgezicht vond toetsing van plannen plaats voor dit gebied. In de binnenstad werd de terrassennota her-
zien, met aandacht voor de historische kwaliteiten van de stad. Op diverse plaatsen werden kademu- ren hersteld en voor de Waterlijn werd een nieu- we opstapplaats gerealiseerd bij de Kamper- binnenpoort. |
|||||||
samenwerking tussen ondermeerde afdeling
Ruimtelijke Planvorming en het bureau Monumentenzorg, zorgvuldig wordt omgegaan met de inrichtingen het beheer van deze openba- re ruimte. Een fraaie historische gevelwand ver- liest immers aanzienlijk veel kwaliteit, als zaken als bestrating, verlichting, groen, straatmeubilair e.d. niet van een vergelijkbare kwaliteit zijn. Toepassing van duurzame en kwalitatief hoog- waardige materialen, een zorgvuldige vormgeving en beheer vormen hierin de basisuitgangspunten. |
|||||||
MAARTEN VAN DIJK, TIMO d'hOLLOSY, RON A.HULST,
FRANCIEN SNIEDER, M I LO VERHAMME EN MATTIJS WIJKER |
||||||
Jaaroverzicht
|
||||||
JAAROVERZICHT ARCHEOLOGIE 2006 14.1
|
|||||||||
In 2006 vonden veel verschillende opgravingen plaats in
zowel de stadskern van Amersfoort als in het buitengebied. De bezetting van archeologen en vrijwilligers heeft zich dit jaar voortgezet en bestendigd. Waaropbouw van kennisvan het bodemarchief binnen het werkgebied - in principe de gemeente Amersfoort-een vereiste is voor borging van kwaliteit, is continuïteit van personen en dus kennis bij het Archeologische Centrum heel voornaam. In 2006 is de nieuwe monumentenwet, gevolg van de
ondertekening van het Verdrag van Malta in 1992, door de Tweede en Eerste Kamer aangenomen. Alhoewel op veel plaatsen, zo ook in Amersfoort, al 'in de geest van Malta' wordt gehandeld, zal dit leiden tot grote veranderingen in het archeologisch beleid en bedrijf. Belangrijkste is de ver- plichtingvoor alle gemeenten archeologisch beleid te gaan voeren. Zo moeten zij archeologisch waarden en verwach- tingen in bestemmingsplannen opnemen. De buurgemeen- te Leusden is zich bewust van de zorg die het archeologisch erfgoed nodig heeft en doet al jaren een beroep op de expertise (advies en uitvoering) van de gemeente Amersfoort. 2006 was ook het jaar dat kasteelterrein Stoutenburg tot
gemeentelijk archeologisch monument is aangewezen. |
|||||||||
Pothstraat 33-37
De opgraving aan de Pothstraat vormde een uit-
gelezen mogelijkheid de ontwikkelingvan de mid- deleeuwse stad tussen eerste en tweede stads- muur te onderzoeken. De overgang van buitenge- bied naar stedelijk gebied vormt hierbij een bij- zonder aandachtspunt. Dit is een historisch pro- |
|||||||||
ces geweest, dat nog vele vraagtekens kent.
Het zes weken durende onderzoek leverde
een groot aantal sporen en een vracht aan vondst- materiaal op. De aangetroffen sporen konden aan de hand van de dateringen van het aardewerk worden onderverdeeld in een van de volgende drie fasen: Pre-stedelijk agrarisch (He-i5e eeuw), |
|||||||||
De lichtgrijze laag, het oude leefniveau, is nog
zichtbaar in het profiel tijdens de opgraving. |
||||||||
Stedelijk agrarisch (i5e-i6e eeuw) en Stedelijke
bebouwing (i7e-20e eeuw). Uit de vroegste fase, de pre-stedelijk agrari-
sche, worden de getuigenissen van menselijke activiteiten gevormd door paalsporen, een sloot en een greppel. Deze sporen bevinden zich allen in een grijze laag van enkele tientallen centimeters dik, die over vrijwel het gehele terrein is aangetrof- fen. Deze laag wordt geïnterpreteerd als een cul- tuurlaag, ontstaan door het jarenlang akkeren en bemesten. Hoewel door verstoringen op het ter- rein zeker sporen verloren zullen zijn gegaan, kon toch een rij van noord-zuid georiënteerde palen herkend worden. De palenrij ligt bijna op de huidi- ge perceelsgrens. Is dit toeval of hebben we hierte maken met een al eeuwenoude percelering? |
||||||||
Er is ook een groep paalsporen die, gezien de
agrarische functie die het terrein lange tijd gehad heeft, tot bijvoorbeeld een hooiberg, stal of boer- derij behoord hebben. Uit archiefonderzoek en tijdens eerdere archeologische opgravingen is gebleken dat het gebied gelegen tussen beide stadsmuren agrarisch gebruik met bijbehorende boerderijen had. Zo werd bijvoorbeeld tijdens opgravingen aan de Oliesteeg {jaarboek 2006) grenzend aan dit onderzoeksterrein een hooiberg met kringgreppel aangetroffen. Boerderijen uit de i4e eeuw zijn bij opgravingen in het gebied tussen eerste en tweede stadsmuur meerdere malen aan- getroffen, zoals bij in het gebied van Achter de Arnhemse Poortwal (jaarboek2006). Uit dezelfde periode dateren op de Pothstraat
|
||||||||
JAAROVERZICHT ARCHEOLOGIE 2006 143
|
|||||||
een oost-west lopende sloot en een zuid-noord
lopende greppel. De sloot loopt parallel aan de huidige straat, de greppel is in een rechte hoek verbonden met de sloot en zal in die richting heb- ben afgewaterd. De sloot lijkt op zijn beurt naar het westen toe af te wateren, richting de binnen- ste stadsgracht. Het stelsel van greppels en sloten diende om het terrein te ontwateren en geschikt te maken voor agrarisch gebruiken bebouwing. Opvallend genoeg ligt de greppel op exact
dezelfde lijn van zowel een ve-eeuwse (hoek)- funderingals van de poeren van een 2oe- eeuwse loods. Hebben we hier wederom te maken met een erfscheiding? In dit geval mogen we aanne- men dat de percelering op deze locatie de afgelo- pen eeuwen niet of nauwelijks aan verandering onderhevig is geweest. Opmerkelijk, als we bedenken dat het om een periode van ruim 500 jaar gaat. Een periode waarin de huizenbouw zich ontwikkelde van eenvoudige boerderijen van hout en leem, tot stenen panden met een al dan niet monumentale uitstraling. Waarom is hier dan toch vastgehouden aan de
middeleeuwse pre-stedelijke perceelsgrenzen? Een dergelijke vraag is moeilijk aan de hand van een enkele opgraving te beantwoorden. Wellicht bleven percelen lange tijd eigendom van eenzelf- de familie en was er geen fysieke mogelijkheid tot uitbreiding of herinrichting. Feit is dat pas met de nieuwbouw in 2006 de uit de agrarische periode stammende perceelsgrenzen voor het eerst sinds eeuwen op de schop zijn gegaan. In dei5e en i6e eeuw ligt dit gebied weliswaar
binnen de tweede stadsmuur, maar behoudt het haar agrarisch karakter. Tot deze fase behoort een aantal kuilen, die zorgvuldig gegraven zijn en een groenige vulling hebben, hetgeen duidt op een organische inhoud, zoals gras, heideplaggen of mest. Het aardewerk uit de kuilen stamde hoofd- zakelijk uit dei6e eeuw. Ook tot deze periode behoort een groot aantal paalsporen, waarin naast (voornamelijk roodbakkend) aardewerk, zich ook |
baksteenfragmenten bevonden. Het terrein is nu
dus bebouwd, mogelijk met een - deels - stenen boerderij of stal. Een aantal andere kuilen was beduidend
recenter en volgestort met aardewerkscherven, dakpannen en dierlijk botmateriaal. Het betrof hier het standaard huis-tuin-en-keuken aarde- werk, zoals schalen, potten en kruiken. Het oudste materiaal uit deze kuilen dateert van rond 1700, het jongste van rond 1900. Een aantal voorwerpen was in complete staat weggegooid. We mogen aannemen dat we hier te maken hebben met de dump van een complete inventaris. De vraag rijst of hier het servies van een herberg is opgegraven? Dat op het terrein een aantal panden heeft
gestaan is duidelijk, maar uit het historisch onder- zoek blijkt niets van de aanwezigheid van een her- berg. Er zijn verscheidene funderingen blootge- legd. In totaal kunnen vier bouwfasen worden onderscheiden, die de ye tot en met de 20e eeuw bestrijken. De oudste fase bevindt zich op een egalisatielaag, die aan de onderzijde wordt begrensd door een brandlaag. Uit deze zwarte laag is constructiemateriaal, dierlijk botmateriaal, een aantal ijzerslakken en aardewerk verzameld. Het aardewerk dateert allemaal van voor voo. Deze laag getuigt mogelijk van een brand op het terrein. Uitgeschreven bronnen is bekend dat dit deel van de stad in 1657 werd geteisterd door een vreselijke brand. Wellicht was deze brand de aan- leidingtot het overgaan naar volledige steenbouw van de huizen aan de Pothstraat. Op het achterterrein bevindt zich een bakste-
nen beerput. Dat de put als beerput en niet als waterput is gebouwd, blijkt uit het feit dat hij niet tot in het grondwater loopt. In een later stadium heeft de put een koepel gekregen en is er een rioolpijp op aangesloten. Nadat hij buiten gebruik is geraakt, werd hij volgestort met puin. Op basis van het baksteenformaat en het vondstmateriaal in de insteek is hij te dateren in de eerste helft van de icje eeuw. Het volstorten van de put vond ver- |
||||||
144 MAARTEN VAN DIJK, TIMO D'HOLLOSY, RON A.HULST, FRANCIEN SNIEDER, MILO VERHAMME EN MATTIJS WIJKER
|
|||||||
in de He eeuw buiten gebruik zijn geraakt, opge-
graven. Bij één van de putten werd (een gedeelte van) een houten ton gevonden. Waterputten met een houten ton, zogenaamde tonputten bestaan uiteen schachten één of meerdere op elkaar geplaatste tonnen, waarvan de bodem en deksel zijn verwijderd. Uit dezelfde periode dateren ook een paarafvalkuilen en een dierengraf Op de bodem van het graf werden botresten van een kalf gevonden, dat met de poten naar boven lag, alsof men het op de rug in de grafkuil had laten vallen. Het is dan ook geen slachtafval, maar vermoede- lijk een ziek dier dat men hier begraven heeft. Na deze eerste middeleeuwse bewoningsfase is het terrein in de He /i5e eeuw opgehoogd. Na de ophoging is het terrein opnieuw
bebouwd, maar nu met stenen gebouwen. Op het noordwestelijke deel van het terrein is de achter- gevel en de oostelijke zijmuur van een groot ste- nen huis, dat aan de Kamp stond, blootgelegd. Van de achtergevel is een groot deel van het opgaande muurwerk bewaard gebleven, muur en fundament stonden nog tot een hoogte van 1.75 m. Het gebruikte formaat bakstenen (28x14x6,5 cm) komt overeen met de bakstenen die in de eerste stads- muur van rond 1300 zijn gebruikt. Na de voltooiing van de tweede stadsmuur, midden i5e eeuw, is men begonnen met de afbraak van de eerste stads- muur. Bakstenen zijn altijd hergebruikt, aangezien ze kostbaar waren. Mogelijk zijn de bakstenen van het huis dus sloopmateriaal van de eerste stads- muur, waarmee de datering van dit huis in de tweede helft van de i5e eeuw uitkomt. In deze periode is het zuidelijk deel van het
opgravingsterrein dat aan Achter de Kamp grenst, onbebouwd. De oudste aangetroffen muurresten in dit gedeelte dateren pas uit de i6e eeuw. Een ronde bakstenen fundering vooreen kuip en een grote hoeveelheid hoornpitten wijzen op het ambacht van een leerlooier, die hier zijn bedrijf heeft uitgeoefend in de i6e en begin ve eeuw. De bebouwing beperkte zich in eerste instan-
|
|||||||
moedelijk plaats voorafgaand aan de bouw van de
loodsen (vanaf 1917) die er tot de winter van 2005 gestaan hebben. Achter de Kamp
Ook bij het onderzoek van dit terrein, gelegen aan
de straat Achter de Kamp, speelde de vraag over de ontwikkelingvan agrarisch naar stedelijk in de late Middeleeuwen een hoofdrol. Bij de opgraving kwa- men sporen van prehistorische bewoning tevoor- schijn. Niet geheel verrassend, omdat al eerder in dit deel van de stad sporen uit de Ijzertijd, zoals bij het onderzoek aan de Herenstraat, zijn gevonden. Achter de Kamp ligt op de flank van een grote
dekzandrug, die van Amersfoort richting Hoeve- laken loopt. Dezelfde zandrug waarop zoveel bewoning uit de Ijzertijd voorkomt (zie het verslag van de opgraving Wieken-Vinkenhoef). Dat hier ver voor het ontstaan van Amersfoort en ook veel eerder dan de bewoning uit de Ijzertijd al mensen actief waren, blijkt uit de vondst van een vuurste- nen afslag (ontstaan bij het maken van een werk- tuig) uit het Mesolithicum (8800-4900 v. Chr.). De oudste grondsporen, twee sloten en kuilen, date- ren uit de (midden) Ijzertijd (+ 500-250 v. Chr.), gezien het aardewerk dat hierin is aangetroffen. Van de periode tussen de Ijzertijd en de i3e
eeuw zijn geen sporen gevonden; de vroegste middeleeuwse sporen zijn sloten uit de i3e- vroeg i4e eeuw. Eén van deze heeft parallel met de straat Achter de Kamp gelopen, en diende om het ter- rein te ontwateren en daarmee geschikt(er) te maken voor bebouwing en bewoning. Uit deze periode stamt ook een aantal paalkuilen van een boerderij. Een viertal paalkuilen geven de plaats aan waar ooit de staanders, de draagconstructie van de boerderij, hebben gestaan. Een meter ten oosten en parallel aan de staanders zijn de kleine- re paalkuilen van de wandpalen gevonden. De boerderij is na een kort gebruik, nog in de i4e eeuw, verlaten en afgebroken. Behalve de resten van een boerderij, zijn ook twee waterputten, die |
|||||||
De enorme waterput wordt uitgegraven
bij de opgraving Achter de Kamp. |
||||||||
tie tot de straatzijde, dus de bebouwing gelegen
aan de Kamp en Achter de Kamp. Het open ter- rein dat tussen de bebouwing in ligt, de achterter- reinen vanuit beide straten - Kamp en Achter de Kamp - gezien, is door de eeuwen heen gebruikt om diverse (afval)kuilen voor o.a. huisafval te gra- ven, waterputten te slaan en een beerput te bou- wen. De buitenkant van de beerput was met een laag klei bekleed, die er voor zorgde dat de inhoud van de beerput in de put bleef en niet de omlig- gende grond zou vervuilen. De put wordt dankzij vondsten in de rf eeuw gedateerd. Een andere interessante vondst was een goed geconserveerde mestkuil, waarin een vrijwel complete steengoed kruik is gevonden. De kruik dateert uit het einde van de i6e eeuw en geeft daarmee een datering voor de mestkuil. Tevens zijn vier runderbegravin- gen aangetroffen, uit de ise en i6e eeuw. De aan- |
||||||||
wezigheid van de mestkuil in combinatie met de
runderbegravingen laat zien dat het terrein tot in de 16 eeuw een deel van zijn agrarische karakter heeft behouden. Tegen het einde van de \f / begin i8e eeuw
wordt het oostelijk deel van het achterterrein ook bebouwd. Het bebouwen van achterterreinen is een aanwijzing voor het schaarser worden van de ruimtes binnen de stad.Ten oosten van het grote - van oorsprong i5e-eeuwse- huis wordteen nieuw pand en een bakstenen werkvloer gebouwd. De bakstenen van de werkvloer waren secundaire verbrand en moeten vaak en langdurig aan hitte hebben bloot gestaan. Uit ongeveer dezelfde periode dateert een zeer grote bakstenen waterput met een koepel, dus dicht aan de boven- kant. De diameter van deze put was meer dan drie meter, een aanwijzing voor industrieel waterge- |
||||||||
I46 MAARTEN VAN DIJK, TIMO D'hOLLOSY, RON A.HULST, FRANCIEN SNIEDER, MILO VERHAMME EN MATTIJS WIJKER
|
|||||||
bruik. Mogelijk zijn de put en werkvloer van een
smid of een rademaker geweest. De Blaffert, een belastingregister uit 1755, wijst uit dat in deze tijd de percelen aan de Kamp in eigendom waren van een smid en rademaker. Helaas was het niet mogelijk de percelen precies aan de verschillende eigenaren toe te wijzen. Beide ambachtslieden hebben gebruik gemaakt van een smidsevuuren voor beide ambachten (het afkoelen van het ijzer) was een grote hoeveelheid water, in dit geval een enorme waterput, nodig. Alle funderingen zijn door de eeuwen heen
vele malen opnieuw gebruikt. Ook blijkt dat de huizen een aantal malen zijn verbouwd, ten behoeve van aanbouwen en kelders. Uiteindelijk moesten de huizen in de 2oe eeuw plaats maken voor een bedrijfshal van een tapijthandel. Oude kelders onder Zevenhuizen
Zevenhuizen is de straat die parallel aan de Sint
Joriskerk, tussen de Hof en de Langestraat loopt. Onderde panden van Zevenhuizen en doorlo- pend onder de huidige straat liggen kelders. Doordat het plaveisel ter plekke was ingezakt, waren die gedeeltelijk zichtbaar geworden. De kelders waren geen onbekend fenomeen.
Want, al zijn ze voor een groot deel niet meer in gebruik en opgevuld met zand, de bewoners van de panden aan Zevenhuizen weten van het bestaan ervan af. Ze zijn bovendien opgemeten en opgetekend door architect W.van Cent. Dit gebeurde in de jaren veertig van de vorige eeuw en werden afgebeeld in het boek Zeuen eeuwen Amersfoort van Halbertsma (p.51). Op de tekening is goed te zien dat de kelders zich tot ver onder de straat uitstrekken. De kelders die nu door de verzakking vrij kwa-
men te liggen en begaanbaar waren geworden (ze zijn tegenwoordig zelfs vanuit de huizen dichtge- metseld), zijn door de archeologen globaal opge- meten en vergeleken met de tekening van Van Cent. De door Van Cent, meteen stippellijn, aan- |
gegeven kelders waren nu ook zichtbaar en strek-
ken zich inderdaad uit tot aan het punt waar hij ze tekende. De kelders hebben een tongewelf en uit opmetingen van de gebruikte bakstenen kunnen ze gedateerd worden in dei4e /i5e eeuw. Aan- gezien bakstenen vaak opnieuw gebruikt werden, is het echter ook mogelijk dat de kelders van late- re datum zijn. De straat is hersteld, en als er niet weer een
waterleiding knapt (de oorzaak van het wegspoe- len van het zand en vervolgens het inzakken van het plaveisel) blijven de kelders rustig onder de straat liggen. Portugees-joodse begraafplaats
bij de Bloemendalsebuitenpoort Het Zocherplantsoen te Amersfoort heeft de laat-
ste jaren veel aan kwaliteit verloren. De gemeente heeft plannen ontwikkeld om het hele plantsoen in oude glorie herstellen. In het noordelijk deel, bij de Bloemendalsebuitenpoort, bevindt zich een oud bastion, waar aan de westzijde een i8e-eeuw- se joodse begraafplaats - hoewel niet meer in gebruik - aanwezig is. Voor de lege oostzijde van dit bolwerk zijn onlangs plannen ontwikkeld voor een wandelpad met uitkijkpost, waarvoor een groot deel ontgraven zou worden. Op die locatie aan de oostzijde van de
Bloemendalsestraat heeft echter eveneens een joodse begraafplaats gelegen, kleiner en ouder dan de bestaande aan de westzijde. De kleine begraafplaats behoorde toe aan de eerste joodse immigranten die zich rond 1650 in Amersfoort mochten vestigen. Het stadsbestuur hoopte hier- mee de nieuwe industrieën (textiel en tabak) en daarmee de kwijnende economie van Amersfoort een flinke impuls te geven. Zij slaagden in hun opzet; Amersfoort kwam opnieuw tot bloei. Die eerste immigranten waren Sefardische
joden (afgeleid van 'Sefarad', Hebreeuws voor 'Spanje'), nakomelingen van de Spaanse en Portugese joden die aan het einde van de i5e |
||||||
m^
|
|||||||||
De Joodse begraafplaats bij de Bloemendalse-
buitenpoort: zicht op het Zocherplantsoen waar het onderzoek aan de Portugees-joodse begraaf- plaats plaatsvond. |
|||||||||
eeuw, ten tijde van de Inquisitie en Reconquista,
het Iberisch Schiereiland waren ontvlucht. Kort na hun vestiging in de stad verwierven zij het eigen- dom van het terrein aan de oostzijde van het bas- tion en richtten dit in om er hun doden te begra- ven. De westzijde van het bastion is later, rond 1700, door Hoogduitse joden van de tweede immigratiegolf als begraafplaats in gebruik geno- men en is nog altijd aanwezig. De oude Sefar- dische begraafplaats aan de oostzijde zou tot 1727 dienst hebben gedaan en daarna buiten gebruik zijn geraakt. De vraag blijft wat er na het buiten gebruik raken van de Sefardische begraafplaats is gebeurd. Op het terrein zelf herinnerde niets meer aan de begraafplaats en velen nemen aan, dat de graven met zerk en al zijn verplaatst. Hiervoor ontbreken echter alle bewijzen. |
|||||||||
De gemeentelijk archeologen attendeerden
de planontwikkelaars er op dat ter plaatse van de geplande uitkijkpost mogelijk nog resten van de joodse begraafplaats in de bodem aanwezig kun- nen zijn. En terecht: bij verkennende graafwerk- zaamheden, om vast te stellen of de bodem res- ten bouwmateriaal of anderszins bevat, zijn enke- le menselijke botfragmenten aangetroffen. Was er bij toeval gestuit op achtergebleven resten, of zijn er nog altijd graven in de bodem aanwezig? Om op deze vraag antwoord te krijgen is een archeo- logisch vooronderzoek uitgevoerd. In overleg met leden van de Nederlands-
Israëlitische Gemeente en het Inter Provinciaal Opper Rabbinaat is overeengekomen alle mense- lijke resten-indien nog aanwezig-op de aange- troffen locatie te laten liggen, en pas na het onder- |
|||||||||
I48 MAARTEN VAN DIJK, TIMO d'hOLLOSY, RON A.HULST, FRANCIEN SNIEDER, MILO VERHAMME EN MATTIJS WIJKER
|
|||||||
Molenstraat
In juli 2006 werden bij rioleringswerkzaamheden
in de Molenstraat aan de zuidkant van de Amers- foortse binnenstad bakstenen funderingen aange- troffen. Het bleek te gaan om een overkluisd deel van de Hellegracht. De Hellegracht is aangelegd aan het eind van dei3e of begin i4e eeuwen vorm- de aan de zuidkant van de stad een buitengracht van de eerste omwalling. Na de bouw van de tweede stadsmuur kwam
de Hellegracht binnen de muren te liggen. Op de stadsplattegrond uit de i6e eeuw van Braun en Hogenberg is te zien dat deze gewoon open bleef, maar overkluisd werd op punten waar straten of pleinen aangelegd werden. Zo ook bij de Molenstraat. Het is niet de eerste keer dat een dergelijke
overkluizing is aangetroffen; onder andere bij een opgraving in 1977 door de A.W.N, bij het Observantenklooster en bij archeologisch onder- zoek door de sectie archeologie op de Varkens- markt (in 2001,Jaarboek2002) was de overkluisde gracht al eerder gevonden. Maatweg
Bij de bouwvan het nieuwe Meander Medisch
Centrum op het voormalige MOB-terrein te Hoogland, zal de ondergrond op veel plaatsen diep- gaand worden verstoord. Gezien de archeologische omgeving is er een redelijke kans op het aantreffen van interessante resten. Het terrein ligt binnen ABP (Archeologisch Belangrijke Plaats) 37. Op de IKAW (Indicatieve kaart voor Archeologische Waarden) is het terrein niet gekarteerd (wegens het gebruik bij Defensie), maar grenst het aan gebieden meteen middelhoge en hoge trefkans. Het plangebied ligt ten noorden van de Eem
en ten zuiden van de Maatweg. In het westen wordt het plangebied begrensd door een aantal weilanden langs de Bunschoterstraat en in het oosten dooreen tweetal woonhuizen met tuinen aan De Schans. Tot enkele maanden voor het |
|||||||
zoek te besluiten wat ermee te doen. Het onder-
zoek, een combinatie van archiefonderzoek en proefopgraving, is in juni 2006 uitgevoerd en heeft aangetoond dat de begraafplaats zich nog altijd in de bodem bevindt; er zijn dertien graven van zowel volwassenen als kinderen aangetroffen. Buiten het onderzoeksgedeelte van het terrein bevindt zich naar verwachting nog een aantal gra- ven; de begraafplaats bood in originele omvang naar schatting plaats aan 36 graven. Een grote ingraving, het restant van een loopgraaf met stel- ling uit WOU heeft enkele graven verstoord. Amersfoort beschikte dus nog altijd over haar
eerste joodse begraafplaats. De teruggevonden joodse begraafplaats mag als unicum beschouwd worden, temeer daar deze zich, qua ouderdom, onderde vijf oudste bestaande joodse begraaf- plaatsen van Nederland schaart. Dit weerspiegelt de vroege verwei kom ing van de eerste joodse immigranten in Nederland door Amersfoort. De archeologische resten worden zo hoog
gewaardeerd dat deze behouden zouden moeten worden. Geadviseerd is om de plannen aan te pas- sen: de uitkijkpostte laten vervallen en het wan- delpad te verleggen. Om structureel behoud van de archeologische resten te waarborgen, is inpas- sing ervan in het ontwerp noodzakelijk. Indien goed uitgevoerd kan naast het behoud van de waardevolle resten, ook kwaliteit aan het planont- werp worden toegevoegd. Het herstellen, zicht- baar maken en markeren van de begraafplaats ver- hoogt de historische belevingswaarde op dit - voorheen 'loze'-stukjegrond, waarbij de rusten stilte die er vele eeuwen heeft geheerst, wordt bewaard. Het advies tot herstel en inpassing van de begraafplaats is door de gemeente overgeno- men en intussen is begonnen met de restauratie. Om verwarring met de joodse begraafplaats aan de westzijde van de Bloemendalsestraat te voor- komen, is besloten deze Sefardische begraafplaats aan de oostzijde de eigen naam 'Al mee menoe- chot' te geven, dat'Langs rustig water' betekent. |
|||||||
JAAROVERZICHT ARCHEOLOGIE 2006 I4O,
|
|||||||
onderzoek was het terrein in gebruik als MOB-
complex (mobilisatiecomplex) bij Defensie, hier- na zijn de gebouwen gesloopt, de wegen verwij- derd en is het terrein braak komen te liggen. In juli 2006 heeft de sectie archeologie van de
gemeente Amersfoort een inventariserend vel- donderzoek middels proefsleuven uitgevoerd. Over het gehele onderzoeksgebied is een grote invloed van water te zien. Het gehele terrein bevat overstromingslagen, bestaande uit kleilaagjes, leem en verspoelde bodem en dekzand. Over het terrein loopt een natuurlijke waterloop. Het noor- delijk deel van het plangebied is erg laag en bevat een dik veenpakket (plaatselijk ca 80 cm dik). Tussen de laagtes bevinden zich kleine zandop- duikingen (oeverwallen) die echter nog steeds te laag zijn om bewoning op te verwachten. Ook deze oeverwallen zijn afgedekt door overstro- mingslagen. De aangetroffen waterloop is waarschijnlijk
een oude loop van de Eem of een aftakking daar- van. De waterloop meandert door een relatief laag en nat gebied, tussen enkele kleine dekzandrug- getjes door. Sporen van menselijke activiteit zijn niet aangetroffen. Verder archeologisch onder- zoek was dan ook niet noodzakelijk. Wieken - Vinkenhoef
Het archeologische onderzoek op de percelen van
het in ontwikkeling zijnde bedrijventerrein Wieken-Vinkenhoef tussen Amersfoort en Hoevelaken werd in 2006 voortgezet. Het gebied ligt op een grote, zuidwest-noordoost gerichte dekzandrug in de Gelderse Vallei. Het onderzoek in 2006 viel uiteen in vier
opgravingscampagnes, die door middel van proefsleuven en grote opgravingsvlakken werden uitgevoerd. De eerste werkzaamheden betroffen proefs-
leuven op een perceel (perceel 301) ten noorden van de Lagewegop de noordelijke flank van de dekzandrug (deze locatie valt buiten de begren- |
|||||||
zingvan de overzichtstekening). In deze sleuven
werden geen archeologische sporen aangetroffen. De tweede campagne behelsde proefsleuven
en direct daarna een vlakopgraving juist ten noor- den van de Hogeweg op de top van de dekzan- drug (bij het bedrijf Besseling). Tenslotte zijn ten zuiden van de Hogeweg
proefsleuven aangelegd en werd een grootschali- ge vlakopgraving uitgevoerd op een zogenaamde geulranddekzandrugten zuiden van bovenge- noemde dekzandrug. Tussen beide geologische fenomenen bevindt zich een laagte, waar de laat- middeleeuwse Horstwetering loopt. De percele- ring van het gebied stamt in hoofdlijnen uit de laatmiddeleeuwse ontginningsfase. De opgraving ten noorden van de Hogeweg,
bij bedrijf Besseling, leverde een huisplattegrond en vier spiekers op. De huisplattegrond had een lengte van 13 m en een breedte van 4.55 m. De wanden waren voorzien van een dubbele paalzet- ting die, samen met drie middenstijlen, het dak droegen. De niet in het midden van de wanden gelegen toegangen deelden de plattegrond op in een woon- en een staldeel. Het schervenmateriaal uit de paalsporen van de plattegrond en de spie- kers wijst op een datering in de Late Ijzertijd (250 - circa o v. Chr.). De structuren maakten onder- deel uit van een erf, waarvan al sporen in een voorafgaande opgravingscampagne werden gevonden. In het kader van natuurontwikkeling zijn in het
gebied tussen de Horstwetering en de loop van de Hoevelakense-en de Barneveldsebeekgrond- werkzaamheden uitgevoerd. Dit betrof het open- graven van gedempte delen van de Horstwetering en de aanleg van ondiepe poelen. Voorafgaande aan deze natuurontwikkeling heeft archeologisch onderzoek plaatsgevonden. Het onderzoek te Bloeidaal - de naam is
afkomstig van een oude boerderij - bestond uit twee percelen, die in het oosten begrensd werden door een reeds archeologisch onderzocht perceel. |
|||||||
150 MAARTEN VAN DIJK, TIMO D'HOLLOSY, RON A.HULST, FRANCIEN SNIEDER, M I LO VERHAMME EN MATTIJS WIJKER
|
|||||||
Beide percelen liggen op het uiteinde van de geul-
randdekzandrug, die als een landtong in de dal- vormige laagte uitsteekt. Het zijn met name de vele paalsporen en kuilen die het perceel archeo- logisch interessant hebben gemaakt. Hier hebben vijf boerderijen gelegen (afb.1); Twee van de boer- derijplattegronden hadden een zuidoost- noord- west oriëntatie en de overigen lagen loodrecht op deze richting. Drie van de boerderijen lagen erg dicht bij elkaar en rond twee van deze gebouwen hebben de meeste spiekers gelegen. Op het perceel WV-P326 werden in 2003 de
sporen van vier of vijf boerderijen aangetroffen, waarvan er twee van zuidwest naar noordoost georiënteerd lagen. Tijdens de uitwerking van de opgravingsgegevens was reeds duidelijk dat deze plattegronden niet kompleet waren. Op perceel WV-BLOEI werd tijdens het veldwerk vermoed dat de noordelijkste en de zuidelijkste boerderij kon- den aansluiten op de (incomplete) boerderijen op perceel WV-P326. Na uitwerking van de veldteke- ningen bleken de plattegronden op de twee per- celen exact in eikaars verlengde te liggen. De meest zuidelijke plattegrond bestond uit twee structuren die elkaar gedeeltelijk hebben overlapt. De boerderijen waren dus niet gelijktijdig en had- den verschillende afmetingen. De noordelijke, samengevoegde plattegrond is te reconstrueren tot een boerderij met een lengte van 35 en een breedte van 5.50 meter (afb. 2) en is de langste vertegenwoordiger van de huisplattegronden van Wieken-Vinkenhoef. Net zoals de andere boerde- rijen kan het beschreven worden als een woon- stal-boerderij. In het noordoostelijke en het zuid- westelijke deel bevonden zich in beide zijden de toegangen tot het interieur. Extra paalsporen aan de binnenzijde van de wanden zijn aanwijzingen dat de doorgangen van deuren waren voorzien. De ingangspartijen scheidden het woondeel van |
de stal, waarbij in deze plattegrond het 14 meter
lange middendeel als stal moet worden geïnter- preteerd en de beide huiseinden dus een (werk)woonfunctie hadden. Het noordoostelijke woon/werkdeel was groter dan zijn tegenhanger in het zuiden. De twee haaks op elkaar staande boerderij-
plattegronden ten zuiden van laatstgenoemde boerderij hadden eveneens een forse lengte (26 en 30 meter). Ook deze boerderijen hadden een woon/stal functie, waarbij het lange middendeel als stal fungeerde. De wanden van deze grote boerderijen stonden tussen veelal dubbele paal- sporen, die samen met de binnen- en midden- staanders het dak omhoog hielden. Geïsoleerd in het uiterste westen van de geul-
randdekzandrugzijn de sporen van een, helaas zwaar verstoorde, boerderij gevonden. In de paal- sporen van de vier structuren is aardewerk aange- troffen dat duidt op een late Ijzertijddatering. Vermeldenswaard zijn de vier fragmenten van La- Tène glazen armbanden. Drie van deze versierde glazen voorwerpen zijn gevonden rond en in de sporen van de bewoningsconcentratie ten zuiden van de Horstwetering en de vierde op het eerste erf ten noorden van deze wetering. De opgravingswerkzaam heden op het bedrij-
venterrein zijn nog niet afgesloten en de uitwer- king van de opgravingsgegevens tot nu toe is nog niet afgerond. Voorlopig denken we dat de boer- derijen, die in het zuiden dicht op elkaar staan, nooit gelijktijdig kunnen zijn geweest. De erven in het noorden liggen regelmatig verspreid op de flank van de dekzandrug; ze kunnen gelijktijdig zijn geweest. De bewoning kan echter ook beperkt zijn gebleven tot drie of vier boerderijen, die in de loop der tijd hebben 'gezworven' over de hogere delen nabij de beekdalen. |
||||||
i Overzicht van de
opgegraven boerde- rijen en spiekers uit de Ijzertijd. |
||||||||
z Een van de zeer
lange Ijzertijd boer- derijen in het zuiden van het onderzoeks- gebied de Wieken. |
||||||||
AMERSFOORT/WIEKEN-VINKENHOEF
perceel : WV-BLOEI structuur 6 reconstructiemodel |
||||||||
152 RECENSIES
|
|||||||||
komst: ten eerste: creëer draagvlak voor je
plannen en ten tweede: zorg voor heldere verantwoordelijkheden en taken. HET CENTRUMPLAN EN HET
EEMKWARTIER, EEN GEVAL VAN
VALLEN EN OPSTAAN Wat ging er dan precies mis met het
Centraal Stadsgebied? In het hoofdstuk "Het centrumplan geboren" uit het boek over het Eemkwartier staat dit heel helder uiteengezet: al vroeg in het proces maakte de gemeente zich erg afhankelijk van de Ontwikkelingsmaatschappij Centrumplan Amersfoort (OCA). De gemeente kon geen wijzigingen meer in de plannen doorvoe- ren zonder instemming van het OCA. Terwijl de OCA eenzijdig de bouwopgave fors vergrote, was de gemeente niet langer in staat flexibel om te gaan met de weer- stand onder een deel van de bevolking, dat een dergelijk ambitieus en ingrijpend plan niet zag zitten. Het plan voorzag namelijk in omvangrijke sloop en grootschalige nieuwbouw. De angst dat het historische centrum in het niet zou verdwijnen naast 'Manhattan aan de Eem' greep om zich heen. De wonderlijke situatie deed zich voor dat waar eerst Fons Asselbergs als actievoerder streed tegen aantasting van het historische centrum, hij nu als medebe- denker en wethouder werd beticht van een soortgelijke verstoring van de uitstraling van dat inmiddels behouden historische centrum. De houding van het gemeentebe- stuur was op z'n zachts gezegd niet echt luisterend: zo blijft niet onvermeld dat burgemeester A. Schreuder de bezwaar- schriften tegen het centrumplan symbo- lisch in de papierversnipperaar kieperde. Het voert hier natuurlijk te ver om deze geschiedenis in detail te vervolgen, maar boeiend is ze zeker. Uiteindelijk werd een deel van de plannen toch gereali- seerd, let wel, die aan de zuidzijde van het spoor. Aan de noordzijde bleef het stil, niet in de laatste plaats vanwege de omvangrijke en kostbare milieuvervui- lingsproblematiek. Pas in 1997,7 jaar na de afstraffing van het gemeentebestuur bij de gemeenteraadsverkiezingen, wist de gemeente een nieuwe samenwerkings- overeenkomst te sluiten met Heijmans: het CSG Eemkwartier. Nu werden wel |
duidelijke afspraken gemaakt. Het CSG
Eemkwartier kreeg de opdracht de plan- vorming af te ronden, de gronden bouw- rijp te maken en te verkopen aan de ont- wikkelende partijen. Daarnaast werd afge- sproken dat een partij de plannen mocht wijzigen, maar dat deze dan ook voor de kosten diende op te draaien. Het democratisch proces kreeg hier-
door weer lucht. Lucht die het nog volop nodig had. De besluitvorming rondom het stedenbouwkundig ontwerp verliep name- lijk alles behalve soepel. Maar er werd ten- minste gesproken met vertegenwoordigers uit de omgeving, die zich deels via de Werkgroep Puntenburg en deels via de Samenwerkende Groeperingen Leefbaar Amersfoort hadden georganiseerd. Uiteindelijk werd het ontwerp van Rein Geurtsen door de gemeenteraad vastge- steld. Lange procedures tot aan de Raad van State leidden er echter toe dat juist op het moment dat er toestemming kwam om te bouwen de markt voor woningen en met name kantoren sterk in kracht afnam. Dit leidde tot een laatste (?) bijstelling: Shyam Khandekar ontwierp het zuidelijk deel van Puntenburg opnieuw. In de tussentijd werd wel een groot
deel van de industrie en de woningen in het gebied gesloopt. Wat ooit een bedrij- vig geheel was veranderde in een kale vlak- te. Aanvankelijk was het de bedoeling alle gebouwen te slopen. Maar weerstand hier- tegen vanuit het Soesterkwartier en de in 2003 opgerichte Stichting Industrieel Erfgoed in de stad Amersfoort, afgekort Siësta, leidde ertoe dat Rohm en Haas dit lot ontsprong. Hoewel je het niet zou verwachten
heeft het boek Eemkwartier, Aanpak en Ambitie een positieve aanleiding voor haar ontstaan. Het is, gelet op de uiterst com- plexe omgeving dan ook knap te noemen dat het CSG Eemkwartier haar opdracht tot een goed einde heeft weten te brengen: er is een vastgesteld stedenbouwkundig plan, het gebied is bouwrijp en verkocht. Daarnaast zijn grote infrastructurele ingre- pen verricht, zoals de tunnel van de Nieuwe Poort. Met het boek heeft het CSG Eemkwartier op een fraaie, openhartige wijze verantwoording afgelegd voor haar inzet in de afgelopen 10 jaar. Het CSG |
||||||||
EEMKWARTIER EN VATHORST:
EEN WERELD VAN VERSCHIL
— Addy Schuurman, Rob Hoegen, Een
nieuw stadsdeel in Amersfoort. Vathorst. Een wereld van verschil in ontwikkeling, 2005, ISBN: 90-805487-2-3 — Addy Schuurman, Rob Hoegen,
Centraal Stadsgebied Amersfoort. Eemkwartier. Aanpak en ambitie, Amersfoort 2006, ISBN: 90-9020791-0 Addy Schuurman (1962) en Rob
Hoegen (1959) hebben in kort tijdsbestek twee boeken afgeleverd, die samen een goed beeld geven van belangrijke ontwik- kelingen in Amersfoort gedurende de laat- ste 20 jaar. De boeken gaan over het ont- staan en de ontwikkeling van twee Amersfoortse stadsdelen: het nieuwe Eemkwartier in het Centraal Stadsgebied en Vathorst aan de noordelijke flank. Het leuke van de twee boeken is dat ze
zo recent op de geschiedenis zitten. De boe- ken zullen daarmee van grote waarde zijn voor latere geschiedschrijvers. Voor beide boeken is gebruik gemaakt van interviews van allerlei betrokkenen. Hierdoor geven de boeken een zeer levendig beeld van de ver- schillende belangen en beelden die bij de partijen, zoals de gemeente, ontwikkelaars, stedenbouwers, buurtbewoners en journa- listen leefden of nog steeds leven. De boeken hebben in essentie dezelf-
de opbouw: na een korte maar zeer infor- matieve schets van het ontstaan van de gebieden wordt op chronologische wijze in een aantal stappen de planontwikkeling en vervolgens de daadwerkelijke uitvoer in beeld gebracht. Het boek over Vathorst biedt echter een bijzonder extraatje: in het hoofdstuk Bouwen aan Amersfoort gaan de schrijvers in op de ontwikkelingvan geheel Amersfoort in de periode na de Tweede Wereldoorlog. Dit is niet zonder reden, want bij de ontwikkeling van Vathorst wilde de gemeente leren van haar successen én haar fouten uit dit verleden. Het gemeentebestuur was in 1990 name- lijk tijdens de verkiezingen afgestraft voor haar in ogen van velen te ambitieuze plan- nen voor het Centraal stadsgebied, waar- van het Eemkwartier een onderdeel is. Uit dit debacle werden volgens Schuurman en Hoegen twee lessen geleerd voor de toe- |
|||||||||
RECENSIES 153
|
|||||||||
Eemkwartier is klaar, wat helaas niet te
zeggen is voor het Eemkwartier zelf. VATHORST, EEN WERELD VAN
VERSCHIL Tien jaar plannen maken, gebie ds ontwik-
keling en woningbouw in Vathorst vorm- den voor het Ontwikkelingsbedrijf Vathorst (OBV) aanleiding om een over- zicht hiervan te laten maken. De schrijvers Hoegen en Schuurman
onderkennen daarbij het risico dat het fraai vormgegeven boek, dat zij in opdracht van het OBV schreven, als niet objectief zou worden afgedaan, als zijnde een luxe verkoopbrochure. Zij stellen daarom nadrukkelijk dat dit niet het geval is en dat het boek, in een breder perspec- tief, aangeeft hoe in Nederland tegen- woordig moeilijke besluiten worden genomen, hoe de stad aan haar toekomst bouwt en hoe zij, stedenbouwkundigen, architecten, projectontwikkelaars en bewoners omgaan met het spanningsveld tussen droom en realiteit. In Vathorst zou de gemeente het
anders aanpakken, een wereld van verschil ten opzichte van het Centraal Stadsgebied, zogezegd. Praten met de bewoners en gebruikers, dat was in de aanloop van de planvorming voor Vathorst een 'hot item'. In deelgroepen werden onderwerpen als milieu en bereikbaarheid besproken. Die wereld van verschil kwam verder vooral voort uit de negatieve beeldvorming van de vinexwijk: een reeks van herhalingen waarin de burger zich niet kon herkennen. Vathorst zou geen grote pannenkoek wor- den, bepaald geen standaard wijk. Een belangrijk besluit was de aanstel-
ling van niet één maar twee stedenbouw- kundigen, die ieder binnen een groter geheel een gebied voor hun rekening zou- den nemen. Toch was er wel enige samen- hang: zowel Ashok Bhalotra als Adriaan Geuze hebben gevoel voor historisch gegroeide structuren en het belang dat deze hebben voor de herkenning en identi- teitvan de bewoners van deze structuren. Geuze liet zich inspireren door de
grachtenstad. Het historische stadscen- trum was in de jaren negentig uitgegroeid als een van de meest gewilde woonmi- lieus. Het was daarom niet zo'n gekke |
|||||||||
gedachte om dit succes op een geheel
andere plek te benutten. Vraag is echter of het historische stadscentrum alleen suc- cesvol is vanwege haar bebouwing, of dat zij succesvol is vanwege haar grote dyna- miek, vol ervaringen en activiteiten. En dat laatste zal Vathorst (voorlopig) niet bieden, het is en blijft een slaapstad. Bhalotra bewandelde een andere weg:
hij bestudeerde de historische landschaps- structuren in Vathorst zelf en benutte deze waar mogelijk. Zo is in zijn deelgebied ruim- te voor boerderijen, oude wegen en hout- wallen. Bhalotra verdeelde de wijk nog ver- der onder in verschillende stedenbouwkun- dige structuren. Daarmee trachtte hij de kri- tiek op de saaie vinexwijken ook op steden- bouwkundig niveau te beantwoorden. Zowel Bhalotra als Geuze hebben
daarnaast van de nood een deugd gemaakt: het vele kwelwater in het relatief laag gelegen gebied wordt fraai benut. En wie nu door Vathorst loopt moet in ieder geval beamen dat Vathorst geen saaie wijk zal worden. Maar wie komt voor samen- hang en overzicht zal hier snel verdwalen. Het boek dat Hoegen en Schuurman
over dit Vathorst schreven vertoont in dat opzicht een opmerkelijke overeenkomst: allerlei facetten passeren in schijnbaar wil- lekeurige volgorde de revue. Zo is er aan- dacht voor de clustering van functies, de architectuur in de wijk, de dreigende bag- gerstort en de kritiek op de verkeersafwik- keling, waardoor het gehele plan meer dan een jaar stil kwam te liggen. Een ander hei- kel probleem wordt ook niet uit de weg gegaan: de inpassing van Hooglanderveen in de nieuwe wijk. Na een intensief proces met de bewoners van dit dorp stemde de raad in met een groene zoom rond het dorp. Nu echter de uitvoer van deze zoom nadert, steekt een oud probleem de kop weer op: hoe helder waren de afspraken met het OBV nu werkelijk: een groene zoom kost geld en het is verleidelijk toch allerlei functies in de groene zoom onder te brengen. Het oude spook van het OC A doet hier weer opgang: de bewoners bestoken de raad en de raad wijst naar het OBV, als zelfstandig orgaan. Wat dit zal opleveren: de tijd zal het leren. Raymond Bijen
|
|||||||||
Op zoek in de tijd:
Op 20 april 2007 werd www.tijdbalk-
amersfoort.nl officieel in gebruik gesteld
door Amersfoorts burgemeester Albertien van Vliet-Kuiper. Toen kon eindelijk ieder- een op het worldwide web gebruik maken van het meesterstuk dat drs Jan H. Lodewijks in zijn vrije tijd bij elkaar heeft gesprokkeld. Johan Volkers verwerkte het tot een werkbare website. In het colofon omschrijft Lodewijks het doel van zijn website, namelijk voor een groot publiek, een snelle en brede oriëntatie op de historie van Amersfoort mogelijk te maken. Wat is de digitale tijdbalk?
In het colofon geeft Lodewijks een uitleg
van zijn digitale tijdbalk. Op de tijdlijn staan chronologisch feiten en gebeurtenis- sen met een korte omschrijving, geordend per eeuw. Bij nagenoeg alle gebeurtenis- sen verschijnt in een apart venster extra informatie, door het jaartal of de gebeur- tenis aan te klikken. Die informatie kan bestaan uit een extra stukje tekst, maar is meestal een directe doorverwijzing naar andere websites met relevante (achter- grondinformatie. De eerste eeuwen in de tijdbalk, vanaf
800, zijn nog overzichtelijk. Dat is begrij- pelijk, want in het schaars bewoonde gebied gebeurde niet veel en van wat er gebeurde, is maar weinig schriftelijk vast- gelegd. Maar vanaf 1200 nemen de activi- teiten toe en gaat de tijdbalk meer en meer lijken op een (geordende) hooiberg van gebeurtenissen en feitjes. Hoe vind je hier één of meerdere spelden, waar je naar op zoek bent? Zoeken in de tijd
Twee zoekfuncties in deze hooiberg
maken het de onderzoeker een stuk mak- kelijker. De knop tijdbalk op periode maakt het onder anderen middelbare scholieren mogelijk antwoord te vinden op een vraag als 'Wat gebeurde er in Amersfoort in de Middeleeuwen'. Hoe vaak krijg je als medewerker publiekszaken van Museum Flehite deze vraag van brugklassers, die bij het hoofdstuk De Middeleeuwen in hun schoolboek een werkstuk moeten |
|||||||||
154 RECENSIES
|
|||||||||
van een gebruiksvriendelijke website voor
een groot publiek is er geen ruimte voor het waarom. Dat vraagt om wetenschap- pelijk onderzoek en discussie en daar zit het beoogde gebruikerspubliek niet op te wachten. Samenvattend kan worden geconclu-
deerd dat de tijdbalk-amersfoort een aan- winst is voor het cultuurhistorie-minnend publiek in Amersfoort en daar buiten. Natuurlijk kan het nog meer en nog beter: Jan Lodewijks staat open voor alle verbete- ringen en toevoegingen. Hulde voor dit initiatief en deze gebruiksvriendelijke uit- voering! Lydia Edelkoort-van der Vlerk
|
|||||||||
maken. De site van de Archeologische
Dienst en van het Archief bieden lopende stukjes tekst: die kan je zo overschrijven, maar een onderzoek is het nog niet... Nu kan je leerlingen ook verwijzen naar de digitale tijdbalk, wetend dat ze met de fei- tjes zelf hun verhaal kunnen schrijven. De functie tijdbalk op onderwerp maakt het hen nog makkelijker: rondom een thema kunnen ze zo alle feiten vinden plus nog wat extra. Ook kunnen ze gebruik maken van de functie zoeken in de tijdbalk door een eigen zoekterm in te vullen. Het for- muleren van de beste zoekterm vraagt echter wel enige creativiteit: is het een ver- dedigingswerk, stadsverdediging, stads- muur of muur, stadswal of wal of... Hoewel deze begrippen hetzelfde zoeken leveren ze verschillende resultaten op: las- tig voor haastige scholieren dus. De laatste te noemen zoekfunctie is zoeken op illus- traties. Helaas zijn dit niet meer dan plaat- jes ter illustratie van artikelen en is het geen verrassende bron van onbekende afbeeldingen. Daarvoor moet je bij de beeldbank van het archief zijn of bij de digitale collectie van Museum Flehite! Maar ook volwassenen en historisch
ingewijden hebben plezier van de tijdbalk. De vele senioren actief bij 't Gilde en Waterlijn kunnen hun historische kennis nu ook digitaal vergroten. Je weet wel dat het in het derde kwart van de 18 eeuw was, maar was het nu 1786 of 1787.... Op de tijdbalk vind je eenvoudig terug dat het inderdaad 1787 was dat de OLVkerk ont- plofte. De website tijdbalk-amersfoort.nl is
een geweldig hulpmiddel op het web: al schrijvend op je computer kun je feiten en gebeurtenissen opzoeken zonder ook maar een boek naast je te hebben liggen. Maar helemaal is dat niet waar. Nooit zal deze tijdbalk volledig zijn en altijd zal er wel informatie of een bron ontbreken. Lodewijks citeert dan ook terecht Pieter Geyl, die geschiedenis als 'een discussie zonder einde' aanduidde. Zodra je een ver- diepingslaag hebt bereikt, wil je nog meer weten en Lodewijks zal met zijn tijdbalk altijd achterlopen! Ook zullen sommigen het waarom
van het wie wat, waar en wanneer van de tijdbalk missen. Maar binnen de beperking |
|||||||||
De schoonheid van het
lelijke gebouw Kees Volkers, zo vensters op industrieel
erfgoed in de provincie Utrecht. Een cul- tuurhistorische verkenning. USINE en Provincie Utrecht, Utrecht 2006. Te bestellen bij: usiNE, Utrechtse Stichting voor Industrieel Erfgoed, Herenstraat 28 3512 KD Utrecht, 030 234 3880, usine@erfgoed-Utrecht.nl. Met de sloop in 2002 van de markante
torens van de COVA verloor het Eemkwartier zijn voornaamste symbool van het industriële tijdperk. Sindsdien verandert het Eemkwartier geleidelijk in een woongebied en een uitgaanscentrum. Wie herinnert zich nog Meursing en Van Nieuwenhuizen? Veel Amersfoorters lie- ten geen traan om hun verdwijnen, zeker de oude werknemers niet, laat staan de Sassianen. In al zijn lelijke schoonheid vervult
het 'industrieel erfgoed' desalniettemin een belangrijke functie. Het geeft de stad karakter. Wat is de geschiedenis van Amersfoort zonder de geuren van Polak Frutal Works of het geluid van de piepen- de wielen op het spoorwegemplacement? Dergelijke herinneringen maken deel uit van de lokale identiteit; een identiteit waaraan veel mensen zich vastklampen om zich staande te houden in het huidige tijdsbestel waarin grenzen vervagen en de wereld steeds groter wordt. Het vastleggen van die lokale en
regionale identiteit is reden voor de toege- nomen aandacht voor industrieel erfgoed. Het recent verschenen rapport 20 vensters op industrieel erfgoed in de provincie Utrecht. Een cultuurhistorische verkenning biedt een fraai geïllustreerd overzicht van wat er in de provincie nog te vinden is aan monumenten van bedrijf en techniek. Eemland komt aan bod met speciale aan- dacht voor onder meer de wagenwerk- plaats van de spoorwegen en het Eem- kwartier in Amersfoort, maar ook de visrokerij Muys in Spakenburg, de graan- maalderij in Achterveld en het waterlei- dingcomplex in Soestduinen. Zoals misschien al blijkt uit deze
opsomming is in het rapport gekozen voor een nieuwe benadering die afwijkt van de |
|||||||||
RECENSIES 155
|
|||||||||
standaard-aanpak voor monumenten. De
auteur is niet op zoek gegaan naar objecten die zich in originele staat bevinden, maar hij richt zijn aandacht vooral op ensembles waaraan de bedrijfseconomische ontwik- kelingen in de tijd zijn af te lezen. Een nieuw gebouw of een verbouwing als gevolg van een verandering in de techniek maakt het complex juist interessant. Uit de inventarisatie blijkt dat de
industrie in de provincie Utrecht zich beperkte tot één gebied: de zone langs het M er wedekanaal c.q. Amsterdam- Rijnkanaal bij Utrecht. De regio rond Amersfoort had eigenlijk geen industrieel karakter en het aantal overblijfselen is zeker in Amersfoort navenant gering. Dat verklaart vermoedelijk dat het Eemkwartier - toch allang geen industrieel landschap meer - terecht is gekomen in de Utrechtse 'top 20'. In dat verband had op zijn minst een vermelding van de Isselt op zijn plaats geweest. Dit gebied verdient in de toekomst meer aandacht. Verder blijkt dat succesvolle reddings-
acties vooral moeten komen van particu- lieren, van lokaal geïnteresseerden als Siësta of van lokale ondernemers. De over- heid laat het dikwijls afweten. Zinvol her- gebruik met respect voor de historische waarden is klaarblijkelijk nog steeds moei- lijk te organiseren. Met dit rapport in de hand kunnen gemeente- en provincie- ambtenaren op zoek naar particulieren met een goed idee, een uitgewerkt business-pidii en/of een zak met geld. Voordat het te laat is. Addy Schuurman
|
gelijkbare werken over andere gebieden in
Nederland op zijn naam heeft staan. Er staan vele mooie en grote illustraties en luchtopnamen in. De procedurele gang van zaken bij de ruilverkaveling is breed- voerig beschreven. Voor deelnemers aan dat proces, waaronder de betrokken boe- ren en veehouders, wellicht heel interes- sant, maar voor burgers, die dus gewoon op zondag door het gebied fietsen, mis- schien iets te uitgebreid. Zij zullen genoe- gen nemen met de korte toelichting bij de fiets- en wandeltochten. Interessant is ook de controverse over
de ontginningsgeschiedenis van de Bunschoter polders die op de achtergrond bij het schrijven van dit boek zich moet hebben afgespeeld. Vervloet, die dit stuk voor zijn rekening heeft genomen, bena- dert de ontginning vanuit het perspectief van de bodem en de geomorfologie. Hij komt tot de conclusie dat de ontginning zich vanaf de Eem oostwaards heeft vol- trokken en dat de weg van Amersfoort over Bunschoten naar Spakenburg de ach- terkade van de ontginningseenheid is geweest. In een latere instantie zijn de boerderijen van de oevers van de Eem dan verplaatst naar deze achterkade. Bij Eemnes heeft zich een soortgelijk proces, maar dan van oost naar west, voorgedaan. Vervloet ontkracht het idee dat Bunschoten ooiteen eiland (of droog gebied) in een natte omgeving moet zijn geweest, zoals anderen beweren. Persoonlijk vind ik dit een heel waar-
devolle bijdrage aan de discussie over dit onderwerp. In mijn eigen doctoraalscrip- tie uit 1987 heb ik een ontginning vanaf de Eem ook al voorgesteld. Vervloet heeft nu dit beeld vollediger gemaakt. De stadsvor- ming van Bunschoten kan nu gelijktijdig hebben plaatsgevonden met deze eerste boerderijenverplaatsing (ca. i33o-ca.i38o). Ik kan me echter ook voorstellen dat later, naarmate men dichterbij de zee kwam, de ontginning wel vanaf de achterkade, vanaf de Spakenburger Gracht, is uitgevoerd, zoals die van de nog noordelijker gelegen Korte Landen ook vanuit zuid richting zee moet zijn gedaan. Kortom, de discussie is niet afgelopen, maar wel weer een stapje verder gekomen. Willem Ruizendaal
|
||||||||
Ontginning en
ruilverkaveling Jelle Vervloet en Simon van den Bergh
(red.), Eemland in verandering. Ontginning en ruilverkaveling in het gebied van de Eem, Uitgeverij Matrijs, Utrecht 2007.208 pp.,ill. krtn.,Ht.,reg.,€ 19,90 Het boek is uitgegeven naar aanleiding van
de afronding van de ruilverkaveling in Eemland. De landinrichtingscommissie, die met succes een proces van ruim 40 jaar heeft afgesloten, heeft hiermee niet alleen voor zichzelf, maar meer nog voor het gebied en zijn bewoners een prachtig monument ach- tergelaten. Voor het overgrote deel van de tegenwoordige stads- en dorpsbewoners is een ruilverkaveling namelijk iets dat 'ver weg van het eigen bed' gebeurt, ook al vindt het in werkelijkheid 'vlak om de hoek' plaats. Met dit boekwerk, ook al is het rede- lijk pittige stof, kan iedereen kennis nemen van het ingrijpende belang dat een ruilver- kavelingbetekent voor een heel gebied. Met de feiten en de kennis uit dit boek kunnen de zondagse fietstochten door het open pol- derland van Eemland wel eens veel aangena- mer en boeiender worden. In het boek is een los katern met fiets- en wandeltochten opgenomen. De ruilverkaveling, die in 2006 is
afgerond, begon heel pril in 1963. Uiteindelijk werd het hele open gebied tus- sen Eemnes, Baarn, Soest, Amersfoort en de Laak (grens met Gelderland) opnieuw verdeeld en ingericht: een activiteit die gerust vergeleken mag worden met de ont- ginning van dit gebied in de vroege en hoge middeleeuwen. Het was overigens niet de eerste ruilverkaveling, want van 1938-1942 is de Eemnesser polder en van 1941 tot 1951 de Bunschoter polder herkaveld. Het boek gaat inderdaad terug naar de
middeleeuwse ontginningen en laat ver- volgens goed de wisselwerking zien tussen de geografische en de economische omstandigheden en de behoeften van het boerenbedrijf enerzijds en de invloed daarvan op de vorming van het cultuur- landschap anderzijds. In feite is het met een ruilverkaveling niet anders gesteld. Het boek is prachtig vorm gegeven.
Dat is overigens wel toevertrouwd aan een uitgever als Matrijs, die al vele andere ver- |
|||||||||
156 LITERATUUR
|
|||||||||
Boerderij Kraaijkamp, Coelhorster-
weg 6 Hoogland, werd bewoond door
Gradus en Meintje van Weerhorst A. van Engelenhoven, 'Boerderij
Kraaijkamp gerestaureerd: historisch
karakter boerenerf hersteld', De Bewaarsman: tijdschrift van de histo- rische kring Hoogland, jrg. 12, nr. 2 (2006), 35-41 A. van Engelenhoven, 'Een nieuwe
toren op een oud huis', Kroniek: tijd- schrift historisch Amersfoort, jrg. 8, nr. 3 (2006), 13. Herenhuis Johan van Oldenbarneveltlaan 2/4 A. van Engelenhoven, 'Landsigt aan de
Zeldertseweg: de oudste boerderij van Amersfoort', Kroniek: tijdschrift historisch Amersfoort, jrg. 8, nr. 4 (2006), 2-4 A. van Engelenhoven, 'Restauratie van
een 18 eeuwse malenhoeve: een nieuwe toekomst voor Bosserdijk', Kroniek: tijdschrift historisch Amersfoort, jrg. 8, nr. 2 (2006), 4-5. Boerderij aan de Zevenhuizerstraat A. van Engelenhoven, 'Zeldzame
natuurstenen gevel 'ontdekt': het huis
Varkensmarkt 1 in restauratie', Kroniek: tijdschrift historisch Amersfoort, jrg. 8, nr. 4 (2006), 5 H. van Engen, De derde orde van Sint-
Franciscus in het middeleeuwse bis- dom Utrecht: een bijdrage tot de insti- tutionele geschiedenis van de Moderne Devotie, (Hilversum : Verloren, 2006) In deze publicatie komen ook
Amersfoortse kloosters aan de orde. H. Gerlings, Waterlijn als werkwoord:
geschiedschrijving van de eerste tien jaren "Waterlijn", (Amersfoort: Stichting Waterlijn, 2006) R. Goedvolk, 'De mysterieuze directie-
keet: een raadsel uit het laatste oor- logsjaar', De Bewaarsman: tijdschrift van de historische kring Hoogland, jrg. 12, nr. 1 (2006), 10-14 T. d'Hollosy, Bloemendalsebuitenpoort
langs rustig water: archeologisch onderzoek naar de verloren gewaande Portugees-Joodse begraafplaats aan de Bloemendalsestraat, (Amersfoort: Archeologisch Centrum, 2006) (Reeks: Amersfoort onder ons, 2) |
T. d'Hollosy, 'Verloren gewaande
Portugese begraafplaats teruggevon-
den', Kroniek: tijdschrift historisch Amersfoort, jrg. 8, nr. 3 (2006), 10-11. Portugees-Joodse begraafplaats bij de Bloemendalsebuitenpoort S. Hovens, 'Herstelwerkzaamheden aan
de Sint-Aegtenkapel', Kroniek: tijd- schrift historisch Amersfoort, jrg. 8, nr. 1 (2006), 4-5 FJ. Jansen-Wisgerhof, Familieboek Jansen, (Amersfoort, 2006). Genealogie van de families Engel en Van de Klashorst F.J.W. van Kan, 'Lodewijk Napoleon,
koningvan Holland', Kroniek: tijd- schrift historisch Amersfoort, jrg. 8, nr. 2 (2006), 10-11. Bezoek van een delegatie van het stadsbestuur aan Lodewijk Napoleon in juli 1806 F.J.W. van Kan, 'Randenbroek rijksmo-
nument', Kroniek: tijdschrift historisch Amersfoort, jrg. 8, nr. 1 (2006), 10-11. Huis en landgoed Randenbroek G.J. van Keken, The best of Hoogland-
West: impressies van een uniek land- bouwgebied achter de Eem, (Barneveld: BDU, 2006) K. Klok, 'Vis venten in vroeger eeuwen',
Bun Historiael, jrg. 27, nr. 2 (2006), 70-72 Vishandel in Amersfoort M.H. Koning, 'Op zoek naar mijn voor-
ouders (LeenaertNicasiusz.)', Nieuwsblad van de Historische Vereniging Ameide en Tienhoven, jrg. 17, nr. 3 (2006) 18-25 De stadstimmerman Leenaert Nicasius redde op 7 februari 1651 de OLV-toren na blikseminslag. Met genealogie Leenaert Nicasius. M.H. Koning, 'De schepper van het acht-
ste wereldwonder en de geboren Ameidenaar Leenaert Nicasius, Nieuwsblad van de Historische Vereniging Ameide en Tienhoven, jrg. 17, nr. 3 (2006) 26-32 A. Krullaars, R. van Putten, e.a.,
Rijksscholengemeenschap Amersfoort
"het boek"dejo'erjaren, (Barneveld: BDU, 2006). Verschenen t.g.v. een reünie van HAVO-leerlingen. D. Lantsheer, Huisnamen Hoogland
(1811-1899), (Amersfoort: Archief Eemland, 2006) |
||||||||
LITERATUUR BETREFFENDE DE
REGIO EEMLAND VERSCHENEN IN 2006 AMERSFOORT EN HOOGLAND
Amersfoort Magazine: feest der herken-
ning! : ornamenten een lust voor het oog, jrg. 9, nr. 1 (2006). Nummer uitgegeven t.g.vde Open Monumentendag op zaterdag 9 sep- tember 2006 C. Biezeveld, 'Historie Kamp Amersfoort
correcties nodig!, Kroniek: tijdschrift historisch Amersfoort, jrg. 8, nr. 4 (2006),13-15. Muurschildering barak- ken, ontsnappingen uit het Kamp en Loes Overeem G. Boekenoogen, Het ontstaan van de
Amersfoortscbe broodfabriek W.H. Meursing: memoriaal 1885', Kroniek: tijdschrift historisch Amersfoort, jrg. 8, nr. 4 (2006), 10-12. Fabriek aan het Smallepad G. Boekenoogen, T. d'Hollosy e.a.,
Tussen spoor en Smallepad: archeolo- gisch onderzoek op het voormalige Meursingterrein en de toekomstig RA.C.M.-locatie te Amersfoort, (Amersfoort: Archeologisch Centrum, 2006) (Reeks: Amersfoort onder ons, 1) C. van den Braber, B.G.J. Elias,
Amersfoort vanuit de lucht, (Bussum:THOTH, 2006 Luchtfoto's van de binnenstad en wijken van Amersfoort, de Gelderse Vallei en het stroomgebied van Amersfoort. }. van der Burg, '35 jaar Stadsherstel
Amersfoort', Amersfoort Magazine, jrg. 9,nr. 1 (2006), 41-47 C. Conover, Amersfoort:fragments of
time, (Zaltbommel: Aprilis, 2006) C. Conover, Amersfoort: wandeling door
de tijd, (Zaltbommel: Aprilis, 2006) M. Donker, P. Stamrood, 25 interviews
met markante Utrechters, (Utrecht, 2006). Interview met Cees Biezeveld (directeur Kamp Amersfoort) en Cor Brink-Bruijn (vroedvrouw en beel- dend kunstenares in Amersfoort) A. van Engelenhoven, 'Boerderij
Kraaijkamp authentiek hersteld', Kroniek: tijdschrift historisch Amersfoort, jrg. 8, nr. 3 (2006) 4-6. |
|||||||||
LITERATUUR 157
|
|||||||||
Overzicht van huisnamen (met eerste
en laatste vermelding) voorkomende in de overlijdensaktes van Hoogland over de periode 1811-1899. M. van Lieshout, 'De buurt (5) van Ivan
Wolffers: de rooftochten van de Noepie Noepie Club in het Amersfoortse Soesterkwartier', Oud- Utrecht, jrg. 79, nr. 5 (2006)132-136 Herinneringen van Ivan Wolffers aan zijn kinder-en jeugdjaren in het Soesterkwartier M. van der Linde, Feitse Boerwinkel,
inclusief denker, (Amersfoort: Centrum voor Social Work de Horst, 2006) Bundel verschenen t.g.v. de 100 ver-
jaardag van F. Boerwinkel. Hij was verbonden aan het Centrum voor Social Work/De Horst als rector van het internaat, als directeur van de Academie en als docent cultuurge- schiedenis. P.W. van Maaren, Genealogie van
Hendrik van Hattem, raad en schepen
van Amersfoort, (Leusden, 2006) O. Maurer, Joop Traarbach en Engelbert
L'Hoëst: twee Amersfoortse expressio- nisten', Kroniek: tijdschrift historisch Amersfoort, jrg. 8, nr. 1 {2006), 2-3 G.J.A. Raven, 'Boerderij De Geer, het
behouden waard', De Bewaarsman: tijdschrift van de historische kring Hoogland, jrg. 12, nr. 1 (2006), 18-20 G.J.A. Raven, 'Kamp Amersfoort en de
NederlandscheSeintoestellenfabriek', Kroniek: tijdschrift historisch Amersfoort, jrg. 8, nr. 3 (2006), 8-9 G.J.A. Raven, 'Klein Emiclaer, tweeling
vanBosserdijk : het verhaal van Ten Bosch eindelijk compleet', De Bewaarsman: tijdschrift van de histo- rische kring Hoogland, jrg. 12, nr. 3 (2006), 59-67. De geschiedenis van de boerderij Klein Emiclaer en de familie Van den Voorde, eigenaar van de boerderij van 1329-1530. A.F.M. Reichgelt, Inventaris van de
archieven van de Stichting De Armen
dePoth (1342)1447-1999, (Amersfoort: Archief Eemland, 2006) P. Romijn, Burgemeesters in oorlogstijd:
besturen tijdens de Duitse bezetting, (Amsterdam: Balans, 2006) |
A. Schuurman, R. Hoegen, e.a.,
Centraal Stadsgebied Amersfoort
Eemkwartier: aanpak, ambitie, (Amersfoort: CSG Eemkwartier, 2006) J. Sickmann, 'Waarom 't Spijkertje moest
worden gesloopt', Erfgoed: Vlaams- Nederlands tijdschrift van industrieën techniek, jrg. 15 (2006), 29-33. Voormalig graanpakhuis aan de Grote Koppel. F. Snieder, 'Vondsten Achter de
Arnhermse Poortwal', Kroniek: tijd-
schrift historisch Amersfoort, jrg. 8, nr. 1 (2006), 8-9. Opgraving Achter de Arnhemse Poortwal Y. Tanke, 'Afscheid Fred van Kan, direc-
teur Archief Eemland: samenwerken en geen eiland', Kroniek: tijdschrift historisch Amersfoort, jrg. 8, nr. 3 (2006) 2-3 Y. Tanke, 'Johan van Oldenbarnevelt ver-
dient meer aandacht', Kroniek: tijd- schrift historisch Amersfoort, jrg. 8, nr. 1 (2006), 6-7 J. Teters, Amersfoort kunt gij het aan met
uw faam als schone slaapster?: revita- lisatie van de Amersfoortse binnenstad 1945-1975, (Utrecht, 2006) Scriptie erfgoedstudies over de vraag hoe politiek en maatschappelijk omgegaan werd met binnenstedelijke cultuurhistorische waarden in de diverse plannen ter modernisering van de Amersfoortse binnenstad tus- sen 1945-1975. R. Timmer, H. van Laar, Chr. Muziek- en
Showbandjuliana en haar jeugdafde- ling Bernhard: de geschiedenis van een kei van een band uit de Keistad Amersfoort 1926-2006, (Amersfoort: Wilco, 2006) K. Volkers, 'De wagenwerkplaats te
Amersfoort: de onzekere toekomst van een 100 jaar oud spoorwegindus- triecomplex', Erfgoed: Vlaams- Nederlands tijdschrift van industrie en techniek, jrg. 15 (2006), 13-20 J. Voorburg, 'De grote vakantie van de
boerenjeugd voor 1948: kinderfees- tern, ranja, apenoten en schoekertje', De Bewaarsman: tijdschrift van de historische kring Hoogland, jrg. 12, nr. 2 (2006), 42-44 |
J. Voorburg, 'Hoogland en de wereldge-
schiedenis, 9 november 1939-1 mei 1945', De Bewaarsman: tijdschrift van de historische kring Hoogland, jrg. 12, nr. 1 (2006), 6-9 J. Voorburg, 'Priester René van Eijden:
herinneringen bij een menukaart'. De Bewaarsman: tijdschrift van de histo- rische kring Hoogland, jrg. 12, nr. 3 (2006), 49-55- René van Eijden werd geboren in 1928
op de Margarethahoeve in Hoogland; de menukaart werd vervaardigd voor het feestdiner ter gelegenheid van zijn priesterwijding in 1956. N. Vugts, 'De buurt van (3) Marjan Berk:
'ik had heel lang de pest aan Amersfoort', Oud-Utrecht, jrg.79, nr. 3 (2006) 68-71 Marjan Berk, bekend als cabaretière,
schrijfster en columniste, bracht haar jeugd door in Zeist en Amersfoort (omgeving St. Ansfridusstraat) N. van Vulpen, 'Emigreren naar
Australië, een spannend avontuur: de
familie Pommer uit en thuis', De Bewaarsman: tijdschrift van de histo- rische kring Hoogland, jrg. 12, nr. 2 (2006), 25-34 N. van Vulpen, 'Frederik Johannes
Spruijt: geneesheer te Hoogland (1867-1873J, De Bewaarsman: tijd- schrift van de historische kring Hoogland, jrg. 12, nr. 3 (2006), 56-58. R. ter Wal, 'Aldegonde, het eerste zieken-
huis van Amersfoort (en Leusden)', Leusden Toen: tijdschrift van de histo- rische kring Leusden, jrg. 22, nr. 2 (2006) 848-849 D. van Weezel Errens, 'Adolphe Pieter
Herman Jacob van Weezel Errens (1806-1939)', Kroniek: tijdschrift his- torisch Amersfoort, jrg. 8, nr. 4 (2006) 6-7. Schilder/etser 'Honderdvijfenzeventig jaar brand- weer Woudenberg', (Woudenberg: Brandweer Woudenberg, 2006) |
|||||||
I58 LITERATUUR
|
|||||||||
G.J.M. Derks, 'Herinneringen van Nel
Rodenrijs-van Klooster aan haar familie en aan Soest', Van Zoys tot Soest, jrg. 27, nr. 1 (2006), 25-32 G.J.M. Derks, 'Nogmaals het seminarie te
Soest', Van Zoys tot Soest, jrg. 27, nr. 2 (2006), 1-14 Bewoningsgeschiedenis van het R.K.
Armenhuis "Het Seminarie". H.M. Dingemans, 'De herberg Bavoort
van 1870 tot heden', Leusden Toen: tijdschrift van de historische kring Leusden, jrg. 22 (2006), nr. 4,899-900 D.A. Eilander, 'Een historisch -
geografische blik rond Quatre Bras en
de Veenkampen', De Klapperman: bij- dragen tot de geschiedenis van Woudenberg, dec. 2006 W. de Graaf, Honderd jaar plezier in zin-
gen: Hosanna!!! We hebben een koor 1906-2006, (Bunschoten: De Bunschoter, 2006) W. de Greef Azn., 'Oud-Woudenbergse
families (6): Koudijs', Oud Woudenberg, 2006/1,7-19 H. Groot, Harmonieuw: 111 jaar huisves-
ting Fidelio, (Woudenberg, 2006). Harmoniegezelschap Fidelio. T. Hartman, e.a., 'Graven in de oude
kerk', Van Zoys tot Soest, jrg. 27 (2006), nr. 2,33-38, nr. 3, 23-32. Grafstenen in de Oude Kerk. T. Hartman, 'De nachtwacht van Soest',
Van Zoys tot Soest, jrg. 26, nr. 4 (2006), 1-8, jrg. 27, nr. 1 (2006), 1-9 H.A. van Hees, 'Het verhaal van Anne
Sepp arbeider bij de aanleg van de watermolens langs de Meentweg in Eemnes', Historische Kring Eemnes, jrg. 28, nr. 1 (2006), 34-38 H.A. van Hees, 'De watermolens aan de
Meentweg', Historische Kring Eemnes, jrg. 28, nr. 1 (2006), 39-45 J.G.M. Hilhorst, 'Het stift Eken en het
huidige Baarn', Baerne: tijdschrift van de historische kring Baerne, jrg. 30, nr. 4 (2006), 11-14. Grondbezit St. Vitusabdij. J.G.M. Hilhorst, 'De pastoor van Soest
tijdens de reformatie 1557-1601' Van Zoys tot Soest, jrg 27, nr. 3 (2006), 3-6 H. Hofman, 'Beurtschipper Van IJken uit
Eemnes trekt aan het langste eind' Bun Historiael, jrg. 27, nr. 1 (2006), |
48-50. Conflict over tolgelden
R.A. Hulst, 'Archeologisch onderzoek op
kasteelterrein Stoutenburg', Kroniek: tijdschrift historisch Amersfoort, jrg. 8, nr. 2 (2006), 2-3 W. de Kam (red.) e.a., Soest, Baarn en
Eemnes: schetsen uit de geschiedenis van drie Eemlandse buurgemeenten (Eemnes: Rotary Club Baarn-Soest, 2006) W. de Kam, 'Soester verenigingen'. Van
Zoys tot Soest, jrg. 26, nr. 4 (2006), 29-32, jrg. 27 (2006), nr. 1,15-17, nr. 2, 29-32 Artikelen over verschillende vereni-
gingen in Soest. P. Koelewijn, 'Nicolaas Gouwens (1919-
2001) van 1943 tot 1946 politieagent in Bunschoten', Bun Historiael, jrg. 27 (2006), nr. 1, 26-42, nr. 3,121-137,nr- 4,155-165, nr. 5,198-212 K. Klok, Een jammerlijk besluit' Bun
Historiael, jrg. 27, nr. 2 (2006), 82-87. Besluit tot sloop gedeelte Hervormde Kerk van Bunschoten in 1779 K. Klok, 'Jan Koelewijn Dzn. 1906-1989',
Bun Historiael, jrg. 27, nr. 2 (2006), 56-65 K. Klok, 'Palingkoorts en Zes-en-een-
kwart', Bun Historiael, jrg. 27, nr. 1 (2006), 16-19 Vishandelaar Gijsbert Hopman tij-
dens de Tweede Wereldoorlog K. Klok,' Werfbaas Dirk Fokkes Bosman',
Bun Historiael, jrg. 27, nr. 4 (2006), 148-151. Bouw van een botter in 1790. W. van Kooij (bew.), 'Weerbarstig voor-
uitstrevend: Hamersveld in de eerste helft van de vorige eeuw', Leusden Toen: tijdschrift van de historische kring Leusden, jrg. 22 (2006), nr. 2, 850-854, nr. 3,884-887, nr. 4,902- 907 H. Koudijs, '"Sonnevanck" en het won-
der van 11 april 19 56, Oud Wouden- berg,2006/2,7-20 Vliegtuigcrash in Woudenberg. F. van Loenen, 'Fietesenhandel in
Leusden: Rien Osnabrugge haalt en
brengt', Leusden Toen: tijdschrift van de historische kring Leusden, jrg. 22, nr. 2 (2006), 858-862 |
||||||||
DE REGIO
E. van Andel, 'De Eemnesser eenden-
kooi', Historische Kring Eemnes, jrg.
28, nr. 2 (2006), 63-47 A. Barendrecht, Sint Jozef Kerk
Achterveld: een monument voor de
toekomst, (Barneveld: BDU, 2006) W. Beekhuis, Een plaatje met een praatje:
geschil pontveer 'Haventje' Bun Historiael, jrg. 27, nr. 2 (2006), 75-82 F. Booy, 'Blik op de Brinkstraat', Baerne:
tijdschrift van de historische kring
Baerne, jrg. 30 (2006), nr. 1, 20-28, nr. 2,3-6, nr. 3,13-22, nr. 4,21-28 W. Bos, De Hamersveldseweg door de eeu-
wen heen, (Leusden, 2006) J.D.H, van den Brink, '75 jaar vrijwillige
brandweer van Renswoude', Het ouwe Renswou: mededelingenblad van de historische vereniging Oud- Renswoude, jrg. 23, nr. 1 (2006), 1-31 H. Bronkhorst,'Twee Chinese granieten
tuinvazen uit een 18 -eeuwse Baarnse villa van Scherenberg', Baerne: tijd- schrift van de historische kring Baerne, jrg. 30, nr. 4 (2006), 8-10 G. Brouwer, Bezoek aan 'Hoogerwerf',
Baerne: tijdschrift van de historische
kring Baerne, jrg. 30, nr. 3 (2006), 8- 11. Bewoningsgeschiedenis van de villa Hoogerwerf. G. Brouwer,'Honderd jaar beeldende kunst
in Baarn', Baerne: tijdschrift van de his- torische kring Baerne, jrg. 30 (2006), nr. 1,11-10, nr. 2,20-25,nr- 3» 23-26 J.J. van Burgsteden, Achterveld 1674-
1940: ontstaan en groei, (Leusden: Historische Kring Leusden, 2006) J.J. van Burgsteden, G. van Bekkum,
Van boekenkist tot bibliotheek 1906- 2.006: honderdjaar Bibliotheek Achterveld, (Barneveld: BDU, 2006) O. Dekkers, 'De afbraak van de kruis-
kerk', Bun Historiael, jrg. 27, nr. 4 (2006), 172-175 Afbraak gedeelte Hervormde Kerk in
Bunschoten in 1780 O. Dekkers, 'De bewoners van
Dorpsstraat 20 en 22', Bun Historiael,
jrg. 27, nr. 3 (2006), 96-111 O. Dekkers, 'Oth Niezen en zijn bijzon-
der testament', Bun Historiael, jrg. 27, nr. 1 (2006), 4-13. Oth Niezen (1783-1864) |
|||||||||
LITERATUUR I^Q
|
|||||||||
G. Londo, 'De Lambalgerkeerkade, een
oud verdedigingswerk met een inte- ressante plantengroei', Oud Scherpenzeel, jrg. 18, nr. 2 (2006), p. 23-30 P. Lüschen, Baarn en haar middenstand
1920-1950: kroniek, (Baarn: Baarnsche Courant. 2006) A. Meijers, Eemland over eten en koken:
de verhalen en recepten van ly onder- nemers, (Amersfoort: Zilt Communicatie 8c Creatie, 2006) J. Menne, 'Pastoor Rademaker (1795-
1872)'. Van Zoys tot Soest, jrg. 26, nr. 4
(2006), 22-28, jrg. 27 (2006), nr. 1, 18-24, nr. 3,10-22 H. Michielse, 'Heiligen en harnassen:
Utrechtse bisschoppen tussen Vecht en Eem',Tussen Vechten Eem, jrg. 24, nr. 2 (2006), 91-95 J.V.M. Out, Eemnes, waar ik woon,
(Eemnes: Openbare Bibliotheek Eemnes, 2006) W. Peters, 'Verkoop en koop van een per-
ceel bouwland gelegen aan de Teutschen Hollenweg in Soest in het jaar 1865', Van Zoys tot Soest, jrg. 27, nr. 3 (2006), 33-38 W. Peters, 'Vrouwenvredeskamp in
Soesterberg', Van Zoys tot Soest, jrg. |
26, nr. 4 (2006), 9-15, jrg. 27, nr. 1
(2006), 10-14 ï. Piekema, '125 jaar geleden: bij het gra-
ven van de drinkwaterleiding ontstaat "een begin van oproer onder het werkvolk", Van Zoys tot Soest, jrg. 27, nr. 2 (2006), 23-26 ]. Piekema, '150 jaar geleden:
Soesterbergers doen aan houtdiever-
ij', Van Zoys tot Soest, jrg. 26, nr. 4 (2006), 32-36 R. Prins, 'De geschiedenis van de
Openbare Bibliotheek Eemnes', Historische Kring Eemnes, jrg. 28, nr. 2 (2006), 53-62 K. van Otterloo, 'Brigade Leusden in het
interbellum', Leusden Toen: tijdschrift van de historische kring Leusden, jrg. 22, nr. 1 (2006), 829-834 A. Roest,'Het waterschap 'Het
Soesterveen'. Van Zoys tot Soest, jrg.
26, nr. 4 (2006), 18-21 C. van Rijsdam, 'Wiebe van de Kuinder
van bakker tot rustend burger', Historische Kring Eemnes, jrg. 28, nr. 3 (2006), 102-114 R. van de Schaaf, 'Geschiedenis van het
Vierkante Bosje', Historische Kring Eemnes, jrg. 28, nr. 1 (2006), 8-20 |
E. van Schalkwijk (bew.), 'Jos en Eefje
de Lange vertellen', Leusden Toen: tijdschrift van de historische kring Leusden, jrg. 22, nr. 3 (2006), 880-883. Het boerenleven in Leusden van vóór de Tweede Wereldoorlog R. Sierat, 'Gemaal Eemnes', Historische
Kring Eemnes, jrg. 28, nr. 1 (2006), 28- 33
M. Splint, 'Bijzondere boerderijen in de
Vallei', GM Kwadraat, 2006/1,16-19 E. Veldhuis, 'De Grebbelinie (een
geschiedenis in vogelvlucht)', Oud
Woudenberg, 2006/3,17~23 K. Volkers, Geheim landschap: 200 jaar
militairen op de Heuvelrug, (Amsterdam: PlanPlan, 2006) E.J. Wolleswinkel, De Melm: familiekro-
niek rond een boerderij te Renswoude, (Den Haag: Couvée, 2006) H.M. van Woudenberg, Voskuilen: een
buurtschap onder Woudenberg en Leusden, (Barneveld: BDU, 2006). Genealogie en bewoningsgeschiede- nis van de buurtschap Voskuilen. Tilly du Pui. |
|||||||
FRANCIEN M.E. SNIEDER (1955)
Studeerde prehistorie met nadruk op mid-
deleeuwse archeologie aan de Universiteit van Amsterdam. Sinds 1987 stadsarcheo- loog van Amersfoort. WILLEM VELTHEER (1931)
Studeerde geneeskunde aan de
Universiteit van Amsterdam, volgde daar- na de opleiding tot chirurg in het Zieken- huis Dijkzigt te Rotterdam. Was vervol- gens werkzaam als wetenschappelijk hoofdmedewerker aan het Erasmus Medisch Centrum en van 1971 tot 1996 als chirurg verbonden aan het Ziekenhuis De Lichtenberg / Eemlandziekenhuis (thans Meander Medisch Centrum) te Amers- foort. Promoveerde op de invloed van de Weense Chirurgische School op de heel- kunde in Nederland, met name in Utrecht. MILO L. VERHAMME (1977)
Studeerde mediterrane archeologie aan de
Universiteit van Amsterdam. Vanaf 2004 werkzaam als projectarcheoloog bij de gemeente Amersfoort. JAAP VERNHOUT (1946)
Gemeentelijk ambtenaar bij de afdeling
Monumentenzorg. Sinds 1988 secretaris van de Gemeentelijke Monumenten Commissie. MATTIJS K. WIJKER (1976)
Studeerde mediterrane archeologie aan de
Universiteit van Amsterdam. Vanaf 2004 werkzaam als projectarcheoloog bij de gemeente Amersfoort. |
||||||||
ALBERT VAN ENGELENHOVEN
(1956) Bouwhistoricus. Sinds 1.3.2007 verbonden
aan de Erfgoedinspectie van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Weten- schappen te Den Haag. TIMO D'HOLLOSY (1967)
Stadsarcheoloog van Amersfoort, sinds
1994. Getogen - niet geboren - Amers- foorter. Studeerde oecologische archeolo- gie met nadruk op fysische antropologie aan de Universiteit van Amsterdam. RON A. HULST (1946)
Studeerde prehistorie met nadruk op mid-
deleeuwse archeologie aan de Universiteit van Amsterdam. Project-archeoloog bij BAAC bv; 1989-2000 veldarcheoloog te Maastricht. Vanaf 2003 werkzaam in de gemeente Amersfoort. M. CARINA KAPTEYN (1977)
Studeerde in 2003 af aan de Theologische
Universiteit der Gereformeerde Kerken in Nederland te Kampen. Haar hoofvak was kerkgeschiedenis. Zij is sinds 11 maart 2007 werkzaam als predikant in de Pelgrimskerkgemeente te Zoetermeer. TILLY DU PUI (1950)
Sinds 1986 ambtenaar bij het Archief
Eemland. ADDY SCHUURMAN (1962)
Historicus. 1995-2003 onderzoeker bij
Nyenrode Forum For Economie Research (NYFER). Thans zelfstandig historisch onderzoeker. |
||||||||
OVER DE AUTEURS
RAYMOND BIJEN (1971) Studeerde kunstgeschiedenis aan de
Universiteit Utrecht. Senior beleidsmede- werker Monumentenzorg bij de gemeente Hilversum. ANDRÉ CLAZING (l95i)
Studeerde geschiedenis aan de
Universiteit van Amsterdam. Als vrijwilli- ger werkzaam bij de Archeologische Dienst van de Gemeente Amersfoort. MAX A. CRAMER (1954)
Studeerde kunstgeschiedenis aan de
Rijksuniversiteit Utrecht. Sinds t982 als architectuurhistoricus verbonden aan het Gemeentelijk Bureau Monumentenzorg Amersfoort. Sinds 2002 hoofd van dit Bureau. Publiceert regelmatig over jonge bouwkunst (1850^940) in Amersfoort en Hilversum. Voorzitter van de Gemeen- telijke Monumentencommissie en lid van de Gemeentelijke Welstandscommissie in Hilversum. MAARTEN H.A. VAN DIJK (1977)
Studeerde mediterrane archeologie aan de
Universiteit van Amsterdam. Vanaf 20or werkzaam als veldarcheoloog in dienst bij de Gemeente Amersfoort. LYDIA EDELKOORT-VAN DER
VLERK (1956) Studeerde geschiedenis aan de
Universiteit Utrecht. Medewerker publiekszaken van Museum Flehite. |
||||||||