'■_«•. '*~ v "' i<5~~»WPT"--,!"5sre^
|
||||||||||||||||||||||||||||
% /la
|
||||||||||||||||||||||||||||
c
|
||||||||||||||||||||||||||||
^*##q^
|
||||||||||||||||||||||||||||
;fv;bf.:V;;4 ^ï:"f
|
||||||||||||||||||||||||||||
Flehite
Jaarboek 2008 |
||||
istorisch jaar
r Amersfoort instreken 200
|
||||||
COLOFON
|
|||||||
Dit jaarboek wordt gepubliceerd door de Stichting Flehite
Publicaties (SFP) in samenwerking met Archief Eemland, het Bureau Monumentenzorg Amersfoort, de afdeling archeologie van de gemeente Amersfoort, Museum Flehite en de Oudheidkundige Vereniging Flehite. Redactie
Dr. Paul Brusse
Drs. Max Cramer
Drs. Alice van Diepen
Drs. R.M. Kemperink
Drs. Jan H. Lodewijks (voorzitter en eindredacteur)
Drs. Gerard Raven (redactiesecretaris)
Drs. Francien Snieder
Redactie adres
Museum Flehite Amersfoort, t.a.v. Gerard Raven,
Breestraat 80, 3811 BL Amersfoort. Tel.: 033-4603091 fax: 033-4630254; e-mail: g.raven@museumflehite.nl Afbeelding omslag voorzijde
Detail van foto van de ingang van de Algemeen Burgerlijke
Begraafplaats Achter-Davidshof, met de groep oude beu- kenbomen; op deze plaats staat nu het stadhuis met de vijf jonge beuken, geplant in 2007 (foto G. van der Mark, zie blz. 140; auteursrecht Archief Eemland). Afbeelding omslag achterzijde
Foto van het wandtapijt Isobaren, in 1979 geweven door
weverij en tapijtknoperij Edmond de Cneudt te Baarn (ï,8o x 2,00 m). Het tapijt is in opdracht van het KNMI gemaakt en geschonken aan ECMWF, European Centre for Medium-Range Weather Forecasts in Reading (fotograaf onbekend). Het tapijt beeldt de luchtstroming boven het noordelijk
halfrond uit, op vijf en halve kilometer in de nacht van de stormramp in 1953 (31 januari op 1 februari). De ondergrond is de kaart van het noordelijk halfrond plat geweven en de isobaren in reliëf geknoopt. In geel wordt het land aangegeven, blauw voor de zee en paars voor de lucht- drukgebieden. De isobaren zijn donkerder paars naarmate de luchtdruk lager en de situatie in die nacht dreigender was. Grafische vormgeving
Ronald Boiten en Irene Mesu, Amersfoort
Druk
Drukkerij Van Beek, Hooglanderveen
|
Richtlijnen voor auteurs
Omvang
Een artikel mag maximaal 10.000 woorden bevatten,
inclusief bijlagen, noten en/of bibliografie.
Titel en noten
De auteur zorgt voor een sprekende titel, eventuele onder-
titel, nieuwsgierig makende inleidende alinea (gemarkeerd gedrukt) en tussenkopjes. Voor verwijzingen en titel- beschrijvingen worden de huisregels van het Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap gevolgd (zie onder BMGN op http://www.knhg.nl/). Noten moeten als eindnoten worden aangeleverd. Redactie
Een auteur kan het beste in een zo vroeg mogelijk stadium
overleg plegen met de redactie.
De redactie kan wijzigingen in de inhoud en structuur
voorstellen. Indien een auteur daarmee niet akkoord kan of
wil gaan, behoudt de redactie zich het recht voor het artikel
te weigeren.
Afbeeldingen
De auteur kiest zelfde illustraties/afbeeldingen en bestelt
deze tijdig in digitale vorm (jpeg-formaat, >300 dpi). Even- tuele kosten worden vergoed, mits vooraf overleg is gevoerd met de redactiesecretaris. De auteur maakt een lijst van genummerde bijschriften, met bronvermelding van de afbeelding. Hij/zij geeft in de tekst aan waar de afbeelding in de tekst moet komen, bijvoorbeeld (afb. 1) in vet. Er zou moeten worden gestreefd naar één pagina afbeelding op drie pagina's tekst. Aanleveren definitieve kopij
De uiteindelijke versie wordt digitaal aangeleverd in Word
in platte tekst (zonder opmaak), tegelijk met de illustraties/ afbeeldingen (zie hiervoor). De (eind)redactie bepaalt in overleg met de auteur of eventueel illustraties moeten ver- vallen. Planning
Indien een artikel is geaccepteerd, wordt het zo spoedig
mogelijk geplaatst. Dit is echter afhankelijk van de hoeveel- heid kopij en de gewenste variatie per jaarboek. © 2008 Stichting Flehite Publicaties (SFP)
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag wor- den verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze zonder voorafgaande schriftelijke toe- stemming. ISSN 1567-7532 |
||||||
s Bedankt Ayolt
|
120 Drie Melmen aan de Eem?
Een kritiek na veertig jaren — jan h. lodewijks
8
124 Jaaroverzicht Monumentenzorg
2007 Projecten en studies — max cramer, sandra
HOVENS, GERARD KE1JZER, ABE VAN DER VEEN EN
JAAP VERNHOUT |
|||||||||||||||||||||
1
|
||||||||||||||||||||||
Cantionum Musicarum
(Düsseldorfi5Ö3) Een 'Amersfoorts muziekboek'— s.h. groot
|
||||||||||||||||||||||
30 'Genacht geliefden! voor eeuwig
genacht!' Lucas Kier van Ootmarsum en het einde
der tijden — icnaz matthey |
||||||||||||||||||||||
9
138 Jaaroverzicht Archeologie 2007
— MAARTEN VAN DIJK, TIMO d'hOLLOSY,
RON A.HULST, FRANCIEN SNIEDER, M I LO VERHAMME,
MATTIJS WIJKER
|
||||||||||||||||||||||
54 De hervormde kerkbladen van
Amersfoort 1846-1999 - gekard rave |
||||||||||||||||||||||
148 Boekbesprekingen
152 Literatuur betreffende de regio
Eemland verschenen in 2007 158 Toelichting op de cd
'prenez plaisir, ghy gheesten
amoreus' 160 Over de auteurs
|
||||||||||||||||||||||
74 Weefkunst in Soest en Baarn
De handweverij en tapijtknoperij Edmond de
Cneudt (1937-1984) —gerard brouwer |
||||||||||||||||||||||
96 Het ontslag van dominee Johannes
Kluppel in 1745 -koosva N NOPPEN 6
104 Het kantoor van de Rijksdienst voor
het Oudheidkundig Bodemonderzoek Een modern gebouw in het historische hart van
Amersfoort — loes tieman |
||||||||||||||||||||||
6
|
||||||||
Bedankt, Ayolt
|
||||||||
belangstelling bleek niet beperkt tot
archeologie. In 1974 publiceerde hij samen met mevrouw F.E. Simon-Forster een overzicht van 'De oudste stadsplattegronden van Amersfoort' (VI, pp. 8-13), zoals die van Van Deventer, van Braun en Hogenberg, die van Blaeu en van Janssonius/De Wit. Zowel voor Brongers als voor het tijdschrift
veranderde er een en ander in 1976. Brongers promoveerde dat jaar in Groningen op een proefschrift Air photography and Celtic field research in the Netherlands. Het tijdschrift Flehite verscheen in 1976 voor het laatst in oude gedaante. Met ingang van januari 1977 kwam het onder de vleugels van de Stichting Museum Flehite, en werd daarmee tevens officieel orgaan van de stichting en de oudheidkundige vereniging van diezelfde naam. Het door C. Broekhuijsen fraai vormgegeven en rijk geïllustreerde blad werd redactioneel geleid doorde directeur van Museum Flehite, drs. B.C.J. Elias. Brongers en de meeste andere redacteuren zetten in de nieuwe constellatie hun redactionele activiteiten voort. Als kwartaalblad is Flehite in deze gedaante
tot eind 1999 blijven verschijnen en Brongers bleef al die tijd deel uitmaken van de redactie. Ook bleef hij bij gelegenheid erin publiceren. Een boekbespreking, en in 1980 een bijdrage tot |
||||||||
Een echte veteraan heeft de redactie van het
jaarboek ten langen leste verlaten: Dr. J. Ayolt Brongers. Een echte veteraan - het jaarboek mag immers worden beschouwd als een voortzetting van Flehite. Tijdschrift uoor uerleden en heden uan Oost-Utrecht. Telt men de verschijningsjaren van tijdschrift en jaarboek bij elkaar op, dan omspannen ze samen royaal meer dan veertig jaar. Het tijdschrift was in 1964 opgericht en tot 1976 uitgegeven in een eenvoudige offsetgedaante door een speciaal daarvoor opgezette stichting. In de aflevering van mei 1972 (jaargang V, afl. 1) stond in het colofon onder het kopje 'Redactie' tussen de al vertrouwde namen van Dr. W.J. de Boone (1915- 2000), Dr. J. Hovy (* 1922) en J.H.P. Kemperink (1905-1977) voor het eerst ook de naam van - toen nog-drs. J.A. Brongers (* 1933), verbonden aan de voormalige Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek. Tot eind 1976 zou de samenstelling van de redactie onveranderd blijven. Behalve als redacteur die artikelen
beoordeelde en binnenhaalde, ontpopte zich Brongers in diezelfde mei-aflevering van 1972 meteen al als auteur met een korte bijdrage over een hem zeer vertrouwd onderwerp, 'Celtic Fields op de zuidpunt van de Utrechtse Heuvelrug (V, pp. 12-13)'. Maar zijn |
||||||||
de geschiedenis van de regionale archeologie,
'Vondsten uit grafheuvels als impuls tot de oprichting van museum Flehite in 1878' (XII, pp. 26-35). Het Jaar eroP ontwikkelde hij samen met collega W.J. van Tent 'Gedachten over het ontstaan en de eerste ontwikkeling van Amersfoort naar aanleiding van archeologisch/ geologische waarnemingen in de binnenstad' (XIII, pp. 64-77). Petite histoire schreef Brongers in 'Bigamie en knevelarij: Opsporing verzocht!' (XXII, pp. 35-36), over een frauderende predikant en twee gerechtsdienaren die van het rechte pad waren geraakt. Het speelde zich allemaal afin Amersfoort, in het begin van de 18de eeuw. Tot dezelfde categorie mag men Brongers artikeltje over het ernstig in opspraak geraakte muziekcollege rekenen: 'Dissonanten in achttiende-eeuws Amersfoort' (XXIII, pp. 2-4). Van een andere interesse van Brongers, de boekgeschiedenis, getuigde het met CA. van Veen-Noordegraaf geschreven artikel 'Johannes Novesius (1485-1565). Een boekje open over een rector van de Amersfoortse Latijnse School' (XXIV, pp. 12-16). Het 'boekje' waarom het hier gaat, werd waarschijnlijk kort na 1565 uitgegeven te Amersfoort. Er resteert, voor zover bekend, nog maar één exemplaar van. Het is geschreven in het Latijn en bestaat voor het grootste deel uit een biografie van rector Novesius van de hand van zijn opvolger Nicolaas Edanus. In de allerlaatste aflevering van het tijdschrift verscheen tenslotte 'Putstoel en sprengel in Amersfoort. Opmerkingen naar aanleiding van de stadskaart van Blaeu' (XXVI, pp. 35-38), waarin de auteur een verklaring zoekt voor de 'galgachtige' aanduidingen die op Blaeu's kaart hier en daar langs de waterkant staan getekend. Opnieuw maakte het periodiek Fiehite een
metamorfose door: met ingang van 2000 werd het kwartaalblad jaarboek. De ondertitel veranderde in Historisch jaarboek uoor |
||||||
Amersfoort en omstreken. Er kwam een hard
omslag in kleur. Een deel van de redactie van het oude tijdschrift maakte de overstap, onder wie Brongers. Met het vertrek van Hovy was hij het oudste en langst zittende redactielid geworden. Juist in de slotfase van zijn redactionele loopbaan nam hij nog extra redactietaken op zich: het voorzitterschap in 2004, sinds 2005 gecombineerd met de functie van eindredacteur. En hij bleef in Flehite publiceren, in 2003
het uitvoerige 'Met Pieter Pypers langs de Amersfoortse Lustwarande' (IV, pp. 67-91), dat aan de hand van een dichtbundel van deze i8de-eeuwse dichter en patriot de tuinen en landgoederen rond Amersfoort behandelt. Twee jaar later verscheen 'Polders in het Amersfoortse stadsgebied' (VI, pp. 6-21), een poging inzicht te verwerven in de ontwikkelingen op dit gebied
gedurende de hoge en late middeleeuwen. Een echte veteraan heeft nu de Flehite-
redactie verlaten. Zesendertig jaar heeft hij de ups en downs van tijdschrift en jaarboek meebeleefd. Daarom tot slot, namens de hele redactie: bedankt, Ayolt, bedankt, en het ga je goed! Rob Kemperink
|
||||||
S.H. GROOT
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4H BESCHRYVINO DEIt
;; teren .Schepenen en Regierder* tfer Stad* Araersf. te weten, dat wy aangenomenheb- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
»»
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
>e# tot eenen Re&oer der Scholen van der
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
»»
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Stac't alhver, d*n Ee-fa^-n -n
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
v
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fchreve Scjiole wel en deug^elicken te re-
' gieren, in allen manieren als men een goet b ïh< oi 11 r gieren. Ende
«e' in h\ er nae verclaart. de Re&oer gehouden wert beneffens hem in der Schoo- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
»»
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ien te onderhouc ?n vi ;r goede, f ejchikteen-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
»r^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4 ! xc'e ;^de r e» e' co :r', v'ie w< nee i in ent-
li rk ende >^ely ; *a» i*r4 | Yf0 lcjer we,\^ |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
»>
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fullen ongedefameert, onbefmet ende „Aet
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
»'
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gefufpecteert van eeniger Herefien of quader
•-' Leringe, ^lergoet van naem ende faern,en-
ds i'uljeh cIsk hucj T..rlf ïii 'm der Scixlci: u^ |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
>»
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
behoren doen, als fulks van ouden loeffelic-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
f»
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ken tyden gewopnlickis geweeft, van wel-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
»*
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ke Preceptoers Mr. Jan van Nuys voor den
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
»>
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tyt van dardajf jaaren blyven fal ende lefen
in Quarta ClaJJe, den welken die van der Stadt |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
»
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voor den voorfz. tyt doen betalen fullen, en*
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
f»
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de den Re&oer voornoemt Van fyn nabe-
noempde jaerlixe wedde corten en aftrecken |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
»>
»»
|
fullen vyftich Carolus gulden, tot onderhoudt
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van den voornoemden Mr. Jan van tfuys*
Ende hyer toe fal de voorn. Reótoer noch |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
»»
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verfyen wefen van eenen bequaeme Suceenter
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
»>
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
of Sangmeefter, om by den iêlven 't Koor in
? de Kerken mit ten Coorkynderen tot alle
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
»*
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Heylige avonden en Heylige dagen te be-
waereni mitseaeders dat daselix Lof. ende |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CANTIONUM MUSICARUM ( DÜ SS E LDOR F 1563) O
|
|||||||
In 1974 kwam in een Duitse kloosterbibliotheek bij Goch tijdens
de restauratie van een tweedelig boek over lutherse theologie onverwachts een aantal met muziek bedrukte bladen uit de band tevoorschijn. Het bleken de restanten te zijn van een muziekboekje dat in 1563 te Düsseldorf was gedrukt. Van het bestaan van dit boekje was tot dan toe niets bekend. De titelpagina leverde bovendien nog onbekende informatie over de functie van Petitjan de Latre, de componist van de muziek- stukken in het boekje. Hij bleek ten tijde van deze uitgave muziekmeester in Amersfoort te zijn geweest. Van deze vondst werd indertijd melding gemaakt in de Gaesdoncker Blatter, het jaarboek van de school die tegenwoordig in het kloostercomplex gevestigd is. Eerst kort, in 1978, en vervolgens met een uitgebreid artikel in 1981 van de hand van Peter llgen.1 Het muziekboekje, dat de titel Cantionum Musicarum ('[het boek] van de muzikale gezangen') draagt, is momenteel opnieuw onderwerp van onderzoek en middelpunt van een omvangrijk muzikaal project van het'Collegium Amisfurtense'. In het kader van dit project worden er momenteel ook restauraties aan het muziekboekje uitgevoerd. In dit artikel worden een aantal zaken belicht die met het huidige onderzoek nieuw boven tafel zijn gekomen. |
|||||||
Verstopt in de band aan het zicht werden onttrokken. Geen onge-
Het muziekboekje was, bij wijze van recycling, bruikelijke praktijk in die dagen, met een mooie
als bandversteviging gebruikt. Voor de vier plat- zachte band in perkament als resultaat. Uit de
ten van het tweedelige boekwerk was perkament wijze waarop de bladen op elkaar hebben
over pakketjes van elkzo'n vijfentwintig bladen gezeten,2 valt af te leiden dat we hier naar alle
getrokken, die vervolgens door een schutblad waarschijnlijkheid met een uitgeversrestant te
1 P. Ilgen, 'Petitjan de Latre (t 1569), zu einem Noten- aantrof (die inmiddels succesvol van elkaar gescheiden
fund in der Gaesdoncker Klosterbibliothek', in: Gaes- zijn), verder was het nog te herleiden uit beschadigingen doncker Blatter 34 (Gaesdonckbei Goch 1981), 50-73. op het midden van diverse pagina's die bij het lostrekken 2 Dit was deels voor mij anno 2006 nog zichtbaar omdat moeten zijn ontstaan,
ik een pakket van vijf nog op elkaar geplakte bladen |
|||||||
1 O S.H. GROOT
|
||||||||||||||||||||||||||||
maken hebben. Niet de opeenvolgende bladen
zaten namelijk op elkaar geplakt, maar vrijwel steeds dezelfde bladen van de opeenvolgende katernen. Kennelijk had de boekbinder dus open- geslagen katernen voor zich op tafel liggen en sneed hij daar het formaat uit dat overeenkwam met het formaat van de kaft van zijn boeken. Het is mogelijk dan ook een toevalligheid dat dit for- maat vrijwel samenvalt met dat van de muziek- pagina's. Vocale muziek werd in de i6= eeuw in afzon-
derlijke stemboekjes gedrukt: elke partij had zijn eigen boekje. Een uitgave bestond indertijd uit een set van één exemplaar van elk stemboekje. Het aantal stemboekjes kwam doorgaans over- een met het aantal stemmen dat aan de uitgege- ven composities deelnam.3 Het onderhavige |
muziekboekje had naar alle waarschijnlijkheid
vijf van zulke stemboekjes, maar slechts twee daarvan zijn tevoorschijn gekomen. Het zijn de 'superior', met de sopraanstem, en de 'quinta pars', de vijfde stem waarin verschillende liggin- gen vertegenwoordigd zijn. De stemboeken van de alt, de tenor en de bas ontbreken. Er zijn van dit muziekboek bovendien geen andere exem- plaren in de wereld bekend. De twee bewaard gebleven stemboeken zijn ook nog deels zwaar beschadigd en daardoor gedeeltelijk onleesbaar, van de 'quinta pars' ontbreken ook enkele bla- den. Natuurlijk bestaat de hoop dat de andere stemboekjes ooit nog op vergelijkbare wijze tevoorschijn zullen komen, maar de kans dat dit daadwerkelijk gebeurt moet uiterst gering worden geacht. |
|||||||||||||||||||||||||||
"£
|
||||||||||||||||||||||||||||
>
|
||||||||||||||||||||||||||||
■-:*'
|
||||||||||||||||||||||||||||
t-lfUvü
tor*,.*
|
||||||||||||||||||||||||||||
»--..
|
||||||||||||||||||||||||||||
-nf
|
||||||||||||||||||||||||||||
*
|
||||||||||||||||||||||||||||
'
|
||||||||||||||||||||||||||||
i
|
||||||||||||||||||||||||||||
:)
|
||||||||||||||||||||||||||||
■»?•
|
||||||||||||||||||||||||||||
'♦/>
|
||||||||||||||||||||||||||||
6-
|
||||||||||||||||||||||||||||
idiliourseiKhat esjwtre Toufioutsdehaicgeheelv?, herteblyecoufi.de. gelieelfa hert' bly.
|
||||||||||||||||||||||||||||
CANTIONUM MUSICARUM (DÜSSELDORF 1563) 11
|
||||||||||||||||||
Een Amersfoorts muziekboek diani Archimusico) genoemd, ook prijkt er een
De bundel Cantionum Musicarum heeft een gedicht van Nicolaes Edanus, de toenmalige ree- onmiskenbare link met Amersfoort. Niet alleen tor van de Latijnse school in Amersfoort, op deze wordt de componist, Petit Jan de Latre, op de titelpagina. Dit gedicht zingt lof toe aan de 'klei- titelpagina als de 'aartsmusicus' van het 'gevierde ne', waarmee de componist bedoeld wordt: Amersfoortse koor' (celeberrimi Chori Amersfor- |
||||||||||||||||||
CANTXOKIS HIT.
|
||||||||||||||||||
Votum Vf.
|
||||||||||||||||||
i||;l|pgp|f|l|||||lll|
|
||||||||||||||||||
£>mpi mufmene f«enu',
|
||||||||||||||||||
» voofen Uut nu
|
||||||||||||||||||
weftnhcitncomytmuficiwcewftm' tMnuv Dcojïn fco:£ (actnu "&,
rtn <n£cfptt>icf«|ï cn&t[pt&tcf«|ïsjan t>matron«>trm. <n helpt tut j?
«ii}(ip(fKfc(ppanpmacrooi»p(rm«wn tfptwftrccUtieciuvilfntiwucbj otttotfe,
. . P 'J- |
||||||||||||||||||
Een nauwelijks beschadigde pagina met rechtsboven
'Amersfort' in de tekst (Quinta pars ƒ 4). |
||||||||||||||||||
Een van de meest beschadigde pagina's uit de bundel
'Cantionum Musicarum' (Superior ƒ 4). |
||||||||||||||||||
3 Uitzonderingen op deze regel ontstaan als extra
partijen uit canons gegenereerd worden, of als (spora- disch) twee partijen naast elkaar in één stemboekje staan afgedrukt. |
||||||||||||||||||
1 2 S.H. GROOT
|
|||||||||||||||||||||||||
TOT LOF VAN PETIT [jAN],
Prins der Musici,
DOOR NICOLAUS EDANUS
|
|||||||||||||||||||||||||
IN LAUDEM PETITI
Musicorum Principis NICOL. EDANUS |
|||||||||||||||||||||||||
Het gekwinkeleer van vogels geeft sommigen plezier,
Die steeds weer zijn geboeid door,t wonder van hun
zingen.
Vooral de zwaluw bevalt bij uitstek door haar keel
Zolang haar jubel blij weerklinkt in haar bossen.
Maar, lezer, als u graag honingzoete stemmen hoort,
Die zelfs de vogels kunnen overtreffen,
Ca dan naar de welluidende stem van Petit,
Die Buys hier zelf voor u het licht heeft doen zien.
Zomer en winter zingt hij door,
Terwijl vogels alleen in de lente voor u kwinkeleren.
(uert. prof. Dr. jan Bloemendal)
|
|||||||||||||||||||||||||
Sunt quos garritus avium vocesque canorae
Oblectent, miris complaceantque modis. Daulias in primis ales placet ore sonanti, Dum canit in silvis iubila laeta suis. At si mellifluas voces audire iuvabit
Te Lector, volucres quae superare queant, Adsit coninna cantillans voce Petitus, Quem dedit in lucem Buysius ecce tibi. Aestatis simul hic et brumae tempore cantat, Vere novo solum cum tibi cantet avis. |
|||||||||||||||||||||||||
N UU IN V 1V1 M V M (JA*
'M QJTJE DIVERS IS VOCIUVS © 1VE %S 0 QVË
ICiOMAn: GALLICO ET Tel'TONI CO O MN li:Vl , N 5 T R VHtK'l'tS W V« '
! ICIS AT TEM PC RATAE SVNT, LIBER VN VS KVNC I"l' M v M IN E V C E M EDITV5, A V C 3" O R t |
|||||||||||||||||||||||||
M. lOHANNE DE LATRE VVLGARF COGNOMENTO
ÏVttt lan .cdebcmmï Chori Amcrsfonliam Arthimufico. Q^V 1NTA PA KS.
|
|||||||||||||||||||||||||
. IN L A VDEM PETITI
nuficurum Priticiptt
NICOL. EDANVS
Ohh-. ■ modk.
Dus tak MjiIuM «Wj Uu firi$.
|
|||||||||||||||||||||||||
t/tmtiïiflv uacts tuliremAÜ
T« Ltfrcr,uclucra ,;&* /apn-irf jueati
Aif.i eoHxwndcatilUm ^-cPetitut, Qurmdtdit ïrAuctm Bu'jimecatibi.
Aeütth ,'■ : ■ temportcxnttfj VtrcnsM ftliHtm aU MUttwH,
|
|||||||||||||||||||||||||
DVSSÊLDORPII .
Apudlobcat.Qridryum <? Alben. 'Bttjfwm AffmeU Anno bXlll
|
|||||||||||||||||||||||||
Titelpagina van 'Cantionum Musicarum'
van Petit Jan de Latre |
|||||||||||||||||||||||||
CANTIONUM MUSICARUM ( D Ü SS ELDO RF 1563) 10
|
|||||||||||
De bundel werd in 1563 te Düsseldorf gedrukt
door Johannes Oridryus en Albert Buys. Beide mannen waren voormalige inwoners van Amers- foort, Albert Buys werd er ook geboren. Hij was de broer van de boekverkoper Jacob Buys, die zijn winkel had in het pand 'De Engel' op de hoek van de Vismarkt en de Langestraat. Mogelijk zijn zij ook verwant met de bekende landsadvocaat Pau- lus Buys, die in 1531 in Amersfoort geboren werd, maar deze familiebanden zijn nooit aangetoond.4 Johannes Oridryus was de zwager van Albert Buys. Hij vervulde in Amersfoort de functie van rector van de Latijnse school, totdat hij in 1547 vanwege zijn lutherse sympathieën werd ontsla- gen. Oridryus was niet in Amersfoort, maar in het Brabantse Bergeijk geboren. Zijn naam ver- wijst daarnaar in Griekse bewoordingen: oros = berg en drys, dryos = eik.5 Opvallend is dat in het gedicht van Edanus
wel de naam van Buys genoemd wordt, maar niet die van Oridryus. Zou er toch nog een smet op Oridryus' naam gerust hebben vanwege zijn lutherse sympathieën en het daardoor onvermij- delijke ontslag van deze voorganger van Edanus bij de Latijnse school van Amersfoort? Voorts is het voorwoord door Petitjan op
ï septemberi563in Amersfoort ondertekend: Amersfordiae kal. Septemb. Anno 1563. C.T. addic- tiss. clientulus Petitjan de Latre [Amersfoort, 1 september 1563. Uw meest toegenegen nederige dienaar Petitjan de Latre]. Het is gericht aan prins Willem van Oranje, aan wie de bundel is opgedra- gen en wiens wapen prijkt op de keerzijde van de titelpagina. Zoals gebruikelijk is het voorwoord voornamelijk in algemeenheden gesteld die geen aanvullende informatie geven over de auteur of de omstandigheden waaronderde bundel is ontstaan. |
|||||||||||
Het meest intrigerend aan deze uitgave is
-zeker voor Amersfoorters- het gedicht in meng- taaltekst, dat als tweede compositie in de bundel is opgenomen. Het is gemaakt op een tekst die expliciet gaat over het functioneren van Petitjan als muziekmeester in Amersfoort. Men kan zich afvragen of deze ode aan de auteur ook wel door Petitjan zelf op muziek is gezet, maar niets wijst erop dat een andere auteur hiervoor verantwoor- delijkzou zijn. Waarschijnlijk was deze compositie oorspronkelijk als eerste werk van de bundel bedoeld, maar uit vermoedelijk praktische over- weging is de compositie Bon temps aymerfuyr ervóór geplaatst. Dit laatste werk beslaat namelijk precies één pagina en kon zodoende (na de titel- pagina op f. ir, het wapen van Willem van Oranje op f. iv en het voorwoord op f. 2r-2v) op de recto- zijde van folio 3 worden geplaatst. Na het omslaan volgt dan het eerste deel van de compositie in mengtaaltekst op twee tegenover elkaar gelegen bladzijden (f. 3V en 4r) en na opnieuw omslaan staat het secunda pars op de volgende twee blad- zijden (f. 4V en sr). De overtuiging dat dit werk oorspronkelijk als eerste in de bundel bedoeld zal zijn geweest, wordt m.i. nog versterkt door het feit dat ook de laatste van de Franse chansons, Pour obtenirbon loz honneur ricbesse, een werk is waarin Petitjan opnieuw met name wordt genoemd (zie hierover verderop). Deze twee persoonlijk getinte teksten omsluiten dus de Franse chansons. Het gedicht in mengtaaltekst beschrijft Petit
Jan als musicus in Amersfoort. Petitjan was uit het Waalse Luik afkomstig en zal in Amersfoort wel een soort koeterwaals gesproken hebben. Het lijkt aannemelijk dat dit wordt uitgedrukt met deze mengtaaltekst. Hieronder de volledige tekst van dit gedicht.6 |
|||||||||||
de Noordelijke Nederlanden (Amersfoort 1993), 4.
5 P. Ilgen, 'Petitjan de Latre (f1569), zu einem Noten- fund in der Gaesdoncker Klosterbibliothek', in: Gaes- doncker Blatter 34 (Gaesdonckbei Goch 1981), 61. |
|||||||||||
4 CA. van Veen-Noordegraaf en J.A. Brongers, De
droom van Nicolaas Edanus, Het leven van Johannes Krumm ofCrommius, ook genaamd Novesius (1485-1565}; de loopbaan van een rector van zeven Latijnse Scholen in |
|||||||||||
14 S.H. GROOT
|
|||||||||||||||||
Schep ureugde, gij amoureuze geesten
en zoek de kern uan lieflijke muziek.
Raak diep door haar geroerd, wees ook moedig.
Is het eerst zwaar, door uol te houden zal het lichter uallen.
Het ware ook niet vreemd er dichtkunst in te uervueuen.
Zoek blijdschap, want die verheugt de man.
Vrolijk Amersfoort, wees niet zwaarmoedig.
Vergeet niet petitjan te dienen.
Tederheid zoekend in al zijn fantasie,
Een melodie componerend uoor zes of uier stemmen,
Het harde uermijdend geeft goede harmonie,
Als wel geleerd om zich met gezang te uerpozen.
Altijd urolijk uan aard, geheel blij van harte,
Rustig in het werk en niet halsstarrig,
Is waarlijk de geest uan petitjan de Latre.
(Met dank aan Dr. Ruud Meijer uoor de uertaling uan de Franstalige passages
en Dr Fons uan Buuren uoor de uertaling uan de Middelnederlandse passages In deze tekst.) |
|||||||||||||||||
CANTIONIS II.
Prenez plaisirghy gheesten amoreus
En zouckt den keest d'amyable musicque Touchez la bien weest ock coragieus Is teerste swaer S'amendra par practique Twaer ock niet vremt d'y mesler rethorique Joye chercez want die verhuecht den man Amersfort plaisant ne sois melancolicque Ne vousfauldrate dienen petitjan. Doulceur cherchant in al syn fantasie
Een melodie faisant a six a quatre Laissant Ie dur gheefft goede harmonye Alz wel geleert de soy en chant esbatre Tousjours dehait geheel van herten blye Rustich int werck et non opiniastre Es recht den gheest de petitjan de Latre. |
|||||||||||||||||
l
|
|||||||||||||||||
hue^btJcnun ioyc cher.&c. ioyecll -«„wjnrdicveihuedK Ji-mau AmersfortpUifalU Ameri
^iiiiigilfiiiipiil
Sc iKlüismcIjiicóüc-jnc nclüis mcüncoÜcij ^ ' Ne vousfauMntQdjenëifóUl
Éig
: ';!.!rjte dienen petit fan petithn ne vousfju!dratedier,;'p:, ücvon,. ne
|
|||||||||||||||||
Verbd MXcnrddi S9k9r~-*
|
|||||||||||||||||
vont Eauldra re dienen petirlanncvousfan!. te dienen pent I.ut
|
|||||||||||||||||
-=1
|
|||||||||||||||||
6 In de dissertatie van Jan Willem Bonda De meerstem-
mige Nederlandse liederen van de vijftiende en zestiende eeuw (pp 138-140) las ik voor het eerst over dit muziek- boekje. |
|||||||||||||||||
De muziekpagina met rechts bovenaan
'Amersfoort' in de tekst en rechts onderaan de auteursvermelding: 'Woorden van Conradus Sylvius' (Quinta pars ƒ 4r) |
|||||||||||||||||
CANTIONUM MUSICARUM (D Ü SS ELDO RF 1563) IC
|
|||||||||||
Aan het einde van de eerste strofe vinden we de
opmerking 'Verba M. Conradi Sylvij', kennelijk was Conraad Sylvius (mogelijk de latinisering van een achternaam als 'Van den Bos', of iets dergelijks) dus de auteur van de tekst. Hij was vast en zeker een inwoner van Amersfoort die Petit Jan aan het werk heeft gezien, maar in het Archief Eemland is deze naam niet terug te vin- den. Of Edanus in het gedicht van de titelpagina naar de auteur van deze tekst wilde verwijzen met de zin "Dum canit/« sihis iubila laeta suis" lijkt niet onmogelijk. Als dit inderdaad het geval is, zouden in de tekst ook nog andere namen van betrokken personen verscholen kunnen gaan, maar dat onttrekt zich aan onze waarneming. Wie was Petit Jan de Latre?
Petit Jan de Latre behoorde tot een generatie van
Zuid-Nederlandse auteurs, die publiceerde in het midden van de 16' eeuw. Zijn tijdgenoten waren o.a.Thomas Crecquillon (ca. 1505-1557), Jacob Clemens non Papa (ca. 1510-11556) en Pierre de Manchicourt (ca. 1510-1564). Petit Jan werd rond 1505-1510 vermoedelijk in Luik geboren. Aanvan- kelijk had hij een glansrijke carrière, waarin hij voor zijn tijdgenoten niet onderdeed, maar in de jaren '60 kwam er een kentering die mogelijk verband hield met zijn voortdurende financiële problemen. Hij heeft een minder groot oeuvre nagelaten dan Clemens en Crecquillon, maar een aantal van zijn composities was bijzonder popu- lair en werd tot ruim honderd jaar na de eerste publicatie herdrukt. De bewaard gebleven com- posities zijn vrijwel allemaal in druk verschenen en bestaan uit Franstalige en Nederlandstalige |
chansons, motetten en twee missen (beide
incompleet bewaard gebleven). Een toneelwerk is verloren gegaan. Het merendeel is opgenomen in verzamelbundels met ook werken van andere auteurs. Er zijn drie bundels bewaard gebleven met uitsluitend werken van Petitjan: een bundel met Franse chansons, Chansons a quatreparties nouuellement composez et mises en musicque par maistrejehan de Latre [...] Liurepremier (Phalèse, Leuven 1552), deze bundel is tweemaal herdrukt als Sixiesme liure des chansons a quatre parties in 1555 en 1563; een bundel met lijdensmotetten, Lamentationes aliquotjeremiae (Baethen, Maas- tricht 1554) en tenslotte het incompleet bewaard gebleven Cantionum Musicarum (Oridryus &l Buys, Düsseldorf 1563). Er moet nog een motet- tenbundel geweest zijn waarin uitsluitend wer- ken van Petitjan waren opgenomen,Joan. Delatre uulgari cognomento Petitjean, cantiones siue motetae, 5, 6et/uoc. (Düsseldorf 1566),7 maar van deze bundel is verder niets bekend en we moeten aannemen dat de bundel verloren is gegaan. Een aantal chansons van Petitjan is omgezet als solostuk voor luit, maar er is geen zelfstandig instrumentaal werk van hem bekend. Zoals bij veel van zijn tijdgenoten, zit de
levensbeschrijving van Petitjan vol gaten. Hij heeft in ieder geval een aantal functies in Luik vervuld. Zo was hij in 1538 en 1539 als maïtre de chant werkzaam in de kapittelkerk Saint-Jean l'Evangéliste, maar van de jaren daarvoor en daarna ontbreekt archiefmateriaal en kunnen we zijn aanwezigheid aldaar niet meer verifiëren.8 In november 1544 wordt hij vermeld als Petitjan succentor (zangmeester)9 in de kasboeken van de |
||||||||||
leiding van de zangschool en de opleiding van de duodeni
(zie hieronder). Terwijl de cantor verantwoordelijk was voor de liturgie als geheel en het gregoriaans leidde, diri- geerde de succentor - ó\e altijd een professioneel musicus was - als 'maistre de choeur' de meerstemmige muziek in de vieringen (P. ilgen, 'Petitjan de Latre ^1569)', in: Gaesdoncker Blatter (Gaesdonck bei Goch 1981), 55). |
|||||||||||
7 F. Lesure, 'Petit Jehan de Lattre (f1569) et Claude Petit
Jehan (+1589)' in: Renaissance-rnuziek 1400-1600 Donum natalicium René Bernard Lenaerts (Leuven 1969) 155-156. 8 J. Quitin &H. Vanhulst, 'De Latre, Petitjan', in: The
New Grove, Dictionary ofMusic and Musicians (London/ New York 20oiz), Vol. 7,151. 9 De succentor had - onder toezicht van de cantor, die altijd een geestelijke was - de |
|||||||||||
1 6 S.H. CROOT
|
|||||||||||
Luikse kapittelkerk St. Martin. Hij kwam met
enige regelmaat in aanvaring met het kapittel van de kerk, niet alleen omdat hij zijn taken ver- onachtzaamde en de koorknapen verwaarloosde, maar ook omdat hij schulden maakte.10 Petitjan was getrouwd en had een aantal kinderen. Twee van zijn zoons waren aan de St. Martin als duo- denus (koorknaap)11 verbonden. Rond 1550 (of misschien zelfs al in of kort na
1544) werd Petitjan bovendien aangesteld als maftre de chapelle bij Georg van Oostenrijk, prins-bisschop van Luik. Een voorname functie aan het hof van de machthebber op zowel wereldlijk als geestelijk gebied, die hem veel aanzien moet hebben gegeven. Hij behield deze functie in ieder geval tot 1557, het jaar waarin zijn werkgever stierf. Waarschijnlijk ging de aandacht van Petitjan vooral uit naar zijn betrekkingaan het hof, want op 23 november 1554 dreigt het kapittel van St. Martin hem wegens plichtsver- zuim te ontslaan. Kennelijk komen de partijen nadertot elkaar, want Petitjan blijft in functie bij de St. Martin; zijn naam is namelijk nog terug te vinden in de archieven tussen oktober 1555 en mei 1562.12 In 1563 is Petitjan werkzaam in Amersfoort.
Dit blijkt althans uit de titelpagina van de bundel Cantionum Musicarum. Vermoedelijk was hij hier als zangmeester verbonden aan de Latijnse school. Muziek nam in de Latijnse scholen een prominente plaats in. Dat had alles te maken met de oorsprong van deze scholen als kapittelscho- len. Oorspronkelijk waren zij namelijk vanuit de kapittelkerken opgezet om jongens het zingen van gregoriaans tezamen met de beginselen van |
|||||||||||
het Latijn bij te brengen. Het was de gangbare
praktijk dat de rector van de Latijnse school zelf het muziekonderricht verzorgde. Edanus had kennelijk niet het vermogen om het muziekon- derwijs zelf te geven en moest daarom een muzi- kale assistent krijgen. Dit feit was bijzonder genoeg om apart in de aanstellingsbrief van 1555 vermeld te worden: Ende hyer toe sal de voorn. Rectoer noch
versyen wesen van eenen bequaeme Suceen- terof Sangmeester, om by den selven 't Koor in de Kerken mit ten Coorkynderen tot alle Heylige avonden en Heylige dagen te bewa- ren, mitsgaeders dat dagelix Lof, ende ook den Kynderen haer Sange te leeren alst voor- tyts gewoonlick is geweest. Ende sal den voornoemden Rectoer des Vrydaegs mit syn Clercken solempnelicken in den Kercken syngen dat Lof de Sancta Cruce [...]" Het is aannemelijk dat Petitjan in deze functie is
benoemd, maar het is onwaarschijnlijk dat dit al in 1555 zou zijn geweest. We weten op dit moment alleen zeker dat hij in 1563 in Amers- foort verbleef. De hierboven besproken teksten over Petitjan in Cantionum Musicarum doen echter vermoeden dat hij er op dat moment al geruime tijd verbleef. Een man met geldproblemen
Tijdens recent onderzoek in de Amersfoortse
archieven is aan het licht gekomen dat Petitjan ook in Amersfoort moeite had met zijn geld rond te komen. Alleen al in 1563 liepen ertenminste |
|||||||||||
IOC. Hérault, 'De Latre', in: Die Musik in Geschichte
und Gegenwart (Kassei 2001), Personenteil 5, kol. 714. 11 De term duodenus lijkt vooral gebruikt te zijn in de onderhavige Luikse kapittelkerk, het staat voor een lid van de groep van 12 koorknapen, die de schola der 'Cano- nici' versterkten en ook de bovenstemmen van de meer- |
|||||||||||
stemmige muziek vertolkten (P. Ilgen, o.c, 55).
12). Quitin & H. Vanhulst, o.c, 151. 13 De oorspronke- lijke aanstellingsbrief is in het Archief Eemland niet teruggevonden, voor de weergave van de tekst is gebruik gemaakt van Van Bemmel, Beschryving der stad Amers- foort (Utrecht 1760), 424-425, die de gehele brief citeert. |
|||||||||||
CANTIONUM MUSICARUM ( D Ü SS E LDO R F 1563) 17
|
|||||||||||||||
Fragment uit de
geciteerde aanstellings- brief van Edanus (1555), inVanBemmel Beschryving der stad Amersfoort (Utrecht 1760), 424-425 (over de muziekmeester: pagina 424, zevende regel van onderen tot pagina 425, zesde regel). si-
Archief Eemland: fragment van Stads- gerecht inv. nr. 424-3, 3 maart 1563. De tekst luidt (in twee kolommen): Joost Vogeler eijscher c[ontr]a mr Johan de Latere ged[aeg]t[e] eyschd[en] / wall tot vi [6] g[ulden] vanturff c[um] exp[ensis] Daetzel[er] d |
|||||||||||||||
STAB AMERSFOORT. 4.2J
v voortyls gewooolick is geweeft. Ende fal " den voornoemde Rettoer des Vrydaegs mit '' f^n Gereken folempnelicken in den Kercken " fyngen dat Lof de Svnü.i Crucc, en voortsal " te doen dat een goet Rectoer fchuldig is en " behoort te doen; voor alle welkcdyenftendie " Stadt den voornoemden Reftoer fal doen be- " talen by hueren Camcrair alle jaer tionderc " Philips gulden, 't ftuk tot vyf en twyntich " fluyvers gerekent, boven dieLoonen, dieby " den Schoolkynderen nae den Uitte gewoonte " betaalt fullen werden. Te weten elkScholyer " folvent wefendc Sepiami ende meerder jaerlix " een en twintig fluyvers, die Octanifeftyen fluy- " vers, endedie Nullani twaalf fluyvers, mit dier " Condicien tot wat tyden die School vermeer- " dert van Clercken.bor-en't getal van vyf hon- •' den Clercken , dat als dan den Rectoernyet '' meer jaerliks van de Stadten fal ontfangen dan " deweerdevanhondertCarotusgulden. Noch '■' fal de voorn. Rectoer voorts genyeten voor " hem ende fynen Commtnfaltn en voor fynme- -' de Schoolmeefteren boven verklaart, alfulke vryheyt van AfTchyfen als zyn Voorfaeten " tot nog toe gehadt hebben. Ende fyn ook " voorwerden dat niemandt binnen Amersfoort " eenige KncgtgensSchoolen ophouden fal, " dan by eipreffeconfent en belyeveo vanden voornoemde Rectoer. Ende die Regierders " voornt. fullen den voorn. Rectoer voorts alle '' gunfteen behulp doen tot eere ende wel vaere der voorns. Schoolt, als fulks be-hooren fal en gewoontelyk is om doen, welverilaande dat na expiratie van de eerfte vyf jaeren dieRe- ■ gierders ende die Rectoer voornt, d'eene . den andere, foe veere eetjig van hem defe D d 5 " Con- |
|||||||||||||||
+a+ BESCHRYVING DBR
" teren , Schepenen en Regierder* der Stadt
Amersf. te weten» dat wy aangenomenhebr " ben tot eenen Rectoer der Scholen van de( " Stadt alhyer, den Eerfamen en Welgeleerr '■' den Mee/ter Nicolaqs van Eede, den cyd van *' (et jaaren naafïcommende, orome de voot: " fchreve Schole wel en deugdelicken te re- " gieren, in allen manieren als men een goet " particulier School behoort te regieren, Ende *' fonderlinge op Candicien hyer nae verclaait. " In den eerden dat dk* voornoemde ReQoer " gehouden wert beneffens hem in der Schoq- " Ten te onderhouden viergoede, gejehikteen- " de geleerde Preceptoers, die welke iametu- " lick ende ygelyk van hem byfonder weten " fullen ongedefameert, onbefmec ende niei " gefufpL-c^eert van eeniger Herefien of quader " Leringe, me^goet van naem ende faem.en- " de fullen elks haer Leflen in der SchoL-n na " behoren doen, als fulks van ouden loeffelic " ken tyden gewoonlïck is geweeft, van wel- ** ke Preceptoers Mr. Jan van Nuyi voor den " tyt van dardalf jaaren blyven fal ende lefen " in Quarta ClaJJh, den welken die van der Stadt " voor den voorii. tyt doen betalen fullen, en- " de den Reftoer voornoemt van fyn nabe- *" notmpdejaerlixe wedde corten enaftrecken **. fullen vyftich Carolus gulden,tot onderhoudt *' van den voornoemden Mr. Jan van ffuyf- " Ende hyer toe fal de voorn. Reftoer noch " verfyen wefen van eenen bequaeme Sucecnttr " of Sartpneefler., om by den fclven 't Koor in " de Kerken mit een Coorkynderen tot alkt " Heylige avonden en Heylige dagen te be- " waeren, mitsgaeders dac dagelix Lof, ende. V, ook den Kynderea baei Sange te leeren ajj* " voA- |
|||||||||||||||
I
|
|||||||||||||||
drie procedures tegen hem. In maart omdat hij
zijn turf niet betaald had (een schuld van 6 gul- den die hij erkende en waarvoor hem een maand uitstel van betaling werd verleend), in september wordt er twee gulden van hem geëist wegens de huur van een hof (opnieuw bekent hij schuld en moet binnen zes weken alsnog betalen) en in december van dat jaar drie pond, eveneens van- wege een huurachterstand (deze zaak blijft onduidelijk en de afloop is dan ook niet bekend). Met onderzoek in het Archief Eemland wordt momenteel getracht de periode dat Petit Jan in Amersfoort verbleef verder af te bakenen. |
|||||||||||||||
Het is niet duidelijk of Petit Jan op het
moment dat hij in Amersfoort werkzaam was zijn functie aan de St. Martin in Luik formeel nog bekleedde. Het feit dat hij in 1564 uit deze functie werd ontheven geeft te denken. Mogelijk keerde hij na zijn Amersfoortse periode voor korte tijd terug in Luik en werd hij tijdelijk in zijn oude functie herbenoemd, maar het lijkt ook niet ondenkbaar dat hij gedurende langere tijd zijn taken heeft veronachtzaamd; na 1562 wordt hij namelijk niet meer in de archieven van deze kerk genoemd. Zeker is wel dat Petit Jan op 7 oktober 1565 door de deken van het kapittel van de |
|||||||||||||||
1 8 S.H. GROOT
|
||||||||||
aan de Latijnse school in Amersfoort. Ook in
Utrecht maakte hij schulden en hij moest daar- om op 12 december 1567 weer voor de rechter verschijnen.15 Hij overleed op 31 augustus 1569 en werd in de Buurkerk begraven. Een intussen ver- dwenen gedenksteen werd door Arnoldus Buchelius beschreven in zijn Monumentapassim in templis ac monasteriis Trajectinae urbis atque agri inuenta, we lezen daar:16 |
||||||||||
St. Martin definitief werd ontslagen wegens
voortdurende financiële problemen. Vanaf decemberi565 was 'Magister Johannes
de Latre Cantor' gast van het kapittel van de St. Janskerk te Utrecht. Daarnaast was hij in de dub- belfunctie school mester en sangmester aange- steld aan de Mariakerk (beter bekend als de Buurkerk, nu museum 'Van Speelklok tot Piere- ment' 14), een vergelijkbare functie dus met die |
||||||||||
Op een zwart memoriebord dat aan een pilaar is opgehangen,
staat te lezen:
D.O.M. (Deo Optimo Maximo = Aan God de Allerhoogste).
Voor Petitjan de Latre, de voortreffelijke musicus.
De bekende Petit, die mis je nu deerlijk, voorbijganger,
omdat je zijn muziek zo vaak met bewondering beluisterde.
Nu is hij (omdat de noodlotsgodin Lachesis
hem het leven zo wreed misgunde),
afgelegd en ligt in dit graf.
Als hij een lied zong- nazaten, luister naar me-
klonk het als het lied waarmee de Thracische zanger (= Orpheus)
het stromen van de rivier en de voortjagende winden deed
stilstaan.
Zelfs Phoebus Apollo stond vanaf de top van de Pindus,
met zijn negen heldinnen, de muzen, stil toe te luisteren.
Ook alle mogelijke zangers die zo knap zingen bij hun vergulde lier,
stonden verbaasd. Orpheus met zijn verheven kunst
mengde zich onder de hemelse goden, en overtroefde de drie
fatale zusters,
de schikgodinnen. Hij werd onsterfelijk, en we hopen
dat ook de beroemde naam van de Latre levend blijft en niet
teloorgaat.
Maar gij, voorbijganger, denk eraan, de nagedachtenis
van de drievoudig, viervoudig goddelijke de Latre te vereren.
Ondanks zijn grote naam hebben de boze lotsgodinnen
hem een klein graf gegeven, dat een brandende
en oprechte liefde voor de Gratiën herbergt.
Hier rust, onder een kleine steen, Petitjan,
die een korte naam en een klein graf heeft.
Hij was een buitengewone leraar in de muziek en de zangkunst.
Nu ligt De Latre te rusten, laat hem dus rustig liggen.
Hij stierf op 31 augustus 1569.
|
||||||||||
In tabula nicra ad pilam
suspensa leguntur: D.O.M.
JOHANNI PETIT DE LATRE, MUSICI
EXCELLENTISSIMI.
Petitus ille quem desideras, hospes,17
Cuius stupentes musicès melos [mirans]
(pronus) prebere saepius soles aures
(llli invidente nimis saeve Parcarum
Vitam Lachese)18 pollinctus hoc iacet busto.
Illum canentem (posteri audite) carmen,
Quali morari Thracius solet vates
Lapsusque fluminum et celeberrimos ventos
Stupebat ipse Pindi ab arce Phoebus cum
Novem viraginibus. Stupebat et quantum est
Vatum cheli docte canentium aurata.
Ut hic seipsum cum arte praeclari
Diis miscuerit superis, tribusque deluserit
Fatalibus sororibus, superstes sit
Nomen celebre nescii perire Latri.
At tu, viator, hic cui ira Parcarum
Magni Petitum nominis dedit bustum
Tegens amorem Cratiarum et ardentem
Et amabilem venerare ter quaterque
Sacri Latre Latrii puta numen.19
Parvus Johannes parvi sub tegmine saxi
Hic recubat, titulus cui brevis et tumulus.
Musicès arte fuit summus cantusque
magister.
Nunc de Latre latet, tuque latere sinas.
Obiit ultimo augusti 1569.
|
||||||||||
(oert prof. Dr. jan Bloemendal)
|
||||||||||
Van der Vliet heeft weinig waardering voor de
auteur van de tekst. Het gedicht is volgens hem in Skazonten of hinkende jamben bedoeld en 'vervaardigd dooreen dichter, noch zangerig, noch geestig'. Het is bovendien 'afgeschreven door een kopiist (hij bedoelt Buchelius), die den meest beruchte der midden-eeuwsche scioli, waarover Cobet de phiolen van zijn toorn placht uit te storten, in onwetendheid en slordigheid naar de kroon steekt'.20 Ilgen veronderstelt dat Edanus wel eens de auteur van deze tekst zou kunnen zijn geweest.21 Er is echter geen enkele concrete aanwijzing die deze aanname onder- steunt. De relatie tussen Amersfoort
en Düsseldorf Het muziekboek Cantionum Musicarum werd,
zoals we bovenstaand vastgesteld hebben, gedrukt te Düsseldorf door twee voormalige inwoners van Amersfoort. Er blijken banden tussen de twee steden te hebben bestaan die het toevallige te boven gaan. Om te beginnen had- den drie opeenvolgende rectores van de Latijnse school in Amersfoort iets met Düsseldorf te maken. Johannes Novesius, die van 1550 tot 1555 rector was van de Latijnse school in Amersfoort, was in de vestingstad Neuss geboren. Dit stadje |
||||||||||||||||||||||||||||
•
|
||||||||||||||||||||||||||||
■
|
||||||||||||||||||||||||||||
MHA; ' ' - : ■ -1 mi fcuwtci
PETITW -.ut ^VE« DEUaiH,',. HOïII ■
CVivJ irvri.KXtt WVJWXl Mr,.?: . ■KtB: i■".-. SOEBl «H.Ï* A.VRSJ llliIKVl»£KTE HMXt JA' i rAHOU .. ïüïr LwHB*£,fo^Ncti«aociKET
ICUtt CMtl f, n WTSMftVi ■ .■
-,. ■■ -x\
LAIi *QM
■. : .■ s
V' ' v u' ■' ■'■ ■ I f 'II lAT tT4VANi?BJ
:'■. Jivun
"W. MHtK BKJECLAW 1 ". ;. B ï SOWffAV/J (VnitïTsiT
KOI K ttwu KEÏC11 Tt» .:. LOTW . ' ■' K «UNtKUtlt StfilT BVSTVW
■--■ OW I ... * ■ f ... .
'■■■■ OVJlttMM
SRCW UWrJ: l_*TRi ?wa jj»*,. .-V.
ïftiowj ür^m, _ .; . -. . ■ . ,
|
||||||||||||||||||||||||||||
«*a
|
||||||||||||||||||||||||||||
- -;. ïvir svmkvs cjwrw
|
||||||||||||||||||||||||||||
ÖJUT VIX-A.V4. Lftf~ö—
3.. ... . .■; V
■■:■" b«rav .*.
rOHT'vrjOECHT ■
|
||||||||||||||||||||||||||||
•
|
||||||||||||||||||||||||||||
mm
|
||||||||||||||||||||||||||||
,*■ t;k:
|
||||||||||||||||||||||||||||
Arnoldus Buchelius (Aernout van Buchel), Monumenta
passim in templis ac monasteriis Trajectinae urbis atque agriinventa, (s.1. [Utrecht] C1615), ƒ io6v. In de rechterkolom de tekst van de gedenksteen voor Petit Jan de Latre. |
||||||||||||||||||||||||||||
1930), 137-138. 17 Van der Vliet: 'Het begin bevat eene
herinnering aan het bekende vers van Catullus: Phalesus ille, quem uidetis, hospites, (Carm. 4)'. 18 Van der Vliet: '(...) gelijk men weet, spint Lachesis der menschen levensdraad'. 19 De betekenis van Latrii is onzeker; in plaats van 'numen' moet men hier misschien 'nomen' lezen (info van www.hetutrechtsarchief.nl); Van der Vliet: 'vs. 20 is niet al te helder, maar bevat blijkbaar, evenals de laatste regel der beide disticha, eene woord- speling tusschen den naam De Latre en latere'. 20 Vliet, J. van der, 'Jean Petit de Latre (grafschrift vroeger in de Buurkerk te Utrecht op een zwarte plaat aan een der pijlers.)', in: Tijdschrift der Vereeniging voor Noord- Nederlands Muziekgeschiedenis, V (1895-1897) 143. 21 Ilgen, oprit., 58. |
||||||||||||||||||||||||||||
14 De Buurkerk was gewijd aan Maria, de aartsengel
Michaël en de apostel Andreas. Om haar te onderschei- den van de andere Mariakerk (de kapittelkerk van Sint Marie) werd ze ook wel als Maria minor aangeduid (F. Delemarre, A. Deijk, P. van Traa, Middeleeuwse Kerken in Utrecht (Utrecht 1988), 40). 15 J. Quitin &. H. Vanhulst, o.c, 151. 16 A. Buchelius (Aernout van Buchel), Monumenta (0615). Deze informatie is overge- nomen van de site www.hetutrechtsarchief.nl. en Vliet, J. van der, 'Jean Petit de Latre (grafschrift vroeger in de Buurkerk te Utrecht op een zwarte plaat aan een der pijlers.),' in: Tijdschrift der Vereeniging voor Noord- Nederlands Muziekgeschiedenis, V (1895-1897) 143-145 (enkele noten in de tekst van de gedenksteen zijn geba- seerd op dit artikel) en A. Auda: La Musique et les Musi- ciens de l'Ancien Pays de Liége (Bruxelles, Paris, Liége |
||||||||||||||||||||||||||||
20 S.H. GROOT
|
|||||||||||
ligt onder de rook van Düsseldorf, net aan de
overzijde van de Rijn.22 Na zijn pensionering bleef Novesius in Amersfoort wonen. Toen hij in 1565 overleed verscheen er een 'in memoriam' dat, net als het onderhavige muziekboek, in Düs- seldorf bij Oridryus en Buys gedrukt werd. De belangrijkste auteur van dit'in memoriam'was Novesius' opvolger, Nicolaes Edanus. Dit boek, met de titel Somnium Nicolai Edani ('de droom van Nicolaes Edanus'), wordt algemeen gezien als de vroegste Amersfoortse uitgave. Het werd namelijk gedrukt onder verantwoordelijkheid van Jacob Buys en Adriaan Jans, twee Amers- foortse boekverkopers, waarvan de eerste dus de broer is van een van de Düsseldorfse drukkers. In de verantwoording bij de fotografische heruit- gave met toelichting en vertaling van dit boekje, schrijven de auteurs: 'Op het eerste gezicht lijkt het wonderlijk: een drukker van een specifiek Amersfoorts boekje in het huidige Duitsland. Echter naast de familiebetrekking (...) tussen Jacob en Albert Buys staat het feit, dat de rector van de Amersfoortse Latijnse School, die in dit boekje herdacht wordt, geboren is in het vlak bij Düsseldorf liggende Neuss'.23 Het is echter niet zo waarschijnlijk dat Novesius, die bij zijn aan- stelling in Amersfoort al de respectabele leeftijd van 65 jaar had bereikt en voordien rector was aan zes andere Latijnse scholen in de Noordelijke Nederlanden, nog over een actief netwerk beschikte in de omgeving van zijn geboortestad. Er blijken echter nog andere banden te zijn
geweest. In 1555 werd Novesius opgevolgd door Nicolaes Edanus (oorspronkelijk afkomstig uit Ede, zoals zijn naam suggereert). In het Archief |
Eemland vinden we met betrekking tot deze
aanstelling de notitie Item opten 23enseptembris [1555] isgeaccor-
deert bij den raidt, dat men voor eenen rectoor der scholen aenneemen sal (ist doenlicken) magistrum Nicolaum Edanum, altans conrector binnen Duijseldorp. [Ende] dat men hem voor 't eerste soude verwysen eenen tijt van vyer j[aeren] ofte andersins allet tot het meeste orbaer ende profijt desser st[adt].24 Edanus kwam dus rechtstreeks vanuit Düs-
seldorf naar Amersfoort en zal ongetwijfeld voor de contacten gezorgd hebben. Het begint echter niet met de uitgave van ons muziekboekje in 1563 en 'De droom van Edanus' in 1565. Het begint- voor zover nu nog is na te gaan - met de uitgave van een muziektraktaat van de hand van Johan- nes Oridryus in 1557 bij de Düsseldorfse drukker Jacob Baethen. Johannes Oridryus
De voorganger van Novesius, Johannes Oridryus,
werd in 1547 wegens 'lutherij' veroordeeld en dientengevolge als rector van de Latijnse school ontslagen. In 1556, als Edanus net rector in Amersfoort is geworden, wordt Oridryus aange- steld als cantor (zanger/muziekleraar) aan de Monheimse school te Düsseldorf. Het is natuur- lijk heel goed mogelijk dat we hier met een toe- vallige samenloop van omstandigheden te maken hebben, maar juist het feit dat er korte tijd later twee boeken waarin Edanus zo'n promi- nente rol speelt door Oridryus, samen met Buys, te Düsseldorf gedrukt zijn, zou op meer dan een toevalligheid kunnen duiden. |
||||||||||
22 J.A. Brongers en CA. van Veen-Noordegraaf, 'Johan-
nes Novesius (1485-1565), Een boekje open over de rector van de Amersfoortse Latijnse School, in: Flehite jg. 24, nr. 1/2 (Amersfoort 1994), 12-16. 23 CA. van Veen- Noordegraaf en J.A. Brongers, De droom van Nicolaas Edanus, Het leven van Johannes Krumm ofCrommius, |
ook genaamd Novesius ('1485-1565); de loopbaan van een
rector van zeven Latijnse Scholen in de Noordelijke Nederlanden (Amersfoort 1993), 3. 24 Archief Armen de Poth 59/: dagboek Cornelis Volckensz. 1555-1560. Met dank aan Ton Reichgelt van Archief Eemland, die deze notitie onder mijn aandacht bracht. |
||||||||||
CANTIONUM MUSICARUM (D Ü SS ELDO RF 1563) 21
|
|||||||||||
seldorf was hij immers nog maar net een jaar
werkzaam en het lijkt onwaarschijnlijk dat hij tussen zijn Amersfoortse rectorschap en de aan- stellingin Düsseldorfals muziekleraar actief is geweest. Het muziektraktaat van Oridryus is het laat-
ste boek dat bij Baethen van de persen rolt, want kort daarna neemt deze samen met zijn zwager de drukkerij/uitgeverij over. Op de titelpagina's van hun drukwerken voeren de nieuwe eigenaren als drukkerslogo een eikenboom op een berg, verwijzend naar de achternaam van Oridryus en zijn geboorteplaats Bergeijk. Dit drukkerslogo prijkt ook op de titelpagina van Cantionum Musicarum en op dat van Somnium Nicolai Edani. Achterin het muziekboek Cantionum Musicarum vinden we echter het oude drukkerslogo van Jacob Baethen: koning David met de lier, omge- ven door twee muzikanten. In de schilden in respectievelijk de linker- en de rechterboven- hoek zijn het stadswapen van Maastricht en de initialen van Jacob Baethen verwijderd. Ook enkele vogels in de lucht moesten het veld rui- men, maar het is onmiskenbaar hetzelfde logo. Dit drukkerslogo levert het bewijs dat Oridryus en Buys daadwerkelijk de uitgeverij van Baethen overnamen, dat tot voor kort een aanname was.27 Het zou tenslotte heel goed kunnen dat de
aanstelling van Petitjan de Latre als muziek- meester aan de Latijnse school in Amersfoort via de Düsseldorfse kanalen tot stand is gekomen. De lijn liep dan van Edanus via Oridryus en Bae- then naar Petitjan. Of de aanstelling van Petit Jan daadwerkelijk langs deze route tot stand is gekomen blijft echter onbekend. |
|||||||||||
Er gaat een geschiedenis aan vooraf. De
belangrijkste muziekdrukker van de Lage Landen was in de i6c eeuw de Leuvenaar Pierre Phalèse. Aanvankelijk was deze man boekverkoper aan de universiteit van Leuven, maar in 1545 gaf hij zijn eerste boek met luitmuziek uit. Omdat hij zelf geen privilege had om boeken te drukken, was hij van anderen afhankelijk. Hij werkte daarom samen met Leuvense boekdrukkers, waaronder ene Jacob Baethen. In 1549 vinden we voorde eerste keer een compositie van Petitjan de Latre in een bundel van Phalèse en deze bundel rolde bij Baethen van de persen.25 In 1552 kreeg Phalèse zelf privilege om te drukken en heeft hij Baethen en de zijnen niet meer nodig om zijn uitgaven in het licht te brengen. Of dit voor Baethen de aan- leiding is geweest, is onbekend, maar in datzelfde jaar verhuist hij naar Maastricht. In 1554 geeft Jacob Baethen in Maastricht de bundel Lamenta- tionesaliquodJeremiaevan Petitjan de Latre uit en in hetzelfde jaar is Petitjan met twee stukken vertegenwoordigd in de verzamelbundel Dat ierste boeck uanden niewe Duytsche Liedekens van dezelfde uitgever. Eind van dat jaar of begin van het volgende jaar verhuist Baethen naar Düssel- dorf. In 1557 wordt bij hem in Düsseldorf het muziektraktaat Practicae musicae utriusque prae- cepta breuia, eorumque exercitia ualde commoda, ex optimorum Musicorum libris ea duntaxat quae hodie in usu sunt, studiose collecta van niemand anders dan de voormalige rector van de Amers- foortse Latijnse school, Johannes Oridryus, uit- gegeven.26 Het boek is bedoeld voor het muziek- onderwijs aan Latijnse scholen. Ongetwijfeld valt Oridryus terug op zijn eigen ervaringen als leraar, waarbij vooral zijn Amersfoortse periode een belangrijke rol zal hebben gespeeld. In Düs- |
|||||||||||
25 H. Vanhulst, Catalogue des Éditions de musique
publiées a Louvain par Pierre Phalèse et sesjils 1545-1578 (Brussel 1990), 16-18. 26 B. Salemans, De drukker Jacob Bathen en het Maastrichtse liedboek van 1554, Een tekst- |
|||||||||||
uitgavevan 'Dat ierste boeck vanden niewe duytsche
liedekens', meteen bio- en bibliografisch onderzoeknaar zijn drukker (Nijmegen 1984), 100. 27 op.cit. 22. |
|||||||||||
22 S.H. GROOT
|
||||||||||||||||
€£ A M :M 'MM •£ IO NES
ALIQVOT IERÊMÏiK MT&Ici: HARMO-
niae nouitefcadaptata;, adiedfes aliqtibfrfaeriseantionibus, iAutore H' Ioata&déX^ere'rMufici cbörtMa&^rkaptMfiifLeodienfis {rxfetfo.
|
||||||||||||||||
Cumgratia & priüilcgio.
TwefiladMofamlacobusBatbcniuscxcudtbat, JVf. J>. LH IL |
||||||||||||||||
t
Het drukkerslogo van
Jacob Baethen op de titelpagina van de Lamentationes van Petit Jan de Latre (Maastricht 1554). |
||||||||||||||||
Het drukkerslogo op de
laatste pagina van de bundel 'Cantionum Musicarum', uit de schilden zijn het stads- wapen van Maastricht (links) en de initialen van Baethen (rechts) verdwenen. De stad op de achtergrond is ver- moedelijk Maastricht. |
||||||||||||||||
J
|
||||||||||||||||
CANTIONUM MUSICARUM ( D Ü SS ELDO RF 1 563) 27
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De muziekbundel 'Cantionum Musicarum'
De volledige inhoud van de bundel is als volgt:28
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sequuntur Cantiones Teutonicae diuersarum Vocum
[Hierna volgen de Duitse (lees Nederlandse) liederen voor een verschillend aantal stemmen].
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
28 N.B. In een aantal gevallen is niet meer leesbaar voor herleiden. In het ene geval staat het aantal stemmen
welk aantal stemmen de compositie bedoeld was, in tussen vierkante haken, in het andere geval konden
sommige van die gevallen was dat ook niet meer te slechts vraagtekens geplaatst worden.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
24 S-H- GROOT
|
||||||||||||
De Franse teksten
Het eerste deel van de bundel Cantionum Musi-
carum is gevuld met veertien Franse chansons, waarbij ook de mengtaaltekst is meegerekend. Opvallend is dat Petitjan één tekst tweemaal heeft gebruikt: En attendant la mort par trop amere, met 'Secu nda Pars' Depuis pensant que celluy qui despere (niet te verwarren met Petit Jans compositie op de tekst En attendant Ie con- fort de m'amye). We vinden deze tekst in zowel Cantionis III als V. Dat dit chanson een religieuze strekking heeft lijkt in deze omgeving enigszins vreemd, maar het past binnen de traditie van de 'chansons spirituelles' dat met name ook veelvul- dig voorkomt in de productie van de Antwerpse muziekdrukkers Waelrant &. de Laet.29 We vin- den overigens ook onder de Nederlandse chan- sons teksten met een religieuze strekking (zie hieronder). De superior van 'Cantionis III' heeft de opmerking'canon', maar dat leidt helaas niet tot extra informatie. De uitwerking van de canon is namelijk terug te vinden in de quinta pars, de andere bewaard gebleven partij. Het gaat hier om een canon in de tegenbeweging, maar dat is niet uit de instructie te herleiden (en dat was ook niet noodzakelijk omdat de uitwerking immers gegeven werd). Een aantal onleesbare passages van de superior kon door middel van de canon wel zonder meer uit de quinta pars herleid wor- den. De superior van 'Cantionis V' heeft niet de opmerking 'canon', maar doordat er twee sleu- tels aan het begin van de eerste muziekregel staan en een 'segno' [teken] op de plek waar de tweede stem zou moeten inzetten, is het welde- |
||||||||||||
gelijk duidelijk dat er sprake is van een canon.
De uitwerking is ook nu weer terug te vinden in de quinta pars, zodat er jammer genoeg opnieuw geen extra partij uit de canon gegenereerd kan worden. Twee van de Franse teksten zijn ook terug te
vinden bij andere componisten.30 Beide teksten zijn bovendien afkomstig uit de gedichtenbundel 'La fleur Lotrain' uit 1542. Het gaat om Sur la rou- seefault aller, dat eveneens door zes andere com- ponisten gebruikt werd31 en Elle a bien ce rizgra- cleux, ce gent corps, dat door twee anderen werd getoonzet.32 Beide stukken zijn bij Petitjan zes- stemmig en hebben een canoninstructie, waar- door een extra partij gegenereerd wordt. Na deze twee composities volgt opnieuw een
tekst waarin Petitjan als persoon naar voren komt. Ook dit chanson is zesstemmig en zal dus waarschijnlijk ook een extra partij genereren door middel van een canoninstructie. In de beide bewaard gebleven partijen zijn echter geen canoninstructies terug te vinden, waardoor slechts twee van de zes stemmen zijn bewaard gebleven. Vanwege het persoonlijke element, wordt hieronder de volledige tekst afgedrukt. CANTIONIS Xllll
Pour obtenir bon loz honneur richesse
Faveur de roy du duc et de ducesse Nous ont monstre la voye treshabile Ces deux seigneurs de langhe et cortevile Lesquels partant salue par ses notes Le petitjan comme ses patriotes. |
||||||||||||
31 Door Passereau (Attaingnant 1536), Gero (Gardane
1541), Certon (Du Chemin 1570), Millot (Le Roy & Ballard 1572), Roussel (Le Roy &. Ballard 1577) en Del Mei (Phalèse 1597). 32 Door Sermisy (Attaingnant 1542) en Certon (Le Roy &. Ballard 1570). |
||||||||||||
29 H. Vanhulst, 'Hubert Waelrant en Jan de Laet', in:
Antwerpse Muziekdrukken, vocale en instrumentale polyfonie (i6de-i8de eeuw) (Antwerpen 1996) 21-23, hier 22. 30 Deze gegevens zijn ontleend aan 'Base de la chanson du XVIe siècle': http://www.cesr.univ-tours. fr/Ricercar/newvers/basechanson/03231-o.htm. |
||||||||||||
^
|
||||||||||||
CANTIONUM MUSICARUM (D Ü SS ELDO RF 1563) 2 5
|
|||||||||||
De tekst verdient een toelichting." Het is zeer
goed mogelijk dat Petit Jan met'ces deux seig- neurs' doelt op respectievelijk Henri I d'Orléans, duc de Longueville, en Joost of Josse van Courte- ville. Henri I d'Orléans, gehuwd met Cathérine de Conzaga van Kleef, was in de godsdienstoorlogen een van de belangrijkste generaals van Hendrik van Navarra, de latere Franse koning Hendrik IV. Voor deze held werd na diens dood, in 1595, een gedenkteken opgericht, waarin de vier kardinale deugden zijn verwerkt. Dit grafmonument, in de vorm van een obelisk en bekend als de piramide de Longueville, bevindt zich sinds 1817 in het Lou- vre. Joost of Josse van Courteville werd geboren in de stad Belle (in het Frans: Bailleul), gelegen in de Franse Westhoek, een grensoverschrijdend en destijds door Vlaanderen en Frankrijk betwist gebied. Hij werd in november 1555 benoemd tot adjunct-secretaris in de Raad van State van de Nederlanden. In 1556 werd hij secretaris in de Raad van State en in de Geheime Raad 'suyvant la personne du roy' (de persoon van de koningvol- gende). In 1559 vertrok hij naar Spanje in het gevolg van Philips II en correspondeerde vandaar met Margaretha van Parma en met zijn vriend Om te verkrijgen goede naam, eer, rijkdom
Gunsten van koning, hertog en hertogin:
De meest geschikte weg daartoe hebben
ons gewezen
De beide heren van Longheville en
Courteville
Die Petit Jan bij zijn vertrek met zijn
muziek groet als zijn landgenoten
(uert. Dr. Ruud Meijer).
|
|||||||||||
Viglius.34 In 1561 werd hij tot griffier van de Orde
van het Gulden Vlies aangesteld. In 1567 kwam hij terug naar de Nederlanden als secretaris van de landvoogd Alva, voor wie hij de Franstalige cor- respondentie voerde. Courteville diende onge- vraagd een memorandum in, waarin hij pleitte voor een meer verzoenende aanpak van de pro- blemen in de Nederlanden en had ook de moed om Alva de heffing van de Tiende Penning te ontraden. Beide heren hebben elkaar waarschijn- lijk ontmoet in 1565 bij de Conferentie van Bayeux over het (vierde) huwelijk van Philips II met Anna van Oostenrijk. Petit Jan de Latre heeft mogelijk met deze
beide grote heren te maken gehad en ook hun gunsten mogen genieten. Deze verzen zouden dan betrekking hebben op zijn afscheid en vertrek naar het noorden. Misschien was Petitjan de grond te heet onder de voeten geworden door zijn voortdurende geldproblemen - zeker nu hem Ceorgvan Oostenrijk, zijn werkgever en machtige beschermheer was ontvallen-en moest hij daar- om op zoek naar een plek waar hij zich min of meer schuil kon houden. Dit zou althans verklaren waarom een musicus van aanzien, die Petitjan in zijn Luikse periode toch zeker was, zo'n dramati- sche wending in zijn carrière ondervond; want een functie als muziekleraar aan de Latijnse school in een provinciestadje als Amersfoort had bij lange na niet het aanzien van de functies die hij in Luik bekleedde. Als de twee heren die Petitjan in het onderhavige chanson aanspreekt inderdaad de genoemde heren waren en zij inderdaad een rol gespeeld hebben bij zijn vertrek naar het noorden, dan moeten we aannemen dat dit niet later dan in |
|||||||||||
3 3 Met dank aan drs. Janet van der Meulen voor haar
deskundige adviezen bij het vertalen van deze en de volgende tekst en voor het daarvoor door haar verrichte historisch onderzoek. Dat laatste geldt met name de mogelijke relatie tussen Petit Jan de Latre en de Heren van Longueville en Courteville. 34 Wigle van Aytta van Zwichem, uit het Fries gelatiniseerd tot Viglius ab Aytta |
|||||||||||
Zuichemus (° Swichum, 19 oktober 1507 -1 Brussel 8
mei 1577), was een vooraanstaand Nederlands staats- man, die vooral als rechtsgeleerde grote naam heeft gemaakt. Hij was een fervent verdediger van het katholi- cisme en als zodanig een trouwe aanhanger van Philips II. Hij was echter ook humanist in de stijl van Erasmus, die hij persoonlijk kende, (bron: Wikipedia) |
|||||||||||
20 S.H. GROOT
|
|||||||
De Nederlandse teksten
Bij de Nederlandstalige chansons, die weer
opnieuw vanaf I tot en met X geteld worden, is de bezetting veel meer gevarieerd dan bij de Franse. Vonden we bij de Franse chansons steeds vijfstemmigheid en alleen bij de laatste drie chansons zesstemmigheid, de Nederlandse wer- ken variëren van vierstemmigheid tot achtstem- migheid. De Cantiones I en II hebben een toene- mend aantal stemmen bij de opeenvolgende strofen: beginnend met vierstemmigheid en uitbreidend naar zesstemmigheid in de derde en laatste strofe van Cantionis I, resp. zevenstem- migheid in de vierde en laatste strofe van Cantio- nis II. Bij Cantionis III is niet meer zichtbaar voor De goede tijden liefhebben, zwaarmoedig-
heid verjagen, Zingend en spelend gaat dit welhaast vanzelf.
Alle droefenis achter zich laten, een vrolijk leven leiden, Dit alles zult gij vinden in een oord dat
Frans heette zijn En dat men ook wel Belle noemt. (uert. Dr. Ruud Meijer).
welk aantal stemmen de compositie bedoeld
was. Vermoedelijk zal het een vijfstemmige zet- ting geweest zijn, want door de aanwezigheid van een quinta pars is een geringer aantal stem- men dan vijf uitgesloten en door de afwezigheid van canoninstructies in de twee bewaard geble- ven partijen, waarmee een extra stem gegene- reerd zou kunnen worden, is een groter aantal stemmen onwaarschijnlijk (afgezien uiteraard van de mogelijkheid dat de canoninstructie in een van de ontbrekende stemmen gezeten heeft). Cantionis llll is een zesstemmige, Cantionis V en VI zijn beide voor vijf stemmen. Na de partij van Cantionis VI, die op de verso- zijde van folio Fij is geplaatst, ontbreken enkele |
|||||||
1559 is geweest, immers het jaar waarin Joost van
Courteville naar Spanje vertrok. Het zal zeker ook niet eerder dan 1557 zijn geweest, het jaar waarin Ceorgvan Oostenrijk overleed. We kunnen dus voorzichtig concluderen dat Petit Jan mogelijk al rond 1559 naar Amersfoort is gekomen. Ook het eerste gedicht uit de bundel heeft
naar alle waarschijnlijkheid te maken met een van Petit Jans genoemde beschermheren, Cour- teville. Met Belle wordt vrijwel zeker de plaats Bailleul bedoeld, waar, zoals hierboven al ver- meld Courteville geboren werd. Wellicht is dit eerste werk uit de bundel Cantionum Musicarum eveneens een persoonlijke boodschap van Petit Jan aan Josse de Courteville. CANTIONIS I
Bon temps aymer fuyr melancholye
En chant en Jeu eest choze naturelle Laisser tout duil mener joyeuse vie Le tout trouvrez en ung que Ion apelle Estre franchois portant surnom de belle. De overige Franse chansons zijn gemaakt op de
gangbare wereldlijke teksten over de liefde. Twee van deze teksten gaan over Lucretia. Zij was vol- gens de Romeinse overlevering de vrouw van LuciusTarquinius Collatinus, neef van de Romeinse tirannieke koning Lucius Tarquinius Superbus, die van 534-510 v.Chr. regeerde. Op zekere dag werd ze op brute wijze verkracht door Sextus Tarquinius Superbus, de zoon van de koning. Nadat Lucretia dit aan haar echtgenoot had verteld en hem liet zweren haar te wreken, pleegde ze zelfmoord. Daarop riepen Collatinus, Brutus en de vader van Lucretia het volk op tot wraak en werd het geslacht van deTarquinii ver- dreven. Collatinus en Brutus werden later als de stichters van de Romeinse Republiek gezien. Deze geschiedenis vormt de basis van Cantionis X Lucress' ung jour par force uiolee en Cantionis XI O coeur haultain o couralge pudicque. |
|||||||
CANTIONUM MUSICARUM ( D Ü SS 6LDO RF 1563) IJ
|
|||||||||||
bladen van de quinta pars. Hierna zijn nog slechts
twee bladen tevoorschijn gekomen, beide zonder dat er een katernnummerop leesbaar is. We vin- den op deze twee laatste bladen eerst de noten van Cantionis X (op de opeenvolgende recto- en versozijde van het ene blad), dan een pagina met lege notenbalken op de ene en tenslotte het druk- kerslogo van Baethen op de andere zijde. Als we er vanuit gaan dat er slechts volledige katernen van steeds vier bladen zijn gebruikt, is het waarschijn- lijk dat er precies vier bladen ontbreken, waarop de muziek voor CantionesVII-IX stond afgedrukt. We herkennen bij de Nederlandse chansons
een viertal teksten dat ook uit andere contempo- raine bronnen bekend zijn. Het gaat om Cantio- nis I, Het uiel ein hemels dauuoe; Cantionis II, Lustich amoreusegheesten; Cantionis VII, Alle myn gepeys doet my so wee; en Cantionis X, Een meisken fier heft my oerduit (geduld, toegelaten). De bundel Cantionum Musicarum is de enige bron voor de volledige tekst van dit laatste lied. Nederlandstalige kerstmotetten
Van de overige teksten vallen Cantionis III. Weest
nu uerhuecht en Cantionis VIM. Weest nu uerblyt wilt u uerjubileren op. Het gaat om verwante teksten die de verlossing door de geboorte van Christus bezingen. Ze zullen ongetwijfeld rond kerstmis en oud en nieuw gezongen zijn. Cantionis mi.
West nu verheucht en vermeerdert u deucht
ghy die duer Christum zyt bevryt
op dat ghy muecht in ewigervruecht
met die ghelovighe werden verblyt
Twelck u wil gheven hier in dit leeven
het kindeken claer in dit neuw jar
|
|||||||||||
Cantionis vim.
Weest nu verblyt wilt u verjubileren
wy syn bevryt als ons die Propheten leeren
een kynt erbar bringt ons wt den faer
Men vindet claer int openbar
een kyndeken eerbar
In Bethleem voerwaer
int soete nieuwe jar
Beide teksten hebben niet alleen een onderlinge
verwantschap, ze brengen ook het enige Nederlandstalige motet van Joannes Tollius in gedachten: CANTILENA BELGICA
Met vlyt aensyt, weest verblyt met iolyt,
Ghy Chrysten een paer,
Hy is ghebenedyt, die ons heeft bevryt
om nyt,
Vander helsche scaer.
Chrystus uwt syns Vaderscoet ghedaelt
is als een kynt gheboren,
heeft thelsche serpent vermaelt,
en verlost syn vwt vercoren.
Noet* blyder maer,
(*nooit)
Verhuecht ghy Chrysten scaer openbaer,
int soete niewe iaer.
Het kerstmotet van Tollius werd opgenomen op
de laatste pagina van de Moduli trium uocum (Commelinus, Heidelbergisgz).33 De restvan de bundel is gevuld met Latijnse motetten die gere- lateerd zijn aan de bisschopswijding van Marco Cornelio, die enkele jaren voordat de bundel in druk verscheen in Padua, waarTollius op dat moment werkzaam was, tot bisschop werd |
|||||||||||
hij deze tekst niet gekend heeft. De 'quinta pars' van dit
lied is namelijk verloren gegaan en die van de 'superior' is pas tijdens de restauratie die onlangs is uitgevoerd aan het licht gekomen. Het zat nog opgesloten in het pak- ketje van vijf verkleefde bladen. |
|||||||||||
35 J.W. Bonda, De meerstemmige Nederlandse liederen
van de vijftiende en zestiende eeuw, 213-215, constateert in zijn paragraaf'Kerstliederen' de overeenkomst tussen Cantionis UI van De Latre en de Cantilena belgica van Tollius. Cantionis VIII laat hij buiten beschouwing omdat |
|||||||||||
28 S.H. GROOT
|
|||||||||||
gewijd. De bundel is ook aan deze bisschop
opgedragen. Het Nederlandstalige kerstmotet, dat als opschrift 'cantilena belgica' heeft meege- kregen, lijkt in deze omgeving helemaal niet op z'n plaats. Het vermoeden is dan ook dat Tollius de gelegenheid kreeg om voor de lege laatste bladzijde van de Moduli nog een stuk naar eigen keuze aan te leveren. Het is niet waarschijnlijk dat Tollius in die jaren actief was met Nederland- se teksten, want in zijn omgeving waren er ver- moedelijk geen groepen zangers die daar iets mee konden. Het kerstlied zou dus wel eens terug kunnen gaan op zijn Amersfoortse peri- ode, zijn geboortestad die hij rond 1580 heeft verlaten. Noske36 veronderstelt in zijn artikel over dit
kerstmotet van Tollius eerst dat het tot het genre van de cantiones natalitiae (deze term wordt specifiek gebruikt voor Vlaamse kerstliederen uit de 17' eeuw) gerekend zou kunnen worden, waar- van het dan zelfs de vroegste verschijning zou zijn. Even verderop in zijn tekst weerlegt hij dit, waarbij de constructie van de overige motetten in de bundel als argument wordt gebruikt. In mijn visie is er geen directe relatie tussen dit kerstmotet en de overige motetten in de bundel Moduli trium uocum, maar ik deel de conclusie dat we niet met een soort voorloper van de can- tiones natalitiae te maken hebben. Immers zijn de cantiones natalitiae vooral homofoon van opzet, en is de muziek van Tollius (en ook die van Petit Jan, voorzover nog zichtbaar in de bewaard gebleven partijen) veel polyfoner van opzet. Bovendien zijn de cantiones natalitiae gebonden aan een Antwerpse traditie, terwijl we hier met Noord-Nederlandse muziek, ja misschien zelfs |
|||||||||||
met een specifiek Amersfoortse traditie, te
maken hebben. De tekst van de 'cantilena belgica' van Tollius
zou heel goed uit dezelfde omgeving afkomstig kunnen zijn als de twee vergelijkbare teksten die Petit Jan op muziek gezet heeft, namelijk die van de Amersfoortse Latijnse school. In de tijd dat Petit Jan er als muziekleraar werkte zal Tollius er schoolgegaan zijn. Ook de aanduiding 'cantilena belgica'zelf zou voor deze aanname nog een vingerwijzing kunnen zijn. Reynders vermeldt in zijn gedenkboek over de Amersfoortse Latijnse school in het hoofdstuk'Opvoering van tooneel- spelen enz.' namelijk dat de rector, soms ook de conrector, jaarlijks een Latijns gedicht maakte dat 'carmen' of'cantilena' werd genoemd. De tekst werd doorgaans verwerkt in een lied dat door de leerlingen dagelijks 's morgens en 's avonds aangeheven werd, gaande naar en komende van school.37 Bloemendal levert hier- over nog aanvullende informatie: 'Ook schreven rectoren cantilenae, jaarzangen, of carmina scho- lastica, schoolzangen, die door hun leerlingen werden gezongen. Dit gebeurde eenmaal per jaar, bijvoorbeeld ter gelegenheid van kerst of Sint-Maarten (11 november), in de kerk of op een plein. De vrome inhoud van de zangen en het optreden van de leerlingen zullen ouders, scho- larchen en stadsbesturen hebben aangesproken en daarmee de plaats van de school in de samen- leving hebben verstevigd'.38 Realiseren we ons daarbij dat kerstliederen van oudsher de enige liederen in de volkstaal waren die een plaats heb- ben gevonden binnen een viering naast de litur- gische gezangen39 en dat de leerlingen van de Latijnse school bij die liturgische uitvoeringen |
|||||||||||
55. 38 J. Bloemendal, Spiegel van het dagelijks leven?
Latijnse schooien toneel in de noordelijke Nederlanden in de zestiende ene zeventiende eeuw (Zeven Provinciën- reeks 22, Hilversum 2003), 23. 39 Bonda, o.c, 213. |
|||||||||||
36 F. Noske, 'Een driestemmig Nederlands kerstlied van
Joannes Tollius (1597)', in: Tijdschrift van de Vereniging voor Nederlandse Muziekgeschiedenis 33 (1983), 101-107, hier 103. 37 H.J. Reynders, Gedenkboek van het stedelijk gymnasium te Amersfoort 1376-1926 (Amersfoort 1928), |
|||||||||||
CANTIONUM MUSICARUM (D Ü SS E LDORF 1563) 20,
|
|||||||
een rol speelden (zie hierboven het citaat uit de
aanstellingsbrief van Edanus), dan lijkt het niet onmogelijk dat we in de teksten van de kerstlie- deren van Petitjan en Tollius met een locale, Amersfoortse traditie te maken hebben. De aan- duiding'cantilena'zou dan kunnen verwijzen naarde oorsprong van de tekst binnen de Latijn- se school, waarbij de toevoeging 'belgica' speci- aal verwijst naar het feit dat de tekst in de Neder- landse taal is gesteld (dus in tegenstelling tot de 'gewone' cantilenae, die in het Latijn waren gesteld). Mogelijk bestond er dus binnen de Latijnse school van Amersfoort de gewoonte om rond de kerst een tekst te doen uitgaan waarin een aantal vaste thema's werden verwerkt en ofwel hebben zowel Petitjan als Tollius voor de muziek gezorgd, ofwel hebben ze een meerstem- mige zettinggemaakt bij de gebruikte melodie. De twee werken van Petitjan geven ons ook nog een indicatie over zijn verblijf alhier. Immers lijkt het niet waarschijnlijk dat er binnen de Latijnse school twee verschillende kerstliederen in hetzelfde jaar gezongen zullen zijn. Evenmin lijkt het waarschijnlijk dat het kerstlied voons63 al ruim vóór september van dat jaar, het moment dat de bundel in druk verschenen is, gereed was. Als we dus aannemen dat de twee kerstmotetten in de bundel Cantionum Musicarum in de sfeer van de Latijnse school als een 'cantilena belgica' zijn ontstaan, dan zouden ze hoogstwaarschijn- lijk voor de jaren 1561 en 1562 bedoeld zijn geweest. Opnieuw een aanwijzing dat Petitjan in 1563 al enkele jaren in Amersfoort verbleef. Hard bewijs voor deze stelling ontbreekt echter nog. De overige Nederlandse teksten
Het Cantionum Musicarum levert nog de volgen-
de Nederlandse teksten, die - voor zover was na te gaan-alleen in deze bundel voorkomen. Over Cantionis VI schrijft Bonda 'De uitwerking van dit motief van bedrog en andere liefdes kan soms tot merkwaardige wendingen leiden. In een lied van |
|||||||
Jean Petit [sic] de Latre, waarvan de tekst ver-
moedelijk van de hand van een Amersfoortse dichter is, onderhoudt de minnaar zijn geliefde over de mogelijke gebeurtenissen na zijn dood. Hij lijdt onder de gedachte dat zij, na zijn eventu- ele voortijdige dood, zich aan een ander zal ver- binden. Het is in de minnelyriek een ongebruike- lijke wending, maar desalniettemin een sprekend voorbeeld van hoe men zich kon laten gaan in de ongeneeslijke melancholie van de liefde'.40 Kennelijk veronderstelt Bonda een locale
oorsprong bij de teksten die niet van elders bekend zijn. Van een overtuigend locaal dialect is evenwel geen sprake. Alleen voor de mengtaal- tekst is een Amersfoortse oorsprong met zeker- heid aan te wijzen. In hoeverre dat voor de ande- re teksten geldt is niet te zeggen, maar het kan evenmin uitgesloten worden. Conclusie
De tweede helft van de i6e eeuw heeft voor
Amersfoort een aantal muzikale wapenfeiten opgeleverd, die je in zo'n kleine provinciestad niet direct zou verwachten. De aanwezigheid van een componist van het formaat van Petitjan de Latre in de jaren rond 1563 resulteerde in een speciaal voor Amersfoort gedrukt muziekboekje, waarvan helaas slechts enkele restanten bewaard zijn gebleven. Daarnaast moeten we ons realise- ren dat Jan van Tol (ca. 1550-ca. 1625) -die later als Joannes Tollius in Italië en Denemarken furo- re zou maken - de Latijnse school bezocht zal hebben op het moment dat Petitjan de Latre er muziekleraar was. In hoeverre Petitjan een impuls heeft kunnen geven aan de muzikale ont- wikkelingvan Tollius is niet meer te achterhalen, aangenomen magechterwel worden dat Jan van Tol zijn eerste muzieklessen kreeg van niemand minder dan Petitjan de Latre. 40 J.W. Bonda, De meerstemmige Nederlandse liederen
van de vijftiende en zestiende eeuw (Hilversum 1996), 172-173.
|
|||||||
4~s%+****** m^**"»—vi—■—~
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
icuRumMifoiuGtpii
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ö3
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
o.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
o
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
o
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
QL
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
\
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
>**;
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tor5jató?oa^fiD^ fetwtonn
---------------_________•
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
o c
o o |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
o
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
o
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
o o o
o O o |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
o,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
o o
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
v<;
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
.Ofil\
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
'GENACHT GELIEFDEN! VOOR EEUWIG GENACHT!' 31
|
||||||||||||
Op 17 augustus 1835 schoot Lucas Kier van Ootmarsum de tante
van zijn vrouw dood. Hij deed dat om haar uit te verlossen uit de hel waarin de aarde het jaar tevoren bij het Laatste Oordeel was veranderd. Hoewel de moordenaar alom bekend stond als een godsdienstwaanzinnige veroordeelde het Hof van Assisen te Amsterdam hem tot de strop. Omdat de executie van een geesteszieke al te aanstootgevend zou zijn kreeg hij gratie. Voor zijn familieleden was het leed daarmee niet geleden. Tot hun grote verdriet werd op kermissen en jaarmarkten een lied op de moord gezongen. |
||||||||||||
Er bestaat geen afbeelding van hem maar het is
wel bekend hoe hij eruitzag. Het doodvonnis begint met het signalement van de moordenaar: lengte 1 el, 7 palm en 4 duim (=174 cm), ovaal gezicht, ronde kin, blauwe ogen, bruin haar, grijs- achtige baard, gezonde gelaatskleur.1 Aan de rechtbank gaf hij een verkeerde leeftijd op (tweeënveertig). Ten tijde van de moord was hij drieënveertig, tijdens het proces-tweeënhalve maand later-vierenveertig. Lucas Kier (roepnaam Kier) van Ootmarsum
werd op 14 oktober 1790 gedoopt in de hervorm- de St. Joriskerk te Amersfoort als zoon van Albertvan Ootmarsum en Ceertruida van Hou- ten. De Van Ootmarsums woonden toen sinds twee generaties in Amersfoort. In 1759 trouwde Alberts vader, Lucas Kier(s) van Ootmarsum uit Wanneperveen (Overijssel), met Christina Bos. Het paar vestigde zich in Amersfoort, de woon- plaats van de bruid. Hun eerste zoon noemden zij Kier, een etymologisch onduidelijke voor- naam -wellicht afgeleid van Quirinus-die voor- al voorkomt in de provincies Friesland, Gronin- |
||||||||||||
gen en Drenthe.2 Kleinzoon Lucas Kier zou later
vier van zijn kinderen Kier als tweede voornaam geven. Grootvader Lucas Kier voer als beurtschipper
op Rotterdam. Ook zijn zoon Kier en kleinzoon Jacobus - de broer van de moordenaar - waren beurtschippers, respectievelijk op Amsterdam en Rotterdam. Vader Albert verkocht sterke dranken tabakspijpen. Op 31 augustus 1814 ging hij een compagnonschap aan met Lucas Kier, de oudste van zijn twee zonen. De twee verklaarden zich te hebben geassocieerd onder de firmanaam L.K. van Ootmarsum &. Comp. Alberts inbreng vertegenwoordigde een waarde van vijfduizend gulden, waarvan 3800 gulden voorde handels- voorraad en gereedschappen. De uitstaande vorderingen van 3600 gulden werden wegens dubieuze debiteuren afgewaardeerd tot 1200 gulden. Albert liet de dagelijkse leidingvan de firma geheel over aan Lucas Kier, die alleen zijn arbeid inbracht. De stille en de werkende ven- noot kwamen overeen de nettowinst gelijkelijk te zullen delen.3 |
||||||||||||
1 Noord-Hollands Archief, Hof van Assisen inv. nr. 66,
arrest Van Ootmarsum 31-10-1835. 2 Nederlandse Voor- namen Databank (www.meertens.knaw.nl). 3 Archief |
||||||||||||
Eemland, Notariële archieven inv. nr. ATo57aoo2/i35,
akte van compagnonschap 31-8-1814. |
||||||||||||
32 ICNAZ MATTHEY
|
||||||||||||||||||||
De weduwe zat er warmpjes bij. Bij haar dood
bezat zij acht huizen in Amersfoort, roerende goederen ter waarde van 2000 gulden, 290 gulden aan contant geld, een staatsobligatie van 200 gulden en tien onderhandse schuldbekente- nissen ter waarde van ruim 9000 gulden. Van Ootmarsum was verreweg haar belangrijkste debiteur. In de jaren 1819-1824 wist hij vijf keer een grote lening bij tante los te peuteren: achter- eenvolgens van 1000 gulden (juli 1819), 600 gul- den (maart 1820), 2000 gulden (juni 1820), 1900 gulden (juli 1821) en 440 gulden (maart 1824).6 Voor een tijd waarin arbeiders vijftig cent a anderhalve gulden per dag verdienden waren dat enorme bedragen. Tabak
Na verloop van tijd is Van Ootmarsum naast zijn
nering in sterke drank en tabakspijpen ook tabak gaan verbouwen. Die onderneming moet de bodemloze put zijn geweest waarin het van tante geleende geld verdween. De omgeving van Amersfoort had in de 17= en 18= eeuw een flore- rende tabaksteelt gekend. Ook in de tijd van het Continentaal Stelsel hadden de tabaksplanters goede zaken gedaan. Na 1813 zette echter een dalende trend in en omstreeks 1870 was het met de bedrijfstak gedaan. Dat kwam onder meer door de concurrentie van buitenlandse tabak, eerst de Amerikaanse (Kentucky, Virginia) en vanaf omstreeks 1850 ook de Javaanse. Een ande- re reden was het in onbruik raken van het tabak snuiven en de opmars van de sigaar. In tegenstel- ling tot de Betuwse tabak leende die uit de regio Amersfoort zich niet goed voor de fabricage van sigaren. De neergang van de Amersfoortse |
||||||||||||||||||||
jj«:ic u'ttiïïuisiuiHüUtae
|
||||||||||||||||||||
XV
|
||||||||||||||||||||
xümBti', i>':r>\..r. ■ :■;
&iffialPïiKiiait'l«ta;-a.- toi)!aiu'etüi)iunïiui*iw
jjefeüinfabitKt'ttftó m!ti«afuRartni6 ijiutia DüBKta j)au!Bs cfeuw |
||||||||||||||||||||
Het Beest met Zeven Koppen uit de Openbaring van
Johannes. Houtsnede uit de Hollandse apocalyps, Haarlem, tweede kwart vijftiende eeuw. |
||||||||||||||||||||
Op 31 januari 1810 trouwde Lucas Kier met
Cornelia Henrietta van Leeuwen uit Naarden, uit welk huwelijk in de jaren 1810-1832 twaalf kinde- ren werden geboren.4 Zij was een nicht van de weduwe Christina van Sandbrink-van Leeuwen, de vrouw die Lucas Kier later zou vermoorden. Tante heeft lange tijd 'met goed succes' een tap- perij uitgebaat. In de kadastrale legger van 1832 staat zij nogvermeld als kasteleinse. Volgens het testament dat zij het jaar daarop maakte was ze toen zonder beroep.5 |
||||||||||||||||||||
4 Archief Eemland, klapper huwelijken gerecht Amers-
foort; digitale stamboom Amersfoort(www.archiefeem- land.nl) 5 Digitale kadastrale atlas Amersfoort (www.archiefeemland.nl); Archief Eemland, Notariële |
||||||||||||||||||||
archieven inv. nr. ATo57ao25/i 56, testament van
7-8-1833. 6 Archief Eemland, Notariële archieven inv. nr. ATo57a02Cj/i59, boedelinventaris opgemaakt op 12, 16,17 en 19-10-1835. |
||||||||||||||||||||
ii
|
||||||||||||||||||||
'genacht geliefden! voor eeuwic genacht!' 32
|
|||||||||||||
Tabaksschuur en -veld aan de Hogeweg in Amers-
foort. In de schuur hangen bladeren te drogen. Ook is te zien hoe de oogst in manden wordt gepakt en op een wagen geladen. Gravure van Paulus van Liender, 1759. Collectie Museum Flehite. |
|||||||||||||
Helmich Warneke, die een fortuin verdiende in
de tabaksteelt.8 Van Ootmarsum daarentegen ging eraan ten onder. In mei 1826 was de nood zo hoog dat hij bij tante een partij tabak ter waarde van bijna vierduizend gulden beleende. Het ging om drie 'gewassen' (oogsten) inlandse tabak beste kwaliteit van de jaren 1823,1824 en 1825 en een gewas uitschot van 1825 thans liggende op drie stapels in de schuur op de Zuidwind'.9 Dit paardenmiddel mocht niet baten. Vier
maanden later zag de onfortuinlijke planter zich gedwongen zijn activiteiten te beëindigen. Op 21 september verkocht hij aan de koopman Bartho- lomeus Poort 'een partij tabak in bladen bestaan- de in acht duizend Nederlandsche ponden aard- |
|||||||||||||
tabaksteelt werd af en toe onderbroken door
tijdelijke oplevingen, maar in de tijd dat Van Oot- marsum zich ermee bezighield ging het hard bergafwaarts. In de jaren 1822-1828 halveerde de oppervlakte van het met tabak beplante areaal in de gemeente Amersfoort.7 De schuur waar Van Ootmarsum zijn tabak
liet drogen stond naast boerderij De Zuidwind in de buurtschap Hamersveld (gemeente Leusden). Vlak langs deze nog steeds bestaande boerderij (HamersveldsewegHÖ) loopt de Tabaksteeg. In 1708 kwam De Zuidwind in bezit van de Duitser |
|||||||||||||
Notariële archieven inv. nr. ATo57a029/i59,
boedelinventaris van oktober 1835. |
|||||||||||||
7 J.J. Herks, De geschiedenis van de Amersfoortse tabak.
's-Gravenhage, 1967, p. 216-232. 8 www.tabaksteeg.nl/ cms/naamgeving-30i9.html 9 Archief Eemland, |
|||||||||||||
2A ICNAZ MATTHEY
|
|||||||
en zandgoed, uitschot en best van het gewas van
deze jare achttienhonderd zesentwintig, een bruin bles paard, een bruin paard beiden glad- tands, een boerenwagen geolyd met hoepels en huif, een veldkar geolyd met dito, een stortkar, een rolwagen en een ploeg, een wagen en chais- tuig met eenige zeelen en kussens, tien vim rog, twee en twintig vim haver, een partijtje hooi, een partij dakpannen, een partij tabaksluiken, een partij leggers, stapelhouten, planken, manden, matten, een losse deel, kruijwagens, plantebak- ken, een partij tabaksspijlen en eenige kleine voorwerpen'.10 Dat alles bracht 2200 gulden op: ongeveer een kwart van het bedrag dat tante van hem te vorderen had. Toen zij niet meer over de brug wilde komen stak hij zich bij anderen verder in de schulden. Van kwaad tot erger
Aanvankelijk had de weduwe nicht Cornelia en
haar man tot erfgenamen benoemd. Uit vrees dat bij haar dood de hele erfenis naar Van Oot- marsums crediteuren zou gaan, veranderde zij in augustus 1833 haar testament. Aan Cornelia legateerde zij haar kleding, tafel- en bedlinnen, goud- en zilverwerk en juwelen. Cornelia en haar echtgenoot, of de langstlevende van hen beiden, werden bedacht met het levenslange vruchtgebruik van de nalatenschap maar de erfenis zelf zou naar hun kinderen gaan. De weduwe wees twee executeurs-testamentair aan. Zij moesten het onroerend goed verkopen, de opbrengst daarvan beleggen in effecten of hypotheken en de jaarlijkse baten van die beleg- gingen uitkeren aan de vruchtgebruiker(s).11 Toen Van Ootmarsum van de testament- 10 Archief Eemland, Notariële archieven inv.
ATo55fon/965, transportakte van 21-9-1826. 1Archief Eemland, Notariële archieven inv. nr. ATo57ao25/i56, testament van 7-8-1833. 12 NoHollands Archief, Hof van Assisen inv. nr. 543/2 |
wijzing hoorde schijnt hij te hebben gezegd:
'Nu ben ik geheel verloren!'. Voortaan kon hij zijn crediteuren niet langer paaien met het voor- uitzicht dat hem en zijn vrouw een grote erfenis te wachten stond. Hij probeerde meer greep op tante te krijgen door haar voor te stellen bij hem in te trekken, maar daar had zij geen oren naar.12 Geplaagd door chronische geldnood ging
Van Ootmarsum op zoek naar een vaste bron van inkomsten. In mei 1833 trad hij in overheidsdienst als schatter van de personele belasting te Amers- foort. In de loop van 1834 ging hij tegenover col- lega's teekenen van verstandsverbijstering en gedeeltelijke zinneloosheid' vertonen. Het kostte hem zijn aanstelling als belastingambtenaar.13 Naar eigen zeggen had Van Ootmarsum
sinds maart 1834 'geen rust noch genoegen' meer gekend, maar al in 1832 waren er verschijnselen van krankzinnigheid aan het licht getreden. Ver- moedelijk is zijn aanleg tot een psychiatrische aandoening toen geactiveerd doordat in dat jaar binnen drie dagen twee van zijn kinderen overle- den: op 30 september de vierjarige Emond en op 2 oktober Gerard, een baby van vijf maanden.14 Hoogstwaarschijnlijk zijn beide kinderen slacht- offers geweest van de cholera-epidemie waar- door Nederland in de tweede helft van 1832 werd bezocht en die in Amersfoort eind september, begin oktober haar hoogtepunt bereikte. Op 11 oktober brachten B 8c Waan de gouverneur van Utrecht verslag uit over de tot dan toe getroffen bestrijdingsmaatregelen. Direct nadat de overlij- densverklaringwas afgegeven gingen 'van stads- wege bezoldigden' over tot het kisten, waarna ze de naden van de kist met pek dicht smeerden. Het huis werd van stadswege gereinigd door het dossier Van Ootmarsum (getuigeverklaring Dirk Klerk).
13 Nationaal Archief, Ministerie van Justitie 1813-1876 inv. nr. 950,11-3-1836/49 (verklaringen van diverse belastingambtenaren uit Amersfoort). 14 Digitale stam- boom Amersfoort. |
||||||
'genacht geliefden! voor eeuwig genacht!' 25
|
|||||||||||
met zoutzuur te beroken en vervolgens met kalk
gewit. Beddestro 'en andere liggingsstukken' van de overledene werden verbrand.15 Dat alles moet het overlijden van een dierbare extra gruwelijk hebben gemaakt en voor een labiele persoonlijk- heid als Van Ootmarsum zal het nog traumatise- render zijn geweest. Blijkens een getuigenverklaring van de huis-
arts van het gezin, Abraham van der Leeuw, brouwde Van Ootmarsum een drankje tegen de cholera.16 Hij verstrekte dat ook aan anderen, aanvankelijk gratis en later tegen betaling. Toen Van der Leeuw hem bezwoer daarmee op te hou- den kreeg hij als antwoord: 'Gij weet niets van de cholera.'Van Ootmarsum beschouwde het als zijn opdracht met het uitdelen van het drankje door te gaan 'omdat hem dit middel door onzen lieven Heer in een droom was geopenbaard'. Van der Leeuw verklaarde verder dat Van
Ootmarsum hem in 1834 verscheidene keren had geconsulteerd en toen 'verwarde redeneringen hield, steeds op hetzelve punt terug komende, klagende over een aanhoudende angst, dan eens zeggende dat hij geheel leeg was, daar alles bij hem verteerd was, dan eens dat hij zijn hart, long en lever had uitgespogen, en dat alle de medicij- nen, welke hij comparant aan hem gaf, niets zou- den kunnen helpen'.17 Dat laatste had Van Ootmarsum goed gezien.
Tegen de immense innerlijke leegte die hij voel- de-plastisch vertaald in het waandenkbeeld van het holle lichaam - stond de toenmalige medi- sche wetenschap machteloos. Tegen de cholera |
|||||||||||
trouwens ook. Een effectieve behandeling van
die ziekte werd pas mogelijk nadat Robert Koch in 1883 de cholerabacterie had ontdekt. Een paar jaar eerder, in 1880, beschreef de Franse neuro- loog Jules Cotard als eerste de aandoening waar- aan Van Ootmarsum leed. Kenmerkend voor het syndroom van Cotard, een zeldzame stoornis die meestal op latere leeftijd optreedt, zijn nihilisti- sche wanen, zoals de overtuiging geen inwendige organen of bloed meerte bezitten. In de ergste vorm van het syndroom geloven de patiënten dat ze rotten of dood zijn en wordt de ontkenning van het eigen bestaan uitgebreid tot de hele wereld. Paradoxaal genoeg gaat deze ontkenning van het bestaan vaak gepaard met suïcidale nei- gingen. Sommige onderzoekers beschouwen het syndroom van Cotard als een afzonderlijke aan- doening. Volgens anderen is het een subsyn- droom van een depressieve, schizofrene of psy- cho-organische stoornis, bijvoorbeeld ten gevol- ge van een hersenbeschadiging. Bij de behande- ling worden tegenwoordig psychofarmaca en elektroshocks ingezet.18 Van Ootmarsums wanen zijn goed gedocu-
menteerd. Behalve Van der Leeuw en de ex-colle- ga's bij de belastingdienst hebben allerlei andere personen getuigenissen over zijn krankzinnig- heid afgelegd, onder wie enkele van zijn buren uit de St. Andriesstraat. Bovendien beschikken we over drie dramatische brieven waarin Van Ootmarsum uitgebreid ingaat op zijn obsessies. Petronella de Jager ontweek haar buurman
sinds hij 'gekke en verwarde praat' uitsloeg. Op |
|||||||||||
18 M. David Enoch en William Trethowan, Uncommon
psychiatrie syndromes. Oxford, derde druk 1991, p. 162-183; Y. Madani en B.G.C. Sabbe, 'Het cotardsyn- droom', Tijdschrift voor psychiatrie 49 (2007), p. 49-53. Dr. Madani was zo vriendelijk mijn tekst te lezen. Haar indruk is dat het bij Van O otmarsum ging om een psy- chotische depressie. Er zijn aanwijzingen dat de elektro- shocktherapie vooral effectief is bij Cotard-patiënten van het depressieve type. |
|||||||||||
15 Archief Eemland, Gemeentebestuur Amersfoort
1811-1945 inv. nr. 3138, B & W aan gouverneur Utrecht 11-10-1832. 16 Over dergelijke drankjes (vaak op basis van brandewijn) en andere 'geheime geneesmiddelen' tegen de cholera zie P.D. 't Hart, Utrecht en de cholera 1832-1910. Zutphen, 1990, p. 54-57. 17 Noord-Hollands Archief, Hof van Assisen inv. nr. 543/2878, dossier Van Ootmarsum. Aldaar ook de hierna geciteerde getuigen- verklaringen en Van Ootmarsums afscheidsbrieven. |
|||||||||||
36 ICNAZ MATTHEY
|
||||||||||||||||||||
een keer had hij tegen haar gezegd 'dat hij zijn
hart, long en lever kwijt was en niets meer dan spieren over had'. Daarna was de engerd dichter bij haar gekomen 'zeggende dat hij haar eens aan wilde zien, terwijl het zoo een wonderlijke wae- reld was, en dat de menschen alle dood waren'. De wever Anthony Moesman, die sinds een
jaar pal naast hem woonde, verklaarde dat Van Ootmarsum doorgaans verstandige taal sprak 'doch ook meermalen verwarde dingen daartus- schen mengde, zeggende onder anderen dat de weereld er niet meer was, dat hij in het tweede leven verkeerde en dat het menschdom in 1834 een einde had genomen, ofschoon wij nog in schijn bestonden, er zouden geen kinderen of dieren meer geboren worden, er zouden geen vruchten meer voortkomen, en dat de sterren niet meer op de gewone plaats stonden, en dat hij tegenwoordig geheel van ijzeren staal was, zoodat men niet meer gemakkelijk door zijn keel konde komen'. Volgens de krankenbezoeker Dirk Klerk, die
hem al 21 jaar kende, was Van Ootmarsum altijd een verstandig en godsdienstig man geweest tot- dat hij sinds een half jaar'allerlei godslasterlijke denkbeelden aan den dag legde, sprekende dat zijn lighaam was veranderd, dat de tijd voorbij was en het menschdom zich thans in de eeuwigheid en de hel bevond, dat de natuur niets meer voort- bragt, en dergelijke ongerijmdheden meer, dat zijn hals van ijzer was waardoor men er met geen mes door zou kunnen snijden, dat hij geen long of lever meer had en meerdere andere praat'. Bij zijn arrestatie droeg Van Ootmarsum de
sleutel bij zich van het slot op een lessenaar in zijn woning. Het meubel werd naar de gevange- nis gebracht en daar in het bijzijn van de ver- |
||||||||||||||||||||
"Jéicée&to'tS'** (/ fji t'~i^'-
|
||||||||||||||||||||
V" v , , r, ,, .. .-. ^u^a.
|
||||||||||||||||||||
J,..... ;;, ..,•>,..-...
|
||||||||||||||||||||
/■ / ■
|
||||||||||||||||||||
t
Briefje, ingesloten bij Van Ootmarsums
afscheidsbrief van 18 juli 1835. Noord- Hollands Archief, Hof van Assisen Amsterdam. Eerste pagina van de afscheidsbrief van 18 juli
1835. Noord-Hollands Archief, Hof van Assisen Amsterdam. |
||||||||||||||||||||
dachte geopend. In de lessenaar bleken drie
afscheidsbrieven te liggen en een briefje met de tekst: 'Dit pistool behoord aan broeder J. van Ootmarsum. Geef het hem terug.'Op 18 juli 1835, een maand voor de moord, schreef Van Ootmar- sum de lange afscheidsbrief aan zijn vrouw en drie van zijn kinderen. De twee andere brieven, aan zijn vader en broer, dateren beide van 27 juli. In de brief aan zijn vrouw en kinderen ver-
wijst Van Ootmarsum herhaaldelijk naar de voor- naamste inspiratiebron van zijn wanen: de Open- baring van Johannes, het bijbelboek dat in de loop der eeuwen heel wat gelovigen het hoofd op hol heeft gebracht-ook in het nuchtere Nederland.19 Omstreeks 1830 leefden verwach- tingen over het nabije Einde der Tijden en de |
||||||||||||||||||||
19 Eugen Weber, Apocalypses. Prophecies, cults and
mittenial beliefs through the ages. Cambridge (Mass.), 1999. Voor een andere moordenaar die geïnspireerd werd door de Openbaring van Johannes zie K.W. |
||||||||||||||||||||
Ideler,Geschiedkundige voorstelling der verschillende
vormen van den godsdienstigen waanzin. Uit het Duits vertaald door N.B. Donkersloot. Schoonhoven, 1851, p.209-210. |
||||||||||||||||||||
'genacht geliefden! voor eeuwig genacht!' 27
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
7/
|
éCÓk
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
/
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
e-n
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
/:
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
)tV
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ï.'V/AU/',
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
/C^7
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
-e* , %,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3r
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
f/t > </tuï7) é?i\ Ia ~d//<>
|
„<*2
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
/ //
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
<a_
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
-•
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vcycAet /, i i\-a ó?.*t -Act
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
&2 .., ./' . V.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^ <&■.-ï ,'/u
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
■ ■ ^| 111. ^3 _____________________________
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
/,L^ ' Aj'jU^ » I v /"■ ^ t2^? ^ A.Ê^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
',-, ^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^^^XS^^^I
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
v^.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
'-..S/e* d^:,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
:
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
38 ICNAZ MATTHEY
|
||||||||||||||||||
gebracht. Ook het al even despotische Otto-
maanse Rijk stond op instorten. Volgens Hentzepeter zou het niet lang meer duren: 'Wij zijn dan tot den avond van den grooten zaterdag genaderd, de wereldweek is bijna afgelopen.'21 Voor Van Ootmarsum stond het vast dat
Christus in 1834 in tegenwoordigheid van 'vele duizende engelen' het laatste gericht had gehou- den. Het deel van de wereld 'waarTurken Paus invloed gehad hebben'- een ontlening aan Hentzepeter? - was onder het geweld van rol- lende donders, bliksems en aardbevingen 'in den put des afgronds geworpen, terwijl wij allen met dezelve geworpen zijn'. In de na de ondergang ontstane schijnwereld wilde hij niet meer leven. Het was hem onmogelijk geworden voor zijn gezin te werken. Aan eten beleefde hij geen genoegen meer en hij kon ook niet slapen 'want eigenlijk slapen doet men niet meer, men ligt slegts in zwijmeling door een gevulde buik en wordt hierbij gekweld door helsche dromen'. Vandaar dat hij zich genoodzaakt zag een eind aan zijn leven te maken. Na de afscheidsgroet in de brief aan zijn broer Jacobus ('Cenacht gelief- den! Voor eeuwig genacht!') volgt nog een post- scriptum met het verzoek hem de volgende laat- ste dienst te bewijzen: 'Weest zoo goed en zorgt dat mij mijne
zenuwe aan den hals geheel gehalleveerd wordt, opdat ik geheel gedood worde en ik door gedachten welke in mij zouden kunnen overblij- ven niet eeuwig gepijnigd worde. Want mijnen worm sterft anders niet en de grond doet ook niet rotten. Als het al regent is het slegts zwavel en salpeter en kan in het graf niet doordringen bij een altoos durende droogte.' Van zijn twaalf kinderen waren er ten tijde
|
||||||||||||||||||
|g| EERSTE en LAATSTE TIJDEN,
|
||||||||||||||||||
HET BEGIN ES HET EINDE
|
||||||||||||||||||
) &K00tt WleKclb~&CV0llltu , fj§
j ' " i
""" > ;
11. HENTZEPETER,
|
||||||||||||||||||
Te AMSTERDAM 1
1832.
|
||||||||||||||||||
Titelpagina van een van Hentzepeters
brochures, 1832. Wederkomst van Christus onder meer in kringen
van het Reveil en de Zwijndrechtse Nieuwlich- ters. De bekendste Nederlandse eindtijdprofeet uit de eerste helft van de 19= eeuw was Hendrik Hentzepeter (1781-1845), in het dagelijks leven portier van het Mauritshuis in Den Haag. Deze autodidact publiceerde maar liefst achttien apo- calyptische brochures (afb. 4).20 Volgens Hentze- peter was het begin van het einde begonnen met de opkomst van het 'ten verderve voerend libera- lismus' tijdens de Franse Revolutie. In Europa, waar de 'priesterheerschappij' van paus en jezu- ieten tot dan toe de dienst had uitgemaakt, waren de tronen van de despotische roomse vorsten door dat liberalisme aan het wankelen |
||||||||||||||||||
20 J. van Eijnatten,'Hollandse Apocalyps. Eindtijd-
lectuur en publieke vertogen in Nederland, 1740-1840', Jaarboek voor de geschiedenis van het Nederlands protes- tantisme na 180o, 8 (2000), p. 37-40. 21 Hendrik |
Henaepeter,Gebeurtenissen der eerste en laatste tijden,
welke in betrekking staan tot het begin en einde der Groote Wereld-Revolutie. Amsterdam, 1832, p. 43. |
|||||||||||||||||
'CENACHT GELIEFDEN! VOOR EEUWIG GENACHT!' O Q
|
|||||||||||
van de moord nog zes in leven. In de aanhef van
de op 18 juli 1835 geschreven afscheidsbrief richt Van Ootmarsum zich tot drie van hen: Matje Adriana (20 jaar),Jacobus Lambertus (13 jaar) en Lucas Cornelius (9 jaar). Ceertruida Christina (25 jaar), Antonius Jacobus (23 jaar) en Albertus (19 jaar) worden niet genoemd, wat erop wijst dat hij met deze kinderen overhoop lag. Dat geldt in elk geval voor zijn oudste dochter, die kennis had gekregen aan Fokke Kingma, onderwijzer te Oudega. Omdat haar vader Fokke niet zag zitten als schoonzoon werd notaris Schijvliet als bemid- delaar ingeschakeld. Op 1 augustus 1835 vroeg Schijvliet ten huize van de Van Ootmarsums namens Ceertruida, die toen in Leeuwarden verbleef, aan de ouders toestemming voor het huwelijk. Van Ootmarsum reageerde daarop met een botte afwijzing. Het antwoord van moeder Henrietta was: 'Wat mij betreft, geef ik volgaarne mijn toestemming tot het huwelijk mijner doch- ter, dewijl ik die verlang gelukkig te zien.'22 Twaalf dagen daarna gaf de vader alsnog zijn toestem- mingen weer vier dagen later trouwden Ceer- truida en Fokke in Leeuwarden.23 Gezien het interval tussen de huwelijksdatum en de geboor- tedatum van het eerste kind zou de bruid zwan- ger kunnen zijn geweest.24 Van Ootmarsum woonde de huwelijkssluiting niet bij. Op de dag van de bruiloft bracht hij tante om het leven.25 Het gedoe rond Ceertruida's huwelijk zal hem de laatste duw in de fatale richting hebben gegeven. De moord
Na zijn vertrek bij de belastingdienst, eind 1834,
voerde Van Ootmarsum niets meer uit om aan de kost te komen. Tante nam hem dat zeer |
|||||||||||
kwalijk. Eind juli 1835 las zij hem de les over zijn
luiheid, traagheid en verwaarlozing van zijn gezin. Hij was toen driftig opgestaan en had met de vuist op tafel slaand gezegd: 'Ik verdom om te werken.'Waarop tante, uit vrees dat hij haar iets zou aandoen, hem zo snel mogelijk de deur uit loodste. Een week voor de moord liet Van Ootmar-
sum aan buurman Moesman een pistool zien 'zeggende zie zoo, nu ben ik gerust, nu kan ik sterven wanneer ik wil'. Volgens Moesman betrof het een ouderwets wapen van een type dat hij herkende van de slag bij Waterloo, waarin hij had meegevochten. Van Ootmarsum vertelde van zijn voornemen om het pistool te laden met twee kogels. Vanwege het gevaar dat het wapen in zijn hand zou ontploffen raadde Moesman hem dat af, maar hij hield vast aan zijn plan: 'dat moet ik zoo doen, dan springt de kop beter in tween (...) er nogmaals bijvoegende: als het maar niet in mijne handen springt'. Tevergeefs had Moesman op hem ingepraat om hem het pistool afhandig te maken. Daags voor de moord ging Van Ootmarsum
op bezoek bij de onder Hoogland woonachtige tolgaarder en landbouwer Hermanus van Bek- kum, die in de jaren 1820-1827 zÜn knecht was geweest. Hij oreerde daar weer eens over de ondergang van de wereld en maakte middels enkele bewegingen duidelijk dat hij zich met een pistool van het leven wilde beroven. Op 17 augustus belde Van Ootmarsum
's avonds om ongeveer kwart voor zes aan bij tantes woning in de Langestraat. Blijkens zijn latere bekentenis was hij van huis gegaan 'met oogmerk om mij zelve van kant te maken, maar |
|||||||||||
22 Archief Eemland, Notariële archieven inv. nr.
ATo57ao29/i23, akte van 1-8-1835. 23 Database Genlias. De akte van consent wordt vermeld in de index op de minuten van notaris Schijvliet. De minuut zelf is niet meer aanwezig. 24 Het kind werd op 23 mei 1836 |
geboren, 37 weken na de huwelijkssluiting (Database
Genlias). De zwangerschapsduur voor een voldragen kind varieert tussen 37 en 41 weken. 25 Het nu volgende is gebaseerd op het procesdossier (Noord- Hollands Archief, Hof van Assisen inv. nr. 543/2878}. |
||||||||||
40 ICNAZ MATTHEY
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
- ... ,„...:.. . .../-..,.....
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
-'-'-'.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
■■■--. w,;.. ,..--.-'.•/ ■..... ....■„,
- - ... . ■ :..,. '..'v-'./.-'., és...
■; -
;.i /,',-..-. f-j /ƒ.:..,. ■;,,,.■ ^./ "..^ ,„.:/ fiJ«JJ°Jg
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
--.',- -^..zi.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
<-/.'
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
.'.:..•
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^-fi......<<••■• .
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
... ,-t-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zi ./..
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
é&
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Situatieschets van de moordlocatie,
afkomstig uit het procesdossier. Noord-Hollands Archief, Hof van Assisen Amsterdam. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ik kon daartoe niet besluiten voor dat ik mijne
tante van de martelaarsdood had bevrijd'. Hij had haar gedood om te voorkomen dat zij 'hier op aarde in eenen allerongelukkigste toestand zoude achterblijven'. Bij Van Ootmarsums binnenkomst zat de
weduwe koffie te drinken met Jannetje van der Kuilen, de zuster van haar dienstmeid Cijsje. Jannetje kwam haar al jarenlang groente en eie- ren bezorgen. Omstreeks zes uur stuurde Van Ootmarsum Cijsje weg om een boodschap te doen, waarna Jannetje ook opstapte. Toen ze Jannetje de deur uitliet zei de weduwe tegen haar: 'Ik zoude u wel het geld geven van de boo- nen voor de volgende keer, maar ik durf geen geld voor den dag te halen, want dan zoude Kier |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mij daarom mogelijk vermoorden, want hij heeft
de gantsche vorige week met een pistool in zijn zak gelopen.'Jannetje stelde daarop voor bij haar te blijven totdat Cijsje terug zou zijn. Tante wim- pelde dat aanbod afzeggende, als hij wat begint dan zal ik burengerucht maken'. Over de toedracht van de moord die hij tus-
sen zeven en half acht op de zeventigjarige weduwe pleegde, gaf Van Ootmarsum na zijn arrestatie de volgende details: 'Ik heb het pistool daar in huis geladen, en toen tante naar achteren ging volbragt ik de daad. Ik heb haar omgebragt op het oogenblik dat zij vóór mij uit zich naar achteren begaf en schoot haar het pistool digt bij het hoofd af, zoodat zij in eens dood voor over stortte.' Om half acht zag een buurvrouw hem |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
'CENACHT GELIEFDEN! VOOR EEUWIG CENACHT!' A1
|
|||||||
het huis verlaten via het op de Krankeledenstraat
uitkomende poortje (nr. 18 van de situatieschets uit het procesdossier, afb. 5). Hij struikelde toen en maakte op haar de indruk dronken te zijn. Kort daarop betrad Cijsje het huis onder de
uitroep 'blijf maar juffrouw, ik ben het, wetende dat hare meesteres gewoonlijk zeer schrikachtig was'. In de gang zag zij vonken -de halsdoek en het jak van de weduwe hadden door het pistool- schot vlam gevat- maar door de invallende duis- ternis kon zij eerst niet zien waardoor die veroor- zaakt werden. Toen Cijsje ontdekte dat haar tas- tende hand was neergedaald op het gezicht van de weduwe begon zij te schreeuwen: 'Moord! Help! O God! De juffrouw ligt in de gang te bran- den!' Op het moment dat een buurman en diens knecht op haar gekrijs toesnelden hing er nog een zware kruitdamp in de gang. De mandenmaker Codert Meester, een buur-
man, liep naar het huis van de familie Van Oot- marsum in de St. Andriesstraat om de onheilstij- ding over te brengen. Van Ootmarsum zat daar ogenschijnlijk rustig met zijn vrouw buiten op een bank. Op Meesters mededeling 'dat de mejufvrouw Sandbrink in haar bloed lag te wen- telen' reageerde hij laconiek: 'Tante zal eene beroerte gekregen hebben.'Van Ootmarsum ging met Meester naar het huis van de weduwe. Daar hield hij zich van de domme door een van de omstanders te vragen: 'Wat mag hier toch wel aan de hand zijn?'. Toen hij het huis wilde bin- nengaan arresteerde de politie hem. Terwijl politieagent Cijsbert van Doornik
bezig was met zijn onderzoek ter plekke hoorde hij omstreeks negen uur die avond 'Brand, brand!' roepen. Hij ging naar het achterhuis en zag daar rook en vlammen uit het dak komen. Even later trof Van Doornik op het tussenzol- dertje een brandende mand met turfmolm en sprokkelhout aan. Met behulp van een paar emmers water bluste hij het brandje. De vol- gende dag trof Van Doornik bij nadere inspectie |
|||||||
van het zoldertje onder een stapel houtskolen
de met bloed bevlekte bovenmuts aan die de weduwe op de dag van de moord had gedragen. Toen haar lijk werd gevonden had ze alleen een ondermuts op. Tijdens de verhoren heeft Van Ootmarsum
steeds staande gehouden dat hij 'het brandende mutsje'van tantes hoofd had getrokken en het op het zoldertje had gegooid vanuit het belen- dende portaaltje. Volgens de politie kon de brand in de mand alleen zijn ontstaan doordat Van Ootmarsum via de gereedstaande ladder op het zoldertje was geklommen, daar met het brandende mutsje het hout in de mand had aan- gestoken en vervolgens het mutsje onder de houtskolen had verborgen. Als dat waar was had de moordenaar zich ook schuldig gemaakt aan opzettelijke brandstichting. Op opzettelijke brandstichting stond in de
toenmalige Nederlandse strafwet de doodstraf, ongeacht de omvang en gevolgen van de brand en ook wanneer er geen mensenlevens in gevaar waren geweest. Door een vertaalfout in het des- betreffende artikel 434 was de Nederlandse edi- tie van de Code Pénal op dit punt veel strenger uitgevallen dan het Franse origineel. In 1842 is zelfs iemand ter dood veroordeeld wegens het aansteken van een paar hoopjes riet, hoewel er geen bebouwing in de buurt was.26 Het proces
Daags na de moord werd Van Ootmarsum voor
de eerste keer verhoord door W. Ras, waarne- mend rechter ter instructie van de rechtbank van eerste aanleg te Amersfoort. Hij gaf toen toe de weduwe te hebben gedood. Het tweede verhoor moest worden gestaakt omdat hij alle vragen beantwoordde met'Ik kan mij niets herinneren.' 26 Sibo van Ruller, Genade voor recht. Gratieverlening
aan ter dood veroordeelden in Nederland 1806-18/0. Zutphen, 1987^.99. |
|||||||
42 ICNAZ MATTHEY
|
||||||||
Bij Ras rees de verdenking met een simulant van
doen te hebben, en dat niet alleen vanwege Van Ootmarsums gedrag tijdens de verhoren. De door allerlei getuigen gerapporteerde krankzin- nige uitspraken in de aan de moord voorafgaan- de maanden zouden -zo hield Ras de verdachte tijdens het derde verhoor voor-wel eens kun- nen berustten op zijn toeleg'om eenmaal in het een of ander ongeval daarvan in uw belang gebruik te maken'. Uiteraard ondervroeg Ras de verdachte ook over zijn motief voor de delicten: Ras 'Besloot gij misschien uwe tante van kant
te maken, het huis in brand te steken, en daar- door den moord te bedekken terwijl uwe schuld- bekentenissen daarbij werden vernietigd?' Van Ootmarsum 'Neen, dat is niet zo, ik
begeerde geen geld of goed van mijn tante. Wat den brand betreft, meen ik wel te weten dat het mutsje uitgedoofd was; en in die veronderstelling heb ik het mutsje op het zoldertje geworpen.' De toenmalige procedure voor de berechting
van zware delicten kende de nodige omwegen.27 Op grond van de door Ras afgenomen verhoren besliste de raadkamer van de rechtbank te Amersfoort medio september dat Van Ootmar- sum vervolgd moest worden wegens moord en opzettelijke brandstichting. De stukken werden vervolgens opgestuurd naar het Hooggerechts- hof in Den Haag, dat Van Ootmarsum officieel in staat van beschuldiging stelde en hem voor de feitelijke berechting verwees naar het Hof van Assisen te Amsterdam. De behandeling van de zaak vond daar plaats op 29,30 en 31 oktober. Er werden negentien getuigen gehoord. De aankla- ger, procureur-crimineel mr. RW. Provó Kluit, verwierp de mogelijkheid dat Van Ootmarsum in een vlaag van waanzin had gehandeld. Zijns inziens lieten de getuigenverklaringen over Van Ootmarsums krankzinnigheid onverlet dat de verdachte op de fatale dag voldoende bij zinnen was geweest om bij het plegen van zijn wan- daden met beleid te werk te gaan. Hij was de |
||||||||
zolder opgeklommen om brand te stichten en
om dat te verheimelijken had hij daarna het mutsje verborgen. Volgens Provó Kluit was ook de 'gemoedsverwarring' die verdachte tijdens de verhoren aan de dag had gelegd gesimuleerd. Het Hof bevond Van Ootmarsum op 31 okto-
ber 1835 schuldig aan 'moedwillige doodslag met voorbedachte rade, gevolgd door het moedwillig in brand steken van brandbare stoffen waardoor een brand in het gebouw moest ontstaan'. Naar het oordeel van de rechters verkeerde hij bij het bedrijven van deze delicten niet in een zodanige staat van krankzinnigheid dat de daden hem niet konden worden aangerekend. Op de slotvraag of hij nog iets op te merken had antwoordde Van Ootmarsum 'Neen!'. Hij werd veroordeeld om 'op een schavot aan eene galg met de koorde te worden gestraft dat er de dood na volge'. De president van het Hof deelde hem mee dat hij drie dagen de tijd had om in cassatie te gaan en vermaande de veroordeelde tenslotte 'tot gela- tenheid en onderwerping aan het lot dat hem te wachten stond'.28 Over de verdediging door mr. P.J.Teding van
Berkhout zijn geen details bekend, zodat we er naar moeten gissen wat hij heeft aangevoerd om de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte aan te vechten. Artikel 64 van de Code Pénal luidde: 'Daar is noch misdaad noch wanbedrijf, zoo wanneer de beklaagde ten tijde van het feit in staat van krankzinnigheid was, of wanneer hij door overmagt gedwongen werd.' De wet voor- zag niet in verminderde toerekeningsvatbaar- heid. Rechters die het verweer van krankzinnig- heid accepteerden moesten de verdachte van rechtsvervolging ontslaan en hadden in het kader van een strafzaak niet de mogelijkheid om de 27 D. Wiersma, Moord en sensatie in de negentiende
eeuw. Leiden, 1969, p. 77-78. 28 Noord-Hollands Archief, Hof van Assisen inv. nr. 31, proces-verbaal van de zitting op 30-10 en 31-10-1835. |
||||||||
k
|
||||||||
'CENACHT GELIEFDEN! VOOR EEUWIG GENACHT!' /5
|
|||||||||||
maatschappij te beschermen door dwangverple-
ging op te leggen.29 Er was hun dus veel aan gele- gen om aanspraken op ontoerekeningsvatbaar- heid te bestrijden, desnoods met gelegenheids- argumenten. Een beroep op artikel 64 had alleen kans van slagen wanneer de ontoerekeningsvat- baarheid ten tijde van het delict boven alle twij- fel verheven was, zoals bij zwaar verstandelijk gehandicapten en geesteszieken die de hele dag met wilde ogen en het schuim op de mond rond- liepen. Zo iemand was Van Ootmarsum niet. Volgens de eerder aangehaalde getuigenverkla- ring van buurman Moesman redeneerde hij het ene moment verstandig en sloeg hij even later wartaal uit. Dat de verdachte de weduwe moedwillig om
het leven had gebracht viel moeilijk te betwisten, ook al vanwege zijn eigen bekentenis: hij had tante 'de martelaarsdood' willen besparen. Naar mag worden aangenomen heeft Teding van Berk- hout naar voren gebracht dat de opzet op dood- slag voortvloeide uit de krankzinnigheid van de dader. De advocaat kon zich daarbij beroepen op allerlei getuigenissen over krankzinnig gedrag in de maanden voorafgaande aan de moord. Die verklaringen zijn door de rechters niet in twijfel getrokken, maar ze bewezen huns inziens niet dat de verdachte ook tijdens het plegen van de delic- ten buiten zinnen was geweest. In de ogen van de rechtbank wist Van Ootmarsum bij het bedrijven van zijn misdaden wel degelijk wat hij deed. Voor wat de moord betreft was het tegendeel
daarvan moeilijk aan te tonen. Bij de brandstich- ting lag de zaak anders. Hier had de advocaat gegronde reden om de ten laste gelegde opzet aan te vechten. Uit het aangevoerde feitenmate- |
riaal mocht dan overtuigend zijn gebleken dat de
mand op het zoldertje door Van Ootmarsums toedoen vlam had gevat, dit toonde alleen aan dat zijn verklaring op dit punt onjuist, zo men wil leugenachtig was. Daarmee was wel de brand- stichting, maar nog niet de opzet daartoe bewe- zen. Justitie is er steeds van uitgegaan dat Van Ootmarsum door brand te stichten de in het huis aanwezige schuldbekentenissen te zijner laste heeft willen vernietigen. Daarvoor is echter geen enkele feitelijke aanwijzing gevonden. Na de moord werd bij het doorzoeken van het huis niets vermist, ook niet het beursje met 'eenig geld' dat de weduwe bij zich droeg. Alles wijst erop dat Van Ootmarsum in paniek heeft gehan- deld toen hij het smeulende mutsje eerst in de mand gooide en daarna onder de houtskolen legde. Als hij werkelijk brand had willen stichten zou hij wel heel stom te werk zijn gegaan, want pas anderhalf of twee uur later waren er rook en vlammen merkbaar. Zijn bewering in de veron- derstelling te hebben verkeerd dat het mutsje niet meer brandde op het moment dat hij zich ervan ontdeed was alleszins geloofwaardig, ook al loog hij later, toen hij hoorde dat door zijn toedoen brand was ontstaan, over de wijze waar- op hij het corpus delicti had weggewerkt. Met andere woorden: wat de aanklager en rechters hebben opgevat als een bewijs voor opzettelijke brandstichting past goed in het beeld dat de dader niet bij zinnen is geweest. Tegenwoordig krijgt een volledig ontoereke-
ningsvatbare pleger van een delict tbs opgelegd. Bij verminderde toerekeningsvatbaarheid - waarin diverse gradaties worden onderschei- den - kan de rechtbank een straf combineren |
||||||||||
toezicht op krankzinnigen, dl. 1. 's-Gravenhage, 1975,
p. 17; F. Koetsier, De rechterlijke machtiging volgens de Krankzinnigenwet en het 'recht op opneming'. Een wets- historische studie. Den Haag, 1980, p. 31). |
|||||||||||
29 Wel voorzag een K.B. van 12 februari 1814 in de
mogelijkheid om geestelijk gestoorden op verzoek van de naastbestaanden of op eis van een officier van justitie te laten opnemen, maar dit vereiste een omslachtige procedure (P. van der Esch, Geschiedenis van het staats- |
|||||||||||
44 ICNAZ MATTHEY
|
||||||||||||
met een van de twee soorten tbs. De genuan-
ceerde wetgeving weerspiegelt de voortgeschre- den inzichten over geestelijke stoornissen. In Van Ootmarsums tijd stond de psychiatrie nog in de kinderschoenen en had zij nauwelijks invloed op de opvattingen van justitiële autoriteiten. Het zou tot het eind van de 19= eeuw duren alvorens rechters de expertise van psychiaters en psycho- logen gingen benutten.30 Proceskosten
Op 3 novemben835 ging Van Ootmarsum in
cassatie bij het Hooggerechtshof, dat op 30 december het arrest van het Hof van Assisen bevestigde.31 Intussen had zijn vrouw, die bij haar dochter in Oudega was ingetrokken, de koning verzocht om kwijtschelding van de verschul- digde proceskosten ad 207 gulden en 5/2 cent. Haar financiële vooruitzichten waren bedroe- vend. In januari 1836 nam zij de door tante nage- laten berg kleren en andere spullen in ontvangst. De waarde daarvan was bij de boedelinventarisa- tie getaxeerd op 785 gulden en 85 cent.32 Het haar toekomende vruchtgebruik van de erfenis bood onvoldoende soelaas, ook al vanwege Van Ootmarsums enorme schulden bij zijn tante en andere crediteuren. Gedurende de minderjarig- heid van haar jongste kinderen moest ze het stellen met een jaarinkomen van 220 gulden: bijna evenveel als de proceskosten. Het verzoek om kwijtschelding werd ondersteund door de gouverneur van Friesland, die te kennen gaf dat zelfs een betaling in termijnen 'voor haar zoo niet ondoenlijk, ten minste voor als nog hoogst bezwaarlijk zal zijn'. Ministervan Justitie Van Maanen was het daarmee op zich eens, maar |
||||||||||||
vond kwijtschelding principieel onjuist omdat
zijns inziens de betaling van proceskosten moest worden gezien als de teruggave van door het Rijk voorgeschoten gelden. Hij wilde geen precedent scheppen door het bedrag kwijt te schelden, maar stelde wel een soepele afbetalingsregeling in tien jaarlijkse termijnen voor. Op advies van de ministervan Financiën besloot de koning de vaststelling van de afbetalingstermijnen over te laten aan de gouverneur van Friesland.33 Gratiëring
Een zestigtal personen is voor de ter dood ver-
oordeelde en diens naasten in de bres gespron- gen door een gratierekest te ondertekenen of een schriftelijke verklaring over de eerzaamheid van zijn familieleden af te leggen.34 Een van de drie gratierekesten werd ingediend door de her- vormde predikant W. van der Leeuw, die belast was met 'de belangrijke en hoogst moeyelijke taak' om Van Ootmarsum 'voor den overgang in de eeuwigheid te bereiden'. Van der Leeuw bestempelde de veroordeelde als 'eenen boven alle beschrijving ongevoeligen mensch'. Sinds de eerste keer dat hij hem in de gevangenis opzocht had Van Ootmarsum beweerd zich van geen kwaad bewust te zijn. De dominee had van alles ondernomen om na te gaan of hij simuleerde en was tot de conclusie gekomen 'dat deze onge- voeligheid het gevolg is van eene zinsverbijste- ring, van zeer duistere, verharde en ongerijmde denkbeelden omtrent de Godsdienst en den tegenwoordigen toestand der wereld'. Van der Leeuw voelde zich daarom in zijn geweten ver- plicht de koning te verzoeken Van Ootmarsum genade te schenken op grond van 'zijnen tegen- |
||||||||||||
30 Over de negentiende-eeuwse opvattingen inzake
toerekeningsvatbaarheid zie Van Ruller, p. 164-181. 31 Nationaal Archief, Hooggerechtshof inv. nrs. 594 (cas- satieverzoek 3-11-1835) en 604/1205 (arrest 30-12-1835). 32 Archief Eemland, Notariële archieven inv. nr. |
ATo57ao3o/i6, akte van kwijting 11-1-1836. 33 Natio-
naal Archief, Staatssecretarie inv. nr. 4200, KB van 6-12-1836/4. 34 De hierna geciteerde gratierekesten en schriftelijke verklaringen bevinden zich in Nationaal Archief, Ministerie van Justitie inv. nr. 950,11-3-1836/49. |
|||||||||||
i
|
||||||||||||
'CENACHT GELIEFDEN! VOOR EEUWIG CENACHT!' 45
|
|||||||
gen zoo heillooze gevolgen zijner handelingen,
niet heeft kunnen inzien'. Bij tal van stadgeno- ten stond hij al geruime tijd bekend 'als het volle gebruik zijner verstandelijke vermogens niet meer bezittende'. Ook zijn huidige toe- stand getuigde van volslagen zinneloosheid, althans verstandsverbijstering. Het was treurig om te zien hoe hij 'wiens hart vroeger voor gevoelige aandoeningen vatbaar was, thans met eene koude onverschilligheid zijn lot en het ongeluk van zijne betrekkingen aanstaart'. Aan het slot van hun rekest wezen vader Albert, broer Jacobus en echtgenote Cornelia op het leed dat een voltrekking van het doodvonnis voor hen persoonlijk zou betekenen 'als beho- rende tot eene deftige burgerfamilie'. In het door de minister van Justitie aange-
legde dossier over de gratiëring bevindt zich een aantal verklaringen die beoogden het gra- tieverzoek kracht bij te zetten door de eerzaam- heid van de familie Van Ootmarsum te onder- strepen. Zo hebben B 8c W van Amersfoort op 20 november 1835 een officiële verklaring afge- geven waarin de stuk voor stuk opgesomde gezinsleden van de veroordeelde worden aan- gemerkt als leden van een familie 'welke van vroeger tijden af aan tot de deftige familien dezer stad heeft behoord' en daarom 'alle medelijden en aanbeveling'verdient. Hoewel Van Ootmarsums oudste dochter
Geertruida pas een paar maanden in Oudega woonde verklaarden drie dorpsgenoten over haar en haar echtgenoot Fokke Kingma dat beiden 'ter goeder naam en faam bestendig bekend geweest zijn (...) als te zijn van een ordentelijk, oppas- send, braaf en zedelijk gedrag'. E. Jurjens, beurt- schippervan Amsterdam op Sneek, gaf een gun- stig getuigschrift af over Van Ootmarsums oud- ste zoon Albert, die een jaar bij hem in dienst was geweest. Over zoon Antonie zitten zelfs drie van dergelijke door grutters afgegeven werk- geversverklaringen in hetgratiedossier. |
|||||||
woordigen toestand'. Die laatste woorden wer-
den door de rekestrant onderstreept om de schijn te vermijden zich te verzetten tegen de opvattingvan het Hof dat de misdaden niet in een vlaag van waanzin waren gepleegd. In Amersfoort wekte het lot dat de veroor-
deelde en diens familie te wachten stond veel deernis. Drieènveertig inwoners van de stad ver- zochten de koning genade voor recht te laten gelden. Onder hen waren wie vierentwintig her- vormde, lutherse en katholieke kerkelijke nota- belen (ouderlingen, kerkenraadsleden, diakenen, kerkmeesters), drie (oud)gemeenteraadsleden, de stadsdokter, de stadschirurgijn en de stads- drukker. Zij karakteriseerden Van Ootmarsum als iemand die vroeger, voordat hij ten prooi viel aan verstandsverbijstering, zich 'steeds ordent- lijk en godsdienstig en in eene kerkelijke bedie- ningzelfs mild en weldadig jegens zijne verarm- de stadgenooten heeft betoond'. De rekestran- ten wezen er ook op dat de veroordeelde 'behoort tot eene deftige familie terwijl ook der- zelver gedrag alle aanprijzing verdient'. Zij zaten er echter niet op te wachten de moordenaar weer in hun midden op te nemen. Hun verzoek was de doodstraf om te zetten 'in zoodanige detentie waardoor Lucas Kier van Ootmarsum wel buiten staat wordt gesteld om den maat- schappij eenige schade toe te brengen'. Het gratierekest van Van Ootmarsums
vader, broer en vrouw is gezien de formulerin- gen vermoedelijk opgesteld door zijn advocaat of een andere juridisch onderlegde adviseur. Indieners van gratierekesten werden geacht het vonnis niet te betwisten. Overeenkomstig die ongeschreven regel verklaarde het genoemde drietal zich niet te willen verzetten tegen de opvatting van het Hof inzake Van Ootmarsums toerekeningsvatbaarheid tijdens het plegen van de delicten. Niettemin stond het volgens hen vast dat hij op dat moment 'de voor zich zelven zoo schrikkelijke en vooral voor zijne betrekkin- |
|||||||
A.6 ICNAZ MATTHEY
|
||||||||
Het lijkt wel of het gratieverzoek niet zozeer
voor Lucas Kier zelf maar omwille van zijn gezin werd gedaan. Zo is het door sommigen ook opgevat. Opmerkelijk in dit verband zijn de kant- tekeningen die mr. Provó Kluit bij het gratiever- zoek maakte.35 Als aanklager in de zaak was hij verzocht om 'consideratie en berigt' (formeel niet hetzelfde als advies, al kwam het daar meestal wel op neer).36 Provó Kluit gaf onom- wonden toe met die opdracht in zijn maag te zitten. Hij vond Van Ootmarsum een doortrapte misdadiger,'een last voor zich zelven, zijne betrekkingen en geheel de maatschappij". In januari had de veroordeelde hem enkele rare briefjes geschreven. Naar aanleiding daarvan bezocht hij de moordenaar een paar keer in zijn cel en kreeg toen allerlei 'gekken klap' te horen. Bij die gelegenheden wekte Van Ootmarsum bij Provó Kluit de indruk te simuleren. Het sterkte hem in de overtuiging'dat het gaat om een boos en gevaarlijk man, die wel door het ongeluk niet meer is, wien hij was, en schijnbaar wat wezen- loos, maar hoogst gevaarlijk, ongevoelig en ondoorgrondelijk'. Voor Van Ootmarsum zelf kon hij geen enkele consideratie opbrengen maar met diens familieleden had hij te doen. De gunstige getuigenissen waarop zij zich beriepen waren door hem onderzocht en in orde bevon- den. Vandaar dat hij in overweging gaf het gratie- verzoek in te willigen 'niet om des misdadigers wille, maar om den wille van hun'. Als zijn familie niet zo keurig was geweest
had Van Ootmarsum wat Provó Kluit betreft dus geëxecuteerd mogen worden. Die opvatting druist in tegen het rechtvaardigheidsgevoel van ons eenentwintigste-eeuwers. We vinden dat de beslissing om al dan niet te gratiëren alleen moet worden bepaald door overwegingen die de ver- oordeelde zelf raken: in de rechtsbedeling hoort enkel het gelijkheidsbeginsel te heersen. In de minder individualistisch ingestelde 19= eeuw dachten velen daar anders over, hoewel de toen- |
||||||||
malige Nederlandse rechterlijke autoriteiten
over het algemeen genomen beducht waren voor het verwijt van klassejustitie.37 In haar eind februari 1836 uitgebrachte advies
bepleitte de gratiecommissie van het Hoogge- rechtshof de doodstraf kwijt te schelden. Uiter- aard tornde de commissie niet aan het oordeel van het Hof van Assisen over Van Ootmarsums toerekeningsvatbaarheid ten tijde van zijn mis- daden. Haar uitgangspunt voor het advies om te gratiëren was het krankzinnige gedrag dat de dader vóór en na de moord aan de dag had gelegd. De commissie heeft het leed voor de familieleden en hun achtenswaardigheid in haar overwegingen betrokken maar daaraan niet zoveel gewicht toegekend als Provó Kluit, voor wie dat de enige reden was om gratie te verlenen. De argumentatie van de commissie was dat de terechtstelling van iemand die alom bekendstaat als een krankzinnige aanstootgevend zou zijn en daardoor haar afschrikwekkende werking zou missen: 'Zal het dan niet als een wreedheid beschouwd worden dat men een' zoodanigen ongelukkigen op een schavot zal doen sterven? Zal het geheele oogmerk der straf, de afschrik voor en verbetering van anderen, niet geheel verloren gaan, en zelfs eene nadeelige uitwerking doen? Zullen zijne achtenswaardige naastbe- staanden niet zeer gegriefd worden, wanneer zij, zeker bewust van des veroordeeldens verstands- verbijstering hem zien sterven als een doortrapte en verachtingswaardige booswicht?' Behalve kwijtschelding van de doodstraf
omvatte het advies de aanbeveling'om ter voor- koming van verdere ongelukken en nadeelen voorde maatschappij de opsluiting van den ver- oordeelde gedurende zijn geheele leven te beve- len in een der tuchthuizen binnen het rijk'. De 35 Nationaal Archief, Hooggerechtshof inv. nr. 656,
nota Provó Kluit 13-1-1836. 36 Van Ruller, p. 58-59. 37 Van Ruller, p. 160. |
||||||||
i.
|
||||||||
bekende TVijs,
|
||||||||||||||||||||||||||
Op
|
||||||||||||||||||||||||||
5. Zijn hoop was geld en goed,
Te beërven met speed . Maar zijn hoop verduisterd ras,
Daar hij, daar van in alles basterd van was ,
Dit brengt hem zeer in druk,
Nu beklaagt en betreurd hij zijn ongeluk,
Zoo herdenkt hij zijn vorig leven ,
Nu gaat hij verder voort,
En denkt slechts aan een wreede moord.
6. Hij treed de kamer in,
Met vollen moed en zin, Om aan zijn tante een moord te doen ,
Daar juist de meid de deur uit gaat een boodschap
Nu zat daar nog een vrouw, (doen,
Daar van had hij nu spijt, en ook berouw,
Jannetje van Keulen heeft zij geiieten,
Die kort daar na vertrekt,
Hij terstond zijn moordtuig trekt.
|
||||||||||||||||||||||||||
ï. Ach vrienden hoort dit'lied ,
Wat er is geschied, Binnen de stad van Amersfoort, "Van LukasKier, zoo hoort men een wreede moord, Daar hij als Kastelein , Ach vrienden luister toe, zo« groot als klein,
Koor luiheid die hem meester maakte, Door drank en slecht gedrag, Heeft hem dit steeds te weeg gehragt. 2. Zijn tante een brave vrouw,
Hielp hem uit druk en rouw, Redde hem thans met een som geld, Twaalf duizend guldens hem toe geteld, Zij sprak help « hier mee, Maar ziet daar was hij nog niet mee te vree, Hij bleef aan 't drinken en aan 't zwieren, Zoo dat zijn stand wel eer, Minderde meer, al meer, al meer. . 5t Kocht een arij, j ' Moir dH Vagt he.u l-.'i li/, '
Deze aflaire duurde niet lang, Doch hij bleef gestadig maar aan de gang, Zijn vrouw die 6mcekte hem , Mijn lieve man houdt op, wij komen in do klem, Beschouwd! mij, met u zes kinderen, Hij sprak: zwijg stil, zwijg stil, Ik zal doen steeds mijne wil. 4. Zijn tante die dit hoort,
Die gaat steeds spoedig voort, Naar de Notaris dadelijk heen , Sprak heeren hoort, aanhoort eens na mijn ïeen, Maakt mij een testament, Maar. oiet op Lu kas Kier, uw wel bekend, Maar maakt alles op zijn zes kinderen, Want ziet zijn slecht gedrag, Ik niet meer aanschouwen mag. K |
||||||||||||||||||||||||||
•j. Vliegt op zijn tante af,
Sprak hier, hier is u-.v straf, , En trekt terstond nu het pistool,
Hij sprak hier is het juist waar ik op dool. Zijn tante schrikte zser: En riep, o! groole God! en Hemel Heer, Doch , bij hem was geen ontferming, Hij trekt, het schot gaat af, Daar legt gij nu voor uwe straf. 8. Ziet eens wat groote schond,
Hij steekt het huis in brand , |
||||||||||||||||||||||||||
Beschouwd nog eens "ip1 tantes lijk .
Terwijl een koude gril zijn leden strijkt, Verlaat het huis in vlam , Ook dit men spoedig reeds vernam en kwam, Om den brand hier s.;eurL< te blussen, Maar wat ontdekt men klaar, Het vermoorde lijk ligt daar. |
||||||||||||||||||||||||||
'
|
||||||||||||||||||||||||||
Het moordlied. Nationaal Archief, Ministerie
van Binnenlandse Zaken 1813-1864 inv. nr. 2439. |
||||||||||||||||||||||||||
ministervan Justitie onderschreef het advies en
op 9 maarti836 verleende Willem I de moorde- naar gratie.38 Op de eerste bladzijde van het gra- tieadvies maakte de koning een aantekening in potlood. Hij deed daarin de suggestie Van Oot- marsum niet in een tuchthuis maar in een krank- zinnigengesticht ('dolhuis') te plaatsen en liep daarmee vooruit op latere wettelijke regelingen voorde dwangverpleging van geesteszieke mis- dadigers. De aanbeveling van de koning is niet |
||||||||||||||||||||||||||
opgevolgd. Van Ootmarsum werd medio maart
overgebracht naar het tuchthuis te Leeuwarden, waar hij de rest van zijn leven zou slijten.39 Het moordlied-
In 1836 of begin 1837 verscheen bij T.C. Hoffers in Rotterdam een lied op de moord. Zoals te doen gebruikelijk bij dergelijke liedblaadjes is het gedrukt op goedkoop grauw papier.40 Eveneens ter besparing van de kosten werd voorde illustra- |
||||||||||||||||||||||||||
38 Nationaal Archief, Staatssecretarie inv. nr. 4116, KB
van 9-3-1836/22. 39 Tresoar, Archieven gevangeniswe- zen inv. nr. 1009, inschrijvingsregister tuchthuis Leeu- warden 17-3-1836, nr. 2253. 40 Over de druktechnische |
||||||||||||||||||||||||||
aspecten zie Arie van den Berg, 'Lopend nieuws. De
marktzanger als wandelend journaal', Literatuur (2004), afl. 3, p. 44,48-49. |
||||||||||||||||||||||||||
A.8 IGNAZ MATTHEY
|
|||||||||||
tie op de titelpagina een bestaand houtsnede-
blok hergebruikt. Het plaatje toont brandschat- tende soldaten met hellebaarden: niet bepaald een afbeelding die het gebeuren ten huize van de weduwe realistisch uitbe eldt. Liedblaadjes werden meestal gedrukt in
opdracht van straatzangers die op kermissen, jaarmarkten en op pleinen liedjes op actuele gebeurtenissen zongen, vaak met de visuele ondersteuning van beschilderde linnen doeken ('rolprenten') waarop taferelen uit het bezon- gen verhaal waren afgebeeld. Na afloop van de voorstelling begaven de zanger en zijn assisten- ten zich onder het publiek om het blaadje te verkopen.41 Het is goed mogelijk dat de anonieme maker
van het onderhavige moordlied - de zanger zelf? -geen Amersfoorter was. In elk geval heeft hij Van Ootmarsum niet persoonlijk gekend. Blij- kens de titelpagina verkeerde hij in de onjuiste veronderstelling dat de moordenaar uit Ootmar- sum kwam en Kier als achternaam had. De krom- me zinnen en spelfouten verraden zijn ongelet- terdheid. Behalve de vergissing met de naam van de moordenaar bevat de tekst een aantal andere pertinente onjuistheden, zware overdrijvingen (het snel gebluste binnenbrandje wordt bijvoor- beeld opgeklopt tot een vuurzee) en de onverifi- eerbare bewering dat de moordenaar door drankzucht aan lagerwal was geraakt. Diens krankzinnigheid blijft onvermeld en van enige consideratie met de dader is geen sprake. Dat laatste geldt trouwens voor moordliederen in het algemeen. De schrijvers van de tekst toonden zelden of nooit begrip voorde omstandigheden waarin de door hen opgevoerde daders verkeer- |
den.*2 Vergoelijking zou ook niette rijmen zijn
geweest met de van dik hout zaagt men planken- moraal waarmee moordliederen meestal eindig- den.43 Dit verklaart ook waarom de tekst van het lied op Van Ootmarsum niet duidelijk vermeldt dat de moordenaar gratie kreeg, terwijl er wel een heel couplet aan het daartoe ingediende verzoek is gewijd: Zoo gaat zijn braue orouu),
Voor hem steeds heel getrouw,
Naar onze goede Koning heen,
Met haar zes kinderen huppelt om hem heen,
Valt op haar knieën neer,
O, groote God en Koning help mijn weer,
Verschoond mijn man laat hem in 't leuen,
De Vorst die sprak hier bij,
Hij is uan geen gevangenis orij.
De Van Ootmarsums zijn niet op audiëntie bij
de koning geweest, maar daarmee is nog niet gezegd dat het bovenstaande sentimentele tafe- reel geheel op fantasie berust. In hun gratiever- zoek schrijven Van Ootmarsums vader, broer en vrouw dat zij 'zich smeekende voor den troon uwer majesteit werpen'. Enkele dagen later volgde een nieuw rekest, ditmaal van alle gezinsleden, met het verzoek het eerder inge- diende rekest 'door hunne mondelinge bede te ondersteunen'.44 Dit verzoek is niet ingewilligd. Tijdens audiënties namen de Oranjevorsten veel verzoekschriften over allerlei aangelegen- heden in ontvangst, maar wanhopige familiele- den van ter dood veroordeelden werden in prin- cipe niet tot het paleis toegelaten. Vermoedelijk doelde de maker van het moordlied op een |
||||||||||
41 Louis Grijp, 'Gruwelijk geblèr of indringende voor-
dracht? De performance van het straatlied', Literatuur (2004) afl. 3, p. 20-25. 42 Fred Martin, 'De liedjeszangei als massamedium', Tijdschrift voor geschiedenis 97 (1984), p. 434-436; D. Wouters, Het Nederlandse straat- |
|||||||||||
lied. Baarn, z.j., p. 27. 43 D. Wouters en J. Moormann,
Het straatlied. Nieuwe bundel schoone historie-, liefde- en oubollige liederen. Amsterdam, 1934, p. 93-117. 44 Nationaal Archief, Ministerie van Justitie inv. nr. 950,11-3-1836/9 (rekesten van 21-11 en 25-11-1835). |
|||||||||||
'CENACHT GELIEFDEN! VOOR EEUWIG GENACHT!' A.Q
|
|||||||||||
sche Courant in die dagen weinig aandacht,
behalve wanneer er iets ernstigs aan de hand was -zoals bijvoorbeeld de cholera-epidemie in 1832.47 In de Utrechtsche Courant is over de zaak Van Ootmarsum niets te vinden. Het Algemeen Handelsblad, de grootste krant van Nederland in die tijd, wijdde er slechts één bericht van negen regels aan en dat verscheen pas een maand na de moord.48 De auteur van het lied moet zijn gegevens uit
andere bronnen dan kranten hebben gehaald. Vermoedelijk voerde hij wat vraaggesprekken met Amersfoorters die hem iets over de zaak konden vertellen. Hoogstwaarschijnlijk is het lied in Amersfoort zelf niet gezongen. Onder- zoek naar moordliederen op het Drentse platte- land heeft uitgewezen dat deze liederen niet circuleerden in de plaats waar de moord was gepleegd, terwijl in een naburig dorp de gebeur- tenis in geuren en kleuren werd bezongen.49 Het lokale eergevoel was zo sterk dat men niet - en zeker niet door liedjeszangers van buiten -wilde worden herinnerd aan plaatsgenoten die zwaar over de schreef waren gegaan. 'Logen en lastertaal'
Eind juli 1837 wendde Jacobus van Ootmarsum,
de broer van de moordenaar, zich mede namens de overige familieleden tot de ministervan Bin- nenlandse Zaken De Koek. Hij beklaagde zich over liedjeszangers die rondtrokken 'met op doek geschilderde tafereelen, voorstellende de rampzalige en algemeen bekende gebeurtenis van zijnen krankzinnigen broeder Lucas Kier van Ootmarsum, terwijl men zich daarbij niet ontziet om met opentlijke vermelding van namen en |
|||||||||||
zogenaamd 'kerkrekest', een verzoekschrift dat
de koning bij het verlaten van de kerk kreeg overhandigd. Kerkrekesten waren ten tijde van Willem I geenszins uitzonderlijk. Zo is bijvoor- beeld bekend dat de koning op zondag 21 maart 1824 zes en de zondag daarop dertien van deze rekesten ontving.*5 De jaargang 1840 van de 's-Graoenhaagsche Nieuwsbode bevat twee berichten over kerkrekesten inzake ter dood veroordeelden. Op zondag 2 maart 1840 over- handigde de door haar drie kinderen vergezelde vrouw van de ter dood veroordeelde Hendrik Ligtlijf aan Willem I een gratierekest terwijl hij de Kloosterkerk in Den Haag verliet. Op 26 oktober van dat jaar deed zich een soortgelijke gebeurtenis voor, ook weer bij het uitgaan van de Kloosterkerk. Ditmaal maakten 'een burger- man van een goed voorkomen' en twee kleine meisjes, allen in rouwgewaad, een voetval voor Willem II onder de uitroep: 'Genade voor mij- nen vader, Lieve Koning!'. De koning was hevig aangedaan, nam de kleintjes bij de hand en bracht ze naar het paleis. 'Alle toeschouwers werden door dit gebeuren zeer getroffen', aldus de 's-Crauenhaagsche Nieuwsbode.46 De 's-Grauenhaagsche Nieuwsbode
(i840?-i856) was in die tijd een van de weinige kranten die betrekkelijk veel plaats inruimden voorsensatieverhalen.Tot de afschaffing van het dagbladzegel in 1869 waren Nederlandse kranten gering in aantal, bescheiden van omvang en klein in oplage. Amersfoort had ten tijde van de moord nog geen eigen krant. De Utrechtsche Courant verscheen drie keer per week en telde vier a zes kleine bladzijden per nummer. Aan lokaal en regionaal nieuws besteedde de Utrecht- |
|||||||||||
Ruller, p. 56. 47 't Hart, p. 13-14. 48 Algemeen
Handelsblad, 15-9-1835. 49 Marjan Beijering, Moordlied in Drenthe. In hetspoorvan herinneringen. Utrecht, 1999, p. 10. |
|||||||||||
45 Nationaal Archief, Staatssecretarie inv. nr. 5517,
rekesten 1824-1827. Aldaar diverse lijsten van kerkrekes- ten. 46 's-Gravenhaagsche Nieuwsbode, 3-3-1840 en 27-10-1840. Over de persoonlijke overhandiging van gratierekesten voor ter dood veroordeelden zie ook Van |
|||||||||||
CO ICNAZ MATTHEY
|
||||||||||||
voorzien, dezelve uit hun luiheid bij de hand
nemen en zich daardoor voor de opzending naar de koloniën van weldadigheid vrijwaren'. Hij gaf daarom in overweging de vertoningen in kwestie aan bedelarij gelijk te stellen en liedjeszangers naar de strafkoloniën in Drenthe te sturen.51 B 8c W begonnen hun advies met de consta-
tering dat de drukker, uitventers en 'opzingers' van dit soort liedjes moeilijk konden worden vervolgd wegens smaad. Het wetboek van straf- recht bepaalde immers dat aan daden die bij een rechterlijk vonnis bewezen waren verklaard publiciteit mocht worden gegeven. Volgens B 8c W rechtvaardigde dat echter niet om de familie van de dader leed te berokkenen door de naam en woonplaats van de veroordeelde te noemen. Naar hun mening was dat niet verenigbaar met het doel waartoe criminele vonnissen publiek werden gemaakt. Op grond daarvan adviseerden zij de voorstellingen in kwestie en de versprei- dingvan het lied te laten verbieden door de plaatselijke politie.52 De gouverneur was het helemaal eens met
het advies van B&.W, maar minister De Koek had er ernstige bedenkingen tegen. Het bij de stukken gevoegde liedje was weliswaar onsmake- lijk maar bevatte niets onzedelijks en de daarin genoemde delicten waren wettig bewezen. De Koek ging te rade bij zijn collega van Justitie, Van Maanen, die het evenmin gerechtvaardigd vond om van regeringswege op te treden. Hij gaf toe dat dergelijke liederen 'hoogstsmertelijk'voor de familie waren, maar zag er ook iets positiefs in 'wijl zulks van eenen zedelijken kant beschouwd nu of dan welligt nuttigheid hebben kan, door eenen weiverdienden afkeer voor groote misda- den bij de smalle gemeente te verwekken'. Hierin |
||||||||||||
familiën, daarbij de schandelijkste logen en las-
tertaal te voegen, zoo als zulks nog onlangs bij gelegenheid der Utrechtse kermis op de straten en pleinen dier stad is geschied'. Dit was voor de hele familie 'zielgrievend' en Jacobus zelf onder- vond daar in het bijzonder last van omdat hij vanwege zijn werk als beurtschipper op verschil- lende plaatsen met veel mensen in aanraking kwam. Vandaar zijn verzoek aan de minister om deze vertoningen op alle openbare plaatsen te verbieden.50 Aan zorgvuldigheid heeft het bij de afhande-
lingvan dit verzoekschrift niet ontbroken. De Koek stuurde het om advies door naar de gouver- neur van de provincie Utrecht. De gouverneur raadpleegde B&Wvan Amersfoort, die op hun beurt de plaatselijke commissaris van politie consulteerden. Deze bleek al van de zaak op de hoogte te zijn. Jacobus van Ootmarsum had namelijk in eerste instantie zijn nood bij hem geklaagd en toen te horen gekregen dat hij zich beter tot een hogere autoriteit kon wenden. Wel had de commissaris op aandringen van Jacobus zijn collega in Gouda verzocht ervoor te waken dat daar tijdens de aanstaande jaarmarkt de gewraakte optredens van liedjeszangers zouden plaatsvinden. In zijn advies aan B &. W voer de commissaris uit tegen liedjeszangers in het alge- meen. Hun optredens waren niet alleen pijnlijk voor de familie van de misdadiger, mede omdat ze vaak een verkeerde voorstelling van zaken gaven, maar ook 'zeer nadeelig voor de zedelijk- heid vooral van jonge menschen'. Bovendien bevorderden ze de landloperij en bedelarij 'ver- mits deze bedrijven niet anders worden uitge- oefend dan door personen, welke hoewel in staat op andere voegzame wijze in hun onderhoud te |
||||||||||||
50 Nationaal Archief, BiZa (= Binnenlandse 2
1813-1864) inv. nr. 2439,1-8-1837. 51 Archief Politiearchief inv. nr. 4/2615, missive aan B & |
[aken 21-8-1837. 52 Archief Eemland, Gemeentebestuur
Eemland, Amersfoort 1811-1945, mv- nr- 310/619, missive aan
W gouverneur Utrecht 22-8-1837.
|
|||||||||||
1
|
||||||||||||
'CENACHT GELIEFDEN! VOOR EEUWIG GENACHT!' C 1
|
|||||||||||
stond Van Maanen niet alleen. Over het alge-
meen genomen zijn liedjeszangers door de over- heid getolereerd zolang zij de heersende moraal uitdroegen.53 Volgens Van Maanen was in alle gemeenten voor dit soort vertoningen toestem- ming van het plaatselijk bestuur of de politie nodig." De rekestrant zou zich dus tot de plaat- selijke besturen kunnen wenden met het verzoek aan zangers van het moordlied de vereiste toe- stemming te onthouden. Dit was ook de strek- king van de beschikking op het door Jacobus van Ootmarsum ingediende verzoekschrift.55 Hij moest het verder zelf uitzoeken. Familie onbekend
In het overvolle tuchthuis te Leeuwarden, waar
Van Ootmarsum de laatste vijfenhalf jaar van zijn leven doorbracht, waren de leefomstandigheden nog erbarmelijker dan in de andere Nederlandse |
|||||||||||
gevangenissen. Omstreeks 1840 lag het sterfte-
cijfer aldaar bijna vier keer zo hoog als dat onder de totale Nederlandse bevolking van vijf jaar en ouder. Verreweg de meeste langgestraften verlie- ten het tuchthuis in een lijkkist.56 Om halftwee in de nacht van 23 op 24 augus-
tus 1841 kwam het einde dat Van Ootmarsum uit zijn hel op aarde verloste. Zijn naasten hadden al veel eerder afscheid van hem genomen. Volgens de twee cipiers die Van Ootmarsums overlijden aangaven bij de burgerlijke stand in Leeuwarden was 'desselfs familie onbekend'.57 Hopelijk heeft het bijbelboek dat zijn angsten voedde, hem in zijn laatste uren troost geboden: 'En God zal alle tranen van hunne ogen afwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw noch gekrijt, noch moeite zal meer zijn; want de eerste dingen zijn weggegaan'(Openb. 21:4). |
|||||||||||
53 Martin, p. 445. 54 Over de bepalingen inzake ver-
gunningen voor straatzangers in het Algemeen Politie Reglement van Amsterdam uit 1835 en 1875 zie Martin, p. 434. 55 Nationaal Archief, BiZa inv. nr. 2442, 14-9-1837/21 en 22-9-1837/111; inv. nr. 2944, 17-10-1837/11. 56 Herman Franke, Twee eeuwen gevan- gen. Misdaad en straf in Nederland. Utrecht, 1990, p. 77-80, 90-92. 57 Tresoar, Burgerlijke Stand Leeuwar- |
den, overlijdensakte 25-8-1841 nr. 439. Op 12 november
1841 stelde de commandant van het tuchthuis B & W van Amersfoort in kennis van het overlijden (Tresoar, Archieven gevangeniswezen, inv. nr. 965, register van uitgaande brieven). Het werd ook geregistreerd bij de burgerlijke stand in Amersfoort (overlijdensakten 1841, supplement nr. 4 na akte nr. 362). |
||||||||||
ICNAZ MATTHEY
|
||||||||||||||
der wereld, de verwoesting der oude
geschapen Natuur heeft plaats gehad en de Aarde verder verwoesten zal, ook door alle gevolgen:- Bezweer ik het U - dat met de omwenteling der Aarde (1834 voorgevallen) het laatste Gerigt heeft plaats gehad (ik heb dat duidelijk ondervonden) en dat nu een oordeel aanwezig is 't welk niemand zal verschonen maar allen dooden; niet doen sterven maar dooden. Zie Openb. 11 vs. 7 8t 8 en Openb. 20 vs. 14. Voor het minst kunnen wij bij
voortduring in alle eeuwigheid niet dan |
||||||||||||||
des Afgronds was geworpen, zich sedert
eene valsche Natuur vertoond welke Openb. 13 vs. 11-15 beschreeven en het beeld des Beestes genoemd wordt. En, welke valsche Natuur allerwaarschijn- lijkst door de brandende elementen welke uit de Aarde of brandende bergen opstijgen en het zij door de Zon het zij door andere ligtende bollen verteerd wordende, veroorzaakt wordt, getekend wordende Openb. 17 vs. 8. Deze valsche Natuur, het beeld des
Beestes, maakte in 1834 (bij het storten onzer Aarde in den put des Afgronds) dat het aan alle kleine en grote, en rijke en arme, en vrije en dienstknechten een merkteken geve aan hare regterhand ofte aan hare voorhoofden; (aangeduid Openb. 14 vs. 9 8t 10 in verband met Openb. 13 vs. 16) en heeft de menschen gedood, gelijk ook wij allen nu kunnen gezegd worden gedood te zijn; terwijl alleen nog slegts vermorseling ter gehele vernietiging overblijft. Tot zo lang hebben zij geen rust dag en nacht en worden wij gepijnigd. (Zie hier over Openb. 20 vs. 10.) In het laatst van Maart 1834 heb ik
het voorschreven merkteken aan het voorhoofd ontvangen en, na allerlei onrust ondergaan te hebben, in Augustus volgende is mijn lichaam gedood, het gebeente versmolten en heeft mij eene gesteldheid gegeven of ligchaam gelaten, nog beneden de dieren des velds; terwijl ik, spijzen gebruikende, bij loosheid in de mond en veelal walging tegen de spijs evoelend door dezelve van binnen epijnigd worde. Gij allen mijne Geliefden! (Ik weet
dit zeker) gij allen hebt in de voorzomer van 1834, bij onderscheiden gelegenheden het voorschreven merkteken ontvangen, en de zelfde verandering ondergaan. Vrouw! Kinderen! Bij al de liefde
welke ik tot U allen gehad heb, en nu nog slegts uit hoofde dier verandering mijnes ligchaams, door weenen kan aan den dag leggen; - Bij al de liefde welke ik als waar mensch in den Tijd, zo lang het heden genaamd werdt, tot U allen gehad heb, en op goede gronden, zo van Openbaring als ondervinding sedert Maart 1834 en ook vroeger, bezweer ik het U - dat het einde |
||||||||||||||
Afscheidsbrief van Lukas Kier
van Ootmarsum aan zijn vrouw en drie van zijn kinderen Amersfoort gezegd 18 Julij 1835 Aan Mijne Geliefde Vrouw Cornelia
Henriëtta benevens aan mijne kinderen Matje Adriana, Jacobus Lambertus & |
||||||||||||||
Geliefden!
Thans is het mij ontwijfelbaar zeker dat
wij allen, Oud en Jong, en niet alleen wij, maar alle nog levenden verdoemd zijn; en wel voor zóó verre den aardbodem betreffende als waar Turk en Paus invloed gehad hebben. Zodat hier onder begrepen is - Europa en denkelijk de laatst aan hetzelve behoord hebbende Buiten- landsche bezittingen van Oost &. West - Amerika - een deel van Asia - en een groot deel van Afrika. Want: Het Beest (afb. 1) en de Valsche
Propheet, (zoo heet het in den Bijbel Openb. 19 vs. 20) deze twee, werden levendig geworpen in den Poel des Vuurs die met sulfer brand. Het overige hiertoe betrekking hebbende vindt men ook Openb. 20 vs. 10 tot aan het einde des hoofddeels; alwaar men bijzonder te letten en te drukken heeft, met betrekking tot de plaats gehad hebbende grote maar onzalige - en het einde aanwijzende gebeurtenis op dat eene of laatste i5e vers van dit zelfde 20e hoofddeel. Dit is geschied bij eene omwenteling
der Aarde; welke omwending aan eene andere rigting der starren of zoogenaamde hemeltekens te zien is, en door mij is waargenomen nadat ik laatst naar Amsterdam ben geweest. In de voorzomer van 1834 is, onder
aardbevingen en den verschrikkelijksten donder en bliksem, de gansche natuurstad waarin Menschen en Dieren leefden en boomenplant zijn groeij ontleende, verbroken, door hitte verbrand, en gedood. Na welke Natuur en nadat onze
Aarde bij der zelver wending in den Put |
||||||||||||||
want dit kunt ge ook lezen Openb. 20 vs.
10. De Duivel dus is thans regeerder en
niet meer Godes weldadig en in alles voorzienig bestuur zo als dit ook in 't algemeen, ten goede van alle: vroeger plaats had. Ik heb sedert Maart 1834 ook geen rust noch genoegen gehad: des nachts gekweld door akelige en spotachtige dromen en des daags bij ieder wisselend woord sprekens; terwijl er geen ander vooruitzicht is dan vernietiging of vermorseling onzer verzenen. Want wij nu ook leven is De Twede Dood of verdoemenis welke genoemd wordt Openb. 20 vs. 14. Ik herhaal het: Ik bezweer het U op goede gronden dat alles wat ik U schrijf, althans wat de hoofdzaak, dat is wat onzer verdoemenis aangaat, waar is. Ik schrijf een en ander voor U allen
op 't papier (en bewaar dit schrijven wel) opdat ge weten zoudt in welke toestand de nu zoogenaamde menschen in 't algemeen, en ieder voor zich, op Aarde verkeren, en opdat het U tot rigtsnoer kan verstrekken als het U te bang valt. En ik geloof zelfs dat Jezus zelve ter onderrigting en waarschuwing liet |
||||||||||||||
vs. 18, want het 19 vs. van dit hoofdstuk
komt in onzen toestand niet in aanmerking. Bewaar dit schrijven wel; want
niemand zal U getrouwer de waarheid schrijven dan uwen man en vader en weinige zullen dit, bij gebrek aan opmerking, in 1834 en vroeger, en bij de nachtelijke duisternis waarin de tegenwoordige aardbewoners, door de |
||||||||||||||
;ENACHT GELIEFDEN! VOOR EEUWIG GENACHT!
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
overgifte van allen aan den Satan,
verzonken liggen. Bewaar dit schrijven tot aan uwen
dood of tot dat ge uw leven eindigd. Al mogt het U ook tegenstaan. Ik waarschuw u echter nogthans, bewaar het en laat het U door niemand ontneemen, noch door iemand U ontrooven. Iets met kalmte of bedaard oordeel
en overeenkomstig de ware gesteldheid te bespreeken dit is reeds verborgen; want de Hel heerscht, de Dood is algemeen en de afkerigheid aan vernietiging welke ieder eigen is, gelijk met de beroving der eigenschappen onzer Ziele of voormalige Natuur, maken dit onmogelijk. Hierom schrijf ik U, sprekende het
ook niet kunnende overdenken. En dit schrijven heb ik moeijlijk en niet dan na herhaald stellen op 't papier kunnen brengen. Ik heb dit sedert het begin 1834, urt
getrouwheid aan vleesch en bloed, het tot nu toe afgewagt en alles doorgestaan; maar ik kan nu niet langer leven; want werken kan ik niet met vrucht van onderhoud voor mij zelve, veel min voor mijn gezin, 't welk vroeger mijn lust was. Van 't eten heb ik geen lust - slapen kan ik niet want eigenlijk slapen doet men niet meer, men ligt slegts in zwijmeling door een gevulde buik en wordt hierbij gekweld door helsche dromen. Ik ben dus, want onzen worm sterft
niet en het vuur wordt niet uitgeblusscht, genoodzaakt een einde eraan te maken. God heeft het einde der wereld
bepaald en gewilt, en Jezus heeft ons door zijnen engel laten onderrigten en waarschouwen Openb. 22 vs. 18, maar geloof dat ik, zo ver mijn reeds te niet gedane ligchaam nog beseffen en gevoelen kan, ik niet dan met weedom over ons aller Lot en weenende, afscheid van U neeme. Genacht lieve vrouw en geliefde
kinderen! Genacht, voor eeuwig genacht. Uwen Man en Vleeschelijke Vader
LX. van Ootmarsum
P-S. Gaat op mij en op u zelve af, en stoor
U niet aan 't geen anderen U zeggen of raden, want de geest van 't Beeld des Beestes is: dat zij het Beest (de Oude |
Natuur) een beeld zouden maken. Want
dit getuigd hij die de magt had de 7 zegelen ook van binnen te openen en in 1834 op de wolken of met dezelve zich heeft laten zien. N.B. Nog kunt ge de gesteldheid waarin
wij ons thans (in de Hel, op Aard aanwezig) bevinden, omschreven vinden Jezaia 66 vs. 24; terwijl den aard der plage waarin wij werkelijk deelen (kennelijk ook de dagelijksche ondervinding) te lezen is Zacharia 14 vs. 12 & 13. Houdt hierbij in het oog: dat (volgens de Schrift) ons halfrond der Aarde bestaat uit 16.000 Stadiën dat de nieuwe Aarde en Hemel uit 12.000 Stadiën58 Hier breekt de tekst onderaan de bladzijde
af. Op de tegenover liggende bladzijde volgt nog een derde postscriptum: N.B. Zorgt vooral dat eer gij in het graf
gelegd wordt uwe gedachten niet meer kunnen blijven werken: want de ligchamen verteeren niet meer in stof, nadat die door de brandende lava zijn |
gezet; ook niet in het water, want het
water zelf bestaat thans uit lava. Bij de briefis later een briefje met de
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Denkt er aan dat uwen worm of zenuw-
en spiergestel niet sterft of gij moet gedood worden; anders blijft gij eeuwig denken. Want het graf doet niet meer |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uw man en Vader
L.K.v.O. Lieve Ko en Lucas bewaar dit briefje en
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bron
Noord-Hollands Archief, Hof van
Assisen inv. nr. 543/2878. 58 Vergelijk Openb. 21:16, waar het
hemelse Jeruzalem wordt opgemeten (12.000x12.000 stadiën). |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
// ~/9/ / c—r/fffl
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
«(?W».v,ft-/
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ma
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
\ó>rrs.-,'. ƒ;■.,„.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
../".'} /■/..■: ,^:/
|
•&/''*<"- - • /,7,_j#lvYv',/|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| j,;>«-/,„e .:
--■-. ■■■■■/•■'"•
|
<".^c„0,-t;,c^. ■„/.,_ f,,,,,,,,, /'ji^Jk Y,. ...
... ?...■ '.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
:,:■>:■ :■:'.,,
|
. •'> Ki/L-^ : ./.. ...-.,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
■
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I ;'••■■. .'.../
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
/ ■ ■ ■ .■/.-, e-t :■.-.. I
'.......'...',- /„... . '\
■ , ■ ■. .
/ttt
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
»■ ■ ...
• ■■-.. ■-,.... ..... z?
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
■'■+■■■■■ <■'< -y ?fci, ... ..■/. . /•- i.<A
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
'■';y:
|
■ •■'■■■ 'GAi :. . . //..' . ,•','■.■■ ■•■'■ ■.'■' 'I
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• ;., ,, .::■'■;'■■■, ■ - ■<'■ -•*. <■-.■<■ . ,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
## # 13 September
TJetvotindL
Weekblad voor de Ned. Herv. Gemee
Abonnementsprijs f 3.'— p»r ;iar plus 60 et. ver-"> dko^en (verzendin
A^B ftt 'er én > 3.- per rak| ^fe ^f ^B ■ ^^J |
|||||||||||||||||||||||||||
op de kansels en op de kerkeraac
gadering, ja waar al niet? En Amer£ heeft '\en ,ar' ;j o <- . 'gen, daal ran. R ae we l mn n c is voorst lat me. ier .t: lat moe toch zo verder gaan. .en uat men onwillel denkt aan den Farao, die niet z< zorg de Israëlieten zag toenemen vrees dat ze tenslotte de eigen inw* de ' aas zouden worden (Ex. 1 : 7'\ En misschien is het ons een gerus; line dat ze in de Kerkeraad alleen een 'vizerende stem krijgen, volge' jongste synodale beslissing. Toch gen we niet uit het oog verliezen deze ook iets te geven hebben aa Amersfoortse gemeente. En dat jui: uitwisseling tussen vreemd en eigens uitermate gezond en geestelijk bevl tend werken kan. Nog meer rechtstreeks bespeuren 4
centrale ligging van Amersfoort, nu gemeente telkens weer opnieuw ^ |
|||||||||||||||||||||||||||
Gabrie Mehenschool Pleitsoen Z., 10—
11.15 ui •; ;7<ikgel >uw /r, Cos»- ut ; |
|||||||||||||||||||||||||||
dag
RSFO
Joriskerk (Hof 1)
.10 uur, d> Blok. (Bevestiging
intrede df ")e B*"èc^
. 5 uur J- Vé ma s. 3e
iiging ^ . vai de ^ list to
lerling)
uwe kerk (Leusderweg 110)
. 10 uur, d'. v rmaas
. 7 uur, *3. i -"..i (Jeup- diei ?*)
ma-kerl (C Sc ,st <™ n L X)
. 9 uur, ds. Vonk N> order-
if (Eemnes-Binnen)
. 10.30 uur, ds.-Vonk Noor-
[raaf (H. Avondmaal)
. 5 uur, ds. De Brés. H. Avond'
1 en Dankzeggincr
|
|||||||||||||||||||||||||||
ir. School (Kozenstr.) 10.3Q—11.30 uur;
Kapel Zon en Schild, 11.45—12.45 uur; Chr. School (v. F j-enlaan) 10—11.15 uur. itiO( «jL'iinD
v. i. 10 ur ds A S *ir> ag<
em. pred. te Heemstede Collecte voor Meer-en-Bosch Geb. „Bethel", Hooglanderveen
n.m. 7u , d'. r >sth ..ia s P '«;>. 's
■ Il
^HISDEN
v.ïn. 10 uur, v»s. Holocede
|
|||||||||||||||||||||||||||
uitgekozen als vergaderplaats voof
|
|||||||||||||||||||||||||||
delijke samenkomsten-. Öf het nu
|
|||||||||||||||||||||||||||
vormde jongeren zijn of Möttlinger t>
|
|||||||||||||||||||||||||||
ders die willen confereren, dan wel'*
Hervormden of Evangelisatiën die hun jaarvergadering willen houden kens weer wordt een beroep gedaa' de gastvrijheid van ons, leden der ' Herv. Geineente van Amersfoort. Ef kens weer komen de vreemden hief der dak, met meer of minder moeite Ik kan me voorstellen, dat 't je wel te veel wordt. Dat je denkt: La's ki) hoe vaak hebben we nu al vreemd^ huis gehad? Het moet nu maar eef>[ wezen! Je bent tenslotte niet eens *. baas in eigen huis. Vooral als ze zo komen, dat je niet eens op de geweid je nachtrust kunt beginnen, om'he' maar eens netjes uit te drukken Moeder de vrouw heeft in deze tij' |
|||||||||||||||||||||||||||
Gastvrij Amersfoort.
Verdeer de herbergzaamheid niet
want hierdoor hebben sommigenon' wetend engelen geherbergd. Hebr. 13 : 2.
Amersfoort - centrum van Nederland1.
Als we zoiets lezen in een advertentie of folder, als reclame van V.V.V. of van grondexploitanten, die den vreemdeling naar hier willen lokken, dan mogen we dat wel. Het is toch waar, zeker? En zo :iert we ze komen, van alle kanten, de :orensen, de industriëlen en de inspec- teurs en agenten van diverse instanties en bedrijven. Want als je in heel Neder- land moet wezen, dan zit je toch maar |
|||||||||||||||||||||||||||
nnasium
len van
10.30 .
|
|||||||||||||||||||||||||||
vcererlaan
ds. Mackaa |
|||||||||||||||||||||||||||
thuis „De Lichtenberr
rechtscheweg 299)
3.30 uur, ds. el Zon en Schild
echtscheweg 266)
10 uur, ds. Nauta
jerendi 'ten : (Appei.
loop
|
|||||||||||||||||||||||||||
■C,
|
|||||||||||||||||||||||||||
DE HERVORMDE KERKBLADEN VAN A M E RS FOO RT 1 846-I 9 99
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
'Kerkbodes genieten geen bijzonder aanzien. Dat voorrecht
hebben zij nooit bezeten. Kan men hier al van literatuur spreken dan gaat het om een zijstraat van een krottenwijk. Maar honderd jaar geleden behoorden kerkbodes tot wat wij vandaag de moderne media noemen.'1 Over kerkbladen is tot dusver opvallend weinig gepubli-
ceerd; over Amersfoortse zelfs helemaal niets. Toch heeft de kerkelijke pers van Amersfoort een boeiende geschiedenis en is ze een spiegel van de tijd. Opmerkelijk is dat er al in 1846 een voorloper was. Ook de lotgevallen tijdens de Tweede Wereld- oorlog zijn veelzeggend; voor het laatste bezettingsjaar is het blad één van de weinige bronnen. In dit artikel komen de verschillende hervormde bladen in chronologische volgorde aan bod. Hoewel veel materiaal verloren is gegaan heb ik de geschiedenis toch vrij compleet kunnen reconstrueren. Domineesbriefjes Briefje 1846
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In de 19' eeuw is er nog geen kerkelijk nieuws-
blad. Er zijn weinig activiteiten naast de kerk- diensten en wat er te vertellen was hoor je wel in de kerk. Ook nu nog worden meestal vóór de dienst mededelingen afgekondigd. Een krant is nog een te grote luxe voor provinciesteden en dorpen; veel nieuws reist mondeling rond. Vanouds bestaat de gewoonte om na de dienst besluiten van overheden af te kondigen; een uit- stekende extra reden om naar de kerk te komen. Pas begin 19e eeuw komt daar serieus verzet tegen en in 1841 besluit de hervormde synode de kerkespraakte verbieden. In dorpen helpt dat vaak niets; pas eind 19e eeuw kan de dorpskrant de rol van nieuwsvoorziening overnemen.2 Zelfs rond 1900 bestaat het gebruik om een plaatse- lijke krant te huren voor een dag. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het is wel interessant te weten wie er zal
preken. Vandaar dat er een Amersfoortse predik- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
56
|
Arme kinderen verstoren de orde
De hervormde armenschool is opgericht rond 1760.
De kinderen gaan begin ige eeuw elke zondag tweemaal naar de kerk, onder geleide van de meester. In 1822 verhuizen alle 210 leerlingen naar 't Sluisje (Muurhuizen 199 bij 't Havik). Omdat ze in de Joriskerk te veel de orde verstoren moeten ze vanaf 1842 naar de Gasthuiskerk. 's Middags komen ze hier terug bij de catechiseermeester..4 De school heet later Gabrie-Mehen en staat tegenwoordig in de wijk Kattenbroek. |
|||||||||||||||
CERAR.D RAVEN
|
||||||||||||||||
beurtenlijstvan 19 juli 1846 blijkt te bestaan, een
eenvoudig papiertje zonder titel van nog geen As-formaat. Zulke lijsten zijn elders al sinds 1725 bekend.3 Het is gedrukt bij B. Blankenberg en Zoon (in 1887 vermeld aan Lavendelstraat 3).Op 19 juli zijn er in de Sint-Joriskerk vier diensten, waarvoor ook twee predikanten uit de randge- meenten komen. Verder is er een samenkomst bij de Armen. Dat is de Gasthuiskerk, de kapel van het Sint-Pieters- en Bloklandsgasthuis, immers een hervormde instelling (deze kapel bestaat nog steeds aan de Westsingel, vóór de Mannen- zaal). En dan is er nog een dienst bij het garni- zoen aan de Beestenmarkt. Ook de samenkom- sten op woensdagavond en in de Lutherse kerk worden vermeld. Er is nog een predikbeurtenlijst van 9 juli 1848,
waarop de vroegpreek en de dienst bij het garni- zoen zijn verdwenen. Daarna is er pas weer één van 25 december 1904, met maar twee diensten in dejoriskerk. Wel is er dan een aparte doopviering en ook de Gasthuiskerk heeft nog steeds een dienst. Interessant is dat alle andere protestantse diensten in Amersfoort ook worden vermeld. Een aantekening in balpen verraadt dat deze lijst is bewaard door J.D.H, van der Neut, de enthousi- aste Amersfoortverzamelaar die enorm veel voor het nageslacht heeft gered. Daaronder ook veel hervormde kerkbladen. Zijn verzameling is via de Oudheidkundige Vereniging Flehite en Museum Flehite in Archief Eemland terechtgekomen.3 Achterop dit laatste exemplaar staat laatste
domineesbriefje. Dat is dus de populaire benaming |
||||||||||||||||
voor de lijst. Het is meteen de hekkensluiter. De
tijd is rijp voor een echt blad. Blijkens catalogi van de universiteitsbibliotheken verschijnen er elders al veel kerkelijke weekbladen. In 1894 heeft Neder- land een landelijke kerkbode gekregen, de Amsterdamsche Volksbode uoor de protestanten in Nederland, na vijfjaar omgedoopt in Nederland- sche Kerkbode uoor de protestanten in Nederland. De hervormden in de stad Utrecht begonnen in 1887 een wekelijks Utrechtsch Predikbeurtenblad; terwijl ook andere grotere steden als Haarlem en Rotterdam eind ige eeuw zo'n blad hadden. Overi- gens begonnen de gereformeerden in de provin- cie Utrecht in datzelfde jaar een Utrechtsche Kerk- bode; dat was één jaar na het ontstaan van hun kerkgenootschap. In de stad Utrecht was al in 1863 een Predikbeurten bij de Gereformeerde Gemeente te Utrecht verschenen, vermoedelijk voor de Afge- scheidenen. Kortom, er zijn voorbeelden genoeg. Een eigen Amersfoortsche
Kerkbode Zo ontstaat de wens van een Amersfoorts her-
vormd weekblad, of zoals de kerkenraad hetfor- |
||||||||||||||||
sche Kerkbode 5.11.1932, bijblad (Archief Hervormde
Gemeente471) 5 B.G.J. Elias, Flehite 1878-2003. Geschie- denis van een Vereniging en een Museum (Amersfoort [2005]) 141. Van der Neut was werkzaam bij het kadaster van Amersfoort en beheerde blijkens een vermelding in de kerkbode van 1941 het hervormde wijkgebouw Eben- Haëzer. Hij heeft ook veel naoorlogse exemplaren van Hervormd Amersfoort verzameld. |
||||||||||||||||
1 C. Stam e.a. (red.), Belijnd verleden. Honderd jaar
Groninger Kerkbode nader bekeken (Groningen 1988) vii. De enige geschiedenis van een kerkblad die ik ken, staat in dit boek: B. van der Ros, 'De Groninger Kerkbode en de Christelijke pers in Stad en Ommeland' (pp 187-220). 2 H.J. Prakke, Kerkgang om nieuws (de kerkespraak).
Praejournalische nieuwsvoorziening ten plattelande (Assen 1955). Met dank aan Ayolt Brongers. 3 Van der Ros, Groninger Kerkbode, a.w., 189-190 4 Amersfoort- |
||||||||||||||||
DE HERVORMDE KERKBLADEN VAN AM E RS FOO RT 1 846-1 9 99 57
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
muleert: 'om de officieele Predikbeurtenlijstte
doen vervangen dooreen Predikbeurtenblad'. Dat mag ook wel, want inmiddels telt Amersfoort 11.518 hervormden.6De bijzondere kerkenraad (een soort dagelijks bestuur) laat ouderling-kerk- voogd Nicolaas Vels Heijn ernaar kijken. Op 7 december 1904 rapporteert Vels Heijn positief en krijgt hij de opdracht om het plan verder uit te werken in een commissie waarin ook collega Frederik Wesselingzitting neemt. We hebben hier te maken met twee rasbestuurders (bijlagen 1-2). Al twaalf dagen later vergadert men overeen 'zeer uitgewerkt overzicht' van Wesseling, die zelfs al enkele proefnummers kan laten zien. Wat hem betreft kan op 31 december het eerste num- mer verschijnen! Omdat er te weinig leden aan- wezig zijn voor een quorum komt men de vol- gende dag, dinsdag de 20% om 12.15U opnieuw bijeen. Wesseling legt nu een conceptreglement voor uitgave en financieel beheer op tafel. Dat wordt overgenomen, maar op voorstel van Ds. DJ. van Aalst (predikant te Amersfoort 1901-1906) worden de baten bestemd voor de Weduwenbeurs der Hervormde Predikanten te Amersfoort (ƒ40 per jaar) en 'ook eenig voor- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mo. 1._________ZATERPAg 31 DECEMBER 1901 1e Jaarjanj.
De Amersfoortsche Kerkbode.
Predikbeurten blad voor de Protestantsche Gemeenten te
Amersfoort, Austerlitz, Baam en Eembrugge, Bameveld, Bunschoten,
Eemnes-Binnen, Eemnes-Buiten, Hoevelaken, Hoogland,
Leusden, Nijkerk, Scherpenzeel, Soest, Soesterberg, Vuursche en Woudenberg.
Ma Mn» na H FnttHfn lm Krom* tawn 11 AMnM.
Uit£eee»en ten mordetle m ds Diaconie en list Prad ik ante n-Weduwefifonds iv M Hen. Gem, te Amersfoort,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
SÉgS^HSBr «Sffl.,.fc Ê^H»
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ZONDAG i JANl'ARI 1903.
Ome hulp is in den Naam des Heeren, die hemel en aarde gemaakt heeft. , |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dftóele Mededselrnsea
tltJ. fitru. StRKUIft.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(Li-,in>i. EulB. Mtrk,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kerkbode van 31 december 1904
(Persmuseum 4051) |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deel' voor de diaconie. Bij het Utrechtsch Predik-
beurtenblad geeft men de opbrengst ook aan het Wed uwenfonds, een indicatie dat dit blad als voorbeeld dient. De commissieleden vormen samen met de drie predikanten de redactie; Vels Heijn wordt tevens 'controleur op het financieele beheer'. Als hoofdagent voor de verkoop wordt J.H. in 't Veld aangewezen, geen boekhandelaar maar een ambtenaar van de spoorwegen; daar- naast nog twee agenten die ambachtslieden zijn. Eén van de laatsten bedankt echter meteen en ook In 't Veld is spoedig verdwenen.7ln het eerste |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
N. Vels Heijn als wethouder, 1914. Detail van een
foto door J.W. Wentzel (Archief Eemland 07338). |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
F. Wesseling, 1906/7. Detail van een foto door
H. Sanders & Co (Archief Eemland 13513) |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6 Amersfoortsche Almanak 1905 7 Archief Hervormde
Gemeente Amersfoort 15, notulen bijzondere kerken- raad 1904-1905. J.H. in 't Veld wordt in de notulen A. in 't Veld genoemd. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
58 GERARD RAVEN
|
|||||||||||
nummer staan vijf winkeliers die de kerkbode
verkopen. Op 31 december verschijnt dat nummer.
Abonnement ƒ1 per jaar, een los nummer 2V2 cent. Er zijn vier pagina's A3. De snelle productie is een prestatie van formaat, zeker in een tijd dat men niet zo op zijn horloge keek als nu. Sterker nog, tegenwoordig zou een zó snelle actie niet mogelijk zijn! Géén overname van gegevens
Op 4 januari 1905 kan men in de kerkenraad mel-
den dat er een contract is gesloten met de Gere- formeerde Kerken voor opname van hun preek- beurten, ongetwijfeld tegen een geldelijke bij- drage. Daarna ontspint zich een lange discussie over de overname van de gegevens door de plaat- selijke kranten. Dat gebeurt waarschijnlijk 'op drijven van den drukker Onnes', vermoedelijk de bedrijfsleider van Blankenberg, die het/V/ewtos- en Advertentieblad uoor Amersfoort uitgeeft (de huidige Amersfoortsche Courant).8 Moet men hen vragen hiervan af te zien, of de Kerkbode op zaterdag pas om 19 uur uitbrengen? De kerken- raad besluit uiteindelijk om eerst alleen juridisch advies in te winnen. Het is opvallend dat men zich zo scherp verzet tegen reclame voor de goede zaak; kennelijk bedreigt deze overname van gegevens de levensvatbaarheid van het blad. In de kop van het eerste nummer is trouwens al het auteursrecht voorbehouden. Verder moet het contract met drukker
M.J.M, van der Want 8c Co (Bekensteinselaan 38, tegenwoordig 48') nog gesloten worden; het concept gaat rond. Deze verzorgt ook de adver- tenties. Op voorstel van Vels Heijn zal geen onderscheid naar adverteerder gemaakt wor- den. Met Van Aalst zal hij zich verdei inzetten |
|||||||||||
om het blad zakelijk tot een succes te maken.
Op 1 februari wordt het contract nog iets
aangepast. Interessant is dat er een Garantie- fonds is gevormd, waarin vijf kerkenraadsleden en één gewoon gemeentelid aandelen hebben gekocht. Opnieuw is er op 1 maart veel discussie rond de overname van gegevens, zodat Ds. W.J. Meiners (1899-1921) bij het Rotterdamsch Predik- beurtenblad om advies gaat vragen, dat immers juist een rechtszaak hierover heeft gevoerd. Als blijkt dat men dat proces heeft gewonnen wordt Van der Want gevraagd de kranten te waarschu- wen tegen verdere overname van gegevens. Zo vermeldt men onder de kop: 'Het overnemen van onderstaande predikbeurten en officiëele mede- deelingen in andere bladen wordt uitdrukkelijk verboden...' Wat is nu de praktijk? De Nieuwe Amers-
foortsche Courant (NAC) schrijft op 7 januari: 'Naar wij uit goede bron vernemen zijn de pre- dikbeurten bij de verschillende gemeenten alhier op zondag 8 januari 1905 geregeld als volgt', waarna drie diensten in de Joriskerk, één in de Gasthuiskerk en nog tien van de andere protes- tantse kerkgenootschappen in Amersfoort. Ander nieuws neemt de krant niet over; het gaat louter om de preekbeurten. Met de gemeente- raadsverkiezingen zijn de kolommen trouwens al overvoerd. De Amersfoortsche Courant (een andere dan de huidige AC) doet hetzelfde, maar geeft de diensten zonder enige toelichting. Deze krant heeftop 5 en 7 januari ook wat nieuws uit de hervormde classis (regionale vergadering), maar uit andere bron. Het liberale blad De Eemlander doet niets met de informatie uit het kerkblad.10 Merkwaardig is dat de preekbeurten tevoren
nooit in de krant verschenen, toen de dominees- |
|||||||||||
8 De jaargang 1905 heb ik niet kunnen vinden.
9 J. Roest (red.), 100 Jaar Drukkerij van Amerongen te
Amersfoort [Amersfoort 2007] 7 10 Ook het nieuws van |
|||||||||||
de aanstelling van zuster Van Boeschoten als eerste
hervormde diacones zal uit andere bron gekomen zijn (Nieuwe Amersfoortsche Courant 6.5.1905). |
|||||||||||
DE HERVORMDE KERKBLADEN VAN A M E RS FOO RT 1 846-1 9 99 59
|
||||||||
ties vervulde (bijlage 3).11 Een goede aanleiding
om het reglement van 1904 nog eens tegen het lichtte houden, maar er wordt niets bijzonders gewijzigd. Jaarlijks wordt verslag uitgebracht aan de bijzondere kerkenraad. Er zijn nu drie ouder- lingen voor de zakelijke kant en één van de inmiddels vier predikanten is voor een halfjaar als redacteur-secretaris inhoudelijk verantwoor- delijk. Nu blijkt dat in 1904 a! is vastgelegd dat hij daarvoor een toelage kreeg en dat blijft zo. Men houdt de formele regel van hoofdredactiewisse- ling dus bewust overeind, omdat je nu eenmaal niet steeds kunt rekenen op zo'n enthousiast werkpaard als Den Hollander.12 Bijna allemaal weggegooid
Wat staat er nu in de eerste kerkboden? Het eer-
ste exemplaar draagt als ondertitel Predikbeur- tenblad uoorde Protestantsche Gemeenten en dan volgen ook alle randgemeenten, tot Eemnes, Nijkerk en Scherpenzeel toe. Of de andere pro- testantse gezindten nog meebetalen is niet dui- delijk. Toch is het lijstje van diensten minder indrukwekkend dan verwacht: kun je in Amers- foort op twee hervormde en zes andere plekken terecht, de 'buitengemeenten' komen samen maar op vijftien. Boven de predikbeurten staat een bijbeltekst en de vierde en laatste kolom geeft een overzicht van de wijkindeling en van twee doopjes. Op pagina 2 staan ledenmutaties en verenigingsnieuws, maar de meeste ruimte vragen de overdenkingen een feuilleton overeen meisje dat al haar familie verliest. De volgende bladzijde meldt het grote legaat van mej. H.H. Hoefhamer aan alle mogelijke goede doelen in en buiten de stad en een klein legaat aan de Vereeniging 'Dorcas', die vlak voor Kerst aan 224gezinnen kledingen beddegoed heeft 11 Hij staat als hoofdredacteur vermeld in 1918,1921,
1925,1930 en 1935. 12 Archief Hervormde Gemeente Amersfoort 43, reglement en concept 1935. |
||||||||
Ds. K. den Hollander, ca 1925 (Archief Eemland
13446) en G.J. van Amerongen (1886-1975) in 1911 (collectie familie Van Amerongen) |
||||||||
briefjes uitkwamen. Maar nu wordt een traditie
gevestigd, want ook na de waarschuwing van Van der Want houdt men eraan vast. Vanaf 8 april begint de lijst in de NACwe\ als volgt:'Op beleefd verzoek van den kerkeraad der Nederduitsch Hervormde gemeente zullen de predikbeurten in de St.Joriskerk voortaan niet meer door ons worden opgenomen'. Waarna de acht diensten van andere kerkgenootschappen gewoon worden gepubliceerd. De AC heeft een tekst die hier sterk op lijkt, maar met iets andere woorden, zonder'beleefd'en slechts éénmalig. Heeft de hervormde kerkenraad daarmee niet in eigen voet geschoten? Het is immers wel merk- waardig dat de grootste protestantse diensten in de kranten worden weggelaten... De restvan het eerste publicatiejaar 1905
zwijgt de kerkenraad over de kerkbode. Op 6 december hoeft men de voorlopige regeling slechts te handhaven en af te spreken in welke volgorde de predikanten elk een halfjaar lang hoofdredacteur zijn. De betrokken ouderlingen worden herbenoemd in de Financieele Commis- sie. Zo blijft het onveranderd tot 1935; dan over- lijdt Ds. Kornelis den Hollander (1909-1935), die vermoedelijk zo'n twintig jaar de hoofdredactie heeft gevoerd en ook verder veel bestuursfunc- |
||||||||
ÖO GERAR.D RAVEN
|
|||||||
uitgedeeld. Ten slotte anderhalve bladzijde
advertenties (later is alleen de achterpagina beschikbaar). Een typerend voorbeeld van hoe het blad er de komende dertig jaar uit zal zien. Helaas is van de eerste twaalf jaargangen
alleen dit eerste exemplaar bewaard gebleven, dat ik pas op de valreep ontdekte in het Persmu- seum. Archief Eemland heeft nu 53 verschillende nummers vanaf 1917. Daarvan zijn vijf exemplaren binnengekomen dankzij een oproep voor dit onderzoek. 24 Stuks dateren uit de laatste zes jaargangen 1936-1941. Gelukkig heeft het Histo- risch Documentatiecentrum voor het Neder- lands Protestantisme (1800-heden) er veel meer, maar ook allemaal uit 1936-1941. Daarbij overi- gens ook het allerlaatste exemplaar dat gemaakt is. Van de ruim 1900 verschenen nummers is dus maar een magere 10% bewaard gebleven. Nu de plaatselijke kranten door Archief Eem-
land worden gedigitaliseerd en op trefwoord doorzoekbaar zijn kon ik nagaan of de kerkbode na 1905 vaker is geciteerd, maar dat is nauwelijks gebeurd. In 1908 bijvoorbeeld als de hervormde jongeren samenwerking met andere verenigin- gen zoeken om de kermis nog feller te bestrijden (zie kader). In 1913 vindt de pers het toch wel de moeite om te signaleren dat 'de befaamde gebedsbriefkaart'wordt afgekeurd in de Kerk- bode. Dit is een soort kettingbrief die al jaren populair is, ook onder rooms-katholieken. Met Kerstmis dat jaar houdt de Vereeniging Dorcas houdt haar vijftigste winteruitdeling met 220 kledingpakjes. In 1915 noemt de krant het besluit van de kerkenraad om voortaan in de kerkbode een kort verslag op te nemen van haar vergade- ringen (ik heb zo'n verslag niet kunnen vinden). Twee jaar later uit een lezer de wens dat er in de nieuwe buitenwijken een kerkgebouw komt (in 1925 is inderdaad de Nieuwe Kerk aan de Leus- derweg geopend).13 In januari 1912 laat De Nieuwe Amersfoortsche
Courant de genoemde aanhef bij haar overzicht |
|||||||
van diensten en preekbeurten weg en vanaf 1914
wordt deze rubriek zelfs geschrapt. In januari 1913 wordt echter De Eemlander omgezet in het Amersfoortsch Dagblad/De Eemlander, die voort- aan wél belangstelling heeft voor kerkelijk nieuws. Men geeft dezelfde informatie als de NAC en blijkt in januari 1914 nog een stap verder te gaan, als de concurrent er mee ophoudt: ook de hervormde diensten worden genoemd en daarbij wordt netjes vermeld dat de informatie uit de Amersfoortsche Kerkbode komt. Niemand die daar nog bezwaar tegen maakt, want de kerk- bode is al voldoende ingeburgerd. Zo blijft het voortaan. Van 17 maart 1917 dateert dan het eerstvol-
gende originele nummer dat ik kon vinden. De preekbeurten passen nu op een halve voorpa- gina. De Joriskerk heeft nog steeds twee dien- sten. Interessant is dat de kinderen nu een eigen viering hebben in de Diaconieschool in 't Sluisje. Ook zijn er nu diensten in de nieuwe wijkgebou- wen: Bethel aan de Puntenburgerlaan (Soester- kwartier) en een gebouw aan het Monnikenpad (Leusderkwartier). De drukker van het blad is Cerritjan van Amerongen aan de Van Persijn- straati3 (nu drukkerij Engel). Hij heeft in 1907 drukkerij Van der Want overgenomen en deze na vier jaar hierheen verplaatst. Het gezin Van Amerongen woont boven het werkadres; het zal niet toevallig zijn dat men tevens actief lid is van de hervormde gemeente (bijlage 4).14 Na de preekbeurten komen de mededelingen van de hervormde gemeente, waaronder de namen van tientallen jongeren die belijdenis van hun geloof doen. De andere kerken komen hier verder niet aan bod. Dan op de volgende pagina een bijbel- overdenking en verenigingsnieuws, op pagina3 landelijk nieuws als het beroepingswerk en 13 De Eemlander 13.6.1908; Amersfoortsch Dagblad/
De Eemlander 1.2. en 20.12.1913, 6.2.1915,10.5.1917. 14 Roest, Van Amerongen, a.w., 5-9, 22, 26.
|
|||||||
DE HERVORMDE KERKBLADEN VAN AM ERS FOO RT 1846-1 9 99 6l
|
|||||||||||||
Jeugdbladen
Het enige dat aanvankelijk aan de Kerkbode ontbreekt
zijn de gegevens van het jeugdwerk. Inderdaad, want in 1904 is al Het Orgaan van Christelijke Jongelings- Vereeniging "Psalm 119:9" begonnen. Deze organisatie voor jonge mannen is een jaar eerder opgericht als afdeling van het Nederlandsch Jongelings-Verbond. Zulke verenigingen hebben discussieavonden over bijbelse of actuele onderwerpen, waarvoor men bij toerbeurt een inleiding houdt. De Amersfoortse vereniging organiseert elke winter vijf lezingen door predikanten uit heel Nederland, ongetwijfeld dankzij de landelijke koepelorganisatie. Ook belegt men bijeenkomsten om te protesteren tegen de kermis.15 De redactie zetelt aan Varkensmarkt 9, het adres van Nicolaas Vels Heijn Waar de jongeren kennelijk mogen vergaderen. Het maandblad bestaat in ieder geval tot 1906, want de voorzijde van het januarinummer staat op een reproductie van een ansichtkaart in mijn collectie. Helaas is geen enkel origineel exemplaar bekend. |
|||||||||||||
kwartier 'Bethel' en Christelijke Jeugdvereni-
ging Immanuël in dezelfde woonwijk. We heb- ben maar drie nummers van het blad, twee gewone nummers van maart 1930 en mei 1935 en het jubileumexemplaar van novemben932; twee kwamen weer uit mijn oproep. Ze zijn bijna A4 en, tellen acht bladzijden, het jubileumnummer 24 met foto's en een stevige omslag in rode inkt. Drukker van de gemiddeld 1400 blaadjes is uiter- aard Van Amerongen. De Wegwijzer staat verder vol stichtelijke verhalen en een indrukwekkende lijst van activiteiten. In 1928 begint er overigens een kinderkerk in het Soesterkwartier, in de gymzaal van de christelijke school aan de Rozen- straat; Vels Heijn is voorzitter van het comité.16 In het blad van 1935 wordt gemeld dat voor het eerst een avond voor de ouders is gehouden, die met de leidsters en leiders van gedachten kon- den wisselen. In het nieuwe lokaal Immanuël aan de Tulpstraat is een christelijke kleuterschool begonnen, omdat die in Bethel te vol werd. Ook vindt jeugdwerk plaats in de nieuwe Emmakerk (in gebruik genomen in 1930, nu Emmaüskerk aan de Noordewierweg). Het is jammer dat Ger- ritsen geen handen meer over heeft voor de jeugd in andere wijken, voor wie kennelijk niet zoveel wordt georganiseerd;17 alleen de catechi- saties aan de Croenmarkt doet hij er nog bij. Vermoedelijk is het blad kort daarna gestopt. Een meer Amersfoorts blad
Onder Den Hollanders opvolger A. Dönszel-
mann van de Nieuwe Kerk (1936-1945) komen er in 1936 verdere vernieuwingen. Centraal boven- aan staat weer een bijbeltekst van de week, net als vóór ca 1920. Er worden getekende rubrieks- logo's ingevoerd en de adressen van bureaus e.d. |
|||||||||||||
advertenties, die ook de hele achterzijde beslaan.
Hierna leidt het kerkblad zelf zelden tot dis-
cussie. Alleen in het nummer van 1 november 1930 blijkt dat de aankondiging van een vergade- ringvan de Christelijk-Historische Unie tot een protest heeft geleid. De redactie schrijft dat er inderdaad geen politiek in het blad thuishoort en het stukje had in ieder geval moeten zijn voor- zien van de naam van de inzender. In 1922 begint De Wegwijzer. Maandblad der
Nederlands Hervormde Euangelisatie. Hiermee wordt opnieuw een jeugd rubriek in de Kerkbode overbodig. Het beginjaar kan geen toeval zijn: dat jaar is Ds. M.C. Gerritsen (1922-1954) naar Amersfoort gekomen (bijlage 5). Gerritsen is redacteur en motor van het hele jeugdwerk, samen met de EvangelisatievereenigingSoester- |
|||||||||||||
15 Nieuwe Amersfoortsche Courant, met name 25.2.1903
en 19.10.1904; De Eemlander, met name 7.11.1907 en 13.6.1908; nog in 1919 komt de vereniging voor in kran- tenberichten. 16 Amersfoortsche Kerkbode 3.3.1928. |
17 Ik vond alleen een jeugddienst in de Nieuwe Kerk,
georganiseerd door de jeugdcommissie (Amersfoortsche Kerkbode 15.2.1930). |
||||||||||||
Bijzondere nummers en
gebeurtenissen Van de bestudeerde nummers zijn er relatief veel
bewaard omdat het een speciaal exemplaar is. Na het einde van de Eerste Wereldoorlog verschijnt op 27 november 1918 een extra nummer van de Kerkbode op oranje papier. De regering heeft de volgende dag als nationale biddag uitgeroepen. In de Joriskerk gaan de drie predikanten voor, terwijl 's middags een kinderdienst wordt gehouden. De twee liturgieën worden afgedrukt: 's morgens zijn er gezangen en toespraken van het drietal; de gezangen voor de kinderen zijn eigenlijk meer geschikt voor volwassenen... Dit nummer is voor vier cent te halen bij de gewone verkopers; de kinderen kunnen het bij de ingang kopen. Natuurlijk haalt dit de krant.18 Een speciale rol krijgt de Kerkbode bij de invoering van de vrije zaterdagmiddag in 1920. Dat weten we weer uit de krant." Velen weten die extra tijd 'niet goed te gebruiken', dus gaat organist A.J.C. Mooy op zaterdagmiddag van 3 tot 4 spelen in de Joriskerk. Inderdaad is er eind juli een uitvoering, waarbij de redactie in de beperkte ruimte toch plek weet te vinden voor een toelichting bij het programma. Omdat andere belangstellenden alleen de muziektitels hebben wordt besloten de bode voortaan voor vijf cent te verkopen bij de boekhandel en bij de ingang. Twee jaar moet dit een succes geweest zijn, maar dan krijgt Mooy een aanbieding in Haarlem en komt er niets meer van de bespelingen... In het blad van 30 oktober 1926 meldt men wel de afronding van een nieuwe serie zomerconcerten met orgel en Hervormd Zangkoor. Op 19 februari 1921 komen er zwarte randen om de
pagina's wegens het overlijden van Ds. Meiners. Hij is pas 57 jaar oud en heeft 22 jaar dienst gedaan in Amersfoort, het laatste halfjaar als praeses (voorzitter) van de kerkenraad. Op 5 april 1930 is het grote nieuws de opening van ziekenhuis De Lichtenberg met drie vestigingen, 'waarnaar reeds lang verlangend werd uitgezien door velen in onze gemeente!' Dan worden liefst anderhalve bladzijde gewijd aan het christelijk ziekenhuis, compleet met de eerste drie foto's (voor 18 Amersfoortsch Dagblad/De Eemlander 23.11.1918.
19 idem 25.6. en 20.8.1920, 24.7.1922 20 Van der Ros
Groninger Kerkbode, a.w., 201 21 J.F.B, van Hasselt, |
||||||
zover bekend; ook in Groningen begon men er toen
mee10). Twee jaar later bestaat het gebouw van de Gabrie-Mehenschool aan het Plantsoen Zuid 25 jaar. Hoofdredacteur Den Hollander is tevens schoolvoorzitter; natuurlijk ziet hij kans op 5 november 1932 een extra bijblad over het jubileum te maken, economische crisis of niet. Als de Lichtenberg een nieuwe vleugel krijgt verdient dat op 24 maart 1934 weer een bijblad met foto. In 1935 zijn er weer rouwranden, nu voor Den Hollander zelf (59 jaar oud, waarvan 26 in Amersfoort). Hij moet bijzonder geliefd geweest zijn: er worden op 25 mei weer foto's geplaatst en in het volgende nummer van 1 juni wordt ook de uitvaart uitvoerig beschreven en geïllustreerd. Het volgende jaar wordt er opnieuw gejubeld, nu over de centrale verwarming van de Joriskerk: 'Het doel is bereikt. Gode zij dank!' (11 april 1936). Er is jaren voor gespaard en met Kerst 1935 heeft men er voor het eerst van mogen genieten. De Nieuwe Kerk en Emmakerk zijn meteen met cv gebouwd, maar een monumentaal pand is toch iets anders. Nu is de techniek zover dat men ook de Joriskerk aankan. Op 30 december 1936 komen de oranje inkt en een
fotocliché uit de kast in verband met het aanstaande huwelijk van prinses Juliana. Oranje letters zijn ook nodig als op 3 september 1938 het gouden regeringsjubileum van koningin Wilhelmina wordt belicht, waarvoor de vier bladzijden verdrievoudigd worden. Er is ook ruimte voor berichten uit andere bladen, zoals een papyrusvondst van een Johannesevangelie uit ca 95 AD, wat de betrouwbaarheid van dit evangelie aanzienlijk verhoogt. Op 26 maart 1938 en 18 maart 1939 is er weer een tweede blad nodig voor de namen van de vele jongeren die belijdenis doen; in het eerste geval liefst 214. Het kerstnummer van 23 december 1939 telt ook acht pagina's. In 1938-1941 publiceert Dr. J.F.B, van Hasselt
(bijlage 6) als er ruimte is een vervolgartikel over de bouwgeschiedenis van de Joriskerk, waarover hij ook al in 1927 had geschreven in de kerkbode. Later zal dit in boekvorm verschijnen.21 De Sr. Joriskerk te Amersfoort. Een archief in steen
(Amersfoort: Van Amerongen, 1944,1948). |
||||||
DE HERVORMDE KERKBLADEN VAN AM ERS FOO RT 1846-1 99 9 63
|
||||||
opgenomen. Voor het eerst komen er wijkberich-
ten, nog wat eenvoudig met giften en informatie over catechisaties. Het lijkt erop dat De Wegwij- zer \s gestopt, want het jeugdwerk krijgt ook een plaatsje. Zo vieren zeshonderd kinderen van de zondagsscholen Kerst in de Emmakerk en in wijkgebouw Eben-Haëzer (Muurhuizen 139a, nu 207-209); Dorcas geeft tweehonderd armen kle- ding en een kerstviering in 't Sluisje. Op 2 februari 1938 doet de kerkbodecommis-
sie een ingrijpend voorstel. Men wil af van de preekbeurten van de buitengemeenten in de omliggende dorpen, ook al neemt de hele rubriek nog steeds maar een halve bladzijde in. De andere protestantse diensten in Amersfoort mogen blij- ven; volgens Van Amerongen zal dat geen nadelen hebben. Dönszelmann wil een nieuwe naam: Her- vormd Amersfoort. Kerkbode enz. Hij vindt dat een pakkender titel, maar hij krijgt de rest niet mee. De oude naam blijft dus en de ondertitel wordt Orgaan uan de Nederduitsch Hervormde Gemeente te Amersfoort. H. van Galen Last (gemeenteraads- lid en handelaar in brandstoffen) stelt nog voor om alsnog verslagen van de kerkenraadsvergade- ringen op te nemen, omdat dat het meeleven der gemeente zal bevorderen (ik heb zo'n verslag ook nu niet kunnen vinden). Het heeft nu nog veel voeten in aarde eer het zover is: pas op 6 juni gaat men akkoord met het ontwerp voor de kop, com- pleet meteen tekening van dejoriskerk. Ouder- ling Dr. B. Keulen (rector gymnasium) vindt het Nederduitsch niet fraai, maar krijgt als antwoord dat die officiële naam nu eenmaal 'kerkelijk regle- mentair' is. Op 6 april krijgen we nog inzicht in de opbrengsten van het blad over het voorgaande jaar: ƒ500 dat volgens contract naarde drukker gaat, ƒ117 voor het Weduwen- en Wezenfonds en f77 voor de diaconie.22 Een bewaard gebleven nummer van 3septem-
ben938 heeft inderdaad een ingrijpend vernieuwd uiterlijk. Hoofdredacteur is nu Ds. K.J. van den Berg (1922-1943); de predikanten wisselen elkaar |
weer vaker af. Van Amerongen is nu tevens voor-
zittervan de diaconie. Bij de mededelingen valt op dat een deskundige is gevraagd een lezing te hou- den over'Sexueele nood der jongeren', wat door de crisis 'een der brandendste vragen geworden' is. Van den Berg heeft de vorige zondag negentien kinderen gedoopt. Verder is er nog een overden- king van zijn hand. Op de volgende bladzijden veel nieuws van de drie wijken, de verenigingen en de zending. Er komt bijvoorbeeld een apart liturgie- boekje voor de jeugddienst. Dan een heuse column (zouden we nu zeggen) over het beroepingswerk. Tenslotte landelijk beroepingsnieuws. De laatste bladzijde is nog steeds voor advertenties. Intussen is er verwarring ontstaan met de
Gereformeerde Kerkbode, die sinds 1917 verschijnt. In 1931 is de titel veranderd in Amersfoortsche Kerkbode\ De gereformeerden halen bakzeil en veranderen dit in Amersfoortsch Kerkblad (in het volgende jaarboek hoop ik aandacht te schenken aan de gereformeerde kerkboden). Bezettingstijd
Op 4 mei 1940 verschijnt een kerkbode zon-
der opmerkelijk nieuws, maar door de Duitse inval op 10 mei moet Amersfoort plotseling eva- cueren. In de spookstad is er op 11 mei geen dienst. De meeste evacué's blijven ongeveer een week in Noord-Holland, waarna ze weer naar huis kunnen. De bewoners van het Soesterkwar- tier zijn er snel bij; reden voor hun predikant Gerritsen om voortijdig terug te komen en op de ige een dienst te houden in de Emmakerk. Een kerkblad is er nog niet, dus luidt hij maar de klok om de mensen te roepen. De volgende zaterdag, 25 mei, is de bode er
weer, met alle vier pagina's. Daarna verschijnen de kerkboden weer regel-
matig tot 31 oktober 1941. Een kort berichtje 22 Archief Hervormde Gemeente Amersfoort 16,
notulen bijzondere kerkenraad 1938. |
|||||
Oorlogsberichten
Werpt al uw bekommernis op Hem, want Hij zorgt
voor u, staat er op 25 mei 1940 als weektekst onder de kop. 'O, wat is er in vijf dagen ontzaggelijk veel gebeurd! De roede Gods is over ons land en volk opgeheven__'t Is een oordeel Gods over onze
zonden', meent Ds. J. Nauta (1939-1946). De zes
predikanten schrijven samen nog: 'De gebeurtenissen van de voorbije dagen hebben ons allen diep geschokt. Wij mogen belijden, dat ook in al deze dingen Gods hand was. Dit brenge ons tot waarachtige verootmoediging, tot bekeering... Bij de dankbaarheid voor het vele dat ons gelaten werd, gaan onze gedachten allereerst uit naar die gezinnen, waarin diepe rouw is. God sterke de beproefden. Eén ding is er, dat blijft: het Woord van Hem, die getrouw is ... Wij roepen u op tot verootmoediging in gebed, tot een trouw deelnemen aan den dienst des Woords en der Sacramenten, tot een waarachtig christelijk leven in liefde voor elkander.' Ook de hervormde synode schrijft in zulke bewoordingen. De volgende bladen getuigen van de kleine
ongemakken die het kerkelijk leven bemoeilijken. Ik vermeld ze omdat dit soort gegevens nauwelijks uit andere bron bekend is. De opgelegde verduistering vertraagt de huisbezoeken en de net gestarte bijbellezingen moeten worden opgeschort, 's Morgens heeft de Gabrie-Mehenschool ook last van die verduistering, terwijl veel schoolboeken nu verboden zijn en gemist worden. Gretig wordt er uit andere bladen geciteerd, bijvoorbeeld tegen uitingen van nationalisme in de kerk. Deze zijn in het blad dan ook niet te vinden, evenmin als verzetstaal! Andere teksten |
|||||||||
die worden overgenomen gaan over de verplichte
melding van kerkelijke vergaderingen bij de bezetter en over het geringe schuldbesef bij gelovigen over 'Gods oordeel' in de vorm van de bezetting, die juist zou moeten nopen tot geestelijke verdieping. Maar het leven wordt zoveel mogelijk weer opgepakt. De diaconie is terugkijkend op 1940 tevreden over de inzet van de Amersfoorters: nooit werd er vergeefs een beroep op hen gedaan en veel ouderen kregen extra steun. De classes vergaderen in januari 1941 weer (in plaats van juni 1940). Met Pasen brengen kinderen bloemen bij de zieken. Er komt zelfs een extra predikant, Ds. P.P.J. Monster (1941-1945), waardoor de Soesterwijk kan worden gesplitst. Zijn intrede in de Joriskerk wordt door velen bijgewoond en de andere gebouwen zijn die Paasdag gesloten. Op 18 oktober ig4iplaatst men een bericht van de
synode: de richtingenstrijd in de kerk moet gewoon besproken kunnen worden; een beroep op de nood des tijds vindt men onjuist. In het volgende nummer aandacht voor een grote evangelisatie-actie onder niet- kerkelijke jongeren. Alle christelijke jeugdverenigingen doen aan mee en er worden honderd affiches en vijftienduizend strooibiljetten gedrukt die persoonlijk worden uitgedeeld om mensen uit te nodigen voor diensten op zondagmiddagen. Op 31 oktober nog een bericht van de synode, die zich bezorgd maakt over het zedelijk verval, vooral onder de jeugd, 'een loslaten ook van het allergewoonsten fatsoen' en 'zinnelijke begeerten'. En verder natuurlijk alle dagelijkse beslommeringen en wijkberichten; het kerkelijk leven bloeit volop. |
|||||||||
linksboven op de voorzijde moet door velen als
een donderslag aan heldere hemel zijn ervaren: dit is het laatste kerkblad! De persbreidel zat in de lucht, maar dat besefte maareen relatief klei- ne groep. Van het berichtje worden ze niet wij- zer: het Duitse bestuur heeft het zo besloten en er is papierschaarste. Wat is er aan de hand? Lange tijd heeft de kerkelijke pers zich veel te
weinig afgezet tegen het Duitse gevaar. Er waren in de jaren dertig moedige geluiden, maar mis- |
|||||||||
schien nog wel meer meelopers of zelfs sympa-
thisanten. Het is ook lastig, want kritische dag- en weekbladen krijgen al snel te maken met tij- delijke of langduriger verschijningsverboden. In maart 1941 is er voor het eerst een protest van het Convent van Kerken, een samenwerkingsver- band van protestantse kerken die proberen geza- menlijke standpunten in te nemen tijdens de bezetting. Men spreekt tegenover de regering zorg uit over toenemende straatterreur, Joden- |
|||||||||
DE HERVORMDE KERKBLADEN VAN AM ERS FOORT 1 846-1 9 99 65
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kerkbode 1941 met verbod
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
44
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vrijdag 31 Octpber 1341
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
37e .Jaargang
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DE AMERSFOORTSCHE KERKBODE
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^p=^ lillffl illlillllPDllllllllll
JRMDE G.ÉMEENTE TE AMERSFOORT
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
l[ll(lll!llllllI!lilllini!lllllllll!lllllll!lllPIIIl!l(li y—.v. ,x-YI;
ORGAAN VAN DE NEDERDUITSGH HES |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
iHS
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ONDER REDACTIE VAN DE PREDIKANTEN DER HERVORMD^ GEMEENTE EN UITGEGEVEN TEN VOORDEELE VAN
DE DIACONIE EN HET PREDIKANTEN-WEDUWENFONDS De| NEDERD. HERVORMDE GEMEENTE TE AMERSFOORT UITGAVE VAN N.V. DRUKKERIJ v.KG.J. VAN AMERONGEN& CO, AMERSFOORT, IN OPDRACHT VAN DEN KERKERAAD DER NED.HERV. GEM
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Met ingang vun 1 November kun,
in opdracht van den KijkHCom- mlssaris voor het bezette Nedcr- landaehe gebied en in verblind met de papierschaarste, de Aracrs- foottache Kerkbode NIET MEER VERSCHIJNEN. Omtrent de wijic waarop de pre- dikbeurten voortaan zullen wor- den gepubliceerd zal nadere mede- deeling volgen. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bediening 11. Dttup.
Blijkens bericht van den kcrkeraatl te Hoevelaken is aldaar gedoopt «sp Zondag 26 October j.1. Hendrik fa- kob. zoon van Hendrik Jakob van Gelder en Rijntje van 13.110. Huwelijksinzegening,
door: Jan van de Kamp'en jcannctte
Pokkelina van den Akker op Woens- dag 12 Nov. a.s. in de Sim Joriskerk des n.m. 3 uur. door Ds. K. 1. v. d. Be,,, Alsvoren door: Albert Riehatd van
Houdt en Antonia [ohanna van Zwol op Donderdag 13 Nov. u.s. in de Sint Joriskerk des n.m. 1.30 uut. door Ds. J. de Groot, van Eek en Wiel. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
„WANT DE ZOON DF.S MENSCHEN IS GEKOMEN
OM TE ZOEKEN ENZAUGTE MAKEN DAT VER- LOREN WAS. Lucas 19:10. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Cnllecte Ncd. liijbelgcnnntschnp.
As. Zondagmorgen word! in n diensleu voor l,cl Ned Bijbelgem,, |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DONDERDAG 6 NOVEMBER
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
St. Joriskerk.
uur. Ds. van den Berg. Huwelijksinzegening.
Sierkunst Zaal.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
is de
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
-. lle
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De verkrijging van dit blad is be-
perkt lot leden der Ncd. Herv. Gcm, |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hoort tot de opdracht der
grulueule.
Kerkdiensten „de Kerk roept",
lil de drie bijzondere kei kdirnste Zondag 2. v crl 16 November 3.30 uur in de St. Joriskerk rijn paatsen vrij, uitnerondecd de huurde zitplaatsen: huurders hic hebben recht op dere plaatse: .h.nrt l).u.n.,'"„.!'l!,U^ el.'!'
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I-M PREDIKBEURTEN
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wijkgebouw „Filalethes".
[Havik 27).
■ Av. 7 uur. Ds. van den Bcra.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ZONDAG 2 NOVEMBER
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hele kerkelijke pers verbieden, maar dat vindt
men bij nader inzien in strijd met Hitlers instruc- tie om de kerken niet te provoceren. Zo kunnen ca tweehonderd van de tweeduizend bladen blijven. Daarvan zijn er 85 hervormd en hierbij weer 68 stads- of streekbladen die louter uit mededelingen bestaan.25 Sommige bladen die toch wel iets meer doen weten het nog tot 1942 of zelfs 1944 te rekken.26 Het blad wordt steeds kleiner
In de laatste Kerkbode belooft men nog mee te
delen hoe de preekbeurten voortaan worden gepubliceerd. Maar het blijkt niet eenvoudig te zijn een goed alternatief te vinden. Men heeft kennelijk ook niet écht haast, want bijna een jaar lang doet men het zonder. Stencils zijn bijvoor- beeld ondeugdelijk in gebruik, blijkt in de |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vervolging en rechtsonzekerheid. Dit protest
volgt het voorbeeld van het eerdere verzet van een deel van de Duitse kerken tegen het geIijk- schakelingsbeleid.23 Zomer 1941 worden in Duits- land al talloze weekbladen en tijdschriften opge- heven om kritische geluiden de pas af te snijden en papier te besparen. Alle kerkelijke bladen vallen daaronder, behalve die welke puur mede- delingen geven. Ook in Nederland voert de bezetter deze maatregel in de herfst door, omdat hij dan al de hoop heeft opgegeven dat de Nederlandse dagbladen 'iets meer zouden doen dan gehoorzaam maar eigenlijk onwillig in de pas lopen'.24 Tegelijk beseft de pers dat zij al vol- ledig gemuilkorfd is. Eenderde van de dagbladen en viervijfde van de nieuwsbladen verdwijnt, ruim de helft van de vaktijdschriften en de mees- te kerkelijke bladen. De Duitsers willen eerst de |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
26 E.M. Hooiveld, 'Vijf kerkelijke bladen in de oppositie
(1942-1948)', in G. Harinck en D.Th. Kuiper (red.), Anderhalve eeuw protestantse periodieke pers (Zoeter- meer [1999]) 157-183, ald. 160. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
23 Ger van Roon, Protestants Nederland en Duitsland
1933-1041 (Utrecht-Antwerpen [1973]) 306-310 24 L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede WereldoorlogV{Den Haag 1974) 2.77. 25 Ibidem 277-281. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
66 CER.ARD RAVEN
|
||||||||||||||
Een zware tijd
De diensten gaan gewoon door, ook tijdens heftige
perioden in 1944. Sterker nog, zij zitten bomvol omdat hier tenminste nog 'in het openbaar de waarheid gesproken werd', zoals Ds. C.G.H. Blok (1939-1954) zich later zal herinneren. Het zijn koude diensten zonder verwarming, maar daar hoor je niemand over. Koster A.J. van Hazel van de Joriskerk laat mensen onderduiken in de kerk, in de preken hoort men wel eens iets dat de bezetter niet zal waarderen, jongeren zamelen spullen in voor wie ze nodig heeft, er zijn maaltijden voor logementbewoners met Pasen en Kerst. Wat hij niet vermeldt is dat hij ook zelf petten
uitdeelt als er weer een transport gevangenen van Kamp Amersfoort langsloopt, wat hen kan helpen ontsnappen. En dat hij naar het Kamp gaat om te plei- ten voor gemeenteleden die zijn vastgezet. Hij doet dat in een 'mengeling van moed en naïviteit', aldus zijn zoon, want zijn vrouw staat doodsangsten uit. Op 6 mei 1945 moet Amersfoort nog een dag
wachten op de Bevrijding, maar de Joriskerk zit stamp- vol en men zingt na afloop Psalm 66 en het Wilhelmus. 'De meest bewogen kerkdienst die ik ooit meemaakte', aldus Ds. Blok.27 |
||||||||||||||
kerkenraad van 14 januari 194.2. In de volgende
vergaderingvan 4februari bespreekt men het voorstel van de classis om 'tot samenvoeging der kerkelijke pers in de classis te komen'. Dit 'vindt algemene instemming': men zal de gegevens voortaan opsturen.28 De classisbladen zijn ver- moedelijk een landelijk verschijnsel geweest.29 Het eerste bewaard gebleven exemplaar van
de Mededeelingen uan de Heruormde Gemeenten in de Classis Amersfoort dateert van 15 juli 1943. Het kwam ook tevoorschijn na mijn oproep. Blij- kens het nummer 44 moet dit blad begonnen zijn in september 1942, dus na liefst tien maan- den onderbreking. Het Amersfoortse blaadje telt vier kleinere pagina's van het formaat A4 en beslaat het hele werkgebied, tot Odijk en Zuilen aan toe. Het staat onder redactie van Ds. B. Tuin- stra uit Huis ter Heide en weer wordt het gedrukt door Van Amerongen. De eerste bladzijde staat vol preekbeurten. Dan een halve pagina Amers- foorts nieuws, waaronder weer een massadoop, dejeugdraad en wijknieuws. Verder nieuws uit de andere gemeenten, een Bijbelwoord uoordeze «jee/cdat men elke dag kan lezen en tenslotte weer het landelijk beroepingswerk. Latere exemplaren zijn alleen bewaard geble-
ven vanaf september 1944. Ze tellen steeds maar twee pagina's, dus één velletje (op één na). Redacteur is nu de Amersfoortse predikant J. Pannebakker (1911-1945). Na Dolle Dinsdag (5 september) en de spoorwegstaking zijn de verbindingen overal gebrekkig. In het nummer van de 21e meldt men dat de post niet goed door- komt; de preekbeurten buiten Amersfoort ont- |
||||||||||||||
breken en het blad komt met vertraging bij de
abonnees. Twee weken later probeert men het blad
weer naar de buitengemeenten te verzenden, maar de preekbeurten daarvan zijn incompleet en worden hierna ook helemaal niet meer ver- meld. De nagekomen berichten van buiten staan er nu ook voor het laatst in. Op 12 oktober moet men de verspreiding buiten Amersfoort defini- tief opgeven. De drukpers kan niet meer draaien en de post hapert, dus hoe lang kan men nog |
||||||||||||||
27 C.G.H. Blok, 'Hoe verging het de Amersfoortse
Hervormde gemeente in de oorlogsjaren?, Hervormd Amersfoort 67:5 (mei 1985) 3; J. Segaar, 'De kerken in oorlog', ibidem 4; vraaggespek met zoon L. Blok, 22.2.2008. 28 Archief Hervormde Gemeente Amers- foort. 17, notulen bijzondere kerkenraad 14.1. en 4.2. 1942. 29 In het Historisch Documentatiecentrum voor |
het Nederlands Protestantisme (1800-heden) en in
collectie auteur: Eindhoven (begonnen 1942), Zutphen (1943), ring Zaltbommel (1943), Leiden (1944). Er zijn veel méér exemplaren bewaard van gereformeerde clas- ses, waaronder Amersfoort, en één classis van de Chris- telijke Gereformeerde Kerk. |
|||||||||||||
DE HERVORMDE KERKBLADEN VAN A M E RS FOO RT 1 846-I 9 9 9 67
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
- g Ie Jaorgema ■ No. 37
# # . . J 13 September 1946
ffetvotmd
Weekblad voor de Ned. Herv. Gemeente
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
MEDEDEELINGEN
van de Herv. Gemeenten in de Classis Amersfoort
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
PREEKBEURTEN
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
)l Plan
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
e Y,l:,-:i:
|
d Z.. 10-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jyienit dei Wooz'di
Zondag 15 Sept, 1946 AMERSFOORT Se. Joriskcrk (Hof 1)
v.m. 10 uur, ds. Blok. (Bevestiginc en intrede ds. De Brés) n.m. 5 uur, da. Vermaas. (Be- vestiging N. van der Vlist tol Ouderling) Nieuwe kerk (Leusderweg 110)
v.m. 10 uur. ds. Vermaas n.m. 7 uur. ds. F;ii;i;] ii.'i:.:('!:{■ Emrna-kcrk (O. Soesterweg 131)
v.m. 9 uur. ds. Vonk Noorder- graaf (Eeranes-Binnen) v.m. 10.30 uur. ds.-Vonk Noor- dergraaf (H. Avondmaal) n.m. 5 uur. da. De Brés. H. Avond- maal en Dankzegging Gymnasium (Groen van Prinstererlaan 33)
v.m. 10.30 uur, ds. Mackaay ' Rusthuis „De Lichtenberg"
(Utrcchischeweg 299) n.m. 3.30 uur. ds. Blok Kapel Zon en Schild
(Utrechtscheweg 266) |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hiuw (L. Costerplein H) 12-1 er
htschcol (Hoblitiaastr.). 12—1 .30 uur |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BLAUWKAI-EI.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Oir. Sch
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kapel Zon en Schild. 11.15.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Chr. School (v. Eftnli
|
10-11.IS l
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
orden (Ex. 1:7-10).
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
HOOGLAND
v.m. 10 uur. ds. A. Sncthlage,
em. pred. te Heemstede Collecte voce Meer-en-Bo/xh Geb.„Bethel".Hooglanderveen n.m. 7 uur. ds. Posthumus Meyji |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
t
Mededeelingenblad 1943
Hervormd Amersfoort 1946 doorgaan? De dominees van Amersfoort hebben
nu vaste preekbeurten en nemen ook die van gastpredikanten op zich. Veel data van activitei- ten worden voor de zekerheid ver vooruit aan- gekondigd. Verbazend dat intussen het beroe- pingsnieuws wel doorkomt! Op 2 november blijkt Van Amerongen zonder
gas en stroom te zitten. Het handzetten van de druklettersgaat bijna niet meer door de kou. Het blad zal daarom tot na de winter moeten worden onderbroken, vreest men. Het nieuws bestaat voornamelijk uit een lijst van geldelijke giften en het bijbelleesroostervoorde restvan het jaar. Twee weken later verschijnt dan het laatste num- mer. Daarna is de drukkerij gesloten.30 In maart 1945 moet er opnieuw een kerkbode
gedrukt zijn, waarna op de 30' het Paasnummer volgt, het laatste dat bewaard is. Vermoedelijk zijn april en mei 1945 met de nadering van de bevrijders zó chaotisch dat het Mededeelingen- blad niet kan verschijnen. Of dat na de bevrijding weer wel gebeurde weten we niet. Ik heb in ieder geval geen exemplaren gevonden. Na de bevrij- ding komt het openbare leven maar moeizaam op gang, omdat de verbindingen nog zeer beperkt zijn. De kerkenraadnotulen beginnen |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
SS
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
. 10 uur. ds- Hofstede
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dr!:;kc ■•
dersdie' |
enftMisfen, Of hei nu Hei-
jcren ;ijn of Müttlinger broe-
ien confereren, dan wel vrijz. n ut lïvangclisatiën die hier gadering willen houden, tel- wordt een beroep gedaan op .eid van ons. leden Oer Ned. ■enk van Amersfoort. En tel- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
C/vezdenkina\
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
i-cntrun :'jn Ncdeiland!
.•ivninecnndvericnti.-i! n V.V.V. of van |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
AbV"
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ik kan me voorstellen, dat 't je wel eens
■1 wordt. Dat je denkt: Las kijken, hoc vaak hebben wc nu al vreemden in n eigen huis. Vooral als ze zo laat
komen, dat je niet eens op de gewone tijd ' ■ beginnen, 'om' het nu _.,__ uit te drukken. En Moeder de vrouw heelt in deze tijd al :noeg werk om de monden van het °pen te ' |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
folder, als red;
gronde iploif anten, die den vreemdeling
hier willen lukken, dan mogen wc el. Het is toch waar. zeker? En zo «e ie komen, van alle kanten, de forensen, de industriëlen en de inspee- irs en agenten vüii diverse ir:ar;intLi;s N.-i1mjvcVl \V.,r.i ai. ;e i:i liecl Ned^r ld moot wezen, dan zit je toch maar i in Amersfoort, als een spin in zn è! t geldt ook voor Hervormd Amcrs- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
. 10 L
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
. ds, Nauta
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jongeren diens ten
Kerk (Appelweg), v.m. 10.30 uur, de Heer M. Germans Wijkgebouw (L. Costerplein 14). v.m. 10 uur. ds. L. M. J. S. Herfkena Gebouw Iinmanud. (TtupMr;;;tri
v.m. 10uur.de HeerH.C.v.Norden Jeugdhuis (Z.Sinqel). v.m. 10 uur. de Heer H. v. Gnten Last |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mden bij. All
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
«"bij
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
■od'ig
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
..>::,i: Aiï-.ü:iiri: Ki.-n. IK) tot Ly-
Lj\^L ;:,;ik';.:i d\- P;mlus ondet- vergeten. Dit is cen Cinisiclij!^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sl Krulskamp. 10-11.15 u
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
pas weer in januari 1946; een indicatie dat er in
1945 weinig gedaan kon worden. Maar intussen is wel gewerkt aan een nieuw blad! Een sober Hervormd Amersfoort
Met ingang van 1946 begint de hervormde
gemeente met een nieuw blad, eerste jaargang. Het heet Heroormd Amersfoort. Ds. Dönszel- mann krijgt dus alsnog zijn zin, al staat hij sinds 1944 niet meer in Amersfoort. Elke week zorgt J.A. Mulder (geen predikant) in zijn eentje voor een blad van vier tot acht bladzijden A4, weder- om gedrukt bij Van Amerongen. De kerkdiensten 30 Roest, Van Amerongen, a.w., 27.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Toenemende ellende
De kerkbode is één van de weinige bronnen over het
kerkelijk en dagelijks leven in Amersfoort tijdens de laatste twee oorlogsjaren. Al in september 1944 zijn immers de notulen van de kerkenraad gestopt. 15 juli 1943
De Hervormde Jeugdraad gaat naar een classicale
vergadering in Hilversum. De diaconie vraagt geen geld te geven (waar je immers niet veel mee kunt kopen), maar meubels, voedsel enz. 21 september 1944
Ds. Gerritsens fiets is stuk en zijn huisgenoten hebben
niet veel beters, zodat hij voornamelijk te voet huisbezoek moet afleggen in het Soesterkwartier. De zondagsscholen komen voortaan elke maand 's zondags om halfelf bijeen in de kleuterschool aan de Van Marnixlaan op de Berg. 5 oktober
Nu de zomertijd voorbij is moeten de spreekuren van
predikanten maar 's middags worden gehouden in plaats van 's avonds. Wel roept men nog op om kerkelijk sociaal werkster te worden en verheugt men zich op het twintigjarig bestaan van de diaconessenarbeid, een soort thuiszorg bij bejaarden. Ook het ministerie (vergadering) van predikanten komt nog bijeen. 12 oktober
De diaconie kan geen winterinschrijving meer
organiseren en houdt daarom gewoon een extra collecte. De catechisaties zijn uitgesteld en de |
||||||||||
christelijke bibliotheekkan dit seizoen nog niet open.
De kerkenraad en diaconie vergaderen voorlopig nog wel. Een week later blijken allerlei activiteiten stil te liggen, waaronder het jeugdwerk. Het blijft bij huisbezoek en kerkgang. Bommen voor het spooremplacement verwoesten woningen in het Soesterkwartier, zodat gezinnen naar andere straten moeten verhuizen en Ds. Gerritsen moet vragen te melden wie gewond is. 26 oktober
Een brief van de synode: 'Onze Vader in den hemel
weet wat de zijnen van noode hebben.' De kerkgebouwen hebben geen stroom meer, zodat elk orgel door twee mannen moet worden aangetrapt. Na de razzia's zijn bijna alle mannen afwezig, maar de orgels blijven spelen! Het wijkgebouw Bethel is door glasschade onbruikbaar geworden. 16 november
Een herderlijke brief van de kerkenraad aan de
stellinggravers over de IJssel. Er is nog een jeugddienst in de Emmakerk en men begint nu Kwartierdiensten, een soort avondgebed dat elke werkdag om 16 uur in één van de kerken gehouden wordt. Die zijn ook geschikt om niet-kerkelijken uit te nodigen. Er is gebrek aan bijbels voor gezinnen die er geen hebben. 30 maart 1945
Een overdenking over de Opstanding. Men men gaat
nu preken van de plaatselijke predikanten op papier zetten voor wie de diensten niet kan bezoeken. Er is zóveel belangstelling voor dat ze moeten rouleren. |
||||||||||
staan voorop: in drie kerkgebouwen en een
school, met diensten in De Lichtenberg en Zon en Schild, liefst vier jongerendiensten in wijkge- bouwen en acht zondagsscholen! Op dezelfde pagina al een overdenking: Amersfoort is geliefd als landelijk vergadercentrum; men beschouwt dit als een last maar het is ook een zegen. Op pagina 2 en 3 het nieuws van de vier wijken. Ook het kerkelijk nieuws uit Hoogland en Leusden wordt vermeld. |
Verder het gebruikelijke algemene nieuws en
de advertenties, maar enkele zaken vallen op: er is dringend behoefte aan pensiongelegenheid bij particulieren; het Jeugdhuis aan de Zuidsingel is ook opengesteld voor militairen en er worden samen brieven geschreven naar'onze jongens' overzee; gespreksavonden van de Jonge Kerk; een plaatselijk adres voor huwelijksadviezen; landelijk beroepingswerk; verzet van de kerk tegen de harde behandeling van NSB-ers [ook in |
|||||||||
DE HERVORMDE KERKBLADEN VAN A M E RS FOO RT 1 846-1
|
|||||||
Kamp Amersfoort] en internationaal nieuws.
Naoorlogse perikelen, maar ook veel tekenen van bloei dus. Het hoeft niet te verbazen dat in deze tijden
van schaarste een sober blad wordt uitgegeven. Het verbaast eerder dat het zo lang eenvoudig is gebleven; van illustraties of de bijzondere num- mers van vóór de oorlog is al helemaal geen spra- ke. De enige wijziging van betekenis is dat in 1947 wordt overgestapt op formaat A3. Het blad wordt nu wel goed bewaard: er is een vrijwel complete verzameling. Zodra de situatie iets verbetert komt er voor-
zichtig verandering. In 1956 staat er voor het eerst weer een foto in. Maar daar blijft het bij. Nu gaat de energie niet naar het centrale blad, maar gaan de wijken eigen bladen maken. Voor zover bekend zijn ze nauwelijks bewaard. Al in de jaren vijftig heeft de Joriskerk haar Contact en de Ver- eniging voor Vrijzinnig Hervormden Ons Gemeenteblad; de anderen volgen dit later na. In 1961 heeft Contact al 2000 exemplaren! In de jaren zestig ziet Hervormd Amersfoort
er al behoorlijk anders uit. De redactie bestaat uit vier personen, predikanten wel te verstaan. Nog steeds varieert het aantal pagina's tussen vier en acht. De oplage is in 1964-1966 3600 exemplaren, in 1967 nog maar 3000. In het num- mer van 7januari 1966 staat na de overdenking een jaaroverzicht van Ds. A. de Wilde uit Zaan- dijk, overgenomen uit het vrijzinnige weekblad Kerken Wereld. Hierin een opmerkelijk scherp oordeel over synodes: het Vaticaans Concilie en de gereformeerden lopen achter in sociale kwes- ties en de vrouw in het ambt; ook de eigen syno- de krijgt een veeg uit de pan. Het kerkenwerk en de zendingstheologie worden beter beoordeeld. De diaconie meldt dat het maatschappelijk werk voortaan regionaal georganiseerd wordt. Dan op pagina 3 de kerkdiensten en daarna het nieuws uit acht wijken, plus de Lichtenberg Gemeen- schap, de Johanneskerk, Hoogland en Leusden. |
|||||||
De enige luxe is dat in deze jaren het kerstnum-
mer met groene inkt wordt gedrukt. In 1970 ont- dekt de redactie het vooroorlogse blad en gaat men 27 jaargangen extra tellen (het waren er in werkelijkheid 37). In het nummer van 15 januari 1971 trof ik voor het eerst een verslag aan van een kerken raadsvergadering. In dat jaar komt er een eind aan de samen-
werking met drukkerij Van Amerongen. Door de stijgende zetkosten kan deze het tekort op de exploitatie niet langer bijpassen. Hoofdredacteur Ds. J.D. Smids (ziekenhuispredikant 1963-1978) vindt nieuw onderdak bij uitgeverij/muziekwin- kel J.C. Willemsen aan Langestraat72(nu Bitter damesmode). In het nummer van 3 september schrijft Smids enthousiast over het 'nieuw gewaad' van het blad, dat nu moderner oogt. Tegenwoordig zouden we de letter van de elek- trische schrijfmachine juist een stap achteruit vinden. Behalve de koppen is er nauwelijks spra- ke van opmaak. In december 1973 komt het blad zonder aankondiging nog maar om de week uit, maar in mei wordt dat even geruisloos hersteld. Mort er dan niemand om? Jawel, want op 26 april 1974 meldt Smids het verwijt dat hij zo weinig gemeentenieuws opneemt. Elke wijk heeft één of twee kolommen; meer is financieel niet haalbaar. Op 7 januari 1983 is de kop voor het eerst
opgesierd met het eeuwenoude kerkzegel Amor Fords (de liefde is sterk, maar ook een woordspe- ling). Het is de enige luxe die men zich nog kan permitteren. Er zijn nu vijf redacteuren, waarvan drie predikanten. Het blad telt 8-10 bladzijden A4. De diensten staan nu op pagina 2. Maar er is een grote verandering op komst. Veel importle- den vinden het wijkblad wel voldoende en willen eigenlijk niet betalen voor een centrale kerk- bode; de samenvattingen van nieuws uit andere wijken boeit hen niet. De wijkbladen bloeien als nooit tevoren: Nieuwe Kerkenieuuos, Klankbord (De Hoeksteen, samen op weg met de gerefor- meerde Open Hof), De Brug (Emmakerk!), |
|||||||
70 GERARD RAVEN
|
|||||||
Rondom de Ontmoetingskerk, Aduentklanken,
Ouer de Brug (een poging tot samen op weg van De Brug en de gereformeerde Opstandingskerk) en Kerken Wereld(Johanneskerk, waarschijnlijk een inlegvel in het landelijke weekblad). Daarom wordt Hervormd Amersfoort in oktober terugge- bracht tot een eenvoudig maandblaadje van vier bladzijden, iets groter dan A4, zonder logo in de kop, met de kerkdiensten achterop. Het wordt voortaan in een oplage van 7000 verspreid in combinatie met het wijkblad. 4000 passieve adressen krijgen het niet meer. Advertenties passen er ook niet meer in. Het novembernum- mer heeft alweer een selectie uit de wijkbladen door Smids, maar in 1986 zwijgt zijn rubriek Veel- kleurige uertolking. Zonder wijkberichten blijft een kaal blad met een saaie vormgeving achter. De kerkdiensten staan achterop, maar verhuizen begin 1989 naar pagina 2. De 'staatsgreep' van de redactie
In 1985 is Marja Brak de redactie komen verster-
ken. Al gauw is zij de spil (zij is nu de nestor van het huidige blad Drieluik). Het blad krijgt voor het eerst tekeningen en af en toe een foto. Geruisloos groeit het naar tien pagina's, ook al staat er géén wijknieuws in. Zo herinnert zij het zich: 'Het vergaderen van de redactie stelde niet
veel voor. We kwamen af en toe bij elkaar op het kerkelijk bureau aan de Groenmarkt, dronken wat en kletsten wat. Het bureau fungeerde in die tijd ook als redactieadres, waar iedereen zijn geschreven kladjes of getypte velletjes kwam brengen (ik wilde dat ik ze bewaard had!). Redac- tielid G. Petersen was koerier: hij bracht mij de kopij. Ik typte wat onleesbaar was over en redi- geerde. Het blad werd gemaakt bij Willemsen, de
muziekwinkel/uitgever in de Langestraat. Daar moest ik een paar krakende trappen in het ach- terhuis opstommelen om de kopij te brengen. Ik |
|||||||
leverde koppen met wrijfletters erbij om de boel
wat op te fleuren; die waren toen in de mode. De plaatjes waren vaak materiaal dat ik op mijn werk voorhanden had. In 1987 schreven wij de centrale kerkenraad
een brief. De redactie bestond toen uit Ds. J.W. van der Heide [1979-1990], de heer Petersen en ik. Wij waren (ik vrees dat ik moet schrijven: ik was) het beu om als knippers en plakkers te fun- geren. Dat staat letterlijk in de brief. Daarom stelden we voor de wijkbladen op te heffen en Heruormd Amersfoort op te waarderen, in kwali- teit en omvang. Ook om het 'eilandenrijk' in her- vormd Amersfoort tegen te gaan. Ik herinner me uit de vergaderingen van de centrale kerkenraad, die ik toen notuleerde, dat die slag om de ophef- fing van de wijkbladen zeer emotioneel was. De wijken waren bang de eigen identiteit en vrijheid te verliezen.'31 Het duurt even, maar de redactie krijgt haar
zin. De wijkbladen gaan in maartiggo op in een mooi blad, opgemaakt door een professionele vormgever en geproduceerd door de Bergdruk- kerij aan Utrechtseweg 60. De oplage is 6000. Er zijn nu zeven redacteuren, waaronder één predikant. In de kop komt het logo terug en er zijn liefst 24 bladzijden A4. De kerkdiensten staan nu weer achterop. Voor het eerst staat er in Heruormd Amersfoort een vraaggesprek, de over- Oproep
Dit artikel is mede te danken aan de reacties na een
oproep voor herinneringen en oude nummers. Archief Eemland en de kerkelijke bureaus hebben immers geen complete series. Wij zijn daar nog steeds naar op zoek, vooral hervormd van vóór 1946 en 1981-1982, gereformeerd 1990-1998, luthers 1974-1975 en de wijkbladen. Graag te leen of nog liever als schenking, waarna ze deskundig worden bewaard bij Archief Eemland en voor iedereen in te zien zijn. g.raven@ museumflehite.nl of tel. 033 460 3091/2471100. |
|||||||
DE HERVORMDE KERKBLADEN VAN AM E RSFOO RT 1846-1 999 71
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
denking komt terug, er komen meer foto's en
natuurlijk is er ruim baan voor de wijkberichten. Dat verhindert niet dat later stilletjes weer wijk- berichten ontstaan, maar dat zijn wekelijkse fotokopietjes (die tegenwoordig in een groeiend percentage als email worden verspreid). Drieluik
De nieuwe kerkbode is al een beetje een blauw-
druk voor Drieluik, de vrucht van Samen op Weg, die in 2004 tot de fusie met de Gereformeerde Kerken in Nederland en de Evangelisch-Lutherse Kerk leidt. De andere kerken hebben veel lagere oplagen: 1200 en 280. Eigenlijk verbaast het dat het nog zo lang moet duren voordat het fusie- blad er komt: tien jaar. Moeizame onderhandelin- gen gaan daaraan vooraf. Marja Brak: 'De redac- tie vroeg in de brief van 1987 ook te onderzoeken of samenwerking met de Gereformeerde Kerk mogelijk was. Eenjaar later volgden twee gesprekken met de gereformeerden over een mogelijk gezamenlijk kerkblad. In 1989 hadden we concepten voor het redactiestatuut en de samenwerkingsovereenkomst. De zaak is toen echter gestrand; voornamelijk omdat de gerefor- meerden een weekblad hadden en de hervorm- den een maandblad. Compromis zou een veer- tiendaags blad zijn. En ook overabonnementen en betaling van bijdragen van lezers werd gesteg- geld. Het ging allemaal niet door.'32 De redacties moeten nog veel geduld oefe-
nen, maar tenslotte krijgen zij opnieuw hun zin. De twee kerkbladen en redacties worden ineen- geschoven. Het hervormde blad heeft nu 4800 exemplaren, het nieuwe krijgt er 6000. Het lutherse nieuws wordt ook opgenomen, al blijft hun Cemeenteleuen (sinds 1929) bestaan. Als eind 1999 het laatste nummer van Heroormd Amersfoort uitkomt is de redactie al enthousiast bezig met hun uitgekomen droom: Drieluik ... |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
jaargang 72 juni 1990
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
"JONGEREN ZIJN BEST ERGENS
> * VOOR TE PORREN" |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hervormd Amersfoort 1990
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
31 Brief van Marja Brak, 14 september 2006. 3 2 Idem.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CERARD RAVEN
|
|||||||||||||||||||||||
BIJLAGE 2
Frederik Wesseling is in 1905 leraar
geschiedenis aan de Rijks HBS en woont aan Wijersstraat 5. Zijn bestuursfuncties zijn dan: archivaris van de hervormde kerkenraad, wnd. secretaris Kiesvereeniging 'Geloof en Liefde', lid Nederlandsch Bijbelgenootschap afdeeling Amersfoort, capitularis Capittel van Sint Joris, lid Commissie van Advies Ziekenfonds Christelijke Nederlandsche Werkmansbond afdeeling Amersfoort, penningmeester Fröbel Bewaarschool van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen en secretaris Amersfoortsche Industrie- en Huishoudschool. Hij is in 1906 tevens onderdirecteur van de HBS. In het laatste jaar voorzitter van Volksonderwijs afdeeling Amersfoort, secretaris van het hervormde wijkgebouw Bethel, bestuurslid Nederlandsche Gustaaf Adolfvereeniging afdeling Amersfoort. Deze functies vervult hij nog steeds: secretaris 'Geloof en Liefde', NBG (nu ook van de bijbehorende zondagsschool), ouderling en archivaris van de hervormde gemeente. In 1932 krijgt hij van het College van Kerkvoogden en Notabelen een fotoalbum aangeboden bij zijn tachtigste verjaardag (nu in Archief Eemland 75054 etc). In 1935 regelt hij nog de cv van de Joriskerk. |
|||||||||||||||||||||||
BIJLAGE 1
Nicolaas Vels Heijn (1859-1934) woont
eerst boven zijn winkel aan de Varkensmarkt 9 en daarna aan Frederik van Blankenheijmstraat 20; hij handelt in het dagelijks leven in koloniale waren. Blijkens zijn biografie in N. Vels Heijn en F.M. Vels Heijn-van der Kolk, De kwartierstaat Vels Heijn (typoscript Zeist 1978, Archief Eemland, archief Vels Heijn) was hij in de jaren 1891-1931 voorzitter van de Vereniging voor |
|||||||||||||||||||||||
BIJLAGE 4
|
|||||||||||||||||||||||
Gerrit jan van Amerongen (1886-1975)
was langdurig lid van de hervormde kerkenraad, bestuurslid van de Stichting Kinderzorg, diaken en toezichthouder van de Gabrie-Mehenschool (waar hij ook zijn eigen kinderen heen stuurde). In 1929 verhuisde het gezin naar de |
|||||||||||||||||||||||
BIJLAGE 5
|
|||||||||||||||||||||||
(met een eigen school in Amersfoort),
.naf 1897 diaken, 1899 notabel (lid van
het college van toezicht op de kerkvoogdij), 1900-1933 ouderling, verder provinciaal kerkvisitator, en langdurig bestuurslid van de hervormde Gabrie-Mehenschool (diaconieschool), weeshuis Kinderzorg, Diaconessenschoo |
|||||||||||||||||||||||
Ds. Martinus Gerard Gerritsen is
voorzitter van de kerkenraad bij de ingebruikname van de Nieuwe Kerk aan de Leusderweg (1925) en vervolgens bouwpredikant van de Emmakerk in het Soesterkwartier (1929, tegenwoordig Emmaüskerk). Hij woont aan de Utrechtseweg 113. Hij is ook de eerste pastor van psychiatrisch ziekenhuis Zon en Schild. Er zijn geen aanwijzingen dat hij familie is van de Amersfoortse graanhandelaar en politicus Carel Victor Gerritsen (1850-1905), die gehuwd is met Aletta Jacobs. |
|||||||||||||||||||||||
(Puntenburgerlaan). In 1900 wordt hij
het eerste Amersfoortse raadslid namens de Anti-Revolutionaire Partij. In 1905 vermeldt de Amersfoortsche Almanak bovendien: secretaris van de Stuiversvereeniging, vice-voorzitter van De Nederduitsch Hervormde Zondagsschoolvereeniging, lid Commissie van Beheer inzake het bestuur der Gasfabriek en lid van de Commissie van Toezicht lager onderwijs. Blijkens de almanak van 1917 is hij voorzitter van de Orthodoxe Kiesvereeniging 'Voor Waarde en Vrede', vice-voorzitter Gabrie-Mehenschool, penningmeester van Bethel, en nog steeds bestuurslid van de NH Zondagsschoolvereeniging. Later is hij nog voorzitter van het Comité inzake de kinderkerk (Amersfoortsche Kerkbode 3.3.1928). In 1925 draagt Vels Heijn de bijbel naar de kansel bij de ingebruikname van de Nieuwe Kerk aan de Leusderweg.In de periode 1914-1934 is hij wethouder van Bedrijven en vervolgens ook loco-burgemeester. |
|||||||||||||||||||||||
BIJLAGE 3
|
|||||||||||||||||||||||
Kornelis den Hollander (1875-1935) is
predikant te Amersfoort van 1909 tot zijn overlijden. Hij woont volgens de almanak van 1917 aan de Hendrik van Viandenstraat35 (1925: Korte Bergstraat 3). Hij is dan president-directeur van de Nederduitsch Hervormde Zondagsschoolvereeniging, tweede voorzitter Nederlandsche Anti- Oorlogsraad groep Amersfoort [het is WO I] en bestuurslid van het Nederlandsch Bijbelgenootschap afdeling Amersfoort. In 1932 is hij ook voorzitter van de Gabrie-Mehenschool (van de hervormde diaconie). |
|||||||||||||||||||||||
DE HERVORMDE KERKBtADEN VAN AM E RS FOO RT 1 846-1 9 99 73
|
|||||||||||||||||
BIJLAGE 6
|
|||||||||||||||||
Nieuw adresboek voor Amersfoort, Baarn
en Soest 1894-1912
Volledig adresboek voorde gemeente Amersfoort1909
Volledig Amersfoortsch adres- en jaarboek |
|||||||||||||||||
Amersfoort (bnr 167), invnrs. 15-17
(notulen bijzondere kerkenraad 1904-1905,1938,1942-1946), 43 (reglement 4.12.1935) * Kerkboden (met signatuur
bibliotheek) Amersfoortsche Kerkbode 1917-1941
(incompleet, G3293) Losse exemplaren in Persmuseum 4051
(1904 en 1928), Archief familie Vels Heijn (Archief Eemland bnr 226) 6 (jx 1919- 1934), Archief Hervormde Gemeente47i (5.11.1932), Historisch Documentatie- centrum voor het Nederlands Protestantisme (1800-heden) 676 (i57x 1936-1941) Drieluik vanaf 2000 Hervormd Amersfoort 1946-1999 (mist 1981-1982 en enkele losse nummers; G3212); NB: de ontbrekende set 1979-1984 bevindt zich bijna compleet in UBU TK563. Mededeelingen van de Hervormde Gemeenten in de Classis Amersfoort
1943-1945 (incompleet; D1333) [Predikbeurtenlijsten] 1846,1848,1904 (G2756)
De Wegwijzer. Maandblad der Nederlands Hervormde Evangelisatie mrt 1930, nov 1932, mei 1935 (incompleet; D1341) wijkbladen, steeds enkele losse nummers: D1337 (vrijzinnigen 1951), D1222 (IV Kruiskamp en VIII Randenbroek 1961), D1377 (Bergkerk 1964-1984), D1224 (De Brug 1970-1987), G3208 (Johanneskerk 1971-1973), D1519 (Nieuwe Kerk 1983), G2393 (Nijenstede 1997-) * Overig
Amersfoortsch Dagblad/De Eemlander
1913-1921
Amersfoortsche Courant 1905 De Eembode 1905 Nieuwe Amersfoortsche Courant |
|||||||||||||||||
predikant, wat al een conflict oplevert
met de hervormde kerkenraad die meent |
|||||||||||||||||
Marja Brak, 'Vijftig jaar geleden', [over de
inhoud van de Amersfoortsche Kerkbode 12.11.1938], Hervormd Amersfoort (januari 1989) C.G.H. Blok, 'Hoe verging het de
Amersfoortse Hervormde gemeente
in de oorlogsjaren?, Hervormd Amersfoort 67:5 (mei 1985) 3; J. Segaar, 'De kerken in oorlog', ibidem 4
Brieven van Marja Brak aan de auteur, 14 september 2006 en 6 april 2008
Vraaggesprek met L. Blok (zoon van Ds. C.G.H. Blok), 22 februari 2008
|
|||||||||||||||||
AmersfoortscheKerkbode 15.2.1930). Het
volgende jaar volgt de oprichting van de Bergkapel (de latere Bergkerk). Dit en andere initiatieven in het Bergkwartier leveren nieuwe conflicten op met de kerkenraad (A.J.H, de Beaufort e.a, De Bergkerk te Amersfoort (Amersfoort 2007) 10-11. Van Hasselt is lid van de NSB en als zodanig Statenlid, maar zegt beide in 1937 op omdat hij Mussert een dictator vindt. In 1943 krijgt Van Hasselt inkwartiering van Duitse soldaten in zijn woonhuis aan Sophialaan 7; hierover raakt hij in conflict roet stadsarchitect C.B. van der Tak, die meent dat Van Hasselt onvoldoende meewerkt (A. Groot en M. Cramer, C.B. van der Tak. Stadsarchitect tussen modernisme en traditie 1929-1945 (Hilversum 2007) 353-354)- |
|||||||||||||||||
Amersfoortsche almanak, tevens volledig
adresboek voor het jaar 1905, idem |
|||||||||||||||||
GERARD BROUWER
|
||||||
Weefkunst in
|
||||||
WEEFKUNST IN SOEST EN BAARN 75
|
|||||||
Het onderzoek naar de handweverij en tapijtknoperij Edmond de
Cneudt (ofwel de weverij) was een logisch vervolg op mijn artikel over de kunstschilder en graficus Cuno van den Steene, dat verscheen in het tijdschrift Baerne. Van den Steene ontwierp namelijk een dertigtal wandtapijten, die door De Cneudt werd uitgevoerd. De weverij was uit oogpunt van werkgelegenheid voor Baarn
en omgeving zeker niet onbelangrijk. In 1948 bijvoorbeeld, telde het bedrijf 43 personeelsleden (op een beroepsbevolking van 5956 mannen en vrouwen; volgens de telling van 1947). Daarmee was de weverij in grootte de derde werkgever in de gemeente, na drukkerij en uitgeverij Bosch en Keuningen de metaalindustrie Zilgroba. Bijna een halve eeuw lang bood de weverij werk- gelegenheid aan tientallen wevers, knopers en ander personeel. Samen met drie andere gelijksoortige bedrijven was de weverij
toonaangevend in Nederland op het gebied van de toegepaste, textiele kunst.1 Edmond de Cneudt en zijn medewerkers weefden vóór, in en na de Tweede Wereldoorlog zo'n 250 wandtapijten in opdracht van bedrijfsleven en overheid. Deze werden ontworpen door vooraanstaande kunstenaars, hoofdzakelijk uit Nederland. Vanzelfsprekend werden er ook andere producten in het bedrijf vervaardigd, zoals gordijnen, meubelstoffen en vloerbedekking. Dit artikel gaat in het algemeen over de geschiedenis van het
bedrijf en in het bijzonder over de wandtapijten, die in de weverij alle met de hand werden vervaardigd. |
|||||||
Caroline Boot, conservator beeldende kunst van meen erkend als de grote vernieuwer van het
Audax Textielmuseum Tilburg, schreef enkele wandtapijt in zijn land, bracht daar na de Tweede
jaren terug dat de tapijtweefkunst in Frankrijk, Wereldoorlog verandering in. Ook in Nederland,
België en Nederland aan het begin van de 20= waar hij bekendheid kreeg door opdrachten voor
eeuw tot een bedroevend niveau was gedaald.2 de raadszaal van het stadhuis in Heerlen en het
De Franse wever Jean Lurcat (1892-1966), alge- kantoor van de SER. De laatste uitgevoerd door
|
|||||||
76 GERARD BROUWER
|
|||||||||||||
bouwprojecten moesten worden aangekleed.
De opdrachten kwamen vaak van bankinstellin- gen, verzekeringsmaatschappijen, rederijen en overheid. Maar ook particulieren kochten wand- en vloertapijten bij de goede woninginrichters. Winkeliers vergezelden hun meestal beter gesi- tueerde cliënten naar het bedrijf van De Cneudt om de kleuren van hun vloerkleed uit te zoeken. Nu, in de eerste jaren van de 2ie eeuw, zijn er in Nederland nog maar een paar ateliers voor het met de hand weven van zgn. klein-textiel. Zoals in Enschede Museum Jannink, in Celdrop het Weverijmuseum en de Tapisserieweverij in Tilburg, naast Audax. In de Tapisserieweverij weven vrijwilligers met de hand: damast (voor o.a. vingerdoekjes en servetten) en (alléén daar) wandkleden. 'Troetelkind'
Edmond de Cneudt vulde zijn leven met zijn
passie: het ontwerpen en weven van textiel, in het bijzonder het met de hand (laten) weven van wandtapijten. Onder hen die ontwerpen maak- ten voorde in zijn atelier gemaakte wandtapijten waren bekende namen als Theo Kurpershoek, Harry op de Laak, Jaap Min, Christiaan de Moor, Hans van Norden, Jacobus Semey, Cuno van den Steene, Henk de Vos, Pieter Wiegersma en Theo Wolvecamp. De Cneudt werd voor opdrachten door een kunstenaar benaderd of een opdracht- gever had al een kunstenaar uitgezocht. Op een enkele uitzondering na waren de
voorstellingen op de wandtapijten figuratief. Meestal realistisch, zoals de ontwerpen van Kurpershoek, De Moor en Van Norden, soms expressionistisch, zoals de wandtapijten van de |
|||||||||||||
Wandtapijt Mercurius (1950), 109 x 160 cm,
ontwerp Cuno van den Steene, collectie De Monchy, Rotterdam (foto auteur, 2003) |
|||||||||||||
handweverij 'De Knipscheer' in Laren. Lurcat
ontwierp een systeem van zeer vereenvoudigde cartons of werktekeningen op ware grootte. De kleuren, slechts een beperkt aantal, waren op de cartons met nummers of letters aangeduid. De wever diende deze aanwijzingen strikt te volgen. Het resultaat was een heldere kleur- stelling en duidelijke omlijningen van vormen. Aan het einde van de jaren '60 kregen de
handweverijen in ons land veel opdrachten voor het maken van wandtapijten. Muren van nieuw- |
|||||||||||||
1 De andere drie weverijen waren De Knipscheer in
Laren, Het Paapje in Voorschoten en De Uil in Amster- dam. 2 Artikel Een teken aan de wand; traditie en ver- nieuwing van het Nederlandse wandkleed, in Nederlands Textiel, 2000, p. 31. 3 Richard de Cneudt was naast |
romancier in de eerste plaats dichter van weemoedige
stemmingskunst.Van zijn hand verschenen schetsen, novellen, een autobiografische roman, gedichten en een eenakter. |
||||||||||||
X
|
|||||||||||||
WEEFKUNST IN SOEST EN BAARN
|
77
|
|||||||||||
Weeftechniek
Voor alle stoffen bedacht De Cneudt vaak zelf de
dessins. Ook medewerkers Geni Peter en Ellen Buys leverden de ideeën, bijvoorbeeld voor vloerkleden. Handgeweven tafelkleden waren er in vele uitvoeringen. De met de hand geweven meubel- en gordijnstoffen konden in iedere gewenste kleur worden gemaakt; de grondstof was zuiver wollen kamgaren. Voor het weven van wandtapijten zijn er twee
veelgebruikte methoden: de haute-lisse- techniek, waarbij de ketting verticaal op het weefgetouw staat, en de wever steeds direct ziet wat hij weeft, en de basse-lisse, waarbij de ketting horizontaal ligt. De basse-lisse-wever werkt steeds aan de keerzijde van het tapijt en moet zijn werk met behulp van een spiegel controleren; een zorgvuldiger maar tragere manier van weven dan de 'haute-lisse' methode. Een nadeel van het basse-lisse- weven is dat de wevers gebogen werken. Aan het weefgetouw kunnen een aantal personen tegelijk werken. De werktekening (als naaipatroon, alleen met lijnen) is aan de achterzijde van de ketting bevestigd, waardoor de wever precies weet waar hij bezig is. In het atelier van Edmond werd hoofdzakelijk met basse-lisse gewerkt. De handgeknoopte vloertapijten werden
geknoopt met een dichtheid van zestig a tachtig- duizend en meer knopen per m2, desgewenst in een lage of in een hoge pool. |
||||||||||||
Bergense schilder Min en de door het Vlaams
expressionisme beïnvloede Van den Steene. Er moest geld bij dit'troetelkind'van
Edmond. Daarentegen was het weven van tafel- en divankleden, gordijnstoffen en meubelstoffen dé bron van inkomsten van het bedrijf. Dat laat- ste gold trouwens ook voor het knopen van de vloertapijten en karpetten. De zuivere scheerwol voor de producten werd - gesponnen en geverfd -geleverd door Frisia Hollandiaen Van Schup- pen (scheepjeswol), beide in Veenendaal. Opleiding
Edmond werd geboren in Cent-Ledeberg (B.) op
i april 1905, als zoon van de Vlaamse dichter- schrijver Richard de Cneudt.3 Op elfjarige leef- tijd stuurde zijn vader hem naar de academie van zijn woonplaats, nu de Koninklijke Acade- mie van de Hogeschool Cent, om voor architect te gaan studeren. Deze studie duurde maar twee jaar, de kennismaking met een wever betekende het einde ervan. 'Ik voel me in deze stiel zo thuis, dat ik m'n driehoek en passer opzij legde en achter het weefgetouw ging zitten', zou hij later zeggen.4 In 1919 verhuisde de familie Richard de
Cneudt van Gent naar Den Haag, waar Edmond enkele jaren 's avonds studeerde, zowel aan de Academie van Beeldende Kunsten als aan de Nederlandsche Kunstweefschool van mevrouw W. Laman Trip-Nolen aan de Prinsegracht in Den Haag. Op deze school kreeg Edmond lessen in weven van de naar Nederland uitgeweken Vlaam- se kunstschilder en gobelinwever Jacobus Semey. Weefsels van Semey, maar ook van Edmond en andere leerlingen van de school, zoals van de kunstenaar CA. Lion Cachet, werden in 1921 ten- toongesteld in het gebouw van de Amsterdamse Maatschappij voor Beeldende Kunsten. In de recensie van deze expositie stond onder meer: |
||||||||||||
Edmond de
Cneudt wer- kend aan het weefgetouw, jaartal onbe- kend (foto Gerrit Burg, Rotterdam) |
||||||||||||
4 interview in Gooise Klanken van 18 januari 1947.
|
||||||||||||
jS GERARD BROUWER
|
|||||||
'Woensdag- en Zaterdagmiddagen wordt door
een dames-comité thee geschonken ten voor- deele van arme wevers'.5 'Geslaagd blauw lapje'
Richard de Cneudt en zijn familie verhuisden
een jaar later opnieuw, nu naar de Insulindestraat 263a in Rotterdam. Richard werd leraar Frans aan de H.B.S. in Rotterdam, Edmond volgde de oplei- dingen tot leraar tekenen en weven aan de Rot- terdamsche Academie voor Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen. Daar ontmoette hij Andries Copier en Cuno van den Steene en raakte met beiden bevriend. Edmond beëindigde zijn studie aan de Rotterdamse academie in 1926. Medeleerlingen van hem waren o.a. Cor van Kra- lingen (beeldhouwer), Cornelia Leeflang (ont- werpster) en zijn latere vrouw Arina Middelhoek. Na zijn studie was Edmond in 1927 en 1928 redac- teur van De Fakkel, een uitgave van de bond van leerlingen en oud-leerlingen van de Academie van Beeldende Kunsten. De Fakkel organiseerde in 1927 een tentoonstelling van werk van leerlin- gen en oud-leerlingen. De Cneudt nam hieraan deel met sofakussens, tafelkleden en andere linnen en wollen voorwerpen van sierkunst: 'gro- tendeels forsch en bontkleurig van dessin'.e In dezelfde jaren schreef Edmond een aantal
artikelen over zijn vak. In mei 1928 publiceerde een tijdschrift zijn artikel over de handweef- kunst, deels een verhandeling over de geschiede- nis van het weven, deels een beschrijving van de technieken die daarbij werden gebruikt. Opmer- kelijk is dat hij in dat artikel vertrouwen in de toekomst bleek te hebben. De Cneudt zei name- lijk: 'Volgens mij zullen de gobelins in de toe- komst een zeer voorname rol spelen in de versie- ring van de interieurs; zij zullen zich door hun bijzonder cachet, een cachet van voornaamheid en verfijnde bekoring, gemakkelijk den weg banen die hen zal brengen op de plaats, die hun rechtens toekomt: een eereplaats'.7 |
Het jaar daarop kreeg Edmond tbc en kuurde
hij een jaar lang in het sanatorium 'Bosch en Duin' in Apeldoorn. Tijdens zijn herstel leerde hij andere patiënten weven. Na zijn genezing vestigde hij zich in december 1932 in Woerden waar hij aan de Voorstraat 3 anderhalf jaar lang een kunstnijverheidswinkel dreef, die hij had overgenomen van de Woerdense edelsmid Jan Kriege. Daarnaast ontwierp en vervaardigde hij weefsels voorverkoop in zijn winkel en gaf hij les in handweven. Begin juli 1933 ging hij terug naar Rotterdam en richtte een weefatelier in op de zolder van zijn ouderlijk huis, aan de Bergweg 226a. Enkele maanden later werd die ruimte te klein en huurde hij twee verdiepingen aan de Boompjes. Grotere bekendheid en dus opdrach- ten kreeg De Cneudt door 'de boer op te gaan': bezoeken te brengen aan winkels als De Bijenkorf. Aan de tentoonstelling van 1933 in de toonka-
mer Ad Donker in Rotterdam nam Edmond de Cneudt deel met andere leden van de in 1904 opgerichte Vereeniging van Ambachts- en Nij- verheidskunst (V.A.N.K.). Er was in de toonkamer ook glaswerk van Leerdam te bekijken. De deel- name van Edmond bestond onder meer uit een 'geslaagd blauw lapje'.8 Toonzaal Thyssen (van Hélène Meyer-Tim-
mermansThyssen) in Den Haag stelde in mei 1934 werk ten toon van onder meer Edmond. 'Daarin is waarlijk, bij veel zin voorcoloristi-
sche compositie, een opmerkelijk meesterschap in de techniek bereikt, vooral in de partijen waar twee kleuren in elkaar overgaan. Maargoed is ook, zoowel van teekenconceptie als van colo- riet, het modern-klaar opgevatte gobelin, wel een van de beste moderne gobelins die wij 5 Het Amsterdammer Weekblad voor Nederland van 16
april 1921. 6 De Rotterdamsche Courant van 1927 (datum onbekend). 7 Binnenhuis mei 1928. 8 De Nieuwe Rotterdamsche Courant van 1 oktober 1933. |
||||||
kennen'.9 Het ging hier om zijn eerste ontwerp:
het gobelin 'Boschsynthese'. Dit wandtapijt werd nog hetzelfde jaar verkocht. Ook in dat jaar kreeg Edmond zijn eerste belangrijke opdracht uit het buitenland, namelijk het weven van stoffen voor het Volkerenbondspaleis in Cenève. Ook ont- wierp hij stoffen voor de Pensioenraad. In 1934 kreeg hij nog twee exposities, waar-
van een samen met Hans Polak, eigenaar van de weverij Het Paapje in Voorschoten. Het was -vermoedelijk-de enige keer dat zij samen tentoonstelden. Op 30 augustus 1935 trouwde Edmond met
Arina Middelhoek. Een jaar later ontving hij een bijzondere opdracht uit Rotterdam: het vervaar- digen van een met de hand geknoopt vloerkleed, bestemd voorde bestuurskamer van het nieuwe voetbalstadion van Feyenoord, dat in maart 1937 geopend zou worden. Het was een geschenk van de Rotterdamse burgerij, dat op 19 juni aan het bestuur van de stichting werd aangeboden. 'Het resultaat van de inzameling is niet bepaald over- weldigend geweest, maar toch kwam er voldoen- de binnen om aan den Rotterdamschen kunst- nijveraar, den heer Edmond de Cneudt, opdracht te geven een tapijt te vervaardigen. De vorm is ovaal; de kleuren zijn muisgrijs en parelgrijs. In de rand zijn de woorden ingeweven: aangeboden door Rotterdamschen ingezetenen ter gelegenheid uan de bouw uan dit stadion.'10 Helaas was dit tapijt geen lang leven beschoren; uit navraag bij Feyenoord bleek dat het tapijt er na de oorlog al niet meer was." Een bijzondere opdracht voor Leiden
Op 15 juli 1937 vestigde Edmond zich met zijn
vrouw en hun eenjarige zoon Ric in Soest. Op zoek naar voldoende ruimte voor zijn bedrijf, viel zijn oog op huize 'Middelwijk' (de buitenplaats die gelegen was aan het Kerkpad Z.Z. nr. 77). Deze buitenplaats bestond uit een idyllisch huis, dat leek op een Zwitsers chalet, met een enorm |
||||||||
Wandtapijt Vogels en vissen (1950), 125 x 290 cm,
ontwerp Maurits Escher, collectie Museum voor Moderne Kunst Arnhem (foto Gerrit Burg, Rotterdam) |
||||||||
9 Algemeen Handelsblad van 20 mei 1934. lODeMeu-
we Rotterdamsche Courant van 20 juni 1937. 11 Brief van 28 januari 2002 van Fred Blankemeijer, perszaken Stichting Feyenoord. |
||||||||
80 CERARD BROUWER
|
|||||||||||
Wandtapijt Vleugels (1957), 244 x 797 cm, ontwerp
Henk de Vos, bevond zich in collectie KLM vestiging New York, huidige verblijfplaats echter onbekend (foto Ben Schnall) |
|||||||||||
koetshuis en een grote tuin. 'Middelwijk' was
gebouwd in het midden van de 18= eeuw als pas- torie. Edmond huurde het van een zekere Swa- ger.12 Enkele medewerksters gingen vanuit Rot- terdam mee naar Soest. In 1938 organiseerde de Cneudt een tentoon-
stelling van zijn werk in het gebouw van het Amersfoortsche Kunstenaars Gilde aan de Muur- huizen. Te zien waren met de hand vervaardigde geweven stoffen, zoals vloer- divan- en tafelkleden en sierkussens, naar zijn ontwerp en gemaakt door veelal jonge meisjes. Er waren er ongeveer veertien van hen in 'Middelwijk'werkzaam.13 |
|||||||||||
Ook al was, na jaren lang slepende voorberei-
ding, de nieuwbouw van het stadhuis van Leiden in december 1940 nog niet geheel voltooid, Bur- gemeester en Wethouders van de stad namen op 17 december hun intrek in het gebouw, een schepping van architect CJ. Blaauw. In dat jaar was Christiaan de Moor reeds bezig met het ont- werpen van een serie wandtapijten voor de raadszaal. Edmond en De Moor hielden beiden van wandtapijten uit de Vlaamse school. |
|||||||||||
12 Mededeling van Ric de Cneudt op 5 februari 2002.
13 De Soesterberger van 25 juni 1938.
|
|||||||||||
WEEFKUNST IN SOEST EN BAARN 8l
|
||||||||||||||||||
D
|
||||||||||||||||||
m~ —- -
|
||||||||||||||||||
Wanddecoratie stadhuis Leiden (1942), zonder
titel, 10 +109 m2, ontwerp Christiaan de Moor, collectie gemeente Leiden (fotograaf onbekend) |
||||||||||||||||||
Het wollen grijs getinte gobelin, door
Edmond in 1941 geweven, was een geschenk van de Kamer van Koophandel. 'Het was een van mijn dankbaarste opdrachten', zou hij later zeg- gen. Het tapijt werd op drie van de vier wanden van de zaal aangebracht, met uitsparingen voor de deuren etc. Slechts op zeven plaatsen was een voorstelling ingeweven; de effen stof nam het |
||||||||||||||||||
overgrote deel van het wandtapijt in beslag. In
dat jaar betekende dat een omslag in de hand- weefkunst; immers tot dat moment besloeg de voorstelling altijd het gehele wandtapijt.I4 In zijn memoires schreef De Moor dat de uitvoeringvan de tapijten gelukkig gereed was vóór het in wer- king treden van de Kultuurkamer, waarvan hij geen lid wenste te worden.15 |
||||||||||||||||||
14 Fotoreportages over het weven van deze wandkleden
verschenen in 1941 in de familiebladen Wereldkroniek en Ons leven, in laatstgenoemd tijdschrift onder de titel 'Schilderen met draadjes'; op een van de foto's is De |
||||||||||||||||||
Cneudt te zien met een van zijn medewerksters.
15 De eeuw is mooi begonnen maar niet uitgegroeid. Herinneringen van Christiaan de Moor. |
||||||||||||||||||
82 CERARD BROUWER
|
||||||||||||||||
t
|
||||||||||||||||
Op een oppervlakte van ruim negentig vier-
kante meter staan de volgende voorstellingen die het dagelijks leven in Leiden symboliseren: 'De Tijd', 'De Sociale Voorzorg', 'De Sociale Opbouw', 'De Filosofie', 'De Wetenschap', 'De Kunst'en 'De Techniek'. Het wandtapijt 'De Tijd' werd overigens in november 1941 eerst nog in het Stedelijk Museum in Amsterdam tentoonge- steld.16 In de landelijke pers werd er grote aan- dacht aan geschonken. De Moor ontwierp ook twee glas-in-loodra-
men in de vensters boven de hoofdingang van de raadszaal in Leiden, een naoorlogse opdracht die hij (zo schreef hij in eerdergenoemde memoires) aan Edmond te danken had. De monumentale wandtapijten en de glas-
in-loodvensters maken de raadzaal in het Leidse stadhuis in feite tot een zgn. totaalontwerp. Een ontwerp dat gelukkig in oorspronkelijke staat behouden is, ondanks noodlottige plannen om tijdens de verbouwingen herinrichting van het stadhuis in het midden van de jaren '70 de zeven voorstellingen uit te snijden en in te lijsten. Naar een groter atelier
In 1940 nam Edmond de Nieuwe Amsterdamse
Weverij over. Pogingen van hem huize 'Middel- wijk' te kopen liepen in dat jaar op niets uit. Het huis werd te klein voor zijn bedrijf, er was onvol- doende daglicht, van de huisbaas mocht niet veel en dus werd naar een betere locatie uitgekeken. Zodoende kwamen hij, zijn vrouw, hun zoon Ric en dochter Hennie in Baarn terecht, waar hij in 1941 voor een 'appel en een ei' de villa 'Courbe Voie' met koetshuis aan de Eemnesserweg 97-99 kocht, gebouwd in 1885 voor de eau-de-cologne- fabrikant J.J. Boldoot. Het huis stond al lange tijd |
||||||||||||||||
11ÜJ
|
||||||||||||||||
Wandtapijt Eva (1947), 77 x 112 cm, ontwerp
Edmond de Cneudt, particuliere collectie (fotograaf onbekend) |
||||||||||||||||
leeg. De villa, minder mooi dan huize 'Middel-
wijk', beschikte echter wel over de voor het bedrijf noodzakelijke ruimten. '7 Als gevolg van de vordering van het huis door
de Duitsers moesten Edmond en zijn gezin in |
||||||||||||||||
16 Deze tentoonstelling (onder auspiciën van de Neder-
landschen Bond voor kunst in industrie bestond uit inzendingen van o.a., Bas van Pelt, Gispen, Goedewaag- en's Hollandsche pijpen en aardewerkfabriek, Potterij |
||||||||||||||||
Zaalberg, Van Tetterode en De Vereenigde Tapijtfabrie-
ken in Rotterdam. 17 Mededeling van Ric de Cneudt op 5 februari 2002. |
||||||||||||||||
WEEFKUNST IN SOEST EN BAARN 83
|
|||||||||
april 1942 korte tijd terug naar Soest. Maar op 31
juli van dat jaar werd in 'Courbe Voie' het nieuwe atelier officieel geopend18 Het grote huis werd geleidelijk ingericht als woonhuis, kantoor en toonkamer. In het koetshuis werden de handwe- verij en de tapijtknoperij ondergebracht. In de oorlogsjaren betekende het gebrek aan
wol een verminderde productie van tafelkleden, gordijn- en meubelstoffen. Wel werden er wand- tapijten vooreigen rekening gemaakt. Er was tijd voor en het wolgebruik van ca. ikg/m2 was in deze tijd nog haalbaar. In 1943 en 1944 werden enkele van zijn eigen ontwerpen van wandtapij- ten uitgevoerd, naast die van Cor van Kralingen, Hans Beers, Cor Leeflang-Oudenaarden en de Baarnaars Cuno van den Steene en Karel Hoe- kendijk. In 1943 ontwierp en weefde Edmond twee
wandtapijten met de naam 'Boschsynthese 2' en 'Boschsynthese 3', een tapijt getiteld 'Meisje onder boom' en een wandtapijt met de naam 'Eva'. Het laatste tapijt verdween in 1947 spoor- loos uit de Nederlandse stand op een beurs in Stockholm. Een onverwachte tegenslag! Vóór de tentoonstelling hing 'Eva' reeds enige tijd bij De Cneudt in de woonkamer en daarom werd de diefstal zeer betreurd. Er werd een tweede exem- plaar gemaakt, maar toen dat klaar was, bleek het in spiegelbeeld te zijn geweven en was het voor de vrouw des huizes een teleurstelling. De derde 'Eva' heeft daarna de woonkamer gesierd. Tot 1949 heeft Edmond zelf wandkleden ontworpen en geweven. Na deze periode vroeg de leiding van het steeds groeiende bedrijf te veel tijd. Hij ontwierp de meubelstoffen en tapijten zelf, spe- ciaal de kleurstellingen van deze producten. Cor van Kralingen, leeftijdsgenoot en één
|
|||||||||
van de beste vrienden van Edmond, liet in het
atelier in Baarn in de oorlogsjaren zes wandtapij- ten maken, waaronder 'Orpheus' (1942), dat drie maal werd uitgevoerd, 'Zilverreigers' en 'Goud- karpers'. Cornelia Leeflang-Oudenaarden koos als onderwerp voor haar wandtapijten onder meer 'Bretagne' en 'Scheveningen' (1943). Zij toonde vooral de mens in al zijn doen en laten. Het eerste wandtapijt in een lange reeks dat Van den Steene voor zijn vriend Edmond ontwierp was 'Apostel Paulus' (1943), een opdracht van mevrouw E. van Spaendonck-Strengers in Til- burg.19 Voor eigen rekeningen risico weefde Edmond in 1944 het wandtapijt 'De legende van Westenschouwen', eveneens naar ontwerp van Van den Steene. Het bedrijf overleefde - zij het moeizaam -
de oorlog door het gebruik van kunstwol, melk- wol en andere surrogaten. Ook door het spin- nen van schapenvachten en de verkoop van schapenwol. Geen kleurenblindheid
De Volksuniversiteit Baarn organiseerde in april
1946 een tentoonstelling in het Baarnsch Lyceum waarop 'De legende van Westenschouwen' van Van den Steene was te zien, naast inzendingen van andere Baarnse kunstenaars als Estella den Boer, Jan Broerze, Maurits Escher, Else van der Feer Ladèr-Lohmann, de jonge tekenleraar van het lyceum J. van Ingen en Jaap de Ruig. Op de tentoonstelling van het Amers-
foortsch Kunstenaars Genootschap in dezelfde maand werd 'De legende van Westenschouwen' voor ƒ 6.000,- te koop aangeboden. Op de ten- toonstelling hing ook het wandtapijt'Staphorst' van Cornelia Leeflang, voor de prijs van |
|||||||||
18 In april 1942 werd de villa Eemnesserweg 99 in door in oorlogstijd', door S.J. Vermeulen-Brauckman, uitgave
de Duitsers gevorderd voor de inkwartiering van plm. Drukkerij Bakker en Boekhandel Den Boer, Baarn, voor-
500 Duitse militairen, die uit Rusland terugkwamen. De jaar 1990). 19 Catalogus 'Eeuwen wandtapijt', Neder-
vordering werd de maand daarop opgeheven (zie 'Baarn lands Textielmuseum Tilburg 1969.
|
|||||||||
84 cerard brouwer
|
||||||||
Prijzen
De prijzen van de stoffen werden berekend aan de
hand van de grondstofprijzen en de tijdsduur van maken. Meestal werd elk jaar een nieuwe prijscourant gedrukt. Voor wandtapijten golden andere productieprijzen: alleen uurloon en wol werden berekend. Het was uiteindelijk een hobby van Edmond. De Cneudt was zowel kunstenaar als zakelijk leider, maar calculeren heeft hij zich eigen moeten maken.22 stelling staan het wapen en de naam van de stad.
Wat betreft de medewerkers van de weverij
en knoperij: Edmonds zoon Ric kon mij van een aantal de namen noemen, waarvan sommigen langer dan vijfjaar bij zijn vader in dienst waren. Het waren de dames Van Brakel, Judith van Doorne, H.C. Overwal-Frank, Van der Ciezen, De Jong, Van Cijlswijk, Koster, Lansing, Lokke
Nas-Laurijssens, Mies van Os, Cerrie Schrijvers- Soeters, Van der Ree, IngeliseTjarks-Poulsen, J. Vermeulen en Truus Volkers; de heren Hilstra, Jacobs, Koops, Onrust, W.L. Oude Bekke, Simons, Versteeg en De Witte. Frans Hollaardt, kunstschilder en ontwerper, was in dienst als handwever. J. Vellekoop was chef van de knoperij en tevens ontwerper ten tijde van de handge- knoopte dessintapijten. De gobelin weefsters waren meestal opgeleid aan een kunstnijver- heidsschool. De tapijtknoopsters werden in het bedrijf geschoold. Kleurenblindheid werd niet op prijs gesteld en men diende goed in de groep te passen. Het personeel verdiende niet veel, het salaris was aangepast aan vraag en aanbod. Later was de salariëring conform de CAO voor de tex- tielindustrie. Toen het minimumloon werd inge- voerd werden de lonen opgetrokken. De knoperij was steeds de grootste afdeling,
dan volgde de weverij, vervolgens de gobelinwe- verij. Edmond had een of twee vertegenwoordi- gers in dienst; voor België was er een aparte ver- tegenwoordiger die ook werkte voor Van de 21 De Rotterdammer van 30 september 1950. 22 Gooise
Klanken van 18 januari 1947. 22 E-mail van Ric de Cneudt van 20 maart 2007. |
||||||||
ƒ4.500,- Het werd gekocht door de firma Allan,
de bouwer van treinwagons en locomotieven in Rotterdam. 'De Legende van Westenschouwen' werd in
1950 verkocht en hangt nu in het Stadhuismu- seum van Zierikzee. 'Dit gobelin', zei Edmond, 'is ons wel heel lief. We zetten het op tijdens de laatste oorlogswinter. De spanning, de toewij- ding voor dit werk deed ons veel van de verdere ellende vergeten. Het was bijna voltooid toen Baarn beschoten werd. We lagen hier precies onder vuur en een granaatscherf vloog door het weefsel. Kijk, hier kunt U de reparatie zien.'20 In het begin van het jaar daarop vertelde
Edmond: 'De werkzaamheden omvatten het weven van stoffen, het knopen van tapijten en vervaardigen van gobelins. De grondstoffen komen vaak uit eigen land, doch even vaak zijn wij op het buitenland aangewezen. Het is bevreemdend dat de overheid de uitvoer van gobelins en tapijten nog niet ter hand heeft genomen. Immers voor iedere 18 gulden import kan een waarde van 125 gulden worden uitge- voerd. Een niet te versmaden deviezenbron, die echter op dit moment nog niet is aangeboord. De vraag is enorm. Vooral particulieren zijn zeer kooplustig. Het is echter jammer, dat men nog zo weinig aandacht besteedt aan officiële opdrach- ten: want daarin ligt de toekomst voor onze Nederlandse gobelinweverijen.'21 Voor de Rotterdamsche Bank aan de Coolsin-
gel in Rotterdam ontwierp Eduard Kerling in 1948 het wandtapijt 'Oud Rotterdam', een geschenk ter gelegenheid van de ingebruikname van dit kantoor. Oorspronkelijk hing het tapijt in de kashal, nu heeft het een plaats gevonden op de elfde verdieping van het gebouw. Het geeft de welvaart van Rotterdam weer, vóór de fatale 15e mei 1940. Rechts op de achtergrond ziet men op het tapijt de Delftse Poort (of Oosterpoort), op de voorgrond schepen, op de kade werkende mensen en spelende kinderen. Boven in de voor- |
||||||||
WEEFKUNST IN SOEST EN BAARN 85
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
£
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wandtapijt Isobaren, in 1979 geweven in
opdracht van het KNMI, afmetingen onbekend, collectie ECMWF, Reading (Engeland) (fotograaf onbekend) |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Brink en Campman. Zij gingen op pad met
kleurstalen voor tapijten, monsters van gordij- nen en meubelstoffen en enige tafelkleden. M. C. Escher in wol
Het Museum voor Moderne Kunst in Arnhem
bezit het enige wandtapijt dat ooit door Maurits Escher werd ontworpen, getiteld 'Vogels en Vis- sen'. Verscheidene keren was er over het ontwerp van het tapijt schriftelijk contact tussen De Cneudt en Escher. In zijn brief van 4 maart 1949 schreef Edmond hem dat'zodra wij een opdracht krijgen tot uitvoeringvan dit ontwerp, maakt u dus de werktekening op ware grootte, waarvoor wij u weer ƒ 200,- zullen uitkeren'. Die opdracht kwam. Maurits Escher maakte in 1950 het ont- |
werp op ware grootte en Edmond weefde het
wandtapijt, met de afmetingen 125 x 290 cm. Op 4 augustus 1951 schreef Edmond: 'Vriend
Escher, Het doet mij genoegen je te kunnen mededelen dat het gobelin 'Vogels en Vissen' dat momenteel is geëxposeerd op de tentoonstelling in Arnhem door de heer De Lorm is aangekocht voor het museum. Ik moest echter wel een extra prijs opgeven en heb ongeveer30% laten vallen. Voor zover ik kan nagaan is dit het eerste moderne gobelin dat in Nederland door een museum is aangekocht. Wij hopen dat er meer zullen volgen'. De genoemde tentoonstelling, waar het
tapijt deel van uitmaakte, werd onder de titel 'Oude en moderne tapijten'gehouden in de zomer van 1951. Het tapijt werd voor/1.250,- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
86 GERARDBROUWER
|
|||||||
gekocht. Escher verdiende ƒ 700,-aan de
opdracht. Ook ontwierp Escher voor Edmond zgn.
gobelinbedekking van buffetten en tafels. Beide kunstenaars raakten bevriend, Escher kwam bij De Cneudt de uitvoeringvan zijn ontwerpen beoordelen, luisterde naar zijn kleuradviezen en samen keken zij in 1965 naar televisiebeelden van het huwelijk van prinses Beatrix en prins Claus. " Op 4 mei 1949 schreef Edmond aan de Rot-
terdamsche Kunstkring; 'Gaarne zal ik deelne- men aan een tentoonstelling van handweefsels, die het volgend jaar door u georganiseerd zal worden. Het is prettig weer eens werk te laten zien in de stad waar ik "gestart" ben, na mijn studie aan de Academie'. In maart 1950 beves- tigde Edmond schriftelijk aan de Kunstkring dat hij op de openingsavond van de tentoonstelling een causerie - zo mogelijk met lichtbeelden - zou houden ('alhoewel dat in het algemeen geen hobby van mij is', schreef hij erbij). De causerie ging door, het onderwerp was -
hoe kan het ook anders - handgeweven tapijten. Aan de tentoonstelling, die van 22 april tot 14 mei 1950 werd gehouden, deed ook 'De Knipscheer' mee met handgeweven wandkleden van Ceni Peter en Jaap Bouhuys. De Cneudt nam deel met het wandkleed 'Madonna'(ƒ725,-),'De legende van Westenschouwen'(/5.265,-) en 'De Graal- ridders' (ƒ1.800,-), alle drie ontwerpen van Van den Steene. Speciaal voor het weven van 'De Graalrid-
ders' had Edmond een handwever uit Frankrijk, van de Manufacture des Gobelins in Parijs, in dienst genomen: de 'artisan' A. Chargelègue, die dit wandtapijt op het haute-lisse-weefgetouw maakte.24 'De expositie in de Openbare Leeszaal van
het grote wandtapijt dat in de handweverij van Edmond de Cneudt aan de Eemnesserweg ver- vaardigd is voor het vlaggenschip der Noorse koopvaardijvloot de 'Oslofjord', van de Norske |
|||||||
Amerikalinje, was zaterdag voor velen een open-
baring. Zij werden namelijk op bijzondere wijze geconfronteerd met de Baarnse handweefkunst, van wier bestaan zij nog weinig of niets afweten. Het wandtapijt was zaterdagmiddag slechts 3 uur lang ter bezichtiging opgehangen in de Open- bare Leeszaal. In deze betrekkelijk korte tijd heb- ben 340 personen de Leeszaal bezocht om het grootste werkstuk (echter niet het belangrijkste) dat in de handweverij van de heer De Cneudt sinds haar vestiging in Baarn vervaardigd is, te zien (...) Het ontwerp voor dit wandtapijt was afkomstig uit Noorwegen. Prof. Axel Revold, de ontwerper, koos als motief de stichting van de stad Oslo door koning Harald in het mid-
den der ir eeuw. Het onderschrift, luidde dan ook: 'Harald Harddrade, grunnlegger Oslo anno 1050'(...)' Aan het voor de 'Oslofjord' bestemde tapijt
werd door twee ervaren weefsters acht maanden gewerkt.25 Het wandtapijt kreeg een plaats in het trappenhuis van het schip. Op 3 januari 1951 werd hetioo-jarig bestaan
gevierd van M. en R. de Monchy, een handelsbe- drijf, eigendom van Cornelis en Charles de Mon- chy. Het personeel schonk de directie bij deze gelegenheid het wandkleed 'Mercurius', van Van den Steene. Op een oppervlakte van 109 x 160 cm, met linksonder de signatuur van de kunste- naar en rechtsonder het vignet van De Cneudt, staan behalve Mercurius de symbolen van handel en verkeer afgebeeld, zoals o.a. een vliegtuig, een auto, een passagiersschip en een zeilschip. Rot- terdam wordt gesymboliseerd door o.a. een brug en een kraan. Het wapen van de familie De Mon- chy (drie gouden hamers op een rood schild) is op de linkerzijde van het wandkleed te zien. Het 23 M.C. Escher een biografie, door Wim Hazeu, Meulcn-
hoff, Amsterdam, 1998. 24 Chargelègue weefde bij voorkeur op dit toestel, verticaal dus, zodat hij kon zien wat hij maakte. 25 Baarnsche Courantvan 1 november 1949. |
|||||||
WEEFKUNST IN SOEST EN BAARN 8j
|
|||||||
wandtapijt hangt nu in de gang van het kantoor
en is in goede staat. Tapisserieën tegen naoorlogse
malaise Om opnieuw het wandtapijt in Nederland onder
de aandacht te brengen, gaven in 1955 zeven kun- stenaars zichzelf een opdracht tot het maken van een wandtapijt. Gekozen werd voor het ontwer- pen van een tafereel uit de 'Gelijkenis van de Verloren Zoon', door ieder van hen één voorstel- ling, steeds aansluitend op de voorafgaande. De kunstenaars waren Kees Andrea, Hans Bayens, Jaap Bouhuys, Theo Kurpershoek, Chris de Moor, Charles Roelofsz en Cuno van den Steene. Afge- sproken werd dat ieder zich aan hetzelfde for- maat zou houden, hetzelfde schema van negen- tien kleuren, een blauwe achtergrond zou gebruiken en de figuren even groot zou maken. Geloot werd om de keuze van de motieven, zodat het principe, de afspraak van de bindende opdracht zuiver zou blijven. Jaap Bouhuys teken- de het carton 'Het vertrek van de Verloren Zoon' en Chris de Moor 'De Verloren Zoon verbrast zijn geld'. 'De Verloren Zoon met slechte vrou- wen' was een ontwerp van Theo Kurpershoek, Hans Bayens tekende 'De Verloren Zoon
heeft alles doorgebracht, komt over het land', 'De Verloren Zoon hoedt varkens' werd door Charles Roelofsz gemaakt. De twee laatste voor- stellingen waren 'De terugkeer van de Verloren Zoon' door Kees Andrea en 'Het feestmaal bij terugkeer van de Verloren Zoon' door Cuno van den Steene. De kleuren van de voorstellingen werden in cijfers op de cartons aangegeven, naar het voorbeeld van de werkwijze in Aubusson.26 De opdracht werd verdeeld tussen Edmond en de handweverij 'De Knipscheer' in Laren (NH), opgericht door Wiek Claessen, later onder lei- dingvan Corvan Mourik. Het plan dreigde echter niet door te gaan
door de stijging van de wolprijzen. Maar gelukkig |
was het ministerie van Onderwijs, Kunsten en
Wetenschappen bereid de financiering van het project op zich te nemen en zo werd het plan alsnog uitgevoerd. Aan het initiatief werd in de landelijke pers ruim aandacht geschonken. Op verscheidene plaatsen, o.a. in het Gemeente- museum Den Haag, werden de tapijten tentoon- gesteld. Het was ondanks het succes van dit plan de zwanenzang van het klassieke wandtapijt, aldus Christiaan de Moor.27 De zeven wandtapij- ten zijn nu in het bezit van het Instituut Collectie Nederland (ICN) in Rijswijk, dat de wandtapijten heeft uitgeleend aan de gemeente Tholen. Zij hangen in de hervormde kerk van Sint-Maar- tensdijk. Een radio voor De Cneudt
Op 15 juli 1957 werd een van de grootste wandta-
pijten, ooit in Nederland met de hand geweven, per vliegtuig naar New York vervoerd. Het was een opdracht van en voor de KLM; de bestem- ming was de lounge van het nieuwe stations- gebouw van de luchtvaartmaatschappij op het vliegveld Idlewild (het huidige Kennedy-Airport). Edmond kreeg deze opdracht in februari 1957. De kunstenaar Henk de Vos- met wie Edmond aan de Academie studeerde - tekende het karton voor het tapijt. Het 25-jarig jubileum van de handweverij en
tapijtknoperij ging in 1959 nagenoeg ongemerkt voorbij, zoals dat ook bij heti2/2-jarig bestaan van het bedrijf gebeurde. Het werd gevierd met een gebakje en koffie voor het personeel en een transistorradio voor de oprichter. Belangrijk was in de jaren die volgden het contact met de woninginrichter Bas van Pelt. De in de werk- 26 Aubusson is een Franse stad, bekend om haar tapijt-
industrie. Verder: een algemene aanduiding voor wand- tapijten in de weeftechnieken haute- en basse-lisse. 2 7 De eeuw is mooi begonnen maar niet uitgegroeid. Herinneringen van Christiaan de Moor. |
||||||
Edmond vertelde over de totstandkoming van de
opdracht het volgende: 'Ik zag meteen wrat een mogelijkheden de kleuren van het tapijt me boden en wilde er wel zo aan beginnen. Het was trouwens nodig ook, dat er direct mee begonnen werd, want er was nogal veel haast bij en iedere minuut was kostbaar. Ik heb zelf ook heel wat uren achter het weefgetouw gezeten. In totaal hebben we er met ons zevenen aan gewerkt. Hier heb ik de schets van Henk de Vos, natuurlijk veel kleiner dan het afgewerkte tapijt. Het is een zinnebeeldige voorstellingvan de luchtvaart, een atmosferische ruimte waarin verschillende hemellichamen voorkomen en twee gevleugelde figuren. Een daarvan komt net van de aarde los en de andere beweegt zich met een duizelingwekkende snelheid door het luchtruim. En ziet u die kleuren, die prachtige tinten, die in
het tapijt nog veel mooier tot hun recht zullen komen? (...) Weet u wat de kleuren in het tapijt zelf zo extra- levend maakt? Kijkt u eens naar het carton. Daarop ziet u egaal zwarte vlekken afgebeeld. In het tapijt zelf hebben we het zwart gecombineerd met groene, blauwe en rode draden en daardoor zijn prachtige nuances verkregen. Hetzelfde hebben we met andere, grote kleurvlakken gedaan, die als effen rood, wit of geel of in een andere kleur waren aangegeven. In het geheel hebben we zo'n tachtig a negentig tussentinten gebruikt. Dat is juist de toegevoegde waarde aan het gobelinweven, de kleurcombinaties en kleurnuances. Het hangt natuurlijk veel af van de weefster of wever (...) Eerst heb ik me nog een beetje zorgen gemaakt
over het 'onthullen' van het tapijt. Het is namelijk zo enorm groot, dat ik het hier nergens tentoon kan stellen. Maar toen ik het toevallig met de burgemeester van Baarn over deze moeilijkheid had, was hij zo vriendelijk voor een dag zijn raadszaal ter beschikking te stellen om daar het kleed te exposeren.'2S In totaal werd ongeveer 8000 uur aan het
wandtapijt gewerkt, dat 28 kg woog en 2,5 bij 8 meter groot was. |
|||||||
plaats van Edmond gemaakte spreien, meubel-
stoffen, tapijten en wandkleden werden door tussenkomst van Van Pelt in de toonkamers geëtaleerd en van daaruit verkocht. Op 11 mei 1960 tekenden Edmond en Van Pelt
in Baarn een overeenkomst 'overwegende, dat een serie van ca. 13 wandtapijten elk van ca. 1 m2 heeft doen uitvoeren, het de bedoeling van A[telier De Cneudt] is om door exposeren van deze serie wandtapijten in een aantal vooraan- staande zaken op het gebied van woninginrich- ting en kunstnijverheid ... bekendheid te geven aan de mogelijkheden, die het wandtapijt biedt voor een artistieke verantwoorde versiering van het interieur.' En 'van ieder ontwerp zullen hoog- stens 6 tapijten geweven worden, leder tapijt is aan de rugzijde genummerd en door de kunste- naar gesigneerd.' Ook de prijzen van de wandta- pijten werden overeengekomen; Weverij De Cneudt ontving per tapijt ƒ 625,-, Van Pelt han- teerde een verkoopprijs van ƒ 890,-, exclusief omzetbelasting. De wandtapijten werden geëxposeerd in de vestigingen van Van Pelt in Den Haag en Amsterdam. Vachttapijten
Van 1957 tot halverwege de jaren '60 huurde
Edmond het oude koetshuis van Villa 'Rusthoek' (aan de J.F. Kennedylaan in Baarn), om daarvan lamsvacht zogenaamde vachttapijten te maken. Dat gebeurde in opdracht van De Bijenkorf. Thuiswerkers sneden met een scheermesje dat in een speciaal handvat was gezet, reepjes vacht van 2cm breed. De reepjes kwamen uit reststuk- ken geleverd door een Belgische pantoffelfabriek. In het koetshuis werden deze reepjes tussen kettingdraden ingelegd en geweven, waardoor een vachttapijt ontstond. Begin jaren '60 werd in de weverij opnieuw
een zeer groot wandtapijt geweven, nu voor de |
|||||||
28 Libelle van 3 augustus 1957.
|
|||||||
WEEFKUNST IN SOEST EN BAARN 80,
|
||||||||||||
Nederlands Hervormde kerk in Londen: de Dutch
Church in Austin Friars, in het hart van de City. De afmetingen van dit wandtapijt overtroffen die van het kleed van Henk de Vos, dat in 1957 voor de KLM gemaakt werd. M De kunstenaar Hans van Norden ontwierp voor de Dutch Church namelijk een wandtapijt met uitzonderlijke afmetingen, 2,80 x 7,50 m, waarmee de twee weefsters, Lokke Nas-Laurijssens en Truus Vol- kers ongeveer anderhalfjaar bezig waren. Het wandtapijt werd een middag en een avond voor het publiek tentoongesteld in concertgebouw Musis Sacrum in Baarn, vermoedelijk in april 1962. Het was een zinnebeeldige voorstellingvan de levensgang van de mens met het paradijs als uitgangspunt en het goddelijke beginsel als alles doordringende en inspirerende kracht. Uitge- beeld werden het technisch vernuft van de mens, het vuur, het wiel, de hamer, het zwaard (sym- bool van gerechtigheid), de stad, de brug, de hoogoven, het vliegtuig, en tevens de band van de mens met het koninkrijk Gods. Het was in 1962 betrekkelijk nieuw een protestantse kerk met een wandtapijt te versieren. De weefsters van het tapijt mochten een week naar Londen; ook De Cneudt en zijn vrouw gingen kijken. Het tapijt werd gefinancierd door een onbekend gebleven zakenman. Ook in dat jaar werd de weverij uitgebreid
met een nieuwe 'aanbouw': de spoelerij, een ruimte waar de benodigde kleuren werden samengesteld, bundels wol werden gemaakt van de in die ruimte opgeslagen spoelen, klossen en wolstrengen. In de spoelerij werden de tapijten afgewerkt, nagemeten en verzendklaar gemaakt. |
||||||||||||
Volgens de productielijst werd in hetzelfde
jaar een wandkleed gemaakt naar ontwerp van Luigi de Lerma. Het wandtapijt dat hij samen met Edmond maakte, hing van 1963 tot 1997 in een leslokaal in het hoofdgebouw van het Rijks- instituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne (RIVM) in Bilthoven. Het werd geweven in opdracht van de Rijksgebouwendienst (RCD) ten behoeve van de decoratieve aankleding van een nieuwbouwproject, waarbij gebruik werd gemaakt van de percentageregeling. In het lokaal was een wand geschikt gemaakt voor het ophan- gen van het tapijt, het gobelin werd aan de muur - in een uitsparing-op een houten frame beves- tigd en daardoor met de wand 'verweven'. In 1998 werd de ruimte bouwkundig aangepast en heeft de heer Top, hoofd van de facilitaire dienst van het RIVM, het sterk vervuilde gobelin van de ondergang gered en op deskundige wijze laten schoonmaken. Het hangt nu in een leslokaal aan de overzijde van de gang. Het gobelin is rechts- onder gesigneerd De Lerma, linksonder bevindt zich het vignet van de weverij. Het wandkleed is vervaardigd in de zgn. constructivistische stijl en stelt meetkundige figuren voor. De drie- en vier- hoeken en cirkels zijn in rood, geel, blauw en zwart geverfde wol geweven. De door deze figuren gevulde vlakken her-
halen zich in het 8,5 m lange en 1,5 m hoge tapijt, de plaats van de figuren wisselt echter steeds. Volgens de beschrijving van de RCD is het tapijt een 'groot horizontaal gobelin met decoratieve vormentaal'. In 1964 waren de wandtapijten die in het ate-
liervan De Cneudt waren geweven zo bekend, dat |
||||||||||||
29 Na enkele vergeefse schriftelijke pogingen in de loop
van 2002 bij de KLM om achter de verblijfplaats van dit wandtapijt te komen, werd mij in het telefoongesprek met KLM medewerkster Gees-Ineke Smit op 6 december 2002 duidelijk dat de verblijfplaats van het wandtapijt onbekend is. Tijd om er naar te zoeken was er bij de KLM |
||||||||||||
kennelijk niet. De vestiging van de KLM-vestiging op
Kennedy-airport bestaat niet meer, de vestiging bepaal- de destijds zelf wat er met de inventaris gebeurde; met andere woorden: gevreesd moet worden dat het wandta- pijt is weggedaan. |
||||||||||||
^
|
||||||||||||
Keuze van tapijt
Wanneer vanuit het atelier van De Cneudt een
vloertapijt werd geleverd aan een toonkamer van een woninginrichter, dan werden kleurstalen van dit tapijt gratis meegeleverd. Zo kon de woninginrichter zijn klant adviseren. De Cneudt leverde niet rechtstreeks aan particulieren. Alleen wanneer een woninginrichter met zijn klant niet tot een goede keuze kon komen, kwamen zij beiden naar de toonkamer in Baarn, waar zij zich lieten adviseren. Ook mocht de klant de eerste knopen in een door hem besteld vloertapijt leggen. Rondleidingen waren 'schering en inslag'. De Vereniging van Plattelandsvrouwen organiseerde jaarlijks excursies en ook scholieren bezochten het bedrijf. Later is men hiermee gestopt, omdat speciale weeftechnieken werden afgekeken en het personeel te veel werd afgeleid. kunstenaars de weverij bezochten om kennis te
nemen van de techniek van het weven, voordat zij een ontwerp voor een wandkleed gingen maken. Voor het wandtapijt bestemd voor de Ford- bibliotheek in Detroit, ontwikkelde De Cneudt een nieuwe techniek, waarbij de ketting gedeel- telijk zichtbaar bleef en in het totaalbeeld zo meespeelde dat het een soort 'ondertoon' werd. Multiples en kopieën
Van één ontwerp werden in enkele gevallen ver-
scheidene identieke wandtapijten gemaakt. Anders gezegd: een 'multiple-wandkleed'.
Zoals 'Boschsynthese', een eigen ontwerp van De Cneudt, waarvan er drie werden geweven, de laatste trouwens met van de eerste twee iets afwijkende maten. Dat gold ook voor 'Eva' (drie- maal) en voor het tapijt 'Schaapscheerder', dat twee keer werd gemaakt. Ook hier weken de tapijten onderling wat af in grootte. Karel Hoe- kendijks'Vliegende Hollander'werd twee keer gemaakt, in 1944 en in 1945. Het wandtapijt 'Zilverreigers' van Cor van
Kralingen werd ook twee maal (in 1943 en 1944) geweven. Door de herkenbare voorstelling op de wandkleden waren zij zonder twijfel een succes. |
||||||
Ook enkele wandtapijten van Cornelia Leeflang-
Oudenaarden werden meermalen geweven, zoals driemaal 'Scheveningen' en tweemaal 'Staphorst'. In de oorlogsjaren werden zo'n twintig wand-
tapijten geweven. Veel minder dan in de jaren vijftig; alleen al in 1959 werden evenveel wandta- pijten gemaakt als in de vijf bezettingsjaren. Ook de jaren '60 waren goed voor de gobelinweverij; de opdrachten van de overheid en van bedrijven stroomden binnen. Ruim zestig unieke wandta- pijten verlieten het bedrijf. Tussen de wandtapij- ten van deze jaren vallen er twee op, en wel omdat de wandkleden kopieën zijn van schilde- rijen. Voor zover ik kon nagaan had De Cneudt niet eerder wandtapijten naar schilderijen gewe- ven, evenmin als dat daarna ooit gebeurde. Met toestemming van de kunstschilderTheo Wolve- camp werden de beide wand kleden in 1966 ver- vaardigd, via de toen bestaande Beeldende Kun- stenaars Regeling, in opdracht van de gemeente Hengelo. Bij de verdeling van het BKR werk tus- sen de gemeente en het rijk is een van de twee tapijten toegewezen aan de rijksoverheid, het andere kwam in bezit van de gemeente Hengelo. Geprobeerd werd om met de pool van het wand- tapijt de diepte van de verf op het schilderij na te bootsen. Het schilderij dat als voorbeeld diende voor het wandkleed en ook in het bezit is van de gemeente, werd in 2001 gereinigd en van een nieuw ophangsysteem voorzien door het restau- ratieatelier 'De Tiendschuur' in Tilburg. Het wandkleed bevindt zich in de collectie van het Instituut Collectie Nederland.30 De kunstschilder Pieter Wiegersma ontwierp
in 1968 het wandtapijt 'Water' voor het nieuwe gemeenlandshuis, van het Hoogheemraadschap Schieland in Rotterdam. Het schap is nu geves- tigd aan de Maasboulevard; het wandtapijt was 30 Telefoongesprek met Jan Baetsen, gemeente
Hengelo, op 12 februari 2002. |
||||||
WEEFKUNST IN SOEST EN BAARN gl
|
|||||||
na de verhuizing in de jaren tachtig te groot voor
het kantoor en hangt op dit moment in de alge- mene waterzuiveringsinstallatie in Capelle aan de IJssel. Van Henk de Vos is het wandtapijt 'Lucht, aarde, vuur en water', dat in 1969 een opdracht was van de Landelijke Specialisten Ver- enigingaan Edmond. Het hangt in het gebouw van het Koninklijk Nederlands Medisch Genoot- schap in Utrecht. Het tapijt werd een jaar na 'Water' geweven. De Vos trachtte in het tapijt aan te geven hoe plezierig het leven op aarde kan zijn, mogelijk gemaakt door de genoemde vier elementen. Het tapijt is een feest van kleur geworden, veel blauw, groen, geel en rood, in vele tinten. Er wordt goed gezorgd voor het kunstwerk; in 1987 is het tapijt op een stevige ondergrond vastgemaakt, waardoor de plooien in het textiel verdwenen. Het gobelin bevindt zich thans in het bedrijfsrestaurant. 'Hij heeft het in zijn vingers'
Het vloertapijt in de Oranjegalerij van het Bos-
sche stadhuis is bij elke rondleiding voorde stad- huisgidsen van de 'Kring Vrienden van 's-Herto- genbosch'een goede bron om nadere uitleg te verschaffen over de tapijtwever en over de uitge- beelde ve-eeuwse plattegrond van de stad. Dit kleed is bij Edmond in de jaren zeventig geknoopt. Het laat de plattegrond zien van de stad in 1649, getekend door de vermaarde cartograaf Joan Blaeu. Op het tapijt ziet men de stratenpatronen, de loop van de Dieze en de functie van de vesting- stad. In het oorspronkelijke ontwerp van het tapijt zouden op de vier hoeken van het kleed de wapens komen van de zustersteden Leuven, Brus- sel en Antwerpen en van 's-Hertogenbosch zelf. De Cneudt had er erg veel moeite mee deze gedachte uitte voeren. In zijn redeneringwas het gebruik van wapens van steden en vlaggen een voorrecht voorbehouden aan wereldlijke en kerke- lijke gezagsdragers, niet aan het volk. Daarom ontbreken op het vloertapijt de wapens van de |
vier steden. Het groen van de moerassige bodem
rond de stad werd toen maar uitgebreid.31 In 1972 werden de machinale weefgetouwen
van weverij 't Wielke in Laren overgenomen. Deze weverij was in 1939 of 1940 begonnen door H. Verstegen. Er werden tafelkleden, divankle- den, tafel- en schoorsteenlopers gemaakt, die dan weer in Blaricum (de woonplaats van Verste- gen) werden afgewerkt. In de weverij werkten vijf a zes mensen. Als de zaken minder goed gingen werden er een paar mensen ontslagen, zoals in 1954 gebeurde wegens gebrek aan orders en in 1966 door een te grote voorraad. Zij werden later wel weer aangenomen, als zij nog geen werk hadden. De naam van de weverij veranderde nogal eens, in 1949 'Wivo', in 1954 handspinnerij, weverij en breierij 't Wielke. Bij de overname kwam Verstegen in dienst bij De Cneudt.32 Op 1 januari 1971 was Ric de Cneudt in het
bedrijf gekomen en de handweverij een vennoot- schap onder firma geworden, met vader en zoon als vennoten en directeuren. De naam luidde nu Weverij en Handknoperij Edmond de Cneudt. Twee jaar later legde Edmond het directeurschap neer. Ric nam de leiding over, terwijl zijn vader verbonden bleef aan de firma als adviseur, ont- werper en -als hobby-gobelinwever. 'Nu ik niet meer officieel in de zaak zit, heb ik daar [het weven] weer wat meer tijd voor. M'n zoon heeft de zaak overgenomen, maar ik kan het werk nog niet laten.' Edmond vervolgt: 'De vraag naar stof- feringen is de laatste tijd zo erg toegenomen, dat we het met de hand niet meer konden bolwer- ken. We hebben daarom maar een paar weefma- chines aangeschaft.' Op dat moment was Ric vier jaar in de zaak. 'Hij heeft het in zijn vingers', zei zijn vader.33 Terwijl Ric er eerst helemaal niet 31 'Het karpet van de Oranjegalerij', door H. Brugge-
man, 's-Hertogenbosch, Monumentendag 1990. 32 Brief van 10 april 2002 van Bep de Boer, archivaris
van de Stichting Historische Kring Laren. |
||||||
g2 GERARD BROUWER
|
|||||||
over dacht in de zaak te komen. Na een HTS-
opleiding bekwaamde hij zich op het gebied van airconditioning en warmteleer, onder meer bij Sulzer en Bronswerk. In de avonden en weekends was hij echter in het bedrijf van zijn vader aanwe- zig om met de technische zaken behulpzaam te zijn. Maar toen hij bemerkte dat zijn vader het niet meer alleen aankon, ging hij in op het ver- zoek van zijn ouders en kwam hij terug in het familiebedrijf.34 Geweven isobaren ( zie afb. omslag achterzijde)
'Half juni wordt in het Britse Reading het Euro- pese Centrum voor Weersverwachting op Mid- dellange Termijn geopend. Niet alleen delen veel landen in de kosten, maar ter gelegenheid van de ingebruikneming worden ook geschenken aan- gedragen. Nederland biedteen wandtapijt aan. Het beeldt de luchtstroming boven het Noorde- lijk halfrond uit, op vijf en halve kilometer in de nacht van de stormramp in 1953. De weverij en tapijtknoperij Edmond de Cneudt in Baarn heeft het tapijt (1,80 x 2,00 meter) gemaakt. Het was een goede gedachte om de weersgesteldheid van februari 1953 als uitgangspunt te kiezen, meent Edmond de Cneudt. Een vrij kleine, grijzende man, met de charme van een zuiderling. Hij is de vader van de huidige eigenaar en vervangt zijn zoon bij diens afwezigheid. Bepaald niet tegen zijn zin. "Ik vind het heerlijk", geeft hij volmon- dig toe. (...) Terugkomend op het wandtapijt voor Reading zegt hij "het luchtstromingspa- troon was een vrij strak en koud gegeven. Daar- om heb ik het idee geopperd de ondergrond (de kaart van het Noordelijk halfrond) plat te weven en de isobaren in reliëf te knopen. Dat was de enige manier om het thema goed te laten uitko- men." Deze combinatie van vlak weefsel en hoogpolig knoopwerk werd nog niet vaak uitge- voerd in Baarn. Ceel, blauw en een scala van paarse tinten beheersen het beeld. Geel voor het land, blauw voor de zee en paars voor de lucht- |
|||||||
drukgebieden. Donkerder naarmate de druk
lager en de situatie dreigender was. De kleuren zijn heel nauwkeurig opgebouwd. "We hebben eerst 'bundels' gevormd van de verschillende tinten wol om de juiste samenstelling te krijgen", vertelt de heer De Cneudt. (...) In een van de werkruimten staat het weefgetouw van Ingelise Tjarks-Poulsen. Ze is Deense van geboorte en getrouwd met een Nederlander. Sinds vorig jaar Kerstmis is ze aan het wandtapijt bezig. Onder het groeiende werkstuk ligt het patroon, waarop heel precies de knopen en figuren zijn aangege- ven. Het is fascinerend Ingelise te zien vorderen. Het ene moment maakt ze met glad garen een stuk gobelinweefsel, het volgende knoopt ze van rulle wol een gedeelte van het luchtstromings- patroon. Alles sluit precies aan. (...) " Als het tapijt klaar is, wordt het eerst enige
tijd in De Bilt tentoongesteld en daarna naar Engeland gezonden. Het Nederlandse cadeau zal er de herinnering aan een droevige dag uit onze geschiedenis levend houden en tevens een bewijs vormen dat ambachtelijk werk in ons land nog in ere wordt gehouden.' 'The tapestry is hanging on the end wall of
the European Centre for Medium-Range Weather Forecasts Conference Room, overlook- ing the room. It is in a prominent position, and is frequently shown to visitors to the Centre, as a highly appropriate symbol of the necessity for and importance of Centre's work.'" In 1979 nam Ric de handelsfirma Niels-Vesti
over, een bedrijf gespecialiseerd in woning- en kantoordecoratie. De gordijnstoffen, zoals 'Intair', de 'Kinast'-handgetufte tapijten en de 'Felbag'-platgeweven tapijten werden via deze firma verkocht aan woninginrichters. De een of twee vertegenwoordigers van De Cneudt kon- 33 Gooi- en Eemlander van 29 maart 1975. 34 Baarn-
sche Courant van 25 november ig8r. 35 PrqfielRWS nummer 94,1979. |
|||||||
WEEFKUNST IN SOEST EN BAARN QT,
|
|||||||||||
den zo een compleet verkoopproduct aanbieden.
Uit het orderboek van de handgeknoopte en handgeweven vloertapijten, uit de periode december 1977tot decemberig8i, bleek duidelijk hoe groot de productie van deze tapijten in die jaren was. Per dag gemiddeld wel één met de hand vervaardigd vloertapijt. Veel van die vloer- tapijten werden geleverd aan o.a. de Bijenkorf, Roobol, V & D en Bas van Pelt. Het einde
In 1981 werd voor het laatst een firma door De
Cneudt overgenomen, namelijk de tafelkleden- weverij 'De Ram'. Begin jaren tachtig werd het moeilijkerom het bedrijf draaiende te houden, aangezien de toelevering van ingeverfde wol steeds meer problemen opleverde door faillisse- menten van Frisiaen Van Schuppen. Ook vermin- derde de vraag naar tafelkleden sterk. Maar de grote concurrentie van machinale producten deed De Cneudt de das om. Omdat er door het exclusieve karakter van
haar producten nooit voorraad aangelegd kon worden in 'stille' periodes, zoals in de zomer, droegen ook de hoge personeelskosten bij aan de ondergang van het bedrijf. Het moet voor Edmond wrang zijn geweest dat hij de sluiting van zijn bedrijf nog heeft moeten meemaken. Want op 9 november 1983 vroeg hij het faillisse- ment van de weverij en handknoperij zelf aan. Troostwijk Veilingen B.V verkocht de gehele boedel in het openbaar in maart 1984, in het Baarnse restaurant Astoria. Het jaar daarop kon het faillissement worden opgeheven. Voor Nederland was de sluiting van deze
weverij het einde van een regelmatige en bedrijfs- matige productie van monumentale wandtapij- |
|||||||||||
ten. De drie andere weverijen waren eveneens
gestopt of voortgezet op een andere manier en op een andere plaats (zoals Het Paapje). Nog slechts incidenteel worden in ons land
wandkleden met de hand geweven (het 'thuiswe- ven' buiten beschouwing gelaten). Bijvoorbeeld in Audax naar ontwerp van kunstenaars Dora Dolz en Peter Struycken; laatstgenoemde in opdracht van verzekeraar Achmea. Wel worden wandtapijten nog machinaal getuft. In 1998 werd bij fabrikant Desso in Oss een kolossaal wandta- pijt machinaal geweven met een lengte van 600 meter bij 2 meter hoog, naar ontwerp van onder meer Rob Birza en Mariene Dumas. Dit tapijt werd in 32 stukken verdeeld en deze hangen nu in de 16 zittingszalen van het nieuwe Paleis van Justitie in Den Bosch. In de ondergrondse door- gang tussen beide gebouwen van het Fries Muse- um hangt een tweede exemplaar van het deel dat Birza ontwierp. De Amsterdamse galerie 'De Expeditie' toonde op de KunstRai in 2003 een klein wandkleed van Peter Struycken, gemaakt van polyester, jacquardgeweven en door wever S. Miero gemaakt in het Textielmuseum in Tilburg. Edmond en zijn vrouw hebben de mechani-
sering van het weven niet meer meegemaakt. Hij overleed op 9 maart 1987 in Baarn, Arina op 17 juli 1989. Het koetshuis waarin zoveel unieke wandtapijten, gordijnstoffen en vloertapijten werden gemaakt, is nu woonruimte. Het valt te hopen dat het wandtapijt de aan-
dacht krijgt die het verdient, zeker die tapijten die in de vorige eeuw werden geweven in de ate- liers van De Cneudt, De Uil, Het Paapje en De Knipscheer. Misschien kan ooit een tentoonstel- ling van wandtapijten de belangstelling voor deze kunst vergroten! |
|||||||||||
36 E-mail van Dr. Austin Woods, assistant-director
ECMWF, van 17 september 2002. Zonder de hulp van velen, die mij brieven en foto's stuurden en op andere wijze hielpen, was deze geschiedenis nooit geschreven. |
Ik bedank allen daarvoor hartelijk, in het bijzonder Ric
de Cneudt en zijn echtgenote, voor de vele gesprekken, correcties, aanvullingen en hun geduld. |
||||||||||
GERARD BROUWER
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BIJLAGE 2
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BIJLAGE 1
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
■Wandtapijten ontworpen door Edmond de Cneudt zelf
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Opdrachten uitgevoerd door
De Cneudt (een selectie) wandtapijt Indonesische Ambassade
Brussel
tapijt stadhuis 's-Hertogenbosch
gobelinweefsel(met ingeweven
stadswapen) voor stoelen raadzaal
stadhuis Enkhuizen en
raadzaal stadhuis Amsterdam
tapijt Catshuis 's-Gravenhage
tapijt vergaderkamer ministerie van
Onderwijs Kunsten en Wetenschappen
tapijt, zgn. Deventer tapijt (d.w.z. met de
hand geknoopte tapijten van Smyrna-
wol) voor Slot Zeist
tapijten hoofdkantoor van de ABN aan de
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
verblijfplaats onbekend
Huis en Haard Amsterdam Huis en Haard Amsterdam Stockholm (gestolen) 't Honk Amsterdam particulier bezit Boskamp Overveen Boskamp Overveen particulier bezit Kaplan particulier bezit
particulier bezit Frisia verblijfplaats onbekend
verblijfplaats onbekend |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
door kinderen ontworpen wandtapijt 'De
Sterrenberg' in Soest levering van stoffen aan de orde van Benedictinessen van het Heilig |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1933
Toonkamer Ad Donker. Met andere leden
van de Vereeniging voor Ambachts- en Nijverheidskunst (de V.A.N.K.). Behalve een 'geslaagd blauw lapje' van Edmond de Cneudt (zie recensie in de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 1 oktober 1933) was er o.a. glaswerk van Leerdam. 1934
Kunstnijverheidstentoonstelling in
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hier het gobelin 'De Kunst' van
Christiaan de Moor, bestemd voor het
Leidse stadhuis.
1946
Het Baarnsch Lyceum 'De Legende van
Westenschouwen' naar ontwerp van
Cuno van den Steene. Op de
tentoonstelling hingen ook drie
schilderijen van Koningin Wilhelmina.
1948
Weefwerk van Edmond de Cneudt en
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(de orde van het eeuwigdurend gebed),
Driebergen, ten behoeve van het maken |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wandtapijt klooster Congregatie Zusters
van Liefde Schijndel gordijnstof, meubelstof, vloer- en wandtapijten op o.a. de volgende passagiersschepen: Nieuw Amsterdam II, Oranjestad, Tegelberg, Mataram, Tjiliwong, Maasdam, Oranje Nassau, Bloemfontein |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vereeniging van Ambachts- en
Nijverheidskunst. Thema: staal en
textiel. De Cneudt exposeerde geweven
kleedjes. Hans Polak van Het Paapje
toonde divankleden. Verder o.a.
gordijnstof van de handweverij 'De
Wipstrik', een groot Smyrna-tapijt van
de NV. Koninklijke Tapijtfabriek in
Rotterdam en een gobelin van J.F. Semey.
1936
Stedelijk Museum Amsterdam.
Groepstentoonstelling. Met aardewerk
van Bert Nienhuis, PJ. Hobbel en R. en
M. Wildenhain en gravures van E.
Reitsma- Valen^a.
1938
Solotentoonstelling in het gebouw van
het Amersfoortsche Kunstenaars Gilde
aan de Muurhuizen.
1941
Groepstentoonstelling in het Stedelijk
Museum Amsterdam van de
Nederlandschen bond voor kunst in
industrie. Edmond de Cneudt toonde
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kunstzaal 'Mariënburg' in Arnhem.
1949
Wandtapijt 'Oslofjord' van prof.Axel
Revold in de Openbare Leeszaal in Baarn.
1953
Gemeentemuseum Den Haag: de 7
wandtapijten 'De Gelijkenis van de Verloren Zoon', naar ontwerp van Kees Andrea, Hans Bayens, Jaap Bouhuys, Theo Kurpershoek, Christiaan de Moor, Charles Roelofsz en Cuno van den Steene. 1954
Kunstkring Remunj '45 Roermond.
Samen met werken van leden. Edmond de Cneudt exposeerde 3 wandtapijten van Cuno van den Steene ('de Legende van Schouwen', 'SintPaulus' en 'Graalridder'), het wandtapijt 'Dame met hoed' van Aart van Ewijck en 2 wand- kleden van zichzelf, n.1. 'Eva' en 'Bos- symphonie' of'Boschsynthese'. Er verscheen een (gestencilde) catalogus. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BIJLAGE 3
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Belangrijkste tentoonstellingen
waaraan De Cneudt deelnam |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1927
werk van de bond van leerlingen en
oud-leerlingen van de Rotterdamsche Academie van Beeldende Kunsten ('De Fakkel) in de rotonde van het vroegere raadhuis. Deelnemers o.a.: Jac. J. Arend, M. Brandenburg, W. Chabot en A. van Eijnsbergen. Edmond de Cneudt toonde een verscheidenheid aan sofa-kussens en tafelkleden. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
WEEFKUNST IN SOEST EN BAARN
|
||||||||||||||||||
Boer, Den e.a., KoninklijkeJava-China-
Paketvaart Lijnen (K.J.C.P.L.)
(Alkmaar 1994)
Boot, Caroline, Nederlandse textiel. Traditie en vernieuwing 1950-2000
(Tilburg 2000)
Ceramiek in de tuin - kleden aan de wand (catalogus Gemeentemuseum
Zutphen 1965).
Eeuwen wandtapijt. De historische ontwikkeling van het wandtapijt
vanaf de 15* eeuw (catalogus
Katholieke Hogeschool te Tilburg
1969)
Franse wandtapijten van heden (catalogus Gemeentemuseum Den Haag 1952)
Groeningen-Hazenberg e.a., Theo Kurpershoek (Leens 2002)
Groot, De (ed), De eeuw is mooi begonnen maar niet uitgegroeid.
Herinneringen van Christiaan de
Moor (Amsterdam 1994)
Haterd, L. van de (red.), P. Wiegersma, bloemen in het zand. Een oeuvre
(Haarlem 2000)
Hazeu, W., M.C. Escher. Een biografie (Amsterdam 1998)
Hedendaagse Franse wandtapijten (catalogus Dordrechts Museum
1967)
Hedendaagse Nederlandse wandtapijten (catalogus Waag, Nijmegen 1955),
met daarin o.a. afbeeldingen van de
serie wandtapijten 'de Gelijkenis van
de Verloren Zoon'
Helman, Wandtapijten van Pieter Wiegersma (catalogus Kasteel
Deurne 1974)
Gruyter, W.J. de, Hom, 1916-1968 (Amsterdam 1971)
Imanse e.a., Van Gogh tot Cobra Nederlandse schilderkunst 1880 -1950
(Amsterdam 1980)
Imanse (red.), De Nederlandse identiteit in de kunst na 1945 (Amsterdam
1984)
Kalf, Waar legwerk hangt. Corpus van wandtapijten in Nederlands
openbaar en particulier bezit deel I
Zeeland, Noord-Brabant, Limburg
(Alphen aan den Rijn 1988)
Moor, Christiaan de (catalogus nr. 323, Stedelijk Museum Amsterdam 1962)
Ravesteyn, S. Van, De sierkunst op Nederlandsche passagiersschepen
|
(Rotterdam 1924)
Scheen, P.A., Lexicon Nederlandse beeldende kunstenaars 1/50-1950 ('s
Gravenhage 1970)
Schröder, Ros en Bruinsma, Dick Elffers en de kunsten. Een leest heeft
drie voeten (Amsterdam 1989)
Sluys, Van der, Machinale textielkunst (Rotterdam 1925)
Spijkerman, S., 'Het wandtapijt als behang van een rechtszaal', in:
Kunstbeeldjrg. 1998 nr. 4,34-36
Stokvis (red.), De doorbraak van de moderne kunst in Nederland de jaren
1945-1951 (Amsterdam 1984)
Viray en Rache, De, Le chant poétique de Dubrunfaut: tapisseries (Brussel
1978)
Wandkleden keramiek (catalogus Museum voor de IJsselmeerpolders,
Schoklandi966)
Wandtapijten der Fransche kathedralen en paleizen en de tapijtweefkunst van
heden, De (catalogus Rijksmuseum,
Amsterdam 1946)
■Wijnberg, Wijnberg, Van Norden, Kurpershoek. 3 realisten toen en nu
(catalogus Museum Henriëtte Polak,
|
|||||||||||||||||
J955
Tentoonstelling 'Hedendaagse
Nederlandse wandtapijten'. In de 'Waag' te Nijmegen. Deze tentoonstelling werd gehouden in het kader van het 1850-jarig bestaan van de stad. Behalve de wandtapijten van 'De Gelijkenis van de Verloren Zoon' werden o.a. wandtapijten van Geni Peter en Aart van Ewijck tentoongesteld. !957
Wandtapijt voor KLM, naar ontwerp van
Henk de Vos, in raadzaal gemeentehuis
Baarn.
1960
GSA Hilversum: wandtapijten
uitgevoerd door Handweverij Edmond
de Cneudt (o.a. wandtapijten van
Christiaan de Moor), n.b.: Edmond de
Cneudt was jarenlang bestuurslid van
GSA.
1961
Met andere leden van de zgn.Groep X
(dat waren leden van het Genootschap
van samenwerkende
ambachtskunstenaars) bij Van Hulsen in
Leeuwarden.
1962
In 'Musis Sacrum' in Baarn het grootste
handgeweven wandtapijt van Nederland:
het wandtapijt 'Levensboom' (of'Boom'),
naar een ontwerp van Hans van Norden.
Geweven in 1961, bestemd voor de nieuwe
Nederlands Hervormde Kerk in Londen.
1964
Kunstzaal 'De Waag' Almelo. De Cneudt
stelde hier wandtapijten van Peter Alma,
Hans Bayens, Johan Haanstra, Harry op
de Laak, Jaap Min, Cuno van den Steene
|
||||||||||||||||||
Geraadpleegde archieven en
bibliotheken Archief handweverij en tapijtknoperij
Edmond de Cneudt Baarn
Archief Historische Kring 'Baerne'
Archief Historische Kring Laren
Bibliotheek Maritiem Museum
Rotterdam
Archief gemeente Rotterdam
|
||||||||||||||||||
Het Utrechts Archief
Streekarchief Eemland Streekarchief' Rijnstreek' Woerden |
||||||||||||||||||
NB: er zijn geen gegevens gevonden over
exposities na 1964. Literatuur
Belgische wandtapijten moderne kunst op
oude weefgetouwen (catalogus Singe Museum, Laren 1965) Berkum, Sandra van, De Rotterdam de
|
||||||||||||||||||
Textielmuseum Tilburg
|
||||||||||||||||||
Archief Stedelijk Museum Amsterdam
Rijksdienst voor Kunsthistorische Documentatie in Den Haag |
||||||||||||||||||
Blotkamp C. e.a., Magie en zakelijkheid
- realistische schilderkunst in Nederland 1925-1945 (Zwolle- Arnhem 1999) |
||||||||||||||||||
NOPPEN
|
||||||||
Het ontslag van
dominee |
||||||||
HET ONTSLAG VAN DOMINEE JOHANNES KLUPPEL IN 1745 Q 7
|
||||||||||||||
Op het predikantenbord in de Amersfoortse Sint-Joriskerk springt
zijn naam er meteen uit. Ds.Johannes Kluppel diende de hervormde gemeente maar liefst 23 jaar. In 1745 nam hij plotsklaps de wijk naar Constantinopel. Waarom? Wie was hij? |
||||||||||||||
Op de avond van 5 februari 1745 spoedde de koster
van de Sint-Joriskerk, Van Engelen, zich van de kerkenraadskamer naar de pastorie. De predikant, Johannes Kluppel, tevens scriba van de kerkenraad, had al een paar keer verstek laten gaan tijdens de vergaderingen en deze avond schitterde hij weer door afwezigheid. Op verzoek van de geagiteerde kerkenraadsleden klopte Van Engelen bij de pasto rie aan om het notulenboek af te halen. Maar dat kreeg hij niet mee, omdat de aantekeningen van de laatste vergaderingen er nog niet in waren ver- werkt. 'Weegens ziekte', zei de koster bij terugkeer aan de raadsleden. De dominee-ook al niet in een beste bui-had de arme man nog een paar vragen meegegeven, namelijk of er'bij zijn afweesen ker- kenraad gehouden was'.1 Bovendien wilde hij ophel- dering over het gerucht'dat een ouderling over hem geklaagt hadt.' Na de rapportage van de koster liep de temperatuur van de vergadering snel op. Wéér werd de koster naar de pastorie gestuurd om alsnog het boek te halen, maar ook ditmaal keerde hij onverrichterzake terug. Kluppel zou, zo kreeg hij de boodschapper mee, 'morgen den preses zoude komen spreeken aan sijn huijs'. Het is een dieptepunt in de relatie tussen de
voorganger en de kerkenraad. Het zou niet meer goed komen. Olst
Amersfoort was de tweede standplaats van Klup-
pel. Als 21-jarige kandidaat had de domineeszoon |
||||||||||||||
een beroep ontvangen naar de hervormde
gemeente te Olst, waar hij in decemberi7i6 zijn ambtelijke loopbaan begon.2 De hervormde gemeente rond de dorpskerk was vacant gewor- den door het vertrek van Ds. Cosuinus Luyken, die enkele maanden eerder was vertrokken naar hetVeluwse Nijkerk. Nog in zijn eerste jaar in de pastorie van Olst zou Kluppel trouwen met diens dochter, Aleida. |
||||||||||||||
Hervormde kerk in Olst
|
||||||||||||||
1 De episode is ontleend aan Archief Eemland, Archief
hervormde gemeente Amersfoort (bnr. 167) 7, notulen kerkenraad 5 februari 1745. 2 Stadsarchief Deventer, notulen classis Deventer, december 1716, inventarisa- |
||||||||||||||
tieno. 1057. Zie ook: F.A. van Lieburg, Repertorium van
Nederlandse Hervormde predikanten (2 dln., Dordrecht, 1996)1317. |
||||||||||||||
0,8 KOOS VAN NOPPEN
|
|||||||
Over de werkzaamheden van de jonge predi-
kant is weinig bekend; de kerkenraadsnotulen uit die periode zijn verloren gegaan. Veel bijzonders passeerde er tijdens zijn verblijf niet, afgaande op de notulen van de classis Deventer. De classis zag toe op het kerkelijke leven, luidde vertrek- kende predikanten uit, ze regelde geldinzamelin- gen voor noodlijdende kerken, alsook voor het werk onder de 'Fransche geloofsgenooten op de galeyen' (als slaven van de Arabieren). Een vast agendapunt in dat tijdsgewricht vormen de ver- halen over 'paapse stoutigheden' die in vrijwel elke vergadering worden opgedist. Zo vertelt een van de predikanten dat een 'Paaps man, die een gereformeerde vrouw heeft, hadde gesegd dat zo dikwijls als hij bij dat wyf te bedde ging dat het zo veel was als hij bij den Duyvel te bedde ging.' Van Kluppels bijdrage aan de gesprekken
wordt in die notulen niets overgeleverd. Toen hij na vijf jaar een beroep aannam naar Amersfoort, werd hij door de voorzitter bedankt 'voor zijn vreedzame en stichtelijcke bijwoninge en welge- gronde woorden waarmee hij de vergadering gediend heeft.' Hoge verwachtingen
De afhandeling van Kluppels beroeping op het
stadshuis ging niet zo snel als die van zijn collega Theodorus Terbruggen uit Hattem, die met een paar weken bekeken was.3 Op 21 juli 1721 gaf de vroedschap de kerkenraad toestemming om de vacature van de overleden predikant Van Oostrum te vervullen. Een week later stonden gecommit- teerden Ds.Terbruggen, ouderlingen Arnoldus van Bogerijen en Antoni van Hoogland en diaken Hen- drik Cramer met zes geselecteerde predikanten uit verschillende windstreken op de stoep: Daniël van der Meer, Renesse (Zld), Jacob Cosijn, Hattem (Cld), Johannes Kluppel, Olst (Ov), Martinus Hek- kersdijk, Waspik (NB), Patrus Wijnstock, Wormer (NH) en Arnoldus Carolus Voet, Ankeveen (NH). De vroedschap vroeg de kerkenraad om daar een drietal uit te selecteren, maar dat duurde nu |
wel even. Pas maanden later, op 22 september,
stuurde de kerkenraad de selectie Van der Meer, Voet en Kluppel in en diezelfde dag kreeg zij toestemming er één van te beroepen. Men koos voor de man op de laagste plaats en op de 28e schreef de kerkenraad dat zij een nieuwe bekwa- me herder en leraar had gevonden, wiens bekwaamheden genoegzaam verzekerd waren, zo schreef de raad lyrisch, want het ging namelijk om 'den eerwaarden, godzaligen en hooggeleer- den domino Johannes Kluppel... om Gods Woord zuyver te verkondigen, de Heilige Sacra- menten na Christi instellingh oprecht te bedie- nen, de kerkelijke tugt voorsigtigh te oeffenen, de krancken neerstigh te besoeken, en voorts alles te verrigten het geen een getrouw dienaar des Heiligen Evangeliums in de gemeente Jesu Christi [tekst door randschade weggevallen] eynde dese gemeente door zijne dienst onder Gods medewerkende genade en Geest meer en meer mogen aanwasschen in getal en overvloe- diger worden in de kennis der waarheyd, die na de Godsaligheyd is, leydende ter eeuwiger gelucksaligheyd.' De verwachtingen van Kluppel waren dus
wel zeer hooggespannen. De volgende dag ging de raad akkoord. De gebruikelijke acceptatiebrief van de nieuwe predikant zit helaas niet tussen de stukken. Lang dienstverband
Kluppel vervulde de vacature die was ontstaan
door het overlijden van Antonius van Oostrum, in 1720. De stad moet Kluppel niet onbekend zijn geweest, want zijn schoonvader was er, na een zeer kortstondig verblijf in Nijkerk, in de laatste drie jaar van zijn leven als predikant werkzaam geweest; hij was eveneens in 1720 overleden. Kluppel werkte nauw samen met zijn twee 3 Het volgende naar Archief Eemland, Stadsarchief
Amersfoort (bnr. 1) 120, resoluties 1720-1721. Met dank aan Gerard Raven. |
||||||
HET ONTSLAG VAN DOMINEE JOHANNES KLUPPEL IN 1745 O, O,
|
|||||||
collega's en, omdat hij meer dan twee decennia
bleef, zag hij er diversen gaan en komen. In het weinige dat de archieven overleveren over zijn pastorale werk, laat hij zich kennen als een trouw dienaar des Woords en een verdediger van de gereformeerde leer. In huiselijke kring maakte hij donkere perio-
den door. Twee van zijn kinderen, Harmina en Magnus, overleden in 1726 op zeer jonge leeftijd. Zes jaar later overleed Aleida, zijn eerste vrouw. In januari 1737 hertrouwde hij, met Sara Jacoba Lemmers uit Amsterdam. Uiteindelijk zou Kluppel 23 jaar in Amers-
foort blijven. Dergelijke dienstverbanden waren in die tijd gangbaar. Ds. Neander bleef 28 jaar, evenals zijn collega Wilbrennink. Ds. Cruypink vertrok na 29 jaar; Ds. Kolff spande de kroon met 35 dienstjaren. Uit de lange dienstverbanden kan niet zomaar worden geconcludeerd dat ze naar tevredenheid van de kerkenraad presteerden. Er waren gewoonweg weinig doorstromingsmoge- lijkheden. Wie hogerop wilde, moest beschikken over bijzonder talent of, nog liever, een uitzon- derlijk netwerk in de betere kringen. Afgaande op de kerkenraadsnotulen was er niets op Klup- pels functioneren aan te merken, of het moest zijn dat hij in de laatste jaren van zijn verblijf, opeens, zonder opgaaf van redenen, verzuimde de vergaderingen te bezoeken. Conflict
Tegen het eind van het jaar 1744 liep het spaak
tussen Kluppel en de kerkenraad. Gedurende een aantal maanden liet de predikant verstek gaan bij de dinsdagse catechisaties, vanwege enkele niet nader aangeduide 'inconvenienten'. Ook op een ander front kwam opeens de klad in zijn werk. Als scriba van de kerkenraad liep hij achter met het inschrijven van de notulen. Hoezeer de verhoudingen waren vertroebeld
blijkt uit het kerkenraadsverslag van de avond waarop de koster tweemaal tevergeefs een poging ondernam het notulenboek te bemachti- |
|||||||
gen. Een collega-predikant en een kerkenraadslid
zouden de wederzijdse bezwaren met Kluppel onder zes ogen bespreken, maar die ontweek de confrontaties. De ene keer zei hij van geen afspraak te weten, een andere keer 'dat het hem nu niet gelegen kwam', een derde keer meldde hij dat hij 'over die zaak geen rekenschap verschul- digd is aan de kerkenraad'. Dat schoot de mannen- broeders in het verkeerde keelgat en ze oordeel- den 'eenparig' dat de weigerachtige houding van de eerwaarde predikant 'gans onbetamelijk' is, temeer daar de afspraak op verzoek van Kluppel zelf was gemaakt'.4 Een week later toonde Kluppel in dubbel
opzicht beterschap. Hij verscheen ter vergadering en had zowaar het notulenboek bijgewerkt. Maar toen bleek dat hij als scriba kritische opmerkingen over zijn functioneren in de verslaglegging had afgezwakt. Toen hij ook nog weigerde om correc- ties in de kantlijn bij te schrijven, werd collega- predikant Van Rees benoemd tot scriba. Nadat Kluppel pen en papier had afgestaan, meldde hij dat hij alleen in het bijzijn van een 'onafhankelijke par- tij' wilde verklaren waarom hij de catechisaties had verzuimd. Na die woorden pakte hij zijn biezen.5 Duimschroeven
De kerkenraad voelde zich geschoffeerd, maar
zocht om de lieve vrede wil 'de sagtste weg soo veel moogelijk in te slaan' en de gang van zaken voor te leggen aan het onpartijdig oordeel van de classis. Maar dat leverde niets op: de kerkenraad zelf, zo oordeelde de classis, was in deze de 'com- pentente regter' en ze tekende daarbij aan dat 'Ds. Kluppel niet en vermag te weygeren reekenschap te geeven aan de kerkenraad'. De kerkenraad voelde zich door die uitspraak
geruggensteund en draaide Ds. Kluppel de duim- schroeven aan. Hij werd gesommeerd om in de eerstvolgende kerkenraadsvergadering, in mei 1745, tekst en uitleg te komen geven. Maar Kluppel 4 Als noot 1.
|
|||||||
100 KOOS VAN NOPPEN
|
|||||||
zag de bui al hangen en liet schriftelijk weten dat
ook hij de kwestie aan de classis wenste voor te leggen. Twee maanden later gaf de classis uitsluitsel,
op 9 juli. 'De vergadering is van oordeel, sonder sig in alles uit te laaten, dat Ds. Kluppel had behooren reedenen te geeven aan den kerken- raad van Amersfoort van 't niet catechiseren; 't welk nu niet geschied zijnde, zal Ds. Kluppel alsnog erkennen, dat (hij) sulks wel had moogen doen om meer verwijderingen voor te koomen [lees: te voorkomen], waarmee de gecommit- teerden des kerkenraads genoegen zullen nee- men, en d'een de anderen de hand van broeder- schap geeven.'6 De aanwezige vertegenwoordigers van de
kerkenraad durfden zich tijdens de classisverga- dering niet zomaar achter die uitspraak te scha- ren. Ze wensten eerst ruggespraak te houden met de kerkenraad, overigens 'niet twijffelende ofdeselvezou naar billijkheid handelen.' Maar de kerkenraad vond het onbevredigend,
omdat er op deze manier niet echt opheldering kwam over wat Kluppel nu precies had bewogen. Waarom verzuimde hij de catechisaties? En waarom weigerde hij zo halsstarrig verzoeken van de kerkenraad? Constantinopel
In de kerkenraadsvergadering van 17 juli verraste
Kluppel iedereen met een brief van de classis Amsterdam, die hem had beroepen te Constan- tinopel. Hij meldde dat hij het beroep had aan- vaard en op korte termijn zou vertrekken. De Amsterdamse classis had al een maand
eerder, tijdens de vergadering van 17 juni, het besluit over de benoeming genomen. Gedurende tenminste enkele weken van de onverkwikkelijke discussies met de kerkenraad en de classis moet Kluppel dus al geweten hebben dat zijn toe- komst niet in Amersfoort lag. Het aangekondigde vertrek moet voor alle
partijen een grote opluchting zijn geweest. Maar |
voor de kerkenraad was de kous nog niet af. Ze
wilde de 'zaak-Kluppel' wel op een nette manier afronden. Dus kwam alsnog de kwestie aan de orde hoe de dominee zich in de voorbije periode 'aan versuim van sijn dienst had schuldig gemaakt', zonder dat hij daarvan 'satisfactie aan den kerkenraad had gegeven'. Om de zaak niet nodeloos op de spits te drijven concludeerde men dat Kluppel 'sou betuigen dat (hij) had behoren redenen te geven van versuim van sij- nen dienst'. Zulks geschiedde. Daarop Kluppel nam afscheid. In de (gebruikelijke) ontslagbrief werd met
geen letter over de kwestie gerept. De kerken- raad schreef ruimhartig dat ze zich 'onbeswaard' voelde om Kluppels verzoek om ontslag toe te staan, 'betuigende daarenboven hare dankbaar- heid vooralle goede diensten', die hij de gemeente in al die jaren bewezen heeft. Ze wen- sen hem alle goeds, met de bede dat God hem 'met alle nodige genadens wil voorsien teneinde sijn Edele nog vele jaren sijn mag tot nut van sijn kerk, tot stigtingen opbouwing van die gemeen- te en tot inwinning van vele ongelovigen.' In de maand augustus schreef de kerkenraad
nog aan de classis dat de broeders eigenlijk niet van zins waren geweest om in de zaak te berus- ten. Maar dat is mosterd na de maaltijd. Kluppel heeft dan al afscheid genomen, 'bij welke gele- gentheid deze saak in der minne is afgedaan.' Handelskerk
In het najaar van 1745 maakte het echtpaar
Kluppel zich op voor de maandenlange reis naar hun nieuwe gemeente, een handelskerk in Constantinopel. Om enig zicht te krijgen op zijn nieuwe
werkkring, een kort intermezzo.7 Tegen het eind van de i6e eeuw bereisden Nederlandse kooplie- 5 Idem, 12 februari 1745. 6 Een samenvatting van het
besluit van de classis is opgenomen in de notulen van de kerkenraad, 9 juli 1745. |
||||||
HET ONTSLAG VAN DOMINEE JOHANNES KLUPPEL IN 1745 101
|
|||||||||||||||||||
bemoeien met de Turken, 'integendeel, zij moest
dankbaar zijn dat geduld werd voor den eigen stam' (lees: de Nederlanders]) De relatie was precair. 'Bij elke kleinigheid waren de Turken op hun teenen getrapt of deden althans alsof, en de glimlach moest weer gekocht worden', met dure geschenken.9 De predikanten die de handelskerken
dienden waren, uitzonderingen daargelaten, zeker niet de besten. Onder hen vond men veel avonturiers, die uit weinig christelijke motieven vertrokken. In veruit de meeste gevallen waren het aankomende predikanten of vloot- en leger- predikanten, 'nimmer dienaren die een Holland- sche gemeente achterlieten en een Hollandsche pastorie', schrijft Samberg.10 'De gevaarlijke reis, de verre vreemde gemeente, de eigenaar- dige levensomstandigheden moesten ook wel een belemmering vormen vooreen predikant om een goeden werkkring vaarwel te zeggen, temeer indien hij gehuwd was en een gezin had.' Kluppel was in dit opzicht dus een uitzondering. Constantinopel, de nieuwe standplaats van
Kluppel, heeft als handelscentrum geen grote betekenis gehad en dientengevolge is de gemeente ook nooit erg omvangrijk geweest. Een bericht uit 1671 meldt dat deze bestond uit enkele kooplieden en vijf leden van het huis van de gezant. Wel waren er circa vijftig Franstalige handwerkslieden in de stad, meest horlogema- kers, die de gereformeerde religie waren toege- daan. Voor hen werden aparte kerkdiensten belegd in hun moedertaal. Nieuwe problemen
Op 5 december 1745 werd Kluppel ingehaald als
de nieuwe predikant van de kleine gemeente |
|||||||||||||||||||
5to« Caffi^^fc/Kopglin T-uvcfn)
|
|||||||||||||||||||
m ï
|
|||||||||||||||||||
"
|
|||||||||||||||||||
;,.~<~
|
|||||||||||||||||||
Constantinopel
den de wereldzeeën en zo trof men ze ook aan
langs de kusten van Tripoli, Alexandrië en Con- stantinopel. Waar de zeevarende Nederlanders hun voet aan wal zetten voor de handel, bouw- den ze naast de koopmanshuizen en pakhuizen een kerk. Het ging er hoofdzakelijk om hen in den vreemde een geestelijk thuis te bieden, waar het er in de kerkdiensten precies zo aan toe ging als in hun vaderland. Het kerkvolk bestond uit de ambassadeur (of de consul), hun personeelsleden, verder de medewerkers van de kooplieden en uiteraard de passanten. Zo ont- stonden her en der in de wereld handelskerken; in New York, bij Kaap de Goede Hoop en in Indië. Toen vanaf 1600 de handel met het Turkse
Rijk opbloeide, ontstonden daar ook dergelijke kerken, zoals in Smirna (het huidige Izmir) en Constantinopel (Istanbul). 'Vaak en gaarne' wor- den ze'zendingskerken'genoemd, maar dat waren het zeker niet, betoogt Samberg.8 De kerk werkte alleen aan de uitbreiding van het chris- tendom, 'waar het zonder schade voor den han- del was, of gezien werd als bevordering daarvan'. De kerk mocht zich op geen enkele manier |
|||||||||||||||||||
7 Gegevens over de handelskerken zijn geput uit L.
Knappert, Geschiedenis der Nederlandsche Hervormde Kerk gedurende de 16' en 27* eeuw (Amsterdam, 1911); J.W. Samberg, De Hollandsche gereformeerde gemeente te |
Smirna. De geschiedenis eener handelskerk (Leiden,
1928). 8 Samberg a.w. 178. 9 Samberga.w. 179. 10 Samberg a.w. 111. |
||||||||||||||||||
102 KOOS VAN NOPPEN
|
|||||||
rond de ambassadekapel in Constantinopel.
Maar al gauw braken daar roerige tijden voor hem aan. Er was een nieuwe ambassadeur benoemd, jonkheer Elbert de Hochepied en in diens gevolg was een zekere Ds. Stephanus Man- geot meegekomen. Deze Mangeot gaf privé- lessen aan de zoon van de ambassadeur, maar Kluppel klaagde in een brief aan de classis, dat hij 'tot zijne droefheit heeft moeten gedoogen, dat gemelde Mangeot zigh allengskens, in zijnen dienst indrong, met het predik-ampt waar te neemen op die zelve plaatse en bij dezelfde Nederlandsche en Fransche gemeinte.' Mangeot ontpopte zich dus als Kluppels concurrent; hij preekte, bediende het avondmaal - en handelde tegen de regels. De kleine gemeente viel ten prooi aan twee-
dracht. Degenen die op de hand van de ambas- sadeur waren, kozen uiteraard voor Mangeot. Maar de geestverwanten van Kluppel lieten zich niet onbetuigd. Ze stuurden op 6 december 1747 een getuigschrift naar de classis Amsterdam waarin ze stelden dat hun predikant zich sinds zijn aantreden, 'altoos christelijk en loffelijk gequeeten heeft in zijn beroep', en dat hij de kerk 'met euridique [goed geformuleerde] en zeerstigtelijke predicatiën, en zeer beweeglijke gebeeden [heeft] gestigt.' Nadat Ds. Mangeot op Eerste Paasdag van
1748 zijn boekje weer eens te buiten was gegaan, beriep Kluppel zich op de kerkelijke reglemen- ten: 'Het zal niemand, alhoewel hij een doctor, ouderling of diaken is, geoorloft zijn den dienst des Woords ende der sacramenten te betreeden, zonder wettelijk daar toe beroepen te zijn. Ende wanneer iemand daar tegen doet en meermaalen vermaant zijnde niet af en laat, zoo zal de classis oordeelen of men hem vooreen scheurmaaker verklaren, of op eenige andere wijze straffen zal.' Explosief
De classis zat in een lastig parket, omdat ze werd
geacht een oordeel te vellen in een conflict waar- over ze slechts via brieven was geïnformeerd. De |
|||||||
correspondentie nam veel tijd en zelfs op afstand
oogde de situatie nogal explosief. De classis koos aanvankelijk partij voor Kluppel, maar haar invloed bleek gering.11 Kluppel moet ook voor- voeld hebben dat hij in het conflict aan het kort- ste eind trok. Allereerst verloor hij de steun ('zo nodig, in zo een gewest') van de ambassadeur. Nieuwe problemen waren slechts een kwestie van tijd. Kluppels relatie met de kleine Neder- landse gemeenschap was onherstelbaar bescha- digd. De onenigheid en verwarring leidde ertoe dat de kerkgangers thuisbleven of uitweken naar de lutheranen. Tot juni 1749 is Kluppel in Constantinopel
werkzaam geweest. Later zou hij verklaren dat hij tot aan de komst van Mangeot 'met alle genoe- gen' in de gemeente had gewerkt en dat hij had gewenst 'daarin tot het einde zijnes levens te mogen voortgaan'12 Ontgoocheld verliet hij de stad, samen met zijn vrouw en knecht. Terug in Amsterdam, hield hij de classis voor hoe hij 'ook in 't midden der barbaaren, ten koste en op gevaar van zijn leven vrijwillig gedient heeft', maar dat die vreemde Franse predikant (Man- geot), 'die hem op sinisteren en irreparabele wijze heeft mishandelt, van zijn voorneemen, om ten beste van land en kerke noch meerder jaaren te Constantinopel te blijven, ontzet, en alle harde wegen heeft ingeslagen.'13 Hij had het zich zo anders voorgesteld. Hij
zag geen andere weg dan ontslag te nemen. Mangeot, op zijn beurt, bleek ook behoefte te hebben aan een terugblik. In een lange brief aan de classis bleek de onenigheid een stuk genuan- ceerder te liggen.14 En passant spuwde hij zijn gal over Kluppel, die hij afschilderde als een heetge- bakerde Nederlander, die onvoldoende Frans sprak om voor (een deel van) de gemeente tot 11 De hele correspondentie over de affaire is bewaard
gebleven in Stadsarchief Amsterdam, Archief van de classis Amsterdam, inventarisno. 379. 12 Idem, 13 januari 1750. |
|||||||
Toegang tot de
begraafplaats van Tripoli Foto Peter A. Tabor,
ambassade Tripoli |
||||||||||||
Nederlandse
graven op de begraafplaats van Tripoli Foto Peter A. Tabor,
ambassade Tripoli |
||||||||||||
zegen te zijn. Hij voelde zich diep door hem
gekrenkt en eiste eerherstel. Consul
Maar het was allemaal nakaarten. In Constanti-
nopel trad een nieuwe predikant aan en Kluppel vinden we terug in Tripoli. Zijn loopbaan had een opmerkelijke wending genomen. Op 12 oktober 1750 was hij namelijk benoemd tot consul in Tri- poli (het huidige Libië).15 Naar zijn motieven om het ambt van predikant neer te leggen, kan slechts worden gegist. Was hij teleurgesteld in de houding van de kerk in het conflict? Zag hij er tegenop om zich in het vaderland opnieuw aan een gemeente te verbinden? Of, had hij eigenlijk wel genoten van het bestaan in den vreemde en greep hij gretig de eerste de beste mogelijkheid aan om opnieuw haar het buitenland te gaan? Mogelijk was zijn ervaring een pré bij de sollicita- tieprocedure. Maar ook dit avontuur zou hem zwaar bezu-
ren. Al spoedig bleek dat het niet boterde tussen Kluppel en vice-consul Vidari, die hij van zijn voorganger had 'geërfd'. Zelfs de Staten-Cene- raal bleken op de hoogte van de praatjes die Vidari had verspreid over de gewezen predikant. |
||||||||||||
Kluppel vroeg daarom zijn kanselier, J.Z. Möser,
een verklaring naar Den Haag te sturen - de geschiedenis lijkt zich hier te herhalen. Uit de verklaring kunnen we afleiden waar Kluppel van werd beschuldigd. Möser schreef namelijk dat hij Kluppel nooit dronken had gezien. Verder ver- klaarde hij dat Kluppel geen aanhanger van de joodse godsdienst was en dat de voormalige predikant slechts drie uitstapjes met zijn huis- houdster had gemaakt, zodat hij zeker geen aan- stoot had gegeven. Het moet voor Kluppel een bittere pil zijn
geweest om, zo kort na de conflicten in Constanti- nopel, wederom in een slangenkuil te zijn beland. Nog voor het conflict kon escaleren, overleed hij, op 58-jarige leeftijd, in de zomer van 1753. Hij ligt vrijwel zeker begraven op de kleine
protestantse begraafplaats, die destijds buiten de oude muur van de stad, direct aan zee was gele- gen.16 Tot op de huidige dag is het kerkhof in tact gelaten. Het merendeel van de grafschriften is onleesbaar geworden. Slechts een gebroken wandplaat met de naam 'Pays-Bas' herinnert nog aan de aanwezigheid van Nederlandse protestan- ten in Tripoli, onder wie de verdwaalde herder, Johannes Kluppel. |
||||||||||||
13 In een rapportage aan de classis Amsterdam, idem 6
april 1750. 14 Brief Mangeot aan de classis Amsterdam, idem, getekend 3 juli 1751. 15 Gegevens ontleend aan HJ. de Muij-Fleurke, Onderzoek naar de geschiedenis van de Nederlandse vertegenwoordiging in Tripoli en de loca- |
||||||||||||
tie van het Nederlandse consulaatsgebouw (ongepubli-
ceerde scriptie, 1999, verkregen via ambassade. 16 Informatie verkregen via Peter A. Tabor, Nederlandse ambassade Tripoli. |
||||||||||||
LOES TIEMAN
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het kantoor van
i
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de Rijksdienst
|
|
voor
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
n he
mersfo |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ISC
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
\
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
i i i
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
HET KANTOOR VAN DE RIJKSDIENST VOOR HET OUDHEIDKUNDIG BODEMONDERZOEK IO5
|
|||||||
BE REA LI STIC, ASK FOR THE IMPOSSIBLE '
Zestig jaar na de oprichting is de Rijksdienst voor het Oudheid-
kundig Bodemonderzoek (ROB) opgehouden te bestaan. Op i november 2006 vond de fusie plaats met de Rijksdienst voor de Monumentenzorg (RDMZ). Gezamenlijk gaan zij verder onder de naam Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM). Medio 2008 wordt deze dienst gehuisvest aan het Smallepad in Amersfoort, in een gebouw dat werd ontworpen door de Spaanse architect Juan Navarro Baldeweg. De Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek was
sinds 28 juni 1988 gevestigd op de hoek Kerkstraat-Muurhuizen. De komst van dit gebouw in het historische hart van Amersfoort heeft veel stof doen opwaaien. Protesten van buurtbewoners, bouwvoorbereidingen en bezuinigingen bij de rijksoverheid hebben geleid tot ernstige vertraging: het duurde twintig jaar voordat het gebouw gerealiseerd kon worden. Nadat de archeologen er een zelfde periode - twintig jaar- in hebben gewerkt trekken ze er weer uit. De toekomst van dit spraakmakende gebouw is nog in nevelen gehuld, haar veelbewogen verleden is bewaard gebleven in archieven. Oprichting en ontwikkeling van tijnenklooster Mariënhof, later het Burgerwees-
de Rijksdienst voor het huis, aan de Kleine Haag. In 1957 kocht de Oudheidkundig Bodemonderzoek gemeente Amersfoort het oudkatholiek semina- De Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodem- rie aan de Kerkstraat waarna een deel van dit onderzoek (hierna te noemen ROB) opgericht complex in gebruik werd genomen door de ROB. opi januari 1947 in Den Haag, verhuisde in 1949 Er waren nu vijf dependances in en buiten de naar Amersfoort. Het kantoor met acht mede- stad; een onhoudbare situatie voor de organisa- werkers werd gevestigd in heti6e-eeuwse Augus- tie die zich had ontwikkeld tot een dynamisch en |
|||||||
1 Uitspraak van Abel Cahen in het radioprogramma op dinsdag 28 juni 1988, van het nieuwe gebouw voor de
Kunstof op 20 januari 2003. 2 J.A. Brongers (red.), Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek te
Archeolgie en Geschiedenis van een bouwplaats in Amers- Amersfoort, Amersfoort 1988.
foort; opstellen uitgegeven ter gelegenheid van de opening, |
|||||||
1 OÖ LOES TIEMAN
|
|||||||
voegd, omdat 'zijn werk zich kenmerkt door
inventiviteit en gevoeligheid; hij werkt met grote intensiteit en bezit een juist begrip voor de sfeer waarin, en de wijze waarop wij werken'. De rijks- gebouwendienst gaf vanwege de extra kosten hiervoor geen toestemming. Rijksbouwmeester ir. F. Sevenhuysen werd
ervan overtuigd dat architect Abel Cahen wel over de kwaliteit beschikte om een gebouw te ontwerpen dat zowel aan het programma van eisen zou beantwoorden als in de historische kern van Amersfoort paste. Cahen benaderde een oude binnenstad op eigen wijze. In Amster- dam bouwde hij aan het Singel een flatgebouw (1963-1970) waarvan de verhoudingen overeen- stemden met die van de omliggende panden. Door de vormgeving en het materiaalgebruik onderscheidde dit eigentijdse grachtenhuis (428) zich echter sterk van de omgeving. De rijksbouwmeester stemde in met de keus
van de bouwcommissie. In 1974 kreeg Cahen de opdracht voor de restauratie en nieuwbouwvan het ROB-kantoor. Twee jaar later stuurde de Rijksgebouwen-
dienst een schetsontwerp aan de burgemeester van Amersfoort. Het ontwerp werd op 5 april 1976 voorgelegd aan de gemeentelijke monu- mentencommissie. Cahen was uitgegaan van een verticale structuur die geënt was op het functioneren van de dienst. In plaats van conven- tionele bouwmaterialen en historiserende details maakte hij gebruik van eigentijdse vormen en materialen zoals metselwerk, betonelementen en stalen vensters. Over de kwaliteit van het plan bestond geen
verschil van mening. De monumentencommissie 3 De bouwcommissie bestond uit vier leden: directeur
W.A. van Es en drie van zijn medewerkers: de heren J.F. van Regteren Altena, H. Bloklander en J.A. Brongers. Vriendelijke mededeling door de heer J.A. Brongers, Amersfoort 9 november 2004. |
|||||||
technologisch geavanceerd bedrijf. Er was drin-
gend behoefte aan kantoorruimte die beant- woordde aan de eisen die aan een moderne bedrijfsvoering gesteld werden. Plannen voor nieuwbouw
Omstreeks 1960 begon men bij de ROB over
nieuwbouw te denken. De gemeente vond een omvangrijk gebouw in de directe omgeving van de Mariënhof niet passend en daarom werd over- wogen om te verhuizen naar het oudkatholiek seminarie. Ook dit was geen optie voor de gemeente want om het gehele programma van de dienst in het gebouw onder te kunnen bren- gen was een uitbreiding met aangrenzende parti- culiere eigendommen noodzakelijk. Het verkrotte complex was ongeschikt voor
de huisvesting van de ROB. Een ingrijpende ver- bouwing zou voorde gemeente een te kostbare investering zijn omdat het rijk slechts een huur- overeenkomst voor tien jaar wilde afsluiten. Toen het niet langer verantwoord was om de werk- zaamheden in het seminarie voort te zetten, trok de ROB er uit en verhuisde naar de Valkestraat.2 Op 1 juni 1972 verkocht de gemeente Amers-
foort het seminarie voor 250.000 gulden aan het rijk. Om huisvesting voor de ROB te creëren, gaf de Rijksgebouwendienst opdracht voor de res- tauratie en de nieuwbouw waarmee het complex zou worden uitgebreid. De ROB formeerde intern een bouwcommissie.3 Het ideaal van de commissieleden was een gebouw van hoge architectonische kwaliteit dat zich in maat en schaal aan de historische omgeving moest aan- passen maar dat beslist geen oubollig'Anton Pieck' bouwsel mocht worden. De door het rijk aangestelde architect C.W.
Schaling wenste in een historiserende stijl te bou- wen. Zijn opvattingen stonden haaks op die van de bouwcommissie en er ontstond een conflict. De bouwcommissie wilde dat architect
J. Verhoeven uit Hoevelaken zou worden toege- |
|||||||
HET KANTOOR VAN DE RIJKSDIENST VOOR HET OUDHEIDKUNDIG BODEMONDERZOEK 1 QJ
|
|||||||||||
2 Lage elementen aan de Muurhuizen en hogere
elementen aan de Kerkstraat is juist tegengesteld aan hetgeen (historisch gegroeid) hier altijd is gebouwd. 3 Indien een open hof aan de Muurhuizen
wordt gemaakt is alleen een muur niet voldoen- de ter afscheiding om de gevelwand dicht te hou- den; dit betekent dus een open ruimte als onder- brekingvan de gevelwand, hetgeen minder wen- selijk wordt geacht. Open ruimten-hoven-ver- wacht men achter de bebouwing in een binnen- stad en niet aan de straat. 4 Het plan heefteen bebouwing georiënteerd
op de Kerkstraat en niet aan de Muurhuizen - dit is eigenlijk een zijgevel- in het beeld aan de Muurhuizen is de bebouwing vrijwel altijd juist georiënteerd op de Muurhuizen. 5 De nieuwbouw achter de Appelmarkt wordt,
indien bestaande bebouwing hier wordt gehand- haafd, haast onmogelijk geacht. 6 De gevelindeling wordt als erg ingewikkeld en
nodeloos druk ervaren; de elementen met een hoogte van 2 verdiepingen worden als niet pas- send in deze omgeving gekenschetst; horizontale roedenverdeling wordt afgeraden evenals lange, lage raampartijen. 7 Van de materiaalkeuze valt in dit stadium wei-
nig te zeggen, minder traditionele materialen zijn wellicht toe te passen, erg afhankelijk van afmetingen en plaats in het geheel. De gemeentelijke monumentencommissie gaf
B&.W in overweging om, op grond van bovenge- noemde punten van kritiek, de Rijksgebouwen- dienst te informeren dat zij niet bereid was om medewerking te verlenen aan het realiseren van |
|||||||||||
was echter verdeeld over de vraag of op deze
gevoelige plek in de stad wel een gebouw met een dergelijk uitgesproken karakter moest verrijzen." De architectleden hadden bezwaar tegen de
maat en schaal van de nieuwbouw. In Amers- foort was altijd geprobeerd om het bouwen in de oude stad een aangepast en bescheiden karakter te geven. Zij vonden dat de identiteit van de Muurhuizen zou worden aangetast door dit eigentijdse ontwerp dat sterk afweek van de bin- nenstad. Met name de grote glazen overkapping van het middengedeelte en de geprefabriceerde elementen riepen vragen op. De commissie besloot rechtstreeks advies te
vragen aan de ministervan Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM). De directeur Res- tauratiezaken van de Rijksdienst voor de Monu- mentenzorg deelde mee dat de Monumenten- raad positief stond tegenover het ontwerp. De hoofdopzet in maat en schaal werd aanvaard, maar gezien het voorlopige karakter was het niet mogelijk om gedetailleerd op het schetsontwerp in te gaan. Nadat de Amersfoortse monumentencom-
missie zich op 9 maart 1977 opnieuw over het plan had gebogen, werd een compromis gevon- den over het advies aan B&.W. Als Cahen tege- moet zou komen aan de zeven punten van kritiek van de architectleden dan zou het plan door de monumentencommissie worden goedgekeurd. De volgende bezwaren werden genoemd:s
1 De [dak-] elementen zijn te klein van maat en door het vierkante grondvlak zonder richting, kapjes-van welke vorm dan ook- zullen te klein zijn in deze omgeving. |
|||||||||||
leden. S.Tuinstra secretaris. Afwezig: F.J.G. Veltman, lid
en C.J. Bardet, adviserend lid. 5 Brief van de gemeente- lijke monumentencommissie aan burgemeester en wet- houders van Amersfoort, maart 1977. |
|||||||||||
4 Samenstelling van de monumentencommissie volgens
de notulen van de vergadering op 5 april 1976: W.Hus- lage, voorzitter, J.A Brongers, H.E. Dekhuyzen en ir. T. van Hoogevest. Leden, C. van de Braber, W.B. Dogger, P. Doornekamp, A.H. Rooimans en J. Stapper, adviserende |
|||||||||||
1 08 LOES TIEMAN
|
|||||||
de restauratie- en de nieuwbouwplannen zoals
deze in het voorlopig ontwerp van maart 1976 werden aangegeven. De reactie van de buurtbewoners
Bij de buurtbewoners viel het plan van Cahen
niet in goede aarde. Zij verenigden zich in de "Buurtschap Rond De Blauwe Brug" en stuurden een brief aan de toenmalige minister van Cul- tuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM), H. van Doorn. Zij verzochten hem om bij de beslissing over de nieuwbouw aan de Kerkstraat- Muurhuizen de grootst mogelijke zorgvuldigheid te betrachten. Zij verwezen naar het ontwerp van de wet op de stadsvernieuwing waarin staat dat: "stedelijke gebieden, en in het bijzonder de stadscentra, bij uitstek brandpunten van conflic- ten en belangenverstrengelingen zijn. Er heersen voortdurend spanningen, waarbij de zich uitbrei- dende activiteiten de zwakkeren trachten te ver- dringen."6 De omwonenden waren van mening dat de
ROB geen enkele functie vervulde in de histori- sche binnenstad. De dienst zou met haar uitbrei- dende activiteiten de toch al zwakke woonfunc- tie nog verder verdringen. In zijn antwoord wees de directeur-generaal voor Culturele Zaken de buurtbewoners op het niet denkbeeldige gevaar dat er waarschijnlijk weinig rekening gehouden zou worden met hun wensen als er ter plekke in de particuliere sfeer werd gebouwd. Naar aanleiding van de vragen die D66
Kamerlid Jan Terlouw in 1977 stelde over de loca- tie Kerkstraat-Muurhuizen schreef ROB-direc- teur Van Es een memorandum voor ministervan Doorn. De openingszin van de nota luidde: "Het is mijn stellige voornemen de bouw van de nieu- we vestiging van de ROB op de daartoe uitgeko- zen plek in de binnenstad van Amersfoort zoveel als in mijn vermogen ligt te bespoedigen. Ik zal mij daarbij door niemand meer een spaak in het wiel laten steken, zelfs niet door de geachte afge- |
vaardigde Terlouw, voor wie ik overigens zeer
veel waardering heb." 7 Van Es reikte een groot aantal argumenten
aan waarmee de minister zijn standpunt zou kunnen verdedigen: het ruimtegebrek waar de dienst mee te kampen had, de centrale ligging van Amersfoort en de plaatsing van de ROB bui- ten de Randstad, conform het spreidingsbeleid van de regering. Een bijkomend voordeel was dat het semina-
rie, dat op de monumentenlijst stond, zou wor- den gerestaureerd. Het complex stond al vijftien jaar leeg en het begon geleidelijk in te storten. Niet ongenoemd mocht blijven dat het altijd een grootschalig element in de stad was geweest; het had nooit een woonfunctie gehad. De nieuw- bouw zou kleinschalig geleed zijn en zodanig worden ingedeeld dat aan het gebouw een ande- re bestemming gegeven kon worden, eventueel zelfs een woonfunctie. De locatie was onder meer gekozen om een
bijdrage te leveren aan de renovatie van het stadscentrum; dit gebouw was een voortreffelijk staaltje van goede eigentijdse architectuur, een sieraad voor de Amersfoortse binnenstad. Het werk van het instituut paste goed in de oude stadskern omdat het zich voor een belangrijk deel kenmerkte door een zekere ambachtelijk- heid. De activiteiten van de ROB zouden bijdra- gen aan de verlevendiging van het centrum, aldus Van Es.8 De vragen die Terlouw had gesteld hadden
betrekking op de woonfunctie in de binnenstad in relatie tot de plaats van de ROB. Het antwoord van de minister op zijn vragen
luidde: "Op de plaats waar de nieuwbouw voor de ROB al jaren geleden werd gepland, bevindt zich geen noemenswaardige woonbebouwing, zodat van een verzwakking van de woonfunctie 6 Zitting 1975,13924 nrs.1-3. 7 ongedateerd memo,
getekend "vEs", in archief van de ROB. 8 idem. |
||||||
HET KANTOOR VAN DE RIJKSDIENST VOOR HET OUDHEIDKUNDIC BODEMONDERZOEK IQO,
|
|||||||
nieuwe huisvesting voor de ROB is voorde onge-
veer zeventig medewerkers van deze dienst een ware lijdensweg aan het worden". Het definitieve bouwplan
Begin 1979 presenteerde Cahen het herziene
ontwerp. Het gebouw werd met een verdieping ver-
laagd. Er werd een flink formaat grijswitte steen gebruikten betonnen prefab pilaren met vier- kante kapitelen. In de hardhouten kozijnen kwa- men metalen ramen en de onderliggende verdie- pingen zouden door middel van kunststof licht- koepels in platte daken van daglicht worden voorzien. De centrale binnenruimte werd aan de bovenzijde afgedekt met een glazen kap. In het gat aan de Muurhuizen was een laag gebouwtje gepland. Wanneer het binnenpleintje en de ach- terliggende tuin gehandhaafd bleven, was er bij het kantoor voor drie dienstauto's parkeerruimte beschikbaar. De monumentencommissie was tevreden en
de voorzitter, wethouder A.L.L.M. Asselbergs, stelde met genoegen vast dat een drempel was overschreden waardoor het mogelijk werd om op eigentijdse wijze nieuw te bouwen in een oude stad. Tijdens een extra openbare vergaderingvan
de vaste raadscommissie voor stadsontwikkeling en ruimtelijke ordening kreeg architect Cahen de gelegenheid om het plan aan de hand van twee maquettes toe te lichten. Er was scherpe kritiek: dit was het meest opzienbarende plan in negatieve zin ooit. Niemand zat te wachten op een kantoor in de binnenstad. De woordvoerder van de "Buurtschap Rond de Blauwe Brug" had evenmin een goed woord voor "dit koekoeksei in deze woonbuurt".10 De buurtbewoners bleven 9 Notulen van de raadsvergadering, 27 maart 1979, p.16.
10 Notulen van de vergadering van de gemeentelijke
monumentencommissie, 12 februari 1979. |
|||||||
op die plaats nauwelijks sprake kan zijn."9
En ook op de vraag of hetgeen aanbeveling
verdiende om activiteiten die in de binnenstad geen functie vervullen achterwege te laten en liever de woonfunctie te versterken antwoordde de minister ontkennend. Een binnenstad functio- neert het beste als daar een menging van de functies wonen en werken plaatsvindt. Het ver- wijderen uit de binnenstad van de functie wer- ken zou de binnenstad een eenzijdig karakter geven. Dat ging niet alleen op voor activiteiten die rechtstreeks verband hielden met het functi- oneren van een binnenstad, maar ook voor acti- viteiten die op zichzelf ook elders uitgeoefend konden worden, aldus de minister. Op de derde vraag: "Zou, indien de gemeen-
te Amersfoort dit wenst, de Minister van C.R.M, een andere vestigingsplaats willen zoeken voor genoemde rijksdienst en zou de staatssecretaris van Financiën ermee akkoord kunnen gaan dat de gemeente Amersfoort het pand terugkoopt van Domeinen?" antwoordde de minister: "Ik ben, zowel gelet op de zeer lange tijd die
al gemoeid geweest is met het voorbereiden van de nieuwe vestigingsplaats voor de dringend noodzakelijke uitbreiding van de ROB, als gelet op mijn onder 2 verwoorde standpunt, ongeacht de extra kosten die daarmee gemoeid zouden zijn, niet bereid een andere vestigingsplaats voor de ROB in overweging te nemen. Overigens acht ik het in hoge mate onwaar-
schijnlijk dat de gemeente Amersfoort die voort- durend nauw betrokken is geweest bij de voorbe- reiding en ontwikkelingvan de plannen,thans nog aanleiding zou vinden haar instemming met de gekozen vestigingsplaats van de ROB te herzien." Zes jaar waren verstreken sinds de Rijksge-
bouwendienst opdracht had gegeven voor de bouw van een nieuw kantoor en nog was er met de bouw niet begonnen. De stand van zaken werd treffend samengevat door de Amersfoortse Courant van 17 augustus 1978: "Het zoeken naar |
|||||||
HO LOES TIEMAN
|
|||||||
oogpunt een gewichtige zaak. Volgens Assel-
bergs was er de laatste jaren veel besluiteloos- heid geweest bij zowel de raad als het college en daarom moest er nu, samen met de burgers, gewerkt worden aan de binnenstad waar veel verkrotting was. De woonfunctie van het cen- trum moest vanuit een totaalvisie versterkt wor- den met een perspectief in de tijd en aan de hand van een plan dat voor iedereen vastlag. Hij benadrukte dat de keuze van de vesti-
gingsplaats voor de ROB niet werd bepaald door de huizen op de Appelmarkt of aan de Kerk- straat, maar door het oudkatholiek seminarie, een monument dat niet weggedacht of gesloopt kon worden ten behoeve van de woningbouw. De vrije grond hoek Kerkstraat-Muurhuizen was niet meer dan 15 bij 25 meter en er zouden daar hooguit enkele kapitale herenhuizen gebouwd kunnen worden. Afgesproken was om de woon- functie in de binnenstad te versterken, niet om herenhuizen te bouwen. Asselbergs herinnerde de raad er aan dat er
tussen 1966 en 1972 intensief was onderhandeld over de locatie van het ROB- kantoor. Het ont- werp van Cahen was meerdere keren getoetst, waarbij er wederzijds veel water in de wijn was gedaan. In de jaren 1973-74 was de kritiek op de bouw-
plannen toegenomen. De rijksdienst had de huur opgezegd van het pand Appelmarkt 8, maar de bewoners weigerden om het huis, waarin zij hun hele leven hadden gewoond, te verlaten. Over deze kwestie waren op 13 septembeng74 vragen gesteld in de Kamer. Cahen werkte volgens het raster van maat en
schaal van de historische stad. Het project zou niet alleen te omvangrijk worden als hij gebruik maakte van de gehele bouwkavel, maar hij wilde ook de bewoner niet uit zijn huis ontwerpen. 11 Notulen van de raadsvergadering op 27 maart 1979.
12 Idem.
|
|||||||
bij hun standpunt dat de futuristische construc-
tie niet paste op deze gevoelige plek. Op 27 maart 1979 stelde het VVD raadslid
H.W.R. Bekking voor om B8tW opdracht te geven met de Rijksgebouwendienst te onderhan- delen over een vestiging elders in de gemeente. Volgens hem waren de raadsleden te laat bij het overleg betrokken. Zijn verwijt was onterecht want de nieuwbouw was al in februari 1977 onder de aandacht van de raad gebracht en niet pas eind 1977. Omdat de raad geen bezwaar had gemaakt tegen de komst van de ROB aan de Muurhuizen was ervoor het ministerie geen aanleiding geweest om terug te komen op het besluit. Het voorstel van Bekking om opnieuw over de locatie te debatteren werd afgewezen. Een collega-raadslid refereerde aan het ant- woord dat minister van Doorn had gegeven op vragen van Terlouw. In de visie van de minister kregen binnensteden een eenzijdig karakter als er geen menging van de functies wonen en wer- ken was. Hij was dan ook niet bereid geweest om een andere vestigingsplaats voor de ROB aan te wijzen. Het point of no return was gepasseerd.
"Terugkeren na het passeren van dit punt leidt in de luchtvaart tot een catastrofe en hetzelfde zou ook hier gelden, weliswaar zonder fysieke conse- quenties, maar wel met onaanvaardbare morele, praktische en financiële gevolgen", aldus de spre- ker.11 Toen ook zijn eigen fractie hem niet steunde,
trok Bekking zijn voorstel in. Het was bovendien de vraag of de gemeente
het plan, na zoveel jaren van voorbereiding, nog zou kunnen afwijzen. Het college zou in een zeer moeilijke positie komen gezien de normcode behoorlijk bestuur en wethouder Asselbergs stelde dat: "De continuïteit van bestuur niet alleen in handen ligt van het college maar ook in die van de gemeenteraad."12 Voor hem was de locatie van de ROB uit democratisch en moreel |
|||||||
HET KANTOOR VAN DE RIJKSDIENST VOOR HET OUDHEIDKUNDIG BODEMONDERZOEK 111
|
|||||||||
Door het pand te behouden, kon bovendien een
zachte overgang gecreëerd worden tussen het ROB- gebouw aan de ene zijde en de al aanwe- zige bebouwing aan de andere zijde. Bezuinigingen
Nadat het plan zowel door de welstandscommis-
sie als door de monumentencommissie was goedgekeurd en ook de gemeenteraad een gun- stige uitspraak had gedaan, bevestigde B&.W op 20 april 1979 dat de bouwvergunning kon worden aangevraagd. Groot was de commotie toen, door een
oekaze van de overheid, de uitvoering van het project opnieuw werd gefrustreerd. In een "huisvestingsbrief" d.d. 20 november 1979 van de secretaris-generaal stond dat de bouw niet vóóri983 in uitvoering kon worden genomen. ROB-directeur Van Es ontstak in woede en rea- geerde per kerende post. Uitstel was voor hem onacceptabel. Het zou leiden tot onverschillig- heid, moedeloosheid en zelfs psychische span- ningen bij zijn medewerkers en bij hem zelf. Bovendien zouden er kosten gemaakt moeten worden voor tijdelijke voorzieningen. "Ik heb voorde gang van zaken in dezen geen enkel begrip en het zal U dan ook niet verbazen dat het tijdstip mij ruimschoots verstreken lijkt om nu nog het overleg ter zake te heropenen. In tegendeel, de fase van overleg heeft lang genoeg geduurd, de tijd van handelen lijkt mij aangebro- ken," aldus Van Es.13 Ook het college van B8tW tekende protest aan bij de minister van Volks- huisvesting en Ruimtelijke Ordening: "Wij zijn niet alleen teleurgesteld, maar wij kunnen zelfs de gevolgen van een dergelijke vertraging niet accepteren".14Teleurstelling, woede en protest |
|||||||||
tegen het uitstel, het heeft allemaal niet mogen
baten: de bouw werd uitgesteld. Krakers
Het oudkatholieke seminarie, dat nog steeds onbe-
heerd stond, werd op 2 mei 1982 gekraakt door een groep studenten. Een kraker die zich op 3 oktober toegang verschafte kon, via een kort geding op 25 november 1982, uit het pand gezet worden. Voor de buurbewoners was de actie van de
studenten aanleiding om de huiseigenaar een open briefte sturen, waarin zij hun beklag deden over de verpaupering van de binnenstad en in het bijzonder van het gebied Kerkstraat- Muurhuizen. Volgens de buurt camoufleerde de ROB de leeg- stand van het seminarie met de opslag van teken- tafels en oude bakstenen. Zij deden een beroep op de ROB om " in een goede sfeer en zonodig met hulp en faciliteiten aan een vlotte opknap- beurtvan de pandjes te werken." 15 De directie informeerde de jurist van het
Ministerie van Cultuur Recreatie en Maatschap- pelijk Werk over de kraakactie: "Bepaalde ele- menten uit de bevolking hebben het gebeurde aangevat om de restauratie en nieuwbouw van het toekomstige onderkomen van de ROB voor de zoveelste keer ter discussie te stellen. Het zou me niet verbazen indien het kraken met deze pogingen nauw samenhangt, indien ik de reeds lang bestande band en tussen de "krakers- bewegingen"en de tegenstanders van ons nieuwe gebouw in aanmerking neem. De haard van de krakersbeweging in het eveneens gekraakte voormalige pensionaat St. Jozef is gelegen in de Muurhuizen op zeer korte afstand van de "Uithof", dat wil zeggen de plaats van het oud- katholiek seminarie.16 |
|||||||||
13 "Van Es", d.d. 26 november 1979, in: archief van de 1982, in: archief van de ROB. 16 Krakers van pand
ROB. 14 Brief aan de Minister van VROM., 27 december "Uithof "Amersfoort, 13 mei 1982, in: archief ROB.
1979, in: archief van de ROB. 15 Buurtschap Rond de Blauwe Brug, "Open brief aan de huiseigenaar" 12 mei |
|||||||||
112 LOES TIEMAN
|
||||||||||||
zwarte vlaggen slap neerhingen. Hij prees archi-
tect Cahen omdat hij al die jaren blijmoedig was voortgegaan. Het was geen luchtkasteel gewor- den, integendeel, het gebouw stond volgens de minister" met alle poten stevig in ons rijke bodemarchief."1» Had men zich in Amersfoort in de vooraf-
gaande jaren nog afgevraagd of het gebouw een monument dan wel een architectonische mis- kleun zou worden, tijdens de feestelijke opening werd het al een monumentenstatus toegedacht. Maar terwijl binnen de loftrompet werd gesto- ken, werd buiten het requiem van Mozart gespeeld. De buurt was in rouw gedompeld; er hingen rouwkransen en vele tientallen affiches met de tekst "de buurt rust in onvrede." Volgens buurtbewoners had dit prestigeobject van de gemeente nooit op deze locatie gebouwd mogen worden. Nu kon het gebouw alleen nog met een sloopvergunning uit de weg worden geruimd. Gesteld kan worden dat met uitzondering
van protesten van enkele bewoners aan de Muur- huizen in de stad geen commotie geweest is over de komst van het gebouw. De bezwaren van omwonenden waren van zakelijke aard en waar mogelijk is met hun belang rekening gehouden, zoals bij de bezonning van de huizen. En de term "kerncentrale" die wel eens gebe-
zigd werd nadat het gebouw bekroond was met de glazen koepel, moet meer als een geuzen- naam worden opgevat, aldus A.J. Brongers, voor- malig lid van de bouwcommissie.20 Cahen herinnert zich evenmin iets van enige
opwinding of negatieve reacties bij de presenta- tievan zijn ontwerp.21 Voormalig wethouder Asselbergs bevestigt
|
||||||||||||
Naar aanleiding van de kraakactie stelde
kamerlid Jan Schaefer vragen aan de ministervan Volkshuisvesting. Schaefer pleitte er voor om de krakers in het pand te laten wonen tot de verbou- wing. Het verzoek werd gehonoreerd: de krakers hebben tot 1985 in het seminarie gewoond. De buurtbewoners gaven hun verzet tegen
de voorgenomen bouw van het kantoor niet op. Zij dienden een bezwaarschrift in bij de Raad van State.17 Het plan zou in strijd zijn met de bouw- verordening: de nieuwbouw werd in beton uitge- voerd, terwijl vrijwel de gehele binnenstad in rode baksteen was gebouwd. De Raad van State verwees in haar uitspraak
naar het standpunt van de welstandscommissie die de creatie van Cahen beschouwde als een nieuw en waardevol element in de binnenstad. Het bezwaar dat omwonenden te weinig daglicht ontvingen en dat er onvoldoende parkeerplaat- sen waren, werd evenmin ontvankelijk verklaard. Het beroep werd in zijn geheel verworpen.18 Start van de bouw
Toen de laagste inschrijver voor het project het
bedrag van de beoogde rijksbegroting met 2,5 miljoen overschreed, werd het geduld van de bouwcommissie opnieuw op de proef gesteld. Maar op 9 april 1986 kon minister L.C. Brinkman dan toch het langverwachte startsein voorde werkzaamheden geven. Op 28 juni 1988 opende hij het nieuwe kan-
toor met de woorden: "De mussen hebben ein- delijk een huis gevonden." Brinkman memoreer- de hoe hij zich twee jaar eerder, "geheel in de put", in de stromende regen op dezelfde plaats bevond terwijl uit de ramen van omwonenden |
||||||||||||
17 Schorsingsverzoek voor de bouw bij de Raad van
State d.d. 5 oktober 1984. Raad van State: bloknr. 2.02.23.04. R.03.84.4581/S1316. inventarisno.374 en R03.84.4499/S1310, inventarisno. 372 in: Nationaal Archief. 18 Amersfoortse Courant, uitspraak Raad van State, 8 januari 1986. 19 Toespraak door de Minister van |
Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, mr.drs.L.C.
Brinkman 28 juni 1988, in: archief van de ROB. 20 Vriendelijke mededeling van de heer A.J. Brongers, Amersfoort, 29 maart 2008. 21 Vriendelijke medede- ling van A. Cahen, Amsterdam, 10 maart 2008. |
|||||||||||
'
|
||||||||||||
Kantoor van de Rijksdienst voor
Oudheidkundig Bodemonderzoek
Kerkstraat- Muurhuizen in
Amersfoort.
Nieuwbouw met glazen koepel en
het gerestaureerde gedeelte van
het oudkatholiek seminarie.
In de Kerkstraat op de knik van de
rooilijn staat het behouden pand
waarmee een zachte overgang met
de bestaande bebouwing werd
gecreëerd.
Foto: KLM Aerocarto
|
||||||||||
dat van weerstand geen sprake was.22 In Amers-
foort was bezorgdheid over de verpaupering van de binnenstad. Men vreesde dat het historische hart volgebouwd zou worden met kantoorkolos- sen, zoals de trend was in de jaren zeventig. Er is altijd een spanningsveld tussen oud en nieuw- bouw, aldus Asselbergs, die er naar streefde om de culturele continuïteit in de stad te bewaken. Het ROB-kantoor beantwoordde aan die ambi- tie. De kleinschaligheid van het gebouw riep zelfs de suggestie op van "werken aan huis". Beschrijving van het gebouw
Omdat het instituut zich niet als een olievlek
over de stad mocht verspreiden heeft Cahen er naar gestreefd om de nieuwbouw tot een beperkt gebied te comprimeren. In een histori- sche stad zijn gebouwen kleine eenheden langs smalle straatjes waarin neringdoenden en ambachtslieden, zichtbaar voor het publiek, hun beroep uitoefenden. Door dit stadsbeeld heeft Cahen zich laten inspireren. Het gebouw moest zich wel onderscheiden van de omgeving en daarom werd gekozen voor een steen die tot ir, de kern grijswit is in plaats van de traditionele rode baksteen. In de moderne steden wordt maximaal
gebruik gemaakt van de goothoogte waardoor |
het lijkt alsof er een scheermes over de stad is
gegaan. In de middeleeuwen werd niet op één hoogte gebouwd. De nieuwbouw is daarom samengesteld uit zes torentjes die in hoogte variëren van drie tot vijf bouwlagen waardoor er een golvend daklandschap ontstond. Door aan de kant van de Muurhuizen onder
de toegestane goothoogte te blijven, werd reke- ninggehouden met de bezonning van de buren. Ter compensatie kon aan de Kerkstraat hoger dan de voorgeschreven goothoogte worden gebouwd. Daarvoor was een wijziging nodig van het bestemmingsplan. In de Kerkstraat voegt het gebouw zich naar de knik in de rooilijn. Om de functie van het kantoor zichtbaar te maken voor het publiek zijn er vitrines waar opgegraven objecten getoond kunnen worden. Dwars door het gebouw loopt een openbare voetgangers- route die toegang geeft tot de binnentuin. In het gerestaureerde gedeelte van het voor-
malige seminarie bevinden zich de ateliers en laboratoria; de bibliotheek is ondergebracht in de kapel. Archeologen, fotografen en laboranten heb-
ben een individualistische werkwijze. Door een |
|||||||||
22 Vriendelijke mededeling van A.L.L.M. Asselbergs,
Amersfoort, 31 maart 2008. |
||||||||||
114 LOES TIEMAf-
|
||||||||||||
Receptie gezien
vanuit de kantine in de kelder. Foto: Ton
Penders (ROB) |
||||||||||||
verticaal georganiseerd bouwwerk van torens of
"huizen" te ontwerpen, heeft Cahen hun hang naar zelfstandigheid tot uitdrukking kunnen bren- gen. Van de zes torentjes zijn er vier in een carré geplaatst om een grote centrale ruimte mogelijk te maken. Op verschillende niveaus staan de torens verspringend ten opzichte van elkaar waar- door het atrium naar boven toe ruimer wordt en er intern grote terrassen zijn gecreëerd die licht ontvangen door de glazen koepel. Er is een horizontale verkeersstroom in de
kelderruimte en op de eerste verdieping waar- door nieuwbouw en oudbouw met elkaar in ver- binding zijn gebracht. De verticale stroom loopt via de trappenhui-
zen in de torentjes, als het ware leeg in de kelder waar zich de kantine bevindt. Het centrale plein fungeert als een ontmoe-
tingsplek waar ideeën worden uitgewisseld; in feite wordt daar de wetenschap bedreven. Aan dit plein ligt ook de aula met 90 zitplaatsen. Er wor- den presentaties gegeven en symposia gehouden. In de kelder bevinden zich behalve de toilet-
groepen en de vestiaire ook het archief dat vijftig centimeter boven het niveau van de vloer is gebouwd waardoor voorkomen wordt dat er bij brand schade ontstaat door bluswater. De kosten van restauratie en nieuwbouw zijn
binnen het budget van twintig miljoen gulden gebleven. Hoewel het bouwwerk pas eind jaren tachtig
werd gerealiseerd, is het een typisch ontwerp uit de jaren zeventig: het was ontworpen tussen 1974 en 1979. Het kan gerekend worden tot het structu- ralisme, een stroming die een herbergzame archi- tectuur met een menselijke maat propageert waarbij gebruik gemaakt wordt van schakelingen, trappen, terrassen en uitstulpingen. In zijn toe- spraak tijdens de opening kwalificeerde Cahen zijn ontwerp als: "Echte architectuur. Ceen histo- riserende bouwerij,geen postmodernisme, geen hightech, maar echte architectuur." |
||||||||||||
Torentjes met
terrassen rond het atrium. Foto: Ton Penders
(ROB) |
||||||||||||
Architectuur is een zeldzaamheid, niet
omdat er weinig goede architecten zijn, maar omdat goede opdrachtgevers zeldzaam zijn. De ROB- bouwcommissie schreef een doorwrocht programma van eisen. Nooit eerder en ook niet daarna, aldus Cahen, heeft hij kunnen werken op basis van een dergelijk voorbeeldig programma van wetenschappelijke kwaliteit". Hij bewaart dan ook zeer goede herinneringen aan de samen- werking metzijn archeologen:" een stelletje eigenwijze, lastige, individualistisch ingestelde enthousiastelingen."23 Een impressie van het ROB-gebouw met een
toelichting van Cahen was te zien op 7 november 1988 in het VPRO kunst en cultuurprogramma Atlantis. Kunst en cultuur op de werkvloer
De kunstenaar Jan Dibbets heeft een optische
verbinding gemaakt tussen het hoogste en het laagste punt in het atrium door het hart van de koepelconstructie te projecteren op de vloer en door aan de wanden een opklimmend ritme van kleuraccenten aan te brengen.24 |
||||||||||||
23 Vriendelijke mededeling van architect A. Cahen,
Amsterdam 10 maart 2008. |
||||||||||||
Ook Ben Zwaai, artistiek leider van bewe-
gingstheater Bewth liet zich door het gebouw inspireren. Hij maakte een mimische voorstelling met een intrigerende choreografie waarbij het hele gebouw werd benut. Een van de spelers bevond zich zelfs even aan de buitenkant van de lichtkoepel waar hij als een glazenwasser bezig was met een driehoekje in dezelfde kleur en grootte als die van op het glazen dak voorkomen- de ornament. De voorstelling, die in maart 1992 plaats
vond, was rijk aan beelden en gaf veel interes- sante impressies en interpretaties van het bouw- werk: "een heldere doolhof met telkens verras- sende uitzichten. Dit gebouw is ook ontworpen voor elkaar ontmoetende mensen, voor commu- nicatie" concludeerde Zwaai.2S |
||||||||
Op 31 maart 1997 zond de NPS in het pro-
gramma 'Dans op 3' het optreden van Bewth uit, getiteld "Scherp", een film van Jacques Servaas. Receptie van het gebouw
"De koepel als eigentijds teken in het oude
stadshart, schepping van Abel Cahen: met Riet- velds Zonnehof de mooiste" jubelde de lokale pers nog voor de officiële opening.26 Kunstjour- nalist Codert van Colmjon vergeleek het ROB- gebouw met de Flint, " het speelstadje van Onno Creiner. Waar deze architect op alle fronten faal- de, is Cahen volledig geslaagd."27 Volgens Van Colmjon zou de "Gotische glaskoepel" beslist de goedkeuring hebben gekregen van de gevreesde kunstcriticus John Ruskin (1819-1900). Maar hoewel men bewondering had voor het
|
||||||||
24 Beschrijving van het kunstwerk door Marcel Vos." rant/Veluws Dagblad, maandag 23 maart 1992.
Jan Dibbets", in: archief van de ROB, niet gedateerd. 26 Amersfoortse Courant, 19 mei 1988. 27 Godertvan
25 Interview met Ben Zwaai, In: de Amersfoortse Cou- Colmjon in: Amersfoortse Courant, 26 juni 1988.
|
||||||||
<- 117
Steegje dat het gebouw perforeert.
Foto: Ton Penders (ROB)
^^
Glazen lichtkoepel.
Foto: Ton Penders (ROB)
dert zodat het gebouw een enigszins verwaarloos-
de indruk maakt. Er is geen duidelijke hoofdingang, bezoekers
hebben daarom moeite om het gebouw binnen te komen en nieuwkomers verdwalen de eerste weken. Hoewel het gebouw niet altijd praktisch is in het gebruik, is deze manier van bouwen volgens een medewerker "een zegen voor de sfeer op kan- toor. Het is een gebouw waarin je je gelukkig voelt."28 Hedy d'Ancona, ministervan Cultuur van 1989
-1994, kreeg een bundel aangeboden met bijdra- gen van twintig personen aan wie gevraagd was om een beschrijving te geven van hun mooiste gebouw. "Wat heet mooi!" vroeg Jan Jesserun, een van de auteurs.29 Hij beschreef het ROB-kantoorals een eigen-
zinniggebouwmeteen duidelijk eigen karakter. Het tast de structuur van de omgeving niet aan en het is harmonieus samengevoegd met de bestaan- de gebouwen. Het geheel schept een grote leef- baarheid voor medewerkers, is verwelkomend voor bezoekers en het is zeer functioneel. Fascinerend vond Jesserun de koppeling tussen
de verticale en horizontale geledingen. Dit had geleid tot zowel externe inzichtelijkheid en interne beslotenheid, als tot een zakelijke en romantische compositie. Al deze aspecten werden versterkt door de materiaalkeuze en de verwerking. "Kortom, een intelligente oplossingvooreen bijna conflictu- euze bouwopgave. Mooi toch".30 In 2003 werd Cahen uitgenodigd in "Kunst-
stof", een radioprogramma over kunst en cultuur. Aan het eind van het gesprek wordt de gast gevraagd om een "levenswijsheid " op een tegel 28 Vriendelijke mededeling van mevrouw van As,
assistent- archivaris van de ROB, 20 november 2004 29 Jan Jesserun, Voor Hedy d'Ancona, minister van
Cultuur 1989-1994,1993. |
||||||
fraaie lijnenspel werd de koepel in de volksmond
ook wel de "kerncentrale" genoemd. Er was waardering voor het compromis tus-
sen de restauratie en nieuwbouw enerzijds en het contrast met de oude stad anderzijds. Het gebouw voegde zich soepel binnen de rooilijnen en het paste bij de kleinschalige provinciestadbe- bouwing uit de 17= en 18' eeuw. Minder geslaagd vond men het steegje dat
het gebouw perforeerde. Dit duistere straatje was niet in staat om het stedelijke leven het gebouw in te trekken omdat er in het slaperige buurtje rond de Kerkstraat en de Appelmarkt geen sprake was van bedrijvigheid. De vitrines aan de straatkant waren na pogin-
gen tot braak ernstig beschadigd zodat er geen bodemschatten meer tentoongesteld werden. Vandalisme was ook de reden dat er al vrij snel na de opening hekken geplaatst moesten worden die na zonsondergang dicht gaan. Een tegenval- ler is ook dat de grijswitte steen niet mooi verou- |
||||||
11 8 LOES TIEMAN
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
te schrijven. Cahen citeerde Che Cuevara:
"Be realistic, askfor the impossible."31 Dat dit voor hem geen loze kreet is, heeft hij
bewezen met het ROB-project: "een enorme krachtmeting en een slijtageslag". Deze welhaast mission impossible heeft hij niettemin tot een goed einde weten te brengen. Het ROB- kantoor werd, als een van de vijftig
mooiste gebouwen van het land, opgenomen in het boek "Mooi gebouwd Nederland" van de architectuurjournalist Jaap Huisman.32 Het behoort ook tot een zeer gering aantal
Nederlandse gebouwen dat opgenomen werd in de encyclopedie The A-Z of Modern Architecture.33 Bescherming van het
architectonische-
cultuurhistorische erfgoed-
Een gebouw komt in aanmerking voor plaatsing op de rijksmonumentenlijst als het ten eerste voldoende cultuurhistorische waarde heeft en daarnaast ouder is dan vijftig jaar. Dat betekent dat vrijwel de gehele bouwproductie vanaf de jaren zestig te jong is voor een wettelijke bescherming door het rijk. In Amersfoort is het sinds 1984 mogelijk panden op de gemeentelijke monumentenlijst te plaatsen. Hoewel hieraan geen leeftijdsbeperking is verbonden, is het voor de noodzakelijke objectiviteit gebruikelijk een ouderdomsgrens in achtte nemen die ligt tussen de twintigen dertig jaar. Nu gemeentebesturen zelf kunnen beslissen
of een gebouw behouden blijft, groeit de bezorgdheid over het behoud van naoorlogse, |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kerkstraat met hoofdingang.
Foto: Ton Penders (ROB)
hoogwaardige architectuur. Daarom is in opdracht
van de toenmalige rijksbouwmeester Jo Coenen een inventarisatie gemaakt van door de rijksdienst beheerde gebouwen die het predicaat "inspirerende bouwkunst" waardig zijn en die het verdienen om te worden beschermd.34 Van de zestien geselecteerde rijksgebouwen zijn er volgens architectuurcriticus Max van Rooy slechts drie tot werkelijk inspireren in staat: de uitbreiding van het Rijksmuseum Kröller- Müller (1977) van Wim Quist, de Penitentiaire inrichting De Schie (1989) van Carel Weeber en het gebouwvan de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (1988) van Abel Cahen. Deze drie kunnen volgens Van Rooy zonder meer op de wachtlijst van de Rijksdienst voor de Monumenten- zorg worden geplaatst.35 Goede architectuur
Om de aandacht te vestigen op het belang van goede
architectuur organiseerde het dagblad Trouw een verkiezing van het mooiste gebouwvan Nederland.36 De gebouwen op de top-tien bleken geen enkele historische- of stilistische samenhang te vertonen. Volgens architect Jo Coenen spraken de kiezers zich duidelijk uit tegen de standaard blokkendozenarchi- tectuuren hij concludeerde dat mensen vooral |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
bedreigd. Omgaan met naoorlogse bouwkunst. Rotterdam
2004. 35 Max van Rooy," Blijf van dat dak af, ik waar- schuw niet meer", in: NRC 5 november 2004. 36 Trouw zaterdag 23 juni 2007. Lezers-toptien: i)Gas-unie gebouw in Groningen;2) Stadhuis in Middelburg; 3) Hoofdkantoor ING bank in Amsterdam^) Domtoren in Utrecht;5)Jachtslot Sint-Hubertus in Otterlo; 6) Raad- huis in Hilversum; 7) Gemeentemuseum in Den Haag;S) Centraal station in Amsterdam;9)De inktpot in Utrecht; 10) De Silodam in Amsterdam. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
30 Jesserun was plaatsvervangend secretaris generaal
van het ministerie van VROM, voormalig plaatsvervan- gend directeur generaal Culturele Zaken van het minis- terie van WVC en voormalig directeur van de Rijks- dienst voor Monumentenzorg. 31 Interview in het radioprogramma "Kunststof'20 januari 2003. 32 Jaap Huisman. Mooi gebouwd Nederland, Den Haag 1992. 33 The A-Z of Modern Architecture, Gössel, Peter ed., Hong Kong, Oct. 2007, p.tói. 34 Aimée de Back, Jo Coenen, Marieke Kuipers, Wiek Röling (red) Gesloopt gered, |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
HET KANTOOR VAN DE RIJKSDIENST VOOR HET OUDHEIDKUNDIG BODEMONDERZOEK 110
|
|||||||||||
behoefte hebben aan architectuur met een ziel.37
Toch doet de uitkomst van de verkiezing het
ergste vrezen voor de toekomst van de Neder- landse architectuur. Uit de top-tien spreekt voor- al een nostalgisch verlangen naar gebouwen uit vervlogen tijden. In Amsterdam leeft de wens om twee torens
(1606/1616) die in 1829 werden gesloopt, te herbou- wen. Vincent van Rossum, architectuurhistoricus bij Monumentenzorg Amsterdam, gaf te kennen dat hij geen bezwaar heeft tegen een zeker mallo- tigheidsgehalte. Anton Pieckisering is goed voor het toerisme en omdat er genoeg rijke mensen zijn, is de financiering geen probleem. Dan komt er een gevelsteen in met: Met dank aan John de Mol en na een paar jaar denken de Amsterdammers dat het ding er altijd heeft gestaan.38 In de woningbouw is zelfs sprake van een
zekere verkneutering: na de boerderettes en de notariëttes schieten nu ook kopieën van jaren dertig huizen als paddenstoelen uit de grond. In een Brabantse polder staat plompverloren
het kastelenproject "Haverleij" als een uit de koers geraakt ruimteschip. Het ROB-gebouw is geen nostalgisch Anton
Pieck' bouwsel, maar hoogwaardige architectuur met een ziel. Volgens architectuurcriticus Max van Rooy was het aan Cahens vasthoudende bevlogenheid te danken dat, ondanks talloze moeilijkheden en forse bezuinigingen, in Amers- foort een meesterwerk is ontstaan. Het vormt een schakel uit de ketting die het verleden ver- bindt met het heden of, zoals Cahen het zei:" ik heb het verleden toekomst gegeven".39 De toekomst van het ROB-gebouw
De Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurland-
schap en Monumenten verhuist in april 2009 naar het Smallepad. Wat gebeurt er met het |
|||||||||||
pand dat de archeologen leeg achterlaten? Wordt
het hergebruikt, gesloopt? Sonja Barend, echtgenote van architect Cahen,
is bezorgd over de toekomst van dit "prachtige gebouw."40 Sloop zou, volgens Barend, een gat slaan in de Nederlandse architectuurgeschiedenis. De vraag rijst hoe dan het gat op de hoek Kerk-
staat-Muurhuizen opgevuld moet worden. Is het denkbaar dat Amersfoort het oudkatho-
liek seminarie terug zou willen bouwen om, net als in Amsterdam, meer toeristen naarde historische binnenstad te lokken? Moet een toekomstig bedrijf zich vestigen
achter een " historische" facade van rode bak- steen? Komen er alsnog "kapitale herenhuizen" dan wel huizen in jaren dertig stijl? Een ander doemscenario is dat het gebouw ten
prooi valt aan vandalisme, niet van hangjongeren, maar van projectontwikkelaars. Zij zullen het met een ingrijpende verbouwing verminken waardoor de ziel het gebouw verlaat. Hoewel het nog te jong is om te worden aan-
gewezen als rijksmonument, zou een plaats op de gemeentelijke monumentenlijst wel denkbaar zijn zodat het voortbestaan van dit markante bouw- werk niet alleen afhankelijk is van economische wetten. Het is te hopen dat de Rijksgebouwendienst
en de gemeente Amersfoort zich inspannen om het tegen slopershamer en vandalen te bescher- men zodat het meesterwerk van Abel Cahen ook in de toekomst een bron van inspiratie blijft. Hij zou gevraagd kunnen worden om zijn
meesterschap aan te wenden om met creatieve aanpassingen de voorwaarden te scheppen voor hergebruik van het gebouw. Hij heeft het zo ont- worpen, schreef directeur van Es in 1979, dat het "eventueel een woonbestemminggegeven kan worden."41 |
|||||||||||
37 Trouw zaterdag 23 juni 2007. 38 Hans Moll, Amster-
dam wil herbouw van gesloopte torens, NRC Handels- blad 3 februari 2005. 39 Interview in het radioprogram- |
|||||||||||
ma "KunststoP'20 januari 2003. 40 www.AD.nl, 11-05-
2007. 41 Citaat uit: Brief "Van Es" d.d. 26 november 1979, archief ROB. |
|||||||||||
7^0
|
||||||||||||||||||||||
JAN H. LODEWIJK
|
||||||||||||||||||||||
S
|
||||||||||||||||||||||
"
|
*
|
|||||||||||||||||||||
'
|
||||||||||||||||||||||
elmen
|
||||||||||||||||||||||
Jh
|
||||||||||||||||||||||
. f/r A//
|
||||||||||||||||||||||
\\
|
||||||||||||||||||||||
DRIE MELMEN AAN DE EEM? EEN KRITIEK NA VEERTIG JAREN 121
|
|||||||||||||
In het verleden bestonden er meerdere melmen aan de Soester
kant van de Eem. In de literatuur blijkt verschil van mening te bestaan over het aantal melmen. In dit artikel wordt de discussie over het aantal afgesloten. |
|||||||||||||
Verschillende auteurs hebben gepubliceerd over
"De Melmen" in de gemeente Soest, over de pontveren aldaar en over het jaagpad langs de Eem1. Bij de opzet van de website wwuu.tijdbalk- amersfoort.nlontdekte ik datj. Hovy in 1968 drie melmen onderscheidde. Heupers zager vier jaar eerder maar twee. In het Middelnederlands betekent melm:
droge aarde, droog zand, stof of molm. Volgens Heupers zou met een melm een droge door- waadbare plaats in een rivier worden aangeduid2. De melmen zijn door natuurlijke ophoging en aanspoeling van zand ontstaan. Vanwege de ondiepten waren de melmen ook o verlaad plaat- sen voor de last van grotere schepen, die van de Zuiderzee kwamen, op kleinere vaartuigen richting Amersfoort. De naam (De) Melm komt op meer plaatsen
in Nederland voor. Meestal gaat het dan om slechte of minderwaardige zandgronden. Mel- men worden vermeld in Veenendaal3, als naam van twee boerderijen ("Melm" en "De Melm"4) |
in de gemeente Renswoude5 en verder volgens
Heupers ook in Veenendaal, in Kampen, bij Apel- doorn en vermoedelijk in de buurt van Ter ApeK A.J. van der Aa spreekt van: "Melmen (De),
streekland in Eemland, prov. Utrecht, gem. Soest; palende N.O. aan de Eem"7. In de bronnen/litera- tuur, o.a. geciteerd door Van Bemmel8 en Van Rootselaar9, Hovy en Heupers, wordt "De Melm" bij Soest ook, melm, mellem, mellum, mullum en melluen genoemd. Heupers onderscheidt in 1964 de Grote en de
Kleine of Nieuwe Melm. Hovy noemt echter drie locaties vanaf Amersfoort (de namen volgens Hovy): a de Eerste Melm tegenover Hogehorst, b de Kleine Melm, ook Nieuwe Melm10 genoemd, tegenover Cragtwijck c de Grote Melm of Oude Melm tegenover de
Slaagsepolder bij Hamelenberg. Heupers kende alleen de Kleine of Nieuwe
Melm en de Grote of Oude Melm11, Hovy zag ze dus alle drie. In een voetnoot betoogde Hovy dat Heupers de Eerste Melm over het hoofd had gezien. |
||||||||||||
5 Gemeentekaart van Renswoude 1865; Bron: J. Kuyper,
Gemeente Atlas van de Provincie Utrecht, Leeuwarden, Hugo Suringar; herdruk 1986 bij B.V. Foresta te Gronin- gen. Deze atlas (en die van andere gemeenten) is ook vrij op het internet te raadplegen: www.kuijsten.de/atlas/ index.html (in 2007). 6 E. Heupers (1964, blz. 20), andere auteurs citerend. 7 A.J. van der Aa, "Aardrijks- kundig woordenboek der Nederlanden" (1846) deel 7, blz. 817, (herdruk 1978). 8 Abraham van Bemmel, "Beschry- ving der stad Amersfoort", 1760 (twee delen), blz. 807 en 809. 9 W.F.N, van Rootselaar, "Amersfoort777-1580", 1878 (twee delen), blz. 12,16 en 68. 10 Hovy citeert hier Heupers' artikel uit 1965 bij het synoniem Nieuwe Melm voor Kleine Melm. 11 E. Heupers (1964, blz. 19) "cor |
|||||||||||||
1 Abraham van Bemmel, "Beschryving der stad Amers-
foort", 1760 (twee delen), blz. 807 en 809. W.F.N, van Rootselaar, "Amersfoort777-1580 ", Amersfoort 1878 (twee delen), blz. 12 en 68. E. Heupers, "De Grote en Kleine Melm te Soest", in Maandblad Oud-Utrecht jrg. 37 nr. 2, februari 1964, blz. 13-20. E. Heupers, "De her- bergh op de Nieuwe Melm", in Maandblad Oud-Utrecht jrg. 38 nr. 6, juni 1965, blz. 50-54. E. Heupers, "Soest, in grootvaders tijd", Den Haag 1975. J. Hovy, "Het pont- veer van de stad Amersfoort aan de Grote Melm te Soest (1675-1930)", in Tijdschrift Flehite jrg. 2 okt.1968 nr. 4, blz. 70-76. 2 E. Heupers (1964, blz. 20). 3 "Jaarboek Flehite 2006", blz. 105. 4 Van de boerderij "De Melm" is in 2006 van Egbert Wolleswinkel verschenen: "De Melm. Familiekroniek rond een boerderij te Renswoude". |
|||||||||||||
122 JAN H. LODEWIJKS
|
|||||||||||
deerd, maar geen enkele aanwijzing gevonden
vooreen derde melm17. Daarbij heb ik goed gekeken naar de meanders in de Eem tussen Amersfoort en Baarn. De Kleine Melm, die Hovy zag op de kaart van De Roy tegenover Kracht- wijk, is de Eerste of Kleine of Nieuwe Melm tegenover Hogerhorst. Conclusie
Hovy's argumentatie voor drie melmen is dus
onjuist en daarmee is zijn kritiek op Heupers onterecht. Heupers heeft de Eerste Melm niet over het hoofd gezien, maar terecht geïdenti- ficeerd als de Kleine Melm. Op grond van de beide bronnen, vergelijking
van diverse kaarten, inclusief de beoordeling van de ligging van de meanders in de Eem tussen Amersfoort en Baarn, moet worden gecon- cludeerd dat er twee Melmen op Soester grond- gebied bestonden (en bestaan). De Eerste Melm of Klein(e) Melm, of ook wel
Nieuwe Melm genoemd, ligt tegenover Hoger- horst en de Grote of Oude Melm in de bocht ten zuiden van de "Slaeghse Sluys", beide op de lin- keroevervan de Eem. De plaatsaanduiding "tegenouer Cragtwijck" of "tegenover Hogehorst" is voor de Eerste / Klein(e) / Nieuwe Melm dezelfde. Het artikel vanj. Hovy stond in 1968 in het Tijdschrift Flehite,
een voorganger van het Jaarboek Flehite. Vandaar dat deze kritiek op deze plaats verschijnt. |
|||||||||||
In 2001 verscheen de geschiedenis van Soest
door de gebroeders Hilhorst, die ook alleen de Kleine of Nieuwe en de Grote Melm onder- scheiden.12 Argumentatie voor een
derde melm Hovy noemde twee bronnen als basis van zijn
theorie. Als eerste de hiernaast in een detail afgebeelde kaart van De Roy13 (de drie locaties van Hovy zijn omcirkeld). Hij stelde dat de Eerste en Kleine Melm hierop duidelijk worden onder- scheiden. De Roy heeft echter alleen de Eerste Melm
en De Melm ingetekend. De laatste is de Grote Melm; hierbij staat 't Schouuitje vermeld, de pont bekend van vóóri674". Een aanduiding Kleine Melm ontbreekt. Zijn tweede bron was een verslag van een
schouw van de Eem in 183715. Hierin is volgens Hovy ook sprake van Eerste en Kleine Melm. Bij inspectiepunt 4 staat schoeyingaan de eerste Melm, bij punt 5 de schoeying aan de Crote Melm en bij pu nt 6 het sluisje nr. 1 in het Melmrek6 aan de oostzijde uan den Eem. Ook hier worden dus maar twee melmen genoemd en weer ontbreekt de Kleine Melm. Andere kaarten
Ik heb vervolgens nog verschillende andere kaar-
ten in de collectie van Archief Eemland bestu- |
|||||||||||
Soest: in Archief gemeente Soest (1929-1975) inv.nr.
2304; het oude inv.nr. 872 is nu: Archief Eemland BNR.001 Stadsarchief Amersfoort (1259) 1300-1810, inv. nr(s). 1778. 15 Archief Eemland, Gemeentebestuur Amersfoort 1811-1945; BNR 002.1 Inv. Nr. 2648. 16 Rek betekent rak, is vaarwater; rekken komt van het werk- woord strekken. 17 Geraadpleegde kaarten Archief Eemland (viainternetwww.archiefeemland.nl): tot ca. 1900: K 10001, K1001631, K10559, K11121, K10697,1001 634. na igoo: K10104; 1001613; 1001624; 1001598; iooi_628; 1001 627; K11126; iooi_6i8; K10949; iooi_6o5; K11080; iooi_620; iooi_623- |
|||||||||||
rigeert" Van Bemmel, die spreekt van de eerste Melm bij
Kragtwijk (807). Volgens Heupers bedoelt Van Bemmel hiermee de Nieuwe of Kleine Melm, omdat de boerderij Kragtwijk aan de overzijde van de Eem, schuin tegen- over de Kleine Melm is gelegen. Vanuit Amersfoort is de Kleine Melm de eerste. Heupers spreekt niet van een Eerste Melm, maar van de Nieuwe of Kleine Melm tegen- over Hogerhorst (1964,16 em8). 12 J.H.M. en).G.M. Hilhorst, "Soest, Hees en De Birkt van de achtste tot de zeventiende eeuw", 2001, blz. 18 e.v. 13 Archief Eemland krt. Nr. K10001. 14 Gemeentearchief Amersfoort, oud inv.nr. 872, geciteerd in brief van Provinciaal Bestuur van Utrecht d.d. 3 november 1965 aan B&W der gemeente |
|||||||||||
DRIE MELM EN AAN DE EEM? EEN KRITIEK NA VEERTIG JAREN 123
|
|||||||||||||
, JcT'
|
|||||||||||||
i
|
|||||||||||||
i.
|
|||||||||||||
i ft
|
|||||||||||||
Soefi-
|
|||||||||||||
Detail van de overzichtskaart van het gebied
van het Heemraadschap van de Rivier de Eem, beken en aankleve van dien; Bernard De Roy (1692). De drie locaties van Hovy zijn aangegeven met a, b en c. |
|||||||||||||
Anonieme aquarel, Museum Flehite
(www.museumflehite.nl, inv. nr. 1000-654) Begeleidende tekst: "Stadsgezicht op
Amersfoort, gezien vanuit het noordwes- ten. Gezien de scherpe bocht in de rivier zal de witte boerderij Hoogerhorst in Hoog- land-West zijn. Dan is de boerderij rechts de Grote Melm in Soest". Dit laatste zal in dat geval de Kleine Melm moeten zijn (JHL). |
|||||||||||||
MAX CRAMER, SANDRA HOVENS, GERARD KEIJZER,
ABE VAN DER VEEN EN JAAP VERNHOUT |
||||||||||
\ \
|
||||||||||
Monumentenzorg
O
|
||||||||||
''."' «;--f ,- " 'J
|
||||||||||
JAAROVERZICHT MONUMENTENZORG 2007 PROJECTEN EN STUDIES 125
|
|||||||||
In 2007 was er sprake van een grote diversiteit aan activiteiten op
het gebied van de monumentenzorg in Amersfoort. Naast de reguliere stroom aan restauratie- en herbestemmingsplannen ook meer omvangrijke positieve ontwikkelingen: de aanwijzing van een groot deel van het Bergkwartier tot beschermd stadsgezicht en de aanwijzing van het wagenwerkplaatscomplex van de NS tot rijksmonument. Ook de omvangrijke publicatie die verscheen over stadsarchitect Van der Tak mag niet onvermeld blijven. De sluiting van Museum Flehite ten gevolge van asbest en vooral de brand in de Elleboogkerk stonden daarmee in schril contrast. Voor de ogen van vele Amersfoorters werd een groot deel van dit beeldbepalende kerkgebouw door een vlammenzee verwoest. Ook vrijwel alle kunstwerken van het Armandomuseum gingen verloren. |
|||||||||
dekking is vervangen om vochtindringing door
lekkages te voorkomen. Dit soort tegenvallers kan in de onderhouds-
regelingen financieel niet worden opgevangen. Omdat door het rijk wordt ingezien dat daarmee een hiaat is ontstaan in de nieuwe regelgeving, wordt incidenteel extra geld ingezet voor het wegwerken van restauratieachterstanden. Ook in 2007 werd daarvoor door de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) een extra subsidieregeling geïntrodu- ceerd, de Regeling rijkssubsidiëring voegwerken restauratieachterstand2007. Deze extra regeling had betrekking op bepaalde categorieën, met name grotere, restauraties. Vanuit Amersfoort werden aanvragen voor
vier restauratieprojecten ingediend: voor een deel van de middeleeuwse stadsmuren, de Ver- ensmederij op het wagenwerkplaatsterrein van de NS, het klooster OLV ter Eem en voor het pand Havik 37. |
|||||||||
RESTAURATIES
Sint Franciscus Xaverius
Het nieuwe beleid van het rijk ten aanzien van de
monumentenzorg wordt in 2007 verder inge- voerd. Het uitgangspunt om grote restauraties zoveel mogelijk te voorkomen door middel van goed planmatig onderhoud is vertaald in een instandhoudingsregeling. Dat aan restauraties incidenteel echter niet kan worden ontkomen werd in 2007 opnieuw duidelijk bij de uitvoering van onderhoudswerkzaamheden aan de toren van de Sint Franciscus Xaveriuskerk op 't Zand. Tijdens de werkzaamheden bleek dat vijf van de zes hoofddraagstijlen van de toren aangetast waren door zwam. Restauratie was direct drin- gend noodzakelijk. De draagconstructie werd hersteld en ook de oorzaak van het probleem werd aangepakt door het verbeteren van de ven- tilatie in de constructie. Ook de lei- en loodbe- |
|||||||||
M
|
|||
JAAROVERZICHT MONUMENTENZORG 2OO7 PROJECTEN EN STUDIES 1 27
|
|||||||
Verensmederij terrein
Wagenwerkplaats De Verensmederij werd onlangs als rijksmonu-
ment aangewezen. Het is een markant onderdeel van de voormalige Wagenwerkplaatsen van de Nederlandse Spoorwegen, aan de achterzijde van het station. Plannen om hierin onder meer Xynix Opera een permanente plek voor voorstel- lingen te geven zijn in ontwikkeling door het bureau Van Zwieten Architecten. De ruimtelijke kwaliteiten van het interieur, met de fraaie stalen kapspanten, blijven daarbij geheel intact en zichtbaar. Ten behoeve van de 'achterstanden- regeling' is een plan voor het casco-herstel ingediend. Behalve restauratie van de stalen ramen, de kap en het gevelmetselwerk, zullen daarbij de zeven markante hoge schoorstenen aan de noordgevel van de voormalige smederij weer in ere worden hersteld. Kloostercomplex
Onze Lieve Vrouw ter Eem
Het grote kloostercomplex aan de Daam Focke-
malaan heeft door zijn omvang een aanzienlijk budget nodig voor herstel- en onderhoudswerk- zaamheden. Deze zijn voor het hele complex in beeld gebracht door de O.L.Vrouwestichting, eigenaar van het complex. Met name de kapel en toren hebben op dit moment de prioriteit op het gebied van natuursteen- en metselwerkherstel, kapherstel, herstel van gevelafdekkingen en betonherstel in de toren. Hoewel de stichting het kloostercomplex in de nabije toekomst zal verla- ten, wil zij het herstel van het casco nog op korte termijn uitvoeren om vervolgschade aan het rijksmonument te voorkomen. Havik 37
Dit pand werd onlangs aangekocht door de NV
Stadsherstel met als doel restauratie en verbouw tot winkel- en wooneenheden. Bij onderzoek bleek het een bijzonder rijksmonument. Achter |
|||||||
f
Voorgevel Havik 37
<-
Torentje Sint Franciscus Xaveriuskerk
de ige-eeuwse gevel bevindt zich een middel-
eeuws huis met fraaie balklagen, kapconstructies en met daarnaast een i8e-eeuwse Rococo stijl- kamer. Helaas is het huis bouwkundig in slechte staat. Door het gemeentelijk bureau Monumen- tenzorg werd een eerste bouwhistorisch onder- zoek in het pand uitgevoerd. Op basis hiervan zijn de restauratie- en verbouwplannen uitge- werkt door het bureau OOK-architecten. Om een goede restauratie van het monu-
ment en het bijzondere interieur ook financieel mogelijk te maken wordt een beroep gedaan op de 'achterstandenregeling'. |
|||||||
Elleboogkerk na de brand
|
|||||||
Stadsmuren Sint Annastraat
Het restauratieplan voor de middeleeuwse stads-
muren langs de Sint Annastraat wordt verderop in dit artikel nader toegelicht. Sint Joriskerk
Een vijfde groot project, de restauratie van de
Sint Joriskerk, kon helaas geen gebruik maken van deze achterstandenregeling, omdat deze kerk al eerder een beperkte rijkssubsidie ontving. De kapconstructie van de Sint Joriskerk is aan- getast door de Bonte Knaagkever. Als gevolg daarvan zijn ook gewelven ontzet en is scheur- vorming ontstaan. Daarnaast behoeft het zuid- portaal aan de Hofzijde herstel aan natuursteen en leibedekking. Door de omvang van het kerk- gebouw zijn de restauratiekosten hoog. De Stichting Vrienden van de Sintjoriskerk is daar- om gestart met een omvangrijke campagne tot fondsenwerving,zodat in 2008, hetjaarvan het Religieus erfgoed, hopelijk met de restauratie kan worden gestart. |
|||||||
Museum Flehite
Op 16 maart 2007 wordt in het museum Flehite
een hoge concentratie asbest geconstateerd in de lucht. Het museum wordt onmiddellijk gesloten. Bij de restauratie van de museumpanden in de jaren'70 werd een asbestlaag aangebracht in de vloerconstructie, als brandwerend materiaal. Ver- moedelijk door het verpulveren van dit materiaal zijn deeltjes verspreid geraakt door het gebouw. Een ingrijpende operatie in 'astronautenpak-
ken' is noodzakelijk om zowel het gebouw zelf als de collectie asbestvrij te maken en te reini- gen. Het museum wordt geheel gestript om dit te kunnen realiseren. Dit vormt meteen de aan- leiding voor de museumdirectie om zich te bezinnen op de toekomst en herinrichtingsplan- nen te maken voor de toekomst. In de loop van 2007 wordt het eigendom van de gebouwen overgenomen door de gemeente Amersfoort. Het Architectenbureau Jonkman en Klink-
hamer ontwerpt, met respect voor de middel- eeuwse muurhuizen waarin het museum is |
|||||||
JAAROVERZICHT MONUMENTENZORG 2007 PROJECTEN EN STUDIES 12 0,
|
|||||||
gevestigd, een nieuwe inrichting. Deze zal in
2008 worden ingepast. Brand Elleboogkerk
Op maandagmiddag 22 oktober 2007 werd
Amersfoort opgeschrikt door een hevige brand in de Elleboogkerk, waarin het Armandomuseum is gevestigd. Dit rijksmonument, omringd door veel woonhuizen en op korte afstand van muse- um Flehite, was gelegen in het hart van het beschermd stadsgezicht Binnenstad. Machteloos keken de omstanders toe hoe het vuur het monumentale gebouw en de collectie in korte tijd in de as legde. Pas laat in de nacht werd het sein brandmeester gegeven. De volgende och- tend konden de gevolgen van de brand in ogen- schouw worden genomen. De kap was geheel verdwenen, het torentje, dat in 1985 was her- bouwd, bleek zodanig beschadigd dat het om veiligheidsredenen moet worden verwijderd. De muren en gevels bleken echter nog groten- deels in tact, waardoor kon worden besloten dat de restanten moesten worden gestut. Het interi- eur van de voormalige kerk stond er troosteloos bij en maakte duidelijk dat veel werken van Armando verloren waren gegaan. Ook de omringende woningen aan de Langegracht had- den grote schade opgelopen, maar ook hier waren de gevels gelukkig behouden. Ook het vroeg io,e-eeuwse neoclassicistische gevelfront bleef gespaard. In de dagen die op de brand volg- den ontving het museum vanuit de hele wereld steunbetuigingen en met bewonderenswaardige veerkracht werden de eerste plannen voor terug- komst van het museum ter hand genomen. Inmiddels zijn er meer concrete plannen voor herbouw van het kerkgebouw en museum. Boerderij Bosserdijk,
Zevenhuizerstraat 56 De markante boerderij Bosserdijk werd in 2007
door Schipper Bosch projectontwikkeling geres- |
|||||||
taureerd en verbouwd tot woning. De geschiede-
nis van deze monumentale hoeve werd al ontrafeld in een publicatie van Albert van Engelenhoven in de Kroniek van juni 2006. De zeer bouwvallige toestand van de boerderij maakte een grondige restauratie noodzakelijk. Deze werd met veel zorg uitgevoerd. De oor- spronkelijke plannen om in de boerderij twee wooneenheden onder te brengen werden later teruggebracht tot één woning. Naast bovengenoemde projecten vonden
uiteraard talloze herstelwerkzaamheden plaats aan de rijksmonumenten, gemeentelijke monu- menten en beeldbepalende panden in alle delen van de stad. RESTAURATIEPROJECTEN
BUREAU
MONUMENTENZORG
In 2007 vonden vooral reguliere onderhoudswerk-
zaamheden plaats aan de diverse monumenten in gemeente-eigendom. Alleen de toevoeging van duivenweringin het achtkant van de OLV-toren en het aanbrengen van geluidswerende voorzieningen in de Sint Aegtenkapel vormden hierop kleine aan- vullingen. Wel werd door het gemeentelijk Bureau Monumentenzorg gestart met de voorbereiding van een drietal projecten meteen restauratie- behoefte die het normale onderhoud overstijgt: de Algemene Begraafplaats aan de Soesterweg, de Kamperbinnenpoort en de reeds genoemde stads- muuraan de Sint Annastraat. De gemeenteraad heeft extra financiële middelen gereserveerd om deze restauraties te kunnen realiseren. Voorde stadsmuur is bovendien rijkssubsidie aangevraagd. Algemene Begraafplaats aan
de Soesterweg 187 Toen de begraafplaats Achter Davidshof vol dreig-
de te raken, werd in 1895 een nieuwe begraafplaats |
|||||||
130 UA* CRAMER, SANDRA HOVENS, GERARD KEIJZER, ABE VAN DER VEEN EN JAAP VERNHOUT
|
|||||||
aangelegd, en wel vlak tegenover de Israëlitische
begraafplaats aan de Soesterweg. Deze was indertijd nog vrij gelegen, maar is inmiddels opgenomen in de stedelijke kern van de wijk Soesterkwartier en vormt nu een aantrekkelijk begraafpark. De begraafplaats is toegankelijk via een neo-
gotisch poortgebouw, ontworpen door de toen- malige stadsarchitect W.H. Kam (1844-1925). De begraafplaats zelf is in Engelse landschapsstijl aangelegd naar ontwerp van de Amersfoortse landschapsarchitect H.F. Hartogh Heys van Zou- teveen (1870-1943). Deze begraafplaats vormt het best bewaard gebleven ontwerp volgens het gedachtegoed van deze architect. Kenmerkend voor de begraafplaats is de
lineaire zichtas in het verlengde van de doorgang in de toegangspoort. Aan beide zijden van deze hoofdas slingeren de wandelpaden waaraan de graven gelegen zijn. Een dergelijke aanleg staat bekend als 'style mixte' of mengstijl. In het mid- den van de door de paden en bomen omzoomde velden liggen de algemene graven waarop veelal geen gedenksteen is geplaatst. De graven gelegen aan de paden zijn koopgraven met eeuwigdurend grafrecht. De graven zijn meest eenvoudig van vorm en meestal voorzien van een zerk. Een aantal graven is voorzien van een monumentale gedenksteen. In 1932 is de algemene begraafplaats Rusthof
in Leusden en in 1961 de katholieke begraafplaats Maranatha in gebruik genomen. Op de begraaf- plaats aan de Soesterweg wordt sinds 1932 niet meer begraven, er vinden alleen nog bijzettingen plaats. De begraafplaats is sinds 2000 aangewezen
als rijksmonument, wat het bijzondere karakter ervan onderstreept. Sedert jaren is er echter sprake van verval van de graven. Omdat er dus al 75 jaar niet meer begraven en alleen nog inciden- teel wordt bijgezet, worden er geen baten gege- nereerd voor onderhoud van de gehele begraaf- |
|||||||
Algemene Begraafplaats Soesterweg
plaats. Het onderhoud van de graven zelf is een
zaak voor de nabestaanden. Uit de staat van onderhoud blijkt dat de meeste graven niet meer worden bezocht of dat de vervallen staat wellicht wordt geaccepteerd. Overigens draagt enig ver- val, zoals scheefstaande zerken, wel bij aan het romantische en schilderachtige totaalbeeld van de begraafplaats. Te veel schade, met name aan de grafmonumenten gelegen aan de paden, doet echter afbreuk aan het beeld van de begraaf- plaats en kan tot gevaarlijke situaties leiden, en lokt bovendien vandalisme uit. Voor herstel van de begraafplaats wordt
uiteraard nauw samengewerkt met de gemeen- telijke afdeling Crematorium en Begraafplaatsen. Onderzocht worden de mogelijkheden tot her- stel van de groenaanleg en de meest markante grafmonumenten. Uit de eerste verkennende inventarisatie is
gebleken dat de groenaanleg verstoord wordt door niet oorspronkelijke begroeiingen. Op meerdere graven staan struiken die tot volle wasdom zijn gekomen en die de aanleg met doorzichten verstoren. De oorspronkelijke aan- legvan bomen is bovendien ook niet meer gaaf. Afgestorven of omgewaaide bomen zijn al dan niet vervangen door afwijkende bomen. |
|||||||
JAAROVERZICHT MONUMENTENZORG 2007 PROJECTEN EN STUDIES 101
|
|||||||
Het beheer en onderhoud van het groen
vraagt nadere studie, ook omdat het de gedach- tegang van Hartogh Heys van Zouteveen was om planten zich vrij te laten ontwikkelen. Al wordt algemeen bij aanleg van parken uitgegaan van de situatie na vijftig jaar als de bomen volwassen zijn en het beoogde beeld is bereikt. Op de begraafplaats bevinden zich geen indi-
vidueel tot monument aangewezen graftekens, maar het ensemble van de graftekens vormt samen met de monumentale bomen een waar- devol beeld. Uit de eerste inventarisatie is geble- ken dat meerdere graven zijn vervallen, grafte- kens zijn omgevallen of gebroken. Deels door het achterwege blijven van onderhoud, maar ook door natuurlijke verwering van het materiaal. Een ander probleem vormt de aanwezigheid van asbest op de begraafplaats, dat indertijd o.a. werd toegepast als grafafdekking. De grafmonumenten worden geïnventari-
seerd, waarna de mogelijkheden worden onder- zocht om de meest cultuurhistorische waarde- volle graftekens in stand te houden. Herstel van de graven die voor onbepaalde duur zijn uitgege- ven is in de eerste plaats een verantwoordelijk- heid van de nabestaanden, waardoor herstel geen eenvoudige zaak zal worden. Kamperbinnenpoort
De Kamperbinnenpoort maakte deel van de
eerste stadsmuur die omstreeks 1300 werd gebouwd. De huidige poort is in de vroege 15= eeuw toegevoegd als zogenaamde voorpoort aan de oorspronkelijke stadspoort. De stads- poort zelf werd in de i6c eeuw afgebroken, de voorpoort bleef echter gespaard. Deze voorpoort verloor zijn boogvormige
doorgang met weergang in 1827 toen deze werd gesloopt. De torentjes werden, getuige afbeel- dingen, opgenomen in de latergebouwde woon- huizen naast de beide torens. Na aanvankelijke dreiging van sloop in de
|
|||||||
jaren twintig van de vorige eeuw werd het bouw-
werk door de toenmalige stadsarchitect Van der Tak gerestaureerd en werd de poort gerecon- strueerd. De poort is voorzien van een meze- kouw, een gemetselde uitkraging boven de poort voor hete pek en kokende olie waarmee aanval- lers werden geweerd. In die tijd was de poort ook al een druk verkeersknooppunt. De poortge- bouwtjes werden dan ook toegevoegd als een veilige doorgang voor voetgangers. Met de restauratie van de Kamperbinnen-
poort verwachten we nog in 2008 te starten. De voorbereidingen zijn inmiddels in gang gezet. De restauratiewerkzaamheden behelzen onder andere het herstel van de scheuren in de gevels van de poortgebouwtjes. Deze zijn waarschijnlijk veroorzaakt door verzakking van de brugover- welving van de onderdoorgang over de singel. Tien jaar geleden is deze overwelving vervangen en gezien de scheurmetingen is de situatie nu stabiel genoeg om over te gaan tot herstel van het metselwerk. Verder wordt de leibedekking van de noordelijke torenspits vervangen door een nieuwe schubleibedekking. De overige lei- bedekkingen zijn al eens vervangen. Ook de windvanen die nu in slechte staat verkeren worden hersteld en opnieuw verguld. Stadsmuur aan de St. Annastraat
De overblijfselen van de stadsmuur aan de Sint
Annastraat maakten deel uit van de tweede stad- sommuring, die tussen 1380 en 1450 is gereali- seerd. Deze tweede ommuring bestond uit een ruim vijf meter hoge gemetselde schildmuur met aan de stadszijde een op steunbogen rustende weergang. De nog zichtbare bogen zijn in de jaren dertig van de vorige eeuw net als de torens gereconstrueerd. In de aarden wal zijn delen van de bogen nog aanwezig maar zonder weergang. Toen in de eerste helft van de i6e eeuw de
muur niet meer bestand bleek te zijn tegen het zwaarder wordende kanonvuur, werd tussen 1560 |
|||||||
^
|
|||||||||||||||
v-m*
|
|||||||||||||||
^
|
|||||||||||||||
Stadsmuur aan de Sint Annastraat
|
|||||||||||||||
en 1570 aan de stadszijde een aarden wal tegen
de muur opgeworpen met een hoogte tot aan de weergang. Ondanks de aarden wal kon de stads- muur de toenemende vuurkracht al gauw niet meer weerstaan. In de loop van de 17= en i8e eeuw raakte de muur dan ook in verval. In deze periode begon men de stadswallen en bastions te beplan- ten en werden er al wandelpaden aangelegd. In de 19° eeuw had de ommuring haar militaire betekenis geheel verloren en werd gestart met de sloop. Door ingrijpen van Koning Willem II, werd behalve de poorten ook dit deel van de stadsmuur gespaard. Tussen 1829 en 1843 werd op de voormalige
stadsomwalling een plantsoenring aangelegd naar ontwerp van de tuinarchitecten H. van Lunteren en J.D. Zocher jr. Het plantsoen werd over de gehele stadswal aangelegd, met uitzon- deringvan een deel aan de noordkant van de binnenstad. Deze zijde van de stad behield nog een agrarische bestemming en werd pas in de eerste helft van de ir eeuw ingericht als park. De |
|||||||||||||||
wal aan de zijde van de Sint Annastraat werd in
de plantsoenaanleg opgenomen en stond bekend als het "Hooge Plantsoen". De aanleiding voor de restauratie, al is
het beter te spreken van consolidatie van de stadsmuur, komt voort uit de noodzaak om verder verval te beperken en hiermee behoud van de nog aanwezige historische muurdelen te waarborgen. Om inzicht te krijgen in de technische staat
was het noodzakelijk om met name de klimop- begroeiing te verwijderen. Deze snelwoekerende Hedera is schadelijk voor het in kalkmortel opge- trokken verdedigingswerk. Voorafgaand hieraan is door de stadsecoloog Renée van Assema de eventuele beschermde en bijzondere muurvege- tatie geïnventariseerd. Deze planten zullen zo veel mogelijk gehandhaafd worden bij de herstel- werkzaamheden. Aangezien delen van de muur scheefstand
vertonen en in 1935 al een deel is weggevallen, is ook nader onderzoek verricht naar de construc- |
|||||||||||||||
JAAROVERZICHT MONUMENTENZORG 20O7 PROJECTEN EN STUDIES 123
|
|||||||
OVERIGE PROJECTEN
Berg beschermd stadsgezicht
Op 30 juni 2007 hebben de ministers van Volks-
huisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu- beheer (mevr. Dr. Jaqueline Cramer) en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Dr. Ronald H.A. Plasterk) het Bergkwartier aangewezen als beschermd rijksstadsgezicht. Hiermee werd een lange voorbereidingstijd afgesloten, die in 1993 begon met de verschijning van de rapporten van het Monumenten Inventarisatie Project (MIP), waarin het Bergkwartier als 'gebied van bijzondere waarde' werd omschreven. Omdat Amersfoort veel kennis over dit begin 20e-eeuwse villapark in huis had, kreeg Bureau Monumentenzorg Amersfoort opdracht van de toenmalige Rijksdienst voor de Monumenten- zorgen de Provincie Utrecht een beschrijving van het gebied op te stellen met een aandui- dingvan de cultuurhistorische waarden. Dit proces werd op positieve wijze onderbroken door de herziening van het bestemmingsplan Berg, die in 2003 werd afgerond. De cultuurhis- torische waarden werden hierin beschreven en vastgelegd. Voordat de officiële bescherming een feit was, beschikte Amersfoort al over een 'beschermend' bestemmingsplan. Het afgelopen jaar is regelmatig overleg
gevoerd over de voorgenomen herprofilering van een aantal wegen, zoals de Utrechtseweg, de Vondellaan en de aanleg van een rotonde op de splitsing Koningin Wilhelmina- en Prins Frede- riklaan. Hierbij is gezocht naarde mogelijkheden de cultuurhistorische waarden te respecteren en waar mogelijk terug te brengen. De plannen zullen in 2008 worden gerealiseerd. Onderzoek panden Bergkwartier
Vooruitlopend op de aanwijzing van het Berg-
kwartier als rijksstadsgezicht ontstond behoefte de monumentenlijst, die grotendeels uit ig86 |
|||||||
tieve staat van de walmuur. Hieruit bleek dat
door de constante druk van de aarden wal de muur was losgescheurd van de steunbogen van de voormalige weergang. Dit probleem speelde ook al in het verleden. Er waren toen al steunbe- ren aan de buitenzijde van de muur bijgeplaatst. Nu is het de bedoeling om daar waar de muur wel erg uit het lood staat muurankers aan te brengen die verankerd zijn met zogenaamde groutankers (ankers met cementemulsie) in de aardewal. Na het verwijderen van de begroeiing zijn de
gebreken aan het metselwerk door Bureau Monumentenzorg geïnventariseerd ten behoeve van het noodzakelijke herstel. Voor de opstelling van het restauratieplan is gebruikgemaakt van de modernste inventarisatietechnieken. De muur is door het bedrijf Fometrix ingemeten met gebruik van door hen ontwikkelde driedimensio- nale fotogrammetrie. Met deze digitale opname wordt ook de textuur (materiaalstructuur en kleur) van in dit geval de stadsmuur vastgelegd. De verwachting is dat in de toekomst derge-
lijke technieken vaker ingezet gaan worden, niet alleen ten behoeve van bouwhistorische maar ook voor bouwtechnische opnames. De consoliderende maatregelen dienen er
voor te zorgen dat de stabiliteit van de muur gegarandeerd wordt. De maatregelen aan het metselwerk zelf zullen beperkt blijven tot het inboeten van de meest beschadigde stenen, waarbij tevens rekening met de begroeiing wordt gehouden. Deze op zich onschadelijke begroei- ing ondersteunt het beeld van een romantische ruïneuze stadsmuur. Een deel van het voegwerk is verweerd maar dat is in dit geval niet bezwaar- lijk. In het meer recente verleden is ook gevoegd met cementhoudende mortel. Toepassing van cement in historisch metselwerk leidt vaak tot schade omdat deze te hard is ten opzichte van het metselwerk. Dit voegwerk zal vervangen worden om verdere schade te beperken. |
|||||||
134 MAX CRAMER. SANDRA HOVENS, GERARD KEIJZER, ABE VAN DER VEEN EN JAAP VERNHOUT
|
|||||||||||||||||||||
¥
|
|||||||||||||||||||||
'|plan»a„(£r|i[oifnfifwöron{irnu,,,s.(
|
|||||||||||||||||||||
§in<rfer&am.
|
|||||||||||||||||||||
■■«f
|
|||||||||||||||||||||
iS.TI -(-„„it. .,,:,„.,„ ,...„..„. r.
|
|||||||||||||||||||||
r,.v-t!,„ I.'i-„r. I, I.,. ',.,,,..„ i.-f1 ,,„■.,I
|
|||||||||||||||||||||
Kaart aanleg van het Bergkwartier (1900)
|
|||||||||||||||||||||
hand genomen. Het eindrapport is op 6 maart
2008 aan de leden van de gemeentelijke monu- mentencommissie toegelicht en overhandigd. Stedenbouwkundige visie
Stadhuispleingebied De Amersfoortse binnenstad is vanwege haar
historische kwaliteiten reeds in de jaren '80 aan- gewezen als beschermd stadsgezicht. Dit houdt in dat niet alleen zorgvuldig moet worden omge- gaan met de monumentale objecten maar ook met de historische stedenbouwkundige struc- tuur, de samenhang en de beeldkwaliteit in dit |
|||||||||||||||||||||
dateert, te actualiseren. In de afgelopen twintig
jaar is de kennis over de zogenoemde 'jonge monumenten' enorm toegenomen en ook de opgedane ervaringen met het beschermd rijks- stadsgezicht Binnenstad (aanwijzing in 1984) vroegen om een eenduidige waarderingssy- steem. Architectuurhistorica Jojanneke Clarijs kreeg in februari 2007 opdracht een onderzoek te verrichten naar een beperkt aantal panden. Deze gebouwen waren tijdens de voorbereidin- gen van het nieuwe bestemmingsplan, als zeer waardevol gekwalificeerd. In 2007 is het onder- zoek en het maken van de beschrijvingen ter |
|||||||||||||||||||||
(AAROVERZICHT MONUMENTENZORG 2OO7 PROJECTEN EN STUDIES 1 3 C
|
|||||||||
gebied. Met het oog op nieuwe ontwikkelingen
in het gebied rond het stadhuis (vanaf het Sint Pieters- en Bloklands gasthuis tot aan het 'Helleplein') werden deze kwaliteiten in beeld gebracht (een samenvatting van dit rapport werd opgenomen in het vorige Jaarboek). Architect/ stedenbouwkundige Hans Ruijssenaars werkte in het afgelopen jaar aan een structuurvisie voor dit gebied. ■Wagenwerkplaats rijksmonument
Op 5 juli 2007, vijf dagen na het besluit over het
Bergkwartier, heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het complex van de Wagenwerkplaats, daterend vanaf 1904, op de rijksmonumentenlijst geplaatst. Ruim drie jaar daarvoor had de 'Stichting Industrieel Erfgoed in de Stad Amersfoort' hiertoe een verzoek bij het rijk ingediend. Deze stichting pleitte met verve voor het behoud en de bescherming van de kolossale gebouwen, omdat de wagenwerkplaats |
|||||||||
het laatste complex in Nederland vormt dat een
bijna compleet beeld geeft van een reparatie- werkplaats voor goederenwagons. Inmiddels worden er plannen voorbereid voor hergebruik en herbestemming van dit monumentale en zeer beeldbepalende complex van het spoorweg- emplacement. Gerard Keijzer versterkt
Bureau Monumentenzorg Met de komst van Gerard Keijzer (1964) op 2 juli
2007 kreeg Bureau Monumentenzorg weer een echte specialist in de gelederen. Zijn jarenlange ervaring bij de Stichting Monumentenwacht Gelderland als 1C monumentenwachter komt in Amersfoort volop tot zijn recht bij de begelei- ding van de verschillende particuliere en gemeentelijke restauraties. Door zijn technische kennis is hij in staat te zorgen dat restauraties en verbouwingen op goede wijze worden uitge- voerd en met oog voor de juiste detaillering. |
|||||||||
Wagenwerkplaatst; rolbaan waarmee wagens konden worden
verplaatst naar een ander werkplaatsspoor |
|||||||||
1^6 MAX CRAMER, SANDRA HOVENS, CERARD KEIJZER, ABE VAN DER VEEN EN JAAP VERNHOUT
|
||||||||
wijken en gebouwen uit deze zogenoemde
'wederopbouwperiode'. Daarbij waren vooraan- staande architecten en stedenbouwers in de stad werkzaam, zoals bijvoorbeeld stadsarchitect D. Zuiderhoek en stedenbouwkundige A.H. Rooimans. Inmiddels heeft de gemeente aan onderzoeksbureau STOA opdracht gegeven de totstandkoming en de stedenbouwkundige kwaliteiten te analyseren. Medio 2007 werd het rapport'Architectuur en Stedenbouw 1940-1965' door architectuurhistorica Pauline Opmeer gepresenteerd. Inmiddels heeft zij ook opdracht gekregen de belangrijkste gebouwen uit deze periode te beschrijven. Op 15 oktober 2007 presenteerde minister
Dr. Ronald H. Plasterk in het voormalige Con- stantinianum - vroeger het onderkomen van de Kruisheren en thans leerhotel ROC Amersfoort, de landelijke top 100 van de wederopbouw- periode. Naar verwachting stond ook het kloos- tercomplex, waar de presentatie plaatsvond, op deze lijst. De komende jaren zal mede door de plannen van 'Amersfoort Vernieuwt'veel aandacht voor dit nieuwe werkterrein blijven bestaan. Monografie ir. C.B. van der Tak
Op 26 november 2007 verscheen bij uitgeverij
THOTH van de hand van Anton Groot en Max Cramer de monografie over stadsarchitect ir. C.B. van der Tak (1900-1977). Hieraan is tien jaar onderzoek voorafgegaan. In deze publicatie wordt vooral stilgestaan bij de betekenis die deze begaafde bouwmeester op veel terreinen voor de stad Amersfoort heeft gehad. Deze monografie is uitverkozen tot de 33 best verzorgde boeken van 2007. Voor meer informatie zie de boek- bespreking door Fons Asselbergs op pagina 151. |
||||||||
Dat komt niet alleen het aanzien van het monu-
ment ten goede, maar daarmee ook de hele stad. Het opstellen van restauratieplannen voorde stadsmuur aan de Sint Annastraat, de Kamper- binnenpoort en de Algemene Begraafplaats aan de Soesterweg (zie onder restauraties) behoorde in 2007 tot zijn eerste taken. Open Monumentendag 2007
De 2ie aflevering van de jaarlijkse open monu-
mentendag was weer een groot succes. Het thema moderne bouwkunst in Amersfoort trok veel bezoekers. In het Bergkwartier, het nieuwe rijksstadsgezicht van Amersfoort, had een groot aantal eigenaren hun villa's opengesteld. Per historische bus konden de deelnemers aan deze dag de meeste monumenten bereiken. Maar ook de wandelingen onder leidingvan een gids trok- ken veel publiek. Daarnaast was er een speciale route langs gevelstenen in het Bergkwartier; voor het eerst werden alle exemplaren overzichtelijk afgebeeld in het Amersfoort Magazine. In het Soesterkwartier konden de bezoekers de Theo Thijssenschool en de Wagenwerkplaats bezoe- ken. De combinatie met de Dag van de Amateur- kunst bleek ook dit jaar weer succesvol en voor herhaling vatbaar. De conclusie aan het eind van de dag luidde dan ook: een prima dag die veel enthousiaste reacties opleverde. ■Wederopbouw, volop in
belangstelling Na de 'jonge monumenten' uit de periode 1850-
1940, het industriële erfgoed is de architectuur en stedenbouw uit de periode 1940-1965 in de belangstelling gekomen. De Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten heeft in de afgelopen jaren in heel Nederland onderzoek verricht naar deze nog ondergewaar- deerde categorie gebouwen. Amersfoort heeft in de eerste decennia na de oorlog een grote groei doorgemaakt. Amersfoort bezit dan ook veel |
||||||||
Constantinianum
|
||||||||
«MNNp......,
|
||||||||||||||||||||||||||||
lil il
|
||||||||||||||||||||||||||||
ij»
|
||||||||||||||||||||||||||||
HÉ
|
||||||||||||||||||||||||||||
ilIM
|
||||||||||||||||||||||||||||
Hiiiii
I |
||||||||||||||||||||||||||||
■iiiïnl
r'ii,
|
||||||||||||||||||||||||||||
ilil
|
||||||||||||||||||||||||||||
lillfti
iillllllliillllll
|
||||||||||||||||||||||||||||
II I
|
||||||||||||||||||||||||||||
ijft ? w J
|
||||||||||||||||||||||||||||
MAARTEN VAN DIJK, TIMO D'HOLLOSY, RON A.HULST,
FRANCIEN SNIEDER, MILO VERHAMME, MATTIJS WIJKER |
||||
JAAROVERZICHT ARCHEOLOGIE 2007 1 3 O,
|
|||||||||
2007 was het jaar dat de - lang verwachte - nieuwe wet op de
archeologische monumentenzorg in werking trad. In Amersfoort werkt men al jaren volgens de principes van deze wet: archeologie maakt deel uit van de ruimtelijke ordening en de kosten komen ten laste van de bodemverstoorder. De regels, richtlijnen en procedures, volgens welke gewerkt moet worden, zijn aange- scherpt en de opgravingvergunning die de gemeente Amersfoort al sinds 1989 bezit, moet opnieuw aangevraagd, waarbij aan nieuwe criteria moet worden voldaan. De afdeling archeologie van de gemeente is volop bezig met het implementeren van de nieuwe regels en procedures en het aanpassen aan de criteria voor de nieuwe opgravingvergunning. In 2008 zal deze worden aangevraagd (tot september 2009 geldt de oude vergunning nog). In de tussentijd wordt er ook gegraven door de afdeling archeo- logie van de gemeente. De voornaamste opgravingen passeren hier de revue: in de binnenstad enkele kleine onderzoeken en - zoals al vele jaren achtereen - opgravingen op het nieuwe bedrijventerrein de Wieken. Een zeer groot en langdurig onder- zoek vond plaats in Leusden in het gebied van de Schammer. |
|||||||||
Stadhuisplein
Wegens het ruimen van de oude, zieke beuken
en planten van nieuwe bomen op het Stadhuis- plein, werden twee proefsleuven gemaakt. Het zou mogelijk zijn dat zich hier begravingen bevinden van de begraafplaats van het Observan- tenklooster, waar al eerder een gedeelte van is opgegraven (in 1992). In de proefsleuven werden geen skeletten of
andere belangwekkende zaken gevonden, maar kort na het onderzoek kreeg het Archeologisch Centrum de melding binnen dat bij grondwerk- zaamheden voor de nieuwe bomen, aan de kant van de hoofdingang van het stadhuis, menselijke |
|||||||||
skeletdelen werden gevonden. Het bleek te gaan
om een graf, noordwest-zuidoost georiënteerd, met de resten van een jonge man. De kist was bijna geheel vergaan en nog nauwelijks zichtbaar. In de directe omgeving werden geen andere begravingen aangetroffen. Na onderzoek ter plaatse is het skelet weer met grond afgedekt. Maakte het graf inderdaad deel uit van de begraafplaats van het Observantenklooster? Het zou kunnen, maar dan lag het solitaire graf wel zeer ver verwijderd van de andere graven. Of maakte het graf deel uit Algemeen Burgerlijke Begraafplaats Achter-Davidshof, die ter plaatse van het huidige stadhuis en ten noorden ervan |
|||||||||
^T
|
||||||||||||||||||||||||||
?&■<
|
||||||||||||||||||||||||||
•yt*?%
|
||||||||||||||||||||||||||
&m
|
||||||||||||||||||||||||||
'*;;
|
||||||||||||||||||||||||||
w-k *
|
||||||||||||||||||||||||||
Wil*: - . *..... - ;- „■;- -.
|
||||||||||||||||||||||||||
w*
|
||||||||||||||||||||||||||
"'.......fe
|
||||||||||||||||||||||||||
lag? De ingang van de begraafplaats met twee
huisjes ter weerszijden van de toegangspoort lag ongeveer waar zich nu de hoofdingang van het stadhuis bevindt. De begraafplaats, die hiervan 1830 tot 1946 in gebruik is geweest, is in de jaren zeventig geruimd, om plaats te maken voor het stadhuis. Het is een voor de hand liggende gedachte het gevonden skelet in te delen bij deze begraafplaats, maar gezien de plek waar dit gevonden is, halverwege de bomengroep en het stadhuis, niet waarschijnlijk. De groep van acht beuken bevond zich een flinke straatbreedte, zeker 10 meter, voor de ingang van de begraaf- plaats. Het skelet lag binnen deze zone en dus |
||||||||||||||||||||||||||
waarschijnlijk niet op de begraafplaats, maar er
vóór. De graven van de begraafplaats waren immers omstreeks 1970 allemaal geruimd. Het voor de deuren van het stadhuis gevonden graf stelt ons kortom voor een groot raadsel. Groenmarkt
Op tal van plaatsen in de binnenstad rijzen in het
weekend en tijdens feesten urinoirs uit het pla- veisel omhoog, de zogenaamde urilift. Op de hoek van de Groenmarkt en de Windsteeg werd ook een urilift geplaatst. Het gat van 2 bij 3 meter dat hiervoor moet gegraven, is gemaakt door archeologen van de gemeente. Gezien de aan- |
||||||||||||||||||||||||||
■^f^K %::•
|
||||||||||
141
|
||||||||||
Ingang vande
Algemeen Burger- lijke Begraafplaats Achter-Davidshof; nu staat hier het stadhuis. Foto: Archief Eemland, 1963 Groenmarkt: één
van de aangetroffen graven; het hout van de kist is vergaan. Foto: Archeologisch
Centrum |
||||||||||
Historische bronnen vertellen ons dat de laatste
begraving op de Groenmarkt, het kerkhof beho- rend bij de Sint Joriskerk, in 1602 plaatsvond. De graven kunnen dus gedateerd worden tussen 1350 en 1600. Begeleidende vondsten bij de gra- ven, die een verfijning van de datering zouden kunnen leveren, waren helaas schaars. De skelet- ten worden onderzocht op geslacht, leeftijd en eventuele ziektes, waarna ze zullen worden herbegraven. Wieken-Vinkenhoef
Ook dit jaar vond hier archeologisch onderzoek
plaats, waar aan weerszijden van de Hogeweg al |
||||||||||
wezigheid van een begraafplaats- het Sint Joris-
kerkhof, al eerder, in 1997, gedeeltelijk onder- zocht-die rond 1600 buiten gebruik is geraakt, was dat een zeer precies werk. Elf skeletten zijn hierbij aangetroffen, alle oost-west georiënteerd met het hoofd in het westen. Vondsten van spij- kers wijzen op de aanwezigheid van kisten, maar zelfwaren deze geheel vergaan. De skeletten zijn getekend en voor onderzoek geborgen, waarna ze zullen worden herbegraven. De begravingen zijn op z'n vroegst tweede helft i4e eeuw, want een bakstenen goot uit vermoedelijk eerste helft 14= eeuw, wordt door twee van de begravingen verstoord. De graven zijn dus later dan de goot. |
||||||||||
142 MAARTEN VAN DIJK, TIMO d'hOLLOSY, RON A.HULST, FRANCIEN SNIEDER, MILO VERHAMUE, MATTIJS WIJKER
|
||||||||
Opgraving aan de Hogeweg (Wieken-Vinkenhoef);
in het zand tekenen de karrensporen zich af. Foto: Archeologisch Centrum
|
||||||||
troffen. Halverwege het veldonderzoek werd de
theorie aangehangen dat deze grondverkleurin- gen de resten waren van greppels rond zoge- noemde langbedgraven uit de Late Bronstijd of Vroege Ijzertijd. Langbedgraven zijn in de bodem te herkennen als twee evenwijdige grep- pels. Hiertussen was een heuvel opgeworpen. In of onder de heuvel werden één of meer urnen met crematieresten ter aarde besteld. Gaande- weg de werkzaamheden werd echter geen spoor van graven en/of crematieresten geconstateerd, zodat langzaamaan de theorie van langbedgra- ven twijfelachtig begon te worden. Resten van min of meer evenwijdig lopende lange grondspo- ren kwamen, behalve de karrensporen, niet voor. Tijdens de uitwerking van de opgravinggegevens werd de theorie van langbedgraven definitief 'begraven'. De verdachte sporen bestonden uit langgerekte verkleuringen meteen maximale |
||||||||
30 boerenerven uit de Late Ijzertijd (250 - o v.
Chr.) zijn opgegraven. Het gebied wordt geken- merkt door de betrekkelijk hoge ligging op een dekzandrug. Belangwekkend waren in 2007 de vondsten gedaan ter plaatse van twee percelen direct ten oosten van café-restaurant 'De Twee- de Steeg' aan de Hogeweg. Zoals ook elders in de omgeving was de oor-
spronkelijke bovengrond door ploegen verdwe- nen. Onderde ploegvoor begint direct het'scho- ne'zand van de dekzandrug. In dit zand tekenen zich de grondverkleuringen af van de archeologi- sche sporen. De in 2007 aangetroffen sporen bestonden voornamelijk uit smalle, langgerekte verkleuringen, die soms evenwijdig aan elkaar liepen. Een aantal werd al snel geïnterpreteerd als karrensporen, waarschijnlijk uit de Late Mid- deleeuwen. In andere langgerekte sporen werden echter veel scherven uit de prehistorie aange- |
||||||||
JAAROVERZICHT ARCHEOLOGIE 2007 1 43
|
||||||||
Opgraving Schammer te Leusden; de gecoupeerde
paalgaten van een prehistorische hoerderij. Foto: Archeologisch Centrum
|
||||||||
breedte van 1 m, die naar de uiteinden steeds
smaller werden. Opvallend was ook dat alle sporen een licht gebogen verloop hadden. De beschreven sporen bevonden zich in een
30 m brede zone ten zuiden van de Hogeweg. De diepste sporen werden tot 80 cm beneden het huidige maaiveld aangetroffen en zijn overduide- lijk afkomstig van wagenwielen. De parallelle sporen duiden op een asbreedte van 1.20 toti.30 meter. Eén karrenspoor liep van het noordoosten met een lichte bocht naar het westen over het hele opgravingterrein. In dit spoor werd het zwaar verroeste restant van een ijzeren wielband gevonden samen met een tweetal verroeste hoefijzernagels (pech onderweg?). Andere kar- rensporen verschenen en verdwenen in/uit het aangelegde opgravingvlak op schijnbaar wille- keurige plekken. Uit de diepe karrensporen zijn scherven van kannen van grijs aardewerk gebor- |
gen. Dit soort aardewerk is typerend voor de 13'
en 14' eeuw en is wellicht van de karren gevallen. Er zijn echter ook, vaak minder diepe en
meer uitgesleten, karrensporen gedocumen- teerd die werden doorsneden dóór de bovenge- noemde sporen uit de Late Middeleeuwen. Ver- reweg de meeste aardewerkscherven uit deze karrensporen dateren uit de Midden- of Late Ijzertijd. Dit geeft aan dat serieus rekening moet worden gehouden met karren die al in deze vroe- ge periode hun sporen achter hebben gelaten. Maar nu terug naarde vreemde, licht gebo-
gen sporen. De sporen bevonden zich aan beide zijden van de karrensporen en de holle kant was altijd gericht naar de karrensporen terwijl ze altijd op een gemiddeld hoger niveau lagen. Meestal bogen de smalle uiteinden weer terug naar de karrensporen. Overigens waren de spo- ren alleen aanwezig in het oostelijke deel van het |
|||||||
144 MAARTEN VAN DIJK, TIMO D HOLLOSY, RON A.HULST, FRANCIEN SNIEDER, M I LO VERHAMME, MATTIJS WIJKER
|
|||||||
opgravingterrein. De betekenis van deze archeo-
logische sporen wordt duidelijk wanneer we een zandpad met karrensporen door een bos bekij- ken, het zijn de sporen van zijpaden en het gevolg van modderpoelen in het door karrenspo- ren diep uitgesleten 'hoofdspoor'. De zijpaden ofwel zijsporen zijn ontstaan omdat voetgangers en pakdieren geen zin hadden door een modder- poel te lopen en daarom een omtrekkende bewe- ging maakten via de iets hoger gelegen bermen. Het aardewerk dat de archeologen uit de zijspo- ren tevoorschijn haalden, dateert, op een enkele laatmiddeleeuwse scherf na, ook uit de periode Midden - Late Ijzertijd. Karrensporen en zijsporen horen bij elkaar
en zijn de weerslag van een oude route over de dekzandrug. Een dergelijke route moet men zich voorstellen als een brede baan van sporen van wagens, trek- en pakdieren en voetgangers die zich de meest begaanbare weg zochten in het landschap. De opgraving toont dat de sporen uit vele richtingen komen en elkaar soms loodrecht kruisen. In het voorjaar van 2007 zijn tijdens een proefopgraving op een perceel ten noorden van de Hogeweg eveneens karrensporen tevoor- schijn gekomen. Helaas ontbreekt hier een date- ring maar het is een aanwijzing hoe breed een prehistorische route kan zijn geweest, in dit geval bijna300 meter. Op het iets hogere deel ten zuiden van de
Hogeweg werden ook bewoningsporen aange- troffen. Deze bestonden uit twee greppels, afval- kuilen en de paalsporen van een klein aantal spiekers, gebouwtjes voor opslag. Paalsporen van een boerderij zijn niet geconstateerd. Het vele aardewerkmateriaal in deze sporen stamt uit de Midden -tot Late Ijzertijd (ca. 400 v. Chr. - o). Het is onduidelijk wat de relatie is tussen de bewoningssporen en de prehistorische karren- sporen. Ze kunnen gelijktijdig zijn maar dat is met het aardewerkmateriaal niet te bewijzen. In één van de laatmiddeleeuwse karrenspo-
|
|||||||
ren bevond zich een bijzonder voorwerp. Het is
een prachtig gepolijste stenen bijl, gemaakt van kwartsiet. De bijl is puntgaaf bewaard, heeft afmetingen van 81 x 42.5 x 21 mm en is van het zgn. 'Fels-Rechteckbeil' type. Dit type stamt uit het Midden- tot Laat-Neolithicum (ca. 3400 - 2000 v. Chr.). Dergelijke bijlen zijn niet onbe- kend op de Veluwe en in de Gelderse Vallei. Spo- ren van gebruik zijn met het blote oog niet zicht- baar; misschien had het kleine bijltje slechts een ceremoniële functie. Maar wat doet z'n duizenden jaren oud voor-
werp in het spoor van een laatmiddeleeuwse kar? Nu is er een wijdverbreid volksgeloof aangaande stenen voorwerpen die men vroeger in de grond vond. De bevolking associeerde dergelijke vonds- ten met de inslag van de bliksem. Zo slingerde de Germaanse god Donar zijn strijdhamer naar de aarde gepaard gaande met donder en bliksem. De voorwerpen waren heiligen er werden magi- sche krachten aan toegeschreven. Als men het bijvoorbeeld tegen de gevel van een huis beves- tigde, was deze beschermd tegen blikseminslag. In oude schriftelijke bronnen worden deze magi- sche voorwerpen 'donderbeitel', 'donderkeil' of 'dondersteen' genoemd. Men kan zich het volgende, middeleeuwse
scenario voorstellen. Ergens vonden boeren tij- dens het ploegen van het land onze bijl, borgen het goed op of bevestigden het ergens tegenaan. Lange tijd bleef het daar tot een verhuizing een tocht met een kar noodzakelijk maakte. Iemand is evenwel slordig geweest, want de bijl ging verlo- ren en bleef weer lang onder de grond verborgen. Schammer
Tussen de Rijksweg A28 en de Horsterweg in
Stoutenburg liggen enkele weilanden, die tussen juni en december van 2007 het decor vormden van één van de grootste opgravingen die de afde- ling archeologie van de gemeente Amersfoort de laatste jaren heeft uitgevoerd. |
|||||||
JAAROVERZICHT ARCHEOLOGIE 2007 145
|
|||||||
Het onderzoek vond plaats op het terrein 't
Scham, ten oosten van de gelijknamige histori- sche boerderij. Het terrein moest archeologisch onderzocht, omdat het is bestemd voor hockey- velden. In het bureauonderzoek was reeds de ver-
wachting uitgesproken dat het gebied van hoge archeologische waarde zou zijn. Deze verwach- tingwas mede gebaseerd op het feit dat het ter- rein zich bevindt op de kop en flanken van een dekzandrug. Vanwege hun hoge (en daardoor dus droge) ligging waren deze dekzandruggen in het verleden uitermate geschikt voor bewoning. Prehistorische bewoning
Verspreid over het opgravingterrein zijn sporen
aangetroffen die getuigen van bewoning uit de prehistorie (Bronstijd/ Ijzertijd, 2000-50 v. Chr.) en de Late Middeleeuwen (1000-1500 n. Chr.). Het betreft paalsporen van boerderijen en voor- raadschuurtjes, greppels en sloten, (water)kuilen en een enkele waterput. Opvallend is, dat de prehistorische sporen zich hoofdzakelijk bevin- den aan de zuidzijde en de middeleeuwse sporen aan de noordzijde van het terrein. Boeren in de Bronstijd en de Ijzertijd leefden
in kleine gemeenschappen en woonden in hou- ten huizen met lemen wanden en daken van stro en bedreven op beperkte schaal akkerbouw en veeteelt. De erven bestonden uit een boerderij met één of meerdere bijgebouwen spiekers en waterputten/waterkuilen. In totaal zijn acht zogenaamde hoofdgebouwen gereconstrueerd en verdertientallen spiekers, bijgebouwen en een aantal (water)kuilen. Voorlopig worden twee hoofdgebouwen in
de Late Bronstijd gedateerd. De grootste Brons- tijd boerderij, 17 m lang en 5,5 m breed, wordt in het noordoosten verstoord dooreen (sub)recen- te sloot. Bovendien was het opgravingterrein ter hoogte van deze boerderijplattegrond zwaar afgetopt, waardoor de minder diep ingegraven |
paalkuilen van het huis niet bewaard zijn geble-
ven. Het gebouw zal oorspronkelijk drieledig zijn geweest; een breed centraal deel met smallere zijdelen. Doordat vrijwel alle wandpalen zijn verdwenen, is niet duidelijk waar de toegang(en) tot de boerderij was. In hoeverre het gebouw een zogenaamd woonstalhuis is geweest kan niet worden vastgesteld, maar zal, gezien soortgelijke huizen elders in Nederland opgegraven, waar- schijnlijk een gecombineerde functie van woon- en stalgedeelte hebben gehad. De plattegrond wordt op grond van vergelijkbare plattegronden (type Oss iA en type Elp) en het aardewerk dat in de paalkuilen is aangetroffen in de Late Bronstijd (1200-800 v. Chr.) gedateerd. Het andere hoofdgebouw is minimaal 12 m
lang en 6,80 m breed geweest. Uit negen bin- nenstaanders, één middenstaander en zeven wandpalen is de plattegrond gereconstrueerd. De positie van de ingang(en) is niet meer zicht- baar, hiervoor ontbreken te veel wandpalen. In het noordoost deel van de plattegrond bevinden zich twee kuilen, waarvan één houtskool bevatte. Mogelijk zijn dit de restanten van een haardkuil en een voorraadkuil. Op grond van de vorm van de plattegrond in combinatie met het aangetrof- fen aardewerk wordt ook deze boerderij in de Late Bronstijd gedateerd. Uit de daaropvolgende periode, de Vroege
Ijzertijd (800-500 v.Chr.), stammen vier hoofd- gebouwen. Twee daarvan vertonen grote gelijke- nis met elkaar. Ze zijn ongeveer 8 m lang en 4,5 a 5,5 m breed, hebben dicht op elkaar geplaatste buitenstijlen en ieder twee ingangen in de lange wand, één met een portaal, waardoor deze dui- delijk herkenbaar is. De andere ingangen laten zich herkennen doordat de wand ter hoogte van iedere ingang licht naar binnen wijkt. Centraal in de plattegronden zijn de sporen van vier mid- denstaanders gevonden, deze palen hebben samen met de buitenstijlen het dak gedragen. Een derde minder goed geconserveerde platte- |
||||||
I46 MAARTEN VAN DIJK, TIMO D'HOLLOSY, RON A.HULST, FRANCIEN SNIEDER, MILO VERHAMME, MATTIJS WIJKER
|
|||||||
grond -slechts elf paalkuilen én een deel van de
zuidelijke wandgreppel zijn bewaard gebleven - heeft naar alle waarschijnlijkheid een soortge- lijke indeling gehad. Het vierde hoofdgebouw (12,80 m lang en 4 m breed) dat, aan de hand van het aardewerk, in de Vroege Ijzertijd wordt geda- teerd, laat zich moeilijk reconstrueren. Uit de Midden Ijzertijd (500-250 v.Chr.)
stammen twee hoofdgebouwen. Eén platte- grond, met een lengte van minimaal 15 m en een breedte van 5,60 m, is vrijwel compleet aange- troffen. Centraal in de oostelijke en westelijke wand zijn de twee toegangen duidelijk zichtbaar. De toegang vormt de scheiding tussen het stal- en woondeel van de boerderij. Het staldeel kan worden herkend aan de dubbele palen. Centraal in het woondeel, min of meer in lijn met de ingang, is het restant van een lemen haard gevonden. Haardplaatsen worden vaak ter hoog- te van ingangen aangelegd, de rook kan dan via de ingangen makkelijk naar buiten trekken. De andere, minder goed bewaarde structuur was minimaal 9,30 m lang en 4 m breed. Rondom alle boerderijen zijn de sporen van
verschillende spiekers en bijgebouwen gevon- den. Spiekers zijn kleine, over het algemeen rechthoekige, structuren met een verhoogde vloer, bedoeld voorde opslag van bijvoorbeeld voedsel en goederen. De meeste spiekers bestonden uit vier of vijf paalkuilen, er is echter ook een aantal spiekers aangetroffen die uit zes of negen paalkuilen bestonden. Behalve de tien- tallen spiekers zijn ook negen ronde kuilen gevonden. Zeven van deze kuilen worden, aange- zien ze tot in het (huidige) grondwaterniveau zijn gegraven, als waterkuil geïnterpreteerd. Waterkuilen worden in verband gebracht met de watervoorziening, de grootste kuil, met een dia- meter van meer dan 5 m, wordt als drenkkuil voor vee geïnterpreteerd en twee andere ronde kuilen met een vlakke bodem, als silo. Alle kuilen zijn nadat ze buiten gebruik zijn geraakt, opge- |
|||||||
vuld met afval. In één van deze kuilen is een com-
plete smeltkroes gevonden, een aanwijzing voor metaalbewerking. Tegen het einde van de Midden Ijzertijd is de
bodem van het onderzoeksterrein (gedeeltelijk) verspoeld geraakt. Deze overstroming was zicht- baar in de vorm van een laag verspoeld dekzand. De dikte van deze laag varieerde, met name in de lager gelegen delen van het terrein en in de natuurlijke depressies was ze goed bewaard gebleven. Een aantal paalkuilen van één van de plattegronden uit de Midden Ijzertijd heeft ook een verspoeld karakter. Het lijkt er op dat na deze overstroming het terrein voor een lange periode niet bewoond is geweest, de eerstvol- gende bewoningssporen dateren uit de Late Middeleeuwen. Het middeleeuwse erf
De noordzijde van het terrein wordt gekenmerkt
door een hoge concentratie middeleeuwse spo- ren: paalgaten, greppels, (water)kuilen en een waterput. Het vondstmateriaal uit de paalgaten van deze structuren bestaat voor het overgrote deel uit aardewerk en baksteenfragmenten. Ande- re materialen, zoals metaal (spijkers), dierlijk bot- materiaal en natuursteen werden in slechts een handvol paalgaten teruggevonden. In vrijwel alle gevallen geeft het aardewerk uit de structuren, de waterkuilen en -put, en de greppels een datering tussen 1250-1350 n. Chr. Het gevonden aardewerk is vrij divers, al vormen het kogelpot en grijsge- draaid aardewerk de grootste groepen. Uit het grote aantal onderzochte paalsporen
zijn in totaal vijf structuren gereconstrueerd. Gezien de hoeveelheid sporen zullen het er zeker meer zijn geweest. Het subrecente aftoppen van het terrein heeft echter veel ondiepe sporen doen verdwijnen. De vijf geïdentificeerde struc- turen zijn een boerderij, twee spiekers, een schuur en een hooimijt. Uit de boerderijplattegrond kunnen we
|
|||||||
JAAROVERZICHT ARCHEOLOGIE 2007 147
|
|||||||
opmaken dat hij heeft bestaan uit een woon- en
staldeel. Het zuiddeel van de plattegrond wordt gevormd dooreen cluster van veertien paalspo- ren die een drieschepige rechthoek van twee centrale rijen van drie palen (staanders) en twee zijrijen van vier palen vormen. Direct ten zuiden van dit cluster bevinden zich in het midden nog twee palen. Mogelijk zijn dit restanten van de ingang aan de zuidelijke kopse kant geweest. De diep gefundeerde palen, de drieschepigheid (stalboxen?) en de ingang aan de kopse kant, lijken erop te wijzen dat dit deel van de boerderij als staldeel in gebruik is geweest. Het staldeel vereiste namelijk een stevig en 'ruim'gefundeerd geheel, waar reparaties aan de orde van de dag waren. Dit verklaart tevens de enorme hoeveel- heid (dubbele) paalgaten in dit deel. Het noorddeel van de boerderij is een stuk
lastiger te reconstrueren. De duidelijke'lijnen' volgens welke het zuiddeel is aangelegd, wijken hier iets af en er bevinden zich beduidend minder (diepe) paalsporen in dit deel. Toch kunnen we er van uitgaan dat de plattegrond zich ten noorden van het stalgedeelte voortzette. De aangetroffen paalsporen en enkele restanten van een mogelijke wandgreppel zijn niet ergens anders aan toe te schrijven. De afwezigheid van paalgaten waar zich staanders bevonden moeten hebben, valt te ver- klaren door het feit dat de gebinten van het woon- gedeelte vaak rustten op bakstenen poeren, die niet werden ingegraven. Deze laten dus weinig of geen diepe archeologische sporen na. In enkele omliggende paalsporen alsook in de toplaag zijn veel baksteenfragmenten aangetroffen, wat deze veronderstelling ondersteunt. Op het middeleeuwse erf stonden behalve de
boerderij nog twee spiekers. Dit zijn bouwwer- ken van hout, twijgen, riet en stro, eventueel voorzien van een verhoogde vlonder, gebruikt voor de opslag van graan en voedsel. Het uiterlijk van spiekers kon onderling sterk verschillen. In dit geval gaat het om twee vierpalige vierkante |
|||||||
structuren van 3 tot4.2m groot. Een nabijgele-
gen rechthoekig bouwwerk van een iets groter formaat (ca. sx6m) wordt geïnterpreteerd als schuur. Een vlak ten zuiden van de boerderij gelegen ronde tot ovale verzameling paalgaten hebben behoord tot een hooimijt. Dergelijke mijten bestonden vaak uit een verzameling palen rondom de hooibalen, met eromheen een grep- peltje - een zogenaamde kringgreppel - met water om het ongedierte op afstand te houden. In de directe omgeving van de boerderij zijn
zes laatmiddeleeuwse waterkuilen en één water- put gevonden. De waterkuilen liepen tot vlak boven of tot net in het grondwater. Vermoedelijk dienden ze als reservoir voor regenwater of water uit de nabijgelegen Barneveldsebeek. De water- put had - in tegenstelling tot de waterkuilen - een verstevigde ronde schacht, die tot ver in het grondwater liep. De put was een zogenaamde vlechtwandput, waarbij de schacht is opge- bouwd uit horizontaal gevlochten wilgentwijgen tussen verticaal geplaatste staken. Verspreid over het hele opgravingterrein is
een groot aantal greppels en sloten aangetroffen. Mogelijk deed een aantal van de greppels dienst alserfgreppel (ter afbakening van het erf) of om overtollig water bij de boerderij weg te loodsen (zogenaamde huisgreppels). De sloten dienden om de afwatering van de percelen richting de Barneveldsebeek of de Modderbeek (de natuur- lijk voorganger van het later aangelegde Vallei- kanaal) te waarborgen. Vrijwel alle sloten staan haaks op de Schammersteeg en dateren uit de Late Middeleeuwen. Het dichtgooien van veel van deze sloten alsook de greppels in de 14= /15» eeuw valt samen met de veranderende functie van het terrein. De boerderij en de meeste ande- re structuren zijn in de 14° en 15= eeuw afgebro- ken en de waterkuilen en -put worden gedempt. De bewoning lijkt zich vanaf dat moment ver- plaatst te hebben; wellicht al naar de boerderij- plaats van de huidige boerderij 't Scham. |
|||||||
BOEKBESPREKINGEN
|
|||||||||||||
T^iik-
|
|||||||||||||
Amersfoort
lag aan zee Waterschapskroniek Vallei & Eem
777^1616 |
|||||||||||||
een mooi boek geworden, hoewel de
vormgeving soms te denken geeft: de vele kaartjes zijn dikwijls wat vaag afgedrukt, wat het oriëntatievermogen van de lezer nogal eens op de proef stelt. Dat is spijtig omdat in de tekst dikwijls op topografische bijzonderheden wordt gewezen die we niet onmiddellijk op de kaartjes kunnen terug vinden. De samenstellers hadden zich moeten bedenken dat het waterschap inmiddels zo groot is geworden dat kennis over het verloop van bijvoorbeeld wegen, kaden of sloten in Woudenberg voor geïnteresseerde leken die verderaf wonen niet vanzelf spreekt. Dit maakt het boek toch wat minder goed toegankelijk dan had gekund. De tekst is bovendien nogal opsommerig van aard: hoofd en bijzaken zijn niet altijd gescheiden behandeld. We wijten dit aan het grote enthousiasme van de auteur dat overal in de tekst tot uitdrukking komt. Ze wil alles vertellen wat ze weet, en dat is uit hoofde van haar functie natuurlijk een heleboel! Niet altijd gemakkelijk had ik het
met de inhoud van de eerste hoofdstukken. Zeer terecht onderkent Mevr. Mijnssen het belang van de natuurlijke uitgangssituatie van het Eemland voor de ontginning van dit gebied. De auteur situeert hier een uitloper van het aloude Almere. Hier zou voorheen een laagveengebied met meertjes en eilanden hebben gelegen. Dit laagveengebied zou geleidelijk droog zijn gelegd en zijn ingepolderd om als hooiland in gebruik te worden genomen. In het bijzonder zou dit verhaal gelden voor het territorium van Eemnes en Bunschoten. Naar mijn mening was hier echter geen sprake van laagveen. Het is aannemelijker dat het landschap oorspronkelijk uit hoogveen bestond dat tegen de hoger gelegen zandgronden was opgekropen. Men begon deze venen aan de lager gelegen randen, op enige afstand van de Eem, in de loop van de twaalfde eeuw te ontginnen. Hier zette men aanvankelijk ook de boerderijen neer. Oostelijk van de Eem noemde men deze veenontginning Uitwijk. Vanuit dit stroompje groef men sloten voor de ontwatering van het veen. Het veen lag hoog genoeg om er akkerbouw op te plegen. Op den duur daalde het veen, |
|||||||||||||
M. Mijnssen-Dutilh
Amersfoort lag aan zee.
Waterschapskroniek Vallei en Eem.Deeli (yyj~i6i6). Spou. Utrecht / Leusden, 2007 274 pp., ill., lit, reg.. ISBN 978-90-5479-071-6 Met betrekking tot de regionale
geschiedschrijving mag Eemland beslist niet klagen over gebrek aan belangstelling. Sinds het verschijnen van de studie van Mej. Maris over de rechtsgeschiedkundige ontwikkeling van gemeente en waterschap Eemnes in 1947 zijn door verschillende auteurs vele nieuwe inzichten over de bewonings- en ontginningsgeschiedenis naar voren gebracht. Bijvoorbeeld een artikel van A.P.de Klerk over Historische geografie en ruilverkaveling dat in 1977 verscheen en waarin veel aanvullende mededelingen over de totstandkoming van het Eemnesser cultuurlandschap aan de orde komen. Voorts een boekje uit 1995 van de hand van C. Dekker en M. Mijnssen-Dutilh, getiteld 'De Eemlandsche Leege Landen', handelend over 'ontginningen rond de mond van de Eemindei2eeni3eeeuw'. Het jaar 2007 bleek wel een bijzonder vruchtbaar jaar. Ter gelegenheid van de afronding van de Ruilverkaveling Eemland verscheen, mede onder mijn redactie het boek 'Eemland in verandering. Ontginning en ruilverkaveling in het gebied van de Eem', waarin van mijn hand een hoofdstuk is opgenomen over de oudste nederzettings- en ontginnings- geschiedenis. Nog in hetzelfde jaar werden we verrast met het verschijnen van een nieuw boek van de hand van Mevr. Mijnssen-Dutilh met als prikkelende titel 'Amersfoort lag aan zee; waterschapskroniek Vallei en Eem 777 - 1616'. Het is geschreven ter gelegenheid van het feit dat in 1997 het waterschap 'Vallei en Eem' werd opgericht. Het nieuwe waterschap heeft er mijns inziens goed aan gedaan om aan haar archivaris te vragen dit boek te schrijven. Het is belangrijk dat de ingelanden van het waterschap meer zicht krijgen op de waterstaatkundige geschiedenis die hun gebied heeft doorgemaakt. Het is zeker |
|||||||||||||
door oxidatie en klink, langs de Eem
zodanig dat men het alleen nog als hooiland kon gebruiken. Door de optredende vernatting gingen de boeren hogerop in het veen wonen. Men verhuisde in oostelijke richting. Uiteindelijk kwam men ten oosten van de Eem, al opschuivend, terecht ter hoogte van het dorp Bunschoten. Vanuit Bunschoten trok men de sloten opnieuw door totdat men Gelders gebied bereikte. Ten westen van de Eem heeft bij Eemnes een soortgelijke ontwikkeling plaats gevonden. Door het dalen van het maaiveld aan weerszijden van de Eem kreeg de zee geleidelijk toegang tot het gebied. Delen van het veen sloegen weg maar er vond ook afzetting van klei plaats, waardoor het veenlandschap veranderde in een klei-op-veen landschap. Kennelijk hecht Mevr. Mijnssen zoveel waarde aan haar zienswijze dat Eemland moet worden gezien als een moerassige en waterrijke uitloper van het Almere dat ze Amersfoort, volgens de titel van haar boek, aan zee laat liggen. Gezien de bodemgesteldheid kan dit
evenwel niet juist zijn. Op grond van de misvattingen over de toestand van het natuurlijke landschap is er in de eerste hoofdstukken, helaas een nogal discutabel verhaal ontstaan over de manier waarop het gebied in eerste instantie is ontgonnen en droog gelegd. Gelukkig hebben we daar in de volgende hoofdstukken, die later in de tijd spelen, wat minder last van. Het laat zich aanzien en het is te hopen dat deel 2, wat ons voor 2009 in het vooruitzicht is gesteld, hiervan geen hinderlijke sporen meer zal vertonen. We kijken er met spanning naar uit. JA.}. Vervloei
|
|||||||||||||
BOEKBESPREKING 149
|
|||||||||
dan in de andere. De industrie
mechaniseerde, automatiseerde, had daardoor steeds minder werknemers nodig, fuseerde en verhuisde ten slotte naar lagelonenlanden. In sommige Nederlandse steden was de neergang van de industrie ronduit dramatisch. De snelle ondergang van de textielindustrie in Tilburg en Enschede was een regelrechte ramp voor beide steden. Amersfoort heeft het geluk gehad, zo kan men achterafzeggen, dat de industrie daar nooit zo'n grote plek heeft ingenomen dan in andere delen van het land en dat de neergang van de Amersfoortse industrie geleidelijk is gegaan Hoe geleidelijk dit proces ook heeft
plaatsgevonden, het ging toch veel te snel, want voordat men in Amersfoort het goed en wel doorhad dat een belangrijke episode in de Amersfoortse geschiedenis aan het verdwijnen was, waren de meeste industriële gebouwen afgebroken en is nu weinig over van dat industriële verleden. De Stichting Industrieel Erfgoed in de stad Amersfoort (Siësta) probeert echter te redden wat er te redden valt. Daarnaast wil deze stichting dat het Amersfoortse publiek zich bewust is van dit recente verleden en heeft zij zich ingezet voor de publicatie van het mooie boek van Henk van der Lee. Van der Lee heeft het verleden van
het oudste stukje industriegebied van Amersfoort in kaart gebracht. Hij begint in 1850, toen de nijverheid nog niet gemechaniseerd was en eindigt in deze eeuw. Hij vraagt zich af waar al die fabrieken zijn gebleven, wat ze ooit hebben betekend voor de Amersfoortse industrie, waar ze vandaan kwamen, door wie ze werden opgericht en waar ze precies gestaan hebben. Daarmee heeft hij veel onbekende informatie verzameld en een belangrijke aanvulling geschreven op wat er reeds bekend was. Interessant zijn bijvoorbeeld de
details over de ondernemers uit de families Bonnike, Houbaer, Polak, Meursing, de Rooij, Van Heugten en Huijgen. Deze geven de bedrijfsgeschiedenis van Amersfoort enige diepte, maar laten zien dat economie niet alleen een kwestie is van |
zaken als conjunctuur, crises en
toegevoegde waarde, maar het werk is van mensen van vlees en bloed. Een economische historicus zou zeggen dat het ingenieursbureau van Huijgen en Wessel in 1918 in Amersfoort werd gevestigd vanwege de centrale ligging en goede verbindingen van de stad. Dat is natuurlijk waar, maar er waren destijds meer plaatsen met een gunstig vestigingsklimaat voor dergelijke bedrijven. Door het werk van Van der Lee weten we dat CA. Huijgen, uit Rotterdam, de stad aan de Eem goed kende en betrokken was geweest bij de bouw van kazernes in Amersfoort. Enige punten van kritiek zijn er
natuurlijk wel. Hoewel het boek een tijdsindeling hanteert en daarbij perioden van vijftig jaar aanhoudt, is het tamelijk onoverzichtelijk. De periodisering van hem is eigenlijk overbodig omdat hij deze onvoldoende gebruikt om de geschiedenis van de bedrijven in te kaderen. Het gaat hem alleen om de bedrijven in het Eemkwartier zelf en niet zo zeer om de economische geschiedenis van de stad. Nu moet de lezer, die alles wil weten wat er bekend is over de geschiedenis van een bepaald bedrijf, op verschillende plaatsen zoeken naar informatie. Zijn boek heeft in de eerste plaats als doel een naslagwerk te zijn over het industriële bedrijfsleven in het Eemkwartier - en daar is niets mis mee-, een puur encyclopedische opzet was daarom beter geweest. Van de Lee is bovendien heel spaarzaam met zijn noten. Van veel gegevens is onbekend waar het vandaan komt en dat frustreert verder onderzoek, daarenboven is controle zo onmogelijk. Deze kritiek neemt niet weg dat het een zeer nuttig boek is en mooi is vormgegeven. Het is goed dat het is verschenen. Paul Brusse
|
||||||||
Henk van der Lee
Het kwartier is om. Industrie en
bedrijvigheid in het
Eemkwartier.
Uitgave van Siësta Amersfoort,
2007.
144 pp., ill., lit, reg..
ISBN 90-810296-2-9
Amersfoort heeft de laatste decennia een
grote structurele economische verandering ondergaan. De industrie maakte plaats voor andere bedrijvigheid. Werkte in 1950 zo;n40% van de Amersfoortse beroepsbevolking in de nijverheid, in 2007 was dat nog maar 11%. Tegelijkertijd nam de werkgelegenheid in de dienstensector toe van iets meer dan 50% tot bijna 90%. Hoewel deze verschuiving in percentages ten dele een gevolg is van gewijzigde definities, is aan de veranderingen in de gebouwde omgeving te zien dat zij zeer reëel is. Het beste is dat te aanschouwen aan weerszijden van het spoor tussen Eem en station en in het Eemkwartier. Waar een halve eeuw geleden fabrieksgebouwen het beeld bepaalden, staan nu grote kantoorgebouwen of is een lege vlakte te zien, waar in de toekomst kantoren zullen verrijzen. Waar eens de Meursing koekjesfabriek, de Sopla sigaren fabriek, de Phoenix brouwerij stonden, kijken de treinreizigers van nu tegen de glimmende glazen wanden van de Amersfoortse Verzekeringen, de Agis en andere dienstverleners aan. De Amersfoortse ontwikkelingen
stonden niet op zichzelf. Deze metamorfose vond in heel Nederland en de rest van de westerse wereld plaats. Overal werden industrieterreinen ontmanteld, in de ene plaats wat eerder |
|||||||||
150
|
BOEKBESPREKING
|
||||||||||
maar geeft dertien samenhangende onder-
zoeksthema's die tot nu toe onderbelicht zijn gebleven. Deze thema's worden volgens een
vast patroon onderverdeeld in aspecten. Per aspect worden, ook volgens een vast schema, de wensen aangegeven ("wat"), welke locatie het betreft ("waar"), welke periode ("wanneer"), welke literatuur en onderzoek er beschikbaar is en welke archiefbronnen en overige bronnen kun- nen worden geraadpleegd. Heurneman c.s. erkennen dat binnen
de Hjst lacunes zijn, bij voorbeeld de histo- rie van de sport, elitegeschiedenis van de i8e en 10/ eeuw en de verzuiling ontbreken. Ook de afwezigheid van andere dan de christelijke godsdiensten binnen thema 6 "Kerkgeschiedenis", kan als een "tekortko- ming" worden geduid. Wel wordt op blz. 86 en 87 (slechts) driemaal verwezen naar lokaal onderzoek naar de joodse gemeen- schap ('s Graveland en Kortenhoef, Veenendaal en Rhenen). Verder ontbreekt ook het thema demografie/migratie. De wensen van de geconsulteerden
zullen niet alle lacunes opleveren, er zullen altijd witte vlekken blijven bestaan. De criteria voor onderwerpen om
opgenomen te worden zijn dat het onder- werpen betreft waaraan duidelijk behoefte is, praktisch uitvoerbaar zijn door beschik- baarheid van bronnen en ook een meer dan lokale betekenis moeten hebben. Om juist ook de historische verenigingen en amateurhistorici te betrekken, is de nadruk gelegd op de Nieuwere Tijd. Onderzoek naar de periode daarvoor vraagt vaak meer en specifiekere deskun- digheid dan, volgens de schrijfster, bij deze groepen wordt verondersteld aan- wezig te zijn. Uit het boek spreekt een hoge ambi-
tie. ErfgoedUtrecht wil op basis van deze lijst regelmatig opdracht aan (amateur) historici geven in een onderzoeksproject samen te werken om een witte vlek in te gaan vullen. Verder wil men samenwerken met
Utrechtse archiefdiensten en historische verenigingen, per onderwerp een begelei- dingscommissie vormen en de leemtelijst interactiefopwww.erfgoed-utrecht.nl plaatsen. Het publiek kar dan reageren met opmerkingen en aanvullingen. Bij deze ambitie zal door de initiatief-
|
|||||||||||
Mieke Heurneman
Waard om te weten. Leemtelijst
geschiedschrijving provincie
Utrecht.
Uitgeverij Matrijs en Landschap-
Erfgoed Utrecht, Utrecht 2007.
144 pp., ill., litt.,
ISBN 978-90-5345-333-9
Het boek vermeldt naar welke onderwerpen
in de provincie Utrecht nog geen of weinig historisch onderzoek is gedaan, maar waar wel behoefte aan is. Verschillende uitdrukkingen worden
daartoe gebruikt. De achterstand in de Utrechtse geschiedschrijving wordt geduid als leemten, hiaten, lacunes, witte vlekken en open plekken. In Gelderland en Zeeland bestaan ook
leemtenlijsten. In dit boek is gekozen voor het enkelvoud in het samengestelde woord, waarschijnlijk volgens de regel van de "groe- ne spelling" (Groene Boekje, 2005, blz. 61). De redactie heeft de spellingcontrole op leemte evenwel zo strikt gebezigd dat in de titel van J.A. Kamermans' "Leemtenlijst van de Gelderse geschiedenis in de negentiende en twintigste eeuw " de letter n is weggevallen (tweemaal op blz.140). De leemtelij st, lacunelij st of witte
vlekkenlijst is een gedegen inventarisatie van de open plekken in de geschiedschrijving in de provincie Utrecht. De lijst is een actualisatie van de zes jaar
oude lijst en een verdere uitwerking van thema's in concrete onderzoeksopzetten en prioriteitstelling. Het doel van de lijst is om het onder-
zoek naar de lokale en regionale geschiedenis in de provincie Utrecht "meer te stroomlij- nen om zo beter in te spelen op de behoefte aan historische informatie bij beleidsmakers, professionele en vrijetijdshistorici en het brede publiek". De makers hebben deze wensen
geïnventariseerd, het grotere publiek was gepeild via de website van Erfgoed Utrecht. De behoefte bij betrokkenen was het sterkst bij de onderwerpen bestuurlijke en maat- schappelijke elite en infrastructuur. Deze staan dan ook vooraan bij de onderzoeks- thema's. De lijst is volgens de schrijfster/redac-
tie een momentopname, is niet uitputtend, |
|||||||||||
nemers zeker gedacht zijn aan de groei-
ende historische belangstelling bij het grote publiek. Aan startende onderzoekers zou de
mogelijkheid moeten worden geboden om (nog) sneller wegwijs te raken in de stand van historisch onderzoek in het Utrechtse dorp, stad of streek van hun keuze. In deze boekvorm zou, ondanks de schematische ordening, daartoe een index of tabel moe- ten worden opgenomen, met de stand van zaken per thema, per locatie. Nu moet per onderzoeksthema worden gezocht of je eigen plaats van onderzoek een lacune voor dat thema kent. Een efficiëntere manier is te zoeken via
een digitale beschikbaarheid van de leem- ten. De ordening van de Zeeuwse leemten- lijst is een goede aanzet. Deze lijst is op internette raadplegen (http://www. zeeuwsarchief.nl/srgz/leemten.htm). Daar is bij een aantal aspecten, per periode de lokale stand van onderzoek aangegeven. Met waardering kan worden geconclu-
deerd dat deze "lacuneuze" leemtelijst zeer waardevol is voor zowel beroeps- als ama- teurhistorici. De lijst zal zeker bijdragen tot een gerichter onderzoek naar de lokale en regionale geschiedenis in de provincie Utrecht. Een bijgewerkt bestand van histo- risch onderzoek op beeldscherm is echter te prefereren boven een niet uitputtende momentopname in boekvorm. De in voor- bereiding zijnde interactieve leemtelijst van Erfgoed Utrecht op internet, zou daar- toe een begin kunnen zijn. Jan H. Lodewijks
|
|||||||||||
BOEKBESPREKING I5I
|
|||||||||
later de stadsarchitect David Zuiderhoek de
bloembladtheorie ontwikkelde; de geruchtmakende kwesties uit die tijd zoals de uitwerking van het kernplan met een nieuwe stadsring en de daarmee samen- hangende tunnelkwestie, maar ook de eerste concepten van de annexatie van de noordelijke buurgemeente Hoogland; de restauratie van de binnenstad, die Van der Tak toen al (in 1942!) "stadsherstel" noem- de en de manier om "kruipend in de huid van de oude stad" nieuwbouw te plegen; het abrupte einde van deze opmerkelijke ambtsvervulling direct na het einde van de oorlog toen de ambtenarenzuivering hem gebrek aan verzet tegen het Duitse gezag en het lidmaatschap van de NSB verweet; tenslotte na een driejarige detentie het zelfstandige bestaan van architect tussen 1948 en 1968. Als toegift volgt dan een vrij volledige oeuvre cataloog van het werk van Van der Tak. Bij het uitwerken van deze thema's
wordt veel flankerende toedracht over de Amersfoortse stadsgeschiedenis gegeven, gebaseerd op documenten en beeldmateri- aal, waarmee een soort model beschrijving is geleverd voor monografieën van lokale architecten, stedenbouwkundigen of landschapsarchitecten, die gedurende een bepaalde periode een stadsbeeld hebben bepaald. Het zou interessant zijn als ook een studie zou verschijnen van het werk van David Zuiderhoek, die direct na de oorlog als stadsarchitect werkzaam was, maar ook van de architect Van Wamelen van de Frisiawoningen, waarmee Van de Tak later heeft samengewerkt. Monogra- fieën van de architecten van het eerste plan, op nationaal niveau, geven inzicht in de internationale betekenis van de Neder- landse architectuur. Studies over lokale architecten van het tweede plan, die voor een bepaalde tijd beeldbepalend zijn geweest voor stad of regio kunnen een doorkijk geven in het lokale of regionale cultuurleven. De studie van Anton Groot en Max
Cramer is hiervan zonder overdrijving een voorbeeld zonder weerga. Het is een echt goed boek: breed van opvatting en blikveld, de opzet maakt de monografie tot een veelzijdig informatief document En wat heel prettig is: het boek leest als een trein. Fons Asselbergs
|
|||||||||
P. Andriessen en later de beroemde W. M.
Dudok. Zo had elke stad die zichzelf res- pecteerde een architect die voor een bepaal- de tijd het karakter van het stadsbeeld bepaalde. Ook Amersfoort onderhield de traditie van stadsarchitecten met W. H. Kam (1871-1909), ir. C. G. Beltman (1909- 1929) en C.B. van der Tak (1929-1945). Anton Groot en Max Cramer hebben
op basis van een uitputtend bronnenonder- zoek niet alleen het werk van de stadsarchi- tect Christinus Bonifacius van der Tak (1900-1977) in beeld gebracht, maar in twaalf thema's hebben zij ook de ruimte- lijke en bestuurlijke context gedurende het interbellum beschreven. En dat op een instructieve en boeiende manier, gelar- deerd met veel nooit eerder gepubliceerd beeldmateriaal als resultaat van consciënti- eus bronnenonderzoek. De twaalf thema's markeren het leven
en werk van Van der Tak tegen de achter- grond van Amersfoortse ambities. De tendensen van dat tijdsgewricht krijgen kleur en inhoud. Jeugd, opleiding en aanstelling in
Amersfoort; familieachtergrond in Rotter- dam; de succesvolle en veelbelovende bijdrage aan de Nijverheids Tentoonstelling NeNijTo in 1928 te Rotterdam; de scholen- bouw, maar vooral het fenomeen van de openluchtschool als gezonde educatieve noviteit, de sociale woningbouw en de opkomende rol van de woningbouwver- enigingen; de werkverruiming en de werk- verschaffing na de beurskrach van 1929 die in Amersfoort veel landschappelijke en infrastructurele voorzieningen hebben opgeleverd zoals de plantsoengordel van het Soesterkwartier, Klein Zwitserland, het Pinetum, het openluchttheater, de bosvij - ver en hetbosbad en zo meer; nieuwe sportaccommodaties zoals de zwembaden op Birkhoven en aan de Bisschopsweg waarbij morele bezwaren van christelijke huize tegen gemengd zwemmen en het verstoren van de zondagsrust de realisatie ervan twaalf jaar hebben weten op te hou- den; de aansluiting van Amersfoort op het Rijkswegenplan waarbij in 1934 voor het eerst de rondweg aan de zuidkant ter sprake kwam, maar ook de vooruitstrevende aandacht voor een groenvoorziening die een doorlopende "groene wandeling" mogelijk moest maken; de ideevorming over de stadsuitbreiding op grond waarvan |
|||||||||
Anton de Groot en
Max Cramer C.B. van der Tak. Stadsarchitect
tussen modernisme en traditie 192.9-1945. Amersfoort/Hilver- sum/Bussum, 2007. 463 pp., ill., lit, reg.. ISBN 978-90-6868-449-0 C.B. van der Tak is veel meer dan een
monografie over een plaatselijke grootheid, een stadsarchitect die het stadsbeeld van Amersfoort in zijn werkzaam leven in belangrijke mate beïnvloedde. Elke grote en middelgrote Nederlandse
stad had vanaf het laatste kwart van de negentiende eeuw we! één of meer voor- aanstaande architecten die de bouwop- drachten van 'de nieuwe tijd' mochten realiseren. Na 1850 veranderde het stads- landschap langzaam maar zeker onder invloed van de industriële revolutie. De Eeuw van het Vernuft ontkiemde in Neder- land wel wat vertraagd, maar eenmaal op gang gekomen expandeerden vooral die gemeenten die de beknellende stadsmuren en wallen na de Vestingwet van 1874 kon- den slechten en zich buiten de muren gingen uitbreiden. Inlijving van het buiten- gebied had in de meeste steden al eeuwen niet meer plaats gevonden en ineens deed zich daar de kans voor om plannen te maken voor een stedelijke uitleg. Aan architecten met gevoel voor gebiedsont- wikkeling werd gevraagd om voor de eerstvolgende vijftien tot twintig jaren uitbreidingsplannen te maken. De functie van stadsbouwmeester, stadsarchitect of directeur publieke werken kreeg daarmee een nieuwe impuls. In Nijmegen was dat Pieter van der Kemp, opgevolgd door J.}. Weve. In Assen was dat J. Jansen van Galen en in Utrecht P.J. Houtzagers, in Hilversum |
|||||||||
LITERATUUR BETREFFENDE DE REGIO EEMLAND
VERSCHENEN IN 2OO7 |
||||||||||
M.H.A. van Dijk, T. d'Hollosy, L.F. de
Leeuw, Achter de Kamp 32: archeolo- gisch onderzoek op een klein terrein aan de voormalige Beestenmarkt (Amersfoort: Archeologisch Cen- trum, 2007), (Amersfoort onder ons, dl. 4).
M.H.A. van Dijk, G. Boekenoogen, e.a., Hoek Kreupelstraat -Achter de Kamp:
archeologisch onderzoek op een locatie tussen de eerste en de tweede stads- muur (Amersfoort: Archeologisch Centrum, 2007), (Amersfoort onder ons, dl. 5). A. van Engelenhoven, Een zeldzame
natuurstenen gevel: het huis Varkens-
markt 1 gerestaureerd, deel 2, Kroniek: tijdschrift historisch Amersfoort, jrg. 9, nr. 1 (2007), 10-11. A. van Engelenhoven, Huis De Rooster
gerestaureerd, Kroniek: tijdschrift historisch Amersfoort, jrg. 9, nr. 1 (2007), 12-13. Pand aan Zevenhuizen 7-
H. Faber, De voorgeschiedenis en oprich-
ting van de NG V-afdeling Amers- foort en Omstreken, Amersfoort en Omstreken: uitgave van de Neder- landse Genealogische Vereniging Afdeling Amersfoort en Omstreken, jrg. 16, nr. 1(2007), 8-33. De afdeling van de NGV werd op 18 decmberi97i opgericht. Met biografi- sche gegevens van de bestuursleden. J. Galjaard, M. Mors e.a., Van Zuiderhoek
tot SVP:projecten in Amersfoort (Amersfoort: SVP Architectuur en Stedenbouw, 2007). SVP Architectuur en Stedenbouw is voortgekomen uit het bureau van David Zuiderhoek, van 1945-1955 stadsarchitect van de gemeente Amersfoort. M. Gerritsen-Kloppenburg, De zusters
van Hoogland: het Wit-Gele Kruis in een dorpsgemeenschap 1929-1983 (Hoogland: Historische Kring Hoog- land, 2007) ISBN 9080704046. A-. Goossens, De gemeenschappelijke
tuin van de stad, Groen: vakblad voor ruimte in staden landschap, jrg. 63, nr.9 (2007),6-9.Hetmetelkaar verbinden van de groengebieden in de stad. |
||||||||||
Amersfoort en Hoogland
Amersfoort Magazine: open monumen-
tendag 2007: moderne bouwkunst in Amersfoort 1900-2000, jrg. 10, nr. 1 (2007). R. van Assema, D. Bleuel, Met alleen
stenen bouw je geen stad: Amersfoort de groenste stad van Europa (Barne- veld: BDU, 2007) ISBN 9789087880378. A.J.H, de Beaufort (red.) e.a., De Berg-
kerk te Amersfoort (Amersfoort: Bekking & Blitz, 2007) ISBN 9061096081. Ontstaan en bloei van hervormd kerkelijk leven in het Bergkwartier vanaf begin 20e eeuw. Het kerkge- bouw aan de Dr. Abraham Kuyperlaan werd in
1951 gebouwd. G. van den Beld-van Willigenburg,
Kleine geneugten (1): jeugdherinne- ringen, De Bewaarsman: tijdschrift van de Historische Kring Hoogland, jrg. 13, nr. 3 (2007), 70-75. Jeugdherinneringen van mevr. H. van den Beid op een boerderij aan de Coelhorsterweg 33. A. Berben, M. Bremmer e.a., Maria Nu:
het mirakel van Amersfoort (Amers- foort: Oud-Katholieke (Streek)paro- chie Amersfoort, 2007). Geschiedenis van Onze Lieve Vrouwe van Amersfoort, boekje geschreven voor de jeugd. G. Boekenoogen, Amersfoort tussen
zwavel en kruit: de Amersfoortse accijnsrekening van 1427, Kroniek: tijdschrift historisch Amersfoort, jrg. 9, nr. 3 (2007), 14-15. Ton Bresser (samensteller), Zitm'n
dasje goed, zitm'n jasje goed: 100 jaar drukkerij van Amerongen te Amers- foort (Amersfoort: Van Amerongen, 2007). A. de Bruin, M. Versprille, Stad zoekt
boer, Groen: vakblad voor ruimte in staden landschap, jrg. 63, nr. 9 (2007), 10-13. Project 'Stad zoekt boer' is een initia-
tieftot samenwerking tussen de boer, het landschap en het stedelijk gebied van Amersfoort. |
||||||||||
J. Burnier, Joods pleegkind in bezet
Amersfoort, Kroniek: tijdschrift historisch Amersfoort, jrg. 9, nr. 2 (2007), 14. Dagboek van Mary ten Berge (1903-
2003) met het verhaal over het Joodse jongetje Gideon Lotan ondergedoken bij het gezin van Mary ten Berge aan de Anna Paulownalaan. P. Bus, D-J. van Hamersveld, G. Keizer
e.a., Dorpshuis De Dissel 19/1-2006 (Hooglanderveen: Dorpshuis De Dissel, 2007). R. Bijen, Gaan nu ook de seinen voor het
Eemkwartier op groen?: industrieel erfgoed. Eemvisie: zakenmagazine voor Gooi en Eemland, jrg. 6, nr. 2 (2007), 14-17. M.A. Cramer, Bergkwartier: Amersfoorts
tweede beschermde rijksstadsge- zicht, Kroniek: tijdschrift historisch Amersfoort, jrg. 9, nr. 3 (2007), 2-3. M.A. Cramer, A. Groot, C.B. van der Tak:
stadsarchitect tussen modernisme en traditie 1929-1945 (Bussum: THOTH, 2007) ISBN 9789068684490. Rijk geïllustreerde publicatie met volledig overzicht van het oeuvre van Van der Tak, stadsarchitect en direc- teur Bouw- en Woningtoezicht, met projecten zowel in als buiten Amers- foort. M.A. Cramer, Willem van Gent, een
begaafd Amersfoorts architect, Kro- niek: tijdschrift historisch Amersfoort, jrg. 9, nr. 2 (2007), 6-7. Willem van Gent (1892-1961), Amersfoortse architect-aannemer, vooral bekend in Amersfoort door zijn ontwerp van de Oud-Katholieke Kerk aan't Zand. W. van Deventer, Nieuwe, oude beuk in
Birkhoven. Te Velde: veldbiologische werkgroep Gelderse Vallei en Eemland, nr. 48 (dec. 2007), 33-34. Beuk op het landgoed Birkhoven. J.C. van Dijk, Het Amersfoort van onze
grootouders: verhaal aan de hand van oude ansichten (Zaltbommel: Aprilis, 2007) ISBN 9789059942059. M.H.A. van Dijk, T. d'Hollosy, Achter
Schep, Amersfoortsestraat 10: archeo- logisch onderzoek op een dekzandrug vol prehistorische resten (Amersfoort: Archeologisch Centrum, 2007), (Amersfoort onder ons, dl. 3). |
||||||||||
LITERATUUR BETREFFENDE DE REGIO EEMLAND VERSCHENEN IN 200J I53
|
|||||||||
schrift historisch Amersfoort, jrg. 9,
nr. 3 (2007), 8-9. R.A. Hulst, Oude karren en een 'donder-
steen' Kroniek: tijdschrift historisch Amersfoort, jrg. 9, nr. 4 (2007), 4-6. Opgravingen bij het café-restaurant De Tweede Steeg aan de Hogeweg. H. de Jong, Potten vol geld: de beroemde
muntvondst van 1894, Kroniek: tijd- schrift historisch Amersfoort, jrg. 9, nr. 2 (2007), 8-9. Muntschat gevon- den op 19 februari 1984 onder het pand Nieuwstraat 19. C. Kamerbeek, O. Maurer, e. a., Jongkind
tot Van der Leek. De passie van een collectioneur. Collectie Kamerbeek (Amersfoort: Bekking, 2007). Publicatie bij de tentoonstelling in Museum Flehite van de collectie schilderijen, tekeningen en aquarel- len van de Amersfoorters Cees en Jamila Kamerbeek. J.A. de Kok ofm, Acht eeuwen minder-
broeders in Nederland: een oriëntatie. (Hilversum: Verloren, 2007) ISBN 9789087040178. In deze publicatie komen ook de Minder-
broeders of Observanten in Amers- foort aan de orde. H. van der Lee, M. Kruidenier, Het
kwartier is om: industrie en bedrijvig-
heid in het Eemkwartier. (Amersfoort: SIËSTA, 2007), ISBN 9081029629. Boek over de geschiedenis van Amersfoorts eerste industriegebied. B. Legger (red.) e. a.,Theaters in Neder-
land sinds de zeventiende eeuw. (Amsterdam: Theater Instituut Nederland, 2007) ISBN 9789077204375. Inventarisatie van alle speelplekken in Nederland. Uit onze regio zijn de volgende theaters beschreven: Amici- tia, De Flint, Grand Theater, Theater De Lieve Vrouw en het Openlucht- theater, het Beauforthuis in Austerlitz en het Theater De Speeldoos in Baarn. M. van der Lelie, Bouwprojecten &
gierzwaluwen in Amersfoort ('Amers-
foort: Gïerzwaluwen Amersfoort, 2007) ISBN 9789090223032. R. van der Linde-Beins, O. Maurer,
Albert Fiks: de herontdekking van een |
veelzijdig talent, (Amersfoort: Repro-
ka Publishers, 2007). Publicatie bij de gelijknamige ten- toonstelling in De Zonnehof, m.m.v. Museum Flehite. Albert Fiks(igo8- 1945) was lid van het Amersfoorts Kunstenaars Gilde. F. van Loenen, Willem (Bill) de Smalen:
12 ambachten ... geen ongelukken, Leusden Toen: tijdschrift van de Histo- rische Kring Leusden, jrg. 23, nr. 4 (2007), 10-16. Artikel over de Leusdense en Amers-
foortse familie De Smalen, die een fotozaak hadden in de Muurhuizen en aan de Kortegracht. O. Maurer, Albert Fiks (1908-1945): de
herontdekking van een veelzijdig talent. Kroniek: tijdschrift historisch Amersfoort, jrg. g,nr. 1 (2007), 2-3. O. Maurer, Jakob Nieweg: (over)leven:
Museum Flehite exposeertin de Man- nenzaal, Kroniek: tijdschrift historisch Amersfoort, jrg. g,nr. 2 (2007), 11. Tentoonstelling over Jakob Nieweg (1877-1955), predikant/schilder. O. Maurer, Jongkind tot Van der Leek,
Kroniek: tijdschrift historisch Amers- foort, jrg. 9, nr. 1 (2007), 14. Tentoon- stelling in Museum Flehite van de collectie schilderijen, tekeningen en aquarellen van de Amersfoorters Cees en Jamila Kamerbeek. Conny Meslier, Op leeftijd, op smaak,
(Amersfoort: Reproka Publishers, 2007). Uitgave t.g.v de 6 5e verjaardag van de
Amersfoortse fotografe Conny Meslier. W. Meuleman, Met het oog op Amers-
foort #2öoj (Amersfoort: Stichting met het OOG op Amersfoort, 2007) ISBN 9789080964181. Fotoboek. H. de Mink, Mijn vriend de vuilnisman,
(Amersfoort: Uitgeverij Jan, 2007). Jeugdboek over de ROVA. M. Mijnssen-Dutilh, Amersfoort lag aan
de zee: Waterschapskroniek Vallei ~& Eem,jyj-i6i6 (Leusden: Waterschap Vallei en Eem, 2007) ISBN 9789054790716. Publicatie t.g.v. het 10-jarig bestaan
van het Waterschap Vallei 8t Eem. Het boek geeft een nieuwe kijk, aan de hand van originele archiefbronnen, |
||||||||
A.. Goossens, H. van Liere, Een groen
recreatiegebied dat ook nog eens zorgt voor waterberging, Groen: vakblad
voor ruimte in stad en landschap, jrg. 63, nr. 9 (2007), 14-15. Bloeidaal, een nieuw natuurgebied aan de oostkant van Amersfoort bij het bedrijventerrein De Wieken. A.. Goossens, W. Oxener, Meer ruimte
voor groen in de stad door de ver- plaatsing van ziekenhuizen, Groen: vakblad voor ruimte in stad en land- schap, jrg. 63, nr. 9 (2007), 16-19. Verplaatsing van de ziekenhuisloca- ties Elisabeth en Lichtenberg. J. Hengeveld, A. Blom (eindredac-
teur), Piet Blom (Amersfoort: Jaap Hengeveld Publicaties, 2007). ISBN: 9789080525252. Monografie over het werk van archi- tect Piet Blom (1934-1999). Piet Blom heeft o.a.de kubuswoningen in Rot- terdam ontworpen en woningen in Kattenbroek. Een bekend voorbeeld is het Russische Paleisje (ontworpen in 1988). J. Heukelom, Muziek in Amersfoort
(Amersfoort: Scholen in de Kunst, 2007). C. van den Heuvel, 'Bouwonderneming
Van Bekkum: tachtig jaar en drie generaties vakwerk', De Bewaarsman: tijdschrift van de Historische Kring Hoogland, jrg. 13, nr. 1 (2007), 1-7. J.G.M. Hilhorst, Amersfoorters voor het
gerecht van Soest, Van Zoys tot Soest: tijdschrift van de "Historische Vereni- ging Soest", jrg. 27, nr. 4 (2007), 16-20. Rechtszaak (1529-1530) tegen Willem Rijckszn., rentmeester van het St. Pieters Gasthuis. T. d'Hollosy, L.F. de Leeuw, Het voor-
malig Nefkensterrein: archeologisch onderzoek op het terrein tussen de Vlasakkerweg, Snouckaertlaan, Utrechtseweg en Korte Bergstraat (Amersfoort: Archeologisch Cen- trum, 2007), (Amersfoort onder ons, dl. 6). S. Hovens, Een i7de-eeuwse speeltoren in
de Onze-Lieve-Vrouwetoren. Kro- niek: tijdschrift historisch Amersfoort, jrg. 9, nr. 1(2007), 4-5. S. Hovens, Havik 37: verrassingen achter
een i9de-eeuwse gevel, Kroniek: tijd- |
|||||||||
154 LITERATUUR BETREFFENDE DE REGIO EEMLAND VERSCHENEN IN 2007
|
|||||||||
F. Snieder, De straat zakt in, Kroniek:
tijdschrift historisch Amersfoort, jrg.
9,nr. 1 (2007), 13.
Kelders onder de straat Zevenhuizen.
D. Steenbeek, Digitale Kadastrale Atlas
van Amersfoort en Hoogland, Kro- niek: tijdschrift historisch Amersfoort, jrg. 9, nr. 1(2007), 15. De Digitale Kadastrale Atlas van Amersfoort en Hoogland gekoppeld aan de website van Archief Eemland (www.archiefeemland.nl). S. Straub, Van nachtwaker naar welzijn,
Kroniek: tijdschrift historisch Amers- foort, jrg. 9, nr. 2 (2007), 13. Het gereedkomen van de inventarisatie van het archief van het gemeentebe- stuur van Amersfoort over de periode 1811-1945. Y. Tanke, Op de bres voor monumenten:
de monumentencommissie van de OVF, Kroniek: tijdschrift historisch Amersfoort, jrg. 9, nr.4 (2007), 14-15. Monumentencommissie van de Oudheidkundige Vereniging Flehite. Y. Tanke, Twee ontsnappingen uit Kamp
Amersfoort, Kroniek: tijdschrift histo- risch Amersfoort, jrg. 9, nr. 1 (2007), 6-7. Persoonlijke herinneringen van de Woudenberger Kok Klumpenaar, hij hielp een gevangene te ontsnappen uit Kamp Amersfoort. Y Tanke, Tijdbalk op internet bespaart
veel speurwerk, Kroniek: tijdschrift historisch Amersfoort, jrg. 9, nr. 2 (2007), 4-5. Historische tijdbalk van Amersfoort, ontworpen door Jan Lodewijks, op internet. J. Voorburg, 'Dichtbij en toch vreemd:
het laatste oorlogsjaar 1944-1945', De Bewaarsman: tijdschrift van de Histo- rische Kring Hoogland, jrg. 13, nr. 1 (2007), 8-13. Gebeurtenissen rond de boerderij
Breevoort in Hoogland. P. Welling, Passie voor amateurtoneel,
Amersfoort en Omstreken: uitgave van de Nederlandse Genealogische Vereniging Afdeling Amersfoort en Omstreken, jrg. 16, nr. 3 (2007), 96-107. Levensverhaal van Richardus Anto-
nius Welling, geboren in 1892 in de Krommestraat, meubelmaker en regisseur van toneelvereniging Euri- pides in Amersfoort. |
|||||||||
op het ontstaan van het landschap in
regio Eemland. K. van Noppen, Historisch Drieluik: Van
Amersfoort naar Constantinopel: een verdwaalde herder, Drieluik: maand- bladvan de Hervormde Gemeente, de Gereformeerde Kerk en de Evange- lisch-Lutherse Gemeente te Amers- foort, jrg. 8, nr. 5 (2007), 4-5. Ds. Johannes Knuppel, predikant van de
Sint Joriskerk van 1721-1745. P. Popma, P. van der Kam, Leven in
oorlogstijd, Leusden Toen: tijdschrift van de Historische Kring Leusden, jrg. 23, nr. 2 (2007), 944-950. Oorlogs- herinneringen van Paula Popma. Haar vader ds. S.J. Popma was gerefor- meerd predikant in Amersfoort. G. Raven, Drie maanden astronauten in
Museum Flehite: personeel reinigt zelf collectie van asbest, Kroniek: tijdschrift historisch Amersfoort, jrg. 9, nr. 3 (2007), 10-12. G. Raven, Geschiedenis voor een breed
publiek: afscheid Wicher Zeilmaker als voorzitter OVF Kroniek: tijdschrift historisch Amersfoort, jrg. 9, nr. 3 (2007), 4-6. G. Raven, Het ondenkbare gebeurt toch
...: brand Armando Museum is twee- de slag voor Amersfoort in C, Kro- niek: tijdschrift historisch Amersfoort, jrg. 9, nr. 4 (2007), 2-3. Armando Museum door brand ver- woest op 22 oktober 2007. G. Raven, Historisch Drieluik: de Amers-
foortsche Kerkbode, Drieluik: maand- blad van de Hervormde Gemeente, de Gereformeerde Kerk en de Evange- lisch-Lutherse Gemeente te Amers- foort, jrg. 8 (2007), nr. 1, 3-4, nr. 3, 14-15. G. Raven, Historisch Drieluik: Beroe-
pingswerk tijdens burgeroorlog, Drieluik: maandblad van de Her- vormde Gemeente, de Gereformeerde Kerk en de Evangelisch-Lutherse Gemeente te Amersfoort, jrg. 8, nr. 8 (2007), 5-6. Ds. Cornelis Philippo, predikant van
de Sint Joriskerk van 1787-1808. G. Raven, Historisch Drieluik: Glorie en
noodlot van de Elleboogkerk, Drie- luik: maandblad van de Hervormde Gemeente, de Gereformeerde Kerken de Evangelisch-Lutherse Gemeente te |
|||||||||
Amersfoort, jrg. 8, nr. 9 (2007), 4.
R.K. Kerk Onze Lieve Vrouwe ten Hemelopneming of Kromme Elleboog. G. Raven, Historisch Drieluik: Kamp
Amersfoort en de kerken, Drieluik: maandblad van de Hervormde Gemeente, de Gereformeerde Kerk en de Evangelisch-Lutherse Gemeente te Amersfoort, jrg. 8, nr. 4 (2007), 4-5. Kerkelijk verzet in het concentratie- kamp Amersfoort. G. Raven, 'Ik weet intussen wel iets meer
van asbest...': Museum Flehite gaat door ondanks sluiting, Kroniek: tijd- schrift historisch Amersfoort, jrg. 9, nr. 2 (2007), 2-3. Museum Flehite gesloten wegens
vondst asbest. G. Raven, 'Klein Emiclaer, tweeling van
Bosserdijk: het verhaal van Ten Bosch eindelijk compleet (dl. 2), De Bewaarsman: tijdschrift van de Histo- rische Kring Hoogland, jrg. 13, nr. 1 {2007), 14-25 Geschiedenis van de boerderij vanaf
1531- G. Raven, Oudheidkundige Vereniging
Flehite verzamelt verder: nieuw elan voor het collectiebeleid van de OVF, Kroniek: tijdschrift historisch Amers- foort, jrg. 9, nr. 4 (2007), 8-10. J. Riemersma, De nadagen van de Pater-
nosterstraat, Kroniek: tijdschrift historisch Amersfoort, jrg. 9, nr. 4 (2007), 11-13. Krotwoningen aan de Paternosterstraat, gesloopt rond 1928. De routebeschrijvingen versie 2007 (Amersfoort: Stichting De Waterlijn, 2007). Historische beschrijvingen van de
Westelijke en Oostelijke Singelroute, Tweede Muurroute en de Beekroute, gevaren door de boten van de Water- lijn. Routeboekje Entente Florale Europe
zoo/ (Amersfoort: Gemeente Amers- foort, 2007). Boekje, ook in het engels, uitgegeven
t.g.v het feit dat Amersfoort in 2007 gekozen werd tot groenste stad van Europa. G.A. Russer, Sporen rond de Lange Jan: de
geschiedenis van station Amersfoort en halte De Vlasakkers (Barneveld: BDU, 2007) ISBN 978908788020. |
|||||||||
LITERATUUR BETREFFENDE DE REGIO EEMLAND VERSCHENEN IN 2007 155
|
|||||||||
W. Beekhuis, Een plaatje met een praatje:
waterkeringen tegen overstromingen van de Zuiderzee, Bun Historiael, jrg. 28, nr. 1 (2007), 9-14. Waterkeringen in de straten van Bunschoten/Spa- kenburg en van Eemdijk. S. Beijer, Respect voor hen die vielen: het
verzetsmonument van Renswoude (Renswoude: Gemeente Renswoude, 2007). E. Blok, C. Brouwe, e.a., Het Baarnse Bos
een vorstelijk wandelpark: herstelplan
vooreen koninklijk bos (Amsterdam: Stokerkade, 2007) ISBN 9789079156023. F. Booy, Blik op de Brinkstraat, Baerne:
tijdschrift van de Historische Kring
"Baerne", jrg. 31 (2007) nr. 1, 21-26, nr. 2,19-23. Geschiedenis van de panden en hun bewoners in de Brinkstraat. F. Booy, G. Vervat, Frits Booy in gesprek
met Geurt Vervat, Baerne: tijdschrift
van de Historische Kring "Baerne", jrg. 31, nr. 4 (2007) 10-14. Smederij van de familie Vervat in 1854 geves- tigd in Baarn. H. Bronkhorst, Post, telegraaf en tele-
foon in Baarn, Baerne: tijdschrift van de Historische Kring "Baerne", jrg. 31, nr. 4 (2007), 3-8. H. Bronkhorst, De Vuursche honderd-
vijftig jaar bij Baarn, Baerne: tijd- schrift van de Historische Kring "Baerne", jrg. 31, nr. 2 (2007), 4-6. De Vuursche sinds 1857 samengevoegd met de gemeente Baarn. G. Brouwer, Honderd jaar beeldende
kunst in Baarn, Baerne: tijdschrift van
de Historische Kring "Baerne", jrg. 31 (2007), nr. 1, 27-31, nr. 2, 24-28. L. van Burgsteden, Kasteel Stoutenburg
rond 1800: erfenis van Lucia van Lilaar. (Barneveld: BDU, 2007), ISBN 9789080257351. J. Camps, De Valse Bosjes, Historische
Kring Eemnes, jrg. 29, nr.4 (2007), 220-227. Geschiedenis van een klein gebied aan het eind van de Meentweg in Eemnes. J. Camps, Zestig jaar voetbal in Eemnes,
Historische Kring Eenmes, jrg. 29, nr.3 (2007), 159-167. L Caspers, Vechten voor vrijheid: oorlog en
verzet op de Utrechtse Heuvelrug (Hilversum: Verloren, 2007) ISBN 9789065509871. |
|||||||||
M. Wijker, Archeologisch onderzoek legt
oude sporen bloot onder Achter de Kamp, Kroniek: tijdschrift historisch Amersfoort, jrg. 9, nr. 1 (2007), 8-9. A. Witte, Zomerhuisje aan de Lunterse
Beek, Kroniek: tijdschrift historisch Amersfoort, jrg. 9, nr. 3 (2007), 13. Zomerhuisje aan de zuidzijde van de
Gasthuislaan, afgebrand op 25 april 1945-
W. Zeilmaker, Nog meer ontsnappingen uit Kamp Amersfoort, Kroniek: tijd- schrift historisch Amersfoort, jrg. 9, nr. 2(2007),10- Zwerfkeien (Amersfoort: Gemeente
Amersfoort, 2007). Verhalen van dak- en thuislozen, waarin zij vertel- len over een plek in de binnenstad waar zij veel komen. De regio
E. van Andel, Meentweg 83, Historische
KringEemnes, jrg. 29,nr.i (2007), 35-44-
Bewoningsgeschiedenis van de boerderij
Meentweg 83 van 1702-1970. E. van Andel, Wakkerendijk 160, Histori-
sche Kring Eemnes, jrg. 29, nr.3 (2007), 179-189. Bewoningsgeschiedenis van het pand
Wakkerendijk 160 van 1702 tot 2002. C. Bakker, A. Goossens, Venster op de
Vallei: samenwerking voor een nieuw, maar herkenbaar landschap, Groen: vakblad voor ruimte in staden landschap, jrg. 63, nr. 9 (2007), 20-23. Ontwikkeling van het gebied tussen Leusden en Hoevelaken tot natuur- gebied. L. Bakker, M. Hommes, M. Olthoff,
Waarom redden ?: de mens achter de brandweer van Baarn (Baarn: Bakker, 2007). Geschiedenis van de brand- weer van Baarn vanaf 1831 tot heden. A. ter Beek, Spakenburg en de Zuidwal:
wedstrijd en Visserij (Bunschoten: Stichting Zuidwal Botterevenemen- ten, 2007). Geschiedenis van de botterwedstrijden in Spakenburg en van de visserij voor en na de afslui- ting van de Zuiderzee. Met overzicht van de Bunschoter vloot van 1882 tot 1997- |
T. Coppens, P.H. Rem, e.a., Tien vrou-
wen van Soestdijk: van hofstede van Catharina tot paleis van Juliana (Baarn: UMCO, 2007) ISBN 9789086690336. O. Dekkers, Een paar pronkstukken,
Bun Historiael, jrg. 28, nr. 3 (2007), 102-105. Het Tiengebodenbord en het
Geloofs- en Gebodsbord in de Her- vormde Kerk in Bunschoten. Zie ook jrg. 28, nr. 4 (2007), 166-168. O. Dekkers, Een Koelewijn als schuiten-
voerder in Amsterdam, Bun Histori- ael, jrg. 28, nr. 2 (2007), 73-74. De gildepenning van het Schuitenvoerders Gilde uitgereikt aan Jan Dirksz. Koelewijn in 1782. O. Dekkers, Wij hadden geen reddings-
boten nodig, Bun Historiael, jrg. 28, nr. 1 (2007), 15-18. Artikel over een brief van 4 januari 1810 over de aanschaf van boten, die ingezet werden bij overstromingen. A. van Egdom, C. van Bleuland van
Oordt, Ans van Egdom in gesprek met Corrie Bleuland van Oordt, Baerne: tijdschrift van de Historische Kring "Baerne", jrg. 31, nr. 3 (2007), 15-31. Gesprek over de Lage Vuursche. E.W. van der Ent, 300 jaar Van Diermen:
het nageslacht van Jan van Diermen in mannelijke en vrouwelijke lijn (Baarn: E.W. van der Ent, 2007). De nazaten van Jan van Diermen woonden o.a. in het Eemland. A. de Graaff, Vlinders in de Gelderse Vallei
(Barneveld: BDU, 2007) (Regioreeks, nr. 20) ISBN 9789087880309. R. de Graaf, K.P. de Graaf, De medaille
van groof: de redding op 29 december 1900, Bun Historiael, jrg. 28, nr. 3 (2007), 89-101. De redding van de turfschipper Hermanus Vredenburg door Rutger de Graaf Hbzn., schipper van de BU 34. W. de Greef Azn., Oud-Woudenbergse
families (8): ter Ma(a)ten, Oud-Wou- denberg, nr. 3 (2007), 8-17. Genealogi- sche gegevens van de familie van de familie ter Ma(a)ten. W. de Greef Azn., Oud-Woudenbergse
families (7): van de Lagemaat, Oud- Woudenberg, nr. 1 (2007), 2-13. |
||||||||
I56 LITERATUUR BETREFFENDE DE REGIO EEMLAND VERSCHENEN IN 2007
|
|||||||||
van de Historische Kring "Baerne",
jrg. 31, nr. 1 (2007), 7-11. L.F. Janssens, Baarn heeft en brede lees-
cultuur ... al meer dan honderd jaar lang, Baerne: tijdschrift van de Histo- rische Kring "Baerne", jrg. 31, nr. 4 (2007), 21-28. Geschiedenis van de leescultuur en
de oprichting van de openbare lees- zaal en bibliotheek van Baarn. W. de Kam, Soester verenigingen (deel
8): Ren- en Toer-vereniging Tempo, Van Zoys tot Soest: tijdschrift van de "HistorischeVerenigingSoest", jrg. 28, nr. 1 (2007), 29-31. W. de Kam, 'Tijd om de vrede te leren'-
Maarten Schaafsma en zijn levensver- haal, Van Zoys tot Soest: tijdschrift van de "Historische Vereniging Soest", jrg. 28, nr. 1 (2007), 11-13. De gebr. Schaafsma werden vlak voor de bevrijding in 1945 geëxecuteerd in het bos bij Austerlitz. P. van der Kam, 'Zwaar met ijs bezet,
bovenmate met water bezwaard': de doorbraak van de Grebbedijk op 5 maart 1855 en wat daaraan vooraf ging, Leusden Toen: tijdschrift van de Historische Kring Leusden, jrg. 23, nr. 4 (2007), 17-21. P. Koelewijn, Nicolaas Gouwens
(1919-2001) van 1943 tot 1946 politie-
agent in Bunschoten, (7-10), Bun Historiael, jrg. 28, nr. 1 (2007), 23-35, jrg. 28, nr. 2 (2007), 44-56, jrg. 28, nr. 3 (2007), 110-121, jrg. 28, nr. 4 (2007), 140-154. K. Kok, 'Fransijntje Duyst oud 13 jaar',
Bun Historiael, jrg. 28, nr. 2 (2007), 63-68. Artikel over het dagboekje van Fran-
cijntje Duyst (1827-1891). W. van Kooi] (bew.), Weerbarstig voor-
uitstrevend: Hamersveld in de eerste helft van de vorige eeuw, Leusden Toen: tijdschrift van de Historische Kring Leusden, jrg. 23 (2007), nr. 1, 928-934, nr.4, 6-9. J. Lagerweij, Met grote stappen door de
geschiedenis van Oudenhorst', Oud Woudenberg, nr. 2 (2007), 2-17. (Bewonings)geschiedenis van de boerderij Oudenhorst onder Wou- denberg. D. van der Mark, J. van der Pal, e.a., 100
jaar Baarns Mannenkoor 1907-2007: |
|||||||||
Genealogische gegevens van de fami-
lie van de Lagemaat en over de boer- derij De Lagemaat. J. Groeneveld, De 'Juliana- en Bernhard-
bomen'in Eemnes, Tussen Vecht en Eem, jrg. 25, nr. 1 (2007), 56-57. J. Groenveld, Lanen en wegen op en rond
de buitenplaats De Eult: drie misver- standen nader belicht, Baerne: tijd- schrift van de Historische Kring "Baerne", jrg. 31 (2007), nr. 2,7-13, nr. 3,3-12. Over het misverstand dat de Amster-
damsestraatweg en de huidige Dom- laan zijn aangelegd door W.G. Deutz (1697-1757). J. Groeneveld, Lieu de Mémoire: de
'Juliana- en Bernhardbomen'in Eem-
nes, Historische Kring Eemnes, jrg. 29, nr.i (2007),4-6. J. Groeneveld, Terugblik Juliana- en
Bernhardbomen, Historische Kring Eemnes, jrg. 29, nr.4 (2007), 236-241. T. Hartman m.m.v. werkgroep
Genealogie, Graven in de Oude Kerk
(deel 2), Van Zoys tot Soest: tijdschrift van de "Historische Vereniging Soest", jrg. 27, nr. 3 (2006-2007), 23-32. Grafstenen in de Oude Kerk. T. Hartman m.m.v. Van Ma(a)ren
Genootschap, Nogmaals het gemeentebestuur 1906 van Soest, Van Zoys tot Soest: tijdschrift van de "His- torische Vereniging Soest", jrg. 28, nr. 1 (2007), 22-28. A. Heering, Boerderij van het jaar 2007,
GM: erfgoedblad van Utrecht, nr. 2 zomer 2007,22-23. Boerderij Nattegat op de grens van Woudenberg en Scherpenzeel. H, van Hees, De familie Fokken in Eem-
nes: interview met Herman en Rut Fokken, Historische Kring Eemnes, jrg., 29, nr.3 (2007), 113-147. Familiegeschiedenis van het rooms- katholieke geslacht Fokken van ca. 1680-1976. H. van Hees, Korte geschiedenis van de
familie Van der Pol, Historische Kring Eemnes, jrg. 29, nr.i (2007), 7-19. Stamreeks familie Van der Pol van ca. 1572-1997. H. van Hees, Korte geschiedenis van het
geslacht Fokken/Fokking in Eemnes en Soest, Historische Kring Eemnes, jrg. 29, nr.3 (zoo7)> 148-158. |
M. Heurneman, "Ruste eenigheyd &
weivaaren": onderzoek naar de elite van Soest rond 1750 (deel 1) Van Zoys tot Soest: tijdschrift van de "Histori- sche Vereniging Soest", jrg. 28, nr. 2 (2007), 1-11. M. Heurneman, Waard om te weten:
leemtelijst geschiedschrijving provin- cie Utrecht (Utrecht: Matrijs, 2007) ISBN 9789053453339. J.G.M. Hilhorst, Het Stift Elft en het
huidige Baarn, Baerne: tijdschrift van
de Historische Kring "Baerne", jrg. 31, nr. 1 (2007), 12-16. Over het oostelijk van de Eem gelegen deel van het tegenwoordige Baarn. J.G.M. Hilhorst, De pastoor van Soest
tijdens de Reformatie 1557-1601 Van Zoys tot Soest: tijdschrift van de "His- torische Vereniging Soest", jrg. 27, nr. 3 (2006-2007), 3-7. Pastoor Govert Klaaszn. W. Hilhorst Jzn., Gezelligheid met heel
veel volk: een interview met Frans van Valkengoed Historische Kring Eemnes, jrg. 29, nr.4 (20°7)> 197_2°5- Frans van Valkengoed werd geboren in 1934 op de boerderij Wakkerendijk 52 in Eemnes. W. Hilhorst Jzn., Rustig en eenvoudig:
interview met Ben van der Pol, Historische Kring Eemnes, jrg. 29, nr.i (2007), 25-33. Rietdekkersbedrijf van D. van der Pol en Zonen in Soest en Eemnes. Historische verhalen verteld door
kinderen van groep y en 8 van de basis- scholen in Soest en Soesterberg (Soest: Idea, 2007). J. Huurdeman, Historie van de basis-
school "Klimrakker", Leusden Toen: tijdschrift van de Historische Kring Leusden, jrg. 23, nr. 1 (2007), 923-928. J. Huurdeman, 'tZustertje: van paarden-
stal tot restaurant (Leusden: J. Huur- deman, 2007). Geschiedenis van voormalige zuster-
huis van Huize St. Ansfridus, later restaurant 't Zustertje aan de Hamers- veldseweg in Leusden. W. van IJken, Kwartierstaat Tijs Blom
Sr. (1909-1970), Historische Kring Eemnes, jrg. 29, nr.4 (20°7)> 206-219. L.F. Janssens, Advertentie reclame van de
Baarnse winkeliers in de jaren twintig van de vorige eeuw Baerne: tijdschrift |
||||||||
LITERATUUR BETREFFENDE DE RECIO EEMLAND VERSCHENEN IN 100J "\ $J
|
|||||||||
een eeuw lang Baarns Mannenkoor en
een 100 jarig jubileumconcert (Baarn: Baarns Mannenkoor, 2007). J. Menne, Pastoor Rademaker (1795-1872),
Van Zoys tot Soest: tijdschrift van de "Historische Vereniging Soest", jrg. 27, nr. 3 (2006-2007), 10-22, jrg. 28, nr. 1 (2007), 14-21. Rademaker, pastoor te Soesterberg. H. Moesbergen, De Stationsweg rond de
helft van de vorige eeuw, OudWou- denberg, nr. 4 (2007), 2-21. Korte geschiedenis van de winkels en bedrijven gevestigd aan de Stations- weg in Woudenberg rond het midden van de 20e eeuw. A. Moll-Breebaart, E.W. Leuwin,
Vogels op De Hooge Vuursche: de volière van een achttiende-eeuwse buitenplaats, Tussen Vecht en Eem, jrg. 25, nr. 1 (2007), 3-12. Open en vitaal: Nationaal Landschap Arkemheen-Eemland (Scherpenzeel: Nationaal Landschap Arkemheen- Eemland, 2007). Publicatie over het landschapsbeheer
in Eemland en in de polder Arkem- heen. J. Out, De Mariaschool voor Basisonder-
wijs 1965-2000: enkele persoonlijke herinneringen, Historische Kring Eemnes, jrg. 29, nr.2 (2007), 61-78. Basisschool in Eemnes. J. Peet, 'Teneinde de broodbezorging te
kunnen voortzetten ...': sanering in het bakkersbedrij f in Soest, 1961-1967, Van Zoys tot Soest: tijdschrift van de "Historische Vereniging Soest", jrg. 27, nr. 4 (2007), 1-15, jrg. 28 (2007), nr. 1, 1-10, nr. 2,13-18. W. Peters, Verkoop en koop van een
perceel bouwland gelegen aan de Teutschen Hollenweg in Soest in het jaar 1865, Van Zoys tot Soest: tijd- schrift van de "Historische Vereniging Soest", jrg. 27, nr. 3 (2006-2007), 33-38- J. Piekema, 150 jaar geleden vraagt Gerrit
Spijker 'opwinder van het uurwerk in den dorptoren' verhoging van zijn karig loon: ingekomen stuk gemeente Soest 1855 nr. 126 (gevoegd als bijlage gemeenteraad), Van Zoys tot Soest: tijdschrift van de "Historische Vereni- ging Soest", jrg. 28, nr. 2 (2007), 19-25. |
R. Prins, De geschiedenis van de Open-
bare Basisschool "De Zuidwend" Historische Kring Eenmes, jrg. 29, nr.2 (2007), 79-96. Basisschool te Eemnes. B. Pijnenburg, L. Hindriks, OnsArkem-
heen - Eemland: verliefd op een levend
landschap (Barneveld: BDU, 2007) (Regioreeks, dl. 21) ISBN 9789087880361. G. Raven, De oudste aquarel van Soest: gezicht op de hervormde pastorie en kerk door Cornelis de Kruijff, 1817, Van Zoys tot Soest: tijdschrift van de "Historische Vereniging Soest", jrg. 28, nr.2 (2007),26-32. C. van Rijsdam, De Protestants Christe-
lijke Basisschool De Wegwijzer van
1970 tot 2007, Historische Kring Eemnes, jrg. 29, nr.2 (2007), 97-114. Basisschool in Eemnes. R. van der Schaaf, Meer over de Wakke-
rendijk44 en Weitjens, Historische Kring Eemnes, jrg. 29, nr.i (2007), 45-49. Geschiedenis van het pand Wakkerendijk 44 en van dokter Jan Weitjens en zijn gezin. R. van der Schaaf, Pontjes tussen Eem-
dijk en Eemnes, Historische Kring Eemnes, jrg. 29, nr.3 (2007), 169-177. R. Schalekamp, Willem Lengton, de
Zwolse verzetsheld: leider van de knokploeg Soest. (Zwolle: Persbureau Zwolle, 2007)
ISBN 9789078336020. Willem Lengton was betrokken bij vele overvallen op distributiekanto- ren. In februari 1944 werd hij gear- resteerd , als indirect gevolg bij de mislukte overval op het Amersfoortse distributiekantoor. W. Schipper, Op de overgang van hoog
naar laag: historie en natuur op de grens van de Utrechtse Heuvelrug en de Gelderse Vallei (Barneveld: BDU, 2007) ISBN 9789087880101. J.W. van Steendelaar, Baarn zoals 't was
(Alkmaar: René de Millano, 2007). Geschiedenis van Baarn aan de hand van prentbriefkaarten. J.W. van Steendelaar, Henk van der Pol
liet zich niet met een kluitje in 't riet sturen: er zit nog toekomst in het rietdekkersvak, Historische Kring Eemnes, jrg. 29, nr.i (2007), 20-24. Interview met Henk van der Pol (geb. in Eemnes), rietdekkersbedrijf van |
D. van der Pol en Zonen in Soest en
Eemnes, overgenomen uit een krant van 24 juni 1967. K. Termorshuizen, J. Wassink, De Eem,
verborgen rivier (Barneveld: BDU, 2007) ISBN 9789087880030.
Een fraai foto- en leesboek over de Eem en haar gebruikers. E. Vermeulen, Zeemanspot en het Natio-
naal Steunfonds, Baerne: tijdschrift van de Historische Kring "Baerne", jrg. 31, nr. 1 (2007), 32-36. De oorlogsge- schiedenis achter de grafsteen met het opschrift 'Zeemanspot' op de Nieuwe Begraafplaats in Baarn. J. Vervloet, S. van den Bergh (red.),
Eemland in verandering: ontginning en ruilverkaveling in het gebied van de Eem (Utrecht: Matrijs, 2007) ISBN 978905345310. A. Visser, De Grebbelinie in vogelvlucht,
(Zeist: Utrechtse Fortenstichting, 2007).
W. de Vos, ...en de zee was niet meer 1932
Spakenburg75 jaar achter de Afsluit- dijkzooy. (Bunschoten: Comité Her- denking 75 jaar Afsluitdijk, 2007). J. de Vries, De aanleg van de Groeperkade,
Het ouwe Renswow mededelingenblad Historische Vereniging "Oud-Rens- woude", jrg.24, nr. 2 (2007), 7-17. De Groeperkade is een onderdeel van de Grebbelinie. E. Wolleswinkel, Het dagelijkse leven op
kasteel Renswoude rond 1885, Het ouwe Renswou: mededelingenblad Historische Vereniging "Oud-Rens- woude", jrg. 24, nr. 1 (2007), 3-17. Memoires van Jean Antoine Louis Hovy (1875-1956). H. van Woudenberg, Een Leusdense
jongen in 40-45: interview op 4 mei 2006 met Kees van de Bunt (1934), Leusden Toen: tijdschrift van de Histo- rische Kring Leusden, jrg. 23, nr. 2, (2007), 952-959. Oorlogsherinnerin- gen van Kees van de Bunt. Hij woon- de in de buurtschap Voskuilen. 8 september 2007: Open Monumen- tendag in Leusden, Leusden Toen: tijdschrift van de Historische Kring Leusden, jrg. 23, nr. 3 (2007). Speciaal nummer t.g.v. Open Monumentendag met de beschrijving van 18 bijzondere land- en buitenhuizen in de gemeente Leusden. |
|||||||
TOELICHTING OP DE CD
'PRENEZ PLAISIR, GHY GHEESTEN AMOREUS
|
||||||||
lief als ick van deser werelt moet scheyden'. Twee
partijen van Petit Jan de Latre worden door de vrouwen- stemmen gezongen, de mannenstemmen geven de suggestie dat er met de radio wordt gezocht naar de juiste afstemming om het stuk weer in z'n geheel terug te krijgen. Jan van Dijk de nestor van het gezelschap, herstelde
de vermoedelijk vierstemmige zetting van de tekst 'Alle myn gepeys doet my soo wee', een compositie waarvan maar één partij van Petit Jan bewaard is gebleven. Op sommige momenten lijkt er haast sprake van een zestiende-eeuwse reconstructie, maar opeens blijkt het dan toch een volstrekt eigentijdse compositie te zijn Rond deze vijf stukken uit de bundel 'Cantionum
Musicarum' staan enkele stukken van Petit Jan uit andere bundels, composities die wel compleet bewaard zijn gebleven. Uit deze stukken blijkt dat Petit Jan aantrekkelijke muziek kon schrijven, zowel in zijn wereldlijke chansons als in zijn kerkelijke motetten. Van een van de chansons klinkt er ook nog een zetting voor luit. |
||||||||
Op de CD van het 'Collegium Amisfurtense' staan vijf
composities die rechtstreeks afkomstig zijn uit het boek 'Cantionum Musicarum' (de tracks 1, 5, 8,11 en 13). Bart Visman componeerde een geheel nieuw werk op het gedicht van Edanus dat de titelpagina siert: 'In laudem Petiti', tot lof van de Kleine. Guus Janssen schreef zijn visie rond de twee partijen
van het allereerste stuk uit de bundel 'Bon temps aymer fuyr'. De twee hoogste partijen zijn van Petit Jan de Latre, een driestemmig mannenkoor laat - begeleid door een theorbe, een soort basluit - als een vorm van herinnering steeds enkele tonen uit deze twee bewaard gebleven partijen zachtjes doorklinken. Hierdoor ontstaan er bij voortduring nieuwe en verrassende samenklanken. Daan Manneke schreef op ons speciaal verzoek
nieuwe partijen bij het tweede werk uit deze bundel, het stuk dat over Petit Jan de Latre als musicus en mens in Amersfoort gaat. Er zijn grotendeels twee partijen van Petit Jan bewaard gebleven, maar deels is er slechts een leesbare partij overgebleven. Daan Manneke maakte een achtstemmige zetting van dit werk. Claudia Rumondor de jongste en enige vrouw in het
gezelschap, maakte een compositie op de tekst 'Schoon |
||||||||
Hieronder staan de verschillende muziekstukken, in Track 8
'trackvolgorde' op de CD: Auteur
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
: Petit Jan de Latre/
Daan Manneke (Kruiningen 1939) : Prenez plaisir ghy gheesten |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Track 12
Auteur
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Track 5
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
: Jacob Clemens non Papa
(Dordrecht? ±i5io-Diksmuide
±1556) |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
: Petit Jan de Latre/Guus Janssen
(Heiloo 1951)
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ble'. Als musicoloog was hij enkele jaren werk-
zaam op het Meertens Instituut, waar hij mee- werkte aan de totstandkoming van 'Het Reper- torium van het Nederlandse lied tot 1600'. Van 2004 tot 2007 was hij bibliothecaris van de wetenschappelijke afdeling van de Toonkunst- Bibliotheek in Amsterdam. Hij werkt nu aan de Universiteit van Amsterdam als conservator van de muziekhistorische collecties. Daarnaast werkt hij regelmatig mee aan onderzoeken en publicaties op het gebied van de Nederlandse muziekgeschiedenis van de i6e eeuw. SANDRA HOVENS (1968) studeerde Bouw-
kunde met specialisatie Restauratie aan de Technische Universiteit Delft. Sinds 1993 verbonden aan het gemeentelijk Bureau Monu- mentenzorg Amersfoort. Daarbinnen verant- woordelijk voor restauraties, advies t.b.v. monumenteneigenaren en coördinatie van het beschermd stadsgezicht binnenstad. RON A. HULST (1946) studeerde prehistorie
met nadruk op middeleeuwse archeologie aan de Universiteit van Amsterdam. Project-archeoloog bij BAAC bv; 1989-2000 veldarcheoloog te Maastricht. Vanaf 2003 werkzaam in de gemeen- te Amersfoort. R.M. KEMPERINK (1940) studeerde geschie-
denis en Middelnederlandse letterkunde aan de Universiteit van Utrecht. Hij was leraar geschie- denis bij het middelbaar onderwijs. Later coör- dinerend studieleider, docent middeleeuwse geschiedenis en historiografie en theorie der geschiedenis aan de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden. Hij publiceerde onder meer over middeleeuwse geschiedenis, de geschiedenis van Amersfoort en van de Veluwe. Hij is voorzitter van de Historische Vereniging Felua, redacteur van het Biografisch Woorden- boek Gelderland en van enkele tijdschriften. GERARD A. KEIJZER (1964) volgde aan de
Hogeschool Utrecht de opleiding HBO* Restau-
ratie- en Bouwhistorie. Na werkzaam te zijn geweest bij de Rijksgebouwendienst, was hij vanaf 1995 als ie monumentenwachter verbon- den aan de Stichting Monumenten wacht Gel- derland. Daarnaast is hij lid van de gemeente- lijke monumentencommissie in Lochem/ Gorssel. Sinds 2007 is hij adviseur monumenten bij het het gemeentelijk Bureau Monumenten- zorg Amersfoort. JAN H. LODEWIJKS (1943) haalde in 1984 de
onderwijsbevoegdheid ie graad MO-geschiede-
nis bij de Stichting Centrale opleidingscursussen voor middelbare akten (COCMA) in Utrecht, en is afgestudeerd in de geschiedenis aan de Universiteit van Utrecht in 1987. Hij is auteur en eigenaar van de website www.tijdbalk-amersfoort.nl. IGNAZ MATTHEY (1947) is historicus en
freelance-redacteur. Hij publiceerde onder meer
een biografie van de tenor Willem Pasques de Chavonnes Vrugt (2001) en een cultuurgeschie- denis van de zangvogelvangst in Noord- en Zuid-Holland (2002). KOOS VAN NOPPEN (1963) is journalist.
Hij werkt als programmamaker bij EO -radio en
schrijft voor verscheidene kerkelijke bladen. TILLY DU PUI (1950) werkt sinds 1986 als
bibliothecaris bij Archief Eemland.
|
||||||||||
GERARD RAVEN (1954) studeerde geschie-
denis aan de Universiteit van Leiden. Sinds 1991 is hij conservator regionale geschiedenis van Museum Flehite. Hij is secretaris van het jaar- boek Flehite, hoofdredacteur van de Kroniek. Tijdschrift Historisch Amersfoort, van de Hoog- landse Historische Reeks en van De Bewaarsman Tijdschrift van de Historische Kring Hoogland. Daarnaast heeft hij zitting in verschillende besturen. FRANCIEN M.E. SNIEDER (1955) studeerdt
prehistorie met nadruk op middeleeuwse archeologie aan de Universiteit van Amsterdam. Sinds 1987 stadsarcheoloog van Amersfoort. LOES TIEMAN (1947) studeerde kunstge-
schiedenis, bouwkunst en monumentenzorg aan de Universiteit van Utrecht. Doet momen- teel promotieonderzoek naar de herinnerings- cultuur in postkoloniaal, post-apartheid Zuid-A frika. MILO L. VERHAMME f1977) studeerde
mediterrane archeologie aan de Universiteit van Amsterdam. Vanaf 2004 werkzaam als projec- tarcheoioog bij de gemeente Amersfoort. J.A.J. VERVLOET (1946) studeerde in 1972 al;
historisch geograaf af aan de Vrije Universiteit o Amsterdam. Na zijn afstuderen was hij werk- zaam bij het Gemeentearchief van Amsterdam, de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodem onderzoek te Amersfoort en de Stichting voor Bodem kartering en het Staring Centrum te Wageningen. Daarna was hij als senior beleids- medewerker verbonden aan Alterra, Centrum Landschap. Momenteel werkt hij als Universitai: Hoofddocent bij de leerstoelgroep Sociaal Ruimtelijke Analyse van de Wageningen Universiteit. Sedert 1988 is hij tevens in deeltijd aan de Wageningen Universiteit verbonden als hoogleraar in de historische geografie van het Nederlandse cultuurlandschap. MATTIJS K. WIJKER (1976) studeerde
mediterrane archeologie aan de Universiteit van Amsterdam. Vanaf 2004 werkzaam als projec- tarcheoloog bij de gemeente Amersfoort. JAAP B. VERNHOUT (1946) is ambtenaar
bij het gemeentelijk Bureau Monumentenzorg Amersfoort. Sinds 1988 secretaris van de Gemeentelijke Monumenten Commissie. |
||||||||||
OVER DE
AUTEURS A.L.L.M. (FONS) ASSELBERGS (1940) is
architectuurhistoricus. Hij studeerde kunstge-
schiedenis aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen. Van 1971 tot 1978 was Asseibergs beheerder van het Nederlands Documentatiecentrum voor de Bouwkunst te Amsterdam. Tussen 197S en 1993 was hij wet- houder van Amersfoort. Vanaf 1993 tot 2005 was Asseibergs directeur van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg in Nederland. Sinds 2004 is hij werkzaam als Rijksadviseur voor het cultureel erfgoed binnen het College van Rijksadviseurs onder voorzitterschap van de Rijksbouwmeester. Van 1999 tot 2002 was hij bijzonder hoogleraar voor Kunst en Cultuur aan de Radboud Universiteit te Nijmegen. In september 2002 is dit bijzonder hoogleraarschap voortgezet met als leeropdracht Monumentaal Gebouwd Erfgoed. Tot september 2008 is deze opdracht gecontinueerd onder de titel Cultuur en Ruimte. GERARD BROUWER (1942) studeerde
archiefkunde en werkte o.m. als bedrijfsarchiva- ris bij een Amsterdamse bank. Hij is redacteur van Baerne. Tijdschrift van de Historische Kring Baerne. Hij publiceerde onder meer in de Baarn- sche- en Soester Courant en in de tijdschriften Flehite, Tussen Vecht en Eem en Van Zoys tot Soest. Hij was, als oud-leerling van deze school, één van de redacteuren van het gedenkboek Als de morgenglans, uitgegeven ter gelegenheid van het 85-jarig bestaan van Het Baarnsch Lyceum in 2004. MAX A. CRAMER (1954) studeerde kunst-
geschiedenis aan de Rijks Universiteit Utrecht. Sinds 1982 als architectuurhistoricus verbonden aan het gemeentelijk Bureau Monumentenzorg Amersfoort. Sinds 2002 hoofd van dit bureau. Publiceert regelmatig over jonge bouwkunst (1850 -1940) in Amersfoort en Hilversum. Lid van de gemeentelijke monumentencommissie in Blaricum. PAUL BRUSSE (1957) is gepromoveerd aan de
Wageningen Universiteit. Op dit moment is hij werkzaam bij het Onderzoekinstituut voor Geschiedenis en Cultuur van de Universiteit van Utrecht en betrokken bij verschillende onder- zoeksprojecten als onderzoeker en begeleider. Hij publiceerde diverse boeken en artikelen, onder andere over de economische geschiedenis van Amersfoort. SIMON GROOT (1958) studeerde compositie,
muziektheorie en koordirectie aan het Rotter- dams Conservatorium en muziekwetenschap aan de Universiteit Utrecht. Zijn doctoraalscrip- tie over de melodieën, de luit- en de citerzettin- gen in de Nederlandtsche Gedenck-clanck (Haarlem 1626) van Adriaen Valerius werd beloond met een eervolle vermelding in het kader van de Jan-Pieter-Heije-prijs van de Koninklijke Vereniging voor Nederlandse Muziekgeschiedenis en de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst. Als koordirigent is hij momenteel vooral
actief met twee gespecialiseerde ensembles voor Nederlandse muziek van de i6e eeuw, het 'Col- legium Amisfurtense' en het 'Hemony Ensem- |
||||||||||
Corrigenda Jaarboek 2007
Sandra Hovens en Jos G. M. Hilhorst waren niet
genoemd in de rubriek "Over de auteurs" in het Jaarboek 2007. Jos Hilhorst was de schrijver van artikel 3, Sandra Hovens (zie hierboven) was medeauteur van artikel 7. JOS G.M. HILHORST (1934) heeft zich de
afgelopen dertig jaar onder meer bezig gehouder
met de geschiedenis van Eemland in het alge- meen en met die van Soest in het bijzonder. Zo schreef hij samen met zijn broer Jan Soest, Hees en DeBirktvan de achtste tot de zeventiende eeuw (Hilversum, Verloren, 2001). Verder schreef hij enkele artikelen in het tijdschrift Flehite en het jaarboek Flehite en publiceerde hi in het Jaarboek Oud-Utrecht. Voorlopig blijft hi belangsi elling houden voor de middeleeuwse geschiedenis van de omgeving van Amersfoort. |
||||||||||
Er zit muziek in het Jaarboek Flehite 2008. Voor het eerst wordt een artikel vergezeld van een cd. Het
Amersfoortse koor Collegium Amisfurtense zingt op de cd 'Prenez plaisir, ghy gheesten amoreus' o.a. vijf composities die rechtstreeks afkomstig zijn uit de muziekbundel 'Cantionum Musicarum', van de componist Petit Jan de Latre (Luik ±isio-Utrechti569). Uit het eerste artikel in het jaarboek blijkt een onmiskenbare link met Amersfoort, zowel van de componist als van andere betrokkenen bij de uitgave van deze bundel. Het artikel over dit 'Amersfoorts muziekboek' uit 1563 wordt gevolgd door de geschiedenis van een
moord in een woning aan de Langestraat in 1835. Verder zijn er artikelen over de hervormde kerkbladen sinds 1846, een artistieke tapijtweverij in Baarn en over het raadsel van een predikant die in 1745 plotseling naar Constantinopel vertrok. Dan volgt de architectuur van het spraakmakende gebouw van de Rijksdienst voor het Oudheid-
kundig Bodemonderzoek (nu RACM) in de Kerkstraat, zijn veelbewogen verleden en de in nevelen gehulde toekomst. Tenslotte wordt de discussie over het aantal Mei men aan de Eem na veertig jaar gesloten.
Het gemeentelijk Bureau Monumentenzorg Amersfoort en de afdeling archeologie van de gemeente
Amersfoort presenteren hun jaaroverzichten. Het jaarboek wordt gecompleteerd met vier boekbesprekingen en een overzicht van historische
publicaties betreffende Amersfoort en de regio Eemland. |
||||