-ocr page 1-
'■_«•. '*~ v "' i<5~~»WPT"--,!"5sre^
% /la
c
^*##q^
;fv;bf.:V;;4         ^ï:"f
-ocr page 2-
Flehite
Jaarboek 2008
-ocr page 3-
istorisch jaar
r Amersfoort
instreken
200
-ocr page 4-
COLOFON
Dit jaarboek wordt gepubliceerd door de Stichting Flehite
Publicaties (SFP) in samenwerking met Archief Eemland,
het Bureau Monumentenzorg Amersfoort, de afdeling
archeologie van de gemeente Amersfoort, Museum Flehite
en de Oudheidkundige Vereniging Flehite.
Redactie
Dr. Paul Brusse
Drs. Max Cramer
Drs. Alice van Diepen
Drs. R.M. Kemperink
Drs. Jan H. Lodewijks (voorzitter en eindredacteur)
Drs. Gerard Raven (redactiesecretaris)
Drs. Francien Snieder
Redactie adres
Museum Flehite Amersfoort, t.a.v. Gerard Raven,
Breestraat 80, 3811 BL Amersfoort. Tel.: 033-4603091
fax: 033-4630254; e-mail: g.raven@museumflehite.nl
Afbeelding omslag voorzijde
Detail van foto van de ingang van de Algemeen Burgerlijke
Begraafplaats Achter-Davidshof, met de groep oude beu-
kenbomen; op deze plaats staat nu het stadhuis met de vijf
jonge beuken, geplant in 2007 (foto G. van der Mark,
zie blz. 140; auteursrecht Archief Eemland).
Afbeelding omslag achterzijde
Foto van het wandtapijt Isobaren, in 1979 geweven door
weverij en tapijtknoperij Edmond de Cneudt te Baarn
(ï,8o x 2,00 m). Het tapijt is in opdracht van het KNMI
gemaakt en geschonken aan ECMWF, European Centre for
Medium-Range Weather Forecasts in Reading (fotograaf
onbekend).
Het tapijt beeldt de luchtstroming boven het noordelijk
halfrond uit, op vijf en halve kilometer in de nacht van de
stormramp in 1953 (31 januari op 1 februari).
De ondergrond is de kaart van het noordelijk halfrond plat
geweven en de isobaren in reliëf geknoopt. In geel wordt het
land aangegeven, blauw voor de zee en paars voor de lucht-
drukgebieden. De isobaren zijn donkerder paars naarmate
de luchtdruk lager en de situatie in die nacht dreigender
was.
Grafische vormgeving
Ronald Boiten en Irene Mesu, Amersfoort
Druk
Drukkerij Van Beek, Hooglanderveen
Richtlijnen voor auteurs
Omvang
Een artikel mag maximaal 10.000 woorden bevatten,
inclusief bijlagen, noten en/of bibliografie.
Titel en noten
De auteur zorgt voor een sprekende titel, eventuele onder-
titel, nieuwsgierig makende inleidende alinea (gemarkeerd
gedrukt) en tussenkopjes. Voor verwijzingen en titel-
beschrijvingen worden de huisregels van het Koninklijk
Nederlands Historisch Genootschap gevolgd (zie onder
BMGN op http://www.knhg.nl/).
Noten moeten als eindnoten worden aangeleverd.
Redactie
Een auteur kan het beste in een zo vroeg mogelijk stadium
overleg plegen met de redactie.
De redactie kan wijzigingen in de inhoud en structuur
voorstellen. Indien een auteur daarmee niet akkoord kan of
wil gaan, behoudt de redactie zich het recht voor het artikel
te weigeren.
Afbeeldingen
De auteur kiest zelfde illustraties/afbeeldingen en bestelt
deze tijdig in digitale vorm (jpeg-formaat, >300 dpi). Even-
tuele kosten worden vergoed, mits vooraf overleg is gevoerd
met de redactiesecretaris. De auteur maakt een lijst van
genummerde bijschriften, met bronvermelding van de
afbeelding. Hij/zij geeft in de tekst aan waar de afbeelding
in de tekst moet komen, bijvoorbeeld (afb. 1) in vet. Er zou
moeten worden gestreefd naar één pagina afbeelding op drie
pagina's tekst.
Aanleveren definitieve kopij
De uiteindelijke versie wordt digitaal aangeleverd in Word
in platte tekst (zonder opmaak), tegelijk met de illustraties/
afbeeldingen (zie hiervoor). De (eind)redactie bepaalt in
overleg met de auteur of eventueel illustraties moeten ver-
vallen.
Planning
Indien een artikel is geaccepteerd, wordt het zo spoedig
mogelijk geplaatst. Dit is echter afhankelijk van de hoeveel-
heid kopij en de gewenste variatie per jaarboek.
© 2008 Stichting Flehite Publicaties (SFP)
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag wor-
den verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt in enige vorm
of op enige wijze zonder voorafgaande schriftelijke toe-
stemming.
ISSN 1567-7532
-ocr page 5-
s Bedankt Ayolt
120 Drie Melmen aan de Eem?
Een kritiek na veertig jaren — jan h. lodewijks
8
124 Jaaroverzicht Monumentenzorg
2007
Projecten en studies — max cramer, sandra
HOVENS, GERARD KE1JZER, ABE VAN DER VEEN EN
JAAP VERNHOUT
1
Cantionum Musicarum
(Düsseldorfi5Ö3)
Een 'Amersfoorts muziekboek'— s.h. groot
30 'Genacht geliefden! voor eeuwig
genacht!'
Lucas Kier van Ootmarsum en het einde
der tijden — icnaz matthey
9
138 Jaaroverzicht Archeologie 2007
— MAARTEN VAN DIJK, TIMO d'hOLLOSY,
RON A.HULST, FRANCIEN SNIEDER, M I LO VERHAMME,
MATTIJS WIJKER
54 De hervormde kerkbladen van
Amersfoort 1846-1999 - gekard rave
148 Boekbesprekingen
152 Literatuur betreffende de regio
Eemland verschenen in 2007
158 Toelichting op de cd
'prenez plaisir, ghy gheesten
amoreus'
160 Over de auteurs
74 Weefkunst in Soest en Baarn
De handweverij en tapijtknoperij Edmond de
Cneudt (1937-1984) —gerard brouwer
96 Het ontslag van dominee Johannes
Kluppel in 1745 -koosva
N NOPPEN
6
104 Het kantoor van de Rijksdienst voor
het Oudheidkundig Bodemonderzoek
Een modern gebouw in het historische hart van
Amersfoort — loes tieman
-ocr page 6-
6
Bedankt, Ayolt
belangstelling bleek niet beperkt tot
archeologie. In 1974 publiceerde hij samen met
mevrouw F.E. Simon-Forster een overzicht van
'De oudste stadsplattegronden van Amersfoort'
(VI, pp. 8-13), zoals die van Van Deventer, van
Braun en Hogenberg, die van Blaeu en van
Janssonius/De Wit.
Zowel voor Brongers als voor het tijdschrift
veranderde er een en ander in 1976. Brongers
promoveerde dat jaar in Groningen op een
proefschrift Air photography and Celtic field
research in the Netherlands.
Het tijdschrift
Flehite verscheen in 1976 voor het laatst in oude
gedaante. Met ingang van januari 1977 kwam het
onder de vleugels van de Stichting Museum
Flehite, en werd daarmee tevens officieel
orgaan van de stichting en de oudheidkundige
vereniging van diezelfde naam. Het door
C. Broekhuijsen fraai vormgegeven en rijk
geïllustreerde blad werd redactioneel geleid
doorde directeur van Museum Flehite,
drs. B.C.J. Elias. Brongers en de meeste andere
redacteuren zetten in de nieuwe constellatie
hun redactionele activiteiten voort.
Als kwartaalblad is Flehite in deze gedaante
tot eind 1999 blijven verschijnen en Brongers
bleef al die tijd deel uitmaken van de redactie.
Ook bleef hij bij gelegenheid erin publiceren.
Een boekbespreking, en in 1980 een bijdrage tot
Een echte veteraan heeft de redactie van het
jaarboek ten langen leste verlaten: Dr. J. Ayolt
Brongers. Een echte veteraan - het jaarboek
mag immers worden beschouwd als een
voortzetting van Flehite. Tijdschrift uoor uerleden
en heden uan Oost-Utrecht.
Telt men de
verschijningsjaren van tijdschrift en jaarboek bij
elkaar op, dan omspannen ze samen royaal
meer dan veertig jaar. Het tijdschrift was in 1964
opgericht en tot 1976 uitgegeven in een
eenvoudige offsetgedaante door een speciaal
daarvoor opgezette stichting. In de aflevering
van mei 1972 (jaargang V, afl. 1) stond in het
colofon onder het kopje 'Redactie' tussen de al
vertrouwde namen van Dr. W.J. de Boone (1915-
2000), Dr. J. Hovy (* 1922) en J.H.P. Kemperink
(1905-1977) voor het eerst ook de naam van -
toen nog-drs. J.A. Brongers (* 1933),
verbonden aan de voormalige Rijksdienst voor
het Oudheidkundig Bodemonderzoek. Tot eind
1976 zou de samenstelling van de redactie
onveranderd blijven.
Behalve als redacteur die artikelen
beoordeelde en binnenhaalde, ontpopte zich
Brongers in diezelfde mei-aflevering van 1972
meteen al als auteur met een korte bijdrage
over een hem zeer vertrouwd onderwerp,
'Celtic Fields op de zuidpunt van de Utrechtse
Heuvelrug (V, pp. 12-13)'. Maar zijn
-ocr page 7-
de geschiedenis van de regionale archeologie,
'Vondsten uit grafheuvels als impuls tot de
oprichting van museum Flehite in 1878' (XII,
pp. 26-35). Het Jaar eroP ontwikkelde hij samen
met collega W.J. van Tent 'Gedachten over het
ontstaan en de eerste ontwikkeling van
Amersfoort naar aanleiding van archeologisch/
geologische waarnemingen in de binnenstad'
(XIII, pp. 64-77). Petite histoire schreef Brongers
in 'Bigamie en knevelarij: Opsporing verzocht!'
(XXII, pp. 35-36), over een frauderende
predikant en twee gerechtsdienaren die van het
rechte pad waren geraakt. Het speelde zich
allemaal afin Amersfoort, in het begin van de
18de eeuw. Tot dezelfde categorie mag men
Brongers artikeltje over het ernstig in opspraak
geraakte muziekcollege rekenen: 'Dissonanten
in achttiende-eeuws Amersfoort' (XXIII, pp.
2-4). Van een andere interesse van Brongers, de
boekgeschiedenis, getuigde het met CA. van
Veen-Noordegraaf geschreven artikel 'Johannes
Novesius (1485-1565). Een boekje open over een
rector van de Amersfoortse Latijnse School'
(XXIV, pp. 12-16). Het 'boekje' waarom het hier
gaat, werd waarschijnlijk kort na 1565
uitgegeven te Amersfoort. Er resteert, voor
zover bekend, nog maar één exemplaar van. Het
is geschreven in het Latijn en bestaat voor het
grootste deel uit een biografie van rector
Novesius van de hand van zijn opvolger
Nicolaas Edanus. In de allerlaatste aflevering van
het tijdschrift verscheen tenslotte 'Putstoel en
sprengel in Amersfoort. Opmerkingen naar
aanleiding van de stadskaart van Blaeu' (XXVI,
pp. 35-38), waarin de auteur een verklaring
zoekt voor de 'galgachtige' aanduidingen die op
Blaeu's kaart hier en daar langs de waterkant
staan getekend.
Opnieuw maakte het periodiek Fiehite een
metamorfose door: met ingang van 2000 werd
het kwartaalblad jaarboek. De ondertitel
veranderde in Historisch jaarboek uoor
Amersfoort en omstreken. Er kwam een hard
omslag in kleur. Een deel van de redactie van
het oude tijdschrift maakte de overstap, onder
wie Brongers. Met het vertrek van Hovy was hij
het oudste en langst zittende redactielid
geworden. Juist in de slotfase van zijn
redactionele loopbaan nam hij nog extra
redactietaken op zich: het voorzitterschap in
2004, sinds 2005 gecombineerd met de functie
van eindredacteur.
En hij bleef in Flehite publiceren, in 2003
het uitvoerige 'Met Pieter Pypers langs de
Amersfoortse Lustwarande' (IV, pp. 67-91),
dat aan de hand van een dichtbundel van deze
i8de-eeuwse dichter en patriot de tuinen en
landgoederen rond Amersfoort behandelt.
Twee jaar later verscheen 'Polders in het
Amersfoortse stadsgebied' (VI, pp. 6-21), een
poging inzicht te
verwerven in de ontwikkelingen op dit gebied
gedurende de hoge en late middeleeuwen.
Een echte veteraan heeft nu de Flehite-
redactie verlaten. Zesendertig jaar heeft hij
de ups en downs van tijdschrift en jaarboek
meebeleefd. Daarom tot slot, namens de hele
redactie: bedankt, Ayolt, bedankt,
en het ga je goed!
Rob Kemperink
-ocr page 8-
S.H. GROOT
4H BESCHRYVINO DEIt
;; teren .Schepenen en Regierder* tfer Stad*
Araersf. te weten, dat wy aangenomenheb-
»»
>e# tot eenen Re&oer der Scholen van der
»»
Stac't alhver, d*n Ee-fa^-n -n
v
fchreve Scjiole wel en deug^elicken te re-
' gieren, in allen manieren als men een goet
b ïh< oi 11 r gieren. Ende
«e' in h\ er nae verclaart.
de Re&oer
gehouden wert beneffens hem in der Schoo-
»»
ien te onderhouc ?n vi ;r goede, f ejchikteen-
»r^
4 ! xc'e ;^de r e» e' co :r', v'ie w< nee i in ent-
li rk ende >^ely ; *a» i*r4 | Yf0 lcjer we,\^
»>
fullen ongedefameert, onbefmet ende „Aet
»'
gefufpecteert van eeniger Herefien of quader
•-' Leringe, ^lergoet van naem ende faern,en-
ds i'uljeh cIsk hucj T..rlf ïii 'm der Scixlci: u^
behoren doen, als fulks van ouden loeffelic-
ken tyden gewopnlickis geweeft, van wel-
»*
ke Preceptoers Mr. Jan van Nuys voor den
»>
tyt van dardajf jaaren blyven fal ende lefen
in Quarta ClaJJe, den welken die van der Stadt
»
voor den voorfz. tyt doen betalen fullen, en*
de den Re&oer voornoemt Van fyn nabe-
noempde jaerlixe wedde corten en aftrecken
»>
»»
fullen vyftich Carolus gulden, tot onderhoudt
van den voornoemden Mr. Jan van tfuys*
Ende hyer toe fal de voorn. Reótoer noch
»»
verfyen wefen van eenen bequaeme Suceenter
»>
of Sangmeefter, om by den iêlven 't Koor in
? de Kerken mit ten Coorkynderen tot alle
»*
Heylige avonden en Heylige dagen te be-
waereni mitseaeders dat daselix Lof. ende
-ocr page 9-
CANTIONUM MUSICARUM ( DÜ SS E LDOR F 1563) O
In 1974 kwam in een Duitse kloosterbibliotheek bij Goch tijdens
de restauratie van een tweedelig boek over lutherse theologie
onverwachts een aantal met muziek bedrukte bladen uit de band
tevoorschijn. Het bleken de restanten te zijn van een
muziekboekje dat in 1563 te Düsseldorf was gedrukt. Van het
bestaan van dit boekje was tot dan toe niets bekend. De
titelpagina leverde bovendien nog onbekende informatie over de
functie van Petitjan de Latre, de componist van de muziek-
stukken in het boekje. Hij bleek ten tijde van deze uitgave
muziekmeester in Amersfoort te zijn geweest. Van deze vondst
werd indertijd melding gemaakt in de Gaesdoncker Blatter, het
jaarboek van de school die tegenwoordig in het kloostercomplex
gevestigd is. Eerst kort, in 1978, en vervolgens met een uitgebreid
artikel in 1981 van de hand van Peter llgen.1 Het muziekboekje,
dat de titel Cantionum Musicarum ('[het boek] van de muzikale
gezangen') draagt, is momenteel opnieuw onderwerp van
onderzoek en middelpunt van een omvangrijk muzikaal project
van het'Collegium Amisfurtense'. In het kader van dit project
worden er momenteel ook restauraties aan het muziekboekje
uitgevoerd. In dit artikel worden een aantal zaken belicht die met
het huidige onderzoek nieuw boven tafel zijn gekomen.
Verstopt in de band                                      aan het zicht werden onttrokken. Geen onge-
Het muziekboekje was, bij wijze van recycling,            bruikelijke praktijk in die dagen, met een mooie
als bandversteviging gebruikt. Voor de vier plat-          zachte band in perkament als resultaat. Uit de
ten van het tweedelige boekwerk was perkament       wijze waarop de bladen op elkaar hebben
over pakketjes van elkzo'n vijfentwintig bladen           gezeten,2 valt af te leiden dat we hier naar alle
getrokken, die vervolgens door een schutblad             waarschijnlijkheid met een uitgeversrestant te
1  P. Ilgen, 'Petitjan de Latre (t 1569), zu einem Noten-             aantrof (die inmiddels succesvol van elkaar gescheiden
fund in der Gaesdoncker Klosterbibliothek', in: Gaes-
              zijn), verder was het nog te herleiden uit beschadigingen
doncker Blatter 34 (Gaesdonckbei Goch 1981), 50-73.
               op het midden van diverse pagina's die bij het lostrekken
2 Dit was deels voor mij anno 2006 nog zichtbaar omdat        moeten zijn ontstaan,
ik een pakket van vijf nog op elkaar geplakte bladen
-ocr page 10-
1 O S.H. GROOT
maken hebben. Niet de opeenvolgende bladen
zaten namelijk op elkaar geplakt, maar vrijwel
steeds dezelfde bladen van de opeenvolgende
katernen. Kennelijk had de boekbinder dus open-
geslagen katernen voor zich op tafel liggen en
sneed hij daar het formaat uit dat overeenkwam
met het formaat van de kaft van zijn boeken. Het
is mogelijk dan ook een toevalligheid dat dit for-
maat vrijwel samenvalt met dat van de muziek-
pagina's.
Vocale muziek werd in de i6= eeuw in afzon-
derlijke stemboekjes gedrukt: elke partij had zijn
eigen boekje. Een uitgave bestond indertijd uit
een set van één exemplaar van elk stemboekje.
Het aantal stemboekjes kwam doorgaans over-
een met het aantal stemmen dat aan de uitgege-
ven composities deelnam.3 Het onderhavige
muziekboekje had naar alle waarschijnlijkheid
vijf van zulke stemboekjes, maar slechts twee
daarvan zijn tevoorschijn gekomen. Het zijn de
'superior', met de sopraanstem, en de 'quinta
pars', de vijfde stem waarin verschillende liggin-
gen vertegenwoordigd zijn. De stemboeken van
de alt, de tenor en de bas ontbreken. Er zijn van
dit muziekboek bovendien geen andere exem-
plaren in de wereld bekend. De twee bewaard
gebleven stemboeken zijn ook nog deels zwaar
beschadigd en daardoor gedeeltelijk onleesbaar,
van de 'quinta pars' ontbreken ook enkele bla-
den. Natuurlijk bestaat de hoop dat de andere
stemboekjes ooit nog op vergelijkbare wijze
tevoorschijn zullen komen, maar de kans dat dit
daadwerkelijk gebeurt moet uiterst gering
worden geacht.
>
■-:*'
t-lfUvü
tor*,.*
»--..
-nf
*
'
i
:)
■»?•
'♦/>
6-
idiliourseiKhat esjwtre Toufioutsdehaicgeheelv?, herteblyecoufi.de. gelieelfa hert' bly.
-ocr page 11-
CANTIONUM MUSICARUM (DÜSSELDORF 1563) 11
Een Amersfoorts muziekboek                diani Archimusico) genoemd, ook prijkt er een
De bundel Cantionum Musicarum heeft een                gedicht van Nicolaes Edanus, de toenmalige ree-
onmiskenbare link met Amersfoort. Niet alleen          tor van de Latijnse school in Amersfoort, op deze
wordt de componist, Petit Jan de Latre, op de              titelpagina. Dit gedicht zingt lof toe aan de 'klei-
titelpagina als de 'aartsmusicus' van het 'gevierde       ne', waarmee de componist bedoeld wordt:
Amersfoortse koor' (celeberrimi Chori Amersfor-
CANTXOKIS HIT.
Votum Vf.
i||;l|pgp|f|l|||||lll|
£>mpi mufmene f«enu',
» voofen Uut nu
weftnhcitncomytmuficiwcewftm' tMnuv Dcojïn fco:£ (actnu                 "&,
rtn <n£cfptt>icf«|ï cn&t[pt&tcf«|ïsjan t>matron«>trm. <n helpt tut j?
«ii}(ip(fKfc(ppanpmacrooi»p(rm«wn tfptwftrccUtieciuvilfntiwucbj otttotfe,
. .
                                                                                          P 'J-
Een nauwelijks beschadigde pagina met rechtsboven
'Amersfort' in de tekst (Quinta pars ƒ 4).
Een van de meest beschadigde pagina's uit de bundel
'Cantionum Musicarum' (Superior ƒ 4).
3 Uitzonderingen op deze regel ontstaan als extra
partijen uit canons gegenereerd worden, of als (spora-
disch) twee partijen naast elkaar in één stemboekje
staan afgedrukt.
-ocr page 12-
1 2 S.H. GROOT
TOT LOF VAN PETIT [jAN],
Prins der Musici,
DOOR NICOLAUS EDANUS
IN LAUDEM PETITI
Musicorum Principis
NICOL. EDANUS
Het gekwinkeleer van vogels geeft sommigen plezier,
Die steeds weer zijn geboeid door,t wonder van hun
zingen.
Vooral de zwaluw bevalt bij uitstek door haar keel
Zolang haar jubel blij weerklinkt in haar bossen.
Maar, lezer, als u graag honingzoete stemmen hoort,
Die zelfs de vogels kunnen overtreffen,
Ca dan naar de welluidende stem van Petit,
Die Buys hier zelf voor u het licht heeft doen zien.
Zomer en winter zingt hij door,
Terwijl vogels alleen in de lente voor u kwinkeleren.
(uert. prof. Dr. jan Bloemendal)
Sunt quos garritus avium vocesque canorae
Oblectent, miris complaceantque modis.
Daulias in primis ales placet ore sonanti,
Dum canit in silvis iubila laeta suis.
At si mellifluas voces audire iuvabit
Te Lector, volucres quae superare queant,
Adsit coninna cantillans voce Petitus,
Quem dedit in lucem Buysius ecce tibi.
Aestatis simul hic et brumae tempore cantat,
Vere novo solum cum tibi cantet avis.
N UU IN V 1V1 M V M (JA*
'M QJTJE DIVERS IS VOCIUVS © 1VE %S 0 QVË
ICiOMAn: GALLICO ET Tel'TONI CO O MN li:Vl , N 5 T R VHtK'l'tS W V« '
! ICIS AT TEM PC RATAE SVNT, LIBER VN VS KVNC I"l' M v M IN
E V C E M EDITV5, A V C 3" O R t
M. lOHANNE DE LATRE VVLGARF COGNOMENTO
ÏVttt lan .cdebcmmï Chori Amcrsfonliam Arthimufico.
Q^V 1NTA PA KS.
. IN L A VDEM PETITI
nuficurum Priticiptt
NICOL. EDANVS
Ohh-.                             ■ modk.
Dus tak MjiIuM «Wj Uu firi$.
t/tmtiïiflv uacts tuliremAÜ
Ltfrcr,uclucra ,;&* /apn-irf jueati
Aif.i eoHxwndcatilUm ^-cPetitut,
Qurmdtdit ïrAuctm Bu'jimecatibi.
Aeütth
,'■
                     : ■ temportcxnttfj
VtrcnsM ftliHtm aU MUttwH,
DVSSÊLDORPII             .
Apudlobcat.Qridryum <? Alben. 'Bttjfwm AffmeU Anno bXlll
Titelpagina van 'Cantionum Musicarum'
van Petit Jan de Latre
-ocr page 13-
CANTIONUM MUSICARUM ( D Ü SS ELDO RF 1563) 10
De bundel werd in 1563 te Düsseldorf gedrukt
door Johannes Oridryus en Albert Buys. Beide
mannen waren voormalige inwoners van Amers-
foort, Albert Buys werd er ook geboren. Hij was
de broer van de boekverkoper Jacob Buys, die zijn
winkel had in het pand 'De Engel' op de hoek van
de Vismarkt en de Langestraat. Mogelijk zijn zij
ook verwant met de bekende landsadvocaat Pau-
lus Buys, die in 1531 in Amersfoort geboren werd,
maar deze familiebanden zijn nooit aangetoond.4
Johannes Oridryus was de zwager van Albert
Buys. Hij vervulde in Amersfoort de functie van
rector van de Latijnse school, totdat hij in 1547
vanwege zijn lutherse sympathieën werd ontsla-
gen. Oridryus was niet in Amersfoort, maar in
het Brabantse Bergeijk geboren. Zijn naam ver-
wijst daarnaar in Griekse bewoordingen: oros =
berg en drys, dryos = eik.5
Opvallend is dat in het gedicht van Edanus
wel de naam van Buys genoemd wordt, maar niet
die van Oridryus. Zou er toch nog een smet op
Oridryus' naam gerust hebben vanwege zijn
lutherse sympathieën en het daardoor onvermij-
delijke ontslag van deze voorganger van Edanus
bij de Latijnse school van Amersfoort?
Voorts is het voorwoord door Petitjan op
ï septemberi563in Amersfoort ondertekend:
Amersfordiae kal. Septemb. Anno 1563. C.T. addic-
tiss. clientulus Petitjan de Latre [Amersfoort, 1
september 1563. Uw meest toegenegen nederige
dienaar Petitjan de Latre]. Het is gericht aan prins
Willem van Oranje, aan wie de bundel is opgedra-
gen en wiens wapen prijkt op de keerzijde van de
titelpagina. Zoals gebruikelijk is het voorwoord
voornamelijk in algemeenheden gesteld die geen
aanvullende informatie geven over de auteur of de
omstandigheden waaronderde bundel is ontstaan.
Het meest intrigerend aan deze uitgave is
-zeker voor Amersfoorters- het gedicht in meng-
taaltekst, dat als tweede compositie in de bundel
is opgenomen. Het is gemaakt op een tekst die
expliciet gaat over het functioneren van Petitjan
als muziekmeester in Amersfoort. Men kan zich
afvragen of deze ode aan de auteur ook wel door
Petitjan zelf op muziek is gezet, maar niets wijst
erop dat een andere auteur hiervoor verantwoor-
delijkzou zijn. Waarschijnlijk was deze compositie
oorspronkelijk als eerste werk van de bundel
bedoeld, maar uit vermoedelijk praktische over-
weging is de compositie Bon temps aymerfuyr
ervóór geplaatst. Dit laatste werk beslaat namelijk
precies één pagina en kon zodoende (na de titel-
pagina op f. ir, het wapen van Willem van Oranje
op f. iv en het voorwoord op f. 2r-2v) op de recto-
zijde van folio 3 worden geplaatst. Na het omslaan
volgt dan het eerste deel van de compositie in
mengtaaltekst op twee tegenover elkaar gelegen
bladzijden (f. 3V en 4r) en na opnieuw omslaan
staat het secunda pars op de volgende twee blad-
zijden (f. 4V en sr). De overtuiging dat dit werk
oorspronkelijk als eerste in de bundel bedoeld zal
zijn geweest, wordt m.i. nog versterkt door het feit
dat ook de laatste van de Franse chansons, Pour
obtenirbon loz honneur ricbesse,
een werk is waarin
Petitjan opnieuw met name wordt genoemd (zie
hierover verderop). Deze twee persoonlijk getinte
teksten omsluiten dus de Franse chansons.
Het gedicht in mengtaaltekst beschrijft Petit
Jan als musicus in Amersfoort. Petitjan was uit
het Waalse Luik afkomstig en zal in Amersfoort
wel een soort koeterwaals gesproken hebben.
Het lijkt aannemelijk dat dit wordt uitgedrukt
met deze mengtaaltekst. Hieronder de volledige
tekst van dit gedicht.6
de Noordelijke Nederlanden (Amersfoort 1993), 4.
5 P. Ilgen, 'Petitjan de Latre (f1569), zu einem Noten-
fund in der Gaesdoncker Klosterbibliothek', in: Gaes-
doncker Blatter 34
(Gaesdonckbei Goch 1981), 61.
4 CA. van Veen-Noordegraaf en J.A. Brongers, De
droom van Nicolaas Edanus, Het leven van Johannes
Krumm ofCrommius, ook genaamd Novesius
(1485-1565};
de loopbaan van een rector van zeven Latijnse Scholen in
-ocr page 14-
14 S.H. GROOT
Schep ureugde, gij amoureuze geesten
en zoek de kern uan lieflijke muziek.
Raak diep door haar geroerd, wees ook moedig.
Is het eerst zwaar, door uol te houden zal het lichter uallen.
Het ware ook niet vreemd er dichtkunst in te uervueuen.
Zoek blijdschap, want die verheugt de man.
Vrolijk Amersfoort, wees niet zwaarmoedig.
Vergeet niet petitjan te dienen.
Tederheid zoekend in al zijn fantasie,
Een melodie componerend uoor zes of uier stemmen,
Het harde uermijdend geeft goede harmonie,
Als wel geleerd om zich met gezang te uerpozen.
Altijd urolijk uan aard, geheel blij van harte,
Rustig in het werk en niet halsstarrig,
Is waarlijk de geest uan petitjan de Latre.
(Met dank aan Dr. Ruud Meijer uoor de uertaling uan de Franstalige passages
en Dr Fons uan Buuren uoor de uertaling uan de Middelnederlandse passages
In deze tekst.)
CANTIONIS II.
Prenez plaisirghy gheesten amoreus
En zouckt den keest d'amyable musicque
Touchez la bien weest ock coragieus
Is teerste swaer S'amendra par practique
Twaer ock niet vremt d'y mesler rethorique
Joye chercez want die verhuecht den man
Amersfort plaisant ne sois melancolicque
Ne vousfauldrate dienen petitjan.
Doulceur cherchant in al syn fantasie
Een melodie faisant a six a quatre
Laissant Ie dur gheefft goede harmonye
Alz wel geleert de soy en chant esbatre
Tousjours dehait geheel van herten blye
Rustich int werck et non opiniastre
Es recht den gheest de petitjan de Latre.
l
hue^btJcnun ioyc cher.&c.                ioyecll -«„wjnrdicveihuedK Ji-mau AmersfortpUifalU Ameri
^iiiiigilfiiiipiil
Sc iKlüismcIjiicóüc-jnc nclüis mcüncoÜcij ^                  ' Ne vousfauMntQdjenëifóUl
ÉigteSaiisipfgÉ
: ';!.!rjte dienen petit fan petithn ne vousfju!dratedier,;'p:,           ücvon,.                           ne
Verbd MXcnrddi S9k9r~-*
vont Eauldra re dienen petirlanncvousfan!. te dienen pent I.ut
-=1
6 In de dissertatie van Jan Willem Bonda De meerstem-
mige Nederlandse liederen van de vijftiende en zestiende
eeuw
(pp 138-140) las ik voor het eerst over dit muziek-
boekje.
De muziekpagina met rechts bovenaan
'Amersfoort' in de tekst en rechts onderaan de
auteursvermelding: 'Woorden van Conradus
Sylvius' (Quinta pars ƒ 4r)
-ocr page 15-
CANTIONUM MUSICARUM (D Ü SS ELDO RF 1563) IC
Aan het einde van de eerste strofe vinden we de
opmerking 'Verba M. Conradi Sylvij', kennelijk
was Conraad Sylvius (mogelijk de latinisering
van een achternaam als 'Van den Bos', of iets
dergelijks) dus de auteur van de tekst. Hij was
vast en zeker een inwoner van Amersfoort die
Petit Jan aan het werk heeft gezien, maar in het
Archief Eemland is deze naam niet terug te vin-
den. Of Edanus in het gedicht van de titelpagina
naar de auteur van deze tekst wilde verwijzen
met de zin "Dum canit/« sihis iubila laeta suis"
lijkt niet onmogelijk. Als dit inderdaad het geval
is, zouden in de tekst ook nog andere namen van
betrokken personen verscholen kunnen gaan,
maar dat onttrekt zich aan onze waarneming.
Wie was Petit Jan de Latre?
Petit Jan de Latre behoorde tot een generatie van
Zuid-Nederlandse auteurs, die publiceerde in het
midden van de 16' eeuw. Zijn tijdgenoten waren
o.a.Thomas Crecquillon (ca. 1505-1557), Jacob
Clemens non Papa (ca. 1510-11556) en Pierre de
Manchicourt (ca. 1510-1564). Petit Jan werd rond
1505-1510 vermoedelijk in Luik geboren. Aanvan-
kelijk had hij een glansrijke carrière, waarin hij
voor zijn tijdgenoten niet onderdeed, maar in de
jaren '60 kwam er een kentering die mogelijk
verband hield met zijn voortdurende financiële
problemen. Hij heeft een minder groot oeuvre
nagelaten dan Clemens en Crecquillon, maar een
aantal van zijn composities was bijzonder popu-
lair en werd tot ruim honderd jaar na de eerste
publicatie herdrukt. De bewaard gebleven com-
posities zijn vrijwel allemaal in druk verschenen
en bestaan uit Franstalige en Nederlandstalige
chansons, motetten en twee missen (beide
incompleet bewaard gebleven). Een toneelwerk
is verloren gegaan. Het merendeel is opgenomen
in verzamelbundels met ook werken van andere
auteurs. Er zijn drie bundels bewaard gebleven
met uitsluitend werken van Petitjan: een bundel
met Franse chansons, Chansons a quatreparties
nouuellement composez et mises en musicque par
maistrejehan de Latre [...] Liurepremier
(Phalèse,
Leuven 1552), deze bundel is tweemaal herdrukt
als Sixiesme liure des chansons a quatre parties in
1555 en 1563; een bundel met lijdensmotetten,
Lamentationes aliquotjeremiae (Baethen, Maas-
tricht 1554) en tenslotte het incompleet bewaard
gebleven Cantionum Musicarum (Oridryus &l
Buys, Düsseldorf 1563). Er moet nog een motet-
tenbundel geweest zijn waarin uitsluitend wer-
ken van Petitjan waren opgenomen,Joan.
Delatre uulgari cognomento Petitjean, cantiones
siue motetae,
5, 6et/uoc. (Düsseldorf 1566),7
maar van deze bundel is verder niets bekend en
we moeten aannemen dat de bundel verloren is
gegaan. Een aantal chansons van Petitjan is
omgezet als solostuk voor luit, maar er is geen
zelfstandig instrumentaal werk van hem bekend.
Zoals bij veel van zijn tijdgenoten, zit de
levensbeschrijving van Petitjan vol gaten. Hij
heeft in ieder geval een aantal functies in Luik
vervuld. Zo was hij in 1538 en 1539 als maïtre de
chant
werkzaam in de kapittelkerk Saint-Jean
l'Evangéliste, maar van de jaren daarvoor en
daarna ontbreekt archiefmateriaal en kunnen we
zijn aanwezigheid aldaar niet meer verifiëren.8 In
november 1544 wordt hij vermeld als Petitjan
succentor
(zangmeester)9 in de kasboeken van de
leiding van de zangschool en de opleiding van de duodeni
(zie hieronder). Terwijl de cantor verantwoordelijk was
voor de liturgie als geheel en het gregoriaans leidde, diri-
geerde de succentor - ó\e altijd een professioneel musicus
was - als 'maistre de choeur' de meerstemmige muziek in
de vieringen (P. ilgen, 'Petitjan de Latre ^1569)', in:
Gaesdoncker Blatter (Gaesdonck bei Goch 1981), 55).
7 F. Lesure, 'Petit Jehan de Lattre (f1569) et Claude Petit
Jehan (+1589)' in: Renaissance-rnuziek 1400-1600 Donum
natalicium René Bernard Lenaerts
(Leuven 1969) 155-156.
8 J. Quitin &H. Vanhulst, 'De Latre, Petitjan', in: The
New Grove, Dictionary ofMusic and Musicians
(London/
New York 20oiz), Vol. 7,151. 9 De succentor had - onder
toezicht van de cantor, die altijd een geestelijke was - de
-ocr page 16-
1 6 S.H. CROOT
Luikse kapittelkerk St. Martin. Hij kwam met
enige regelmaat in aanvaring met het kapittel
van de kerk, niet alleen omdat hij zijn taken ver-
onachtzaamde en de koorknapen verwaarloosde,
maar ook omdat hij schulden maakte.10 Petitjan
was getrouwd en had een aantal kinderen. Twee
van zijn zoons waren aan de St. Martin als duo-
denus
(koorknaap)11 verbonden.
Rond 1550 (of misschien zelfs al in of kort na
1544) werd Petitjan bovendien aangesteld als
maftre de chapelle bij Georg van Oostenrijk,
prins-bisschop van Luik. Een voorname functie
aan het hof van de machthebber op zowel
wereldlijk als geestelijk gebied, die hem veel
aanzien moet hebben gegeven. Hij behield deze
functie in ieder geval tot 1557, het jaar waarin zijn
werkgever stierf. Waarschijnlijk ging de aandacht
van Petitjan vooral uit naar zijn betrekkingaan
het hof, want op 23 november 1554 dreigt het
kapittel van St. Martin hem wegens plichtsver-
zuim te ontslaan. Kennelijk komen de partijen
nadertot elkaar, want Petitjan blijft in functie bij
de St. Martin; zijn naam is namelijk nog terug te
vinden in de archieven tussen oktober 1555 en
mei 1562.12
In 1563 is Petitjan werkzaam in Amersfoort.
Dit blijkt althans uit de titelpagina van de bundel
Cantionum Musicarum. Vermoedelijk was hij hier
als zangmeester verbonden aan de Latijnse
school. Muziek nam in de Latijnse scholen een
prominente plaats in. Dat had alles te maken met
de oorsprong van deze scholen als kapittelscho-
len. Oorspronkelijk waren zij namelijk vanuit de
kapittelkerken opgezet om jongens het zingen
van gregoriaans tezamen met de beginselen van
het Latijn bij te brengen. Het was de gangbare
praktijk dat de rector van de Latijnse school zelf
het muziekonderricht verzorgde. Edanus had
kennelijk niet het vermogen om het muziekon-
derwijs zelf te geven en moest daarom een muzi-
kale assistent krijgen. Dit feit was bijzonder
genoeg om apart in de aanstellingsbrief van 1555
vermeld te worden:
Ende hyer toe sal de voorn. Rectoer noch
versyen wesen van eenen bequaeme Suceen-
terof Sangmeester,
om by den selven 't Koor
in de Kerken mit ten Coorkynderen tot alle
Heylige avonden en Heylige dagen te bewa-
ren, mitsgaeders dat dagelix Lof, ende ook
den Kynderen haer Sange te leeren alst voor-
tyts gewoonlick is geweest. Ende sal den
voornoemden Rectoer des Vrydaegs mit syn
Clercken solempnelicken in den Kercken
syngen dat Lof de Sancta Cruce [...]"
Het is aannemelijk dat Petitjan in deze functie is
benoemd, maar het is onwaarschijnlijk dat dit al
in 1555 zou zijn geweest. We weten op dit
moment alleen zeker dat hij in 1563 in Amers-
foort verbleef. De hierboven besproken teksten
over Petitjan in Cantionum Musicarum doen
echter vermoeden dat hij er op dat moment al
geruime tijd verbleef.
Een man met geldproblemen
Tijdens recent onderzoek in de Amersfoortse
archieven is aan het licht gekomen dat Petitjan
ook in Amersfoort moeite had met zijn geld rond
te komen. Alleen al in 1563 liepen ertenminste
IOC. Hérault, 'De Latre', in: Die Musik in Geschichte
und Gegenwart
(Kassei 2001), Personenteil 5, kol. 714.
11 De term duodenus lijkt vooral gebruikt te zijn in de
onderhavige Luikse kapittelkerk, het staat voor een lid
van de groep van 12 koorknapen, die de schola der 'Cano-
nici' versterkten en ook de bovenstemmen van de meer-
stemmige muziek vertolkten (P. Ilgen, o.c, 55).
12). Quitin & H. Vanhulst, o.c, 151. 13 De oorspronke-
lijke aanstellingsbrief is in het Archief Eemland niet
teruggevonden, voor de weergave van de tekst is gebruik
gemaakt van Van Bemmel, Beschryving der stad Amers-
foort
(Utrecht 1760), 424-425, die de gehele brief citeert.
-ocr page 17-
CANTIONUM MUSICARUM ( D Ü SS E LDO R F 1563) 17
Fragment uit de
geciteerde aanstellings-
brief van Edanus (1555),
inVanBemmel
Beschryving der stad
Amersfoort (Utrecht
1760), 424-425 (over de
muziekmeester: pagina
424, zevende regel van
onderen tot pagina 425,
zesde regel).
si-
Archief Eemland:
fragment van Stads-
gerecht inv. nr. 424-3,
3 maart 1563. De tekst
luidt (in twee
kolommen): Joost
Vogeler eijscher c[ontr]a
mr Johan de Latere
ged[aeg]t[e] eyschd[en]
/ wall tot vi [6] g[ulden]
vanturff c[um]
exp[ensis] Daetzel[er] d
STAB AMERSFOORT. 4.2J
v voortyls gewooolick is geweeft. Ende fal
" den voornoemde Rettoer des Vrydaegs mit
'' f^n Gereken folempnelicken in den Kercken
" fyngen dat Lof de Svnü.i Crucc, en voortsal
" te doen dat een goet Rectoer fchuldig is en
" behoort te doen; voor alle welkcdyenftendie
" Stadt den voornoemden Reftoer fal doen be-
" talen by hueren Camcrair alle jaer tionderc
" Philips gulden, 't ftuk tot vyf en twyntich
" fluyvers gerekent, boven dieLoonen, dieby
" den Schoolkynderen nae den Uitte gewoonte
" betaalt fullen werden. Te weten elkScholyer
" folvent wefendc Sepiami ende meerder jaerlix
" een en twintig fluyvers, die Octanifeftyen fluy-
" vers, endedie Nullani twaalf fluyvers, mit dier
" Condicien tot wat tyden die School vermeer-
" dert van Clercken.bor-en't getal van vyf hon-
•' den Clercken , dat als dan den Rectoernyet
'' meer jaerliks van de Stadten fal ontfangen dan
" deweerdevanhondertCarotusgulden. Noch
'■' fal de voorn. Rectoer voorts genyeten voor
" hem ende fynen Commtnfaltn en voor fynme-
-' de Schoolmeefteren boven verklaart, alfulke
vryheyt van AfTchyfen als zyn Voorfaeten
" tot nog toe gehadt hebben. Ende fyn ook
" voorwerden dat niemandt binnen Amersfoort
" eenige KncgtgensSchoolen ophouden fal,
" dan by eipreffeconfent en belyeveo vanden
voornoemde Rectoer. Ende die Regierders
" voornt. fullen den voorn. Rectoer voorts alle
'' gunfteen behulp doen tot eere ende wel vaere
der voorns. Schoolt, als fulks be-hooren fal en
gewoontelyk is om doen, welverilaande dat
na expiratie van de eerfte vyf jaeren dieRe-
■ gierders ende die Rectoer voornt, d'eene
. den andere, foe veere eetjig van hem defe
D d 5
                 " Con-
+a+ BESCHRYVING DBR
" teren , Schepenen en Regierder* der Stadt
Amersf. te weten» dat wy aangenomenhebr
" ben tot eenen Rectoer der Scholen van de(
" Stadt alhyer, den Eerfamen en Welgeleerr
'■' den Mee/ter Nicolaqs van Eede, den cyd van
*' (et jaaren naafïcommende, orome de voot:
" fchreve Schole wel en deugdelicken te re-
" gieren, in allen manieren als men een goet
" particulier School behoort te regieren, Ende
*' fonderlinge op Candicien hyer nae verclaait.
" In den eerden dat dk* voornoemde ReQoer
" gehouden wert beneffens hem in der Schoq-
" Ten te onderhouden viergoede, gejehikteen-
" de geleerde Preceptoers, die welke iametu-
" lick ende ygelyk van hem byfonder weten
" fullen ongedefameert, onbefmec ende niei
" gefufpL-c^eert van eeniger Herefien of quader
" Leringe, me^goet van naem ende faem.en-
" de fullen elks haer Leflen in der SchoL-n na
" behoren doen, als fulks van ouden loeffelic
" ken tyden gewoonlïck is geweeft, van wel-
** ke Preceptoers Mr. Jan van Nuyi voor den
" tyt van dardalf jaaren blyven fal ende lefen
" in Quarta ClaJJh, den welken die van der Stadt
" voor den voorii. tyt doen betalen fullen, en-
" de den Reftoer voornoemt van fyn nabe-
*" notmpdejaerlixe wedde corten enaftrecken
**. fullen vyftich Carolus gulden,tot onderhoudt
*' van den voornoemden Mr. Jan van ffuyf-
"
Ende hyer toe fal de voorn. Reftoer noch
" verfyen wefen van eenen bequaeme Sucecnttr
" of Sartpneefler.,
om by den fclven 't Koor in
" de Kerken mit een Coorkynderen tot alkt
" Heylige avonden en Heylige dagen te be-
" waeren, mitsgaeders dac dagelix Lof, ende.
V, ook den Kynderea baei Sange te leeren ajj*
" voA-
I
drie procedures tegen hem. In maart omdat hij
zijn turf niet betaald had (een schuld van 6 gul-
den die hij erkende en waarvoor hem een maand
uitstel van betaling werd verleend), in september
wordt er twee gulden van hem geëist wegens de
huur van een hof (opnieuw bekent hij schuld en
moet binnen zes weken alsnog betalen) en in
december van dat jaar drie pond, eveneens van-
wege een huurachterstand (deze zaak blijft
onduidelijk en de afloop is dan ook niet bekend).
Met onderzoek in het Archief Eemland wordt
momenteel getracht de periode dat Petit Jan in
Amersfoort verbleef verder af te bakenen.
Het is niet duidelijk of Petit Jan op het
moment dat hij in Amersfoort werkzaam was
zijn functie aan de St. Martin in Luik formeel nog
bekleedde. Het feit dat hij in 1564 uit deze functie
werd ontheven geeft te denken. Mogelijk keerde
hij na zijn Amersfoortse periode voor korte tijd
terug in Luik en werd hij tijdelijk in zijn oude
functie herbenoemd, maar het lijkt ook niet
ondenkbaar dat hij gedurende langere tijd zijn
taken heeft veronachtzaamd; na 1562 wordt hij
namelijk niet meer in de archieven van deze kerk
genoemd. Zeker is wel dat Petit Jan op 7 oktober
1565 door de deken van het kapittel van de
-ocr page 18-
1 8 S.H. GROOT
aan de Latijnse school in Amersfoort. Ook in
Utrecht maakte hij schulden en hij moest daar-
om op 12 december 1567 weer voor de rechter
verschijnen.15 Hij overleed op 31 augustus 1569 en
werd in de Buurkerk begraven. Een intussen ver-
dwenen gedenksteen werd door Arnoldus
Buchelius beschreven in zijn Monumentapassim
in templis ac monasteriis Trajectinae urbis atque
agri inuenta,
we lezen daar:16
St. Martin definitief werd ontslagen wegens
voortdurende financiële problemen.
Vanaf decemberi565 was 'Magister Johannes
de Latre Cantor' gast van het kapittel van de St.
Janskerk te Utrecht. Daarnaast was hij in de dub-
belfunctie school mester en sangmester aange-
steld aan de Mariakerk (beter bekend als de
Buurkerk, nu museum 'Van Speelklok tot Piere-
ment' 14), een vergelijkbare functie dus met die
Op een zwart memoriebord dat aan een pilaar is opgehangen,
staat te lezen:
D.O.M. (Deo Optimo Maximo = Aan God de Allerhoogste).
Voor Petitjan de Latre, de voortreffelijke musicus.
De bekende Petit, die mis je nu deerlijk, voorbijganger,
omdat je zijn muziek zo vaak met bewondering beluisterde.
Nu is hij (omdat de noodlotsgodin Lachesis
hem het leven zo wreed misgunde),
afgelegd en ligt in dit graf.
Als hij een lied zong- nazaten, luister naar me-
klonk het als het lied waarmee de Thracische zanger (= Orpheus)
het stromen van de rivier en de voortjagende winden deed
stilstaan.
Zelfs Phoebus Apollo stond vanaf de top van de Pindus,
met zijn negen heldinnen, de muzen, stil toe te luisteren.
Ook alle mogelijke zangers die zo knap zingen bij hun vergulde lier,
stonden verbaasd. Orpheus met zijn verheven kunst
mengde zich onder de hemelse goden, en overtroefde de drie
fatale zusters,
de schikgodinnen. Hij werd onsterfelijk, en we hopen
dat ook de beroemde naam van de Latre levend blijft en niet
teloorgaat.
Maar gij, voorbijganger, denk eraan, de nagedachtenis
van de drievoudig, viervoudig goddelijke de Latre te vereren.
Ondanks zijn grote naam hebben de boze lotsgodinnen
hem een klein graf gegeven, dat een brandende
en oprechte liefde voor de Gratiën herbergt.
Hier rust, onder een kleine steen, Petitjan,
die een korte naam en een klein graf heeft.
Hij was een buitengewone leraar in de muziek en de zangkunst.
Nu ligt De Latre te rusten, laat hem dus rustig liggen.
Hij stierf op 31 augustus 1569.
In tabula nicra ad pilam
suspensa leguntur:
D.O.M.
JOHANNI PETIT DE LATRE, MUSICI
EXCELLENTISSIMI.
Petitus ille quem desideras, hospes,17
Cuius stupentes musicès melos [mirans]
(pronus) prebere saepius soles aures
(llli invidente nimis saeve Parcarum
Vitam Lachese)18 pollinctus hoc iacet busto.
Illum canentem (posteri audite) carmen,
Quali morari Thracius solet vates
Lapsusque fluminum et celeberrimos ventos
Stupebat ipse Pindi ab arce Phoebus cum
Novem viraginibus. Stupebat et quantum est
Vatum cheli docte canentium aurata.
Ut hic seipsum cum arte praeclari
Diis miscuerit superis, tribusque deluserit
Fatalibus sororibus, superstes sit
Nomen celebre nescii perire Latri.
At tu, viator, hic cui ira Parcarum
Magni Petitum nominis dedit bustum
Tegens amorem Cratiarum et ardentem
Et amabilem venerare ter quaterque
Sacri Latre Latrii puta numen.19
Parvus Johannes parvi sub tegmine saxi
Hic recubat, titulus cui brevis et tumulus.
Musicès arte fuit summus cantusque
magister.
Nunc de Latre latet, tuque latere sinas.
Obiit ultimo augusti 1569.
(oert prof. Dr. jan Bloemendal)
-ocr page 19-
Van der Vliet heeft weinig waardering voor de
auteur van de tekst. Het gedicht is volgens hem
in Skazonten of hinkende jamben bedoeld en
'vervaardigd dooreen dichter, noch zangerig,
noch geestig'. Het is bovendien 'afgeschreven
door een kopiist (hij bedoelt Buchelius), die den
meest beruchte der midden-eeuwsche scioli,
waarover Cobet de phiolen van zijn toorn placht
uit te storten, in onwetendheid en slordigheid
naar de kroon steekt'.20 Ilgen veronderstelt dat
Edanus wel eens de auteur van deze tekst zou
kunnen zijn geweest.21 Er is echter geen enkele
concrete aanwijzing die deze aanname onder-
steunt.
De relatie tussen Amersfoort
en Düsseldorf
Het muziekboek Cantionum Musicarum werd,
zoals we bovenstaand vastgesteld hebben,
gedrukt te Düsseldorf door twee voormalige
inwoners van Amersfoort. Er blijken banden
tussen de twee steden te hebben bestaan die het
toevallige te boven gaan. Om te beginnen had-
den drie opeenvolgende rectores van de Latijnse
school in Amersfoort iets met Düsseldorf te
maken. Johannes Novesius, die van 1550 tot 1555
rector was van de Latijnse school in Amersfoort,
was in de vestingstad Neuss geboren. Dit stadje
MHA; ' ' - :            ■ -1 mi fcuwtci
PETITW -.ut ^VE« DEUaiH,',. HOïII ■
CVivJ irvri.KXtt WVJWXl Mr,.?: .
■KtB: i■".-. SOEBl «H.Ï* A.VRSJ
llliIKVlȣKTE HMXt JA' i rAHOU ..
ïüïr LwHB*£,fo^Ncti«aociKET
ICUtt CMtl f, n WTSMftVi ■ .■
-,. ■■ -x\
LAIi *QM
■. : .■ s
V' ' v u' ■' ■'■ ■ I f 'II lAT tT4VANi?BJ
:'■. Jivun
"W. MHtK
BKJECLAW
1 ". ;. B ï SOWffAV/J (VnitïTsiT
KOI K ttwu KEÏC11 Tt» .:. LOTW .
' ■' K                 «UNtKUtlt StfilT BVSTVW
■--■            OW I ... * ■           f ... .
'■■■■ OVJlttMM
SRCW UWrJ: l_*TRi ?wa jj»*,. .-V.
ïftiowj ür^m,
                 _                      .;
. -. . ■                                                                                                  . ,
«*a
- -;. ïvir svmkvs cjwrw
ÖJUT VIX-A.V4. Lftf~ö—
3.. ... . .■; V
■■:■" b«rav .*.
rOHT'vrjOECHT ■
mm
,*■ t;k:
Arnoldus Buchelius (Aernout van Buchel), Monumenta
passim in templis ac monasteriis Trajectinae urbis atque
agriinventa, (s.1. [Utrecht] C1615), ƒ io6v.
In de rechterkolom de tekst van de gedenksteen voor
Petit Jan de Latre.
1930), 137-138. 17 Van der Vliet: 'Het begin bevat eene
herinnering aan het bekende vers van Catullus: Phalesus
ille, quem uidetis, hospites,
(Carm. 4)'. 18 Van der Vliet:
'(...) gelijk men weet, spint Lachesis der menschen
levensdraad'. 19 De betekenis van Latrii is onzeker; in
plaats van 'numen' moet men hier misschien 'nomen'
lezen (info van www.hetutrechtsarchief.nl); Van der
Vliet: 'vs. 20 is niet al te helder, maar bevat blijkbaar,
evenals de laatste regel der beide disticha, eene woord-
speling tusschen den naam De Latre en latere'. 20 Vliet,
J. van der, 'Jean Petit de Latre (grafschrift vroeger in de
Buurkerk te Utrecht op een zwarte plaat aan een der
pijlers.)', in: Tijdschrift der Vereeniging voor Noord-
Nederlands Muziekgeschiedenis,
V (1895-1897) 143.
21 Ilgen, oprit., 58.
14 De Buurkerk was gewijd aan Maria, de aartsengel
Michaël en de apostel Andreas. Om haar te onderschei-
den van de andere Mariakerk (de kapittelkerk van Sint
Marie) werd ze ook wel als Maria minor aangeduid
(F. Delemarre, A. Deijk, P. van Traa, Middeleeuwse
Kerken in Utrecht
(Utrecht 1988), 40). 15 J. Quitin &.
H. Vanhulst, o.c, 151. 16 A. Buchelius (Aernout van
Buchel), Monumenta (0615). Deze informatie is overge-
nomen van de site www.hetutrechtsarchief.nl. en Vliet,
J. van der, 'Jean Petit de Latre (grafschrift vroeger in de
Buurkerk te Utrecht op een zwarte plaat aan een der
pijlers.),' in: Tijdschrift der Vereeniging voor Noord-
Nederlands Muziekgeschiedenis,
V (1895-1897) 143-145
(enkele noten in de tekst van de gedenksteen zijn geba-
seerd op dit artikel) en A. Auda: La Musique et les Musi-
ciens de l'Ancien Pays de Liége
(Bruxelles, Paris, Liége
-ocr page 20-
20 S.H. GROOT
ligt onder de rook van Düsseldorf, net aan de
overzijde van de Rijn.22 Na zijn pensionering
bleef Novesius in Amersfoort wonen. Toen hij in
1565 overleed verscheen er een 'in memoriam'
dat, net als het onderhavige muziekboek, in Düs-
seldorf bij Oridryus en Buys gedrukt werd. De
belangrijkste auteur van dit'in memoriam'was
Novesius' opvolger, Nicolaes Edanus. Dit boek,
met de titel Somnium Nicolai Edani ('de droom
van Nicolaes Edanus'), wordt algemeen gezien
als de vroegste Amersfoortse uitgave. Het werd
namelijk gedrukt onder verantwoordelijkheid
van Jacob Buys en Adriaan Jans, twee Amers-
foortse boekverkopers, waarvan de eerste dus de
broer is van een van de Düsseldorfse drukkers. In
de verantwoording bij de fotografische heruit-
gave met toelichting en vertaling van dit boekje,
schrijven de auteurs: 'Op het eerste gezicht lijkt
het wonderlijk: een drukker van een specifiek
Amersfoorts boekje in het huidige Duitsland.
Echter naast de familiebetrekking (...) tussen
Jacob en Albert Buys staat het feit, dat de rector
van de Amersfoortse Latijnse School, die in dit
boekje herdacht wordt, geboren is in het vlak bij
Düsseldorf liggende Neuss'.23 Het is echter niet
zo waarschijnlijk dat Novesius, die bij zijn aan-
stelling in Amersfoort al de respectabele leeftijd
van 65 jaar had bereikt en voordien rector was
aan zes andere Latijnse scholen in de Noordelijke
Nederlanden, nog over een actief netwerk
beschikte in de omgeving van zijn geboortestad.
Er blijken echter nog andere banden te zijn
geweest. In 1555 werd Novesius opgevolgd door
Nicolaes Edanus (oorspronkelijk afkomstig uit
Ede, zoals zijn naam suggereert). In het Archief
Eemland vinden we met betrekking tot deze
aanstelling de notitie
Item opten 23enseptembris [1555] isgeaccor-
deert bij den raidt, dat men voor eenen rectoor
der scholen aenneemen sal (ist doenlicken)
magistrum Nicolaum Edanum, altans conrector
binnen Duijseldorp. [Ende] dat men hem voor
't eerste soude verwysen eenen tijt van vyer
j[aeren] ofte andersins allet tot het meeste
orbaer ende profijt desser st[adt].24
Edanus kwam dus rechtstreeks vanuit Düs-
seldorf naar Amersfoort en zal ongetwijfeld voor
de contacten gezorgd hebben. Het begint echter
niet met de uitgave van ons muziekboekje in 1563
en 'De droom van Edanus' in 1565. Het begint-
voor zover nu nog is na te gaan - met de uitgave
van een muziektraktaat van de hand van Johan-
nes Oridryus in 1557 bij de Düsseldorfse drukker
Jacob Baethen.
Johannes Oridryus
De voorganger van Novesius, Johannes Oridryus,
werd in 1547 wegens 'lutherij' veroordeeld en
dientengevolge als rector van de Latijnse school
ontslagen. In 1556, als Edanus net rector in
Amersfoort is geworden, wordt Oridryus aange-
steld als cantor (zanger/muziekleraar) aan de
Monheimse school te Düsseldorf. Het is natuur-
lijk heel goed mogelijk dat we hier met een toe-
vallige samenloop van omstandigheden te
maken hebben, maar juist het feit dat er korte
tijd later twee boeken waarin Edanus zo'n promi-
nente rol speelt door Oridryus, samen met Buys,
te Düsseldorf gedrukt zijn, zou op meer dan een
toevalligheid kunnen duiden.
22 J.A. Brongers en CA. van Veen-Noordegraaf, 'Johan-
nes Novesius (1485-1565), Een boekje open over de
rector van de Amersfoortse Latijnse School, in: Flehite jg.
24, nr. 1/2 (Amersfoort 1994), 12-16. 23 CA. van Veen-
Noordegraaf en J.A. Brongers, De droom van Nicolaas
Edanus, Het leven van Johannes Krumm ofCrommius,
ook genaamd Novesius ('1485-1565); de loopbaan van een
rector van zeven Latijnse Scholen in de Noordelijke
Nederlanden
(Amersfoort 1993), 3. 24 Archief Armen de
Poth 59/: dagboek Cornelis Volckensz.
1555-1560. Met
dank aan Ton Reichgelt van Archief Eemland, die deze
notitie onder mijn aandacht bracht.
-ocr page 21-
CANTIONUM MUSICARUM (D Ü SS ELDO RF 1563) 21
seldorf was hij immers nog maar net een jaar
werkzaam en het lijkt onwaarschijnlijk dat hij
tussen zijn Amersfoortse rectorschap en de aan-
stellingin Düsseldorfals muziekleraar actief is
geweest.
Het muziektraktaat van Oridryus is het laat-
ste boek dat bij Baethen van de persen rolt, want
kort daarna neemt deze samen met zijn zwager
de drukkerij/uitgeverij over. Op de titelpagina's
van hun drukwerken voeren de nieuwe eigenaren
als drukkerslogo een eikenboom op een berg,
verwijzend naar de achternaam van Oridryus en
zijn geboorteplaats Bergeijk. Dit drukkerslogo
prijkt ook op de titelpagina van Cantionum
Musicarum
en op dat van Somnium Nicolai Edani.
Achterin het muziekboek Cantionum Musicarum
vinden we echter het oude drukkerslogo van
Jacob Baethen: koning David met de lier, omge-
ven door twee muzikanten. In de schilden in
respectievelijk de linker- en de rechterboven-
hoek zijn het stadswapen van Maastricht en de
initialen van Jacob Baethen verwijderd. Ook
enkele vogels in de lucht moesten het veld rui-
men, maar het is onmiskenbaar hetzelfde logo.
Dit drukkerslogo levert het bewijs dat Oridryus
en Buys daadwerkelijk de uitgeverij van Baethen
overnamen, dat tot voor kort een aanname was.27
Het zou tenslotte heel goed kunnen dat de
aanstelling van Petitjan de Latre als muziek-
meester aan de Latijnse school in Amersfoort via
de Düsseldorfse kanalen tot stand is gekomen.
De lijn liep dan van Edanus via Oridryus en Bae-
then naar Petitjan. Of de aanstelling van Petit
Jan daadwerkelijk langs deze route tot stand is
gekomen blijft echter onbekend.
Er gaat een geschiedenis aan vooraf. De
belangrijkste muziekdrukker van de Lage Landen
was in de i6c eeuw de Leuvenaar Pierre Phalèse.
Aanvankelijk was deze man boekverkoper aan de
universiteit van Leuven, maar in 1545 gaf hij zijn
eerste boek met luitmuziek uit. Omdat hij zelf
geen privilege had om boeken te drukken, was
hij van anderen afhankelijk. Hij werkte daarom
samen met Leuvense boekdrukkers, waaronder
ene Jacob Baethen. In 1549 vinden we voorde
eerste keer een compositie van Petitjan de Latre
in een bundel van Phalèse en deze bundel rolde
bij Baethen van de persen.25 In 1552 kreeg Phalèse
zelf privilege om te drukken en heeft hij Baethen
en de zijnen niet meer nodig om zijn uitgaven in
het licht te brengen. Of dit voor Baethen de aan-
leiding is geweest, is onbekend, maar in datzelfde
jaar verhuist hij naar Maastricht. In 1554 geeft
Jacob Baethen in Maastricht de bundel Lamenta-
tionesaliquodJeremiaevan
Petitjan de Latre uit
en in hetzelfde jaar is Petitjan met twee stukken
vertegenwoordigd in de verzamelbundel Dat
ierste boeck uanden niewe Duytsche Liedekens
van
dezelfde uitgever. Eind van dat jaar of begin van
het volgende jaar verhuist Baethen naar Düssel-
dorf. In 1557 wordt bij hem in Düsseldorf het
muziektraktaat Practicae musicae utriusque prae-
cepta breuia, eorumque exercitia ualde commoda,
ex optimorum Musicorum libris ea duntaxat quae
hodie in usu sunt, studiose collecta
van niemand
anders dan de voormalige rector van de Amers-
foortse Latijnse school, Johannes Oridryus, uit-
gegeven.26 Het boek is bedoeld voor het muziek-
onderwijs aan Latijnse scholen. Ongetwijfeld valt
Oridryus terug op zijn eigen ervaringen als
leraar, waarbij vooral zijn Amersfoortse periode
een belangrijke rol zal hebben gespeeld. In Düs-
25 H. Vanhulst, Catalogue des Éditions de musique
publiées a Louvain par Pierre Phalèse et sesjils
1545-1578
(Brussel 1990), 16-18. 26 B. Salemans, De drukker Jacob
Bathen en het Maastrichtse liedboek van
1554, Een tekst-
uitgavevan 'Dat ierste boeck vanden niewe duytsche
liedekens', meteen bio- en bibliografisch onderzoeknaar
zijn drukker
(Nijmegen 1984), 100. 27 op.cit. 22.
-ocr page 22-
22 S.H. GROOT
€£ A M :M 'MM •£ IO NES
ALIQVOT IERÊMÏiK MT&Ici: HARMO-
niae nouitefcadaptata;, adiedfes aliqtibfrfaeriseantionibus,
iAutore H' Ioata&déX^ere'rMufici cbörtMa&^rkaptMfiifLeodienfis {rxfetfo.
Cumgratia & priüilcgio.
TwefiladMofamlacobusBatbcniuscxcudtbat, JVf. J>. LH IL
t
Het drukkerslogo van
Jacob Baethen op de
titelpagina van de
Lamentationes
van Petit Jan de Latre
(Maastricht 1554).
Het drukkerslogo op de
laatste pagina van de
bundel 'Cantionum
Musicarum', uit de
schilden zijn het stads-
wapen van Maastricht
(links) en de initialen
van Baethen (rechts)
verdwenen. De stad op
de achtergrond is ver-
moedelijk Maastricht.
J
-ocr page 23-
CANTIONUM MUSICARUM ( D Ü SS ELDO RF 1 563) 27
De muziekbundel 'Cantionum Musicarum'
De volledige inhoud van de bundel is als volgt:28
Cantionis I.
Bon temps aymer fuyr melancolye
[5-stemmig
Cantionis II.
Prenez plaisir ghy gheesten amoreus
[5-stemmig
Secunda Pars.
Doulceur cherchant in al syn fantasie
[5-stemmig
Cantionis III.
En attendant la mort par trop amere
[5-stemmig
Secunda Pars.
Depuis pensant que celluy qui despere
[5-stemmig
Cantionis Uil.
En regardant vostr'excellent visaige
[5-stemmig
Cantionis V.
En attendant la mort par trop amere
[5-stemmig
Secunda Pars.
Depuis pensant que celluy qui despere
[5-stemmig
Cantionis VI.
Meschant amour si tu estois ung dieu
[5-stemmig
Cantionis VII.
Belle donnez moy ung regard
[5-stemmig
Cantionis VIII.
Secourez moy damoyselles
5-stemmig
Cantionis VMM.
Tout a part moy quon ne me voye
5-stemmig
Cantionis X.
Lucress' ung jour parforce violee
5-stemmig
Cantionis XI.
O coeur haultain o couraige pudicque
5-stemmig
Cantionis XII.
Sur la rousee fault aller la matinee
6-stemmig
Cantionis XIII.
Elr a bien ce riz gratieux
6-stemmig
Cantionis XIIII.
Pour obtenir bon loz honneur richesse
6-stemmig
Sequuntur Cantiones Teutonicae diuersarum Vocum
[Hierna volgen de Duitse (lees Nederlandse) liederen voor een verschillend aantal stemmen].
Cantionis I.
Het viel ein hemels dauwe
4-stemmig
Secundus uersus
Die Maghet ginck mit kynde
5-stemmig
Tertius uersus
Al van des hemels throne
6-stemmig
Cantionis II.
Lustich amoreuse gheesten
4-stemmig
Secundus uersus
Jonge sinnekens doet op u oghen
5-stemmig
Tertius uersus
Och waer is Salomon die wyse
6-stemmig
Quartus uersus
Och hoe mach hem sterven gelusten
7-stemmig
Cantionis III.
Weest nu verhuecht
[5-stemmig?]
Cantionis MM.
Compt musiciens laet nu u voosen
6-stemmig
Cantionis V.
Hoe soud ick konnen werden gesont
5-stemmig
Cantionis VI.
Schoon lief als ick van deser werelt moet
5-stemmig
Cantionis VII.
Alle myn gepeys doet my so wee
[?-stemmig]
Cantionis VIM.
Weest nu verblyt wilt u verjubileren
7-stemmig
Cantionis VMM.
Supplicamus haelt ons wyn
[?-stemmig]
Cantionis X.
Een meisken fier
8-stemmig
28 N.B. In een aantal gevallen is niet meer leesbaar voor         herleiden. In het ene geval staat het aantal stemmen
welk aantal stemmen de compositie bedoeld was, in               tussen vierkante haken, in het andere geval konden
sommige van die gevallen was dat ook niet meer te                 slechts vraagtekens geplaatst worden.
-ocr page 24-
24 S-H- GROOT
De Franse teksten
Het eerste deel van de bundel Cantionum Musi-
carum
is gevuld met veertien Franse chansons,
waarbij ook de mengtaaltekst is meegerekend.
Opvallend is dat Petitjan één tekst tweemaal
heeft gebruikt: En attendant la mort par trop
amere,
met 'Secu nda Pars' Depuis pensant que
celluy qui despere
(niet te verwarren met Petit
Jans compositie op de tekst En attendant Ie con-
fort de m'amye).
We vinden deze tekst in zowel
Cantionis III als V. Dat dit chanson een religieuze
strekking heeft lijkt in deze omgeving enigszins
vreemd, maar het past binnen de traditie van de
'chansons spirituelles' dat met name ook veelvul-
dig voorkomt in de productie van de Antwerpse
muziekdrukkers Waelrant &. de Laet.29 We vin-
den overigens ook onder de Nederlandse chan-
sons teksten met een religieuze strekking (zie
hieronder). De superior van 'Cantionis III' heeft
de opmerking'canon', maar dat leidt helaas niet
tot extra informatie. De uitwerking van de canon
is namelijk terug te vinden in de quinta pars, de
andere bewaard gebleven partij. Het gaat hier
om een canon in de tegenbeweging, maar dat is
niet uit de instructie te herleiden (en dat was ook
niet noodzakelijk omdat de uitwerking immers
gegeven werd). Een aantal onleesbare passages
van de superior kon door middel van de canon
wel zonder meer uit de quinta pars herleid wor-
den. De superior van 'Cantionis V' heeft niet de
opmerking 'canon', maar doordat er twee sleu-
tels aan het begin van de eerste muziekregel
staan en een 'segno' [teken] op de plek waar de
tweede stem zou moeten inzetten, is het welde-
gelijk duidelijk dat er sprake is van een canon.
De uitwerking is ook nu weer terug te vinden in
de quinta pars, zodat er jammer genoeg opnieuw
geen extra partij uit de canon gegenereerd kan
worden.
Twee van de Franse teksten zijn ook terug te
vinden bij andere componisten.30 Beide teksten
zijn bovendien afkomstig uit de gedichtenbundel
'La fleur Lotrain' uit 1542. Het gaat om Sur la rou-
seefault aller,
dat eveneens door zes andere com-
ponisten gebruikt werd31 en Elle a bien ce rizgra-
cleux, ce gent corps,
dat door twee anderen werd
getoonzet.32 Beide stukken zijn bij Petitjan zes-
stemmig en hebben een canoninstructie, waar-
door een extra partij gegenereerd wordt.
Na deze twee composities volgt opnieuw een
tekst waarin Petitjan als persoon naar voren
komt. Ook dit chanson is zesstemmig en zal dus
waarschijnlijk ook een extra partij genereren
door middel van een canoninstructie. In de beide
bewaard gebleven partijen zijn echter geen
canoninstructies terug te vinden, waardoor
slechts twee van de zes stemmen zijn bewaard
gebleven. Vanwege het persoonlijke element,
wordt hieronder de volledige tekst afgedrukt.
CANTIONIS Xllll
Pour obtenir bon loz honneur richesse
Faveur de roy du duc et de ducesse
Nous ont monstre la voye treshabile
Ces deux seigneurs de langhe et cortevile
Lesquels partant salue par ses notes
Le petitjan comme ses patriotes.
31 Door Passereau (Attaingnant 1536), Gero (Gardane
1541), Certon (Du Chemin 1570), Millot (Le Roy &
Ballard 1572), Roussel (Le Roy &. Ballard 1577) en Del
Mei (Phalèse 1597). 32 Door Sermisy (Attaingnant 1542)
en Certon (Le Roy &. Ballard 1570).
29 H. Vanhulst, 'Hubert Waelrant en Jan de Laet', in:
Antwerpse Muziekdrukken, vocale en instrumentale
polyfonie (i6de-i8de eeuw)
(Antwerpen 1996) 21-23, hier
22. 30 Deze gegevens zijn ontleend aan 'Base de la
chanson du XVIe siècle': http://www.cesr.univ-tours.
fr/Ricercar/newvers/basechanson/03231-o.htm.
^
-ocr page 25-
CANTIONUM MUSICARUM (D Ü SS ELDO RF 1563) 2 5
De tekst verdient een toelichting." Het is zeer
goed mogelijk dat Petit Jan met'ces deux seig-
neurs' doelt op respectievelijk Henri I d'Orléans,
duc de Longueville, en Joost of Josse van Courte-
ville. Henri I d'Orléans, gehuwd met Cathérine de
Conzaga van Kleef, was in de godsdienstoorlogen
een van de belangrijkste generaals van Hendrik
van Navarra, de latere Franse koning Hendrik IV.
Voor deze held werd na diens dood, in 1595, een
gedenkteken opgericht, waarin de vier kardinale
deugden zijn verwerkt. Dit grafmonument, in de
vorm van een obelisk en bekend als de piramide
de Longueville, bevindt zich sinds 1817 in het Lou-
vre. Joost of Josse van Courteville werd geboren
in de stad Belle (in het Frans: Bailleul), gelegen in
de Franse Westhoek, een grensoverschrijdend en
destijds door Vlaanderen en Frankrijk betwist
gebied. Hij werd in november 1555 benoemd tot
adjunct-secretaris in de Raad van State van de
Nederlanden. In 1556 werd hij secretaris in de
Raad van State en in de Geheime Raad 'suyvant la
personne du roy' (de persoon van de koningvol-
gende). In 1559 vertrok hij naar Spanje in het
gevolg van Philips II en correspondeerde vandaar
met Margaretha van Parma en met zijn vriend
Om te verkrijgen goede naam, eer, rijkdom
Gunsten van koning, hertog en hertogin:
De meest geschikte weg daartoe hebben
ons gewezen
De beide heren van Longheville en
Courteville
Die Petit Jan bij zijn vertrek met zijn
muziek groet als zijn landgenoten
(uert. Dr. Ruud Meijer).
Viglius.34 In 1561 werd hij tot griffier van de Orde
van het Gulden Vlies aangesteld. In 1567 kwam hij
terug naar de Nederlanden als secretaris van de
landvoogd Alva, voor wie hij de Franstalige cor-
respondentie voerde. Courteville diende onge-
vraagd een memorandum in, waarin hij pleitte
voor een meer verzoenende aanpak van de pro-
blemen in de Nederlanden en had ook de moed
om Alva de heffing van de Tiende Penning te
ontraden. Beide heren hebben elkaar waarschijn-
lijk ontmoet in 1565 bij de Conferentie van Bayeux
over het (vierde) huwelijk van Philips II met Anna
van Oostenrijk.
Petit Jan de Latre heeft mogelijk met deze
beide grote heren te maken gehad en ook hun
gunsten mogen genieten. Deze verzen zouden
dan betrekking hebben op zijn afscheid en vertrek
naar het noorden. Misschien was Petitjan de
grond te heet onder de voeten geworden door zijn
voortdurende geldproblemen - zeker nu hem
Ceorgvan Oostenrijk, zijn werkgever en machtige
beschermheer was ontvallen-en moest hij daar-
om op zoek naar een plek waar hij zich min of
meer schuil kon houden. Dit zou althans verklaren
waarom een musicus van aanzien, die Petitjan in
zijn Luikse periode toch zeker was, zo'n dramati-
sche wending in zijn carrière ondervond; want een
functie als muziekleraar aan de Latijnse school in
een provinciestadje als Amersfoort had bij lange
na niet het aanzien van de functies die hij in Luik
bekleedde. Als de twee heren die Petitjan in het
onderhavige chanson aanspreekt inderdaad de
genoemde heren waren en zij inderdaad een rol
gespeeld hebben bij zijn vertrek naar het noorden,
dan moeten we aannemen dat dit niet later dan in
3 3 Met dank aan drs. Janet van der Meulen voor haar
deskundige adviezen bij het vertalen van deze en de
volgende tekst en voor het daarvoor door haar verrichte
historisch onderzoek. Dat laatste geldt met name de
mogelijke relatie tussen Petit Jan de Latre en de Heren
van Longueville en Courteville. 34 Wigle van Aytta van
Zwichem, uit het Fries gelatiniseerd tot Viglius ab Aytta
Zuichemus (° Swichum, 19 oktober 1507 -1 Brussel 8
mei 1577), was een vooraanstaand Nederlands staats-
man, die vooral als rechtsgeleerde grote naam heeft
gemaakt. Hij was een fervent verdediger van het katholi-
cisme en als zodanig een trouwe aanhanger van Philips
II. Hij was echter ook humanist in de stijl van Erasmus,
die hij persoonlijk kende, (bron: Wikipedia)
-ocr page 26-
20 S.H. GROOT
De Nederlandse teksten
Bij de Nederlandstalige chansons, die weer
opnieuw vanaf I tot en met X geteld worden, is
de bezetting veel meer gevarieerd dan bij de
Franse. Vonden we bij de Franse chansons steeds
vijfstemmigheid en alleen bij de laatste drie
chansons zesstemmigheid, de Nederlandse wer-
ken variëren van vierstemmigheid tot achtstem-
migheid. De Cantiones I en II hebben een toene-
mend aantal stemmen bij de opeenvolgende
strofen: beginnend met vierstemmigheid en
uitbreidend naar zesstemmigheid in de derde en
laatste strofe van Cantionis I, resp. zevenstem-
migheid in de vierde en laatste strofe van Cantio-
nis II. Bij Cantionis III is niet meer zichtbaar voor
De goede tijden liefhebben, zwaarmoedig-
heid verjagen,
Zingend en spelend gaat dit welhaast vanzelf.
Alle droefenis achter zich laten, een vrolijk
leven leiden,
Dit alles zult gij vinden in een oord dat
Frans heette zijn
En dat men ook wel Belle noemt.
(uert. Dr. Ruud Meijer).
welk aantal stemmen de compositie bedoeld
was. Vermoedelijk zal het een vijfstemmige zet-
ting geweest zijn, want door de aanwezigheid
van een quinta pars is een geringer aantal stem-
men dan vijf uitgesloten en door de afwezigheid
van canoninstructies in de twee bewaard geble-
ven partijen, waarmee een extra stem gegene-
reerd zou kunnen worden, is een groter aantal
stemmen onwaarschijnlijk (afgezien uiteraard
van de mogelijkheid dat de canoninstructie in
een van de ontbrekende stemmen gezeten
heeft). Cantionis llll is een zesstemmige,
Cantionis V en VI zijn beide voor vijf stemmen.
Na de partij van Cantionis VI, die op de verso-
zijde van folio Fij is geplaatst, ontbreken enkele
1559 is geweest, immers het jaar waarin Joost van
Courteville naar Spanje vertrok. Het zal zeker ook
niet eerder dan 1557 zijn geweest, het jaar waarin
Ceorgvan Oostenrijk overleed. We kunnen dus
voorzichtig concluderen dat Petit Jan mogelijk al
rond 1559 naar Amersfoort is gekomen.
Ook het eerste gedicht uit de bundel heeft
naar alle waarschijnlijkheid te maken met een
van Petit Jans genoemde beschermheren, Cour-
teville. Met Belle wordt vrijwel zeker de plaats
Bailleul bedoeld, waar, zoals hierboven al ver-
meld Courteville geboren werd. Wellicht is dit
eerste werk uit de bundel Cantionum Musicarum
eveneens een persoonlijke boodschap van Petit
Jan aan Josse de Courteville.
CANTIONIS I
Bon temps aymer fuyr melancholye
En chant en Jeu eest choze naturelle
Laisser tout duil mener joyeuse vie
Le tout trouvrez en ung que Ion apelle
Estre franchois portant surnom de belle.
De overige Franse chansons zijn gemaakt op de
gangbare wereldlijke teksten over de liefde. Twee
van deze teksten gaan over Lucretia. Zij was vol-
gens de Romeinse overlevering de vrouw van
LuciusTarquinius Collatinus, neef van de
Romeinse tirannieke koning Lucius Tarquinius
Superbus, die van 534-510 v.Chr. regeerde. Op
zekere dag werd ze op brute wijze verkracht door
Sextus Tarquinius Superbus, de zoon van de
koning. Nadat Lucretia dit aan haar echtgenoot
had verteld en hem liet zweren haar te wreken,
pleegde ze zelfmoord. Daarop riepen Collatinus,
Brutus en de vader van Lucretia het volk op tot
wraak en werd het geslacht van deTarquinii ver-
dreven. Collatinus en Brutus werden later als de
stichters van de Romeinse Republiek gezien.
Deze geschiedenis vormt de basis van Cantionis
X Lucress' ung jour par force uiolee en Cantionis XI
O coeur haultain o couralge pudicque.
-ocr page 27-
CANTIONUM MUSICARUM ( D Ü SS 6LDO RF 1563) IJ
bladen van de quinta pars. Hierna zijn nog slechts
twee bladen tevoorschijn gekomen, beide zonder
dat er een katernnummerop leesbaar is. We vin-
den op deze twee laatste bladen eerst de noten
van Cantionis X (op de opeenvolgende recto- en
versozijde van het ene blad), dan een pagina met
lege notenbalken op de ene en tenslotte het druk-
kerslogo van Baethen op de andere zijde. Als we er
vanuit gaan dat er slechts volledige katernen van
steeds vier bladen zijn gebruikt, is het waarschijn-
lijk dat er precies vier bladen ontbreken, waarop de
muziek voor CantionesVII-IX stond afgedrukt.
We herkennen bij de Nederlandse chansons
een viertal teksten dat ook uit andere contempo-
raine bronnen bekend zijn. Het gaat om Cantio-
nis I, Het uiel ein hemels dauuoe; Cantionis II,
Lustich amoreusegheesten; Cantionis VII, Alle
myn gepeys doet my so wee;
en Cantionis X, Een
meisken fier heft my oerduit
(geduld, toegelaten).
De bundel Cantionum Musicarum is de enige
bron voor de volledige tekst van dit laatste lied.
Nederlandstalige kerstmotetten
Van de overige teksten vallen Cantionis III. Weest
nu uerhuecht
en Cantionis VIM. Weest nu uerblyt
wilt u uerjubileren
op. Het gaat om verwante
teksten die de verlossing door de geboorte van
Christus bezingen. Ze zullen ongetwijfeld rond
kerstmis en oud en nieuw gezongen zijn.
Cantionis mi.
West nu verheucht en vermeerdert u deucht
ghy die duer Christum zyt bevryt
op dat ghy muecht in ewigervruecht
met die ghelovighe werden verblyt
Twelck u wil gheven hier in dit leeven
het kindeken claer in dit neuw jar
Cantionis vim.
Weest nu verblyt wilt u verjubileren
wy syn bevryt als ons die Propheten leeren
een kynt erbar bringt ons wt den faer
Men vindet claer int openbar
een kyndeken eerbar
In Bethleem voerwaer
int soete nieuwe jar
Beide teksten hebben niet alleen een onderlinge
verwantschap, ze brengen ook het enige
Nederlandstalige motet van Joannes Tollius in
gedachten:
CANTILENA BELGICA
Met vlyt aensyt, weest verblyt met iolyt,
Ghy Chrysten een paer,
Hy is ghebenedyt, die ons heeft bevryt
om nyt,
Vander helsche scaer.
Chrystus uwt syns Vaderscoet ghedaelt
is als een kynt gheboren,
heeft thelsche serpent vermaelt,
en verlost syn vwt vercoren.
Noet* blyder maer,
(*nooit)
Verhuecht ghy Chrysten scaer openbaer,
int soete niewe iaer.
Het kerstmotet van Tollius werd opgenomen op
de laatste pagina van de Moduli trium uocum
(Commelinus, Heidelbergisgz).33 De restvan de
bundel is gevuld met Latijnse motetten die gere-
lateerd zijn aan de bisschopswijding van Marco
Cornelio, die enkele jaren voordat de bundel in
druk verscheen in Padua, waarTollius op dat
moment werkzaam was, tot bisschop werd
hij deze tekst niet gekend heeft. De 'quinta pars' van dit
lied is namelijk verloren gegaan en die van de 'superior'
is pas tijdens de restauratie die onlangs is uitgevoerd aan
het licht gekomen. Het zat nog opgesloten in het pak-
ketje van vijf verkleefde bladen.
35 J.W. Bonda, De meerstemmige Nederlandse liederen
van de vijftiende en zestiende eeuw,
213-215, constateert
in zijn paragraaf'Kerstliederen' de overeenkomst tussen
Cantionis UI van De Latre en de Cantilena belgica van
Tollius. Cantionis VIII laat hij buiten beschouwing omdat
-ocr page 28-
28 S.H. GROOT
gewijd. De bundel is ook aan deze bisschop
opgedragen. Het Nederlandstalige kerstmotet,
dat als opschrift 'cantilena belgica' heeft meege-
kregen, lijkt in deze omgeving helemaal niet op
z'n plaats. Het vermoeden is dan ook dat Tollius
de gelegenheid kreeg om voor de lege laatste
bladzijde van de Moduli nog een stuk naar eigen
keuze aan te leveren. Het is niet waarschijnlijk
dat Tollius in die jaren actief was met Nederland-
se teksten, want in zijn omgeving waren er ver-
moedelijk geen groepen zangers die daar iets
mee konden. Het kerstlied zou dus wel eens
terug kunnen gaan op zijn Amersfoortse peri-
ode, zijn geboortestad die hij rond 1580 heeft
verlaten.
Noske36 veronderstelt in zijn artikel over dit
kerstmotet van Tollius eerst dat het tot het genre
van de cantiones natalitiae (deze term wordt
specifiek gebruikt voor Vlaamse kerstliederen uit
de 17' eeuw) gerekend zou kunnen worden, waar-
van het dan zelfs de vroegste verschijning zou
zijn. Even verderop in zijn tekst weerlegt hij dit,
waarbij de constructie van de overige motetten
in de bundel als argument wordt gebruikt. In
mijn visie is er geen directe relatie tussen dit
kerstmotet en de overige motetten in de bundel
Moduli trium uocum, maar ik deel de conclusie
dat we niet met een soort voorloper van de can-
tiones natalitiae
te maken hebben. Immers zijn
de cantiones natalitiae vooral homofoon van
opzet, en is de muziek van Tollius (en ook die van
Petit Jan, voorzover nog zichtbaar in de bewaard
gebleven partijen) veel polyfoner van opzet.
Bovendien zijn de cantiones natalitiae gebonden
aan een Antwerpse traditie, terwijl we hier met
Noord-Nederlandse muziek, ja misschien zelfs
met een specifiek Amersfoortse traditie, te
maken hebben.
De tekst van de 'cantilena belgica' van Tollius
zou heel goed uit dezelfde omgeving afkomstig
kunnen zijn als de twee vergelijkbare teksten die
Petit Jan op muziek gezet heeft, namelijk die van
de Amersfoortse Latijnse school. In de tijd dat
Petit Jan er als muziekleraar werkte zal Tollius er
schoolgegaan zijn. Ook de aanduiding 'cantilena
belgica'zelf zou voor deze aanname nog een
vingerwijzing kunnen zijn. Reynders vermeldt in
zijn gedenkboek over de Amersfoortse Latijnse
school in het hoofdstuk'Opvoering van tooneel-
spelen enz.' namelijk dat de rector, soms ook de
conrector, jaarlijks een Latijns gedicht maakte
dat 'carmen' of'cantilena' werd genoemd. De
tekst werd doorgaans verwerkt in een lied dat
door de leerlingen dagelijks 's morgens en
's avonds aangeheven werd, gaande naar en
komende van school.37 Bloemendal levert hier-
over nog aanvullende informatie: 'Ook schreven
rectoren cantilenae, jaarzangen, of carmina scho-
lastica,
schoolzangen, die door hun leerlingen
werden gezongen. Dit gebeurde eenmaal per
jaar, bijvoorbeeld ter gelegenheid van kerst of
Sint-Maarten (11 november), in de kerk of op een
plein. De vrome inhoud van de zangen en het
optreden van de leerlingen zullen ouders, scho-
larchen en stadsbesturen hebben aangesproken
en daarmee de plaats van de school in de samen-
leving hebben verstevigd'.38 Realiseren we ons
daarbij dat kerstliederen van oudsher de enige
liederen in de volkstaal waren die een plaats heb-
ben gevonden binnen een viering naast de litur-
gische gezangen39 en dat de leerlingen van de
Latijnse school bij die liturgische uitvoeringen
55. 38 J. Bloemendal, Spiegel van het dagelijks leven?
Latijnse schooien toneel in de noordelijke Nederlanden in
de zestiende ene zeventiende eeuw
(Zeven Provinciën-
reeks 22, Hilversum 2003), 23. 39 Bonda, o.c, 213.
36 F. Noske, 'Een driestemmig Nederlands kerstlied van
Joannes Tollius (1597)', in: Tijdschrift van de Vereniging
voor Nederlandse Muziekgeschiedenis
33 (1983), 101-107,
hier 103. 37 H.J. Reynders, Gedenkboek van het stedelijk
gymnasium te Amersfoort
1376-1926 (Amersfoort 1928),
-ocr page 29-
CANTIONUM MUSICARUM (D Ü SS E LDORF 1563) 20,
een rol speelden (zie hierboven het citaat uit de
aanstellingsbrief van Edanus), dan lijkt het niet
onmogelijk dat we in de teksten van de kerstlie-
deren van Petitjan en Tollius met een locale,
Amersfoortse traditie te maken hebben. De aan-
duiding'cantilena'zou dan kunnen verwijzen
naarde oorsprong van de tekst binnen de Latijn-
se school, waarbij de toevoeging 'belgica' speci-
aal verwijst naar het feit dat de tekst in de Neder-
landse taal is gesteld (dus in tegenstelling tot de
'gewone' cantilenae, die in het Latijn waren
gesteld). Mogelijk bestond er dus binnen de
Latijnse school van Amersfoort de gewoonte om
rond de kerst een tekst te doen uitgaan waarin
een aantal vaste thema's werden verwerkt en
ofwel hebben zowel Petitjan als Tollius voor de
muziek gezorgd, ofwel hebben ze een meerstem-
mige zettinggemaakt bij de gebruikte melodie.
De twee werken van Petitjan geven ons ook
nog een indicatie over zijn verblijf alhier. Immers
lijkt het niet waarschijnlijk dat er binnen de
Latijnse school twee verschillende kerstliederen
in hetzelfde jaar gezongen zullen zijn. Evenmin
lijkt het waarschijnlijk dat het kerstlied voons63
al ruim vóór september van dat jaar, het moment
dat de bundel in druk verschenen is, gereed was.
Als we dus aannemen dat de twee kerstmotetten
in de bundel Cantionum Musicarum in de sfeer
van de Latijnse school als een 'cantilena belgica'
zijn ontstaan, dan zouden ze hoogstwaarschijn-
lijk voor de jaren 1561 en 1562 bedoeld zijn
geweest. Opnieuw een aanwijzing dat Petitjan in
1563 al enkele jaren in Amersfoort verbleef. Hard
bewijs voor deze stelling ontbreekt echter nog.
De overige Nederlandse teksten
Het Cantionum Musicarum levert nog de volgen-
de Nederlandse teksten, die - voor zover was na
te gaan-alleen in deze bundel voorkomen. Over
Cantionis VI schrijft Bonda 'De uitwerking van dit
motief van bedrog en andere liefdes kan soms tot
merkwaardige wendingen leiden. In een lied van
Jean Petit [sic] de Latre, waarvan de tekst ver-
moedelijk van de hand van een Amersfoortse
dichter is, onderhoudt de minnaar zijn geliefde
over de mogelijke gebeurtenissen na zijn dood.
Hij lijdt onder de gedachte dat zij, na zijn eventu-
ele voortijdige dood, zich aan een ander zal ver-
binden. Het is in de minnelyriek een ongebruike-
lijke wending, maar desalniettemin een sprekend
voorbeeld van hoe men zich kon laten gaan in de
ongeneeslijke melancholie van de liefde'.40
Kennelijk veronderstelt Bonda een locale
oorsprong bij de teksten die niet van elders
bekend zijn. Van een overtuigend locaal dialect is
evenwel geen sprake. Alleen voor de mengtaal-
tekst is een Amersfoortse oorsprong met zeker-
heid aan te wijzen. In hoeverre dat voor de ande-
re teksten geldt is niet te zeggen, maar het kan
evenmin uitgesloten worden.
Conclusie
De tweede helft van de i6e eeuw heeft voor
Amersfoort een aantal muzikale wapenfeiten
opgeleverd, die je in zo'n kleine provinciestad
niet direct zou verwachten. De aanwezigheid van
een componist van het formaat van Petitjan de
Latre in de jaren rond 1563 resulteerde in een
speciaal voor Amersfoort gedrukt muziekboekje,
waarvan helaas slechts enkele restanten bewaard
zijn gebleven. Daarnaast moeten we ons realise-
ren dat Jan van Tol (ca. 1550-ca. 1625) -die later
als Joannes Tollius in Italië en Denemarken furo-
re zou maken - de Latijnse school bezocht zal
hebben op het moment dat Petitjan de Latre er
muziekleraar was. In hoeverre Petitjan een
impuls heeft kunnen geven aan de muzikale ont-
wikkelingvan Tollius is niet meer te achterhalen,
aangenomen magechterwel worden dat Jan van
Tol zijn eerste muzieklessen kreeg van niemand
minder dan Petitjan de Latre.
40 J.W. Bonda, De meerstemmige Nederlandse liederen
van de vijftiende en zestiende eeuw
(Hilversum 1996),
172-173.
-ocr page 30-
4~s%+****** m^**"»—vi—■—~
icuRumMifoiuGtpii
Ö3
o.
o
o
QL
\
a
>**;
tor5jató?oa^fiD^ fetwtonn
---------------_________•
o c
o o
o
o
o o o
o O o
o,
o o
v<;
.Ofil\
-ocr page 31-
'GENACHT GELIEFDEN! VOOR EEUWIG GENACHT!' 31
Op 17 augustus 1835 schoot Lucas Kier van Ootmarsum de tante
van zijn vrouw dood. Hij deed dat om haar uit te verlossen uit
de hel waarin de aarde het jaar tevoren bij het Laatste Oordeel
was veranderd. Hoewel de moordenaar alom bekend stond als
een godsdienstwaanzinnige veroordeelde het Hof van Assisen
te Amsterdam hem tot de strop. Omdat de executie van een
geesteszieke al te aanstootgevend zou zijn kreeg hij gratie.
Voor zijn familieleden was het leed daarmee niet geleden. Tot
hun grote verdriet werd op kermissen en jaarmarkten een lied
op de moord gezongen.
Er bestaat geen afbeelding van hem maar het is
wel bekend hoe hij eruitzag. Het doodvonnis
begint met het signalement van de moordenaar:
lengte 1 el, 7 palm en 4 duim (=174 cm), ovaal
gezicht, ronde kin, blauwe ogen, bruin haar, grijs-
achtige baard, gezonde gelaatskleur.1 Aan de
rechtbank gaf hij een verkeerde leeftijd op
(tweeënveertig). Ten tijde van de moord was hij
drieënveertig, tijdens het proces-tweeënhalve
maand later-vierenveertig.
Lucas Kier (roepnaam Kier) van Ootmarsum
werd op 14 oktober 1790 gedoopt in de hervorm-
de St. Joriskerk te Amersfoort als zoon van
Albertvan Ootmarsum en Ceertruida van Hou-
ten. De Van Ootmarsums woonden toen sinds
twee generaties in Amersfoort. In 1759 trouwde
Alberts vader, Lucas Kier(s) van Ootmarsum uit
Wanneperveen (Overijssel), met Christina Bos.
Het paar vestigde zich in Amersfoort, de woon-
plaats van de bruid. Hun eerste zoon noemden
zij Kier, een etymologisch onduidelijke voor-
naam -wellicht afgeleid van Quirinus-die voor-
al voorkomt in de provincies Friesland, Gronin-
gen en Drenthe.2 Kleinzoon Lucas Kier zou later
vier van zijn kinderen Kier als tweede voornaam
geven.
Grootvader Lucas Kier voer als beurtschipper
op Rotterdam. Ook zijn zoon Kier en kleinzoon
Jacobus - de broer van de moordenaar - waren
beurtschippers, respectievelijk op Amsterdam
en Rotterdam. Vader Albert verkocht sterke
dranken tabakspijpen. Op 31 augustus 1814 ging
hij een compagnonschap aan met Lucas Kier, de
oudste van zijn twee zonen. De twee verklaarden
zich te hebben geassocieerd onder de firmanaam
L.K. van Ootmarsum &. Comp. Alberts inbreng
vertegenwoordigde een waarde van vijfduizend
gulden, waarvan 3800 gulden voorde handels-
voorraad en gereedschappen. De uitstaande
vorderingen van 3600 gulden werden wegens
dubieuze debiteuren afgewaardeerd tot 1200
gulden. Albert liet de dagelijkse leidingvan de
firma geheel over aan Lucas Kier, die alleen zijn
arbeid inbracht. De stille en de werkende ven-
noot kwamen overeen de nettowinst gelijkelijk
te zullen delen.3
1 Noord-Hollands Archief, Hof van Assisen inv. nr. 66,
arrest Van Ootmarsum 31-10-1835. 2 Nederlandse Voor-
namen Databank (www.meertens.knaw.nl). 3 Archief
Eemland, Notariële archieven inv. nr. ATo57aoo2/i35,
akte van compagnonschap 31-8-1814.
-ocr page 32-
32 ICNAZ MATTHEY
De weduwe zat er warmpjes bij. Bij haar dood
bezat zij acht huizen in Amersfoort, roerende
goederen ter waarde van 2000 gulden, 290
gulden aan contant geld, een staatsobligatie van
200 gulden en tien onderhandse schuldbekente-
nissen ter waarde van ruim 9000 gulden. Van
Ootmarsum was verreweg haar belangrijkste
debiteur. In de jaren 1819-1824 wist hij vijf keer
een grote lening bij tante los te peuteren: achter-
eenvolgens van 1000 gulden (juli 1819), 600 gul-
den (maart 1820), 2000 gulden (juni 1820), 1900
gulden (juli 1821) en 440 gulden (maart 1824).6
Voor een tijd waarin arbeiders vijftig cent a
anderhalve gulden per dag verdienden waren
dat enorme bedragen.
Tabak
Na verloop van tijd is Van Ootmarsum naast zijn
nering in sterke drank en tabakspijpen ook tabak
gaan verbouwen. Die onderneming moet de
bodemloze put zijn geweest waarin het van tante
geleende geld verdween. De omgeving van
Amersfoort had in de 17= en 18= eeuw een flore-
rende tabaksteelt gekend. Ook in de tijd van het
Continentaal Stelsel hadden de tabaksplanters
goede zaken gedaan. Na 1813 zette echter een
dalende trend in en omstreeks 1870 was het met
de bedrijfstak gedaan. Dat kwam onder meer
door de concurrentie van buitenlandse tabak,
eerst de Amerikaanse (Kentucky, Virginia) en
vanaf omstreeks 1850 ook de Javaanse. Een ande-
re reden was het in onbruik raken van het tabak
snuiven en de opmars van de sigaar. In tegenstel-
ling tot de Betuwse tabak leende die uit de regio
Amersfoort zich niet goed voor de fabricage van
sigaren. De neergang van de Amersfoortse
jj«:ic u'ttiïïuisiuiHüUtae
XV
xümBti', i>':r>\..r. ■ :■;
&iffialPïiKiiait'l«ta;-a.-
toi)!aiu'etüi)iunïiui*iw
jjefeüinfabitKt'ttftó
m!ti«afuRartni6 ijiutia
DüBKta j)au!Bs cfeuw
Het Beest met Zeven Koppen uit de Openbaring van
Johannes. Houtsnede uit de Hollandse apocalyps,
Haarlem, tweede kwart vijftiende eeuw.
Op 31 januari 1810 trouwde Lucas Kier met
Cornelia Henrietta van Leeuwen uit Naarden, uit
welk huwelijk in de jaren 1810-1832 twaalf kinde-
ren werden geboren.4 Zij was een nicht van de
weduwe Christina van Sandbrink-van Leeuwen,
de vrouw die Lucas Kier later zou vermoorden.
Tante heeft lange tijd 'met goed succes' een tap-
perij uitgebaat. In de kadastrale legger van 1832
staat zij nogvermeld als kasteleinse. Volgens het
testament dat zij het jaar daarop maakte was ze
toen zonder beroep.5
4 Archief Eemland, klapper huwelijken gerecht Amers-
foort; digitale stamboom Amersfoort(www.archiefeem-
land.nl) 5 Digitale kadastrale atlas Amersfoort
(www.archiefeemland.nl); Archief Eemland, Notariële
archieven inv. nr. ATo57ao25/i 56, testament van
7-8-1833. 6 Archief Eemland, Notariële archieven inv.
nr. ATo57a02Cj/i59, boedelinventaris opgemaakt op 12,
16,17 en 19-10-1835.
ii
-ocr page 33-
'genacht geliefden! voor eeuwic genacht!' 32
Tabaksschuur en -veld aan de Hogeweg in Amers-
foort. In de schuur hangen bladeren te drogen. Ook
is te zien hoe de oogst in manden wordt gepakt en
op een wagen geladen. Gravure van Paulus van
Liender, 1759. Collectie Museum Flehite.
Helmich Warneke, die een fortuin verdiende in
de tabaksteelt.8 Van Ootmarsum daarentegen
ging eraan ten onder. In mei 1826 was de nood zo
hoog dat hij bij tante een partij tabak ter waarde
van bijna vierduizend gulden beleende. Het ging
om drie 'gewassen' (oogsten) inlandse tabak
beste kwaliteit van de jaren 1823,1824 en 1825 en
een gewas uitschot van 1825 thans liggende op
drie stapels in de schuur op de Zuidwind'.9
Dit paardenmiddel mocht niet baten. Vier
maanden later zag de onfortuinlijke planter zich
gedwongen zijn activiteiten te beëindigen. Op 21
september verkocht hij aan de koopman Bartho-
lomeus Poort 'een partij tabak in bladen bestaan-
de in acht duizend Nederlandsche ponden aard-
tabaksteelt werd af en toe onderbroken door
tijdelijke oplevingen, maar in de tijd dat Van Oot-
marsum zich ermee bezighield ging het hard
bergafwaarts. In de jaren 1822-1828 halveerde de
oppervlakte van het met tabak beplante areaal in
de gemeente Amersfoort.7
De schuur waar Van Ootmarsum zijn tabak
liet drogen stond naast boerderij De Zuidwind in
de buurtschap Hamersveld (gemeente Leusden).
Vlak langs deze nog steeds bestaande boerderij
(HamersveldsewegHÖ) loopt de Tabaksteeg. In
1708 kwam De Zuidwind in bezit van de Duitser
Notariële archieven inv. nr. ATo57a029/i59,
boedelinventaris van oktober 1835.
7 J.J. Herks, De geschiedenis van de Amersfoortse tabak.
's-Gravenhage, 1967, p. 216-232. 8 www.tabaksteeg.nl/
cms/naamgeving-30i9.html 9 Archief Eemland,
-ocr page 34-
2A ICNAZ MATTHEY
en zandgoed, uitschot en best van het gewas van
deze jare achttienhonderd zesentwintig, een
bruin bles paard, een bruin paard beiden glad-
tands, een boerenwagen geolyd met hoepels en
huif, een veldkar geolyd met dito, een stortkar,
een rolwagen en een ploeg, een wagen en chais-
tuig met eenige zeelen en kussens, tien vim rog,
twee en twintig vim haver, een partijtje hooi, een
partij dakpannen, een partij tabaksluiken, een
partij leggers, stapelhouten, planken, manden,
matten, een losse deel, kruijwagens, plantebak-
ken, een partij tabaksspijlen en eenige kleine
voorwerpen'.10 Dat alles bracht 2200 gulden op:
ongeveer een kwart van het bedrag dat tante van
hem te vorderen had. Toen zij niet meer over de
brug wilde komen stak hij zich bij anderen verder
in de schulden.
Van kwaad tot erger
Aanvankelijk had de weduwe nicht Cornelia en
haar man tot erfgenamen benoemd. Uit vrees
dat bij haar dood de hele erfenis naar Van Oot-
marsums crediteuren zou gaan, veranderde zij
in augustus 1833 haar testament. Aan Cornelia
legateerde zij haar kleding, tafel- en bedlinnen,
goud- en zilverwerk en juwelen. Cornelia en
haar echtgenoot, of de langstlevende van hen
beiden, werden bedacht met het levenslange
vruchtgebruik van de nalatenschap maar de
erfenis zelf zou naar hun kinderen gaan. De
weduwe wees twee executeurs-testamentair
aan. Zij moesten het onroerend goed verkopen,
de opbrengst daarvan beleggen in effecten of
hypotheken en de jaarlijkse baten van die beleg-
gingen uitkeren aan de vruchtgebruiker(s).11
Toen Van Ootmarsum van de testament-
10 Archief Eemland, Notariële archieven inv.
ATo55fon/965, transportakte van 21-9-1826. 1Archief Eemland, Notariële archieven inv. nr.
ATo57ao25/i56, testament van 7-8-1833. 12 NoHollands Archief, Hof van Assisen inv. nr. 543/2
wijzing hoorde schijnt hij te hebben gezegd:
'Nu ben ik geheel verloren!'. Voortaan kon hij
zijn crediteuren niet langer paaien met het voor-
uitzicht dat hem en zijn vrouw een grote erfenis
te wachten stond. Hij probeerde meer greep op
tante te krijgen door haar voor te stellen bij hem
in te trekken, maar daar had zij geen oren naar.12
Geplaagd door chronische geldnood ging
Van Ootmarsum op zoek naar een vaste bron van
inkomsten. In mei 1833 trad hij in overheidsdienst
als schatter van de personele belasting te Amers-
foort. In de loop van 1834 ging hij tegenover col-
lega's teekenen van verstandsverbijstering en
gedeeltelijke zinneloosheid' vertonen. Het kostte
hem zijn aanstelling als belastingambtenaar.13
Naar eigen zeggen had Van Ootmarsum
sinds maart 1834 'geen rust noch genoegen' meer
gekend, maar al in 1832 waren er verschijnselen
van krankzinnigheid aan het licht getreden. Ver-
moedelijk is zijn aanleg tot een psychiatrische
aandoening toen geactiveerd doordat in dat jaar
binnen drie dagen twee van zijn kinderen overle-
den: op 30 september de vierjarige Emond en op
2 oktober Gerard, een baby van vijf maanden.14
Hoogstwaarschijnlijk zijn beide kinderen slacht-
offers geweest van de cholera-epidemie waar-
door Nederland in de tweede helft van 1832 werd
bezocht en die in Amersfoort eind september,
begin oktober haar hoogtepunt bereikte. Op 11
oktober brachten B 8c Waan de gouverneur van
Utrecht verslag uit over de tot dan toe getroffen
bestrijdingsmaatregelen. Direct nadat de overlij-
densverklaringwas afgegeven gingen 'van stads-
wege bezoldigden' over tot het kisten, waarna ze
de naden van de kist met pek dicht smeerden.
Het huis werd van stadswege gereinigd door het
dossier Van Ootmarsum (getuigeverklaring Dirk Klerk).
13 Nationaal Archief, Ministerie van Justitie 1813-1876
inv. nr. 950,11-3-1836/49 (verklaringen van diverse
belastingambtenaren uit Amersfoort). 14 Digitale stam-
boom Amersfoort.
-ocr page 35-
'genacht geliefden! voor eeuwig genacht!' 25
met zoutzuur te beroken en vervolgens met kalk
gewit. Beddestro 'en andere liggingsstukken' van
de overledene werden verbrand.15 Dat alles moet
het overlijden van een dierbare extra gruwelijk
hebben gemaakt en voor een labiele persoonlijk-
heid als Van Ootmarsum zal het nog traumatise-
render zijn geweest.
Blijkens een getuigenverklaring van de huis-
arts van het gezin, Abraham van der Leeuw,
brouwde Van Ootmarsum een drankje tegen de
cholera.16 Hij verstrekte dat ook aan anderen,
aanvankelijk gratis en later tegen betaling. Toen
Van der Leeuw hem bezwoer daarmee op te hou-
den kreeg hij als antwoord: 'Gij weet niets van de
cholera.'Van Ootmarsum beschouwde het als
zijn opdracht met het uitdelen van het drankje
door te gaan 'omdat hem dit middel door onzen
lieven Heer in een droom was geopenbaard'.
Van der Leeuw verklaarde verder dat Van
Ootmarsum hem in 1834 verscheidene keren had
geconsulteerd en toen 'verwarde redeneringen
hield, steeds op hetzelve punt terug komende,
klagende over een aanhoudende angst, dan eens
zeggende dat hij geheel leeg was, daar alles bij
hem verteerd was, dan eens dat hij zijn hart, long
en lever had uitgespogen, en dat alle de medicij-
nen, welke hij comparant aan hem gaf, niets zou-
den kunnen helpen'.17
Dat laatste had Van Ootmarsum goed gezien.
Tegen de immense innerlijke leegte die hij voel-
de-plastisch vertaald in het waandenkbeeld van
het holle lichaam - stond de toenmalige medi-
sche wetenschap machteloos. Tegen de cholera
trouwens ook. Een effectieve behandeling van
die ziekte werd pas mogelijk nadat Robert Koch
in 1883 de cholerabacterie had ontdekt. Een paar
jaar eerder, in 1880, beschreef de Franse neuro-
loog Jules Cotard als eerste de aandoening waar-
aan Van Ootmarsum leed. Kenmerkend voor het
syndroom van Cotard, een zeldzame stoornis die
meestal op latere leeftijd optreedt, zijn nihilisti-
sche wanen, zoals de overtuiging geen inwendige
organen of bloed meerte bezitten. In de ergste
vorm van het syndroom geloven de patiënten dat
ze rotten of dood zijn en wordt de ontkenning
van het eigen bestaan uitgebreid tot de hele
wereld. Paradoxaal genoeg gaat deze ontkenning
van het bestaan vaak gepaard met suïcidale nei-
gingen. Sommige onderzoekers beschouwen het
syndroom van Cotard als een afzonderlijke aan-
doening. Volgens anderen is het een subsyn-
droom van een depressieve, schizofrene of psy-
cho-organische stoornis, bijvoorbeeld ten gevol-
ge van een hersenbeschadiging. Bij de behande-
ling worden tegenwoordig psychofarmaca en
elektroshocks ingezet.18
Van Ootmarsums wanen zijn goed gedocu-
menteerd. Behalve Van der Leeuw en de ex-colle-
ga's bij de belastingdienst hebben allerlei andere
personen getuigenissen over zijn krankzinnig-
heid afgelegd, onder wie enkele van zijn buren
uit de St. Andriesstraat. Bovendien beschikken
we over drie dramatische brieven waarin Van
Ootmarsum uitgebreid ingaat op zijn obsessies.
Petronella de Jager ontweek haar buurman
sinds hij 'gekke en verwarde praat' uitsloeg. Op
18 M. David Enoch en William Trethowan, Uncommon
psychiatrie syndromes.
Oxford, derde druk 1991, p.
162-183; Y. Madani en B.G.C. Sabbe, 'Het cotardsyn-
droom', Tijdschrift voor psychiatrie 49 (2007), p. 49-53.
Dr. Madani was zo vriendelijk mijn tekst te lezen. Haar
indruk is dat het bij Van O otmarsum ging om een psy-
chotische depressie. Er zijn aanwijzingen dat de elektro-
shocktherapie vooral effectief is bij Cotard-patiënten
van het depressieve type.
15 Archief Eemland, Gemeentebestuur Amersfoort
1811-1945 inv. nr. 3138, B & W aan gouverneur Utrecht
11-10-1832. 16 Over dergelijke drankjes (vaak op basis
van brandewijn) en andere 'geheime geneesmiddelen'
tegen de cholera zie P.D. 't Hart, Utrecht en de cholera
1832-1910.
Zutphen, 1990, p. 54-57. 17 Noord-Hollands
Archief, Hof van Assisen inv. nr. 543/2878, dossier Van
Ootmarsum. Aldaar ook de hierna geciteerde getuigen-
verklaringen en Van Ootmarsums afscheidsbrieven.
-ocr page 36-
36 ICNAZ MATTHEY
een keer had hij tegen haar gezegd 'dat hij zijn
hart, long en lever kwijt was en niets meer dan
spieren over had'. Daarna was de engerd dichter
bij haar gekomen 'zeggende dat hij haar eens aan
wilde zien, terwijl het zoo een wonderlijke wae-
reld was, en dat de menschen alle dood waren'.
De wever Anthony Moesman, die sinds een
jaar pal naast hem woonde, verklaarde dat Van
Ootmarsum doorgaans verstandige taal sprak
'doch ook meermalen verwarde dingen daartus-
schen mengde, zeggende onder anderen dat de
weereld er niet meer was, dat hij in het tweede
leven verkeerde en dat het menschdom in 1834
een einde had genomen, ofschoon wij nog in
schijn bestonden, er zouden geen kinderen of
dieren meer geboren worden, er zouden geen
vruchten meer voortkomen, en dat de sterren
niet meer op de gewone plaats stonden, en dat
hij tegenwoordig geheel van ijzeren staal was,
zoodat men niet meer gemakkelijk door zijn keel
konde komen'.
Volgens de krankenbezoeker Dirk Klerk, die
hem al 21 jaar kende, was Van Ootmarsum altijd
een verstandig en godsdienstig man geweest tot-
dat hij sinds een half jaar'allerlei godslasterlijke
denkbeelden aan den dag legde, sprekende dat
zijn lighaam was veranderd, dat de tijd voorbij was
en het menschdom zich thans in de eeuwigheid
en de hel bevond, dat de natuur niets meer voort-
bragt, en dergelijke ongerijmdheden meer, dat
zijn hals van ijzer was waardoor men er met geen
mes door zou kunnen snijden, dat hij geen long of
lever meer had en meerdere andere praat'.
Bij zijn arrestatie droeg Van Ootmarsum de
sleutel bij zich van het slot op een lessenaar in
zijn woning. Het meubel werd naar de gevange-
nis gebracht en daar in het bijzijn van de ver-
"Jéicée&to'tS'** (/ fji t'~i^'-
V" v , , r, ,, .. .-. ^u^a.
J,..... ;;, ..,•>,..-...
/■ / ■
t
Briefje, ingesloten bij Van Ootmarsums
afscheidsbrief van 18 juli 1835. Noord-
Hollands Archief, Hof van Assisen
Amsterdam.
Eerste pagina van de afscheidsbrief van 18 juli
1835. Noord-Hollands Archief, Hof van
Assisen Amsterdam.
dachte geopend. In de lessenaar bleken drie
afscheidsbrieven te liggen en een briefje met de
tekst: 'Dit pistool behoord aan broeder J. van
Ootmarsum. Geef het hem terug.'Op 18 juli 1835,
een maand voor de moord, schreef Van Ootmar-
sum de lange afscheidsbrief aan zijn vrouw en
drie van zijn kinderen. De twee andere brieven,
aan zijn vader en broer, dateren beide van 27 juli.
In de brief aan zijn vrouw en kinderen ver-
wijst Van Ootmarsum herhaaldelijk naar de voor-
naamste inspiratiebron van zijn wanen: de Open-
baring van Johannes, het bijbelboek dat in de
loop der eeuwen heel wat gelovigen het hoofd
op hol heeft gebracht-ook in het nuchtere
Nederland.19 Omstreeks 1830 leefden verwach-
tingen over het nabije Einde der Tijden en de
19 Eugen Weber, Apocalypses. Prophecies, cults and
mittenial beliefs through the ages.
Cambridge (Mass.),
1999. Voor een andere moordenaar die geïnspireerd werd
door de Openbaring van Johannes zie K.W.
Ideler,Geschiedkundige voorstelling der verschillende
vormen van den godsdienstigen waanzin.
Uit het Duits
vertaald door N.B. Donkersloot. Schoonhoven, 1851,
p.209-210.
-ocr page 37-
'genacht geliefden! voor eeuwig genacht!' 27
7/
éCÓk
/
e-n
/:
)tV
ï.'V/AU/',
/C^7
-e* , %,
3r
f/t > </tuï7) é?i\ Ia ~d//<>
„<*2
/ //
^
<a_
-•
vcycAet /, i i\-a ó?.*t -Act
&2 .., ./' .        V.
J
^ <&■.-ï ,'/u
                   ■ ^| 111. ^3 _____________________________
/,L^ ' Aj'jU^ » I v /"■ ^ t2^? ^ A.Ê^
',-, ^
^^^XS^^^I
v^.
'-..S/e* d^:,
:
-ocr page 38-
38 ICNAZ MATTHEY
gebracht. Ook het al even despotische Otto-
maanse Rijk stond op instorten. Volgens
Hentzepeter zou het niet lang meer duren: 'Wij
zijn dan tot den avond van den grooten zaterdag
genaderd, de wereldweek is bijna afgelopen.'21
Voor Van Ootmarsum stond het vast dat
Christus in 1834 in tegenwoordigheid van 'vele
duizende engelen' het laatste gericht had gehou-
den. Het deel van de wereld 'waarTurken Paus
invloed gehad hebben'- een ontlening aan
Hentzepeter? - was onder het geweld van rol-
lende donders, bliksems en aardbevingen 'in den
put des afgronds geworpen, terwijl wij allen met
dezelve geworpen zijn'. In de na de ondergang
ontstane schijnwereld wilde hij niet meer leven.
Het was hem onmogelijk geworden voor zijn
gezin te werken. Aan eten beleefde hij geen
genoegen meer en hij kon ook niet slapen 'want
eigenlijk slapen doet men niet meer, men ligt
slegts in zwijmeling door een gevulde buik en
wordt hierbij gekweld door helsche dromen'.
Vandaar dat hij zich genoodzaakt zag een eind
aan zijn leven te maken. Na de afscheidsgroet in
de brief aan zijn broer Jacobus ('Cenacht gelief-
den! Voor eeuwig genacht!') volgt nog een post-
scriptum met het verzoek hem de volgende laat-
ste dienst te bewijzen:
'Weest zoo goed en zorgt dat mij mijne
zenuwe aan den hals geheel gehalleveerd wordt,
opdat ik geheel gedood worde en ik door
gedachten welke in mij zouden kunnen overblij-
ven niet eeuwig gepijnigd worde. Want mijnen
worm sterft anders niet en de grond doet ook
niet rotten. Als het al regent is het slegts zwavel
en salpeter en kan in het graf niet doordringen
bij een altoos durende droogte.'
Van zijn twaalf kinderen waren er ten tijde
|g| EERSTE en LAATSTE TIJDEN,
HET BEGIN ES HET EINDE
) &K00tt WleKclb~&CV0llltu , fj§
j '           "                                                i
"""                                                     > ;
11. HENTZEPETER,
Te AMSTERDAM 1
1832.
Titelpagina van een van Hentzepeters
brochures, 1832.
Wederkomst van Christus onder meer in kringen
van het Reveil en de Zwijndrechtse Nieuwlich-
ters. De bekendste Nederlandse eindtijdprofeet
uit de eerste helft van de 19= eeuw was Hendrik
Hentzepeter (1781-1845), in het dagelijks leven
portier van het Mauritshuis in Den Haag. Deze
autodidact publiceerde maar liefst achttien apo-
calyptische brochures (afb. 4).20 Volgens Hentze-
peter was het begin van het einde begonnen met
de opkomst van het 'ten verderve voerend libera-
lismus' tijdens de Franse Revolutie. In Europa,
waar de 'priesterheerschappij' van paus en jezu-
ieten tot dan toe de dienst had uitgemaakt,
waren de tronen van de despotische roomse
vorsten door dat liberalisme aan het wankelen
20 J. van Eijnatten,'Hollandse Apocalyps. Eindtijd-
lectuur en publieke vertogen in Nederland, 1740-1840',
Jaarboek voor de geschiedenis van het Nederlands protes-
tantisme na 180
o, 8 (2000), p. 37-40. 21 Hendrik
Henaepeter,Gebeurtenissen der eerste en laatste tijden,
welke in betrekking staan tot het begin en einde der Groote
Wereld-Revolutie.
Amsterdam, 1832, p. 43.
-ocr page 39-
'CENACHT GELIEFDEN! VOOR EEUWIG GENACHT!' O Q
van de moord nog zes in leven. In de aanhef van
de op 18 juli 1835 geschreven afscheidsbrief richt
Van Ootmarsum zich tot drie van hen: Matje
Adriana (20 jaar),Jacobus Lambertus (13 jaar) en
Lucas Cornelius (9 jaar). Ceertruida Christina (25
jaar), Antonius Jacobus (23 jaar) en Albertus (19
jaar) worden niet genoemd, wat erop wijst dat hij
met deze kinderen overhoop lag. Dat geldt in elk
geval voor zijn oudste dochter, die kennis had
gekregen aan Fokke Kingma, onderwijzer te
Oudega. Omdat haar vader Fokke niet zag zitten
als schoonzoon werd notaris Schijvliet als bemid-
delaar ingeschakeld. Op 1 augustus 1835 vroeg
Schijvliet ten huize van de Van Ootmarsums
namens Ceertruida, die toen in Leeuwarden
verbleef, aan de ouders toestemming voor het
huwelijk. Van Ootmarsum reageerde daarop met
een botte afwijzing. Het antwoord van moeder
Henrietta was: 'Wat mij betreft, geef ik volgaarne
mijn toestemming tot het huwelijk mijner doch-
ter, dewijl ik die verlang gelukkig te zien.'22 Twaalf
dagen daarna gaf de vader alsnog zijn toestem-
mingen weer vier dagen later trouwden Ceer-
truida en Fokke in Leeuwarden.23 Gezien het
interval tussen de huwelijksdatum en de geboor-
tedatum van het eerste kind zou de bruid zwan-
ger kunnen zijn geweest.24 Van Ootmarsum
woonde de huwelijkssluiting niet bij. Op de dag
van de bruiloft bracht hij tante om het leven.25
Het gedoe rond Ceertruida's huwelijk zal hem de
laatste duw in de fatale richting hebben gegeven.
De moord
Na zijn vertrek bij de belastingdienst, eind 1834,
voerde Van Ootmarsum niets meer uit om aan
de kost te komen. Tante nam hem dat zeer
kwalijk. Eind juli 1835 las zij hem de les over zijn
luiheid, traagheid en verwaarlozing van zijn
gezin. Hij was toen driftig opgestaan en had met
de vuist op tafel slaand gezegd: 'Ik verdom om te
werken.'Waarop tante, uit vrees dat hij haar iets
zou aandoen, hem zo snel mogelijk de deur uit
loodste.
Een week voor de moord liet Van Ootmar-
sum aan buurman Moesman een pistool zien
'zeggende zie zoo, nu ben ik gerust, nu kan ik
sterven wanneer ik wil'. Volgens Moesman betrof
het een ouderwets wapen van een type dat hij
herkende van de slag bij Waterloo, waarin hij had
meegevochten. Van Ootmarsum vertelde van
zijn voornemen om het pistool te laden met
twee kogels. Vanwege het gevaar dat het wapen
in zijn hand zou ontploffen raadde Moesman
hem dat af, maar hij hield vast aan zijn plan: 'dat
moet ik zoo doen, dan springt de kop beter in
tween (...) er nogmaals bijvoegende: als het maar
niet in mijne handen springt'. Tevergeefs had
Moesman op hem ingepraat om hem het pistool
afhandig te maken.
Daags voor de moord ging Van Ootmarsum
op bezoek bij de onder Hoogland woonachtige
tolgaarder en landbouwer Hermanus van Bek-
kum, die in de jaren 1820-1827 zÜn knecht was
geweest. Hij oreerde daar weer eens over de
ondergang van de wereld en maakte middels
enkele bewegingen duidelijk dat hij zich met een
pistool van het leven wilde beroven.
Op 17 augustus belde Van Ootmarsum
's avonds om ongeveer kwart voor zes aan bij
tantes woning in de Langestraat. Blijkens zijn
latere bekentenis was hij van huis gegaan 'met
oogmerk om mij zelve van kant te maken, maar
22 Archief Eemland, Notariële archieven inv. nr.
ATo57ao29/i23, akte van 1-8-1835. 23 Database
Genlias. De akte van consent wordt vermeld in de index
op de minuten van notaris Schijvliet. De minuut zelf is
niet meer aanwezig. 24 Het kind werd op 23 mei 1836
geboren, 37 weken na de huwelijkssluiting (Database
Genlias). De zwangerschapsduur voor een voldragen
kind varieert tussen 37 en 41 weken. 25 Het nu
volgende is gebaseerd op het procesdossier (Noord-
Hollands Archief, Hof van Assisen inv. nr. 543/2878}.
-ocr page 40-
40 ICNAZ MATTHEY
i ffb?te,,y /.,.
»'.-.,
',. : - >'•■- . - ■ . .,.'..,
r^ '
X frvr&Js*
J/tsr'./.:->} \ .
M ''Y;-^ ■{.;,,.;
e -,■:■ ,.:.,,-
;..:.„*-..,.;,,.. ... ..■
L 4, ,.;,„.,,
.'/.
'■;..,.....,
.....
- o-i-/. i/J...... 4.
.. .
.
ül* . :.-^:^,o<
... .,..//.-1
.'/.;
. A. .*■' }■. '*•>■■ r..-. /'"'■■■ K s
.....' -•...- V .- . -■.. ./. .. ..: t '*SJ,. ,,-. .
. -..
■ ..v.
ï*>
U . .-------. ,
'..:. >._. << k...'■'.' iA^ :. „
/...,.
.. > .
/.:.s
. ■■,.. '.,... ,
... ,„...:.. . .../-..,.....
-'-'-'.
■■■--. w,;.. ,..--.-'.•/ ■.....                                       ....■„,
-    - ...                      . ■ :..,. '..'v-'./.-'., és...
■; -
;.i /,',-..-. f-j /ƒ.:..,. ■;,,,.■ ^./ "..^ ,„.:/ fiJ«JJ°Jg
--.',- -^..zi.
<-/.'
.'.:..•
^-fi......<<••■• .
... ,-t-
zi ./..
é&
Situatieschets van de moordlocatie,
afkomstig uit het procesdossier.
Noord-Hollands Archief, Hof van
Assisen Amsterdam.
ik kon daartoe niet besluiten voor dat ik mijne
tante van de martelaarsdood had bevrijd'. Hij had
haar gedood om te voorkomen dat zij 'hier op
aarde in eenen allerongelukkigste toestand
zoude achterblijven'.
Bij Van Ootmarsums binnenkomst zat de
weduwe koffie te drinken met Jannetje van der
Kuilen, de zuster van haar dienstmeid Cijsje.
Jannetje kwam haar al jarenlang groente en eie-
ren bezorgen. Omstreeks zes uur stuurde Van
Ootmarsum Cijsje weg om een boodschap te
doen, waarna Jannetje ook opstapte. Toen ze
Jannetje de deur uitliet zei de weduwe tegen
haar: 'Ik zoude u wel het geld geven van de boo-
nen voor de volgende keer, maar ik durf geen
geld voor den dag te halen, want dan zoude Kier
mij daarom mogelijk vermoorden, want hij heeft
de gantsche vorige week met een pistool in zijn
zak gelopen.'Jannetje stelde daarop voor bij haar
te blijven totdat Cijsje terug zou zijn. Tante wim-
pelde dat aanbod afzeggende, als hij wat begint
dan zal ik burengerucht maken'.
Over de toedracht van de moord die hij tus-
sen zeven en half acht op de zeventigjarige
weduwe pleegde, gaf Van Ootmarsum na zijn
arrestatie de volgende details: 'Ik heb het pistool
daar in huis geladen, en toen tante naar achteren
ging volbragt ik de daad. Ik heb haar omgebragt
op het oogenblik dat zij vóór mij uit zich naar
achteren begaf en schoot haar het pistool digt bij
het hoofd af, zoodat zij in eens dood voor over
stortte.' Om half acht zag een buurvrouw hem
-ocr page 41-
'CENACHT GELIEFDEN! VOOR EEUWIG CENACHT!' A1
het huis verlaten via het op de Krankeledenstraat
uitkomende poortje (nr. 18 van de situatieschets
uit het procesdossier, afb. 5). Hij struikelde toen
en maakte op haar de indruk dronken te zijn.
Kort daarop betrad Cijsje het huis onder de
uitroep 'blijf maar juffrouw, ik ben het, wetende
dat hare meesteres gewoonlijk zeer schrikachtig
was'. In de gang zag zij vonken -de halsdoek en
het jak van de weduwe hadden door het pistool-
schot vlam gevat- maar door de invallende duis-
ternis kon zij eerst niet zien waardoor die veroor-
zaakt werden. Toen Cijsje ontdekte dat haar tas-
tende hand was neergedaald op het gezicht van
de weduwe begon zij te schreeuwen: 'Moord!
Help! O God! De juffrouw ligt in de gang te bran-
den!' Op het moment dat een buurman en diens
knecht op haar gekrijs toesnelden hing er nog
een zware kruitdamp in de gang.
De mandenmaker Codert Meester, een buur-
man, liep naar het huis van de familie Van Oot-
marsum in de St. Andriesstraat om de onheilstij-
ding over te brengen. Van Ootmarsum zat daar
ogenschijnlijk rustig met zijn vrouw buiten op
een bank. Op Meesters mededeling 'dat de
mejufvrouw Sandbrink in haar bloed lag te wen-
telen' reageerde hij laconiek: 'Tante zal eene
beroerte gekregen hebben.'Van Ootmarsum
ging met Meester naar het huis van de weduwe.
Daar hield hij zich van de domme door een van
de omstanders te vragen: 'Wat mag hier toch wel
aan de hand zijn?'. Toen hij het huis wilde bin-
nengaan arresteerde de politie hem.
Terwijl politieagent Cijsbert van Doornik
bezig was met zijn onderzoek ter plekke hoorde
hij omstreeks negen uur die avond 'Brand,
brand!' roepen. Hij ging naar het achterhuis en
zag daar rook en vlammen uit het dak komen.
Even later trof Van Doornik op het tussenzol-
dertje een brandende mand met turfmolm en
sprokkelhout aan. Met behulp van een paar
emmers water bluste hij het brandje. De vol-
gende dag trof Van Doornik bij nadere inspectie
van het zoldertje onder een stapel houtskolen
de met bloed bevlekte bovenmuts aan die de
weduwe op de dag van de moord had gedragen.
Toen haar lijk werd gevonden had ze alleen een
ondermuts op.
Tijdens de verhoren heeft Van Ootmarsum
steeds staande gehouden dat hij 'het brandende
mutsje'van tantes hoofd had getrokken en het
op het zoldertje had gegooid vanuit het belen-
dende portaaltje. Volgens de politie kon de
brand in de mand alleen zijn ontstaan doordat
Van Ootmarsum via de gereedstaande ladder op
het zoldertje was geklommen, daar met het
brandende mutsje het hout in de mand had aan-
gestoken en vervolgens het mutsje onder de
houtskolen had verborgen. Als dat waar was had
de moordenaar zich ook schuldig gemaakt aan
opzettelijke brandstichting.
Op opzettelijke brandstichting stond in de
toenmalige Nederlandse strafwet de doodstraf,
ongeacht de omvang en gevolgen van de brand
en ook wanneer er geen mensenlevens in gevaar
waren geweest. Door een vertaalfout in het des-
betreffende artikel 434 was de Nederlandse edi-
tie van de Code Pénal op dit punt veel strenger
uitgevallen dan het Franse origineel. In 1842 is
zelfs iemand ter dood veroordeeld wegens het
aansteken van een paar hoopjes riet, hoewel er
geen bebouwing in de buurt was.26
Het proces
Daags na de moord werd Van Ootmarsum voor
de eerste keer verhoord door W. Ras, waarne-
mend rechter ter instructie van de rechtbank van
eerste aanleg te Amersfoort. Hij gaf toen toe de
weduwe te hebben gedood. Het tweede verhoor
moest worden gestaakt omdat hij alle vragen
beantwoordde met'Ik kan mij niets herinneren.'
26 Sibo van Ruller, Genade voor recht. Gratieverlening
aan ter dood veroordeelden in Nederland 1806-18/0.
Zutphen, 1987^.99.
-ocr page 42-
42 ICNAZ MATTHEY
Bij Ras rees de verdenking met een simulant van
doen te hebben, en dat niet alleen vanwege Van
Ootmarsums gedrag tijdens de verhoren. De
door allerlei getuigen gerapporteerde krankzin-
nige uitspraken in de aan de moord voorafgaan-
de maanden zouden -zo hield Ras de verdachte
tijdens het derde verhoor voor-wel eens kun-
nen berustten op zijn toeleg'om eenmaal in het
een of ander ongeval daarvan in uw belang
gebruik te maken'. Uiteraard ondervroeg Ras de
verdachte ook over zijn motief voor de delicten:
Ras 'Besloot gij misschien uwe tante van kant
te maken, het huis in brand te steken, en daar-
door den moord te bedekken terwijl uwe schuld-
bekentenissen daarbij werden vernietigd?'
Van Ootmarsum 'Neen, dat is niet zo, ik
begeerde geen geld of goed van mijn tante. Wat
den brand betreft, meen ik wel te weten dat het
mutsje uitgedoofd was; en in die veronderstelling
heb ik het mutsje op het zoldertje geworpen.'
De toenmalige procedure voor de berechting
van zware delicten kende de nodige omwegen.27
Op grond van de door Ras afgenomen verhoren
besliste de raadkamer van de rechtbank te
Amersfoort medio september dat Van Ootmar-
sum vervolgd moest worden wegens moord en
opzettelijke brandstichting. De stukken werden
vervolgens opgestuurd naar het Hooggerechts-
hof in Den Haag, dat Van Ootmarsum officieel in
staat van beschuldiging stelde en hem voor de
feitelijke berechting verwees naar het Hof van
Assisen te Amsterdam. De behandeling van de
zaak vond daar plaats op 29,30 en 31 oktober. Er
werden negentien getuigen gehoord. De aankla-
ger, procureur-crimineel mr. RW. Provó Kluit,
verwierp de mogelijkheid dat Van Ootmarsum in
een vlaag van waanzin had gehandeld. Zijns
inziens lieten de getuigenverklaringen over Van
Ootmarsums krankzinnigheid onverlet dat de
verdachte op de fatale dag voldoende bij zinnen
was geweest om bij het plegen van zijn wan-
daden met beleid te werk te gaan. Hij was de
zolder opgeklommen om brand te stichten en
om dat te verheimelijken had hij daarna het
mutsje verborgen. Volgens Provó Kluit was ook
de 'gemoedsverwarring' die verdachte tijdens de
verhoren aan de dag had gelegd gesimuleerd.
Het Hof bevond Van Ootmarsum op 31 okto-
ber 1835 schuldig aan 'moedwillige doodslag met
voorbedachte rade, gevolgd door het moedwillig
in brand steken van brandbare stoffen waardoor
een brand in het gebouw moest ontstaan'. Naar
het oordeel van de rechters verkeerde hij bij het
bedrijven van deze delicten niet in een zodanige
staat van krankzinnigheid dat de daden hem niet
konden worden aangerekend. Op de slotvraag of
hij nog iets op te merken had antwoordde Van
Ootmarsum 'Neen!'. Hij werd veroordeeld om
'op een schavot aan eene galg met de koorde te
worden gestraft dat er de dood na volge'. De
president van het Hof deelde hem mee dat hij
drie dagen de tijd had om in cassatie te gaan en
vermaande de veroordeelde tenslotte 'tot gela-
tenheid en onderwerping aan het lot dat hem te
wachten stond'.28
Over de verdediging door mr. P.J.Teding van
Berkhout zijn geen details bekend, zodat we er
naar moeten gissen wat hij heeft aangevoerd om
de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte
aan te vechten. Artikel 64 van de Code Pénal
luidde: 'Daar is noch misdaad noch wanbedrijf,
zoo wanneer de beklaagde ten tijde van het feit
in staat van krankzinnigheid was, of wanneer hij
door overmagt gedwongen werd.' De wet voor-
zag niet in verminderde toerekeningsvatbaar-
heid. Rechters die het verweer van krankzinnig-
heid accepteerden moesten de verdachte van
rechtsvervolging ontslaan en hadden in het kader
van een strafzaak niet de mogelijkheid om de
27 D. Wiersma, Moord en sensatie in de negentiende
eeuw.
Leiden, 1969, p. 77-78. 28 Noord-Hollands
Archief, Hof van Assisen inv. nr. 31, proces-verbaal van
de zitting op 30-10 en 31-10-1835.
k
-ocr page 43-
'CENACHT GELIEFDEN! VOOR EEUWIG GENACHT!' /5
maatschappij te beschermen door dwangverple-
ging op te leggen.29 Er was hun dus veel aan gele-
gen om aanspraken op ontoerekeningsvatbaar-
heid te bestrijden, desnoods met gelegenheids-
argumenten. Een beroep op artikel 64 had alleen
kans van slagen wanneer de ontoerekeningsvat-
baarheid ten tijde van het delict boven alle twij-
fel verheven was, zoals bij zwaar verstandelijk
gehandicapten en geesteszieken die de hele dag
met wilde ogen en het schuim op de mond rond-
liepen. Zo iemand was Van Ootmarsum niet.
Volgens de eerder aangehaalde getuigenverkla-
ring van buurman Moesman redeneerde hij het
ene moment verstandig en sloeg hij even later
wartaal uit.
Dat de verdachte de weduwe moedwillig om
het leven had gebracht viel moeilijk te betwisten,
ook al vanwege zijn eigen bekentenis: hij had
tante 'de martelaarsdood' willen besparen. Naar
mag worden aangenomen heeft Teding van Berk-
hout naar voren gebracht dat de opzet op dood-
slag voortvloeide uit de krankzinnigheid van de
dader. De advocaat kon zich daarbij beroepen op
allerlei getuigenissen over krankzinnig gedrag in
de maanden voorafgaande aan de moord. Die
verklaringen zijn door de rechters niet in twijfel
getrokken, maar ze bewezen huns inziens niet dat
de verdachte ook tijdens het plegen van de delic-
ten buiten zinnen was geweest. In de ogen van de
rechtbank wist Van Ootmarsum bij het bedrijven
van zijn misdaden wel degelijk wat hij deed.
Voor wat de moord betreft was het tegendeel
daarvan moeilijk aan te tonen. Bij de brandstich-
ting lag de zaak anders. Hier had de advocaat
gegronde reden om de ten laste gelegde opzet
aan te vechten. Uit het aangevoerde feitenmate-
riaal mocht dan overtuigend zijn gebleken dat de
mand op het zoldertje door Van Ootmarsums
toedoen vlam had gevat, dit toonde alleen aan
dat zijn verklaring op dit punt onjuist, zo men wil
leugenachtig was. Daarmee was wel de brand-
stichting, maar nog niet de opzet daartoe bewe-
zen. Justitie is er steeds van uitgegaan dat Van
Ootmarsum door brand te stichten de in het
huis aanwezige schuldbekentenissen te zijner
laste heeft willen vernietigen. Daarvoor is echter
geen enkele feitelijke aanwijzing gevonden. Na
de moord werd bij het doorzoeken van het huis
niets vermist, ook niet het beursje met 'eenig
geld' dat de weduwe bij zich droeg. Alles wijst
erop dat Van Ootmarsum in paniek heeft gehan-
deld toen hij het smeulende mutsje eerst in de
mand gooide en daarna onder de houtskolen
legde. Als hij werkelijk brand had willen stichten
zou hij wel heel stom te werk zijn gegaan, want
pas anderhalf of twee uur later waren er rook en
vlammen merkbaar. Zijn bewering in de veron-
derstelling te hebben verkeerd dat het mutsje
niet meer brandde op het moment dat hij zich
ervan ontdeed was alleszins geloofwaardig, ook
al loog hij later, toen hij hoorde dat door zijn
toedoen brand was ontstaan, over de wijze waar-
op hij het corpus delicti had weggewerkt. Met
andere woorden: wat de aanklager en rechters
hebben opgevat als een bewijs voor opzettelijke
brandstichting past goed in het beeld dat de
dader niet bij zinnen is geweest.
Tegenwoordig krijgt een volledig ontoereke-
ningsvatbare pleger van een delict tbs opgelegd.
Bij verminderde toerekeningsvatbaarheid
- waarin diverse gradaties worden onderschei-
den - kan de rechtbank een straf combineren
toezicht op krankzinnigen, dl. 1. 's-Gravenhage, 1975,
p. 17; F. Koetsier, De rechterlijke machtiging volgens de
Krankzinnigenwet en het 'recht op opneming'. Een wets-
historische studie.
Den Haag, 1980, p. 31).
29 Wel voorzag een K.B. van 12 februari 1814 in de
mogelijkheid om geestelijk gestoorden op verzoek van
de naastbestaanden of op eis van een officier van justitie
te laten opnemen, maar dit vereiste een omslachtige
procedure (P. van der Esch, Geschiedenis van het staats-
-ocr page 44-
44 ICNAZ MATTHEY
met een van de twee soorten tbs. De genuan-
ceerde wetgeving weerspiegelt de voortgeschre-
den inzichten over geestelijke stoornissen. In
Van Ootmarsums tijd stond de psychiatrie nog in
de kinderschoenen en had zij nauwelijks invloed
op de opvattingen van justitiële autoriteiten. Het
zou tot het eind van de 19= eeuw duren alvorens
rechters de expertise van psychiaters en psycho-
logen gingen benutten.30
Proceskosten
Op 3 novemben835 ging Van Ootmarsum in
cassatie bij het Hooggerechtshof, dat op 30
december het arrest van het Hof van Assisen
bevestigde.31 Intussen had zijn vrouw, die bij haar
dochter in Oudega was ingetrokken, de koning
verzocht om kwijtschelding van de verschul-
digde proceskosten ad 207 gulden en 5/2 cent.
Haar financiële vooruitzichten waren bedroe-
vend. In januari 1836 nam zij de door tante nage-
laten berg kleren en andere spullen in ontvangst.
De waarde daarvan was bij de boedelinventarisa-
tie getaxeerd op 785 gulden en 85 cent.32 Het
haar toekomende vruchtgebruik van de erfenis
bood onvoldoende soelaas, ook al vanwege Van
Ootmarsums enorme schulden bij zijn tante en
andere crediteuren. Gedurende de minderjarig-
heid van haar jongste kinderen moest ze het
stellen met een jaarinkomen van 220 gulden:
bijna evenveel als de proceskosten. Het verzoek
om kwijtschelding werd ondersteund door de
gouverneur van Friesland, die te kennen gaf dat
zelfs een betaling in termijnen 'voor haar zoo
niet ondoenlijk, ten minste voor als nog hoogst
bezwaarlijk zal zijn'. Ministervan Justitie Van
Maanen was het daarmee op zich eens, maar
vond kwijtschelding principieel onjuist omdat
zijns inziens de betaling van proceskosten moest
worden gezien als de teruggave van door het Rijk
voorgeschoten gelden. Hij wilde geen precedent
scheppen door het bedrag kwijt te schelden,
maar stelde wel een soepele afbetalingsregeling
in tien jaarlijkse termijnen voor. Op advies van de
ministervan Financiën besloot de koning de
vaststelling van de afbetalingstermijnen over te
laten aan de gouverneur van Friesland.33
Gratiëring
Een zestigtal personen is voor de ter dood ver-
oordeelde en diens naasten in de bres gespron-
gen door een gratierekest te ondertekenen of
een schriftelijke verklaring over de eerzaamheid
van zijn familieleden af te leggen.34 Een van de
drie gratierekesten werd ingediend door de her-
vormde predikant W. van der Leeuw, die belast
was met 'de belangrijke en hoogst moeyelijke
taak' om Van Ootmarsum 'voor den overgang in
de eeuwigheid te bereiden'. Van der Leeuw
bestempelde de veroordeelde als 'eenen boven
alle beschrijving ongevoeligen mensch'. Sinds de
eerste keer dat hij hem in de gevangenis opzocht
had Van Ootmarsum beweerd zich van geen
kwaad bewust te zijn. De dominee had van alles
ondernomen om na te gaan of hij simuleerde en
was tot de conclusie gekomen 'dat deze onge-
voeligheid het gevolg is van eene zinsverbijste-
ring, van zeer duistere, verharde en ongerijmde
denkbeelden omtrent de Godsdienst en den
tegenwoordigen toestand der wereld'. Van der
Leeuw voelde zich daarom in zijn geweten ver-
plicht de koning te verzoeken Van Ootmarsum
genade te schenken op grond van 'zijnen tegen-
30 Over de negentiende-eeuwse opvattingen inzake
toerekeningsvatbaarheid zie Van Ruller, p. 164-181. 31
Nationaal Archief, Hooggerechtshof inv. nrs. 594 (cas-
satieverzoek 3-11-1835) en 604/1205 (arrest 30-12-1835).
32 Archief Eemland, Notariële archieven inv. nr.
ATo57ao3o/i6, akte van kwijting 11-1-1836. 33 Natio-
naal Archief, Staatssecretarie inv. nr. 4200, KB van
6-12-1836/4. 34 De hierna geciteerde gratierekesten en
schriftelijke verklaringen bevinden zich in Nationaal
Archief, Ministerie van Justitie inv. nr. 950,11-3-1836/49.
i
-ocr page 45-
'CENACHT GELIEFDEN! VOOR EEUWIG CENACHT!' 45
gen zoo heillooze gevolgen zijner handelingen,
niet heeft kunnen inzien'. Bij tal van stadgeno-
ten stond hij al geruime tijd bekend 'als het
volle gebruik zijner verstandelijke vermogens
niet meer bezittende'. Ook zijn huidige toe-
stand getuigde van volslagen zinneloosheid,
althans verstandsverbijstering. Het was treurig
om te zien hoe hij 'wiens hart vroeger voor
gevoelige aandoeningen vatbaar was, thans met
eene koude onverschilligheid zijn lot en het
ongeluk van zijne betrekkingen aanstaart'. Aan
het slot van hun rekest wezen vader Albert,
broer Jacobus en echtgenote Cornelia op het
leed dat een voltrekking van het doodvonnis
voor hen persoonlijk zou betekenen 'als beho-
rende tot eene deftige burgerfamilie'.
In het door de minister van Justitie aange-
legde dossier over de gratiëring bevindt zich
een aantal verklaringen die beoogden het gra-
tieverzoek kracht bij te zetten door de eerzaam-
heid van de familie Van Ootmarsum te onder-
strepen. Zo hebben B 8c W van Amersfoort op
20 november 1835 een officiële verklaring afge-
geven waarin de stuk voor stuk opgesomde
gezinsleden van de veroordeelde worden aan-
gemerkt als leden van een familie 'welke van
vroeger tijden af aan tot de deftige familien
dezer stad heeft behoord' en daarom 'alle
medelijden en aanbeveling'verdient.
Hoewel Van Ootmarsums oudste dochter
Geertruida pas een paar maanden in Oudega
woonde verklaarden drie dorpsgenoten over haar
en haar echtgenoot Fokke Kingma dat beiden 'ter
goeder naam en faam bestendig bekend geweest
zijn (...) als te zijn van een ordentelijk, oppas-
send, braaf en zedelijk gedrag'. E. Jurjens, beurt-
schippervan Amsterdam op Sneek, gaf een gun-
stig getuigschrift af over Van Ootmarsums oud-
ste zoon Albert, die een jaar bij hem in dienst
was geweest. Over zoon Antonie zitten zelfs drie
van dergelijke door grutters afgegeven werk-
geversverklaringen in hetgratiedossier.
woordigen toestand'. Die laatste woorden wer-
den door de rekestrant onderstreept om de
schijn te vermijden zich te verzetten tegen de
opvattingvan het Hof dat de misdaden niet in
een vlaag van waanzin waren gepleegd.
In Amersfoort wekte het lot dat de veroor-
deelde en diens familie te wachten stond veel
deernis. Drieènveertig inwoners van de stad ver-
zochten de koning genade voor recht te laten
gelden. Onder hen waren wie vierentwintig her-
vormde, lutherse en katholieke kerkelijke nota-
belen (ouderlingen, kerkenraadsleden, diakenen,
kerkmeesters), drie (oud)gemeenteraadsleden,
de stadsdokter, de stadschirurgijn en de stads-
drukker. Zij karakteriseerden Van Ootmarsum
als iemand die vroeger, voordat hij ten prooi viel
aan verstandsverbijstering, zich 'steeds ordent-
lijk en godsdienstig en in eene kerkelijke bedie-
ningzelfs mild en weldadig jegens zijne verarm-
de stadgenooten heeft betoond'. De rekestran-
ten wezen er ook op dat de veroordeelde
'behoort tot eene deftige familie terwijl ook der-
zelver gedrag alle aanprijzing verdient'. Zij zaten
er echter niet op te wachten de moordenaar
weer in hun midden op te nemen. Hun verzoek
was de doodstraf om te zetten 'in zoodanige
detentie waardoor Lucas Kier van Ootmarsum
wel buiten staat wordt gesteld om den maat-
schappij eenige schade toe te brengen'.
Het gratierekest van Van Ootmarsums
vader, broer en vrouw is gezien de formulerin-
gen vermoedelijk opgesteld door zijn advocaat
of een andere juridisch onderlegde adviseur.
Indieners van gratierekesten werden geacht het
vonnis niet te betwisten. Overeenkomstig die
ongeschreven regel verklaarde het genoemde
drietal zich niet te willen verzetten tegen de
opvatting van het Hof inzake Van Ootmarsums
toerekeningsvatbaarheid tijdens het plegen van
de delicten. Niettemin stond het volgens hen
vast dat hij op dat moment 'de voor zich zelven
zoo schrikkelijke en vooral voor zijne betrekkin-
-ocr page 46-
A.6 ICNAZ MATTHEY
Het lijkt wel of het gratieverzoek niet zozeer
voor Lucas Kier zelf maar omwille van zijn gezin
werd gedaan. Zo is het door sommigen ook
opgevat. Opmerkelijk in dit verband zijn de kant-
tekeningen die mr. Provó Kluit bij het gratiever-
zoek maakte.35 Als aanklager in de zaak was hij
verzocht om 'consideratie en berigt' (formeel
niet hetzelfde als advies, al kwam het daar
meestal wel op neer).36 Provó Kluit gaf onom-
wonden toe met die opdracht in zijn maag te
zitten. Hij vond Van Ootmarsum een doortrapte
misdadiger,'een last voor zich zelven, zijne
betrekkingen en geheel de maatschappij". In
januari had de veroordeelde hem enkele rare
briefjes geschreven. Naar aanleiding daarvan
bezocht hij de moordenaar een paar keer in zijn
cel en kreeg toen allerlei 'gekken klap' te horen.
Bij die gelegenheden wekte Van Ootmarsum bij
Provó Kluit de indruk te simuleren. Het sterkte
hem in de overtuiging'dat het gaat om een boos
en gevaarlijk man, die wel door het ongeluk niet
meer is, wien hij was, en schijnbaar wat wezen-
loos, maar hoogst gevaarlijk, ongevoelig en
ondoorgrondelijk'. Voor Van Ootmarsum zelf
kon hij geen enkele consideratie opbrengen
maar met diens familieleden had hij te doen. De
gunstige getuigenissen waarop zij zich beriepen
waren door hem onderzocht en in orde bevon-
den. Vandaar dat hij in overweging gaf het gratie-
verzoek in te willigen 'niet om des misdadigers
wille, maar om den wille van hun'.
Als zijn familie niet zo keurig was geweest
had Van Ootmarsum wat Provó Kluit betreft dus
geëxecuteerd mogen worden. Die opvatting
druist in tegen het rechtvaardigheidsgevoel van
ons eenentwintigste-eeuwers. We vinden dat de
beslissing om al dan niet te gratiëren alleen moet
worden bepaald door overwegingen die de ver-
oordeelde zelf raken: in de rechtsbedeling hoort
enkel het gelijkheidsbeginsel te heersen. In de
minder individualistisch ingestelde 19= eeuw
dachten velen daar anders over, hoewel de toen-
malige Nederlandse rechterlijke autoriteiten
over het algemeen genomen beducht waren voor
het verwijt van klassejustitie.37
In haar eind februari 1836 uitgebrachte advies
bepleitte de gratiecommissie van het Hoogge-
rechtshof de doodstraf kwijt te schelden. Uiter-
aard tornde de commissie niet aan het oordeel
van het Hof van Assisen over Van Ootmarsums
toerekeningsvatbaarheid ten tijde van zijn mis-
daden. Haar uitgangspunt voor het advies om te
gratiëren was het krankzinnige gedrag dat de
dader vóór en na de moord aan de dag had
gelegd. De commissie heeft het leed voor de
familieleden en hun achtenswaardigheid in haar
overwegingen betrokken maar daaraan niet
zoveel gewicht toegekend als Provó Kluit, voor
wie dat de enige reden was om gratie te verlenen.
De argumentatie van de commissie was dat de
terechtstelling van iemand die alom bekendstaat
als een krankzinnige aanstootgevend zou zijn en
daardoor haar afschrikwekkende werking zou
missen: 'Zal het dan niet als een wreedheid
beschouwd worden dat men een' zoodanigen
ongelukkigen op een schavot zal doen sterven?
Zal het geheele oogmerk der straf, de afschrik
voor en verbetering van anderen, niet geheel
verloren gaan, en zelfs eene nadeelige uitwerking
doen? Zullen zijne achtenswaardige naastbe-
staanden niet zeer gegriefd worden, wanneer zij,
zeker bewust van des veroordeeldens verstands-
verbijstering hem zien sterven als een doortrapte
en verachtingswaardige booswicht?'
Behalve kwijtschelding van de doodstraf
omvatte het advies de aanbeveling'om ter voor-
koming van verdere ongelukken en nadeelen
voorde maatschappij de opsluiting van den ver-
oordeelde gedurende zijn geheele leven te beve-
len in een der tuchthuizen binnen het rijk'. De
35 Nationaal Archief, Hooggerechtshof inv. nr. 656,
nota Provó Kluit 13-1-1836. 36 Van Ruller, p. 58-59.
37 Van Ruller, p. 160.
i.
-ocr page 47-
bekende TVijs,
Op
5.     Zijn hoop was geld en goed,
Te beërven met speed .
Maar zijn hoop verduisterd ras,
Daar hij, daar van in alles basterd van was ,
Dit brengt hem zeer in druk,
Nu beklaagt en betreurd hij zijn ongeluk,
Zoo herdenkt hij zijn vorig leven ,
Nu gaat hij verder voort,
En denkt slechts aan een wreede moord.
6.     Hij treed de kamer in,
Met vollen moed en zin,
Om aan zijn tante een moord te doen ,
Daar juist de meid de deur uit gaat een boodschap
Nu zat daar nog een vrouw,                         (doen,
Daar van had hij nu spijt, en ook berouw,
Jannetje van Keulen heeft zij geiieten,
Die kort daar na vertrekt,
Hij terstond zijn moordtuig trekt.
ï. Ach vrienden hoort dit'lied ,
Wat er is geschied,
Binnen de stad van Amersfoort,
"Van LukasKier, zoo hoort men een wreede moord,
Daar hij als Kastelein ,
Ach vrienden luister toe, zo« groot als klein,
Koor luiheid die hem meester maakte,
Door drank en slecht gedrag,
Heeft hem dit steeds te weeg gehragt.
2. Zijn tante een brave vrouw,
Hielp hem uit druk en rouw,
Redde hem thans met een som geld,
Twaalf duizend guldens hem toe geteld,
Zij sprak help « hier mee,
Maar ziet daar was hij nog niet mee te vree,
Hij bleef aan 't drinken en aan 't zwieren,
Zoo dat zijn stand wel eer,
Minderde meer, al meer, al meer.
. 5t Kocht een
                     arij, j '
Moir dH Vagt he.u l-.'i li/, '
Deze aflaire duurde niet lang,
Doch hij bleef gestadig maar aan de gang,
Zijn vrouw die 6mcekte hem ,
Mijn lieve man houdt op, wij komen in do klem,
Beschouwd! mij, met u zes kinderen,
Hij sprak: zwijg stil, zwijg stil,
Ik zal doen steeds mijne wil.
4. Zijn tante die dit hoort,
Die gaat steeds spoedig voort,
Naar de Notaris dadelijk heen ,
Sprak heeren hoort, aanhoort eens na mijn ïeen,
Maakt mij een testament,
Maar. oiet op Lu kas Kier, uw wel bekend,
Maar maakt alles op zijn zes kinderen,
Want ziet zijn slecht gedrag,
Ik niet meer aanschouwen mag.
                K
•j. Vliegt op zijn tante af,
Sprak hier, hier is u-.v straf,
            ,
En trekt terstond nu het pistool,
Hij sprak hier is het juist waar ik op dool.
Zijn tante schrikte zser:
En riep, o! groole God! en Hemel Heer,
Doch , bij hem was geen ontferming,
Hij trekt, het schot gaat af,
Daar legt gij nu voor uwe straf.
8. Ziet eens wat groote schond,
Hij steekt het huis in brand ,
Beschouwd nog eens "ip1 tantes lijk .
Terwijl een koude gril zijn leden strijkt,
Verlaat het huis in vlam ,
Ook dit men spoedig reeds vernam en kwam,
Om den brand hier s.;eurL< te blussen,
Maar wat ontdekt men klaar,
Het vermoorde lijk ligt daar.
'
Het moordlied. Nationaal Archief, Ministerie
van Binnenlandse Zaken 1813-1864 inv. nr. 2439.
ministervan Justitie onderschreef het advies en
op 9 maarti836 verleende Willem I de moorde-
naar gratie.38 Op de eerste bladzijde van het gra-
tieadvies maakte de koning een aantekening in
potlood. Hij deed daarin de suggestie Van Oot-
marsum niet in een tuchthuis maar in een krank-
zinnigengesticht ('dolhuis') te plaatsen en liep
daarmee vooruit op latere wettelijke regelingen
voorde dwangverpleging van geesteszieke mis-
dadigers. De aanbeveling van de koning is niet
opgevolgd. Van Ootmarsum werd medio maart
overgebracht naar het tuchthuis te Leeuwarden,
waar hij de rest van zijn leven zou slijten.39
Het moordlied-
In 1836 of begin 1837 verscheen bij T.C. Hoffers in
Rotterdam een lied op de moord. Zoals te doen
gebruikelijk bij dergelijke liedblaadjes is het
gedrukt op goedkoop grauw papier.40 Eveneens
ter besparing van de kosten werd voorde illustra-
38 Nationaal Archief, Staatssecretarie inv. nr. 4116, KB
van 9-3-1836/22. 39 Tresoar, Archieven gevangeniswe-
zen inv. nr. 1009, inschrijvingsregister tuchthuis Leeu-
warden 17-3-1836, nr. 2253. 40 Over de druktechnische
aspecten zie Arie van den Berg, 'Lopend nieuws. De
marktzanger als wandelend journaal', Literatuur (2004),
afl. 3, p. 44,48-49.
-ocr page 48-
A.8 IGNAZ MATTHEY
tie op de titelpagina een bestaand houtsnede-
blok hergebruikt. Het plaatje toont brandschat-
tende soldaten met hellebaarden: niet bepaald
een afbeelding die het gebeuren ten huize van de
weduwe realistisch uitbe eldt.
Liedblaadjes werden meestal gedrukt in
opdracht van straatzangers die op kermissen,
jaarmarkten en op pleinen liedjes op actuele
gebeurtenissen zongen, vaak met de visuele
ondersteuning van beschilderde linnen doeken
('rolprenten') waarop taferelen uit het bezon-
gen verhaal waren afgebeeld. Na afloop van de
voorstelling begaven de zanger en zijn assisten-
ten zich onder het publiek om het blaadje te
verkopen.41
Het is goed mogelijk dat de anonieme maker
van het onderhavige moordlied - de zanger zelf?
-geen Amersfoorter was. In elk geval heeft hij
Van Ootmarsum niet persoonlijk gekend. Blij-
kens de titelpagina verkeerde hij in de onjuiste
veronderstelling dat de moordenaar uit Ootmar-
sum kwam en Kier als achternaam had. De krom-
me zinnen en spelfouten verraden zijn ongelet-
terdheid. Behalve de vergissing met de naam van
de moordenaar bevat de tekst een aantal andere
pertinente onjuistheden, zware overdrijvingen
(het snel gebluste binnenbrandje wordt bijvoor-
beeld opgeklopt tot een vuurzee) en de onverifi-
eerbare bewering dat de moordenaar door
drankzucht aan lagerwal was geraakt. Diens
krankzinnigheid blijft onvermeld en van enige
consideratie met de dader is geen sprake. Dat
laatste geldt trouwens voor moordliederen in het
algemeen. De schrijvers van de tekst toonden
zelden of nooit begrip voorde omstandigheden
waarin de door hen opgevoerde daders verkeer-
den.*2 Vergoelijking zou ook niette rijmen zijn
geweest met de van dik hout zaagt men planken-
moraal waarmee moordliederen meestal eindig-
den.43 Dit verklaart ook waarom de tekst van het
lied op Van Ootmarsum niet duidelijk vermeldt
dat de moordenaar gratie kreeg, terwijl er wel
een heel couplet aan het daartoe ingediende
verzoek is gewijd:
Zoo gaat zijn braue orouu),
Voor hem steeds heel getrouw,
Naar onze goede Koning heen,
Met haar zes kinderen huppelt om hem heen,
Valt op haar knieën neer,
O, groote God en Koning help mijn weer,
Verschoond mijn man laat hem in 't leuen,
De Vorst die sprak hier bij,
Hij is uan geen gevangenis orij.
De Van Ootmarsums zijn niet op audiëntie bij
de koning geweest, maar daarmee is nog niet
gezegd dat het bovenstaande sentimentele tafe-
reel geheel op fantasie berust. In hun gratiever-
zoek schrijven Van Ootmarsums vader, broer en
vrouw dat zij 'zich smeekende voor den troon
uwer majesteit werpen'. Enkele dagen later
volgde een nieuw rekest, ditmaal van alle
gezinsleden, met het verzoek het eerder inge-
diende rekest 'door hunne mondelinge bede te
ondersteunen'.44 Dit verzoek is niet ingewilligd.
Tijdens audiënties namen de Oranjevorsten
veel verzoekschriften over allerlei aangelegen-
heden in ontvangst, maar wanhopige familiele-
den van ter dood veroordeelden werden in prin-
cipe niet tot het paleis toegelaten. Vermoedelijk
doelde de maker van het moordlied op een
41 Louis Grijp, 'Gruwelijk geblèr of indringende voor-
dracht? De performance van het straatlied', Literatuur
(2004) afl. 3, p. 20-25. 42 Fred Martin, 'De liedjeszangei
als massamedium', Tijdschrift voor geschiedenis 97
(1984), p. 434-436; D. Wouters, Het Nederlandse straat-
lied. Baarn, z.j., p. 27. 43 D. Wouters en J. Moormann,
Het straatlied. Nieuwe bundel schoone historie-, liefde- en
oubollige liederen.
Amsterdam, 1934, p. 93-117.
44 Nationaal Archief, Ministerie van Justitie inv. nr.
950,11-3-1836/9 (rekesten van 21-11 en 25-11-1835).
-ocr page 49-
'CENACHT GELIEFDEN! VOOR EEUWIG GENACHT!' A.Q
sche Courant in die dagen weinig aandacht,
behalve wanneer er iets ernstigs aan de hand was
-zoals bijvoorbeeld de cholera-epidemie in
1832.47 In de Utrechtsche Courant is over de zaak
Van Ootmarsum niets te vinden. Het Algemeen
Handelsblad,
de grootste krant van Nederland in
die tijd, wijdde er slechts één bericht van negen
regels aan en dat verscheen pas een maand na de
moord.48
De auteur van het lied moet zijn gegevens uit
andere bronnen dan kranten hebben gehaald.
Vermoedelijk voerde hij wat vraaggesprekken
met Amersfoorters die hem iets over de zaak
konden vertellen. Hoogstwaarschijnlijk is het
lied in Amersfoort zelf niet gezongen. Onder-
zoek naar moordliederen op het Drentse platte-
land heeft uitgewezen dat deze liederen niet
circuleerden in de plaats waar de moord was
gepleegd, terwijl in een naburig dorp de gebeur-
tenis in geuren en kleuren werd bezongen.49 Het
lokale eergevoel was zo sterk dat men niet - en
zeker niet door liedjeszangers van buiten -wilde
worden herinnerd aan plaatsgenoten die zwaar
over de schreef waren gegaan.
'Logen en lastertaal'
Eind juli 1837 wendde Jacobus van Ootmarsum,
de broer van de moordenaar, zich mede namens
de overige familieleden tot de ministervan Bin-
nenlandse Zaken De Koek. Hij beklaagde zich
over liedjeszangers die rondtrokken 'met op
doek geschilderde tafereelen, voorstellende de
rampzalige en algemeen bekende gebeurtenis
van zijnen krankzinnigen broeder Lucas Kier van
Ootmarsum, terwijl men zich daarbij niet ontziet
om met opentlijke vermelding van namen en
zogenaamd 'kerkrekest', een verzoekschrift dat
de koning bij het verlaten van de kerk kreeg
overhandigd. Kerkrekesten waren ten tijde van
Willem I geenszins uitzonderlijk. Zo is bijvoor-
beeld bekend dat de koning op zondag 21 maart
1824 zes en de zondag daarop dertien van deze
rekesten ontving.*5 De jaargang 1840 van de
's-Graoenhaagsche Nieuwsbode bevat twee
berichten over kerkrekesten inzake ter dood
veroordeelden. Op zondag 2 maart 1840 over-
handigde de door haar drie kinderen vergezelde
vrouw van de ter dood veroordeelde Hendrik
Ligtlijf aan Willem I een gratierekest terwijl hij
de Kloosterkerk in Den Haag verliet. Op 26
oktober van dat jaar deed zich een soortgelijke
gebeurtenis voor, ook weer bij het uitgaan van
de Kloosterkerk. Ditmaal maakten 'een burger-
man van een goed voorkomen' en twee kleine
meisjes, allen in rouwgewaad, een voetval voor
Willem II onder de uitroep: 'Genade voor mij-
nen vader, Lieve Koning!'. De koning was hevig
aangedaan, nam de kleintjes bij de hand en
bracht ze naar het paleis. 'Alle toeschouwers
werden door dit gebeuren zeer getroffen', aldus
de 's-Crauenhaagsche Nieuwsbode.46
De 's-Grauenhaagsche Nieuwsbode
(i840?-i856) was in die tijd een van de weinige
kranten die betrekkelijk veel plaats inruimden
voorsensatieverhalen.Tot de afschaffing van het
dagbladzegel in 1869 waren Nederlandse kranten
gering in aantal, bescheiden van omvang en klein
in oplage. Amersfoort had ten tijde van de
moord nog geen eigen krant. De Utrechtsche
Courant
verscheen drie keer per week en telde
vier a zes kleine bladzijden per nummer. Aan
lokaal en regionaal nieuws besteedde de Utrecht-
Ruller, p. 56. 47 't Hart, p. 13-14. 48 Algemeen
Handelsblad,
15-9-1835. 49 Marjan Beijering, Moordlied
in Drenthe. In hetspoorvan herinneringen.
Utrecht,
1999, p. 10.
45 Nationaal Archief, Staatssecretarie inv. nr. 5517,
rekesten 1824-1827. Aldaar diverse lijsten van kerkrekes-
ten. 46 's-Gravenhaagsche Nieuwsbode, 3-3-1840 en
27-10-1840. Over de persoonlijke overhandiging van
gratierekesten voor ter dood veroordeelden zie ook Van
-ocr page 50-
CO ICNAZ MATTHEY
voorzien, dezelve uit hun luiheid bij de hand
nemen en zich daardoor voor de opzending naar
de koloniën van weldadigheid vrijwaren'. Hij gaf
daarom in overweging de vertoningen in kwestie
aan bedelarij gelijk te stellen en liedjeszangers
naar de strafkoloniën in Drenthe te sturen.51
B 8c W begonnen hun advies met de consta-
tering dat de drukker, uitventers en 'opzingers'
van dit soort liedjes moeilijk konden worden
vervolgd wegens smaad. Het wetboek van straf-
recht bepaalde immers dat aan daden die bij een
rechterlijk vonnis bewezen waren verklaard
publiciteit mocht worden gegeven. Volgens B 8c
W rechtvaardigde dat echter niet om de familie
van de dader leed te berokkenen door de naam
en woonplaats van de veroordeelde te noemen.
Naar hun mening was dat niet verenigbaar met
het doel waartoe criminele vonnissen publiek
werden gemaakt. Op grond daarvan adviseerden
zij de voorstellingen in kwestie en de versprei-
dingvan het lied te laten verbieden door de
plaatselijke politie.52
De gouverneur was het helemaal eens met
het advies van B&.W, maar minister De Koek
had er ernstige bedenkingen tegen. Het bij de
stukken gevoegde liedje was weliswaar onsmake-
lijk maar bevatte niets onzedelijks en de daarin
genoemde delicten waren wettig bewezen. De
Koek ging te rade bij zijn collega van Justitie, Van
Maanen, die het evenmin gerechtvaardigd vond
om van regeringswege op te treden. Hij gaf toe
dat dergelijke liederen 'hoogstsmertelijk'voor de
familie waren, maar zag er ook iets positiefs in
'wijl zulks van eenen zedelijken kant beschouwd
nu of dan welligt nuttigheid hebben kan, door
eenen weiverdienden afkeer voor groote misda-
den bij de smalle gemeente te verwekken'. Hierin
familiën, daarbij de schandelijkste logen en las-
tertaal te voegen, zoo als zulks nog onlangs bij
gelegenheid der Utrechtse kermis op de straten
en pleinen dier stad is geschied'. Dit was voor de
hele familie 'zielgrievend' en Jacobus zelf onder-
vond daar in het bijzonder last van omdat hij
vanwege zijn werk als beurtschipper op verschil-
lende plaatsen met veel mensen in aanraking
kwam. Vandaar zijn verzoek aan de minister om
deze vertoningen op alle openbare plaatsen te
verbieden.50
Aan zorgvuldigheid heeft het bij de afhande-
lingvan dit verzoekschrift niet ontbroken. De
Koek stuurde het om advies door naar de gouver-
neur van de provincie Utrecht. De gouverneur
raadpleegde B&Wvan Amersfoort, die op hun
beurt de plaatselijke commissaris van politie
consulteerden. Deze bleek al van de zaak op de
hoogte te zijn. Jacobus van Ootmarsum had
namelijk in eerste instantie zijn nood bij hem
geklaagd en toen te horen gekregen dat hij zich
beter tot een hogere autoriteit kon wenden. Wel
had de commissaris op aandringen van Jacobus
zijn collega in Gouda verzocht ervoor te waken
dat daar tijdens de aanstaande jaarmarkt de
gewraakte optredens van liedjeszangers zouden
plaatsvinden. In zijn advies aan B &. W voer de
commissaris uit tegen liedjeszangers in het alge-
meen. Hun optredens waren niet alleen pijnlijk
voor de familie van de misdadiger, mede omdat
ze vaak een verkeerde voorstelling van zaken
gaven, maar ook 'zeer nadeelig voor de zedelijk-
heid vooral van jonge menschen'. Bovendien
bevorderden ze de landloperij en bedelarij 'ver-
mits deze bedrijven niet anders worden uitge-
oefend dan door personen, welke hoewel in staat
op andere voegzame wijze in hun onderhoud te
50 Nationaal Archief, BiZa (= Binnenlandse 2
1813-1864) inv. nr. 2439,1-8-1837. 51 Archief
Politiearchief inv. nr. 4/2615, missive aan B &
[aken                  21-8-1837. 52 Archief Eemland, Gemeentebestuur
Eemland,          Amersfoort 1811-1945, mv- nr- 310/619, missive aan
W                     gouverneur Utrecht 22-8-1837.
1
-ocr page 51-
'CENACHT GELIEFDEN! VOOR EEUWIG GENACHT!' C 1
stond Van Maanen niet alleen. Over het alge-
meen genomen zijn liedjeszangers door de over-
heid getolereerd zolang zij de heersende moraal
uitdroegen.53 Volgens Van Maanen was in alle
gemeenten voor dit soort vertoningen toestem-
ming van het plaatselijk bestuur of de politie
nodig." De rekestrant zou zich dus tot de plaat-
selijke besturen kunnen wenden met het verzoek
aan zangers van het moordlied de vereiste toe-
stemming te onthouden. Dit was ook de strek-
king van de beschikking op het door Jacobus van
Ootmarsum ingediende verzoekschrift.55 Hij
moest het verder zelf uitzoeken.
Familie onbekend
In het overvolle tuchthuis te Leeuwarden, waar
Van Ootmarsum de laatste vijfenhalf jaar van zijn
leven doorbracht, waren de leefomstandigheden
nog erbarmelijker dan in de andere Nederlandse
gevangenissen. Omstreeks 1840 lag het sterfte-
cijfer aldaar bijna vier keer zo hoog als dat onder
de totale Nederlandse bevolking van vijf jaar en
ouder. Verreweg de meeste langgestraften verlie-
ten het tuchthuis in een lijkkist.56
Om halftwee in de nacht van 23 op 24 augus-
tus 1841 kwam het einde dat Van Ootmarsum uit
zijn hel op aarde verloste. Zijn naasten hadden al
veel eerder afscheid van hem genomen. Volgens
de twee cipiers die Van Ootmarsums overlijden
aangaven bij de burgerlijke stand in Leeuwarden
was 'desselfs familie onbekend'.57 Hopelijk heeft
het bijbelboek dat zijn angsten voedde, hem in
zijn laatste uren troost geboden: 'En God zal alle
tranen van hunne ogen afwissen, en de dood zal
niet meer zijn, noch rouw noch gekrijt, noch
moeite zal meer zijn; want de eerste dingen zijn
weggegaan'(Openb. 21:4).
53 Martin, p. 445. 54 Over de bepalingen inzake ver-
gunningen voor straatzangers in het Algemeen Politie
Reglement van Amsterdam uit 1835 en 1875 zie Martin,
p. 434. 55 Nationaal Archief, BiZa inv. nr. 2442,
14-9-1837/21 en 22-9-1837/111; inv. nr. 2944,
17-10-1837/11. 56 Herman Franke, Twee eeuwen gevan-
gen. Misdaad en straf in Nederland.
Utrecht, 1990,
p. 77-80, 90-92. 57 Tresoar, Burgerlijke Stand Leeuwar-
den, overlijdensakte 25-8-1841 nr. 439. Op 12 november
1841 stelde de commandant van het tuchthuis B & W
van Amersfoort in kennis van het overlijden (Tresoar,
Archieven gevangeniswezen, inv. nr. 965, register van
uitgaande brieven). Het werd ook geregistreerd bij de
burgerlijke stand in Amersfoort (overlijdensakten 1841,
supplement nr. 4 na akte nr. 362).
-ocr page 52-
ICNAZ MATTHEY
der wereld, de verwoesting der oude
geschapen Natuur heeft plaats gehad en
de Aarde verder verwoesten zal, ook door
alle gevolgen:- Bezweer ik het U - dat
met de omwenteling der Aarde (1834
voorgevallen) het laatste Gerigt heeft
plaats gehad (ik heb dat duidelijk
ondervonden) en dat nu een oordeel
aanwezig is 't welk niemand zal
verschonen maar allen dooden; niet doen
sterven maar dooden. Zie Openb. 11 vs. 7
8t 8 en Openb. 20 vs. 14.
Voor het minst kunnen wij bij
voortduring in alle eeuwigheid niet dan
des Afgronds was geworpen, zich sedert
eene valsche Natuur vertoond welke
Openb. 13 vs. 11-15 beschreeven en het
beeld des Beestes genoemd wordt. En,
welke valsche Natuur allerwaarschijn-
lijkst door de brandende elementen welke
uit de Aarde of brandende bergen
opstijgen en het zij door de Zon het zij
door andere ligtende bollen verteerd
wordende, veroorzaakt wordt, getekend
wordende Openb. 17 vs. 8.
Deze valsche Natuur, het beeld des
Beestes, maakte in 1834 (bij het storten
onzer Aarde in den put des Afgronds) dat
het aan alle kleine en grote, en rijke en
arme, en vrije en dienstknechten een
merkteken geve aan hare regterhand ofte
aan hare voorhoofden; (aangeduid
Openb. 14 vs. 9 8t 10 in verband met
Openb. 13 vs. 16) en heeft de menschen
gedood, gelijk ook wij allen nu kunnen
gezegd worden gedood te zijn; terwijl
alleen nog slegts vermorseling ter gehele
vernietiging overblijft. Tot zo lang
hebben zij geen rust dag en nacht en
worden wij gepijnigd. (Zie hier over
Openb. 20 vs. 10.)
In het laatst van Maart 1834 heb ik
het voorschreven merkteken aan het
voorhoofd ontvangen en, na allerlei
onrust ondergaan te hebben, in Augustus
volgende is mijn lichaam gedood, het
gebeente versmolten en heeft mij eene
gesteldheid gegeven of ligchaam gelaten,
nog beneden de dieren des velds; terwijl
ik, spijzen gebruikende, bij loosheid in de
mond en veelal walging tegen de spijs
evoelend door dezelve van binnen
epijnigd worde.
Gij allen mijne Geliefden! (Ik weet
dit zeker) gij allen hebt in de voorzomer
van 1834, bij onderscheiden
gelegenheden het voorschreven
merkteken ontvangen, en de zelfde
verandering ondergaan.
Vrouw! Kinderen! Bij al de liefde
welke ik tot U allen gehad heb, en nu nog
slegts uit hoofde dier verandering mijnes
ligchaams, door weenen kan aan den dag
leggen; - Bij al de liefde welke ik als waar
mensch in den Tijd, zo lang het heden
genaamd werdt, tot U allen gehad heb, en
op goede gronden, zo van Openbaring als
ondervinding sedert Maart 1834 en ook
vroeger, bezweer ik het U - dat het einde
Afscheidsbrief van Lukas Kier
van Ootmarsum aan zijn vrouw
en drie van zijn kinderen
Amersfoort
gezegd 18 Julij 1835
Aan Mijne Geliefde Vrouw Cornelia
Henriëtta benevens aan mijne kinderen
Matje Adriana, Jacobus Lambertus &
Geliefden!
Thans is het mij ontwijfelbaar zeker dat
wij allen, Oud en Jong, en niet alleen wij,
maar alle nog levenden verdoemd zijn; en
wel voor zóó verre den aardbodem
betreffende als waar Turk en Paus invloed
gehad hebben. Zodat hier onder begrepen
is - Europa en denkelijk de laatst aan
hetzelve behoord hebbende Buiten-
landsche bezittingen van Oost &. West -
Amerika - een deel van Asia - en een
groot deel van Afrika. Want:
Het Beest (afb. 1) en de Valsche
Propheet, (zoo heet het in den Bijbel
Openb. 19 vs. 20) deze twee, werden
levendig geworpen in den Poel des Vuurs
die met sulfer brand. Het overige hiertoe
betrekking hebbende vindt men ook
Openb. 20 vs. 10 tot aan het einde des
hoofddeels; alwaar men bijzonder te
letten en te drukken heeft, met
betrekking tot de plaats gehad hebbende
grote maar onzalige - en het einde
aanwijzende gebeurtenis op dat eene of
laatste i5e vers van dit zelfde 20e
hoofddeel.
Dit is geschied bij eene omwenteling
der Aarde; welke omwending aan eene
andere rigting der starren of
zoogenaamde hemeltekens te zien is, en
door mij is waargenomen nadat ik laatst
naar Amsterdam ben geweest.
In de voorzomer van 1834 is, onder
aardbevingen en den verschrikkelijksten
donder en bliksem, de gansche
natuurstad waarin Menschen en Dieren
leefden en boomenplant zijn groeij
ontleende, verbroken, door hitte
verbrand, en gedood.
Na welke Natuur en nadat onze
Aarde bij der zelver wending in den Put
want dit kunt ge ook lezen Openb. 20 vs.
10.
De Duivel dus is thans regeerder en
niet meer Godes weldadig en in alles
voorzienig bestuur zo als dit ook in 't
algemeen, ten goede van alle:
vroeger plaats had. Ik heb sedert Maart
1834 ook geen rust noch genoegen gehad:
des nachts gekweld door akelige en
spotachtige dromen en des daags bij ieder
wisselend woord sprekens; terwijl er
geen ander vooruitzicht is dan
vernietiging of vermorseling onzer
verzenen. Want wij nu ook leven is De
Twede Dood of verdoemenis welke
genoemd wordt Openb. 20 vs. 14. Ik
herhaal het: Ik bezweer het U op goede
gronden dat alles wat ik U schrijf, althans
wat de hoofdzaak, dat is wat onzer
verdoemenis aangaat, waar is.
Ik schrijf een en ander voor U allen
op 't papier (en bewaar dit schrijven wel)
opdat ge weten zoudt in welke toestand
de nu zoogenaamde menschen in 't
algemeen, en ieder voor zich, op Aarde
verkeren, en opdat het U tot rigtsnoer
kan verstrekken als het U te bang valt. En
ik geloof zelfs dat Jezus zelve ter
onderrigting en waarschuwing liet
vs. 18, want het 19 vs. van dit hoofdstuk
komt in onzen toestand niet in
aanmerking.
Bewaar dit schrijven wel; want
niemand zal U getrouwer de waarheid
schrijven dan uwen man en vader en
weinige zullen dit, bij gebrek aan
opmerking, in 1834 en vroeger, en bij de
nachtelijke duisternis waarin de
tegenwoordige aardbewoners, door de
-ocr page 53-
;ENACHT GELIEFDEN! VOOR EEUWIG GENACHT!
overgifte van allen aan den Satan,
verzonken liggen.
Bewaar dit schrijven tot aan uwen
dood of tot dat ge uw leven eindigd. Al
mogt het U ook tegenstaan. Ik
waarschuw u echter nogthans, bewaar
het en laat het U door niemand
ontneemen, noch door iemand U
ontrooven.
Iets met kalmte of bedaard oordeel
en overeenkomstig de ware gesteldheid te
bespreeken dit is reeds verborgen; want
de Hel heerscht, de Dood is algemeen en
de afkerigheid aan vernietiging welke
ieder eigen is, gelijk met de beroving der
eigenschappen onzer Ziele of voormalige
Natuur, maken dit onmogelijk.
Hierom schrijf ik U, sprekende het
ook niet kunnende overdenken. En dit
schrijven heb ik moeijlijk en niet dan na
herhaald stellen op 't papier kunnen
brengen.
Ik heb dit sedert het begin 1834, urt
getrouwheid aan vleesch en bloed, het tot
nu toe afgewagt en alles doorgestaan;
maar ik kan nu niet langer leven; want
werken kan ik niet met vrucht van
onderhoud voor mij zelve, veel min voor
mijn gezin, 't welk vroeger mijn lust was.
Van 't eten heb ik geen lust - slapen kan
ik niet want eigenlijk slapen doet men
niet meer, men ligt slegts in zwijmeling
door een gevulde buik en wordt hierbij
gekweld door helsche dromen.
Ik ben dus, want onzen worm sterft
niet en het vuur wordt niet uitgeblusscht,
genoodzaakt een einde eraan te maken.
God heeft het einde der wereld
bepaald en gewilt, en Jezus heeft ons
door zijnen engel laten onderrigten en
waarschouwen Openb. 22 vs. 18, maar
geloof dat ik, zo ver mijn reeds te niet
gedane ligchaam nog beseffen en
gevoelen kan, ik niet dan met weedom
over ons aller Lot en weenende, afscheid
van U neeme.
Genacht lieve vrouw en geliefde
kinderen! Genacht, voor eeuwig genacht.
Uwen Man en Vleeschelijke Vader
LX. van Ootmarsum
P-S. Gaat op mij en op u zelve af, en stoor
U niet aan 't geen anderen U zeggen of
raden, want de geest van 't Beeld des
Beestes is: dat zij het Beest (de Oude
Natuur) een beeld zouden maken. Want
dit getuigd hij die de magt had de 7
zegelen ook van binnen te openen en in
1834 op de wolken of met dezelve zich
heeft laten zien.
N.B. Nog kunt ge de gesteldheid waarin
wij ons thans (in de Hel, op Aard
aanwezig) bevinden, omschreven vinden
Jezaia 66 vs. 24; terwijl den aard der plage
waarin wij werkelijk deelen (kennelijk
ook de dagelijksche ondervinding) te
lezen is Zacharia 14 vs. 12 & 13. Houdt
hierbij in het oog: dat (volgens de Schrift)
ons halfrond der Aarde bestaat uit 16.000
Stadiën dat de nieuwe Aarde en Hemel
uit 12.000 Stadiën58
Hier breekt de tekst onderaan de bladzijde
af. Op de tegenover liggende bladzijde
volgt nog een derde postscriptum:
N.B. Zorgt vooral dat eer gij in het graf
gelegd wordt uwe gedachten niet meer
kunnen blijven werken: want de
ligchamen verteeren niet meer in stof,
nadat die door de brandende lava zijn
gezet; ook niet in het water, want het
water zelf bestaat thans uit lava.
Bij de briefis later een briefje met de
Denkt er aan dat uwen worm of zenuw-
en spiergestel niet sterft of gij moet
gedood worden; anders blijft gij eeuwig
denken. Want het graf doet niet meer
Uw man en Vader
L.K.v.O.
Lieve Ko en Lucas bewaar dit briefje en
Bron
Noord-Hollands Archief, Hof van
Assisen inv. nr. 543/2878.
58 Vergelijk Openb. 21:16, waar het
hemelse Jeruzalem wordt opgemeten
(12.000x12.000 stadiën).
// ~/9/ / c—r/fffl
«(?W».v,ft-/
Ma
\ó>rrs.-,'. ƒ;■.,„.
../".'} /■/..■: ,^:/
•&/''*<"- - • /,7,_j#lvYv',/|
| j,;>«-/,„e .:
--■-. ■■■■■/•■'"•
<".^c„0,-t;,c^. ■„/.,_ f,,,,,,,,, /'ji^Jk Y,. ...
... ?...■ '.
:,:■>:■ :■:'.,,
. •'> Ki/L-^ : ./.. ...-.,
I ;'••■■.                        .'.../
/ ■ ■ ■                                                 .■/.-, e-t :■.-.. I
'.......'...',- /„... . '\
■ , ■ ■. .
/ttt
»■ ■                                                                  ...
• ■■-..                                             ■-,....                            ..... z?
■'■+■■■■■ <■'< -y ?fci, ... ..■/. . /•- i.<A
'■';y:
■ •■'■■■ 'GAi :. . . //..' . ,•','■.■■ ■•■'■ ■.'■' 'I
• ;., ,, .::■'■;'■■■, ■ - ■<'■ -•*. <■-.■<■ . ,
-ocr page 54-
##                                                   #                     13 September
TJetvotindL
Weekblad voor de Ned. Herv. Gemee
Abonnementsprijs f 3.'— p»r ;iar plus 60 et. ver-"> dko^en (verzendin
A^B ftt 'er én > 3.- per rak| ^fe ^f ^B ■ ^^J
op de kansels en op de kerkeraac
gadering, ja waar al niet? En Amer£
heeft '\en ,ar' ;j o <- . 'gen, daal
ran. R ae we l mn n c is voorst
lat me. ier .t: lat moe toch zo
verder gaan. .en uat men onwillel
denkt aan den Farao, die niet z<
zorg de Israëlieten zag toenemen
vrees dat ze tenslotte de eigen inw*
de ' aas zouden worden (Ex. 1 : 7'\
En misschien is het ons een gerus;
line dat ze in de Kerkeraad alleen
een 'vizerende stem krijgen, volge'
jongste synodale beslissing. Toch
gen we niet uit het oog verliezen
deze ook iets te geven hebben aa
Amersfoortse gemeente. En dat jui:
uitwisseling tussen vreemd en eigens
uitermate gezond en geestelijk bevl
tend werken kan.
Nog meer rechtstreeks bespeuren 4
centrale ligging van Amersfoort, nu
gemeente telkens weer opnieuw ^
Gabrie Mehenschool Pleitsoen Z., 10—
11.15 ui •;
;7<ikgel >uw /r, Cos»-
ut ;
dag
RSFO
Joriskerk (Hof 1)
.10 uur, d> Blok. (Bevestiging
intrede df ")e B*"èc^
. 5 uur J- Vé ma s. 3e
iiging ^ . vai de ^ list to
lerling)
uwe kerk (Leusderweg 110)
. 10 uur, d'. v rmaas
. 7 uur, *3. i -"..i (Jeup- diei ?*)
ma-kerl (C Sc ,st <™ n L X)
. 9 uur, ds. Vonk N> order-
if (Eemnes-Binnen)
. 10.30 uur, ds.-Vonk Noor-
[raaf (H. Avondmaal)
. 5 uur, ds. De Brés. H. Avond'
1 en Dankzeggincr
ir. School (Kozenstr.) 10.3Q—11.30 uur;
Kapel Zon en Schild, 11.45—12.45 uur;
Chr. School (v. F j-enlaan) 10—11.15 uur.
itiO( «jL'iinD
v. i. 10 ur ds A S *ir> ag<
em. pred. te Heemstede
Collecte voor Meer-en-Bosch
Geb. „Bethel", Hooglanderveen
n.m. 7u , d'. r >sth ..ia s P '«;>. 's
■ Il
^HISDEN
v.ïn. 10 uur, v»s. Holocede
uitgekozen als vergaderplaats voof
delijke samenkomsten-. Öf het nu
vormde jongeren zijn of Möttlinger t>
ders die willen confereren, dan wel'*
Hervormden of Evangelisatiën die
hun jaarvergadering willen houden
kens weer wordt een beroep gedaa'
de gastvrijheid van ons, leden der '
Herv. Geineente van Amersfoort. Ef
kens weer komen de vreemden hief
der dak, met meer of minder moeite
Ik kan me voorstellen, dat 't je wel
te veel wordt. Dat je denkt: La's ki)
hoe vaak hebben we nu al vreemd^
huis gehad? Het moet nu maar eef>[
wezen!
Je bent tenslotte niet eens *.
baas in eigen huis. Vooral als ze zo
komen, dat je niet eens op de geweid
je nachtrust kunt beginnen, om'he'
maar eens netjes uit te drukken
Moeder de vrouw heeft in deze tij'
Gastvrij Amersfoort.
Verdeer de herbergzaamheid niet
want hierdoor hebben sommigenon'
wetend engelen geherbergd.
Hebr. 13 : 2.
Amersfoort - centrum van Nederland1.
Als we zoiets lezen in een advertentie of
folder, als reclame van V.V.V. of van
grondexploitanten, die den vreemdeling
naar hier willen lokken, dan mogen we
dat wel. Het is toch waar, zeker? En zo
:iert we ze komen, van alle kanten, de
:orensen, de industriëlen en de inspec-
teurs en agenten van diverse instanties
en bedrijven. Want als je in heel Neder-
land moet wezen, dan zit je toch maar
nnasium
len van
10.30 .
vcererlaan
ds. Mackaa
thuis „De Lichtenberr
rechtscheweg 299)
3.30 uur, ds.
el Zon en Schild
echtscheweg 266)
10 uur, ds. Nauta
jerendi 'ten
: (Appei.
loop
■C,
-ocr page 55-
DE HERVORMDE KERKBLADEN VAN A M E RS FOO RT 1 846-I 9 99
'Kerkbodes genieten geen bijzonder aanzien. Dat voorrecht
hebben zij nooit bezeten. Kan men hier al van literatuur
spreken dan gaat het om een zijstraat van een krottenwijk.
Maar honderd jaar geleden behoorden kerkbodes tot wat wij
vandaag de moderne media noemen.'1
Over kerkbladen is tot dusver opvallend weinig gepubli-
ceerd; over Amersfoortse zelfs helemaal niets. Toch heeft de
kerkelijke pers van Amersfoort een boeiende geschiedenis en
is ze een spiegel van de tijd. Opmerkelijk is dat er al in 1846 een
voorloper was. Ook de lotgevallen tijdens de Tweede Wereld-
oorlog zijn veelzeggend; voor het laatste bezettingsjaar is het
blad één van de weinige bronnen. In dit artikel komen de
verschillende hervormde bladen in chronologische volgorde
aan bod. Hoewel veel materiaal verloren is gegaan heb ik de
geschiedenis toch vrij compleet kunnen reconstrueren.
Domineesbriefjes                                                                                      Briefje 1846
* * * •:- •:• * ■:■ -:■ -:-
-*-—"
Sta. 1846. Ma.
*
*
19. !
*
* Z. M. 1>. W. D. V.
z. *
* 19. 20. 21. 22. 23. 24.
25. *
HERVORMDE KERK.
.
*
Zondag den 10. Julij,
*
VroegpreeA, V. A. Komijn.
*
* Voormiddag, W. Brcijl.
*
* Voormiddag, bij de Armen, Oefening.
*
Voorm. bij't Garnizoen, F. A. Hoinijn.
*
JYoaiddttg, H. Mensinga, Predi. te Woudenberg.
i V Arondt te 5( ure, ii. Ter Ilnar ltonieuij ,
* Predikant te Eenmes ISinnemhjAr.
*
* Woensdag den 22. Julij.
*
* 't Avond» te 5j ure, 1*. A. Komijn.
*!
* w>w>*o»w>»*c»=><»««<s*««<»<«<e*« *
* LUTHERSCIIE KERK.
*
* Zondag den 19. Julij.
*
^ Voormtddag, G. D. Oito.
*
%. Te Amersfoort, bij
*
B. Blankenbekg en Zoon.
*
*
I *********
* * '
In de 19' eeuw is er nog geen kerkelijk nieuws-
blad. Er zijn weinig activiteiten naast de kerk-
diensten en wat er te vertellen was hoor je wel in
de kerk. Ook nu nog worden meestal vóór de
dienst mededelingen afgekondigd. Een krant is
nog een te grote luxe voor provinciesteden en
dorpen; veel nieuws reist mondeling rond.
Vanouds bestaat de gewoonte om na de dienst
besluiten van overheden af te kondigen; een uit-
stekende extra reden om naar de kerk te komen.
Pas begin 19e eeuw komt daar serieus verzet
tegen en in 1841 besluit de hervormde synode de
kerkespraakte verbieden. In dorpen helpt dat
vaak niets; pas eind 19e eeuw kan de dorpskrant
de rol van nieuwsvoorziening overnemen.2 Zelfs
rond 1900 bestaat het gebruik om een plaatse-
lijke krant te huren voor een dag.
Het is wel interessant te weten wie er zal
preken. Vandaar dat er een Amersfoortse predik-
-ocr page 56-
56
Arme kinderen verstoren de orde
De hervormde armenschool is opgericht rond 1760.
De kinderen gaan begin ige eeuw elke zondag
tweemaal naar de kerk, onder geleide van de meester.
In 1822 verhuizen alle 210 leerlingen naar
't Sluisje (Muurhuizen 199 bij 't Havik). Omdat ze in
de Joriskerk te veel de orde verstoren moeten ze
vanaf 1842 naar de Gasthuiskerk. 's Middags komen ze
hier terug bij de catechiseermeester..4 De school heet
later Gabrie-Mehen en staat tegenwoordig in de wijk
Kattenbroek.
CERAR.D RAVEN
beurtenlijstvan 19 juli 1846 blijkt te bestaan, een
eenvoudig papiertje zonder titel van nog geen
As-formaat. Zulke lijsten zijn elders al sinds 1725
bekend.3 Het is gedrukt bij B. Blankenberg en
Zoon (in 1887 vermeld aan Lavendelstraat 3).Op
19 juli zijn er in de Sint-Joriskerk vier diensten,
waarvoor ook twee predikanten uit de randge-
meenten komen. Verder is er een samenkomst
bij de Armen. Dat is de Gasthuiskerk, de kapel van
het Sint-Pieters- en Bloklandsgasthuis, immers
een hervormde instelling (deze kapel bestaat
nog steeds aan de Westsingel, vóór de Mannen-
zaal). En dan is er nog een dienst bij het garni-
zoen aan de Beestenmarkt. Ook de samenkom-
sten op woensdagavond en in de Lutherse kerk
worden vermeld.
Er is nog een predikbeurtenlijst van 9 juli 1848,
waarop de vroegpreek en de dienst bij het garni-
zoen zijn verdwenen. Daarna is er pas weer één
van 25 december 1904, met maar twee diensten in
dejoriskerk. Wel is er dan een aparte doopviering
en ook de Gasthuiskerk heeft nog steeds een
dienst. Interessant is dat alle andere protestantse
diensten in Amersfoort ook worden vermeld. Een
aantekening in balpen verraadt dat deze lijst is
bewaard door J.D.H, van der Neut, de enthousi-
aste Amersfoortverzamelaar die enorm veel voor
het nageslacht heeft gered. Daaronder ook veel
hervormde kerkbladen. Zijn verzameling is via de
Oudheidkundige Vereniging Flehite en Museum
Flehite in Archief Eemland terechtgekomen.3
Achterop dit laatste exemplaar staat laatste
domineesbriefje.
Dat is dus de populaire benaming
voor de lijst. Het is meteen de hekkensluiter. De
tijd is rijp voor een echt blad. Blijkens catalogi van
de universiteitsbibliotheken verschijnen er elders
al veel kerkelijke weekbladen. In 1894 heeft Neder-
land een landelijke kerkbode gekregen, de
Amsterdamsche Volksbode uoor de protestanten in
Nederland,
na vijfjaar omgedoopt in Nederland-
sche Kerkbode uoor de protestanten in Nederland.
De hervormden in de stad Utrecht begonnen in
1887 een wekelijks Utrechtsch Predikbeurtenblad;
terwijl ook andere grotere steden als Haarlem en
Rotterdam eind ige eeuw zo'n blad hadden. Overi-
gens begonnen de gereformeerden in de provin-
cie Utrecht in datzelfde jaar een Utrechtsche Kerk-
bode;
dat was één jaar na het ontstaan van hun
kerkgenootschap. In de stad Utrecht was al in 1863
een Predikbeurten bij de Gereformeerde Gemeente
te Utrecht
verschenen, vermoedelijk voor de Afge-
scheidenen. Kortom, er zijn voorbeelden genoeg.
Een eigen Amersfoortsche
Kerkbode
Zo ontstaat de wens van een Amersfoorts her-
vormd weekblad, of zoals de kerkenraad hetfor-
sche Kerkbode 5.11.1932, bijblad (Archief Hervormde
Gemeente471) 5 B.G.J. Elias, Flehite 1878-2003. Geschie-
denis van een Vereniging en een Museum
(Amersfoort
[2005]) 141. Van der Neut was werkzaam bij het kadaster
van Amersfoort en beheerde blijkens een vermelding in
de kerkbode van 1941 het hervormde wijkgebouw Eben-
Haëzer. Hij heeft ook veel naoorlogse exemplaren van
Hervormd Amersfoort verzameld.
1  C. Stam e.a. (red.), Belijnd verleden. Honderd jaar
Groninger Kerkbode nader bekeken
(Groningen 1988) vii.
De enige geschiedenis van een kerkblad die ik ken, staat
in dit boek: B. van der Ros, 'De Groninger Kerkbode en
de Christelijke pers in Stad en Ommeland' (pp 187-220).
2 H.J. Prakke, Kerkgang om nieuws (de kerkespraak).
Praejournalische nieuwsvoorziening
ten plattelande
(Assen 1955). Met dank aan Ayolt Brongers. 3 Van der
Ros, Groninger Kerkbode, a.w., 189-190 4 Amersfoort-
-ocr page 57-
DE HERVORMDE KERKBLADEN VAN AM E RS FOO RT 1 846-1 9 99 57
muleert: 'om de officieele Predikbeurtenlijstte
doen vervangen dooreen Predikbeurtenblad'.
Dat mag ook wel, want inmiddels telt Amersfoort
11.518 hervormden.6De bijzondere kerkenraad
(een soort dagelijks bestuur) laat ouderling-kerk-
voogd Nicolaas Vels Heijn ernaar kijken. Op 7
december 1904 rapporteert Vels Heijn positief en
krijgt hij de opdracht om het plan verder uit te
werken in een commissie waarin ook collega
Frederik Wesselingzitting neemt. We hebben hier
te maken met twee rasbestuurders (bijlagen 1-2).
Al twaalf dagen later vergadert men overeen
'zeer uitgewerkt overzicht' van Wesseling, die
zelfs al enkele proefnummers kan laten zien. Wat
hem betreft kan op 31 december het eerste num-
mer verschijnen! Omdat er te weinig leden aan-
wezig zijn voor een quorum komt men de vol-
gende dag, dinsdag de 20% om 12.15U opnieuw
bijeen. Wesseling legt nu een conceptreglement
voor uitgave en financieel beheer op tafel. Dat
wordt overgenomen, maar op voorstel van
Ds. DJ. van Aalst (predikant te Amersfoort
1901-1906) worden de baten bestemd voor de
Weduwenbeurs der Hervormde Predikanten te
Amersfoort (ƒ40 per jaar) en 'ook eenig voor-
Mo. 1._________ZATERPAg 31 DECEMBER 1901 1e Jaarjanj.
De Amersfoortsche Kerkbode.
Predikbeurten blad voor de Protestantsche Gemeenten te
Amersfoort, Austerlitz, Baam en Eembrugge, Bameveld, Bunschoten,
Eemnes-Binnen, Eemnes-Buiten, Hoevelaken, Hoogland,
Leusden, Nijkerk, Scherpenzeel, Soest, Soesterberg, Vuursche en Woudenberg.
Ma Mn» na H FnttHfn lm Krom* tawn 11 AMnM.
Uit£eee»en ten mordetle m ds Diaconie en list Prad ik ante n-Weduwefifonds iv M Hen. Gem, te Amersfoort,
SÉgS^HSBr «Sffl.,.fc             Ê^H»
ZONDAG i JANl'ARI 1903.
Ome hulp is in den Naam des Heeren, die hemel en aarde gemaakt heeft. ,
Chriil! 6*r«lorm^aim.
Predikbeurten
te Arrrersfoert.
. ....
Hoevelaken.
NlAnvJaaisdag 1905.
Leusden.
tled. fisru. flin«tnt<.
GddsdiBDstoefeningcn
>M, Mn. GntHM.
v:,: ■.
:
Nijkerk.
AwtBrittz.
.
Sclierpeiwtiel.
Baarn en Eem brugge.
Banitvtld.
Soest. ,
1
Soesterterg. |
Dftóele Mededselrnsea
tltJ. fitru. StRKUIft.
(Li-,in>i. EulB. Mtrk,
Kerkbode van 31 december 1904
(Persmuseum 4051)
deel' voor de diaconie. Bij het Utrechtsch Predik-
beurtenblad
geeft men de opbrengst ook aan het
Wed uwenfonds, een indicatie dat dit blad als
voorbeeld dient. De commissieleden vormen
samen met de drie predikanten de redactie; Vels
Heijn wordt tevens 'controleur op het financieele
beheer'. Als hoofdagent voor de verkoop wordt
J.H. in 't Veld aangewezen, geen boekhandelaar
maar een ambtenaar van de spoorwegen; daar-
naast nog twee agenten die ambachtslieden zijn.
Eén van de laatsten bedankt echter meteen en
ook In 't Veld is spoedig verdwenen.7ln het eerste
N. Vels Heijn als wethouder, 1914. Detail van een
foto door J.W. Wentzel (Archief Eemland 07338).
F. Wesseling, 1906/7. Detail van een foto door
H. Sanders & Co (Archief Eemland 13513)
6 Amersfoortsche Almanak 1905 7 Archief Hervormde
Gemeente Amersfoort 15, notulen bijzondere kerken-
raad 1904-1905. J.H. in 't Veld wordt in de notulen
A. in 't Veld genoemd.
-ocr page 58-
58 GERARD RAVEN
nummer staan vijf winkeliers die de kerkbode
verkopen.
Op 31 december verschijnt dat nummer.
Abonnement ƒ1 per jaar, een los nummer 2V2
cent. Er zijn vier pagina's A3. De snelle productie
is een prestatie van formaat, zeker in een tijd dat
men niet zo op zijn horloge keek als nu. Sterker
nog, tegenwoordig zou een zó snelle actie niet
mogelijk zijn!
Géén overname van gegevens
Op 4 januari 1905 kan men in de kerkenraad mel-
den dat er een contract is gesloten met de Gere-
formeerde Kerken voor opname van hun preek-
beurten, ongetwijfeld tegen een geldelijke bij-
drage. Daarna ontspint zich een lange discussie
over de overname van de gegevens door de plaat-
selijke kranten. Dat gebeurt waarschijnlijk 'op
drijven van den drukker Onnes', vermoedelijk de
bedrijfsleider van Blankenberg, die het/V/ewtos-
en Advertentieblad uoor Amersfoort uitgeeft (de
huidige Amersfoortsche Courant).8 Moet men
hen vragen hiervan af te zien, of de Kerkbode op
zaterdag pas om 19 uur uitbrengen? De kerken-
raad besluit uiteindelijk om eerst alleen juridisch
advies in te winnen. Het is opvallend dat men
zich zo scherp verzet tegen reclame voor de
goede zaak; kennelijk bedreigt deze overname
van gegevens de levensvatbaarheid van het blad.
In de kop van het eerste nummer is trouwens al
het auteursrecht voorbehouden.
Verder moet het contract met drukker
M.J.M, van der Want 8c Co (Bekensteinselaan
38, tegenwoordig 48') nog gesloten worden; het
concept gaat rond. Deze verzorgt ook de adver-
tenties. Op voorstel van Vels Heijn zal geen
onderscheid naar adverteerder gemaakt wor-
den. Met Van Aalst zal hij zich verdei inzetten
om het blad zakelijk tot een succes te maken.
Op 1 februari wordt het contract nog iets
aangepast. Interessant is dat er een Garantie-
fonds is gevormd, waarin vijf kerkenraadsleden
en één gewoon gemeentelid aandelen hebben
gekocht. Opnieuw is er op 1 maart veel discussie
rond de overname van gegevens, zodat Ds. W.J.
Meiners (1899-1921) bij het Rotterdamsch Predik-
beurtenblad
om advies gaat vragen, dat immers
juist een rechtszaak hierover heeft gevoerd. Als
blijkt dat men dat proces heeft gewonnen wordt
Van der Want gevraagd de kranten te waarschu-
wen tegen verdere overname van gegevens. Zo
vermeldt men onder de kop: 'Het overnemen van
onderstaande predikbeurten en officiëele mede-
deelingen in andere bladen wordt uitdrukkelijk
verboden...'
Wat is nu de praktijk? De Nieuwe Amers-
foortsche Courant (NAC)
schrijft op 7 januari:
'Naar wij uit goede bron vernemen zijn de pre-
dikbeurten bij de verschillende gemeenten alhier
op zondag 8 januari 1905 geregeld als volgt',
waarna drie diensten in de Joriskerk, één in de
Gasthuiskerk en nog tien van de andere protes-
tantse kerkgenootschappen in Amersfoort.
Ander nieuws neemt de krant niet over; het gaat
louter om de preekbeurten. Met de gemeente-
raadsverkiezingen zijn de kolommen trouwens al
overvoerd. De Amersfoortsche Courant (een
andere dan de huidige AC) doet hetzelfde, maar
geeft de diensten zonder enige toelichting. Deze
krant heeftop 5 en 7 januari ook wat nieuws uit
de hervormde classis (regionale vergadering),
maar uit andere bron. Het liberale blad De
Eemlander
doet niets met de informatie uit het
kerkblad.10
Merkwaardig is dat de preekbeurten tevoren
nooit in de krant verschenen, toen de dominees-
8 De jaargang 1905 heb ik niet kunnen vinden.
9 J. Roest (red.), 100 Jaar Drukkerij van Amerongen te
Amersfoort
[Amersfoort 2007] 7 10 Ook het nieuws van
de aanstelling van zuster Van Boeschoten als eerste
hervormde diacones zal uit andere bron gekomen zijn
(Nieuwe Amersfoortsche Courant 6.5.1905).
-ocr page 59-
DE HERVORMDE KERKBLADEN VAN A M E RS FOO RT 1 846-1 9 99 59
ties vervulde (bijlage 3).11 Een goede aanleiding
om het reglement van 1904 nog eens tegen het
lichtte houden, maar er wordt niets bijzonders
gewijzigd. Jaarlijks wordt verslag uitgebracht aan
de bijzondere kerkenraad. Er zijn nu drie ouder-
lingen voor de zakelijke kant en één van de
inmiddels vier predikanten is voor een halfjaar
als redacteur-secretaris inhoudelijk verantwoor-
delijk. Nu blijkt dat in 1904 a! is vastgelegd dat hij
daarvoor een toelage kreeg en dat blijft zo. Men
houdt de formele regel van hoofdredactiewisse-
ling dus bewust overeind, omdat je nu eenmaal
niet steeds kunt rekenen op zo'n enthousiast
werkpaard als Den Hollander.12
Bijna allemaal weggegooid
Wat staat er nu in de eerste kerkboden? Het eer-
ste exemplaar draagt als ondertitel Predikbeur-
tenblad uoorde Protestantsche Gemeenten
en dan
volgen ook alle randgemeenten, tot Eemnes,
Nijkerk en Scherpenzeel toe. Of de andere pro-
testantse gezindten nog meebetalen is niet dui-
delijk. Toch is het lijstje van diensten minder
indrukwekkend dan verwacht: kun je in Amers-
foort op twee hervormde en zes andere plekken
terecht, de 'buitengemeenten' komen samen
maar op vijftien. Boven de predikbeurten staat
een bijbeltekst en de vierde en laatste kolom
geeft een overzicht van de wijkindeling en van
twee doopjes. Op pagina 2 staan ledenmutaties
en verenigingsnieuws, maar de meeste ruimte
vragen de overdenkingen een feuilleton overeen
meisje dat al haar familie verliest. De volgende
bladzijde meldt het grote legaat van mej. H.H.
Hoefhamer aan alle mogelijke goede doelen in
en buiten de stad en een klein legaat aan de
Vereeniging 'Dorcas', die vlak voor Kerst aan
224gezinnen kledingen beddegoed heeft
11 Hij staat als hoofdredacteur vermeld in 1918,1921,
1925,1930 en 1935. 12 Archief Hervormde Gemeente
Amersfoort 43, reglement en concept 1935.
Ds. K. den Hollander, ca 1925 (Archief Eemland
13446) en G.J. van Amerongen (1886-1975) in 1911
(collectie familie Van Amerongen)
briefjes uitkwamen. Maar nu wordt een traditie
gevestigd, want ook na de waarschuwing van Van
der Want houdt men eraan vast. Vanaf 8 april
begint de lijst in de NACwe\ als volgt:'Op
beleefd verzoek van den kerkeraad der
Nederduitsch Hervormde gemeente zullen de
predikbeurten in de St.Joriskerk voortaan niet
meer door ons worden opgenomen'. Waarna de
acht diensten van andere kerkgenootschappen
gewoon worden gepubliceerd. De AC heeft een
tekst die hier sterk op lijkt, maar met iets andere
woorden, zonder'beleefd'en slechts éénmalig.
Heeft de hervormde kerkenraad daarmee niet in
eigen voet geschoten? Het is immers wel merk-
waardig dat de grootste protestantse diensten in
de kranten worden weggelaten...
De restvan het eerste publicatiejaar 1905
zwijgt de kerkenraad over de kerkbode. Op 6
december hoeft men de voorlopige regeling
slechts te handhaven en af te spreken in welke
volgorde de predikanten elk een halfjaar lang
hoofdredacteur zijn. De betrokken ouderlingen
worden herbenoemd in de Financieele Commis-
sie. Zo blijft het onveranderd tot 1935; dan over-
lijdt Ds. Kornelis den Hollander (1909-1935), die
vermoedelijk zo'n twintig jaar de hoofdredactie
heeft gevoerd en ook verder veel bestuursfunc-
-ocr page 60-
ÖO GERAR.D RAVEN
uitgedeeld. Ten slotte anderhalve bladzijde
advertenties (later is alleen de achterpagina
beschikbaar). Een typerend voorbeeld van hoe
het blad er de komende dertig jaar uit zal zien.
Helaas is van de eerste twaalf jaargangen
alleen dit eerste exemplaar bewaard gebleven,
dat ik pas op de valreep ontdekte in het Persmu-
seum. Archief Eemland heeft nu 53 verschillende
nummers vanaf 1917. Daarvan zijn vijf exemplaren
binnengekomen dankzij een oproep voor dit
onderzoek. 24 Stuks dateren uit de laatste zes
jaargangen 1936-1941. Gelukkig heeft het Histo-
risch Documentatiecentrum voor het Neder-
lands Protestantisme (1800-heden) er veel meer,
maar ook allemaal uit 1936-1941. Daarbij overi-
gens ook het allerlaatste exemplaar dat gemaakt
is. Van de ruim 1900 verschenen nummers is dus
maar een magere 10% bewaard gebleven.
Nu de plaatselijke kranten door Archief Eem-
land worden gedigitaliseerd en op trefwoord
doorzoekbaar zijn kon ik nagaan of de kerkbode
na 1905 vaker is geciteerd, maar dat is nauwelijks
gebeurd. In 1908 bijvoorbeeld als de hervormde
jongeren samenwerking met andere verenigin-
gen zoeken om de kermis nog feller te bestrijden
(zie kader). In 1913 vindt de pers het toch wel de
moeite om te signaleren dat 'de befaamde
gebedsbriefkaart'wordt afgekeurd in de Kerk-
bode.
Dit is een soort kettingbrief die al jaren
populair is, ook onder rooms-katholieken. Met
Kerstmis dat jaar houdt de Vereeniging Dorcas
houdt haar vijftigste winteruitdeling met 220
kledingpakjes. In 1915 noemt de krant het besluit
van de kerkenraad om voortaan in de kerkbode
een kort verslag op te nemen van haar vergade-
ringen (ik heb zo'n verslag niet kunnen vinden).
Twee jaar later uit een lezer de wens dat er in de
nieuwe buitenwijken een kerkgebouw komt (in
1925 is inderdaad de Nieuwe Kerk aan de Leus-
derweg geopend).13
In januari 1912 laat De Nieuwe Amersfoortsche
Courant de
genoemde aanhef bij haar overzicht
van diensten en preekbeurten weg en vanaf 1914
wordt deze rubriek zelfs geschrapt. In januari 1913
wordt echter De Eemlander omgezet in het
Amersfoortsch Dagblad/De Eemlander, die voort-
aan wél belangstelling heeft voor kerkelijk
nieuws. Men geeft dezelfde informatie als de
NAC en blijkt in januari 1914 nog een stap verder
te gaan, als de concurrent er mee ophoudt: ook
de hervormde diensten worden genoemd en
daarbij wordt netjes vermeld dat de informatie
uit de Amersfoortsche Kerkbode komt. Niemand
die daar nog bezwaar tegen maakt, want de kerk-
bode is al voldoende ingeburgerd. Zo blijft het
voortaan.
Van 17 maart 1917 dateert dan het eerstvol-
gende originele nummer dat ik kon vinden. De
preekbeurten passen nu op een halve voorpa-
gina. De Joriskerk heeft nog steeds twee dien-
sten. Interessant is dat de kinderen nu een eigen
viering hebben in de Diaconieschool in 't Sluisje.
Ook zijn er nu diensten in de nieuwe wijkgebou-
wen: Bethel aan de Puntenburgerlaan (Soester-
kwartier) en een gebouw aan het Monnikenpad
(Leusderkwartier). De drukker van het blad is
Cerritjan van Amerongen aan de Van Persijn-
straati3 (nu drukkerij Engel). Hij heeft in 1907
drukkerij Van der Want overgenomen en deze na
vier jaar hierheen verplaatst. Het gezin Van
Amerongen woont boven het werkadres; het zal
niet toevallig zijn dat men tevens actief lid is van
de hervormde gemeente (bijlage 4).14 Na de
preekbeurten komen de mededelingen van de
hervormde gemeente, waaronder de namen van
tientallen jongeren die belijdenis van hun geloof
doen. De andere kerken komen hier verder niet
aan bod. Dan op de volgende pagina een bijbel-
overdenking en verenigingsnieuws, op pagina3
landelijk nieuws als het beroepingswerk en
13 De Eemlander 13.6.1908; Amersfoortsch Dagblad/
De Eemlander
1.2. en 20.12.1913, 6.2.1915,10.5.1917.
14 Roest, Van Amerongen, a.w., 5-9, 22, 26.
-ocr page 61-
DE HERVORMDE KERKBLADEN VAN AM ERS FOO RT 1846-1 9 99 6l
Jeugdbladen
Het enige dat aanvankelijk aan de Kerkbode ontbreekt
zijn de gegevens van het jeugdwerk. Inderdaad, want
in 1904 is al Het Orgaan van Christelijke Jongelings-
Vereeniging "Psalm 119:9"
begonnen. Deze
organisatie voor jonge mannen is een jaar eerder
opgericht als afdeling van het Nederlandsch
Jongelings-Verbond. Zulke verenigingen hebben
discussieavonden over bijbelse of actuele
onderwerpen, waarvoor men bij toerbeurt een
inleiding houdt. De Amersfoortse vereniging
organiseert elke winter vijf lezingen door predikanten
uit heel Nederland, ongetwijfeld dankzij de landelijke
koepelorganisatie. Ook belegt men bijeenkomsten om
te protesteren tegen de kermis.15 De redactie zetelt aan
Varkensmarkt 9, het adres van Nicolaas Vels Heijn
Waar de jongeren kennelijk mogen vergaderen. Het
maandblad bestaat in ieder geval tot 1906, want de
voorzijde van het januarinummer staat op een
reproductie van een ansichtkaart in mijn collectie.
Helaas is geen enkel origineel exemplaar bekend.
kwartier 'Bethel' en Christelijke Jeugdvereni-
ging Immanuël in dezelfde woonwijk. We heb-
ben maar drie nummers van het blad, twee
gewone nummers van maart 1930 en mei 1935 en
het jubileumexemplaar van novemben932; twee
kwamen weer uit mijn oproep. Ze zijn bijna A4
en, tellen acht bladzijden, het jubileumnummer
24 met foto's en een stevige omslag in rode inkt.
Drukker van de gemiddeld 1400 blaadjes is uiter-
aard Van Amerongen. De Wegwijzer staat verder
vol stichtelijke verhalen en een indrukwekkende
lijst van activiteiten. In 1928 begint er overigens
een kinderkerk in het Soesterkwartier, in de
gymzaal van de christelijke school aan de Rozen-
straat; Vels Heijn is voorzitter van het comité.16
In het blad van 1935 wordt gemeld dat voor het
eerst een avond voor de ouders is gehouden, die
met de leidsters en leiders van gedachten kon-
den wisselen. In het nieuwe lokaal Immanuël aan
de Tulpstraat is een christelijke kleuterschool
begonnen, omdat die in Bethel te vol werd. Ook
vindt jeugdwerk plaats in de nieuwe Emmakerk
(in gebruik genomen in 1930, nu Emmaüskerk
aan de Noordewierweg). Het is jammer dat Ger-
ritsen geen handen meer over heeft voor de
jeugd in andere wijken, voor wie kennelijk niet
zoveel wordt georganiseerd;17 alleen de catechi-
saties aan de Croenmarkt doet hij er nog bij.
Vermoedelijk is het blad kort daarna gestopt.
Een meer Amersfoorts blad
Onder Den Hollanders opvolger A. Dönszel-
mann van de Nieuwe Kerk (1936-1945) komen er
in 1936 verdere vernieuwingen. Centraal boven-
aan staat weer een bijbeltekst van de week, net
als vóór ca 1920. Er worden getekende rubrieks-
logo's ingevoerd en de adressen van bureaus e.d.
advertenties, die ook de hele achterzijde beslaan.
Hierna leidt het kerkblad zelf zelden tot dis-
cussie. Alleen in het nummer van 1 november
1930 blijkt dat de aankondiging van een vergade-
ringvan de Christelijk-Historische Unie tot een
protest heeft geleid. De redactie schrijft dat er
inderdaad geen politiek in het blad thuishoort en
het stukje had in ieder geval moeten zijn voor-
zien van de naam van de inzender.
In 1922 begint De Wegwijzer. Maandblad der
Nederlands Hervormde Euangelisatie.
Hiermee
wordt opnieuw een jeugd rubriek in de Kerkbode
overbodig. Het beginjaar kan geen toeval zijn:
dat jaar is Ds. M.C. Gerritsen (1922-1954) naar
Amersfoort gekomen (bijlage 5). Gerritsen is
redacteur en motor van het hele jeugdwerk,
samen met de EvangelisatievereenigingSoester-
15 Nieuwe Amersfoortsche Courant, met name 25.2.1903
en 19.10.1904; De Eemlander, met name 7.11.1907 en
13.6.1908; nog in 1919 komt de vereniging voor in kran-
tenberichten. 16 Amersfoortsche Kerkbode 3.3.1928.
17 Ik vond alleen een jeugddienst in de Nieuwe Kerk,
georganiseerd door de jeugdcommissie (Amersfoortsche
Kerkbode
15.2.1930).
-ocr page 62-
Bijzondere nummers en
gebeurtenissen
Van de bestudeerde nummers zijn er relatief veel
bewaard omdat het een speciaal exemplaar is. Na het
einde van de Eerste Wereldoorlog verschijnt op 27
november 1918 een extra nummer van de Kerkbode op
oranje papier. De regering heeft de volgende dag als
nationale biddag uitgeroepen. In de Joriskerk gaan de
drie predikanten voor, terwijl 's middags een
kinderdienst wordt gehouden. De twee liturgieën
worden afgedrukt: 's morgens zijn er gezangen en
toespraken van het drietal; de gezangen voor de
kinderen zijn eigenlijk meer geschikt voor
volwassenen... Dit nummer is voor vier cent te halen
bij de gewone verkopers; de kinderen kunnen het bij
de ingang kopen. Natuurlijk haalt dit de krant.18
Een speciale rol krijgt de Kerkbode bij de invoering van
de vrije zaterdagmiddag in 1920. Dat weten we weer
uit de krant." Velen weten die extra tijd 'niet goed te
gebruiken', dus gaat organist A.J.C. Mooy op
zaterdagmiddag van 3 tot 4 spelen in de Joriskerk.
Inderdaad is er eind juli een uitvoering, waarbij de
redactie in de beperkte ruimte toch plek weet te
vinden voor een toelichting bij het programma. Omdat
andere belangstellenden alleen de muziektitels
hebben wordt besloten de bode voortaan voor vijf cent
te verkopen bij de boekhandel en bij de ingang. Twee
jaar moet dit een succes geweest zijn, maar dan krijgt
Mooy een aanbieding in Haarlem en komt er niets
meer van de bespelingen... In het blad van 30 oktober
1926 meldt men wel de afronding van een nieuwe serie
zomerconcerten met orgel en Hervormd Zangkoor.
Op 19 februari 1921 komen er zwarte randen om de
pagina's wegens het overlijden van Ds. Meiners. Hij is
pas 57 jaar oud en heeft 22 jaar dienst gedaan in
Amersfoort, het laatste halfjaar als praeses (voorzitter)
van de kerkenraad. Op 5 april 1930 is het grote nieuws
de opening van ziekenhuis De Lichtenberg met drie
vestigingen, 'waarnaar reeds lang verlangend werd
uitgezien door velen in onze gemeente!' Dan worden
liefst anderhalve bladzijde gewijd aan het christelijk
ziekenhuis,
compleet met de eerste drie foto's (voor
18 Amersfoortsch Dagblad/De Eemlander 23.11.1918.
19 idem 25.6. en 20.8.1920, 24.7.1922 20 Van der Ros
Groninger Kerkbode, a.w., 201 21 J.F.B, van Hasselt,
zover bekend; ook in Groningen begon men er toen
mee10). Twee jaar later bestaat het gebouw van de
Gabrie-Mehenschool aan het Plantsoen Zuid 25 jaar.
Hoofdredacteur Den Hollander is tevens
schoolvoorzitter; natuurlijk ziet hij kans op 5
november 1932 een extra bijblad over het jubileum te
maken, economische crisis of niet. Als de Lichtenberg
een nieuwe vleugel krijgt verdient dat op 24 maart
1934 weer een bijblad met foto. In 1935 zijn er weer
rouwranden, nu voor Den Hollander zelf (59 jaar oud,
waarvan 26 in Amersfoort). Hij moet bijzonder geliefd
geweest zijn: er worden op 25 mei weer foto's geplaatst
en in het volgende nummer van 1 juni wordt ook de
uitvaart uitvoerig beschreven en geïllustreerd. Het
volgende jaar wordt er opnieuw gejubeld, nu over de
centrale verwarming van de Joriskerk: 'Het doel is
bereikt. Gode zij dank!' (11 april 1936). Er is jaren voor
gespaard en met Kerst 1935 heeft men er voor het eerst
van mogen genieten. De Nieuwe Kerk en Emmakerk
zijn meteen met cv gebouwd, maar een monumentaal
pand is toch iets anders. Nu is de techniek zover dat
men ook de Joriskerk aankan.
Op 30 december 1936 komen de oranje inkt en een
fotocliché uit de kast in verband met het aanstaande
huwelijk van prinses Juliana. Oranje letters zijn ook
nodig als op 3 september 1938 het gouden
regeringsjubileum van koningin Wilhelmina wordt
belicht, waarvoor de vier bladzijden verdrievoudigd
worden. Er is ook ruimte voor berichten uit andere
bladen, zoals een papyrusvondst van een
Johannesevangelie uit ca 95 AD, wat de
betrouwbaarheid van dit evangelie aanzienlijk
verhoogt. Op 26 maart 1938 en 18 maart 1939 is er weer
een tweede blad nodig voor de namen van de vele
jongeren die belijdenis doen; in het eerste geval liefst
214. Het kerstnummer van 23 december 1939 telt ook
acht pagina's.
In 1938-1941 publiceert Dr. J.F.B, van Hasselt
(bijlage 6) als er ruimte is een vervolgartikel over de
bouwgeschiedenis van de Joriskerk, waarover hij ook
al in 1927 had geschreven in de kerkbode. Later zal dit
in boekvorm verschijnen.21
De Sr. Joriskerk te Amersfoort. Een archief in steen
(Amersfoort: Van Amerongen, 1944,1948).
-ocr page 63-
DE HERVORMDE KERKBLADEN VAN AM ERS FOO RT 1846-1 99 9 63
opgenomen. Voor het eerst komen er wijkberich-
ten, nog wat eenvoudig met giften en informatie
over catechisaties. Het lijkt erop dat De Wegwij-
zer \s
gestopt, want het jeugdwerk krijgt ook een
plaatsje. Zo vieren zeshonderd kinderen van de
zondagsscholen Kerst in de Emmakerk en in
wijkgebouw Eben-Haëzer (Muurhuizen 139a, nu
207-209); Dorcas geeft tweehonderd armen kle-
ding en een kerstviering in 't Sluisje.
Op 2 februari 1938 doet de kerkbodecommis-
sie een ingrijpend voorstel. Men wil af van de
preekbeurten van de buitengemeenten in de
omliggende dorpen, ook al neemt de hele rubriek
nog steeds maar een halve bladzijde in. De andere
protestantse diensten in Amersfoort mogen blij-
ven; volgens Van Amerongen zal dat geen nadelen
hebben. Dönszelmann wil een nieuwe naam: Her-
vormd Amersfoort. Kerkbode enz.
Hij vindt dat een
pakkender titel, maar hij krijgt de rest niet mee.
De oude naam blijft dus en de ondertitel wordt
Orgaan uan de Nederduitsch Hervormde Gemeente
te Amersfoort.
H. van Galen Last (gemeenteraads-
lid en handelaar in brandstoffen) stelt nog voor
om alsnog verslagen van de kerkenraadsvergade-
ringen op te nemen, omdat dat het meeleven der
gemeente zal bevorderen (ik heb zo'n verslag ook
nu niet kunnen vinden). Het heeft nu nog veel
voeten in aarde eer het zover is: pas op 6 juni gaat
men akkoord met het ontwerp voor de kop, com-
pleet meteen tekening van dejoriskerk. Ouder-
ling Dr. B. Keulen (rector gymnasium) vindt het
Nederduitsch niet fraai, maar krijgt als antwoord
dat die officiële naam nu eenmaal 'kerkelijk regle-
mentair' is. Op 6 april krijgen we nog inzicht in de
opbrengsten van het blad over het voorgaande
jaar: ƒ500 dat volgens contract naarde drukker
gaat, ƒ117 voor het Weduwen- en Wezenfonds en
f77 voor de diaconie.22
Een bewaard gebleven nummer van 3septem-
ben938 heeft inderdaad een ingrijpend vernieuwd
uiterlijk. Hoofdredacteur is nu Ds. K.J. van den
Berg (1922-1943); de predikanten wisselen elkaar
weer vaker af. Van Amerongen is nu tevens voor-
zittervan de diaconie. Bij de mededelingen valt op
dat een deskundige is gevraagd een lezing te hou-
den over'Sexueele nood der jongeren', wat door
de crisis 'een der brandendste vragen geworden' is.
Van den Berg heeft de vorige zondag negentien
kinderen gedoopt. Verder is er nog een overden-
king van zijn hand. Op de volgende bladzijden veel
nieuws van de drie wijken, de verenigingen en de
zending. Er komt bijvoorbeeld een apart liturgie-
boekje voor de jeugddienst. Dan een heuse column
(zouden we nu zeggen) over het beroepingswerk.
Tenslotte landelijk beroepingsnieuws. De laatste
bladzijde is nog steeds voor advertenties.
Intussen is er verwarring ontstaan met de
Gereformeerde Kerkbode, die sinds 1917 verschijnt.
In 1931 is de titel veranderd in Amersfoortsche
Kerkbode\
De gereformeerden halen bakzeil en
veranderen dit in Amersfoortsch Kerkblad (in het
volgende jaarboek hoop ik aandacht te schenken
aan de gereformeerde kerkboden).
Bezettingstijd
Op 4 mei 1940 verschijnt een kerkbode zon-
der opmerkelijk nieuws, maar door de Duitse
inval op 10 mei moet Amersfoort plotseling eva-
cueren. In de spookstad is er op 11 mei geen
dienst. De meeste evacué's blijven ongeveer een
week in Noord-Holland, waarna ze weer naar
huis kunnen. De bewoners van het Soesterkwar-
tier zijn er snel bij; reden voor hun predikant
Gerritsen om voortijdig terug te komen en op de
ige een dienst te houden in de Emmakerk. Een
kerkblad is er nog niet, dus luidt hij maar de klok
om de mensen te roepen.
De volgende zaterdag, 25 mei, is de bode er
weer, met alle vier pagina's.
Daarna verschijnen de kerkboden weer regel-
matig tot 31 oktober 1941. Een kort berichtje
22 Archief Hervormde Gemeente Amersfoort 16,
notulen bijzondere kerkenraad 1938.
-ocr page 64-
Oorlogsberichten
Werpt al uw bekommernis op Hem, want Hij zorgt
voor
u, staat er op 25 mei 1940 als weektekst onder de
kop. 'O, wat is er in vijf dagen ontzaggelijk veel
gebeurd! De roede Gods is over ons land en volk
opgeheven__'t Is een oordeel Gods over onze
zonden', meent Ds. J. Nauta (1939-1946). De zes
predikanten schrijven samen nog: 'De gebeurtenissen
van de voorbije dagen hebben ons allen diep geschokt.
Wij mogen belijden, dat ook in al deze dingen Gods
hand was. Dit brenge ons tot waarachtige
verootmoediging, tot bekeering... Bij de dankbaarheid
voor het vele dat ons gelaten werd, gaan onze
gedachten allereerst uit naar die gezinnen, waarin
diepe rouw is. God sterke de beproefden. Eén ding is
er, dat blijft: het Woord van Hem, die getrouw is ...
Wij roepen u op tot verootmoediging in gebed, tot een
trouw deelnemen aan den dienst des Woords en der
Sacramenten, tot een waarachtig christelijk leven in
liefde voor elkander.' Ook de hervormde synode
schrijft in zulke bewoordingen.
De volgende bladen getuigen van de kleine
ongemakken die het kerkelijk leven bemoeilijken. Ik
vermeld ze omdat dit soort gegevens nauwelijks uit
andere bron bekend is. De opgelegde verduistering
vertraagt de huisbezoeken en de net gestarte
bijbellezingen moeten worden opgeschort, 's Morgens
heeft de Gabrie-Mehenschool ook last van die
verduistering, terwijl veel schoolboeken nu verboden
zijn en gemist worden. Gretig wordt er uit andere
bladen geciteerd, bijvoorbeeld tegen uitingen van
nationalisme in de kerk. Deze zijn in het blad dan ook
niet te vinden, evenmin als verzetstaal! Andere teksten
die worden overgenomen gaan over de verplichte
melding van kerkelijke vergaderingen bij de bezetter
en over het geringe schuldbesef bij gelovigen over
'Gods oordeel' in de vorm van de bezetting, die juist
zou moeten nopen tot geestelijke verdieping. Maar het
leven wordt zoveel mogelijk weer opgepakt. De
diaconie is terugkijkend op 1940 tevreden over de
inzet van de Amersfoorters: nooit werd er vergeefs een
beroep op hen gedaan en veel ouderen kregen extra
steun. De classes vergaderen in januari 1941 weer (in
plaats van juni 1940). Met Pasen brengen kinderen
bloemen bij de zieken. Er komt zelfs een extra
predikant, Ds. P.P.J. Monster (1941-1945), waardoor de
Soesterwijk kan worden gesplitst. Zijn intrede in de
Joriskerk wordt door velen bijgewoond en de andere
gebouwen zijn die Paasdag gesloten.
Op 18 oktober ig4iplaatst men een bericht van de
synode: de richtingenstrijd in de kerk moet gewoon
besproken kunnen worden; een beroep op de nood des
tijds
vindt men onjuist. In het volgende nummer
aandacht voor een grote evangelisatie-actie onder niet-
kerkelijke jongeren. Alle christelijke
jeugdverenigingen doen aan mee en er worden
honderd affiches en vijftienduizend strooibiljetten
gedrukt die persoonlijk worden uitgedeeld om
mensen uit te nodigen voor diensten op
zondagmiddagen. Op 31 oktober nog een bericht van
de synode, die zich bezorgd maakt over het zedelijk
verval, vooral onder de jeugd, 'een loslaten ook van het
allergewoonsten fatsoen' en 'zinnelijke begeerten'. En
verder natuurlijk alle dagelijkse beslommeringen en
wijkberichten; het kerkelijk leven bloeit volop.
linksboven op de voorzijde moet door velen als
een donderslag aan heldere hemel zijn ervaren:
dit is het laatste kerkblad! De persbreidel zat in
de lucht, maar dat besefte maareen relatief klei-
ne groep. Van het berichtje worden ze niet wij-
zer: het Duitse bestuur heeft het zo besloten en
er is papierschaarste. Wat is er aan de hand?
Lange tijd heeft de kerkelijke pers zich veel te
weinig afgezet tegen het Duitse gevaar. Er waren
in de jaren dertig moedige geluiden, maar mis-
schien nog wel meer meelopers of zelfs sympa-
thisanten. Het is ook lastig, want kritische dag-
en weekbladen krijgen al snel te maken met tij-
delijke of langduriger verschijningsverboden. In
maart 1941 is er voor het eerst een protest van
het Convent van Kerken, een samenwerkingsver-
band van protestantse kerken die proberen geza-
menlijke standpunten in te nemen tijdens de
bezetting. Men spreekt tegenover de regering
zorg uit over toenemende straatterreur, Joden-
-ocr page 65-
DE HERVORMDE KERKBLADEN VAN AM ERS FOORT 1 846-1 9 99 65
Kerkbode 1941 met verbod
44
Vrijdag 31 Octpber 1341
37e .Jaargang
DE AMERSFOORTSCHE KERKBODE
^p=^ lillffl                      illlillllPDllllllllll
JRMDE G.ÉMEENTE TE AMERSFOORT
l[ll(lll!llllllI!lilllini!lllllllll!lllllll!lllPIIIl!l(li y—.v. ,x-YI;
ORGAAN VAN DE NEDERDUITSGH HES
Dir blod ve.schijr,. d« Zo.e.dag,. Stukl™ voor de
^~^^^
draf». Von P.r si in Straat 23, Telefoon 348S
>7rWi.Mfl
iHS
ONDER REDACTIE VAN DE PREDIKANTEN DER HERVORMD^ GEMEENTE EN UITGEGEVEN TEN VOORDEELE VAN
DE DIACONIE EN HET PREDIKANTEN-WEDUWENFONDS De| NEDERD. HERVORMDE GEMEENTE TE AMERSFOORT
UITGAVE VAN N.V. DRUKKERIJ v.KG.J. VAN AMERONGEN& CO, AMERSFOORT, IN OPDRACHT VAN DEN KERKERAAD DER NED.HERV. GEM
Met ingang vun 1 November kun,
in opdracht van den KijkHCom-
mlssaris voor het bezette Nedcr-
landaehe gebied en in verblind
met de papierschaarste, de Aracrs-
foottache Kerkbode NIET MEER
VERSCHIJNEN.
Omtrent de wijic waarop de pre-
dikbeurten voortaan zullen wor-
den gepubliceerd zal nadere mede-
deeling volgen.
Bediening 11. Dttup.
Blijkens bericht van den kcrkeraatl te
Hoevelaken is aldaar gedoopt «sp
Zondag 26 October j.1. Hendrik fa-
kob. zoon van Hendrik Jakob van
Gelder en Rijntje van 13.110.
Huwelijksinzegening,
door: Jan van de Kamp'en jcannctte
Pokkelina van den Akker op Woens-
dag 12 Nov. a.s. in de Sim Joriskerk
des n.m. 3 uur. door Ds. K. 1. v. d.
Be,,,
Alsvoren door: Albert Riehatd van
Houdt en Antonia [ohanna van Zwol
op Donderdag 13 Nov. u.s. in de Sint
Joriskerk des n.m. 1.30 uut. door Ds.
J. de Groot, van Eek en Wiel.
„WANT DE ZOON DF.S MENSCHEN IS GEKOMEN
OM TE ZOEKEN ENZAUGTE MAKEN DAT VER-
LOREN WAS.
                                                     Lucas 19:10.
Cnllecte Ncd. liijbelgcnnntschnp.
As. Zondagmorgen word! in n
diensleu voor l,cl Ned Bijbelgem,,
DONDERDAG 6 NOVEMBER
St. Joriskerk.
uur. Ds. van den Berg.
Huwelijksinzegening.
Sierkunst Zaal.
is de
-. lle
De verkrijging van dit blad is be-
perkt lot leden der Ncd. Herv. Gcm,
hoort tot de opdracht der
grulueule.
Kerkdiensten „de Kerk roept",
lil de drie bijzondere kei kdirnste
Zondag 2. v crl 16 November
3.30 uur in de St. Joriskerk rijn
paatsen vrij, uitnerondecd de
huurde zitplaatsen: huurders hic
hebben recht op dere plaatse:
.h.nrt l).u.n.,'"„.!'l!,U^ el.'!'
I-M PREDIKBEURTEN
Wijkgebouw „Filalethes".
[Havik 27).
■ Av. 7 uur. Ds. van den Bcra.
ZONDAG 2 NOVEMBER
hele kerkelijke pers verbieden, maar dat vindt
men bij nader inzien in strijd met Hitlers instruc-
tie om de kerken niet te provoceren. Zo kunnen
ca tweehonderd van de tweeduizend bladen
blijven. Daarvan zijn er 85 hervormd en hierbij
weer 68 stads- of streekbladen die louter uit
mededelingen bestaan.25 Sommige bladen die
toch wel iets meer doen weten het nog tot 1942
of zelfs 1944 te rekken.26
Het blad wordt steeds kleiner
In de laatste Kerkbode belooft men nog mee te
delen hoe de preekbeurten voortaan worden
gepubliceerd. Maar het blijkt niet eenvoudig te
zijn een goed alternatief te vinden. Men heeft
kennelijk ook niet écht haast, want bijna een jaar
lang doet men het zonder. Stencils zijn bijvoor-
beeld ondeugdelijk in gebruik, blijkt in de
vervolging en rechtsonzekerheid. Dit protest
volgt het voorbeeld van het eerdere verzet van
een deel van de Duitse kerken tegen het geIijk-
schakelingsbeleid.23 Zomer 1941 worden in Duits-
land al talloze weekbladen en tijdschriften opge-
heven om kritische geluiden de pas af te snijden
en papier te besparen. Alle kerkelijke bladen
vallen daaronder, behalve die welke puur mede-
delingen geven. Ook in Nederland voert de
bezetter deze maatregel in de herfst door, omdat
hij dan al de hoop heeft opgegeven dat de
Nederlandse dagbladen 'iets meer zouden doen
dan gehoorzaam maar eigenlijk onwillig in de
pas lopen'.24 Tegelijk beseft de pers dat zij al vol-
ledig gemuilkorfd is. Eenderde van de dagbladen
en viervijfde van de nieuwsbladen verdwijnt,
ruim de helft van de vaktijdschriften en de mees-
te kerkelijke bladen. De Duitsers willen eerst de
26 E.M. Hooiveld, 'Vijf kerkelijke bladen in de oppositie
(1942-1948)', in G. Harinck en D.Th. Kuiper (red.),
Anderhalve eeuw protestantse periodieke pers (Zoeter-
meer [1999]) 157-183, ald. 160.
23 Ger van Roon, Protestants Nederland en Duitsland
1933-1041 (Utrecht-Antwerpen [1973]) 306-310 24 L. de
Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede
WereldoorlogV{Den
Haag 1974) 2.77. 25 Ibidem 277-281.
-ocr page 66-
66 CER.ARD RAVEN
Een zware tijd
De diensten gaan gewoon door, ook tijdens heftige
perioden in 1944. Sterker nog, zij zitten bomvol omdat
hier tenminste nog 'in het openbaar de waarheid
gesproken werd', zoals Ds. C.G.H. Blok (1939-1954)
zich later zal herinneren. Het zijn koude diensten
zonder verwarming, maar daar hoor je niemand over.
Koster A.J. van Hazel van de Joriskerk laat mensen
onderduiken in de kerk, in de preken hoort men wel
eens iets dat de bezetter niet zal waarderen, jongeren
zamelen spullen in voor wie ze nodig heeft, er zijn
maaltijden voor logementbewoners met Pasen en
Kerst.
Wat hij niet vermeldt is dat hij ook zelf petten
uitdeelt als er weer een transport gevangenen van
Kamp Amersfoort langsloopt, wat hen kan helpen
ontsnappen. En dat hij naar het Kamp gaat om te plei-
ten voor gemeenteleden die zijn vastgezet. Hij doet
dat in een 'mengeling van moed en naïviteit', aldus zijn
zoon, want zijn vrouw staat doodsangsten uit.
Op 6 mei 1945 moet Amersfoort nog een dag
wachten op de Bevrijding, maar de Joriskerk zit stamp-
vol en men zingt na afloop Psalm 66 en het Wilhelmus.
'De meest bewogen kerkdienst die ik ooit meemaakte',
aldus Ds. Blok.27
kerkenraad van 14 januari 194.2. In de volgende
vergaderingvan 4februari bespreekt men het
voorstel van de classis om 'tot samenvoeging der
kerkelijke pers in de classis te komen'. Dit 'vindt
algemene instemming': men zal de gegevens
voortaan opsturen.28 De classisbladen zijn ver-
moedelijk een landelijk verschijnsel geweest.29
Het eerste bewaard gebleven exemplaar van
de Mededeelingen uan de Heruormde Gemeenten
in de Classis Amersfoort
dateert van 15 juli 1943.
Het kwam ook tevoorschijn na mijn oproep. Blij-
kens het nummer 44 moet dit blad begonnen
zijn in september 1942, dus na liefst tien maan-
den onderbreking. Het Amersfoortse blaadje telt
vier kleinere pagina's van het formaat A4 en
beslaat het hele werkgebied, tot Odijk en Zuilen
aan toe. Het staat onder redactie van Ds. B. Tuin-
stra uit Huis ter Heide en weer wordt het gedrukt
door Van Amerongen. De eerste bladzijde staat
vol preekbeurten. Dan een halve pagina Amers-
foorts nieuws, waaronder weer een massadoop,
dejeugdraad en wijknieuws. Verder nieuws uit
de andere gemeenten, een Bijbelwoord uoordeze
«jee/cdat men elke dag kan lezen en tenslotte
weer het landelijk beroepingswerk.
Latere exemplaren zijn alleen bewaard geble-
ven vanaf september 1944. Ze tellen steeds maar
twee pagina's, dus één velletje (op één na).
Redacteur is nu de Amersfoortse predikant
J. Pannebakker (1911-1945). Na Dolle Dinsdag
(5 september) en de spoorwegstaking zijn de
verbindingen overal gebrekkig. In het nummer
van de 21e meldt men dat de post niet goed door-
komt; de preekbeurten buiten Amersfoort ont-
breken en het blad komt met vertraging bij de
abonnees.
Twee weken later probeert men het blad
weer naar de buitengemeenten te verzenden,
maar de preekbeurten daarvan zijn incompleet
en worden hierna ook helemaal niet meer ver-
meld. De nagekomen berichten van buiten staan
er nu ook voor het laatst in. Op 12 oktober moet
men de verspreiding buiten Amersfoort defini-
tief opgeven. De drukpers kan niet meer draaien
en de post hapert, dus hoe lang kan men nog
27 C.G.H. Blok, 'Hoe verging het de Amersfoortse
Hervormde gemeente in de oorlogsjaren?, Hervormd
Amersfoort
67:5 (mei 1985) 3; J. Segaar, 'De kerken in
oorlog', ibidem 4; vraaggespek met zoon L. Blok,
22.2.2008. 28 Archief Hervormde Gemeente Amers-
foort. 17, notulen bijzondere kerkenraad 14.1. en 4.2.
1942. 29 In het Historisch Documentatiecentrum voor
het Nederlands Protestantisme (1800-heden) en in
collectie auteur: Eindhoven (begonnen 1942), Zutphen
(1943), ring Zaltbommel (1943), Leiden (1944). Er zijn
veel méér exemplaren bewaard van gereformeerde clas-
ses, waaronder Amersfoort, en één classis van de Chris-
telijke Gereformeerde Kerk.
-ocr page 67-
DE HERVORMDE KERKBLADEN VAN A M E RS FOO RT 1 846-I 9 9 9 67
- g                                                            Ie Jaorgema No. 37
# # .                    .                     J                      13 September 1946
ffetvotmd
Weekblad voor de Ned. Herv. Gemeente
MEDEDEELINGEN
van de Herv. Gemeenten in de Classis Amersfoort
PREEKBEURTEN
)l Plan
e Y,l:,-:i:
d Z.. 10-
Jyienit dei Wooz'di
Zondag 15 Sept, 1946
AMERSFOORT
Se. Joriskcrk (Hof 1)
v.m. 10 uur, ds. Blok. (Bevestiginc
en intrede ds. De Brés)
n.m. 5 uur, da. Vermaas. (Be-
vestiging N. van der Vlist tol
Ouderling)
Nieuwe kerk (Leusderweg 110)
v.m. 10 uur. ds. Vermaas
n.m. 7 uur. ds. F;ii;i;] ii.'i:.:('!:{■
Emrna-kcrk (O. Soesterweg 131)
v.m. 9 uur. ds. Vonk Noorder-
graaf (Eeranes-Binnen)
v.m. 10.30 uur. ds.-Vonk Noor-
dergraaf (H. Avondmaal)
n.m. 5 uur. da. De Brés. H. Avond-
maal en Dankzegging
Gymnasium
(Groen van Prinstererlaan 33)
v.m. 10.30 uur, ds. Mackaay '
Rusthuis „De Lichtenberg"
(Utrcchischeweg 299)
n.m. 3.30 uur. ds. Blok
Kapel Zon en Schild
(Utrechtscheweg 266)
Hiuw (L. Costerplein H) 12-1 er
htschcol (Hoblitiaastr.). 12—1
.30 uur
BLAUWKAI-EI.
Oir. Sch
Kapel Zon en Schild. 11.15.
Chr. School (v. Eftnli
10-11.IS l
orden (Ex. 1:7-10).
n is het ons een gcruststcl-
■■.I. ■--.']]. v,;..:.::- (I,;
.e gemeente. En dat juist de
lussen vreemd en cir^n vaak
zond en geestelijk bevrnch-
HOOGLAND
v.m. 10 uur. ds. A. Sncthlage,
em. pred. te Heemstede
Collecte voce Meer-en-Bo/xh
Geb.„Bethel".Hooglanderveen
n.m. 7 uur. ds. Posthumus Meyji
t
Mededeelingenblad 1943
Hervormd Amersfoort 1946
doorgaan? De dominees van Amersfoort hebben
nu vaste preekbeurten en nemen ook die van
gastpredikanten op zich. Veel data van activitei-
ten worden voor de zekerheid ver vooruit aan-
gekondigd. Verbazend dat intussen het beroe-
pingsnieuws wel doorkomt!
Op 2 november blijkt Van Amerongen zonder
gas en stroom te zitten. Het handzetten van de
druklettersgaat bijna niet meer door de kou. Het
blad zal daarom tot na de winter moeten worden
onderbroken, vreest men. Het nieuws bestaat
voornamelijk uit een lijst van geldelijke giften en
het bijbelleesroostervoorde restvan het jaar.
Twee weken later verschijnt dan het laatste num-
mer. Daarna is de drukkerij gesloten.30
In maart 1945 moet er opnieuw een kerkbode
gedrukt zijn, waarna op de 30' het Paasnummer
volgt, het laatste dat bewaard is. Vermoedelijk
zijn april en mei 1945 met de nadering van de
bevrijders zó chaotisch dat het Mededeelingen-
blad
niet kan verschijnen. Of dat na de bevrijding
weer wel gebeurde weten we niet. Ik heb in ieder
geval geen exemplaren gevonden. Na de bevrij-
ding komt het openbare leven maar moeizaam
op gang, omdat de verbindingen nog zeer
beperkt zijn. De kerkenraadnotulen beginnen
SS
. 10 uur. ds- Hofstede
dr!:;kc ■•
dersdie'
enftMisfen, Of hei nu Hei-
jcren ;ijn of Müttlinger broe-
ien confereren, dan wel vrijz.
n ut lïvangclisatiën die hier
gadering willen houden, tel-
wordt een beroep gedaan op
.eid van ons. leden Oer Ned.
■enk van Amersfoort. En tel-
C/vezdenkina\
i-cntrun :'jn Ncdeiland!
.•ivninecnndvericnti.-i!
n V.V.V. of van
AbV"
Ik kan me voorstellen, dat 't je wel eens
■1 wordt. Dat je denkt: Las kijken,
hoc vaak hebben wc nu al vreemden in
n eigen huis. Vooral als ze zo laat
komen, dat je niet eens op de gewone tijd
' ■ beginnen, 'om' het nu
_.,__ uit te drukken. En
Moeder de vrouw heelt in deze tijd al
:noeg werk om de monden van het
°pen te '
folder, als red;
gronde iploif anten, die den vreemdeling
hier willen lukken, dan mogen wc
el. Het is toch waar. zeker? En zo
«e ie komen, van alle kanten, de
forensen, de industriëlen en de inspee-
irs en agenten vüii diverse ir:ar;intLi;s
N.-i1mjvcVl \V.,r.i ai. ;e i:i liecl Ned^r
ld moot wezen, dan zit je toch maar
i in Amersfoort, als een spin in zn
è!
t geldt ook voor Hervormd Amcrs-
. 10 L
. ds, Nauta
Jongeren diens ten
Kerk (Appelweg), v.m. 10.30 uur,
de Heer M. Germans
Wijkgebouw (L. Costerplein 14).
v.m. 10 uur. ds. L. M. J. S. Herfkena
Gebouw Iinmanud. (TtupMr;;;tri
v.m. 10uur.de HeerH.C.v.Norden
Jeugdhuis (Z.Sinqel). v.m. 10 uur.
de Heer H. v. Gnten Last
mden bij. All
«"bij
■od'ig
..>::,i: Aiï-.ü:iiri: Ki.-n. IK) tot Ly-
Lj\^L ;:,;ik';.:i d\- P;mlus ondet-
vergeten. Dit is cen Cinisiclij!^
sl Krulskamp. 10-11.15 u
pas weer in januari 1946; een indicatie dat er in
1945 weinig gedaan kon worden. Maar intussen is
wel gewerkt aan een nieuw blad!
Een sober Hervormd Amersfoort
Met ingang van 1946 begint de hervormde
gemeente met een nieuw blad, eerste jaargang.
Het heet Heroormd Amersfoort. Ds. Dönszel-
mann krijgt dus alsnog zijn zin, al staat hij sinds
1944 niet meer in Amersfoort. Elke week zorgt
J.A. Mulder (geen predikant) in zijn eentje voor
een blad van vier tot acht bladzijden A4, weder-
om gedrukt bij Van Amerongen. De kerkdiensten
30 Roest, Van Amerongen, a.w., 27.
-ocr page 68-
Toenemende ellende
De kerkbode is één van de weinige bronnen over het
kerkelijk en dagelijks leven in Amersfoort tijdens de
laatste twee oorlogsjaren. Al in september 1944 zijn
immers de notulen van de kerkenraad gestopt.
15 juli 1943
De Hervormde Jeugdraad gaat naar een classicale
vergadering in Hilversum. De diaconie vraagt geen
geld te geven (waar je immers niet veel mee kunt
kopen), maar meubels, voedsel enz.
21 september 1944
Ds. Gerritsens fiets is stuk en zijn huisgenoten hebben
niet veel beters, zodat hij voornamelijk te voet
huisbezoek moet afleggen in het Soesterkwartier. De
zondagsscholen komen voortaan elke maand 's
zondags om halfelf bijeen in de kleuterschool aan de
Van Marnixlaan op de Berg.
5 oktober
Nu de zomertijd voorbij is moeten de spreekuren van
predikanten maar 's middags worden gehouden in
plaats van 's avonds. Wel roept men nog op om kerkelijk
sociaal werkster te worden en verheugt men zich op het
twintigjarig bestaan van de diaconessenarbeid, een
soort thuiszorg bij bejaarden. Ook het ministerie
(vergadering) van predikanten komt nog bijeen.
12 oktober
De diaconie kan geen winterinschrijving meer
organiseren en houdt daarom gewoon een extra
collecte. De catechisaties zijn uitgesteld en de
christelijke bibliotheekkan dit seizoen nog niet open.
De kerkenraad en diaconie vergaderen voorlopig nog
wel. Een week later blijken allerlei activiteiten stil te
liggen, waaronder het jeugdwerk. Het blijft bij
huisbezoek en kerkgang. Bommen voor het
spooremplacement verwoesten woningen in het
Soesterkwartier, zodat gezinnen naar andere straten
moeten verhuizen en Ds. Gerritsen moet vragen te
melden wie gewond is.
26 oktober
Een brief van de synode: 'Onze Vader in den hemel
weet wat de zijnen van noode hebben.' De
kerkgebouwen hebben geen stroom meer, zodat elk
orgel door twee mannen moet worden aangetrapt. Na
de razzia's zijn bijna alle mannen afwezig, maar de
orgels blijven spelen! Het wijkgebouw Bethel is door
glasschade onbruikbaar geworden.
16 november
Een herderlijke brief van de kerkenraad aan de
stellinggravers over de IJssel. Er is nog een jeugddienst
in de Emmakerk en men begint nu Kwartierdiensten,
een soort avondgebed dat elke werkdag om 16 uur in
één van de kerken gehouden wordt. Die zijn ook
geschikt om niet-kerkelijken uit te nodigen. Er is
gebrek aan bijbels voor gezinnen die er geen hebben.
30 maart 1945
Een overdenking over de Opstanding. Men men gaat
nu preken van de plaatselijke predikanten op papier
zetten voor wie de diensten niet kan bezoeken. Er is
zóveel belangstelling voor dat ze moeten rouleren.
staan voorop: in drie kerkgebouwen en een
school, met diensten in De Lichtenberg en Zon
en Schild, liefst vier jongerendiensten in wijkge-
bouwen en acht zondagsscholen! Op dezelfde
pagina al een overdenking: Amersfoort is geliefd
als landelijk vergadercentrum; men beschouwt
dit als een last maar het is ook een zegen. Op
pagina 2 en 3 het nieuws van de vier wijken. Ook
het kerkelijk nieuws uit Hoogland en Leusden
wordt vermeld.
Verder het gebruikelijke algemene nieuws en
de advertenties, maar enkele zaken vallen op: er
is dringend behoefte aan pensiongelegenheid bij
particulieren; het Jeugdhuis aan de Zuidsingel is
ook opengesteld voor militairen en er worden
samen brieven geschreven naar'onze jongens'
overzee; gespreksavonden van de Jonge Kerk;
een plaatselijk adres voor huwelijksadviezen;
landelijk beroepingswerk; verzet van de kerk
tegen de harde behandeling van NSB-ers [ook in
-ocr page 69-
DE HERVORMDE KERKBLADEN VAN A M E RS FOO RT 1 846-1
Kamp Amersfoort] en internationaal nieuws.
Naoorlogse perikelen, maar ook veel tekenen van
bloei dus.
Het hoeft niet te verbazen dat in deze tijden
van schaarste een sober blad wordt uitgegeven.
Het verbaast eerder dat het zo lang eenvoudig is
gebleven; van illustraties of de bijzondere num-
mers van vóór de oorlog is al helemaal geen spra-
ke. De enige wijziging van betekenis is dat in 1947
wordt overgestapt op formaat A3. Het blad wordt
nu wel goed bewaard: er is een vrijwel complete
verzameling.
Zodra de situatie iets verbetert komt er voor-
zichtig verandering. In 1956 staat er voor het
eerst weer een foto in. Maar daar blijft het bij. Nu
gaat de energie niet naar het centrale blad, maar
gaan de wijken eigen bladen maken. Voor zover
bekend zijn ze nauwelijks bewaard. Al in de jaren
vijftig heeft de Joriskerk haar Contact en de Ver-
eniging voor Vrijzinnig Hervormden Ons
Gemeenteblad;
de anderen volgen dit later na. In
1961 heeft Contact al 2000 exemplaren!
In de jaren zestig ziet Hervormd Amersfoort
er al behoorlijk anders uit. De redactie bestaat
uit vier personen, predikanten wel te verstaan.
Nog steeds varieert het aantal pagina's tussen
vier en acht. De oplage is in 1964-1966 3600
exemplaren, in 1967 nog maar 3000. In het num-
mer van 7januari 1966 staat na de overdenking
een jaaroverzicht van Ds. A. de Wilde uit Zaan-
dijk, overgenomen uit het vrijzinnige weekblad
Kerken Wereld. Hierin een opmerkelijk scherp
oordeel over synodes: het Vaticaans Concilie en
de gereformeerden lopen achter in sociale kwes-
ties en de vrouw in het ambt; ook de eigen syno-
de krijgt een veeg uit de pan. Het kerkenwerk en
de zendingstheologie worden beter beoordeeld.
De diaconie meldt dat het maatschappelijk werk
voortaan regionaal georganiseerd wordt. Dan op
pagina 3 de kerkdiensten en daarna het nieuws
uit acht wijken, plus de Lichtenberg Gemeen-
schap, de Johanneskerk, Hoogland en Leusden.
De enige luxe is dat in deze jaren het kerstnum-
mer met groene inkt wordt gedrukt. In 1970 ont-
dekt de redactie het vooroorlogse blad en gaat
men 27 jaargangen extra tellen (het waren er in
werkelijkheid 37). In het nummer van 15 januari
1971 trof ik voor het eerst een verslag aan van een
kerken raadsvergadering.
In dat jaar komt er een eind aan de samen-
werking met drukkerij Van Amerongen. Door de
stijgende zetkosten kan deze het tekort op de
exploitatie niet langer bijpassen. Hoofdredacteur
Ds. J.D. Smids (ziekenhuispredikant 1963-1978)
vindt nieuw onderdak bij uitgeverij/muziekwin-
kel J.C. Willemsen aan Langestraat72(nu Bitter
damesmode). In het nummer van 3 september
schrijft Smids enthousiast over het 'nieuw
gewaad' van het blad, dat nu moderner oogt.
Tegenwoordig zouden we de letter van de elek-
trische schrijfmachine juist een stap achteruit
vinden. Behalve de koppen is er nauwelijks spra-
ke van opmaak. In december 1973 komt het blad
zonder aankondiging nog maar om de week uit,
maar in mei wordt dat even geruisloos hersteld.
Mort er dan niemand om? Jawel, want op 26 april
1974 meldt Smids het verwijt dat hij zo weinig
gemeentenieuws opneemt. Elke wijk heeft één of
twee kolommen; meer is financieel niet haalbaar.
Op 7 januari 1983 is de kop voor het eerst
opgesierd met het eeuwenoude kerkzegel Amor
Fords
(de liefde is sterk, maar ook een woordspe-
ling). Het is de enige luxe die men zich nog kan
permitteren. Er zijn nu vijf redacteuren, waarvan
drie predikanten. Het blad telt 8-10 bladzijden
A4. De diensten staan nu op pagina 2. Maar er is
een grote verandering op komst. Veel importle-
den vinden het wijkblad wel voldoende en willen
eigenlijk niet betalen voor een centrale kerk-
bode; de samenvattingen van nieuws uit andere
wijken boeit hen niet. De wijkbladen bloeien als
nooit tevoren: Nieuwe Kerkenieuuos, Klankbord
(De Hoeksteen, samen op weg met de gerefor-
meerde Open Hof), De Brug (Emmakerk!),
-ocr page 70-
70 GERARD RAVEN
Rondom de Ontmoetingskerk, Aduentklanken,
Ouer de Brug
(een poging tot samen op weg van
De Brug en de gereformeerde Opstandingskerk)
en Kerken Wereld(Johanneskerk, waarschijnlijk
een inlegvel in het landelijke weekblad). Daarom
wordt Hervormd Amersfoort in oktober terugge-
bracht tot een eenvoudig maandblaadje van vier
bladzijden, iets groter dan A4, zonder logo in de
kop, met de kerkdiensten achterop. Het wordt
voortaan in een oplage van 7000 verspreid in
combinatie met het wijkblad. 4000 passieve
adressen krijgen het niet meer. Advertenties
passen er ook niet meer in. Het novembernum-
mer heeft alweer een selectie uit de wijkbladen
door Smids, maar in 1986 zwijgt zijn rubriek Veel-
kleurige uertolking.
Zonder wijkberichten blijft
een kaal blad met een saaie vormgeving achter.
De kerkdiensten staan achterop, maar verhuizen
begin 1989 naar pagina 2.
De 'staatsgreep' van de redactie
In 1985 is Marja Brak de redactie komen verster-
ken. Al gauw is zij de spil (zij is nu de nestor van
het huidige blad Drieluik). Het blad krijgt voor
het eerst tekeningen en af en toe een foto.
Geruisloos groeit het naar tien pagina's, ook al
staat er géén wijknieuws in. Zo herinnert zij het
zich:
'Het vergaderen van de redactie stelde niet
veel voor. We kwamen af en toe bij elkaar op het
kerkelijk bureau aan de Groenmarkt, dronken
wat en kletsten wat. Het bureau fungeerde in die
tijd ook als redactieadres, waar iedereen zijn
geschreven kladjes of getypte velletjes kwam
brengen (ik wilde dat ik ze bewaard had!). Redac-
tielid G. Petersen was koerier: hij bracht mij de
kopij. Ik typte wat onleesbaar was over en redi-
geerde.
Het blad werd gemaakt bij Willemsen, de
muziekwinkel/uitgever in de Langestraat. Daar
moest ik een paar krakende trappen in het ach-
terhuis opstommelen om de kopij te brengen. Ik
leverde koppen met wrijfletters erbij om de boel
wat op te fleuren; die waren toen in de mode. De
plaatjes waren vaak materiaal dat ik op mijn werk
voorhanden had.
In 1987 schreven wij de centrale kerkenraad
een brief. De redactie bestond toen uit Ds. J.W.
van der Heide [1979-1990], de heer Petersen en
ik. Wij waren (ik vrees dat ik moet schrijven: ik
was) het beu om als knippers en plakkers te fun-
geren. Dat staat letterlijk in de brief. Daarom
stelden we voor de wijkbladen op te heffen en
Heruormd Amersfoort op te waarderen, in kwali-
teit en omvang. Ook om het 'eilandenrijk' in her-
vormd Amersfoort tegen te gaan. Ik herinner me
uit de vergaderingen van de centrale kerkenraad,
die ik toen notuleerde, dat die slag om de ophef-
fing van de wijkbladen zeer emotioneel was. De
wijken waren bang de eigen identiteit en vrijheid
te verliezen.'31
Het duurt even, maar de redactie krijgt haar
zin. De wijkbladen gaan in maartiggo op in een
mooi blad, opgemaakt door een professionele
vormgever en geproduceerd door de Bergdruk-
kerij aan Utrechtseweg 60. De oplage is 6000.
Er zijn nu zeven redacteuren, waaronder één
predikant. In de kop komt het logo terug en er
zijn liefst 24 bladzijden A4. De kerkdiensten
staan nu weer achterop. Voor het eerst staat er in
Heruormd Amersfoort een vraaggesprek, de over-
Oproep
Dit artikel is mede te danken aan de reacties na een
oproep voor herinneringen en oude nummers. Archief
Eemland en de kerkelijke bureaus hebben immers
geen complete series. Wij zijn daar nog steeds naar op
zoek, vooral hervormd van vóór 1946 en 1981-1982,
gereformeerd 1990-1998, luthers 1974-1975 en de
wijkbladen. Graag te leen of nog liever als schenking,
waarna ze deskundig worden bewaard bij Archief
Eemland en voor iedereen in te zien zijn. g.raven@
museumflehite.nl of tel. 033 460 3091/2471100.
-ocr page 71-
DE HERVORMDE KERKBLADEN VAN AM E RSFOO RT 1846-1 999 71
denking komt terug, er komen meer foto's en
natuurlijk is er ruim baan voor de wijkberichten.
Dat verhindert niet dat later stilletjes weer wijk-
berichten ontstaan, maar dat zijn wekelijkse
fotokopietjes (die tegenwoordig in een groeiend
percentage als email worden verspreid).
Drieluik
De nieuwe kerkbode is al een beetje een blauw-
druk voor Drieluik, de vrucht van Samen op Weg,
die in 2004 tot de fusie met de Gereformeerde
Kerken in Nederland en de Evangelisch-Lutherse
Kerk leidt. De andere kerken hebben veel lagere
oplagen: 1200 en 280. Eigenlijk verbaast het dat
het nog zo lang moet duren voordat het fusie-
blad er komt: tien jaar. Moeizame onderhandelin-
gen gaan daaraan vooraf. Marja Brak: 'De redac-
tie vroeg in de brief van 1987 ook te onderzoeken
of samenwerking met de Gereformeerde Kerk
mogelijk was. Eenjaar later volgden twee
gesprekken met de gereformeerden over een
mogelijk gezamenlijk kerkblad. In 1989 hadden
we concepten voor het redactiestatuut en de
samenwerkingsovereenkomst. De zaak is toen
echter gestrand; voornamelijk omdat de gerefor-
meerden een weekblad hadden en de hervorm-
den een maandblad. Compromis zou een veer-
tiendaags blad zijn. En ook overabonnementen
en betaling van bijdragen van lezers werd gesteg-
geld. Het ging allemaal niet door.'32
De redacties moeten nog veel geduld oefe-
nen, maar tenslotte krijgen zij opnieuw hun zin.
De twee kerkbladen en redacties worden ineen-
geschoven. Het hervormde blad heeft nu 4800
exemplaren, het nieuwe krijgt er 6000. Het
lutherse nieuws wordt ook opgenomen, al blijft
hun Cemeenteleuen (sinds 1929) bestaan. Als
eind 1999 het laatste nummer van Heroormd
Amersfoort
uitkomt is de redactie al enthousiast
bezig met hun uitgekomen droom: Drieluik ...
jaargang 72 juni 1990
"JONGEREN ZIJN BEST ERGENS
> *
        VOOR TE PORREN"
"Wat rijn er toch veci leuke
Ik denk ook aan de kritische
Als ik neg. dal jongeren best
op onze werken is verkeerd.
en positieve jongeren", denk ik
vragen <lïe zij kunnen stellen.
ergens voor te porren zijn. dan
I'assiviteit vindt in de Bijbel
vaak.
bedoel ik daarmee, dat ze best te
geen grond. Wie dat wel he-
Vindt u ook niet?
Kun je van kritische vragen
motiveren zijn. Ju kunt ze beM
weert. moei direct ophouden
Als je zondags jongeren de
genieten, denkt a nu'
ergens warm voor maken.
met ademhalen.
kerk ziet binnenkomen of in de
Het hangt ervan af, hof wij
kerk liei zitten...als je kijkt
kriiische vragen waarderen. Wij
hel kerkdijk leven, met name in
WIJ DOEN ALTIJD IETS
naar allerlei jongrrrndagen en
vinden hrt vaak moeilijk om
de gereformeerde traditie, spra-
Wanneer het verwijt van
weekenden die dooi veel jonge-
daar op een goede vrijze mee om
ke van een zekei wantrouwen,
'doe christendom" klinkt, wordt
ren worden bijgewoond...als jr
te gaan.
als jongeren ertoe gebracht wor-
veelal vergeten, dat wij - of het
7iCl hoe geweldig velen zich in»
Maar ik kan u verzekeren,
den om iet'te doen. Dal kan bij
geloof daar nu een drijfveer in is
tetttai voor een of andere
dat uii kritische vragen die jon-
■.'o.'itici-!.: ..^tivi'eitcn gelden op
of niet - attijd ieis doen. Im-
actie...is dat niet iets om dank-
gerrn stellen vaak hun posilievr
hel terrein van hel irugrtdbro-
mers, wij leven, wij handelen.
baar voo. te rijn?
beiitikk'.iihi'itl bij tic vragen van
naai Dan klinkt al gauw liet
wij nemen beslissingen, wij ma-
Lel u er maar eens op, hoe
kerk en geloof blijkt. Ze zijn
verwijl van '"doe-christendom".
ken keuzes, wij werken. Er is
truttiti»siast, origineel en loege-
daar heel bewust mee bezig. Ze
Hoc kan die?
geen mens die uit "angst" voor
wijd vele jongeren iïjn — als
denken over de dingen na. En is
goede werken 's mingen- maar
zij ergens bij ingeschakeld
dt niet iets moois? Iets om van te
GOEDE WERKEN
op bed blijft liggen en totaal
(P<k„ - In hun in.pannin-
genieten, als je dal nu-emaaki?
Er is in de gcreformeel de
niets doel.
gen uut hun christelijke roe-
traditie een zeker wantrouwen
ping waar te maken, om er (c
Daar hoeven we niet bang
ten aanzien van het doen van
Wij doen altijd w»( — hetzij
zijn voor God en voor de
voor te rijn. Als angst ons in de
gnede weiken. Dit wantrouwen
positief, hetzij negatief. Wij dra-
naaste.
contacten mrt deze jongeren
vloeit naar mijn overtuiging
gen altijd vera mw ooi i:<'lijk boni
Ais ze goede leiding outvau-
parten speeli. dan is het een sig-
voor wat we dorn. Ook voor wal
izen, dan blijkt meestal, dat ze
naal van onze onzekerheid. Daar
wal de Bijbel zegt over de bete-
we me. doen. Ovk niets doen is
beschikbaar zijn voor activitei-
prikken jongeren doorheen 1
kenis van het doen van goede
iets doen!
ten waar zij de zin van zien en
Geeft n daarom misschien -
werken.
Wij maken vaak een schei-
waarvoor zij zich verantwoor-
zoals dal hij veel ouderen (en dal
ding iu»eu horen en gchoorza
delijk izijn gaan) voelen.
geldt vooral voor nn:btsdiai;t'T.M
Bij velen leeft de gedachte:
men. lussen praten en doen, tus-
'l Is echt waar: jongeren
hrt geval is de voorkeur aan
wiegende werken doet... wie zich
sen woord e» daad. Maar in de
zijn best ergens voor Ie porren.
latende jongeren?
actief inzet voor een bepaalde
Schrift zijn deze onlosmakelijk
Ik vind dat we ze beier kun-
laak. probeer! zelf het heil te
verwerven. En dit is onheilig ar
met elkaar verbonden.
GENIETEN
nen horen. Want als we ze niet
Ik moet u zeggen, 'lat; ik
horen, zijn ze straks misschien
livismc. Levensgevaarlijk! Ja be-
Inconsequent is dai waar bij
vaak ontzettend geniet van jon-
nngrmerkt verdwenen.
driegt de i net is ziczclf.
bt'paakle jeugdaciivii riten al
geren. Ik denk dan aan naast
Zo gaat dat vaak.
Er siaai echter nergens in dr Bij-
gauw het verwijl van "doe-
wat ik hierboven noemde - al-
bel, dat we geen goede weiken
i Inisteudom" geuit wordt, men
lerlei persoonlijke contacten.
MOTIVEREN
moeten doen. Iiuegendeel! Et
vaak wel veel aandachi besteedt
Wat kunnen jongere;! ópen ,-::n
Het ia ontzettend belangrijk
staat ook nergens, dat we eerst
aan uiterlijkheden waaraan vol-
om jongeren (e motiveren.
moeten wachten totdat....
daan moei worden. Is dat geen
Ik denk aan al die jonge
De vraag hierbij is natuur-
Maar wel lezen we. dal goe
'(vol )dorrh rist endom"? Gaal
mensen die m intens kunnen
lijk, hoe gemotiveerd wijzell'zijn
de werken niet verdienstelijk
het hierbij niei om goede wer-
luisteren, als de Bijbel open-
en wat ons beweegt in wal we
zijn Acriei'rijn...werken is dus
ken?
gaat.
doen. Of niel doen.
niei verkeerd, maar vtrtroutütn
«TVOlg „f, fiagüu, 2
.................. «►».
Hervormd Amersfoort 1990
31 Brief van Marja Brak, 14 september 2006. 3 2 Idem.
-ocr page 72-
CERARD RAVEN
BIJLAGE 2
Frederik Wesseling is in 1905 leraar
geschiedenis aan de Rijks HBS en woont
aan Wijersstraat 5. Zijn bestuursfuncties
zijn dan: archivaris van de hervormde
kerkenraad, wnd. secretaris
Kiesvereeniging 'Geloof en Liefde', lid
Nederlandsch Bijbelgenootschap
afdeeling Amersfoort, capitularis Capittel
van Sint Joris, lid Commissie van Advies
Ziekenfonds Christelijke Nederlandsche
Werkmansbond afdeeling Amersfoort,
penningmeester Fröbel Bewaarschool
van de Maatschappij tot Nut van 't
Algemeen en secretaris Amersfoortsche
Industrie- en Huishoudschool. Hij is in
1906 tevens onderdirecteur van de HBS.
In het laatste jaar voorzitter van
Volksonderwijs afdeeling Amersfoort,
secretaris van het hervormde
wijkgebouw Bethel, bestuurslid
Nederlandsche Gustaaf Adolfvereeniging
afdeling Amersfoort. Deze functies
vervult hij nog steeds: secretaris 'Geloof
en Liefde', NBG (nu ook van de
bijbehorende zondagsschool), ouderling
en archivaris van de hervormde
gemeente. In 1932 krijgt hij van het
College van Kerkvoogden en Notabelen
een fotoalbum aangeboden bij zijn
tachtigste verjaardag (nu in Archief
Eemland 75054 etc). In 1935 regelt hij
nog de cv van de Joriskerk.
BIJLAGE 1
Nicolaas Vels Heijn (1859-1934) woont
eerst boven zijn winkel aan de
Varkensmarkt 9 en daarna aan Frederik
van Blankenheijmstraat 20; hij handelt in
het dagelijks leven in koloniale waren.
Blijkens zijn biografie in N. Vels Heijn en
F.M. Vels Heijn-van der Kolk, De
kwartierstaat Vels Heijn (typoscript Zeist
1978, Archief Eemland, archief Vels
Heijn) was hij in de jaren 1891-1931
voorzitter van de Vereniging voor
BIJLAGE 4
Gerrit jan van Amerongen (1886-1975)
was langdurig lid van de hervormde
kerkenraad, bestuurslid van de Stichting
Kinderzorg, diaken en toezichthouder
van de Gabrie-Mehenschool (waar hij
ook zijn eigen kinderen heen stuurde). In
1929 verhuisde het gezin naar de
BIJLAGE 5
(met een eigen school in Amersfoort),
.naf 1897 diaken, 1899 notabel (lid van
het college van toezicht op de
kerkvoogdij), 1900-1933 ouderling,
verder provinciaal kerkvisitator, en
langdurig bestuurslid van de hervormde
Gabrie-Mehenschool (diaconieschool),
weeshuis Kinderzorg, Diaconessenschoo
Ds. Martinus Gerard Gerritsen is
voorzitter van de kerkenraad bij de
ingebruikname van de Nieuwe Kerk aan
de Leusderweg (1925) en vervolgens
bouwpredikant van de Emmakerk in het
Soesterkwartier (1929, tegenwoordig
Emmaüskerk). Hij woont aan de
Utrechtseweg 113. Hij is ook de eerste
pastor van psychiatrisch ziekenhuis Zon
en Schild. Er zijn geen aanwijzingen dat
hij familie is van de Amersfoortse
graanhandelaar en politicus Carel Victor
Gerritsen (1850-1905), die gehuwd is met
Aletta Jacobs.
(Puntenburgerlaan). In 1900 wordt hij
het eerste Amersfoortse raadslid namens
de Anti-Revolutionaire Partij. In 1905
vermeldt de Amersfoortsche Almanak
bovendien: secretaris van de
Stuiversvereeniging, vice-voorzitter van
De Nederduitsch Hervormde
Zondagsschoolvereeniging, lid
Commissie van Beheer inzake het
bestuur der Gasfabriek en lid van de
Commissie van Toezicht lager onderwijs.
Blijkens de almanak van 1917 is hij
voorzitter van de Orthodoxe
Kiesvereeniging 'Voor Waarde en Vrede',
vice-voorzitter Gabrie-Mehenschool,
penningmeester van Bethel, en nog
steeds bestuurslid van de NH
Zondagsschoolvereeniging. Later is hij
nog voorzitter van het Comité inzake de
kinderkerk (Amersfoortsche Kerkbode
3.3.1928). In 1925 draagt Vels Heijn de
bijbel naar de kansel bij de
ingebruikname van de Nieuwe Kerk aan
de Leusderweg.In de periode 1914-1934 is
hij wethouder van Bedrijven en
vervolgens ook loco-burgemeester.
BIJLAGE 3
Kornelis den Hollander (1875-1935) is
predikant te Amersfoort van 1909 tot zijn
overlijden. Hij woont volgens de almanak
van 1917 aan de Hendrik van
Viandenstraat35 (1925: Korte Bergstraat
3). Hij is dan president-directeur van de
Nederduitsch Hervormde
Zondagsschoolvereeniging, tweede
voorzitter Nederlandsche Anti-
Oorlogsraad groep Amersfoort [het is
WO I] en bestuurslid van het
Nederlandsch Bijbelgenootschap afdeling
Amersfoort. In 1932 is hij ook voorzitter
van de Gabrie-Mehenschool (van de
hervormde diaconie).
-ocr page 73-
DE HERVORMDE KERKBtADEN VAN AM E RS FOO RT 1 846-1 9 99 73
BIJLAGE 6
Nieuw adresboek voor Amersfoort, Baarn
en Soest 1894-1912
Volledig adresboek voorde gemeente
Amersfoort1909
Volledig Amersfoortsch adres- en jaarboek
Amersfoort (bnr 167), invnrs. 15-17
(notulen bijzondere kerkenraad
1904-1905,1938,1942-1946), 43
(reglement 4.12.1935)
* Kerkboden (met signatuur
bibliotheek)
Amersfoortsche Kerkbode 1917-1941
(incompleet, G3293)
Losse exemplaren in Persmuseum 4051
(1904 en 1928), Archief familie Vels Heijn
(Archief Eemland bnr 226) 6 (jx 1919-
1934), Archief Hervormde Gemeente47i
(5.11.1932), Historisch Documentatie-
centrum voor het Nederlands
Protestantisme (1800-heden) 676 (i57x
1936-1941)
Drieluik vanaf 2000
Hervormd Amersfoort 1946-1999 (mist
1981-1982 en enkele losse nummers;
G3212); NB: de ontbrekende set
1979-1984 bevindt zich bijna
compleet in UBU TK563.
Mededeelingen van de Hervormde
Gemeenten in de Classis Amersfoort
1943-1945 (incompleet; D1333)
[Predikbeurtenlijsten] 1846,1848,1904
(G2756)
De Wegwijzer. Maandblad der Nederlands
Hervormde Evangelisatie
mrt 1930, nov
1932, mei 1935 (incompleet; D1341)
wijkbladen, steeds enkele losse nummers:
D1337 (vrijzinnigen 1951), D1222 (IV
Kruiskamp en VIII Randenbroek
1961), D1377 (Bergkerk 1964-1984),
D1224 (De Brug 1970-1987), G3208
(Johanneskerk 1971-1973), D1519
(Nieuwe Kerk 1983), G2393
(Nijenstede 1997-)
Overig
Amersfoortsch Dagblad/De Eemlander
1913-1921
Amersfoortsche Courant 1905
De Eembode 1905
Nieuwe Amersfoortsche Courant
predikant, wat al een conflict oplevert
met de hervormde kerkenraad die meent
Marja Brak, 'Vijftig jaar geleden', [over de
inhoud van de Amersfoortsche
Kerkbode
12.11.1938], Hervormd
Amersfoort
(januari 1989)
C.G.H. Blok, 'Hoe verging het de
Amersfoortse Hervormde gemeente
in de oorlogsjaren?, Hervormd
Amersfoort
67:5 (mei 1985) 3; J.
Segaar, 'De kerken in oorlog', ibidem
4
Brieven van Marja Brak aan de auteur, 14
september 2006 en 6 april 2008
Vraaggesprek met L. Blok (zoon van Ds.
C.G.H. Blok), 22 februari 2008
AmersfoortscheKerkbode 15.2.1930). Het
volgende jaar volgt de oprichting van de
Bergkapel (de latere Bergkerk). Dit en
andere initiatieven in het Bergkwartier
leveren nieuwe conflicten op met de
kerkenraad (A.J.H, de Beaufort e.a, De
Bergkerk te Amersfoort
(Amersfoort
2007) 10-11. Van Hasselt is lid van de NSB
en als zodanig Statenlid, maar zegt beide
in 1937 op omdat hij Mussert een dictator
vindt. In 1943 krijgt Van Hasselt
inkwartiering van Duitse soldaten in zijn
woonhuis aan Sophialaan 7; hierover
raakt hij in conflict roet stadsarchitect
C.B. van der Tak, die meent dat Van
Hasselt onvoldoende meewerkt (A.
Groot en M. Cramer, C.B. van der Tak.
Stadsarchitect tussen modernisme en
traditie
1929-1945 (Hilversum 2007)
353-354)-
Amersfoortsche almanak, tevens volledig
adresboek voor het jaar
1905, idem
-ocr page 74-
GERARD BROUWER
Weefkunst in
-ocr page 75-
WEEFKUNST IN SOEST EN BAARN 75
Het onderzoek naar de handweverij en tapijtknoperij Edmond de
Cneudt (ofwel de weverij) was een logisch vervolg op mijn artikel
over de kunstschilder en graficus Cuno van den Steene, dat
verscheen in het tijdschrift Baerne. Van den Steene ontwierp
namelijk een dertigtal wandtapijten, die door De Cneudt werd
uitgevoerd.
De weverij was uit oogpunt van werkgelegenheid voor Baarn
en omgeving zeker niet onbelangrijk. In 1948 bijvoorbeeld, telde
het bedrijf 43 personeelsleden (op een beroepsbevolking van 5956
mannen en vrouwen; volgens de telling van 1947). Daarmee was
de weverij in grootte de derde werkgever in de gemeente, na
drukkerij en uitgeverij Bosch en Keuningen de metaalindustrie
Zilgroba. Bijna een halve eeuw lang bood de weverij werk-
gelegenheid aan tientallen wevers, knopers en ander personeel.
Samen met drie andere gelijksoortige bedrijven was de weverij
toonaangevend in Nederland op het gebied van de toegepaste,
textiele kunst.1 Edmond de Cneudt en zijn medewerkers weefden
vóór, in en na de Tweede Wereldoorlog zo'n 250 wandtapijten in
opdracht van bedrijfsleven en overheid. Deze werden ontworpen
door vooraanstaande kunstenaars, hoofdzakelijk uit Nederland.
Vanzelfsprekend werden er ook andere producten in het bedrijf
vervaardigd, zoals gordijnen, meubelstoffen en vloerbedekking.
Dit artikel gaat in het algemeen over de geschiedenis van het
bedrijf en in het bijzonder over de wandtapijten, die in de weverij
alle met de hand werden vervaardigd.
Caroline Boot, conservator beeldende kunst van         meen erkend als de grote vernieuwer van het
Audax Textielmuseum Tilburg, schreef enkele             wandtapijt in zijn land, bracht daar na de Tweede
jaren terug dat de tapijtweefkunst in Frankrijk,            Wereldoorlog verandering in. Ook in Nederland,
België en Nederland aan het begin van de 20=              waar hij bekendheid kreeg door opdrachten voor
eeuw tot een bedroevend niveau was gedaald.2           de raadszaal van het stadhuis in Heerlen en het
De Franse wever Jean Lurcat (1892-1966), alge-            kantoor van de SER. De laatste uitgevoerd door
-ocr page 76-
76 GERARD BROUWER
bouwprojecten moesten worden aangekleed.
De opdrachten kwamen vaak van bankinstellin-
gen, verzekeringsmaatschappijen, rederijen en
overheid. Maar ook particulieren kochten wand-
en vloertapijten bij de goede woninginrichters.
Winkeliers vergezelden hun meestal beter gesi-
tueerde cliënten naar het bedrijf van De Cneudt
om de kleuren van hun vloerkleed uit te zoeken.
Nu, in de eerste jaren van de 2ie eeuw, zijn er
in Nederland nog maar een paar ateliers voor het
met de hand weven van zgn. klein-textiel. Zoals
in Enschede Museum Jannink, in Celdrop het
Weverijmuseum en de Tapisserieweverij in
Tilburg, naast Audax. In de Tapisserieweverij
weven vrijwilligers met de hand: damast (voor
o.a. vingerdoekjes en servetten) en (alléén daar)
wandkleden.
'Troetelkind'
Edmond de Cneudt vulde zijn leven met zijn
passie: het ontwerpen en weven van textiel, in
het bijzonder het met de hand (laten) weven van
wandtapijten. Onder hen die ontwerpen maak-
ten voorde in zijn atelier gemaakte wandtapijten
waren bekende namen als Theo Kurpershoek,
Harry op de Laak, Jaap Min, Christiaan de Moor,
Hans van Norden, Jacobus Semey, Cuno van den
Steene, Henk de Vos, Pieter Wiegersma en Theo
Wolvecamp. De Cneudt werd voor opdrachten
door een kunstenaar benaderd of een opdracht-
gever had al een kunstenaar uitgezocht.
Op een enkele uitzondering na waren de
voorstellingen op de wandtapijten figuratief.
Meestal realistisch, zoals de ontwerpen van
Kurpershoek, De Moor en Van Norden, soms
expressionistisch, zoals de wandtapijten van de
Wandtapijt Mercurius (1950), 109 x 160 cm,
ontwerp Cuno van den Steene, collectie
De Monchy, Rotterdam (foto auteur, 2003)
handweverij 'De Knipscheer' in Laren. Lurcat
ontwierp een systeem van zeer vereenvoudigde
cartons of werktekeningen op ware grootte. De
kleuren, slechts een beperkt aantal, waren op de
cartons met nummers of letters aangeduid.
De wever diende deze aanwijzingen strikt te
volgen. Het resultaat was een heldere kleur-
stelling en duidelijke omlijningen van vormen.
Aan het einde van de jaren '60 kregen de
handweverijen in ons land veel opdrachten voor
het maken van wandtapijten. Muren van nieuw-
1 De andere drie weverijen waren De Knipscheer in
Laren, Het Paapje in Voorschoten en De Uil in Amster-
dam. 2 Artikel Een teken aan de wand; traditie en ver-
nieuwing van het Nederlandse wandkleed,
in Nederlands
Textiel,
2000, p. 31. 3 Richard de Cneudt was naast
romancier in de eerste plaats dichter van weemoedige
stemmingskunst.Van zijn hand verschenen schetsen,
novellen, een autobiografische roman, gedichten en een
eenakter.
X
-ocr page 77-
WEEFKUNST IN SOEST EN BAARN
77
Weeftechniek
Voor alle stoffen bedacht De Cneudt vaak zelf de
dessins. Ook medewerkers Geni Peter en Ellen Buys
leverden de ideeën, bijvoorbeeld voor vloerkleden.
Handgeweven tafelkleden waren er in vele
uitvoeringen. De met de hand geweven meubel- en
gordijnstoffen konden in iedere gewenste kleur worden
gemaakt; de grondstof was zuiver wollen kamgaren.
Voor het weven van wandtapijten zijn er twee
veelgebruikte methoden: de haute-lisse- techniek,
waarbij de ketting verticaal op het weefgetouw staat,
en de wever steeds direct ziet wat hij weeft, en de
basse-lisse, waarbij de ketting horizontaal ligt. De
basse-lisse-wever werkt steeds aan de keerzijde van
het tapijt en moet zijn werk met behulp van een
spiegel controleren; een zorgvuldiger maar tragere
manier van weven dan de 'haute-lisse' methode. Een
nadeel van het basse-lisse- weven is dat de wevers
gebogen werken. Aan het weefgetouw kunnen een
aantal personen tegelijk werken. De werktekening (als
naaipatroon, alleen met lijnen) is aan de achterzijde
van de ketting bevestigd, waardoor de wever precies
weet waar hij bezig is. In het atelier van Edmond werd
hoofdzakelijk met basse-lisse gewerkt.
De handgeknoopte vloertapijten werden
geknoopt met een dichtheid van zestig a tachtig-
duizend en meer knopen per m2, desgewenst in een
lage of in een hoge pool.
Bergense schilder Min en de door het Vlaams
expressionisme beïnvloede Van den Steene.
Er moest geld bij dit'troetelkind'van
Edmond. Daarentegen was het weven van tafel-
en divankleden, gordijnstoffen en meubelstoffen
dé bron van inkomsten van het bedrijf. Dat laat-
ste gold trouwens ook voor het knopen van de
vloertapijten en karpetten. De zuivere scheerwol
voor de producten werd - gesponnen en geverfd
-geleverd door Frisia Hollandiaen Van Schup-
pen (scheepjeswol), beide in Veenendaal.
Opleiding
Edmond werd geboren in Cent-Ledeberg (B.) op
i april 1905, als zoon van de Vlaamse dichter-
schrijver Richard de Cneudt.3 Op elfjarige leef-
tijd stuurde zijn vader hem naar de academie
van zijn woonplaats, nu de Koninklijke Acade-
mie van de Hogeschool Cent, om voor architect
te gaan studeren. Deze studie duurde maar twee
jaar, de kennismaking met een wever betekende
het einde ervan. 'Ik voel me in deze stiel zo
thuis, dat ik m'n driehoek en passer opzij legde
en achter het weefgetouw ging zitten', zou hij
later zeggen.4
In 1919 verhuisde de familie Richard de
Cneudt van Gent naar Den Haag, waar Edmond
enkele jaren 's avonds studeerde, zowel aan de
Academie van Beeldende Kunsten als aan de
Nederlandsche Kunstweefschool van mevrouw
W. Laman Trip-Nolen aan de Prinsegracht in Den
Haag. Op deze school kreeg Edmond lessen in
weven van de naar Nederland uitgeweken Vlaam-
se kunstschilder en gobelinwever Jacobus Semey.
Weefsels van Semey, maar ook van Edmond en
andere leerlingen van de school, zoals van de
kunstenaar CA. Lion Cachet, werden in 1921 ten-
toongesteld in het gebouw van de Amsterdamse
Maatschappij voor Beeldende Kunsten. In de
recensie van deze expositie stond onder meer:
Edmond de
Cneudt wer-
kend aan het
weefgetouw,
jaartal onbe-
kend (foto
Gerrit Burg,
Rotterdam)
4 interview in Gooise Klanken van 18 januari 1947.
-ocr page 78-
jS GERARD BROUWER
'Woensdag- en Zaterdagmiddagen wordt door
een dames-comité thee geschonken ten voor-
deele van arme wevers'.5
'Geslaagd blauw lapje'
Richard de Cneudt en zijn familie verhuisden
een jaar later opnieuw, nu naar de Insulindestraat
263a in Rotterdam. Richard werd leraar Frans aan
de H.B.S. in Rotterdam, Edmond volgde de oplei-
dingen tot leraar tekenen en weven aan de Rot-
terdamsche Academie voor Beeldende Kunsten
en Technische Wetenschappen. Daar ontmoette
hij Andries Copier en Cuno van den Steene en
raakte met beiden bevriend. Edmond beëindigde
zijn studie aan de Rotterdamse academie in 1926.
Medeleerlingen van hem waren o.a. Cor van Kra-
lingen (beeldhouwer), Cornelia Leeflang (ont-
werpster) en zijn latere vrouw Arina Middelhoek.
Na zijn studie was Edmond in 1927 en 1928 redac-
teur van De Fakkel, een uitgave van de bond van
leerlingen en oud-leerlingen van de Academie
van Beeldende Kunsten. De Fakkel organiseerde
in 1927 een tentoonstelling van werk van leerlin-
gen en oud-leerlingen. De Cneudt nam hieraan
deel met sofakussens, tafelkleden en andere
linnen en wollen voorwerpen van sierkunst: 'gro-
tendeels forsch en bontkleurig van dessin'.e
In dezelfde jaren schreef Edmond een aantal
artikelen over zijn vak. In mei 1928 publiceerde
een tijdschrift zijn artikel over de handweef-
kunst, deels een verhandeling over de geschiede-
nis van het weven, deels een beschrijving van de
technieken die daarbij werden gebruikt. Opmer-
kelijk is dat hij in dat artikel vertrouwen in de
toekomst bleek te hebben. De Cneudt zei name-
lijk: 'Volgens mij zullen de gobelins in de toe-
komst een zeer voorname rol spelen in de versie-
ring van de interieurs; zij zullen zich door hun
bijzonder cachet, een cachet van voornaamheid
en verfijnde bekoring, gemakkelijk den weg
banen die hen zal brengen op de plaats, die hun
rechtens toekomt: een eereplaats'.7
Het jaar daarop kreeg Edmond tbc en kuurde
hij een jaar lang in het sanatorium 'Bosch en
Duin' in Apeldoorn. Tijdens zijn herstel leerde
hij andere patiënten weven. Na zijn genezing
vestigde hij zich in december 1932 in Woerden
waar hij aan de Voorstraat 3 anderhalf jaar lang
een kunstnijverheidswinkel dreef, die hij had
overgenomen van de Woerdense edelsmid Jan
Kriege. Daarnaast ontwierp en vervaardigde hij
weefsels voorverkoop in zijn winkel en gaf hij les
in handweven. Begin juli 1933 ging hij terug naar
Rotterdam en richtte een weefatelier in op de
zolder van zijn ouderlijk huis, aan de Bergweg
226a. Enkele maanden later werd die ruimte te
klein en huurde hij twee verdiepingen aan de
Boompjes. Grotere bekendheid en dus opdrach-
ten kreeg De Cneudt door 'de boer op te gaan':
bezoeken te brengen aan winkels als De
Bijenkorf.
Aan de tentoonstelling van 1933 in de toonka-
mer Ad Donker in Rotterdam nam Edmond de
Cneudt deel met andere leden van de in 1904
opgerichte Vereeniging van Ambachts- en Nij-
verheidskunst (V.A.N.K.). Er was in de toonkamer
ook glaswerk van Leerdam te bekijken. De deel-
name van Edmond bestond onder meer uit een
'geslaagd blauw lapje'.8
Toonzaal Thyssen (van Hélène Meyer-Tim-
mermansThyssen) in Den Haag stelde in mei
1934 werk ten toon van onder meer Edmond.
'Daarin is waarlijk, bij veel zin voorcoloristi-
sche compositie, een opmerkelijk meesterschap
in de techniek bereikt, vooral in de partijen waar
twee kleuren in elkaar overgaan. Maargoed is
ook, zoowel van teekenconceptie als van colo-
riet, het modern-klaar opgevatte gobelin, wel
een van de beste moderne gobelins die wij
5 Het Amsterdammer Weekblad voor Nederland van 16
april 1921. 6 De Rotterdamsche Courant van 1927 (datum
onbekend). 7 Binnenhuis mei 1928. 8 De Nieuwe
Rotterdamsche Courant van
1 oktober 1933.
-ocr page 79-
kennen'.9 Het ging hier om zijn eerste ontwerp:
het gobelin 'Boschsynthese'. Dit wandtapijt werd
nog hetzelfde jaar verkocht. Ook in dat jaar kreeg
Edmond zijn eerste belangrijke opdracht uit het
buitenland, namelijk het weven van stoffen voor
het Volkerenbondspaleis in Cenève. Ook ont-
wierp hij stoffen voor de Pensioenraad.
In 1934 kreeg hij nog twee exposities, waar-
van een samen met Hans Polak, eigenaar van de
weverij Het Paapje in Voorschoten. Het was
-vermoedelijk-de enige keer dat zij samen
tentoonstelden.
Op 30 augustus 1935 trouwde Edmond met
Arina Middelhoek. Een jaar later ontving hij een
bijzondere opdracht uit Rotterdam: het vervaar-
digen van een met de hand geknoopt vloerkleed,
bestemd voorde bestuurskamer van het nieuwe
voetbalstadion van Feyenoord, dat in maart 1937
geopend zou worden. Het was een geschenk van
de Rotterdamse burgerij, dat op 19 juni aan het
bestuur van de stichting werd aangeboden. 'Het
resultaat van de inzameling is niet bepaald over-
weldigend geweest, maar toch kwam er voldoen-
de binnen om aan den Rotterdamschen kunst-
nijveraar, den heer Edmond de Cneudt, opdracht
te geven een tapijt te vervaardigen. De vorm is
ovaal; de kleuren zijn muisgrijs en parelgrijs. In
de rand zijn de woorden ingeweven: aangeboden
door Rotterdamschen ingezetenen ter gelegenheid
uan de bouw uan dit stadion.'
10 Helaas was dit
tapijt geen lang leven beschoren; uit navraag bij
Feyenoord bleek dat het tapijt er na de oorlog al
niet meer was."
Een bijzondere opdracht voor Leiden
Op 15 juli 1937 vestigde Edmond zich met zijn
vrouw en hun eenjarige zoon Ric in Soest. Op
zoek naar voldoende ruimte voor zijn bedrijf, viel
zijn oog op huize 'Middelwijk' (de buitenplaats
die gelegen was aan het Kerkpad Z.Z. nr. 77).
Deze buitenplaats bestond uit een idyllisch huis,
dat leek op een Zwitsers chalet, met een enorm
Wandtapijt Vogels en vissen (1950), 125 x 290 cm,
ontwerp Maurits Escher, collectie Museum voor
Moderne Kunst Arnhem (foto Gerrit Burg,
Rotterdam)
9 Algemeen Handelsblad van 20 mei 1934. lODeMeu-
we Rotterdamsche Courant van 20 juni 1937. 11 Brief
van 28 januari 2002 van Fred Blankemeijer, perszaken
Stichting Feyenoord.
-ocr page 80-
80 CERARD BROUWER
Wandtapijt Vleugels (1957), 244 x 797 cm, ontwerp
Henk de Vos, bevond zich in collectie KLM
vestiging New York, huidige verblijfplaats echter
onbekend (foto Ben Schnall)
koetshuis en een grote tuin. 'Middelwijk' was
gebouwd in het midden van de 18= eeuw als pas-
torie. Edmond huurde het van een zekere Swa-
ger.12 Enkele medewerksters gingen vanuit Rot-
terdam mee naar Soest.
In 1938 organiseerde de Cneudt een tentoon-
stelling van zijn werk in het gebouw van het
Amersfoortsche Kunstenaars Gilde aan de Muur-
huizen. Te zien waren met de hand vervaardigde
geweven stoffen, zoals vloer- divan- en tafelkleden
en sierkussens, naar zijn ontwerp en gemaakt
door veelal jonge meisjes. Er waren er ongeveer
veertien van hen in 'Middelwijk'werkzaam.13
Ook al was, na jaren lang slepende voorberei-
ding, de nieuwbouw van het stadhuis van Leiden
in december 1940 nog niet geheel voltooid, Bur-
gemeester en Wethouders van de stad namen op
17 december hun intrek in het gebouw, een
schepping van architect CJ. Blaauw. In dat jaar
was Christiaan de Moor reeds bezig met het ont-
werpen van een serie wandtapijten voor de
raadszaal. Edmond en De Moor hielden beiden
van wandtapijten uit de Vlaamse school.
12 Mededeling van Ric de Cneudt op 5 februari 2002.
13 De Soesterberger van 25 juni 1938.
-ocr page 81-
WEEFKUNST IN SOEST EN BAARN 8l
D
m~                                               - -
Wanddecoratie stadhuis Leiden (1942), zonder
titel, 10 +109 m2, ontwerp Christiaan de Moor,
collectie gemeente Leiden (fotograaf onbekend)
Het wollen grijs getinte gobelin, door
Edmond in 1941 geweven, was een geschenk van
de Kamer van Koophandel. 'Het was een van
mijn dankbaarste opdrachten', zou hij later zeg-
gen. Het tapijt werd op drie van de vier wanden
van de zaal aangebracht, met uitsparingen voor
de deuren etc. Slechts op zeven plaatsen was een
voorstelling ingeweven; de effen stof nam het
overgrote deel van het wandtapijt in beslag. In
dat jaar betekende dat een omslag in de hand-
weefkunst; immers tot dat moment besloeg de
voorstelling altijd het gehele wandtapijt.I4 In zijn
memoires schreef De Moor dat de uitvoeringvan
de tapijten gelukkig gereed was vóór het in wer-
king treden van de Kultuurkamer, waarvan hij
geen lid wenste te worden.15
14 Fotoreportages over het weven van deze wandkleden
verschenen in 1941 in de familiebladen Wereldkroniek en
Ons leven, in laatstgenoemd tijdschrift onder de titel
'Schilderen met draadjes'; op een van de foto's is De
Cneudt te zien met een van zijn medewerksters.
15 De eeuw is mooi begonnen maar niet uitgegroeid.
Herinneringen van Christiaan de Moor.
-ocr page 82-
82 CERARD BROUWER
t
Op een oppervlakte van ruim negentig vier-
kante meter staan de volgende voorstellingen die
het dagelijks leven in Leiden symboliseren: 'De
Tijd', 'De Sociale Voorzorg', 'De Sociale
Opbouw', 'De Filosofie', 'De Wetenschap', 'De
Kunst'en 'De Techniek'. Het wandtapijt 'De Tijd'
werd overigens in november 1941 eerst nog in het
Stedelijk Museum in Amsterdam tentoonge-
steld.16 In de landelijke pers werd er grote aan-
dacht aan geschonken.
De Moor ontwierp ook twee glas-in-loodra-
men in de vensters boven de hoofdingang van de
raadszaal in Leiden, een naoorlogse opdracht die
hij (zo schreef hij in eerdergenoemde memoires)
aan Edmond te danken had.
De monumentale wandtapijten en de glas-
in-loodvensters maken de raadzaal in het Leidse
stadhuis in feite tot een zgn. totaalontwerp. Een
ontwerp dat gelukkig in oorspronkelijke staat
behouden is, ondanks noodlottige plannen om
tijdens de verbouwingen herinrichting van het
stadhuis in het midden van de jaren '70 de zeven
voorstellingen uit te snijden en in te lijsten.
Naar een groter atelier
In 1940 nam Edmond de Nieuwe Amsterdamse
Weverij over. Pogingen van hem huize 'Middel-
wijk' te kopen liepen in dat jaar op niets uit. Het
huis werd te klein voor zijn bedrijf, er was onvol-
doende daglicht, van de huisbaas mocht niet veel
en dus werd naar een betere locatie uitgekeken.
Zodoende kwamen hij, zijn vrouw, hun zoon Ric
en dochter Hennie in Baarn terecht, waar hij in
1941 voor een 'appel en een ei' de villa 'Courbe
Voie' met koetshuis aan de Eemnesserweg 97-99
kocht, gebouwd in 1885 voor de eau-de-cologne-
fabrikant J.J. Boldoot. Het huis stond al lange tijd
11ÜJ
Wandtapijt Eva (1947), 77 x 112 cm, ontwerp
Edmond de Cneudt, particuliere collectie
(fotograaf onbekend)
leeg. De villa, minder mooi dan huize 'Middel-
wijk', beschikte echter wel over de voor het
bedrijf noodzakelijke ruimten. '7
Als gevolg van de vordering van het huis door
de Duitsers moesten Edmond en zijn gezin in
16 Deze tentoonstelling (onder auspiciën van de Neder-
landschen Bond voor kunst in industrie bestond uit
inzendingen van o.a., Bas van Pelt, Gispen, Goedewaag-
en's Hollandsche pijpen en aardewerkfabriek, Potterij
Zaalberg, Van Tetterode en De Vereenigde Tapijtfabrie-
ken in Rotterdam. 17 Mededeling van Ric de Cneudt op
5 februari 2002.
-ocr page 83-
WEEFKUNST IN SOEST EN BAARN 83
april 1942 korte tijd terug naar Soest. Maar op 31
juli van dat jaar werd in 'Courbe Voie' het nieuwe
atelier officieel geopend18 Het grote huis werd
geleidelijk ingericht als woonhuis, kantoor en
toonkamer. In het koetshuis werden de handwe-
verij en de tapijtknoperij ondergebracht.
In de oorlogsjaren betekende het gebrek aan
wol een verminderde productie van tafelkleden,
gordijn- en meubelstoffen. Wel werden er wand-
tapijten vooreigen rekening gemaakt. Er was tijd
voor en het wolgebruik van ca. ikg/m2 was in
deze tijd nog haalbaar. In 1943 en 1944 werden
enkele van zijn eigen ontwerpen van wandtapij-
ten uitgevoerd, naast die van Cor van Kralingen,
Hans Beers, Cor Leeflang-Oudenaarden en de
Baarnaars Cuno van den Steene en Karel Hoe-
kendijk.
In 1943 ontwierp en weefde Edmond twee
wandtapijten met de naam 'Boschsynthese 2' en
'Boschsynthese 3', een tapijt getiteld 'Meisje
onder boom' en een wandtapijt met de naam
'Eva'. Het laatste tapijt verdween in 1947 spoor-
loos uit de Nederlandse stand op een beurs in
Stockholm. Een onverwachte tegenslag! Vóór de
tentoonstelling hing 'Eva' reeds enige tijd bij De
Cneudt in de woonkamer en daarom werd de
diefstal zeer betreurd. Er werd een tweede exem-
plaar gemaakt, maar toen dat klaar was, bleek het
in spiegelbeeld te zijn geweven en was het voor
de vrouw des huizes een teleurstelling. De derde
'Eva' heeft daarna de woonkamer gesierd. Tot
1949 heeft Edmond zelf wandkleden ontworpen
en geweven. Na deze periode vroeg de leiding
van het steeds groeiende bedrijf te veel tijd. Hij
ontwierp de meubelstoffen en tapijten zelf, spe-
ciaal de kleurstellingen van deze producten.
Cor van Kralingen, leeftijdsgenoot en één
van de beste vrienden van Edmond, liet in het
atelier in Baarn in de oorlogsjaren zes wandtapij-
ten maken, waaronder 'Orpheus' (1942), dat drie
maal werd uitgevoerd, 'Zilverreigers' en 'Goud-
karpers'. Cornelia Leeflang-Oudenaarden koos
als onderwerp voor haar wandtapijten onder
meer 'Bretagne' en 'Scheveningen' (1943). Zij
toonde vooral de mens in al zijn doen en laten.
Het eerste wandtapijt in een lange reeks dat Van
den Steene voor zijn vriend Edmond ontwierp
was 'Apostel Paulus' (1943), een opdracht van
mevrouw E. van Spaendonck-Strengers in Til-
burg.19 Voor eigen rekeningen risico weefde
Edmond in 1944 het wandtapijt 'De legende van
Westenschouwen', eveneens naar ontwerp van
Van den Steene.
Het bedrijf overleefde - zij het moeizaam -
de oorlog door het gebruik van kunstwol, melk-
wol en andere surrogaten. Ook door het spin-
nen van schapenvachten en de verkoop van
schapenwol.
Geen kleurenblindheid
De Volksuniversiteit Baarn organiseerde in april
1946 een tentoonstelling in het Baarnsch Lyceum
waarop 'De legende van Westenschouwen' van
Van den Steene was te zien, naast inzendingen
van andere Baarnse kunstenaars als Estella den
Boer, Jan Broerze, Maurits Escher, Else van der
Feer Ladèr-Lohmann, de jonge tekenleraar van
het lyceum J. van Ingen en Jaap de Ruig.
Op de tentoonstelling van het Amers-
foortsch Kunstenaars Genootschap in dezelfde
maand werd 'De legende van Westenschouwen'
voor ƒ 6.000,- te koop aangeboden. Op de ten-
toonstelling hing ook het wandtapijt'Staphorst'
van Cornelia Leeflang, voor de prijs van
18 In april 1942 werd de villa Eemnesserweg 99 in door          in oorlogstijd', door S.J. Vermeulen-Brauckman, uitgave
de Duitsers gevorderd voor de inkwartiering van plm.             Drukkerij Bakker en Boekhandel Den Boer, Baarn, voor-
500 Duitse militairen, die uit Rusland terugkwamen. De        jaar 1990). 19 Catalogus 'Eeuwen wandtapijt', Neder-
vordering werd de maand daarop opgeheven (zie 'Baarn          lands Textielmuseum Tilburg 1969.
-ocr page 84-
84 cerard brouwer
Prijzen
De prijzen van de stoffen werden berekend aan de
hand van de grondstofprijzen en de tijdsduur van
maken. Meestal werd elk jaar een nieuwe prijscourant
gedrukt. Voor wandtapijten golden andere
productieprijzen: alleen uurloon en wol werden
berekend. Het was uiteindelijk een hobby van
Edmond. De Cneudt was zowel kunstenaar als zakelijk
leider, maar calculeren heeft hij zich eigen moeten
maken.22
stelling staan het wapen en de naam van de stad.
Wat betreft de medewerkers van de weverij
en knoperij: Edmonds zoon Ric kon mij van een
aantal de namen noemen, waarvan sommigen
langer dan vijfjaar bij zijn vader in dienst waren.
Het waren de dames Van Brakel, Judith van
Doorne, H.C. Overwal-Frank, Van der Ciezen,
De Jong, Van Cijlswijk, Koster, Lansing, Lokke
Nas-Laurijssens, Mies van Os, Cerrie Schrijvers-
Soeters, Van der Ree, IngeliseTjarks-Poulsen, J.
Vermeulen en Truus Volkers; de heren Hilstra,
Jacobs, Koops, Onrust, W.L. Oude Bekke,
Simons, Versteeg en De Witte. Frans Hollaardt,
kunstschilder en ontwerper, was in dienst als
handwever. J. Vellekoop was chef van de knoperij
en tevens ontwerper ten tijde van de handge-
knoopte dessintapijten. De gobelin weefsters
waren meestal opgeleid aan een kunstnijver-
heidsschool. De tapijtknoopsters werden in het
bedrijf geschoold. Kleurenblindheid werd niet op
prijs gesteld en men diende goed in de groep te
passen. Het personeel verdiende niet veel, het
salaris was aangepast aan vraag en aanbod. Later
was de salariëring conform de CAO voor de tex-
tielindustrie. Toen het minimumloon werd inge-
voerd werden de lonen opgetrokken.
De knoperij was steeds de grootste afdeling,
dan volgde de weverij, vervolgens de gobelinwe-
verij. Edmond had een of twee vertegenwoordi-
gers in dienst; voor België was er een aparte ver-
tegenwoordiger die ook werkte voor Van de
21 De Rotterdammer van 30 september 1950. 22 Gooise
Klanken
van 18 januari 1947. 22 E-mail van Ric de
Cneudt van 20 maart 2007.
ƒ4.500,- Het werd gekocht door de firma Allan,
de bouwer van treinwagons en locomotieven in
Rotterdam.
'De Legende van Westenschouwen' werd in
1950 verkocht en hangt nu in het Stadhuismu-
seum van Zierikzee. 'Dit gobelin', zei Edmond, 'is
ons wel heel lief. We zetten het op tijdens de
laatste oorlogswinter. De spanning, de toewij-
ding voor dit werk deed ons veel van de verdere
ellende vergeten. Het was bijna voltooid toen
Baarn beschoten werd. We lagen hier precies
onder vuur en een granaatscherf vloog door het
weefsel. Kijk, hier kunt U de reparatie zien.'20
In het begin van het jaar daarop vertelde
Edmond: 'De werkzaamheden omvatten het
weven van stoffen, het knopen van tapijten en
vervaardigen van gobelins. De grondstoffen
komen vaak uit eigen land, doch even vaak zijn
wij op het buitenland aangewezen. Het is
bevreemdend dat de overheid de uitvoer van
gobelins en tapijten nog niet ter hand heeft
genomen. Immers voor iedere 18 gulden import
kan een waarde van 125 gulden worden uitge-
voerd. Een niet te versmaden deviezenbron, die
echter op dit moment nog niet is aangeboord.
De vraag is enorm. Vooral particulieren zijn zeer
kooplustig. Het is echter jammer, dat men nog zo
weinig aandacht besteedt aan officiële opdrach-
ten: want daarin ligt de toekomst voor onze
Nederlandse gobelinweverijen.'21
Voor de Rotterdamsche Bank aan de Coolsin-
gel in Rotterdam ontwierp Eduard Kerling in
1948 het wandtapijt 'Oud Rotterdam', een
geschenk ter gelegenheid van de ingebruikname
van dit kantoor. Oorspronkelijk hing het tapijt in
de kashal, nu heeft het een plaats gevonden op
de elfde verdieping van het gebouw. Het geeft de
welvaart van Rotterdam weer, vóór de fatale 15e
mei 1940. Rechts op de achtergrond ziet men op
het tapijt de Delftse Poort (of Oosterpoort), op
de voorgrond schepen, op de kade werkende
mensen en spelende kinderen. Boven in de voor-
-ocr page 85-
WEEFKUNST IN SOEST EN BAARN 85
*-- ^
""^.f
r
|n, J'-; wL
:"-■
Vil %!:^ ! 1%
m> ^H Kv '5BSk,'~. ._*_^m^I
£
I
Wandtapijt Isobaren, in 1979 geweven in
opdracht van het KNMI, afmetingen onbekend,
collectie ECMWF, Reading (Engeland)
(fotograaf onbekend)
Brink en Campman. Zij gingen op pad met
kleurstalen voor tapijten, monsters van gordij-
nen en meubelstoffen en enige tafelkleden.
M. C. Escher in wol
Het Museum voor Moderne Kunst in Arnhem
bezit het enige wandtapijt dat ooit door Maurits
Escher werd ontworpen, getiteld 'Vogels en Vis-
sen'. Verscheidene keren was er over het ontwerp
van het tapijt schriftelijk contact tussen De
Cneudt en Escher. In zijn brief van 4 maart 1949
schreef Edmond hem dat'zodra wij een opdracht
krijgen tot uitvoeringvan dit ontwerp, maakt u
dus de werktekening op ware grootte, waarvoor
wij u weer ƒ 200,- zullen uitkeren'. Die opdracht
kwam. Maurits Escher maakte in 1950 het ont-
werp op ware grootte en Edmond weefde het
wandtapijt, met de afmetingen 125 x 290 cm.
Op 4 augustus 1951 schreef Edmond: 'Vriend
Escher, Het doet mij genoegen je te kunnen
mededelen dat het gobelin 'Vogels en Vissen' dat
momenteel is geëxposeerd op de tentoonstelling
in Arnhem door de heer De Lorm is aangekocht
voor het museum. Ik moest echter wel een extra
prijs opgeven en heb ongeveer30% laten vallen.
Voor zover ik kan nagaan is dit het eerste moderne
gobelin dat in Nederland door een museum is
aangekocht. Wij hopen dat er meer zullen volgen'.
De genoemde tentoonstelling, waar het
tapijt deel van uitmaakte, werd onder de titel
'Oude en moderne tapijten'gehouden in de
zomer van 1951. Het tapijt werd voor/1.250,-
-ocr page 86-
86 GERARDBROUWER
gekocht. Escher verdiende ƒ 700,-aan de
opdracht.
Ook ontwierp Escher voor Edmond zgn.
gobelinbedekking van buffetten en tafels. Beide
kunstenaars raakten bevriend, Escher kwam bij
De Cneudt de uitvoeringvan zijn ontwerpen
beoordelen, luisterde naar zijn kleuradviezen en
samen keken zij in 1965 naar televisiebeelden van
het huwelijk van prinses Beatrix en prins Claus. "
Op 4 mei 1949 schreef Edmond aan de Rot-
terdamsche Kunstkring; 'Gaarne zal ik deelne-
men aan een tentoonstelling van handweefsels,
die het volgend jaar door u georganiseerd zal
worden. Het is prettig weer eens werk te laten
zien in de stad waar ik "gestart" ben, na mijn
studie aan de Academie'. In maart 1950 beves-
tigde Edmond schriftelijk aan de Kunstkring dat
hij op de openingsavond van de tentoonstelling
een causerie - zo mogelijk met lichtbeelden -
zou houden ('alhoewel dat in het algemeen geen
hobby van mij is', schreef hij erbij).
De causerie ging door, het onderwerp was -
hoe kan het ook anders - handgeweven tapijten.
Aan de tentoonstelling, die van 22 april tot 14 mei
1950 werd gehouden, deed ook 'De Knipscheer'
mee met handgeweven wandkleden van Ceni
Peter en Jaap Bouhuys. De Cneudt nam deel met
het wandkleed 'Madonna'(ƒ725,-),'De legende
van Westenschouwen'(/5.265,-) en 'De Graal-
ridders' (ƒ1.800,-), alle drie ontwerpen van Van
den Steene.
Speciaal voor het weven van 'De Graalrid-
ders' had Edmond een handwever uit Frankrijk,
van de Manufacture des Gobelins in Parijs, in
dienst genomen: de 'artisan' A. Chargelègue, die
dit wandtapijt op het haute-lisse-weefgetouw
maakte.24
'De expositie in de Openbare Leeszaal van
het grote wandtapijt dat in de handweverij van
Edmond de Cneudt aan de Eemnesserweg ver-
vaardigd is voor het vlaggenschip der Noorse
koopvaardijvloot de 'Oslofjord', van de Norske
Amerikalinje, was zaterdag voor velen een open-
baring. Zij werden namelijk op bijzondere wijze
geconfronteerd met de Baarnse handweefkunst,
van wier bestaan zij nog weinig of niets afweten.
Het wandtapijt was zaterdagmiddag slechts 3 uur
lang ter bezichtiging opgehangen in de Open-
bare Leeszaal. In deze betrekkelijk korte tijd heb-
ben 340 personen de Leeszaal bezocht om het
grootste werkstuk (echter niet het belangrijkste)
dat in de handweverij van de heer De Cneudt
sinds haar vestiging in Baarn vervaardigd is, te
zien (...) Het ontwerp voor dit wandtapijt was
afkomstig uit Noorwegen. Prof. Axel Revold, de
ontwerper, koos als motief de stichting van
de stad Oslo door koning Harald in het mid-
den der ir eeuw. Het onderschrift, luidde dan
ook: 'Harald Harddrade, grunnlegger Oslo anno
1050'(...)'
Aan het voor de 'Oslofjord' bestemde tapijt
werd door twee ervaren weefsters acht maanden
gewerkt.25 Het wandtapijt kreeg een plaats in het
trappenhuis van het schip.
Op 3 januari 1951 werd hetioo-jarig bestaan
gevierd van M. en R. de Monchy, een handelsbe-
drijf, eigendom van Cornelis en Charles de Mon-
chy. Het personeel schonk de directie bij deze
gelegenheid het wandkleed 'Mercurius', van Van
den Steene. Op een oppervlakte van 109 x 160
cm, met linksonder de signatuur van de kunste-
naar en rechtsonder het vignet van De Cneudt,
staan behalve Mercurius de symbolen van handel
en verkeer afgebeeld, zoals o.a. een vliegtuig, een
auto, een passagiersschip en een zeilschip. Rot-
terdam wordt gesymboliseerd door o.a. een brug
en een kraan. Het wapen van de familie De Mon-
chy (drie gouden hamers op een rood schild) is
op de linkerzijde van het wandkleed te zien. Het
23 M.C. Escher een biografie, door Wim Hazeu, Meulcn-
hoff, Amsterdam, 1998. 24 Chargelègue weefde bij
voorkeur op dit toestel, verticaal dus, zodat hij kon zien
wat hij maakte.
25 Baarnsche Courantvan 1 november 1949.
-ocr page 87-
WEEFKUNST IN SOEST EN BAARN 8j
wandtapijt hangt nu in de gang van het kantoor
en is in goede staat.
Tapisserieën tegen naoorlogse
malaise
Om opnieuw het wandtapijt in Nederland onder
de aandacht te brengen, gaven in 1955 zeven kun-
stenaars zichzelf een opdracht tot het maken van
een wandtapijt. Gekozen werd voor het ontwer-
pen van een tafereel uit de 'Gelijkenis van de
Verloren Zoon', door ieder van hen één voorstel-
ling, steeds aansluitend op de voorafgaande. De
kunstenaars waren Kees Andrea, Hans Bayens,
Jaap Bouhuys, Theo Kurpershoek, Chris de Moor,
Charles Roelofsz en Cuno van den Steene. Afge-
sproken werd dat ieder zich aan hetzelfde for-
maat zou houden, hetzelfde schema van negen-
tien kleuren, een blauwe achtergrond zou
gebruiken en de figuren even groot zou maken.
Geloot werd om de keuze van de motieven, zodat
het principe, de afspraak van de bindende
opdracht zuiver zou blijven. Jaap Bouhuys teken-
de het carton 'Het vertrek van de Verloren Zoon'
en Chris de Moor 'De Verloren Zoon verbrast
zijn geld'. 'De Verloren Zoon met slechte vrou-
wen' was een ontwerp van Theo Kurpershoek,
Hans Bayens tekende 'De Verloren Zoon
heeft alles doorgebracht, komt over het land',
'De Verloren Zoon hoedt varkens' werd door
Charles Roelofsz gemaakt. De twee laatste voor-
stellingen waren 'De terugkeer van de Verloren
Zoon' door Kees Andrea en 'Het feestmaal bij
terugkeer van de Verloren Zoon' door Cuno van
den Steene. De kleuren van de voorstellingen
werden in cijfers op de cartons aangegeven, naar
het voorbeeld van de werkwijze in Aubusson.26
De opdracht werd verdeeld tussen Edmond en
de handweverij 'De Knipscheer' in Laren (NH),
opgericht door Wiek Claessen, later onder lei-
dingvan Corvan Mourik.
Het plan dreigde echter niet door te gaan
door de stijging van de wolprijzen. Maar gelukkig
was het ministerie van Onderwijs, Kunsten en
Wetenschappen bereid de financiering van het
project op zich te nemen en zo werd het plan
alsnog uitgevoerd. Aan het initiatief werd in de
landelijke pers ruim aandacht geschonken. Op
verscheidene plaatsen, o.a. in het Gemeente-
museum Den Haag, werden de tapijten tentoon-
gesteld. Het was ondanks het succes van dit plan
de zwanenzang van het klassieke wandtapijt,
aldus Christiaan de Moor.27 De zeven wandtapij-
ten zijn nu in het bezit van het Instituut Collectie
Nederland (ICN) in Rijswijk, dat de wandtapijten
heeft uitgeleend aan de gemeente Tholen.
Zij hangen in de hervormde kerk van Sint-Maar-
tensdijk.
Een radio voor De Cneudt
Op 15 juli 1957 werd een van de grootste wandta-
pijten, ooit in Nederland met de hand geweven,
per vliegtuig naar New York vervoerd. Het was
een opdracht van en voor de KLM; de bestem-
ming was de lounge van het nieuwe stations-
gebouw van de luchtvaartmaatschappij op het
vliegveld Idlewild (het huidige Kennedy-Airport).
Edmond kreeg deze opdracht in februari 1957.
De kunstenaar Henk de Vos- met wie Edmond
aan de Academie studeerde - tekende het karton
voor het tapijt.
Het 25-jarig jubileum van de handweverij en
tapijtknoperij ging in 1959 nagenoeg ongemerkt
voorbij, zoals dat ook bij heti2/2-jarig bestaan
van het bedrijf gebeurde. Het werd gevierd met
een gebakje en koffie voor het personeel en een
transistorradio voor de oprichter. Belangrijk was
in de jaren die volgden het contact met de
woninginrichter Bas van Pelt. De in de werk-
26 Aubusson is een Franse stad, bekend om haar tapijt-
industrie. Verder: een algemene aanduiding voor wand-
tapijten in de weeftechnieken haute- en basse-lisse.
2 7 De eeuw is mooi begonnen maar niet uitgegroeid.
Herinneringen van Christiaan de Moor.
-ocr page 88-
Edmond vertelde over de totstandkoming van de
opdracht het volgende: 'Ik zag meteen wrat een
mogelijkheden de kleuren van het tapijt me boden en
wilde er wel zo aan beginnen. Het was trouwens nodig
ook, dat er direct mee begonnen werd, want er was
nogal veel haast bij en iedere minuut was kostbaar.
Ik heb zelf ook heel wat uren achter het weefgetouw
gezeten. In totaal hebben we er met ons zevenen aan
gewerkt. Hier heb ik de schets van Henk de Vos,
natuurlijk veel kleiner dan het afgewerkte tapijt. Het is
een zinnebeeldige voorstellingvan de luchtvaart, een
atmosferische ruimte waarin verschillende
hemellichamen voorkomen en twee gevleugelde
figuren. Een daarvan komt net van de aarde los en de
andere beweegt zich met een duizelingwekkende
snelheid door het luchtruim.
En ziet u die kleuren, die prachtige tinten, die in
het tapijt nog veel mooier tot hun recht zullen komen?
(...) Weet u wat de kleuren in het tapijt zelf zo extra-
levend maakt? Kijkt u eens naar het carton. Daarop
ziet u egaal zwarte vlekken afgebeeld. In het tapijt zelf
hebben we het zwart gecombineerd met groene,
blauwe en rode draden en daardoor zijn prachtige
nuances verkregen. Hetzelfde hebben we met andere,
grote kleurvlakken gedaan, die als effen rood, wit of
geel of in een andere kleur waren aangegeven. In het
geheel hebben we zo'n tachtig a negentig tussentinten
gebruikt. Dat is juist de toegevoegde waarde aan het
gobelinweven, de kleurcombinaties en kleurnuances.
Het hangt natuurlijk veel af van de weefster of wever
(...)
Eerst heb ik me nog een beetje zorgen gemaakt
over het 'onthullen' van het tapijt. Het is namelijk zo
enorm groot, dat ik het hier nergens tentoon kan
stellen. Maar toen ik het toevallig met de burgemeester
van Baarn over deze moeilijkheid had, was hij zo
vriendelijk voor een dag zijn raadszaal ter beschikking
te stellen om daar het kleed te exposeren.'2S
In totaal werd ongeveer 8000 uur aan het
wandtapijt gewerkt, dat 28 kg woog en 2,5 bij 8 meter
groot was.
plaats van Edmond gemaakte spreien, meubel-
stoffen, tapijten en wandkleden werden door
tussenkomst van Van Pelt in de toonkamers
geëtaleerd en van daaruit verkocht.
Op 11 mei 1960 tekenden Edmond en Van Pelt
in Baarn een overeenkomst 'overwegende, dat
een serie van ca. 13 wandtapijten elk van ca. 1 m2
heeft doen uitvoeren, het de bedoeling van
A[telier De Cneudt] is om door exposeren van
deze serie wandtapijten in een aantal vooraan-
staande zaken op het gebied van woninginrich-
ting en kunstnijverheid ... bekendheid te geven
aan de mogelijkheden, die het wandtapijt biedt
voor een artistieke verantwoorde versiering van
het interieur.' En 'van ieder ontwerp zullen hoog-
stens 6 tapijten geweven worden, leder tapijt is
aan de rugzijde genummerd en door de kunste-
naar gesigneerd.' Ook de prijzen van de wandta-
pijten werden overeengekomen; Weverij De
Cneudt ontving per tapijt ƒ 625,-, Van Pelt han-
teerde een verkoopprijs van ƒ 890,-, exclusief
omzetbelasting. De wandtapijten werden
geëxposeerd in de vestigingen van Van Pelt in
Den Haag en Amsterdam.
Vachttapijten
Van 1957 tot halverwege de jaren '60 huurde
Edmond het oude koetshuis van Villa 'Rusthoek'
(aan de J.F. Kennedylaan in Baarn), om daarvan
lamsvacht zogenaamde vachttapijten te maken.
Dat gebeurde in opdracht van De Bijenkorf.
Thuiswerkers sneden met een scheermesje dat in
een speciaal handvat was gezet, reepjes vacht
van 2cm breed. De reepjes kwamen uit reststuk-
ken geleverd door een Belgische pantoffelfabriek.
In het koetshuis werden deze reepjes tussen
kettingdraden ingelegd en geweven, waardoor
een vachttapijt ontstond.
Begin jaren '60 werd in de weverij opnieuw
een zeer groot wandtapijt geweven, nu voor de
28 Libelle van 3 augustus 1957.
-ocr page 89-
WEEFKUNST IN SOEST EN BAARN 80,
Nederlands Hervormde kerk in Londen: de Dutch
Church
in Austin Friars, in het hart van de City.
De afmetingen van dit wandtapijt overtroffen die
van het kleed van Henk de Vos, dat in 1957 voor
de KLM gemaakt werd. M De kunstenaar Hans
van Norden ontwierp voor de Dutch Church
namelijk een wandtapijt met uitzonderlijke
afmetingen, 2,80 x 7,50 m, waarmee de twee
weefsters, Lokke Nas-Laurijssens en Truus Vol-
kers ongeveer anderhalfjaar bezig waren. Het
wandtapijt werd een middag en een avond voor
het publiek tentoongesteld in concertgebouw
Musis Sacrum in Baarn, vermoedelijk in april
1962. Het was een zinnebeeldige voorstellingvan
de levensgang van de mens met het paradijs als
uitgangspunt en het goddelijke beginsel als alles
doordringende en inspirerende kracht. Uitge-
beeld werden het technisch vernuft van de mens,
het vuur, het wiel, de hamer, het zwaard (sym-
bool van gerechtigheid), de stad, de brug, de
hoogoven, het vliegtuig, en tevens de band van
de mens met het koninkrijk Gods. Het was in
1962 betrekkelijk nieuw een protestantse kerk
met een wandtapijt te versieren. De weefsters
van het tapijt mochten een week naar Londen;
ook De Cneudt en zijn vrouw gingen kijken. Het
tapijt werd gefinancierd door een onbekend
gebleven zakenman.
Ook in dat jaar werd de weverij uitgebreid
met een nieuwe 'aanbouw': de spoelerij, een
ruimte waar de benodigde kleuren werden
samengesteld, bundels wol werden gemaakt van
de in die ruimte opgeslagen spoelen, klossen en
wolstrengen. In de spoelerij werden de tapijten
afgewerkt, nagemeten en verzendklaar gemaakt.
Volgens de productielijst werd in hetzelfde
jaar een wandkleed gemaakt naar ontwerp van
Luigi de Lerma. Het wandtapijt dat hij samen
met Edmond maakte, hing van 1963 tot 1997 in
een leslokaal in het hoofdgebouw van het Rijks-
instituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne
(RIVM) in Bilthoven. Het werd geweven in
opdracht van de Rijksgebouwendienst (RCD)
ten behoeve van de decoratieve aankleding van
een nieuwbouwproject, waarbij gebruik werd
gemaakt van de percentageregeling. In het lokaal
was een wand geschikt gemaakt voor het ophan-
gen van het tapijt, het gobelin werd aan de muur
- in een uitsparing-op een houten frame beves-
tigd en daardoor met de wand 'verweven'. In 1998
werd de ruimte bouwkundig aangepast en heeft
de heer Top, hoofd van de facilitaire dienst van
het RIVM, het sterk vervuilde gobelin van de
ondergang gered en op deskundige wijze laten
schoonmaken. Het hangt nu in een leslokaal aan
de overzijde van de gang. Het gobelin is rechts-
onder gesigneerd De Lerma, linksonder bevindt
zich het vignet van de weverij. Het wandkleed is
vervaardigd in de zgn. constructivistische stijl en
stelt meetkundige figuren voor. De drie- en vier-
hoeken en cirkels zijn in rood, geel, blauw en
zwart geverfde wol geweven.
De door deze figuren gevulde vlakken her-
halen zich in het 8,5 m lange en 1,5 m hoge tapijt,
de plaats van de figuren wisselt echter steeds.
Volgens de beschrijving van de RCD is het tapijt
een 'groot horizontaal gobelin met decoratieve
vormentaal'.
In 1964 waren de wandtapijten die in het ate-
liervan De Cneudt waren geweven zo bekend, dat
29 Na enkele vergeefse schriftelijke pogingen in de loop
van 2002 bij de KLM om achter de verblijfplaats van dit
wandtapijt te komen, werd mij in het telefoongesprek
met KLM medewerkster Gees-Ineke Smit op 6 december
2002 duidelijk dat de verblijfplaats van het wandtapijt
onbekend is. Tijd om er naar te zoeken was er bij de KLM
kennelijk niet. De vestiging van de KLM-vestiging op
Kennedy-airport bestaat niet meer, de vestiging bepaal-
de destijds zelf wat er met de inventaris gebeurde; met
andere woorden: gevreesd moet worden dat het wandta-
pijt is weggedaan.
^
-ocr page 90-
Keuze van tapijt
Wanneer vanuit het atelier van De Cneudt een
vloertapijt werd geleverd aan een toonkamer van een
woninginrichter, dan werden kleurstalen van dit tapijt
gratis meegeleverd. Zo kon de woninginrichter zijn
klant adviseren. De Cneudt leverde niet rechtstreeks
aan particulieren. Alleen wanneer een
woninginrichter met zijn klant niet tot een goede
keuze kon komen, kwamen zij beiden naar de
toonkamer in Baarn, waar zij zich lieten adviseren.
Ook mocht de klant de eerste knopen in een door hem
besteld vloertapijt leggen. Rondleidingen waren
'schering en inslag'. De Vereniging van
Plattelandsvrouwen organiseerde jaarlijks excursies
en ook scholieren bezochten het bedrijf. Later is men
hiermee gestopt, omdat speciale weeftechnieken
werden afgekeken en het personeel te veel werd
afgeleid.
kunstenaars de weverij bezochten om kennis te
nemen van de techniek van het weven, voordat zij
een ontwerp voor een wandkleed gingen maken.
Voor het wandtapijt bestemd voor de Ford-
bibliotheek in Detroit, ontwikkelde De Cneudt
een nieuwe techniek, waarbij de ketting gedeel-
telijk zichtbaar bleef en in het totaalbeeld zo
meespeelde dat het een soort 'ondertoon' werd.
Multiples en kopieën
Van één ontwerp werden in enkele gevallen ver-
scheidene identieke wandtapijten gemaakt.
Anders gezegd: een 'multiple-wandkleed'.
Zoals 'Boschsynthese', een eigen ontwerp van
De Cneudt, waarvan er drie werden geweven, de
laatste trouwens met van de eerste twee iets
afwijkende maten. Dat gold ook voor 'Eva' (drie-
maal) en voor het tapijt 'Schaapscheerder', dat
twee keer werd gemaakt. Ook hier weken de
tapijten onderling wat af in grootte. Karel Hoe-
kendijks'Vliegende Hollander'werd twee keer
gemaakt, in 1944 en in 1945.
Het wandtapijt 'Zilverreigers' van Cor van
Kralingen werd ook twee maal (in 1943 en 1944)
geweven. Door de herkenbare voorstelling op de
wandkleden waren zij zonder twijfel een succes.
Ook enkele wandtapijten van Cornelia Leeflang-
Oudenaarden werden meermalen geweven,
zoals driemaal 'Scheveningen' en tweemaal
'Staphorst'.
In de oorlogsjaren werden zo'n twintig wand-
tapijten geweven. Veel minder dan in de jaren
vijftig; alleen al in 1959 werden evenveel wandta-
pijten gemaakt als in de vijf bezettingsjaren. Ook
de jaren '60 waren goed voor de gobelinweverij;
de opdrachten van de overheid en van bedrijven
stroomden binnen. Ruim zestig unieke wandta-
pijten verlieten het bedrijf. Tussen de wandtapij-
ten van deze jaren vallen er twee op, en wel
omdat de wandkleden kopieën zijn van schilde-
rijen. Voor zover ik kon nagaan had De Cneudt
niet eerder wandtapijten naar schilderijen gewe-
ven, evenmin als dat daarna ooit gebeurde. Met
toestemming van de kunstschilderTheo Wolve-
camp werden de beide wand kleden in 1966 ver-
vaardigd, via de toen bestaande Beeldende Kun-
stenaars Regeling, in opdracht van de gemeente
Hengelo. Bij de verdeling van het BKR werk tus-
sen de gemeente en het rijk is een van de twee
tapijten toegewezen aan de rijksoverheid, het
andere kwam in bezit van de gemeente Hengelo.
Geprobeerd werd om met de pool van het wand-
tapijt de diepte van de verf op het schilderij na te
bootsen. Het schilderij dat als voorbeeld diende
voor het wandkleed en ook in het bezit is van de
gemeente, werd in 2001 gereinigd en van een
nieuw ophangsysteem voorzien door het restau-
ratieatelier 'De Tiendschuur' in Tilburg. Het
wandkleed bevindt zich in de collectie van het
Instituut Collectie Nederland.30
De kunstschilder Pieter Wiegersma ontwierp
in 1968 het wandtapijt 'Water' voor het nieuwe
gemeenlandshuis, van het Hoogheemraadschap
Schieland in Rotterdam. Het schap is nu geves-
tigd aan de Maasboulevard; het wandtapijt was
30 Telefoongesprek met Jan Baetsen, gemeente
Hengelo, op 12 februari 2002.
-ocr page 91-
WEEFKUNST IN SOEST EN BAARN gl
na de verhuizing in de jaren tachtig te groot voor
het kantoor en hangt op dit moment in de alge-
mene waterzuiveringsinstallatie in Capelle aan
de IJssel. Van Henk de Vos is het wandtapijt
'Lucht, aarde, vuur en water', dat in 1969 een
opdracht was van de Landelijke Specialisten Ver-
enigingaan Edmond. Het hangt in het gebouw
van het Koninklijk Nederlands Medisch Genoot-
schap in Utrecht. Het tapijt werd een jaar na
'Water' geweven. De Vos trachtte in het tapijt
aan te geven hoe plezierig het leven op aarde kan
zijn, mogelijk gemaakt door de genoemde vier
elementen. Het tapijt is een feest van kleur
geworden, veel blauw, groen, geel en rood, in
vele tinten. Er wordt goed gezorgd voor het
kunstwerk; in 1987 is het tapijt op een stevige
ondergrond vastgemaakt, waardoor de plooien
in het textiel verdwenen. Het gobelin bevindt
zich thans in het bedrijfsrestaurant.
'Hij heeft het in zijn vingers'
Het vloertapijt in de Oranjegalerij van het Bos-
sche stadhuis is bij elke rondleiding voorde stad-
huisgidsen van de 'Kring Vrienden van 's-Herto-
genbosch'een goede bron om nadere uitleg te
verschaffen over de tapijtwever en over de uitge-
beelde ve-eeuwse plattegrond van de stad. Dit
kleed is bij Edmond in de jaren zeventig geknoopt.
Het laat de plattegrond zien van de stad in 1649,
getekend door de vermaarde cartograaf Joan
Blaeu. Op het tapijt ziet men de stratenpatronen,
de loop van de Dieze en de functie van de vesting-
stad. In het oorspronkelijke ontwerp van het tapijt
zouden op de vier hoeken van het kleed de
wapens komen van de zustersteden Leuven, Brus-
sel en Antwerpen en van 's-Hertogenbosch zelf.
De Cneudt had er erg veel moeite mee deze
gedachte uitte voeren. In zijn redeneringwas het
gebruik van wapens van steden en vlaggen een
voorrecht voorbehouden aan wereldlijke en kerke-
lijke gezagsdragers, niet aan het volk. Daarom
ontbreken op het vloertapijt de wapens van de
vier steden. Het groen van de moerassige bodem
rond de stad werd toen maar uitgebreid.31
In 1972 werden de machinale weefgetouwen
van weverij 't Wielke in Laren overgenomen.
Deze weverij was in 1939 of 1940 begonnen door
H. Verstegen. Er werden tafelkleden, divankle-
den, tafel- en schoorsteenlopers gemaakt, die
dan weer in Blaricum (de woonplaats van Verste-
gen) werden afgewerkt. In de weverij werkten vijf
a zes mensen. Als de zaken minder goed gingen
werden er een paar mensen ontslagen, zoals in
1954 gebeurde wegens gebrek aan orders en in
1966 door een te grote voorraad. Zij werden later
wel weer aangenomen, als zij nog geen werk
hadden. De naam van de weverij veranderde
nogal eens, in 1949 'Wivo', in 1954 handspinnerij,
weverij en breierij 't Wielke. Bij de overname
kwam Verstegen in dienst bij De Cneudt.32
Op 1 januari 1971 was Ric de Cneudt in het
bedrijf gekomen en de handweverij een vennoot-
schap onder firma geworden, met vader en zoon
als vennoten en directeuren. De naam luidde nu
Weverij en Handknoperij Edmond de Cneudt.
Twee jaar later legde Edmond het directeurschap
neer. Ric nam de leiding over, terwijl zijn vader
verbonden bleef aan de firma als adviseur, ont-
werper en -als hobby-gobelinwever. 'Nu ik niet
meer officieel in de zaak zit, heb ik daar [het
weven] weer wat meer tijd voor. M'n zoon heeft
de zaak overgenomen, maar ik kan het werk nog
niet laten.' Edmond vervolgt: 'De vraag naar stof-
feringen is de laatste tijd zo erg toegenomen, dat
we het met de hand niet meer konden bolwer-
ken. We hebben daarom maar een paar weefma-
chines aangeschaft.' Op dat moment was Ric vier
jaar in de zaak. 'Hij heeft het in zijn vingers', zei
zijn vader.33 Terwijl Ric er eerst helemaal niet
31  'Het karpet van de Oranjegalerij', door H. Brugge-
man, 's-Hertogenbosch, Monumentendag 1990.
32 Brief van 10 april 2002 van Bep de Boer, archivaris
van de Stichting Historische Kring Laren.
-ocr page 92-
g2 GERARD BROUWER
over dacht in de zaak te komen. Na een HTS-
opleiding bekwaamde hij zich op het gebied van
airconditioning en warmteleer, onder meer bij
Sulzer en Bronswerk. In de avonden en weekends
was hij echter in het bedrijf van zijn vader aanwe-
zig om met de technische zaken behulpzaam te
zijn. Maar toen hij bemerkte dat zijn vader het
niet meer alleen aankon, ging hij in op het ver-
zoek van zijn ouders en kwam hij terug in het
familiebedrijf.34
Geweven isobaren ( zie afb. omslag achterzijde)
'Half juni wordt in het Britse Reading het Euro-
pese Centrum voor Weersverwachting op Mid-
dellange Termijn geopend. Niet alleen delen veel
landen in de kosten, maar ter gelegenheid van de
ingebruikneming worden ook geschenken aan-
gedragen. Nederland biedteen wandtapijt aan.
Het beeldt de luchtstroming boven het Noorde-
lijk halfrond uit, op vijf en halve kilometer in de
nacht van de stormramp in 1953. De weverij en
tapijtknoperij Edmond de Cneudt in Baarn heeft
het tapijt (1,80 x 2,00 meter) gemaakt. Het was
een goede gedachte om de weersgesteldheid van
februari 1953 als uitgangspunt te kiezen, meent
Edmond de Cneudt. Een vrij kleine, grijzende
man, met de charme van een zuiderling. Hij is de
vader van de huidige eigenaar en vervangt zijn
zoon bij diens afwezigheid. Bepaald niet tegen
zijn zin. "Ik vind het heerlijk", geeft hij volmon-
dig toe. (...) Terugkomend op het wandtapijt
voor Reading zegt hij "het luchtstromingspa-
troon was een vrij strak en koud gegeven. Daar-
om heb ik het idee geopperd de ondergrond (de
kaart van het Noordelijk halfrond) plat te weven
en de isobaren in reliëf te knopen. Dat was de
enige manier om het thema goed te laten uitko-
men." Deze combinatie van vlak weefsel en
hoogpolig knoopwerk werd nog niet vaak uitge-
voerd in Baarn. Ceel, blauw en een scala van
paarse tinten beheersen het beeld. Geel voor het
land, blauw voor de zee en paars voor de lucht-
drukgebieden. Donkerder naarmate de druk
lager en de situatie dreigender was. De kleuren
zijn heel nauwkeurig opgebouwd. "We hebben
eerst 'bundels' gevormd van de verschillende
tinten wol om de juiste samenstelling te krijgen",
vertelt de heer De Cneudt. (...) In een van de
werkruimten staat het weefgetouw van Ingelise
Tjarks-Poulsen. Ze is Deense van geboorte en
getrouwd met een Nederlander. Sinds vorig jaar
Kerstmis is ze aan het wandtapijt bezig. Onder
het groeiende werkstuk ligt het patroon, waarop
heel precies de knopen en figuren zijn aangege-
ven. Het is fascinerend Ingelise te zien vorderen.
Het ene moment maakt ze met glad garen een
stuk gobelinweefsel, het volgende knoopt ze van
rulle wol een gedeelte van het luchtstromings-
patroon. Alles sluit precies aan. (...) "
Als het tapijt klaar is, wordt het eerst enige
tijd in De Bilt tentoongesteld en daarna naar
Engeland gezonden. Het Nederlandse cadeau zal
er de herinnering aan een droevige dag uit onze
geschiedenis levend houden en tevens een
bewijs vormen dat ambachtelijk werk in ons land
nog in ere wordt gehouden.'
'The tapestry is hanging on the end wall of
the European Centre for Medium-Range
Weather Forecasts Conference Room, overlook-
ing the room. It is in a prominent position, and is
frequently shown to visitors to the Centre, as a
highly appropriate symbol of the necessity for
and importance of Centre's work.'"
In 1979 nam Ric de handelsfirma Niels-Vesti
over, een bedrijf gespecialiseerd in woning- en
kantoordecoratie. De gordijnstoffen, zoals
'Intair', de 'Kinast'-handgetufte tapijten en de
'Felbag'-platgeweven tapijten werden via deze
firma verkocht aan woninginrichters. De een of
twee vertegenwoordigers van De Cneudt kon-
33 Gooi- en Eemlander van 29 maart 1975. 34 Baarn-
sche Courant
van 25 november ig8r. 35 PrqfielRWS
nummer 94,1979.
-ocr page 93-
WEEFKUNST IN SOEST EN BAARN QT,
den zo een compleet verkoopproduct aanbieden.
Uit het orderboek van de handgeknoopte en
handgeweven vloertapijten, uit de periode
december 1977tot decemberig8i, bleek duidelijk
hoe groot de productie van deze tapijten in die
jaren was. Per dag gemiddeld wel één met de
hand vervaardigd vloertapijt. Veel van die vloer-
tapijten werden geleverd aan o.a. de Bijenkorf,
Roobol, V & D en Bas van Pelt.
Het einde
In 1981 werd voor het laatst een firma door De
Cneudt overgenomen, namelijk de tafelkleden-
weverij 'De Ram'. Begin jaren tachtig werd het
moeilijkerom het bedrijf draaiende te houden,
aangezien de toelevering van ingeverfde wol
steeds meer problemen opleverde door faillisse-
menten van Frisiaen Van Schuppen. Ook vermin-
derde de vraag naar tafelkleden sterk. Maar de
grote concurrentie van machinale producten deed
De Cneudt de das om.
Omdat er door het exclusieve karakter van
haar producten nooit voorraad aangelegd kon
worden in 'stille' periodes, zoals in de zomer,
droegen ook de hoge personeelskosten bij aan
de ondergang van het bedrijf. Het moet voor
Edmond wrang zijn geweest dat hij de sluiting
van zijn bedrijf nog heeft moeten meemaken.
Want op 9 november 1983 vroeg hij het faillisse-
ment van de weverij en handknoperij zelf aan.
Troostwijk Veilingen B.V verkocht de gehele
boedel in het openbaar in maart 1984, in het
Baarnse restaurant Astoria. Het jaar daarop kon
het faillissement worden opgeheven.
Voor Nederland was de sluiting van deze
weverij het einde van een regelmatige en bedrijfs-
matige productie van monumentale wandtapij-
ten. De drie andere weverijen waren eveneens
gestopt of voortgezet op een andere manier en op
een andere plaats (zoals Het Paapje).
Nog slechts incidenteel worden in ons land
wandkleden met de hand geweven (het 'thuiswe-
ven' buiten beschouwing gelaten). Bijvoorbeeld
in Audax naar ontwerp van kunstenaars Dora
Dolz en Peter Struycken; laatstgenoemde in
opdracht van verzekeraar Achmea. Wel worden
wandtapijten nog machinaal getuft. In 1998 werd
bij fabrikant Desso in Oss een kolossaal wandta-
pijt machinaal geweven met een lengte van 600
meter bij 2 meter hoog, naar ontwerp van onder
meer Rob Birza en Mariene Dumas. Dit tapijt
werd in 32 stukken verdeeld en deze hangen nu
in de 16 zittingszalen van het nieuwe Paleis van
Justitie in Den Bosch. In de ondergrondse door-
gang tussen beide gebouwen van het Fries Muse-
um hangt een tweede exemplaar van het deel dat
Birza ontwierp. De Amsterdamse galerie 'De
Expeditie' toonde op de KunstRai in 2003 een
klein wandkleed van Peter Struycken, gemaakt
van polyester, jacquardgeweven en door wever S.
Miero gemaakt in het Textielmuseum in Tilburg.
Edmond en zijn vrouw hebben de mechani-
sering van het weven niet meer meegemaakt. Hij
overleed op 9 maart 1987 in Baarn, Arina op 17
juli 1989. Het koetshuis waarin zoveel unieke
wandtapijten, gordijnstoffen en vloertapijten
werden gemaakt, is nu woonruimte.
Het valt te hopen dat het wandtapijt de aan-
dacht krijgt die het verdient, zeker die tapijten
die in de vorige eeuw werden geweven in de ate-
liers van De Cneudt, De Uil, Het Paapje en De
Knipscheer. Misschien kan ooit een tentoonstel-
ling van wandtapijten de belangstelling voor
deze kunst vergroten!
36 E-mail van Dr. Austin Woods, assistant-director
ECMWF, van 17 september 2002. Zonder de hulp van
velen, die mij brieven en foto's stuurden en op andere
wijze hielpen, was deze geschiedenis nooit geschreven.
Ik bedank allen daarvoor hartelijk, in het bijzonder Ric
de Cneudt en zijn echtgenote, voor de vele gesprekken,
correcties, aanvullingen en hun geduld.
-ocr page 94-
GERARD BROUWER
BIJLAGE 2
BIJLAGE 1
■Wandtapijten ontworpen door Edmond de Cneudt zelf
Opdrachten uitgevoerd door
De Cneudt (een selectie)
wandtapijt Indonesische Ambassade
Brussel
tapijt stadhuis 's-Hertogenbosch
gobelinweefsel(met ingeweven
stadswapen) voor stoelen raadzaal
stadhuis Enkhuizen en
raadzaal stadhuis Amsterdam
tapijt Catshuis 's-Gravenhage
tapijt vergaderkamer ministerie van
Onderwijs Kunsten en Wetenschappen
tapijt, zgn. Deventer tapijt (d.w.z. met de
hand geknoopte tapijten van Smyrna-
wol) voor Slot Zeist
tapijten hoofdkantoor van de ABN aan de
1934
Boschsynthesei
125 x 200 cm
1943
'Boschsynthese 3'
125 x 200 cm
1943
'Meisje onder boom'
80 X145 cm
1943
'Eva'
77 x 112 cm
1943
'Boschsynthese 2'
135x185 cm
1945
'Duinlandschap met schapen'
135x200 cm
1946
'Schaapjes met boom'
onbekend
1946
'Schaapjes met kooi'
onbekend
1946
'Schaapscheerder 1'
78x165 cm
1946
'Schaapscheerder 2'
75 x 175 cm
1947
'Eva 3'
77x112 cm
1947
'Eva 2' (spiegelbeeld)
80x120 cm
1949
'Spinster'
200x78 cm
1963
'Kandelaar'
150 X300 crr
?
'Edelhert'
onbekend
verblijfplaats onbekend
Huis en Haard Amsterdam
Huis en Haard Amsterdam
Stockholm (gestolen)
't Honk Amsterdam
particulier bezit
Boskamp Overveen
Boskamp Overveen
particulier bezit
Kaplan
particulier bezit
particulier bezit
Frisia
verblijfplaats onbekend
verblijfplaats onbekend
door kinderen ontworpen wandtapijt 'De
Sterrenberg' in Soest
levering van stoffen aan de orde van
Benedictinessen van het Heilig
1933
Toonkamer Ad Donker. Met andere leden
van de Vereeniging voor Ambachts- en
Nijverheidskunst (de V.A.N.K.). Behalve
een 'geslaagd blauw lapje' van Edmond
de Cneudt (zie recensie in de Nieuwe
Rotterdamsche Courant van 1 oktober
1933) was er o.a. glaswerk van Leerdam.
1934
Kunstnijverheidstentoonstelling in
hier het gobelin 'De Kunst' van
Christiaan de Moor, bestemd voor het
Leidse stadhuis.
1946
Het Baarnsch Lyceum 'De Legende van
Westenschouwen' naar ontwerp van
Cuno van den Steene. Op de
tentoonstelling hingen ook drie
schilderijen van Koningin Wilhelmina.
1948
Weefwerk van Edmond de Cneudt en
(de orde van het eeuwigdurend gebed),
Driebergen, ten behoeve van het maken
wandtapijt klooster Congregatie Zusters
van Liefde Schijndel
gordijnstof, meubelstof, vloer- en
wandtapijten op o.a. de volgende
passagiersschepen:
Nieuw Amsterdam II, Oranjestad,
Tegelberg, Mataram, Tjiliwong,
Maasdam, Oranje Nassau, Bloemfontein
Vereeniging van Ambachts- en
Nijverheidskunst. Thema: staal en
textiel. De Cneudt exposeerde geweven
kleedjes. Hans Polak van Het Paapje
toonde divankleden. Verder o.a.
gordijnstof van de handweverij 'De
Wipstrik', een groot Smyrna-tapijt van
de NV. Koninklijke Tapijtfabriek in
Rotterdam en een gobelin van J.F. Semey.
1936
Stedelijk Museum Amsterdam.
Groepstentoonstelling. Met aardewerk
van Bert Nienhuis, PJ. Hobbel en R. en
M. Wildenhain en gravures van E.
Reitsma- Valen^a.
1938
Solotentoonstelling in het gebouw van
het Amersfoortsche Kunstenaars Gilde
aan de Muurhuizen.
1941
Groepstentoonstelling in het Stedelijk
Museum Amsterdam van de
Nederlandschen bond voor kunst in
industrie. Edmond de Cneudt toonde
kunstzaal 'Mariënburg' in Arnhem.
1949
Wandtapijt 'Oslofjord' van prof.Axel
Revold in de Openbare Leeszaal in Baarn.
1953
Gemeentemuseum Den Haag: de 7
wandtapijten 'De Gelijkenis van de
Verloren Zoon', naar ontwerp van Kees
Andrea, Hans Bayens, Jaap Bouhuys, Theo
Kurpershoek, Christiaan de Moor, Charles
Roelofsz en Cuno van den Steene.
1954
Kunstkring Remunj '45 Roermond.
Samen met werken van leden. Edmond
de Cneudt exposeerde 3 wandtapijten
van Cuno van den Steene ('de Legende
van Schouwen', 'SintPaulus' en
'Graalridder'), het wandtapijt 'Dame met
hoed' van Aart van Ewijck en 2 wand-
kleden van zichzelf, n.1. 'Eva' en 'Bos-
symphonie' of'Boschsynthese'. Er
verscheen een (gestencilde) catalogus.
BIJLAGE 3
Belangrijkste tentoonstellingen
waaraan De Cneudt deelnam
1927
werk van de bond van leerlingen en
oud-leerlingen van de Rotterdamsche
Academie van Beeldende Kunsten ('De
Fakkel) in de rotonde van het vroegere
raadhuis. Deelnemers o.a.: Jac. J. Arend,
M. Brandenburg, W. Chabot en A. van
Eijnsbergen. Edmond de Cneudt toonde
een verscheidenheid aan sofa-kussens en
tafelkleden.
-ocr page 95-
WEEFKUNST IN SOEST EN BAARN
Boer, Den e.a., KoninklijkeJava-China-
Paketvaart Lijnen (K.J.C.P.L.)
(Alkmaar 1994)
Boot, Caroline, Nederlandse textiel.
Traditie en vernieuwing 1950-2000
(Tilburg 2000)
Ceramiek in de tuin - kleden aan de wand
(catalogus Gemeentemuseum
Zutphen 1965).
Eeuwen wandtapijt. De historische
ontwikkeling van het wandtapijt
vanaf de 15* eeuw (catalogus
Katholieke Hogeschool te Tilburg
1969)
Franse wandtapijten van heden (catalogus
Gemeentemuseum Den Haag 1952)
Groeningen-Hazenberg e.a., Theo
Kurpershoek (Leens 2002)
Groot, De (ed), De eeuw is mooi
begonnen maar niet uitgegroeid.
Herinneringen van Christiaan de
Moor (Amsterdam 1994)
Haterd, L. van de (red.), P. Wiegersma,
bloemen in het zand. Een oeuvre
(Haarlem 2000)
Hazeu, W., M.C. Escher. Een biografie
(Amsterdam 1998)
Hedendaagse Franse wandtapijten
(catalogus Dordrechts Museum
1967)
Hedendaagse Nederlandse wandtapijten
(catalogus Waag, Nijmegen 1955),
met daarin o.a. afbeeldingen van de
serie wandtapijten 'de Gelijkenis van
de Verloren Zoon'
Helman, Wandtapijten van Pieter
Wiegersma (catalogus Kasteel
Deurne 1974)
Gruyter, W.J. de, Hom, 1916-1968
(Amsterdam 1971)
Imanse e.a., Van Gogh tot Cobra
Nederlandse schilderkunst 1880 -1950
(Amsterdam 1980)
Imanse (red.), De Nederlandse identiteit
in de kunst na 1945 (Amsterdam
1984)
Kalf, Waar legwerk hangt. Corpus van
wandtapijten in Nederlands
openbaar en particulier bezit deel I
Zeeland, Noord-Brabant, Limburg
(Alphen aan den Rijn 1988)
Moor, Christiaan de (catalogus nr. 323,
Stedelijk Museum Amsterdam 1962)
Ravesteyn, S. Van, De sierkunst op
Nederlandsche passagiersschepen
(Rotterdam 1924)
Scheen, P.A., Lexicon Nederlandse
beeldende kunstenaars 1/50-1950 ('s
Gravenhage 1970)
Schröder, Ros en Bruinsma, Dick
Elffers en de kunsten. Een leest heeft
drie voeten (Amsterdam 1989)
Sluys, Van der, Machinale textielkunst
(Rotterdam 1925)
Spijkerman, S., 'Het wandtapijt als
behang van een rechtszaal', in:
Kunstbeeldjrg. 1998 nr. 4,34-36
Stokvis (red.), De doorbraak van de
moderne kunst in Nederland de jaren
1945-1951 (Amsterdam 1984)
Viray en Rache, De, Le chant poétique de
Dubrunfaut: tapisseries (Brussel
1978)
Wandkleden keramiek (catalogus Museum
voor de IJsselmeerpolders,
Schoklandi966)
Wandtapijten der Fransche kathedralen en
paleizen en de tapijtweefkunst van
heden, De (catalogus Rijksmuseum,
Amsterdam 1946)
■Wijnberg, Wijnberg, Van Norden,
Kurpershoek. 3 realisten toen en nu
(catalogus Museum Henriëtte Polak,
J955
Tentoonstelling 'Hedendaagse
Nederlandse wandtapijten'. In de 'Waag'
te Nijmegen. Deze tentoonstelling werd
gehouden in het kader van het 1850-jarig
bestaan van de stad. Behalve de
wandtapijten van 'De Gelijkenis van de
Verloren Zoon' werden o.a. wandtapijten
van Geni Peter en Aart van Ewijck
tentoongesteld.
!957
Wandtapijt voor KLM, naar ontwerp van
Henk de Vos, in raadzaal gemeentehuis
Baarn.
1960
GSA Hilversum: wandtapijten
uitgevoerd door Handweverij Edmond
de Cneudt (o.a. wandtapijten van
Christiaan de Moor), n.b.: Edmond de
Cneudt was jarenlang bestuurslid van
GSA.
1961
Met andere leden van de zgn.Groep X
(dat waren leden van het Genootschap
van samenwerkende
ambachtskunstenaars) bij Van Hulsen in
Leeuwarden.
1962
In 'Musis Sacrum' in Baarn het grootste
handgeweven wandtapijt van Nederland:
het wandtapijt 'Levensboom' (of'Boom'),
naar een ontwerp van Hans van Norden.
Geweven in 1961, bestemd voor de nieuwe
Nederlands Hervormde Kerk in Londen.
1964
Kunstzaal 'De Waag' Almelo. De Cneudt
stelde hier wandtapijten van Peter Alma,
Hans Bayens, Johan Haanstra, Harry op
de Laak, Jaap Min, Cuno van den Steene
Geraadpleegde archieven en
bibliotheken
Archief handweverij en tapijtknoperij
Edmond de Cneudt Baarn
Archief Historische Kring 'Baerne'
Archief Historische Kring Laren
Bibliotheek Maritiem Museum
Rotterdam
Archief gemeente Rotterdam
Het Utrechts Archief
Streekarchief Eemland
Streekarchief' Rijnstreek' Woerden
NB: er zijn geen gegevens gevonden over
exposities na 1964.
Literatuur
Belgische wandtapijten moderne kunst op
oude weefgetouwen
(catalogus Singe
Museum, Laren 1965)
Berkum, Sandra van, De Rotterdam de
Textielmuseum Tilburg
Archief Stedelijk Museum Amsterdam
Rijksdienst voor Kunsthistorische
Documentatie in Den Haag
Blotkamp C. e.a., Magie en zakelijkheid
- realistische schilderkunst in
Nederland 1925-1945
(Zwolle-
Arnhem 1999)
-ocr page 96-
NOPPEN
Het ontslag van
dominee
-ocr page 97-
HET ONTSLAG VAN DOMINEE JOHANNES KLUPPEL IN 1745 Q 7
Op het predikantenbord in de Amersfoortse Sint-Joriskerk springt
zijn naam er meteen uit. Ds.Johannes Kluppel diende de
hervormde gemeente maar liefst 23 jaar. In 1745 nam hij plotsklaps
de wijk naar Constantinopel. Waarom? Wie was hij?
Op de avond van 5 februari 1745 spoedde de koster
van de Sint-Joriskerk, Van Engelen, zich van de
kerkenraadskamer naar de pastorie. De predikant,
Johannes Kluppel, tevens scriba van de kerkenraad,
had al een paar keer verstek laten gaan tijdens de
vergaderingen en deze avond schitterde hij weer
door afwezigheid. Op verzoek van de geagiteerde
kerkenraadsleden klopte Van Engelen bij de pasto
rie aan om het notulenboek af te halen. Maar dat
kreeg hij niet mee, omdat de aantekeningen van de
laatste vergaderingen er nog niet in waren ver-
werkt. 'Weegens ziekte', zei de koster bij terugkeer
aan de raadsleden. De dominee-ook al niet in een
beste bui-had de arme man nog een paar vragen
meegegeven, namelijk of er'bij zijn afweesen ker-
kenraad gehouden was'.1 Bovendien wilde hij ophel-
dering over het gerucht'dat een ouderling over
hem geklaagt hadt.' Na de rapportage van de koster
liep de temperatuur van de vergadering snel op.
Wéér werd de koster naar de pastorie gestuurd om
alsnog het boek te halen, maar ook ditmaal keerde
hij onverrichterzake terug. Kluppel zou, zo kreeg hij
de boodschapper mee, 'morgen den preses zoude
komen spreeken aan sijn huijs'.
Het is een dieptepunt in de relatie tussen de
voorganger en de kerkenraad. Het zou niet meer
goed komen.
Olst
Amersfoort was de tweede standplaats van Klup-
pel. Als 21-jarige kandidaat had de domineeszoon
een beroep ontvangen naar de hervormde
gemeente te Olst, waar hij in decemberi7i6 zijn
ambtelijke loopbaan begon.2 De hervormde
gemeente rond de dorpskerk was vacant gewor-
den door het vertrek van Ds. Cosuinus Luyken,
die enkele maanden eerder was vertrokken naar
hetVeluwse Nijkerk. Nog in zijn eerste jaar in de
pastorie van Olst zou Kluppel trouwen met diens
dochter, Aleida.
Hervormde kerk in Olst
1 De episode is ontleend aan Archief Eemland, Archief
hervormde gemeente Amersfoort (bnr. 167) 7, notulen
kerkenraad 5 februari 1745. 2 Stadsarchief Deventer,
notulen classis Deventer, december 1716, inventarisa-
tieno. 1057. Zie ook: F.A. van Lieburg, Repertorium van
Nederlandse Hervormde predikanten
(2 dln., Dordrecht,
1996)1317.
-ocr page 98-
0,8 KOOS VAN NOPPEN
Over de werkzaamheden van de jonge predi-
kant is weinig bekend; de kerkenraadsnotulen uit
die periode zijn verloren gegaan. Veel bijzonders
passeerde er tijdens zijn verblijf niet, afgaande
op de notulen van de classis Deventer. De classis
zag toe op het kerkelijke leven, luidde vertrek-
kende predikanten uit, ze regelde geldinzamelin-
gen voor noodlijdende kerken, alsook voor het
werk onder de 'Fransche geloofsgenooten op de
galeyen' (als slaven van de Arabieren). Een vast
agendapunt in dat tijdsgewricht vormen de ver-
halen over 'paapse stoutigheden' die in vrijwel
elke vergadering worden opgedist. Zo vertelt een
van de predikanten dat een 'Paaps man, die een
gereformeerde vrouw heeft, hadde gesegd dat zo
dikwijls als hij bij dat wyf te bedde ging dat het
zo veel was als hij bij den Duyvel te bedde ging.'
Van Kluppels bijdrage aan de gesprekken
wordt in die notulen niets overgeleverd. Toen hij
na vijf jaar een beroep aannam naar Amersfoort,
werd hij door de voorzitter bedankt 'voor zijn
vreedzame en stichtelijcke bijwoninge en welge-
gronde woorden waarmee hij de vergadering
gediend heeft.'
Hoge verwachtingen
De afhandeling van Kluppels beroeping op het
stadshuis ging niet zo snel als die van zijn collega
Theodorus Terbruggen uit Hattem, die met een
paar weken bekeken was.3 Op 21 juli 1721 gaf de
vroedschap de kerkenraad toestemming om de
vacature van de overleden predikant Van Oostrum
te vervullen. Een week later stonden gecommit-
teerden
Ds.Terbruggen, ouderlingen Arnoldus van
Bogerijen en Antoni van Hoogland en diaken Hen-
drik Cramer met zes geselecteerde predikanten
uit verschillende windstreken op de stoep: Daniël
van der Meer, Renesse (Zld), Jacob Cosijn, Hattem
(Cld), Johannes Kluppel, Olst (Ov), Martinus Hek-
kersdijk, Waspik (NB), Patrus Wijnstock, Wormer
(NH) en Arnoldus Carolus Voet, Ankeveen (NH).
De vroedschap vroeg de kerkenraad om daar
een drietal uit te selecteren, maar dat duurde nu
wel even. Pas maanden later, op 22 september,
stuurde de kerkenraad de selectie Van der Meer,
Voet en Kluppel in en diezelfde dag kreeg zij
toestemming er één van te beroepen. Men koos
voor de man op de laagste plaats en op de 28e
schreef de kerkenraad dat zij een nieuwe bekwa-
me herder en leraar had gevonden, wiens
bekwaamheden genoegzaam verzekerd waren,
zo schreef de raad lyrisch, want het ging namelijk
om 'den eerwaarden, godzaligen en hooggeleer-
den domino Johannes Kluppel... om Gods
Woord zuyver te verkondigen, de Heilige Sacra-
menten na Christi instellingh oprecht te bedie-
nen, de kerkelijke tugt voorsigtigh te oeffenen,
de krancken neerstigh te besoeken, en voorts
alles te verrigten het geen een getrouw dienaar
des Heiligen Evangeliums in de gemeente Jesu
Christi [tekst door randschade weggevallen]
eynde dese gemeente door zijne dienst onder
Gods medewerkende genade en Geest meer en
meer mogen aanwasschen in getal en overvloe-
diger worden in de kennis der waarheyd, die na
de Godsaligheyd is, leydende ter eeuwiger
gelucksaligheyd.'
De verwachtingen van Kluppel waren dus
wel zeer hooggespannen. De volgende dag ging
de raad akkoord. De gebruikelijke acceptatiebrief
van de nieuwe predikant zit helaas niet tussen de
stukken.
Lang dienstverband
Kluppel vervulde de vacature die was ontstaan
door het overlijden van Antonius van Oostrum,
in 1720. De stad moet Kluppel niet onbekend zijn
geweest, want zijn schoonvader was er, na een
zeer kortstondig verblijf in Nijkerk, in de laatste
drie jaar van zijn leven als predikant werkzaam
geweest; hij was eveneens in 1720 overleden.
Kluppel werkte nauw samen met zijn twee
3 Het volgende naar Archief Eemland, Stadsarchief
Amersfoort (bnr. 1) 120, resoluties 1720-1721. Met dank
aan Gerard Raven.
-ocr page 99-
HET ONTSLAG VAN DOMINEE JOHANNES KLUPPEL IN 1745 O, O,
collega's en, omdat hij meer dan twee decennia
bleef, zag hij er diversen gaan en komen. In het
weinige dat de archieven overleveren over zijn
pastorale werk, laat hij zich kennen als een trouw
dienaar des Woords en een verdediger van de
gereformeerde leer.
In huiselijke kring maakte hij donkere perio-
den door. Twee van zijn kinderen, Harmina en
Magnus, overleden in 1726 op zeer jonge leeftijd.
Zes jaar later overleed Aleida, zijn eerste vrouw.
In januari 1737 hertrouwde hij, met Sara Jacoba
Lemmers uit Amsterdam.
Uiteindelijk zou Kluppel 23 jaar in Amers-
foort blijven. Dergelijke dienstverbanden waren
in die tijd gangbaar. Ds. Neander bleef 28 jaar,
evenals zijn collega Wilbrennink. Ds. Cruypink
vertrok na 29 jaar; Ds. Kolff spande de kroon met
35 dienstjaren. Uit de lange dienstverbanden kan
niet zomaar worden geconcludeerd dat ze naar
tevredenheid van de kerkenraad presteerden. Er
waren gewoonweg weinig doorstromingsmoge-
lijkheden. Wie hogerop wilde, moest beschikken
over bijzonder talent of, nog liever, een uitzon-
derlijk netwerk in de betere kringen. Afgaande
op de kerkenraadsnotulen was er niets op Klup-
pels functioneren aan te merken, of het moest
zijn dat hij in de laatste jaren van zijn verblijf,
opeens, zonder opgaaf van redenen, verzuimde
de vergaderingen te bezoeken.
Conflict
Tegen het eind van het jaar 1744 liep het spaak
tussen Kluppel en de kerkenraad. Gedurende een
aantal maanden liet de predikant verstek gaan bij
de dinsdagse catechisaties, vanwege enkele niet
nader aangeduide 'inconvenienten'. Ook op een
ander front kwam opeens de klad in zijn werk.
Als scriba van de kerkenraad liep hij achter met
het inschrijven van de notulen.
Hoezeer de verhoudingen waren vertroebeld
blijkt uit het kerkenraadsverslag van de avond
waarop de koster tweemaal tevergeefs een
poging ondernam het notulenboek te bemachti-
gen. Een collega-predikant en een kerkenraadslid
zouden de wederzijdse bezwaren met Kluppel
onder zes ogen bespreken, maar die ontweek de
confrontaties. De ene keer zei hij van geen
afspraak te weten, een andere keer 'dat het hem
nu niet gelegen kwam', een derde keer meldde hij
dat hij 'over die zaak geen rekenschap verschul-
digd is aan de kerkenraad'. Dat schoot de mannen-
broeders in het verkeerde keelgat en ze oordeel-
den 'eenparig' dat de weigerachtige houding van
de eerwaarde predikant 'gans onbetamelijk' is,
temeer daar de afspraak op verzoek van Kluppel
zelf was gemaakt'.4
Een week later toonde Kluppel in dubbel
opzicht beterschap. Hij verscheen ter vergadering
en had zowaar het notulenboek bijgewerkt. Maar
toen bleek dat hij als scriba kritische opmerkingen
over zijn functioneren in de verslaglegging had
afgezwakt. Toen hij ook nog weigerde om correc-
ties in de kantlijn bij te schrijven, werd collega-
predikant Van Rees benoemd tot scriba. Nadat
Kluppel pen en papier had afgestaan, meldde hij dat
hij alleen in het bijzijn van een 'onafhankelijke par-
tij' wilde verklaren waarom hij de catechisaties had
verzuimd. Na die woorden pakte hij zijn biezen.5
Duimschroeven
De kerkenraad voelde zich geschoffeerd, maar
zocht om de lieve vrede wil 'de sagtste weg soo
veel moogelijk in te slaan' en de gang van zaken
voor te leggen aan het onpartijdig oordeel van de
classis. Maar dat leverde niets op: de kerkenraad
zelf, zo oordeelde de classis, was in deze de 'com-
pentente regter' en ze tekende daarbij aan dat 'Ds.
Kluppel niet en vermag te weygeren reekenschap
te geeven aan de kerkenraad'.
De kerkenraad voelde zich door die uitspraak
geruggensteund en draaide Ds. Kluppel de duim-
schroeven aan. Hij werd gesommeerd om in de
eerstvolgende kerkenraadsvergadering, in mei
1745, tekst en uitleg te komen geven. Maar Kluppel
4 Als noot 1.
-ocr page 100-
100 KOOS VAN NOPPEN
zag de bui al hangen en liet schriftelijk weten dat
ook hij de kwestie aan de classis wenste voor te
leggen.
Twee maanden later gaf de classis uitsluitsel,
op 9 juli. 'De vergadering is van oordeel, sonder
sig in alles uit te laaten, dat Ds. Kluppel had
behooren reedenen te geeven aan den kerken-
raad van Amersfoort van 't niet catechiseren; 't
welk nu niet geschied zijnde, zal Ds. Kluppel
alsnog erkennen, dat (hij) sulks wel had moogen
doen om meer verwijderingen voor te koomen
[lees: te voorkomen], waarmee de gecommit-
teerden des kerkenraads genoegen zullen nee-
men, en d'een de anderen de hand van broeder-
schap geeven.'6
De aanwezige vertegenwoordigers van de
kerkenraad durfden zich tijdens de classisverga-
dering niet zomaar achter die uitspraak te scha-
ren. Ze wensten eerst ruggespraak te houden
met de kerkenraad, overigens 'niet twijffelende
ofdeselvezou naar billijkheid handelen.'
Maar de kerkenraad vond het onbevredigend,
omdat er op deze manier niet echt opheldering
kwam over wat Kluppel nu precies had bewogen.
Waarom verzuimde hij de catechisaties? En
waarom weigerde hij zo halsstarrig verzoeken
van de kerkenraad?
Constantinopel
In de kerkenraadsvergadering van 17 juli verraste
Kluppel iedereen met een brief van de classis
Amsterdam, die hem had beroepen te Constan-
tinopel. Hij meldde dat hij het beroep had aan-
vaard en op korte termijn zou vertrekken.
De Amsterdamse classis had al een maand
eerder, tijdens de vergadering van 17 juni, het
besluit over de benoeming genomen. Gedurende
tenminste enkele weken van de onverkwikkelijke
discussies met de kerkenraad en de classis moet
Kluppel dus al geweten hebben dat zijn toe-
komst niet in Amersfoort lag.
Het aangekondigde vertrek moet voor alle
partijen een grote opluchting zijn geweest. Maar
voor de kerkenraad was de kous nog niet af. Ze
wilde de 'zaak-Kluppel' wel op een nette manier
afronden. Dus kwam alsnog de kwestie aan de
orde hoe de dominee zich in de voorbije periode
'aan versuim van sijn dienst had schuldig
gemaakt', zonder dat hij daarvan 'satisfactie aan
den kerkenraad had gegeven'. Om de zaak niet
nodeloos op de spits te drijven concludeerde
men dat Kluppel 'sou betuigen dat (hij) had
behoren redenen te geven van versuim van sij-
nen dienst'. Zulks geschiedde. Daarop Kluppel
nam afscheid.
In de (gebruikelijke) ontslagbrief werd met
geen letter over de kwestie gerept. De kerken-
raad schreef ruimhartig dat ze zich 'onbeswaard'
voelde om Kluppels verzoek om ontslag toe te
staan, 'betuigende daarenboven hare dankbaar-
heid vooralle goede diensten', die hij de
gemeente in al die jaren bewezen heeft. Ze wen-
sen hem alle goeds, met de bede dat God hem
'met alle nodige genadens wil voorsien teneinde
sijn Edele nog vele jaren sijn mag tot nut van sijn
kerk, tot stigtingen opbouwing van die gemeen-
te en tot inwinning van vele ongelovigen.'
In de maand augustus schreef de kerkenraad
nog aan de classis dat de broeders eigenlijk niet
van zins waren geweest om in de zaak te berus-
ten. Maar dat is mosterd na de maaltijd. Kluppel
heeft dan al afscheid genomen, 'bij welke gele-
gentheid deze saak in der minne is afgedaan.'
Handelskerk
In het najaar van 1745 maakte het echtpaar
Kluppel zich op voor de maandenlange reis naar
hun nieuwe gemeente, een handelskerk in
Constantinopel.
Om enig zicht te krijgen op zijn nieuwe
werkkring, een kort intermezzo.7 Tegen het eind
van de i6e eeuw bereisden Nederlandse kooplie-
5 Idem, 12 februari 1745. 6 Een samenvatting van het
besluit van de classis is opgenomen in de notulen van de
kerkenraad, 9 juli 1745.
-ocr page 101-
HET ONTSLAG VAN DOMINEE JOHANNES KLUPPEL IN 1745 101
bemoeien met de Turken, 'integendeel, zij moest
dankbaar zijn dat geduld werd voor den eigen
stam' (lees: de Nederlanders]) De relatie was
precair. 'Bij elke kleinigheid waren de Turken op
hun teenen getrapt of deden althans alsof, en de
glimlach moest weer gekocht worden', met dure
geschenken.9
De predikanten die de handelskerken
dienden waren, uitzonderingen daargelaten,
zeker niet de besten. Onder hen vond men veel
avonturiers, die uit weinig christelijke motieven
vertrokken. In veruit de meeste gevallen waren
het aankomende predikanten of vloot- en leger-
predikanten, 'nimmer dienaren die een Holland-
sche gemeente achterlieten en een Hollandsche
pastorie', schrijft Samberg.10 'De gevaarlijke
reis, de verre vreemde gemeente, de eigenaar-
dige levensomstandigheden moesten ook wel
een belemmering vormen vooreen predikant
om een goeden werkkring vaarwel te zeggen,
temeer indien hij gehuwd was en een gezin
had.' Kluppel was in dit opzicht dus een
uitzondering.
Constantinopel, de nieuwe standplaats van
Kluppel, heeft als handelscentrum geen grote
betekenis gehad en dientengevolge is de
gemeente ook nooit erg omvangrijk geweest.
Een bericht uit 1671 meldt dat deze bestond uit
enkele kooplieden en vijf leden van het huis van
de gezant. Wel waren er circa vijftig Franstalige
handwerkslieden in de stad, meest horlogema-
kers, die de gereformeerde religie waren toege-
daan. Voor hen werden aparte kerkdiensten
belegd in hun moedertaal.
Nieuwe problemen
Op 5 december 1745 werd Kluppel ingehaald als
de nieuwe predikant van de kleine gemeente
5to« Caffi^^fc/Kopglin T-uvcfn)
m ï
"
;,.~<~
Constantinopel
den de wereldzeeën en zo trof men ze ook aan
langs de kusten van Tripoli, Alexandrië en Con-
stantinopel. Waar de zeevarende Nederlanders
hun voet aan wal zetten voor de handel, bouw-
den ze naast de koopmanshuizen en pakhuizen
een kerk. Het ging er hoofdzakelijk om hen in
den vreemde een geestelijk thuis te bieden,
waar het er in de kerkdiensten precies zo aan
toe ging als in hun vaderland. Het kerkvolk
bestond uit de ambassadeur (of de consul), hun
personeelsleden, verder de medewerkers van de
kooplieden en uiteraard de passanten. Zo ont-
stonden her en der in de wereld handelskerken;
in New York, bij Kaap de Goede Hoop en in
Indië.
Toen vanaf 1600 de handel met het Turkse
Rijk opbloeide, ontstonden daar ook dergelijke
kerken, zoals in Smirna (het huidige Izmir) en
Constantinopel (Istanbul). 'Vaak en gaarne' wor-
den ze'zendingskerken'genoemd, maar dat
waren het zeker niet, betoogt Samberg.8 De kerk
werkte alleen aan de uitbreiding van het chris-
tendom, 'waar het zonder schade voor den han-
del was, of gezien werd als bevordering daarvan'.
De kerk mocht zich op geen enkele manier
7 Gegevens over de handelskerken zijn geput uit L.
Knappert, Geschiedenis der Nederlandsche Hervormde
Kerk gedurende de 16' en
27* eeuw (Amsterdam, 1911); J.W.
Samberg, De Hollandsche gereformeerde gemeente te
Smirna. De geschiedenis eener handelskerk (Leiden,
1928). 8 Samberg a.w. 178. 9 Samberga.w. 179.
10 Samberg a.w. 111.
-ocr page 102-
102 KOOS VAN NOPPEN
rond de ambassadekapel in Constantinopel.
Maar al gauw braken daar roerige tijden voor
hem aan. Er was een nieuwe ambassadeur
benoemd, jonkheer Elbert de Hochepied en in
diens gevolg was een zekere Ds. Stephanus Man-
geot meegekomen. Deze Mangeot gaf privé-
lessen aan de zoon van de ambassadeur, maar
Kluppel klaagde in een brief aan de classis, dat hij
'tot zijne droefheit heeft moeten gedoogen, dat
gemelde Mangeot zigh allengskens, in zijnen
dienst indrong, met het predik-ampt waar te
neemen op die zelve plaatse en bij dezelfde
Nederlandsche en Fransche gemeinte.' Mangeot
ontpopte zich dus als Kluppels concurrent; hij
preekte, bediende het avondmaal - en handelde
tegen de regels.
De kleine gemeente viel ten prooi aan twee-
dracht. Degenen die op de hand van de ambas-
sadeur waren, kozen uiteraard voor Mangeot.
Maar de geestverwanten van Kluppel lieten zich
niet onbetuigd. Ze stuurden op 6 december 1747
een getuigschrift naar de classis Amsterdam
waarin ze stelden dat hun predikant zich sinds
zijn aantreden, 'altoos christelijk en loffelijk
gequeeten heeft in zijn beroep', en dat hij de
kerk 'met euridique [goed geformuleerde] en
zeerstigtelijke predicatiën, en zeer beweeglijke
gebeeden [heeft] gestigt.'
Nadat Ds. Mangeot op Eerste Paasdag van
1748 zijn boekje weer eens te buiten was gegaan,
beriep Kluppel zich op de kerkelijke reglemen-
ten: 'Het zal niemand, alhoewel hij een doctor,
ouderling of diaken is, geoorloft zijn den dienst
des Woords ende der sacramenten te betreeden,
zonder wettelijk daar toe beroepen te zijn. Ende
wanneer iemand daar tegen doet en meermaalen
vermaant zijnde niet af en laat, zoo zal de classis
oordeelen of men hem vooreen scheurmaaker
verklaren, of op eenige andere wijze straffen zal.'
Explosief
De classis zat in een lastig parket, omdat ze werd
geacht een oordeel te vellen in een conflict waar-
over ze slechts via brieven was geïnformeerd. De
correspondentie nam veel tijd en zelfs op afstand
oogde de situatie nogal explosief. De classis koos
aanvankelijk partij voor Kluppel, maar haar
invloed bleek gering.11 Kluppel moet ook voor-
voeld hebben dat hij in het conflict aan het kort-
ste eind trok. Allereerst verloor hij de steun ('zo
nodig, in zo een gewest') van de ambassadeur.
Nieuwe problemen waren slechts een kwestie
van tijd. Kluppels relatie met de kleine Neder-
landse gemeenschap was onherstelbaar bescha-
digd. De onenigheid en verwarring leidde ertoe
dat de kerkgangers thuisbleven of uitweken naar
de lutheranen.
Tot juni 1749 is Kluppel in Constantinopel
werkzaam geweest. Later zou hij verklaren dat hij
tot aan de komst van Mangeot 'met alle genoe-
gen' in de gemeente had gewerkt en dat hij had
gewenst 'daarin tot het einde zijnes levens te
mogen voortgaan'12 Ontgoocheld verliet hij de
stad, samen met zijn vrouw en knecht. Terug in
Amsterdam, hield hij de classis voor hoe hij 'ook
in 't midden der barbaaren, ten koste en op
gevaar van zijn leven vrijwillig gedient heeft',
maar dat die vreemde Franse predikant (Man-
geot), 'die hem op sinisteren en irreparabele
wijze heeft mishandelt, van zijn voorneemen,
om ten beste van land en kerke noch meerder
jaaren te Constantinopel te blijven, ontzet, en
alle harde wegen heeft ingeslagen.'13
Hij had het zich zo anders voorgesteld. Hij
zag geen andere weg dan ontslag te nemen.
Mangeot, op zijn beurt, bleek ook behoefte te
hebben aan een terugblik. In een lange brief aan
de classis bleek de onenigheid een stuk genuan-
ceerder te liggen.14 En passant spuwde hij zijn gal
over Kluppel, die hij afschilderde als een heetge-
bakerde Nederlander, die onvoldoende Frans
sprak om voor (een deel van) de gemeente tot
11 De hele correspondentie over de affaire is bewaard
gebleven in Stadsarchief Amsterdam, Archief van de
classis Amsterdam, inventarisno. 379. 12 Idem, 13
januari 1750.
-ocr page 103-
Toegang tot de
begraafplaats
van Tripoli
Foto Peter A. Tabor,
ambassade Tripoli
Nederlandse
graven op de
begraafplaats
van Tripoli
Foto Peter A. Tabor,
ambassade Tripoli
zegen te zijn. Hij voelde zich diep door hem
gekrenkt en eiste eerherstel.
Consul
Maar het was allemaal nakaarten. In Constanti-
nopel trad een nieuwe predikant aan en Kluppel
vinden we terug in Tripoli. Zijn loopbaan had een
opmerkelijke wending genomen. Op 12 oktober
1750 was hij namelijk benoemd tot consul in Tri-
poli (het huidige Libië).15 Naar zijn motieven om
het ambt van predikant neer te leggen, kan
slechts worden gegist. Was hij teleurgesteld in
de houding van de kerk in het conflict? Zag hij er
tegenop om zich in het vaderland opnieuw aan
een gemeente te verbinden? Of, had hij eigenlijk
wel genoten van het bestaan in den vreemde en
greep hij gretig de eerste de beste mogelijkheid
aan om opnieuw haar het buitenland te gaan?
Mogelijk was zijn ervaring een pré bij de sollicita-
tieprocedure.
Maar ook dit avontuur zou hem zwaar bezu-
ren. Al spoedig bleek dat het niet boterde tussen
Kluppel en vice-consul Vidari, die hij van zijn
voorganger had 'geërfd'. Zelfs de Staten-Cene-
raal bleken op de hoogte van de praatjes die
Vidari had verspreid over de gewezen predikant.
Kluppel vroeg daarom zijn kanselier, J.Z. Möser,
een verklaring naar Den Haag te sturen - de
geschiedenis lijkt zich hier te herhalen. Uit de
verklaring kunnen we afleiden waar Kluppel van
werd beschuldigd. Möser schreef namelijk dat hij
Kluppel nooit dronken had gezien. Verder ver-
klaarde hij dat Kluppel geen aanhanger van de
joodse godsdienst was en dat de voormalige
predikant slechts drie uitstapjes met zijn huis-
houdster had gemaakt, zodat hij zeker geen aan-
stoot had gegeven.
Het moet voor Kluppel een bittere pil zijn
geweest om, zo kort na de conflicten in Constanti-
nopel, wederom in een slangenkuil te zijn beland.
Nog voor het conflict kon escaleren, overleed hij,
op 58-jarige leeftijd, in de zomer van 1753.
Hij ligt vrijwel zeker begraven op de kleine
protestantse begraafplaats, die destijds buiten de
oude muur van de stad, direct aan zee was gele-
gen.16 Tot op de huidige dag is het kerkhof in tact
gelaten. Het merendeel van de grafschriften is
onleesbaar geworden. Slechts een gebroken
wandplaat met de naam 'Pays-Bas' herinnert nog
aan de aanwezigheid van Nederlandse protestan-
ten in Tripoli, onder wie de verdwaalde herder,
Johannes Kluppel.
13 In een rapportage aan de classis Amsterdam, idem 6
april 1750. 14 Brief Mangeot aan de classis Amsterdam,
idem, getekend 3 juli 1751. 15 Gegevens ontleend aan
HJ. de Muij-Fleurke, Onderzoek naar de geschiedenis van
de Nederlandse vertegenwoordiging in Tripoli en de loca-
tie van het Nederlandse consulaatsgebouw (ongepubli-
ceerde scriptie, 1999, verkregen via ambassade.
16 Informatie verkregen via Peter A. Tabor, Nederlandse
ambassade Tripoli.
-ocr page 104-
LOES TIEMAN
Het kantoor van
i
de Rijksdienst
J:,
un<
:oe
dij
: J
voor
i
f
VI
[lil i^Hu
1
's 1$
tl
1
'1
Mm
n he
mersfo
ISC
\
i i i
-ocr page 105-
HET KANTOOR VAN DE RIJKSDIENST VOOR HET OUDHEIDKUNDIG BODEMONDERZOEK IO5
BE REA LI STIC, ASK FOR THE IMPOSSIBLE '
Zestig jaar na de oprichting is de Rijksdienst voor het Oudheid-
kundig Bodemonderzoek (ROB) opgehouden te bestaan. Op i
november 2006 vond de fusie plaats met de Rijksdienst voor de
Monumentenzorg (RDMZ). Gezamenlijk gaan zij verder onder de
naam Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en
Monumenten (RACM). Medio 2008 wordt deze dienst gehuisvest
aan het Smallepad in Amersfoort, in een gebouw dat werd
ontworpen door de Spaanse architect Juan Navarro Baldeweg.
De Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek was
sinds 28 juni 1988 gevestigd op de hoek Kerkstraat-Muurhuizen.
De komst van dit gebouw in het historische hart van Amersfoort
heeft veel stof doen opwaaien. Protesten van buurtbewoners,
bouwvoorbereidingen en bezuinigingen bij de rijksoverheid
hebben geleid tot ernstige vertraging: het duurde twintig jaar
voordat het gebouw gerealiseerd kon worden. Nadat de
archeologen er een zelfde periode - twintig jaar- in hebben
gewerkt trekken ze er weer uit. De toekomst van dit
spraakmakende gebouw is nog in nevelen gehuld, haar
veelbewogen verleden is bewaard gebleven in archieven.
Oprichting en ontwikkeling van            tijnenklooster Mariënhof, later het Burgerwees-
de Rijksdienst voor het                              huis, aan de Kleine Haag. In 1957 kocht de
Oudheidkundig Bodemonderzoek       gemeente Amersfoort het oudkatholiek semina-
De Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodem-        rie aan de Kerkstraat waarna een deel van dit
onderzoek (hierna te noemen ROB) opgericht            complex in gebruik werd genomen door de ROB.
opi januari 1947 in Den Haag, verhuisde in 1949          Er waren nu vijf dependances in en buiten de
naar Amersfoort. Het kantoor met acht mede-            stad; een onhoudbare situatie voor de organisa-
werkers werd gevestigd in heti6e-eeuwse Augus-       tie die zich had ontwikkeld tot een dynamisch en
1 Uitspraak van Abel Cahen in het radioprogramma                op dinsdag 28 juni 1988, van het nieuwe gebouw voor de
Kunstof op 20 januari 2003. 2 J.A. Brongers (red.),                  Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek te
Archeolgie en Geschiedenis van een bouwplaats in Amers-        Amersfoort, Amersfoort 1988.
foort; opstellen uitgegeven ter gelegenheid van de opening,
-ocr page 106-
1 OÖ LOES TIEMAN
voegd, omdat 'zijn werk zich kenmerkt door
inventiviteit en gevoeligheid; hij werkt met grote
intensiteit en bezit een juist begrip voor de sfeer
waarin, en de wijze waarop wij werken'. De rijks-
gebouwendienst gaf vanwege de extra kosten
hiervoor geen toestemming.
Rijksbouwmeester ir. F. Sevenhuysen werd
ervan overtuigd dat architect Abel Cahen wel
over de kwaliteit beschikte om een gebouw te
ontwerpen dat zowel aan het programma van
eisen zou beantwoorden als in de historische
kern van Amersfoort paste. Cahen benaderde
een oude binnenstad op eigen wijze. In Amster-
dam bouwde hij aan het Singel een flatgebouw
(1963-1970) waarvan de verhoudingen overeen-
stemden met die van de omliggende panden.
Door de vormgeving en het materiaalgebruik
onderscheidde dit eigentijdse grachtenhuis
(428) zich echter sterk van de omgeving.
De rijksbouwmeester stemde in met de keus
van de bouwcommissie. In 1974 kreeg Cahen de
opdracht voor de restauratie en nieuwbouwvan
het ROB-kantoor.
Twee jaar later stuurde de Rijksgebouwen-
dienst een schetsontwerp aan de burgemeester
van Amersfoort. Het ontwerp werd op 5 april
1976 voorgelegd aan de gemeentelijke monu-
mentencommissie. Cahen was uitgegaan van
een verticale structuur die geënt was op het
functioneren van de dienst. In plaats van conven-
tionele bouwmaterialen en historiserende details
maakte hij gebruik van eigentijdse vormen en
materialen zoals metselwerk, betonelementen
en stalen vensters.
Over de kwaliteit van het plan bestond geen
verschil van mening. De monumentencommissie
3 De bouwcommissie bestond uit vier leden: directeur
W.A. van Es en drie van zijn medewerkers: de heren
J.F. van Regteren Altena, H. Bloklander en J.A. Brongers.
Vriendelijke mededeling door de heer J.A. Brongers,
Amersfoort 9 november 2004.
technologisch geavanceerd bedrijf. Er was drin-
gend behoefte aan kantoorruimte die beant-
woordde aan de eisen die aan een moderne
bedrijfsvoering gesteld werden.
Plannen voor nieuwbouw
Omstreeks 1960 begon men bij de ROB over
nieuwbouw te denken. De gemeente vond een
omvangrijk gebouw in de directe omgeving van
de Mariënhof niet passend en daarom werd over-
wogen om te verhuizen naar het oudkatholiek
seminarie. Ook dit was geen optie voor de
gemeente want om het gehele programma van
de dienst in het gebouw onder te kunnen bren-
gen was een uitbreiding met aangrenzende parti-
culiere eigendommen noodzakelijk.
Het verkrotte complex was ongeschikt voor
de huisvesting van de ROB. Een ingrijpende ver-
bouwing zou voorde gemeente een te kostbare
investering zijn omdat het rijk slechts een huur-
overeenkomst voor tien jaar wilde afsluiten. Toen
het niet langer verantwoord was om de werk-
zaamheden in het seminarie voort te zetten, trok
de ROB er uit en verhuisde naar de Valkestraat.2
Op 1 juni 1972 verkocht de gemeente Amers-
foort het seminarie voor 250.000 gulden aan het
rijk. Om huisvesting voor de ROB te creëren, gaf
de Rijksgebouwendienst opdracht voor de res-
tauratie en de nieuwbouw waarmee het complex
zou worden uitgebreid. De ROB formeerde
intern een bouwcommissie.3 Het ideaal van de
commissieleden was een gebouw van hoge
architectonische kwaliteit dat zich in maat en
schaal aan de historische omgeving moest aan-
passen maar dat beslist geen oubollig'Anton
Pieck' bouwsel mocht worden.
De door het rijk aangestelde architect C.W.
Schaling wenste in een historiserende stijl te bou-
wen. Zijn opvattingen stonden haaks op die van
de bouwcommissie en er ontstond een conflict.
De bouwcommissie wilde dat architect
J. Verhoeven uit Hoevelaken zou worden toege-
-ocr page 107-
HET KANTOOR VAN DE RIJKSDIENST VOOR HET OUDHEIDKUNDIG BODEMONDERZOEK 1 QJ
2  Lage elementen aan de Muurhuizen en hogere
elementen aan de Kerkstraat is juist tegengesteld
aan hetgeen (historisch gegroeid) hier altijd is
gebouwd.
3   Indien een open hof aan de Muurhuizen
wordt gemaakt is alleen een muur niet voldoen-
de ter afscheiding om de gevelwand dicht te hou-
den; dit betekent dus een open ruimte als onder-
brekingvan de gevelwand, hetgeen minder wen-
selijk wordt geacht. Open ruimten-hoven-ver-
wacht men achter de bebouwing in een binnen-
stad en niet aan de straat.
4  Het plan heefteen bebouwing georiënteerd
op de Kerkstraat en niet aan de Muurhuizen - dit
is eigenlijk een zijgevel- in het beeld aan de
Muurhuizen is de bebouwing vrijwel altijd juist
georiënteerd op de Muurhuizen.
5  De nieuwbouw achter de Appelmarkt wordt,
indien bestaande bebouwing hier wordt gehand-
haafd, haast onmogelijk geacht.
6  De gevelindeling wordt als erg ingewikkeld en
nodeloos druk ervaren; de elementen met een
hoogte van 2 verdiepingen worden als niet pas-
send in deze omgeving gekenschetst; horizontale
roedenverdeling wordt afgeraden evenals lange,
lage raampartijen.
7  Van de materiaalkeuze valt in dit stadium wei-
nig te zeggen, minder traditionele materialen
zijn wellicht toe te passen, erg afhankelijk van
afmetingen en plaats in het geheel.
De gemeentelijke monumentencommissie gaf
B&.W in overweging om, op grond van bovenge-
noemde punten van kritiek, de Rijksgebouwen-
dienst te informeren dat zij niet bereid was om
medewerking te verlenen aan het realiseren van
was echter verdeeld over de vraag of op deze
gevoelige plek in de stad wel een gebouw met
een dergelijk uitgesproken karakter moest
verrijzen."
De architectleden hadden bezwaar tegen de
maat en schaal van de nieuwbouw. In Amers-
foort was altijd geprobeerd om het bouwen in de
oude stad een aangepast en bescheiden karakter
te geven. Zij vonden dat de identiteit van de
Muurhuizen zou worden aangetast door dit
eigentijdse ontwerp dat sterk afweek van de bin-
nenstad. Met name de grote glazen overkapping
van het middengedeelte en de geprefabriceerde
elementen riepen vragen op.
De commissie besloot rechtstreeks advies te
vragen aan de ministervan Cultuur, Recreatie en
Maatschappelijk Werk (CRM). De directeur Res-
tauratiezaken van de Rijksdienst voor de Monu-
mentenzorg deelde mee dat de Monumenten-
raad positief stond tegenover het ontwerp. De
hoofdopzet in maat en schaal werd aanvaard,
maar gezien het voorlopige karakter was het niet
mogelijk om gedetailleerd op het schetsontwerp
in te gaan.
Nadat de Amersfoortse monumentencom-
missie zich op 9 maart 1977 opnieuw over het
plan had gebogen, werd een compromis gevon-
den over het advies aan B&.W. Als Cahen tege-
moet zou komen aan de zeven punten van kritiek
van de architectleden dan zou het plan door de
monumentencommissie worden goedgekeurd.
De volgende bezwaren werden genoemd:s
1 De [dak-] elementen zijn te klein van maat en
door het vierkante grondvlak zonder richting,
kapjes-van welke vorm dan ook- zullen te klein
zijn in deze omgeving.
leden. S.Tuinstra secretaris. Afwezig: F.J.G. Veltman, lid
en C.J. Bardet, adviserend lid. 5 Brief van de gemeente-
lijke monumentencommissie aan burgemeester en wet-
houders van Amersfoort, maart 1977.
4 Samenstelling van de monumentencommissie volgens
de notulen van de vergadering op 5 april 1976: W.Hus-
lage, voorzitter, J.A Brongers, H.E. Dekhuyzen en ir. T.
van Hoogevest. Leden, C. van de Braber, W.B. Dogger, P.
Doornekamp, A.H. Rooimans en J. Stapper, adviserende
-ocr page 108-
1 08 LOES TIEMAN
de restauratie- en de nieuwbouwplannen zoals
deze in het voorlopig ontwerp van maart 1976
werden aangegeven.
De reactie van de buurtbewoners
Bij de buurtbewoners viel het plan van Cahen
niet in goede aarde. Zij verenigden zich in de
"Buurtschap Rond De Blauwe Brug" en stuurden
een brief aan de toenmalige minister van Cul-
tuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM),
H. van Doorn. Zij verzochten hem om bij de
beslissing over de nieuwbouw aan de Kerkstraat-
Muurhuizen de grootst mogelijke zorgvuldigheid
te betrachten. Zij verwezen naar het ontwerp van
de wet op de stadsvernieuwing waarin staat dat:
"stedelijke gebieden, en in het bijzonder de
stadscentra, bij uitstek brandpunten van conflic-
ten en belangenverstrengelingen zijn. Er heersen
voortdurend spanningen, waarbij de zich uitbrei-
dende activiteiten de zwakkeren trachten te ver-
dringen."6
De omwonenden waren van mening dat de
ROB geen enkele functie vervulde in de histori-
sche binnenstad. De dienst zou met haar uitbrei-
dende activiteiten de toch al zwakke woonfunc-
tie nog verder verdringen. In zijn antwoord wees
de directeur-generaal voor Culturele Zaken de
buurtbewoners op het niet denkbeeldige gevaar
dat er waarschijnlijk weinig rekening gehouden
zou worden met hun wensen als er ter plekke in
de particuliere sfeer werd gebouwd.
Naar aanleiding van de vragen die D66
Kamerlid Jan Terlouw in 1977 stelde over de loca-
tie Kerkstraat-Muurhuizen schreef ROB-direc-
teur Van Es een memorandum voor ministervan
Doorn. De openingszin van de nota luidde: "Het
is mijn stellige voornemen de bouw van de nieu-
we vestiging van de ROB op de daartoe uitgeko-
zen plek in de binnenstad van Amersfoort zoveel
als in mijn vermogen ligt te bespoedigen. Ik zal
mij daarbij door niemand meer een spaak in het
wiel laten steken, zelfs niet door de geachte afge-
vaardigde Terlouw, voor wie ik overigens zeer
veel waardering heb." 7
Van Es reikte een groot aantal argumenten
aan waarmee de minister zijn standpunt zou
kunnen verdedigen: het ruimtegebrek waar de
dienst mee te kampen had, de centrale ligging
van Amersfoort en de plaatsing van de ROB bui-
ten de Randstad, conform het spreidingsbeleid
van de regering.
Een bijkomend voordeel was dat het semina-
rie, dat op de monumentenlijst stond, zou wor-
den gerestaureerd. Het complex stond al vijftien
jaar leeg en het begon geleidelijk in te storten.
Niet ongenoemd mocht blijven dat het altijd een
grootschalig element in de stad was geweest; het
had nooit een woonfunctie gehad. De nieuw-
bouw zou kleinschalig geleed zijn en zodanig
worden ingedeeld dat aan het gebouw een ande-
re bestemming gegeven kon worden, eventueel
zelfs een woonfunctie.
De locatie was onder meer gekozen om een
bijdrage te leveren aan de renovatie van het
stadscentrum; dit gebouw was een voortreffelijk
staaltje van goede eigentijdse architectuur, een
sieraad voor de Amersfoortse binnenstad. Het
werk van het instituut paste goed in de oude
stadskern omdat het zich voor een belangrijk
deel kenmerkte door een zekere ambachtelijk-
heid. De activiteiten van de ROB zouden bijdra-
gen aan de verlevendiging van het centrum,
aldus Van Es.8
De vragen die Terlouw had gesteld hadden
betrekking op de woonfunctie in de binnenstad
in relatie tot de plaats van de ROB.
Het antwoord van de minister op zijn vragen
luidde: "Op de plaats waar de nieuwbouw voor
de ROB al jaren geleden werd gepland, bevindt
zich geen noemenswaardige woonbebouwing,
zodat van een verzwakking van de woonfunctie
6 Zitting 1975,13924 nrs.1-3. 7 ongedateerd memo,
getekend "vEs", in archief van de ROB. 8 idem.
-ocr page 109-
HET KANTOOR VAN DE RIJKSDIENST VOOR HET OUDHEIDKUNDIC BODEMONDERZOEK IQO,
nieuwe huisvesting voor de ROB is voorde onge-
veer zeventig medewerkers van deze dienst een
ware lijdensweg aan het worden".
Het definitieve bouwplan
Begin 1979 presenteerde Cahen het herziene
ontwerp.
Het gebouw werd met een verdieping ver-
laagd. Er werd een flink formaat grijswitte steen
gebruikten betonnen prefab pilaren met vier-
kante kapitelen. In de hardhouten kozijnen kwa-
men metalen ramen en de onderliggende verdie-
pingen zouden door middel van kunststof licht-
koepels in platte daken van daglicht worden
voorzien. De centrale binnenruimte werd aan de
bovenzijde afgedekt met een glazen kap. In het
gat aan de Muurhuizen was een laag gebouwtje
gepland. Wanneer het binnenpleintje en de ach-
terliggende tuin gehandhaafd bleven, was er bij
het kantoor voor drie dienstauto's parkeerruimte
beschikbaar.
De monumentencommissie was tevreden en
de voorzitter, wethouder A.L.L.M. Asselbergs,
stelde met genoegen vast dat een drempel was
overschreden waardoor het mogelijk werd om
op eigentijdse wijze nieuw te bouwen in een
oude stad.
Tijdens een extra openbare vergaderingvan
de vaste raadscommissie voor stadsontwikkeling
en ruimtelijke ordening kreeg architect Cahen
de gelegenheid om het plan aan de hand van
twee maquettes toe te lichten. Er was scherpe
kritiek: dit was het meest opzienbarende plan in
negatieve zin ooit. Niemand zat te wachten op
een kantoor in de binnenstad. De woordvoerder
van de "Buurtschap Rond de Blauwe Brug" had
evenmin een goed woord voor "dit koekoeksei in
deze woonbuurt".10 De buurtbewoners bleven
9 Notulen van de raadsvergadering, 27 maart 1979, p.16.
10 Notulen van de vergadering van de gemeentelijke
monumentencommissie, 12 februari 1979.
op die plaats nauwelijks sprake kan zijn."9
En ook op de vraag of hetgeen aanbeveling
verdiende om activiteiten die in de binnenstad
geen functie vervullen achterwege te laten en
liever de woonfunctie te versterken antwoordde
de minister ontkennend. Een binnenstad functio-
neert het beste als daar een menging van de
functies wonen en werken plaatsvindt. Het ver-
wijderen uit de binnenstad van de functie wer-
ken zou de binnenstad een eenzijdig karakter
geven. Dat ging niet alleen op voor activiteiten
die rechtstreeks verband hielden met het functi-
oneren van een binnenstad, maar ook voor acti-
viteiten die op zichzelf ook elders uitgeoefend
konden worden, aldus de minister.
Op de derde vraag: "Zou, indien de gemeen-
te Amersfoort dit wenst, de Minister van C.R.M,
een andere vestigingsplaats willen zoeken voor
genoemde rijksdienst en zou de staatssecretaris
van Financiën ermee akkoord kunnen gaan dat
de gemeente Amersfoort het pand terugkoopt
van Domeinen?" antwoordde de minister:
"Ik ben, zowel gelet op de zeer lange tijd die
al gemoeid geweest is met het voorbereiden van
de nieuwe vestigingsplaats voor de dringend
noodzakelijke uitbreiding van de ROB, als gelet
op mijn onder 2 verwoorde standpunt, ongeacht
de extra kosten die daarmee gemoeid zouden
zijn, niet bereid een andere vestigingsplaats voor
de ROB in overweging te nemen.
Overigens acht ik het in hoge mate onwaar-
schijnlijk dat de gemeente Amersfoort die voort-
durend nauw betrokken is geweest bij de voorbe-
reiding en ontwikkelingvan de plannen,thans nog
aanleiding zou vinden haar instemming met de
gekozen vestigingsplaats van de ROB te herzien."
Zes jaar waren verstreken sinds de Rijksge-
bouwendienst opdracht had gegeven voor de
bouw van een nieuw kantoor en nog was er met
de bouw niet begonnen. De stand van zaken
werd treffend samengevat door de Amersfoortse
Courant van 17 augustus 1978: "Het zoeken naar
-ocr page 110-
HO LOES TIEMAN
oogpunt een gewichtige zaak. Volgens Assel-
bergs was er de laatste jaren veel besluiteloos-
heid geweest bij zowel de raad als het college en
daarom moest er nu, samen met de burgers,
gewerkt worden aan de binnenstad waar veel
verkrotting was. De woonfunctie van het cen-
trum moest vanuit een totaalvisie versterkt wor-
den met een perspectief in de tijd en aan de
hand van een plan dat voor iedereen vastlag.
Hij benadrukte dat de keuze van de vesti-
gingsplaats voor de ROB niet werd bepaald door
de huizen op de Appelmarkt of aan de Kerk-
straat, maar door het oudkatholiek seminarie,
een monument dat niet weggedacht of gesloopt
kon worden ten behoeve van de woningbouw.
De vrije grond hoek Kerkstraat-Muurhuizen was
niet meer dan 15 bij 25 meter en er zouden daar
hooguit enkele kapitale herenhuizen gebouwd
kunnen worden. Afgesproken was om de woon-
functie in de binnenstad te versterken, niet om
herenhuizen te bouwen.
Asselbergs herinnerde de raad er aan dat er
tussen 1966 en 1972 intensief was onderhandeld
over de locatie van het ROB- kantoor. Het ont-
werp van Cahen was meerdere keren getoetst,
waarbij er wederzijds veel water in de wijn was
gedaan.
In de jaren 1973-74 was de kritiek op de bouw-
plannen toegenomen. De rijksdienst had de huur
opgezegd van het pand Appelmarkt 8, maar de
bewoners weigerden om het huis, waarin zij hun
hele leven hadden gewoond, te verlaten. Over
deze kwestie waren op 13 septembeng74 vragen
gesteld in de Kamer.
Cahen werkte volgens het raster van maat en
schaal van de historische stad. Het project zou
niet alleen te omvangrijk worden als hij gebruik
maakte van de gehele bouwkavel, maar hij wilde
ook de bewoner niet uit zijn huis ontwerpen.
11  Notulen van de raadsvergadering op 27 maart 1979.
12  Idem.
bij hun standpunt dat de futuristische construc-
tie niet paste op deze gevoelige plek.
Op 27 maart 1979 stelde het VVD raadslid
H.W.R. Bekking voor om B8tW opdracht te
geven met de Rijksgebouwendienst te onderhan-
delen over een vestiging elders in de gemeente.
Volgens hem waren de raadsleden te laat bij het
overleg betrokken. Zijn verwijt was onterecht
want de nieuwbouw was al in februari 1977 onder
de aandacht van de raad gebracht en niet pas
eind 1977. Omdat de raad geen bezwaar had
gemaakt tegen de komst van de ROB aan de
Muurhuizen was ervoor het ministerie geen
aanleiding geweest om terug te komen op het
besluit. Het voorstel van Bekking om opnieuw
over de locatie te debatteren werd afgewezen.
Een collega-raadslid refereerde aan het ant-
woord dat minister van Doorn had gegeven op
vragen van Terlouw. In de visie van de minister
kregen binnensteden een eenzijdig karakter als
er geen menging van de functies wonen en wer-
ken was. Hij was dan ook niet bereid geweest om
een andere vestigingsplaats voor de ROB aan te
wijzen.
Het point of no return was gepasseerd.
"Terugkeren na het passeren van dit punt leidt in
de luchtvaart tot een catastrofe en hetzelfde zou
ook hier gelden, weliswaar zonder fysieke conse-
quenties, maar wel met onaanvaardbare morele,
praktische en financiële gevolgen", aldus de spre-
ker.11
Toen ook zijn eigen fractie hem niet steunde,
trok Bekking zijn voorstel in.
Het was bovendien de vraag of de gemeente
het plan, na zoveel jaren van voorbereiding, nog
zou kunnen afwijzen. Het college zou in een zeer
moeilijke positie komen gezien de normcode
behoorlijk bestuur en wethouder Asselbergs
stelde dat: "De continuïteit van bestuur niet
alleen in handen ligt van het college maar ook in
die van de gemeenteraad."12 Voor hem was de
locatie van de ROB uit democratisch en moreel
-ocr page 111-
HET KANTOOR VAN DE RIJKSDIENST VOOR HET OUDHEIDKUNDIG BODEMONDERZOEK 111
Door het pand te behouden, kon bovendien een
zachte overgang gecreëerd worden tussen het
ROB- gebouw aan de ene zijde en de al aanwe-
zige bebouwing aan de andere zijde.
Bezuinigingen
Nadat het plan zowel door de welstandscommis-
sie als door de monumentencommissie was
goedgekeurd en ook de gemeenteraad een gun-
stige uitspraak had gedaan, bevestigde B&.W op
20 april 1979 dat de bouwvergunning kon worden
aangevraagd.
Groot was de commotie toen, door een
oekaze van de overheid, de uitvoering van het
project opnieuw werd gefrustreerd. In een
"huisvestingsbrief" d.d. 20 november 1979 van
de secretaris-generaal stond dat de bouw niet
vóóri983 in uitvoering kon worden genomen.
ROB-directeur Van Es ontstak in woede en rea-
geerde per kerende post. Uitstel was voor hem
onacceptabel. Het zou leiden tot onverschillig-
heid, moedeloosheid en zelfs psychische span-
ningen bij zijn medewerkers en bij hem zelf.
Bovendien zouden er kosten gemaakt moeten
worden voor tijdelijke voorzieningen. "Ik heb
voorde gang van zaken in dezen geen enkel
begrip en het zal U dan ook niet verbazen dat
het tijdstip mij ruimschoots verstreken lijkt om
nu nog het overleg ter zake te heropenen. In
tegendeel, de fase van overleg heeft lang genoeg
geduurd, de tijd van handelen lijkt mij aangebro-
ken," aldus Van Es.13 Ook het college van B8tW
tekende protest aan bij de minister van Volks-
huisvesting en Ruimtelijke Ordening: "Wij zijn
niet alleen teleurgesteld, maar wij kunnen zelfs
de gevolgen van een dergelijke vertraging niet
accepteren".14Teleurstelling, woede en protest
tegen het uitstel, het heeft allemaal niet mogen
baten: de bouw werd uitgesteld.
Krakers
Het oudkatholieke seminarie, dat nog steeds onbe-
heerd stond, werd op 2 mei 1982 gekraakt door een
groep studenten. Een kraker die zich op 3 oktober
toegang verschafte kon, via een kort geding op 25
november 1982, uit het pand gezet worden.
Voor de buurbewoners was de actie van de
studenten aanleiding om de huiseigenaar een
open briefte sturen, waarin zij hun beklag deden
over de verpaupering van de binnenstad en in het
bijzonder van het gebied Kerkstraat- Muurhuizen.
Volgens de buurt camoufleerde de ROB de leeg-
stand van het seminarie met de opslag van teken-
tafels en oude bakstenen. Zij deden een beroep
op de ROB om " in een goede sfeer en zonodig
met hulp en faciliteiten aan een vlotte opknap-
beurtvan de pandjes te werken." 15
De directie informeerde de jurist van het
Ministerie van Cultuur Recreatie en Maatschap-
pelijk Werk over de kraakactie: "Bepaalde ele-
menten uit de bevolking hebben het gebeurde
aangevat om de restauratie en nieuwbouw van
het toekomstige onderkomen van de ROB voor
de zoveelste keer ter discussie te stellen. Het zou
me niet verbazen indien het kraken met deze
pogingen nauw samenhangt, indien ik de reeds
lang bestande band en tussen de "krakers-
bewegingen"en de tegenstanders van ons nieuwe
gebouw in aanmerking neem. De haard van de
krakersbeweging in het eveneens gekraakte
voormalige pensionaat St. Jozef is gelegen in de
Muurhuizen op zeer korte afstand van de
"Uithof", dat wil zeggen de plaats van het oud-
katholiek seminarie.16
13 "Van Es", d.d. 26 november 1979, in: archief van de           1982, in: archief van de ROB. 16 Krakers van pand
ROB. 14 Brief aan de Minister van VROM., 27 december       "Uithof "Amersfoort, 13 mei 1982, in: archief ROB.
1979, in: archief van de ROB. 15 Buurtschap Rond de
Blauwe Brug, "Open brief aan de huiseigenaar" 12 mei
-ocr page 112-
112 LOES TIEMAN
zwarte vlaggen slap neerhingen. Hij prees archi-
tect Cahen omdat hij al die jaren blijmoedig was
voortgegaan. Het was geen luchtkasteel gewor-
den, integendeel, het gebouw stond volgens de
minister" met alle poten stevig in ons rijke
bodemarchief."1»
Had men zich in Amersfoort in de vooraf-
gaande jaren nog afgevraagd of het gebouw een
monument dan wel een architectonische mis-
kleun zou worden, tijdens de feestelijke opening
werd het al een monumentenstatus toegedacht.
Maar terwijl binnen de loftrompet werd gesto-
ken, werd buiten het requiem van Mozart
gespeeld. De buurt was in rouw gedompeld; er
hingen rouwkransen en vele tientallen affiches
met de tekst "de buurt rust in onvrede." Volgens
buurtbewoners had dit prestigeobject van de
gemeente nooit op deze locatie gebouwd mogen
worden. Nu kon het gebouw alleen nog met een
sloopvergunning uit de weg worden geruimd.
Gesteld kan worden dat met uitzondering
van protesten van enkele bewoners aan de Muur-
huizen in de stad geen commotie geweest is over
de komst van het gebouw. De bezwaren van
omwonenden waren van zakelijke aard en waar
mogelijk is met hun belang rekening gehouden,
zoals bij de bezonning van de huizen.
En de term "kerncentrale" die wel eens gebe-
zigd werd nadat het gebouw bekroond was met
de glazen koepel, moet meer als een geuzen-
naam worden opgevat, aldus A.J. Brongers, voor-
malig lid van de bouwcommissie.20
Cahen herinnert zich evenmin iets van enige
opwinding of negatieve reacties bij de presenta-
tievan zijn ontwerp.21
Voormalig wethouder Asselbergs bevestigt
Naar aanleiding van de kraakactie stelde
kamerlid Jan Schaefer vragen aan de ministervan
Volkshuisvesting. Schaefer pleitte er voor om de
krakers in het pand te laten wonen tot de verbou-
wing. Het verzoek werd gehonoreerd: de krakers
hebben tot 1985 in het seminarie gewoond.
De buurtbewoners gaven hun verzet tegen
de voorgenomen bouw van het kantoor niet op.
Zij dienden een bezwaarschrift in bij de Raad van
State.17 Het plan zou in strijd zijn met de bouw-
verordening: de nieuwbouw werd in beton uitge-
voerd, terwijl vrijwel de gehele binnenstad in
rode baksteen was gebouwd.
De Raad van State verwees in haar uitspraak
naar het standpunt van de welstandscommissie
die de creatie van Cahen beschouwde als een
nieuw en waardevol element in de binnenstad.
Het bezwaar dat omwonenden te weinig daglicht
ontvingen en dat er onvoldoende parkeerplaat-
sen waren, werd evenmin ontvankelijk verklaard.
Het beroep werd in zijn geheel verworpen.18
Start van de bouw
Toen de laagste inschrijver voor het project het
bedrag van de beoogde rijksbegroting met 2,5
miljoen overschreed, werd het geduld van de
bouwcommissie opnieuw op de proef gesteld.
Maar op 9 april 1986 kon minister L.C. Brinkman
dan toch het langverwachte startsein voorde
werkzaamheden geven.
Op 28 juni 1988 opende hij het nieuwe kan-
toor met de woorden: "De mussen hebben ein-
delijk een huis gevonden." Brinkman memoreer-
de hoe hij zich twee jaar eerder, "geheel in de
put", in de stromende regen op dezelfde plaats
bevond terwijl uit de ramen van omwonenden
17 Schorsingsverzoek voor de bouw bij de Raad van
State d.d. 5 oktober 1984. Raad van State: bloknr.
2.02.23.04. R.03.84.4581/S1316. inventarisno.374 en
R03.84.4499/S1310, inventarisno. 372 in: Nationaal
Archief. 18 Amersfoortse Courant, uitspraak Raad van
State, 8 januari 1986. 19 Toespraak door de Minister van
Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, mr.drs.L.C.
Brinkman 28 juni 1988, in: archief van de ROB.
20 Vriendelijke mededeling van de heer A.J. Brongers,
Amersfoort, 29 maart 2008. 21 Vriendelijke medede-
ling van A. Cahen, Amsterdam, 10 maart 2008.
'
-ocr page 113-
Kantoor van de Rijksdienst voor
Oudheidkundig Bodemonderzoek
Kerkstraat- Muurhuizen in
Amersfoort.
Nieuwbouw met glazen koepel en
het gerestaureerde gedeelte van
het oudkatholiek seminarie.
In de Kerkstraat op de knik van de
rooilijn staat het behouden pand
waarmee een zachte overgang met
de bestaande bebouwing werd
gecreëerd.
Foto: KLM Aerocarto
dat van weerstand geen sprake was.22 In Amers-
foort was bezorgdheid over de verpaupering van
de binnenstad. Men vreesde dat het historische
hart volgebouwd zou worden met kantoorkolos-
sen, zoals de trend was in de jaren zeventig. Er is
altijd een spanningsveld tussen oud en nieuw-
bouw, aldus Asselbergs, die er naar streefde om
de culturele continuïteit in de stad te bewaken.
Het ROB-kantoor beantwoordde aan die ambi-
tie. De kleinschaligheid van het gebouw riep
zelfs de suggestie op van "werken aan huis".
Beschrijving van het gebouw
Omdat het instituut zich niet als een olievlek
over de stad mocht verspreiden heeft Cahen er
naar gestreefd om de nieuwbouw tot een
beperkt gebied te comprimeren. In een histori-
sche stad zijn gebouwen kleine eenheden langs
smalle straatjes waarin neringdoenden en
ambachtslieden, zichtbaar voor het publiek, hun
beroep uitoefenden. Door dit stadsbeeld heeft
Cahen zich laten inspireren. Het gebouw moest
zich wel onderscheiden van de omgeving en
daarom werd gekozen voor een steen die tot ir,
de kern grijswit is in plaats van de traditionele
rode baksteen.
In de moderne steden wordt maximaal
gebruik gemaakt van de goothoogte waardoor
het lijkt alsof er een scheermes over de stad is
gegaan. In de middeleeuwen werd niet op één
hoogte gebouwd. De nieuwbouw is daarom
samengesteld uit zes torentjes die in hoogte
variëren van drie tot vijf bouwlagen waardoor er
een golvend daklandschap ontstond.
Door aan de kant van de Muurhuizen onder
de toegestane goothoogte te blijven, werd reke-
ninggehouden met de bezonning van de buren.
Ter compensatie kon aan de Kerkstraat hoger
dan de voorgeschreven goothoogte worden
gebouwd. Daarvoor was een wijziging nodig van
het bestemmingsplan. In de Kerkstraat voegt het
gebouw zich naar de knik in de rooilijn. Om de
functie van het kantoor zichtbaar te maken voor
het publiek zijn er vitrines waar opgegraven
objecten getoond kunnen worden. Dwars door
het gebouw loopt een openbare voetgangers-
route die toegang geeft tot de binnentuin.
In het gerestaureerde gedeelte van het voor-
malige seminarie bevinden zich de ateliers en
laboratoria; de bibliotheek is ondergebracht in
de kapel.
Archeologen, fotografen en laboranten heb-
ben een individualistische werkwijze. Door een
22 Vriendelijke mededeling van A.L.L.M. Asselbergs,
Amersfoort, 31 maart 2008.
-ocr page 114-
114 LOES TIEMAf-
Receptie gezien
vanuit de kantine
in de kelder.
Foto: Ton
Penders (ROB)
verticaal georganiseerd bouwwerk van torens of
"huizen" te ontwerpen, heeft Cahen hun hang
naar zelfstandigheid tot uitdrukking kunnen bren-
gen. Van de zes torentjes zijn er vier in een carré
geplaatst om een grote centrale ruimte mogelijk
te maken. Op verschillende niveaus staan de
torens verspringend ten opzichte van elkaar waar-
door het atrium naar boven toe ruimer wordt en
er intern grote terrassen zijn gecreëerd die licht
ontvangen door de glazen koepel.
Er is een horizontale verkeersstroom in de
kelderruimte en op de eerste verdieping waar-
door nieuwbouw en oudbouw met elkaar in ver-
binding zijn gebracht.
De verticale stroom loopt via de trappenhui-
zen in de torentjes, als het ware leeg in de kelder
waar zich de kantine bevindt.
Het centrale plein fungeert als een ontmoe-
tingsplek waar ideeën worden uitgewisseld; in
feite wordt daar de wetenschap bedreven. Aan dit
plein ligt ook de aula met 90 zitplaatsen. Er wor-
den presentaties gegeven en symposia gehouden.
In de kelder bevinden zich behalve de toilet-
groepen en de vestiaire ook het archief dat vijftig
centimeter boven het niveau van de vloer is
gebouwd waardoor voorkomen wordt dat er bij
brand schade ontstaat door bluswater.
De kosten van restauratie en nieuwbouw zijn
binnen het budget van twintig miljoen gulden
gebleven.
Hoewel het bouwwerk pas eind jaren tachtig
werd gerealiseerd, is het een typisch ontwerp uit
de jaren zeventig: het was ontworpen tussen 1974
en 1979. Het kan gerekend worden tot het structu-
ralisme, een stroming die een herbergzame archi-
tectuur met een menselijke maat propageert
waarbij gebruik gemaakt wordt van schakelingen,
trappen, terrassen en uitstulpingen. In zijn toe-
spraak tijdens de opening kwalificeerde Cahen
zijn ontwerp als: "Echte architectuur. Ceen histo-
riserende bouwerij,geen postmodernisme,
geen hightech, maar echte architectuur."
Torentjes met
terrassen rond
het atrium.
Foto: Ton Penders
(ROB)
Architectuur is een zeldzaamheid, niet
omdat er weinig goede architecten zijn, maar
omdat goede opdrachtgevers zeldzaam zijn. De
ROB- bouwcommissie schreef een doorwrocht
programma van eisen. Nooit eerder en ook niet
daarna, aldus Cahen, heeft hij kunnen werken op
basis van een dergelijk voorbeeldig programma
van wetenschappelijke kwaliteit". Hij bewaart
dan ook zeer goede herinneringen aan de samen-
werking metzijn archeologen:" een stelletje
eigenwijze, lastige, individualistisch ingestelde
enthousiastelingen."23
Een impressie van het ROB-gebouw met een
toelichting van Cahen was te zien op 7 november
1988 in het VPRO kunst en cultuurprogramma
Atlantis.
Kunst en cultuur op de werkvloer
De kunstenaar Jan Dibbets heeft een optische
verbinding gemaakt tussen het hoogste en het
laagste punt in het atrium door het hart van de
koepelconstructie te projecteren op de vloer en
door aan de wanden een opklimmend ritme van
kleuraccenten aan te brengen.24
23 Vriendelijke mededeling van architect A. Cahen,
Amsterdam 10 maart 2008.
-ocr page 115-
-ocr page 116-
Ook Ben Zwaai, artistiek leider van bewe-
gingstheater Bewth liet zich door het gebouw
inspireren. Hij maakte een mimische voorstelling
met een intrigerende choreografie waarbij het
hele gebouw werd benut. Een van de spelers
bevond zich zelfs even aan de buitenkant van de
lichtkoepel waar hij als een glazenwasser bezig
was met een driehoekje in dezelfde kleur en
grootte als die van op het glazen dak voorkomen-
de ornament.
De voorstelling, die in maart 1992 plaats
vond, was rijk aan beelden en gaf veel interes-
sante impressies en interpretaties van het bouw-
werk: "een heldere doolhof met telkens verras-
sende uitzichten. Dit gebouw is ook ontworpen
voor elkaar ontmoetende mensen, voor commu-
nicatie" concludeerde Zwaai.2S
Op 31 maart 1997 zond de NPS in het pro-
gramma 'Dans op 3' het optreden van Bewth uit,
getiteld "Scherp", een film van Jacques Servaas.
Receptie van het gebouw
"De koepel als eigentijds teken in het oude
stadshart, schepping van Abel Cahen: met Riet-
velds Zonnehof de mooiste" jubelde de lokale
pers nog voor de officiële opening.26 Kunstjour-
nalist Codert van Colmjon vergeleek het ROB-
gebouw met de Flint, " het speelstadje van Onno
Creiner. Waar deze architect op alle fronten faal-
de, is Cahen volledig geslaagd."27 Volgens Van
Colmjon zou de "Gotische glaskoepel" beslist de
goedkeuring hebben gekregen van de gevreesde
kunstcriticus John Ruskin (1819-1900).
Maar hoewel men bewondering had voor het
24 Beschrijving van het kunstwerk door Marcel Vos."            rant/Veluws Dagblad, maandag 23 maart 1992.
Jan Dibbets", in: archief van de ROB, niet gedateerd.               26 Amersfoortse Courant, 19 mei 1988. 27 Godertvan
25  Interview met Ben Zwaai, In: de Amersfoortse Cou-           Colmjon in: Amersfoortse Courant, 26 juni 1988.
-ocr page 117-
<-                                                                                                        117
Steegje dat het gebouw perforeert.
Foto: Ton Penders (ROB)
^^
Glazen lichtkoepel.
Foto: Ton Penders (ROB)
dert zodat het gebouw een enigszins verwaarloos-
de indruk maakt.
Er is geen duidelijke hoofdingang, bezoekers
hebben daarom moeite om het gebouw binnen te
komen en nieuwkomers verdwalen de eerste
weken. Hoewel het gebouw niet altijd praktisch is
in het gebruik, is deze manier van bouwen volgens
een medewerker "een zegen voor de sfeer op kan-
toor. Het is een gebouw waarin je je gelukkig
voelt."28
Hedy d'Ancona, ministervan Cultuur van 1989
-1994, kreeg een bundel aangeboden met bijdra-
gen van twintig personen aan wie gevraagd was
om een beschrijving te geven van hun mooiste
gebouw. "Wat heet mooi!" vroeg Jan Jesserun, een
van de auteurs.29
Hij beschreef het ROB-kantoorals een eigen-
zinniggebouwmeteen duidelijk eigen karakter.
Het tast de structuur van de omgeving niet aan en
het is harmonieus samengevoegd met de bestaan-
de gebouwen. Het geheel schept een grote leef-
baarheid voor medewerkers, is verwelkomend voor
bezoekers en het is zeer functioneel.
Fascinerend vond Jesserun de koppeling tussen
de verticale en horizontale geledingen. Dit had
geleid tot zowel externe inzichtelijkheid en interne
beslotenheid, als tot een zakelijke en romantische
compositie. Al deze aspecten werden versterkt
door de materiaalkeuze en de verwerking. "Kortom,
een intelligente oplossingvooreen bijna conflictu-
euze bouwopgave. Mooi toch".30
In 2003 werd Cahen uitgenodigd in "Kunst-
stof", een radioprogramma over kunst en cultuur.
Aan het eind van het gesprek wordt de gast
gevraagd om een "levenswijsheid " op een tegel
28 Vriendelijke mededeling van mevrouw van As,
assistent- archivaris van de ROB, 20 november 2004
29 Jan Jesserun, Voor Hedy d'Ancona, minister van
Cultuur 1989-1994,
1993.
fraaie lijnenspel werd de koepel in de volksmond
ook wel de "kerncentrale" genoemd.
Er was waardering voor het compromis tus-
sen de restauratie en nieuwbouw enerzijds en
het contrast met de oude stad anderzijds. Het
gebouw voegde zich soepel binnen de rooilijnen
en het paste bij de kleinschalige provinciestadbe-
bouwing uit de 17= en 18' eeuw.
Minder geslaagd vond men het steegje dat
het gebouw perforeerde. Dit duistere straatje
was niet in staat om het stedelijke leven het
gebouw in te trekken omdat er in het slaperige
buurtje rond de Kerkstraat en de Appelmarkt
geen sprake was van bedrijvigheid.
De vitrines aan de straatkant waren na pogin-
gen tot braak ernstig beschadigd zodat er geen
bodemschatten meer tentoongesteld werden.
Vandalisme was ook de reden dat er al vrij snel na
de opening hekken geplaatst moesten worden
die na zonsondergang dicht gaan. Een tegenval-
ler is ook dat de grijswitte steen niet mooi verou-
-ocr page 118-
11 8 LOES TIEMAN
f
:$M
r
i
*F»
IL
te schrijven. Cahen citeerde Che Cuevara:
"Be realistic, askfor the impossible."31
Dat dit voor hem geen loze kreet is, heeft hij
bewezen met het ROB-project: "een enorme
krachtmeting en een slijtageslag". Deze welhaast
mission impossible heeft hij niettemin tot een
goed einde weten te brengen.
Het ROB- kantoor werd, als een van de vijftig
mooiste gebouwen van het land, opgenomen in
het boek "Mooi gebouwd Nederland" van de
architectuurjournalist Jaap Huisman.32
Het behoort ook tot een zeer gering aantal
Nederlandse gebouwen dat opgenomen werd in
de encyclopedie The A-Z of Modern Architecture.33
Bescherming van het
architectonische-
cultuurhistorische erfgoed-
Een gebouw komt in aanmerking voor plaatsing
op de rijksmonumentenlijst als het ten eerste
voldoende cultuurhistorische waarde heeft en
daarnaast ouder is dan vijftig jaar. Dat betekent
dat vrijwel de gehele bouwproductie vanaf de
jaren zestig te jong is voor een wettelijke
bescherming door het rijk. In Amersfoort is het
sinds 1984 mogelijk panden op de gemeentelijke
monumentenlijst te plaatsen. Hoewel hieraan
geen leeftijdsbeperking is verbonden, is het voor
de noodzakelijke objectiviteit gebruikelijk een
ouderdomsgrens in achtte nemen die ligt tussen
de twintigen dertig jaar.
Nu gemeentebesturen zelf kunnen beslissen
of een gebouw behouden blijft, groeit de
bezorgdheid over het behoud van naoorlogse,
Kerkstraat met hoofdingang.
Foto: Ton Penders (ROB)
hoogwaardige architectuur. Daarom is in opdracht
van de toenmalige rijksbouwmeester Jo Coenen een
inventarisatie gemaakt van door de rijksdienst
beheerde gebouwen die het predicaat "inspirerende
bouwkunst" waardig zijn en die het verdienen om te
worden beschermd.34 Van de zestien geselecteerde
rijksgebouwen zijn er volgens architectuurcriticus
Max van Rooy slechts drie tot werkelijk inspireren in
staat: de uitbreiding van het Rijksmuseum Kröller-
Müller (1977) van Wim Quist, de Penitentiaire
inrichting De Schie (1989) van Carel Weeber en het
gebouwvan de Rijksdienst voor het Oudheidkundig
Bodemonderzoek (1988) van Abel Cahen. Deze drie
kunnen volgens Van Rooy zonder meer op de
wachtlijst van de Rijksdienst voor de Monumenten-
zorg worden geplaatst.35
Goede architectuur
Om de aandacht te vestigen op het belang van goede
architectuur organiseerde het dagblad Trouw een
verkiezing van het mooiste gebouwvan Nederland.36
De gebouwen op de top-tien bleken geen enkele
historische- of stilistische samenhang te vertonen.
Volgens architect Jo Coenen spraken de kiezers zich
duidelijk uit tegen de standaard blokkendozenarchi-
tectuuren hij concludeerde dat mensen vooral
bedreigd. Omgaan met naoorlogse bouwkunst. Rotterdam
2004. 35 Max van Rooy," Blijf van dat dak af, ik waar-
schuw niet meer", in: NRC 5 november 2004. 36 Trouw
zaterdag 23 juni 2007. Lezers-toptien: i)Gas-unie
gebouw in Groningen;2) Stadhuis in Middelburg; 3)
Hoofdkantoor ING bank in Amsterdam^) Domtoren in
Utrecht;5)Jachtslot Sint-Hubertus in Otterlo; 6) Raad-
huis in Hilversum; 7) Gemeentemuseum in Den Haag;S)
Centraal station in Amsterdam;9)De inktpot in Utrecht;
10) De Silodam in Amsterdam.
30 Jesserun was plaatsvervangend secretaris generaal
van het ministerie van VROM, voormalig plaatsvervan-
gend directeur generaal Culturele Zaken van het minis-
terie van WVC en voormalig directeur van de Rijks-
dienst voor Monumentenzorg. 31 Interview in het
radioprogramma "Kunststof'20 januari 2003. 32 Jaap
Huisman. Mooi gebouwd Nederland, Den Haag 1992. 33
The A-Z of Modern Architecture, Gössel, Peter ed., Hong
Kong, Oct. 2007, p.tói. 34 Aimée de Back, Jo Coenen,
Marieke Kuipers, Wiek Röling (red) Gesloopt gered,
-ocr page 119-
HET KANTOOR VAN DE RIJKSDIENST VOOR HET OUDHEIDKUNDIG BODEMONDERZOEK 110
behoefte hebben aan architectuur met een ziel.37
Toch doet de uitkomst van de verkiezing het
ergste vrezen voor de toekomst van de Neder-
landse architectuur. Uit de top-tien spreekt voor-
al een nostalgisch verlangen naar gebouwen uit
vervlogen tijden.
In Amsterdam leeft de wens om twee torens
(1606/1616) die in 1829 werden gesloopt, te herbou-
wen. Vincent van Rossum, architectuurhistoricus
bij Monumentenzorg Amsterdam, gaf te kennen
dat hij geen bezwaar heeft tegen een zeker mallo-
tigheidsgehalte. Anton Pieckisering is goed voor
het toerisme en omdat er genoeg rijke mensen zijn,
is de financiering geen probleem. Dan komt er een
gevelsteen in met: Met dank aan John de Mol en na
een paar jaar denken de Amsterdammers dat het
ding er altijd heeft gestaan.38
In de woningbouw is zelfs sprake van een
zekere verkneutering: na de boerderettes en de
notariëttes schieten nu ook kopieën van jaren
dertig huizen als paddenstoelen uit de grond.
In een Brabantse polder staat plompverloren
het kastelenproject "Haverleij" als een uit de
koers geraakt ruimteschip.
Het ROB-gebouw is geen nostalgisch Anton
Pieck' bouwsel, maar hoogwaardige architectuur
met een ziel. Volgens architectuurcriticus Max
van Rooy was het aan Cahens vasthoudende
bevlogenheid te danken dat, ondanks talloze
moeilijkheden en forse bezuinigingen, in Amers-
foort een meesterwerk is ontstaan. Het vormt
een schakel uit de ketting die het verleden ver-
bindt met het heden of, zoals Cahen het zei:" ik
heb het verleden toekomst gegeven".39
De toekomst van het ROB-gebouw
De Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurland-
schap en Monumenten verhuist in april 2009
naar het Smallepad. Wat gebeurt er met het
pand dat de archeologen leeg achterlaten? Wordt
het hergebruikt, gesloopt?
Sonja Barend, echtgenote van architect Cahen,
is bezorgd over de toekomst van dit "prachtige
gebouw."40 Sloop zou, volgens Barend, een gat
slaan in de Nederlandse architectuurgeschiedenis.
De vraag rijst hoe dan het gat op de hoek Kerk-
staat-Muurhuizen opgevuld moet worden.
Is het denkbaar dat Amersfoort het oudkatho-
liek seminarie terug zou willen bouwen om, net als
in Amsterdam, meer toeristen naarde historische
binnenstad te lokken?
Moet een toekomstig bedrijf zich vestigen
achter een " historische" facade van rode bak-
steen? Komen er alsnog "kapitale herenhuizen"
dan wel huizen in jaren dertig stijl?
Een ander doemscenario is dat het gebouw ten
prooi valt aan vandalisme, niet van hangjongeren,
maar van projectontwikkelaars. Zij zullen het met
een ingrijpende verbouwing verminken waardoor
de ziel het gebouw verlaat.
Hoewel het nog te jong is om te worden aan-
gewezen als rijksmonument, zou een plaats op de
gemeentelijke monumentenlijst wel denkbaar zijn
zodat het voortbestaan van dit markante bouw-
werk niet alleen afhankelijk is van economische
wetten.
Het is te hopen dat de Rijksgebouwendienst
en de gemeente Amersfoort zich inspannen om
het tegen slopershamer en vandalen te bescher-
men zodat het meesterwerk van Abel Cahen ook
in de toekomst een bron van inspiratie blijft.
Hij zou gevraagd kunnen worden om zijn
meesterschap aan te wenden om met creatieve
aanpassingen de voorwaarden te scheppen voor
hergebruik van het gebouw. Hij heeft het zo ont-
worpen, schreef directeur van Es in 1979, dat het
"eventueel een woonbestemminggegeven kan
worden."41
37 Trouw zaterdag 23 juni 2007. 38 Hans Moll, Amster-
dam wil herbouw van gesloopte torens, NRC Handels-
blad
3 februari 2005. 39 Interview in het radioprogram-
ma "KunststoP'20 januari 2003. 40 www.AD.nl, 11-05-
2007. 41 Citaat uit: Brief "Van Es" d.d. 26 november
1979, archief ROB.
-ocr page 120-
7^0
JAN H. LODEWIJK
S
"
*
'
elmen
Jh
. f/r A//
\\
-ocr page 121-
DRIE MELMEN AAN DE EEM? EEN KRITIEK NA VEERTIG JAREN 121
In het verleden bestonden er meerdere melmen aan de Soester
kant van de Eem. In de literatuur blijkt verschil van mening te
bestaan over het aantal melmen. In dit artikel wordt de discussie
over het aantal afgesloten.
Verschillende auteurs hebben gepubliceerd over
"De Melmen" in de gemeente Soest, over de
pontveren aldaar en over het jaagpad langs de
Eem1. Bij de opzet van de website wwuu.tijdbalk-
amersfoort.nlontdekte ik datj. Hovy in 1968 drie
melmen onderscheidde. Heupers zager vier jaar
eerder maar twee.
In het Middelnederlands betekent melm:
droge aarde, droog zand, stof of molm. Volgens
Heupers zou met een melm een droge door-
waadbare plaats in een rivier worden aangeduid2.
De melmen zijn door natuurlijke ophoging en
aanspoeling van zand ontstaan. Vanwege de
ondiepten waren de melmen ook o verlaad plaat-
sen voor de last van grotere schepen, die van de
Zuiderzee kwamen, op kleinere vaartuigen
richting Amersfoort.
De naam (De) Melm komt op meer plaatsen
in Nederland voor. Meestal gaat het dan om
slechte of minderwaardige zandgronden. Mel-
men worden vermeld in Veenendaal3, als naam
van twee boerderijen ("Melm" en "De Melm"4)
in de gemeente Renswoude5 en verder volgens
Heupers ook in Veenendaal, in Kampen, bij Apel-
doorn en vermoedelijk in de buurt van Ter ApeK
A.J. van der Aa spreekt van: "Melmen (De),
streekland in Eemland, prov. Utrecht, gem. Soest;
palende N.O. aan de Eem"7. In de bronnen/litera-
tuur, o.a. geciteerd door Van Bemmel8 en Van
Rootselaar9, Hovy en Heupers, wordt
"De Melm" bij Soest ook, melm, mellem,
mellum, mullum en melluen genoemd.
Heupers onderscheidt in 1964 de Grote en de
Kleine of Nieuwe Melm. Hovy noemt echter drie
locaties vanaf Amersfoort (de namen volgens Hovy):
a de Eerste Melm tegenover Hogehorst,
b de Kleine Melm, ook Nieuwe Melm10 genoemd,
tegenover Cragtwijck
c de Grote Melm of Oude Melm tegenover de
Slaagsepolder bij Hamelenberg.
Heupers kende alleen de Kleine of Nieuwe
Melm en de Grote of Oude Melm11, Hovy zag ze
dus alle drie. In een voetnoot betoogde Hovy dat
Heupers de Eerste Melm over het hoofd had gezien.
5 Gemeentekaart van Renswoude 1865; Bron: J. Kuyper,
Gemeente Atlas van de Provincie Utrecht, Leeuwarden,
Hugo Suringar; herdruk 1986 bij B.V. Foresta te Gronin-
gen. Deze atlas (en die van andere gemeenten) is ook vrij
op het internet te raadplegen: www.kuijsten.de/atlas/
index.html (in 2007). 6 E. Heupers (1964, blz. 20),
andere auteurs citerend. 7 A.J. van der Aa, "Aardrijks-
kundig woordenboek der Nederlanden"
(1846) deel 7, blz.
817, (herdruk 1978). 8 Abraham van Bemmel, "Beschry-
ving der stad Amersfoort",
1760 (twee delen), blz. 807 en
809. 9 W.F.N, van Rootselaar, "Amersfoort777-1580",
1878 (twee delen), blz. 12,16 en 68. 10 Hovy citeert hier
Heupers' artikel uit 1965 bij het synoniem Nieuwe Melm
voor Kleine Melm. 11 E. Heupers (1964, blz. 19) "cor
1 Abraham van Bemmel, "Beschryving der stad Amers-
foort",
1760 (twee delen), blz. 807 en 809. W.F.N, van
Rootselaar, "Amersfoort777-1580 ", Amersfoort 1878
(twee delen), blz. 12 en 68. E. Heupers, "De Grote en
Kleine Melm te Soest", in Maandblad Oud-Utrecht jrg.
37 nr. 2, februari 1964, blz. 13-20. E. Heupers, "De her-
bergh op de Nieuwe Melm", in Maandblad Oud-Utrecht
jrg. 38 nr. 6, juni 1965, blz. 50-54. E. Heupers, "Soest, in
grootvaders tijd", Den Haag 1975. J. Hovy, "Het pont-
veer van de stad Amersfoort aan de Grote Melm te Soest
(1675-1930)", in Tijdschrift Flehite jrg. 2 okt.1968 nr. 4,
blz. 70-76. 2 E. Heupers (1964, blz. 20). 3 "Jaarboek
Flehite 2006",
blz. 105. 4 Van de boerderij "De Melm" is
in 2006 van Egbert Wolleswinkel verschenen: "De
Melm. Familiekroniek rond een boerderij te Renswoude".
-ocr page 122-
122 JAN H. LODEWIJKS
deerd, maar geen enkele aanwijzing gevonden
vooreen derde melm17. Daarbij heb ik goed
gekeken naar de meanders in de Eem tussen
Amersfoort en Baarn. De Kleine Melm, die Hovy
zag op de kaart van De Roy tegenover Kracht-
wijk, is de Eerste of Kleine of Nieuwe Melm
tegenover Hogerhorst.
Conclusie
Hovy's argumentatie voor drie melmen is dus
onjuist en daarmee is zijn kritiek op Heupers
onterecht. Heupers heeft de Eerste Melm niet
over het hoofd gezien, maar terecht geïdenti-
ficeerd als de Kleine Melm.
Op grond van de beide bronnen, vergelijking
van diverse kaarten, inclusief de beoordeling van
de ligging van de meanders in de Eem tussen
Amersfoort en Baarn, moet worden gecon-
cludeerd dat er twee Melmen op Soester grond-
gebied bestonden (en bestaan).
De Eerste Melm of Klein(e) Melm, of ook wel
Nieuwe Melm genoemd, ligt tegenover Hoger-
horst en de Grote of Oude Melm in de bocht ten
zuiden van de "Slaeghse Sluys", beide op de lin-
keroevervan de Eem. De plaatsaanduiding
"tegenouer Cragtwijck" of "tegenover Hogehorst"
is voor de Eerste / Klein(e) / Nieuwe Melm
dezelfde.
Het artikel vanj. Hovy stond in 1968 in het Tijdschrift Flehite,
een voorganger van het Jaarboek Flehite. Vandaar dat deze
kritiek op deze plaats verschijnt.
In 2001 verscheen de geschiedenis van Soest
door de gebroeders Hilhorst, die ook alleen de
Kleine of Nieuwe en de Grote Melm onder-
scheiden.12
Argumentatie voor een
derde melm
Hovy noemde twee bronnen als basis van zijn
theorie. Als eerste de hiernaast in een detail
afgebeelde kaart van De Roy13 (de drie locaties
van Hovy zijn omcirkeld). Hij stelde dat de Eerste
en Kleine Melm hierop duidelijk worden onder-
scheiden.
De Roy heeft echter alleen de Eerste Melm
en De Melm ingetekend. De laatste is de Grote
Melm; hierbij staat 't Schouuitje vermeld, de pont
bekend van vóóri674". Een aanduiding Kleine
Melm ontbreekt.
Zijn tweede bron was een verslag van een
schouw van de Eem in 183715. Hierin is volgens
Hovy ook sprake van Eerste en Kleine Melm. Bij
inspectiepunt 4 staat schoeyingaan de eerste
Melm,
bij punt 5 de schoeying aan de Crote Melm
en bij pu nt 6 het sluisje nr. 1 in het Melmrek6 aan
de oostzijde uan den Eem.
Ook hier worden dus
maar twee melmen genoemd en weer ontbreekt
de Kleine Melm.
Andere kaarten
Ik heb vervolgens nog verschillende andere kaar-
ten in de collectie van Archief Eemland bestu-
Soest: in Archief gemeente Soest (1929-1975) inv.nr.
2304; het oude inv.nr. 872 is nu: Archief Eemland
BNR.001 Stadsarchief Amersfoort (1259) 1300-1810, inv.
nr(s). 1778. 15 Archief Eemland, Gemeentebestuur
Amersfoort 1811-1945; BNR 002.1 Inv. Nr. 2648. 16 Rek
betekent rak, is vaarwater; rekken komt van het werk-
woord strekken. 17 Geraadpleegde kaarten Archief
Eemland (viainternetwww.archiefeemland.nl): tot ca.
1900:
K 10001, K1001631, K10559, K11121, K10697,1001
634. na igoo: K10104; 1001613; 1001624; 1001598;
iooi_628; 1001 627; K11126; iooi_6i8; K10949;
iooi_6o5; K11080; iooi_620; iooi_623-
rigeert" Van Bemmel, die spreekt van de eerste Melm bij
Kragtwijk (807). Volgens Heupers bedoelt Van Bemmel
hiermee de Nieuwe of Kleine Melm, omdat de boerderij
Kragtwijk aan de overzijde van de Eem, schuin tegen-
over de Kleine Melm is gelegen. Vanuit Amersfoort is de
Kleine Melm de eerste. Heupers spreekt niet van een
Eerste Melm, maar van de Nieuwe of Kleine Melm tegen-
over Hogerhorst (1964,16 em8). 12 J.H.M. en).G.M.
Hilhorst, "Soest, Hees en De Birkt van de achtste tot de
zeventiende eeuw",
2001, blz. 18 e.v. 13 Archief Eemland
krt. Nr. K10001. 14 Gemeentearchief Amersfoort, oud
inv.nr. 872, geciteerd in brief van Provinciaal Bestuur van
Utrecht d.d. 3 november 1965 aan B&W der gemeente
-ocr page 123-
DRIE MELM EN AAN DE EEM? EEN KRITIEK NA VEERTIG JAREN 123
, JcT'
i
i.
i ft
Soefi-
Detail van de overzichtskaart van het gebied
van het Heemraadschap van de Rivier de
Eem, beken en aankleve van dien; Bernard
De Roy (1692). De drie locaties van Hovy
zijn aangegeven met a, b en c.
Anonieme aquarel, Museum Flehite
(www.museumflehite.nl, inv. nr. 1000-654)
Begeleidende tekst: "Stadsgezicht op
Amersfoort, gezien vanuit het noordwes-
ten. Gezien de scherpe bocht in de rivier zal
de witte boerderij Hoogerhorst in Hoog-
land-West zijn. Dan is de boerderij rechts
de Grote Melm in Soest". Dit laatste zal in
dat geval de Kleine Melm moeten zijn (JHL).
-ocr page 124-
MAX CRAMER, SANDRA HOVENS, GERARD KEIJZER,
ABE VAN DER VEEN EN JAAP VERNHOUT
\ \
Monumentenzorg
O
''."' «;--f ,- " 'J
-ocr page 125-
JAAROVERZICHT MONUMENTENZORG 2007 PROJECTEN EN STUDIES 125
In 2007 was er sprake van een grote diversiteit aan activiteiten op
het gebied van de monumentenzorg in Amersfoort. Naast de
reguliere stroom aan restauratie- en herbestemmingsplannen ook
meer omvangrijke positieve ontwikkelingen: de aanwijzing van
een groot deel van het Bergkwartier tot beschermd stadsgezicht
en de aanwijzing van het wagenwerkplaatscomplex van de NS tot
rijksmonument. Ook de omvangrijke publicatie die verscheen
over stadsarchitect Van der Tak mag niet onvermeld blijven. De
sluiting van Museum Flehite ten gevolge van asbest en vooral de
brand in de Elleboogkerk stonden daarmee in schril contrast. Voor
de ogen van vele Amersfoorters werd een groot deel van dit
beeldbepalende kerkgebouw door een vlammenzee verwoest.
Ook vrijwel alle kunstwerken van het Armandomuseum gingen
verloren.
dekking is vervangen om vochtindringing door
lekkages te voorkomen.
Dit soort tegenvallers kan in de onderhouds-
regelingen financieel niet worden opgevangen.
Omdat door het rijk wordt ingezien dat daarmee
een hiaat is ontstaan in de nieuwe regelgeving,
wordt incidenteel extra geld ingezet voor het
wegwerken van restauratieachterstanden. Ook in
2007 werd daarvoor door de Rijksdienst voor
Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten
(RACM) een extra subsidieregeling geïntrodu-
ceerd, de Regeling rijkssubsidiëring voegwerken
restauratieachterstand
2007. Deze extra regeling
had betrekking op bepaalde categorieën, met
name grotere, restauraties.
Vanuit Amersfoort werden aanvragen voor
vier restauratieprojecten ingediend: voor een
deel van de middeleeuwse stadsmuren, de Ver-
ensmederij op het wagenwerkplaatsterrein van
de NS, het klooster OLV ter Eem en voor het
pand Havik 37.
RESTAURATIES
Sint Franciscus Xaverius
Het nieuwe beleid van het rijk ten aanzien van de
monumentenzorg wordt in 2007 verder inge-
voerd. Het uitgangspunt om grote restauraties
zoveel mogelijk te voorkomen door middel van
goed planmatig onderhoud is vertaald in een
instandhoudingsregeling. Dat aan restauraties
incidenteel echter niet kan worden ontkomen
werd in 2007 opnieuw duidelijk bij de uitvoering
van onderhoudswerkzaamheden aan de toren
van de Sint Franciscus Xaveriuskerk op 't Zand.
Tijdens de werkzaamheden bleek dat vijf van de
zes hoofddraagstijlen van de toren aangetast
waren door zwam. Restauratie was direct drin-
gend noodzakelijk. De draagconstructie werd
hersteld en ook de oorzaak van het probleem
werd aangepakt door het verbeteren van de ven-
tilatie in de constructie. Ook de lei- en loodbe-
-ocr page 126-
M
-ocr page 127-
JAAROVERZICHT MONUMENTENZORG 2OO7 PROJECTEN EN STUDIES 1 27
Verensmederij terrein
Wagenwerkplaats
De Verensmederij werd onlangs als rijksmonu-
ment aangewezen. Het is een markant onderdeel
van de voormalige Wagenwerkplaatsen van de
Nederlandse Spoorwegen, aan de achterzijde
van het station. Plannen om hierin onder meer
Xynix Opera een permanente plek voor voorstel-
lingen te geven zijn in ontwikkeling door het
bureau Van Zwieten Architecten. De ruimtelijke
kwaliteiten van het interieur, met de fraaie stalen
kapspanten, blijven daarbij geheel intact en
zichtbaar. Ten behoeve van de 'achterstanden-
regeling' is een plan voor het casco-herstel
ingediend. Behalve restauratie van de stalen
ramen, de kap en het gevelmetselwerk, zullen
daarbij de zeven markante hoge schoorstenen
aan de noordgevel van de voormalige smederij
weer in ere worden hersteld.
Kloostercomplex
Onze Lieve Vrouw ter Eem
Het grote kloostercomplex aan de Daam Focke-
malaan heeft door zijn omvang een aanzienlijk
budget nodig voor herstel- en onderhoudswerk-
zaamheden. Deze zijn voor het hele complex in
beeld gebracht door de O.L.Vrouwestichting,
eigenaar van het complex. Met name de kapel en
toren hebben op dit moment de prioriteit op het
gebied van natuursteen- en metselwerkherstel,
kapherstel, herstel van gevelafdekkingen en
betonherstel in de toren. Hoewel de stichting het
kloostercomplex in de nabije toekomst zal verla-
ten, wil zij het herstel van het casco nog op korte
termijn uitvoeren om vervolgschade aan het
rijksmonument te voorkomen.
Havik 37
Dit pand werd onlangs aangekocht door de NV
Stadsherstel met als doel restauratie en verbouw
tot winkel- en wooneenheden. Bij onderzoek
bleek het een bijzonder rijksmonument. Achter
f
Voorgevel Havik 37
<-
Torentje Sint Franciscus Xaveriuskerk
de ige-eeuwse gevel bevindt zich een middel-
eeuws huis met fraaie balklagen, kapconstructies
en met daarnaast een i8e-eeuwse Rococo stijl-
kamer. Helaas is het huis bouwkundig in slechte
staat. Door het gemeentelijk bureau Monumen-
tenzorg werd een eerste bouwhistorisch onder-
zoek in het pand uitgevoerd. Op basis hiervan
zijn de restauratie- en verbouwplannen uitge-
werkt door het bureau OOK-architecten.
Om een goede restauratie van het monu-
ment en het bijzondere interieur ook financieel
mogelijk te maken wordt een beroep gedaan op
de 'achterstandenregeling'.
-ocr page 128-
Elleboogkerk na de brand
Stadsmuren Sint Annastraat
Het restauratieplan voor de middeleeuwse stads-
muren langs de Sint Annastraat wordt verderop
in dit artikel nader toegelicht.
Sint Joriskerk
Een vijfde groot project, de restauratie van de
Sint Joriskerk, kon helaas geen gebruik maken
van deze achterstandenregeling, omdat deze
kerk al eerder een beperkte rijkssubsidie ontving.
De kapconstructie van de Sint Joriskerk is aan-
getast door de Bonte Knaagkever. Als gevolg
daarvan zijn ook gewelven ontzet en is scheur-
vorming ontstaan. Daarnaast behoeft het zuid-
portaal aan de Hofzijde herstel aan natuursteen
en leibedekking. Door de omvang van het kerk-
gebouw zijn de restauratiekosten hoog. De
Stichting Vrienden van de Sintjoriskerk is daar-
om gestart met een omvangrijke campagne tot
fondsenwerving,zodat in 2008, hetjaarvan het
Religieus erfgoed, hopelijk met de restauratie
kan worden gestart.
Museum Flehite
Op 16 maart 2007 wordt in het museum Flehite
een hoge concentratie asbest geconstateerd in de
lucht. Het museum wordt onmiddellijk gesloten.
Bij de restauratie van de museumpanden in de
jaren'70 werd een asbestlaag aangebracht in de
vloerconstructie, als brandwerend materiaal. Ver-
moedelijk door het verpulveren van dit materiaal
zijn deeltjes verspreid geraakt door het gebouw.
Een ingrijpende operatie in 'astronautenpak-
ken' is noodzakelijk om zowel het gebouw zelf
als de collectie asbestvrij te maken en te reini-
gen. Het museum wordt geheel gestript om dit
te kunnen realiseren. Dit vormt meteen de aan-
leiding voor de museumdirectie om zich te
bezinnen op de toekomst en herinrichtingsplan-
nen te maken voor de toekomst. In de loop van
2007 wordt het eigendom van de gebouwen
overgenomen door de gemeente Amersfoort.
Het Architectenbureau Jonkman en Klink-
hamer ontwerpt, met respect voor de middel-
eeuwse muurhuizen waarin het museum is
-ocr page 129-
JAAROVERZICHT MONUMENTENZORG 2007 PROJECTEN EN STUDIES 12 0,
gevestigd, een nieuwe inrichting. Deze zal in
2008 worden ingepast.
Brand Elleboogkerk
Op maandagmiddag 22 oktober 2007 werd
Amersfoort opgeschrikt door een hevige brand
in de Elleboogkerk, waarin het Armandomuseum
is gevestigd. Dit rijksmonument, omringd door
veel woonhuizen en op korte afstand van muse-
um Flehite, was gelegen in het hart van het
beschermd stadsgezicht Binnenstad. Machteloos
keken de omstanders toe hoe het vuur het
monumentale gebouw en de collectie in korte
tijd in de as legde. Pas laat in de nacht werd het
sein brandmeester gegeven. De volgende och-
tend konden de gevolgen van de brand in ogen-
schouw worden genomen. De kap was geheel
verdwenen, het torentje, dat in 1985 was her-
bouwd, bleek zodanig beschadigd dat het om
veiligheidsredenen moet worden verwijderd.
De muren en gevels bleken echter nog groten-
deels in tact, waardoor kon worden besloten dat
de restanten moesten worden gestut. Het interi-
eur van de voormalige kerk stond er troosteloos
bij en maakte duidelijk dat veel werken van
Armando verloren waren gegaan. Ook de
omringende woningen aan de Langegracht had-
den grote schade opgelopen, maar ook hier
waren de gevels gelukkig behouden. Ook het
vroeg io,e-eeuwse neoclassicistische gevelfront
bleef gespaard. In de dagen die op de brand volg-
den ontving het museum vanuit de hele wereld
steunbetuigingen en met bewonderenswaardige
veerkracht werden de eerste plannen voor terug-
komst van het museum ter hand genomen.
Inmiddels zijn er meer concrete plannen voor
herbouw van het kerkgebouw en museum.
Boerderij Bosserdijk,
Zevenhuizerstraat 56
De markante boerderij Bosserdijk werd in 2007
door Schipper Bosch projectontwikkeling geres-
taureerd en verbouwd tot woning. De geschiede-
nis van deze monumentale hoeve werd al
ontrafeld in een publicatie van Albert van
Engelenhoven in de Kroniek van juni 2006.
De zeer bouwvallige toestand van de boerderij
maakte een grondige restauratie noodzakelijk.
Deze werd met veel zorg uitgevoerd. De oor-
spronkelijke plannen om in de boerderij twee
wooneenheden onder te brengen werden later
teruggebracht tot één woning.
Naast bovengenoemde projecten vonden
uiteraard talloze herstelwerkzaamheden plaats
aan de rijksmonumenten, gemeentelijke monu-
menten en beeldbepalende panden in alle delen
van de stad.
RESTAURATIEPROJECTEN
BUREAU
MONUMENTENZORG
In 2007 vonden vooral reguliere onderhoudswerk-
zaamheden plaats aan de diverse monumenten in
gemeente-eigendom. Alleen de toevoeging van
duivenweringin het achtkant van de OLV-toren en
het aanbrengen van geluidswerende voorzieningen
in de Sint Aegtenkapel vormden hierop kleine aan-
vullingen. Wel werd door het gemeentelijk Bureau
Monumentenzorg gestart met de voorbereiding
van een drietal projecten meteen restauratie-
behoefte die het normale onderhoud overstijgt:
de Algemene Begraafplaats aan de Soesterweg, de
Kamperbinnenpoort en de reeds genoemde stads-
muuraan de Sint Annastraat. De gemeenteraad
heeft extra financiële middelen gereserveerd om
deze restauraties te kunnen realiseren. Voorde
stadsmuur is bovendien rijkssubsidie aangevraagd.
Algemene Begraafplaats aan
de Soesterweg 187
Toen de begraafplaats Achter Davidshof vol dreig-
de te raken, werd in 1895 een nieuwe begraafplaats
-ocr page 130-
130 UA* CRAMER, SANDRA HOVENS, GERARD KEIJZER, ABE VAN DER VEEN EN JAAP VERNHOUT
aangelegd, en wel vlak tegenover de Israëlitische
begraafplaats aan de Soesterweg. Deze was
indertijd nog vrij gelegen, maar is inmiddels
opgenomen in de stedelijke kern van de wijk
Soesterkwartier en vormt nu een aantrekkelijk
begraafpark.
De begraafplaats is toegankelijk via een neo-
gotisch poortgebouw, ontworpen door de toen-
malige stadsarchitect W.H. Kam (1844-1925).
De begraafplaats zelf is in Engelse landschapsstijl
aangelegd naar ontwerp van de Amersfoortse
landschapsarchitect H.F. Hartogh Heys van Zou-
teveen (1870-1943). Deze begraafplaats vormt
het best bewaard gebleven ontwerp volgens het
gedachtegoed van deze architect.
Kenmerkend voor de begraafplaats is de
lineaire zichtas in het verlengde van de doorgang
in de toegangspoort. Aan beide zijden van deze
hoofdas slingeren de wandelpaden waaraan de
graven gelegen zijn. Een dergelijke aanleg staat
bekend als 'style mixte' of mengstijl. In het mid-
den van de door de paden en bomen omzoomde
velden liggen de algemene graven waarop veelal
geen gedenksteen is geplaatst. De graven
gelegen aan de paden zijn koopgraven met
eeuwigdurend grafrecht. De graven zijn meest
eenvoudig van vorm en meestal voorzien van
een zerk. Een aantal graven is voorzien van een
monumentale gedenksteen.
In 1932 is de algemene begraafplaats Rusthof
in Leusden en in 1961 de katholieke begraafplaats
Maranatha in gebruik genomen. Op de begraaf-
plaats aan de Soesterweg wordt sinds 1932 niet
meer begraven, er vinden alleen nog bijzettingen
plaats.
De begraafplaats is sinds 2000 aangewezen
als rijksmonument, wat het bijzondere karakter
ervan onderstreept. Sedert jaren is er echter
sprake van verval van de graven. Omdat er dus al
75 jaar niet meer begraven en alleen nog inciden-
teel wordt bijgezet, worden er geen baten gege-
nereerd voor onderhoud van de gehele begraaf-
Algemene Begraafplaats Soesterweg
plaats. Het onderhoud van de graven zelf is een
zaak voor de nabestaanden. Uit de staat van
onderhoud blijkt dat de meeste graven niet meer
worden bezocht of dat de vervallen staat wellicht
wordt geaccepteerd. Overigens draagt enig ver-
val, zoals scheefstaande zerken, wel bij aan het
romantische en schilderachtige totaalbeeld van
de begraafplaats. Te veel schade, met name aan
de grafmonumenten gelegen aan de paden, doet
echter afbreuk aan het beeld van de begraaf-
plaats en kan tot gevaarlijke situaties leiden, en
lokt bovendien vandalisme uit.
Voor herstel van de begraafplaats wordt
uiteraard nauw samengewerkt met de gemeen-
telijke afdeling Crematorium en Begraafplaatsen.
Onderzocht worden de mogelijkheden tot her-
stel van de groenaanleg en de meest markante
grafmonumenten.
Uit de eerste verkennende inventarisatie is
gebleken dat de groenaanleg verstoord wordt
door niet oorspronkelijke begroeiingen. Op
meerdere graven staan struiken die tot volle
wasdom zijn gekomen en die de aanleg met
doorzichten verstoren. De oorspronkelijke aan-
legvan bomen is bovendien ook niet meer gaaf.
Afgestorven of omgewaaide bomen zijn al dan
niet vervangen door afwijkende bomen.
-ocr page 131-
JAAROVERZICHT MONUMENTENZORG 2007 PROJECTEN EN STUDIES 101
Het beheer en onderhoud van het groen
vraagt nadere studie, ook omdat het de gedach-
tegang van Hartogh Heys van Zouteveen was om
planten zich vrij te laten ontwikkelen. Al wordt
algemeen bij aanleg van parken uitgegaan van de
situatie na vijftig jaar als de bomen volwassen
zijn en het beoogde beeld is bereikt.
Op de begraafplaats bevinden zich geen indi-
vidueel tot monument aangewezen graftekens,
maar het ensemble van de graftekens vormt
samen met de monumentale bomen een waar-
devol beeld. Uit de eerste inventarisatie is geble-
ken dat meerdere graven zijn vervallen, grafte-
kens zijn omgevallen of gebroken. Deels door
het achterwege blijven van onderhoud, maar
ook door natuurlijke verwering van het materiaal.
Een ander probleem vormt de aanwezigheid van
asbest op de begraafplaats, dat indertijd o.a.
werd toegepast als grafafdekking.
De grafmonumenten worden geïnventari-
seerd, waarna de mogelijkheden worden onder-
zocht om de meest cultuurhistorische waarde-
volle graftekens in stand te houden. Herstel van
de graven die voor onbepaalde duur zijn uitgege-
ven is in de eerste plaats een verantwoordelijk-
heid van de nabestaanden, waardoor herstel
geen eenvoudige zaak zal worden.
Kamperbinnenpoort
De Kamperbinnenpoort maakte deel van de
eerste stadsmuur die omstreeks 1300 werd
gebouwd. De huidige poort is in de vroege
15= eeuw toegevoegd als zogenaamde voorpoort
aan de oorspronkelijke stadspoort. De stads-
poort zelf werd in de i6c eeuw afgebroken, de
voorpoort bleef echter gespaard.
Deze voorpoort verloor zijn boogvormige
doorgang met weergang in 1827 toen deze werd
gesloopt. De torentjes werden, getuige afbeel-
dingen, opgenomen in de latergebouwde woon-
huizen naast de beide torens.
Na aanvankelijke dreiging van sloop in de
jaren twintig van de vorige eeuw werd het bouw-
werk door de toenmalige stadsarchitect Van der
Tak gerestaureerd en werd de poort gerecon-
strueerd. De poort is voorzien van een meze-
kouw, een gemetselde uitkraging boven de poort
voor hete pek en kokende olie waarmee aanval-
lers werden geweerd. In die tijd was de poort ook
al een druk verkeersknooppunt. De poortge-
bouwtjes werden dan ook toegevoegd als een
veilige doorgang voor voetgangers.
Met de restauratie van de Kamperbinnen-
poort verwachten we nog in 2008 te starten.
De voorbereidingen zijn inmiddels in gang gezet.
De restauratiewerkzaamheden behelzen onder
andere het herstel van de scheuren in de gevels
van de poortgebouwtjes. Deze zijn waarschijnlijk
veroorzaakt door verzakking van de brugover-
welving van de onderdoorgang over de singel.
Tien jaar geleden is deze overwelving vervangen
en gezien de scheurmetingen is de situatie nu
stabiel genoeg om over te gaan tot herstel van
het metselwerk. Verder wordt de leibedekking
van de noordelijke torenspits vervangen door
een nieuwe schubleibedekking. De overige lei-
bedekkingen zijn al eens vervangen. Ook de
windvanen die nu in slechte staat verkeren
worden hersteld en opnieuw verguld.
Stadsmuur aan de St. Annastraat
De overblijfselen van de stadsmuur aan de Sint
Annastraat maakten deel uit van de tweede stad-
sommuring, die tussen 1380 en 1450 is gereali-
seerd. Deze tweede ommuring bestond uit een
ruim vijf meter hoge gemetselde schildmuur met
aan de stadszijde een op steunbogen rustende
weergang. De nog zichtbare bogen zijn in de
jaren dertig van de vorige eeuw net als de torens
gereconstrueerd. In de aarden wal zijn delen van
de bogen nog aanwezig maar zonder weergang.
Toen in de eerste helft van de i6e eeuw de
muur niet meer bestand bleek te zijn tegen het
zwaarder wordende kanonvuur, werd tussen 1560
-ocr page 132-
^
v-m*
^
Stadsmuur aan de Sint Annastraat
en 1570 aan de stadszijde een aarden wal tegen
de muur opgeworpen met een hoogte tot aan de
weergang. Ondanks de aarden wal kon de stads-
muur de toenemende vuurkracht al gauw niet
meer weerstaan. In de loop van de 17= en i8e eeuw
raakte de muur dan ook in verval. In deze periode
begon men de stadswallen en bastions te beplan-
ten en werden er al wandelpaden aangelegd. In
de 19° eeuw had de ommuring haar militaire
betekenis geheel verloren en werd gestart met
de sloop. Door ingrijpen van Koning Willem II,
werd behalve de poorten ook dit deel van de
stadsmuur gespaard.
Tussen 1829 en 1843 werd op de voormalige
stadsomwalling een plantsoenring aangelegd
naar ontwerp van de tuinarchitecten H. van
Lunteren en J.D. Zocher jr. Het plantsoen werd
over de gehele stadswal aangelegd, met uitzon-
deringvan een deel aan de noordkant van de
binnenstad. Deze zijde van de stad behield nog
een agrarische bestemming en werd pas in de
eerste helft van de ir eeuw ingericht als park. De
wal aan de zijde van de Sint Annastraat werd in
de plantsoenaanleg opgenomen en stond
bekend als het "Hooge Plantsoen".
De aanleiding voor de restauratie, al is
het beter te spreken van consolidatie van de
stadsmuur, komt voort uit de noodzaak om
verder verval te beperken en hiermee behoud
van de nog aanwezige historische muurdelen
te waarborgen.
Om inzicht te krijgen in de technische staat
was het noodzakelijk om met name de klimop-
begroeiing te verwijderen. Deze snelwoekerende
Hedera is schadelijk voor het in kalkmortel opge-
trokken verdedigingswerk. Voorafgaand hieraan
is door de stadsecoloog Renée van Assema de
eventuele beschermde en bijzondere muurvege-
tatie geïnventariseerd. Deze planten zullen zo
veel mogelijk gehandhaafd worden bij de herstel-
werkzaamheden.
Aangezien delen van de muur scheefstand
vertonen en in 1935 al een deel is weggevallen, is
ook nader onderzoek verricht naar de construc-
-ocr page 133-
JAAROVERZICHT MONUMENTENZORG 20O7 PROJECTEN EN STUDIES 123
OVERIGE PROJECTEN
Berg beschermd stadsgezicht
Op 30 juni 2007 hebben de ministers van Volks-
huisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu-
beheer (mevr. Dr. Jaqueline Cramer) en van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Dr. Ronald
H.A. Plasterk) het Bergkwartier aangewezen als
beschermd rijksstadsgezicht. Hiermee werd een
lange voorbereidingstijd afgesloten, die in 1993
begon met de verschijning van de rapporten
van het Monumenten Inventarisatie Project
(MIP), waarin het Bergkwartier als 'gebied van
bijzondere waarde' werd omschreven. Omdat
Amersfoort veel kennis over dit begin
20e-eeuwse villapark in huis had, kreeg Bureau
Monumentenzorg Amersfoort opdracht van de
toenmalige Rijksdienst voor de Monumenten-
zorgen de Provincie Utrecht een beschrijving
van het gebied op te stellen met een aandui-
dingvan de cultuurhistorische waarden. Dit
proces werd op positieve wijze onderbroken
door de herziening van het bestemmingsplan
Berg, die in 2003 werd afgerond. De cultuurhis-
torische waarden werden hierin beschreven en
vastgelegd. Voordat de officiële bescherming
een feit was, beschikte Amersfoort al over een
'beschermend' bestemmingsplan.
Het afgelopen jaar is regelmatig overleg
gevoerd over de voorgenomen herprofilering van
een aantal wegen, zoals de Utrechtseweg, de
Vondellaan en de aanleg van een rotonde op de
splitsing Koningin Wilhelmina- en Prins Frede-
riklaan. Hierbij is gezocht naarde mogelijkheden
de cultuurhistorische waarden te respecteren en
waar mogelijk terug te brengen. De plannen
zullen in 2008 worden gerealiseerd.
Onderzoek panden Bergkwartier
Vooruitlopend op de aanwijzing van het Berg-
kwartier als rijksstadsgezicht ontstond behoefte
de monumentenlijst, die grotendeels uit ig86
tieve staat van de walmuur. Hieruit bleek dat
door de constante druk van de aarden wal de
muur was losgescheurd van de steunbogen van
de voormalige weergang. Dit probleem speelde
ook al in het verleden. Er waren toen al steunbe-
ren aan de buitenzijde van de muur bijgeplaatst.
Nu is het de bedoeling om daar waar de muur
wel erg uit het lood staat muurankers aan te
brengen die verankerd zijn met zogenaamde
groutankers (ankers met cementemulsie) in de
aardewal.
Na het verwijderen van de begroeiing zijn de
gebreken aan het metselwerk door Bureau
Monumentenzorg geïnventariseerd ten behoeve
van het noodzakelijke herstel. Voor de opstelling
van het restauratieplan is gebruikgemaakt van
de modernste inventarisatietechnieken. De muur
is door het bedrijf Fometrix ingemeten met
gebruik van door hen ontwikkelde driedimensio-
nale fotogrammetrie. Met deze digitale opname
wordt ook de textuur (materiaalstructuur en
kleur) van in dit geval de stadsmuur vastgelegd.
De verwachting is dat in de toekomst derge-
lijke technieken vaker ingezet gaan worden, niet
alleen ten behoeve van bouwhistorische maar
ook voor bouwtechnische opnames.
De consoliderende maatregelen dienen er
voor te zorgen dat de stabiliteit van de muur
gegarandeerd wordt. De maatregelen aan het
metselwerk zelf zullen beperkt blijven tot het
inboeten van de meest beschadigde stenen,
waarbij tevens rekening met de begroeiing wordt
gehouden. Deze op zich onschadelijke begroei-
ing ondersteunt het beeld van een romantische
ruïneuze stadsmuur. Een deel van het voegwerk
is verweerd maar dat is in dit geval niet bezwaar-
lijk. In het meer recente verleden is ook gevoegd
met cementhoudende mortel. Toepassing van
cement in historisch metselwerk leidt vaak tot
schade omdat deze te hard is ten opzichte van
het metselwerk. Dit voegwerk zal vervangen
worden om verdere schade te beperken.
-ocr page 134-
134 MAX CRAMER. SANDRA HOVENS, GERARD KEIJZER, ABE VAN DER VEEN EN JAAP VERNHOUT
¥
'|plan»a„(£r|i[oifnfifwöron{irnu,,,s.(
§in<rfer&am.
■■«f
iS.TI -(-„„it. .,,:,„.,„ ,...„..„. r.
r,.v-t!,„ I.'i-„r. I, I.,. ',.,,,..„ i.-f1 ,,„■.,I
Kaart aanleg van het Bergkwartier (1900)
hand genomen. Het eindrapport is op 6 maart
2008 aan de leden van de gemeentelijke monu-
mentencommissie toegelicht en overhandigd.
Stedenbouwkundige visie
Stadhuispleingebied
De Amersfoortse binnenstad is vanwege haar
historische kwaliteiten reeds in de jaren '80 aan-
gewezen als beschermd stadsgezicht. Dit houdt
in dat niet alleen zorgvuldig moet worden omge-
gaan met de monumentale objecten maar ook
met de historische stedenbouwkundige struc-
tuur, de samenhang en de beeldkwaliteit in dit
dateert, te actualiseren. In de afgelopen twintig
jaar is de kennis over de zogenoemde 'jonge
monumenten' enorm toegenomen en ook de
opgedane ervaringen met het beschermd rijks-
stadsgezicht Binnenstad (aanwijzing in 1984)
vroegen om een eenduidige waarderingssy-
steem. Architectuurhistorica Jojanneke Clarijs
kreeg in februari 2007 opdracht een onderzoek
te verrichten naar een beperkt aantal panden.
Deze gebouwen waren tijdens de voorbereidin-
gen van het nieuwe bestemmingsplan, als zeer
waardevol gekwalificeerd. In 2007 is het onder-
zoek en het maken van de beschrijvingen ter
-ocr page 135-
(AAROVERZICHT MONUMENTENZORG 2OO7 PROJECTEN EN STUDIES 1 3 C
gebied. Met het oog op nieuwe ontwikkelingen
in het gebied rond het stadhuis (vanaf het Sint
Pieters- en Bloklands gasthuis tot aan het
'Helleplein') werden deze kwaliteiten in beeld
gebracht (een samenvatting van dit rapport werd
opgenomen in het vorige Jaarboek). Architect/
stedenbouwkundige Hans Ruijssenaars werkte in
het afgelopen jaar aan een structuurvisie voor dit
gebied.
■Wagenwerkplaats rijksmonument
Op 5 juli 2007, vijf dagen na het besluit over het
Bergkwartier, heeft de minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap het complex van de
Wagenwerkplaats, daterend vanaf 1904, op de
rijksmonumentenlijst geplaatst. Ruim drie jaar
daarvoor had de 'Stichting Industrieel Erfgoed in
de Stad Amersfoort' hiertoe een verzoek bij het
rijk ingediend. Deze stichting pleitte met verve
voor het behoud en de bescherming van de
kolossale gebouwen, omdat de wagenwerkplaats
het laatste complex in Nederland vormt dat een
bijna compleet beeld geeft van een reparatie-
werkplaats voor goederenwagons. Inmiddels
worden er plannen voorbereid voor hergebruik
en herbestemming van dit monumentale en zeer
beeldbepalende complex van het spoorweg-
emplacement.
Gerard Keijzer versterkt
Bureau Monumentenzorg
Met de komst van Gerard Keijzer (1964) op 2 juli
2007 kreeg Bureau Monumentenzorg weer een
echte specialist in de gelederen. Zijn jarenlange
ervaring bij de Stichting Monumentenwacht
Gelderland als 1C monumentenwachter komt in
Amersfoort volop tot zijn recht bij de begelei-
ding van de verschillende particuliere en
gemeentelijke restauraties. Door zijn technische
kennis is hij in staat te zorgen dat restauraties en
verbouwingen op goede wijze worden uitge-
voerd en met oog voor de juiste detaillering.
Wagenwerkplaatst; rolbaan waarmee wagens konden worden
verplaatst naar een ander werkplaatsspoor
-ocr page 136-
1^6 MAX CRAMER, SANDRA HOVENS, CERARD KEIJZER, ABE VAN DER VEEN EN JAAP VERNHOUT
wijken en gebouwen uit deze zogenoemde
'wederopbouwperiode'. Daarbij waren vooraan-
staande architecten en stedenbouwers in de stad
werkzaam, zoals bijvoorbeeld stadsarchitect
D. Zuiderhoek en stedenbouwkundige A.H.
Rooimans. Inmiddels heeft de gemeente aan
onderzoeksbureau STOA opdracht gegeven de
totstandkoming en de stedenbouwkundige
kwaliteiten te analyseren. Medio 2007 werd het
rapport'Architectuur en Stedenbouw 1940-1965'
door architectuurhistorica Pauline Opmeer
gepresenteerd. Inmiddels heeft zij ook opdracht
gekregen de belangrijkste gebouwen uit deze
periode te beschrijven.
Op 15 oktober 2007 presenteerde minister
Dr. Ronald H. Plasterk in het voormalige Con-
stantinianum - vroeger het onderkomen van de
Kruisheren en thans leerhotel ROC Amersfoort,
de landelijke top 100 van de wederopbouw-
periode. Naar verwachting stond ook het kloos-
tercomplex, waar de presentatie plaatsvond,
op deze lijst. De komende jaren zal mede door
de plannen van 'Amersfoort Vernieuwt'veel
aandacht voor dit nieuwe werkterrein blijven
bestaan.
Monografie ir. C.B. van der Tak
Op 26 november 2007 verscheen bij uitgeverij
THOTH van de hand van Anton Groot en Max
Cramer de monografie over stadsarchitect ir.
C.B. van der Tak (1900-1977). Hieraan is tien jaar
onderzoek voorafgegaan. In deze publicatie
wordt vooral stilgestaan bij de betekenis die deze
begaafde bouwmeester op veel terreinen voor de
stad Amersfoort heeft gehad. Deze monografie
is uitverkozen tot de 33 best verzorgde boeken
van 2007. Voor meer informatie zie de boek-
bespreking door Fons Asselbergs op pagina 151.
Dat komt niet alleen het aanzien van het monu-
ment ten goede, maar daarmee ook de hele stad.
Het opstellen van restauratieplannen voorde
stadsmuur aan de Sint Annastraat, de Kamper-
binnenpoort en de Algemene Begraafplaats aan
de Soesterweg (zie onder restauraties) behoorde
in 2007 tot zijn eerste taken.
Open Monumentendag 2007
De 2ie aflevering van de jaarlijkse open monu-
mentendag was weer een groot succes. Het
thema moderne bouwkunst in Amersfoort trok
veel bezoekers. In het Bergkwartier, het nieuwe
rijksstadsgezicht van Amersfoort, had een groot
aantal eigenaren hun villa's opengesteld. Per
historische bus konden de deelnemers aan deze
dag de meeste monumenten bereiken. Maar ook
de wandelingen onder leidingvan een gids trok-
ken veel publiek. Daarnaast was er een speciale
route langs gevelstenen in het Bergkwartier; voor
het eerst werden alle exemplaren overzichtelijk
afgebeeld in het Amersfoort Magazine. In het
Soesterkwartier konden de bezoekers de Theo
Thijssenschool en de Wagenwerkplaats bezoe-
ken. De combinatie met de Dag van de Amateur-
kunst bleek ook dit jaar weer succesvol en voor
herhaling vatbaar. De conclusie aan het eind van
de dag luidde dan ook: een prima dag die veel
enthousiaste reacties opleverde.
■Wederopbouw, volop in
belangstelling
Na de 'jonge monumenten' uit de periode 1850-
1940, het industriële erfgoed is de architectuur
en stedenbouw uit de periode 1940-1965 in de
belangstelling gekomen. De Rijksdienst voor
Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten
heeft in de afgelopen jaren in heel Nederland
onderzoek verricht naar deze nog ondergewaar-
deerde categorie gebouwen. Amersfoort heeft in
de eerste decennia na de oorlog een grote groei
doorgemaakt. Amersfoort bezit dan ook veel
Constantinianum
-ocr page 137-
«MNNp......,
lil il
ij»
ilIM
Hiiiii
I
■iiiïnl
r'ii,
ilil
lillfti
iillllllliillllll
II I
ijft ? w J
-ocr page 138-
MAARTEN VAN DIJK, TIMO D'HOLLOSY, RON A.HULST,
FRANCIEN SNIEDER, MILO VERHAMME, MATTIJS WIJKER
-ocr page 139-
JAAROVERZICHT ARCHEOLOGIE 2007 1 3 O,
2007 was het jaar dat de - lang verwachte - nieuwe wet op de
archeologische monumentenzorg in werking trad. In Amersfoort
werkt men al jaren volgens de principes van deze wet: archeologie
maakt deel uit van de ruimtelijke ordening en de kosten komen
ten laste van de bodemverstoorder. De regels, richtlijnen en
procedures, volgens welke gewerkt moet worden, zijn aange-
scherpt en de opgravingvergunning die de gemeente Amersfoort
al sinds 1989 bezit, moet opnieuw aangevraagd, waarbij aan
nieuwe criteria moet worden voldaan. De afdeling archeologie
van de gemeente is volop bezig met het implementeren van de
nieuwe regels en procedures en het aanpassen aan de criteria
voor de nieuwe opgravingvergunning. In 2008 zal deze worden
aangevraagd (tot september 2009 geldt de oude vergunning nog).
In de tussentijd wordt er ook gegraven door de afdeling archeo-
logie van de gemeente. De voornaamste opgravingen passeren
hier de revue: in de binnenstad enkele kleine onderzoeken en
- zoals al vele jaren achtereen - opgravingen op het nieuwe
bedrijventerrein de Wieken. Een zeer groot en langdurig onder-
zoek vond plaats in Leusden in het gebied van de Schammer.
Stadhuisplein
Wegens het ruimen van de oude, zieke beuken
en planten van nieuwe bomen op het Stadhuis-
plein, werden twee proefsleuven gemaakt. Het
zou mogelijk zijn dat zich hier begravingen
bevinden van de begraafplaats van het Observan-
tenklooster, waar al eerder een gedeelte van is
opgegraven (in 1992).
In de proefsleuven werden geen skeletten of
andere belangwekkende zaken gevonden, maar
kort na het onderzoek kreeg het Archeologisch
Centrum de melding binnen dat bij grondwerk-
zaamheden voor de nieuwe bomen, aan de kant
van de hoofdingang van het stadhuis, menselijke
skeletdelen werden gevonden. Het bleek te gaan
om een graf, noordwest-zuidoost georiënteerd,
met de resten van een jonge man. De kist was
bijna geheel vergaan en nog nauwelijks zichtbaar.
In de directe omgeving werden geen andere
begravingen aangetroffen. Na onderzoek ter
plaatse is het skelet weer met grond afgedekt.
Maakte het graf inderdaad deel uit van de
begraafplaats van het Observantenklooster? Het
zou kunnen, maar dan lag het solitaire graf wel
zeer ver verwijderd van de andere graven. Of
maakte het graf deel uit Algemeen Burgerlijke
Begraafplaats Achter-Davidshof, die ter plaatse
van het huidige stadhuis en ten noorden ervan
-ocr page 140-
^T
?&■<
•yt*?%
&m
'*;;
w-k *
Wil*: - . *..... - ;- „■;- -.
w*
"'.......fe
lag? De ingang van de begraafplaats met twee
huisjes ter weerszijden van de toegangspoort lag
ongeveer waar zich nu de hoofdingang van het
stadhuis bevindt. De begraafplaats, die hiervan
1830 tot 1946 in gebruik is geweest, is in de jaren
zeventig geruimd, om plaats te maken voor het
stadhuis. Het is een voor de hand liggende
gedachte het gevonden skelet in te delen bij deze
begraafplaats, maar gezien de plek waar dit
gevonden is, halverwege de bomengroep en het
stadhuis, niet waarschijnlijk. De groep van acht
beuken bevond zich een flinke straatbreedte,
zeker 10 meter, voor de ingang van de begraaf-
plaats. Het skelet lag binnen deze zone en dus
waarschijnlijk niet op de begraafplaats, maar er
vóór. De graven van de begraafplaats waren
immers omstreeks 1970 allemaal geruimd. Het
voor de deuren van het stadhuis gevonden graf
stelt ons kortom voor een groot raadsel.
Groenmarkt
Op tal van plaatsen in de binnenstad rijzen in het
weekend en tijdens feesten urinoirs uit het pla-
veisel omhoog, de zogenaamde urilift. Op de
hoek van de Groenmarkt en de Windsteeg werd
ook een urilift geplaatst. Het gat van 2 bij 3 meter
dat hiervoor moet gegraven, is gemaakt door
archeologen van de gemeente. Gezien de aan-
-ocr page 141-
■^f^K %::•
141
Ingang vande
Algemeen Burger-
lijke Begraafplaats
Achter-Davidshof;
nu staat hier het
stadhuis.
Foto: Archief
Eemland, 1963
Groenmarkt: één
van de aangetroffen
graven; het hout van
de kist is vergaan.
Foto: Archeologisch
Centrum
Historische bronnen vertellen ons dat de laatste
begraving op de Groenmarkt, het kerkhof beho-
rend bij de Sint Joriskerk, in 1602 plaatsvond.
De graven kunnen dus gedateerd worden tussen
1350 en 1600. Begeleidende vondsten bij de gra-
ven, die een verfijning van de datering zouden
kunnen leveren, waren helaas schaars. De skelet-
ten worden onderzocht op geslacht, leeftijd en
eventuele ziektes, waarna ze zullen worden
herbegraven.
Wieken-Vinkenhoef
Ook dit jaar vond hier archeologisch onderzoek
plaats, waar aan weerszijden van de Hogeweg al
wezigheid van een begraafplaats- het Sint Joris-
kerkhof, al eerder, in 1997, gedeeltelijk onder-
zocht-die rond 1600 buiten gebruik is geraakt,
was dat een zeer precies werk. Elf skeletten zijn
hierbij aangetroffen, alle oost-west georiënteerd
met het hoofd in het westen. Vondsten van spij-
kers wijzen op de aanwezigheid van kisten, maar
zelfwaren deze geheel vergaan. De skeletten zijn
getekend en voor onderzoek geborgen, waarna
ze zullen worden herbegraven. De begravingen
zijn op z'n vroegst tweede helft i4e eeuw, want
een bakstenen goot uit vermoedelijk eerste helft
14= eeuw, wordt door twee van de begravingen
verstoord. De graven zijn dus later dan de goot.
-ocr page 142-
142 MAARTEN VAN DIJK, TIMO d'hOLLOSY, RON A.HULST, FRANCIEN SNIEDER, MILO VERHAMUE, MATTIJS WIJKER
Opgraving aan de Hogeweg (Wieken-Vinkenhoef);
in het zand tekenen de karrensporen zich af.
Foto: Archeologisch Centrum
troffen. Halverwege het veldonderzoek werd de
theorie aangehangen dat deze grondverkleurin-
gen de resten waren van greppels rond zoge-
noemde langbedgraven uit de Late Bronstijd of
Vroege Ijzertijd. Langbedgraven zijn in de
bodem te herkennen als twee evenwijdige grep-
pels. Hiertussen was een heuvel opgeworpen. In
of onder de heuvel werden één of meer urnen
met crematieresten ter aarde besteld. Gaande-
weg de werkzaamheden werd echter geen spoor
van graven en/of crematieresten geconstateerd,
zodat langzaamaan de theorie van langbedgra-
ven twijfelachtig begon te worden. Resten van
min of meer evenwijdig lopende lange grondspo-
ren kwamen, behalve de karrensporen, niet voor.
Tijdens de uitwerking van de opgravinggegevens
werd de theorie van langbedgraven definitief
'begraven'. De verdachte sporen bestonden uit
langgerekte verkleuringen meteen maximale
30 boerenerven uit de Late Ijzertijd (250 - o v.
Chr.) zijn opgegraven. Het gebied wordt geken-
merkt door de betrekkelijk hoge ligging op een
dekzandrug. Belangwekkend waren in 2007 de
vondsten gedaan ter plaatse van twee percelen
direct ten oosten van café-restaurant 'De Twee-
de Steeg' aan de Hogeweg.
Zoals ook elders in de omgeving was de oor-
spronkelijke bovengrond door ploegen verdwe-
nen. Onderde ploegvoor begint direct het'scho-
ne'zand van de dekzandrug. In dit zand tekenen
zich de grondverkleuringen af van de archeologi-
sche sporen. De in 2007 aangetroffen sporen
bestonden voornamelijk uit smalle, langgerekte
verkleuringen, die soms evenwijdig aan elkaar
liepen. Een aantal werd al snel geïnterpreteerd
als karrensporen, waarschijnlijk uit de Late Mid-
deleeuwen. In andere langgerekte sporen werden
echter veel scherven uit de prehistorie aange-
-ocr page 143-
JAAROVERZICHT ARCHEOLOGIE 2007 1 43
Opgraving Schammer te Leusden; de gecoupeerde
paalgaten van een prehistorische hoerderij.
Foto: Archeologisch Centrum
breedte van 1 m, die naar de uiteinden steeds
smaller werden. Opvallend was ook dat alle
sporen een licht gebogen verloop hadden.
De beschreven sporen bevonden zich in een
30 m brede zone ten zuiden van de Hogeweg. De
diepste sporen werden tot 80 cm beneden het
huidige maaiveld aangetroffen en zijn overduide-
lijk afkomstig van wagenwielen. De parallelle
sporen duiden op een asbreedte van 1.20 toti.30
meter. Eén karrenspoor liep van het noordoosten
met een lichte bocht naar het westen over het
hele opgravingterrein. In dit spoor werd het
zwaar verroeste restant van een ijzeren wielband
gevonden samen met een tweetal verroeste
hoefijzernagels (pech onderweg?). Andere kar-
rensporen verschenen en verdwenen in/uit het
aangelegde opgravingvlak op schijnbaar wille-
keurige plekken. Uit de diepe karrensporen zijn
scherven van kannen van grijs aardewerk gebor-
gen. Dit soort aardewerk is typerend voor de 13'
en 14' eeuw en is wellicht van de karren gevallen.
Er zijn echter ook, vaak minder diepe en
meer uitgesleten, karrensporen gedocumen-
teerd die werden doorsneden dóór de bovenge-
noemde sporen uit de Late Middeleeuwen. Ver-
reweg de meeste aardewerkscherven uit deze
karrensporen dateren uit de Midden- of Late
Ijzertijd. Dit geeft aan dat serieus rekening moet
worden gehouden met karren die al in deze vroe-
ge periode hun sporen achter hebben gelaten.
Maar nu terug naarde vreemde, licht gebo-
gen sporen. De sporen bevonden zich aan beide
zijden van de karrensporen en de holle kant was
altijd gericht naar de karrensporen terwijl ze
altijd op een gemiddeld hoger niveau lagen.
Meestal bogen de smalle uiteinden weer terug
naar de karrensporen. Overigens waren de spo-
ren alleen aanwezig in het oostelijke deel van het
-ocr page 144-
144 MAARTEN VAN DIJK, TIMO D HOLLOSY, RON A.HULST, FRANCIEN SNIEDER, M I LO VERHAMME, MATTIJS WIJKER
opgravingterrein. De betekenis van deze archeo-
logische sporen wordt duidelijk wanneer we een
zandpad met karrensporen door een bos bekij-
ken, het zijn de sporen van zijpaden en het
gevolg van modderpoelen in het door karrenspo-
ren diep uitgesleten 'hoofdspoor'. De zijpaden
ofwel zijsporen zijn ontstaan omdat voetgangers
en pakdieren geen zin hadden door een modder-
poel te lopen en daarom een omtrekkende bewe-
ging maakten via de iets hoger gelegen bermen.
Het aardewerk dat de archeologen uit de zijspo-
ren tevoorschijn haalden, dateert, op een enkele
laatmiddeleeuwse scherf na, ook uit de periode
Midden - Late Ijzertijd.
Karrensporen en zijsporen horen bij elkaar
en zijn de weerslag van een oude route over de
dekzandrug. Een dergelijke route moet men zich
voorstellen als een brede baan van sporen van
wagens, trek- en pakdieren en voetgangers die
zich de meest begaanbare weg zochten in het
landschap. De opgraving toont dat de sporen uit
vele richtingen komen en elkaar soms loodrecht
kruisen. In het voorjaar van 2007 zijn tijdens een
proefopgraving op een perceel ten noorden van
de Hogeweg eveneens karrensporen tevoor-
schijn gekomen. Helaas ontbreekt hier een date-
ring maar het is een aanwijzing hoe breed een
prehistorische route kan zijn geweest, in dit
geval bijna300 meter.
Op het iets hogere deel ten zuiden van de
Hogeweg werden ook bewoningsporen aange-
troffen. Deze bestonden uit twee greppels, afval-
kuilen en de paalsporen van een klein aantal
spiekers, gebouwtjes voor opslag. Paalsporen van
een boerderij zijn niet geconstateerd. Het vele
aardewerkmateriaal in deze sporen stamt uit de
Midden -tot Late Ijzertijd (ca. 400 v. Chr. - o).
Het is onduidelijk wat de relatie is tussen de
bewoningssporen en de prehistorische karren-
sporen. Ze kunnen gelijktijdig zijn maar dat is
met het aardewerkmateriaal niet te bewijzen.
In één van de laatmiddeleeuwse karrenspo-
ren bevond zich een bijzonder voorwerp. Het is
een prachtig gepolijste stenen bijl, gemaakt van
kwartsiet. De bijl is puntgaaf bewaard, heeft
afmetingen van 81 x 42.5 x 21 mm en is van het
zgn. 'Fels-Rechteckbeil' type. Dit type stamt uit
het Midden- tot Laat-Neolithicum (ca. 3400 -
2000 v. Chr.). Dergelijke bijlen zijn niet onbe-
kend op de Veluwe en in de Gelderse Vallei. Spo-
ren van gebruik zijn met het blote oog niet zicht-
baar; misschien had het kleine bijltje slechts een
ceremoniële functie.
Maar wat doet z'n duizenden jaren oud voor-
werp in het spoor van een laatmiddeleeuwse kar?
Nu is er een wijdverbreid volksgeloof aangaande
stenen voorwerpen die men vroeger in de grond
vond. De bevolking associeerde dergelijke vonds-
ten met de inslag van de bliksem. Zo slingerde de
Germaanse god Donar zijn strijdhamer naar de
aarde gepaard gaande met donder en bliksem.
De voorwerpen waren heiligen er werden magi-
sche krachten aan toegeschreven. Als men het
bijvoorbeeld tegen de gevel van een huis beves-
tigde, was deze beschermd tegen blikseminslag.
In oude schriftelijke bronnen worden deze magi-
sche voorwerpen 'donderbeitel', 'donderkeil' of
'dondersteen' genoemd.
Men kan zich het volgende, middeleeuwse
scenario voorstellen. Ergens vonden boeren tij-
dens het ploegen van het land onze bijl, borgen
het goed op of bevestigden het ergens tegenaan.
Lange tijd bleef het daar tot een verhuizing een
tocht met een kar noodzakelijk maakte. Iemand is
evenwel slordig geweest, want de bijl ging verlo-
ren en bleef weer lang onder de grond verborgen.
Schammer
Tussen de Rijksweg A28 en de Horsterweg in
Stoutenburg liggen enkele weilanden, die tussen
juni en december van 2007 het decor vormden
van één van de grootste opgravingen die de afde-
ling archeologie van de gemeente Amersfoort de
laatste jaren heeft uitgevoerd.
-ocr page 145-
JAAROVERZICHT ARCHEOLOGIE 2007 145
Het onderzoek vond plaats op het terrein 't
Scham, ten oosten van de gelijknamige histori-
sche boerderij. Het terrein moest archeologisch
onderzocht, omdat het is bestemd voor hockey-
velden.
In het bureauonderzoek was reeds de ver-
wachting uitgesproken dat het gebied van hoge
archeologische waarde zou zijn. Deze verwach-
tingwas mede gebaseerd op het feit dat het ter-
rein zich bevindt op de kop en flanken van een
dekzandrug. Vanwege hun hoge (en daardoor
dus droge) ligging waren deze dekzandruggen in
het verleden uitermate geschikt voor bewoning.
Prehistorische bewoning
Verspreid over het opgravingterrein zijn sporen
aangetroffen die getuigen van bewoning uit de
prehistorie (Bronstijd/ Ijzertijd, 2000-50 v. Chr.)
en de Late Middeleeuwen (1000-1500 n. Chr.).
Het betreft paalsporen van boerderijen en voor-
raadschuurtjes, greppels en sloten, (water)kuilen
en een enkele waterput. Opvallend is, dat de
prehistorische sporen zich hoofdzakelijk bevin-
den aan de zuidzijde en de middeleeuwse sporen
aan de noordzijde van het terrein.
Boeren in de Bronstijd en de Ijzertijd leefden
in kleine gemeenschappen en woonden in hou-
ten huizen met lemen wanden en daken van stro
en bedreven op beperkte schaal akkerbouw en
veeteelt. De erven bestonden uit een boerderij
met één of meerdere bijgebouwen spiekers en
waterputten/waterkuilen. In totaal zijn acht
zogenaamde hoofdgebouwen gereconstrueerd
en verdertientallen spiekers, bijgebouwen en
een aantal (water)kuilen.
Voorlopig worden twee hoofdgebouwen in
de Late Bronstijd gedateerd. De grootste Brons-
tijd boerderij, 17 m lang en 5,5 m breed, wordt in
het noordoosten verstoord dooreen (sub)recen-
te sloot. Bovendien was het opgravingterrein ter
hoogte van deze boerderijplattegrond zwaar
afgetopt, waardoor de minder diep ingegraven
paalkuilen van het huis niet bewaard zijn geble-
ven. Het gebouw zal oorspronkelijk drieledig zijn
geweest; een breed centraal deel met smallere
zijdelen. Doordat vrijwel alle wandpalen zijn
verdwenen, is niet duidelijk waar de toegang(en)
tot de boerderij was. In hoeverre het gebouw een
zogenaamd woonstalhuis is geweest kan niet
worden vastgesteld, maar zal, gezien soortgelijke
huizen elders in Nederland opgegraven, waar-
schijnlijk een gecombineerde functie van woon-
en stalgedeelte hebben gehad. De plattegrond
wordt op grond van vergelijkbare plattegronden
(type Oss iA en type Elp) en het aardewerk dat in
de paalkuilen is aangetroffen in de Late Bronstijd
(1200-800 v. Chr.) gedateerd.
Het andere hoofdgebouw is minimaal 12 m
lang en 6,80 m breed geweest. Uit negen bin-
nenstaanders, één middenstaander en zeven
wandpalen is de plattegrond gereconstrueerd.
De positie van de ingang(en) is niet meer zicht-
baar, hiervoor ontbreken te veel wandpalen. In
het noordoost deel van de plattegrond bevinden
zich twee kuilen, waarvan één houtskool bevatte.
Mogelijk zijn dit de restanten van een haardkuil
en een voorraadkuil. Op grond van de vorm van
de plattegrond in combinatie met het aangetrof-
fen aardewerk wordt ook deze boerderij in de
Late Bronstijd gedateerd.
Uit de daaropvolgende periode, de Vroege
Ijzertijd (800-500 v.Chr.), stammen vier hoofd-
gebouwen. Twee daarvan vertonen grote gelijke-
nis met elkaar. Ze zijn ongeveer 8 m lang en 4,5 a
5,5 m breed, hebben dicht op elkaar geplaatste
buitenstijlen en ieder twee ingangen in de lange
wand, één met een portaal, waardoor deze dui-
delijk herkenbaar is. De andere ingangen laten
zich herkennen doordat de wand ter hoogte van
iedere ingang licht naar binnen wijkt. Centraal in
de plattegronden zijn de sporen van vier mid-
denstaanders gevonden, deze palen hebben
samen met de buitenstijlen het dak gedragen.
Een derde minder goed geconserveerde platte-
-ocr page 146-
I46 MAARTEN VAN DIJK, TIMO D'HOLLOSY, RON A.HULST, FRANCIEN SNIEDER, MILO VERHAMME, MATTIJS WIJKER
grond -slechts elf paalkuilen én een deel van de
zuidelijke wandgreppel zijn bewaard gebleven -
heeft naar alle waarschijnlijkheid een soortge-
lijke indeling gehad. Het vierde hoofdgebouw
(12,80 m lang en 4 m breed) dat, aan de hand van
het aardewerk, in de Vroege Ijzertijd wordt geda-
teerd, laat zich moeilijk reconstrueren.
Uit de Midden Ijzertijd (500-250 v.Chr.)
stammen twee hoofdgebouwen. Eén platte-
grond, met een lengte van minimaal 15 m en een
breedte van 5,60 m, is vrijwel compleet aange-
troffen. Centraal in de oostelijke en westelijke
wand zijn de twee toegangen duidelijk zichtbaar.
De toegang vormt de scheiding tussen het stal-
en woondeel van de boerderij. Het staldeel kan
worden herkend aan de dubbele palen. Centraal
in het woondeel, min of meer in lijn met de
ingang, is het restant van een lemen haard
gevonden. Haardplaatsen worden vaak ter hoog-
te van ingangen aangelegd, de rook kan dan via
de ingangen makkelijk naar buiten trekken. De
andere, minder goed bewaarde structuur was
minimaal 9,30 m lang en 4 m breed.
Rondom alle boerderijen zijn de sporen van
verschillende spiekers en bijgebouwen gevon-
den. Spiekers zijn kleine, over het algemeen
rechthoekige, structuren met een verhoogde
vloer, bedoeld voorde opslag van bijvoorbeeld
voedsel en goederen. De meeste spiekers
bestonden uit vier of vijf paalkuilen, er is echter
ook een aantal spiekers aangetroffen die uit zes
of negen paalkuilen bestonden. Behalve de tien-
tallen spiekers zijn ook negen ronde kuilen
gevonden. Zeven van deze kuilen worden, aange-
zien ze tot in het (huidige) grondwaterniveau
zijn gegraven, als waterkuil geïnterpreteerd.
Waterkuilen worden in verband gebracht met de
watervoorziening, de grootste kuil, met een dia-
meter van meer dan 5 m, wordt als drenkkuil
voor vee geïnterpreteerd en twee andere ronde
kuilen met een vlakke bodem, als silo. Alle kuilen
zijn nadat ze buiten gebruik zijn geraakt, opge-
vuld met afval. In één van deze kuilen is een com-
plete smeltkroes gevonden, een aanwijzing voor
metaalbewerking.
Tegen het einde van de Midden Ijzertijd is de
bodem van het onderzoeksterrein (gedeeltelijk)
verspoeld geraakt. Deze overstroming was zicht-
baar in de vorm van een laag verspoeld dekzand.
De dikte van deze laag varieerde, met name in de
lager gelegen delen van het terrein en in de
natuurlijke depressies was ze goed bewaard
gebleven. Een aantal paalkuilen van één van de
plattegronden uit de Midden Ijzertijd heeft ook
een verspoeld karakter. Het lijkt er op dat na
deze overstroming het terrein voor een lange
periode niet bewoond is geweest, de eerstvol-
gende bewoningssporen dateren uit de Late
Middeleeuwen.
Het middeleeuwse erf
De noordzijde van het terrein wordt gekenmerkt
door een hoge concentratie middeleeuwse spo-
ren: paalgaten, greppels, (water)kuilen en een
waterput. Het vondstmateriaal uit de paalgaten
van deze structuren bestaat voor het overgrote
deel uit aardewerk en baksteenfragmenten. Ande-
re materialen, zoals metaal (spijkers), dierlijk bot-
materiaal en natuursteen werden in slechts een
handvol paalgaten teruggevonden. In vrijwel alle
gevallen geeft het aardewerk uit de structuren, de
waterkuilen en -put, en de greppels een datering
tussen 1250-1350 n. Chr. Het gevonden aardewerk
is vrij divers, al vormen het kogelpot en grijsge-
draaid aardewerk de grootste groepen.
Uit het grote aantal onderzochte paalsporen
zijn in totaal vijf structuren gereconstrueerd.
Gezien de hoeveelheid sporen zullen het er zeker
meer zijn geweest. Het subrecente aftoppen van
het terrein heeft echter veel ondiepe sporen
doen verdwijnen. De vijf geïdentificeerde struc-
turen zijn een boerderij, twee spiekers, een
schuur en een hooimijt.
Uit de boerderijplattegrond kunnen we
-ocr page 147-
JAAROVERZICHT ARCHEOLOGIE 2007 147
opmaken dat hij heeft bestaan uit een woon- en
staldeel. Het zuiddeel van de plattegrond wordt
gevormd dooreen cluster van veertien paalspo-
ren die een drieschepige rechthoek van twee
centrale rijen van drie palen (staanders) en twee
zijrijen van vier palen vormen. Direct ten zuiden
van dit cluster bevinden zich in het midden nog
twee palen. Mogelijk zijn dit restanten van de
ingang aan de zuidelijke kopse kant geweest. De
diep gefundeerde palen, de drieschepigheid
(stalboxen?) en de ingang aan de kopse kant,
lijken erop te wijzen dat dit deel van de boerderij
als staldeel in gebruik is geweest. Het staldeel
vereiste namelijk een stevig en 'ruim'gefundeerd
geheel, waar reparaties aan de orde van de dag
waren. Dit verklaart tevens de enorme hoeveel-
heid (dubbele) paalgaten in dit deel.
Het noorddeel van de boerderij is een stuk
lastiger te reconstrueren. De duidelijke'lijnen'
volgens welke het zuiddeel is aangelegd, wijken
hier iets af en er bevinden zich beduidend minder
(diepe) paalsporen in dit deel. Toch kunnen we er
van uitgaan dat de plattegrond zich ten noorden
van het stalgedeelte voortzette. De aangetroffen
paalsporen en enkele restanten van een mogelijke
wandgreppel zijn niet ergens anders aan toe te
schrijven. De afwezigheid van paalgaten waar zich
staanders bevonden moeten hebben, valt te ver-
klaren door het feit dat de gebinten van het woon-
gedeelte vaak rustten op bakstenen poeren, die
niet werden ingegraven. Deze laten dus weinig of
geen diepe archeologische sporen na. In enkele
omliggende paalsporen alsook in de toplaag zijn
veel baksteenfragmenten aangetroffen, wat deze
veronderstelling ondersteunt.
Op het middeleeuwse erf stonden behalve de
boerderij nog twee spiekers. Dit zijn bouwwer-
ken van hout, twijgen, riet en stro, eventueel
voorzien van een verhoogde vlonder, gebruikt
voor de opslag van graan en voedsel. Het uiterlijk
van spiekers kon onderling sterk verschillen. In
dit geval gaat het om twee vierpalige vierkante
structuren van 3 tot4.2m groot. Een nabijgele-
gen rechthoekig bouwwerk van een iets groter
formaat (ca. sx6m) wordt geïnterpreteerd als
schuur. Een vlak ten zuiden van de boerderij
gelegen ronde tot ovale verzameling paalgaten
hebben behoord tot een hooimijt. Dergelijke
mijten bestonden vaak uit een verzameling palen
rondom de hooibalen, met eromheen een grep-
peltje - een zogenaamde kringgreppel - met
water om het ongedierte op afstand te houden.
In de directe omgeving van de boerderij zijn
zes laatmiddeleeuwse waterkuilen en één water-
put gevonden. De waterkuilen liepen tot vlak
boven of tot net in het grondwater. Vermoedelijk
dienden ze als reservoir voor regenwater of water
uit de nabijgelegen Barneveldsebeek. De water-
put had - in tegenstelling tot de waterkuilen -
een verstevigde ronde schacht, die tot ver in het
grondwater liep. De put was een zogenaamde
vlechtwandput, waarbij de schacht is opge-
bouwd uit horizontaal gevlochten wilgentwijgen
tussen verticaal geplaatste staken.
Verspreid over het hele opgravingterrein is
een groot aantal greppels en sloten aangetroffen.
Mogelijk deed een aantal van de greppels dienst
alserfgreppel (ter afbakening van het erf) of om
overtollig water bij de boerderij weg te loodsen
(zogenaamde huisgreppels). De sloten dienden
om de afwatering van de percelen richting de
Barneveldsebeek of de Modderbeek (de natuur-
lijk voorganger van het later aangelegde Vallei-
kanaal) te waarborgen. Vrijwel alle sloten staan
haaks op de Schammersteeg en dateren uit de
Late Middeleeuwen. Het dichtgooien van veel
van deze sloten alsook de greppels in de 14= /15»
eeuw valt samen met de veranderende functie
van het terrein. De boerderij en de meeste ande-
re structuren zijn in de 14° en 15= eeuw afgebro-
ken en de waterkuilen en -put worden gedempt.
De bewoning lijkt zich vanaf dat moment ver-
plaatst te hebben; wellicht al naar de boerderij-
plaats van de huidige boerderij 't Scham.
-ocr page 148-
BOEKBESPREKINGEN
T^iik-
Amersfoort
lag aan zee
Waterschapskroniek Vallei & Eem
777^1616
een mooi boek geworden, hoewel de
vormgeving soms te denken geeft: de
vele kaartjes zijn dikwijls wat vaag
afgedrukt, wat het oriëntatievermogen
van de lezer nogal eens op de proef stelt.
Dat is spijtig omdat in de tekst dikwijls
op topografische bijzonderheden wordt
gewezen die we niet onmiddellijk op de
kaartjes kunnen terug vinden. De
samenstellers hadden zich moeten
bedenken dat het waterschap inmiddels
zo groot is geworden dat kennis over het
verloop van bijvoorbeeld wegen, kaden
of sloten in Woudenberg voor
geïnteresseerde leken die verderaf wonen
niet vanzelf spreekt. Dit maakt het boek
toch wat minder goed toegankelijk dan
had gekund. De tekst is bovendien nogal
opsommerig van aard: hoofd en bijzaken
zijn niet altijd gescheiden behandeld. We
wijten dit aan het grote enthousiasme
van de auteur dat overal in de tekst tot
uitdrukking komt. Ze wil alles vertellen
wat ze weet, en dat is uit hoofde van haar
functie natuurlijk een heleboel!
Niet altijd gemakkelijk had ik het
met de inhoud van de eerste
hoofdstukken. Zeer terecht onderkent
Mevr. Mijnssen het belang van de
natuurlijke uitgangssituatie van het
Eemland voor de ontginning van dit
gebied. De auteur situeert hier een
uitloper van het aloude Almere. Hier zou
voorheen een laagveengebied met
meertjes en eilanden hebben gelegen. Dit
laagveengebied zou geleidelijk droog zijn
gelegd en zijn ingepolderd om als
hooiland in gebruik te worden genomen.
In het bijzonder zou dit verhaal gelden
voor het territorium van Eemnes en
Bunschoten. Naar mijn mening was hier
echter geen sprake van laagveen.
Het is aannemelijker dat het landschap
oorspronkelijk uit hoogveen bestond dat
tegen de hoger gelegen zandgronden was
opgekropen. Men begon deze venen aan
de lager gelegen randen, op enige afstand
van de Eem, in de loop van de twaalfde
eeuw te ontginnen. Hier zette men
aanvankelijk ook de boerderijen neer.
Oostelijk van de Eem noemde men deze
veenontginning Uitwijk. Vanuit dit
stroompje groef men sloten voor de
ontwatering van het veen. Het veen lag
hoog genoeg om er akkerbouw op te
plegen. Op den duur daalde het veen,
M. Mijnssen-Dutilh
Amersfoort lag aan zee.
Waterschapskroniek Vallei en
Eem.Deeli (yyj~i6i6).
Spou. Utrecht / Leusden, 2007
274 pp., ill., lit, reg..
ISBN 978-90-5479-071-6
Met betrekking tot de regionale
geschiedschrijving mag Eemland beslist
niet klagen over gebrek aan
belangstelling. Sinds het verschijnen van
de studie van Mej. Maris over de
rechtsgeschiedkundige ontwikkeling van
gemeente en waterschap Eemnes in 1947
zijn door verschillende auteurs vele
nieuwe inzichten over de bewonings- en
ontginningsgeschiedenis naar voren
gebracht. Bijvoorbeeld een artikel van
A.P.de Klerk over Historische geografie
en ruilverkaveling dat in 1977 verscheen
en waarin veel aanvullende
mededelingen over de totstandkoming
van het Eemnesser cultuurlandschap aan
de orde komen. Voorts een boekje uit
1995 van de hand van C. Dekker en M.
Mijnssen-Dutilh, getiteld 'De
Eemlandsche Leege Landen', handelend
over 'ontginningen rond de mond van de
Eemindei2eeni3eeeuw'. Het jaar 2007
bleek wel een bijzonder vruchtbaar jaar.
Ter gelegenheid van de afronding van de
Ruilverkaveling Eemland verscheen,
mede onder mijn redactie het boek
'Eemland in verandering. Ontginning en
ruilverkaveling in het gebied van de
Eem', waarin van mijn hand een
hoofdstuk is opgenomen over de oudste
nederzettings- en ontginnings-
geschiedenis. Nog in hetzelfde jaar
werden we verrast met het verschijnen
van een nieuw boek van de hand van
Mevr. Mijnssen-Dutilh met als
prikkelende titel 'Amersfoort lag aan zee;
waterschapskroniek Vallei en Eem 777 -
1616'. Het is geschreven ter gelegenheid
van het feit dat in 1997 het waterschap
'Vallei en Eem' werd opgericht. Het
nieuwe waterschap heeft er mijns inziens
goed aan gedaan om aan haar archivaris te
vragen dit boek te schrijven. Het is
belangrijk dat de ingelanden van het
waterschap meer zicht krijgen op de
waterstaatkundige geschiedenis die hun
gebied heeft doorgemaakt. Het is zeker
door oxidatie en klink, langs de Eem
zodanig dat men het alleen nog als
hooiland kon gebruiken. Door de
optredende vernatting gingen de boeren
hogerop in het veen wonen. Men
verhuisde in oostelijke richting.
Uiteindelijk kwam men ten oosten van
de Eem, al opschuivend, terecht ter
hoogte van het dorp Bunschoten. Vanuit
Bunschoten trok men de sloten opnieuw
door totdat men Gelders gebied bereikte.
Ten westen van de Eem heeft bij Eemnes
een soortgelijke ontwikkeling plaats
gevonden. Door het dalen van het
maaiveld aan weerszijden van de Eem
kreeg de zee geleidelijk toegang tot het
gebied. Delen van het veen sloegen weg
maar er vond ook afzetting van klei
plaats, waardoor het veenlandschap
veranderde in een klei-op-veen
landschap. Kennelijk hecht Mevr.
Mijnssen zoveel waarde aan haar
zienswijze dat Eemland moet worden
gezien als een moerassige en waterrijke
uitloper van het Almere dat ze
Amersfoort, volgens de titel van haar
boek, aan zee laat liggen.
Gezien de bodemgesteldheid kan dit
evenwel niet juist zijn. Op grond van de
misvattingen over de toestand van het
natuurlijke landschap is er in de eerste
hoofdstukken, helaas een nogal
discutabel verhaal ontstaan over de
manier waarop het gebied in eerste
instantie is ontgonnen en droog gelegd.
Gelukkig hebben we daar in de volgende
hoofdstukken, die later in de tijd spelen,
wat minder last van. Het laat zich aanzien
en het is te hopen dat deel 2, wat ons voor
2009 in het vooruitzicht is gesteld,
hiervan geen hinderlijke sporen meer zal
vertonen. We kijken er met spanning
naar uit.
JA.}. Vervloei
-ocr page 149-
BOEKBESPREKING 149
dan in de andere. De industrie
mechaniseerde, automatiseerde, had
daardoor steeds minder werknemers
nodig, fuseerde en verhuisde ten slotte
naar lagelonenlanden. In sommige
Nederlandse steden was de neergang van
de industrie ronduit dramatisch. De
snelle ondergang van de textielindustrie
in Tilburg en Enschede was een
regelrechte ramp voor beide steden.
Amersfoort heeft het geluk gehad, zo kan
men achterafzeggen, dat de industrie
daar nooit zo'n grote plek heeft
ingenomen dan in andere delen van het
land en dat de neergang van de
Amersfoortse industrie geleidelijk is
gegaan
Hoe geleidelijk dit proces ook heeft
plaatsgevonden, het ging toch veel te
snel, want voordat men in Amersfoort
het goed en wel doorhad dat een
belangrijke episode in de Amersfoortse
geschiedenis aan het verdwijnen was,
waren de meeste industriële gebouwen
afgebroken en is nu weinig over van dat
industriële verleden. De Stichting
Industrieel Erfgoed in de stad
Amersfoort (Siësta) probeert echter te
redden wat er te redden valt. Daarnaast
wil deze stichting dat het Amersfoortse
publiek zich bewust is van dit recente
verleden en heeft zij zich ingezet voor de
publicatie van het mooie boek van Henk
van der Lee.
Van der Lee heeft het verleden van
het oudste stukje industriegebied van
Amersfoort in kaart gebracht. Hij begint
in 1850, toen de nijverheid nog niet
gemechaniseerd was en eindigt in deze
eeuw. Hij vraagt zich af waar al die
fabrieken zijn gebleven, wat ze ooit
hebben betekend voor de Amersfoortse
industrie, waar ze vandaan kwamen,
door wie ze werden opgericht en waar ze
precies gestaan hebben. Daarmee heeft
hij veel onbekende informatie verzameld
en een belangrijke aanvulling geschreven
op wat er reeds bekend was.
Interessant zijn bijvoorbeeld de
details over de ondernemers uit de
families Bonnike, Houbaer, Polak,
Meursing, de Rooij, Van Heugten en
Huijgen. Deze geven de
bedrijfsgeschiedenis van Amersfoort
enige diepte, maar laten zien dat
economie niet alleen een kwestie is van
zaken als conjunctuur, crises en
toegevoegde waarde, maar het werk is
van mensen van vlees en bloed. Een
economische historicus zou zeggen dat
het ingenieursbureau van Huijgen en
Wessel in 1918 in Amersfoort werd
gevestigd vanwege de centrale ligging en
goede verbindingen van de stad. Dat is
natuurlijk waar, maar er waren destijds
meer plaatsen met een gunstig
vestigingsklimaat voor dergelijke
bedrijven. Door het werk van Van der Lee
weten we dat CA. Huijgen, uit
Rotterdam, de stad aan de Eem goed
kende en betrokken was geweest bij de
bouw van kazernes in Amersfoort.
Enige punten van kritiek zijn er
natuurlijk wel. Hoewel het boek een
tijdsindeling hanteert en daarbij perioden
van vijftig jaar aanhoudt, is het tamelijk
onoverzichtelijk. De periodisering van
hem is eigenlijk overbodig omdat hij
deze onvoldoende gebruikt om de
geschiedenis van de bedrijven in te
kaderen. Het gaat hem alleen om de
bedrijven in het Eemkwartier zelf en niet
zo zeer om de economische geschiedenis
van de stad. Nu moet de lezer, die alles
wil weten wat er bekend is over de
geschiedenis van een bepaald bedrijf, op
verschillende plaatsen zoeken naar
informatie. Zijn boek heeft in de eerste
plaats als doel een naslagwerk te zijn over
het industriële bedrijfsleven in het
Eemkwartier - en daar is niets mis mee-,
een puur encyclopedische opzet was
daarom beter geweest. Van de Lee is
bovendien heel spaarzaam met zijn
noten. Van veel gegevens is onbekend
waar het vandaan komt en dat frustreert
verder onderzoek, daarenboven is
controle zo onmogelijk. Deze kritiek
neemt niet weg dat het een zeer nuttig
boek is en mooi is vormgegeven. Het is
goed dat het is verschenen.
Paul Brusse
Henk van der Lee
Het kwartier is om. Industrie en
bedrijvigheid in het
Eemkwartier.
Uitgave van Siësta Amersfoort,
2007.
144 pp., ill., lit, reg..
ISBN 90-810296-2-9
Amersfoort heeft de laatste decennia een
grote structurele economische
verandering ondergaan. De industrie
maakte plaats voor andere bedrijvigheid.
Werkte in 1950 zo;n40% van de
Amersfoortse beroepsbevolking in de
nijverheid, in 2007 was dat nog maar 11%.
Tegelijkertijd nam de werkgelegenheid in
de dienstensector toe van iets meer dan
50% tot bijna 90%. Hoewel deze
verschuiving in percentages ten dele een
gevolg is van gewijzigde definities, is aan
de veranderingen in de gebouwde
omgeving te zien dat zij zeer reëel is. Het
beste is dat te aanschouwen aan
weerszijden van het spoor tussen Eem en
station en in het Eemkwartier. Waar een
halve eeuw geleden fabrieksgebouwen
het beeld bepaalden, staan nu grote
kantoorgebouwen of is een lege vlakte te
zien, waar in de toekomst kantoren
zullen verrijzen. Waar eens de Meursing
koekjesfabriek, de Sopla sigaren fabriek,
de Phoenix brouwerij stonden, kijken de
treinreizigers van nu tegen de glimmende
glazen wanden van de Amersfoortse
Verzekeringen, de Agis en andere
dienstverleners aan.
De Amersfoortse ontwikkelingen
stonden niet op zichzelf. Deze
metamorfose vond in heel Nederland en
de rest van de westerse wereld plaats.
Overal werden industrieterreinen
ontmanteld, in de ene plaats wat eerder
-ocr page 150-
150
BOEKBESPREKING
maar geeft dertien samenhangende onder-
zoeksthema's die tot nu toe onderbelicht
zijn gebleven.
Deze thema's worden volgens een
vast patroon onderverdeeld in aspecten.
Per aspect worden, ook volgens een vast
schema, de wensen aangegeven ("wat"),
welke locatie het betreft ("waar"), welke
periode ("wanneer"), welke literatuur en
onderzoek er beschikbaar is en welke
archiefbronnen en overige bronnen kun-
nen worden geraadpleegd.
Heurneman c.s. erkennen dat binnen
de Hjst lacunes zijn, bij voorbeeld de histo-
rie van de sport, elitegeschiedenis van de
i8e en 10/ eeuw en de verzuiling ontbreken.
Ook de afwezigheid van andere dan de
christelijke godsdiensten binnen thema 6
"Kerkgeschiedenis", kan als een "tekortko-
ming" worden geduid. Wel wordt op blz.
86 en 87 (slechts) driemaal verwezen naar
lokaal onderzoek naar de joodse gemeen-
schap ('s Graveland en Kortenhoef,
Veenendaal en Rhenen). Verder ontbreekt
ook het thema demografie/migratie.
De wensen van de geconsulteerden
zullen niet alle lacunes opleveren, er
zullen altijd witte vlekken blijven bestaan.
De criteria voor onderwerpen om
opgenomen te worden zijn dat het onder-
werpen betreft waaraan duidelijk behoefte
is, praktisch uitvoerbaar zijn door beschik-
baarheid van bronnen en ook een meer
dan lokale betekenis moeten hebben. Om
juist ook de historische verenigingen en
amateurhistorici te betrekken, is de
nadruk gelegd op de Nieuwere Tijd.
Onderzoek naar de periode daarvoor
vraagt vaak meer en specifiekere deskun-
digheid dan, volgens de schrijfster, bij
deze groepen wordt verondersteld aan-
wezig te zijn.
Uit het boek spreekt een hoge ambi-
tie. ErfgoedUtrecht wil op basis van deze
lijst regelmatig opdracht aan (amateur)
historici geven in een onderzoeksproject
samen te werken om een witte vlek in te
gaan vullen.
Verder wil men samenwerken met
Utrechtse archiefdiensten en historische
verenigingen, per onderwerp een begelei-
dingscommissie vormen en de leemtelijst
interactiefopwww.erfgoed-utrecht.nl
plaatsen. Het publiek kar dan reageren
met opmerkingen en aanvullingen.
Bij deze ambitie zal door de initiatief-
Mieke Heurneman
Waard om te weten. Leemtelijst
geschiedschrijving provincie
Utrecht.
Uitgeverij Matrijs en Landschap-
Erfgoed Utrecht, Utrecht 2007.
144 pp., ill., litt.,
ISBN 978-90-5345-333-9
Het boek vermeldt naar welke onderwerpen
in de provincie Utrecht nog geen of weinig
historisch onderzoek is gedaan, maar waar
wel behoefte aan is.
Verschillende uitdrukkingen worden
daartoe gebruikt. De achterstand in de
Utrechtse geschiedschrijving wordt geduid
als leemten, hiaten, lacunes, witte vlekken
en open plekken.
In Gelderland en Zeeland bestaan ook
leemtenlijsten. In dit boek is gekozen voor
het enkelvoud in het samengestelde woord,
waarschijnlijk volgens de regel van de "groe-
ne spelling" (Groene Boekje, 2005, blz. 61).
De redactie heeft de spellingcontrole op
leemte evenwel zo strikt gebezigd dat in de
titel van J.A. Kamermans' "Leemtenlijst van
de Gelderse geschiedenis in de negentiende en
twintigste eeuw "
de letter n is weggevallen
(tweemaal op blz.140).
De leemtelij st, lacunelij st of witte
vlekkenlijst is een gedegen inventarisatie van
de open plekken in de geschiedschrijving in
de provincie Utrecht.
De lijst is een actualisatie van de zes jaar
oude lijst en een verdere uitwerking van
thema's in concrete onderzoeksopzetten en
prioriteitstelling.
Het doel van de lijst is om het onder-
zoek naar de lokale en regionale geschiedenis
in de provincie Utrecht "meer te stroomlij-
nen om zo beter in te spelen op de behoefte
aan historische informatie bij beleidsmakers,
professionele en vrijetijdshistorici en het brede
publiek".
De makers hebben deze wensen
geïnventariseerd, het grotere publiek was
gepeild via de website van Erfgoed Utrecht.
De behoefte bij betrokkenen was het sterkst
bij de onderwerpen bestuurlijke en maat-
schappelijke elite en infrastructuur. Deze
staan dan ook vooraan bij de onderzoeks-
thema's.
De lijst is volgens de schrijfster/redac-
tie een momentopname, is niet uitputtend,
nemers zeker gedacht zijn aan de groei-
ende historische belangstelling bij het
grote publiek.
Aan startende onderzoekers zou de
mogelijkheid moeten worden geboden om
(nog) sneller wegwijs te raken in de stand
van historisch onderzoek in het Utrechtse
dorp, stad of streek van hun keuze. In deze
boekvorm zou, ondanks de schematische
ordening, daartoe een index of tabel moe-
ten worden opgenomen, met de stand van
zaken per thema, per locatie. Nu moet per
onderzoeksthema worden gezocht of je
eigen plaats van onderzoek een lacune
voor dat thema kent.
Een efficiëntere manier is te zoeken via
een digitale beschikbaarheid van de leem-
ten. De ordening van de Zeeuwse leemten-
lijst is een goede aanzet. Deze lijst is op
internette raadplegen (http://www.
zeeuwsarchief.nl/srgz/leemten.htm). Daar
is bij een aantal aspecten, per periode de
lokale stand van onderzoek aangegeven.
Met waardering kan worden geconclu-
deerd dat deze "lacuneuze" leemtelijst zeer
waardevol is voor zowel beroeps- als ama-
teurhistorici. De lijst zal zeker bijdragen tot
een gerichter onderzoek naar de lokale en
regionale geschiedenis in de provincie
Utrecht. Een bijgewerkt bestand van histo-
risch onderzoek op beeldscherm is echter
te prefereren boven een niet uitputtende
momentopname in boekvorm. De in voor-
bereiding zijnde interactieve leemtelijst
van Erfgoed Utrecht op internet, zou daar-
toe een begin kunnen zijn.
Jan H. Lodewijks
-ocr page 151-
BOEKBESPREKING I5I
later de stadsarchitect David Zuiderhoek de
bloembladtheorie ontwikkelde; de
geruchtmakende kwesties uit die tijd zoals
de uitwerking van het kernplan met een
nieuwe stadsring en de daarmee samen-
hangende tunnelkwestie, maar ook de
eerste concepten van de annexatie van de
noordelijke buurgemeente Hoogland; de
restauratie van de binnenstad, die Van der
Tak toen al (in 1942!) "stadsherstel" noem-
de en de manier om "kruipend in de huid
van de oude stad" nieuwbouw te plegen;
het abrupte einde van deze opmerkelijke
ambtsvervulling direct na het einde van de
oorlog toen de ambtenarenzuivering hem
gebrek aan verzet tegen het Duitse gezag en
het lidmaatschap van de NSB verweet;
tenslotte na een driejarige detentie het
zelfstandige bestaan van architect tussen
1948 en 1968. Als toegift volgt dan een vrij
volledige oeuvre cataloog van het werk van
Van der Tak.
Bij het uitwerken van deze thema's
wordt veel flankerende toedracht over de
Amersfoortse stadsgeschiedenis gegeven,
gebaseerd op documenten en beeldmateri-
aal, waarmee een soort model beschrijving
is geleverd voor monografieën van lokale
architecten, stedenbouwkundigen of
landschapsarchitecten, die gedurende een
bepaalde periode een stadsbeeld hebben
bepaald. Het zou interessant zijn als ook
een studie zou verschijnen van het werk
van David Zuiderhoek, die direct na de
oorlog als stadsarchitect werkzaam was,
maar ook van de architect Van Wamelen
van de Frisiawoningen, waarmee Van de
Tak later heeft samengewerkt. Monogra-
fieën van de architecten van het eerste plan,
op nationaal niveau, geven inzicht in de
internationale betekenis van de Neder-
landse architectuur. Studies over lokale
architecten van het tweede plan, die voor
een bepaalde tijd beeldbepalend zijn
geweest voor stad of regio kunnen een
doorkijk geven in het lokale of regionale
cultuurleven.
De studie van Anton Groot en Max
Cramer is hiervan zonder overdrijving een
voorbeeld zonder weerga. Het is een echt
goed boek: breed van opvatting en blikveld,
de opzet maakt de monografie tot een
veelzijdig informatief document En wat
heel prettig is: het boek leest als een trein.
Fons Asselbergs
P. Andriessen en later de beroemde W. M.
Dudok. Zo had elke stad die zichzelf res-
pecteerde een architect die voor een bepaal-
de tijd het karakter van het stadsbeeld
bepaalde. Ook Amersfoort onderhield de
traditie van stadsarchitecten met W. H.
Kam (1871-1909), ir. C. G. Beltman (1909-
1929) en C.B. van der Tak (1929-1945).
Anton Groot en Max Cramer hebben
op basis van een uitputtend bronnenonder-
zoek niet alleen het werk van de stadsarchi-
tect Christinus Bonifacius van der Tak
(1900-1977) in beeld gebracht, maar in
twaalf thema's hebben zij ook de ruimte-
lijke en bestuurlijke context gedurende het
interbellum beschreven. En dat op een
instructieve en boeiende manier, gelar-
deerd met veel nooit eerder gepubliceerd
beeldmateriaal als resultaat van consciënti-
eus bronnenonderzoek.
De twaalf thema's markeren het leven
en werk van Van der Tak tegen de achter-
grond van Amersfoortse ambities. De
tendensen van dat tijdsgewricht krijgen
kleur en inhoud.
Jeugd, opleiding en aanstelling in
Amersfoort; familieachtergrond in Rotter-
dam; de succesvolle en veelbelovende
bijdrage aan de Nijverheids Tentoonstelling
NeNijTo in 1928 te Rotterdam; de scholen-
bouw, maar vooral het fenomeen van de
openluchtschool als gezonde educatieve
noviteit, de sociale woningbouw en de
opkomende rol van de woningbouwver-
enigingen; de werkverruiming en de werk-
verschaffing na de beurskrach van 1929 die
in Amersfoort veel landschappelijke en
infrastructurele voorzieningen hebben
opgeleverd zoals de plantsoengordel van
het Soesterkwartier, Klein Zwitserland, het
Pinetum, het openluchttheater, de bosvij -
ver en hetbosbad en zo meer; nieuwe
sportaccommodaties zoals de zwembaden
op Birkhoven en aan de Bisschopsweg
waarbij morele bezwaren van christelijke
huize tegen gemengd zwemmen en het
verstoren van de zondagsrust de realisatie
ervan twaalf jaar hebben weten op te hou-
den; de aansluiting van Amersfoort op het
Rijkswegenplan waarbij in 1934 voor het
eerst de rondweg aan de zuidkant ter sprake
kwam, maar ook de vooruitstrevende
aandacht voor een groenvoorziening die
een doorlopende "groene wandeling"
mogelijk moest maken; de ideevorming
over de stadsuitbreiding op grond waarvan
Anton de Groot en
Max Cramer
C.B. van der Tak. Stadsarchitect
tussen modernisme en traditie
192.9-1945.
Amersfoort/Hilver-
sum/Bussum, 2007.
463 pp., ill., lit, reg..
ISBN 978-90-6868-449-0
C.B. van der Tak is veel meer dan een
monografie over een plaatselijke grootheid,
een stadsarchitect die het stadsbeeld van
Amersfoort in zijn werkzaam leven in
belangrijke mate beïnvloedde.
Elke grote en middelgrote Nederlandse
stad had vanaf het laatste kwart van de
negentiende eeuw we! één of meer voor-
aanstaande architecten die de bouwop-
drachten van 'de nieuwe tijd' mochten
realiseren. Na 1850 veranderde het stads-
landschap langzaam maar zeker onder
invloed van de industriële revolutie. De
Eeuw van het Vernuft ontkiemde in Neder-
land wel wat vertraagd, maar eenmaal op
gang gekomen expandeerden vooral die
gemeenten die de beknellende stadsmuren
en wallen na de Vestingwet van 1874 kon-
den slechten en zich buiten de muren
gingen uitbreiden. Inlijving van het buiten-
gebied had in de meeste steden al eeuwen
niet meer plaats gevonden en ineens deed
zich daar de kans voor om plannen te
maken voor een stedelijke uitleg. Aan
architecten met gevoel voor gebiedsont-
wikkeling werd gevraagd om voor de
eerstvolgende vijftien tot twintig jaren
uitbreidingsplannen te maken. De functie
van stadsbouwmeester, stadsarchitect of
directeur publieke werken kreeg daarmee
een nieuwe impuls. In Nijmegen was dat
Pieter van der Kemp, opgevolgd door J.}.
Weve. In Assen was dat J. Jansen van Galen
en in Utrecht P.J. Houtzagers, in Hilversum
-ocr page 152-
LITERATUUR BETREFFENDE DE REGIO EEMLAND
VERSCHENEN IN 2OO7
M.H.A. van Dijk, T. d'Hollosy, L.F. de
Leeuw,
Achter de Kamp 32: archeolo-
gisch onderzoek op een klein terrein
aan de voormalige Beestenmarkt
(Amersfoort: Archeologisch Cen-
trum, 2007), (Amersfoort onder ons,
dl. 4).
M.H.A. van Dijk, G. Boekenoogen, e.a.,
Hoek Kreupelstraat -Achter de Kamp:
archeologisch onderzoek op een locatie
tussen de eerste en de tweede stads-
muur
(Amersfoort: Archeologisch
Centrum, 2007), (Amersfoort onder
ons, dl. 5).
A. van Engelenhoven, Een zeldzame
natuurstenen gevel: het huis Varkens-
markt 1 gerestaureerd, deel 2, Kroniek:
tijdschrift historisch Amersfoort,
jrg.
9, nr. 1 (2007), 10-11.
A. van Engelenhoven, Huis De Rooster
gerestaureerd, Kroniek: tijdschrift
historisch Amersfoort,
jrg. 9, nr. 1
(2007), 12-13. Pand aan Zevenhuizen
7-
H. Faber, De voorgeschiedenis en oprich-
ting van de NG V-afdeling Amers-
foort en Omstreken, Amersfoort en
Omstreken: uitgave van de Neder-
landse Genealogische Vereniging
Afdeling Amersfoort en Omstreken,
jrg. 16, nr. 1(2007), 8-33.
De afdeling van de NGV werd op 18
decmberi97i opgericht. Met biografi-
sche gegevens van de bestuursleden.
J. Galjaard, M. Mors e.a., Van Zuiderhoek
tot SVP:projecten in Amersfoort
(Amersfoort: SVP Architectuur en
Stedenbouw, 2007).
SVP Architectuur en Stedenbouw is
voortgekomen uit het bureau van
David Zuiderhoek, van 1945-1955
stadsarchitect van de gemeente
Amersfoort.
M. Gerritsen-Kloppenburg, De zusters
van Hoogland: het Wit-Gele Kruis in
een dorpsgemeenschap
1929-1983
(Hoogland: Historische Kring Hoog-
land, 2007) ISBN 9080704046.
A-. Goossens, De gemeenschappelijke
tuin van de stad, Groen: vakblad voor
ruimte in staden landschap,
jrg. 63,
nr.9 (2007),6-9.Hetmetelkaar
verbinden van de groengebieden in de
stad.
Amersfoort en Hoogland
Amersfoort Magazine: open monumen-
tendag 2007: moderne bouwkunst in
Amersfoort 1900-2000,
jrg. 10, nr. 1 (2007).
R. van Assema, D. Bleuel, Met alleen
stenen bouw je geen stad: Amersfoort
de groenste stad van Europa
(Barne-
veld: BDU, 2007)
ISBN 9789087880378.
A.J.H, de Beaufort (red.) e.a., De Berg-
kerk te Amersfoort
(Amersfoort:
Bekking & Blitz, 2007)
ISBN 9061096081.
Ontstaan en bloei van hervormd
kerkelijk leven in het Bergkwartier
vanaf begin 20e eeuw. Het kerkge-
bouw aan de
Dr. Abraham Kuyperlaan werd in
1951 gebouwd.
G. van den Beld-van Willigenburg,
Kleine geneugten (1): jeugdherinne-
ringen, De Bewaarsman: tijdschrift
van de Historische Kring Hoogland,
jrg. 13, nr. 3 (2007), 70-75.
Jeugdherinneringen van mevr. H. van
den Beid op een boerderij aan de
Coelhorsterweg 33.
A. Berben, M. Bremmer e.a., Maria Nu:
het mirakel van Amersfoort
(Amers-
foort: Oud-Katholieke (Streek)paro-
chie Amersfoort, 2007).
Geschiedenis van Onze Lieve
Vrouwe van Amersfoort, boekje
geschreven voor de jeugd.
G. Boekenoogen, Amersfoort tussen
zwavel en kruit: de Amersfoortse
accijnsrekening van 1427, Kroniek:
tijdschrift historisch Amersfoort,
jrg. 9, nr. 3 (2007), 14-15.
Ton Bresser (samensteller), Zitm'n
dasje goed, zitm'n jasje goed: 100 jaar
drukkerij van Amerongen te Amers-
foort
(Amersfoort: Van Amerongen,
2007).
A. de Bruin, M. Versprille, Stad zoekt
boer, Groen: vakblad voor ruimte in
staden landschap,
jrg. 63, nr. 9 (2007),
10-13.
Project 'Stad zoekt boer' is een initia-
tieftot samenwerking tussen de boer,
het landschap en het stedelijk gebied
van Amersfoort.
J. Burnier, Joods pleegkind in bezet
Amersfoort, Kroniek: tijdschrift
historisch Amersfoort,
jrg. 9, nr. 2
(2007), 14.
Dagboek van Mary ten Berge (1903-
2003) met het verhaal over het Joodse
jongetje Gideon Lotan ondergedoken
bij het gezin van Mary ten Berge aan
de Anna Paulownalaan.
P. Bus, D-J. van Hamersveld, G. Keizer
e.a., Dorpshuis De Dissel 19/1-2006
(Hooglanderveen: Dorpshuis De
Dissel, 2007).
R. Bijen, Gaan nu ook de seinen voor het
Eemkwartier op groen?: industrieel
erfgoed. Eemvisie: zakenmagazine
voor Gooi en Eemland,
jrg. 6, nr. 2
(2007), 14-17.
M.A. Cramer, Bergkwartier: Amersfoorts
tweede beschermde rijksstadsge-
zicht, Kroniek: tijdschrift historisch
Amersfoort,
jrg. 9, nr. 3 (2007), 2-3.
M.A. Cramer, A. Groot, C.B. van der Tak:
stadsarchitect tussen modernisme en
traditie
1929-1945 (Bussum: THOTH,
2007) ISBN 9789068684490.
Rijk geïllustreerde publicatie met
volledig overzicht van het oeuvre van
Van der Tak, stadsarchitect en direc-
teur Bouw- en Woningtoezicht, met
projecten zowel in als buiten Amers-
foort.
M.A. Cramer, Willem van Gent, een
begaafd Amersfoorts architect, Kro-
niek: tijdschrift historisch Amersfoort,
jrg. 9, nr. 2 (2007), 6-7.
Willem van Gent (1892-1961),
Amersfoortse architect-aannemer,
vooral bekend in Amersfoort door
zijn ontwerp van de Oud-Katholieke
Kerk aan't Zand.
W. van Deventer, Nieuwe, oude beuk in
Birkhoven. Te Velde: veldbiologische
werkgroep Gelderse Vallei en Eemland,
nr. 48 (dec. 2007), 33-34. Beuk op het
landgoed Birkhoven.
J.C. van Dijk, Het Amersfoort van onze
grootouders: verhaal aan de hand van
oude ansichten
(Zaltbommel: Aprilis,
2007) ISBN 9789059942059.
M.H.A. van Dijk, T. d'Hollosy, Achter
Schep, Amersfoortsestraat 10: archeo-
logisch onderzoek op een dekzandrug
vol prehistorische resten
(Amersfoort:
Archeologisch Centrum, 2007),
(Amersfoort onder ons, dl. 3).
-ocr page 153-
LITERATUUR BETREFFENDE DE REGIO EEMLAND VERSCHENEN IN 200J I53
schrift historisch Amersfoort, jrg. 9,
nr. 3 (2007), 8-9.
R.A. Hulst, Oude karren en een 'donder-
steen' Kroniek: tijdschrift historisch
Amersfoort,
jrg. 9, nr. 4 (2007), 4-6.
Opgravingen bij het café-restaurant
De Tweede Steeg aan de Hogeweg.
H. de Jong, Potten vol geld: de beroemde
muntvondst van 1894, Kroniek: tijd-
schrift historisch Amersfoort,
jrg. 9,
nr. 2 (2007), 8-9. Muntschat gevon-
den op 19 februari 1984 onder het
pand Nieuwstraat 19.
C. Kamerbeek, O. Maurer, e. a., Jongkind
tot Van der Leek. De passie van een
collectioneur. Collectie Kamerbeek
(Amersfoort: Bekking, 2007).
Publicatie bij de tentoonstelling in
Museum Flehite van de collectie
schilderijen, tekeningen en aquarel-
len van de Amersfoorters Cees en
Jamila Kamerbeek.
J.A. de Kok ofm, Acht eeuwen minder-
broeders in Nederland: een oriëntatie.
(Hilversum: Verloren, 2007)
ISBN 9789087040178.
In deze publicatie komen ook de Minder-
broeders of Observanten in Amers-
foort aan de orde.
H. van der Lee, M. Kruidenier, Het
kwartier is om: industrie en bedrijvig-
heid in het Eemkwartier.
(Amersfoort: SIËSTA, 2007),
ISBN 9081029629.
Boek over de geschiedenis van
Amersfoorts eerste industriegebied.
B. Legger (red.) e. a.,Theaters in Neder-
land sinds de zeventiende eeuw.
(Amsterdam: Theater Instituut
Nederland, 2007)
ISBN 9789077204375.
Inventarisatie van alle speelplekken
in Nederland. Uit onze regio zijn de
volgende theaters beschreven: Amici-
tia, De Flint, Grand Theater, Theater
De Lieve Vrouw en het Openlucht-
theater, het Beauforthuis in Austerlitz
en het Theater De Speeldoos in
Baarn.
M. van der Lelie, Bouwprojecten &
gierzwaluwen in Amersfoort ('Amers-
foort: Gïerzwaluwen Amersfoort,
2007) ISBN 9789090223032.
R. van der Linde-Beins, O. Maurer,
Albert Fiks: de herontdekking van een
veelzijdig talent, (Amersfoort: Repro-
ka Publishers, 2007).
Publicatie bij de gelijknamige ten-
toonstelling in De Zonnehof, m.m.v.
Museum Flehite. Albert Fiks(igo8-
1945) was lid van het Amersfoorts
Kunstenaars Gilde.
F. van Loenen, Willem (Bill) de Smalen:
12 ambachten ... geen ongelukken,
Leusden Toen: tijdschrift van de Histo-
rische Kring Leusden, jrg.
23, nr. 4
(2007), 10-16.
Artikel over de Leusdense en Amers-
foortse familie De Smalen, die een
fotozaak hadden in de Muurhuizen en
aan de Kortegracht.
O. Maurer, Albert Fiks (1908-1945): de
herontdekking van een veelzijdig
talent. Kroniek: tijdschrift historisch
Amersfoort,
jrg. g,nr. 1 (2007), 2-3.
O. Maurer, Jakob Nieweg: (over)leven:
Museum Flehite exposeertin de Man-
nenzaal, Kroniek: tijdschrift historisch
Amersfoort,
jrg. g,nr. 2 (2007), 11.
Tentoonstelling over Jakob Nieweg
(1877-1955), predikant/schilder.
O. Maurer, Jongkind tot Van der Leek,
Kroniek: tijdschrift historisch Amers-
foort,
jrg. 9, nr. 1 (2007), 14. Tentoon-
stelling in Museum Flehite van de
collectie schilderijen, tekeningen en
aquarellen van de Amersfoorters Cees
en Jamila Kamerbeek.
Conny Meslier, Op leeftijd, op smaak,
(Amersfoort: Reproka Publishers,
2007).
Uitgave t.g.v de 6 5e verjaardag van de
Amersfoortse fotografe Conny
Meslier.
W. Meuleman, Met het oog op Amers-
foort #2öoj
(Amersfoort: Stichting
met het OOG op Amersfoort, 2007)
ISBN 9789080964181. Fotoboek.
H. de Mink, Mijn vriend de vuilnisman,
(Amersfoort: Uitgeverij Jan, 2007).
Jeugdboek over de ROVA.
M. Mijnssen-Dutilh, Amersfoort lag aan
de zee: Waterschapskroniek Vallei ~&
Eem,jyj-i6i6
(Leusden: Waterschap
Vallei en Eem, 2007) ISBN
9789054790716.
Publicatie t.g.v. het 10-jarig bestaan
van het Waterschap Vallei 8t Eem.
Het boek geeft een nieuwe kijk, aan
de hand van originele archiefbronnen,
A.. Goossens, H. van Liere, Een groen
recreatiegebied dat ook nog eens zorgt
voor waterberging, Groen: vakblad
voor ruimte in stad en landschap,
jrg.
63, nr. 9 (2007), 14-15.
Bloeidaal, een nieuw natuurgebied
aan de oostkant van Amersfoort bij
het bedrijventerrein De Wieken.
A.. Goossens, W. Oxener, Meer ruimte
voor groen in de stad door de ver-
plaatsing van ziekenhuizen, Groen:
vakblad voor ruimte in stad en land-
schap,
jrg. 63, nr. 9 (2007), 16-19.
Verplaatsing van de ziekenhuisloca-
ties Elisabeth en Lichtenberg.
J. Hengeveld, A. Blom (eindredac-
teur),
Piet Blom (Amersfoort:
Jaap Hengeveld Publicaties, 2007).
ISBN: 9789080525252.
Monografie over het werk van archi-
tect Piet Blom (1934-1999). Piet Blom
heeft o.a.de kubuswoningen in Rot-
terdam ontworpen en woningen in
Kattenbroek. Een bekend voorbeeld is
het Russische Paleisje (ontworpen in
1988).
J. Heukelom, Muziek in Amersfoort
(Amersfoort: Scholen in de Kunst,
2007).
C. van den Heuvel, 'Bouwonderneming
Van Bekkum: tachtig jaar en drie
generaties vakwerk', De Bewaarsman:
tijdschrift van de Historische Kring
Hoogland,
jrg. 13, nr. 1 (2007), 1-7.
J.G.M. Hilhorst, Amersfoorters voor het
gerecht van Soest, Van Zoys tot Soest:
tijdschrift van de "Historische Vereni-
ging Soest",
jrg. 27, nr. 4 (2007), 16-20.
Rechtszaak (1529-1530) tegen Willem
Rijckszn., rentmeester van het St.
Pieters Gasthuis.
T. d'Hollosy, L.F. de Leeuw, Het voor-
malig Nefkensterrein: archeologisch
onderzoek op het terrein tussen de
Vlasakkerweg, Snouckaertlaan,
Utrechtseweg en Korte Bergstraat
(Amersfoort: Archeologisch Cen-
trum, 2007), (Amersfoort onder ons,
dl. 6).
S. Hovens, Een i7de-eeuwse speeltoren in
de Onze-Lieve-Vrouwetoren. Kro-
niek: tijdschrift historisch Amersfoort,
jrg. 9, nr. 1(2007), 4-5.
S. Hovens, Havik 37: verrassingen achter
een i9de-eeuwse gevel, Kroniek: tijd-
-ocr page 154-
154 LITERATUUR BETREFFENDE DE REGIO EEMLAND VERSCHENEN IN 2007
F. Snieder, De straat zakt in, Kroniek:
tijdschrift historisch Amersfoort, jrg.
9,nr. 1 (2007), 13.
Kelders onder de straat Zevenhuizen.
D. Steenbeek, Digitale Kadastrale Atlas
van Amersfoort en Hoogland, Kro-
niek: tijdschrift historisch Amersfoort,
jrg. 9, nr. 1(2007), 15.
De Digitale Kadastrale Atlas van
Amersfoort en Hoogland gekoppeld
aan de website van Archief Eemland
(www.archiefeemland.nl).
S. Straub, Van nachtwaker naar welzijn,
Kroniek: tijdschrift historisch Amers-
foort,
jrg. 9, nr. 2 (2007), 13. Het
gereedkomen van de inventarisatie
van het archief van het gemeentebe-
stuur van Amersfoort over de periode
1811-1945.
Y. Tanke, Op de bres voor monumenten:
de monumentencommissie van de
OVF, Kroniek: tijdschrift historisch
Amersfoort,
jrg. 9, nr.4 (2007), 14-15.
Monumentencommissie van de
Oudheidkundige Vereniging Flehite.
Y. Tanke, Twee ontsnappingen uit Kamp
Amersfoort, Kroniek: tijdschrift histo-
risch Amersfoort,
jrg. 9, nr. 1 (2007), 6-7.
Persoonlijke herinneringen van de
Woudenberger Kok Klumpenaar, hij
hielp een gevangene te ontsnappen
uit Kamp Amersfoort.
Y Tanke, Tijdbalk op internet bespaart
veel speurwerk, Kroniek: tijdschrift
historisch Amersfoort,
jrg. 9, nr. 2
(2007), 4-5. Historische tijdbalk van
Amersfoort, ontworpen door Jan
Lodewijks, op internet.
J. Voorburg, 'Dichtbij en toch vreemd:
het laatste oorlogsjaar 1944-1945', De
Bewaarsman: tijdschrift van de Histo-
rische Kring Hoogland,
jrg. 13, nr. 1
(2007), 8-13.
Gebeurtenissen rond de boerderij
Breevoort in Hoogland.
P. Welling, Passie voor amateurtoneel,
Amersfoort en Omstreken: uitgave
van de Nederlandse Genealogische
Vereniging Afdeling Amersfoort en
Omstreken,
jrg. 16, nr. 3 (2007),
96-107.
Levensverhaal van Richardus Anto-
nius Welling, geboren in 1892 in de
Krommestraat, meubelmaker en
regisseur van toneelvereniging Euri-
pides in Amersfoort.
op het ontstaan van het landschap in
regio Eemland.
K. van Noppen, Historisch Drieluik: Van
Amersfoort naar Constantinopel: een
verdwaalde herder, Drieluik: maand-
bladvan de Hervormde Gemeente, de
Gereformeerde Kerk en de Evange-
lisch-Lutherse Gemeente te Amers-
foort,
jrg. 8, nr. 5 (2007), 4-5.
Ds. Johannes Knuppel, predikant van de
Sint Joriskerk van 1721-1745.
P. Popma, P. van der Kam, Leven in
oorlogstijd, Leusden Toen: tijdschrift
van de Historische Kring Leusden,
jrg.
23, nr. 2 (2007), 944-950. Oorlogs-
herinneringen van Paula Popma. Haar
vader ds. S.J. Popma was gerefor-
meerd predikant in Amersfoort.
G. Raven, Drie maanden astronauten in
Museum Flehite: personeel reinigt
zelf collectie van asbest, Kroniek:
tijdschrift historisch Amersfoort,
jrg.
9, nr. 3 (2007), 10-12.
G. Raven, Geschiedenis voor een breed
publiek: afscheid Wicher Zeilmaker
als voorzitter OVF Kroniek: tijdschrift
historisch Amersfoort,
jrg. 9, nr. 3
(2007), 4-6.
G. Raven, Het ondenkbare gebeurt toch
...: brand Armando Museum is twee-
de slag voor Amersfoort in C, Kro-
niek: tijdschrift historisch Amersfoort,
jrg. 9, nr. 4 (2007), 2-3.
Armando Museum door brand ver-
woest op 22 oktober 2007.
G. Raven, Historisch Drieluik: de Amers-
foortsche Kerkbode, Drieluik: maand-
blad van de Hervormde Gemeente, de
Gereformeerde Kerk en de Evange-
lisch-Lutherse Gemeente te Amers-
foort,
jrg. 8 (2007), nr. 1, 3-4, nr. 3,
14-15.
G. Raven, Historisch Drieluik: Beroe-
pingswerk tijdens burgeroorlog,
Drieluik: maandblad van de Her-
vormde Gemeente, de Gereformeerde
Kerk en de Evangelisch-Lutherse
Gemeente te Amersfoort,
jrg. 8, nr. 8
(2007), 5-6.
Ds. Cornelis Philippo, predikant van
de Sint Joriskerk van 1787-1808.
G. Raven, Historisch Drieluik: Glorie en
noodlot van de Elleboogkerk, Drie-
luik: maandblad van de Hervormde
Gemeente, de Gereformeerde Kerken
de Evangelisch-Lutherse Gemeente te
Amersfoort, jrg. 8, nr. 9 (2007), 4.
R.K. Kerk Onze Lieve Vrouwe ten
Hemelopneming of Kromme
Elleboog.
G. Raven, Historisch Drieluik: Kamp
Amersfoort en de kerken, Drieluik:
maandblad van de Hervormde
Gemeente, de Gereformeerde Kerk en
de Evangelisch-Lutherse Gemeente te
Amersfoort,
jrg. 8, nr. 4 (2007), 4-5.
Kerkelijk verzet in het concentratie-
kamp Amersfoort.
G. Raven, 'Ik weet intussen wel iets meer
van asbest...': Museum Flehite gaat
door ondanks sluiting, Kroniek: tijd-
schrift historisch Amersfoort,
jrg. 9,
nr. 2 (2007), 2-3.
Museum Flehite gesloten wegens
vondst asbest.
G. Raven, 'Klein Emiclaer, tweeling van
Bosserdijk: het verhaal van Ten Bosch
eindelijk compleet (dl. 2), De
Bewaarsman: tijdschrift van de Histo-
rische Kring Hoogland,
jrg. 13, nr. 1
{2007), 14-25
Geschiedenis van de boerderij vanaf
1531-
G. Raven, Oudheidkundige Vereniging
Flehite verzamelt verder: nieuw elan
voor het collectiebeleid van de OVF,
Kroniek: tijdschrift historisch Amers-
foort,
jrg. 9, nr. 4 (2007), 8-10.
J. Riemersma, De nadagen van de Pater-
nosterstraat, Kroniek: tijdschrift
historisch Amersfoort,
jrg. 9, nr. 4
(2007), 11-13. Krotwoningen aan de
Paternosterstraat, gesloopt rond 1928.
De routebeschrijvingen versie 2007
(Amersfoort: Stichting De Waterlijn,
2007).
Historische beschrijvingen van de
Westelijke en Oostelijke Singelroute,
Tweede Muurroute en de Beekroute,
gevaren door de boten van de Water-
lijn.
Routeboekje Entente Florale Europe
zoo/
(Amersfoort: Gemeente Amers-
foort, 2007).
Boekje, ook in het engels, uitgegeven
t.g.v het feit dat Amersfoort in 2007
gekozen werd tot groenste stad van
Europa.
G.A. Russer, Sporen rond de Lange Jan: de
geschiedenis van station Amersfoort
en halte De Vlasakkers
(Barneveld:
BDU, 2007) ISBN 978908788020.
-ocr page 155-
LITERATUUR BETREFFENDE DE REGIO EEMLAND VERSCHENEN IN 2007 155
W. Beekhuis, Een plaatje met een praatje:
waterkeringen tegen overstromingen
van de Zuiderzee, Bun Historiael, jrg.
28, nr. 1 (2007), 9-14. Waterkeringen
in de straten van Bunschoten/Spa-
kenburg en van Eemdijk.
S. Beijer, Respect voor hen die vielen: het
verzetsmonument van Renswoude
(Renswoude: Gemeente Renswoude,
2007).
E. Blok, C. Brouwe, e.a., Het Baarnse Bos
een vorstelijk wandelpark: herstelplan
vooreen koninklijk bos
(Amsterdam:
Stokerkade, 2007)
ISBN 9789079156023.
F. Booy, Blik op de Brinkstraat, Baerne:
tijdschrift van de Historische Kring
"Baerne",
jrg. 31 (2007) nr. 1, 21-26, nr.
2,19-23. Geschiedenis van de panden
en hun bewoners in de Brinkstraat.
F. Booy, G. Vervat, Frits Booy in gesprek
met Geurt Vervat, Baerne: tijdschrift
van de Historische Kring "Baerne",
jrg. 31, nr. 4 (2007) 10-14. Smederij
van de familie Vervat in 1854 geves-
tigd in Baarn.
H. Bronkhorst, Post, telegraaf en tele-
foon in Baarn, Baerne: tijdschrift van
de Historische Kring "Baerne",
jrg. 31,
nr. 4 (2007), 3-8.
H. Bronkhorst, De Vuursche honderd-
vijftig jaar bij Baarn, Baerne: tijd-
schrift van de Historische Kring
"Baerne",
jrg. 31, nr. 2 (2007), 4-6. De
Vuursche sinds 1857 samengevoegd
met de gemeente Baarn.
G. Brouwer, Honderd jaar beeldende
kunst in Baarn, Baerne: tijdschrift van
de Historische Kring "Baerne",
jrg. 31
(2007), nr. 1, 27-31, nr. 2, 24-28.
L. van Burgsteden, Kasteel Stoutenburg
rond 1800: erfenis van Lucia van
Lilaar.
(Barneveld: BDU, 2007), ISBN
9789080257351.
J. Camps, De Valse Bosjes, Historische
Kring Eemnes,
jrg. 29, nr.4 (2007),
220-227. Geschiedenis van een klein
gebied aan het eind van de Meentweg
in Eemnes.
J. Camps, Zestig jaar voetbal in Eemnes,
Historische Kring Eenmes, jrg. 29, nr.3
(2007), 159-167.
L Caspers, Vechten voor vrijheid: oorlog en
verzet op de Utrechtse Heuvelrug
(Hilversum: Verloren, 2007)
ISBN 9789065509871.
M. Wijker, Archeologisch onderzoek legt
oude sporen bloot onder Achter de
Kamp, Kroniek: tijdschrift historisch
Amersfoort,
jrg. 9, nr. 1 (2007), 8-9.
A. Witte, Zomerhuisje aan de Lunterse
Beek, Kroniek: tijdschrift historisch
Amersfoort,
jrg. 9, nr. 3 (2007), 13.
Zomerhuisje aan de zuidzijde van de
Gasthuislaan, afgebrand op 25 april
1945-
W. Zeilmaker, Nog meer ontsnappingen
uit Kamp Amersfoort, Kroniek: tijd-
schrift historisch Amersfoort,
jrg. 9,
nr. 2(2007),10-
Zwerfkeien (Amersfoort: Gemeente
Amersfoort, 2007). Verhalen van
dak- en thuislozen, waarin zij vertel-
len over een plek in de binnenstad
waar zij veel komen.
De regio
E. van Andel, Meentweg 83, Historische
KringEemnes,
jrg. 29,nr.i (2007),
35-44-
Bewoningsgeschiedenis van de boerderij
Meentweg 83 van 1702-1970.
E. van Andel, Wakkerendijk 160, Histori-
sche Kring Eemnes,
jrg. 29, nr.3 (2007),
179-189.
Bewoningsgeschiedenis van het pand
Wakkerendijk 160 van 1702 tot 2002.
C. Bakker, A. Goossens, Venster op de
Vallei: samenwerking voor een
nieuw, maar herkenbaar landschap,
Groen: vakblad voor ruimte in staden
landschap,
jrg. 63, nr. 9 (2007), 20-23.
Ontwikkeling van het gebied tussen
Leusden en Hoevelaken tot natuur-
gebied.
L. Bakker, M. Hommes, M. Olthoff,
Waarom redden ?: de mens achter de
brandweer van Baarn
(Baarn: Bakker,
2007). Geschiedenis van de brand-
weer van Baarn vanaf 1831 tot heden.
A. ter Beek, Spakenburg en de Zuidwal:
wedstrijd en Visserij
(Bunschoten:
Stichting Zuidwal Botterevenemen-
ten, 2007). Geschiedenis van de
botterwedstrijden in Spakenburg en
van de visserij voor en na de afslui-
ting van de Zuiderzee. Met overzicht
van de Bunschoter vloot van 1882 tot
1997-
T. Coppens, P.H. Rem, e.a., Tien vrou-
wen van Soestdijk: van hofstede van
Catharina tot paleis van Juliana
(Baarn: UMCO, 2007)
ISBN 9789086690336.
O. Dekkers, Een paar pronkstukken,
Bun Historiael, jrg. 28, nr. 3 (2007),
102-105.
Het Tiengebodenbord en het
Geloofs- en Gebodsbord in de Her-
vormde Kerk in Bunschoten. Zie ook
jrg. 28, nr. 4 (2007), 166-168.
O. Dekkers, Een Koelewijn als schuiten-
voerder in Amsterdam, Bun Histori-
ael,
jrg. 28, nr. 2 (2007),
73-74. De gildepenning van het
Schuitenvoerders Gilde uitgereikt aan
Jan Dirksz. Koelewijn in 1782.
O. Dekkers, Wij hadden geen reddings-
boten nodig, Bun Historiael, jrg. 28,
nr. 1 (2007), 15-18.
Artikel over een brief van 4 januari
1810 over de aanschaf van boten, die
ingezet werden bij overstromingen.
A. van Egdom, C. van Bleuland van
Oordt,
Ans van Egdom in gesprek
met Corrie Bleuland van Oordt,
Baerne: tijdschrift van de Historische
Kring "Baerne",
jrg. 31, nr. 3 (2007),
15-31.
Gesprek over de Lage Vuursche.
E.W. van der Ent, 300 jaar Van Diermen:
het nageslacht van Jan van Diermen in
mannelijke en vrouwelijke lijn
(Baarn:
E.W. van der Ent, 2007). De nazaten
van Jan van Diermen woonden o.a. in
het Eemland.
A. de Graaff, Vlinders in de Gelderse Vallei
(Barneveld: BDU, 2007) (Regioreeks,
nr. 20)
ISBN 9789087880309.
R. de Graaf, K.P. de Graaf, De medaille
van groof: de redding op 29 december
1900, Bun Historiael, jrg. 28, nr. 3
(2007), 89-101. De redding van de
turfschipper Hermanus Vredenburg
door Rutger de Graaf Hbzn., schipper
van de BU 34.
W. de Greef Azn., Oud-Woudenbergse
families (8): ter Ma(a)ten, Oud-Wou-
denberg,
nr. 3 (2007), 8-17. Genealogi-
sche gegevens van de familie van de
familie ter Ma(a)ten.
W. de Greef Azn., Oud-Woudenbergse
families (7): van de Lagemaat, Oud-
Woudenberg,
nr. 1 (2007), 2-13.
-ocr page 156-
I56 LITERATUUR BETREFFENDE DE REGIO EEMLAND VERSCHENEN IN 2007
van de Historische Kring "Baerne",
jrg. 31, nr. 1 (2007), 7-11.
L.F. Janssens, Baarn heeft en brede lees-
cultuur ... al meer dan honderd jaar
lang, Baerne: tijdschrift van de Histo-
rische Kring "Baerne",
jrg. 31, nr. 4
(2007), 21-28.
Geschiedenis van de leescultuur en
de oprichting van de openbare lees-
zaal en bibliotheek van Baarn.
W. de Kam, Soester verenigingen (deel
8): Ren- en Toer-vereniging Tempo,
Van Zoys tot Soest: tijdschrift van de
"HistorischeVerenigingSoest",
jrg. 28,
nr. 1 (2007), 29-31.
W. de Kam, 'Tijd om de vrede te leren'-
Maarten Schaafsma en zijn levensver-
haal, Van Zoys tot Soest: tijdschrift
van de "Historische Vereniging Soest",
jrg. 28, nr. 1 (2007), 11-13.
De gebr. Schaafsma werden vlak voor
de bevrijding in 1945 geëxecuteerd in
het bos bij Austerlitz.
P. van der Kam, 'Zwaar met ijs bezet,
bovenmate met water bezwaard': de
doorbraak van de Grebbedijk op 5
maart 1855 en wat daaraan vooraf
ging, Leusden Toen: tijdschrift van de
Historische Kring Leusden,
jrg. 23, nr.
4 (2007), 17-21.
P. Koelewijn, Nicolaas Gouwens
(1919-2001) van 1943 tot 1946 politie-
agent in Bunschoten, (7-10), Bun
Historiael,
jrg. 28, nr. 1 (2007), 23-35,
jrg. 28, nr. 2 (2007), 44-56, jrg. 28, nr.
3 (2007), 110-121, jrg. 28, nr. 4 (2007),
140-154.
K. Kok, 'Fransijntje Duyst oud 13 jaar',
Bun Historiael, jrg. 28, nr. 2 (2007),
63-68.
Artikel over het dagboekje van Fran-
cijntje Duyst (1827-1891).
W. van Kooi] (bew.), Weerbarstig voor-
uitstrevend: Hamersveld in de eerste
helft van de vorige eeuw, Leusden
Toen: tijdschrift van de Historische
Kring Leusden,
jrg. 23 (2007), nr. 1,
928-934, nr.4, 6-9.
J. Lagerweij, Met grote stappen door de
geschiedenis van Oudenhorst', Oud
Woudenberg,
nr. 2 (2007), 2-17.
(Bewonings)geschiedenis van de
boerderij Oudenhorst onder Wou-
denberg.
D. van der Mark, J. van der Pal, e.a., 100
jaar Baarns Mannenkoor 1907-2007:
Genealogische gegevens van de fami-
lie van de Lagemaat en over de boer-
derij De Lagemaat.
J. Groeneveld, De 'Juliana- en Bernhard-
bomen'in Eemnes, Tussen Vecht en
Eem,
jrg. 25, nr. 1 (2007), 56-57.
J. Groenveld, Lanen en wegen op en rond
de buitenplaats De Eult: drie misver-
standen nader belicht, Baerne: tijd-
schrift van de Historische Kring
"Baerne",
jrg. 31 (2007), nr. 2,7-13,
nr. 3,3-12.
Over het misverstand dat de Amster-
damsestraatweg en de huidige Dom-
laan zijn aangelegd door W.G. Deutz
(1697-1757).
J. Groeneveld, Lieu de Mémoire: de
'Juliana- en Bernhardbomen'in Eem-
nes, Historische Kring Eemnes, jrg. 29,
nr.i (2007),4-6.
J. Groeneveld, Terugblik Juliana- en
Bernhardbomen, Historische Kring
Eemnes,
jrg. 29, nr.4 (2007), 236-241.
T. Hartman m.m.v. werkgroep
Genealogie, Graven in de Oude Kerk
(deel 2), Van Zoys tot Soest: tijdschrift
van de "Historische Vereniging Soest",
jrg. 27, nr. 3 (2006-2007), 23-32.
Grafstenen in de Oude Kerk.
T. Hartman m.m.v. Van Ma(a)ren
Genootschap,
Nogmaals het
gemeentebestuur 1906 van Soest, Van
Zoys tot Soest: tijdschrift van de "His-
torische Vereniging Soest",
jrg. 28, nr. 1
(2007), 22-28.
A. Heering, Boerderij van het jaar 2007,
GM: erfgoedblad van Utrecht, nr. 2
zomer 2007,22-23.
Boerderij Nattegat op de grens van
Woudenberg en Scherpenzeel.
H, van Hees, De familie Fokken in Eem-
nes: interview met Herman en Rut
Fokken, Historische Kring Eemnes,
jrg., 29, nr.3 (2007), 113-147.
Familiegeschiedenis van het rooms-
katholieke geslacht Fokken van ca.
1680-1976.
H. van Hees, Korte geschiedenis van de
familie Van der Pol, Historische Kring
Eemnes,
jrg. 29, nr.i (2007), 7-19.
Stamreeks familie Van der Pol van ca.
1572-1997.
H. van Hees, Korte geschiedenis van het
geslacht Fokken/Fokking in Eemnes
en Soest, Historische Kring Eemnes,
jrg. 29, nr.3 (zoo7)> 148-158.
M. Heurneman, "Ruste eenigheyd &
weivaaren": onderzoek naar de elite
van Soest rond 1750 (deel 1) Van Zoys
tot Soest: tijdschrift van de "Histori-
sche Vereniging Soest",
jrg. 28, nr. 2
(2007), 1-11.
M. Heurneman, Waard om te weten:
leemtelijst geschiedschrijving provin-
cie Utrecht
(Utrecht: Matrijs, 2007)
ISBN 9789053453339.
J.G.M. Hilhorst, Het Stift Elft en het
huidige Baarn, Baerne: tijdschrift van
de Historische Kring "Baerne",
jrg. 31,
nr. 1 (2007), 12-16. Over het oostelijk
van de Eem gelegen deel van het
tegenwoordige Baarn.
J.G.M. Hilhorst, De pastoor van Soest
tijdens de Reformatie 1557-1601 Van
Zoys tot Soest: tijdschrift van de "His-
torische Vereniging Soest",
jrg. 27, nr. 3
(2006-2007), 3-7.
Pastoor Govert Klaaszn.
W. Hilhorst Jzn., Gezelligheid met heel
veel volk: een interview met Frans
van Valkengoed Historische Kring
Eemnes,
jrg. 29, nr.4 (20°7)> 197_2°5-
Frans van Valkengoed werd geboren
in 1934 op de boerderij Wakkerendijk
52 in Eemnes.
W. Hilhorst Jzn., Rustig en eenvoudig:
interview met Ben van der Pol,
Historische Kring Eemnes, jrg. 29, nr.i
(2007), 25-33. Rietdekkersbedrijf van
D. van der Pol en Zonen in Soest en
Eemnes.
Historische verhalen verteld door
kinderen van groep y en 8 van de basis-
scholen in Soest en Soesterberg
(Soest:
Idea, 2007).
J. Huurdeman, Historie van de basis-
school "Klimrakker", Leusden Toen:
tijdschrift van de Historische Kring
Leusden,
jrg. 23, nr. 1 (2007), 923-928.
J. Huurdeman, 'tZustertje: van paarden-
stal tot restaurant
(Leusden: J. Huur-
deman, 2007).
Geschiedenis van voormalige zuster-
huis van Huize St. Ansfridus, later
restaurant 't Zustertje aan de Hamers-
veldseweg in Leusden.
W. van IJken, Kwartierstaat Tijs Blom
Sr. (1909-1970), Historische Kring
Eemnes,
jrg. 29, nr.4 (20°7)> 206-219.
L.F. Janssens, Advertentie reclame van de
Baarnse winkeliers in de jaren twintig
van de vorige eeuw Baerne: tijdschrift
-ocr page 157-
LITERATUUR BETREFFENDE DE RECIO EEMLAND VERSCHENEN IN 100J "\ $J
een eeuw lang Baarns Mannenkoor en
een 100 jarig jubileumconcert
(Baarn:
Baarns Mannenkoor, 2007).
J. Menne, Pastoor Rademaker (1795-1872),
Van Zoys tot Soest: tijdschrift van de
"Historische Vereniging Soest",
jrg. 27,
nr. 3 (2006-2007), 10-22, jrg. 28, nr. 1
(2007), 14-21.
Rademaker, pastoor te Soesterberg.
H. Moesbergen, De Stationsweg rond de
helft van de vorige eeuw, OudWou-
denberg,
nr. 4 (2007), 2-21. Korte
geschiedenis van de winkels en
bedrijven gevestigd aan de Stations-
weg in Woudenberg rond het midden
van de 20e eeuw.
A. Moll-Breebaart, E.W. Leuwin,
Vogels op De Hooge Vuursche: de
volière van een achttiende-eeuwse
buitenplaats, Tussen Vecht en Eem, jrg.
25, nr. 1 (2007), 3-12.
Open en vitaal: Nationaal Landschap
Arkemheen-Eemland
(Scherpenzeel:
Nationaal Landschap Arkemheen-
Eemland, 2007).
Publicatie over het landschapsbeheer
in Eemland en in de polder Arkem-
heen.
J. Out, De Mariaschool voor Basisonder-
wijs 1965-2000: enkele persoonlijke
herinneringen, Historische Kring
Eemnes,
jrg. 29, nr.2 (2007), 61-78.
Basisschool in Eemnes.
J. Peet, 'Teneinde de broodbezorging te
kunnen voortzetten ...': sanering in
het bakkersbedrij f in Soest, 1961-1967,
Van Zoys tot Soest: tijdschrift van de
"Historische Vereniging Soest",
jrg. 27,
nr. 4 (2007), 1-15, jrg. 28 (2007), nr. 1,
1-10, nr. 2,13-18.
W. Peters, Verkoop en koop van een
perceel bouwland gelegen aan de
Teutschen Hollenweg in Soest in het
jaar 1865, Van Zoys tot Soest: tijd-
schrift van de "Historische Vereniging
Soest",
jrg. 27, nr. 3 (2006-2007),
33-38-
J. Piekema, 150 jaar geleden vraagt Gerrit
Spijker 'opwinder van het uurwerk in
den dorptoren' verhoging van zijn
karig loon: ingekomen stuk gemeente
Soest 1855 nr. 126 (gevoegd als bijlage
gemeenteraad), Van Zoys tot Soest:
tijdschrift van de "Historische Vereni-
ging Soest",
jrg. 28, nr. 2 (2007), 19-25.
R. Prins, De geschiedenis van de Open-
bare Basisschool "De Zuidwend"
Historische Kring Eenmes, jrg. 29, nr.2
(2007), 79-96. Basisschool te Eemnes.
B. Pijnenburg, L. Hindriks, OnsArkem-
heen - Eemland: verliefd op een levend
landschap
(Barneveld: BDU, 2007)
(Regioreeks, dl. 21)
ISBN 9789087880361.
G. Raven, De oudste aquarel van Soest:
gezicht op de hervormde pastorie en
kerk door Cornelis de Kruijff, 1817,
Van Zoys tot Soest: tijdschrift van de
"Historische Vereniging Soest",
jrg. 28,
nr.2 (2007),26-32.
C. van Rijsdam, De Protestants Christe-
lijke Basisschool De Wegwijzer van
1970 tot 2007, Historische Kring
Eemnes,
jrg. 29, nr.2 (2007), 97-114.
Basisschool in Eemnes.
R. van der Schaaf, Meer over de Wakke-
rendijk44 en Weitjens, Historische
Kring Eemnes,
jrg. 29, nr.i (2007),
45-49. Geschiedenis van het pand
Wakkerendijk 44 en van dokter Jan
Weitjens en zijn gezin.
R. van der Schaaf, Pontjes tussen Eem-
dijk en Eemnes, Historische Kring
Eemnes,
jrg. 29, nr.3 (2007), 169-177.
R. Schalekamp, Willem Lengton, de
Zwolse verzetsheld: leider van de
knokploeg Soest.
(Zwolle: Persbureau Zwolle, 2007)
ISBN 9789078336020.
Willem Lengton was betrokken bij
vele overvallen op distributiekanto-
ren. In februari 1944 werd hij gear-
resteerd , als indirect gevolg bij de
mislukte overval op het Amersfoortse
distributiekantoor.
W. Schipper, Op de overgang van hoog
naar laag: historie en natuur op de
grens van de Utrechtse Heuvelrug en
de Gelderse Vallei
(Barneveld: BDU,
2007) ISBN 9789087880101.
J.W. van Steendelaar, Baarn zoals 't was
(Alkmaar: René de Millano, 2007).
Geschiedenis van Baarn aan de hand
van prentbriefkaarten.
J.W. van Steendelaar, Henk van der Pol
liet zich niet met een kluitje in 't riet
sturen: er zit nog toekomst in het
rietdekkersvak, Historische Kring
Eemnes,
jrg. 29, nr.i (2007), 20-24.
Interview met Henk van der Pol (geb.
in Eemnes), rietdekkersbedrijf van
D. van der Pol en Zonen in Soest en
Eemnes, overgenomen uit een krant
van 24 juni 1967.
K. Termorshuizen, J. Wassink, De Eem,
verborgen rivier
(Barneveld: BDU,
2007)
ISBN 9789087880030.
Een fraai foto- en leesboek over de
Eem en haar gebruikers.
E. Vermeulen, Zeemanspot en het Natio-
naal Steunfonds, Baerne: tijdschrift
van de Historische Kring "Baerne",
jrg.
31, nr. 1 (2007), 32-36. De oorlogsge-
schiedenis achter de grafsteen met het
opschrift 'Zeemanspot' op de Nieuwe
Begraafplaats in Baarn.
J. Vervloet, S. van den Bergh (red.),
Eemland in verandering: ontginning
en ruilverkaveling in het gebied van de
Eem
(Utrecht: Matrijs, 2007)
ISBN 978905345310.
A. Visser, De Grebbelinie in vogelvlucht,
(Zeist: Utrechtse Fortenstichting, 2007).
W. de Vos, ...en de zee was niet meer 1932
Spakenburg75 jaar achter de Afsluit-
dijkzooy.
(Bunschoten: Comité Her-
denking 75 jaar Afsluitdijk, 2007).
J. de Vries, De aanleg van de Groeperkade,
Het ouwe Renswow mededelingenblad
Historische Vereniging "Oud-Rens-
woude",
jrg.24, nr. 2 (2007), 7-17. De
Groeperkade is een onderdeel van de
Grebbelinie.
E. Wolleswinkel, Het dagelijkse leven op
kasteel Renswoude rond 1885, Het
ouwe Renswou: mededelingenblad
Historische Vereniging "Oud-Rens-
woude",
jrg. 24, nr. 1 (2007), 3-17.
Memoires van Jean Antoine Louis
Hovy (1875-1956).
H. van Woudenberg, Een Leusdense
jongen in 40-45: interview op 4 mei
2006 met Kees van de Bunt (1934),
Leusden Toen: tijdschrift van de Histo-
rische Kring Leusden,
jrg. 23, nr. 2,
(2007), 952-959. Oorlogsherinnerin-
gen van Kees van de Bunt. Hij woon-
de in de buurtschap Voskuilen.
8 september 2007: Open Monumen-
tendag in Leusden, Leusden Toen:
tijdschrift van de Historische Kring
Leusden,
jrg. 23, nr. 3 (2007). Speciaal
nummer t.g.v. Open Monumentendag
met de beschrijving van 18 bijzondere
land- en buitenhuizen in de gemeente
Leusden.
-ocr page 158-
TOELICHTING OP DE CD
'PRENEZ PLAISIR, GHY GHEESTEN AMOREUS
lief als ick van deser werelt moet scheyden'. Twee
partijen van Petit Jan de Latre worden door de vrouwen-
stemmen gezongen, de mannenstemmen geven de
suggestie dat er met de radio wordt gezocht naar de
juiste afstemming om het stuk weer in z'n geheel terug
te krijgen.
Jan van Dijk de nestor van het gezelschap, herstelde
de vermoedelijk vierstemmige zetting van de tekst 'Alle
myn gepeys doet my soo wee', een compositie waarvan
maar één partij van Petit Jan bewaard is gebleven.
Op sommige momenten lijkt er haast sprake van een
zestiende-eeuwse reconstructie, maar opeens blijkt het
dan toch een volstrekt eigentijdse compositie te zijn
Rond deze vijf stukken uit de bundel 'Cantionum
Musicarum' staan enkele stukken van Petit Jan uit
andere bundels, composities die wel compleet bewaard
zijn gebleven. Uit deze stukken blijkt dat Petit Jan
aantrekkelijke muziek kon schrijven, zowel in zijn
wereldlijke chansons als in zijn kerkelijke motetten.
Van een van de chansons klinkt er ook nog een zetting
voor luit.
Op de CD van het 'Collegium Amisfurtense' staan vijf
composities die rechtstreeks afkomstig zijn uit het boek
'Cantionum Musicarum' (de tracks 1, 5, 8,11 en 13). Bart
Visman componeerde een geheel nieuw werk op het
gedicht van Edanus dat de titelpagina siert: 'In laudem
Petiti', tot lof van de Kleine.
Guus Janssen schreef zijn visie rond de twee partijen
van het allereerste stuk uit de bundel 'Bon temps aymer
fuyr'. De twee hoogste partijen zijn van Petit Jan de
Latre, een driestemmig mannenkoor laat - begeleid door
een theorbe, een soort basluit - als een vorm van
herinnering steeds enkele tonen uit deze twee bewaard
gebleven partijen zachtjes doorklinken. Hierdoor
ontstaan er bij voortduring nieuwe en verrassende
samenklanken.
Daan Manneke schreef op ons speciaal verzoek
nieuwe partijen bij het tweede werk uit deze bundel, het
stuk dat over Petit Jan de Latre als musicus en mens in
Amersfoort gaat. Er zijn grotendeels twee partijen van
Petit Jan bewaard gebleven, maar deels is er slechts een
leesbare partij overgebleven. Daan Manneke maakte een
achtstemmige zetting van dit werk.
Claudia Rumondor de jongste en enige vrouw in het
gezelschap, maakte een compositie op de tekst 'Schoon
-ocr page 159-
Hieronder staan de verschillende muziekstukken, in              Track 8
'trackvolgorde' op de CD:                                                         Auteur
: Petit Jan de Latre/
Daan Manneke
(Kruiningen 1939)
: Prenez plaisir ghy gheesten
Auteur
: Bart Visman (Naarden 1962)
amoreus
Titel
: In laudem Petiti
Bezetting
: koor
Bezetting
: koor
Tijd
■.721"
Tijd
: 5'37"
Track 9
Track 2
Auteur
: Petit Jan de Latre
Auteur
: Petit Jan de Latre (Luik
Titel
: Moet ie om u schoon monxken
±i5io-Utrecht 1569)
soet
Titel
: En attendant
Bezetting
: koor
Bezetting
: koor
Tijd
: 1 40"
Tijd
: 2'i7"
Track 10
Track 3
Auteur
: Petit Jan de Latre
Auteur
: luitintavolaties van Phalèse uit
Titel
: Al hadde wy vijfenveertich bedden
'Theatrum Musicum'
Bezetting
: koor
(Leuven 1563)
Tijd
: o'36"
Titel
: Comme la rosé
Bezetting
:luit
Track 11
Tijd
: 3'is"
Auteur
: Petit Jan de Latre/Claudia
Rumondor
(Zaandam 1983)
Track 4
Titel
: Schoon lief als ick van deser werelt
Auteur
: Petit Jan de Latre
moet scheyden
Titel
: Comme la rosé
Bezetting
: koor
Bezetting
: koor
Tijd
:44o"
Tijd
: 142"
Track 12
Auteur
Track 5
: Jacob Clemens non Papa
(Dordrecht? ±i5io-Diksmuide
±1556)
: Petit Jan de Latre/Guus Janssen
(Heiloo 1951)
Titel
: Bon temps aymer
Titel
: Alle myn gepeys doet my soo wee
Bezetting
: koor en theorbe
Bezetting
: koor
Tijd
: 243"
Tijd
: 2'5i"
Track 6
Track 13
Auteur
: Claudin de Sermisy
Auteur
: Petit Jan de Latre/Jan van Dijk
(? +1490-Parijs 1562)
(Oostzaan 1918)
Titel
: Aupres de vous
Titel
: Alle myn gepeys doet my soo wee
Bezetting
: koor
Bezetting
: koor
Tijd
: i'39"
Tijd
: 244"
Track 7
Track 14
Auteur
: Petit Jan de Latre
Auteur
: Petit Jan de Latre
Titel
: Aupres de vous
Titel
: Beata es virgo Maria
Bezetting
: koor
Bezetting
: koor
Tijd
: 2'57"
Tijd
:7'2o"
-ocr page 160-
ble'. Als musicoloog was hij enkele jaren werk-
zaam op het Meertens Instituut, waar hij mee-
werkte aan de totstandkoming van 'Het Reper-
torium van het Nederlandse lied tot 1600'. Van
2004 tot 2007 was hij bibliothecaris van de
wetenschappelijke afdeling van de Toonkunst-
Bibliotheek in Amsterdam. Hij werkt nu aan de
Universiteit van Amsterdam als conservator van
de muziekhistorische collecties. Daarnaast
werkt hij regelmatig mee aan onderzoeken en
publicaties op het gebied van de Nederlandse
muziekgeschiedenis van de i6e eeuw.
SANDRA HOVENS (1968) studeerde Bouw-
kunde met specialisatie Restauratie aan de
Technische Universiteit Delft. Sinds 1993
verbonden aan het gemeentelijk Bureau Monu-
mentenzorg Amersfoort. Daarbinnen verant-
woordelijk voor restauraties, advies t.b.v.
monumenteneigenaren en coördinatie van het
beschermd stadsgezicht binnenstad.
RON A. HULST (1946) studeerde prehistorie
met nadruk op middeleeuwse archeologie aan de
Universiteit van Amsterdam. Project-archeoloog
bij BAAC bv; 1989-2000 veldarcheoloog te
Maastricht. Vanaf 2003 werkzaam in de gemeen-
te Amersfoort.
R.M. KEMPERINK (1940) studeerde geschie-
denis en Middelnederlandse letterkunde aan de
Universiteit van Utrecht. Hij was leraar geschie-
denis bij het middelbaar onderwijs. Later coör-
dinerend studieleider, docent middeleeuwse
geschiedenis en historiografie en theorie der
geschiedenis aan de Noordelijke Hogeschool
Leeuwarden. Hij publiceerde onder meer over
middeleeuwse geschiedenis, de geschiedenis
van Amersfoort en van de Veluwe. Hij is
voorzitter van de Historische Vereniging
Felua, redacteur van het Biografisch Woorden-
boek Gelderland
en van enkele tijdschriften.
GERARD A. KEIJZER (1964) volgde aan de
Hogeschool Utrecht de opleiding HBO* Restau-
ratie- en Bouwhistorie. Na werkzaam te zijn
geweest bij de Rijksgebouwendienst, was hij
vanaf 1995 als ie monumentenwachter verbon-
den aan de Stichting Monumenten wacht Gel-
derland. Daarnaast is hij lid van de gemeente-
lijke monumentencommissie in Lochem/
Gorssel. Sinds 2007 is hij adviseur monumenten
bij het het gemeentelijk Bureau Monumenten-
zorg Amersfoort.
JAN H. LODEWIJKS (1943) haalde in 1984 de
onderwijsbevoegdheid ie graad MO-geschiede-
nis bij de Stichting Centrale opleidingscursussen
voor middelbare akten (COCMA) in Utrecht, en
is afgestudeerd in de geschiedenis aan de
Universiteit van Utrecht in 1987.
Hij is auteur en eigenaar van de website
www.tijdbalk-amersfoort.nl.
IGNAZ MATTHEY (1947) is historicus en
freelance-redacteur. Hij publiceerde onder meer
een biografie van de tenor Willem Pasques de
Chavonnes Vrugt (2001) en een cultuurgeschie-
denis van de zangvogelvangst in Noord- en
Zuid-Holland (2002).
KOOS VAN NOPPEN (1963) is journalist.
Hij werkt als programmamaker bij EO -radio en
schrijft voor verscheidene kerkelijke bladen.
TILLY DU PUI (1950) werkt sinds 1986 als
bibliothecaris bij Archief Eemland.
GERARD RAVEN (1954) studeerde geschie-
denis aan de Universiteit van Leiden. Sinds 1991
is hij conservator regionale geschiedenis van
Museum Flehite. Hij is secretaris van het jaar-
boek Flehite, hoofdredacteur van de Kroniek.
Tijdschrift Historisch Amersfoort,
van de Hoog-
landse Historische Reeks
en van De Bewaarsman
Tijdschrift van de Historische Kring Hoogland.
Daarnaast heeft hij zitting in verschillende
besturen.
FRANCIEN M.E. SNIEDER (1955) studeerdt
prehistorie met nadruk op middeleeuwse
archeologie aan de Universiteit van Amsterdam.
Sinds 1987 stadsarcheoloog van Amersfoort.
LOES TIEMAN (1947) studeerde kunstge-
schiedenis, bouwkunst en monumentenzorg
aan de Universiteit van Utrecht. Doet momen-
teel promotieonderzoek naar de herinnerings-
cultuur in postkoloniaal, post-apartheid
Zuid-A frika.
MILO L. VERHAMME f1977) studeerde
mediterrane archeologie aan de Universiteit van
Amsterdam. Vanaf 2004 werkzaam als projec-
tarcheoioog bij de gemeente Amersfoort.
J.A.J. VERVLOET (1946) studeerde in 1972 al;
historisch geograaf af aan de Vrije Universiteit o
Amsterdam. Na zijn afstuderen was hij werk-
zaam bij het Gemeentearchief van Amsterdam,
de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodem
onderzoek te Amersfoort en de Stichting voor
Bodem kartering en het Staring Centrum te
Wageningen. Daarna was hij als senior beleids-
medewerker verbonden aan Alterra, Centrum
Landschap. Momenteel werkt hij als Universitai:
Hoofddocent bij de leerstoelgroep Sociaal
Ruimtelijke Analyse van de Wageningen
Universiteit. Sedert 1988 is hij tevens in deeltijd
aan de Wageningen Universiteit verbonden als
hoogleraar in de historische geografie van het
Nederlandse cultuurlandschap.
MATTIJS K. WIJKER (1976) studeerde
mediterrane archeologie aan de Universiteit van
Amsterdam. Vanaf 2004 werkzaam als projec-
tarcheoloog bij de gemeente Amersfoort.
JAAP B. VERNHOUT (1946) is ambtenaar
bij het gemeentelijk Bureau Monumentenzorg
Amersfoort. Sinds 1988 secretaris van de
Gemeentelijke Monumenten Commissie.
OVER DE
AUTEURS
A.L.L.M. (FONS) ASSELBERGS (1940) is
architectuurhistoricus. Hij studeerde kunstge-
schiedenis aan de Katholieke Universiteit van
Nijmegen. Van 1971 tot 1978
was Asseibergs beheerder van het Nederlands
Documentatiecentrum voor de Bouwkunst te
Amsterdam. Tussen 197S en 1993 was hij wet-
houder van Amersfoort. Vanaf 1993 tot 2005
was Asseibergs directeur van de Rijksdienst
voor de Monumentenzorg in Nederland. Sinds
2004 is hij werkzaam als Rijksadviseur voor het
cultureel erfgoed binnen het College van
Rijksadviseurs onder voorzitterschap van de
Rijksbouwmeester. Van 1999 tot 2002 was hij
bijzonder hoogleraar voor Kunst en Cultuur
aan de Radboud Universiteit te Nijmegen. In
september 2002 is dit bijzonder hoogleraarschap
voortgezet met als leeropdracht Monumentaal
Gebouwd Erfgoed. Tot september 2008 is deze
opdracht gecontinueerd onder de titel Cultuur
en Ruimte.
GERARD BROUWER (1942) studeerde
archiefkunde en werkte o.m. als bedrijfsarchiva-
ris bij een Amsterdamse bank. Hij is redacteur
van Baerne. Tijdschrift van de Historische Kring
Baerne.
Hij publiceerde onder meer in de Baarn-
sche-
en Soester Courant en in de tijdschriften
Flehite, Tussen Vecht en Eem en Van Zoys tot
Soest.
Hij was, als oud-leerling van deze school,
één van de redacteuren van het gedenkboek Als
de morgenglans,
uitgegeven ter gelegenheid van
het 85-jarig bestaan van Het Baarnsch Lyceum in
2004.
MAX A. CRAMER (1954) studeerde kunst-
geschiedenis aan de Rijks Universiteit Utrecht.
Sinds 1982 als architectuurhistoricus verbonden
aan het gemeentelijk Bureau Monumentenzorg
Amersfoort. Sinds 2002 hoofd van dit bureau.
Publiceert regelmatig over jonge bouwkunst
(1850 -1940) in Amersfoort en Hilversum. Lid
van de gemeentelijke monumentencommissie in
Blaricum.
PAUL BRUSSE (1957) is gepromoveerd aan de
Wageningen Universiteit. Op dit moment is hij
werkzaam bij het Onderzoekinstituut voor
Geschiedenis en Cultuur van de Universiteit van
Utrecht en betrokken bij verschillende onder-
zoeksprojecten als onderzoeker en begeleider.
Hij publiceerde diverse boeken en artikelen,
onder andere over de economische geschiedenis
van Amersfoort.
SIMON GROOT (1958) studeerde compositie,
muziektheorie en koordirectie aan het Rotter-
dams Conservatorium en muziekwetenschap
aan de Universiteit Utrecht. Zijn doctoraalscrip-
tie over de melodieën, de luit- en de citerzettin-
gen in de Nederlandtsche Gedenck-clanck
(Haarlem 1626) van Adriaen Valerius werd
beloond met een eervolle vermelding in het
kader van de Jan-Pieter-Heije-prijs van de
Koninklijke Vereniging voor Nederlandse
Muziekgeschiedenis en de Maatschappij tot
Bevordering der Toonkunst.
Als koordirigent is hij momenteel vooral
actief met twee gespecialiseerde ensembles voor
Nederlandse muziek van de i6e eeuw, het 'Col-
legium Amisfurtense' en het 'Hemony Ensem-
Corrigenda Jaarboek 2007
Sandra Hovens en Jos G. M. Hilhorst waren niet
genoemd in de rubriek "Over de auteurs" in het
Jaarboek 2007. Jos Hilhorst was de schrijver van
artikel 3, Sandra Hovens (zie hierboven) was
medeauteur van artikel 7.
JOS G.M. HILHORST (1934) heeft zich de
afgelopen dertig jaar onder meer bezig gehouder
met de geschiedenis van Eemland in het alge-
meen en met die van Soest in het bijzonder. Zo
schreef hij samen met zijn broer Jan Soest, Hees
en DeBirktvan de achtste tot de zeventiende
eeuw
(Hilversum, Verloren, 2001). Verder
schreef hij enkele artikelen in het tijdschrift
Flehite en het jaarboek Flehite en publiceerde hi
in het Jaarboek Oud-Utrecht. Voorlopig blijft hi
belangsi elling houden voor de middeleeuwse
geschiedenis van de omgeving van Amersfoort.
-ocr page 161-
Er zit muziek in het Jaarboek Flehite 2008. Voor het eerst wordt een artikel vergezeld van een cd. Het
Amersfoortse koor Collegium Amisfurtense zingt op de cd 'Prenez plaisir, ghy gheesten amoreus' o.a. vijf
composities die rechtstreeks afkomstig zijn uit de muziekbundel 'Cantionum Musicarum', van de
componist Petit Jan de Latre (Luik ±isio-Utrechti569). Uit het eerste artikel in het jaarboek blijkt een
onmiskenbare link met Amersfoort, zowel van de componist als van andere betrokkenen bij de uitgave
van deze bundel.
Het artikel over dit 'Amersfoorts muziekboek' uit 1563 wordt gevolgd door de geschiedenis van een
moord in een woning aan de Langestraat in 1835. Verder zijn er artikelen over de hervormde kerkbladen
sinds 1846, een artistieke tapijtweverij in Baarn en over het raadsel van een predikant die in 1745
plotseling naar Constantinopel vertrok.
Dan volgt de architectuur van het spraakmakende gebouw van de Rijksdienst voor het Oudheid-
kundig Bodemonderzoek (nu RACM) in de Kerkstraat, zijn veelbewogen verleden en de in nevelen
gehulde toekomst.
Tenslotte wordt de discussie over het aantal Mei men aan de Eem na veertig jaar gesloten.
Het gemeentelijk Bureau Monumentenzorg Amersfoort en de afdeling archeologie van de gemeente
Amersfoort presenteren hun jaaroverzichten.
Het jaarboek wordt gecompleteerd met vier boekbesprekingen en een overzicht van historische
publicaties betreffende Amersfoort en de regio Eemland.