^C / ipQ gt; ^
Mededeelingen aangaande het klooster
St. Janscamp buiten Vollenhove.
Even buiten het overoude stedeke Vollenhove ston-
den in de 15'''^ ennbsp;eeuw twee kloosters, waarvan
het eene door mannen, het andere door vrouwen werd
bewoond. Beide waren opgegroeid uit zoodanige meer
vrije, godsdienstige vergaderingen, als de moderne
devotie er in die dagen zoo vele in het leven riep. In
verloop van tijd namen de bewoners echter het kleed
der Tertiarissen aan en volgden den Regel van de
Derde Orde van St. Franciscus, en beide kloosters
werden vervolgens opgenomen in het zoogenaamde
Generale Kapittel van Utrecht, dat tijdens het Baseier
Concilie 70 kloosters omvatte en waarvan Adrichomius
in 1470 een lijst opmaakte, die bij Lindebom en elders
staat afgedrukt, i)
Van de geschiedenis dezer kloosters is ons tot hiertoe
weinig bekend geworden. Omtrent Clarenberch, het vrou-
wenconvent, wisten wij niets, vóór de Eerwaarde heeren
J. H. Hofman en H. J. Hegeman, daarover in dit
Archief eenige mededeelingen deden.
') Historia sive Notitia episcopatus Daveutriensis, p. 251 sqq,
Oudh. V. Deventer, I, bl. 593 vv.
Arch. Aartsb. v. Utrecht, Dl. XXVII, bl 196 vv. en Dl.
XXX, bl. I vv.
Iets meer is ter onzer kennisse gekomen aangaande
St. Janscamp, het mannenklooster. De bekende Kroniek
van den Agnietenberg van Thomas a Kempis, i) en
het Leven van Dirc van Herxen, voorkomende in de
Narratio de inchoatione domus Clericorum in Zwollis
van Jacobus Trajeeti alias de Voecht, leveren daar-
voor eenige gegevens.
Veel meer echter dan een kort bericht omtrent de
oprichting in 1398 door Johannes van Ommen, den blinden
leekebroeder uit het Zwolsche fraterhuis, aangaande den
overgang tot de Tertiarissen in 1409, en de namen van
enkele ministers, die na den dood van den stichter in
1420, aan het hoofd van het klooster hebben gestaan,
vernemen wij daaruit niet. En toch heeft St. Janscamp
eenmaal behoord tot de meest belangrijke kloosters der
Franciscaner Orde hier te lande. Meer dan eens schonk
het aan het Kapittel van Utrecht den man, die als
generaal-minister aan het hoofd daarvan geplaatst was,
en volgens ordonnantie van het in 1572 te Amsterdam
gehouden Generaal Kapittel, werd tijdens het openstaan
van deze waardigheid, de proost van het St. Paulus-
klooster te Amsterdam of die van St. Janscamp bij
Vollenhove met de tijdelijke waarneming er van belast. 3)
Het zal daarom allicht allen, die belang stellen in de
geschiedenis der Overijselsche kloosters, welkom zijn
kennis te maken met een tweetal handschriften, die
tot dusverre geheel onbekend of ongebruikt zijn ge-
1)nbsp;Chronic. Mont. S Agnetis, c. XV, p. 40- 42 en daaruit over-
genomen door I.indeborn p. 249 en Oudh. v. Dev. bl. 588 vv.
2)nbsp;Uitgegeven door I)r. M. Schoengen in de Werk v. h. Histor.
Genootsch. te Utrecht, 3de Serie, Dl. XIII, p. 70, 7i-Wj Lindebom
p. 251, Oudh. V. Dev., I, bl, 591.
S) Uudeborn p. 25!, Oudh. v. Deventer, I, bl. 592.
-ocr page 3-bleven, en waaraan menige bijzonderheid omtrent St.
Janscamp valt te ontleenen. Zij hebben als nieuwe
bronnen voor de geschiedenis van dit klooster geen
geringe beteekenis en de opname er van in dit Archief
zal mitsdien niet misplaatst worden geoordeeld.
Het eerste dezer handschriften, dat zich in particulier
bezit bevindt en mij welwillend ten gebruike werd
afgestaan, is een perkamenten kwartijn, waarvan de
bladen een afmeting hebben van 22 bij 15 centimeter,
in een zwart lederen band, die vrij beschadigd is, met
eene, door het ontbreken van een scharnier, defecte
sluiting. De inhoud bestaat: i». uit een Korte beschrij-
ving van de levens der Heihgen voor lederen dag des
jaars, voorafgegaan door een inleiding, waarin de op-
steller het nut en den zegen van de lectuur van dit
geschrift betoogt, en 2O. uit het Necrologium van het
mannenklooster St. Janscamp, in volgorde van den jaar-
kalender. Het eerste gedeelte en de namen der kalen-
derheiligen in het tweede, zijn met dezelfde hand in
zeer goed en duidelijk kwadraatschrift dernbsp;eeuw
geschreven, zoodat het geschrift blijkbaar als één ge-
heel is aangelegd, terwijl de namen der gestorvenen
met verschillende handen — het eerst vermelde sterf-
jaar is 1405, het laatste 1571 ^ iquot; het Necrologium
zijn ingevuld.
Maar de staat, waarin het manuscript zich bevindt, is
nog vrij wat meer geschonden dan het uitwendige er
van. Al dadelijk ontbreekt het eerste blad, en dus het
begin van de Inleiding op de Heihgen-levens. Wij
missen diensvolgens de eerste redenen, waarom de
lezing van het geschrift heilzaam wordt geacht, en
hoeren alleen op blad 2 verso: »Die vierde sake,
waerom wi dit boexkyn alle daghe besien sullen, is
dese: Dat wi ons speghclen sullen dagelics in der hei-
ligen claren leven ende duerbaer liden, ende merken
hoe ongelijc wi oen syn, opdat wi des voer Gade
seamen ende seer bedroven ende oec dat nersteliken
pinen te beteren, mit hulpe der heiligen ende ver-
der nisse.«
Daarop volgen de Heiligen-levens van i tot en met
30 Januari, waarna een niet minder groote gaping komt
dan tot 4 Augustus, zoodat een moeilijk te berekenen
aantal bladen verloren is gegaan. Gelukkig dat van
laatstgenoemden datum af de levens geregeld worden
voortgezet tot het einde des jaars, waarna de schrijver
besluit met de woorden: »Laus tibi sit Christe, quum
liber explicit iste.« Te betreuren evenwel is het, dat
de niet onverdienstelijke hoofdletters in rood, blauw en
groen, bij de hoogere feestdagen, als Dertiendag, Maria's
geboorte, St. Franciscus en andere, door vocht veel
hebben geleden.
Ook het tweede gedeelte van het handschrift, het
Necrologium, is maar ten deele bewaard gebleven. Het
loopt van I Januari tot en met 9 juni; daarop volgt
een lacune tot en met 7 September, waarna nog een
enkel blad de data geeft van 5 tot cn met 14 Septem-
ber. Het overige, omstreeks 13 bladzijden beslaande, is
onmeedoogend uitgesneden, zoodat wij nog niet ten
volle de helft van het Necrologium over hebben.
Het andere handschrift, dat op de Universiteitsbiblio-
theek te Amsterdam sub nquot;. 77 M. berust, behoorde
eertijds aan den hoogleeraar W. Moll, die op het schut-
blad aanteekende, dat hij het in 1851 op een auctie
van den boekhandelaar Bom te Amsterdam aankocht;
het was toen met twee incunabelen en nog vier andere
manuscripten i) in een lederen band saamgebonden,
maar Professor Moll liet het vijftal handschriften van
een afzonderlijken perkamenten band voorzien. Hij
achtte ze afkomstig van het klooster St. Janscamp.
Het is een metrische kroniek in latijnsche verzen:
»De loco et ministris Campi St. Johannis«, io8 regels
groot, niet al te onduidelijk met een ló''^ eeuwsche
hand geschreven, en waarschijnlijk niet vóór 1526
vervaardigd, aangezien de laatste daarin bezongen mi-
nister van St. Janscamp in dat jaar overleed. Het is
echter niet geheel af, zooals schijnt te blijken uit een
tweetal regels aan het einde, die doorgeschrapt en maar
gedeeltelijk te ontcijferen zijn. Wie er de vervaardiger
van was, heb ik niet kunnen uitvorschen.
Beide handschriften leveren vrij wat niet onbelang-
rijke gegevens op voor de geschiedenis van St. Jans-
camp, die de uitgave er van alleszins wettigen. Toch
is het daartoe niet noodig van het eerstgenoemde hand-
schrift ook het eerste gedeelte, de levens der kalender-
heiligen, af te drukken. Zij behelzen niets, wat ook niet
elders en uitvoeriger te vinden is. Alleen mogen hier
een paar bijzonderheden worden vermeld, die daarin
met betrekking tot de kloosterkerk staan opgeteekend.
Het zijn de volgende:
1) ff. Tractatiis de professione monachorum; b. Regula de peni-
teucia beati Francisci; c. Statuta fratnmi et sororum ordinis Sancti
Francisci in civitate et diocesi Trajectensis in coniniuni vita degen-
tium; d. Puncta in capitulo generali ordiuata.
Het sticlitingsjaar bleef mij onbekend, maar moet voor 1437
gesteld worden, omdat op den 5den Mei van dat jaar Albert Griet,
de tweede minister van St. Janscamp, stierf (zie Necrologium in
dato), en, volgens de metrische kroniek (regel 48/49), de eerste was,
die aldaar in het koor werd begraven.
29nbsp;Augustus. Op desen selven dach is oec alterwijinghe
hier in onser kerken op onser Hever vrouwen
altaer.
30nbsp;September. Oec ist huden alterwijinghe hier in onser
kerken op sunte Johans altaer.
10 October. Item des yersten Sondaghes sal men lesen
van onsen Kermisse dat hijrna staet:
Huden ist kerckwijnghe alhier in onser ker-
ken, die ghewijt is inder eren der glorioser
joncfrouwen Marien der moeder Gades, Sunte
Johan Baptisten ende Sunte Johan Evangelisten.
Op denselven dach soe ist altaerwijnghe hier in
onser kerken op dat hoghe altaer baven in den
choere dat ghewijt is inder eren onses hillighen
vaders Sunte Franciscus ende des hillighen
mertelaers Sunte Erasmus.
jVIaar naast deze luttele berichten, vonden wij in het
Necrologium en het rijmwerk: »de loco etministrisCampi
St. Johannis,« zooveel te meer bijzonderheden \'an allerlei
aard. Wij leeren daaruit een goed deel van St. Jans-
camp's bezittingen, die door schenkingen werden ver-
kregen, en de namen dezer weldoeners kennen. De
mannen, die van 1399 tot 1546 aan het hoofd der
stichting hebben gestaan, den duur van hun minister-
schap en eenigermate ook de verdiensten, die zij als
zoodanig hebben gehad, worden ons daaruit ope.ibaar.
Wij hooren van de geestelijke zorg, die vele broeders
gedragen hebben voor verschillende nonnenkloosters
derzelfde orde, en krijgen iets te zien van de onder-
scheidene werkzaamheden, die de broeders voor de
stoffelijke belangen van het klooster hebben verricht,
waaraan ook het afschrijven van boeken en de zorg
van den librarius niet ontbraken. ') Dat alles is niet
genoeg, om ons een eenigszins volledig beeld \-an het
leven in St. Janscamp te geven, maar toch van genoeg-
zame waarde om hier het licht te zien.
Ten slotte mogen daaraan nog eenige b'scheiden,
op St. Janscamp betrekking hebbende, worden toege-
voegd, die mij door de vriendelijke welwillendheid van
Mr. J. Nanninga Uitterdijk, archivaris de gemeente
Kampen, zijn verstrekt.
J. C. VAN SLEE.
Deventer, November 1909.
') In de Bijdr. voor de Geschied, van Overijsel, I, bl. 375 lezen
wij, dat een missaal en een psalter voor de kerk te Genemuiden
in 1485 en 1490 door de broeders van St. Janscamp werden ge-
schreven, respectievelijk voor 35 en 11 goudgvilden.
mm
I.
NECROLOGIUM VAN HEÏ KLOOSTER
ST. JANSCAMP BIJ VOLLENHOVE.
A.nbsp;Jaersdach. — Frederic Schaephierder, een onprofest
broeder, MCCCCXVI.
Item Adriaen, meister Gheerdes van Stralen
suster, MCCCCLXXIIII.
B.nbsp;Octave van ^unte Steven. — Heer Henric van
_ Damascli/quot; cureit te Vollenlioe, die gaf een goet
brevier, MCCCCVII.
C.nbsp;Octave van Sunte Johan. — Fleer Peter van Collen,
librarius, priester profest, MCCCCLXXVI.
Item Heer Gerryt van Rees, biechtvader der
susteren toe Utrecht toe Sunter Claes hues, ')
een profest brueder ons convens, die ons gegeven Ut^
een silveren wijroecks vat, dat hi gewonnen heft
mitten arbeit sinre handen, MCCCCLXXXVI.
Item broder Jan van Kerpen, gastwarder, een
ongecleet broder, MDLXI.nbsp;(
D.nbsp;Octave der Onnoselen Kinderen. - Eise Scroeder,
een olt profest broeder, MCCCCXIX.
Item. Willem van Dordrecht, een olt profest
clerck, MCCCCLXXVI.
E.nbsp;Vigilia. — Heer Johan van Zwolle, een profest
priester, MDIIII.
A I:
Item. Wessel, sieckwarer, een profest broeder,
MDVI.
1) zie Hist. Bisd. Utrecht I, 689 vv. Gerrit vau Rees heet aldaar
I, 703, van Rijswijk.
^ F. ]3ertiendach. —
r G. Ysidorus bisscop. — Heer Johan van Schuttrup,
biechtvader der susteren toe Zutphen, to Sunte
Katherinen htüjs i), een profest priester, MDXXI.
A.nbsp;Severyn bisscop. — Lubbert Henricson Muller, een
profest broeder, MDXXXIIIL
B.nbsp;Juliaen martyr. — Heer Gerrijt van Eep \ een pro-
fest priester ende onse lieve eerwerdighe pater
geweest in XX jaren lanck. Ende starf in 't jaer
ons heren MDXLVI.
C.nbsp;Paulus die eirste hereinite. —
D.nbsp;Hyginius pawes ende martyr. —
E.nbsp;Satirus martyr. —
F.nbsp;Octave drieër Coninghen. — Gerrijt Haghen, een
profest broeder, MDIIII.
G.nbsp;Poncianus Martyr. — Heer Gelijs van Zutphen \
een profest priester, bychtvader der susteren toe
Utrecht, Sunte Nyclaes, MDXXIX.
/ r- A. Maurus abt. — I.ubbert Clinkenborch, een onprofest
broeder, MCCCCXIX.
Item. Heer Berent van Wesel, een profest
priester ende bychtvader der susteren toe Mo-
nekedam % MCCCCXCIIII.
/ B. Marcellus pawes ende martyr. — Gerrijt Scroder,
een profest broeder, MCCCCLXXXIIII.
C. Anthonijs monic. — Heer Lodewyck van den Berch,
een profest priester, bychtvader der susteren tot
Sunte Agneten toe Campen S), MCCCCI.XXXIX.
1)nbsp;zie Oudh. v. Deventer, I, 4S1.
2)nbsp;Hij volgde Hendrik Schymmelpenninck van Zutphen, die 26
April 1526 overleed, op.
3)nbsp;In de Hist. Bisd. v. Utrecht, I, 703 heet hij Gilbertus.
Zie Römer. Abd. en Kloost. in Holl, en Zeel. I, 548.
quot;) Zie Oudh. v. Deventer, I, 24.
irit
h'ii ■
gt; amp;
! I
/ s.
/ 5
gt; h
- TfV
/Hp
iH
IS'
JB D, Prisca joncfrou. -
E.nbsp;Marius ende Martha martyr. —
F.nbsp;Fabianus ende Sebastianus martyr. — Egbert Gert-
son, een profest broeder, MCCCCLXXXVIII.
G.nbsp;Agnete joncfrou. — Heer Gosen van Hattem, een
profest priester, bychtvader der susteren toe Roe-
denborch bij Leiden i), MDIIII.
Heer Pauwel van Harderwijck, een profest
priester, bychtvader der susteren toe Bethleem
bij Utert 2), MDXXII.
2:5, A. Vincenti^s martyr. — Henrick Smit, een profest
broeder, MDXXVII,
B.nbsp;Emerenciane ende Macharius martyr. — Lysbeth
Brethouwers hier begraven, die ons gaf twe
mudde roggen erflicken, MCCCCLIT.
C.nbsp;Thymotheus apostel. —
D.nbsp;Paulus bekeringhe. ~ Heer Henrick van Steenwyck,
een profest broeder, MCCCCXCVII.
Arent Smit, een onprofest broeder, MDXXXIIII.
xi E. Policarpus biscop. — Heer Willem van Burick,
generael minister van onser oerden, bychtvader
der susteren toe Sunte Ceciliën binnen Utrich \
MDIIII.
Johan ter Brugghe, een profest broeder,
MDXXXI.
%1 F. Johan Guldemont. — Plenrick Cock, een profest
broeder, MCCCCT.XXXTTII.
i ^ G. Octave van Santé Agnaten. —
^ 1 A. Valerius bisscop. —
•) Zie Römer, a. w., I, 222, 594 v.n.
Zie Hist. Bisd. v. Utrecht. I, 652 v.
3j Zie nist. Bisd. v. Utr., I, 423.
! 1
Q. O
2 l
23
if
!
. y ■ ^
B. Aldegunt joncfrou. — Heer Wessel vim Burick, een
profest priester, byehtvader der susteren toe Al-
meloe i), MCCCCXCIII.
/ C. Ignacius biscop. — Wychman Rurinck, een profest
broeder, MCCCCXXV.
Daem Scroeder, een profest broeder,
MCCCCXXXY.
Harke, een onprofest broeder, MCCCCLVII.
(K.L. Februarii.)
f D. Brigitta joncfrou. — Wobbe van Leen, onse suster,
MDIX.
Katryn Gertzoen van Dalfzen, onse provenerse,
MDI.XXI.
2nbsp;E. Onser Vrouwen lichtmisse. — Heer Johan Plaghenou,
een profest preester, byehtvader der susteren toe
Sunte Ursulen in Amsterdam MDII.
3nbsp;F. Blasius biscop ende martyr. — Lutgert Gheerryts
dochter, onse suster, MDXXVIII.
^ G. Phileas Martyr. — Johan Tymmerman, een profest
broeder, MDXXXA^.
Heer Henrick van Utricht, een profest prees-
ter, byehtvader der susteren toe Almeloe, i)
MDXXXIX.
A. Agatha joncfrou. — Boldewyn Jansz. scoemaker,
een profest broeder, MDXXXIII.
■ ^ B. Vedastus ende Amandus bisscoppen. —
^ C. Angulius bisschop ende martyr. — Evert van Ysel-
muden ende Jutte syn huysvrou, onse trouwe vren-
den, MCCCCXCV. Ende hebben gegeven, behal-
ven weldaden die sy in hoer leven gedaen hebben,
den broeders vijf werve desjaers elck enen wegge.
Zie Oudh. van Dev., II, 311 v.
Zie Oudh. v. Kennemerlaiid, 11,185. Romer, a.w. 1,536, II, 76, 260.
/V^i
/nr
'VS /
quot;^DJ
quot;quot; / '
iS'fZ
/TlS'
/'i -
/f. 3 J
/'^jr
V
r'
? D. Helene Coninghinne. —
tj E. Appollonie joncfrou. —
lt;l(p F. Scolastica joncfrou. — Jan van Buren, een onpro-
fest broeder, MCCCCXXIIII.
// G. Desiderius bisscop. —
j s. A. Dorothea joncfrou. —
1nbsp;% B. Eulalia joncfrou. —
/U C. Valentyn martyr. —
/ f D. Faustina joncfrou. — Trude Henrick Wynters wyf,
onse suster, MCCCCVI.
Peter van Ziercze, een profest broeder,
MCCCCXIJII.
Heer Johan van Campen, een profest preester,
bychtvader der susteren toe Zonsbeech '), MDV
/ é E. Juliane joncfrou. — Claes Petersen, een onprofest
broeder, MCCCCLXVIII.
Pelgrim Wolterson, een profest broeder, een
van den olsten, MCCCCLXXI.nbsp;''
Item. T.ambert van Campen, een profest broe-
der, MDXLI.
/ F, Polocronius bisscop. —
/g G. Symon preester. — Johan Jhelysson van Zwolle
ende Jutte syn wijf, MCCCCXIT, daer wy van
hebben dat erve int Mastebroeck.
Heer Jacob, een profest preester, MCCCCXL\^III. /
Heer Rolef Ovinch, daer wy van hebben een
mudde roggen erflick, AICCCCLIII.
lt; quot;j Gabinus priester. —
2nbsp;O I*). Eucharius Confessor. —
2, I C. LXXIX martelaers. - Willem Gheertson. die ons
Dit klooster in de nabijheid van Gelder, wordt niet onder
de kloosters van het Utrechtsche Kapittel bij Lindebom vernield.
gegeven heeft twe hondert golden ryntsche gul-
den ende dertich, MCCCCLXXXVI.
i J D. Sunte Peter ad Cathedram. — Heer Gerrit van
Wesel, pater toe Wesop i), MDIJIII.
Cl 3 E. VigiHa. — Gerr3^t van der Eze, hier begraven, die
ons gaf een morghen landes int Lamblick,
MCCCCXL.
Item. Johan ter Hellen ende Sty velt syn huys-
vrou, hier begraven, die ons gaven VIII Arens-
gulden jaerlicher renten, MCCCCXCIII.
F.nbsp;Mathias Apostel. — Jaertyt onses eerweerdighen
paters Heer Thomas van Gueterswyck, generael
minister der oerden Sunte Franciscus van Poe-
nitenciën ende ons convents. Ende die onse
convent laestlicke regiert heeft omtrentXXXVIII
jaer, MCCCCLXXV.
G.nbsp;Victorianus martyr. — Heer Jan van den Buss, een
profest preester, MDXIIII.
'i C A. Alexander pawes. — Erenst van Yselmuden, een
profest broeder, MDXVI.
B.nbsp;Leander bisscop. —
C.nbsp;Romanus abt. — Johan ter Waden, een profest
broeder, MDV.
Item. Rolef, sieckwarer, een profest broeder,
MDXXXIII.
(K.L. Martii.)
D.nbsp;Switbertus biscop. — Heer Geerlich van Emdrick,
een profest preester, bychtvader der susteren to
Hasselt 2), MDL
E.nbsp;Simplicius martyr. —
F.nbsp;Celidonius martyr. —
1)nbsp;Zie Romer, a. w. I, 539 vv.
2)nbsp;Zie Oudh. v. Deventer, II, 238.
-Trv
u
If^s-
ITH
K/é
/res,quot;
Tê/
V
l 3
l
1
3
^ G. Adriaen martyr. — Heer Peter van Gelre, een
profest proester, bychtvader te Campen op den
Oort, J) MDXXXV.
Ç A. Focas martyr. —
^ B. Victor ende Victoriaen martyr. — Heer Johan Rem-
bach, procurator, priester profest, MCCCCLXXX.
quot;I C. Perpetua ende Felicitas. —
D.nbsp;Philemon martyr. —
E.nbsp;XL martyres. — Johan Claeson, een profest broe-
der, MCCCCXL.
Item. Heer Henrick van Emden, een profest
preester, MDXLIIII, die syen gulden misse ghe-
songen hadde des jaers te voeren.
I t- F. Alexander mart}^. —
I gt; G. Gorgonius martyr. — Jonker Härmen van Cuenre,
onse sonderlinghe vrent, die ons oec gaf toe
een testament hondert arnemsche gulden,
MCCCCXXXVIII.
Herke Peters van Wirynge, een profest broe-
der, MDXIIII.
il A. Gregorius pawes. —
i 1 B. Macedonius priester. — Hermen Rokors ende Grete
Rokors, die mit hoeren vrenden hebben gege-
ven XX rijnsgulden. 2)
Item. Heer Lubbert van Til, pastoer op die
Zwarte Sluyse bi Hasselt, MDXLVHI; ende
heeft gegeven LX i'ijnsche gulden.
' ^ C. XLVII martelaers. — Hadewyck Brerchorst, onse
suster, MCCCCXL.
Item. Rolef Geertzen, een profest bruder,
MCCCCLVI.
--C
Zie Oudh. v. Dev-euter, I, 24.
Het jaartal is niet ingevuld.
quot;f^C
iHç
-lt; L Li
Vfif
quot;flù
D.nbsp;Longinus. — Heer Johan Cock, canonic toe Steen-
wyck, die ons wel XX rijnsche gulden gaf,
MCCCCLI.
Heer Johan Middelborch, een profest priester,
MCCCCLXXXIL
Gheert van den Broeck, die ons L rijnsche
gulden gegeven heeft ende een glas in den trans,
MCCCCXCI.
Otto Scomaker, een profest broeder,
MCCCCXCIIII.
Johan Scomaker, een profest broeder, MDXXXV.
Heer Arend van Harderwyck, een profest
priester, MDXXXVIII.
E.nbsp;Heribertus bisscop. — Jaertyt van meyster Johan
Monix, die ons gaf XIII rijnsche gulden ende
een glas in den trans, MCCCCLXVIII.
F.nbsp;Gheertrud joncfrou. — Johan van Eep, een profest
broeder ende syeckwarer ons hueses, MDXIIII.
G.nbsp;Alexander bisscop. —
A.nbsp;Joseph, ons heren voeder. —
B.nbsp;Guthbertus bisscop. — Gert van Emstede, een pro-
fest broeder, MDLXX,
C.nbsp;Benedictus abt. — Heer Dirc van Arxen i), rectoer
te Zwolle int Clerchuys, MCCCCLVII.
Gerrijt van Groninghen ende Johan van Mont-
foerden, beyde onprofeste broeders, MCCCCLIX.
Peter, poertier, een profest broeder,
MCCCCXCIIII.
' r
'vr'
/y/'i
/V^v
/b-hS
/r/y
/vr;
/vrj
'i-ri
c
ï
/
(é
i.1
Ghisse, poertier, een profest broeder, MDII.
1) d. i. Dirk van Herxen. Hier wordt zijn sterfdag vermeld, die
in zijn Leven, voorkomende in de Narrato de inchoatione domus
clericorum in ZwolHs van Jacobus Trajecti alias Voecht, niet
genoemd wordt.
D.nbsp;Paulus bisscop. — Evert Hermansen van Dalfsen,
een profest broeder, MDXXXHII.
E.nbsp;Victoriaen martyr. —
F.nbsp;Pigmenius priester. — Heer Henrick Eveking, een •
onprofest preester i), MCCCCXVIII, ende Alart
syn vader, een onprofest broeder, MCCCCXVII.
G.nbsp;Onser Vrouwen boetscap. — Katherina Cromme
van Campen, onse grote vrent, MDXXXI.
Willem van Zutphen, een clrick 2) ongecleet,
MDU.
A.nbsp;I.utgerus biscop. — Dirck Henricsen, een profest
broeder, MCCCCLXXVIII.
Heer Willem van Borne, een profest prees-
ter ende pater to Rodenburch bij Leiden, 3)
MDXXXniL
B.nbsp;Johannes Heremyt. —
C.nbsp;Guntramnus Conine. — Heer Gyesber van den Bus,
een profest preester ende bychtvader der suste-
ren by Campen op den Oort 4); hier voermaels
minister des huses, MCCCCXCIIII.
D.nbsp;Eustachius abt. —
E.nbsp;Quirinus martyr. — Ysbrant Peterssen van Wyrin-
ghen, een profest broeder, MDXIIII,
Bernardus Airhem, een onprofest clerck, MDL.
F.nbsp;Balbina joncfrou. —•
(K.L, Aprilis.)
G.nbsp;Theodora joncfrou. — Heer Evert, kerckheer toe
Almeloe, die behalven die weldaden in syn leven.
1)nbsp;Er stond »een profest preester « maar er werd »ou« boven
geplaatst en »preester« niet veranderd in »broeder.«
2)nbsp;lees: Clerck.
3)nbsp;Zie Römer, a. w., I, 222, 594 v.v.
i) Zie Oudh. v. Deventer, I, 24.
1 2
S-Ji
Z 6
/jquot;3 v
/rj/
.7
SL «
3 0
/s/V
Jl
ons gaf te testamente LX vleemsche gulden,
AiCCCCV.
Egbert Steenvoert, een profest broeder, MDIL
Heer Wicher van Zutphen, een profest pries-
ter, MDLX.
A.nbsp;Nicesius bisscop. —
B.nbsp;Theodorie joncfrou. — Wobbe, onse suster, MCCCCV.
Herman Serveder, een onprofest broeder,
MCCCCLXIIII.
Mechtelt Sonnenberchte, die ons gaf jaerlicks
een ryns gulden, MCCCCLXXIIII.
Heer Henrick van Hattem, een profest prees-
ter, MDXIII.
C.nbsp;Ambrosius bisscop. — Heer Johan van Gronyngen,
een profest preester, MCCCCXCVII.
D.nbsp;Claudianus confessor. — Stivelt ter Hellen, Johan
ter Hellen hu3^svrou, die ons te samen hebben
gegeven achte Aernems currente gulden jaerlicks,
MCCCCXCII.
E.nbsp;Firminus martyr. — Yda ende Galen van Wezel,
die ons gaf LX golden rijnsgulden, MCCCCXCII.
Evert Gessens, onse provener, MDLXI.
F.nbsp;Egesippus. — Johan Geertsen, een profest broeder,
MCCCCLXXVII.
Suster Johan Rokor van Dinxlaken, onse suster,
MCCCCXCIIII.
Seyger van Kralen, portier, een profest broe-
der, MDXXXVI.
G.nbsp;Celestinus pavi^es. — Heer Wolter van Campen, een
profest preester, MDXXVI.
A. Maria van Egypte. —
B- Appollonius priester. — Henrick Cuper, een profest
broer, MDL.
/lt;/£gt;r-
quot;f/f
n-n
r
quot;fJL
/Tl^
Jt.'
Broder Egbert, lijckwaerder, een profest bro-
der, MDI.XVI.
C.nbsp;Leo pawes. — Arent van Dalfsen, een profest broe-
der, MDXXI.
Broeder Gerrit Janssen, een professet broer,
bouwmeister gewest, MDLXII.
D.nbsp;Zenon bisscop. —
E.nbsp;Eufemie joncfrou. — Gerryt van Oldervzeel, een
onprofest broeder, MCCCCLXXXIX.
P'. Tiburcius ende Valerianus martyr. — Willem ter
Buten, een profest broeder, MCCCCXX.
Jacob van Amerongen, hier begraven, des
beeren van Utricht maerschalc, die ons gaf XXXI
golden rynsche gulden, MCCCCXXXVIII.
G. Olympias ende Maximius. — Gerryt van Buchorst,
daer wij van hebben XX rynsche gulden,
MCCCCLX.
Roelef Bous, hier begraven, die ons heeft ge-
geven LUI rynsgulden, MDV.
Johan Hermson, een profest broeder, MDXLII.
A.nbsp;Seventien martyres. — Broder Henrick, timmer-
man, een profest broder, MDLX.
B.nbsp;Anicetus pawes ende martyr. — Heer Marten van
Emerick, een profest preester ende pater te
Clarenberch, i) MDXLI.
C.nbsp;Eleutherius bisscop ende martyr. — Helperyck, portier,
eenprofest broeder, een van den olsten, MCCCCLII.
D.nbsp;Thymon dyaken. — Hillebrant Eockeman, een on-
profest broeder, MCCCCXXXV.
icL
■ -z
Katherine Hillebrants, die ons gaf een vierdel
vat botteren erflicke, MCCCCXLII.
1) Zie Arch. Aartsb. v. Utr., Dl. XXVII bl. 196 vv. eu XXX bl. i vv.
-ocr page 19-Henrick Jansen, een onprofest broeder, MDXXII
Heer Herman van Zwolle, een profest prees-
ter, MDXXVIII.
Heer Jan van Deventer, een profest priester,
byehtvader der susteren toe Oldenzeel, i) MDXLV.
E.nbsp;Victor pawes. —
F.nbsp;Symeon bisscop ende martyr. —
G.nbsp;Gayus pawes ende martyr. —
A.nbsp;Georgius martyr. —
B.nbsp;Alexander martyr. — Henrick Cock van Emlikum,
een profess3^t broder, MDLXVI.
C.nbsp;Marcus EvangeHst. — Reymer van Reynsberch te
Campen, heer Jacobs vader, die ons geven een
seer guet brevyer, MCCCCXXIIII.
D.nbsp;Cletus pawes ende martyr. — Henriek Valkener,
een profest broeder, MCCCCXXX.
Ryqwijn van Asperen, een profest broeder,
MCCCCXXXV.
Heer Henrick Scymmelpennynck van Zut-
phen 2), een profest preester ende een generael
minister van onser oerde ende onse eerwerdighe '
pater geweest XXV jaren, ende starf int jaer
ons heren MDXXVI.
E.nbsp;Antinus biscop. — Heer Andrees van der Elborch,
een profest preester, byehtvader der susteren toe
Sunte Agneten toe Campen, 3) MCCCCXCIIII.
F.nbsp;Vitalis martyr. — Johan Dyrcson, een onprofest
broeder, MCCCCXLVI.
Jan van Borne, een professit broeder, MDLXV.
1)nbsp;Zie Oud. V. Deventer, I, 369
2)nbsp;Zie Hs. De loco et ministris Campi St. Joliannis, regel 93 vv.
Zie Oudh. v. Deventer, I, 24.
/r^i
n-Xi
fiic
'nr
n'Ké
Ifvl
'tU
G. Peter martyr. — Heer Herman van Colen, een
profest preester, MCCCCLXXXIX.
Heer Claes van Emmerick, een profest prees-
ter, MDIIII.
A.nbsp;Euprobius martyr. — Johan Cock, een profest broe-
der, MCCCCLII.
Heer Evert van Zutphen, een professit prester,
pater tho Almelo i), MDLXVI.
(K.L. Maji.)
B.nbsp;Philippus ende Jacobus apostolen. — Evert Bolde-
wynssoen, een profest broeder, MCCCCLXIIII.
C.nbsp;Athanasius biscop. — Heer Johan Tricht van Zwolle,
een profest preester, bychtvader der susteren toe
Nymegen, i) MCCCCXCIII.
Herman, scomaker, een profest broeder,
MDXXIX.
D.nbsp;Des hillighen cruces v!lt;ndinghe. —
E.nbsp;Godehardi biscop. — Johan Boelmans, castelleyn in
die Cuenre, die ons gaf IIJ morgens hoylandes
opt Veen, MCCCCXCVII.
F.nbsp;Hilarius biscop. — Heer Albert van Griet 2), onse
werdige pater ende minister, MCCCCXXXVII.
Nese Persyns, onse suster, die onse susteren
lovelic voergegaen heft, MCCCCLXXV.
G.nbsp;Johannes voer die Latijnsche poer te. — Berend van
Deventer, een gecledet broeder, niet profest,
MDXXII.
A. Juvenalis martyr. — Ysbrant Scroer van Heerden,
een profest broeder, MDXXVIII.
1) Zie Oudh. v. Deventer, II, 311 v.
1) Zie Hs. De loco et ministris Campi St. Johannis, regel 31 vv.
en Vita Theodorici de Herxen, in de Narratio de inchoatione
domus Clericorum in Zwollis Jacobi Trajecti alias de Voecht-
Werk. Hist. Gen. 3de Serie Dl. XIII, p. 71.
'm
'ftpif
hn
/'nj
B.nbsp;Wyro biscop. — Hille onse suster, MCCCCXXXIIII
Broeder Albert Egbertsen, profest, MDLII,
C.nbsp;Gengulfus martyr. — Gerryt van Buren, een profest
broeder, MDXXII.
Broder Henrick van Staphorst, een ongecleet
broder, MDLXVI.
D.nbsp;Gordianus ende Epymachus. —
E.nbsp;Mamertius biscop. — Johan Smyt, een profest broe-
der, MCCCCXLV.
Lysbeth van Amerongen te Zutphen, die ons
heeft gegeven VI morgen landes gudes Maste-
brokes, MCCCCLIX.
Heer Coenraet van Emerick, liberarius, een
profest preester, MCCCCXCVII.
F.nbsp;Pancracius martyr. — Beertke, onse suster,
MCCCCLXXVII.
Heer Johan van Vollenhoe, een profest prees-
ter, MCCCCXCVI.
G.nbsp;Servacius biscop. — Sigher van Steggherden, hier
begraven, die ons gaf w^al XX gulden»
MCCCCXXXVII.
Heer Ribbert, bychtvader der susteren op
Clarenberch i), MCCCCLXIX.
Johan Baltenson, een onprofest broder, MDXIIII
A.nbsp;Victoris martyr. — Berent van Oldenseel, een on-
profest broer, MDXXII.
B.nbsp;Sophie joncfrou. — Ghoert Wener, een profest broe-
der, MDXXVIII.
C.nbsp;Peregrinus martyr. — Johan Hermsen, syekwaerrer,
een onprofest broeder, MDXLIIII.
D.nbsp;Syrus confessor. — Heer Willem van Doetichem,
een profest preester, MDXXVI.
1) Zie Arch. Aartsb. Utr., XVII, 176 vv., XXX, i vv.
a
ifi-y
ilJiu.
'i'iL
lisj
/S-'v
i'^-iz
n-ir
'rx é
E.nbsp;Johannes biscop ende martyr. — Johan Calker, een
profest broeder, MCCCCXXXI.
Pelgrim van Rutenborch, scholte van Vollen-
hoe, die ons was een trouwe onderstander, ende
Margarite syn huysvrou, hier begraven, die ons
gaf een vat botteren, MCCCCXXXVIII.
Adriaen, scomaker, een onprofest broeder,
MDXIIII.
F.nbsp;Potenciane joncfrou. — Heer Johan van Rees, een
profest preester. een wile minister des huses,
MCCCCLVII.
Albert Walraven, een profest broeder,
MDXXXVII.
Item. Heer Gerlich van Deventer, een profest
preester ende pater op Clarenberch '), MDXLVI.
G.nbsp;Basille joncfrou. —
A.nbsp;Secundus martyr. — Jacob Berenson, een profest
broeder, MCCCCLXXXVIII.
Gerryt, scomaker, een onprofest broeder,
MDXIIII.
Claes Janson, verkenhierder, een profest broeder,
MDXLIIII.
B.nbsp;Helena joncfrou. — Johannes van' Haerlem, een olt
profest clerck, MCCCCLKXXIX.
C.nbsp;Desiderius biscop. —
D.nbsp;Rogacianus martyr. — Johan Schinkel, een profest
broeder, MCCCCLXIX.
E.nbsp;Urbanus pawes ende martyr. — Herman van Tus-
velt, een onprofest broeder, MDII.
Johan Geertson, een profest broeder, MDXXXI.
■VS-
vy
/ffsy
TV,'
/V//
/y'Y
/i'02.
'i'U
F.nbsp;Augustinus biscop. —
I
I
1) zie Arch. Aartsb. v. Utr. XXVII, p. 176 vv,, XXX, i vv.
-ocr page 23-G. Beda preester. — Johan Hontert, een profest broe-
der, een van den olsten, MCCCCI.V.
Gyse van Vianen, een ongecleet broeder,
MCCCCLX.
Bruno Jansen, een profest broeder, MDXV.
A.nbsp;Germanus bisscop. — Jan Vader van den Ham,
een profest broder, MDI.XVl.
B.nbsp;Maximus bisscop. — Herman van Drijhoerst, een
onprofest broder, MDXLVI.
C.nbsp;Felix pawes. — Heer Willem van Hattem, een pro-
fest priester, MDLI.
D.nbsp;Petronella joncfrou. — Peter Fredericsen, een
onprofest broeder, MCCCCXVIII.
(K.L. Junii.)
E.nbsp;Nycomedis martyr. — Johan Vrijthof, die ons gaf
een guden kelic, die beter was dan XXX gol-
den rynsjilden, MCCCCXCVI.
Herman van Hasseler, portyr, een profest
broder, MDLXVI.
F.nbsp;Marcellinus ende Peter martyr. — Henrick Schindel,
een profest clerck, MCCCCXXX.
Heer Johan van Wynsyn, een profest preester,
byehtvader der susteren van Clarenberch i), MDIII.
G.nbsp;Pergentius ende Laurentius martyr. — Luyken van
Medemblyc, een profest broeder, MCCCCXII.
Ghisele, onse suster, MCCCCXIII.
A. Quirinus biscop ende martyr. — Alert Suyrmont,
onderscholte te Vollenhoe, onse gude vrent, ende
Eleys syn huysvron, hier begraven, daer wy van
hebben IJ mudde gersten jaerlix, MCCCCLVI.
Johan van Dorsten, een profest broeder,
MCCCCXCV.
gt;) Zie Arch. Aartsb. v. Utr., XXVII, 176 vv. XXX. i vv.
i'iéo
t^n'
/rry
rc^é
'yif
fS-P3
/V/ï
'in
h; ■
B.nbsp;Bonifacius met sinen gl. i) — Aelken ten Brincken,
die ons gaf twe ende vyftitüi Vranckerysche
schilden, MCCCCV.
Arent Voermeister, een profest broeder, MDIIII.
C.nbsp;Twintich martyres. — Henrick Rutghers van Vym-
men, een profest broder, MDLXVI.
D.nbsp;Paulus biscop ende martyr. — Rembolt, portier, een
profest broeder, MDIIII.
E.nbsp;Medardus confessor. —-i
Pquot;. Primus ende Felicianus martyr. — Lubbert van
Texel, een profest broeder, MCCCCX.
Johan Jansen, een profest broeder, MCCCCLII.
Johan van Nuys, een profest broeder,
MCCCCLXXXIIII.
(8 September.)
F.nbsp;Onser Vrouwen ghebuerte. — Heer Reyner [van]
Wynterswick, een profest preester, bychtvader
der susteren Sunte M[ar]gariten buten Leyden 2),
MCCCCLXXVI.
Item. Heer Johan Ulrici van Zw[olle], een
profest preester, bychtvader der susteren ten
Ysendorn toe Zu[t]phen, 3) MCCCCXCII.
G.nbsp;Gorgonius martyr. — Herman, touslager, een onpro-
fest broeder, MCCCCXL.
Luyken, perkementmaker, een on[pro]fest broe-
der, MCCCCXII.
Item. Heer Johan Bonygerho[usen], canoniek
van Oldenzeel, die ons gaf LIX golden ryn-
s[chen] gulden, MCCCCXLVIII.
Item. Johan Geertsen, onse provener, MDLIIII.
1) d. i. gezellen.
Zie Römer, I, 222, 594 vv.
8) Zie Oud. v. Deventer, I, 480.
/V5-Z
'ff
ff -i
/WVC
ly/2
A.nbsp;Otgherus ctyaken. — I.utgert van Utrecht, onse
[susjter, MCCCCXVIIT.
Henrick Janson, een profest bro[eder],
MCCCCXVIII.
Heer Goert van Vollenhoe, een profest prees-
ter, MCCCCXCII.
B.nbsp;Prothus ende Jacinthus martyr. — Meynolt Jansen,
een profest broeder, MCCCCLXV.
C.nbsp;Marcellinus pawes. — Johan Egbertson, een pr[o]-
fest broeder, MCCCCIXXIIII^
Peter Zeiander, een profe[st] broeder,
MCCCCXVI.
Johan Wernersen, een profest broeder,
MDXXXI X.
D.nbsp;Philippus biscop. — Henrick Jacobsen, een profest
broeder, MDXLII.
E.nbsp;Des hillighen cruces verheffinghe. — Gheryt Cock,
een profest broeder, MDXX.
F.nbsp;Onser Vrouwen Octave. — Goert van Emerick, een
f sjj ' profest broeder, MDV.
MTt^ Heer Herman Haghen van Vollenhoe, een
profest preester, MDXXIX.
G.nbsp;Lucie ende Geminianus. — Heer Willem van Nues,
een profest preestc^r, MCCCCXCV.
Wolbert Hermsen, een onprofest broeder,
MDXXXIIII.
A. Lambertus martyr. — Hessel, portier, een profest
broeder, MDXI..
lilt
■lilt
/Vj*
11 i%'
iHli
/fVi
'Ui-
-Jt
li-
IfjS'
/Oy
DE LOCO ET MINISTRIS CAMPI SANCTI
JOHANNIS.
Est locus hic Campus qui dicitur esse Johannis,
Cespes cui sterilis porro labore ferax;
Hue Ummen dictus vir simplex corde Johannes
Ad Domini sese contulit obsequium;
Regula Francisci quem tercia strinxerat, atque
Instruxit primus relligione locum.
Complures laïcos monuit, quos pneuma beatum
Undique contraxit tollere suave jugum.
Scilicet altitroni jucunda facessere jussa,
Esse animo mites, corde manere humili.
Ex partis manuum quibus esset vita labore.
Et Studium praepes perficere omne bonum.
Res omnis deërat, paupertas tota ibi visa est.
In Domini auxilio spes sita sola fuit,
Dum faciant ipsi quod possent, non carituros
Se se vite hujus nunc quibus usus eget.
Omnes plebei; non clericus hautque sacerdos
Credo a principio vixerat inter eos.
Ipsorum primus cecus fuit ille minister.
Mente set illustri claruit ipse tamen.
In Zvi^olla fratrum pater, ac non defuit illis
Quando documenta i) causa vocabat eum ;
Is Theodricus erat, dictus vulgariter Herxem,
Vir probus et doctus, plenus amore Dei;
Zelus ei magnus pro lucrandis animabus
Semper erat, cupiit servus ita esse Dei.
Ejus opem quivis querens sentire solebat.
') De lezing is hier niet juist. De versmaat hapert en de zin
is niet wel vertaalbaar.
Saltern devotis ipse patronus erat;
Denique presbiteros successive dedit illis
Binos, noluerant qui remanere tarnen.
De secundo ministro, i)
Post hunc Albertus de Gryt dominus venerandus
Presbiter illorum reetor et efficitur;
Prudens qui juvenes paulatim eligit honestos.
Tempore presbiteri qui fierent inibi.
Non rectis oculis fratrum turba hoe laicorum
Vidit, primatum sueta tenere suum.
Nolebant etenim plures fieri sibi sacros,
Quos scirent dominos mox fore credo suos.
At vir mansuetus prudenter dissimulavit
Ipsorum motus murmura multa quoque;
Nee poterant ipsi tam sacra retundere cepta;
Nolint sive velint, sunt ibi presbiteri.
Misse crebrescunt, eantatur, psallitur illic
Sepius et Celebris fit ibi sermo Dei.
Idem paulo post obiit rector, bene linquens
Dispositam rebus pace bonaque domum.
Inque choro ecclesie primus fuit ille sepultus,
Grande ubi nunc saxum cernitur esse situm.
De tertio ministro, scilicet Thoma de Gueterswijck.
Ipsis successit mox tercius ordine Thomas
Gueterswijck, natus Westphalus, ipse probus
Frater in Alberghen, vite communis alumnus;
Postea Francisci régula vinxit eum.
In het Vita Theodorici de Herxen, in de Narratio de incho-
atione domus Clericorum in Zwollis Jacobi Trajecti de Voecht,
uitgeg. door Dr. Schoengen, pag. 70 noot 4 en 71, gaan nog
Johannes Rees, die de eerste rector genoemd wordt, en Christianus
lt;le Zeelandia vooraf. Wellicht waren zij degenen van wien hier
jn de voorafgaande regels gezegd wordt, dat zij niet wilden blijven.
Inque modum mirum cepit cito sancta caterva
Crescere tune fratrum sub duce magnifico.
Claustra sue secte consurgunt plura sororum,
Istinc deposcuntque sibi presbiteros.
Strenuus hic Thomas fuit omni semper in actu,
Inclitus in cunctis prospéré agendo satis;
Mulcebat pavidos, perterruit ipse tumentes
More magistrali, desuper arte data;
Atque pium clerum virtutem instruxit ad omnem
Ipse, voluntates mortificando suas;
Unde viros plane virtutum nutriit ipse,
Qui poterant durum ferre magisterium.
Longaevus vixit pater hic plenusque dierum
Decessit, multo fenore adauctus ita;
Quem chorus ecclesie tenet ante aram tumulatum,
Sub saxo corpus, spiritus ante Deum est.
De quarto minislro, scilicet Ghysberto de Btiscodticis.
Ghysbertus sequitur quartus Buscoducis ortus.
Actus dexteritas non sibi talis erat,
Precipue clerum moderandi gracia pauca.
Unde cito officio destituere virum;
Quem claustri in Campis Michaëlis deinde sorores
Suscepere patrem, quas bene rexit idem,
Annis non paucis. Animam post tradidit astris.
Corpus et herbifero reddidit deinde solo.
De quinto ministro, scilicet Domino Henrico de Stralen.
Illi suffectus vir amabilis est et honestus
De Stralen Henricus scilicet Archigraphus ;
Cui constans animus fuit et discretio magna,
Egris ut nosset fratribus esse plus;
Curavit summe ut pax et concordia starent,
Esse magis charus quam metuendus amans.
2g
Unde sibi attraxit fratres velociter omnes,
Clerum niultiplicans et laicos venerans.
Compertum tune est quam mansuetudinis artem
Assequitur numquam nudus amore vigor.
Jugis cura fuit moderandis fratribus illi
Et meliorandis, quod bene cessit ei.
Exteriora simul non segnius est operatus,
In claustro pulchras edificando domos.
In rectoratu senio confectus obivit,
Cui requiem donet (nam meruit) Domiims.
De sexto ministro scilicet Domino Henrico ZAïtphaniensi
Cui successorem mox Henricum statuerunt
Fratres, curator qui fuit ipse domus;
Hunc Schymmelpenninck dictum Zutphania fudit,
Urbis progenitum denique consulibus.
Sextus ei obvenit locus in nioderamine fratrum,
Moribus ornavit quem actibus atque probis;
Quo constat factum fieri generalis, ut ipse
Rite mereretur; raptus ad illum apicem,
vSarcina non dubium sibi quin fuerit gravis ista
Atque humeris plane vix toleranda suis,
Suscepit Domini tamen ipse jugum, superatus
Ex patrum precibus tune venerabilium;
Hoe sperans etiam, quod plus ita fructificare
Ipse Deo posset, denique cessit eis.
Quod plane evenit, Domini coöperante favore.
Quo successus ei faustus ubique fuit. i)
1) Er volgen nog twee regels, die echter doorgeschrapt en moeilijk
leesbaar zijn. Ik lees er uit;
Errata emendans recta instituisse probatur
............externa atque iuteriora bona.
Zij wijzen er op dat wij slechts een brokstuk van het gedicht
voor ons hebben.
36
III.
BESCHEIDEN
BETREFFENDE HET KLOOSTER ST. JANSCAMP
UIT HET LIBER RECOGNITIONUM DER STAD
KAMPEN.
I. 1474 Nona Novembris.
Pgt;ederic Rijnvisch bekent dat die Pater van des
convents wegen op Sanct Johans Camp by Vollenhoe
gelegen, van hem afgelost heeft elften halven gol-
den overlantschen Rynsche gulden des jairs mitten
vollen verschenen pacht van den twee ende der-
tichsten halven Rijnsche gulden jairlixe pacht, als
hi hadde wt hoeren groeten voerdyc, soe die gelegen
is bij den dyck in den kerspele van Vollenhoe,
nae wtwisinge eens richtersbrieff besegeit mit segel
Johan Berentsoen indertyt onderschulte toe Vollen-
hoe. Ende Frederic voirgen. bedanckede den con-
vente voirgen. gueder betalinge dair van. Sonder
argelist.
Coram Bartoldi de Wilsem Scabino opidi Campensis.
(Liber Recognitionum 1474—1496 fol. 14 verso.)
2.nbsp;Anno LXXVIquot;.
Geert Ottens bekent broeder Willem Jansz. van
Sanct Johans Camp XXIX postul. gl. Sanct Peter
ad Cathedram naestcomende toe betalen ende XXV
postul. gulden Sanct Johan Midsomer dair naest-
volgende wel toe betalen.
(Liber Recognitionum 1474—1496 fol. 16.)
3.nbsp;Anno domini millesimo CCCC™» LXX septimo
XXVI febr.
Marten Voirne bekent voir hem ende synen erfgen.
A
dat die broeders van Sanct Johans Camp van den
derden orden Francisei op den lande'van Vollenhoe,
van hem quyt gecoft ende afgelost hebben sulken
dor dehalf f mudde rogge ende dordehalff mudde
korens pachtsaets des jairs, als vtri jairlix hadde wt
erve ende guede gelegen op den lande van Vollen-
hoe in den buerscap toe Quaedolen, dair aen die
oestsyt die broedere voirgen. ende aen die westsyde
xVernt Folkers naest gelant syn. Ende dat die voirsz,
broedere hem dair voir voldaen ende vernoecht
hebben die laetste pennyng mitten irsten. Ende
bedanckt hem voer gueder betalinge dairvan ende
scheidet sie dair erfeliken van quyt. Ende die coup-
brief onder des convents segel van Sanct Johans
Camp den hie dairvan heeft ende nu verlecht is
als hir recht, sal doet, machteloes ende van geenre
weerden wesen, alsoe dat Marten voirsz. off syne
erffgen. dair niet mede manen of spreken sullen tot
enigen tyden in eniger wys, ende hem denselven
brief weder over geven sal ten irsten hem die weder
ter hant compt. Sonder argelist.
Coram Bartoldo de Wilsem.
M. Goeswino de Hattem.
(Liber Recognitionum 1474—1496 fol. 23
verso.)
4- Anno domini millesimo CCCC'quot;° LXX septimo
XXIX Octobris.
Heer Gysbert i). Pater van Sanct Johans Camp, is
overbodich geweest af te lossen ende quyt te copen nu
d. i. Gysbert van den Bosch (Buscoducis). Zie HS. De loco
et ministris Canipi St. Johannis, regel 69 v.v.
Sanct Marten naestcomende van Frederic Rynvisch
sulken XJ golden R. gl. Pachtgeldes des jairs als
Freric voirsz. heeft wt des voirsz. cloesters wter-
dyck nae wtwisinge gueder richterbrieve die Freric
dairvan heeft. Ende H. Gysbert voirsz. heeft die
gelden, dair men die voirsz. pacht mede aflossen
sal, gelicht in Sanct Agneten convente op den
Vluetdyck tot Frerix voii'sz. behoeff.
Coram Bernardo Morre burgim.
Petro de Vterwyk scabino.
(Liber Recognitionem 1474—1496 fol. 38.)
5. Anno domini millesimo CCCCquot;quot; I.XX septimo
V'' Novembris.
Freric Rynvisch bekent dat die Pater van des
convents wegen op Sanct Johans Camp by Vollen-
hoe gelegen, van hem afgelost heeft noch elften
halven golden overlantsche Rynsche gulden des
jairs mitten vollen verschenenen pacht van den twe
ende dertichste halven R3'nsche gulden jairlixe pacht,
als hie hadde wt oeren groeten wterdyck, soe die
gelegen is by den dyck in den kerspele van Vol-
lenhoe nae wtwisinge eens richterbriefs besegelt mit
segel Johan Berentsz in der tyt onderschulte toe
Vollenhoe. Ende Freric voirsz. bedanckede den
convente voirsz. gueder betahnge dairvan. Sonder
argelist.
Coram M. Goeswino de Hattem Burgimagistro et
M. Tidemanno de Veen Scabino opidi
Campensis.
(Liber Recognitionum 1474—1497 fol. 29
verso.)
Anno domini millesimo CCCCquot;° LXX septimo ipso
die Remigii. ')
Grete Vrydages, Tyman Vrydages moeder, by con-
sente oerer momberen Herman van Uterwyck ende
ïquot;rederick van Diepenbrock, verbynt oir ende alle
oiren guederen, roerende ende onroerende, dair van
te betalen den Minister, broederen ende convente
van Sanct Johans Camp by Vollenhoe alle alsulke
kosten die gedaen syn ende noch geschien sullen
dair inde Tyman voirsz. verwesen mach worden,
indien hie verwonnen wort in der saken tusschen
hem ende den broederen off convente voirsz.
(Liber Rccognitionum 1474—1496 fol. 29 recto.)
Anno domini MCCCCLXXXIX, IX Marcii.
Grete Vrydages bekent dat sy gebeden ende be-
geert hefft van den pater up Sanct Johans Camp
by toedoen oire vrende, dat alsodane rechterorde-
ninge heerkomende van vercopinge oirs huyses by
den hoefftluden dair sie nu inne woent, sal bliven
staen ende berusten in alsulken mate ende manieren
als dat nu staet, thent beloken Paesschen naestko-
mende, namelyken des Wondesdages dairnae toT^
weten. Waert sake Grete den pater voirgen. hyr en
bynnen 2) van alsulken gelden ende gebreken als hie
op oir te zeggen en hefft nyet voldede, soe sali die
pater voirgen. dat huys voirsz. mogen vercopen nae
den dage voirsz. ende dair mede voirtvaren als en
Stat Recht is.
Coram Heyman Maessz. ende
Roderick van Endoven
(Liber Recognitionum 1474—1496 fol. 161 verso.)
i October.
d i. binnen dezen termijn.
-ocr page 34-8. Copia.
Wy Henricus van Stralen i) Minister, Henricus van
Zutphen procurator ende gemene broeders van den
derden orden Sanct Francisci convents Sanct Johans
' Camp by A^ollenhoe, bekennen myt dessen apenen
brieve, voir ons ende onsen naecomelingen, dat
Griete Vrydaichs van wegen Tyman Vrydaichs oers
soens, ons ende onsen convente veruntricht ende
vuldaen hefft van sekeren kosten als C ende XXX
golden ducaten, to latyn gehieten guldens de camera,
yn payemente dat dair guet voir is, in welken ons
ende onsen convente to betalen Tyman voirsz. to
Rome in der saken tusschen hem ende onsen con-
vent, doir gerichtlich gesleten, verwezen was, voir
welke kosten voirsz. Grete voirsz. haf r ende al haer
gueden verbonden had, ons ende onsen convent
dair van te betalen dieselven costen, in wekken
Tyman voirsz. verwesen mucht weerden, weert sake
hie in der sake tusschen hem voirsz. ende onsen
convent hangende, verwonnen woirde.
Noch hebben wy ontvangen van Griete voirs. XXVI
golden ducaten, anders gehieten gulden de camera,
in pa3?ement als voirsz. is, in wekken ons ende
onsen convent te betalen Griete voirsz. van den
Erbaeren Rait der Stadt Campen van wegen des-
selven verbunts voirsz. endequot; nae wthwisinge eens
sekeren statuyts offte Stadts recht derselve Stadt
Campen gerichtlich ende sentencylyck verwesen
1)nbsp;zie HS. De loco et ministris Campi St. Johannis, regel 77 vv.
In 1414 werd burger van Campen Goedert van Straelen en in
1422 Maes Johanssoen van Straelen ; misschien was een van dezen
zijn vader.
2)nbsp;d. i. uitgereikt, overhandigd.
-ocr page 35-was, van welcken gelde voirsz. wy Grieten ende
hoeren soen voirsz. quytschelden ende quyt laten
ende dancken hoer gueder betalynge.
Sonder argelist. Des toirconde hebben wij onses
convents segel an dessen brieff gehangen int jair
ons heren MCCCCLXXXIX upten VII^quot; doch yn
den Mey.
Copiata per me Anth. Vry secret,, et concordat.
Den brieff dair desse voirsz. copie wth geschreven
is, hefft Griete Vrydachs ontfangen ende den paters
voirsz. die voirgen. gelde overgegeven ende gehant-
reickt op datum voirsz. ende yn den wynkelre in
tegenwoirdicheit Henrick van Oenden ende Jacob
Clynge van den Raide dair by gevoicht, soe die
selven twee Raitheren dat apenlick yn den gemenen
Raide geruchtet ende vertelt hebben. Anno et die
quibus supra.
(Liber Recognitionum 1474—1496 fol. 164 verso.)
-ocr page 36-ynbsp;' r
-ocr page 37-...... %
f!
gt; f
-ocr page 38-